/ / c VADIHANDSCBE HISTORIE, VERVATTENDE Dg' GESCHIEDENISSEN der VEREENIGDË NEDERLANDEN. VïT EGTE GEDENKSTUKKEN ONPARTTDIG Z AMENGESTELD. ELFDE DEEL. beginnende met de vredes onderhandelingen ijt het Jaar 1783. • «> ze AMSTE RD AM., &r ~ SZAAC dj J O H G ïl BH W Y N A N D W Y ^* A N D S. Ubcc-L XXXIK   VAD E R L A N D S C H E IIISTORIE-BESCHRYVING, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN DER VEREENIGDE NEDERLANDEN. ENZ. ENZ. ENZ. De fchaadclyke en fchandelyke oorlog met Groot-Brittanje was eindelyk na langwylïge onderhandelingen, in het begin van herfstmaand, met hetaanneemen van even fchaadelyke en fchandelyke vreedes-voorwaarden afgewisfeld : 's lands bedenkelyke omftandigheden hadden'den iöuvcrein genoodzaakt, om liever den vyand byna- alle zyne eisfchen in te willigen , dan liet vaderland aan nog verderllykcr llaagen bloot te ftcllen, met, alleen en zonder medehulp van eenigen bondgenoot, ecn.cn allezins huel cjykcn A 2 ' kryg '783*  6 VA p. 'E X A' N/ D. S C. fi, E" f783 kryg voort - te zetten. Hos hoonende % ■ hoe vernederende ook deeze duurgekogte vreede aan de nafeie toefeheen , zo begreep zy niettemin , dat de hciilooze dryfvéerenV die den afgeloopenen kryg eenen dus ongelukkigen keer hadden doen neemen, van den anderen kant allergelukkigst gediend-hadden , om-Nêerlands in-, gézetcnen de oogen te doen opengaan opzigtlyk tot 's lands inwendigen toeftand, waarvan het diep verval hen eindelyk handtastelykgebleeken was : deszelfs duurzaam herftcl, ftaande dcczen anderzinszo verderfiyken oorlog met allen yver ter hand genomen, ftrcelde hen nu met het verkwikkend vooruitzigt van het gene het vaderland in zyn buitenlandsch aanzien en vermogen veragterd was geworden , daarentegen vetgoed te vinden in de nadruklyke poogingen , die ter verbetering van den inwendigen toeftand des vaderlands alom te werk gefteld wierden. Met Nagapatnam te verliezen, met den Brit-de onbelemmerde vaart in de Indifche zeeën toe te ftaan , was der republiek j wel is waar, een flag- tocgebragt, waar  HlSTORIE'fcESCIIRYVTïTO. f Waarvan de nadeeïige gevolgen haar door een veeljaarig' tydve'rloop'' in hunne juisté grootheid best konden blykcn: dan ," was het 'daarentegen eenc zo "geringe zaak, in gevolge ■ van'dëezcn hcitlöozen oorlog zeiven uit eehe vecljaarigè flazpziïgt te'ii aanzien van haaren allcrdicfrbaarftcn cigeh> dom,-naamlyk vryheid en voort échten , ontwaakt te' zyn , en ter wcderverkry'girig van xlerzclver onverminderd 'gehot te {treeven? Moest de natie, m zo zwaare-verliezen bezuurd, na een onoritbc"crlyk gewordencn 'vrecdc ten duurste-betaald te hebben , daarentegen niet een hieuwen aanwas van inwendig vermogen erkennen in de alom üirftraalcndc zugt voor de aaloude vryheid, in den alom 'herlccvenden wapenhandel', enïfl dtrabm hün'd overhand toeneemende poögingen 'van' Nederlands regenten en burgeren tot hémel van al het'gene, Waaraan' 's lands diep verval cenïglyk moest gewecteh worden? Zyhad het genoegen van zig uit eene algemeene verkwyning, als het ware, tot een nieuw leeven teruggebragt te zien: eene dertigjarige fluirnering was gcene doodflaap A 4 £e*  8 VADB-K.I.AUtÜSCHB geworden; het nimmer uitgeblusckte vuiu; van heldhaftige vryheids-min was met verdubbelden gloed in den boezem vanNêerlands inwooneren ontvonkt; eene langduurige verkoeling was door een werkzaam yvervuur vervangen; zy bezat nog eenen (loet van eerlyke, fchrandere ,. vryheidminnendc ftaatslieden, die hunne groot#e eer Helden in 's volks ver tegen woor-, digers en vcorftanders van dpszelfs dier-. haare regten te zyn, en den vrygebooren Batavier, offchoon federt veele jaaren niet allezins vry te fchouwen. van onverfchüV ligheid omtrent het geheiligd pand der vryheid, was egter pp verre na niet dus-, daar.ig eene diepgewortelde verbastering te laste te leggen , als welëer den verflaafden Romein, toen de febranderfte der gefchiedfehryveren aan de uitdooving van deszélfs vryheids-liefde haare waare oorr zaak aanwees met te zeggen: „hoe weinigen waren 'er nog overig, die de vryheid van het; gemeenebest beleefd hadden"? Dc Nederlander daarentegen herinnerde zig meer dan ooit die dagen der vryheid , waarin men dezelve onverminderd genooten had.  IIISTORIE^-BESCHRYVING. $ Men tradt telkens tot de vroegere tyden terug, waarin de roemryke voorvaderen dezelfde regten onverkort genooten en onverwinnelyk gehandhaafd hadden,, en eene te vecljaarige onvcrfchilligheid om^ trent dcrzelvcr onbeperkt genot was thans de dringendfte beweegreden geworden, om niets onbeproefd te laaten ten einde zig het bezit der aangeboorene regten door Nedcrlandfche, dat is , door onvermoeide^ wisfe, en nadruklyke poogingen , te verzekeren. Zodaanig was de gefteldheid der natie ,by het eindigen- van den rampfpoediger. oorlog met Groot-Brittanje. Het fcheen nu, dat het herftel van den vreede , we] verre van den yver te zullen verfiaamven. welke van alle kanten zo treffelyk had beginnen uit te blinken ter verbetering dei ingclloopene misbruiken en ter herftcl!in| der oude voorregten, integendeel eene gepaster tyds - omftandigheid grcetiglyk zo; doen aanvaarden, om het begonnen wcrl met verdubbelden vlyt door te zetten. To deeze ftxeelende verwagting bragt niet wei nig. toe de talrykc byeenkoomst van eet A 5 groo I i  ïlycen- l;oomst van een f^rortt aantal leden dei regeering ve Atpfterdam. «O VADÏUASDSCIIE groot aantal leden der hooge regecring, die geduurende den afigeloopen oorlog zig door de verhevenfte zugt voor de dierbaare belangen des vaderlands ondérfcheiden hadden, cn, op den vierden van wynmaand, binnen Amfterdam reeds voor dé tweede maal vergaderden, In deeze aanzien lykc famenkoomst dier yverige voorfiaüdërs van 's lands geheiligde belangen, die, elk in zyn byzonder gewest, nietopge* houden hadden hunne Hemmen tegen een verkeerd beftier te verheffen, die den heilloozen uitloop van deezen oorlog by herhaaling voorfpeld hadden, 'en in welker raadflagen de natie te grootcr vertrouwen Helde , hoe meer zy door de ondervinding -zelve was overtuigd geworden, dat edele en bclangïooze vadérlancls-Iiefde dcrzclvcr bronader was; in deeze aanziehlyke bycenkoomst zag de VryheidlievendeNeder, lander zig-, als het ware , het hcugelyk tydgewrigt der eerfle grondlegging van 's lands vryheid weder vertegenwoordigd, als wanneer een floet grootmoédige ede^ len en regenten zig ter redding des ten gronde gaanden vaderlands op het innigfte ver*  HÏSTORIE-EESCHRYVING. II verecnigden.. Op deeze vergadering, welke van 's morgens ici tot 's namiddags 4 uuren duurde , verfcheenen leden dei regeering uit vyf provinciën: derzelver naamen verdienen der vergetelheid allezins onttrokken te worden. Uit Gelderland lieten zig op deze aahzienlyke byeenkoomsl vinden 'de baron Nyvenheim , heer van Ert en Wiel, lid der ridderfchap van het kwar tier van Nymegen; de baron, van der Capellen van de Marsch , ik! der ridderfcha{ van het kwartier van Zutphen; de baron ncn van Lynden van Oldenaller en *J, H ■van Zuilen van Nyevdt, leden der ridder fchap van het kwartier van Veluwen : ui Holland, de heeren de Gyzelaar, penfic naris van Dordrecht; Vredenburg, raad i: de vroedfehap der ftad Delft; • van Haltt ren, Romswinkel, Bloken van der Burch raaden in de vroedfehap der ftad Leiden Hoofd van Vreeland, vanLeyden, Abbema Story, Bihker en van. der Hoop , raaden i de vroedfehap der ftad Amfterdam ; Ho: lach, raad in de vroedfehap der ftad Schooi hoven ; van der Mieden , Paludanv.s c van Foreest3 raaden in de ^vroedfehap dc 1783: > ft 1 r i  12 VAD ER I, ANDSCHE ftad Alkmaar , benevens de fecretarisfen dier ftad Ryzer en Nanning du Tour; Ebbenhout , raad in de vroedfehap , en Blok, feerctaris der ftad Enkhuizen : uit Ut-, recht, de baron van der Capellen van Sslw-. nauw en: uit Vriesland, de baron S. van 4ykra, grietman van Westdongeradeel; E. van Aylva, grietman van Baarderadeel;Fr. van Ysfmga> grietman van, Doniawcrfial; R. L. Andringa de Kempenaar grietman van LemHcrland ,en 5, C.Bergsma>volmagt van Oostdongcradeel: uit Qverysfel* de baronnen van Palland van Zuithem en van der Capellen tot den Poll. Uit Zeeland en Groningen waren 'er gecne leden,tegenwoordig; dog, eenige der opgeroeide leden waren, omtrent de te neemene maatregelen, voorzien van de vereischtc bljft ken van goedkeuring van fommige voorfbanders der vryheid in beidedccze provinciën. Men beloofde zig niet wcyn'g goeds van deeze Iuisteryke byeenkoomst, dje niet wel anders gedyden kon dan tot inniger vereeniging der raadflagen en poogingen dier kloekmoedige verdedigers der vryheid , en tot .grootere bevoordeling de* ^ . ,013-  HiSTORlE-BESGHRYVING. IJ onderlinge maatregelen ter beveiliging der Haatsgefteldheid en ter verzekering van '* lands welvaart en voorregten. Onder deeze laasten was de vrye regeer rings - verkiezing federt geruimen tyd vooral in aanmerking gekoomen^ Vcrfchcide fteden hadden zig agtervolgens ontdaan van ' eea verregaanden invloed op de bcnoejming haar regeerderen, en ten dien einde de vooraf ingewagte aanpryzingen van den ftadhouder afgefchaft. De ftad Utrecht, waar de invloed des ftadhouderlyken gezags voorheen ten top geftcegen was, en waar de zugt voor de vryheid nu gee= ne mindere voortgangen gemaakt had, wat op dit fluk geenzins agterlyk gebleeven De burgery dier ftad had bereids op den elfden van oogstmaand een request aar haare wethouderfchap ingeleverd; waarbj ' zy by dezelve aanhield, om, op het Itui van de begeeving der ftads-commisficn er het formeeren der nominatien van burgermeesteren en fchepencn, gecne recomman datien meer te verzoeken of aan te neemen, fchuldpligtig hunne Ed. Gr. Agtb verzoekende van dit regt, het welk dei ftac 17" 8,3.  14 VAderlAndsciïS en der burgery onbetwistelyk toebehoor* de, in allendeeie te handhaven , en ovcr^eenkomstig met hetzelve te handelen in de beftelling der commisfien voor de regeering tegen den i2den van wynmaand des loopenden jaars (op welken dag de gewoon1 lyke verandering der regcering te Utrecht gefchiedt), en op denzclfden voet voor 'het toekoomende , zonder daarin afhan» gelyk te zyn van eenigc aanbeveelingcn. Alle begeevingen van commisfien hoegenaamd waren in het verzoek der burgeren begrecpen. Op dit request der burgery wierd eenigen tyd daarna door de wethouderfchap een gunstig befluit genomen, en tevens goedgevonden om vier leden der regcering te benoemen, die van het gemelde befluit kennis zouden gceven aan den ftadhouder, gelyk den iSacn van oogstmaand gefchiedde. De ftad dus vastlyk beflooten hebbende om in het vervolg gcene aanbeveelingcn hoegenaamd van den prins erfftadhouder te verzoeken, of aan te neemen, fteldc vervolgens een bepaald plan vast , volgens hctwelke de regeering cii ie 'er aan verknogte commisfien voortaan zou  HISTORTE-BESCHRYVING- 15- 2ouden befchikt worden, Ten dien einde wiercl insgelyks. goedgevonden, om inden gewoonlykeneedder nieuw aangeftelde regenten eene noodzaaklyke verandering te rïiaaken; op deeze wyze wierdeen niet min verderflyk misbruik voorkoomenD dat naamïyk^van door onderlinge aanzoek, belofte of verbintenis, eene meer of min fterke afhangelykheid der regenten van eikanderen te doen gebooren worden,, aan welken egter' in allen opzigte;eene onbelemmerde Vryheid moest gelaaten worden in het raadpleegen en ftemmen. Weshalve de regeering niets beters meende te kunnen vastftellen, dan dat ieder lid der regeering op zyne beurt naar den rang des tyds zy* her regeering verzekerd ware van tot zodaanige commisfien te zullen benoemd worden , als waartoe hy regtmaatig meende bevoegd te zyn. Hiertoe was het noodzaa» kelyk om uit den eed , die door de aankoomende of aanblyvende raaden moest afgelegd worden , eenige woorden te b'gten, welken niet ftrookten met de benoemingen en begeevingen naar den rang van 9u.derd.0m in de regeering 3 gelyk by de nieu* 1783^  16 V A ti E R. L A ïl D S C H E nieuwe fchikking vastgeftcld was geworden. De Utrechtfche vroedfehap gaf van deeze verandering in den gebruiklyken eed der regenten kennis aan den Stadhouder , by eene misfive gedagtekend den k38en van herfstmaand, welke zyne hoogheid 's daags daaraan beantwoordde. Uit dit antwoord bleek het ongenoegen des vorsten ten klaarste , wordende in hetzelve de fchikking der wethouderfchap omtrent de begeeving der ampten en bedieningen, by beurten, gewraakt als nadeelig vöor do waare belangens van Utrechts goede ingezetenen , en de beraamde Verandering in den gewoonen eed, voor noodloos gehouden : voor het overige was zyne hoogheid niet weigerig om aan den hoofd-officier der ftad toe te laaten , om provifioncel den raaden den gewoonlyken eed af te neemen met uitlaating der bewuste periode. Eigenlyk had de wethouderfchap in haa-i ren brief geenzins 's prinfen gevoelen gevraagd over de nieuw beraamde fchikking cn over de verandering in den vroedfehapsecd; zv bad vau beide deeze punten bloot"  HÏSTORIE-BESCHRYVING IJ lyk kennis gegeeven ten einde zyne hoogheid, zulks koomende goed te vinden , voor de aanftelling van een nieuwen raad en voor de gewoone verzetting van de regeering der ftad, die nu op handen was, dienaangaande denhoofd-officier, als moetende de nieuwe regenten in den eed neemen, zou kunnen verwittigen. Het antwoord van den prins erfftadhouder bleef niet zonder wederantwoord van den kant der Utrechtfche wethouderfchap, die den vorst, op den zesden van wynmaand, zaaklyk onder het oog bragt, dat het haar leed deedt, zig, naar het fcheen, inhaare misfive niet klaar en duidelyk genoeg uitgedrukt te hebben; het was geenzins haar inzigt geweest zyne hoogheid in deszelfs zo menigvuldige en zwaarwigtige bezigheden te koorncn verhinderen door het vraagen van deszelfs confideratien over eene zaak, die by haar geheel huislyk was, als was het beraamen eener fchikking omtrent het maaken van nominatien tot- en het begecven van commisfien, volkomen en alleen ter haarer dispofitie ftaandc, gelyk ook was het weglaaten van eenige woorden uit den B eed,  1$ VADERLANDSCHË eed, die enk el en alleen betreklyk waren' tot deeze haare huislyke verrigtingen- Zy had de gemelde weglaating cenvouwdiglyk bekend gemaakt tot 's vorsten narigt, uit hoofde der nabyheid der regeerings-veranandering ; ter dier gelegenheid had zy, by wyze van verhaal, eenige melding gemaakt van deeze haare nieuwe fchikking, waarmede zy de bevoordering van het welzyn der burgery bedoelde , waarover zy wethouderfchap volkomen bevoegd was om te oordeelen, gelyk zy ook tot deeze beoordeeling, volgens bevinding, de beste gelegenheid had. Dit fchryven fcheen den prins weinig te fmaaken; althans wierd het met geen antwoord van zyne hoogheid vereerd. Niettemin zond de vorst op den agtften van wynmaand cenen brief aan den hoofd-officier der ftad Utrecht, waarby zyne hoogheid , zonder vérdere melding te maaken van de ondienftighcid der nieuw beraamde fchikking, zo min als van de noodloosheid der meergemelde verandering in den vróedfchaps-ecd , denzelv^n magtigde om do thans dienende vroedfehappen, door zyne hoog- T7§3-  HISTORIE-BESCHRYVING. ï9 hoogheid voor het aanftaande jaar gecontinueerd , na afneeming van den eed te inftaheercn, en den eed daar toe ftaande te laaten afleggen, voor ditmaal met uitlaating der periode, welke bitrgemeestcren en regeerders der ftad Utrecht uit den eed xran de nieuw aankoomende en gecontinueerde raaden wilden ligten» Deeze brief van den prins erfftadhouder op den twaalfden derzelfde maand, zynde de dag der beftelling der regeering te Utrecht , in de vroedfchaps-vcrgadering voor* geleezen zynde, wierd door de aanbiyvende raaden de eed in handen des hoofd-officiers in zodaaniger voege afgelegd, als dezelve was vastgefteld geworden by de overeenkoomst en fchikking , aangaande het uitbrengen der benoemingen tot burgemeesteren en fchepencn en het begeeven der ftadscommisfien laast beflooten , en wel, zonder te treeden in het gene de brief des ftadhouders betreklyktot deezen eed vermeldde. Egter verklaardden zeven leden den eed op deeze wyzc, alleen voor dit jaar te doem De ftap, door de Utrechtfche regenten / B 2 in 1783»  r>o VAÖËRLANDSCHË in deezen gedaan en met het wenfchelykst gevolg ten einde gebragt, baarde ongemeen veel genoegen by de welmecnende ingezetenen dier ftad, welke meer en meer dooi" haare zugt voor de burgerlyke vryheid eil privilegiën uitmuntte. Een aanmerkelyk verlchynfel in 's lands gefchiedenisfen, dat eene ftad en een gewest , welken op dit ftuk het verst veragterd fcheenen, en waar ? eenige jaaren vroeger, zodaanige omwenteling in de begrippen en maatregelen fchier onmogclyk zou gefcheenen hebben, thans voor gcene andere ftcden of gewesten van Nederland in blaakende vryhekls-min behoefden te zwigten ! Een ftaatkundig verfchynfel, hetwelk zekerlyk daaruit zyne oplosfmg ontleent, dat het ontwaakend gevoel cener langduurige verlaaging te leevendiger, te werkzaamer is, naar maate der diepe vernedering, waarin men zig ne~ dergezonken ziet ; een verfchynfel, het welk bykans doet twyfelen aan de algemeenheid des zetregels, dat de hulpmiddelen traagere werking uitoefenen dan de kwaaien. Wat hiervan zyn moge s  HISTORIE-BESCHRYVING. 21 ge, zeker gaat het, dat Utrechts burgeren niets onbeproefd lieten om den vervallen ftaat des vaderlands, zo veel in hen was, te hulp te koomen ; het gene wederom ten duidelykfte bleek uit de toedragt eener zaak, die door hen gelyktydig ter hand genomen en met allen yver ten einde gebragt wierd: dan, om deeze gebeurtenis in haaren ganfehen loop op te geeven, zal het noodig zyn dezelve wat hooger op te haaien. Van het uitbasten der onlusten tusfehen den ftaat en het Groot-Brittannifche ryk af, had het niet gemangeld aan dezulken, die, of door eene ontydige en overdrcevene zugt voor Groot-Biïttanje , of door eenige andere bedoeling aangefpoord, het gedrag der Amfterdamfche regeering, opzigtlyk tot beraamen van een verbond van koophandel met de Noord-Amerikaanfche ftaaten, wanneer deezer onafhangelykheid door Groot - Brittanje zou erkend geworden zyn, gewraakt en in een haatlyk dagligt gefteld hadden. Onder deezen liep inzonderheid in het oog de Utrechtfche vroedfehap en fchepen Ryklof Michael van B 3 Gocns i 251:  21 VADERLANDSCHE ■ Goens, als fchry ver van het ten deezen tyde zo veel gerügt maakende Politiek Vm toog en van andere fchriften, betreklyk tot den tegenwoordigen toeftand der zaaken, waarin ver het aanzienlykfte gedeelte der ingezetenen de eer der braaffte voorftanders des vaderlands bezwalkt, en het gedrag van deszelfs vyand openlyk gcregtvaardigd oordeelden. De toeneemende verbittering tegen Groot-Brittanje en des-, zelfs buitenfporige handelwyzen jegens de republiek moesten natuurlyk den afkeer en argwaan der vaderlandminncnde ingezetenen tegen deszelfs vóorftanders en aanhangclingen doen aangroeien, waarom het niet vreemd voorkwam, dat de fchepen van Goens de blyken dier verwyderingmeer en meer fmaaktc. Eindelyk barste het fmeulend ongenoegen uit. De Utrecht* fche burgery , by welke gemelde regent nu alle agting en vertrouwen verlooren had , den luister haarer wethouderfchap door dusdaanig lid bezwalkt oordcclende , vervoegde zig by requeste aan de regcering der ftad, verzoekende om den heer van van Goens van het medebewind te ont- flaan.  v H ÏSTORIE-BESCHR Y VING. 2-3 flaan. In dit request, getekend door 304 voornaame burgers en ingezetenen, en gelyktydig met het bovengemelde request ter affchaffing der recommandatien, op den elfden van oogstmaand, ingeleverd, wierd hem,, behalve het fchryven van het bekende Politiek Vertoog en andere fchrif* ten van foortgelyke bedoeling , te laste gelegd het ftrooien van oproerige ftraatdeunen, die gevaarlyk waren voor de o* penbaare rust, midsgaders het wanvoegelyk gedrag door hem, als regent, tegen twee burgers der ftad gehouden. Nimmer had hy zig, verklaarde de burgery , offchoon hem deeze befchüidigingen by herhaaling onder het oog gebragt waren, tegen dezelven behoorlyk verdedigd; nimmer had hy zig voor het oog der burgery behoorelyk gezuiverd van de blaam, welke dusdaanig wangedrag over zyn karakter vcrfpreid had. De burgery, die tot dee? zen tydftond toe geduld had, dat h.y haar als regent bleef vertegenwoordigen, had deezen zo hoognoodigeu Hap van hem langmoedig afgewagt, waarom zy, in haare rcgtmaatige verwagting te leur gefield worB 4 den-  .1783- 24 VADERLANDSCHE dende, noodwendig dit gevolg moest trek-, ken, dat deeze onvermydelyke zuivering van zo allergewigtigfte aantygingen hem volkoonien ondoenlyk was. Weshalve'er aan de gegrondheid dier befchuldigingen niet meer te twyfelen viel , het gene de burgery gevolglyk in de noodzaaklykheid bragt van by de edele groct-agtbaare wet' houderfchap aan te dringen om den heer R. M. van Goens, ter handhavening van de eer en agtbaarheid haarer vergadering, uit het lighaam van Utrechts raaden te weeren, en hem voortaan de zitting in haare agtbaare vergaadering te weigeren, en daarentegen langs de bekwaamfte middelen uit te werken, dat hy,als raad in de vroedfehap der ftad, afgedankt wierd. Mogthet verzoek der burgery onverhoopt van het bedoelde uitwerkfel niet gevolgd worden , zo verwagtte zy ten minste dus veel van de bereidwilligheid der wethouderfchap om aan de regtmaatige begeerte der burgeren te voldoen , dat hy voor het toekoomftige uitgeftooten wierd van alle ftadscommisfien , het zy dezelven bcgeeven wierden by wege van benoeming, het zy ze  HïSTORIE-BESCHRYVING. 25 ze ter onmiddelyke beftelling der regeering zelve flonden. Dus doende , zou het lighaam van Utrechts agtbaare regeerderen eindelyk ontheven worden van den genen, die deszelfs luister zo zeer bezwalkte. Dit request in de vergadering der Utrechtfche vroedfehap geleezen en overwoogen zynde , wierd door de meerderheid derzelver beflooten, om het verzoek der burgeren in te willigen, en om een affchrift van het request, benevens eenen brief van noodigc onderfteuning des verzoeks der ingezetenen, aan den prins erfftadhouder af te vaardigen. Het regeerings-reglement der provincie, door Willem III in denjaare 1674 ingevoerd, magtigt den ftadhouder in der tyd, om de leden der Utrechtfche vroedfehap jaarlyks in hunne bediening of te bevestigen , of hen van dezelve te ontflaan; waarom eenige weinige leden der vergadering van gevoelen waren, dat de burgery zig verkeerdlyk ter verkryging haarer begeertea an de vroedfehap zelve vervoegde, in eene zaak, die van het welbehaagen des ftadhouders alleen afB 5 hing, Ï783,  l6 VADERLANDSCHE 1^3- hing, welke bedenking hen gevolglyk had doen advifceren, om het request der burgeren zonder antwoord voorby te gaan. Dog, de burgerhevende meerderheid van Utrechts wethouderen vond ongeraaden zig , door zodaanige gevolgtrekking uit het gemelde regeerings-reglemcnt , te laa, ten affchrikken van de noodige onderfteu, n ng aan het verzoek der ingezetenen by te zetten, waarom zy ten dien einde den brief, door haar beraamd en vastgefteld, op den twaalfden daaraanvolgende, meteen affchrift van het verzoek der burgery , aan den prins erfftadhouder afvaardigde. De heer van Goens, aldus op de pleg. tigfte wyze van zyne medeburgeren aangeklaagd , wierd door dit verzoekfehrift in het minfte niet bewoogen om den fmaad, hem door het zelve aangedaan , van zig af te wecren, en zyn gedrag, zo goed mogelyk, te verdedigen , door zig op de opregtheid en welmeenendhcid zyner verrigtingen te beroepen. Of verfmaading voor den ftap der tekenaaren deezes verzockfehrifts, dan wel warsheid van een  HISTORIE-BESCHRYVING, 27 bewind, waarin hem federt lang niet dan onaangenaamheid wedervaaren was, en voh ftrekt wantrouwen van het goed gevolg aller poogingen tot handhavening zyner ont, luisterde eer hem tot een- volkoomen lydelyk gedrag indeezen opzigte bewoogen, zeker gaat het, dathy, tot veeier verwondering , zig deezen flap der burgeren geen, zins fcheen aan te trekken. Ondertusfchen zag de burgery eerlang haaren wensch vervuld, en den gchaaten regent uit de vroedfehap geweerd, De prins erfitadhouder fchreef aan de Utrcchtfche wethouderfchap in antwoord op haaren brief: dat hy nimmer van zig zou hebben kunnen verkrygen om dergelyk verzoek, zonder bchoorelyke verweeri* van den aangeklaagden, in te willigen; ckft de hillykheid, zynsoordeels , vereischte, dat den heere van Goens, dien men zonder eenig voldoende bewys verfcheide voor zyne eer nadeelige zaaken te laste lag, waarop men zyn ontflag uit de regeering eischte , bevoorens gelegenheid gegeeven wierd om zig van deeze aantygingen te zuiveren , vooraleer men hem uit de vroedfehap weerde ; dat zulks een 1783.  28 VADEREANDSCHE I783. een zaak van juftitie zynde , gevolglyk door geene politike befchikking van hem ftadhouder kon worden afgedaan, zonder den aangeklaagden eene verre gaande ongeregtigheid aan te doen; om deeze reden , verklaarde zyne hoogheid verder, had hy goedgevonden, aan de Utrechtfche vroedfehap by provifie geen antwoord op haare misfive te geeven. Niettemin wierd de heer van Goens door den prins van zyne bediening als raad in de vroedfehap ontllagen, hoewel enkelen alleen op zyn verzoek en gefladig aanhouden. Verneemende, dat de meerderheid der regeering had kunnen goedvinden, om het verzoekfehrift der burgery tegen zyn perfoon te onderfteunen, had hy geoordeeld (dus gaat zyne hoogheid voort, in doeeclfs misfive aan de vroedfehap van Utrecht,) niet langer met genoegen in eene regeering te kunnen zitten, die hem op dusdaanige wyze behandeld had, waarom hy den prins erfftadhouder verzogt had om zyne plaats , als raad der ftad Utrecht, te mogen nederleggen, en in deeze hoedaanigheid zyn ontflag te erlangen. Zyne hoogheid had, ia  HIS TO&IE-BESCHRY VING- 2£ ingevolge daarvan, dit verzoekmeenen te moeten inwilligen, en had niet kunnen nalaaten aan de vroedfehap in antwoord te fchryven, dathy, alleen in aanmerking van het voorfchrcevcnc verzoek, aan den heer R. M. van Goens, deszelfs demisüe als raad in de vroedfehap der ftad Utrecht verleende , en daarby te voegen, dat hy geene agt moest flaan op bctigtingen en verden' kingen tegen Wien het ook zyn mogtc. tot dat hem door bewyzen bleeke, dat de bcfchuldigde perfoon waarlyk pligtig wa; aan het gene hem te laste wierd gelegd. Deeze merkwaardige brief van zyne hoog heid gaf aapleiding tot veelerleie beden kingen. Menigen maakten uit denzclvei op, dat de erfftadhouder van gevoelei was, dat het hem, in deeze zyne hocdaa nigheid, vry ftondt, om, naar welbehaa gen, agt te geeven of niet agt te geevei op het verzoek van een aanzienlyk aanta burgeren, door hen aan hunne vertegen woordigers op eene wetmaatige enbezaa digde wyze gedaan. Tc zonderlinger kwar dit fchryven voor, uit hoofde, dat zy: voorzaat Willem III op het einde van he ja* i i i 1 i i t r  30 ÏADÉRLANDSCSÉ jaar 1673 zig verpligt had geagt, om, op de begeerte van flegts 58 Ütrechtfcheburgers , by requeste aan den ftadhouder voorgehouden , alle de vroedfchappen der ftad van hunne bediening te ontflaan , zonder eenig het geringfte bevvys te vorderen van de verregaande befchuldigingen, die in het fmeekfchrift dier weinige ingezetenen tegen hen allen, zonder onderfcheid , wierden ingebragt, waarop zelfs het daadlylc ontflag der veertig vroedfchaps-leden gevolgd was, en door de afgevaardigden der algemeene ftaaten goedgekeurd was geworden; Ook was in vervolg van tyd meer -dan één raad in de vroedfehap van zyn ampt verhaten, zonder dat deszelfs ontflag het gevolg ware van voorafgegaane enbeweezeneaankhgten, waarom veelcn het vreemd vonden , dat de ftadhouder, in dit geval, eenen regent, welke aan het ganfche lighaam der burgery zo haatlyk was geworden, op der* server dringend verzoek geenzins zou hebben gelieven te ontflaan, ten ware men roor dien algemecnen haat de dugtigftcbetvyzen inleverde. De Ütrechtfche wethouderfchap vond dan  HISTORIE-EESGHÈ.YVINÖ. $t dan ongeraaden het fchryven van den prins erfftadhouder onbeantwoord te laaten. Offchoon het verzoek haarer burgeren, in den grond van de zaak, ten volle ingewilligd was, kon het haar nogtans nietonverfchillig weezen, op hdedaanige wyzö men goedvond hetzelve in te willigenHet was 'er , huns oordeels, wel verre vandaan, dat alle debefchuldigingentegen den heer van Goens louter opgeraapte betigtingen waren, waarvan gecne door genoegzaame bewyzen te ftaaven was. Des fchreeven burgemeesters en regeerders der ftad Utrecht aan zyne hoogheid op^den zesden van wynmaand daaraanvolgende , dat Mr. R. M- van Goens, in denjaare 17 81, fchepen zynde , geene zwaarigheid gemaakt 1nad, om, in het byzyn en ten aanhooren van allen die toen in het gerecht tegenwoordig waren, openlyk te ontvouwen de flinkfche wyze, op welke hy getragt had eenen boekverkoper, burger der ftad, in de uiterfte ongelegenheid te brengen , door te gelyk de rol van verleider, verklikker, aanklaagcr en rechter te fpeeIcn; eene daad, welke de vroedfehap zo zeer 1783»  3& VADERLANDSCHË. zoer boven alle rechterlyk onderzoek eti bcwys gefield had geacht, dat zy zelfs geoordeeld had dezelve zonder zwaarigheid op eene Heilige wyze onder het oog van den erfftadhouder te kunnen brengen, gelyk zy dan ook van dat feit gebruik gemaakt had tot onderfteuning van het request haarer burgeren. Zonderling was het derhalve, dat de Hadhouder verklaarde, dat de heer van Goens, in het request der burgeren, zondereenig bewysvan verfcheide nadeclige zaaken wierd befchuldigd, daar hem het tegendeel zo duidelyk onder het oog gebragt was geworden. Daarenboven, had het den befchuldigden immer aan gelegenheid ontbroken, om zyne onfehuld buiten alle verdenking te Hellen ? En genomen zelfs, dat het hem aan bekwaame gelegenheid daartoe gemangeld had, zo kon zyne hoogheid zelf hem daadlyk die gelegenheid verfchaft hebben. Geen wonder derhalve, dat deeze ontflagbrief des Hadhouders, overliet geheel, van weinig of gecne uitwerking' was, om de geneegenheid van Utrechts regenten en burgeren tot zyn perfoon te trekken. In-  ïiistorie-eeschryvinC, 33 Immiddcls was de ontflagene regent niet in gebreke gebleeven van op den dag zeiven , op welken de regeering den brief van zyne hoogheid ontving, aan dezelve kennis te geeven Van het vrywillig neder■lcggen zyner bediening, by eenen brief* dien hy aan den prefident burgemeester gerigt had, en waarin hy verklaarde, dat hy federt bereids twee jaaren aangedrongen had op zyn oiitflag, en nu cindelyk op zyn fterk aandringen van den prins erfftadhouder zyn ontflag , als raad in de vroedfehap der ftad Utrecht, verkreegen had, waarom hy de vroedfehap verwittigde, dat hy zig, in gevolge dier bewilliging van zyne hoogheid , van nu af aan aanzag als ontflagen van alle verbindenis , die aan zyne voormaalige hoedaanigheid van regent gehegt was. Voor het overU ge vervatte deeze brief geen het minfte verzoek aan de vroedfehap om hem uit den gedaanen eed te ontflaan, hoewel zulks niettemin door de vroedfehap zelve gereedlyk gedaan wierd, blykens de misfive door dezelve aan den : prins erfftadhouder op den dertienden van herfstmaand C »f» 1783*.  34 VADERlAHDsCHÏ Ï783. afgeyaardigd, in welke zy getuigden den brief van zyne hoogheid, midsgaders dien van den heer van Goens aan den prefident burgemeester, ontvangen te'hebben; waarOp zy goedgevonden hadden te refolveeren hem in voorfchreevcne hoedanigheid voor gedimitteerd te houden, en uit den eed, als raad der ftad, te ontflaan. Wyders hadden zy het van hunne pligt ge. agt den prins van dit hun beflnit behoorelyk kennis te geeven, ten einde de opengevallene raadplaats door zyne hoogheid sou kunnen vervuld worden. Dusclaanig was de uitflag dèezer merkwaardige gebeurtenis, die zo zeer ten genoegen van Utrechts vryheidlievende burgeren afliep , als van den anderen kant ftrekte om de verwydering tusfehen zyne hoogheid cn de ftad te doen toeneemen, waarvan men in het vervolg deezer gefchiedenis nadere blyken zal- befpeuren. Het verhaal der voorgevallene zaaken binnen de ftad Utrecht heeft ons eene vry lange wyl opgehouden; eer vvy van dezeiven afftappen en tot andere gebeurtenisfen onzes vaderlands overgaan, agtcn wy  Mistorijè-é^schryVing. 35 Wy het niet oildienftigeenig gewag te rriaaken van den invloed, dien het treffelyk voorbeeld dier ftad op dé mindere ftcden der provincie Van Utrecht had. Zo menigvuldige poogingen , door burgers en ingezetenen 'der hoofdftad ter verdediging Van vryheid en voorregten aangewend * hadden te gevoeliger indruk op de ingezetenen der andere fteden des gewests gemaakt, dart dat deezefi dienaangaande niet dan onverfchilligheid zouden toonen, Met edelaartig voorbeeld van Utrechte burgeren had hen overtuigd , dat het een Vry volk nimmer aan genoegzaamc krag* ten mangelt om zyne rechten en vrydommert in hunnen ouden luifter te fterftellén, en om het gene eene langduurige verwaarlozing bykans had doen verliezen, door moed en ftandvastigheid ten volle aan zig te verzekeren. De wapenhandel, waarin Utrechts burgeren zo fpoedige voorderingen gemaakt hadden moest hen hiervan ten fterkfte overtuigen. Immers, naauwlyks twee jaaren geleedett wist geen burger aldaar de wapenen eenigzins naar eiser te behandelen; de naam van" fchutter wa« Ca 178^  3(5 VADERLANDsCHE 'er fchier ten eenemaal onbekend geworden : fommiger wapens waren onbruikbaar geworden , draagende deeze een fabel zonder gevest, gene een geweer zonder flot. Wie had zig kunnen belooven, dat eene dus diep vervallene fchuttery binnen korten tyd dermaate uit haar niet wederom zou opryzcn, dat de overige fehuttcryen haarcr bondgenootcn haar ten voorbeeld zouden neemen ? Eenigc weinige burgerofficieren begonnen ten dien einde ongemerkt zelve hunne wagtcn op te brengen:' dit vondt by de overige compagnicn eene byna algemeene navolging. De moed der burgeren begon wederom geheel te herleeven ; men toonde eene ecnflcmmigc geneegenheid om de fchuttery der ftad in haare voorige bloei te hcrltcllcn; de yver der burgery nam dagélyks toe , en het ftrcelcnd denkbeeld van de wapenen ter befcherming van vryheid en voorregten te moeren, ontftak het heldenvuur in den boezem van iedcren fchuttcr. Een iegclyk. [ïreefde onder de banieren der vryheid. Bovendien vereenigden zig verfcheide vrytvilligers uit de gemcene fchuttery , om door  HISTORIE-BESCHRYVING. 3? door dagelykfchc oefening nog grootere bcdrcevenhcid in den wapenhandel-te verkrygen: dit genootfehap van vrywilligers droeg welhaast eenen algemeenen roem weg van wege zyne fpoedige vorderingen in de behandeling der wapenen , terwyl de onderfcheidene burger - compagnien gecne mindere blyken van bedrecvenhcid gaven geduurende dit ganfche jaar, en by geheel Nederland een algemeenen rcem verwierven. Terwyl Utrechts manhafte burgeren dus rustig voor de verdediging der vryheid uitkwamen, hadden zy het genoegen van hun uitmuntend voorbeeld door de mindere fteden der provincie te zien navolgen. De burgery der Had Montfoort had zig reeds federt geruimen tyd in den wapenhandel begonnen te oefenen, en zig op denzelven met allen vlyt en goed gevolg toegelegd. Zy vervoegde zig eerlang met een adres, door 271 burgeren ondertekend , aan haare wethouderfchap, dezelve verzoekende, om, op het voetfpoor der Ütrechtfche regeering," insgelyks de ftadhouderlyke aanbeveelingcn omtrent het C 3 flads-  Uil 38 VADES-LA^DSCHE ftads-beftier en andere commisfien af te fchaften, De Montfoortfche regcering voldeedt aan dit regtmaatig verzoek met alle bereidwilligheid, en nam op den der, tienden van wynmaand het befluit van in het vervolg geene aanbeveelingen van den ftadhouder meer te zullen vraagen of aanneemen. Dit befluit , met eenpaarige ftemmcn van alle de leden, één lid alleen hiervan uitgezonderd , vastgefteld, wierd vervolgens aan den prins erfftadhouder fchriftelyk bekend gemaakt, Wyk by Duurftede deed geene mindere zugt uitftraalen om de lang verwaarloosde vryheid weder op den throon te verheffen, Door eenige gefchriftcn hier en daar in ftilte aan te plakken, had men begonnen 4e burgery dier overoude ftad uit haare fluimering te doen ontwaaken, en haar op eene bezadigde wyze aangemoedigd, om, op het voetfpoor der hoofdftad en der ftad Montfoort, het herftel haarer fchuttery ter hand te neemen. Dit fcheen indruk op de gemoederen te maaken: niettemin bleek het eerlang, dat dit verfcheidc leden der regeering geenzins fmaakte; wei-  HISTORIE-BESCHRYVTNG. weshalve deezen beflooten, om , ondanks de afweezigheid van den prefident burgemeester en van twee oudburgemeesteren, eene buitengewoone vergadering te beleggen, in welke men befluiten wilde tot het verbieden van het tekenen van eenig request der burgeren om zig in den wapenhandel te moogcn oefenen. Gelukkig kwam de prefident burgemeester , zittende de vergadering, in de ftad te rug, cn begaf zig ylings naar de raadzaal, alwaar hy het neemen van zoiaanig befluit tydig ftuitte. Niettemin oordeelde de raad noodig op den zesden van herfstmaand eene afkondiging te doen, waarby ernftig verbooden wierd het aanplakken, ftrooicn of verfpreiden van eenige fchriften , ftrekkende om burgeren en ingezetenen aan te zetten tot het onderneemen van eenige daaden , waardoor de rust en de goede order eenigzins zouden kunnen verftoord worden, op pene van naar exigentie van zaaken aan den lyve geftraft te zullen worden , met bygevoegde belofte eencr belooning van honderd en vyftig gulden; aan hem , die den daader van dergelyke C 4 mis  i|0 VADERLAND SC HE misdryven aan het geregt zou ontdekken. Ook vondt de wethouderfchap ten zelfden tyde goed eene bezending aan den prins erfftadhouder af te vaardigen, om hem te verzoeken, dat het hem behaagcn mogt eenig krygsvolk binnen de ftad Wyk in bezetting te leggen. In het voorbygaan moeten wy hier aanmerken, dat deeze befluiten, hoe zeer zy den vryheidminnenden ingezeten fcheenen te leur te ftellen in zyne verwagting van deeze aaloude ftad voor de handhavening» der voorvaderlyke vryheid te zien yveren, niet anders waren dan een kortftondige verdonkering , die eerlang door genen des te flikkerendcr glans ftond plaats te maaken. Het vervolg deczer gefchicdenis zal ons doen zien , hoe grootc omwenteling van maatregelen op deeze beneveling gevolgd is , hebbende dezelfde ftad, dezelfde wethouderfchap, niet alleen (naauwlyks iet meer dan eene maand laater) by misfive de ftaatcn 's lands •van Utrecht verzogt om geene toeftemming te verkenen op eenig patent ter inkwartiering van krygsvolk in hun gewest, vam- &Sif$ ftappen, ter verdediging vanfte- 4gj  HISTORIE-EESCHRYVING. 41 delyke voorregten gedaan, waarover geheel Nederland verbaasd geftaan heeft. Dan, om den draad onzes verhaals te her-, vatten ; niet lang na de terugkomst der bovengemelde bezending in het verflag door dezelven in de vroedfehaps - vergadering gedaan, waartegen eenige leden egtei ten nadruklykfte protefteerden, toonde de Wykfche burgery, dat zy uit haare eige ne oogen zag, en zo ligt niet af te fchrik ken was. van den naderen aandrang dei maatregelen , die de tegenwoordige toe ftand van 's lands zaaken van kaar ver eischte. Des leverde zy een verzoek fchrift in aan de wethouderfchap der fta om zig in den wapenhandel te moogen oc fenen, en langs dien weg hunne oude e vervailene fchuttery cindelyk te herftellei Dit verzoekfehrift, door 157 ingezetene ondertekend, wierd door den colonel c twee officieren van den burgerkrygsra; aan de vroedfehap ingeleverd. Het groc ftc gedeelte der requeftranten begaf z tevens uit nieuwsgierigheid naar het fta huis; en, vermids het gewigt der zaak cei gen tyd. tot het raadpleegen vorderd C 5 vo( i n 1. n i .d t- ig d- ii' 3 >  42 VADÏHASDSCHï Ï783, 1 1 ( 1 i c 1 | I 1 vooraleer de vroedfehap een befluit dienaangaande kon neemen en aan de burgery mededeelen , begaven zig fommige burgers , dien tyd wat te lang vindende, bin» nen het ftadhuis: weshalve de vroedfehap, zulks verneemende , raadzaam vond één haarer leden naar buiten af te vaardigen om de verlangende menigte gerust te ftellen en van een gunflig antwoord te vereekeren, gelyk welhaast plaats had. Dé wethouderfchap bewilligde in het verzoek Ier burgery met eenpaarige ftemmen, en nagtigde twee oudburgemeesteren om met len burgerkrygsraad der ftad de noodige chikkingen ten dien einde te maaken. WyEers gaf zy by openbaare afkondiging aan Ie ganfche burgery kennis van het genonen befluit. De burgery had "dus het genoegen van aare wenfehen volbragt te zien. Dan, aarby het zy het niet berusten. Er waen andere niet min gewigtige zaaken, welen van haar vereischte, dat zy haaren reeerderen andermaal haare begeerte onder et oog bragt. Het aanneemen van ftadouderlyke aanbeveelingen by het benoemen  HÏSTORÏE-BESCÏÏRYVINC. 43 men en begeeven van ftads - corarnisfien, als mede de daadlyke inwooning aller haarer wethouderen binnen haare {tad, waren voorwerpen, op welker verbetering haa= re aandagt niet min angstvallig gevestigd was. Nu vervoegden zy zig, ten getalle van 234 ondertekenaaien, by fmeekfchrifte aan hunne ftad- en voorregtminnende regeerders, ten aanzien van het eerstgemelde punt verzoekende, dat de wethouderfchap voor het toekoomftige noch var den ftadhouder, noch van iemand hocge naamd, eenige aanbeveelingen zou gehe ven aan te neemen; en betreklyk tot he ftuk der inwooning haarer wethouderen dat, gemerkt de wanvoegelykheid van re gent, en in deeze hoedaanigheid bezoldigd te zyn, van eene ftad, waar men egter zy verblyf niet hield, er door de agtbaar vroedfehap zou vastgefteld worden , ds van nu af aan alle de vroedfehappen dc ftad (uitgenomen dezulken alleen, welke afweezigheid een gevolg was der ftads commisfien, waarmede zy gelast warer verpligt zouden zyn om binnen de ft£ ?elve hun vast woon verblyf te houde: 1 r>' l > e 1 e t Ff :r ') id n. t-  < i < £ Y | r v d d Zi 6* af zj d< 44 VADERÏ.ANDSCH-E Ditmaal mogt de burgery zig wederom verheugen, dat haare welmeenende verzoeken den gewenschtcn ingang vonden. De wethouderfchap nam op den drie - en twintigften van herfstmaand bet befluit om beide verzoeken der goede ingezetenen in te Hemmen, waarom zy ook vervolgens, betreklyk tot de aanbevcelingen des Hadiouders \ drie haarcr leden naar 's Haage ifvaardigde om aan zyne hoogheid uitnaam Ier vroedfehap te verklaaren, dat zy,wel s waar, by haaren brief van den eerften lier maand hem naar ouder gewoonte vcrogt had verwittigd te moogen worden, /elke perfoonen'hem aangenaam zouden yn dat by de aanftaande verandering dor sgecring hunner Had op de nominaticn aerden gebragt, alsmede tot vervulling sr ftads-commisficn aangefleid; dan, dat 2 vroedfehap federt dien tyd een vcr)ekfchriftvan genoegzaam alle haare bm>:ren en ingezetenen ontvangen had ter fchaffing dier aanbeveelingen , waarom • biüyk geoordeeld had aan den wensch r burgeren te voldoen, en nu den voormelden brief yan den eerflen Van herfst, paaand  niSTÖRIÈ-EÊSCHttYVltfö. 4£ maand voor kragtloos cn van geener waarde hield, betuigende zy niettemin de vcrfchuldigdc eerbied voor den perfoon en hooge waardigheden des erfftadhouders, dog te gelyk, dat zy van den anderen kant, in gevalle zyne hoogheid, zo nu als in het vervolg, iemand ter benoeming tot de rcgcering regtftreeks tegen de algemeene ftemme des volks aan, mogt koomen aan te beveelcn, de vroedfehaps zodaanigc aanbeveeling niet meer in aanmerking zou kunnen neemen. Opzigtlyk tot het tweede verzoek der burgery, wierd door de Wykfche wetnouderfchap vastgefteld, dat de regeerders der ftad, als van ftadswege hunne ampten bekleedende en van dezelve hunne jaarwedden genietende, gevolglyk zouden verpligt zyn om binnen de ftad of derzélver vryheid hun vast verblyf te houden, om dus niet alleen tot de opbrenging der burgerlasten het hunne töe te brengen, maar bovendien by alle opkoomende gelegenheeden beter in ftaat te zyn, om, volgens hunnen pligt, van de belangen der burgery kennis te neemen en dczelven behoorelyk te helpen handhave sten.  40 VADERLANDS C ti B nert. De gemagtigdert, welken zyne hoog* heid deeze befiuiten der wethouderfchap moesten berigten j wierden ook gelast om den prins te verzoeken van tot dit heilzaam oogmerk te willen medewerken, en te helpen te wege brengen, dat de inge* floopene misbruiken op ditftuk voor het tegenwoordige wierden verbeterd, en voor het toekoomftige, geheel en al uit den weg geruimd. De drie afgevaardigden begaven zig dart onmiddcllyk naar 'sHage, alwaar zy dert prins erfftadhouder hunnen last openlagen, die hen betuigde wel te willen genoegen neemen in hetgene hem van wege de Vroedfehap hunner llad in deezen wierd. anedegedeeld. De burgery, zig op deeze wyze van den ftadhouderlyken invloed op de jaar[ykfche benoeming haarer wethouderen bevryd ziende, befloot vervolgens om aan de vroedfehap een ander verzoekfehrift, andertekend door hetzelfde getal van 234 burgers op den zesden van wynmaand in te leveren , waarin zy zig beklaagde over len burgemeester Arnold de Jonchcere, als  HIST0RIE»BESCHRYVÏNÖ~ 4? als hebbende zig het ongenoegen der ingezetenen op den hals gehaald door zig jegens hen op eene hoogmoedige wyze te gedraagen. Des meende zy zig tot haare burgerlievende wethouderfchap gerustlyfe te moogen wenden, haar fmeek nde van genoom len burgemeester niet te ftellen op de benoemingslyst der regeerende burgemeesteren , die eerlang aan denerfftadhouder ftond overgeg;even te worden, orat Uit- dezelve de gewoonlyke verkiezing te doen. Zy vertrouwde, dat de regeering, de g-'grondheid en redelykheid haars verzoeks overweegende , hetzelve wel zou gelieven in te willigen, beoogende zy niets anders dan de handhavening der openbaars rust en eendragt. Zy floot met haare dankbaare gevoelens te uiten voor de nog onlangs genootene gunst van de agtbaare regeering in derzelver vaardige bereidwilligheid o.n den burgeren genoegen tc gcevcn, opzigtlyk tot het herftcl der aaloude rechten, verzekerende in alle gevallen geVallen gereed te zullen ftaan om hunne veel geëerbiedigde burgervaderen by derselver rechten kragtdaadi? te befehermen. Dit '783* ,,  48 VADERLANDSCIÏË I783- Dit verzoekfchrift vond insgelyks ingang by de magiftraat der ftad Wyk, die den burgemeester de Joncheere op de benoemingslyst voorbyging. Uit het vervolg deezer gefchiedenis zal blyken, met hoe grooten nadruk de voorgemelde befluiten federt zyn gehandhavend en voortgezet geworden, By het verhaal der voorgevallene zaakeri in'de provincie van Utrecht hebben wyons wat langer opgehouden, uit hoofde der merkwaardige gevolgen, welken dezelven maar weinige maanden laater gehad heb" ben- Thans keeren wy weder tot de gebeurtenisfen des vaderlands in het algemeen, en hervatten den draad der gcfehie->. dcnis» Het fluiten van het definitief vrccdesverbond tusfchen den ftaat en het GrootBrittannifche ryk fcheen nu eerlang op de ratificatie der voorloopige vredes-voorwaarden te zullen volgen , te meer doordien alle de hinderpaalen, die de bcvreediging der republiek met Groct-Brittanjedus verre verwyld hadden, thans uit de weg geruimd waren. Des niettegenftaande hiel-  É ï S t Ö RI E '- B E S C H R Y VI NCï. hielden de Engelfchen de verdere vreedes-onderhandelihgen fleepehde, en begonnen nu niet ónduidelyk 'te doen blyken > dat zy volftrekt ongeneege'n waren om onder toezigt van het franfchè hof dó laatfte hand aan dit groot werk te leggen. De hoogmoed en trotsheid, waarmede zy tot nóg tóe de Republiek, zó wel geduurende den loop der vreedes-ohderhande" lingen als ftaande den oorlóg zeiven behandeld hadden, bleef by aanhoudendheid de dryfveer hunner handelwyzen jegens het zo diep vernederd gemeenebes't, en nu begon hun gevolmagtigde gezant denftaatfchen gezanten te ver liaan te geeven, dat hy niet voorzien was van den noodigen last Om het vréedes^verbond te Parys te fluiten. Middelerwyl wierd de flaat hoe langer hoé riadruklyker verzekerd van de onveinsde toegeneegenheid des konings svan Frankryk. Wy hebben in het laatsvoorige deel deezer gefchiedenis meer dan eens gewag gemaakt van 's konings herhaalde verzekeringen van alle de bezittintingen van den ftaat, die door zyne wapenen op de Engelfchen heroverd waren i D aari  én -VADERLAND. SCHE , aan de republiek te zullen terug geeven» Engelands Nederlandfche aanhrngelingen hadden zig onophoudelyk afgcfloofd om de gcftadige vriendfchaps-betuigipgen van het franfche hof in verdenking te brengen , als of dit ryk heimlyk niet anders dan zyn eigenbaat bedoelde , en in, het einde., zyne diensten, jegens Nederland ten duurste zou doen betaalen. Deeze haatlyke en ongegronde voorgeevens warenten onwederfpreekelykfte gelogenftraft geworden door de verklaaring , die de Franfche ftaatsdienanr, graaf de Vergennes, aan de Nederlandfche gezanten te Parys uit naam des konings bereids gedaan had, dat zyne allerchristelykste ma„ jefteit aan de republiek alle haare bezittingen , door 's konings wapenen op de Engelfchen heroverd, kostloos zou terug" geeven. Om deeze grootmoedige teruggaaf nog fterker te bekragtigen en op de plcgtigfte wyzc aan te kundigen , liet de edelmoedige Vorst door den heer de Beveriger , die, in, afweezigheid des ambasfafadeurs, met de zaaken des Franfchen hofs, by de ftaaten - generaal gelast was, aan ds.  HISTORIE-BESCHRYVING. Sï dezelven op den twee - en - twintigften van wynmaand eene fchriftlyke verklaaxing overhandigen, waarin de koning betuigde , dat, offchoon hunne hoogmogende buiten allen twyfel door hunne gevolmagtigde gezanten bereids verwittigd waren geworden van zyn nimmer veranderd voornecmen om alle de Hollandfche bezittingen, door zyne wapenen op GrootBrittanje heroverd, zonder voorbeding van eenige vergoeding, aan den ftaat terug te geeven, hy niettemin goedgevonden had hunne hoogmogenden, direct., van dit zyn befluit op nieuw te verzekeren, zig vleiende, dat dit zyn gedrag hen ver*ïlrekken zou om zyne edelmoedige gevoelens jegens het gemeehebest op hunnen waaren prys te Hellen , gevoelens, van welken de koning nimmer was afgeweeken , niettegenftaande fommige ömftandigheden , die nutloos ware thans weder op te haaien, hem natuurlyk feenig mistrouwen hadden moeten inboezemen betreklyk tot de werkzaams poogingen en de welgezindheid der Vereenigde provinciën. v Tevens wierden de D 2 ÜW:  J7j g2 VADERLANDSCHE 5- flaaten , op uitdrukkelyken last des ko. hings, verzekerd, dat de gocdgunftigheid en vriendfchap van zyne majefteit jegens hunne hoogmogcnden onwrikbaar was , eri dat by ten allen tydc met het üïtèrfte genoegen en volvaardigheid alle gelegenheid zou waarneemen, om hen te overtuigen, hoe ongeveinsd hy deel nam in den luister en in de welvaart der republiek. Deeze vriendlyke verkiaaring baarde ongemeen groot genoegen: ook draalden de ïïaaten niet om voor dezelve hunne ét* kentcnis te uiten. Zy bcflootcn nog op denzelfdcn dag, dat de griffier Fagel den heer de Ber-enger op eene beleefde wyze zou bedanken, en tevens vernieuwen de betuiging der erkentenis van hunne hoogtaogenderrvoor de gunstige teruggaaf hunner volkplantingen en voor de Verzekering1 van de goedwilligheid en vriendfchap zyner majefteit jegens de republiek, welke gevoelens zy altyd in de hoogfte waarde zouden houden. Niet mociclyk viel het om uit te denken , wat die omftandigheden waren, welken de koning liefa onaangeroerd liet, ho©  HISTORIE-BESCHRYVING. SS hoewel zy hem natuurlyk wantrouwen om- r trent de geneigdheid der republiek jegens hem hadden moeten inboezemen ; deeze uitdrukkingen zagen ongetwyfeld vooral: op het mislukken van den togt naar Brest, waarop de koning zo ernstig aangehouden had, waartoe 's lands fouvereinen ook gereedlyk befiooten en de noodige bevelen uitgegeeven hadden, en waarvan de bevelhebbers der fchepen, die tot deezen togt beftemd waren, zig tot verbaazing en ongenoegen der natie verontfchuldigd hadden. Wat gevolg deeze veragting der bevelen van 's lands fouvereinen verder gehad hebbe , zal uit het vervolg der gefchiedenis blyken. Egter moest het aan den koning van Frankryk niet weinig voldoening geeven, dat het gehouden gedrag dier- bevelhebberen ten ernrtigfte ftond onderzogt te worden, en er ten dien einde, zo fpoedig als de.aart van 's lands regeering, uit zo menigvuldige leden beftaande, immers gehengde, regters zouden benoemd worden. Ook viel 'er ten deezen tyde met meer aan %$ twyfelen, of deeze benoeming zou, D 3 eerst- •83.  $4' VASE&LANDSCHf 1783 * eerstdaags plaats grypen, overeenkoomstig met het onlangs uitgebragte rapport, van de gemagtigden tot de zee-zaaken , en, in gevolge van dien , het pligtverzuim omtrent het vertrekken van het bcrftemde escader naar Brest, op eene bui-, tengewoone rechterlyke wyze, uit naam. van den fouverein zeiven, ftrenglyk uit gevorscht worden door de regtbank deragt gemagtigden , naamlyk twee uit de provincie van Holland , en een uit elke der vyf overige provinciën. ' De benoeming der heeren van Zeeberg en van B ere kei , penfionarisfen der Steden Haarlem en Amfterdam, van wege de provincie Holland, welke deezerdagen gefchied was, toonde genoeg,, dat men het onderzoek naar de oorzaaken van het mislukken dier expeditie hier te lande geenzins uit het oog verloor, en dat men i gevolglyk wel verre vervreemd was van 's lands grootmoedigen weldoener,, na zo ontfehatbaare diensten van hem genootcn te bebben, de minste ongunstige verdenking wegens de waare gezindheid der republiek tc willen overkiaten. De  HIS TORÏE-BESCHRYVIJJG-' 55*- De dankbetuiging voor zo uitfteekende i dienften, door den griffier Fagel aan den gelastigdcn met de waarneeming der zaa-, ken des Franfchen hofs, van wege hunne hoogmogenden, eerst mondling j en vervolgens by ter hand gefteld affchrift van diü befluit der ftaaten generaal, gedaan, fcheen egter niet geevenredigd te zyn met 's konings edelmoedige verklaaring, uit deszelfs naam fchriftolyk en op de plegtigfte wyze medegedeeld. Weshalve verfcheide3 leden der regeering begreepen, dat deeze dankbetuiging ongenoegzaam was, te meer, doordien dit befluit der afgevaardigden ter generaliteit in deezen zonder uitdruklyken' last hunner principaalen genomen was. Althans de ftaaten van Holland en Westfriesland vonden de gedaane dankbetuigingen te ongenoegzaam, dan dat mert in dezelve zou: hehooren te berusten : zy Helden al te groot belang in de gezind-1 heid'des Franfchen monarchs jegens de republiek, om zig niet verpligt te reekenen Van daadlyk té voorkoomen, dat de gemelde dankbetuiging, in plaats van , gelyk de algemeene wensch der natie was, ens'lands P 4 be*  '$Ó VADERLANDS C HE- • belangen volftrekt vorderden, de vriendfchap en goedgunftigheid des konings jegens het gemeenebest aan te kweeken,. daarentegen mogclyk eene oorzaak ware van de ftaaten aan het hof van Frankrykte doen verdenken, ais of 's konings gunden den vcreischtcn indruk nog niet gemaakt hadden. Weshalve er reeds , op denïaatften derzclfde maand, ter vergadering van Holland een, befluit genomen wierd om de zaaken ter vergadering der. ftaaten. generaal daar heen te dirigeeren, dat de ftaatfche gezanten aan het hof van Veriaillcs, van wege hunne hoogmogendcn; aangefchreeven wierden om aan zyne allerchristlykfte majefteit, op deszelfs bovenvermelde vcrklaaring , uit naame der ftaaten generaal te betuigen: dat hunne hoogmogenden , innig aangedaan met de leevendigfte gevoelens van erkentenis voor de vermenigvuldigde blyken, welken zy^ ontvangen hadden van de toegeneegenheid; synermiajefteit geduurende deezen zo onxegtvaardigen als onverwagten oorlog, der> republiek door den koning van GrootBrittarye aangedaan , op nieuw ten fterk-' 9%  III S TO RTE-BESCHR Y V JN 6 5? He getroffen waren over de gunftige verklaaring , hun van wege zyne majefteit gedaan door den heere de Berenger in de nota , welke hy aan hunne hoogmogenden ter hand gefteld had, betreffende de teruggaaf hunner bezittingen zonder eenige vergoeding er voor te vorderen ; dat hunne hoogmogenden deeze overtuigende blyken van de geneegenheid zyncr majefteit jegens de republiek op hunne regte waarde {"tellende, deeze gelegenheid gereedlyk aanvaardden om aan zyne majefteit te betuigen hunne innige hoogagting voor deszelfs perfoon en grootmoedige gevoelens in de omftandigheden , waarin zig de republiek bevonden had , ten klaarfte ge, toond door de kragtelaael.ige befcherming en edelmoedige teruggaaf der voornoemde bezittingen; dat hunne hoogmogenden by deeze hunne erkenning van de goede; geneegenheid en vriendfchap, door zyne majefteit aan de republiek beweezen, ook voegden de. nadruklykfte verzekering van nimmer aan deeze gunftige geneigdheid van gyne majefteit ten. aanzien van | dee-, gen ftaat ge.twyfcld te hebben ,1 hoe P 5 W  58 VADERLANDSCHB zeer de omftandigheden , waarin hunne hoogmogenden zig hadden gevonden, hen niet altyd hadden toegelaaten kragtdaadige hlyken ervan te geeven, zullende hunne hoogmogenden met allen ernst zig van alle voorkoomende gelegenheid bedienen om zyne majefteit van de opregtheid hunner gevoelens en byzonderlyk van hunne erkentenis voor zyner majefteits aan hun be" weezene vrienfchap, te overtuigen. Van het befluit, hetwelk door de ftaaten generaal op dit voorftel van Holland zou genomen worden, moest ook aan den' gemelden heere de Berenger een affchrift ter hand gefteld worden. Dan , in gevalle onverhoopelyk ter vergadering van hunne hoogmogenden Zwaarigheid mogt gemaakt worden in de zaak op voorgemelden voet te behandelen, en de ftaaten generaal be. grypen mogten , dat de zaak reeds naar behooren was afgedaan met hetgene door den griffier 'Fagel, ingevolge van hunner hoogmogende befluit van den twee-entwintigften van wynmaand, mondling was; berigt en vervolgens by overhandigden af. fchrifte deszelfden befluits te kennen ge- gce^  li I S T O RI E - E E S C H R Y VIN G. S 9' gocven, zo hadden de ftaaten van Holland goedgevonden, om, inzodaanigengevalle, ter vergadering der ftaaten generaal te doen verklaaren; dat zy ftaaten van Holland met reden bedugt waren, datdusdaanig gedrag in geenen dcelc voldoende door denkoning van Frankryk, na eene dus gunftige handelwyzc van zynen kant jegens de republiek, zou geoordeeld worden; waarom zy dan ook, byaldien hunne hoogmogenden volftrekt in de vermelde dankbetuiging wilden berusten, alsdan ter verhoeding van nadceligc gevolgen, zig zouden genoodzaakt vinden, om afzonderlyk de voorfchreevene verklaaring aan zyne* allerchristelykfte majefteit toe te zenden. Dit nadruklyk vertoog der ftaaten van Holland ter vergadering der ftaaten generaal op den derden van flagtmaand ingcbragt zynde, vondt zo veel ingang by de. overige bondgenooten , dat op hetzelve door alle de provinciën eenftemmig ten zelfden dage beflooten wierd de ftaatfche gezanten aan het hof van Frankryk aan te fchryven-, om de nadere dankbetuiging, go, als dezelve door Holland ontworpen en voor- 783- r  60 VAD.ER.L-AND.SCHK 1783. | voorgeflagen was., met den eersten by. den Koning van Frankryk af te leggen, Ook befiooten hunne hoogmogenden om een affchrift van dit hun befluit aan den heer de Berenger te laaten ter hand ftcllen, waardoor het flot van Hollands voorftel van zelf verviel. Middelerwyl ontvingen de ftaaten narigt van hunne gezanten aan het hof van Frankryk , dat zy den Franfchen ftaats, dienaar, graave de Fergennes, kennis hadden gegeeven van derzelver laastgenomen befluit, betreffende de teruggaaf van Trinconomale en van de West-Indifche bezit, tingen, door de Franfche wapenen op de Engelfchen heroverd ; dat zy van de bewindhebberen der Oost-Indifche maatfehappy ter prefidiale kamer .van Amfterdam den noodigen last ontvangen hebbende, betreklyk tot de terugontvanging van Trinconomale , aan den Groot-Brittannifchen gezant hadden bekend gemaakt: dat hunne hoogmogenden, in gevolge der voorloopige vreedes-voorwaarden, waarby onder anderen vastgefleld was , dal .# ontruiming en teruggaaf dier bezittin. gen,..  HISTORIE-BÉSCHRYVlNG. 6*1 gen, welke door de wapenen van GrootBrittanje veroverd en nog in deszelfs bezit waren, binnen denzelfden bepaalden "tyd zou gefchieden als de ontruiming en 'teruggaaf der veroveringen tusfehen Frank_ ryk en Groot-Brittanje, bereids de noodidige bevelen afgevaardigd hadden om gemelde bezittingen terug te ontvangen , waarom zy zig dan ook verzekerd hielden, dat 'er van den kant van GrootBrittanje zónder uitftel de noodige bevelen tot de daadlyke teruggaaf zouden gegeeven worden, ten einde dezelven gelyktydig mogtch afgevaardigd worden met de Franfche fchepen, Waarmede de bevelen ter teruggaaven der wcdcrzydfche veroveringen tusfehen Frankryk en GrootBrittanje ftonden af te gaah. Op dit bcrigt had hen de Groot-Brittannifche gezant verzekerd , dat het Engelfche minifterie, ter gelegenheid der afzending eens affchrifts der voorloopige vreedes - voorwaarden aan 's konings bevelhebbcren in de Oost-Indiën, bereids bevel had gegeeven ter teruggaave der plaatfen, (die in dat wereld-deel op de republiek ver* overd 1783.  &Z VADERLANDSCHE T783- ovcrd waren geweest , voor zo versé dezelven nog in de magt van GrootBrittanje en aan dit ryk niet afgeftaan waren,) met naam van Trinconoma-1 le, in zodaniger voege als men nader onderling beraamd had, als mede ter terugkryging derEngelfchebezittingen, welkeii door de wapenen der republiek op GrootBrittanje mogten veroverd geworden zyn: ten dien einde zouden de bevelen eerstdaags afgevaardigd worden, zo zy reeds niet al afgevaardigd waren. Zelfs hadhy een duplicaat dier bevelen ontvangen om hen te behandigen, gelyk hy werklyk ook gedaan had, ten einde zy hetzelve met hunne depêches gclyktydig zouden kunnen overmaaken, en dus allé vertraaging in de uitvoering van hetgene by de voorloopige vreedes-voorwaarden bepaald en vastgeftcld was, mogt voorgekoomen worden. Aldus deeze zaakeri volkoomenlyk afgedaan hebbende, hadden zy terftond daarvan kennis gegeven aan den graave de Vergennes, en vervolgens gezamenlyk met hem den Franfchen ftaatsdicnaar der zee-zaaken verzogt om hen t<* ver-  firSTORIÉ.BÉSCHRYVINÖ. 6"$ Verwittigen van den tyd des vertreks der fchepen , met welken de bevelen des Franfchen hofs Honden afgevaardigd te worden , en om te zorgen , dat de -bevelen der flaaten met dezelfde vaartuigen wierden afgezonden , welk verzoek deeze Haatsdienaar gereedlyk had ingewilligd , met byvoeging dat hy zulks zelfs nog binnen eene week tyds verhoopte te zullen kunnen werkflelig maaken- Middelerwyl verzuimden de Staaten iiiet de noodige voorzieziening te doen omtrent de Nederlandfche bezittingen in de West - Indien , welken door de Franfche wapenen Op de de Engelfchen heroverd en aan de repubhek verzekerd waren; weshalve zy den prins erffladhouder, in deszelfs hoedaanigheid van admiraal generaal der Unie verzogten om de noodige bevelen te geeven tot het fpoedig vertrek van twee of drie fregatten naar Esfequebo cn Demerary , als meede om twee fregatten van oorlog of twee gewapende? vaar* 1783- ^  04 VADEÏlLANDSCnÈ vaartuigen naar Rio de Berbice af té zenden , ten einde deeze volkplantingen te dekken en aldaar post te blyven houden, nadat deeze bezittingen, ingevolge der gunstige vcrklaaring des konings van Frankryk , aan de bevelhebberen der republiek zouden ingeruimd zyn. Daarenboven wierd zyne hoogheid verzogt, om het escader , hetwelk thans, ten getale van zeven fchepen van oorlog, onder bevel van den vice-admifóal Reinst zig in de Middcllandfche zee bevondt, zo dra mogelyk met nog zes of zeven" zwaare oorlogs-fchcpcn en twee of drie fregatten te verfterken. Het fluiten van het vrecdes-verbond inct Groot-Brittanje bleef by aanhoudendheid fleepende, terwyl men hier hetzelve reikhalzende te gemoet zag, en men met te meer reden over deeze zonderlinge vertraaging verwonderd was, uit hoofde dat de voorloopige vreedes-voorwaarden derwyze waren ingerigt , dat dezelven fpoedig genoeg in een plegtig vreedes ver-  HISTORIE-BESCHRYVING 6$ Verbond te veranderen waren. Des be-i fpeurde men ligt, dat Groot-Brittanje de Staaten in dit geval wederom uit hoofde van cenige geheime bedoeling ophicldt, en dat dit ryk geenzins geneegen was, om> onder toezigt des hofs van Frankryk, dee* ze groote zaak te voltrekken. Eindelyk ligtte de af gunftige Brit het masker af, verklaarende niet langer over het fluiten, des vrcedes-verbonds te Parys te willen \ handelen, eene vcrklaaring, welke veelen' hier te lande nu geenzins zo vreemd voor-' kwam, hebbende dat ryk geduurende den ganfchen loop der vreedes - onderhandelingen niet dan blyken van kwaadwilligheid en diepgewortelde wangunst jegens Nederland doen doorftraalen. De Staatfche gezanten aan het hof van Frankryk hadden federt de uitwisfeling der voorloopige vreedes-voorwaarden niet verzuimd alle hunne poogingen aan te wenden om de onderhandelingen door het tekenen van eert vreedes-traéiaat ten einde te brengen. Ten dien einde hadden zy telkens ten nadruklykftc by den Groot-Brittannifchert gezant aangedrongen, dat hy, gelyk hy E fcig ~i 'oorring tier Ingelfchen nu de verde- eVreedes- mderhande. ingen te ver1 eggen.  66 VADERLANDSC&S zig by het tekenen der voorloopige vree* des-voorwaarden verbonden had, aan zyn hof zou fchryven om den noodigen last tot het handelen over een equivalent voor Negapatnam en deszelfs onderhoorigheden, alsmede over den eisch, dat de koophandel der Nederlandfche Oost-Indifchemaatfchappy op Bengalen en eenlge anderen gedeelten der Oost-Indien, door de Engelfchen niet belemmerd zou worden. Zy hadden , herhaalde kecren, by hem aangehouden om zo veel in zyn vermogen was te bewerken, dat hy ten dien einde van den noodigen last Voorzien wierd, en men dus in ftaat wierd gefield om de laaste hand te leggen aan het plegtig vrecdes-verbond.. Dan, telkens hadden zy het ongenoegen gehad van te verneeracn, dat hét Engel* fche minifterie dit herhaald verzoek des gezants te leur ftclde. Dit had hen overtuigd , dat het Groot - Brittannifche miniftcrie weinig , of zelfs geenzins , geneed was tot eenige gemaatigdheid in het ont-' werpen der artikelen des vreedes-verbonds, gelyk zy gezanten in den beginne verwagt hadden in gevolge de gedaane verzekeringen  ÖISTORIÈ-BÊSCHRYVING. 6? gen van den kant van Groot -Brittarje, dat men naamlyk, byaidich er zonder tusfchenkoomst des Franfchen bofs gehandeld wierd, met de Staatfehe gezanten op een billyker en voordecliger voet in onderhandeling zou kunnen treeden. Alles ryplyk overwoogen , hadden zy eindelyk geoordeeld, dat het in het aanweezend tydgeWrigt met s'lands belangen beter ftrookte een fpoedig einde te maaken aan de zaaken, dan langer in de onzekerheid te blyVen en zig te voeden met eene ongegron-' de hoop van voordeeligere voorwaarden te bedingen; waarom zy den Groot-Brittannifchen gezant te kennen hadden gegeeven , dat , Vermids de ftaaten generaal vuuriglyk wenschten de zaak ten volle af te doen door het fluiten van het definitive vreedes-verbond , en er door alle onderhandelingen niets gevoorderd wierd, zy hem nu eenvouwdiglyk hadden voor teftellen om de voorloopige vreedes-Voorwaarden in een plegtig vreedes - verbond te veranderen. Deeze voorflag fcheen natuurlyker wy%Q een onverwyld einde aan het vreedesE a wer£  68 VADERLAND, SCHE 1783. werk te moeten maaken ; het Engelfche hof kon nu niet meer voorwenden, dat 'er nadere beraadflaagingen noodig waren wegens het beraamen en inwilligen van voordeeligere voorwaarden, dan 'er by dc voorloopige vreedes-voorwaarden toegeftaan waren. De laaste voorflag dcrStaatfche gezanten had nu alle zwaarighedcn op eenmaal afgefneeden, en de ftellige verzekering , door hen gedaan, dat de ftaaten geene andere uitbieding tot een evengelyk voor Negapatnam voor te fielten hadden, dan het gene reeds te voorcnaangcboodcn en door Groot - Brittanje als ongenoegzaam van de hand geweezen was, fielde zekcrlyk den Groot-Brittannifchcn gezant vol koomcnlyk in ftaat:, om met hen het lang gcwenschte vrecdes verbond,zonder verder ujtftel, zyn volle beflag te doen krygen. Dan, het bleek eerlang, dat het den Engelfchen flegts te doen was om de onderhandelingen te rekken en dezelven cindclyk naar elders te verleggen. In plaats van hunnen gezant van de noodige volmagt te voorzien, om den vieede op den voet der wederzydsch goedgekeurde voorloopige vree-  HÏSTORÏE-BESCHRYVING. 69 vreedes-voorwaarden te fluiten , nu alle hinderpaalen uit den weg geruimd waren, vonden zygo ed alle onderhandelingen onder het toezigt van het hof van Frankryk, plotfeling af te breeken. De Groot - Brittannifche gezant gaf op den negentienden van flagtmaand, uit naam van den koning, zynen meester, kennis aan de gevolmagtigde gezanten van den ftaat , dat zyne majefteit, de zaak ryplyk overwoogen hebbende, aan hunne hoogmogenden voorfloeg om, het definitive vreedes-verbond in den Haage of te Londen te fluiten; dat hy ambasfadeur geenzins twyffelde, of de ftaatfche gevolmagtigden zouden hunne hoogmogenden dienaangaande by de eerfte gelegenheid wel gelieven te verwittigen, ten einde den koning, zynen meester, ten fpoedigfte kennis mogt gegcevcn worden van de keus , welke men van eene dier twee fteden zou gemaakt hebben. Tevens was hy gelast om de gezanten op nieuw te verzekeren, dat de koning fteeds volhardde in zynen wensch van de zaaken zo fpoedig ten einde gebragt te zien, als derzelver aart gehengde. E 3 De  7 O VADERLAND SC Hg De ftaatfche gevolmagtigdcn verzuimden niet om tegen deezen zonderlingen voor. flag , waarin de diepe minagting en wangunst der Engelfchen jegens de republiek wederom ten ftcrkfte doórftrafde, in te brengen: dat zy, uit hoofde dat beide mogendheden aan hunne wederzydfche gezanten vohrngt tot de' vrcede tekening ^egeeven haddtn, en ook de zaaken bereids zo verre waren gevoorderd , dat 'er geene nieuwe onderhandeling verder noodig was y niet weinig verwonderd waren over dus. dkarrigen voorflag , die immers tot niets ahders kon dienen, als om de zaak, tegen den WensCn der ftaaten , in het lange te trekken 5 dat dezelve in de tegenwoordige omfhndigheden der republiek gansch gee. nen byval zou vinden, en althans in het minfte niet gefchikt fob een om beide de natiën te verfcöènen en den wederzydfehen band van vriend fchap te vernieuwen. Voor het overige zouden zyn den ftaaten - generaal van dit alles vérllag geeven en derzelver bevelen inwagten. * Dit gedrag dér Engelfchen kon niet ffiisfén van hier te lande eene algemeen© ver-  HISTORIE-BESCHRYVING. 7? verontwaardiging te veroorzaaken. Weli verre van eenige geneigdheid te toonen om hen wederom deezen nieuwen eiseh in te willigen, bleek het terftond, dat'slands ftaaten te onverzcttclyk beflootcn hadden om den vreede onder het toezigt des Franfchen hofs te fluiten, dan dat zy het oor zouden leenen aan eene verlegging der vreedes-onderhandelingen. Ondertusfchen liep het jaar ten einde voordat dienaangaande door alle de gewesten een bepaald befluit genomen, en de voorflag van Groot-Brittanje plegtig van de hand geweezen wierd. Middelerwyl ontving men de aangenaame tyding der bchoudenc overkoomst van 's lands eersten gezant by de dertien vereenigde ftaaten van Noord-Amerika, den heer van Berckel, welke tegen het laast van wynmaand te Philadeiphia aangekoomen was. Terftond na zyne aankoomst had hy den prefident van het congres hiervan verwittigd , en tevens verzogt, dat hem de plaats en de tyd zyns eerften gehoors by de vereenigde ftaaten mogt berigt worden. Eerlang ontving hy ten antwoord, dat dit plegtig gehoor op den laas. E 4 tc:i 7%3> ,  _J78 , Plegtig gi hoor van de persten ftaai fchen gezai by de vere< nigde ftaate Van Noord Amerika. 72 vaderlandsche 3. ten der gemelde maand zou verleend won den te Princc-Town, werwaards het congres , federt deszelfs vertrek van Philadek phia, zyne vergadering verlegd had. Des begaf zig de gevolinagtigde gezant derftaa, ten naar Prince-Town, terwyl hem, op zes mylen afitands van die plaats, eene es, corte opwagtte, van welke hy naar Prince-Town ftaatlyk begeleid wierd. Aldaar aangekoomen, wierd hy, by het uitftap- - pen uit zyne koets , door den geheim* - fchryver der krygs-zaaken en verdere hier- - toe gelastigden van het congres verwei. ■ koomd en geleid naar het verblyf, hetwelk deeze vergadering voor den gezant en vooreen gedeelte zyns gevolgs in gereedheid had laaten brengen. De heer van Berckel vervoegde zig vervolgens by den prefident om denzelven zyne aankoomst bekend te maaken, en alles tot zyn eerste gehoor geregeld zynde, kwamen de opper-opzigter der gemecne middelen en de geheimfchryver der krysgszaaken, door de vergadering benoemd om den Nederlandfchen gezant binnen te geleiden , hem op den. iaasten der maand Oclober, des middags. Te)?-  HÏSTORIE-EESCHRYVINO» 73 verwittigen , dat het congres gereed was i om hem te ontvangen, waar op de gezant, in zyne eigene koets , naar de plaats der vergadering reedt, alwaarhy, benedenaan de trappen, door dezelfde binnenleiders ontvangen en ter vergadering geleid wierd. Binnengetreeden deedt hy aan :de hooge vergadering eene aanfpraak, in welke hy, na vooraf zyn genoegen betuigd te hebben , dat het hem nu mogt gebeuren zig in het midden dier roemrugtige mannen te bevinden, welken de tegenwoordige eeuw bewonderde, en de nakomelingfchap zig tot een voorbeeld van edele vaderlandsmin zou Hellen, de vergadering voorhield, hoe zeer hunne hoogmogenden , zyne meesters , getroffen waren over den gelukkigen uitflag dier grootmoedige poogingen, welken den vercenigden ftaaten hunne vryheid verzekerd hadden, waarom zy hem gelast hadden hen geluk te wenfchen met deverkreegene onafhangelykheid , waardoor zy in den rang der oppermagtige en onafhangeiyke mogendheden gefteld waren. Dan, hunne hoogmogenden vergenoegden zig pdet met loutere gelukwenfchingen aan E 5 & 783'  74 VAOKRLANDSCHE 3-de verecnigde ftaaten: maar, overtuigd, dat eene wederzydfche toegenecgenheid het zekerfte middel was om de geheiligde banden van vriendfchap, waardoor beide mogendheden bereids verknogtwaren, nog naauwer toe te trekken, hadden zy hem bevolen de vereenigde ftaaten te verzekeren van hunne onbepaalde zugt om deeze vriendfchap allezins aan te kweeken en, om alles toe te brengen tot het heil eens bondgenoots , van welken zy zig wederkeeriglyk even welmeenende poogingen beloofden. Hierna overhandigde hy zyne geloofsbrieven , vooraf ten nadruklykfte betuigende van niets te zullen verzuimen om zig het vertrouwen en de goedkeuring der vergadering, midsgaders de agting der Noord - Amerikaanfche natie, waardig te maaken. Na het overhandigen en opleezen deezer brieven van hunne hoogmogenden, beantwoordde de prefident der vergadering da aanfpraak van den nieuwen gezant met eene beknopte reedevoering, waarin hy betuigde , hoe groot genoegen het aan de vereende ftaaten gebaard had een verbond va«, • i koop-  HISTOR!E-BES<" HRYVING. fS", koophandel en vriendfchap met hunnei; hoogmogenden te fluiten, en dat zy thans met niet minder vergenoeging ontvingen de vereerende vricndfchaps-betuigingen dei? ftaaten-generaal en hoogstderzelver welmeencnde gclukwenfchingen over den gewenschten uitflag hunner poogingen ter verkryging en vestiging hunner vryheid en onafhangelykheid. De vereenigde ftaaten zouden alles aanwenden om het vertrouwen en de vriendfchap tusfehen de twee mogendheden,zo veel mogelyk was, te doen toeneemen tot het einde der eeuwen. Voor het overige kon de gezant, bereids voordeelig bekend by de vereenigde ftaaten, verzekerd zyn , dat de benoeming van zyn perfoon denzelven alleraangenaamst was, te meer, doordien zy van zyne bloedverwantfchap de overtuigendfte blyken van hoogagting én vriendfchap ontvangen hadden. De heer van Berkel, na dit ftaatlyk en vereerend gehoor, ter plaatfe zyns woonverblyfs terug gekoomen , wierd vervolgens door de twee opgémelde binnenleiders verzogt op het plegtig middagmaal, hetwelk het congres voor hem had laaten aan-  70" VADERLANDSCHE 178; Vcrfchille uict den Kei zer. i_. regten, en wierd nog op denzelfden dag vereerd met een bezoek van den roemryken generaal Washington, den vóórnaamHen grondlegger der Noord-Amerikaanfche vryheid, die hem verfcheide anderen der voornaamfte legerhoofden van den nieuwen ftaat voorftelde, en van wien hy voorts, zo wel als van het congres, met de uiterfte eerbied en hoogagting bejegend wierd. Terwyl de ftaat aldus in een afgelegen werelddeel overeenkoomftig met zyne waardigheid in zynen afgezant geëerbiedigd wierd , gebeurde er op deszelfs grenzen zeiven een onverwagt voorval, dat in den eerften beginne veel opziens en eene alge'meene verbaazing veroorzaakte , en van gewigtigen nafleep fcheen te zullen zyn. Zie hier wat aanleiding gaf tot dit onvoorziene verfchil met eenen van 's lands magtigfte nabuuren, den keizer naamlyk; een verfchil, hetwelk te ontydiger inviel, uit hoofde dat 's lands ftaaten bereids, zo wel aan buiten - als binnenlandfche zaaken, de handen vol werks hadden, waarom veelen begreepen, dat deeze nieuw invallende ongelegenheid wonder wel gefchikt en misl fchien  HISTORIE-BËSCHRYVING. 77 fchien met opzet berokkend was om der-1 zeiver raadpleegingen over onderwerpen van de dringendfte aangelegenheid , (als thans waren het Huk der vreedehandelingen met Engeland , de naauwere verbindenis met Frankryk, de verbetering van menige voorwerpen betreffende s'lands inwendigen toeftand en ftaats weezen,) te vertraagen en derzelver aandagt of ervan af te trekken , of ten minfte over vermenigvuldigde voorwerpen te verdeelen. Te Liefkens-, hoek, een der ftaatfche forten op de gren-1 zen der Oostenrykfche Nederlanden, alwaar , buiten de kerk, noch kerkhof noch ecnigc gefchikte plaats was om dé dooden te begraaven, was men federt veele jaaren in de gewoonte van de lyken , zo wel die der burgeren als der bezettelingen des forts, ter aarde te beftellen op het kerkhof van den Doel, een dorp aan de Schelde, eene kleine halve myl van Liefkenshoek gelegen naar den kant van Zeeland, en by het Bariere - verbond, in den jaare 1715, door 's keizers grootvader , keizer Karei den zesden, aan de ftaaten afgeftaan. Deeze gewoonte was dus verre onafgebroken en on- roorvaI cj> sk Doel.  78 VADÏRLANDSCH» f7*3 .onverhinderd onderhouden geweest. Op den zeventienden van wymnaand deczes 'jaars vervoerde men wederom derwaards het lyk van een overlecdenen foldaat van de bezetting van Liefkensboek, vergezeld Van eenige gewapende ftaatfche mamchap, gelyk gebruikelyk is hy militaire bcgraa■Venisfen. Op het kerkhof gekoomen zynde, Vondt men aldaar den baiiiiuw, met het gerecht van het dorp, verklaarende niets te hebben tegen het bcgraaven van het medegevoerde lyk , maar wel tegen de %rcrgczcllende gemeencn en onder-officieren van de bezetting van Liefkenshock, wien het, in hoedaanigheid van buitenlandfche •irygslieden, volgens het onlangs vernieuwde bevel des keizers, niet geoorloofd was op deszelfs grondgebied te koomen, waarom hy hen allen arreftcerde. De begraaving van het lyk verrigt zynde , oordeelde zo de gewapende als ongev/apende manfehap van Liefkenshoek zig ongehouden om zig aan dat arrest te moeten onderwerpen, waarom zy, na eenige verdere woordenwisfcling tusfehen den gemclden bailüuw en den majoor van Liefkenshock, die by deeze  HIS TORÏE-BESCHRY VING. 70 deeze •begraavenis tegenwoordig was, we-i der aftrokken, Tien dagen laater ontftond *er een gerugt, dat tegen dien avond in het dorp den Doel een zeker aantal Oostenryksch krygsvolk verwagt wierd , gelyk indedaad ook gebeurde. Ongeveer vier honderd man van deGendfche bezetting kwamen dien zelfden avond in het dorp, en trokken 'sanderen dags,des morgens om agtuuren, regt op Liefkcnshoek aan , met flaande trommels, egtcr zonder vaandels of gefchut. Te Liefkenshoek en te Lillo was men onbewust van het waare oogmerk deezes aantogts; de algemeene vrees was, dat men de . gemeenen en onder - officieren der bezetting van Liefkenshoek, welken by de bovengemelde begraavenis geweest waren, ïwam opeifchen, hetgenevry watontftcltenis in het fort veroorzaakte , alwaar de ganfche bezetting flegts uit twee compagniën beftond, waarvan veelen toenmaals ziek lagen , en veelen ook , met verlof, afweezig waren. Men gebruikte egter de voorzorg van de poort en de barrières naar den kant van den Doel te fluiten, en twee fchildwagten er voor te Hellen. Het Oosten-  80 VADERLANDSCHB tenrykfche krygsvolk tot voor de barrières genaderd zynde , zo liet deszelfs bevelhebber verzoeken , dat men dezelven zou openen om erdoor te trekken, voorgeevende, dat zyn volk den voorgaanden dag een zwaaren marseh had afgelegd , en dat de weg, langs welken hy gekoomen was , te moeielyk was geworden om langs denzelven terug te keeren, beloovende op zyn woord van eer, in naame van den keizer, dat 'er niets nadeeligs mede bedoeld wierd, en dat hy ilegts den dcortogt door de verfchanfingwerken begeerde, waarom het noodloos geweest was de poort voor hem te fluiten. Hierop wierden de barrières geopend , en de doortogt begon; egtcr haalde men de valbruggen op. Het Oostenryksch krygsvolk was vergezeld van eene kar, op welke men eene doodkist had, die met oude matten bekleed en omwonden was. Deeze kar binnen de barrières zynde, wierd agteruit gereeden tot tegen de binnengragt van het fort, en van vooren zo hoog opgeheven, dat de kist van agteren 'er moest afglyden in het water; dog, aan den kant, van wege de ondiepte des  T' ïïISTORIE-BESCHR YVING. gl des waters blyvende Haan , namen de ge. regtdienaars van den Doel het einde van de kist, hetwelk nog op de kar was, op, en wierpen het agter over in het water, zig dus van hunne vragt ontfiaande, waar. na zy de kist ziende dryven , terftond met hunne kar terug keerden, terwyl het krygsvolk aan den anderen kant de verfchanfmgswerken wederom uittrok. Eenige dagen laater zag men de verdere gevolgen van het ongenoegen der regeering der Oostenrykfche Nederlanden, welke zig niet te vreede hield met het opgegraavene lyk op bovenvermelde wyze naar Liefkenshoek te laaten terug voeren.Op den vierden van flagtmaand rukte een detachement keizerlyk voetvolk met flaande trommels en ontrolde vaandels op het fort St. Donaas aan. De Schild-, wagt, willende de intreede van de fchans. beletten, wierd krygsgevangen gemaakt, zo wel als majoor van het fort en deszelfs bezetting , beftaande flegts uit drie man. Den fehildwagt was door de keizerlyken het piftool op de borst gezet met zwaare bedreiging , byaldien hy het F HÜnSr De forten fti" Donaas, St, Paul, en Sf Job, door do Kcizerfchen overmeesterd;  32 VADERLANDS C HE Hl 3. minste gerugtmaakte; vervolgens hadden zy hem en de overige ontwapende manfchap, na hen eenige uuren lang in verzekering gehouden te hebben , wederom op vryc voeten gefield en ongemoeid laaten vertrekken. Insgelyks wierden de bygelegene kleine forten van St. Paul en St. Job door de keizerlyken in bezit genomen. Deeze ondernceming der kcizerfchcn "herwekte niet weinig ontfieltenis op de grenzen en in de nabygelegene plaatfcn. Te Sluis in Vlaanderen wierden terftond de wagtcn aan de poorten verdubbeld, en andere voorzorg gebruikt, om niet onverhoeds overvallen te worden. Eene •menigte ingezetenen des lands van Kadzand kwamen met fchuitcn en ponten naar de nabuurige Zeeuwfche fteden met hunne beste tilbaare have vlugten. Ondcrtusfchen verzuimde het gouvernement der Oostenrykfche Nederlanden niet den ftaaten klagtig te vallen. over het voorgevallene op den Doel, by eene memorie, aan den gevolmagtigden gezant derStaaten te Brusfel, den heere Hop, over-  HISTORiE-BESCHRYVING. §2> Overhandigd op den vierden van Slagtmaand , en dus op den dag zeiven, dat de bovengemelde forten door keizerlyk krygsvolk overweldigd wierden. Egter wierd van dusdaanigen toeleg in deeze memorie in het minste niet gerept. Het gouvernement liet zig in zwaare klagten uit over} het gedrag der ftaatfche bevelhebbers en \ krygslieden ten opzigte der ingezetenen j Van 's Keizers Nederlanden op de ftaatfche J grensfeheidingen: het betuigde vooraf, ten) allen tyde zorgvuldiglyk de zetregels der ' Vriendfchap en goede nabuurfchap jegens de ftaaten iri agt genomen te hebben. „ Niettemin fcheen de republiek zulks niet wederkecriglyk te beantwoorden ; al3, thans, uif een famenloop van omftan5, digheden en bedryven meende het gou,, vernement duidelyk genoeg te kunnen ,., befluiten (ware hetzelve anderzins niet „ overtuigd van der ftaaten wysheid ert regtmaatigheid,~) dat de onderneemingen en buitenfpoorigheden hunner be^ ,, velhebbercn en beampten uitwerkfels j, waren van een opzetlyk befluit om de 3, regten en fouvereiniteit des keizers op F 2 eeni U*2L Nadniklyki lagten valt et Gouverement de» )ostenrykriie Nedermden tegert en majoot an het regitient Vatt  84 VADER LANDSCHS . „ eene opcnbaarc en beleedigende wyze ,, te fchenden en te ondermyncn. Dit ?, wanfchikkelyk gedrag der ftaatfche be- velhcbbcrs was nu onlangs door eene i, venneetene onderneeming wederom „ bevestigd. Een foldaat van de bezet- ting van Liefkenshoek koomt te over„ lyd'en; men neemt het befluit omjlen zei ven te begraaven op het kerkhof „ van den Doel, 's keizers grondgebied; „ dertig manitaatsch krygsvolk, ten vol3, lc gewapend , hebbende aan het hoofd „ den kapitein Manteufel en den lieutenant v,, Hoela, gecommandeerd door den ma- joor van het regiment van Pabst, ver„ toont en zig op den zeventienden van wynmaand met het gekiste lyk op het 5, grondgebied van den Doel; de lieute„ nant-bailluw dier plaats nadert en vraagt hen, of die heeren geene kennis hebben j, van het edicl: des keizers van den twaalf,, den van bloeimaand deezes jaars; of, ,, ingevolge van dien, deeze manfehap „ voorzien ware van een byzonder ver„ lof, hoedaanig vereischt word om „ op het grondgebied des keizers te koo- meii.  HISTORIE-feESCHRY VING $$ De commandeerende majoor antwoordt, i „ dat het edict hem bekend is, dog, dat „ hy van geen verlof voorzien is , en „ zelfs zulks niet noodig had, zig ten „ dien einde beroepende op een voorge„ wend gebruik, bovendien ftaande hou„ dende, dat de Doel in fbuvereinen ei„ gendom aan de ftaaten-generaal der Ver„ eenigde Nederlanden toebehoorde. De „ lieutenant-bailluw verklaart daarop, „ uit naame des keizers, dat hy uit kragte „ der keizerlyke edicten alle de onder of„ ficieren en gemeenen arrefteerde, het „ gene de majoor beantwoort met te ver„ klaaren, dat hy zyne onderofficieren en „ foldaaten niet op den Doel zou laaten , „ maar dezclven met zig naar Liefkens„ hoek terug voeren, na dat het mede„ gebragte lyk zou begraaven zyn, ge„ lyk hy ook indedaad deeze bcgraaving „ met alle krygs-eer voor den ovcrleede.„ nen doet ten uitvoer brengen, waarna „ hy naar Liefkenshock terug keert." Met een woord , de ftaatfche commandant met zyne onderhebbende manfehap hadden zig volkoomenlyk in dier voege F 3" §c* 7Ak  86 VADERLANDSCHÏ» gcdraagen, als of de Doel het onbetwist grondgebied der republiek geweest ware. Uit deeze klagten bleekten allerklaarfle het verregaande misnoegen van het gouvernement der Oostenrykfche Nederlanden tegen den ftaatfchen bevelhebber, die voornaamlyk daarop gefteund had, dat het dorp de Doel flaatsch grondgebied was, het gene van de Oostenrykfche zyde ten nadruklykfle ontkend wierd. Deomftandigheden, welken dit voorval vergezelden, wierden door het gouvernement insgclyks ten zwaarfte opgenomen. Her oud gebruik, waarop hy zig beroepen had , wierd door hetzelve afgefchilderd als eene opéénvolging van uitdrukkelyke fchendingen van 's keizers onbctwistelyk grondgebied. De omftandigheden, die deeze begraavenis vergezeld hadden, wierden door hetzelve in zodanig dagligt gefield, als of dezelven met opzet en moedwillig uitgedagt waren om de beleediging flerker te maaken. Uit dit alles befloot het gouveiv nement, dat 's keizers onwederfpreeklyke regten en deszelfs waardigheid op eene verrei  HISTORÏE-BESCHRYVTNG. 8? verregaande wyze gefchonden en gehoond ij waren geworden. Niettemin vond het gouvernement goed om den gedaanen ftap, naamlyk van de terugvoering van het begraavene lyk naar Liefkenshock, en het werpen van hetzelve in de gragt van het genoemde fort, in tegenwoordigheid van den officier van het geregt der plaats, alwaar de ftaatfche maru fchap befchuldigd wierd 's keizers oppermagtigheid moedwillig gehoond en gefchonden te hebben, hierdoor te verdeedigen, dat het zig door eene (gelyk het zig uitdrukte) vooroverlegde beleedigende en verfoeielyke daad , die in haaren aart en omftandigheden zonder uitftel eene gelyke repreiaille vereischte, gedwongen gevonden had tot zodanige maatregelen. Des verwagtte hetzelve van de rcgtmaatigheid der ftaaten-generaal, dathoogstdczelvcn, in aanmerking neemende de ondernomene aanranding van den fouverein. der (Oostenrykfche)Nederlanden,deezen fmaad zouden uitwisfehen door eene on, verwylde fatisfaftie, welke 's keizer^ gezant by de ftaaten generaal, de baron van F 4 Rd' 'Ml  Verdere klag ten van Iie GouvernetDent , de Posrenryfc fclie Nedei landen 88 VADZRLANDSCHE fchach, reeds gevorderd had, en waarvan 's keizers gcvohnagtigde gezant in de Nederlanden insgelyks gefproken had met den ftaatfehen gezant aan het hof van Brusfel :• anderzins zou zyne keizerïyke majefteit het voorgevallene,natuurlyker wyze,aan de oogmerken van eene weezenlyke bet leedigende aanranding moeten toefchryven. By deeze klagtcn tegen den commandeerenden majoor liet de regeering van /s keizers Nederlanden het niet berusten, „ Haars oordeels, bleek het van alle kan- ten , dat men , van de zyde der ftaa„ ten , niet alleen weinig bezorgd was „ om 's Keizers fouvereiniteit naar behoo3, ren te eerbiedigen , en hoogstdeszelfs „ gunft en geneegenheid jegens de repu„ bliek der Vereenigde Nederlanden aan „ te kwecken, maar bovendien, telkens „ blyken gaf van minagting voor zyne „ keizerïyke majefteit. Immers hadden „ de ftaatfche bevelhebbers t^naar voor„ geevcn van het gouvernement) by aan- houdendheid geregtlyke bedryven op p 's keizeïs Nederlandsch grondgebied 2? uit-  HIST0R1E-EESCHRTVING. 89 „ uitgeoefend met hoogstdeszclfs onder-1 „ daancn te arrcfteeren of hen met arre„ fleering te bedreigen. Op dit grond, „ gebied hadden de ftaatfche fol- daaten blyven vertoeven, zonder eerii* „ ge eerbied te tooncn voor 's keizers plegtiglyk en by herhaaling afgekon„ digd verbodmenigmaalendiad men ook den flaatfchen gezant by het hof van 3, Brusfel deswegens onderhouden in ge„ val van arrefteering van ftaatfche onder- officieren en gemeencn, die zonder „ verlof zig op 's keizers grondgebied be„ gecven hadden, gevallen, waarin de „ toegeevendheid van het gouvernement der Oostenrykfche Nederlanden altyd .„ had uitgeblonken, hebbende hetzelve „ telkens de ftaatfche bevelhebbers laatcn „ verwittigen van den inhoud van 's kei- zers edicten. Nu kon het gouverne„ ment niet afzyn van den ftaaten onder „ het oog te brengen, dat 's keizers reg„ ten , welken , ten tyde van wylen 3, hoogsdeszelfs doorlugtige vrouwe moe„ der , als verbindenisfen waren aanges, merkt geworden , niet meCr geëerbieF 5 digd 783.  J2M 00 VADERLASTDSCHE : „ biedigd wierden, en dat de overtree„ ding van dezelven handtastelyk de ovcr„ hand genomen had. Men vergaapte „ zig, van den kant des ftaatfchen krygs„ volks , aan herhaalde wanbedryven ; „ men ftclde geene middelen in het werk om alle opkoomendc zwaarigheden dicn„ aangaande voor goed uit den weg te „ ruimen. De klagten deswegens blec,, ven menigwerf onbeantwoord; de ant5, woorden der ftaaten waren onvoldoen* „ de en louter verwylende. Des oordeelde het gouvernement, gelast met de ftrenge handhavening der meergemelde keizerïyke bevelen , en verpligt om deszelfs regten en waardigheid behoorelyk te doen eerbiedigen, thans, ter gelegenheid van den moedwil, waaraan de bezetting van Liefkenshoek zig had pligtig gemaakt , zig openhartig by hunne hoogmogenden te moeten vervoegen, tevens verklaarende, dat 'er, betreklyk tot 's keizers onbetwistelyke regten , geene toe. geevelykheid kon gebruikt worden, kun* nende voor het overige het gouvernement cïe bevelen', federt langen tyd aan de ftaatfche  H IS T O RI E-EESCRYV ING. 01 fehe bevelhebbers gegeeven van zig over-] cenkoomstig met 's keizers regten te gedraagen, geenzins ftremmen. Behalve deeze klagten bragt de regee' ring der Oostenrykfche Nederlanden haare bezwaaren in tegen de beampten der ftaaten, die de bieren en cetwaaren, welken van Antwerpen en deszelfs omtrek en langs de fchelde naar de bewooners der polders van Braband, 's keizers grondgebied, en dus van hoogstdeszelfs onderdaanen tot hoogstdeszelfs onderdaanen , vervoerd worden , ondier bedwang van belastingen bragten, alleenlyk uit hoofde dat gemelde waaren den weg van Lillo moeten pasfeeren. Het gouvernement vond het onbegrypelyk en beleedigend , dat de ftaatfche amptenaaren regten afvorderden voor eene loutere voorbyvaart over de Schelde, en zulks van zodaanige waaren, welken niet alleen niet worden gelost, maar zelfs zondervertoe-* ving aldaar voorby gevoerd worden. Wy* ders klaagde het gouvernement over het •gedrag van den bevelhebber van Lillo , en oyer een foort van Hollandsen fchip,; Lhct -83.  hetwelk op de Schelde ten naaste by tegen over het fort lag, vorderende men aldaar federt eene maand eene nieuwe belasting van 's keizers onderdaanen, welken men voor iedere visfchers-fchuit, ie•deren keer dat dezelve heen en weder pasfecrde, tol deed betaalen, zelfs met bedreiging van , in gevalle deeze nieuw uitgedagte belasting niet betaald wierd, de vaartuigen met deszelvs manfchap te doen in beflag neemen, en ze in Zeeland pptebrengen. Voor het overige gaf het gouvernement niet onduidelyk te kennen, dat het gedrag der ftaaten, ten opzigte der voorheen rneermaalen gedaane klagten des gouvcrnements, welken byhen weinig in agt fcheenen genomen te worden, en, zonder eenige er op gegeevene voldoening, floepende gehouden wierden, aanleiding gaf tot deeze wanbedryven. „ Immers hadden, onder anderen, de klagten van het gouvcr„ nement over den flap van den bevcl„ hebber van Lillo , van naamlyk zyne „ bezettelingen te hebben laaten cxercecj, ren op een terrein, gelegen buiten de grens.  HTSTORïE-BES CHRYVING. 03 „ grenspaalen der verfchanfmg-werken, en „ ontegenzcggelyk behoorende tot het „ keizerlyk grondgebied, offchoon eene „ fchcnding deszelvengrondgebieds,geen „ ander gevolg gehad, dan een antwoord „ der ftaaten, door derzelver gezant op „ den twintigften van zomermaand des „ jaars 178a aan de regeering der O os„ tenrykfche Nederlanden overgegeeven, „ hetwelk zelfs den bevelhebber fcheen te „ verontfchuldigen op allezins onaannee„ melyke voorwendfelen , hebbende da „ ftaaten toen tevens beweerd , dat het „ grondgebied der republiek aldaar zig „ verder dan de verfchanfing-werken uit„ ftrekte, en zelfs verzogt, dathetgou„ vcrnement het uitgegeeven verbod van „ op het voorgemelde veld de bezetting „ in den wapenhandel te oefenen, geliefde „ in te trekken". Het gouvernement befloot zyne vertoogen met uitdrukkelyk te verklaaren, dat het geene bezitting of grondgebied der 'ftaaten , buiten de paaien der verfchanfmgen, erkende, zo min ten aanzien V«U3 [783.  94 VADERLANDSCHÈ . van het fort Lillo, als van andere nabuü. rige fterkten der ftaaten, hebbende het zelve zig wyders genoodzaakt gevonden om het meergemelde verbod aan het ftaatfche krygsvolk, van gewapend op den kcizerlyken bodem te verfchynen , weder te bevestigen, met bevel om de ftaatfche onder-officieren en foldaaten , die zig tuiten de verfchanfing- werken dier fterkten zouden mogen bevinden, te arreftee*en , naardien het gouvernement geen ander regt kon erkennen dan de onwerlerfpreekelyke regten van den keizer, waarop geene inbreuk hoegenaamd kon gedoogd worden , noch uit hoofde van voorgewende gebruiken of gewoonten, noch uit hoofde van onderftellingen van eigendom, welk alles men van den kant des keizers voor niets anders kon aanzien, dan voor openbaare fchendingen van hoogstdeszeïfs grondgebied. Voorts vertrouwde hetzelve van der ftaaten regtmaatigheid en wysheid, dat dezelven aan het gouvernement eene fpocdige en'volledige voldoening zoude verfchaifen, en van  RISTORIE-B ESC8RYVING. 95 van hnnne kant niets veronagtzaamen om , houdenis dier bezittingen te verzeke„ ren? Althans, hoogmogende heeren ! li het betaalen van fchattingen aan de InI 2 d«>  132 VADERLANDSCHE . „ difche vorsten, het voldoen van deeztf ,, en dergelyke voorwaarden , waaraan „ 's maatfchappy's verblyf en handel in Indië is onderworpen, het waaken te,, gen vreemden indrang en onderkruipin,, gen, het bewaaren en verdeedigen der „ landen, dit alles zyn zaaken, welken „ door de particuliere handelaars niet „ kunnen verrigt, nog aan hen betrouwd „ worden." Na in deezer voege de onbeftaanbaarheid der vrye vaart op de Oost-Indiën aangetoond te hebben, brengen bewindhebberen den ftaaten onder het oog , hoe grooten overvloed van penningen de maatfchappy langs verfcheide wegen in 's lands fchatkist uitftort. Zou dan niet de nakoomelingfchap in de gedenkboeken der republiek met verbaasdheid leezen, dat men eene maatfchappy , die alleen aan uitgaande en inkoomende regten dagelyks meer dan duizend guldens opbrengt, (en, wanneer men de gezamenlyke land- en ftadslasten by den anderen rekent, jaarlyks, meer dan een millioen, zo dat hetgene door de maatfchappy federt haare opregting in diei  HISTORIE-BESCHRYVING. 133 dier voegen betaald geweest is[, ver bo-i ven de honderd millioenen guldens beloopt,) eene maatfchappy, die gevolglyk voor den bloei, ja voor het geheelc weezen der republiek zo allernoodzaakelykst is, door gebrek van den noodigen byftand geheel had laaten verlooren gaan ? Zou de nakoomelingfchap zig niet hooglyk beklaagen over den ondergang der maatfchappy, wanneer zy, de oorzaaken van den vervallenen Haat, waarin zy de re* publiek gebragt zou zien , overweegende, bedenken zou, dat, hoe verbaazend groot de voorgemelde fom van verre meer dan honderd millioenen guldens ook moge weezen, dezelve niettemin gering is, zo men daarmede .vergelykt die ontelbaare fchatten, welken het land geduurende dien tyd, offchoon indirect., egter daarom niet min weezenlyk heeft genooten van alle ingezetenen, welken hunne welvaart of geheel of ten deele aan de Oost Indifche maatfchappy verfchuldigd zyn ? Vervolgens gaan de bewindhebberen over tot de opgaaf der overgroote fchaaden, door den invallenden oorlog met het I g Groot- Ü2:  134 VADERLANDSCHE 1783 . Groot-Brittannifchè ryk haar toegebragt. Het agterblyven der retourfchepen alleen had aan de maatfchappy een gemis van een-en-veertig millioenen veroorzaakt. Zodra was de oorlog niet uitgebarsten,of het bleek, dat eene menigte van lieden in de verlegenheid deelden , die de bewindhebberen hadden, dat de uitkoomst van dien oorlog noodlottig voor de maatfchappy zou zyn. Het fcheen , als of men eikanderen het woord gegceven had, om, by den eersten oogenblik der vreedcbreuk tusfehen de republiek en GrootBrittanje , de by de maatfchappy uitftaande gelden terug te eifchen ; ook bleek het daaruit ten klaarfte, dat de bedugthcid voor de gevolgen, van den oorlog eigcnlyk het credict der maatfchappy aan het waggelen had gebragt. De voort-, duuring van den vreede daarentegen zou eene goudmyn voor haar geworden zyn. Immers werkte men , .in het tydgewrigt; van de vreedebreuk zelf, reeds aan een ontwerp om uit de belemmeringen, welken de .handel der Engelfchen in de OostIndien in gevolge der krygs-onlusten moest pn-.  HISTORIE-BESCHRYVING I 35 ondergaan, voor de maatfchappy de groot- r He voordeden te' trekken. Haar agterweezen hier te lande had daardoor ongetwyfeldfterk moeten minderen; zy had alsdan door verdere aflegging van fchulden, na verloop van twee of drie jaaren, aan het einde haaren reekening een buitengewoon voordeelig flot gevonden. Sedert de laaste jaaren zelfs , verklaarden bewindbebr beren, waren de zaaken der' maatfchappy geenzins agteruit gegaan; integendeel was de ftaat der maatfchappy hier te lande federt 'het jaar 1760 tot het jaar 1780 , en dus in den tyd van twintig jaaren, met eene fom van cen-en-tagtig tonnen gouds verbeterd geworden. De handel der maatfchappy was insgelyks verbeterd door het wcrkftellig maaken van een wel beredeneerd ontwerp om den omflag der compag. nie op haare kantooren in te trekken, en dezclven, door eene vermindering in het getal én in den rang haarer dicnaaren, op een min kostbaaren voet te brengen. De bewindhebberen verklaarden wyders gereed të zyn, om, ter ftaaving hunner verzekeringen, aan de ftaaten alle hunne I 4 boe.  I36 VADERLAHDSOHE boeken, alle hunne geheimfte papieren open te leggen j uit dezclven zoublyken, dat de tegenwoordige verlegenheid der maatfchappy eeniglyk en alleen uit den jongst afgelcopen oorlog gefprooten was, Hoe hard moest het haar dan vallen het flagtoffer te moeten blyven vaneenenoorr log, waartoe zy, fa geenen opzigte hoegenaamd, niet de minste oorzaak gegeeven had? Aangetast doorvyandlykevloo, ten, uitgerust ten kosten niet van de Oost-, Indifche compagnie in Engeland, maar van het ryk zelf, hadden daarentegen haare fchepen geene befcherming van den ftaat genooten. En zou de maatfchappy, die thans, wilde zy ftaande bly ven, haare poogingen moest verdubbelen om haaren handel met den meesten fpoed voort te zetten, en om dc voortbrengfelen van Indië , waarmede haare magazynen te Batavia nu overlaaden waren, van daar te doen. af, haaien, ook van den onderftand, dien zy tot deeze zo gewigtige eindennoodighad, verftoken worden geiaaten! Zou men alsdan ooit kunnen vergeeten op het punt geftaan te hebben van het financieel ver» fflOgCQ  HÏSTORIË-BESCHRYVÏNO. 137 mogen der maatfchappy in eenen zo gunstigen ftaat te herftellen , als haar fcdert byna eene halve eeuw niet gebeurde, en midsdien haaren voorigen luister en bloei te zien herleeven ? Vervolgens ontvouwen bewindhebberen met allen nadruk de zwaare verliezen, aan welken de vermindering van de waarde der actiën der maatfchappy zo menige lieden, en met naame de armbezorgeren, welken uit deeze fondfen hunne befchermelingen grootendeels onderfteunen, ftondt bloot te ftellen, byaldien de maatfchappy niet fpoedig in ftaat gefield wierd om het hoofd wederom op te beuren, verders 's lands flaaten te binnen brengende, hoe menigwerf zy reeds op deezen onontbeerelyken onderftand hadden aangehouden. Bereids op den negentienden van wynmaand des jaars 1781 hadden de flaaten goedgevonden, om, ter vergoeding van de zwaare lasten, die de maatfchappy had moeten draagen, voor dezelve aan te wenden zodaanige buitengewoone en kostbaare middelen van befcherming, als hunne hoogmogenden gepordeeld hadden dat door den ftaat ten l g dien&s  T38 VADERLANDSCHE •dienste der maatfchappy behoorden te worden in het werk geftéld; dan , een onvoorbeeldig gebrek aan bootsvolk had te wege gebragt, dat deeze byftand van geen gevolg was geweest. Des hadden de ftaaten beflooten, dat, ter vergoeding dier kosten , de maatfchappy van het land zou ontvangen eene fom van ƒ2294400; dog, tot op het tegenwoordige oogenblik toe, getuigden bewindhebberen , hadt zy daarvan,, niet meer genooten dan de fom van ƒ1337800 -6, zynde dit het bedrag van het aandeel der provincie van Holland, zodat, zonder den onderftand van die provincie , waarvan alleen de daadlyke fubfidien in gelde ver boven dc agt en-dertig tonnen gouds beliepen , de maatfchappy het nu reeds zou hebben moeten opgcevcn, in weerwil van alle de door haar gedaane negotiatiën. Den derden van zomermaand des loopenden jaars hadden bcwindhebberen'een onderftand van veertien millioenen guldens gevraagd; dog, zy waren tot nog toe met geene de minste penningen geriefd geworden. Vervolgens had de prefidiale katner der maatfchappy, by haare  HT-5-T ORIE-BESCHRYVlNG. I39 haare vertoogen van den dertienderi van hooimaand en van den een-en-twintigsten van oogstmaand jongstleeden , wederom op den verzogten onderftand aangedrongen en tevens verklaard, dat het oogenblik voor de deur ftoud , dat bewindhebberen den Indifchen handel zouden moeten laaten vaaren, ten ware de ftaaten tusfehen beiden kwamen door eene daadlyke provifioneele uitreiking van ten minste twaalf tonnen , en door bcwindhebberen gerust te ftellen, dat zy nog dit jaar door de ftaaten tot het dryven van hunnen handel zouden voorzien worden van eene genoegzaame fom van penningen. Des had het aan geene aanhoudende en verschuldigde poogingen van den kant der bewindhebberen gemangeld, Ten befluite hunner tegenwoordige vertoogen drongen zy dezclven in de volgende opmerkelyke en allernadruklykste bewoording aan: „ Thans, hoogmogende hecren! moet , het hooge woord 'er uit." „ Bcwindhebberen en beeedigde hoofd„ participanten zouden het, noch voor het j, vaderland, noch 'ook inzonderheid voor » het  Uil 140 VADERLANDSCHE • M het lighaam der participanten, wier ei„ gendommen wel onder het oppergezag van uwe hoogmoden, maar egter alleen door derzelver eigene wapenen, buiten ,, kosten van de republiek, zyn verkree„ gen, verantwoorden kunnen, indien zy „ voor uwe hoogmogenden bedekt hiel,, den , dat, zo de maatfchappy van de hulp van uwe hoogmogenden langer blyft verftoken, en zy niet, reeds voor de helft van de maand December eerst3, koomende, door uwe hoogmogenden „ word bygeftaan met eene fom van agt j, millioenen guldens , 'er niet één eenig „ van de zeven fchepen, die tegenwoor3, dig by de prefidiale kamer van Zeeland 3, in equipage liggen, met de voor Indië „ zo hoogstnoodige gelden zal kunnen „ vertrekken ,• waarvan , hoogmogende „ heeren! (wy zeggen het andermaal met „ ontroeringe) het verlies van compag„ nie's bezittingen in Indië eindelyk het „ treurig gevolg zal moeten weezen." „ Uwe hoogmogenden weeten, dat het „ vertrek van voormelde fchepen, zo uit „ hoofde van hoogstderzelver orders, als is tot  AIS TORIE-BESCHRY VING, 141 „ tot voorkooming van het gevaar van „ ysgang , uiterlyk tot den voorzeiden f, tyd van den vyftienden December mag „ worden opgehouden." „ Of de maatfchappy door de affchry,, vingen, die aan haar van het product, der „ verkoopingen zullen worden gedaan, „ haare verrigtingen en betaalingen hier „ te lande tot den eerflen January 1784 „ zal kunnen gaande houden) zulks dur„ ven wy uwe hoogmogenden geenzins verzekeren ; maar wel, dat, zo de ,, compagnie niet voor den vyftienden Ja„ nuary aanftaande , op nieuw , boven „ de voorzeide provifioneele fnbfidie van „ agt millioenen guldens, nog met eene „ fom van vier millioenen guldens word „ geriefd, die ongelegenheden , welken „ by bewindhebberen nu zo lang gevreesd, „ en door hen aan uwe hoogmogenden „ herhaalde maaien op het nadruklykfte „ voorfpeld zyn , alsdan daadlyk plaats „ zullen hebben, voor welker gevolgen „ zy alsdan niet zullen kunnen aanfpraak„ lyk weezen." „ Bewindhebberenen beëedigde hoofd-  T42 vadereandsché: j. „ participanten verzoeken nu op het oot> Ü moedigfte., ten fpoedigften het befluit 5, van uwe hoogmogenden op deeze hunne „ voordragt te mogen verneemen 5 en , >, indien uwe hoogmoogendcn tot de voor5-, zeidc provifioncelc fubfidien verftaan, ,, in voege dat dezclven aan demaatfchap„ py op de voorzeide gefielde termynen ,, daadlyk werden uitgereikt, (eene zaak „ waarvan alles afhangt,) dat hoogstde' „ zeiven alsdan aan bewindhebberen de „ noodige kennis gelieven te doen gee* „ ven, tegen wat tyd uwe hoogmogen„ den de maatfchappy met een nader ont„ zet van penningen zullen kunnen te 5, hulp koomcn." „ In allen geval zyhet bewindhebberen 3, en beëedigden hoofdparticipanten geoor* h loofd, om met den meesten eerbied, „ dog tevens met een gepasten aandrang* „ van uwe hoogmogenden te verzoeh kcn * zo aIs zy de eer hebben zulks te „ doen by deezen, om, na dit uitvoerig „ vertoog,hetgenc zy nu tenIaastenmaa* le in den fchoot van hoogstdezelvan Ï3 brengen , verklaard te worden voldaan te  ■ HISTORIE-BESCHRYVTN-G, I43 ,, te hcbbefi aan hetgene zy omtrent de „ republiek in-het algemeen, en het ge„ zamenlyk lighaam der participanten in „ het byzonder fchuldig waren, ten ein„ de , welk ook het lot moge weezen, „ hetgene der maatfchappy zy befchoo* „ ren , bewindhebberen en beëedigde ,, hoofdparticipanten altoos zouden kun„ nen zeggen : wy hebben in deezen onzen ,, pligt gedaan! " By dit wydluftig en allerdringendst vertoog hebben wy te langer Uil geftaan, uit hoofde dat in hetzelve eensdeels de bedenkclyke toeftand der Oost-Indifche maatfchappy , de fteun des vaderlands en de rykste bronader van.deszelfs welvaart, met alle naauwkeurigheid en nadruk aan's lands ftaaten ontvouwd word, en anderdeels de noodlottige gevolgen ten duidelyksten worden aangetoond, die eene veronagtzaamde of flaauwe behartiging van derzelver belangen voor den ftaat ontegenzeggelyk moet met zig fleepen. Middelerwyl hadden bewindbebberen ter kamer Amfterdam zig, op den agttienden van flagtmaand, insgelyks aande wethouderfchap dier ftad 1783.  144 VADERLANDSCHI Slïli Gevolgen van de vertoogen dei O. L C. by misfive vervoegd, waarin zy aan dezelve kennis gaven van het bovengemelde vertoog , hetwelk , van wege de OostIndifehe maatfchappy , eerstdaags aan de flaaten generaal ftond ingeleverd te wor den. Bewindhebberen verzogten de re_ geering der ftad Amfterdam, om ter vergadering van Holland haare poogingen tot het fpoedig inwilligen van den gevraagden onderftand wel te willen aanwenden, en! ten dien einde haare afgevaardigden ter dier vergadering van den noodigen last te voorzien. De Amfterdamfehe wethouderfchap befloot niet alleen tot het toe-* liaan deezes verzoeks der bewindhebber ren , maar vaardigde daarenboven , op den vier-en-twintigsten derzelfde maand * eene circulaire misfive af aan de onder* fcheidene leden der vergadering van Holland , waarby zy het gedaane verzoek der maatfchappy nadruklyk onderfteunde, en op eenen onverwylden onderftand aandrong. De flaaten van Holland het vertoog der bewindhebberen in overweeging genomen hebbende, beflooten op den vyfden van wintermaand deszelfden jaars, om pro'  HISTOUIE-BESCHRYVING. ï^j pre i ronsel te arresteeren eene ncgotiatie van agt millioenen guldens ten behoeven der Oost-Indifche maatfchappy , verders goedvindende, dat hunne gemagtigden tot het pcrfbnccl befoigne deezen betreffende, (welken reeds op den dertigflcn van wynmaand een omftandig rapport wegens de verlegenheid der maatfchappy uitgebragt, en tevens een ontwerp tot verbetering van het beftuur van derzelver zaaken aan hunne cd, gr. mogenden ingeleverd hadden ,) zouden worden vei'zogt j om dit werk nader by de hand te neemen, en de mid'delen te ovenveegen , welken best tot redres zouden gefchikt zyn, zo diegenen , welken van hunnentwege daartoe reeds waren voorgeflagen, als die hen op nieuw mogten voorkoomen of aan de hand gegeeven worden , en hierop hunne edele groot mogenden , zofpoedig clocnlyk, te dienen van hunne nadere aanmerkingen en advies. Ook namen de flaaten van Holland het volgende befluit: dat, ten einde de vastAelling der redresfen niet zou worden afgefcheiden van de finaale dispofitie hunner edele groot-mogciidcn in deezen, bewindhebbcren der maatfchappy K zou-  I46 VADERLANDSCHE ■ zouden gehouden en verpligt zyn, om, by agterlaating dier redresfen, dc penningen , welken voor haar opgenomen zouden worden, uit het montant der provenuen van hunne allereerste retouren af te losfen en te rug te geeven. Dan, hoe gunstig dit befluit der ftaaten van Holland voor de maatfchappy zyn mogte , was zulks nogtans geenzins toereikende om haar uit den tegenwoordigen nood en verlegenheid te redden, waartoe een onmiddelykc onderftand in gereeden gelde gevorderd wierd, dien zy uit de te negotieerene penningen niet zo fpoedig kon vinden , als zy denzelvcn benoodigd wasDit noodzaakte de maatfchappy om zig op nieuw aan 's lands ftaaten te vervoegen, met uitdruklykc verklaaring : dat indien men haar met gecnen daadlyken onderftand van gerecdc penningen geliefde te hulp te koomen, zy zig alsdan in de droevige nood, zaak zou gebragt zien, om, met het midden van wintermaand, alle haare betaalingen te moeten ftaaken en doen ophouden. Deeze ernftige betuiging was dan eindelyk ook van dat gevolg, dat de provincie van Holland befloot om dc maat- fchap  Hl STORIE-B E's CïïRYVING, i47 fchappy met eencn onderftand van een millioen guldens in gereedcn gelde by te ftaan, welke fom uit de ncgotiatie der voorgemelde agt millioenen zou terug gcgcevcn worden. Ook bcfloot deeze provincie haare afgevaardigden ter vergadering der ftaaten-generaal te gelasten 'om ter dier vergaderinge aan te dringen, dat aan de maatfchappy terftond een onderftand van vier millioenen guldens opgefchootcn wierd. Dit befluit der ftaaten van Holland ter tafel der generaliteit ge. bragt zynde, beflootcn hunne hoogmogenden op den vyftienden van wintermaand , om de maatfchappy de gemelde vier millioenen guldens te verftrekken , mids dat bewindhebberen aannamen om deeze penningen terug te geeven uit de negotiatie der agt millioenen, ten behoeven der maatfehappyby Holland geopend , in gevolge het befluit door die provincie op den vyfden van wintermaand genomen, en daarenboven, dat de ftaaten van Holland voor het flipt naarkoomen deezen voorwaarde inftonden. Des wierd'de maatfchappy van 's lands ftaaten by ge. Haan met vyf millioenen guldens van dé K z door  Jlll- Lj.3 VADERLANDS CHÉ agt, die ten haaren behoeven opgenomen Honden te worden: de overige drie millioenen guldens ftonden haar ongetwyfeld door de byzondere dcclneemers in deeze geldleening eerlang verflrekt te worden.'Er viel nu niet aan te twyfclch, of deeze allezins voor het vaderland zo hcilryke maatfchappy zou bchoorelyk in ftaat worden gefield om haar crediet te onderfleuncn , en om, door den onderftand der veertien millioenen om aan dc eifchen der regeering van Batavia te voldoen en door dien der drie millioenen voor het bewind der Kaap dc Goede Hoop, haare zaaken op eencn beftendigen voet te handhavcnen en voort te zetten. Ondertusfchen ontbrak het niet aan dezulken, welken , dit nadruklyk vertoog der maatfchappy uit het ongunstigst oogj punt befchouwende , het daar voor hielden, dat zy te veel vcragterd was, om door zoduanigen onderftand haare verloopene zaaken te kunnen herftellen en zig op een beftendigen voet te kunnen handhavenen. Zy meenden uit deeze omftandige memorie te kunnen opmaaken, dat de maatfchappy door den jongst afgeloopenen kry$  H I S T O RI E - B E S C IIR Y VI X C. 140 kryg mot ccn fchuld van 88i of zelfs van 983 millioenen bezwaard was geworden. Niettemin bleek het uit dc opgaavert zelvcn, dat zy geene grootcre agterftaUen had dan ongeveer 42 of 43 millioenen, hieronder zelfs de zo even vermelde agt millioenen fchuld begreepen , waarvan het inkoómen haarcr koópwaa'rcn uit de Oost haar eerlang zou in ftaat te ftollen om • een aanzienlyk gedeelte af te losfen. Het bleek derbalven genoeg, dat de omftandigheden der maatfchappy geenzins van dien aart waren , dat men, uit hoofde van haare tegenwoordige verlegenheid en van het vraagen van den mcergemeklenonderftand,aan de zekerheid baars beftaan bereids had te wantrouwen. Haar gewoone handel en fchcepvaart herftcld zynde, moesten immers ook, binnen weinige jaaren, de fchaaden, haar in deezen oorlog toegebragt, vergoed worden, vooral indien door gepaste middelen tydig gezorgd wierd ,dat dc onbelemmerde vaart in de Iiv difcheZeeën,den Engelfchen by dc voorloopige vrecdes-voorwaarden toegcflaan, door dezclven niet ter verderving van haaren koophandel, misbruikt wierd, Dan, niet M .3 min r?8g. Staat deï ' >ost-Indifche .ompajmc.  £Zi3 I50 VADERLANDSCHE .min noodzaakelyk was het een verder verval dier aanzienlyke maatfchappy te verhoeden, door dc in derzelver algemeen bellier allengs ingekioopene' misbruiken eindelyk uit den weg te ruimen, cene bctragting, die federt geruimen tyd de aandagt van 's lands vaderen veftigde , en welker aanbelang den regtgcaarten vaderlanden hoop gaf van deeze ingekankerde inw «:dige gebreken, waaraan het langzaam verval der maatfchappy vooral moest toegefchreevcn worden, ten eenigen tyde ten gronde uitgewortcld te vinden , en dus de maatfchappy, welke in vroegeren tyd vermogend genoeg was om den ftaat met een aanzienlyken onderftand van penningen te onderfteunen, en nu federt verfcheide maanden ter eigene redding op byftand aanhield, in haaren voonnaaiigen luister en bloei herfteld te zien. Dusdaanigen keer namen dc herhaalde vertoogen der OösMndjfcbe maatfchappy met het einde deezes jaare. Wy keeren nu weder terug tot het verhaal der overige gebeurtenisfen des vaderlands geduu* rende dc laa&te maanden deszelfden jaars, op  Hl STORIE-EESCHRYVING. 151 op welks einde het verfchil tusfehen den J erfftadhouder en de ftad Alkmaar, hetwelk nu geruimen tyd geduurd had, vry wat gerugt maakte. Reeds op den vier en twintigften van fprokkelmaand dcsloopcn-, den jaars had de vroedfehap dier ftad, met de aanzienlyke meerderheid van byna alle derzelver leden, een befluit genomen, hetwelk in geenen deele den erfftadhouder fmaakte, naamlyk, dat'er, voortaan niet meer eenige nominatie zou gemaakt worden tot de begeeving der ampten van burgemeesteren , fchepencn , the laurier en vroedfehappen der ftad , om daarop de verkiezing van den ftadhouder of van iemand anders te verwagten. Tevens befloot de wethouderfchap, dat geene recommandatieH of aanbevelingen tot vervulling van ampten of commisfien, ftaande ter begcevinge der regcenng, verzogt of ontvangen zouden worden, maar dat dc bovengenoemde ampten, overeenkomstig met de handvesten, voorregten en octrooien van dc ftad en derzelver burgery, door de vergadering zeiIs: 4 ve> 738- . GefchilléB tusfehen den prfTtadhotider en de Stad Alkmaar.  t52 VADERLAND S O H E vc, als dc burgery baarer ftad vertegen? Voordigcnde , by directe aanftelling zou^ den worden bcgecven. De vroedfehap grondde haar regt op de aaloude handvesten en octrooien der fla<£ Ten aanzien der vrye en eigene aanftelling van burgcmecsteren, fchepencn cn thefaurier, beriep dc Alkmaarfche wethouderfchap zig op het handvest van vrouwe Jacoba van Beieren, gegceven den elfden van grasmaand des jaars 1426; en op de acte van bevestiging van hertog Philips van Bvw;goiidi'ê van den zes-cn-twintigftcn van lentemaand des jaars 1450, alsmede op de octrooien der ftaaten van Holland cn Westfriesland, verleend den negenden van wintermaand des jaars 1650 , den agtienden derzcifde maand in den jaafe 1669, en den zes-en twintigften van bloeimaand des jaars 1728, Opzigtlyk tot dc aanftelling tot raad in de vroedfehap der ftad Alkmaar, grondde dc wethouderfchap haar onvervreemdbaar regt op de bovengenoemde acte van bevestiging van Philips van Bourgondië, alsmede op de octrooien der ftaaten van Holland cn Westfriesland van den vyf-  HÏSTORIE-BESCHRYVING. 153 tienden van lentemaand des jaars 1610 en 17 van den zes-en-twintigftcn van bloeimaand des jaars 1728; wcshalvcn voortaan alle deeze ampten en eomraisfien door de vergadering zelve , volgens haar onbetwistelyk regt , zouden vergeeven worden. Van dit haar befluit licrzy, by eencn brief, aan den erfftadhouder ten zelfden dage door haare afgevaardigden kennis geeven, die hen mondling betuigde tegen hetzelve ten .fterkste te protestecren, Het leedt onciertnsfchen tot den zevenden van flagtmaand , eer dat zyne hoog- \ hcid zyn misnoegen aan dc ftad by misfive \ deed blykeii. Nu wierd hem daartoe aanleiding verfchaft door het overlyden van den heer J'acob van Foreest , hoofdofficier en raad in de vroedfehap der ftad Alkmaar , door wiens dood thans eene vroedfchapsplaats was opengevallen. Dit gaf den vorst geleegenhcid om andermaal cn ten fterkftc zyne afkeuring van het bovenvermelde befluit der vroedfehap, aan dezelve te verklaaren. Zyne hoogheid betuigde hetzelve, als zynde door eene meerderheid van negentien der vierentwintig raaK 3 de3 firyven v*a »nc lionn;;M tm (la necrlng van Ikmaar.  154 VADERLANDSCHE J2ll , den in de vroedfehap der ftad genomen, gcenzins te houden voor een wettig befluit der wethouderfchap, maar hetzelve integendeel te befchouwen , als eene allezins onwettige, onbeftaanbaare en wederregtlykedaad, waardoor de meerderheid getragt had, op eigen gezag en viafacti, de conftitutie der regecring en de tegenwoordige regeerings-vorm der provincie van Holland te veranderen, en hem erfftadhouder te vcrftcek.cn van de verkiezing der burgemeestcren, fchepenen , thefaurier cn vroedfehappen haarcr ftad uit eene overgeleverde benoemingslyst, uitgebragt overeenkoomstig met de ftads voorregten en oude gebruiken, een regt, hetwelk aan zyne voorzaaten en hemzelven nimmer betwist was geworden. Des verklaarde hy nooit in zodaanige onderneeming te kunnen berusten, zig verphgr . "°ndc om de voorregten des erfïtadhonderfchaps onverminderd te handhavenen. Ook twyfelde hy geenzins, of de afgevaardigden der ftad zouden van zyne volftrekte afkeuring van deeze maatregelen, hen aanftonds by het ontvangen van den brief der wethouder. lchap  HISTORIE-BESCHRYVING. 155 fchap mondling medegedeeld , de vroed-1 fchap, des tyds, verwittigd hebben. Hy ha . er wagt, dat zy ingevolge van dien, c al na de nadere aantekening van Men van de regeering haarer ftad tegen het befluit der meerderheid , van de onwettigheid haars genomenen befluits zou overtuigd zyn geworden. Nu kon hy, kennis gekreegen hebbende van het overlyden van bovengemelden hoofdofficier en raad der ftad , niet verzuimen om als nog haare refolutie van den vier- entwintigften van fprokkclmaand in te trekken. Indien dc wethouderfchap, het gene zyne hoogheid geenzins verhoopte, daartoe niet mogt koomen te befluiten, verzogt en vermaande hy dezelve ernftc, lyk, om zig, in zodanigen gevalle , niettemin te onthouden van dc vervulling der openftaande vrocdfchapsplaats , zonder voorafgaande bchoorclyk aan hem ingeleverde nominatie, en daaruit door hem gedaane wettige verkiezing op den tot dus verre gebruiklyken voet, en om dan ook dc zaak in haar'geheel te laatcn , tot dat hy dezelve, by de cerstaanftaande verga^ ring 783:  I56 V A D E R L A N Ö '5 'C 'fl'ï dering der ftaaten van Holland, tcrkcnnisfe van hóogstdezclvcn zou gcbragt hebben , cn 'er door hunne ed. gr. mogenden dienaangaande zou beraadflaagd en eenig befluit genomen zyn. In gevallenogthans de wethouderfchap , ondanks zyne verzoeken cn aanmaaning, mogt goedvinden, om, zonder zyne voorafgegaane verkiezing uit eene hem overgeleverde benoeming, tot de aanftelling van een nieuwen raad in de vroedfehap daadlyk over te gaan, zo vond hy zig, pligtshalvc cn in hocdanigvan erfftadhouder der provincie , genoodzaakt, om den eersten burgemeester of * oudsten raad in de vroedfehap, of wie ook anderzins zou mogen meenen daartoe bevoegd of geregtigd te zyn, aan te fchryven , om, offchoon hy ook daartoe mogt worden verzogtengemagtigd, zodaanigcu tot vroedfehap aangeftelden perfoon niet. in den eed te neemen, noch in het bezit van eene bediening te Hellen, diq door hem erfftadhouder niet anders dan gelief onwettig zou kunnen cn moeten aangemerkt worden. Dit ernstig fchryven van zyne hoog, - heitj  HISTORIE-BESCHRYVING. 157 beid wierd eenige dagen laater door dcj_ Alkmaarfche wethouderfchap by eene vrymoedige cn nadruklyke misfive beantwoord, waarin zy eensdeels de opwerpingen tegen de wettigheid van haar befluit, dooiden prins geopperd, bondig wederlag en anderdeels haar gehouden gedrag verdeedigde en haare denkwyze omtrent zyne gedaane vorderingen ontvouwde. Zy betuigde geenzins verwonderd te weczen , dat haar befluit wegens de regeeringsbcftelling, in den ecrflen opflag, en voor ^ dat aan zyne hoogheid eenige openingen c gedaan waren van de gronden , waarop dat befluit fleunde, aan hem vreemd voorgekoomen was, hebbende hy, federt het aanvaarden zyner hooge ampten, fteeds tot de opengevallene bedieningen verkoozen gehad. Dan, hoe had zyne hoogheid de wettigheid der forme, waarop het meergemelde befluit genomen was geworden, kunnen tegenfpreeken ? Om den vorst van dc volllrckte wettigheid van dat hcfluit te overtuigen, bragt de wethouderfchap hem onder het oog, dat de vergadering, 1 naar ouder gewoonte cn gebruiklykheden door lm. Antwoord erAlkihaarhc regecrig»  158 VADERLANDSCHK 3. door ombrenging van biljetten, toenmaals beroepen was geworden. Van de vieren-twintig léden, waaruit dezelve beftaat, hadden 'er ten dien dage twee-en-twintig de vergadering bygewoond ; moesten nu de twee, welken afweezig waren geblee» ven, befchreeven zyn geweest? immers fcheen de brief van den prins zulks te bedoelen. Waartoe toch zou deeze buitengewoonc handel wyze gediend hebben, daar een dier leden zig in de ftad bevondt en \Tan het onderwerp der raadpleeging verwittigd was , cn het andere toenmaals afweezig lid der wethouderfchap door ziekte verhinderd was geworden de vergadering by te wooncn ? Wel is .waar , dc rcfolutie was niet met cenpaarige ftemmen, maar met de meerderheid genomen; dog met welke meerderheid ? met eene meerderheid van negentien tegen flegts drie ftemmen, by welke laastcn zig de twee afweezig gcbleevenc leden vervolgens gevoegd hadden, cn dus met negentien tegen vyf ftemmen- Was 'er dan eenige wet voor handen, volgens welke, in dit geval, eene grootere eenftcramigheid dan die  HISTORIE-EESCHRYVINÖ. 159 die van negentien leden vereischt wierd. Zou dan de tegenkanting van vyf tegen negentien leden het befluit kunnen onwettig maaken ? Was niet het ftaats-befluit der vergadering van Holland omtrent de behandeling van uitgCzonkene fchepen geborgene goederen, genomen op den tweeen twintigften van hooimaand des jaars 1772, na ingenomen advies van zyne hoogheid zelve, doorgegaan, ondanks dc tegenkanting en afkeuring van alle de fteden des Noorder - Kwartiers ? Des mogt zyne hoogheid nu zelve oordeelen over de hardheid zyncr uitdrukkingen in zynen onlangs gefchreeven brief , noemende het befluit der wethouderfchap eene allezins onwettige , onbeftaanbaare en wederregtlyke daad der meerderheid om op eigen gezag en yiafatti het regeerings-geitel , tegen de aaloude handvesten en gebruiken, te veranderen, en hem erfftadhouder te ontneemen zyn onwederfpreekelyk en door 's lands fouverein overgedraagen regt der verkiezing van burgemeesteren, fchepenen. thefaurier en vroedfehappen uit eene wetlyk uitgebragte benoeming. » Neen, }3 vorst" 3 1783^  ÏÓO VADERLANDSCHË „ vorst"! (dus liet zig dc wethouderfchap vervolgens uit) „ geen eigen authoriteit „ cn via faÜi zyn onze oogmerken ge33 wecst; maar wel een wettig herftcl van 3, onze door de trouwe diensten, ja door „ het goed en bloed onzer voorouderen verkreegene voorregten , tot welker ge,, notWy, volgens derzelver inhoud, bc„ voegd, en tot welker voorftand cn bc„ vestiging wy door onzen eed verbon™ den zyn; geen oogmerk tot verandering „ der conftitutie der regeering, maar wel „ om dezelve conftitutie, zo als ze reeds „• in dc voorige eeuwen is gevestigd, en „ ook in de tegenwoordige eeuw weder „ hcrftcld is geweest, doch van welke ,, men was afgegaan , te handhavc„ ncn." Wat aanbelangde 's prinfen beroeping op de tegenwoordige regeerings-vorm dcf provincie , daaromtrent verklaarde de Alkmaarfche wethouderfchap niet anders te kunnen bevinden, dan dat de wetmaatigc volks - regecring door haar meergemeld befluit, ten opzigte vair haare ftad, verfterkt wierd. Zy was, voor het overige, ■ . wel  HISTORIE-BESCHRYVING. 101 V/el verre vervreemd van den prins in zyne wettige voorregten te' willen benadeelen; doch , zy kon betuigen ter goeder trouwe nog in geen ander denkbeeld te zyn, dan dat het regt der verkiezing tot de meergemelde regeerings-ampten zyne hoogheid niet toebehoorde. Zy ontkende niet, dat zyne hoogheid en deszelfs voorzaaten gemelde verkiezingen iteeds gedaan hadden; dan, zulks ftrekte, haars gevoelens,'niet ten nadeelc haarer refolutie, blykende dit uit haar befluit zelf. Voorts gaf zy haare verwondering te kennen, dat de prins nu eerst , verfcheide maanden federt dat zy hem van haar befluit fchriftlyk had verwittigd , haar by eene misfive antwoord decdttockoomen, ter gelegenheid van het openvallenecner vroedfchaps-plaats. Dan, vcrmids zyne hoogheid fchreef van de zaak ter vergadering van Holland te zullen brengen , zou zy die gelegenheid afwagten om de gegrondheid haars befluits nader te betoogen. Wat intusfchen de vervulling der openftaande vroedfchaps-plaats betrof, dienaangaande berigtte zy den vorst, dat dezelve, volgens eene reeds in de laast» L VQQ* 1?^  Ï02 VADERLANDSCHE I7S3_. Gevolgen van liet gcfcbütusfcheizyne hoog heid en de ftadAlkmaar, voorige eeuw door de regeering haarer ftad genomene en federt nimmer ingetrokkene refolutie, nog eenigen tyd behoorde onvervuld te bly ven, waarom zy zig niet nader behoefde te verklaaren wegens de aanfehryving van den prins, om voor alsnog geen nieuwen raad in de vroedfehap aan te ftellen of in den eed te doen neemen. Tot befluit verklaarde zy zyne hoogheid in deszelfs wettige regten geenzins te willen bekorten, maar hem daarentegen by derzelver genot zelfs te willen handhavenen. Het leedt dan niet lang, of zyne hoogheid , vervoegde zig, by eene misfive, aan de ftaaten van Holland, waarin hy verflag deed van het uitftaandegefchil tusfehen hem en deftad Alkmaar wegens dc regeerings beftclling , eh voorziening verzogt tegen het meergemelde befluit van de meerderheid der regeering dier ftad, het gene tot gevolg had eenen voorflag der ftad Delft ter vergadering van hunne ed. groot mogenden, om 's prinfen misfive met derzelver bylaagen te ftellen in handen van burgemeesteren en regeerders vafl Alkmaar j teneinde hunne ed.  HISTORIE- BESCHRYVÏNG» 163 ed. gr. mogenden te dienen van hun be-1 rigt; dat intusfehen deopenftaande vroedfchaps-plaats niet werde vervuld, maar dat hunne ed. gr. mogenden de tegenwoordige burgemcesteren , fchepenen en thefeurief dier ftad, uit de volheid hunner magt zouden behooren te continueeren, en dat dan tevens wierde gerefolveerd, om de raadpleegingen over het principaale werk, zo fpoedig doenlyk ware, voort te zetten» Men begreep niettemin ter vergadering van Holland, dat dit bemiddelend voorftel der ftad Delft regtftreeks aanliep tegen de duidelyke letter der voorregten, aan de ftad Alkmaar gegeeVen, medebrengende, dat de wethouderfchap aldaar op den bepaalden tyd jaarlyks moet veranderd worden. Niet minder was men over deezen voorflag verwonderd, uit hoofde dat reeds de ftedenDordrecht, Haarlem, Leiden,Amfterdam , Gorinchem enPurmerende, by eene voorige deliberatie, hadden voorge* flagen, om, hangende de raadpleegingen hunner ed. gn mogenden dienaangaande, de wethouderfchap van Alkmaar te beweegen om de benoemingen, waaruit de ver- 783*.  i 1783. 64 VADER LANDSCHE kiezing moest gedaan worden , aan de flaaten van Holland toe te zenden, zonder daardoor het beweerde regt van den erfftadhouder of van de ftad eenigermaate te verkorten; alsmede, uit hoofde dat men bereids in het zekere verwittigd was, dat de ftedcn Gouda, Rotterdam, Schiedam , Schoonhoven , Alkmaar en Monnikendam gelast waren om dien voorflag, als allezins met de billykheid overcenkoomende, in te ftemmen. Twaalf leden der vergadering zig dus op deeze zaak op een gelyken voet verklaard hebbende , meende men reden te hebben om te verwagten , dat het befluit daarmede overeenkomstig zou opgemaakt zyn geworden. Dan , de bemiddelende voorflag van Delft vondtzo veel ingang by de ridderfchap van Holland, dat dezelve van gevoelen was, dat daarvan affchrift in handen van de leden moest gefield worden. Des bleef op dien dag de zaak daarby fteeken, niettcgenftaande door de ftad Alkmaar ten fterksten op afdoening aangehouden wierd. Dog, den volgenden dag namen de afgevaardigden van Haarlem, geiden, Amfterdam, Gouda, Gorinchem, Schoon"  HISTORIË-BKSCHRYVING 16$ Schoonhoven, Alkmaar en Purmerende de gelegenheid waar, om, byde extenfie,te verklaaren: dat zy ten uiterften verwonderd waren, dat men den voorigcn dag dat Huk buiten befluit had gelaaten, en dat zy alsnog ten fterkften moesten aandringen, dat 'er in gevolge van het geadvifeerde van eene groote meerherheid , eene afkoomst van deeze zaak mogt gemaakt worden. Zulks zou ook ten zelfden dage gefchicd zyn, waren fommige leden niet afgegaan van den last, dien zy van hunne magtigers deswegens ontvangen hadden. De Steden Rotterdam, Schiedam en Monnikendam , hoewel reeds gelast om zig met den voorflag van Dordrecht , Haarlem, Leiden, Amfterdam, Gorinchem en Purmerende te conformeeren, vonden eg ter goed te verklaaren , dat zy den bemiddelenden voorflag der Stad Delft nader ter kennis hunner principaalen zouden brengen. Ondertusfchen nam de voorflag van Dordrecht, Haarlem enz. eerlang een zo gunstigen keer, dat de ftaaten van Holland bereids op den zes-r tienden van wintermaand met eene meerit 3 der-  ï66 VADERLANDSCHE Aatiftclling per regeering te Alkmaar door de (haten van Holland. derheid van twaalf ftemmen beflooten, om 's prinfen misfive aan de ftaaten van Holland, betreffende deszelfs verfchil met de wethouderfchap der ftad Alkmaar, met de ertoe betreklyke bylagen, te ftellen in handen van de regeering dier ftad om hunne ed. gr. mogenden te dienen van berigt , en om de ftad vervolgens aan te fchryven, van, hangende alle verdere raadpleegingen over dit ftuk, de benoemingen aan hunne ed. gr. mogenden toe te zenden , ten einde de ftaaten daaruit de verkiezing Zouden doen, welke de erfftadhouder , indien dit verfchil niet voorgevallen was, zou gedaan hebben. De ridderfchap, benevens de fteden Delft, Brielle, Enkhuizen , Edam en Medenblik, protefteerde tegen dit befluit, aan zig eene aantekening ertegen voorbehoudende , hetgene nogtans geen ander gevolg had, dan dat de afgevaardigden der andere fteden zig daartegen wederom zodaanige tegen-aantekening voorbehielden, als hunne principaalcn in tyd en wyle noodig zouden oordeelen. In gevolge van dit befluit wierden door hunne ed- gr. mogenden, op den negen* • tien?  B IST ORÏE-EESCHRYVING. 16*7 tienden derzelfde maand ,. uit eene overgeleverde nominatie , de burgemeesteren , fchepenen en thefaurier der ftad Alkmaar verkooren, midsgaders de bovengemelde openftaande vroedfchaps-plaats vervuld. Tevens beflooten de ftaaten om eene lyst der verkoorene fchepenen aan den prins erfftadhouder te zenden, ten einde uit dezclven fchepenen - commisfarisfen te verkiezen , overeenkoomstig met het regt, aan den ftadhouder, in den jaare 1749, by derzelver ordonnantie op de gemeene middelen, gefchonken, Dog, het gedrag der der ftaaten, in deezen gehouden , geviel den prins erfftadhouder zo weinig, dat hy niet lang daarna, by circulaire brieven aan alle de ftemmende fteden van Holland, zig beklaagde over het provifioneel befluit der ftaaten betreklyk tot de magiftraats - beftelling, met dringend verzoek om het uitftaande gefchil tusfehen de ftad Alkmaar en hem erfftadhouder, gemerkt het gewigt der zaak, tot eenefpoedige vereffening en afdoening te willen brengen. Veelen nogtans vonden het zonL 4 der*  16*8 VADERLANDS C HE (jideifing, dat zyne hoogheid zig over een befluit der flaats-vergadering met zo fterfen aandrang by de byzondere fteden beklaagde. Immers hadden hunne edele groot-mogcnden, by hunne reiblutie van den zesden van herfstmaand des jaars 175 9, reeds uitdrukkelyk verklaard gehad, dat de verfchillen over de wettigheid der •nominatien tusfehen diengenen , welke het regt van verkiezing heeft , en diengenen, aan wien het regt der nominatien toebehoort, door niemand anders dan door hunne edele groot-mogenden kunnen beflegt worden. Wyders hadden de ftaaten in den jaare 1735, rter gelegenheid van foortgclykc circulaire brieven, aan de byzondere regeeringen der ftemmende fteden door het hof van-Holland, over zekere door hunne edele groot-mogenden genomene refolutie, gezonden,) verklaard, dat het aan het hof, meenende bezwaard te wcezen by eenig befluit der vergadering van hunne edele groot-mogenden, vry! ftqnd zig daarover met behoorelyke eerbied te vervoegen aandezelven, welken ook  mSTöRTE-BESCÏïRYVïNG. ï6g ook niet zouden verzuimen, wanner de : natuur der zaak het mogt vereifchen, de vertogen van het hof ter kennisfe van de committenten der leden hunner vergadering te brengen ; dog , dat hunne edele groot-mogenden meekonden goedkeuren, dat het hof, de vergadering zelve voorbygaande , zig vervoegde aan derzelver byzondere leden , elk afzonderlyk , en overzulks niet aan het lighaam, hetwelk de fouvereiniteit uitmaakt, maar aan de leden, waaruit het lighaam of de fouvereine vergadering van hunne edele grootmogenden famengefteld word. Dus zag men in deeze vryheidminnende poogingen dier ftad wederom een treffend blyk van den alom meer en meer herleevenden yver voor de handhavening der oude voorregten, welke geduurende den loop deezes jaars hand over hand toegenomen was. Met de verkiezingen tot de overheids-ampten van allen onwettigen invloed te zuiveren , oordeelde men te regt niet weinig ter ftaaving en verzekering van 's lands vryheid toe te brengen , en het vaderland wederom in het onverminderd L 5 ge 783» . r  I-O VADERLANDSCHE Bi £ genot van deszelfs duurgekogte voorreg. ten te zullen herftellen. Doorliet inkruipen van verfcheide misbruiken, met naame, van eenen onregtmaatigen invloed op de aanftelling der volks - vertegenwoordi. gers, was het vaderland grootendeels in dat diep verval gebragt, waaruit niet anders dan een overheerfehende zugt voor deszelfs waare belangen en vryheid hetzelve tot zyne voorige bloei kon terug brengen ; en deeze befchouwing lebeen thans meer dan ooit den fterkften indruk op het grootfte gedeelte der natie te maaken, en den moed der wethouderen in meer dan 'eene ftad ten deezen tyde aan te wakkeren, om het fpoor, waarop het vryheidminnend Alkmaar hen had voorgeligt., rustig te betreeden. Het vervolg deezer gefchiedenis zal ons eerlang wederom de treffendfte blyken deeze toeneemende zugt ter herftelling der vrye regeerings-verkiezingen opleveren, waarvan men zelfs op het einde van dit jaar nog een voor beeld zag in dë Brielfche wethonderfchap, welker minderheid, be. ftaande uit negen leden, zig by duwen eeda  HISTORIE-BESCHRYVING. eede tot dc befcherming van de voorreg-1] ten hunner ftad en ingezetenen verpligt agtende, ondanks hunne elf mederegenten, den erfftadhouder by eene bondige misfive te kennen gaven, ampts-en plichts-hilve aan geene recommandatien van zyne hoogheid te kunnen defere-ren. Deeze vcrfchillende dcnkwyze onder de Brielfche wethouderen nopens dit ftuk, gaf eerlang, ter gelegenheid der vervulling van eene opengevallene vroedfchaps-plaats aldaar, aanleiding tot een merkwaardig gefchil, waarvan wy in het vervolg deezer gefchie■denis de verdere gevolgen zullen zien. 1 De werkzaame yver ter volkomene uitworteling der ingefloopene misbruiken in hetregeerings-weezen, waarin men in de onderfcheidene fteden en gewesten des vaderlands geduurende dit jaar zo groote voorderingen gemaakt had, had zig ondertusfehen niet eeniglyk bepaald tot het noodig herftel der ftedelyke voorregten en vryheden; het krygsweezen, in hetwelk federt veele jaaren insgelyks de fchaadelykste misbruiken ingefioopen waren,had de zorgvuldige aandagt van 's lands fou. lrygs-z»ake»  1^2 VADERLAND SC H E y vercinen geduurcnde dit jaar meer en méér tot zig getrokken, en het fcheen, dat door de gezamenlyke bondgenootcnin hetzelve ein* delyk de hoognoodige en lang gewenschte verbeteringen Honden gemaakt te worden. De vernietiging van den hoogen krygsraad, waarvan wy meer dan eens omftandig gefproken hebben, was een dier voor, werpen van het krygsweezen geweest, waarop de ftaaten der byzondcre gewesten federt geruimen tyd hunne aandagt byzonderlyk gevestigd hadden gehouden : met dit werk was men ten einde van dit jaar zo verregevoorderd, dat dit onbeftaan, baar geregtshof eindelyk door de ftaaten generaal op het einde van wintermaand geheel vernietigd wierd. Ondertusfchen bleeven de nadere bepaalingen op de militaire regts-oefening fteeds het onderwerp der raadpleegingen van eenige der bondgenooten, zonder dat door dezelven nog dit jaar door alle de provinciën een eenpaarig befluit genomen wierd, zo min als op ver-fcheide andere verbeteringen op het ftuk der krygszaaken, door fommige gewesten yverig ter hand genomen, dog door an« de-  «ÏSTORIE-BESCHÏIY'VINC. 173 dere min yverig voortgezet. Dus was het onder anderen gelegen met het ftuk der titulaire aften, aan de officieren in landdienst van den ftaat toegeftaan, waaromtrent de flaaten van Holland reeds op den derden van wynmaand beflooten hadden , dat voortaan de vergunning van titulaire aften voor de officieren, ter betaaling hunner provincie ftaande, alleen tot de regimenten derefteftive generaals-perfoonen zou bepaald blyven: ook hadden hunne ed. gr. mogenden tevens het befluit genomen , om het verkoopen der militaire ampten door de officieren, dienende in de regimenten, welken ter betaaling van Holland ftaan, af te fchaffen, als mede, om het verleenen der militaire aften by de armée voortaan te doen ophouden , of immers dezelven niet dan fpaarzaam en in byzondere gevallen, met goedkeuring van hunne ed. gr. mogenden, toe te ftaan. Wyders hadden de ftaaten, met betrekking tot den gedaanen voorflag der ftad Schoonhoven, om voortaan tot alle militaire officieren, boven den rang van fergeant of wagtraeester, niet dan geboorene 1783^  Ï74 VADERLANDSCHE . nationaalen te emploiëeren, beflooten, om, vooraleer dienaangaande iets te bepaalen, de confideratien van den erfftadhouder in te neemen, die egter dit jaar niet inkwa* men. Het ftuk der bepaaling van de titulaire aften tot de regimenten der effeftive generaals-perfoonen , door de ftaaten van Holland opzigtlyk tot de regimenten ter repartitie hunner provincie ftaande, vastgefteld, had aan hunne ed. grootmogenden toegefcheenep van zo groot gewigt te zyn, dat zy ;geraaden vonden van dit hun befluit aan de bondgenootcn by een circulairen brief kennis te geeven, en dezclven tevens op het vriendlykste, met aandrang en betoog over de noodzaakelykheid en billykheid dat foortgelyke orders voor de ganfche armee van den ftaat werden vastgefteld, te verzoeken en aan temaanen, om tegen het verleencn van titulaire qualiteiten , ten fpoedigfte een gelyk befluit te neemen. Zy vertrouwden , dat de refpeftive bondgenooten, nagaande de fchaadelyke misbruiken, die van tyd tot tyd in de legermagt van den ftaat waren ingefloopen en nu tot een hoogen trap  ÏIISTORIE-BESCHB.YVING. I?^ trap waren gefteegen, ligtlyk zouden be- i zeffen de aanleidende oorzaaken en redenen , die hunne ed. gr. mogenden eindelyk tot het neemen van dit befluit gedrongen hadden. Huns oordeels moest de ongelukkige en elendige toeftand, waarin 's lands landmagt gebragt was , vooral worden toegefchreeven aan de opeenftapeling van titulaire aften , toegeftaan aan de officieren van 's lands troepen , waarvan de natuurlyke en allezins droevige gevolgen, indien dit kwaad niet daadlyk wierd tegengegaan , zouden moeten zyn, dat de kostbaare armée van den ftaat, de nood daar zynde, met geene mogelykheid te velde zou kunnen worden gebragt, ten zy de heeren ftaaten der refpeftive provinciën, in dat geval, kwamen te befluitén, om de officieren, welken met titulaire aften begunstigd waren, door eene met hunnen rang geëvenredigde verhooging der bezolding in ftaat te ftellen om in het veld naar behooren te kunnen beftaan. Dan , zulks zou den bondgenooten, in zodanigen gevalle, een al te drukkenden en byna ondraagelyken list opleggen, Weshalve zy, ftaaten van ÜQh 7*3* i  1/6 VADERLANDSCHE I783 l Holland, om daarin tydig te voorzien, [by hunne nevensgaande refolutie, beflooten hadden, dat voortaan de vergunning van titulaire aften voor de officieren, ter repartitie van hunne provincie ftaande, alleen tot de regimenten van de effeftive generaals-perfoonen zou moeten bepaald blyven. Dan, naardien het voor die officieren eene groote hardheid zou weezen , dat daar zy, uit kragte dier refolutie buiten het vermogen gefteld waren om een hoogeren rang als dien, waarin zy op den ftaat van oorlog daadlyk bekend zyn, te verkrygen, andere officieren daarentegen , ter repartitie der overige provinciën gebragt, met dezelven zouden mogen begunstigd worden , waardoor de laatsgenoemden de eerstgemelden altoos in rang zouden overtreffen, het gene de grootfte wanorder in het leger zou na zig fleepen, zo verzogten hunne ed. gr- mogenden , ter verhoeding dier ongemakken, de overige bondgenooten, om wegens het verleenen det titulaire rangen een gelyk befluit te willen neemen. Het leed niettemin geruimen tyd, eerdat dc overige gewesÊpn dienaangaande tot een befluit kwamen. MicÜ  HÏSTORIE-BESCHRYVING. If? Middelerwyl was den dertienden van wintermaand de landdag van Gelderland te Zutphen geëindigd, op welken de beroemde voorftanders der vaderlandfche vryheid, de baron van der Capellen tot de Marsch en de baron van Zuylen van Nyveld, wederom de treffelykfte blyken van belanglooze ftandvastigheid en onvermoeiden y ver voor het heil des vaderlands gaven, offchoon zy, alhoewel dooreen goed aantal vaderlandminnende edelen en regenten huns gewests yverig onderfteund, het genoegen niet hadden van. hunne Joflyke voorhagen door de vergade ring ten bcfluite gcbragt te zien. Op deezen landdag wierd door de flaaten van Gelderland tot de affchaffing van den hoogen krygsraad, (eene regtbank, welke reeds door de meeste provinciën vernietigd was geworden) beflooten, en tevens om gezamenlyk met de overige bondgenooten de noodige bepaalingen ophetfluk der militaire regts-oefening vast te ftellen. Ter deezer gelegenheid wierd door den heer van de Marsch ter vergadering voorgeflagen, om deeze regts-oefening daadlyk alleen tot hetgene tot den krygsdienst bec M hoort, Pefluïteri vau den Gelder» fchen landdag  17 Z VADBRLANDSCHE . hoort, t8 bepaalen, en den eed der officieren te ampliëeren , alsmede om de officieren, in •de provincie van Gelderland in bezetting leggende, te verpligten, om, overeenkoomftig met de vastgeflelde ftaats befl uiten, den eed van getrouwheid aan de flaaten des ■gewcsts en aan de wethouderfchappen der fteden af te leggen. Ook bragt hy, de vergadering onder het oog, dat het meer •dan tyd was, dat door de ftaaten der 011derfcheidene provinciën de noodige voorzieningen en bepaalingen gemaakt wicrdcn ■ tegen de eigendunkelyke beftelling, dooiden kapitein generaal over de patenten uitgeoefend , ten einde daardoor voorkoomen werde, dat de fouverein niet meer bloot gefield bleef om te moeten aanzien, dat met het gebruik van de legermagt van den ftaat, buiten deszelfs jurisdictie, naar welgevallen gehandeld wierd. Dog, de vergadering oordeelde , dat over deeze drie punten -niet zou geraadpleegd worden. Voorts befloot zy , opzigtlyk tot de circulaire misfive der ftaaten van Holland, betreffende het geeven van titulaire aften, het verkoopen van krygs-ampten, en het indringen van vreemdelingen in de nationaals  HÏSTORIE-BESCHRYVING. 173 Ie regimenten, om, in navolging der provincie van Utrecht} dienaangaande het advies van den kapitein-generaal in te neemen. Over het benoemen van eenen gemagtigden van wege de provincie van Gelderland tot het onderzoek naar het mislukken der bekende expeditie van tien oorlogfchepen naar Eerst, wierd na langduurige debatten beflooten, om eenen der afgevaardigden der provincie ter vergadering der ftaaten-generaal, tot deeze gewigtige commislie te benoemen. Veele aanzienlyke leden der vergadering ftemden, dat uit haar midden een bekwaam en aan de natie aangenaam perfoon behoorde benoemd te worden. De hceren van de Marsch en van Zuylen gaven hunne ongunflige verwagting te kennen van de aanftelling van eenen uit de afgevaardigden ter generaliteit tot het beklecden dier commisfie, als hebbende gemelde afgevaardigden menigmaalen hunnen last te buiten gegaan; ook waren Verieheiden derzelver door een byzonderen eed of door ecnigeandere vërbindenisaan den admiraal - generaal verknogt , welke Voorzeker niet kon geoordeeld worden in geene decle in dit onderzoek betrokken te. M a zyn r_7i£  ï8o VADERLANDSCK* zyn. Ondanks de tegenkanting deezer leden gingen de vermelde befluiten door. Eindelyk, betreffende het ftuk der jagt, waarby de Arnhemfche burgery zig zo zeer bezwaard vondt , offchoon zy zig intusfcheri naar de vry fterke publicatie van den hove van Gelderland beftipt gedraagen hadt, beflooten hunne cdelmogenden eene tweede nog fterkere publicatie vast te ftellen. Het kwartier van Zutphcn bewerkte egtcr nog eene verzagting in dezelve : de heer van de Marsch verklaarde, dat hy derzelver gevolgen ter verantwoording- der bewerkers liet, en dat hy zyne afkeuring van deeze maatregelen openlyk aan zyne medeburgers zou te kennen geeven. Deeze edelmoedige ftaatsman, benevens zynen waardigenrnedeftander, den heer van Zuylen, liet zig ter deezer gelegenheid ten nadruklykfte uit tegen het reglement op de regecring der provincie, van den jaare 1750 , als onwetmaatig in deszelfs oorfprong en vorderingen , en geenzins ftrookende met de belangen des volks. Zelfs merkte de heer van de Marsch kan, dat dit reglement, in tyden van beroer-  HISTORIE-BESCHRYVISG. l8l roerten en overheerfching op de onwettigfte wyze genomen, moest geredreffeerd worden; was het tegendeel van deeze ftêl. ling waar, dan waren de flaaten in den jaare 1747 niet bevoegd geweest om in de vastgeftelde regeerings-vorm zo groote en geweldige verandering te maaken; waarna hy der vergadering voorhield, of daarenboven niet diegene, aan welken by dat reglement zo veel magt gegeeven was, dat zelfde reglement by aanhoudendheid verbroken had ? de gevolgtrekking daaruit liet hy aan de ftaaten zeiven over. Opzigtlyk tot het voorftel des Engelfchen ambasfadeurs te Parys om de vreedes-onderhandelingen van Parys naar 's Hage of naar Londen te veneggen , wierd door den hcere van de Mars^i een voorflag gedaan , die by het kwartier van Zutphen goedgekeurd was, óW naarnlyk het voorftel der Engelfchen van de hand te wyzen, en, by langer draalen met de vrecde-tekening, te verklaaran, dat de voorloopige vreedes-voorwaarden zouden aangemerkt worden, even als of dezelven in een definitief vreedes - verbond daadlyk verM 3 an- 1783;,  1^83 ïSz VADERLAND SCHE anderd waren. Dan, deeze opening van het graaffchap Zutphen vond geenen ingang by de andere kwartieren der provincie, zodat over dezelve geene raadpleeging plaats greep. Even eens oordeelde de vergadering over een anderen voorflag van den heer van de Marsch, te wceten,dat, aangezien de aanhoudende machinatiën der Engelfchen om de oude verbindenisfen met onze republiek te doen herleeven en dien gevaarlyken invloed weder te doen gelden, het van de uiterfte noodzaakclykheid was om bytyds daar tegen te waaken en te voorzien, waartoe hy geene kragtdaadigcre middelen wist uit te denken, dan dat, naamens de provincie, door derzelver afgevaardigden ter generaliteit werde veikhard, dat 'ei^gzaamcnlyk met de overige bondgcnootej|tots onbeproefd moest gelaaten wordenora^P|i koning van Frankryk, 's lands edelmoedigenweldoener,te beweegen tot het fluiten van een tracfaat en alliantie van naauwe vriendfchap met deezen ftaat, tot beveiliging van deszelfs vryheid en welvaart. Ondanks alle drangredenen , die de hqer van de Marsch ter ftaa- ying  HISTORIE-BESCHRYVING. . 183 ving van deezen zynen voorflag bybragt, wierd door de vergadering begreepen, dat dezelve veel te vroegtydiggedaanwierd. De landdag van Friesland, ten zelfden tyde gehouden, deedt wederom aan de ganfche natie zien, dat Frieslands vaderlandminncnde regenten fteeds bezield waren met die edele en ftandvastige zugt voor de behartiging der waare belangen des var derlands, welke hen dus verre by alle weidenkenden den roem verworven had van met den onverfchrokkenflen moed voor 's lands welvaart befcendiglyk geyverde hebben. De voorflag des Groot-Brittannifchen gezants te Parys om de vreedehandcling naar Londen of den Haage te verleggen, wierd door hunne edelmogenden moedig van de hand geweezen, en daarentegen derzelver afgevaardigden ter generaliteit gelast om de zaaken daarheen te dirigeeren, dat hunne hoogmogenden aan de gezanten van den ftaat te Parys last gaven om den voorflag der Engelfchen af te flaan , en, ingevalle deezen zig onwillig toonden om te Parys de laaste hand aan het vreedes-werk te flaan, tt verklaaren » M 4 dat; 17.83.,  184 VADERLAND'SCHE Merkwaardige befuiirci op den landdagvanFrieslaüj geuo-. tBUOi dat de ftaaten iri de voorloopige vreedesvoorwaarden zouden berusten, even als of dezelven daadlyk in een plegtig vreedes-verbond veranderd waren , en daarmede de ganfche vrecde-handeling voor volkóomèn afgedaan houden. Wyders wierden ir de vergaderde ftaaten des gewests, die hee--en, welken gelast geweest waren om iét .ien prins erfftadhouder in onderli mdeling te treedon over de militaire jurisdictie, dog zulks niet hadden kunnen 1 2 wege brengen, voor hun gedaan verflag bedankt en derzelver verrigtingen goedïkëufdi m t betuiging, dat hunne edelmogentferi niet ongevoelig waren, dat die com tiisfie zo weinig geflaagd was. Opzigtlyk tot het krygsweezen bcfloot de verga lering: dat voortaan de vergunning der titulaire aften aan de officieren, ter repartitie haarer provincie ftaande , alleen tot de regimenten vaneffeftive generaalsperfoonen zou moeten bepaald bly ven, met dien verftande, dat in de voorlchreevene regimenten niet meer dan één colonel-commandant zou mogen zyn : dat voor_ taan de zogenoemde militaire aften of ac. ten  HÏSTORIE-BESCHR YVING. I 85 ten van dispenfatie om te dienen met be-17 houd van traftement, by de troepen ter betaaling van Friesland ftaande, zouden moeten ophouden, derwyze nogthans,dat de aften by de armee, of dispenfatie om te dienen met behoud van wedde, alsmede de titulaire aften , voor de dagtekening deezes befluits gegceven, uit hoofde van daartoe bcweegende redenen zouden blyven beftaan, egter zonder eenig" gevolg voor het toekoomflige: dat, ten einde voor te koomen het ingefloopen misbruik van vreemdlingcn in de nationaale regimenten, (voor hoedaanigen hunne edelmogenden hielden alle dc zulken, welken niet by fpeciaalt capitulatie van een fouvereinen vorst of republiek waren overgenomen) 'ter tepartitie van Friesland ftaande , tot officieren boven den rang van wagtmeester of fergeant niet zouden mogen geëmploiëerd worden als inboorelingen van° de zeven Verëenigde Provinciën, het landfehap Drenthe en de generaliteitslanden : dat, alzo het dispenfeeren van de onderhouding van 's lands wetten één dei grootfte regten der fouvereiniteit is, welk M 5 ]3±  186" VADERLAND SCHE JZi ]. regt hunne edelmogenden nimmer aan iemand hadden opgedraagen, zy aan zyne hoogheid en aan het collegie der gedeputeerde ftaaten der provincie uitdruk!yk verbooden , voortaan ccnigen politiken of militairen amptenaar van het doen van den eed van zuivering, by 's lands wetten vastgefteld , te dispenfeercn; maar, dat het collegie, verzogt wordende tot eenige dispenfatie van deezen eed, daarvan op den; eerstkoomenden landdag kennis moest gee« ven aan de heeren ftaaten,welke daarop,naar bevinding van zaaken, zouden befluiten ; tevens wierd het collegie der gedeputeerde ftaaten gelast om aan de nakooming deezes befluits ftiptlyk, door alle tnogelyke middelen, dc hand te houden; ook zou men den prins erfftadhouder een affchrift van dit belluit toezenden tot deszelfs narigÉ cn om zig daarnaar te rigten. Behalve deeze befluiten wegens het krygs-weezen , welken met de onlangs genomenebeiluitcn der ftaaten van Holland volkoomenlyk overeenkwamen, vonden de ftaaten van Friesland goed de ftaaten van Holland te bedanken voor hoogstderzclvei"'* jrefolutien tot verbetering der menigvul-  ÏIISTORIE-BESCHRYVING. 187 riigc gebreken in dc legermagt van den ' ftaat, en aan dc ftaaten der overige gewesten een circulairen brief af te vaardigen, met verzoek om zig in zulk een nuttig werk met Friesland te vcrëenigen. Wyders wierd ten zelfden landdage oen befluit genomen op den voorflag, by de vertoogen van verfcheide ingeze tenen der provincie aan de ftaaten des landfehaps over geruimen tyd gedaan , naamlyk , of het niet dienftig zou zyn, dat de magt tot het verlcenen van patenten, aan zyne hoogheid tot wederópzeggen toe opgedraagen, wederom wierd ingetrokken of binnen zodaanigc paaien beperkt, dat daarvan geen misbruik te vreezen ware ter verkleining van het gezag der ftaaten, nog eenige inbreuk op de vryheid en onafhangelykheid der provincie. Deswegens wierd door de vergadering beflooten, om de conficleratiën van den prins dienaangaande by eene misfive te verzoeken, immiddels van hoogstdenzelven verwagtende, dat de vorst de patenten vervolgens zou afgeeven in zodanige form, als gebruiklyk was geweest, voor de aanftélling van wylen deszelfs heer vader tot kapitein -generaal van de unie, zul-  l88 VADER LANDSC HE zullende de ftaaten, na het inkoomen van 'sprinfen confideratiën over het ftuk der patenten, een finaal befluit "neemen. Op het te gelyk ingeleverd vertoog hunner ingezetenen wegens het nut der vaste garnifoenen, beflooten de ftaaten eene misfive aan hunne -hoogmogenden te zenden , waarin zy hoogstdenzelven herinnerden, hoegrootnadecl,de troupendoor het geftadige veranderen van garnifoenen lyden,'en hoezeer dezelvcn , door de verplaatzing zo wel van ongezonde naar gezonde als van gezonde naar ongezonde plaatfen, dikwils binnen kort grootcndeels ziek cn tot wagtcn ën togten onbruikbaar worden, daar de inwoonersdier ongezonde plaatfen minder aan ziekten onderhevig zynde, men daaruit zou moeten opmaaken, dat een geduurzaam verblyf in vreedes-tyd zulks zou voorkoomen, en zy daardoor in het algemeen en inzonderheid by een ontftaanden oorlog van meerder dienst zouden kunnen zyn. Huns oordeels konden de zwaare en nutloos gefpildc kosten , welken met de vervoering der troepen met hunne bagage, fomwylen van het eene uiteinde der republiek naar het andere, zo ten laste dep boud-  HISTORIE-BESCHRYVING. iSp bondgenooten in het algemeen, als derr, provinciën in het hyzonder, gemoeid zyn, dus befpaard en tot nuttige einden voor de legermagt van den ftaat aangewend worden. Des drongen zy by hunne hoogmogenden aan om de raadplccgingcn over deezen gewigtigen voorflag met den vereischten fpoed voorste zetten en ten einde te brengen, om vervolgens dienaangaande zodanige befluiten te neemen , als ten meestcn nutte des lands alsdan noodig zo'uden geoordeeld worden. Middelerwyl was de Overysfelfchelanddag te Deventer op den dertienden van wintermaand gefcheiden, op welken het aanhoudend misverftand tusfehen de twee leden van ftaat, ridderfchap en fteden, wederom van zeer nadeeligen invloed was op de befluiten dierprovinciaale vergadering, 'zo dat verfcheide voorwerpe n van derzelver raadpleegingen , of fchoon dezelven een onverwyld' befluit vorderden', niettemin wederom tot den volgenden landdag verfchooven bleeven. De zaak van den hoogen krygsraad wierd ondertnsfehen tot een "befluit gebragt en ten vollen afgedaan j Verllag van liet voorgevallene op den landdag van Ove;ysfel. L  IQO VADERLANDSCHE J.7&, daan, cn deeze regtbank, die nu door de meeste der provinciën voor langen tyd afgefchaft was geworden en door de overige insgeïyks ten deezen tyde afgefchaft wierd, .geheel en al vernietigd. De ftaaten van Overysfel vonden goed zig in deezen te conformeeren met 4e genomene befluiten der ftaaten van Zeeland , ter generaliteit over lang ingebragt-, en ingevolge van dien ter vergadering van hunne hoogmogenden door hunne afgevaardigden aan te dringen , dat de post van den hoogen krygsraad uit den ftaat van oorlog werde geligt, en dat door dcnzelven nu vernietigden hoogen krygsraad gecne regts-oefehoegenaamd op het grondgebied der generaliteit verrigt werde; alsmede, dat door gemagtigden van hunne hoogmogenden werde onderzogt, op wat wyze de militaire jurisdictie in de generaliteits-landen wcrklyk geoefend wierd, en ophoedaanige wyze daarin, overeenkoomstig met 's lands grondwetten, behoorde voorzien te worden. Voorts moesten hunne afgevaardigden ter generaliteit met de overige bondgenooten eene redelyke fchaadeloos- ftcl-  RISTORIE-BESCHRYVING. IQI • Helling voor de leden van denzogenaamden i hoogen krygsraad, voorliet gemis hunner jaarwedden, beraamcn,en dienaangaande, vooraleer op dit ftuk een finaal befluit genomen wierd, aan ridderfchap en fteden behoorelyk verflag geeven. De bepaaling van den eed des krygsvolks , hetwelk in het vervolg op het grondgebied der provincie zou hoornen , wierd tot den naastvolgenden landdag verfchoovcn. Insgelyks wierd het voorftel der ftad Deventer, om alle fplitfing der commisfien te beletten en dezelvcn met den eerften van bloeimaand des volgenden jaars volgens het regeerings-reglement te begeeven, (een punt, waarover, geduurende dit jaar, ernftige onderhandelingen tusfehen de gemclden ftad en den prins erfftadhouder hadden plaats gehad,) door de overige ftaats- leden overgenomen en commisforiaal gemaakt tot den eerstvolgenden landdag. Het ftuk der overftemming, die noodlottige twistappel tusfehen de ridderfchap cn de fteden des gewests , welke de allergrootfte vcrwydering tusfehen deeze twee leden vanftaat ver.. IÉ:  ÏQ2 VADÉRLANDSCHE veroorzaakt had en dezelve fteeds bleef voeden , ondanks alle aangewende poogingen van fommige provinciën om deeze verderflyke tweefpalt uit den weg te ruimen,wierd mede tot den volgenden landdag uitgeftcld. Egter wierd op den voorflag der ftad Deventer door de fteden en twee leden der ridderfchap, in weerwil van de gróote meerderheid der laastgenoemde, beflooten , om aan de kleinere fteden des gewests plegtiglyk kennis te geeven van 'het bekende befluit des voorigen landdags nopens de vrye jagt. Met bet benoemen van een gemagtigden tot het plegtig onderzoek naar de oorzaaken van het mislukken van den togt naar Brest , over . welk punt ter deezer vergadering veel te doen was en hevig getwist wierd, viel het insgclyks geenzins uit naar den wensch van veele yverige voorftanders des vaderlands welken gaarne gezien hadden , dat men daartoe , van wege Overysfcl, benoemd had den baron van der Capellen tot den Poll, wiens fchrander doorzigt , bedaarde kloekmoedigheid en onverfchrokkene vaderlands-liefde , hem allczins bevoegd maak-  historie-beschryving; 193 maakten tót het bekleeden deezer allergewigtigfte commisfie. De burgers der ftad Deventer hadden zig ten dien einde by requeste aan hunne wethouderen vervoegd, waarby zy verzogtcn, dat 'er tot het onderzoek dier groote zaak , naamens . de provincie van Overysfel, zodanig medelid mogt benoemd worden , van welks onkreukbaare trouw, moed ert doorzigt de natie overtuigd was , welke hoedaanigheden zy onbetwistbaar verëenigd vonden iri den heerj.D. van der Capelleri, weshalve zy hunnert wensch aan de wethouderfchap voordroegen, dat deeze vaderlandminnende ridder met die commisfie bekleed mogt worden, om tevens aan de nakoomelingfchap een duurzaam blyk te geeven, dat Üe Nederlandfche natie haaré waare voorftanders niet alleen van onderdrukking kan bevrydert , maar zig ook derzelver verdienften in bedenkelyke voorvallen weet ten nutte te maaken. De wethouderfchap der ftad Deventer verzekerde haare ingezetenen, dat zy,ter bereiking deezer oogmerken , niets onbeproefd zou laaten, gelyk zy dan ook ten landdage den wenscli n hun  Befluiten van Ilollan wegens de «anilag & onderieheidene provit ciSn in dc g> Jtieene la ma. I94 VADERLANDSCHE haarer burgery yverig aandrc-ng. Desniettegenftaande wierd door de meerderheid der ftaatslcden goedgevonden, om deeze gewigtige post. liefst op te draagen aan éénen der zes heeren, thans van wege de provincie ter vergadering der flaaten generaal afgevaardigd. Van even weinig vrugt was de lofwaardige voorflag van den verdienftigen baron van Zuüliem, om opening wegens den ftaat der generaliteits kasfë te vorderen , op welkea voorflag geen befluit genomen wierd. Er blccven dan , met het einde deezes 1 jaars, eene menigte gewigtige voorwerpen :ronafgedaan, offchooo het vaderland zig in .; dusdaanigen toeftand bcvondt, dathetzelvc nimmer om eene onvcrwylde afdoening van zaaken meer benodigd was. Dit 011vermydelyk gevolg van den aart eens ftaats-geftels, in hetwelk de menigvuldigheid, der leden noodwendig een vertraagenden invloed op het neemen der noodige befluiten moet hebben, deedt zig insgelyks by aanhoudendheid gevoelen ten opzigte van 's lands algemeene middelen, waaromtrent, geduurende den loop van dit jaar,  HISTORIE-BESCHB.YVINC. 195 jaar, in verfcheide provinciën niet wei-1 nig- voorgevallen was. In het voorige deel deezer gefchiedenis heeft men gezien de nadruklyke klagten der provincie Friesland, welke, uit hoofde van den bezwaarden toefband haarer geldmiddelen, by herhaaling verfcheide posten op den loopenden ftaat van oorlog afgeweezen had. Meer dan eene provincie had, even als Friesland, federt gcruimen tyd geklaagd over haar te hoog geftelde aandeel in de algemeene lasten des bondgenootfehaps, en van tyd tot tyd ernftig by de overige bondgenooten aangedrongen op eene nieuwe overziening der vastgeftelde aandeden, beweerende, dat haar aanflag in de gemeene lasten geenzins met haar vermogen geëvenredigd was. Egter was men met het beraamen der noodige middelen ten dien einde thans nog zo min gevoorderd, dat de ftaaten van Holland op den vier- entwintigften van wintermaand beflooten om ter generaliteit te doen verklaaren, dat de raadpleegingen der bondgenooten dienaangaande . noodwendig behoorden voortgezet, en de gegrondheid der klagten N 2 vaa  £783 I96 VADERLANDSCIIE van fommige gewesten over hunnen te hoogen aanflag in de lasten der unie , met eene byzondere aandagt onderzogt te worden. Weshalve zy , (overtuigd , dat 'slands aanweczende omitandigheden meer dan ooit vereischtcn, dat zelfs de minst gegronde voorwendfelen tot vertraaging of weigering 'der noodige confenten en tot vcrwyling der ingewilligde aandcelcn volkoomenlyk uit den weg geruimd en voorgekoomen wierden, en in aanmerking neemende, dat dc heilzaamlle middelen, vooral met betrek tot de inflandhouding en' verfterking van 'slands zeemagt, nim^. rner werkltellig te maaken waren zonder eene voorafgaande zekerheid der betaaling van de aandeden van eiken der bondgenooten, ) zig volvaardig verklaarden om met de overige bondgenooten mede te werken tot eene algemecne ovsrziening der van ouds geregelde quoten of vaste aandeden. Zy vertrouwden, van den eenen kant, dat eene nieuwe verdeeling der gemecne lasten, ingerigt volgens de grondteginfelen van een wel geregeld bondgenootfehap, geenzins (trekken zou om hun  HISTORIE BESCHRYVINC ÏQJ gewest boven raaate te belasten, draagende de provincie Holland, federt dc eerfte tvdcn en vervolgens in de kommerlykfté tydgewrigten van den ftaat, een dusovcrwcegcnd aandeel in de lasten des bondgenootfchaps, dat zy, door het opbrengen van aanzienlyke fommen boven haar vaste aandeel, zig gedrukt vondt door een over. zwaaren last van hoofdfomnien, opgenomen voor het behoud der unie. Van den anderen kant egter betuigden zy geenzins ongeneigd te zyn, om, zo veel doenlyk ware, de lasten der klaagende gewesten op eene billyke en met den aart des bond. genootfebaps overcenkoomftige wyze te veriigten. Voor het overige waren zy overtuigd van de nooJzaakelykheid, dat de geldmiddelen der generaliteit naauwkeurig onderzogt, de ftaat van het algemeen comptoir der unie opengelegd, de ftaat van oorlog op nieuw gereguleerd en alle behoorelyke middelen ter verminderingder lasten en ter vermeerdering der publike inkoomften bewerkftelligd werden: weshalve zy zeer gewillig beflooten om gezamenlyk met de andere gewesten aan te N 3 drin. '7*3.  *7fi Hevig' fchittusfc rie lid fchap Holland den pcnfi ris van I «keent. tö8 VADERLANDS CHE dringen, ten einde de noodige beraadftwgingen over dit onderwerp zonder uitftel aangevangen cn met allen yver voortgezet mogtcn worden. Dan, vermids 'cr niet weinig tyds noodig zou zyn om de raadpleegingen over een dus omflagtig cn allergewigtigst voorwerp ten einde te brengen, bewilligden hunne ed. gr. mogenden, ter verligting der provincie Friesfond, in den voorgeüagenen onderftand van drie tonnen gouds, by leening van 'talgemeen comptoir der unie. Ondertusfchen bleef dc nieuwe regeling der aandeden m de gemeene lasten fleepende, zodat verfcheide provinciën federt zig genoodzaakt vonden, om ten nadruklykftc op dc fpoedige voortzetting van dit gewigtig onderwerp aan tc dringen , gelyk uit het vervolg deezer gefchiedenis nader zal blyken. Eer wy tot de gebcurtenisfen van het '""volgende jaar overftappèn, ftaat ons nog ^ gewag te maaken van een voorval, hetwelk met tiet uiteinde des jaars 1783 veel '°n" onruets maakte, naamlyk, het hevig gefchil tusfehen dc ridderfchap of edelen van Holland en West-Friesland en den penfic- ISb*  HISTORIE-BESCHRTVING. 199 naris der ftad Dordtrecht,Mr. Comelis dejfZ Gyzelaar, die federt geruimen tyd ter vergadering van Holland door deszelfs zonderlingen yver voor 's lands belangen uitmuntte. De ridderfchap, die ten deezen tyde meestal wegens de gewigtige onderwerpen , waarover ter vergadering van Holland geraadpleegd wierd, van het gevoelen van de afgevaardigden der ftad Dordrecht en van de meerderheid der leden verfcliilde, had daardoor van tyd tot tyd aanleiding gegeeven tot vry hevige twistredenen met de afgevaardigden dier ftad in het byzonder, zo dat deezen zig menigwerf verpligt oordeelen , om zig nadruklyker jegens dezelve ter ftaatsvcrgadering uit te laaten, dan voorheen misschien noodig ware geweest. Het groot aanbelang der gernecne zaaken , welken thans op het tapyt gebragt wierden, en de onverzettelykheid der ridderfchap, om, 'wanneer de raadpleegingen zekere punten betroffen, zig tot het inftemmen van zodanige maatregelen, als door de meerder' heid der leden voor het welzyn des vaderlands oogfchynelyk dienftig wierden geJtf 4 oer-  20Q VADERLAND SCHE oordeeld, te haten overreeden, hadden de afgevaardigden van Dortdrecht nadruklykcr taal doen voeren, dan de ridderfchap oordeelde gepast genoeg te zyn jegens het lighaam van 's lands edelen. De afgevaardigden van Dortdrecht hadden , onderfteund door verfcheide leden der vergadering, de hecren van de ridderfchap meer* maaien vrugtloos uitgenoodigd om een gedrag te laaten vaaren , hetwelk, huns oordeels, niet dan belemmering aan-de hoogstnoodige befluiten der vergadering kon toebrengen, een gedrag, by hetwelk zy nu reeds eenige jaaren onverzcttelyk fchecn te volharden. Des hadden deeze afgevaardigden, overtuigd geworden zynde, dat alle middelen van overreeding ten aanzien der ridderfchap vrugtloos aangewend wierden , het befluit genomen, om zig voortaan van alle verdere poogingen ter overtuiging derzelver te onthouden, en zulks by de eerfle bekwaams gelegenheid openlyk ter flaatsvcrgadering te verklaaren. Het was dan op den agttienden van wintermaand, dat zy ter gelegenheid der raadpleeging over den voorflag der Engelfchen. om  HISTORIE-BESCHRYVISG. 2QT om den verderen handel over den vrcede naar Londen of naar 'sHaage te verleggen, hun voorneemen werkftellig maakten. Toenmaals beyverden zig de afgevaardigden der ftad Amfterdam om door allerleic vriendlyke cn bondige redenen, by het neemen van het weigerend bt ffüjfi op den gedaancn voorflag der Engelfchen om de verdere vreedes - onderhandelingen van Parys naar Londen of naar den Haage te verplaatfen, de ridderfchap af te brengen van haar onverzettelyk gevoelen cn voorneemen, van naamlyk hun advies voor eene aantekening tegen het gemelde befluit te zullen laaten infereeren ; de afgevaardigden van Amfterdam voegden 'er aejfs deeze waarfchouwing by, dat zy zig anderzins vcrph'gt zouden vinden om regens de aantekening der ridderfchap eene tegenaantekening te doen, die aan het lighaam der ridderfchap tot weinig eer by de nakoomelingfchap zou verftrekken. De afgevaardigden van Dortdrecht, oordeclen1 de, dat de tyd nu daar was om hun genomen befluit aan dc vergadering te ontvouwen, verklaarden, byde omvraag op dat N 5 punt,  17 53- Klagtc Ier rid Icliap »*' regeertflj ftad 1 •recht. 202 VADERLANDSCHE. punt, by monde van den penfionaris de Gyzelaar: dat zy ten hoogden het geduld ( bewonderden, hetwelk de afgevaardigden van Amfterdam geoefend hadden om de ridderfchap van haar gevoelen af tc brengen; datzy, van hunnen kant, ook met in gebreke zouden gebleeven zyn om alle mogelyke poogingen tot overtuiging in het werk te ftellen; doch, dat zy, daar de ondervinding hen tot hun lecdweczen geleerd had , gelyk hen nu op deezen tydftond op nieuw was gebleeken, dat het maar dm Moriaan gefchuurd was,. voorgenomen hadden om zig voortaan met de ridderfchap niet meer in te laaten. Deeze vrymocdige taal maakte- een allergevocligstcn indruk op de ridderfchap: , zy was over de fterke uitdrukkingen van dcn penfionaris dermaate gebelgd, dat zy orr-binnen zeer weinige dagen zig by eenen brief aan de wethouderfchap van Dortdrecht vervoegde, in welken zy derzelver penfionaris , Mr. Cornelis de Gyzelaar , aanklaagde , dat dezelve zig, tot haare, uiterfte verontwaardiging en ongenoegen, federt een geruimen tyd had toegelegd, 01Ï!  HISTORIE-Ï5ESCHRYVIN6. 2©3 om haare advifen in het haatlykfte dagligtte ftellen, en zig tegen de ridderfchap door gansch onbetaamelyke uitdrukkingen op eene ten hoogften hoonende wyze te.gedraagen , gelyk gemelde penfionaris zig niet ontzien had nog laastlyk op den agttiendcn der loopende maand, van deezen zynen toeleg de fterkfte blykente geeven. £odaanig gedrag was , naar het oordeel der ridderfchap , zo weinig overeen te brengen met hetgene de leden eener oppermagtige vergadering aan eikanderen onderling verfchuldigd zyn, ja zo ftrydigmet alle bétaamelykheid, dat zy, heeren van de ridderfchap, nimmer konden vermoeden, dat dusdaanige handeiwyze van den eerften minister der Dortdrechtfche wethouderfchap by dezelve de minfte verfchooning, veel min eenige onderfteuning, zou vinden. Dan, daar de verregaande drift van deezen minister nu ten top fcheen geftee. gen te zyn, had de ridderfchap gemeend haar gevoelig ongenoegen deswegens niet langer te moeten verbergen, maar zig by deezen brief aan de ed. agtb. wethouderfchap der ftad Dordtrecht te moeten ver- voe-  Nadrukly •ntwoord^di wethouderfchap van Puixdrecht 204 VADERLANDSCHE . voegen met dringend en allerërnftigst ver"zoek, dat hunne ed. agtb. het gehouden gedrag van hunnen penfionaris afkeurende, dusdaanige voorzieningen geliefden te doen, waardoor aan de ridderfchap, voor de hoonende uitdrukkingen door den penfionaris gebruikt, eene behoorelyke voldoening gegeeven, en de ftouthcid van denzelven op het kragtdaadigfte beteugeld, en hy binnen dc paaien van befcheidenheid gebragt en gehouden mogte worden. i Dc wethouderfchap van Dordrecht ver* 1 zuim.de niet naar de gegrondheid deezer hevi ^e kkgten tegen haaren penliunaris te verneemcn,dicz3'ii gedrag op eene zo voldoende wyze verdedigde, en het voorgevallene dus volledig van alle onbefcheidenheid vryfprak, dat hunne ed. gr. agtb. hunnen minister allezins vry fchouwden , en dc crnflige klagten der ridderfchap op cenen even ernftigen toon eenige dagen laater beantwoordden. Zy hadden, dus verklaarden zy aan de meergemelde ridderfchap, met de uiterfte verbaazing derzelver aanklagte van hunnen penfionaris vernomen, en terftond by het kezen dier verregaande en ontüerende be- tig-  HISTORIE-BESCHRYVÏNG. 20J1 tigtingen ten laste van denzelven, al op-: gemerkt, dat byaldien de heeren van de ridderfchap hadden kunnen goedvinden zig in te laaten met eene ftukswyze ontvouwing der zaaken en verfchillen, ter welker gelegenheid hun penfionaris aanleiding tor deeze klagten en befchuldigingen der ridderfchap zou mogen gegeeven hebben, het dan aanftonds uit dusdaanige omftandige ontvouwing al zou gebleeken zyn , dat de onverzettelykheid der heeren van de ridderfchap in hunne gevoelens, en zulks wel ten aanzien der allergewigtigfte zaaken van den lande , tcgens de begrippen en de vertoogen van verre de meerderheid der leden van de vergadering van Holland, zonder in eenige wederlegging van derzelver betoogredenen en redenkaveiingen of in eenige verdeediging van haare eigene daarmede regtftreeks ftrydige gevoelens te hebben willen treeden, by welgemelde leden in het algemeen en by hen , wethouderen der Stad Dortdrecht, in het byzonder , niet wel anders had kunnen aangemerkt worden, als een geest van eigendunkelyke lieerfchappyvoering , waarvan , (zeiden 783*  20Ó VADERLANDSCHE zy), het groote kenmerk was alle redelykheid ter zyde te ftellen,en alleenlyk zyne byzondere oogmerken te bedoelen en door te zetten , mitsgaders de middelen , die men daartoe het meest gefchikt oordeelde, halfterrig te willen doordringen- Des konden zy, (betuigden zy verder,) dan ook zeer wel begrypen , dat een gedrag van die natuur, nu reeds zedert een geruimen tyd, en in het byzonder geduurende den laasten oorlog , door de heeren van de ridderfchap gehouden , aan dc leden der ftaatsvergadcring, welken in dezelfde gevoelens en begrippen wegens 's lands zaaken met hen,heeren van Dortdrecht, waren, had moeten mishaagen , en van tyd tot tyd aanleiding geeven tot aanmerkingen , die aan de ridderfchap geenzins aangenaam hadden kunnen weezen. Diensvolgens was het geenzins te verwonderen, dat, (daar zy, regeerderen der Stad Dortdrecht, in het byzonder befpeurden de heerschzugtige hand cl wyze en de onverzcttelykheid van het lighaam der edelen , of althans van diegenen onder hen, welken de ftaatsvei-gaderingen meest bywoonden, opzigt  HISTORIS-BESCHRYVING. 207 lyk tot de bondigile en overtuigendfte betoogredenen van verre de meerderheid der leden, (hunne afgcvaardigden,by monde van bunnen penfionaris, op den agttienden van wintermaand, geene zwaarigheid gemaakt hadden om de vrugtlooshéid van het aanwenden van verdere poogingen ter overreeding den leden der vergadering van Holland onder het oog te brengen, en daarby te verklaaren van zig voortaan daarmede niet meer te zullen ophouden, als zynde door eene langduurige ondervinding overtuigd geworden , dat men daarvan geene vrugt te wagten had , en dat het vergeeffche arbeid, of den Moriaan gewasfchen was, zulks langer te beproeven. Wydcrs maakte de Dortdrechtfche wethouderfchap, hoe vervreemd "zy zig ook betuigde te zyn van aan eenig lid derftaatsvergadering van Holland eenige reden tot regtmaatige klagten te willen geeven, en hoe geneigd daarentegen om de eendragt en goede verftandhouding onder dezelven te helpen bevorderen , evenwel geene zwaarigheid, om, uit hoofde der voorgemelde gewigtige redenen, en na veel geduld vrugt- 783. j De penCa* naris van Dortdrecht door ds reïeeringdierftad volko»r/cnlyk vrj'efproken»  208 VADERLANDSCHÏ vrugtloos te hebben geoefend, het gezeg. de en het voorgevallene ter vergadering van Holland op voornoemden dag , voor het hunne aan te neemen * kunnende zy verders de ridderfchap verzekeren, dat zy, regeerders van Dortdrecht, teikens ten mauwkeurigftc verwittigd en onderregt wierden vari al hetgene door hunne afgevaardigden, en ook door hunnen penfionaris in het byzonder, ter ftaatsvergadering wierd verrigt en' gezegd. Dcsnictte•genftaande hadden zy, uit kragte van allé de vermelde redenen, geenen grond gevonden om de voorzegde verrigtingen en gezegden eenigermaate te wraaken eh niet voor de hunne aan 'te neemen ; integendeel vonden zy zig verpligt om dezelven* als uit een lofwaardig grondbeginfel voortfpruitende, volkoomenlyk goed te keuren; Daarom,(verklaarden zy wyders), was het er zo verrè van daan, dat zy iet bcrispe"lyks zouden vinden in het gehouden gedrag van hunnen penfionaris en hetzelve -hunne afkeurifig waardig oordeelden, dat zy integendeel betuigen konden de hoogfte agting te hebben voor .zyne perfoon i onge-  HTSTORÏE-BESCHK.YV ING, 20<] ongemeenen yver en waakzaamheid voor de belangen van den ftaat, en dat zy zig by alle gelegenheden gezind zouden betoonen om zyn gehouden gedrag in foortgelyke gevallen, zo menigwerf daartoe aanleiding mogt gegeeven worden, hetgene zy egtcr hertgrondig wenschten, dat mogt eindigen, op het kragtdaadigfte te handhavenen. Immers konden zy niet nalaaten aan de heeren van de ridderfchap te verklaaren, dat zy oordeelden de gemeene zaaken geenzins te zullen bevoorderen met eenen minister, die dezelven zo zeer ter harte nam, den moed te beneemen. Gevolglyk, alle redenen hebbende om zyn gedrag te billyken , vonden zy zig daardoor te meer wcderhouden om in hetge»e de ridderfchap, by haaren brief, van hen, zo met betrekking tot het toekoomcnde als tot het X'oorledene, vorderde, eenigcrmaate te bewilligen. Voor het overige deed het hen leed dusdaanig antwoord , waarvan de inhoud de ridderfchap zekerlyk niet aangenaam kon zyn , op haare klagten te moeten geeven: egter verzogtcn zy de ridderfchap om in het oog te O willen i  2IO VADERLANDS. CHE willen houden, dat zy zelve hen daartoe genoodzaakt had. Dit kloekmoedig cn rondborftig antwoord der wethouderfchap van Dortdrecht , waardoor de vaderlandfche yver van den verdienstigen penfionaris , wel verre van door eenige onteerende cn onverdiende afkeuring ontluisterd to worden, integendeel door eene dankbaarc toejuiching erkend cn naar verdiensten' bekroond wierd , baarde zo veel genoegen aan alle vaderlandminnaars, die in den Dortdrechtfehen penfionaris eenen der onverzaagdfte en edclaartigfte voorftanders van het vaderland erkenden, alsfpyt en verbittering aan den ganfehen aanhang der zulken, welken hunne algemeen afgekeurde maatregelen inzonderheid door deezen ftaatsman onvermoeid gedwarsboomd en te leur ge* fteld vondcn,cn welken het vooral erop toegelegd fcheenen te hebben, om alle flappen ter bevestiging der vryheid cn ter handhavening van 'slands dierbaare voorregten , te wederftreeven, en dcnzelvcn der haatlykflen glimp aan te tygen. Deeze openlyke en tieffelyke befcherraing vaa eenen ftaats- ije-  HISTORIE-BESCHRYVING. 211 dienaar , die niet anders dan zynen blaakenden yver voor 's lands welvaart ingevolgd bad,en wiens geftaadigeen uitmuntende diensten zelfs dan , wanneer hem jndedaad ih zynen yver eenige te fterke uitdrukking ontflipt mogte weezen j hem buiten dus hoonende aanklagten hadden moeten ftellen en vryfpreeken» ïtrekte tevens der Dortdrechtfche Wet» houderfchap tot onfterfelyken roem , en verwekte inzonderheid aan Dortdrechts burgeren ert ingezetenen , welken den meergemelden penfionaris de diepfte eerbied en hertgrondigfte geneegenheid toedroegen i, een dus groot genoegen, dat zy eerlang het befluit namen om aan hunne höogagtbaare burgervaderen plegtiglyk hunne èrkchtenis te betuigen voor dé treffelykc befeherming, door dezelven aan hunnen braaVen en onverfchrokkenen minister voor het oog der ganfche natie ver^ léend; Dit dank-adres, hetwelk de dankbaare én vaderlandminnendc burgery beflooten had aan haare wethouderfchap aan te bieden, was door omtrent vyf honderd burO 2 gé;  212 VADERLANDSCKE geren van Dortdrecht ondertekend. De burgeren benoemde vervolgens eenige gemagtigden uit haar midden, om haar adres met eene gepaste aanfpraak aan den agtbaaren oudraad over te geeven. Twee deezer gemagtigden wierden hierop door de overigen benoemd om den voorzittenden burgemeester te begroeten cn te verzoeken , dat de gezamenlyke gemagtigden voor den oudraad mogten verfchynen, om de dankbetuiging der burgery voor deszelfs uitmuntend befluit op den brief der ridderfchap van Holland, inhoudende verregaande befchuldigingen tegen den penfionaris de Gyzelaar, en voor deszelfs ver. dere lofwaardige befluiten, tot 'slands welzyn genomen, af te leggen, met verzoek dat hunne ed. gr. agtb. daartoe een dag geliefden te bepaalen- De voorzittende burgemeester deeze begeerte der burgery zonder uitflel aan den oudraad voorgelegd hebbende, ïvierd dezelve daarop door den oudraad verzogt en gemagtigd , om, uit deszelfs naam aan de gemagtigden der burgery te kennen te geeven: dat hunne ed gr. agtb. met genoegen vernomen hadden dat  HISTORIE-BESCHRYVING. 21% d E hunne van tyd tot tyd genomene befluiten aan dezelve niet onaangenaam waren geweest; dat hunne ed. gr. agtb, al te fterk overtuigd waren van den ernst en welmeencndheid van de betuigingen der burgery, om daarvan door een plegtig en ongewoon dank - adres eene nadere èn meer openbaare verzekering te ontvangen, met verdere by voeging, dat de heeren van den oudraad, hoe zeer de voorgenomen ftap ook anderzins als een doorflaande blj'k van de verkleefdheid der goede ingezetenen aan hunne wettige regeering kon worden aangemerkt, terug gehouden wierden en zig bezwaard vonden om eenig dank-adres aan te neemen, uit aanmerking dat zy daardoor zouden toonen voor uit te loopen de raadpleegingen over. de refolutie - commisforiaal der ftaaten van Holland van den derden van louwmaand des jaars 1783, genomen met toeftemming en medewerking der heeren afgevaardigden hunner ftad, en ftrekkende om eene algemeene voorziening te doen tegen alle dankadresfen. Deeze afwyzing van het welmeenend dank-adres der Dortdrechtfche burO 3 ge- 1783».  2Ï4 VADERLANDSCHB gery door de meerderheid dier leden van den oudraad, welken op dien dag deszelfs vergadering uitmaakten , mishaagde der burgery ten hoogfteu , te meer, doordien ^ naar men ftellig verzekerde , de bovengemelde refolutie-commisforiaal der ftaaten van Holland inderdaad niets meer. was dan een loutere voorflag , door de fteden Dortdrecht en Haarlem ter vergadering van Holland gedaan, die dusverre geen verder gevolg had gehad, en uit dien hoofde geencn genoegzaamen grond kon uitleveren, om een eerbiedig dank-adres van welmecnendc en vreedzaame burgeren van dc hand te wyzen. Des befloot de. burgery om aan den oudraad een nadruklyk fmeckfehrift in te leveren, ten einde liet befluit tegen het dank-adres mogt ingetrokken , en het adres zelf aangenomen worden. Tot het inleveren van dit verzoekfehrift word met eenpaarige ftemmen door de tien gemagtigden der burgery beflooten. Deeze zaak fchecn dus van pnaangenaame gevolgen voor dc rust cn ' het onderling vertrouwen tusfehen de Dortdreehtfche wethouderfchap en haare bur«  HISTORIE-BESCHRYVINO. 215 burgeren en ingezetenen te zullen worden. Dan, de tydige tusfehenkoomst van den braaven cn fchranderen penfionaris de . Gyzelaar was van zo heilzaame en vermogende uitwerking, dat de burgery, op deszelfs verzoek en vreedelievcnde voor. flagcn,het fmeckfehrift van den prefidentburgemeestcr terug verzogt en ontving , waarmede deeze zaak tot algemeen genoe? gen afgedaan wierd, en geen verder gevolg had. Van niet meer gevolg was ondertusfehen de infertic der boven vermelde aantekening der ridderfchap in de notulen der vergadering van Holland nopens de penfionaris de Gyzelaar geweest, welke aantekening finaal afgeweezen was geworden. Sedert wierd de inhoud dier aantekening door de heeren van de ridderfchap in eenen voorflag ter ftaatsvergadering veranderd , welke ter dier vergadering vervolgens commisforiaal gemaakt wierd aan het groote befoigne, waarby dit verfchil tusfehen de ridderfchap en de regeering van Dortdrecht voor alsnog bleef berusten. Nu was de jaarlykfche tyd wederom O 4 ver- 17S3  216 VADERLANDSCHE Vertoogen van zyne hoogheid en den raad van ftaate,byhet overbrengen der petitie en ft»at yan oorlog verfcheenen, op welken de erfftadhouder aan het hoofd van den raad van ftar.te de aigemeene petitie en ftaat van oorlog voor het volgende jaar, naar ouder gewoonte, ter vergadering van hunne hoogmogenden overbragt. By het inleveren derzelver verklaarden zyne hoogheid en de raad van ftaate, dat, hoe zeer de bepaalde bewilligingen van Holland en Friesland in den loopenden ftaat van oorlog, voor den jaare 1783 ingebragt, aanleiding mogten gegeeven hebben om te denken, dat er eenige verandering in den ftaat van oorlogvoor den jaare 1784 had behooren gemaakt te worden, gelyk inderdaad noodzaakelyk voorkwam , egter , uit hoofde dat hunne hoogmogenden geene finale befluiten deswegens genomen hadden, de ordinaris ftaat van oorlog volkoomcnlyk op den voet van dien van het nog loopende jaar verbleeven was. Zyne hoogheid en de raad van ftaate drongen ter deezer gelegenheid wederom aan op eene fpoedige voldoening der aandeelen door de bond*, genooten, en op eene onverwylde bewilliging in deeze ftaaten van oorlog, klaa- gende  H ISTORIE-BES CHRYVING. 217 gencie tevens met allen nadruk over de afwyzingen door Holland en Friesland op de loopende ftaaten van oorlog gedaan, en verklaarende byna niet meer te wceten, of het uitbrengen der ftaaten van oorlog wel verders plaats zou kunnen vinden , dewyl het thans uit dc afwyzingen, door verfcheide provinciën zonder medeftemming of goedkeuring der andere bondge" nooten en dus alleen willekeurig gedaan, genoegzaam bleek, dat het alleen van het welbehaagen van iedere byzondere provincie ftond af te hangen, hoe veel zy in de gemeene lasten zouden gelieven te draagen, hetgene de grootfte en gevaarlykfte verwarringen tot onvermydelyken nafleep moest hebben. Egter wilden zyne hoog. beid en de raad van ftaate daardoor geenzins ontkennen of wederftreeven de billy. kc klagten, die fommigen der bondgenooten zouden mogen hebben wegens haaren al te hoogen aanfiag in de gemeene lasten naar evenredigheid van haar tegenwoordig vermogen. Huns oordeels was het zeer natuurlyk , dat omtrent de vastgeftolde aandeden der byzondere provinciën, door O $ ver»  218 VADERLAJÏDSCHE verandering van derzelver ojaftandigheden en door langduurig verloop van jaaren , thans eene onevenredigheid kon plaats gegreepen hebben , in welk geval eene overzicning der van ouds vastgeftcldo aandeden zeer nuttig en noodzaakelyk moest zyn, waartoe alle gewesten dan ook behoorden mede te werken. Dan , de band der Unie , waardoor de gewesten voor altoos onaffcheidenlyk verbonden waren geworden , gchengde , huns bedunkens, geenzins, dat één der bondgenooten , om voldoening op deszelfs klagten te bekoomen, zig willekeurig van dien band vermogt te ontheffen, in zo verre dat dezelve naar eigen goeddunken zig zou kunnen ontflaan van den last, die, met gemeene bewilliging, op den ftaat van oor, ]og ter befcherming des gemeenebests ge. bragt was geworden : zulks was nogtans dooi- de provincie Friesland in het werk gcfteld. Daardoor was niet alleen, naar het begrip van zyne hoogheid cn den raad van ftaate , alle evenredigheid opgeheven, maar zelfs het vaderland in dusdaatógén toeftand gebragt, dat men-geen den min-  HÏSTOR ÏE-BESCHRYVTNG. 219 minften ftaat meer ftond te kunnen maa-: ken op al hetgene tot de gemeene befcher-: Hiing moest dienen, waarvan 's lands legermagt het hoofd-artikcl uitmaakte, moe-, tende zyne hoogheid en de raad van ftaate hierby voegen, dat, wat aanbelangde de voorziening, welke de bondgenooten onlangs hadden goedgevonden om de door Friesland afgeweezene militie tot eene maand in den jaare 1784 by lecning uit de generalitcits kasfe ten laste dier provin' cie te doen afbctaalcn, by aanhoudendheid geene plaats zou kunnen vinden , doordien de provincie Friesland, die reeds veele millioenen boven alle de andere provinciën aan de kasfe der generaliteit was fchuldig gcblceven, bovendien, huns gevoelens zonder eenige wettige reden, federt twee jaaren aan dezelfde kasfe had onthouden het jaarlyksch fournisfement van ƒ 330000 , waartoe zy nogtans by de plegtigfte verbintenisfen op het fterkfte vcrpligt was. Deeze penningen moesten genoegzaam enkelyk dienen ter betaaling der jaarlykfche renten en interesfen van . kapitaalen , weiken alleen voor en ten dienfte  £20 VADERLANDSCHE dienste van Friesland genegotiëerd geweest waren , waarom de fchuld dier provincie thans meer dan zes en eene halve tonnen gouds beliep. Indien deeze penningen niet afbetaald , maar fteeds ingehouden wierden, zou zulks, naar het gevoelen van den prins erfftadhouder en den raad van ftaate, een onherftelbaar nadeel aan het crediet der generaliteit toebrengen, en in ftaat zyn om derzelver finantiën voor altoos te ruïneeren. Vervolgens overgaande tot de vier hoofd-punten, welken ten allen tyde als de grondflag van 's lands welvaart, fteun en veiligheid aangemerkt zyn geworden, naamlyk, de verbonden met andere mogendheden, eene genoegzaame landmagt, de weerbaare ftaat der fortificatiën en eene gedugte zeemagt, beriepen zig zyne hoogheid en de raad van ftaate op het door hen breedvoerig voorgeftelde by het inleveren van den hastvoorigen ftaat van oorlog, verklaarende het eerfte dier punten aan de wysheid der bondgenooten over te laaten. Des gingen zy de noodzaakelykheid van verbonden met andere mogendheden aan tc.  HISTORIE-BESCHRYVING- 221 te gaan, onder ftilzwygen voorby, hoewel ten deezen tyde in verfcheide provinciën het fluiten eener alliantie met Frankryk, de eenige mogendheid , welke thans ten deezen einde in aanmerking kon koomen, een voorwerp der raadpleegingen uitmaakte, en veele aanzienlyke leden van ftaat derzelver noodzaakelykheid by de bondigfte advifen bereids aangedrongen hadden. Niettemin was het, volgens het gevoelen van zyne hoogheid en den raad van ftaate, zeker, dat zo lang men van de hulp en den byftand van anderen niet ten volle verzekerd was, de zorg voor de beftelling der eige beveiliging te fterker moest doorftraalen: gevolglyk moest men zig door eene noodige vermeerdering der landmagtj Waaromtrent zy zig voorheen breedvoerig genoeg hadden geüit, en welk punt zy aan de beraadflagingen der bondgenooten overlieten, aan de landzyde in een gedugt postuur ftellen; en wat het verzorgen en voorzien der fortificatiën en magazynen betrof, deswegens konden zyne hoogheid en de raad van ftaate de bondgenooten verzekeren, dat zy, voor zo verre de daartoe ge- fchikte 2&  222 VADERLANDS CHE fchikte gelden zulks toelictcn,zo veel mogelyk daarvoor bezorgd waren 5 dan , het daartoe gefchikte fonds was gcenzins toereikende om al het noödige te verzorgen i weshalve alles wederom zou móeten ftilftaan en vervallen, indien dc bondgenooten daartoe niet geliefden méde te werken, door niet alleen de petitiën * bereids in den jaare 1778 tot de fortificatiën en magazynen gedaan, ten bcfluite te brengen, maar ook door de penningen van dien ten algemeene comptoire te verftrekken. Eindlyk wierd door dert erfftadhouder en den raad van ftaate, bctreklyk tot het vierde punt, de zeemagt der republiek, te regt aangemerkt, dat de behoordyke en kragtdaadigc befcherming der vrye en onbelemmerde wydüitgeftrekte zeevaart en koophandel van de ingezetenen der republiek Van derzelver cerfte opkoomst af,voor allcrnoodzaakelykst was gehouden , en allezins behertigd: niets was zekerer, dan dat met derzelver bloei en aanwas de republiek alleen kon ftaande bly ven , en dat zy met het verval van dezelven ook van zelfs zou moeten ten gronde gaanDes  HISTORIE-B ES CH RYVING. 223 Des fprak het van zelf, dat het eenige middel om aan het gewenschte oogmerk in deezen te voldoen, eeniglyk beftond in s'knds zeemagt in behooreiyken ftaat te brengen en daarin te houden; Thans was dezelve in veel beteren ftaat gebragt , dan zy zig federt veele jaaren had bevonden. Dan, om dezelve op dien goeden voet te handhavenen en verder te volmaaken, waartoe aanzienlyke fommen vereischt wierden, was het insgelyks ten uiterftcn noodig dat de bondgenooten ten fpoedigften hunne agterftallen aan de zeezaaken voidecdcn,op hctloflyk voetfpoor der provincie Holland , welke in deeze tyden door het volvaardig opbrengen haars aandeels in de onderfcheidene petitiën, tot de zeemagt agtcrvolgens gedaan, zeer veel ten voordeele der gemeene zaak had toegebragt.. Het bleek dan uit dc bovenftaande ver toogen en klagten van zyne hoogheid en den raad van ftaate ten klaarfte, hoe noodig het ware het herftel van 'slandheid d( ftaaten jegei de Venetia; uen. 238 VADERLANDSCHft 'dan ook noodwendig verhinderd warert gewórden om den ganfehen famenhangdes bedrogs te ontdekken. Op deeze wyze wierd aan de meergemelde Hollandfche kooplieden volftrckt alle gelegenheid afgefneeden om de medepligtigen en gezamen» lyke uitvoerers deezer fchelmfche bedrie* gery, welken intusfehen vermogend genoeg waren om hen te betaalen, aan te fpreeken en in regten te vervolgen. De ftaaten , offchoon met reden misnoegd over de klaarblykelyke onregelmaa'stigheden en wederregtelyke handelwyze l'der Venetiaanen, en grootlyks beleedigd door de verraaderlyke en den dag ontvlügtende handelwyze, op welke men, onder febyn van vriendfchap en van geneigdheid om hunnen ingezetenen goed en volledig regt te willen laaten wedervaaren, hunne vertoogen en gezag veragt en befpot had, toond-n zig desniettegenftaande nog geneegon om ditgefchil, eer het verdere en ernftiger gevolgen mogt hebben, in der minne by te leggen; zelfs hadden zy toegeevendbeid genoeg voor den Venetiaanfchen raad, om opzetlyk ten dien einde ee-  KISTORIE-BE S CHRYVlNGtf 239 eenen refident aan dat gemeenebest af te vaardigen. Dog , de raad deeze toegeevendhsid der flaaten uit een geheel ander dan het waare oogpunt befchouwende, ging voort met de billyke voldoening * door de ftaaten gevorderd, ondanks der. zelver gemaatigdheid in deezen wederom op nieuw betoond, met de koelfte halfterrigheid te blyven weigeren. Hunne hoogmogenden hadden den heer de Tor, dien zy als hunnen gemagtigden naar den ftaat van Venetië hadden afgevaardigd, gelast, om niets onbeproefd te laaten, ten eindeaan hunne veröngelykte ingezetenen eene behoorelyke genoegdoening te doen verzorgen ; dog , in geval van weigering of verder uitftel, hem last gegeeven , om , uit naam der ftaaten , aan den raad van Venetië te verklaaren : dat hunne hoog. mogenden daardoor in de onaangenaamenoodzaakelykheid zouden gebragt worden, om hunnen gemagtigden te rug te ontbie* den, en om zelfs zodaanige andere middelen te beproeven en in het werk te ftek len, waardoor hunne mishandelde ingezetenen konden fchaadeloos gefteld en eene 1784*  24& V ADÉRLAJJÖSCHÏ teleurftelling eii weigering van regt ver* goed worden. Desniettegenftaande bleek het uit dc brieven en narigten van gemelden refident , dat de Venetiaanfche raad vastlyk beflooten had, om aan hunne hoogmogenden de gevorderde biilyke Voldoening wegens de verregaande vcröilgelyking, door de onderdaaiicn van Ve* netië aan de Kooplieden Chomel en Jordan aangedaan, onverzcttelyk te bly ven weigeren. Nu gedoogde de eer der ftaaten niet, om langer eeilen gezant by dat gemecnebest te houden; weshalve zy, oordeelertdc nu alles te hebben doen in het werk Hellen hetgene de toegevendheid jegens mocendheden, tusfehen welken eene volkoomene vriendfchap ftandgrypt, eikanderen verfchuldigd zy» ï eri in de onaangenaame dog onvermydclyke noodzaakelykheid gebragt te zyn, om aan hunne belcedigde ingezetenen door andere kragtdaadige middelen regt en voldoening te bezorgen, op den dertiertden van bloeimaand des jaars 178a beflooten om den refident de Tor terug te* ontbieden. Verders gelastten zy hunnen gezant aan het hof van Wecneir- den  HISTORIE-BESCHRYVING. ïqt den graaf van Wasfenaar tot Wasfenaar , óm, uit hunnen naam , aan den ambasfa* deur van de republiek van Venetië aldaar* te verklaaren , dat zy zig zeiven regt zouden weeten te bezorgen. De Venetiaanfchè gezant hiérvan kennis aan den raad gegeeveri hebbende , begon deeze eenigermaate het gedrag der flaaten, welker laastgemelde verklaaring dénzélven geene geringe bekommering baarde, in ernftiger overweeging te neemen. Weshalve dé raad, om zig tegen het naakeride gevaar té beveiligen, geen gepaster middel vond, dan zyne toevlügt tot 's keizers bemidde. ling te neemen, ten welken einde aan denselven door den Venetiaanfchen raadcené memorie ingeleverd wierd, waarin de zaak geheel Verdraaid wierd öpgegeeven. Het antwoord des keizers op deeze memorie kwam hoofdzaakelyk hierop uit:dat, wanneer beide de partyen mogten geheegen zyn om zig aan Zyne arbitrage te onderwerpen , zyne majefteit Wel genegen was om zulks aan te neemen; dog, dat de zaak hem voorkwam vöör gene bemiddeling of mediatie vatbaar te zyn, De Venetiaanen, Q met'  *s Keizc bemiddeli door de ft ten aangei men. 242 VADERLANDSCHE met dit voorftel wonder te vreede, haastten zig om hetzelve te omhelzen, en zogten den keizer verder te beweegen, om door zyne tusfchenkoomst de ftaaten-generaal tot het aanneemen deezes voorftels over te haaien , ten einde zy daardoor vooreerst bevryd mogten bly ven van de hen aangekondigde en zo zeer gevreesde gevolgen van het misnoegen der ftaaten. Middelerwyl hadden hunne hoogmogenden de raadpleegingen over de keuze der voorgenomene kragtdaadige maatregelen rs ter handhavening hunner mishandelde in1 gezetenen uitgefteld, ingevolge van de ,ü"hoop, welke zig, volgens het fchryven van hunnen gezant aan het keizerlyk hof, fcheen op te doen, dat de Venetiaanfche raad door 's keizers bemiddeling tot eene billyke genoegdoening zou te beweegen zyn. De ftaaten waren ook niet in gebreke gebleeven , om van hunnen kant by eene uitvoerige memorie, den keizer verflag te doen van de verregaande veröngelyking hunne ingezetenen doodden raad van Venetië aangedaan, waarbyzy verklaarden ïig verpligt te agten om de belangen hunner in*  H IS T ORÏE-BESCHRYV ING» 243 ingezetenen te verdeedigen. Zy beflooten ook, op den zeventienden van wynmaand deszelfden jaars, om hunnen gezant aan het Weener hof te magtigen, om niet alleen de mediatie, maar ook de arbitrage des keizers omtrent de fchaadeloosftellingè der kooplieden Chomel en Jordan, aan te J neemen. Niettemin leedt het niet lang of de keizer, nu volledig wegens de waare toedragt der Zaak onderregt, liet den Venetiaanen weeten, dat hy zig met deeze zaak niet verder kon bemoeien, waardoor hoogstdeszelfs mediatie van geen verder gevolg was. De Venetiaanfcne raad, zig dus van dien kant verhaten vindende, vervoegde zig vervolgens met even ongunftigen uitflag aan het hof van Frankryk, en vaardigde daarna zekeren Bataglia, een Venetiaansch edelman, naar Londen af, om wegens het vereffenen deezes gefchils met den heer de Tor in onderhandeling te treeden, die, daartoe niet gelast zynde, zig met deszelfs voorflellen niet inliet, maar zig vergenoegde met des wegens aan de ftaaten verflag te doen. Zelfs liet men federt te Parys onder de hand Q. a voor» Verfterkm an 's lands skaderin d'. liddelland:he zee.  1784- 244 VADERLANDSCHE voorflagcn doen aan het bewuste huis van Koophandel te Amfterdam, op welken tot antwoord gegeevcn wierd, dat men niet ongeneegen zou zyn om deeze zaak niet verder te vervolgen, mids er eene volledige fchaadcloosftelling door de Vcnetiaanen befchikt wierd.' • De ftaaten verzuimden ondertusfehen niet om door kragtdadigcr maatregelen te' toonen, hoe zeer zy het verongelyken hunner handeldryvende ingezetenen ter harte namen. Nu was hen uit verfcheide brieven van den graaf van Wasfenaar, hunnen gezant aan het Weencr hof geblccken, dat de keizer volftrekt ongezind was om zig met de bemiddeling deezer zo langgerekte gefchillen in te laaten. Zelfs had de gezant, op den agt-en-twintigften van bloeimaand des jaars 1783, den ftaaten voorgehouden , dat de kortfte en zek- Ie weg om de republiek met eere van deeze zaak af te helpen en de Venetiaancn tot reden te brengen, alsmede om aan de veröngelykte kooplieden eene wettige en behoorelykc fchaadevergoeding te bezorgen, zou beftaan in het leggen van een beflag op alle de  HISTORIE-BESCHRYVING. 245 dc Venetiaanfche fchepen, die zig in de havens der republiek bevonden, en met naame op het fchip II Corriero Maritimo, indien hetzelve zig nog in eenige haven deezer landen ophield, terwyl het afzenden van een eskader oorlogfchepen naar de Middellandfche zee waarfchynelyk eenen merkelyk grooten indruk op de Venctiaanen zou maaken. Des beflooten de flaaten eindelyk,op den negenden van louw-d maand deezes jaars, ten einde een proe^ te neemen, of aan de billyke vorderingen der Kooplieden Chomel en Jordan zou kunnen voldaan worden, om een bcflag te leggen op de Venetiaanfche fchepen, die zig in de havens van den flaat mogten bevinden , of ten minfte op zo veele van dc zeiven , als noodig zou weezen om uit de penningen, welken derzelver verkoop zou opbrengen , aan meergemelde huis van Koophandel eene behoorlyke genoegdoe. ning te bezorgen. Tevens beflooten hunne hoogmogenden, dat de byzondere collegien ter admiraliteit zouden worden aangefchreeven om geene Venetiaanfche fche. psn voor als nog te laaten uitloopen, maar Q. 3 de- Tï*4- m eVenctiiun:he fchepen  £784. 240" VADERLANDSCHE dezelven daadlyk in beflag te doen neemen, en vervolgens te doen verneemen naar de laadingen dier fchepen , welken beyragt mogten zyn ,in hoeverre dezelven te Venetië en elders te huis behoorden , alsmede omtrent de waarde der fchepen en derzelver laadingen, in hoe verre dezelven het eigendom der Venetiaanfche onderdaa. nen waren. Van dit alles moesten de admiraliteiten aan de ftaaten naauwkeurig verflag geeven, en tevens de handeldryvende ingezetenen deezer landen onder de hand jaaten waarfchouwen, om,tot verhoeding van fchaadeverhaaling op hunne fchepen en goederen, voor als nog en tot nadere aan2egging geene fchepen of goederen naar de Venetiaanfche ftaaten af te zenden, en die fchepen,welken op reis mogten weezen, zo veel doenlyk ware terug te ontbieden. Ook wierd tegelyk door 'slands ftaaten beflooten , dat om de koopvaardyfehepen en goederen hunner handeldryvende ingezetenen tegen alle verftoordheid en onverwagte aanvallen der Venetiaanen , onder voorwenden van fchaadeverhaaling, zo veel doenlyk te verzeke. icd  HISTORIE-BESCIIJlYVING. 247 ren en te beveiligen, de prins erfftadhouder zou verzogr. worden om aan de bevelhebbers der fchepen van oorlog, welken reeds naar de Middellandfche Zee vertrokken waren, of derwaards nog zouden vertrekken , aan te fchryven om de koopvaardyfchepen van de ingezetenen deezer landen, die zig in de Middellandfche zee mogten bevinden, onder hunne befcherming te neemen; dat vervolgens de kooplieden Chomel en Jordan zouden gelast worden om een ftaat van hun agterweezen en vorderingen ten laste van de onderdaa* nen der republiek van Venetië in te leveren; dat deeze opgaaf en berigten aan hunne hoogmogenden ingeleverd geworden zynde, nader zou worden beraadflaagd, of gemelde handelaars niet behoorden gemagtigd te worden , om hunne wettige voorderingen, ter taxatie en moderatie van fchepenen der ftad Amfterdam, te verhaaien op alle de goederen, den Venetiaanen toebehoorende, die men hier te lande zou aantreffen. De ftaaten gaven van dit hun befluit zonder uitftel kennis aai} hunnen gezant (aan het hof van Weenen» Q 4 tot  Bekomme ring der Ve. neciaancn. 248 VADRRLANDSCHE tot deszelfs narigt, met uitdruklyken last om den ambasfadeur der republiek van Venetië aan hetzelfde hof daarvan te ver* wittigen,met byvoeging, dat hunne hoog. mogenden, geen ander mjddel overig hebbende om aan hunne beleedigde en benadeelde ondcrdaancn regt te doen wedcrvaaren , eindelyk tot [deeze maatregelen hadden moeten koomcn, onderwylen geneegen \blyvende om dit hun befluit van geen verder nadeclig gevolg te doen zyn voor andere Venetiaaniche ondcrdaancn als de waarc en eigene • fchuldcnaaren zei ven, wanneer het den raad van Venetië behaagen mogt de verongelykte en benadeelde Amfterdamfche kooplieden, door derzelver dircét dcbiteeien , fchaadeloos te doen ftellen. Ook betuigden de ftaaten gaarne in aanmerking te zullen neemen hetgene de Venetiaanfche raad door zynen ambasfadeur te Weenen of langs eenigen anderen weg, hen zouden willen laaten voordraagen. Dit beflag op de fchepen der onderdaanen van den ftaat van Venetië ftrekte vooral, om aan de meergemelde Kooplieden,  HISTORIE-BESCHRYVINC. 249 den eene fpoedige en volledige voldoening te verfchaffen; dan, het was van geen onmiddelyk gevolg ten nadeele der Venctiaanen. Niet lang daarna ontvingen de ftaaten bcrigten van dc onderfeheidene adrairaliteits-collegiën, dat zig ten deezen tyde geene Venetiaanfche fchepen in de havens deezer landen bevonden , en dat het eenige Venetiaanfche fchjp , het welk zig in een haven deezer republiek opgehouden had, reeds over geruimen tyd onder keizerïyke vlag van hier vertrokken was. Niettemin veroorzaakte dit. nadruk, lyk befluit der flaaten gecne geringe bekommering te Venetië, doordien de zeemagt dier republiek, in het uiterfte verval geraakt zynde , geenzins beftand kon zyn tegen een zo aanzienlyk eskader Hollandfche oorlogfchepen, als eerlang in de jMiddelandfchc zee ftond te verfchynen. De Venetiaanfche raad liet dan niet alleen terftond bekend maaken , dat de zweevendc gefchillen met het gemeenebcst der Vereenigde Nederlanden van geen gevolg zouden weezen, maar bovendien deed dezelve in verfcheide havens der MiddelQ_ 5 land-  25» VADER LANDSCHE T7S4- landfche zee de zeevaarende verwittigen, dat alle fchepen zonder onderfcheid veilig konden heen en weder vaaren, naardemaal de raad geenzins voorneemens was om eenige vyandlykheden tegen de fchepen of laadingen van fchepen, toebehoorende aan ingezetenen van den ftaat der Vereenigde Nederlanden, te pleegen. Insgelyks deed de raad vervolgens door zynen ambasfadeur aan het hof van Weenen by den ftaatfehen gezant, den graaf van Wasfenaar, ernftig aanhouden, om het gelegde beftag op de fchepen der Venetiaanfche onderdaanen, wederom te doen opheffen, betuigende tegelyk alles te willen aanwenden om eene openbaare vreedebreuk tusfehen de twee gemeenebesten voor te koomen. De buitengewoone en gevolmagtige gezant der ftaaten aan het Weener hof bleef niet in gebreke van wegens dit alles, by verfcheide brieven,aan hunne hoogmogenden verflag te doen , en vermids hoogstdezelven met het beproeven der bovengemelde nadruklyke maatregelen niets anders bedoeld hadden, dan hunnen ingezetenen eene fpoedige en bil- lyke  HISTORIE-BESCHRYVING. 251 lyke fchaadeloosftelling te verzorgen, waartoe de Venetiaanen thans zeer geneegen fcheenen , maakten hunne hoogmogenden dan ook geene zwaarigheid om het voornoemde beflag op te fchorten, en om op hetgene hun gezant aan het Keizerlyk hof, hen had voorgehouden omtrent den werklyken toeftand der zaak , met verzoek van opheffing van het gelegde beflag , alsmede op deszelfs verzoek van noodigen , fpoedigen en duidelyken last, vergezeld van de opgaave der vorderingen der meergemelde Amfterdamfche Kooplieden en van alwat daaromtrent had plaats gehad, op den zeven-en-twintigften van fprokkelmaand deezes jaars te befluiten: dat, ten einde eene proef te neemen, of! de raad van Venetië thans beter dan te vooren gezind ware om tot eene afdoening der zaak met ernst mede te werken, de bevelen van hunne hoogmogenden van den negenden van louwmaand jongstleeden omtrent het aanhouden der Venetiaanfche fchepen en verdere voorziening dienaangaande by hetzelfde ftaats-befluit gefteld, by provifie en tot dat hunne hoog. Het beflag >p de Veneiaanfchechepen op« Sefcbon.  17R4 252 VADERLANDSCHE hoogmogenden van den uitflag der onderhandeling onderregt geworden zyn, opgcfchort zouden worden, ten welken -inde aan de onderfcheidene admiraliteits-collegiën dc noodige aanfehryving zou gefchieden. Voorts gelasteden hunne hoogmogenden de Kooplieden Chomel en Jordan wederom , om niet alleen ten fpoedigftc aan hoogstdezelven een bedrag van hun agterwcezen en vorderingen ten laste der onderdaanen van het gemccncbcst van Venetië in te leveren, maar ook om eene juiste opgaaf te doen van alle zodaanige onderhandfche aanbiedingen , als hen van wege Zannowich, indirect zouden mogen gedaan zyn, alsmede van alhetgene diaromtrent zo direct als indirect mogt hebben plaats gehad, om, deeze opgaaf,ingekoomen zynde, door hunne hoogmogenden aan hunnen gevolmagtigdcn gezant aan het Weener hof overgezonden te worden, met bygevoegden last om daarover met den Venetiaanfchen ambasfadeur te Weenen, in onderhandeling te treeden j en vervolgens aan de ftaaten narigt te geeven , wat daaromtrent zou mogen verrigt zyn  historië-beschryvinG. 253 zyn, midsgaders op welken voet een behoorlyk vcrgelyk zou kunnen getroffen worden, ten einde alsdan Wegens eene volkoomene opheffing van het nu opgefchorte beflag cn hetgene vervolgens verders zou behooren verrigt te worden , zodaahigc befluiten te neemen als meest overëenkomftig met de waardigheid van den ftaat en beftaanbaar met de billykheid zouden geoordeeld worden. Hunne hoogmogenden verzuimden niet hunnen gezant aan het hof van Weenen tot deszelfs narigt van dit hun befluit te verwittigen. Deeze gemaatigdheid der ftaaten wierd in dc tegenwoordige tydsömftandigheden eerlang voor den lande niet min dienftig bevonden, dan het neemen van nadruklykc maatregelen tegen den ftaat van Venetië geweest was, om denzelven tot reden te brengen, en om aan hunne veröngelykte ingezetenen, door het aanwenden van een aanzienlyk gedeelte hunner zeemagt, de verëischte en lang te vergeefsch gewagte genoegdoening te befchikken. Zy meenden door het ïyï dig verfterken van het eskader Holland- fche 1784-  ï2*±- 154 TADE RLAJIDSCH fche oorlogfchepen , hetwelk ten getalle van vier fchepen van linie en drie mindere vaartuigen bereids over verfcheide maanden naar de Middellandfche zee gelievend was, voor de befcherming en beveiliging der fcheepvaart hunner handeldryvende ingezetenen genoegzaam gezorgd te hebben. De flaaten hadden naamlyk, eenige weeken voor het leggen van het boven» gemelde beflag , de voorzorg gebruikt van nog eene aanzienlyke verflerking oorlogfchepen derwaards af te vaardigen onder het opperbevel van den vice-admiraal Reinst, beftaande uit een fchip van zeventig flukken kanon, twee vanvier-en- zestig drie van zestig, een van vyftig, midsgaders één fregat van oorlog, finnen agt oorloglchepen, welken vervoegd met de boven vermelde, een escader van elf zwaare fchepen van oorlog en vier mindere vaartuigen zouden uitmaaken , waarmede men volkoomen in ftaat was om de vervallene zeemagt der Venetiaanen , des noods, het hoofd te bieden en de vaart van Neêrlands ingezetenen kragtdaadig te befchermen en te beveiligen. Het uitzeilen van een dus aan  HISTORIE-BESCHRYVING. £55 aanzienlyk eskader naar de Middellandfche zee had den Venetiaanen niet weinig bekommering verwekt, en hen welhaast tot redelyker voorllagen bewoogen, die, gelyk wy boven gezien hebben, aanleiding gaven tot het gemaatigd befluit der ftaaten wegens het opfchorten van het beflag op de Venetiaanfche fchepen. Dit wederzyds befluit om de zaak door een billyk vergelyk in der minne te vereffenen, en eene vreedebreuk te verhoeden had inmiddels juist allertydigst voor het belang der Nederlandlche zeevaart en handel in de Middellandfche zee opgekoomen. Want, daar men eerlang de verëeniging van beide eskaders van den ftaat, van welken men niet zonder reden zigveel goeds beloofde,hoopte te zullen verneemen, ontving men daarentegen dedroevige tyding,dat 's lands fchepen op den derden van fprokkelmaand, op de hoogte van het eiland Minorca, door een allerverfchriklykften ftorm beloopen waren geworden, welke niet alleen het eskader geheel verftrooid maar bovendien dermaatc geteifterd had, dat verfcheide fchepen niet dan door een allerzonderlingst geluk be- hou- 's Lands fchepen door een yzelyken florm beloopen.  ï78,l. 250* VADERLANDSCrtE houden geblceveh waren. Deeze ftorm« welke tweemaal vier-en - twintig uureri zonder eenige tusfehenpoozing voortduurde, en zo allergeweldigst woedde, dat de fchepelingen van 's lands eskader verklaarden nimmer dnsdaanigen ftorm uitgeftaari te hebben, had verfcheide fchepen derwyzc befchaadigd , dat dezelven ter naamvernood eenige haven konden bereiken : federt het ophouden van deezen alleryzclykftcri ftorm, hadden zy nog verfcheide dagen telkens met ftörmagtig weder moeten wor* ftelen, tót dat het hen eindelyk gelukte in onderfcheidene havens der Middellandfche Zee Zwaar befchaadigd binnen te loopcri. 's Lands oorlogfchip Drenthe van 64 ftukken kanon , onder het bevel van den kapitein Smisfnert , was nogthans met ai het fcheepsvolk veróngelukt, zonder dat twee andere fchepen , waarvan het cénc gansch mastloos door het andere in het flecptouw was genomen, in ftaat waren om aan hetzelve eenige hulp toe te brengen , offchoon zy niet verre ervan verwy* derd Waren, een noodlot tegen alle vetwagting en door een vervvonderlyk geluk ont-  HISTOR IE-BESCHRYVIÏïG. 257 • ontworfteld door verfcheide van 's lands fchepen, en metnaame,door dat van den vice-admiraal zeiven. De meefte fchepen van het eskader onder den vice-admiraal Reinft liepen na den anderen in de haven Toulon binnen , alwaar op den tweeden van lentemaand nog vier fchepen van linie van het andere Iiollandfche efcader, welken insgelyks door ftorm beloopen dog egter minder befchaadigd waren geworden 'dan het cerftgemelde eskader, gelukkig aanlandden. Deeze ramp had 's lands fchepen egter dermaate getroffen, dat de ftaaten zig genoodzaakt vonden om derzelver • plaats, zodra mogelyk, te doen vervangen door een nieuw cskader,onder het bevel van denfchout-by-nagt, ridder van Kinsbergen. Terwyl 's lands hooge magten .aldus de waardigheid van den ftaat en de belangen haarer ingezetenen tegen de onregtmaatigheid der Venetiaanen nadruklyk handhavenden, was tevens hunne aandagt niet afgetrokken geworden van de zo lang gerekte vrecdehandeling met het GrootBrittannifche hof, welks laatftc voorflag, van naamlyk de verdere onderhandelingen R over  &58 VADERLANDSCH E Staat; der Vredes-onderhandelingen met Groot-Brittanje. over het plegtig vreedes-verbond van Pa-' rys naar 's Hage of naar Londen te ver-» leggen, met 's lands waardigheid te weinig overeentebrengen was , dan 'dat de ftaaten, na zig genoodzaakt gevonden te hebben om allerfchaadelykfte vreedesvoorwaarden aan te neemen, nu nog zouden hebben kunnen aarzelen om deezen eigendunkelyken 'eifch van [de hand te wyzen. En in de daad, er deed zig geen fchaduw van reden op,waarom men den ftaaten deeze verplaatfmg billyker wyze kon afvergen. Immers was de langwyligheid, waaraan men voorgaf, dat de onderhandelingen te Parys onderhevig waren , in den grond der zaak niets meer dan een louter voorwendfel, aangezien dezelve geenzins uit het handelen te Parys haaren oorfprong ontleende, maar een natuurlyk gevolg was van Nederlands ftaatsgcftel, waarin de befluiten, van eene menigte afzonderlyke leden afhangende, min fpoedigen voortgang kunnen hebben dan in eene min famengeftelde regeerings-vorm. Ook kon men hier met des te minder grond zig op zodanige beweegreden beroepen, uit  HISTORIE-BE's CHRYVING. uit hoofde dat de ftaatfche gezanten ten volle gelaft waren om de zaak af te doen, en uitdruklyk van wege de ftaaten voorgeflagen hadden om eenvouwdiglyk de voorloopige vreedes-voorwaarden zonder uitftel in een plegtig vreedes-verbond te veranderen» Des kon het Groot-Brittannifche hof met deezen onverwagteii voorflag, die niet te onregt geoordeeld wierd hoonende voor deezen ftaat te zyn, naauwlyks niets anders bedoelen, dan het Nederlandfche gemeenebeft, zo veel mogelyk , Van Frankryk aftetrekken cn hetzelve in nadere verbindtenisfen met Groot-Brittanje ongevoelig in te wikkelen , twee zaaken, welken voor den ftaat van verre uitzigten waren. En , uit welk oogpunt moeft deeze ten minften noodlooze verplaatfing door Frankryk , welk ryk den ftaat, geduurende den afgeloopenen oorlog met Groot-Brittanje, zo menigvuldige dienften beweezen , en zig beftendiglyk deszelfs belchermer betoond had, met naame ten aanzien van deszelfs wcerlooze buitenlandfche bezittingen , natuurlyker wyze befchouwd worden ? Kon het aan» R 2 nee- [784.  ,2  HISTORIE-BESCHRYVING. Van wege de nieuwe voorwerpen van klagte,waarover het gouvernement-generaal der Oostenrykfche Nederlanden telkens by herhaaling en op nieuw zyne bezwaaren te berde bragt. De ftaaten hadden niet verzuimd , gelyk wy boven gezien hebben , om den coionel van Schweidnitz, groot-major van Lillo ,' als hebbende door zyn onvoörzigtig gedrag aanleiding tot de voorgevallene onaangenaamheden met den keizer gegeeven, buiten form van proces, van zyne bediening van groot major op te fchorten, zyne wedde tot nader order in te trekken en hem in arrest te doen houden : insgelyks hadden zy den coionel van Baars, bevelhebber van Liefkenshoek, in arrest doen houden en inmiddels van zyne bediening opgefchort. Van dit hun befluit gaven zy terftond kennis aan den keizerlyken gezant in 's Hage, welke dagelyks by hunne hoogmogenden op eene fpoedige en geevenredigde genoegdoenirg wegens het voorgevallene aandrong. Zelfs toonden de ftaaten zig dus bereidvaardig om het fcherpfte onderzoek naar het voorgevallene te doen, dat zy dien gezant te gelyk 1784. Staat der ge. Ichillen met den keuer.  27° TADEMASDKH gelyk verzekerden, dat zy naar het gehouden gedrag der officieren , welken deel hadden aan het gebeurde , allerzorgvuldigst zouden laaten onderzoeken, en dat dezelven naar eisch en bevind van zaaken zouden geftraft worden. Dit allezins regtmaatig en voldoende antwoord der ftaaten wierd door den gemelden gezant op den derden van louwmaand deezes jaars naar het hof van Weenen afgevaardigd. Des bleef 'er geen fchyn van reden over om hunne hoogmogenden van verönagt.. zaaming der klagten en bezwaaren van het Brusfelfche gouvernement te verdenken. Niet lang daar na, naamlyk op den twaalfden derzelfde maand, maakte de meergemelde keizerïyke gezant den ftaaten van wege het gouvernement-generaal derOostenrykfche Nederlanden bekend: dat het zelve voldaan was met het antwoord den ftaaten en met de gegeevene voldoening wegens de zaak van Liefkenshoek, verzoekende tevens dat hunne hoogmogenden het arrest der officieren, die aan het voorgevallene deel hadden gehad, gelief, den te. verkorten,te meer, dewyl de goede  HISTORIE-BESCHRYVING- %y de wil den ftaaten genoeg voldoende was. Voorts drong de gezant alleenlyk maar aan, dat hunne hoogmogenden de gemag* tigden tot het regelen der betwiste grensfcheidingen ten fpoedigfteri zouden gelieven te benoemen. In gevolge van dit verzoek beflooten de ftaaten dan ook wederom het gelegde arrest op te heften en den coionel van Schweidnitz in zyne bediening van groot-major van Lillo te herftellen. Ondertusfchen had de prins van Kaunitz , 's Keizers eerfte ftaatsdienaar, bereids op den tweeden van louwmaand, den ftaatfchen gezant aan het Weenèr hof eene nieuwe nota overgegeeven ter beantwoording! van deezes jongst-ingeleverde memorie over de uitftaande gefchillen. Uit deeze nota befpeurde men wederom ten klaarften 's keizers vreedelievende gevoelens jegens deezen ftaat. Zy behelsde hoofdzaaklyk, dat de keizer, ten volle geneigd om zig met de republiek in het vriendlyke te verdraagen wegens alle de gereezene gefchillen tusfehen dezelve en het gouvernement - generaal zyner Nederlanden, bereids dit gouvernement gemagtigd had 1784»  2f % VA.DERLANDSCHE had om dienaangaande in onderhandeling te treeden met die genen , welken de ftaaten ten dien einde zouden volmagtigen. Voorts betuigde de keizer zyn verlangen , pm , ware het mogelyk , langs dien weg den oorfprong van alle oneenighedcn met de republiek voor altoos uit den weg te ruimen, niets meer wenfcbende, dan den ftaaten de overtuigendfte blyken van zyne vriendfchap en van goede verftandhouding te geeven. De vereffening der gercezenc gefcbillen fcheen nu flegts af te hangen van het benoemen der- gemagtigden om dienaangaande met het Brusfelfche gouvernement in onderhandeling te trceden. De keizerïyke gezant by hunne hoogmogenden, liet niet na op het befpoedigen deezer benoetning by herhaaling aan te dringen, den ftaaten voorhoudende, dat nog de keizer nog het gouvernement der Oostenrykfche Nederlanden eenigzins agterlj-k waren gebleevcn om de vertoogen der ftaaten met de uiterfte bereidvaardigheid te beantwoorden. 'Er verliep egter nog een vry geruime tyd, eer dat hunne hoogmogenden  HTSTGRIE-BESCHK YVÏNG. 273 'den de verzogte gevólmagtigden benoemden. Eindelyk wierden rnet die gezantfchap bekleed de heer Willem Anne Lestevenon , vryheer van Hazertswoude, fchepen en raad in de vroedfehap der ftad Haarlem, benevens de heer Mr. O. Ge.1 raartsi burgemeester der ftad Dordrecht, beide uit de provincie van Holland; dan, de laastgenoemde voor deeze commisfie bedankt hebbende, wierd deszelfs plaats vervangen door jonkheer Pieter van Leyden, heer, van Nieuwland, en burgermeester der ftad Gorinchem: de keus van den derden deezer gevólmagtigden, uit de provincie van Zeeland, viel op den heer Mr. Paulus Eiv aldus van ch Perre, heer van de Vier Bannen van Duiveland $ en bewindhebber der O. I. C. ter kamer van Zeeland: Deeze gévolmagtigde gezanten namen op den agtften van grasmaand affcheid van de ftaaten, en begaven zig kort daarna naar Brusfel. Middelerwyl waren 'er wTeder van tyd tot tyd verfchillcnde klagten door het gouvernement-generaal der OostenryTvfchö Nederlanden te berde gebragt en met d,n S ' .ua- Gezanten ter vereffening lor verfcfiilcn met den ceizer duor le itaatep.be-, loemd.  £74 VADÏRLANDSCHt I784. nadruklykften ophef aangedrongen gewor den. Het bleek nu duidelyk genoeg, dat dit gouvernement alle zelfs de gcringfte voorwerpen van bezwaaren of vermeende bezwaaren greetig aangreep, om terftond nieuwe en hevige klagten daar op te gronden, en dat 'er eindelyk oneindig meer tc vereffenen zou zyn, dan men zig in den eerften beginne voorgefteld had. Telkens kwam men nU met eene verregaande, hoonende, moedwillige fchending van 's keizers grondgebied te voorfchyn , tot dat eindelyk alle deeze herhaalde en vermenigvuldigde klagten , vertoogen, memoriën, op dus overdreevene en verregaande eifchen uitliepen , als welken men van dien kant in het minfte niet verwagt had. Het kwam veelen dus voor, dat het gou vernement onöphoudelyk bedagt was om alle gelegenheden op te fpooren om zig in onaangenaamheden met de republiek in te wikkelen, en langs dien weg, zo veel mogelyk , zyn voordeel te doen met derzelver inlandfche verdeeldheden en verdere ongelegenheden. Wat hiervan ook zyn pioge, zeker gaat het, dat voorvallen van  HISTORIE- BE SCHRYVINC. 27, van allergeringst aanbelang met den luidrtjftigften ophef uitgemeeten en tot VoorWerpen van allerërnftiglie en allerhevigftt klagten gebezigd wierden Op den zestienden van fprokkelmaand deed zig wederom eene gelegenheid tot nadruklyke klagten op. Een onderofficier in ftaatfehen dienft was met vyf of zes recruten over 's keizers Nederlandsch grondgebied getrokken. Ingevolge deezer overtreeding van 's keizers ftiptc en zo menigwerf herhaalde bevelen (zo als het gouvernementgene.-aal zig uitdrukte) had hetzelve zig verpligt gevonden om over deeze fchending van 's keizers grondgebied by hunne hoogmogenden klagtig te vallen en deeze perfooncn aan te houden; wyders vorderde hetzelve van de ftaaten , betreklyk tot dit voorval, eene genoegdoening , die evenredig ware met deeze nieuwe en onverfchoonelyke overtreeding. Hunne hoogmogenden gaven ter deezer gelegenheid wederom een doorflaande blyk van hunie billykheid en van hunne zorg om aan het meergemelde gouvernement geen den minften glimp van reden over te s 2 laaten > Nieuwe klagten van het gouvernement der Oostenrykfche Nederlanden.  iru. 276 VADERLANDSCHE laaten om hunne regtiuaatigheid en inzigten te verdenken. Des beflooten zy aan de regeering der Oostenrykfche Nederlanden door hunne gezant te Brunei te doen •verklaaren : dat zy ten fpoedigftcn alle mogelyk onderzoek zouden laaten doen t*m te ontdekken, welke Hollandfche foldaaten zig op den zevenden der loopende maand, volgens de gedaante klagten, hadden pligtig gemaakt aan het fchenden van 's keizers grondgebied; dat deeze perfoonen, ontdekt zynde, ten alierftrengften zouden geflraft worden 5 dat hunne hoogmogenden met leedweezen vernamen, dat, ondanks de menigvuldige blyken hunner eerbied voor den keizer en hunner ongeveinsde zugt omhoogftdeszclfs grondgebied te doen eerbiedigen, hen desniettegenftaande inzigten van beleediging cn vcragting ten aanzien der frontieren zyner keizerïyke en koninglyke majesteit wierden toegefchreeven, die zelfs door het gedrag hunner ondergefchikte amptcnaaren zouden aan den dag gelegd worden. Niets was minder gegrond, betuigden de flaaten , dan zodaanige verdenking 5 vooral in eenen tyd,  HISTORIE -BESCHRYV1NG. 2 77 tyd , dat zy zig vleiden , dat 'er eene vriendlyke cn redelyke fchikking ten aanzien van alle dc verfchillen zou kunnen plaats hebben. Ook konden zy het gouvernement-generaal verzekeren, dac 'er federt lang ftrenge bevelen uitgevaardigd waren , en ten overvloede nog verder zouden uitgevaardigd worden, om 's keizers grondgebied alöm te doen ontzien door de ftaatfche onderofficieren en foldaaten. Voorts zou zyne hoogheid, de heer erfftadhouder, verzogt worden om de noodige bevelen te geeven ter ontdekking, welke de foldaaten geweeft waren, die, den zevenden der loopende maand' te Sandvlict waren gepasfeerd en aldaar met zekeren foldaat en recrutcn van zyne keizerïyke majesteit eene ontmoeting hadden gehad , waarover in de jongstingeleverde memorie geklaagd wierd, om vervolgens fcherplyk en wetlyk te doen verneemen naar het voorval zelf, en haar de juifte plaats , waar het gebeurd was. Ook zou zyne hoogheid verzogt worden om de ftrengfte bevelen aftevaardigen aan de bezettingen , om , onder aanzegging S 3 va* t-79ti  JtTjU, 278 VADERT. AND SCHE van ftreng geftraft te zullen worden, aan alle onderofficieren en foldaaten te verbieden van op het grondgebied des keizers te koomen. Dc prins erfftadhouder verZuimde niet, ten dien einde eerlang de noodige bevelen uittevaardigen. Middelerwyï deed de gezant der ftaaten aan het hof van Brusfel, terftond het noodig onderzoek doen naar het bovengemelde geval, en bevond, dat de gearresteerde perfbonen geenzins voorneemens waren geweeft om 's keizers grondgebied te fchenden , maar dat zy alleen door de onbruikbaarheid der wegen cn door de overftroomingen genoodzaakt waren geworden om zig over het Oostcnryksch grondgebied naar hun garnizoen tc Maastricht te begeeven. Des leverde deeze gezant dienaangaande aan het Brusfelfche Gouvernement eene beleefde memorie in , waarby hy tegclyk een behoorelyk naspoort voor twee andere foldaaten verzogt , om uit het land van Nasfau-Ufingen over het grondgebied van den keizer naar 'sHage te mogen trekken, zonder langer op het keizerlyk grondgebied te zullen vertoeven 5 als volftrekt nood- zaakelyk  WISTO R.IE-BESCHRTVING. 2?9 zaakelyk zou zyn. Tevens bragt hy het gouvernement met alle eerbied onder het oog , dat de overmaatige hoeveelheid ineeuw, waarmede het land overal overdekt was, gevoegd by de 'er uit ontftaane *overftroomingen, onverhoopt, federt weinige dagen veroorzaakt had, dat eenige foldaaten en rccruten y in dienst van hunne hoogmogenden, naar hunne garnifocnen terug keerende, op 's keizers grondgebied gekoomen waren , het welk zy egter , volgens het bevel aan hen gegeeven, hadden tragten te ontwykcn ; naamlyk 2. foldaaten en 3 recrutcn, welken, voorneemens zynde om zig te begeeven naar hun garnifoen te Maastricht, te Roleduc, in het land van Overmaaze, in hegtenis gezet waren, alsmede i ferjant,'2 foldaaten en 2 recruten, terug keerende naar hun garnifoen te Venlo , welken te Neerkruchten, een dorp in het kwartier van Roermonde, gearresteerd waren. De gezant verzogt van de goedheid hunner koningiyke hoogheden, de gouverneurs-generaal, voor de opgemelde gevangenen de gunst van te mogen ontflagen worden, indien S 4 nogthan?  j&5 VADERLANjDSCHE. iii4 ■ nogthan? dc regters ter plaatze, waar zy gevat waren, by zig zei ven waren overtuigd, dat zy de bevelen van zyne keizer, lyke majesteit geenzins moedwillig overtreeden hadden. Het verzoek van den ft'aatfchen gezant^ pffchoonin heufcheen eerbiedige bewoording vervat en allenzins o.p de regels van billykheid en. menfch.lievendheid gegrond x wierd egter door het gouvernement zonder de minfte infchikkelykheid rond-uit afgeflagen , verklaarende hetzelve geenzins te kunnen bewilligen in het verzoek om een paspoort te vcrleenen aan particuliere foldaaten, die daar te lande geene zaaken te verrigten hadden. Ook kon het gouvernement niet treeden in het verzoek om de gevangene ftaatfche foldaaten los tc laaten. Naardien op 's keizers verbod Van over hoogftdeszclfs grondgebied te trekken, zo veelc inbreuken gedaan wa« ren , verklaarde het gouvernement zig volftrekt onverfchillig omtrent het verzoek , voor zo, verre het op de goede trouw der gearrefteerden gegrond was. De ftaaten hadden meer dan eens aan het gqu- ver-  HISTO RIE-BE S CHRY V ING. 281 yernement betuigd , dat zy by herhaaling orders hadden gegceven om 's keizers grondgebied te eerbiedigen; weshalve het gouvernement verwagtte, dat hunne hoogmogenden zeiven zien zouden, dat de opgemelde verzoeken niet konden ingewilligd worden. Uit dit weigerend antwoord van de regecring der Ooftcnrykfche Nederlanden jbleek dan genoeg, dat dezelve gcenzins. genecgen was om aan eenige toegecvendheid of gemaatigdheid van haaren kant plaats te geeven , maar, ondanks dc infchikkelykheid der ftaaten, flegts bcdagt was om klagten op klagten te ftapclen en dezelven met den uiterften nadruk aan te dringen. Het vcrllag, welk wy van dezelven gedaan hebben, heeft genoeg aangetoond, dat zy althans niet over voorwerpen van de uiterfte aangelegenheid lic pen. Men begon dan hoe langer hoe klaarer te ontdekken , dat het gouvernement der Ooftenrykfche Nederlanden geheel iet anders bedoelde dan alleenlyk voldoening wegens deeze voorwerpen van klagte te erlangen, waartoe de ftaaten zig. behouS 5 deus 1784-  1784- 282 V A D E R L AND SC H E dens een voorloopig onderzoek, overëenkomftig met de voorfchriften van billykheid en regtmaatigheid , telkens allerbereidvaardigft getoond hadden. Eerlang na hetafflaan van het bovengemelde verzoek, hetwelk door den ftaatfehen gezant te Bruflel in het begin van lentemaand ingeleverd was, gebeurde 'er wederom een onverwagt voorval, het welk , hoewel niet min gering .in zyn oorfprong dan het voorheen voorgevallene op den Doel ter gelegenheid der bekende begraavenis van een Hollandfche foldaat aldaar, niettemin van ernftig gevolg was, en eindelyk de oogmerken van de regeering der Ooftenrykfche Nederlanden ten klaarften ontdekte , van naamlyk den ftaat, van welks zwakheid en inwendige onluften zy zig de inwilliging haarer zwaare en tot dus verre bedekt gehoudene eifchen beloofde, de vrye vaart op de Schelde voor 's keizers Nederlandfche onderdaanen af te perken , en vervolgens tot andere eifchen over te gaan. De ftaaten van Zeeland hadden, federt een ruim aantal jaaren, in bezit geweeft van.  HISTORIE-BESCHRYVÏNG 283 van de aanftelling van eenen marktfchip- j. per van het dorp den Doel op Antwer- ; pen , die ééns of tweemaalen ter week *'8« met palfagiers heen en weder voer, en ter g dier gelegenheid eenige leevensmiddelend£ van Antwerpen naar den Doel aanvoerde. De hertog van Jrhemberg , amhagtsheer van Bever en en den Doel, liet, in lentemaand , dien markfchipper verbieden voortaan als marktfchipper te vaaren, als hebbende hy, in hoedaanigheid van ambagtsheer, een anderen marktfchipper aangefteld en deezen doen voorzien niet alleen van eene formeele afte van aanftel.ling,maar daarenboven van eenen vrygelei-brief van het hof van Brusfel, waarïn deezen fchipper, onder anderen, uitdruklyk verbooden wierd eenige aangeeving te doen van de leevensmiddelen of andere waaren, die hy zou mogen laaden, veel min eenige betaaling te doen van regten of iets dergelyks, aan wien het ook zou mogen weezen, behalve aan de comptoiren of bedienden van zyne keizerïyke majesteit. Dit verbod kon niets anders dan het comptoir der ftaaten te Lillo bedoelen. 7H^_ terdere sten van re ; -"ing • Oostencfthe Netlanden.  i?4 VADERLANDSCHE ■4. doelen. Egter hadden de ftaaten dit reeds, op de klagten des gouvernements van Brusfcl, bereids drie maanden te vooren ingewilligd, en aan hunne tolbedienden te Lillo aangefchrecven. Doch, deeze toegeevendheid der ftaaten werd door die van den Doel dus opgevat, als of zy daardoor voortaan geheel.en al ontflagen waren om den wagt van hunne hoogmogenden , voor Lillo op de Schelde leggende, eenigzins te erkennen , waarom ook de nieuwe marktfchipper, op den laaften van lentemaand voor het eerft van den Doel op Antwerpen vaarende , volltrekt weigerde om voor 's lands uitlegger te willen ftryken of bydraaicn. Een groot gedeelte der ingezetenen van den Doel waren toenmaals op den dyk famengevloeid, om te zien, hoe het met het doorvaaren voorby Lillo zouafloopen; zelfs was de fiskaal Dirckx ten dien einde van Gcnd derwaards overgekoomen. Dan, de wagt van 's lands uitlegger eenige kecren te vergeefs geroepen hebbende, liet den marktfchipper onverhinderd doorvaaren; het zelve had insgelyks plaats des avonds n  'HZ TORIE-BESCHRYVING, 25$ by deszelfs terugvaart. Dezelfde marktfchipper op den tweeden van grasmaand wederom van den Doel naar Antwerpen vaarende, wierd hem op nieuw toegeroepen om by te draaien: hy weigerde nogmaals den wagt der ftaaten aldaar behoorelyk te erkennen. Men poogde hem vervolgens 'er toe te noodzaaken door het gewoone fein der admiraliteit, naamlyk eenen feinfehoot met los kruid, waarna dc ftaatfche tolbedienden by hem aan boord voeren, en hem poogden over te haaien om zig in het doorvaaren ten minften kenbaar te maaken. Daarentegen verklaarde de fchipper, dat zulks volftrekt niet meer zou gefchieden,maar dat hy zou afwagten, wat men verder in deezen ten zynen opzigte zou willen onderneemen. De ftaatfche tolbcamptcn verzogten hierop den bevelhebber van Lillo om eenig krygsvolk; dan, deeze'vond best om hen aan te raaden van hun voorneemen af te zien, en den weigerigen marktfchipper te laaten doorvaaren , gelyk dan wederom ook gefchiedde. De bevelhebber gaf vervolgens ten zelfden dage aan hunne hoogmogenden 1784.  5 86 VADERLANDSCHE J7M .genden kennis van het voorgevallene, welken deszelfs gehouden gedrag goedkeurden, en beflooten, met den prins crffbad. houder te bcraamen , welke maatregelen dienaangaande liefst behoorden genomen te worden. Deeze ontmoeting deed welhaast eene wydluftige memorie van het Brusfelfche gouvernement te voorfchyn kooraen, waar in de geringfte omftandigheden , die by deeze aanmaaning van den fchipper om by te draaien en by deszelfs niettemin onverhinderde doorvaart hadden plaats gehad, met den grootften ophef aangevoerd, ten ruimften uitgemeeten, en het gedrag der ftaatfche beampten inhethaatlykfte dagligt gefield wierden. „ Om kort te gaan, (dus „ befloot het gouvernement het uitvoerig „ verhaal deezer ontmoeting) het was niet „ dan nadat de hoofdfehout (naamlyk van „ Beveren en den Doel , die zig op het „ fchip bevond) aan den flaatfchen tol„ beampte gevraagd had om welke reden „ die van het wagtfehip gedreigd hadden ,, het fchip in den grond te willen boo» ren , en waarom men wilde dat hetzel- >■> tre  ÏI ISTORIE-BESCHRYVING U$7 ., ve te Lillo zou aanhouden , en nadat „ hy hen vermaand had, met een aanhou„ dend beroep op het verbod, waarmede „ de fchipper voorzien was, om, of het „ fchip vry te laaten voorby vaaren, of „ eene verklaaring te doen waarom men „ het aanhield, dat de commifen af hiel„ den en het fchip naar den Doel lieten vaa„ ren,betuigende,dat,dewyl de fchipper „ met eeneaóte van verbod van zyne ma„' jefteit voorzien was, zy hem voor het „ tegenwoordige en voor het toekoomen„ de vrylyk zouden laaten pasfeeren." „ Dus zyn de omftandigheden van de „ thans voorgevallene gebeurtenis ; eene 9i gebeurtenis, (dus gaat het gouverne„ ment-generaal voort) ten eenemaal on,5 begrypelyk en onverwagt, die, byal„ dien zy het gevolg ware der orders en „ inftruftiën van hunne hoogmogenden, 3i hetwelk zelfs niet mogelyk is te den, „ ken , een zeker kenteken zouden zyn „ van een genomen befluit om alle banli den van vriendfchap en agting te ver„ breeken." J5 De vrye doorvaart te beletten aan de 9) on~  £784 2 38 VADERLANDSCHE , ,, ónderdaanen zyner majefteit over zyn) „ eigen grondgebied, en in derzelverfou,, vereiniteit de vaart te belemmeren; dezelve te onderwerpen aan hindernisfen ,. en vifitatiën; dwang te gebruiken by „> wyze van een beflag van eene vreemde ,4 en onbevoegde authoriteit en geweld; „ de fchepen van de ónderdaanen zyner „ majefteit aan te houden ; te dreigen om „ los te branden; het kanon tegen dezel„ ven te rigten; hen het lont te vertoo„ nen; zig tot twee herhaalde reizen toe „ in gereedheid te ftellen om die bedrei_, „ ging ter uitvoer te brengen; de wëttï„ ge hoedaanigheid der fchippers te ver„ agten, met de vordering der regten van „ zyne majefteit, van eenuitdruklykver„ bod, op hoogstderzelver naam byge„ bragt; en zig daarop te beroepen: dat „ men bevel had om dus te handelen ,• dit is „ de maat vol meeten van al wat 'er bc„ leedigendst kan worden uitgedagt tegen „ de regten der fouvereiniteit zyner ma„ jefteit, en 'er is geen voorbeeld vaneen ., dus vermeeten en dus misdaadig ge• j drag." Deeze  HISTORIE-BE SCHRYVING. 28c Deeze nadruklyke taal befloot het gouvernement mét den ftaaten van ter zyde te kennen te geeven, dat de keizer zyne regten-, des noods, zou weeten te handhavenen , en met van hunne hoogmogenden eene fpóedige cn allerftrengfte ftrafoefehing te eifchen over de bewerkers en medeftanders dier gewelddaadigheden en buitenfpoorige handel wyzen, welken, naar het gouvernement beweerde, eene openlyke aanranding van 's keizers fouvereiniteit waren , waarvoor hetzelve ook voor zyne keizerïyke majefteit eene zo fpóedige als volledige en plegtige genoegdoening en vergoeding eischte. Dit zo dringend vertoog van het Brusfelfche gouvernement, waarin deszelfs ongunftige gevoelens jegens deezen ftaat ten duï. delykften doorftraalden, en het voorval met den boven vermelden fchipper in het haatlykst dagligt geplaatst wierd, Wasdenheere Hop, ftaatfehen gezant aan het hof van Brusfel, overhandigd om ter kennisfe van hunne hoogmogenden te brengen. Deeze memorie wierd, eenigen tyd laater, door eene niet min nadruklyke nota van den T heef 1784^  1784- 29O VADERLANDSCIIE heer Doringer, die, geduurende dc afweezighcid van den baron van Reifchach, de zaaken van het Weener hof by hunne hoogmogenden waarnam , nader aangedrongen , waarin ftellig verklaard wierd , dat men van den keizerlyken kant niet van zins was in deezen eenige toegeevclykheid te gebruiken, maar dat,in dit geval,eene onverwylde en plcgtigc voldoening moest gegeeven worden , geëvenredigd met de gedaane beleedigingen en met 's keizers waardigheid. Ook klaagde men wederüm,dat de ftaatfche beanrpten, na het overgeeven der bovengemelde memorie aan den heer Hop, aan denzelfden marktfchipper Brager verklaard hadden, dat zy hem provi/ioneel zouden laaten doorvaaren, protefteerende zy egter tegen deszelfs weigering van zyne verklaaring te koomendoen. Deeze handelwyze der ftaatfche amptenaaren, welken in deezen nogthans niet weinig toegeevendheid gebruikten, onverminderd de regten hunner hoogmogenden, wierd door het gouvernement gehouden voor eene beleediging en voor eene minagting van 's keizers onbetwistbaare regten. Weshalve  HISTORÏE-BÈS CHRYVING, 29! halve het gouvernement met ronde woorden verklaarde , dat j byaldien de ftaaten niet begonnen met op ftaanden voet het wagtfchip , het welk voor Lillo lag, van het (zogenaamde) grondgebied van zyne majefteit te doenretireeren, het welk zig (naar voorwenden van het meergemelde Gouvernement) aldaar , zonder eenig gegrond regt, flegts ophield met oogmerk om 's keizers ónderdaanen te plaagen en te onderdrukken , het niet mogelyk zoü zyn om in hen eenige geneigdheid te onderftellen om zyne keizerïyke majefteit voldoening te geeven ; dat het gouvernement van zynen kant de onderhandelingen met vermaak zou beginnen; dog, dat hetzelve ftaat maakte , dat hunne hoogmogenden , bereids voor de koomst hunner gevólmagtigden te Brusfel, zouden beflooten hebben om den keizer de allervolJedigfte voldoening te geeven, en, als eene befliste zaak, op den bbvengemelden voet, het rappel van het zogenaamde wagtfchip voor Lillo, het welk (dus verklaarde het gouvernement) in allen opzigteonverdraagelyk wierd, te ordonneeren,zynT 2 dé  Andere ldagten van de regecring der Oostenrykfche Nederlanden. 191 VABKR.LANDSCH de het verblyf van hetzelve aldaar alleen, eene geduurige overtreeding erf beleediging voor de fouvereiniteit des keizers. Behalven deeze voorwerpen van bezwaar had het Brusfelfche gouvernement omtrent den zeiven tyd nog andere klagten aangedrongen, naamlyk over het plaatfen van eenige paliffaden buiten de hoofdwaj van Lillo en over het aanleggen van eene battery aldaar, als mede over de bckendmaaking, door den bevelhebber van Lillo gedaan, wegens de verpagting der visfehe. ry voor de Huis van de polder den Doel en van het grasgewas van een gedeelte van den dyk aldaar, waartoe de flaaten, volgens hetgene het gouvernement-gene. raai beweerde, geenzins geregtigd waren. Hunne hoogmogenden hadden wegens alle deeze voorwerpen van hunne bevelhebbers en beampten telkens behoorelyk narigt ontvangen Het was 'er egter zo verre van daan, dat zy hunne regtmaatige vertoogen wegens alle deeze vermeende bezwaaren van de regeering der Oosten, rykfche Nederlanden insgelyks op een hoogen en nadruklyken toon zouden doen gel-  HISTOR.IE-BESCHRYVING. 293 gelden , dat zy , integendeel, by hunne ] gevoelens van toegeevelykheid en gemaa. tigdheid beftendig volhardende, veel liever beflooten om nogmaals alle infchikkelykheid te gebruiken en alles voor tekoomen, hetgene aanleiding zou kunnen geeven tot verdere moeielykhedcn. Des namen hunne hoogmogenden op den negenden van grasmaand het allezins gemaatigd befluit om het collegie ter admiraliteit in Zeeland aan te fchryven, dat hetzelve ten fpoedigften de noodige orders zou ftellen, dat door 's lands wagtfchip , leggende in de zogenaamde Vloot voor Lillo, by provifie en tot nader order van hunne hoog., mogenden , gecne vifitatiën hoegenaamd gedaan wierden omtrent fchepen , uitOostenryksch Braband en Vlaanderen naar de zogenaamde Vrypolders gaande en van daar terug koomende. Wyders beflooten de ftaaten het plaatfen van de palisfaden en het aanleggen van eene battcry buiten de hoofdwal van Lillo te doen ftaaken tot nader order, en den bevelhebber van Lillo bovendien te gelasten om hunne hoogmogenden te berigten , wat er ware van T 3 de 784. leid der haten.  £94 VADERLANDSCIIE de bekendmaaking tot het verpagten van de visfchery voor de fluis van de polder den Doel en van het grasgewas van een gedeelte van den dyk aldaar , inmiddels verzorgende , dat met de gemelde verpagting geen voortgang \\ crde gemaakt. De ftaaten betuigden te gelyk , dat het hen fmertte verdagt gehouden te worden, als of zy onderhandfche bevelen aan hunne beampten gegeeven hadden om den keizer blyken van hunne minagting te toonen, waarvan egter de opgemelde befluiten het tegendeel ten onwrikbaarften aan den dag lagen; en dat zy niets meer verlangden dan zyne keizerïyke majefteit, door de ontwyfelbaarfte bewyzen , van hunne eerbied en hoogagting te overtuigen. Kort na dat de ftaaten wederom dit blyk van hunne rckkelykheid omtrent de klagten van de meergemelde regeering der Oostenrykfche Nederlanden gegeeven hadden, viel 'er een geval voor, hetwelk in den beginne niet weinig verflagenheid op de grehzen veroorzaakte, en veelen zonderling voorkwam , hoewel het eer. lang  H IS T ORÏE-B E SCHRY V ING- 205 lang daarna bleek, dat men van den ftaatfchen kant te voorbaarigcn fchrik had opgevat: egter ftrekte het om hoe langer hoe meer mistrouwen wegens de vriendfchapsbetuigingen van het Brusfelfche gouvernement inteboezernen. Hetzelve had naamlyk goedgevonden om zes honderd man Oostenrykfche troepen naar Antwerpen te laaten marcheeren, die op deezen hunnen togt in den omtrek van Lillo halte hielden. De bevelhebber der ftaatfche bezetting op dat fort, in het tegenwoordig tydgewrigtbedugt zynde voor een vyandlyken aanval, vaardigde terftond eene expresfe af naar den Haage, om de ftaaten te verwittigen van het verfchynen deezer keizerïyke manfchap, en derzelver bevelen te verzoeken. Hunne hoogmogenden , daarop vergaderd zynde, namen aanftonds het rustig en regtmaatig befluit, om, in geval van aanranding, geweld met geweld te keer te gaan , en vaardigden den generaal du Moulin zonder uitftel derwaards af, om van dit voorval nader kennis te neemen. Deeze nogthans, kort daarop herwaards te rug gekeerd, berigtte, T 4 dat Vorrcnynhig /an eenig teizerlyk krygsvolk in Jen omtrek van Lillo. '  S96 VADULANDSCHÏ • dat de verfchyning deezer manfchap voor Lillo geene vyandlyke bedoeling had gehad , en dat dezelve bereids naar Antwerpen verder voortgemarcheerd was. Middelerwyl hadden de ftaaten de gepaste voorzorg gebruikt van grooter aantal krygsvolk naar de grensplaatfln te zenden, De regeering der Oostenrykfche Nederlanden , die van den kant der flaaten tot hiertoe niet dan allerhande blyken van infchikkelykheid ondervonden had, fcheen niets minder dan deeze nu eindelyk nadruklyker maatregelen verwagt te hebben. Althans derzelver eerfte ftaatsdicnaar flclde eerlang den gezant hunner hoogmogenden te Brusfel eene memorie ter hand, waarin hy te kennen gaf, dat hy met verwondering en lecdweezen had vernomen, dat 'er in S.taats Vlaanderen, op het marchecren van een bataillon naar Antwerpen, zo groote verflagenhcid plaats gegreepen had, dat de bevelhebber van Lillo reeds alle vrouwen cn kinderen de plaats had doen ruimen; dat mep zig aldaar in zodanigen flaat van Regenweer flelde, als of men van den kei%erlyken kant voorneemens was om eenen aanval  HISTORÏE-BESCHRYVING. 297 aanval te doen op de bezittingen der re-; publick, Daarentegen verzekerde hy , dat het gouvernement generaal niets dergelyks in den zin had, en nooit iet zou ondernecmen op de erkende forten en bezittingen van hunne hoogmogenden, Alle deeze verzekeringen van vriend, nabuurlyke toegeneegenheid en goede verftandhouding , welken de ftaaten telkens van den kant des mecrgemclden gouverne- i ments ontvingen, verhinderden nogthans niet, dat hetzelve van tyd tot tyd tot daadlykheden overging , die met deeze herhaalde verzekeringen weinig ftrooktcn, en dat hetzelve zyne eifchen op een Heiligen , dringenden en fchier dreigenden toon deed gelden. Middclerwyl waren de drie gevólmagtigden van den ftaat, welken gezamenlyk met den heer Hop , hunner hoogmogenden gezant aan het Brusfelfche hof, benoemd waren om met het gouvernement - generaal over de vereffening van alle de uitftaande verfchillen in onderhandeling te treeden, op den vyftienden van grasmaand derwaards vertrokken. Op den drie en twintigften derzelfT 5 de TH- Eerde gehoorIer ftaatfche fezanten te SrusfeJ.  298 VADERLANDSCHE de maand wierden zy by de gouverneursgeneraal ter gehoor ingeleid , ter welker gelegenheid zy hunne geloofs - brieven overgaven en tegelyk het oogmerk van hunne hoogmogenden betuigden , van , naamlyk, de nimmer afgcbrokcne vriendfchap met het huis van Oostenryk verder op de beft mogelyke wyze te onderhouden en te bewaaren. Deeze betuiging deigezanten wierd door de gouverneurs-generaal vriendlyk beantwoord, met by voeging , dat zy zig verzekerd hielden, dat de gcfchillen tusfehen het gouvernement cn deezen ftaat tot wederzydsch genoegen uit den weg zouden geruimd worden, en dat het hen zeer aangenaam was, dat hunne hoogmogenden de commisfie deswegens aan de gemelde gezanten hadden opgedraagen. Ondanks deeze hcufche betuigingen zag men juist op denzelven dag wederom van den keizerlyken kant ie onverwagts te voorfchyn koomen , te weeten eene ordonnantie, waarby de Hollandfche tol tusfehen Simpelveld en 'sHertogenraade afgefchaft en vernietigd wierd, met bevel aan de plaatslyke geregts- amp-  HÏSTORIE-BESCHRYVING. 299 amptenaaren aldaar, om te doen aan den ] lyve aanhouden degenen , die zig [nog zouden mogen verftouten om den gemelden tol te vorderen, en hen gercgtlyk te vervolgen , even als knevelaars en dieven. Ter naamver nood had men de tyding deezer nieuwe onderneeming van de regeering der Oostenrykfche Nederlanden vernomen, of men kreeg daarenboven narigt , dat eenig keizerlyk krygsvolk, ten getale van dertig man, zig in bezit had gefield van het kleine ftaatfche fort Oud Lillo, een half kwartier uurs gaans van Lillo gelegen , het welk tot hier toe flegts tot een zomerverblyf voor den generaal Bedaulx gediend had, alsmede dat eenige honderden keizerïyke ónderdaanen werklyk bezig waren met de wallen van dit kleine fort te Hegten. Al het bovengemelde was egter zo veel als niets in vergelyking van de verregaande , drukkende en ongehoorde eifchen , met welker inlevering de onderhandelingen tusfehen de ftaatfche gevólmagtigden en het meergemelde gouvernement eerlang geopend wierden , en die hier te lande eene algemeene verbaazing veroorzaakten. Dus- Oud Lillo lonr de tcizerfchen n bezit jenoruen.  300 VADERLANDSCHE , Dusdaanig was de toeftand der bui' tenlandfche zaaken van het gemeenebest met den aanvang deezes jaars. Mogt men nu eindelyk op eene behoorehüe vereffening der gefchillen met de republiek van Venetië hoopen en eerlang het fluiten des lang verwylden vreedesverbonds met Groot-Brittanje tot deszelfs volle beflag gebragt zien,zo bad men van den anderen kant het verdriet van de zweevende gefchillen met dc regeering der Oostenrykfche Nederlanden eenen hoe langer hoe ongunftigeren keer te zien neemen , cn het liet zig aanzien, even als of het vereffenen der onlusten met bui tenlandfche mogendheden flegts voor nieuwe onlusten met andere mogendheden plaats gemaakt had. De verregaande infehikkelykheia van den ftaat toonde ten minftc handtastelyk, hoe veel dezelve van zyn aalouden luister en vermogen verlooren had, en was daardoor zelf een allerfterkfte fpoor om niets onbeproefd te laaten van al hetgene mogt in ftaat zyn , om het vaderland wederom uit deszelfs diep verval tot zynen ouden luister en Woei terug te  HISTORIE BESCHRYVING. 30t 'te brengen. De gefchiedems des afgeloo i penen jaars heeft doen zien , met hoe grooten en duurzaamen yver men dit hoognoodig herftel in de meeste geWesten ter hand genomen had. Men was ten minfte daardoor reeds zo verre gevoorderd, dat 'er niet meer aan te twyfelen viel , of 's lands toeftand behoefde voor alsnog niet als ten eenemaal reddeloos opgegeeven te worden ; hét verder weeren en uitroeijen der ingefloopene misbruiken moest natuurlyker wyze 's lands welvaart en vermogen langs den zeiven weg, langs welken zy dermaate veragterd waren , weder tot de voormaalige bloei terug voeren; en, hoe verre men ook nog gereekend kon worden van de werklyke bereiking van dit groote doel verwyderd te zyn, was het egter tot verderen even rustigen voortgang geene geringe aanmoediging, hetzelve merkelyk genaderd te weezen. De hervorming in 's lands inwendigen toeftand bleef dit jaar het groote voorwerp der vaderlandminnende poogingen in de onderfcheidene gewesten der republiek en in derzelver onderfcheidene 7i£-  302 VADERLANDSCHE dene fteden. Men was nu algemeen over. tuigd van de verdervende gebreken, die fchier in alle de takken van het openbaar bewind waren ingefloopen; men beijverde zig op alle wyzen om het regeeringsweezen van alle ingekroopene gebreken te zuiveren; en nu fcheen men evenvuurig, even doorzigtig, even yverzugtig, omtrent al hetgene de handhavening van vryheid en voorregten betrof, dan men deswegens, maar zeer weinige jaaren te vooren, koel, agtloos en onverfchillig geweest was. Deeze blaakende yver voor het weder verkrygen of volkoomenlyk herstellen deioude en onvervreemdbaare voorregten wekte alle de zorg der vryheidsminnaaren op, om , onder anderen , de regeerings-beftelling in de onderfcheidenc fteden des lands van allen onwettigen en fchaadelyken invloed te ontheffen, en langs dien weg de oppermagtige vergaderingen der volksvertegenwoordigers, zo veel mogelyk , Van zodaanige leden te voorzien, welken door geene andere inzigten gedreeven zouden worden, dan alleen door de zugt voor de waare belangen der natie  HISTORIE-BESCHR YVING. 303 natie, en door den roemwaardigen yver van 1 met agterftelling van alle byzondere inzigten, de welvaart des gemeenen vaderlands en het heil van deszelfs ingezetenen boven al te behartigen. Het voorbeeldig gedrag der burgeren Van verfcheide fteden in deezen, had die van andere fteden des vaderlands genoopt om het herftel der oude voorregten , en met naame die genen, welken de vrye regeeringsbeftelling betroffen , te bevoordercn. Zulks had met het begin deezes jaars, tot gevolg, dat de burgeryën van meer dan eene ftad fmeekfchriften ten dien einde aan haare wethouderfchappen inleverden , hetgene egter hier en daar wel eens plaats gaf aan meer of min onëenigbeden tusfehen de ingezetenen, welken egter van geen verderflyken nafleep waren. Evenëens gaf dit fomtyds aanleiding tot tweefpalt tusfehen de wethouders zeiven, waarvan de ftad Brielle in het begin van dit jaar een aanmerkelyk voorbeeld opleverde, hetwelk in het eerst niet weinig gerugt maakte, dog egter voor de rust dier ftad geene noodlottige gevolgen had. Een goed aantal yry- 784.  504 * VADERLANDSCHÉ TWeeTrjait ii dc ftad Hriel le wegens lie afTcbaffen Van de aanfceveelingenfles ftadliuu deis. vryheidminhehde Brielfche ingezetenen waren federt cenigen tyd bedagt orri aan | hunne wethouderfchap een request in te . léveren , waarin op het affchaffen der aanbevcclingen van den erfftadhouder tot de jaarlykfche veranderingen der magiftraat > het aanftellen der vroedfehappen en het vergeeven van alle de ampten, die ter beftelling der Brielfche regeering ftonden» fterk aangedrongen wierd. De refolutie der meerderheid, in den jaare 1748, dienaangaande genomen , Wierd door hen ten fterkfte afgekeurd en ftrydig verklaard met de onvervreembaare voorregten der ftad, op welker duidelyke letter zy zig beriepen. De redenen , waarop het neemen dier refolutie toenmaals gegrond wierd, ( naamlyk dat de regeeringen van verfcheide fteden der provincie, aivoorens tot de jaariykfche verandering der wethouderfchap te treeden, zig aan den ftadhouder vervoegden om te verneemen , of zyn© hoogheid iemand daartoe mogt te recordmandeeren hebben ,) wierden door henvoor volftrekt ongenoegzaam verklaard om uit dien hoofde af te gaan van de oude  HIST O RIE-BESCHRWING. .305 de voorregten , aan de ftad ten aanzien haarer vrye regeerings-beftelling gefchonken,die zy het eigendom der ganfche burgery noemden, en ter bewaaring en handhavening van welken de regeerders zeiven zig met eede verbonden hadden. Daar men nu (zeiden zy) eenen tyd beleefde, dat verfcheide fteden der provincie hun, ne aan den erfftadhouder voorheen opgedraagene recommandatiën, als ftrydig met haare voorregten, weder introkken, vermeenden zy, dat hunne wethouderfchap f met het zelfde regt en op hetzelfde voorbeeld , de overgegeevene recommandatiën even gevoegelyk zou kunnen doen ophouden , als derzelver voorzaten dezelven in den jaare 1748, öp foortgeiykö Voorbeelden van andere fteden overgegeeven hadden. Weshalve zy, na vooraf de biliykheid huns verzoeks uit de onder, fcheidene handvesten der ftad omftandig betoogd te hebben, hunne agtbaare wethouderfchap verzogten , dat dezelve het befluit zou gelieven te neemen om den prins erfftadhouder op de beleefdfte wyze ©nder het oog te brengen, dat hoogstdes-V zelfs  174S. 306 VADERLANDSCHE zelfs recommandatiën tot de jaarlykfche verandering der regeering en tot de begeeving der openvallende vroedfchapsplaatfen geenzins overeen waren te bren. gen met de bezwoorene voorregten der ftad, en om zyne hoogheid (voor welken, in deszelfs hoedaanigheid van erfftadhouder, zy alle agting en eerbied betuigden te hebben,) te verzoeken van zig voor het toekoomende daaromtrent verder gee. ne moeite te geeven, zo min als omtrent de begeeving van andere ampten en commisfien , welken ter befteliing van de wethouderfchap der ftad ftonden. Dit fmeekfchrift, hetwelk verfcheide weeken ter tekening had gelegen, en welks inlevering door de tekenaars, van wege het onlangs openvallen eener vroedfchapsplaats, eindelyk noodzaakelyk wierd geoordeeld , wierd op den vier-en-twintigften van louwmaand aan burgemeefteren der ftad Brielle overhandigd. Ondertusfchen had hetzelve federt eenigen tyd van ongunftigen invloed geweest niet alleen op de onderlinge eendragt der wethouderfchap, wel» ke deswegens allerftrydigfte begrippen aankleef-  Hl TORIE-BESCHK.Y VING. 307 kleefde, maar zelfs op de eensgezindheid j der Brielfche ingezetenen, waarvan veelen dit request volftrekt wraakten. De meerderheid der Brielfche wethouderen begunftigde deeze laastcn, terwyl derzelver minderheid de uiterfte poogingen aanwendde om de meergemelde recommandatiën te doen affchaffen. Deeze verfchillendheid van inzigten barstte eerlang tot eene openbaare tweefpalt uit. De meerderheid der Brielfche wethouderfchap had , bereids op den negen en twintigften der laastvoorige maand, by publicatie de burgeren en ingezetenen der ftad aangemaand tot rust en eensgezindheid, en om zig ten dien einde-te onthouden van het tekenen des requests tot wederverkryging der weggegeeven voorregten. Op dien dag waren van de dertien leden, die toen de vergadering uitmaakten , negen van gevoelen , dat de regeering nimmer eenige 'privilegiën weggefchonken of eenige, inbreuk op dezelven gemaakt had, waarom de • zelfde meerderheid hoogstnoödig oordeelde, om ter handhavening der openbaare rust, het tekenen van het request tydig te ftui. V 2 ten, ?84>  ?7H- 308 VADERLANDSCIIE ten, ten welke einde zy eene publicatie arrefteerde en daadlyk afkondigde. De vier diflentiëerende leden deezer vroedfchapsvergadering protefleerden ten ftèrkfle tegen dit verhaast befluit der meerderheid , betuigende hunne verwondering, dat men, zonder refumtic en geduurende de vergadering zelve , eene publicatie vastftelde en afkondigde ter fluiting van een request, waarvan immers den leden niets met zekerheid bekend was. Zulks was, huns gevoelens , eene daadlyke be]emmcring in de uitoefening der regten en vryheden der burgeren , die het onvervreemdbaar regt hadden om hunne be. zwaaren by fmeekfehriften voor te draagen: in alle geval behoorde men eerst het inleveren des requests af te wagten: ook verklaarden zy niets te weeten, dat het tekenen van eenig fmeekfehrift ooit ergens op openbaar gezag was ontraaden geworden ; zy meenden , dat men , in plaats van de zaak derwyze te verhaasten, het gevoelen der afweezige leden vooraf behoorde in te neemen. Des verzogten zy, dat dit hun protest in de notulen der vroed-  H JSTORIE-BESCHRYVING. 309 vroedfehap geïnfereerd zou worden, zig voorbehoudende om tegen het informeele, hetwelk by deeze afkundiging plaats had, zodanig redres te verzoeken, als zy geraaden zouden vinden. Met dit protest conformeeren zig , op den derden van louwmaand deezes jaars, nog vier andere leden der vroedfehap, die de vergadering van den negen en twintigften van wintermaand niet bygewoond hadden. Wat meer is, in dezelfde vergadering van den der■ den van louwmaand , bygewoond door flegts tien leden J waarvan zes de publicatie tegen het request af keurden, en ditmaal de meerderheid uitmaakten , wierd door deezen het befluit genomen van het doen der meergemelde publicatie informeel en ftrydig met dc regten der magiftraat te verklaaren, tegen welk befluit de toenmaalige minderheid egter protefteerde. Inmiddels had deeze publicatie by verfcheide ingezetenen dier ftad zo veel ongenoegen verwekt, dat dezelve op de meeste plaatfen, waar zy naar gewoonte aangeflagen was, by herhaaling was afgescheurd geworden , hetgene tot gevolg v 3 had,  — 1784, 3IO VADERT, ANDSC HE had, dat het geregt der ftad Briclle, op den negenden van louwmaand, by openbaare afkundiging aan den ontdekker van den daader of daaders deezes wanbedryfs eene bclooning in gelde uitloofden. Des niettegenftaande wierd het zo veclgerugt maakend request op den vier en twintigften van louwmaand aan de wethouderfchap ingeleverd, zynde thans , door het overlyden van den vroedfehap Leendert de Mey , het geval werklyfc daar, om eene yrocdfchapsplaats zonder voorafgaande aanbcveeling van den erfftadhouder te vervuilen. Daarentegen wierd kort daarna door een vry grooter aantal Brielfche ingezetenen een ander met het eerfte regtftreeks ftrydig fmeekfehrift ingeleverd, waarby deezen hunne regeerders verzogten, om in het vraagen der meergemelde recommandatié'n aan zyne doorlugtige hoogheid gecne de minfte verandering te maaken, en om, in het algemeen, het bellier van dc regeering, waaronder zy nu een reeks van jaaren met zo veel gerustheid en eensgezindheid geleefd hadden, op dien voet te laaten, op welken dezelve fe-  HIS'TO RIE-BE S CHR.Y VING. 3II federt langen tyd geweest "was , ten einde , door de tusfehenkoomst van het eminente hoofd der republiek, de goede harmonie en eensgezindheid onder de BrieL fche burgery wederom te doen herleeven, en de aangenaame vrugten der tegenwoordige regeerings-vorm te blyven plukken. Zy verklaarden het daarvoor te houden, dat alle veranderingen in nuttige en gevestigde regecrings - vormen in de tegenwoordige onrustige tyden hoogstnadeelig waren, en niet wel anders dan de grootftc fcheuringen en onëenigheden onder eene kleine burgery, gelyk die van hunne Had was, konden verwekken. Terwyl de verdeelde Brielfche ingezetenen aldus request tegen request opwierpen en elkanders poogingen, zo veel in hun was, beiderzyds wederfbreefden, zaten tevens de ftrydende partyen van de! leden der wethouderfchap niet ftille. Derzelver minder berd , beftaande uit negen van de negentien leden der vroedfehap , ' vervoegde zig op. den negen-en-twintigften derzelfde maand by requeste aan de heeren ftaaten van Holland en West-Friea. V 4 land, 784-_ Strydige rejuescen der Jrielfche wetlouderen am Ie ftaacen van lolland.  312 VADERLANDSCHE land,waarby dit negental raaden aan hunne ed. gr. mogenden voordroegen, dat de refolutiën, in de jaaren 1748, 1750, en 1766", door de toenmaalige vroedfehap wegens het ftuk der aanbeveelingen genomen, regtftreeks aanliepen tegen de duidelyke letter der handvesten, octrooien en voorregten hunner ftad, en ook als zodaanig door een merkelyk aantal hunner burgeren befchouwd en aangemerkt wierden , waarom zy , raaden in de vroedfehap der ftad Brielle, hunne ed. gr. mog. verzogten , dat hoogstdezelven zouden gelieven te verklaaren, dat de evengemelde refolutiën, als ftrydig met de voorregten en handvesten der ftad , uit derzelver aart en natuur ten eenemaal onbeftaanbaar waren, en dat de meerderheid van de vroedfehap der ftad Brielle in de jaarlykfche verandering der magiftraat, in het vervullen der openvallende vroedfehaps. plaatfen en in het begeeven van alle ampten en commisfiën ter haarer beftelling ftaande, zig in allen deele ftiptlyk zou hebben te gedraagen naar de voorregten en octrooien der ftad, houdende inmid. delsj  HïSTORIE-BESCHRYVING. 3I3 dels , hangende de raadpleegingen van ] hunne ed. gr. mogenden , de vervulling der openftaande vroedfchaps-plaats in ftaate en furcheance. De ftaaten van Holland beflooten op dit verzoekfchrift van het negental Brielfche regenten, dat hetzelve zou gefield worden in handen van de meerderheid der Brielfche wethouderfchap om hunne ed. gr. mogenden daarop te dienen van be. rigt, en dat inmiddels met het vervullen der opengevallene vroedfchapsplaats geen voortgang zou gemaakt worden. Inmiddels had de prins erfftadhouder bereids aan de Brielfche wethouderfchap gefchreeven, dat hy , om redenen hem daartoe bcweegende,-voor ditmaal liefst verkoos om tot de openfhtande plaats in de vroedfehap der ftad Brielle niemand voor te draagen en aan te pryzen. Dit moest niet weinig dienen om de vereffening van het verfchil der Brielfche wethouderen, ten minfte voor het tegenwoordige geval , veel gemaklyker te maaken, dan het zig dus verre had laaten aanzien. Van haaren kant befloot de meerderheid der re. V 5 gec-  314 VADERLANDSCHE HM gcering van Brielle, om, even als de verdeelde ingezetenen dier ftad verzoekfchrift tegen verzoekfchrift aan hunne wethouderfchap hadden ingeleverd, insgelyks tegen het verzoekfchrift der rrfinderheid een ftrydig verzoekfchrift aan de ftaaten deiprovincie in te leveren. . By hetzelve bragt het tiental leden hunne bezwaaren in tegen het gehouden gedrag hunner negen mederegeerders, als welken het, huns oordeels, geenzins vry ftond om de onbeftaanbaarheid van particuliere refolutiën der vroedfehap wegens haare huislyke beheering , door dezelve in voorige tyden genomen, en nu werklyk door de meerderheid der tegenwoordige vroedfehap voor wettig erkend , by de ftaaten deiprovincie aan te dringen* Egter verklaarden zy allezins bereid te zyn, om, in nakooming van het bovengemelde befluit der ftaaten , hunne ed. gr. mogenden te dienen van berigt op het request der minderheid, mids hen daartoe een behoorelyke tyd vergund wierd. Wyders bragten zy, ten aanzien der reeds verleende furcheance van de vervulling der openftaande vroed-  H ISTORIE-BESCHRYVING 315 vroedfchaps-plaats, den flaaten onder het oog: dat, in gevalle dezelve daadlyk zonder eenige voorafgaande recommandatie van den prins erfftadhouder door de leden der vroedfehap zelve wierd vervuld, alsdan het bezwaar der minderheid daardoor volkoomenlyk uit den weg geruimd zou worden; dat 'er in zulk geval geene de minfte reden voor handen was , waarom de vervulling dier vroedfchapsplaats zou behooren opgefchort te blyven , totdat hunne ed. gr. mogenden op de algemeene bezwaaren der minderheid bevorens zouden beflooten hebben; dat zyne hoogheid van de gewoonlyke recommandatie, voor ditmaal, reeds had afgezien; dat, gevolglyk , 'er nu geen beletfel overig was om de opengevallene vroedfchapsplaats werklyk te vervullen, zelfs behoudens alle de vermeende bezwaaren der minderheid. En wat aanbelangde het verzoekfchrift van honderd en twee en twintig burgers en ingezetenen der ftad, waarop de minderheid zig grondde, zy konden zig beroepen op een tegenftrydig verzoekfchrift van twee honderd en drie en veertig burgeren 1784.  3X6 VADERLANDSCHE \\. geren en ingezetenen, tegen het affchaffcn ~~ der recommandatiën, desniettegenftaande, wilden zy,'tot voorkooming van alle onëenigheden , liefst hetzelve niet doen gelden , maar veel liever gebruik maaken van de toegeevendheid van zyne doorluchtige hoogheid, om voor ditmaal, zonder voorafgaande recommandatie, de meergemelde vroedfchapsplaats te vervullen. Weshalve zy hunne ed. gr. mogenden eerbiediglyk verzogten om opheffing van de voorgemelde furcheance , en dat hunne ed. gr. mogenden nader zouden gelieven tebefluiten: dat het aan de gezamenlyke leden der Brielfche vroedfehap zou vry ftaan, om binnen den daartoe gewoonen tyd te treeden tot het verkiezen van een nieuw lid der vroedfehap , zonder daartoe , voor ditmaal , eenige voorafgaande aanbeveeling van den prins erfftadhouder in te wagten of aan te neemen, bly vende voor het overige de opfchorting of furcheance, door hunne ed. gr. mogenden op het verzoekfchrift der minderheid verleend, volkoomen in haar geheel, alles onverminderd het wederzydsch gefustineerde van dg  HISTORIE-BESCHRYVING. 3I7 de minderheid zo wel als van de meerderheid, zonder dat deeze nadere bepaaling of maatiging der verleende furcheance door eene van beide de partyen zou mogen in gevolg getrokken worden. Dit verzoekfchrift der meerderheid was van zo veel gevolg, dat de ftaaten van Holland op den vyfden van fprokkelmaand beflooten , om de opfchorting van het vervullen der meergemelde vroedfchapsplaats, eenige dagen te vooren aan de minderheid verleend , op den voet als by het verzoekfchrift der meerderheid vastgefteld was , op te heffen. Egter bevolen de ftaaten, dat voor het overige alles ten aanzien der algemeene voorziening, cn in het byzonder omtrent het effect der drie vroedfchaps-refolutiën, waarover de minderheid haare bezwaaren den ftaaten voorgedraagen had, in ftaat van opfchorting zou bly ven, met verderen last aan de tien vroedfchapsleden , uitmaakende de meerderheid, om het berigt, door hunne ed. gr. mogenden , by derzelver befluit van den negen en twintigften van louwmaand op het verzoekfchrift der minderheid, ge- vor.  3i8 vaderlandsche 1784 vorderd , binnen den tyd van de eerstvolgende agt weeken aan hunne hoogmo. gende te doen toekoomen. In gevolge van dit befluit der ftaaten w ierd de openftaande vroedfchaps-plaats in de regcering der ftad Brielle eenigen tyd daarna zonder voorafgaande aanbeveeling vervuld. Het opgemelde befluit van hunne ed. gr. mog« wierd met regt gehouden het negental Brielfche regenten veel eer tot roem te ftrekken, dan derzelver vryheidminnend gedrag te wraaken. Immers was het 'er zo verre van af, dat deeze nadere refolutie der ftaaten de gegrondheid der vertoogen der'minderheid in het minfte twyfelagtig ftclde, dat integendeel derzelver gewigt hierdoor alleen genoeg erkend wierd, dat de opfchorting van het vervullen der opengevallene vroedfchaps-plaats alleen opgeheven wierd uit aanmerking , dat men in dit byzonder geval afging van het gene , waar over de minderheid 'zig bez waarde , naamlyk de voorafgaande aanbeveelingen des erfftadhouders. Ondertusfchen had dit befluit der ftaaten op het verzoekfchrift der meerderheid , hetwelk niet  HISTORIE-BESCHRYVINGl 3I9 niet ontkend kon borden, over het geheel en voor zo veel het tegenwoordig verzoek betrof, billyk en regtmaatig te zyn, dit gelukkig gevolg , dat de verdeeldheden tusfehen de regeering dier ftad en de ftrydigc begrippen van derzelver ingezetenen, aldaar van geen verderen nafleep ter verftooring van de openbaare rust waren. Ten zelfden tyde, dat deeze eerftelingen van Neêrlands vryheid dit voorbeeld van blaakende zugt voor het herftel der oude vryheden en voorregten gaven, deed Utrechts vryheidlievende burgery wederom ten duidelykften zien, dat het behoud der aaloude vryheden en voorregten als hun onvervreembaar erfdeel en eigendom behartigden. In wintermaand des laast- { voorigen jaars was de fecretaris van het„ gerecht dier ftad koomen te overlyden. „ De regeering van Utrecht had in deszelfs b plaats den heer raad in de vroedfehap Mr. Jan Hinloopen , benoemd , welke op den dertigflen van wintermaand met deeze waardigheid bekleed wierd. Door deszelfs aanftelling tot fecretaris van den gerecht te, was eene plaats van raad in de vroedfehap 1784.'r Verzoek- :hrift der ftrechtfctae iirgery nojpens de ; vrye geerings. ■Helling.  J20 VADS RLANDSCHB fchap opengevallen. De burgery, geenzins begeerende , dat deeze openftaande vroedfchaps-plaats anders dan volgens de oude voorregten der ftad zou vervuld worden , vond geraaden zig ter verkryging van haaren wensch aan de ed* gr* agtb. regeering der ftad te vervoegen by een request, hetwelk, binnen den tyd van nog geen twee volle dagen , door 725 voornaame burgers van Utrecht ondertekend, en op den negen-en-twintigften van wintermaand door dertien aanzienlyke burgeren aan de wethouderfchap , na eene korte en nadruklyke aanfpraak, overhandigd wierd. By dit request verzogt de burgery hoofdzaaklyk : dat de regeering het regt der bcgeeving van de binnen's tyds openvallende vroedfchaps-plaatfen, als aan de wethouderfchap en geenzins aan den ftadhouder toebchoorende , en door de wethouderfchap irt naame en van wege de gemeene gilden en burgery uitgeoefend moetende worden, zouden handhavenen, en voortaan , overëenkoomftig met de aaloude regten , privilegiën en reglementen der ftad, zeiven tot de binnen's tyds open-  HISTORlE-BESCHRYVITSre. 321 opengevallene vroedfehaps-plaatfen benoemen. Voorts verzogt de burgery , dat, byaldien de prins erfftadhouder, onverhoopt iemand tot de openftaande vroedfchaps-plaats mogt aanftellen , de wethouderfchap denzelven noch tot den gebruiklyken eed, noch tot het zittingncemen in hoedaanigheid van raad, zougelieven toe te laaten. De vroedfehap dit verzoekfchrift der burgery ontvangen en geleezen hebbende, befloot oni hetzelve te ftellen in handen van burgemeesteren en oudburgemeesteren , om , daarop hunne ed. gr. agtb. ten fpoedigflen te dienen van advies en berigt. Te gelyk wierd door de vroedfehap beflooten, om aanftonds den prins erfftadhouder by eenen brief te verwittigen van het verzoek, aart haar door een groot aantal aanzienlyke burgeren by requeste ten zelfden dage gedaan, ten einde zy zelve de raads-plaats, thans openftaande door dert vrywilligen afftand van den heer Mr. Jan Hinlopen,en in het vervolg alle raads-plaatfen, die zouden koomen open te vallen tusfehen X ie I7§£  . '784. Dc Ut- ïechtfche vroedfehap geeft den prins erfftadhouderkennis van hetverzocl; der burger; 322 VADERLANDSCH E de tyden der jaarlykfche regeerings-ver. andering zou begeeven , naardien, aangaande het vervullen van zodanige o" penvallende raads-plaatfen, by het regeerings-reglement van den jaare 1674 niets bepaald was, en dus dezelven aan de vrye befchikking der vroedfehap waren gelaaten, moetende alles, waarover by dat regeerings-reglement niet befchikt was, klaarblykelyk verftaan worden geblecven te zyn op dien voet , waarop hetzelve was ten tyde van de invoering van hetzelfde reglement. Deeze drangreden had dan ook haare burgery bewoogen, dit • regt der bcgeeving van raads-plaatfen , als nog in haaren boezem verblyvende , te rcclameeren, om door de heeren van de vroedfehap , haare vertegenwoordigers , voortaan uitgeoefend te worden. De vroedfehap zondt met deezen brief aan zyne hoogheid tevens een affchrift van het request, met de redenen, waarop de Ütrechtfche burgery dit haar verzoek grondde. Ook verwittigde zy den prins, dat zy het meergemelde request met de bylage had gefield in handen van bur-  HtSTORIË-BÈSCHRYVING. 323 burgcmeesteren en oüdburgemeesteren , i; om baar, zo fpoedig mogelyk ware, daarop te dienen van hunne aanmerkingen en raad» Voorts verzekerde zy zyne hoogheid , dat , zodra dit berigt zou ingekoomen en daarop door haar raad gepleegd en beflooten zyn, zy geen oogenblik tyds zou verzuimen ©m den prins daarvan kennis te geeven, intusfchen genood-zaakt zynde om hetgene wegens de raadsplaats van den heer Mr. J. Hinlopeii voor'gevallen was , buiten kennisgeeving en dus alles in opfchorting te houden. Opmerkelyk is het, dat dit request van een dus aanzienlyk aantal burgeren binnen den tyd vafi nog geen twee Volle dagen getekend was geworden, hetgene te regt aangemerkt wierd voor een allertreffendfta blyk der algemeene dcnkwyze van Utrechts burgery, en niet weinig verfchilde Van het aantal van flegts 58 ingezetenen dier Had, welker verzoekfchrift het berugte regeerings - reglement van den jaare 1674 , waardoor men thans de provincie wederreg» telyk in haare vryheid bekort oordeelde, tot gevolg had gehad. Ligt was het te voor* X a zien»  De Prins erfftadhouder vordert, dat hem de vervulling der openftaanderaads-plaats gelaaten worde. J24 VAD ERLANDSCHE zien, dat dit verzoekfchrift der Ütrechtfche burgeren geenzins den byval des erfftadhouders zou erlangen. Het leedtook maar zeer korten tyd, dat zyne hoogheid den brief der Ütrechtfche wethouderfchap beantwoordde. Bereids op den laatften van wintermaand, en dus flegts twee dagen na de dagtekening van den brief der Ütrechtfche regeering aan zyne doorlugtige hoogheid , fchreef haar dc vorst in antwoord: dat hy met niet minder verwondering als bevreemding uit haaren brief van den negen en twintigften dier maand vernomen had, dat in haare vergadering was ingeleverd een request, getekend door een aantal burgers en ingezetenen, houdende verzoek, dat de heeren van de vroedfehap, aan welken alle binnen 's tyds openvallende raads-plaatfen, over welker begeevingen^ gelyk by derzelver request wierd voorgegeeVen , by het regeerings-reglement van dert jaare 1674 niet befchikt was, ter beftelling, zouden ftaan, dit gewaande regt geliefden te handhavenen, en voortaan tot de binnen's tyds openvallende plaatfen van raad in  ÏIISTORIE-BESCHRYVING. 3x5 in de vroedfehap zeiven aan te ftelIm ; dat de heeren van de vroedfehap dit verzoekfchrift gefield hadden in handen van burgemeestcren en oudburgermcesteren om hetzelve te overweegen en hunne vergadering ten fpoedigflen te dienen van berigt , cn dat zy middelcrwyl geoordeeld hadden, hem , erfftadhouder, geene kennis te moeten geeven van hetgene in hunne vergadering met betrekking tot de openftaande raads-plaats van den heer Jan Hinlopen was voorgevallen, totdat het berigt op het voornoemde request zou ingekoomen , en daarop door hen , leden der vroedfehap, een befluit genomen zyn. Zyne hoogheid betuigde te vertrouwen, dat het der vroedfehap niet vergeeten was, op welken voet wylen zyn heer vader de hem opgedraagene ftadhouder lyke waardigheid der provincie van Utrecht had aangenomen, en dat dezelfde waardigheid , vervolgens erfiyk gemaakt zynde, op hem met dezelfde voorregten was verftorven. Weshalve zyne hoogheid verklaarde te verwagten,dat de Ütrechtfche wethouderfchap hem binnen korte dagen, X 3 volgens 1784.  320 VADEELASDSCHS volgens het onafgebroken gebruik federt het regeerings-reglement van den jaare 1674, zou kennis geeven van de opengevallene vroedfchaps-plaats, ten einde hy daaromtrent in dier voege mogt befchik•ken , als door hem bevonden zou worden , overëenkoomftig met de conftitutie en de order der regeering , te behooren. Dit antwoord van den erfftadhouder, waarin hy duidelyk genoeg zyne afkeuring van het gedrag der Ütrechtfche wethouderfchap en burgery te kennen gaf, wierd , even als omtrent het request der laastgemelden gedaan was, ge» Held in handen van burgemeesteren en oudburgemeesteren om de vroedfehap daarop te dienen van berigt. Dit fchryven v: n den prins erfftadhouder -was nogthans van geene uitwerking. De iUtrechtfche wethouderfchap op den ne, gentienden van louwmaand deezes jaars buitengewoon vergaderd zynde, om raad te pleegen over de ingebragtc advifen van burgemeesteren en oudburgemeesteren •wegens het verzoekfchrift der burgery , jbefloot met eene meerderheid van 26 te-  H IS TORIE-BESCHRYV ING-- 32JT gen 12 ftemmen,de begeerte der burgeren . in te willigen, en , overëenkomftig met derzelver verzoek, over de binnen 's tyds openvallende vroedfchapsplaatfen voortaan zelve te befchikken en dezelven te vervullen. In gevolge van dit befluit verkoos zy met meerderheid van Hemmen, in haare vergadering van den eerstvolgenden dag, tot mederaad in de vroedfehap den heer Air. Paul Engelbert Voet van Winfen , heer van Zevenhoven , welke nog op den zelfden dag , in de buitengewoone vergadering der vroedfehap gehouden na den middag, plegtig geïnftalleerd en in den eed genomen wierd. Deeze aanftelling verwekte een algemeen genoegen aan de Ütrechtfche burgery, die ter deezer gelegenheid het gedrag en de keus haarer wethouderfchap door openbaare blyken van goedkeuring toejuichte , en den nieuw aangeftelden raad in de vroedfehap door hartlyke gelukwenfchingen en andere openbaare eerbewyzingen , van haare innige vergenoeging over deszelfs aanftelling verzekerde. Middelerwyl had de Ütrechtfche. regeering niet X 4 ver- 784»' Aanftelling! van eennicnive raad in de vroedfehap door de Ütfechtfche rejeeriugselvc.  Sil 328 VADERLANDSCHÏ [. verzuimd den prins erfftadhouder aanftonds kennis te geeven van haar befluit om voortaan de tusfehentyds openvallende raadsplaatfen , zonder eenige tusfehenkoomst des erfftadhouders , zelve te vervullen. Zy gaven in deezen brief aan zyne hoogheid narigt , dat zy hoogstdeszelfs brief van den laasten van wintermaand hadden gefield in handen van burgemeesteren en oudburgemeesteren om hen te dienen van berigt, welken daarmede allen anogelyken fpoed hadden gemaakt, en reeds op den twaalfden van louwmaand een verflag uitgebragt, by hetwelk burgemeesteren en oudburgemeesteren te kennen hadden gegeeven , dat, vermids hunne flemmen in dit onderzoek hadden geflaakt, zy geen finaal advies van wege de commisfie konden uitbrengen, maar dat de verfchillende leden der commisfie hunne advifen uitbrengen zouden , ten einde de vroedfehap over deeze zaak zou kunnen oordeelen waarop zy, heeren van de vroedfehap a beflooten hadden eene buitengewoone vergadering op den negentienden derzelfde'  HISTORIE-BESCHRYVING. 329 de maand uit te fchryven, om over het verzoek der burgery raad te plcegen en op hetzelve een befluit te neemen. Des hadden zy , 'verklaarden zy verders , in deeze buitengewoone vergadering het verzoek hunner burgery en tevens 's prinfen brief ryplyk overwoogen, en na gebruiklyke omvraag beflooten, om aan het verzoek der burgeren te voldoen , en diens volgens over de thans openftaande raads-plaats, alsmede in het vervolg over alle raads-plaatfen , welken insgelyks tusfehen tyds zouden koomen open te vallen, zelve te befchikken en ze te vervullen. De Ütrechtfche vroedfehap hieldt zig nogthans niet te vreede met zyne hoogheid blooflyk kennis te geeven van dit haar plegtig befluit, maar tradt bovendien in eene zaaklyke ontvouwing der beweegredenen, welken haar tot het neemen van dit befluit bewoogen hadden , en van de gronden, op welken hetzelve Itcunde. Alvoorens tot dit befluit over te gaan, betuigden zy alles wat maar eenigzins in aanmerking diende genomen te worden , naauwkeurig nagegaan, overX 5 woogen [784.  33° VAJDERLANDSCHE Re U> rechtfche wethouderfchap verdt' dip haar reg bydeii prins woogen en beoordeeld te hebben met die gezette aandagt en die onzydigheid, welken hun gedaane eed, waarby zy zig zo duur verbonden hadden om de regten des erffbadhouders en die van hunne burgery te handhavenen en te bewaaren, van hen vcrëischte: by de uitkoomst van zodaanig onderzoek hadden zy bevonden, dat het gereclameerae regten het daarop gebouwde verzoek hunner burgery volkoomen gegrond en regtmaatig was , en dat zy gevolglyk, als zynde derzelver vertegenwoordigers en bewaarders van derzelver regten, vryheden en privilegiën , amptsen ecds-halvc verph'gl waren om dit aan hen zo duidelyk gebleeken regt hunner burgery te handhavenen. Wat hen betrof, zy hadden overtuigend bevonden, dat by het} regeerings - reglement van den jaare 1674 in het geheel geene befchikking gemaakt was wegens de bcgeeving der tusfehentyds openvallende raads - plaatfen ; gevolglyk was aan de burgery het volle regt van derzelver begeeving verbleeven, en dus moest dit regt door de vroedfehap, als het  HISTORIE BËSCHRYVIKG. 33 I liet lighaam der burgery vertegenwoordigende, uitgeoefend worden, in zodaaniger voege , als zulks ten tyde der invoering van het zelfde regeerings- reglement aan de vroedfehap ftondt en door dezelve gefchiedde. Zelfs bleek uit den eed, dien de raaden ten tyde der invoering van het gemelde reglement hadden afgelegd, dat die begeeving aan de vroedfehap gelaaten was. Voorts verklaarden zy insgtlyks bevonden te hebben , dat het regt tot de begeeving der tusfehentyds openvallende raads-plaatfen nimmer door de vroedfehap aan de ftadhouders Viitdruklyk was overgegeeven geweest; ook had het, huns oordeels, niet regtmaatig kunnen overgegeeven worden buiten toeftemming der burgery, waarvan nogtans geene fpoor te vinden was; gevolglyk kon hier het langduurig gebruik alleen , geen gegrond regt opgeeven, gelyk 's prinfen brief te verrtaan gaf. Immers kon Zulk een onafgebroken gebruik geen regt opleveren tenopzigte vaneen voorregt der burgery, hetwelk ftadhouder en regenten bezwoojen hadden te zullen bewaaren, en  33 a VADERLANDSCHB en het welk zy gevolglyk onder eede verpligt waren niet te vervreemden. Diensvol gens zou, tot wettiging van dusdaanig gebruik, zelfs eene ftilzwygende toeftemming der burgery niet genoegzaam zyn, maar eene uitdrukkelyke toeftemming dér burgery vercischt worden, om een onder eede gedaan en uitdrukkelyk verbod van vervreemding wederom in te trekken. En wat vervolgens aanbelangde het gene zyne hoogheid in den zelfden brief had aangevoerd, dat zy niet konden vergeetcn hebben, op welken voet cn wyze wylen hoogstdeszelfs vader het ftadhouderfchap der provincie van Utrecht aanvaard had, daaromtrent hadden zy bevonden uit de afte van aanftelling, dat het ftadhouderfchap aan wylen 'sprinfen vader opgedraajen was op den voet en in dier voege , ils hetzelve by wylen Willem den derden , in gevolge het reglement op de regeering, van den jaare 1674,wasbekleed geweest; waarüit dan volgde, dat noch aan wylen 'sprinfen heer vader by deszelfs aanftelling tot ftadhouder, noch aan zyne hoogheid zelve, by opvolging, eenig meer regt be-  HISTORIE-BESCHRYVING. 333 betreffende het beftuur der regeering aangekoomen was, dan het regeerings-reglementvan den jaare 1674 uitdruklyk en met ronde woorden bepaalde. En wat aanging de tegenwerping , die zig hier van zelf opdeed, naamlyk , dat de erfftadhouder de tusfchentyds openvallende raads-plaatfen tot dus verre beftendiglyk en zonder eenige tegenkanting der vroedfehap bcgeeven had, en dat dus het onbetwist en onafgebroken gebruik hem dit regt vari aanftelling verzekerde, daaromtrent verklaarden zy verders, dat zy zyne hoogheid geenzins verdagt hielden van door het vervullen der binnen's tyds openvallende vroedfehaps - plaatfen het regt der burgery in het minfte te hebben willen verkorten ; integendeel waren zy in het vertrouwen , dat zyne hoogheid geheel ter goeder trouwe in deezen gehandeld had, zynde hydoor hetbeflendig gebruik, hetwelk hy by het aanvaarden van het ftadhouderfchap gevonden had, in die dwaalendë overreeding gebragt, dat dit regt hem volgens het regeerings-reglement waarlyk toe. behoorde; Wat hen in het byzonder betrof,  334 V A D E R L 7\ K DSCHB zy betuigden door dat onafgebroken gebruik zei ven in het verkeerd begrip gebragt te zyn geweest, dat zulks overëenkoomftig met het regeerings- reglement gefchiedde, in welk denkbeeld zy ook ter goeder trouwe geweest waren, totdat hen, ter gelegenheid van openbaare gefchriften , waarin het tegendeel aangetoond wierd, en vooral door het verzoekfchrift hunner burgery, aanleiding was gegeeven om hetregeeringsreglement van hetjaar 1674 opzetlyk we. gens dit ftuk na te gaan en te overweegen, door welk onderzoek zy van het tegendeel waren overtuigd geworden. Dit befluit der Ütrechtfche vroedfehap en de onmiddelyk eröp gevolgde aanflelling en beëediging van den heer Voet van Winfcn baarde den prins erfftadhouder zo groot ongenoegen, dat hy zig, na verloop van weinige weeken, aan de flaaten des gewests vervoegde, en, in een ernftigen wydluftigen brief, eensdeels zyne bevoegdheid tot het vervullen aller openvallende vroedfchaps-plaatfen omftandig beweerde en door bewysredenen in een overtuigend dagligt poogde te ftellen, en an-  HISTORIE-BESCIIRYVING. 335 anderdeels zig nadruklyk beklaagde over het beftaan van de meerderheid der Ütrechtfche wethouderfchap , welke zig , zyns beweerens , een onwettig gezag in de regeerings-befïxlling ten kosten zyner onbetwistbaare ftadhouderlykc regten aangemaatigd en met eene zonderlinge verhaasting daadlyk uitgeoefend had. Zyne hoogheid drong in dit breedvoerig en beredeneerd vertoog inzonderheid aan op het rege'erings-reglement zelf, waarin Utrechts wethouderfchap beweerde niets bepaald gevonden te hebben wegens het in gefchil zynde ftuk van het vervullen der tusfehentyds openvallende raads-plaatfen ; en , vermids zy haar befluit cn verder gehouden gedrag daarop voornaamlyk gegrond had, zo lag zyne hoogheid, van zynen kant, zig inzonderheid toe , om zyn regt tot de meergemelde aanftellingen, uit den inhoud van het regeerings-reglement van den jaare 1674 zelf, te ftaaven. De regten des ftadhouders waren, zyns oordeels, by hetzelve plegtig, ftaats-wyze, met algemeene toeftemming en na ryp beraad vastgefteld, en federt beften- dig 784. _ De prins ïifftadhou:ler vervoegt zig aan de Itaatcn der der provincie , om in zyn regt gehandhaafd te worden.  2$6 VADERLANDS C H E • dig erkend geweest; derzelver wettige' uitoefening was zo wel aan hem, als aan de ftadhouders, zyne voorzaaten , overëenkoomftig met het voorgemelde regeerings - reglement, niet alleen ten aanzien van de jaarlykfche regeerings-beftclling , maar zelfs van de vervulling der tusfehen tyds openvallende raads-plaatfen der ftad Utrecht, zo onafgebroken cn önverftoord overgelaaten geweest, dat hy nimmer had kunnen verwagten , dat de meerderheid van de leden der Ütrechtfche vroedfehap zulks , ten opzigte van het laastgenoemde geval , zou betwist hebben, en in tegendeel zou hebben kunnen goedvinden , om daadlyk en op eigen gezag, zig dat regt toe te eigenen. Getuigen daarvan was , verklaarde de prins den ftaaten vervolgens , de refolutie der vroedfehap van den negentienden van louwmaand jongstleeden, by haaren brief van dezelfde dagtekening hem toegezonden, als mede beide haare refolutiën den naastvolgenden dag, de eene voor- en de andere na den middag , genomen, waarby zy'  HISTORIE-BESCHRYVING. 337 zy met aanmerkelyken fpoed tot de daadlyke aanftelling van Mr. Paul Engelhert Voet yan IVinsfen totmederaad in de vroedfehap had beflooten , en dezelve daadlyk bewerkfteïligd, niettegenflaande hy erfftadhouder , (op de eerfte kennisgeeving van meergemelde wethouderfchap hem gedaan van het request van een aanmerkelyk getal burgers en ingezetenen haarer ftad,om naamlyk de binnen's tyds openvallende raadsplaatfen voortaan door zig zelve van wege de gemeene gilden te vergeeven,) de wethouderfchap der ftad daarvan, als zynde eene onbeftaanbaare nieuwigheid, in ernftige termen had afgeraaden. Tegen deeze befluiten en de eröp gebouwde flappen der Ütrechtfche vroedfehap betuigde zyne hoogheid niet alleen, als onwettig en met de orde der regeering onbeflaanbaar, te moeten protesteeren, maar zelfs eeds- en pligts - halve , met allen nadruk van de ftaaten der provincie kragtdaadige voorziening en herftelling te moeten verzoeken: Immers was dit gedrag der vroedfehap (zyns bedunkens) zo wel eene daadJyke indragt op de hoogheid en regten der y flaaten  33^ VADERLANDSCHE • ftaaten zeiven, als eene verregaande verkorting der regten van hem erfftadhouder. Om deeze twee ftellingen te betoogcn» beriep zyne hoogheid zig op het regeeringsreglement zelf, hetwelk onbetwiftelyk voor eene onwrikbaare ftaats-wet moest gehouden worden : nu , by hetzelve was aan hem , m hoedaanigheid van ftadhouder , onder anderen opgedraagen „het regt om alle jaaren den raad ofte de „ vroedfehap der voorfz. ftad van Utrecht „te continueeren ofte te veranderen, 'tzy j in 't geheel, 't zy ten deelen, ofte om uit ,, het geheele lighaam der burgeren en inge„ zetenen nieuwe Raaden ofte Vroedfchap„ pen te verkiezen , mitsgaders , op het „ overlyden van iemand, die tot burgemeester of fchepen zou mogen zyn geëligecrt.v' In deeze bewoording van hetregeeringsrcglcment was zckerlyk het vermeende regt van den ftadhouder tot het vervullen der tusfehentyds openvallende raads-plaatfen niet bepaaldlyk en uitdrukkclyk vervat. Egter beweerde zyne hoogheid, dat, vermids er niet één eenig geval by geheel het regeerings-reglement uitgezonderd wierd, i  H isTORIÈ-BESCHRYVING 339 wierd, het meergemelde regt van aanftelling hem in alle gevallen, hoegenaamd toebehoorde, daar de vroedfehap integendeel beweerde, dat by het zelfde reglement geene andere regten konden vergeevcn zyn geworden , dan die uitdrukkelyk in hetzelve bepaald en opgenoemd waren. Dc duidelyke en algemeene befchikking van het regeerings-reglement, zeide zyne hoogheid verder, bevestigd door het gedrag der ftaaten en der Ütrechtfche wethouderfchap zelve by verfcheide plegtige omftandigheden , liet geene plaats over aan het voorwenden van eene nieuwe en betere bevatting van hetzelve , gelyk de vroedfehap nu voorgaf; en , wat meer is, genomen zelfs, dat men even als nu, ha verloop van honderd en tien jaaren, nog eenige duifterheid in hetzelve wild* beweeren, zo was flegts een gedeelte vanéén lid van den provinciaalen ftaat, wiens drie leden deeze regeerings - order gezamcnlyk met volle eenpaarigheid ingevoerd en bekragtigdhadden, en veelminder flegts eene meerderheid van één gedeelte van één lid , niet bevoegd , om buiten eenige Y 2 mede-. 1784.  £784. 34° VADER LANDSCHE medewerking of kennis van alle de overige leden, door welken het reglement gemaakt, en bevestigd was , hetzelve naar eigen goeddunken uit te leggen. Daarenboven (verklaarde zyne hoogheid verders) kon de Ütrechtfche vroedfehap in deezen geenzins te gelyk party en regter zyn : de ftaaten der provincie waren , in zulk geval, alleen geregtigd om zodaanige duisterheid op te helderen of weg te neemen; En wat belangde het voorgeeven van Utrechts wethouderfchap, dat het regt der aanftelling in meergemelde geval van tusfehen tyds openvallende raads-plaatfen, by de vroedfehap , als vertegenwoordigende de gemeene gilden en burgery der ftad , zou hebben blyven refideeren , en dat zodaanig regt, buiten uitdrukkelyke bewilliging derzelfder burgery , onvervreemdbaar zou zyn , zulks was (zyns oordeels) met de vastgeftelde regeeringsvorm en met dc hoogheid en onaf hangelykheid der ftaaten des gewests (hetgene hy, in de eerfte plaats, poogde te betoogen) geenzins overeen te brengen. Van het begin des gemeenenbests af, was  HISTORIE-BESCHRYVING 34I was geen fpoor te vinden van eenige uitdrukkelyke toeftemming of bewilliging der gemeene gilden en burgery , waardoor de ftaaten zou Jen gemagtigd zyn geworden tot eenige regeerings-beftelling. Zouden dan daarom alleen alle de verrigtingen der ftaaten in deezen , van onwaarde geweest zyn ? In allen gevalle , zeide zyne hoogheid , fprak het van zelf , dat geen gedeelte der ingezetenen eener ftad nog de meerderheid eener ftads-regeering, die alle haare bevoegdheid alleen uit den boezem der ftaaten en uit de door hen aan den ftadhouder opgedraagene magt en gezag en niet van haare ingezetenen ontleent, bevoegd zyn kon om op zodaanige onderftclling eene geheele omkeering van de gronden der vastgeftelde regeerings-beftelling door daadlykheden in te voeren, buiten kennis en goedvinding der ftaaten , en zonder een voorloopig llaatswyze gedaan onderzoek van eene zaak van zo veel gewigts. Van den anderen kant, verklaarde zyne hoogheid, lag in de meerjemelde refolutie en handelwyze der UtY 3 rechtfche  342 VADERLAND. SC HE , rechtfchc vroedfehap opgcflootcn gecne mindere verkorting van zyne voorregten als êrffladhouder der provincie, dan van de hoogheid cn het gezag der ftaaten zeiven , en dit punt wierd vervolgens in het tweede gedeelte van dit omftan iig vertoog des prinfen met allen nadruk aangedrongen , en met allen fchyn van reden bekleed. Immers was het, zyns oordeels, voorheen door niemand in twyfel getrokken , dat de aanftelling der vroedfchaps-lcden in alle gevallen hoegenaamd , aan hem , in hoedaanigheid van erfftadhouder , toebehoorde. Het regeerings-reglement van den jaare 1674 fprak duidelyk van burgemeesteren , fchepenen en raad, door den ftadhouder als nu aangefteld en nog aan te ftellen; des was hier alle nadere bepaaling. dier aanftellingen duidelyk uitgellooten. De ganfche aanëenfchakehng der befluiten van de ftaaten der provincie, zo wel als het onafgebroken gedrag der Ütrechtfche vroedfehap zelve , bewees, dat het reglement, overëenkomftig met de begrippen van hem erfftadhouder, moest yerftaas  MJSTORIE-BESCIIRYVING. 343 vcrftaan worden. Nimmer hadden de i flaaten van Utrecht, in welker boezem het regt der begeeving der openvallende vroedfchaps plaatfen, na dc opregting der republiek, had gehuisvest, dit regt te rug gevorderd, toen het door de fladhouders wierd uitgeoefend.' Hy zelf, in hoedaanigheid van erfftadhouder, had dit 'regt, uit kragte van het regeeringsreglcment, met goedkeuring van alle overheden en ingezetenen beftendig uitgeoefend. De refolutie der flaaten der provincie , op den zeventienden van grasmaand des jaars 1754 genomen, had dit regt in allen opzigte bekragtigd. Immers hadden hunne edel-mogenden toenmaals, na het overlyden van wylen 's prinfen heer vader, goedgevonden de noodige voorziening te doen omtrent zyne opvoe • ding, cn byzonderlyk omtrent de waarneeming van de hooge waardigheden des erfftadhouderfchaps, in gevalle hy, geduurende zjme minderjaarigheid , zyne vrouwe moeder mogt koomen te verliezen, ter welker gelegenheid, onder anderen wel uitdrukkelyk bepaald was geY 4 wor- 784.  344 VA ERLANDSCHE worden, dat de regeerings-beftelling der. provincie met het gene daar toe behoort, volgens het reglement van den jaare 1674 zou geleideden, en dat (met opzigt tot de ftad Utrecht en de overige fteden des gewests) in geval van openvalling eener raads-plaats, de refpeftive wethouderen tot vervulling van dezelve binnen den tyd van drie weeken een ander perfoon aan. hunne edel-mogenden zouden voorftellen, welke - insgclyks door hunne edelmogenden, als waarneemende de voogdy over den minderjaarigen erfftadhouder , binnen drie weeken na de gedaane voorftelling, zonder eenige verandering tot de openftaande raadsplaats zou worden aangefteld. Daar nu de ftaaten die vervulling zig toeëigenen, als waarneemende de gemelde voogdy, hoe kan het dan nog een oogenblik twyfelagtig wezen (zeide zyne hoogheid verders) dat diezelfde heeren ftaaten, welken dat reglement hebben ingevoerd, en aan welken ook eeniglyk, des noods, deszelfs uitlegging zou toekoomen, niet reeds daadelyk hebben uitgeweezen en nader verklaard, dat ook, in  HT.ST0RIE-BESCHRYVÏN0, 345. in deezen gevalle van openftaande vroed-1 fchapsplaatfen, de aanftelling volgens het meergemelde regeerings-reglement aan niemand anders dan aan hem erfftadhouder altoos heeft toebehoord en werklyk nog toebehoort? Des hadden de ftaaten der provincie het reglement eveneens begreepen als zyne hoogheid zelve. Vervolgens ging de prins over om de erkenning van dit zyn regt uit het beftendig gedrag der vroedfehap zelve te betoogen. Dezelve had, zonder onderfcheid en ten allen tyde, door haare kennisgeeving by het openvallen van alle raads-plaatfen, erkend, dat de begeeving derzelver hem volgens het bekende reglement toekwam. Zulks zou de vroedfehap zekerlyk bereidvaardig toeftemmen; ook zou dit, des noods, door het vertoonen haarer brieven by alle zodanige gelegenheden, tot nog onlangs op den vierden van herfstmaand laatstleeden toe, kunnen bevestigd worden, hebbende de vroedfehap zig by die gelegenheden gewoonlyk zig van deeze of foortgelyke woorden bediend: dat zy het van haaren. fchuldigen pligt agtte den Y 5 priais lih  346 vabek.landsche prins erfftadhouder het voorgevallene fterfgeval bekend te maaken,alzo aan hem het doen der verkiezing, volgens het reglement , toekwam. Dit gedrag der Ütrechtfche regeering, als hoogst belanghebbenden in de zaak, was dc zekerfle uitlegging van deezen artikel des regeerings - reglements.Hier by kwam nog, dus ging zyne hoogheid voort, dat wylen zyn heer vader geweigerd had het ftadhouderfchap der provincie van Utrecht op eenigen anderen voet aan te neemen, dan zo als Willem de derde daar mede was bekleed geweest volgens het reglement van den zestienden april des jaars 1674; dat hetzelve vervolgens aan hem op dien voet was opgedraagen en daarna erfelyk verklaard; dat de uitoefening dier waardigheid zig beftendig had uitgeftrekt tot de begeeving van alle openvallende vroedfchaps-plaatfen; dat de nakooming van het aldus nimmer nader bepaald regeeringsreglement met plegtigen eede door ieder lid van de Ütrechtfche vroedfehap bezwoof eft was, en dat, ten tyde deezer beëediging tot voor nog weinige maanden, £üi j , alle  HISTORIE-BESCHRYV IMG. 347 alle de leden van de vroedfehap, niet één: uitgezonderd, volgens hunne eigene erkentenis , het reglement even als zyne hoogheid hadden verflaan, en dus hetzelve in dien algemeenen zin en beduiding hadden beëedigd. Dit alles deedt dan zyne hoogheid met regt aan de ftaaten zyne verwondering openleggen, dat de vroedfehap tot zo een onwetmaatigen ftap had kunnen befluiten, en tevens daar door op het on» verwagtst, met eene opmerkelyke verhaasting , zonder eenige voorkennis en goedvinding der ftaaten des gewests, hem in zyne allerwettigfte bezitting verftooren; tevens herhaalde hy zyn nadruklyk en dringend verzoek, dat de ftaaten, overëenkoomftig met hunne wysheid en billykheid, zodaanige fpóedige en kragtdaadige voorziening zouden gelieven te doen, al* het groot gewigt der zaak zelve verëifchte. Wy hebben ons te langer by deezen merkwaardigen en beredeneerden brief van den prins erfftadhouder opgehouden eensdeels, uit hoofde dat dezelve eene pmftandige verdeedigmg van zyn beweerd regt 78£  348 VADERLANDSCHE Ï7_84 .regt vervat en zyne innige gevoeligheid over het gedrag der ütrechtfche wethouderfchap ten klaarften aan den dag legt, anderdeels, om dat de Ütrechtfche vroedfehap zelve, ondanks dit wydluftig vertoog van den prins aan de flaaten hunner provincie, flegts eenige weeken laater zig wederom in het geval bevondt, van, in gevolge haars meergemelden befluit's, eene tusfehentyds opgevallene raads-plaats door haare zelve, zonder eenige kennisgeeving aan zyne hoogheid nog eenige aanbeveeling of, benoeming van hoogstdenzelven , te vervullen. Het verfchil tusfehen zyne hoogheid en de ftad maakte federt lang veel gerugts, en wierd fteeds ernftiger. De vroedfehap had vastlyk beflooten baar regt rustig te handhavcnen, en men moet erkennen, dat, offchoon het beftendig gebruik uitdrukkelyk voor zyne hoogheid pleitte, daarentegen de letter van het reglement zelf, waarop beide partyen zig beriepen, haar gedrag van den anderen kant niet weinig begunftigde. Al het gene zyne hoogheid aan. voerde, kon door haar niet ontkend worden;  HÏSTORIE-BESCHRYVING. ï.49 den; dan, dit alles was tevens van geene i kragt, indien het flegts eene te vergedreevene uitftrekking of een verkeerd begrip van het reglement zelf was: de natuurlyke gevolgen van het misverftand deezer tot nog toe erkende regeerings-wet konden zekerlyk dit misverftand niet wettigen; Des moest men noodwendig tot den inhoud des reglements zelf terug treeden. En wat anders kon deszelfs waaren inhoud vastftellen, dan de zig van zelf voordoende zin, dien de letter van hetzelve medebragt? En was het niet veel natuurlyker, dat al het gene in een ftuk van dien aart, als het regeering-reglement was, niet uitdruklyk verklaard wierd afgeftaan te zyn, om deeze reden zelve gehouden wierd tot hetzelve niet te behoo* ren, dan wel, dat men daarom alleen het eronder betrok, omdat het uit eene zeer algemeene bewoording met meer of min grond af te leiden was? Wel is waar, de tegenparty vondt het zonderling, dat de meest belanghebbenden by den waaren zin deezer regeerings-wet, dezelve honderd en tien jaaren lang, ten minfte door hun 784.,  }7U- 350 VABERLANDSCHË hun gehouden gedrag getoond hadden, gansch anders verftaan te hebben, dari men ze nu eindelyk vcrltond ;dan, in deeze opwerping, die zekerlyk fchyn genoeg had, wierd volgens het oordeel der andere party juist dat gene onderhield, het welk in verfchil was, naamlyk of het gehouden gedrag der vroedfehap, onder ftadhouderlyke regeering, niet veeleer aan eene veel' jaarige toegeevendheid als aan eene misvatting van het reglement toe te kénnen ware , offchöon niet kon gelochc-nd worden * dat ten minfte de thans dienende vroedfehap het reglement tot hier verkeerd verftaan had, gelyk zy zelve geene zwaarigheid maakte zulks te erkennen. Wat hiervan zyn moge, zeker is het, dat alle de drangredenen van den prins erfftadhou ■ der van geene de minfte uitwerking waren , gelyk eenige weeken laater ten klaarften bleek Uit de aanftelling van een nieuwen raad in de vroedfehap , welke dé Ütrechtfche wethouderfchap andermaal door zig zelve verrigtte, en die de vcrwydering tusfehen haar en den erfftadhouder nog grooter maakte. Door  HISTORIE-BESCHR.YVING. 3 5* ^ Door het overlyden van den raad en oud-burgemeester Mr. Hendrik van Jsch van Wyk in grasmaand, was wederom eene raads-plaats opengevailenjdie de vroedfehap door de verkiezing van Mr. Pieter Karei Bunnan de la Basfecour, op den vier-en twintigften dier maand, tot groot 1 genoegen der bürgery vervulde. Daags i Pa deeze verkiezing ontving de Ütrechtfche wethouderfchap eenen brief van den prins erfftadhouder, gefchreeven den laatsvoorigen dag, waarïn zyne hoogheid haar berigtte vernomen te hebben, dat', door het overlyden van Mr. Hendrik van Asch van Wyk, eene raads* plaats in de vroedfehap haarer ftad reeds voor eenige dagen was opengevallen, dat hy billyk Verwagt had, dat de vroedfehap hem daarvan kennis zou gegeeven hebben, met verzoek, om, volgens het regeerings-reglement, een ander bekwaam perfoon tot raad in de vroedfehap haarer ftad aan te ftellen.Dan uit, het ftilzwygen der vroedfehap en uit de gerugten hem degens haar voorneemen voorgekoomen betuigde hy te moeten befluiten, dat zy voorneemens was 3 1784^ De vroedfehap van Utrecht verkilt andernaai eene aads-plaatsj' n weerwil ran zyne oogheid.  352 VADERLANDSCHB was, om, regtftreeks ftrydig met het regeerings-reglement en zyn wettig regt, buiten zyne kennis de openftaande plaats te vervullen. Zyne hoogheid beriep zig vervolgens op zynen bekenden brief aan de ftaaten der provincie j als waarin hy zyn regt onwrikbaar betoogd had, weshalve hy de vroedfehap thans op het erntigfte vermaande, om zig van alle raadpleeging over het vervullen der opengevallene raads-plaats, veel meer nog van dé daadlyke vervulling zelve, te onthouden, en om ze hem vry en onverhinderd over te laaten, als mede, om, hangende de raadpleegingen der ftaaten over zynen brief van den vier-en-twintigften van fprok* kelmaand, niets op haar eigen gezag tegen zyn regt te onderneemen. Het gene door de vroedfehap daartegen onverhoopt mogt beflooten en verrigt worden, zou hy voor onwettig en informeel moeten houden, en zig eeds- en pligts-halve genoodzaakt vinden, om daartegen op de nadruklykfte wyze te protesteeren, gelyk hy verklaarde by deezen te doen, en de aanftelling t« houden voor nul en van geene waarde. On;  HISTORIE-BESCHRYVING. 353 Ondanks deeze nadruklyke verklaaring van den prins erfftadhouder wierd de nieuw verkoorene raad in de vroedfehap, daags na dat de wethouderfchap deezen brief van zynen hoogheid ontvangen had, plegtig gcïnftalleerd en beëedigd. De vroedfehap had egter in haare buitengewoone vergadering, belegd op zondag den vyfentwintigften der gemelde maand, ter gelegenheid van het inkoomen der laastgemelde misfive van zyne hoogheid, beflooten dezelve op eene befcheidene wyze te beantwoorden. By het aangaan deezer buitengewoone vergadering was de toeloop der ingezetenen zeer groot, en het ftadhuis vervuld met een aantal der aanzienlykfte burgeren en ingezetenen, welken over de gedaane keus van den nieuwen raad in de vroedfehap te verheugd waren, dan dat zy onverfchilh'g zouden hebben kunnen zyn omtrent de gevolgen deezer verkiezing. Het was egter eerst twee dagen laater , dat de Ütrechtfche wethouderfchap op 's prinfen brief antwoordde. In dit antwoord, beriep zig de vroedfehap op het gene zy aan zyne Z hoog-  354 VADERLANDSCHE 17*4- Brief der Ütrechtfche Vroedfehap aan den er. ltadliouder. hoogheid, in haaren brief van den laasten van wintermaand jongstleeden , had onder het oog gebragt wegens haare verpligting om de onvervreembaare regten haarer burgeren te handhavenen, den prins erfftadhouder kortlyk herinnerende, dat zy eeds- en ampts-halve zig verpligt oordcel. de om dc tusfehentyds openvallende raadsplaatfen zelve te vervullen. In gevolge deezen duure verpligting, verklaarde zy verder, had zy tot dc openftaande raadsplaats benoemd cn aangelicht Mr. Pieter ■Karei Burman de la Basfecour, die vervol, gens, den laastvoorigen dag, den gewoonen eed als raad had afgelegd, en in dit zyn eer-ampt door haar geïnftalleerd was geworden, van welke aanftelling zy by deezen dc eer had zyne hoogheid de noodige kennis te geeven. Voorts bcfloot zy haaren allezins gemaatigden cn befchcidenen brief met plegtig tc verklaaren, ten eencmaal onbewust tc zyn van zig in eenigen opzigte fchuldig gemaakt te hebben aan het verkorten der wettige voorregten van zyne hoogheid. Integendeel verzekerde zy den vorst op het fterkfte, dat  'HISTORIE- BES C II RYV1NG» zy geenzins voorneemens was om het allerminfte tegen hoogstdeszelfs voorreg_ ten te onderneemen , maar daarentegen volvaardig, om van haaren kant alles toe te brengen het gene eenigzins tot deszelfs genoegen zou kunnen ftrekken. Terwyl de Utrechtfche wethouderfchap dus veel ftandvastigheid in het verdedigen haarer regten toonde, en haare vrye regeerings - beflelling kloekmoedig handhavende , deed het nabuurig Wyk by Duurftede, op het voetfpoor der hoofdilad, wederom niet min duidelyk zien, hoe groote voordering men in de provincie van Utrecht in de verdedigen der aloude voorregten gemaakt had. Wy hebben reeds verflag gedaan van het gene in hei najaar des jongstverloopen jaars in die ftad ten aanzien der regeerings-beftelling voorgevallen was, en, onder anderen, van het befluit der Wykfche wethouderfchap, op het voorzoek haarer burgery genomen ± dat naamlyk alle de regeerders der ftad voortaan zouden verpligt zyn om binnen de ftad zelve hun vast woonverblyf te houden, op verbeurte van hunne raadsZ 2 plaatfen- 1784'.  Requesten der Wykfch burgery wc gens de in wooning haarer regeerdcren. 356 VADERLANDSCHE plaatfen. Van dit haar befluit had de wethouderfchap der ftad den prins erfftadhouder kennis te geeven, met verzoek, dat zodanige leden der regeering, welken aan dit allezins regtmaatig en billyk befluit niet mogten voldoen, niet langer in het bewind zouden gelaaten worden. Aan dit eerbiedig verzoek der Wykfche regeering had zyne hoogheid egter niet goedgevonden te voldoen. Weshalve zy , zig in haare verwagting bedroogen vindende, op ?den naderen aandrang haarer burgeren en ingezetenen , den ncgen-en-twintigften van wynmand en jongstleeden beflooten had om aan de heeren A. de Jonkheere en Mr. P. J. Curtins, raaden in de vrodfehap haarer ftad , welker aanhoudende afweezigheid inzonderheid aanleiding tot het neemen deezes befluits gegeeven had, en over welker onbchoorelyk gedrag in deezen de Wykfche burgery niet weinig mis. noegd was , te doen aanfehryven, om, voor den eerften van wintermaand eerstkoomende, zig met der woon binnen de ftad Wyk neder te zetten , en dat, by gebreke van dien , door hen, regeerders der  HISTORIE -BESCHRYVING. 35? der ftad Wyk , zodanige maatregelen zouden genomen worden, als zy raadzaam zouden oordeelen tot het vergenoegen hunner burgeren cn tot behoud der openbaare rust. De heeren de Jonkheere en Curtius hadden desniettegenftaande ongeraaden gevonden aan deeze aanfchryving te voldoen, en zig met der woon te Wyk neder te zetten, offchoon hen eene genoegzaame ruimte van tyd door hunne mcdewethouderen toegeftaan was ter befchikking hunner zaaken. Integendeel hadden die heeren zig aan de nakooming van het genomen befluit der regeering en van het reikhalzend verlangen hunner burgeren onttrokken door gewaande redenen en aanbiedingen, die allezins ongenoegzaam geoordeeld waren geworden. Dit gedrag, het welk ten ccncmaal ftrydig gekeurd wierd met dc duure verpligting van een braaven regent en burgervader, en de diepftc verontwaardiging by de Wykfche burgery verwekte, had tot natuurlyk gevolg, dat deeze wederom een verzoekfchrift aan haare wethouderen inleverde, waarby zy nader en fterker aandrong, dat Z 3 door *2lt  35^ VADER LANDÜC HE J7U De Wykfchi regeering fchryft aan zyne hoog Jieid wegen den wenscl haarer bur jery: ■ door de regeering aan haar regtmaatig befluit en aan de biliyke verwagting der burgery ten fpoedigflen voldaan wierd. Van dit verzoekfchrift zond de Wykfche wethouderfchap een afichrift aan den prins erfftadhouder, met bygevoegd verzoek, dat zyne hoogheid, om verfcheiden daarby aangevoerde drangredenen, de raads. plaatfen der heeren de Jonkheere en Curtius ten fpoedigften vacant geliefde te verklaaren. Ter deezer gelegenheid bragt . de regeering den prins onder het oog de igroote en dreigende onheilen, welken van de verftoordheid eener te regt vertoornde burgery te verwagten waren, onheilen, die den ondergang der ganfche provincie, zo niet der geheele republiek, konden na zig fleepen. Tevens verzogt zy, dat zyne hoogheid haar met eenig antwoord op haare verzoeken geliefde te verèeren. Het antwoord van den prins , gegeeven op den vier-en-twintigften van wintermaand, was egter in zodaanige bewoording vervat, dat de regeering der ftad Wyk uit hetzelve te regt meende tc moeten befluiten, 4aX hetzelve eene volkoomene toeftemming  HISTORIE J ESCHRYVING. 359 ming van dc fouvcreiniteit haarer regeering medebragt om zig in deeze naar haar genomen befluit te mogen gedraagen, en hetzelve door haare eigene en wettige magt, in haaren boezem berustende, werkflellig te maaken. Was de wederhoudendheid van zyne hoogheid in het beantwoorden van den brief der Wykfche regeering geen blyk van erkenning haarer bevoegdheid om in deezen naar bevinding van zaaken te handelen, zo zou men natuurlyk hebben moeten befluiten, dat de prins het zig te laag agtte, om, het zy als gezagvoerende het zy als raadgeevende, zig in te laaten met de duurfte belangcns en verzoeken van eene ganfche fledelykc regeering, ftcm hebbende in ftaat, cn te gelyk, dat zyne doorlugtige hoogheid,door het dcclincercn van een pligtmaatig en op alle gronden van billykheid en regt fteunend verzoek der burgeren, eenige aanleiding cn aanprikkeling zou willen geeven tot landverdervende onheilen , welken van de woede eener getergde burgery te dugten zyn, onheilen, die ruim dertig jaaren te vooren den ganfehen ftaat jamZ 4 mer-  y84- Nader fchryven der regeering van Wyk aan den prins erfftadhouder. < 1 3 J i 360 VADERLANDSCHE merlyk beroerd en op den over van des, zelfs ondergang gebragt hadden. „ Daar „ wy nu" (dus liet zig de wethouderfchap der ftad Wyk verder uit, in haaren brief aan den prins erfftadhouder', gedagtekend den zevenden van fprokkelmaand deezes jaars ,) „ dc gramfchap der ander„ zins goede en ftillc burgery door het „ uitgerekt dilai van hun pligtlyk cn eer,, biedig aan ons gedaan verzoek van dag „ tot dag zagen tocneemen, cn op het ,, poinfl van door eene langere vertraa„ ging in de fchriklykfte woede uit te „ barflen, hebben wy het van onzen on,, vermydelyken pligt geoordeeld , geen „ oogenblik langer met het toeftaan van ,, hun tc nieermaalen en geduurig herhaald ,, verzoek," (waarvan zy by haaren brief :en egt affchrift aan zyne hoogheid ten jewyze overzondt,) „ in deezen te moe, ten aarfelen, en niets te moeten fpaa, ren, wat tot behoudenis dier rust, wel, ke wy zo plegtig en duur hebben ge, zwooren, als ook tot handhavcning van , ons wettig gezag kon verftrekken." rVeshalve zy, verklaarde zy verder, op den  HISTORIE.BESCHRY VING. %6l den vierden derloopende maand beflooten had een gunftig appointement te verleenen op het meergemelde verzoekfchrift haarer burgeren en ingezetenen, en diensvolgens de raads-plaatfen der heeren de Jonkheere en Curtius, in gevolge hunner ongehoorzaamheid aan een wettig genomen regeerings-befluit en hunner veragting van het allerbillykst en pligtmaatigst verzoek deiburgeren , welker vertegenwoordigers zy waren, opengevallen tc verklaaren. Dan, vermids het allergevaarlykst was, vooral in het tegenwoordig tydgewrigt, dat de bedieningen van burgerlyk bellier en geregts-oéfening door het openftaan van magiflraats - ampten zouden verhinderd of vertraagd worden, zo hadden zy, wethouderen der ftad Wyk, op een request hunner burgeren, van het welk zy met hunnen brief aan den prins erfftadhouder een egt affchrift toezonden, den volgenden dag (den vyfden van fprokkelmaand) beflooten , om de openftaande raads-plaatfen, volgens haare wettige magt en overëenkoomftig met het regeerings-reglement der provincie van Utrecht, te vervullen met Z 5 dc i£8g ■ Fwee rads'laatfeii door lc Wyltlche regeenng va:ant verklaard , en vervuld.  3Ö2 VADERLANDSCHE 1784 de perfoonen van Christiaan Haantiens en Tiekman Comelis Bekkering. Van deeze verkiezing hadden zy geoordeeld aan zyne hoogheid kennis te moeten geeven, niet twyfelende, of hoogstdezelve zou deeze hunne poogingen, aangewend tot behoud en handhavening van de rust hunner Had, van de welvaart en de belangen der burgery en van het wettig gezag der regeering , billyken. Daar de vryheidminnende burgeryen der fteden Utrecht en Wyk, met niet min onwrikbaare ftandvastighcid. als volkoomene eenftemmigheid, met hunne wethouderfchap dc handen in één floegcn ter weering der misbruiken, die in hun ftcdelyk re/eerings- weezen waren ingefloopen, verzuimden zy tevens niet de vervallene zaaken des gemccHcn vaderlands, zo veel in hen was, ter harte te neemen, en derzelver herftel te helpen bevoorderen. Met dit inzigt vervoegden zy zig aan de ftaaten huns gewests, op den zevenden van louwmaand deezes jaars, met een verzoekfchrift , getekend niet alleen door het opKierkelyk aauta.1 van 1454 burgers en inwoon-  HISTORIE-BESCHRYVING. 363 woondcrs der ftad Utrecht zelve, maar pok door nog 700 burgers en inwooners der fteden Amersfoort, Wyk en Montfoort, en 89 in. cn opgezetenen der dorpen Maarfen en Maarfeveen , in welk merkwaardig verzoekfchrift zy den ftaaten des gewests hunne dankbetuiging ontvouwden over dc heilzaame befluiten op de laaste vergadering vart hoogstdezelven genomen, om den voorflag der Engelfchen om dc vreedehandeling van Parys naar Londen of den ïlaage te verplaatfen, af te wyzen; om tot het onderzoek naar den niet volvoerden togt naar Brest, van wege hun gewest, den vaderlandminnenden heer van Wolfaartsdyk te benoemen; om ter generaliteit aan te dringen, dat de officieren, welken in dien togt begreepen waren geweest, niet buiten 's lands verzonden wierden, en eindelyk, om met de ©verige bondgenooten tot de affchaffing van den hoogen krygsraad mede te werken. Na deeze voorloopige betuiging hunner nederige erkentenis ontvouwden zy hunnen wensch, dat er tusfehen deezen ftaat en de kroon van Frankryk, van wiens ge- 1784. R-sqncst van [454 ingezetenen derpro* v'ineie van Utrecht aan :!e Staaten les gewests.  364 VADERLANDSCHE getrouwen en grootmoedige byftand het vaderland in den jongften oorlog met het trouwloos Groot-Brittanje dc onbetwistelykfte blykcn genooten had, eene naauwere verbintenis mogt geflootcn worden. Dan, om aan Frankryk geen twyfel overig te laaten omtrent de vriendfchaplyke gevoelens van dezen ftaat, hielden zy ter deezer gelegenheid by de ftaaten aan, dat het verzuimen van den togt naar Brest ten ftrengften onderzogt,en defchuldige, wie hy ook zyn mogt, voorbeeldig geftraft wierd.Ook verzogten zy, dat van gelyke onderzoek gedaan wierd na de onlangs gedaane afdanking van 1200 matroozen en het buiten dienft ftellen van eenige oorlogfchepen buiten bevel der bondgenooten , en dat zy , welken dit ondernomen hadden in de tegenwoordige hachelyke omftandigheden des vaderlands , tot verantwoording wierden geroepen, en naar bevinding van zaaken geftraft. Ter verbetering van het krygsweezen verzogten zy, onder anderen, dat de magt tot het geeven der patenten, aan den kapitein generaal, flegts tot het kennelyk wederöpzeggen van hunne  H IS T ORÏE-BESCHRYV ING- 365 ne edelmogenden toe, opgedraagen, wederom door de ftaaten aan zig genomen zou worden, of wel, dat de patenten voor het krygsvolk voortaan op geene andere wyze zouden uitgevaardigd worden, dan op de groote vergadering der bondgenooten op den zestienden van zomermaand des jaars 1651 was vastgefteld geweest; dat ieder der bondgenooten in zyn eigen gewest de regimenten, ter zyner betaaling ftaande, zou in bezetting houden, en dat dus de noodlooze en kostbaare verandering der garnizoenen afgefchaft zou worden ; dat het krygsvolk, in gevalle van verandering van garnizoen, aan den eed, aan de provincie en ftad hunner inlegering af te leggen, zou hebben te voldoen, op ftraffe tegen hem, d'ien denzelven weigerde te doen, van terfiond van alle zyne krygsbedieningen vervallen te zyn, en bovendien voor zyne ongehoorzaamheid voorbeeldig geftraft te worden ; dat alle onregtmaatige bevoorderingen, welke tot heden toe in het militaire hadden plaats gegreepen , zo door het verkoopen der compagniënals door "het overgaan van het eene in  T784- 36Ó* V ADËRLANDSCIÏË in het andere regiment tot nadeel van zó veele braave officieren , daadlyk mogten afgefcbaft worden; dat tot de krygsbediéningen in de regimenten, ter repartitie der provincie ftaande, inboorlingen des lands van Utrecht, by voorkeur boven anderen, zouden bevoorderd, en de titulaire aften met allen nadruk voor het vervolg geweerd worden, enz. Eindelyk wierd door hen hun ernftige wensch en nadruklyk verzoek ten befluite deezes requests herhaald cn aangedrongen, dat naamlyk, daar het voornaamfte gedeelte der natie verlangde om zig met den koning van Frankryk nader verbonden te zien, de ftaatert huns gewests daartoe op de best mogclyke wyze, eer de goede gelegenheid tot dit gewigtigen hoognoodig verbond wierd afgefneeden, met de verdere bondgenooten geliefden mede te werken , en dc zaaken ter generaliteit, Of-anders, by de byzondere bondgenooten , daarheen geliefden te rigten , dat een zodaanig ver. bond met Frankryk werde aangegaan, als de gezamenlyke bondgenooten ten besten van het vaderland en tot behoud der zo x duur  HISTORIE-BESCHRYVING. 367 duur gckogte vryheid en onaf hangelykhcid zouden oordeelcn te behooren, zonder zig ooit met Groot-Brittanje, wegens de voorheen beftaan hebbende, dog trjirïS afgefchafte, verbindenisfcn, op eenigerleie wyze in te laaten. Dit zo omftaiidig als nadruklyk vertoog van eene zo aanzienlyke menigte vaderlandlievende burgeren en ingezetenen wierd door de ftaaten 's lands van Utrecht met genoegen aangenomen , en door dé wethouderfchap der ftad Utrecht in het byzonder, met allen yver ter ftaatsvergadering onderfteund. De ftaaten vonden goed, op dit verzoekfchrift te antwoor-1 den: dat zy met genoegen gezien hadden de weltevredenheid der goede in- en opgezetenen der provincie over verfcheide befluiten door hunne edelmogenden genomen ; dat zy, volkoomenlyk gezind zynde, om, in nakooming hunner duure verpligting, by aanhoudendheid met allen yver te behartigen al hetgene zou kunnen verftrekken tot welvaart, rust, vreede en veiligheid van den ftaat in het algemeen en van hun gewest in het byzonder, ZQ Antwoord Ier Staatcn rai Utrecht.  36*8 VADERLANDSCHE I784. Voorflag tot het aangaan van een verhonc met Frankryk door di ftaaten van Utrecht gedaan. zo wel van buiten ais van binnen , alsmede tot verbetering van ingcfloopene misbruiken, vertrouwden en verwagtten, dat de goede in- cn opgezetcnen dat alles aan de zorg van hunne edclmogenden zouden overlaaten en berustten in derzelver befluiten dienaangaande genomen, of nog te neemen, gelyk het ftille en vrcedzaame burgers en opgezetenen betaamde, en in eene welgeftelde regeering behoorelyk was. Wyders wierden ter vergadering van hunne edelmogenden de punten raa. kende de veranderingen in de krygszaaken, midsgaders de nadere verbindenis met Frankryk, commisforiaal gemaakt, en gefield in handen der gemagtigden tot den flaat van oorlog. Deeze vaderlandminnende poogingen der ingezetenen der provincie van Utrecht wierden eerlang reeds in zo verre met een gunftigen uitllag bekroond, dat de flaaten deezes gewests op den vierden van fprokkclmaand eerstvolgende , ter vergadering van hunne hoog mogenden den gewenschten voorflag deeden tot het aangaan eene naauwere verbindenis met de kroon van Frankryk. Zy  tl ISTORIÉ-SESCHRYVISG 369 Zy bragten ter deezer gelegenheid hunne hoogmogenden onder het oog, hoe zeer dit gcmeen'ebest, omringd van veele magtige nabuuren en door het belang van den koophandel gróotlyks aan dezelven verbonden, niet geoordeeld kon worden door haare eigene magt genoegzaam in ftaat te zyn om haare welvaart en veiligheid ongeftoord te kunnen be* voorderen en handhavenen, en dat, gevolglyk , de voorzigtigheid Verëischtej dat men zig in tyds voorzag van den byftand vart anderen. Ik zulk geval was het hen het dienstigfte voorgekoomen, dat de ftaat zyne toevlugt nam tot zodanige mogendheden, welken eenig belang Helden in den koophandel deezer landen , en daarenboven in ftaat waren, om deeze: republiek, zö wel to land als ter zee, te ónderficunen. Des gaven zy het hunne hoogmogenden in bedenking,of derzelver gezanten aan het hof van Frankryk niet behoorden gelast te worden óm te vérnee* men, of er eenige geneigdheid by zyne majesteit, den koning van Frankryk, mogt plaats hebben, om eene nadere vsrbindeAa nis lïlk  370 VADERLANDSCHE . nis met deezen ftaat aan te gaan, welke, gegrond op den voet van gewapende neutraliteit, en gebouwd op de-wederzydfche belangen van den koophandel, zou kunnen ftrekken om de vriendfchap vast en duurzaam te maaken. Deeze voorflag der ftaaten van Utrecht wierd door de afgevaardigden der zes overige gewesten overgenomen ora dienaangaande het gevoelen en de bevelen hunner principaalen te verftaan. Ondertusfchen verwekte deeze vaderlandfche voorfhg, offchoon in denzelven flegts van een verbond van vriendfchap en koophandel gemeld wierd , en nog niets van eene verweerende verbindenis tot wederzydfchc befcherming, een algemeen genoegen by verre het grootfte gedeelte der natie, die thans meer dan ooit naar een naauw verbond met Frankryk haakte, en eindelyk eene gegronde verwagting begon op tc vatten, van eerjang deezen ftaat, door een verdeedigend verbond met deszelfs natuurlyken bondgenoot, in zyne bezittingen beveiligd en in zyne vryheid en welvaart verzekerd te zien; in welke verwagting zy eenige weeken f"  HISTORIE-BESCHRYVING. 37Ï ken laater bevestigd wierd door het allezins merkwaardig befluit der ftaaten van Friesland, welken deeze zaak federt langen tyd met allen yver behartigd hadden. Bereids op den zestienden van flagtmaand des jaars 17 81 hadden de ftaaten van Friesland, ter vergadering van hunne hoogmogenden door hunne afgevaardigden voor'geflagen het aangaan ecnér formeele allian- ■ tie met de kroon van Frankryk, begry-i pende hunne edelmogenden toen reeds,j dat deeze de eenigfte weg was om de vry» heid en veiligheid van den ftaat duurzaam te bevestigen. Zelfs hadden zy by herhaaling op het aangaan dier hoogstnoodige verbindenis ter generaliteit aangedrongen, derwyze zelfs, dat zy, by hun befluit van den twaalfden van fprokkelmaand des jaars 1782 ter vergadering van hunne hoogmogenden hadden verklaard, dat zy zig in de onmogelykheid bevonden om hunne raadpleegingen op het ftuk der toenmaals voorgeflagene mediatie van haare Rus-keizeriyke majesteit behoorelyk te vervolgen, zonder eene naauwkeurige informatie, in hoe verre men met hunnen voorflag tot Aa 2 een» (Ver vaa friesland 'oor eene Jliantie met 'rankryk.  1784. 372 VADERLANDSCIIE eene alliantie met Frankryk gevorderd was; Desniettcgenftaande was het verflag der commisfie , door hunne hoogmogenden reeds voor meer dan twee jaaren tot dit onderwerp op den voorflag van Friesland gemagtigd, tot dusverre, ten bJykbaare nadeele van den flaat, agtergcblecven. Eindelyk beflooten de flaaten van Friesland, in lentemaand deezes jaars, hunne afgevaardigden ter generaliteit te gelasten, om, na herinnering van al bet gene zy in deezen verrigt hadden , te verklaaren: dat zy alle hunne poogingen om eene alliantie met de kroon van Frankryk aan te gaan (welker noodzaakelykhcid zo baarblykclyk was, dat zy zelfs de ganfehc natie in het oog liep, en daarom geen betoog noodig had,) aan dc overige bond. genooten fmaaklyk te maaken, vrugtloos hebbende zien afioopen, evenwel niet dan met een geëvenredigd genoegen vernomen hadden, dat dc heeren flaaten 's' lands van Utrecht thans mede in hetzelfde denkbeeld gevallen waren. Weshalve zy , flaaten van Friesland , niet alleen moesten verklaaren als nog by hunne voorige gevoelens  HIST0RIE-BESCI1R l V ING. 373 lens te volharden , maar zelfs (nu zig eindelyk eenige flikkering van hoop opdeed, dat ditmisfchien éénigfte , middel ter behoudenis van den ftaat zou aangewend worden , zig vcrpligt oordeelden , om hunne denkwyze wegens den aart- der alliantie, die zy vermeenden in de tegen woordige omftandigheden het meest gepast te zullen zyn voor de wederzydfche contrahenten, een weinig nader te ontvouwen. Des verklaarden zy van oordeel te zyn, dat uit naame van deezen ftaat, by^ zyne allcrchristelykfte majesteit, den ko-1 ning van Frankryk, ten allerfpoedigftenF aanzoek behoorde te ge.fchiedcn tot het' aangaan van een verbond van onderlinge g befcherming voor een bepaalden tyd, onder belofte, dat zyne majesteit den ftaat, wanneer dezelve in zyne .bezittingen, in zynen wettiglyk cn ovcrëenkomftig met de tractaatcn gedreevenen koophandel, of in eenige andere hem wettig toebehoorende regten in eenig gedeelte der wereld aangerand of verkort wierd, zou byftaan met een bepaal aantal land - troepen, of fchepen naar evenredigheid, ter keuze Aa 3 van 1784. j 'erbond van 'ederzyd:hebefcher«)ing met rarïkryk oor Fries» indtergeneditcit sanïdremgen.  374 VADES.LANDSCHE van den ftaat. En, aan de andere zyde, dat zyne majesteit door den ftaat, in dezelfde gevallen , zou bygeftaan worden met een bepaald getal fchepen, of met een gcëvenredigden onderftand in geld, ter keuze van zyne majesteit, welke we'derzydfche onderftanden , onderhouden zullende worden door den genen , die ze verleende, en ftaande onder bet bevel van hem, die ze ontving, egter zouden kunnen ingetrokken worden, wanneer zy tot befcherming van hem, die ze verleende, vplftrekt verëischt wierden, en derhalve niet dan met gemeene toeftemming buiten Europa zouden mogen gezonden worden. Voorts hadden de ftaaten van Friesland hunne afgevaardigden ter generaliteit nogmaals gelast, om, door alle mogelyke middelen, op het allerërnftigfte en allerkragtdaadigftc op de bewerkstelliging deezer groote zaak aan te dringen. Het leed egter nog eenige maanden, eer dat de raadpleegingen deswegens in de onderfcheidene gewesten genoeg voortgezet en gevórderd waren, om ter generaliteit tot het aangaan deezer lang ge- wenschte  HISTORÏE-BESCHRYVING. 2?t wenschte alliantie te kunnen befluiten. Middelerwyl had het niet aan een merkelyk aantaal ftaats leden ontbroken, die zo wel, in het aanweezend tydgewrigt als te vooren, den zo heilzaamen voorflag van Friesland uit al hun vermogen hadden begunstigd, cn, ondanks hunne wel beredeneerde vertoogen, de voltrekking dee.. zer groote zaak telkens hadden verfchooven gezien. Onder anderen had de beroemde en meer en meer verdienstigc ridder Johan Derk van der CapelLntot den Poll, ter ftaats vergadering van Overysfel, den algemeenen wensch der natie wegens het bcfpoedigen van dit verbond, en deszelfs onvermydelyke noodzaakelykheid , met dien klem van redenen en yver aangedrongen , welken het kenmerk van dien onverzaagden en verligten voorftander der belangen zyns vaderlands uitmaakten, en hem zo j grooten en welverdienden roem by het weldenkend gedeelte zyner medeburgeren verworven hadden. In verfcheide fteden des- vaderlands had de burgery zig met verzoekfehriften aan haare wethouderfchap vervoegd , waarin Aa 4 zy i 1784.  tf6. V A D E R L A ï D S C I! E Uil- Aanmerkingen weger tjet nut eem alliantie HM Frankryk. zy haare wenfchen tot het aangaan van een naauwer verbond met het weldaadig Frankryk ontvouwde, hetgene tot gevolg had gehad, dat het voorftel tot het fluiten eener alliantie met die kroon door de re* geeringen van eenige fteden ter ftaatsvergadering, hoewel zonder verder gevolg, geopperd en aangedrongen was geworden. De ftcmme des volks begon zig nu alöm meer en meer ten voordeelc van een verbond met dat ryk te verheffen, even als, eenige jaaren vroeger, tot het erkennen der onaf hangelykheid van Noord-Amerika; en de tegenwoordige toeftand des vaderlands, hetwelk, zonder den fteun eens magtigen bondgenoots, aan alle de oversmagt zyner dugtelyke nabuuren bloot tftond, had hen overtuigd van de noodzaakelykheid om 's, lands welvaart, vryheid en veiligheid door een vermogend bondgenootschap tegen alle onverhoopte toevallen te verzekeren. De ftaat , van de landzydc voor eiken nabuur genaakbaar, fn door mogendheden Van den eerften rang omvangen, en van den zeekant fteeds het «loei van Groot-Brittanje's afgunst, kon dus 3  HISTORIE-BESCHRYVINfJ 377 dus, op en door zig zeiven, zyne onaf-1 hangelykheid, welvaart en wettige bezittingen onmogelyk handhavenen dan dooi* eene gedug.te zeemagt en eene niet min gedugte landmagt, welker gelyktydig onderhoud 's lands vermogen verre te boven ging. De kunst der belegeringen, thans tot een grooten trap van volmaaktheid gebragt, moest naar evenredigheid het vertrouwen , welk op 's lands vestingen te ftellen was, doen verminderen , zelfs in gevalle zy in beteren ftaat van tegenweer waren, dan waarin zy zig nu, na een zes e:i dertig jaarigen vreede te lande, bevonden. Dit deed den vaderlandlievenden ingezeten klaarlyk zien , hoe onmogelyk het ware, om zonder magtigen bondgenoot 's lands vryheid en belangen door deszelfs eigen kragten alleen te handhavenen. Wel is waar., in de grond van de zaak was niets wenschelyker, dan dat de ftaat door zig zeiven zyne waardigheid en vryheid handhavende, en dus niet van tyd tot tyd blootgeftcld wierd om door zyne bondgenooten in kostbaare oorloge» ingewikkeld te worden: dog, zulks was Aa 5 im»  3">8 VADEREANDSCHE .injjaers het onmogelyke begceren. De ftaat vond zig, door een famenloop van omftandigheden, in het aanvveezend tyd. gewrigt in zodaanigcn toeftand gebragt , dat de zekerheid zyns beftaans niet langer van zyn eigen vermogen alleen kon verhoopt worden. £n met welke mogendh' I! moest de republiek zig dan liefst verbinden ? Groot-Brittanje , Pruisfen , de Roomsch Keizer en Frankryk kwamen hier alleen in aanmerking. Gevolglyk was dc keus niets minder dan moeielyk. Wat Groot Brittanjc's bondgenootfehap voor den ftaat was , had de droevige ondervinding van eene eeuw meer dan genoeg doen zien ; de Roomsch Keizer cn Pruisfen , met welke magtige nabuuren 's lands welvaart vorderde den vreede allczins aan te kweeken , konden den ftaat ter zee van geenen dienst zyn ; Frankryk , door het belang des koophandels aan deezen ftaat natuurlyk verbonden , voorzien van eene ontzaglyke cn zecgepraalende zeemagt zo Wel als van eene gedugte landmagt, en wiens byzonder belang het behoud van Nederlands vryën ftaat vorderde , was het  HÏSTORIE-BESCHRYVIN0. 379 het gevolglyk alleen , in wiens bondgenootfchap men 'slands beveiliging moest zoeken. De gewigtige dicnften, door dat ryk , ftaande den jongften oorlog met Groot-Brittanje , den lande beweezen , waren doorflaande waarborgen van deszelfs veelvermogenden byftand. Eene welgewapende onzydigheid was voor het handcldryvend Neerland zekerlyk het allerwenfchelykfte; dan, was het op de reden en in de natuur der zaaken gegrond , zig te mogen belooven , dat een ftaat, die zo veele buitenlandfche bezittingen , zo veele benydc-rs , en bovendien zo veele belangen had , welken tegen de belangen van andere volken regtftreeks aanliepen; die een zo uitgebreiden koophandel dreef door alle de werelddeelen ; een ftaat, op welks vryheid voorlang een toeleg gefmeed was, en die zig thans in nieuwe onlusten met éénen zyner nabuuren gewikkeld vond; dat zulk een ftaat met alle mogendheden in een eeuwigduurenden vrcedc zou kunnen leeven, en zig ten allen tyde buiten den oorlog houden ? Daarentegen kon het vaderland zyne kragten, opzigtlyk tot het  ï?8. 380 VADERLA NDSCHE [., het veel grooter vermogen van andere volken, door een verdecdigend verbond met Frankryk in evenwigt brengen, en, des noods, een onvermydelyken kryg met gelukkiger gevolg voeren , dan wanneer het aan zig zeiven alleen overgelaaten was. Het belang van den Proteftantfchen godsdienst , dat fchoonfchynend voorwendfel, hetwelk de heerschzugt zo lang had misbruikt, om deezen ftaat, zonder eenig weezenlyk voordeel,in zwaare enhagche]yke oorlogen, vooral met Frankryk zelf? te betrekken, wierd nu door het grootfte en verligtfte gedeelte der natie tc regt voor een verfleeten dekmantel aangezien , waardoor men zig niet langer van een verbond met die kroon moest laaten aftrekken. Had Groot-Brittanje, offchoon, onze geloofsgenoot,zig niet ftceds onzen gevaariykften vriend of onzen verbitterd, i and , en ten allen tyde onzen afgunftigften benyder getoond? De Roomsch. keizer en Spanje daarentegen, voorheen de vervolgzugtigfte der Roomschgezinde mogendheden, waren desniettcgenftaande ten zelfden tyde onze yverigfte en getrouw.  IIISTORIE-BESCHRYVIN O. 38I trouwfte bondgenooten geweest • Frankryk zelf onderfteundc deezen ftaat tegen Spanje, terwyl bet zyne Proteftantfche ónderdaanen vervolgde. En waarom tog zou de ftaat nog huiverig zyn om een verbond met eene Roomschgezinde mogendheid aan te gaan , daar wy zclven ons in de Indien tegen onze medechristenen met Mahomedaanfche en Heidenfche mogendheden ter handhavening onzer belangen verbinden ? Gevolglyk moest deeze bedenkelykheid tegenwoordig in geene dé minfte aanmerking koomen, te meer, nu de alöm toeneemende verdraagzaamheid op het ftuk van godsdienst, zelfs in Frankryk , eene nieuwe beweegreden opgaf, om eene hoogstnoodige alliantie niet aan het verfchil van geloofs-gezindheid, hetwelk in de ftaatkundige betrekking niets afdoet, op te offeren, en, door een niet min on. tydigen als onberedeneerden gódsdienstsyver, de dierbaarfte belangen des Vaderlands in de waagfchaal te ftellen. Ook bleek het weinige maanden laater, dat deeze en dergelyke zwaarigheden niet in ftaat  1784. BLAD. 382 VADERLANDSCHE ftaat waren om de ernftige voortzetting dier groote zaak langer tegen te houden, gelyk uit het verder verhaal der gefcbiedenisfen in het volgende boekdeel zal blyken.  BLADVYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN VAN DEEZE VADERLANDSCHE HISTORIE-B ES CHRY VING. a. Aanftelling van twee mederaaden door de regeenng der ftad Wyk by Duurftede. . bl %. J3 van zyne raads-plaats te Wyk by Duurllede vervallen verklaard. . 361 D. Dankadres der Dordreclufche burgery afgeweezen.211 Dankbetuiging der ftaaten aan den koning van Frankryk voor de teruggaaf hunner heroverde bezittingen. . . • bS Delft doet een bemiddelenden voorflag in het verfchil tusfehen den prins erfftadhouder en de ftad Alkmaar. . • 163 Doel. Voorval aldaar ter gelegenheid der begraavenis van een ftaatfehen foldaat. . 77 Voorval  VOORNAAMS'! E ZAAKÉN, &c; Doel. [Voorval met den markfchipper van denj op Antwerpen. . .. . bi. e8| 'Donaas [Fort St.] door dé keizerfche overmeesterd. . ... . . Dorfet [hertog van] tot Groot Brittannifchen gezant te Parys benoemd. . . g6$ Du Moulin [generaal] door dë ftaaten naar Lillo afgevaardigd; : . . 205 E: "Eedder Regenten te Utrecht. Verandering in den- zelven gemaakt. 15 Engelfchen flaan voor, öm dè vreedehandelingen "te verleggen. . . . 65 Worden afgeweezenl . . . 25» Erfftadhouder. Verfchillen van den prins erfftadr houder met de wethouderfchap van Alkmaar . over de regeeringsbeftelling. . . 15 't Deszelfs nadrüklyk fchryven aan de Alkmaarfche regeering. , . . 153 Schryft om voorziening tegen derzelver befluiten aan de Staaten van Holland. t 162 Deszelfs rondgaande tirief ash de Hemmende Reden van Holland. : . 167 Deszelfsrecornmandatien te Utrecht afgefcbafr. 14 Ontflaat den fchepen van Goens uit de vroedfehap van Utrecht. . ... 29 Affchafhng van deszelfs rëcomrnandatien te Wyk. ' : ; 44 En te Montfoort. ... : . 38 Deszelfs recomtnandatien te Brielle bpgefehort. 316 Deszelfs brief aan de Ütrechtfche vroedfehap. 324 Vervoegt zig aan de ftaaten van Utrecht met klagten: : . ,. 335 Verdedigt zyn regt van aanftelling derregenten te Utrecht. . ,. . . 344 Deszelfs ernflige verklaaring aan de Ütrechtfche regeering. . . . . 352 Deszelfs vertoogen by het overbrengen der pe- . , titie en ftaat van oorlog. . . . 216* Eskader ['s lands Eskader in de Middellandfche zee] dooreen zivaaren ftorm verftrooid. 255 F. frinkrji geeft den ftaat zyne op de Engelfchen1 heroverde bezittingen terug. . i*- 50 B b Frank-  BLADWYZER der Frankryk. [Verbond mee] door de Stichtfche ingezetenen verzogt. . . 363 Door Utrecht ter generaliteit voorgeflagen. 368 Door Friesland nader aangedrongen. 373 Fregatten naar de ftaat'che bezittingen in de West Indien gezonden. . . 63 Frieslands /anddag in wintermaand des jaars 1783. 184 G. Gelderfche landdag in wintermaand des jaars 1783. 17? Gevolmagtigde gezanten benoemd ter vereffening der uitftaande verfchiilen met den keizer. 273 Gezanten te Parys door de (laaten gelast om den koning van P'rankryk plegtig voor deszelfs gewigtige dienften te bedanken. . 59 Goens [ R. M. van ] uit de Ütrechtfche vroedfehap gedimiteerd. . . .26 Groot - Brittanje. [Verandering in het minifterie van . . . 263 Deszelfs vriendlyke betuigingen jegens de Staaten. . . ... 265 Gyzelaar [C. d?]Penfionaris van Dordrecht geraakt in een hevig verfchil met de ridderfchap van Holland. . . .198 Word door dezelve aangeklaagd. . 202 Verdedigt zyn gehouden gedrag by de regeering van Dordrecht. . . . 204 Word door dezelve vry gefproken. . 207 Haantiens [ C] tot raad in de vroedfehap der ftad Wyk by Duurltede door de regeering dier ftad aangefteld. . . 36a Joncheere \_AÏ] uit de regeeriug van Wyk by Duurltede geweerd. . . . 361 K. Kaunits [Prins van] fielt eene nota ter hand aan den ltaatfchen gezant aan het Weener hof. 271 Keizerlyk grondgebied. Bevelen der ftaaten om hetzelve te eerbiedigen. . . 277 'i Keizers bemiddeling in de gefchillen met Venetië. 242 Krygszaaken. Verbeteringen in dezelven. 171 Lillo. [Klagten over het ftaatfche wagtfehip te. 91 LUI». [ Verflagenheid aldaar op de verfchyning van eenig keizerlyk krygsvolk. . 295 Liïli  VOORNAAMSTE Z A KENA, &c. Lillo [oud] door de keizerfchen in bezit genomen. 20 M. Manchester [hertog van] van zyn gezantfchap aan het Franfche hof ontilagen. 263 Montfiorr fchzft de recommandatien van den prins erfftadhouder af. . 38 Montfoorfche Burgery oefent zig in den wapenhan- • N. • • Noodzaakelykheid eener overziening der provinciaale quoten.( . . 10c O. Oostenrykfche Nedezlanden [Gouvernement der] — Zie Verfchillen met den keizer. Oost-Indifche Compagnie. Derzelver verzoek aan de ftaaten om een onderftand van veertien millioenen. . ■ . 124 Derzelver ingeleverde vertogen tegen de vrye vaart op de Oost-Indien. . . 129 ftaat der zaaken der O. I. C. . 149 Overysfelfche landdag in wintermaand des jaars 1783- . . . .189 Overziening der quoten door Holland voorflagen. 196 P. Palis/aden. Klagten van de regeering der Oostenrykfche Nederlanden over het plaatfen van eeuige palisfaden buiten de hoofdwal van Lillo. . . 202 Paul [Fort St.] door de Keizorfchen ingenomen. 81 Petitie en ftaat van oorlog door den erfftadhouder en raad van ftaate overgegeeven. . 216 Publicatie der Brielfche Regcering. Ongenoegen wegens dezelve. . . . 307 R. Raads plaats te Brielle door bemiddeling der Staaten van Holland vervuld. . .317 Raads-plaats te Utrecht door de regeering zelve vervuld. .... 327 Tweede vervulling eener raads-plaats door de Ütrechtfche regeering. . . -351 Raads-plaatfen te Wyk door de wethouderfchap dier ftad vacant verklaard en vervolgens vervuld. .... 361 B.b 2 Re-  B L A D W Y Z E R Recomtnandatien van den prins erffladhouder afgefchaft te Utrecht. . . 14 Te Montroort. ... 3^ Te Wyk by Duurftede. . . 4S Voorgevallene doswegens te Brielle. . 304 ReinH [Viee-admiraa')} met '-s lands eskader in de Middellandfche zee door een yzelyken tlonn beloopen. . . . • 25S Request der Ütrechtfche burgery wegens de ver' vulling eener' opengevallene vroedfchapsplaats haarer ftad. . . • 310 Der ingezetenen der provincie van Utrecht. 363 Reqüesten der burgery'van Wyk by Duurftede. 356 Regesten der ingezetenen der ftad Brielle. 304 Ridderfchap van Holland. Derzelver hevige klagten tegen Mr. C. de. Gyzeiaar, penfionaris van Dordrecht. • • • 202 S. • Sch'.veiditz [van] groot-majoor van Lillo, v?n zyne bediening opgefchort. . • "9 En in dezelve hcrfteld. . . Simpclveld. Staatfche tol tusfehen Simpelveld en 's Uertogenraade door den Keizer afgefchaft. . , • • 295 bruts in Vlaanderen. Voorzorg aldaar tegen de keizerfchen. . • 9% Staat der republiek met het einde des jaars 1783. 223 Staaten Generaal klaagen overliet inneemen van eenigen hunner forten door de keizerfchen. 102 Verdedigen hun regt op de veroverde forten. 106 Benoemen gevolmagtigde gezanten ter vereffening der verfchillen met den keizer. 2-3 Staaten van Holland befluiten tot eene plegtige dankbetuiging aan den koning van Frankryk. 55 Onderfteunen de O. I. C met agt tonnen gonds. . , • • 145 itellen de regeering te Alkmaar aan. . 167 Derzelver befluit op de tegenftrydige reqüesten der Brielfche wethouderen. . 3'3 Derzelver befluiten wegens de krygs-zaaken 173' fchryven aan de bondgenooten over het herftel der ingefloopene misbruiken in het krygsweezen. .... i-74 Sta?~  VOORNAAMSTE ZAAKEN, &c. Stapten van Utrecht ontvangen een' brief van den prins erfltadhouder tot verdediging zyner regten. .... 335 Derzelver antwoord op het request der ftigtfche ingezetenen. . , . 367 ftellen ter generaliteit een verbond met Frankryk voor. . . 386I Staaten van Friesland wyzen den voorflag der Engelfchen van de hand, . . 183 Schryven aan de ftaaten generaal. . 188 Yveren voor eene alliantie met Frankryk. 373 Storer [Groot Brittannifche minister te Parys.] Deszelfs yerklaaring aan de ftaatfche anibasfadeurs. . • afüöi T. Tor [dc~] in hoedaanigheid van ftaatfchen gezant naar Venetië afgevaardigd. . . 239 Tririconomale aan de O. I. C. deezer landen teruggegeeven. . '. . 60 Tweefpalt in de ftad Brielle wegens de regeerings- N beftelling. . . . . 3°ï U. Utrecht. Request der burgery van Utrecht ter aflchalïjng der recommandatien van den erfltadhouder, enz. . . 13 fjlrechtfche burgery verzoekt, dat de regeering haarer ftad de tusfchentyds openvallende yroedfchaps-plaatfen vervuit. . 319 Ütrechtfche vroedfehap geeft den prins erfftadhouder kennis van het verzoekfchrift haarer burgery wegens de regeeriugs beftellingen. 329 Antwoord van zyne hoogheid aan dezelve. 324 Vervult eene raads-plaats op eigen gezag. . 327 Verdedigt haar regt by den erfftadhouder. 330 Klagten van zyne hoogheid aan de Staaten van Utrecht over het beftaan der Ütrechtfche vroedfehap. .... 335 Aanmerkingen over haar verfchil inet den prins. 348 Vervult aandermaal eene openftaande raadsplaats. ..... 35» V. fenettè' [oorfprong der onlusten met den ftaat van . . . . 228 Onregtmaatigheid der Venetiaanen, . 231' Bb 3 Ver-  B LADWYZER der Vertoogen der ftaaten aan dezelven. . 235 Staatfche gezant naar Venetië afgevaardigd. 239 Bemiddeling des keizers aangenomen. . 242. Voorzorg der ftaaten tegen de republiek van Venetië. .... 243 Beflag op de Venetiaanfche fchepen gelegd. 245 Opfchorting van dit beflag. . . 251 Verandering in hetGroot-Britannifche ministerie. 263 Verfchil tusfehen de ridderfchap van Holland en den penfionaris van Dordrecht. . 198 Verfchillen met den Keizer. Oorfprong derzelver. 77 Staatfche forten door de keizerfchen overmeesterd. 81 Klagten over de ftaatfche bevelhebbers op de grenzen. .... 88 Verdere klagten van den kant des keizers. . 88 Klagten der ftaaten daarentegen. . 102 Regtmaatigheid der ftaaten omtrent 's keizers klagten. .... 2Ó9 's Keizers vreedclievende betuigingen. . 271 Gezanten ter vereffening der verfchillen door de ftaaten benoemd. . . 273 Nieuwe klagten van den kant des keizers. 275 Gemaatigdheid der ftaaten. . . 276 Verdere klagten van den keizerlyken kant. 283 Nieuwe voorwerpen van bezwaar. . 292 Rekkelykheid van hunne hoogmogenden. . 293 Verfchyning van eenig krygsvolk in den omtrek van Lillo. . . . 295 Eeifte gehoor der ftaatfche gevolmagtige gezanten te Brusfel. . . 297 Oud Lillo door de keizerfchen in bezit genomen. .... 299 Verzoekfchrift van 1454 fligtfche ingezetenen. 363 Gevolgen van hetzelve. . . 367 Voet van Wtsfen ('P. E.] tot raad in de vroedfehap te Utrecht aangefteld. . - 327 Voorflag der Engelfchen om de vredehandelingen naar Londen of den Haag te verplaatfen. 65 De ftaaten wyzen den voorflag der Engelfchen van de hand. .... 258 Vreedehandeling tc Parys door de Engelfchen gerekt. .... 49 Vrjt regeerings - verkiezing in verfcheide fteden eehandhavend. ... 13 * JVa£i-  VOORNAAMSTE ZAAKEN, &c. W. fVagtfchip voor Lillo. [Eisch der Keizerfchen wegens het] Wapenhandel in de provincie van Utrecht vverisr voortgezet. J 6 tPykbiDuurftede. [Wapenhandel der burgery tel li Stadhouderlyke recommandatien aldaar afeeichaft. ( b Aanftelling van twee raade'n aldaar door de 45 regeering dier ftad. . .362 Zannowich [Gebroedersl misleiden een huis van koophandel te Amfterdam. . t „„„ Gebannen en tot de galeien verweezen. ' Ó35