KABINET van NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN.   K A B I NE T VAN NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN, OORSPRONGLYKBESCHREVEN door' MATTHEUS BROUËRIUS vanNIDEK, R. G. e n ISAAC le LONG. Ferry kt met 301 koperen platen, door ABRAHAM RADEMAKER. Thans ter verdere volmaking der vaderlandfche gefchiedkunde vermeerderd 5 met vele koperen platen van voorname meesters vermenigvuldigd, en met aantekeningen uit latere en geloofwaardige gefchiedfchryvers verrykt door J. H. R E I S I G. EERSTE DEEL. te AMSTERDAM, bï j. A. CRAJENSCHOT. m d c c x c i i.   VOORREDE VOOR DE TEGENWOORDIGE UITGAVE. Toen ik het werk, waarvan den Vaderlandfchen lc~ zer thans het eerfte deel ecner nieuwe vermeerderde uitgave wordt aangeboden, ondernam, dacht ik geenfmts dat de omarbeiding van hetzelve , veh zwnrigheden zoudt in zich bevatten, ah ik waarlyk ondervonden heb. Het vuur eener levendige verbeeldingskracht fleepte my weg, zo rasch het my werd aangeboden. De tekenpen van rademaker; de namen der eerfte ontwerpers, zo billyk geroemd wegens dit werk zo wel, als wegens vele anderen; de onverzadelyke zucht om den alöuden, * q veel-  vr VOORREDE voor de veel-al door zyne dapperheid geadclden , ten minjlen verdienftelyken Bataaf, 4ot in de zalen van zyn kasteel te volgen; dien Bataaf, die, wel verre van zyne rechten en vryhcden te laten pionderen en met voeten treden , veeleer terftond gereed was om dezehen ten kosten van goed en leven, te verdedigen; deze voor onzen landaard opgehangene, luisterryke, en, moet ik zeggen, niet genoeg nagevolgde fchilderyen , kluisterden myne verhitte verbeelding aan heldendaden en roemruchtige gebeurtenisfen, terwyl my al het overige minder gewigtig fcheen, hetwelk mynen aandacht ïn die oogenblikken naauwlyks konde bezig houden. Ik zag dus het werk niet eerder aan alle zyden in, dan toen ik cenigen tyd aan de bearbeiding doorgebragt, en den raad myner beste vrienden deswegens ingenomen had; eenen raad, waarvoor ik hun hier cpentlyk mynen dank betuige, en waarvan ik zo veel in my was, gebruik gemaakt heb. Ik zag toen de voortreffelykheid van het werk,weliswaar nog luisterryker uitfehitteren, en ieder verjlandig lezer zal de Oudheidkunde, en juiste :beoor deeling van die fchryveren benevens my bewonderen; maar by alle de. veelvuldige fchoonheden- ontdekte ik tevens, dat het niet vry van gebreken was; gebreken ondertusfehen, welken meestal aan den tyd, ■ en geenfmts aan eene bepaalde kennis dezer beroemde mannen moeten worden toegefehrevcn, doch welken desniettegenjiaande, hunnen arbeid gedeeltelyk nutteloos . maakte voor den Ncdeiiandfchen lezer van onzen tegenswoordigen tyd. Immers zeer vele gebeur- tc-  TE GENVVOO RDICE UITGA VE. VII tenisfen in /leden, dorpen, kasteden en onder by zondert perfoonen, na het jaar 1727 voorgevallen, (het tydflip waarin dit werk voltooid en ter persfe gebragt werd,} en welken daar in niet aangehaald kenden worden, waren reeds eetien wezendlyken grond om het met eene vermeerdering te verryken, en door eene bekwaame pen tot op onzen tyd te doen vervolgen. Eene zodanige, onderneming echter, is, zo verre my bewust is, niet gefchicd, en om welke redenen zy achter bleef, weet ik met zekerheid niet te bepalen. Immers de onvermoeide mfporingen, de beroemde oudheidkunde der fchryveren, die in' alle hunne optekeningen doorftraalden, en de voortrefelyke tekenpen van den Graveerder, die aan het werk genen geringen luister toebragt, verdienden dat eene kundige hand, de veder had opgevat, om den draad daar op te nemen, waar l* e long hem had afgefneden. Mogelyk nogthans is ''er eene rede te vinden waarom deze vermeerdering tot dus verre niet ondernomen is. Ik geef dezelve alleen op als eene gisfing, en de lezer moge bejlisfen. Ik meen haar te vinden in den eenig'ftns gewrongen ftyl en de lange doorlopende zinfeheidingen, welken in het oude werk, veelvuldig worden aangetroffen. De beroemde gefchiedfchryv&r w a genaak ■> en met hem vele anderen, die in later tyd de gebeurtenisfen van ons Vaderland te boek fielden, omkleedden 'hunne bondige befchryvingen in bevallige uitdrukkingen en eenen fterlyken ftyl; onze taal, meer verfynd,. werd menigvuldig met eigenaartige uitdrukkingen ver* 4 rykt,  vin VOORREDE voor de rykt; van alle verbastering gezuiverd; ook eene meer naauwkeurige /pelling ingevoerd, en de laatstgenoemde gefchiedfchryvers droegen niet alleen zeer • veel by om dit alles meer te volmaken ; maar het gehoor van den Nederlander kiefcher geworden door■ hunnen \'oor drag, ■ moest zulks natuurlyk ten gevolge hebben, dat werken, op het einde der vorige , en in den aanvang der tegenwoordige eeuw gefchreven; in welken men zich daarenboven meer op de bondigheid der zaken, dan op de fchoonheid van ftyl had toegelegd, by velen niet met die graagte werdén gelezen, dan wel de zodanigen, die de bondigheid der zaken, met zoetvloeijendheid en gcmaklykheid deden verzeld gaan. De ftyl nu, waar men zich ten tyde van le long nog niet zo zeer aan liet gelegen zyn, werd veertig jaren later een punt van zo veel belang, dat het by fommigen, hoewel zeer ten onrechte, genoegzaam was om de goed- of afkeuring van eenig werk weg te dragen. Wat zou men dus met de oudheden van gemelde Jchryvers ondernomen hebben ? Zou men een vervolg uitgeven op hunne voortreftelyke befchryvingen , en het werk zyne oude gedaante laten behouden ? Dit ware tene nieuwe lap op een oud kleed gezet, waardoor het een en ander misftaan zou. Wilde men het geheel emfmelten, en als het ware een geheel ander kleed aantrekken P — Deze onderneeming was eene zwarigheid , die anderen mogelyk vóór my met meer bedaard-  TEGENWOORDIGE UITGAVE. IX daardheid ingezien hebbende, affchrikten om zulks te wagen. Zie daar veelligt cent der oorzaken , waarom een ürbeid van dat gewigt als die van nidf.i; en j.el o # g , door bevoegde mannen niet is onder handen genomen , en de Nedcrkmdfche lezer eene nieuwe en vermeerderde uitgave heeft moeten ontbeeren , daar da vorige reeds zo langen tyd is uitverkocht. ■ Ondertusfchen, zo verre my bewust is, was 'er in onze taal een zo uitvoerig en zakelyk werk over Neé'rlands oudheden, nog daarenboven met de voortrcfelylze platen van rade maker verrykt, niet voorhanden- Het fpoedig uitverkopen der eerfte uitgave getuigde van deszelfs waardy ; immers letter en papier Qik fpreek van de druk in klein ^to,~) hadden niets bevalligs, en het werk moest dus zynen luister volftrekt alleen aan deszelfs innerlyke waarde dank weten. Dierhalvcn, al ware het niet verbeterd, (waar op ik my ook nimmer beroemen wilf) zal het tcgenswoordig kleed, waarmede het andermaal aan het licht verfchynt, deszelfs waarde vermeerderen; eene nieuwe letter; beter papier; eene andere fchikking der platen; een register achter ieder deel geplaatst; den druk in gr. 8yo.; zyn zo vele fchoonheden , welke de vorige uitgave verdiende te bezitten, en dezelve echter allen ontbeerde. Ik zal omtrend de vermeerderingen en aanvullingen niets anders zeggen, dan dat het werk my onder de * 5 bun-  x VOORREDE voorde bearbeiding zodanig is uitgelopen, dat ik my genoodzaakt zie om hetzelve den lezer in zeven of agt delen te moeten aanbieden. Waar ik dacht dat het oorfprongelyke te verre uitwydde, heb ik eenige zaken by verkorting befchreven, en anderen die my overtollig fchenen , geheel weg gelaten; doch deze laatftcn zyn weinigen in vergelyking der aanvullingen, die my nodig voorkwamen om ingelascht te worden, en betrekkelyk waren tot belangryke gebeurtenisfen in de Vaderlandfche gefchicdenis, en die door de oorfprongelyke fchryvers flcchts in het voorbygaan aangehaald, of na hunnen tyd gebeurd zyn. Dit echter zal de beloften niet cmverre werpen, door my in het bericht gedaan , van namentlyk jaarlyksch vier delen aan myne lezer en af te leveren; ten zy onverhoopte toevallen van krankheid of dicrgelyken , den arbeid ftremden , en de vertraging in den eigentlyken zin gene verbreking van myit woord zou kunnen genaamd worden- Myne uuren van uïtfpanning zyn aan dezen arbeid toegewyd; aan eenen arbeid, welke my ■ menigmalen de heldendaden my netel apperc, edelmoedige, Jlandvastige en eerlyke Voorvaderen met levendige verwen affchildert, en den Hemel doet fméken, dat die deugden in de tegenwoordige duistere tyden niet geheel mogen verloren gaan, maar eerlang wanneer het nodig zyn mogt, in vollen luister nagevolgd worden!... Doch ik vergeet dat ik bezig ben eene voorrede te vervaardigen. — lk moet den lezer nog berichten, -dat dit  TEGENWOORDIGE UITGAVE. XI dit werk door twee of mogelyk meer deelen /iaat gevolgd te worden, van zodanige Vaderlandfche gebeur-, tenisfen, welken in latere tyden, en voornamenllyk in de merkwaardige tydftippcn van de laatfte verdeeldheid dezer landen zyn voorgevallen, en waarvan de platen door een bekwaame hand zullen gegraveerd worden. Ik beken voor het overige hartelyk dat de tegcnswoordige op my genomen arbeid onder de handen van kundiger oudheid- en taalkenners eenen veel hoger en trap van luister zou hebben ontfangen. Wanneer de lezer my naar de gcjlrenge regelen van kunst- en oudheidkennis wil beoordeelen, beken ik gaarne, dat ondanks alle de pogingen welken ik aangewend heb, ■ om hen genoegen te geven, myne kunde en doorzicht niet toereikende geweest zyn, en ik my dus niet vleyen durf de berispingen van bevoegde kunstrechters te kunnen ontwerftelcn. Doch wanneer dezelven op goede gronden /leunen en ingericht zyn op eene wyze, den cclelmoedigen Criticus voegende, gelyk ik gene rede heb om daaraan te twyjfclen, kunnen dezelven my niet anders dan aangenaam zyn, en tot eene leerzame onderrichting verft rekken. Ik eindig met alle beminnaren der oude Vaderlandfclie gefchiedenisfen te nodigen om my in mynen arbeid te onder/leunen, wanneer zy in de gelegenheid zyn, om my uit hunne kabinetten eenige ftukkni toe te zenden , waarmede ik myn Werk eencn meerderen luister zou kunnen by zetten; waarvoor ik hun  sa VOORREDE voor de teg. UITGAVE. hun mynen oprechten dank zal doen toekomen; wenfchende aan alk myne lezers een gedeelte van dat genoegen onder het doorbladeren van dit boek, het welk ik,ondanks de menigvuldige zwarigheden, onder het vervaardigen van hetzelve, genoten heb. schoonhoven den sa April ' 17 9 2. BE-  B E R I G T van den UITGEVER. Het misbruik, hetwelk federt eenige jaren in het drukken by intekening heeft plaats gehad, moest zeer natuurlyk het publiek voorinnemen tegens eene diergelyke wyze van uitgeven, en dus eene algemeene afkeerigheid ten gevolge hebben, zo dra men onzen Landgenoten een be. richt van intekening aanbood. Deze opmerking was den Uitgever niet vergeten, toen hy tot het voornemen belloot, om dit werk (hetwelk als een onaffcheidelyk gedeelte dervaderlandfche gefchiedenis van den gefchiedkundigen wagenaar moet befchouwd worden,) vermeerderd en verbeterd het licht te doen zien. Dit deed hem in twyffel ftaan of hy hetzelve ter intekening zoude aanbieden, dan wel befluiten om hetzelve ten zynen koste alleen uittegeven; wel overtuigd, dat een werk van dien aart de aangewende moeite en arbeid zou belonen. Eenigen zyner vrienden nogthans, op welkers kunde en weime-  xiv BERIGT van menendheid hy veilig kan vertrouwen, rieden hem tot het eerst ontwerp, waaraan hy zich dan ook gcreedelyk onderwierp. Hoe gunstig nu de uitflag dezer onderneming ook moge geweest, en hoe vele redenen de uitgever heeft om vergenoegd te zyn, daar hy een aanmerkelyk aantal Heren Intekenaren, waaronder zeer velen van uitmuntende geleerdheid en fmaak, terftond heeft zien toetreden, om bezitters te worden van een zo nuttig als aangenaam werk; hy heeft zich nogthans niet volkomen misleid gevonden in zyne vooronderHelling, en durft zich op zeer goede gronden vleijen, dat byaldien het misbruik der intekening niet billyk het algemeen vertrouwen ten eenemaal had uitgedelgd, het getal der Intekenaren nog merkelyk groter geweest zyn zou. Om echter die genen, welken om bovengemelde redenen tot dus verre hebben uitgefteld om op dit werk in te tekenen, niet geheel te verfteken van de genoegens om hetzelve tot eene matige prys te kunnen magtig worden; heeft de uitgever befloten, om de intekening open te laten tot de uitgave van het twede deel, als wanneer dezelve zal gefloten en dus niet langer kunnen ingetekend worden. Te meer is de uitgever daartoe te rade geworden, om daardoor aan alle wa-  den UITGEVER. xv ware beminnaren van Oudheid en Vaderlandfcht gefchiedenis den tyd en de gelegenheid te geven van te kunnen oordeelen, zo wel omtrend de verbetering van den ftyl en de fchikking van dit werk zelf, als wegens de uitvoering van letterdruk en koperen platen. Eene andere omftandigheid, welke zich opdeed toen den uitgever het bericht van deze intekening in het licht gaf, deed hem overhellen om de intekening nog eenigen tyd open te laten. De Heren Boekhandelaars namentlyk , zeer weinige dagen na dat het voornemen van den uitgever door zyn bericht was algemeen geworden, boden het publiek eene uitgave aan van Nederlandfche gezichten; hierdoor geraakte men natuurlyk als het ware, in verwarring, en fommigen zelfs zyn in het denkbeeld vervallen, dat beide de werken, (hoe zeer ook wezeritlyk onderfcheiden) een en hetzelfde werk ware; terwyl nogthans dat van den uitgever merendeels de oud. heden der Nederlanden en eene daarnevens ge. voegde oordeelkundige en volledige befchryving betreft, en de aanbieding der andere Heren Boekhandelaren alleen uit gezichten, zonder eenige de minfte befchryving, beftond. De uitgever vertrouwt voor het overige, dat deze edelmoedige aanbieding, van de intekening nog  XVI BERIGT van den UITGEVER. nog eenigen tyd te verlengen, geen zweem van ongenoegen zal kunnen baren by de reeds getekend hebbende Heren Intekenaren, doordien men naauwkeurig zorge zal dragen, dat de eerste Intekenaren van de eerste plaatdrukken zullen voorzien worden. Nog vindt de uitgever zich verpligt om aan het publiek kennis te geven, dat hy door inkoop eigenaar geworden is van een getal van eenhonderd vyf-en-twintig keurige, en tot dus verre onuitgegevene tekeningen van rade maker, stellingw. rf, en ander vermaarde meesters, allen betrekkelyk de oude gefchiedenis van ons vaderland; deze tekeningen, mede uit overoude en aanmerkelyke gebouwen beflaande, zullen door eene kundige hand in het koper gegraveerd, en benevens eene volledige befchryving, als een vervolg van dit werk, door den uitgever van hetzelve worden uitgegeven; en om onzen Landgenoten de manier aan te tonen , waarop voornoemde tekeningen in het koper zullen gebragt worden, heeft hy twee gezichten doen graveeren en afdrukken, welken hy zyne lezers ter befchouwing aanbiedende, by alle de voornaamfte Boekhandelaars in ons vaderland kunnen bezichtigd worden. KA-   . -/ Ttsi.irmaker feit: K O S T VE R L OR E N in. Zfn Kuvinj:. Jüt HlJlS KOSTVERLORE N by .lmftcr.Lim 4Um Jc-n Jniftel W. t£lo .1  KABINET van NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN. < ■ » • het huis KOSTVERLOREN, tusfchetl amsterdam en ouderkerk aan den amstel. Reeds zeer vroeg zag men aan de rivier den Amftel, bynaar midden door het aanzienlyk Baljuwfchap Amftelland heenftromende , hetwelk benevens de beroemde koopftad der geheele waereld Amftelredam, thans algemeen Amfterdam genoemd, zynen naam van dezen ftroom ontfing, veele welvarende inwoneren van genoemde ftad derwaards gelokt, die aan de boorden van denzelven eene menigte net beplante lusthoven en wel gebouwde landhuizen deden aanleggen, op welken zy, aan de zomen van deze frisfche, aangename en zachtvlietende rivier, uitfpanning en verlustiging genoten; al hetwelk door den zoetvloeiënden zededichter d. willink in zynen Amftelftrootn, op bladzyde j 3, zeer levendig aangehaald wordt. L deel. A Oa-  I kabinet van nederlandsché Onder zo vele merkwaardige lusthuizen (met üitfluiting nogthans van het flot der Heren van a m stel en 't Graaflyk lusthuis 't Reigersbosch of Reigershof) heeft in dezen omtrek voornamentlyk het huis Kostverloren eene reeks van jaren boven anderen uitgemunt, zo wel ten aanzien van deszelfs hoge en dikke muuren en ruime kamers, als wegens deszelfs hechtheid, grote vensters en verwulfde kelders. Voor het overige was het niet minder beroemd door eenen welbeplantcn hof, eenen ruimen voorhof en eene fierlyke poort, boven welke zich eene half opene gaandery bevond, op twee ronde pylaaren aan de linker zyde op eenen muur, ter hoogte van den verwulfden doorgang, rustende, gelyk men zulks uit de hier nevens gevoegde afbeeldingen duidelyk zien kan. De losfe veengrond van deze ftreek heeft aanleiding gegeven tot den naam, welke dit lusthuis in later tyd gevoerd heeft. By den eerften ftichter (men is onzeker wie dezelve geweest zy) droeg het den naam van Amftekhof, maar de grond geduurig zakkende door de zwaarte van het gebouw, noodzaakte deszelfs bezitters tot geftadige onkosten om het in ftand te houden, waardoor het dus niet te onrecht, naar verloop van tyd, den naam van Kostverloren of eigentlyk Kosten verloren, ontfangen heeft. klaas janzen visscher heeft hetzelve, zo als het zich in den jare 1610 vertoonde, in eene prent uitgegeven, doch welke merkelyk groter van omtrek en meerdere huizing bevat, dan men in onzebovenftaandeafbeelding van den jare 1630 ziet. Sedert dien tyd werd deze plaats door eenen onvoorzienen brand, voor een groot gedeelte, ver-  en kleefsche oud héden"; 3 verwoest, en van dezelve bleef niet meer ftaan, dan de twee dwarsgevels met het poortje, zonderde voorgemelde gaandery, gelyk zulks in onze twede plaat van den jare 1650 afgebeeld is. Na die ongelukkige gebeurtenis ging het huis meer en meer ten gronde, en werd een eigendom van nieuwe bezitters, die op een gedeelte deioude muuren een geheel nieuw huis met eenen platten gevel en opgaand wolvendak lieten bouwen, gelyk dan dit nieuw gevaarte door den konstryken matthys pool, in de 13de plaat van Amftels buiten-gezichten, zeer gelykend afgebeeld en uitgegeven is. Na de herbouwing ontfing het den naam van Ruisfchenftein , en onder dezen naam komt het voor in de nieuwe kaart van Amftelland, welke door g. drogenham gemeten en getekend, door den gezworen landmecter j. van petersom nagezien en by den beroemden kaartkoper nicolaas vissen er, in vier grote bladen, uitgegeven is. Ruim elf honderd' Rhynlandfche roeden legt dit lusthuis van de wallen van Amfterdam, aan de zesde bogt des Amftels van gemelde ftad afgerekend , in den middelpolder , leggende tusfchen het groote en het kleine Loopveld, anders gezegt Kalfjeslaan, en ftrekt van den AraIteldyk tot aan den Veendyk of Amftelyeenfchen weg. Midden door dezen polder loopt eene watering, gemeenlyk de Wetering, ook wel de Boerenwetering genaamt, beginnende aan het groote , en eindigende aan het kleine loopveld, van waar dezelve vervolgt midden dooiden buitenveldfchen polder tot by de Weterings poort der HfSidAmfterdam^cn zich in deftads gragtcn uitloost. Voor het overige heeft deze laan A 2 ter  4 kabinet der ne de rl a ndsche ter wederzyden eene tamelyk brede floot, langs de kanten van welken wilge en andere lage bomen groeien, terwyl zy meer naar denryweg beplant is met hoog opgaande bomen, welken een aangenaam gezicht en eene koele wandeling aanbieden, waaromtrend de bovengemelde dich. ter zingt: Hoe heerlyk pronkt dees ruime Laan'. Hoe pryken hier de groene Masten! De hoge Bomen die hier flaan! Zy nodigen de jonge Gasten, Om door dit lustig Loopveldheen , Waarvan myn Oog geen eind kan vinden, Te gaan naar 't lugtig Amftelveen, Dat deftig praalt met breede Linden. OUTEWAAL. Weleer eene grote buurt hy de stad amsterdam. Outewaal of Homewaal, hetwelk in vele oude brieven der Hollandfche Graven voorkomt, onder de benaming van Oltenwaal en Oudewaal, en hier in twee byzondere tekeningen en op twee verfchillende zyden afgebeeld is, was weleer eene vermakelyke en fraai betimmerde buurt, aan en op den St. Anthoni's dyk, gelegen weinig minder dan een half uur buiten de oostzyde der beroemde koopftad Amfterdam, voor hare eerste vergroting, werwaards hare inwoneren veeltyds heen wandelden, om een ruim gezicht langs het Y en den Zuider-zeekant, naar de Waterlandfche dorpen of langs de grazige klaverweiden van dmftelland te nemen. De aange- naam-  HO UTE "W-AJEX, .iniftcrJam Ai tS»$.   EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. s naamheid van deze buurt, deed het getal der huizen aldaar van tyd tot tyd merkelyk toenemen, en fchonk haar eenen meer bloeienden welvaart. Oudtyds behoorden Outewaal, gelyk nu nog voor een gedeelte , te weeten van de jurisdictiepaalen buiten de Weesper en Muider poorten der ftad Amfterdam tot aan den ringfloot van het Diemermeer, onder de Ambachtsheerlykheid Nieuwer-Amftel, nu gemeenlyk^»pelveen genaamd, gelyk zulks blykt, niet alleen uit den leenbrief van den Hertog albrecht van bei jeren, Graaf van Holland, gegeven te Haarlem den 2 5 den may des j aars 1399, ten behoeve van den Heer koen van oosterwyk, als Leen- en Ambachts-Heer van Ouderen Nieuwer- Amftel, welke haar voor eenefomma van 3100 fchilden(*) van gemelden Hertog kocht;. in welken leenbrief onder andere renten, den Ambachtsheer wel uitdrukkelyk toegeftaan werd de Zwynebede (gelyk dezelve in dien brief genoemd ftaat)te Omewaal, bedragende jaarlyksch der- (*) Schild en Schildtalen, was eene zekere munt, welka den eenen tyd hoger, den anderen tyd weder Jager in prys was, en meestal haar naam ontfing naar den Vorst welke haar deed munten; men vond namentlyk Wilhelmus fchilden, ook wel genaamd Gouden Wilhelmus; Hollandfche fchilden; Bourgondifche fchilden ; Philippus fchilden, anders genaamd ryders; philippus Bourgondifche fchilden , ook genaamd klinckaarts; Dorfche fchilden; gouden Ecclefue fchilden. Wanneer 'er dus in de befchryvingen voorkomt, dat eene ftad, heerlykheid of distrikt was onder de Schildtalen , of dat 'er fchildtalen gezet of geordonneerd waren , betekende zulks, dat zy behoorden onder die genen, welken gefteld waren op een zeker getal fchilden, om van wegens ieder honderd een of meer fchilden te betalen, ook wel fomtyds flechts een gedeelte van een fchild; dezeoude benaming is nog in wezen gebleven, nadat men reeds- by guldens heeft beginnen te rekenen. Nog hedendaagsch worden o;x foramige dorpen de dorplatfen omgeflagen onder den naam van fchildtalen. A 3  6 kabinet der nederlandsche dertien fchellingen en vier penningen; maar ■voornamcntlyk blykt dit uit zekere keur door 'den Heer koen vanoosterwyk, Ridder, by eenen openen brief, gedagtekend den 7 february 140 r, verleend tot het leggen van eenen zomerdyk, om de landen buiten den zeeburg en daaromtrend gelegen; in welken brief hy zegt: datmen dat voorz. Land, in mynen Ambachu van den Nieuwen-Amftelge/ege», bedyken zal; en een weinig lager: Ende des zal men Jaarlykszes Schepenen kiezen, als op den Zomer den Dyk te fchouwen, des zullen drie Schepenen wezen binnen der Stede Amftel, redamme, die de Raden van Amftelredammer/öwy-toe ordonneereu zullen , en drie Schepenen van Oute, waal, als een Schout, die myn Schout ten Nyeuwer-Amftel van mynenlwegen daartoe ordonneeren zal, by den geenen, die daar meest inncgcland zyn. Toen de ftad Amjlerdam in den jare 1658 ten vierdenmale werd uitgelegd, trok men de buurfchap Outewaal mede binnen de muuren, als wanneer zy gedeeltelyk geheel veranderd, gedeeltelyk met andere huizen bebouwd werd. Echter zag men, in den jare 1721, van deze buurt een overblyffel in een gering boeren huisje, ftaande in het open veld, beneden den kadyk, over de nieuwe plantadje; maar na dien tyd is ook dit gedenkteken afgebroken om plaats te maken voor eene uitdeeling vanerven, welke toenmaals in voorflag was en ook kort daarna gevolgd is, wordende als toen deze opene vlakten met hui-, zen bebouwd en met ftraten doorfneden. De naam van Outewaal is desnicttegenftaande nog in ftand en bekend gebleven in den Outewa. Ier molen, gelegen tusfehen de Muider-zee en Diemermeerfche ringdyken; als mede in den Outewaler of Over-Amftelfchen polder, welke 23?'  ek kleefsche oudheden. 7 237 morgen groot is; (*) ook nog in den Outewaler weg, ftrekkende van de Muider poort tot aan het Diemermeer; behorende dit alles onder den Over-Amftelfchen polder tot aan de Outewaler brug, welke aan het einde van genoemden weg over den Diemermeerfchenringilootgeflagen is, en ten overgang dient naar het vermaaklyk dorp Diemermeer. Een naam der Buurt, Die eertyds aan den Dyk gelegen, Daar 't Zeenat bruischt en woelt en fchuurt, Nu plaats heeft in de Stad gekregen. Dus zingt de dichter daniel willink, in zynen Amftcrdamfchen buiten-fin'gel; tusfchen welke buiten-fingel en het Muider bolwerk de Muider poort ftond, welke, in den jare 1769 van hare fondamenten geweken, kort daarna op dezelfde plaats weder herbouwd is. Dat deze buurt van gene geringe uitgeftrektheid en ^agt geweest is, blykt in het byzonder uit de oiide voorrechtbrieven, en wel eerscelyk uit dien, welke albert van beijeren aan Amfielland verleend en getekend heeft, den zondag na St. Gregorius-dag, in den jare 1387. in welken hy, wegens het fchouwen van zeeburg , zegt: Ende die Zeeburg zullen fchouwen drie Schepenen tot Nieuwer- Amftel, twee Schepenen tot Am- (*) Deze polder ftaat tegenswoordig onder bet bellier van een koliegie van Thefaurieren der ftad, namentlyk: onder eenen Dykgraaf', twee Heemraden en twee Poldermeesters. Een der regenten van bet Gasthuis, benevens de oudfte regent van het Leprozenhuis, welke beide Godshuizen een goed gedeelte lands in dezen polder bezitten, zyn Heemraden van denzelven, en worden door Burgemees tei en der ftad Amfterdam daai toe aangeiïcld. A 4  8 KABINET DER NEDERLANDSCHE Amftelredamme, een Schepen tot Ouder - Amftel, tnde een Schepen tot Oltenwaal, gelyken dat die Heemrader s plegen te doen. Ten tweeden, uit dien van den Heer koen van oosterwyk, als Ambachtsheer van Ouder- en Nieuwer-Amftel, gegeven den 7 february des jaars idor, en hier boven door ons aangehaald. Nog hedendaagsch verkiest de Ambachtsheer eenen uit Outewaal tot Schepen van Amfielyeen; de crimineele rechtbank dezer Ambachtsheerlykheid beftaat uit den Bailluw van Amfielland'eh Schepenen van Amfielyeen, welke laatften door den Ambachtsheer van wegens de ftad Amfterdam aangefteld, en dooiden Bailluw in den eed genomen worden. De burgerlyke rechtbank beftaat uit den Schout dezer heerlykheid, door Burgemeestercn daartoe aangeftclt, en uit dezelfde Schepenen, welken alvorens in die hoedanigheid den eed, in handen van den Schout, afleggen. Van de zeven Schepenen, welken in deze rechtbank zitting hebben, gaan 'erjaarlyks op vrouwendag vyf af, in welker plaats vyf anderen, uit een dubbeld gegetal , hetwelk regcerende Schepenen inleveren , door den Ambachtsheer verkoren worden. Een dezer zeven Schepenen moet zyn uit den Buitenveldfchen Veendyk of Overtoom, een van den Buitenveldfchen Amfteldyk, en d»ze twee bekleden beurtelings, om het ander jaar, den post van voorzitter; een komt 'er uit het dorp Amftcheen, een van den Boverkerker Amfteldyk, en deze twee bekleden beurtelings, om het ander jaar, den post van twede voorzitter; een wordt 'er uit Outewaal, een ander uit den Boverkerker Veendyk, en eindelyk de laatfte uit de Legmeer verkoren. Alle drie weken, en wel des donderdags, wordt de gewone rechtdag in het rechthuis te Amftcheen gehouden,  en kleefsche oudheden. 9 by welken een geheimfchry ver tegenwoordig is. Voorts zyn 'er vier buurtmecsteren, die de dorp-omflagen gadercn , twee kerkmeesters, vier armmeesteren en een gerechtsbode, behalven de brand- en wagtmeesters. Weleer plagten die van Outewaal mede de vryheid te genieten, dat zy, wanneer haare doden te Amfterdam binnen ;de oude kerk begraven werden, een geheel uur lang, en zelfs met de grootfte klokken, over hen mogten luiden, of zulks laten doen, onder beding, van in het laatst geval het arbeidsloon daarvan te betaalen, zonder iets ten behoeve deikerk optebrengen; zynde hun en hunnen nakomelingen dit voorrecht toegeftaan, doordien zy de fondamenten van den Oudenkerker toren gegraven en geheid hadden. Doch dit voorrecht is, volgens dapper, met den laatften Outewaalder uitgeftorven; men leze daaromtrend zyne befchryving van Amfterdam, bladz. 378. Op den 8iten ju]y van het jaar 1566, versaderde buiten de St. Anthonys-poort, tusfchen de ftad en deze buurt Outewaal, aan den Y-kant, omtrendden kadyk, in het riet, benevens den beroemden prediker jan arends, mande, maker uit Alkmaar, de volgende zes voorname Amfterdamfche burgers, namentlyk : beinier kant, trenk de waal, kornelis jaco bz. koster, albert h eies, willem PLORiszooN en LAURENS j acobsz. wooi> achtig in den gouden reaal op het water, alwaar zy, naar ryp beraad, befloten, om in Holland openbaare predikatiën aan te vangen, en op die zelfde plaats dien eigen namiddag weder terug te komen, gelyk zulks dan ook gefchiedde. Na het verrichten van een vierig gebed tot God, gelyk zulks des morgens ook gedaan A 5 was,  lO KABINET DER NEDERLANDSCHE was, werd het genomen befluit eenparig goedgekeurd , met die bepaling echter, dat men zich van de Godsdienst - oeffening rondsom Amfterdam voor eerst nog zou onthouden, doordien de overigheid dier ftad als onbarmhertig, wreed en bloeddorstig gekenmerkt ftond, het welk dan ook in vervolg van tyd maar al te zeer werd bewaarheid, en voornamentlyk in het jaar 1569; zelfs nog eenige jaren later, en wel in het midden der maand january van den jare 1573, deed de Bailluw van Amftelland arend ernstvan bassen, vier zogenaamde geuzen buiten aan den heiligen weg ophangen, en eenen vyfden te Outtwaal verbranden. Ter wraak dezer moorddadige vervolging, zette het krygsvolk van lumei, Graaf van der mark, en Stedehouder van den Prins van Oranje, nog in 'het laatst van dat zelfde jaar deze grote buurt in de vlam, welke gedeeltelyk door dit ongeluk, gedeeltelyk doordien Amfterdam de zyde der Spaansch. gezinden bleef toegedaan, en de daarop gevolgde influiting der ftad, op bevel der Staten, merkelyk in welvaart en bewoners afnam. Een andere niet min gevoelige ramp trof Outewaal op zondag den 5 maart, van het jaar 1651, wanneer by volle maan en gewoonlyken fpringvloed, de ftorm uit het noord westen zo hevig opftak, en het water uit de Noord-zee door de gaten van Texel, 't Vlic en ter Schelling zo geweldig indrong in de zuider-zce en het Y, dat cindelyk de St. Anthonies dyk op twee verfchillende plaatfen, by deze buurt, doorbrak, Hortende het water met eene zodanige woede daardoor, dat het in weinig tyds eene diepte van dertig voeten maakte, alles mede nemende wat zich in deszelfs weg ftelde, en, zelfs den rimr- dyk   SL O OTEN tuytcn -imfttrdam. l&f-O ■ SXiO TERUYK Zuytcn. Am/terJam,.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. II dyk van het Diemermeer om verre werpende, waardoor die kostbare hoek lands ruim 16 voeten hoog onder vloeide, tot grote fchadeder eigenaars en zware kosten der ftad, welke den zeedyk weder moest doen herftellen, wiens inbraak by Outewaal op 18, en by de bogt op 50 roeden wydte bevonden werd. SLOTEN. It} zuidkennemerland, tUsfrfien haarlem en amsterdam. Sloten , een zeer aangenaam dorp in den Geerban, vyf kwartier uuren gaans ten zuid-westen van de ftad Amflerdam, een gedeelte van eene Ambachtsheer lykheid, waar onder Slot er dyk, Osdorp , of Oostdorp, en de Vrye Geer behoren; het legt geenfmts in Amfielland, gelyk zulks verkeerdelyk door fommige fchryvers aangetekend is, maar in Zuidkennemerland, naby het Haarlemmer meer, gelyk het groot privilegie- en handvestboek van Kennemerland en Kennemergevolg zulks uitwyzen, en het welk door wil. lem gerritz lams is uitgegeven. Dit dorp behoorde weleer den Heren van Amfiel, daarna aan de Hollandfche Graven (*), en (*> Onder de Regeering van Graaf wil l e m d en iv. werd her verfchil, tusfcnen Amfterdam en Sloten ontftaan, door 'sGraven raden bedecht, waarby de ftad en het dorp geJast werden tot de jaarlykfche betaling van 's Graven rechten, of volgens den inhoud van den zoenbrief: „willem, Grave „ van Holland, van Zeeland, ende Here van Frieslandt, ma,, ken kond allen luiden, dat dit ons zeggen is, tusfchenon„ ze Poorteren van Amftelredamme ende die van Sloten, als. „ va.n den twist die zy onderling hadden, als fe van den Er. v ve>.  12 kabinet der nederLAndscHE en nog later aan de Heren van brederode; doch reinoud de derde, oudfte zoon van walraven van brederode en vrouwe margaretha van borsselen, dochter van wolfaard , verkocht deze heerlykheid, met alles wat aan dezelve behoorde, zo wel leen- als eigen-goed, in den jare 1519, voor eene zekere fomme gelds aan de ftad Amfterdam, onder voorwaarde van eene jaarlykfche rente, waartoe het dorp Sloten, by wyze van ftaande rente, jaarlyksch zes ponden en tien fchellingen herengeld opbragt; daarentegen hield het dorp alle jaren een kroon, ter waarde van vieren-twintig ftuivers , van deze belasting terug, het geen des heren jaarfchot genoemd, en op het voorgemeld herengeld gekort werd. Keizer karel den V. bevestigde dezen koop in het jaar 1531, onder beding, dat door de overigheid van Amfterdam een der raden van gemelde ftad tot Ambachtsheer zou worden gekozen ; welk beding altoos ftiptelyk is naargekomen, als zynde van den jare 1531 tot den jare 1652, negen Heren van tyd tot tyd daarmede beleend geworden. Doch in den jare 1652, na het overlyden van kornelis de graaf, Heer van Zuid-PolsBroek, Ambachtsheer van gemelde plaats, werd Amftehcen en Sloten met Sloterdyk van eikanderen gefcheiden, en als twee byzondere Ambachtsheerlvkheden op twee byzondere Heren verlegd. In- „ ve, dat die van Amjlelredam leggen hebben in 't Ambacht „ van Sloten, dat, die van Amflelredam gelden lullen, van „ alle Landen, die zy hebben binnen Sloten ofte verkrygen „ zullen, Dyk, Dam, Wegh, Watering ende Sluisgeldt, „ gelyk in andere lande te Sloten, in alle manieren, als 'c hem toekomende is."  en kleefsche oudheden. 13 Ingevolge van dien werd Sloten, Sloterdyk, Osdorp en de Vrye Geer, welker bannen in en door elkander gelegen zyn , als eene afzonderlyke Ambachtsheerlykheid verlegd aan Mr. hendrik hooft, na wiens dood de Ambachtsheerlykheid van Amfteheen wederom met die van Sloten vercenigd, en in den jare 1677 verlegd is aan den Burgemeester johannes hudde, na welke tyd, en wel met den jare 1704 tot heden, over yder der gezegde Ambachtsheerlykheden , zo over Amfteheen, als over Slooten, Sloterdyk, Osdorp en de Vrye Geer, een afzonderlyke Ambachtsheer of fterfheer door Burgemeesteren van Amfterdam word aangefteld,zynde tegenwoordig de Heer abrahamdedel, oud Burgemeester derzelve ftad, met de eerstgemelde heerlykheid , en de oud Burgemeester Mr. g er rit dedel salomonsz met de laatstgenoemde heerlykheid verlegd. Aan dezen Ambachtsheer wordt jaarlyks, en wel in de week voor paafchen, in eene zitting van Schepenen, een dubbeld getal perzonen ter handgefteld, waaruit hy een enkeld getal Schepenen, ambachtsbewaarders, kerk- en huiszittenmeesters voor het volgend jaar verkiest, terwyl ook op eenen anderen dag de oude dorpbeftierderen, in het byzyn der gemeenten, en ten overftaan van den Ambachtsheer, hunne rekening te doen, gehouden zyn. Sloten , Sloterdyk , Osdorp en de Vrye Geer werden van ouds door drie verfchillcnde recht! banken van Schepenen beftierd, waarvan ieder hare byzondere vierfchaar fpande, rechtsgebied oeffende, en fchattingen gaarde. Elke dezer rechtbanken beftond uit vyf Schepenen, doch dit gebruik is den 27 en met eenen groten buit van veelerlei rykdommen naar Ken. nemerland terug keerden. Sederd dien tyd genoot Ouderkerk het genot van eene kalme rust, tot op het jaar, 1567, toen de Heer hendrik van br ede rode, wegens het aanbieden van het bekend verzoekfehrift aan de Hertog van Panna, by de Spaanfchen verdacht geworden, én des wegens reeds uit zyne heerlykheid Vianen verdreven zynde, zich ter dezer plaatfe met eenige benden nederfloeg, waar hy tot den 27 april vertoefde, vervolgens naar Embden vertrok , en zyn krygsvolk, door Noordholland trekkende, te Medenblik aankwam. In  ' EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. -g^ In het jaar 1573 ftond Ouderkerk eene andere gevoelige fchok uit, door het opwerpen eener fchans, rondom het kerkhof en de kerk, door de Spanjaarden, geduurende het beleg van Haarlem, als wanneer de Heer van batenburg het bevel van den Prins van Oranje, om alhier post te vatten , varen liet, ziende niets met vrucht te kunnen uitvoeren. Nog leed deze plaats eenig nadeel, toen in het jaar 1577 de Staten, om Amfterdam te noodzaken de Spaanfche zyde te verlaten, als zynde de eenigfte der Hollandfche fteden, die zich weigerde over te geven, onder vele andere middelen ook befloten, om te Ouderkerk eenig krygsvolk te doen legeren , ten einde van alle de goederen , uit Amfterdam komende en derwaards gevoerd wordende , zeer zware convoyen en licenten in te vorderen , waardoor dan eindelyk die ftad op den 8 february des volgenden jaars , met de overige Hollandfche fteden een verdrag floot. Sedert dien tyd genoot Ouderkerk weder het genoegen van den vrede ? tot op den 30 july des jaars 1650, wanneer Prins willem de II van Oranje, beledigd gelyk hy waande door de regeering der ftad Amfterdam, wegens geweigerden toegang in den vollen raad, en doordien dezelve voortvoer eenige vaandels voetvolk en ruitery af te danken, om 's lands ingezetenen, na eenen tachcigjarigen oorlog met Spanje, zo min mogelyk te belasten, den gevaarlyken aanflag bewerkItelligde, om die ftad by verrasfing te overrompelen , welke nogthans door het verdwalen der krygsknechten, in eenen duisteren nacht en eenen zwaren ftortregen, verydeld werd, (*) ter- wyl (*) Men hadresds, drie of vier weken voor den bepaalC 2 den  36" kabinet van ne d e rl a nds ch e wyl Graaf willem van nassau, Stadhouder van Friesland, met eenige (benden te Ouder- kerk den aanflag, brieven uit Londen, Ddntzig eni andere fteden ontvangen; waarin, van het beleg.van Amfterdam als van eene aanftaande gebeurtenis, gewag gemaakt werd. Men kon niet bevroeden van waar dit gerucht zyn oorfprong had, en was boven dien gerust op de fterkte dier ftad, die door het water meer vermogt uittevoeren , dan de best aangelegde vesting door welgeplante vuurbrakers. Dit was den Prins niet onbekend, die daarom het beümt nam, om de ftad by verrasfing te overrompelen, om zich daarna te wreeken van den gewaandea hoon hem aangedaan, door de rebering aftezetten , en wat hem verder mogt goeddunken. On dezen aanflag zo geheim mogelyk uit te voeren, was centÏllot, major van een regiment Franfchen van Douchant, op bevel van den Prins, op den aoften van hooimaand, met de dagfchuit van Utrecht vertrokken, om den volaenden morgen vroeg voor de reguliers poort te zyn. Hv voerde het bevel over vyftig uitgelezen mannen van zynen landaart tot deze onderneming door hem uitgekozen, welken allen met zinkroers en zydgeweer gewapend waren, en ware het mogelyk , zonder vyandelykheid te plegen de reguliers poort moesten bemagtigen. Verfcheiden kornetten ruitery, in Gelderland, Overysfel en elders in betetting leggende, hadden heimelyken last van den Prins ontfangen, om op den 30*™ van hooimaand, voor het aanbreiken van den dag, voor Amfterdam te zyn, zonder dat zv het oogmerk konden weten. De bezetting van Utrecht moest, onder voorwendzel van de koninglyke Pnnces intehalen des avonds te voren uittrekken, en te gelyker tyd met de ruitery voor de poort zyn, daar gentillo t hen Jou inlaten, waarna zy ylings den dam en de voornaamfte Blaatten bezetten , en de ruitery alle famenrottingen zou moeten ftoren. Kort daarna zou de Pnns gekomen zyn, om alle de leden der regeering naar zyn genoegen te ver-. anAannden Graaf willem fredrik, ftadhouder van Vriesland, was het geheim bevel van dezen aanflag opgedra-en Hy was ter bepaalder tyd te A'Aoude, om de ruitery, die aldaar ter middernacht, tusfchen den negen-en-twint.gften en dertigften van july, uit de Velum moest aankomen, optewach en. Vier kompagniën paarden kwamen ter gezetter «uTaan. Maar dc ruitery van Nynegen cn Arnhem was in  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 37 kerk zyn hoofdkwartier verkoos, wordende den volgenden dag door eenig krygsvolk uit Nyme- gen, Gooiland aan het dwalen geraakt, en kwam te Abkoude toen het reeds helder dag was. De oorzaak van dit dwalen , hetwelk de aanflag volkomen deed mislukken , was de volgende: het ontbrak den benden aan eenen bekwamen en kundigen. gids; om dit gebrek te herftellen, was men op een ander middel bedacht geweest, om niet van den weg te komen. In Gooiland ftond aan den weg, dien men langs wilde, op eene afgelegene plaats by Hilverfom, een huis., tegenswoordig nier meer in wezen, maar toen bewoond door eenen heelmeester. Twee of drie officieren, in het opnemen van den weg, bevonden hebbende, dat men, omtrend dit huis, het meest gevaar van dwalen liep, hadden dezen heelmees. ter, door geld en goede beloften, bewogen, om des nachts na den negen en twintigften, licht te plaatfen voor eenzyner hoogfte glasramen, onder voorwendfel, dat een hunner vrienden, dieeenen manflag begaan had, de vlucht langs dezen weg dacht te nemen, en op dit licht zou aangaan. Men meende nu van de goede uitflag volkomen verzekerd te zyn. Doch gevallig werd het dien avond, door buijen en regenachtig weder, zo duister, dat de heelmeester, vast vertrouwende dat in zodanig een weder niemand ondernemen zou te reizen, zyne kaars van voor het venster weg liet. Dq afzakkende ruitery nu nergens licht vernemende, geraakten op de Gooifche heide aan het dwalen en kwamen veel te laat op de plaats hunner beftemming. lntusfchen ontfing men, door den Hamburger postbode, die te midden door de dwalende bende was heen gereden en van hun vernomen had, dat zy naar Amfterdam wilden, de tyding van dien optocht met hét aanbreken van den morgen, in gemelde ftad. Mom, die de dwalende fcharen gebood, genen last hebbende om. iemand aantehouden, en ook in perfoon geheel onkundig van, den toeleg, had den postbode zynen weg ongehinderd laten vervolgen ,• die dan aangekomen, terftond kennis van het geval gaf. Ylings was de gehele ftad op de been. De trom riep te wapen, het krygsvolk en de fchutteryen kwamen op, hunnen hoefflag, men worf tot redding der ftad, en in weinig uuren had men een tamelyk legertje byeen, hetwelk, benevens het gefchut, dat reeds naar de wallen gefleept was, in ftaat zyn zou de ftad voor eenigen tyd te verdeedigen; ook verzuimde men geenzints om de valbruggen optebalen en de poorten te doen fluiten, men bragt agt oorlogfchepen in ge, C 3 «e-d-  Jo KABINET VAN NEDERLANDSCHS gen, Utrecht, Arnhem, Zuiphen, Zwol en Does* burg verfterkt; doch deze hulpbenden vertrokken Teedheid om het Y te befcbermen, en eenige uitleggers ankerden in den Amftel voor de ftad. Graaf willem kreeg intusfchen zyne ruiterbenden, hoewel fpade, byeen, en kwam met dezelven op den vollen middag tot onder de ftad; doch hy vond de poorten gefloten en alles ter verdeediging in volle beweeging, waarom hy goedvond niets te ondernemen. Ook cehtïllot, hoewel hy zeer vroegtydig voor de poort geweest was, dorst niets te beginnen, doordien hy Graaf willem niet zag opdagen. De Graaf, die eenen brief van den Prins had, met bevel, om dien in perfoon aan de regeering ter hand te ftellen, vond echter geraden dien te zenden; in dezen brief betuigde de Prins voornamentlyk: „ dat hy den Graaf met „ eenig krygsvolk derwaards gezonden had, wegens het „ vreemd onthaal, hem de laatfte maal in Amfterdam ont„ moet, om dus door de kwalyk gezinden niet gehinderd te „ worden, tn den voorflag, welke hy aan de ftad, ten dien„ fte van het land, te doen had." Terftoud, na het lezen van den brief, zond de regeering een gewapend jacht naar den Graaf, welken zy voor de hofftede Weina, dirk wuitiers toebehorende, aantroffen De heer ma arsSeveen voerde het woord, den Graaf bedreigende, dat zo hy naderde, zy hunnen toevlucht zouden moeten nemen tot de wapenen, hun door God en de natuur gegeven. De Graaf, verzet door deze rondborstige taal, zweeg, waarop maarsseveen vervolgde, dat hy aan zyne commisfie thans voldaan had, doch uit zich zeiven de Graaf vriendelyk wilde aanraden om terug te keren, want dat Burgemeesteien het volk binnen de ftad mogelyk niet zouden kunnen bedwingen, en daardoor genoodzaakt worden, om iets te moeten ondernemen, hetgeen den Prins zeer nadeelig en Burgemeesteren ten hoogften onaangenaam zyn zou. Het haperde intusfchen, by de vroedfchap van Amfterdam alleen aan twee ftemmen , dat men den dyk omtrend de St. Anthonies poort niet doorftak; het volk wilde met geweld daartoe befloten hebben, en om aan hetzelve in eenigen opzichten te voldoen, ftak men hier en daareenenpolderdoor, waaruit het krygsvoik genoegzaam bemerken kon wat 'er gebeuren zou, wanneer zy niet terug trokken. De Prins hoorde, over den maaltyd zittende, den misluklen aanflag op die ftad, het geen- hem zodanig vertoornde, dat  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 39 ken weder op den 4 augustus, doordien de Pfins en de regeering van Amfterdam tot een minnelyk verdrag gekomen waren. 6 6 Van dat hy terftond van de tafel oprees en zich in zyn kabinet opfloot. Hy wierp den hoed op den grond, ftampvoettende van boosheid en wilde niemand fpreken. Den volgenden dag vertrok hy in perfoon naar Amfterdam, met oogmerk, om haar met een langduurig beleg te dreigen. Het land, tusfchen den Amftelveenfchen en Ouderkerker weg tot aan den Uithoorn, onder gelopen zynde, had een gedeelte der ruitery de wyk genomen tusfchen Amfterdam en Haarlem, eii toen de Prins derwaards kwam, vertoonde de heer van sommelsdyk hem het onontkomelyk gevaar, wanneer de Amfterdammers befloten, om de St. Anthonies dyk geheel doortefteken. Toen was goede raad duur, de Prins ontftelde hevig en zondt terftond iemand naar 'sGravenkagt om de Staten te bewegen, dat zy hem zouden verzoeken terug te keren, op dat hy den naam niet mogt hebben van fchandelyk in zyn oogmerk te zyn te leur gefteld geworden, maar het fchynen mogte, als kwam hy met eer in de Hofplaats terug. Ondertusfchen trad de Prins in perfoon in eene onderhandeling met de ftad Amfterdam, welke na weinig tyds ook ge* floten werd en voornamentlyk hier op uit kwam: „ dat de „ ftad, gelyk de zes anderen Provintiën, bewilligen zou in „ den ftaat van oorlog; dat zy zorgen zou , dat de achter* „ ftallen van het krygsvolk, door Holland in het byzonder „ afgedankt, betaald werden en ook in het toekomende betaald zouden worden; dat de Prins, begeerende in de „ ftad te komen, daarin zou ontfangen worden, gelyk weieer zyne voorzaten , de Stadhouders van Holland; en dat men hem, zo hy zulks goed vond, in die hoedanigheid in de " vroedfchap zou toelaten en gehoor verleenen ; eneindelyk, ,, dat de ftad alles zou aanwenden om de oude vriendfchap in goede verftandhouding in allen deelen weder te herfteS len enz." Dus eindigdedezetwist, die, hoewel Amfterdam het in hare magt had om het leger van den Prins geheel te kunnen vernielen, echter wysfelyk zyne verzoeken liever wilde toeftemmen, dan haren handel gekraakt, en velen der in- en opgezetenen ongelukkig te zien. Een andere gebeurtenis omtrend Ouderkerk voorgevallen , en welke haar in de gefchiedenisfen van ons vaderland altoos aal doen beroemd blyven, is hare ftandvastige verdcediging, c 4 bjr  4« KABINET VAN NEDERLANDSCHE Van de vrocglïe tyden af had Ouderkerk zynen byzonderen Schout , Schepenen en rechtbank, en oeffende dus onder den Bailluw van Amfielland by gelegenheid dat de Pruisfifche benden , onder het bevel van den Hertog van Brutiswyk, den 7 feptember des jaars 1787, in ons land vielen, om de Princes van Oranje voldoening te bezorgen, wegens voorvallen, welke hier de plaats niet is om dezelven te onderzoeken, en om den Prins in zyne verkorte voorrechten te herftellen Allen zaken, welken door andere onpartydige gelchiedfchryvers met eenen vaderlandfchen moed en yver te boek gefield zyn, en werwaards wy den lezer been wyzen; wy blyven alleen ftaan, by de dapperheid der patriotten, die by Ouderkerk zo duidelyk gebleken is, dat wanneer alle de posten tegen de Pruisfchen op eene zodanige wyze verdeedigd waren geworden, de geeisebte voldoening van dit hof waarlyk zo fpoedig nog niet zou gevolgd zyn Na dat de Pruisfifche troepen te Cleef'\n drie divifiën verdeeld , op de grenzen van Gelderland en Holland de fleden Gorcum, Nieuwpoort, Schoonhoven en anderen, na weinig tegenftands hadden ingenomen, rukten zy verder na beneden, met oogmerk, om alle de posten te overmeesteren, en vervolgens Amfterdam en andere fteden, de zyde der patriotten toegedaan, te bedwingen. Eenige posten werden zeer gemaklyk, anderen niet zonder moeite veroverd, en voorfommigen ftootte men meer dan eenmalen, door den moed der vaderlandfcbe burgery, het hoofd. De Hertog ziende dat niet alles zo gemaklyk gaan zou, en ook door berichten vernomen hebbende, dat "er zeer vele posterrfterk verdedigd zouden worden, befloot tot eenen algemeenen aanval. By het geven van bet wachtwoord, op den 30 feptember des voorgemelden jaars, beval de Hertog, dat alle generaals en commandanten, des avonds ten zes uuren, zich by hem zouden moeten vervoegen. Dit gefchiedde, en Zyne Hoogheid deelde alstoen aan zyne officieren de bevelen uit, op welke eene wyze de aanvallen den volgenden morgen, den 1 oftober, ten 5 uuren, eenën aanvang zouden móeten nemen. Om alles wel te kunnen regelen en de aanvallen op alle de posten ter gelyker tyd te kunnen doen beginnen,werd den generaal kalkreuth bevolen, om op het klokflag van vyf uuren een feinfebot te doen uit eenen twaalf ponder; alles maakte zich terftond gereed om naar de plaats te vertrekken, werwaards men bevel had te marcheeren, terwyl 3*  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. AI land het hoog- en halsftraffelyk rechtsgebied , uitgezonderd in zevenderlei misdaden. Weleer was de Hertog in perfoon mede uittrok, om de post te Amftelveen te veroveren. Des morgens ten half vyf uuren ftond alles op zyne plaats, om met het klokflag van vyf uuren, op de feinfchoot, elf aanvallen te gelyk te doen op de AmÜerdamfcbe voorposten, in eene lengte van ten minsten diie mylen en in eene rechte linie. Zo dra de feinfchoot gegeven was, geraakte alles in werking; alom werden de patriottifche posten aangevallen, die gedeeltelykgenomen en gedeeltelyk met de grootite dapperheid verdeedigd werden; kui nende wy niet nalaten hier nog by te voegen, dat, waar de verdedigers moesten bukken, zulks meer toe te fchryven was aan bedekt verraad of onkunde .hunner bevelhebbers, welken geene order onder hun volk hielden, dan aan het volk zelf. Dat deze myne gezegdens waarheid zyn, blykt onder anderen uit den aanval op Ouderkerk, waarvan wy thans moeten fpreken. De ftand der Pruisfifche troepen, beftemd om Ouderkerk te attakeeren, was als volgt: De ritmeester van kleist, ftond met een detachement ligte infantery in de kleine Duivendrechtfcbe polder. De ritmeester zuizow met zyne ligte infantery, en den capitein tsciiok met eene compagnie grenadiers van het regiment van budberg, Honden op den weg van Abkou naar Ouderkerk, by zich hebbende een ff.uk gefchut van zes, een van drie ponden en een houwitzer, benevens de lyf compagnie curasfiers tot hunne onderfteuning. In de Ouderkerker polder moest de majoor ledebur, met zyne compagnie en twee (tukken zes ponders geposteerd fiaan, doch deze kon op den bepaalden tyd daar niet tegen» woordig zyn, doordien hy over Mydrecht en Baambrug had moeten marcheeren. Aan den kant van den Uithoorn (tonden 30 jagers en twee compagniën van budberg, onder bevel van den capitein kokerits, zonder grof gefchut, benevens een esquadron paardenvolk van den major kram. Deze troupen nu hadden bevel om Ouderkerk te overmeefteren, welke plaats tot hare verdeediging vier onderfcheide batteryen had, welke aan het dorp lagen, en die het den Pruisfchen meer dan eenmaal te heet maakten; men zag daar dat zy deinzen en vallen konden. C 5 Deze  42 KABINET VAN NEDERLANDSCHE was 'de Bailluw zelf ambachtsheer van dit dorp , cn de goedkeuring of afkeuring van eenen pre» di- Deze vier batteryen die zo wel beftierd werden, waren op deze wyze geplaatst: eene lag 'er by de hogebrug by de droogmakery, welke brug afgebroken was, terwyi deze battery met een twaalf ponder en twee zes ponders verdeedigd werd: recht tegen over dezelve lag eene andere by de zogenaamde kromme hoek, gemonteerd met twee drie ponders; eene derde lag op den weg naar den voetangel, op dezelve waren twee zes ponders geplaatst, en op de boerdery, voor welke deze battery op den weg lag, had men agter het huis voor het molenvliet eenen drie ponder geplaatst; eenevierde battery eindelyk, was opgeworpen op het zwarte weggcijeen met twee ftukken van zes pond bewapend. Zo wel het dorp als deze batteryen waren bezet door Amfterdamfche burgers, door eenigen uit de Gelderfche brigade» door friefche auxiliairen en jagers, door een gedeelte van het corps van de,: beruchten sa lm, en voorts door eenige kanonniers en artilleristen uit Amfterdam en uit de auxiliairen.. Het bevel over deze zo gewigtige voorpost van Amfter. dam was opgedragen, en is met roem bekleed, door den WeJ Edelen heer f. h. di wilde, toenmaals capitein der burgery van.Anflerdam, en de vaderlandfche benden aanvoerende, onder den tytel van luitenant colonel. De natte en doorweekte grond rondsom Ouderkerk, als ook de menigte grachten en floten, verhinderden, dat men uit den Duivendrechtfchen polder iets van belang kon verrichten. De bruggen waren veelal afgebroken, aan vele toegangen doorfnydingen gemaakt, eenige anderen waren met gefchut bezet, zo dat de Pruisfen alhier eene he. vige verdeediging te gemoet zagen, en de uitflag deed zien , dat zy hier niet mis gerekend hadden, want deze voorpost van Amfterdam werd mee veel dapperheid en beleid door de patriotten verdeedigd. Met de feinfchoot namen ook hier de onderfcheidene aanvallen eenen aanvang, en de bezettelingen, die terftond toonden dat zy deze vyandelykheden te gemoet zagen , gaven den Pruisfen eene zeer gevoelige morgengroete terug. De collonel kokeritz kon van den kant van den Uithoorn niets verrichten, waarom een capitein, wiens naam niet gemeld wordt, uit overdrevenenyver, met eenigemanfehappen uit dit detachement voortrukten om te recognosceeren, wordende hy door een kardoelen kogel dood gefchoten. - ' In  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 43 dikant ftond aan hem alleen, wiens ampt tot in het jaar 1715 door de oudfte gedachten vanZ/ö/- land In den Ouderkerker polder, alwaar de compagnie van den capitein ledibuï ftond, en hoewel alleen gefchikt tot eenen valfchen aanval, verdeedigde deze zich echter met zo veel mannemoed uit het klein geweer, dat deze compagnie eenen wezentlyken lof verdiende. Op den weg van Abkoude naar Ouderkerk, alwaar de capitein tschock, de ritmeester zuizow en de luitenant der artillery jacosi, niet hunne onderhorige manfchappen en drie (lukken gefchut (tonden, werd van beide de zyden een allerlevendigst en hevig vuur gegeven; aan de zyde der Pruisfen werden alle houwitfers, granaten en kogels gebruikt, zonder echter de bezetting veel nadeel toe te brengen , en da vyand was genoodzaakt meerdere ammunitie te doen aanvoeren , hoewel hy door de fmalte van den weg geen (lukken gefchuts meer kon plaatfen. Na dat het gevecht eenen geruimen tyd geduurd had en byna geheel op het laatst, rukten aan de zyde van den Duivendrechtfchen polder, op den weg naar de Bullewyk, eenige manfchappen met een (luk gefchut aan; deze manfchappen waren op bevel van den capitein tschock met fchuiten overgevaren, en plaatsten hun (luk kanon regt tegen over eene batte/y der bezetting, om. dezelve te dwingen, doch de verdedigers deden eenen zo hevigen uitval, dat de vyand terftond de'vlucht nam, en het (luk gefchut byna in handen der bezettelingen gevallen was. Gemelde capitein rukte daarop met eene gadeloze onverfchrokkenhcid naar de battery, en by al dien de manfchappen, die aan de overzyde van den Amftel post hielden, hem behoorlyk hadden kunnen onderdennen, ware het niet onmogelyk geweest dezelve te veroveren. Doch dit ondoenlyk zynde, en de patriotten als leeuwen vechtende voor hunne zaak, was hy genoodzaakt te wyken, met achterlating van eenige doden en gekwetsten. De majoor diebitz, hoewel meer gefchikt tot den aanval tegen Duivendrecht, dit ziende, deed alle mogelyke pogingen om uit den Ouderkerker polder hem ter hulpe te komen , en vuurde met zo veel he.' vigheid en onverfchrokkenheid, als wilde hy eenen Etna beftormen, doch het mogt hem niet gelukken den moed der vaderlanderen te dwingen en de battery in te nemen. Ondertusfchen duurden deze gevechten wederzydsch van des morgens 5 tot 8 uuren, waarna de Pruisfifche troepen van voor Ouderkerk moesten wyken. Doch om trend ten n nu.  44 KABINET VAN NEDERLANDSCHE land is bediend geworden. Doch in het jaar 1731 werd deze ambachtsheerlykheid door de regeering uuren kwamen de gevluchte manfchappen van Amjlelveen te Ouderkerk aan, waarop men terftond eene battery tegen over den weg, langs welken zy gekomen waren, deed opwerpen; voorts ging men met alle magt de battery verfterken tegen eenen nieuwen aanval, welk werk tot één uuren op den middag werd voortgezet; doch toen kwam 'er bevel uit Amfterdam, dat het volk van het corps van sa lm naar de Kalfjes laan moest trekken,, alwaar mede eene battery was opgewor» pen, zynde toen de wegen, welken van Amfteheen op den Amftel uitkwamen, bezet. Daar na vertrok ook de Gelderfche brigade, en toen ook moest de luitenant colonel de wilde, hoewel de Pruisfen geweken waren voor zyn beleid en het gedrag der patriotten, tot zyn grievenst leedwezen, aan de Amfterdamfche burgers en de overige manfchappen bevel geven om mede op te breken; dit gefchiedde, hoewel onvergenoegd, echter met veel bedaardheid, zo dat alle de ammunitie tot de minfte kleinigheid toe, mede naar Amfterdam gevoerd werd, waar mede zy omtrend ten vier uuren in de ftad aankwamen, gelyk ook alle de manfchappen der andere ontruimde voorposten , welken van het overgaan van Amfteheen en het verlaten van Ouderkerk in tyds bericht bekomen hadden. Hoewel nu de Pruisfen daarna geheel Holland overftroomden, en in Amfterdam zo wel als in andere plaatzen in bezetting gelegd werden, zal het echter onwaardeerbaar zyn voor de patriotten , dat zy ten allen tyden zullen kunnen aantoonen, hoedanig zy voor Ouderkerk de magt van frederik wilhelm het hoofd geboden, en in den krygsdienst volleerde benden genoodzaakt hebben, met verlies van een aantal doden en gekwetften, welk eerst getal de vyand zorgvuldig heeft getracht te verbergen, terug te wyken. De brave vaderlanders, wiens ftelfel het hier de plaats niet is te onderzoeken, maar die echter in deze en nog andere aanvallen zelfs door hunne vyanden geroemd zyn, toonden hier allerduidelykst, dac zy onder een welbeftierd beleid nog niet ontaard waren van den roem hunner voorvaderen, welke fchandvlek hunne tegenparty hen heeft zoeken aantewryven. Men mogt dan met recht na dezen aanval hunne dap-. perheid ter eere zingen: In 't hart verhief zich moed; en in het manlyk wezen, Tot op dat oogenblik door Pruisfens volk miskent, Stond Hollands oudftemerk, Standvastigheid', te lezen, Die, als 't de nood vereischt, door duizend kogels rem.   voelen-toren aan.de. Watm-Zy frt .imjtzrdam tiay. Wet Rondeel en. Doelen-toren -tot Amfurdam, 1630.   r>e Oude Ja ar haven aan aen Am/hl <•>.» ■ Koeteniers Doeeen tot AmfterJam, t£o7.  en kleefsche oudheden. 4J ring der ftad Amfterdam voor ftads rekening gekocht en betaald, met eene fomma van 25,100 guldens. Zynde de tegenwoordige, Sterf heer van deze heerlykheid Mr. nicolaas faas, Burgemeester en Raad der ftad Amfterdam. d e OUDE JAGT-HAVEN. By de lejs u wenburgsbrug te amsterdam. Zo zucht tot edle koopvaardij Gantsch Nederland is aangeboren, En met veel luister blinkt aan 't t, Baar hoop op winst elk noopt met fporen; Men ziet den Amftel hier bezaaid Met Jchuitjes en een vlot van Jachten, Die, als de wind wat gunftig waait, Eikanderen ten ftryd verwachten; Ten ftryd, niet aangevoerd door lood, Nog doodlyk fcherp om 'l lyf te wagen, Maar wie uit deze ryke vloot Den edlen zeilprys weg zal dragen! Een vreugd; een fpeeltocht, die gewit Aan T en Amftel eigen is. Dus zingt de dichter daniel willink, in zynen Amfterdamfchen buitenfingel, van de tegenwoordige jachthaven , gelegen beneden en aan den voet van de bewonderenswaardige Amllelfiuis, welke eene lengte van 6fio, eene breedte van 70 voeten heeft, en op 35 verwulfde of halfronde bogen, van gebakken Heen gemetzeld, rust. Wy zien in de negende plaat deze jacht- ha-  46 KABINET VAN NEDERLANDSCHË haven afgebeeld, gelyk dezelve in den jare 1652 zich vertoonde. Zy was geplaatst voor het bolwerk aan de oude zyde, naast de leeuwenburg of blaauwe brug in den Amftel, langs welken ter dezer plaatCe twee reyen palen geflagen waren , gelyk alom rondsom de vesten eene rey palen geflagen zyn, ter af weering van alle vyandelyke ondernemingen en fluikeryën. Tusfchen deze dubbelde rey palen was eene ruime opening, en wel de grootfte der zes toenmalige uitvaarten aan de landzyde der ftad, ter doorvaart der fchepen; zy werd des nachts met eenen ftevigen dryfbalk beflagen, met yzeren pennen gefloten, was gemeenlyk de Amftelboom genaamd, en verdeedigd door het gefchut van het vierde en vyfde bolwerk van de oostzydc der ftad afgerekend, welke twee bolwerken met de vergroting der ftad, in den jare 1585, aangelegd zyn. Deze haven by de laatfte uitlegging der ftad, in het jaar 1658, moetende verplaatst worden, heeft men dezelve gebragt in het Y, aan het einde deigrote kattenburgerftraat, alwaar dezelve nog heden voorhanden is.( Boven den ingang van dezelve leest men het volgend twee reegelig vers: Hier tonnen de Amfielaars, zeebouwers uit der aart, Dat de een zo wei uit lust, als de aar uit liefde vaart. In de nevensgaande konstplaat ziet men een gedeelte der doorvaart, tusfchen de ftads wal en onder de leeuwenburgs of blaauwe brug, als mede een gedeelte van de St. Anthonies poort. Wy voegen ter verklaring hier kortelyk by, dat deze brug rustende was op vyftien jokken of met planken bekleedde reyen zware in den Amftel geheide palen, en had zestien openingen voor de  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 4J* de binnenlandsch varende fchepen en de doorftroming van het water. De ftad , door den Amftel in eene oude cn nieuwe zyde verdeeld zynde, werd door deze brug aan een gehecht; en het is zeer waarfchynelyk, dat zy den naam van leeuwenburgsbrug ontfangen heeft door de twee houte leeuwen, welken de brug ter wederzyden verfierden, en de naam van blaauwe brug zynen oorfprong heeft uit de blaauwe verwe , waarmede de houten leuningen gefchilderd wa» ren. Dat deze brug zeer fterk moet geweest zyn, kan men opmaken uit het gebruik, het welk de ftad op den 30 july en volgende dagen, van het jaar 1650, van dezelve maakte, toen willem de II, Prins van Oranje, Amfterdam met eenigen ,zyner benden zocht te overrompelen, als wanneer men alle de wegen, welken tot de ftad leidden, met gefchut beplantende, op deze leeuwenburgsbrug agt metale kartouwen plaatsten, waardoor de Amftel en de wegen aan beide de zyden beftreken werden. De St. Anthonies poort, van welke een gedeelte in deze plaat te zien is, werd in het jaar 1636" aan de oostzyde der ftad en het einde der tegenswoordige joden breeftraat, omtrend daar ter plaatfe waar thans der joden fynagoge gebouwd is, van fteen opgetimmerd, in de plaats van een houten hek, het welk tusfchen de wal. inftond op den dyk, welke hier recht toe zonder eenige bruggen in de ftad liep. Voor het grootst gedeelte was deze poort opgebouwd uit wit graauwe en gehouwen ftenen ; van boven was zy , benevens de ter wederzyde ftaande wachthuizen , bedekt met een hoog opryzend wolvendak, en had te midden van het zelve een fraai  4§ KABINET VAN NE D E RLANDS CHE fraai kloktorentje; aan elke zyde van den ingang naar buiten zag men eene kolom , volgens de Toscaanfche order; boven den doorganghet gekroond hedendaagsch wapenfchild der ftad , door twee leeuwen vastgehouden, al het welk met eene kroonlyst door een rond frontefpies vereenigd werd; aan de binnenzyde dezer poort zag men dezelfde verlierfelen, uitgenomen dat het oude Amfterdamfche wapen in den doorgang aldaar uitgebyteld was. DER KLOVENIERS DOELEN te AMSTERDAM. Een achtbaar gedenkteken van den ouden heldenmoed en de dapperheid der Amfterdamfche burgery, vinden wy in de 10de en nde plaat afgebeeld; in de eerfte van welke den toren der Kloveniersdoelen, gelyk deze zich in het jaar 1607 van binnen in de ftad vertoonde , terwyl in de twede plaat de toren afgebeeld wordt, zo als hy aan de buitenzyde van den buitenfingel te zien was. Toen Amfterdam in koophandel, rykdom en inwoners meer en meer begon toe te nemen, werden hare nagebuuren naaryverig over dit aangroeiend geluk, en ontrustten haar geftadig door twist en burgerkryg. Hare regeering nam dus in het jaar 1482 een befluit, om tegens alle overrompeling van buiten eenen fterken muur ronds*  en kleefsche oudheden. 49 rondsom de ftad te leggen; dezelven werd van kareelftenen opgehaald en op vele plaatfen met vaste torens verfterkt, waar onder die van de kloveniers geen der geringften was , het geen gedeeltelyk uit de woorden zwicht Utrecht , in eenen graauwen fteen uitgehouwen en in den muur des torens gemetzeld, af te leiden is. In de eerfte plaat vertoont zich de toren aan de rechterzyde , waar hy , gelyk ook van achteren , eene ronde gedaante heeft; aan de binnenkant is hy plat en met eenen gewonen huisgevel opgehaald; van achteren zo wel als ter wederzyden heeft hy eene borstwering, welke met kanteelen opgemetzeld, aan de platte zyde fluit, en voor het overige is dezelve gedekt döor een vyf hoekig leyen dak, het welk achterwaards driehoekig naar buiten uitfpringt, en zydelings in eene hellende vlakte afloopt. Daar naast ziet men een groot gedeelte eener houte gaandery, welke boven en dwars over de ftraat heen ftrekkende, naar de noord- of overzyde des torens tot den fchutters hof of de fchiet doelen geleid, welke thans nog in wezen en gebruik is. Door deze gaandery kon men bedekt van de eene naar de andere plaats komen; De twede plaat doet ons den toren aan de buitenzyde eenigfints aan de linkerzyde zien, hebbende ter wederzyden de ftads houtwallen, dewelke na het afbreken der ftads muuren, wegens den naby gelegen ftads timmertuin , over het rondeel , aan de noordzyde der doelcnftraat, aan den Amftel verlegd is. Niet lang voor het betimmeren der gemelde doeleftraat gebeurde alhier een droevig ongeluk, doordien eenige jonge lieden in de Doelen tot laat in den nacht vrolyk geweest zynde en naar I. deel. D huis  jX> kabinet van nederlandsche huis willende gaan, op dezen wal eenen zwaren balk op fchragen gelegd vonden om doorgezaagd te worden, welken zy uit dartelheid van de fchragen zochten af te werpen; dit gelukte hun ook, War op het zelfde ogenblik waarin de balk viel, kreeg een van het gezelfchap denzelven op het lyf, waardoor hy niet alleen terftond dood bleef, maar zodanig verpletterde, dat het gehele bovenlyf en inzonderheid het hoofd den volgenden morgen plat gedrukt gevonden werd. Deze wal is in vervolg van tyd tot erven uitgedeeld en verkocht, en federt heeft men aldaar zeer vele voortreffelyke huizen gebouwd , die achter op den binnen Amftel uitkomende, een heerlyk gezicht aan de overzyde opleveren. Reeds van vroege tyden hei-waards heeft men getwist, over de eigenlyke benaming van dit gebouw. Sommigen zyn van mening, dat men Klaweniers moet fchryven, zeggende, dat deze fchutters dus genoemd zyn in het vierde artikel hunner oprichting; en daarenboven nog in latere tyden, eenen klaauw in hunne glazen, en op hun tin- en' zilverwerk, als het wapen hunner broederfchap, gefchilderd en gefneden hadden. Doch wanneer men de zaak grondig overweegt cn de oude brieven naarleest, vindt men, dat deze fchutters doorgaands cn met meer rede den naam van Kloveniers dragen, naar eene handbus of roer door de Franfchen Coluvre genaamd, en liy, welke daar mede omgaat, Coluvrier; in deze betekenis komt dit woord menigmalen voor in de oude Hollandfche kronyk, voornamentlyk daar ter plaatfe, waar die fchryver van philip van bourgondie fpreekt, alwaar deze woorden gevonden worden: fy verzagen hen van Bus'fen, Bogen f Koluvren en andere inftrumenten.  en kleefsche 0uöheden. 51 Het zal den lezer niet onaangenaam zyn, wanneer wy de opkomst, inftelling en werkzaamheden dezer kloveniers, hcdendaagsch, om de ge'makkelyke uitfpraak, meestal kolveniers genaamd , kortelyk wat hoger ophalen. De geleerde dirk Velius ftelt, in zyne befchryving der ftad Hoorn, de eerfte opkomst der oefFening van den kruis- en handboog in de Hollandfche en Westfriefche fteden, uit welken in vervolg van tyd de kloveniers of busfchieters voortgekomen zyn, in het jaar I440. Doch die geleerde man tast daarin deerlyk mis, want by den haauwkeurigen d 1 rk v an eleiswyk,' in zyne gadeloze befchryving der ftad Delft, vindt men eene oude ordonnantie dier ftad, indenjare 1 347 uitgevaardigd , de kloveniers betreffende; als mede eenen gunstbrief van Schout, Schepenenen Raden der ftad Amfterdam, van den 5 feptember des jaars 1394, en eenen tweden, van den 4 april des jaars 1413, ten behoeve der oude fchutters. Het buskruid in latere tyden uitgevonden en algemeen in gebruik gekomen zynde, rechtte men binnen Amfterdam, omtrend den jare 152 r, een getal van twee honderd kloveniers fchutters op, uitwyzens den voorrecht brief van Keizer k a r e l de V. op den 21 maart van het gemelde jaar, op verzoek van Burgemeesteren en Schepenen der ftad Amfterdam , tot zekerheid en bewaring van die ftad verleend, onder de volgende voorwaarden: „dat, of't gebeurde, datgcmel„ de fchutters, als mede die van den Hantboge „ en Voethoge namaals fchietende in hunne ho„ Ven, na dat zy den gewooneJyken roep ge„ daan zouden hebben, zoo hooge, dat men zal Ü mogen, hooren, of fchietende nuar de Papegaie Da" ■„ (dat  52 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ (dat zomtyds om het Jaar, zomtyds om de „ twee of drie Jaren gefchiedde) iemand by ongeval, zonder doel of ergenlist, kwetften, „ verminkten, of doodfchoten, die fchutten of „ fchutters, die't zelve gedaan zouden hebben, nevens de andere fchutters, gildebroeders en „ andere aldaar wezende perfoonen van devoor„ fchreve kwetfure, of dood, vry en ongehouden zouden wezen tegens den Graave, en te, geris de gekwetfte of doodgefchote perfonen en hunnen magen, vrinden en erfgenamen, ja zelfs in geene pene of amende, lyflyke of " burgerlyke, vallen, noch tot eenige vergoe„ dinge, gehouden zullen zyn." Alle deze voorrechten werden van tyd tot tyd door de regeering der ftad merkelyk uitgebreid en vermeerderd, en den fchutteren jaarlyksch elf gouden Hollandfche fchilden, benevens de vrye visfchery in de ftads grachten, en tien dagen vry wyn, op drie verfchillende tyden, ten gefchenke gegeven. Deze kloveniers traden ook ingevolge den inhoud van het vierde artykel hunner inftelling, in het bezit van het altaar der oude fchutters in de oude Nicolaas kerk, en voerden tot hun blazoen eenen klaauw, welke dan ook op hunne glazen en op hun tin en zilverwerk afgebeeld ftond. Zy waren niet alleen m capiteinen, luitenants, vendrigs, fergeanten, adelborsten en gemeene fchutters verdeeld, maar ftonden ook onder den doelheren of overlui. den, die, zo wel by deze kloveniers als by de hand- en voetboog fchutters , uit de aanzienlykften onder hun gekozen werden; dezen voerden het bewind over alles, en teerden met hunne benden in deze doelen , gelyk de anderen in de hand- en voetbooes- doelens, voornamentlyk twee  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 53 twee malen 'sjaars, op welke maaltyden niet alleen de ovcrluidcn met hunne fchutters, maar ook fchout, thefaurieren, de oude overluiden, de twee capiteinen, de huurders van devisfchery der fchutters, de fabriekmeester, de timmerman en metzelaar , organist , zangmeester en pastoor met hunne knechten en gevolg, tegenwoordig waren. Wy kunnen by deze gelegenheid niet nalaten, de eigen woorden hunner inltelling hier neder te fchryven, doordien hunne keuren zeer vele zaken behelzen, omtrend welken men hedendaagsch geheel onkundig is; de inltelling luidt dus: „ Alzoo myn Heeren van den Geregte gaarne „ zien zouden, dat de Schutters, die nu zyn, ,, of namaals Schutters worden zullen, geen onnutte kosten deden tot laste van de Schutteryen, op dat de gezellen ligtelyker delasten ,, van de Schutteryen zouden mogen dragen, „ zo ordonneeren wy ende willekeuren dezelve „ myne Heeren van den Gerechte, dat van nu „ voortaan gene Schutters van Schutteryen, dfe „ nu zyn en namaals gekoren of gemaakt zullen „ worden j eenige onkosten zullen mogen doen, daar „ de gemeene Schutters in gehouden zyn te gelden, ,, op Heilige Sakraments dag, in de vasten, nog „ in den zomer, meer dan de Koning een dubbelde fiuiver voor zyne moeite, die de ftammen van „ der kaarzen draegt boven zyne handfehoenen een „ dubbelde, die 't vaanke draagt een dubbelde flui„ ver, ende eiken van den anderen, die hem helpen „ dragen , boven hunne handfehoenen een ftuiver, ,, ende of die Overluiden metten voorfchreeve „ Officianten meer kosten wouden doen , die *, zullen zy fchuldig zyn zelve te betaalen. Item D 3 „ of  54 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ of eenige Schutters van eenige Schutterye tot eenige tyden Juweekn ofte Zwanen wouden ,, fchieteni dat zullen die geenen mogen doen, die willig daar toe zyn, en de kosten, die zy „ daar in doen zullen, en zullen zy over gce„ nen onwilligen Schutteren mogen omflaan, ,, maar alleen over die goedwillig in hcur Ge„ felfchap komen, op de correctie van de ftede. Ook werd den kloveniers van Itadswege toegezonden drie ponden gezuiverd falpcter , zes ponden lood en eenen vyzel, op dat een iegelyk zyn eigen kruit zoude maken, onder voorwaarde dat ieder klovenier altoos een half pond kruit en lood tot ftads behoefte in gereedheid hield, op de verbeurte van vyf ftuivers, ten voordeelc van het gild , by iedere overtreding van dien. Daarenboven waren zy gehouden twee malen ter week de maandfchuld te fchieten , en hy die maandfchuld fchoot een ftoop wyns in het gelag te geven, zynde het van den beginne af aan in gebruik geweest, dat by het fchieten in den hof van deze kloveniers doelen, een bediende, de wyzer genaamd, het getal der fchoten naauwkeurig aantekende. Alvorens dezelve in zynen dienst trad, was hy verbonden om in handen van eenen der overluiden onder eede te beloven: „ dat hy oprechte! yk ende rcchtvaardelyk wy„ zen zal zo wel van de fchoten als van de ge„ tallen die gefchotcn worden, rcchtvaardelyk „ by 't bekken geflagen, of anders naar ouder „ gewoonte te kennen geven zal, om aangetekend te worden, en.dat hy, twyfelende van de fchoten en haar getal, die gedaan zouden „ zyn of niet, 't zelve den fchietende fchutters, s, volgende de kaarte , bekend zal maken, en voorts  en kleefsche oudheden. 55 voorts doen dat een goed en oprecht wyzér' „ behoort te doen, zonder zulks om eeniger„ hande inzichten te laten." Doch Amfterdam gedurig in menigte van inwoners toegenomen zynde, heeft men de burgery in vaandels verdeeld , de gewoonten en gebruiken der hand- en voetboog doelens in den jare 1650 vernietigd, en in de jaren 1672 en 1673 ze^s de overluiden en alle de oude keuren afgefchaft, zodanig dat het doelfchieten hedendaagsch flechts by eenige liefhebbers in den hof der kloveniers doelen maandelyksch nog wordt onderhouden. Voor het overige dienden deze kloveniers zo wel als de hand- en voetboogfehutters, niet alleen ter bewaring en befcherming hunner fteden, maar tevens tot eene plegtige eeren wacht by het inhalen of huldigen van eenen Graaf, en hunne dagelykfche ocffening was zodanig in achting, dat men dezelve in vele opentlyke ftadsgefchriften Ridderlyke Exercitie en ocffening van der fchutterye genoemd vindt. Behalven een zilver blazoen , waren zy kenbaar aan tweeverwige klederen , zo van rokken, bonnetten als broeken en wat dies meer is ; deze klederen noemde men Pal/neren, volgens het zesde artikel van zekere ordonnantie voor de fchuttery van Delft; deze dragt maakte eene zodanige zonderlinge vertoning , dat in den jare 1474 , Hertog karel van bourgondie, de Hollandfche fteden in die grote heirvaart voor de ftad Ni/ys zendende, haar volk van wapenen, poorters en ftudenieren met diverfe kledinge, elk van zyne ftede, over 't harnas: de belegerden deswegens fpottend uitriepen: de winter komt; want die bonte krajen kt/men in 't land* D 4 het  $6 kabinet van nederlandsche het RONDEEL en de DOELEN TOREN te amsterdam. Amfterdam, het voorwerp van bewondering der gehele waereld, tot laat in de vyftiende eeuw flechts met eene diepe gracht omringd zynde , en hare voormalige nadeelen en oorlogsrampen, uit hoofde der geduurige twisten en gefchillen, tusfchen de Heren van Amftel en hunne gebuuren herdenkende , was niet zo dra verwittigd van den onverwachten dood der Gravinne m aria van bourgondie, echtgenoote van maximtliaan van oosteryk, M latere dagen Roomsch Koning en Keizer, hare landen nalatende aan haren zoon phi Lip, XXIXde Graaf van Holland, of zy zag de geweldige beroertens reeds vooruit , die de Nederlanden wegens de voogdyfehap van dezen minderjarigen °zouden treffen. Zy vond zich dienvolgcnde in geen gering gevaar, van aan nieuwe en mogelyk nog erger ongevallen ten prooi te zullen worden ; doch greep tevens moed, om zich zo veel doenlyk ware te dekken , het welk echter zonder zware kosten onmogelyk bevonden werd. De regeering befloot dan in het jaar 1481 om de ftad te vergrooten, en met gemetzelde vestingwerken tot meerdere verdeediging te omringen. In den jare 1482 ftelde men dit befluit in het werk, en maakte daarmede eenen aanvang by de oude Haarlemmer poort, of volgens anderen by den toenmaligen kruis- en haringpakkers toren aan  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 57 aan het Y, niet verre van voornoemde poort, daar tegenswoordig de nieuwe Haarlemmer fluis is ftaande. Van daar vervolgde men langs den fingel, eene bekende en brede gracht binnen de ftad , tot aan de reguliers poort, welke voor vele jaren reeds is afgebroken en niets dan eenen der torens van dien naam heeft overgelaten, welke ook meer gemeenzamer hedendaagsch de munttoren genaamd wordt , en byna eene geheel andere gedaante door herbouwing ontfangcn heeft. Dus ging men voort met uitleggen langs de hedcndaagfche zogenaamde fchapenmarkt tot aan den Amftel, op de westhoek van welken een fterke wachttoren ftond , waar naast eene lange houte brug, de rode brug genaamd, over die rivier geflagen was, waar door de west- en oostzyden der ftad daar ter plaatfe aan een gehecht werden, waar men hedendaagsch aan het einde van 't rok kin en de nieuwe doelenftraat eene fteenen brug, de doelenfluis genaamd, gebouwd vindt. De oostzyde van den Amftel werd alhier met de fterkte gedekt en verdeedigd, welke in de tafa plaat ftaat afgebeeld. Men befchouwt in dezelve de hoogte, de halfronden en ruimen omtrek van dezen toren naar de zyde der ftads buitengracht, en op vcrfcheidene plaatfen eenige fchietgaten en met yzeren traliën voorziene venfterglazen in de muuren. Uit het klein gedeelte van eenen zydelings afgebeelden trapgevel zal men kunnen opmaken, dat deze fterkte, wegens hare gedaante het Rondeel genaamd, aan de bmnenzyde naar den ftads timmertuin, welke tegen het zelve overlag, geheel vlak geweest is ; dusdanig waren alle de muurtorens rondsom de ftad; ook het rode blokhuis in het Yen het platte Rondeel, gelegen hebD 5 ben-  $8 kabinet van nederlandsche bende fchuins voor de gasthuismolenfteeg me* eenen korenmolen van het Elifabets gasthuis daar nevens. Van dit laatlte kan men nog genoegzame overblyffelen der verwulfde bogen befpeuren en nagaan aan de oostzyde van den fingel , in het zesde huis zuidwaards van de brouwery de zwaan, voor eenige jaren door den Burgemeester gerard bors van waveren bewoond, welke bogen de ftads muur van binnen hielpen fchragen , en ook ter berging van verfcheiden goederen en ter onderfteuning van een breed gangpad dienden ; duidelyker kan men deze gedenktekenen befchouwen in eene fchildery van kornelis anthoniszoons , in den jare 1547 raad der ftad Amfterdam , welke fch'ldery tegenswoordig op de thefaurie dier ftad is hangende; en eindelyk nog een ander gedenkteken dezer oudheid is te vinden in de fraaije op hout gefneden kaart der ftad, in 12 vellen, in den jare f541 uitgegeven. Zodanig was ook dit rondeel gebouwd ; het had een leijen dak; van binnen was het voorzien met eene ruime en open plaats , en langs den ronden muur, op de hoogte van het gewelfde gangpad, telde men vele kamers en ruime zolders , ter berging van gefchut en andere krygsbehoeftens; ook vond men in het zelve de woning van den opzichter over den krygsvoorraad der ftad. In dezen ftand bleef het tot in het jaar 1632, toen het benevens den daar over gelegen ftads timmertuin weg gebroken , de grond opgedolven, en de tegenwoordige nieuwe doeleitatft afgeperkt werd, waarna de erven verkocht zyn, welken men binnen weinig jaren met aanzienlyke gebouwen beflagen zag , hebbende op en aan den Amftel een alleraangenaamst uitzicht; ook   LEPROSENHUIS tt.itnfwdam l£o8. De NIEUWE KERK ±rt .4m/h:raam vaa tinnen nalen^rantr 164.5.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. É ! de--  6$ KABINET VAN NEDERLANDSCHE en aan eenen anderen balk, ter gedachtenis van het vernielen der machtige Spaanfche vloot, in het jaar 1588. De deren van hunne navolgers, in de Hollandfche fteden, trof. Doch weinig tyds daarna , verfpreidde zich het gerucht, dat de herdopers eenen aanflag op Amfterdam ia den zin hadden; de regeering volkomen kunnende vertrouwen op de wakkerheid der burgery, gaf een ftreng bevel, om niet alleen gene herdopers te mogen herbergen, maar allen, welken die fekte aankleefden, op ftraffe des doods, nog dien zelfden avond voor vyf uuren de ftad moesten ruimen , en na het gevangen nemen van eenigen hunner, werd de rust in Amfterdam voor dien tyd herfteld. Maar na de vreesfelyke toneelen in Munfter aangerecht, waar jan matthyszoon van Haarlem, zich het opperbewind aangematigd, en velen die hem tegenftonden het hoofd voor de voeten had doen leggen, waar, in vervolg van tyd, jan b okelsz o on van Leiden zich als koning van Sion opwierp, en, in het midden van bloeimaand, te midden van den nacht, moedernaakt en fchreeuwend door de (baten liep, werd, hoe zeer de Munfterfche gebeurtenis in het vorig jaar ten nadeele van het gemelde dwepend rot was uitgevallen, die allen gevangen genomen waren, de rust in Amfterdam echter ten twedenmale, door het gefpuis dezer goddeloze dwepers, geftoord, aan welken het gedrag der fnoden binnen Munfter een voorbeeld ter navolging had ingeboezemd, in hoop, van eenen beteren uitflag voor hun. In fprokkelmaand namentlyk, waren ten huize van jan sybertszoo n, ïakenkoper in de zoutfteej , toen buitens lands, zeven mans en vyf vrouwen byeen gekomen. Een van dezen', dirk de snyder genaamd, gaf zich uit voor eenen profeet. Na drie uuren in den nacht, wierp dirk zich op zyn aangezicht ter aarde om te bidden. Toen hy weder opftond, verklaarde hy, God in zyne heerlykheid gezien en hel en hemel bezocht te hebben. Dat de jongden dag naby, en een hunner , dien hy aanwees, voorzeker verdoemd was. Deze begon daarop te bidden : Hemdfche Vader, ontferm umyner; waarop dirk de snyder hem gerust ftelde, met te zeggen: dat God zich zyner ontfermi en hem tot zynen zoon had aangenomen. Dit was hst voorfpe! tot zonderlinger toneelen, want kort daarna, in het zelfde huis, op eenen vroegen morgen, weder byeen gekomen zynde, wierp dirk de profeet zyn harnas, zydgeweer en klederen op het vuur, zeggsnde: dat alles wat uit  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 6> De Spaanfche Vloot, Magtig en groot, Heeft God te niet gebragt, In 't jaar tachtig en acht. (*) Bo. uit de aarde voortgekomen was, door 'f vuur verteerd en Gode moest geofferd worden. Geheel moedernaakt ontkleed, beval hy de vrouwen, zo wel als de mannen, hem te volgen, en dezen gehoorzaamden, zonder den kleinften hairband over te houden. De vrouw van den huize intusfchen gewekt door den fmeulenden flank derkledeien, was opfeftaan, en naar het vertrek, daar de anderen waren, gelopen, waar men haar beval zich mede te ontkleden, gelyk zydeed. Niemand dan dirk de profeet wist nu wat 'er verder moest gebeuren, die dan bevel gaf om hem te volgen en na te roepen. Toen liepen alle de deur uit naar de ftraat, dravende de ftad op en neder, met een ysfelyk gehuil: weet wee! wee! de wrake Gods', de wrake Gods! de wrake Gods! Doch zy werden wel ras ge grepen, behalven eene vrouw, van welke men nimmer iets vernomen heeft. Verhoord wordende, wilde men hun van klederen voorzien, doch zy weigerden dezelven, zeggende: dat zy de naakte waarheid en Gods beeld zynde, zich nergens over fchaamden. Ook fcheen de koude even zo weinig werkirg op hen te oeffenen dan de fchaamte. Men vond het huis, waaruit zy gekomen waren, zo digtgefloten, dat men de deur met geweld moest open lopen, en het vertrek, door de op het vuur geworpen klederen, in den brand ftaan. De regeering merkende dat men door deze naaktlopery oproer had zoeken te zaaijen, om dus de ftad te overrompelen, befloot een naauwkeurig onderzoek te laten doen, liet nog vele verdachte perfonen gevangen nemen, van welken fommigen weder in vryheid gefteld, anderen ter dood gebragt werden, terwyl de zeven naaktlopers, op den 25ften vanfprokkelmaand des jaars 1535, opentlyk onthoofd, en hunne lichamen in linne klederen op het rad gelegd werden. Ondertusfchen was hun goddeloos oogmerk, gelyk naderhand duidelyk ger bleken is, alleen, om de ftad Amfterdam te overmeesteren, gelyk men voormaals Munjler gedaan had. (*) Deze vloot werd de onverwinnelyke vloot genaamd, en beftond uit 140 grote fchepen, een groot aantal mindeie vaartuigen, en was bemand met byna ?o,ooo mannen. De Spanjaarden toenmaals in eene vredesonderhandeling met Holland, gaven naderhand* voor, dat deze vloot alleen tegen E 3 £n.  .70 KABINET VAN N E D E R L AN D S C IIE Boven alle de ficraden dezer kerk, muntte voornamentlyk de predikftoel uit, door eene byna onnavolgbare bytclkunde, als zynde verrykt door beeld- en lofwerken en vergezichten , welken door de handen der beste konstcnaars gebeiteld en jaren arbeids gekost hadden. Dctegenswoordige predikftoel is echter niet min beroémd dan de voorgaande, ook heeft hy zeer veel met de vorige gemeen, en zelfs met betrekking tot de uitmuntende zinnebeelden cn doorwrochte beeldwerken, mag men hem volmaakter noemen dan de vorige. Daarenboven werd de nieuw herbouwde kerk met twee orgels verrykt, een van welk aan de westzyde, bovenden doorgang, op bont marmeren pylaren , naar de Korindfehe order, met fierlyke kapiteelen en kroonwerk, rust, en welks deuren, zo wel van binnen als van buiten, door een uitmuntend penfeel gefchilderd zyn; terwyl een ander kleindcr orgel tten ■ Engeland gericht geweest was. Het bevel dezer geduchte zeemagt werd opgedragen aan al fok zo taeez de gusman. Hertog van Medina Sidonia, ftak omtrend het einde van bloeimaand in zee, en geraakte, den laatften van hooimaand, op de hoogte van Plymouth Haags metdeEngelfcben. Hier kreeg deze vloot de eerfte neep; een hunner fchepen werd door de Hollanders, op de hoogte van Duinkerken, genomen ; een ander frrandde op onze kusten , doordien Holland noch Zeeland de Spanjaarden vertrouwende, alle kapen , tonnen en baken hadden weg genomen. Eindelyk moest de uit een geflagene vloot, die zich, wegens de Engel feben, niet met haren bevelhebber dorst te vereenigen, het beftuit nemen om noordwanrds, achter Ierland om, naar huis te keten ; de Spanjaarden in dit vaarwater onkundig eb daarenboven door eenen vreesfelyken ftorm belopen, verloren op delerfche kusten nog een groot aantal hunner febepen; en deze tocht liep zo nadeelig voor hun af, dat zy naauwlyks vyftig fchepen en io,oco mannen in hun vaderland terug fcragten.  en kleefsche oudheden. ten zuiden,aan de uitgang van den dam, geplaatst is. Een nieuwe luister ontfing deze herftelde kruiskerk, welke 315 voeten lang, 213 voeten breed, welker bovenwerk op 52 hardftene zuilen rust en 75 grote venfterglazen heeft, door de prachtige marmeren grafkelders van twee der grootfte zeehelden van Nederland en der gehele waereld, joan van galen cn michieladriaanszoon de ruiter. De laatfte is gelegen aan het oost-einde op het choor, en de eerfte aan de noordzyde der kerk, achter den predikftoel. Voor het overige is deze kerk nog opgefierd met het graf van den zee-kapitein d a v i n zweerts, buiten tegen het choor, tusfchen twee pylaren gelegen ; zyne wapenen, degen en handfehoenen hangen boven hetzelve, als mede een toepasfelyk verhaal van zyn fneuvelen, op den 21 augustus des jaars 1673, in eenen zeeflag tegens.de Engelfche en Franfche vloten; niet verre van daar, ziet men het volgend tydvaars, door den konstkennenden joan six, Heer van Wemmenum en Fromade, vervaardigd, en op eenen grafzark uitgehouwen: Vlrphoebo et MVsIs GratVs Von DsLlVS MCejl. Dat is: Hier rVst Van VondeL hoog belaerüty ApoLLo en zlln zangberg IVaerDt. Dit geeft genoegzaam te kennen, dat deze de grafzerk van den vorst en vader der Nederlandfche dichteren j o o s t van vondel is. (*) het (*) Eenige weinige treden van dit graf, werd , in de maand 'februaiy des jaars 1772, door het konstgenoodfehap ten zinfpreuk voerende: Diligentia omnia, dat is: alles door vlyt; E 4 mee  f2 KABINET VAN NEderlandsche HET OUDE STADHUIS te amsterdam. Voor en na deszelfs afbranding. Ingevolge de fchikking van den heer rade maker, wordt het oude Stadhuis van Amfterdam het onderwerp onzer befchouwing. Men ziet dit Stadhuis in de nevensgaande tekening langs deszelfs toren en voorgevel van de Hnkèrzyde, en den nieuwendyk naar de kalverftraat, in de gedaante gelyk het zich in het jaar 1640 vertoonde, fpringende veel verder op den dam toen de markplaats genaamd, vooruit als het te- gens, met goedkeuring van hun Edele Groot Achtbare de Heren Burgemeesteren der ftad Amfterdam, ter gedachtenis van dezen Prins van Neêrlands dichters, een fierlyk gedenkteken opgericht; dit gedenkteken uitgevonden door den beminnaar en befchermer van konsten en wetenfchappen, den Heer c. tloos van amstel jacobsz., is in marmor ge'beiteld door den kunstenaar en ftads beeldhouwer, den Heer A. zisenis. Ieder waar beminnaar van konsten en wetenfchappen , moet den yver onzer vaderlanders in dezen recht doen, zynen dank offeren aan een genoodfchap, hetwelk wezentlyke verdiensten aan den verflindenden tyd ontrukt, van hetwelk wy met den zoetvloeiende dichter poot willen ge•zegd hebben: Al hangt 'er nog zo zwaar een weer , De Blikzem plet ze nimmermeer.  'fet OUDE STAD HUIS izrt AmferJam. yerïrant t£5z.   EN kleefsche OUDHEDEN. 73 genswoordig gebouw, ja zelfs tot voorgemelde kalverftraat heen. Het Stadhuis was een vierkant gebouw, rustende van voren op vier, en aan de linkerzyde op twee ronde kolommen van wit gehouwen Henen, zodanig dat de laatfte voorkolom ook de eerfte van de linker zydelingfche kolom uitmaakte , terwyl drie vierkante kolommen van denzelfden fteen en de helft van eene der voorfte kolommen het gebouw ter rechterzyde, benevens het St. EUfabeth gasthuis, droegen. De vier. fchaar en voorgevel waren van dezelfde foort van ftenen, maar de overige wanden van gebakken ftcen opgemetzeld. Boven het gewelfd onderftuk pronkte de gevel met drie grote en boogswyze ven ftervakken, waar tusfchen en bezyden zich eenige half ronde en uitgcmetzelde pylaartjes vertoonden. Een even gelyk groot venftervak vond men aan de linkerhand naar de vogelfteeg en nieuwe kerk, voor het welk gewonclyk het fchavot opgerecht werd, by gelegenheid der uitoefFcning van openbaar uitgevoerde vonnisfen. Aan de andere zyde , tegens over den zyde muur vanhet hoekhuis aan de kalverftraat ftaande,zag men twee vierkante venfters ; en deze enkelde verdieping in kamers onderfcheiden , was door een fchuins opryzend en vierhoekig leijen dak, zonder eenige pracht of fieraden gedekt. Behalven de toren was de vierfchaar, met yzeren traliën afgefchotenhet fierlykst gedeelte van het gehele Stadhuis; dezelve was mede van wit gehouwen ftenen opgebouwd, en opgeflerd met eene konstige lyst, op welke de houten en metalen beeldtenisfen van willem den VI. Graaf van Holland, jacoba, philip den goeden, en andere Hollandfche Graven geplaatst waren E 5 die  74 kabinet van nederland sc he die men nog hedendaagsch op de boekenkasfen der thefaurie ordinaris zien kan. De ftichting dezer vierfchaar is eerst na den jare 1418 ondernomen naast aan en ten noorden van den Stadhuis toren, uitvvyzens zekeren ouden jaarlykfchen rentebrief, by Schout, Schepenen en Raden dezer ftad op den 28 january 1418 gegeven ten behoeve van eenen jan bette walighszoon en zyne nakomelingen om dat dezelve eenen vryen eigendom gegeven heeft „ van de erve, gelegen aan die plaatze, (den dam) M daar naast by gelegen is co ppen janszoo n „ aan die eene zyde ende der flede huis en de erve, „ dat katryn, mathyzen heingens- „ zo qtz weduwe, plegt toe te behoren, an die ander „ zvde, enz." Voor het overige blykt uit dezen brief, dat dit Stadhuis reeds voor den jare 1418 in wezen geweest is; nader blykt dit nog uit eenen anderen voorrecht brief van Hertog philip van bourgondie, gegeven den 25 july 1452 ten voordeele der ftad Amflerdam, als welke daarin voor tien jaren vry verklaard wordt van alle beden en fubventien, uit zake van eenen geweldigen brand in de maand may deszelven jaars voorgevallen , waarin wel drie vierde deelen der ftad befchadigd werden,alsmede het Stadhuis,nevens eenige kerken en poorten , breder in gemelde octroy uitgedrukt, en aangehaald by c. commelin in het twede deel zyner befchryving van Amflerdam op bladzyde 1166. De toren van grote gebakken moppen vierkant opgemetzeld, ftak met zyne hoge fpits, zeer fierlyk met heieen halve uurs klokken voorzien, niet weinig by het ander werk af. Deze toren door ouderdom bouwvallig geworden zynde, en wel  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 75 wel zes voeten naar eene zyde overhellende, zo dat men voor zyne inftorting bekommerd was, werd den 23 maart van het jaar 1601 na eenen arbeid van drie dagen weder opgefchroefd; het oude vers in het oude Stadhuis voor den fchoorftecn van der Burgemeesteren kamer in eenen zwarten toetsftccn met vergulde letters gehangen hebbende, getuigde daarvan: 't Stadhuis toren op den XIX maart zes voeten gehelt was, En op XXIII volgent wel constryk weer al regt gefield was. het welk nader in dit oud koppel vers bevestigd wordt: In 't jaar duizend zes hondert ien, Zag men t'Amfterdam veel wonders gejchiên, . De Stads toren rechten, De ftads muuren ftegten, Twee fteene fluizen fligten, En zeven hondert huizen richten. Ondanks dit alles liet het bovenwerk weinig tyds daarna zo veclc blyken van bouwvalligheid zien, dat men eerlang een groot ongeluk te gemoet zag; om zulks nu te verhoeden nam men in het jaar 1615 de gehele fpits van den toren met zyne klokken en wyzers weg, en hing de ftadsklok aan een ftuk van eenen opgerichten kruisbalk op het plat van het vierkant metzelwerk des torens, binnen der ftenen omgang. In dezen ftaat bleef alles tot in het jaar 1640, toen men te rade werd om een ligt vierkant wolvendak op het plat en vierkant muurwerk te plaatzen, en aan eene boven uitftekende wip een kleinder klokje te hangen, om ten ftads gebruike by  76 KABINET VAN NED ERLANDSCHE by het aflezen van ordonnantiën, keuren, verbonden , vonnisfen en andere gerechtelyke zaken gebezigd te worden ; hiervan nu bediende men zich tot op den 7 july des jaars 1652. Reeds had men aan de achterzyde een groot gedeelte van het oude Stadhuis ter plaats geving van het nieuwe, afgebroken, en voor hetzelve was den eerflen fteen reeds gelegd op den 28 o&ober des jaars 1648 wanneer door een onbekend toeval in den morgenftond ten twee uuren van gemelde maand july, het voorst gedeelte van dit gebonw eene prooi der vlamme werd. Slechts een gedeelte djrmuuren enden romp des torens, gelyk wy denzelvèn-in de 16  en kleefsche oudheden. 79 eindigen van het twaalfjarig beftand noodzakeiyk heffen moest, het gemeen opftond, cn op den dam, alwaar toenmaals de botermarkt werd gehouden, alle de glazen aan des pachters comptoir met ftraatftenen inwierpen; terftond verzamelden op het raadhuis eenige burgers en foldaten, door welken deze ftenenwerpers van voor het Stadhuis weg , door de gasthuismolenfteeg, kalverftraat en beursftecg gedreven, en de ketenen op alle aannaderingen tot den dam gefpannen werden, waardoor het oproer ten eenemaal gedempt werd, uitwyzens het plakaat den 5 juny des jaars 1624 door de Amfterdamfche overigheid gedaan, afgekondigd , en alom in de ftad aangeplakt. Doch gelyk het Stadhuis voor eene veilige fchuilplaats en fterkte diende, zo diende het ook van vroege tyden af om by voorvallende gelegenheden vreugdemaaltyden op hetzelve aan te rechten niet alleen by de kruisgilden, maar ook by de gilden van St. Anna, onzer lieve Vrouw, St. Maria Magdalena, de heilige Sacrements en maagden gilden; doorgaands waren de wethouderfchap en bloem der burgery daarby tegenwoordig, en duurde deze by eenkomst meestal tot in den laten nacht; men ontftak by eene zodanige gelegenheid menigmaal toortfen en pektonnen op den dam; doch in den jare 1535 in den voornacht op den 10 july zou de vrolykheid van eene dezer byeenkomften welhaast in een verfchriklyk moordtoneel zyn veranderd geworden, doordien de herdopers onder het geleide van jan van gele en hendrik g o e t b e l e 1 t gewapendcr hand het Stadhuis aanvielen en innamen. Twee en vyftig jaren daarna, te weten den 3 oclobcr 1587 werd robbert dudlei Graaf van  8o KABINET VAN NEDERLANDSCHE van Leicestcr, bevelhebber over de engelfche hulpbenden , uit s'Gravenhage hcrvvaards gekomen op het Stadhuis met zulk eene prachtige avondmaaltyd vergast, dergelyke men nimmer in Am. fterdam gezien had, federt welken tyd men gene aantekeningen van foortgelyke gastmalen op deze plaats gegeven, geboekt vindt. (*) Gene minder eer genoot dit raadhuis op verfchillende tyden door de bezoeken van vele oppermagten en hoge ftandsperfoonen; toen in den jare 1618 deze provintien en in het byzonder Holland in verfchil geraakten over de Godsdienftige punten der remonftranten en contra remonftranten, en de fteden , welken zich in dezen twist gemengd hadden op haar eigen kosten krygsvolk, waardgelders genaamd, aangenomen hadden, werden dezelven door eenige afgezondenen wegens de algemeene Staten of door den Prins maurits afgedankt en ontflagen; deze laatfte , om zulks te bewerkftelligen kwam in perfoon in Am/lerdam,en nadat hy den 3 november dezes jaars in de vergadeaing der zes en dertig raden verfchenen was, veranderde hy te gelyker tyd (*) In den jare T768, was Amfterdam eene verzamelplaats van gerietiehten, by gelegenheid der inhaling van willem den Vden en zyne üerlynfche gemalinne. Niet alleen dat men alle huizen der ftad verlicht zag, waaronder eenigen by uitnemendheid prachtig waren, maar het Stadhuis pronkte mee eenige duizend ontdoken lampions; de toren was met lanta. rens verlicht het welk voornamentlyk op eenigen afftand een zeer aangenaam gezicht opleverde; de grote zaal van binnen was niet minder prachtig geïllumineerd; en niet alleen dat de Stadhouder en zyne beminde aldaar dagelyksch koninglyk ter maal tyd onthaald werden, maar een gedeelte van hetzelve ftrekte om de hoge gasten te herbergen, by welke gelegenheid de ftad, door het geven van maaltyden, bals,gefchenken enz. getoond heeft, hoe ryk zy zyn moet.  en kleefsche oudheden. 8r tyd de regeering dezer ftad. In het jaar 1630 deed maria De medicis Koningin van Frankryk eene reis naar Bolland, en den 1 fep^ tember van dat jaar in Amfterdam gekomen zynde , bezocht zy terftond, alsmede by haar vertrek vier dagen later, het raadhuis van deze ftad; alwaar Burgemeesteren beide de keren vergaderd waren om haar op te wachten. Vier jaren daarna Werd dit gebouw mede bezocht door hare dochter henriette MARiE, Koningin van Engeland en gemalinne van den ongelukkigen c aR e l den eerflen. Dit gebouw was echter niet aanzienlyk dan wegens deszelfs oudheid; de ouderdom en bouwvalligheid al-leen gaven aan hetzelve eenige achtbaarheid ; de ftad die toenmaals reeds zeer veel prachtige gebouwen binnen hare muuren telde, toonde daardoor hare eenvoudigheid van voormalige tyden. Het Stadhuis (zegt de welfpres, kende leeraar caspar van baarlE) in „ zich zeiven naauw en kleen van begrip, leid „ zyn vesten en wallen ruim en wydt uit, de raad, door wiens beftier men wydt en zydt „ zeilt, woont benaauwt. Het Stadhuis, wiens koophandel naauwlyks bepaald kan worden, ,, beflaat een plaats van luttel voeten. Het jaagt den vreemdelingen eene verwonderinge aan „ ende zoekt met kostelyk gebouw by den zyneil „ niet te pronken." I* geel* P £ &  8a kabinet v an nederlandsche d e WESTER KERK VLEESCHHAL en 't BURGER WACHTHUIS. te amsterdam. Van het Stadhuis voert ons de plaatfnyder naar de kerk, gelegen in het westen van de ftad tusfchen de keizers- en prinsfen-grachten, en wegens deze legging de wester kerk bygenaamd. Toen de ftad in het jaar 1611 ingevolge een verkregen octrooi van de Staten van Holland en Westfriesland gedagtekend den 20 augustus 1609 aan de westzyde merkelyk uitgelegd werd, oordeelde de regeering nodig om aldaar eene bekwame kerk te nichten; waarom met den opbouw van dit Godshuis in den jare 1620 eenen aanvang gemaakt, en de eerfte fteen aan hetzelve gelegd werd op den 9 feptember door willem de vry, zoon van den vromen burgemeester fredrikde vry, terwyl geduurende den opbouw de Godsdienst in eene houten loots ten noorden der kerk op het plein opgeflagen geoeffend werd. Boven de deur van den toren leest men in vergulde letteren het volgend opfchrift ter gedachtenis van den tyd der ftichcing : Totoeffeninge van de Christelyke Religie is deze wester kerk gefticht Anno MDCXX. den XI feptember MDCXXXI. op Pinxterdag de eerfte predikatie gedaan.  WE STER-KERK en VEEE S HAL tot .imfterJam i%o. Ni RUW EN BRtra tot *i,nftt,-J*m iS$c.  1  en kleefsche oudheden. 83 Zy is binnen hare muuren honderd acht en zestig voeten lang en zeven en negentig voeten breed; de ftene verwulfzels rusten ter wederzyde op vyf dikke, en zeer zware pylers , ieder uit drie aan een gevoegde kolommen beftaande; het middelruim zeer hoog buiten de zydwelfzels uitfchietende, is met twee welvingen doorfheden en behalven het dak , twee nadien hoog; het onderst gcwelfzel namentlyk is agt en veertig en het bovcnfte negen en dertig voeten, waar boven nog een dak van zeven en dertig voeten rust. Het licht aan drie zyden van eene grote markt met eenige bomen beplant, door agt en dertig kerkglazen invallende, geeft aan dit luchtig gebouw niet weinig fieraad , gelyk ook de pylers, gebeiteld in de Toscaanfche en Dorifche order, opgepronkt met alle foorten van verfieringen en fraaije kapiteelen, eene bevallige fpeeling aan het oog geven, welke nog meer luister ontfangt door twaalf koperen kronen met hare ar. men en kandelaars. Aan de westzyde dezer kerk naar de zyde der keizersgracht heeft men eene ruime gaandery voor de almoesniers kinderen, welke van voren op vier ronde pylaren van benthemer fteen en van achteren in den gevelmuur rust, en eene bekwame piaats is voor het gehoor van den openbaren Godsdienst. In den jare 1704. wanneer de predikant jacob strezo in de oefFening van den zondags Godsdienst naauwlyks eene der vragen uit den Heidelbergfchen cathegismus afgelezen had, brak het dak boven deze gaandery met een geweldig gedruisch door, doordien de lootgieter, leijendekkers en metzelaars welken van tyd tot tyd op deze kerk gewerkt hadden, de vuilnis en afgebroken puin daar ter plaatfe ¥ 2 by-  *4 KABINET VAN NED ERLA N D S C H E byecngebragt, doch vergeten hadden dezelven af te laten, waardoor dan verfcheiden kinderen ongelukkig om het leven kwamen en anderen dcerlyk gewond werden. Aan de westzyde binnen de kerk tegens den toren, doet zich een heerlyk orgel op, zeer konftig verfierd met fny cn beeldwerken, en onderfchraagd door vier ronde witmarmeren ftenen py-< laren; dit orgel is in den jare 1687 gebouwd, en achter hetzelve vertoont zich de hoogfte toren der ftad, die zyne kruin een en twintig voeten boven den oude kerks toren en vier en twintig voeten boven dien der zuider kerk opfteekt, hoewel hy naar zyne aanmerkelyke hoogte gerekend weinig breedte heeft, zynde dezelve onder by de ftraat niet meer dan agt en dertig voeten. Hy is zeer fierlyk met drie omgangen of transfen opgetrokken , zynde de eerfte omgang van de ftraat honderd en veertig, de twede van den eerftcn agt en veertig, en de derde van den tweden agt cn dertig voeten verwyderd, boven welken laatften nog eenen afitand van drie en zeventig voeten tot aan het kruis is, zo dat de toren in het geheel eene hoogte van twee honderd een en zestig voeten bereikt. Het onderftuk tot aan den eerften omgang is vierkant en uit grote gebakken ftenen opgemetzeld; het gedeelte van den eerften trans af tot aan den tweden, is op de vier hoeken met fierlyke ronde kolommen opgepronkt, en aan alle vier de zyden ftaat tusfchen dezelven in eene nis het wapen der ftad uit benthemer fteen gehouwen. Tusfchen den tweden en derden omgang, ftaan mede dergelyke ronde pylaren op de hoeken , tusfchen welken een uurwyzer geplaatst is; dit gedeelte is voor het overige geheel doorzichtig, . - zo  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 85 zo dat men de hier hangende fpeelklokken van alle zyden gemaklyk horen, en zien kan, terwyl de grootfte flagklok alleen meer dan vyftien duizend ponden weegt. Het gehele werk ontfangt genen geringen luister door eene verbazend grote keizerlyke kroon, welke op de kruin des torens geplaatst is ; boven dezelve ftaat een appel of kloot, waarop een ftevig yzeren kruis met eenen weerhaan ; alle deze drie {tukken ftortten by eenen geweldigen ftormwind in den nacht tusfchen den 6 en 7 january des jaars 1654, van boven neder, vallende op de kerk en het toenmaals om dezelve gelegen kerkhof; zynde het yzer onder en boven den appel , welke zeven tonnen waters kon bevatten en midden doorborst, afgebroken, nadat het veertien jaren te voren met het kruis daarop gezet was en 1370 ponden gewogen had. Dit ongeluk gebeurde byna andermaal op den 1 augustus des jaars 1674 door het geweld van eenen der zwaarfte orkanen, van welken dit land ooit bezocht was; doch gelukkig dat het yzer van het kruis in het jaar 1656 vernieuwd en tot 1450 ponden verzwaard, zo taay was, dat het in ftede van af te breken, krom boog. De hier voor gcplaatfte tekening biedt ons nog een ander gebouw ten zuiden der voorfchrevene kerk geplaatst, ter befchouwing aan; de westerhal namentlyk, een langwerpig vierkant in den jare 1619 gefticht; het ftaat aan alle zyden geheel vry met den voorgevel naar de keizersgracht, en den achtergevel en zymuuren naar de markt gekeerd. Het gebouw heeft beneden drie ingangen, als twee ter zyden een naar de keizersgracht , en het geheel benedenst gedeelte tot eene vleeschhal, door de regeering der ftad daartoe bepaald; over den ingang naar de keizersF 3 gracht  85 kabinet van nederlandsche gracht heeft men eene zeer hoog ter wederzyden opgaande ftoep, welke alléén tot het bovenst gedeelte van het gebouw geleid, en tot eene der vier burger hoofdwachten gefchikt is. Boven gekomen zynde komt men terftond in een ruim vertrek of bedekte plaacs, waar ter rechterzyde eene grote kamer voor de hoofd - officieren en adels, en aan de linkerzyde eene andere voor de gemeene fchutters is; in deze laatlle heeft men reeds van vroege tyden af de appel, melk, en watermaten jaarlyksch geëikt. De dichter daniee willink zingt in zynen Amfterdamfchen buitenüngel dus wegens dezen toren: „ De westertoren fraai] gebouwd, „ Staat met ftads-wapen hier te pronken, „ Hy torscht een kroon van louter goud, Van Maximiliaan gefchonken, „ Aan 't volk- en koopryk Amfterdam; „ Wiens wapen werd bewaakt door leeuwen, „ Uit Hollands fieren leeuwenftam, „ Al kenbaar voor veel roestige eeuwen, „ Die als de ftad, in allen fpoed, „ Betoonden eenen leeuwen moed. » Hy Spiegat zyn gekroonde kruin, „ In 't nat der heerelyke wolken, „ En ziet van daar de blanke duin, „ Het meïr en veen en water kolken, „ Terwyl hy als een zonnennaald „ Zo prachtig ftaat de ftad te /teren „ En voor de wandlaars fterlyk praalt, „ Die langs den buitenfmgel zwieren, „ Daar 'f klokgefpel hun aandacht ftie:lt, „ En 't hart door zyne tonen /leek.  en kleefsche oudheden. 87 d e NIEUWE BRUG en 't PAALHUIS, ie amsterdam. volgen onzen graveerder, van de nieuwe zyde, langs den Ykant, naar de oude zyde der ftad, waar hy ons, in eene fraaije konstplaat, de nieuwe brug en het daarop gevestigd paalhuis ter befchouwing openlegt. Wat de brug aangaat, dezelve ftaat in oude Schepenen brieven reeds voor het jaar 1400 met den naam van uiterfte brug benoemd; in het oudezyds huiszittenhuis berust nog eenen zekeren brief, welke my voor eenige jaren door reinierdibbets, regent van het genoemde huis ter lezing aangeboden , en gegeven is, den 17 december 1448, luidende: „Wy Godere Warmboutszoen en Jan Willem Jan/zoen, Schepenen in Amftelredamme, oirconden endeken„ nen, dat voor ons quanten Aïbert Arentszoen ende „ geleyde dat hy gepagt heeft tegens Jan Eggart Pieterzoen, Claas Jacobzoen ende Lambert Clacf„ zoen, beraders der Armen Huisfttten luyden in „ fint Nyclaes Prochie, een derde van een Hays en „ Erve. gelegen in der Uytcrfic-braghfieeg", enz. welke ftraat nu de nieuwe brugfteeg genaamd wordt, gelyk de brug zelve, federt het jaar 1560, de nieuwe brug is bygenaamd, nadat dezelve in dat jaar vernieuwd, en ter wederzyden vooreen gedeelte met fteen bemetzeld was geworden, daar zy voor dien tyd eene doorgaande houten brug geweest is. F 4 De  88 KABINET VAN NEDËRLandscue De gefchiedfchryver c. co mm el in ïchryft het leggen eener brug over den Amftel hier ter plaatfe toe aan het doorfteken van den dyk , door die van Kennemerland'; dezen, zegt hy, konden daardoor op den Heer gysbrecht van amstel wraak bekomen, welke den Graaf lodewyk van loon, buiten kennis van 's Lands Staten met ada Gravinne van Holland, in het huwelyk getreden, tegens Graaf willem haren overleden vaders broeder, op eene krachtdadige wyze onderfteundc 3 de Kennemers deden, door dit doorfteken, geheel Amfielland onder water lopen, en baanden zich dus eenen open weg, om de landeryen en heerlykheid van den Heer gysbrecht alom, te vuur en te water, te kunnen verwoesten, hetwelk de oudfte en geloofwaardigfte Hollandfche rym-kronyk fchryver melis stoke, in het III boek, het iAifte vers zyner kronyk, in dezer voegen gedenkt : $er (A) HSütiter snöe $cr. (B) 3EeIbrec6t Afeten tyxa oec altmer. echt/ ©at |ï Dcn^nc t'3Cin8c»e Vat fïefien/ <©m Dat öe hoghe toatre tofj^afieri. €n öft foo üeöe t'ïtennemaerfc&e $ere. Heda en beka ftemmen hierin met hem overeen, en de laatfte fchryft: Et aggerem ad fiumen Amftel interaupit. (en heeft den dyk aan, niet voor den ftroom den Amftel doorgeftoken.) het welk bekend is, gefchied te zyn in het jaar 1203. Doch dat dit doorfteken gefchied zou zyn, ter plaatze, daar thans de nieuwe brug legt, gelyk de (A) VAN EGMOND. (B) BANT AEKT VAN BP.EDERODE.  en kleee.sche oudheden. 89 de genoemde fchryver voorgeeft, meen ik,' ge» heel ongegrond te zyn; niet een eenig oud gefchicdfchryvcr is van zyn gevoelen geweest, en ik meen volkomen overtuigd te zyn, dat 'er nimmer een* dyk voor, maar wel nevens den Amftel gelegen heeft; immers in het eerfte geval,, zou die ftroom gene uitwatering in het Y gehad hebben. het geen echter in tegendeel zo wel uit de oudfte gefchriften als uit de alleroudfte en beste land- en zeekaarten bewezen is, in welken men duidelyk den vryen uitloop van den Amftel tot dezer plaats bemerkt en aangetoond vind. Mogelyk zal men my tegenwerpen, dat 'er in dien dyk vcelligt eene iluis, tot lozing van het waccr, gelegen heeft, en de Kenncmers dezelve overmeesterende, haar open gezet of afgebroken, cn daarenboven den daarnaast gelegen dyk kunnen doorgeftoken hebben, om het water ruimer fchot te geven ; doch men bewyze my alvorens uit eenen eenigen fchryver, dat men toenmaals de konst van fchutlluizen , tot waterkeringen te leggen, hier te lande gehad heeft, cn'er by eenen hunner gewag gemaakt wordt van eene zodanige Huis voor onzen Amftel. Maar, waar dan , zal men vragen, hebben de Kennemers den dyk aan den Amftel doorgeftoken, gelyk onze rymkronyk - fchryver en de gefchiedfehryvers eeka cn heda getuigenV naar myn oordeel moet dit gefchied zyn aan de overzyde van de warmeftraat, hederidaagsch , uit misverftand, algemeen de warmocsftraat genaamd, of, om duidelyker te fpreken, aan de westzyde van dezen ftroom, thans met fchone huizen betimmerd en het water genaamd, waar achter, hoewel meer binnenwaards, met eene grote kromte van den Amftel afwykendc, de nieuwendyk is gelegd ge. F 5 wor-  pO KABINET VAN NEDERLANDSCHE worden, doordien het doorgeftoken gat inden eerften dyk, langs den oever van dien ftroom, door het geftadig uit en in lopen van ebbe en vloed , zo diep gefcheurd was, gelyk men zulks gewoonlyk in alle gebroken of dóorgefchoten gaten van dyken vindt, dat 'er geen dam heeft konnen gelegd worden, c. commelin bevestigt dit myn gevoelen, door te zeggen, dat de Amftel, van het Y af tot aan den eerften gelegden dam in dien ftroom, ter plaatze daar thans de papenbrug legt, van ouds het damrak genaamd was, doordien men daardoor regt toe uit het Y tot aan den dam varen kon. De tyd wanneer deze brug gefticht is, is geheel onzeker. In de fraaije kaartjes van n. vi sscher, naar die van c. van hartogsveld zeer net en naauwkeurig gefneden, ziet men, op het jaar 1400, niet dan eene dubbelde rei palen, met eene ruime opening in het midden, tot eene doorvaart voor de fchepen, welke met eenen boom, op bepaalde uuren, gefloten werd; men ziet een wachthuisje daar nevens in het water ftaan; doch in het jaar 1482, had men eene volkomen doorgaande houten brug, welke hier ter plaatze de oude en nieuwe zyde der ftad aan elkander hechtte, en eenen veel korteren weg opende, aan de hier omtrend wonende en andere burgers en zeevarenden, welken vóór dien tyd genoodzaakt waren om de oude brug te gebruiken en dus eenen verren omweg doen moesten, en eindelyk werd:, in den jare 1681, de hier verbeeld ftaande houten brug in de nog aanwezig zynde fchone ftenen fluis veranderd, twee doorvaarten voor de fchepen daarop gelaten, terwyl van onder de fluis, twee vloeddcuren in het water geplaatst waren. De  en kleefsche oudheden. 9! De nevensgaande plaat vertoont ons deze brug, volgens hare gedaante in den jare 1650, wanneer men van de westzyde of van het water tot dezelve ging, terwyl men aan de buiten- of Ykant eerst eene muur of balustrade ontmoette , welke, een zesde gedeelte van de gehele lengte der brug uitmakende, aan het hier nevens afgefchetst paalhuisje eindigde, en aan hetzelve verbonden was. Het paalhuisje zelf, van buiten tegen de brug aan op ftene verwulffelen en bogen in den mond des Amftels gebouwd, had eene fierlyke voor- en achtergevel, en te midden uit deszelfs dak rees een fraai koepeltorentje, mede, ingevolge het jaargetal op den voorgevel te lezen, in den jare 1563, als wanneer de brug veranderd en vernieuwd werd, van hout getimmerd, gelyk geheel het overig gebouw. Ter dezer plaats ontfingen de bedienden der ftad, paalmeesters genaamd, het paal- vuur- baak- en zee - tonnen geld van de uitvarende en uit zee komende fchepen , zo voor het aftonnen der zeegaten al? voor de nachtvuuren op de ftranden. Daar naast, ten oosten, was een vierkant verdek, door eenige houten kolommen onderfchraagd, en aan beide zyden open, kunnende nogthans de zyde van den Ykant, by onftuimig wcêr, gefloten worden; dit verdek werd in 1624 opgericht, én ftrekte, om by aangeplakte brieven het aanftaand vertrek der uitvarende fchepen bekend temaken, met aanwyzing der plaatfen, werwaards hunne reis gericht was. Daarna volgde dedoorfhyding of het oorgat, door welke de fchepen met ltaande masten konden heenvaren, zynde deze eene uitvinding van den ftads timmerman hendrik jacobze staats, in den jare 15 96 ten voor. fchyn gebragt. Voor het overige was de brug, naar  02 kabinet van nederlandsche naar de zyde van het kamperhoofd, aan beide de kanten met eene houte en bekleede ballustrade bedekt, over welke men een zeer vermakelyk uitzicht had langs het damrak en Waterland; de ftene voet aan deze oost of oude zyde heeft zich nimmer verder uitgeftrekt, dan de lengte van eenen eenigen overwulfden boog, en had zy haren ftenen vleugel met den Kamperftyger te famen gevoegd, waarom het volgend opfchrift, tegens den gemelden vleugel aan den Ykant, in fteen uitgehouwen, de nagedachtenis bewaart: Doen men fchreef XVC. LXI. ongelaakt, Is deze brug en 't Kamperhooft volmaakt. Dit alles nu is benevens de houte brug, in het jaar 1681 weggebroken, en de tegenwoordige fraaije brug, van gebakken ftenen met dubbelde vloeddeuren, daarvoor in de plaats gebouwd. De rechte oorfprong of de juiste tyd der opkomst van dit Amfterdamsch paalrecht, is niet naauwkeurig te bepalen; nogthans weet men, dat deze ftad, van onheuchelyke tyden af, eenen halven philipspenning voor iederen last plagt te genieten, uitwyzens de eige woorden van Hartog philip van bourgondien, in eenen zyner voorrechtbiïeven gegeven; binnen de ftad Dendermonde in Vlaanderen, in het jaar 1452, waarby hy den Amfterdammeren vergunde: voortaan voor het boom of paalgeld te mogen vorderen, eenen goedent Vlaamfchen groote, zynde vier mylen meerder als den halven philipspenning ; van ieder last, mits dat ze getrouwelyk maakten en onderhielden de vuur- en zeebakens en tonnen; gelyk zy gewoon waren te doen. Langen tyd bleven zy in het vreedzaam genot van dit voorrecht; zy verdroegen  en kleefsche oudheden. 93 gén zich, in het jaar 1527 , met de ftad Kampen, wegens de zeetonnen, naardien die ftad hare eigenen zeetonnen gebruikten, en dezelven, benevens al het gereedfehap, beloofde naar zich te nemen en alleen te gebruiken, onder voorwaarde, dat van de goederen te Kampen te buis horende, het zy dezelven aldaar, te Amfterdam of elders in de zuiderzee aankwamen, geen paalgeld gevorderd, maar dit recht ten behoeven van Amfterdam, alleen van vreemde goederen , zou mogen geëischt worden, hebbende Amfterdam alleen het recht, om ter ontfangst van hetzelve iemand te Kampen te mogen magtigen. Die van Enkhuizen alleen, kwamen in 1496 , wegens dit paalgeld, tegen Amfterdam op, en weigerden hetzelve voortaan te betalen van alle goederen en fchepen, welke uit zee, het marsdiep, texcl en het vlie binnen kwamen. Dit voorbeeld volgde ook Hoorn, in 1560, echter zagen beide de fteden geenfmts aan hunnen eisch voldaan. Den 9 öctober van het jaar 1573, was Enkhuizen, door de gunst van Prins willem den I. daaromtrend gelukkiger, doordien deze ftad van Spanje afgevallen zynde, terwyl Amfterdam die zyde nog bleef aankleven, voor hare getrouwe diensten de vergunning verkreeg, om vuur- en zee - bakens te mogen Hellen, en deswegens het paalgeld te ontfangen; Amfterdam, hoe zeer zy daarover met den Prins, in 1578 op den 6 february, in rede. wisfeling trad, heeft dit voorrecht nogthans nimmer volkomen weder gekregen, luidende het dertiende artikel van dit verdrag: dat ieder ftad op haar gogdrecht zoude blyven, zonder daarin aan de eene of andere zyde verkort te worden, waarna beide de fteden eindelyk, na lang twisten, zyn overeen gekomen, dat de Enkhuizenaars de zeeba-  94 kabinet van nederlandschë baken ftellen en de tonnen leggen zouden, maar dat Amfterdam de vuurbaken zou moeten onderhouden, waarvoor elke ftad, federt haar aandeel in het vuur en bakengeld genoten heeft, wordende hetzelve op het comptoir van de convoyen of aan den daartoe beitelden ontfanger betaald, aleer de fchepen weder mogen uitzeilen, en wel binnen Amfterdam, onder het opzicht vaneenen Burgemeester in der tyd. o e SCHREIER S-HOEK, SCHREIERSHOEKS- TOREN en BRUG. te amsterdam. O ver de nieuwen - brug , ter linkerzyde der oude teertuinen en het zogenaamd kamperhoofd, zien wy de fchreiers-hoek benevens zynen oudcrwetfchen ronden toren en brug, niet gelyk dezelven hedendaagsch zyn, maar gelyk zy zich in het jaar 1660 vertoonden. De benaming dezer gebouwen is haren oorfprong verfchuldigd aan den ftand in welken zy zich bevonden; federt het jaar 1482 namentlyk, tot in den aanvang der zeventiende eeuw was alhier de ftyger, van welken de meeste zeevarenden , inzonderheid die naar Oost- en Wesclndiën te fcheepgingen, en hunne vrouwen en verdere aanverwanten vaarwel zeiden, het welk meestal met fchreiën verzeld ging. Men verhaalt zelfs dat eene vrouw in den jaar 1566 van haren man ter dezer plaatze af-  ScHREYERSHOEK -tot Am/hrdam. 1&50. 3>cHOEK vait't NlEUW XltAST -tot^inifterjarrt.   en kleefsche oudheden. 05 affcheid nemende, zich zyn vertrek zodanig aantrok , dat zy geheel zinneloos werd; cn ter gedachtenis van dit zonderling geval metfelde men in den muur des torens boven den ingang op eenen witten fteen , de beeldtenis van een fchreiende vrouw met eenen neusdoek hare tranen afwisfende; welk gedenkftuk nog hedendaagsch in den muur te zien is, en waarvan de grote Yftroom dichter antonides aldus zingt: Men zag 'er menigten vergaed'ren aan dees1 Toren Om 't fchreien en misbaar der Vrouwen aan te horen, Die Man en bloetverwant geleiden met een Jleep Vriendinnen, daarze tnoê rinkinkens, zich vajl fcheep Begeven, en gejiert met Purper en Oranje, Het allerlaetfi Vaartwel afroepen van 't Kampanje En wenden welgemoet den fleven van den kant, Om 't niemv Bataviè op het Ryk Javaenfche flrant In 's weerelts andren dag te zoeken, en te plukken De Kruideryen der Ooflindifche Molukken ^En Bantams peperoogft. Men zegt, dat hier een Vrouw In een onroerlyk Beelt verbeerde uit bittren rouw, Toen zy met de eerjle kiel haar man voor uit zag vaaren: Waerom haer beeltenis voor 't Jïyten van de Jaeren Eerjï praelde in wit arduin. 6 napuwe huwlyksbant Die niet kont rekken van het eene in 't and're Lant! Toen men Amfterdam in het jaar 1482 met eenen ringmuur, fterke poorten en wachttorens omringde, gelyk wy zulks hier voor by de befchryving der kloveniers doelen gezien nebben, bouwde men aan de oostzyde der ftad in dezen uiterften hoek dezen fchreïers-toren, zo wel om den waterkant met deszelfs gefchut te kunnen beftryken, als om de fcheepswaal, die voormaals daar  06 kabinet van nederlandsche daar ter plaatze alleen was, en de lestadie aan de andere zyde te befchcrmcn. Men ziet in onze afbeelding den toren'in die gedaante, welke hy hedendaagsch nog voor een groot gedeelte behouden heeft, zynde hy naar het toenmalig gebruik van zeer hecht te bouwen van boven met eenen omgang, fterke borstwecring en fchietgaten voorzien; voor het overige is dezelve van uit het water geheel rond met moppen opgehaald en met eene twaalf hoekige torenfpits gedekt. Sedert dat de ftad ook hier is uitgelegd geworden heeft men deze fterkte bekwaam gemaakt tot eene vergaderplaats voor de commisfarisfen der walen , ook gedeeltelyk voor een tinnegieters en kannegieters gildekamer , ook heeft men haar tot eene woning voor den havenmeester bekwaam gemaakt, cn ten zynen behoeve aan de binnen of ftadszyde nog eenige kamers tegen dit gebouw aangetimmerd, nadat zyn ampt van tyd tot tyd aanzietilyker en voordeeligcr werd. Na de vergroting der ftad, aan deze oostzyde in het jaar 1585 begonnen, werd eenige jaren later de alhier verbeelde houten brug aangelegd, lopende van het kamperhoofd voorby den fchreiershoek naar de toen betimmerde wordende lestadie, hechtende dus de oude aan de nieuwe ftad. BycoMMELiN komt ons deze brug voor onder de benaming van de hoofdbrug , welke federt geheel en al in eene ftenen brug veranderd is, in welke twee valbruggen zyn tot gerief der doorvarende fchepen met ftaande masten. Niets merkwaardigs is op deze plaats voorgevallen , dit eenig geval uitgenomen, dat namentlyk de Graaf van bas sa op den 12 feptember des jaars 1573 met agttien vaartuigen zo zware fchepen als jachten van hier afftak, om de Noord-  en kleefsche oudheden, 9? Noordhollanders welke de party van den Prins van Oranje omhelsd hadden, te bedwingen, (*) by welke gelegenheid de Hertog van al va met zeer veel pracht, en verzeld van eene grote menigte zyner bevelhebbers en regeerders deze ftad het afzeilen der vloot van deze plaats in ogenfchyn nam,terwyl vele geestelyken en monnikken met kruisfen en vanen den fchepelingen eenen gelukkigen uitflag toewenschten en hen zegenden. (*) Deze onderneming liep echter zeer ten nadele der Spanjaarden af; bossu had zyne agttien fchepen met ruim dertien honderd koppen bemand, en had de belofte dat'er eenige andere vaartuigen te Groningen en in Vriesland gebouwd, zyne vloot zoude komen verkerken. In dit vertrou* wen zeilde bossu den 10 van herfstmaanduit, doch deze verfterking moest achter blyven door eenen zwaren ftorm die de hem beloofde fchepen gevoelig had benadeeld. Echter bragt hy zyne vloot tot dertig fchepen, waarmede hy in da volgende maand over pampus ftevende, waar de Nasfaufcha vloot omtrend vier en twintig zeilen fierk, kruiste. De vloten geraakten den elfden dier maand flaags. De Nasfaufche Admiraal dirkszoos hechtte zich met drie andere fchepen aan de inquijitie zynde het fchip van den bevelhebber bossu, het welk aan den grond geraakte. Ondertusfchen werden 'er vele konihgsfebepen genomen, en het gevecht tusfchen de twee opperbevelhebbers bleef onafgebroken den gehelen nacht met de grootfte hardnekkigheid voortduurenj in den vroegen morgen fprong jan haring van Hoorn op het fchip van bossu, enterde naar boven en haalde de vlag van de fteng , doch werd, nederkomende, doorfchoten. Het gevecht duurde ondertusfchen tot op den middag, wanneer de koningsgezinde Admiraal, die zyn volk tot op veertien of «vyftien mannen verloren had, in de noodzakelykheid was -Tan zich te moeten overgeven en gevangen genomen werd. I. DE E L, G DE  9$ KABINET VAN NEDERLANDSCHE D E WESTERHOE K VAN HET NIEUWE WAALS EILAND. te AMSTERDAM. Toen men, ondanks alle voorgaande vergrotingen, in den jare 1644, binnen Amfterdam bemerkte , dat, des niettegenftaande de ftad voor de aangroeiende menigte van bewoners te klein werd, en derhalven in beraad ftond om eene nieuwe uitlegging te doen, vatte men eerst het befluit, om de waal aan de oude zyde te dempen, waarin tot dien tyd de grootfte koopvaardyfchepen gelegen hadden, om veilig te zyn voor ysgang, ftormen, brand en dieveryen. De waal was hier ten dien einde met twee reijen zware palen beheid, en aan de doorvaarten met zware bomen of dryvende balken voorzien. Terftond, na dit genomen befluit, vatte men het werk met zo veel yver aan, dat het nieuwe waals eiland, in minder dan twee jaren, beheid, bedykt en opgehoogd was. Het werd federt met vier houten bruggen aan de ftad gehecht, en in de nevensgaande plaat, wordt alleen de hoofdbrug, tusfchen het fmitsfteegje en het Y leggende, en ftrekkende van de oude waal tot aan het nieuwe waals  en kleefsche oudheden. 99 waals eiland, afgebeeld; toenmaals had deze brug eene geheel andere gedaante dan tegenwoordig; want j federd het jaar 1681, is dezelve doorgaands Van fteenopgemetzeld, en beflaat de volle breed, te der gracht waar zy voor legt; te midden op deze brug heeft men eene doorvaart voor de inen uitvarende fchepen, voorzien van zware fchutdeuren tegens het aandringend zeewater. Den 5, 6 en 7 january des jaars 1646, veilde men van ftadswege dit nieuw opgebaggerd en opgehoogd eiland in drie perken, getekend A, B, C, verdeelende dezelven in honderd twee-en-twintig erven, welken te famen eene fomma van 475, 808 guldens opbragten. Hoe gretig deze grond gekocht werd, kan men opmaken uit eene der erven, hetwelk door den Heer harmenhendriksz. lynslager, eenen der vermogendfte kooplieden van zynen tyd, voor eene fomma van zes duizend drie honderd negentig guldens gekocht werd, zynde dit erf niet langer danagten-tagtig en niet breder dan twee - en - twintig voeten. Binnen den tyd van veertien jaren, zag men geheel dit eiland betimmerd met vele aanzienlykè gebouwen, waarvan de zodanigen, welken aan de binnekant ftaan, geen onvermake'lyk gezicht hebben over de oude waal, terwyl de woningen naar den buitenkant zeer aangenaam gelegen zyn wegens haar vergezicht over het Y, de ry van ipen ook op dit eiland geplant, en degeftadigé doorvaart der talloze grote cn kleine fchepen brengt ook hier eene geduurig afwisfclende levendigheid te weeg. Al hetwelk door den Yftroom-dichter antonides in de volgende: verfen gedacht wordt: G % 0$  I0O KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ Wy wilkn ruimer weiden, En treden nu niet meêr langs Huizen, maer een rijï „ Paleizen, uit den gront gewajfen eer men 'f wijl: ■ „ Als of Amfion weêr met zyn Thebaenfche fpeelen De arduingebergten en bofcheiken wijl te flreelen, „ En leidenze by 'r oor, om naer zyn toSn te gaen: „ Daar de eik liet hooft verfcbuilt voor 't gloeijent fakerdaen, „ De vure balk zich kleet met blinkende ebbezoomen; „ De Ceder, op 't geluit van Liban afgekomen , In beeltwerk zich herjchept en galeryfefton j „ De Marmerfleen zoo lang verborgen van de Zon 5, In 'saerdryks aders, nu geraakt aan 't fuizebollen „ Van over Zee en Zant, de T-boorden langs komt rollen, „ En klimmen op en af naer 't klinken van zyn luit* „ Als 't Eilant prykt gelyk een Vorftelyke Bruit „ In een doorluchten Jleep van prachtige Erfvorjlinnen', „ Maar kapiteelfieraat en flikkerende tinnen, „ IViir weitglans, als de Zon ten Zuiden fteiler klimt, „ In 't fpiegelglas van 't T met witte Jlraelen glimt, „ Zyn 'ê minfle van haer lof. D £ NOORDER POORT MET HAAR RONDEEL te HOORN. Hoorn, hedendaagsch de twede ftad van geheel Noordholland, en de eerfte van het eigentlyke Westfriesland, gelegen aan eenen inham der Zuiderzee , gemeenlyk hier ter plaatze het Hoornikker flop geheten, pronkt behalven eene menigte andere fraaije gebouwen niet weinig met hare Neord  NOORD JfOORT tot Moom met ntw NOORD POORT op zede- te zien, i£z5-   en kleefsche oudheden. io-i Noord of Noorder poort, aldus genaamd wegens hare plaatfing aan de noordzyde dier ftad. Wy delen van deze fterkte, reeds eeuwen door byzondere voorvallen in de tydboeken dier ftad en door geheel Westfriesland beroemd, drie byzondere gezichten mede. Hoorn is eerst in het jaar 1426 wegens de ontilane zware oorlogen en hevige onlusten tusfchen Hertog jan van eraband en zyne Gemalinne jacoba van be ij er en, Gravinne van Holland, met wallen omringd geworden, om genoemde Gravinne des te gemaklyker te kunnen tegenftaan en Hertog philip van. bourgondien, aan welkers zyde de meeste fteden overhelden, te kunnen by vallen, te meer, doordien jacoba gelyk men wil door verkeerde berichten en tegens hare belofte , eenen jan lambertse kruif , zoon van lambert k r u 1 f , een ryk burger van Hoorn te Gouda ondanks alle de aanbiedingen van zynen vader deed onthoofden (*). Dit vreesfelyk voorval wekte den fpyt zodanig in het hart van den ouden kruif, dat hy tot de reeds bepaalde bewalling der ftad zyne medeburgers niet alleen yve-. r*j Men verhaalt het geval op de volgende wyze: jast lammertze kruyf, ZOün van lammert kruyf Burgemeester van Hoorn, op zekeren tyd te Gouao geweest zynde, had aldaar vrouw jacoba gezien en zich onvoorzichtig het volgende omtrend haar laten ontvallen : Het was eens fchande dat men zulk eene edele en jchone vrouw gelyk de Gravin , heen en weder fleurde als ware zy eene openbare hoer geweest. Deze woorden in den ergften zin aan vrouw jacoba overgebragt, verbitterde haar zodanig dat zy den jongeling deed vatten en onthalzen. Deze wreedheid werd by de regeering van Hoorn zo euvel opgenomen dat rr.en eenparig belloot om j a c o e a nimmer als Gravinne te zullen erkennen. G 3  J02 kabinet van nederlandsche yverig aanraadde,- maar hun ook de penningen ter leen voorfchoot, welken hy ter behoudenis van het leven zyns zoons, der Gravinne vruchteloos had aangeboden. Dit nu was een der voornaamfte middelen, waardoor de verfterking der ftad met allen fpoed voltooid , met eenen aarden wal en houte poorten zonder bolwerken, maar met eene goede en diepe gracht, en met vele bekwame wachthuizen omringd werd. In dien ftaat'bleef de voornoemde Noorderpoort tot op het jaar 1482, als wanneer zy op kosten van het gcmeene land, eenen fteenworp verre bewesten hare vorige legging geheel van fteen herbouwd werd j ter zyden van de poort bouwde men eene geheel nieuwe fterkte met twee zware torens , welke in de drie hier. byvoegde aftekeningen aan de drie onderfcheiden kanten te zien zyn; dezen werden van buiten rondsom met eenen dikken muur opgehaald, en van binnen met aarde tegen de muur opgevuld j Cn in deze nieuwgebouwde fterkte was het, dat 'philip' van wassenaar, Heer van Voorfair g mot veertig of vyftig foldaten gelegd werd, om niet alleen de ftad maar tevens geheel Westfriesland daardoor in bedwang te houden. Negen jaren na de volbouwing van dit blokhuis , werd hetzelve weder afgebroken op het ernstig aanhouden van de burgery der ftad, aan welke dit gebouw zeer hinderlyk was, doordien zy geduurig moest vrezen van door de bezettelingen dezer fterkte op het minst ontftaan verfchil, te worden overvallen ; de torens echter bleven in wezen. In het jaar 1520 wanneer de Westerpoort op nieuw van fteen werd opgehaald, verfterkte men de Noorderpoort ook weder; zy werd toen veel. fraai-  en kleefsche oudheden, tO^ fraaijer opgetimmerd dan weleer; voor aan dezelve plaatfte men een lieve vrouwe beeld en fints dien tyd is die poort tot heden toe in wezen gebleven, het gebouw namcntlyk dat voor aan het ftenen rondeel ftaat aan de westzyde der poort, welke hedendaagsch als zodanig gebezigd wordt, terwyl de twee gemelde torens voormaals gebruikt werden tot het ftads tuighuis, om de nodige krygsbehoeften ten allen tyde by de hand en in gereedheid te hebben. Om deze poort nog fterker te maken bouwde men vóór dezelve , naar de tekening van Mr. willem, fabriekmeester te Amper dam, het voorgemelde ftenen rondeel , hetzelve met aarde binnen de muurcn opvullende ; zo dat van de vyf poorten dezer ftad, de ingang van het hoofd aan den zeekant voor eene gerekend, de noorder poort weleer de ftcrftc Cn weerbaarfte geweest is. Veelmalen heeft deze poort het vuur van den oorlog moeten verduurcn, men vindt daarvan genoegzame blyken in de vaderlandfchc gcichiedenisfen; de kronyk der ftad Hoorn, door dirk volkertsz velius, Doctor in de medicy; nen en Raad en weesmeester van gemelde ftad, ten dien einde op te {laan, zal genoeg Zyn. By hem vindt men aangetekend, hoe de Kennemers in het jaar 1426. de zyde van vrouw j a cob a houdende, en van alle kanten gewapend op de been gekomen, de ftad Hoorn, nadat zy eerst in een hardnekkig gevecht tegen de burgery op den oudendyk de overhand gehouden hadden , den tweden dag daarna de landzyde met alle hunne magt belegerden ; doch voornemens zynde om de ftad ftormenderhand in te nemen, werden zy deerlyk bedrogen, doordien de Heer van G 4 ht~  104 KABINET VAN neüerlandsche lileadam en jan een basterd van sempol op den middag met 500mannen, waaronder qoo Picardyfihe boogfchutters te water binnen de ftad Kwamen, hun na een weinig uitgerust te hebben , de noorder poort deden openen, en met hunne medegebragte manfchappen , vcreenigdmet de burgery, eenen uitval ckden tegens de belegeraars , cn by de voorftad , op de plaats welke men naderhand de keeren genoemd heeft wegens het keeren der Kennemers, in een bloedb gevecht geraakten met een zodanig aanmcrkelyk verhes aan de zyde van den vyand , hoewel veel fterkcr in getal , dat zy met achterlating van hunnen hoofdman willem nagel cn eene menigte andere brave krygslieden , naar alle kanten de vlucht namen , en de ftadsbanier van Alkmaar verloren , welke federt tot in het jaar 1482 ten teken dezer behaalde overwinning , in de grote kerk binnen Hoorn in het choor is opgehangen. Verder meld velius dat marten velaar. Schout binnen Hoorn van zynen post ontzet zynde en geen middel ziende om dezelven weder te bekomen, zich in het jaar 1478 naar Amfterdam begaf, waar hy zich by de kabeliauwfche party voegde en het recht van zyn Schoutampt aan den jongen Heer jan van egmond overdroeg; deze beloofde hem in vergelding, met alle zyne aanhangers weder binnen gemelde ftad te zullen brengen; doch die van Hoorn onderricht van dezen toeleg , waren zorgvuldig op hunne hoede, en hoewel den Heer van egmond reeds éénen mislukten aanflag op de ftad gedaan had in het jaar 1479, ondernam hy echter agt dagen daarna eenen tweden tusfchen de noorder en westcr poorten; reeds  en kleefsche oudheden. 105 reeds was zyn volk bezig met het oprechten der ftormladders; de burgery zulks vernemende, greep de wapenen aan, deed de beftormers tcru<* deinzen, en hun ingebeeld voordeel verlaten. In het volgend jaar bereikten de kabeljauwfche ballingen hun oogmerk beter; alstoen werd hun, door de tusfchenkomst van den Hollandfchcn Stedehouder, den Heer van lalaing, vergund, om weder in de ftad terug te mogen keren, onder plegtige beloften echter, van nimmer naar eenig ampt te zullen dingen. Des niettegenftaande, werd in liet jaar 1482 de regeering aldaar veranderd, en de gewezen Schout mar ten velaar in zyn ampt. herfteld, gelyk ook de overige kabeljauwsgczinden het roer der regecriné weder in handen kregen en de hoekfehen uitgedreven werden ; deze laatften echter, bemagtigden in dat zelfde jaar de ftad weder op nieuw, doch de hevige partyfehap geduurig voortwoedende, was oorzaak, dat kort daarna de kabeljauwfehen, door eenige krygsbenden van genoemden Stedehouder, onderfteund en aangevoerd door den Schout mar ten velaar, voor de ftad kwamen en drie geweldige uitvallen deden, op den keerener weg, een weinig bewesten deze Noorder poorten, doch zy werden met een aanmerkelyk verlies afgcflagen , terwyl Schout velaar zelf in den laatften Itorm fneuvelde. Voor deze poorten was het ook, dat diederik sonoy, door den Prins willem van Oranje, als Gouverneur van Noordholland aangcIteld, en, in de maand feptember van het jaar 1572 , binnen Hoorn zyne eerfte intrede doende, oordeelde, dat deze ftad niet genoegzaam gedekt was door een vaandel voetknechten, toenmaals daar in bezetting leggende, onder het bevel van G 5 den  lOÓkabinet van nedeklandsche den capitein koenraad van steenwyk, een twede vaandel voor de ftad deed naderen, doch de burgery zeer vele zwarigheid makende om hetzelve binnen te laten, floot de poorten, om dus het inrukken dezer benden voor te komen; dit echter bate niets; sonoy, verzeldl van Burgemeesteren der ftad, opende zelf de poorten , en liet de nieuwe bezetting binnen, hoe zeer de gemeene fchuttcry daar ook tegen mogt morren. Op den 28 may van het jaar 1626, gebeurde in deze, ftad een zonderling geval. Een jongê namentlyk, omtrend negen jaren oud, viel op dien dag by de ftenen brug, binnen'de ftad, in het water, werd, door den fterken ftroom, onder het verwulft gefpoeld, dreef vervolgens het gehelen vcrwulffel onder door, zynde eene lengte van byna 450 treden, en kwam even buiten de Noordpoort, onbefchadigd, wederom aan het'land. Eene meer verfchrikkelyke gebeurtenis gebeurde hier, in het jaar 1703 , wanneer de kruidtoren aldaar fpringendc, zeer vele ongelukken en mer^ kelyke fchade veroorzaakte. De ftad is tamelyk fterk, zy is rondsom met eenen aarden wal omfloten, uitgezonderd tusfchen de Noorder en Wester poorten, alwaar in het jaar 1546, behalven de wal, ook eene ftene muur is opgemetzeld, welke, in de jaren 1663 en 1702, vernieuwd is; buiten dien wal, heeft de ftad nog eenen goeden watergracht. De wal werd in het jaar 1510 aangelegd, men verbeterde de bogt, die tusfchen het Kruisbroeders klooster en de Noorder poort gelaten was, en om de rondigheid der ftad, lag men het werk zodanig aan, dat het van de Koepoort byna lyn- recht   Ou st Poort tot j£?om 1620. JSfoORD POORT ty Jen tc~lo.  en kleefsche oudheden. io/ recht op de Noorderpoort aanliep. In dien zelfden zomer, werd de wal, tusfchen de Noorder en Wester poorten, een ftuk wegs verderuirgebragt, in die gedaante, gelyk dezelve nog hc-dcndaagsch gezien wordt, en cindelyk begon men, in het jaar 1594, de fingels, tusfchen de Wester en Noordcr poorten, en in 1598, die, tusfchen de Noorder en Koe poorten aantelcggen. Deze poorten werden, in het jaar 1611, veel ruimer en bekwamer, door het verplaatzen van den overtoom (naderhand in het jaar 1684 vernieuwd ) van smerighorn, buiten deze poort by de kleine waal, en het leggen van eene ftenen pyp in de vest by den toren, naast aan deze poort ltaande; en eindelyk, werd de ftad nog aangenamer, door het beltraten vanhetdvkjeopkeerenr waartoe men, in het jaar 1659, befloot, en hetwelk van deze poort beginnende, tot aan het ziekenhuis zich uitftrekte. d e OUDE OOSTPOORT, linnen de ftad hoorn. D e oude Oost poort van Hoorn, aldus genaamd, doordien dezelve aan de oostzyde van de ftad gelegen is, had aan de eene zyde de vullers - wel of ilapers haven, en aan de andere zyde, naar de zeekant, de karpers of ropjes kuil; zy werd in den jare 1511 aangelegd, en nog dat zelfde jaar zag  Io8 KABINET VAN NEDERLANDSCHE zag men haar reeds boven den grond opgetrokken, hoewel hare grondflagen, wegens de moe-, rasfige gefteldheid der plaats, met grote moeite en arbeid, en tot zeer drukkende kosten der ftad geheid waren. Men heeft voor het overige, zeer vele jaren aan deze poort gearbeid; zynde zy een werk van eenen groten omtrek en zeer kostbaren aanleg, met dikke muren opgetrokken. Deze poort is van eene verbazende hoogte; naar buiten toe heeft zy, benevens den verwulfden doorgang , twee konstig ronde torens, met eenen omgang boven de twee derde gedeeltens der hoogte, en aan de zyde van de ftad, een vlak opgaand dak, met twee zeskantig uitftekende torentjes op de hoeken. Het was aan deze poort, dat men in bet jaar 1516 de muur om de ftad begon te leggen1, die .zich eerst tot aan den bisfehops toren uitftrekte, van daar tot aan St. Agniete toren, en in later tyd, geduurig verder noordwaards voortgetrokken is tot aan de zogenaamde Koe poort. De fterkte van deze poort was de rede , dat zy menigmaal tot eene verblyfplaats voor gevangenen geftrekt en men in later tyd haar den naam van gevangen poort gegeven heeft. Toen deze ftad in bewoners en dus in welvaart merkelyk toenam, nam de regeering het befluit om haar te vergroten, en maakte daarmede eenen aanvang in het jaar 1576, vervolgende deze vergroting met eenen zodanigen yver, dat men reeds in het volgend jaar een goed ftuk lands binnen de ftad getrokken, en, op den 2 augustus, eene nieuwe Oost poort begon aan te leggen; drie jaren daarna is het eerfte hout van de fluis, buiten deze oude Oost poort, gelegd; den 16 daar aan volgende, lag men den eerften drempel; men groef eene nieuwe haven van deoude gracht, wei»  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. IOQ welke zich uitftrekte, van deze poort tot aan den Katharynen toren, en vullers waal of weel genaamd werd, doordien de vullers weleer aldaar gewoond hadden; daarna werden tusfchen de oude en nieuwe Oost poort de eerfte huizen gebouwd. De gemelde fluis, naar verloop van tyd, bykans vervallen zynde, werd in het jaar 1623 hernieuwd, en de voorkant der doorvaart alom met blaauwe zarken opgehaald, die wederom , na eenige jaren tyds, in verval geraakt zynde, in het jaar 1657 opgegraven, en met eenen ongemeen zwaren muur is verfterkt geworden ; zo dat deze fluis, welker deuren in het jaar 1686 vermaakt, als mede de vaart, tot heden toe in ftaat gebleven zyn, in welke eerfte men in het jaar 1701 niet anders dan eenen nieuwen vloer gelegd heeft; echter waren deze muur, benevens de dyk aan de Oost poort, op het punt van hunuen ondergang, des avonds tusfchen den 4 en 5 van flachtmaand, des jaars 1675, toen een verfchrikkelyke watervloed, voortgeftuwd door eenen noordwesten ftorm, den onvermoeidften arbeid byna geheel had te leur gefteld. Wegens de menigvuldige ftormen en het daar door opzwellen der zee , welker water fomtyds over de dyken heenftroomde, en de ftad dikwils gedeeltelyk deed onderlopen, befloot de regeering van Hoorn, in den jare 1533, om, behalven de dyken, ook het zogenaamde oost, van deze Oost poorte af tot aan de roden fteen toe, aanmerkelyk te verhogen. Vyf jaren daarna, te weten in het jaar 1538, werd het wachthuis op deze poort , hetwelk van boven geheel plat was, afgebroken en met een fpits dak weder opgebouwd, wordende de dag en het jaar, waarin deze vertimmering eenen aanvang nam, in hard- fteen  iio kabinet van nederlandsche fteen uitgehouwen en tot een eeuwig gedenkteken, aan de buitenzyde der poort, onder het gemelde dak in de muur gemetzeld. .Ook is , wegens de watervloeden, de oost op nieuw verhoogd, in den nazomer van het jaar 1629, zo dat de huizen beneden de ftraat te ftaan kwamen, het welk gene geringe kosten voor de eigenaars veroorzaakte. De Kennemers, hoogmoedig wegens de overwinningen van het leger van vrouw jacoba, te Alphen, op dat van haren gemaal Hertog jan van braband, ftaken het hoofd geweldig op, omtrend het jaar 142 6, cn nadat zy w 1 l l e m nagel, een oud en ervaren krygsman, tot hun. hoofd verkoren hadden, rukten zy, na het verwoesten van verfcheiden adelyke huizen en het onder brengen van alle de Westfriesfche en Waterlandfche fteden, uitgenomen Hoorn, ook voor deze ftad, doch de burgery vatte de wapenen op, trok de benden moedig tegen, en op den ouden dyk, tusfchen de Ooster Blokker en Zwaadyk, met de vyanden handgemeen geworden zynde , liep de ftryd, die aan beide de zyden met de uiterfte verwoedheid werd vol gehouden, eindelyk ten nadeele der Hoornfche burgery ten einde. Hierdoor werd alles in de ftad in de uiterfte vrees en droefheid gedompeld; men verwachtte den zegepralcnden vyand alle ogenblikken binnen de muuren; de weerbare manfehap was of gellagen of buiten de vesten, en men vond eindelyk geraden , toevlugt te nemen tot de volgende list: de gemeente binnen de ftad namentlyk, by welke zich zeer vele vrouwen voegden, werd op den hogen dyk, niet verre buiten deze eerfte of oude Oost poort, in flagorde gefteld, om dus op eenigen afftand denfehyn te geven, alshadde de   j&t Huis & Schag-en t£&. J&t Kasteel. y.™. Medenblik i£p».  en" kleefsche oudheden. iii de ftad eene nieuwe magt byeen gebragt; dit Haagde zo gelukkig, dat de Kennemers voor dien dag aftrokken, en toen zy den anderen dag voor de ftad kwamen, zagen zy hunnen misflag in, vonden de ftad veel bedaard en met vyf honderd mannen verfterkt. (*) (*) Het getal der inwoners van Hoorn, Wordt opomtrend l2,coo , en dat der huizen op 3,cco begroot. De voornaatnile gebouwen aldaar zyn: het ftadshuis, de waag, het van ouds genaamd hoge huis, thans dienende tot de vergaderplaats van Gecommitteerde Raden; bet logement dezer Gecommitteerde Radén ; het Oostindisch huis; hetAdmiraliteits Suis en 'slands magazynen; de munt; het artillery huis; dc doelen; de grote kerk; de ooster kerk; de Lutherfche, Remonitrantfcbe en Doopsgezinde kerken; tweekeiken voorde Roomscbgezinden; het gasthuis; het weeshuis; bet huiszitten-armen weeshuis ; het proveniers huis; de latynfche fchool enz. — Ook heeft de ftad eene redelyk goede kaasmarkt; haar koophandel is overigens niet zeer uitgeftrekt, de zeevaart uitgenomen. Zy mag met recht roem dragen, op het voortbrengen van zeer vele vermaarde mannen, onder welken a:drianusjunius,rqmbouthocesbeets, birk velius, jan pieterssen iioen en meer anderen uitmunten. het OUD en ADELYK HUIS H § c h a g e n. ïn het grasryk Drechterland', legt het aloud beroemd adelyk huis te Schagen, en hetzelve is ons in het 25^ prent-tafereel afgebeeld in dien toeHand, ih welken het zich in het jaar 1612 bevond. Dit huis is zynen oorfprong verfchuldigd aan willem, natuurlyken zoon van Hertog AL.  112 kabinet van n ED e ft L A n DS CH E albert van beijeren, Graaf'vanHolland, by maria van bronkhorst gelyk van leeuwen zulks wil; wy geloven echter met meerder recht, de geflachtlysten door ham- melman, tessemacher en slichten- horst opgegeven, te mogen volgen, en te zeggen by gysberta van bronkhorst, uithet adelyk geflacht derHeren van Bronkhorst, Anholt en Borkelno, inhet Graaffchap Zutphen, gefproten, en wegens deze boeladje, door hare broeders willem en otto, in den jare 1417, als erfgenamen dezer goederen uitgefloten.' Willem, de eerfte dezer broeders, werd niet zo dra in het jaar 1394, door den Hertog albert, befchonken met de heerlykhc 'A van Schagen, of terftond , om eene zekere en met zyne hoge geboorte overeenkomende verblyfplaats in deze zyne nieuwe heerlykheid te kunnen hebben, begon hy in het, met ftads voorrechten bcfchonken, dorp Schagen, bezuiden de kerk, dit aanzienlyk en itevig flot aan het marktveld te bouwen. Deze heerlykheid Schagen is gelegen in Noordholland, twee uuren gaands van de noord- en omtrend een en een half uuren vandezuider-zee, tusfchen de fteden Alkmaar en Medenblik, aan den ouden Westfriesfchen zeedyk, naby een droog gemaakte zyp; bevattende deze heerlykheid het vlek Schagen, hetwelk voortrefFelyk en zeer geregeld bebouwd is, benevens de dorpen Barzigerhom, Haringbuizen, Kolhorn en Burghom. Hoewel wy in ons prent-tafereel alleen het eigentlyk binnen kasteel en de woning der heren afgebeeld vinden, kunnen wy echter niet nalaten eene befchryving van het gehele flot, met deszelfs voorburg, op de fchagerrnarkt uitkomende,  en kleefsche 'oudheden. lig de , hier nevens te voegen j om daardoor eeri Volkomen denkbeeld te geven van de Uitgeftrektheid en fterkte van dit gebouw, het welk nog hedcndaagsch, eenige geringe veranderingen uitgenomen , pronken mag met zyne oude oorfprongelyke gedaante. Hendrikhondius geeft ons eene fchone fchets van hetzelve in eoxhorns toneel van Holland, en drie nog betere aftekeningen berusten in de verzamelingen van eenige weinige beminnaren der oudheid, welken dit gehele gebouw aan alle zyden met zynen voorburg, poorten, torens, vyvets,boomgaargaarden, tuinen en beplante lanen Vertonen. De voorpoort of poort van den voorbrug die met eenen ftcvigen en zwaren ringmuur omgeven werd, was hoog en fterk, had een-ouderwetfche en üerlyke huis-gevel, en daar naast ter rechterzyde eenen ronden toren met zyne fpitfë kap ruim vyftig voeten hoog; toren en kap waren met leijen gedekt; op deze poort ftond fomtyds een voorwacht, en op dezelve plagt ook de rentmeester dezer heerlykheid zyn verblyf en comptoir te houden» Wanneer men deze poort doorging, deed zich een groot en net beplant voorplein op , aan welks einde men eenen breden vyver zag legden j welke rondsom het kasteel liep; om binnenlietzelve te komen moest men eene ftenen brug op drie bogen gemetzeld, overgaan , vervolgens kwam men langs eene ophaalbrug door eene zeer ftevigc , hoge en vierkante binnenpoort, gedekt met een vierhoekig en torenswyze opryzend dak; daar binnen gekomen, deden zich ter rechter en ter linkerzyde in ieder der vier hoekert drie geweldig fterke vierkante torens en eenen ronden, hoger dan de poort, aan.het oog op y I.. deel, ' H u<6  114 KABINET VAN NEDERLAND SC HE uit welke men door twee wyde glasvensteren met yzeren traliën digt bezet, het uitzicht had over het plein en naar de voorpoort; behalven deze twee vensteren was nog een groot dakvenster daar boven geplaatst, om van alom het veld te kunnen befchouwen, en het oog te laten wyden over een der vermakelykfte gezichten, die namentlyk der omleggende landeryen. Deze poort doorgetredeu zynde, kwam men op eene ruim bellraatte plaats, aan welker linkerzyde een gallery gebouwd ftond, waardoor men in de eigentlyke woning, vertrekken en beneden zalen van dit hoog adelyk flot binnen trad. De torens ter wederzyde der poort diep uit het water opgetrokken, waren van een verfchillend gebruik ; die aan de oostzyde ftrekte tot eene woning der bezitteren ; die aan de westzyde daarentegen, werd in drie verdiepingen onderfchciden en gebezigd toe eene vaste en veilige gevangenis voor ftraffchuldige kwaaddoenders en andere aangeklaagde perfonen, welken meer dan ccnmalen alhier in hechtenis genomen zyn, en waarvan wy hierna in het verhaal der gebeurtenisfen van dit gefticht nader moeten fpreken. De geweldige dikke muuren hebben dit beroemde flot tot op den huidigen dag doen ftand houden, want het nederwerpen der ftene poorten ; het beltraten en beplanten van het binnen plein en het bouwen van eene houten in de plaats van eene ftenen poort door willem Heer van Schagen omtrend het jaar 1668, is in genen dele aan de zwakheid van dit kasteel, maar alleen aan de verkiezing en begeerte van den toenmaligen bezitter toetefchryven. Dit adelyk huis zo beroemd door zyne aangename lusthoven en welgeregelden boomgaard, ruim  en kleefsche oudheden. iij ruim twee morgen groot, en zo vruchtbaar in alle foorten van ooft, dat men denzelven fomwylen by opentlyke verpagting tot vyf-zes-ja zevenhonderd guldens heeft verhuurd gehad, is niet minder bekend door twee porphier ftene pylaren, waarop de twee voorfte hoeken van den fchoorfteen in eene zeer grote zaal, rusten, en welken door eenen der eerfte Herèn v&nScnagett uit de puinen van het beroemd Carthago naby Tunis in Afrika op eene kruisvaard herwaards gevoerd zyn , en óndanks de eeuwen welken zy daar geftaan hebben, nog zo glad en in vollen. luister zyn, dat zy de verwondering van eenen iegelyken opwekken ; boven den fchoorfteen , die op deze prachtige pylers rust leest men op eenen langwerpigen zwarten fteen , met gulde letteren een latynsch gedigt door den groten hoogleéraar en dichter kaspar barlaeus vervaardigd, het welk de geheugenis van dezen kruistocht bewarende, woordelyk aldus luidt: Quincunque priscce bellicas Carthaginis Miraris artes, alta^Byrfce mcenia, Didonis urbem: cerne queis olim Jletit Urbs Ma fulcris; cerne quas veclas mari Libico columnas belga nojler posfidet Qucecumque eas tueris, disce cxljas principum Et fone belli £? feculo labi domos. Het welk in het Nederduitsch den volgenden zin heeft: Verwonderaars van oud KarthagSs wallen En Byrzds hoog kajleel In Didoos Hoffiadt, lang door 't Oorlogs lot vervallen, Hier ziet ge een eeuryk deel, 11 a Twet  JIÖ kabinet van nederlandsche Twee zuilen van die Stad, gevoert van 't Libifch Jlrant Door Bitavieren vlyt. Leer hier uit het verval van Huizen, Ryk, en Land Door 't Oorlogs lot cn tyd. De eerfte merkwaardige gebeurtenis op dit kasteel voorgevallen, is die van het jaar 1477, wanneer albrecht, twede Heer van Schagen, zoon van willem (natuurlyke zoon van Hertog albert van beijeren Graaf van Holland, by maria van bronkhorst) en van alyt van hodenpyl Heren jans dochter, langen tyd aan zyne halve broeders jan willem van schagen, benevens vele anderen, niet alleen het hunne onthouden maarmenigmalen zelfs geweld gepleegd hebbende , en deswegens gerechtclyk gedagvaard zynde, echter even onverzettelyk zyne handelwyze vervolgde, met de vonnisfen den fpot dreef, zich binnen zyn flot onthield en aan niemand gehoor gaf; om deze rede vergaderden de Stadhouder van Holland wolfeut van borselen, Heer van Ter Veere in Zeeland \ philip van wassenaar Heer van Voorburg; jan van kruidingen Heer van Pamelen ; en andere edelen aan het hoofd van vele gewapende burgers uit de üedenHaarlem, Delft, Leiden, Amjlerdam,Alkmaar , Hoorn en Medenblik, benevens eenige krygsbenden te Egmond en Schorel in Kennemerland by elkanderen ; vervolgens trokken zy by het naderen van den winter naar Schagen, en belegerden het flot, met dat gevolg dat albrecht, geen middel ziende om dit leger te wederftaan, zich zonder eenig geweld te verwachten aan den Stadhouder overgaf; deze liet hem naar s'Gravenhage vervoeren , waar hy in eene civiele gyzeling gezet werd,  en kleefsche oudheden. ï\f werd , tot dat hy met zyne fchuldeifchers zou zyn overeengekomen; in het volgend jaar bragt men hem op het kasteel van MedenbÜk waar hy tot aan zynen dood gebleven is, welke op Sn Barthohmeus dag 1480 voorviel, waarna zyn lyk naar Schagen gevoerd en in de kerk aldaar ter aarde befteld werd. Veertig jaren later ondernamen de gelderfche ^mse^gemeenlyk de zwarte hoop toegenaamd, met ruim drie duizend mannen, eenen tocht tegen Noordholland; om dezelven af te weeren lag de Heer floris van ysselstein in den jare 1517 onder anderen een vaandel voetknechten op het Schager flot; dit echter baatte niets; in het gezicht der bezettelingen, zonder dat dezelven eenen uitval dorften wagen, doorftrooptcn de Friezen het fchone dorp Schagen, Helden het benevens de verdere onderhorige dorpen op c-pne zware brandfehatting, met bedreiging om alle de omleggende plaatfen en ook het vlek uit te plunderen cn in kolen te leggen. Een ander treurig geval gebeurde op dit kasteel in het jaar 1534. willem wiggersz zoon van wigger hendriksz, Schepen te Barzingerhom in de heerlykheid Schagen, volgde het gevoelen der doopsgezinden, en werd in dat zelfde jaar, niet tegcnltaandc hy door jan vyfden Heer van Schagen en aafje van berkenrode langen tyd tot veel genoegen der bezitteren gebruikt was om hunne goederen te Barzingerhom te befticren, op de volgende wyze in zyn eigen huis verraden: twee bediendens van den-Heer van Schagen kwamen gelyk zulks meer^ malen gebeurd was als vrienden en bekenden ten zynent, de huisvrouw van wiggersz daarop ten huize uitgaande om voor hare gasten het een H 3 cn  Il8 kabinet van nederlandschE en ander te halen, trad de deken van Westfriesland met twee zyner dienaars by hem in; dit alles was afgefproken werk; wiggersz echter vermoedde nog geen kwaad, doordien hy niets misdreven had en ontfing hen zeer vriendelyk; doch aleer zyne vrouw naar huis kwam was hy gevangen genomen en men voerde hem naar Schagen , hoewel de Schout van Barzingerhom borg voor hem blyven wilde. Naauwlyks had hy , vruchteloos door beloften aangezocht en door folteringen geprangd om zyn geloof te verzaken , agt dagen gevangen gezeten, of hy werd in den voorhof van dit huis onthalst, tot aan zyn uit einde toe ftandvastig in zyn geloof blyvende volharden. Een ander hoewel meer gewettigd treurtoneel zag men hier negen en dertig jaren later, namentlyk in het jaar 1573 met den land kapitein michiel krok; deze man was een Hechte voorganger van moetwillige foldaten , welken tot befcherming der Noordlandfche dorpen tegen de Spanjaarden, door den Gouverneur sonoi te Egmond en elders geplaatst waren, doch overal zo vele moedwilligheden en roveryen pleegden, dat de klachten deswegens den prins willem van Oranje ter oren kwamen; deze fchrcef daarop aan sonoi en in het byzonder aan de kapiteinen, met een ernstig bevel, om voortaan eene betere en meer geftrengc krygstucht by het volk te onderhouden, om in het toekomende alle klagten en verdere onheilen voor te komen. Deze aanfehryving was echter by de meesten van weinig uitwerking , en inzonderheid by dezen hopman krok; waarom sonoi, die hem nogmaals zyne veelvuldige gepleegde moedwilligheden in fteden en dorpen waar hy gelegen had, ver-  en kleefsche oudheden. 119 verweet en tevens vergaf, hem ernstig vermaande , om dezelven voortaan te ftaken, onder bedreiging van in het tegenovergeftelde geval genoodzaakt te zullen worden daarin te moeten voorzien en hem te doen ftraffen; hy beloofde zich te zullen beteren, doch daarby bleef het; op Langendyk zich geheel onbekwaam gedronken hebbende, ontmoette hy eenen Roomfchen priester welke hy geweldadig aangrypende neus en oren af fneed, vervolgens aan de ftaart van zyn paard vastbond en eindelyk, na hem lang en ellendig te hebben voortgefleept, den degen in het hart ftiet; daarop klaagden zyn luitenant, vaandrig cn zyne andere officieren hem by s o n o r aan, betuigende onder eenen zodanigen hopman niet langer te kunnen dienen. Daarop werd krok gevangen genomen, in het flot Schagen opgefloten en zyn misdryf onderzocht. Sonoi kwam kort daarna in perfoon te Schagen,daar hy de compagnie van krok terftond eenen ronden kring liet flaan, en daar binnen tredende, maakte hy alle de fchandelyke bedry ven en de onlangs beganen moord van den kapitein bekend, tevens verklarende hem terftond in hun aller byzyh binnen dien kring en tot een voorbeeld van anderen te doen ftraffen. In zo verre echter werd dit billyk vonnis veranderd , dat hetzelve niet in hun byzyn zou gefchieden, doordien krok hun kapitein geweest was; dus werd deze bloeden roofgierige michiel krok, in den morgenftond van den 10 february in den voorhof van het huis te Schagen het hoofd afgeflagen. Maar wie fchrikt en riddert niet van vrees, die'ter dezer plaats eene pynkamer ziet,toegefteld met alle foorten van nimmer te voren uitgedachte folter tui. gen ? wiens hart bloedt niet van medelyden, en wie H 4 ont-  i2g kabinet van nederlandsche ontfteckt niet in eenen rechtvaardige toorn, die alhier eene rechtbank gefpannen ziet, van ligtgelovi-. ge, wrede en bloedgierige menfehen, by de gemeente deswegens te recht met den tytel van bloedraden benoemd; die op enkel vermoeden, door duivelfche pynigingen en uitgeperste befchuldiging van eenige landlopers en vagebonden, die zelf ter dood gedoemd, en mcnigmalen even voor den laatften fnik van hun leven, hunne afgedwon-i gene aanklagtcn op de onfchuldigcn herriepen; welgeftelde en onbefproken burgers en huislieden, tegens de voorrechten van land en ftad, op de pynbank uitrekten, en op zo velerleieen telkens herhaalde en verzwaarde ontmenschte, ja helfche pynen hunne lichamen persten, rekten, fchcurden, brandden en door rotten en torren deden knagen, zodanig, dat de een onder de handen van zynen beul dood bleef, cn een ander genoodzaakt werd, zich zei ven tegen de infpraak van zyn geweten te bcfchuldigen, om dus van deze onmenfehelyke pynen . door eenen dood die zynen fmarten deed eindigen, verlost te worden. Toen, op den 27 may des jaars 1575, gillis van barlaimont. Heer vMi Hierges en Gouverneur over Holland, Z.elandcnUtrec'ht, pp bevel van den Koning van Spanje, met eenige benden voetvolk en ruitery uit de Beverwyk naar Noordholland rukte, zonder eenig grof gefchut by zich te hebben, eenige huizen cn hutten, benevens eenen meelmolen in het dorp Schorel, uitgeplunderd en in de brand geftoken had, waarna hy in zyne vorige ftandplaats terug trok, verwekte zulks niet weinig achterdenken in den Gouverneur sonoi, als. mede in de Noordhoh landfche fteden; men vreesde namentlyk, dat de binncnlandfche vcrltandhoudjng met den vy'. . . ' " <™d5j  en kleefsche oudheden. Ï2X and, van welke men uit vele plaatfen gewag gemaakt had, maar al te waar zyn zou; men fchreef zelfs, dat zich veel vreemd volk op het platte land onthield, op hetwelk men naaüwkeurïg het oog liaan moest, doordien hetzelve zeer gemaklyk de Noordhollanders verraden en de dorpen in de asch leggen kon. Hierom zondsoNoi, den 25 may 1575, eenen brief uit Alkmaar, aan alle de Schouten van de dorpen, ten einde alle vreemdelingen aan te houden; de Schouten gehoorzaamden aan dit bevel, cn kregen binnen weinige dagen omtrend dertig perfonen binnen Alkmaar gevangen; terftond werden', om dezelven te ondervragen , eenige commisfarisfen aangefteld, welken na een fcherp onderzoek bevonden , dat de eene min de andere meerdere dievery op deze en gene plaatfen bedreven hadden; doch de commisfarisfen met deze belydenis niet vergenoegd, vriegen hun, aan welke huisluiden in 'Noordholland zy wel de meeste kennis hadden? daarop noemden zy eenen koppen kornel tsz. en nanking koppensz. , zynen zoon , beiden welgeftcldc huisluiden te Woggenom, by welken zy menigmaal vernacht en van welken zy menigmaal almoezen ontfangen hadden. Dit werende, vrieg men hun, of de twee voornoemde perfonen hen niet hadden omgekocht, :om, by aldiende vyandmogtaannaderen, eenige dorpen in den brand te ftekenV Men beloofde hun, ingcvalle van bekentenis, op vrye voeten te zullen ftellen, en agt van deze ligtgelovige zich daar mede verheugende, befchuldigden niet alleen de voornoemde twee Roomschgczinden, maar ook eenen pi eter nanninx van Bennenbroek, reinier pieters van Hoogtwoude en eenige anderen, van dit gruwzaam feit. Doch H 5 de  122 KABINET VAN NEDERLANDSCHE de valschheid dezer befchuldigingen bleek zeer duidelyk, toen zy, ten vuuregedoemd, opverfcheide dorpen verbrand werden, en aan den brandftapel de befchuldiging herriepen. Desniettegenflaande folterde men eerst, binnen Alkmaar en vervolgens op het flot te Schagen, pieter. nanninx} benevens zynen broeder klaas, als mede koppen kornelisz en deszelfs zoon nanning koppensz, met zo vele nieuwe, ongehoorde en ongeoorloofde pynigingen, dat koppen kornelisz, den 2 juny, in den namiddag, in de tegenwoordigheid van zyne ontmenschte rechters den geest gaf ,tervvyl zyn zoon nanning, door de afgrysfelykfte pynen welke men konde uitdenken en waarvan ik gruw te fpreken, gedwongen werd, iets van de befchuldigingen te bekennen, en verfcheide perfonen, die men mistrouwde, doordien zy Roomschgezind waren, als deelgenoten aan de misdaad te bcfchuldigen. Deze bcfchuldigde perfonen waren janjeroenszoonch piet er ellers, burgers uit Hoorn, en syeoüt j a n s z uit Medenblik. Na deze getuigenis werd nanning koppensz naar Hoorn gevoerd, en hoewel hy op het fchavot zyne onfchuld aan het volk open lag, werd hem echter, als een landverrader , het hart levendig uit den boezem gefneden en in het aangezicht geworpen, waarna men hem in vier Hukken kapte en dezelven aan de poorten ten toon Hak; tervvyl zyn hoofd naar Woggenom gevoerd, boven aan den kerktoren ge,hangen werd. (*) Na het gruwzaam ter dood bren. (*) Van alle deze ongehoorde wreedheden, was sonoi de voornaamfte ontwerper, en niet zo zeer, doordien Noordholland in gevaar fcheen van overftroomd te worden, dan wel  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I23 brengen van nanning koppens werd een ander perfoon, pieter ellers genaamd, van wel uit hoofde van zyn wreed en gruwzaam carafter. Hy was de oprechter van dezen verfcbrikkelyken bloedraad , welke eerst te Alkmaar, doch naderhand op het flot te Schagen vergaderde. Zyn onvergeeflyke haat tegen de Roomschgezinden, was de oorzaak van zyne fchuimende vervolgirg, en om dezelven aan dien haat opteofFeren, was'er geen beter middel uittevinden, dan hen door de landlopers die hem in handen vielen te doen befchuldigen, onder de valfche fchyn belofte van de boosdoenders zeiven te zullen vry laten; byaldien zy echter bekenden, werden zy als verraders verbrand, en bekenden zy niet voor deze vierfchaar, dan werden zy op de vreesfelykfte wyze gefolterd. Een derlandloperen, waarvan wy in onze befchryving gewag gemaakt vinden, jan driemunt genaamd en uit Hoorn geboortig, was door pyn noch beloften te bewegen om iemand te befchuldigen. Toen vond men alle ongehoorde wreedheden uit, om den ellendigen te martelen; men draaide hem de armen agterwaards uit het gelid van den fchouder, hees dezelve achter het hoofd opwaards, hing hem twee honderd ponden gewigts aan de grote tenen, en liet hem dus meer dan drie uuren lang aan eene ladder hangen. Het bange zweet, op deze wyze uit het lichaam geperst, droop van den gefolterden ellendeling op den zolder neder, en zyne ftandvastigheid bezwykende, befchuldigde hy verfcheide huisluiden. Toen men velen dezer onfchuldig befchuldigde burgers gevat had, waaronder ook die genen waren, die wy in onze befchryving hebben opgenoemd, hield men hun, de door foltering afgeperst getuigenis dier landlopers voor, welken hen dan ook, op hoop van te worden los gelaten , in het aangezicht befcbuldigden. Doch meest alle de onfchuldigen ontkenden volmondig deze gruwelen. De pynigingen die men alstoen ook aan hun te werk ftelde, om hen tot bekentenis te noodzaken, gaan alle denkbeelden te boven, en zouden geen geloof verdienen, wanneer zy niet door geloofwaardige mannen en echte verklaringen waren bewezen. De minste foltering die men hun aandeed, was uitrekken, fpannen en geesfelen met varfche berkenroeden, in het water week gemaakt. Men blakerde de lichamen van het hoofd lot aan de voetzolen met lynwaad, ten dien einde in brandewyn gedoopt en aangeftoken, tot dat zy zwart werden als kolen en de zenuwen hier en daar bloot lagen. Ook j-ebruikten men fomtyds zwavel en brandende kaarsfen, om de martelaars en-  124 KABINET VAN NEDIRLANDSCHE van Hoorn geboortig, door Schagen van Huisduinen derwaard reizende, op den 25 feptember van het gemelde jaar aldaar aangehouden en op het Schager Hot gevangen gezet, en met hem jan jeroensz, benevens twee vrouwen welken den 16 oclober daaraan volgende uit Hoorn derwaard overgebragt werden. Alvorens echter moest men aan de regeering van Hoorn beloven deze gevangenen niet te ondervragen dan in het by- onder de oxelen en voetzolen te branden. Dus gemarteld, liet men hen eenige nachten ongedekt op den bloten vloer leggen en met roeden geesfelen, om hen uit den flaap te houden. Men gaf hun pekelharing en andere zoute fpyzen tot voedzel, en weigerde hun eenen druppel dranks, hoezeer zy daarom kermden. Men groef de torren uit de aarde, plaatfle dezelven op den navel van dengemartelden, en haalden daaruit eenen angel, ter lengte van een vinger lid. Sonoi zond in perfoon de rotten over, welken eerst onder eenen ftenen ftolp en daarna onder eenen houte lade, gedekt] met eene koperen pan, op den bloten borst en buik dier ellendigen geplaatst werden, en perste de dieren door vuur, ten dien einde op de ftolp of pan gelegd, om uit benaauwdheid hun naar het hart en de ingewanden te knagen. De gaten, door het ongedierte gevreten, werden vervolgens metgloeiënde kolen weder toegcfchroeid. Ookfnerpte men de lichamen met gefmolten fpek. De mannelykheid van nanning, koppensz, werd met room befmeerd, en daarby een kalf gefield om daaraan te zuigen. Deze overmand door zo vela folteriagen, beleed eindelyk alles wat men van hem begeerde, •waarna hy het verfchrikkelyk vonnis te Hoorn onderging, waarvan wy gefproken hebben. Dit vonnis werdnietzonder tegenzin der Hoornfche regeering ter uitvoer gebragt. Hoewel men hem dronken gemaakt bad, beleed hy echter zyne onfchuld voor de menigte op het fchavot, en werd onder het verhalen van dezelve gedurig in de rede gevallen, door den predikant jurrian epeszoon, omtrend wien het volgend aanmerkelyk geval gebeurde: de veroordeeldenamentlyk daagde hem op het fchavot, binnen drie dagen, voor het jongde gericht, en de priester, waarfchynelyk belast met een kwaad geweten, ging mistroostig naar huis, enftierf binnen^ pf weinige dagen na die verfchrikkelyke dagvaarding.  en kleefsche oudheden. 125 byzyn van den Schout en twee Schepenen uit hunne ftad, maar deze beiofte werd vele dagen achter elkander door deze ontmenschte rechters verbroken, en ten laatften ging het zo verre, dat de Prins van Oranje, zich de zaak der gevangenen nader aantrekken en andere commisfarisfen benoemen moest. Intusfchen volgde de vrede van Gent, waarna men de gevangenen ingevolge het eerfte en negende artykel hunne vryheid moest vergunnen, doch dezen begeerden recht, en bleven zitten tot in het jaar 1577,wanneer Jonker artus van brederode en pelgrom van loon, benevens de fecretaris de glarges van wegens het Hof van Holland naar Schagen gezonden werden, en den gevangenen hunne vryheid andermaal aanboden. Eindelyk, nadat gemelde Heren alles onderzocht en alle de ftukken van genoemde gruwzame rechters geëischt en ook ontfangen hadden , zond men den procureur generaal benevens eenige byftanders naar Schagen , alwaar zy den 6 february aankwamen; doch 'by hunne komst vonden zy de commisfarisfen benevens gerrit hendriksz kalff, die als kastelein van het flot de gevangenen bewaard had, met de fleutels der gevangenis vertrokken, waarom zy de floten door geweld deden openbreken , en de gevangenen naar het Hof voerden, alwaar dezelven den 15 juny 1577 onderhandtasting ontflagen , en vervolgens vrygefproken werden. In den jare 1666 genoot de bezitter van dit flot gene geringe eer door een bezoek van den Keurvorst van Brandenburg en Prins willem den III; deze vorften verzeld van die van Holjlein en Jjihalt, Graaf mauritz vanNasfau, be-  125 kabinet van nederlandsche benevens de Graven van Solms, Dohna en Hoorn, de Heren van Brederods, Gent, sGrayenmoer en vele anderen, voornemens zynde om ter bezichtiging van s'lands vloot eene reis naar Texel te doen, keerden tusfchen den 15 en 16 may op dit flot in, om aldaar hun nachtverblyf te houden. Ook zyn op dit kasteel van tyd tot tyd zeer grote feesten gegeven op het huldigen, inhalen, geboorte dagen of huwelyken der hoogadelyke bezitteren van dit magtig'huis, gelyk men zulks in de geflachtregisters van gouthoe ven en van leeuwen breedvoerig kan befchreven vinden. Van de ftichting van dat huis tot op onzen tegenswoordigen tyd telt hetzelve veertien bezitters , zynde de nog levende Heer van dit kasteel theodore, Graaf van Outremont en Warfufe. het KASTEEL van MEDENBLIK In de pad van denzelfden naam. Voor de oosterpoort van de oudfte ftad in Westfriesland, Mederiblik , befchouwt men het merkwaardig en nog hedendaagsch zeer hecht overblyffel van het oudfte flot van geheel Noord"holland, eerwaardig wegens zynen ftichter , vermaard door belegeringen, en alom beroemd door zyne casteleinen uit doorluchtige Nederlandfche ftammen gefproten. De af beeldiging in de 2f5fte plaat vertoont het ons in»eene zoda*  en kleefsche oudheden. Ï27 danige gedaante gelyk het zich in den jare 1640 van den zeedyk by de haven vertoonde, met eene byzondere poort over de ftads gracht, met eene vaste brug , zynen uitgang hebbende op den zeedyk; het. legt naast een bolwerk en deszelfs gefchut beftrykt de rhede, den zeedyk en de lage daar nevens gelegen weilanden. .Nimmer heeft dit flot eenen byzonderen naam gevoerd , maar het is ten allen tyde naar de ftad, ten noordwesten van welke het gebouwd is, genoemd. Wy zullen by deze gelegenheid de oorfprong van den naam dezer ftad, over welken de vaderlandfche gefchiedfehryveren zo zeer twisten,' niet ophalen; wat de oudheid van Medenblik belangt en hoe zeer fommige fchryvers deswegen verfchild hebben, het blykt echter duidelyk uit eene lyst van de goederen der Utrechtfche kerk , ten tyde van den bisfehop odibaldus, die hungerus, den elfden bisfehop in het jaar 866 opgevolgd en in het jaar 899 geftorven is, en waarin Medenblik gelyk. ook by w. heda onder den naam van Medemelaca voorkomt, dat deze ftad, reeds voor dat diederik de eerfie het beftier dezer landen aanvaarde, is bekend geweest; maar, zegt men, uit deze lyst kan nog niet bewezen worden, dat deze plaats eene ftad geweest zy, en derhalven (welke onbeduidende gevolgtrekkingen!) is het zeer zeker een dorp geweest, want het tegengeftelde. waar zynde, zouden de fchryvers in voornoemde lyst daar zonder twyffel gewag van gemaakt hebben ; doch zy die zulks beweeren fchynen niet in het oog gehouden te hebben, dat Leiden en Duur/lede aldaar ook gene fteden genaamd worden, daar het echter genoegzaam bewezen is dat deze beide laatfte plaat-  X28 kabinet van nederlandsché plaatfen reeds langen tyd aanzienlyke fteden geweest zyn ; veel minder fchynen zy in acht genomen te hebben, dat onze voorouderen enwy nog hedendaagsch met hun, meestal de namen der fteden Leiden, Dirdrecht en anderen noemen, zonder het woord ftad daar by te voegen. Ook jonker jan va - der doüs twyffelt, tegen het algemeen gevoelen der oudfte en beste fchryvers, aan de hofhouding van den koning radboud van Friesland , adgillus zoon , ter dezer plaatfe, en wel alleen om dat hy Medenblik niet als eene ftad genoemd vindt in den giftbrief van keizer otto den II aan Graaf diederik even min als onder de kerken door willebrordus gewyd, waarop de oordeelen gefchiedkundige ft e n d r i k v a n r h yn , een man by zeer velen niet genoeg geprezen, in zyne ge^ leerde aantekeningen over deze ftad met rede vraagt:ofR adboud, hoewdMcdcnolik toenmaals al eens gene ftad mogt geweest zyn,hoewel het zelfs noch p°oorten , noch vesten, noch ftadsgerechtigheden mogt bezeten hebben, of radboud zeg ik* niet even zo wel zyn hof kon gehouden hebben in een open vlek, gelyk weleer de graven zulks deden in s€ravenhage? Emmius, eenparig voor cenen der beste FrieJ'che fchryvers gehouden, die zeer vele oude cn echte gedenkftukken ter zyner hulpe gehad heeft, getuigt volmondig, dat de toeftel tot het dopen van radboud te MedenMik gemaakt werd; dat het ook daar was, waar hy zynen voet uit de doopfonte terug getrokken heeft en aldaar geftorven is, al het welk door GISEBE r t u S gelblacensis, b e k a , meLIS sTOKE,heda cn anderen bevestigd wordt. Dit zy genoeg van de oudheid der ftad; wy keren dus weder naar het kasteel; .'waaromtrend wy  en kleefsche oudheden. 120 wy twee zaken in aanmerking moeten nemen, en wel cerftelyk, deszelfs ftichter, en ten tweden, den tyd van deszelfs opbouw. Jonker matthys van der houve beweert in zyne kronyk, dat de voornoemde Koning radbout het kasteel van Medenblik zou gefticht, en florjs de V, Graaf van Holland, in het jaar 1288, alleen de vervallen werken van het> zelve weder zou herfteld hebben; doordien hy echter niet eenen eenigen ouden fchryver noch ander bewysftuk aanhaalt, waarmede hy zyn gevoelen ftaaft, dunkt het ons, dat wy volkomen recht hebben, om niet alles voor goeden munt aantenemen, wat een fchryver, zonder zynftelfel door vroegere fchryvers te ftaven, ons als waarheid opdischt. De geloofwaardiglte en te^ vens de oudfte tydboekenvani\W«"A?»^, beweercn met den abt van st aden, dat de (lichting van dit llot deszelfs oorfprong aan den Graaf flor is den V verfchuldigd is, en wel in de jaren 1287 cn 1288, nadat hy een verdrag met de Westfriezen aangegaan, en op zekere voorwaarden tot hunnen landsheer verkoren en gehuldigd was. De verdragbrief van voornoemden Graaf zeiven, gedagtekend 'sGravenhage op St. 'Bened0us-ddg, des jaars 1288, wystdituit; en tot een nader bewys, dat floris de ftichter van dit flot geweest zy, zal het genoeg zyn de rymkronyk van melis stoke in te zien, waarin onder anderen, in het IV boek, hec 524^ vers, omtrend het leven van dien Graaf het volgende gemeld ftaat: $u #n De Dseftn fo bcjre tornen* ©at n moften an haren Dart êiueöen enen nitoen fanc / I. deel. I ®f  130 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ©e fi met herten nfet ghtren: £i moetien hutten enDe jtoecen ©en $rabe/ enöe on&er.üantch toefen. Sjoe Dat fi boet ftooeccn fn Defen/ &i c^afient te haten [achter gjoot. ©aar menfeh man om bleef boot: 31 ght noch hfer na futt horen, ïfltacr hier gaet ene tule bocen @an anDcen Dfn/gen/ toat ghefdebe 3JnDen lanöe onöet Die IfeDe. ©en «i^abe bochte goet Doe toefen / Dat hi maken dede na öcfen / Ts Medemelc een calïecl, ©aer ht' meDe al gheheel 301 ©cfi ©deviant fiöet Dtoanc. Zelfs voegt de geloofwaardige kronykfehryver daarby, dat de Graaf zich zo lang by Medenblik ophield, tot dat het flot in eenen weerbaren ftaat gebragt, en bekwaam gemaakt was, om eene behoorlyke bezetting te kunnen innemen; men hore zyne eigen woorden vers 542: $f gaottDe heet / eet ftt fanc / €noe boet liggh;n op jöelarDe/ ©at toap/ afó Ic fgghen hot De ©:t ht De felle ©tfefen ontfach; «enDe lagher al:"o notghen Dach/ ©at Oc batch tossf bolaiaect/ €nDe bafï enDe toelgheraect/ <£nbe; feec fcone enDe fiatc. Eenige weinige jaren later, werd de viérfchaar van het ooster bailluwfchap van Westfriesland, be-  en kleefsche oudheden. i$t bevattende Drechterland en het Overleker- of Hoog' wonder ambacht, of de vier Noorder koggen te famen, te Medenblik ingeffceld, en niet alleen het dykgraaffchap over gemelde plaatfen, maar ook het castelemfchap van dien burg daarby gevoegd; deze bediening nu was zo wel een eerampt als een ampt van voordeel, eh aan hetzelve was een uitgeftrekt gezag verknocht, waarom het ook door de aanzienlykfte mannen van ons vaderland gezogt en bekleed werd. De eerfte Heer met dit eerampt begiftigd, was hugo van assen* Delft, die het in den jare 1288 verkreeg, en de laatfte of negende dezer casteleinen en dykgravcn was daniel van kralingen, welke het in den jare 1413 bediende. Na den dood van dezen laatften, werd deze bediening gefcheiden van het bailluwfchap, en de Heer ridder dirk van zanthorst werd in het jaar 1430, en philip banjaert, fchildknaap, in het jaar 1446, alleen als dykgraaf en castelein verkoren. Maar, in het jaar 1503, werd ook het dykgraaffchap van het castelemfchap afgefcheiden, en de eerfte bediening naar Enkhuizen overgebragt, zynde 'er naderhand nog vier casteleinen alleen verkoren, onder welken dirk sonoi, in het jaar 1673, de laatfte geweest is. Dit flot heeft zynen hoge en fterke torens, zyne Hevige ringmuuren dubbeld nodig gehéld. Het heeft menigen aanval en menigen vyandelyken ftorm moeten verduuren. In het jaar 1296 fteeg de eerfte oorlogsvlam alhier op. Wil l e m van mechelen, een-en-veertigfte bisfehop van Utrecht, nam de afwezigheid waar van Graaf jan den eerften, toenmaals in Engeland zynde en zoon van den vermaarden Graaf floris den V< I 3 De  132 KABINET VAN NEDERLANDSCHE De bisfehop ruide de Westfriezen op, om het Hollandsch juk van hunne fchouderen te werpen en hunne oude vryheid weder te hernemen; zyne ftaatzuchtige pogingen, waren van een goed gevolg, by menfchenx, die reeds federt lang naar eene verandering van regeeringsform gereikhalst hadden, eerlang namen zy de wapenen op, en nadat zy de fterke burgten Weidenesfe en Enigenburg ingenomen en verwoest hadden, rukten zy verder naar Medenblik, welke ftad in te nemen, vooral door hare legging in de nabyheid, voor hun van zeer groot belang was. Met den eerften aanval drongen zy dsar binnen en ftaken de ftad in den brand. De Hollandfche bezettingen echter, onder hunnen hoofdman flo ris van Egmond, weken op het flot, cn verdedigden het. zelve zo manmoedig tegen de herhaalde beftormingen der oproerige Friezen, dat dezelven telkens met bebloede koppen moesten terug deinzen. Doch bericht bekomen hebbende, dat het kasteel Hechts eenen geringen voorraad koorns overig had, namen zy het befluit, om de bezetting uit te hongeren en dus tot de overgave te dwingen. Hunne onderneming was ook byna ten vollen gedaagd; maar Graaf jan van Avennes, welke de regeering over Holland, geduurende de afwezigheid van zynen neef Graaf jan den eerflen, op zich genomen had, deed de Vlamingers het b:leg der ftad Middelburg, 'vaZeeland, opbreken, rukte met een fterk leger, in twee kolommen verdeeld, 'mWestfrieüand, terwyl de Heer van Arkel met de eene kolom Enkhuizen vermeesterde, met de anderen naar Medenblik voorttrok, en door in zynen weg alles te pionderen en te branden, den vyand een onbefchryffelyk nadeel toebragt. De castelein op het flot van Medenblik de  en kleefsche oudheden. I33 de ontftokene vlam ziende opgaan, zag nu duidelyk, dat de aannadcrende hulpbenden niet verre waren; hy werd de angstvalligheid der oproerige belegeraars gewaar, en had dus zeer weinig moeite, om de zynen tot eenen andermah'gen mannelyken uitval aantemoedigen. Hy deed de poorten openen, ftortte met zyne onderhorige manfchappen op de wankelmoedige Westfriezen, en wel met zo veel beleids en dapperheid, dat de belegeraars, met achterlating van vele doden, gevangenen, hunne krygsvoorraad en mondbehoeften, het beleg, op eene fchandelyke wyze, moesten opbreken. Kort daarna kwam Graaf jan van Avennes te Medenblik, enverfterktegrotelyks de bezetting; gelyk de gefchiedkundige fchryvers melis stoke, p. scriverius, winsemius, schotanus en anderen zulks getuigen; luidende de eige woorden van den geloofwaardigften kronykfehryver, in het leven van Graaf jan den eerflen, in het V boek zyner rymkronyk, vers 621, aldus; boeren/1\$ be niet en baect föe JöeDemtlc inbe poort/ <6oöe bebbenfe aite mael te floret ©an enen enbe toten anbeten: &a bat (I brtlifien mochten toanberen Omme be horeft ftaet entore/ Ce fiene/ toaer fi cranrt tcare. floret / feeren IBoutcrji jone ©ut fócnemae riant; usag be gone/ ©je bat bup0 fn feocben nam, %\ tsaren be ©rfefen gjamr M gaf bet omme nia een foo / %\ b3£? ice tbemer.i.tt fo/ I 3 *o  134 KABINET VAN NEDERLANDSCHE &o roat fi fïotmDen/ ttoaji bedoren, ©as bisteen ü Date Ifgghen boren <©m te bctfpngeren / öfer boten toeren; ©at ft niet mochten ontbaren. cn wat verder: vs. 735. ©e <6?abe ban féenegoutoen/ ©e ppnDe hem met goebcr troutoen «©mtfjupj! tontfetteue te ,!&eDemle&e/ ©ejs hi taille haDoe fc&erlifte. DeDe Dat men moefcte prifenj i©ant hi recht fn alre totfen ©aar om pen£De met fiere herten; €nbe hgn ontfatfi gfjene fmeEte ©e hem Daar of comen moehtc. ÏDant cechteboert hi Doe öoeftte '(Chuöjs tontfettcne/ atëht öebc voorts nog lager: vs. 764 enz. 0a hoert / toat '^jaben liebe torc;hten} §>i Bhtnghen toe met 020:20 ghete €nDe bionncn hem of De ©ere jaet crachte/ enDe floegen Doot een Deel/ <£nbe bernDen torp al gheheet. ©oe fi op 't fêuuji faghen Den brant/ fitepen f! luDe alte (jont: <0oD Danc! onji comt nu f?oetï/ Wt lullen t'abont fpn berloefï, 'eneindelyk: vs. 787. Ccerft bat De jaarfcalc rjuam ant lant/ piepen be «napen altehant/ ©anbenöufe onbet be Briefen/ ©i  en kleefsche oudheden. I35 ©e bat fpel moffrn ncrliefen: Want (5 benen flansen fcuben UUJt±' in H'atcrlant . JlANSDORR in Waterlant iojf.   en kleefsche oudheden. ió*7 woners. van Randsdorp eenen toren aan de kerk wilden bouwen, zy zouden mogen palen op het land en erf van voornoemden burger. Dezelfde brief dient ook ten bewyze dat de hier verbeelde en voor het grootfte gedeelte ingeftorte kerk reeds voor het jaar 1502' in wezen moet geweest zyn , hoewel het jaar in het welke dezelve ge. fticht werd, door gebrek van aangetekend te zyn, mede onbekend is; dit ondertusfchen is zeker, dat de pastory weleer in tweën gedeeld was, en beide de gedeeltens begeven werden dooide Graven, terwyl de bevestiging aan den aartsdiaken van Utrecht ftond; ieder gedeelte, de lasten daar onder begrepen, bragt jaarlyksch vyftig Rynfche guldens op, ook had ieder gedeelte agttien deimien (*) , welken zes guldens waardig waren, terwyl het ampt van koster, ook door de Graven begeven wordende, zeven Rhynfe guldens jaarlyksch opbragt. Na dat de Hervormde Godsdienst in deze landen de heerfchende gewor den was, is de gemeente van Randsdorp gevoegd by die van Holifiootèn Zuiderdorp, en heeft tot haren eerften leeraar gehad hendrik spud a e u s, welke in de maand november van het jaar 1583 als proponent aldaar beroepen is. De kerk van Randsdorp leed in het jaar 1422 door eenen onverwachten brand, door den blikfem veroorzaakt, geen gering nadeel. Om dezeiven weder te herbouwen, verleende fredrik van elankenheim, 51^ Bisfehop van Utrecht, veertig jarige aflaten aan alle die genen, welken deze kerk in procesfie zouden willen bezoeken, om dezelve in het geleden ongeluk by te ftaan. Toen in het jaar 1500 het dak- (*) Iets-meer dan 12 morgen. La ■  IÖ8 kabinet van nederlandsCHE dakwerk en de balken, allen voor het grootfte gedeelte vergaan en verrot, moesten herfteld worden, deed nicolaas de nova terra Bisfehop van Haarlem, het zelfde. Alle deze brieven, benevens zeer vele handvesten, keuren, en voorrechten van Waterland, hoewel zeer bedorven, en meest allen onleesbaar, be. rusten in een kistje by eikanderen in den toren van dit dorp, en van dezelven is op den 3 en 4 april des jaars 1663 een register opgefteld, door zes gevolmagtigden uit de zes gemeene dorpen van Waterland. Uit deze oude gefchriften blykt nog verder, dat voor den tyd der ftichting van de hier afgebeelde kerk, in dit dorp eene andere kerk geftaan heeft, welke veel groter, met riet gedekt was, en het geheelc kerkhof befloeg, doch door eenen feilen ftorm omverre gewaaid, langen tyd onopgemaakt is blyven leggen; ook"het choor van dit Godshuis trof een zelfde lot; de kerk echter bleef nog in ftand tot in de maand may des jaars r;i8, wanneer na een naauwkeu. rig onderzoek van ervaren bouwkundigen, en op derzelver waarfchuwing, dat dit zwaar gebouw door deszelfs verouderd overwicht endrukkenden last van boven, gevaar liep om eensflags, en binnen weinig tyds in te ftorten, de openbare Godsdienstoefening naar het raadhuis van dit dorp overgebragt, en het Godshuis afgebroken werd, in welker plaats men vervolgens in hetjaar 1719 de fundamenten tot eene nieuwe kerk gelegd heeft, welke in het volgend jaar 1720 voltooid, en den 26 may daar aan volgende door twee kerkredenen, als eenen door den predikant dezes dorps isaac emaus ten burg, en eene andere door den predikant van Amjlerdam johannes d'outrein ingewyd werd»  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 1ÖO werd. Voor het overige ftaat deze nieuwe kerk geheel op nieuwe grondvesten, en tegen den toren aangebouwd, dewyl tusfchen vorige hier verbeelde kerk cn den toren eene grote tusfchenruimte open gebleven was. De benaming van dit dorp komt-op vcelerhande wyze in oude boeken, handvesten en landkaarten voor. De handvesten der Graven en Heren van Waterland, noemen hetzelve meestal Rensdorp, en fomwylen ook Randorp, gelyk het dan onder dien naam ook voorkomt in de aantekeningen , achter de gefchrevene handvesten van Waterland, luidende: tot Randorp, in den toren beftoten zyn deze navolgende handvesten, Hertog Philippus Handvesten, met Hertog Aalbrechts Handvesten daar inne beftoten, roerende van wind vry voor Rendorp en Sun der dorp. Sommige fchryvers beweeren, dat dit dorp zynen naam ontleend heeft, van deszelfs uiterfte legging aan de lage landen, en als aan den rand der grasvelden of tegen het bosch. Menigmalen ook komt dit dorp voor, onder de benamingen van Raardorp of Raarop, doordien het in gene moerasfen of bosfchen, maar in eenen grazigen en zuivel vollen oord gelegen is. Als Raardorp komt het voor, in eene zeer oude en naauwkeurig getekende kaart, berustende onder den edelen groot achtbaren Heer joanv andepoll, Burgemeester der ftad Amfterdam, waarop mede te vinden is de ftad Amfterdam, met hare omleggende landen, voor de eerfte uitlegging der ftad; en in een handfehrift der Utrechtfche kerk en in de wandeling wordt het Raarop, by verkorting voor Raardorp, genoemd. Volgens het zogenaamd redres of herftelling van het jaar 1632, ftaat dit dorp in de jaarlyk. L 5 fche  IfO KABINET VAN NEDERLANDSCHE fche verponding over alle huizen, landeryen cis onroerende goederen, binnen de fteden en ten platten lande van Westfriesland gelegen, gefchat op 2805 guldens 3 ftuivers- het bevat 241 huizen, 1238 morgen en 107 roeden. (*) Wat de huizen aanbelangt, dezelven ftaan aldaar meest rondsom de kerk, en meest allen zyn dezelven met eene middelmatige floot omgeven; en boven Vele andere dorpen, in de lengte bebouwd zynde, ontfangt dit dorp genen geringen luister," door de byna in eenen kring getimmerde gebouwen; daarenboven brengt het niet weinig levendigheid by, die echter weleer merkelyk groter was, en voornamentlyk in het laatst der zestiende en het begin der zeventiende eeuw, gelyk zulks blykt uit de certificatie (dus luidt het oorfpronglyk handfchrift, nog in den Randsdorper toren bewaard wordende, letterlyk) Gepasfeerd tot Ransdorp, op den 10 maart 1624, dat 'er een Brouwerye tol Rans dorp is geweest, en yerfcheide Bierfchoi/ers, Ko. renkopers, daartoe Korenmeters, Bakkers van allerley brood, ook Vlecschhouwers tot elx geryf, en dat zy niet verkofn konden, dat wier de gezouten in tonnen , daartoe ook gezwore Zouters waren, mede kra^ mers van alle kramerye, Lakenkopers van linde ende •wolle, ook die zyde en fluweel verkochten, Smits, Slotemakers, Metzelaars, Wevers, Barbiers ende allerly andere ambachtslieden en neer in ge, die zy exerceerden, zonder eenige verhinderinge. Thans be- (*) Volgens eene naauwkeurige opgave bevat Randsdorp niet meer dan 1763 debuten of 11 75 morgen, 200 roeden, het welk ongetwyfFeld de begroting zyn zal, volgens welke •deze ban in het opbrengen der dyklasten is aangefiagen. Men bragt in hetjaar 1632, 2^1, en in hetjaar 1732, 281 huizen en 1 molen in de lasten der verponding. In het jaar 1749 telde men daar 1 huis minder.  EN kEÈEFSCHE OUDHEDEN. 17I beftaat de voornaamfte kostwinning dezer dorpen lingen, in het houden van melkkóeijen, en het ter markt komen met boter, kaas en melk, doordien de weilanden alhier boven maten zuivelryk cn vruchtbaar zyn. De voortreffelyke voorrechten, waarmede dit dorp van tyd tot tyd, door de Graven en Heren van"Waterland, befchonken is, hebben niet weinig tot deszelfs bloeijenden welvaart bygedragen; als daar zyn de Vryheid van alle vogelvangery, visfehery, fl ui-zen- en wind, door den Hertog albrecht van Bei/eren gegeven, en bevestigd in 's Gravcnhage, in de jaren 1391, op den 16 augustus, en 1393, op deii 27 may.; Dit recht van vrye wind, gebruiken dc'Waterlanders nog hedendaagsch, zonder eenige de minfte bepaling, als mede dat van den yk der maten en tappers kannen, ook dat van den tienden fchoof, ingevolge de uitipraak van den hogen Raad, op den 6 november 1595, en van den Hove van Holland, op den laatften july van het jaar 1602, berustende op voornoemde plaats zo wel de voorrechtsbrievcn, als de ftukken en bcwyzen der procesfen, deswegens gevoerd; bene* vens het daarop gevolgd verdrag oVer den yk, tusfchen Waterland en de ftad Monnikendam gebruikelyk, getroffen en gedagtekend den 16 november 1596. Doch genoeg van de voorrechten van Ransdorp ; laat ons nu ook den luister, het fleraad cn de eer van dit dorp een weinig vannaby bcichouwen; zy beftaan voornamentlyk in de voorzitting en eerfte ftem in de vergaderingen der zes Waterlandfche dorpen, wegens zaken, de dorpen in het gemeen betreffende; reeds van oude tyden af moest zelfs de Bailluw van Waterland, by het aan-  17* KABINET VAN NEDERLANÖSCHE aanvaarden van zyn ampt, den eed afleggen in handen van Burgemeesteren der zes gemeene Waterlandfche dorpen, wordende als nog twee affchriften van eenen zodanigen eed te Ransdorp bewaard; zynde de eene eed gedaan door jan cornelisz, op den 9 january 1595, en den anderen door dirk symonsz, op den 15 augustus 1623. Een ander aloud recht genoot dit dorp, door de verkiezing van eenen Schout by Burgemeesteren en Vroedfchappen, waarna de vereischte eed, by den Bailluw van Waterland, hem werd afgenomen, en ter gemelde plaats berusten nog hedendaagsch deswegens zeer vele getuigfchriften en actens, meestal gedagtekend in en omtrend het jaar 1637. De verkiezing van Schepenen is, by eenen handvestbrief van Hertog albert vanBeiferen, gegeven in 'j Gravenhage, op St. Pietersdag ad Cathcdram, van den jare 1387, naar den loop van den Hove van Holland, gefield aan den Bailluw van Waterland in der tyd, luidende het eerfte artykei dezer handveste aldus: Item in den, eerften, dat onze Balfomv van Waterland, die nu is of namaals wezen zal, Schepenen kiezen zal, in elk dorp alzoo veel als 't costuimelyk is. En wanneer ? Maiën dag ofte agt dagen voor en na, en dat wel van de vroedfte en redelykfte knapen, diegegoedt zyn tot drie hondert ponden toe , en daarenboven , al zoo verre als zy daar zyn; zullende dezelve een jaar Schepen wezen ende niet langer, en mogende ook niemand der andere nader bevrint zyn, dan regte agter zusters kinderen. De handvest van Hertog willem van Beiferen, van den 10 december 1417, die van zynen vader willende bevestigen, houdt in, dat der Schepenen vierfchaar op Maidag of agt dagen daarvoor zal gefchieden, en de Sche- pe-  en kleefsche oudheden. 1/3 penen gegoed zullen moeten zyn tot twee honderd ponden toe. Deze manier van verkiezing is in later tyd, door den Hertog jan van Beijeren, by opene brieven gegeven in ''s Gravenhage, op den 10 van louwmaand des jaars 1420, opnieuw bevestigd geworden, en wel onder deze voorwaarde: dat niemand tot Schepen verkiesbaar zyn zou, die niet alvorens twee jaren buurman (*) geweest en gegoed ware tot vyf oneen en daarenboven; waarby nog uitdrukkelyk gelast wordt, dat Schepenen zouden moeten verkoren worden op May-avond, voor den tyd van een jaar en langer niet. Bovendien heeft Ransdorp het recht, van lyfftraffelyke misdaden te mogen vonnisfen, en recht te oeffenen aan alle misdadigen, ten overftaan en by vonnisfe van den Bailluw van Waterland. Deze houdt gewoonlyk,gelyk de andere Schouten der Waterlandfche dorpen, zyn verblyf te Monnikendam, daartoe genoodzaakt zynde door eenen keurbrief van welgemelden Hertog jan van Beijeren, luidende: dat elke Schout van Waterland, over allen in allen dorpen, te regt moet zitten voormiddag, by 't klimmen der zonne, van alle dagelykfche zaken, uilgenomen van vrede te maken. Hoe verre Ransdorp reeds, op het einde der veertiende eeuw, in vermogen cn aanzien geklommen was, kan men afleiden, uit de ftichting of den aanleg van het thans beroemd dorp Durkerdam, daar terplaatfe, welke men weleer gewoon (*} Buurmannen of ook Buuren noemde men oudtyds Landzaten, ten platten lande wonende, welke het recht hadden om met Schout en azing te regt te zitten, als mede om op de gemeene werven hunne buurftem te geven, mits dat zy ook fchot en bottingen betaalden, en dus noch Ridders noch Schildknapen waien.  174 kabinet van nederlandsche woon was 't T-oort en T-doren te noemen, en wel aan den uithoek van Waterlanden den Tflroom; deze aanleg was eene hoge noodzakelykheid *, veroorzaakt uit eene doorbraak in den dyk, en om welken te herftellen, de ingezetenen van die buurt onmagtig waren; de bewoners van Schel. Imgwomv en Ransdorp kwamen haar dus te hulp, floegen eenen dam over het water, hetwelk uit het T, door hare buurt tot in Waterland liep, cn waardoor zy dan ook, in vervolg van tyd , het woordje dam achter haren voormaligen naam voerende, T-oostdam, T-doomikkerdam, cn hedeudaagsch, of om de ligtheid der uitfpraak, of uit langzame verbastering, Durkerdam genoemd werd. Be rechtbank van dit dorp wordt, by afwisfeling, te Ransdorp en Scheltingwouw gehouden, waarom Durkerdam ook zvne'Schepenen in die rechtbanken houdt, maar zelf geene rechtbank heeft. De aanmerkelyke zaken te Ransdorp voorgevallen , zyn niet velen. p. opmeer, zyn Hol. landsch martelaarsboek willende vergroten, verhaalt in het twede deel van dat werk, het ophangen van eenen Spaanfchcn foldaat, door de krygsbenden van den Prins van Oranje, en plaatst den opgehangenen onder het groot getal zyner martelaren. Zie hier zyne eigen woorden: „ Omtrent deezen tyd ook (te midden van „ november 1573) fchryft hy, werd engel. „ bregt ter hoog, door eene vrouw be„ klapt,omtrent Alkmaar, van gelyken in dege,, yankenis gefmeten. Deze werd des te meer „ gehaat van den overftcn der ftad, wigbold „de fries, om dat hy gediend had onder „ karel van brimen, Grave van Megen, „ wanneer die de factie van Br ederode vervolgde, „ cn  en kleefsche oudheden. i/5 ,J en om dat hy de vergulde en zilvere vaten, ,J (hy was federt lekebroeder geworden in het i klooster van St. Franciscus buiten Alkmaar,) 5, cn kelken der kerk , die in zyne bewaringe ?, waren, niet en wilde ontdekken. Om deze reden, niet om zyn geloof, derhalven hebben „ zy hem wred-^yk gepynigt en ongehoorde tor„ mcnten aangedaan; want, op dat ik zwyge 5, het branden van zyne handen en voeten, het ingieten van hete pis in zyn keel, en geesfe„ len, zo word gezegt (maar van wien?) dat „ zy brandende olie lieten druipen op de won- den zyner rug en onder de planten zyner voe„ ten. Op het uitgaan van november werd hy, ,, zeer ongedaan en mager wegens de lange ge„ vankenis, door den hopman lïevedekrot „ van gent naar Ransdorp gevoerd, en aldaar „ aan een hogen (NB) eikenboom opgehangen." In het volgend jaar, zynde 1573, deden de Spanjaarden eenen geweldigen aanval op Waterland, en bemagtigden, ondanks de dapperen tegenweer van den gouverneur dirk sonoi, verfcheiden dorpen, hoewel, benevens Durkerdam en Schellïngwomv met hare fchans, ook Ransdorp, door den kloekmoedigen tegenftand, toenmaals behouden werd; doch het baatte weinig, nadien de Graaf van bossu, in de maand feptember, met eene kloeke 00 -1 'gs vloot van Amfier dam gelievend, den Waten/.ndfchen dyk veroverde , Schellingwoww en hare fchans, Ransdorp , Zuiderwoude, Broek, Zunderdorp, Landsmeer en andere omleggende plaatfen door uitgezonden benden deed in de vlammen zetten, waardoor de bewoners een onuitfprekelyk nadeel leden, wordende van alle hunne roerende goederen en yan hunne woningen en vee beroofd, het welk te  1^6 kabinet van neder la ndsche te vervoeren hun wel geftrengelyk verboden was door de hoplieden , en voornamentlyk dooiden hopman broekhuzen den zwager van dieder ik sonoi, waardoor zy zich dan niet weinig den haat aller opgezetenen op den hals haalden. De-Sterf heer over geheel Waterland, en dus ook over Randsdorp als een der zes hoofddorpen is tegenwoordig de Heer cornelis winke s, cn de Bailluw over geheel Waterland de Heer christiaan everhard w e i t s. het DORP PETTEN. in noordholland. Petten , een zeer beroemd dorp in Noordholland, aan de noord - zee, op de zandduinen, tusfchen Kalantsoog en Kamp gelegen, heeft ten zuiden het zogenaamd Hontsbosch, ten westen de zee, ten noorden het vlakke ftrand, en ten oosten de Zyp. Hcdendaagsch verdeelt men dit dorp in Petten, en den Hazen-polder o£ nieuw Petten, alwaar het gemene - lands huis is, en waar in den jare 1708 reeds agt-en-veertig huizen ftonden. In oud Petten ftonden toenmaals een honderd zesen-dertig woningen, welker getal federt dien tyd nog toegenomen is. Petten maakt met Nolmerban eene aanzienlyke heerlykheid uit, thans in eigendom toebehorende aan de vryvrouwe f. j. bur-  Petten. «%. S.PAVTCRjLS by Alkmaar.   en kleefsche oudheden- 177 burmanus Douariere van jonkheer jacob van foreest. Ingevolge den verdragbrief, in het jaar 1063 opgericht l tusfchen Bisfehop wiuemJct XXI van Utrecht, enden Abt regt meertus van Epternach , over eenige kerken in Holland, welken volgens de inftelling van den geloofsverkondiger wtllebrordus door de Utrechtfche kerk en de Abtdy van Epternach in het gemeen bezeten werden; als mede uit den giftbrief van Keizer he.nd rik den vierden, in het jaar 1064 gegeven. blykt het zeer duidelyk dat Petten eene moederkerk geweest is', onder welke verfcheidene kapellen behoorden, en toenmaals Pet hem en Pathem genoemd werd, gelyk zulks ten vollen bevestigd wordt door het register of den blaffert van St. Martens goederen te Utrecht, door heda te boek gefield, en verder aangetekend in de kaarten van den Heer alting in zyne Notit. German. Itifer. antiq. pag.ll. tab. V, VI, VII. Van het alleroudfle dorp Petten, heeft men gene fchets kunnen opfporen, en dus hebben wy ons met eene afbeelding van latere dagen moeten vergenoegen, hoewel ook hedendaagsch van dit dorp niets is overgebleven, zynde alle de gebouwen door de woedende golven vernield en weggefpoeld. De Heer rademaker heeft ons het dorp dus in die gedaante afgebeeld, in welke het zich in het jaar 1609 vertoonde , als wanneer de kerktoren zyne fpits of kap reeds verloren had. Ondertusfchen heeft jan klaassen viss c h e r eene fraaije prent uitgegeven, vervaardigd in eenen tyd waarin het dorp in vollen bloei was; waarin de kap des torens ongefchohden te I. deel. M zien  1^8 KAB.INET VAN NEDERLANDSCHE zien is, benevens het aanzienelyk gasthuis , voor zwakke of behoeftige ingezetenen. Het eerfte Petten werd byna geheel vernield in den jare 1421 op den 21 van november, wanneer de zee door een verfchrikkelyk onweder en eenen woedenden ftorm zo hoog zwol,dat voornamentlyk geheel Holland aan alle zyden onder water gezet, Dordrecht van het vaste land afgefcheurd, en twee-enzeventig aanzienlyke dorpen met hunne kerken verzwolgen werden ; de dyk by dit zeedorp fcheurde van een, en niet alleen de gemeene huizen, maar ook de kerk en toren, werwaards ruim vier honderd dorpelingen in die akelige omHandigheid eene veilige fchuilplaats zochten,doordien dezelven op den dyk gebouwd waren, werden neder gerukt. Alle de vluchtelingen werden onder de puinen verbryzeld ; vonden vervolgens hun graf in de golven, en het geen dit ysfelyk toneel nog vrcesfelyker maakte, was het gegil en gejammer der ongelukkige en hopeloze drenkelingen, in het holst van den middernacht, het tydftip waarin deze allesvernielende vloed op het verfchrikkelykst woedde. Deze Elifabeths vloed was een der allerfelften, waardoor Holland ooit bezocht werd; doch na dat het water weder gevallen, en de gaten weder geflopt waren, begon men eenige roeden verder landwaards in, verfcheiden visfehers hutten en huizen op te flaan, waarby in vervolg van tyd het kerkje, ons hier afgebeeld, gebouwd werd. Dit Godshuis in het jaar 1701 wegens deszelfs bouwvalligheid afgebroken zynde, bouwde men het jaar daar aan volgende de tegenwoordige kerk, welke voor negen duizend guldens aanbefteed, in het jaar 1704 voitimmerd, enden 17 augustus van het gemelde jaar door den kerkleeraar WXN-  en kleefsche oudheden. i?9 wynkoop met ecnc toepasfelyke leerrede inge- wvd werd. ::■ Na de hervorming van den Godsdienst 111 Noordholland, werd hier in het jaar 15/7 als eerfte predikant beroepen aggtsus gillert; in den jare 1015 ten tyde van den ieeraar a mbrosius johannis werd de kerk van Petten met die van Kalantsoog veyeenigd, en vyf jaren daarna weder'van dezelve afgefcheiden; ledert welken tyd zy op zich zelve gebleven is, en behoort onder de eerfte clasfe van Alkmaar, beftaande uit vyftig predikanten, die zesmalen W het jaar binnen die ftad te famen komen en vergadering houden. ; Buiten de voorgemelde doorbraak is Petten M(l vele andere overftromingen der zee ten prooi geweest, welken dit dorp zelf, en het zogenaamd Hondsbosch daar naast en in deze heerlykheid gelegen , zwaar geteisterd hebben, het welk door den fchranderen Italiaan lodewyk guicc 1 a r d y n . op de volgende wyze befchreven is: „ En aangezien de nature opgehouden heeft de ' zandbergen of duinen, die van deze zyde Hol„ land wonderlyk befchermen , voorts op te werpen, zo heeft men hier begonnen te mai ken een overgroot Dykhoofi, eigentlyk genaamt L het Hondsbosch, ende, om den afgang der nature te helpen, hebben de landlieden dit zeer '1 konftelyk met hout bezet ende gebouwt om' trent twee honderd gemeene fchreden verre, \ ftrekkende naar het dorp van Kamp. Dit hoofd ' met zyne dykagic wordt zo noodzakelyk en ' geweldig gehouden, dat, indien het by geval ' of zceflorm inbrak, het meeste gedeelte van Holland verdrinken zoude. Dcrhalven ziet M 2 „ men  l8o kab[net van nederlandsche „ man het landvolk dagelyks met grote naarftig„ heid en kosten deze dykagie onderhouden en „ bewaren." In de befchryving van ons gemeenebest door jan francois petit vindt men eenefchets van dit Hondsbosch in het koper gegraveerd , uit welke de befchouwer een genoegzaam denkbeeld vormen kan van de gefteldheid dezer beroemde en ftarke bedyking, welke zich van het dorp Pelten langs het ftrand tot verre in en achter de duinen uitftrekt, en famengefteld is uit drie verfcheidene reyen diep ingeheide eiken palen aan elkander verbonden; tusfchen dezelven leggen vele zware kei-flenen nedergeworpen, en achter dit werk legt de dyk, gemeenlyk de Waker genaamd, wordende alles nog fterker gemaakt door verfcheiden diep uitgegraven flukkeu lands , altoos vol water liaande en den dyk aan de onderzyde onderfteunende; zo dat het H>ndsbosch byna op dezelfde wyze als het uiteinde van den zeedyk aan den Helder tegen het nieuwe diep aan beheid en gevestigd is. : Aan dezen Wakerdyk grenst, ten zuiden van den eerstgemelden, de Dromerdyk; ten noordoosten is dezelve aan den Zypdyk en de oude Hondsbosfcher vaart gehecht, waarop de Petten'polder en Harringer ban volgen, en eindelyk de Slaperdyk. Deze, 307 roeden lang, werd aangelegd in het jaar 1526, aan den Zypdyk; hy eindigt in de binnenduinen aan Harringen, digt by Groet, en werd, in het jaar 1604., nog zes voeten verhoogd, en tot aan Schorrelduin, zynde 58 roeden verlangd. Het Hondsbosch, in den jare 1537, door ds twee gezworen landmeeters, jan  EN kleefsche oudheden. Iöl jan corvet en den Heemraad van Winkel, willem nannings, gemeten zynde, werd bevonden elfhonderd roeden lang te zyn. Andermaal werd Petten, aan het Hondsbosch % door eenen hogen watervloed, geteisterd, in hetjaar 1470, op Allerheiligen dag, des avonds tusfchen agt en negen uuren, als wanneer door eenen zwaren ftorm, de zeeóenHondsbosfiherdyk overftroomde, en de binnenlanden verzwolg.. Verfchrikkclyker nogthans was de Allerheiligen vloed van hetjaar 1570 voor dit dorp; eene gehele buurt hulzen, tot aan de bekende herberg het Moriaanshoofd, werd ter neder geworpen; de zee verwoestte en Hoopte het Hondsbosch, tot op drie onderfcheidene plaatfen, en de gehele hoek van Noordholland ware verloren geweest, zoniet de Slaperdyk, alleen tot eenen toeverlaat in den uiteriten nood gelegd, de golven gekeerd had. In 't begin van het jaar 1575, brak het Hondsbosch door, hoewel met mindere fchade, doordien men terftond met palen, varfche aarde en andere zaken de ingebroken gaten gelukkig • dempte. Deze geftadige rampen gaven eindelyk aanleiding tot eenen nieuwen en meer vasten kleidyk voor het Hondsbosch. Men noemde hem de Waker, en met denzelven aanteleggcn, werd eenen aanvang gemaakt in het jaar 1624; het gevolg echter leerde, dat ook deze dyk niet beftand was tegens het woeden der zee; want een ftorm uit het noord westen, op den 7 maart des j aars 16 2 5, op eene vcrfchrikkelyke wyze den gehelen dag gewoed hebbende, rees het water den daaraan volgenden dag, met de fpringvlced der nieuwe maan, tot eene zodanige hoogte, dat ruim honderd huizen te Petten weggefpoeld, en de inpeM 3 ze-  ■ 182 kabinet van nederlandsche zctenen einddyk genoodzaakt werden, om het tegenswoordig dorp veel meer binnenwaard aan te leggen, dan het hier boven verbeelde. Een ander vreesfelyk ongeval gebeurde by dit dorp op de zee, in den nacht tusfchen den o en ïo van flachtmaand, des jaars 1653. Een loeiende ftorm uit het west-noord-westen, vernielde voor de gemelde plaats elf Hollandfche ooiioefchcpcn. De gehele Hollandfche vloot, ten totale van zeventig ooriog- en twee ammunitieichepen , lag toenmaals, onder het bevel van den Vice admiraal de wit, zeer digt onder Petten geankerd, om eenige benodigde levensmiddelen in te nemen. Aldaar ftrandden de fchepen de gekroonde Liefde, gevoerd by den kapitein hartman; Gouda, by kapitein ooms; de St. Fincent, by kapitein klein ; en de koning david by kapitein vogelezang. Een zelfde noodlot ondergingen vyf haringbuizen voor dit zeedorp op den 22 augustus van het jaar 1666, met welken twee-en-twintig visfehers van Petten vergingen, nalatende vyf. en-zeventig weduwen en wezen! De oorlogsrampen hebben dit dorp al mede gei troffen. In het jaar 1489 landden aldaar eene bende zeefchuimers, welken op kruis avond in de maand may de dorpelingen onverwachts overvielen, hen uitplondcrden, en van alle hunne goederen beroofden, vervolgens dezelven naar hunne fchepen fiecpten, en eindelyk het huis van den Schout, het voornaamfte en aanzienelykfte van geheel het dorp, in den brand ftaken Op eene diergelyke wyze hadden zy kort te vo' ren mede huis gehouden te Wyk op zee, van welke plaats zy nog daarenboven 300 Rhynlandfche guldens als eene brandfchatting hadden afge. In  en kleefsche oudheden. 1 In het jaar 1575 ondernamen die van /fonfi&t dam, toenmaals nog fpaanschgezind, eenen aanflag op die plaatfen. Zy zochten namentlyk op den 7 van louwmaand den zeedyk tusfchen Enkhuizen en Medenblik te overrompelen, hetgeen hun echter mislukte door de goede wagt, welke de huisluiden daar ter plaats hielden, waardoor die van het noorderquartier zich by tyds in ftaat van tegenweer konden ftcllen, terwyl de Gouverneur sonoi op de waarfchuwing van Mr. willem BARDESius,zoon van den Amfterdamfchen Schout willem dirk bardes, toenmaals te Enkhuizen zynde met de gecommitteerden van Noordholland bcraadfbagde, om den toeleg van den groten bevelhebber don louis de requesens by den toenmaligen ftcrkcn vorst te verydelen; men kwam overeen om eene geftrenge order te geven op het byten', het welk van Petten af tot aan den hoek van Monnikendam toe zou moeten onderhouden worden; de opening welke men in het water maakte, zou tweeën-veertig voeten breed, cn veertien duizend, negen honderd een cn negentig roeden lang zyn, tot welken arbeid uit de byzondere Noordhollandfche'dorpen vyf duizend, een honderd en twee-en negentig boeren opontboden werden, die terftond handen aan 't werk floegen, met dat gevolg, dat de vyand door deze voorzorg afgefchrikt, zyne onderneming aan deze plaats moest ftaken. Doch deze dorpelingen genoten den 18 van fprokkclmaand van het zelfde jaar ook weder een genoegen, het welk hun de vorige rampen gedeeltelyk deed vergeten; zy zagen philip, Graaf van Hohenloo, Heer tot Langenbcrg, neef M 4 van  184. KABINET VAM NEDERLANDSCHE van den Prins willem van Oranfe,uitDuitschlandmav de Nederlanden afgekomen, om tegens den Koning van Spanje te dienen, door tegenwinden genoodzaakt zich te Petten aan het ftrand te laten zetten, om van daar zyne reis naar '# Gravenhage te vervolgen ; en eene andere aangename ontmoeting voor deze dorpelingen was de komst van den Keurvorst van Brandenburg, verzeld van willem den HT . Prins van Oranje, en andere doorluchtige perfonen, welken in de maand van may des jaars 1666 in Texel, alwaar zy 's lands oorlogsvloot bezichtigd hadden, alhier aankwamen. Maar alleraangenaamst was hun de komst van gemelden Prins van Oranje in de maand augustus van het jaar 1673, ter bezichtiging der opontboden huisluiden, der alom in dienst genomene krygsbenden, en der nieuwlings opgerechte baken aan de ftranden der noord zee , doordien de vyandlyke Franfche en Engelfche vloten voor 's lands kusten verfchenen, en met een groot aantal kleine vaartuigen eene landing dreigden te ondernemen op de ftranden van Noordholland, langs welken zy zich zeer naby vertoonden. Meer dan eenmaal zag men van de zecduinen van-Petten zeeflagen en gevechten, voornamcntlyk tegens de Engelfche en Franfche vloten, in de oorlogen van dezen ftaat tegen deze Mogenheden, gevoerd in de zeventiende eeuw. Zeer aangenaam is het om van deze heuvels zo Vele baken en kerktorens te kunnen zien, en op de oevers van het ftrand alhier zyn niet alleen op verfchillende tyden grote walvisfehen en cagelotten aangefpoeld, maar het is ook merkwaardig wegens het verongelukken van menig rykgeladen koopvaardyfehip, waardoor dikwils de onder-  en kleefsche oudheden. 185 dergang der eigenaars, en de dood van zo vele zeevarenden bewerkt werd. Verfcheiden vaderlandfche fchryvers zyn van gevoelen geweest, dat de Rhyn alhier eene uitwatering in de noord-zee zou gehad hebben; doch deze mening is zeer grondig tegengefproken, door den naauwkeurigen Heer simon eikelenberg; en wel onderzocht zynde, rust het ftelfel van die fchryvers op zeer wankelbare gronden. Het gevoelen van den Groninger Burgemeester mensoalting, dat namentlyk de vliet Kinhem zich by Petten in de noord-zee plagt uitteftorten, fchynt meer grond te hebben; de Heer eikelenberg daar tegen niets kunnen», de inbrengen, wil beweren, dat 'er eene zodanige vliet Kinhem nimmer door deze landen geftroomd, veel minder alhier in zee zou gelopen hebben. Het is echter niet te loogchenen, dat 'er by Petten nog eene opening gevonden wordt, welke duidelyk bewyst dat aldaar eene uitwatering geweest is, en om te ftaven, dat door het woord Kinheim of Kinhem en Kinnem niet altoos het oude Graaffchap van dien naam moet verftaan worden, plaats ik hier de woorden zelf van den rymkronyk-fchryver en Egmonder monnik klaas kolyn, welke omtrend het jaar 1170 bloeide, en wiens kronyk, onder het opzicht van den fchranderen geheimfchryver der ftad Deventer, gerard dumbar, in het eerfte boekdeel zyner AnaleBa, uitgegeven is. Alle tegenwerpingen, omtrend het beftaan van dien vliet, verdwynen, zo rasch men de woorden van dien ouden fchryver, op de 2ö2ftebladzyde, in Graaf diederik den I gevonden, naleest en aldus luidende: M 5 't3tan&  IS6 KABINET VAN NEDERLANDSCHE 't £ani> üat bt $al becfcöten gefïtoairrss bepaelt na fi (ttfichten (Cot &uuc&aröej$age 25» 2t5obeioöe <ö?abe gelage/ itót (In ©aojrjs «^ceffcfcip gelatfj 3Sfó 't toCiJ op beren bac& Stut 't ©efïcn bn ï&afififi/ enfce ^uuttoaartg jpottjapr. bclenoe €nüe .^oirttoertiJ 5P 't anö ®aar mn ti 2Bcfee ïunhera baaö. Op welken tyd deze vliet verftopt werd, is geheel onzeker. Echter weet men zeer zeker, dat, in het jaar 1413, op die plaats, alwaardeze bovengemelde uitwatering geweest is, drie reijen zware eiken balken, met groten arbeid, in het zand zyn ingeflagen; dat men dezelven te famen verbonden cn van binnen met dc zwaarfte kci-ftenen aangevuld heeft, om dus de kracht der woedende golven te breken en af te keren; terwyl men achter dit gevaarte eene menigte zand en aarde heeft aangebragt ,• tot goedmaking van welke kosten, alle de landen binnen den Vriefchen dyk en den zeeburg, tot aan de ftad Haarlem toe, hun aandeel hebben moeten opbrengen. Voor het overige werd het opzicht over het Hondsbosch en de duinen van Petten, tocbetrouwd aan eenen dykgraaf, zes hoge heemraden, vier-entwintig hoofd-ingelanden en zes waarsmannen, by welken een fecretaris en een rentmeester gevoegd waren. De aanftelling van den dykgraaf gefchiedt door 'slands hoge overigheid alleen, zonder dat des wegens iemand voorgedragen wordt; doch die der hoge heemraden op de voorltelling van drie perfonen uit ieder kavel betalende tot het  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. li? het Hondsbosch, namentlyk Dttmkawh Waterland, Geestmer ambagt, de Schager enNiedorper koggen, de vier noorder koggen en Drechterlarid; welken, na het vertonen hunner volmagt, den vereischten eed ten overftaan der andere hoge heemraden, in handen van den dykgraaf, moeten afleggen. De hoofd-ingelanden komen uit de zes fteden, Haarlem, Amfterdam, Alkmaar, Hoorn , Enkhuizen en Medenblik, alsmede uit de zes bovengemelde kavels, namentlyk ten getalle van twee uit elke ftad en ieder kavel. Wat den waarsmannen aanbelangt, dezelven worden alleen uit de zes genoemde kavels genomen; zy vorderen en ontfangen de penningen der byzondere k-avels, volgens den gemaakten overflag, en leveren deze gelden in handen van den rentmeester, welke fomtyds het ampt van castelein mede bediend heeft, en weleer woonde op het gemeene lands huis te Petten; deze rentmeester moet, op het bevel van den dykgraaf, die penningen weder verdeelen en uitbetalen aan de arbeiders en werklieden; en Petten, belast met het onderhouden van het Hondsbosch en de duinen van Petten, betaalt in de quota der morgentalen, voor vyftien morgen vyftien guldens; en Nolmerban voor honderd agt-en-vyftig morgen onder den duinkavel, honderd guldens. MIET  ï88 kabinet van nederlandschï het DORP St. PANCRAS, By de ftad alkmaar. Landwaards in, in eene der vruchtbaarfte landsdouwen van Westfriesland, legt bet dorp St. Pa», cras, hetwelk met zagtvloeiënde en zuivere rivieren doorfneden is, en in de twee-en-dertigfle plaat welgelykend afgebeeld ftaat. by en omtrend deszelfs kruiskerk, als zeer zelden op de dorpen gevonden wordende. Het legt omtrend dertien honderd Rhynlandfche roeden of byna een uur gaans van de ftad Alkmaar in het Geestmer ambacht; behoort onder het bailluwfchap van Nieuwburg, en beftond weleer, voor het grootst gedeelte, uit graaflyke fchotvrye Vroonlanden, (*) welken, federt dien tyd, voor een gedeelte dooide graaflykheid verkocht, en dus onvry en aan de lasten van het gemeene land zyn onderworpen geworden, doch desniettegenftaande hunnen naam behouden hebben cn hunne lasten, aan eenen byzonderen ontfanger betalen moeten, volgens het bericht van den rentmeester der graaflykheids Vroonlanden en van de gaarders van Koe. (*) Vroonlanden betekent in de nederduïtfc'he taal Vry lm • den; dus zyn Vroonlanden, Vroonakkers, Vroonwateren, en diergelyken zodanigen, welken aan niemand leenroerig zyn, maar in vollen en vryen eigendom worden bezeten.  en kleefsche oudheden. 3 89 ■Koedyk en St. Pancras, en verder uit het Ouohier van St. Pancras, in het jaar 1670. Ook blykt •allerduidelykst uit een verzekerfchrift, door Schepenen van St. Pancras, in den jare 1518 gegeven, dat toenmaals de hoflieden en gronden, op welken de huizen van het dorp St. Pancras gebouwd waren, ten getale van twee-en-zeventig, op een na aan de 'graaflykheid hebben toebehoord. Het begin van dit verzekerfchrift luidtals volgt; .„ Wy Gerrit Jakobsz, Jan Jellesz, Willem „ Elisz, Pieter Gerrit Dirksz, AdriaanBartho„ lomeesz, Schepenen van Sinte Pancraas, cer„ tificeeren voor de geregte waarheid alle den „ gene, daar deze onfe Certificatie voor ghetoont ■ „ zal worden, dattet waar is, dat wy van fmte Pancraas hebben twee ende 't zeventig Huyjfen ,, onder goet ende quaat, daar veel Huyffenon„ der zyn,. .daar luttel houts an is, al van riet „ ende fparren ,ende latten gemaakt, ende die „ ■Hoffteden, daar die Ruyfjen op ftaen, horen tot die K. M., uitgefeit een Hofftcde." ■ Het zelfde verzekerfchrift houdt verder in, dat ;de ingezetenen van dit dorp, reeds van vroege tyden af beftaan hebben van den landbouw, de haringvisfehery en van het klei graven voor de •ftcenbakkeryen, en hun getal zo gering was, dat zy te zamen nog gene drie leden eener kerkgemeente uitmaakten. Wy voegen het overige van den gemelden brief, wegens zynen aanmerkelyken inhoud hier nevens: „ Die van sainte pancraas (luid het 3, letterlyk) hebben omtrent dry e hondert Commu- nicanten, ende en geneeren henluiden mit gene „ comenfehap, dan allen hoien, cn die fy hou,, wen op die K. M. zyn Vroenland, ten Haring te „ varen ende cley te boren uyt die meeren om Jieen  190 kabinet van nederlandsche ofte backen. Die van fmte Pancraas hebben geen 3, ecfuvjfen van bier nogwyn, na* geender hande ec~ ftyjfc"-) Item die van Sainte Pancraas zynjaar- lyks fculdig van Lyfrente hondert en acht-en-twin3, tig ftalve rinfche gulden, te weten vercoft in den „ Orloge van Uitrecht ende Rotterdam Lxxxij ryns guldens, daar van dat ix Rs. gl. 'ts Jaars zyn ewige rentte, die die buyren uyt moeten „ rey ken euwelicke, die Papelicke proven, ende „ nu fmte Jan Nativitas vercoft an Lyfrenten „ om die brantfcatting te betalen van die knech„ ten xL ix R. gl. 'ts Jaars. Die van Sinte Pan- craas hebben op haar ftock fes fcot ponden ende „ vorndel, elke fcotpondt gerekent voor dardalf hondert rinfche gulden: Item die bede ende om„ meflach mit andere oncofte wordt gerekent op die „ fcotponden ende nyet op die mergentalen na ouder „ gewoente, want wy dat Land felver bruycken j, ende en hebben in onfe Dorp niet dan xi mor„ ge Lands, dat fintePancraas te Huys hoert, en- de daar toe xxxxii mor ge dat te Huys hoert H Amt, fier dam, te Haarlem, Alkmaar ende in den „ Haag, meyfter Huyg van Asfendelft Raat „ der K. M. in den Hage, ende elcke morge „ gerekent, dat een docr ander goet ende kwaat dat finte Pancraas te huis hoert, op „ xxxij nobel, elke nobel gerekent tot twee R. „ gl. van xï.j gr. ende elke morgen is waardich „ in huyerwaar vi R. gl. xv ftuivers. Item van „ oncofte van de -Zeedyck, heer Huygendyck ende „ Innigwegen opt morgen xxv Sts. ende 1 oen „ des jaars, behalven waken ende uitkoop van Dycken; nog fyn daar voel perfoonen, die „ pachten hebben op haar huyjfen ende hoer goet, dat wy niet en weten cn vorderen. In ken- nisfe der waarheit foevanScepenenfelvegliecn j, ze-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. IQI „ zegelen en hebben noch gebruyken, hebben „ gebeden Jacob Dirx, onfen Schout, dit over „ ons te willen bezegelen, 't welk ik Jacob Dirxz, fchout voirsz, ter bede garne gedaan 3, hebbe ende myn zegel hier ender aangehangen „ op ten xix dach van den maant April. Anno xvc. ende achtien." Volgens het qtiohier van het geen de huizenen landeryen in Noordholland en Westfriesland gelegen, naar de .herftelling van hetjaar 1632 jaarlyksch aan verponding opbrengen, ftaat dit dorp óp zes-en-negentig huizen , vier honderd zevenen-zeventig morgen, en drie honderd zeven-enzeventig roeden lands, en betaalt ingevolge van dien 3388 guldens, 15 ftuiv. 10 penn.; gelyk het volgens het quohier der morgcntalen, betalende tot het Hondsbosch en de duinen van Petten jaarlyksch opbrengt te famen met Koedyk twee honderd guldens als van ouds, en hermeten zynde , en by gunst op drie honderd morgen gefield is. Uit dit alles kan men den geringen ftaat van dit dorp genoegzaam afleiden; voornamcntlyk wanneer men daar by voegt, dat de pastory in de Roomfche tyden met alles by eikanderen te rekenen, niet meer kon opbrengen dan agt of negen Rhynfche guldens, hoewel dezelve echter door de Hollandfche Graven begeven werd, en de inftelling daarvan aan den Domproobst van Utrecht ftond. Tot een verder bewys daarvan kan men bybrengen, dat St. Pancras na de hervorming van den Godsdienst in het kerkelyke met Koedyk is vereenigd geworden; in den jare 1573 zynen eerften kerkleeraar bekomen heeft, en welke vereeniging tot óp het jaar 1657 geduurd heeft, als wanneer deze kerken gefcheiden zyni en ieder dorp eenen byzonderen leeraar gekregen heeft,  192 kabinet van nede rlands che ftaande onder de clasfis van Alkmaar, de eerfte onder het Synode van Holland. Wy zullen, voor zo verre ons beftek zulks toelaat, kortelyk den oorfprong der benaming van het dorp St. Pancras opfporen. In vroegere tyden werd het Vronlo, Vronle, Vronlegeist of Vrongeest genaamd, gelyk wy zulks hier onder nader moeten aantonen. Het verkreeg de naam van St. Pancras van eenen pancras of pancratius, naar wien de kerk van dit dorp gewydwerd, en welke, op hetjaar 1488, als deszelfs patroon nog gemeld ftaat. Volgens het Roomfchc martelaarsboek, werd pancras, naauwlyks veertien jaren oud. om de belydenis van het Christelyk geloof, te Rome, onder den Keizer diocletianus, of gelyk anderen willen , onder den Keizer decius, gemarteld; en molanus getuigt, (Natal. Sanè'tor. BelgiiJ dat zyne overblyffelen in de St. Salvotors kerk te Utrecht lange jaren zyn bewaard geworden. Ook verzekert ons gelenids, in zyne admiranda coloniae, dat men te Keulen inhetHollandschkollegie, het St. Willebrordus en Bonefacius kollegie genaamd, een groot been en meer andere overblyffelen van dezen heiligen vertoont. Dat hy in zeer gróte waarde gehouden is, bewyzen genoegzaam alle de kerken in de Nederlanden, van ouds aan zynen naam gewyd; onder vele anderen vindt men de Hooglandfche of St. Pancras kerk te Leiden, de kerk van dit dorp en die van het dorp Sloten in Kennemerland, op welke laatfte plaats weleer jaarlyksch, op den 12 may, het hoofd van dien heiligen door den pastoor aan het volk vertoond werd, met by voeging: 't en is geen osfenhoofd, myne Katholyken, 'ten is geen paardenhofd, maar V is het hoofd yan Sinte Pangras. Veel  en kleefsche oudheden. 193 Veel meer moeite zou het gekost hebben, om het diepgeworteld gevoelen omverre te werpen, als ware'er weleer by den Langendyk, tusfchen Alkmaar en St. Pancras, eene grote en magtige Had gelegen, welke de grootfte koopftad van Vriesland, en Vronen zou genaamd geweest zyn; wanneer het den Heer eikelenberg voor weinig jaren niet gelukt ware, om de grondvesten van dit wanftallig harsfengebouw optedelven , den zwakken toeftand van hetzelve aantetonen, de onwrikbare grondflagen tot een volmaakter gebouw te leggen, en duidelyk en met goede bewysredenen te ftaven, dat 'er voor dezen wel een Vronen ter dezer plaatfe geftaan heeft, doch hetwelk niet meer dan een dorp en geenfmts eene ftad geweest is, gelyk vele nieuwe fchryvers, en onder dezelven waarlyk mannen van naam, aanzien en kunde, hebben willen beweren ; ja fommigen hunner zyn zo verre afgedwaald, dat zy verhalen en aantekeningen hebben bygebragt, van fchryvers, die, hoe naarftig en oplettend men dezelven ook moge lezen, echter nergens gevonden worden. En waarlyk, wanneer men alle die menigvuldige bewyzen en vooronderftellingen dezer mannen onbevooroordeeld, en naauwkeurig onderzoekt, moet men zonder twyffel vast ftellen, dat 'er nimmer eene ftad, maar wel een dorp Vronen gevonden werd, doordien niet een eenige onzer oude fchryvers van eene ftad Vronen gewag maakt, maar allen integendeel deze plaats, als uit eenen mond, den naam van een dorp geven; en wel onder anderen melis stoke, die, volgens het getuigenis van p. scriverius, in zyn oudBatavie, bladzyde 37, te Egmond, niet verre van deuVroner geest en het daar leggend dorp, ja maar twee I. deel. N uuren  191 kabinet van nederlandsche uuren van daar, zyne rymkronyk gefchreven, en omtrend het jaar 1250 tot na het jaar 1300 gebloeid heeft, volgens zyn eigen verhaal in zyne rymkronyk. Ook willem Procurator, die mede te Egmond, omtrend hetjaar 1300 tot aan hetjaar 1332, gefchreven en gewoond heeft, gewaagd niets van eene ftad van dien naam; geïyk ook beka, heda of de veldenaar niet van eene ftad Vronen reppen, maar die plaats wel uitdrukkelyk een dorp noemen. De eerfte onzer aangehaalde fchryvers, den flag, in den jare 1297, tusfchen Graaf jan den I van Holland en de Friezen hier ter plaatfe voorgevallen, be. fchryvende, zegt duidelyk in het vyfde boek, vers 981: Hltë Dfc ©refen fjabben ghebrcefï/ <& taaie fi te Vronen op deGkeeft Mtt m tccöEt groter \mz. €ntie ®fi\se tm tot nare Xtf't finen fuüen jonDet forgfie 36£ tote biöec Bitoec borgfie/ ©at een ben anoecen machte jicn. ©aer fceöetnen bat heer in bn'en. €cn bal tocg^cn men boe fenoe ©an öer gjjet'fï al toten cnöe §>jt fcat tec ghcen baec nnttoefie. ©ae floret men De fltoutelftV/ €aöe gïjmc üiiaen op be ©rfcfen/ ©e bat fpel mofïai oerlfefcn: jaachtan nachten fi ober fsre/ ©act toarbet berflegben mecc ©an bte bufmt op be pat. Na welke overwinning op de Friezen de Hol. landers het dorp Vronen in den brand ftaken, gelyk  en kleefsche oudheden. I95 lyk dezelfde rymkronyk-fchryver een weinig lager, in het ion vers, aldus verhaald: De ©refen fiaoDen berloren ©e£ fi isns&e gjoten toren Rebben mogöen/ Die tatt leben/ €ntie öaet tnöen lanbeblcben/ «öhinc men Doe an fiefien b^ant/ €nüe öecbccnöfn ulte hant ©at Z)ar/( te rcoKerj alte male.. De tvvede fchryver, deze gefchiedenis te boek {tellende, niet alleen als een oorgetuige, maar byna als een ooggetuige van alles wat toenmaals in de nabuurfchap der Egrnonder abtdy, waarvan hy Procurator was, gebeurde, noemt Vronen, Villa, een dorp of hoeve, waar de Friezen, op de aannadering der Hollandfche benden, te famen kwamen, hetwelk nimmer in de fteden gebruikelyk is; en hoewel onze fchryver de benaming van Villa elders aan de fteden Dordrecht, Haarlem, Gend en aan andere plaatfen gegeven heeft, worden ook de bekende dorpen Voorfchoten, Aker floot, floogwoude en Boekei, welke laatfte plaats niet meer dan eene buurt buiten Haarlem is, met dien zelfden naam door hembeftempeld. Dus kan men daaruit geen bewys afleiden tot het vertalen van het woord Villa door eene ltad; ook is het hun, welken in de latynfche taal bedreven zyn, niet onbekend, dat Villa, in de ware en eigentlyke betekenis van het woord, noch eene ftad noch een dorp, maar alleen eene hoeve, hofftede of landwoning betekent. Be ka zelfs fchryft ook, dat deze nederlaag gefchiedde in de ruime velden van het dorp Vronen, en in het Goudscfa N 2 Kro.  I96 kabinet van nederla ndsche Kronykfe leest men: „ ende doe Graaf Jan in „ Hollant gehult was, zoo dede hy Heervaart bieden ende trock met grooter macht in West„ vriesland ende quam te Vronen op dieGheest, daer die Vriefen ftoutelic aanquaemen ende ftrëden „ teghen die Grave van Hollant ende floegen hem „ of heer Jan van Arkel ende heer Jan van den Doortoghe met fommighe anderen meer. Die „ Vriefen verloren den ftryt, ende daer wort „ 'er verflaghen drie duizent, behalven die daar verdronken hier en daar. Daer deede die „ Graef van Holland alle die dooden begraven, „ ende doe dede hy NB. dat lant aenfteken ende „ verbamen." Ter meerdere bevestiging nog van deze ftelling, verdient tacitus verhaal, wegens de Duitfchers, te worden nagelezen, welke fchryver wel duidelyk optekent, dac zy gene fteden bewoonden , gene famengevoegde woningen duldden , maar afgezonderd en verre van eikanderen bouwden, nadat zy zulks goedvonden by eene bron, by een veld of by eenbosch. En hoewel men by de oude fchryvers niet uitdrukkelyk vindt aangetekend, dat 'er voor het begin der veertiende eeuw gene fteden in Westfrieslandgeweestzyn , kan men zulks echter genoegzaam uic de aloude handfehriften en verdragbrieven der Graven met zekerheid vooronderftellen, en zelfs maakt de verdragbrief, in het jaar 1299, tusfchen de Friezen en Graaf jan den eerften opgericht, alleen gewag van dorpen en ambachten, en van niet eene eenige ftad. Voege hier by, dat niet een eenige onzer fchryvers, die voor het jaar 1300gefchreven hebben, melding maken van eenige ftad, welke ten hunnen tyde of vroeger in klein Friesland zou beftaan hebben, en zo men al eenige Drech-  EN kleefsche oudheden. I97 Drechterlandfche dorpen, in de aan hun gegevene handvesten, fteden genoemd vindt, wete men, dat zulks alleen ten opzichte van zekere hun vergunde voorrechten gefchied is, en zy nimmer anders dan voor dorpen zyn gerekend geworden. Het verdragfchrift tusfchen den Bisfehop van Utrecht en den abt van Epternach, in den jare 1063 opgericht, getuigt van Vronlo of Vroonen ook niet anders, dan dat het toenmaals, benevens de dorpen Warmond, Sloten, Egmond en anderen, alleen eene ongewyde kapel had, welke eerst in het jaar 1488 eene parochie kerk zou geworden zyn, gelyk de doorzichtige Heer eikelenberg, uit twee byzondere oude gefchriften , bewyst. Die kundige fchryver ftaaft vervolgens, met onwrikbare getuigen en redenen, welken dubbeld waardig zyn om te worden nagelezen, dat op de Vrooner geest, niet alleen hedendaagsch, een dorp legt, maar reeds voor het jaar 1400 gelegen heeft, dat de gedaante van het oude dorp, in velen opzichte, aan het hedendaagfche is overeen gekomen; dat de meeste huizen van hetzelve alleen naar den westkant gebouwd waren, gelyk men zulks nog heden ziet; dat de ruime en wyd uitgeftrekte geest, in den omtrek van het dorp begrepen, en het dorp niet veel groter, noch met meerdere gebouwen voorzien was, dan hedendaagsch het dorp St. Pancras; en eindelyk, dat Vroonen niets anders dan een dorp, en wel het dorp St. Pancras geweest zy. Voor eenige jaren telde men in de lengte van dit dorp nog honderd en veertien huizen, van welken vyftien onder den Outdorper ban, vier-en-twintig onder dien van Koedyk, cn alleen N 3 vyf-  I98 KABINET VAN NEDERLANDSCHE vyf-en-zeventig onder den ban van St. Pancras' behoorden; ook is het bekend, dat in dezen geest drieërlei foort van rechtsgebied geoeffend wordt, cn dat hy by gedeekens onder eenen byzonderen ban behoort. Volgens het Qtiohier, door Schepenen van dit dorp gemaakt, telde men in het jaar 1671, in dit dorp, ze ven-en-zeventig, in hetjaar 1632, zes-en-negentig, en in het begin der zestiende eeuw, twee-en-zeventig huizen; waaruit genoegzaam blykt, dat deze plaats, geduurende den loop van honderd jaren, weinig verandering ondergaan heeft, en wel inzonderheid met betrekking tot den ban van St. Pancras. De Vrooner geest of die van St. Pancras, legt noordwaards van den Outdorper geest, ter lengte van ruim 840 Zypfe dykroeden, of een groot half uur gaans, en beflaat eene breedte van 190 diergelyke roeden. Hy is aan de westzyde be, paald door het Vroner meir en de lage graslanden; aan het noord- en zuid einde heeft hy dezelfde bepaling, en aan de oostkant heeft hy den HeerHuigenwaart, tusfchen welke cn dezen geest eene ftreek lands, ter breedte van 175 roeden, legt; welker zoom de oever pleeg te zyn voor de be-dyking van dat water, waarop de golven van dien waterboezem haar geweld oeffenden. De westelyke zoom is met Hechte enkclftaande woningen van het dorp St. Pancras betimmerd, cn wel van den Outdorper ban af, tot- daar het noord einde van denzelven zich oostwaards om* buigt. De kerk van het dorp ftaat benevens vier of vyf huizen alleen omtrend den rug van der* Geest; welke naar beide hare einden, en voornamcntlyk naar het noorden afdalende is ; zich dus als eene lage langwerpige zandheuvel vertoont, die boven de omleggende velden uit- fteekt  en kleefsche oudheden. jqcj. fteekt, en zich tien voeten boven het gewoon zomerwater verheft; ter wederzyde van dezelve vindt men twee wegen, die hare breedte byna in drie gedecltens afzonderen , wordende de weg naar de zyde van den Hser-huigemvaard ftrekkende , dc agter weg, en de andere, welke van de halvemaansbrug by Nieburg af byna regt uit loopt tot op de kerk van St. Pancras, de brede weg genaamd. Ter zyde van dezen weg vexc den agterweg in den ban van Koedyk vindt men eenen heuvel, en hy is ook de eenigfte, welke zich behalven de werven der huizen op den Geest vertoont, en hedendaagsch tot een koorn-akker gebruikt wordt. De dorpelingen noemendezen akker het oude kerkhof, en aldaar heeft de eerfte kerk van het dorp Vruonen, mi St. Pancras ge. naamd, tot den jare 1303 geftaan , als wanneer zy inftortte. Het kerkhof werd in denjaare 1620 door de Graaflykheid verkocht om geflecht te worden, by welke gelegenheid men de fundamenten van duiffteen, en vier ftene doodkisten met menfehenbeendcren, benevens eenen lantaarn en verfcheiden doodshoofden opgedolven heeft, zynde op den gehelen Geest nimmer eenig overblyffel van eenig herenhuis of andere merkwaardigheden gevonden. Dit doet ons. nog met meerderen grond het gevoelen van die latere fchryvers verwerpen, welken Vroonen als de eerfte en oudfte, ja als de hoofd- en moederftad der kleine Friezen aangemerkt hebben, zonder voor hunne mecning een eenig echt bewys by te brengen, of dezelve met de gevoelens van vroegere fchryvers te vergelyken, (welke ten tyde van Vroonens welftand, gelyk wy hier boven hebben aangewezen) gebloeid hebben; dezen zyn klaas kolyn; melis stoke; Wilhelmus Pro* N 4 cu*  200 kabinet van nederlandsche curator; beda; heka; de veldenaar, en anderen. Het voorgeven dier latere heren is dus niets dan beuzeltaal, welke grondig naargegaan en onderzocht, zich zelve tegenfpreekt,en met recht als een verdichtfel kan worden aangemerkt. Zeker is het, dat die van St. Pancras op den 3 january des jaars 1^27 een voorrecht gekregen hebben om jaarlyksch onder zekere voorwaarde, naar den papegaay te fchieten, het welk zy Gat. fchut noemden, en welk voorrecht reeds agt jaren vroeger aan de jongelingfchap van het dorp St. Maarten gefchonken, en ingefteld was ter eere van God, en den milden broeder, onzen eerwaar digen en heiligen patroon St. Maarten, gelyk zulks woordelyk gefchreven ftaat in den handvestbrief welke in de kronyk van Medenblik geboekt is. Naters en Pancras gors behoren federt het jaar 1780 aan den jonkh. jacob nanning van wassenaar, Lieutenant onder de Gardes Dragonders. d e STAD ALKMAAR. In noord kennemerland, gedeelte van noordholland. Alkmaar, de twede ftad van Kennemerland, reeds fints de vroegfte tyden, en wanneer men dit landfchap in zuid- mnooxd-Kennemerlandvev deelt, de hoofdftad van het eerst, gelyk Haarlem  tot Alkmaar hu & JoomJbor-t io}a. Heemskerk vS3o.   en kleefsche oudheeen. 20* lem die van het laatst .gedeelte, wordt ons indeze 33('te prentverbeelding voor het oog gebragt, gelyk zy zich in het jaar 1670 aan de boompoort by 'het Zeglis vertoonde. Wegens den oorfprong harer benaming, wegens hare oudheid of haren ftichter, vinden wy by oude of latere fchryvers niets met eenige zekerheid; want hoewel de eene of andere kronyk eenige bepaling hier omtrend opgeeft, alles echter fteunt op enkelde gistingen en ontbreekt het allergeringst bewys. Het is in waarheid vreemd dat zo vele fchryvers van latere tyden, omtrend den oorfprong dezer ftad, blindelings naar eenen weg zoekende, welke in de fchriften en papieren der ouden niet gevonden werd, zo handtastelyk onwaarheden en beuzelpraat onder hunne echte verhalen gemengd hebben, en den naam van oudheidkenners willen verdienen, door op de getuigen van oude papieren te ftoffen, welken zy niet noemen, nochdc plaats waar zy berusten, aanwyzcn, veelminder eenige uittrekzels uit dezelven aanbieden. Melis stoke, die onwaardeerbare en beste aller Nederlandfche kronykfchryvers, die in het begin der veertiende eeuw nog leefde, noemt het Alkmaar en fomtyde Alcmaare; klaas kolyn in zyne rymkronyk omtrend het jaar 1170 gefchreven, geeft haar den naam van Allekemaar, en elders Allekemare, en in den voorrechtsbrief van Graaf diederik den V. van den 1 are 1083 door janus douza uitgegeven, komt het nu als Alcmere, dan weder als Alcmare voor. Sommige fchryvers beweren wel is waar, dat Alkmaar by heda, in het register der Utrechtfche kerkgoederen onder den naam van Almere, voorkomt, en maken daaruit op, dat deze ftad haren naam aan alle hare omgelegene N 5 wa.  2s2 kabinet van neuërlandsche wateren en meiren zou verfchuldigd zyn; doch dat register en de voorrechtbrief van Keizer otto den I. gegeven te Nymegen, in hetjaar 948, met aandacht nagelezen zynde, ontdekt men dadelyk dat aldaar door Almere niet anders dan het Haarlemmer meir kan verftaan worden, doordien de lyst van de goederen der Utrechtfche kerk by het recht der visfehery en het koggenfchuld', door voornoemden Keizer gefchonken, de tienden der netten voegt, en Almere by den vloed Vennep plaatst, welke in het Haarlemmer meir plagt te lopen. Wat de oudheid der ftad aanbelangt, hoewel men den juisten tyd harer bevvalling niet kan bepalen, is men echter zeker, dat zy onder de oudfte fteden van Holland moet geteld worden. Menigmaal en zeer vroeg vindt men haar in dc Nederlandfche kronyken genoemd, en goudhoeven getuigd haar reeds vermeld gevonden te hebben op het jaar 720; dit echter is geen bewys dat zy toenmaals reeds eene be walde ftad geweest zy, en poorten of ftads rechten gehad hebbe; want de oudfte handvest welke bekend is, werd eerst gegeven in het jaar 1254 door willem, Roomsch Koning en Graaf van Holland. Ook heeft diederik de V. Graaf van Holland, die den Graaflyken zetel bezat van het jaar 1076 tot aan 1091 aan den Abt van Egmond steven en deszelfs nazaten, in het jaar 1081 zodanige rechterlyke magt over Alkmaar gefchonken, welke men in het nederduitsch , ambagt pleegt te noemen; zodat, gelyk de doorkundige pieter scriverius in zyne aantekening over gemelde jaarboeken met recht beweert, de Egmonder Abten, ambagt slieren van Alkmaar geweest zyn, en aldaar eenen Schout aanftelden vol-  •en kleefsche oudheden. " 203 volgens de eigen woorden van der Graven handvest , geboekt in het Cronicum Egmondanum van broeder johannis de leidis, en de getuigenis van den eer- en lofwaardigen kronykfchryver melis stoke, welke in gemelde diederik den V. in het twede boek vs. 38 enz. aldus zingt: ©efe ©ibric gaf taöer ffcmöe ©cn 3übt ^ttbcn ban «ggmonbe Sjantbelïen en befte al bic gaten/ ©te fine €>uöe ©ocöeciS ga'uen; €n intree hem hact «ffet 2!n aanben/ mhccrfcepienccht; «Entaer toe fa mafieöe hf ©eg ^oeöjJ hupsi man al toïne brt. <©r:c gaf Ijf hsm openbare 'c Scoutbeetdoem van dlkemare. Waar uit dan duidclyk kan gezien worden dat Alkmaar toenmaals nog gene bewalde ftad, maar wel eene ambagtsheerlykheid geweest is ; doch willem he.da, welke in het jaar 1525 binnen Antwerpen everleed, den opftand der Friezen befchryvende onder het beleid van floris den zwarten, tegen zynen broeder Graaf floris den VI, noemt Alkmaar in het leven van Bisfehop andreas van kuik op hetjaar 1128 reeds een opidutn, ftad of fteedje; poft quam (zegt hy) Alcmaria oppidum atque provincia Caninefatum (keliemaros vocant) jam ferro igneque vajlata erant; en offchoon melis stoke, welke in het begin der vccrtiende^ccuw gefchreven heeft, in zyn 2Je boek, vs.I95 enz den zelfden krygstocht gedenkende, Alkmaar flechts eene kerk of markt noemt, wanneer hy zegt:  2Ó4 KABINET VAN NEOERLANDSCHE ©aten fcaöe torafien be ©refen finaec: ï©ant ft öe kercke van Alcmaer, €ntfe marct branoe bat |i ffoof/ «Ênbe namenje toel jtoaren roof. geeft hy terftond daar na door zyn verhaal, dat vecle Kennemers met hunne goederen daar binnen gevlugt waren, niet onduidelyk te kennen, dat zy binnen Alkmaar meenden veilig te zyn als in eene bevestigde ftad; vs. 199 enz. ©fee bfonen bete Ifeben maren €n timede Deel ban ïtenemaren/ ©Ie fïon&en te ftoaren teftute. Duidelyker fpreekt echter dezelve fchryver van Alkmaar als van eene ftad in het leven van Graaf floris den III. op het jaar 1169, in zyn twede boek vs. 607: ©en naeffen fomere bferte lach / <©uamen/ op fente §potttusi bacft/ ©fe uaeft ©refen/ tere fcare/ <©jec be jfte&ene tote Akman, €n hebben ontffe&en de Poort, ©an gfnc hem niet ten beffen boert: i©ant tett£[ Jïto&eren entfe g&ebuere/ ©ebben fe toeberffanDe ffure/ €ti&e berjagh etfe ban ban. ©aer Keten |i legg&en xxx man/ ©fe heffe ban faaerre fioe. Het zy nu dat Alkmaar reeds in den jare 1128 of eerst omtrend 1169 bemuurdgeweest is, blykt het echter zeer duidelyk dat die genen beuzelen, welke voorgeven dat die ftad uit de asfche van Vroonen verrezen, en door uitgeweken burgers uit  en kleefsche oudheden- 205 uit die harsfenfchimmige ftad allereerst zou bevolkt zyn, doordien Vroonen eerst honderd en vyftig jaren na dat Alkmaar als eene bemuurde en bevestigde ftad bekend en genoemd was, in de asfche gelegd werd.. Dit alles heeft den groten voorftander van eene ftad Vroonen, ik bedoel hendrik zoeteboom, doen belyden, dat niets van alles wat men van Vroonen als van eene Had verhaalt, de toets van ftrenge bewyzen -kan doorftaan, maar meestal uit onzekere befchryvingen, bedenkelyke navolgingen, en veelal verdraaingen ten voordeele van het geliefkoosd ftelfel, afgeleid is, en de fchryvers daaromtrerd gene andere bewyzen kunnen bybrengen, dan die zy by mondelinge overleveringen hebben ingezameld. Het tegenwoordig Alkmaar befchryft een langwerpig vierkant, breder aan het noordwestelyk, dan aan het zuidoostelyk gedeelte; de ftad is zeer regelmatig en fierlyk aangelegd;metftraten en grachten doorfneden, en met fraaije burgerhuizen bebouwd, terwyl onder de ftads gebouwen de alhier verbeelde St. Laurenskerk, het ftadhuis, en de waag uitmunten. De laatfte befchouwt men in het verfchiet aan het zogenaamd zeglis; de oude haven dezer ftad, welke weleer naar het Scherm meir liep en thans naar de bedykte en drooggemaakte Schermer ftrekt, waarom zy ook voor dezen des avonds met eenen boom afgefloten werd, van waarde nevensftaande poort in hetjaar 1581 gebouwd, den naam van boompoort ontfangen heeft. De prachtige kruiskerk van St. Laurens komt ons in het noordwesten voornamentlyk in het oog. Men lag den eerften fteen van dezelve op den 9 juny van het jaar 14?°?op dezelfde plaats,  2o6 KABINET V AN NEDERLANDSCHE plaats, alwaar twee oude kerken den Apostel Matthias en Martelaar Laurmtius toegewyd, naast elkander geftaan hadden. Het vallen van eenen hogen toren, welken men bezig was met grote kosten voor de St. Laurenskerk op te halen, hadden op den 29 ocloberdes jaars 1468 deze twee kerken zodanig befchadigt, dat zy geheel bouwvallig werden, om welke redenen de St. Laurenskerk aangelegd werd, welke in het jaar 1475 voltooid is Ter gedachtenis dezer ingevallcne kerken heeft men in het jaar 1605, op een houten bord het volgend vers vervaardigd, hebbende tot opfchrift: Memoriaal van deze Kerk. Omttent geleden duyfent jaar, A°. Dn. 600. Wen hier geflelt Kerk en Altaar Den Heydenfchen Afgoden. Niet wel drie hondert jaar daar naar, Zoo d'oud' memoriën zyn waar; omtrent Zyn die weer uitgerooden. 860 Doe 't licht van Chrlfti offerhand Giinfterde door heel Kermerldnd, Sticht men een Kerk ter eer en pol Van Sint Laurence, d'welk naderhand 1132 Dick van d'Weflfriejen is verbrandt 1328 D1'oorlog kan 't al ontkeren. Maar doe de yver kreeg meer kracht, Werd daar neffens met goet aandacht Een kerk in reverenci 1382 Van Sinte Matthys geflelt ; zulks placht Te zyn onzer Voorouaren pracht. 1 Het werk waerdeert d'intenci. 1468 Daar naar -den tooren 'zeer vermaart den  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 20? den 2p06tober Van Sinte Laurence flort nedetwaart, 1470 'T welk oorzaak gaf te vellen of Beid' d^oude Kerken tot op de aart: 1475 En in haar plaats, als wirt verklaart Dit heerlyk werk te flellen. Ao. 1650. 20 July. Geen geringe luister ontfangt dit prachtig gebouw , welks wederga in netheid van bewerking, in zwaarte'va'n lichaam' en dunheid van pylaren, in Nederland naauwlyksch gevonden wordt, door de graftombe of kist, waarin de ingewanden van floris den V, Graaf van Holland, befloten • leggen; zy is geplaatst aan het oppereinde van het choor, ter plaatfe daar weleer het hoog altaar geftaan heeft; deze kist is omtrend drie voeten breed en hoog; zy ftaat op den grond, alleen onderlegd zynde met twee houten blokjes, om haar voor vochtigheid en dus voor vermolming te bewaren. Op hare voorzyde ziet men het wapen van Holland in eenen eironden eikenkrans , ter wederzyden twee gevleugelde engelen en daar boven vier hangende bloemfeftonnen; haar dekfel beftaat uit eenen graauwen fteen, ter lengte van vyf en een halve, en ter breedte van twee voeten, zeven duimen, en fluitende in de houten lyst van gemelde kist. Aan het eene eind der zark is, in eenen ronden kring, uitgehakt, een driekantig fchild met het Hollandsch wapen, benevens de dag, de maand, en het jaar van 's Graven dood, zynde deze ronde kring met letteren van twee duimen lang bezet, luidende: &fec onö' fj* ingetoat $ae JPIorttë ba jjtliat tiflage totf bi h' €>müt ba ©elfe. Nog  208 kabinet VAN NEDERLANDSCHE Nog vindt men binnen dit choor, de grafftede met hare gedenkfchriften van den Burgemeester floris van teilingen, Van willem bardëns, Heer vanWarmnhmzw, en van denridder frederik westphalen, het laatfte dezer gedenkfchriften luidt als volgt: oss a. hic expectant.. Resurrectionem. Fredericus Westphalen. Enchus anus. Sac. Rom. Imp. Eques. Auratus. Nec. non. Hierosolymitanus. Post per agratam. Europam. Asiam. Atque. Afric am. Diem. Extremum. Clausit. Alcmari/b. Anno ^2tatis. Su«. Lxxii. A. Chris to. Nato. M. DC. Lm. Die ii. Mens. Octob. Op het graf van den beroemden Alkmaarfchen geneesheer pteter foreest, leest men de volgende regels: EVICtVs fato CVbat haC sVb MoLe forestVs. hlppoQates bataVls sl fVIt, ILLe fVlt. Verder vindt men in deze ruime kerk een langwerpig enblaauw befchilderd tafereel, zeer hoog opgehangen, op hetzelve is met gulden letteren het beleg en de verlosfmg dezer ftad , in het jaar 157:3b door hec volgend tydvaers vereeuwigd: CLareat oCtobrls LVX tQaVa aLCMarhnls. Het  en kleefsche oudheden. 20Q . Het hedendaagsch orgel is een zeer fraai werk, hetwelk Izyns gelyken zeldzaam vindt. Het is door den beroemden bouwkonstenaar vanka mp e n'geordonneerd; door den orgelmaker l e v y n en den organist jan van bouchem begonnen , en wegens het overlyden dezer twee konstenaars, door eenen derden, namentlyk door den orgelmaker hogerbeez, in hetjaar 1645, voltooid; het beeldwerk aan dit prachtig werkftuk, is door nicolaas van der hek en zynen zoon, den beroemden martenheemskerk, verguld; en het bovenftuk der kas in het jaar 1644, het onderfluk een jaar later, door den konstigen CjEsar van everdingen, befchildcrd. Nog heeft men in deze kerk overkonstige fchilderyen, gelyk de zeven werken der barmhartigheid en het laatst oordeel, in het jaar 1518 vervaardigd, voor welken de ftad 'sHertogenbosch weleer te vergeefsch eenige duizenden guldens geboden heeft. Daarenboven is zy verflerd met de ftads boekery, welke door den oorlog verwaarloosd en byna geheel in verval geraakt, in het jaar 1594, boven het zuidcrportaal van dit Godshuis, op hare oude plaats weder is opgericht geworden; federt dien tyd met. eene grote verzameling van uitmuntende werken vermeerderd , en voor een ieder, op zekere daartoe gefielde dagen en uuren, geopend is. Ook had men binnen deze St. Laurens kerk, in vroegere dagen, verfcheiden vikariaten en altaren gefticht, fommigen van welken grote inkomsten hadden doch hedendaagsch zyn dezelven tot andere gebruiken gefchikt. Behalven deze kerk, vindt men alhier, op de hoek van de leet en kapelfteeg, eene ruime kapel, met een fierlyk torentje daar boven, weleer I. deel. O de  2io kabinet van nederlandsche de lieve vrouwe kapel genaamd, als zynde aan de heilige moeder maria toegewyd. Deze kap<4 werd aanvangs, door eenen johan van w i e r i n g e n , met een jaarlyksch inkomen van vier-en-veertig guldens befchonken, en verkreeg door den tyd nog meerdere inkomsten, terwyl zy integendeel gene verdere belasting had, dan van zeventien guldens jaarlyksch, ten lyve van twee geestelyke dochters binnen Alhiiaar; volgens de begeerte van den ftichter, moesten in deze kapel weeklyksch drie misfen gelezen, en op alle zon- en aposteldagen gepredikt worden, g«lyk zulks te lezen is in zeker oud handfehnft, opgegeven door den fchryver der oudheden en geftichten van Amfielland, Noordholland en Westfriesland. (*) (*) Op den 30 augustus van het jaar 1760 even na de middag, werd dit gebouw ten prooi van eenen feilen en onveuhoedfehen brand, welke met zo vele woede ten dake uitfloea dat dit Godshuis niettegenftaande alle aangewende poÉinran om het vuur te blusfehen, geheel in de asfche gelegd werd, en van het zelve niets anders overig bleef dan een gedeelte' van het dak en de muuren. Buiten deze twee kerken heeft Alkmaar een fchone Lutherfc-he kerk, welke in het jaar 1645 gebouwd is Deze gezindheid heeft langen tyd haren Godsdienst m deze ftad heimelvk moeten verrichten, en werdt tot na hetjaar 1641 op de bitterde wyze vervolgd; zelfs verwoestte men hunne versaderplaats in het bovengemelde jaar door eenen hoop foldaten welken naar gedaan werk door de regeermg met eenige tonnen biers befchonken werden.. Doch na het bouwen hunner kerk, (taakten de beledigingen. Hunne kerk werd in 1692 weder nieuw opgebouwd, doordien de oude honwvallig was. Zy heeft zeer fchone fieraden, onder wetLn de Fe^lloel/het doophek , de glSzen en kronen verdfenm aenoemd te worden. De Remonftranten hebben hier Serk van hout gehad, welke in den jare 1058 tot eene ftenen kerk verbeterd is. De Mennoniten bezitten hier twee, cn de Roomschgezinden vier kerken.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 2.1Ï Het Stadshuis alhier, in het jaar 1509 aangelegd en in 1520 voltooid, is zeer prachtig; het ftaat op de langeftraat, by eene heerlyke en brede brug, welke tot eene aangename wandeling dient. De binnenvertrekken, zalen en kamers overtreffen de uitwendige trotschheid nog verre; meest allen zyn dezelven p'rachtig behangen, en dienden fomtyds weleer tot huisvesting en gasteryen der Stadhouders en andere aanzienlyke perfonen; doch tegenwoordig is dit misbruik afgefchaft, en de vertrekken worden hedendaagsch alleen gebezigd tot het oogmerk waartoe zy vervaardigd zyn, namentlyk, tot de vergader- en zitplaatfen der hoge overigheid dezer ftad, welke beftaat: eerstelyk, uit eenenhoofdfehout, welke uit de vroedfehap door Burgemeesteren verkoren, aan de Heren van de rekening voorgefteld, en door dezelven voor drie agtereen volgende jaren aangefteld wordt, misfende, geduurende het waarnemen van dit ampt, ftem en zitting in de vroedfehap, uitgezonderd by het lezen der voorrechten en aanftellen van Schepenen (*). Ten tweden, uit vier Burgemeesteren , welken twee agtereen volgende jaren regeeren en jaarlyksch hunnen eed moeten vernieuwen (f). Ten derden, uit zeven Schepenen, van weiken de oud- (*) Weleer werd de Hoofdfehout van Alkmaar door deiekenkamer van de domeinen der Graaflykheid aangefteld} maar hedendaagsch gefchiedt zulks door de vroedfehap, gelyk de fchryvers van dit werk hier boven zulks meiden. (f) Uit eene handveste van vrouw jacoba blykt het, dat de Burgemeesteren van Alkmaar toenmaals Hechts ten getale van drie waren; doch een privilegie van de Staten van Holland, gedagtekend den 6 december des jaars 1588, heeft dit getal tot vier gebragt. O 2  2t2 kabinet van nederlandsche oudfte altoos de voorzitting heeft, en verpligt zyn, wanneer zy twee jaren in dienst blyven, even gelyk Burgemeesteren hunnen eed jaarlyksch te vernieuwen (*). Ten vierden, uit vier-entwintig Vroedfchappen of Raden, en gelyk de verkiezing van Burgemeesteren en Schepenen, C weleer door brief jes door de regeering zelve) door den Stadhouder, op den 24 december, gefchiedt, gefchiedt de verkiezing van eene vroedfehap , by het affterven of vertrekken van een der leden, door het gezamentlyk lichaam der vroedfchappen; in het laatst geval benoemt ieder lid drie, in het eerst geval agt en in het twede geval veertien perfonen, waarvan die genen, welken de meesteftemmenhebben, deopenftaande ampten verkrygen. De regeering dezer ftad is iri vroegere tyden geheel anders befteld geweest dan hedendaagsch ; want, ingevolge handvesten van vrouw jacoba, van den n april des jaars 1462, had deze ftad zestien hoofdmannen en negen dekens uit de negen gilden, welken met de zestien hoofdmannen jaarlyksch drie Burgemeesteren en zeven Schepenen verkoren. By de volgende Hollandfche Graven was eene geduurig blyvende vroedfehap aangefteld, doch deswegens verfchil ontftaan zynde, bepaalde Hertog philifs del het M Schepenen zyn altoos zeven in getal geweest; men vindt van dit kollegie gewag gemaakt in het oudfte handvest dat ons van deze ftad bekend, en gefchonken is in hetjaar 1214. door den Koning wil le m. Zy worden benevens de verdere regeering op kerstyd aangebeld door den Stadhouder, en e»n der vereischtens om tot deze waardigheid te geraken, is- dat zy moeten zyn liefhebbers van hun Vaderland; of me6 andere woorden: beminnaars, befchermers, verdeedigers, en hmdhavers onzer dierbare, vryheid.  en kleefsche oudheden sij het getal der vroedfchappen op een-en-dertig perfonen, ingevolge eene handvest van den 26 maart, des jaars 1450. Phil ips deïl van dien naam, Graaf van Holland, vermeerderde dit getal tot op veertig perfonen, welken in het jaar 1518, wegens het uitwyken van velen der rykfte burgers, door de geftadige oorlogen met de Gelderfchen en Stichtfchen, verminderd werden, tot eene vroedfehap van zestien mannen, welken, by eene handvest van Keizer ka rel den V, gedagtekend 26 feptember 1530, gebragt zyn op het verminderd getal van vier-en-twintig, welke vroedfehap jaarlyksch, zes dagen voor den geftelden dag van de vernieuwing der wet, eerst zes, daarna veertien , en ten laatften vier perfonen kozen, welken den Graaf of zynen Stedehouder in der tyd werden aangeboden, om uit de eerfte zes te verkiezen drie Burgemeesteren; uit de veertien, zeven Schepenen; en uit de laatfte vier, twee thefaurieren, tot handhaving van het recht en beftiering der ftad, cn dat alles uit de rykften, verftandigften en rechtvaardigften der ftedelingen. Dit eerfte getal werd, by nader octrooy der Staten van Holland en Westfriesland, in dato 6 december 1588, tot agt, en het laatst getal tot op twee perfonen gebragt, waaruit door den Stadhouder vier Burgemeesteren en één thefaurier zou verkoren worden, welken, ingevolge voorgaande brieven van octroy, den eed in handen van den Schout zou moeten afleggen. Nog vergaderen op dit raadhuis verfcheiden kollegiën en rechtbanken der buitenfteden, gelyk die van de bailluwage van der Nieuwbi/rg, Egmond, HeerHuigemvaard, de Zyf, Wieringerwaard en Warhenhuizen, alsmede de kollegiën der uitwatcrende Huizen, den bedykten Schermer, Heer-Huigenwaard, o 3 Zyp>  214 kabinet van nederlandsche Zyp, Wienngcrwaard, Berger meer ,Egmondermeery de poortery en de poortsmolen Gors/en. De in onze konstplaat afgebeelde waag is in waarheid, zo wel wegens haren hogen en prachtigen toren als wegens hare andere fieraden, een der fraaifte gebouwen van dien aart in geheel Nederland. De beroemde konstenaar romeyn de hoge, heeft hare gedaante in eene grote prentverbeelding gefheden, welke by a d r i a a n hasersou, te Alkmaar, uitgegeven is. Zy werd in het jaar 1582 met den voorgevel tegens de oudejwaag (weleer het heilige Geesthuis) aangebouwd , gelyk het cyffergetal, in de bovenfte lyst van den voorgevel uitgehouwen, aantoont, en de keuren dezer waag zyn in het jaar 1674 vernieuwd, volgens het jaargetal onder het ftads wapen geplaatst, en daar beneden het volgend latynsch gedcnkfchrift, hetwelk op de onderfte lyst te vinden is: S. P. Q_. A. Restituit, Virtus. Ablat^:. Jura Bilanci s. dat is: De Raad en het Volk van Alkmaar, hebben uit loutere deugd het recht der waag herjl&ld. Niet weinig werd men tot den opbouw van dit gefticht aangemoedigd, door de handvesten van willem den I, Prins van Oranje en de Staten van Holland, gedagtekend 13 july 1585, door welken aan deze ftad vergund en gegeven werd de inkomsten, baten en profyten der waag, en wel in dier voegen, gelyk dezelven door den Graaf van Holland waren genoten, onder voorwaarde, dat deze ftad jaarlyksch, in handen en ten comptoire van den rentmeester van Kenne- mer-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 215 merland, in der tyd, eene fomma van zeven ponden van veertig groten vlaamsch, ter erkentenis zou opbrengen; zynde dit gefchenk van den Prins eene vergelding voor de getrouwheid en dapperheid dezer ftads burgery, in zo vele gevallen van binnenlandfche beroerten en gadeloze onvertzaagdheid by het beleg der Spanjaarden, in het jaar 1573 , zo duidelyk gebleken. De toren van deze waag ryst, tot zynen eerften omgang, vierkant uit het dak van dit gebouw; van daar klimt hy in eene zeskantige gedaante tot den tweden omgang opwaards; in deze zelfde gedaante ryst hy verder tot boven het klokkcnfpel, hetwelk met een zeshoekig opryzend dak gedekt is; aldaar begint de derde trans, boven welken een doorluchtige en zeshoekige koepel, overdekt met eene opene en van traliën gewerkte globe, geplaatst is. Op deze volgt een andere kleindere en ondoorzichtige kogel op eene zware yferen fpil; op deze fpil eene rykelyk verfierde fteng met omgekrulde leliën, en het trotsch gevaarte eindigt in eenen konstigen weerhaan. De eerfte fteen tot dezen toren werd gelegt m het jaar 1597; hy is in het jaar 1599 volbouwd, en de grote klok welke daarin hangt en het volle uur flaat, werd op den 24 october 1587 gegoten, by hare inwyding SintLaurem gedoopt, cn weegt ruim zes duizend drie honderd ponden. (*) Het Voormeer, accynshuisenDronkcn-oord, me» (*) De toren is tachtig voeten hoog boven het dak der waag, en heeft een zeer kondig klokkenfpei. Des vrydags tusfchen negen en tien uuren word hetzelve befpeeld. Op ieder gewoonlyk klokflag ziet men, even boven den eerften omgang, vier beeldjens te paard ten voorfchyn komen , boven welken een trompette) tie ftaat, een deuntje blazende. O 4 In  Ïl6 KABINET VAN NEDERLANDSCHE mede in onze plaat afgebeeld, mogen wy niet met ftilzwygen voorby gaan. Het Voormeer was voormaals niets dan eenen groten plas waters , ftrekkende tot aan de krebbefteeg, en dienende tot eene haven voor de ftad. Toen Alkmaar, in het jaar 1573, zyne wallen voor de vierde maal zuid-oostwaards uitzette, trok men dit zogenaamd Voormeer binnen de ftad, en uit hetzelve werd, in den jare 1607, eene kaai, gewoonlyk het Vcneetfche Eiland of dc Bierhaai genaamd, opgemaakt, werwaards alle bierftekers, in het jaar 1614, gelast werden om te gaan wonen, gelyk dit volgend tweeregelig versje getuigt: Toen men 1614 fchreef Men ons alhier op dit eiland dreef. Staande hetzelve in eenen fteen, aan een der huizen op het voornoemde eiland, uitgehouwen. Het accynshuis met zyn aardig torentje, vertoont zich achter, het gezegde Voormeer, op den hoek van de oude bierkaai en het dronken-oord, by de ftads kraan, willende Dronken-oord zo veel betekenen als een hoek verdronken lands. Zodanig is ook deze plaats weleer geweest, als beft aan hebbende uit riet en biezen, opgefchoten uit eenen verdronken grond, welken na de twede vergroting der ftad, opgebaggerd en tot die hoogte opéén gebragt zyn, dat men daarop begonnen heeft te bouwen. Deze watergracht nu praalt ter wederzyden met zeer fraaije huizen, en In het Jaar 1715 werd deze toren, welke vyftien duimen naar den zuid-westkant overgeweken was, regt gezeten vernieuwd. Boven deze waag wordt de keurkamer gehouden van het Goud- ea Züverfinits Gilde.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 217 en ftrekt zich van het Voormeer af tot voorby de vischmarkt, recht toe tot op de hoogte van de Hein brouwersfteeg, alwaar zy zich gelyk een elleboog kromt, en onder den rotsfteen in de nieuwe vaart loopt, waaraan de kaasmarkt en waag gelegen zyn. (*) Hier- (*) By het dronken-oord heeft men eene zeerfraaij'evischmarkt, waarvan de eerfte aanleg in het jaar 1565 gefchiede, en welke op verfchillende tyden merkelyk verbeterd is. Men heeft op dezelve den afflag van de heerlykfte zee-visch. Hec Frinsfenhof, ook het hoge huis genaamd, en ftaande in de lange ftraat by de grote kerk, is in den jare 1595, en wel door het geflacht van van teilincek, gelyk fommigen fchryven, gefticht. Het is een groot gebouw met eene voorplaats, welke door eenen muur, met twee ingangen van den gemeenen weg is afgefcheiden. Het wapenhuis, in de doeleftraat gelegen, werd in hetjaar 1606 gebouwd, en alle de wapenen waarvan men zich weleer in het beleg bediend had, zyn naar hetzelve overgebragt. De doelen, is in de oudeen nieuwe doelen verdeeld, zynde de oude in het jaar 1509, in de doeleftraat gebouwd, in dezelve gefchicdt de verkoping der vaste goederen. In het jaar 1614 kreeg de burgery verlof om van de oostelyke zyde der doelen een vierkant temo. gen optrekken, en hunne kruisbogen daar in te bergen. Doch reeds lang voor het jaar 1509 was hier eene doelen, die in de oude gedenkftukken die doelen der ouden fcuts genaamd werd. De nieuwe doelen is in het jaar 1561 gebouwd, en philips de II, zich toenmaals in Alkmaar bevindende, lag den eerften fteen aan deze! ve.Nog moet men onder de oude en merkwaardige gebouwen dezer ftad tellen het Hof van sonoi gelegen aan de hoendermarkt, en weleer het witte zusteren hof genaamd. Het is een groot vierkant gebouw, omtrend het jaar 1742 voor negen honderd guldens verkocht. De bank van leening of lombart; de eerfte welke voor zo verre bekend is, in den jare 1544 opgericht, en eenen Piemontezer verleend is. In het jaar 1595 had men alhier ook een vleeschhal, welke op de markt ftond, doch thans niet meer in wezen is. Het mannen- en vrouwen gasthuis, in de gasthuisftraat. Het eerfte werd in 1589 met het twede vereenigd, en merkelyk vertimmerd. Het twede droeg weleer den naam St. Elifabeths-gasthivs. Dit thans vereenigd gasthuis heeft yan tyd tot tyd zeer v*elc inkomften verkregen, en is fints O 5 eeni-  2l3 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Hiermede menen wy voldaan te hebben aan de befchryving, wegens de afbeeldingen op onze 33fte plaat vertoond, en zouden onze landgenoten nu eenige jaren met vele nieuwe vertrekken vermeerderd. In deze ftad plagt ook een leprozen-huis te ftaan, doch ook dit is om deszelfs bouwvalligheid afgebroken, en de proveniers naar het gasthuis overgebragt, met behoudenis van deszelfs goederen en voorrechten. Onder deze voorrechten munt uit het recht om eenen Schout te Ouddorp te mogen aanftellen, het welk nog hedendaagsch door regenten van hst man» nen-gasthuis geoeftend wordt, zynde de Schout verpligt om alle drie jaren verlenging van zyn ampt te verzoeken. Het pesthuis dat in den jare 1607 merkelyk vergroot is, en onder het opzicht van twee regenten ftaat. Het huis-armen-"huis, tevens het tuchthuis, ter zyde en achter de grote kerk; het werd in den jare 1684 vernietigd, de tuchteiingen werden genaakt, en de fipier afgedankt. Doch federt dien tyd heeft men nodig geoordeeld het weder te herftellen, en op nieuw eenen fipier aan te nemen. Het weeshuis, ftaande op denhoek der doeleftraat, welëer een begynhof, maar in het jaar 1576 als een weeshuis gebezigd. Het aalmoesniershuis aan de westzyde van de grote kerk. Het wildemans-hofje, uit de nalatenfchap van eenen gerrit wildeman, in het jaar 1715 volbouwd, en gelegen aan het einde der oude vest. Boven den ingang ftaat een wildeman, meer dan levensgrote, in fteen uitgehouwen, tusfchen twee levensgrote vrouwebeelden, vertonende den ouderdom en de armoede. In het vertrek der regenten ziet men de beeldtenis van den ftichter gefchilderd. Het hofje beftaat uit vier-en-twintig woningen , gefchikt voor oude vrouwen van verfchillende gezindheden , mits van den christelyken Godsdienst, bejaarde weduwen of dochters, en ingeboren burgeresfen van Alkmaar zynde, of ten minden moeten zy twintig jaren in die ftad gewoond hebben en in Holland geboren zyn. Het trouwen is haar verboden Dit hofje wordt bedierd door vier regenten, waarvan de een Gereformeerd, de twede Remonftrantsch, de derde van de Waterlandfche en Vlamingen, en de vierde van de Friefche doopsgezinden is. Voorts heeft men in Alkmaar nog agt andere hofjes, van minder belang; eindelyk vindt men onder de aanmerkelyke gebouwen van die dad, de latynfche fchool, naast het weeshuis daande. Zy beitaat uit vier klasfen , welke beftierd worden door eenen rector, eenen conre&or, en twee praceptoren.  en kleefsche oudheden. 2ic> nu verder tot andere boeken kunnen heenwyzendoch onze eigen fmaak ende herhaalde verzoeken van vele geleerde en aanzienlyke mannen, bewegen ons tot eene verdere uitbreiding, inzonderheid omtrend de gebeurtenisfen en merkwaardig, heden van andere ons voorkomende fteden, dorpen, huizen, als inzonderheid van deze vermakelyke en aanzienlyke ftad, welker omftandige befchryving door den oudheidkundigen Heer simon eikelenberg is te boek gefteld en uitgegeven. De Westfriezen, van oude tyden af, ftout op hunnen ftand cn de fterkte hunner grenzen, als zynde aan alle zyden door zeën, meiren en gebroken landen omringd, gene burgten tot hunne verfterking nodig oordelende, waarom zy ook alle de veroverende fterktensfloopten, entevens moedig op hunne vryheid, welke door de Graven van Holland geduurig werd belaagd en aangevallen, uit hoofde van voorgewende giftbrieven door Koning karel den kalen en lodewyk verkregen, (met welk een recht of vermogen zullen wy elders onderzoeken) waren geftadig met deze Heren in oorlogen gewikkeld. Dus fchryft klaas kolynui zyne rymkronykonjer d i r'k den I: 3ln bcfe mw\tU tf&m ©aren bele toictjen cn tïriöcn jaetten jprfcfen/ tf ne oulccn ÜBoitten/ noeftte billic bulben/ ffiocb ji toocDcn toalc gtbtoongen ©aje tem ober fêeare bulben. De Hollanders befprongen/i^^7#/rf«*/gcduurig in den winter, by harden vorst, over het ys, ten  J20 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ten tyde van diederik den V; diederik den VI; floris den III, en diederik den VII; of ook in den herfst, met koggen te water, gelyk onder floris den V en j a n den t Somtyds echter trokken zy langs den duinkant om, en doordien de wateren nergens ondieper en fmaller waren, dan daar, waar nu Krabbendam gelegen is, alwaar eene kom, de Zeker genaamd, tusfchen de hoge velden in lag, beftookten zy de Westfriezen ook aan deze plaats, die dan aan hunne zyde ook menigen krygstocht op de Kennemers ondernamen, en dus menigmalen Alkmaar, hetwelk hun allereerst op den weg ontmoette, met geweld overvielen en pionderden. Alkmaar moest reeds , in het jaar 985, en nog flechtseen vlek zynde, de barbaarschheid dezer Friezen ondervinden, wanneer zy, na een hevig gevecht met de Hollanders, het veld behielden, en daarna , niet alleen de huizen in de vlam deden zetten, maar alle de ingezetenen, welken zy vonden, neder hieuwen. Den tweden fchok zou deze ftad, die, gelyk wy hier boven gezien hebben , niet voor de twaalfde eeuw bewald werd, in den jare 1070 of 1071 uitgeftaan hebben, en Hertog govert met denbuit, negen, en volgens anderen, drie weken daarin belegerd geweest zyn. Echter zyn degetuignisfenvan barlandus, johan van der does en andere latere fchryvers niet zonder reden in dezen a&n twyffelingcn onderworpen, doordien zy gene bewyzen, ter ftaving hunner gezegdens by brengen, en onze oudfte en geloof waardigfte gefchiedfchryvers daarenboven niet een éénig woord van deze belegering gewagen. Klaas kolyn, melis stoke, de kronyk van Egmond en heda fpreken wel van zynetoverwinning op de  en kleefsche oudheden. 221 de Friezen, maar niet het allerminst van dit beleg ; zo dat wy met den geleerden mattheus vossius durven zeggen, dat het niets is dan een louter verdichtfel; zynde het eene geftaafde waarheid, dat gemelde onze oudfte vaderlandfche fchryvers alles met de geftrengfte naauwkeurigheid opgetekend hebben, terwyl zy ondertusfchen van deze belegering geen gewag hoegenaamd maken. Zekerder bewyzen vindt men by deze laatst, genoemde en andere fchryvers, dat de Friezen, floris den zwarten, den misnoegden broeder van Graaf diederik den VI, tot hunnen veldheer aangefteld hebbende, de wapenen in het jaar 1133 wederom aangrepen, Alkmaar ten twedenmale overweldigden, uitplonderden en verbrandden, zodat de meeste Kennemers, bevreesd voor een zelfde noodlot, en in hoop van voortaan gene diergelyke fchatting, als aan den .Graaf van Holland, te zullen opbrengen, zichby de Friezen voegden en flor is tot hun opperhoofd huldigden. Zie hier de eigen woorden van melis stoke, in zyne diederik denVl in het Ilde boek, vs. 200 enz. En 't meeste deel der Kenemaren Die flonden te /waren tribute, En traken f enen rade mei En begaerden al, dat fi Hem Jelven mochten vechten vri, En droeghen over een ghemeenlike, Dat fi best lieten Diederike En laten hem Florens verriezen, Dat fi met hem en metten Vriefei} Souden fijn in allen noden. Uier op Jenden fi htm boden, Sn  222 kabinet van n ed e r l an d s ch e hebben over Heer ontfaen En hebben hem hulde en ede ghedaeiu klaas kolyn zegt dat zy zulks gedwongen gedaan hebben; aldus luiden zyne rymen: Graven broeder, zyt zeker das Ti ter eeren was genegen, Florens gênant, had ter degen Gunjle over alle genoech Moedere en Broeder bracht in are Moede: des hien fpoede voirware Al na Fries lant by ongedult, Daar wurt i over heare gehult, Ente 'barnede Allekemaere. Ti verpinede Kenemaere Mosten iem hulden zi wilden of niet. Drie-en-dertig jaren later, ten tyde van Graaf floris den III, onderging deze ftad eene zelfde ramp, wanneer de vryheid-ademende Friezen, na vernomen te hebben dat de Hollandfche Graaf elders opgehouden werd, met eene tamelyke bende over de Kil of de waterlozing Okkenyoort of Ottenfort ftaken, (waardoor de Hcer-Huigemvaard en het Schcrmermeer in elkander ftroomden) de hun tegengerukte Alkmaarders terug dreven, en vervolgens al vechtende met hun in de ftad drongen, dezelve uitroofden en in den brand ftaken, aan welk ongeval de kerk alleen ontrukt werd, en ruim tachtig burgers in dezen ftryd het leven verloren; van deze gebeurtenis fpreekt melis stoke, in zyn verhaal van hetjaar ii66, daar hy in zyn IJ.de boek, vs. 487 enz. zegt:  sn kleefsche oudheden. 223 men lx ftreef en feffe Ouamen met gjoter jtoaernefte ©ie ©refen tan otor <©tten foct <©&etoapent t'SMfiemaer op De poott jEet gjotcn menfgfjen betmeten/ e fierfie allene / ©ie Keten ft fïaen al onghefcaet/ ©ujj toilbe fjaer gfjemene roet. ©ie ban llcmaer bebben berden/ ©at fjem öaer brlenbe ontflien. €n -recht omtrent lxxx man dorpen hem ter toere bort an $ect ban moebe ghelffien riejen, €n (trefien mfbjj oneer be ©rtefen/ €n bleben baer/ toerenDerfjanbe/ 3ïile boot onber be btanbe. Dezelfde Graaf, om zulks te wreken, trok in het jaar 1168, met eene magtig leger tegen de Westfriezen te velde; doch te Schorel genaderd, drongen fommigen zyner dapperfte edellieden tegens zyne raad aan, ligt gewapend in Westfriesland en tot Schagen gekomen zynde, alwaar zy alles in vuur en vlam zetteden, werden zy voor het grootst  124 kabinet van nederlandsche grootst gedeelte verflagen. De Graaf was du« genoodzaakt om terug te trekken, hetwelk op Alkmaar, in het volgend jaar n69, op nieuw deerlyke rampen deed nederftorten, daar die ftad, flechts met verlies van dertig mannen aan de zyde der Friezen, in kolen gelegd werd. De rymkronyk verhaalt, dat zy over het water de Reker kwamen, en de ftad op St. Hipolitus-dag overweldigden, waarmede de oude kronyk van Egmond overeenftemt, gelyk ook melis stoke in zyn Ilde boek, vs. 607 enz. gelyk wy hier boven reeds aangehaald hebben. Het komt ons dus onbegrypelyk voor, hoe cornelis van der woude, deze tocht der Friezen en hunnen aanval op die ftad, in zyne kronyk van Alkmaar befchryvende, heeft kunnen zeggen: dat Gods goedertiere ende aldermagtigfte hulpe hare tiende voorgekomen heeft met moet ende couragie, zodat de wallen wel aangerant wier den, maar niet overwonnen; zonder dat hy, om zulks te ftaven, volgens zyne gewoonte, niet eenen éénigen fchryver, niet een éénig gedenkftuk bybrengt. Vyf-en-twintig jaren later werd Alkmaar, door een dergelyk verfchriklyk noodlot, bezocht; waarom ook v o s s 1 u s, in zyne historifche jaarboeken van het jaar 1195, billyk zich verwondert, wegens den moed en de ftandvastigheid der inwoonderen dezer ftad, welke zo menigmaal verwoest zynde, telkens tot geen ander oogmerk weder fcheen herbouwd te zyn, dan om de vyanden nieuwe ftof te geven, tot het voldoen van hun* ne boosheid. Om zulks in vervolg van tyd, zo veel mogelyk ware, te verhinderen, deed wil7 lem deYL, Roomsch Koning, in den jare 1254» digt by de wallen van Alkmaar, het magtig kasteel Toornenburg bouwen; doch de tyd leerde, dat  en kleefsche oudheden. 225* dat de Friezen desniettegenftaande telkens nieuwe aanvallen op de ftad ondernamen, waarom floris de V, in hetjaar 1288', tot meerdere verzekering zyner Hollandfche grenzen; ter beteugeling der Friezen, die hem als hunnen Heer hadden gehuldigd, enter bedekking van Alkmaar, met allen fpoed de volgende fterktens deed {lichten, namentlyk: het flot Enigenburg, tusfchen Krabbendam en St. Mar ten; Middelburg, digt bezuiden de Munnikebrug; Nieuburg, by de halve maan te Ouddorp; Nieuwdoorn en het kasteel van Medenblik, van welk laatfte wy hier boven breedvoerig gefproken hebben. Door deze middelen bleef de ftad, die zo menigmalen de aanflagen harer vyanden was ten prooi gevallen, en zich echter altoos heldhaftig had gedragen, tot in de vyftiende eeuw van verdere overweldiging bevryd. Toen, benevens de Kennemers en andere hoeksgezinden, hare wettige landsvrouwe, de Hertoginne jacoba van Beijeren byftaande , tegens den Hertog philip van Bourgondiè'n en tegens de kabeljaauwsgezinde party , werd de ftad, door de handelwyze der laatfte, welke tegen haar optrok, de huizen Breder ode, HeemJleJe enAsfendelft vernielende, zodanig getergd, dat zy de wapenen aangreep, Haarlem belegerde, de Bourgondiërs te Alphen hielp flaan, en onder den overften willem nagel, niet alleen de Waterlandfche fteden, maar ook Enkhuizen en Medenblik vermeesterde; doch ondanks haren moed, werd zy voor Hoorn, en later in eenen zeeflag omtrend Wienngen, zodanig geflagen, dat zy op de nadering van Philips, met een magtig leger aanrukkende, hare poorten voor hetzelve open zette. Doch deze I. deel. P blyk  226 KABINET VAN NEDERLANDSCHE blyk van onderdanigheid baatte weinig, want niet alleen ftiette de verwinnende foldaat, in de eerfte woede, een groot aantal burgers en poorters van den kerktoren, maar alom in de ftad hoorde men de moordkreet der ellendige verwonnelingen ten hemel ftygen. De Hertog daarmede nog niet voldaan, ftreek, in hetjaar 1428, een allerongenadigst vonnis over geheel Kennemerland en Alkmaar, inhoudende, dat die ftad alle hare poorten, muuren en wallen moest flechten, en alle hare vryheden, voorrechten en goederen verbeurd verklaard werden; doch na veel fmekens, bleef het laatst gedeelte van dit vonnis buiten vervulling, onder voorwaarde, dat de ftad voor deze genade, binnen den tyd van zes maanden, zou moeten opbrengen eene fomma van agtduizend kronen, en jaarlyksch op nieuwjaarsdag, vier groten voor iedere haardftede. Daarna, in hetjaar 1445, in eene handvest van dien Hertog, gedagtekend den 8 july, werd aan de burgery van Alkmaar vergund, om de wallen van hare ftad wederom te herftellen, en de deuren in hare poorten te mogen hangen; behoudens echter de waarde van het voorgaande vonnis, om ten allen tyde gehouden te zyn, van op zyn bevel, de poorten en vastigheden der ftad wederom weg te breken. Maar ook deze hachelyke voorwaarde vernietigde hy, by eene nadere handvest van het jaar 1451. „ niet tegenflaande die „ demnatie (leest men in dien brief) voortyds ge„ daan en gefchied op der voorz: onze ftede van Alk„ maar, gonnende dezelve onze ftede, haar ftede muyren te maken en onderhouden, en die deuren van haren poorten te hangen ende fluiten tot allen p tyden, zonder daaraan tegens ons of onzen nakomelingen te misdoen of te verbeuren. Alk-  ! en kleefsche oudheden. 22f ■ Alkmaar- werd nogmaals in hare rust geftoord, op het einde der vyftiende eeuw, door eene onverwachte en fpoedig ontftane party van het zogenaamde kaas en broods volk, zynde eene famens fpanning van de daaromftreeks wonende landlieden, welken, mismoedig wegens den Hechten tyd en het geweldadig afvorderen van zogenaamd ruitergeld, door den Heer jan van Egmond j Stedehouder van Holland, in hetjaar 1491, hl grote menigte hei-waards ftoven, en welke party zodanig aangroeide, dat zy, na het plonderert van het huis van klaas korf van bosChhuizen, rentmeester van Noordholland, het gehele noorder quartier, uitgezonderd Enkhuizen alleen, aan hare zyde deden overhellen, en eert eendragtig verbond floten, hetwelk met zegels en brieven bevestigd werd, om voortaan geert ruitergeld meer te betalen. Het aangrypen der wapenen, op de komst van den Stadhouder; het gewapenderhand uittrekken naar Haarlem, in de maand may van het jaar 149 2, onder de baniere der ftad; het pionderen van die ftad, en den verderen optocht om Leiden te belegeren; haalde aan de burgery van Alkmaar de meeste ongenade op den hals. Volgens de befchryving van den raadsheer heemskerk, werd deze party meer dan eenmaal, door den Hertog albert van Saxen, tusfchen Leiden, Haarlem en Heemskerk, geflagen; in welk laatst gevecht zy vierhonderd Alkmaarders en Kennemers verloren, waarom zy genoodzaakt werden om genade te Verzoeken, welke hun, nalangduurigevoorfpraak, cindelyk werd toegeftaan, onder beding, dat Alkmaar terftond twee duizend zes honderd gouden Sint Andries guldens zou moeten opbrengen-, zyne P a hand-  228 KABINET VAN NEDERLANDSCHE handvesten en baniere, welken ook in eenen vorigen oorlog door die van Hoorn waren genomen geweest, in handen van den Hertog overleveren , en tot vermeerdering van hunne ftraf, hunne vesten op eige kosten afbreken, en de grachten dempen moesten; terwyl aan de bewoners der Schager kogge, Nieuwdorper kogge en het Nieuwe land opgelegd werd, om, tot boeting van hunne misdaad, aan het flechten der vesting te arbeiden, zonder eenig loon te genieten, en boven dien moesten vyf-en-twintig poorters der ftad Alkmaar, binnen Haarlem, blootshoofds en barrevoets, voor de herberg van den Hertog van Saxen verfchynen; met een wit ftokje in de hand eenen voetval voor hem doen , en dus voor hun, en voor de geheele gemeente hunner ftad nederig om genade en vergiffenis fmeken. (*) Nog- (*) Eigentlyk had de Stadhouder jan van Egmond meer fchuld aan alle de ongeregeldheden dan de burgery zelve; want niet zo zeer de onwilligheid om dit zogenaamd ruitergeld op te brengen, het welk een vastgefteld maandgeld was, dan wel de verbazende armoede van dien tyd, veroorzaakt door de langdurige hoekfche en kabeljauwfche twisten; door het bannen en vluchten der onderleggende hoekfche party, en de geftrengheid waarmede dit geld, tot zelfs van de fchameie gemeente gevorderd werd, waren oorzaak van deze deeilyke, en in Holland algemeene opfchudding en plundering. Wie den Hollander kent, weet ook dat hy zelden weigeren zal om zelfs de zwaarfte lasten op te brengen, mits men de fmalle gemeente zo veel mogelyk verfchone, en de eisch alle uitwendige tekenen drage, als gefchiedde de offerande eenig en alleen tot behoud van het vaderland. In den jare 1787 werden alle de ingezetenen der Provintie van Holland opgeroepen om den 25ilen penning te betalen aan het land, niemand weigerde deze offerande; zy gefchiedde tot welzyn van het vaderland, gelyk de Souverein den ia-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. - 229 Nogmaals werd Alkmaar, op den 25 juny van het jaar 1517, des avonds tusfchen tien en elf uuren, ingezetenen voorgedragen had. > Doch ter zaak. Het jaar 1490 fcheen ramp by ramp op de Nederlanden uitteftorten ; men had de munten afgefchaft; de veelvuldige plasregens van den herfst deden de granen op de velden verrotten; verfcheiden oosterfche fchepen werden genomen, en de armoede ileeg tot zodanig eene hoogte, dat de fchamele gemeente geen brood meer kunnende kopen, haren toevlucht moest nemen tot het eten van draf, raapzaadkoeken , en ander beesten voeder. In Leiden alleen moesten wekelyksch tienduizend behoeftigen door de ftad met brood gefpyst worden; in Amfterdam was de armoede onberekenbaar, en echter drong men met alle geftrengheid op het betalen van het ruitergeld. Velen hadden het weinige hun overig gebleven, aan het land moeten geven, en deze, benevens de overige fchamele gemeente, voornamentlyk die van Kennemerland, JVestfriesland en Waterland , geraakten daarop in eene beweeging. welke van tyd tot tyd gevaarlyker werd, naar mate de armoede aanwies, hare party toenam, en de bedreigingen menigvuldiger werden. Wel verre van het oog te flaan op de kommerlyke omftandigheden van het landvolk, trok de Stadhouder jan van Egmond, in het jaar 1491 aan het hoofd van eenige foldaten uit, om de Kennemers en anderen tot het opbrengen dier belasting te dwingen. Twee der weigerenden werden doodgeflagen, en eenige anderen gevangen genomen, en men had gene betere leus kunnen uitdenken om het land in vuur en bloed te zetten. Alle de bewoners van het platte land geraakten in woede, trokken by gehele benden naar deNoord. hollandfche fteden om hunne party te verfterken , en de armoede gaf aan deze razernei vleugelen. Alom hoorde men het gefchreeuw van niets meer te willen opbrengen, en zich veel liever te willen dood vechten, dan van honger te ftenen. In Alkmaar woedde men op het huis van den Rentmeester klaas korf, welke reeds in den dodelykften haat by het volk ftond, wegens zyn gehouden gedrag by het affchafFen der munten in hetjaar 1489, waar hy zyne woekerende fchraapzucht zo duidelyk aan den dag gelegd had; men vernielde zyn huis en pionderde het geheel uit, welke fchade de inwoners van Alkmaar naderhand weder moesten vergoeden. Dagelyksch werd de party van het kaas en broods volk geP 3 duch-  ?3<3 kabinet van n e d e r l and s ch e uuren, door eenen groten hoop Gelderfchen, onder den overften selbach ingenomen, ver-.' fterkt duchter, en Egmond was in de noodzakelykheid om het heffen van dit ruitergeld voor eenigen tyd te ftaken. Die van Haarlem bedaarden de woede wel voor eenigen tyd, door het volk te verzekeren dat men voornemens was', om op eene algemeene dagvaard naar 's Hage hunne zaak voor te dragen en af te doen; maar deze dagvaard eindigde zonder aan het volk de minfte verligting in de lasten te weeg te brengen. Toen borst de woede in alle fteden en dorpen van Noordholland, uitgenomen in Enkhuizen, welke ftad zich geheel buiten de twist hield, met een verdubbeld geweld los : men bezwoer elkander binnen Hoorn, werwaards de party befchreven was, om nimmer in het toekomende eenig ruitergeld weder op te brengen. De fteden werden door de hunnen getrouw bewaakt. Men verdeelde bet gemeen in vaendels, en dezen voerden kaas en brood in hunne banieren. Zy bemagtigden verfcheiden kasteelen, welke tot den grond toe vernield werden. De Stadhouder jan van Egmond nam in hetjaar 1492 voor, om deze gasten uit Alkmaar te verdryven; doch by zyne aannadering werd eenig volk in eene hinderlaag gelegd, en wanneer de Stadhouder niet in tyds daarvan bericht ontfangen had, waren mogelyk hy en alle de zynen in ftukken gehakt. Het volk ondertusfchen bemerkte uit dit gedrag , dat den Heer van Egmond, wel verre van hun eenige voldoening te geven, veel eer voornemens was om bet door geweld te dwingen. Dit denkbeeld bragt de woede ten top; men wierf en kreeg van tyd tot tyd eenen groteren aanhang , en rukte op den 3 may uit Alkmaar met eenen talryken hoop naar Haarlem, waar men begeerde binnen gelaten te worden. De Vroedfehap werd vergaderd, en floegdezen eisch eenparig af, waarop eenigen der burgery de kruispoorü open hakten, en de kaas en broodsvrienden binnen lieten. Terftond nam deze woeste bende, door een groot aantal Haarlemmers vermeerderd, den weg naar het ftadhuis , het welk terftond overweldigd werd. De Schout en Rentmeester klaas van ruiven, een Schepen pieter thomaszoo n , en zyn broeder andries werden by deze gelegenheid doodgeflagen. Men verhaalt dat het lyk van den fchout, in ftukken gehakt zynde, in eene mande gepakt, en aan zyne  en kleefsche oudheden. 2gï fterkt door ccn magtig aantal Friezen, welken ten dien einde, door den Admiraal langepier> uit de Kuinder naar Medenblik gevoerd, en daar aan land gezet waren. Agt dagen bragt die woeste menigte in Alkmaar door, alles vernielende en rovende wat zy binnen deze ftad konden vinden, en ne huisvrouw te huis gezonden werd met dit fchimpend byfchrift: 6 Vrouwken van Ruyven, Aan deze boutkens zult dy kluiven, Walich dirkszoon, zich noemende van Brederode, die het oproer in Alkmaar gedicht bad, hielp ook hier den Schout ombrengen, doch eerlang moest hy zulks met den hals boeten. Men pionderde op het ftadhuis de thefauriers en weeskamers, verfc.heurde de papieren, en rukte de zegels daar af, ook vele burgerhuizen werden geplonderd. Men belette vervolgens de plcndering, en bet morrend graauw, voorgegaan door eenige aanzienlyke burgers, trokken daar op naar Leiden, menende het zelfde fchouwfpel aldaar aan te rechten; doch gelukkig voor die ftad werden zy door het gefchut der vesten zo wel ontfangen, dat zy in de grootfte verwarring de vlucht namen, en weder naar Haarlem terug keerden, terwyl eenigen hunner den Stadhouder in handen vielen. De Stadhouder echter ziende dat het gemeen niet zou te bedwingen zyn. dan door tusfehenkomst van geregelde benden, aan welken hy gebrek had, verzocht den Hertog van Saxen om zynen byftand, die ter herftelling der rust met eenig Duitsch krygsvolk naar Holland afzakte, hoewel alles plonderende en rovende wat hy op zynen weg ontmoette. (Deze manier van handelen febyntbyden Duitfcheren meer in gebruik te zyn.)— Hy trok naar Haarlem, en heiftelde, na eenige hevige gevechten, die meestal ten nadeeie der Kennemers uitvielen, en in welken fomtyds ter wedcrzyden veel volks bllfef, den vrede, onder bedingen zo vernederend als nadeelig voor fteden cn inwoneren, ei? waarvan wy in onze befchrvving eene prcefzien. P4  232 kabinet van nederlandsche en wegtrekkende, ftaken zy den brand in twee koornmolens, die aan de vesten, tusfchen Ritzeyoort en Binne banen, ftonden; waardoor meer dan honderd huizen, benevens de nieuwe poort, daar zy uittrokken naar Egmond, in de asfche gelegd werden. (*) Het komt ons zeer waarfchynelyk voor, zo wel uit de handvest van Keizer maximiliaan en Aartshertog ka rel van Oostenryk, gegeven den 28 maart van het jaar 151 o, als uit eene andere van gemelde karel, als RoomschKeizer, gedagtekend 15 feptember van hetjaar 1528, dat de wallen en vesten der ftad, in het jaar 1492, wegens het voorgemelde kaas en broodsfpel nedergeworpen, in het jaar 1517 nog niet weder herfteld waren; want in den eerften brief ftaat nadruKkelyk, wegens het vertrekken der poorteren en het inkomen der vreemden: „ Dat Burgermee/leren Schepenen en Raden een „ zeker ftatuit daar tegens gemaakt hadden, om'te 3y vervullen ende te recouvreren de groote ende zware „ kos- £*) Deze barbaren noemden zich de zwarte hoop, waarvan wy reeds elders gefproken hebben; zy waren omtrend drie duizend mannen fterk, en floegen alles dood war hun voorkwam. De ingezetenen van vele fteden en het platte land het gerucht van hunne komst vernemende, hadden met alle hunne kostelyke goederen de wyk genomen naar Alkmaar, waar zy dachten veilig te zyn. Het blykt uit eenen Graaflyken brief, ten behoeve der ftad in hetjaar 1523 verleend, dat de buit aan mondbehoeftens, klederen , juwelen, en andere kostelykheden , hier zo groot geweest zy, dat de ingezetenen verklaarden, de geledene fchade in gene dertig jaren te zullen kunnen te boven komen. Uit den zelfden brief en andere oude gedenkftukken kan men zien, dat Alkmaar eene vermaarde fchool moet gehad hebben, welke door dezen inval geheel ten gronde gegaan is.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 233 „ koften ende laften, daar inne dezelve Stad keiaft „ was, zoo voor de refeclie (hermakinge) onder,, hout ende fortificatie van die, als te betalen de „ renten en pen/ie, daar inne zy verbonden was, 3, mitsgaders haare portie van des Graven bede „ ende fubventie" Én in de twede handvest, rakende 't verfterken der ftad, wordt gezegd: ,, is ons vertoont ende te kennen gegeven geweeft,hoe „ dat in 't Jaar 1517. de yoorfchreve Stadyan Alk„ maar by den Rebellen, Gelderfchen en Vriezen, „ overvallen en ingenomen is, mitsgaders die Poor„ teren ende ingezetenen van die berooft, gepilleert „ ende eenigen van hunlieden gevangen ende zeer on„ genadelyk getra&eert; zodat de voorftchreve toon„ deren, bedachtende voor gelyken overval, endewil„ lende voorzien ende verhoeden ver der einconveniente „ ende dangieren, hebben van ons verworven onze ,, opene Brieven van O&roi, om de voorftchreve Stede „te mogen fortificeren en fierk maken, gelyk zylui- den tot haare groote kopten begonfi hebben te doen." Alkmaar is in latere tyden niet vry gebleven van den aanval harer vyanden , en heeft den roem weg gedragen, van deze aanrandingen manmoedig tegenftand geboden cn hare onderdrukkers geduurig verjaagd te hebben. Onder alle die oorlogsrampen, was het beleg dezer ftad, in het jaar 1573, door Don frederik, zoon van den Hertog van Aha, op den 21 augustus begonnen , en den 8 october opgebroken, wel de geduchtfte. De manmoedige tegenftand der bezetting zo wel als der burgery, aangemoedigd door hare vrouwen, werkte wonderen in dezen dringenden nood, zynde deze dapperheid door het volgend tydfchrift vereeuwigd: P 5 Don  234 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Don frederllC WILde In aVgVsto aLCkMaer VernleLm - door geWelt, Dan VeeL DV//enden /Hnder, die 't niet hebben VerteLt. O De (*) Onze fchryvers, welken myns bedunkens ook hier weder al te bepaald zyn , in de befchryving van eene belegering, welke zo aanmerkelyk in onze vaderlandfchegefchiedenis, Spanje met fchande, onze moedige voorouders met lauwren overladen, en niet weinig toegebragt heeft tot de grondlegging onzer vryheid, noodzaken my eenigfints breedvoerig omtrend deze belegering uit te wyden. De zucht, om de heldendaden onzer brave voorvaderen aan myne landgenoten voor te fchilderen, om hunne dapperheid niet te doen fluirneren, maar van dezelve op hat voetfpoor dier oude vaderlandfchehelden, in de hachelyke ogenblikken van beroering te kunnen gebruik maken, bellieren myne veder, en deze zucht alleen ftrekke ter verfchoning van myn beftaan. De Hollanders, welken de Staatfche zyde hielden, hoe gering ook in magt, verduurden nogthans, door hunne voorbeeldeloze ftandvastigheid en moed, de aanfiagen der Spanjaarden. Zeeland en Noordholland waren dieftreken, die geduurig aan hunne woede waren blootgefteld , maar tevens de plaatfen, waar de onverwinnelykfte helden de lauwren bevochten. Alkmaar, het zo menigmaal door den kryg gezweepte Alkmaar, werd door Don fredrik, den 21 van oogstmaand, belegerd; reeds eenigen tyd tevoren, nadat Haarlem in de handen der Spanjaarden overgegaan was, had men vooruit gezien, welk een onweder die ftad andermaal bedreigde, waarom men, na veel tegenftrevens, ook eene verfterking innam. Don frederik legerde zich met eene magt van zestien duizend mannen voor dezelve, en nam zyn hoofdquartier tot Ouddorp. In de ftad waren ter verdeediging niet meer dan agt honderd foldaten; ruikhaver door sonoi derwaards gezonden, had het ongeluk van door den vyand niet te kunnen heendringen, vermits de fchans by de ton door den Spanjaard veroverd was. Voor het overige had men dertien honderd burgers en eenige huislieden in de ftad, doch dezelven waren niet beftand tegens benden, volleerd in den oorlog. Maar wat de magt der beleegerden' niet vermogt, vermogt hun moed. Zy verzochten aan so-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. Jjgy De gefchiedenisfen van ons vaderland zyn opgevuld, van de dappere en manmoedige daden der sonoi, op eene dringende wyze om byftand, en floegen voor om de zeedyken door tefteken, en dus den verderen inval der vyanden te verydelen. Sonoi zond hun den kapitein ruikhaver, met verzekering, dat hy den Prins om onderftand verzocht, de fluizen reeds open gezet had, en dat de zeedyk niet verfchoond zou worden, zo rasch da nood zulks vorderde. Alle de naastgelegene fteden bemoedigden de belegerden, zeggende, dat zy het werktuig zyn konden, waardoor men het onverdraaglyk geworden juk van Spanje zou Kunnen affchudden. Ondertusfchen hadden de belegeraars in Beverwyi dertig of veertig mannen ruitery gelegd, en kregen van daar hunnen toevoer. Hoe zeer men echter in Noordholland algemeen overeen kwam om den vyand moedig wederftand te bieden, was echter de voorflag van het doorfteken der dyken lang niet naar het genoegen van het landvolk, als voorziende daardoor eene onherftelbaare fchade voor hunne landeryen en veebehoeftens. De Prins en sokoi echter luisterden, gelyk in het vervolg bleek, weinig naar het gejammer en de bedreigingen van eenige byzondere perfonen, maar hadden het oog alleen geflagen op den algemenen hood des lands. Ondertusfchen wierp sonoi vierfchansfen op, eene tot Rustenburg op den Huigendyk, eene by Langendyk in Broek, eene derde by Schorreldam en eene vierde by Krabbendam. Deze fchansfen waren van geene geringe nuttigheid voor het belegerd Alkmaar. Een andere fteun, waardoor het volk van binnen bemoedigd werd, was de overkomst van den kolonel la oarde, met agt vaandelen voetvolk naar Noordholland. De eerfte blyken van uitblinkende dapperheid der belegerden was, dat zy, op den 15 van herfstmaand, eene vyandelyke fchans, aan de zuidzyde der ftad, overrompelden en met genen geringen buit, benevens eenen gevangenen, terug keerden. Dezelve was genaamd jeronimo de abcibu, een man, niet onkundig wegens het ontwerp van don fredrik, en welke alles ontdekte, op beloften, dat men hem het leven zou fchenken, doch ondanks deze toezegging, werd hy binnen Alkmaar opgehangen; hetwelk niet weinig gemor verwekte, alzo men zeide, dat dit een middel ware, om alle gevangenen voortaan den mond te doen fluiten. Don fredrik middelerwy!, kwam de ftad van dag tot dag  KABINET VAN NEDERLANDSCHE der Alkmaarderen, in zo menigvuldige aanvallen en oorlogsbuijen, en hoewel zy fomtyds voor de dag nader, door het maken van loopgraven, tot den arbeid van weiken drie honderd burgers van Haarlem geprest waren. Te vergeefsch beriepen dezen zich op de vergiffenis, door den Koning hun verleend; men gaf hun ten antwoord: dat zy liet geenfmts als eene flraf, maar als eenen dienst aan de Koning moesten aanmerken , voor welken zy goed en leven moesten opofferen; dus waren deie ongelukkigen veroordeeld, om na een iangduurig lyden binnen hunne thans verwonne fïad, nog het eerfte vuur van hunne belegerde broeders te moeten doorftaan. Op den 18 van herfstmaand , begon de vyand de ftad, aan de Friesfche en Rode poort, te beftormen. Men deed op dezelven meer dan twee duizend fchoten uit het grof gefchut, en ieder fchot vernielde een gedeelte der wallen. By de Kennemer poort en de zoutketen deed men eenen valfchen aanval, om de fchrik by de belegeraars te vermeerderen, en veinsde, om aldaar met fchuiten te willen overfteken. Ernftiger was het leggen van twee bruggen over de grachten, om de ftad van naderby te beftormen, hetwelk des middags ten drie uuren beproefd werd. De Spanjaarden ftoven, met een vreesfelyk gefchreeuw, tot de bres by de Friesfche poort, om de ftad te beklimmen. Hun gefchreeuw noch hunnen woedenden aanval baatten echter weinig; de belegerden ftonden onverzettelyk als rotzen, en ontfingen hen met fabels, fpiesfen en handfpaken; een regen van ziedend water, gefmolten lood, ongebluschte kalk, brandende takken, brandend pek en ftro, eene hagelbui van fchroot, kogels en ftenen, deden hen welhaast de vlucht nemen, met niet weinig verlies. De vyand nogthans werd niet moedeloos, maar zond fpoedig andere benden derwaards, doch met eenen zelfden uitflag. Een derde hoop ftoof toen razend derwaards, en fcheen meer geluk te zullen hebben. Ten minften, zy beklommen den wal, plantten hunne ftandaarden op denzelven, en fchreeuwden: zege, zege, de Jlad is ons. Een burger dezen kreet, onder anderen van eenen Spaanfchen vendrig horende, loopt naar hem toe, met den fabel in de vuist, maait hem beide de benen af, zeggende: dit is myn. Terftond valt de burgery hen als leeuwen op het lyf, en werpt, alles wat vyand was van boven neder. Dit fchouwfpel was verfchrikkelyk voor den vyand; onder aan ds wallen lagen de doden en ftervenden zodanig op elkander gehoopt, dat MA-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 237 de grote overmagt hunner vyanden hebben moe- ' ten wyken, heeft zulks menig Fries en Spanjaard ech- manuel caboca vaca, gelast om eenen vierden aanval te wagen, wegens de lyken den wal niet bereiken kon. Hachelyker ftond het by den roden toren, waar de bele■gerden ook van achteren door twee ftukken gefchuts, tegen over de zoutkeet geplaatst, benaauwd werden. Doch vrouwen, maagden en jongens reikten hun de bovengemelde brandbare ftoffen en andere middelen van verdeediging, met eenen zodanigen yver en onverfchrokkenheid, aan, dat ook hier de vyand, tot twee malen toe, moest terug wyken. Echter waagde men hier nog eenen ftorm, maar met denzelfden ongeiukkigen uitflag voor den vyand. Het geweld van ftormlopen had vier volflagen uuren geduurd, en de naderende nacht maakte een einde aan het gevecht. Eenparig getuigen de fchryvers, dat, geduurende den ftryd, niemand der belegerden uit zyne plaats geweken was, zonder dood of zwaar gewond te zyn; een vendrig der vyanden, s o li o genaamd, met de zynen den wal beftegen hebbende, en door de burgery, benevens anderen, van boven neder geworpen zynde, had het geluk van ongewond te ontkomen, en verhaalde in het Spaanfche leger, dat by, onder alle de genen die den wal verdeedigden, niet eenen éénigen gezien had, welke met helm of harnas gewapend was; dat hy niet eenen éénigen in foldaten gewaad, maar alleen lieden als varensgasten, met fpiesfen en hellebaarden in de vuist, befpeurd bad, en dat zy vochten als leeuwen. Met dit alles verloren de dappere Alkmaarders niet meer dan dertien burgers en vier-en-twintig foldaten, terwyl de vyand meer dan duizend mannen, en daaronder velen hunner overften, op de plaats lieten leggen. Geen .klein geluk was het voor de belegerden, dat de visfchers van Schermerhom in menigte, met fchuiten en pramen, kwamen aangevaren, en door bun gefchreeuw val aan, fla dood, niet weinig verfchrikking in het leger van den vyand overbragten. Eene der ftormbruggsn werd in den nacht door de Alkmaarders bemagtigd en binnen de ftad getrokken. Desniettegenftaande deed don fredrik, den volgenden dag, nog zeven honderd fchoten op de ftad, en nog eenige benden aanrukken, om nogmaals zyn geluk te beproeven. Doch de foldaat moedeloos geworden, door zo vele gevoelige nederlagen, was noch door beloften, noch door bedreigingen tot ftaan te brengen , terwyl de belegerden, ftout op hunnen voorfpoed, den vyand, met trotfche woorden van de wallen, ten  238 KABINET VAN NEDERLANDSCHE echter het leven gekost; hoe zeer ook hunne hui* zen door den brand gefchonden of vernield werden, zy deden dezelven nogthans fraaijer dan te voren weder opbouwen, de verdrukking vormde hen tot helden, en het ongeluk verhoogde hunnen moed. Onder deze ongelukken behoorde een ten ftryd uitdaagden. Intusfchen werden, op last van fi 1 jgderik sonoi, de fluizen by Krabbendam, Aart sv> oude eti de Zy/> geopend; hetwelk niet weinig misnoegen onder de boeren verwekte, die dezelven des nachts weder floten, zo dat men die met foldaten moest doen bewaken. Men ftak den Oosterdyk op verfcheidene plaatfen door, en eeti aanhoudende noorde wind en daarby komende fpringvloed deed her water zo hoog ryzen, dat men met fchuiten over het land voer. Ook ftak men den Heerendyk, tusfchen Bergen en de Koedyker fluis, door, waardoor de boeren beducht werden, van door den vyand te water te zullen overvallen worden. By al dien voorfpoed der wapenen, ontbrak het echter Alkmaar aan geld. Men floeg tien duizend guldens aan tinnen penningen, welken voor dertien ftuivers het ftuk uitgegeven en aan de foldaten geteld werden, onder beloften, van dezelven na het ontzet der ftad weder te zullen uitwisfelen. De Prir.s fchreef "ervolgens aan sonoi, dat hy den moed der burgery ten hoogften bewonderde, en dat wanneer de nood erger drong, alle de dyken doorgeftoken en geheel Noordholland onder water gezet zou worden. De brengervan dezen brief werd des nachts, den 28 van herfstmaand, door eenen der Spaanfche fchildwachten ontdekt, ontkwam het door de vlucht, hoewel met achterlating van ditgefchrift, hetwelk aan don fredrik werd ter hand gefield. Deze reeds zo veel lands ondergelopen ziende, en bezorgd, dat het openen der Huizen en doorfteken der dyken, hem geheel en al den aftocht zou affnyden, en met geheel zyn leget in gevaar brengen van te verdrinken, dacht het raadzaam, by tyds zulks te verhoeden, en befioot, om zyne krygsmagt van voor Alkmaar, waar hy meer dan duizend mannen ver* loren en niets dan fchande verworven had, te doen aftrek* ken, hetwelk dan den 8 van wynmaand, tot grote blydfchap der moedige burgery, gefchiedde, die de achterhoede des vyands nog aanvielen, en niet weinigen hunner ter nsder hieuwen.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 239 een allerysfelykfte brand, in het jaar 1328, en een andere, niet minder vreesfelyk, in het jaar 1605. Deze ftad had echter van tyd tot tyd ook aangename tydftippen, door het verfchyncn en de intrede van vele doorluchtige perfonen, gelyk die van de Gravinne adelheid, gemalinne van Graaf diederikA« VII, in hetjaar 1195; van des voorgcmelden broeder Graaf willem denl, benevens alyd, zyn echtgenote, in het jaar 1204; van Koning willem, in het jaar 1252; en van denzelven andermaal, in 1254; van deszelfs zoon Graaf floris ^V,in 1272; van Graaf jan den I, in 1297; van Koning Christiernus van Denemarken, in 1531; van Koning philip pus den II, Koning van Spanje, in 1561; van den Graaf van Leicester, in 1506"; van Prins maurits van Oranje, in 1618; van willem den II, in 1650, en van willem den III, in de jaren 1666 en 167-2. De ftad heeft altoos de treffendfte.blyken genoten van den gunst der Hollandfche Graven; hare menigvuldige getrouwe diensten en haren ftandvastigen yver vindt men vergolden, in vele aan haar verleende handvesten en voorrechtbrieven, welken, tot op den dag van heden, zorgvuldig op het Stadshuis bewaard en door de burgery genoten worden. Koning willem maakte, den 4 juny 1254, de Alkmaarderen, door geheel Holland, tolvry, zo te water als te lande. Graaf willem de IV vergunde haar drie jaarmarkten; de eerften, te midden deivasten; de twede, te St. Jacob, en eene derde te St. Bartholomeüs; ieder markt zou drie weken mogen duuren, en dezelven werden belast met eenen zeer geringen tol, op de goederen der van bui.  24-0 kabinet v an nederlandsche buiten inkomende en weder vertrekkende koopluiden, geduurende de markt; te weten, van ieder paard vier penningen, van ieder hoornbeest twee penningen, van ieder ftuk laken agt penningen en van andere goederen eenen honderdften penning;Hertog albrechtvö» Begeren voegde, in het jaar 1379, nog eene vierde jaarmarkt by de drie hier boven genoemden, te houden binnen de ftads vryheid, welke vier dagen duuren en op S*. Mattheus-dag eenen aanvang nemen zou; dezelfde Hertog beval, den 28may 1365, dat de Paaschmarkt, welke voormaals op Paaschmaandag plagt te beginnen, voortaan drie dagen na Paasfchen, met gelyke keuren als.de voorgaande, zou gehouden worden. In hetjaar 1367 , gaf hy eene keur' waardoor geen gerechtsperfoon zou vermogen aangefteld te worden, zonder alvorens drie jaren inwonend poorter geweest te zyn; hy Helde zulks, in 1410, op zes jaren, en in 't jaar 1390 kondigde hy een bevel af, waarby een basterd, zonder erfgenamen, aldaar komende te overlyden, deszelfs goederen gaan zouden van waar zy gekomen waren; ook gaf hy, in dat zelfde jaar, aan kerkmeesterende magt, om, met voorkennis van het gerecht, eenen fchoolmeester te mogen aanftellcn. Ook verkreeg deze ftad, in den jare 1393, een aanmerkelyk voorrecht, door de uitfpraak van een rechtsgeding, hetwelk zy tegen Dordrecht hebbende, door het hof, ten voordeelc van Alkmaar, uitgewezen werd, en het ftapelrecht betrof; welk vonnis Graaf willem de VI, in het jaar 1394, des dingsdags na St. Fï&ors-dag, bevestigde. Den 7 may 1395* vergunde hy den ftedelingen de vryheid weder, om aanfpraak te maken in rechten wegens alle boeten, wanneer de  en kleefsche oudheden. 24.i de Schout hen niet binnen 't jaar in rechten zou betrokken hebben; ten zeiven tyde fchonk hy het klerk-ambagt aan het gasthuis, het broodambagt aan het heilige geesthuis, en de fchool en kostery, met alle hare voordeden en inkomsten, aan de kerk. Dezelfde Graaf willem VI voegde, den 20 may 1407, daar nog by, eene eeuwige vernietiging van alle markttollen in zyne landen, en eindelyk, op den 19 february 1414,'eene ordonnantie, wegens het bezegelen van fchuldbrieven, verpandingen en contracten, het houden van panddagen, en het verpanden ieder vierde-deel jaars door den Schout; het branden der maten; het verbeuren van maaggeld voor eenen doodflag; voor het toebrengen van wonden, en het niet langer uitffeïlen van eenig vonnis dan agt weken; hebbende Hertog willem van Beiferen, den 1 may 1355, alvorens gewillekeurd, dat, zo wie van de Alkmaar fche -poorteren zyn lyf met recht verbeurde, niet meer tegens den Heer verbeuren mag, dan half 'zyn eigentlyke goed en dat de andere helfte zal blyven zvne wyve of zyne we tachtigen kinderen, ofte zynen regte erfgenamen. Hertog philip de eerfte, verleende den 9 augustus 1446, eene byzondere handvest op het kwetzen, doodflaan, en de regtsvordering van Zeventuig; den 3 augustus 1450, gaf hy, ten voordeele van Alkmaar, zwaar beledigd door de ingezetenen van Hoorn, in de jaar- en paardenmarkt, een verbod uit, om op den uitgefchreven St. Laurens-markt niet binnen Alkmaar te mogen komen met eenige paarden, goederen of koopmanfehappen, en-dezelven aldaar te kopen of te verkopen, op verbeurte van dezelve goederen, en eene andere daartoe gefielde boete. Keizer k are l I. deel. Q de  kabinet van nederlandsche de V gaf, den i april 1545, by opene brieven, zyne toefternming, om zelfs buiten de marktdagen ten allen tyde te mogen kopen en verkopen, alle foorten van koorn, boter, kaas en andere mondbehoeftens, gelyk men zulks op de gewone marktdagen plagt te doen. Philips de II vergunde, op den 7 july 1557, ten nutte van geheel Noordholland, dat men van gene vonnisfen, onder de zestig ponden bedragende, en by dc gerechten dier fteden gewezen, zich zou mogen beroepen naar hoger rechtbank; dezelfde Vorst gaf, den 22 january 1556, zyne goedkeuring aan de verkoping der tol te Alkmaar, jaarlyksch geldende vyf-en-dertig ponden, van veertig groten vlaamsch het pond, aan Burgemeesteren dezer ftad door dc rekenkamer van Holland gedaan, voor eene fomma van zeventien honderd en vyftig guldens; den 4 november 1557, ftond hy hun andermaal toe, het timmeren eener nieuwe waag, aan de zuidzyde van het heilige geesthuis; den 26 juny 1558, het plaatfen van twee nieuwe watermolens boven de vier, reeds ftaande in het Geestmer ambacht; den 24 november daaraanvolgende, bevestigde hy de gedane koop van den Gruittol (*) binnen deze ftad, jaarlyksch in pacht doende tien guldens tien ftuivers, voor de fomma van vyf honderd vyf-en-twintig guldens ,in éénmaal. Ook gaf hy, den 26 oftober 1570, de waag in pagt aan de ftad, voor den tyd van agttien jaren, tot dui- (*) De Gruittol was eene tol, op eene foort van piantge. was gelegd, hetwelk als gest gebezigd werd, om het bier te doen gesten. In later tyd heeft men zich van de hop bediend, hetwelk de inkomften van hetgruit, in den beginne, merkelyke nadeelen toebragt, en aanleiding gaf tot het invorderen van hoppengeld.  ' en kleefsche oudheden. 243 duizend guldens jaarlyksch; den 1 april 1571, verleende hy de visfchery te Rustenburg, in den banne van Urzem, in eene eeuwige erfpacht, onder voorwaarde, van jaarlyksch, aan den rentmeester generaal van Kennemerland in der tyd, deswegens twee-en-zeventig guldens te betalen; en eindelyk bewilligde hy, op den 3 maart van het jaar 1575, het houden van tweejaarlyk. fche ledermarktcn, de eerfte na Paafchen en de' twede na St. Bartholomeüs-dag, Sedert dien tyd is de Graaflyke regeering vernietigd , en de oppermagt in handen van s lands Staten terug gekeerd , welken dan ook op «hunne beurt deze ftad met vele voorrechten cn vryhcden befchonken hebben, die wy echter met ftilzwygen voorby gaan, om niet verveelend te worden. Willem de eerfte, Prins van Oranje, gaf Alkmaar by ope. He brieven, gedagtekend 26 oclober 1573, het Voorrecht, dat ten genen tyden eenige huizen mogen getimmerd worden buiten de ftad op zes honderd roeden na aan hare grachten; ook verleende hy haar, op een request van 11 december 1573, dat de Jurisdi&ie en de banne van het dorp Out dorp, aan het ftads Schoutsampt zou werden toegevoegd, om, benevens het ander rechtsgebied, door den Schout Van Alkmaar bediend te worden ; alsmede, dat de jaarlykfche inkomften van het papengeld, tot Onderhoud, verbetering en bevordering der ftads fchool zouden mogen aangelegd en gebruikt worden; waarby hy, den 11 maart 1575 , nog voegde eene fomma van vyf honderd guldens uit de geestelyke goederen, tot onderhoud der fchoolmeesteren. i Alkmaar is viermaal vergroot; eerftelyk onder den Roomsch Koning Graaf willem; de twede uitlegging gefchiedde waarfchynelyk omtrend q 2 het  244- KABINET VAN NE DE RL A ND S C HE het jaar 1528, zynde den 24 april van dit jaar de eerfte fteen gelegd aan de oude Friefche poort en het flot Toornburg, alstoen doorgegraven; in het jaar 1572, werd zy ten derden male vergroot, en eindelyk zuid-oostwaards, in het jaar 1575. De welftand harer hoofdneringen, onder anderen hare zoutketen, koornhandel en brouweryen, en wel inzonderheid haar uitgeftrekte kaashandel, maakten deze vergroting noodzakelyk, en hare gezonde luchtftreek, aangename legging en vruchtbare landeryen hebben het hare daaraan mede toegebragt. Alkmaar heeft in de vergadering der Staten van Holland en Westfriesland de voorzitting en ftemming voor de andere Noordhollandfche en Westfriesfche fteden. (*) In het kollegie der gecommitteerde raden, te Hoorn vergaderende, zendt deze ftad, om het derde jaar, eenen gecommitteerden, benevens eenen anderen in de rekenkamer aldaar, welke twee Heren altoos de voorzitting hebben; voorts eenen raad naar de Admiraliteit in het noorder kwartier, om de drie maanden beurtelings te Hoorn en Enkhuizen zitting houdende; als mede eenen bewindhebber in de Oost-Indifche, en twee anderen in de WestIndifche Compagnie voor de kamers van Noordholland. Ook zendt die ftad, op hare beurt, eenen gecommitteerden naar 's Gravenhage, ter vergadering der Staten Generaal, eenen in den raad van Staten, en eenen derden in de Generaliteits rekenkamer. De Burgemeesteren worden jaarlyksch als Maximilèaansch Heren befchreven, tot de beraming (*) En is dc twaalfde ftsmhsbbende ftad van Holland.  en kleefsche oudheden. 245 ming der werken aan den ringdyk van de noorder kogge, vervolgens tot Medenblik, by het horen doen der rekening van onkosten van den koggendvk; als Hoofd-ingelanden zitten zy by de beramingen tot het opnemen der rekening van het Hondsbosch; en eindelyk, mede als hoofd-ingelanden by het doen der rekening van de Egmonden, Schorel, Bergen, Groei en Kamp, oude en nieuweNierop, Wenkel en Geestroer-ambagt; ook moeten de hoofdfehout van 'Alkmaar als dykgraaf, en Schepenen als heemraden, over de zuider-, reker- en heiloze-dyken, fchouwing doen. Daarenboven fielt deze ftad eenen heemraad over de uit waterende Huizen; eenen harer Burgemeesteren voor zyn leven tot hoofd-ingeland, drie heemraden in de Heer-Htiigemvaard, en eenen heemraad over 't Géwwzér ambagt, welkers dykgraaf zyn verblyf houdt binnen Alkmaar. Nog heeft de ftad twee hoofd-ingelanden in den bedykten Schermer, beiden Burgemeesteren zynde, waarvan de eerfte drie jaren aanblyft en de andere jaarlyksch afgaat; als mede zes heemraden, te weten, twee uit de vroedfehap en vier uit de ingelanden binnen de ftad wonende. Ook heeft Alkmaar verfcheiden vermaarde mannen en uitvinders van konften cn wetenfehappen onder hare inboorlingen geteld; onder welken boven anderen uitmunten, het geflacht der f oreesten, en wel byzonder dirk van foreest, geleerd geneesheer, eerst hier ter ftede, vervolgens te Vilna, in Litthauen, en later lyf - medicus van den Koning van Polen; pieter van foreest, mede geleerd geneesheer, eerst te Alkmaar en daarna te Delft, geboren in het jaar 1522 en overleden in 1597 j Q 3 wiens  s4<5 kabinet van nederlandsche wiens graffchrift wy hier boven befchreven hebben; hy is beroemd door zyne Obfervationes 6? curationes Medkimles, obfervatioms & curationes Chirurgicce, welken in verfcheidcn boekdcelen uitgegeven zyn; nanking van foreest, de broeder van den voorgaanden, eerst Pcnfionaris der ftad Alkmaar, cn vervolgens raadsheer in den hogen raad, ftierf in hetjaar Upa, nalatende eene beknopte befchryving der belegering van Alkmaar, te Delft in het jaar 15-4 uitgegeven; petrus nannius, geboren in het jaar 1500, priester kanunnik te Utrecht, en hoogleeraar te Leuven, in het kollegie van Buslidius; deze geleerde aldaar in het jaar 1557 overlydende, heeft in druk nagelaten twee-en-veertig onderfcheidene verhandelingen, aantekeningen over eenige oude fchryvers, benevens brieven en vertalingen in de latynfche taal; frefjerir van h e 1 l o, priester en monnik aldaar, wehe na elkander het befticr gehad heeft over de nonnenkloosters te Warmond, Leiden en Beverwyk, en door zyne tien verfcheiden nagelaten fchriften, door' den hooglecraar b o x 11 o r n te Leiden ingekocht, getoond heeft een kundig latynsch dichter , redenaar, en Godgeleerde geweest te zyn; zynde hy in zyn klooster te Heild, in het jaar 1455, geftorven; adrianus metius, hoogleeraar ïn de wiskunde teFraneker, geboren in het jaar 1571, geftorven den 23'feptember 163 na alvorens vyf byzondere delen over de ftarrekunde, aardrykskunde en de. telkonst te hebben uitgegeven; johannes. metius , zyn broeder, welke, onder meer andere uitvindingen, ook eene verrekyker tocgefteld had, waardoor men, op eenen afltand van twee of drie mylen, zeer duidelyk gefchreven fchrift lezen  en kleefsche oudheden. 247 lezen kon; ■(*) kornelis Drebbel» geboren in het jaar 1572, en in 1634 teLondon overleden; een uitmuntend wysgcer, door Keizer ferdinand den II tot leermeester van den Prins, zynen zoon aangefteld, en daarna tot zynen raadsheer verkoren; pancratius castbicomiüs, rechtsgeleerde en penfionaris van. Groningen, welke eene naamlyst van Hollandfche, Zeeuwfche en Utrechtfche fchryvers opgefteld heeft en in 1619overleden is; jqhan de ka< ter of caterus, meester in de vrye konsten, licentiaat in de H. Godgeleerdheid en pastoor te Alkmaar, uit een Burgemeesterlyk gedacht gefproten; een fcherpzinnig wysgeer, gelyk zulks blykt uit zyne tegenwerpingen tegen de bovennatuurkundige bedenkingen van carthesius. Pasquier lammertyn, een man van geringe geboorte, maar begaaft met een vindingryk vernuft, heeft in het jaar 1595, de konst uitgevonden om alle foorten van beelden , bloemen en figuuren in het linnen te weven. Sedert de hervorming ftaat Alkmaar aan het hoofd der eerfte klasfis van Noordholland, beftaande uit vyftig predikanten, welken jaarlyksch zes malen binnen deze ftad vergaderen; te weten, op den eerften woensdag in january, dingdags na Paafchen, dingsdags na Pinxteren, des dingsdags acht dagen voor het fynode, den tweden dingsdag in feptember en den laatften dingsdagin october. Uit de beroeping van den eerften predikant pieter kornelisz., in hetjaar 1564, bin« ff" -J t :M° (*) Ik vind dezen konftenaar elders onder den naam van johannes metius aangehaald. Hy is die geen, die door fommigen, hoewel zeer ten onrechte, voor den uitvinder der Verrekykers gehouden wordt. Q4  248 kabinet van nederlandsche binnen Alkmaar, blykt duidelyk, dat deze ftad eene der eerften geweest is, welke den hervormden Godsdienst heeft aangenomen, en deze Godsdienst, fints dien tyd, met eene verbazende fnelheid aanwasfchende, heeft de regeering, in de maand november van het jaar 1631, reeds eenen vierden kerkleeraar beroepen, wordende de verdere kerk- en armendienst door tien ouderlingen en twaalf diakonen jaarlyksch waargenomen. BERGEN, ltl kennemerland. (*} De vrye heerlykheid Bergen, in Kennemerland, thans behorende aan den hoog edelen hoog geboren Heer willem lodewyic, Grave van Nasfau, vryheer van Bergen enz. naby Alkmaar, wordt in oude fchriften genaamd Bergum, Bergam, Bergan, Burgham, Berghem enz.; in de lyst der kerkelyke goederen van Utrecht, waaronder dit dorp en heerlykheid in het jaar 866 behoorden, wordt het genaamd Bergum; en in eenen giftbrief van Graaf arnoüt, van A °. 9 80, ftaat: in villa Bergam, ab occidente Rhenipofita, dat is: in het dorp Bergen, ten westen desrhynsgelegen. — Wy weten wel dat fommigen hierdoor eene (*) Hoewel onze geleeide fchryvers van deze vrye heerlykheid geen gewag maken, hebben wy het echter niet onvoeglyk geoordeeld , om de befchryving van dezelve hier tusfchen in te plaatzen.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 249 eene andere plaats willen hebben aangeduid; doch de redenen die zy bybrengen, zyn te zwak om voor waarheid te worden aangenomen. Eene kronyk van Bergen , in het latyn gefchreven, en waarvan de vertaling achter fommige oude kaarten van dit dorp te vinden is, bevestigt ons genoegzaam in de gedachten, die ons tot dit Bergen bepalen. Van ouds werd deze heerlykheid, volgens de affchryving dier kronyk, bezeten dooide Graven van Holland, en deszelfs inkomften en de inkomften dier plaatfe, gebruikten zy tot eene giite voor hunne kinderen, namentlyk, aan de jongften hunner zonen en dochtcren, uit het geflacht der oude Graven, van Bergen afkomftig. Onder den genen welken aan dat geflacht hunne geboorte en beginzel verfchuldigt zyn, zyn zeer beroemd hu go van Bergen , geheime raad van philips van Bourgondie, die het volle wapen van Holland voerde, metbyvoeging van drie blaauwe baren op een zilver veld, zynde het wapen van Mgntigni. Gemelde Heer hugo, gehuwd met vrouwe catharina catziie,verwekte by haarcornelia van Bergen, die ten echtgenoot kreeg pieter van Serooskerken; door de afftammelingen van dezen, geraakte Bergen in het geflacht der Haamleden, en allereerst aan witte van Haamftede, bastaard van Graaf floeis(/ê« V, of ten minlten aan zynen zoon floris van Haamftede. maria van Haamftede werd met deze heerlykheid verleid, A°. 143^; door wien dezelve werd overgebragt in 't geflacht der van Borsftelen; van anna van Borsftelen ging ze over aan pie. ter annocq^ui, en van hem op deszelfs dochter catharina ; inden jare 1492, by overgifte op reinold van Br ederode. Q 5 Heer  i$0 kabinet van nederlandsche Heer hendrik van Brederode werd daar mede verleid in 1588; de zoon van hendrik, Grave van Holftein, Schouwenburg en Sterneburg, vryheer van Gemen, liet Bergen in 1637 na aan Jonker staats van Monichuizen, wiens neef otto ook in dat zelve jaar 'er mede verleid werd. Bergen ging, in 164 r over in het geflacht van van zurk ; door het overlyden van eene nageblevene dochter genaamd cornelia susanna studler van Zurk, in 1707 geftorven, gefchiedde het verlei, den 7may 1708, op haren zoon willem adriaan, Grave van Nas/du, Heer van Zeist, die in 1759 gevolgd werd als vryheer van Bergen, door zynen zoon den bovcngemelden hoog geb. Heere willemlodewyk, Grave van Nasfau enz. aan wien het als nog behoord. Dc banne van Bergen ftrekt zich ten oosten tot digt aan Alkmaar; ten zuiden eindigt dezelve by het Egmonder meïr, en een gedeelte van de heerlykheid Wimmenum; ten westen aan de noordzee, en ten noorden aan Schoorl, Warmenhuizen > • Oudkarfpel en Koedyk. Deze vrye heerlykheid is verdeeld in vier deelen of fchependommen, als Ouburg, Zaamegeest, Oost- en Westdotp, wordende alle met den naam vmBergen ïnKennemerlandbe* noemd, beflaande in deszelfs omtrek 1000 bunde. ren lands of manfen, gelyk men in oude fchriften leest, ieder manfc bedroeg 12 bunderen lands, ieder bunder gefchat op 912 Rhynlandfche roeden, en dus 83 manfen cn eenen bunder. De grond beftaat ten deele uit akkers, weiland, fchone bosfehen en zandheuvels', die men duinen noemt, y. Bisfehop koenraad fchonk, in 1094, de tiende der vruchten aan de cannonikken van St. jan te Utrecht, hetwelk naderhand, met betaling van zekere bepaalde fomme, is afgekocht, zynde  ■ en kleefsche oudheden. 251 de de landen daarvoor nog cynsbaar aan den vry' heer van Bergen, behalven die landen, waarvan de eigenaars, inwoners der heerlykheid zyn; deze cyns moet, op verbeurte van zekere boete, op de eerften dag van ieder jaar betaald worden. De regecring beftaat aldaar uit eenen Bailluw, Schout, twee Burgemeesteren en agt Schepenen die jaarlyksch, vrydags voor Paafchen, door den Heer van Bergen worden aangefteld, die hunne bedieningen nemen, volgens de rechten en costume van Kennemerland. Eene meer uitvoerige befchryving van Bergen , vindt men in een copy translaat, hetwelk, uit het latyn vertaald, ons in handen gekomen is, en waarvan wy de befchryving hier onder laten volgen. De heerlykheid van Bergen, in Kennemerland , een gedeelte van Noordholland', niet verre van de ftad Alkmaar gelegen, plagt, van oude tyden door de Graven van Holland zelve bezeten, en hare inkomften tot eene gift (*) aan eenen hunner jongere kinderen, van beide kunne, gegeven te worden. Uit deze heerlykheid heeft het adelyk geflacht van Bergen, door vele voorvaders heen zynen eerften oorfprong genomen. en van dezelven zynen doorluchtigen naam ontleend. Onder die genen, welken aan dezen ftam hunne geboorte of beginfel verfchuldigd zyn, waren allermeest beroemd: hu go van Bergen, geheime raad van philippus, HertogvznBourgondtè'n; van (*) In het latyn ftaat apptnagium; betekenende eenefomroe gelds of een ftuk gronds, hetwelk de Koning aan zyne kinderen, die de oudften niet zyn, tot hun erfdeel fchonk; onder voorwaarde, dat zy van de vaderlykc erfFenisfen moesten 'afzien.  %$% KABINET VAN NEDERLANDSCHE van dezen word gezegd, dat hy geheel het wapen van Holland, met byvoeging van drie blaauwe baren op een zilver veld , (zynde dit laatfte het wapen van het huis van Montigni) gevoerd heeft. Hu go , aan vrouwe catharina catzee gehuwd, heeft by dezelve gewonnen cornelia van Bergen, in vervolg van tyd in het huwelyk getreden, met den hoog edel geborenen Heer petro van Serooskerke, afgezant van genoemden Hertog Philips, by den Koning van Engeland; doch de heerlykheid van Bergen is, door een huwelyk, onder het geflacht der haemstede n gekomen. In hetjaar 1428, heeft vrouwe jacoba van Bei/eren, Gravinne van Holland, aan den Heer florentio hae ms t e d 1 o , welke de heerlykheid, tot dus verre, alleen als eene ambachts - heerlykheid bezeten had, dezelve, benevens het bosch en alles wat verders daaraan behoorde, in vergelding van zyne getrouwheid, tot eene vrye heerlykheid en onfterflyk leengoed vergund, en zulks meteenen openen brief van het zelfde jaar, ten dien einde in 'sGravenhage gegeven, bekrachtigd. Daarna is deze heerlykheid, met alle hare voorrechten, uit het huis van haemstede in het doorluchtig geflacht der van borselen's, Marquizen vmFeere, in Zeeland, overgebragt; vervolgens is zy, in het jaar 1507, gekomen aan de Heren van b re denroden, door het huwelyk van vrouwe margaretha van borselen, met den Heer walrave van bkedenrqden; tot dat eindelyk, in het jaar 1560, Heer henricusvanbredenroden, dezelve tot een pillegift ontfangen, en by uiterften wille vermaakt heeft aan Heer hendrik, Graaf van Holftein, Schomvenberg en St arrenberg, vryheer van  en kleefsche oudheden. 153 vmGemen, Bergen enz., wiens geflacht, zonder mannelyke erfgenamen, in 1637, uitgeftorven zynde, deze heerlykheid, in het jaar 1641, gekomen is aan den Heer anthony studler van zurk, Ridder, Heer van Bergen en Swyburg. De ban van Bergen ftrekt zich ten oosten uit tot digt aan de ftad Alkmaar, ten zuiden eindigt dezelve by het Egmonder meir en een gedeelte van de heerlykheid van Wimmenum; ten westen heeft zy de noordzee, en ten noorden Schorel, Warmerihuizen, Oudkarfpel en Koedyk; de heerlykheid is verdeeld in verfcheiden delen ofSchependommen; namentlyk Ouburg, Sanegeest, Oostdorp cn Westdorp, onder hetwelk ook het laatst gedeelte van Wimmenum begrepen is. Deze plaatfen en Schependommen worden met eenen naam, Bergen in Kennemerland, genaamd, welken in haren omtrek 1000 Hollandfche bunderen lands begrypen. Dé grond alhier beftaat gedeeltelyk in akkers, weiland, bosfchen en zandachtige heuvels, door de inwoners duinen genoemd. Uit opene brieven door conradius, Bisfehop van Utrecht, vergund, blykt, dat de tienden der vruchten der kapellen , in 't jaar 1094, aan de kanunniken van Si. Jan toegeftaan zyn; doch in lateren tyd, is het recht der tienden door gereed geld afgekocht, zodat deze grond naderhand van dezen last is ontheven geworden; doch de landen>zyn cynsbaar aan den Heer; diegenen uitgenomen, welker eigenaars binnen de heerlykheid wonen; en de belasting moet op den derden dag van ieder jaar, tusfchen zons op-en ondergang, op zekere daartoe vastgeftelde boete, betaald zyn. De regeering beftond uit eenen Bailluw, Schout, twee  254 KABINET VAN NEDERLANDSCHE twee Burgemeesteren en agt Schepenen, welken jaarlyksch, op den vrydag voor Paafchen, door den Heer der heerlykheid werden aangefteld. Burgemeesteren verkoren twee der voornaamftc inwoners, welken hun tot raadsheren ftrekken in de beftiering der voorkomende zaken. Den Bailluw was het bewind over de lyfftraffelyke misdaden opgedragen; doch wat het jacht- recht betrof, in hetzelve waren dc meesterknapen zyne mederechters. De beftiering der geftrande goederen heeft reeds van oude tyden af, aan de Bailluw toegekomen, cn men is, wegens deze zaak, tusfchen het graaffchap Egmond en deze vrye heerlykheid, in hetjaar 1508, omtrend de grensbepaling, overeengekomen. De Bailluw, tevens Dykgraaf van het Berger meïr zynde, maakt met de Schepenen de vierfchaar uit. De kerk van Bergen, welke in vroegere tyden ruim zo groot en met eenen hogen toren verfierd was, die den zeelieden tot eene baak tevens verftrektc, is in het jaar 1574 ten eenemaal, door eenen vreesfelyken brand, vernield; maar ook, in het jaar 1597, voor een gedeelte weder opgebouwd. Behalvcn de hoofdkerk, waren hier weleer twee bedeplaatfcn of kapellen, waarvan de eene, die in het zuiden legt, in eene fchool veranderd is; die aan het noorder gedeelte geftaan heeft, is afgebroken; hoewel haren grond door de Roomsch katholyken nog heden met alle eerbiedigheid bezocht wordt, wegens een wonderwerk hetwelk men verhaalt, aldaar te zyn gebeurd, in het jaar 1421. Dit wonder is opgetekend in in de kronyk van Holland, te Delft, in het jaar 158r gedrukt, op de volgende wyze: „ In het jaar 1421, op St. Elijdbeths-mcht, is 3> 'er  eji kleefsche oudheden. 255 „ 'er een zodanige ftorrnwind opgerezen, dat „ van eenen diergelyken byna gene geheugenis „ is; het fchielyk en hoog oplopen der baren ;. „ het vreesfelyk geruisen der felle winden, was „ zo krachtig, dat zelfs dc allerzwaarfte dyk niet wederftaan konde, maar met groot verlies van menfehen en vee doorbrak. Onder an„ deren was het doorbreken van den dyk, by „ Petten in Noordholland, allerysfelykst, en des, zelve bragt onberekenbare nadeelen aan deze „ plaats toe; het was daar, dat de heilige hostie „ in bloed veranderde, (naderhand tot Bergen, „ onder den naam van het heilig bloed van Bergen „ zeer beroemd) het geen niet weinig luister ,, aan deszelfs naam heeft toegebragt; want als de dyk van Petten nu aan het dborbreken was, „ is ook de kerk, daaromtrend ftaande, en in „ welken meer dan 400 menfehen gevlucht wa- ren, door de baren weggefpoeld en ingeftort, „ en de lyken verftrekten den volgenden dag een „ droevig treurtoneel op het ftrand. Toen nu „ het onweder bedaarde, vervoegde zich de „ Schout van Bergen, met name johannes „ van pruchen, naar het ftrand, om, by „ aldien 'er eenige goederen door de zee opge„ worpen waren, dezelven te doen opvisfehen, „ ten voordeele van den Heer dier plaatfe, of „ ten voordeele der eigenaars, byaldien'ereeni„ gen waren. Hy werd een klein hGUt kistjen ,, gewaar, hetwelk hy ziende, opende, en in „ hetzelve eene regt overeindftaande ciborie en „ 'andere kostelyke vaten vond • terftond gebood ,, hy, dit alles in eene naastby gelegen huis eener „ weduwe te brengen, en ontbood den pastoor der plaats, den Heer emiliüs, benevens .,, koster gerrit, die naderhand mede priester  25^ kabinet van nederlandsche „ geworden is; hun verhalende, alles dat geen wat 'er voorgevallen en gefchied was. De „ beide geestelyken, namen met den grootften eerbied en Godvrezenheid, de ciborie en an„ dere kerkelyke zaken aan; en de priester „ emilius beval den koster, een klein y voren „ doosje met zich te dragen; maar deze laatfte , beducht dat daar eenige hostiën of andere geheiligde zaken in befloten waren, dorst het" zelve naauwlyks met de hand te beroeren, en ", zette het in een hout fchoteltje. Daarna l, begaven zy zich naar het naascby gelegen dorp „ Bergen, alwaar zy metkruisfen, lofgezangen, „ bly gejuich en grote eerbewyzingen van alle ingezetenen werden ontfangen; terwyl op die zelfde plaats, op welke het kistje was „ aangefpoeld, tot eene eeuwige gedachtenis van dit wonder, eene kapel is opgerecht. Na „ deze gebeurtenis is de Heer johannis, pastoor van Petten, die waarfchynlyk, geduu„ rende het onweder, niet tegenwoordig zal „ geweest zyn; na het verwoesten zyner kerk „ en het verongelukken zyner fchepen, naar „ Bergen gegaan, om de Sacramenten en de an" dere gewyde vaten weder te halen; de misfe „ verricht hebbende, heeft hy zich, verzcld door '„ den pastoor der plaatze, den Heer emilius „ en den koster gerrit, naar de plaats begeven waar dezelven werden bewaard, en de '„ ciborie openende, heeft hy de heilige hostie „ ten eenemaal onbefchadigd daarin gevonden, „ dezelve gezegend en genuttigd; daarop vneg ,, hy naar het yvoren doosje, vermits 'er ook „ eenige heilige hostiën, volgens zyn zeggen, „ in waren; deze vraag deed den Heer emi,, l 1 u s verfchrikken en be vreest worden, door. " „ dien  en kleefsche oudheden. 25? „ dien hy het doosje wel geopend, maar gene ,, heilige hostiën daarin gevonden had. Doch „ toen Heer johannes het opende, zagen zy „ de heilige hostiën daarin leggende, maar door „ het ingedrongen water nat geworden, waren ,, zy gelyk deeg aan elkander vast gekleefd in „ het linnen waarin zy gelegen hadden, zonder „ eenige gedaante van brood meer overig ge„ houden te hebben. Pastoor joha nnes heeft „ dezelve genuttigd- maar doordien'er omtrend „ een pint water in het doosje gedrongen was, „ waarin de heilige hostiën hadden gelegen, „ heeft hy, uit vreze voor eenig onheil dat „ daaruit zou hebben kunnen voortfpruiten, ,., hetzelve niet gebruikt, maar in het houten „ fchoteltje uitgegoten, waarin het doosje ge„ ftaan had; zich met geleerde mannen beraden„ de, wat in dezen te doen ware. Na verloop „ van zes maanden, wanneer koster gerrit „ nu mede priester geworden was, heeft hy de„ zen fchotel gaan bezien, begcerig zynde om „ te weten wat 'er van het water, daarin gego„ ten, mogt geworden zyn. Hy bevond dan, „ dat het in geronnen en verdroogd bloed ver„ anderd was, waarover hy zeer verfchrikte en „ het fchoteltje met de grootfte eerbiedigheid „ weder opfloot. Deze nu is dezelfde fchotel, „ die m het zilver gevat, tot op den dag van „ heden vertoond worde. Het gerucht van dit „ wonder werd terftond door het gehele land „ verfpreid, en ontelbare menfehen, uit fteden, „ vlekken, dorpen en andere plaatfen, van alle „ waardigheden, zo wel geestelyken als waereld„ lykcn, zo wel mannen als vrouwen, kwamen „ om dit zeldzaam wonder te zien; en deze „ plaats wordt ook nog, in het byzonder van • 1 deel. R „ Zie.  258 kabinet van nederlandsche ,, zieken, bezocht, die men zegt, dat zelden „ zonder eene wonderbare genezing van daar „ vertrekken." Verder zyn aan die van Bergen, gelyk als aan die van verfcheiden andere dorpen van Kennemer~ land, door de Graven van Holland vele voorrechten en vryheden toegeftaan; wel voornamentlyk wegens hunne getrouwheid aan den Graaf van Holland, in de oorlogen tegen de Westfriezen meermalen bewezen. Om deze redenen zyn ook de getrouwfte inwoners van deze heerlykheid , boven hunne nabuuren, met grote gunsten befchonken; voornamentlyk is deze gunst merkbaar in de belastingen van den zeedyk, die, door den hier voorgeraelden watervloed, met grote kosten herfteld werd. Zy dragen veel minder daartoe by dan hunne nabuuren van Schoorl, en dit voorrecht genieten zy nog tot op den dag van heden. Daarenboven zyn zy door florentius den III, Grave van Holland, tot een eeuwig aandenken van hunne getrouwheid en kloekmoedigheid, vereerd geworden met een wapen, hetwelk zy nog heden gebruiken, beftaande in zes witte of zilveren meerls op een rood veld, met eenen blaauwen band doorfneden. Nog zyn die van Bergen aan alle tollen in het graaffchap Holland ontheven; welk voorrecht, door zekere nalatigheid verwaarloosd zynde, in hetjaar 1655, door haar Edele Groot Mogende, andermaal hun vergund is. het  en kleefsche oudheden. het DORP HEEMSKERK. In noord-kennemerland. Heemskerk, een groot halfuur gaans van de ftad Beverwyk, en tusfchen dezelve, de dorpen Castricum en Uitgeest, cn de noord-zee geleden* is een tamelyk bewoond en zeer oud dorp in Noord-kennemerland, een gedeelte van het hedendaagsch Noordholland. Reeds vindt men van het zelve gewag gemaakt in den verdragbrief tusfchen den ziften bisfehop van Utrecht willem den 1, en den abt regimbertus van Epter nach, m hetjaar 1063 gefloten, onder den naam van Hemezenkereca; en melis stoke in zvnen diederik den II, noemt het Eemskerk. ' De voormalige gefteldheid, het vermogen, en het daarna gevolgd verval van deze plaats, kan men genoegzaam daaruit opmaken, dat dezelve van vroege tyden af, in alle kruistochten zo rbuiten 'sl^ds, verfchuldigd wasden Giaafte dienen, met vier-en-twintigriemen en volk naar den nemtale (*), volgens het gebrüik van (*) Riemtalen, ook vroonfchuld genaamd, is volgens da befchryving van ï/h leeuwe» in zyn werkje: fiï R 2 rL  a6o kabinet van nederlandsche van Kennemerland; Hertog albreciit van Beyeren verminderde de riemtalen van deze plaats in den jare 1391 tot op de helft; Hertog jan van Beijsren ftclde hen uit medelyden in het jaar 1420 nog drie riemen lager, en eindelyk kochten zy nog drie andere riemen van gemelden Hertog af tot tien Wilhelmus.fchilden ieder riem, zo dat zy ten laatften alleen op zes riemen zyn blyven ftaan. De Heemskerker-ban of zyn rechtsgebied ftrekt zich ruim vier uuren gaans in den omtrek uit, en legt in vyf buurten verdeeld , namentlyk in Kerkbuurt, Duinbuurt, Noorddorp, Oosterzyde en Ho/dorp, ook wel Hoogdorp genaamd, benevens den Madeweg; binnen deze buurten leggen de adelyke huizen Oud Haarlem, buiten een klein overblyffel van eenen muur, geheel verdwenen ringt van de oorfpronk, recht en ondtrfcheid der Edelen en Welkenen in Holland, een omflag ter onderhouding van wegen, >.aden, bruggen, vyvers, visfeheryen en andere wateren. D-»ze belasting heeft haren naam ontleend van de riemen, waar mede men van ouds de fchepen plagt te regeeren; want h2t is eene bekende zaak, dat fommige landfehappen ,en ook fteden en dorpen, zodanige fchepen ten dienfte van den Graaf en van den lande verpligt waren te leveren en te onderhouden , en hiertoe was ieder dorp en ambagt op een zeker getal riemen, naar mate hunnegefteldheid, getaxeerd, volgens welk getal zy ook jaarlyksch in den omflag moesten dragen, wordende voor elke riem gerekend twintig, vyf-en-twintig, dertig, en fomtyds meerdere ponden, van 40 groten. Zie hier over breedvoerig de it ie mes, in zyne befchryving van 's Gravenhage 2de deel, pag. 407 , alwaar men verfcheiden origineele ftukken ter bevestiging van het voorgemelde vindt, als mede s. van leeuwen, kostumen en keuren ym Rhyvdand, in zyne Inleiding, U. 70 tot 72.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. ZÓI »en r*), Asfumburg (f), Meerejiein (**), «7* (§) ? daar weleer eene kapel ftond, benevens eene kapel voor eenen kapellaan; voorts Poelenburg en Mar queue, welke huizen wy op hunne plaats zullen befchryven. Deze ambagts-heerlykheid wordt ter lengte van ruim drie honderd roeden in het oosten gedekt tegen het Y cn het Wyker meer; weshalven ook volgens de keuren en ordonnantiën by Schout en (*) Dit geheel vervallen flot wordt by de Iandluiden het Hof genaamd, beftaande hedendaagsch uit een brok of twee grote ftenen op eenen heuvel, nergens zo groot hier omtrend te vinden, dan by de puinen van het flot te Velzen. De bezitteren van het vervallen kasteel voeren oen tytel van Vryheeren van Oud Haarlem. Somtyds hebben zyzich doen noemen Vryheren van Haarlem; doch de Staten van Holland fchreven den Heren van Asjendelft in het jaar 1629 aan, niet te begeeren, dat de tytel van Vryheer of Baron van Haar. lem meer zou mogen gebruikt worden. (?) Asfumburg is een zeer oud flot in de zestiende eeuw, door het adelyk geflacht van Asfendelft herbouwd. Men wil dat dit huis reeds voor het jaar 1335 beftaan.en toenmaals geen leenroerig goed geweest zy. Ook zou bet in den jare 1431 afgebrand zyn. Het huis is in latere lyden deftig vernieuwd, en heeft, bchalven eenen fpitfen agtkanten, nog twee vierkante torens, en twee kleine torentjes. De'tegenwoordige Vryheer van hetzelve is Mr. andries adolf deutz tot assendelft. (**) Meerejiein werd omtrend het laatst der dertiendeeeuw gefticnt, doch de tyd waarin dit kasteel verwoest werd is onzeker. Deszelfs ftichter was de Heer jan van Egmond, van waar fommigen uit het geflacht van die Edelen zich egmond van Meerejiein genoemd hebben. Het werd na deszelfs verwoesting weder opgebouwd, en in hetjaar 1690 byna geheel weder afgebroken, toen men op deszelfs grondflagen een prachtig gebouw, naar den hedendaagfehen fmaak «. gebouwd heeft; het behoort thans aan particuliere eigenaars, (g) Eigentlyk Riewyk, van dit adelyk huis zyn nog eenige weinige overblyffelen te zien: het behoorde den Heer Asfumberg, en ftond in de nabuurfchap van het thans mede verwoeste huis Poelenburg. R 3  j6*2 KABINET VAN NEDERLA1STDSCHE en Schepenen als Dykgraaf en Heemraden, gemaakt den 10 juny 1659 deze St: Aachtensdyk gekeurd is, te maken; beginnende van het fchouweind af, en vervolgende zo verre de verftoeling van Heemskerk zich uitftrekt; en wel, het laag* fte naar het hoogfte, wel verftaande, dat ieder Lynheer naar zyn goeddunken zynen lyn verhogen of verbeteren mag, en op eenen bepaalden dag daar toe eenen iegelyken, die in zynen lyn verftocld is, te ontbieden, en het ongemaakte werk voor den onwilligen te hefteden, ten kos • ten van den zodanigen op Dyksrecht, en eene boete van den eigenaar of bruiker der landen van twee ftuivers voor den Schout. By nadere keure van den 30 may 1662 werd wederom vast. gefteld dat een iegelyk, welke hooi langs of over dezen dyk zoude halen, op den onderdyk van denzelven, tusfchen Barenden huis en de molens; voor ieder Made (*) dat hy gebruiken mogt, zou hebben te brengen eenen wagen zand, op de verbeurte van vyf ftuivers en evenwel te moeten zanden; gelyk aan allen die hun hooi moeten halen van buiten den dyk en den St. Achtensdyk moeten langs ryden, (van de banfeheiding van Uitgeest af tot aan den eerften overvaart over voornoemden dyk toe) , buiten op den onderdyk, voor ieder morgen, daar iemand genot van haalt , langs denzelven onderdyk moeten brengen eenen wagen zand, op de boete van vyf ftuivers,. Voor- (*) Mads is een zeer oud woord, en kan gevoeglyk afgeleid worden uit het AfigtlJ'axisch woord moath , in hetlatyn * Jalertio. De Aigel-faxen noemden de hooimaand monath, en 'het woord made daar van afdammende, zal hier waarfchynefck zo veel betekenen als een ftuk lands. Zie verder over dit WoprdxE^ ka, te, Nsdsrduitfche Jpraakkuiist, %de deel.  en kleefsche oudheden. 263 Voor het grootst gedeelte beftaat deze heerlykheid uit zandigen grond, cn hoge duinen; nogthans levert zy overvloed van vlas, hennip rogge, en heeft goede wydc voorfchapen, waartoe de menigte van beekjes en de daar uit afge leide floten van frisch en helder duinwater zeer veel voordeels aanbrengen. De voornaamfte beken zyn de grote Cyë, de luttike Cyë, de zandvenner beek, 't hoofdbeekje, de holle beek de kerk beek, de halve beek tusfchen de kerk.' kraften, de poelbeek, de ftrengbeek, de pastoorbeek en de voorbeek. Hooi- en grasland vindt men hier, buiten den Uitgeesten ban, en by en naast ten St. Aachtensdyk, zee? weinig. De kerk heeft eenen fraaijen toren en een ruim kerkhof met zware bomen omgeven. Het pronkt met het graf, door den beroemden fchilder mar. ten van heemskerk, eenen inboorling van dit dorp, opgericht voor zynen vader jacob willemsz vanve en, eenen welgezeten huisman; het is kenbaar aan eene blaauw arduinfteene grafnaalde, op dewelke een kind verbeeld ftaat, fchynende met eene toorts eenige doodsbeenderen in den brand te fteken, en met zyn rechter voet op een doodshoofd rustende, met dit onderfchrift: D. O. M. Jacobo. Venio. Guillelm. Parenti. CariJJ. Martinus. HEMKER K. Pietatis. ergo. p. VI X. An. L XX 1 X. c O g i t a. M O r I. 1 5 7 o- R 4 nog  l64 kabinet van nederlandsche nog lager zyn wapen, en aan de andere zyde: Hier. Leyd. begraave. Jacob. Willems. van. Feut. Jlerf. den XVI. dag. Septemb. 1532. ende. heeft, gekeft. 79 JaaT- Door dezen konstfchilder welke met betrekking tot die tyden zeer ryk was; kinderloos binnen Haarlem overleed, en aldaar in de nieuwe kapel binnen de grote of St. Baafskerk, aan de noord zyde, onder eenen blaauwen zark begraven legt'; werdt tot onderhoud dezer gedenkzuil een zeker gedeelte lands vastgemaakt, onder voorwaarde, dat byaldien men deze zuil liet vervallen, zyne nabeftaanden zich het land zouden mogen toeëigenen. Nog heden berust onder zyne erfgenaamen, meestal weigeltelde huislieden, een Testament, getekend ió april 1568, by het welk mar ten belooft het zuivere jaarlyksch inkomen van zekere landeryen omtrend Haarlem gelegen, en beftierd wordende door regenten van het heilige Geesthuis dier ftad, aan twee bruiden, eene namentlyk uit Haarlem, en eene andere uit Heemskerk: geboor. Hg, onbefproken maagden zynde, en op zyn graf trouwende. Deze plegtigheid wordt nog tot op den huldigen dag onderhouden, en de bruiden moeten by die gelegenheid met eene verklaring der regeering voorzien zyn, inhoudende, dat hun niet anders gebleken is, dan dat zy zuiver maagd en onbefproken zyn. De tyd waar in de kerk van dit dorp gefticht is, vindt ik nergens aangetekend, maar wel dat dezelve ter eere van St. Laurens gewyd; aan de St. Jam.  en kleefsche oudheden. l6$ St. Janshiren gegeven , en reeds in het jaar 1216 is bediend geweest door eenen pastoor, welke onder den deken van Kennemerland behoort heeft. In deze kerk was eene kapel; volgens eenen ouden brief van het jaar 1466 ftonden in dezelve twee altaaren, een van St, Katharina en een ander van St. Bariara,en aan deze autaren was met verlof en toeftemmirg van den pastoor een ka* pellany of vicariaat gefticht. De roomfchgezinden na de hervorming de kerken moetende ruimen, werd deze kerk in hetjaar r 5 86^ met die van het nabuurig dorp Kastricum vereenigd; doch federt is dezelve in een onherftelbaar verval geraakt, en tot aan het jaar 1628 heeft men den Godsdienst nog fomtyds in de kapel verricht, welke nog in wezen, en onder anderen merkwaardig is wegens de beeldtenis van den bovengenoemden mart en van veen, in eene der zyde-glazen geplaatst. Heemskerk behoort onder het fynode van Noordholland, en onder de clasfis van Haarlem, bevattende dertien predikanten voor veertien dorpen en de ftad Beverwyk. In het jaar 1467 werd alhier begraven Heer willem van assendelft onder eenen blaauwen zark, met zyne vier adelyke wapenen, te weten: ASSENDELFT. ICRALINGEN. HAABLEM. ZWIETEN. Van Vaders zyde. Van Moeders zyde. Deze zark echter is by de herbouwing der kerk weggeraakt. In de kelder van bovengenoemde kapel, die beiden van de vroegfte tyden af aan het geflacht der heemskerken behoorden, cn nogthans een R 5 ei-  l66 kabinet van nederlandsche eigendom zyn van Marquette, leggen begraven de Heren danielde hartaing Heer van Marquette, Luitenant.generaal in dienst der verecnigde Nederlanden, en zyn Zoon; twee grote wapenkasfen , waar in hunne adelyke kwartieren en krygs-cieraaden, als (landaarden, casquetten, degens, ftaf van bevel, fporen, handfehoenen enz. gelegen zyn, worden in deze kapel bewaard. Volgens fommige fchryvers , waaronder ook de dichter ampz'ing, genoten deze heren by hun leven een zo groot genoegen te Heemskerk, dat zy verkozen om aldaar begraven te worden; genoemde dichter zingt daaromtrend in zyne befchryving van Haarlem aldus: 't Is recht dan, dat die Heer aldaar ook na zynjlerven In Heemskerk heeft gewilt den aarden fchoot beërven, Waartoe de plaatze word naar zyne heerlykheid, Naar zynen ftaat en Huis getimmert en bereidt. Schout en Schepenen bekleden te Heemskerk den rechtcrftoel; fpannen de vierfchaar, en handhaven de verdere beftiering van den gehelen ban, onder den byftand van eenen Secretaris. Zy kiezen jaarlyksch twee kerkmeesteren, _ twee waarfchappen, en twee almoesfeniers, die onder anderen ook jaarlyksch rekening doen voor Schout en Schepenen van den duit, die zy van de onroerende goederen, aldaar volgens oélroy van de Heren Staten van Holland enlVestfrieslandverkocht wordende, ontfangen; genietende de Schout van onheuchelyke tyden af eenen gelyken duit van den gulden der verkocht wordende goederen. Het getal van Schepenen beftond van de vroegfte tyden af in zeven perfonen, cn werd in  en kleefsche oudheden. 2Ö7 in hetjaar 1420, by handveste van Hertog jan van Beijeren tot op vyf verminderd; de aanfteliing en eed afneeming van deze heren behoort aan den Ambagtsheer in den tyd, volgens uitfpraak van het hof van Holland gedaan den 17 maart 1606, wordende aldaar op het einde gezegd : mainteneert ('t voorfz. hof,)ftyft endefterkt ook mede den gedaagden (jonkheer gerrit va n assendelft, Heer van Asfendelft, Heemskerk en Castricum,) in de posfes/ie vel quafi van alle jaren vyf gequalificeerde perfonen van de ingezetenen van Heemskerk te nemen, te feilen en te eeden tot Schepenen van 't zelve Ambagt. Het is ook alleen ten overftaan van den Ambagtsheer of zynen Schout, dat de waarfchappen met dc Schepenen volgens dat zelfde vonnis, allerlei keuren op dyken, fluizen, fiuistogten, wegen, wateren, en andere diergelyke zaken mogen maken, en dat de Ambagtsheer met de gerechte en de gefchiktfte (dus luiden de eige woorden) ofte den rykdom aldaar maken en hermaken mag keuren, concernerende de dagelykfe politie en regeringe, mitsgaders de jurisdi&ie van Heemskerk met dat daar aan kleeft, ende nog om ten overftaan van denzelven geregte te ftellen en committeren een fchutter, ende ordre te ftellen op de exercitie van 't fchut-ampt en fchuthok met alles dat daaraan kleeft, en daar af depen deert. Volgens handveste van Keizerin margaretha, Gravinne van Holland, gegeven aan die van Kennemerland, des vrydags na Hemelvaartsdag in het jaar 1346, geniet de Ambagtsheer van deze plaats de helft van alle de boetens welke in zyn ambagt voorvallen, en daar uit voortfpruiten, uitgenomen in geval van landwinning (*; , welke ge- rech- (*) Landwinning was weleer dat geen, wat men tegens- woor.  268 KABINET VAN NEDERLANDSCHE rechtigheid by verklaring van leenmannen van Kennemerland in hetjaar 1482 en apoftille van die van de rekening der Graaflykheid van Holland in den Haag op zeker request van kornelis, Heer van Asfendelft, Heemskerk enz. geflagen den 13 may 1597, bevestigd is geworden, ftaandealdaar uitdrukkelyk: „ Ordonneer en by deezen Oer ar d van Berkenrode, „ gevezenen Baljuw van Kennemerland, denzelfden „ Heere van Asfendelft, Heemskerk enz. te laten vol„ gen in alle crimineele boeten ende confiscatien, bin„ nen zynen tyde gevallen in de Jurisdictie ende Heer„ lykheid van Heemskerk ende Kaftrikom, de gerechte „ helfte, ende wat lager: Van alle andere boeten, „ 't zy civiel of crimineel, die by dadinge ofte ander „ amicabel middel afgehandclt ende geftigt worden, „ de zuivere helft zonder eenige difficultatie, ende „ dit alles in conformite van 't oude gebruik, naar „ welke onze ordonnantie wy ook lasten den tegen„ woordigen Baljuw van Kennemerland hem voortaan „ te reguleeren" Eertyds behoorde Kastricum, benevens deze heer* woordig/r den HOEF aan den Injaiy wgó ■ JL.GMONT den HOEF van afteren ló8o.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 2Qt ftaat van Marquette befchouwen mogt* hy met veel meerder recht zingen zou, dan den 1-1 feptember des jaars 1680, toen hem mevrouwe petronella, Baronnes fc vawWasfenaar,van Duivenvoorde, weduwe van der Myle, aldaaf onthaalde: O zegejiryk Marquet, juweel der Heerlykheden , Wel waardig dat Hertaing zyn Vlaamfche Heerlykheid Hier kwam verplanten, u met haren naam bekleden, Wiens luifler door uw glans verrykt is en verfpreidi De Held Hertaing, die, waart gekranfi met Lauwerbladen, U eerft holp brengen door zyn eerfte trouwverband Aan 'f Huis van Vander Myle, in Ridderlyke daden En Staatsgezag beproeft ten dienjl van 'f Vaderland. het SLOT en de KAPELLE t e EGMOND op den HOEF, In noordkennemerland. D e vyf byzondere afbeeldingen van het weleei4 graaflyk kasteel te Egmond op den Hoef, door den konftenaar a. rademaker getekend en gegraveerd, geven waarlyk een te doorfiaand bewys van deszelfs alouden luister, dan dat wy den Va* derlandercn niet eene even zo uitvoerige befchry» T 2 ving  202 kabinet van nederlandsche ving daarvan zouden mededeelen. Men befchouwt de doorluchtige overblyffelen van dit trotsch kasteel op vyf byzondere zyden, gelyk dezelven zich in de jaren 1680, 1689 en 1696 vertoonden. Omtrend het jaar 1080, 1084 of io8c>, werd dit aanzienlyk gebouw door Heer berwoud den I van Egmond aangelegd; deze ftierf in het jaar 1093, waarna Heer dodo den III van Egmond den verderen opbouw van hetzelve vervolgde; doch ook deze in het jaar 1200 overleden zynde, werd het eindelyk door arend van Egmond en Tsfelflein, in het jaar 1307 voltooid, gelyk bokkenbtjrg zulks aantekent, die deswegens het meest geloof verdient. Wat den oorfprong en afkomst van deszelfs naam aangaat, daaromtrend zyn zo vele en verfchilicnde gisfingen by onze Vaderlandfche gefchied- en plaats-befchryvers voortgebragt, dat men kwalyk beflisfen kan, wie hunner de beste gisfingen daaromtrend gemaakt hebbe; te meer door dien nietcen eenig befchry ver eenen juisten grond van zyne vooronderftelling aantoont:; daar in tegendeel alles wat de oudheid van dit kasteel aangaat, waarvan de oudfte engeloofwaardigfterymkronykfchryvers zwygen, als ten hunnen tyde niet bekend, met beuzeltaal en ydele dromeryen opgeüerd is. De Egmonder monnik, klaas kolyn, wiens rymkronyk omtrend het jaar 117a uit de jaarboeken die in de abtdy van Egmond bewaard werden, befchreven is, is ter goeder uur voor ons door den Heer g. dumb ar in 1719 uitgegeven, en verdient hierömtrend als de oudfte en een der beste onzer gefchiedfehryvers, volkomen geloof. Zie hier wat hy van dit kasteel optekent:  en kleefsche oudheden. 293 $ort£ imer na fien toeöetcomen ©ber jee Me fel onbjome ÏÏSteoe Boten/ enoe robtti 2EI öat %Mi an ^ee sefonseo 3ïn tfe Havene van Hegmonde , ©ie öe Hegge piac|> te ïjeten/ iser rfw Bedehuis te weten, Daar in lange was gefiichte ©ft nu aftec ©unen mWt' Onverfcliillig fchryft hy Hegmonde, Hegmt/nde, Egmont en Agmunt door zyne gehele kronyk, zo dat zeker fchryver geweldig mist, met te zeggen dat in de oude brieven altoos Egmont en niet Hegmond gefpeld gevonden wordt. In 't begin zelfs zegt kolyn: *st fLanöjS nefc&f rijten m k oJrconacn/ goo $ f)efc serc&ttöen tonöen 3Jtl Den feloeflte te Hegmunde. in 't leven van dirk den VI, Graaf van Holland; jgf gebet begiftigt meöe ©at «©ObtfèuijS f Egmont alöacr. en in Graaf floris den I: Ut öaf meoe teel fn öanften ©en ©OÖ^Ufe i'Agmunt <©bec sfenoer tosben cunt. Wanneer men met aandacht de eerst aangehaalde verfen gadeflaat, en den zin van dezelven naauwkeurig inziet, meen ik dat de kronykfehryver heeft willen te kennen geven: dat de Noren in de haven van Egmont, welke de Hegge plagt genoemd T 3 te  ftp4 kabinet van nederlandsche te worden, zyn binnen gelopen, en wel reeds lang te voren, eer de kerk, welke toenmaals ten tyde van hem kol-YN, achter de duinen ftond, gefticht was. En daarmede houde ik genoegzaam bewezen, dat Egmont in aloude tyden alleen Hegmond genaamd werd , doordien het aan den mond van het water de Hegge, gelegen was ; en onze rymkronykfchryver bevestigd zulks uitdrukkelyk genoeg met te zeggen dat Hegmond dien naam reeds voerde, aleer er een bedehuis of kerk gefticht was, daar namentlyk, aan den mond der Hegge, ofte Hegmond. De oorzaak der benaming van Egmond hebben wy dus nagefpoord cn opgedolven uit eene onpartydige, geloofwaardige, en alleroudfte vaderlandfche kronyk; het lust ons thans over te flap. pen ter bezichtiging van het magtig kasteel der edele Heren, naderhand Graven van Egmond, en van het dorp v&xxEgmondop den Hoef, aldus genaamd naar de prachtige hofhouding der bezitteren van dit kasteel. Wy hebben hier boven gezien, dat men een aanmerkelyk getal van jaren befteed heeft, tot de volkomene voltooijing van dit heerlyk flot; en waarlyk, dit is geenfmts te verwonderen, wanneer men overweegt, dat het uit verfcheiden ftukken en gebouwen is te faam gefield geweest; dat het vyf ronde en twee zware vierkante torens, behalven verfcheiden hoge trapgevels gehad heeft. Binnen hetzelve zag men eene grote watergracht, welke aan de acnterzy. de door drie verwulfde bogen hare uitwatering had, gelyk zulks in ons 38fle prenttafreel, in den jare 1690 naar het leven gefchetst, kan befchouwd worden. In de fchatkamer der Nederlandfche oudheden van den onvermoeiden navorfcher Dr. ludolï smiqs, vindt men dit kasteel  en kleefsche oudheden. 295 teel in deszelfs bloeienden welftand afgebeeld, naar eene fierlyke tekening van roeland rochman. De gracht rondom het kasteel is gegraven door arnold, den eerften van dien naam, welke zynen vader jan den I. in het jaar 1370 opvolgde; ook is het aandeneerstgenoemden dat men het delven van de vaart op Alkmaar toefchryft. De bekende twist in hetjaar 1203, tusfchen den Graaf lodewykvanloon en willem den I, Graaf van Holland, wegens de heerfchappy die de Graaf vanloon, uit hoofde van zyn huwelyk met ad a , dochter van Graaf di ederik den VII, in Holland oeffende, ftelde dit kasteel aan de eerfte ongelukken ten doel; daar hetzelve, uit haat tegens Graaf willem cn wouter den I, Heer van Egmond, door den Graaf van Loon, en de medeftanders der Gravinne ada, werd in den brand gefloken. Melis stoke fchryft daar .van in zyn III boek vs. 225 tot 230. 3lo0etoflr.fi quant ter ftlbec ftonbe Mtt ïjtte tradjte tote «eemonoe/ ©aer fif bcrbetnbe ten elften teorpe/ ©at tooenbe m finteSHcrtifenborpe/ $eer Wmbé fjupsi en occ meöe $eren ©outet bf (felbe beöe. Wouter de I herbouwde het kort daarna in het jaar 1206; doch de Westfriezen in later tyd tegens den Hollandfchen Graaf aan het muiten geflagen zynde , overvielen Kennemerland, intusfchen dat wouter de II, Heer van Egmond, zich in Haarlem bevond, en gaven het fchone dorp Eg* mond, benevens het flot, in den jare 1315 aan T 4 de  1C)6 kabinet van nederlands che de vlammen ten prooi. Dus bleef het in deszelfs puinen byna als begraven , leggen , tot het in den jare 132T, wanneer jan de I, Heer van Ezmond, na zynen vader te zyn opgevolgd, het weder herbouwde zo goed zyn gering vermogen zulks toeliet. Omtrend twee eeuwen daarna, inliet jaar 1517, kwam dit kasteel eene dreigende verwoesting te boven; toen namentlyk de Gelderfche Friezen na het plunderen van Medenblik, Alkmaar, en verfcheiden Wcstfriefche dorpen, ook her waards in aantocht waren en het dorp Egmond in kolen lagen, doch door het kundig beleid en den onverfchrokken tegenftand van den Heer jan van wassenaar, welke zich toenmaals op deze wclbevestigde fterkte van zynen fchoonbroeder bevond, met bebloede koppen van het flot moesten afdeinzen. Sints dien tyd bleef dit adelyk huis ongeftoord, tot op den jare 1573 , toen, volgens getuigenis van e. van meteren, eenige benden van den Prins daar binnen trokken, na dat de Spanjaarden Haarlem hadden ingenomen , de ftad Alkmaar bedreigden , doch den 16 july aldaar het hoofd ftotende, naar Egmond binnen weken, hetwelk twee dagen daarna, op den 18 july namentlyk door hun in den asfche gelegd werd. In den jare 1574, en wel op den 7 juny, werd dit kasteel, op bevel van den Prins van Oranje, door jonker diederik sonoi, Gouverneur van Noordholland, in den brand geftoken, om den Spanjaarden, die weinig tyds te voren met drie duizend mannen,onder bevel van den Baron van Chevreaux, aldaar gelegerd • en over. het ys, langs den dyk, tot de dorpen Wormeren ^w/Tdoorgedrongen waren, de gelegenheid tebe^ nemen van dit kasteel te kunnen bemagcigen en zich  en kleefsche oudheden. 297 zich daar in te verfchansfen- Sedert dien tydps dit prachtig gebouw verder aan de verwoesting van den tyd ten prooi gebleven, en hedendaagsch ziet men alleen nog eenige weinige overblyffelen van deszelfs muuren, eenige vervallen torens en gewelven, terwyl men tot dus verre de hand niet gelegd heeft aan deszelfs herftelling, hoe zeer zich voor eenigen tyd de hoop daartoe opdeed. Dit prachtig gefticht, dat niet alleen door deszelfs uitwendig aanzien, inwendige fchoonheden, ruime zalen, waar onder 'er eene met de beeldtenisfen dezer Heren, en onverwinnelyke fterkte, alom beroemd was ; dat geduurig uitmuntte door eene ryke en byna geftadige hofhouding, ook bekend door het aldaar overlyden van vele Heren en fommige Graven van Egmond, was echter nog meer en mogelyk met meer recht beroemd door zyne doorluchtige bezitters, welken in ftaats- en krygszaken onder de zuilen van ons gemeenebest mogen gefteld worden, hetwelk ook hun, gelyk doorgaands, den haat der hovelingen en de verwoesting hunner bezitting heeft ce weeg gebragt. In hetjaar 1482 bragtmen twee Friefche Hoplieden wybe jaricho, gewoon.lyk scharnewybe genaamd, chhomme lieuwens, door den Hollandfche Stedehouder Heer joost van lalaing en den Heer jan van Egmond, by het ftormenderhand innemen van Hoorn gevangen genomen, herwaards in eene veilige bewaring , welken van den 3 july deszelvcn jaars aldaar gevangen zittende, niet eerder vry gelaten werden, dan nadat ieder voor duizend goud-guldens zyne vryheid gekocht had. Dit adeiyk huis, benevens het graaffchap van Egmond, is tot in hetjaar 1607 aan het vermoT 5 gend  298 kabinet van nederlandsche gend en adelyk geflacht der Egmonden in eigendom gebleven; doch alstoen wegens de veelvuldige fchulden van lamoraal, den tweeden van dien naam, Graaf van Egmond, ter verkoop aangeflagcn, na dat alvorens op den 26 july van het jaar 1602, de proclamatien van de verkoping by executie van alle de goederen en heerlykheden van het huis van Egmond, door den gezworen exploicteur van den hove van Holland gedaan was, uit krachte van de opene letteren executoriaal, in dato 26 july des jaars 1602, gedecerneerd op eene akte van condemnatie van denzelven hove, gedagtekend den 24july van het voornoemd jaar; waar na de heerlykheid der drie Egmonden, welke weleer, benevens Bak~ kum, Huisduinen, Petten, Warmenhuizen, Haringkarfpel en Oudkarfpel, het graaffchap Egmond uitgemaakt hadden, benevens de ftad, het flot en de heerlykheid van Purmerende gekocht werden door de Heren Staten van Hollanden Westfriesland', welken de Egmonden gehecht hebben aan de domeinen der graaflykheid; uit dien hoofde hebben Heren gecommitteerde raden van de Staten van Holland en Westfriesland op den 7 april des jaars 1632 een byzonder plakaat uitgegeven, ten einde alle die genen, welken eenige lenen van de heerlykheid, gekomen aan de graaflykheid van Holland en Westfriesland, en over zulks verheelt aan de leenkamer der graaflykheid, bezaten of gebruikten , die niet verheven waren, uiterlyk binnen drie maanden komen zouden dezelven te verzoeken aan den Heer Stedehouder van des graaflykheids lenen in 's Gravenhage. Deze hcerlyke goederen bleven aan de Staten .tot op het jaar 1722, wanneer het kasteel met alle  en kleefsche oudheden. 299 alle deszelfs achterlenen , lenen en gerechtigheden weder verkocht zyn voor eene fomma van elf duizend guldens, aan den hoog edelen welgeboren Heer gerard van egmond van der nyenburg, jongften zoon van wylen Heer gerard van egmond van der nyenburg en vrouwe machtilda van foreest die op den zelfden tyd ook koper werd van de heerlykheid der drie Egmonden en Rennegom, voor vier en-festig duizend vyf honderd guldens , en dus deze aloude heerlykheid wederom aan eene tak van het edel geflacht van Egmond heeft overgebragt (*). Wy zullen hier eene lyst van het adelyke geflacht der egmonden laten volgen, en alvorens aanmerken, dat wy de zodanige Heren alleen zullen opnoemen, welken by de beste fchryvers onzer Nederlandfche gefchiedenisfen als bezitteren van deze goederen bekend ftaan; fommigen dezer houden het begin der Heren van Egmond, met radbout den I, en in later tyd met gerbrant den I, wolerast, radbout den II, dodo den I, walger, dodo den II en berwelt den I, zeer verdacht. Adrianus jünius in zyn Batavia, cap. 19, en pontos heuterus, in zyne genealog: Dy. (*) Dit flot is uit zyne puinhopen en vervallen overblyffelen niet weder herfteld; in hetjaar 1740 was aldaar alles nog in den ouden reddelozen toeftand, behalven een vierkanten toren, waarin de klok en het uurwerk is, benevens de voorpoort en vierkanten kelder, die tot eene gevangenis gebruikt werd, aleer men dezelve naar de Abtdy had overgebragt. Jonkheer johan egidius van egmond van der nyenburg heeft in den jare 1744 twee vervatten torens laten opmetfelen, en met fpitfen laten dekken, waarop windwyzers geplaatst zyn.  300 kabinet van nederlandschx Dynast: Egmond: houden hetzelve hoogst onwaarfchynelyk; en broeder gerbrandz van leiden, prior der Karmeliten te Haarlem, gaat in zyn Anal. Egmondan: nog verder, fchryvende, cap. XXII, dat berthold de II het ' klooster van Egmond als advokaat tot wederopzeggens toe bediende, en door den agtften Abt, wal ter genaamd, wegens verfcheidene dienften, niet alleen met eene hoeve en zes huizen beleend, maar ook bevestigd is geworden in het genoemde ampt van advokaat of voorftander der abtdy; derhalven zyne nakomelingen uit hoofde van deze gunst alleen den toenaam van egmond hebben aangenomen, en ook alleen bepaalde advokaten van Egmond geweest zyn; tot dat, na verloop van tyd, hevige verfchillen en daaruit gevolgde doodflagen, plondcringen en roveryen tusfchen de abten en advokaten, hun onderling verfchil in handen gegeven is aan Hertog philips van Bourgondiè'n, welke by zyne uitfpraak, gedaan in 's Gravenhage den 23 feptember des jaars 1437, het tydelyk rechtsgebied en de heerlykheid van Egmond voor de abten vervallen verklaard en den advokaten toegewezen heeft, onder voorwaarde, dat zy dezelve alleen van denzelven abt en Godshuizen van Egmond verhieven en hielden toteenonverlterflykerfieen, blykende der abten en advokaten aloude rechtsoeffeningen ten vollen, uit eenen openen brief van wouter denll van Egmond,aldaar gegeveninhetjaari3i2 op Sint Simonsen Judas-dag, ten behoeve van den abt b a rt h 0 u t van o v , door den hoogleeraar a. matthius opgegeven in zyne geleerde aantekeningen op de Êgmonder jaarboeken van voorgemelde prior johan gerbrandz van leiden, ftaande aldaar op bladzyde 220, on-  in kleefsche oudheden. 30I onder anderen deze aanmerkelyke woorden: ti dat men in den boeme voor dat fieenhnis houden fal }, drie gadingen 't Jaars. Voort waart fake, dat daar enig man geflagen worde binnen den Dorpe, „ zoo zonder Wouter, ic die yoergenoemt ben, co~ „ men, ende vragen den Abt, wanneer dat iet den „ Abt goet docht, dat menre over rechte, ende fal den „ Abt bidden, dat hy daar over ware, Ende waart )3 dat fake, dat die Abt niet 't huys en ware, fo J3 foude ic den Prior aanfpreken, alfo by myn te fitJ5 ten, ende dat recht van den doden mannen fal wefen voor 't naafte huys van den dorpe voor die „ ®ge- Ende voort fo en fal ic niet rechten over „ des Godshuys mannen, dan van dooi (lagen ende „ van vechten. Voort waart dat faacke dat die Bo„ den van den Hoeve misdaden in den Dorpe, dat „ foude ic ofte myne bode den Abt feggen, dat hy „ dat verbeteren doe binne alfulcken tyt, alfe redelick ,, ende mogelick is. Ende dade den Abt des niet, n f> foude ic dat berechten. Voort 'van den Scoute „ fo fal i° ar ie man kiefen, ende van dien drien, fo „ fal de Abt enen kiefen Scoute te wefen, welc hy „ wil ende elcken man recht doen. Ende waart dat „ enich man quam, die recht begeerde van des Gods„ huis mannen ofte van des Godshuys boden, ende die „ Abt feyde dat hy's niet doen woude y noch en moch„ te, fo foude iks doen. Ende waar dat faacke dat „ den Abt enich rechts braacke, offyne bode in den „ Dorpe, of waar dat v/aar daar foude ichemcomen ,, te helpen, alfe ic fculdich ben te doen tot fynen „ rechte, Ende dit felve fal my de Abt weder doen, „ waar iks begeere tot myn recht." Wy zullen de lyst der advokaten, Heren en opgevolgde Graven beginnen met 1. Berwolt twede, oudfte zoon van Heer berwolt, te Vronen, by Alkmaar, jn een  302 kabinet van nederlandsche een gevecht tegen de Friezen, in hetjaar 1114 ge. fneuveld, nalatende albert en dodo, na elkander zyne opvolgers, en w a r b o l t. II. Albert. Deze trok ter hulpe van Graaf floris den III tegens de Friezen te velde, en viel, den 20 january des jaars 1168, met zyn paard, onder het vervolgen van den vyand, in het ys, en werd door hun dood geflagen. III. Dodo, broeder van den voorgemeiden albert. Deze beweerde erflyke advokaat der abtdy te zyn; doch toen zulks door den abt ontkend werd , ondernam hy vele geweldenaryen, tot dat floris de III, Graaf van Holland, tusfchen beiden kwam, en by zyne bezegelde uitfpraak, in hetjaar 1174, den Graaf van Holland in der tyd, alleen tot wettigen advokaat verklaarde, als mede dat de Graaf en Abt voortaan tot advokaat verkiezen zouden welken zy wilden. De nageblevene weduwe van zynen broeder , antonia, dochter van den Graaf van Henegouwen, in het volgend jaar van eenen zoon bevallen zynde, deed hy denzelven by zyn leven huldigen. IV. Walter of wouter, ridder, gemeenlyk den kwaden wouter bygenaamd, doordien hy de Egmonder abtdy en monnikken, waar hy kon. vervolgde, en men hem het ampt van ervelyk advokaat betwiste, ingevolge de bovengemelde uitfpraak van den Graaf floris. In den beginne was hy zeef bemind by Graaf willem den I, aan wien hy grote diensten bewees, tegen lodewyk, Graaf van Loon. Hy vervolgde lodewyk en zyne echtgenote met de hulp der Kcnnemers, zelfs zo geftreng, dat de Gravinne ada genoodzaakt werd om op den bm-gte Leiden te vluchten, alwaar zy door hem belegerd en tot over.  en kleefsche oudheden. 303 overgave gedwongen werd , waarna haar oom Graaf willem den I haar op Texel verhandde. Doch denzelfden wouter geraakte daarna in eene zo grote ongenade by den Graaf, dat hyop het huis te Heemskerk in verzekering gebragt werd. Hy overleed in het jaar 1208, en had by zyne echtgenote clementia, eene dochter van den Graaf van Gelre, vier zonen en eene dochter, wordende opgevolgd door zynen zoon V. Willem den I, ridder. Deze waande, gelyk zyn vader, een onwederfprekelyk rechtte hebben op het ampt van advokaat, hetwelk niet alleen aanzienlyk, maar tevens voordeelig was. De Abt lubbert van ryswyk, gafhemhet ampt van advokaat, benevens eenige goederen ter leen ; doch daardoor werd hy zo opgeblazen, dat hy alles wat hem tegenftond, en vooral de geestelyken , naar goeddunken wilde ftraffen. Toen de Abt zynen onderhorigen verbood om voor die vierfchaar te verfchynen, gebruikte willem geweld; de abt bragt zyne klagten voor den Paus, en deze beval de zaak aan den Hollandfchen Graaf, welke dan, als opperfle advokaat der abtdy, geen rechter kunnende zyn, den ridder diederik boekel in den rechterfloel plaatfte, in welken hy, nadat zyn recht door Graaf willem en twee Hollandfche edel. lieden bezworen was, de rechten der abtdy ver. weerde, en Heer wouter daartegen antwoordde. Eindelyk viel de uitfpraak, dat niet hy, maar wel de Graaf van Holland wettig advokaat der abtdy was, en doordien zyne voorvaderen de abtdy gefticht en begiftigd hadden, men nimmer eenen advokaat buiten zyne toeflemming zoude mogen benoemen. Ingevolge dit von-  304 kabinet van n e d e rl a n d s c he vonnis, eischte da Graaf vergoeding van fcha* de en verongelyking der abtdy en der geestelykheid aangedaan, waarna willem, op beraad van zyne vrienden, den Graaf als bemiddelaar in het verfchil verzocht. Deze vonniste dat hy Heer w i l l e m van zyn gewaand leenrecht, van het ampt van advokaat en van eenige andere «roederen zou hebben afteftappen, doch dat hy hetzelve alleen uit gunst, geduurende zyn leven, behouden zou, benevens de voordeden daaraan verknocht. Na het. overlyden van den Abt van rïswyk. werd hendrik de eerfte tot die waardigheid verheven. Heer willem vond in den perfoon van dezen een zeer toegevend man; deze beleende hem, in het jaar 1226, met het ampt van advokaat en andere goederen, welken hy in de abtdy bezat, en wel zodanig, dat hy , zonder nakomelingen komende te overlyden, dit recht op zyne nabeftaanden zoude verfterven; doch deze beleening werd by eenen naderen brief, in het jaar 1227, herroepen, waarom de fchryvers van gevoelen zyn, dat deze beleeninsr ZOnder toeftemming van het kapittel gefchied ware; ten minften blykt het nergens, dat de femelde Graaf daarin geltemd nebbe. Hoe argelistig en bcdrieglyk deze verlybnevcn nu ook verkregen zyn, heeft echter Heer w 1 l l e m de vierde dezelve weten bekrachtigd te krygen door Paus bo , ifacius en clemens den V, in het jaar 1302. Voor het overige is w 1 l l e m de I, tegens de ongelovige Stadmgers te velde trekkende, in een gevecht gefneuveld, uit zyne echtgenote badelochvanamstel achter, latende VI Gerrit den I. ridder. Welke op eenen tocht naar het heilige land, in het jaar 1242, over-  EN KLEEFSCHE OUDHÏDE*N. 3=5 overleed, by zyne gemalin ma bal ia nalatende twee zonen cn eene dochter, van weiken hem opvolgde VII. Willem de II, ridder, een yverig vriend van Graaf floris den V, wiens moorders hy alom vervolgd, en, benevens de Kennemers, op het flot van Loenen belegerd en 'ook tot de overgave gedwongen heeft. Hy had ten echtgenote blanche maria,.door anderen ada genaamd, eene dochter van den Hertog van Milane. Hy overleed in het jaar 1304, nalatende twee dochters en eenen zoon, gerrit genaamd, die voor zynen vader overleed , en by elisaeeth van stryen gewonnen heeft willem, agtfte Heer van Egmond; wouter, die later in de bezitting dier heerlykheid opvolgde; jan, welke het huis Meerejiein bouwde en de ftamvader der Mecrefteincn geworden is, en alyd, welke met den ridder jacob van lichtenberg, te Utrecht, in den echt trad. VIII. Willem de III, de goede bygenaamd, volgde zynen grootvader, en gene kinderen by zyne echtgenote mar ia (volgens de Egmonder jaarboeken margaretha) hebbende, werd hy na zyn overlyden, in den jare 1312, door zynen oudften broeder opgevolgd. IX. Walt er of wouter den tweden ^ in huwelyk hebbende beatrixvandendoortoge, gelegen omtrend Naaldwyk, by welken hy zynen opvolger jan den cerjlen gewonnen heeft. Deze Heer wouter kroeg mede met den Abt verfchil, wegens de bezitting der goederen , doch door tusfehenkomst van den prior van Egmond, h u g o, en andere Heren', aan welken de zaak in verfchil ter beflisfing over- I, deel. V ge-  3o6 kabinet van nederlandsche gelaten was, werd hem het recht van bezitting, geduurcnde zyn leven, toegeftaan. Men befchryft hem als een man van eene zeer vredelievende inborst , hoewel Egmond op den Hoef daardoor niet heeft kunnen bevryd blyven van den inval der Friezen, in het jaar 1315, welke geweldadige aanranding hem ook zodanig trof, dat hy, in den jare 1321, van hartzeer overleed. Hem volgde zyn zoon X. Jan de eer/ie van dien naam, een dapper en onvertzaagd man, welke by guidin van amstel , zuster en eenige erfgename van arend, Heer van Tsfelftein, (waardoor Tsfelftein, aan het huis van E^Wgekomen is) dertien kinderen,namentlyk zes zonen en zeven dochteren gewonnen heeft. Hy herbouwde het verbrande flot, hoewel op verre na niet met die pracht, waarmede het weleer mogt pronken. Hy y verde zeer tegen, en deed een naauwkeurig onderzoek naar de vervreemde goederen der abtdy , waartegen j a n, van egmond allemoeite en middelen aanwendde om in het bezit van dezelven te blyven. De Egmonder jaarboeken fchiideren hem zeer hatelyk af, en wyden uit in de nadeelen door hem aan de abtdy en de monniken gedaan. . De Hollandfche Graaf zocht dit vuur vruchteloos te blusfchen. De prior werd. zelfs binnen de muuren van het klooster doorftoken, en eenige monniken cn knechten binnen hetzelve en in de kerk met blote degens nagejaagd en meer andere baldadigheden gepleegd, zo dat Paus johannes de IV den Heer jan van egmond en zyne medepligtigen in den ban deed, en eenige commisfarisfen, in het jaar 1366, naar Holland zond, om den genoemden ban op eenige zon- en feestdagen na elkander by liet doen der misfe, het lui-  en kleefsche oudheden. 307 luiden der Wokken, het ontfteken, uitblusfchefi en op den grond werpen der kaarsfen, uittcroepen, en alle gelovigen te vermanen, van met de gebannenen allen omgang te vermy den, tot datzy de abtdy in hare rechten herfteld, en verdiend hadden in den fchoot der kerk weder te worden aangenomen. Maar uit het ftilzwygen der Egtnonder jaarboeken fchynt te blyken, dat onze Heer jan weinig naar deze geestelykebedreigingen en banbliklems gevraagd heeft. Hy was niet alleen magtig en bezat grote rykdommen, maar ook daarenboven een yverig verdeediger van den dollen Graaf willem, Hertog van Bei. jeren , wiens zyde hy koos tegen Keizerin margaretha, deszelfs moeder, en hem zodanig byftond, dat hy de opperheerfchappy over deze landen behield. Die Vorst krankzinnig o-e. worden zynde, werd de vcogdyfehap dezeMand'en in handen gefteld van Hertog albert van Beiferen, en jan de eerfte verwierf de genegenheid ook van dezen vorst, welke hy tot aan zynen dood toe behield , voorvallende den 2* december van hetjaar 1370, waarna hy opgevolgd werd door zynen ouditen zoon XI. A r n o l d of a r e n d den eerften van dien naam, by aflyvigheid zyner moeder, Meer van Tsfelftein geworden. Hy had ten echtgenote to lente, dochter van den Graaf van LeininJen l by welke hy verwekte jan, zynen opvolger,en willem Heer van tsfelftein > die zonder wettige kinderen overleed. Ook deze Heer arnold had hevige verfchillen met de abten Egmond en doordien hy grotelyks bemind werd door Hertog albert van Beiferen, als het hoofd der Kabeljaauwschgezinden, gaf hem zulks te meerder voet om de kloosterlingen geweldig tegen te v 2 gaan.  308 kabinet van nederlandsche gaan. Doordien nu de Abt johan van weendt duidelyk zag dat alle zyne klachten by den Hertog niets vermogten, vond hy goed om, in den jare- 1396 , aan denzelven, als Graaf van Holland, het hoogfte rechtsgebied op te dragen, echter onder zekere voorwaarden, en onder anderen, dat de Paus deze overgift zou moeten bekrachtigen. De Paus weigerde dien , waardoor de abtdy zich den haat van den vorst nog erger op den hals haalde ; hy fchonk aan haren grootften tegenftrever arnold van egmond, buiten weten en toeftemming der kloosterlingen , de heerlykheid van Egmond. Hy bezat dezelve tot na den dood van Hertog albert, wiens zoon, geen groot vriend van arnold zynde, dit gefchenk vernictigde, het klooster in zyn volle recht herftelde en den opdragtbrief der Egmonder goederen weder in handen ftelde van den Abt van weendt. Hertog willem, zoon en opvolger van den overledenen Hertog, in hetjaar 1408 zynen broeder jan, Bisfehop van Luik, tegens de Luikenaars willende byfpringen, en uit Holland niet durvende vertrekken wegens eenige zwevendc gefchillen, tusfchen onzen Heer arnold van egmond en johan van arkel, ftelde hunne verfchillen aan dc beflisfing van goede mannen, welken zeer ten voordeele van den eerstgenoemden beflisten, wyzende hem onder zekere voorwaarden dc heerlykheid van Huisduinen en Egmond, als een erfelykleen, toe; terwyl het klooster van E%mmd in het vredig bezit van daszelfs goederen bleef. Hy overleefde dit genoegen echter niet lang, maar overleed in het mar 1409, en werd b innen Tsfelftein, waar hy een J i' Ber-  en kleefsche oudheden. 309 Bernctrdyner klooster gefticht had, begraven. Hem volgde. XII. J a n de twede van dien naam'. Een dapper krygsman, gcwoonly'k jan met de bellen genaamd, doordien hy altoos eenen gordel met zilveren bellen om het lyf droeg, wanneer hy te veld trok. Hy was gehuwd met maria van a r k e l en liet twee zonen na, arnold, Hertog van Gelder en Graafyan Zatphen, en willem, aan welken verfcheiden' heerlykheden ten erfenis te beurt vielen. Deze Heer had ook hevige twisten met Hertog willem van beijeren en de kloosterlingen te Egmond, in welker voordeel de Hertog een vonnis befiist had, hetwelk j an, hoe menigmaal ook gedagvaard, niet wilde goed keuren , waarom hy gebannen , zyne goederen verbeurd verklaard, en zelfs zyne ftad Tsfelftein belegerd cn ingenomen werden. Na den dood des Hertogs nam hy dezelve by verrasfing weder in, doch jacoba ontweldigde haar andermaal aan hem. HyftyfdeHertog jan van beijeren, om zyne nicht haar wettig gezag te onthouden, en kreeg daardoor gelegen, heid, om, ingevolge het voorbeeld zyner voorvaderen, de Egmonder monniken met alle geftrengheid te vervolgen. De Abt gerrit van okkenburg, in 't geheim gewaar wordende dat men op zyn leven toelag, redde zich, in hetjaar 1419, met eenigen zyner vrienden, door de vlucht. In 't kort, deze Heer jan van egmond roofde en pionderde de voornaamfte kleinodiën en kerkfiernden der kloosters, en deed de kloosterlingen door de foldaten gruwelyk mishandelen, en zelfs werden eenige hunner dood geflagen. Hier mede nog niet voldaan, bcfchuldigde hy den abt cn zyne kloosterlingen V 3 by  jio kabinet van nederlandsche by den Paus, van een ongeregeld levensgedrag; ten dien einde werden 'er commisfarisfen gezonden om de zaak te onderzoeken, dezen lieten zich omkopen en verrichtten niets ten voordeele van het klooster, waarom de abt zich onmiddelyk tot den Paus wendde die hem en de zynen, na een gedaan onderzoek, vryfpraken. Willem van mathenes, den voornoemden abt, na deszelfs overlyden, opgevolgd zynde, werd mede gruwzaam door deze Heer jan van egmond behandeld. Hy deed hem en zynen prior, die beiden voor geweld beducht, met de voorrechtsbricven en andere papieren der abtdy naar eene veilige plaats reisden, gevangen nemen, voerde hen naar het huis te Rofendaal, waar hy hen, door bedreigingen cn beloften, dwong, om alle hunne papieren aan hem over te geven; fommigen van dezelven fcheurde hy, anderen veranderde hy naar zyn genoegen, om dus de heerlykheid Egmond te bevryden van alle de rech-, ten, welken de abtdy tot dus verre op haar plagt te hebben; daarna Helde hy hen weder in vryheid. Dc twee mishandelde Heren klaagden over dit geweld by den Hertog philip van Bourgondièn, als Graaf van HolJamJ, en het verfchil werd aan dc uitfpraak van goede mannen gcfteld, namentlyk, aan die van den Hertog zei ven cn aan den raad van het hof van Holland, op eene boete van vierduizend kronen, voor den genen die zich tegen de uitfpraak van dit vonnis zou durven verzetten. Deze uitfpraak hield in, dat de Heren van Egmond hunne goederen en de heerlykheid van dien naam, ten eeuwigen dage, te leen zouden moeten verheffen van de abtdy, cn dat wel op eene zodanige wyze, als de abtdy die van de Hollandfche Graven ont- fan-  en kleefsche oudheden, 3ii fangen had. Heer jan hield nogthars riet op om de geestelykheid, waar hy kón, heimclyk te benadeelen en te vervolgen, en hitste, voornamentlyk in den jare 1444, daartoe op albert van raaphorst, naderhand Bailluw van Watertand, benevens den Schout vanEgmond, g ysbert van heul; en deze haat nam geen einde dan met zynen dood, die in hetjaar 1451 voorviel, wordende opgevolgd van zynen jongften zoon XIII. Willem de vierden van dien naam; die der geestelykhcid genen minderen haat dan zyn vader toedroeg. Hy befchuldigde den abt mathenes by den Paus nicolaas den V, doch ontfing des wegens eenen fcherpen brief van Hertog philip, waarin hem gelast werd de geestelykheid voortaan niet meer te vervolgen , hetwelk hy dan ook in eenige opzichten nakwam. Echter nam hy alle gelegenheden waar, om de monniken te plagen. JNaauwlyks had de abt van mathenes de parochie-kerk van Egmond binnen de abtdy ingeïyfd, of Heer willem zocht deswegens gefchil, het welk volgens den uiterlyken fchyn door goede mannen voor dien tyd werd bemiddeld; maar na verloop van tyd werd hetzelve weder opgedolven, tot dat men de verdeeldheid cindelyk tot genoegen der kloosterlingen geheel uit den weg ruimde. De Heer willem was Ridder van het gulden vlies, cn ftadhouder van Gelderland voor Hertog kakel van Bourgondien. Hy was gehuwd met vrouwe walburg van meurs, dochter van Graaf fr ede rik van meurs, en won by haar drie zonen cn vier dochters, waarvan de oudfte johan genaamd, hem in dc regcering opvolgde. Hy overleed in V 4 het  312 kabinet van nederlandsche het jaar 1483 op het flot in de ftad Grave, inden ouderdom van 61 jaren. XIV. Johan derde van dien naam, was de eerfte Graaf van Egmond, en volgde zynen vader in die hoedanigheid op in de bezitting van Egmond, en andere hcerlykhcden. In het jaar 1465 ondernam hy eenen tocht naar het heilige land, en werd te Jerufalem Ridder geflagen; van daar terug kerende, door alle dc zynen verlaten, en door krankheid zyne reis niet 'kunnende voleindigen, werd hy eenigen mylen verre op de fchoudcren gedragen van eenen jan melisz, welke hy van de galyen had vrygekocht. Tot vergelding van dezen getrouwen dienst, ftcldede Graaf hem aan als Schout van Egmond. In het jaar 1481 werd hy kastelein van Gorcum, bemagtigde met zyne kabeljaauwschgczinden de ftad Dordrecht, die aan de zyde der hockfeben was , door middel van twee fchepen, welken boven op [met ryst en takkebosfehen beladen waren. Hy kocht in 1484 de heerlykheid Purmerende van den Heer b a l t h a s a r van w o l k e n s t e 1 n , huwde met ma gdalena , dochter van den Heer joris van weerdenburg, en wist zich by maximiliaan, Roomsch Koning, en daarna Keizer, zo bemind te maken, dat deze hem in het jaar 1486 by opene brieven tot Graaf van Egmond verhief, nadat hy alvorens door het fncuvclcn van de Heer joost van l a l a 1 n g voor de ftad Utrecht, in het jaar 1483 tot ftadhouder over Holland aangefteld was. Hy ocifende zyne magt in alle geftrengheid tegen de abtdy, cn hoe zeer hem door philip van Oosteuryk ten fcherpften verboden werd om zich in genen dele met de zaken der abtdy af te geven, bleef  en kleefsche oudheden. 313' bleef hy echter hardnekkig vervolgen, en zyn invloed ten hove hield hem ftaande in zyn gezag. Hy werd in het jaar 1491 binnen Mèchelen tot Ridder van het gulde Vlies verheven, en liet, in het jaar 1516 op het flot i^Wzr/overlyclcnde, zyne echtgenote cn vyftien kinderen na, van welken jan hem in de regecringopvolgde. XV. jan de vierde van dien naam, werd na het affterven van zynen vader twede Graaf van Egmond. Hy was ccn dapper krygsman, en volgde den Koning, namaals Keizer k a r e l op alle zyne tochten ml taliën, Duitschland', in de Nederlanden en elders, tot in het jaar 1528, wanneer hy binnen Milane in den ouderdom van Hechts 28 jaren overleed, nalatende zyne echtgenote FRANCOISE VAN luxem3urg, zuster en erfgenaam van haren broeder jacob, Prins van Steenhuizen cn Gavre, met welken hy in den ouderdom van 17 jaren gehuwd was , en twee zonen cn eene dochter won, van welken k arel zyn opvolger was. De andere zoon was LAMORAAL, WClkeKAREL Weder Opvolgde, en M a RG ARE TH A. XVI. Kar el de.eerftevsn dien naam, cn derde Graaf van Egmond, Heer van Purmerende, Hoogwoude, Baar enz. Hy trok in het jaar 1538 benevens zynen broeder lamoraal naar Spanje, en werd kamerheer van Keizer ka r el, wel. ken hy in 1540 door Duitschland en balie naar Barbaryen vergezelde, en het beleg van Algiers, zo ongelukkig uitgevallen zynde, mede bygewoond hebbende, keerde hy met den Keizer naar Spanje terug, en ftierf na eene bcdlegering van vier dagen te Murcia, in het jaar 1540. Hy was nimmer gehuwd geweest, en werd door zynen broeder opgevolgd. V 5 XVII.  3T4 kabinet van nedeRlAndsche m XVII. Lamoraal de eerfte van dien naam, vierde Graaf van Egmond, een man van uitftekende bekwaamheden in den krygsdienst, vol moeris, had eene fraaije geftalte, eenen edelmoedigen inborst, en "was beminnelyk van omgang. In het jaar 1546 werd hy Ridder van 't gulde vlies, en in 1559 Stadhouder van plaandercn cn Artois. Hy huwde in het jaar 1544 te Spier, alwaar toenmaals de Ryksdag gehouden werd, met sabina van beijeren, dochter van jan Paltsgraaf cn Graaf van Spanheim, en zuster van trede rik naderhand Paltsgraaf en Keurvorst. Hy was naauwlyks twee-en-twintig jaren toenhy in den echt trad Hy volgde Keizer karel in den oorlog tegen Frankryk; deze vorst hield hem in groote waarde, en prees hem in het byzonder zynen zoon philips aan, by het aanvaarden der heerfchappy over de Nederlanden. Hy vergezelde dezen laatften in het jaar 1549, m alle de fteden van Holland en 'Zeeland enz., toen hy tot Graaf gehuldigd werd; bekleedde vervolgens verfcheiden gezandfehappen, zo in Duitschland, Engeland, als in Frankryk, ondertrouwende aldaar van wegen den Koning philip, de dochter van den Franfchen Koning hendrik. Hy werd in het jaar 1567 van wegens de Hertoginnc van Parma, Gouvernante der Nederlanden tot den Koning van Spanje afgezonden, om aan denzelven den verwarden toeftand van deze landen onder het oog te brengen, het welk hem,gelyk het uitwendigfcheen, wel vricndelyk werd afgenomen, doch dat eigentlyk de bron geweest is van dat kwaad vermoeden en van dien bitteren haats welke na de aankomst van den Hertog van Aha herwaards, opent]yk is uitgebarften. Deze deed hem, benevens den Graaf van  ■ en kleefsche oudheden. 3 i 5 van Hoorne tegens 's lands wetten en .de voorrechten van het guldenvlies, en met ter zyde Helling van zyne menigvuldige dienften en behaalde overwinningen tegen de Franfchcn in den flag van St. Quintyn in het jaar 1557, en in dien van Grevellngen in het jaar daar aan volgende, binnen Brwfel opentlyk op'een fchavot het hoofd afflaan. Hy liet eene bedroefde weduwe en elf kinderen na, waarvan de oudfte hem opvolgde in de regeering. ' XVIII. Philip voornoemd, oudfte zoon van Graaf lamoraal den eerflen van Egmond, volgde zynen vader als vyfde Graaf van Egmond. Hy verliet in het jaar 1568 de zyde der Staten, en voegde zich aan die van den Koning van Spanje. Ook trachtte hy , om zich van de ftadBrusfèl met geweld voor den Koning te verzekeren, dat hem echter dcerlyk en tot zyne fchande mislukte. Kort te voren, den 23 juny namentlyk van het jaar 1579, !nad by Nienoven in Vlaanderen bemagtigd, waardoor hy de verbeurtverklaarde goederen van zynen vader weder in bezitting kreeg, en Ridder van het gulde vlies , cn Stadhouder van Artois gemaakt werd. Tien jaren daarna trokhy uit last van den Koning van Spanje met eenige hulpbenden naarFrdnkryk tot de party der ligne, en fneuvelde den 14 maart van het jaar 1590,111 den vermaarden veldflag van Tvry tegen Koning hendrik den IV., zonder erfgenaam by zyne echtgenote maria van hoorn, te hebben gewonnen, derhalven volgde hem zynen broeder XIX. Lamoraal dc twede van dien naam, zesde Graaf van Egmond, Heer van 1 'urmere'hde, Hoogtwoude, Aantewoude enz. hy onthield zich eenen tydlang te Keiden, en naderhand by den Hertog van Kleef; daarna vertrok by naar Frank- ryk  316 kabinet van nederlandsche tyk, verder naar Brahand, en kwam in het jaar 1595 in Bolland, alwaar hy op zyn flot Egmond tot in hetjaar 1605 bleef wonen; doch toen door zyne fchuldëifchers dagelyksch lastig gevallen wordende, aan welken hy zyne meeste goederen en inkomften verpand had,' begaf hy zich naar Frankryk, aldaar in den echt tredende met m aria pierevive, nicht van den Hertog van Róhan; Van daar begaf hy zich mar Henegouwen en eindelyk naar Brugge, alwaar hy in het jaar 3617 zonder kinderen na te laten overleed, hebbende voor zynen dood zyne meeste goederen in Holland gelegen, by executie zien verkopen om zyne fchuldenaars te voldoen. Wy hebben hier boven gezien dat de Heren Staten van Hollanden Westfriesland, het flot te Egmond, benevens de heerlykheid der drie Egmonden en Rinncgom gekocht hebbende, deze goederen in het jaar 1722 weder verkochten aan XX. Gerard van egmond van der nyenburg, afkomftig van willem van egmond, jonger broeder van A rent van egmond, Hertog van Gelder en Graaf van Zutphen. Hy ontfing dit flot, hoewel geheel vervallen met alle deszelfs vry heden en gerechtigheden (*). Thans (*) Deze Heer gekard van egmond van der nyenburg, liet de Egmonden na aan zyne zuster vrouwe maria, douariere van den Heer dirk van egmond van der nyenburg, welke dezelve bezat tot in hetjaar 1741; waarna deze heeriykheden overgingen aan haren overledenen mans broeder jonkheer j e- van egmond van der Nyenburg; van wien dezelven gekomen zyn op de Heer k. van foreest, Heer van Schoorl en Kamp, Burgemeester der ftad Hoorn, zynde de tegenwoordige bezitter dezer heeriykheden deszelfs zooa jonkheer hercules van 1 o r e e s t. On-  en kleefsche oudheden. 317 Thans blyft ons nog overig om de kapel der Heren van Egmond te befchouwen, welke ons in de 38fte plaat in dien ftaat onder het oog gebragt wordt, zo als dezelve zich in het jaar 1690 nog vertoonde. Zy ftond bezyden de linker zyde , en even buiten de gragt van het adelyk flot, pronkende met een fierlyk torentje, eenen kruisvleugel en welgeplaatst choor, het licht ontfangende door drie grote kerkglafen. Het oudfte kapelletje, het welk voor het hier afgebeelde op den Hoef te ftaan plagt, werd reeds in het jaar 1229 gefticht door willem dm I, van dien naam, Onze fchryvers laten onder de Heren van Egmond eene korte befchryving van Rynegom en de regeering der Egmonden volgen. Wy laten dezelve daar, ons liever wendende tot latere, en even zo geloofwaardige fchryvers, om dezelve met meer juistheid te kunnen bepalen, en zeggen met hun: de huurt Rynegom legt omtrend halfwegen, tusfchen Egmond op den Hoepen Egmond binnen, ten vierdedeel uur gaans van ieder dier dorpen af. Zy beftaat tegenwoordig uit vyftien huizen. Egmond binnen, Rynegom en Egmond op den Hoef, gelyk zy ten aanzien van het hoge rechtsgebied onaffcheidbaar zyn, hebben ook eene diergelyke rechtbank in het civiele, bcftaande in de Schout en vyf Schepenen, twee uit Egmond binnen, twee uit Egmond op den Hoef, en eenen uit Rynegom, benevens eenen Secretaris, die door den Ambagtsheer wordt aangefteld, ais mede eenen bode. Nog zyn er twee Burgemeefteren, een te Egmond binnen en een op den Hoef, Op ieder dezer plaatfen is ook een arinenvoogd en kerkmeefter. Rynegom heeft ook eenen kerkmeester. De predikant wordt volgens refolutie der Staten goed- of afgekeurd door den Heer en de Regenten. Inde quohieren der verponding worden voor Egmond binnen en Egmond op den Hoef 1176 morgen 490 roeden lands aangetekend. Volgens medegedeelde berichten zyn er onder het rechtsgebied van Egmond binnen, Rynegom en op den Hoef, n37 morgen, 489 roeden. In het jaar°iö~32 Werden er uit dit rechtsgebied 184 huizen, en in het jaar 1732, 216 huizen en twee molens in de lyst der verponding gebragt. Dit getal werd hier ook iu he: jaar 1749 gevonden.  3i8 kabinet van nederlandsche naam, Heer van ËgMórsd ett in dat zelfde i aar ingcwyd door herman, Bisfehop van Ldoné, vicaris van den bisfehop van Utrecht, daags voor het feest van 5/. Denys, en dat ter eere van den Almagtigen God, der allerheiligftc maagd Maria, van den heiligen Nicolaas, en de"allerheiligfte maagd en martelaresfe Katharina. ■ Bovengemelde kapel werd door den Heer jan van egmond den tweeden, in het jaar 1430 afgebroken, en de hier vertoonde, veel fraaijer dan de voorgaande, opgebouwd; kórt daarna werd daarin een kollegie van zes kanunniken opgericht, en het zelve met ryke inkomften begiftigd zynde, zag men deze kapel in eene kollegiale kerk veranderd, gelyk de woorden van zekeren bevelbricf door den abt gerard van poelgeest den laatften maart van het jaar 1465 gegeven, zulks duidelyk aantonen, luidende dus: Ecclcjla Collegiata St. Catharina, ante cajlrum Egmundcnfe op den Hoef. De zo evengenoemde Heer jan, zoon van a r e n t cn Gravinne jolente van le1ningen Op den 4 january /451 overleden zynde, werd in deze kerk begraven; ook Heer jan de derde van dien naam, in het jaar 1516, eerfte Graaf van Egmond, en eindelyk in 1538 deszelfs nagelatcne weduwe magdalena van weekdenburg,hebbende genoemde Graaf eenigen tyd voor zyn overlyden een koper gedenkteken binnen deze kerk' opgericht. Doctor ludolf smids geeft ons van het zelve eene naauwkeurige befchryving, welke wy hier ter ncdcrftellen: „ In hetjaar 1676 den 4 July, (zegt hj) dog mei „ een beter opmerking e Ï706 den 11 September zag „ ik hen beide in het Kerkje voor het Slot van Eg„ mont} van koper op een Ledikant je gelegt, beiden.  en kleefsche oudheden. 3IQ onder hol en open. By de Vrouw lag een fchood„ hondeke, nevens beiden twee Bazuinen, een gebro„ kt Degen, een Wapenfchih, een groote koper e „ plaat, behelzende hunne doot in het latyn. Bener den rcntfom het Ledekantje vernam ik nederduitsch ., gefchrift in een vierkanten lyst, dog bedorven en „ byna wel meest weggenomen (*)". Willem de IV, jongfte zoon van jan den tweden en maria van ark el, zocht de ftichting van dit kapittel ten zynen voordele en ter vernedering der abten en monniken te gebruiken , vindende hy de kanunniken zyner flotkerk hem volkomen toegedaan. Hy verzette zich dus, op alle mogelyke wyze, tegen genoemde geestelyken, toen zy de buur- of parochiekerk van Egmond binnen, by hun klooster gelegen , verklaarden ingelyfd te zyn in hunne abtdy door Paus e u g e n 1 u s, by eene bulle, gegeven te Florence in het jaar 1442. Hy ftooktc den deken en het kapittel op den Hoef zo lang en zo bitier tegens de. kloosterbroederen van Egmond op, da: zy eer:en zekere/, johannesodzerus. (in de jaarboeken van Egmond johanodzeri genaamd) tot pastoor van de gemelde buurkerk benoemden. De abt gerard van poelgeest, (*J In de voorgevel dezer kapel ftaat met oude duitfche letteren het jaargetal 1431 De tombe, waartoe de beelden in de befchryving h.'er boven aangehaald, behoord hebben, werd met de kerk door de foldaten van sonoi verwoest* de beelden met banne verdere fieraden werden d::ar afgerukt en in eene nabygelegen iloot in den Sammer Polder geworpen. Vele jaren daarna zyn dezelven wederom opgericht, en ter gedachtenis in deze kerk terug gebragt. In dezelve is ook de tombeplaat in eenen marmoren rand opgericht tergedachtenis van den Heer Mr.NicoiAAs witsjn, Burgemees. ter dsr ftad Amfleidam, die hier in het jaar j 717 begraven werd. ■ .  320 kabinet van nederlandsche geest, fteimende op de aangehaalde bullen vim den Paus, deed johan odzerus in den ban, en gaf zodanige fcherpe bevelbrieven tegen het voornoemd kapittel uit, dat het weldra bydraaidc, temeer, doordien'er reeds eenige vonnisfen van het hof van Rome tegen dit kapittel waren uitgefpröken. Dc zaak in gefchil werd dan zodanig beflecht, dat odzerus uit den ban ontflagen, door den abt tot pastoor van de kerk te Egmond op zee, en een Egmonder monnik tot de pastory van de parochiekerk van Egmond binnen aangefteld werden, en het kapittel ftond daarby af van alle de rechten, welken het voorgewend had op gemelde kerk te bezitten, gelyk zulks uit den volgenden brief, van den toenmaligcn abt, blykt, aldus luidende: „ Wy Gerrit van Poelgeefl, door „ de genade van God en den Apoflolifchen Stoel Abt „ van S. Adalbe-rtus Klooft er te Egmond van St. „ Benedi&us order, onmiddelyk (taande onder de „ Roomfche Kerke, maken allen den gecnen, die den „ tégenwoördigèn Brief zullen zien of hoor en kezen, „ door den inhout deezes bekent, dat de eerzame_ en voorzienige Heeren, de Beken en 't Kapittel'der „ Kollegiaïe Kerke van S. Katharina over het Ka/teel a, van Egmont op den Hoef, door ons verzogt en ver„ maant zynde om den Apoflolifchen Stoel cn de Vonniffèh, door den zeken Stoel lot voordeel van ons „ en ons Konvent, en tegen den Deken cn 't Kapit„ tel voornoemt over de regun der parochiekerke van Egmont uitgefpröken cn verkondigt, ah onderda„ nïg ts zyn; zulks behoorlyk gedaan en volbragt „ hebben, cn dat ze van alle regten, die ze op de „ gemelde Kerke waanden te hebben, dadelyk af ge. flapt en afgegaan zyn; zoo ah in de openbare „ aclen, daarover gemaakt, wydlopiger uitgedrukt „ ftaat. Tot oirkonde deezes Jiebbenwy goetgevonden ,, ons   TIgmont op Zee iézo. Egmontag Zee 1620.   Egmont op Zee iSzo. Egmont oj> Zee wm>-  en kleefsche oudheden 32^ onszegel'aan den tegenwoordigen Briefte hamen „ op den leften dag van de maant Maart 1464. " De kerkelyke bediening te Egmont op den Hoef wordt tegenswoordig, te gelyk met die vin % mont binnen, door éénen predikant waargenomen zynde na de invoering van den hervormden Godsdienst m deze gewesten, Egmont op den Hoef met Egmont op Zee m het geestelyke veréénigdgeworgehad? t pl3atS 3lt00S bek™e leraars het dorp EGMOND op ZEE. in noord-kennemerland. Vier verfchillende prentverbeeldingen, allen in het jaar 1620 op de plaats zelve getekend en hier nevens gevoegd , geven ons aanleiding tot de belchryving van Egmond op zee oï Weven aan zee* een beroemd dorp, 'ruim zeven uuren ten westzuid-westen van de ftad Alkmaar, entweenrylen van de kleine üudBeverwyk, in Noordkennemerland, op de hoge zandduinen aan denoordzee gelegen tusfchen de zeedorpen Wyk op zee en Petten, en een gedeelte van Noordholland uitmakende Dit dorp is yan eene grote uitgeftrektheid en verdeeld in verfcheidene ftraten, geiyk de grote noorder•ftraat,. de kleme noorderftraat, de grote herenJ-D*EL- * ftraat  J22 KABINET VAN NEDER.LANDSCHE ftraat of herenweg, de oosterftraat of oosterbuurt, dc geldftraat, de zuiderftraat en het St. Albcrtsftraatjc, behalven verfcheiden dwarsfteeg]»s, en eenige enkelde cn verftrooid ftaande huifen, welken, volgens het quohicr der verponding, na de herftelling (redres) in hetjaar 1632, reeds een getal van twee honderd en der. tien uitmaakten, en twee honderd negen-en-zeventte guldens, twee ftuivers en agt penningen opbraeten; na dien tyd zyn de huizen naar den zeekant merkelyk verminderd, maar integendeel verder landwaards in, ook weder zeer veel vermeerderd. (*) Boven de andere gebouwen van dit dorp munten uit, een bekwaam raadhuis, het weeshuis, eene gemaklyke woning voor den predikant, eene welgeftelde fchool, en voornamentlvk de kerk, met haren hogen vierkanten toren, van welkers ftichting men geheel gene fporeri vindt. Dit gebouw zou echter byna geheel vernield geweest zyn in den verfchrikkelyken hogen watervloed, tusfchen den 24 en 25 december van het jaar 1717, en wel des nachts om twee uuren, als wanneer de meeste landen, aan de noordzee gëlegen, grimmig met eenen onhcrftelbare ondergang gedreigd werden; de brullende wellen ondergroeven voor een groot èedeelte dezen toren aan den zeekant, nadat de *> hui- r*i fn het iaar fftfè was het getal der huizen tot op 257 verUer eï?,]n aar7in- het jaar i749 wederom verminderd tot on 2a8 en volgens nauwkeurige aantekeningen van het iaar ?750 v£ren te dier tyd van Egmndop zee 38 v.sfchersfchui en iedere fchuit bezet met vyf mannen en eenen jon.Pn hetwelk een getal van 228 perfonen uitmaakt, die aldaar nU de vSe^hun beftaan vinden, uitgenomen nog een aantal van Smalen zo veel vrouwen en kinderen, die bun dagelyklch brood met andere bezigheden winnen.  en kleefsche oudheden. 323 huizen, welken ons in de 4rfte en 42fte prentverbeelding onder het oog gebragt en vóór den toren gezien worden, benevens deringmuurvan het kerkhof en de voorduinen, weggefpoeld waien. Men vreesde dus niet zonder grond voor eene gehele omftorting van dit gevaarte by den eerst opkomenden ftorm, en buiten twyffel zou dezelve gebeurd zyn, wanneer men in tvds'de nuttige uitvinding van anthony torck. wegens het famenftellen en leggen van ryswer^ ken, in het jaar 1717, op het ftrand, van den bakenduin af tot bezuiden het dorp, te-en ÏJZlfr^ Af\bei;tsft/'aatje' niethadinhetwerk gefteld. (*) De kerk, welke ons hiervertoond wordt, «rit? °Pi,den 2tnovmhsr van hetjaar i74t, ZVf0\ de zee weder zo hoog, dat zy, met eenen enkelden v oed 22 v£ten gronds van het dorp wegnam, en drie daten later nT mentiyk op den 27 dier maand, werd hier, dolr eeTeneven zo vreesfeiyke overftroming, waardoor het dorp 4dmuer da eenen vieesfelyken ftorm en verfchrikkeJykst dondtweder bezocht werd, op nieuw 22 voeten van dduinen aKfooeld' 5 de ter neder"- TJ^-^*^ t0'e"s> aan^ïwest zyde te neder, het overig gedeelte viel op den 7 februan» van het jaar r 743 om verre. Deze toren, een Skazwaa? gebouw zynde was van eene zodanige hoogte Z fn 1749, eene nieuwe kerk, aanV't begin van dit doïp J£ verre van zee als mogelyk was, gebouwd had Deze me'uwe kerk is een net ftenen gebouw n?et een klein FpiSe en wl voor 6500 guldens aanbefteed. Ondertusfchen misten de zeevarenden, door het inftorten van den tore' he tezich? mau, in.net jaar 1744, eenige roeden meer naar het y,üri westen, op een der duinen eene grote kaap, wëlkevoorf,' guldens werd aangenomen By het inftorten™ ? den toren w« ook de zydemuur van de herberg & verguL?^™. X a heel  ,314. kabinet van nederlandsche wordt, is omtrend hetjaar 1620 gebouwd, byna op de puinen van eene veel grotere kerk, en men ziet hier nog verfcheiden brokken der zymuuren, zo van de kerk zelve als van het choor, benevens een gedeelte van den muur, welke zich rondsom het kerkhof heeft uitgeftrekt. Men leest in eene zekere memorie, deze kerk betrenende in het eerfte deel van Hollands tiendrecht, door den kundigen rechtsgeleerden p. van der schelling, ten ongemeenen nutte van zyne landgenoten en tot zynen onfterflyken roem, ui het jaar 1727 aan het licht verfchenen: datdevisfchers alhier eenen ftuiver moetende laten vallen van den gulden, van alle visch welke gevangen en afgeflagen werd, zulks in eenige jaren zo veel hal opgebragt, dat men van deze lasten eene nieuwe kerk en een nieuw weeshuis gebouwd, en daarenboven nog vele dorpslasten, vele honderd guldens bedragende, uit dit opgezameld ftuivereeld betaald had. Heer walgerus 01 wallingier, zoon van den Heer dodo yan Egmond, ftichtte ter dezer plaats, in hetjaar 1036, eene kapel ter eere van 5; Agmet, nadat hv reeds, eenige jaren te voren, den grond van dit aanzienlyk dorp gelegd had, door het bouwen van tien huisjes, welken hy door eenige verarmde buuren of huisluiden, zonder eenige huur op te brengen, bewonen liet, onder voorwaarde, dat zy zich van den vischvangst in de noordzee zouden moeten geneeren, en den tienden visch aan de abtdy van Egmond moeten opbrengen. heel weg sefpoeld, zodanig, dat de bedfteden over het ftrand Een! Een andèr huisje achter deze herberg ftort e ook §en het duin had door het geweldig klotfen der golvend» gedaante van eeaen regt afgebroken dyk ontfangen.  en kleefsche oudheden. 325 Deze grondlegging had een zeer gelukkig gevolg, zo dat de huizen van jaar tot jaar vermeerderd werden, en eindelyk tot een welgefteld dorn aangroeiden. De visfchery lag dagelyksch meerdere fchuiten toe, en het recht van den tienden visch, in den aanvang van weinig belang, werd zo groot, dat de monniken het gehele jaar door meerder visch bekwamen als hun benodigd ware. Dit verdroot de Heren van mond, en deed hun naar de gelegenheid uit zien, om dit recht den kloosterbroederen wederom afhandig te maken, hetwelk dan ook eindelyk aan den Heer jan^ tweden van dien naam gelukte; deze, de zoon van den Heer arend vanEgmond, verkreeg de uitfpraak en bevestiging daarvan in het jaar 1436, door philip den goeden, Hertog yan Bourgondiën en Graaf van Holland; daarenboven kreeg hy, door eene list, de toeitemming van den abt van Middelburg, om den kloosterlingen dit recht te mogen ontnemen; vervreemde heimelyk het kloosterzcgel, waaraan dat van den abt en van den Heer van Egmond gehangen werd zonder toeftemming en zelfs tegen den wil der geestelykheid. Sedert dien tyd hebben de Heren en Graven van Egmond het recht van den zoge. maroden Hofvisch gehad, gelyk zulks onder anderen blykt uit de rekening van het graaffchap van Egmond, van den jare 1599, luidende„ den Hofvisch. Van 'sHeeren recht tot Egmont ol » ff' datgenaamt werd den Hofvis, dat eene Jan „ Meeuwijze plag in pagt te hebben vanmynGenadü „ Vrouwe Magdalena van Waardenburg, de oude „ Douanen van Egmont, 's Jaars voor de fömme „ van 4 L 15 fi tot 40 grootten, es 't zelve rest „ ontfangen by den Kaftdein van den Huif. en „ Slot* van Egmond, Antonis Geniets zak; mits, ^■3 daar  326 kabinet van nederlandsche „ daar voor en Jaarelyks betalende gelykefomme van „ 4. L. 15 B' en nadien deeze voorfz Rentmeefler „ tot de voorfz Kafteleinfchappen es Gecommitteert, zoo gebleeken es by de copie zynre Commijpe, s, hier voor fol. 25, overgelegen, daarom hier w ontfang ƒ4- I5« °" ï ,' j De Heren Staten van Hollanden Westfriesland, in het jaar 1607, by inkoop, bezitters tex Egmonden geworden zynde, hebben, na verloop van tyd , Heren Gecommitteerde raden aan de kerk en armen van deze plaats het recht verleend, om geduurende eenige maanden, eenen ftuiver van iederen gulden der afgefiagen visch te mogen ontfangen; waarom dan ook vier afflagers van visch alhier wonen; de afflag der buitenvisch gefchiedt door dc dorpelingen zeiven; nog is door den Schout en verdere regenten van deze plaats eenen omroeper, wegens den binnenvisch, aangefteld, en de afflag van dezen laatften Drengt den Heer vyf en-twintig, en die van den eerften wftiP' guldens op. Arnold of arend de eerfte, zoon van den Heer tan dén eerflen, en guidyn van Tsfelftein, die in het jaar 1409 overleed, heeft dit dorp aanmerkelyk verbeterd, door het aanbouw en van verfcheiden huizen, waardoor dan ook de vischvangst van jaar tot iaar overvloediger geworden is aoch dc onverfchrokken butel e.ntes, in den jare 1521 , met eenige fchepen aldaar aanlandende, ftak op den 5 april een aantal van honderd vyf-en-dertig huizen m den brand. Andere krygsgevallen hebben dit dorp met getroffen , ten zy men de doortochten van Spaanschen Staatsgezinden wilde rekenen , in de jaren i„, en 1574; als mede de wapening der land. zaten langs den gehelen duinkant, van de Helder  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 3^7 *f tot aan ter Heide, in het jaar 1665, na welke wapening eenige Gecommitteerde raden de gewapende manfchapmonfterde, weiken een lerer van 30,000 mannen uitmakende, dit dorp gedeeltelvk bezwaarden, doordien het deszelfs aandeel daar toe heeft moeten opleveren. Dit alles gefchied, de wegens den oorlog, welke de Staat te dier tyd tegen de Engelfchen voerde; en om de landing, waarmede het grondgebied van onsgemeenebest gedreigd werd, af te weren, richtte men langs de gehele kust verfcheiden wachthuizen en vuurbaken op, en nam deswegens alle andere noodzakelyke voorzorgen; gelyk dan dezelfde voorzichtige maatregelen genomen werden in de Engelfchen en Franfchen oorlog van het jaar 1672. Men heeft van het Egmondfche ftrand meer dan eenmaal de zeeflagen eezien, tekens deze natiën geleverd; menigmaal heeft men hier de treurige toneelen bygewoondvan het ftranden en vergaan van oorlog-, koopvaardy- en visfehersfchepen, en in tegendeel heeft men ook, in het jaar 1494, alhier het voordeelig genoegen gehad van het aanfpoelen van eenen visch vanicovoe ten lengte, welke, met eenen hogen vioed, over de banken tegen de hoge duinen geworpen zVn. de, door het fpoedig veranderen van den wind Weef hCt W3ter °P hetdr°ge leggen Wat de gefteldheid der regeering betreft, dezelve beftaat in eenen Bailluw, eenen Schouten fecretans,(*) welken mede over Egmond binnen en Deze SchonfX6? ff ma/lS Zyn 'm eenPeif°™ vereenigd. .1 icliout die irr het dorp zyne woning moet houden oP°tt raadSs^ vierlhaar wonüt"? x4  328 KABINET VAN NEDERLANDSCHE en Egmond op den foef gefield zyn; daar benevenszitten hier twee Burgemeesteren en vyf Schepenen; voor het overige heeft men hier drie armevoogden en drie gasthuisvaders, die te famen vergaderen, maar afzonderlyk rekening doen; daarby komen drie kerkmeesteren, twee Exeumeesters, (*) één bode, één fchutter en een omroeper van den binncnvisch, welken, benevens twee nachtwachters, door den Schout en de verdere regeerderen van het dorp worden aangefteld. Ten noord-westen van dit dorp vindt men twee vierkante vuurbaken, en een weinig verder landwaard in, eene grote fchuur, tot berging der kolen; hebbende de Staten van Holland en Westfriesland, by eene ordonnantie van den 16 december 1615 gelast, om op gemelde vuurbaken, van den eerflen october tot den eerften april daaraan volgende, alle nachten een vuur aan te fteken, en wel van den duisteren avond af tot aan den volgenden morgen, met twee vuuren boven elkander, wordende het aan- (*") Een Exeumeester was een amptenaar aan welken men eene zekere bepaalde fomme betalen moest ten behoeven van den Heer in die plaats, waar men eenig ftuk goeds gekocht, en in bezitting genomen had. Ook wanneer by verfterfrecht of by uiterften wille goederen van iemand geërfd werden , welke in eene andere ftad woonde, moest van alle die goederen voor het uitvoeren van dezelven ten behoeven der ftad, voor het recht van Exeu een zeker geid, by wyze van tol betaald worden , het welk in de eene ftad meer, in eene andere weder minder was. Dit recht werd niet alleen betaald van roerende, maar ook van onroerende goederen, gevonden of gelegen onder het rechtsgebied van die ftad, daar het fterf huis gevallen was, doch onroerende goederen, elders gelegen, en uitftaande fchulden , of gelden onder bui • tenlandfche fchuldenaars ftaande, waren van deze heffing uitgefloten.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 329 aanbefleeden van ditvuuren gemeenlykaan eenige inwoners van het dorp opgedragen, en daarby eenen waker of vuurboeter gehouden, terwyl de fchippers, in Texel binnen komende, tot goedmaking dezer onkosten, elke reis eenen halven ftuiver van iederen last, naar de grootheid van hun fchip, ten dien einde moeten opbrengen. De Staten hebben, den 26 juny 1621, in de betaling van het vuurgeld, te voldoen by het binnen komen aan commisfarisfen der admiraliteit, eenige verandering gemaakt; en by eene andere refolutic, genomen den 4 feptember 1623, en vervolgens in 1636 is goedgevonden, datdevuuren voortaan zouden ontftoken worden op den 1 feptember, en alle nachten branden zouden tot op den 1 april, wordende deze vuurbaken door die van Enkhuizen gefield en door die van Amfterdam onderhouden, ingevolge een minnelyk verdrag tusfchen die twee fteden gefloten, waarby ook een iedere ftad haar aandeel in het vuuren bakengeld is opgelegd geworden. De Godsdienst alhier word door eenen, aan dit dorp toebehorenden predikant bediend, ftaande onder de clasfis van Alkmaar, de eerfte in rang onder het fynode van Noordholland. Na het invoeren van den Hervormden Godsdienst in deze landen, zyn Egmond op den hoef'en Egmond aan zee in het kerkelyke vereenigd, en ontfingen tot hunnen eerflen kerklaar johangerardi, alhier beroepen in het jaar 1597, en alhier overleden in hetjaar 1601. Doch na hetjaar 16/9 werd Egmond op zee van Egmond op den hoef 'in het kerkelyke gefcheiden, en het eerstgemelde dorp ontfing tot zynen eerflen, aan hetzelve in eigendom toebehorenden leeraar, theodorus X 5 Ni-  330 kabinet van ne.derlandsche NicoLAi of dirk klaesz, welke hier ook in 1621 overleed. Oudtyds was de kerk aan 5/. Agnes toegewyd; de pastoor werd door de Graven in dér tyd, aangefteld, en moest, volgens het register der abtdygoederen, de tienden aan den abt van Egmond betalen, volgens hetwelk de Graaf van Egmond eertyds de benoeming had, en waarna de leeraar door den abt aan den aartsdiaken der Utrechtfche kerk voorgefteld werd; in latere tyden heeft dezelfde abt het recht van benoeming aan den Graaf betwist, en het blykt genoegzaam duidelyk, dat niemand omtrend het begeven van dit ampt iets te zeggen had dan de abt van Egmond, en voornamentlyk onder anderen uit deze woorden: „doen kond aan alle luiden, datwy de kerk aan „ de zee te Egmond, wiens begeving of voorftelling „ ons in vollen eigendom tegenwoordig toekomt," en tevens blykt daaruit ten vollen, dat de abten de begeving der kerk niet altoos aan zich gehad hebben. d e ABTDY en BUURKERK Te egmond binnen. In het noordwestelyk gedeelte van Kennemerland vertoonde zich, in het jaar 1680, het deerlyk overfchot der zeer beroemde en oude abtdy van Eg-  -ARUYE aiü UERKlïRK u fyicnt tinnen rt8o. t Huis-ASSEMVETLG jóu.   't HUIS-ASSEMBERG Xet Huis * Breder ode ljr a*» ^   en kleefsche oudheden. 331 Egmond en der bygelegen buurkerk, in die gedaante, gelyk wy die m de 4$fte tekening afgebeeld zien. Deze abtdy was gebouwd by het dorp Egmond binnen, niet minder vermaard inde gefchiedenisfen van ons vaderland. Dc Heer ludolf smids getuigt, in zyne Schatkamer van Nederlandfche oudheden, haar op den 11 fep. tember van het jaar 1706 nog in dien zelfden Hand te hebben gevonden, en het af beeldzei door hem aldaar bygebragt, toont genoegzaam de waarheid van zyn gezegde aan, doordien 'er tusfchen zyne en de hier bygevoegde tekening geen ander onderfcheid gevonden wordt, dan dat in zyn tafereel de gevel tusfchen de twee torens meer afgebrokkeld en neêrgeftort is. In beide de tafereelcn befchouwt men de geringe overblyffelen der abtdy en buurkerk tevens van achteren en aan de linkerzydc; reeds in het jaar 1680,had de alvernielcnde tyd niets van de abtdy, van het klooster en daaraan gehorige gebouwen overig gelaten, dan dc twee torens, waarvan die naar het noorden byna te midden doorgeflagen is. Het is in dat tydvak , waarin onze konstplaatgetekend werd. Reeds in hetjaar 1596, lag deze toren voor een groot gedeelte, als mede de voorgevel der abtdy-kerk, ter neder geftort. Boven het open poortje, nog op den huidigen dag in den gemelden gevel aanwezig, vindt men den apostel Petrus met een priesterlyk gewaad omkleed , in hardfteen uitgehouwen; in zyne rech. terhand draagt hy twee fleutels, in de linker eenen Bisfchoppelyken ftaf, en om zyn hoofd heeft hy eenen cirkel; ter rechter zyde knielt voor hem en aanbidt hem Graaf diederik de VI, en aan de linker zyde zyne moeder petronella, weduwe van Graaf floris den II. Ter weder- zy-  332 kabinet van nederland sche zyde van het hoofd van petrus leest men deze griekfche letters: avwc iihtpoc, dat is: de heilige pieter, en boven hem, uit den eenen hoek van den boog tot den anderen in de halfronde lyst, ziet men de volgende latynfche rymende regels, ingevolge de toenmalige gewoonte der monniken: JAK1TOR. O. COELI. TIBI. HONUM. MEUTE. F IDE LI. INTROMITTE. GREGEM. SUPERUM. PLACAHS. SIBI. BEGEM. Hetwelk op deze wyze kan vertaald worden: laat 6 deurwaarder des hemels, dezen hoop, die uit oprechter harte zich voor u verootmoedigt, doch bin. nen, en verzoen hen met den hemelfchen Koning. By het'af beeldzei van den voorgemeiden Graaf leest men: hic didericus orat; en by dat der Gravinne: opus hocpetronelladecorat- het eerfte byfchrift betekent in onze taal: diederik bidt hier; en het twede: Dit werk verfiert petronella. Velen dezer letteren zyn zeer wonderlyk dooreen geflingerd, krachtig verlieten en duister om te lezen. Hoe gering en weinig de overblyffelen van dit gebouw ook zyn mogen, men kan echter uit de zware muuren, hoge torens en ruime uitgeftrekte gewelven niet dan een zeer grootsch denkbeeld vormen, van deze oudfte en beroemdfte abtdy van Holland, welke weleer door dertig monniken bewoond en van eenen abt beftierd werd, die met kerkelyk en waereldlyk gebied begiftigd, zich in zyne brieven tekende: N,N.#y der gratie Gods abt van Egmond, en daarenboven het voorrecht ontfing tot het dragen van eenen ring, m> ter en verdere Bisfchoppelyke pfegt-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 333 plegt-gewaden, door den Paus innocentiüs den IV, in liet jaar 1521. De klooster kerk was eene kruiskerk; pronkte in het midden met een fierlyk torentje, en binnen in dezelve zag men verfcheidene kapellen en altaren, door voor den Godsdienst yverende menfehen gefticht. De bekendfte dezer kapellen waren: De kapelle van de moeder-maagd mar ia, opgebouwd door den agtften abt walterus. "ï De kapelle van het Paradys, waarvan franco, de elfde abt, de ftichter was. De kapelle van H. H. michiel en nicolaas, door raymond, Bisfehop van üppon, als wybisfehop van Utrecht, in het jaar 1175 ingewyd. Daarenboven vindt men hier de altaren van: De lieve vrouw, waaraan des woensdag eene misfe moest gelezen worden. St. Mi chiel den aarts-engel; St. nicolaas, Bisfehop, en St. Jeroen, martelaar. St. jan den dooper en den apostel andreas, hebbende geftaan in de kroft naast den zuider toren. Onzen Here jesus Christus, zyne moe. der Maria, en alle de heilige maagden, gewyd in hetjaar 1136, doorsu wardus, wybisfehop van Utrecht. Den H. H. stephanus, jeroen, laurentius, vincentius, en alle martelaren , in het zelfde jaar gewyd. Het heilig kruis, hetwelk in het midden der kerk ftond. St. jan den Evangelist, aan de noordzyde geplaatst j  334 KABINET VAN NEDERLANDSCHE plaatst; beiden gewyd in het jaar 1187, door heribertus, Bisfehop van Utrecht. Voegt hier by de graflieden van verfcheiden Graven en Gravinnen van Holland, die der edele neren en vrouwen van Egmond, en eindelyk die van de meeste abten en monniken van dit klooster ; als mede de kostelyke iieradiën, waaronder de vier Evangelisten, met goud ,en edel gefteenfen bekleed, en door hilde ga art, echtgenote van Graaf diderik den II, aan de abtdy vereerd; waarvan klaas kolyn in zyne rymkronyk nadrukkclyk zegt: (*) ggntasf ÏJflöegatrt tiKöe , , <0af in bclc öingen met rzSe STaftl fc&oene. jonötr jnefe/ €n fiere acbarsgcltn osseft/ Pol aütl fitinen gouöen / ©at ii «ottj iu tcttn gouöen. Nog zag men hier een zilver kruisbeeld, waarin men zegt, dat een ftukje houts befloten lag van dat geen, waaraan de Zaligmaker der waereld geleden heeft; ook bewaarde men hiereene uitmuntende en deftige boekery , in welke de alleroudfte gefchriften van ons vaderland bewaard werden, welken, tot eene onherftelbarefchade, in het jaar 1572, door de woedende foldaten, toenmaals onder het bellier van dirk sonoi, alhier gelegerd, met verre de meeste onwaardeerbare) Zie ook melis sToitE in zyn eerfte boek vs. 509 en vervolg, waar de gefchenken van deze vrouw.uitvoerig befchreven worden.  en kleefsche oudheden. 335 bare boeken en de gehelen abtdy, aan de vlammen werden ten prooi gegeven. De verkiezing van eenen abt gefchiedde by meerderheid van ftemmen door de monniken alleen, de bevestiging werd aan den Paus overgelaten, en Graaf diderik de VI onderwierp, in het jaar 1138, de abtdyën van Egmonden. Rhynshurg onmiddelyk aan den Roomfchen ftoel. Deze abten bezaten niet alleen ontelbare landgoederen, renten, tienden, de benoeming tot 24 parochie kerken en de begeving van 45 kappellaans plaatfen, die by den fchryver der oudheden en geftichten van Kennemerland breedvoerig zyn te boek gefteld, maar ook hadden zy het recht van vrye jacht op de naastgelegen duinen, en het houden van vier paar zwanen, in Abtspoel by Leiden; en het is derhal ven niet te verwonderen , dat men fomtyds met zo vele moeite gedongen heeft naar de waardigheid om tot abt van Egmond op te klimmen, en voornamentlyk federt dè dertiende eeuw, daar het uit de lyst der abten , die wy hier onder mededeelen, ten vollen blykt, dat in lateren tyd veel aanzienlyker mannen tot deze waardigheid bevorderd werden dan in vroegere dagen, toen men de geflachtnamen dier geestelyken zelfs niet te boek geflagen vond. Deze abten volgen elkander dus: I. Wonoboldus, aangefteld in hetjaar 909. II. Andreas, na zyn overlyden met zyne twee eerstvolgende nazaten in één graf by eikanderen begraven. III. Bruno, een zeer godvruchtig man, in den jare 1030 overleden. IV. Reinier of reginard, in het jaar io57  336J kabinet van nederlandsche 1057 overleden, en met het volgend latynsch graffchrift begraven: Tres tegit ijle lapis Pajhres hujus ovilis Pojl cineres carnis vermibus Mc pofitos. Andreas dexter, Bruno diSus fuit alter, Et Reginard medius. His miferere Deus. Cum Judex aderis reputentur ut in benedi3us, Et Jmt inter oyes qua jugis ejl requies. V. Stephanus of steppo, ten wiens verzoek Graaf diderik&V, de giften voormaals aan het klooster gedaan, by eene opene brief, gegeven te Vlaardigen in het jaar 1080, bevestigd heeft. VI alardus Of athalardüs, Op het einde van het jaar 1103 tot abt verkoren. Hy overleed in het jaar 1124» en werd begraven m de parochie-kerk der H. maagd maria, welke, volgens het verhaal van jan gerbrandz van leiden, door hem gebouwd was; leggende hy onder eenen blaauwen zark, even voor het choor, met een latynsch graffchrift van vier regels op denzelven. Vil. Anselinus, een eenvouwdig en onwetend man, kapellaan der Gravinne petronella, werd, op den kwaden raad van fommige hovelingen, den monniken tot eenen abt opgedragen. Hy geraakte by zyne onderhorige kloosterbroederen, door zyne verregaande verkwisting en het flecht beftier der abtdy, zo geweldig in haat, dat hy genoodzaakt werdafftand van zyne waardigheid te doen, wordende in het iaar 1129 in zyne plaats verkoren VIII. Waltherus, Proobst van Leus, een  EN kleefsche oudheden. 337 een oprecht, vroom en fchrander man, welke de zaken der abtdy, hoewel zeer vervallen, ten eenemaal herftelde en verbeterde; hy werd door den Bisfehop andreas van Utrecht ingewyd, en ftierf, van zyne kloosterlingen zeer bemind, in het jaar 1161, nadat hy de waardigheid van abt ruim 3: jaren bekleed had. Men begroef hem in de kapel der H. maagd, en zyne nagedachtenis werd vereerd met een latynsch graf- en lofdicht van tien regels. IX. Wybout of wiboldus, een yverig voorftander van de rechten zyner abtdy, waarom hy in grote oneenigheid geraakte met den Heer d.odo van Egmond. Barlandus geeft hem deswegens den bynaam van godvruchtig en heilig, en uit het vonnis, door Graaf floris den III tegens den Heer van Egmond geveld, blykt ook genoegzaam, dat wybout zich nietten onrechte tegen de begeerte van dodo gekant heeft. Hy was in zo groot een aanzien by den Graaf, dat deze hem naar Schotland zond, om ad a, des Konings dochter, zyne bruid, aftehalen; hy ftierf in het jaar 1176. De abtdy bleef na zyn overlyden vier jaren onbezet, na welken tyd hy tot opvolger kreeg X. Lambertus, priester te Gend, welke de abtdy Hechts twee jaren beftierde, in hetjaar 1182 overleed, en opgevolgd werd door ' XI. Franco,welke van jangerbrandz van l e 1 d e n een eerwaardig priester en getrouw navolger van den agtftcn abt, waltherus genoemd wordt. Hy verbeterde de inkomften der abtdy merkelyk, door het aankopen van verfcheidene huizingen en het vermeerderen der kloostergebouwen , door den genoemden waltherus getimmerd; hoewel hy door den Heer wouter I. dell» Y yan  338 kabinet van nederlandsche van Er-mond, om zynen wrevelen aart gemeenlyk den kwaden bygenaamd, zeer vele beledigingen en vervolgingen moest dulden. Hy overleed in het jaar 1206, en werd onder eenen blaauwcn zark, voor de zuiderdeur van het choor, begraven. XII. Lubbert, uit het adelyk Hollandsen geflacht der ryswyk en gefproten. Onder liem werd de abtdy met eenige landen en tienden van Stierland, tusfchen Bergen en Alkmaar gelpgen, befchonken, welken door w 1 l l e m , de XIl'Graaf van Holland, gegeven werden. Deze abt een einde? willende maken aan alle de menigvuldige en langduurige oneenigheden met den Heer wouter van Egmond, beleende hy denzelven, in het jaar 1218, met het advokaatfehap zyner abtdy en verfcheiden andere goederen daaronder behorende, hoewel buiten de toeftemming zyner kloosterlingen. Hy ftierf in het jaar 1226. . XIII. Hendrik, een zeer godvruchtig en heilig man, bevestigde, gelyk men wil, zyn onbcrispelyk gedrag met verfcheiden wonderdaden, en ftierf in het jaar 1228. XIV. Arnold, een eerwaardig priester, leefde en beftierde de abtdy zeer vreedzaam, en overleed in het jaar 1237; opgevolgd wordende door XV. Theodoricus of diederik, welke deze waardigheid nog bekleedde in de maand feptember van hetjaar 1239, gelyk zulks blykt uit den verbandbrief door Heer simon van haarlem, ten behoeve van gemelden abt cn zyne kloosterbroederen gegeven; als mede uit dc aantekeningen op de Egmonderjaarboeken, door den hoogleeraar a. matth^us; deze jaar-  en kleefsche oudheden. 339 jaarboeken dwalen geweldig, doordien zy fchry* ven, dat deze theodoricus den 7 january 1237 overleden, en door ysbrand in zyne waardigheid zou opgevolgd zyn. Het is wei buiten twyffel, dat die ysbrand onzen abt is opgevolgd, maar niet eerder dan in het laatst van het jaar 1239, gelyk de aangehaalde brief van den Heer simonvanhüarlem duidelykbewyst; en hoewel men dien ysbrand niet op den lyst der abten gefield vindt, het zy wegens onbehoorlyke aanftelling, kwade beftiering, of mogelyk ook doordien hy niet gehuldigd geweest is wegens zynen fpoedig gevolgden dood , ot uit eenige andere redenen; zyne aanftelling blykt desniettegenftaande zeker, uit eenenvoorrechtbnef, in het jaar 1239, aan het gasthuis van Egmond verleend, in welken deze abt ysb rand wel duidelyk genoemd wordt. Hv kan echter niet dan zeer kort deze waardigheid bekleed hebben; gelyk zulks ten vollen blykt uit de verkiezing van het jaar 1240, als wanneer tot abt van Egmond benoemd werd: XVI. Lubbert de twede, broeder van den ridder a r n o l d of a r e nd van Egmond. Graaf willem de twede, Roomsch Koning, verkoos hem, als een uitmuntend en voorzichtig prelaat tot zynen onder-kan cel ier. Paus innocentius de 1V vergunde hem en zynen nazaten, in het jaar 1251, het dragen van Bisfchoppelyke fieradiën, nadat deze zelfde Paus alreeds, in hetjaar 1246, jaarlyksch twintig dagen aflaten toegeftaan had, aan alle die genen, die 'St. Adalbertus kerk te Egmond St. Jdalbertus-dag) met behoorlyke eerbied, belydenis, en leedwezen hunner zonden, zouden bezoeken jChgerardus, Aartsbisfchop van Keulen, verleende denzodanigen boetelingen Y -z veer*  34-0 kabinet van ne d e rl and s c h e veertig dagen afilags van hunne zonden, terwyl theodoricus, Bisfehop van Zuden, hun honderd dagen aflaats en volkomen ontflag van den vasten van veertig dagen toeftond. Dezelfde Paus verleende, in het laatstgenoemde jaar, by zyne bulle uit Lions, de tienden over de braaklanden, en bevestigde tevens alle de voorrechten welken ooit aan de abtdy gegeven waren. Tot eene meerdere blyk van zyne genegenheid, vergunde hy, in het jaar 1249, den abt en der abtdy, op verzoek van den eerften, dat zy nimmer door eenige brieven, welken men van den Pausfelyken ftoel of deszelfs legaten mogt verwerven, genoodzaakt zouden kunnen worden, om aan iemand eenige jaargelden of kerkelyke bediening te geven. De abt lubbertus beleende, in hetjaar 1248, zynen neef met de tienden te Wimmenum, en om zich by zyne onderhorige kloosterbroederen zo aangenaam te maken als mogelyk ware, fchafte hy, in het jaar 1257, de rogge- en gerstenbroden in zyne abtdy af, en vond genoegzame renten uit, opdat de monnikken in vervolg van tyd tarwenbrood zouden kunnen eten, en wyn by hunne maaltydcn hebben. Vyf jaren daarna, namen de vyf kollegiale kerken van Utrechtende St. Paufus abtdy binnen die ftad den abt en monnikken van Egmond in hunne geestelyke broederfchap en gemeenfehap op. Kort daarna, cn wel op den 5 augustus van het jaar 1263, overleed de abt; werd begraven in zyne abtdy-kerk, en ontfing het volgend loflyk getuignis op zynen zark tot een graffchrift: Abbas Lubbertus jacet hic pietate refertus, Providus, expertus, aSivus, eratque dijertus. Primus mitratus, fuit Hcecmunda quoque natus, Pa-  en kleefsche oudheden. 341 Pa/lor claujlralis, jam Conful Imperialis. Claufirum dilexit ö3 in omnibus id bene vixit. Nonis Augufïi moritur, numerus quoque Chrifli Exifl.it M. pariter C. bis L. & X. femel I. ter. LeUor fincere Deus Tfli dis m i s e r e r e. XVII. Nicolaas van sassenhem, werd nog in dat zelfde jaar tot abt verkoren, en bekleedde het ampt met zeer veel roems, aanzien by zyne geestelyken, en vrede met de Heren van Egmond. Op verzoek van den Heer w i l l e m van Egmond, droeg hy in het daaraan volgend jaar het Schout-ampt va.n Rinnegom op aan wouter van Egmond, Bailluw van Kennemerland; waaruit ten vollen blykt, dat het te dier tyd nog niet aan de Heren van Egmond kan toebehoord hebben. De gemelde ridder willem van E«mond fchonk den abt en der abtdy daarentegen weder andere voorrechten , en dus liep het leven van dezen prelaat, die de inkomften zyner abtdy en de prebenden zyner monnikken merkelyk verbeterd had, in vollen vrede ten einde, ontfla. pende op den 23 january 1269. XVIII. Hendrik de twede van dien naam, in hetzelve jaar tot abt verkoren zynde, was reeds zo hoog bejaard, en vond den last van het berber zozwaar, dat hy, ziende niets'voordeeligs voor de kerk te kunnen uitwerken, in het jaar 1272 affta'nd van deze waardigheid deed; hoewel hy eerst op den 2 december van het jaar 1302 kwam te overlyden, en niet op den 5 november van hetjaar 1275, gelyk een zeker fchry. ver gewild heeft; daar het gemelde jaar 1302 in zyn graffchrift, door jan gerbrandz van leiden opgetekend, uitdrukkelyk geboekt ftaat en dus luidt: Y 3 Hic  342 kabinet van nederlandsche Hic/wit Henric.i cineres, pietatis amici, P a trv us,utdidici, fuit hic Ad bje Theodrici Chd rfam prodejje nequiverat, ultra preeeffe Noht.it; hinc oneri, pariter quoque cejfit honori. Defunctus membrisfemel M. ter C. que, bis I.ft, Ouando Decembris quarto Nonas hic obivit. Leilor fmcere Deus ijli die Miserere. XIX. Florentius uitenhage, zoon van den Heer werembout, uit een oud adelyk geflacht , werd, op aanbeveeling van den ouden abt hendrik, in hetjaar 1272 in deszelfs plaats verheven. Hy was niet alleen zeer jong, maar ook trotsch op zyne geboorte, waarvan hy de doorflaandfte bewyzen gaf, hetwelk hem den haat der monnikken niet weinig op den hals haalde, die nog vermeerderd werd, doordien hy de goederen der abtdy niet alleen verzuimde , maar verkwistte; zo dat hy in een geduurig verfchil lag met zyne kloosterlingen, gelyk zyn graffchrift zulks uitwyst, waarin hy nogthans, wegens zyn verftand, voorzichtigheid en lichaamlyke fchoonheid geprezen werd. Na den dood van Graaf f l o r i s den V, vertrok hy met de Ridders diederik van Br ederode, h e ndrik, Burggraaf van Leiden, en willem van Egmond in gezandfehap naar Engeland, om den zoon van den vermoorden Graaf, jan den eerften van daar aftehalen en naar Holland te vergezellen. Hy overleed in het jaar 1304, cn werd begraven voor de kapel van onze lieve vrouw, benoorden den abt "lubbertus, met dit volgend graffchrift: Hic ex Haga datus florentius Abba hcatus Est, quifomofus, cautusfuit, ingeniofus, Pm-  en kleefsche oudheden. UQï Pompo/e ftravitfeta, campams renovavit, Cum grege certavit, feudanda dilapidavit. Hic duin migravit annus de verbigena fit M ter C quater I fub Jepteno Martii. Lector fmcere Deus ijlt die Miserere. XX. Wernerus uitenwaerde, geboortig van Utrecht, werd, weinig tyds na het overlyden van zynen voorzaat, tot abt verkoren; begiftigde, in het jaar 1306, willem van Egmond, tweden zoon van willem den II. en elisabeth van stryen, met de tienden te Hillegom, en verkreeg van Paus clemens den V niet alleen de bevestiging der voorrechten, weleer door Paus innocentius aan dc abtdy gefchonken, maar tevens de magt om de priesterlyke gewaden te mogen wyden. Hy overleed in het jaar 1308, werd in deabtdykerk, voor de kapel van onze lieve vrouwe, onder eenen blaauwen zark begraven, waarop dit volgend graffchrift: AbbasW erk er vsjacet hic, quiPajlor&Jlerus. TrajeEli natus fuit ac Ex Werd vocitatus, Templum veftivit cum fedibus his, & obivit Ami duin Domini funt 080 mille trecenti Sub fejlis Agathce. Vivat fine fine beaté. Leüor fmcere Deus ijlt die Miserere. XXI. Barthold van oyen, zoon van den edelen Heer van oyen, was juist het tegendeel van zynen voorganger. Hy vervreemde vele kloosterlandcn, by den Uitgeest gelegen; bezwaarde de abtdy met 2 8oq ponden oude munt, en werd nogthans in zyn graffchrift godvruchtig genoemd; wy delen hetzelve, gelyk dat der an- Y 4 dc-  344 kabinet van nederlandsche dere abten, hier mede, zynde het van den volgenden inhoud: Hic cum Francone jacet Abbas, qua ratione Nefcio Bartholdus, ex Oyen qui fuit ortus, Hic bene devotus,fed cautus non bene totus. Res alienavit, & debita multiplicavit Jdus fub bino Februo denoque noveno, Ac trecenteno milleno dormiit anno. Die LeEtor quisquis Deus ut miferetur utrisque. In den beginne had hy wel eenig verfchil met den Heer w o u t e r of w a l t e r den tweden van Egmond, aan wien hy de beleening zyner goederen weigerde; maar de zaak aan vyf goede mannen ter beflisfing overgelaten zynde, werd dezelve weldra uit den weg geruimd, en hy bekleedde zyne waardigheid in volle rust tot op zyn overlyden, voorvallende den 12 february van het jaar 1319,- waarna zyn lyk, in het graf van den elfden abt franco, voor de noorderdeur van het choor der abtdy, aan het voeteinde van êynëri voorzaat wernerus, werd bygezet. XXII. Theodoricus of didericus schrevElt, de twede van dien naam, twede of jongfte zoon van den Heer gerrit, en cenigfte broeder van Heer willem den II van Egmond, werd kort na het overlyden van barth o l d tot abt verkoren, cn verwierf het vol genoegen der kloosterbroederen door zyne godsvrucht, nederigheid en fpaarzaamheid. Hy loste vele oude fchulden der abtdy af, en verdedigde met alle billykheid hare goederen en voorrechten; door deze handelwyze werd hy alom geëerd tot aan zynen dood toe, welke op den 29 feptember van het jaar 1326 voorviel. Hy vermaakte aan ie-  en kleefsche oudheden. 345 ieder Egmonder kloosterbroeder jaarlyksch een pond voor zyne kleding, en aan de gezameiulyke broeders vyf ponden tot eene jaarlykfche gedachtenis; men beftelde het lyk ter aarde, aan de zuidzyde van het heilig kruis-altaar, aan de rechterhand van den abt hendrik, met het volgend graffchrift: Ecce TiiioDosici cineres lonitatis amici: Nunc tegit ijle later, qui fuit Abba pater. JIujus Regalis claujlri quoque Spiritualis Pa/lor honore fruens, nobilitate cluens. Floruit Hacmundcs monachorum pajlor abimde, Solyens inprimis debita multa nimis. > Ad Phanum claujlri (*)partem Borealis £? Aujlri Hic renovans etiam dejuper ecclefiam. Omamenta bona, vajorum plurima dona, Argenti domui fecit inejfe Juce. Auxit prabendas feliciter. Inde Calendas' OSobris trino dormiit in Domino. Dicite nunc cuntli LeUores ad relevamen Hujus defun&i, quod requiefcat. amen. XXIII. Hugo van haarlem, zoon van den Heer menso, in het jaar 1326, na dc ge wone aanroeping van den H. Geest tot abt verkoren, volgde zynen voorzaat, in alle deszelfs loffelyke voetftappen, deugdelyk na, zo wel in het geestelyk als waereldlyk beftier van het klooster; hy vermeerderde de abtdygoederen en inkomften merkelyk, en won daardoor de Genegenheid zyner onderhorige monniken in den hoogften graad, en eindelyk befchonk hy het klooster met twaalf morgen lands in RuvengolsL (*) Partes. Y 5  346 kabinet van nederlandsche gen, ftervende in het midden van augustus 1345, gelyk blykt uit het lofdicht op zyne graffteê, voor de kapelle van St. Beneditlus gemaakt, luidende : Laurent (*) 08a Jezu femel M. ter C. novies V. Efl populus moeflus, moritur quia largus, honestus Hüco Menfonis, exemplum Dapfilitatis, Mitis valde bonis, ultor durus fceleratis, Nobilibus charus, rerum fuit ordini gnarus, Sic vitam duxit, quod dormitoria Jlruxit, Et terras emit, violatus jure redemit. Flent verecundantus inopes victumque rogantes, Tali privati, qui pronus erat pietati, Vivendi norma fuit atque gregi bonaforma; Nam fuit Abba pater, claudatur ei heus ater, £{ fic pro meritis fit junttus cethtre choris. XXIV. Willem van rollant, eenman van eene edele geboorte, maar nog edeler van deugden, was een deftig kloostervoogd, zagtzinnig, zagtmoedig, en van eene buitengewone nederigheid ; welk laatfte genoegzaam bleek , toen hy, in het jaar 1351, met verlof van den Roomfchen ftoel , afftand gedaan hebbende van zyne waardigheid, en na den dood van zynen opvolger johan olout andermaal, met eenparigheid van ftemmen, tot abt verkoren zynde, dit aanzienlyk ampt ftandvastig doch beleefdelyk bleef weigeren om hetzelve op nieuw te bekleden, begerende liever beftierd te worden dan anderen te beftieren. XXV. Johan olout, van Haarlem geboortig cn leeraar in de geestelyke rechten te Rome, ver- (*) O80 tune.  en kleefsche oudheden. 347 verkreeg den myter van abt in het jaar 1351, op vooi-fpraak en verzoek van den gemelden willem van roll'ant. Het blykt genoegzaam, dat hy deze.waardigheid ten vollen verdiende, en zulks zou verder gebleken hebben, had niet de dood hem in den bloei zyner dagen weggerukt, nadat hy naauwlyks twee jaren het klooster beftierd had. In zyn graffchrift wordt hy, even gelyk zyn voorzaat, wegens zyne goede werken geroemd, en men pryst daarin zyne liefdadigheid omtrend de armen, cn vele andere fchitterende deugden. XXVI. Hugo van assendelft.geenfmts tot het adelyk geflacht van dien naam behorende, maar dus genoemd naar zyne geboorteplaats Asfendelft ; volgde joiianölout wel op in waardigheid , maar niet in vredclievenheid. Hy was veel te yverzuchtig en te fcherpziende omtrend de kloostcrlyke goederen welken de Heren van Egmond als in eigendom bezaten, en die hugo wederom zocht magtig te worden; wcshalven aan deze zyde met de kerkelyke ban, aan den anderen kant met den degen geflreden werd, 'tot onnoemlyke fchade der abtdy, gelyk wy zulks breedvoeriger befchreven hebben, onder het artikel van jan den eer f en van Egmond. Te midden van deze ontvlamde gefcliillcn overleed de abt, op den 1 augustus van het jaar 1366, en werd begraven aan de zuidzyde der deur van onze lieve vrouwe-kapel, aan het voeteinde van den abt l u b b e r t us den II van Egtnond, luidende zyn graffchrift: Hoe fub farcophago jacet Abbas, qui di&us Hüco Cognomine pago fit as Assendelft et origo, Sub quo crevêre bom, Jlruiïurte pcriere, Nam  243 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Nam funt injujle dam Jce.pt ah Iwflihus ufïee. Hic rigidus, verax , Jimplex, cito credulus, audax , Pluribus et chorus fuit in claujln quoque rarus, Nam latitans moritur velut exul, et hic fepelitur, Ouando datur M. C. ter L. et X. quoque feptem Dormiit in Domino Sextilis fub Cale trino. Leèïor fmcere Deus ifti die miserere. Men noemt hem in dit lykgedicht ftreng, ftout, eenvouwdig, ligtgelovig, maar tevens oprecht, en geeft daarin niet onduidelyk te kennen, dat hy het niet tegen den Heer van Egmondkunnende uithouden, zich heimelyk wegmaakte, en te midden van deze wederwaardigheden den geest gaf. XXVri. Johan van hillegom, oppasfer der Sacristye, volgde hem in deze waardigheid op, door de listige ftreken en kuiperyen van johan nagel, abt van Vlierbeek,* weleer monnik te Egmond, en van de kloosterbroederen zeer bemind. Terwyl hy aangefteld werd, was de verkoren abt johan weent naar Rome op weg op zyne bevestiging te erlangen. Van hillegom echter beftierde het kloooster zeer goed. Hy liet den Heer van Egmond ongemoeid; op vele plaatfen verbeterde hy de vervallen kloostergebouwen, en verruilde de landeryen, door zynen voorzaat buiten Holland verkregen, tegen anderen binnen het graaffchap gelegen; echter kon hy op den haat en nyd binnen zyn klooster niet zegepralen, hoewel hy anders met een iegelyk in vrede leefde tot aan zynen dood toe, welke hem in het jaar 1381 uit deze waereld rukte. Hy vermaakte aan het klooster agt bunderen lands, onder Schipluiden, 'm'Delfland gele-  en kleefsche oudheden. 349 legen, en werd in onze liéve vrouwe kapel begraven. Zyn graffchrift luidt aldus: Ecce johan buflum jacet hic, hillegomnotat ijlum, Qui fortunatusfuit, & bene morigeratus, Nam non eletïusfi: in Ahba fede proveüus. Hic difpenfator prudens, bonus aediftcator, Dapfilis atque dator, fuit ordinis artlus amator. Pacefruens extra patitur zelum tarnen infra, Deftruxit, Jlruxit, emit, venditque, redemit, Ouare res certce Jub prceceffore repertce. Sepuofitx caute melius funt non minus auüce. uindrece moritur profeflis ac fepelitur Luxu cucullum tenet annum qui capit Mum* Leèïor fmcere Deus ijli die miserere. XXVIII. Johan weent werdt ten tweedenmaal, na den dood van hillegom, tot abt verkoren, en was, niet tegenftaande hy andermaal arend Willemszoon, eenen Egmonder monnik ten tegenftrever had, nu echter gelukkiger; hoewel hy alvorens twee jaren voor het Roomfche hof tegen zynen mededinger had moeten pleiten, om de bevestiging der verkiezing te erlangen, waardoor het klooster in aanmerkelyke kosten verviel. In de geruste bezitting gekomen zynde , cn yverende om de rechten van het klooster te verdedigen, wikkelde hy zich in eenen opentlyken twist met arnold van Egmond, zoon en opvolger van jan den eerflen, 'van dien naam. Daarenboven werd hy zeer weinig van zyne onderhorige geestelyken bemind, en nog veel minder door hun geholpen en bygefprongen. Desnicttegenftaande, hoe ongelukkig ook in alle zyne ondernemingen zynde , bleef hy op den byftand des Hemels hopen. Éin-  35° kabinet van nederlandsche Eindelyk het voornemen opgevat hebbende om van alle zyne waardigheden afftand te doen , waartoe hy al het nodige reeds te werk gefield had, werdt hy nog in dat zelfde jaar door den dood aan alle ongelukken ontheven, die hem, gelyk uit het volgend graffchrift blykt, aiomop de hielen gevolgd waren: * Infortunatus jacet hic jan Ahla vocatus, Qui weent cognomen a ploratu dcdit omen. Deflsvit plura, quia raro fuit fine cura; Nemine fiipatus nifi Salvatore juvatus, Quemque facra Cali Rex affociet MichaSli. XXIX. Gerard van okkenberg was niet zo dra in het jaar 1404 tot abt verkoren, of ziende dat de Heer arend van Egmonden Tsfelftein geheel in onmin geraakt was met Willem den VI, Graaf van Holland, Hertog van Beiferen, nam hy deze gelegenheid te baat, om door het vermogen van dezen laatften, den Heer ar e nd de heerlykheid van Egmond, waarmede de Hertog albert van Beijeren hem befchonken had, wederom af handig te maken. Dit gelukte hem ook in der daad, cn alles viel naar zijnen wensch uit. Graaf willem zelfs ftelde hem den gezegelden brief van den vorigen abt johan weent en deszelfs kloosterbroederen dadelyk weder ter hand, door welken het hoge rechtsgebied aan den gcmelden Hertog als Graaf van Holland opgedragen was, cn bevestigde tevens niet alleen by opene brieven alle de rechten der abtdy, maar verklaarde daarby, dat hy Graaf geen meerder recht over de heerlykheid van Egmond ocffencn en behouden zou, dan zyn vader,"Hertog albrecht, cn hy zelf, voor de  EN kleefsche oudheden. 35I de gemelde overgaven van den abt weent ge. had en genoten hadden. Doch toen in later tyd de Heer arend zich met den Graaf verzoende, verkeerde het geluk van den abt; zodanig, dat hy genoodzaakt werd, om na den dood van Graaf willem, zich door de vlucht te bergen en naar Utrecht te wyken; alwaar hy op den 8 maart van het jaar 1424 in armoede en ballingfchap geftorven is. Zyn lyk werd naar Egmond vervoerd, en omtrend de deur der Sacrifty onder eenen roden zark begraven , luidende zyn graffchrift: Abbas gerardus ockeneerg, carne folutus, IJlo JarcophAgo contegitur rubeo. Oiti patria puljus Trajeüi mcenia poscit Aanis in fenibus, quo peregre moritun XXX. SlMON van mathenes, of ge- lyk fommigen fchryven willem simonsz van mathenes, uit een zeer adelyk Hol. landsch geflacht gefproten, volgde , met eenparigheid van ftemmen verkoren,okkenberg op in waardigheid, en tevens in onrust met den Heer van Egmond; deze vervolgde hem zo geweldig, dat hy, even gelyk zyn voorganger, het klooster ruimen, en eene veilige lchuilplaats zoeken moest. Doch door den Heer jan van Egmond den tweeden in zyne vlucht gegrepen zynde, geraakte hy, benevens zynen prior, op het huis Rozendaal by Arnhem, in eene zeer naau. we gevangenis, wordende niet eerder daaruit ontflagen, voor dat hy alle de voorrechtbrieven van zyn klooster den Heer van Egmond overhandigd had, die dezelven naar welgevallen veranderde of verfcheurde. Hoewel nu philip de goe-  352 kabinet van nedereandsche goede, Hertog van Bourgondiën, op den 24 feptember van het jaar 1437 door zyne uitfpraak tusfchen beiden kwam, bevelende dat de Heer van Egmond zyne goederen en dc Heerlykheid van Egmond van de abtdy te leen ontfangen, en het advokaatfchap derzelve bekleden, maar ook daarentegen de abtdy, ingevalle zy zulks verzocht, en anders niet, byftaan moest; wist echter j ohan van nek, prior van het klooster der predikheren in 's Gravenhage, mogelyk door den Heer van Egmond omgekocht, gewaarfchuwd zynde dat de abt van Middelburg door den paus gemagtigd was om deze uitfpraak te bevestigen; dezen abt door list, en op een valsch voorgeven te bewegen , om tegens het uitftel aan den Egmondfchen prelaat verleend, zekere nadeelige verdragpunten , tot nadeel der abtdy te ondertekenen; de abt en verdere geestelyken echter weigerden deze punten te zegelen, en zochten ten dien einde hun zegel te bergen; maar vruchteloos , doordien hetzelve heimelyk weggenomen, en benevens dat van den Heer van Egmond aan de verdragpunten gehangen werd ; zo dat dit klooster van de hoge en lage heerlykheid van Eg. mond ten eenemaal verftoken werd; als mede van zeker landgoed, de Duin genaamd; van den Hofvisch te Egmond op Zee; van den molen van Egmond; van zekere landeryen,dc fliklanden genaamd; van de wagendienften van Rinncgom en op den Hoef; van zeventien grasvelden, de hofrenten bygenaamd; van de tienden te Wimmenum en op den Hoef; cn van de bebouwde en onbebouwde landeryen en weiden onder Arcmersvteet en Winnemersweet. By deze verongelykingen bleef het niet; men pleegde aan den kant van den Heer van Egmond openbaar geweld tegen het klooster; trok met r  en kleefsche oudheden. 353 met gewapende manfchappen daar binnen, en dreigden eenen johan van leiden monnik dezer abtdy te vermoorden, wanneer men hem in handen kreeg; deze echter ontkwam het gevaar door de vlucht. Naauwlyks was dit misdryf vergeten, of men hervatte het geweld met eene verdubbelde woede; men brak het klooster razend op, fchoot met verfcheidene pylen in eene kamer in welke de abt en zyne kloosterlingen zich geborgen hadden; en na alles geroofd en geplonderd te hebben wat men konde, vertrok deze moedwillige menigte, die eindelyk door 's lands hoge overigheid beteugeld, en veroordeeld werd om aan de geestelykheid vergiffenis af tefmeken, welke zy dan ook na gedane boete verwierf, De abt ftierf in het jaar 145b' ,nadathy omtrend vierendertig jaren den myter in gedurige onrust gedragen, vele fchulden van het klooster af betaald, •de gebouwen merkelyk verbeterd, en niet weinig mis- en kerkgewaden aangekocht had, gelyk zulks volkomen uit het volgend graffchrift blykt: Mille quadringentis quinquaginta fimul annis Otloque carnati lapfis a tempore DM Abbas'-Wilhelmus, de mathenes vocitatus Deiejfa decimo Junii quartoque Calendas. Annis tricenis longeque magis fuit Abbas. Solvit fcuta Ducis Wilhelmi milia fex bis, Res auoque difperfas collegit natïus ademptas, Atque novas Abspoel cedes conflruxit & Hargom , Muros fubrexit, reparans Cameras, Agatalem Argenti rutilo redimivit lumine capfam, Miffas injlituit, carasque cruces, crucis hymnwn, Hunc in fublimum Deus evehat atria, pajjum. I. deel. Z XXXI.  354 kabinet van nederlandsche XXXI. Jacob van poelgeest, fints het jaar 1452 tot in het jaar 1458 abt van St. Paulus binnen Utrecht geweest zynde, ontfing in het laatstgemelde jaar, door gunste van Hertog philip van Bourgondiën en de verkiezing van eenige weinige monniken, den Egmondfchen myter, tegens den wil van eene grote meerderheid. Aleer hy zich in de orde der Benedictyners begaf, was hy regulier kanunnik en prior te 'sGravenzande, jonger broeder van den Ridder gerrit van poelgeest, kastelein van Schoonhoven, en zoon van den Heer dirk van naaldwyk. Hy liet de Heren van Egmond hunne goederen vreedzaam bezitten, hoewel hy in den ki7g als opgevoed was, en bouwde een fraai zomerhuis aan de abtdy, tot vermaak zyner kloosterlingen, tot welker droefheid hy, in het jaar 1464 overleed , en begraven werd in de kapelle van onze lieve vrouwe. De Heer s.van leeuwen noemt hem, in zyn Batav: Must:, ten onrechte jan, gelyk blykt uit de lyst der abten, door den hoogleeraar a. matthjeus, opgegeven in zyn gefchrift de Fat is et Fundat: lib: 1 fund: n et de Nobil: hb: 2 cap: 57. waarmede ook zyn graffchrift overeen ftemt: Militis hic gratus iflo bujlo tumulatus Cum jacobus nomen de poelgeest nobila Jemen, Cum domino, Jacoba ducijja flans tulit arma , Clauflrum pofl petiit, devotus Canonicus fit. Cumque prioratus bene rexit culmina gratus Legatus Papce Benedi&um compulü ejje, Vi facit Abbatem Beneditlorum quoque patrem, Vrbis Trajecti fanbli Pauli quoque clauflri. Tlliitc transfertur, Papaque jubente paratur In  en kleefsche oudheden. 355 In Haecmunda Abbas, fex annis fert ibi curas. In capite Augnjli perfolvit debita morti, IJlomm capite metrorum tempora quare. XXXII. Gerrit van poelgeest, oudfte zoon van n. van der wou de en jan van poelgeest, jongftebroeder van alyt van poelgeest, byzit van den Hertog albert van Beiferen, en derde zoon van den Heer jans van poelgeest, bezitter van het huis klein Poelgeest, was op het overlyden vanbovengemelden zynen neef jacob vanpoelgeest niet meer dan zyn kapellaan. Tot abt verkoren en bevestigd zynde, geraakte hy met den Heer van Egmond en het kapittel der kanunniken van Egmond op den Hoef, wegens de inlyving der parochiekerk in de abtdy, in een hevig verfchil, hetwelk nogthans geheel ten zynen voordeele beflist werd. Ook verkreeg hy, door eene Pausfelyke bulle , de vereeniging der parochiekerken van Alkmaar, Heiloo, Noordwyk en Voorhout aan zyne abtdy, en daar benevens nog verfcheiden aflaten; ook deed hy een voortreffelyk oxaal voor het choor maken, waarin alle de Hollandfche Graven uitgefchilderd hingen; beleende den 26 april van het jaar 1465 wouter van bekestein met dertien en een halve made lands, gelegen in den banne van derLeede, in óelVaart, en kocht eenige veenlanden te Befojen, in Braband gelegen; alles hetwelk uitvoerig in dit navolgend graffchrift verhaald wordt: Refpice gerardum poelgeest de flirpe creatum. Quamvis clarus avis ftringitur hoe tumulo. Dante Deo fuit Hacmwidie Abbas ter quater annis, Occidit ante dies vixerat author opum. Z 2 The.  356 kabinet van nederlandsche Thefauns aperit Sixtus, dat cunUa per Oiïo Crimina dimitti. Hic labor eft Abatmn. Ouatuor ecclefias petis, harum fisque Patronus, Selus doxale hoe conjlruis are tuo. Mercaris terram in Befoyen, cefpite ditem, Ex Berkel decima crefcat (*) adauüa facis. Certasjudiciis, vincis,,profi profuit hoe nil,* (**) Succumbens fato molliter, oro, cubes. Binnen de ftad Leiden, in het jaar 1467 overleden zynde, werd zyn lichaam van daar naar de abtdy van Egmond overgebragt, en nog in dat zelfde jaar, met eenparigheid van ftemmen tot abt verkoren XXXIII. Nicolaas van adrichem, jongfte zoon van simon van adrichem en lysbeth van duivenvoorde, bezitter van de Ridderlyke hofftede Adrichem of Arcum, by de ftad Beverwyk. Aleer hy in het vreedzaam bezit der abtdy geraakte, werd hy in hevige gefchillen gewikkeld met johan, bastaard van philips, Hertog van Bourgondiën, welke eenen week naar een kasteel buiten Breda, alwaar hy, op den derden kersdag des jaars 1493 , overleed; zyn lyk werd in eene loden kist gelegd, naar Egmond gevoerd, cn aldaar in de lieve vrouwe kapel, in de grafkelder van den abt willem van mathenes, bygezet. XXXV. Hendrik van witten horst, of gelyk anderen cn met meer recht uittenhorst fchry ven, door de nieuwe monniken op eenen bepaalden, en den uitgewekenen oude monnikken bekend gemaakten dag verkoren , had aanvangs zeer veel werks en moeite, aleer hy door zynen zaakbezorger te Rome de bevestiging verwerven kon; doordien zyn mededinger, de prior ogier van kralingen, door de uitgeweken kloosterlingen tot dc waardigheid van abt verkozen, niets onbezocht liet om zyn oogmerk te bereiken. Eindelyk echter viel de uitfpraak van den Paus ten zynen voordeele uit; hy werd met grote blydfchap en zeer vele plegtigheid te Egmond ontfangen, en in de St. Paulas abtdy binnen de ftad Utrecht ingewyd. Vervolgens floot hy met zynen mededinger ogieevan kralingen, welke den Hertog philip van Oostenryk op zyne zyde had, en hem na de bevestiging nog vele moeilykheden brouwde, een minnelyk verdrag; fchonk aan dezen voor zynen afftand den gehelen inboedel, benevens al het zilverwerk van wylen den jongst overleden abt, benevens een jaarlyksch inkomen van fesüg gul. dens. W ittenhorst in het vreedzaam bezit zyner waardigheid gekomen, betoonde in allen Z 5 op-  30*2 KABINET VAN NEDERLANDSCBE opzichte zyne vredelievende, zagtzinnige en nederige inborst, hetwelk hem by velen aangenaam maakte en in gunst bragt. Hy gaf de doorflaandfte blyken van zyne loffelyke huishouding en billyke fpaarzaamheid, waardoor hy de abtdy uit vele zware fchulden redde ; niet alleen maar ook aan zyne kloosterlingen, des morgens by het ontbyt en op den avondmaaltyd, het drinken van wyn vergunde; verfcheidene vertimmeringen aanrechtte; vele nieuwe gebouwen deed zetten, en zyn dood algemeen betreurd werd. Hy overleed , volgens de Egmonder jaarboeken, den 3 r october van hetjaar 1499, door eenen geweldigen fchrik, veroorzaakt door het afbranden van het huis des koehouders, deszelfs fchuur en mo. len, der abtdy in eigendom toebehorende, en door het doorbreken van den zeedyk by Petten, waardoor de landeryen rondsom het klooster, tot eene verbazende fchade voor hetzelve, overftroomd werden. Hy heeft de abtdy Hechts vyf jaren beftierd, en niet vyftien jaren, gelyk jan GERBRANDZ VAN LEIDEN en BOEKENBERG verkeerdelyk cn by verzinning , het woord quindecim voor qutntjue gefchreven hebben. Hy werd binnen de kloosterkerk, aan de zuidzyde, voor het altaar der heilige engelen begraven, en men maakte ter zyner eere het volgend graffchrift: S * Hic funt Hebkici Witteijhobst ojfa fepulta, Orii Aernsburgi Comitis jlemmate clarus er at. Virtutem exemplar vivum, quinquennia fan&us Vir tria regali prcefuit officie-, Primusque inftituit mores vitamque probatam Reiïor confpicuus relligione pia. Juflitia itt/tgnis nuiii pietate fecundus Vixit  en kleefsche oudheden. 363 Vixit cainobii gloria magna fui. Jhfaitfla illa dies, airo carbone notanda ; Ouum rapuit fan&üm parca fevera virum. Corpus habet tellus, petiit mens libera coeluni. Gaudei c53 ceterno ftmper adejje Deo. XXXVI. Meinhard man, uit een eerlyk geflacht, in het weleer zeermagtigdorpWormer, in Noordkennemerland, gefproten, was de eerfte abt, welke op eene geheel buitengewone wyze van ftemming , tot abt van Egmond verkoren werd. Het kapittel van Egmond, kort na het overlyden van den voorgaanden abt, volgens gewoonte vergaderende; bepaalde den dag voor het feest van den heiligen Martinus tot de aanftaande verkiezing, en zond de nodige brieven af, om den afwezenden broeders daarvan kennis te geven. Deze dag gekomen zynde, werd de misfe gevierd, en na het zingen van het vent creator fpiritus, het heilig facrament door de kiezers genoten. Daarna traden de abten van St'. Patilus in Utrecht, van St. Laurens in Oostbroek, vergezeld van den doftor in de beide rechten, m a rten grundyk, benevens nog eenige andere voorname mannen, notarisfen en getuigen, in het kapittel huis; alwaar grundyk eene zo treffende redevoering tot de kiezers hield, ten einde de eendracht by de verkiezing in het oog te houden, dat men eenparig goedvond om de verkiezing aan vyf goede mannen over te laten; deze namen vervolgens de genegenheid der broederen, hoofd voor hoofd, in; deden alle de monnikken uit het kapittel-huis treden; lagen daarna eenen eed af; lieten kort daaraan de kloosterbroederen weder binnen, en verklaarden hun door den mond van den abt van Oostbroek, dat mei-  364 kabinet van nederlandsche meinard man, priester, monnik en pastoor van de parochie-kerk te Egmond, de meeste ftemmen had, en vervolgens tot abt verkoren was. Hy kweet zich loffelyk in deze waardigheid; vervulde alle de pligten van eenen goeden en waardigen abt, en verbeterde niet alleen het klooster in deszelfs gebouwen, maar flichtte ook den toren op het midden der kerk; hy liet vier klokken in denzelven hangen; deed twee zware nieuwe klokken voor den wester-toren gieten en daar in plaatfen; vermeerderde de boekery aanmerkelyk, bevorderde en beminde de geleerden zo veel in zyn vermogen was; onderhield briefwisfeling met den groten erasmus, met den Heer marten van dorp,van naaldwyk en andere geleerde mannen, en breidde zynen goeden naam aan alle zyden uit. Reeds voor zyne verheffing had hy zich eenen edelen roem verworven door zyn voorbeeldig gedrag, toen hy de kerk van Gr aft als onderpastoor bediende , en daarna ogier vankralingen, die geheel kindsch geworden was, met de behoorlyke zorgvuldigheid diende en gade floeg. Geduurende zyne vreedzame beftiering, werd het klooster door twee fmartelyke ongevallen bezocht ; het eerfte was het woeden der pest in het jaar 151<5, waardoor agt monnikken en drie leken weggerukt werden, onder welken de Heer jacob, abt van Staveren, zich bevond, die uit Friesland geweken was. Men merkte hierby als eene byzonderheid aan, dat 'er ftiptelyk om icderen vyftienden dag twee kloosterlingen ftiervcn. Het ander ongeval kwam deze abtdy een jaar later over, door eene plondering der zogenaamde Gelderfche Friezen, die naby Medenblik aan land geftapt, brandend cn ftropend door Noord-  en kleefsche oudheden. 365 'Noordholland trokken, ^/teöw-uitplonderden; op Egmond afzakten; aldaar tachtig huizen aan kolen lagen; het klooster beroofden; en na vervolgens Limmen, Beverwyk en Sparendam in brand geftoken te hebben, voorby Utrecht in het land van Arkel trokken, en de ftad Asperen overweldigden. Men vindt in de aantekeningen van den hoogleeraar matthius, op de jaarboeken van broeder johannis de leidis, eenenverlybrief van hem, gedagtekend 16 april 1519, aldus luidende : „ Meinard Man , hy der genade „ Gods Abt van Egmont, doen cont allen Inden, „ dat wy verlyt ende verleent hebben, verlym ende ■„ verkenen mits deezen brieve Wouter van Bekefein „ veertiendalf made lants, gelegen in den banne van „ dér Leede in de Weert, welck Land belent hebben Jan van Foreeji aan de zuitzyde, en Willem van „ Adrichem aan de noortzyde, Jlreckende voorts van „ de Spaerne oeftw aarts 'aan der Leede, te leene te 5, houden van ons en onzen Godshuize van Egmont 5, na inhout zynre Hantvefien, die hy daar af heeft, behoudelyk onzen Godshuyze voorfz. ende een ygelyk ', fyns rechts. Hier waren over ende aan als onfe ge. „ trouwe Leenmannen, Mr. Henrick Aelbertffenvan '„ Tetroedè ende Jan van Egmont. In kenniffe der „ waerheit hebben wy dezen Brieff'doen befegelen met „ onzen fegele hier beneden a'engehangen. Aldusge„ daan in 'tjaar onzes Heeren 1519.0^ ten lédach „ in April. ■ Na dat hy de abtdyen van Kortenberg, Affli. chem en van Einatten hervormd had, overleed hy, tot grote droefheid zyner kloosterlingen, in het jaar 1526. XXXVII. Willem van der goes, by de geloofwaardigfte fchryvers geroemd als een getrouw navolger van de deugden van meinard  %66 kabinet van nederlandsche nard man, was milddadig en vredelievend regens eenen iegclyken. Hy bouwde op vele plaatfen aan het klooster, en liet desniettegenftaande by 'zyn overlyden eene vergaderde fchat van veertig duizend guldens na, het welk te dier tyd eene grote fomma was. Daarna bleef dit klooster ruim een geheel jaar zonder eenen abt, waarna het kapittel te Egmond de vrye verkiezing van eenen prelaat voor altoos ontnomen werd, en dit klooster van de orde van St. Benedi&us, viel tot een gefchenk den nieuwlings aangeftelden Bisfehop van Haarlem toe, en als eene bruidfehat voor den Bisfchoppelyken tafel, ingevolge een brevet van Paus pius den IV. gegeven te Rome by St. Pieter, onder de visfehersring op den 26 may 1561. Doordien de kloosterlingen te Egmond met geweld tegen deze inlyving aandruischten, had alvorens de Hertoginne margaretha van parma,als Gouvernante der Oostenrykfche Nederlanden , den Voorzitter van 's Konings raad in Holland 3 cornelis suys, fchriftclyk bevel gegeven om naar Egmond te vertrekken; aldaar zynen geloofsbrief aan den prior en kloosterlingen te vertonen, en tevens om hun de redenen te kennen te doen geven, welken den Paus bewogen hadden, om den nieuwen Bisfehop van Haarlem de abtdy toe te wyzen; beftaande voornamentlyk om dezelve voortaan eveneens te bellieren, gelyk dezelve voor den tyd der abten beftierd was. Deze bezending maakte eenen zo diepen indruk, dat zy op den 8 november van het jaar 1561 na' een langdurig beraad den nieuwen Bisfehop van Haarlem tot hunnen overflen aannamen, en den Deken van St. Pieters-kcrk te Utrecht, -Meester jacob uten-eng, gemag-  en kleefsche oudheden. . 367 magtigde van den Bisfehop, onder het zingen van het bekende Te Deum laudamus \ in het dade]yk en werkelyk bezit van het gemelde klooster en van alle deszelfs gerechtigheden en eigendom, men ftelden. XXXVIII. NlKOL a as van nieuwland, of novoterranus, eerfte Bisfehop van Haarlem, geraakte dus met weinige moeite in de vreedzame bezitting van het klooster. Hy was te Egmond van brave burgerlyke ouderen geboren ; had zich van jongs afaan naarftig geoefend in de Godgeleerdheid; kerkelyke rechten, en andere wetenfehappen werd niet alleen Deken van St. Maria's-kerk te Utrecht, maar ook Proobst van Haarlem, en daarna Bisfehop van Hebron. In deze waardigheid bekleedde hy de plaats van choor- of wy-Bisfchop by den Utrechtfchen Bisfchop gregorius van egmond, toen hy in het jaar 1560 door den Koning van Spanje, philip den II, tot Bisfehop van Haarlem benoemd, en den 26 may van het daaraanvolgende jaar door Paus pius den IV. goedgekeurd werd. Voordeel of verbetering heeft de abtdy onder zyn bellier niet genoten, als zynde hyzo zieklyk en zwak van lichaam, en zo hevig door jichtpjmen aangetast, dat hy den meesten tyd bedlegerig was; waarom hy op het einde van het jaar 1569 afftand van zyne waardigheid deed; onder voorwaarde van eene jaarlykfche wedde van duizend guldens, en de vrye woning op het huis te Abtspoel binnen Leiden, het klooster van Egmond toebehorende. Hy hieid zich merendeels in Zeeland op, waar hy ook volgens valerius andreas, in de maand may van het jaar 1580 overleed in de kleine ftad van St. Martensdyk; van waar zyn lyk naar Utrecht gebragt, en aldaar be-  368 kabinet van nederlands che begraven werd; hy heeft gefchreven zeker werkje , ten tytel voerende: de manier om de li. Mis te horen lezen. XXXIX. Godefriedtjs van mlerlo, leeraar der Godgeleerdheid, en provinciaal der Nederlandfche predikheren, werd korten tyd na dat de vorigen Bisfehop bedankt had, door philip den II tot het bisdom van Haarlem benoemd, en geraakte, offchoon hy eenigen tyd weigerig bleef om dit ampt te aanvaarden, ingevolge de goedkeuring van den Paus, den n december van het jaar 1570, in de bezitting van de abtdy te Egmond. Hy was te Mierlo, een voornaam dorp in de Brabandfche Kempen, geboren; te Leuven in de Godgeleerdheid onderwezen; te''sHertogenbosch onder de orde der Dominikanen getreden, en na dat hy eenige jaren in het klooster doorgebragt had, tot overfte van het klooster der predikheren verkoren. Zyne uitmuntende welfprekendheid bragt hem zo diep in de gunst van gregorius van egmond, bisfehop van Utrecht, dat deze hem tot zynen prediker verkoor. Op den zondag feptuagefima van het jaar 1571 tot Bisfehop wzx\ Haarlem gewyd, deed hy aldaar op den volgenden zondag in de vasten zyne intrede. Hy bezat den zetel in tamelyken vrede tot op het jaar 1578, toen de kerken aan de hervormden 'ingeruimd werden, nadat dezelven alvorens door het woedend gemeen geplonderd, en de geestelykheid geweldig vervolgd waren ; naauwlyks ontvlugtte hy de razende menigte, door zich in eenen onderaardfehen kelder te verbergen; week vervolgens naar Bon, en verder naar Munjler, alwaar hy het ampt van wy-bisfehop bekleedde, tot dat men hem in hetjaar 15K7, na het overgaan van de ftad Deventer aan de Spanjaarden derö waards  en kleefsche oudheden. 369 waards ontbood, om de kerken aldaar andermaal in te wyden. Na dezen heiligen dienst ftierf hy binnen laatstgemèlde ftad, op den 28 july van het zelfde jaar; zyn gebalzemd lichaam werd in het choor van St. Lebumus begraven, en met hem eindigde de Bisfchoppelyke waardigheid van Haarlem, en die der prelaten van Egmond. - Men vindt te Egmond een te gedenkwaardig gedenkteken eener aloude en plegtige gerechtsplaats onzer voorouderen, dan dat wy dezelve hier met ftilzwygen zouden voorby gaan; dit gedenklr.uk is eene opene vlakte, gelegen tusfchen de abtdy, de Buurkerk, en het dorp Egmond, het kryt of de kryihoevc genaamd , zynde een kampveld of open perk, dat door des Graven bode met kryt werd afgeperkt, van waar hy ook den naam van hrytbewaarder droeg. In de leenrechten van Brugge ftaat nadrukkelyk cap. 72. „ Ah zy in 'tkryt „ komen, zo vechten zy, ende ah de krytbewaarder „ mit rade der mannen poynt dingt, houden zy op? Alle de noordfehe volkeren, onder welke de ingezetenen dezer landen mede gerekend waren , hadden van zeer vroege tyden af eene gewoonte, om'in gefchillen en-twistzaken die van belangrykë gevolgen en. een ver uitzicht waren, en echter veeltyds alleen in betichtingen en aanklagten beftonden , zonder dat de befchuldigde een zo zeker en voldocnend bewyswist te berde te brengen, dat daarop niet billyk eenige rechterlyke uitfpraak kon gefchieden; de twistende partyen of in perfoon, of door iemand in hunne plaats, lyf om lyf te laten kampen, om op deze wyze de gefchillen uit den weg te ruimen; en men geloofde toenmaals, dat de uitflag van het gevecht als eene Goddelyke voorzienigheid moest aangemerkt 1 deel. Aa " wor»  37° KABINET VAN NEDERLANDSCHE worden; welke de overwinning aan de zyde der waarheid deed overhellen (*). Orlers gewaagt (*) De wetten van dit kamprecht bepaalden, welke perfonen met elkander mügten kampen , met welke wapenen en op welke wyze de kamp moest gefchieden. Wie eenen anderen befchuldigde van met verbodene wapenen of verradelings iemand te hebben gedood, of aan landverraad, vrouwekracht, of diergelyke zware misdaad fchuldig was, zonder dat men zulks nogthans volkomen kon bewyzen, werd de misdaad den Graaf en den zynen aangegeven, welken vervolgens de zaak onderzochten, en zodanig bevonden zynde, den kamp toeftonden , doordien men zonder volledig bewys niemand in de gevangenis werpen, veel min op de pynbank brengen of doemen kon. Uit krachte van dit inzicht, werd den befchuldigden gerechtelyk kennis gegeven, om veertien dagen daarna voor het bof te verfchynen, om aldaar aan te hooren den eisch welke tegen hem zou worden geiaan en genomen. By aldien hy niet verfcheen , werd hy in rechten gedagvaard met lange termynen van dertig ert meer dagen, en in andere landen meestal van drie tot drie dagen, en na verloop van die drie derde dagen, den vierden dag tot de galg verwezen, of ten lande uitgebannen; ook alle zyne goederen, zo roereade als onroerende, verbeurd verklaard en aangeüagen. Doch indien hy verfcheen, en gene redenen bybragt, om welke hy ongehouden was te kampen ; namentlyk dat de kamper lager van geboorte was dan hy, 't zy half edel, poorter of landbouwer, onvry of bastaard; of dat hy verweerder poorter van eene ftad was, welke zodanig een voorrecht had om de kamp te mogen weigeren; of wel dat de zaak zelve, of het bewys van dien zodanig gefteld was, dat volgens rechten geene kamp daar op kon aangegaan worden ; werden zy kampvast verklaard, met de bepaling, waar zy na veertig dagen hadden te verfchynen; op dat zy middelerwyl niet alleen hunne huisfelyke zaken moesten fchikken, en ten kosten van den Graaf alles verrichten, en zelfs leren fchermen; maar ook om tyd te geven dat de klager, indien hy door gramfchap vervoerd was, bedaren, en zich met den aangeklaagden verzoenen mogt. De kamp voortgaande, werd op het kampveld te Delft of te Leiden, in welke laatfte plaats het kampveld vier morgen groot was, of ook in den Haag, een park met kryt afgetekend  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 371 waagt in zyne befchryving van Leiden, van een zodanig kampveld binnen die ftad, het welk vier mor- kend in het byzyn der mannen, waar mede de kampers, na wederzydsch gebiecht, en daar op het Sacrament des H. Avondmaals gebruikt te hebben, wederom heilig zwoeren; deze, dat hy volgens waarheid aanklaagde; de ander, dat hy aan de misdaad onfchuldig was,- waarop zy vervolgens in het park verfchenen. Wanneer zy ridders en edellieden waren, zaten zy in volle wapenen te paard; en fchildknapen of onedel zynde, kwamen zy barrevoets, met gefchoren hoofde, en gekorte nagels aan handen en voeten. In Zuidholland verfchenen zy meteen fchild, kluppel, en een ongebonden vilt of blootshoofds ; verder met een gewrongen handfehoen, met overtrekfels van lywaat of gekookt leder, om het lichaam fpannende, met zwaarden en kluppels van boeken- of mispelhout en met beukelaars. De wapenen ter wederzyden onderzocht, en door 'sGraven mannen goed gevonden zynde, ging ieder dezer kamperen op eenen der doelen zitten, ten dien einde voor hun in het park gebragt, en by aldien zy alsdan nog weigerig bleven om zich te verzoenen, liegen de edellieden te paard, en de fchildknapen trokken hun hunne handfehoenen aan. Aan de onëdelen werd in een bekken gebragt oly , fineer of zeep, om hunne lederen overtrekfels, of aan den lyve fpannende klederen daarmede te befmeeren, als ook asch, om hunne handen van het fmeer te zuiveren, zodanig, dat zy hunne zwaarden , kluppels of beukelaars zouden kunnen vasthouden. Eindelyk werd aan beide de kampers, zo wel edelen, fchildknapen, of onëdelen, esn klompje fuiker in den mond gegeven, om des te meer fpeekfel te behouden en beter te kunnen ademen, waarna zy ter halver winde en zonne gefteld werden ,en de kryter uitriep : een ieder doe zyn best. Hierop nam het gevecht eenen aanvang; en wanneer het zelve een weinig geduurd had, riep de kryter op bevel der mannen; houd'op! als dan werd hun gevraagd of zy nog niet konden goedvinden zich te verzoenen? Ingevalle van een weigerend antwoord op deze vraag, werden zy andermaal ter halver wind en zunne gefteld, om van nieuws met een gelyk voordeel te beginnen. Dezelfde roep van den kryter, en dezelfde vraag werd alsdan na verloop van weinig tyds nog eens herhaald, en by aldien de aanklager alsdan nog by zyne hefchuldiging bleef volharden, werd den ftryd ten derdenmale weder aangevangen, wanneer de opzichters de kampvechters aan het Aa 2 ge-  37.2 KABINET VAN NEDERLANDSCHE morgen groot, en gelegen was ten zuiden van de St. Pieters-terk. Bleiswyk verhaalt, dat een geval 'overlieten, en de ftryd dan ook niet ten einde liep voor dat een der partyen fchuld bekend had, uit het park gedreven of gedood was; waarna de overwonneling ten overftaan'van den Graaf, ten galge gedoemd werd, en alle zyne goederen ten voordeele van dezen , verbeurd verklaard werden. Ja, wat meer is, wanneer dan deze kamp, het zy van wegens den aanklager, het zy van wegens den verweerder, voor eenen anderen , het zy vrouw of man, aangegaan en ondernomen was, ging over den geen voor welke men gekampt had, het zelfde vonnis des doods, met verbeurtverklaring van alle deszelfs goederen. Daarentegen moest ook de Graaf alle de onkosten aan het kamprecht behorende, ten zynen laste nemen en betalen. De bygelovigheid nu dezer onbefchaafde volkeren, en de geestelykheid, die, hoewel de geleerdften onder hun, niets van het natuurlyk recht verftonden , waren wel de voornaamfte oorzaken van deze zo vreemde als barbaarfche gefchilbeflisfing. De geestelykheid leerde dat de uitflag van dezen ftryd, wel verre van noodlottig te zyn, in den volften zin door de befchikking des Hemels beftierd werd, die in dezen de ondeugd ftrafte, en de onfchuld deed zegepraalen. Men had dus, behalven de voorgemelde kamperyen,eene menigte andere moeilyke proeven uitgedacht, waartoe een befchuïdigde, welke eene hem voorgeworpene misdaad ontkende , veroordeeld , en welker meer of min onzekere uitkomst, gehouden werd door de Voorzienigheid bepaald te worden. Van daar dat deze proeven den naam van Judicia Dsi, of Goddelykc rechtfpraken verkregen. Somtyds was de befchuldigde gehouden om de hand in ziedend water te fteken, hetwelk in de Friesfche wetten den naam draagt van ketelvang; fomtyds moest hy gloeiend yzer aanvatten, ofover brandende kolen gaan, en wanneer hy dit alles deed,zonder befchadigd te worden, werd hy vry gefproken. Eene andere proef, mede zeer in gebruik by foortgelyke befchuldigingen, beftond in zich met opgeheven armen eenen zekeren tyd achter een, voor het gewyde kruis te plaatzen. Aleer wy van deze befchryving afftappen, moeten wy nog aanmerken, dat de Ridders, by aldien de vrouwen in hare eer gefchonden waren, en zy iri fchoonheid of aanzien onder haars gelyken uititaken, zich mepigmaaJ aanboden om voor haar  en kleefsche oudheden. 37 3 een diergelyk kampveld te Delft, gevonden werd aan den noordwestelyken hoek, beneden aan den wal. J. van der does tekent iets diergelyks aan van het kampveld in 'sGiavenhage; en jan van leiden geeft ons in zyne jaarboeken van Egmond verflag van het kampveld waarvan wy hier fpreken, by gelegenheid van een hevig gefchil, tusfchen Heer willem van mathenes, deitigften abt van Egmond, en willem Heer van Egmond, gerezen wegens den eigendom van het voornoemde kampveld. De zaak eindelyk aan het oordeel van fommige edelen gefteld en verbleven zynde, werd in hetjaar 1451 ten voordeele van den Heer willem van Egmond uitgewezen, onder voorwaarde, dat op voor haar in het ftrydperk te treden, om dus hare gunst te winnen. Deze manier van eer te berftellen en gefchillen te beflisfen, bleef eeuwen lang in gebruik, tot dat men in de twaalfde eeuw het twede gedeelte van het wetboek van tustinianüs gevonden had, en de lust begon te herleven om zich in het Roomfche recht te oeffenen. Alstoen veranderde langfaam de manier van rechtsplegen in Italië, Frankryk en ook in deze landen. Men begon zich in dc rechtsplegingen alleen van fcbriftelyke en mondelinge getuigenisfen te bedienen. Men hield openbare registers, waaruit de adeldom, wettige geboorte, ouderdom, huwelyk en andere dingen konden bewezen worden. Zelfs ftelde men de byzondere landsgewoonten, voorheen alleen aan het geheugen toevertrouwd, te boek; en met zeer veel grond worden onze meeste handvesten en keuren van fteden , voor zodanige befchrevene gewoonten gehouden. Dus geraakten de kamperyen langfaam geheel in onbruik, en bleven eindelyk alleen ftand houden by lieden van adel en van den degen. In Engeland heek deKoning nog zynen kampvechter, die zich verbindt om het recht van zynen meester tot de kroon, met de wapenen, tegens eenen iegelyken te verdedigen; hoewel in de tegenswoordige eeuw die geen , die zulks zou durven betwisten , met zeer veel recht veeleer naar het dolhuis dan naar de kampplaats zou gebragt worden. Aa 3  374 kabinet van n e d e r l and s c h I voorgemelde plaats gene huizen gebouwd, gene floten of grachten gegraven, of eenige bomen geplant mogten worden, maar dit plein in tegendeel ruim en effen moest blyven. Deze plaats heeft tot den huidigen dag den naam vanhet kryt behouden by de Saxifche volkeren; gelyk men zulks zien kan in den ouden Saxifcken fpiegel, door eyke van rype ngauwe,uit het latyn vertaald , en de werf geheten. 't H U I S AS SU M BURG, In noordholland. Asfumburg, gelyk fommigen fchryven, de benaming afleidende van het oude en thans niet meer in wezen zynde dorp Asfum of Asfemburg, het welk ook in de alleroudfte fpelling als Achem of Axem gefchreven is, gelyk de geloofwaardige rymkronykfchryver melis stoke het noemt in zyn Ifte Boek, vs. 576: «ên tneribe &em ïjaer goet norJ&tan gin Simmen enöe fn 25aelfjem/ 3n &tr.ttmn enöe in Axem. legt in den banne van Heemskerk , een gedeelte van Noord-kennemerland, ruim drie honderd roeden verre van her bekende dorp Heemskerk, en agc  en kleefsche oudheden. 375 agt honderd gelyke roeden of een half uur gaans van de ftad Bevetwyk, aan den zo aangenamen tolweg, in een zeer vermakelyk oord. Wat het gebouw aangaat, het werd door den konftigen rademaker, gelyk het zich in de jaren 1612 en 1630 vertoonde , afgefchetst, en ons hier medegedeeld in twee onderfcheidene tekeningen. Nicolaas van assendelft, gehuwd met alyt van kyfhoek. erfdochter van floris, Heer van Kyfhoek, Heer Oitdelands-ambacht en Hendrik Tden ambacht, bouwde het omtrend het jaar 1530; in het jaar 1531 brandde het geheel af, en werd alstoen herbouwd door den zoon van den overledenen, gerrit van assendelft, Ridder , Heer van Asfendelft, Heemskerk, enz., voorzitter van den Hove van Holland. Deze Heer overleed in het jaar 1568, Het lag niet verre van het flot van Haarlem, gemeenlyk Oud-Haarlem genaamd, en weleer het ftamhuis der edelen van Haarlem, welkers heerlyke bezittingen, door het huwelyk van diederik van assendelft, ZOOn van barthout den tweeden, en van margaretha van polanen, met mabelia van haarlem, in het geflacht van assendelft zyn overgegaan, het welk van dien tyd af,de quartieren van hun wapen met dat van de edelen van Haarlem vereenigd heeft, waarvan de kerk-leeraar samuel ampzing, in zyne befchryving, en in zynen lof op de ftad Haarlem, op de vier-en-twintigfte bladzyde het volgende zingt: Hier van ook diende wel een weinig nog gefproken, üq.t, als een zekre tak heeft manlyk oor ontbroken Van 't Haarlemsch oud geflagt, de A]Jendelffche Jlam, Aa 4 Haar  3/6 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Haar met bezit en fcliilt door houwlyk overnam. Dieflam heeft deezen naam van Affendelft bekomen, Alwaar de grond van 'f Slot nog heden wort vernomen, Het Hof ook nog genaamt: miffchien omdat het recht Hier ook wel eer den twijl der Kenners heeft geflecht. Zoo plag dan dit geflacht gcvierendeelt het teken Van Haarlem en zyn Dorp ten Wapen uit te fleken, In eenen roden gront een gaande zilver paart, Waar door die edle flam nog heden is vermaart. Den bouwheer van dit voortreffelyk kasteel heeft het menigmaal berouwd, dat hy de gronden van zyn kasteel niet gelegd had op de grondmuuren van het huis van Haarlem, om dus de gedenktekenen der oudheid en de eer van zynen adelyken ftam te zekerder aan de verganklykheid en de vergetelheid te ontrukken, waartoe het flot Jsfumburg, weleer zo prachtig, een dermiddelen kon geweest zyn. De voornoemde dichter ampzing zingt nog het volgende van dit kasteel: Doch ziet daar Aflumburg het Haarlems huis ter eere Opftygen in de lucht: voorwaar, een groot Jieraat Der huizen hieromtrent, of waar gy henen gaat: En wel tuigt Aflumburg, aan lieffelyke wegen En hffelyken ooit by 't Aflum veer gelegen, Met zyne Heerlykheid en zonderlingen pragt En opgeftegen kop den roem van dit geflacht. Men befpeurt tusfchen onze nevensgaande tekeningen van dit gebouw, cn die van den Heer smids, in zyne fchatkamer te vinden, wat de uiterlyke gedaante van het kasteel aangaat, zeer weinig onderfcheid, hoewel hy hetzelve Veel later  en kleefsche oudheden. 377 ter getekend heeft; zynde zyne prentverbeelding in het jaar 1646, en de twee nevensgaanden van ons in de jare 1612 en 1630 ontworpen. Men befchouwt hier eenen groten omtrek van zware muuren, met vyf uit den grond opryzende torens, te weten, drie ronden en twee vierkanten ; de zwaarften zyn met transfen en ommegangen voorzien, en vier hunner hebben het uitzicht naar Beyerwyk, en de vyf de naar het Asfumerhek. Wy zullen de byzondere bezitters van dit flot Asfumburg uit de oude en geloofwaardige fchryvers kortelyk nagaan, zynde de ftichter daar. van"geweest, gelyk hier voor gezegd is : ■ I. Gerrit van assendelft , wiens bed overgrootvaders overgrootvader berthout van assendelft, gehuwd met maria van heemskerk, in den jare 1265 geleefd hebbende , de eerfte is, welke ons van dezen naam in de oude gefchiedenisfcn voorkomt, en van wien eenparig getuigd wordt, dat hy dezen naam van het dorp Asfendelft zou hebben aangenomen. Doch of dit geflacht uk dat van Haarlem voortgefproten is, gelyk hadrianus junius, hoewel zonder een eenig bewys by te brengen tc boek ftelt, heeft vry meer bedenking in; want dat de edelen van Asfendelft aan het erf bezit van den Haarlemmer ftam gekomen zyn, en Asfendelft de quartieren van hetzelve gevoerd heeft, is geen bewys voor de zaak. Deze quartieren hebben zy niet gevoerd dan in den aanvang van, of even voor het jaar 1400, nadat reeds te voren de bed-overgrootvader van Heer ger. rit, diederik van a s s e n d e l f t in het huwelyk getreden was met mabelia van haarlem, gelyk a m p zin g goudhoeven en s: van leeuwen zulks optekenen, bcA a 5 gin.  3?S kabinet van nederland sche ginnenje de eerfte lyst met het jaar 1124, en de twede met 1265. Voegt hier by, dat in dezelve alle de takken van den Haarlemmer ftam uitdrukkelyk gemeld worden, zonder den ftam van Asfendelft aan te roeren. Niet minder duidelyk fpreekt schrevelius hiervan in zyne befchryving van Haarlem, wanneer hy de huwelyks-verbindtenisfen van bovengemelde ftammen van Haarlem met Asfendelft verhaalt, alleen met dit onderfcheid, dat hy het aannemen van het wapen van Haarlem toefchryft aan gerrit van assendelft, derden zoon van voorgemeiden diederik en mabelia van haarlem, welke met jongvrouwe n: vanhaarlem gehuwd was, welk huwelyk op hetjaar 1400 vermeld ftaat. Dus luiden zyne woorden in het IVde boek: „ Omtrent den Jaare 1400. heeft daar gekeft een „ nobele bafinne uit het geflacht van Haarlem, dee- ze, (zoo men zeit en zoo men de Hiftorie mag ge„ hoven,) is Getrouwt met Gerard van Affendelft 3 „ die ten dien tyt niemant van Adel en week, een „ voornamer man van de Ridderfchap. Alzoo zyn „ 'er NB. de twee geflachten van de cdelfte Stammen door houwelyk vergadert ende geallieert, want die „ Gerard van Affendelft, als daar geen mans oor de „ was, zoo heeft het huis van Affendelft 3 de naam „ verandert zynde, in zyn Familie gebragt den Stam van Haarlem, en heeft deeze, mitsgaders de fchil„ den, Wapenen ende alle erfelyke fuccesfie gebragt „ in zyn huis, ende KB. uit het recht van 't houwe. ,, lyk voert dat nog de Wapenen tot op deezen huidi„ gen dag. Gemelde Heer gerrit van assendelft, bouwheer en eerfte bezitter van het huis Asfumhttgi had in huwelyk vrouwe katharina van  en kleefsche oudheden. 379 van chasseur, gebooren te Orleans,en liet, ftervende in 's Gravenhage, op St Nicolaas-wonó. van het jaar 1558 in den ouderdom van 70 jaren, uit haar na: II. Nicolaas van assendelft, deze was door zynen vader tot de geestelykheid beftemd; doch kort na deszelfs overlyden gaf hy genoegzame blyken , hoe zeer dezelve hem tegenftond, waarom hy zich ook weldra meester maakte van het huis Asfumburg. Hy tekende, benevens vele andere edelen, het zo zeer bekend request, in den jare 1566 aan de Hertoginne van' Panna, en Gouvernante der Nederlanden, overhandigd , en moest deswegens het land ruimen. Gene kinderen nalatende by zyne echtgenote willemIna van haaften, vermaakte hy zyne heerlykheid aan zynen neef floris van assendelft, kleinzoon van zyns vaders tweden broeder, floris van assendelft, Ridder, Heer van Goudriaan. Nicolaas ftierf in het jaar 1570 te Borchet by Aken, nadat hy even te voren uit het bad gekomen was. III. Floris van assendelft, ingevolge de laatfte wil van zynen neef nicolaas, Heer van Asfendelft geworden zynde, overleed in het agttiende jaar zyns ouderdoms, weshalven de heerlykheid overging op zynen vader IV. kornelïs van assendelft, Heer van Goudriaan, het welk hy aan den Heer van Schagen overdroeg. Hy had by zyne echtgenote margaretha van meerten, dochter van den Heer gerrit en geertruid van loon, vier kinderen, namentlyk floris, van wien wy hier boven 'gefpro ken hebben, gerrit, anna en antonia van assendelft. Hy ftierf op zyn huis As-  380 kabinet van nederlandsche Asfumburg, in het jaar 1600, in den ouderdom van festig jaren, en hem volgde op V. Gerrit van assendelft, Heer van Asfendelft, Ambagtsheer van Heemskerk , Kyfhoek , Hierommus-ambagt , Hendrik-Tden-ambagt, enz. Hy ftierf ongehuwd in de maand juny van het jaar 1617, in den ouderdom van vyftig jaaren, waarna zyne oudfte zuster hem opvolgde. VI. Anna van assendelft, werd vrouwe van Asfendelft, huwde met gerrit van renesse, Heer van der Aa, en won by deze drie dochteren, te weten: 1. Agnes van renesse van der aa, welke hare moeder opvolgde. 2. Margaretha van renesse van der aa, gehuwd met willem van renesse van eldeuen, Heer van Mal en Hesbeen, waar byzy nakomelingen had. 3. adriana van renesse van der aa, ongehuwd overleden. VII. Agnes van renesse van der aa, vrouwe van Asfendelft, trad in 't huwelyk met nikolaas van renesse van elderen, en won met hem twee zonen en eene dochter, namentlyk: 1. Gerrit frederik van renesse, welke zyne moeder opvolgde. 2. Hendrik van renesse,' zynen broeder opvolgende, en 3. Anna van renesse,in latercn tyd vrouwe van Asfendelft. VIII.  en kleefsche oudheden 381 VIII. Gerrit fredrik vajj renesse van elderen, Heer van Asfendelft, ftierf zonder kinderen na te laten op den 10 maart van het jaar 1653, en werd dus, door zynen broeder opgevolgd, zynde IX. Hendrik van renesse van el. deren, Heer van Asfendelft, welke ongehuwd overleed op den 5 augusfius van het jaar 1662. Hem volgde X. Anna van renesse van elderen, vrouwe van Asfendelft, mede ongehuwd overleden. De Heer ampzing zingt van deze erfopvolging van het geflacht van renesse op die van assendelft, het volgende,in zyne befchry. ving van Haarlem, bladz. 25: De dienst, die Asfendelft het HaarlemschHuis voordeezen ,, Door houwlyk heeft betoont, wordt haar nu weer bewezen, . „ Alzoo het Huis seness zyn ondergang mei wreekt, „ Nadien ook. deze tak (*) hier manlyk oir ontbreekt." XI. George frederik van renesse. Baron van Elderen, Manfuy,Heer van Asfendelft, na den dood van anna v an renesse, narri ook den tytel aan van Baron van Haarlem, in navolging van eenigen zyner voorzaten, gelyk blykt uit het billet van waarfchouwing in hetjaar 1668, op den 15 july gedrukt, en alöm,zelfsin Haarlem aangeplakt; waarby hy eenen iegelyken herinnerde om zyne achterlenen te verheffen. Hy verkocht de heerlykheid en het huis van Haarlem , en droeg dezelven op aan den Heer kornelis fanniüs, op den 27 juny 1669. In later tyd (*) ASSEKDILII.  382 kabinet van nederlandsche tyd verkocht hy ook de heerlykheid van Asfumburg aan XII. Joannes wuitiers. Heer van Asfumburg en Heemskerk. Deze heeft zich in het jaar 1685 bekendgemaakt door een fraai latynsch lofgedicht vóór de bybelfche gezangen van laürens bake, Heer vanWuherhorst, geplaatst. Hy vermaakte by uiterften wille gemelde heerlykheid aan zyne echtgenote debora bake. XIII. Debora bake, zuster van den voornoemden dichter; zy ging eene twede echtverbintenis aan, en bragt daardoor deze heerlykheid over aan XIV. Eustatius Baron van bronkhorst; van dezen is dit prachtig en vastgebouwd huis, in den jare 1694 door verkoop overgedragen aan het oud en edel geflacht van DEütz, en wel eerftefyk aan den Heer Mr. XV. Jean deutz,Vryheer van Asfendelft en Asfumburg, Heer van Heemskerk en Nootdorp, Schepen en Raad der ftad Amfterdam, welke by zyne echtgenote maria boreel, oudfte dochter van vrouwe isabella coymans, en jacob boreel, Heer van Duinbeek, Burgemeester en Raad der ftad Amfterdam , en meer dan eenmaal gewoon en buitengewoon afgezant aan Koninglyke en Vorstelyke hoven, gewonnen heeft zes zonen en eene dochter, namentlyk : 1. Jean deutz, welke zynen vader opvolgde. 2. Jacob deutz. 3. Willem gideon deutz. 4. Gerard deutz,kapitein ter zee,onder het Edelmogend Collegie ter Admiraliteit te Amfterdam. S. An-  en kleefsche oudheden. 383 5. Andries adolf deutz. 6. Maria isabella deutz. 7. gldeon salomon deutz. XVI. Jean deutz, werd Vryheer van Asfendelft en Asfumburg, Heer van Heemskerk ,Hoog~ dorp, Nootdorp, Riewyk enz., na den dood van zynen vader, voorgevallen den 19 november 1719. Hy werd Schepen der ftad Amfterdam, en huwde den 19 april des jaars 1718, met kor- nelia maria bors van w a v e r e n, doch- ter van vrouwe katharina gadin en kornelis van waveren, Heer van Leusden, Hamersveld, Dronkelaar enz., Schepen en Raad der ftad Amfterdam (*). Het huis te Asfendelft, in de oude jaarboeken vermeld, moet naauwkeurig onderfcheiden worden van het huis Asfumburg; het eerstgenoemde ftond in het dorp van dien naam, en was in vroegere tyden de woonplaats der Heren van Asfendelft, gelyk Asfumburg zulks in vervolg van tyd geworden is. Hethuiste^Zs/è»^^, ookfomtyds Asfendelftsburg genaamd, werd reeds in het jaar 1425, benevens de huifen te Brederode, Heemftede en andere floten, den hoeksgezinden toebehorende , door de Haarlemmers en kabeljauwsgezinden om verre geworpen, en is nimmer weder opgebouwd; maar ruim eene eeuw later werd (*) Uit dit huwelyk fproten vier kinderen, van Welken do derde zoon cornelis deutz vak assendelft, Heer van Heemskerk, IVyk op Zee en Wyk aan Duin, huwde met zyne nicht maria deutz, verwekkende daarby drie zonen en eene dochter. De tegenwoordige Vryheer van Asfendelft en Asfumburg is de Heer Mr. andries adolf deutz van assendelft, Heer van Heemskerk, Wyk op Zee èn Wyk aan Duin enz.  384 kabinet van nederlandsche werd het huis Asfumburg by oud Haarlem gedicht, hetwelk hoog en laag rechtsgebied voert, en van hetwelk de Heer ampzing, onder vele andere fchryvers, het volgende zegt: „ Dit moet ik hier ook nog van AlTAimburg verklaren, „ Dat dat het halsrecht voert voor vele hondert Jaaren, „ Hoe het in hooger magt een hooge vierjchaar fpant, „ Tot Jlraffe van 't geboeft, tst zuivring van het Land. 't HUIS te BR EDERODE, In noordkennemerl and. •Thans wordt hetGraaflyk huis te Br ederode het -onderwerp van onze befpiegelingen befchryving. ■Rademaker heeft het gegraveerd in den jare 1695. Het is gelegen in den banne vm Velzen, gedeelte van Noord-Kennemerland, op de fcheiding van Zuid- en Noord-Kennemerland, omtrend anderhalf kwartier-uuren gaans ten noorden van de kerk van Bloemendaal, en byna drie kwartieruuren ten zuid-westen van het dorp Velzen. De mededogenswaardige overblyffelen van dit flot, een der oudfte, heerlykfte en beroemdfte floten in Holland, hebben in alle de af beeldfelen, welken men van dezelven gemaakt heeft, zeer vele over-  en kleefsche oudheden. 385 overeenkomst, het zy men de tekeningen van den grotenkonstenaar p. zaanredam;j. van de velde; k. rochman, of dievan j.goeree; j. schynvoet, en twee byzondere tekeningen van van der ulft; het zy men onze tekening omtrend dit onderwerp in befchouwing neme. Te recht zingt ampzi n*g van dit kasteel: „ Het Graqfiyk oud gefticht, nu jammerlyk geschonden ,, Door oorlog en geweld, en metter tyd verflonden „ Door v ongeval des tyds. Een al te fchoon Gebouw, „ En van te hogen naam, dan 'é zoo vervallen zouw* Ondertusfchen is de tekening van onzen konstoeffenaar rademaker zo naauwkeurig, natuurlyk en naar het leven afgebeeld, dat wy wederom met denzelfden dichter durven zeggen: „ Hier ziet gy breder o, getekent naar het leven, „ Zo aardig als 't ons pen of Jlift zou kunnen geven, „ Zo men 'f voor dertig jaar en zeven min een dag „ Door 't knagen van den tyd wel't meest verdorven zag, „ Schoon men aan het gewelt der muren en der jleenen „ Nog ziet dat dit kasteel zeer hoog heeft nitgefchenen." Meest alle de geloofwaardigfte en beroemdfte fchryvers onzer vaderlandfche gebeurteniffen komen in het jaar der ftichting en in den naam van den doorluchtiger] bouwheer genoegzaam overeen. Aarnout, Graaf van Holland, namentlyk, deed het bouwen in den jare 990, en zyn zoon diederik fchonk het, nog voor deszelfs volbouwing, aan zynenjongften broeder sifried, by anderen sicco en sivaart genaamd; deze voltooide het, en hield op het- I. deel. B b zei-  g8S kabinet van nederlandsche zelve menigmden zyn verblyf, waarin hy door velen zyner nakomelingen gevolgd werd. Het cigentlyke jaar, waarin dit flot volbouwd is, vindt men nergens opgetekend , doch dat 'er een ruim getal jaren tusfchen de grondlegging en volbouwing moeren verlopen zyn, blykt daar uit, dat de oudfte zoon van Graaf aarnout, die. derik genaamd, niet meer dan twaalf jaren bereikt b^d, toen zyn vader te Winkel, gelegen tusfchen Medenblik exxKolhorn, in West-Friesland', in den jare 993 fneuvelde. Dit bewyst de rymkronyk van broeder klaas kolyn, monnik te Egmond, gefchreven omtrend hetjaar 1170, en dus de eerfte van alle vaderlandfche gefchiedfchry veren. By hem leest men: hem JCcenout ontvet/ €nbe tcaSfe te ©inMelttu; tegen/ ©aec toucse fd efljgen / <ên ü Jpciefen fifeioen 't pabt. ütier bleef beringen/ bat gpt getotf/ tl jonger ïlsce H&et ben jincn in tt tere/ 2CCsS i fapf jaec bab benefit/ &ine Mtün$ toaren Ucfit. ©e autffe t'coaelf jaren getoefen. ©itf bug 't ftant alom fn btefen. Mul is stoke, de op hem volgende rymkronykfchryver, ftemt daarin met hem overeen, zeggende: ©pfjaer ftabbefjün fianb/ 2Clfe grabe befe ^ollanb. £tne fttnbere ©febetic en giiiaerb ©acrn janc en onbetaaetb:  en kleefsche oudheden 387 ©nutsfie foabbe cune ttoatlf jaft/ 5^ujei pont trant in groten baer. Op deze wyze vervallen de beuzelaryen, wegens den naams - oorfprong van Brederoede of Brederode, waarvan fommigen zo veel gedroomd hebben. Men vertelt namentlyk, dat dejongfte zoon van Graaf aarnout,sifried genaamd, wegens het ombrengen van eenen gunsteling zyns vaders, naar Friesland gevlucht zynde, aldaar gehuwd was, cn twee kinderen verwekt had, aleer hy, by gelegenheid van het trouwfeest van zynen broeder diederik, op hetwelk hy ontboden was, wederom in Holland terug kwam, en op het voornoemde gastmaal door zynen vader in genade werd aangenomen. Men voegt daar by, dat Graaf aarnout, op voorfpraak van eenige bruilofts-gasten, zou gezegd hebben: ik zal my. nen zoon Si/ried in Holland breden roeden uitmeten, en daarvan de naam van Brederode zynen oorfprong verfchuldigd ware. De hoogleeraar boxhorn zegt omtrend die benaming, in zyne aantekeningen op de kronyk van johan veldenaar, dat hy in de taal der oudfte Duitfche en met dezelven in gemeenfchap ftaande volkeren , bevonden heeft, dat het woord Brederoede betekende: een landrechter; een opperfte; gefteld om recht te' doen en te plegen; en dat in een oud woordenboek der oude Duitfchen, Franfchen en Brittoenen, welke taaien nog hedendaagsch in Weh-Engeland gebruikt worden, opgetekend ftaat: Breyr, Brehyr; Baron, Vryheer; Breydir, Barony of vry. heerlykheid; en Breynes, Barones/}. Nog hedendaagsch noemt men in Braband eenen zekeren rechter van lyfftraffelvke misdadigers de roden roede ■ dezelve draagt, ten tyde van hetuitoeffenen van B b 2 eenig  388 kabinet van nederlandsche eenig vonnis, eenen langen en roodkleurigen ftaf; daarenboven is het aan eenen iegelyken genoegzaam bekend, wat men hier te lande door het woord Koedrager en roedragende bode verftaat; namentlyk een gerechtsbode of dienaar van den rechter en der rechtbank, door den rechter daartoe benoemd, en welke den laatften moet ten dienste ftaan in het dagvaarden en het aanleggen van den rechtbank. Hy wordt Roedrager genaamd, om dat hy eene roede of doorneftokje tot een teken draagt, hetwelk hy in de uitvoering van zynen dienst den lieden vertoont. Men kan dus uit deze en diergelyke vertellingen, geheel ftrydig tegens de aantekeningen der oudfte en beste fchryveren, zeer gemaklyk nagaan, op welke dromeryen de zodanigen gebouwd hebben, welken, om de oude geflachtlystenonzer Graven aan een te fchakelen, en de bronnen van benaming te vinden, zich in een doolhof van gisfingen en onzekerheden verward hebben, die hen in eenen poel van veelvuldige dwalingen heeft doen nederftorten. Alles dus wel ingezien zynde; na klaas kolyn en melis stoke , onze oudfte en beste gefchiedfchry veren gehoord, en hunne eenparige getuignisfen overwogen hebbende; zyn wy met den oudheidkundigen p. scriverius van gevoelen , dat sifried geenen manflag aan eenen van zyns vaders hovelingen gepleegd heeft; nimmer naar Friesland gevlucht is om den toorn zyns vaders wegens deze daad te ontgaan; veelminder aldaar getrouwd; door zynen vader opontboden; op de bruiloft van zynen broeder met denzelven verzoend, en door hem met brede roeden lands zou zyn begiftigd geworden; doordien, volgens de aangehaalde rvmkroiiykfchryvers, diederik, de ouder broe-  en kleefsche oudheden. 389 broeder van sifried, naauwlyks twaalf jaren bereikte, toen hun vader aaenout, in het jaar 993, door de Westfriezen verflagen werd, en met zyne echtgenote vrouwe lutgard niet eerder dan 980 in den echt getreden is; zo dat sifried, by het fneuvelen van zynen vader, niet boven de tien jaren kan bereikt hebben. Zou hy zich dan, nog een kind en niet boven de tien jaren oud zynde, aan eenen doodflag vergrepen en een huwelyk in Friesland aangegaan hebben? Dit immers loopt niet alleen tegen de waarheid zelve, maar ook tegens alle waarfchynelykheid aan. Derhal ven dolen boekenberg, en alle die genen welken hem blindelings nagefchreven hebben, hier verre van het fpoor der waar. heid, en brengen niet eene éénige bewysreden by, die eenen zekeren grond heeft. Wat ons betreft, wy houden ons aan de rymkronyken, welken tegens alle verhalen zonder bewyzen, ruim genoeg kunnen opwegen. Onze geloofwaardige rymkronyken gewagen van gene vlucht naar, noch van een huwelyk te Staveren in Friesland ; wel is waar ,klaaskolyn maakt gewag van eenen doodflag door sifried begaan, en melis stoke getuigt benevens hem, van een ongelyk huwelyk met een meisje van eene zeldzame fchoonheid, tetburge genaamd, wiens vader g os win uit Friesland afkomstig was; maar dit is voorgevallen te Kastrikum. De woorden van den Egmonder monnik in Graaf aarnout luiden: 8&ac an i toan nutter baat doeiic enfce &fbaert &fcfie gênant/ ti Icnace Slenooetfloeg/ öoerbare J3 b 3 43Tof0  390 kabinet van nederlandsche (COJB ï flSI kastrichem DflCC f <Ê£nC goswin wt frieslant, 6If. lEUtee gebolben en ontfaen/ i©aet ute ontftaen ©oer pjaten enoe topbe trien <©fte anbcre toberfen g^attf tietburg e natn ten tof be. SgnbjoeöerbJitöeontliben/ ' . <©p 't ïefïe tourbe et gebaingt <£a te i ban ftanemerlaingt €n ifeteflant gcbolt ober toare 3Segenj3 sin broebet openbare. En melis stoke zegt inhetlte boek, vs. S81. SCcnout toan an fijn topf Slutgaert «Enen ©iöeric / cnöe enen &tuaert / mt ^fitaert ^itfie gfiebeten toajS/ €n te «Cafïrkbem lufie bem bag / ©at biere een topf nam boer baet fcone/ Zy wyzen ons dus genoegzaam, als met den vinger, de redenen aan van het misnoegen van zynen broeder; niet dat van zynen vader, welke reeds lang te. voren overleden was, en dus moet men het toedeelen van landen en inkomsten, overeenkomstig de hoge geboorte en den ftaat van den zoon van eenen Graaf, om voornoemde redenen, geenfmts aan den vaderGraaf aarnout, maar aan den broeder Graaf diederik^» derdat , ten behoeve van onzen sifried toefchryven, en met den doorlezenen pieter van l o o, met verandering van den naam van vader en zoon, in dien van broeder en broeder zeg- &en: Graaf  en kleefsche oudheden. 391 Graaf didsik fchenkt zyn broêr, (weleer in arrenmoede Zyn hof en lant ontzegt) het aedlyk Bredenroede. Die Siefried,s vor/lengunst ftaaft met een duren eet; Waarop zyn br oeder al het ongelyk vergeet, Door hooffche vleijers hem ontydigh aengedragen. Maar nog een ander verfchil doet zich by de vaderlandfche fchryveren op. Sommigen beweeren, dat de eerfte uitgifte van de heerlykheid Brederode, in Kennemerland; anderen integendeel willen dat dezelve in Zuidholland, tusfchen de rivieren de Lek en Merwe zou gedaan zyn, ter plaatfe waar hedendaagsch de Alblasfer - waart gelegen is. Oudenhoven en paulus voet zyn van het laatst gevoelen, en om zulks te bevestigen, brengen zy verfcheiden aanneemlyke bewyzen by, en zelfs eenige handvesten door de Heren van Brederode van tyd tot tyd gegeven. Gemelde Heer voet getuigt, dezelven onder de oude ftadspapieren van Vianen gevonden te hebben, ftaande uitdrukkelyk in de handvest van den Heer diederikvanbrederode, gegeven op vrouwendag in hetjaar 1366: allen den genen die deezen brief zullen zien ofte hooren lezen .falut: doen wy verf aan Diederik, Heer van Brederoede, dat wy gegeven hebben, en geven Heer Qtto, Heer van Arkel,onzen lieven neve, Lieer Jan van Herlaer, Heer van Ameide, ende Willem van Slingerlant, haren luiden ende landen, dat nu ter tyt uitwatert tot Gicffcndam; eenen vry en watergank met ons gemeene, gaande door onzen lande en vrye Heerlykhede van Brederoede, duwende tot eeuwigen dage tot den lande van Liesvelt toe ende daarna. Zy doen hierby de handveft, op Agnetendag van den jaare 1387 gegeven door Heer Rei> nout van Bredenroede, luidende : Wy Reinout, B b 4 „ Het- .  392 kabinet van n e d e r e an d s c he „ Heere van Brederoede ende van Gennip, doen kont „ allen luiden, die deezen brief zullen zien ofte hoo„ ren lezen, dat wy aangezien hebben, dat onze goede „ luiden van Papendrecht,van Vinkenlant ende van „ der Matena zwaarlyk verdykt zyn ende dikwih menige groote fchade geleden hebben ende ddgelyxnog „ lyden by hooge zeegangen ende groote ofwateren, „ daar haar dyken dik mede breken, daarom ts t dat , wy onzen goeden luiden voorfchreven hebben ende \\ geven, die nu ter tyt wonagtig zyn in Papendregt „ binnen Vinkenlant ende der Matena, alzo verre als onze Heerlykheid gaat tot deeze drie fteden voor„ noemt' Watlaager: „ voort zoo gelooven wy ,, onzen goeden luiden voorfchreven, die wonagi / w, „' ofte wezen zullen binnen deezen Banne voorfcl.re„ ven, dat wy, nog onze nakomelingen, nog hart na,, komelingen nimmermeer fchatten nog bidden en zullen met dwange, nog geenderhanden dienft vergen van hun te hebben van Erve of van goede, dat zy " mg hebben of namaals krygen mogen in onze landen van brederoede tusschen " lekke ënde merwede." En nog verder • „ Ende zo wie zy ontfangen ende ontfangen , werd, die geloven wy in onzen van bre- deroede tusschen lekke ende " m e r w e d e alles rechts te laten genieten? Doch hoe zeer de woorden dezer handvesten en andere getuignisfen der bovengemelde twee oude vaderlandfche gefcldcdfchryveren het gevoelen fchyncn te bevestigen, dat de heerlykheid Brederode nergens anders dan in Zuidholland moet gezocht worden, ik kan echter gene genoegzame, redenen vinden, om, volgens hun gevoelen, deze heerlykheid zo naauw bepaald alleen in Zuidholland te zoeken. Zou men niet met meer grond mogen voor- on-  en kleefsche oudheden. 393 onderftellen, dat de heerlykheid van Brederode, zo wel uit landen in Zuidholland als uit landen in Kennemerland gelegen, te famen gefteld geweest zy ? De uitdrukkingen omtrend de befchryving der heerlykheid van Brederode in de zo even aangehaalde handveste , voeren zelve tot deze gedachten, aldaar ftaat nadrukkelyk: Onze landen van Brederode NB. tusschen lekke en merwede, hetwelk als eene onderfcheiding van andere onderhorige goederen der heerlykheid van Brederode betekenen kan; en waar anders zal men dezelven zoeken dan omtrend Haarlem, waar deze adelyke Heren, behalven zeer vele duinen, wildernisfen en andere goederen, ook daarenboven reeds in de tiende eeuw het prachtig kasteel Brederode bezeten hebben; waar het Bailluwfchap van Brederode gevonden wordt, hetwelk verfcheide plaatfen onder zich bevat, gelyk de huisluiden van Velzen; de welgeboren mannen van Velzen; Schor el, Kamp, Bergen, Zantvoort, 't Ooge? Dat men hier tegen zal willen inbrengen, dat Holland en Kennemerland in vroeger tyden onderfcheiden Graaffchappen geweest zyn, zal ik niet tegen fpreken; maar men zal my ook moeten toeftaan, dat zelfs de eerfte Graven reeds meesters geweest zyn van het een en ander Graaffchap, cn dat sifried, jongfte zoon van Graaf aarnout, by de meeste oude fchryvers, Burggraaf,dat is Ondergraaf of Stadhouder van Kennemerland genoemd wordt; ook zou Graaf diederik d& eerfte het houten klooster te Egmond niet gefticht en gene nonnen in hetzelve geplaatst hebben; veel minder, gelyk in vervolg van tyd, eenigen zyner nazaten aldaar begraven zyn; ware hy niet, gelyk melis stoke en andere geloofwaardige fchryveren zulks getuigen, meester geweest van B b S Ken-  494 kabinet van nederlandsche Kennemerland. Voegt hier by, dat de Graven diederik de eerfte en twede; aarnout de eerfte en diederik de derde, vele goederen en landen, onder Kennemerland behorende, aan het Godshuis te Egmond gefchonken hebben, gelyk te Vronen, te Calandzoog, te Heemskerk, IVimmenum, Asftum , Heilo, Velzen, Kastrikum, Oostdorp en elders, hetwelk zy niet gedaan zouden, en niet gedaan konden hebben, waren zy niet in de dadelyke bezitting van het gemelde land geweest. Daarenboven zou het ten eenemaal ftryden tegens de beste jaarboeken, wanneer men wilde beweeren, dat zelfs de eerfte Graven van Holland gene bezitters van Kennemerland'geweest waren. (*) Klaas kolyn getuigt zelfs, dat Graaf diederik de eerfte, na vele hachelyke ftryden en ftromen bloeds, meester geworden is van Westftriesland, aan Kennemerland grenzende ; hy fchryft met duidelyke woorden: 3!n befe STfberkfi^ tfben ID3aren beele toicfien en fïcften jaettcn ipn'efen/ tt'ne ne oulöcn j©aube norl) bülit bulsen (Coüj fi toojuen toale gebtoongen ©at je tem ober tjeare buloen. Dat door de Friezen hier gene Hollanders moeten verflaan worden, maar integendeel de Westfriezen, blykt in het vervolg, doordien onze fchryver , onder Graaf aarnout wederom van de Friezen fprekende, die door den Bisfehop van Utrecht (*) Zelfs Graaf diederik den III, is volgens melis stoke, in zyn ifte Boek vs. 1032, te Egmond, en dus in Keimemeüand begraven.  en kleefsche oudheden. 395 Utrtcht opgeruid waren , en dierhalven door Graaf aarnout niet gebruikt wilden zyn, veel minder hem eenige hulde doen, verhaalt, hoe gemelde Graaf daarna na Winkel in Westfriesland'gelegen , optrok, om den Friezen aldaar flag te le. veren. Hy gebruikt byna dezelfde bewoordingen omtrend deze Friezen in het leven van Graaf diederik den derden: 3Crenoutjj ouöfte boette tfe ®e rije tftiefen al 30 mie Belten ontfaen/ toie sin faöer/ ©u£ liet ije te gaber 3>en peisi/ bat sesfefi beraben iBetser iem huiben toouben of flaen/ Cf föiefen na rfpen rabe €nbe tibrefenboir fftabe <&a totafie boit tt$ <©raben boft iaben CfeöevMc geboft. &e toalben (cm ftulben. (*) Eene andere zwarigheid door fommigen opgeworpen, als of het flot Brederode in Kennemerland het Hamhuis der breder oden zou geweest zyn, zal met mindere moeite kunnen uit den weg geruimd worden; want zy die vooronderftellen, of (*) Melis stoke zegt in zyn eerfte Bock vs. 897: In tfelve jaer begonften rïezen En ftriden die Weftfriefen Jegen den Grave Aernoude, De haer Here wefen zoude. Op Winkelmeet dat fi doe quamen Die Grave en tie Vriezen te famen.  396 kabinet van nederlandsche of voorgeven, dat dusdanige floten den naam aan de adelyke geflachten gegeven hebben, bouwen op losfe gronden, ten zy men men daaromtrend eenige bepaling vooruit ftelle. Dikwils, ik ftem zulks toe, heeft men in de gefchiedenisfen daarvan de voorbeelden; maar ook in tegendeel heeft men niet zelden gezien, dat de huizen naar de geflachten genoemd zyn, gelyk by voorbeeld het huis te Kleef, gelyk wy in het vervolg zien zullen, door willem kiezer, Hofmeester van Margarieta van kleef, echtgenote van Graaf diederik den zevenden, en omtrend den jare 1392 geflicht, naar voornoemde Gravinne genoemd werd; Albrechuberg naar den heiligen adelbertüs; 't huis te Britten, naar de daar tegen over leggende Brimenen ; en het huis OudHaarlem naar het edel geflacht van dien naam. Alles nu omtrend het huis Brederode naauwkeurig naargezien en gade geflagen hebbende, moet het ftelfel, dat het huis Brederode, den naam aan dat geflacht zou gegeven hebben, ten eenemaal vervallen; duidelyk in tegendeel kan men bewyzen , dat het geflacht der b r e d e r 0 d e s aan het kasteel deszelfs naam gefchonken heeft; want allerwaarfchynelykst moet de oorfprong van dien naam afgeleid worden van het ampt van Landrechter over Kennemerland, hetwelk volgens de aangehaalde getuigenis van den Heer boxhorn in de oude duitfche taal Brederoede betekent, en waarmede Graaf, diederik de derde, zynen broeder sifried befchonk. Doordien nu voorgemelde sifried, tot rechter, burggraaf of Brederoede verheven was, is het zeer waarl'clry. nelyk, dat hy dit huis in Kennemerland zal volbouwd hebben, tot eene aangename vcrblyfof gerechtsplaats van het rechtsgebied hem alhier  en kleefsche oudheden. 397 hier aanbevolen, toebetrouwd en hem onderhorig. Het is dus een' nietsbeduidend verdichtfel, dat de brederodens dit huis in later tyd zouden gefticht hebben, om digt by het hof te zyn, toen de Graven van Holland, opperheren van deze landen geworden zynde, in dezen omtrek by eenen berg, den heiligen Adelbertus toegewyd, hunne zitting en gerechtsplaatzen gekozen hadden. Ik noem het met zeer veel gronds een verdichtfel, hetwelk zonder eenige waarde is en zich zelf tegenfpreekt; want het huis te Albrechtsberg,óe fchatkamer en het hof der Graven, werd eerst door flor is den tweden in het jaar 1122 gefticht; daar integendeel het huis Brederode reeds in het jaar 990 gebouwd werd, gelyk wy zulks hierboven uit de geloofwaardigfte gefchiedfchryvers aangetoond hebben. Het is te verwonderen, dat oudenhoven, anders een man, welke om zyne geleerdheid verdient geacht te worden , het vreemd gevoelen mede omhelsd heeft, dat het huis Brederode geen Hamhuis, maar alleen een verblyf en woonhuis der brederodens geweest zy; daar men, de gronden van zyn gevoelen bedaard overwegende, niet eene eenige redeneering vindt, welke de toets van het gezond oordeel zou kunnen doorftaan. Wy hebben hier boven gezegd, hoe vele latere fchryvers, om hun ftelfel goed te maken, dat de heerlykheid Brederode alleen in Zuidholland moet gezocht worden, voorwenden, dat Graaf aarnout zoude gezegt hebben: hy wilde zynen zoon sifried in Holland, brede roeden uitmeten. Ik wist toenmaals niet naauwkeurig op wiens gezag zy zulks nederftelden; thans vind ik deze gezegden* onder het nazoeken,door joa n- nis  398 kabinet van nederlandsche nis a leidis, prior der Karrreliten te Haarlem, in zyn werk De origine <3? rebus geftis dominorum de Brederode , door den Hooglceraar a. matthjeus, in het twede ftuk zyner Analeïta veteris cevi uitgegeven, opgetekend, maar (een doorflaand bewys in hoe verre latere fchryvers fomtyds van de waarheid afdwalen, om hun aangenomen gevoelen aanneemlyk te maken) met eenen geheel anderen zin en in andere uitdrukkingen ; waardoor dan myne ter nedergeftelde gedachten ook in dit ftuk volkomen bevestigd worden. ,, lek fal (zegt de Graaf by gemelden Karmeiiet) Syphridus, mynen Zoon, al en heeft hys „ niet wel verdient, geven Brederoeden, ende ruim gej, meten,voor fyn deel NB. tot veel Plaatfen,gelegen „ in Holland, alfo dat hy fynen ftaat eerlicker fal „ mogen y(teren, ende uyt dit woert fo fyn die heren „ van Brederoede genoemt die heren van Brederoeden. Grave Amulphus die gaf Syphrido, fyn foen, als „ dat hy wefen foude NB. burghgrave ende rechter „ van Kermerlant ende van IVeftfrieftant fyn leven lanck, ende NB. daer na fo gafhy hem noch een „ Cafteel, dat die felve Grave Amulphus had doen funderen ende en was noch niet al volmaect, ende 3, dat wert voltimmert endewert geheten Brederoeden: ende gaf hem NB. daer toe veel Dorpen ende gruyt. „ geit, ende Slufen ende ander goeden, gelegen tus„ ftchen den water,dat Merwe ende Lecke hiet, ende „ de Ghyften heyt, ende van NB. dat al dat tftamen fo wert gemaect een heerfcappie, ende hiet de heerfcappie van Brederoeden." Daarenboven hebben wy uit kla as kolyn en melis stoke aangetoond, dat deze gift niet door Graaf aarnout, den vader van s ifried, maar door Graaf diederik den derden , zynen broeder, gedaan is. In dit gevoelen blyf  en kleefsche oudheden. 399 blyf ik volharden, en durf opentlyk beweeren, dat gene fchriften van het klooster-yc» Blandelle of Blandinie, welken verhalen dat Graaf aarnout in den jare 998 nog zou geleefd, en dus 15 jaren geregeerd hebben, kunnen gelyk gefteld worden met onze oudfte engeloofwaardigftekronykfchryvers in het aantekenen van zaken, welken tot ons land betrekkelyk; waar in zy geboren zyn; gelegenheid gehad hebben om alles naauwkeurig te onderzoeken, en de gefchriften van Egmond en andere plaatfen van ons land te doorbladeren; terwyl de Blandinifche fchryver een vreemdeling geweest is, en de zaken van ons land niet oorfprongelyk, maar uit de aantekeningen van anderen, te boek gefteld heeft. Deze heerlykheid werd weleer ten kwaden leene (*) van de Graaflykheid van Holland gehouden; (*) De lenen zyn by ons in twee foorten verdeeld, ingoede en kwade lenen. Kwade leden zyn de zodanigen , welken door onze voorouderen ook rechte lenen genoemd worden, en op de oudfte naaste van het mannelyk geflacht onder de wettige kinderen en verdere af komelingen van den laatften bezitter verfterven, of by gebreke van dien, wederom aan den Heer vervallen, en niet opzydelinien.kunnenovergebragt worden. Goede lenen zyn de zodanigen, die men met eenen anderen naam ook onfterfelyke lenen noemt; dezelven vervallen niet, zo lang 'er eenig afftamrnelingaan de zyde van den man of de vrouw gevonden wordt, welke by verderving erfgenaam van den laatften bezitter zou kunnen zyn; zy gaan altoos op de oudfte en naaste namagen over, doch by voorrecht op het mannelyk geflacht; zodanig, dat by voorbeeld de jongere broeder voorgaat voor de oudere zuster. Zodanig zyn meest alle de Hollandfche lenen; dezelven mogen verkocht, verruild, weggegeven, belast en bezwaard worden by het leven van den leenman, behoudens het recht van benadering voor den leenheer of anders zyne hofrechten, zynde dezelve de onkosten, welken by het verly of vernieuwing van een leen moeten betaald worden aan den Stadhouder of Registermeester der leer.en. Ook mag de leenheer in dat geval de  400 KABINET VAN N EDERLAND SC HE tot dat de Heren Staten van Holland en Westfries* land den 21 december van het jaar 1578 dezelve op de heergewaden benaderen; zynde de vereeringen welken de leenman den leenheer verfchuldigd is, wegens het verly, en gemeenlyk in eenen valk , havik , fperwer of iets diergelyks . beftonden, maar welken in later tyd voor zekere fomma afgekocht werden. Hoewel de leenman zyne goede lenen verkopen mag, hy heeft echter het recht niet om. dezelven by uiterften wille te vermaken. Altoos moeten zy den wettigen opvolger ta beurt vallen , ten ware hy tot deze buitengewoone vermaking een fpeciaal oclroy van de hoge Overigheid verkregen had, hetwelk zeergemaklyk te verkrygen is. Lenen in het algemeen, waren weleer onroerende goederen, welke aan de eene zyde de befcherming van den leenheer hadden, maar ook aan de andere zyde in de verpligting ftonden yan manfchappen en heergewaden te moeten opbrengen. Hy die het leengoed bezat, werd Vafal, en die geen van wien het leen werd verheft, de Leenheer genaamd. De oorfprong van het leenrecht is onzeker. Zo veel is gewis, dat in deze landen alle die genen welken aan den Graaf eenigen van hunne goederen opdroegen, of van denzelven ter leen ontfingen, in zeker boek opgetekend werden , Vasfaticum genaamd; en nadat deze gegeven goederen van meer of minder aanzien en magt waren, ontfingen alle de opgefchrevenen den naam van Vasfi of Vasjalli. Met behulp van dei zen vermogt de Graaf terftond of daarna onder het beleggen van eene ftille waarheid, (pracedente informatione) alle misdadigen, welken door hem moesten vervolgd worden, zonder de aanklagt der beledigden af te wagten; te vangen en in zyne gevangenis te welpen, tot dat zy ter behoorlyker tyd en plaats voor eene wettige vierfchaar werden te recht gefteld. Dit te rechtftellen gefchiedde op eenen vastgeftelden dag by klimmende of winnende zon, in des Graven geding, voor daartoe bevoegde en genoegzame edele of welgeboren mannen, naar gelang dat de misdadigers uit edelen bloede of van burgerlyke af komst waren. De Graaf hield by eenen zodanige gelegenheid, ampts- en eedshalve, een uitgetogen zwaard in zyne hand, en zonder daartoe door de beledigden verzocht te zyn, moest hy zyne aanklacht doen wegens oproer , moord, vrouwekracht en raaroof of het beroven van dode lichamen in de graven van hun doodkleed. Alle deze misdaden waren pulihica crimina Majestatis. Alle aanklachten integendeel wegens mindere misdaden, gelyk man-  èn kleefsche oudheden. 4~t ■öp vertoog en requeste van den Heer reiN out van brederode den vierden van dien naam, in een orivêrfterflyfc mans-leen veranderd hebben; zodat, de eene linie ontbrekende, de zo nen van de andere linie daarmede konden verlyd worden. Gemelde ontheffing is op den 22 ■ oótober van het jaar 1599 door dezelve Staten ,ter gunftc van den Heer walraven van 'brederode, nader bevestigd, fluitende het . oclroy met deze aanmerkelyke bewoordingen: Zo is 't, dat wy, de zaken voorsz. overgewerkt, omme het voorgenoemde huis van Brederoede, wezende „ van den edelfte ftamme ende een van de oudfte aft ■,, kom ft en binnen den voorfz. Lande, in haer wezen te mogen houden, tot eere, reputatie ende dien ft en van ,, denzelven Lande, uit onzer rechten wetenfehap, volkomen maght ende authoriteit gegunt, geaccor'deert ende geoSirojeert hebben, gunnen, accordeer en ende oc. manflag, wonden, hoon, diefftal en gemene roveryen , werden ten voorfchreven dage en ten overftaan van den Graaf, door die genen gedaan, welken vermeenden beledigd te zyn, en wel zodanig, dat by aldien de beledigden niet goed vonden by den Graaf deswegens te klagen, hy de vierfchaar niet vermogt te fpannen om recht te oeffenen, ingevolge de oude ftel regel: waar een klager is, meet een rechter zyn, maar waar geeii klager is, mag geen rechter zyn. Dit ging zo verre, dat ingevalle de Graaf weigerde of verzuimde de begeerde vierfchaar te fpannen, alles, van dien tyd af, van generwaarde was, wat hy mogt ondernemen. Echter vermogten de Graven, Bailluwen, Schouten, Schepenen of Raden derfteden, des verzocht zynde of niet, de partyen te bevredigen, deze bevrediging naar te komen, op verbeurte van zekere penningen, ten behoeve van den Graaf en der fteden , of wel op zwaardere ftraffen. Deze vrede werd tot eenen bepaalden tyd voorgefchreven; fomtyds moest dezelve jaar en dag, fomtyds minder tyds, en dikwils Hechts eenige rechtdagen daüren-, om dus middelerwyl den beledigden, het zy door verzoening of gemelde vonnisfen, genoegen te geven. I. deel. Cc  402 kabinet van neherlandsche „ oclrofeeren by deezen, dat (NB.) alle Domeinen, „ Duinen, Heerlykheden, Ambagten ende Goe„ deren van denzelven huize van Brederoede, „ tot nog toe gehouden van de Graafelykheit van „ Hollant, als een rechtten, voortaan als een on„ verjlervelyk Mansleen by den Remonftrant en zyne "„ wettelyke mannelyke defcendenten endcManserven, „ die wettelyk van den naem ende Wapenen vanBre„ derode zullen zyn, gehouden zullen worden, ende „ altyt fuccedeeren op het naefte Manshooft, wezen„ zende van de naem ende Wapenen van den voorfz. ,, huife van Brederode!' Voor het jaar 1204, zyn omtrend dit gebouw gene merkelyke veranderingen voorgevallen. Doch Graaf lodewyk van loon met ada, eenige erfdochter van Graaf diederik den zevenden van Holland, in het zeventiende jaar haars ouderdoms, door de bewerking van hare moeder alyt van kleef, en tegens de toeftemming der ridderfchap en Staten dezer landen, in het huwelyk getreden, bragt Holland, in het voornoemde jaar, weder onder zyn geweld; vervolgde alle, die genen, welken met Graaf willem, vaders broeder van ada, tegens hem famenfpanden, en na vele adelyke kastelen vernield te hebben, ftak hy ook dit huis m den brand en Hoopte hetzelve voor het grootst gedeelte Melis stoke getuigt dit in zyn derde boek, vers 225 tot 230, welke plaats wy bladz. 295 reeds hebben aangehaald. Een diergelyk noodlot onderging Brederode na deszelfs herftelling, in den jare 1426, door de kabeljauwsgezinde Haarlemmers, om wraak te nemen op den Heer willem van brederode, welke de hoeksgezinden, die met vrouwe iacoba van beijeren tegen Hertog PHr- J LIPS  en kleefsche oudheden. 403 lips van bourgondien opgetrokken waren , ten ftryde gevoerd en de Haarlemmers bygeftaan had. Als razende trokken zy uit Haarlem , en vernielden in weinig tyds de huizen te Brederode, Heemftede, Asfendelft en anderen, het welk de Y-ftroom-dichter, in zyn vierde boek fc op de volgende wyze befchryft: Nu weent hy op 't gezicht der afgeftormde floten, Die hy voorhenen 't hooft zagh aan de wolken floten ; 't Geweldigh Mereftein en Banjaert, wydt ontzien, Vry floten van beroemde Outhollandfche Edelliên, Door vuur en zwaart vernielt, met Torens en Rondeelen Te gronde weggerukt in 't barnen der krakkeelen. Het ftamhuis van Heer Lem, de wyk van Kermerlant, Een wonder van die eeuw, om zyn gebiet en ftant, Nu deerelyk getrapt, gerekt uit al zyn leden, En 't grof gebeente met het kouter doorgefneden: 't Huis Heemskerk, erf gebiet van 'f adelyk geflagt, En brederoe verweeft,toen 'f gantfche Land verkragt Van Burgeroorlog, al de magt der Baanderheeren En Edelen in 't velt elkandren zag braveeren. „ Ten leften ( fchryft" broeder Johannis a ,, Leidis de orig. <5? geft. D. D. de Bred. Cap. „ XLIV) zo werd Joncker Willem Momber „ alleenlyk over die goeden te Brederoeden, en„ de hy gaf hem felve alfo feer tot die partye, „ die doe in Hollant regneerde, dat die Cabel„ jauws partye tot Haarlem dat Hoff tot Brede. „ roeden nedergeworpen, dat al te fchonen Cafteel plag te wefen." Sedert dien tyd werd het flot herbouwd, en bleef in eenen bloeiënden welftand tot na het jaar 1418; toen Reinout, agttiende Heer van Brederode, door het overlyden van zyne moeder C c % jq.  404 kabinet van nederlandsche T o h a n n a, erfdochter van Vianen en Ameide, in het gemelde jaar voorgevallen, deze heerlykheden erfde, het huis te Brederode verliet, en zyne woning nam op het kasteel Bate/kin by Vianen. Zyne nakomelingen volgden daarin zyn voetfpoor; het aloude Brederode bleef eenzaam le^en, en alleen door eenen rentmeester bewoond wordende , geraakte het langzaam in verval. Op het jaar 1628 was, volgens het getuigenis van den dichter ampzïng, johan van wyngaarden, rentmeester van de goederen van Brederode, tegens welk kasteel men alvorens een gemaklyk woonhuis gebouwd had. Dezen, en het federt dien tyd verlaten van Albertsberg door de Hollandfche Graven, waren de eenige oorzaken van het verval van Brederode, en geenfmts het onvermogen dezer Heren, gelyk fommige fchryvers ten onrechte hebben voorgegeven; immers uit dezelfde fchryvers wordt men integendeel volkomen overtuigd, dat zy ryk genoeg waren om veel meer dan de nodige kosten tot het onderhouden van dat kasteel te kunnen dragen. In het jaar 1397, bouwde j 0 h a n de twede, zestiende Heer van Brederode, eene kapel by zyn kasteel, behorende onder de Parochie van Velzen ,waar jacob pieterz in hetjaar 1452,en "johan scribius in het jaar 1534 als kapellanen voorkomen, welken deze kapelle bediend hebben. Jan gërbrandz van leiden fprcekt, lib. 31. pag. 56, van deze ftichting en den oorfprong derzelve, met de volgende woorden: „Johan, Heer van Brederode, is naar lerlant j, gereist, om het vagevuur van St. Patricius te be-, " zoeken. Hy is daar ingegaan ten tyde van de 'ï vasten, en is op St. Odulphus-dag weder t'hiis » ge-  en kleefsche oudheden. 405 „ gekomen. Hy heeft in de zantpoort een kapel as gefticht, ter eere van den Jlmachtigen God en „ van den heiligen Patricius." Ik kan dus niet begrypen van waar het paulus voet ingevallen is, om deze kapel in Haarlem te plaatfen; alwaar de misdadigers, alvorens zy hunne ftraf ontfingen, de laatfte misfe plagten te horen; daar men van dit alles niet het allergeringften by ampztng of schrevelius, in hunne befchryvingen van Haarlem, gemeld vindt. De vierfchaar van het bailluwfchap van Brederode, wordt hedendaagsch binnen Haarlem, op het ftadhuis of Prinsfenhof, gefpa-ncn; alwaar mede de verpachting en betaling van des gemeenelands middelen gefchiedt, van welken Schepenen van Haarlem Commisfarisfen en rechters zyn; echter kan men van hunne vonhisfen by Heren Gecommitteerde Raden van Holland appelleeren. (*) HET (*) Sedert den jare 1783, is de Heer Mr. janvan stYidji, regeerend Schepen en Raad der ftad Haarlem, enz. aangefteld tot Bailluw en Stedehouder van de lenen van Brederode, en voornoemde Heer bekleedt ook tevens het ampt van Houtvester der houtvesteryen aldaar. Cc 3  40<5 kabinet van nederlandsche het DORP VELZEN, In noord-kennemerland. Velzen, een beroemd dorp in Noord-Kennemerland, wordt in het register der Utrechtfche kerkgoederen Velefa, en in den verdragbrief tusfchen den Bisfehop van Utrecht en den abt van Epternach, in het jaar 1604, Velferehurg genaamd. Het dorp heeft eene moederkerk, en het is een algemeen aangenomen gevoelen, dat deze parochie-kerk, door willebrordus zelve gefticht , eene der vyf zogenaamde moeder- of alleroudfte kerken van geheel Holland is. • In de kaarten van den Heer alting, Tab: 5 en 7, vindt men het boven Bredei-ode getekend, met den naam Velzereburg; doch by melis stoke en in den giftbrief van Graaf d i e d e r i k den V, in den jare 1084 verleend, leest men Velzen, gelyk het nog hedendaagsch wordt gefchreven. Sommige fchryvers wanen, dat het dorp certyds Bevervoort plagt genoemd te worden, doch dit is eene mening zonder het geringst bewys. Anderen beweren, dat Velzen deszelfs naam ontfangen heeft uit het woord FeUefon; een woord, het welk door hun uitgedacht is, hoewel zy voorwenden, dat het oorfprongelyk zyn zoude uit zeker gezegde van Graaf d i e d e r 1 k den I, by gelegenheid dat kar el de kale, Koning van Frankryk, wegens een verfchil, tusfchen ge- mel-  vejlsen 26ij. Vee sen t£3o.   en kleefsche oudheden. 4°7 melden Graaf en den Heer wollebrantwz* Egmond gerezen, deswegens uitfpraak gedaan en gezegd had, dat het een Felle - foen was. Een vreemd voorgeven inderdaad, hetwelk door generlei bewys van eenig oud en geloofwaardig fchryver geftaafd wordt, en zonder de getuigenis van,welken ik het te veel gewaagd reken, om dus vrymoedig van oude voorvallen te {preken, en diergelyke vreemde namen van fteden en dorpen op eigen gezag te boek te ftellen. Het dorp zelf legt vier-en-twintig honderd roeden of een en een half uuren gaans benoorden de ftad Haarlem, en zes honderd roeden bezuiden de kleine ftad Beverwyk; het heeft ten oosten het wyker meïr, en ten westen zeer hoge zandduinen, waar achter de noordzee. De ban van Velzen, onder welken de Zandpoort behoord, is van eene zeer grote uitgeftrektheid; hy behoorde tot in het jaar 1724 onder het bailluwfchap van Brederode; doch federt dien tyd is hy, volgens eene refolutie van de Heren Staten van Holland en Westfriesland, van den 9 december 1721, 9 january, 9 juny en 25 en 28 augustus van het jaar 17 23, binnen 's Gravenhage, in de kastelenye van Holland, voor eene ambachtsheerlykheid geveild , welke als een onverftervelyk leen van de Staten van Holland te leen gehouden werd, en is toenmaals, door den Heer gerritcorver, in dien tyd Schepen en Colonel en daarna Burgemeester der ftad Amfterdam, voor eene fomma van vyf-en-twintig duizend guldens ingekocht, met alle zodanige.prseëminentiën, voordeelen en lasten, als op de lysten daarvan uitgegeven, ftaan uitgedrukt; de voordeelen beftaan in het aanftellen van Schout, Secretaris, bode en gravenmaker, in de goed- en afkeuring van eenen beC c 4 roe-  408 kabinet van nederlandsche roepen predikant, zo lang de Ambachtsheer 'in der tyd den Gereformeerden Godsdienst blyft belyden; verder in eene jaarlykfche verkiezing van vyf Schepenen, twee kerkmeesteren, twee aalmoesmeesters en twee mergengeid-gaarders van het Hondschbosch, alles uit eene overhandigde lyst van een dubbbeld getal; daarenboven in de goedkeuring van een enkele! getal welgeboren mannen, en in het verleenen der commisfie voor fchoolmeesters en kosters, op voorfchry ven van regeering en kerkenraad. De jaarlykfche voordeelen van dit alles beftaan in het volgende: het Schoutsampt geeft vyf-en-vyftig guldens ; het ampt van Secretaris veertig, en ■ het ampt van bode en gravenmaker twee guldens; het derde ftuk van de noordduincn geeft honderd vyf-cn-twintig, het vyfde ftuk dier duinen honderd en veertig, het zesde ftuk achter den kruitberg negentig, het zevende ftuk eene gelyke fom, en de erf-' huuren twee-en-dertig guldens, vyf ftuivers cn drie penningen; voor het overige heeft deze heerlykheid de erfpachten en recognietie-gelden van twee droogbergen; dertien roeden duin benoorden Jan Gyzensvaart; een kraftje toegemaakt land met moeras, by het huis te Brederode; anderhalf morgen molenduin; de lange bilt, groot' agt honderd roeden lands, even door de zandpoort gelegen, cn eindelyk agt roeden breedte agtcr dc zandpoort, ter lengte van de hofftede van wylen den Heer abraham m o i s s a r t ; dit alles te famen, brengt op eene fomma van zes-en-tachtig guldens, negen ftuivers cn twee penningen; daarentegen doet het Schoutsampt jaarlyksch in de verponding vyftien guldens, zestien ftuivers, en dc vier ftukken duins, te fa.  en kleefsche oudheden. 400 famen honderd agt - en - twintig guldens, tien ftuivers. • De kerk, in onze twee koperen platen afgebeeld, is in eene latere eeuw gebouwd, en volgens de getuigenis van molanus, in zyne geboortedagen der Nederlandfche heiligen, ter gedachtenisfe van den abt engelmundus,' den' byzondcren patroon der Velzenaren, en tevens apostel van Friesland, ingewyd. Ik kan derhalven niet begrypen, waarom men deze kerk, onder 'de eerfte afbeelding van dezelve in het licht verfchenen, St. Tingmans kerk genaamd heeft. Bovengemelde molanus bewyst in het hier boven aangehaald werk, benevens p. opmeer, dat deze engelmundus een Engelschman, maar van af komst eeh Fries geweest zy; en dat hy, ten tyde van willebrordus, in Holland gekomen zynde , het Evangelium aan de Kennemers verkondigd heeft. Hy voegt daarby: Na veel arbeids „ de koorts gekregen hebbende, heeft hy de ziele in de „ handen van zynen Schepper overgegeven en is te Velzen ftatelyk begraven, alwaar ook water uit „ de aarde door zyne gebeden van zelfs opgewelt was." En nog verder van zyne wonderdaden lprckende, waaraan een 'iegelyk, wien het goedvindt, geloof kan liaan; zegt hy: „ St. Engclmundus heeft ,, nog by onzen tyd vele wonderwerken te Velzen ge„ daan, werd met baat aangeroepen tegens de tand„ pyn." Nog fchryft opmeer, en benevens hem hugo van heussen, in zyne befchry. ving der oudheden en geftichten van Kennemerland, dat men altoos zeer vele bedevaarten naar Velzen gedaan heeft, om dien heiligen tegens deze kwaal aanteroepen. Die aanroeping gefchiedde in het open veid, ter plaatze daar weleer eené Ces ka-  4IO kabinet van neDeRLandsChe kapel, ter zyner eere gewyd, zou geftaan hebben; doch deze procesfie is van tyd tot tyd, door de Staten van het land, fcherp verboden, en daartegen plakaten uitgevaardigd, gelyk den 23junyi587; den 10juny 1588; deni7j'anuary 1674, en den 28 july 1714. Opmeer voegt daarby, dat het bovengemelde water gelyk een ftroom voorby de verblyfplaatsvan engelm u n d u s plagt heen te vloeiën, en dat de overblyffelen daarvan nog in zynen tyd, namentlyk tusfchen de jaren 1526 en 1594, in het veld, digt by de kerk van Velzen, gezien, en door de gelovigen, gelyk hy dezelven noemt, met vele godsdienstigheid dagelyksch bezogt werden. De tyd, in welken de hier afgebeelde kerk gefticht werd, is ten eenemaal onbekend; het is nogthans zeker, dat zy reeds in wezen was voor den inlandfchen oorlog, gerezen wegens de onmatige heerschzucht en den geloofsdwang der Spanjaarden; zelfs komt het my zeer waarfchynelyk voor, dat dezelve kort na het jaar 1481 begonnen is, doordien de drieduizend Duitfche voetknechten, waarmede de Hertog albert van Saxen, Stadhouder van den Aartshertog maximiliaan, in het voorgemeld jaar in Kennemerland rukte, om het kaas- en broodsvolk te beteugelen en te ftraffen, het veel flimmer maakten dan voor dien tyd de oproerige boeren, nadien zy binnen Bevenvyk, Noordwyk, Zantvoort, Velzen en alom op het platte land vermoordden, roofden en in den .brand ftaken alles wat onder hun bereik kwam, tot aan de poorten van Haarlem toe. Zeker is het dat deze kerk, geduurende het beleg van Haarlem en zelfs na dien tyd, zeer veel uitgeftaan, cn door de foldaten van beide de partyen, aan muuren en bal.  en kleefsche oudheden. aii balken zeer veel geleden heeft. Molanus, in zyn meermalen aangehaald werk van de overblyffelen van den heiligen engelmundus fprekende, zegt: „ thans worden zy te Haarlem „ bewaart, om dat meest alle de huizen te Velzen, zo wel als de balken der kerke afgebroken zyn; „ hetwelk ten deele aan de Jlroperyen der vyanden, ten deele aan de nootzakelykheid van 'sKonings foldaten moet geweten worden." Men kan daaruit ligtelyk afmeten, dat de muuren weinigtyds daarna zyn ingeftort. De afbeeldfelen der kerk, door ons hier medegedeeld, zyn in de jaren 1617 en 1630 vervaardigd. De grote tekenaar rochman, heeft van dezelve eene andere aftekening gemaakt in den jare 1646, en boven dien heeft men, uit de nagelaten tekeningen van d. stopendaal, eene zeer konstige en nette fchets dezer kerk in het jaar 1686 vervaardigd. In alle deze vier tafereelen ontdekt men, ingevolge haren ouderdom, eene merkelyke verandering en vermindering in den omtrek en in de grote van het gebouw. De kogel, waarmede de manmoedige Admiraal jacob van heemskerk, op den 25 april des jaars 1607, by het bevechten der Spaanfche zeemagt, in de baai van Gibraltar gefchoten, (*) en met het lyk van dien held naar de- (*) Van de roemruchtige heldendaden onzer Natie, geduurende dien oorlog met Spanje, is de door onzefebryveren aangeftipte zeedag in de baai van Gibralter, gene der geringften. De Lezer vergunne my, van dezen flag nog eenige weinige woorden meer te zeggen. De Hollanders, die zich, geduurende den kostbaren en langduurigen oorlog met Spanje, altoos zonder voorbeeld gedragen hadden, waren nogthans even zo wel als hunne vyanden zeer begeerig naar den vrede; onder voorwaarde dat.  412 KABINET VAN NEDERLANDSCHE deze landen overgezonden is, werd in het Velzer torentje opgehangen , en aldaar gebruikt om Hat men hen voor een onaf hangelyk gemeenebest zou erkennen. Spanje was de eerfte welke in het jaar 1606 voorflagen van vrede doen liet; beide de oorlogende partyen waren niet weinig verheugd, en beloofden zich het gelukkigts gevolg. De voorzichtige, eerlyke en getrouwe barseveld, be« woog den Prins MAURiTzte luisteren naar de voorflagen van vrede, door Spanje gedaan,en haalde hem eindelyk daar toe over. Toen nogthans de aflens, waar op de gronden van den vrede moesten gebouwd worden, den Hollanderen ter hand gefteld werden, vond men dezelven in zeer algemeene bewoordingen bevat; daarenboven zag men de Aartshertogen daar in genoemd vorsten en eigenaars van alle de Nederlanden; de aflens waren op papier en geenlints op parkement gefchreven, gelyk zulks in zaken van aangelegenheid gebruikelyk was; zy waren met het klein-zegel gezegeld, en boven al waren de woorden van de Vryheid der Hollanders daar in zorgvuldig vermyd. Dit alles bewoog de Staten, om deze aflens van de hand te wyzen, en andere voorflagen te eisfchen. Ondertusfchen liep de ftilftand van wapenen op den 4 january des jaars 1607 ten einde. De Admiraal j acob heemskerk, een Amflerdammer van geboorte, en zo beroemd door zyne kunde en ervaarnis in zeevaarten oorlog, werd den 25 april van het bovengemelde jaar met eene vloot van omtrend zesentwintig oorlogfchepen en eenige weinigen met inondbehoeftens voorzien, naar Spanje gezonden. Hy kwam den 10 der volgende maand op de hoogte van Lis/abon, waar men hem verzekerde dat de Spanjaarden in de baat van Gibralter zeventien Galjoten benevens eenige oorlogfchepen in gereedheid hadden, om de HollandfcheenZweedfche fchepen aan te tasten, welken het naauw door moesten om naar de verfchillende havens der middellandfche zee te zeilen. Op deze geruchten (levende de moedige held terftond derwaards, gereed om den vyand in het gezicht vanzyneeigene havens aan te tasten. Hy zag den 25 april de geheele vyande'yke vloot, groot twintig oorlogfchepen en 10galjoten, in die haven ten anker leggen, daar zy op de tyding van de aannadering der Hollanders met een groot aantal foldaten verftekt werd. Het fchip van den Spaanfcben Admiraal j a n al var ez n'AvtLA was met zevenhonderd: en dat fan den Vice Admiraal met driehonderd en vyftig ftrydbnre man-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 413 om mostert mede te malen; dit heeft aanleiding gegeven tot het navolgend dichtftuk, het geen wy mannen gewapend, uitgenomen de bootsgezellen; de gehele vloot telde vier duizend gewapende foldaten. D'avila vertrouwende op de overmagt zyner fchepen, vrieg eenen Rotterdammer fchipper, welken hy weinige dagen te voren genomen had, of hem dacht dat de vyand hem zou durven aantasten, daar zyne vloot door het gefchut van het kasteel en de ftad Gibraker gedekt lag? De kapitein verzekerde hem dat de Hollanders wel degelyk zouden durven op hem afkomen, en de uitkomst bevestigde fpoedig zyne gesegdens. De vloot van den dapperen heemskerk kwam die der vyanden van uur tot uur nader by. De Spaanfche Admiraal die de voorfte van zyne vloot lag, ziende dat heemskerk onverfchrokken op hem afkwam, kapte ylings zyne kabels, en week onder het gefchut van het kasteel. Dit echter verhinderde den Hollander niet om hem te achtervolgen, en de fchoten van alle andere fchepen onbeantwoord te laten. Hy had den zynen verboden geen eenig fchot te doen. dan voor dat zy zeer digt by den vyand waren. De Spaanfche bevelhebber ondertusfchen ziende den vyandelyke Admiraal hem volgen , deed het eerfte fchot, zonder eenig nadeel aan den Hollander toetebrengen. Deze antwoordde terftond met eene laag die den vyand wel degelyk trof. Doch. het twede fchot van d'avila was des te ongelukkiger voor den Hollandfchen Admiraal; een vyandelyke kogel fchoot eenen zy. ner manfchappen midden door, lloeg den Admiraal het been boven aan het lichaam, en eenen derden die achter hem ftond, de rechter hand af. Hoe fmartelyk dit vreeslyk ongeluk ook zyn mogt , de Hollander toonde al wederom hier dat hy moed met beleid en voorzichtigheid te famen vereenlgt. De gewonde Admiraal den dood voelende aannaderen, vermaande de zynen tot hunnen pligt, en overleed in de wapenen. Men befpeurde ondanks dit ongeval gene de minfte vertraging in het gevecht; naauwlyks was de Admiraal ter neder gefchoten, of pieter verhoef, mede een inboorling van Amfterdam aanvaardde het bevel der vloot, en niemand, dan die op het Admiraalfchip,wisten of konden bemerken dat de Admiraal gefneuveld was Het ge. vecht bleef algemeen, en het fchip van den Hollannlchen Admiraal bleef zynen aangetasten vyanden onophoudelyk befenieten; daar in onderfteund wordende door kapitein lambert, welke hem van agteren zodanig havende, dat de  414 KABINET VAN NEDERLANDSCHE wy wegens dit zonderling geval en aardige zinlpeling gemeend hebben, hier onder te moeten laten volgen: Ik, de kogels agter ingevlogen, voor weder uitftoven, waarna hy hem van ter zyde even deerlyk tyfterde. Twee Spaanfche galjoten werden zo vreesfelyk lam gefchoten, dat zy buiten ftaat waren eenigen dienst te kunnen doen. Vele andere fchepen werden reddeloos. Het fchip van den Spaanfchen Vice-Admiraal werd in den brand gefchoten, en deze brand vloog tot andere vyandelyke fchepen over. Het fchip van den Vice-Admiraal brandde tot op het water toe af; de foldaten en andere manfchappen het vuur willende ontvluchten ,verdronken gedeeltelyk, en een ander gedeelte fneuvelde door de kling der Hollanders. Een ander hunner fchepen werd in den grond geboord. Ook geraakte de kruitkamer van een ander vyandelyk fchip in den brand, waardoor weder een naastbygelegen vaartuig aangeftoken werd , hetwelk de bevelhebbers der Spaanfche fchepen zo beangst maakte,-dat de meesten hunne kabels kapten, en hunne fchepen tegen den grond lieten dryven om dus aan het land te kunnen komen. Ondertusfchen fpeelde het gefchut van het kasteel en van de ftad geftadig op de Hollandfche fchepen, hoewel hetzelve den Spanjaarden zeiven evenveel nadeels toebragddan de onzen. Echter werden eenigen onzer fchepen mede befchadigd, dat nogthans meer voortfproot uit de onvertzaagdheid van den Hollander , die de vyandelyke fchepen al te digt onder het oog kwam , dan wel door het gefchut van het land. De zeilen van twee Hollandfche fchepen geraakten in de vlam; doch wel verre dat dit verwarring zou te weeg brengen, werd het vuur fpoedig gebluscht. Geduurende dit alles vochten pieter verhoef en lam bert nog onophoudelyk tegen den Spaanfchen Admiraal, en gaven een zo geweldig vuur op hem, dat hy eindelyk inet fchieten ophield, eene witte vlag opftak, en zich wilde overgeven. Doch het volk der beide Holiandfche fchepen was zo verbitterd, dat men niet zag noch hoorde; men fchoot voort, tot dat eenige matroozen van een Hollands fchip den Spaanfchen Admiraal aan boord enterden; de admiraalsvlag nederfcheurden, en het volk daar op nog overig gebleven, dwongen om in zee te fpringen, Het gevecht duurde van des namiddags drie of vier uuren tot aan zonnen ondergang. Toen men aan boord van het  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 415 Ik, die weleer de jchrik aan Spanje heb benomen, Toen Heemskerks heldendaat hetgantfche Landdee/chromen, Hang hier nu tot geryf van ieder boeren hut, En maal de mojlert klein, die 't Velzer ambacht nutt': Uit een Biskajer berg daar ben ik uit geboren ; Een Land; daarSpanjes Vorjl, als hy daar komt, moet horen, Dat ieder Edelman zich kent zoo goet als hy, En elke inboreling zyn Adel draagt op zy. Maar wat myn Land zich roemt van zyn voorlede daden, Is nooit het Moor/chejuk op zynen hals te laden; Myn daden en myn eer die overtreffen 't al. Ik heb den Taeg behoed; ik was zyn donderbal; Ik jloeg den Helt ter neêr, die zyn bebloeden degen Met lujl dagt aan het vlies der Phlippen af te vegen; Dit het Admiraalfchip overkwam, vond men den Admiraal gefneuveld, en nam zynen zoon, welke hy mede genomen had, gevangen. Doordien de Hollanders verzuimden het fchip mede te flepen, kapten eenige Spanjaarden, die zich in het galjoen verborgen hadden, des nachts de kabels, en lieten het tegen den wal dryven. Den volgenden dag meenden de verwinnaars het fchip te nemen, maar de overwonnelingen ftaken den brand in hetzelve. Het is waar, de Hollanders betaalden deze zegezeer duur, door het verlies van eenen hunner dapperfte Vlootvoogden en andere brave bevelhebbers; maar het verlies van zo vele fchepen aan de zyde van den vyand, tevens met dat van hunnen Admiraal, fnuikte de trotsheid der Spanjaarden zodanig, dat zy, hygende naar het einde van den oorlog, eindelyk in den jare 1609 een twaalfjarig beftand met hunne onverwinbare vyanden moesten aangaan, waaruit in later tyd den vrede geboren werd. Het lyk van den Hollandfchen held ondertusfchen, inde wapenen voor zyn Vaderland gefneuveld, werd gebalzemd; naar Holland gevoerd, en binnen Amfterdam op den 8 juny van hetjaar 1607 in de oude kerk in eene pragtige marmeren tombe, ten dien einde voor zyne asfche opgericht, begraven.  416 kabinet VAN nederlands CHE Die myner Ridd'ren moet dee zinken in denfchoen En den KaflUiaan naar het gebergt dee fpoên. Door eenen doot alleen was 't groot beflek gebroken, .En Spanje zyn verderf gelukkelyk ontdoken, Zodat ik vreeze en viugt 'en moort en roof en brant Heb veilig afgekeert van 't angflig Vaderlant. Fy dan! dat ik hier blyf dus fchandelyk vergeten, Verbaan in myne roef,, door weer en wint verfleten. Myn vyant bouwt een graf tot zulk den Zeemans eer, En zyn verdiende lof verdonkert nimmermeer; Maar ik floof als een jlaaf, en moet nu Moflert malen: Die zyn gebeente maalde, eer 't Spanjes trots dee dalen, Hangt hier den Boer ten fpot, die op zyn Kermis-ham Nu uitjuicht: dit^s de Kloot, die heemskerk't leven nam. Daar ik met regt behoor, in louter gout beflagen, Den dank van al myn dienfl naar Spanje weg te dragen, En tot een eeuwig blyk van zulken wonderwerk In ,t groot Efcuriaal te hangen in de Kerk. Aleer deze landen den Hervormden Godsdienst omhelsd hadden, werd het ampt van Pastoor door de Graven begeven; en alhoewel in vervolg van tyd de brederode n's hun recht tegen de Staten van Holland, tot die begeving beweerden, blykt het echter genoegzaam uit dc verklaring van gerrit Willemszoon, Pastoor van Velzen, in den jare 1514» in het festigfte jaar zyns ouderdoms gegeven, dat het recht aan de zyde van den Graaf overhelde. Hy verklaarde, de pastoory op de begeving van den Graaf ontvangen te hebben, maar tevens, dat hy dezelve tot meerdere zekerheid ook ontvangen had uit de handen van den Heer van Brederode. De pastoor had zyn eigen huis, en de pastory bragc, in-  én kleefsche oudheden. 417 ingevolge het register der geestelyke ampten die .ter bediening van den Graaf ftonden, jaarlyksch veertig guldens op. Gerrit hofland, die in den jare 1535 het pastooifeampt alhier bekleedde, ftichtte een vicariaat aan St. Andries autaar, doch de goederen zyn, volgens menigvuldige procesfen daaruit ontftaan, op het bevel der Staten verkocht. Sederd de aanneming van den Hervormden Godsdienst, werd de Velzer kerk onder de twede klasfe van Haarlem gebragt, cn had tot haren eerften leeraar johan nes de wolf, in het jaar 1548 aldaar beroepen, en ter zeiver plaatfe, in den jare 1602, overleden. De regeering beftaat uit eenen Schout en vyf Schepenen; doch de dorpzaken worden door Schout, Schepenen en welgeboren mannen beftierd; jaarlyksch vóór Paafchen wordt hier een dubbeld getal Schepenen, kerkmeesteren, aalmoesmeesteren en gaarders van het morgengeld van het Hondsbosch gemaakt; op deze lyst ftellen welgeboren mannen en Schepenen eenen aalmoesmeester en eenen gaarder van het morgengeld, waaruit dan de ambachtsheer zyne verkiezing doet, gelyk wy hier boven omftandig befchreven hebben. Ook moet de ambachtsheer, volgens het Fde artykel van het koopbeding, zich gedragen naar de refolutie van Heren Staten van Holland en West. friesland, genomen den 28 en 29 july van het jaar 1Ó54, waarin geboden wordt: „ dat de „ Officieren, Secretarisfen, Burgemeesteren, Sche„ penen, Ambagtsbewaarders, Kerkmeester en, Arm* „ meesters en Regenten van Godshuizen moeten x> zyn van de Gereformeerde Religie, of ten min- h deel. D d yppm  418 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ ften dezelve toegedaan, zo verre binnen het „ diftritl van de Ambagtsheerlykheid zodanige per„ fonen behoorlyk gequalificeerd worden bevon„ den. (*). (*) Volgens de oude quohieren van hetjaar 1632» zou Velzen 1498 morgen, 13 roeden lands bevatten. Uit aantekeningen van de quohieren van het jaar 1702, blykt, dat het ambagt van ouds op 1565 morgen, 13 roeden, en toen op 1543 morgen, 513 roeden begroot werd. In het jaar 1632 werden 'er uit Velzen 122 huizen, in de lysten der verpondingen gebragt, en in het jaar 1732, volgens eene van dezelven 203 huizen; doch volgens eene andere lyst 183 huizen, behalven 13 huizen met bleeken, en eenen koornmolen. Het oud adelyk huis te Velzen, weleer de woonplaats, zo men wil, van Heer gerard van velzen, den moorder van Graaf floris den V., is kort na het jaar 1290 verwoest. De voornaamfte overblyffelen zyn omtrend het jaar 1670 in een nieuw gebouw ingetrokken, doch in het iaar 1744 weder afgebroken. De Ambagtsheer dezer heerlykheid is tegenswoordig de Heer Meester hendsik HOIUffT. EINDE VAN HET EERSTE DEEL. BLAD-  BLAD WYZER, DER VOORNAAMSTE ZAAKEN A. ■Abtdy en buurkerk van Eg. mond binnen. (Zie Egmond binnen.) Albert van Beijeren, Leenbrief voor Outewaal. bi. 5 Albert van Beijeren belegert het hmsHcemskerk 274 Albert van Schagen van zyn flot geligt 116 Alkmaar verliest haar ftads banier' . 104 ■ —;— vermoeden wegens haren naams oorfprong . . 201 ■ moet onder de oudfte fteden van Holland geteld worden . 202 — voorrechten reeds vroeg aan de ftad gefchonken . . ibid. —— door h e d a eene ftad, en door melis stoke eene markt genoemd . . 203 ■ ■ niet uit Vronen verrezen , gelyk fommigen willen . . 204 ■ legging der ftad. • 205 •-" het Zeglis. ibid. Dd : Alkmaar Kerk van St.Laurens . . bl. 205 <—■ Graftombes in dezelve . 207 gedachtenis wegens het beleg . 208 ■ pragtig orgel. 209 * fchilderyen ibid. ' —— kapel . ibid. ■■ kerken . ibid. ■*" ■ ftadhuis . 211 —"— Regeering. ibid. waag . 214 " —_ andere merkwaardige gebouwen. 215 ■ oorlog tegen de Hollanders. . 219 ———— kiest de party van jacoba . . 225 ———— kasteeien in den omtrek aangelegd 25a r — de kabeljaauw- fche party vernielt veleheerlykheden . ibid. zet hare poorten open voor philips ibid. — gruwelen van philips en zyne foldaten aldaar. . . 226 — — moet hare wallen flechten . . ibid. AtK-  BLADWYZER. Alkmaar dezelve weder herbouwd . bl, 226 ■ opftand aldaar van het kaas-en broodsvolk 227 — ——wordt geflagen. ib. ■ ■ verkrygt vergiffenis onder harde voorwaarden . ibid- __ armoede aldaar en in Holland in hetjaar 1490 229 - ingenomen door den zwarten hoop 230 . belegerd door don fredrik . 233 moedige tegenftand der burgery . 234 ziet vele doorluchtige perfonen in hare muuren . - 239 - voorrechten door de Hollandfche Graven ontfangen . • 'lhid- . vergrotingen der ftad. - • 2« , i zitting en ftem 244 „_ Regeering ibid. vermaarde mannen - • , 2+5 Anflelhof, zie Kostverloren. Aadries guldens, wat zy waren • • Arends (jan) predikt te Outewaal. ZisOutewaal. • . predikt to Sloterdyk. Zie Sloterdyk. Assendelft, (willem van) te Heemskerk begraven • 26 5 Asfumburg waar gelegen ,201 B j3\rdesz (willem dirksz) Schout van Amfterdam, zyn geval met Mr. hendr ik birks2 • • l$ Bardens (willem) begraven binnen Alkmaar 208 Bartholdi (samuel) zyn graffchrift ts Monnikendam . • 154 Banding wat betekent 270 Bergen (Heerlykheid) bi. 248 , Wonder aldaar 254 Blaauwe brug, zie Leeuwen- burgsbrug. Bossu (Graaf van) fteekt met eene vloot van de fchryers hoek ... 97 Bossu gevangengenomen 159 Brederode (hendrik) trekt naar Ouderkerk en van daar naar Embden . 34 Brederode (wouter van) vlucht op het huis Heemskerk . . 274 Brederode waar gelegen 384 ■ ■ bouwing van het kasteel 385 - vermoeden wegens des naams-oorfprong 387 ■ ■■" verfchil wegens de legging - • 39i — is het ftamhuis der brederodens niet geweest • • 395 , ■■ was een leen 399 . . herbouwd en verlaten . • 403 _____kapel daargebouwd4o4 _ Regeering aldaar 405 D. D irks ( cornelis ) neemt bossu gevangen in eenen zeeflag • • *5° Dirksz (hendrik) te Sloterdyk geboren. ibid. . zyn flecht gedrag ib. , zyne geleerdheid ib. ; , wordt ter ftad uitgeleid . • 21 Dor-  BLADWY ZER. DOBBESZ (cORNELIs) zyn geval met Mr. n e n- drikcikksz. bl. 19 Doelenflraat betimmerd 24 Durkerdam ftichting . 173 E. jE g g a a r t (willem) ftichter der Nieuwe Kerk, 66 Eg-gaart heerlyke begrafenis en graffchrift ibid. ! — fticht het flot te Purmerende . . 141 " — wanneer en waar geboren . . I47 Egmond (jan van) ftedehouder van Holland,eischt ruitergeld . . 227 Egmond binnen door de Spanjaarden verbrand . 296 >» (kasteel van) op last van den Prins in brand geftoken . ibid. wordt by executie verkocht aan de Staten , 297 wordt weder gekocht door gerard van eg. mond . . 298 ~ Heren van dat huis 299 1 tegenswoordige Heer 316 1 onderhorige ftreeken, 317 -——— regeering en verdeeling . . ibid. -7* ' kapel . ibid. • abtdy en buurkerk al¬ daar . . 230 *—* beeldtenis boven de poort der abtdy . 331 *"-" kapellen der abtdy en altaren . . 333 *■ abten der abtdy waren vermogend . 335 Dd Egmond binnen, lyst der abten bl. 335 Egmond op Zee waar gelegen , 321 " grootte . 322 ——-— watervloed . ibi 1. -— kerk aldaar . 323 " in den brand geftO' ken . . . 326 mn wapening langs den duinkant . . ibid. —r Regeering . 327 ■ vuurbaken aldaar ibid. Egmond (op den Hoef,) grond, legging van die heerlykheid 292 ■' oorfprong van den naam . . ibid. befchryving van het kasteel . . 294 - door den Graaf van loon in den brand gedoken . . ■ 295 ' herbouwd, en weder verbrand door de Westfriezen . . . ibid. ■ wordt voor plondering bewaard door jan van wassenaar . ibid. Enkhuizen mengt zich niet in den twist van het kaas en broodsvolk . ibid. Exeumeester, wie hy was 328 F. Floris de UI trekt tegen de Westfriezen te velde 222 Floris deV fticht verfcheide- , nefterktens by Alkmaar 225 Floris-* den V. begraven in Alkmaar . . 207 Foreest(pi eter)binnen Alkmaar begraven . 208 3 Haar-  BLAD W YZER. H. Haarlemmers vernielen Brederode - • bl. 402 Heemskerk (jacobvan) fneuvelt te Gibraltar 411 Heemskerk (marten van) Testament . 264 Heemskerk (dorp in Noordholland - • 2S° , „ oudheid . ibid. — verval • 260 . banne van dit dorp, wat hy bevat . ibid. '- grond . 263 —— • kerkhof pronkt met eene graftombe van jacob willemsz van veen 264 wyding derketk ib. 1 .1 kapel en verval 265 l willem van assendelft aldaar begraven • « ibid. , grafkelder in de. zelve vallDEHARTAING 266 , .— Regeering . ibid. , —— voorrechten 267 . Huidtoneel der Graven . . 269 _ — Quohieren 270 Ban-ding heeft daar nog plaats • ibid. Heemskerk (huis te) fterkte 271 — wordt belegerd ib. —— wanneergefticht 227 ,_. wordt door de Gel- derfchen verwoest bl.275 •f—1 Befchryving van het huis . • • 276 , —goederen daar onder behorende . 278 li — . — naam van Marquet. te hoe ontdaan . 280 «—» Heren van het huis 281 Hondsbosch overftroomd 179 Hoorn , legging van die ftad . . • bl.100 - Noordpoont . 101 ■ wanneer bewald ibid, ■ weder afgebroken en weder opgetimmerd 102 • gevecht op den ou- dendyk der ftad . 103 1 geval aldaar met eenen jongen . . 106 . kruidtoren aldaar ge. fprongen . . ibid. ■ wallen en fingels aldaar aangelegd . 107 Oostpoort aldaar gebouwd . . ibidfterkte van dezelve 108 ■ vergroting . ibid. - de dyken verhoogd 109 ftryd tegen de Kenne- mers . • • .n? ■ bevolking . ibid. aanmerkelyke gebouwen . • ibid. —— geleerde mannen ibid. Cf J- Jachthaven • • 45 . waar gelegen eer- tyds . • . 46 - verplaatfing ibid. Jacobs, (arend) benevens zyne huisvrouw en zoon in het water geworpen ... 163 Jan, zesde Heer van Purmerende , beoorloogt zyne bur. gers . . .149 K. ICaas en broodsvolk befchreven . , 227 Kabeljauw, (jacob) moet het kasteel van Meden blik overgeven . 13S Kam-  B L A D W Y Z E R. Kampen, (van) heeft het tegenwoordig orgel te Alkmaar gebouwd . bl. 209 Kinhem of Kinheim,een water dat weleer vermoedelyk by Petten in zee ftortte. 185 Kleine loopveld . . 3 Kloveniers Doelen, gedenkteken van moed . . 48 ■ hoedanig ge¬ bouwd . . 49 " ongeluk daar in voorgevallen . ibid. • oorfprong van haar naam . . 50 ————— opkomst van dezelve . 51 —— oprichting en voorrechten . ibid. Kloveniers, hun dienst en pligt van ftadswegen. ' Watergeuzen plunderen die ftad en plegen geweld . 157 _ oorzaken van dit alles, . 158 —1 ■ Monnikendammer burger neemt bossu gevangen . . 159 ■ ■ requesens legt op de ftad toe 160 4 Mon- '  BLADWYZER. Monnikendam , gruwzame vervolging door de regeering aldaar . . bl. 162 '. . — poorten der ftad 163 1—1—. . voorrechten 164 — Regeering ibid. N. Naaktlopers . bl. 67 Nagel C willem ) fneuvelt voor Hoorn . . 104 Nanninx (pieter) en anderen op het flot Schagen vreeslyk gepynigd . 122 Nicolai (arnold) als leeraar naar Sloten beroe. pen . . • 15 Nieuwe kerk wanneer gebouwd . . 63 , ... verbrand ibid. ——.wordt herbouwd . - • <5S _ ftichter van dezelve ... 65 , tekening van dezelve . • ibid. ., toewyding 67 . prachtige predikftoel • • ., ?.° > orgel . ibid. .—— grafkelders in dezelve • • 71 Nieuwe brug, wanneer gebouwd ■ • 87 —. verfchil wegens hare legging . 88 Nivient(jochem) helpt bossu gevangen nemen 106 O. Onvolmaakte Toren 65 . ■ geheel afgebroken . ibid. Opmeer, (p.) leugentaal van dien fchryver bl. 161 Ouderkerk, waar gelegen 29 - hare twee bruggen, 31 — • wanneer de kerk gebouwd is . • 32 ( - hare toren ingeftort ibid. » « haar kerk , onder wien ftaande . . 32 - ' •••• haar pastory bege. ven . , ibid. m ■ « inkomen en zware bediening van den Predikant . - 33 ■ met Amfiehetn in het kerkelyke vereenigd. ibid. m.. ,.. « met Diemen en met Amfteheen gefcheiden. ibid. ■ . wordt eene Gemeen, te op zich zelve . ibid. _ — moet veel uitftaan, . ibid. . gevecht aldaar, in 1787- • • 39 «. —« had reeds vroeg zyn eigen rechtbank. 49 > —- verkocht aan Am- fteldam . ■ .44 Oud Haarlem, waar het gelegen is geweest, 261 Outewaal ... 4 i. hoe weleergenaamd . ibid. ■ waar gelegen ibid. — . onder wien weleer behorende . . 5 1 leenbrief van Hertog albert . • ibid. binnen Amfterdam getrokken . . 6 . leenbrief van Hertog albert • • 7 »■ Regeering . 8 ■ * voorrechten . 9 Ou-  BLADWY ZER. Outewaal prediking bl. 10 ■ inbrandgeftokenio ■ overftroming ibid. Overftroming in 1421 178 P. Paalhuis befchreven gr » weggebroken 92 > opkomst van het zelve . . • ibid. Pancras beftond weleer uit Vroonlanden . 189 .■ beftaan en getal der ingezetenen . 189 . behoeftigheid van „dit dorp f 191 .. .. oude benaming 192 '1 naar St. Pancras ib. • wie deze heilige ge¬ weest zy . ibid. • bevolking . 197 ■—: legging . 198 • - ■ kerk aldaar ingeftort Ï99 ' byzonderheden op het kerkhof gevonden ibid. ' voorrecht . 2co Petten, legging . 176 ■r— het oudfte en daarna volgend dorp weggefpoeld, 177 fchrikkelyke overftroming aldaar in 1421. 178 s herbouwd . ibid. . — kerk aldaar . ibid. 1 . andere overftromingen aldaar . . .179 — dyken aldaar gelegen , . 180 ——■— latere] overftromingen aldaar . . 181 ■» 1 ■ ■ nog latere overftromingen , en andere aanleg van 't dorp . ibid. D Petten, een gedeelte der Hollandfche vloot aldaar geftrand . . bl. 189 *. - zeefchuimers aldaar geland . . ibid. > vruchtlooze onderneming derSpaanschgezinden in den winter . 183 aangename komst van doorluchtige perfonen ib. zeedagen van deszelfs duinen gezien. . 184 — gevoelens wegens de uitwatering van den Rhyn aldaar, onderzocht 185 ———Regeering . 187 Philips van Buurgondien, komt voor Alkmaar 225 1 de poorten der ftad hem open gezet . ibid. ■■ wreedheden daar ge¬ pleegd . 226 * ■ - beveelt de wallen der ftad te Hechten . ibid. - vergunt die weder te herbouwen onder voorwaarde . ibid. P 1 e r , Cl a n g e) fchuimt op de Zuiderzee . 136 ■ ' begeeft 'zich tot een ftil leven « ibid. Pippoo, (johan) ontmenscht omgebracht . 157 Purmerende, (flot van) waar gelegen . 143 « gefticht door e g- gert . . ibid. - voorrechten van hetzelve . . 134 - ■ Heren van hetzelve . . .144 • brand aldaar 146 »■ opfchudding op het flot, veroorzaakt door jan , zesde Heer van Purmerende, 149 5 Ra.  BLADWYZER. R. Rarop of Randsdorp bl. 166 - bouwing van den toren . . ibid. ■ Gemeente aldaar ibid. . kerk aldaar door den blikfem verbrand . i67 « andere kerk gebouwd 168 >- — benaming 169 —— huizen en grootte] 170 voorrechten 17* »—. Regeering 17 2 bloei . 173 ■ aanmerkelyke zaken 174 .. , . aanval der Spanjaarden . - 175 Reigersbosch of Reigersbroek, waaronder behorende 31 » — wanneer te gronde gegaan . . 32 Riemtalen, wat zyzyn 259 Riewyk waar gelegen 261 Rondeel, waarom gebouwd 56 . -< fterkte . 57 . — wordt weggebroken - 58 Ruisjchenfiein, zie Kostverloren. Ruiter (michiel adriaansz de) zyn graftombe 71 uiven (klaas van) doodgeflagen benevens anderen . • 231 Ryswyk (jonker van) zyne getrouwheid • 138 S. Schager flot, oorfprong 111 . waar gelegen 112 ■ hoedanig gebouwd ib. . fchooifteen aldaarns Schager flot onderneming daFriezen tegen het flot bl. 117 " pynkamer aldaar 119 ■ gruwelykefolteringen aan onfchuldigen aldaar 122 — gevangenen aldaar ontflagen . • 125 doorluchtige perfonen op dit flot geweest 125 Schild of Schildtalen wat dit waren . . 5 Schryershoek waar gelegen 94 ' van waar dus genaamd . . ibid. Sloterdyk . . .16 . - waar gelegen ibid. — ■ oorfprong ibid. ■ voorrechten door philip van Bourgondiën 17 • verkrygt anderen door Keizer maximiliaan 18 — "«verfchil met de Karthuifers over visfchery 19 ■ Hervormde leer aldaar vroeg verkondigd 24 ■ Hervormde Jeer aldaar opentlyk geleerd 25 • ■ krygsinlegering van het volk van Brederode ibid. krygsinlegering van den Graaf van der Mark en wordt in den brand gefto» ken . . . ibid. ■■ Sloterdyker - fchip. pers moeten hedendaagsch deze bediening kopen 26 Sloterdykers flaan Heemraden van Rhynland af eene brug te leggen . . 27 ■ wat zy in plaats van dezelve bedingen ibid. Sloten . . . 11 waar gelegen ibid. » onder wien behoren- de ibid. Slo-  BLADWYZER. Sloten, van Sloterdyk en Sloten gefcheiden . bl. 12 weder vereenigd 13 «■ Regeering ibid. •———eerfte gedaante der kerk niet bekend . 15 - op last van Keizer k a r e l herbouwd 15 » -in den brand gedoken . » ibid. . ■ . eerfte Leeraar ibid. Sonoy (diederik) doet krygsvolk in Hoorn rukken tegen den zin der burgeryios » weigert uit Medenblik te trekken . 139 - ■ . ■ laatfte kastelein van het flot Medenblik iao St. Anthonies poort waar gelegen . . 47 Stadhuis van Amfterdam (het oude _) . . 72 - ' .. in welke fmaak gebouwd . .73 »-■ ■ vierfchaar in hetzelve, wanneer gefticht 74 » '■ toren (oude) ibid. •——toren wordt bouw. vallig en gedeeltelyk afgebroken . . 75 »-' Stadhuis geraakt in den brand . . 76 - verzamelplaats in oproer . . 76 ■ ook by gilde maalty- den ... 72 » wordt ingenomen door de herdopers ibid. r» «wordt bezocht door vele vorsten , 80 T. Teil ingen, ("kloris v a nJ begraven binnen Alk ■ maar . . . 208 Toorneburg , by Alkmaar, gebouwd . . 242 V. Van bassen,Schoutvan Amfterdam,d.oet vier Geuzen ophangen . . 10 Van galïn, (jan] zyn Graftombe . . 71 Velaar, (marien) van zyn Schoutampt ontzet 104 — komt voor Hoorn en wordt herfteld . 105 ■ — fneuvelt ibid. Velzen, hoe weleer genaamd, 406 ongegrond vermoeden van naamsoorfprong. ibid. ——- legging en banne 407 ■■■ Regeering . ibid. — Kerk . . 408 ■ wanneer de kerk ge. fticht . . 409 —— kogel in den toren aldaar gehangen . 411 Vloot, (bnoverwinnelyke) 79 Vondel, (joost van) graftombe . .71 Vroonlanden, wat zy zyn 18 8 Vronen, is gene ftad geweest, gelyk fommigen willen, 193 W. Wakerdyk, waar gelegen , 180 Walich (dirksz) helpt oproer in Alkmaar ftichten, 231 Wa s s e n a a r , (Ja n v a n) bewaart het huis Egmond voor plondenng 296 Watergeuzen komen met eene vloot in Texel, . 157 Wen-  B LAD W Y Z E R. Wendelmond in V Gravenhage verbrand . i6z Wester hal befchreven 35 Westerhoek van het nieuwe Waale Eiland, wanneer gebouwd . .98 1 wordt door de ftad verkocht . • 99 Wester kerk, wanneer gebouwd . . 82 . befchreven 83 1 , (lort gedeeltelyk in ibid. Wester toren befchreven 84 Westphalen, (fredrik) binnen Alkmaar begraven . 208 W iggerts, (willem) op het flot Schagen onthalsd . . ns Willem de II. Prins van Oranje aanflag op Amfterdam . -35 Wouter de eerfte neemt den abt gevangen . 273 WYBE JARICHOenHOM. ME LIEUWENS Op Eg- mond gevangen . 297 Z. Zwarte hoop neemt Medenblik en het kasteel. 135 ——— —— neemt Aik. maar in . 229 Zweerts, (david) zyn Graftombe - • T-i VER.  VERBETERINGEN van DRUKFEILEN. Pag. 5. reg. 18. in de nota, ftaat latfen, lees lasten. _ jj, _ 4. ftaat r oer man, lees roch man. _ 23. ■— 3. in de nota, ftaat en, lees in. — 8. van ond. in de nota, ftaat maar, lees en. ^ 24. ,— IQ. ftaat barderius,lees bardeziüs. _ 3g. _ 21. in de nota,ftaat aantroffen,lees aantrof. 39. — 9. in de nota van onderen , ftaat in, lees en. — 58. — 15. ftaat zoons, lees zoon. „ 62> _ 3.' van ond. ftaat te werden, lees werden. gg. _ 5. van ond. ftaat interaupit, lees interrupit. »_ 95, — 13. van ond. ftaat verleerde, lees verkeerde. _ 96. 3, Vah ond. ftaat bassa, lees bossu. _ 97. _ 6. ftaat fifea?, lees dezer. — 102. -—17. ftaat byvoegde, lees bygeVoegde. , 1— 6. ftaat overigheid, lees overigheid gefield., •—160. — 2. van ond. ftaat 7««z, lees hun. 174, •—• 12. ftaat T-Oostdam, lees TOortdam. _ jgp, ,— 27. ftaat drie, lees driehonderd. — eoo. — I. ftaat bid a , he k a ,lees bek a , hed a. — 315. — 11 van onderen, ftaat ligne, lees ligue. mm 313. — 11. van onderen, ftaat velregt, lees verlegd: — 336. — 36. ftaat lees Zen*.. —■ 341. — 5. ftaat dis, lees ife. — 362. —• 6. ftaat, uit zyne fchulden redde; niet alleenmaar lees niet aMee» wit zyne zware fchulden redde; maft De naamen der Heren Intekenaaren zullen voor bet tweede Deel geplaatst worden.  BERIGT voor den BINDER. Plaat i en a . . over Bladz. i 3-4 ♦ . . . 4 5-6 . . . ii 7-8 . . . o9 9 . 10 7 ir - ia * * I * * 4a 13 ■ 14 • . . 59 17 • 18 . . . 82, 19 . 20 : . . 94 — 21-22. . . . ___ xoo 23 - 24 . . 107 ■ 25-26" . . . : ur ——- 27 - 28 . . 141 29-30 . , . , 166 — 31-3» ; • • . 176 — 33-34 ' • • ■—— 200 35 - 36 • • • 271 37 - 38 ? s ( ; —- 39 - 40 J '9 41 ' 40 43 - 44 j ' * ' 321 47-48 . . . 330 —— 49 " 5° ♦ • • —— 406 De Tytelplaat, vertoonende de af beeldzelen van RADEMAKER, BROUëRIUSVAN NIDEK, le long en reisig, die voor het eerfte deel behoort, zal by het twede deel uitgegeven worden.