VAÖËRLANDSCHË Historié, TWAALFDE DEEL.   VADERLANDSCHI HISTORIE, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN DER VEREENIGDE NEDERLANDEN. VIT EGTE GEDENKSTUKKEN ÓNPARTY» D IG SAMENGESTELD. TWAALFDE DEEL» Vervolg der gebeurtenis/en des Jaars 1784, te amste rdamLjTXr IZAACdeJO I>ïNlS-if— E N WYNAND WYNANDS. md cc l xxxif.   VAD ERLANDSCHE HISTORIE-BE SCHRY VING, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN DER VEREENIGDE NEDERLANDEN. ENZ. ENZ. ENZ. TT^Ve gcrcezene verfchillen met den kèi* ^ zer wegens de grensfeheiding zyncr Nedcrlandfche bezittingen, en de nadruklyke toon , op wei ken de regeering der Oostenrykfche Nederlanden by herhaaling haare klagten wegens het gedrag der ftaatfche bevelhebberen op de grenzen en haare eifchen ten lasten der Vcrëenigde Nederlanden deed gelden , baarden nu fteeds gegrondere bekommering. Het fcheen, dat deeze onlusten eenen hoe langer hoe ernftiger keer zouden neémen , en dat het vaderland , hoewel eindelyk van eenen A 3 heil-  6 VADERLAND.SC HE Onderzoek naar den toe nandderfron. 'tieten. loozen zee-oorlog ontflagen, egtcr met binnenlandfche verwarringen meer en meer worftelende , ligt in zodaanige onlusten met cenen zyner gedugtftc nabuuren aan de landzyde kon gewikkeld worden , als waaruit dc verderflykfte gevolgen voor deszclfs rust en veiligheid te dugten waren. De veeljaarige vreede, dien de Haat aan de landzyde genooten had, deszclfs ongekrenkte goede verftandhouding met den keizer en met Frankryk federtzo vccle jaaren , en de fchynbaare noodloosheid van zig aan dien kant in gedugten ftaat van tegenweer met alle zorgvuldigheid te moeten handhavenen , hadden zckerlyk veel invloed gehad op den toeftand der vestingen en grcnsplaatfcn , welken de fchutsmuur van den ftaat aan de landzyde uitmaakten Nu was daarentegen de algemeene aandagt op deezen voormuur des vaderlands allezins gevestigd: dcszelfswaaren toeftand, waarmede 's lands wel-, zyn in de aanweezende bcdenkelyke omHandigheden niet weinig gemoeid was, wierd thans een voornaam voorwerp van het waakzaam toezigt van 's lands hooge mag.  HISTORIE-BESCHRY VING. ? magten, te meer doordien den hertoge van Brunswyk Wolfenbuttel, veldmaarfchalk van den ftaat, wiens invloed op het bewind der krygszaaken zo groot was geweest als thans de algemeene afkeer tegen zyne perfoon en beftier was, wierd nagehouden, dat hy de heilzaamfte ontwerpen ter verbetering der frontieren, hem door kundige en vaderlandminnendc generaals aan de hand gedaan, even als niet beduidende voorftellen verönagtzaamd had. Des kwam het niemand vreemd voor, dat versheide leden van 's lands oppermagtige vergaderingen zig deeze zaak ernftig aantrokken, en dat de ftaaten van Holland bet onderzoek naar den tegenwoordigen toeftand van de fterke plaatfen des gemeenenbests met allen yver ter hand namen, offchoon het wederom niet ontbrak aan de zulken, die voorgaven , dat de ftaaten van een byzonder gewest geenzins bevoegd waren om zig zo diep in te laaten met een voorwerp, het welk ter befte]. ]ing des bondgenootfehaps ftond, en door hetzelve aan den raad van ftaaten toevertrouwd was- Ook veroorzaakte deeze A 4 zaak [784.  8 VADERLANDSCHB _J7U. R» ftanten van ilol lan benoemen gemagtigde tothetonde 7,oek naar ftaat der frontieren ( zaak in de daad een merkwaardig gefchd ïusfehen de ftaaten van Holland en den raad van ftaaten, welke laafte het euvel opnam, dat de cerstgemcldcn zig met dat onderzoek bemoeid hadden. De ftaaten van Holland hadden uit het midden van hen ecne commisfie benoemd om den toeftand van 's lands frontieren, fortificatiën en magazynen te onderzoeken, en daarmede gelast de heeren de Gyzclaar, Vis- fcher, en de Kempenaar, peniionarisfen en ordinaris gedeputeerden van Dordrecht, Amfterdam en Alkmaar, benevens den raadpc-nfionaris van Holland. Den generaal Du MóuHn, direéteur generaal der fortificatiën, benevens den generaal Martfelty eerften officier der artillery, waren door dceze gemagtigden uit de vergadering van Holland , de noodige ophelderingen ten dien einde af gevorderd geweest. Drie :1 penfionarisfen, leden den vergadering van ?. hunne ed. gr. mo., hadden zig ten huize van den directeur generaal der fortificatiën "vervoegd en hem te kennen gegeeven, dat zy , ter gelegenheid van een te houdcm befoigne omtrent het voorgevallene in ftaatschj  HISTORIE - BES CHRY VING. 9 Vlaanderen, gaarne wenschten door hem i onderregt te worden, of dat frontier zig in ftaat bevond om by eenen voorkoo* menden aanval den vcrëifchten tcgenftand: te kunnen bicden. Op deeze vraag had dc generaal Du Moulin hen geantwoord, dati niet alleen dat frontier maar zelfs alle de andere fronticren der republiek zig buiten allen ftaat van tegenweer bevonden, ja dat het met allen zo flegt gefteld was, dat, van welken kant de. vyand zig zou koomen vertoonen ,. denzelven nergens eenige tegenftand zou kunnen gehooden, worden, dermaate, dat hy zelfs geenc zekere wykplaats voor het leger van den ftaat aan dc hand zou weeten te gecven; dat het in order brengen van de fronticren , zodanig dat men den vyand voor dezclven zou durven afwagtcn, het werk niet was van. eenige maanden, al ware het ook, dat men zulks in tyd van nood met alle de fchatten van dc republiek zou willen betaalcn; maar dat daartoe dan nog eenige jaaren vcrëischt wierden, en wel, een geruste vreedes-tyd. Uit dit antwoord van den direcleur generaal was A 5 ter- 734-  1784 IO VADERLANDSCHE terftond een tweede vraag ontftaan, en hem door de penfionarisfen gedaan, naamlyks of hy deswegens eeds- en amptshalve nimmer- eenige voorftellen gedaan had. Decze tweede vraag had de directeur gencraal beantwoord met te verklaaren, dat hy reeds , by eene memorie van den twaalfden van wynmaand des jaars 1775, een volledig ontwerp had aan de hand gegeevcn, om dat frontier in een gedugten, ftaat van tegenweer te brengen, by welke memorie hy, om redenen daarby vermeld, de flcgting van het thans zo veel gerugt maakende fort St. Donaas had aangeraaden. Hy had nog te minder zwaarigheid gemaakt om deeze openingen aan deeze leden der vergadering van Holland te geevcn, uit hoofde dat de ftaaten van Holland, den allezins deerlyken toeftand van alle 's lands frontieren te weeten koomende , met de overige bondgenooten ongetwyfeld zouden medewerken om de frontieren op alle mogelyke wyzen in ftaat van tegenweer te brengen, als zyndc een zaak, welke ten eenigen tyde voor alle de bondgenooten de allernadeeligfte gevol.  HISTORIE-BESCHRYVING. IX volgen zou konnen hebben. Kort na dee- i ze openingen had dc directeur generaal by eenen brief, gedagtekend ten tweeden van louwmaand deezes jaars , den raad van ftaaten van deeze ontmoeting verwittigd 3> met verdere by voeging, dat, daar het nu verder welligt zou kunnen gebeuren , dat hem in vervolg van tyd eenige andere ophelderingen dienaangaande afgevorderd zouden worden, hy gemeend had zig aan den raad van ftaaten te moeten vervoegen , om deszclfs goedvinden te verneemen, en te verftaan, hoe hy zig in zulk geval zou hebben te gedraagen. Reeds op het einde van het afgeloopen jaar had de directeur generaal aan een der drie penfionarisfen ter hand gefield eenc memorie; gedagtekend den zevenëntwintigften van oogstmaand des jaars 1781, betreffende den toeftand van 's lands frontieren in het algemeen, door hem des tyds aan den raad van ftaaten ingediend, en van denzeiven naderhand te rug ontvangen. Dit gedrag van den generaal Du Moulin wierd door den raad van ftaaten ten fterkften afgekeurd; ook wierd hem, op den zes- ï 7H-_ De raaj Senaten verried het geeven van eenir ïeopeningen ileswegeus •ian dc geraagrigdeiivanHolbnd.  12 VADERLANDSCHK SM. zesden van louwmaand, door. gemelden raad verbooden, om, zonder voorloopige toeftemming van denzelven, aan iemand wie hy zyn mogt, eenige opening van den ftaat van 's lands frontieren te geeven, veel min eenige plans, kaarten, papieren of memoriën , tot dezelven bctreklyk , mede te dcelen. Ecnigen tyd daarna ontving de generaal Martfeld insgelyks ver^ bod van den raad van ftaaten, om, buiten deszclfs voorafgaande bewilliging , aan iemand hoegenaamd in het vervolg eenige openingen van den ftaat van 's lands magazyncn te geeven. Deeze generaal had den raad van ftaaten by eenen brief van den vyftienden van louwmaand verwittigd, dat hy, benevens den generaal Du Moulin, 's daags te vooren was ontboo den geweest in één der vertrekken der gecommitteerde raaden van Holland, alwaar dc gemagtigden van hunne cd. gr mogenden van hem hadden afgevorderd, om, betreklyk tot 's lands magazynen in de frontieren, de noodige ophelderingen te geeven, waarop hy hen verzogt had, om van deeze afvorderingen bevoorens kee  HISTORÏE-BESCKRYVING. 13 kennis te mogen geven, aan den raad van i_ ftaaten, 'er egter in algcmeene bewoordingen byvoegende, dat bereids verfchen de verzendingen van gefchut en krygsbehoeften naar meer dan eene vesting in ftaatsch Vlaanderen gedaan zynde, aldus agtervolgens in het ontbreekende van tyd tot tyd voorzien wierd. Vervolgens hadden hem de gemagtigden der vergadering van Holland ter hand gefteld het befluiK van hunne ed. gr. mogenden dienaangaande op den vierëntwintigften van wintermaand jongstleeden genomen; Dit alles had hem zyne toevlugt doen neemcn tot den raad van ftaaten, waarop hy het zo even gemeld verbod van denzelven ontving. De ftaaten van Holland waren egter wel verre vervreemd van in deeze handelwyze van den raad van ftaaten genoegen te necmen. Weshalve zy op den agtëntwintigften van louwmaand beflooten > om den generaal majoor en directeur generaal Du Moulin, en den generaal majoor Martfeld, in gevalle hen door den raad van ftaaten wederom eenig verbod mogi 784*. Dc generaals Uu Moulin cn Martfeld cioor de ftaaten van Holland in hunne byzondere befcherming genomen.  1*4 VADEE LANDSCHÈ ^.mogt 'aangezegd worden , in hunne by. zondere befcherming te neemeii, en hen tegen alle önaangenaame bejegeningen^ die hen ter zaake van de te geevcne openingen aan de gemagtigden van hunne ed; gr. mogenden onverhooptlyk zouden mogen aangèdaan worden , te befchcrmem Egter wierd dit befluit door de ridderfchap van Holland j welke, gclyk uit deeze gefchiedenis meermaaicn gebleeken is federt geruimen tyd meestal de maatregelen van de meerderheid der leden afkeurde, ten fterkfteti gewraakt, en tegen het. zelve eene aantekening gedaan, waarby zy verklaarde geneegen te zyn om met de verdere leden der vergadering mede te werken tot een behoorelyk onderzoek aangaande de gefteldheid der frontiereri van den ftaat, en van hetgene daartoe betreklyk was; dog, dat zy van de overige leden verfchilde over de wyzc, op welke dit onderzoek behoorde aangelegd en bewerkftelligd te worden, en gcenzins kort goedkeuren die middelen, welken daartoe , met voorbygaan van den raad van ftaaten, door het kanaal van officieren, in eed  HISTORIE-BESCHRYVING. 15 eed en dienst van de generaliteit ftaande, reeds aangewend waren, en nog verder Itonden aangewend te worden. Immers was aan den raad van ftaaten dc zorg en het beftier van de fortificatiën en de beveiliging van 's lands frontieren aanbevolen, weshalve dat collegie dan ook wegens zodaanig, verzuim, als desaangaande mogt hebben plaats gehad, aangefproken moest worden, houdende zy, heeren vart de ridderfchap, zig ten volle "verzekerd, dat de raad van ftaaten geenzins weiger, agtig weezen zou om aan hunne ed. gr. mogenden of aan derzelver gemagtigden eene volledige opening en opheldering te geeven nopens den ftaat van 's lands frontieren. Niet lang daarna, naamlyk op den zestienden van fprokkelmaand , vervoegde de raad van ftaaten zig by eenen uitvoerigen brief aan de ftaaten generaal, waarïn de raad zig eensdeels beklaagde over het gehouden gedrag der ftaaten van Holland, en derzelver onbevoegdheid tot het meergemelde onderzoek beweerde, anderdeels zig van alle verzuim in het verzorgen der fron- De raad van ftaaten vervoegt zig aan de ftaaten generaal.  1784, ï5 VADERLANDSCHE frontieren van den ftaat poogde vry tef fpreeken. De raad verklaarde geenzins te twyfelen, of hunne hoogmogenden waren van ter zyde onderregt geworden wegens de raadpleegingen , door de ftaaten van Holland aangevangen óver den tegenwoordigen ftaat van 's lands fronticren en magazyncn , en van de af vorderingen , door derzelver gecommitteerden gedaan aan den generaal Du Moulin, in hoedaanigheid van directeur generaal der fortificatiën , cn aan den generaal majoor Martfeld, als eerftcn officier der artillery, om opening te geeven van den toeftand der refpective frontieren cn magazynen; als mede Wegens het befluit, welk de raad ten dien opzigtc had genomen, by hetwelk dezelve verklaard had ten allen tyde bereidvaardig te zyn om aan dé bondgenooten alle zulke openingen te geeven, welken zy dienaangaande van den raad mogtcn begeeren. Des hadden zy, ledert van den raad van ftaaten, zig gevleid, dat de gemagtigden der vergadering van Holland in deeze hunne bereidwilligheid zouden genoegen genomen, en vervolgens af-  H ISTOR.IE-BESCHRYVTNG Xf zien hebben , van, met voorbygaan van den raad, zodanige openingen af te vorderen van officieren, welken aan denzelven ondcrgcfchikt waren. Dan, zy, raaden van ftaaten, waren daarentegen van ter zydc onderregt geworden , dat de meergemelde gemagtigden met deeze afvorderingen voortgingen; waarom zy dan bok, en tevens ter voorkooming van alle verwyderingen en nadeelige gevolgen, dié daaruit tot grooten ondienst van den lande zouden kunnen ontftaan , gemeend hadden , de bondgenooten wegens die zaak , en ter dier gelegenheid over het Öuk der frontieren zei ven j te moeten onderhouden. Zy verklaarden dan met verwondering vernomen te hebben, dat de ftaaten van Holland geene zwaarigheid hadden gemaakt, om zig, inzodaniger voege als boven gemeld is, de zaak der frontieren en magazyncn van de generaliteit aan te trekken, daar de verzorging derzei ver door de bondgenooten aan den raad van itaaten ovcrgcgcevcn en vcrblecvcn was. Wat aanbelangt den ftaat der vestingen D' ch magazyncn des gemeenenbests, daar * Ü öm- I Msid vau' {ren vcr«gt zynt méti  1734 ?5 V A D E R E .\ M D S C H Ë .omtrent beriep dc raad van ftaaten zig vervolgens op deszclfs vertoogen wegens dc noodzaakelykheid van dczelven m een behoorelyken ftaat van tegenweer te brengen, door hen verfcheide jaaren agtervolgensby het overbrengen der petitiën tel ftaatsvergadering gedaan , hebbende zy daarënboven zulks met al den ernst, welken het gewigt der zaak verëischte aangedrongen door cene byzonderc petitie, op den derden van hooimaand des jaars 177 8 uitgebl-agt,waaraan zy zig als nog gedroegen wel verre af zynde van den fuaat der fomheatien en frontieren voor de bondgenooten te willen verbergen, by welke petitie zy omftandige openingen hadden gegeeven, • n re aclyk verfcheide ontwerpen vooitedraagen tot derzelver verbetering met een verflag van het gene de raad verricht had ten op dgte van de fortificatiën. Ook Lden hunne hoogmogendenden ter dier „degenheid, in hunnen brief ter geleiding der petitie aan de bondgenooten, betuigd niet te twvfelen, of dc ftaaten der byzonderc provinciën zouden daaruit ontdekken , dat, federt het fluiten van den  HIST0RIE-BËSC71RYVING. 10 Akcnfchcn vrcede, de raad, zo veel in deszelfs vermogen was geweest1 en van denzelven had afgehangen, zig bevlytigd had om alles in het werk te ftellen hetgenc kon dierten tot verbetering def fortificatiën. Des meende de raad te moeten vertrouwen op de verzogte hulp en by. ftand der bondgenooten, 2onder welken de frontieren niet in een behöofelyken ftaat van tegenweer konden gebragt worden. Dan, offchoon de raad flegts twee milliöenen ten dien einde geëischt had, had Holland niet verder in zyn aandeel willen bewilligen dan voor de helft, cn Voor hetzelve maar déne tonne gouds verfchaft, waarvan terftond een behoorelyk gebruik gemaakt was, tcrwyl de overigs provinciën deeze petitie of niet ingewilligd , of geene penningen 'er op verftrekt hadden. Wyders, betreffende de tegenwoordige gefteldheid der vestingwerken, deswegens'2 verzekerde de raad van ftaaten hunneë hoogmogenden, dat dczclven ftceds waren onderhouden geweest in den ftaat, jvaarïn zy zig bevonden by de fluitini B 2 Vail inrit vl 1 's mis vestin:n en nv izyueri;  VADSRLANDSCHË 17^.4» van den Akenfchen vreede, op dcnzelfden voet als naar gewoonte in voorige tyden van vreede , en dat 'er bovendien., niet lang na het fluiten van den gemeldcn vreede, agtervolgens groote fomrac gelds beftecd waren geworden, niet alleen aan de forten van Maastricht cn Bergen op den Zoom, maar dat ook in Vlaanderen, aan de vestingwerken van Sluis, Hulst, Sas van Gcnd en het Fort Philippine, voor zo veel het fonds voor de verbetering en het herftel der fortificatiën had kunnen toereiken , verbeteringen waren gemaakt cn nog werklyk aanmerkelyke verbeteringen gemaakt wierden, welken opgenoemd waren in een uitgekoozen plan van tegenweer, aangehaald in de meergemelde petitie van den derden van hooimaand des jaars 17 7 8 , het welk voor zo verre het tot hiertoe door denkundigendirecteur generaal Du Moulin had kunnen opgegeevcn worden, aan den raad grootlyks behaagd had. Dan, vermids de uitvoering van dat plan zo aanzienlyke fommen gelds zou koomen te verëifchen, als, naar allen fchyn, de verwagting der bondgenooten  HISTORIE. BESCHRYVING. 21 ten zeer verre zouden te boven gaan, zo had de raad zig niet kunnen voorftellen, dat, ten tyde dat het land in een kostbaaren oorlog ingewikkeld was, en de yver der bondgenooten onöphoudelyk tot de verzorging der zeemagt moest opgewekt worden , dezelven zouden kunnen bewoogen worden , om daarenboven nog zulke gewigtige lommen te verftrekken, als verëischt wierden om de frontieren door de noodige artillery in ftaat van tegenweer te ftellcn. En wat aanging 's lands magazyncn , daaromtrent betuigde de raad van ftaaten niet opgehouden te hebben met dezelven te voorzien van eenen aanzienlyken voorraad van krygsbehoeften, waartoe ook aanmerkelyke fommen waren ten koste gelegd, niettegenftaande tot op heden toe de petitie van twaalf tonnen gouds , insgelyks op den derden van hooimaand des jaars 177 8 door den raad gedaan om de magazynen te voorzien, tot nog tocniet ter uitvoer was gebragt, cn dat, alhoewel eenige provinciën daarin hadden bewilligd, egter geene derzelver eenige penningen had verfchaft,. B 3 uit-  £2 VADER.LANDSCÏIE pc raad V» {tasten ff el verlof tötbi geeven dei 'gevorderde ojjcningen. uitgezonderd de provincie Holland alleen, die niettemin op haar aandeel niet meer verftrekt had dan eene tonne gouds, waarvan zonder uitftel een goed gebruik gemaakt was. De raad van ftaaten befloot dit uitvoerig verflag met wederom op de bewilliging der gedaane petitiën en het daadlyk verfchafïen der noodige penningen aan te dringen, teneinde alle de frontieren, zo veel noodig ware, in behoorelyken ftaat van tegenweer te kunnen brengen. I Inmiddels was de directeur generaal Du \ Moulin één en andermaal ontbooden geworden by dc gemagtigden der ftaaten van Holland, tot het geeven van opening wegens den ftaat der fron tieren, cn had zig vervolgens by eene memorie aan den raad van ftaaten vervoegd , waarin hy niet alleen bcrigt gaf van hetgene tusfehen meergemelde gemagtigden en hem was verhandeld, maar tevens nadere bevelen van den raad van ftaaten verzogt, welke cindclyk goed vond de begeerte der ftaaten van Holland niet langer te wederItrceyeru Weshalve dezelve, op den ze- ven-  HISTORIE-BESCHRYV ING. ~3 vencntwintigften van fprokkelmaand, het ] befluit nam om hem, in dit byzonderegeval, te vergunnen de gevorderde openingen aan de gemagtigden van Holland te gce« ven, (onverminderd nogtans het voorgewend recht van niet verpligt te zyn aan iemand der bondgenooten, afzonderlyk, wegens den ftaat der frontieren en magazynen opening te geeven, veelmin toe te ftaan, 'dat zulks, met voorbygaan van den raad, van officieren , in deszclfs eed en dienst ftaande, kon gevergd worden; in aanmerking, dat by het befluit van den raad, op den zesden van louwmaand des loopenden jaars genomen , dezelve zig voorbehouden had, om, zulks goedvindende, den-directeur generaal het geeven der gevorderde openingen te vergunnen. Niettemin wierd de directeur generaal tevens uitdruklyk gelast, om telkens aan den raad van ftaaten fchriftlyk verflag tc te doen van hetgene hem zou voorgehouden zyn, en van de openingen, die hy zou gegeeven hebben, en om werklyk in gefchrifte verflag te geeven van het gene voorgevallen was in de onderhandelingen, B 4 wel- 734»  24 VADERT, AND SC nü Bedui? der fftilés vai ï ó land wc pcii.s dc aan Helling vim i lag - oilicic ren onder d Éfdnik-aliteits ren.  2ZS 2? VADERLANDSECH 4. ten zy verfcheide gevallen te berde, waaruit bleek, dat hunne ëd. gr. mogenden deeze aanfteltfngen aan de ftadhouders toegekend hadden. Uit alle de door hen aangevoerde gevallen fcheen , huns oordeels, te mogen afgeleid worden, dat hunne cd. gr. mogenden, ten tydc dat hunne provincie een admiraal generaal had, nimmer een vlag officier hebbende aangefteld , maar of flilzwygende of by uitdrukiyk verzoek hetzelve van den admiraal hebbende afgewagt, de magt en het regt van den admiraal generaal in deezen in zo verre hadden gewettigd , dat niet wel eenige bezitting of regt zonder eene uitdrukkelyke opdragt (gelyk nimmer aan den admiraal generaal omtrent de aanftelling van vlag - officieren gedaan was) meer gewettigd kon worden gereekend, en dat vervolgens de magt tot deeze aanftellingen moest gehouden worden aan zyns hoogheid wettig toe te bchooren. Des befiooten zy hun omftandig advies met te verklaaren , dat de wettige uitoefening van dat recht door zyne hoogheid genoegzaam gebjeeken zynde, en nimmer eenige be-  KIST OR IE-BESCHRYV ING- 29 ïiedenking gevallen zynde over de fouve- I reine raagt van hunne ed. gr. mogenden, onnoodig geoordeeld zou kunnen worden nader te verklaaren , aan wien gezegd kon worden wettig toe te behooren het regt van aanftelling van vlag - officieren ondefc het resfort der admiraliteits - collegiën , in de provincie van Holland en West-Friesland refideerende ; of, zo daaromtrent eene naauwkeurige verklaaring noodig wierd geoordeeld, 'er zou kunneh verklaard worden', dat gelyk alle commisfiën ter zee hier te lande altoos door den admiraal in der tyd waren verleend, aan den prins erfftadhouder, als admiraal generaal, onverminderd de fouvercine magt van hunne ed. gr. mogenden, wettig toebe. hoort het regt, om, van wege hunne ed. gr. mogenden, vlag - officieren onder het resfort van de collegiën ter admiraliteit, in Holland en West ■ Friesland refideerende, aan te Hellen, en aan dezelven commisfiin te verlcencn, welken als wel en wettig verleend behoorden erkend en geëerbiedigd te worden, en dat vervolgens aan zyne hoogheid moest worden vryge- laa-  VU' De prins erf ftadh ouder fchryft aan dc ftaaten van Hollanc wegens het nut der vreemde] ofli eieren. 30 VADÊRLANDSCHE laatcfi om van deeze zync magt gebruik të maaken. Terwyl dus den voörflag der ftad Dörtdrecht wegens de aanftelling der vlag-officieren niet fpoedig van een finaal befluit gevolgd wierd , en de afdoening deezer gewigtige zaak voor als nog ilcependc bleef, had ondertusfehen de prins erfftadhouder zyne aanmerkingen en advies wegens het benoemen van inboorelingen tot officieren in den landdienst van den ftaat, uitgebragt. De- ftaaten van Holland hadden den prins, bereids op den derden van wynmaand van het laastvoorige jaar, zyn gevoelen en bedenkingen gevraagd wegens den voörflag, door de afgevaardigden der ftad Schoonhoven ter vergadering van Holland gedaan, om naamlyk tot alle militaire officieren boven den rang van ferjant of wagtmeefter , niet anders te gebruiken dan inboorelingen van deezen ftaat cn van dcszelfs volkplantingen, met dien verftande egter , dat de thans in dienst zynde vreemdlingen en hunne kinderen zouden gehouden worden voor inlanders, en dat deeze bepaaling zig alleen zou  HtSTORlE-BESCHR. YVING. $1 zoü uitftrekken tot dc natiönaale rcgimen-1 ten. Deeze loflyke voörflag had des tyds een algemeen genoegen by de natie verwekt, waarom fommigen het des te vreemder vonden, dat zyne hoogheid den zei ven vier maanden in overweeging hield. Eindelyk beantwoordde de vorst den brief der ftaaten van Holland op den agtëntwintigften van louwmaand daaraanvolgende , zig , van wege het gewigt derzaak veröntfchuldigende, dat hy zyne bedenkingen niet eerder dan nu uitgebragt had. Uit deezen zynen brief bleek genoeg , dat hy den voörflag der ftad Schoonhoven ten ecnemaal afkeurde. Zyne hoogheid verklaarde by deeze overwecging geene de minfte reden te hebben gevonden, om van de zetregelen, ten aanzien van het welzyn van den krygsdienst, door hem en door zyne voorouders en voorzaatcn gevolgd, in het allerminfle aft te wyken. Hoe zeer hem niets aangenaamer zyn zou als de inboorelingen deezer landen in allen opzigte bevoorderd te zien, had hy zig egter verpligt gevonden om wegens den gemelden voörflag aan hun 784.  UB 32 VADERLANDSCHE k hunne ed. gr. mogenden te moeten verklaaren, dat de toelaating der buitenlanders tot de krygs. amptcn, aan den ftaat, en aan de provincie van Holland zelve * fteeds tot groot nut was geweest. De ftaat (zeide zyne hoogheid) was genoegzaam in geene oorlo'gcn ingewikkeld geweest , of de ftaaten van Holland hadden getoond van het nut der aanftelling van vreemdlingen overtuigd te zyn- Ten dien einde herinnerde de prins den ftaaten het befluit hunner provincie van dén jaare 1742$ hetwelk vervolgens ter,generaliteit doorgegaan was, om zes vreemde generaals in dienst van deezen ftaat over te nccmen, waarvan eenigen bcgunftigd wierden met regimenten, die ter betaaling van Holland ftonden. Ongetwyfeld bfagt zyne hoogheid deeze aanftelling van vreemde generaals den ftaaten te binnen, uit hoofde van het misnoegen, welke zy aan Wylen zynen vader veroorzaakt had , boven weiken deeze vreemde generaals in 's land.? dienst verheven wierden : althans zyne hoogheid, betuigende daar te laatcn de byzondere omftandigheden van tyden ,• sis >  HISTORIE-BE SCKkYVING. alsmede de inzigten, welken in dezelve hadden kunnen plaats vinden, oordeelde, dat het gebruiken van vreemde officieren allernoodzaakelykft was voor het leger Van den ftaat, zynde 'er (zyns oordeels) geene mogelykheid om hetzelve alleen met inboorelingen voltallig te maaken, waarom men Duitfche of andere vreemde vorften, graaven, en lieden van rang in ftaatfehen dienst door krygs - ampten had gelokt, door welken men verzekerd was genoegzaame manfehap in Duitschland of elders voor de landmagt van den ftaat té kunnen aanwerven. En wat aanging het andere lid van den meergemelden voörflag, om naamlyk de gemeene vreemde foklaaten alleen in den rang van ferjant en wagtmeester maar in geencn hoogeren rang te gebruiken , zulk eene bepaaling zou alle eerzugt in dat gedeelte der legermagt uitblusfchen, dewyl de hoop op een hoogeren rang by alle regtgeaarte krygslieden alle andere belóoniïig te boven ging. Óm alle de door hem bygebragte pedenen was hy van oordeel, dat hunne ed. gr. mogendfcii de zaaken j in dier! O voor»  34 VADERLANDSCHE I784. flag vervat, geheel cn al behoorden té laaten op den ouden voet, zonder daaromtrent eenige de minfte verandering te maaken , betuigende hy vervolgens zyn genoegen over de heuschheid der ftaaten om wegens dit ftuk zyn gevoelen in te neemen. Daarentegen verklaarde hy in het befluit van deezea brief, dat hy ook gaarne zou gezien hebben, dat hunne ed. gr. mogenden hetzelfde hadden gelieven te doen ten aanzien van den voörflag van ' de afgevaardigden van Dordrefcht nopens het tranfporteeren van compagnicn of andere krygs-ampten, en het verlcencn van titulaire qualiteiten en aften by de armee, zig vleiende, dat hy zig in ftaat zou hebben gevonden om aan hunne ed. gr. mogenden voorflagen te doen, waardoor 's lands dienst bevoorderd zou zyn geworden , daar het hem nu dus voorkwam, dat uit het befluit der ftaaten dienaangaande, zeer veele, ongemakken zouden voortfpruitcn. Ook deed het hem leed (zeide zyne hoogheid verder) 'er by te moeten voegen, dat het hem geheel onbekend was, dat diergelyke befluiten, die  Hl S T ORIE - B ES CKR Y VIN G. 35 die in een zo naauw verband ftondcn met hetkrygs-weezen, door hunne ed. gr. mogenden , ooit anders dan naingenomene confideratién en advies van den kapitein generaal in den tyd, waren genomen geworden. Dezelfde inneeming zyns gevoelens had hy met des te meer reden omtrent het evengemelde befluit der ftaaten mogen verwagten, dewyl door dien voörflag van Dordrecht zeer naauw was bepaald geworden de begeeving van alle krygs- ampten, ftaande ter betaaling van Holland, welke beftelling hunne ed. gr. mogenden hem op den zelfden voet, als aan zynen heer vader in den jaare 1747 was opgedraagen geweest, opgedraagen hadden by hun befluit van den agtften van lentemaand des jaars 1766, terwyl zy thans de. handhavening deezer bepaalingen hadden aanbevolen aan de gecommitteerde raaden, zonder hem immer van dit befluit ëenige de minfte wetlyke kennis te hebben laaten toekoomen , veel min zyne belangen deswegens gehoord te hebben. Niet lang daarna fchreef zyne hoogheid wegens hetzelfde onderwerp eenen brief aan de ftaaten van Utrecht, welken byC t kans  Briervtn den prins aan de ftaaten van Utrecht. 36 VADER LANDSC HE kans drie maanden te vooren den 'prins deszelfs confideratiën gevraagd hadden op het rapport, door hunne gemagtigden uitgebragt op den rondgaanden brief der ftaaten van Holland over de laastgenocmde onderwerpen. Zyne hoogheid verklaarde geenzins te erkennen, dat het verleenen van titulaire aften een ingefloopen misbruik was : zyns oordeels waren zy eene aanmoediging voor verdienftelyke officieren; egter had hy voorgenomen dezelven voortaan fpaarzaam te vergunnen. Des vleidde hy zig, dat hunne edelmogenden zouden goedkeuren, dat hy voortging, met, by de regimenten voetvolk, ter hunner betaaling ftaande, aan te Hellen , buiten den collonel effeftief , vier hoofd - officieren , en, by het regiment ruitery, buiten den collonel effeftief, twee of drie hoofd-officieren, alsmede by de regimenten voetvolk en het regiment ruitery, zo veel .ritmeefters en kapiteins titulair, als hy noodig zou oordeclen om den dienst waar te neemen, enz. Voorts oordeelde zyne hoogheid met de gemag. tigden der ftaaten van Utrecht, dat de ac-  HïSTORIÏ-BESCKRYVINtf. 37 aften by de armée , alsmede de verkoo-: pingen van compagnié'n of hooge krygsampten niet dan zeer fpaarzaam behoorden verleend te worden, wenfchende hy zelfs, dat het doenlyb ware dezelven in het vervolg geheel en al te voorkoomen. Nimmer zou hy aften by de armée verkenen, dan wanneer het welzyn van 's lands dienst zulks volftrekt zou koomen te vorderen: omtrent het tranfporteeren van compagniën of hooge krygs -ampten, mogt hy wel lyden, dat eenige bepaalingen gemaakt wierden ; ook gaf hy den ftaaten in bedenking om te befluiten, dat het aan hem of aan den erfftadhouder in den tyd overgeiaaten zou worden, om aan hen, die, voor de te neemene refolutie van hunne edelmogenden , compagniën, ter betaaling van Utrecht ftaande , by overdragt bekoomen hadden, toe te ftaan , om dezelven wederom voor den zelfden prys, wel voor minder maar niet voor meerder geld , te tranfporteeren; doch dat voor het overige alle tranfporten van compagniën verbooden zouden worden , enz. Omtrent de vervulling van C 3 . open-  38 VADERLANDSCHE J7U> Verfchü tv fchen dc (ti teri van '/■< land en lioughcid. opengevallene plaatfen hield hy zig voor. het overige verzekerd , dat hunne cdelmogenden geenzins gezind waren, eenige bepaalingen te maaken, cn dat zy hem in het volle genot zouden laaten van de be. geeving van alle krygs-ampten , geene uitgezonderd, het zy die in het veld of daar buiten kwamen open te vallen, zonder eenige benoeming of tegenfpraak van iemand , volgens de uitdrukkelyke letter van het regeerings - reglement van den jaare 1674. Uit het dusverre gemelde blykt genoeg, hoe weinig de weering der ingefloopene misbruiken in het krygsweczen, welken thans in byna alle de provinciën een voornaam voorwerp der raadplegingen uitmaakten, aan den prins erfftadhouder, op dien voet en in dier voege als thans voegzaam geoordeeld wierd, geviesa* Jcrij. Ten deezen tydc heerschte ook een ^ merkelyk verfchil tusfehen de ftaaten van Zeeland en zyne hoogheid. Hunne cdelmogenden hadden reeds op den twee-entwintigften van herfstmaand des laastvoorlceden jaars het befluit genomen van gée-  HISTORIE - EESCHRYVING. 39 geene militaire jurisdiftie hoegenaamd ini burgerlyke misdryven te zullen erkennen of gedoogen 3 maar geene andere misdryvea aan de militaire rcgtbank over te haten dan diegenen, welken regtftrceks tot den krygsdienst behooren, alles nogthans met dien verftande, vooreerst , dat aan de Zwitzerfche regimenten de eigene regtsoefening zou gelaaten worden, voor zo verre dezelve fteunde op de tradaaten tusfchen deeZe republiek en de Zwitferfchc cantons; ten tweeden, dat, zo wanneer een militair zig aan de misdaad van hoog verraad binnen Zeeland kwam pligtig te maaken , door eene hem aanbetrouwde post in handen van den vyand te willen ftellen of daadlyk gefield te hebben , of door den vyand op cenigerleic wyze behulpzaam geweest te zyn, de militaire regter zig de regtspleeging over zodanige zaak niet zou mogen aantrekken ; en ten derden, dat wanneer onverhoopt in der tyd over dit oogmerk der ftaaten verfchil mogt ontftaan, of wel dat de krygs-raaden ondernamen, zig te buiten te gaan, de zaak niet buiten haar geheel zou moC 4 gen  40 VADERLANDSCHE gen gcbragt worden, maar de burgerlyke regtbankcn of magiflraaten zig terflond deswegens zouden moeten vervoegen aan de heeren ftaaten van Zee-hnd, of, by derzelver afweezen, aan de gecommitteerde raaden, opdat daarop ten fpoedigften , immers binnen den tyd van drie weeken na de aandiening, by meerderheid van Hemmen uitfpraak zou gedaan worden. Ook wierd door hunne edelmogenden ten zelfden dage beflooten den eed der militairen, binnen Zeeland in bezetting leggende, uit te breiden met deeze woorden: dat ik ook bejiiptlyk zal nakoovun en dom nakoomen de orders en reglementen, by de edehnogende heeren Jlaatcn van Zeeland omtrent de militaire jurisdictie gemaakt en nog te maaken, en fpeciaal hoogst dezeiver refolutie en publicatie in dato 22 September 1783; wordende tevens aan de gecommitteerde raaden cn aan de regeeringen der Zecuwfehe Heden aanbevolen, om zorge te draagen , dat telkens , by het beè'edigen van een nieuw garnizoen, aan dit oogmerk der Haaten van Zeeland voldaan wierd. Vervolgens wierden dcer ze  HISTORÏE-BESCHRYVING. 4I xe befiuiten van hunne edelraogenden by opcnbaare afkundiging bekend gemaakt, en door hoogstdczelven [by[ eenen brief aan den prins erfftadhouder , den zelfden dag kennis 'er van gegeeven , met by voeging, dat zy zig in geenerleie fchikkingen konden inlaaten , welken van de. wettig genomene refolutie van dien dag af weeken. Dit alles was geenzins naar het genoegen van den prins erfftadhouder, die in eenen brief aan de ftaaten van Zeeland hunne refolutie van den twee-entwintigften van herfstmaand als onwettig genomen afkeurde, en beweerde, dat de ftaaten onbevoegd waren om aan het krygsvolk binnen hunne provincie een formulier van eed voor te fchryven. Op den agttienden van wintermaand fchrceveri de ftaaten. aan zyne hoogheid , om zig, als eerfte edele van Zeeland, finaal te willen verklaaren nopens eenige openftaande punten van raadpleeging, waarop zyne hoogheid op het einde van louw. maand deezes jaars antwoordde die punten voor als nog in beraad te houden, met bygevoegde verklaaring van voor nul C 5 en  12l± 42 VADERLAND SC II 2 en van geener waarde te zullen aanzien at het gene daaromtrent door de andere ftaatsleden buiten zyne medewerking zou beflooten worden. Dit fchryven van den prins had tot gevolg, dat de ftaaten van Zeeland hem kort daaraan by eenen ernItigen brief voorhielden , dat de zaaken nu daartoe waren gebragt, dat op dc meergemelde punten een bepaald befluit kon genomen worden , welk befluit zo wel tegen een niet medewerkend lid als tegen de andere leden , zelfs des noocls met de magt van het land kon én moest ter uitvoer gebragt worden. Niettemin - verklaarden zy , alvoorens daartoe over te gaan, nog een blyk te willen geeven, hoe zeer zy tot behoud van de eens-gezindheid tusfehen de ftaatsleden de medewerking van den prins verlangden, en daarom andermaal by hem aanhielden, ten einde hy zyn finaal advies op dc bekende punten ter vergadering geliefde te laaten inbrengen, •üiterlyk binnen veertien da' gen na de ontfangst van dit hun verzoek en aandrang, tcrwyl zy, by gebreke van een voldoende antwoord, na verloop van dien \  HIS TOR I E-B ESC HRY VING. 43 dien tusfehentyd niet langer zouden kun- £ nen uititellen' op die punten een befluit te necmen. Zy beflooten hunnen brief met te verklaaren , dat zy zig in geenerleie fchikkingen konden inlaaten , die afweeken van hun wettig befluit, in herfstmaand laastleeden genomen, en van deszelfs onmiddelyke gevolgen, naamlvk de bepaaling der militaire jurisdictie, de gevorderde overgaaf der 'militaire gevangenen, wegens gemcene of burgelyke misdryven werklyk nog in hegtënis zittende, en'de regtspleegingen tegen dezulken, die op eene gansch zonderlinge wyze ontfnapt waren. 1 ' Deeze verfchillen tusfehen de regecringen van verfcheide Zeeuwfche Heden en de-bevelhebbers van het krygsvolk aldaar in bezetting leggende, waren onmiddelyke gevolsrcn van de belluiten der ftaaten van Zeeland op den twee - en - twintigften van herfstmaand genomcr , waaraan de ■bevelhebbers niet geraaden vonden zig te onderwerpen , bevoorens dc kapitein generaal hen zulks veroorloofd had. Vier compagniën van het regiment van den collo.- 784.  44 VAfiïRLANDSCHï lonel van" Pabst, ter betaaling van Hol-land ftaande, te ?Iicrikzee, Goes en Tolen in garnifoen koomende in flagtmaand daaraanvolgende, weigerden den eed met het onlangs vastgeftelde byvoegfcl wegens het nakoomen van het meergemelde befluit der ftaaten van Zeeland af te leggen. Te Goes liet men niet toe, dat het krygsvolk ontfeheept zou worden, zonder bevoorens den nader uitgebreiden eed afgelegd te hebben, het gene van dit gevolg was, dat hetzelve weder het grondgebied d;r provincie moest verlaaten. Te Zierikzee drong men ir sgelyks onverzetly-k aan, op het afleggen van den eed, zo als die door de ftaaten van Zeeland was vasigefleld geweest, zo dat de manfehap van het regiment van Pabst, die aldaar in bezetting zou leggen, insgelyks genoodzaakt was Zeckod te ontruimen. Ook waren omtrent dien tyd eenige foldaaten , die om burgerlyk wanbedryf, te Middelburg en te Ylislingen in hegtenis gezet, en door den burgerlyken regter opgeëischt waren , hunne gevangenis ontkoomen, niet zonder vermoeden van by oog-,.  HISTORIE-BESCHRYVING. 45 luiking ontfnapt te zyn. Hetzelve had federt ook te Zierikzee plaats, welke ftad by herhaaling op de overgaaf der militaire gevangenen aandrong, en het befluit der ftaaten van Zeeland wegens de krygszaaken , met allen yver en nadruk handhavende. Ondertusfchen bleef de prins erfftad-j houder niet in gebreke van op den boven-; gemelden aandrang der ftaaten van Zee-1 land te antwoorden by eenen brief, gedagtekend den drie - ën - twintigften van fprokkelmaand deezes jaars. Zyne hoogheid verklaarde den zei ven te fchry ven, alleenlyk in hoedaanigheid van eerften edelen van Zeeland, en dus als lid van den provinciaalen ftaat, en betuigde, dat, byaldien hunne edelmogenden zyne confideratiën als kapitein generaal dienaangaande geliefden in te neemen, hy met alle volvaardigheid aan de begeerte van hunne edelmogenden zou voldoen. Hy betuigde, dat het hem leed deed, dat de ftaaten in geene fchikkingen geliefden te treeden, die ftrydig waren met hun befluit van den twee-ën-twintigften van herfst- maand J734. fyne hoog- leid fcbryft an de ftaïen van ZeeMid.  46 VADER LA NDSCHE maand laastleeden, hetwelk, volgens zyri oordeel, op eene onwettige wyze door derzelver meerderheid doorgedrongen was geweest. Hy hield zig onfchuldig aan dc onvermydelyke gevolgen van de al te haauwe bepaaling der militaire jurisdictie, dezelven overlaatcndc voor réekeningvart de overige {taats-leden. Hy kon niet afzyn van hunne ed. gr. mogenden te verzoeken, om voor als nog geen befluit te neemen, omtrent het doen van den eed door het krygsvolk , hetwelk wcrklyk binnen Zeeland in bezetting lag ; hy wenschtc, dat 'er eene nadere bepaaling omtrent de militaire jurisdictie met zyne medewerking kon getroffen, en daardoor de goede verftandhouding onder de ftaatsleden mogt bevoorderd worden. Voorts verklaarde zyne hoogheid , dat hy , om een blyk te geeven van zyne zugt om de eensgezindheid tusfehen de ftaats-leden te bewerken, behoudens zyn protest tegen het befluit van den twee-en - twintigften van herfstmaand jongstlccden , zou aanzien het te neerhene befluit van hunne edelmogenden , indien dezelven mogten goed-  HTSTOR.IE-BESCHRYVING. 47 goedvinden, dat de uit hunne detentie gevlugte militairen in regten vervolgd wierden. Egter zou het hem veel aangenaamer zyn, dat zulks gelaaten wierd, en dat zy vergiffenis erlangden, zonder dat deeze zaak verderen voortgang had. Ook verklaarde hy zig onder dat voorbeding geneegen om te bewilligen, dat aan hem, als kapitein - generaal van Zeeland, wierd aangefchrceven, om aan den commandee. renden officier te Zierikzee de noodige bevelen te geeven om de gevangene militairen over gemeene misdryven, voor zo verre hun misdryf met geen zwaarer militair misdryf gepaard was, op opëisching van het geregt van Zierikzee over te leveren; dog alleen met voorbeding, dat zulks niet in gevolg zou'getrokken worden. Dit fchryven van den prins erfftadhouder kon geenzins verhoeden, dat de ftaa-1 ten van Zeeland op den elfden van lentemaand deezes jaars een finaal befluit namen op de onderfcheidene onafgedaane krygs-zaaken, betreffende den eed, door de officieren der bezettingen af te 'leggen in 1784» tfadruMyke ■efluitcn der blaten van Jecland.  ,1784- ?4 VADERLANDSCIIÉ in. nakooming van het meergemelde befluit van hunnè edelmogenden van deri twee-ën-twintigftcn van herfstmaand, aangaande de militaire jurisdictie in Zeeland: De ftaaten beflooten, dat het formulier van eed voor de officieren, by hun meergemelde beflüit vastgefteld, ftiptlyk moest worden nagekoomen , met verklaaring * dat dit formulier geenzins ftreed met den eed van trouw, door de officieren aan de generaliteit bevoorens gedaan ; alsmede, dat de officieren, welken weigerden deri provinciaalen of ftedelyken eed af te leggen , het grondgebied der provincie zouden moeten verlaaten; en dat zy, by aldien zy ter betaaling van Zeeland ftonden, van hunne bediening zouden afgezet, en anderen in hunne plaats aangefteld worden: van welk befluit hunne edelmogenden by eenen brief kennis gaven aan dc ftaaten • der byzondere provinciën cn van het landfehap Drenthe , midsgaders aan zyne doorlugtige hoogheid, als kapitein generaal van Zeeland, ten! einde zig ftiptlyk daarnaar te gedraagen. Ook beflooten de ftaaten om de tegenwoordige be>  HISTQRÏE-BESCHRYVING 49 hezettinge v an Vlisfingen enVeere bin- } nen den tyd van vier weeken op nieuw in den eed te neemen, en het patent, door den prins aan de. eerstgemelde verleend om naar Bommel te vertrekken, kragtloos te verklaaren; om aan de ftaaten vart Holland kennis te geeven van het voorgevallene te Zierikzee en te Goes , be-, treklyk totde compagniën van den collonel van Pabst; om den fiskaal militair te gelasten, ten einde nopens de zonderlinge óntvlugting der, militaire gevangenen de noodige navorfchingeri te doen; en eindelyk, om de gemelde gevangenen binnen den tyd van agt dagen aan de heeren van de weth der ftad Zierikzee over te geeven. Ook beflooten hunne edelmogenden om de officieren, ftaande ter hunner betaaling, onder hunne byzondere be* fcherming te neemen, in gevalle denzelVen eenige onaangenaamheid van wege het nakoomen deézer befluiten mógt we^ dervaarert. . . . ' J Het bleek dan ten klaarften, dat men] van alle kanten zig meer dan ooit beyver-] «ie om de militaire regts-oefening binnen' )e ftasten 'anFriesiand 'ernietigen ' 11e voorige efolutiën op ie: ftuk .der nïïitaire egtsöcftling.  J784- 50 VADER.LANDSCHE de verëischte paaien te beperken. Niet min ernftig hadden de ftaaten van Friesland ten zelfden tyde hunne aandagt op deeze groote zaak gevestigd , het gene eindelyk op een ftaats-belluit uitliep , hetwelk aan den prins erfftadhouder niets minder dan aangenaam was, en de verwydcring tuïfchen de ftaaten dier provincie en zyne hoogheid nog meer deed toencemen. De ftaaten van Friesland hadden eenige leden hunner vergadering gemagtigd, om den oorfprong en aart, benevens de uitoefening en dagelyks grootcr wordende uitbreiding der militaire jurisdictie , naauwkeurig te onderzoeken. Deeze gemagtigden der ftaaten hadden bevonden, dat de regts-oefening van den militairen regter, op dien voet als thans plaats had, geenzins beftaanbaar was met de regtcn en vryheden van 's lands ingezetenen, cn met de onafhangelykheid der provincie van Friesland in het byzonder Des leverden zy, by hun verflag, tevens een concept - reglement in , behelzende eene form van bediening des regts in den militairen ftand, waardoor de gewapende arm van  HISTORIE-BESCHRYVING. 51 van den ftaat in deszelfs leeven , eer, goeden naam en bezittingen, even zeker en veilig zou zyn, als alle andere leden der maatfchappy. Dit concept - reglement geviel den ftaaten van Friesland, welken twee deezer gemagtigden naar 's Hage afvaardigden, om ten dien einde met den prins erfftadhouder mondeling te handelen. Doch, zyne hoogheid weigerde volmondig om met deeze afgevaardigden wegens dit ftuk in eenige onderhandeling te treeden. De ftaaten, niet weinig verwonderd over deeze handelwyze van den prins ontvingen, eerlang met geene minder bevreemding 's vorften fchriftlyke aanmerkingen over de militaire jurisdictie. In dezelven ftelde zyne hoogheid zig voor als het hoofd, aan welk alle hoegenaamde jurisdictie over militaire perfoonen, zo in het civile als crimineele, met üitlluiting van alle anderen was afgeftaan, zo dat alle militaire regtbanken , geene uitgezonderd, aan hem en zyne wettige afftammelingen (zyns beweerens) onderworpen waren, met dien gevolge, dat alle vonnisfen door hem konden goeclgeD % ketirdj  17U' J2 VADER.LANDSCHE keurd, afgekeurd, veranderd of vernietigd wórden, daar welgevallen. De ftttt* ten van Friesland verklaarden aan zyne hoogheid, by hunnen brief van den zesden van lentemaand deezes'jaars, dat zy j na de bewyzen, door zyne hoogheid tot flaaving van deeze zyne ftelling bygebragt, bedaardlyk en aandagtig overwoogen te hebben , dezelven allezins ongenoegzaam bevonden hadden , gelyk zy hem ftükswyze onder het oog bragten. Uit aanmerking van' dit alles, en tevens rit overweeging van het verkeerd en gevaarlyk gevolg, hetwelk uit de beweerde ftellingen van zyne hoogheid zoü kunnen ^trokken worden, was het hen dus voorgekoomen, dat de zaak der militaire jurisdictie , daardoor aanmerkelyk van natuur veranderende, ook andere middelen van verbetering verëischte Weshalve zy verklaarden nu goedgevonden te hebben, om' het bovengemelde concept-reglement, om daartoe beweegende redenen, by formee-' le faats-refolutie fer' zyde te Hellen, en Wyders , met te - niet - doening van alle de ■op het ftuk der militaire jurisdictie genor me--  HISTORIE-BESCHRYVING- 53 mene refolutlön, het hof provinciaal en de neder-geregten, voor zo verre derzelver regtsgebied zig uitftrekte, in de volle adminiftratie der civilè en crimineole juftitie over alle perfoonen en zaaken, zonder uitzondering, volgens de aloude en fundamenteele conftitutic der provincie van Friesland, wederom te herftellen. Wyders bleeven de ftaaten niet in gebreke van den prins dit hun befluit te berigten, ten einde zyne hoogheid, in hoedaanigheid van kapitein - generaal van Friesland, de bezettingen binnen gemelde provincie zou gelasten, om zig naar dit ftaats - befluit ftiptlyk te gedraagen. Voorts betuigden hunne edelmogenden, voorneemens te zyn om over de magt, die tot het onderhouden eener goede krygstugt in hunne provincie aan den militairen regter behoorde gegeeven te worden , de verëischte bepaaling te maaken, waarvan zy aan zyne doorlugtige hoogheid fpoedig kennis zouden geeven. De Eer wy van het verrigte in de onder» Br: fcheidene gewesten op het ftuk der mili- ovl .taire regts - oefening aftrappen, en tot het™ Deen 3 ver- raad van band besgt zig r het gel van der» I van fiat-  1784- 54 VADERLAND SC HE verhaal der verdere gebeurtcnisfcn overgaan , hebben wy nog gewag te maaken, van de klagtcn van den raad van Bra* •band, over hetzelfde onderwerploopende. De leden van den raad van Braband hadden zig, reeds op den negentienden van fprokkelmaand , aan hunne hoogmogenden vervoegd by eenen brief, in welken zy den ftaaten voorgedraagen hadden de redenen en gronden, waarom zy eeds-en pligts-halve meenden verpligt te zyn om de voorziening der ftaaten te verzoeken , ten einde die zaaken, welken uit het diftricl van Braband voor den geweezenen hoogen krygsraad by deszclfs affchaffihg nog hangende waren , en in burgerlyke zaaken beftonden , of uit gemeene misdryven haafen oorfprong namen , mogten worden verzonden het zy aan den regter, wien znlks in dc eerfte plaats aanging, het zy aan den raad van Braband zeiven. De raad had zig gevleid, dat, hangende deeze raadpleegingen van hunne hoogmo-' genden, de raad van ftaaten zig zou onthouden hebben, om inmiddels , ten opzigte van die zaaken, eenige verdere daad. ■.-.< ■■ van  III3T0RIE-BESCI1RYVINS. 55 van regts-oefening te pleegen. Ondertusfehen betuigde de raad van Braband, by eenen brief aan hunne hoogmogenden, eenige wecken laater, integendeel vernomen te hebben, dat de raad van ftaaten voortging met zig deeze zaaken aan te trekken, en ook reeds den drost van de generaliteit naar Breda had gezonden, om zekeren aldaar in hegtcnis genomenen militair naar den Haage over te brengen, die door dcnzelven ook daadlyk der' waards overgebragt was geworden. Des verzogt thans de raad van Braband, dat hunne hoogmogenden zodaanige voorziening geliefden te doen, als waardoor inmiddels deeze zaaken niet uit haar geheel gebragt, maar in ftaate mogten gehouden worden, tot dat door de byzondere bondgenooten zodrtanig finaal befluit op dit Huk zou genomen zyn, als hoogstdezelven zouden meenen te behooren. Het Jcedt egter nog een vry geruimen tyd, eerdat hunne hoogmogenden dienaangaande een befluit vast fteldcn. Men zag dan met den aanvang deezes jaars handtastelyk, hoe groote voorderinD 4 §e» 1784.  ï784_ £<$ VADERLANDS CHE gen de herleevende zugt tot handhave, ning van 's lands onvervreerhdclyke geregtigheden en vrydommen in de onderfcheidene gewesten van Nederland gemaakt had, en hoe zeer men in een vry gemeenebest noodzaakelyk oordeelde te moeten waaken tegen den onwettigen en fchadelyken invloed, dien de uitvoerende magt , door de onbepaalde befcbikking over 's lands krygsvolk , zig federt een ruim aantal jaaren had poogen aan te maatigen. Deeze hoofdtrek in het karakter van Neêrlands vryen landaart, offchoon federt veele jaaren door meer of min verönagtzaaming van deszelfs dierbaare regten hezwalkt , ftraalde nu wederom meer dan ooit met vollen luifter, en getuigde , dat men thans niet min vervreemd was om eenige qnregtmaatige inbreuk op 's lands geheiligde voprregten te gedoogen, dan ten tyde van den eerften dageraad van 's lands vryheid zeiven, toen goed en bloed by derzelver handhavening moesten opgezet worden, Het was nu niet flegts ééne ftad, ééne pro vinde, die dit groote werk allezins ter harte nam?  H^STORIE-BESCHRYVINO. 57 nam; de zugt van Neêrlands vrye ingezetenen was alom opgewekt om de voetstappen hunner roemrugtige voorvaderen te drukken, en zig, dóór vryheids-min, derzelver waardig nakroost te toonen. Doch , terwyl de vryheidminnende Nederlander deezen edelen hoofdtrek zyner aangeboorene geaartheid thans zo opcnlyk geftand deedt, zag men niet min luisterryk een anderen hoofdtrek van het karakter des regtfchaapenen Nederlanders ten deezen tyde in hem uitblinken, naamlyk de goedhartige mededeelzaamheid en weldaadigheid, dat heerlyk fieraad des gezelligen leevens, waardoor de grootmoedige wereldburger zig verre verheft boven die laage en baatzugtige zelfbetragters, die niet bewust zyn, dat voor zig zei ven alleen te lecven , niet meer dan een dierlyk lecven is. Wy bedoelen hier den liefdaadigen onderftand , dien Neêrlands ingezetenen alöm ter onderfteuning hunner noodlydende landgenooten , i« den harden en langduurigen winter deezes jaars, blymoedig uitreikten. De bittere hood, in welken de aanhoudende vorst, D 5 ver- Ilirde en; winter.  58 VADERLANDS CHE Overfhoomingen. verfcheide weeken agtcrvolgcns , eene menigte huisgezinnen dompelde , wierd in alle de onderfcheidene ftreeken des vaderlands met eene goedwilligheid, met eene bereidvaardigheid, met eene menfehlievendheid te gemoet gekoomen, die niemand beter voegde dan diezelfde zooncn der vryheid, die tot hunne hoofdbedoeling (lellende de gemecne welvaart der maatfehappy en de handhavening der natuurlyke en geheiligde regten hunner medeburgeren, nog minder gcregtigd fchynen om zig den nood-kreet hunner lydende natuurgenooten niet aan te trekken , dan de ontmenschte eigendunkelyke gebieder, die op hen als op zyne nietige en onwaardige (haven een veragtenden blik nederwerpt. Deeze edelmoedigheid van Nederlands braave burgeren bleek eerlang niet min handtastclyk ter gelegenheid der zwaare en vernielende overftroomingen, waarmede niet alleen dc ongelukkige inen opgezetenen van verfcheide ftreeken van Duitschland, langs den Rhyn en elders , maar zelfs menige ingezetenen deezer landen, inzonderheid in de provinciën van  HISTORIE-BESCHR-YVING. 59 yan Gelderland en Overysfel in den nawinter deezes jaars bezogt wierden, van welke gewesten een goed gedeelte overftroomd en in den deerniswaardigften toeftand gedompeld wierd. Dit onheil wierd egter merkelyk verzagt door dc algemeene zxxgi om den noodlydenden landgenoot, die door het bezwyken der dyken op onderfcheidene plaatfen, van have en erve beroofd was geworden, mildlyk te hulp te koomen, het zy door afzonderlyke giften, welken in ruimen overvloed in den fchoot der eilendigen wierden uitgeftort, het zy door de _ aanzienlyke gefchenken , welken by opcnbaare ommegangen of door alle de departementen des occonomifchen taks in de onderfcheidene fteden des Vaderlands ingezameld wierden , ter welker gelegenheid elke ftad zig beyverde, om blyken haarer milddaadigheid te geeven, hetgene, by den anderen gevoegd zynde , ter verkwikking en onderfteuning der verarmde huisgezinnen, eene aanzienlyke fomme gelds uitleverde. Allcrlcie gezindheden toonden zig volvaardig om ten dien einde het baare toe 'jte  $0 VADERLANDSCHS Jïl± Oproerige beweegingei in verfcheia~ lieden. te brengen, hetgene tot gevolg had dat derzelver gemeenten op verfcheide plaatfcn door haare leeraars, openlyk, van wege de wethouderen bedankt wierden. Wy keeren thans weder tot het verhaal der voornaamfte ftaatsgebeurtenisfen van dit merkwaardig jaar. Meer dan eens hebben wy gewag gemaakt van de oproerige beweegingen , welken federt eenige jaaren in verfcheide gewesten deezes lands weder aangehitst wierden door de voorltanders van het huis van Oranje, of ten minnen door dezulken onder hen, die in hunnen zo ontydigen al-s uitfpoorigen yver , geene middelen , hoe gevaarlyk, hoe onbetaamlyk, ontzagen om de oude zugt des gemeens voor het fladhouderlyk huis, weder op te wekken, hetgene geduurende dit jaar in verfcheide fteden aanmerkelyke verwarring baarde, in eenige tot openbaare geweldnaaryen overfloeg, en in de meefien tydig gefluit wierd. Of» fchoon het bellier, in den jongften oorog tegen Engeland gehouden, de gemoederen van het grootfle gedeelte der natie van den erfftadhouder, aan wiens raads-  HISTORIE-BESCHRYVING. 6i lieden de geleedene rampen door veelen ] grootendeels geweeten wierden, niet weinig verwyderd had, ontbrak het nogthans geenzins aan dezulken, welken, hef zy door eene diepgewortelde zugt voor het huis van Oranje, het zy door eigenbaat of door eenige andere bedoeling genoopt, openlyk voor de belangen des erffladhouders uitkwamen, en hen, die wegens het bellier en de vaderlandfche gevoelens van zyne hoogheid anders dagten, fomtyds de uitwerkfelen hunner verbittering deedcn fmaaken. Tot het aankweeken deezer partyfchap hadden niet weinig' toegcbragt de menigvuldige fchampete gefchriften , waarmede men federt de laafte jaaren het publiek overftelpt had, welken, gelyk gemeenlyks plaats heeft, wanneer partyfchappen tot zekere hoogte geklommen zyn, op buitenfpoorige en overdreevene betigtingen uitliepen, en weinig of niets afdeeden. De vryheid der drukpers, dat onwaardeerbaar plegtanker der nationaale vryheid, die de natie in deeze tyden zo veel ligt en kunde wegens haare waarebelangentoegebragthad, * was1 7&4,  êi VADERLANDSCïiE Beweegin^en teZutplieii. was van den anderen kant door fommigeh misbruikt geworden om flirrkfche bedoei h'ngen te bevoorderen , cn alle banden van eendragt en verdraagzaamheid in den burgerftaat , moedwillig te verbreeken. Te Zutphen zag men, in de eerfte maanden dcczes jaars, eenige 3Tveraars teri voordeele van het Oranje-huis eene pooging aanwenden, die vanbedenkelyken naflecp had kunnen zyii, ware zy niet irt tyds verydeld geworden. In deeze ftad heerschte federt geruimen tyd een merkelyk misverftand tusfehen de leden der magiftraat , waarvan drie der zaakc der vryheid cn voorregten openlyk' toegedaan waren, en dezelven met de onwrikbaarfte kloekmoedigheid handhavenden , tcrwyl de negen overige leden geenzins even eens dagten, cn gehouden wierden den ftadhouder geheel en al overgeeven te zyn. Veel was 'er daar der fcede federt verfcheide maanden voorgevallen wegens de noodige wapenoefening der burgery, die ongaarne zag, dat de burgeryën der overige Heden des vaderlands zig met Openbaare goedkeuring en toejuiching hun-  v HISTORIE-BES CHRYVINC. dj hunner wethouderen in den wapenhandel oefenden, terwyl de verbeteringen, welken zy in deezen opzigte begeerden in te voeren, door de meerderfchap van hunnen magiftxaat of van de hand geweezen, of verfchooven wierden , daar de drie overige leden der wethouderfchap niet ophielden de loflyke inzigten der goe« de burgery, uit al hun vermogen te onderfteuncm Op den veertienden van Sprokkelmaand deezes jaars vervoegden zig de Zutphenfche burgeren met twee onderfchcidene fmeekfehriften aan hunne wethouderfchap. Het eerfte was getekend door 150 dienftdoende rotsgezellen uit vier der vyf burgercompagniën der ftad, waarby zy verzogten, dat de nieuwe geweeren, die hen , in gevolge van het fcefluit der regeering, zouden uitgereikt worden, met bajonetten mogten worden voorzien, en dat zy, volgens de nieuwe wyze van wapenhandeling , de patroontasfen niet meer voor het lyf, als op den ouden voet, maar even eens als door 'slands krygsvolk gefchiedde, zouden, draagen; niet één woord, dat aan henj elk 1784^ SmeeMchrïf. een der burgeren we;ens den w. lenaandek  L71± 64. V A D E R L A N D S C t! £ elk in zyne compagnie', waaronder hy de cér had te dienen, mogt ter Hand gefield worden eene wapenrusting, overëenkqomftig met het kaliber van den ftaat,: alles in dier voege, als door 's lands troepen gedraageh én gebruikt wórd. De dienstdoende rotsgezellen der vyfde of Nieuw-Stads-compagnie, ten getalle vari 54 man, hadden, als zynde reeds gewapend , dit verzoekfthrift niet mede getekend. Het andere fmeekfehrift, getekend door meer dan 250 vrye of wagtgeld betaalende fchutters of rotsgezellen, behelsde hoofdzaakelyk een vertoog om zig insgelyks in den wapenhandel te magen oefenen met de dienstdoende rotsgezeïlcn ieder in hunne refpeaive wyken, waartoe zy, wagtgeld bctaalende fchutters , zig "buiten bezwaar der ftad of der burgercompagniën , van eene eenvormige wapenrusting gedeeltelyk voorzien hadden', en verder zouden voorzien. Deezen voörflag1 betuigden zy te doen, om dat zy aan hunnen burgerëed door het betaalen der wagtgeldeh alleen gcenzins voldaan meenden te hebben , en omdat, des noodsi heen'  HÏSTORJE-B ESC H li V V I N C. 6$ het aantal dienstdoende rotsgezéllen der vyf burger compagniën, het welk voorzeker niet talryk was, dus, huns oordeels , geenzins genoegzaam was om van merkely. ken dienst te kunnen zyn, indien dezelven niet daadlyk by overhoopte toevallen onderfteund wierden door hunne. ove. rige medeburgers. Indien dit hun voorftel aan de ed. gr. agtbaare wethouder, fchap niet mogt behaagen, verzogten zy, dat het aan hen en aan iederen burger en ingezeten; welke daartoegeneegen ware, wierd vrygclaaten om als leden van een vry gemeenebest, en gelyk op veele plaatfen des vaderlands en in verfcheide nabuurige fteden, door de loflyke aanmoediging der regeering zelve, fland greep, een wapen-genootfehap op te regten , onder de uitdrukkclyke verpligting van aan de wethouderfchap op de plegtigfte wyzedeneed te doen van de ftad gehouw cn getrouw te zullen zyn. Ten -befluite van dit zo regtmaatig als nadruklyk en dringend ver. zoekfehrift verklaarden zy, dat, wanneer het onverhooptlyk mogt gebeuren , dat de wethouderfchap , in weerwil van hunli ne  Poogingen te Zutphcn om de Oi-uvjecompïgnievali den jaarc 1748. weder in te voeren. 66 VADERLANDSCHS ne aanhoudende verzoekfchriften , nog zwaarigheid bleef maaken om in hun verzoek te bewilligen , zy zig dan genoodzaakt zouden vinden , (hoe zeer zy anderszins volvaardig bleeven om als braave burgers aan de billyke bevelen van hunne ed. gr. agtb. te gchoorzaamen,) om als vrye Nederlanders en ter voldoening van hunnen plegtigcn burger-eed zoodaanig te handelen, als zy overeenkoomftig met denzeiven, ter handhavening van de rust en veiligheid der ftad, zouden mcenen te behoorcn. Ondertusfchen hadden de zogenaamde yveraars voor het huis van Oranje ook niet ftil gezeten. Deezen hadden eenige tekenaars, ten getale vanbykans 80 lieden van allerleien rang en ftand, aangeworven, onder welken zig niet alleen eenige weinigen lieden van rang en zelfs leden der provinciiiale ridderfchap bevonden , maar zelfs veele perfoonen van den laagften ftand, en verfcheide jongens van negen, tien, elf en twaalf jaaren , met een manken bedelaar. Door dit allergrilligst famenraapfel van ondertekenaars, waarvan verfcheide, gelyk eerlang bleek, door al. Ier  HISTORIE - BESCHR.YVÏNG. 6? Ierleie flinkfche wegen tot deezen ftap bewoogen waren , die federt hun beftaan openlyk herriepen by ppenbaaren gefchrifte, wierd aan de Zutphenfche rcagiftraat een verzoekfehrift ingeleverd, waar by zy te kennen gaven, dat zy van tyd tot tyd meer beweeging in de ftad befpeurd hadden , en thans waren ontwaar geworden, dat eenige burgers en ingezetenen voornccmens waren, om een byzondercorps, onder den naam van vry-corps of dergelyke benaaming , op te regten; dat in den jaare 1748, buiten de vyf burger compagniën , nog eene compagnie beftaan had, waar ónder de eerfte ondertekenaar toenmaals als kapitein-lieutenant had gediend, en waarvan het vaandel tegenwoordig nog op het ftadhuis van Zutphen bewaard wierd ; dat zy ovcrzulks te raade waren geworden , om aan de magiftraat te verzoeken, dat hunne ed. gr. agtb. geliefden toe te laaten, de gemelde compagnie weder op te regten en in trein te brengen, ten einde de wethouderfchap van dezelve ten allen tyde zodanig gebruik zou kunnen maaken, als hunne ed. gr, agtb. ten E 2 / mees- 17 «4»  63 VADERLANDJCHI mecsten nutte der ftad geraaden zouden vinden. Dit laatste vcrzoekfchrift baarde alömme veel opzicns , niet alleen uit hoofde van den reeds gemelden zonderlingen fa» menloap van tekenaars , maar vooral uit hoofde van den aart cii de beweegredenen des verzoeks zeiven. In geene ftad vah Nederland had men tot nog toe van het invoeren of weder opregten van eenige Oranje-compagnie gehoord. En wat waren toch de zogenaamde beweegingen te Zutphcn, die de requeftranten als de beweegreden huns verzoeks deeden gelden? Daardoor kon voorzeker niets anders bedoeld worden , dan de ïoflyke yver tot den wapenhandel, die Zutphens braave burgeren tegenwoordig meestendeels bezielde, en die hen genoopt had, om by aanhoudendheid by hunne regeering aan te dringen op het hcrftel der fchuttery, en op het noodigc verlof, om in zig, tot wcizyn en veiligheid hunner ftad, in de wapen-oefening verder te bckwaamen. Des kon het waare doel deezer yveraars voor de belangen van het ftadhouderlyk huis, in  HISTORÏE-BF.SCKRYVING. in deezen niet anders zyn, dan tegen de roemwaardige poogingen hunner medeburgeren in te werken, en, koste wat het koste, dezelven, zo veel in hen was, te ftremmen en tè verydelen. Wel is waar, deeze compagnie had inderdaad in de jaaren 1747 en 1748 beftaan; dan, hoe alleröngefchikst had zy zig toenmaals getoond tot het tegengaan van oproerige beweegingen! Het was dan geenzins te verwonderen , dat de waardige burgervader B. J. Verftege, burgemeester der ftad Zutphen, welke die onrustige tyden niet alleen bygewoond had , maar zelfs toen reeds een lid der Zutphcnfchc wethouderfchap geweest was, tegen dit onwaardig en vermeten beftaan met allen nadruk zyne ftem verhief, en in de vergadering van het twaalftal der Zutphenfche wethouderen een advies ujtbragt, waarin hy met klem van redenen deezen verderflyken aanflag kloekmoedig tegenging, en deszclfsfpoorlooshcid middagklaar aantoonde. Hybragt zynen mede wethouderen onder het oog, hoe die compagnie , wel verre van met voorkennis cn verlof der toenmaahge wetE 3 hou- 17B4.  •iO VADERLANDSCHE 7784 houderfchap opgercgt geweest te zyn, of gediend te hebben om bewecgingen in de ftad te beletten en de regeering in haare vrye raadplecgingen te befchermen , zig integendeel cigcndunkelyk had opgeworpen , op haar eigen gezag de trom door de ftad had laaten roeren, en toen ten tyde de grootftc bewcegirigen in dezelve had verwekt , het v/elk veroorzaakt had, dat de prefldent van het collegie der gemeenslie. den uit zyn huis was gehaald en genoodzaakt geworden, om te bezorgen, dathet collegie vergaderde. Dat, 'wanneer hierop des avonds ook de magiftraat vergaderd was, die zelfde compagnie, voorzien vah gelaadene geweezen , het raadhuis omcingelcl en alle toegangen tot het zelve zodanig bezet had, dat niemand der regeerderen vryheid had kunnen bekoomen om zig, zelfs maar voor eene korte poos, daar buiten te begeeven. Dat, in plaats dat die compagnie aan den rr.ad, als mede aan het collegie der gemccnslicden , vryheid van te raadplecgen en te beftuiten zou bezorgd hebben , integendeel dezelven daarïn verhinderd, cn de leden van de magiftraat genood-  HISTORIE-BESCHRYVING. 71 noodzaakt had , om zo lang, en wel tot i 's nagts ten drie uurcn, vergaderd tcblyven, tot dat hunne ed. gr. agtb. alle de eifchen hadden ingewilligd, zelfs ook die, welken, naar deform der regeering en den magiftraats - eed , niet afzonderlyk , maar alleen met medewerking cn ccnpaarigheid van alle de leden des landfchaps, konden toegedaan worden. Dit alles bad hy als ooggetuigen bygewoond -. cn in dien tyd met jaar- en dagtekening eigenhandig bpgefchreevcn. Moest dan door zulk een verzockfehrift geene partyfehap tusfehen de burfbry worden aangeftookt ? Vooral, wanneer daarby ook de oproerlëus van het jaar 1748 vertoond wierd ? Wat moest dit alles eindelyk ten gevolge hebben, dan dat burgers en ingezetenen tegen eikanderen opftonden , en dat dus de ftad in gevaar van oproer en plundering gebragt wierd? Was zulks in den tegenwoordigen tyd niet des te meer te dugten, daar de agtfte van lentemaand op handen was ? by welke gelegenheid men immers in andere ftcden des lands reeds gevreesd had, dat het oogmerk zou geweest zyn om de opE 4 roe. 7 84-  ft VAD3RLANDSCHE I7.84 rigc beweegingen van bet jaar 1748 te doen herleevcn. \ En wat aanbelangde de zugt voor het doorlugtig huis van Oranje, dienaangaande betuigde hy te oordcclen,, dat dc requeftranten aan hetzeive nimmer grooteren ondienst hadden kunnen doen , dan met zodaanig verzockfehrift in het aanweczend tydgewrigt in te leveren , ver? mids daardoor den burgeren en ingezetenen der provincie aanleiding wierd gegeeven om zig te herïrmercn cn weder Ieevendig te maaken , welke oproerige wegen en onbetaamclykc middelen ertn dien tyd van verwarring , zo, in de ftad Zutphen als in^indcre ftcden der provincie van Gelderland , al waren in het werk gefteld om de inih'uctie van wylcn Willem den vierden van den jaare 1722, te veranderen, en het bekende regecrings-reglemcnt van den jaare 1675 weder te doen invoeren. Om alle deeze redenen begreep hy, dat; niet allen, den requestranten hun verzoek behoorde afgeweezen te worden , maar, dat de wethouderfchap daarenboven aan hen Iiaure verontwaardiging over hunnen ver-  HISTORIE-BESCHRYVING. 73 vermetenen en hoogstgevaarlyken flap behoorde te kennen te geeven,met uitdrukkelyk en by openbaare af kundiging aangezegd verbod tegen het wederöpregten van zulk eene compagnie. Dit hondig en vaderlandminnend advies wierd ter zelfden tyde door een foortgelyk advies van den heer F. B. van der Capellen tot Rysfelt, burgemeester der ftad Zutphen, onderfteund , die zig insgelyks kloekmoedig tegen het herftellen der Oranje-compagnie verzetteDe magiflraat der ftad Zutphen vondt dan goed op den zeven en twintigften van fprokkelmaand , om op de bovengemelde zo zeer verfchillende verzoekfchriften te befluiten, dat aan de wagtgeld-betaalende burgeren zou toegelaaten worden zig in den wapenhandel te oefenen , overëenkoomstig met hun verzoek; doch, tevens om de opregting van een genootfchap van wapenhandel van de hand te wyzen. Ten zelfden dage nam de wethouderfchap, betreklyk tot de wederinvoering van de meergemelde compagnie van het jaar 1748, het befluit om dit verzoek af te flaan , uit E 5 hoofde 784., Befluit der ivctln.uderr fchap van' Zutphen.  74 VADERLANDSCHB I784 Oproerige beweegtogen te Rotten!™ • hoofde dat 'er niet alleen vaste burgercompagnicn in de ftad beftonden , maar ook om dat hunne ed. gr. agtb. het ongeraaden vonden afzonderlyke corpfen toe te laaten, waarom zy insgelyks hctopregtcn van een wapengenootfchap afgeweezen hadden. Op deeze wyze liepen deeze poogingen van de gewaande voorftanders van het huis van Oranje voor ditmaal te Zutphen vrugtloos af, offchoon het misnoegen van het aanzienlykfte gedeelte deiingezetenen dier ftad over de maatregelen ? die de meerderheid der wethouderfchap federt langen tyd volgde , desniettegenstaande bleef voortduuren. Het verheugde egter alle welmeencnden, dat eenigen der tckenaarcn van het laastgemeide verzoekfchrift , hunne ondertekeningen, als zynde zy door onbehoorelyke wegen daar toe verleid geweest, by adresfen aan de magiftraat der ftad , op de plegtigftc cn nadruklykfte wyze herriepen. Van nadeeliger gevolg waren de poogingen der onbezonnenc yveraars voor het Oranje-huis dit jaar te Rotterdam, waarvan wy thans verflag gaan geeven. Sedert gerui-  HISTORIE-BESCHR.YVING. 75 ruimen tyd had het .gemeen in die ftad by opkoomende gelegenheden zyne zugtvoor het ftadhouderlyk huis door openbaare en veeltyds buitenfpoorige blyken te kennen gegeeven. Dit was in de eerfte maanden deezes jaars oorzaak geweest, dat de aanzienlykftcn der burgery, bedugt dat misfchien ter gelegenheid van de verjaaring des erfftadhouders op den agtftcn van lentemaand, wederom buitenfpoorige vreugdebedryven van het gepeupel en geweldnaaryën mogten voorvallen , in tyds bedagt waren om deeze wanorders te voorkoomen. Des vervoegde zig een groot aantal burgeren cn ingezetenen dier ftad, op den agt-cn-tivintig-O-cn van fprokkel maand , aan de wethouderfchap met onderfchcidene verzoekfehriften , waar by zy aan dezelve onder betoogbragten, dat zy nog niet dan met fehrik en verontwaardiging zig herinnerden de afperfmg van geld en verdere gevvclddaadighedcn , die voor- en vervolgens op den agtfeen van lentemaand des laastvoorleeden jaars door het gemeen gepleegd waren; gevolglyk, dat, vermids de agtfte dier maand thans weder op  ?6 VADEK.LANDSCHB Uil :. op handen was, en de vreedelicvende burgers met reden bedugt waren, dat de uiter]ykc vreugde - bedry ven" des wegens weder opnieuw de dekmantel van ongebondenheid zouden kunnen zyn, hunne ed. gr. agtb. in tyds alles zouden gelieven aan te wenden , wat dienftig mogt zyn ter beteugeling van onrust-zaaiers en tot voorkooming van onheilen. Om deeze reden verzogten zy, dat hunne ed. gr. agtb. by eene gellrcnge afkundiging zouden gelieven te zorgen, dat 'er geene buitengewoone uiterlyke vreugdbedryven voor-en op den agtften der gemelde maand, of op andere tyden of by andere gelegenheden, zouden gefchieden, op eenigerleie wyze, het zy door ftooken van vuuren, opregten van eerboogen en eerpoorten , rondhedelen om geld en brandftoffen, en vooral doorhet draagen van leuzen en onderfcheidings-tekenen , ja door anderen te dwingen om dezelven te vertoonen en zig daarmede te verfieren. Ook verzogten zy, dat te gelyk mogt verbooden worden, dat de burgers en ingezetenen, het zy uit vrees voor afperfmgen, voor geweld-  HISTORIE-BESCHRYVINCi 77 weldpleeging, of om zig van lastig aanhou-i den te ontflaaiï, geene gelden zouden mogen uitreiken tot het aanregten van zogenaamde vrolykheden, ten einde de openbaare rust ongekrenkt mogt bewaard worden. Deze verzoeken waren te noodzaakelyker geworden, uit hoofde dat men reeds beweegingen onder het gemeen gewaar geworden was, even als of men voorhad de geweldhaaryen van den agtften van lentemaand des laastvoorigen jaars te ver* nieuwen. De gevreesde dag ging egter nóg gelukkig voorby, zonder dat het driftig gemeen merkelyke buitenfpoorigheden aan^ ving. In de agterftraaten der ftad zag men, even als voorheen; vreugdetekenen opgeregt 5 alles liep egter in taamelyke rust af, hebbende de wethouderfchap de voorzorg gebruikt van te beveelen, dat eene burger-compagnie van 's morgens tot 's avonds onder de wapenen zou ftaan, welke des avonds door eene andere burgercompagnie vervangen wierd. Dan, flegts eenige dagen laater , gaf het gepeupel Veel fterkere bJyken van zyne oproerigheids 784v  73 -V ADER L A X D S C H E heid, die vervolgens tot allerhande baldaaciigheiden gewcldnaary tegen meer dan eene burger-compagnie, wanneer dezelven des avonds ter v/agt optrokken, uitbarstte, tcnvyl van den anderen kant het zogenaamde vry-corps of wapengenootfchap, beftaande uit een goed aantal Rotterdamfche burgers , aan den bitteren haat en woede van het muitziek en opgeruid gemeen thans inzonderheid ten doel ftond, welks oprigting door het gepeupel gehouden wierd de vernedering des Stadhouders tebcüogen, waarom veele leden van het zelve van tyd tot geweldig aangerand of openlyk gehoond wierden. Ook liep dit wapengenootfchap by de woeste menigte te meer in het oog, omdat zy hetzelve als een teugel tegen haare baldaadige bedryven aanmerkte, waarom men het eindelyk zo verre wist te brengen, dat hetzelve door de wethouderfchap vernietigd wierd. Onder dc burger-cómpagniën had het gemeen het vooral gemunt op die van den kapitein Jan Jacob Elfevier, raad in de vroedfehap der Had en lieutenant-colonel der burgcry. Op den twee - en - twintig-  HISTQRIE-BESCHRYVINC. 79 tigften van lentemaand wierd deeze burger-compagnie , aangevoerd door haaren lieutenant Leonard van ZwyndrecJit, des avonds optrekkende, van het gemeen door den gewoonen baldaadigen kreet van hoezee! en Oranje boven! derwyze belemmerd en in haaren marsch verhinderd, dat haar commandant zjg genoodzaakt vondt om de compagnie op een kleinen afftand van de parade-plaats halte te doen houden, en zyne onderhoorige manfehap te beveleen om hunne geweeren met fcherpc patroonen te laaden , waardoor de woeste hoop beteugeld wierd en aftrok, laatende dus aan de burgeren plaats om onbelemmerd naar de hoofdwagt te trekken. Deeze en verdere geweldnaaryen waren alleenlyk hier aan toe te fchryven, dat deeze compagnie (onder welke zig ook verfcheide leden van het vry-corps bevonden) zig door haare y verige beoefening van. en bedreevenheid in den wapenhandel en door het draagen van uniforme, by het opgehist gemeen haatlyk gemaakt had , hetwelk nog meer verbitterd wierd, toen de regeering twee dagen daarna eene fcherpe af- De burgerwagt te Rotterdam door liet gemeen aangerand.  , VU- 80 VAÖERLANbSÖHE afkundigingdeed tegen het hoonen en aanranden derburgerwagti dezelve niagtigende om des nocids geweld met geweld te keer te gaan. Twaalf dagen hater, haamlyk den nagt tusfchen den derden en vierden Van grasmaand , toen dezelfde compagnie wederom ter wagt optrok onder het bevel van den gemelden lieutenarit, floeg het gemeen tot dè üiterfte gewelddaadigheden tegen dezelvö over. Eenige dagen te vooren had men reeds briefjes aangeplakt, waarby zwaaré bedreigingen aan den heer Elfevier en eenigen zyner onderhoorige manfchap gedaan wierden. Ter uüre van het optrekken der wagt, was eene famenrotting van eene talryke menigte volks op de gewoone parade ■ plaats vergaderd : agteriveertig adelborsten lieten zig op de gewoone vergaderplaats, in de Princeftraat i vinden, De Lieutenant van ZWyndrecht, die de wagt opleidde, Vaardigde eerst dei rotsgezellen der compagnie naar de poorten af, voorziende, dat het welligt wat laater kon worden, eerdat men aan het ftadhuis was, en dat de poorten alsdan op den  Historie-'beschry ving Si dén behooreiyken tyd niet zouden kunnen bezet zyri; Hierop ontftond een geweldige aandrang van volk, verzeld van een groot gefchreeuw; waardoor de onverzaagde lieutenant in het commando ten eenemaal belemmerd wierd, waarom hy naar het volk toetrad, hetzelve met veel minzaamheid tot dricmaalen toe verzoekende om zig flil te houden en plaats te maaken, hen tegelyk herinnerende de laast gedaane publicatie der regeerirg * met byvoeging, dat hy zig, by weigering', zou genoodzaakt vinden omfterkerë middelen te gebruiken; In plaats dat deeze bezadigde en welmeenende aanmaaning' van eenige goede uitwerking zou zyn , vermeerderde integendeel het gedrang eri het gefchreeuw, vergezeld met het werpen van vuiligheid : zelfs drong een karei door, op wien de lieutenant al van den beginne af het oog had gehad , als ééri der eerften in het opheffen van het gefchreeuw ; en wanneer de lieutenant hem nogmaals verzogt plaats te maaken om wat ergers voor te koomen, ligtte hy zyne hand op, hem dreigende en tevens 1784;  %2 VADERLANDS CHE hem met fchelden en vloeken aanrandende ; waarop de lieutenant aan écnen der dienaaren des gcregts , die zig met een onderfchout, op affpraak van den hoofdofficier der ftad, daaromtrent bevonden» beval dien perfoon gevangen te neemen en tusfehen de pelotons ter bewaaring te geleiden. Dit verwekte nieuwe beweeging, doende men aile moeite om den gevangenen te ontzetten, zelfs zo, dat één* der geregts - dienaaren gekwetst wierd, waar door men genoodzaakt wierd het geweer te vellen om meester te blyven van den gevangenen. Eindelyk, naar veel tegenftand , wierd de marsch aangenomen naar het ftadhuis ; dan, onder weg wierd op de compagnie door het gepeupel van agteren aangedrongen, en door hetzelve cenige geweeren gelost en met fteenen naar dc burgers gefmeeten, dreigende het gemeen met mesfen in te dringen om de compagnie te verftrooien. In dit akelig tydgewrigt liet de manhafte lieutenant van alle zyden front maaken, en het agterfte peloton , waarop de fterkfte aanval gei'chicdde , vuur gecven , het gene egter dus  feiSTÖRIÈ-BÈSCHRYVING. düs aangelegd wierd j dat veele fchooten boven den man heen gingen, waarop één der aanhitfcrs het gemeen aanmoedigde, met aan hetzelve te beduiden , dat men flegts met los kruïd fchoot 5 die daarop ook in hegtcnis genomen wierd. Na dat dit vuuren eenige ruimte had gemaakt, geraakte men wederom in den marsch, en 'er wierdt terftond iemand naar het ftadhuis afgevaardigd om de kleine alarm-klok te doen kleppen, om dus niet alleen fpoedige hulp te erlangen', maar ook eenè menigte van het volk naar de loopplaatfen hunner compagniën te doen heen gaan * het gene terftond gefchiedde. Men geraakte dus door een aanhoudenden en vermeerderenden aandrang langzaamerhand naaf het ftadhuis,het gene, zo goed mogelykj door den kleinen hoop burgers bezet wierd , die de gevangenen overleverden; Doch , naauwlyks was de bevelvoerende officier in de kamer der heeren van de wet gegaan om verflag te doen ■/ of men kwam berigten, dat men het niet langer houden kon döor het fmyten met lleenen, waarop meergemelde lieutenant F 2 naar  1784. 24 VADERLANDSCHE naar buiten ging, en het volk wederom verzogt om te rug te gaan ; dan, door het werpen van fteenen geen kans ziende om zyn doel te bereiken, was hy genoodzaakt weder te laaten vuuren. Terwyl dit aan de ééné zyde gefchiedde , drong men wederom van de andere zyde aan, wanneer een karei met een ftecn in de hand gegreepen en gevangen genomen wierdt. Eindelyk rukte de burger-compagnie nn. 10. aan, welke het ftadhuis bezette, terwyl de compagnie n°. 9, zynde die van den colonel Elfevier, de hoofdwagt betrok. Inmiddels wierd doof de wethouderfchan bevolen de groote alarmklok te luiden, waar door alle de "compagnien in de wapenen kwamen, en de ganfche ftad bezet wierd, wanneer de heer Elfevier, in weerwil der aan zyn huis gedaane bedreigingen, zig, van zyne huisbooden en één of twee anderen vergezeld, naar het ftadhuis begaf, en aldaar met de tederfte blyken van wederzydfche aandoening door zyne manfchap ontvangen wierd. Door het in de wapenen verfchynen der compagniën geraakte alles ftil opdeftraat? en  HÏSTORIE-BESCHRYVINS. 85 en deezcn fcheidden des ogtends ten vier uuren. Dan, onder het ftadhuis ontftond wederom , door het toedoen van ecnige rotsgezcllen van de ééne en andere daar zynde compagnie, eenige verwarring, die egter door het naar huis zenden dier on. rustige rotsgezellen geëindigd wierd. By dit oproer waren zes muitmaakers gekwetst geworden, waarvan één, eenige dagen laater, aan zyne wonden overleed. De twee gemelde compagniën bleeven tot tien uuren aan het ftadhuis, en wierden toen afgelost door twee andere, het gene by verwisfcling tot den middag van den vyfden dier maand gefchiedde. Dan, dien zelfden namiddag, kort na dat de burgcrwagt van het ftadhuis afgetrokken was, ontftond 'er wederom een nieuwe toeloop voor het huis van éénen der adelborsten uit de compagnie van den colonel Elfevier. Hierop verfchecn op nieuw eene compagnie burgers in de wapenen, waar van de helft naar het gemelde huis wierd afgevaardigd , die , na het huis bezet te hebben, aldaar door een ftads-boode eene rcfolutie van de wethouderfchap tegen alF 3 le 1784.  86 VADERLANDSCHE le famenrottingcn deed voorleezen , het welk tot gevolg had, dat de toeloop des volks van' langzaamcrhand verminderde, en alles voor cenigen tyd in taamelyke rust geraakte. Egter bleeven de adelborsten der meergemelde compagnie van den heer Elfevier het doel van den haat des gemeens : zelfs wierd op den zevenden van grasmaand, en dus flcgts vier dagen na het oproer , één der adelborsten uit die compagnie des avonds op eene vcrraadcr]yke wyze met een mes door een vermomd perfoon aangevallen, zonder gclukkiglyk denzelven adelborst, die zig moedig te weer ftelde, niet dan eene geringe wond aan de hand toe te brengen. Uit voorval had tot gevolg, dat de regcering 's anderen dags , by openbaare afkundiging, eene belooning van duizend guldens uitloofde aan den genen, die den daader van dat vcrfoeielyk ftuk zou ontdekken, tevens fcherplyk verbiedende, de officieren en adelborsten der burger-compagnie n°. 9 op eenigcrlcie wyze te hoonen, veel mm feitlyk aan te vallen , op ftraffe van als verftoorders yan de rust en veiligheid der  HISTORÏE-BESCHRYVING. 87 ' der ftad ftreng en voorbeeldig geftraft te r zullen worden. Ook wierden, by dezelfde publicatie , de meergemelde officieren en adelborsten door de wethouderfchap in haare byzondere befcherming genomen* Eenige dagen laater deed de wethouderfchap by eenen omftandigen brief verflag wegens het voorgevallene aan de ftaaten van Holland, op hoogstderzelver voorafgaande afvordering , in welken zy , ten befluite, verklaarde, dat zy hoopte in ftaat te zyn om de rust der ftad te handhavencn, offchoon zy betuigde niet geheel en al buiten kommer te zyn , dat eenige fchriftlyke verzoeken, haar by herhaaling gedaan, welken, door het groot getalondertekenaaren als dringende konden worden aangemerkt, en ftrekten om het vrycorps te doen vernietigen, mogelyk aanleiding zouden kunnen geevcn , dat de rust haarer ftad wederom zou gevaar loopen. Dit vry-corps of genootfehap vrywillige fchutters , op het voetfpoor van andere foortgelyke wapengenootfehappen in de ftad Rotterdam federt eenigen tyd epgeF 4 reS£> 784-  VADERLAJfDSCHE jF?84 Request to yernietigiDg van het vry corps ingeleverd. regt, liep by de fmalle gemeente dier ftad, gelyk wy ftraks met een woord aanroer-; den, vooral in het oog, dermaatc , dat tot deszelfs vernietiging eerlang door de regeering beflooten wierd. Onder de burgery der ftad Rotterdam waren 'er verscheiden , die uit afgunst, argwaan , of eenige andere bedoeling, insgelyks op het zelve gebeeten waren. Deeze verregaande verdeeldheid tusfehen de burgers, waar van egter het aanzienlykfte en grootfte gedeelte de bedryven van het onrustig gemeen en deszelfs begunstigers onder de burgcry openlyk afkeurde , nam egter meer en meer toe , zodat de openbaare partyfehap tusfehen de inwooners in geene ftad fterker doorftraalde en tot grootere verbittering overflocg, dan te Rotterdam , waar het gemeen, door de kwalykgczinden geftyfd, en |gelyk vcclen beweerden , door de wethouderfchap niet ftreng genoeg beteugeld, de ftad met de pitérfte verwarringen fchcen te bedreigen^ Beide partyen gaven voor, dat zyde handhavening der openbaare rust bedoelden. De vyanden, van het wapengenootfehap, 4*8  HISTORIE-BESCHRY VING. 89 die zig openlyk voor voorftanders van het huis van Oranje uitgaven, hadden zig reeds op het laast van lentemaand deezes jaars,by een verzoek fchrift,hetwelk door 425 lieden van dien woelzieken aanhang ondertekend was , aan de Rotterdamfcha wethouderfchap vervoegd, waarby zy verklaarden , dat zy het opregten van zodaa^ nig een corps vrywillige fchutters aanzagen als volftrekt onnoodig ter weering van alle bcweeging en onrust, die onverhoopt zouden mogen ontftaan , gelyk de opregters van dat corps zig in hun ver zoekfchrift aan de regeering hadden uitgcdrukt. Zy beweerden, dat al het misnoegen en de onlusten, die thans in de ftad heerschten, eenig en alleen moesten toegefchreeven worden aan de opregting van dat vry corps zelf, zodaanig dat zy betuigden te vreezen, dat zulks ten cenigen tyde van de heillooste gevolgen voor de ingezetenen der ftad zou zyn. Weshalve zy de wethouderfchap verzogten, dat dezelve, tot bewaaring der rust binnen de ftad, het plan en reglement van dat corps \ry willige fchutters nimmer zou goedkcu-  Re F. otter dzmkhe rc peering vei viizigi het vry-coryts. 9Q VADER LANDSCHE ren, maar in tegendeel het vry-corps vernietigen, en ook vervolgens alle verdere corpfen, welken nog zouden kunnen opkoomen, tegenhouden. . Het leed egter nog meer dan eene volle I maand, eer dat de wethouderfchap, ovcrëenkomftig met den wensch van het gepeupel , tot de vernietiging van het vrycorps befloot, terwyl in dientusfehentyd het boven gemelde oproer plaatsgreep, en de leden van het wapengenootfehap door het gemeen fmaadlyk bejegend en fomtyds zelfs gewclddaadig behandeld Avierden. In het begin van bloeimaand vondt de wethouderfchap goed, om het voorheen toegeftaane verlof aan het corps vrywillige fchutters in te trekken, om redenen, die hunne cd. gr. agtb. daartoe bewoogen, betuigende zy te gclyk geen het minftc agt te Jlaan op eenige verzoeken , hen deswegens gedaan. Egter verbooden zy ten fterkftcn om op eenigerleie wyze door woorden of anderzins de leden van dat vernietigde corps te beleedigen, op ftraffc van volgens alle ftrengheid van wetten, naar eisch van zaaken, zelfs aan den  HISTORIE-BESCHRYVING. pi tien lyve gestraft te zullen worden, ver : klaarende zy te gelyk, alle de leden in hunne byzondcre befcherming te ncemen. Ook erkenden zy, dat het gemelde corps, door een pryslyk oogmerk en alleszins welmeenenden yver, aanleiding had gegeeven tot het beter oefenen der burgeren in den wapenhandel, waarom zy ter deezer gelegenheid der burgery aanbevoolen zig vlytig in de zo nutte behandeling der wapenen te oefenen. Wat vervolgens betrof het draagen van i Oranje - linten en ftrikken , ( waarin zig \ verfcheide burgers, vooral rotsgezcllen,, met het baldaadig gemeen gelyk hadden gefteld , in fpyt hunner vreedelievende medeburgeren} , daaromtrent betuigden hunne ed. gr. agtb. vernomen te hebben, dat fommige burgers, de nagtwagt zuU lende houden onder het raadhuis, in het optrekken en aftrekken, midsgaders geduurende hun verblyf aldaar, zo door het draagen van gekleurde linten en cocarden, als door een onbehouden en onbehoorelyk gefchreeuw (naamlyk van vivat Oranje ! hoezee! Oranje boven! enz.} niet weinig aan- Inntreselcn cr Rottcrïamfche reeering tecen Ie oproerige >eu'eegin£cn.  J7H 92 VADERLANDSCHE .aanleiding gaven, dat de goede orde, welke zy, als wagthoudende burgers , verpligt waren te bewaaren, geftoord wierd. Weshalve zy wel ernftiglyk aan alle burgers verbooden, om onder de wapenen, of op de wagt, zig door het draagen van eenige gekleurde linten of corcarden te onderfcheiden, met byvoeging en vastftelling van geldboeten tegen deovertreeders van dit verbod. Wyders nam de wethouderfchap de officieren en burgeren der compagnie no. 9. ter deezer geleegenheid nogmaals in haare byzondere befcherming, met bygevoegde herinnering der onlangs gedaane waarfchouwing tegen het hoonen en belemmeren derburgerwagten, en met byzonder verbod, met betrekking tot de burger-compagnie n°. 9. om eenige famenrottingen te maaken , waar door die compagnie in haaren marsch naar het raadhuis of in eenige van haare verrigtingen zou kunnen belet worden, op ftrafle dat alle degenen, die, zig op den weg dier compagnie bevindende, op de eerfte aanmaaning weigerden terug te kceren, zouden aangemerkt worden als met een kwaad  HISTORIE-BES CHRTVING. 93 kwaad voorneemen en opzet aldaar gekoomen te zyn , en dienvolgens als ongehoorzaame burgers en verftoorders der algemeene rust terftond in beflooten hegtenis zouden gebragt en naar geftrengheid der wetten geftraft worden. Deeze maatregelen deeden egter de gewenschte uitwerking niet, blyvende het gemeen en deszelfs aanhangers onder de burgery even verbitterd tegen hunne medeburgers , zo dat de verwarring binnen de ftad en de vrees voor grootere on^ heilen meer en meer toenamen , totdat een nieuw en luidruftig voorval met de wagthoudende burgery, naauwlyks twee maanden na deeze afkundiging, de aanzienlykfte ingezetenen in grooten aantalle noodzaakte , om, alle andere middelen vrugtloos vindende, zig met nadrukiyke fmeekfchriften aan de ftaaten van Holland te vervoegen, ten einde dezelven in de handhavening van de rust der ftad en welvaart der ingezetenen,kragtdaadigervoorzien zouden, dan zy langer van hunne wethouderfchap konden verhoopen. Intusfehen hadden de gewaande yveraars voor 17 M<  De'{haten van llo'.'ai verbiectenhc draagen va oproer - leu zen. 94 vaderlAndsche voor den ftadhouder, welker aanflageri deeze bloeiende koopftad door hunnen doldriftigen yver en euvelmoed fchier op den rand van haaren ondergang gebragt hadden, insgelyks in andere fteden het vuur van oproerigheid poogen aan te ftooken, het gene egter in die plaatfen kragtdaadig gefluit en door gepaste maatregelen verhoed wierd, gelyk uit het vervolg deezer gefchiedenis nader zal blyken. Tot dat zelfde einde flrekte niett weinig de nadruklyke publicatie , door 1 de flaaten van Holland op den zestienden van zomermaand deezes jaarsgearrefteerd, waarby hunne ed. gr. mo. verklaarden „ met het uiterfte leedweezen en de hoogfte verontwaardiging de verregaande buitenfpoorigheden vernomen te hebben, welken, zo door het voeren van oproerige gefprekken en het houden van byeenkomften, als het draagen van tekenen en leuzen van partyfehap , eindelyk tot die hoogte geklommen waren, dat zy thans niet alleen in fommige plaatfen tot oproer waren uitgebroken , maar ook van dien aart waren, dat, wanneer daartegen niet ten  HISTORIE-BÊSCHRYVlNC. 95 ten fpoedigflen voorzien wierd, zy ligt van plaats tot plaats zouden kunnen overflaan- Weshalve hunne ed. gr. mo- aan alle in- en opgezetenen ernftiglyk aanbevoolen, om zig te wagten van alle oproerige gefprckken, beweegingen en famenrottingen, en alles wat verder aanleiding zou kunnen geeventotverftooring van de onderlinge rust en eendragt, verbiedende de ftaaten ten dien einde wel byzonderlyk het draagen van eenige tekenen of leuzen van partyfchap of oproer, veel meer, anderen te dwingen om dezelven te draagen, opltraffe van hoogstderzelver hoogfte verontwaardiging, tnidsgaders van als verftoofders der gemeene rust ftrenglyk te zullen geftraft worden. Terwyl de gewaande yveraars voor de belangen van het huis van Oranje dus veelverwarring verwekten, om, als het ware,! de voorregten des erffiadhoudcrs te handhavenen, deed de koning van Pruisfen' wederom op den negentienden van lentemaand deezes jaars eenen ftap, ten voordeele van zyncn behuuwden neef, den erfftadhouder, met zig ten dien einde by eene 1784- 3 e fconing ?aii Pruisfen chryft den taaien te» 'oordeele 'an den prins irfftadhouler.  g6 VADÉRLANDSCHE J7B4 ;eene wydluftige en nadriiklykcmisfivcaaii hunne hoograogenden te vervoegen. Iri deezen brief herinnerde de koning den ftaaten, hoe hy, by eene memorie door zynen gezant van Thukmcyer op dcntwintigften van louwmaand des voorleedeneri jaars aan hen overgegeeven, hen had laaten verzoeken van eindelyk eens zodaanigc vaste maatregelen te neemen, dat de prins van Oranje en Nasfau niet zo onfehuldig en onverdraagelijk vervolgd , maar veeleer in het gerust bezit der' ampcen en voorregten, hem en zynen huize erflyk opgedraagen, gehandhavend mogt werden, en hoe hy hetzelfde verzoek, op den dertienden van fprokkclmaand deszelfden jaars, aan de fcaaten van Holland, insgelyks by eene misfive, had gedaan. Tot zyn groot leedweezeri betuigde de koning in't de alom bekendé openbaare gebeurtenisfen te verneemen* dat, ondanks zyne welmeenende vertoo-gen en vriendnabuurlyke aanmaaningen, eenige onrustige, eerzugtige en alleenlyk hun eigen voordeel zoekende perfoonert beftendig voortgingen met den prins erf- ftad^  HISTORIE BESCHRYVIJÏG. 07 ftadhouder op de vyafadlykfte wyze te vervolgen, en hem in zyn perfoön, waardigheden en voorregten aan te vallen. Het Was wereldkundig ('verklaarde de koning )j dat hy dagelyks in alle deezè bé. trekkingen by openbaare gedrukte gefchrif. ten fchimpagtig wierd aangerand ; dat deeze fehriften eene befteiidige befcherming vonden, en geen verbod nog ftraf daartegen by de overigheden plaats had, en dat by gevolg de natie daardoor op' eene ongeoorloofde wyze tegen den perfoön en waardigheden van den heer erfftadhouder wierd opgehist, daar integendeel alle die geenen, welken voor hcrri ipraken , of fchreeven, vervolgd, mishandeld , verdreeven, en zelfs geftraft wier» den. Even wereldkundig (zeide hy) was het ook , dat men van het erfftadhonderfchap het eene aanzienlyk en gewigtig voorregt na het andere willekeurig afnam.- Voorts erkende de koning het ftaatsgeflel des gemeenenbest niet genoeg te kennen, en betuigde geen oogmerk té hebben om hetzelve te beöordeclcn, veel' G min1 17 ,  98 VADERLANDSdHE min te bedillen; doch, het was algemeen bekend, dat de republiek aan 's prinfen vader, voor hem en alle zyne nakoome. ƒ ngen van beiderlei geflagt, het erfftadhouderfchap met alle de ermede verknogte voorregten, onherroepelyk had opgedraaggen, waarom het hemontwyfelbaarfcheen te zyn, dat die voorregten, welken de tegenwoordige erfftadhouder en zyne voorzaaten werkclyk hadden bezeten en uitgeoefend, en waartoe die, welken thans aangevallen wierden, voor zo veel den koning bewust was, buiten tegenfpraak behoorden, hem niet willekeurig eenzydig, zonder zyne bewilliging en zonder medewerking der geheele republiek, veel minder door enkele fteden of landfchappen, maar zo terftond en daadlyk konden afgenomen worden. De koning hield zig verzekerd, dat de prins, wiens regtfchapen karakter hy betuigde te kennen, geen misbruik van zyne voorregten maakte, en dat noch hunne hoogmogenden noch eenig welgeïntentiöneerd medelid van den ftaat voorneemens zouden zyn om het enïïadhouderichap wederom geheel en  HISTORIE-BE SCHRYVÏ>;"(?. 00 en al af te fchaffen of hetzelve zodaahig te beperken* dat alleenlyk de enkele voorftelling van eene ydele waardigheid er van overig bleef. Veeleer (zeide de koning verder) Was het te verhoopen, dat elk burger in de republiek, de zaak wel inziende, zig met dankbaarheid zou herinneren, dat de geheele republiek voornaamlyk door den onverzettelyken moed , door de buitengewoone voorzig^ tigheid en zelfs door het bloed van de voortreffelyke voiften uit den huize Van Oranje en Nasfau, gevestigd, behouden, en uit de grootfte gevaaren was gered geworden; ja, dat zelfs in die tusfehentyden, waarin het ftadhouderfchap vernietigd Was geweest, de republiek zig flegter had bevonden, en door inwendige onlusten zodaanig was beroerd en op den oever haars verderfs gebragt, dat men* om haar van haaren ondergang te bevryden, altoos weder zyne toevlugt had moeten neemen tot de hcrftelling van het ftadhouderfchap. Wyders betuigde de koning vatt deri erfftadhouder en deszelfs naaste erfgenaa-  IOO VADERLANDSCHB 1784, men te kunnen verzekeren, dat zy zeker]yk nooit iets noch tegen de vryheid noch tegen het welzyn van den ftaat, waarmede hun welzyn zelf zo onaffcheidelyk verbonden was-, zouden onderneemen, maar veeleer het erfftadhouderfchap en hunne hooge ampten , overëenkomftig den zin en het fyftema der ftaaten, zouden waarneemen, zonder daarvan ooit af te gaan, waarvoor zyne Pruisfifche majesteit getuigde altyd gaarne en openlyk te willen inftaan ; het gene hy zo veel te zekerer doen kon, daar hem de edele gevoelens en grondbeginfelen van den erf-, ftadhouder en van zyne gemaalin bekend waran , als mede die, welken zy hunnen kinderen inboezemden, en daar hy zelf hen by alle gelegenheden aanraadde om al hun geluk en welzyn op de vryheid, eendragt en grootftc bloei der republiek en in het byzonder op eene volmaakte verftandhouding met hunne hoogmogenden te vestigen. Voorts hoopte en vertrouwde de koning, dat de ftaaten deze voorftellingen enkel en alleen zouden aanzien als een gevolg van zyne vriendna-  ÏII3T0 RI fc-BESCHRYVJNG. ÏOI nabuurlyke gevoelens, alsmede van het aandeel, het welk hy niet kon nalaaten te neemen in het lot van een vorftlyk huis, het welk hem zo na in bloedverwantfchap beftond, en dezelven niet zouden aanmerken, als of hy zig in hunne inwendige aangelegenheden zogt te dringen, en de zo wel verkreegene als bevestigde vryheid van den ftaat te na wilde koomen. Alle deeze betuigingen, en verzekeringen befloot zyne Pruisfifche majesteit met de volgende vcrklaaringen en verzoeken. „ Al het geen wy tot dus verre hebben „ aangehaald, is zoo duidelyk, dat hetzel„ ve aan geene de minfte twyfeling on* „ derhevig kan zyn Wy verzoeken uwe „ hoog mog. dierhalven op de inftante,, lykfte en dringendfte wyze, om de fu'fifteerende onlusten op het ernftigfte te „ willen bemiddelen , en zodanige duur„ zaame maatregelen te neemen, dat de , thans 70^ ^ewoone hevige en nadeelige „ gefchrifttn , zoo tegens het erfftad„ houderfchap , als van beide zyden, als „ waardoor de verbittering maar ver-. G 3 „ meer 1784  103 VADERLANÖSCHK „ meerderd en aangeftookt word, in het „ byzonder ten ftrengüxn mogen worden „ verbooden , gefupprimeerd en geftraft» „ als wanneer even het zelfde in onze na„ buurige landen zal gefchieden ; dat „ voorts de vervolgingen en perfooneele „ beleedigingen van den heer erfftadhou„ der en van die genen , welken zyne „ vrienden zyn , nadruklyker en meer „ overëenkomftig met de wetten worden „ tegengegaan , dat mede alle voorkomen„ de nieuwigheden en de daaruit natuur„ lyker wyze voortfpruitende onlusten en „ fa&iën op alle mogelyke wyzen worden „ voorgekomen; dat verder getragt wor* „ de om eene verzoening en eensgezind„ heid te bewerken tusfehen den heer erf. „ ftadhouder en die perfoonen , welke „ hem tegen zyn; dat de heer erfftad„ houder in het rustige bezit van alle die „ regten en prasrogativen, welken hy tot „ nu toe heeft gehad, verblyve; dat gee„ ne van dezelven hem willekeurig wor„ de ontnomen; dat dezulken ,, welken hem „ reeds ontnomen zyn, te rug gegeeven, p worden, cn dat in het vervolg de zaa- >- ke$t  H 1 STOF I B-ES SCHRY V INC. lOÏ „ ken van Haat met hem, zo als de ou„ de conftitutie het medebrengt, met on„ derlinge eensgezindheid en te vreeden- heid worden bezorgd envolbragt. Wan- neer dit gefchied, zal daardoor zeker„ lyk de rust en wclftand der republiek „ aanftonds wederom herfteld en beves„ tig4 worden , en uwe hoog mog. zul„ ïen niet alleen de goedkeuring van alle hunne welgcïntentiöneerde mede bur„ geren, maar ook van geheel Europa be„ koomen; daar wy inhetbyzonder, naar de legging van onze ftaaten en naar on„ ze oude verbintenisfen met de repu„ bliek, zoo wel aan de beftendigheid van haare jegenswoordige conftitutie, als ;, aan het lot en het behoud van het vors- telyk huis van Orange en Nasfau en „ deszelfserfftadhouderfchaps, hetleeven„ digftc aandeel moeten neemen, en eene ,, verandering, ten haaren opzigte, ons ,, niet onverfchillig kan zyn; zoo hoopen «3 wy, dat uwe hoog mog. ons omtrent 3, den gcheelen inhoud van deezen brief „ niet zullen verdenken, maar de daarby gedaane openingen zullen aanzien als G 4 „ eenen [784.  T784 IG>4 VADERLANDSCHK „ eenen oprcgten en wclmeenenden raad „ van een waaren vriend van hunnen ftaat, „ cn daarop eensgezinde reflexiën zullen „ flaan , alsmede aan de voorftellingen, ,, die onze gezant van Thulemeycr by }, voorkomende gevallen op onze byzor, „ dere bevelen van tyd tot tyd zal doen, „ een tocgeneegen gehoor zullen gee„ ven. Deeze merkwaardige brief van den koning van Pruisfen baarde hier te lande cn alöm zeer veel opziens. Veele vonden het zeer vreemd, dat eene buitenlandfche mogendheid zig in dier voege met het inwendig en huishoudelyk beftier van deezen ftaat inliet, inzonderheid, doordien de ganfche brief van dien vorst bewees, dat hy niet zonder reden erkend had de ftaati-gefleldheid der republiek niet genoeg te kennen. Al het gene zyne majefteil in denzelven beweerde wegens het verkorten van de regten des erfftadhouderfchap* en wegens de vervolgingen, aan den perfoon van den prins erfftadhoudcren deszelfs voorftanders aangedaan, kwam meestal ui,t op. de dagelykfchc uitftrqoi-  HISTORIE-BESCHRYVING. IOJ felsen voorwendfelszyner yverige aanhangen), en was in zo algemeene en onbepaalde bewoordingen vervat, dat het fchier een raadfel bleef, wie zyne majefteit cigenlyk bedoelde, ten zy met wilde onderftellen, dat de koning hen allen voor vervolgers van den prins hield, welken het waagen durfden hem te mishaagen met hunne onvervreemdbaare regten te hand* havenen, zelfs wanneer de ftadhouder, zyne inftructiën klaarblykelyk te buiten gaande, inbreuk op 's lands voorregten deed, en zig zulke beftellingen aanmaatigde, die hem nimmer ftaats-u yze opgedraagen of plegtig en wettig afgeftaan waren. De klagten over het zogenaamde verdry ven , vervolgen en flrafFen van allen , die voor hem fpraken of fchreeven, klonken des te vreemder, door dien deezen 's lands fouvereinen fints zo langen tyd onverhinderd gelasterd, gehoond en op alle wyzen gefmaad hadden, zonder dat hen geregtlyke vervolging aangedaan ware, terwyl zy zig van de begunftiging des ftadhouderlyken hofs zeker 'hielden. Met gén woord, men zag ligt, dat den koning Q s dcor  IOÖ VADERLANDSCIIE ^ 1754 DePrnifiifci gezant ve voegt zig a: de afgevaa di-rden de ftad Amflc dam. , door kwalykgezinden zodaanig een denkbeeld was ingeboezemd, als of men vraarlyk het wettig gezag des ftadhouders, hem by zyne inftrucHën toegevoegd, op alle wyzen verkortte, daar het integendeel zeker was, dat deeze intrucliën in haar geheel gelaaten waren, en men alleen dc ingefloopene aanmaatigingen, ftrydig met 's lands wetten en voorregten, in verfcheide provinciën tragtte te wecren. ie Niet lang na het inkoomen deezer klagnten van zyne Pruisfifche majefteit, ver" voegde zig deszelfs gezant van Thulemeycr '~ met eene nota aan de afgevaardigden der ftad Amfterdam ter vergadering van Holland, waarin hy hen voorhield', dat hy onmiddclykc bevelen van den koning zynen mcefter ontvangen had, om aan de heeren wethouders der ftad Amfterdam te hcrhaalen den inhoud van den boven vermelden brief des koning*, en dcrzelver aandagt te vestigen op de gewigtige onderwerpen, vervat in denzelven, wordende zy tevens door zyne majefteit uitgenoodigd om met hem mede te werken in het handhavenen der ftadhouderlyke voorregten en het her»  HISTORIE.BESCHRYVING. lOf herftellen der eensgezindheid onder de: regcerings-leden van het gemeenebest. Da koning hieldt zig verzekerd, dat zy hunnen invloed op de raadpleegingen der Ieden van de regeering bereidwillig zouden aanwenden, op dat het te geevene antwoord van hunne hoogmogenden voldoen zou aan 's konings verwagting, door het bevoorderen der middelen van verëeniging, welken hen hy voorgcilagen had. Deeze nota, die de gezant van Thulemeyer aan de afgevaardigden van Amfter d dam op den agtften van grasmaand ter hand g ftelde , aan de wethouderfchap dier ftad medegedeeld zynde , wierden derzelver afgevaardigden ter vergadering van Holland , gelast om den gezant te verzekeren van haare diepe eerbied voor zyne Pruisfifche majefteit, en hem te verklaaren , dat zy in het byzonder zeer gevoelig was aan de eer , die zyne majefteit zig verwaardigd had haar aan te doen van zig door de ftem zyns gezants aan haar te rigten , om haar den inhoud van zynen brief aan de ftaaten-generaal te herhaalcn. £y betuigde niet in gebreke te zullen bly- ven Antwoord sr Amftsrunrche rc:eruig.  Io8 VADERLANDSC. HE" ■ ven van alle haare aandagt te verkenen aan de onderwerpen , die in dcnzelven waren voorgedraagen. Dan, vermids zy, wethouderen der ftad Amfterdam , de eer hadden van één lighaam uit te maaken met de leden der fouvereiniteit der provincie van Holland , zo konden zy niet treeden in een onderzoek van den inhoud van den gezegden brief zonder derzelvcr medewerking. Ondertusfchcn maakten zy geene de minfte zwaarigheid om aan zyne* majefteit van nu af te verzekeren , dat niets hen meer ter harte ging, dan het herftel der binnenlandfche rust en het handhavenen der eensgezindheid onder de rcgcerings-ledcn van den ftaat, als mede het handhavcnen der regtmaatige ftadhouderlyke voorregten. Voorts verklaarden zy altoos hunnen roem te ftellcn, om meer en meer, voor zo veel van hen afhing, de gronden der conftitutie van deezen ftaat te bevestigen , in welker handhave. ning zyne majefteit gocdgunstiglyk getoond had deel te willen neemen, waar voor zy de eer hadden aan den koning hunne diepe erkentenis te b.'tuigen. Dit  HI8T0RIE..BESCHRY VING. }«£ Dit antwoord wierd door de afgevaardigden van Amfterdam op den een en twintigften van grasmaand aan den Pruisfifchen gezant overhandigd. Ondertuslchen had de meergemelde brief van zyne Pruisfi-; fche majefteit , die thans het onderwerp \ der raadpleegingen- in de onderfcheidene provinciën uitmaakte, de aandagt van het publiek tot zig getrokken, en den fchry. veren van verfcheide nieuwspapieren en andere tydfchriften aanleiding gegeeven om hunne aanmerkingen op denzelven aan het publiek voor te draagen, het gene dooiden Pruisfifchen gezant van Thulemeyer zo euvel wierd opgenomen, dat hy zig met klagten over verfcheiden van die fchryvers aan hunne hoogmogenden vervoegde by eene nadruklyke nota , die hy op den laasten van grasmaand inleverde,en waarby hy verklaarde , door den koning zynen meester gelast te zyn , om met eene geduurige oplettendheid het oog te houden op de wyze, waarop de fchry vers derHollandfche couranten en andere tydfchriften aan het publiek 's konings brief van den negentienden van lentemaand deezes jaars zou- 1784* Aagten van jen Pruislï"chen gezant >ver vercheideïieuwspa'iercn en tydii chrifcen.  Ï784- 110 VA-DÉRLANDSCHE zouden aankundigen. Hy verklaarde niet verwagt te hebben, dat vermetene fchryvers de eerbied van eenen gröoten monarch , vriend en nabuur der republiek, Uit het oog zouden verliezen, in zo verre van zig het onderzoek aan te maatigen van een flap, die tot hier toe het onderwerp der beraadflagingen der ftaaten-generaal nog niet had uitgemaakt, met een voorneemen, het welk (zyns bedunkens) in ftaat was om de zuiverheid der heilzaame oogmerken , die denzelven hadden te wege gebragt, te vervalfchen, en de oogen van het publiek, reeds federt langen tyd door hunne inblaazingen misleid, te beguichelen. Hunne hoogmogenden (dus ging hy voort) zouden ligt kunnen begry. pen, dat eene zo toomlooze ongebondenheid niet dan de verontwaardiging des konings kon verwekken , en zouden gewislyk in dat gevoelen deel neemen, indien zy hunne aandagt vestigden op eenige tydfchriften, welken hy hen ftukswyze, met opgave der nommers en dagtekeningen, opnoemde. Hy vleidde zig, betuigde hy verders, dat hunne hoogmogenden niet zou-  Hl STORIE-BESCHRYVING. III zouden uitftellen van aan zyne Pruislïfche majefteit in'deeze gelegenheid nieuwe blyken te geeven van de wyze, waarop zy de vriendfchap en toegeneegenheid van dien monarch waardeerden, door, zo aan de fchry vers dier losbandige fchriften, als aan derzelver drukkers en uitgeevers, te doen gevoelen een ongenoegen, dat geëvenredigd ware met eene zo ernftige beleediging. Hunne hoogmogenden verzuimden niet, om aan de ftaaten van Holland en Utrecht, in welke provinciën de fchry vers, uitgeevers en drukkers der aangeklaagde tydfchriften woonagtig waren , het onderzoek deezer klagten ernftig aan te beveelen, welken vervolgens aan de regeeringen der fteden hunner provincie, naamlyk Leiden, Amfterdam en Utrecht, aanfehry. ving deeden , ten einde het noodige onderzoek wegens die tydfchriften te doen, en, na de fchryvers en uitgeevers derzelver gehoord te hebben , de ftaaten van het noodige berigt te dienen. Aan deeze begeerte der ftaaten wierd eerlang door de fteden met alle volvaardigheid voldaan, zon»  _ 1/84 DcPruisfifche gezant klaagt over de regeerin van Zicrik- 112 VADBRLANDSCHÊ zonder dat het bleek , dat iemand dier; fchryveren aan de aantyging van minagting voor den koning van Pruisfenzighad pligtig gemaakt. Het leed egter niet lang, of de gezant zelf maakte zig fchuldig aan eene verme'tenheid, ten eenemaal ftrydig met de verfchuldigde eerbied van een buitenlandfchen gezant jegens de fouverciniteit van deezen ftaat, en van elk der hooge regeerings-leden in het byzonder, een gedrag, hetwelk met regt voor toomloos aangezien wierd,en by veelcndediepfteverontwaardiging verwekte. De ftad Zierikzee had ter ftaats-vergadering van Zeeland bereids op den negenden van grasmaand een vrymoedig en vaderlandminnend advies wegens den meergemelden brief van zyne Pruisfifche majefteit uitgebragt, waarby hunne ed. gr. agtb. onder anderen zig aldus uitlieten: „ dat zy met het hoogfte genoegen wel hadden gezien het ver„ zoek van zyne majefteit aan hunne hoog„ mogenden, om de fubfifteerende onlusten te willen bemiddelen, maar dat zy „ teffens metfiuerteenleedvveczenzagen, „ dat  HIS"TÓRIE- BESCHRYVING. 113' 3, dat dezelven alleen van den kant der1 „ bondgenooten zouden zyn ontftaan, eri „ vooral aan derzelver conduites wierden toegefchreeven , daar het inconteftabcl "zeker was , dat dezelven, ten minsten j, in de provincie van Zeeland, alleen te' 3, zoeken waren in de finguliere denkens„ wyze van' zyne hoogheid zclvs, die op da 5j kragtigfte verzoeken , memoriën, pro„ poüliën, van alle de bondgenooten en „ ook van deeze provincie, iterative reizen gedaan , öm die fataale werkloos-' „ heid, die 'er in dcezen noodlottigeri oorlog tegen het ryk van Groot-Brittanniën had plaats gehad , tc vcranderen, en de uitvoerende magt der repu„ biek in eene meerdere activiteit te con„ verteeren', ze er weinig reguard had ge,, nomen. Dat hunne ed. agtb. egter, dié ,, met zyne Pruisfifche majefteit volkoo„ men overëenftemden en overtuigd wa,-, ren van de edelmoedige dcnkenswyzé „ en yver van zyne hoogheid tot het „ maintineerèn der vfyheid van dcezen' ftaat en deszelfs alleszins braaf'cara&ery ft dat yoljtrèkt perfifteeren in een fyfthema;  J784 114 VADER LANDSCHE 1 „ dat met dat der bondgenooten en der ge„ heele natie zo zeer vnrfcheelt , niet tocfchreeven aan zyne hoogheid zelve, maar veeleer aan deszelfs raadslieden, die, of „ uit onkunde, of uit eigen belang, zyne „ hoogheid niet bedienden "van' zulkcn raad, als de natie best meende met haare „ waare belangen overeen te koomen. Dat hunne ed. agtb. cindelyk vermeenden , dat het van het uiterftc belang „ voor hunne ed. mog. was , te onderzoeken , wie alle deeze zaaken op zulk „ eene verkeerde wyze aan zynejnajefteithad „ voorgedraagen, daar hunne cd. agtb. niet wisten, dat zyne hoogheid immer ee„ nigen keer was geweigerd , wanneer hoogstdezclve wettige bezwaaren by hunne hoogmogenden of de ftaaten der 5, byzondere provinciën had in te brengen. Dat hunne cd. agtb. wel hadden gewenscht, welke hooge gevoelens zy „ van de billykhcid en wysheid zyner „ Pruisfifche majefteit hadden, dat boogst„ dezelve zig liever met deeze zaaken der ,, republiek niet haddc berrecid, vermids „ zyne majefteit geen juist dankbeeld van „ van  HIST ORiE-BESCHRYVING. Il5 van dezelve hadt , nog de conftitutie „ der republiek genoeg fcheen te kennen, 3, om in deeze onlusten, die zuiver do- meftick waren, tot zulke groote verande,, ringen in de conftitutie ten nadeele van ,, den heer erfïtadhouder te befluiten, „ daar het inconteftabeï zeker was , dat ,, alle die beweegingen, die in deeze re* publiek de aandagt van een ieder bezig hielden , zo over politike als militaire „ fchikkingen, niet beftonden in het ver„ anderen der tegenwoordige conftitutie, 3, noch in die van eenige grondwetten, welke buitenlandfche mogendheden 3, raakten , maar alleen tot verbetering ,, van het inwendig en politiek beftuur, ,, waarin groot verval was gekoomen."" Dit kloekmoedig advies was even min naar den fmaak van den Pruisfifchen gezant, als de ftaatkundige aanmerkingen der doorhem aangeklaagde tydfchriften , waaröm hy zig verftoutte om op den vyf en twintigften van bloeimaand aan éénen der afgevaardigden van Zeeland ter generaliteit 5 e.mc nota te overhandigen, waarby hyhet advies der ftad Zierikzee by de ftaaten aanH 3 klaag- 1784»,.  IIÖ VADERLANDSCHE klaagde, en het bcftcmpelde met de hconenuc titels van premature, partialc, en indecente critiques op 's konings brief, over welk ongehoord beftaan veffcheide ftaatsledcn van Zeeland hunne verontwaardiging met allen ernst te kennen gaven, cn dcezen hoon, aan één der leden van Zeelands oppermagtige vergadering aangedaan , ronduit verklaarden een ongcöorloofdcn aanflag op de vryheid der raadplegingen te zyn. Zelfs verklaarden de ftaaten van Zeeland omtrent twee maanden laater, in hun antwoord op den meerge. melden brief van den koning van Pruisfen , ter generaliteit uitgebragt, dat zy vertrouwden, dat zyne majefteit nimmer eenigen hinder zou toebrengen aan die dcliberatiën cn maatregelen , die de fouverein van den lande tot handhavening van de vastgeftelde conftitutie en vryheid noodig oordeelde te bcraamen; dat zy egter , als zodaanig een hinder moetende aanmerken de nota van 's konings buitengewoonen gezant tegen het advies der ftad Zierikzee , zig niet konden verbeelden, dat de ftuitelyke uitdrukkingen , 'er ïn vervat ,  KISTORIE-BESCHRYVING. 117 vat, op uitdrukkelyken wil van zyne majefteit zouden gebezigd zyn, doordien zy vertrouwden , dat zyne majefteit deeze republiek als eene vrye en onaf hangelyke natie aanmerkende, en geen oogmerk hebbende om haare conftitutie te bedillen, en ligtlyk begrypende, dat dezelve gevoelens met gemelde uitdrukkingen gansch ftrydig waren , daarom in het vervolg ook zou voorzien, dat de raadpleegingen van den ftaat, zo min als van één van deszelfs leden, op zodaanigc wyze niet geftremd wierden. Eenige wceken laater leverde de Pruisfifche gezant wederom aan hunne hoogmogenden klagten in, verklarende, dat hy, zig vrugtloos gevleid hebbende, dat men de vermetenheid en buitenfpoorigheid der nieuwfehryvers en opftellers van tydfchriften zou beteugeld hebben, met de uiterfte verontwaardiging gezien had, dat die bladfchryvers ondernomen hadden hunne zaak door beuzclagtige en onbetaamelyke redenen te verdeedigen, het gedrag van den koning voor hunne gewaande regtbank roepende, en de memoriën, & 3 door Nieuwe klagten over de :ydfcluilteu.  Il8 VABERLANDSCHB f784. door hem van vvcge den koning aan hunne hoogmogenden overgegceven, ontleedeiir de. De koning (verklaarde hy verders) had hem gelast om van hunne hoogmogenden en de ftaaten der byzondere provinciën de ftiptfte bevelen te elfchen , dat de ftrafbaarc buitenfpoorigheid der drukpers eenmaal beteugeld werde, en dat de fchry vers, die fjzyns betuigens) niet be. x^oegd waren om het volk omtrent de ber langen der vorsten, derzelver fystema en gedrag te onderregten, duidelyke blyken van de verontwaardiging der ftaaten mogten ondervinden. Wyders verklaarde hy, dat de koning voor de ftaaten niet kon ontveinzen , dat een langer uitftel om te voldoen aan zyne billyke eifchen, die hy thans door zynen gezant herhaalde, niet anders dan ongunstig kon uitgelegd worden; de koning zou zulks als eene minag, ting kunnen opvatten ; ook zouden deszelfs gunstige gevoelens jegens de republiek 'er door kunnen lyden, terwyl zyne majefteit zig genoodzaakt zou zien om eene fatisfactie te vorderen , die evenredig ware met de belecdigcn, waarover hoogst- de-  HISTORIE-tSESCHS.YVIN'G. ÏIO dezelve thans reden had van zig te bcklaagen. Ondertusfehcn wierden de raadpleegingen wegens het te geevcne antwoord op den brief van den koning van Pruisfen in de ondcrfcheidene provinciën voortgezet: ecnigcn dcrzelvcr hadden haar antwoord omtrent deczen tyd reeds ter vergadering van hunne hoog nogenden ingeleverd; het leed egter nog een geruimen tyd, eer dat de beraadflaagingen in de byzondere gewesten verre genoeg gevorderd waren, om een antwoord, van wege de gezamenlyke bondgenooten, in gereedheid te kunnen brengen. Terwyl dit antwoord een voornaam voorwerp der tegenwoordige raadpleegingen in de byzondere provinciën uitmaakte , had de prins erfftadhou. der gcraaden gevonden , om zig aan de ftaaten der provinciën te vervoegen met cenen rondgaanden brief, gedagtekend den zes en twintigftcn van grasmaand , waarï'n hy zyn gedrag, geduurende den jongften oorlog igchouden , verdeedigde , zyne zugt voor 's lands vryheid cn welvaart ontvouwde, cn zig overliet aanranden of II 4 be- i7U> . Rondgaande brief van den prins erfftadhouderaande flaaten der byzondere provinciën, ter zyner verdcedigrnj^ \  J2l± 120 VADERLA.VDSCH5 . bekorten zyncr itadhouderlykc voorregten beklaagde. Met grievende aandoening betuigde hy ïèdertgeruimen tyd ondervonden te hebben te moeten bloot ftaan aan de verstgaande verdenkingen, befchuldigingen en argwaan, welken overal door de ganfche republiek tegen hem cn tegen zyn bellier verwekt cn pntftaan waren. Daaruit had hy zelfs, hoe zeer voor God cn in zyn gemoed overtuigd van de zuiverheid en opregtheid zyner oogmerken en bedoelingen ten beste van bet lieve vaderland , zien gebooren worden een yver en begeerte om hem voorregten te betwisten , die aan zyne erflyke waardigheden verknogt waren, en welken hy tot dus verre bezeten had, als zynde gegrond op de refpeftive opdragten der erfftadhouderlyke cn verdere waardigheden , zo aan hem als aan zyne voorzaaten gedaan, welken hy daarom ook tot hier toe niet anders had kunnen aanzien dan als hem ge' heel wettig toebehoorende. Des had hy ( betuigde zyne hoogheid verder) niet kunpen verwagtcn, dat zulks arm leiding zou gcgccycn hebben tot zodaanige onlusten, cn  RrSTORIE-BESCHR YVINS. 121 en verwarringen, als daaruit waren voortgekoomen , en welken , verder toeneemende , de allcrbedenkelykffe gevolgen en een onvefmydelyk verderf fcheenen naar zig te zullen fleepen. Zo onfchuldig als hy zig kende aan de rampen van den laasten oorlog, zo vuurig als hy ten allen tyde gewenscht had om zyn gezag ter bevoordering van de vryheid, vreede, voorfpoed en welvaart des vaderlands, hetwelk hem boven alles dierbaar was, te befteeden , even vervreemd was hy altyd geweest en zou hy altyd zyn van het oogmerk om dat gezag buiten deszelfs wettige paaien te willen uitbreiden. Hy betuigde geen den minsten toeleg te hebben om op iemands regten en vryheden inbreuk fe doen, en dus ook met regt te kunnen vorderen, dat op zyne wettige regten geen inbreuk gedaan wierd, zullende hy met genoegen zien , dat al wat eenigzins betrekking had tot de conftitutie van 's lands regeering met eendragt en onderlinge qverëenftemming zodaanig mogt bepaald worden, dat alle gelegenheid tot verwy. dcring daaruit voortfpruitende, eens voorH 5 al  }7H 122 VADERLANDSCHE , al wierd voorgekoomen. Dienvolgens boodt hy aan de ftaaten der onderfcheidene provinciën by deezen rondgaanden brief aan , alles wat m zyn vermogen was om mede te werken tot de overziening en het onderzoek van alles wat bctreklyk was tot den inwendigen ftaat der zaaken van 's lands regcering , en tot verbetering van den innerlyken ftaat der geheele republiek. Hy vertrouwde , dat dit zyn voorftel zou worden aangezien als een doorflaande bewys van zynen yver voor het welzyn cn voor de waare belangen des lieven vaderlands en van de valschheid der betigtingen , hem te laste gelegd, en dat het door de hooge bondgenooten zou beantwoord worden op eene wyze , waar door hem gelegenheid gegcevcn wierd om overtuigend aan den dag' te leggen zyne bereidwilligheid om van zynen kant allezins mede te werken tot de vestiging der inwendige rust in den lande, der goede verftandhouding tusfehen de leden der regeering onderling cn des vertrouwens tusfehen de regeerders en ingezetenen. Hoe  HISTO RIE^B E SC HRYVING. I23 Hoe zeer deeze rondgaande brief van den prins erf(ladhouder door deszelfs vrienden en voorftanders geroemd wierd als een overtuig nd bewys van 's vorften hartelyke zugt tot het herftel van 's lands inwendige rust en het weeren der iifgefloopene misbruiken, wierd dezelve egter van vcelen veeleer gehouden voor een naderen aandrang van de klagten des konings van Pruisfen omtrent het verkorten der ftadhouderlyke waardigheid, temeer doordien zyne hoogheid in deezen brief duidelyk genoeg over het aanranden en verkorten zyner wettige regten klaagde, zonder, even als zyne Pruisfifche majefteit, op tc noemen en ftukswyze aan te toonen, door wie en in welke voorregten in het byzonder hy veröngelykt wierd. En wat aanging de aanbieding van vólvaardig van zynen kant te willen toebrengen al wat tot bevoordering der inwendige rust, der goede vcrftandhouding tusfehen de leden der regeering, en der eendragt in den ftaat zou kunnen ftrekken, deeze be, tuiging was nog zeer verre af van eene daadlyke bewerkftelliging tezyo, zo dat vee- I784- Gevolgen van deezen brief van den prins.  12-4 VADER.LA NDSCHE 22*i .veclen aan derzclvcr genoegzaamcn ernst en regtzinnigheid twyfelden , vooral toen zyne hoogheid maar zeer kort daarna, door 's lands fouvercinen verzogt wordende om den veldmaarfchalk hertog van Brunswyk Wolfenbuttcl te bewecgen om zig goedichiks van zyne krygs-amptcn tc ontdaan, en daartoe tot het herftel der inwendige rust mede te werken, zig volmondig van die taak veröntfchuldigde. Verfchillcnde waren dus de gevoelens cn begrippen omtrent het waarc doel van deezen ftap van zyne hoogheid, naarmaatc van het oogpunt, waaruit dezelve befchouwd wierd, waarom ook de leden der hoogc vergaderingen in deonderfcheidene provinciën van gansch tegenftrydig begrip waren omtrent het te gccvcnc antwoord op 's prinfen brief, het gene de beraadflaagingen over dcnzclvcn lang flccpcnde hield. Egter maakten de ftaaten van Gelderland een zonderlingen haast met het beantwoorden van dcnzclvcn , dermaate dat zy, eenige dagen na de ontvangst dicrmisüvc, een antwoord aan zyn hoog* hcid ylings afzonden. Zy beklaagden zyne hoog.  HISTORIE-BÈSCHRYVÏNG. 12 5 hoogheid wegens zyne onaangenaame omftandigheden, betuigden hunne aandoening over dezéiven, en verklaarden 's prinfen voorfteilen aan te zien voor vernieuw» de blyken van hoogstdcszelfs zuivere poogingen om het waare welzyn van den lande op de beste wyze te helpen bevorderen. Verders verzekerden zy den prins, dat by hen geene refolutiën genomen waren , die eenigzins zouden kunnen ftrekken om de voorregten des ftadbouderlchaps te bekorten, en dat zy ook gezind waren om de eenmaal vastgeftelde vorm va*n regeering te handhavenen, enz. Dit antwoord, waarin de ftaaten tevens verflag deeden van eenige befluiten hunner vergadering, was niet min gunftigenverëerend voor den prins erfiïadhouder, als het advies het welk de ridderfchap van Holland cn West-Friesland omtrent denzelfden tyd ter ftaats-vergadering uitbragt, in het welk zy betuigde niet genoeg te kunnen roemen de regtgeaarte, vaderlandlievende en hoogloifelyke gevoelens, door zyne hoogheid in zynen brief met zo veel" nadruk en ernst aan den c'ag gelegd, van welke 1784^"  ti6 vadèrlandsche Voorflag v de ftad Gc ter bevrec ging der b nenlandfcl onlusten. welke gevoelens zyne hoogheid geduurcride den geheelen loop zyns bewinds zodaanige doorflaandc blyken had gcgeeven, dat hoogstdeszelfs perfoon en beftier verre boven het bereik van alle verdenkingen, infimulatiën en wantrouwen had moeten zyn gefteld geworden. Wyders behelsde dit advies nog verfcheide vleiende uitdrukkingen omtrent de welmeenende aanbieding van den prins erfftadhoudcr, verklaarende de ridderfchap zig ten vollen bereid om tot de heilzaame oogmerken van zyne hoogheid alleszins mede te werken , en hetzelfde te vertrouwen van de overige leden der -vergadering van hunne ed. gr. mogenden. Ondcrtusfchen vondert de overige leden geraaden , om vooraf het gevoelen cn den last van hunne committenten in te neemen en af te wagten * zo dat het befluit van de vergadering van Holland wegens 's primen rondgaanden brief tot nadere beraadflaaging verfchooven wierd. i*> Middelerwyl hadden de meer en meer i-toencemende onlusten cn verdeeldheden 10 den yver van verfcheide leden van het bond-  ■ HrsTORIE-EIÏSCKRYVING. 127 bondgenootschap aangefpoord om daarïii door gepaste maatregelen te voorzien. In Zeeland in hetbyzonderfcheenendeftaatsleden deeze groote zaak omtrent deezen tyd ernftig te behartigen, het gene de afgevaardigden der ftad Goes ter ftaats-vergadering van Zeeland deed voorflaan en verzoeken, dat door hunne ed.mogenden een buitengewoon befoigne mogt aangelegd worden, ten einde in het zelve te onderzoeken, welken de beste middelen zouden zyn overëenkomftig met de conftitutie en regeeringsvorm deezer republiek , om alle redenen van klagten en wantrouwen weg te neemen ; de misbruiken , die in het publiek beftier mogten ingcfloopen zyn, te herftellen, de voorregten en vryheden der ingezetenen te gelyk met de tegenwoordige regeeringsvorm op een vasten voet te bevestigen, en daar door dc republiek weder tot haaren ouden luister cn welvaart te brengen. Kort na dat de ftad Goes deezen voorflag ter ftaats-vergadering van Zeeland gedaan £i had, vonden dc ftaaten dier provincie fej goed, om cenen rondgaanden brief aan der de ^gaande van de ;n v.in md tot 'eleggen groote dering londjjc.  I28 VADERLANDSCH2 de óverige bondgenooten af te vaardigen , ten einde dezelven te bewccgen om met hen zodaanige maatregelen te neemen, Sis door welken de inwendige rust herfteld en de oorzaaken des ongenoegens geweerd mogten worden- Lang (zeiden zy) hadden zy gewagt, dat uit écne der provinciën , die daartoe de meeste reden hadden, zulk een Voorftel zoü gedaan zyn. Nu konden zy hunne bekommering niet langer voor de hooge bondgenooten verbergen, waarom zy dezelven by al wat dierbaar was in het vaderland verzogtten, om met hen de handen aan het werk te Haan tot bevreediging der onëenighcden. De middelen om zulk een gewenscht einde te bereiken, behoorden metgemeenfchaplyke raadpleegingen der bondgenooten te worden vastgefteld , cn met de magt der gemeene regeering ter uitvoer gebragt ; en , om daartoe te gcraaken langs eenen weg, dien dc ftaatsgefteldheid der republiek en het voorbeeld van voorige tyden aan dc hand gaven, floegen zy den bondgenooten voor, om eenige weinige gemagtigden uit iedere provincie  KIS T O KI £ -B E S C ï{R V vI N C?. 120 tie haar 's Hage te zenden , wel niet met dien grooteri o'mllag als in den jaa're 1.651 tot het houden der groote vergadering in 's Hage óp de groote Zaal, maar egter ïriet genoegzaame m'agt en gezag , eerstiyk, om óp të maaken eene Iyst van alle de pbiriceri en gebréken in' de regeering,' waarin verbetering en' h'erftèl verëisehf wierden, cn, ten anderen, om vervolgens op die pointen ten meesten dienste en nutte van den ftaat te b'eraamen en vast te nellen zo'daanige reglementen en orders ,J waar door alle mis'verftand en onëenigheid in het toekoomende geweerd', de inflructiën nagekoomen,' en de i'ngekroopene abuizen en gebreken' verbeterd konden wordeh. Dat de gem'agtigden vooraf on-' der plegtigen eede' behoorden' te verklaa* ren, dat zy zulks doen zouden met a'gterflclling van alle byzondere belangen' van de provinciën , waaruit zy afgevaardigd waren, den welftand Van het gemeen én de behoudenis van het lieve vaderland'vooral bcüogende. Meer woorden behoefden zy niet te gebruiken om een voorftel' van ïfejri aart, hetwelk zig van zelf aanprees, ï de$  I30 VADERLANDSCHÈ den bondgenooten fmaaklyk te maaken. In gevalle de bondgenooten daartoe beflooten, maakten zy geene zwaarigheid om van nu af aan te verklaarcn, dat zy, ftaaten van Zeeland, hunne gemagtigden zouden gelasten om zo veel in hen was zorg te draagen , dat de vryheid en onafhangelykheid der byzondere provinciën, behoudens de betrekkingen der Unie, als de grondwet des Nederlandfchen ftaats-geftels, meer en meer mogten verzekerd, en te gelyk de tegenwoordige regecringsvorm ongefchonden mogt bewaarden door de beste maatregelen op een vasten voet gevestigd worden , zodaanig dat het erfftadhouderfchap waarlyk kon en moest zyn dat gene waar toe het ingcfteld was, naamlyk de band van eenighcid tusfehen de leden des bondgenootfehaps, dc klem van de uitvoering der beiluiten der hooge regeering , en de handhaver der algemecne en byzondere regten cn vryheden. Wyders begreepen zy, dat de zweevende gefchillen over de militaire jurisdiclie , voor zo verre dezelven niet voor afgedaan wierden gehouden, cn over andere zaaken betref-  HISTOR IE-B E"s CHR Y V ING. I31 treffende het krygsweezen , grondig behoorden te worden onderzogt, met den heer prins erfftadhouder overlegd, en eindelyk , overëenkoomstig met de grond, wettert , afgedaan , op dat al hei: twyfelagtige eens voor altoos zou worden weggenomen , en de prins erfftadhouder en deszelfs nakoomelingen, zo wel als alle de ingezetenen des lands, zouden mogen weeten, waaraan zy zig behoorden te houden. Eindelyk verklaarden de ftaaten van Zeeland van oordeel te zyn , dat, hoe zeer in een.vry land de tong en de pen der ingezetenen behoorde vry te moeten blyven , desniettegenftaande de hooge regeering verpligt was toe te zien, dat de vryheid van fpreeken en fchryven niet overfloeg tot eene toomlooze losbandigheid, maar dat dezelve onderworpen bleef aan zoodaanige regels , welken de welvoegelykheid en de aart van een befchaafden burgerftaat noodzaakelyk maakten, in welken niet alleen de vryheid en het eigendom den ingezetenen , maar ook derzei, ven eer en goede naam, onder de befcherming der wetten behoorden veilig te zyn; I 2 Hun»  I32 VADÉB.LANDSCHE Laatfte poopngenderO. [.qonip. cm eenige vcrzngüng in de Vreedes voorwaarden roei Groot-Brittanje, te vej&rygen. Hunne ed. mogenden beflooten hunne misiive met de bondgenooten aan te fpooren om deezen hunnen voorllag met allen yver en fpocd in overvveeging te neemen. Terwyl dus de voorwerpen van raad. pleeging onüphoudelyk vermeerderden, en de aandagt \Tan 's lands vaderen iriecr en meer op vermenigvuldigde onderwerpen gevestigd wierd , zonder dat de byzondere beraadllaagingen der gewesten fpoedig genoeg konden voorderen om de noodige afdoening van zaaken te bewerkftelligcn , was 'er egter ten dcezen tyde eene gewigtige zaak, die einde! jk na eene langduurige draaling haar volle beflag kreeg , naamfyk de vrecde met Groot* Brittanje, die op den voet der voorgemeld de hoogstnadeelige vreedes-voorwaarden, na menigvuldige invallende hindèrnisfen, op den twintigftcn van bloeimaand te Pa. rys getekend wierd. De Oost-lndifche maatfehappy, welke grootftendeels het onfchuldig flagtöffer van deezen gedwongen en fchandelyken vreede was, uit hoofde van het vierde en zesde dier voorwaarden , waarby, ten haare kosten, aan GrootBrit-  HISTORIE - BESCHRY VING. T33 'Brittanje de ftad Negapatnam.midsgaders de onbelemmerde vaart in deOost-Indifche zeeën wierd afgeftaan , befloot nogmaals eene uiterfte pooging aan te wenden, om het inwilligen dier beide artikelen, in zodaniger voege als by de voorloopige vreedes-voorwaarden voorgefteld was, nog te ftremmen. Ten dien einde vervoegde zy zig op den tweeden van bloeimaand met eene allernadruklykfte misfive aan hunne hoogmogenden , waarby zy den ftaaten herinnerde haare voorige vertoogen nopens het onvermydelykgevaar, waarmede zy door deeze opofferingen gedreigd wierd. Zy bragt nogmaals 's lands ftaaten onder het oog den fchriklyken nalleep, dien het afftaan der ftad Negapatnam en der vrye vaart in gemelde zeeën voor haaraanweezen ftond te hebben. Midden in haaren kommer betuigde zy zig nog eenigzins gevleid te hebben met de verkwikkende hoop, dat hunne hoogmogenden gelegenheid zouden hebben kunnen vinden om in de harde voorwaarden , by de preliminairp vreedes-artikelen bedongen , nog eene ge wenschte verzagting uit te werken. Vërl 3 vol. 1784,  134 VADERLANDSCH E volgens drong de maatfchappy , om de, grootheid van het verlies van Negapatnam voor de compagnie, ondanks de tegenftrydige voorwendfcls van fommigen, te betoogen, in het byzonder aan op den vermeerderden en overgrooten invloed, dien de Engelfchen daardoor zou konden verkrygen op het hof van Candia, ontvouwende , hoe zig alles ging bereiden voor dc volftrekte alleenheerfching der Engelfchen om de West van Indien; hoe de daadlyke en lydelyke handel der maatfchappy ter kust van Choromandel meer en meer aan die zelfde belemmeringen en aan dat zelfde verval zou blootgefteld geraaken , waaraan dezelve in Bengalen federt zo langen tyd was onderhevig geweest; hoe zorglyk het vcrblyf der maatfchappy op Ceilon ftond te worden, en hoe kostbaare middelen zy zou moeten aanwenden om haare onfehatbaare bezittingen op dat eiland te verzekeren. En wat aanging het andere artikel, naamlyk de aan de Engelfchen ingewilligde vrye Vaart in de Oost-Indifchc zeeën, daaromtrent verklaarde zy met geene moge- lyk  HISTORIE-BE SC HltYVINC. 125 lykheid ccne gepaste voorziening te kun-: nen uitdenken, die toereikende ware om haaren uitfluitenden handel in die vaarwaters ongefchonden te bewaaren. Onder de inlandfche onderhoorigen der maatfchappy zou men 'er ook altyd vinden, die, of uit baatzugt, of met andere inzigten, op de koomst van vreemde fchepen in die zeeën vlammende, zig geene gelegenheid zouden laaten ontflippen om dcnzclvcn de vrugten huns lands te koop te bieden. Ook verklaarde zy onderdaags brieven van de hooge regeering van Indië ontvangen te hebben, waarin haar berigt wierd, dat een inlander van rang van Tcrnate, ten kosten der Engelfche maatfchappy, op Madras wierd onderhouden , cn aldaar ontwerpen fmcedde , die voor de Ncderlandfche maatfehappy zeer gevaarlyk zouden kunnen zyn. De maatfchappy befloot met uit dit alles het naakend onheil , welk haar over het hoofd hing, indien in de twee meergemelde artikelen der voorloopige vreedes-voorwaarden gecne verzagting plaats mogt krygen, I 4 's lands 784-  _f7,S4- T)c vrede met' GrootjBt ittniijc getekend. 135 vaderlanpscüjs 's lands ftaaten voor het laatst onder het oog te brengen. De zaaken waren egter reeds te verre gevoordeerd, dan dat deeze offchoon allenzins gegronde vertoogen der Oost-Indifche maatfehappy nu nog het fluiten van den vreede zouden hebben kunnen vertraagen.\ Men zag , men yoejde haare regtmaatige verlegenheid; men was ten vollen overtuigd van den fchaadelyken invloed , dien de vreede op haaren bereids %o kwynenden toeftand zqu hebben. Dan , welk middel was er overig om hierin voor als nog eenige verandering en verbetering te bewerken? Het fluiten van den vreede was thans noodzaakelyk geworden, waarom hunne hoogmogenden, niettegenftaanrie deeze laafte poogingen der rnaatfehappy, beflootcn om te volharden by hun befluit van den agt-cn-twindgftendcrlaastvorigc maand, waa+by zy hunne gezanten te Parys gelast hadden om het (luiten van het vreedes.verbond pp den voet der voorloopige voorwaarden zo veel mogelyk te befpoedigen. De afgevaardigden van Zeeland hadden nogthans ter vergadering van hunne  HIS TOR IE-BE SC HRtVING. I37 hunne hoogmogenden de vertoogen der maatfehappy ten kragtigften onderfteund, in die venvagting egter, dat het fluiten van het vreedes-verbond daardoor geenerjnaate zou geftremd worden. Niet lang daarna kreeg men de tyding, dat de vreede door de wcderzydfche gezanten van beide mogendheden op den twintigften van bloeimaand te Parys getekend was ge^ worden. De ftaatfche gezanten hadden bevoorens den Groot-Brittannifchen mi. öifter en gemagtigden tot het vreedeswerk, den heer Hailes, vooral verzogt om hen te verwittigen, of hy van zyn hof den noodigen last had ontvangen omtrent de twee punten, die zy, zo by het fluiten van de voorlóopigc vreedes-voorwaarden als naderhand, aan den hertog yan Manchester, en vervolgens aan hem zeiven , hadden voorgeftcld , naamlyk, het maaken yan eene naauwere bepaaling yan den afftand der ftad Nagapatnam met derzelvcr onderhoorigheden, tot voorkooming van alle misverftand voor het vervolg,'en eene verbindenis van den kant des konings van Groot-Brittanje om cfèÖ I 1 koop- '7 84?  I38 VADIRLANDSCHE koophandel der Nederlandfche ingezetenen niet te zullen belemmeren in Bengalen cn in eenige andere plaatfen van Indié'. Dc Nederlandfche gezanten hadden zig gevleid, dat, daar het ecrstgemclde punt overèenkoomftig 'was met het begrip, het welk men by de onderhandeling met den Groot-Brittannifchen miniftcr Fits Herben zig gevormd had van den afftand van Nagapatnam met derzclver onderhoorigheden, (dcwyl hy zig daaromtrent dusdaanig had geüit, dat hy de onderhoorigheden van Nagapatnam niet verder uitftrekte als het grondgebied, dat aan dc ftad zou kunnen behooren, indien het zodaanig grondgebied had), en daar het tweede punt door dezelfde minifters reeds was toegegeeven, het Groot-Brittannifche minifteric geene zwaarigheid zou gemaakt hebben om tot het nader bepaalen dier twee punten mede te werken. Dan, de heer Hailes berigtte den gezanten , dat zyn last eenvouwdiglyk bepaald was tot het veranderen der voorloopige vreedesvoorwaarden in een definitief tractaat, zo als hunne hoogmogende zeiven, op • den  HISTORIE-BESCHRYVING. I39, den voorflag van het Londcnfche hof tot i yerplaatfing der onderhandelingen,hadden voorgeflagen. Vervolgens hadden de gezanten , befpeurende, dat zonder eene merkelyke vertraaging, hetgene buiten twyfel nog van geene de minfte vrugt, en in de tegenwoordige omftandighedcn misfchien fchaadclyk zou kunnen zyn, geene afkoomst van zaaken te wagten was, zig, (na vooraf verklaard te hebben, dat zy aan het artikel van den afftand van Nagapatnam met derzelver onderhoorig-. heden geen anderen zin Legteden, dan dat alleen afftand wierd gedaan van de ftad Qn van hetgene eigenlyk kon gezegd worden tot derzelver omtrek te behooren ,> genoodzaakt gevonden om in eene eenvouwdige verandering der preliminairen in een definitief vreedes-verbond te bewilligen. Hetzelve wierd dan op dien voet ondertekend door de ftaatfche gevolmagtigde gezanten Lestevenon van Berkenrode ,■ en Brantfen, en, van wegc Groot-Brittanje, door den heer Huiles, egter zonder tusfehenkoomst van de minifters-middelaars der hoven van Weenen en Petersburg, door-  2ï*i I40 V A D E R E A X V S C H £ ; doordien dc Engclfche minifterHailes, dien dc ftaatfche gezanten verzogt hadden, om deswegens den noodigen Jast van zyn hof te vraagen, hen berigtte, dat hy daartoe niet alleen niet gemagtigd was, maar dat hem zelfs was aangefchreeven, dat die bemiddeling by het Groot - Brittannifche hof nimmer in eenige aanmerking gekoomen was.Dc gezanten van hunne hoogmogenden gaven van deezen cindelyken uitflag hunner afvaardiging en handelingen, 's anderen dags kennis aan dc ftaaten, met herhaaling van het gene zy by het overzenden der voorloopige vreedes- voorwaarden reeds betuigd hadden, naamlyk hoe zeer het hen leed deed, dat ecnfamenloop van ongunftige omftandighedcn hen verhinderd had in deeze hunne taak beter naar wensch tc flaagcn. Zy hoopten, datde ftaaten zouden overtuigd zyn, dat het hen aan gecnen yver had ontbroken, en dat zy al het mogclykc hadden aangewend om de belangen van den ftaat cn van de Nederlandfche maatfehappy, wier wel-, vaart hen altyd innig had ter harte ge, gaan, te bevoordcren. De  ïflSTORIE BESCHRYVINÏ. 14I Dë tydihg van het tekenen van den] vreede maakte des te minder indruk op de gemoederen der ingezetenen deezes lands uit hoofde dat men fedêrt omtrent agt maanden niet anders verwagt had, dan dat de fchandclyke en verderflyke vreedesvoorwaarden zonder eenige verzagting ih zodanig een vreedes-verbond zouden veranderd worden, en dat door deze nietsbeduidendeplegtigheid deeze zaak op dusdaanige wyze zou worden afgedaan. Geen Wonder, dat er in het allerminfte niet gedagt Wierd om eenige vreugde - bëdry vëh over deeze gebeurtenis aan te regten. Daar deeze vreede befchouwd wierd als de fchandvlek van Nederlands vryen ftaat, en den zei ven door den dwang der rïooflottige omftandigheden opgedrongen, bleef daarentegen het algemeen misnoegen over het gehouden beftier inden jongst-afged loopenen oorlog voortduuren , terwyl, van den anderen kant, het onderzoek naar het mislukken van den togt naari Brest,. waaraan men de fchaadelyke vree-l des voorwaarden, die den ftaat afgeperst' waren, vooral toe te kennen had,aanhoudend 784, Vanmerkin;ei) over den 'reeJe mee rx Bnt-  142 VADERLANDS CUE I7B4. dend voortgezet wierd, of fchoon met zo groote geheimhouding, dat daarvan voor als nog niets uitlekte;, Het leed ook nog verfcheide maanden , eer de benoemde gezanten aan de hoven van beide mogendheden naar de plaats hunner wederzydfche beftemming vertrokken. Ondertusfchen had de ftad Middelburg, kort na bettekenen van den vreede, haar misnoegen over denzei ven ter ftaats vergadering van Zeeland in dc nadruklykfte bewoordingen te kennen gegeeven, en voorgeilagen, dat de gewoone afgevaardigden van Zee. land behoorden gelast te worden, om ter vergadering van hunne hoogmogenden te verklaarcn: dat de ftaaten van Zeeland, zo wel voor den tyd der gereezene gefchür len tusfehen deezen ftaat en de kroon van Groot-Brittanje, alles hadden aangewend wat dit gemeehebest in het midden van de onlusten zyner nabuuren by eene gewenschte rust en welvaart had kunnen bewaaren, als, na het uitbarften van den oorlog, de verderflyke gevolgen daarvan te gemoet ziende, dcnzelven door minnelyke en direéte onderhandelingen met Groot-  HïSTORIE-BESCHRY VING. I43 Groot-Brittanje en zelfs door verpkatfing i van dezelven, had men zulks dienftig geoordeeld, hadden poogen uit den weg te ruimen ,• dat zy, by hetzelfde fyftema volhardende geduurende der ganfchenloop des oorlogs , deeze gevoelens geftaadig aan de bondgenooten met allen yver hadden voorgehouden, waarvan de deugdlykheid (zeiden zy) door de dagelykfche on. dervinding nog gefterkt wierd. Dat zy, nu ziende, dat eene gansch tegenftrydige denkwyze, die in de onderfcheidene gewesten de overhand fcheen genomen te hebben, niets anders tot gevolg had dan een vreedes-verbond met die kroon, waarvan de fchaadelykheid cn fchandelykheid eiken weidenkenden ingezeten tot in het hart moest grieven, en waarvan de gevolgen, zo door de provincie van Zeeland zelve, als door de herhaalde vertoogen der Nederlandfche Oost - Indifche maatfchappy, ten allerduidelykften en op de aandoenlykfte wyze onder het oog der bondgenooten gebragt waren , (welken men, gehoor geevende aan den onderhandfehen aanzoek door het hof van GrootBrit-  144 VADER LAN DSC HE Brittanje gedaan tot het aanvangen vaff direcle onderhandelingen met hetzelve zeer waarfchynelyk had kunnen voörkoomen en hetere voorwaarden bedingen,) niet konden nalaaten zig nogmaals voor het laast, voor het oog van de onbevooroordeelde Wereld ten fterkften deswegens te veröntfchnldigen, en als nog te verklaaren,dat hunne cdel mogenden nimmer wilden gehouden worden de hand te hebben geleénd tot het verderf van de welvaart des gemeencnbests ,• waartoe dit verbond, h'urts oordeels, een oiïwrikbaaren grondilag lag, en dé gevolgen daarvan volkoomen overlieten voor reekening van die provinciën, die door haare handel wyze en bellier de zaak tot deezen ftand hadden gebragt, zig \-oorts houdende aan dc onderfcheidcne bbfluiten, welken dienaangaande door Zeeland tót ftaaving haarcr denkwyze ter generaliteit waren ingeleverd, en de goedkeuring huns gedrags eh hunner begrippen aan eiken ónpartydigeri beüordeeler, als mede aan de laatenakoomelingfchap, die door de droevige ondervinding rnisfchien al te wel de gevolgen zou  HISTORIE-BESCPIRYVING. £4$ èou ontwaaren, gcrustélyk ovcrlaatcndc. Voorts oordeelden zy, dat de afgevaar. digden ter generaliteit, na het doen van deeze verklaaring, behoorden gelast te worden om het meergemelde vreedés-verbond te helpen ratificeeren, onder goedkeuring van het verrigte door de gezanten van den ftaat, als hebbende overëenkoom'ftig met den gegeevenen last in dcezen gehandeld. Niets was inderdaad gegronder, dan. het ongunftig denkbeeld , welk de wethouderfchap van Middelburg , by deeze nadruklyke verklaaring, van de fchaadelykheid van den geflootenen vreede gaf, waaromtrent het ganfche lighaam dér natie met haar overëenlTemde , offchoon heter wel verre van daan was, dat het gevoelen van' Zeeland nopens de waare middelen ter afweering' deczer rampen, van het grootfte gedeelte der flaats - leden cn ingezetenen befchouwd wierd, als heilzaa.' rher, dan de maatregelen die andere gewesten vöorgeflagen hadden ,' en waaraan men zig gehouden had. De directe onderhandelingen met Groot Brittanje enderzer- nu-  I46 VADERLANDSCIIÉ ver verplaatfing naar Londen of den Hagtf zou, volgens het gevoelen der meeften > waarfchynelyk niets anders tot gevolg hebben geïnd dan het vernieuwen der oude betrekkingen met dat trouwloos ryk, waardoor men, had hetzelve inderdaad-eenige verzagting der vreedes voorwaarden ingewilligd , zulks ten duurften zou betaald hebben. Wat er van zy , er bleef nu niets overig, voor leevensmiddelen en fourage , in de jaaren 1709, 1710, 1712 en 1713 aan het ftaatfche krygsvolk geleverd. Deeze vreemde en verbaazende eifchen vierden door den keizer met allen nadruk aangedrongen', hoewel 'er van zynen kant by lierhaaling betuigd wierd , dat zyne majefteit in zyne ongeveinsde gevoelens van vriendfehap en toegeneegenheid jegens deezen ftaat volhardde, waarom zyn. gezant 's keizers ongenoegen dei; ftaaten te kennen gaf over het afzenden van ee, nig ftaatsch krygsvolk naar de grenzen, tot welke voorzorg , in dit tydgewrigt zelf, het ycrfchyncn van keizerlyke troepen omtrent Lillb, en het inneemen van OudLillo, aanleiding had gegeeven. Deeze voorzorg was des te regtmaatiger, omdat men van de zyde des keizers, onder, geftaadige herhaaling van niets vyandigs in den zin te hebben, van tyd tot tyd tot daadlykheden en gewelddaadige overmeesteringen overgegaan was. Ondertusfcjien -.rerzuimden hunne hoogmogenden niet K 5 om Frankryks bemiddelen.ie tusfchenïoomst door ie ftaaten ungexqjt.  154 VADERLANDSCHE 1784, om aan het hof van Frankryk, met welk ryk de lang gewenschtealiiiintio thans merkelyk gevoorderd was , eerlang kennis te geeven van deeze drukkende eifchen, en deszelfs tusfehenkoomst te verzoeken, om, langs den weg van minnelyke bemiddeling , de uitftaande verfehillen met den keizer , ware het mogelyk, uit den weg te ruimen. Zyne allerchristelykfte majefteit verklaarde dit verzoek der ftaaten als een doorflaandc bJyk van hun vertrouwen op den koning aan te merken , en beloofde zyne ^ocdc diensten byhetWeener-hof te zullen aanwenden. Van den anderen kant hadden de ftaaten zeiven tegen deeze verbaazende cifchen niet min aanzienlyke vorderingen ten laste des keizers te ftellen , waarom hoogstdczelvcn zonder uitftel dezelven deeden opmaaken, ten einde den keizer deeze gegronde tegen-eifchen onder het oog te brengen, gelyk weinige maanden kater gefchiedde. Dc toenecmende onlusten met den kei 1 zer hadden middelerwyl het onelerzoek naar den ftaat der frontieren, waartoe de ftaaten van Holland , tot merkelyk mis- noE-  KISTORIE-BESCIIRYVING. 155 noegen van den raad van ftaaten, gelyk; wy in het voorige deezer gefchiedenisfen aangemerkt hebben, eene byzondere com, misfie benoemd hadden , met yver doen voortzetten. Men bevond, dat dezelven, ondanks al hetgene de raad van ftaaten in zynen brief aan de ftaaten generaal beweerd had wegens derzelver weèrbaaren toeftand , grootendeels verwaarloosd en vervallen waren. Dit verzuim wierd wedcrön meest-al tocgefchreeven aan den veeljaarigen invloed van den veldmaarfchalk hertog van Brunswyk, aan wiens invloeden bewind het diep verval van de zee- en landmagt en van de fortificatiën van den ftaat thans meer dan ooit geweeten wierd , uit hoofde van eene hoogstgewigtige ontdekking in deezen tyd, waardoor de gemoederen , reeds zo fterk te. gen zyn perfoon ingenomen , nog meer tegen hem en zyn beftier verbitterd wierden. Hy had zig nu geruimen tyd in zyn gouvernement van 's Hertogenbosch opgehouden, federt dat hy zig door het algemeen misnoegen genoodzaakt had gezien om zig van het ftadhouderlyk hof te ver-  tS6 VADERLANDS C HE pntdekkir eene geheime vi Ehwenii tusfehen d prins erffta houtfCf cn den hertog van Bronsffk VVolfc bütttj. h yerwydcren , cn hield zigftil, offchoon de verdenking beftendig voortduurde, dat hy den ouden fterken invloed op den geest cn de maatregelen van den prins erfftadhouder behield , en dcnzclvcn van zyne hcimlyke raadgéevmgen bleef bedienen, s Sedert cenïgen tyd was in één der geagC>'-fte tydfchriften gewag gemaakt en zelfs g ten fterkften verzekerd, dat 'er eene aéle tusfehen den erfftadhouder en den ouden i veldmaarfchalk beftond, waarby zyne hoogheid zig zou verbonden hebben om ten allen tyde den raad van den hertog in te neemen. Dit gerugt maakte een geëvenredigden indruk op de gemoederen der ingezetenen , zo dat zelfs verfcheide leden der hooge regeering zulks gewigtig genoeg oordeelden, om naauwkeurig onderregt te worden wegens eene zo zonderlinge verbindenis. Dc ftad Zicrikzee muntte ter deezer gelegenheid wederom door haare vaardige cn moedige vader, lands-liefde uit, en verklaarde zonder uit. ftcl, bereids in het begin van grasmaand * ter ftaatsvergadenhg van Zeeland , dat zulke openbaare aantygsingea moesten onder-  HISTORIE-BE SCHRYVING. 157 dcrzqgt worden; dat zy zig verwonderde dat de hertog van Brunswyk dezelven niet te keer ging; dat de ftaaten van Zeeland dienaangaande het ernstigfte onderzoek behoorden te doen, vennids het, dus inderdaad 'er mede gelegen zynde , eene ftrafwaardige aanmaatiging zou zyn, daar de erfftadhouder geene andere raadslieden moest en mogt hebben over eenige ftaatszaaken , dan hunne edelmogendcn en de ftaaten der overige provinciën , en dat geen vreemdeling, van wat hoog karakter hy ware, eenige keunis van ftaats geheimen behoorde te krygen ; dat zyne hoogheid den dienst van den hertog als raadgeever in ftaats zaaken zeer wel kon misfen, zynde hy hertog geen lid der regeering, maar een loontrekkend dienaar van den ftaat, die genoeg bekwaame lieden had om den prins raad te geeven Het waren egter de ftaaten van Ff olland, die zig, weinige weeken laater, het eerst aan den prins erfftadhouder vervoegden, om de noodige opheldering wegens deeze zo veel ïrerugtmaakendc verbindenis af te vraagen, ten welken einde de afgevaardigd Tl3^ V001 (tel deswegen* dool' de ftad Zierikzec ter ftaatï-verg»dering van Zeeland gedaan. Oe flnaten van Holland doen onderzoek naar de aete van raadgeving.  IJ 8 VADERLANDSeiïE i?84. digdcn der ftad Dordrecht op den twaalfden van bloeimaand, ter vergadering van hunne cd. gr. mogenden opening deeden van het beftaan der acte, die in den jaare 1766 tusfehen den prins erfftadhouder en den hertog veldmaarfehalk was aangegaan, te gelyk, op byzondereiflast van hunne committenten, voorftellende, om aangaande deeze zaak een ernstig cn naauwkeurig onderzoek van wege hunne ed. gr. mogenden by den erfftadhouder te laaten doen. De ftaaten bellooten op deezen gewigtigen voorflag om de heeren de Gyzdaar ^ penfiönaris van Dordrecht , van Berckel, pcnfiönaris van Amfterdam, benevens den raadpcnfiönaris van Holland, te magtigen om zig by den erfftadhouder te vervoegen, en naar deeze verbindenis ten naauwkeurigften te verneemen, met verderen last, om, uit naam van hunne cd. gr. mogenden, in geval zodaanigé acte mogt beftaan den prins te verzoeken, om dezelve door hun kanaal aan hoogstderzelver vergade. ring te willen doen overhandigen, ten einde dezelve in nadere overweeging te neemen. Dé  HISTORIE-BESCHRYVING. 159 Dc genoemde afgevaardigden der ftaaten zig ten dien einde aan den prins vervoegd hebbende , weigerde zyne hoogheid zig aangaande deeze zaak mondeling uit te laaten. Dan, in eene fchriftlyke nota van den veertienden derzelfde maand, vond hy goed aan de gemagtigden het vol-, gende antwoord te geeven : ,, Omtrent •„ de acte , die tusfehen hooggemclden 5, heer hertog en my is gepasfeerd op den derden Mey ij66, doch welke nimmer door my met eede bevestigd is, had ik „ al federt ecnigentydbymyzclvcn voor„ genomen , verneemende de nadeelige „ cn van alle fundament ontbloote ge. a, rugten , die nopens de gemelde acte „ verfpréid wierden, om dezelve niet langer te fecretceren, en zal niet nalaaten „ om binnen korte dagen eene copie au„ thentiek van de bewuste acte aan hunne „ ed. gr. mogenden te communiceeren." Zyne hoogheid volbragt deeze belofte op den vierëntwintigften der gemelde maand, toen hy den ftaaten van Holland het bc wuste affchrift deed ter hand koomen, vervoegd van eenen brief, waarby hy te ken- 7734., 's Prinfen antwoord aan de afgevaardigden der ftaaten van Halland.  ÏÖO V A fi £ R' L A N D S' C lt B 1784 Inhoud der acte van raadreevina tusfehen dc erfftadhouder cn den hertog van Brunswyk WoHeiibuctél gctlootc kennen gaf, dat hy insgelyks affchn'ften van de bewuste acte afgevaardigd had aan de ftaaten-generaal en aan de ftaaten der byzondere provinciën, en dat hy, ter geleide dier acte , eenen brief aan hunne hoogmogenden géfchreeven had, waarvan hy aan hunne ed. gr. mogenden tevens een affchrift mededeelde. Deeze acte, welke geduurende den tyd l van zoo veele jaaren voor 's lands fouvereinen geheim gehouden was, verwekte eene algemeene verbaazing, en wierd van j.verre de meeste ingezetenen aangemerkt als een ongeoorloofd bedryf, terwyl dë yverigfte voorftanders van het huis vanOranje derzelver regtvaardiging vaardig opnamen, wordende zy uit zeer verfchillende oogpunten befchouwd, naar maate" de verfchillendheid der begrippen, welken' elk in het byzonder toegedaan was. Egter' fcheen niets zekerer en klaarblykelyker, dan dat deeze wedérzydfché verbindenis van raad inneemen en raad geeven, volftrekt ftrydig was met de betuigingen, in den jaare 17 81 door den prins erfftadhouder gedaan, dat de hertog zig'mergeene' ftaats-'  H 1 S T O R l"S -BESCHRYVING. ï6t ftaats-zaaken bemoeide , en zig enkel cn alleen tot het krygsweezen bepaalde, als mede met hoogstdeszelfs verzekeringen, dat hy in zyn bewind niemands raad in he c byzonder, maar het ligt, hem door den hemel gegeeven , volgde. Deeze merkwaardige verbindenis, die agttien jaaren lang het ligt niet had mogen zien * begon met een omftandig verhaal van den overgang van den hertog Lodewyk van Brunswyk Wolfenbuttel in ftaatfchen dienst, van de moeite door wylen 's printen vader geno. men, om hem, met bewilliging Van het Weener hof, in wiens dienst de hertog zig bevond , aan deezen ftaat te verbinden , en van alle de diensten, door hem aan den nu meerdcrjaarig geworden erfftadhouder beweezen geduurende deszelfs minderjaarigheid. Na deeze voorloopige omftandige loffpraak van den hertog, verklaarde Zyne hoogheid gaarne te wenfchen zig nog eenigen tyd te bedienen van 's hertogen raad en medehulp, die van zynen kant,, naar luid der acte, zig verklaard had bereid te zyn om zyne vermogens, waar dezelven den prins erfftadhouder van eeh nig  1Ó2 VADÊRLANDSCHE 1784. nig nut konden weezen , aan hoogstdenzelven nog voor eenigen tyd op te offeren. Uit dien hoofde verklaarde zyne hoogheid wederzydsch overëengekoomen te zyn met den hertog van Brunswyk over de volgende punten. i°. Dat de hertog zig aan hem zou verbinden om hem in het beleid der zaaken, zo wel van het militaire departement als van alle de verdere en andere departementen , onder 's prinfen gezag behoorende , met raad en daad te zullen byflaan in alles, ten allen tyde , en zo menigmaal de prins zulks van den hertog zou vorderen en voor zig dienstig en noodig zou oordeelen. 20. Dat de hertog verpligt zou zyn om in alle zaaken, door den prins in deszelfs handen gefteld, hem getrouwlyk te dienen van zynen raadj: daarïn te werk gaande zo als hy in gemoe. de tot bewaaring van 's prinfen hoogheid, voorregten en geregtigheden, midsgaders ten meesten dienste en welvaart van den ftaat der Vereenigde Nederlanden , zou meenen te behooren , zonder daarvan af te wyken door gunst of ongunst voor eenige byzondere provinciën, fteden, col. legiën  HISTORIÉ - BÈSCHRY VING. 163 legiën of leden van dien, of voor eenige particuliere perföonen het zy buiten of binnen de regeering, of uit eenigerleië andere oorzaaken, hoegenaamd, in alles anders niet voor oogen houdende, dan het gene tot het. voorftaan van 's prinfen waare en regtmaatige belangen en tot de bevoordering van 's lands meeste welzyn op de kragtdaadigfte wyze zou mogen ltrekken» 30. Dat de hertog zig ten dien einde ge. ftaadig zou onthouden by en omtrenfl 's prinfen perfoon , en in het byzonder verpligt Zyn om den prins te vergezellen óp de reis, die hy eerlang in de provinciën , fteden en plaatfen , onder zyn erfftadhouderfchap behoorende, ftond te onderneemen. Daarentegen verbond zig dë prins erfftadhouder ten voordeele van den: hertog, by het 4de en laaste beding deezer acte^ om meergemelden hertog, terzaake van al hetgene hy tot voldoening deezer verbindenis en in het geeven van den gevorderden raad en byftand zou verrigt hebben $ van alle aanfpraak $ namaariing en verantwoordelykheid te zullen bevryden, niet willende, dat de hertog ter dier' h 2 zaafcé  164 VADERLANDS CUE 1784 zaake aan iemand anders dan aan den prins in eigene perfoon eenige reekenfehap of verantwoording zou verfchöldigd zyn: wyders, in geval den prins erfftadhouder geduurende deeze verbindenis iet menschlyksch mogt overkoomen, was 's prinfen wil en begeerte, dat de heer hertog zou kunnen volftaan met op 's prinfen geheime fecretarie over te leveren en te doen wegleggen de ftukken en papieren, die 's prinfen bewind betroffen, en alsdan onder den hertog zouden mogen berusten, zonder dat de hertog aan iemand van 's prinfen erven,opvolgers of regtverkrygenden tot het geeven van eenige opening, veel min tot het doen van eenige verantwoording, zou verpligt zyn, of daartoe op eenigerleië wyze zou kunnen of mogen genoodzaakt worden; en dit alles by provifie en tot beiderzydsch kennelyk weder- zeggen toe. Deeze merkwaardige overëenkoomst, die op den derden van bloeimaand, en dus omtrent twee maanden nadat de meerderjaarig geworden erfftadhouder zyne hooge ampten aanvaard had j door hoogstdenzelven cn den hertog van  HISTORÏE-BESCHR.YVÏNG. l6$ van Brunswyk Wolffenbuttel met hunne wederzydfche ondertekening en wapenzegels bekragtigd wierd, wierd tenzelfden dage door den hertog bevestigd met eenen eed, dien hy in handen van den prins erfftadhouder op deeze verbindenis aflag. Zy wierd egter niet door den prins bcëedigd, gelyk men by het eerfte ontdekken der acte verfpreid had. Zyne hoogheid vondgeraaden, om, ter geleide van het aflchrift deezer acte, eene misfive aan de ftaaten generaal toe te zenden, waarin hy het aangaan deezer verbindenis van alle blaam tragtte vry te pleiten. Hy had geoordeeld, zeide hy, ondanks de nadeelige gerugten federt eenigcn tyd op het ftuk van die acte ten zynen Jaste verfpreid , deezen laster van naamlooze fchry vers, met welken het hem niet voegde in het ftrydperk te treeden, ftilzwygend te moeten voorbygaan. Om ' deeze reden had hy zig onthouden van ï het publiceeren deezer verbindenis, tot *. dat de ftaaten van Holland opening deswegens verzogt hadden , aan welken hy dan ook, op hun verzoek, een affchrift L 3 der J784. _ Ie prin» erf- adhoudeierdedlgt de !te van tdjeeving.  £7*4- 1^6 VADIRLANDSCHS der bewuste acte gezonden bad. Egtes? had hy het van zynen pligt geagt, om tevens aan hunne hoogmogenden, en aan de heeren ftaaten der byzondere provinciën, een egt affchrift 'er van ter hand te doen koomen. Ook betuigde zyne hoogheid, dat hy niet twyfelde, of de leezing van dat ftuk zou de gerugten, die dienaangaande verfpreid waren , doen ophouden, en doen blyken, dat die acte niets inhield, hetwelk in het minste als nadeelig voor den lande kon worden aangezien, en dat hy geene verbindenis had aangegaan, die als ftrydjg met zynen pligt zou kunnen, aangemerkt worden, te meer , dewyl hy zig, met voorkennis en goedkeuring van hunne hoogmogenden , van den wyzen raad en medehulp van den hertog bediend had. Tot bewys van dit laaste gezegde haalde zyne hoogheid>uitvoerig op, hoe hunne hoogmogenden , ter gelegenheid van zyne meerderjaarigheid, in den jaare 1766" s den hertog voor zyne groote en uitmuntende diensten plegtig hadden bedankt, inet vriendelyk verzoek van zyne groote VS*'  Hl STORIE-BESCHRYVING. l6j vermogens ten dienste der republiek by aanhoudendheid te willen befteeden, hem verzekerende, dat zulks van hunnen kant altyd met alle tekenen van hoogagting en toegeneegenheid voor zynen doorlugtigen perfoon zou beantwoord worden. Vervolgens herinnerde zyne hoogheid den ftaaten, hoe zy, ten zelfden tyde, op zynen voorflag hunnen gezant aan het Weener-hof gelast hadden, om aan hetzelve te verklaaren, dat hunne hoogmogenden, door lange ondervinding kennis hebbende van de groote en ongemeene verdiensten van meergemelden hertog, en niets meer verlangende als hoogstdenzelven in de functiëu, hem toevertrouwd, hier te lande nog lang te mogen behouden , met genoegen verftaan hadden, dat de prins erfftadhouder nog gaarne eenigen tyd van deszelfs wyzen raad en medehulp zou gediend wee, zen, en dat hunne hoogmogenden gevolglyk vertrouwden, dat hunne keizerlyke en koninglyke majesteiten hun verzoek zouden inwilligen van den hertog verder in hunnen dienst te mogen houden j welK L 4 ver*  168 VADER.LANDSCHE verzoek het Weener-hof dan ook vervol. - gens had toegeftaan. Wyders poogde zyne hoogheid deeze geheime verbindenis hierdoor te rcgtvaar* digen , dat hy zig nimmer verpügt had den raad des hertogs te moeten inneemen, veel min te moeten volgen. De hertog, wel is waar, had zig met eede verbonden, om hem met zynen raad ten allen tyde te dienen; dan, (en hierop drong de prins byzonderlyk aan,) het had hem altoos vrygeftaan om van den raad des hertogs gebruik of geen gebruik te maaken, naar zyn welbehaagen , en zulks maar alleen zo lang hem zou goeddunken, zynde de acte flegts ingerigt by provifie en tot ken^ nelyk beiderzydsch wederzeggen toe. En wat aanbelangde het tegenbeding, door den hertog byhet vierde artikel der acte geftipuleerd, naamlyk de volkomcnftcon* verantwoordelykhcid aan niemand hocge- ' naamd, behalve aan den prins in eigene perfoon alleen, deszelfs billykheid, zcido zyne hoogheid, vloeidde als vanzelf voort uit dei; aart en natuur der verbindenis, dQQf  HISTORIE-SESCHilYVING. IfjQ door den hertog by meergemelde acte van raadgeeving aangegaan, te meer uit hoofde het aan zyne hoogheid vry ftond den raad van den hertog in te neemen of niet in te neemen , en denzelven ingenomen hebbende, dien te volgen of niet te vol, gen. Daarenboven (beweerde zyne hoogheid verder) met den raad des hertogs te volgen , maakte hy dien tot zyn eigen raad, waarom de verantwoording van de erüit voortfpruitende maatregelen hem zeiven alleen moest betreffen. Om alle deeze redenen betuigde hy voor hunne hoogmogenden niet te kunnen verbergen zyn gevoelig leedweezen over de veranderingen , die hy federt cenigen tyd in de begrippen van veele leden der hooge regeering deezer landen gezien had omtrent hooggemelden heer hertog , cn dat, daar hunne hoogmogenden, alsmede de ftaaten der byzondere provinciën, by zyne meerderjaarigheid de fterkfte blyken hadden gegeeven van hun genoegen over de waarneeming der posten, hem geduurende 's prinfen minderjaarigheid toever, trouwd , zonder dat tot hiertoe iet ten L 5 , last©  1784. IJO VADERLANDSCHE laste des hertogs beweezen was, verfchejde leden der hooge regeering zig niet ontzagen, om by hunne advifen in de aller haatlykfte uitdrukkingen melding van den heer hertog te maaken , en hem wilden doen doorgaan voor den aanleider der ongelukken , die het vaderland federt eenigen tyd waren overgekoomen. Zyne hoog. heid kon gerustlyk en wilde gaarne openlyk verklaaren , dat de hertog altoos uit alle vermogen getragt had het land wel te dienen, Eindclyk hield zyne doorl. hoogheid zig verzekerd, dat de enkele leezing der acte de onwaarheid der nadeehge gerugten, die wegens dit ftuk verfpreid waren , ten klaarften zou aantoonen , vuuriglyk wenfehende, dat, nu beweezen zynde de ongegrondheid van het gerugt, als of de hertog, een misbruik maakende van 's prinfen vriendfehap en toegeneegenheid , hem tot eene voor den lande hoogstnadeclige acte overgehaald had, de voorige gevoelens van hoogagting en welmeenendheid voor hooggemelden heer hei*, tog wederom mogten hcrleeven. De ontdekking der acte had egter, of. fchoon  HISTORIE-B ES CHRYVING. 171 fchoon zyne hoogheid dezelve zo goed mogelyk verdedigde, juist de tegenftrydige uitwerking by verre de meeste leden der hooge regeering, die het voor ftrydig met 's lands hoogheid hielden, dat de hertog, wiens raad wel tot 's lands ondergang had kunnen ftrekken, zig egter buiten alle verantwoordlykheid aan den fouverein , gefield had , en zig door deeze verbindenis van raadgeeving had ingedron. gen in alle de geheimen van ftaat , offchoon een vreemdling en zelfs werklyk nog in buitenlandfchen dienst zynde. En wat aanbelangt het verzoek van hunne hoogmogenden , aan den hertog agttien jaaren te rooren gedaan om het land met zynen raad te bl yven dienen, waarop zyne hoogheid en de verdedigers der acte zig vooral beriepen , zodaanig een verzoek moest niet anders verftaan worden dan alleen het krygsweezen , 's hertogs byzondervak, te betreffen. Ook moest inzon* derheid in aanmerking koomen, dat deeze acte niet de afzonderlyko perfoon van zyne hoogheid , of deszelfs partikulicre zaaken betrof, maar deszelfs betrekkingen tot 1784. Gevolgen deezer gewigtige ontdekking.  172 VADE8.LANDSCHE . tot den ftaat van wege zyne hooge ampten , en dat dezelve , offchoon 's lands hoogheid onmiddelyk betreffende , buiten weeten van 's lands ftaaten aangegaan, en nu reeds agttien volle jaaren voor hen geheim gehouden was. Ongetwyfeld kon de erfftadhouder voor zig, als partikulier, en voor zyne byzondere belangen , een beëcdigden raadsman aanneemen. Dan? zo hoogstdezelve raadslieden in de uitoefening en waarneeming zyner publieke bedieningen , die den ftaat onmiddehyk aangaan , noodig had, waren 's lands ftaaten zyne natuurlyke raadslieden. Het was ook uit deezen hoofde, dat door de wethouderfchap der ftad Amfterdam in bloeimaand des jaars 1781, ter vergadering van Hol. land was voorgcflaagen, om eenige leden uit de onderfcheidene gewesten door de heeren ftaaten derzelver te doen magtigcn cn van den noodigen last voorzien, om geduurende deezen oorlog met den heer erfftadhouder de noodige befoignestehou, den tot het beraamen en uitvoeren van al wat meest dienstig kon zyn ter berftelling der vervallene zaaken des vaderlands, Daar.  HISTORIE BESCHRYVING. 273 Daarenboven had de prins erfftadhouder, by hee aanvaarden van zyne hooge waardigheden in den jaare 1766, aan de ftaaten van Holland met plegtigen eede beloofd en gezwooren, dat hy in zaaken van oorlog en politie te werk zou gaan by goeddunken van hoogstdezelven en met advies van hunne gecommitteerde raaden. Deeze plegtige belofte fcheen veelen toe bezwaarelyk overeen te brengen te zyn met de afte van raadgeeving, door zyne hoogheid , flegts agt weeken laater, heimlyk met den hertog aangegaan. Zodra de ftaaten der byzondere gewesten het affchrift van deeze aéte als mede van 'sprinfen mislive aan de ftaaten-generaai ter verdeediging deezer verbindenis , ontvangen hadden, wierden de raadpleegingen over dit ftuk in de meeste gewesten zo fpoedig mogelyk voortgezet. De ftaaten van Gelderland, die in het begin van zomermaand buitengewoon vergaderd waren, en waarvan veele leden den huize van Oranje eene byzondere zugt toedroegen, waren de eerftcn, die 'sprinfen mis. five beantwoordden, en zyne hoogheid reeds 17 te Antwoord van de ftaaten van Gelderland aan zyne doorl. hoogheid.  174 VABULANDSCHI Friesland verklam i acte voorn en van on waarde, e Ontzet dei hertog var zyneamptt reeds op den twaalfden van zomermaand hunne dankbaarheid betuigden voor dc informatiën , die hoogstdezelve hen wegens deeze zaak wel had willen laaten toekoomen. Voorts verklaarden hunne edelmogenden deeze handelwyze van zyne doorlugtige hoogheid aan te zien als een blyk van hoogstdeszelfs zorg en yver omtrent 'slands welvaaren en om alle mistrouwen weg te neemen. Wegens den inhoud der aéte lieten zy zig nogthans niet nader Uit. Geheel anders droeg zig juist in denzelf[,i den tyd deeze zaak in Friesland toe. De , ftaaten van dit gewest, die federt zo langen tyd door hunnen blaakenden yver voof n' 'slailds vryheid en welvaart hadden uitgemunt, draalden niet om hun befiuit wegens deeze hoogstgewigtige zaak ten fpoedigften uit te brengen. Bereids op den elfden van Zomermaand befiooten zy hunne afgevaardigden ter generaliteit te gelasten om ter vergadering van hunne hoogmogende te verklaaren, dat zy, alle hunne herhaalde poogingen by den prins erfftadhouder ter verwydering van den algemeen  HISTORIE-BÏSCHRYVING. I75 meen verdagten en gehaaten hertog altoos vmgtloos hebbende zien afloopen, het ongepast en nutloos oordeelden den prins over de thans ontdekte acle van raadgeeving te onderhouden, welker daadlyk beftaan zy met ontroering vernomen hadden; dat deeze aóte gantsch onbeftaanbaar was met het oogmerk, waarmede wylen Willem de vierde den hertog in dienst deezer landen had doen overgaan , naamlyk om in het krygsweezen gebruikt te worden ; dat dezelve niet min onbeftaanbaar was met de meening van de hooge bondgenoó. ten, duidelyk opengelegd in de inftruótie voor den hertog van den jaare 1755, waarby den hertog, fchoon toen den minderjaarigen erfftadhouder als kapitein generaal reprefenteerende, uitdruklyk opgelegd wierd om zig met geene zaaken van politie, financie , juftitie of religie te bemoeien. Voorts verklaarden hunne edelmogenden, dat de prins erfftadhouder, meerderjaarig geworden zynde, gêenzins bevoegd was, om, zonder voorafgaande uitdruklyke qualificatie der bondgenooten, eenige verbindenisfen van dien aart als deeze aóte was, en 1784-  lj6 VADERLANDSCHË en gefterkt met eene ongehoorde belofte van indemniteit en onverantwoordelykheid, met iemand der regenten hoegenaamd aan te gaan , veel min met een vreemd perfoon , die geen lid der regeering en fiegts door toelaating van eene vreemde mogendheid in dienst van deezen ftaat was, Weshalven zy deeze acte voor nul en onwaarde verklaarden, en aan de bondgenooten voorfioegen om de zaaken ter genera» litcit daarheen te beftieren, dat de meergemelde aéte vanraadgeeving wierd te niet gedaan, en de hertog om deeze en andere redenen gedimitteerd uit allen hoegenaanr den dienst van deezen ftaat, mogende hunne edelmogenden wel lyden, dat de hertog zyne jaarwedde bleef genieten , mids zig verre genoeg van het grondgebied van den Haat verwyderd houdende. Dit fpoedig en vaderlandsch befluit der vryheidminnende Friezen fcheen eerlang tot leiddraad voor de meeste gewesten te zullen ftrekken , alwaar de meerderheid der ftaatsleden fterk voor het ontflag des veldmaarfchalks yverden , met naame ter vergadering van Holland. Egter, om het vert  HISTQRIE-BESCHRY VING. iff vertrek van den hertog- op dc zagtfte ert i voor hem minst vernederende wyze te bewerkftelligen, beflooten fommige ftaatsleden om vooraf ten dien einde eene be-, zending te doen aan den erfftadhouder. Ten dien einde vervoegden zig de afgevaardigden van Dordrecht;, Haarlem en Amfterdam in het begin Van hooimaand by zyne doorlugtige hoogheid , en verklaarden eerst mondeling en vervolgens fchriftlyk, dat het welmeenend inzigt van de regeeringen der genoemde fteden was om gaarne te willen medewerken tot het oogmerk vervat in 'sprinfen brief aan dé bondgenooten, van den zes-en-twintigften van grasmaand aeezes jaars ; doch , dat gemelde regeeringen begreepén dc onmogelykheid om dit heilzaam inzigt ter uitvoer te brengen, zo de heer hertog van Brunswyk niet daadlyk van het grondgebied van den ftaat wierd verwyderd. Dat ,tiit overtuiging daarvan^ wel tot zodaanige verwydering was beflooten ; maar teffens , om , alvoórens ter vergadering van hunne ed. gr. mogenden ervan gebruik te maaken , en de uitvoering ervan volM fbrekü  1/8 VADERLAN D S C H E I784 ftrekt aan te dringen,uit egards voor den prins erfftadhouder met hoogs tdenzelven in onderhandeling te treeden , ten einde in het vriendlyke de middelen te bcraamen om deeze zaak met het meeste' genoegen van zyne hoogheid en met dc minste gerugtmaaking te kunnen uitvoeren. Een foortgelyk voorftel wierd, tol* veeier verwondering , kort daarna ook door de afgevaardigden van Rotterdam gedaan, met hetzelfde gevolg. Sommigen vleiden zig , dat de prins ■>■ na dc zo fterke refolutie van Friesland ,■ eindelyk zou goedgevonden hebben om den hertog te beweegen van liefst zyne ampten uit eigene beweeging neder te leggen en goedfchiks te vertrekken. Zyne hoogheid aangenomen hebbende op den voorllag der drie fteden binnen agt dagen te antwoorden , gaf aan derzelver afgevaardigden op den vyftienden van hooimaand een fchriftlyk antwoord , waarby hy betuigde niet te kunnen vinden, dat het herftel der eensgezindheid gehegt was aan de verwydering van den heer hertog. Zyns oordeels kon men hein niet vergen eene on-  HISTORÏE'-sBESCHRYVING I75 oribillyke 'refolutie tegen wien het zyn mogt, in te ftemmen, byzondcrlyk tegen een vorst , wien hy zo veel verpligting had. Men mogt den hertog, behoudens 'slands conftitutie, niet afzetten, of door eene politike fchikking uit den lande verwyderen, zonder hem vooraf toe te ftaan Zig te verdeedigen ; waarom hy zig op geenerleie wyze geregtigd oordeelde om zodaanig befluit in te ftemmen. Na al wat 'er was voorgevallen fjzeide zyne hoogheid verder) en vooral na de refolutie der heeren ftaaten van Friesland , waren de zaaken daartoe gebragt, dat de hertog niet konde verwyderd worden zónder eeri opziert en eene öpfpraak , waardoor deszelfs goede naam allergevoeligst zou lyden, algefchiedde zulks op de allerzagtftë manier. Wyders was zyne hoogheid over. tuigd van de onfchuld des hertogs , en kon derhalve niet voldoen aan de begeerte der drie fteden. Hy befloot niet nogmaals te verzekeren , dat hy de fterkfte zugt voor het herftel der rüst en eensgezindheid bezield en bereid was, om daar toe door de kragtigfte middelen mede tê wëri 1784..  Merkwaarei g ik fluit oer Ratten van Woliam tegen den hertog veld BIMritiUÜka 180 VADERLANDSCHE werken , doch , dat hy tevens overtuigd was, dat dc verwydering van den hertog daartoe niet dienen kon. Uit deeze volmondige weigering van den prins bleek ten klaarden, dat hoogstdezelve geenzins geneigd was om den voorgeflagenen zagten en minnelyken weg welken de meerderheid der vergadering van Holland gaarne gevolgd had , in te gaan. Het gevolg deezer onverzettelykheid was, dat hunne ed. gr. mog. op den agttienden van oogst-maand een bcfluit namen , hetwelk in nog veel fterkcre bewoording vervat was, dan dat van Friesland , en door gansch Europa klonk. In deeze allermerkwaardigfte refolutie betuig, den hunne ed- gr. mogenden hun diep misnoegen over het beftaan van den hertog, als hebbende 's prinfen vertrouwen misbruikt tot het aangaan eener verbindenis, die vierkant aanliep tegen zynen eed van zig met geene zaaken van politie, finantic, justitie en religie te zullen bemoeien, met het verderflyk oogmerk om zig op eene clandestine wyze, by uitfluiting van den ' fouvercin, in het bewind van 's lands zaaken  HISTORIE-BESCHRY VING. l8l ken in te dringen, zynen invloed op den erfftadhouder voor altoos te vestigen, waarvan het ongelukkig gevolg was, dat, zo als uit 's prinfen verdeediging-misfive zonneklaar bleek, zyne hoogheid zig nog ten allerfterkften aan den hertog verbonden reckende, ja, voor het aangezigt der bondgenooten , die acte poogde te wettigen en den hertog aan 's lands ftaaten op te dringen als iemand, die , na deeze onbctaamelyke handel wyze, hunne hoogiigting nog verdiende. De ongelukkige direétie van 's lands zaaken ( betuigden hunne ed. gr. mogenden) moest vooral toege. kend worden aan den fchaadelyken invloed van zulk een raadsman , die zig op eene zo onvergeevelyke wyze, met eene ge. heimhouding van agttien jaaren lang, tot deezen onwettigen ministcriëelen post had verheven, waarin hy zig, door het blind vertrouwen van zyne hoogheid op zyne perfoon, als nog tragtte te handhavenen. Alle middelen (verklaarden zy verders) onder de hand op de vriendlykfte wyze aangewend om zyne hoogheid van her. onderfteunen van den hertog af U 3 te 1784. v  17*4- l82 VADERLANDSCUE te trekken, waren vrugtloos afgeloopen. Des verklaarden zy, oordeelende , d; t deeze zaak geen voorwerp was of kon zyn van de gewoone recht banken , als betreffende 's lands bellier zelf, de bewuste acte voor nul en van geene waarde ; dat de hertog door dit bedryf zig pligtig gemaakt had aan eene openbaare verfmaading van 's lands hooge magten, dat zyn gedrag de hoogfte verontwaardiging van het bondgenpotfehap naar zig trok; dat wyders de hertog, zig op eene ongcöorlooido wyze hebbende ingedrongen in de geheimen van den ftaat, niet anders kon aangemerkt worden als een zeer gevaarlyk perfoon voor deeze landen , en dus , om redenen van ftaat behoorde verwyderd te worden. Weshalve zy het beflqit. genomen hadden om door hunne afgevaardigden ter generaliteit aan te dringen van de zaaken daarheen te dirigeeren, dat de hertog van alle zyne amptcn in dienst van deezen ftaat wierd gedimitteerd en van het grondgebied deezer landen verwyderd; dat hunne cd. gr. mogenden, zo veel hen aanging, hem niet  HISTORIE-BESCHRYVING. 183 langer in gemelde generaliteiten erkenden, n:>ch tot zyne wedden iet zouden betaalen na het einde van het loopende jaar; dat zy bereid waren om met de overige bondgenooten mede te werken tot zyne daadlyke verwydering buiten den ftaat, zig het regtvoorbehoudende om daarin, voor zo ver hun Souverein grondgebied aan. ging, te voorzien. Eindelyk beflooten de ftaaten om de officieren binnen de provincie van Holland aan te fchryven van geene beveelen van den hertog meer te ontvangen en op te volgen, en door de gemagtigden tot het groot befoigne te doen onderzoeken , op welke wyze navorsching zou kunnen gedaan worden, of ook nog eenige andere perfoonen de hand tot het aangaan der bewuste acte geleend hadden. Deeze allernadruklykfte refolutie met de meerderheid der fteden Dordrecht , Haarlem, Leiden, Amfterdam , Gouda, Gorinchem , Schiedam , Schoonhoven, Alkmaar , Monnikendam en Purmerende genomen, wierd door de afgevaardigden van Schiedam, voor zo veel het punt dg M 4 ver-  184 VADER LANDS CHS . vcrwydering des hertogs aanging, niet ingcftemd, en door de afgevaardigden van Rotterdam aangezien, als zynde zy niet gelast tot de daadlyke dimisile en vcrwydering van den hertog, op dien voet, ais dit beiluit medebran. Hoorn verklaarde tot hetzelve niet medegewerkt te hebben. ■De ridderfchap protefteerde ten fterkften ;er tegen, en verklaarde de refolutie onwettig cn van onwaarde , zig voorbehoudende eene nadere aantekening tegen dezelve. Delft, Brielle, Enkhuizen, Edam en Medemblik protefteerden insgeJyks, met voorbehoud van nadere aantekening tegen dit beiluit der meerderheid. Het leed egter nog eene maand tyds, eerdat de ridderfchap haar wydlusüg protest uitbragt, waarby zy, meestal met dezelfde redenen, als de verdeedigings - brief van den prins erfftadhouder inhield, dit ftuk poogde te regtvaardigen en het befluit de;: meerderheid te wederleggen. Middeierwyl had het hartig bcfluit der vergadering yan Holland, gevpegd by dat van Friesland , zo veel invloed op de raadpleegingen van andere ftaats - leden, dat Zeeland  HISTOR.IE-BESCHRYVÏNG. I&5 en Utrecht eerlang ook tot liet ontilag van den hertog beflooten. Het befluit der ftaaten vanZeeland.senomen op den drie-en-twintigften van herfstmaand, was egter, in meer dan een opzigt, zagter en gunstiger voor den hert tog vcldmaarfchalk , als dat van Holland en Friesland. Hunne edelmogenden verklaarden, wel is waar, de bewuste acte met alle derzelver gevolgen voor nietig, even als of zy nimmer beftaan had,-en den hertog te dispenfeeren en des noods te dimitteeren van alle zyne ampten met af. wyzing van alle de posten, die voor den» zelvcn na dit loopende jaar op den ftaat van oorlog zouden gebragt worden. Egter betuigden zy, dat (byaldien de hertog zig voor het einde des loopenden jaars buiten het grondgebied der republiek begaf , en zig 'er beftendig buiten onthield, zonder met raad of daad den lande eenr gen ondienst te doen, midsgaders aan eene commisfie van hunne hoogmogenden alle papieren, de regeering, fmantiën en fortificatiën der republiek betreffende , overgaf, des noods 'onder eede van geeM 5 ne 17*1-_ Befltiir van Zeeland in dr. zaak vai| icn hertog v»n Brunswyk.  De hertog door dc Itaaton van Utrecht van zyne arnpicn verlaa- iSó^ VADER LANDS C H E ne anderen te bezitten of verdonkerd te hebben,) zy bereid waren , om met de overige bondgenooten mede te werken om hem een jaarlyksch inkoomen , gefchikt naar zyne rang en geboorte, toe te leg. gen. Tegen dit allenzins gemaatigd befluit, waarby de ftaaten van Zeeland tevens betuigden de eer en goeden naam des hertogs niet te willen te kort doen, wierd van wege den erfftadhouder, als cerftcn edelen van Zeeland, nadruklyk geprotcftcerd. Middelerwyl liet het zig aanzien , dat de hertog veldmaarfchalk vastlyk beflooten had om zyn lot moedig af te wagten, veel liever dan zig goedfehiks van zyne ampten te ontflaan, of dat hy nog eenige hoop overhield van den kant der vier overige gewesten. Nogthans deed het befluit der ftaaten van Utrecht, deeze hoop insgelyks verdwyncn. De ftad Utrecht had nu ter ftaats-vergadering een rapport uitgebragt , waarin zy het bedryf van den hertog in een niet min ongunstig ligt ftcl. de dan het befluit van Holland, hetzelve in allen deele inftemmende, cn den hertog boven-  IIISTORIE-EESCHRYVING. 187 bovendien befchuldigcnde van de braave iuboorelingen deezer landen in den dienst van den ftaat op alle wyzen buiten bevoordering gehouden en zyne vreemde gunstelingen hqyen dezelven , uit listige en heerschzugtige bedoelingen , bevoorderd te hebben, enz. De ftaaten van Utrecht beflooten eindelyk op den twaalfden van wynmaand , omtrent op denzelfden voet als die van Holland , tot de demisfie en verwydering van den hertog, als mede tot de afvordering tot overgaaf der papieren, onder hem berustende, zonder hem eenige jaarwedde te laaten behouden. Tegen dit befluit, door ridderfchap en fteden genomen, wierd egter door de meerderheid van het eerfte lid van ftaat ? naamlyk de geëligeerde raaden, gepratefteerd. Dus was de demisfie van meergcmelden hertog reeds by vier gewesten vastgefteld, en men wagtte eerstdaags op een fqortgelyk befluit van ftad en lande, toen de oude veldmaarfchalk eindelyk nog in •tyds zyn ontflag nam , en zig in alleryl yan het grondgebied van den ftaat verwyderde, Waarfchynelyk deed het befluit der I784r r De hertog ontflaat zig van zyne kuipten, in dienst van deezen ftaat, en verlaat deszelfs grondgebied.  188 VADERLANDSCHE .. der itaatcn van Utrecht den ouden veldmaarichalk deezen lang gewenschten ftap verhaasten ; althans , flegts twee dagen ïaater, fchreef hy aan hunne hoogmogenden eencn brief, waarby hy zyn ontflag uit hunnen dienst nam. Hy beriep zig nogmaals op zyne onfchuld, waarvan hy betuigde volkoomen bewust te zyn; en, daar hunne hoogmogenden en dc ganfehe. natie hem in tyden van rust dedoorilaandfte blyken van goedkeuring en geneegenhcid zo veeie jaaren lang hadden gegeeven, zou de nakoomelingfchap fzeide hy) naauwlyks kunnen gelooven , dat hem zo vcele hooggaande onaangenaamheden zouden hebben kunnen overkoomen, als hy federt vier jaaren had moeten ondergaan. Dccze wederwaardigheden hadden hem lang doen bcdagt zyn op zyn vertrek uit deeze landen; dan, hy meende zulks niet yocgzaam te hebben kunnen doen, vooraleer hy bchoorlyk van allen laster ware vrygefprooken, gelyk hy altoos verhoopt had van den kant der itaatcn, in weerwil der grievende befluiten van eenïgeh gewesten, of in zyne verdeediging te mo- gen  HISTORIE-BESCHRYVING. 189 gen gehoord worden',- gelyk hy by] zynen brief aan de ftaaten der vyf gewesten, die zig by die befluiten nog niet gevoegd hadden , voor eenige weeken eerbiedig- had verzogt. Nu deeden hem de tegenwoordige omftandighedcn en het door fommige provinciën tegen hem openlyk verklaarde wantrouwen overgaan om zyn vertrek niet langer uit te ftellen. Daarin (verklaarde hy Verder) maakte hy gebruik van zyn regt om ten allen tyde zyne dimisfie uit 's lands dienst te kunnen neemen, wanneer hy zulks goedvond, een regt, welk hy by zynen overgang in ftaatfchen dienst aan zig uitdrukkelyk had voorbehouden Weshalve hy by deezen aan hunne hoogmogenden kennis gaf, dat hy daadlyk alle zyne krygs-ampten in dienst van deezen ftaat nederlag en afftond, zig voor ontllagen houdende uit den eed en den dienst deezer landen. Voorts gaf hy den ftaaten kennis, dat hy alle papieren, kaarten en andere plans betreffende den ftaat en verdecdiging deezer republiek , die onder hem in zyne geweezene betrekkingen waren berustende y zonder eenige terughouding had 1784?  I96 VADÉRLANDSCHE had gefield in handen van den prins erfftadhouder als kapitein generaal der Unie, en dat hy hét commando over de bezeti zetting van 's Hertogenbosch had overgegeeven aan den generaal-majoor eh commandant Douglas , dien hy insgelyks alle zyne plans en papieren , betreffende het gouvernement dier vesting, had ter hand gefield. Ten befluite vvenschte hy den ftaaten alle heil, zonder egter eenig gewag te maaken van hoogstderzelver gunsten en weldaadeh, door hem zo veele jaa. ten genooten , veel min voor dezelven éenigen dank te betuigen. Hunne hoogmogenden namen dit ontllag bereidvaardig aan, zonder nogthans voor alsnog zyne hoöge amptcn van v'eldmaarfchalk en bevelhebber van 's Hertogenbosch te vervullen; zyne mindere krygs-ampten wierden kort na zyn ontflag vergeeven. Twee' dagen na zig van zyne ampten ontdaan te hebben , vertrok de hertog uit 's Hertogenbosch naar Aken, waar hy zig voor als nog bleef onthouden Zodanig was de uitloop deezer gewigtigö gebeurtenis ,dk in het algemeen geoordeeld wierd  historie -bescii ryving. I9I wierd van de heilzaamfte gevolgen voor het vaderland te zullen zyn, hetwelk zig thans van den vermogenden invloed deezes gehaaten vreemdlings , na zo veele vrugtlooze poogingen van veele aanzienlyke ftaatsleden , federt verfcheide jaaren tot dat groot oogmerk aangewend , ontfiagen zag , terwyl zig eenige gegronde hoop voor hetzelve fcheen op te doen, dat Neêrlands erfftadhouder zyn vertrouwen voortaan zou ftellen op zodaanige raadslieden, als welken by de natie geen« zins verdagt of gebaat waren , en door hunne kunde en beproefde trouw het vertrouwen der ingezetenen allenzins verdienden. Het verhaal der ganfehe toedragt dee- n zer merkwaardige gebeurtenis heeft ons nti het verflag nopens de overige zaaken, die geduurende al dien tusfehentyd voorvielen, doen opfchorten , waartoe wy thans weder terug keeren. De raadpleegingen over de voorgemelde misfive des konings van Pruisfen ter onderfteuning van den prins erfftadhouder, wierden ten zelfden tyde in de onderfcheidene gewesten voort- ge- 178^ , eu'we I;lag. 1 des K». igs van lislen  VA DËRLANDSCHE gezet, in zo verre dat verfcheidene der* zeiven haare byzondere bcfluiten in den loop van deezen zomer ter generaliteit uitbragten; in fommige gewesten fcheen men egter niet zo ipoedig tot een bellisfend befluit te kunnen koomen, hetgene tot gevolg had, dat hunne hoogmogenden 's konings klagten eri vriendnabuurlyke voorftellen zo Ipoedig niet konden beantwoorden , als zy wel wenfchten. Zelfs wierden zy in hun antwoord door dien vorst voorgekoomen , doordien zyne majefteit, op den zeventienden van. hooimaand , aan den baron van Rheede, buitengewoonen gezant der ftaaten aan het hof van Berlyn , eene memorie ter hand deed ftellen , met last van ze den ftaaten terftond te doen toekoomen. Ia dezelve deed de koning dringende klagten , dat men nog in geenen deele aan het oogmerk van zynen vriendlyken brief van den negentienden van lentemaand voldaan had; zelfs liet men dien, zo wel als verfcheide memorien door zynen gezant in 's Hage omtrent dezelfde onderwerpen ingeleverd , federt vier maanden onbeantwoord  H 'I'S T O R T F - É E 'S C-H R Y V IN G-. 193 "woord, terwyl men aan de courantïers en andere'byzondere fcbryvers (naar de koning beweerde) toeliet om zo wel zynen brief als de memöriên van zynen minister op eene onbetaamelyke wyze te bedillen. Zelfs klaagde de koning , dat men op •openbaar gezag had doen drukken eene Zogenaamde verantwoording van de fchryVers der Leidfche Gazette , Waarïn zy zig met bitterheid en op eene onvoegelyke wyze poogden te verdeedigen tegen de Magten , die zyn gezant van Thulemeyer dienaangaande by de ftaaten gedaan had. Men liet dus, zeide zyne majefteit, een ruim veld aan de fcbryvers open , om door hunne onbetaamelyke gefchriften de reeds zo diep gewortelde tweedragt aan te ftooken, terwyl de prins ftadhouder geftadig blootgefteld bleef niet alleen aan hunne kwellingen , maar ook aan de menigvuldige aanvallen zyner tegenftreevers , zo omtrent zyne perfoon als omtrent zyne waardigheid en voorregten; en, offchoon die vorst, door zynen rondgaanden brief aan de ftaaten der byzondere provinciën en door andere wyze en vaderlandmin» N nende  Ip4 VADERLANDSCHE I784. nende poogingen , alwat in zyn vermö* gen was had aangewend, om de eensgezindheid en goede verftandhouding te her. ftellen, zag men nogthans niet, dat de repubhek van haaren kant kragtdaadige maatregelen genomen had om zulk een heilzaam en thans vooral allernoodzaaklykst oogmerk te bereiken. Des verklaarde de koning, niet langer onveifchillig te kunnen zyn omtrent dit alles, alsmede omtrent der ftaaten nalaatigheid om cenig behoorelyk antwoord op de herhaalde vertoogen zyns gezants te verfchalfen, eene behandeling, waarover hy zig met alle reden bevreemdde, en die even zo weinig ftrookte met het belang des gemeenenbests, als zy weinig beantwoordde aan het vertrouwen , de opregte vriendfehap en d* goede geneigdheid, die zyne majefteit den ftaaten, zo in zynen brief, als door de memoriën van zynen gezant, getoond had. Voorts betuigde de koning vuuriglyk te verlangen, dat hunne hoogmogenden eindelyk in ernftige overweeging wilden neemen en volgen al hetgene hy hen had voorgefteld als een nabuur en vriend, die een  HISTORIE ■ j) IIS C H R Y VI *T G. IQJ een waar en opregt belang in hunne weiVaart ftelde, en dat zy eens eindelyk met ernst mogten overgaan tot billyke, kragtdaadige en voldoende maatregelen ter be* teugeling van de teugelloosheid der courantiers en andere byzondere fchry vers, en inzonderheid , om zig met den prins van Oranje te verdraagen op eenen vasten en regtmaatigen voet, omtrent al het gene, waarover zy toe dusverre met hem in verfchil geweest waren, om hem in het onverftoord bezit en genot zyner regten te verzekeren, en daardoor de Èrust, de eensgezindheid en de goede order in het ganfehc lighaam van het gemeencbest te herftellen. Eindelyk ( dus liet de koning zig ten befluite uit j waren de ftaaten te verligt, dan dat zy niet zouden begrypen , hoe veel belang zyne majefteit in alle deeze zaaken neemen moest, daar dezelven van zo een groot gewigt waren voor ee,, nen prins, die aan den koning zo na vermaagfehapt was , zo wel als voor de republiek zelve, als zynde een ftaat, die aan zyne ftaaten grensde , alsmede hoe veel de party, welke de ftaaten generaal desN 2 wegens 1784*  IQ6" VADERLANDSCHE £784. wegens zouden kiezen, natüurlyker wyze invloed moest hebben op de denkwyze en het gedrag van zyne majefteit jegens de Verëenigde Nederlanden. Deeze memorie , door de Pruisfifche ftaatsdicnaars Finkenftein en Hertzberg ondertekend , wierd door hen uit 's konings naam op den zeventienden van hooimaand aan den ftaatfehen gezant tc Berlyn ter hand geftcld, om dezelve aan zyne hooge meesters toe te zenden, en ze tc onderfteunen met alle die redenen, die hydienftigst zou oordee'en om 's konings bedoeling te bewerkftelligen. Deeze nadere aandrang, door zyne Pruisfifche majefteit ten behoeven des ftadhouders gedaan, had nogtans geene nadcelige gevolgen voor de rust en vrye raadpleegingcn van den ftaat, alhoewel het niet ontbrak aan dezulken, die dit fchryven poogden te doen doorgaan voor een doorflaande blyk van 's konings ongenoegen en verbittering, en het publiek langs dien weg fchrik aan te jaagen. Het*bleek zelfs, weinige maanden laater , dat die vorst den ftaat alle welmeenende en vriendnabuurlyke gevoelens toe  HISTORIE-BESCHRYVING» 197 toedroeg, het zy zulks daarüit voortfproot, dat men, onder de hand, den koning vollediger wegens den waaren toeftand der zaaken en wegens Nederlands ftaatsge, fleldheid onderregt had, gejyk ten deezen tyde ftellig verzekerd wierd, hetzy zulks toegekend moet worden aan het beleefd antwoord, hetwelk hunne hoogmogenden na verloop van eenige weeken op 's konings mcergemelden brief gaven. En, doordien alle de provinciën tot dusverre den byzonderen uitflag hunner beraadflaagingen nopens 's konings klagten nog niet hadden uitgebragt, bleef het den ftaaten ondoenlyk een allenzins ophelderend en volledig antwoord op de onderfcheidene onderwerpen , vervat in 's konings brief, (waarvan fommigen flegts op deeze of gene provincie in het byzonder betrek ' konden hebben), uit naam en van wege het gezamenlyke bondgenootfehap te geeven. Waarom hunne hoogmogenden flegts datgene in antwoord aan zyne majefteit fchreeven, hetgene zy, als verantwoordelyke afgevaardigden der byzondere oppermagtige ftaaten , vermogten, zonder N 3 hun- 17  T734 TrthiiT van QelderUnd op den brii dus konfaj van Pruislen. jp8 VADERLAND, SCHE hunnen last te buten te gaai, en, voor :het overige, tot 's konings genoegzaarne onderregting , met hunnen brief vervoegden de befluiten dier provinciën, welken wegens de onderfcheidenc klagtcn des konings ter generaliteit bereids ingekoomen waren. Zekerlyk was dit de eenigfte bilïyüe weg, dien hunne hoogmogenden konden inflaan , naardien de koning zig aan hen hadvervoegd omtrent zaaken,die niet zo zeer het bondgenootfehap in het algemeen, maar meestal eenige provinciën , als fou. vereinen op zig zeiven, betroffen, en dus de vergadering van hunne hoogmogenden niet onmiddelyk aangingen. De befluiten der provinciën moesten natuurlyker wyze onderling veel ver, r fchillen ,naar maatc der verfcbillendeftaatkundige begrippen, die aldaar by de meer_ derheid der ftaatslcden gevolgd wierden vooral ftraaïde dit onderfchcid ten fterkften door in de befluiten der provincié van Gelderland en Friesland, welken het eerst ter generaliteit uitgebragt, cn ve volgens door die van Utrecht, Stad en Lande en Zeeland gevolgd wierden. Gelderland was het  HISTORIE-BESCHR.YV ING. I9O het eerfte gewest, welk zig op 's konings brief verklaarde , en wel in zodaaniger voege,als den koning en zynen neef, den erfftadhouder, niet dan alleraangenaamst kon zyn. De ftaaten dier provincie beflooten, reeds op den derden van bloeimaand, hunne afgevaardigden ter generaliteit te gelasten om by hunne ho. mo. aan te dringen , dat alle de gewesten de fchandelyke ongebondenheid der drukpers door de uitdruklykfte bevelen zouden beteugelen, en verder te verklaaren, dat men in de provincie van Gelderland geene de minfte refolutie had genomen , die eenigcrn:aatc zou kunnen ftrekken om de voorregten des ftadhouderfchaps te verminderen; dat de ftaaten vastlyk beflooten hadden de eenmaal vastgeftelde regceringsvorm te handhavenen; dat hun gevoelen was , dat het aanbod , in den brief des konings van Pruisfcn vervat, om de zo ongelukkige in deezen ftaat gereezene gefchillcn uit den weg te ruimen en by te leggen . moest aangenomen worden ; op dat dus doende de binnenlandfche rust en de zo noodzaakelykc eendragt mogt herN 4 fteld 1784-  Heiluit van Friesland, 200 VA DERLANDSCHE- t field worden. Ten dien einde ffiagtigde» hunne ed. mogeaden hunne afgevaardigd den ter generaliteit, om eene vergadering van gelastigden uit alle de provinciën voor te Haan, en om gcmeenfchaplyk met den prins erfftadhouder en met de afgevaardigden der bondgenooten te bcraamen.,. hoe 's prinfen heilzaame oogmerken best zouden kunnen vervuld worden. In Frieslands befluit, genomen op den I5den derzelfde maand, ftraalde die edele rondborstigheid, cordaatheid en mannentaal door , die het eigenaartig kenmerk uitmaakten van al hetgene Frieslands vryheidlievende ftaaten federt langen tyd tot 's lands heil ter generaliteit geopperd hadden. Hunne ed. mogenden bragten op alle de onderwerpen van 's konings brief ftukswyze een zo bezadigd als kragtig en wel beredeneerd antwoord uit. Huns oordeels konden noch zy zeiven, noch eenige regering, het gewoel van onrustige en baatzugtige lasteraars wecren , die zekerlyk hier en daar fchuilden, als men naging de manier , waarop zy ftaaten van Friesland en de flaaten der andere gewesten 3  histo'rik be'schryving. 2qï ten, zo wel als zyne hoogheid, in fchotfchriften gehoond waren. Wat aanbelangde de nieuwspapieren van dien aart, dezulken wierden in hun gewest niet gefchreeven of gedrukt: tegen eerroovende libellen, vooral tegen het huis van Oran* je, hadden zy de ftcrkfte maatregelen genomen , waarvan het uitlooven van groote belooningen ter ontdekking en het laaten ophaalen der exemplaaren van het boekje Aan het Folk van Nederland en den Gevondenen brief tusfehen Utrecht enAmersfoort doorflaande blyken waren. Zy zei ven reekenden het beneden hunne waardigheid, op fchotfehriften tegen hen, eenige agt te flaan. De nadere klagten te. gen eenige nieuwspapieren gingen hen niet, aan , als buiten hun gewest gefchreeven en gedrukt wordende. Voorts hadden zy nimmer eenig inzigt gehad, veel mineenigen ftap gedaan om den prins erfftadhouder in zyne wettige regten , hem by provinciale commisfie opgedraagen, te bekorten. Eenige klaarblyklyke misbruiken hadden zy met alle gemaatigdheid verbeterd 5 die verbeteringen hadden zy altyd N 5 ge-  202 VADERLANDS CHS ..getoetst aan 's lands grondwetten , eni in het byzonder , aan het door hen bezwooren reglement reformatoir van wy-, len Willem IV. van den jaare 1748. Nimmer was daardoor de prins zo min in zyne perfoon als in zyne waardigheden be* nadeeld geworden- Vreemdlingen, onbe« dreeven in de conftitutie hunner provincie , moesten ongetwyfeld den prins in de gedagte gebragt hebben , dat die verbeteringen een indragt op zyn gezag waren. En daaraan (verklaarden hunne edel-mo« genden rondüit) moest ge weeten worden het weinige gevolg hunner herbaalde, welmeenende en yverige poogingen tot herftel van het onderling vertrouwen en eensgezindheid tusfehen den" prins en de regeerders des gemeenenbests. Lang hadden zy aangedrongen om de verderflyke bron ervan te floppen; een en andermaal hadden zy by den prins erfftadhouder aangehouden op de verwydering van den hertog van Brunswyk, welks invloed op het beftier met grond aangezien moest worden meer dan te veel tot de onderlinge verwydering toe te brengen. Alles was vrugt. loos  HTS/TORI E-BESCHRYVÏNG. 20J loos geweest: 's hertogen invloed in de raadgeevingen aan zyne hoogheid bleef voortduuren ; de nadeelen ervan, buiten het ftaats - bewind , openbaarden zig bovendien in den ficgten toeftand van 'slands lcgermagt, waarvan de hertog allezins als, dc beftierer moest aangemerkt worden. Zy hadden in een breedvoerigen rondgaande brief aan de bondgenooten , in Aagtmaand des jaars 1782 , ter gelegenheid van den op niet uitgeloopenen togt naarBrest, omftandig het verkeerd be-, wind van den laasten oorlog aangetoond en voorfiagen tot verbetering daarvan gedaan, behoudens nogthans 's lands conftitutie en de waardigheden, den erfftadhouder als admiraal-generaal toebehoorende; dan, wederom vrugtloos ! Dit herinnerden zy flegts in het kort tot één voorbeeld ; meer konden zy erby voegen; dan, het aangevoerde was, huns oordeels, genoeg om hunne hoogmogenden van wege de provincie van Friesland in ftaat te ftellen, om, aan den eenen kant, in het te ontwerpen antwoord aan zyne Pruisfifche Majesteit de eigenlyke bronnen van het kwaad zonde?  204 VADER LANDSCHEL 1,. zonder bewimpeling te ontdekken, en tevens alle verkeerde begrippen en indrukfelen by zyne majesteit dienaangaande weg te neemen, en , aan den anderen kant, om klaarlyk te doen zien de doorgaande denk- en handelwyze van hunne ed. mogenden, zo in het bewaaren der regten en vryheden hunner ingezetenen , als in het heilig befchermen van hun ftaatsgeftel en van de daarmede verknogte regten van den erfftadhouder hunner provincie. Voorts betuigden zy, dat hen niets aangenaamer zyn zou, dan gemeenfchaplyk met de bondgenooten uit al hun vermogen meer en meer te kunnen medewerken tot de herftelling der zo onöntbeerlyke eendragt tusfehen alle de hooge leden van 's lands regeering, ten einde alle onlusten gedempt, de rust en bloei der republiek daadlyk herfteld , cn de zaaken van ftaat , vol. gens 's lands conftitutie , met onderiing vertrouwen en eensgezindheid, gelyk zig zyne Pruisfifche majesteit uitdrukte , behandelden vervolgens zonder vertraaging mogten uitgevoerd worden. Eindelyk wierden dc afgevaardigden van Friesland, b»  HISTORIË-BËSCHR VVING. 2Ö5 dit befluit, gelast, om het antwoord, ter generaliteit ontworpen, niet tot een befluit te helpen brengen , maar hetzelve over te neemen, en het nader befluit der ftaaten daarop in te wagten. Dit hartig en vryheid- ademend gedrag van Frieslands ftaaten, verwekte by ver. re het grootfte gedeelte van Neêrlands in-1 gezetenen eene ongemeene vergenoeging, te meer, doordien zy zig verzekerd hielden, dat de egte waarheid en de juiste toedragt van zaaken, wel verre van den oudften en wysten der koningen van Europa te verbitteren , integendeel op deszelfs grooten geest eene regt tcgengeftelde werking natuurlykcr wyze moest uitoefenen. Den tweden van zomermaand kwam het befluit der ftaaten van Utrecht tc voorfchyn; het was zaaklyk, doch in algemeener bewoordingen vervat dan dat van Frieslands vaderlandlche regenten. De ftaaten van Utrecht begreepen, dat hunne hopgmogenden den koning behoorden te antwoorden ; dat de aart van Nederlands ftaatsweezen de eenige oorzaak was, waarom 'skonings brief niet vroeger had kun- 1784. Befluit van ftrecUu  2CÖ VADERLANDSCHE kunnen beantwoord worden ; dat hunne ■ hoogmogenden zeer gevoelig waren aan 's konings vriendfehap en wclinecnende raadgeevingen aan den prins erfftadhouder ; dat zy zig verzekerd hielden, dat zyne hoogheid, aan zig zeiven overgclaa- ( ten cn de infpraaken van zyn hart volgende, de verfiaauwde liefde van een groot gedeelte der ingezetenen jegens het huis van Oranje en zyn perfoon eerlang,zo zy vertrouwden , zou hei-winnen ; dat zy be. reid waren daartoe mede te werken; wyders, dat zy zyne majesteit konden verzekeren , ten vollen overtuigd te zyn van de hooge noodzaakelykheid van het ftadhou- I derfchapin het ftaats-weezen der republiek, en daarom niets vuuriger te wenfehen , dan dat hetzelve , na weering der ingefloopene misbruiken, op vasteren voet dan ooit gevestigd, en altyd door manlyke telgen uit het Oranje-huis bekleed mogt worden; dat men zyne majesteit verkeerdlyk fcheen onderregt te hebben , dat, de fchotfehriften tegen zyne hoogheid beltendige befcherming vonden, en integendeel alle degenen, die voor hem fpraken of 1  HrstOMfi-BftsCHR YVING. 207 of fchreeven, vervolgd, mishandeld, verdreeven en zelfs gcftraft wierden; dat het hunne ho. mo. innerlyk gefmerr had te moe^ ten zien , dat men zyne majesteit zulke denkbeelden had weeten in te boezemen ï dat zy gewenscht hadden, door eene fluks» wyze opgaaf der bedoelde gevallen in ftaat gefield te zyn om den koning deswegens te dcsabufeeren, of, de zaaken alzo bevonden wordende , zulke reg'ers , die zig aan pligtverzuim mogten hebben fchuldig gemaakt, te regt te ftellen. Voorts oordeelden de ftaaten , dat hunne hoog mogenden den koning behoorden voor te houden, dat omtrent de fchot» fchriften tegen den prins erfftadhouder, wel verre dat dezelven beftendige befcherming gevonden hadden, integendeel in het byzonder nadruklyk gewaakt was, blykens de bevelen door de ftaaten van de provinciën gefield omtrent het boekje aan het Vilk van Nederland en den Gevonden Brief tusfehen Utrecht en Amersfoort ,daar 'slands fouvereinen in veele loopende gefchriften op eene verregaande wyze gehoond wierden , waaronder de fchry ver van den Cou- riir 1784. «  Befluit van Stad en Land 208 VADERLANDSCKS rier du Bas-Rhin (*) boven anderen had uitgemunt; dat zy niettemin ernftig bedagt waren , om dc losbandigheid van zulk foort van fchryvers 'te beteugelen , zo veel beftaanbaar was met de Vryheid der drukpers, die in een vry land geene te naauwe bepaalingen gedoogde , en in die gevallen ook met dankbaarheid aannamen 's konings vriendnabuurlyke aanbieding om hetzelve in zyne ftaaten te willen verbieden. De ftaaten van Utrecht lieten zig dienvolgens omtrent de onderfcheidene punten van 's konings brief niet ftukswyze uit, zo verre die hun gewest mogten betreffen , maar bragten dit ontwerp van een algemeen antwoord ter generaliteit flegts in zulke bewoordingen uit, als op 's lands ftaaten in het algemeen tocpaslyk waren. Het befluit van Stad en Lande, uitgebragt " den agtften der volgende maand ,was zodanig , ais men verwagten moest van een gewest, waar alles in beftendige rust was gc- (*) Zekere Manzon,*s konings onderdaan, wooatgtig te Kleef.  HISTORIE DESCHP.YVIKG. 20ï> geblecven, en op het welk's konings kfag. ten althans geen betrek konden hebben. De ftaaten dier provincie vergenoegden i-ig met te verklaaren hunne dankbaarheid voor 's konings vriendfehap jegens den ftaat; dat zyne heogheid nimmer eenig ongenoegen over hen geüit had ; dat de onderwerpen vankJagten,in 5s konings brief Vervat , hen dus in het mmfte niet konden aangaan; dat zy de fchotfebriften 'tegen den prins door uitgeloofde premiè'n hadden geftuit; dat zodanige gefchriften in hun gewest niet opgefteld of gedrukt wierden; en dat zy overzulks vertrouwden, dat de koning in deeze openhartige verklaaring genoegen zou neemen. Deeze beiluiten der provinciën Gelderland, Utrecht, Friesland en Stad en Lande waren reeds ter vergadering van hunne hoogmogenden agtervolgens uitgebragt, efnen meer of min geruimen tyd voor 's konings memorie van den zeventienden van hooimaand. Twee dagen laater wierd door de ftaaten van Zeeland een nadruklyk cn merkwaardig befluit genomen op den mcergemelden brief van zyne PruisfiÖ fchè  2IO VADER LAN DSC HE _r784. Merk waardig en hartig befluit van Zeeland. fche majesteit, alsmede op de hekelende nota van den Pruisfifchen gezant van Thulemcycr over het advies der Stad Zierikzee , op dezelfde misfive , als ook op het ftuk der losbandigheid van courantiers en tydfchriften 4 een befluit , hetwelk den moed der ftaaten van Zeeland oneindige eer aandeed , cn waarin zy , zonder op 's konings klagten ftukswyze te willen ant< woorden , als fpuvereincn jegens eenen fouverein zig uitlieten, verklaarende: dat 'skonings brief, eerbieds-halve, ten fpoedisftcn moest beantwoord worden, maar, zonder in eenige byzonderheden van dien brief tc treeden, vermids het geene vreemds mogendheid toekwam zig in het huishoudelyke van den JlaM te fteeken; dat zy , ftaaten van Zeeland, offchoon zy aan den eenen kant rfiet konden nalaaten ten fterkften hunne bewondering te toonen over de byzondere wyze, op welke zyne Pruisfifche majesteit, by hoogstdeszelfs misfive van den dertienden van lentemaand deezes jaars, zig over de conftitutie deezer republiek uitdrukte , en over de onderftel. lingenen voorgeevens in dezelve vervat, egter  'HÏ STORlfc-BÊSCHRYVlNG. 211 'egter, aan den anderen kant, dat alles wil-] den aanzien voor een blyk van 's konings welmeenende vfiendfchap jegens den ftaat, hoogstdenzelven daarvoor hartgrondig dankzeggende , en van 's konings bekende denkwyze met reden vertrouwende, dat, daar zyne majesteit zelve bekende, de conftitutie van de republiek niet genoeg te kennen en geen oogmerk te hebben om die te beöordeelen of te bedill^ri', hoogst" dezelve ook nimmer ecnigen^ hinder zou toebrengen aan die raadpleegingen en maatregelen , die 's lands fouvereinen tot handhaving van de vastgeftelde conftitutie en vryheid noodig oordeelden te beraamen, en waarvan zy aan geene vreemde mogendheid , wie dezelve ook zyn mogt, eenige ver* •antwoording fchuldig waren. Dit was alles wat de ftaaten van Zeeland tot antwoord op 's konings wydluftigen brief noodig oordeelden. In antwoord op de nota van 'skonings gezant, waarby hy het advies van Zierikzee wegens 's konings klagten, met den naam van premature, partiale en indecente critiques had durven beftempelen, verklaarden Zeelands O % ftaa° 7 te  dat deeze opgeraapte uitvlugten van den gedaagden vice-admiraal eehigermaate op den last of inftructie der gemagtigden zouden gegrond geweest zyn. Hunne hoog™ mogenden hadden de commlsüe wel uitdruklyk gelast tot het onderzoek der redenen, raaiende het niet ter uitvoer brenger, hunner bevelen tot het verzenden van tien fchepen van linie naar Brest, waarom het middagklaar was, dat het onderzoek, het welk in deezen moest gedaan worden, zig geenzins bepaalde tot een onderzoek alleen van den Haat, in welken die fchepen zig juist op den zelfden dag Van het gegeeven bevel (den derden van wynmaand des jaars 1732) om te vertrekkenten aanzien van de mond- cn fchecps-behoeften hadden bevonden. Integendeel, uit de bovengemelde bewoording van het bevel bleek onwederfpreekelyk,dathtmnehoogmogenden een veel algemccner cn vollediger onderzoek bedoelden, naamlyk om by £784*  '222 vader l> n d S c hTE by daadlyke bevinding van het beftaan van het gebrek aan de noodige behoeften, ook te gelyk op te fpooren, wie de oorzaak'eï van mogt zyn, waardoor insgelyks in het byzonder kon opgemaakt worden, öf hier allecnlyk een voorwendfel plaats had ge. greepen om de bevelen der ftaaten langs dien weg te verydelcn, of wel, dat inder. daad (,door verzuim van den commandeerenden officier, of van wien het ook zyn mogt) de fchepen niet in ftaat gefteld waren om te kunnen voldoen aan het oogmerk der ftaaten in het vastftellen der buitengewoone equipage voor den jaare 1782. De gemagtigden namen alle middelen te baat om den vice-admiraal van de verkeerdheid zyner denkwyze te o verreeden; dan, zy konden het met den ftyfzinnigen zeeman zo verre niet brengen, dat hy zig liet ovcrhaalen om op de voorgeftelde vraagen, zo lang dezelven niet naar zyn begrip wierden ingerigt , de gevorderde ophelderingen te geeven. Weshalven de gemagtigden zig genoodzaakt zagen, om, daar hen de dwangmiddelen ontbraken ora aan  HïSÏORlË-BESCHllYVINCi 22$ aan de onwilligheid en uitvlugten van den Vice-admiraal een einde te ftelldn, en zy zig daardoor daadlyk buiten het vermogen bevonden om dit onderzoek en verhoor , voor zo verre het meergemelden vice-admiraal in het byzonder betrof, Voort te zetten , zig op den vyftienden van hooimaand aan de ftaaten-generaal vervoegden, en dit gedrag van den graaf van Byland ter kennis van hunne hoogmogenden bragten , aan hoogstdezelven tevens vertoonende, „ hoe ftrydig het ware niet 5, alleen met dc bevoordering van het te 5a doene onderzoek , maar ook met den aart ecner aanzienlyke commisfie , uit 3, het midden van hunne hoogmogenden 3, benoemd , indien de leden derzelver „ fteeds zouden bloot moeten ftaan aan „ de aanmerkingen en vitteryen, met wel„ ken de verhoord wordende officieren „ maar zouden goedvinden, de bevoegd„ heid der commisfie om hen te hooren, „ telkens in twyfel te trekken, of binnen 3, zulke paaien te beperken, als zy zou5, den oordeelen best met hunne oogmerj, ken te ftrooken, gelyk de vice-admiraal „ van r784: Kligtcn van de commis* fle tot liet onderzoek naar de zaak van Brest over den viceadmiraal L. van Byland  2 24 VADERUKDSCHI „ van Byland gedaan had; Dat zy , by „ het ontvangen hunner commisfie, met „ een gefignaleerd vertrouwen van de ,, refpective bondgenooten vereerd zyn„ de, en by hun finaal rapport verpligt „ zullende weezen , om van hunne vcr- rigtingen een gedetailleerd verfiag aan „ hunne hoogmogenden te doen , waar„ üit alleen dan zou moeten worden be•„ öordeeld, in boe verre zy dit vertrou„ wen verdienden, geenzins konden ver„ wagten , dat immiddels zou in twyfei „ getrokken worden, of aan hen zeiven, onder die fteeds blyvendc verpHgting van verantwoordelykheid , niet zou „ moeten worden overgelaaten dc beöor„ deeling van de wyze van onderzoek, „ die het meest tot het voorgeftelde cin3, de kon dienen, als mede, wat 'er al of „ niet tot den hun opgelegden last bc« hoorde," Weshalve zy den ftaaten in overweeging gaven , „ of hunne hoog„ mogenden , tot affnyding van die en „ foortgelyke verkeerde en met het ver„ fchuldigde refpect niet overëenkoomen„ dë uitvlugten, als welken nu reeds on- „ det-  HISTORIE - BESCHRYVïNÜ. 225" •„ dcrvonden waren, niet zouden kunnen ,, goedvinden , om , inhereerende de re,-, loiutiën op dit refpeft genomen, aan ,, den vice-admiraal van Byland fpeciaal 5, te gelasten , om voor hoogstderzelver „ commisfie te antwoorden op zodanige „ vraagen , als van wege dezelve gcöor„ deeld zouden worden tot het in deezen ,i gcdecerneerd onderzoek noodig te zyn, ■„ om ter verantwoording te worden voor„ gefield;" Hunne hoogmogenden namen reeds den volgenden dag een befiuit, hetwelk allezins met den wensch en begeerte der gemagtigden overeenkwam, met bygevoegd bevel aan den weêrbarstigen vice-admiraal om op alle de voorgemelde vraagen der commisfie naauwkeurig te antwoorden. Eenigen tyd laater liep bet gerugt, dat by, zig door de vraagen der heeren gemagtigden van alle kanten in het naauw gebragt ziende, eindelyk zig genoodziakt had gevonden om eenen dus verre geheim gehoudenen brief van den admiraal-generaal te vertoonen , waarby hem het uitloopen naar Brest was verboorfrn geworden. Dan , de prins erfftad; P hor^  J7U- Stïfir der alliantie m Frankryk. 22Ó" V A~*D ERLANDSCHfi- houder betuigde openlyk cn.op de allerplcgtigfte wyze aan 's lands ftaaten , dat deeze voorgewende brief niet anders dan een leugenagtig en lasterend uitftrooifel was , en dat nimmer door hem zodaanig verbod was uitgegeeveh. Ook verklaarde eerlang de commisfie zelve, nimmer dusdaanigcn brief gezien te hebben. De alliantie met de kroon van Frankryk was middelerwyl geduurende de zomermaanden deezes jaars merkelyk gevoorderd. Bereids op den zes-en-twintigften van bloeimaand was door hunne hoogmoden bellooten geweest om hunne gevolmagtigde gezanten te Parys aan te fchry. ven , dat dezelven zouden verneemen , of by den koning-eenige geneegenhcid ware, om eene naauwere verbindenis met deezen ftaat aan te gaan. Op deezen voo~flag had de Franfche ftaatsdienaar, de graaf de Vergennes , vervolgens aan de gezanten verklaard , datzyne m jefteitgeneegen was tot het fluiten van zo iaanig verbond met hunne hoogmogenden , ten welken < inde de ftaatsdienaar hen een ontwerp eener naauwere  SÏSTOIiïE BE S CÏÏE. Y V ï Ü G. 227 alliantie ter hand ftclde,bcitaande uit dertien artikelen,waarby, naar fommigen beweerden , nog een geheim en afzonderlyk veertiende artikel gevoegd was. De ftaaten dit ontwerp op het einde van hooimaand deezes jaars ontvangen hebbende, zonden hetzelve naar de byzondere gewesten, ten einde op hetzelve, zo ipoedig doenlyk ware, te befluiten. De ftaaten van Holland keurden reeds op den tienden der eerstvolgende maand, met eenpaarigheid van het ftemmen , het gemelde ontwerp goed, en deeden vervolgens ter generaliteit ten fterkflen by de overige bondgenooten aandringen om zo fpoedig mogelyk hunne befluiten nopens dee. ze gewigtige zaak in te brengen. Utrecht voegde zig welhaast by het gevoelen van Holland , egter met een klein byvoegfei tot opheldering van het vierde artikel, raakende de bezittingen in de Oost Indien, gelyk nog verfcheidene artikelen eenige nadere bepaaling en ophelding noodig hadden , om alle misverftand voor het vervolg voor te koomen. By het eerfte en tweede artikel verzeP a ker-  228 VABERLANDSCïïE . 1784. Ontwerp van een alhantiettiftaat me 4n ryk. kerden de hooge contraéreerende partycs zig van eene duurzaame vriendfchap, en van de handhavening van alle hunne bezittingen in alle de werelddeelen; by her, derde verbonden zy zig tot een overëenftemmigen arbeid tot het behoud van den vreede , en , in gevalle ééne van beiden met een aanval mogt bedreigd worden, dat de andere eerst haare goede dienften zou aanwenden om de vyandlykheden voortekoomen en de zaaken tot eenverge Iyk te brengen. Het vierde artikel behelsde , dat, byaldien die goede diensten vrugtloos afliepen, in zulk geval zyne allerchristelykfle majefteit en hunne hoogmogenden van nu af zig wederzydsch verbonden, om zig onderling, zo te land als ter zee, by te ftaan, waartoe de koning, aan de republiek zou verfchaffen man voetvolk, ...... man ruitery,. . - fchepen van linie, en .... fregatten: hun- t ne hoogmogenden zouden in geval van eenen zee-oorlog,of in alle gevallen, wanneer aan zyne allerchnstelykfte majefteit vyandlykheden ter zee mogten worden aangedaan ? leveren fchepen van ïjniCj  HÏSTORIE-BESCHRYVIxe. 289 ïinie ' en fregatten , en ingevalle het Franfche grondgebied aangetast wierd, zouden zy hun aandeel krygsvolk leveren in geld, hetwelk by een geheim artikei of overëenkoomst nader zou vastgc field worden, tenzy zy lieververkoozen krygsvolk te leveren , in welk geval zy zouden moeten verfchaff een nader te bepaalen aantal ruiters en vqetknegten. By het vyfde artikel wierd bedongen, dat de mogendheid, die haar aandeel, het zy in krygsvolk, het zy in fchepen en fregatten , leverde , dezelven zou betaalen en onderhouden overal, waar haar bondgenoot 'er gebruik van zou maaken ; ook zou de mogendheid , die 'den onderftand vroeg, gehouden zyn, om, het zyde gemelde oorlogfchcpen , fregatten en troepen lang of kort in haare havens bleeven, ze van al het noodige te voorzien tot den. zelfden prys, als of zy haar in eigendom toebehoorden. Gemelde fchepen of troepen zouden ter dispofitie van de byflandvraagende party bly ven, zo lang de oorlog duurde. Volgens het zesde artikel xouden Frankryk cn de ftaaten de oorlog. p 3 fche* 1784.  230 ViDÏSlASDSCifï' Jcbepeft, fregatten en troepen, die zy zig wederzydsch zouden leveren, voltallig en welgewapend te houden, ijerwyze, elat,, zo dra de gevraagde mogendheid den onderftand , bepaald by het vierde artikej zou geleverd hebben, zy in haare havens, een genoegzaam aantal fchepen zou doen uitrusten, om terftond dc plaats dier fchepen te vervullen, welken door het oor-. logs-lot verloeren, of veróngelukt raogten zyn. Het zevende artikel was vryvoordcelig voor dc ftaaten, behelzende* dat , ingevalle de bedongene onderftand niet genoegzaam mogt zyn ter befcher-. sning der byftandvraagende mogendheid en om haar een behoorlyken vreede te be.. zorgen, alsdan de gevraagde mogendheid den onderftand zou moeten vermeerde» ren, naar maate haar bondgenoot benoodigd zou zyn; z;\'fs, indien deomftandigheden zulks vercischtcn, zou zy haar met. alle haare magt byftaan ; dan , 'er wierd tevens uitdrukly'k bedongen , dat in alle gevallen het aandeel der ftaaten in landtroepen niet hooger zou beloopen , dan . . , . man ruitcry en ... , man voetvolks, me£  HISTORÏE-BESCHRYVÏNG. 23I met voorbehouding van het regt om dit aandeel in geld te mogen leveren. Daardoor ware men hier te lande, de s r o ( d, verzekerd van een talryk heir Franfche hulptroepen, teiwyl men, zonder in vreedes ■ tyden ten dien einde eene gedugte land;nagt te onderhouden , volftaan kon met aanzienlyke lommen gelds te leveren , in gevalle het Franfche grondgebied vyandig aangevallen wierd. Volgens het agtfte artikel zou min, in gevalle van een zee. oorlog, waaraan geen van beide partyen deel nam, zig wederzydsch de vryheid der ze ën guarandeeren, overëenkoomftig met den zetregel van vry fihip, vry god, behoudens nogthans de uitzonderingen , vermeld by het negentiende en twintigfte artikel van het tractaat van koophandel, getekend te Utrecht den elfden van grasmaand tusfehen Frankryk en de ftaatengeneraal. Wierd ééne der beide partyen in een oorlog betrokken, waaraan de andere party zig genoodzaakt vond regtftreeks deel te neemen, zo zouden zy, volgens het negende artikel deezes verfconds, onderling beraamen en vastftcllen P 4 de rZte  Ï7_84 232 VAD£RLANDSCHa dc gepaste krygshedryven om den gemee. nen vyand afbreuk te doen en hem tot den vreede te noodzaaken 9 ook zouden zy zig niet mogen ontwapenen of voofflz* gen van vreede ofbeftand doen of aanneemen, dan met gemeene bewilliging. By het tiende artikel wierd duidelyk gedoeld op het fchandelyk mislukken van den befaamden togt naar Brest, verbindende zig de hooge contra&eerende partyen by hetzelve om ten allen tyde hunne krygs* magt in goeden ftaat te houden, om zig wederzydsch slie de ophelderingen te vraagen, die zy deswegens mogten begeeren, om zig den ftaat van tegenweer, waar. in zig hun krygs-weezen in alle de wereld deelen bevond, toe te vertrouwen, cn om de middelen te beraamen ten einde daarin te voorzien. Het elfde artikel bragt mede, dat beide hooge contracteerende partyen zig ter goeder trouwe kennis zouden geeven van de verbindenisfen , die zy mogten hebben uitftaan met andere mogendheden van Europa: deezen moesten ongekrenkt blyven. Ook beloofden, zig heide partyen, voor het toekoomftige gee*  mis TO rix-besc H[r yving. 233 ne alliantie en geene verbindenis van hoe- j daanigenaart dezelven zyn mogten, te zullen aangaan , die direct of indirect, met dit verbond zouden ftryden. By het twaalfde artikel wierd door de hooge verbindende partyen wederzydfch de vryheid voorbehouden , om, één-ftemmig, zodanige mogendheden,als zy zouden goedvinden, uit te noodigen om aan dit verbond deel te neemen en tot hetzelve toe te treeden. Ein^ delyk wierd by een dertiende artikel vastgcfteld, dat, om de goede verftandhouding en verëeniging tusfehen de Franfche en Hollandfche natiën nog meer 'te vestigen, de onderdaanen der republiek, tot tyd en wyle 'er een wederzydsch verbond van koophandel door beide hooge partyen geflooten wierd, in Frankryk ten aanzien des koophandels zouden behandeld worden als de meest begunftigde natiën, gelyk dan ook in de Verëcnigde Nederlanden plaats zou hebben omtrent de onderdaanen des konings van Frankryk. Dusdaanig was het ontwerp van het lang gewenschte verbond met die kroon, een ontwerp, waaraan nu maar weinig onfcP 5 brak 784^  234 VADERLANDSCHE T/84 De Staaten befluiten toi het aangaai cènerullian tie niet Frankryk. 'brak, in zo verre , dit men hier te lande geenzins ongezind was om opdien voet ""er de laatfte hand aan te leggen, terwyl het ftuk van de bepaaling van het aantal fchepen en manfehap, wederzydsch te leveren, gern hinderpaal in den weg feheen te zullen ftellen. Eind.-lyk waren de beraadilagingen der byzondere gewesten in het begin van herfstmaand dermaate voortgezet, dat hunne hoogmogenden op den agtften dier maand met zes provinciën tot dit verbond met Frankryk beilooten, en den eerstvolgenden dag dit hun befluit aan hunne gevolmagtigd gezanten aan het Franfche hof overzonden. Overysfels afgevaardigden tergencralieteit waren niet gelast, en konden zig om die reden niet met de overige gewesten vervoegen ; de aanhoudende gefchillen en fchcuring tusfehen ridderfchap en fteden dier provincie, waar, int dien hoofde, geene ftaatsvergaderingen meer gehouden wierden , waren ook oorzaak geweest, dat de afgevaardigden van Overysfel niet gelast waren. Dan, men had hier wederom , even als met de toetreeuniö tot de gewapende neu- txi  HïSTORIE-BESCHRYVING, £35- traliteit, de zaak dermaate in het lange weeten te trekken, dat ondertusfehen de verfchillen met den keizer, die hoe langer hoe meer in eenen land-oorlog fchee. ncn te zullen uitloopen , den bekwaamften tyd tot het treffen deezes verhonds hadden doen voorbygaan. De onlusten met het huis van Óostenryk , waarmede Frankryk thans ten naauwften verroaagfchaptwas, en waarmede dat ryk federt meer dan dertig jaaren de volmaakfte vriendfehap en goede verftandhouding onderhouden had,, deeden het Franfche hof thans aarfelen, om aan een verbond zyn volle beflag te gaeven, hetwelk dat ryk, nog geen jaar vroeger, vol vaardig zou a.ngegaan hebben, en waarmede men in de tegenwoordige omftandigheden hier te lande vooral bedoelde , zig van Frankryks vermogenden byftand tegen den keizer tydig genoeg te verzekeren. Inmiddels liet Frankryk niet na, alles aan te wenden , om de onlusten met den keizer door een minnelyk ,vergelyk te vereffenen, en de ftaaten telkens van zyne vriendfehap en toegenegenheid te verze„ Qn*  J7H- Onverwagt overlyde» *an den be. roemden Joh :n D rk baron vm fkr Cupellen Ut dm Poll- &3f5 VADBRLAMDSCHB Oniertusfchen had hy , die het meest geyverd had voor zodaanig een verbond met Frankryk , en die in de gezindheid van het ligbaam der natie omtrent de vriendfehap en naauwe betrekkingen met die kroon, eene geheeie omkeering uitgewerkt had, het genoegen niet van deeze groote zaak tot haar volle beflag gebragt te zien. Wy beöogen den Overysfelfchen baron Johan Berk van derCapellen tot den Poll, die op den zesden van zomermaand, te Zwolle in den ouderdom van drie en veer» tig jaaren, na eene rheumatike ziekte van flegts weinige dagen overleed, 's Mans vrocgtydige dood verwekte met te meer reden eene algemeene verflagenheid, hoe meer zyne uitmuntende verdiensten hem tot het voorwerp der liefde en hoogagting van alle welmeenenden gemaakt hadden» De aanëenfchakeling van 's lands gefchie" denis federt een goed aantal jaaren ,in wei. ke hy zo een fchitterende rol geipeeld heeft, heeft den leezer 's mans groote bedryven, wyzeadvizen, ichrandere Haat. kundige ontwerpen, onvermoeide poogingen tot bevoordeling der gemeene wel. vaart*.  HISTORIE-BÏSCHRYV ING. 237 Vaart, enz. te wel doen kennen, dan dat het noodig zou zyn dezelve hier wederom op te haaien. Nimmer wierd het verlies van ecnig ftaatspcrfoon hier té lande alge» meencr betreurd. En inderdaad, dit onverwagt gemis voor het vaderland in het aanweezend tydgewrigt was des te druk. kender doordien de groote van der Capelien, als het ware , het middelpunt van verëeniging, den raad en toevlugt, en fchier de ziel van de waare voorftanders der vryheid uitmaakte. De natuur had alwat den grooten ftaatsman vormt, aan hem te koste gelegd. Een fchrander en doordringend verftand , een juist en leevendig begrip van zaaken, eene manlyke, kragtige, treffende offchoon onöpgefmukte welfpreekendheid, onverfchrok. kenheid en waardigheid in zyn tegenfpoed, gelaatcnheid in zyne herleevenden voorfpoed, ftandvastigheid, voortvaarendheid, beleid, voorüitzigt, ziedaar de hoofdtrekken, welken het verflag , welk wy van 's mans daaden van tyd tot tyd gegeeven hebben, in zyn verheven karakter heeft doen opmerken. Zyne vyanden zeiven kjpn. 1784.  238 VADERLANDS 'CHS , konden niet ontkennen, dat hy met zón» derlingeziels-vermogens begaafd was, offchoon zy zyne groote bedryven aan eerZügt en aan wraaklust tegen het huis van "Oranje toefchreeven. Met één woord» hy was één van die Weinige ftervelingen, aan welken de natuur alle ftaatkundige bekwaamheden fchenkt, of om juister te fpreeken,die zy bovendien in de gelegenheid fielt om op het tooneel der wereld een fchittcrende rol te kunnen fpeelen. De traanen zyner landgenooten en aller welmcenenden vergezelden zyne asfehen ten grave. Op veele _plaatfen in Overysfel wierd, zo door het luiden der klokken als door andere treurtekenen, openbaare rouwe bedreeven; zyne nageheugenis wierd aan de onftervelykheid toegewyd niet alleen door plegtige lykredenen en treffelyke gedenkpenningen , ter zyner eere gêfla* gen, maar bovendien door eene menigte puikdigten , waarïn 'smans roem op een waardigen toon aangeheven en uitgebazuind wierd, terwyl zyne dankbaare landgenooten beflooten , om , ter zyner nageheugenis , een pragtig gedenkftuk in de groote  HlfiTORIE-BESCHRYVIKTG. 2$$ groote kerk te Zwolle op te regten. Hoe zeer ook dit verlies het verward Overysfel en zelfs het ganfche vaderland drukte, kon de natie zig egter alles goeds belooven van dat aantal braave ftaats-Palinuuren} die door denzelfden vryheidlievenden geest gedreeven, 's mans voetftappen zo lange gedrukt hadden, offchoon zy in fommige gewesten, uit hoofde hunner minderheid in de ftaats-vergaderingen, hunne heilzaame poogingen en voorflagen telkens zagen mislukken. De beroemde ridders van der Capdlcn tot den Marsch, van Zuilen, van Oldenaller , van Nyy.nhtim en anderen , hadden onlangs, op den laasten Gelderfchen land-dag , te Arnhem op het einde van grasmaand gehouden , wederom door hunne onverfchrokkene vaderlands liefde uitgemunt , en het genoegen gefmaakt van fommige leden van Gelderlands ftaats-'vergadering, ten minsten eenige bJyken van vaderlandlievende gefteltenislen te zien geeven. De befluiten van deezen provincialen landdag kwamen boofdzaakeJyk op het volgende uit. Omtrent den voorllag der provincie van Zonderlinge befluiten van leri Gelderfchenlanddag.  ^7M 2-J.O VADERLANDSCHE van Utrecht, eenige weeken vroeger ter generaliteit gedaan, betreffende flegts eeri verbond van vriendfehap en koophandel met de kroon van Frankryk , bcflooten Gelderlands ftaaten zig daarmede te vervoegen , en hunne afgevaardigden ter vergadering der ftaaten - generaal te gelasten, om dienaangaande met medewerking der andere bondgenooten, en bovendien met voorkennis en medeweeten van den heer prins erfftadhouder , werkzaam te zyn. Verfcheide vaderlandminnende leden der vergadering drongen met allen nadruk aan, om de befluiten van Friesland en Stad en Lande tc volgen, die zig met gecne alliantiën van pligtbetuigingen in dithachelyk tydgewrigt van den ftaat konden vergenoegen, maar yverig aanhielden op het aangaan van een wederzydsch be^ fchermend verbond, overëenkoomftig met de waare belangen der beide natiën; dog, te vergeefsch. De heer van den Marsch in het byzonder fprak ten zelfden einde met een grooten nadruk , in het breede ontvouwende , dat men tot behoud van het vaderland, zo met betrekking tot onze in.  ÏÏIST OkÏE -BESCHR YVtN'G. 2AÏ inwendige als Uitwendige gefteldheid, naar kragtdaadige'n byftand zonder uitftel moest uitzien, ter dier gelegenheid het verkeerde en gevaarlyke der inwendige directie en de verderflyke oogmerken in het inwendige beftier van zaaken der republiek met zo fterke en treffende kleuren afmaaien , dat dé meerderheid der leden hem het optekenen Zyner advifen in de rro'tü* Jen van ftaat niet wilde toeftaan J hetgene den vaderlandminnenden ridder noodzaakte om te verklaaren, dat hy Ze dan door den druk zou gemeen maaken en ter kennis der natie brengen. Dus vermogend was nog de ftadhouderlyke invloed op de Befluiten dier hooge landfchaps-vergaderïngl Omtrent de algemeen gchaate militaire jurisdictie konden hunne edeïmogenden nu zelfs nog niet befluiten , om dezelve 'in navolging der andere bondgenooten , tot de noodige en bchoorlyke bepaalïngcn te brengen. De yverige vaderlanders hadden zig gevleid , dat men Wegens dat punt het bepaalde in den jaare IÖ51 tot een grondflag en rigtfnoer zou neemen, vooral, daar Gelderland in dien tyd  17^4 242 VADERLANDSCHE tyd zo voorbeeldig geyverd had. Dan, 'er wierd goedgevonden , om door eene commisfie uit hunne ed. mogenden nader te doen bepaalen wat tot de militaire regtbank betrekking moest hebben, even als of dit nog twyfelagtig ware. Inmiddels zou men het rigtfnoer volgen, dienaangaande voorgefehreeven in eene provinciale refolutie der ftaaten, in den jaare 1728 genomen. Belangende 'iet antwoord op den bekenden brief des konings van Pruisfen, hetzelve wierd aan de algevaardigden van hunne ed. mogenden ter generaliteit dn handen gegeevcn , met medewerking der overige bondgenooten, en aangedrongen , dat by alle de gewesten ftellige bevelen mogten uitgevaardigd worden tegen alle fchimpfchriftenen tegen de losbandigheid der nieuwspapieren, met bygevoegde verklaaring, dat by de provincie van Gelderland de eenmaal vastgeftelde jegeeringsvorm zou worden gehandhavend, en dat, op de gegeevene aanleiding van de misfive zyner Pruisfifche majesteit, hunne ed. mogenden oordeelden, dat, totbylegging der onëenigheden en gefchillen, tot eene vergadering van geiasti&d«n uit het bond.  hI S T c ii 11 - B E s C I-i R Y V-1 N g. 243 genootfchap moest beflooten worden, wordende tevens de Gelderfche afgevaardigden ter generaliteit gelast om van dit oogmerk en inzigt van hunne ed. mogenden kennis te geeven van den Pruisfifchen gezant van Thukmeyer. De meergemelde voorftanders der vryheid y verden tenfterkften tegen dit befluit, Vericlaarehde, dat zy, hoe volvaardig zy ook waren om het hunne tot Im-ilel der eendragt door alle mogelyke middelen toe te brengen, egter * gelyk van meening waren , dat doof ' Hunne edelmogenden 'met meer digniteit op _s konings brief, hoe welrneenend ook de inzigten van zyne Pruisfifche majesteit waren, moest worden geantwoord,doch hunne poogingen liepen vrugtloos af. Eindlyk wierd op den rondgaanden brief van den prins erfftadhouder tot vereffening aller Verfchillen en hcrfltel der eensgezind heid onder de regeeringsleden, inwèer* wil der yverige vaderlanders , een zoge. öaamd antwoord vastgefteld, waarby hunne edelmogenden , offchoon zyne hoog heid in gemelden brief zelf fprak van eenJ verbetering en overziening van den inQ. 2 wen- 1784^  244 VADERLANDSCHE wendigen ftaat der republiek, en gevolglyk oordeelde , dat 'er misbruiken in de regeerings-vorm waren ingcfloopcn , zig egter dus verklaarden, als of alles in de regeerings wyze der provincie van Gelderland volmaakt was, betuigende zy verder, dat de vastgcftelde regcerings-vorm in hunne provincie zou gehandhavend worden, met byvoeging van veele pligtbctuigingcn aan zyne doorlugtige hoogheid, enz Uit dit alles is ligt op te maaken, hoe het ten deezen tyde in Gelderland gefield was, terwyl men in de omliggende provinciën met groote fchrceden ter verbetering" van haaren inwendigen toef and fpoedde. Wy keeren nu weder tot het vervolg der toeneemende onlusten met den keizer. Deszelfs ongehoorde cifchen ten lasten van deezen ftaat hadden te regt eene algemeene verbaazing en verontwaardiging verwekt. Dc ftaaten verzuimden niet kennis daarvan te geeven aan het hof van Frankryk, cn tevens hunne gezanten by zyne allerchristelykite majesteit te gclas. ten, om's konings goede dienften by het Wee-  HISTORIE-BESCHRYVING. 245 Weener hof, en zelfs, zo het noodig ware, hoogstdeszelfs bemiddeling tot vereffening der gercezene gcfchillen tusfehen de republiek en het B'rusfelfche gouvernement, te verzoeken. Op dit verzoek der ftaaten wierd eerlang, by eene nota door den hertog de la Vauguion, 's konings gezant by hunne hoogmogenden , op den twintigften van bloeimaand ter hand gefield, in de vriendlykfte bewoording geantwoord : dat deeze Hap der f! a en den koning te aangenaamer geweest was , uit hoofde dat zyne majesteit denzelven aan'zag voor een gevolg en uitwerkfel van het vertrouwen, welk de ftaaten fielden in de gevoelens van vriendfehap en geneegenheid, die de koning hen toedroeg. Deeze gevoelens , betuigde de koning , waren onveranderlyk ; ook merkte' zyne majesteit het als zynen pligt aan, om een nieuw bewys ervan aan hunne hoogmo, genden te geevcn met op zig te neemen „ om, volgens hunne begeerte, ten hunnen behoeven zyne goede diensten by het hof van Weenen-aan te wenden. Daartoe verklaarde zyue majesteit te vol vaardiger qvèr tt i_7U. Prantrylc neemt de bemiddeling der verfchiflen mecdeu ;eizer op  246 VADER LANDS CHE te gaan, vermids hy zig vooraf overtuigd hield , dat de geest van verzoening het gedrag van den keizer zo wel als dat der ftaaten bcftierde,en dat men wederzydsch geneegen was om alle de bronnen van onëenigbeid, welken tot dus verre tusfehen het hof van Weenen cn hunne hoogmogenden hadden plaats gegreepen, voor altoos uit den weg te ruimen. Deeze verklaaring was den ftaaten alleraangenaamst \ men had ten deezen tyde gecne geringe verwagtmg van Frankryks bemiddelende tusfehenkoomst. Egter vernam men niet lang daarna, dat de graaf de Noailles, Fran. fohe gézant aan het hof van Weenen, den keizer bekend gemaakt hebbende, dat de kqning, zyn meester, de bemiddeling der verfchillen tusfehen zyne keizerlyke majesteit en de republiek eler Verëenigde Nederlanden op zig had genomen , ten antwoord had gekreegen , dat 's keizers eifchen zo billyk en onbetwistelyk waren , dat zyne majesteit van dezelven niet kon jtfwyken. De tegen-eifchen van deezen ftaat ten lasten van den keizer waren middelerwyl  HISTORIE-BESCHRYVING. 247 In gereedheid gebragt, en wierden op den dertienden van hooimaand geörrefteerd en onmiddelyk daarna naar Brusfel afgevaardigd om aan het gouvernement ter hand gefteld te worden. In dit wydluftig en doorwrogt ftuk betoogden hunne hoogmogenden niet alle de nieuwheid enklaar. biykelyke ongegrondheid van genoegzaam alie de zwaare eifchen des keizers, maar traden bovendien in eene opgaaf van menige dugtige tegen-eifchen , die zy met regt van zyne keizerljke majefteit te vorderen hadden, alles nogthans metdeovertuigendfte blyken en betuigingen van de voortduurende toegeevendheid, waarmede hunne hoogmogenden, zo veel maar immers mogelyk was , geneegen waren te handelen. Het gouvernement generaal nam in geenen deele genoegen in deeze toegeevendheid en rekkelykheid der ftaaten , maar gaf op dit allezins ophelderend en voldoende ftuk een wederantwoord op den agttienden van oogstmaand aan de gevolmagtigde gezanten eler ftaaten over, dienende tot eene zogenaamde nadere ftaaQ. 4 ving 1784.,  Vo keizer eischt dc openirg var de Schtlde en de vrye vaart op beule Indien. £48 VABERLANB3CHE- ving van 's keizers eifcheu cn tot eene. voorgewende wcdcrlegging^dcropgemelde welberedeneerde cn doorwrogtc memorie der ftaaten, Niettegenftaande het geuvernement-ge-. neraal zo uitdruklyk cn onvtrzcttclvknog; b.y zyn wederantwoord van den act tienden van oogstmaand op de inwilliging van 's keizers veertien cifchen met de aanhangfels tot dien , waarmede men nu verfcheide maanden lang 's lands ftaaten onüphoudelyk, en op allerlcie hoonende wyzen van dezelven aan te dringen cn op antwoord aan te houden , gekweld had, terwyl hunne hoogmogenden telkens meer cn meer hadden toegegeeven, vernam men met de uiterfte verbaazing , dat dit gouvernement , binnen flegts vyf dagen tyd&, geheel cn al zyn voorig ontwerp van cifchen daar gclaaten , en gansch nieuwe en nog veel ongehoorder vorderingen ontworpen had , waarvan noch in deszelfs langwylige en menigvuldige memorien, noch in den ganfehen loop der Brusfeliche onderhandelingen , niet één enkel woord gerept  IIISTORIE-EESCHRYVINS. 249 gerept was. Op den drie-en-twintigften van oogstmaand wierd door den Brusfelfchen ftaats dienaar, graave deBelgiojofo, aan de vier gevolmagtigde gezanten van deezen ftaat eene memorie ter hand gefteld, waarby, na de gewoone ophaalin. gen van 's keizers onwrikbaare toegeneegenheid voor de repuhliek , het gouvernement verklaarde; „ dat hunne hoogmo„ genden in hun antwoord de party ge„ koozen hebbende om de weezenlykfte 3, van 's keizers eifchen en vorderingen „ ten laste der republiek, te betwisten, „ het gouvernement - generaal gemeend „ had de regtmaatigheid en den grond van „ het één en ander te moeten ontwikke„ len, gelyk ook gedaan was by het we„ derleggend antwoord , op den agttien„ den der loopende maand aan de gevol3, magtigden der ftaaten overhandigd." „ Daar nu" (dus drukte zig de behendige ftaatsdienaar uit, om de zig natuurlyk op^ doende tegenwerping te voorkoomen, «aamlyk, dat men den fpot met de ftaaten fcheen te dryven ,) „ dit verfchuldigde # aan 's keizers waardigheid was vooraf. .0,5 ge-  S5° VADERLANDSCHE J7H „ gegaan, zo vond hy zig thans genood* „ zaakt, om zonder eenig uittel aanhun„ ne hoogmogenden het middel mede te „ deelen , hetwelk de gemaatigdheid en ,, de edelmoedigheid des keizers aan de band gaven om den grond tot eene duurzaame bevreediging te leggen. Zyne „ majefteit had dit middel, midsgadersbet „ welzyn zyner onderdaanen cn de aan„ gelegenheden van de republiek zelve famen vergelykende cn wikkende, aan dit bevreedigings-middel uit loutere », belangloosheid de voorkeur gegeeven „ boven zyne byzondere regten en belan„ gen. En dit middel beftond hierin: „ i°. dat hunne hoogmogenden deSchel,, de voor open en de vaart op dezelve „ voor geheel en volftrekt vry zouden „ erkennen ; 2°. dat het aan 's keizers ., onderdaanen vry zou liaan direct uit dc ,, havens der Nederlanden te vaaren, naarj, en te handelen op- de beide Indien, en s, dat men 's keizers regt erkende om d« „ tollen naar zyn goed vip Jen te bcpaalen.'* Na de opgaaf van deeze twee buitenfpoorige . eiicnen liet het gouvernement zig  HISTORIE-BESCHRYVING. 2^1 «ig dus uit : „ als deeze erkentenis ge-' ,, fchied , als de grensfcheidingen van „ Vlaanderen bepaald bly ven op den voet a „ by de conventie van 1664 vastgefteld, 3, en men vaste'fchikkingen maakt om in „ het vervolg alle moeielykhedcn en hini, dernisfen in den waterloop dier landen „ te voorkoomen, en als hunne hoogmo.t, genden de forten Lüio en Liefkens„ hoek als mede de Kruisfchans en de fchans Fredrik Hendrik , doen pntrui„ men om geflegt te kunnen worden, wil 3, zyne majefteit wel afzien van alle zyne 3, andere Jandlyke eifchen, welke in het „ Tableau , &c. genoemd zyn , en bes, paaldlyk- van zyne regten en eisfcheu „ op de ftad Maastrigt, op het graaffchap 3, Vroenhove en het land van Hollandsch 3, Overmaazc, gelyk ook van zyne Gelda, cifchen met compenfatie van die der a, republiek. Wat aangaat de eifchen der 3, regeeringen en der byzondere onder3, daanen van zyne majefteit, gelyk ook s, die kleine verfchillen , welken 'er ten „ opzigte der grensfcheidingen van SraA, band, het land van Overmaaze en var» 33 Gel- 7|V  «42 VADERLANDS C H E „ Gelderland mogen plaats hebben, deeze „ onderwérpen kunnen in de confercn„ tiën afgehandeld en gefchjkt worden „ naar de billykheid der wederzydfche ,, aangelegenheden." Ten befluite verklaarde het gouvernement, dat de keizer zig tot deeze voorwaarden bepaald had om op dezelven een algemeen verdrag met de republiek te treffen; dat zy volftrckt zyn laaste befluit behelsden, en dat volgens de oogmerken, etic hunne hoogmogenden in deeze zaak hadden, men niet twyfclen kon, of hoogstdezelven zouden zig haasten om deeze voorwaarden aan te neemen als een byzonder blyk van de goedwillig, heid en toegeneegenheid van zyne majesteit voor het gemcencbest. Het was dan in die verwagting, verklaarde het meergemelde gouvernement , dat de keizer geoordeeld had van nu af aan de Schelde voor geheel en volftrekt open cn vry te houden, waarom dan ook zyne majesteit beflooten had de vaart op die rivier te herHellen , verklaarende de graaf de Belgio^ jofo, op uitdruklyk bevel des keizers, aan der ftaaten gevoimagtigde gezanten, dat, ia  frlSTORIE-BESCHRYVINS, 253 indien men van den kant der republiek eenige beleediging deed aan 's keizers vlag, zyne majesteit zulks zou aanmerken voor eene oorlogs-verklaaring en voor eene formeele daad van vyandlykheid. Deeze nieuwe en alleröngehoordfte eifchen , regtftreeks aanioopende tegen da letterlyke bewoording der plegtigfte trac^ taaten tusfehen den ftaat en het huis van Öostenryk , klonken ieder een als een fchelle donderflag in de ooren Men wist niet waarover men zig het meest moest verwonderen , of over de fchaamtclooze Wispeltuurighcid van het gouvernement generaal, of over de hardheid der eifchen, of over den meesterlyken toon, dien het gouvernement zig aanmaatigde jegens een oppermagtigen ftaat, of eindelyk over het gedrogtlyk famerivoegfel van vriendfchaps_ betuigingen en oorlogs-bedreigingen. Hunne hoogmogenden namen op den dertigften derzelve maand op deeze vreemde voorflagen een befluit , Waarin eensdeels hunne gewoone gemaatigdheid jegens het gouvernement-generaal, en anderdeels een vast voorneemen om hunne wet-. 1784.  J$4 s Keizer» nieuwe eifchen door de totten beleefdlyk stjjcweezen. 254 VADERLANDSCHÉ , wettige regten te handhavcnen overal doorftraalde. Zy gelastten by hetzelve hunne gevolmagtigden te Brusfel, om dert graave de Belgiojofo te antwoorden, dat zy zeer gevoelig waren aan 's keizers geneegenheid voor deezen ftaat en aan deszelfs bereidwilligheid om zelfs van zyne" regten en belangen te willen opofferen tot bcwaaring der goede verftandhouding met de republiek. Des konden zy. zig verlaatende óp de regtzinnigheid en opregthcid dier gevoelens, niet verwagten, dat de waarc meening des keizers zou zyn* óm, in plaats van de voorheen gedaane eifchen ten laste der republiek, die in allen gevalle voor niets minder dan onbetwistelyk en uitgemaakt konden worden aangezien , van hen te vraagen de overgaaf van bezittingen en geregtigheden, die hen onwedcrfpreekelyk toekwamen, waar op 's lands veiligheid cn onafhangclykheid gebouwd was , en waarvan zy dus niet konden afzien zonder zig 's keizers agting zelve onwaardig te maaken. Dat, (daar gslaaten verfcheide fchikkingen,• by voormelde memorie voorgeflagen, waar'-  HISfOR ÏE.BBSCHRYVTNS. 2^ Waarover onder 's keizers goeddunken na* der zou kunnen gehandeld worden), onder anderen ongetwyfeld als zodanig moest worden befchouwd het openen van de Schelde,waarvan in deszelfs gevolgen niets minder dan het behoud cf bederf der ganfche republiek en de veiligheid van derzelver ingezetenen afhing. Vervolgens traden de ftaaten in een betoog van dit hun regt, te berde h/engende, dat, om die reden, de vreede van Munster in den jaare 1648 met den toenmaaligen heer der Nederlanden , in deeze zyne hoedaanig. hcid,niet anders geflooten was geworden dan op de uitdrukkeiyke voorwaarde, dat de Schelde van de zyde van hunne hoogmogenden geflooten zou gehouden worden, waar. öm zy van de grootmoedigheid en billyiheid van den keizer vertrouwden, dat zyne majefteit op dit punt, waarvan vol ■ ftrekt niet kon afgeftapt worden van der ftaaten zyde , niet verder zou g lieven aan te houden. Wegens de vrye vaart uit de Nederlanden naar de beide Indien, herinnerden zy den keizer, dat de ftaa. ten-generaal in den jaare 1731 ter handha- ' f84,  255 VADERLANDSCHÈ J7H havening der Pragmatique Sanctie wegend • de erfopvolging in het huis van Oosten^ ryk, door keizer Karei VI en den koning van Groot-Brittanje by een afzonderlyk artikel, by het genoemde tra&aat gevoegd, ortder anderen waren bevestigd in het voorüitzigt van de Vernietiging der Oost lndifche compagnie te Oftende, alsmede , doordien by het vyfde artikel van het voornoemde tractaat aan Groot-Brittanje en aan deezen ftaat wel duidelyk was beloofd, dat geheel en voor altoos zou ophouden alle commercie en navigatie, onder anderen , uit de Oostenrykfche Nederlan' den, naar de Oost-Indien. Waarom het allcnzins billyk was, dat, daar de erfopvolging in het huis van Oostenryk federt dien tyd daadlyk, onder anderen ook door en ten kosten van de republiek, was gehandhavend, thans mede geftand wierde gedaan aan de wederkeerige voorwaarde. Ook moest het alleen aan hunne tocgeeflykheid jegens zyne keizerlyke majefteit toegefchreeven worden , dat zy tot hier toe hadden uitgefteld hunne zo gegronds klagten, dat, geduurende de tegenwoordige  HISTORIE - BESCHRYVING. 2^] dige 'onderhandelingen zeiven óver al dc bezwaaren en eifchen van diet Brusfelfche hof, en zonder dat daarby van deeze Oost-Indifche vaart één woord ware gerept, tegen de zo duidelyke letter van het gemelde traclaat, in de haven van Oftende waren binnen gebragt vyf Oost Ini difche terugkoomende fchepen , en dat zelfs nog één van dezelven, hetwelk van zyne ankers was geflagen en in eenen gevaarlyken ftaat voor de zeegaten der republiek gebragt , hier derwyze was geJ holpen en van het noodige voorzien, dat deszelfs behoud genoegzaam alleen daarl 'aan moest toegefchreeven worden. Weshalven zy dan ook hoopten, dat het hen ten goede zou gehouden worden, dat zy, veelliever dan de nieuw aangeboodene fchikkingen aariteneemen , verkóozen nader tc onderzoeken hetgeene tot verdedi. ging der cifchen van den Keizer by het onlangs mgekoomefi wederantwoord op hunne tegenëifchen was ter neder gefield, onder betuiging van hunne bereidwillig' heid , om , overtuigd wordende van dé bMykhéid van eenigcri derzeivcn, daarïn R daad- r  258 VADERLANDSCHE 1784. daadlyk te bewilligen, zullende zy verders van dien geest van rekkelykheid en toe. geevendheid, dien zy in deezen zo klaar* blyklyk getoond hadden , niet afwykcnWyders betuigden Jhunne Hoogmogenden te vertrouwen, dat zyne Keizerlyke majesteit, omtrent zodaanige andere punten, die zy vermeenden niet te kunnen of te mogen toegeevcn , naar zyne grootmoe^ dige en regtmaatige dcnkwyze, liever zou willen inwagtcn ele begrippen van andere onzydige mogendheden, waarvoor zy in deezen insgelyks gaarne alle verfchuldigde eerbied en toegeeflykheid zouden toonen,. Wat aanbelangde 's Keizers gedaane verklaaring, dat de Schelde van nu af aan open en de vaart op dezelve vry was, dienaangaande betuigden de Staatcn zig niet verder uit te ftrekken dan tot dat water , hetwelk de Keizer beweerde onder zyn gebied te bchooren, en geenzins tot de Oosier Schelde en de Hond of feester. Schelde , waarvan de fouvereiniteit hen onbetwistelyk toebehoorde, en zulks nog des te meer, niet alleen omdat noch by het overgeleverde Tableau van alle 'sKei-  H i S T O R I E - B fc S C H R Y VIN b. |$ zers cifchen , noch by ccnlg ander fö£ hoegenaamd , ooit de minste aatifpfaak daarop gemaakt was, maar ook , öm dat dit regt der Staaten op de genoemde wateren even zo wel gegrond was op het regt der volkeren als op de erkende trac taaten en overèenkoomften met die hecren, ,„ welker regten en verpligtin*cnv ten aanzienjder Nederlanden de êziïm gevolgd was. Daarom konden zy Z]> dan ook niet voortellen, dateenigen van zy. ne majesteit* onderdaanen uiteen verkeerd verftand van deeze verklaaring des Keizers een voorneemen zouden voeden om ^ te verzetten tegen dc orders, die daaromt trent hier te lande altyd en ten aanzien van een iegelyk . zonder onderfcheid, . hadden plaats gehad. De onmisbaare uit voenng dier orders zou niet kunnen tegengehouden worden. Verwagtende hun. ne Hoogmogende gcenzins, dat die iritvóermg, in zulk een onverhoopt geval, doof den Keizer zou worden tocgefchreeven aan eenig beleedigend oogmerk van hunnen kant, veel min, dat dezelve ten ge Volge zou kobben de oefening van vyand; 21 a iyfc  r??4 Oproei' l Arnhem. 26o V A D E R L A ND S C H E lykheid , waartegen men 21'g van deezen kant terftond, by wyze van noodweer, zou moeten verzetten , waardoor tcgclyk alle wegen van fchikking daadlyk zouden afgefneeden, 'skeizers grootheid cn edelmoedigheid te kort gedaan , en de luister zyner zo loflyke rcgecring bczwalkt worden. Van dit befluit wicrdcn ook zonder uitftel affchriften afgevaardigd aan den Staatfchen gezant te Weenen, en aan der Staaten gezanten aan het Hof van Frankryk , ten einde by aanhoudendheid met allen aandrang deszelfs goede dienftcn by den keizer te verzoeken en te bewerken. Geduurende de loop van deeze hachlyke en hoogst onaangenaame verfchillen met zyne Keizcrlyke Majesteit die den Staat met eenen lellen Oorlog fchenen te bedreigen van buiten 'slands, was de rust cn eensgezindheid, zo hoognodig in deeze netelige omftandighedcn, binnen 's lands nog verre te zoeken. Tc Arnhem had c men in 't laatst van Hooimaand reeds eenige oproerige beweegingen befpeurd, de Trompetters der Militie hadden goed kun. nen vinden, het oudeen in deeze tyd voor vccle  HISTORII- BESCHRYviïfc. 261 veele ooren niet aangenaame Deuntje van /Filhelwusvan Nas/ouwen yverig op te blaazen , dit bragt ten eerften eene menigte volks op de been , 't welk van ernilige gevolgen had kunnen worden, indien de Wethouderfchap dier plaats zulks niet tydig had voorgekomen , door het laaten afkondigen vau een openbaar bevel, waar by alle famenrottingeiv het blaazen van Deuntjes, en al wat maar eenige'aanleiding tot onrust of tweedragt geeven kon op het ftrengfte verboden wierd. 't Vuur van tweedragt bleef oridertusfehen nog onder de asfche fmeulcn. Op 't einde van Hooimaand begaven zich eenige burgers van Arnhem naar de Wethouderfchap, meteen verzoekfehrift, in 't welke zy begeerden nog eenige veranderingen in de famcnftelling van de muur van 't nieuwe kerkhof in hunne ftad te hebben, dringende opeen fchiclyk antwoord en wel uiterlyk voor den tweeden van Oogstmaand,doch voor dat de Magiftraat de noodige raadpleeging hier overhad gehouden, fond de ftad al in rep en roer, 't Welke zich op de volgende wyze toedroeg. R 3 He [784.  J784 2(52 VADERLAKDSCHS Het was reeds meer dan agt dagen geleden dat men een gerugt had doen loepen dat men voornemens was den bovengemelden tweeden van Oogstmaand , wederom eeven als in 't voorgaande Jaar gefchied was, te vieren, door dc voormuur van het Kerkhof, waar over toen reeds veel moeilykheid geweest was, af te brceJcen. Veel lieden waren egter van gedachten dat het 'er niet toe zouden komen Om dat men 'cr reeds zo Jang te voren van geroepen had, doch 's morgens van den mecrgemcldcn dag, om tien uuren, trok een menigte volks, vry bedaard, naar het voorgenoemde kerkhof, het welk uit een fraai yzeren hek, fchoone ftecnen pylaaren, en hardfteenen kapiteelen beftond, en wel tusfehen dc dertien en veertien honderd guldens van maaken gekost had. De woeste hoop voor het zelve gekomen zynele, haaide het, binnen weinig oogen. blikken, cn zonder veel omflag, om verre, zonder dat de burgery iets deed , of 'er door kortheid des tyds by mogelykheid iets gedaan konde worden , om zulks te beletten, De  HISTORIE-BESCHRYVIJÏG. 26*3 De burger officieren fielden ondertus-' fchen aan de Wethouderfchap voor, om eene Compagnie burgers in 't geweer te doen komen. ten einde verdere onrustige gevolgen te fluiten , doch dc Magiftract vond goed zulks van de hand te wyzen. Het is waarfchynlykdat, had men dit aanbod aangenoomen , dit geval van geen verdere gevolgen zouden geweest zyn doordien alles flil in de ftad geworden was! De Wethouderfchap had ondertusfehen de Commandant van het guarnifoen , op het ftadhuis ontboden, die aldaar fchriftelyke last ontfong, om geweld te oefenen indien 'er verder iets mogt gebeuren , en om het kerkhof met zyn foldaaten te bezetten. Dit wierd by veel lieden als eene geheel onnoodige zaak aangezien, dewyl het voorgenomen werk, van de flooping, aan het kerkhof, reeds lang volvoerd was.' Ook raakte hier op alles , gelyk ligt te denken was, wederom in de war, want het volk eischte dat de militairen van het kerkhof af zouden trekken , en , indien 'er wachten nodig waren, dat hetzelve dan met burgers bezet zoude worden. De ^4 j3ur- 1784.  1784 264 V. ADI. RLANDSCHï .'Burger officieren vervoegden zich dus weder een en andermaal aan, de Regeering:, Doch de Heer Preiident - Burgemeester H. Brantzen, paf hen ten antwoord , „ dat „ de Heeren nu zulke goede ordres ge„ field hadden, om de rust te bcwaarcn, dat zy geene burgers daar toe nodig hadden." Men zag ook werkelyk het geheele guarnifocn, zynde een regiment foldaaten, in dc wapenen komen. Een Compagnie Burgers kwam insgelyks op haar wacht; doch de lieer Prcüdent bleef flecds wcigeragtig om zich wan burger byfland te willen bedienen, ja liet zelfs zyn eigen huis van vooren en agteren met militairen bezetten, tot groot ongenoegen der gant. fehe burgery. Des avonds van dcezen onrustigen dag gingen 'er onophoudelyk patrouljes van dertig of veertig man foldaatcn, door de gantfche ftad. De burgery zulks vernee. mende vond toen ook raadzaam, om insgelyks patrouljes uit te zenden. Eene van deeze laatstgemclden ontmoette 'er eene van de foldaaten , de verbittering was onderling zo groot, dat niemand der beide  ÏIISTORIE-BESCHRYVING. 26$ beide partyen voor den ander wilden wyken. Zy liepen dus elkander op liet lyf, 'er vielen toen eerst eenige hevige woordenwisfelingen voor, daarna geraakte men aan 't vloeken cn fchelden, en eensklaps hoorde men degeweeren tegen eikanderen los gaan. Wie\het eerst vuur gegecven had , de burgers of de foldaatcn , was moeielyk te bepaalen, doch zeker was het dat de burgers zich zo dapperlyk weerden, dat zy de militairen, fchoon veel fterker in getal, in groote wanorde uit elkander deeden ftuiven , wanneer deezen] door een ander corps foldaaten, welken op het ger rucht toe kwamen fchicten , onderfteund wierden. De burgers dus tusfehen twee vuuren geplaatst, namen al fchietendc de wyk naar de wacht, zonder dat 'er een van hen gefneuveld, of zelfs gekwetst was geworden, 't geen waarlyk zeer tc verwonderen was, te meer daar zulks in 't midden van den nacht, tusfehen half een en een uuren voorgevallen was. De militairen waren 'er ondertusfehen zo gemaklyk niet afgekomen, want een hunner grenadiers was dood gefchooten, een officier R s door  26*6' VADEU AKDSCH2 £7S4 door een fchoot in 't hoofd en in den rug, een ander door de fteek van een bajonet in dc keel zwaar gekwetst, een grenadier door den arm gefchotcn , en eenige weinigen waren ligt gewond geworden. Het is ligt na te gaan, welk een fchrik en ontroerenis, dit deeriyk geval in't midden van den nacht door de gantfche Stad moet gegeeven hebben. De Burgertrommen begonnen overal alarm te Haan, en om twee uuren was de gantfche Burgery, met alle de vaandels reeds onder de wapenen, uitgezonderd eenige vreesachtigen, die zich fchuil hielden. Des morgens om vyf uuren vergaderden de Gemeente en de Burgerkrygsraad , en eenige tyd hater de Wethouderfchap. Hier op wierden de fchildwachten eindelyk van het kerkhof afgenomen , een gedeelte van het guarnifoen naar de kwartieren gezonden , cn elk geraakte naar huis , waar door alles fcheen geftild te weezen, doch kort daar na, wierd nochtans de trom weder geflagen , de burgery kwam op nieuws onder 't geweer , trok in alleryl naar de markt, en bezette het ftadhuis, zonder egter te wecten  HISTORIE BjiESCHRYV N-G. 2Ó> weeten voor wien en waarom. Het guarnifoen was ook weder in een oogenblik op de been geraakt. Eindelyk wierd men gewaar dat de Wethouderfchap met de gecommitteerden in onderhandeling wilde treeden , om de, oorzaaken van het misnoegen, zo het mogelyk was, uit den weg te ruimen. Eenigen der doldriftigften on. der het gemeen wilden alles dwingen, en ten eerften afgedaan hebben , het welke egter onrcdelyk was, en oorzaak zoude gegeeven hebben dat men weder met de militairen aan den gang geraakt had. Dier. halven namen de bedaardfte en gefchikfte burgers , toen het meeste gemeene volk in de kroegen zat te drinken, en zich dus buiten ftaat maakte, het geweer op , en gingen naar huis, federd bedaarde het op. roer geheelyk, het welk gefchapen fchecn om dc gantfche ftad in een bloedbad te veranderen. Des anderen daags, zynde den vierden van oogstmaand , wierd de gefneuvelde grenadier ordentelyk ter aarde befteld, ook Wierden dien dag drie of vier van de voorHaamfte beihamels in het afbreeken van het  Om«rigl bcwëeJnjen ie Tiel. 2f58 VADERLANÖSCHE i het kerkhof gevat en in de gevangenis gefield. Ondertusfchen was de verbittering tusfehen de Arnhemfche burgers en de militairen , die nu eindelyk tot daadelylc heid was uitgeborsten , reeds oud zeer, en niet weinig aangezet geworden door eene baldat dige bejegening , des avonds voor het oproer , door de militairen aan twee burgers aangedaan ; want deezen met elkander omtrend tien uuren op ft raat flaande te praaten, wierden door een foldaaten patroulje ruuw ophetlyTfgeloopen, en de eene zo deerlyk met de geweeren geteisterd , dat het bloed hem tappelings van het hoofd gudften, terwyl de andere mede door een fnaphaanflag op den grond viel, doch voorliet overige weinig letzel ontfing. Zulke en diergclyke voorvallen konden niet wel misfen, dc gisting onder de burgery te vergrooten, en waaraan al het onheil der ftad federd overgekomen, toe te fchryven was. Omtrend dezelve tyd had het zich te Tiel mede vry oproerig toegedraagen, hoewel de zaaken niet tot dat uiterfte als te Arnhem gekomen waren , de bcweegin. get»  HISTORIE-BESCHRY V ING. 2C?0 gen in de eerstgenoemde Ral hadden beftaan in verfcheide famenrottingen, in het roepen van hoezée en vivat Oranje en het geene wel het zwaarfte was, in het opentlyk aanranden van fommige lieden op de ftraat, welken men dan dwong te ver klaaren of zy prinsgezind of patriottisch waren, en dezelven, indien zy zich voor dc laatstgenoemde party dorsten verklaaren, te dreigen , hen over de ftadsmuuren te zullen werpen , welke of foortgelyke bedreiging ook reeds omtrend een aanzien, lyk burger zoude werkftellig gemaakt zyn , indien deeze niet tydig ware ontzet geworden. Om alle welke zaaken te ver. hoeden de Wethouderfchap dier ftad goedvond , op den agt-en-twintigften van hooi. maand eene publicatie te laaten af kondigen,, waarby niet alleen alle oproerige beweegingen en famenrottingen, maar ook, het welk ieder zeer vreemd in de ooren klonk , alle openbaare krygsöeffeningen der burgers verboden wierden. Zag het 'er in de provintie van Gelder^ land dus oproerig uit, die van Holland had *er, inzonderheid te Leiden en Rotterdam , 1784.  . *78 4 ' Oproer ti £70 V A D E R L A~N D S C H E 1 dam, mede haar deed van, wy zullen eer wy tot de beroerte in de laatstgemelde ftad overgaan , alvorens een naauwkeurig bë richt geeven van het geene in 't begin van zomermaand te Leiden was voorgevallen. ■ De oprichting , voortgang en aanwas van 't exercitie genootfehap binnen de genoemde ftad , was het voorwendzel, waar mede men voor den dag kwam. Dc leden van dat gczelfchap," welke op eene voorbeeldige wyze weekelyks hunne oeffeningen in den wapenhandel verrigtten, waren bet voorwerp van den bitteren haat van eene misleide menigte, daar toe aangezet en opgehitst, door lieden welken gantscli andere bedoelingen hadden. Deeze beroemden zich het zogenaamde vrycorps té zullen verpletteren , ja zelfs , zo als een der voornaamfte dier belhamels zich uitdrukte, te doen verftuiven als kaf voor de wind. Reeds lang te voren had dat ongegronde misnoegen onder een flegte hoop burgers gefmeuld, en nu dachten zy dat het tyd was om hunne wraak den rui. men teugel te vieren. Zedcrd den zesden van zomermaand befpeurde men al ccnigo  HTSTORIE-BESCHRYVING. i?t beginfelen van oproerige bewegingen, doch op welken toen nog weinig geteld wierd, doch den volgenden woensdag , den negenden, dier maand, vernamen de braave Ingezetenen dier ftad, met verbaastheid, dat dien namiddag, eene groote menigte volks zich famenrotte voor het huis van een lid van 't exercitie genoodfehap, wor> nende op de oranje gragt, juist een buurt waarin en rondom wel de meeste luiden woonden, welken onder het gruwelyk misbruik van oen naam oranje en onder de fchoone dekmantel van 's prinfen zaa,ï te zyn toegedaan, hunne belangzieke en ver. foeielyke oogmerken op. allerhande wyzen zochten te bereiken. De bewooner van het huis, waar voorde muitzuchtige me nigte vast in getal aangroeide, hield zich ihl, en wagtte bedaard af, wat uiteinde deeze beweegingen zouden hebben, zyne zwangere vrouw en twee kinderen waren by hem , en liepen ondertusfehen groot gevaar om, indien 'er geen hulp kwam, aan de woede van het gepeupel, voornamelyk uit flegte vrouwluiden en aanfcomeade jongens beftaande , opgeofferd te wor»  272 VAD E~R LANDSCHE , worden. De ftceds aangroeiende menigte , hoe langer hoe ftoüter wordende, begon eindelyk moedwil te pleegen, de ergfte belhamels lmeeten , onder een vreeslelyk gefchreeuw, en het uitbraaken van de grootfte vervloekingen, de bovenglazen van het huis in, wilden de deur open loopen, en dreigden het geheele huis te tc zullen plunderen. Het Gerecht wierd intusfehen van dit alles bericht gegeeven , waarop dc Dienaars van het zelve , daar heen gezonden wierden, doch zulks weinig baatende , volgde 'er naderhand nog een detachement derftads wachten, nochtans bedaarde de woedende menigte geenzins, integendeel alles wat zich aldaar vertoonde, wierd op eeneonbefchofte wyze, door flegts eenige jongens, aangerand, welke die verfoeielyke taak grectig op zich fchcenen genomen tc hebben. Hierop trok 'er een detachement dragonders heen, die het gefpuis thans meer vrees aanjoegen, ook deeden deezen het volk welhaast fcheiden, en beveiligden dus het huis, en de bewooners van 't zelve, voor verdere onaangenaame bejegeningen. De vrouw en  fetlSTÖRIF- BES Cfr&YVlNG» 273 ten kinderen wierden ondeftusfehen, door' de nagtwagt met hunnen opziener aan het hoofd , behouden in veiligheid gebragt De burgery, onder bevél van den Heer; Rigliout, kwam ook fpoedig in de wapenen , en wierd op hunne loopplaatfen gefield , behalvëh zulkeri onder de burgeren, die om hunne woclacbtige cn oproerige gevoelens by de meeste Ingezetenen verdacht waren, dewyl aan zulk volk hét behoud of herftel der rust niet toe te vertrouwen was. In al dit gewoel wierd het draagen vrm Oranjcftrikken en linten meer algemeen, cn het fchrceuwen van Oranje boven , hoorde men van alle kanten der ftad, aan die hoek. Niet alleen wierd 'er ■ vcelflcgte en muitzieke taal gefproken^ maar men was boven al ftout in het verkoopen of liever weggeevén van Oranje linten, het welk openbaar geïehiedde, er* waardoor het oproer niet weinig was aangeftookt geworden; De daar öp volgende nacht maakte nog* thans een einde aan dit alles. De patrouljes der foldaaten bleeven door de ftad heen trekken, dus zag ieder der goede IngezeS teneri  174 VABERLANDSCHE tenen met eene welgegronde vrees en aandoening den aanbrcekendcn dag naderen, want de zaaken ftonden zodaanig gefcha pen, dat, zo 'er geen herftel' van hooger hand kwam, dat men by pcrfonecle aanrandingen of geweld aan huizen te pleegen, met kruid en lood die gruweldaad en zoude moeten afkeeren, want wie fchrjkt niet op de woorden van oproer en geweld, wie beeft niet, voor de akelige gevolgen, wanneer een tomeloos en door laage zielen opgehitst graanw , in 't midden van de grootfte eensgezindheid, losbreekt, en niet kragtdaadig te- keer gegaan cn openbaar geftraft word. Leiden bad inderdaad die ysfeiykfte tooneelen kunnen opleveren, indien haare burgerlievende Wethouderfchap daarin niet kragtdaadig had voorzien. De daar aan volgende morgen was iets ltiller, doch tegen de middag begon het vuur van oproer wederom te ontvonken. Het gemeen hunne dolle wraak niet genoeg voldaan hebbende aan één onfchuldig huis, trok naar een tweede , het welke insgelyks door een Lid vaa het meergemelde cxerci- tie  RIS TOR E-BESCHR YVI I.C. 175 'tie genoodfchap bewoond wierd. De baldaadige menigte wierp hier ook eenige glazen in ftukken,, en het naaste huis wierd mede fterk gedreigd. Het genoodfchap was tot dus verre niet openbaar werkzaam geweest, doch nu fchcen het tyd te worden, dewyl een hunner Leden, langs den.üraat gaande, reeds met eenige ïleencn geworpen was. De twee zo evengemelde huizen wierden midierwyj door wachten'van dragonders naauwkeurig be fchermd. Wy kunnen hier niet voorby gewag te maaken van den yver en mannen moed van de vrouw van een dier twee huizen, als zynde der melding overwaardig. Deeze vrouw dan, ziende dat men genoodzaakt konde worden, om geweld ' met geweld te keeren , verfchcen alleen op dc ftoep van haar huis,'in haare vuist hebbende het eenigfte middel van verwee. ring dat zy in deeze verwarring het reedst had kunnen vinden, naamcntïyk een goe. de faaphaan, doch die zy, by gebrek van" kruid en lood , met beste blaauwc- knikkers, waar mede haare kinderen nog kort te vooren gefpeeld hadden, voorzien had, Sa cn t7 U>  17,84' 276 VADIRLANDSCIll! en waar mede zy ongetwyffeld.'dic moed willige zoude beantwoord gehad hebben, die ftout genoeg geweest ware, de eerÜe fteen in haar huis te werpen. F Tot dus verre had men geen verdere maatregelen zien neemen, om den euvelmoed des volks met kracht te temmen , doch eindelyk wierd 'er, vroeg in den namiddag, eene Publicatie van de Wethouderfchap afgeleezen, om het volk alle oproerige beweegingen te doen ftaaken , cn het zelve tot rust en vrede te vermaariën. Deeze gemaatigde en toegevende Publicatie fchëeneene goede uitwerking te zuilen hebben, dewyl 'er angst en vrees in de gemoederen kwam. Eenige oproermaakers wierden in tusfehen gevat, en men beloofde zich hier door dc aanftaande herftelling der rust. De volgende donderdag was de bepaalde dag tot hetmanceuvreeren van het Exercitie -genootfehap , veelen waren van gedachten dat 'er dien dag om de voorgegaane omftandighedcn niets van vallen zoude, doch de Leden van het meergenoemde genootfehap , gemaatigdheid , voorzichtigheid cn kloek beleid faaraen paa-  H STORIE-BESCHRYVING. 277 paarende , waaren egter van gevoelen , d tt men zich door de verregaande moed. willigheid van het gemeen,; niet moest laatcn affchrikken of vervaard maakenHet Genootfehap , byna uit alle hunne Leden beftaande, trok dus in ftilte naar hun veld, begeleid en verzeld door duizenden van aanfehouwers , waar onder zeer veel lieden van aanzien waren. De ftudecrende jeugd menige hoon en belediging van 't onbezonnen graauw verdragen hebbende, voegde zich in een groot aantal by het Genóodfchap, en beloofde het zelve in alles hunne onderfteuning. Terwyl zy dus hunne oeffeningen in den Wapenhandel in een zeer goede en gefchikte orde verrichten, viel %r cngelukkiglyk eene zwaars regenbui, waardoor zy genoodzaakt wierden dezelve te ftaaken en af te trekken , gelukkig viel 'er niets voor, en men was zeer vergenoegd over de manmoedige yver der braave Leden en der verdere aanfehouwers. Gedüu> rende den avond en nagt was alles zeer ftil 3 de patrouljes gingen nogthans by aanhoudendheid door de gantfche ftad, S 3 doch 17^  Ï78 VADERLANDSCHE Ï784 . doch waar in dien gcheelen nacht niet de. minfte onrust vernomen wierd. Vrydag morgen fcheen alles nog eeven bedaard , doeh tegens den avond kwam het gefpuis weder op de been, in een andere hoek van de ftad. De ftudenten, altoos gevreest by het gemeen, gedroegen zich ondertusfchcn zeer voorbeeldig, en doorkruisten , ftil en bedaard , doch tevens wel gewapend, alle hoeken van de ftad, en bragten daar door veel toe om het uiterfte geweld te keeren. De vernieuwde woede fcheen nu intusfehen op andere huizen te zullen vallen, doch midden in deeze gisting, wierden twee der grootfte oproermaakers , door de fubftituitfchouten, uit hunne huizen gehaald en geboeid naar het gevangenhuis gebragt. Alles was nu weder in volle bewceging , het gefchreeuw , getier en geraas, verminderde niet. De nood rees thans ten toppunt en men moest ftrenge maatregelen gebruiken, dus ging den avond voorby. Terwyl de volgende dag naderde wagtte ieder, met ongeduld , welke middelen de Wethouderfchap in 't werk zoude Hellen om de  HISTORIE-BESCHR YVING. 279 dc onlusten te doen bedaaren'. Die mor. ] gen J zynde zaturdag, vergaderden eenige braave , Vaderland en Stadbeminnende Ingezetenen by elkander; met oogmerk om een eerbiedig Verzoekfchrift aan hunne Regcering te overhandigen , in het welke zy eene krachtige voorziening tegens verder geweld verzochten. De groo. te Vroedfchap beleid zynde , wierd hen het voorgemelde verzoekfchrift ter hand gefield, de brengers van 't zelve wierden minzaam ontvangen , en men vcrwagtte met reden alles goeds. De vreugd by Leidens goede Ingezetenen was onuitfpreekelyk, wanneer men vernam dat de Wethouderfchap eene ftrenge publicatie afgekondigd en zulke maatregelen genomen had, waardoor de toomelooze menigte aan de band gehouden, en de Burgers voor verdere beledigingen bevryd wierden. Hier mede geraakte alles weder in rust, toen de ftad byna op het punt was om Rotterdamfche gruwelen te zien vertoonen. Het herftel der rust en goede orde had men niet alleen dank te wyten aan de goede zorgen der. Regeering en aan S 4 de 784.  J7f Gevolee van het "o] roer. 280 vaderlandsche & ds yveriSc poogingen der ftudenten, welke mede werktuigen geweest waren, om de welvaart van hunne ftad te bewaaren, maar ook aan die braave Ingezetenen, wel, ke op eene gepaste wyze, haare belangen aan haare Burgervaderen hadden durven voordraagen, terwyl dit geval op eene duidelyke wyze heeft doen zien, hoe veel moed en ftandvastighejd vermogen te doen, op dat een iegelyk daar uit leere wat het zy , waare Vaderlandsliefde te hebben , en zyne poogingen aan de regelen der voorzichtigheid te toetfen. > De rust binnen Leiden dus volkoment" lyk herfteld zynde , wier den de burgers voor hunne getrouwe byftand van de Wethouderfchap bedankt , welke egter goedvond de Dragonders en Pviiiters nog te laatcn patrouilleercn. Het Exercitie, genoodfehap verrichtte nu ook weder hunne kiygsoeffeningcn , zonder in het minfte ontrust te worden, ondertusfehen wierden de geheime oorzaaken en beweegredenen van het nu geflilde oproer, ftrengelyk nagevorscht, en een der bcrugfte pproermaakers, de bakker Trago, zo als hy  HISTORIE-BESCIIRY VINC. 28l hy gereed ftond om ter wacht te trekken, door de gerechtsdienaars gevat, cn gevanglyk naar 's Gravenftcin gebragt. Aangezien men ten voorwendfel van het ge. wezene oproer genomen had, het aanwezen van het meergemelde Exercitiegenoodfchap, 't geene men van kwaade cogmer-' ken verdacht had zoeken tc maaken , vonden dc Leden van het zelve geraden eene Memorie of verklaaring aan de Regeering van Leiden over te geevcn, behelzende eene foort van plechtige ftaatkundige GeloofsbefydemiTe, ter aantooning , dat de denk-en handelwyzc van dat nuttig Corps, alleen!yk ter opwakkering van de lust tot, en oeffening in, den zo noodzaakelyken Wapenhandel opgericht, met de welge. vestigde Regeeringsvorm van het Gemeenebest , elks byzondere rechten cn dus Ook die der Schuttery, benevens de pligten van goede Ingezetenen, volkomen overeenkomftig was , en dus niets het minfte bedoelde dat daarmede zouden ftryden, maar veel eer om dat alles, na vermogen te helpen handhavenen. Deeze Memorie opende de oogen van S 5 vee.  ïS2 VAÖERLANDSCHE veelen lieden die nog doorgaans het Exer. citiegenootfchap mistrouwd hadden , en was de oorzaak dat de goede zaak van dag tot dag vorderde, waartoe ook niet weinig deed, de eensgezindheid tusfehen de Schuttery en het Exercitiegenootfchap , als een en het zelve heilzaam oogmerk bedoelende, en welke eendracht hand over hand toenam , zo als ook de geftadige aangroei van het gemelde Genootfehap. De Regeering was onder tusfehen onöphoudelyk bezig om het zaad der wanorders en muitery uit te roeien, en de rust binnen haare muuren op eenen vasten voet te herftellen. Dus vonden die van den Gerechte goed , by een befluit van den zesden van zomermaand , den Heer Mr. Charles Christojfel Br en der a Brandis te ontdaan als Hoofdman eener Compagnfe der Schuttery , om redenen hunne Edele Groot Achtbaar e daartoe beweegende, hoewel men na deeze redenen flegts kan gisfen, is het echter zeer waarfchynlyk dat een dier redenen geweest is, eene Verklaaring, des vrydags bevorens, door eene Bezending van den Burger Krygsraad aan  HÏSTORIE-BESCHRY VING. iÜJ aan Heeren Burgermeesteren gedaan, dat de Leden van den Krygsraad, als Lieden van eer , zich in de onmoogelykheid bevonden , om voortaan met den voornoemden Hoofdman Brender a Brandis, in de betrekking van hun genoodfchap, te kunnen verkeeren. Midlerwyl zat de Regeering van Leiden niet ftil in 't verhooren der gevangene muitemaakers, waar van 'er bereids vyf, den drieentwintigften van Hooimaand, in de openbaare Crimineelc Vierfchaar op 'sGravenftein, met de gewoone plechtigheden gevonnist wierden. Vier van dezelven wierden voor onderfcheidene Jaaren veroordeelt op het voornoemde Graveftcin gevangen tc moeten blyven, om aldaar met derzelver handen arbeid de kost te winnen, cn daar na voor eenige Jaaren gebannen te zyn , terwyl de vyfde, als ligtelyk misdreeven, en reeds een geruimen tyd gevangen gezeten hebbende, flechts voor eenige dagen, op 's Gravenftein te water en te brood wierd gezet. De Bakker Trago benevens de drie overige gevangenen bekwamen nogtharjs ter zei- 1784»  284 VADERLANDSCHE zeiver tyd hunne vonnisfen niet, maar - bleeyen nog overzitten , waardoor men meer cn meer geloof floeg aan de al«emeene geruchten , als of deeze drie perfoonen zich veel fchuldiger aan het genie!de oproer gemaakt hadden, dan de bovengenoemde gevangenen , die haar vonnis reeds ontvangen hadden. Het liep ook aan tot den vyfdcn van Slagtmaand , eer de meergemclden Trago en de drie andere roervinken, hun vonnis ontvingen, a's wanneer zy, in 'topen, baar, op het fchavot, hunne welvcrdien] dc ftraffe ondergingen. De Bakker Trdgl wierd ftrengelyk gcgcesfcld, voor vyf jaaren in verzekering gehouden, cn voor tien jaaren, buiten Holland en Westvriesland gebannen. Zekere jongen wierd mede gegcesfeld, voor vier jaaren gevangen gehouden , cn voor zes Jaaren gebannen. Aan de gecsfelpaal had- men een oord geplaatst ; waarop met groote letteren op. roermaakers gefchreeven ftond; Zekere Aanfpreeker en een vrouwsperfoon, hadden de uitvoering van dit vonnis op het fciiavot aan moeten zien , cn wierden voor  Hl S TORIE-BESCHRYVIN G. 285 voor vier jaaren gevangen gehouden cn : voor zes cn vier andere jaaren gebannen. De uitvoering deezer ftrafFe was in de uiterlte ftjlte en gerustheid afgeloopen , en waar toe ook zeer goede voorzorgen genomen waren. Daags te voren was 'er by Schout en Schepenen, van wegen zyne Hoogheid den Prinfe Erfftadhouder, ten behoeven deezer oproermaakers; een verzoek ingekomen , om de uitvoering van de voorgemelde vonnisfen op te fchorten. Dit onverwacht verzoek, by de Vroedfchap , welke van vyf tot negen uuren des avonds vergaderd was, in overwee■ ging genomen zynde, wierd by eene groote meerderheid van ftemmen , rondborftig afgeflagen, tot groote blydfchap van veele der Ingezetenen , weike van gevoelen waren dat de ftad dus voor nieuwe opfchuddingen oogfchynlyk behoed was, als waar toe niets meer aanleiding gaf, dan dat muitzuchtigen zich opentlyk gerugfteund zagen, zodanig dat de handen van 't gerecht daardoor gebonden zouden worden. Geduurendc de loop deezer zaaken was 'er 7U; ,  l8<5 VADERLANDS CH^E Ï78 Voorval Zutphen. ,; 'er te Zutphen , ook weder; iets voorge" vallen dat zeer veel opziens baarde en in 't volgende geval beftond. Een groot rc aantal Leden van het opgerichte Vry-Corps van Deventer , waren, den zeventienden van Oogstmaand, binnen Zutphen gekomen, met oogmerk om de nieuwe ftads 'Compagnie aldaar haare wapenhandeling, te zien verrichten, zy kwamen zo dra de poorten der voorgemelde Stad niet in, of zy wierden op het onverwachtst, door de wachthoudende Soldaaten omringd en van hunne zydgeweeren beroofd;, op bevel van den Commandeur der ftad , de Generaal Majoor van Heeckeren, hoewel buiten kennis van dc Wethouderfchap. De zydgeweeren bleeven aldaar h>o-en en de Deventerfche Schutters befloten om van deeze vreemde en fchier vyandlyke behandeling aan hunne welmeenende en Vaderlandlievende Magiftraat verflagen hunne klachten in te leveren, terwyl een iegelyk zeer verlangende waste vernccmen,° hoe de bovengemelden Generaal Majoor, wegens dit hoogst ergerlyk beftaan, zoude weeten te verantwoorden, en wat zyn Hoog  HISTORIE-EÏSCHRYVTNG. I 87 Hoog Welgeboren voor had met de veroverde fabels uit te voeren. Het kwam intusfchen veelen ook vreemd voor, dat wanneer de gemelde; nieuwe Stads Com1 pagnie, eenige dagen Iaater, weder afvuurde , de voornoemde Commandeur van Heeckeren , fchoon daar toe vriendeJyk en uitdrukkelyk verzocht zynde , eeven zo min als de Regeering, had kunnen goed. vinden deeze plechtigheid niet by te woopen, fchoon de Compagnie door den hooggeachten Ridder en Burgemeester CappeU len tot Rysfelt, in perfoon geleid wierd, in tegenwoordigheid van een groot getal aanfchouweren, waar onder zelfs ook eenige Officieren van het Guarnifoen waren, welken zich niet genoeg over de uiterfte naauwkeurigheid en vaardigheid dier krygsoeffeningen hadden kunnen verwonderen. De Regeering der Stad Deventer, ondertusfehen gevoelig over de hoon, haare Burgeren te Zutphen aangedaan , liet de Wethouderfchap van Zutphen, eerlang by eenen brief afvraagen, of het afvorderen der Geweèren van haare Burgeren , door de Militaire wacht aan de poorten, op  188 vaderlandsché 4. op order van hunne Edele Groot Achtbaa* re gcfchied ware. De Regêerklg der Stad Zutphen draalden noghtans eenige tyd eer zy deeze brief, van de Wethouderfchap van Deventer, beantwoordde, en 't liep arn tot den agtentwintigften van Oogtsmaand, wanneer hunne Edele Groot Achtbrarc aan die van Deventer bericht gaven, waarby zy, ter opheldering van deeze zaak, een uittrekfel eencr voorgaand befluit by hen genomen, de Regeering der Stad Deventer toezonden, verzcekerende voorts, dat het afnecm.cn der geweeren , niet op eene ge* weldaadige maar zeer gemaatigde wyze gefchied was, met by voeging, dat de algemeene omftandighedcn van tyden , en de byzondere omftandigheid van den toen* maaligen toevloed tot de kermis, Hunne Edele Groot Achtbaare hadden doen noodig oordeelen, al te doen wat in haar ver mogen was, ter bewaaring van de rust cn veiligheid in hunne Stad, te meer, daar nu en dan een merkelyk aantal vrywilügers van Deventer zich aldaar gewapend . ' ver*  HlSTÓRIE-ÈESCrïRYVÏNG. 28' vertoonden , langs de ftraaten omzwor ven, en groot gerucht maakten, 'tgeene hunne Edele Groot Achtbaaren, om oniiangenaame gebeurtenisfen te vermyden, telkens oogluikende hadden laaten doorgaan: De Regeering van Deventer bleef niet in gebreke van op ebt antwoord een tegenantwoord over te geeven, waar by zy verklaarden, dat zy zich met het boven, gemelde antwoord zouden kunnen vergenoegen , indien de Wethouderfchap van Zutphen zelve , die, meenden hunne Edele Groot Achtbaaren , tot behoud van de rust en veiligheid hunner Stad, naar goedvinden konden handelen, bevelen tot het afvorderen der zydgeweeren van de D eventerfche Burgeren gegeeven hadden , doch daar zulks, door een militair Commandant , op eigen gezag, buiten voorkennis en orde van hunne Edele Groot Achtbaaren gefchied was, verklaarde de Deventerfche Regeering van begrip te zyn, dat de Commandant daar door op de burgerlyke Vryheid, op eene, voor haare bar'geren i zeer hoonende wyze, had aangevallen, T cn ) ■ 1784.  200 VADERLANDSCHE 178. p. en berichtte tevens , dat zy , ter voor~ kooming van onaangenaamheden , zonder egter haare achtbaarheid met de Perfoon van dien Commandant te willen gelyk (lellen, nog een wyl zoude wachten, dat gemelde Officier , de zydgeweeren , die de Burgers van Deventer , volgens een hen toebehoorend , en door de goedkeuring haarer Regeering bekrachtigd recht, mogten draagen, weder aan dezelven te doen toekomen, en tevens eene behoorlyke en genoegzaame voldoening te gecven, zullende de Regeering van Deventer, by gebreke van dien, zulke andere middelen in het werk moeten ftellen, als de aart der zaake , haares erachtens , zoude vereisfchen. Voorts verzocht meergemelde Re^ geering van Deventer te mogen weeten, of de beveelen, om met geen zydgeweeren in Zutphen te mogen komen, alleen golden voor de kermis, dan wel voor altoos in 't vervolg, ten einde daar na hunne maatregelen te kunnen inrichten, en haare Burgers voor onaangenaamheden te bewaaren, alzo zy dezelven niet opeen gelyken voet met foldaaten gefteld wilden heb-  HISTORIE- BE SC HRYVI NO. 201 hebben, door bet geeven van pasfcn, die ook van gewapende Burgeren van elders, te Deventer niet afgevorderd wierden. Ten beflm'te verzocht de Wethouderfchap van Deventer te mogen weeten, wie van haare Burgeren eenige ongeregeldheden binnen Zutphen zouden gepleegd hebben, ten einde tegens zulken, naar de kracht der Wetten, te kunnen procedecren, betuigende echter haare bevreemding, dat daar van ter gelegener tyd geen kennisfe gegeeven was. In het antwoord der Regeering van Zutphen op deeze brief heerschte een zeer merkbaare toon van koelheid. Het zelve kwam den negen- en -twintigften van Herfstmaand te voorfchyn. De Wethouderfchap der meergemelde Stad zondt daar by de vastgehoudene fabels te rug, bene-, vens eene foort van vördèediging van den Commandant van Heekeren , nopens zyn gehouden gedrag in die zaak , waar aan zy zich befloot te houden, met verklaaring van deszelfs gedrag goed te keuren, en hem des noods te zullen handhavenen. Voorts verklaarde de Regeering van ZutT 2 phen 1784.  i784, 292 VADERLAJJDSCHE phen dat de voorziening aan de poorten tegens gewapende vreemdelingen, vooral dc Kcrmisfcn en Jaarmarkten betreffende, de bevelen daar toe thans niet meer beftonden , en eindelyk wat dc verzochte navorfingen aanging, wegens de rumoeren , door Deventerfche Burgers op de ftraaten van Zutphen aangericht, zeidede Regeering , dat zy die zaak in der tyd, met oogluiking hebbende voorby laaten gaan , dezelve nu ook van agtcren niet wilde ophaalen cn levendig maaken, maar dat zy alleen de nodige voorziening voor 't vervolg zoude neemen , waar toe het haar aan geene genoegzaame krachtige middelen ontbrak , zonder de Regeering van Deventer daar mede te behoeven moeielyk te vallen. Dusdaanig een einde nam deeze twist, zonder dat de beide verfchillende partyen een recht genoegen in de bcflisfing van deeze zaak konden nee* men. Wy keeren thans, volgens onze voorgaande beloften, weder tot de Rotterdamfche zaaken. De rust fcheen in die ongelukkige Stad, ten minften in 't openbaar, eenig-  HISTORIK-BESCHR YVÏNG. 293 eenigzins herfteld te zyn, doch zulks was van geen langen duur. Zeker berucht Vrouwsperfoon, Kaat Mos/el in de wandeling genaamd , had de oneenigheden in die Stad, niet weinig aangeftookt, alles onder het fchoonfchynende voorwendfel van te yveren voor het doorluchtig Huis van Oranje. Zy had ten dien einde zelfs een zogenaamd Speelreisje naar 's Graavenhage j Scheveningen en eenige andere plaatfen gedaan, vermoedelyk om kwaade indrukfelen by de Ingezetenen dier plaatfen te verwekken, doch zulks was, door de goede voorzorgen die 'er alomme, waar zy verfcheen, genomen waren, nog gelukkiglyk verydeld geworden. Sederd te Rotterdam wedergekeerd zynde, begonden verfcheide lieden van haaren aanhang weder_ om allerhande muitzuchtige beweegingen aan te richten , waar door de veiligheid der Ingezetenen ook weder nieuwe last leed, doch dit waren echter kleinigheden, by het geene 'er in 't begin van Hooimaand gebeurde, en waar van,zo als ook van derzelver gevolgen , wy nu verflag zullen doen. T 3 Het 1784.  294 VADERLANDSCHE OnMnigbei «eRotteida: , Het was dan op Zaturdag, den tienden a van de gemelde maand, wanneer niet u. Hechts een gedeelte van het woest gemeen maar, dat nog veel bcdenkelyker was, een groot aantal gewapende Rotgezellen van de Burger Compagnie, No. ir.,'welker waakbeurt het dien nacht was, in plaatfè van in ftilte en op eene gefchikte wyze naar het Raadhuis te marcheeren, en voor de veiligheid der Stad tc zorgen, op het gering aantal van elf Adelborsten van die zelfde Compagnie aanvielen , dezelven mishandelden en verftrooiden, met dat gevolg , dat de Onderofficier die de post van den Vaandrig waarnam, het Vaandel ternauwernood , in de uiterfte verwarring in een der nabuurige huizen konde bergen, en de Compagnie, in geen minder verwarring , cn Hechts door een Onder, officier geleid, troepsgewyze en uitelkan. der, naar het Raadhuis moest trekken. Se. derd vielen 'er nog nieuwe beweegingen voor, die alle weidenkenden van de dringende nöodzaakelykheid ecner vaardige voorziening© meer en meer moesten over. tuigen, dus was het niet te verwonderen dat  HISTORIE-BESC HRYVING. 295 dat de fpoorloosheden van een opgeruid 3 gemeen, te lang te openbaar, en te ftraffeloos geduurd hebbende, om langer door de weldenkende Ingezetenen te kunnen verdraagen worden , dcezen 'er zich eindelyk tegen begonnen te verzetten, Byna honderd der voornaamfte Kooplieden dier Stad vertoonden eenige dagen laater een Verzoekfchrift aan de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, om hunne wel. gegronde bezwaarcn in den fchoot van den fouverein te werpen, en van dezelven de zo hoognoodige voorziening voor de veiligheid van hunne Perfoonen, en verdere vreedzaame mede Ingezetenen, te verzoeken. Welk verzoekfchrift van dat goed gevolg was, dat hunne Edele Groot Mogenden onmiddelyk befloten, Schout en Schepenen van Rotterdam aan te.fchry. ven, om aan hunne Edel Groot Mogenden voornoemd , ten cerften bericht te geeven op het gemelde verzoek, en tevens te verklaaren, of zy in ftaat zouden zyn de rust zelve tc herftellen, dan of daar toe de byftand van den fouverein nodig was, met verdere aanbeveling om zo veel moT 4 gelyk  2QÖ VADERLANDSCHE 178. [..• gelyk zorg te draagen voor de veiligheid der geencn die 't bovengemelde verzoekfchrift hadden ingeleverd. De Wethouderfchap van Rotterdam fcheen in tusfehen , door het voorgemelde verzoekfchrift of liever door het daar op. genomene befluit van den fouverein. wak. ker geworden te zyn , immers zo dra zy 'er bericht van had Bekomen, kwam 'er eene publicatie te voorfchyn, waar by eene belooning beloofd wierd van duizend guldens , benevens ltraffeloosheid in geval!e van medeplichtigheid, aan den aanwyzer van de eerfte aanltookers der moedwilligheid by het bovengenoe'ndc oproer gepleegd , benevens eene belooning van zeshonderd guldens aan de gecue, die eenige kwaade voornecmens zoude weeten. te ontdekken , zodaanig dat dezelven in tyds zouden kunnen voorgekomen cn vcrydeld worden. Kort hier op kwam, van wegens de voorgemelde Wethouderfchap, ingevolge de aanfehryving van hunne Edele Groot Mogenden , het van hen gevor. derde Bericht , waar van de hoofdzaakelykc inhoud was, voor eerst eene betuiging  HISTORIE EESCHRYV NG. 297 ging van bevreemding en aandoening, over het gedrag deringezetenen van haare Stad, als die, met voorbygaan van haare eigene Overheid, zich tot den fouverein dorsten wenden, uit welken hoofde het hunne Edele Groot Achtbaaren behaagden deeze toevluchtneeming der deftigfte Inwooneren van Rotterdam tot hunnen wettigen fouverein eenen Houten flap te noemen^ Vervolgens gaven hunne Edele Groot Achtbaaren op, dat het gebeurde met de Compagnie No. n. , eene zaak was geweest die in weinige oogenblikken was af_ geloopen , en dus geene nadeelige gevolgen voor de rust van hunne Stad gehad had, betuigende dat hunne Stad thans wederom in uitwendige rust gekomen was. Dat hunne Edele Groot Achtbaare zich dorsten beroepen op haare Registers, ten bewyzen hoe zeer zy zich bevlytigden om die rust te bewaaren, zeggende , dat zy thans federd zes jaaren, aan het hoofd der Justitie eenen Heer geplaatst zagen, wiens ongemeene waakzaamheid en werkzaamheid in het bevorderen der algemeenerust in haare Stad , boven alle lof verheven T 5 was. [7,3.4..  298 VADIRLAIf DSCHE 17! U- was. Voorts waaren hunne Edel Groot Achtbaaren van gevoelen, dat de oncenigheden in hunne Stad, enkel veroorzaakt waren, door de al te groote vryheid der Nieuwspapieren. Betuigende evenwel, na gezegt te hebben dat hunne Stad niet in dat uitfteekende gevaar was, het welke door de Kooplieden was opgegeeven, dat 'er zich in dezelve nu beginfe. len van partyfehappen opdoeden , en vermits hunne Edele Groot Achtbaaren voor derzelver gevolgen niet konden inftaan, zy aan hunne Edele Groot Mogenden verzochten ten fpocdigfte eenige Militie tot byftand te zenden, en dat daar toe nog, ftaande de vergadering, zoude worden befloten. 1 oen dit bericht ter vergadering van hunne Edele Groot Mogenden gelezen was, kwam ook ter tafel van Hoogs tdezelven , een verzoekfchrift aan de Hecren Staaten van Holland en Wcstvricsland, van wegen den wel Edelen Geftrcngen Heer J J. Elzevier , Raad in de Vroed, fchap , Lieutenant Kolonel cn Kapitein over eene Compagnie Burgers der Stad Rot-  HISTORIE-BESCHRYVÏNG. 299 Rotterdam, waar in die uitmuntende Bur- 1 gervader, het voorheen gemelde verzoekfchrift van dc braave Kooplieden , ten krachtigiten onderfteunde. Na het zelve wierd 'er nog een ander ter vergadering van hunne Edel Groot Mogenden gebragt, zyn .Ie getekend door een zeer aanmerke. lyk aantal Lieutcnants, Vendrigs, Onderofficieren en Adelborsten van Rotterdarafche Burger Compagniën, mede ftrekkenptt ter versterking van het bewuste verzoekfchrift van Kooplieden; waar na dan nog eindelyk een derde verzoekfchrift gcleczen wierd, door een groot aantal ande« re Ingezetenen geteekend, en inhoudende een verzoek om door hunne Edele Groot Mogenden aangemerkt te worden als getekend te hebben het meergemelde ver. zoekfehrift van Kooplieden en aanzienly. lykc Ingezetenen van de Stad Rotterdam', als volmaaktelyk met dezelfde gevoelens bezield zynde. Alle deeze verzoekfehriften , zo vetfchillende met het bericht van Schout, Burgemeesteren en Schepenen van Rot_ terdam, ten aanzien van den toeftand dier Stad, 734-  300 vaderlandsche [. Stad, dc gchoudene beftiering en de middelen tot herftel geleezen zynde , wierd by hunne Edele Groot Mogenden, na rypc overweeging befloten, om alle die Hukken in een groot Befoigne, Commisforiaal te maaken , en om het zelve befoigne reeds den volgenden dag te doen houden: terwyl de overneeming dier ftukken, welke door de Hceren van de Ridderfchap wierd voorgefteld , door alle de overige Leden begrepen wierd, in eene zaak van zulk een groot aanbelang geen plaats te kunnen hebben, zo min als het onbepaaldelyk toeftaan van de verzochte byftand der Militie , op welke laatfte de Heeren Gemagtigden der Stad Rotterdam, zynde de Heer regeerende Burgemeester van Alphen , de Heer Vroedfchap van Mierop ? en de Heer Penfionaris Nederhurg zeer vqIftrektelyk cn by herhaaling ftonden, inzonderheid uit hoofde van de bovengemelde bcginfelen van partyfehappen , voor welker gevolgen hunne Edele Groot Achtbaaren betuigden niet te willen *inftaan; doch waar tegen door fommige Leden we der aangemerkt wierd , dat dc Wethoul der-  HIST0RIE-3ESCHR YVING. 30Ï dcrfchap van Rotterdam , die nog in de voorgaande week geene zo groote zwaa-' righeid gemaakt had, in het bewaaren der' rust, mede gedüurcnde het kort Uitftel Van tyd, die het houden van het Befoigne verëisfchen zoude , van den kant der geenen die het verzoekfchrift getekend hadden, en die zich allezins zo vredelievend hadden gedragen, althans geene de minftë zwaarigheid te wachten had. Hoe zeer men in 't algemeen verwach. tende was, dat by hunne Edele GrooÉ Mogenden op het Bericht, door Hoogstderzelver Gemagtigden uitgebragt, wegens deeze zaak eene ernftig befluit zoude genomen^zyn, om door eene voorziening van den fouverein de klaagende Ingezetenen te hulp te komen, zo had zulks voor ais nog geen voortgang, nademaal de Heeren Gemagtigden der Stad Amfterdam , het bovengemelde Bericht hadden overgenomen, om het zelve ter kennisje van hunne principaalen tc brengen. Ondertusfehen belloot de Vrocdfchap der Stad Rotterdam, op dc klaenten hunner waardige Ingezetenen aan hunne Edele Groot [784.  30i VADJïaLANDSCHB Groot Mogenden, te, verkkaren, dat hun■ ne Edele Groot Achtbaaren het onderwerp dier klagten bcfehouwdcn ais louter huishoudelyk, en zich om die reden van de bovengenoemde voorziening op het vricndelykst zochten te ontdaan. Te gclyker tyd benoemde die zelve Vrocafchap eene Commisfie van vier Heeren uit hun lichaam, om alles te onderzoeken, cn zo mogelyk in rust te brengen, met medewerking van eenige uit.de voornaamftcn welken het Veripekfdiwift getekend hadden. Twee deezer Gemagrigde Heeren Vrocdfchappen , reeden , in gevolgen van dien, rond by verfchcidene van de voornaamfte Kooplieden die getekend hadden, om hen te verzoeken tot dit oogmerk der Regeering mede te werken, cn de overige ondertekenaars te beweegen , om zich daar mede tc vrede te houden. Deeze Heeren verrichtten zulks ten cerften, doch vonden hunne medeburgers op dit onderwerp zo ongenegen, dat zy genoodzaakt waren , aan de twee voornoemde Heeren Gemagtigden te berichten, dat de ondertekenaars algemeen van begrip waren ,  HISTORIE-BES CHRYVIN G. .3©! ren, dat zy hunne klagten gebragt hebbende in den fchoot van de hooge Overheid , allezins gezind en verpligt waren > het befluit vanhoogstderzelvenaf te wachten , en zich in geenerlye onderhandelingen van dien aart meer konden inlaaten , te meer om dat zy zich verbeeldden, dit zodaanige Commisfie het uitwerkzel niet zoude hebben, het welk die Heeren zich fcheenen voor te ftellen. Midderwyl had de Wc] Edele Geftrenge Heer J. J. Elfevier, zyn ontflag als Kapitein van de Compagnie No. 9., by de Regeering van Pvotterdam verzocht, als te regt begrypende, dat hy niet gevoegelyk langer het Hoofd dier Compagnie konde wezen r federd de noodlottige omftandigheid van den derden van Grasmaand deezes jaars, beioofd van al den luister die dezelve bezat, en zyn Wel Edele Geftrenge, geduurende 9 jaaren, waar in hy die Compagnie, in onderfcheidene hoedaanigheden onder zyn bevel had gehad en had trachten te verzorgen , eene Compagnie waar in thans de wanorde cn verwarring het gebied voerden, en het welke met de echtfte Uit  304 VADERLANDSCIIE I784 echtfte verwen was afgemaald in zyn We] . Edele Geftrengens uitmuntend verzoek" fchrift, aan hunne Edele Grootmogenden overgegeeven. Langen tyd en verfchei. dene reizen had hy dit ontflag reeds aan. gedrongen j doch telkens vruchteloos, tot dat de Wethouderfchap van Rotterdam nu eindelyk aan zyne bihyke eisch voldeed, eri by een befluit, den negen-en-twintigften van Hooimaand genomen, goedvond én verftond, om, in aanmerking genomen zynde, zo deszelfs dringend verzoek, ten èinde als boven gemeld is, als verfcheide andere byzondere redenen en omftandigheden, hetzelve verzoek toe te ftaan,cn mitsdien zyn Wel Edele Gèltrengen deszelfs ontflag als Kapitein van de Compagnie Burgers No. 9., te verleenen. Zynde zyn Wel Edele Geftrenge zulks by een uittrekfel uit de befluiten van hunne Edele Groot Achtbaaren bekend gemaakt. Hartelyk verheugden zich alle weldenkende Ingezetenen dier Stad , dien rondborstigen Vaderlander van alle de onaangenaamheden van zynen post ontflagen tc zien, terwyl zyne waardigheid als Kolonel hem  HISTORIE-BESCHRYVINC. 305 hem in ftaat ftelde, om nog, zo aan het hoofd van het Regiment, als in den Bur ~ ger krygsraad, de belangen van zyne Stad en zyner braave medeburgeren te blyven behartigen. De gewezene Lieutenant van de meergenoemde Compagnie No. 9 , befioot ter zeiver tyd by een verzoekfchrift aan hunne Edele Groot Mogenden , de poogingen der aanzienlykftc Kooplieden en Ingezetenen van Rotterdam, zo ten behoeve der aigémeene als zyne byzondere zaak, nadrukkelyk te onderfteunen. Het verlangen der Burgers en Ingezetenen van Rotterdam , wierd nu welhaast voldaan. De Heeren Staaten van Holland en Westvriesland hadden den tienden van Oogstmaand hun bepaald befluit genomen, waar by vastgefteld wierd, aan de Magiftraat der Stad eenige gemagtigde Heeren als Commisfarisfen toe te voegen, om gezamentlyk en vercenigd met de Wethouderfchap , onderzoek te doen naar de bronnen * uit dewelke het voorgevallene in de voornoemde Stad en het aldaar fteeds duurend ongenoegen en wantrouwen was Veroorzaakt geworden, en de rust en het V Vér  305 VADERLANDSCHïï vertrouwen binnen de voorfchreveneStad wederom te herftellen , en daar toe met de voornoemde Wethouderfchap de bekwaamfte middelen te helpen bcraamcn cn ter uitvoer te brengen , en voorts van hunne verrichtingen aan hunne Edele Groot Mogenden omftandig bericht te doen, om daar op door hoogstgemcldcn als dan verder te worden befior.cn als bevonden zoude worden te behooren, wordende dezelve Heeren gemagtigd om een Geheimfchryver tot derzelver hulp enbyiïand in deeze Commisfie te mogen gebruiken, zuüende alle ftukken de voor. noemde zaak aangaande, aan de voorfehre* vene Heeren Gemagtigden ter hand worden gefield. En wierd, tot voorkoming, dat de gevoelens van hunne Edele Groot Mogenden, met het toevoegen van voornoemde Commisfarisfen aan de Regecring der Stad Rotterdam , niet verkeerdelyk wierden uitgelegd, goedgevonden te verklaaren, dat de gevoelens van Hoogstdezelven daar by geene andere waren, als om zich alleenlyk, op eene Staatkundige wyze omtrend de voorduurende onecnig- heden  HISTORIËBESCHRYVÏNG. 307 heden te doen verlichten, om vervolgens daar op nader te kunnen' raadpleegen cn zodaanige fchikkingen te maaken, cn voorzieningen te doen, als naar gelegendhcid der zaaken zoude mogen geoordeeld worden te behooren , zonder daar mede in het oog te hebben, om hier door eenige kleinigheid aan de Rcgccring der Stad Rotterdam toe te brengen, of zich in eenige hunner Huishoudelyke zaaken of beftuur te willen inmengen, veel min, om, door het neemen van het voorfchreven beiluit, aan de wel hergebragte Voorrechten cn vrye Gerechtigheden van de byzondere Steden en Leden van hunne Edel Groot • Mogende vergadering en in 't byzonder van de Stad Rotterdam, eenige aanval te doen of nadeel toe te brengem En wierd laatftelyk nog bcfloten , dat zyne Hoog: heid, de Prins Erfftadhouder, zoude worden verzocht, om met overleg van Burgemeesteren van Rotterdam, een behoorlyk getal troepen derwaarts heen te doen trekken , en daar toe dc nodige bevelen en patenten te doen uitvaardigen, benevens dat den bevelvoerende Officier zouV 2 de  308 VADERLANDSCHJÏ .de worden gelast, om den Eed in handen -'van Burgemeesteren van Rotterdam af te leggen, welke;,Eed van den volgenden Inhoud was. Wy hooge, middelbaare en lange Officieren , mitsgaders gemeens foldaaten yan de Compagniën hier prefent, belooven en zweeren Heeren Gecommitteerden van hunne Edele Grootmogenden, mitsgaders Heeren Burgemeesteren deezer Stad, geitouw en getrouw te dienen, en de order welke aan ons door welgemelde Heeren Gecommitteerden van hunne Edele Groot Mogenden, geduurende derzelver aanwezen alhier , gezamentlyk met ■ Heeren Burgemeesteren deezer Stad zullen worden gegeeven, te obedieeren en na te komen , en het geen dezelven tot onderhoud, dienst en rust deezer Stad, en wel voornaamentlyk tegens alle oproeren, Jeditie van den volke, ons zullen komen te bevelen; onvermindert nogthans de orders, die de Heeren Staaten , zyne Hoogheid den Heere Prins van Oranje en Nasfau, als Kapitein Generaal deezer Provintie, of de Heeren Gecom. mitteerden Raaden aan ons zouden imgen komen  HISTORIE-B ES CHR.YVING. 309 men te geeven. Zo waarlyk moet my God almagtig helpen. Het v/as 'er nogthans verre af dat het bovengenoemde befluit ter Staatsvergade. ring met eenpaarigheid van ftemmen zoude zyn genomen. De Heeren van de Ridderfchap , benevens de Gemagtigden der Steden Delft, Brielle, Enkhuizen, Edam en Medenblik begeerden het voorfchrevene befluit flechts aan tc zien. De Heeren Gemagtigden der Stad Rotterdam verklaarden dat zy geenzins hadden toegeftemd omtrend het zenden en benoemen van Heeren Gecommitteerden van wegens hunne Edele Groot Mogenden, maar het befluit hadden aangezien, met voorbehoudinge, om haar gevoelen ter hunner ontlasting in de Registers van welgemelde befluit te laaten invoegen. De Heeren Gemagtigden der Stad Hoorn hadden, op uitdrukkelyke last van hunne principaalen, verklaard , dat vermits by de Regeering Van Rotterdam geen Commisfarisfen waren gevraagd geworden , zy ook tot het befluit ter benoeming van dezelven niet konden toeftemmen, maar die integendeel V 3 moes-  SIO VADERLANDSCHE Commisfie rn.nr Rotter tiain. .moesten tegenfprecken, zich voorbehoudende daar tegens zodaanige aantekening tc manken, als de Heeren hunne principaalen mogten goedvinden te doen. Ten opzichte van den bovengenoemden Eed verklaarden dc Heeren van dc Ridderfchap cn Edelen, te begrypen dat zulk eene zaak niet gefchikt was, om by meerderheid te kunnen .worden befloten , en de Gemagtigden van Rotterdam fpraken het punt van den Eed tegen, zich voorbehoudende zodaanige aantekening tc doen , als de Hee. ren hunne principaalen te raade zouden worden, iNiettegenftaande deeze tegenftribbelin• gen ging de zaak echter door, cn de Hee. ren welke de Commisfie naar Rotterdam uit zouden maaken, wierden.benoemd, zy beftond uit de volgende Heeren: W. H-. Tecling van Berkhout, Raad en Schepen der $tiïd Delft , G. van Halteren , Oud Prafident Schepen der Stad Leiden. C, W. Fisfchcr, Penfionaris der Stad Amfterdam, j. F. P. Turcq, Raadsheer in den Hooge Raade van Holland, cn J. H. Molierus s Raadsheer in den Hove van Holland ^  HISTORlE-BESCHRYVI?ïG. 3TÏ land, welke Heeren kort daar op tot hunnen Geheimfchryver verkozen de Heer Rulolïh Baalde, Advocaat voor de byzondere Hoven van Justitie. Het Gemeene. landshuis wierd intusfehen tot haar verblyf gereed gemaakt, zo als ook de nodige Barakken voor de troepen die dezelven zouden vergezellen , en welken beftonden uit vier Compagniën guardes te paard, en een batailjon voetvolk van het Regiment Onderwater uitHeusden. Den agt en twirtigften van Oogstmaand , des namiddags om vier uuren, kwam het Jacht met de Edele Mogende Heeren Commisfarisfen te Rotterdam aan, 't welke met eenentwintig fchooten van Stads bolwerken begroet wierd , 't geen uit het Jacht met zeven fchooten beantwoord wierd. Een Detachement der Cavallery, doch Hechts vier man te paard, cn de overigen te voet^ ftond op het Oosterhoofd in parade, cn geleidde verder het Jacht by het infehieten en doorvaaren van de Leuvenhaven tot deszelfs legplaats. De Heeren Burgemeesteren van Rotterdam, eene Commisfie uit de Wethouderfchap , benevens de V 4 Com- 1784.  312 VADERLANDSCHE .Commandanten en Officieren'der troepen» maakten vervolgens hunne opwagting by hunne Edele Mogenden , die nog eenige tyd in hun jacht bleeven logeeren, terwyl de Rekenkamer op het Raadhuis tot eene vergaderplaats voor welgemelde Heeren gereed gemaakt wierd. De volgende morgen hadden twaalf Ge. magtigden uit de Ondertekenaars van het beruchte verzoekfchrift, gehoor by de Commisfie van hunne Edele Groot Mogenden, by welke gelegenheid door den Heer A. J. Vzrftolk van Soelen aan het hoofd dier Heeren , eene voortreffelykc aanfpraak gedaan wierd, welke door de praefident van hoogstdezelven, de Heer Teding van Berkhout op het vriendelykst beantwoord wierd. Kort hier na verleenden welgemelde Heeren ook gehoor aan eene Deputatie van een gedeelte der Schuttery , als mede van den Franfchen Kerkenraad, en de Heeren van de Burgcrkrygsraad. Den laatften dag van Oogst-, maand hielden hoogstdezelven hunne eer» fte vergadering op het Raadhuis, waar by de Wethouderfchap insgelyks tegen- woor-  HISTORIE EESCHRY VING. 3I3 woordig was. De Heeren Commisfaris., ] fen waren ten dien einde op eene ftaate. lyke wyze van het Gemeenelands huis afgehaald , welk deftig gebouw, met de noodige wachten bezet, thans eene regt grootfche vertooning maakte, na het eindigen der Befoigne wierden de welgemelde Heeren door de Wethouderfchap op de Stads doelen ter maaltyd onthaald. Na eene tweede Befoigne den volgenden dag gehouden , wierd de beruchte Kaat Mosfel en haare nicht 3 Keet Zwenk genaamd, door een Stads Bode, met Schout en Dienaars der Juftitie bygeftaan zynde, boven ontboden,en vervolgens op het Stadhuis, in civiele gyzeling gehouden. Dus zette dc Commisfie van hunue Edele Groot Mogenden haar onderzoek y verig voort, terwyl verfcheide perfoonen binnen Rotterdam voor dezelven gedagvaard en ver, hoord wierden , doch alles wierd zo geheim behandeld dat 'er niets met zekerheid van uitlekte. De twee beruchte oproerftookfters eenige tyd by voorraad in civiele gyzeling gehouden zynde , wierden echter eerlang V s cri- 784^  3 T4 VADERLANDSCHE crimineel gezet, waar toe men verzekerde dat zo veel grond gevonden was, dat hun ne EdelMogenden, na afdoening der zaaken die zy thans onder handen hadden, by nader verhoor weinig moeite zouden hebben, om de gantfche zaak in haar geheel, tot den bodem toe te ontdekken , het geene door alle weidenkenden binnen Rotterdam hartelyk gewenscht wierd. Des niettegenftaande waren de tegenftribbeïihgëri die de Heeren Commisfarisfen van hunne Edele Groot Mogenden in hunne verrichtingen ontmoetten, oorzaak, dat het groot oogmerk hunner zending, niet dan traagelyk 'koridc worden-' Voortgezet, om die reden kon het verhoor idcr bovengenoemde ' vrouwsp'crfoonen niet begon-r ben worden, dcwyl Schout en Schepenen van Rotterdam , fterk op hun Huk blec ven ftaan , dat dit verhoor alleen door hen, cn niet door de faarngevoerde Cora, misfie zoude moeten gefchieden, door dit verfchil over het hoe bleef de zaak zelve ongelukkig fteeken. Om deeze en andere redenen vervoegden zich dc welgemelde Heeren Commiffarisfen met een zeer nadruk*  HISTORIE-BESCHRY VING. 315 drukkelyk verzoekfchrift aan den.Souve-. rein, waarin zy hoofdzaakelyk het volgende te kennen gaven. Dat zy reeds by het aanneemen der Commisfie waar mede hunne Edele Groot Mogenden hen hadden gelieven te vereeren , overtuigd waren geweest van de moeiclykheden, waar aan dezelve in haare uitvoering onderhevig zoude zyn, dat zy, zo dra zy maar een aanvang van het werk gemaakt hadden, ook ondervonden, dat die reeds toe by hen opgekomene zwaarigheden en bedenkingen., niet alleen daa, delyk beftonden , maar zelve zich , hoe langer hoe meerder , zo in getal, als iii gewigt openbaar maakten. Onder dezeb ven had zich, zeiden hunne Edele Mogenden «al aanftonds eene bedenking opgedaan , welke hen voorkwam van het uiterfte belang, en van den grootften invloed op de geheele behandeling deezer zaake , en het gevolg hunner Commisfie te zyn, en welke hier in beftond: dat hoe zeer hunne Edele Groot Mogenden, by hun befluit van den tienden van Oogstmaand laatstleden , hadden verklaard dat hoogsr 1784. Verzoe!;fchrift der Gecommitteerden..  £784 316 VABERLAKDSCHE «hoogst derzelver gevoelen, in het vervaardigen deezer Commisfie geene andere was,, dan om zich op eene Staatkundige wyze, omtrend de te Rotterdam ontftaane onecnigheden te doen onderrichten, het hen, Gecommitteerden echter toefcheen, dat, wilden zy met alle aandacht onderzoeken en nagaan, de bronnen, uit dewelkcn het voorgevallene in de Stad Rotterdam en het aldaar ontftaane ongenoegen en wantrouwen was veroorzaakt [waartoe hunne Commisfie in de eerfte plaats ftrekte] een ftaatkundig onderzoek éérst naar dat voorgevallene, cn daar na, naar deszelfs bronnen niet genoegzaam zoude zyn. Voorts verklaarden hunne Edele Mogenden, aanftonds begreepen te hebben, en in dat begrip door de ondervinding, zo dra zy maar de handen aan het werk hadden geflagen, bevestigd te zyn , dat gelyk de Bronnen van het voorgevallene byzonder zouden moeten worden nagegaan en ontdekt uit zodaanige perfoonen, welke in dat voorgevallene waren gemoeid, zo ook wanneer dezelve perfoonen niet blootelyk als getuigen konden konden wor-  HISTORIE-BESCTIRYVÏNG. 317 worden aangemerkt, [in welk geval zelfs ook Rechterlyke middelen, om dezelven tot het geeven van getuigenis der waarheid te dwingen, zouden kunnen geëischt worden en te pasfe komen,] maar befchuldigd wierden zelve medepligtig te zyn aan de oproerige beweegingen en daadelykheden, het noch met den aart der zaake , noch met de Rechtspleeging hier te lande beftaande, overeenkomftig zoude zyn , dusdaanige perfoonen, tot welker lasten, dergelyke vaste befchuldigingen waren , op eene ftaatkundige wyze, te hooren op daaden, door welker toeftemming , dezelven zich in meerderen of minderen graad, aan eene lyfftraffelyke misdaad fchuldig zouden erkennen, behalven dat in alle gevallen, wanneer de perfoonen welken moesten gehoord worden, of weigerden te antwoorden, of de waar, heid niet wilden bekennen, [al waren derzelver voorgecvens nog zo baarblykelyk valsch] veel min de bronnen ontdekken, dan nog, wanneer de zaak in de termen van een eenvoudig ftaatkundig onderzoek bleef, 'er niet voor handen waren, zodaanige  31S VA DER LANDS C H E nige middelen van bedwang : wélke ten aanzien van het onderwerp der zaak, gepast waren, en met een goede uitflag konden en mogten werkftcllig gemaakt worden , wanneer het onderzoek op eend Rechterlyke wyze gefchiedde. Daar hunne Edel Mogenden dan aan de eene kant bcgreepen hadden, dat een Staatkundig onderzoek waartoe zy, benevens de Wethouderfchap van Rotterdam , afgevaardigd waren , in verfcheide byzonderheden niet genoegzaam zoude zyn, om de bronnen van het voorgevallene na tc fpooren, zo was het hen aan de andere zyde voorgekomen , dat nadien hunne Edele Groot Mogenden, hen niet hadden voorgefchreven dc manier, op welke het zelve Staatkundig onderzoek moest gefchieden, zy bedacht hadden moeten zyn op ecnig middel, waardoor , by gebrek of ongenoegzaamheid van zodaanig een Staatkundig onderzoek, eene nafpooring naar het voorgevallene cn deszelfs bron* nen, langs rechterlyke wegen , zouden moeten kunnen voortgezet worden , en dit in overweeging neemende, kwam hen, Hee-  HISTORIE - BESCHRY7TNG. $10 Heeren Commisiarisfen, in de omftandig-: heden waar in zy thans verkeerden, voor, daar toe geen ander middel voor handen te zyn, dan dat zy daar in, door tusfehen • komst van den Schout en Schepenen van Rotterdam wierden geholpen , jen dien einde, dat, wanneer zy in de reeds aan hen ter hand geftelde, of nog te bekomene onderrichtingen, het een of ander mogten komen te ontdekken; waarin een lyfftraffelyke misdaad zoude mogen gelegen zyn, zy dezelve onderrichtingen zouden moeten ftellen in handen van den Hoofd-Officier, om ter dier zaake voor de Vergadering van Schepenen, het recht van de hooge Overheid waar te neemen, en dezelve befchuldigde perfoonen voor de voornoemde Vergadering te ondervraagen over het voorgevallene, voor zo verre zy daar in betrokken waren , en over de bronnen, waar uit het zelve voortgekomen was,met één woord, Heeren CommiiTarisfen begreepen, dat, wanneer hun Staatkundig onderzoek, of onmogelyk of onvruchtbaar bevonden wierd, zy zich moesten bedienen van de hulp en de  320 VAfiHlANDSCHI I784. de dienst van de Rechterlyke Vergadering van den Hoofd-Officier cn Schepenen. Wyders gaven hunne Edele Mogenden te kennen, dat zy ook daadelyk, zo dra zich een voorwerp van die natuur had opgedaan, het zelve in hunne faamengevoegde Vergadering van Schout, Burgemeesteren en Schepenen , ter raadpleeging gebragt hadden, om de zaak op die wyze te behandelen , en in dezelve dan ook zynde beflooten , dat zekere bc-komene berichten zouden worden gefteld in handen van den Hoofd-Officier, om deswegens voor de Vergadering van Schepenen te handelen, zo als hy zoude oordeelen te behooren , hadden zy vervolgens verklaard, dat hoe zeer zy geen de minste denkbeelden hadden , om aan welgemelde Schepenen eenig belet of bepaaling toe te brengen in derzelver gewysde omtrend zodaanige zaaken, welken tot derzelver Rechtbank behoorden, het hen egter voorgekomen was , dat nadien dc Vergadering van Hoofd-Officier en Sche* penen door derzelver Rechterlyke verrichtingen , aan de gezaamentlyke Vergas dering  Hi STORIE-EES CHRYV IN" G. 32t dering van hen en de Wethouderfchap i van Rotterdam, in het nagaan der bronnen , de behulpzaame hand moest bieden, die zaaken aan hunne zyde , niet geheel buiten medeweeten van hun gezaamentlyke Vergadering konden verhandeld wor* den, maar dat dezelve gezaamentlyke Vergadering, behoorde te hebben van zodanige berichten, verhooren of ondervraagingen, als ter zaake by welgemelde Schepenen zouden worden ingewonnen en gehouden, als meede dat in zodaanige zaaken, de Verhooren niet zouden behooren te worden gehouden vöor voltrokkens veel min dezelve zaaken door eén vonnis bepaald, voor dat het Staatkundig onderzoek van hun gezaamentlyk Vergadering op dat ontwerp geheel zoude zyn afge. loopen. Dit hun nadere vóorftel en verklaaring aan de Regeering der Stad Rotterdam gédaan, had, [zeiden hunne Edel Mogenden] eerst aan den kant der Wethouder, fchap wel veele moeielykheden gevonden, doch had eindelyk, na dat deswegens vercheide aanmerkingen waren gewisfeit, teft X gevolge 5  322 VADER ^LANDSC HE 4.gevolge, dat door hunne Edele Groot Achtbaaren was verklaard geworden , dat zy wel mogten lyden , dat aan hen, op den eisch van Heeren Commisfarisfen , door den Hoofd-Officier wierd gegeeven opening van lyfftraffelyke verhooren, als mede van de nadere ingewonnen onder* richtingen, met magt om aan den HoofdOfficier op te gecven zodaanige punten, als waar op zy zouden vermeenen , dat nadere onderzoekingen zouden behooren tc worden gedaan, cn met verdere overgiften , dat alvoorens dezelve zaaken , door een eindelyk vonnis van Schepenen zouden worden bepaald , aan dc gezaamentlykc vergadering van hen en de Wethouderfchap gelegenheid zoude worden gegeeven , om , des noodig oordeelende , nog een nader Staatkundig onderzoek aan te vangen. Hoe zeer zy, Heeren Commisfarisfen nu, voor al mede ter vermyding van verdere onéénigheden, en daardoor te veroprzaaken vertraaging in den voortgang van het werk, de voorfchrevcne verklaaring zo als dezelve lag, hebbende aangenomen ,  HrsTORïI?-EESCHRYVING. 323 nomen, vermeenden, dat daar mede diti punt zouden zyn afgedaan , hadden zy egter kort daar op van dc zyde van meergemelde vergadering van Schepenen, ten 'opzichte der behandeling van zodaanige zaaken, als aan dezelve als Rechters wierden toegewezen en overgelaaten eené zwaarigheid en bedenking ontmoet, welken hen genoodzaakt hadden dit verzoekfchrift aan de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland te doen toekomen. Te weeten : by gelegendheid dat zy Heeren Commisfarisfen, in hunne faamengevoegde Vergadering met de Wethouderfchap zouden beleggen en met eedè doen bevestigen berichtfe-hriften , welke volgens het bovengemelde ontwerp zouden moeten worden gefteld in handen van den Hoofd Officier om dezelven voor dé Vergadering van Schepenen van gebruik te maaken, wierd van 'wegens welgemelde Officier en Schepenen geopperd cn naderhand fterker beweerd deeze ftelling , dat diergelyke berichten, hoe zeer in dé Vergadering van Commisfarisfen en de Regeering genomen en met eede bevesX 2 tigd 3  324 VADERLANDSCHE J7H- tigd , wanneer de Hoofd-Officier zich van deze]ven voor de Vergadering van Schepenen wilde bedienen, en Schepenen voornoemd, daar eenige acht op zoude flaan, wederom op nieuws voor hunne Rechtbank zouden moeten worden belegd , en de getuigen op nieuws gehoord en onder eede gebragt, en zulks op onderftelling, dat het cenenvyftigfte Artikel der lyfftraffelyke ordonnantie , hen Officier en Schepenen zoude verhinderen , om zich te bedienen van, of acht te flaan op andere berichten, dan die voor hunne Rechtbank genomen waren. Commisfarisfen hadden, (zo als by deeze verklaarden) tegens het gemelde begrip ingebragt, dat, hoe zeer zy aan gcmelden Officier en Schepenen de magt niet wilden betwisten, om wanneer zy in de Rechterlyke behandeling dier zaaken zulks, het zy tot nadere verklaaring, het zy wegens nieuw opkomende omftandighedcn , noodig oordeelden, zo. daanige getuigen nader te mogen hooren, zy welgemelde Commisfarisfen egter van oordeel waren, dat aan berichten welke in hunne faamgevoegde Vergadering [waar  HISTOR.IE-BSSCH E. Y V ING. 3^5 in die zelve Officier en Schepenen , hoe zeer ook in eene andere betrekking tegenwoordig waren] het zy door het onder eede laaten beantwoorden van voorgehoudene vraagpunten, wierden genomen, die zelfde kragt en waarde behoorden te worden toegekend, als of dezelven voor hunne Rechtbank waren genomen , en dat mits dien de ftelling van Hoofd Officier en Schepenen, dat zy zodaanige berichten zouden achter de bank fchuiven, gehouden moest worden als niet genomen, en die Getuigen wederom op nieuws over die zelfde daaden en omftandigheden eene Vcrklaaring laaten afleggen, of onder eede laaten antwoorden , na hunne gedachten niet alleen ftrydig was met de eer en waardigheid hunner faamgevoegde Vergadering, welke op uitdrukkelyke last van hoogstdezelve zittende , mitsdien niet konde zyn de bloote bedienende hand van de Vergadering van Schepenen, maar dat ook op die wyze, de kracht en klem van het , onderzoek naar het voorgevallene binnen Rotterdam, waartoe zy Commisfarisfen benevens meergemelde Regeering X 3 door 1784.  320 VADERLANDSCUE door hunne Edele Groot Mogenden, uitdrukkelyk waren gemagtigd, aan dezelve faamgevocgde Vergadering zoude worden ontnomen, en overgebragt aan de Vergadering van Hoofd-Officier en Schepenen , door aan dezelven geheel cn alleen over te laaten, om de berichten te beleggen, en de vraagpunten aan de Getuigen in te richten, op zodaanige wyze als zy zouden goedvinden. Hunne Edel Mogenden hadden daarenboven , ten befluite op het bovengemelde Eenenvyftigfien Artikel der lyffiraffielykc Ordonnantie aangemerkt , cn namen de vryheid zulks mede aan dc Heeren Staaten voor te draagen, dat al was het al waar dat dezelve Lyfftraffelyke Ordon. nantie overal cn byzonder te Rotterdam, in alle deszelfs punten letterlyk gevolgd wierd,; het dan nog klaarblykelyk was, dat noch de letter, noch de meening van het zelve Artikel, de Helling door HoofdOfficier en Schepenen voorgedragen begunstigd : niet de letter, om dat het zelve Artikel duidelyk (prak, yan perfoonen, geene hefteüing of magt hebbende om voorbereidende  HISTORIE-BESCHRYVIN G. 327 dende berichten te neemen, welke hertelling of magt aan de gezaamentlyke Vergadering van hen en de Regeering niet wel fcheen tc kannen betwist worden. Niet de meening , om dat dezelve alleen daar in beftaande, dat een Rechter in een Lyfftraffelyke zaak op eene ontwyffelbaare wyze van dc waarheid der zaaken moet zyn overtuigd, cn ten dien einde de magt rnoet hebben , om zelfs de Getuigen te zien, te onderhouden en op alles naauwkeurig te ondervraagen, in dit geval ook aan dit oogmerk beantwoord wierd, door» dien de Hoofd-Officier en Schepenen, in de faamgevoegde Vergadering waar in die berichten genomen wierden , mede zitting hebbende, de magt hadden, om op de houding der Getuigen te letten , en aan dezelven Vraagen tot hunne verlichting en overtuiging te doen, ceven eens als of die berichten in dc Vergadering van Schepenen genomen wierden, waaruit welgemelde Heeren Commisfarisfen mitsdien beflooten , dat het meergemelde Artikel met geen fchyn, kon de worden toegepast op berichten en Vcrklaaringen , inX 4 gewon* r_7_85-  I784 328 VlDtllANDSCHt 'gewonnen by eene Vergadering, gedecltelyk uit Gemagtigden vandenSouverein' gedeeitelyk uit dc Regeering faamengefteld, en het welk zonder ongerymdheid niet kon gelyk gefield worden met Notarisfen , Secretarisfen , Griffiers en andere onbevoegde Perfoonen , of verdagt gehouden worden , zodaanige misdagen te zullen begaan, ais men van byzondere en onbevoegde Perfoonen zoude kunnen verwachten. Dan alle deeze redenen by meergemelden Hoofd Officier en Schepenen geen den minften ingang gevonden hebbende, maar in tegendeel dezelve, [hoe zeer door Heeren Commisfarisfen, by herhaaling te kennen wierd gegeeven, dat hunne Edel Mogenden aan de berichten in hunne faamgevoegde vergadering ingewonnen , geen meerder kracht wilden toefchryven dan aan berichten door Schepenen genomen, en dus aan den Hoofd Officier en Schepe. nen , de magt toekenden , om omtrend dusdaanige berichten eevcneens te handelen , als omtrend dc zulke welke door Schepenen genomen waren,] hebbende hly-  HISTORIE' - BESCHRYVING. J2f) bfyven volharden by derzelver gevoelen, dat zy niet zouden vermogen eenige acht; te liaan op zodaanige in hunne faamgevoegde Vergadering genomene en beëe, digde berichten, ja zelfs niet dan na vee\ tegenkanting hebbende willen ovcrgeeJ ven, dat zy voor dat hunne Edele Groog Mogenden , hoogstderzelver goedvinden op dit punt nader zouden hebben verklaard , die Getuigen niet op nieuws voor zich zouden ontbieden en hooren , hadden zy Heeren Commisfarisfen , zich in de noodzaakclykheid gevonden, om zich ter deezer zaake aan hunne Edele Groot Mogenden te vervoegen , met eerbiedig verzoek, om hoogstderzelver welmeening omtrend dit punt te mogen verftaan. Voorts verzochten hun Edel Mogenden dat het hen toegedaan wierde, deeze gelegendheid waar te neemen, om met alle verfchuldigdc eerbied onder het oog der Heeren Staaten te mogen brengen, eenige zwaarigheden welke hen in deeze Commisfie, wanneer zy deszelfs aarten natuur en de wyze waar op dezelve moest uitgevoerd worden, befchouwden , natuurlyk voor cte 1784,  330 VADERLANDSCHE de gedachten kwamen, en welke zy vooruitzagen , dat hoe meer zy in dc behandeling der zaaken vorderden , daagelyks zouden vermeerderen: zwaarigheden welke hen zo gewigtig en fommige zo onoplosbaar toefcheenen, dat dezelven hen te meermaalen deeden vreezen, of zy wel in ftaat zouden zyn , om deeze Commisfie met dat gevolg voort te zetten , en te brengen tot dat einde , het welk hunne Edele Groot Mogenden zich in het befluiten van dezelve hadden voorgefteld, en het welke het gewigt cn de aangelegendhcid der zaaken fcheen te vorderen. Hier toe bragten hunne Edel Mogenden de moeielykheid die zich aanftonds opdeed, wanneer hun gevoelen op heteen of ander punt ftrydig was , met dat der Heeren van de Regcering, en de tyd welke 'er verfpild moest worden, eer dezelve tegenovergcftelde gedachten [zouden zy, Heeren Commisfarisfen , daar over niet telkens de beflisfing van hunne Edele Groot Mogenden inroepen] door het een of ander middel vereenigd wierden, gelyk zy van  HISTORIE -EESCHB.YV N G. 33I van dit een en ander de ondervinding reeds gehad hadden. Hunne Edel Mogenden bragten verders by, dat, daar zy niet wilden ontveinzen, dat 'er zich een allerruimfte ftof op deed tot een ernftig onderzoek naar de bronnen van aangelegene Gebeurtenisfen, geduurende wel meer dan een jaar voorgevallen, de reeds op zich zelve zeer lange tyd , welke tot het doen van het zelve onderzoek zoude vereischt worden, nog merkelyk moest verlengd worden, doordien de Befoignes deswegens moesten worden gehouden met de Vergadering van de Wethouderfchap, en op verfcheide zaaken moest worden ingeroepen de medewerking en afzonderlyke behandeling van de Vergadering van Hoofd Officier en Schepenen,' welke beide Vei gaderingen, in onderfchcide betrekkingen andere zaaken, waar van fommige meede geen uitftel konde lyden, te verrichten hebbende, noodwendig aan het door hunne Edele Groot Mogenden voorgefchrevcne onderzoek, die tyd niet konden befteeden , welke tot eene onafgebrokene en zo veel doenlyk fpoedige voort- • r?_S4.  I7S4 331 VADERLAJJDSCHE voortzetting van dien, anderzins wel zou« ' de vereischt worden. Doch de gemelde bedenkingen daar laatende, welke zouden kunnen geacht worden van minder gcwigt te zyn, wilden zy Heeren Commisfarisfen, [onder betuiging van daar door geen de mir»fte meening te hebben, om van hunne zyde eenig vermoeden te verwekken tegens het Lichaam van dc Wethouderfchap van Rotterdam, of eenige Leden van dien] de aandacht van hunne Edele Groot Mogenden, voor al bepaalen, hy die moeielykheden, welke naar hunne gedachten natuurlyk voortvloeiden, niet alleen uit het gezaamentlyk met welgemelde Wethouderfchap uitvoeren hunner Commisfie, voor zo verre dezelve betrekkelyk was tot het doen van onderzoek naar de bronnen van bet voorgevallene , en van het voortduurend ongenoegen en wantrouwen, [want voor zo verre betrof het beraamen en ter uitvoer brengen van middelen tot herftel der rust, was de zaak volgens hun gevoelen, van eene andere natuur] maar ook voornaamentlyk uit het moeten overlaaten van dat  HISTORIE-se S^g!h & Y"v i >t g. 333 dat onderzoek, voor zo verre hetzelve gerechtelyk gefchieden moest, aan de Vergadering van Hoofd Officier en Schepenen , daar die beide Vergaderingen in derzelver betrekkingen , zo van Staatkunde als van gerechtigheid, volgens de voordragt der Ondertekenaars van het beruchte verzoekfchrift, op welker klagten hunne Edele Groot Mogenden dit onderzoek beflooten hadden, de gepaste aanmerkingen niet hadden geflagen op de voorgeval, lene gebeurtenisfen en de deswegens gedaane aankiagten , noch met genocgzaame vlyt, [om niet meerder te zeggen] maatregelen hadden beraamd en werkftellig gemaakt, tot ftuiting dier oproerige bcwee. gingen, maar integendeel door derzelver ilapheid , en daar uit voortgefproten onvermogen , om de rust en veiligheid te herftellen, by verfcheide van de gegoedfte en achtingswaardigfte Burgeren hadden doen gebooren worden dat ongenoegen en wantrouwen en die vooringenomend■heid tegens hen en hunliederbeftier, welke meergemelde Regecring by derzelver bericht aan hunne Edele Groot Mogenden wet 17S4.  334 VADERLANDSCHE 178 . mei volle woorden erkend had daadelyk te _ beftaan, en welk misnoegen en wantrouwen, zy Heeren Commisfarisfen, niet wilden ontveinzen, dat, wel verre van thans te zyn opgehouden, integendeel , vooral na het bericht der Wethouderfchap, waar by het gedrag van meergemelde Ondertekenaars in geen zeer gunstig fiche befchouwd wierd, nog fcheen vermeerderd te zyn, en zeifs ook by fommigen tot gevolg te hebben , eene huiverigheid, om openhartig te openbaaren al het geene zy mogelyk tot ontdekking der waarheid wel zouden kunnen aan de hand geeven. Verre was het nogthans van Heeren Commisfarisfen, [zeiden hunne Edel Mogenden] dat zy nu reeds zouden willen beflisfen , of die voordragt van zaaken, en dat tegens dc Regeering opgevat wantrouwen en misnoegen gegrond ware; maar dit bedoelden zy, dat het noodwendig aan ongevoeglykheden , welken van zelfs in het oog liepen , moest onderhevig zyn, het zelve onderzoek te doen met zodaanige Vergadering of Perfoonen, welke befchuldigd wierden zelve tot dat ongenoegen  HIS TOR IE-B E S C HR YV INC. 335 gen en wantrouwen aanleiding te hebben gegeeven, en dus, als in de zaak betrok, ken zynde, fomwylen zelve, het zy gezaamenlyk, het zy afzonderlyk, wegens hunne eigene daaden, of nalaatigheid zou. den moeten worden gehoord, en zich ver* antwoorden. Immers dit meenden zy, datnoodwendig daar uit volgde, [en daar in bcftond ook hunne voornaamfte zwaarigheid in het uitvoeren hunner Commisfie , zo als dezelve was leggende,] dat, daar de klem en de kracht van het te doene onderzoek, naar hunne gedachten, te meermaaïen en voornaamentlyk zoude beftaan in de berichten , welke men deswegens zouden moeten bekomen van zodaanige Perfoo. nen, welke niet als vry willige Getuigen, en dus op eene Staatkundige wyze, maalais genoodzaakt tot het geeven van getuigenis , of wel als medepligtigen aan het voorgevallene, en dus Rechterlyk zouden moeten worden gehoord, en tot het aan den dag brengen der waarheid genoodzaakt cn gedwongen, het niet wel met den aart derzaake, en van hunne Commisfie fcheen te 1784.  J/84 336" VADERLANDSCHÈ te kunnen worden overeengebragt, noch !aan hctvoorgeftelde oogmerk beantwoord, wanneer het zelve gerechtelyk onderzoek > [waar van de kracht en klem beftond, niet in het naderhand bekomen van herziening der genomene berichten en gedaane verhooren, maar in het daadelyk helpen by het neemen en doen van dezelven, en de magt om daar by volgens opkomende zaaien te handelen,] niet gefchiedde by die gcenc , welke door den Souverein, tot het doen van het onderzoek over de gehcele zaak waren gemagtigd, maar ge. heel en al moest worden bevolen en ver. volgens overgelaaten aan een openbaaren aanklaiger, en een vergadering van Schepenen , welke nog boven dien; het zy met of tegens recht, mistrouwd wierden by die geenen, op welker klagten het onderzoek , gefchiedde. Deeze laatfte bedenking was Heeren Commisfarisfen by nadere overweeging en verdere behandeling van zaaken, van zo veel gewigt en invloed op het goed gevolg hunner Commisfie voorgekomen, dat hoe zeer anderszins volgens het tc vooren aan-  HIST0RIE-3ESCÏIRYVJ.NG. 33? aangewezene , het zelve punt, tusfehen hen en de Wethouderfchap van Rotterdam, zoude kunnen fchynen te zyn vereffend cn afgedaan, en zy Heeren Commisfarisfen , hen daar na ook zouden gedraagen, hangende de Raadpleegingen van hunne Edele Groot Mogenden over hun verzoekfchrift, [waar omtrend zy egter, wegens de invloed van hetpuntingefchil, op de voortzetting der reeds aangevangene lyfftraffelyke rechtsvorderingen , een fpoedig befluit verzochten, ] zy gemeend hadden het daar by niet te moeten laaten, maar deeze bedenking , benevens hunne andere zwaarigheden, by gelegendheid van dit verzoekfchrift, aan het verlicht oordcel van hunne Edele Groot Mogendert te moeten onderwerpen; hen voorts verzekerd houdende , dat de Heeren Staatert hen niet kwaalyk zouden neemen , dat zy, welken van het gewigt deezer Commisfie en het belang van deszelfs goedé voortgang ten vollen overtuigd waren, de zwaarigheden , welke zy reeds in de uitvoering van dezelve ontmoet hadden en verder voorzagen met alle gepastcn eer-. " Y bied* 1784°  338 VADERT, ANDSC HE I784 Gevolgen van het Ver zoekfehrift der Comrnis fnrisfen te Rotterdam. bied, doch tevens openhartig en onbewin'pcld, ook tot hunne eigene ontlasting, in den boezem van hunne Edele Groot Mogenden uit Hortten , en Hoogstdezelven daar door in ftaat fteldcn, om na dezelven te hebben overwogen, des goedvindende, te kunnen beraamen zodanige nadere voorzieningen als hunne Edele Groot Mogenden na derzelver hooge wysheid, ter bereiking van derzelver heilzaame oogmerken, cn ter krachtiger voortzetting van het bevolene onderzoek, zouden oordeclen te behooren. Dit wydloopige Verzoekfchrift ter Vergadering van hunne Edele Groot Mogenden geleezcn zynde; befloot dc meerderheid van dezelven, op den laatften van Herfstmaand, dat het voorfchrevene Verzoekfchrift zoude worden nagezien, door de Heeren van de Ridderfchap en verdere Gemagtigden van hunne Edele Groot Mogenden tot het groote Befoigne, met eenige van de Heeren, by hun Edele Groot Mogende Befluit van den tienden vanOogstmaand, tot onderzoek op de beweegingen te Rotterdam enz. gemagtigd, en de Verga-  HISTORIE BfiSCIIRY VING. 339 gadcring daar opgediend van dcrzelveraanmerkingen en gevoelens. De Heeren van de Ridderfchap en Edelen hadden nogthans tot dit bovenftaand befluit niet medegeflemd. De Gemagtigden der Steden Delft en Brielle verklaarden van gedachten te zyn, dat het Verzoekfchrift der Heeren tot de Commisfie van Rotterdam, behoorde te worden gezonden aan den Hoofd, Officier en Schepenen der bovengenoemde Stad, ten einde op den inhoudderzelven, voor zo veel hen aanging, hunne Edele Groot Mogenden binnen een bepaalden en korten tyd te dienen van bericht. De Gemagtigden der Stad Rotterdam waren van het zelve gevoelen, en hadden dus tot het voorfchrevene befluit niet medegeftemd, maar verklaard zich [immers voor als nog] in geene raadpleegingen over het voorfchrevene Verzoekfchrift te kunnen inlaaten, maar hetzelve over te neemen, ten einde daar op alvoorens te verftaan het gevoelen van de Heeren hunne Principaalen, met voorbehoudinge van derzelver vrye Raadpleegingen , en om verder dien aangaande zodaanig te doen, als dezelven te Y 2 raa. 784.  34-0 VADERLANDSCHE JjU. Rondgaandi Brief der Re peering te Rotterdam, raade zouden worden. De Heeren Gemagtigden der Steden Hoorn , Enkhuizen, Edam en Medenblik, hadden het bo* vengemelde befluit aangezien. Men was ondertusfehen zeer verlangende om te verneem en welk eene party de Regeering van Rotterdam zoude kiezen, na den gemeidenaanmerkelykenStap, dooide Commisfarisfen van hunne Edele Groot Mogenden gedaan, welhaast wierd aan deeze nieuwsgierigheid voldaan door eene rondgaande brief welke hunne Edele Groot Achtbaare de Heeren Burgemeesteren cn Vroedfchappcn der voornoemde Stad op den vierden van Wynmaand, aan de byzondere Leden der Vergadering van hunne Edele Groot Mogenden, afvaardigden en in de welke zy het volgende te kennen gaven: Dat, wanneer hunne Edele Groot Mogenden op den dertigften van Oogstmaand hadden goedgevonden, eenige HeerenGecommitteerdens met en benevens dc Wethouderfchap van Rotterdam, te benoemen tot een Staatkundig en Saamgevoegd onderzoek , wegens een opgevat misnoegen van  HISTORIE-BESCHRY VING. 341 van eenige Burgers tegens Hunne Edele Groot Achtbaaren , Hoogstdezelven tot deeze benoeming niet hadden medegeftemd? vermits zy oordeelden dezelve ftrydig te zyn met de Grondwetten van het Gemeenebest, en de voorrechten van hunne Stad, gelyk hun gevoelen, op den negenden van Siagtmaand, ter Vergadering van hunne Edele Groot Mogenden ingebragt [en waar van zy thans een affchrift gaven,] zo zy vertrouwden, bondig aantoonden. Zy hadden echter deeze benoeming aangezien, daar hunne Edele Groot Mogenden , by derzelver uitdrukkelyk befluit van dien zelfden dag, gerustheid hadden gegeeven., dat dezelve Commisfie niet zoude ftrekken, om zich in eenige huishoudelyke zaaken of heftiiur te willen inmengen, veel min om aan de weiher-gebragte Foorrechten vry cn Gerechtigheden van de byzondere Steden en Leden van Hunne Edele Groot Mogende Vergadering , en in 't byzonder van de Stad Rotter, dam, eenige aanval te doen, of nadeel toe te brengen. Zy hadden, zich verlaatende, (zeiden hunne Edele Groot Achtbaaren,) op de Y 3 in- IZ1±L  342 VADERLANDSCHS ;inhoud van het bovengemelde befluit, die Commisfie, benevens het Krygsvolk [dat, toen zy het gevraagd hadden ^hen geweigerd, doch aan eene nabuurige Stad, op de eerfte aanzoek, verleend, cn hen nu gegeeven was, al hoe zeer zy verklaard hadden, het niet benodigt te hebben]binnen hunne Stad ontfangen, daar hetzaamgevoegd onderzoek dagelyks plaats had. Edoch intusfehen ccn gefchil tusfehen welgemelde Heeren Commisfarisfen en Heeren Hoofd - Officier en Schepenen hunner Stad , over de waare mening van het Eenënvyftigfte Artikel der Lyfftraffelyke Ordonnantie ontflaan zynde, hadden meergenoemde Heeren Commisfarisfen deeze gelegendheid aangegrepen, om aan hunne Edele Groot Mogenden, vermeerdering van gezag, en verandering der Commisfie te verzoeken, in dier voegen en ten zulken einde, dat het Staatkundig en gcrechtelyk onderzoek beide in handen van Welgemelde Heeren Commisfarisfen zouden worden overgebragt, hunne Burgers van haarengewoonlykcn Rechter verftooken, cn het gantfche befluit van den tienden van Oogstmaand,  HIS TORIE-BES CHRYVÏN G. 343 maand, tot hunne gerustheid, tot bewaaring hunner Voorrechten , en tot veiligheid hunner Burgery gegeeven , geheel omgekeerd zoude zyn. Zy hadden zich (vervolgden hunne Edele Groot Achtbaaren; op de goede trouw van het Befluit verlaaten, dus eischten zy dezelve met alle ernst weder op, en verzochten dat in dat Befluit geene verandering, yan wat aart of natuur ze ook zyn moge, mogte worden gemaakt, en dus dc Commisfie, tegens het uitdrukkelyk verzoek van hunne Heeren Gemagtigden ter dagvaart beiloten, alleenlyk ten voorwerp mogte hebben het gerechtelyk verfchil tusfehen de Heeren Cecommittecrden van hunne Edele Groot Mogenden en de Vergadering van Hoofd - Officier en Schepenen hunner Stad; ten minften dat daardoor geene inbreuk mogt worden toegebragt aan het Befluit der Heeren Staaten te meermaalen aangehaald. Hunne Edele Groot Achtbaaren beiloten met te zeggen, dat zy te kort zouden doen aan het Oordeel van hunne Edele Groot Mogenden, indien zy wilden bloot Y 4 leg- 1784-  344 VADERLANDSCHB T784 . leggen de gevreesde onheilen, die, zo voor. hunne Stad, als andere Steden, ftondca geboren te worden, zo men op aanklagte van eenige Burgers, en dat wel op losfö befchuldigingen, zonder be wys aan een zuiver lid van Souverainiteit, tegens deszelfs genoegen, eene Cofhmisfie opdrong, die wanneer haar gegeevcn wierd de magt, die hunne Edele Mogenden nu vroegen, een vol kige Rotterdam weder druk bezig geweest t< om ondertekenaars te vinden tot een nieuw a Verzoekfchrift aan de Edele Groot Mogende Heeren Staaten van Holland cn Westvriesland , waar by de ondergetekenden, al . le Burgers en Inwooners der Stad Rotterdam te kennen gaven datzy, metdeuiterfte aandoening zo uit het Verzoekfchrift van de Heeren Gecommitteerden , zich daadelyk te Rotterdam bevindende , als uit derzelver gevoelen, beide ter Verga- de- 1784. ieuw Vef >ekfchrift Koticrd11.  1784 34? VADERLANDSC HE [ dering van hunne Edele Groot Mogenden ingeleverd , ten duidelykften ontwaar geworden waren, oogmerken tot verandering in hetbefluitvan den tiendenvanOogstmaand laastleden, door Welgemelde Heeren Staatcn by het aanftellen der Commisfie, tot gerustheid aan de Regeering en Burgery van Rotterdam gegeeven, door welke verandering de ondergetekenden [onder eerbied] begreepen dat op hunne Stads Voorrechten , Vry en Gerechtigheden, [waarby aan hen ten duidelykfte beloofd was, dat Schepenen alleen zouden berichten, zonder uitzondering, gelyk zulks ook overeenftemde met de Grondwetten der Provincie] een daadelyke inbreuk zoude worden toegebragt; Redenen waarom zy ondergetekenden, [zich mede vestigende op dezelve gronden, waar op de Heeren Gemagtigden van Rotterdam hunne aanmerkingen op den negenden van Wynmaand laatstleden , ter Vergadering van hunne Edele GrootMogenden ingebragt,getoond hadden,] niet langer kondenafzyn, maar zich in dc noodzaakelyke verpligting vonden , om zich in deeze aan de Heeren Staaten der  HISTORIE-BESCHRYVIN'G. '349 der Provintie, als hunne Wettige Souve.i rein te Vervoegen, te meer, daar liet ftilzwygen der ondergetekenden, alleen voortvloeiende uit derzelver vredelievende Gevoelens en om de verwydering tusfehen Burgers en Burgers nietgrooter te maaken, misfehien verkecrdelyk zouden worden toegefchreeven als of zy onverfchillig waren over deeze gewigtige ftoffe : eerbiedig verzoekende dat hunne Edele Groot Mogenden de Burgery van Rotterdam geliefde tc handhavenen by derzelver duidelyke Voorrechten , vry en gerechtigheden, en hunne Stadsregeering, zo Staatkundig als Rechterlyk, in derzelver verrichtingen ongeftoord geliefden te doen voortgaan, en de ondergetekenden benevens de andere Burgers hunner Stad van alle ongewoone onderzoeken en Rechtplegingen af te houden. Veel viel 'er op dit bovenftaande Verzoekfchrift aan te merken. Sommigen meenden dat hetzelve zyn oorfprong verfchuldigd was aan de Burger Compagnie No. i 2, onder de Heer Vroedfchap van -Ba/el, anderen beweerden weder van neen, zeker was 784.  350 V A D E R L A IC D S C H E was het nogthans dat twee Officieren dier Compagnie, zich geen minder moeite gaven om de tekening daar van tot ftand te brengen, als voorheen voor het zogenaamde Zoopjes Request was aangewend. Men dacht egter in het algemeen, dat het niet zeer gemakkelyk zoude vallen om veel ordentclyke Tekenaars te vinden : want doordien men in deeze wederom begon met de zogenaamde Zoopjes Requeftr anten in den arm te neemen, vleide men zich dat de goede Burgers, die hun fatfoen liefhadden, niet genegen zouden zyn, zich daar by tc voegen. Daarenboven wie, die cenigszins gDzond verftand had, en zyneEurgcrpligten kende, zoude aan den Souvercin verzoeken , dut een voorrecht, tot voordeel der Ingezetenen gegecven, tot hun nadeel mogte werken? Behalvcn nog dat het,nu de Souverein zelfs het onderzoek nodig geoordeeld had , [zo vcclen meenden] meer dan ft out; ja ten hoogften ftrafbaar was, Hoogstdezelven te willen bepaalen, op welke wyze dit onderzoek moest gedaan worden, cn zich niet alleen tegens de vertegenwoordigers van den Souverein te wil. len  HISTOR IE-BE SCHRY VING. 351 len verzetten, maar zelfs aan zyne wettige Overheid die middelen te willen ontneemen, die Hoogstdezelve nodig oordeelde in het werk te moeten ftellen. Om alle deze redenen zoude het dicrhalven zeer te verwonderen geweest zyn, dat ordentelykc Ingezetenen, die zo wel hunnen pligt als hunne rechten kenden, zich met deeze zaak in hadden gelaaten. Ook waren 'er onder dc Ondertekenaars weinigen , die dit Verzoekfchrift veel gewigt konden byzetten. Want van wat belang, by voorbeeld, kon, [zcide men] de ondertekcninrr van eenen bovenlander zyn , wiens kunst in het paardemennen met een Burgerlyk ampt beloond was geworden, cn die zo min onzer taaie magtig , als der rechten en pligten van een geboren Nederlandsch Ingezeten kundig was. Anderen , die niet volflagcn onnozel op dit ftuk waren , hoedaanig hunne Staatkundige gevoelens ook anderszins mogten wezen, hadden zich wel gewagt, om tegens hunnen Souverein op te ftaan, of denzelven wetten voor te willen fchryven. Van meerder gewigt was het Verzoekfchrift 1784.  35^ VADERLANDSCHE fchrift dat, door den Heer jfan Jacob Elfevier , Raad in de Vroedfchap en Kolonel der Burgery van dc Stad Rotterdam, op den negentwintigften van Wynmaand, ter Vergadering van hunne Edele Groot Mogenden wierd ingeleverd, en welk dubbel waardig is om 'er den hoofdzaakelykften Inhoud van mede te declen, te meer dewyl 'er veel zaaken inkomen, welke een groot licht over verfcheiden omftandigheden, fpreiden, en dus der leczing ten uiter_ ften waardig zyn. Welgemelde Heer Elfevier gafdaninhet zo eevengenoemde Verzoekfchrift te kernen , dat, ter Vergadering van hunne Edele Groot Mogenden ingekomen zynde eenen Brief van de Heeren der Commisfie te Rotterdam , omtrend eenige moeielykheden Hoogstdezelven in de uitvoering hunner Commisfie voorgekomen, behalvcn andere flappen uit naam van de Vroedfchap der voorfchrevene Stad daar tegens gedaan, en welke dc Ondergetekende met ftilzwygen voorbyging, in twee op een volgende Befoignes, gehouden den negenden cn den tweeëntwintigften van Wynmaand *  kl STÖR IE-BESCHR YVING, 353 maand, laatstleden, door Heeren Gemagtigden van Rotterdam, tegens het verzoek van Heeren Gecommitteerden van Hunne Edele Groot Mogende, verfcheidene aan.' merkingen waren geopperd , welke , immers voor een groot gedeelte, mede te Vinden waren , in zekere Brief van Hoofdofficier en Schepenen der gemelde Stad 5 Op eene zeer onvolkomene wyze ter Vergadering der Heeren Staaten van Holland, en West vriesland gebragt, als zynde, hoe zeer aan de Vroedfchap ingcrigt, nimmer, voor dat ze reeds ter Tafel van haare Edele Groot Mogenden gekomen was, in die Vergadering nagezien öf zelfs geleezen geworden. Dat de ondergetekende zich in de beraadflagingen en flappen der meergemelde Vroedfchep, betrekkelyk tot de Commisfie van huune Edele Groot Mogenden , geenszins inlaatende, als waar in hy veel ligt voor volkomen party, door de meeste Leden derzelve Vergadering aangemerkt zoude worden, [offchoon die zelve reden van weluoeglykheid niet altoos en in alles, aan de zyde zyner Mede - Regenten 25 wierd  354 VADER LANDSCHB ^ wierd in 'c oog gehouden] nog veel min- der zoude aanvallen op de wyze en rechtlievende beraadflagingen der Heeren Staaten, over het punt tusfehen de Heeren Gecommitteerden en de meerderheid der Regeering van Rotterdam , thans in gefchil zynde, daar de ondergetekende zeer gerustelyk vertrouwde , dat by Hunne Edele Groot Mogenden, onder voorwen dfel van Voorrechten en Gerechtigheden, nooit een ftclzel aangenomen zoude worden , volgens 't welk ieder Stad, ftem in hunne doorluchtige Vergadering hebbende, 't zy klein of groot, eene Souvereiniteit, op zich zelve zoude kunnen uitmaaken, waar door de goede Burgery verftoken zoude zyn van alle hulpmiddelen, om ooit op eene volleedige en krachtdaadige wyze, dat is, by Gerechtelyk onderzoek, herftel haarer veiligheid en gerustheid voor het toekomende te verkrygen. Doch de ondergetekende alle de redenen door Gemagtigden van Rotterdam bygebragt tot ftaaving van een ftelling , zo gevaarlyk voor de vryheid der goede Ingezetenen, en zo vernederend voor de waardy  HISTORit-BESCHRYVING. 355 waardy eeher braave én aahzicnlyke Burgerfchaar, in 't midden hatende ,'kon niet van zich verkrygen 't zelfde fhïzwygen te houden nopens eene omftandigheid , waar van de aantekening niet zoude kun' nen misfen by hunne Édele Groot Mogende het grootfte gewigt te hebben in 't onderzoek, of inderdaad de Wethouderfchap van Rotterdam zo önzydig was omtrend die punten , waar over de nafpooringen der Commisfie moesten ïoopen ) dat die nafpooringen niet alleen buiten de Heeren Gecommitteerden , maar al ware het ook famengcvoegd met de meergemclde Wethouderfchap, zouden kunnen gefchieden. De omftandigheid beftond, naamehtlyk in het oVergeeven van zekere Memorie of zogenaamde Aanmerkingen en Gevoelens, door de voornoemde Wethouderfchap aan Burgemeesteren en Vroedfchappen van Rotterdam,den twintigften van Herfstmaand ingediend , en van wegens dezelven, tien daagen laatcr, ter Tafel van hunne Edele Groot Mogende gebragt, betrekkelyk tot de Mcmorie°door den ondergetekenden , den zesden van z 2 Qogst-  35Ó VADERLANDSCHE I784 Oogstmaand aan Hoogstdezelve Vergade. ring overgeleverd, dan welke zogenaamde aanmerkingen en gevoelens aan den ondergetekende nu eerst eenige dagen geleeden van wegens Burgemeesteren en Vroedfchappen waren ter hand gefield, hoe zeer hy reeds lang te voren, als Medelid de^ Vergadering, daar van bericht had verzogt,en zelfs met het doen eener aantekening daar op had aangedrongen. De ondergetekende die Memorie of Aanmerkingen met alle bedaardheid gehoord en naderhand doorzogt en overwogen hebbende1, had de fmertelykfte aandoening gevoeld, niet zo zeer uit hoofde der perfooneele beledigingen , hem daar by op iedere bladzyde aangedaan, beledigingen zo regelrecht ilrydig tegens de achting , welke Mede - Regenten , hoe verfchillende ook anderzins in grondbeginfels en begrippen, aan elkander verfchuldigd zyn , als wel inzonderheid om dat de Opfteller der voorfchrevene Memorie t geheel, (zo 't fcheen) vergeetende,' uit wier naam hy aldaar de penne voerde, de waardigheid der Vergadering zelve, dewelke  HISTORIE BESCHRYVING. 357 welke hy door die fchampere uitdrukkingen en befchuldigingen waande te verdedigen , op de grievendfte wyze had gekwetst, zynde de Ondergetekende behalven de ongepaste uitdrukkingen, die men zich daar by telkens veroorloofde, boven al getroffen geworden , door, [met eerbied voor hunne Edele Groot Mogenden gezegd] de groove onwaarheden en gantsch ongegronde verzekeringen, welke,om zo te fpreeken , de keten en inflag van die gewaande Verdediging der Wethouderfchap uitmaakten. Dat cm die reden, hoewel Hunne Edele Groot Mogenden tot nog toe geene nadere ophelderingen van hem Ondergetekende wegens zyne gedaane klagten geeischt hadden , Hy egter vermeende , en aan de welmeening der Vergadering van hoogstdezelven , en aan de. verdediging van het deftigfte gedeelte zyner Stadgenooten, en aan zyne eigene eer verfchuldigd te zyn, die valfche voorgeevens en die xmwaaragtige voordragt van zaaken, by eene nadere Memorie in eer*, helder daglicht te ftellen , niet op het. voetfpoor der meergemelde Wethouderfchap, met losfe verzekeringen, zonder z 3 lebyn  35S VADERLANBSCHE fchyn pf fcbaduwe van bewys , maar al weder gelyk zyne voorige Memorie, met voliedige bewyzen geftaafd. Doch dat . aangezien de Raadplegingen van hunne Edele Groot Mogenden en de daar toe aangelegde Befoignes over het vermeerderen der Magt van Heeren Gecommitteerden ten einde fchcenen tc fpoeden , de Ondergetekende niet had willen verwylen tot dat de voorfchrevene nadere Memorie geheel in gereedheid zoude zyn, om Hunne Edele Groot Mogenden door een of twee enkele voorbeelden in ftaat te ftellen, om over dc waarde der meergenoemde Aanmerkingen, cn mitsdien ook over de bekwaamheid der Wethouderfchap van Rotterdam, tot het doen van het voorgeftelde onderzoek, uithoofde hunner onderftclde onzy digheid , op goede gronden van weetenfchap, vonnis tc kunnen vellen. L e ondergetekende bepaalde zich , m de keuze deezer voorbeelden, byzondcr tot twee,, waarvan het eerfte de klaagendc Ingezetenen van Rotterdam in 't alge meen , nevens hem betrof, en het tweede de pe-rfoon der ondergetekende in 't byzondcr aanging. Dat de Wethouderfchap  HÏSTORIE-BESCHRYVING. 359 by haare bovengemelde aanmerkingen gezegd had, dat, wat betrof het voorgevallene op den agtften van Lentemaand des voorgaanden Jaars, en hoe de omftandig„ heden daar van ook mogten geweest „ zyn, zy van haare zyde getragt had „ alle geweldige daadelyke uitfpoorighe„ den , door het tydig in de wapenen „ doen komen van eenigen haarer Burger Compagniën , voor te komen, zy die „ ook weezentlyk voorgekomen had, na- dien haar niet bewust was, dat iemand „ haarer Burgeren in zyn Huis , Goed, of Bezittingen eenig wezentlyk nadeel „ was toegebragt." Dat de Ondergetekende alle andere aanmerkingen welken hy op dit gedeelte der Aanmerkingen van de Wethouderfchap zoude kunnen maaken, zoude ter zyde ftellen, noch inzonderheid bedenking maaken op het vreemde ftilzwygen, 't welk daar by, wegens het op. richten der Eerepoorten, de eerfte bron van alle de daar op gevolgde vryheden en ongebondendheden , wierd gehouden , om dat zulks als buiten het beftier der Wethouderfchap zyn zoude, even of Z 4 Bur- 1784.  3&5 VADERLANDSCHE .. Burgemeesteren, [zeide de Heer Elfevier,] "met welker goedvinden het gemeen, die Eerepoorten had opgericht, ja zelfs daar toe van Stadswege was geholpen geworden , geen merkelyk gedeelte der berichtende Wethouderfchap uitmaakten , en even of dus niet de geheele Vergadering de daad van een aanzienlyke gedeelte derzelve konde verdedigen, zo ze verdedigbaar was, immers en in alle gevallen eeven als of de kamer van Burgemeesteren. op haar zelve minder dan de gantfche Wethouderfchap verantwoordelyk was , en door afzonderlyke aanmerkingen, eene zo wezentlyke befchuldiging niet konde beantwoorden. Dat de ondergetekende, dit alles voor. als nog in 't midden en onaangeroerd hatende , zich by deeze vergenoegde aan hunne Edele Groot Mogenden over te geeven een aantal van vier verklaaringen E welken nevens zyn Verzoekfchrift gevoegd waren,] uit welke hunne Edele Groot Mogenden by voorraad zouden kunnen oordeclen met wat grond van waarheid door de Heeren van de Wet gezegt  HISTORÏE-BESC HRYVING. 361 zegt wierd „ dat op den agtften van Len„ temaand des voorleden Jaars de vrees „ de voorwerpen aanmerkelyk vergroot „ had, en dat niemand der Burgeren in „ zyn Huis, Goed, of Bezittingen eenig „ wezentlyk nadeel was toegebragt," eeven of uitplundering en openbaar rtraatgeweld, het rooven, bedreigen, aanranden, in winkels, voorhuizen, of op 'sHeeren ltraaten, voor geen wezentlyken in >■ breuk op de algemeene veiligheid te houden waren, en of de menigvuldige losbandigheden en ongebondenheden, welke de Wethouderfchap zelve erkenden , plaats gehad te hebben, ter eere van gemelden dag, als kleinigheden en beuzelingen moesten worden over 't hoofd gezien, en de oorfprong derzelven buiten alle onpartydig onderzoek cn nafpooring gelaatcn worden. Het tweede voorbeeld , vervolgde de Heer Elfevier, van doorflaande partydigheid aan de zyde der Heeren van de Wet, by voorfchrevene aanmerkingen , verdiende, hoe zeer Hem alleenlyk perfooneel betreffende , geen mindere opmerZ 5 king,  J7H 3Ó2 VADERLANDSCHE .king, en beftond hier in, dat men zich niet ontzien had by de meergemelde Aanmerkingen , uit naam der Wethouderschap , deeze woorden te gebruiken : 5, Wy hadden ons gevleid, Edele Groot „ Achtbaare Heeren, dat hier door aan „ die Burgeren eene genoegzaame gerust„ heid zoude worden verfchaft: Dan op „ den tienden van die maand, na dat wy „ egter intusfchen alle poogingen hadden „ in 't werk gefteld , om inzonderheid „ den Luitenant Zwyn dregt af te raaden „ van een al te haast vertrek uit deeze „ Stad, en hem in te ademen de gerust„ heid, die ieder het betrachten van zyn „ pligt natuurlyk moet geeven , wierd „ ter onzer Vergadering , door gemelde „ Hoofdfchout onzer Stad aan ons ter „ hand gefteld een Brief van den Heer „ Elfevier , waarby dezelve te kennen „ gaf, dat daags te voren, en dus reeds „ op den negenden van die maand, door „ hem wierden ontfangen , (gelyk als) „ twee brieven-, ondertekend de eene „ door alle de Officieren van zyn Com. „ pagnie, de andere door alle de Adelbor- „ ften  HISTQRIE-BESCHRY VING. 363 3, ften, welken op den derden van Grasj, maand , onder de wapenen waren ge,, weest, en houdende om lït derzelver j, byzondere hoedaanigheden te worden 5, ontflagen, tevens kennis geevende van „ derzelver onveranderlyk befluit van „ niet meer ter wagt te komen. Wy zeggen, Edele Groot Achtbaare Heeren, „ dat dezelve gelyk als by den Heer Elfe~ „ yier waren ontfangcn , door dien wy „ meenen zeer wel onderricht te zyn, „ dat die brieven, door of van wegens, „ immers met vooroverleg, van den voor„ noemden Heer waren opgefteld, en in „ een daar toe uitdrukkelyk belegde faa„ menkomst, ter tekening aan fommigen 3, gegeeven , en aan eenigen zyn opge„ drongen geworden. Althans twee dier „ ondertekenaaren hebben , weinig tyds „ daar na, van hunne gedaane tekening „ berouw gehad, en zulks ter onzer Ver3, gadering verklaard." Dat zo vele verzekeringen als dit bovenftaande bevatte, eeven zo veele onwaarheden, [wederom met eerbied voor Hunne Edele Groot Mogende gezegt} daar 17840  3^4 VADERLANDSCH E ' daar in bevonden wierden 5 dat het in de eeffte plaats, eene volftrektc onwaarheid was, dat immer of ooit door of van wegens de Wethouderfchap, eenige de minfte poogingen waren in't werk gefteld om inzonderheid den Luitenant van Zwyn^ dregt af te raaden van een al te haast vertrek uit Rotterdam, en hem in te ademen die gerustheid , die ieder het betragten vin zyn pligt natuurlyk moest geeven, gelyk zulks uit dc verklaaring van den voor-, noemden Luitenant van Zwyndrecht [welke hier nevens gevoegd was] aan Hunne Edele Groot Mogenden zoude blyken. Dat het voorts in de tweede plaats, eene volftrekte onwaarheid was , dat de Ondergetekende , op wat wyze ook, eenigen invloed gehad had op het onverandcrlyk befluit der Officieren cn Adelborsten, weiken op den derden van de meergemelde Grasmaand onder de wapenen waren geweest, om niet meer ter wacht te komen: dat het integendeel eene waarheid was, dat de Ondergetekende de uitvoering van het voorfchrevene befluit , inzonderheid by de Officieren der Cofnpag. nic  HIST0RIE-3ÉSCHA YVING. 3 (j 5 nie ; zo dra zulks hem ter kennis was gekomen, zo veel in hem was, had tegengehouden : Dat het mede eene volftrekte onwaarheid was, dat door die Officieren en. Adelborsten eenig het minste overleg met den Ondergetekende was gemaakt, nopens het fchry ven van brieven aan hem of aan den Heer Hoofd-Officier, om hem van hun voorneemen kennis te geeven. Dat het eindelyk al mede eene volftrekte onwaarheid was, dat de gemelde brieven aan iemand, hy zy. wie hy zy, ter tekening waren opgedrongen gewor. den* Dat de Ondergetekende, hoe overtuigd hy ook was van de valschheid van 't geene hem in die Verzekeringen betrof, egter dewyl door dezelve Wethouderfchap, by haare aanmerkingen gezegt wierd, dat zy meenden zeer wel daar van onderricht te zyn, geoordeeld had, zich deswegens van een onwraakbaar Bewys te moeten voorzien. Dat hy, ten dien einde, den vierentwintigften van Wynmaand, de OnderOfficieren en Adelborsten, welken op den derden van Grasmaand, onder de wapenen 1784°  36*5 VADÈRLANDSCHË ;nen geweest waren, byecn had geroepen, gelyk zy dan ook alle op die byeenroeping waren tegenwoordig geweest, uitgezonderd een Onder Officier en een Adelborst, die door perfooneele verrichtingen waren belet geworden, dat op de Vraagen, door hem [Heer Elfevier] toen gedaan, door allen eenpaariglyk was geantwoord , zo als hunne Edele Groot Mogenden, uit de antwoorden [welke hier Ook nevens gevoegd waren] zouden ontwaar worden , een Adelborst alleen uitgezonderd, die ^ bok wel eer gemeenfehap met den HoofdOfficier gehouden hebbende, zwaarighéid had gemaakt, zich der dier plaatfe té verklaaren, doch die egter één geweest zyn. de der twee, welke gezegd wierden van hunne gedaane tekening berouw gehad te hebben, volmondig erkend had, dat die tekening hem nimmer was opgedrongen geweest, maar dat hy daar toe, door zyhe mede-A del borften, by overreeding was overgehaald geworden. Voorts verzekerde de Heer Elfevier hunne Edele Groot Mogenden dat hy hoogstdezelven by dit Verzoekfchrift niet zou-  historïe-beschrYving. 367 zoude ophouden, met de veelvuldige aanmerkingen , welke op zulk een reeks van onwaare voorgeevens van wegens de Wethouderfchap by hunne Hoog aanzienlyke Vergadering ingediend , gemaakt zouden kunnen worden, nog aantoonen wat ftaat 'er te maaken was, op het onderzoek door diezelve Wethouderfchap te doen , daar zy zich, by een ftuk van dat gewigt, als haare Aanmerkingen en Gevoelen, verliet op Berichten , die niet alleen valsch en onwaaragtig waren, maar wier valschheid zelve op ftaande voet, door vyftig of zestig onwraakbaare getuigen, bewezen kon. de worden: doch dat de Ondergetekende zich niet konde onthouden by dezen aan Hunne Edele Groot Mogenden te herinneren, hoe by de gehoudene Befoignes, door Gemagtigden van Rotterdam geduurig is aangehouden en aangedrongen geworden , dat federt het befluiten der Commisfie van Hunne Edele Groot Mogenden, federd den tienden van Oogstmaand, geen nieuw opkomend geval .gebeurd was, waarom de paaien der magt, aan welgemelde Com- 4 misfie verleend, verder uitgezet moesten t wor- 1784.  358 VADERLANDSCHE 123 • worden. Dat, behalven de redenen, die zich aan Heeren Gecommitteerden bybet uitvoeren van hunne last, reeds opgedaan hadden, en die den grond van hun voordragt aan hunne Edele Groot Mogenden uitmaakten , men inderdaad geen ander .nieuw opkomend geval, tot het vermeerderen van de Magt der Commisfie behoefde, dan het indienen vau de Voorfchrevene Aanmerkingen der Regeeririg van Rotterdam zelve; Een ftuk , [ vervolgde de Heer Elfevier] 'twelk in toon cn uitdrukkingen de grootfte vyandlykheid tegens de klaagende Burgery en den Ondergetekende verried , een ftuk, waar by de Wethou. derfchap zich volkomen tot hunne party ftclde , cn gevolgelyk een ftuk van dien aart, dat het oribcgrypelyk was, hoe, na het overgeeven van 't zeiven, de gemelde Wethouderfchap zich bevoegd kon de rekenen of konde verwachten, dat zy door Hunne Edele Groot Mogenden bevoegd gerekend konde worden, om den oorfprong der wanordres, over welke zy zich by haare aanmerkingen, op die wyze reeds had uit gelaat en , met de behoorlyke onparty. dig-  ÏI I S TO Rl£ - BJï S C « R. Y VING. 369 digheid na te fpeuren, te beëordeelen en ' [des noods] op eene gepaste en voorbeeldige wyze te ftraffen. De Ondergetekende vertrouwde eerbiediglyk, dat deeze aanmerking hunne Edele Groot Mogenden , nog fterker zoude aandoen , en derzelver vaderlyke zorg voor 't welzyn der Stad Rotterdam, nog leevendiger en krachtiger zoude doen worden , indien de Heeren Staaten in aanfehouw namen de bevestigde onwaarheden , welke de Wethouderfchap van Rotterdam zich by dit alles in haare Aanmerkingen veroorloofd had , om f_ ware het mogelyk ] de klagten van den Ondergetekenden en zyne mede-Ingezetenen [tot welker gercchtelyk onderzoek zy ondertusfehen afzondcrlyk bevoegd wilden zyn] nu reeds by voorraad te wederleggen en als van alle grond ontbloot te doen voorkomen : Verzoekende de Ondergetekende eindelyk, dat het Hunne Edele Groot Mogenden mogte behaagen dit Verzoekfchrift met b'ygevocgde bewyzen , ten opzigte 'van dé Aanmerkingen en Hellingen der Heeren Gemagtigden van Rotterdam , in de volAa gende  37° VADERLANDSCHE DcIJeet Cordcman te Rott«rdam aangc. VaJkn. 4. gcndc Bcfoigncs, tegens het bov&ngemcl- de Verzoekfchrift der Heeren Gecommitteerden ingcbragt en gevoerd , v/el te willen aanneemen en te houden voor een tegengift van het zelve. , Ondertusfchen was te Rotterdam , in weerwil eener uitwendige en bcdriegelyke rust, het zaad van Moorddaadig geweld, nog niet volkomen uitgeroeid \ want om van eenige' voorafgaande kleinigheden te zwygen , die in andere Steden mogelyk euvel opgenomen zouden zyn geworden > wierd s'avonds den Agtienden van Slagtmaand, zekere Heer Cordemans, die reeds meer dan eenmaal het flagtöfFer van den moedwil geweest was, niet verre van zyn Huis, door drie fchelmen, verraadcrlyk aangevallen, gefneden, getrapt, mishandeld, en niet dan, door het roefchieten van eenig volk, uit de klauwen dier onzinnigen gered., zo dat de ongelukkige man genoodzaakt was het bedde te houden , daar hy des anderen daags , door eene Commisfie uit de Vergadering van Hoofd-Officier en Schepenen, met de gewoone plegtigheden bezocht was geworden ,  HiSTÓRÏE-BESCHRYVlNC* 27* den, en welken wegens het voorgevallene i Uit 's mans eigen mond bericht ontfingen, terwyl ieder hóópte en vertrouwde dat dit nieuwe fchreeuwende geval eenige invloed zoude hebben op het te maakene Befluit der Heeren Staaten van Holland en Westvriesland ten opzichte van de zaake hunïier Commisfarisfen te Rotterdam. Terwyl 'er reikhalzende na den uitflag deezer zaak wierd uitgezien, vonden ge-1 magtigden van een merkelyk getal Bur-' gers en Ingezetenen der ongelukkige Stad geraden, nog een nader fmeekfehrift den Heeren Staaten van Holland en Westvriesland aan te bieden , waar in zy ernftig verzochten dat hunne Edele Groot Mogenden de magt hunner Commisfarisfen geliefden te vermeerderen, met by voeging van bondige bewysredenen voor de bevoegdheid van den Souverein daar toe bygc.bragt uit eene raadgeeving van den vermaarden htjgo de groot,nopens het Recht, de Steden toebehoorenden ingeval vnm Rechtsvordering. Dit Verzoekfchrift. het welk den Eerden van Wintermaand, was Overgeleverd, behaagden te Rotterdam Aa 2 $n Nieuw v^P» oekrchrifC : Roctcï- 2111.  '78 j Misfive van Sc/iepencu te Rotter(Um. 372 VADERLANDSCHfi '1 zo algemeen, dat het welhaast zeven dagen laater gevolgd wierd door een ander, het welk door een groot aantal zo Opper als Onder-Officieren en Adelborften der Schuttery getekend was, en waarby zy, hunne goedkeuring van het bovengemelde Verzoekfchrift hunner mede-Ingezetenen, betuigende, Hoogstgemelde Heeren Staaten verzochten het daar voor te houden , als of de naamen van hen Ondergetekenden mede onder het voorfchrevene Verzoekfchrift geplaatst waren. Ondertusfchen hadden de Heeren Schepenen van Rotterdam goed kunnen vinden eene Misfive, welke den vierentwintigilen van Slachtmaand getekend was , aan de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland te fchryven, waar in zy hunne eerbiedige hoope betuigden, dat hen defmaad niet zoude worden aangedaan , dat aan hunne Vergadering eenige perfoonen, onder welke eerlykebenaaminghet ook mog Hoogstderzelver Commisfarisfen te Rotterdam, en zo veele andere Vryheidlie. vende Ingezetenen , en zulks overeenkomftig de gevoelens der Steden Haarlem , Leyden , Amfterdam , Gouda en Alkmaar, [te vooren breeder gemeld] den tweeëntwintigften van Wintermaand, een befluit in deeze netelige zaak genomen. De Hoofdzaakelyke inhoud van dit zo ge-. " wigtig als aangenaam befluit was, als volgt. Poor eerst, dat de Heeren Officier en Schepenen van Rotterdam gelast wierden, om aan het onderzoek van hec faamgevoe/rd Befoigne zodaanige kracht en waarde toe te kennen, als of het zelve door Schepenen zelve, gedaan ware. Ten tweeden , dat, ten opzichte van het gerechtelykc, het gewysde zoude worden gelaaten aan Hoofd-Officier en Schepenen ; maar dat de lyfftraffclyke Verhooren zouden moeten gefchieden ten ovcrflaan van Heeren Gecommitteerden van hunne Edele Groot Mogenden, welken in alles een gevoelen uitende Stem zouden hebben en ingevallen, het faamengevoegd Befoigne het over het  KIST/ORTE-BES CHR YVINC. 375* het een of ander niet eens was, zouden Heeren Gecommitteerden magt hebben, de zaaken te fluiten, ten einde dezelven ter kennisfe van hooggemelde Heeren Staaten te brengen. Ten derden , dat voorts de Heer Hoofd-Officier in alles zoude moeten tc werk gaan met den raad van een kundig Man, waar toe door Hunne Edele Groot Mogenden een bekwaam Advocaat benoemd zoude worden. Hier mede was deeze aanmerkelyke en gewigtige zaak , ten genoegen van alle waare Liefhebbers des Vaderlands beflist geworden. 1784.  BLADWY2ER D. E K. VOORNAAMSTE ZAAK ENE»' VAN DEEZE VADERLAND. SCHE HISTORIE-BES CHRY VING, A, ^T^Fl °p de Vrede met Engel»*». BI. us Admiraliteit [Prae-Advis der Gecommitteerden16'3' ter] wegens de aanftelling der Viag-Officieren a, gfemte [Staat der] met Frankryk. & sTg\^' Ontwerp derzelve. S2e». 4i»flerè,m\te Pruisfifche' Gezam vervoegd zich"* aan de afgevaardigden te civ°cöa zien tmfterdamfïht Regeering [antwoord der '' 107 Arnhem | Ooroer tel ' * J * * 200 B. ^iSfva? sSael V3n} b6kla.a^ Zkï> — *» , X';-(?5/ [Stasu van het onderznpl/,^,. -,„ t 53 Ge-  BLADWYZER dei? Gevolgen van denzelven. . Bladz. 123 Brief [Rondgaande] van den Staaten van Zeeland, 127 ih— van de Regeering te Rotterdam. 340 »—— van den Koning van Prnisfen ten voordeele van den Prins Erfftadhouder. . 93 Bruuswyk fPólffenbuttel, [Ontdekking van een geheime Verbintenis tusfehen den Hertog van] en den Prins Erfftadhouder. , , J 56 [de Hertog van] ontflaat zich van zyn Ampten en verlaat het Land. . 187 Byland [de Vice- Admiraal] weigert te antwoorden. - , aip €. Capelkn tot de Pol [de Ridder van de] fterft, 236 Commisfie naar Rotterdam aangefteld, , 31° Gevoelen der Commisfie. . , 346 Dezelve word meer magt verleend. , ttmmisfie tot onderzoek der zaak van Brest , klaagt over den Vice-Admiraal Byland. . 223 Cordemam [de Heer] te Rotterdam aangevallen. 370 D, jXeventer [de Regeering van] fchryft aan die van Zutfen. . ... 287 Antwoord van de Regeering te Zutphen. 288 Tegeuanrwoord van die van Deventer, . 289 E, Eed der Militie te Rotterdam, , 308 Eüfchen des Keizers ten laste van deeze Staat. 148 Eheviet [de Heer J. J.] verzoekt zyn ontflag als «1 Kapitein. . . ■ 3°3 Verzoekfchrift van denzelven aan de Staaten van Holland. . 352 Erfgsdhouder [de Prins] fchryft aan de Staaten van Holland wegens de vreemden Officieren. 30 Schryft aan de Staaten van Utrecht. . 36 Geraakt in verfchil met de Staaten van Zeeland. 38 Schryft aan denzelven. . . 4S fchryft aan de Staaten der byzondere Provintieu ter zyner verdediging. . . 119. Ge-  BLADWYZER der Gevolgen van dcezen Brief. Bkdz. 12" Ontdekking yan een geheime verbintenis tusfehen hem en dén Hertog van Hertog van Brunswyk. 15S Antwoord der Afgevaardigden der Staatsn wegens dezelve.' . , ■ j<;0 Verdeedigd de Afte van Raadgeeving. 165 F. Frankryk, [bemiddeling van] door de Staaten gezogr. . . . fjj Staat der Alliantie met dat Ryk. 218, »2& Schelde [de opening der] word verzogt. Bladz. 248 Stad en Lande [Befluit der Provintie van] op den brief des Konings van Pruisfen. . 208 Staat van 's Lands Frontieren en Magazynen. 19 Onderzoek naar de Staat derzelven. . 6 Staat der Alliantie met Frankryk. . 218, 226 van het onderzoek der zaak van Brest. '218 Staaten Generaal zoeken Frankryks bemiddeling in de Gefchillen met den Keizer. . 153 Beantwoorden den Brief des Konings van Pruisfen. ... 2T4 Befluiten tot de Alliantie met Frankiyk. 234 Wyzen 's Keizers Eisfchen beleefdelyk af. 254 Staaten [Raad van] verbied het geeven van opening aangaande de Vestingen en Magazynen. 11 Vervoegt zich aan de Staaten Generaal. . 15 Verdedigt zyn bellier. . . . 17 Geeft verlof tot het geeven der gevorderde openingen. . . . \ .22 T. Tiel [oproer te] ... s63 U. Utrecht [befluit der Staaten van] in de zaak des Hertogs van Brunswyk. . . i85 Op de Brief des Konings van Pruisfen. . 205 V. Verztekfchrift der Gecommitteerden te Rotterdam .315 . , Gevolgen van het zelve. . . 338 . [Nieuw] van fommige Burgers aldaar. 347,371 , Van den Colonel J. J. Elfevier. . 352 Vborflag der Stad Goes ter bevreediging der bin- nenlandfche onlusten. ■ 126 f Voorftel der Stad Zierikzee. . . i£7 Voorval te Zutphen. . . . £86 Vreede tusfehen Groot-Brittannien en den Stant. 136 Aanmerkingen op denzelve. . - w  fcLABWYZER enk. Ginter [harde en Jangduurige.] . Bladz. 57 Z^*l^Sta^ van3 gen«*en in verfchil met zyi. Hoogheid. . „ Ontfangen een Brief van denzelven. . % Weenen een nadruklyk befluit. . 75 ichryven een Rondgaande Brief tot het beleggen nSp„g-00je Ver*aderi"g ^ Bondgenooten. 127 Op dén Vri i\ Z^ d6S Hert0Ss™n Brunsvvyk. 185 yL- f B"£f d^s K«"».»ngs van Pruisfen. . 210 Ret//r' De,Pruisfifthe Gezant klaagt over de «■fcgeenng aldaar. . II2 ,, T~ CVoorftel der Stad] . »»* Zutphen [oproer te] , & Smeekfchrift der Burgers wegens de Wap'enhan- Poogingen om deOranje-Compagnie van 't Jaar *3 1748 weder in te voeren. . J &(: Befluit der Wethouderfchap aldaar. ' ' 7* Voorval met eenige Deventerfche Schutters te Zutphen. . . cog(S Brief der Regeering aan die van Deventer over' net zelve. , 2gg Antwoord der Regceriug op een Brief van die van Deventer. , „ oqï