1122 I) 7   d e MmCkj W E G ' OM GELUKKIG TE ZYN, in e e n e ELLENDIGE WAERELD. Een woord tot raadgeving en troost. Komt herwaarts tet- my, allen die vermoeid en belast zyt, en ik zal u rust geven. Matth. XI : a8. Naar eene Hoogduitfche vrye Vertaling uit het Kngelsch. Voor twee Stuivers te bekomen, Te Rotterdam, By JAN DE VOS, Boekverkooper, op den hoek van de Naauwe Kerkltraat, 1796.  Zoek geloovig te verkeeren, Jesus te e e r e n ! Zoek, in deze rampwoestyn, Met uw' Vader 't eens te wezen, Hem te vreezen! Dit moet al uw' kommer zyn.  D 2 WEG OM GELUKKIG TE ZYN, IN E E N E ELLENDIGE WA ERE LD. Elk mensch poogt gelukkig te wezen, maat de meesten trachten daarnaar op eene verkeerde wyze. Is het wel te verwonderen, dat dezen nooit verkrygen hetgeen zy zoeken ? Zy verbeelden zich, dat zy zeer vergenoegd zouden zyn, wanneer het hun Hechts gelukte de rechte middelen te vinden, om alle hunne neigingen te voldoen, en wanneer zy daarby de duurzaamheid van deze middelen voor zich zelve verzekeren konden. De Godlyke Voorzienigheid laat het veelen derzulken gelukken, dat zy verkrygen, hetgeen zy zoo begeerig najagen. Zy doet hen komen tot rykdora, tot eere, en tot den overvloed van alles, wat op deze aarde genoten kan worden. Maar, vervolgens, wanneer zy daadlyk tot dat bezit geraakt zyn, en dewaereld over hunnen glans en over hun geluk verbaasd ftaat, laat diezelfde Voorzienigheid toe, dat fommigen van deze arme ellendigen , fchoon naar het uitteriyke zeer verhoogd, zich zelve weder in het diepst verderf ftorten; op dat hunne ellende dus voor allen openbaar worde. A 2 Ande-  Zoek oiioovio te ver.keer.en, Jesus te eeren! Zoek, in deze rampwoestyn, Met uw' Vader 't eens te wezen, Hem te vreezen! Dit moet al uw' kommer zyn.  D 2 WEG OM GELUKKIG TE ZYN, IN E E N E ELLENDIGE WAERELD, Elk mensch poogt gelukkig te wezen, maat de meesten trachten daarnaar op eene verkeerde wyze. Is het wel te verwonderen, dat dezen nooit verkrygen hetgeen zy zoeken ? Zy verbeelden zich, dat zy zeer vergenoegd zouden zyn, wanneer het hun Hechts gelukte de rechte middelen te vinden, om alle hunne Heigingen te voldoen, en wanneer zy daarby de duurzaamheid van deze middelen voor zich zelve verzekeren konden. De Godlyke Voorzienigheid laat het veelen derzulken gelukken, dat zy verkrygen, hetgeen zy zoo begeerig najagen. Zy doet hen komen tot rykdora, tot eere, en tot den overvloed van alles, wat op deze aarde genoten kan worden. Maar, vervolgens, wanneer zy daadlyk tot dat bezit geraakt zyn, en dewaereld over hunnen glans en over hun geluk verbaasd ftaat, laat diezelfde Voorzienigheid toe, dat fommigen van deze arme ellen digen , fchoon naar het uitteriyke zeen verhoogd, zich zelve weder in het diepst verderf ftorten; op dat hunne ellende dus voor allen openbaar worde. A 2 Ande-  ( 4 ) Anderen zinken wel niet tot diezelfde laagte van jammeren, echter diep genoeg, om allen, die hen omringen , te overtuigen , welke geplaagde en onrustige wezens zy géworden zyn?* Hun uitwendige gelukftaat heeft hen, Hechts daarom , boven den geringen ftand der menfchen verheven, om dezen zoo veel duidlykcr te toonen, hoe zeer hun ongeluk de gewone rampen te boven gaat. Het geluk der waereld kan het menschlyke hart wel overladen, maar nooit verzadigen. God heeft eigenlyk niets, hetgeen hier op aarde is, tot dat oogmerk gefchapen. Behalven dit, wie kan een wezenlyk geluk verwagten op eene verganglyke waereld, waar booze menfchen en een afgevallen geest heerfchen ? De geheel blykbare oorzaak, waardoor nergens iets, hetgeen men waarlyk goed en volmaakt kan noemen, te vinden is, maakt dit onmogelyk. Zoo lang een mensch naar den loop dezer waereld wandelt, en derzelver zondige begeerlykheden wil volgen, zoo lang ftaat hy in verbinding met den algemeenen vyand der menfchen. Juist daarom is hy ellendig; en hy moet het wezen. Hy belooft zich zeiven vrede, maar vindt ze nier. Hy jaagt eene fchaduw na, en afgemat ziet hy zich ten laatften bedrogen. Hy tracht, met alle zyne lichaams- en geestvermogens, zich van alle ellende los te arbeiden, doch ftort gedurig dieper neder; temeer, om dat hy zich, daarby, alleen op zyne eigene krach'en verlaat. Men vindt op de waereld wel eene geheele foort  ( 5 ) feott van menfchen, die beweeren, dat zy iti ftaatzyn, om ons het waar geluk aantewyzen. Dezen, welken zich Ckristtnen noemen, wyzen ons naar den Bybel en naar de Godlyke .Genade, gis de eenige troostbronnen in deze verganglyke waereld; en zy hebben, in de befchouwing der zaak, volkomen gelyk: want, indien God ons. niet gelukkig kan maken, kunnen de fchepzelen, die Hy geformeerd heeft, het nog veel minder doen. Belooft Hy ons gelukkig te maken, gelyk Hy het wezenlyk doet in zyn Woord, zoo mogen wy ons, zonder eenigen twyfFel, op Hem verlaten, en kunnen daarin niet bedrogen worden. „ Maar, in ernst gefproken, zyn deze u Christenen, die ons dien weg aan wyzen, allen „ gelukkig ? Genieten zy het hoogile goed, „ waarvan zy fpreken ? Bezitten zy een gerust „ gemoed ? Zyn hunne harten vry en opgehelderd ? Verblyden zy zich te aller tyd ? " Het is zoo, het konde, boven anderen , hun voorrecht zyn, om door het Woord en de Genade van God gelukkig te worden, en zy konden dat genieten : maar, vinden wy, by naauwkeurige befchouwing, onder hen geene altoos zuchtende, geene ongelukkige, geene onrustige gemoederen ? Ik wenschte, dat wy, tot roem van de Godlyke Genade, en tot eer van zyn Euangelie, dit mee Neen konden beaatwoorden; maar, helaas! dit is het geval niet. Veele uitterlyke Belyders van het Euangelie zyn even onrustig, wankelende en ellendig, als de ongelooviae en roekelooze waereld, die hen omringt: ja fommigen van A 3 hen  C 6 ) hen nemen, met bewustheid, zekere treurige houding aan, welke, integendeel, de waereld tracht afteleggen, en waardoor zy zich zelve verraden. Niet te vreden, dat zy, in waarheid, even ongelukkig zyn als hunne medemenfchen, willen veelen van hen, daarenboven, ook geen ander voorkomen hebben, dan dat zy dit inderdaad zyn. De'waereld fchryft, hier door, aan het Euangelie eene zwaarmoedigheid toe, van welke hetzelve, zoo min als van eeniga andere ellende, de ware oorzaak kan wezen; — evea weiHig, als de zon het zyn kan van de duisternis. Het Euangelie heeft niets gemeens met de zwaarmoedigheid : Neen! het verdryft dezelve. Veelen van deszelfs Belyders hebben die kwaal, doch maar uit en van zich zeiven. Zy geven daardoor aan den Godsdienst eeae ©naangename gedaante, zoo dat elk, die met hen verkeert, daarvan een afkeer verkrygt. Zy ontëeren de waarheid, zonder dezelve, op eenige wyze, daarin gehoor te geven, dat zy hun eigen beste, of dat van den naasten, in eenig opzigt, bevorderen. Laat ons, daarom, deze ftofFe iets meer van naby bezien, en de menfchen, naar hunne onderfcheidene denkwyze en ftaat, trachten te beproeven, om hen, in het korte, te kunnen aantoonen, voor eerst: dat zy zich niet op den regten weg bevinden, om in eene ellendige waereld gelukkig te leven; en, ten anderen, wat hiertoe de eigenlyke weg zy? i. Eerst van allen moet ik my tot zulke menfchen keeren, welker hart, by alle mondbely- denis  I 7 3 rietlis det waarheid, nog alleen aan aardfchö dingen gekluisterd is. Indien het tegendeel niet zigtbaar bleek, zou men haast denken, dat het nicc noodig konde zyn, hun onder het oog te brengen, dat zy$ tot hier toe, nog nooit op den weg der Gelukzaligheid gewandeld hebben, daar deze zaak immers zoo klaar isj dat zy het wel duidlyk aan zich zeiven moeten waarnemen* Is het niet zoo, myn Vriend! Gy zyt een fterflyk wezen; gy zyt van gisteren, en zult misfchien op den dag van morgen reeds ten grave gebragt zyn? Uw eigen hart moet het my toe* ltemmen, wanneer ik, of liever wanneer Gods woord u ten ernftigften betuigt: Tot hier toe hebt gy uw gelieele leven in eene beftendigé flaverhy toegebragt^' :—• in de dienstbaarheid aan dwaze en verderflyke begeerlykheden! Zy beloofden « veel heils, en gedurig hebben zy u bedrogen! Nooit zyt gy waarlyk gelukkig geweest! Hoe fmertlyk is het herdenken aan uwe verloopene dagert! Hoe onrustig zyn uwe tegenwoordige oogenblikken! Hoe begeerig zyt gy, om dan het één en dan het ander natejagen^ zonder dat gy naauwlyks zelve weet te zeggen, wat gy zoekt? Hoe zyn uwe uitzichten in het toekomftige, even duister als ontzaglyk! Kan men aan den dood en aan het oordeel wel zon* der fehrik gedenken? en ziet, de dood en het oordeel komen u met fnelle fchreden tegemoete! Kunt gy, desniettegenftaande, in uwen tegen* woordigen ftand zoo voortfluimeren? Kunt gy, zoo ongevoelig en onraakbaar, zelfs aandenrand A 4 des  C 8 ) des grafs en der helle, u met kleinigheden ophouden ? Ligt er u zoo weinig aan gelegen, of gy millioenen jaren, de millioenen verdubbeld, zonder perk of paal, of in een ellendigen, of'va een gelukkigen ftand zult toebrengen? Is de Hemel een niets'? Is Christus een niets? Is God, die u gefchapen heeft, een niets? Kunt gy uwe tegenwoordige, met doornen omtuinde, omftandigheden, — kunt gy al het rusteloos wroeten in eene ydele onrustige waereld, welke gy eens, en, wie weet hoe haast! in een oogenblik verlaten zult, de voorkeur geven, boven eene ware gelukzaligheid, welke God u in het tegenwoordige en toekomende leven aanbiedt? Kunt gy zulk eene keuze doen, die tot uw eigen eeuwig verderf moet uitloopen, wanneer God u niet nog van uwe verblinding en van uw onverftand verlost ? Zult gy voortllapen in alle uwe dwaasheden en zonden ? Zult gy het woord van God met voeten treden ? Zult gy met zynen dienst den fpot dry ven, zonder u, "door zyac allesvermogende genade, te laten opwekken, en, uit den dood der zonde, u in het leven te laten wederbrengen ? Indien gy eens, in dezen ontzaglyken onboetvaardigen ftaat, uw leven befluiten moet, zoo zal des Heilands woord aan u vervuld worden: Mare. 16: 16. Wie niet zal geloofd hebben zal verdoemd worden. Ontzaglyke nitfpraak! De Almachtige verleene u de bekeering ten leven, en dan zult gy bekwaam zyn, om den weg der ware gelukzaligheid te betreden ! 2. Maar  C 9 ) &. Maat zyt gy ontwaakt geworden? — ik bedoel u, die niet geheel gerust zyt, — en hebt gy een levendig gezicht van uwe ellende buiten Christus, ziende dat gy, zonder Hem, \oor altoos zoudt verloren zyn ? dankt God voor èezQ eerfte bewyzen zyiaer genade. Zyt verzekerd, gy zult geen waren honger naar zyne genade en gerechtigheid gevoelen, welke niet volkcm.n verzadigd zal worden, Matth. 5:6. Ziet beftendig op Hem, op dat uw geloof toeneme en gefterkt worde, en gy, met Henoch, met Hem wandelen, en alle uwe gelukzaligheid van Hem verkrygen moogr. En wanneer het werk der genade in u gezegend voortgaat, ben ik gerust, dat gy veele gelukkige en blyde uren ztilc hebben, waarop geen onbekeerde hopen kan. Gy geniet dan de dierbare bewyzen zyner liefde* Gy rust dan vergenoegd onder zyne fchaduw* en ondervindt zyne heilige zalving in uw gemoed. Dikwyls brandt uw hart in de liefde tot Christus, en is vuriglyk bewogen, gelyk dat der Difcipelen op den weg naar Emmaus; —• waardoor? Hy fpreekt met u in zyn troostryk woord, en verkwikt u met zyne genademiddelen* Hoe zoet is Christus op dien tyd voor uwe ziele* Niets dan Christus! Niets dan Christus! is de taal van uw hart. Wat zyn tien duizend waerelden, in vergelyking met Hem, die ze allen gefchapen heeft! Wat kan eeiaig ding, — wat kunnen alle dingen, —• wat kunnen zy* buiten Christus, voor uwe ziele waardig zyn? Gy dorst naar God, — naar den levendigen God! A$ ' Hy  ( io ) Hy is uw rechte Leven; — Hy alleen werkt in u door zyne genade; — Hy alken doet alles voor u tot zyne heerlykheid! Gaat zoo voort; dit is het begin van den weg, om in deze ellendige waereld gelukkig te zyn. Ziet Pialm 23. 3. Eenige bedroefde gemoederen zeggen: Ja! zoo was het eens met my ■ maar nu bevind ik my weder vol duisternis, twyffeling en ellende. Ik treur om een verloren God, en vind geen vrede in my! Wat is de reden hiervan ? Is de hand des Heeren verkort ? Is Hy in zyne liefde vermitaderd ? Cf zyt gy? met uwen inwendigen ftaat, in eene gevaarlyke omftandigheid? Ik vraag u: Zyt gy ook in eene moedwillige zonde vervallen? Is uw wandel misfchieu niet voorzigtig ? — niet onfchuldig? Handelt gy met andere menfchen niet oprecht en rechtvaardig? en kunt gy, daardoor, in het gebed, niet onbelemmerd voor den Heere verfchynen? Zyt gy, in uwe betrekking als huisvader of huismoeder, ook aan eenig bedrog, of aan een anderen misllag in uw beroep fchuldig? Indien gy in den dienstbaren ftand zyt, hebt gy u ook met oogendienst of ongetrouwheid gedragen? Mag uwehandelwyzeaan alle menfchen bekend worden, en kan dezelve hunne billyke beoordeeling doorftaan, gelyk ze openbaar is voor den alzienden God, en gy u aan zyn oordeel moet onderwerpen ? Weest verzekerd, de Heere zal zyne genadetegenwoordigheid niet fchenken aan hen, die eenige hun bekende zonde over zich laten heerfchen. Zyt gy door Hem verlicht, zoo zult gy inzien, dat de zonde veel \"h te  ( ii ) te hatenswaardig en fchaadlyk is, om dezelve in den boazem te koesteren. Gy zult zoo lang ongelukkig zyn enblyven, tot dat de ban van Achan u ontnomen is, Jofua 7: 13; en tot dat gy geene onheilige opwelling in uw gemoed meer verdragen kunt. Deze onttrekking van des Heeren aangezicht is het rechte kenteeken van zyn heilig ongenoegen, en van zyne ernftige waarfchouwing. Er blyft dit zonder uitwerking, zoo zal Hy 11 misfchien, by den eerften val dien gy weder doet, voor de oogen van geheel Israël, en voor de zonne te fchande maken, gelyk Hy David, wegens zyne zonde met Bathftba, befchaamde, fchoon hy, voor het overige, den Heere lief en waardig was, 2 Sam. 12: 12. Gelooft vry, Hy zal dan de roede niet fparen, wanneer Hy u lief heeft. Zyt gy zyne Kinderen, zoo zal Hy u om uwe ongehoorzaamheid kastyden. Het zou het ontzaglykst teeken wezen, van eenen verworpenen te zyn, wanneer een mensch wierd toegelaten, in de zonde voorttegaan, zonder deswegens des Hoogften roede te gevoelen-, of een byzonder Godlyk oordeel te ondervinden. Ziet Pfalm 89: 32,33. Micha 6": 13. Rom.6':i4. Hebr. 12:6. En overweegt hetgeen daar gefchreven ftaat. 4. Misfchien ligt de oorzaak van uwe treurigheid in verkeerde voor■ [tellingen van het Euangelie?* Gy zyt mogelyk tot eenige dwaling vervallen, en hebt, van Christus en zyne verlosfing, verkeerde gedachten aangenomen ? Dit is meermalen het geval. Onderzoekt dit met ernst, en bidt oot-  ( 12 ) ©otmoedigtot den Heere, dat Hy u verlichte, en uwen voet op den rechten weg brenge. Nooit kan Hy eenige dwaling goedkeuren met het vriendïyk licht van zyn aanfchyn; en daaruit mogen zulke menfchen, in zoo verre zy oprecht zyn, gelyk buiten twyffel foinmigen wezen zullen, wanneer zy den zoeten fmaak van de liefde Gods, en het zalig genot van zyne genadetegenwoordigheid verloren hebben, met zekerheid befluiten: dat het, wegens eenige zelfuitgevondene bedenkingen, niet wel met hen (laat. Zy moesten zich daarom, als boven gezegd, met hartlyken yver tot den Heere wenden; gelyk Job zeide : Cap. 6: 24. Geef my te verft aan waarin ik gedwaald heb; op dat Hy hun zynen wil en zyn wöord gelieve te openbaren, terwyl zy zich ootmoedig voor Hem nederbuigen. Er ftaat eene heerlyke belofte, Jef. 35 : 8. Ziet ook Cap. 29: 24. Dan, myn, Vriend! Door eigene wysheid, of foor eigene pogingen op zich zelve, zult gy geenevoorPgangen maken. Niemand kan tot de erkentenis der waarheid komen, of zich in dezelve verheugen, dan alleen door de kragt van den God der waarheid. Voorts volgt het een uit het ander: zonder het licht van God dwaal ik, en liet blyven in de dwaling is ook een blyven in de hoogmoed. Niemand verbeeldt zich meer van zich zelve, dan hy die zich zelve meent te kunnen leeren, in plaats van zich door Christus te laten onder wyzen. De menfchen hebben eene liefde voor hunne eigene begrippen, gelyk moeders  ( 13 ) ders voor hare kinderen, juist om dat het hare eigenen zyn. Zelfs de waarheid, in een trotsch hart wonende, wordt tot eene dwaling, is het niet op zich zelve, ten minften by hen, die dezelve verkeerd gebruiken. Men moet de waarheid leeren verüaan en bewaren in liefde, in ook moedigheid omtrent zich zelve, in toegenegenheid omtrent anderen, en in eenvoudigheid ên oprechtheid jegens God. Zekerlyk, wanneer het mensenlyk gemoed door hoogmoed is opgeblazen, kan de ziele niet oprecht zyn, en het is dan geen wonder, wanneer de Heere, onderfteld zynde dat zy reeds zyn eigendom geworden is, haar, uit enkele liefde, in duisternis en onrust laat vallen, op dat zy mogt leeren erkennen, dat zy buiten Hem niets vermag, en dat zy, op zich zelve gelaten, noodzaaklyk in dooling en ellende moet komen. Het is eene groote genade, zyn eigen oordeel en verlland niet te vertrouwen, maar, als kleine eenvoudige kinderen, zich door .het licht van den Geest van God te laten verlichten , om het woord Gods recht te verftaan, en zich daarin te kunnen verheugen, Mare. 10:15. Ik zeg: zich in het woord te kunnen verheugen; want een licht, hetwelk den mensch Hechts zoo ver verlicht, dat hy over het woord Gods weet te fpreeken en te twisten, zonder de innerlyke kracht en zoetheid, of den rykdom der genade, die daarin is opgefloten, te ondervinden, is van geene waarde, en dient niet tot ftichting, Pf. 119: 103. 1 Petr. 2: 3, 1 Joann. 1:1,2,3. De ziele, die naar God verlangt, en welke niets bu •  ( H ) buiten God verzadigen kan, verheugt zich Hem in zyn woord te genieten, en, by. de overweging van hetzelve, zyne verkwikkende en verlichtende kragt te ondervinden. Het zal, mogelyk, voor een hart, dat nog vleeschlyk gezind is, geene onaangename bezigheid zyn, over de verborgenheden van het Euangelie eenige navorfchingen te doen, maar nooit zal het dezelve tot zaligheid leeren veritaan. De waarheid blyft altoos dezelfde, maar de wyze, om haar te erkennen en te gebruiken, is, by eene nog vleesch-» lyk gezinde, en by eene wedergeborene ziele, zeer onderfcheiden. Wanneer ook aardschgezinde menfchen nog zoo veel van het Koningryke Gods veiftonden, wat zou deze kennis hun baten ? Ik zie voor hen daarin geene andere nuttigheid , dan dat zy bewyzen weten te geven, hoe fraai zy kunnen redetwisten, en dus hunne kunst vertoonen aan anderen, die in geestlyke dingen even blind zyn als zy zeiven. Helaas! wy hebben maar al te veel menfchen van die foort onder ons, -j- veele mondbelyders, doch die de kracht des woords verlochenen. Integeiir deel, hoe weinigen zyn genegen om ootmoedig te zyn, en voor niets geacht te worden! — om op de laagfte plaats in Jefus fchool te zitten, en om alleen van Hem te leeren, die de zagtmoedigheid en ootmoedigheid zelve was. By de meeste belyders verneemt men thans fchoone bladeren, maar geene vruchten. Hoe fraai vertoonde zich die vygenboom niet van verre, welken Christus vervloekte, om dat Hy geene vrucht . aan  ( i5 ) aan denzelven vondt! Hy was van geene meerdere nuttigheid, dan eene doornftruik, welke men ten laatften in het vuur werpt. 5. Zoo zagen wy dan, welk een weg, tot de ware gelukzaligheid in eene ellendige waereld, de rechte niet is, mettegenllaande de waereld daarvan veel geruchts maakt. Stelt u dan liever op de laagite plaais, en wagt tot dat Christus u verhoogt. Hy, uw, bruidegom, zal u verhoogen, zoo dra hy het goedvindt; en zoo lang Hy het niet doet, blyft dan, ten minften, op de bekwaamfte plaats, die voor u paffende is. Begeert, biddende, maar zyne tegenwoordigheid en nabyheid. Tracht naar het genot van zyne liefde. Buiten twyffel zult gy u haast over zynen zegen verheugen kunnen. Ban — dan zyt gy gelukkig. Laat er dan komen wat er wil, zoo blyft gy veilig; en, hetgeen het voordeeJigst is, zoo zal u niemand in uwen lagen ftand benyden. De nyd van andere menfchen kan u anders veel onrust aanbrengen; doch wegens ware ootmoedigheid des harten en des levens zal niemand uvyandigbehandelen. Ook Christus zalu, wegens die ootmoedigheid, niet befchaamd maken, noch uw eigen hart u veroordeelen: Neen! Gy zult ondervinden, dat de leliën der dalen de lieflykfte geur van zich geven. Zy zyn de laagllen, maar ook de welriekendften onder alle bloemen. Ook de nederige viooltjes buigen zich, en verbergen hunne kleur en reuk onder de bladeren. Ziet jef.57:15. Matth. 18 :4. Jac. 4:6. iPetr, 5:5. 6. Zou  C 16 ) 6. Zon de een of ander zeggen: „ lk ben. » zeer arm in mym uitwendige omftandighedcii; n Het gaat my in de waereld zeer kommerlyk. „ Naauwlyks kan ik, in dezen duren tyd, my» „ huisgezin voeden. Er is geen, of zeer ongunflig „ werk. Ik moet de kost zuur verdienen. Ik heb „ een ziek lichaam, en ben zonder vrienden. Dit „ is myn lot. Het is met my tot het uitterfte ge„ komen: — Hoe kan ik gelukkig zyn!" Wel myn broeder! myne zuster! zoo vindt de Heere het goed, — zoo moet het wezen; en dit moet juist de fterkfte beweegoorzaak worden, om een Christen in alles ite doen berusten. Ziet gy dan niet, dat deze kommerlyke omftandigheden de middelen zyn, om uw geloof en lydzaamheid te beproeven, - om u ootmoediger te maken, om u vuriger in het gebed te doen wordera, en om u afhanglyker van de hulp en uitredding van uwenHemelfchenVader te doen leven? Bedenk, dat gy niet te vergeefsch aldus beproefd wordt. De Heere heeft geen welbehagen, alleen in u te bedroeven. Hy zou u gemaklyk en plotsling kunnen ryk maken; maar zou het tot uw eeuwig heil bevorderlyk zyn ? Hy zou manna kunnen zenden, om u te voeden, gelyk Hy het eens in de woestyn decdt nederdalen. Hy zou het verfiyten uwer kleederen beletten kunnen. Hy zou uw lichaam in eene befrendige gezondheid kunsen bewaren, en, in het algemeen, u ruim en breed van alles voorzien, hetgeen Hy, als zaken van geringere waarde, fomtyds den godloostep mensck in overvloed toewerpt. Hy konde - u  ( 17 ) u tot op den hoogften trap van aardsch geluk verhoogen: En wat zou dit alles wezen, wanneer eiudeling Hy zelve u daarby verliet! Zoudt gy niet gevaar loopen, u zelve in het eeuwig verderf te ftorten? Neen ! Hy kent uw hart beter dan gy. Dingen, welken u nadeelig zyn, kan Hy u niet toebetrouwen. Er ligt nog veel in uw hart, dat overwonnen moet worden, en tot dat einde gebruikt God deze middelen. Het geen gy te lyden hebt, zyn vaderlyke kastydingen, en dezelven bedoeïen uw beste. Geene uwer beproevingen zyn te veel, of te zwaar, of te lang. Gy denkt er wel op die wyze over, maar uw wil moet zich aan den zynen onderwerpen , wanneer gy niet nog grooter en zwaarder lyden over u halen wilt. Hy zegt het u, en gy moet het gelooven, dat alle dingen medewerken ten goede den geenen, die Hem lief hebben. Hoe? alle dingen? - Is niets daarvan uitgefloten ? Neen! zou God ook tot een leugenaar gefield worden, om uwent wille! Ach! welk eene godslastering ligt er niet in het ongeloof! Hoe gaarne zou het den mensen wys maken, dat God geene waarheid fprak! „ Maar ik moet byna vergaan van gebrek ! wilt gy my tegenwerpen. — Gy, een Christen ? en gy zoudt van gebrek vergaan? Datisonraogelyk! Zyt gy in ernst een waar Christen, zoo zal het eer gebeuren, dat de raven u fpyze toebrengen zullen, dan dat gy van gebrek zoudt verfmachten. Beproef u zelve. Gelooft gy aan de beloften van Jefus? Zie Matth. 6: 33, en 21: 22. B Joann.  ( » ) Joans. 14: 13, 14. 2 cor. 9: 8.' Dit zyn alle zeer juiste en beproefde beloften. Zyt W getrouw in het gebruik van de middelen, welken de Godlyke Voorzienigheid verordend heeft zoo kan het gebeuren, dat gy dikwyls maar een ftukje brood hebt; maar dit, tcnminften, zal u nooit geheel ontbreken. Wees dan, voor het tegenwoordige, met weinig te vreden, en zie ten hemel op, biddende, dat God, op uw beroep en werk, eenen ruimeren zegen verleene voor het toekomende. Een geloovige van het Oude Teftament zeide eens: Jat hy arm en ellendig was; maar hy bleef daarby niet (taan • De Heere , voegt hy er by , denkt aan my \ Plalm 40 : 18. Hoe? hy was arm en ellendig! en evenwel was God zyn verzorger! Ja, de Heere het zelf zyne armoede en gebrek toe, op dat hv recht leeren zou, van zich zelve aftezien, en geheel alleen op Hem het oog te vestigen en te vertrouwen. De aart en eigenfehap* van het waar Geloof brengt mede , 'dat men aanhoudend werkzaam blyve ; en het geloof aan de beloftemsfen Gods, en aan de toezendingen des Hetlauds, maakt u juist behoorlyk '^werkzaam in het gebruik der middelen. Hy zal deze middelen zoodanig zegenen, dat ey 'daardoor ten laatflen geholpen wordt. Werp dan uwe bekommernis op Hem: Hy zalu verzorgen en u dom ondervinden, dat, fchoon de leeuwen ook moesten honger lyden, gy evenwel geen pebrek zult hebben aan eenig wezenlyk goed Let wel: Gy zult geen gebrek hebben aan hetgeen  ( 19 ) geen u inderdaad goed is. Veele dingen zyn goed op zich zelve, maar niet goed voor u. Zy worden dit, in het genot, maar zoo ver, als het den Heere behaagt dezelven te zegenen. Vertrouw op uw God! Biyf in uw land! Verlaat h op zyne belofte. Hy heeft, door zyne Voorzienigheid , ti m uwen tegenwooruigen itand geplaatst; en, in waarheid, gy zult daarin onderhouden worden. 7. Maar wagt u, dat gy de aardfche goederen niet begeert, om er uwe ongeregelde neigingen mede te voldoen. In dien gevalle zou de Heere, uit vaderlyke liefde, dezelven voor u trachten bitter te maken. Zyne genade zal u leeren, alles, en zejf de tydlyke goederen, aantezien als iets, dat in zynen raad voor u bettemd is, en hetwelk uw hemelfche Vader u met het hooger doelwit toedeelt, om niet alleen uw hart hemelsgezind te maken, maar ook om u tot den hemel opteleiden. Wanneer, na deze gezindheid, de ziele geheel eigen wordt, zoo zullen alle gebeurdtenisfen, aangenamen of onaangenamen, haar zeer wel zyn, hoe moeilyk fommigen voor het vleesch ook vallen mogen. Wanneer gy dan alle dingen, zonder onderfcheid, in God geniet, en erkent, dat alles een bewys van,zyne goedheid is, welke u gedurig nader tot zich trekt, zoo zult gy eirdeiing vergenoegd en tevreden zyn, met hetgeen hy u toezendt. En welke zou uwe verwagting wezen, wanneer het zoo niet met u ftondt V Hy zendt nooit een bitter geneesmiddel, dan voor het een of ander kwaad, dat hier of B a daar  C 20 ) daar in de ziele verborgen ligr. Is bet geene weldaad vo©r u, dat Hy dus met u handelt? & Meenig een klaagt: Ik hé één myner 'besté wenden door den dood verloren, — myn liefjh kind, — den troost van myn leven: — Is dat niet ellendig genoeg? Zyn zy zalig geftorven waarover kwelt gy u dan, daar zy nu het vol genot van een eeuwig heil bezitten ? En waren zy nog onbekeerd, zoudt gy, in dien gevalle, iets tegen God denken ? Zal de Richter der waereld, met u en met hen, niet naar recht handelen? Behalven dit, wat baat u het ongeloovig klagen? het is zoo zondig als onnut, Tranen, welken de natuur uitperst, blyven wel rechtmatig en geoorloofd, maar de genade moet dezelven afdroogen, en uw hart tot rust brengen. Zie Jef. 26 : 19. Gen. 18 : 25. Rom. 8 : 38. 1 Cormth. 2: 22. Phil. 1: 21. Openb. 21 : 4, 9, Nog anderen beklagen zich: Helaas! Ik heb een godloos man, of eene flechte vrouw, onbarmhartige ouders, of ongehoorzame kinderen; hoe kan ik in zulkeomjlandighedengeliikkigwezem Zyt gy, van 'uwe zyde, onichuldig? — geheel onfchuldig? Hebt gy, door uw gedrag, geene gelegenheid gegeven, dat anderen verkeerd handelden? Ontbreekt hier iets by u, dan hebt gy zoo veel minder reden, om u te bezwaren; en hebt gy geene aanleiding daartoe gegeven, draig dan uw kruis met alle lydzaamheid, zagtmoedi^heii en liefde ; en ik durf er voor 'inftaan , dat, of uwe zagtheid ten laatfte overwinnen zal, of de goede Voorzienigheid zal tus-  ( 21 ) tusfchen beide komen, om u te redden. Denkt, 'dat ook dit lyden u wordt toegezonden, om uw hart beter te leeren kennen, en hoe gy u geheel aan uwen God moet overgeven ? wanneer gy dit doet, zoo zal Hy u zekerlyk gelukkig maken. Pf. 27: 10. 2 Sam. 23: 5. 10. Er zyn nog anderen die zeggen : Ik ondervind wel geene by zonder e beproevingen. Ook gebruik ik de middelen der genade; iktraeht onberispelyk te wandelen, in alle de inzettingen des Heeren; ik hoor de beroemd/Ie Leeraars prediken enz.; en evenwel kan ik geen blyvende troost voor myne ziele vinden! Dit is vry algemeen. Vele blyven gedurig by de uitwendige oeffeningen ftaan en komen geen ftap verder; in de meening, dat het reeds goed met hen ftaat, wanneer zy zich maar getrouw by de vergadering der Geloovigen houden. Hier heen nemen onze, met eigene gerechtigheid te vredene gemoederen hun toevlugf, maar niet- tot Chriltus; en wy zyn genegen te denken, dat er nu geen gevaar meer is in deze onze zelfgemaakte gerechtigheid, wanneer wy het Euangelie maar zuiver hooren verkondigen. De neiging tot eigene gerechtigheid kleeft ons van natuur zoo aan, dat wy, nog by de laagfte nederbuiging , en zelf by het toenaderen tot Jefus, die affchuwlyke wortel van hoogmoed by ons eenig voedfel zouden geven, indien Hy zelve ons niet grondig wist te ove-tuigen, dat alle bovengemelde voortreflyke daden geene waarde hebben, zoo haast dezelve ons eenigzins onafhanglyk van Hem zouden willen maken. B 3 Dit  ( te ) Dit leeren wy best inzien, wanneer Hy óns daar" by niet laat tot rust komen. Wy moeten geheel ontbloot tot Hem naderen, om met de kleederen des heüs te worden aangedaan; — wy mueten onze vaten eerst laten ontledigen, eer dezelve kunnen vervuld worden. Zoo lang wy ons met het onreine kleed van onze gerechtigheid willen behelpen, kunnen wy onmooglyk den zoeten troost van Christus gerechtigheid fmaken. Zelf in het huis des Heeren, waar wy ons zeiven wel eens heilig dunken , is de vyand der zielen dikwils meest werkzaam, om de geenen, welke hy onder de voortellingen getroffen ziet, of die zich in een Uil gebed, of op andere wyzen, door dea Geest van God vinden opgewekt, de trotfche gedagte inteboezemen: „ U welk een j, uitmuntend Christen zyt gy geworden! Welk „ eene genade; — welke kennis en gaven hebt „ gy ontfangen ? Nu zyt gy al iets groots „ voor den Heere!" Zeg liever tot den'bedrieger: Ga weg van my Sataa! Niet ik, maar God „ alleen moet geprezen worden! Niet my, maar „ Hem alleen komt de eer toe!" Indien gy h alleen op de middelen verlaat, en niet op den God der middelen, zoo zult gy dezelven wel haast als ledig etï droog voor uwe ziele vinden. Ziet gy alleen op de Leeraars , en door hen niet op hunnen Heer, zoo zult gy, tot Uwe ichade , met Job ondervinden , dat zy allen ellendige vertroosters zyn. Hebt hen lief om Chriftus wille. Aeht hen hoog, om huns werks wiile, maar (leunt niet op hen. .Zy zyn menfchen ,  ( 23 ) fchen, gelyk gy zyt, die niets kunnen, noch vermogen, wanneer de Heere hen niet byiïaat. Gy moet hen aanmerken als fpeelïnftrumenten, welken den vinger Gods noodig hebben, em eenen goeden klank te geven, en in den rechten toon te blyven. Wilt gy dan gelukkig zyn, èn kracht ontfangen, zoo moet gy over hen, en alle andere behoeftige fchepzelen heen, uw oog alleen op Jefus Christus vestigen. Hebt hem van harte lief, zoo blyft gy in rust. Verlaat u eenvoudig op Hem, zoo zal u geen wezenlyk goed ontbreken. Ziet Jef. 26: 3. Hand. 14:15. 1 Cor. 3: 5, 6, 7. Col. 3: 11. 11. lieden verliezen kunne goede gemoedsgefieldkeid, door met anderen te redentwisten. Want het is geheel iets anders, over de genade met anderen gefchil te voeren, of met genade te verfchillen van anderen. Wanneer iemand twist, alleen om een geloofsartykel te beftryden, ofte verdedigen, en daarby zyne kunst te laten zien, zoo zal hy zeker geene kracht van den Heere ontvangen, en er by Hem weinig mede verdienen. Gy moogt wel ftryden voor de eer van God. Doet het met volkomen yver! Alleen moet gy eerst laag in uwe eigene oogenzyn, eer gy er op uitgaat, om de waarheid in de oogen van anderen te verhoogcn. Wanneer anderen met fcherpe aanmerkingen tegenfpreken, of met bitterheid en hoogmogd eenen aanval doen, zoo zult gy, voor u, best doen, terftond tot den Heere te vluchten, en met Joannes ftil aan zyne borst te leggen, la weinig oogenblikken zult B 4 gy  ( *4 ) gy daar, buiten twyffel, meer gelukzaligheid, in de ftille verkeering met Hem, genieten, dan in hat aanhooren en verdedigen van lange twist-, vragen en navorfchingen, volgens de gemeene wyze. i Timoth. 6: 5. 2 Timoth. 2: 14, 24. 1 Petr. 3: 15. 12. Wordt gy, om Christus mik vervolgd, zoo zyt goeds moeds; ja verblydt u van harte. *~ Dit is eene eere, welke, in onze dagen, maar weinigen ten deele valt. De Heilige Apostelen, Profeeten en Martelaars hebben dezelve voor u genoten. Gy zult ondervinden, dat, hoemeer de verdrukkingen en het lyden voor Christus by u toenemen, ook zoo veel overvloediger de toekomende vertroostingen worden , die daarop volgen. Geen geloovige heeft immer berouw gehad van, om Christus wille, vervolgd te zyn; want de vervolging bevestigt in de genade. Wanneer Vader en Moeder ons verlaten, dan ontfaugt Hy ons, en fchenkt ons, in één»uur, meer troost, dan duizenden van hen ons, in hun gehcele leven, geven kunnen. Rom. 8 : 18. 2 Cor. 1 : 5. Phil. 1 : 20. a ïim> 3 : 1 Petr. 3 : 14. .13. In tyden van algemeenen nood en verdrukking, waaneer de aardfcheKoningryken gefchud worden, en de geheele waereld in oproer ftaat, dan houdt Jefus het met zyn volk, en zal hen voor gevaar verbergen, of door zyne genade hen eerwaardig maken voor de oogen der waereld. Ja, Geloovige! geen kwaad zal n aanraken , — geene plaag zal tot uwe tente naderen. Hy  C *5 ) Hy zal ti geen lyden toezenden, dat u zou kunnen fchaden; veel meer moet het u nuttig —• oneindig nuttig worden. In alle omftandigheden en gebeurenisfen hebt gy een recht verkregen, om, van Jeius uwen Heer, een waarachtig heil te ontfangen, hëtgeen de waereld u noch geven noch ontnemen kan. ' Het waar geloof geeft u de overwinning over de waereld, en over alle nooden of veidrukkingeH, welken u door de waereld worden aangedaan.. Wees daarom zonder vreeze: Gy zyt het eigendom van God, hetwelk de Duivel niet durft aantasten; en is hy te zwak, hoe veel zwakker zyn de menfchen, om u kwaad te doen? De hel moge woeden en de waereld razen, uw rotslteen is en blyft onbeweeglyk; — uw vrede, die daarop gegrond is, onwankelbaar. Uw naam, welke in den hemel itaat aangefchreven, kan niet uitgewischt worden, en God zal u, gedurende uw pelgrimschap, zulk een deel geven,- als u genoegzaam en met zyne eer overeenkom ftig is. Een dwaas alleen kan meer verwagten of begeeren. Pf. 27: 3. Ezech. 34 : 27. Matth. 24 ; 6. Mare. 13:7. Luc. si: 9. " 14. In de ure des doods zal die gelukzaligheid, welke ik bedoel, eindellug geheel volkomen worden, immers meer en meer daartoe naderen. Lieve Christen! uw Heer kan, noch zal u niet verlaten. Hy zal u in veiligheid, en, indien het tot zyne eere gedyen kan, misfchien wel blymoedig en juichende, door den Jordaan brengen, en u in alle eeuwigheden zalig maken. B'5 Welk  ( 25 ) Welk een genadig God hebben wy! welke voor rechten lchenkt Hy ons! Vreugde in voorfpoec en welftand; Troost in tegenfpoeden; Verzagtim in krankheden; Hulp in rampen; Vergenoeging m vervolging; Vrede by epreeren; Rykdom ir armoede; Veiligheid in gevaar; Hoope, wanneei anderen den moed opgeven; Licht in duisternis\ Leven in den dood, en een Hemel vol Zaligheid zonder einde! Dit alles wil Hy ons geven! O welk eene liefde! Zyn dezen de goederen, welken een geloovige genieten mag? Wie zou niet gaarne een waar Christen wezen! O dwaze en blinde waereld! Hoe kunt gy eenen Christen verachten en befpotten ? Met hoe veel medelyden beklaagt hy uwe uitzinnigheid! 15. Uit hetgeen wy tot hiertoe gezien hebben, is het klaar genoeg, dat het leven van een Christen, in waarheid, een gelukzalig leven kan genoemd worden, en dat daarom de èénige weg, em in eene ellendige waereld gelukkig te zyn, beftaat in een waar Christen te worden. Verder blykt het duidlyk, vooreerst, dat Christenen, om de gelukzaligheid te genieten, als verheven boven zich zelve, en boven alle fchepzelen leven moeten; en, ten anderen, dat het hun hoogfte voorrecht is, alles, wat zy noodig hebben, in Christus alleen te zoeken, en hetgeen zy zoeken ook te vinden. Hy is hun hoofd, hunne wysheid, gerechtigheid en fterkte, — hunne cere, hunne heiligheid, hun befchermer en leidsman, — hunne hope, — hun alles in allen! Hoe meer zy zich op Hem berouwen en ver-  ( V ) iverlaten, zoo veel meer gevoelen zy lust en kracht, om het goede te doen. Hun wil is geheel aan den zynen onderworpen, en op dezen ;grondfteun rust hunne gelukzaligheid. Zelf wanneer Hy het goed voor hen acht, dat zy, hier beneden, arm zullen blyven, zyn zy daarmede te vrede, om dat het zyn wil is; en Hy ykan toch niets willen, hetgeen hun Ichadelyk :zou zyn. Dr. Lutker dankte God hartlyk voar izyne armoede; en, inderdaad, er is z©o veel izegens verknocht aan de armoede, dat de arme theiligen God eens daarvoor danken zullen; hoe\wel eene vleeschlykgezinde waereld het niet be[grypen kan. Het was een troostlyk woord, hetiwelk eens door een heilig man gezegd is: „ Wy „ zullen, in de eeuwigheid, God meer loven „ en pryzen, voor ons verlies, - voor ons kruis,— ,„ voor onze krankheden, bekommernisfen, en. ,„ alle in dezen tyd geledene tegenfpoeden, dan „voor alle dedingen, welken ons vergenoegd „ en vermaakt hebben. Lieve reisgezel! Opoffe„ ring en overgifte in den wil Gods is u en myn „ voorrecht, belang en plicht." Herinner u :dikwyls, myn Vriend! dat de weg gedurig aftkort; haast zyn wy ten einde van onze pelgrimIfchap. Ik geef myn hart aan u; laat my het luwe hebben. Hoewel wy pelgrims zyn, laat tons maar zulk» pelgrims wezen, die welgemoed izyn; ja laten wy ons te aller tyd verblyden, en wrolyk zyn in den Heere onzen God ! Is de waereld ellendig en bedroefd, zy heeft er reden ttoe; maar welke redea hebben wy, om mismoedig  ( 28 ) moedig en donker te zien ? Immers hebben wy duizend belofcenisfen in handen , in betrekking tot deze tegenwoordige en tot de toekomende waereld? Bovendien, Christus is voor ons, en wy haasten voort, om tot zynen God én tot onzen God te komen. Wanneer.ons hart, gelyk Lots huisvrouw, een nog begeerig oog naar de waereld mogt keeren, zoo laat ons dra tot deze gedagte terugkomen: „ God alleen is myn deel, „ en dat in eeuwigheid! Ik wil alles aan zyne „ Voorzienigheid overlaten. Hy zal het alles „ wel maken. Hy, die my eenen hemel wil „ fchenken vol zaligheid, zal my immers geen „ ftukje brood weigeren ? Vertrouw ik Hem „ myse ziele toe, zou ik dan zwarigheid vinden, » om Hem de verzorging van myn lichaam over„ telaten?" Terwyl wy geene enkele treede op onzen weg vooruit kunnen zien, hoe dezelve loopen zal, beftaat onze wysheid en onzen troost daarin, dat wy in het geloof aan Hem leven, en welk een zalig leven is dit niet! Hoe gelukkig! hoe veilig! hoeheerlyk! Het vleesch gekruisfigd! De waereld onder onze voeten! De duivel en de dood overwonnen! Christus alleen verhoogd, en alles in allen! Myn Christen! Hoe is uw hart hierby gefield? Befpeurt gy niet een blydfchapsgevoel? Befpeurt gy geene hemelfche vreugd? — geene verrukkende uitzigten ? Ik zou u te kort doen, met hieraan het minfte te twyffelen. Lieve broeder! Lieve zuster! Geef my uwe hand, en laat ons dus te famen voortgaan, om de geheele waereld daadlyk te toonen, dat dit alleen de weg «, om in eens ellendige waereld gelukkig te worden.