KABINET vam NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN.   KABINET van NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN, OORSPRONGLYK BESCHREVEN door M ATTHEÜS BRO CJËRIUS van NIDEK, R. G,' e n ISAAC l e LONG. Verrykt met 301 koperen platen, door ABRAHAM RADE MAKER. Thans ter verdere volmaking der vader!andfche gefchiedkunde vermeerderd; mee vele koperen platen van voorname meesters vermenigvuldigd , en met aantekeningen uit • latere en geloofwaardige gefchiedfenryvers verrykt door J. H. R £ I S I G. TWEEDE DEEL. Te AMSTERDAM, bï J. A. CRAJENSCHOT. m d c c X c i i.   VOORREDE. VOOR HET TWEEDE DEEL. Ik Mede mynen Tezèren Tiet tweede Deel der Neder, landfche en Kleeffche Oudheden aan. Myne daaglykfche veelvuldige bezigheden waren my niet "hinderlyk om aan myne gedane beloften te voldoen, maar den geftadigen arbeid, aan een werk van zo veel gewigt als dit-, is my echter wel eens moeilyk gevallen; intusfehen, wanneer de hemel my gezondlieid en de nodtge krachten laat behouden, zal ik in liet laatst van dit jaar nog een derde deel uitgeven. * 3 ïi  vi VOORREDE voor het Ik kan niet vtrzwygen, dat de arbeid, welke ik aanvangs ah zo gering gercekend heb, thans vele zwarigheden begint na zich te /Iepen, welken ik niet voorzag. Zonder den roem der eerfie ontwerpers te benadsclen, moet ik bekennen, dat zy niet altoos zo naauwkeurig geweest zyn in hunne aantekeningen, als ik zulks wel gedacht had. Ongelukkig voor my , dat ik onder de bewerking van het twede deel deze onnaauwkeurigheden te laat ontdekt heb, om haar allen te verbeeteren. Doch dit thans niet anders zynde, ben ik reeds op middelen bedacht, om op eene of andere wyze, deze hunne gemaakte draaiingen aan te flippen en te verbeteren. Wanneer ik onder zo velen één my toefchynend bevoegd middel deswegens leb uitgekozen, zal ik het den lezer voordragen. >Dc bewerking van het derde deel heb ik met alle fchroom en oplettendheid ondernomen, en door de inlichting van goede vrienden, en het naauwkeurig inzien van oude en hedendaagfche geloofwaardige fchryvers, reeds ecnige mhfagen ontdekt, die in my- 7;e tegenwoordige uitgave zullen verbeterd zyn. Gaarne had ik gezien, en nog wensch ik zulks har* tdyk, dat de lieren fchryvers van den brief, voor eeni.  TWEDE D E E L. vir ttnigtn tyd door my ontfangen, eti getekend V. en K. onder het getal van die gunflelingen mogten gerekend worden, die mynen arbeid voor een gedeelte toelichten. Intusfchen ben ik dezen heren voor hunne oordeelkundige aanmerkingen, mynen hartelyken dank vcrfchuldigd, die ik hier opentlyk afleg, daarby betuigende, dat niets my aangenaamer zyn zal, dan het genoegen van nader met hun in briefwisfeling te treden, wanneer zy ter myner inlichting mogten goedvinden om zig nader bekend te maken. Hoe het zy, ik zal ter gehoriger plaats aan hunne begeerte trachten te voldoen, omtrend de vraag, door hun in den gemelden brief my opgegeven. Dat voor het overige dit deel flecfits 38 platen bevat, gelieve de lezer alleen toe te fchryven aan de 25 vellen letterdruk, welken dit twede deel beflaat. Ik was bezorgd, dat door de befchryvingen van Leyderdorp, en Leymuiden hier nog by te voegen, het deel te verre zou uitkopen, en de befchryving dezer platen kon ik niet van een fplitzen, doordien de platen , als bevattende drie tekeningen van de eerfle, en eene vandelaatfte, onmogelyk van elkander konden gefcheiden worden, dewyl 'er altoos twee tekeningen op  vin VOORREDE voor het TWEDE DEEL. op een blad zyn. De platen ondet-tusfchen, die aan dit deel te kort zyn , zullen zo niet geheel, ten minden voor een groot gedeelte den lezeren in het volgend deel te goed gedaan worden, en ik herhaal andermaal tnyne gelofte, dat het werk niet meer dan agt delen zal beflaan. Foor het overige nodig ik nogmaals alle kundige bemnnaaren der oudheden van ons Vaderland uit,om my uit hunne kabinetten met eenige zeldzaams ftukken , of met hunne aanmerkingen te vereeren; beiden zullen door my met de hartelykfte dankbetuiging opgenomen worden, en verder zal ik zeer voldaan zyn over mynen arbeid, wanneer dezelve niet als gehtel overvloedig door deskundigen befchouwd wordt. KA-    KABINET van NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN. KASTRIKUM, In kennemerland. Thans wordt het dorp Kastrikum het voorwerp onzer befchouwing. Dit dorp reeds zeer oud, behoort onder Kennemerland', en moest volgens ccne handvest van Hcrfèg jimnran Bei/eren zegeven den 18 may des jaars H22 ge]yk ande\e dorpen, den Schorelfchen dyk helpen maken,en daartoe vyftien mannen leveren • Wy hebben in de befchryvjng van het huis Marquette gezien, dat Kastrikum van zeer vroeee tyden herwaards met Heemskerk ondereenen zelfden Heer geftaan heeft; men vindt in het jaar 1340 den Heer wouter van Heemskerk tevens als Heer van Kastrikum vermeld. In later tvd is dezeheerlykheid, naar het fchynt, ineelvfd eeIL deel. A & W0V  2 kabfnet van nederlandsche worden in het geflacht van assendelft; vervolgens is zy by erfenis overgegaan in het huis van Rencsfe en Kastrikum, en daarna by inkoop aan het geflacht der geelvinken. Daar onder behoort dit dorp , en deze heerlykheid nog hedendaagsch, en de nog levende bezitter van dezëlven, is de Wel Ed. Geftrenge Heer Mr. j o h a n geelvink, Vryhecr van Bakkum, enz. De alleröudfte gefchiedfchrij vers benoemen dit dorp eenparig met den naam van Kastricum. Klaas kolyn en melis stoke noemen het beiden in Graaf aarnout's leven, door hun uitgegeven, Kastrichem. In latere fchriften vindt men het onderfcheiden gefpeld, gelyk Kastrikum, Kasterkum, Kastrikom, Kastrichum, en Kastrekum, en de Heer alting noemt het met den byzondcren naam Castcrchem. Dit oud en adelyk dorp grenst ten noorden aan Bakkumf ten oosten aan Limmen en Uitgeest; ten zuiden aan Heemskerk, en ten westen met deszelfs duinen aan de Noordzee; het is gelegen twee uuren van de ftad Alkmaar, en vyf kwartieren van de kleine Had Beverwyk. Ingevolge hetquohier van den jare 1632 over huizen, landeryen, en alle onroerende goederen binnen de fteden en ten platten lande in Westfriesland gelegen, betaal, de dit dorp en deszelfs ban, voor agt-en-tachtig huizen, een duizend twaalf morgen en tweehonderd drie en tachtig roeden lands, vyf duizend een honderd negen-en-veertig guldens, tien Huivers en veertien penningen; volgens het quohier der morgentalen hun aandeel opbrengende, tot het Hondsboself en de duinen van Petten, waren beiden in vroegeren tyd gefield op duizend zeventien en een halve morgen; na het hermeten op  EX kleefsche oudheden. g op negen honderd zes-en-zestig morgen, en nog Jater op negen honderd morgen, in welke evenredigheid zy telkens betaald hebben. Hoewel men in het jaar 1632 hier niet meer opgetekend vond dan 88 huizen, is dit aantal in de jaren 1732 en 1749 tot 109 huizen en eenen molen opgeklommen. Het rechtsgebied van dit dorp wordt in de volgende vyf plaatfen verdeeld; namentlyk in de Kerkbuurt, Oosterbuurt, Heemflee, Noor-deinde en Khibroek. De Ambagtsheer in der tyd ftelt daar aan eenen Schout en vyf Schepenen, aan welken eenen Secretaris of Geheimfchryver toe°evoe°-d zyn; als mede twee kerkmeesteren, twee waarfchappen en twee aalmoesfeniers, om met den byftand van denzelven, alles in eene behoorlyke order te bellieren wat Kastrikum aangaat. Niet verre van dit dorp ziet men de overblyf. felen van het huis Kroonenburg, ook het huis Kastrikum genaamd. Dezelven bcitaan in eenen ronden puinheuvel, en het laag en verv allen muurwerk van eenen ouden ingeftorten toren, terwyl het huis zelf reeds langen tyd aan de ver. woesting is ten prooi geworden. Weleer was Kastrikum gehouden om de Graven van Holland in alle opentlykc heïrvaarten te moeten dienen met vyf en twintig riemen en manfchappen naar evenredigheid. Deze verplichting duurde tot in den jare 1395, als wanneer Hertof a l b re c ht van Beijeren, Graaf van Holland zyne onderzaten eenen afflag van vyftien riemen fchonk, en hen zodanig bevoorrechtte, dat zv in vervolg van tyd in alle de dienften met tien riemen zouden kunnen volltaan, onder voorwaarde van voor deze gunst zeventig Hollandfche khilden aan den Graaf te betalen. Deze tien A 2 rie.  4 KABINET VAN NEDERLANDSCHE riemen zyn in het jaar 1399 wederom verminderd tot op vyf, met een uitdrukkelyk bevel , dat niemand de Kennemers zou mogen opontbieden dan alleen tot de heïrvaart van den Graaf. Wanneer dezelve gefchiede, ontbood men ieder kerfpel met boden of brieven, veertien nachten voor men de opgezetenen ter heïrvaart opklopte, byaldien den optocht binnen 'slands bleef; doch was de optocht buiten 's lands beftemd, dan •werden de manfehappen alvorens niet gewaarfchuwd. maar moesten op het eerst opontbod eereed zyn om uit te trekken, zonder dat er een eenig middel was om dezen bezwaarlyken dienst af te kopen.- , 4 , Oudtyds had men in Kennemerland de gewoonte om by de fchotpanden te heffen. Zodra men vier honderd Rhynfche Guldens vermogend was, was men tevens in de verpligting om fchotponden 0D te brengen. Schot was eene belasting , het welk van perfonen, goederen , en uil omften geheven werd. Wy zullen terftond mder daar over handelen ; thans moeten wy vooraf aanmerken , dat de Graven deze lasten voor een gedeelte heften van den rykdom, bv gelegenheid van ontftaanen oorlog of andeie onverwachte gebeurtcnisfen, en daarmede zodaSTte werk gingen, gelyk nog hedendaagsch de erwten van ons Land gewoon zyn buitengemeene heSen te doen, en welken helaas! verre m onbruik te geraken, fomtyds zo bitter finaken, S den burger en dus ook den koophandel met wein g drukken. Men maakte van deze vordeS quohieren of fchattingboeken , welken SoLn genaamd werden, doordien deze belasting fchot genaamd was Dit fenot ging over iedere Had en over ieder doip , en A«-  EN KLEIFSCHE OUDHEDEN. 5 Kennemerland en alles wat daar onder behoorde, werd by eene zodanige gelegenheid op eenige ponden fchots gefield, en de Heden en dorpen met elkander moesten daaruit zo veel opbrengen, als de Staten van het land den Graaf hadden toegeltaan. Om nu het aandeel van een' iegelyk naar evenredigheid te vinden, plagten de Kcrmemers ieder dorp een zeker aandeel in deze heffing op te leggen; daaruit ontfproot eene belasting van byzondere perfonen in een zodanig dorp, welke men de buurlasting noemde , en geheven werd, naar mate dat ieder gegoed was. Nog werden deze Jasten geheven ter betaling van des dorps belastingen, gelyk de jaarlykfche ink'omften der fchoolmeesters,der vroedvrouwen, de onkosten der kerken, en alles wat het dorp eenigfints raakte, niets uitgezonderd. Alaarby. naar ieder dorp m Kennemerland,had de gewoonte om aan deze belastingen eenen verfchillenden naam te geven; dit dorp by voorbeeld, noemde deze heffing, ponden; een ander twee - en-dertipfle delen of zestiende delen, waarvan een gebuureen agtjle gedeelte opbrengt, het hwrenfehot; andere dorpen noemde dezelve prikken en oogen, en weder anderen, hik en prik. Deze benamingen zou, den aan velen onzer landgenoten , by het door. bladeren der Nederlandfchc gefchiedenisfen onverflaanbaar voorkomen, en het is daarom, dat wy deswegens eene korte mtlegging dezer woor* den hier laten volgen Wanneer de Kennemer dorpeling twaalf honderd guldens gegoed was, l et zy hy dezelven in klinkende munt in zyne kasfe, dan wel aan goederen bezat, werd hy gefield om een oog op te brengen. Een oog werd wen!0? ïï dden 7erdeeld' e» deze S werden^/ta genaamd; en hoewel vrouw noch A 3 man  6 KABINET VAN NEDERLANDSCHE man eenige middelen bezaten, moesten zy evenwel dit agtfte gedeelte of eene prik opbrengen, voor welke fchatting het huurrecht genoten werd. De heffing ondertusfchen van oog en prik beliep veel of weinig, naar mate de onkosten in het lopend jaar groot waren. Wanneer nu vrouw of man of beftor ven kinderen niet meer dan honderd vyftig guldens bezaten, mogt men hen niet ho. ger belasten dan met eene prik. Door eene hik werd wederom een vierde gedeelte van een oog verftaan, zo dat die geen, welke drie honderd guldens bezat, op eene Uk gefield was: daaruit volgt, dat die geen , welke vier honderd vyftig guldens gegoed was, hik en prik moest betalen; wie zes honderd guldens bezat, was belast met een half oog • wie negen honderd guldens bezat, met een half oog, hik en prik, en hy, die twaalf honderd guldens aan inkomen kon rekenen, moest een geheel oog betalen. Wormer enjisp onder anderen waren twee dier Noordhollandfche dorpen, die de fchattingen by ogen, hik en prik heften. Schot was, gelyk wy zo even aanmerkten, eene belasting op perfonen en goederen of inkomsten. Men hef te het, door byzondere omfrasen , van de gegoede ingezetenen, onder den naam van Schotzettingen, en Burgemeesteren in de fteden, gelyk ook de Schepenen op de dorpen, werden doorgaands by meerderheid van Hemmen door de fchotgevende ingezetenen totlchotzetters, fchotgaarders of ontfangers verkoren; doch de byzondere fchattingen werden om de 4 5 of 7 jaren veranderd, ter oorzaak van de' veranderingen in de gefteldheid der huisgezinnen en de waardy der goederen; alsmede doordien de ingezetenen op den eenen tyd meer dan  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 7 dan op den anderen tyd verpligt waren op te brengen, wordende deze heffing groter of geringer , naar mate de eisch was van 's lands Staten of die van den Graaf. Somtyds betaalde men van ieder pond, waarmede men in hetfchotboek opgetekend Hond, eenen heller of myt, van welken drie op eenen penning gingen. Deze belasting werd oudtyds ook fchildtakn genaamd, doordien zy, ten tyde van 'slands Graven uit het huis van Bourgondie, in fchilden of Ecus betaald werden, en deperfonen, welken men in Kennemerland en elders Schotzetters noemde, droegen in Vlaanderen den naam van Pointers, van welk laatfte woord de naam verponding denkelyk afkomstig is, als wilde men daarmede yerjpointing, dat is herzetting, betekenen. Het oudst bekend quohier van verponding van de huizen in Holland geheven is, van het jaar 1447; in het jaar 1515 werd hetzelve vernieuwd, en federt dien tyd niet weder voor het jaar 1632; daarna is, in het jaar 1732, het quohier bepaald , naar hetwelk nog tegenwoordig de lasten der verponding geheven worden. Omtrend het opbrengen nu van deze zogenaamde Schot, is meer dan eens onecnigheid ontitaan tusfehen de edelen en burgery dezer landen. De edelen waren vry van deze belasting, en alleen verpligt den Graaf, wanneer hy eene heïrvaart uitfchreef, te volgen. De burgery in de fteden daarentegen was niet alleen verpligt om hem en het land met manfehappen, in geval van oorlog, by te Haan, maar daarenboven was zy nog gehouden , om de willekeurige belastingen of zogenaamde beden optebrengen, die jaarlyksch of om de dne jaren uitgefchreven en ook Bottingen genaamd werden. By buitengewone gevallen A 4 wist  o kabinet van nederlandsche wist men de burgery ook te vinden, en verfchoonde haar niet, wanneer by voorbeeld de Graaf aan het hof van den Keizer moest verfchynen; wanneer zyn zoon of broeder ridder werd; wanneer hy zelf of een zyner naaste namagen in het huwelyk trad; en by andere gelegenheden , waarin de Graaf zware kosten moest maken, werd de burgery met willekeurige en buitengewone belastingen bezwaard. De onvermogenden alleen, en de zodanigen, welken dc Graaf uit byzondere gunst wilde vry laten, waren fchotvry, met de edelen en geestelyken. De ftcden in het jaar 1305 in aanzien en vermogen toegenomen zynde, morden wegens deze willekeurige vryheid aan de edelen vergund, en betuigden opentlyk hun misnoegen deswegens. Deze uitfluiting viel aan de burgery zo veel te ondraaglyker, doordien velen zich edelen noemden, zonder hunnen adeldom te kunnen bewyzen, en den naam van edel alleen aangenomen hadden, om aan de belastingen ontheven te zyn. Op deze wyze nam het getal der zogenaamde edelen van dag tot dag toe, en de burgery werd dus van tyd tot tyd zwaarder belast. Het gemor hierover ontftaan, zou hoger geklommen zyn, wanneer willem di III, toenmaals Graaf van Holland, alle de edelen en Schepenen der fteden in 'sGravcnïiagc niet ter dagvaard had doen opontbieden, alwaar na ryp beraad befloten werd: „ dat niemand van het betalen der lasten vry zyn zou. „ de, die niet alvorens bewyzen kon, dat hy van adelyke afkomst was," met welk beduit de fteden zich oogfchynelyk op dien tyd vergenoegd hebben. Kastritaii betaalt nog jaarlyksch aan herfst- bede,  en kleefsche oudheden. 9 bede, zes ponden; aan vroonfchulden, vierentwintig fchellingen; en aan boddingen, eensom de drie jaren vier ponden zes fchellingen, alles volgens handveste van flor is den V, den gemeenen Kennemaren verleend des vrydagsnahalf vasten, in het jaar 1291; en de abt van Egmond trok weleer uit de herfstbede, welke ieder jaar op 67. Bartholomeus-dag betaald werd, twee ponden twaalf fchellingen. Onder andere voorrechten van Kastrikum, heeft ook de ambagtsheer aldaar de aanHelling van Schout en Schepenen, door Graaf floris den V den Kenncmers verleend, inhetjaar 129L Dezen zyn verpligt, om, ten overflaan van den ambachtsheer of Schout, keuren en ordonnantiën te maken, betreffende de burgerlyke regeering, de middelen, en het lage rechtsgebied; achtervolgens het oude recht der Kennemers, mag deze rechtbank beboeten tot twee-en-veertig Kennemer fchellingen, ieder fchelling gerekend tot eenen braspenning of een' Huiver en vier penningen ; de twee-cn-veertig Kennemer fchellingen maken uit twee Kennemer ponden, en een Kennemer pond, zes-en-twintig Huivers en vier penningen; en bovengemelde keuren zyn van oude tyden af in de kerk, na het eindigen van den godsdienst, of voor het rechthuis in het openbaar aan het volk afgekondigd. De boetens van alle deze keuren, tot twee-en-veertig fchel lingen toe, behoren den ambachtsheer of zynen Schout binnen het ambagt of dorp; dezelve is mede in het byzonder gerechtigd tot de helft van alle cnmmeele boetens in het ambagt voorvallende, gene uitgezonderd; het zy de Bailluw van Kennemerland dezelven by verdrag of gerechtelv ke vervolging verkrygt. De Bailluw is altoos A 5 ge.  io kabinet van nederlandsche gehouden, den ambagtsheer daarvan rekening te doen, alsmede van het hoendergeld, hetwelk alle fchrikkeljaren vervalt, door den Bailluw van Kennemerland wordt ingevorderd, en voor de helft den ambagtsheer toekomt, gelyk blykt uit de handvesten en privilegiën van Kennemerland, bladzyde 157, 158, 765, 766, 770, 771. Wy hebben dit dorp hier boven een oud en adelyk dorp genoemd; ten bewyzen van beide deze gezegdens, zullen wy uit de jaarboeken van m. v o s s 1 u s de befchry ving van den twist overnemen, omtrend den jare 1091, ten tyde van Graaf flor is den II, tusfehen die van Kastrikum en Egmond gerezen: ,, In het begin (fchryft die geleerde man) van zyne ( Graaf Floris ) regering zyn die van „ Egmont en Caftrichem in haat en twist tegen „ malkanderen vervallen. Het onweder en ftor„ men zyn 'er de oorzake van geweest; want de ,, groote zee, door haar geweld zwellende, en „ over dyk en dammen henen fpoelende, is al „ het land, gelegen tusfehen Caftrichem en Eg„ mont, dat wel het allcrleeglte van geheel „ Holland is, t'eenemaal onder water gezet. De Egmonders maken een zwaren dyk, dewyl de andere rontom gelege landen vry wat hooger „ waren als de hunne, en zy hun uitterlte ver5, derf en ondergang vreesden, indien 'er een „ nieuwe ftorm quam op te ryzen, waar door „ het Meer geftopt en door het winterwater ho„ ger geworden zynde, zoo is het land van „ Caftrichem, en daarenboven veele van hunne „ Huizen ondergelopen ofte om verre gefpoelt. „ De Caftrichemmers, aangeftookt door gram„ fchap tegens de Egmonders, hebben den dyk „ met gemeene magt vernielt, doch door het „ wayen  en kleefsche oudheden. ii „ wayen van eenen fterken wint zyn die van „ Egmont van het uiterfte gevaar, dat hun op „ den hals lag, bevryd geworden. Weinig tyds daar na de Dyk wederom vermaakt zynde, 3, werden zy wederom geweldig van het water „ geplaagt, vermits Adelart, Abt van Egmont, „ een gragt hadde gegraven, om de kragt van ,, de baren daar door te breken en af te keeren. Als dit nu wederom tot fchade van die van Caftrichem uitviel, zoo zyn zy met gewapent „ volk daar op toegcfchoten om den Abt zulks „ met geweld te beletten, want zy waren toen „ ter tyt zeer vermaart door hunnen Rykdom „ en magt. De Abt deeze vyanden op hem ziende aankomen, nammetdezynendevlugt, „ dat zoo fpoedig niet konde gefchieden, of de „ Caftrichemmers hebben 'er door hunne fnelle paarden eenigen achterhaald en ter neder ge„ fabelt en veele gevangenen gemaakt, die allen fpot en ongelyk hebben moeten verdragen." Zo zeer Kastrikum op zynen ouden adel mag roem dragen, onder welken mei nart uitgeblonken heeft, welke de tienden zyner landen aan de kloosterbroederen van Egmond betaalde alsmede bruin van kastrikum, een moedig ridder, in het jaar 1168, benevens vele anderen in eenen veldflag te Schrei gefneuveld; zo zeer mag het zich beroemen op twee geleerde inboorlingen van latere dagen, nament- lyk, opjOHANNES PETRUS VAN KASTRIKUM en PANCRASCASTRIKOMIUSOfvAN kastrikum, Syndicus der Had Groningen, een byzonder goed vriend van den beroemden petrus scriverius, en volleerd in de gefchiedenisfen van ons vaderland, waaromtrend Jiy zeer vele aanmerkelyke en wetenswaardige za-  Iï 'KABINET VAN NEDER L A ND s CH E zaken gefchreven heeft, die echter tot dus verre vruchteloos door de beminnaars der Nederland, fche oudheden te gemoet gezien zyn, en als nog in de duisternis worden terug gehouden. Nog is dit dorp beroemd wegens de fchone echtgenote van sifried of sikke, jongfte zoon van Graaf aarnout van Holland, en ftamvader van de Heren van Br ederode, waarvan wy breedvoerig in het eerfte deel van dit ons werk, onder het agt-en-veertigst prenttafreel, gehandeld hebben. Niet minder daarenboven is Kastrikum bekend wegens den fnoden aanflag, welke door de Kabeljauwschgezinden tegens den Heer reinold van brederode en Beatrix vanvalkenburg, ouiLrend dit dorp , ondernomen werd, doch die hun, tot hunne fchade en fchande, op eene deerlyke wyze mislukte. Ten tyde van dezen reinold, zoon van died'erik, den XIII Heer van Brederode, was de partyfchap tusfehen de hoekfehen en kabeljauwfchen op nieuw allerhevigst aan 't woeden. Hertog albertvanbeijeren werd , wegens de krankzinnigheid van zynen broeder willem, Graaf van Holland, door het voornaamst opperhoofd der hoeksgezinden , Heer DIEDERIK VAN BREDERODE, Ontboden en tot Ruward dezer landen aangclteld; de Her. tog fchonk den oudften zoon van Heer die derik, reinold van brederode, het balluwfchap van Kennemerland, hetwelk hy aan eenen der kabcijauwfche edelen, den Heer jan van bloemestein, opgezegd had. Dit wakkerde de woede op , en de kabeljauwschgezinden zochten den nieuw aangeftelden Bailluw, waar zy heimelyk konden, te benadeelen, en lagen zelfs toe om hem te vermoorden. De onder.  en kleefsche oudheden. 13 derneming volgde ook eerlang dit befluit. Reinold geen kwaad vermoeden hebbende, begaf zich weinig tyds na zyne aanftelling op wegnaar Kennemerland; doch met een klein gevolg in de duinen van Kastrikum gekomen zynde, ontdekte hy zeer fpoedig de hinderlagen hem door zyne vyanden gelegd; waarom hy zyn paard de fporen gaf, en met achterlating van drie mannen van zyn gevolg, welken door de vyanden ingehaald werden en fneuvelden, naar Kastrikum reed, waar hy zich in de kerk van dit dorp dacht te bergen. De kabeljamvfchen hem op de hielen vervolgende, onderhaalden hem op het kerkhof; reinout en zyn-overig gevolg weerden zich -daar met ccnen gadelozen moed, en werden eindelyk bygefprongen door de opgezetenen van het dorp, welken hunnen nieuwen Bailluw met kracht van wapenen te hulp kwamen. Daarop kozen zyne vyanden het hazenpad, en verbergden zich gedeeltelyk op het kasteel te Heemskerk, en gedeeltelyk binnen Delft; beide welke plaatfen zo verre in de ongenade van den Hertog vervielen, dat hy de eene na de andere belegerde, en dezelven dwong, zich op zeer harde voorwaarden over te geven, waarna de hoofden der kabeljauwfehen door hem gevut werden. Toen nog de Roomfche godsdienst in deze Ian • den de heerfchende was, werd de heilige Pancras geëerd als de patroon der kerk te Kastrikum, waarvan de tyd der ftichting geheel onzeker is, en nergens geboekt ftaat; dit alleen weet men, dat toen de Spanjaarden in het jaar 1573 Kastrikum, Limmen, Uitgeest, Bakkum en andere omgelegen dorpen alöm uitplonderden, en de Kerken allerwege in den brand ftaken, de kerk van dit dorp by uitzondering gelukkig verfchoond werd  14 kabinet VAN nederlandsche werd (*) ; op eene andere plaats vinde ik aangetekend, dat deze kerk twee vicariaten gehad heeft; te weten, een aan het autaar van St. Nicolaas en een ander aan dat van de heilige Maria; doch dezen zyn verdwenen, zo rasch de hervormde Godsdienst alhier ingevoerd, en de heerfchende werd, fints welke tyd degemeentens van Kastrikum en Heemskerk te famen vereenigd zyn, en tot hunnen eerften leeraar gekregen hebben jan pietersz van Kastrikum, aldaar beroepen in het jaar 1584, en in het jaar 1586 alhier overleden. • Het getal der proteftanten is echter in dit dorp gelyk ook in vele anderen, zeer gering, en de roomschgezinden, welke alhier eene kerk hebben, maken het grootst gedeelte der opgezetenen uit. (*) Voor den ingang der kerk leest men het jaargetal 1219; doch het choor en de toren zyn op verre na zo oud niet. De toren is van vierkant metfelvverk, wiens fpits vry hoog üitfteekt. het HUIS te KLEEF, In zuid-kennemerl and. In het noorder gedeelte der ambagts heerlykheid Akendam, tegenwoordig benevens Schoten,Haar* le'mmerliefde (*), en Hof-ambagt aan Haarlem toebehorende , en omtrend twee honderd roeden van ge- (*) Ook Haarlemmerlede genaamd.    en kleefsche oudheden. 15 gemelde ftad, vertoonde zich weleer het huis te Kleef, ter rechterzyde van de Klever laan, een' weg van het gewezen reguliers klooster, naar Bloemendaal ftrekkende. Het heeft met de drie genoemde ambagten te famen éénen Schout, Geheimfchryver en bode, .en deszelfs regeeringbeflaat uit drie Schepenen, welken door den Schout en Schepenen benoemd, en weleer door den Am. bagtsheer in der tyd verkoren werden; met dit beding dat twee Schepenen uit Zuid- en de derde uit Noord - Akendam moest aangefteld worden. Van dit adelyk huis waren de overblyffelen in de jaren 1660 en 1661 zodanig, als de gra. veerder rade maker ons dezelven in de twee hier ueveiibgevoegde 53ite en 54ite platen heeft afgebeeld. In het eerfle tafereel vindt men het grootst gedeelte van eenen vierkanten toren, welks puinen nog van zyne voormalige fterkte getuigen; alsmede verfcheiden zware brokken van muuren,met eenigefchuinebogen, en twee byzondere gebrokene voorpoorten; terwyl in de twede plaat de deerlyke overblyffelen alleen nog zichtbaar zyn in een gering gedeelte van den genoemden toren, in een tweekantig en op zich zelf ftaand ftuk van eenen muur, en eindelyk in twee fcherpe en fmalle brokken tusfehen de twee eerstgenoemde, en nog hedendaagsch overgeblevene puinen, alles ftaande op eenen thans eenzamen heuvel, door eene byna uitgedroogde gracht omringd. Jammer ondertusfehen is het dat dit floc nergens afgetekend is in zynen bloeienden welftand. Men is het nog niet eens wegens de ftichting van dit huis. Sommigen zyn van mening dat het deszelfs naam ontfangen heeft naar aleid,dochter  Ifj kabinet van nederlandsche ter van diedertk, Grave van Kleef, huisvrouw van dieder ik den VII, Graaf'van Holland; anderen, en hiermede ftemmen onze geloofwaardigftc en meeste gefchiedfehryvers overeen , beweren, dat het dus genoemd is naar margaret h a , dochter van adolf van Kleef, echtgenote , en daarna weduwe van Hertog albrecht van Bel/eren, Graaf van Holland, en wel omtrend het jaar 1392. Dit laatst gevoelen heeft ook wel de meeste waarfchynelykheid, zo gene volkomene zekerheid. Hertog albrecht overleed in het jaar 1404, in den ouderdom van zeven-enzestig jaren. Gene kinderen hebbende by zyne twede vrouw margaretha van Kleef, wil men, dat hy voor zyn overlyden, ten geuuege van haar , dit voortrcffelyk huis heeft doen ftichten, waar zy zich meestal na zyncn dood heeft opgehouden. Het adelyk geflacht der brederode's is fints onhcuchelyke tyden bezitter geweest van dit kasteel, als mede van het kasteel Brederode gelegen in den banne van Velzen, het welk wy op het einde van ons eerfte deel befchreven hebben. Don frederik, zoon van den Hertog van 'Aha, befloten hebbende om de ftad Haarlem te belegeren, deed in het jaar 1572 het huis te Kleef door eenige daartoe gefchikte krygsbenden in bezetting nemen, by welke gelegenheid de huisluiden verjaagd, de molens in den brand geitoken, en alles vernield werd, wat onder het bereik kwam van deze woeste menigte. Hyzelf huisvestte geduurende het beleg dier ftad op dit aloud kasteel, en nadat zyne benden het leger van den Prins van Oranje , onder den Heer van Batenburg tot ontzet der belegerden, van Sas. heim over Noordwykcrhout tot naby het Haarlem. mer-  en kleefsche oudheden. fj m&rhoüt genaderd, geflagen hadden op den 8 july van hec jaar i<73, bragt hy onder anderen agt veroverde veldftukjes op dit huis, hetwelk na het overgaan van de ftad eerst tot eene gevangenis der kapiteinen en vaandragers der verwonneÜngen misbruikt, en het zy uit haat tegens den Heer van Brederode, het zy uit vrees dat de vyand zyn voordeel, met dit huis doen mogt,byaldienhy eenen aanval op Haarlem wilde ondernemen, weiweinig tyds daarna, door buskruid, ten dien einde daar onder gebragt, vernield werd, en in de lucht moest vliegen; terwyl niets dan eenige gefcheurde brokken van deszelfs torens en de overblyffelen van zware muuren, de gedenktekens van dit kasteel en deszelfs jammerlykc vernieling by den nakomeling bewaren. Samüel ampzinggedenkt deze reukloosheid zeer beknopt in het byfchrift op de fraaije konstplaat, naar de fchone tekening Van p. zaanredam, door jan VAN de velde gefneden, aldus luidende: Dit is het huis te Kleef, zoo 't huiden word gevonden, In ons beleg vernielt, in ons beleg gefchonden, Daar Frederico lag, als hy de ftad be/loot, Daar Freiierico lag, als liy de Jtad bejchoot. Breedvoeriger hieromtrend fchryft de dichter pi et e r vlaming, in het twede boek van zyn Hoogewaan, bladzyde 59; waar hy van het huis zelf en deszelfs ongelukken het volgende zingt: Het Huis TE KLEEF, dat vlak voor ons gezigt Gelegen is, nood my om aan te fchouwen Het ovrige van zyn aloud gejligt, Zyn breeden Muur, als uit een rots gehouwen, II. deel. B Vm  18 kabinet van nederlandsche Pan Alvds zoen weleer ten val gebragt: Toen Haarlem moeft des Spanjaarts wrok bezuren, - ' Deet ook de brant en 'sbuskruits felle kragt Perand'ren in een puinhoop deeze muuren. Dus tajl de doot alleen geen menfchen aan, Maar Sloten zelf en Jlerk bewalde Steden. Daar Troje (lont, groeit gras en welig graan, l En wordt het Land met ploegen doorgejneden. Dit, dat een Hof der Ridd'ren is geweefl, Daar zang en fpel klonk door de ruime zalen, Daar BREDEROO, zoo ront, zoo bly van geef}, Den Adel van ons Holland plagt te onthalen, ls nu niet meer dan een verwarde klomp Van aarde, puin en af gevalle Jleenen, Vertonende in die akelige romp Geen teken zelf van 't geen het was voorheenen. Ampzing befchryft ons in den lof der Had Haarlem zeer naauwkeurig de gelegenheid van hetzelve, en den weg derwaards; by dij gelegenheid gedenkt hy tevens aan het nieuw gebouw van den Heer Van brederode, aan dit zyn huis te Kleef, waarop hy fomtyds uit vermaak zyn verblyf voor eenigen tyd gehouden, en in vervolg van tyd eenen rentmeester daarop geplaatst heeft, om zyne daaromftreeks gelegen goederen te beftieren. Aldus fchryft hy op blad. zyde 89: Komt langs den Kruis-weg ook dy zonderling vermaken, En op een (leenen-vloer tot Sieken toe geraken, En door zeer harde kly een weinig voortgegaan, Het Huis te Kleef bezien, en daar wat Jlille ftaan. En zeggen in dyn hert: die droevige ruwynen En fteenen overhoop nog vry wat wonders fchynen, En tuigen 't oud fieraat, en laas! het groot verdriet, Dat over Land en LiS/i lilt bloedig Oorlog giet. Het    en kluefeche oudheden. IQ ii e t d o r p £ P A A R W O U D E, /// zuid-kennemerland, Onder hei Bailluwfchap van blois. Onder het bailuwfchap vm Blois, aldus genaamd naar guy van blois, jonger broeder van Graaf jan den derden van Henegouwen en Holland, behoren , behalven Katswoude in Waterland en de kleine ftad Beverwyk, alwaar de vierfchaar gefpannen wordt, ook nog Wyk op Zee, Wyk aan Duin, Westzanen, Krommenie, Zaan- oïZardam, tot aan de grote fluis in Noord-Kennemerland, en het hiernevens afgebeelde dorp Sparwoude in Noord-Kennemerland, thands het onderwerp onzer befpiegeling. In de oude brieven der Utrechtfche kerk vinden wy het onder de benaming van Spirne en Spirnerewalt; en in een oud verdrag, door dennaauwkeurigenBurgemeesteralting, in zyn Germania Inferior, part: II bygebragt, draagt het den naam van Spernewalt, hetwelk overeen ftemt met den naam Spamewalt; want men moet hier by aanmerken, dat in de oude brieven de e van de i en a menigmaal niet kan onderfcheiden worden. Daarenboven wordt de a door verandering van uitfpraak meermaals verdraaid in de e, gelyk ook de e in de letter a; gelyk men by voorbeeld Wetering fchryft voor Watering. Ook vindt men in gene handvesten B2 of  ÜO KABINET VAN NEDERLANDSCHE of graaflyke brieven ooit anders gefchreven als Sparnewoude; ook is het buiten tegenfpraak, dat Spaarwoude en Spar&ndam hunnen naam ontleend hebben van den vloed Sparen, in vroegeretyden Spame geheten. Hadrianusjunius echter in zyn Batavia, cap. VII, wil, zonder eenige bondige bewysredenen, Spirne gelezen hebben, als had deze ftroom zynen naam ontfangen van de fpieren of rietwortelen, welken, volgens zyn voorgeven, in grote menigte langs deszelfs boorden en elders gevonden worden. Spierinxmeer en Spicrinxhorn, beiden omrrend halfwegen/foarlem en Amfterdam gelegen, fchynen zyne Helling eenige waarfchynelykheid te geven; wy moeten het gevoelen van dien fchryver in zyne waarde laten, hetwelk, hoewel zonder eenig gegrond bewys zynde, niet onaardig gevonden is, en waartegen wy met grond niets kunnen inbrengen; wy zeggen met den dichter ampzing; En of gy Spaerae zult, of Spierne moeten heten, Wat hebben wy daarvan d'onzekren gront te weten? Wy fparen dan die moeite om wyders voort te trein, En houden met den naam van Sparen ons te vreên. Het dorp zo wel als de ban van Sparewoude heeft eenen lagen en moerasfigen grond, en is alom met menigvuldige binnenwateren, floten en poelen doorfneden. Ten noorden van dit dorp legt de Yftroom en de Sparendammer dyk; ten oosten het hof-ambagt; ten zuiden de trekvaart en het Spierinxmeïr, en ten westen de rivier de Leye, de veenpolder, de waart, het Sparenland, en het luchtig dorp Sparendam. Sparewoude be. ftaat hedendaagsch uit zeer weinige by elkander gebouwde huizen; de meesten leggenlandwaards in  en kleefsche oudheden. 21 in en langs den Sparendammer dyk verfpreid. De opkomst en bloei van het dorp Sparendam is eene der grondigfte redenen van het vervallen van Sparewoude, hetwelk in het jaar u55 en daaromtrend zo groot, zo landryk en welvarend was, als Sloten, Slot er dyk, Osdorp, de Geer, Houtryk en Polanen toenmaals waren, zo dat deze plaatfen te dier tyd het onderhoud van den gehelen zeedyk ten hunnen lasten hadden, en uit dien hoofde ook dykpligtigen genoemd werden. Dit dorp is zeer beroemd wegens zynen inboorling klaas van kjüTen, gemeenlyk de Sparewouder reus genaamd, van welken ampzing het volgende zingt: ■ ■ ■ Komt nemen dynen wyk Naar 't oude Sparenwou door 't veld of langs den dyk, Daar Klaas de Reus ontfing zyn wezen, logt en adem, En daar zyn lengte blykt, by 't teken van zyn vadem; Een zeer vervaarlyk mensch, van wezen en gebaart, En evenwel niet kwaat, niet flraf, noch wreed van aart. Eene meer uitvoerige en meer naauwkeurige befchryving vinden wy van hem in de oude Hol landfche kronyk , divis: XX, kap. XIV, op het jaar 1300. Schre velius fchryftaldaar, het jaar 1268, het volgende van hem: om„ trend dezen tyd was een man, geheten klaas „ van kieten, geboren van kleine ouders, in „ het dorp geheten Spaarnewoude, by Haarlem, „ wiens ftature ofte lighaamby andere menfehen „ niet en was te vergelyken; want onder zynen „ uitgeftrekten arm zoo ging wel die langfte man „ door, die in't land was, ende onder een fchoen „ van zyne voeten zo worden wel vier voe„ ten onder bedekt ; die fchoolkinderen, B 3 ,> gaan-  22 kabinet van nederlands,c he », gaande of komende van der fchoole, zagen ?, hem wel aan van agteren, maar van voren en *, durfden zy hem niet aanzien, ende nogthans >, zo was deeze klaas een zagtmoedig ende s, goedertieren man, ende en was niet fel en „ kwaat, dus waar 't zake geweest dat hy zo ftout, „ kloek ende vroom waar geweest van herteen„ de van moede, als hy groot ende Hark was „ van lighaam, hy zoude alleene die vyanden „ met zynen gezigte ende tegenwoordigheid „ hebben verjaagt." Men ziet uit deze befchryving, welk eene ongelyWide g moedsgefteltenis vondel, in zyn beroemd treurfpel Gysbrecht van Amftel. hem toevoegt, wanneer hy hem affchildert als een der plonderaars en moorders van het klooster der Klarisfen, en nog van andere boosheden befchuldigd, welken allezo ongcrymd als valsch zyn Tot een verder bewys dezer befchry ving kan neg dienen, dat de Heren dirkvanbrederode; floris, Abt vanEgmond; hendrik van wassenaar, Burggraaf van Leiden, en willem, Heer van Egmond, na den dood van Graaf floris den V naar Engeland overfchepende, om den zoon van den vermoorden Graaf jan van holland herwaards over te brengen , dezen klaas van k reten, om zyne zeldzame grootheid, hebben mede genomen. Behalven deze zeldzaamheid, ftaat Spaarwoude an de gefchiedenisfen van ons vaderland met zeer veel luister te pronken, wegens het edel geflacht van sparenwoude, hetwelk benoorden de dorpkerk een fterk kasteel gehad heeft, waarvan omtrent den jare 1628 nog eenige kelders en zware onderaardfche gewelven overgebleven waren. Ampzing getuigt dit onder anderen met  en kleefsche oudheden. 23 met de volgende verfen, in het aanhangfel op zyne befchryving van Haarlem te vinden: Hier heeft weleer het flot van Sparewou gelegen, Benoorden van de kerk, maar 't heeft zyn eint gekregen, En is al meê vernielt, geregen aan het zwaartj Al wat 'er nog van is zyn kelders onder de aardt. Omtrend de edelen van Sparewoude, welken hun huis te Haarlem in de Morinnefteeg gehad hebben, merken wy aan, dat obusdvan sparewoude ons voorKomt in eenen verzoenbrief, in den jare 1413, tusfehen deze g e r a r d van sparewoude en gerard van poelgeest; welke verzoening bewerkt werd door tusfehenkomst van philip en diderik van bloot, ter oorzake van den doodfiag aan .uyt van poelgeest gepleegd. Ampzing maakt gewag van willem van sparrewoude florisz., welke zyn eigen zegel gebruikte; deze leefde in het jaar 1454; alsmede van jan van sparrewoude, klerk, welke in het jaar i4Q2by denHeer symon van der horst, priester te Haarlem, woonde. Een ander, met name johan van sparewoude, heeft, volgens de archiven der gebeneficeerden van Holland, in het jaar 1488, de heerlykheid van Sparewoude verbeterd. Ysbrantvansparnewoude bezegelde in het jaar 1491 met zyn eigen zegel- als borg van willem van adrichem, eenen brief binnen Leiderdorp. Op de lyst der Edelen, welken ten tyde van Hertog kar el van bourgondie; deszelfs erfdochter mama, en den Aartshertog maximiliaanvan oostenryk; namentlyk de zodanigen, die fmts de jaren 1477 tot 1500 toe bekend waren , B 4 vindt  24 kabinet van nederla ndsche vindt men klaas van spa ar wou de mede opgetekend. Willem en ysbrant van spa ren \v oude waren beiden op hetjaari497 leenmannen van de graaflykheid van Holland; en in later tyd, namentlyk in het jaar 1520, komt gerrit van spaarwoude, welke in het jaar 1548 deken van het St. Joris gilde te Haarlem was, als leenman voor. Nog vinden wy by ampzing en schrevelius eenen anderen ysbrant van spaarwoude, op den 22 augusti van het jaar 1572, tot Schepen, en na het overgaan dier ftad, o}> den y december 1573, tot Burgemeester gekoren; en eindelyk vinden wy op de geflachtlyst der Heren van amstel van mynden, Cene jozyne van spaarwoude, welke in het jaar 1600 overleed, als weduwe van den Heer wouter vanmYnden, Heer van Ruweel, na den dood van zynen vader, kornelis hernoemd; ook nog eene maria, erfdochter van gerrit van spaarwoude, in het jaar 1615 te Viancn gehuwd, met jacob van amstel van mynden, Heer van Loenrefloot, waarby zy kinderen gewonnen heeft. Dit dorp behoort aan de graaflykheid van Holland ; de Schout en Secretaris aldaar zyn in één perfoon vereenigd, welke ampten thans dooiden Heer gerri t vermoten waargenomen worden, als daartoe aangefteld zynde door de Heren Gecommitteerde raden van Zuid-Holland. Spaarwoude, zo beroemd in de oude gefchiedenisfen, is niet minder beroemd geworden ten tyde van het beleg der ftad Haarlem door de Spanjaarden. In de jaren 1572 en 1573, °P den 6 december van het eerstgenoemde jaar, viel omtrend dit dorp eene hevige fchermutfeling voor, tusfehen eenige Spanjaarden en de bezetting van Spa,  en kleefsche oudheden. 25 Sparendam, op den hogendyk; den volgenden dag zonden die van Haarlem, de grote aangelegenheid der Sparendammer fchans volkomen kennende , drie honderd mannen voetvolk derwaards, onder het bevel van gerrit van der laan en den kapitein martenpruis, tot verfterking der bezetting. Den 8 van diezelfde maand, trokken eenige burgers en foldaten, onder dirk mattheusz, een' der zeven ftads kapiteinen, met fchoppen, graven, houweelen en andere werktuigen naar den hogendyk, om dcnzelven tusfehen Sparemvouda en Sparendam doortefteken, en dus, door het land aan die zy de van de ftad onder water te zetten, de aannadering van den vyand te verhinderen; deze aanflag gelukte ten deele; reeds was 'er een groot ftuks dyks doorgegraven , aleer de vyand zulks gewaar werd; doch toen bemerkte de Spanjaard het voornemen der belegerden, die dan hollend kwamen toefchieten om het oogmerk der Haarlemmers te verydelen, hetwelk hun gelukte, doordien het opgedolven gat nog niet diep en wyd genoeg zynde, dien zelfden dag nog door den vyand weder geftopt werd. Het Sparrewouder veer, naderhandPenpinx veer genaamd, waar de Spanjaarden den 18 en 21 february 1573 hunne Amfterdamfche galeijen en fchepen vruchteloos poogden door te brengen, om meester te worden van het Haarlemmer meïr, en dus aan de ftad allen toevoer te water aftefnyden; ook de voortreffelykc Spaarwouder poort te Haarlem, bewaren van dit dorp de levendigfte nagedachtenis. De hoge kerktoren van dit dorp levert een trotsch denkbeeld op van zynen voormaligen welvaart, terwyl het, van nader by bezichtigd wordende, terftond zynen vervallen ftaat duidelyk doet blyB 5 ken,  25 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ken, waarvan de opkomst en welvaart van Spa. rendam, maar wel voornamentlyk de onlustenen Spaanfche oorlogen, wegens den vervloekten geloofsdwang gevoerd, de oorzaken zyn. De Spanjaarden den 26 july 1572 met hun leger van voor Haarlem opbrekende, voerden niet alleen eenen groten roof en buit van de ongelukkige landzaten mede, maar zelfs verbrandden deze reuklozen de dorpen,die hun reeds brandfchatting betaald hadden, niets verfchonende, van Albrechtsberg of Rloemendaal af tot aan Sparemvoude toe. De kerk te Sparenwoude verbrandde tot op een klein gedeelte, hetwelk met eenig riet overdekt was; de kerktoren bleef onbefchadigd; doch de rampen en het gebrek aan geld in den jare 1577 in ons vaderland merkelyk toegenomen zynde, dwongen den admiraal der Staten den Heer van Warmond johanvan duivenvoor d e , om beide de klokken uit dezen toren te doen halen om dezelven, benevens meer anderen, tot gefchut te doen vergieten, onder belofte nogthans van dezelve te zullen weder leveren, of de zuivere waarde daarvoor te betalen. Doch deze belofte is niet naargekomen, gelyk zulks blykt uit een request door de ingezetenen van Sparenwoude, den Staten van Holland en Westfriesland in het jaar 1613 aangeboden , waarin zy verzoeken, ter weder aankoping der twee klokken, eene belasting van agt Huivers te mogen leggen op iedere ton biers, welke door de tappers by hun zoude worden gcfleten; dit verzoek is hen den 13 maart van het gemelden jaar, geduurende zeven achtereenvolgende jaren, toegeftaan, onder voorwaarde, van de penningen uit deze belasting ingezameld, tot geen ander einde te gebruiken. Dit oclrooi werd in den ja-  en kleefsche oudheden. 27 jare 1621 voor nog zes, en den 24 juny van het jaar 1627 andermaal nog voor zeven achtereenVolgende jaren vernieuwd, doordien den Staten gebleken was, dat de voorfchrevene heffing niet alleen nog minder dan negen gulden jaarlyksch opgebragt had, maar dat anderdeels de verzoekers deze weinige penningen tot ardere benodigdens ter verbetering van het dorp hadden moeten aanwenden, en wel inzonderheid ter herilelling hunner kerk, alsmede tot het leggen van eenen geheel nieuwen vloer, nieuwe banken en tot ander noodzakelyk onderhoud en verbetering van het geheel gebouw, welks flcchten toeftand uit de nevensgaande prentverbeelding, in het jaar 1700 getekend, duidelyk te bemerken is, daar het achterst gedeelte der vorige kerk en het choor geheel ingeftort legt, en het voorst en kleinst gedeelte der kerk hedendaagsch alleen bekwaam gemaakt is voor de beöeffening van den godsdienst. Toen de Roomfche godsdienst in deze landen 'de heerfchende was, ftond de parochie-kerk van dit dorp onder de befcherming van St. Geertruida, en de pastory ter begeving aan de Graven van Holland, onder góedkeuring van den Domproobst van Utrecht; doch de kerk bragt, wegens de geduurige onkosten en ongelukken aan den dyk, zeer weinig op. Na de hervorming zyn Sparenwou en Sparendam in het kerkelyke vercenigd, en hebben tot hunnen eerften predikant bekomen arent arentz van Uitgeest, beroepen in het jaar 1589. Tegenswoordig behoren tot de gemeente van Sparenwou, behalven de protestantfche ingezetenen aldaar, ook nog die van Hofambagt, Houtryk en Polanen; allen gehuchten en ambagten onder  28 kabinet van nederlandsche der en langs den Sparendammer-dyk gelegen, ingevolge de eigen woorden van hunne fmeekfchriften , zo van het jaar 1613 als 1627 , waarin zy verzoeken om betaling te mogen hebben van de twee hun afgeleende en hier voorgemelde klokken. In het eerst verzoekfchrift brengen zy tot eene dringende bewysrede by: dat zy luiden mids de diftantie der voorz: ingezetenen woonplaatzen hun niet wel konden ie* helpen zonder kloeke; en in het twede, dat zy luiden nochtans de voornoemde kloeken grotelicks van doen hadden, principalick omme de gemeente, die wyt en fyt ghejeten waren, totte Predicatie te convoceren. De Roomschgezinden, alhier veel in getal, hebben in dit dorp eene ftatie. het huis t e BERKENRODE, In zuid-ke nnemer land. Berkenrode, of ook wel Berkenro in andere oude papieren gefpeld, wordt in onze 5611e konstplaat in die gedaante afgebeeld, gelyk het hedendaagsch gezien wordt. Het legt tusfehen den Heren- of groten Heemfleder weg en de Leidfche trekvaart, hebbende van voren eene hoge en brede laan, welke tot het huis leidt. Het  en kleefsci1e oudheden. 29 Het woord berkenrode is afkomftig van berken, eene bekende foort van bomen, hieromftreeks zeer veel groeiende, en uit rode, een oud duitsch woord, betekenende iets hetwelk laag is. Wanneer men nu Berkenrode laag genoemd heeft, wilde men daar mede te kennen geven, dat het land was, waarvan men de hoge duinen had weggekruid en vlak gemaakt, zo dat het in den eigentlyken zin, in vergelyking der heuvels, gezegd kan worden laag te leggen, gelyk zulks ook in de" leenbrief opgetekend ftaat; en de ware betekenis van Berken, rode is dus een laag veld vol berkenbomen; dus betekent Roderhemmucke of Roderhemmerke, nu Roderwolde genoemd (een dorp in het landfchap Drenthe, vier mylen van Groningen gelegen) lage weiden; en Rode, een ander dorp, mede aldaar gelegen, betekent eene laagte^ By latere fchry vers vindt men fomtyds Berken, roede gefchreven; deze is eene geheel andere betekenis, gelyk wy zulks in het eerfte deel, by de befchouwing van Brederode hebben aangewezen. Maar in de oudfte gefchiedenisfen, en wat nog meer afdoet, zelfs in den leenbrief van Graaf floris den V, in het jaar 1284 gegeven, ftaat uitdrukkelyk: „ WyFlorens, Gr ave van Hollant, „ maken cont alle dien ghenen, die defen brief fien „ felen ofte horen, dat wy Janne van Haarlem voo„ ren Aleyden Sone, onj'en Knape, gegeven hebben 9, den Campe, die Willem Terniac bedolven hadde, „ die leghet by den Gasthuyfen, dat the Haerlem in 3, den Hout ftaat, dat die Berkenrode heyt, alfoe ,, verre alfe dat ga ft lyde thun gaet, ende haer floet „ te Haerlem in den Houte waert, ende alfoe verre „ ah die Willem Terniac ende alfoe brech ghedolven „ had-  3© kabinet van nederlandsche „ hadde^ tote Nordikelhoutwaer, in dier manieren „ dat die Jan dien Campe ghebrnke ende beftghe vri„ ghelike ende erflike. In orconde van defen fo wil* „ len dat hem niment en hinder e in defen voorgefeghe„ den Campe, die dat dade dede utlike tegens ons. \> Drfen brief was ghegeven in die jare ons Heer en 'h duyfent tue hondert ende vur en tachtigh, in Sente ,j Niclais avo;it" De gemelde kamp, thans de Heerlykheid van Berkenrode, legt in den omtrek van den banne Van Heem/lede. J aw van heemstede, zoon van den Heer geruit van dien naam, deed afftand van deze ambagtsheerlykheid op den 18 augustus van het jaar 1466; alstoen werd zyaan het ftamhuis van Haarlem-Berkenrode verheeld, (wiéns geflachtlyst wy hier onder zullen laten volgen,) mitsgaders de twee delen van de tienden en zwanendriften binnen de bepaling, {trekkende van de gasthuislaan tot Jan Lotslaan toe, achter aan de vaart en voor aan de Heinfloot; verder aan den Heren weg, {trekkende oostwaards drie roeden in de wildernis. De bezitter dezer heer* lykheid ftelt jaarlyksch drie Schepenen aan, en benoemt eenen perfoon tot de bediening van het Schouts- en Secretaris-ampt voor deszelfs geheel leven; alles uit hoofde van het voorrecht door willem den tweden van dien naam, Graaf van Holland, aan het huis en de heerlykheid van Berkenrode gefchonken, hetwelk samuelampzinc, in zyne befchryving van Haarlem, op bladz. 89 in dezer voege aanhaalt: Ook kond gy Spieglenburg, gedoken in de Boomen, Bigt by den Aerdenhout, door onzen Hout bekomen, Of door het groene Veld voor by den waterkant, Of wilt gy door het Graan, door Duin en door het Zand, En  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 3T En houd gy dan de Vaart; laat Berkenro niet leggen: * Met name moet ik hier van dit Kafleel wat zeggen, Met name van dit Slot, dat onze edle Stam Van Haarlem tot een-Leen van onzen Graaf bekwam: Dies heeftfy dan dit Leen en deefen naem befeten, En werd fo Berkenro gemeynelyk geheten: Ja fo ook, dat de naem van dit vermaert geflacht, Door deezen tweden naem fchier was te niet gebragt, Laat Berkenro dan vry by dit geflacht beklyven, Maar laat de waerde naem van Haarlem eeuwig llyven. 'T is Haarlem ■ Berkenrd.- net een is dan het bloed, Het and're van dit leen en van dit Graven goed. Mag hier nu ook van my dit regt wel zyn verfwegen, Dat deefe Heerlykheid van Willem heeft verkregen, Den tweeden van dien naam! ik meyn het Halsgerigt In deefe Heerlykheid en op dit Slot gefligt. So is dan dit Gefligt nu ellef honderd Jaaren (En watter voor dien tyd veel ligt meir eeuwen waren) So langen tyd in agt; fo langen tyd in eer. Voorwaar! 't gebeurd niet veel, 't gebeurd al felden meer. Nergens vinden wy den ftichter van dit adelyk huis noch den tyd van deszelfs opbouw afgetekend. Sommige fchryvers vertonen ons in prent de overblyffelen van hetzelve, nadat het in het jaar 1573 door de Spanjaarden verwoest werd. Zo veel echter weet men, dat in vroegere jaren, toen de Roomfche Godsdienst alhier de heerfchende was, eene kapel in deze heerlykheid geftaan heeft, welke aan de heilige Agatha was toegewyd, en door eenen eigen pastoor bediend werd; op den 24 ianuary des jaars 1682, is de pastoor KORNELIS LAMBERTZ VAN DUINEN, Ba- calaurius in de Godgeleerdheid, op dit kasteel overleden, nadat de roomschgezinden, korten tyd  3* kabinet van n e d e rl a ndsc h e tyd te voren, in deze heerlykheid eene kerk, benevens een huis voor den pastoor gefticht hadden. ö Voor het beleg der Üad Haarlem, in het jaar 1572, ïtond dit kasteel nog in zyn volkomen eerftcn welftand; pronkte in het midden met eenen agtkanten toren en een diergelyk koepeltorentje boven den ingang; het overig gedeelte beltond uit vier onderfcheiden Hukken van ongelyke hoogte, welken allen door de Spanjaarden, geduurende lm Ul.g van die ftad in heJ. jaar 1573 deerlyk gefchonden ra voor het grootst gedeelte geweldadig nedergeworpen zyn; waaraan de meergemelde Heer ampzing herdenkt, wanneer hy zegt: Foey Spanjaard, dat gy ook dit Huys hebt neêrgefmeten, {Hoe kan men al zyn quaed en tyranny vergeten?) Maar denkt (6 edle [lam ) gy waertet niet alleen: Gy had dit ongeval met uwe Jlad gemeen. Grootfcher en prachtiger ondertusfehen vertoont zich het flot hedendaagsch, met zynen Italiaanfchen voorgevel en zydemuuren; de wederzydlche hoeken of uiteindens van den achtergevel zyn op de oude muuren gemetzeld, in de gedaante van vierkante torens, welker hoogfte met een gemeen, ter wederzyden aflopend huisdak, en de klemfte met een vierkant en fpits opftygend wolvendak gedekt is; rondsom het gebouw legt eene brede en zindelyk onderhouden diepe watergragt. Dit alles is te zien in eene grote en uitvoerige kaart, door wylen den Ridder Baronnet benjamin poulje, bezitter dezer heerlykheid, vervaardigd; in dezelve ziet men met een opflag van het oog het prachtig huis; de onderhorige landeryen van hetzelve; deszelfs hö-  ènkleefsche oudheden. 33 hoven; bloemperken; lenen; hagen; de met de Leidfche trekvaart gemeenfchap hebbende vyvers; de Basfecour met hare ftallingen; het koetshuis; voljeres; oranjehuifen, eh de verdere aangehorige gebouwen en plantagiën. 1 Geduurende den nacht tusfehen den 4 en 5 mey van het jaar 1747, toen men byna algemeen Hofianne riep, wegens de verheffing van den Prins Van Oranje tot erfelyk Stadhouder dezer provintiën , en , voornamentlyk in Jmflerdam , deswegens de prachtigfte illuminatiën aanftelde, gaf de Heer van Berkenrode ook blyken van zyne vreugde, door dit adelyk huis op eene prachtige wyze te verlichten. Doch deze tekenen van blydfchap werden helaas! duur betaald; want .weinig tyds na het uitdoen der lampions, ont> ftond 'er een hevige brand in een der vertrekken, waardoor, by gebrek van eene fpoedige hulp der nagebuuren, het gehele huis in de asfche gelegd werd. Sommigen echter beweeren, dat niet onmiddelyk de verlichting de oorzaak van dit ongeluk was, maar veeleer de zorgloosheid of een onvoorzien toeval met eene - huiskaars. Het flot is na dien tyd wederom met dezelfde' pracht herbouwd. ^M.®0« 7 a,n oudenhove , • in zyne XXIWe bedenking over eenige oudheden der itaid Haarlem, is van gevoelen, dat de vöoree* melde kamp lands geenfints Berkenrode "enoemd geweest zy; maar veeleer dat gedeelte°van den hout, waarin dit land by het gasthuis gelegen was; hy zegt, dat men den giftbrief geweld aan, doet, wanneer men het leen van Berkenrode daaruit zou willen afleiden; doordien in die «nftbrief de genoemde kamp tot een vry en er'ffelyk gebruik weg gefchonken werd, zonder het aller. 1 II. deel. C mins'  34 kabinet van nederlandsche minst bezwaar. Wanneer, dus redekavelt hy, hoewel zonder een éénig bewys voor zyne ftelling bytebrengen; wanneer deze kamp Berkenrode ware, moest Berkenrode, door het uitleggen van de ftad, met het gasthuis zich reeds tot in de ftad uitftrekken, daar het tegendeel echter nog heden blykt. Deze kamp (dus fchryft hy) heeft aparentelyk gelegen in dat deel van den hout, daar de weg lag naar Berkenrode, en dat kan wel de rede wezen, waarom dat deel van het Hout den naam van Bei kenrode gekregen heeft. Deze Gasthuisftraat heeft apparentelyk ^gelegen en gelopen nejfem het oude gasthuis en den tuin van de gastluiden, en lag daar by de kamp, daar deze giftbrief van meldt. In hoe verre deze gevoelens de proef kunnen doorftaan, zullen wy hier kortelyk laten volgen. Dat de uitgiften van den voornoemden kamp, door Graaf floris gedaan, eene beleening zyn zou, kan ik, wel is waar, uit den brief zeiven niet bewyzen, gelyk uit meer andere leenbrieven der eerfte Graven niet optemaken is; maar het zal zeer duidelyk blyken, wanneer men zich herinnert, het geen wy hier even te voren hebben bygebragt, te weten, dat j a n v a n h e e mstede in het jaar 14Ó6 afftand deed over de ambagtsheerlykheid van Berkenrode, ten behoeve van de edelen van Haarlem- Berkenrode, en dat djzeive alstoen aan de laatstgenoemde ftam beleend werd; hiertegen brengt oudenhoven in , dat die kamp lands geen Berkenrode genaamd was, maar wel dat gedeelte van den hout, daar (apparentelyk zegt hy) dewzgxuarBerkenrodeXag; en dit zou, volgens zyn voorgeven, de rede kunnen zyn, waarom dat gedeelte den naam van Berkenrode ontfangen heeft. Doch dewaarfchynelykheid, welke in deze vooronderstelling gelegen  én KLÈÈFSCHE oudheden. gen is, beken ik niet te kunnen doorgronden, doordien niet een éénig fchryver, niet eenééni. ge leenbrief of handvest ergens den naam van Berkenrode noemt, dan eerst op het jaar 1284, wanneer deze kamp lands aan jan van Haarlem gefchonken werd; ook, om dat geen ander Berkenrode als juist deze kamp, of gelyk oudenhoven wil, dat gedeelte van den Hout waarin dezelve gelegen is, vermeld wordt in het opgenoemde jaar; men vindt immers in dit jaar geen gewag gemaakt van een fwede, een ouder Berkenrode, waarnaar het eerstgemelde Berkenrode zou moeten genoemd zyrt; dit heeft des te minder fchyn, om dat jan van haarlem, volgens de oude geflachtlysten en kronyken, eerst na het jaar 1284, en dus niet vóór dat hy met meergemelde kamp lands begiftigd was, den naam van Berkenrode met zyne nakomelingen heeft aangenomen; voegt daarby, dat byaldien hy of zyne nakomelingen Berkenrode, ter plaatze daar het nu legd, afgeftaan had, eene diergelyke aanmerkelykë verplaatfmg of inkoop van den nieuwen grond de vereis chte graaflyke toeftemming zou moeten gehad hebben; waardoor dan volgen moest,dat men by den een of anderen fchryver daarvan buiten twyffel wel eenig gewag zou gemaakt vinden. In den eerften opflag echter fchynt de grote zwa. righeid hierin te leggen, dat deze kamp lands in den giftbrief gezegd word te leggen by den gastluize, dat te Haarlem in den Hout ftaat, dat de Berkenrode biet. Oudenhoven wil, dat dit gasthuis het oude gasthuis van Haarlem moet geweest zyn, hetwelk buiten de ftad op de osfeumarkt, volgens zyn zeggen, geftaan heeft, op die plaats, waar de kerk van den heiligen Gangolfs geweest is. Zyn bewys berust op het MirakelC 2 boek  só kabinet van nederlandsche boek van dien heiligen, hetwelk in het St. Eliftbeths gasthuis te Haarlem, volgens het getuignis van ampzing, bewaard wordt, alwaargefchreven ftaat, dat St. Gangolf, in het jaar 1460, in eene openbaring tot eene kranke vrouw binnen Utrecht, zoude gezegd hebben : ftaat op ende verzoekt (bezoekt) my te Haarlem in het oude gasthuis, aldaar ben ik; en verder, als gemelde vrouw vrieg: lieve vriend, wie zyt gy, en hoe zoude ik op ft aan? ik ft erve van pyn, daar ik leg. Zou de heilige hebben geantwoord: ik ben Gangolf, ende ben in 't oude gasthuis te Haarlem. Myns bedunkens dwaalt oudenhoven hier zeer verre van het fpoor, wanneer hy daaruit wil bewyzen, dat het gasthuis, in het Mirakelboek het oude bygenaamd, op de osfenmarkt van St. Gangolfs kerk geftaan heeft. Nergens inde ftadsarchiven, of gecstelyke ftichtingsbrieven, noch by iemand der befchryvers der ftad Haarlem zal men eenig gewag gemaakt vinden, van dat gasthuis by de kerk van St, Gangolfs; ook kan ik niet zien dat uit de gezegdens van gemeldcn heiligen, dat hy te Haarlem in het oude gasthuis was, een gevolg te trekken is, dat hetzelve aan gemelde kerk gelegen heeft; of St. Gangolf, welke, volgens het Mirakelboek, zich nu op de eene, dan op de andere plaats vertoond heeft, moest te Haarlem niet buiten zyne kerk hebben willen verfchynen, en dit is immers in genen deele te denken. Maar, zou men kunnen tegenwerpen, in den giftbrief wordt echter gelezen, dat de weggefchonken kamp lands gelegen was te Haarlem in den Hout ^ by den gasthuize, en zulks was reeds in het jaar 1284. Niet een eenig gasthuis binnen Haarlem pndertusfehen kan by de oudheid van eene diergèlyke ftichting halen, als mogelyk het eerfte Sr.  EN kleefsche oudheden. ^ St. Elifdbeths gasthuis, welkers ftichting door deszelfs hoge oudheid ten eenemaal onbekend is; reeds komt ons zulks voor in de ftads brieven van het jaar 1348; menigwerf wordt dit ook het oude gasthuis genaamd, om het te onderfcheiden van het nieuw en veel prachtiger gebouw in de houtftraat, hetwelk in het jaar 1456 tot een gasthuis van St. Elifabeth vervaardigd werd met eene kerk daarnevens, welke tot aan de naaste brug toe liep, en achter in de koningsftraat, fchuins over Ss. Gangolfskerk op de oude gracht uitkwam. Dit gasthuis van St. Elifabeth komt ons zelfs voor onder den naam van het oude gasthuis, in zekere oude kaart by s. ampzing, op bladzyde 165 geplaatst, 'en in het jaar 1578 getekend en gefneden door t hom as Thomassen en joannes van deutekom; zo dat men genoegzaam zien kan, welk een gasthuis in het meergemeld Mirakelboek van St. Gangolf door het oude gasthuis verftaan , en het welk nog nader onderfcheiden wordt van het gasthuis buiten de ftad, mede in het Mirakelboek aangehaald. Dit boek maakt gewag van een wonderwerk , hetwelk St. Gangolf', in het jaar 1466, aan eene zieke koe van zekeren dirk florys, wonende in het gasthuis buiten de ftad, zou gedaan hebben. Nadien nu in dat boek reeds van een gasthuis binnen Haarlem gewaagd wordt, op het jaar 1460 en ook in het jaar 1477, blykt daaruit duidelyk, dat zulks niet kon gefchied zyn, wanneer beide die gasthuizen een en hetzelfde gebouw geweest waren. Tot een nader bewys dat by Berkenrode een gasthuis moet geftaan hebben, voege men hier by, dat zekere laan, ftrekkende van C 3 de  38 kabinet van nederlandsche de bepaling van Berkenrode af tot aan Jan Lots-> laan toe, nog hedendaagsch de gasthuislaan geT noemd wordt. Dus blyft 'er alleen nog over om tè onderzoeken, waar dan het gasthuis, in den graaflykeri brief vermeld, in den Hout moet geftaan hebben. Oudenhoven fchryft; in dat, gedeelte, hetwelk de Berkenrode genaamd wordt. Maar waar lag dat gedeelte van den Hout? ik meen, daar ter plaatfe, waar nog heden de heerlykheid van Berkenrode gevonden wordt, en dat niet alleen om de voorgaande, maar ook om de navolgende redenen: vooreerst, om dat het Haarlemmer hout weleer, gelyk oudenhoven zulks zelf optekent, zich uitgeftrekt heeft tot aan de duinen welken in debanne vm Heemskerk, zo wel als Berkenrode, gelegen hebben, en aldaar zo wel het genoemde gasthuis gelegen heeft als de kapelle, aan St. Agatha toegewyd. Ten tweden, byaldien Berkenrode onder de ftad had gelegen , men moge de meergemelde kamp lands nu daardoor verftaan , of dat gedeelte van den Hout, waarin dezelve by het onbekend gasthuis gelegen was, moest het by de uitlegging van Haarlem noodzakelyk binnen de ftad getrokken zyn , en buiten twyffel zou men, of van deze heerlykheid , of van het gasthuis, ten minften eenig gewag in de archivcn dier ftad gemaakt vinden; ook is het in genen dele te denken, dat de oudfte edelen van Kennemerland doordat geval hunnen alom bekenden geflachtnaam Haarlem zouden verlaten hebben, om dien van Berkenrode aantcnemen, byaldien deze heerlykheid een gedeelte van den Hout geweest ware, aan de ftad toebehorende, en waaraan zy gevolglyk niet het geringst: eigendom zouden gehad hebben. Voegt hier ren derden nog by, dat de graaflyke brief, ingevalle het  en kleefsche oudheden. 39 het gevoelen van oudenhoven doorging, by de befchryving van deze kamp lands niet gezegd zou hebben, dat dezelve bedolven of gedolven, dat is te zeggen, van duin of hoog land tot bekwaam laag weide- of zaailand afgegraven was tot de Nort-dikelkoat-waert, alzoo verre dat Gast lyde thuti gaet en haer /loet in den houtewaert, daar het Haarlemmerhout zo wel voor dezen als nog heden, ten zuiden der ftad en ten hoorden der heerlykheid Berkenrode gelegen is. De Heren, welken na de gifcc van Graaf floris V, in den jare 12S4, den naam van beuk e n r o d e gevoerd, of deze heerlykheid tot op heden bezeten hebben, zullen wy, zo kort ons mogefyk is, hieronder laten volgen. 1.) Jan van haarlem van berkenrode, fchildknaap; gefproten uit het edel en beroemd geflacht van haarlem. Volgens het getuignis van junius en van leeuwen, ftaat dit geflacht onder het alleroudst geplaatst; hoewel de rechte geflachtlyst van hetzelve niet eerder dan in het jaar 1124, en niet later dan tot het jaar 1489 kan opgefpoord worden Deze eerfte Heer werd met voorgemelde kamp lands, Berkenrode genaamd, gelyk wy gezegd hebben, in het jaar 1284 befchonken; nam, benevens zyne afftammelingen, den naam van berkenrode aan, en ontfing vervolgens ten wapen eenen klimmenden bonten leeuw, van zilver en zwart op een rood veld. De kerkleeraar s. a m pzing, het wapenfehild der edelen van Haarlem befchreven hebbende, zynde een zilver kruis op een rood veld, in iedere hoek met vier zilverc meerlen, zonder bek of poten bezet, iaat daarop volgen: C 4 liet  40 kabinet van nederlandsche Het Schild van Berkenro mag meê niet zyn vergeten, Dat dit genacht van ouds heeft met den naam bezeten; Een bonte leeuw van zwart en zilver, root van grond; Zyn kroon, zyn klaauwen goud, en tong ook uit den mont. Hy overleed in het jaar 1305, nalatende: 2. ) arent van haarlem van berken rode, welke, volgens ampzing, van wegen zynen grootvader van moeders zyde , uit het geflacht van van teilingen gefprotcn was, enaftfammcndc van dirk nagel,een broeders zoon van den Heer simoN) oudften Heer van Teilingen. Men vindt in het jaar 1334 van hem gewag gemaakt, nalatende by zyn overlyden, in het jaar 1357 3. ) Jan van berkenrode, welke gehuwd wasmet emse paridaems, gerrits dochter, en, in het jaar 1380 ftervende, naliet: 4. ) Gerrit van berkenrode, welke in het jaar 1420 overleed, cn naliet: 5. ) Johan van berkenrode, in het jaar 1463 overlydende, na by zyne echtgenote, vrouwe margretha van noordwyk, dochter van den Heer gysbrecht, te hebben gewonnen: h Gerrit van berkenrode, welke zynen vader opvolgde; en II. Eva van berkenrode, gehuwd met jan van schagen, Ridder, zoon van willem van schagen, bastaard van Hertog albert van beijeren by alyt van hodenpyl. By dezen haren echtgenoot won zy twee zonen en eene dochter. 6. ) Gerrit van berkbnrode, zoon Van den Heer johan van dien naam, deed twee hu-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 41 huwelyken. Het eerst met aafje uitenbroek, waaruit geboren werd: I. Gerrit van berkenrode, welke hem opvolgde. II. KORNËLIS VAN BERKENRODE, kinderloos overleden. Het was op den 6 augustus van het jaar 1494, dat voor hem en voor meinart van iieussen , als Schepenen der ftad Haarlem, een verbondfchrift gemaakt werd, waarby de prior, onder prior en procurator, het gehele convent van hec nieuwe klooster van de orde der Auguftyncn in de St, Jacobs kerk binnen Haarlem bekennen, dat de dekens, vinders en gemeene gildebroedcrs en gildezusters van het St. Jacobs gild, hem de voorfchrevene St, Jacobs kerk, benevens twee huizen en drie kamers benevens hunne erven daaraan, gegund hebben, om aldaar een nieuw, klooster van de order der Augustynen te mogen ftichten. Staande het eerfte huwelyk van onzen zesden Heer, droeg de Heer albrecht vanassen» delft de ambagtsheerlykheid en buurfchap van Vlieland, in het jaar 1470, aan hem over. Zyne echtgenote aafje uitenbroek overleden zynde, huwde hy ten twedenmale metELisAbeth van assendelft, dochter van vrouwe ida van zweten, en van den Heer barthout van assendelft, Ridder, Heer van Vcenhuizcn, enz. Onder de dric-cndertig aanzienlykfte perfonen van Haarlem, welke Hertog a l b e r t van b e i je r E n , in het jaar 3402, aangefteld, en welken zyn zoonwiLLEM van eeijeren, Graaf van Oostervant, op C 5 den  42 kabinet vas ned e r l a nd s che den 4 maart van het gemelde jaar tot vroedschappen dier ftad bevestigd heeft, komt ons mede voor Jonker gerrit van berkenrode. Hy overleed in het jaar 1487. 7. ) Gerritvanberkenrode, was de de eerftemaal gehuwd met katharina van alkmaar, en daarna met katharina van naaldwyk, weduwe van jacob suis, de derde zoon van pietersuis, Ambachtsheer van Gryzenoort, en van johanna van der burg, erfdochter van het huis ter Burg, by Ryswyk. Hy, flnts eenen geruimen tyd de verheffing van de ambachtsheerlykhcid van de buurfchap van Vlieland verzuimd hebbende, maakte ter vermyding van procesfen een verding met de graaflykheid, dat hy die heerlykheid voortaan tot een rcchtleen zou behouden; gelyk dan het verly ook daarop volgde. Hy overleed in het jaar 1497; uit zyn eerfte huwelyk nalatende: 8. ) Geruit van berkenrode, welke in het jaar 1534 overleed, hebbende by zyne echtgenote, adriana van der goude, gewonnen: ï. Hendrik van berkenrode, welke zynen vader opvolgde. II. Catharina van berkenrode, in huwelyk hebbende albrechtvan treslong, Heer van Veenhuizen, welke in het jaar 1555, twee jaren na haar, overleed; nalatende eene erfdochter, adriana van treslong genaamd, vrouwe van Veenhuizen; deze kreeg ten echtgenoot lancelot, bastaard van Brederode, welke in het jaar  en kleefsche oudheden. 43 jaar 1573 te Schoten, by Haarlem, door de Spanjaarden onthalst werd. III. Haasje van berkenrode, huwde met karelvan drenkwaart, Bailluw van Petten, tweden zoon van den Heer boudewyn, Bailluw en rentmeester van het land van Voome, en van margaretha van klyb u r g. Zy overleed kinderloos in het jaar 1541. 9.) Hendrik van berkejmkojje, zoon Van gerrit van berkenrode en adria. na van der goude; hy ftierf in het jaar 1546, nalatende by zyne echtgenote, vrouwe erkenraat van bekestein, eenige dochter van margaretha van assendelft, gerrits dochter, en van dirk van heemskerk van Bekenjlein, Houtvester en Hoogheemraad van Rhynland, zes zonen, namentlyk -. 1. Dirk van berkenrode, de opvolger van zynen vader. II, Jan van berkenrode, in het huwelyk getreden met e meren tia bisschops van Rotterdam, by welke hy eene dochter won, genaamd erkenraat van berkenrode; deze dochter huwde voor de eerftemaal met dirk berk, hendriksz.; ftervende te Dordrecht in het jaar 1589, en nalatende vier zonen en drie dochters. Zy trouwde ten twedenmale met joan berk jansz., Ridder, Penfionaris van Dordrecht, en afgezant wegens dezen Staat aan de Hoven van Engeland, Denemarken en de republiek van Venctiën, over-  44 kabinet van nederlandsche overlydende den 17 augustus 1627, na twee zonen en twee dochteren uit haar te hebben gewonnen. III. Gerrit van berkenrode, Bailluw van Kennemerland; hy was het, welke Haarlem, in het begin der maand july van het jaar 1572, aan de zyde van den Prins vanOrianjehielp brengen; hy had ten echtgenote geertruide van meerthen, dochter van den Heer gerrits en geertruida van loon, in het fticht te Utrecht, Zy overleed in het jaar 1614, in den ouderdom van 85 jaren, zonder kinderen by hem te hebben gewonnen. IV. kornelis van berkenrode, werd den 22 augustus van het jaar 1572 als thefauricr der ftad Haarlem aangefteld; wy vinden hem, benevens zynen broeder sybrand, op dc lyst der zes-, en-veertig burgers van Haarlem, welken onder het Spaanfchc jok allermeest den Prins van Oranje cn.de zaak der vryheid waren toegedaan; hy overleed in het jaar 1583, twee dochters nalatende. V. Sybrand van berkenrode, in het jaar 1560 Raad, en in 1572 Schepen der ftad Haarlem; hy won eene dochter, agatha van berkenrode genaamd, welke in het huwelyk trad met jan van alkemade, oudftcn zoon van floris van alkemade en elisabeth van hoef. Hy won by haar twee zonen, namentlyk: sybrand van alke. MA"  en kleefsche oudheden. 4? made, gehuwd met beatrix duist van voorhout, en floris van alkemade, die in den echt trad met goedela van berkenrode , zyne nicht, van welke wy hier achter melding moeten maken, jan van alkemade ftierf den 20 may 1585. VI. Adriaan van berkenrode, door den Prins van Oranje, in het jaar 1577, tot Burgemeester der ftad Haarlem aangcïleld, benevens gysbrecht van duivenvoorde, Heer van Obdam, piet er-Janssen kies en klaas janssen; en andermaal in het jaar 1581, benevens johan van vliet, nicolaas van der laan en wil l e m d ir ks deiman; hy ftond in eene zeer hoge gunst hy den Prins willem den I en in die van zyne medeburgers. Geduurende de belegering van Haarlem, in de jaren 1572 en 1573, *s hy, te" dienste van den eersten, menigmalen door het leger der Spanjaarden, met levensgevaar, uit de ftad naar den Prins, en wederom naar de ftad getogen. Hy liet na hendrik van berkenrode, in later tyd Burgemeester van Haarlem en Hoog-Heemraad van Rhynland, welke op het zand binnen die ftad gewoond heeft, en aldaar- zonder gehuwd te zyn, overleden is, 'nalatende eene 'natuurlyke dochter. Het geflacht van berkenrode heeft, behalven het gemelde huis op het zand, nog een ander groothuis in de zylftraat gehad. 10.)  46 kabinet van nederlandsche 10. ) Dirk van berkenrode, oudfte zoon van hendrik van berkenrode en erKenraat van bekenstein, was gehuwd met goedela van zyl te Leiden, by welke hy eenen zoon gewonnen heeft, hem opvolgende; hy is in het jaar 1559 overleden. 11. ) Hendrik van berkenrode, in het jaar 1559 met de heerlykheid Berkenrode verlyd; hy nam in huwelyk vrouwe maRia perzyn, en teelde by haar twee zonen en drie dochters, namentlyk: I. Dirk van berkenrode, zynen vader opvolgende. II. Hendrik van berkenrode, ongehuwd overleden. III. Goedela van berkenrode, in later tyd vrouwe van Berkenrode. IV. Barbera van berkenrode. 3 V. josyne VAN berkenrode. 12. ) Dirk van berkenrode, Heer van Berkenrode, Schooien, Vlieland'en grote Linde • werd met Berkenrode verlyd den 7 may des jaars '1621 woonde op het huis Berkenrode; was het laatfte mans oir van zyn geflacht, en ftierf op het huis, nog ongehuwd zynde, den 16 november des jaars 1642, zodat, by gebrek aan mannelyke erfgenamen, de heerlykheid van Berkenrode met die van grote Linde overging aan zyne zuster, 13. ) Goedela van berkenrode; de heerlykheid Vlieland verviel toen als een kwaadleen aan de graaflykheid van Holland. Zy nam in 1618 ten huwelyk haren neef floris van alkemade, ZOOll Van jan VAN alkemade en Van agatha VAN berkenrode, sybrands dochter, hier boven gemeld. By hem won zy '40  en kleefsche oudheden. 4? 14. ) Hendrik van alkemade, Heer van Berkenrode en grote Linde; deze nam ten huwelyk kornelia bam, en verhief het leen Berkenrode den 10 february des jaars 1649. Voor dit huwelyk, woonde zyn vader te Haarlem in de St. Jansftraat, in het agterst gedeelte van het vertimmerd huis van de tieren van Berkenrode. Uit deszelfs bezwaarden boedel, hebben zyne fchuldeisfehers deze heerlykheid verkocht aan 15. ) Benjamin poulle, Ridder-Baronnet ; Schepen der ftad Amfterdam, welke als Heer van Berkenrode by de Heren Staten van Holland en Westfriesland beleend werd, ingevolge hun verlybrief, gegeven in 'sGrayenhage, 10 february 1691. Hy overleed kinderloos binnen Amfterdam, op den 28 augustus van het jaar 1711, ftellende tot erfgename zyner goederen en dezer heerlykheid, zyne echtgenote, 16. ) Elisahuth thielens, welke het verly daarvan verkreeg op den eerften february des jaars 1712, en in een twede huwelyk trad met den Heer janteip, Burgemeester en Raad der ftad Amfterdam. Zy overleed kinderloos den 19 february des jaars 1724, na alvorens het gebruik en den tytel van Berkenrode, by uiterften wille, vermaakt te hebben aan haren echtgenoot 17. ) Jan trip, van welken deze heerlykheid na zynen dood moest overgaan aan de achterneef van zyne verftorvene echtgenote 18. ) Mattheus lestevenon, eenige zoon van den Heer Mr. mattheus lestevenon, Burgemeester en Raad der ftad Amfterdam, en van katharina elisabeth leste v e n o n ; hy heeft het verly dezer heerlykheid genomen den 8 december des jaars 1724. Gemelde Heer heeft eenige jaren achter elkander de  4$ kabinet van nederlandsche de waardigheid bekleed van Afgezant van H. H. Mog. de Heren Staten Generaal der vereenigde Nederlanden by het hof van Frankryh de KLEINE HOUT.POORT. Te haarlem* JTet verffiakelykst en heerlykstbosch van geheel Holland, ten zuiden der ftad Haarlem, in de banne van Heemftede gelegen, en gemeenlyk het Haarlemmer hout genaamd, geeft zynen naam aan twee poorten dezer moedige en welgebouwde ftad, te weten, aan de grote- en kleine houtpoorten, welke laatfte hier afgebeeld wordt in eene zodanige geftalte, gelyk dezelve zich in het jaar 1619vertoonde, agt-en-veertigjarennaharc ftichting, volgens het juist ontwerp van den alom beroemden konstfchilder en bouwkonstenaai-marten heemskerk. De Heer s. ampzing, leeraar en gefchiedfchry ver der ftad Haarlem, de ftads poorten zullende bcfchryvcn, zegt pag. 54: Ik laat ook willens na de Poorten aan te roeren; En haarer aller naam in mynen mont te voeren; Tot tien toe in 't getal, of nergens door den bant Zofckoone Poorten zyn in ons geheeïe land. en een weinig lager; De    EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 49 De Poorten in het zuit en naar den Hout gelegen, , Die daarom van den Hnut den mme billyk kregen, Hoe heerlyk zynze wel zo groot als klein genaemt! De kleine maaktze al, ja overal befchaemt. En dat hy waarlyk als dichter in dezen niet te veel gezegd heeft kan men genoegzaam met den eerften opflag by de eerfte befchouwing van ons hier nevens geplaatst prenttafreel gewaar worden. Alles is naar eene .intike 7 "aar eene hechte bouworde, onzen vo°« vaderen eigen , opgetimmerd, en nog heden in dezelfde gedaante en welftand, nis by hare ftichting in het jaar 1571, en dus nog een jaar voor het bekende beleg der ftad Haarlem ondernomen. Alleen heeft men aan hare brug deze verandering gemaakt, datzy, in ftede van weleer op twee en een halve bogen te rusten, en ter wederzyden met eene ftenen borstwering omfloten , ook met eene ophaalbrug aan de twee uitftekende vierkante torentjes der poort verfierd was, tegenswoordig op drie geheel ronde bogen ftaat; dat de ftenen borstweringen federt het jaar 1630 weggenomen zyn; eene yferen leuning daarvoor in de plaats gefteld, en de voorgemelde ophaalbrug in eene van ftenen gemetzelde lluis veranderd is. Deze poort heeft ten oosten het Sparen en de water- of eendjes-poort; ten westen de Kalistoren en grote houtpoort; en ten zuiden een vermaaklyk°uitzicht op de kleine houtlaan, ter wederzyden bezet met vele huizen en aangename tuinen , ftrekkende naar den kleinen hout. ' Het was uit deze poort, dat zes Haarlemmer bezettelingen, gedurende het beleg in den jare 1573, des nachts tusfehen den 7 en 8 van bloeimaand, met fpringpolsfen voorzien, inhetvyan- II. DEEL. D  50 kabine t van nederlandschb delyk leger trokken, en eenen hoogduitfchen fchildwacht overrompelden en ter neder velden. Dit uittrekken by nacht gefchiedde gedeeltelyk om het hejfr van den vyand te gaan befpieden; gedeeltelyk om mondbehoeftens en voornamentlyk meel voor de belegerden op te lopen; fomtyds ook om buskruid en eenig ander ligt te dragen oorlogstuig mede te brengen. Men gebruikte daartoe radde en ligtgekleedde lieden , die zakjes, waarin zy den voorraad bergen konden, om den hals. en twee pistolen a„n den gordel hadden; zy fprongen met hunne pollen over wyde floten en afgeftoken ftukken lands, en doorgaands kundig van de legging der vyanden , wipten iy tusfehen de fchildwachten der Spanjaarden door. Sommigen nogthans werden nu en dan gevat, en zonder mededogen in het gezicht der bezettelingen opgehangen. Dit verbitterde de burgery van Haarlem derwyze, dat zy zelfs de handen floegen aan de zodanigen, die in eenen kwaden reuk bv' de burgery ftonden, en aan alles wat roomsch was en voorkwam met de Spanjaarden in goede en geheime verftandhouding te ftaan. GuiRYN dirkzoon en la mbert jacobs- zoon, beiden Oud Burgemeesters der ftad, werden, benevens eenige anderen, het offer dezer verbitterde wederwraak De twee eerstgcmelden. die op eenig vermoeden, met nog eenen burger adhiaan van groeneveen, in de gevangenis geworpen waren, (de laalfte was in Spaanfchen dienst en door de Hollanders gevat) werden uit den kerker gehaald . en tegen den zin der wethouderfchap, met nog vyf foldaten, eenen priester en eenen jongen van vyftien jaren, aan eene galg, op den wal geplant, in het gezicht der Spanjaarden, opgehangen. Het  EN kleefsche oudheden. 51 Het volk was zodanig tegen hen en de hunnen verbitterd, dat de vrouw en dochter van Meester g u 1 r y n , welken hem , naar de galg gaande, moed infpraken, door het graauw met ftenen geworpen, en zodanig geftoten werden, dat zy in het water vielen, en jammerlyk, door weigering van byftand, verdronken. Het was mede tusfehen deze en de naastgelegene waterpoort, dat, op. den eerften july van het voorgemelde jaar, op der ooghluiking „ toe, op hoope, dat, wen de nestelvkhei? „ hunnen toeloop verloor, zich alles bectcr tot een gemaatighde regeering zouw zetten" Men ziet hieruit hoe groot toenmaals hunnên invloed was, en wat zy by groten en kleinen konden te weeg brengen. Op den 22 oftober van het jaar 1606, wasby dezelfde grote houtpoort weder een toneel der Rcdervkers opgericht, by gelegenheid van de intrede van twaalf kamers van Hollandfche Re denrykers binnen Haarlem. De Haarlemmer kamer ten zinfpreuk voerende: Trouw moet blyken dagvaarde op dien dag alle de Hollandfche kameren binne haren ftad, door rondgaande brieven, gedagtekend 3, july, ter welker dagvaart de volgende twaalf kamers verfchenen : de\ Leid fche Vlamingen, Katwyk binnen, Schiedam, Haferswouae, de Hollandfche Leidfche kamer, Vlaar. dingen, Amfterdam, Noordwyk, Haastrecht .Gouda sHage en Ketel. 3 * D E    en kleefsche oudheden. 63 d e SPAARWOUDER O F AMSTERDAMSCHE POORT, Te haarlem. De konstenaar rademaker levert ons twee voortreffelyke afbeeldingen van de Spaarwouder poort; de eerfte in die gedaante, gelyk dezelve zich in het jaar 1680 vertoonde, eneenetwede, welke ons haar m die geltalte doet zien, gelyk zv zich hedendaagsch voordoet, zonder dat er eenige aanmerkelyke verandering omtrend haar hoofdgebouw is gemaakt geworden. In het eerfte tafereel zien.wy dezelve aan hare rechtezyde en aan haren achtergevel aan de zyde der ftad; en het twede zien wy haar vry wat nader op den voorgrond , zo wel op voorgemelde rechter zy. de als van voren aan haren buitengevel, ftrekkende naar den Amfterdamfchen ryweg en trekvaart, welke in het jaar 631 gegraven en het daaraanvolgend jaar bevaren werd Zy h,eftden naam van Spaarwouder poort ontfangen, wegens het naby gelegen dorp Spaarwoude en dien van Amfterdamfche poort naar de ftad Amfterdam, werwaards de trekvaart en ryweg, van voor de-  54 KABINET VAN N E D E R L AND SC H E ze poort beginnende, heenftrekt. Zy is gelegen in het oosten der ftad; maakt eene grootfche en prachtige vertoning ; is gebouwd tusfehen de Schalkwyker- en Sparen- of Nieuwe poorten , en is wel de zwaarfte en hoogfte poort van geheel de ftad. De brug voor deze poort is geheel van hout, maar in de plaats der houten leuningen , welken in de nevensgaande tafereelen verbeeld worden, vindt men'hedendaagsch aan dezelve eene ftevige yferen leuning. Het yferen fluithek, in den jare i7i7 aan den opgang van deze brug geplaatst, vermeerdert het üeraad en aanzien van deze aloude Gottifchefterkte, welke met een keurig uurwerk verfierd is, flaande hele en halve uuren,tot groot gemak en naricht der herwaards over- en doortrekkende reizigers. Uit eene lyst van het Haarlemmer-fchippers gilde , my mede gedeeld, blykt, dat het getal der menfehen, welken van den eerften january tot den laatfte december van het jaar (727 met de trekfehuit van Haarlem naar Amfterdam gevaren zyn, 95481 perfonen bedraagt, terwyl het getal van die genen , welken van Amfterdam naar Haarlem gekomen zyn, gerekend is op 10.3153 menfehen; waarby my tevens bericht is, dat dit getal jaarlyksch byna het zelfde is. Men kan op gene vaste gronden den tyd bepalen wanneer deze poort gefticht zy; het is echter zeer waarfchynelyk, dat men niet eerder begonnen heeft haar optebouwen, dan tusfehen de jaren 1440 en 1468, hoewel my uit eenen Schepenen brief van Haarlem, by ampzingop bladzyde497 opgegeven,en getekend op St.Falentyns-dag van het jaar 1^80, gebleken is, dat de ftad in het gemelde jaar reeds over het Sparen betimmerd en met eene brede watergracht verfterkt was; ik heb  en kleef sc he oudheden. 65 heb daarentegen noch by ampztng, schrevelius, noch by oudenhoven, in hunne befchryvingen van Haarlem, noch in de handvesten dier ftad kunnen vinden, dat het Sparen, gelyk dc befchryver der oudheden en geftichten van Kennemerland, op bladzyde 19, voorgeeft, nog in het jaar 1390 de ftads muuren van buiten befpoeld heeft; maar wel in het jaar 1333, uitwyzens zekere uitfpraak wegens het gruitgeld, tusfehen die van Alkmaar en jan perzyn, gedaan door Graaf willem den goeden van Holland in 'sHage, op St. FlSors-dagvmhet bovengemeld jaar 1333, en getrokken uit het register E, L. 39, fol. XXI verfo; alwaar gezegd wordt, dat de fchepen toenmaals nog voorby Haarlem voeren zonder gruitgeld te geven. De rede welke ik heb, om den tyd der ftichting te bepalen tusfehen de jaren hier boven opgegeven, trek ik uit de zekere kondfehap, welke men heeft uit twee zeer oude Schepenen brieven , waarvan de eerfte meldt, dat het St. Anthonh gasthuis in het jaar 1440 buiten de toenmalige Schalkwyker poort geftaan heeft; en de andere, welke van den jare 1468 is, bericht, dat het gemelde gasthuis, door de vergroting der ftad, binnen dezelve getrokken is; maar buiten dien ben ik van gevoelen, dat men zulks ook genoegzaam uit de bykans rechte ftrekking der ftads wal, tusfehen de Spaarwouder- en Schalkwyker poorten, kan opmaken, en dat derhalven deze twee poorten op eenen zelfden tyd of kort na malkander, in den tusfchentyd van de jaren 1440 en 1468, zyn gefticht geworden. Ter meerdere bevestiging van dit myn gevoelen dient, dat in eenen anderen fchepenkennis - brief van het jaar 1380 II. deel. E ge-  66 kabinet van nederlandsche getuigd wordt, dat zeker aldaar vermeld huis gelegen was over het Sparen, tusfehen den dyk of achterftraat en der ftede-graft (eene andere dan het Sparen, waarvan zy duidelyk onderfcheiden wordt) eene graft namentlyk over het Sparen , welke , gelyk a m p z i n g aangetoond heeft, de burgwal is, en geenfints de tegenswoordige ftads graft; naardien dat huis eigentlyker met het Sparen en den burgwal ware bepaald geweest, byaldien het daar geftaan had; zo lang my dus geen zekerder bewys van het tegendeel bygebragt wordt, vooronderftel ik zeker, dat de eerfte vergroting en uitlegging van Haarlem, over het Sparen tot aan den burgwal geweest, en dat in lateren tyd dat geen, hetwelk over den burgwal legt, ingetrokken is. Aangaande de gebeurtenisfen en voorvallen by deze poort, daaromtiend vinde ik, dat de Graaf van bossu, in den jare 1572, met eenige Spaanschgezinde. inwoneren eenen aanflag op Haarlem voorgenomen hebbende, (doordien gemelde ftad, in het laatst der maand april van het voorgaande jaar, zich op de komst van Jonker gerrit van berkenrode, HANS KOLterman dl pieter janssen kies, uit last en met volmagt van den Prins van Oranje, en brieven van den Noordhollandfchen Gouverneur, Jonker diederikvansonoi, op zekere voorwaarden, aan de zyde der Staten begeven had) de gehele raad, benevens den voornoemden Heer hans kolterman, Op ZOn- dag avond den 20 july, door den Schout adriaan janssen van dorp ten gast genodigd werd. Om trend ten 10 uuren des avonds werd den Heren door eenen ftadsbode aangediend,dat 'er een vreemd edelman met eene Brabandfche wa.  èn klsefsche oudheden. 6? wagen voor de Zylpoort ftil hield, vragende om binnen gelaten te worden; den Burgemeester dirk ramp werd daarop aanwyzing gedaan waar de neutels op het raadhuis gelegd waren, en hem gelast om dezelven te halen en de poort voor den vreemdeling te openen. DockKOLtprman eenig kwaad vermoeden opgevat hebbende, kantte zich tegen dit bevel, ging, uit vreze voor* eenen vyandelykentoeleg, mede, en liet den edelman binnen de poort. Vervolgens ging hy langs de ftads vesten de ronde doen, en vond aan deze Spaarwouder poort geen andere wagt dan eenen jongeling,"en aan de Schalkwyker poort alleen eenen zekeren thys floris, welke te middernacht, tusfehen twaalf en een uuren, met geopende poorten op de valbrug ftond, waar hy de naderende Spanjaarden te gemoet zag, met oogmerk, om dezelven in de ftad te brengen, hetwelk kolterman echter, door den byftand der opgewekte burgery en het ophalen der valbrug, gelukkig wist te verydelen , waarna de ftad eene verfterking van bezetting innam onder lazarus muller.Haarlem federt in de maand december beleegerd geworden zynde, deden de beleegerden, op den 18 january van het volgend jaar, eenen uitval buiten de Sparenwouder poort, en ftaken den brand in eenen koornmolen en drie landhuizen in Schalkwyk,alsook in nog een ander lniis, ftaande omtrend deze poort. Twee dagen daarna reden eenige ysüeden met volk ter dezer poort uit naar Spaarwoude, alwaar zy adriaan van groene v e l d te gemoet 'kwamen, in gezelfchap van zynen neef adriaan joosten, priester te Alkmaar, en Frans hals. De eerfte namen zy gevangen; de priester werd door hun door. E 2 fto-  68 kabinet van nederlandsche ftoken; franshals ontkwam hunne handen, door intyds van de flede te fpringen, enzybragten, benevens den gevangenen , een matig getal broden in de ftad. Den 21 der volgende maand february, vernamen de belegerden, dat de vyand reeds drie dagen bezig geweest was, om by Penninxveer door te graven, en met eenige Amfterdamfche fchepen op het meïr te komen; dus voeren zy van voor de Spaarwouder poort af, en vergezeld van eenige kleine ftads galleijen, verhinderden zy de doorgraving zo volkomen, dat de Amfterdammers een vaartuig moesten ten prooi laten, waarvan het meeste volk in de eerfte woede doodgeflagen, en het overige zonder mededogen opgehangen werd. Op den 19 april daaraanvolgende, deed de kapitein beaufort des nachts ten 1 uuren met zyne Schotten, Walen, Duitfchers, en vele burgers met witte hembden over hunne klederen, eenen uitval uit de Schalkwyker-en Spaarwouder poorten, op de fchans Rustenburg; nam dezelve ftormenderhand in; verfloeg den vyand aldaar, en bragt vyf gevangenen met vier veroverde vaandels weder mede, terwyl de fchans daarna door de Haarlemmers kloekmoedig verdecdigd en tot aan het einde van 't beleg gehouden werd; zelfs liepen de koeijen der ftedelingen onder debefcherming der bezetting geduurig aldaar grazen, hoewel de vyand van tyd tot tyd eenen vruchtelozen uitval op dezelven deed. Nog deden eenige bezettelingen eenen uitval uit deze poort den 18 may, overvallende eenige fchildwachten van den vyand, welken, ingevalle zy weigerden zich gevangen te geven, onder den voet geftoken werden. Met alle die voorbeeldeloze tekenen van moed, werden de beleegerden nogthans, door het lang- duu-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 6^ duurig beleg, zodanig benaauwd, dat de ftandvastigheid hen begaf; voornamentlyk ontzonk hun den moed, wegens den onbefchryffelyken hongersnood, welke in Haarlem waarde. Zy kwamen tot zulk een verfchrikkelyk gebrek, dat katten, hondenen het reeds Hinkend vleesch van andere onreine dieren met fmaak en gretig gegeten werd; fommigen namen hunnen toevlucht tot bcestenvocder, lynzaad en hennipzaad-koeken; en zelfs, toen ook dit zeldzaam meer te krygen was, fneed men, om het leven te behouden, osfen- en paardenhuiden in ftukken, en voedde zich met het onkruid dat hier en daar tusfehen de ftenen groeide. Wel is waar, de beleegeraars hadden ook aan alles gebrek; velen dezer ftierven van honger, ongemak en befmettelyke ziekten, maar hunne benaauwdheid was echter niet te vergel yken by die der Haarlemfche burgery. Door dezen uiterften nood gedrongen, werd het graauw, dat nu eindelyk, zo wel als de bloem der burgery, van honger op de ftraat verfrnachtte, nadat men zelfs het fchoenleder tot ftilling van den honger gebruikt had, in eene hevige woede ontdoken, en pionderde de Lombart en andere opentlyke gebouwen, waardoor het echter niet verzadigd werd. In die algemeene benaauwdheid ftak men des nachts van den Spaarwouderpoorts-toren een vuurteken op voor de fchepen van den Prins van Oranje, welke in het Haarlemmer meir lagen; den 6 july gaven de beleegerden een twede teken van hunne uiterfte benaauwdheid, door het uitfteken van eene zwarte vlag, en twee dagen later door twee diergelyke zwarte vlaggen op deze poort, naar de Fuik toe, een water, waardoor het meïr gemeenfebap met de ftad heeft, terwyl zy bovendien eene witte E 3 vlag  7'0 KABINET VAN NEDERLANDSCHE vlag van boven van den kerktoren lieten waaijetl4 De Prins, hoe gaarne hy de belegerden wilde verlosfen, zag nogthans duidelyk dat Haarlem niet te behouden ware. Doch om zulks aan de goede gemeente bekend te maken, vond hy niet raadzaam; reeds had dezelve gemord, dat zy zo ontzaggelyke lommen moest opbrengen, en men nogthans niet in ftaat was, eene ftad, gelyk Haarlem, te ontzetten. Daarbykwam, dat vele burgers van Leiden, Delft en Rotterdam zich hadden aangeboden, om hun leven te wagen ter ontzetting der ftad. Het gemeen dus, niet bevroedende in welke benaauwdheid de Prins en zyne vloot, was, die, op den agt-en-twintigften van bloeimaand, op het Haarlemmer meïr door B o s s u zo deciiyk geteisterd en geheel verflagen werd; niet overwegende, dat soisfoi in lentemaand zich op den Diemerdyk willende verfchansfen, om dus het vyandelyk leger allen toevoer, zo te water als te lande,aftefnyden, daarin door de Amfterdammers verhinderd werd, welken hem van daar verdreven, en dus den toevcer aan de belegerden allermoeilykst maakten; niet overwegende eindelyk, dat alle de pogingen om de Vecht boven Weesp te fluiten ook verydeld waren, en den Prins, door alle deze wederwaardigheden , de handen ten eenemaal waren gebonden, eischte volftrekt, dat men geweldadige middelen moest gebruiken, om Haarlem uit de klaauwen der Spanjaarden te verlosfen. De Prins was dus ondanks zich zclven genoodzaakt , om, zo veel als in zyn vermogen was, hun genoegen te geven, en wierf eenige manfchappen, welken te Sasfem byeen zouden trekken. Doch in eenen brief, door den Prins eigenhandig gefchreven, betuigt hy, gedwongen te  en kleefsche oudheden. ?i te worden tot eene onderneming, die onmogelyk konde gelukken; die hy alleen liet voortgang hebbenf op dat men hem niet in verdenking zou brengen, maar die nimmer de zaak der burgery was Men drong hem echter dagelyksch tot den uitval, waarop hy de wanhopende beleegerden verzocht, om nog twee dagen gedulds te oettenen, als wanneer hy eenen lozen aanval op de fuik ondernemen, en den. Heer batenburg naar den kant van den Hout zou afzenden, om den vyand aldaar aantetasten. De Pnns deed zyn woord geftand. De Heer batenburg trok den 8 van hooimaand aan het hoofd van 4000 mannen, meestal burgers uit de naastgelegen fteden, des avonds uit Sasfem, waar hy den vyand dacht te overrompelen. Doch deze reeds van den aanflag verwittigd, gaf juist de laatfte neep aan de beleegerden , en bcwaarhede de voorzeggingen van den PrinS' BATENBURG kwam des nachts omtrend ten 1 uur m hetvyandelvk leger, hetwelk voor de ftad in den Hout las In de eerfte verfchansfing komende, vonden zv niemand dan eenen fchildwacht, welke zy doorftaken. Daarop trokken zy ftoutmoedig voort, in den waan dat de vyand gevlucht ware. Doch deze had integendeel eene zo voordeelige legging aangenomen, en daarenboven zo veel voordeels door de duisternis van den nacht, dat de misleide burgery onwetend ter flachtbank gevoerd werd. Want de Spanjaarden de burgery volkomen in hunne magt ziende, vielen zo geweldig op hen aan, dat zy geheel in wanorder nedergefabeld werden of de vlucht namen. Batenburg en vele andere overften bleven op de plaats. De vyand vervolgde de vluchtelingen, die nu den nacht tot hun voordeel gebruikende, è 4 zich,  ?Z kabinet van nederlandsche zich, waar zy konden, verborgen, en het zwaard der vervolgeren gedeeltelyk ontkwamen; doch alle de ammunitie wagens werden veroverd, benevens negen vaandels, welken de vyand den anderen dag honend aan die van Haarlem liet zien; ook veroverde hy agt veldftukken, en 700 mannen der verwonnelingen fneuvelden. Deze nederlaag was een donderflag voor geheel Holland, en voerde de mistroostigheid der belegerden ten hoogftcn top; fommigen vloekten op batenburg, hem de oorzaak van deze nederlaag noemende, terwyl anderen hem ontfchuldigden, en zeiden: dat 'er verraders in den boezem van het vaderland waren, die den Baron en de burgery hadden doen opofferen. De fchrik, welke toen in de ftad waarde, was niet uit te drukken. De bittere hongersnood was nu niet alleen op de kaken geprent, maar de hopeloze mistroostigheid misvormde de aangezichten op eene nog ellendiger wyze. Wat nog niet van wanhoop en honger gefncuveld was, liep met wringende handen waggelend door de ftraten. De hoop op uitkomst was geheel vernield, en men zag het zwaard van den getergden verwinnaar vaardig om ter ftad in te vliegen, en alles, zonder onderfcheid, aan zyne woede opteoffe^ ren. De wanhoop, de ten top geftegene wanhoop , zocht allerleie middelen uit om de bloedgierigheid te ontkomen. Nu wilde men uittrekken , en vrouwen en kinderen in Haarlem terug laten; maar het hartbrekend gekerm van vrouwen en kinderen op de ftraten, verhinderde dit wanhopig voornemen; dan wilde men uittrekken met zeven vaandelen haakfchutters vooraan, om den uittocht te beveiligen; waarna de regeering, de fchutters en de burgery, benevens de vrouwen  en kleefsche oudheden. 73 wen en kinderen, die mede wilden, zouden volgen, en negen vaandels foldaten zouden dezen tocht tot eene achterhoede dienen. Van het een kwam echter zo veel als van het ander. Ondertusfchen had de Graaf van overstein eenen brief aan de belegerden gezonden, met belofte van genade, wanneer zy zich overgaven. Dit bewoog de Duitfchers om het geweer neder te leggen , en op het woord van den vyand als op dat van een eerlyk man te vertrouwen. In deze deerlyke omftandigheid kwam men, met voorkennis van den Prins , tot een mondgefprek met den vyand, en befloot den 12 july, de ftad op genade en ongenade over te geven. Den volgenden dag trok. ken de verwinnaars binnen dezelve, ontwapenden de burgery, en men kwam overeen om de plondering aftekopen voor eene fomma van 240,000 guldens, welken binnen den tyd van drie maanden moesten worden opgebragt. Nu ver winnaar, en de burgery, reeds door honger,zwaard en andere folteringen geheelmagteloosgeworden, nog daarenboven bezwaard hebbende met eene zo drukkende brandfchatting, dacht men dat de Spanjaard, wiens geldzucht en hoogmoed thans voldaan was, ten minften ditmaal zyne bloeddorst niet zou den teugel vieren. Doch de ontmenschte Castiliaan verzaakte zynen aart niet. Het gezegde van rifperda, die de Haarlemmers vermaand had, om nimmer met de Spanjaarden eenig verdrag aan te gaan, en hun voorhield , dat tol e do in Haarlem even zo woeden zou, gelyk romero in het voorgaande jaar binnen Naarden ,was niet geheel valsch. Alle de kapiteinen en vaandragers werden gevangelyk naar het huis te Kleef gevoerd, waar de meesten hunner, na eenige dagen gezeten te hebben, ter dood E 5 ge-  74 kabinet van nederlandsche gebragt werden. Van de Engelfchen, Schotten, Walen en Franfchen werden 'er 900 zo opgehangen als onthalsd. De bloedgierige verwinnaar had daartoe vyf beulen te werk gefield; doch dezen door vermoeidheid niet langer kunnende moorden, werden de ongelukkige offers rug aan rug gebonden, en dus in den mond van het Haarlemmer meïr geworpen , waarin 'er 300 op eene zodanige wyze jammerlyk verdronken. Onder de opgehangenen was een Luthcrsch predikant. De overfte ripperda met zynen ftedehouder werd onthalsd, benevens een bastaardzoon van den kardinaal van Granvelk. Het zelfde lot trof landcelot van brederode, Heer Van Veenhuizen; rosigny; Jonker jan van duivenvoorde, en vele andere voorname perfonen. Pieter Hasselaar alom gezocht wordende, werd opgefpoord; men viel in het huis terwyl hy met zynen broeder nicolaas aan tafel zat; de Spaanfche bloedhonden den onrechten broeder grypende, zeide pieter, welke zag dat zyn broeder begon te wenen: zo gy den Vaandrig zoekt, zo laat dezen los, ik ben % By het overgaan der ftad fchatte men de inwoners op vier duizend menfehen, welken door het zwaard tot agttien honderd fmolten. Defchade, welke de ftad geduurendc dit beleg, door brand en andere toevallen, geleden had, de ziektenen het fneuvelen van omtrend zeven duizend menfehen, meestal door hongersnood en deszelfs gevolgen, niet mede gerekend, bedroeg eene fomma van twaalfhonderd drie-en-tachtig duizend guldens; eene verbazende fom waarlykvoordien tyd, en nog meer voor menfehen die in eenen tyd leefden, waarin het geld zo -fchaarsch geworden was. Ook konden de Haarlemmers de be~    en kleefsche oudheden. JijJ beloofde penningen. ter afkoping der plondering, op verre na niet opbrengen. Zy betaalden nog gene 100,000 guldens, de overige achterftallige penningen, om welken zy, weliswaar, nimmer gemoeid werden, moesten zy echter duur genoeg boeten, door zes weken byna vier duizend foldaten voor hunne rekening te moeten onderhouden, en in dat zelfde jaar de loopgraven te moeten delven by de beleegering der ftad Alkmaar, waar zy het vuur van hunne medebroeders, die óp de Spanjaarden vuurden, en hen als eene borstweering gebruikten, moesten doorftaan. * ■— ■ d e ZYLPOORT, OVERVEENSCHE WEG e n TWEE TORENTJES by de RAAX. Te haarlem. In het westen van meergemelde ftad Haarlem legt de zylpoort met haar wyd uitgeftrekt ftenen rondeel. Men ziet dezelven in de nevensgaande tekening, benevens den Overveenfchen weg en twee torentjes by de Raax, afgebeeld. In eene twede plaat, befchouwt men deze zylpoort van * eene andere zyde. Zy heeft ten noorden de Sparen-  j6 KABINET VAN NEDE RLANDsc Hï ren- of nieuwe poort; en ten zuiden de .raampoort. Hoe fierlyk zich hare buitenpoort ook moge opdoen, hare binnenpoort echter is nog prachtiger, zynde een zwaar en vierkant torensgewyze opgemetzeld gebouw van grote en zware moppen, hetwelk in allen deele van deszelfs hogen ouderdom getuigt. Toen Haarlem, welke , volgens de befchry ving van melis stoke, in den jare 1155, onder Graaf d ieder ik den VI. reeds eene magtige , volkryke en welverilerkte ftad was; by de twede vergroting (de tyd van welke niet naauwkeurig te bepalen is), over de oude gracht uitgelegd werd, is ook de hedendaagfchc binnenpoort en haar daarvoor gelegen rondeel gefticht, van waar, in de bekende belegering der jaren 1572 en 1573, geweldig op de Spanjaarden gefchoten werd. Deze poort werd in het jaar 1628 geheel vernieuwd en met zwaar metzei werk opgehaald en verfterkt, hetwelk ampzing, in zyne befchry ving van Haar. leni, met de volgende woorden gedenkt : Be Zylpoort geeft het met, die aan de Stad haar'' Vejlen Naar Zee en 't Weflen ziet : te meer zoo fraay als nooit Op deezen tyd gebouwt en heerlyk opgetooit. 'T is ook een dubb'Ie Poort en dies te meer te eeren,. En rontom overal voorzien van onze Heeren: Ook hebben wy geen Poort zoo konflig en zoo flerk, Met eene ronde Schans en magtig Bollew.erk, Van waar hier in *t Beleg de flukken vreeslyk brandden En fpeelden op het Heir van onze dootvyanden. En gaven gruwlyk vuur, en fpogen rook en vlam, Bat dikwils 't Spaanfch gebroet niet al te wel bekwam. Stefen van der lust, in zyn treurfpel op het beleg van Haarlem vervaardigd, en de  en kleefsche oudheden. 77 de herftelde hongersdwang door hem genaamd, voegt als eene voorzegging daarby, dat men eerlang zien zou: De Zylpoort heel vernieuwt met harden Muur en Wallen, En fcherpen Horen-werk voor ' s Vyants Jlerk aanvallen. Het jaargetal der ftichting van de buitenpoort, ftaat in de frontefpies naar de Leidfche trekvaart, in eenen graauwen fl-een uitgehouwen. De Overveenfche weg heeft zynen naam bekomen naar het hedendaagsch kerkeloos dorp Overveen, werwaards deze ruime en brede weg zich uitstrekt, i r , De twee torentjes, in hettwede tafereel verbeeld , ftaan ter wederzyde der Haarlemmer beek, welke uit de zandduinen komende afvloeijen, en dus door de ftad lopende, de Raax genaamd wordt; deze torens zyn uitwendig rond, en binnenwaards tegens de ringmuur geheel plat, en ter wederzyden van boven met fpits opryzende huisdaken en geveltjes opgebouwd, doch na dien tyd met fpitfe driehoekige torendaken gedekt. Ampzing fchryft van deze Haarlemmer beek, bladz. 70. En daar de Beek in Raax verandert ook daar by. Maar moeft ik onze Beek van de eerjle niet verhalen, Dewelke liep en ftiet aan onze oude palen, Die uit de Duinen valt, en vliet 'zoo naar de Stad En loopt daar onder heen door een verborgen padt? Hadrianus junius gedenkt hier mede aan in zyn Batavia, cap. 3, fchryvende naar onze vertaling: „ het gebied der Kanmefaten fchynt bepaalt te worden door een vliet, die " zV de Beek noemen, dewelke voormaals aan ' » de  78 kabinet van nederlandsche „ de ftads. muuren fpoelde, en nu de ftad bv „ de markt en kerk midden door fneit ende in « het Sparen vloeit. Dat s. ampzing od „ pag. 28 bevestigd met deze regels: Daar 't Hof en Raathuis is gelegen by de BEEK. Komt Bakenes die eer, zoo komt ons naafl voor oogen, Dat al de oude Gracht voor eerjl is ingetogen, En dat de OUDE BEEK, die uit de^Duinen vliet, Daar Zy dc HAAK nu fcti, am mzg MwenJli^ Ook heeft de BEEK van outs om onze Fefl gelopen, Zoo leit de zaak aldus voor ons befcheiden open. Dat Bakenes daar na voor eerst is ingehaalt En de oude Gracht in \ ront, en Haarlem zoo bepaalt. Ook fchryft j. oudenhoven, dat die beek ontltaan is om het duinwater aftebrengen en dat dezelve weleer Hechts raaksgewyze aan de oude wallen der ftad kwam , waaruit men wil zy haren naam m dien van iteverwisfeld heeft Onder deze laatfte benaming loopt zy nog hedendaagsch 111 en binnen dc ftad door tot aan de oude gracht, en neemt daar, in eene rechte lyn voort vlietende, achter het zylklooster tusfehen de huizen, en verders onder eenen verwulfden boos? tot m het Sparen by de ftads kraan, den naam van Beek weder aan. Nadat Haarlem aan de zyde,der Staten over gegaan was, zag men, op den 23 july des jaars 15? 2, omtrend agthonderd Spanjaarden naby Haarlem aankomen, welken alom ftroopten en roofden; het hoornvee uit de velden mede na men, en drie molens buiten de Zylpoort in den brand ftaken m de ongeoorloofdeVerwachting dat de brand in de ftad zou overflaan, het geen ' ook waarlchynelyk het gevolg zou geweest zyn, wan-  en kleéfsche oudheden. 79 wanneer niet de weste wind fpoedig naar het zuid-oosten gedraaid was. ■ Toen don freder'K, zoon van Hertog van Alba in de maand december van het laatstgemelde jaar de ftad rondsom met fchansfen bezet en beleegerd had, vielen de belegerden des nachts tusfehen den iaatften dag van 15^2 enden eerften dag van 1573, met zes honderd mannen, een wit hembt over hunne klederen hebbende, ter Zylpoort uit naar den weg, voornemens zynde om het grof gefchut van den vyand te vernagelen. Doch deze onderneming liep zeer ongelukkig voor hun af, doordien de Duitfchers de vlucht namen, en de Walen daardoor noodzaakten van mede te moeten deinzen. Beter gelukte den belegerden het overvallen van des vyands wachten buiten deze poort, op deOverveenfche weg , den 14 der maand january des jaars 1573. Eenigen dezer wachten werden doodgeflagen, vier anderen gevangen genomen, en veelerlei geweer van den vyand veroverd, en in de ftad gebragt. Om deze uitvallen in het vervolg van tyd zo veel doeniyk te verhinderen, deden de belegeraars den gemelden weg opdelven, waarvan zy den negentienden der maand february de voor hun wenfchelyke gevolgen zagen; toen eenige haakfehutters, benevens zeven of agt ruiters de Zylpoort uittrokken, om andermaal de wachten van den vyand te overvallen, en door deze doorfnyding in hun voornemen belet werden. Desniettegenftaande vielen zes honderd mannen wederom uit deze poort de verfchansüngen van den vyand aan, óm hun gefchut op hetzelve te vernagelen; buiten twyffel zou déze onderneming hun gelukt zyn, doordien zy reeds op dc batteryen geklommen waren, en het gefchut vermeesterd hadden on-  80 KABINET VAN NEDERLANDSCHE onder een luid gefcjireeuw: val aan! val aan' tgefchm ts ons; doch de Walen en andere daar. toe beftemde foldaaten draalden te lang om hen met eenige daartoe beitelde fchuiten aandeKatharyne brug ter hulpe te komen , waardoor zy dan weder , ten fpy t hunner dapperheid, werden te leur gefteld Eenen gelyken uitfjag had de uitval der belegerden eenige dagen later, doordien zy den vyand in zyne verfchansfing gereed vonden om eenen ftorm op dc ftad te ondernemen, die dan ook weinig tyds daarna te werk gefteld werd ■ de in gereedheid ftaande vyanden gaven by die gelegenheid een vreesfelyk vuur op de uitkomende foldaten, die met bebloedde koppen weder naar binnen wyken moesten. Den eerften en derden february, als ook den vyf-en-twintigften maart deden die van de ftad mede diergelykl uitval en op den vyand; de twee eerfte malen behaalden zy weinig voordeel; doch ten derdenmale hadden zy het geluk, dat het vaandel van den Hopman DERDEIN,de fchans derS •aarden m den hout vermeesterde, en eenige honderd foldaten van den vyand verfloeg .zonder het verlies van eenen eenigen der belegerden S ampzing getuigt in zyne befchry ving van Haarlem, dat deze laatstgemelde uitval de voornaamftc boven alle anderen geweest, en op de volgende wyze gebeurd is: des morgens ten zeven uurennamentlyk, trokken twee honderd JValen ter Zylpoort uit, en hadden eene hevige fchermutzehng met den Spanjaard, welke zy na eenen korten tegenftand uit zyne eerfte fchans verdreven; doch te zwak van manfehap zynde, waren zy buiten ftaat om haar bekomen voordeel te vervolgen, en moesten met verlies van twee mannen naar de ftad terug keeren. Burgemees-  en kleefsche oudheden. 8l meesteren uit de teruggekeerden, de gelegenheid van den vyand in die plaats vernomen hebbende , befloten met algemeen goedvinden, om de belegeraars aldaar den zelfden namiddag met negen of tien vaandelen te beftoken, en hunne befchansfmgen, ware het moge]yk,te bemagtigen; dienvolgends togen des namiddags ten vieruuren zes vaandels, benevens eenige burgers, deLeidfche water- of Eendjespoort langs het Sparen, uit, vergezeld van een jacht en eenige gewapende fchuiten; op dien zelfden tyd trokken twee honderd Franfchen en Walen de Zylpoort uit, om den Spanjaard alom werk te geven en te ontrusten ; de Duitfchers in Spaanïchen dienst, en in den hout gelegerd, losten hun gefchut wel op de ftad, maar met zeer gering voordeel, en kort daarna verlieten en verliepen zy fchandelyk hunne fchansfen; doch zy werden ylings achtervolgd , ingehaald, en vele honderden fneuvelden door het zwaard der overwinnaars; de overgeblevenen weken na een verlies van agt honderd mannen tot over gene zyde van den noordwyker hout vaart, onder het gefchut der Spanjaarden, die aan de duinen gelegerd waren. Die van de ftad ftaken daarop meer dan driehonderd tenten in den brand; pionderden de geheele Duitfche legerplaats uit, en maakten tot buit vyf dubbelde basfen, twee metale ftukken kanon, verfcheiden koeijen, kalveren, dertig paarden, negen vaandels , veel buskruid, benevens een grote menigte klederen, mantels, fluweele bo» netten, gouden ringen, zilvere drinkfchalen , een onnoemlyk aantal wapenrustingen, ftormhoeden, handrapieren, en meer andere krygsbehoeftens, daarby niet meer verliezende dan agt mannen, waar onder een burger, en de dapII. deel. F pe-  82 kabinet van nederlandsche pere kapitein derdein, welke aan de ftad zeer vele goede dienften gedaan had als Ingenieur, en ook algemeen betreurd werd. Men deed, wel is waar, in vervolg van tyd meer uitvallen uit deze Zylpoort op den vyand; namentlyk den 11 en 30 april; den 7 en 24 mey, en laatftelykden 2 juny, doch allen met zeer weinig geluk. Den 6 van grasmaand , kwam een postbode uit het leger van den Prins in de ftad , welken met twee vroeger binnengekomen lopers, na hunne brieven overhandigd te hebben, weder voortreden; in den nacht van den 16 april bragten drie andere postboden, onder eenen geweldigen regen, niet alleen brieven, maar ook eenig buskruid binnen, en vertrokken den volgenden dag weder, met brieven van de Regeering aan den Prins; twee dagen daarna kwamen hieronimus seraarts, gouverneur van Vlisftngen, benevens de kapiteins bondet, dorhem, m a l 1 g a n en anderen, vyftien in getal, deze poort binnen, medebrengende fommige mannen met kruit beladen, gelyk zulks dan ook den 24 aan vyf-en-twintig Haarlemmer burgers gelukte, waarvan fommigen vyftig, anderen festig ponden kruids medebragten. Dit alles gaf den vyand aanleiding, om den 2 may, des avonds, eenen jongen van omtrend vyftien jaren als verfpieder naar de ftad aftezenden, welke de Zylpoort met agt ponden kruits moest inkomen, onder voorwendfel van uit het leger van den Prins te zyn afgezonden. Door deze knaap zocht de vyand de gelegenheid en gefteldheid der ftad by zyne terugkomst te ontdekken, en de jongelingfpeelde zyne rol zeer vrymoedig. Hy gaf voor, van Leiden te komen, om de ftads bode eenen veiliger weg te wyzen door het vyandelyk leger, maar  en kleefsche oudheden. 83 maar in de daad om hen in de handen der Span» jaarden over te leveren. Doch het gelukte hem niet., want zich geweldig mispratende, werd hy vast gehouden, en na een ernftig onderzoek tot bekentenis van zyn voornemen gekomen zynde, veroordeelde men hem om gegeesfeld en gebrandmerkt te worden, doch de razerny der foldaten fleepte hem eenigen tyd daarna, buiten weten van het gerecht, uit de gevangenis en hing hem op. De Haarlemmers alle hoop van ontzet emdelyk verloren hebbende door de nederlaag van 'sPrinsfen hulpbenden, onder den Baron van batenburg, en tot den uiterften nood gebragt, werden op den 11 juny, des voormiddags buiten de Zylpoort fterk aangemaand, door den Heer georgius lestanier, Deken der Haarlemmer kanunnikken , als ook door andere Roomschgezinde burgers, welken zich in het leger van den vyand onthielden, en kundig waren van den toeftand van beide de partyen, om met den vyand een mondgefprek te houden. Deze aandrang werd den anderen dag by Rustenburg herhaald,, doch de Haarlemmers floegen hetzelve toenmaals met ronde woorden af. Den eerften der volgende maand nogthans hadden zy zich bedacht, en zonden des voormiddags omtrend elf uuren de kapiteinen pillikaan en kornelis mattheussen, benevens twee foldaten ter Zylpoort uit, om met de Spanjaarden op het blekersveld een mondgefprek te houden, waarin zy overeen kwamen, om hetzelve des avonds ten vyf uuren weder te hervatten; dit werd van beide de zyden tot verfcheiden malen achtervolgd, hoewel zonder de minfte vrucht, doordien de vyand de ftad alleen op genade en ongenade wilde aannemen; F 2 tot  84 kabinet van nederlandsche tot welke harde voorwaarden de bezetting einde" lyk op den 12 juny gedwongen werd, en buiten de Zylpoort tot den Spanjaard afzond den Burgemeester johan van zuren, hironimus vaïrlenius, vicaris van den Bisfchop. benevens de kapiteinen steenbach, chrisToffel vader en rosoni, welken na eene korte onderhandeling de onverzettelyke begeerte des vyands moesten inwilligen. SCHALKWYKER POORT, Te haarlem. D e Schalkwyker poort te Haarlem, in het zuid oosten der ftad, tusfehen de Spaarwouder- en Leidfche Water- of Eendjespoort gelegen, heeft haren naam ontvangen van de heerlykheid van Schalkwyk, gedeelte van den banne van Nieuwerkerk, werwaards de weg en dyk langs den Sparenftroom, van voor deze poort af, zich heen draajen; waardoor dit gebouw, anders weinig van aanzien, zeer aangenaam en aanzienlyk werd, zo voor den inboorling als geftadig voorby varenden reiziger. De oude en ware naam van dit water, gelyk wy hier voor by de befchryving van het dorp Spaarwoude reeds gezien hebben , is Spame en geenünts Spieme, van de menigvuldige biezen en rieten, uit welken de jeugd, gelyk h. junius in      EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 85 in zyn Batavia, kap. 17, fchryft, de fpicren of wortelen plukt, zeer aangenaam omteeeten. Ik zeg met voordacht het water, wantzy, welken het Spaarne, het Y, den Amftel, de Drecht, de Gaasp rivieren noemen, tasten geweldig mis, wanneer men flcchts in overweging wil nemen, dat kundige aardryksbefchryvers alleen zodanige wateren rivieren noemen, welken uit hoge bergen afwellen, of in valeijen en vlakke landen door opwelling haren oorfprong hebben, gelyk de Rhyn, de Donau, Maas, Po en anderen; daarenboven bedenke men, dat het Sparen zynen oorfprong alleen aan het Haarlemmer- en Leidfche meïr verfchuldigd is. De tyd waarin deze poort gefticht werd, is even zo onbekend als het ftichten der Spaarwouder poort, waarvan wy op eene andere plaats gefprokcn hebben. Doch, volgens de meeste waarfchynelykheid, is dezelve, gelyk wyitoen aanmerkten, tusfehen de jaren 1440 en 1468 gebouwd. Men befchouwt dezelve in onze afbeelding voor het meerder gedeelte op hare linker zyde, gelyk zy zich in het jaar 1633 vertoonde. De twee halfronde torens hebben gene verandering ondergaan, behalven aan den fchoorfteen, welken wy in onze tekening vierkant opgemetzeld zien, hoewel hy tegenswoordig binnen den toren ftaat, en op een derde van de hoogte vierkant uit het torendak opryst, zynde de twee andere derde gedeeltens rond. Hy is voor het overige van zo grote Henen opgebouwd en zo oud van aanzien, dat ik zeer twyffel,of deze fchoorfteen niet nogdeeerfte is,en de eerfte tekenaar ten onrechte eenen vierkanten gefchetst heeft. Ook vind ik in deze poort, voor aan de rechter toren van dezelven, naar het Sparen Itaande, gene de minfte fporen van F 3 een  86 KABINET VAN NEDERLANDSCHE een zodanig vooruitftekend gebouw, als men in de hiernevens gevoegde konstplaat van buiten tegen dien toren verbeeldt vindt; maar integendeel in twee zyner vooruitftekende kanten , zeer ouder, wetfche dubbelde glasramen , welken men, door het niet ontdekken van eenige overgebleven tekenen in den muur, moet vooronderftellen, dat reeds ten tyde der ftichting daarin zyn geplaatst geweest. Aan de brug ondertusfchen is de meeste verandering gemaakt. De ftenen borstweering is in eenen yzeren leuning veranderd; de wipbrug is weggenomen, en voor den ftenen boog, in de plaats van den eerften gemetzeld, is een ftenen vloer gelegd, en over de hier vertoonde hameië of het hoge hek boven op den eerften boog, heeft men, federt eene andere houte hameië, beneden den voorften boog aan den opgang der tegenwoordige brug gefield. Gelyk de hier voorgemelde Haarlemmer poorten door het meergemeld beleg bekend zyn geworden en in de gefchiedenisfen van ons vaderland gemeld ftaan, heeft ook deze poort in die gefchiedenisfen niet weinig roems verworven, zo door dc veelvuldige uitvallen als de ftrafoeffeningen aan de ongelukkige krygslieden van beide partyen, zo wel gedurende het beleg als na het overgaan der vesting. Ook door deze poort was het, dat de meeste voorraad van alle foorten van krygscn mond-behoeftens binnen gebragt werden, die des winters met ysfleden en des zomers met vele foorten van fchepen binnen kwamen. De aanmerkelykfte uitval uit deze poort, was die van den 17 van louwmaand des jaars 1573» toen eenige beleegerden, de Duitfchers te Rustenburg verfchanst, kloekmoedig aangrepen; de fchans ftovmenderhand veroverden en in den brand fta. ken,  en kleefsche oudheden. 87 ken, terwyl een groot gedeelte van den vyand, in dit gevecht deel hebbende, fneuvelden. Den 19 van grasmaand, deden de burgers van Haarlem uit deze poort andermaal eenen uitval; want de kapitein beaufort, met zyne Schotten en eenige burgers, niet willende toelaten dat de vyanden zich op nieuw te Rustenburg verfchansten, trokken in den fpaden avond, met witte hembden over hunne klederen, ter ftad uit; vernoegen den vyand, met verovering van eenen aanmerkelyken buit, vier vaandelen en eenige krygsgevangenen; na welken tyd zy deze fchans inhielden tot aan het overgaan der ftad, endaarvoor, geduurende de vyandelykheden, de ftad niet weinig voordeel toebragten, doordien de runderen hier veilig graasden, hoewel de Spaanfchen meer dan eenmaal, met weinig voordeel echter, beproefden, om hetzelve door list of geweld te roven. "F 4 de  88 kabinet van nederlaN D s che d e KATHARINA- of SPARE-BRUG, met hare HOEKTORENSnevens de St. JANSPOORT Te haarlem. In het noorden der ftad ontdekt zich de Katharina- of Sparenbrug, tusfehen twee ftevige en ouderwetfche torens, waarvan de dichter ampzino zingt: In "t noorden My ven fluks twee Torens niet verholen, Dit op het water flaan, waarby ik Damiaat Niet zelden en gedenk, en onzen vromen daat. Zy zyn in het jaar 1589 op zodanig eene wy. ze herbouwd, gelyk zy ons in twee welgelykende taferelen , door rademaker vertoond worden; en wel in die gedaante, welken zy in het jaar 1640 hadden By dezelven is de St. Janspoort, in. het jaar 1590 gefticht, in de plaats van eene oudere poort, welke in het meergemeld beleg werd omverre gefchoten, het welk ampzing zeer kort in de volgende woorden gedenkt: De  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 89 De poorte van Sint Jan, die hier ook wort gevonden, En mede in 't zwaar beleg war t'eenanaal gefchonden, En in den gront vernielt, is ook de minste niet, Wanneer gy op 't Gebouw van haare Torens ziet. Zynde dezelve weder by het uitleggen der ftad, in het jaar 1671, tot den grond toe afgebroken. Gemelde torens zyn beiden aan de buitenzyde volkomen rond, en met een vyf hoekig leiendak belegd; doch aan de binnen- of ftads zyde geheel vlak, en met eenentrapsgewyzen huisgevel opgemetzeld, naar de bouworde der dertiende, veertiende, en vyftiende eeuw; gelyk men deze bouworde meer gewaar worden kan aan de kalisen meer andere torens dezer, en andere Nederlandfche fteden. Zy hebben een vermaaklyk uitzicht zo wel aan de buitenzyde langs het Spa' ren naar Sparendam, als aan de binnenzyde over de ftad, langs de fcheepstimmerwerven naar de1 St. Nicolaas-bmg. Aan deze poort en brug bcfteedden de Spanjaarden, geduurende het beleg van het jaar 1572, alles wat zy by mogelykheid konden te werk Hellen, om denzelven omverre te werpen. Op den 19 december van het gemelde jaar deden zy zes honderd vyf-en twintig fchoten op dezelven, waardoor zy zodanig gehavend werden, dat de belegerden genoodzaakt waren, om eenen geheel nieuwen wal te maken;, van de St. Janspoort af tot aan deze Katharyne brug toe. De belegeraars de ftoutheid der beleegerden ziende, verdubbelden hun geweld, met dat gevolg, dat zy op den 2 july van het jaar 1573, in den namiddag, den eenen toren aan deze brug ter neder fchoten; nadat den 28 van grasmaand, in het aftrekken F 5 der  90 kabinet van nederlandsche der wachthoudende burgery, een hunner kogels, langs de Katharyne brug fnorrende, het hoofd weg nam van Jonker gerard vanschagen, welke vervolgens by zyne voorouderen begraven werd, binnen de grote kerk, aan de noordzyde in de Schagenfche kapel, beoosten het altaar van Christus. het PANT of de GARENMARK ï, Te haarlem. Doordien onze naauwkeurige tekenaar eene fchets gegraveerd heeft, van de rondsom met verwulfdc omgangen of gaanderyen bezette binnenplaats in het Prinsfenhof binnen Haarlem, zyn wy verpligt ook daarvan het merkwaardigst op te tekenen. Hy heeft dezelve in die gedaante afgebeeld, gelyk zy zich in het jaar 1720 vertoonde. Hedendaagsch is dit gebouw meestal bekend onder den naam van het Pand of de Garenmarkt. Weleer was deze plaats een gedeelte van het klooster der predikheeren, opgericht van een afgefneden westelyk gedeelte van 's Gravenhof, thans het ftadshuis, aan deze geestelyken gefchonken door floris denY. Ampzing gedenkt aan deze gift in de volgende woorden: Graaf  en kleefsche oudheden. 91 Graaf Floris heeft ook meê met alle zyne Heeren, Met al zyn Hofgezin meest villen hier verkeeren: As mede op zyn Land en Huizen hier omtrent. Eer hy door Velzens hand zyn leven heeft geënt. Hy heeft by zynen tyt een Huk van 't Hof gefneden, Gelyk zy datmaals veel voor 't geeflelyke deden , Hoewel in hygelocf; en heeft alzo 't Convent Der heeren Predikers met zyn zelfs Hof belent. Zo heeft dan ook de Jlraat, aan dit Convent gelegen, Der Jakobynen naam van dit Convent gekregen. Doch in welk een jaar is zulks voorgevallen? w van gouthoeven, en die genen, wel. ken hem blindelings gevolgd zyn; ik bedoel dirk schrivelius, alsmede de fchryver der oudheden en geftichten van Kennemerland, ja zelfs tot myne grootfte verwondering zynen vertaaler hendrik van rhyn, zyn van gevoelen, dat zulks in den jare 1247 zou gefchied zyn Maar niet een hunner geeft daarvan eenig bewys op. De laatfte zegt, wel is waar, dat floris de V in het jaar 1247 nog geen Graat van Holland was, maar, voegt hy daar by, deze magt kan hy buiten dien gehad hebben; doch deze fchryver is geheel van het rechte fpoor; immers is het eene onlochenbare waarheid, dat deze floris eerst in het jaar 1254 geboren werd, en dus wel zeven jaren na het gefchenk aan de genoemde predikheren. Het getuignis van melis stoke, de oudfte en geloofwaardigfte kronykfchryver, zal genoeg zyn om dit te ftaven; hy zegt, in het leven van willem den II, m het derde boek, vs. 1464: ©ft tóaé fnt jacc «©oeög stjeöaen ¥1% bonaert Mdtt) tri biet meoe  92 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ©at boer ©alencfjine De ffcöe Confnc ©Wem biijs toajj comeu/ &tnen «ètoaobet te gjotenbptwn/ e0öben fi/fêollant moetberfinfien? ©fe bJillen qualfcfie Dat beDfn&cn/ ©at De ban foliant {jaren tyett 2Brocï)ten in fo gjoter ere. 2Mnnen Deen Dat DeConme Iac& 30or ©alencfjine op eenen Dac& <©uam ftem bootfenp openbare/ ©at Öem een Zone gneboren ware ©an|icre©joutoen finen tofbe/ ©e <©tr fouDe 3?n na |inen libe. ©e Confnc berblt'De fere/ <ÊnDe Danfietjö <0oDe onfen i&ere. ©fe &tlc&en toorDen Doe betoenen/ 3fitë &fet boren fïaet befertten €n quam t&utfopenen Dat&/ Stfüaer fën iDzontoe ban fiinDe lac^. ©oc dede hi dopen finen fone: Fiorens biaji ebefjeten De gone/ ©aer men of mat& ïjoren re Hen/ «Ba bertretfien en boetfpellcn ©onDer enDe jamer gjoot/ ©at oöefcieDe na fiere Doot/ 3Ci^ m Bfec na fult bertfaen. Ook is het uit de aantekeningen van p. s c r e. v'e.  en kleetsche oudheden. 93 verius , op de kronyk van Wilhelmus procurator; uit die van albert van sta den; uit de Hoogduitfche kronyk van Brunswyk, door hendrik bunting, en uit andere .fchryvers , overvloedig bekend , dat willem de II, vader van f l o r i s den V, eerst in den jare 1251 gehuwd is met elisabeth, dochter van den Hertog van Brunswyk, vier jaren voor de geboorte van floris 'den V, en zeven jaren voor dat de gift van het eene gedeelte van het Graafiyk paleis zou gedaan zyn; doch, nadien deze floris, volgens melis stoicï, eerst op zyn zeventiende jaar, namentlyk in den jare 1272, de regeering dezer landen aanvaard heeft, zal gouthoeven mogelykergens 1247 verkeerdelyk hebben gefchreven gevonden voor 1274. en dus, zonder de gebeurtenis zelve, aandachtig gade te flaan, in dezen misflag vervallen zyn, en zyne nafchryvers in eene zelve dwaling gebragt hebben. Dat dit Pant een goed gedeelte geweest is van het klooster der Dominikanen of zogenaamde Jacobynen, doordien zy weleer te Parys, in Frankryk, in de St. Jacobsftraat gewoond hebben, is uit alle de.gefchiedfchryvers van Haarlem bekend, en nog hedendaagsch draagt de ftraat, welke bezyden dit Pant en het Prinsfenhof loopt, den naam van Jacobynenftraat. Den 29 may van het jaar 1578 , ten drie uuren namiddag, werd dit Dominikanen klooster door de ingelegerde foldaten, op roof en kerkfchendery verhit, met vele foorten van breek-yzers opgeflagen en ten eenemaal uitgeplunderd. Dit klooster had vele voorrechten en vryheden ontfangen; onder anderen verleende de pastoor der Haarlemfche parochiekerk, johan van ro-  94 kabinet van nederlandsche rozenbosch, apostolifche protonoratis, op den 8 feptember des jaars 1477, op her. aan. houden der Heren en wetgevers van Haarlem, de vryheid aan dit gefticht, om, by aldien eenige meerderjarigen door zich zelven, of minderjarigen door anderen, in de kerk van dit klooster begeerden begraven te worden, dezelven ter aarde te mogen beftellen, zonder het lyk alvorens naar de parochie-kerk te dragen, of aldaar eenige offergiften te geven, of eenige lykftatiën te doen, of zonder by den % astoor of by zynen onderpastoor voor eenige rechten, uit hoofde van het lyk, te behoeven inteftaan; alles echter onder voorwaarde, van ten eeuwigen dage omtrend het lyk en de lykdienften aan den pastoor of onderpastoor dat geen uittekeeren, wat hetDominikaner klooster te Rotterdam in diergelyke gevallen uitkeerde; te weten, by het eindigen der lykdiensten of kort daarna, de helft van al het geofferde, hetwelk in de eerfte lykdiensten was geofferd geworden; uitgezonderd alleen de offerpenningen, welken in de lykdiensten van ter dood gebragte misdadigers gcöffer-d werden. By aldien 'er echter eenig lyk met het kruis door gemelde Dominikanen naar hun klooster mogt gebragt worden, zouden de erfgenamen van den overledenen gehouden zyn, voor hetzelve te laten luiden, volgens de wyzc welke in deze kerk, tot op dien tyd toe, gebruikelyk geweest was. Toen de Hervormde Godsdienst binnen deze ftad werd ingevoerd, is ook dit klooster tot burgerlyk gebruik gebezigd, en de hier nevens veibeelde gebouwen, gewuifde galleryen, en verdere kamers, gebruikt tot de ftads Anatomie,  EN kleefsche oudheden. 95 mie, boekery, fchermfchool, garenmarkt,looihal , kamers voor de broodwegers, voor lmeden, bakkers, heelmeesters, bierdragers en makelaars in lywaten; hetwelk s. ampzing in de volgende verfen gedenkt: De liefde tot de konst kan mede van gelyken ■ Uit onze ontledens-plaats zeer overvloedig blyken, Weleer in 'ï Pant bereit, by onze Library, Daar ook de Schermfchool is gelegen aan de zy; Ook is in 't Pant de Markt en Koopmanfchap in 't Garen, Van Smallen, Legatuur en onze and're Waren, Bekwaam tot deeze zaak, opdat de Gallery Die waren voor het kwaat van 't natte wéér bevry. Ook is de Loiery van Noppen ende Smallen, En diergelyk geweef hier goede plaats gevallen, (G'lyk op 't Bagynen Hof een deel daar van de Kerk Hier toe geëigent is voor al het Zaje werk ) Hier is de Kamer ook voor die de Brooden wegen, En Vinders van de Smeên en 't Bakkersgilt gelegen, Zoo meê der Chirurgyns: de Dragers van het Bier En Lynwaats Makelaars vergaderen ook alhier. Daar wy tegenswoordig van dit Pant fpreken, kunnen wy niet onaangeroerd laten zeker graf. fchrift op eenen dirk Janssen blezer, burger en inwoner dezer ftad. Uit dit graf fchrift, op eene oude zark binnen dit klooster gevonden, blykt, dat deze man in den ouderdom van honderd elf jaren voor de eerfte maal in het huwelyk getreden is, en ftaande hetzelve , geduurende eenen tyd van twintig jaren, eene dochter gewonnen heeft, welke den geestelykën ftaat aannam; wy laten de woorden hier onder volgen: Wet  96 KABINET VAN NEDERLAND SC HE fêfec lept neggen/ lefet/ ©en OUben Öirck Janffen Blefer. $onbert en ellef jaren fa out na fpn bee&raren/ ©oen &p Kr.fï f0uoe tmWa ffiec ec&t een jonge ©joutoe: ©en gafioor fepbe bem bout/ «Pfcirafetfete heel te out/ €n fiomt toaerlpeS beet te laat/ ?abe floransi boctjtet en b?mi 3lJben/ Mtt ajcter feeftcn/ met bogben dabcn/ htm beben aiag betame: JÜargefete fo xaw (jaec name. Te Lis heeft naasting van vrienden plaats, al wa-  Ut KABIIET VAN KEDERLANDSCHE ware het ook dat de goederen openbaar te koop gefteld geweest, en daarna binnen het jaar onder de hand verkocht waren. Dit blykt uit het vonnis van den hogen Raad, gegeven den 18 maart van het jaar 1595, tusfchen j o h a n van mathenesse, Heer van Lis, impetrant tn cas dappél, tegens jan van oosten, gedaagden; zynde by die gelegenheid door den benaderenden tot een zonderling voorbeeld aangehaald, dat het recht van naasting in Beverland plaats heeft, volgens het privilegie van Putten, niettegenftaande dat de goederen in het openbaar, of in eenige byzondere huizen of herbergen mogten verkogt zyn. Dit recht van naasting is volgens het privilegie van vrouwe MARGARETHAin het jaar 1476 gegeven tweeledig: namentlyk eene naasting door beding,en eene naasting door wetduiding. De eerfte heeft plaats, wanneer men bedingt dat de koper het gekogte goed, ten behoeve van den verkoper of ook wel binnen zekeren tyd, voor dezelfde* prys aan den verkoper weder zal moeten over* doen; of dat in het verkopen de verkoper wederom altoos de naaste zal moeten zyn De naasting door wetduiding is een recht, volgens plaatslyke gewoonte, het welk een derde per foon heeft op onroerend goed, dat onder de hand verkocht is, waardoor deze derde perfoon in de plaats treed van den koper. Doch doordien dit recht onder de plaatslyke onbefcnrevene wetten behoort,moet een bloedvriend of naast lands aangelegene welke naasting doen wil, ingeval van twyffeling bewyzen, dat het zelve recht aldaar ingevoerd, en in gebruik gebragt is. Dit recht heeft meestal plaats omtrend de hui.  EN KLEEFSCHË OUDHEDEN. I4J huizen en landen ten platten lande , doch zelden omtrend de gronden en huizen in de fteden; in Delfland heeft het recht van naasting niet alom ten platten lande plaats, gelyk onder anderen niet in het dorpPynaken,enoQkn\QtïnPJaartlinger ambagt. Geen geringer voorrecht is het ook voor de ingezetenen van Lis, dat wanneer zy om perfoneele of lopende fchulden, binnen de ftad Leiden in bewaring genomen worden, de Schout en het gerecht van dit dorp dezelven mag affchry ven, en Schout en Schepenen van Leiden een zodanig affchrift doen gelden, en beide partyen tot hunnen dagelykfchen rechterwyzen. Ditzelfde gefchiedt te Lis, wanneer eenige burgeren van Leiden om diergelyke redenen, in dit dorp gevat worden. Dit voorrecht is ontftaan uit het verval der vischbrug binnen Leiden, in den jare 1532, tot herftel van welke, Lis, benevens eenige andere dorpen van Rhynland, eene zekere fomma opgebragt hebben. Deze brug was van de vroefte tyden af, het uitpad en de overgang tot de Rhynlandfche dorpen over den Rhyn, zo buiten als binnensdyks, van waar dan ook deze dorpen verpligt waren deze brug te helpen onderhouden. Om dezelfde reden is ook de ftad Leiden by akte van Heemraden van Rhynland in den jare 1404 ten eeuwigen dage vry verklaard van het onderhouden van den Zylbrug, als zynde de overtocht over de uitwatering van Rhynland; dus houdtde verwondering wegens het onderhouden van de gemelde visch-brug, door de dorpen, ten eenemaal op, en daardoor wordt tevens het ongegrond voorwendfel van fommige fchryvers wederlegd, als ware de ftad Leiden toenmaals niet ver.  145 KABINET VAN NEDERLANDSCHE vermogend geweest, om deze brug alleen te onderhouden en te vernieuwen. De dorpen welken benevens Lis, de genoemde visch-brug mede vermaakt en vernieuwd hebben, en dus ookdezelfde voorrechten genieten, zyn: Aalsmeer, Aar, Aar* landerveen, Alkemade, Alphen, Benthuizen, Esfelik-, kerwoude,Gronswaard,Hazerswoude, Heide, Kaze Katwyk op den Rhyn, Katwyk aan Zee, Koukerk, Lei. derdorp, Leimuyden, Lier, Monster, Naaldwvk, Noordwykerhout, Oestgeest, Poeldyk, Poelgeest, Poe. lyen, Rtewyk, Ryzaterwoude, Ryswyk, Sasfenheim, Stompnyk, Valkenburg, Voorburg.. Voshol JVaddinxveen, Warmond, Wateringen, Zegwaard, Zoetermeer, Zoeterwoude, Zuidwyk en Zwammerdam. Die dorpen integendeel, welken het hunne tot de vernieuwing van deze brug niet hebben toegedragen, en aan wel. ken dus in vervolg van tyd het bovengemeld voorrecht geweigerd is, zyn: Hoogmade, Hogeveen, KalJlagen, Kudelftaart, Middelburg, Nieuwkoop, Nieuw, veen. Noorden, Noordwyk, Rhynsburg, Sluipwyk, Voorhout, Voorfchoten, Wasfenaar, Zandambagt exx Zevenhoven. Deze dorpen behoorden toenmaals ten deele onder het Bailluwfchap, ten deele onder het hoog Heemraadfchap van Rhynland. De in ftelhng en de 4>ligt van deze hoge Heemraden , befchryft de Vaderlandfche oudheidkundig ha drianusjunius, in zyn Batavia, cap.XVl welke befchryving wy, uit het latyn vertaald, hier laten volgen: „ Dat zelfde landfchap,f> weten Holland,} „ gelyk het broekagtig en de overfpoelinge der „ wateren onderworpen is, en dierhalven ge^ „ noodzaakt is Dammen en Dyken van groene „ zoden of zeewier opgemaakt, te gebruiken, „ waar mede het zig als met fterke Voorfchan- 3, fen  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I45 feti tegens de Rivieren en Zee wapent, na„ mentlyk aan de zyde, daar de natuur geene „ Duinen gegeven heeft, heeft Dykoverften, „ die tot Verzorgers en Opzieners van de Dyken „ gefteld zyn, gemeenelyk Dykgraveti geheten, „ die ieder op zyne plaatze vlytig agt nemen op „ 't vermaken, den huisluiden Jaarlyks het werk „ bevelen, menigwerf het werk befchouwen, „ naar goetvinden der kundigen de zwaarte en „ hoogte der werken belaften, de wederhorigen met geltboete ftraffen, om dat het gemeene „ beft daar van grotelyks afhangt, en doorver- zuim en nalatigheid in groot gevaar kondege„ raken, en zyn in derzelver getal welgebore 3, en voorname lieden, die, met veelvuldige ,, Voorregten van den Roomfch Koning, Wil„ lem van Holland, en andere Graven van Hol„ land gefterkt zynde, met openbaar gezag „ over den Dyk geftelt zyn, welke te midden „ door Kennemerland van AmfterdamtotVclzen „ toe heen loopt, en in de Nederduitfche tale „ Htimrade genoemt worden , dat zoo veel zeg„ gen wil als Huiszorgers of [gelyk de Keizer „ zelfs in zyne Handveft van den Jaare 1253. „ nog heerelyker verklaart] desgetneenenLands5 „ Raadslieden, omdat zy in't gemeen op's Lands w zaken, als zuinige en bekwame huisvaders, „ letten moeten, welkers onwederroepelyke „ goetagting en gewettigt gezag door meer dan ,, eenen magtbrief des Konings beveftigt zyn, „ waar in hy zig zeiven en zynen opvolgeren „ de vryheit beneemt, van ooit of ooit deeze „ Handveft te mogen herroepen of veranderen. „ Deeze Heemraden zyn zeven in getal, naar „ welker voorbeelt die van Schieland en Delf- II. deel. K „ land  Ï4 mitsgaders hoir" .eaïht WllC Gn HtlisSez™evoogrtaen ende „ geacht louaen wezen vry, exemt ende ont„ last van alle exchynfen , van wyn , bier „ ende andere, hoedanich die wefen moghten „ die en welke wallen en omheiningen men al vroeg e'en de L i watervloeden in deze landen heeft moet^ ^SSo iïS m n'reedHn ÏT ^ ^ 75*331 men reeds m de dertiende eeuw van een dier»r/vk rv,nPa;« iul ?8, ?n VAN EC*, m zyne Handvesten van Zuid hollanden de erfy-aafiyke bedmin^n, i6Je DeS.  en kleefsche oudheden. 147 „ die men binnen hoirluyder jurisdictie geldende ,, wert, ende hoirluyder woonftat houden bin„ nen den limiten ende palen van derfelver ju„ risdiétie, ftrekkende foo wel binnen der ftede, als daer buytcn." Het is dus zeer te verwonderen dat het verzoek van Dykgraaf en hoog Heemraden aan de ftad Leiden gedaan, om ontheven te mogen zyn aan de belastingen op wynen, bier, vleesch en koorn, volgens het bovengemeld privilegie van den jare 1506, tot tweemalen toe is afgeflagen; eens namentlyk op den 2 oótober van het jaar 1526, en andermaal op den 18 july des jaars 1588. De vroedfchap dier ftad, welke hen telkens afwees, vergunde eindelyk, nadat beide partyen reeds in de jaren 1564 en 1565 voor commislarisfen van den Hove gehoord waren, den Heemraden in der tyd dit verzoek, geduurende hun leven; vervolgens heeft de ftad dit voorrecht, in het jaar 1596, toteenen-dertig jaren vrydom voor gemelde Heemraden uitgeftrekt; hetwelk in later tyd weder is verlengd geworden, tot onderhouding (gelyk zulks woordelyk in de overeenkomst gemeld wordt) van onderlinge vrede, vrientfchap, eenighcit ende goede correspondentie. Hoewel Keizer k a r e l de V, by zynen brief, gegeven binnen Brusfel, den 27 •augustus des jaars 1520, op het te kennen geven van voorgemelde hoog Heemraden verklaart; „ dat, foe wanneer (dus luiden deeigewoorden „ van den vergunbrief) by een van henluyden „ byhuerenClercqofhuerenBode, ofbyyemant „ anders van gelove, die Balliuw nu, of die na„ maals in Rhynlandt wefenfullen, fullendeuch„ delycken requireren of verfoucken by henluy„ den te comen ende compareercn, om fchouwe „ of rechtdagen te volbrengen, om Keuren ende K 2 >, Or.  148 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ Ordonnantie te maecken, of om executie te „ doen van eenige faecken, het dykrecht aan" P^?/ ei] J16™0™-Dyckgraeve aldus ver„ fochtfynde , het fyuyt noodtfaeken ofte pays„ wille of anders niet en comt, of compareert, „ die voorfz Heemraaden in dien gevalle, nae „ dat henluyden van de voorfz. Requifitie of „ van den vertreck, weygeringe, of excufatie of „ noodtfaecke van den felven Bailliuw deugde„ lyck gebleecken fal wefen, tot allen tyden als „ hem van noode weefen fal, een Dyckgraeve „ vaneen van henluyden fullen mogen maecken ende ordonneeren, dewelck die fchouwe ende' „ rechtdaghe fal mogen houden ende volbringen, foo hy tot nu toe gedaan heeft, ende J5 daartoe, dat die Dyckgraeve, dewelcke die „ iupplianten, de voorfz. folemniteyt geobfer3, veert, in geval als boven, creëren fullen, „ t eynden van vier-en-twintig uyren, naar dat „ henluyden daar of deuchdelyck gebleecken fal .„ wefen, allen executiën in faecken, dykrech<„ aangaande, in der abfentie van den Balliuw „ van Rhynlandt, ende allen anderen faecken „ tot proufyten ende welvaert van onfen Lande „ ende Onderfaten van Rhynlandt, mit den „ voorfz. fupplianten ende beuren nacomers fal „ mogen doen, dewelcke die Bailliuw van Rhyn„ landt; indien hy aldaar compareerden, foude „ mogen doen, behoudelyck dat, indien de voorfz „ aldus gecreëerde Dyckgraaf eenige boeten of „ breucken executeert, dat by onfe portie ende „ aandeel van defelve overgeven fal in handen „ van onlen Balliuw van Rhynlandt, in dien tyd „ wefende, dewelcke tot onfen proufFyte mit „ den anderen penningen comende, van fyn „ officie fchuldich wefen fal reeck^ninge ende be.  en kleefsche oudheden. I49 ,, bewys te doene": Is echter deze gunstbrief niet in vergelyking te brengen met de inbreuk van een der beste voorrechten, welken voorgemelde hoge Heemraden, van het jaar 1285 tot aan het jaar 1515, zonder de minste hindernis, genoten hadden. Deze Heren hadden namentlyk het recht, om by het overlyden van eenen Heemraad, eenen anderen uit eigen gezag weder in zyne plaats te ftellen. Maar Keizer karel in zyne minderjarigheid, door eenigen zyner hovelingen en ministers, vreemdelingen in deze landen , misleid geworden zynde, deed in den jare 1515, dooreenen Vlaming, charles depotiers genaamd, de hoge Heemraden onverhoord van hunne ampten ontzetten, en ftelde anderen in hunne plaats aan. Deze inbreuk werd niet weder herfteld voor in het jaar 1654, wanneer Dykgraaf en hoge Heemraden, na ryp beraad, eenen brief aan de Staten des lands ter hand Helden , waarin zy verzochten, dat hun Edele Gr. Mog. de gepleegde daad, door voornoemden vreemdeling gedaan, geliefden aantemerken als een inbreuk en geweld tegens de voorrechten van Rhynland aandruisfchende, met bede, om de vertoners te herftellen in hunne aloude rechten en bezittingen; dit was van dat gevolg, dat genoemde Heren Staten van Holland en Westfries. • land, by hunne refolutie van den 7 en 8 oótober, en by hun octrooi van den 8 december des jaars 1655, meergemelde hoge Heemraden herftelden in hunne vorige bezitting, en het recht, ter vervulling eener openftaande hoge Heemraadsplaats, zeiven te mogen doen. alles ingevolge den inhoud van vroegere privilegiën, en onder voorwaarde, van altoos de namen der verkozen perfonen aan genoemde Heren Staten over te K 3 zen-  150 kabinet van nederlandsche zenden, om van dezelven hunne commisfie te ontvangen, en daarna, volgens de voormalige gewoonten, in den eed te worden genomenmoetende gemelde Heemraden voor hit overige met alleen denHervormden Godsdienst toegedaan maar ook ter waarde van vyf duizend Rhynland! fchc guldens gegoed zyn. het dorp NOORD WYKERHOUT, th rhynland. Ten westen der ambagtsheerlykheid Lis, over de duinen en dwars over den Lytweg ftekende komt men aan de Leidfche trekvaart; daar overgezet nadert mende ambagtsheerlykheid van, en de Ihomas Pietersz- laan doorwandelende, het dorp Noortwykerhom. De ban der Hollandfche Graven, als ook in de jaarboeken komt dit dorp voor onder de benaming van Nortteker- Noertiger. Noirtiger- en Noortiger-hout; een tweeledige naam, te famen gefteld uit Noortfe en hout, als of men zeide het hout van Noor tig, thans Noordgenaamt, van welk dorp wy breedvoerig hier achter moeten fpreken. Beha]vendatTACiTus,c^SAR,zoziMus cn andere aloude uitheemfche fchryvers van de boschrykheid dezer landen in vorige eeuwen ge. wagen, blykt zulks mede uit lands alleroudftc    EN klee/sche OUfiHEDÊÏ*. i5t gefchiedenisfen en menigte van oude brieven; als mede uit de benaming van zeer vele dorpen en gehuchten dezer landen, welken in hout, wald of woud eindigen, en eindelyk uit de bomen, die men overal, en wel inzonderheid in het tegenwoordig Zuidhollandby het fpitten en dolven, zo wel uit de aarde als uit de ftromenen andere wateren, ophaalt, gelyk wy zulks in het eerfte deel van dit kabinet getoond hebben. Dit alles wordt bevestigd door paulus merüla, welke in zyn werk, over de wildernisfen, fchryft, dat 'er ten zynen tyde, namentlyk, in het laatst der zestiende en omtrend het vyfde jaar der zeventiende eeuw, nog menfehen leefden, aan welken het heugde, dat de gehele ftreek, tusfchen het huis te Tellingen en de ftad Haarlem, zo algemeen met bosfehen bezet was, en voornamentlyk met eiken, en boeken-bomen, dat men van het genoemde huis tot aan de poorten van gemelde ftad niets dan bosfehen had. Deze aloude boschrykhcid van Holland wordt nog nader bevestigd, in de uitgiftbrief van Graaf floris den V, getekend op den dag van Paulus bekeer in g, in het jaar 1272. In dezen brief wordt de naams-oorfprong van het dorp Noordwykerhout mede aangehaald; de Graaf verklaart daarin, het land by Norteke (dat is Noordwyk) gelegen, en gemeenlyk Boechurst genaamd, tot een goed leen verkocht te hebben aan boudewyn vanNortteke,(Noordwyk) voor hem, zyne nakomelingen en op volgeren; enonv trend de belending van hetzelve land zegthy: dit het Haarlemmer hout, thans zo verre van daar gelegen, ten dien tyde, ten oosten van Boekhorst, alleen door zekere floot of gracht daarvan afgefcheiden werd: ex orientaliparte ejusdem (dus leest men in dien brief, dien wy hierachter k 4 by  152 kabinet van nederlandsche by het huis Boekhorst opgeven) caditfosfa, qua Jcindit nemus noftrum de Herlem a diclo Botchurst • welk hout of bosch tot Haarlem toe geftrekt hebbende, twaalf duizend treden lang was, en van tyd tot tyd uitgeroeid en verftorven zynde, gelegenheid gegeven heeft tot het afkruien der gronden, tot het aanleggen van zeer vele vruchtbare graslanden, blekeryen en lusthoven; tot rnerkelyk meerder voordcel der bezitteren en eigenaars der voorgemelde gronden. De heerlykheid van Noordwykerhwt, van ouds genaamd Noortigerhout, behoort onder het land van Rhynland, en is gelegen, ten noorden tusichen de heerlykheid de Vogelenzang en de duinen van\ Bredero.de; ten zuiden heeft zy de heerlykheid van Of hem én het dorp Noordwyk; ten oosten ftrekt zy zich uit langs de Leidfche trekvaart cn de heerlykheden Hillegom, Lis en Voorhout, en het rechtsgebied van Noordwyk, Langheid en een gedeelte der Lugter duinen grenst ten westen van haar. Deze heerlykheid van Noordwykerhout of Noortigerhout was reeds in de vroegfte tyden, en zelfs toen zy waarfchynelyk nog niet anders was dan een leengoed, het eigendom van een zeker geüacht, genaamd noordwyk of noortig, hetwelk weleer een zeer edelenRidderlyk geflacht in Holland geweest, doch reeds voor langen tyd uitgeftorven is, en hetwelk een en hetzelve geflacht was met dat van den Boukhorst, gelyk men zulks uit verfcheiden oude brieven cn oorfprongelyke gefchriften zou kunnen aantonen. Dit zelfde is ook reeds aangemerkt door Jonker matthys van der hooven, in zyne handvest of chartre kronyk van Holland, bladz, Ï33- Heer arend van duivenvoorde kocht  EN KLEEESCHE OUDHEDEN. 153 deze heerlykheid of dit goed Noortigerhout van Hertog willem van beijeren, Graaf van Holland; in het jaar 1404, is zy by verdrag gekomen aan den Heer janvankronenburg, gelyk het een en ander bly kt uit eenen oor fpronglyken bezeegelden brief, gemaakt des donderdags na onze vrouwe vifitatie van het voornoemde jaar 1404, behelzende eene uitfpraak van vier verkoren zegsluiden aldaar genoemd, mitsgaders het verdrag over de gefchillen, welken tot op dien dag toe aldaar onvereffend waren, wegens zekere goederen, tusfchen den gemelden Heer jan van kronenburg, Ridder, en willem van der boukhorst, welke twee partyen naastbeftaande bloedverwanten fchynen geweest te zyn In dezen brief wordt onder anderen gezegd: Voert zo zeggen wie, dat Her Jan van Cronenburg behouden fal alfulke goede, alfe Willem van Bouchorjl belient heeft, dat Her Aernt van Duiyenvoerde coft jeghen Hertoghe Willem, ende Jans van Noertich plaghten te wefen, en in de voirfz goede fal Willem voirfz Heeren Jan voirfz doen bi hande ons Heeren van Hollant, en hi fal Heer Jan aldaar overgheven ende opdragen alle brieve, recht ende toefegghen, dat hi dair op heeft &c. &c. Deze Heren arend vanduivenvoorde en jan van noortig, beide in dezen brief vermeld, zullen waarfchynelyk dezelfden zyn, welken geteld worden onder die van de hoekfche party, in het verbond, gemaakt door Hertog willem van beijeren met de zynen, de kabeljauwfche party toegedaan, tegens die der hoekfehen in het jaar 1351, alles hetwelk breedvoeriger te vinden is by willem van goutHoeven, in de oude kronyk en de gefchiedenisfen van Holland, bladz. 387. De gemelde  154 kabinet van nederlandsche Sfi. r hCt Vei"drag' tusfchen d™ voor. noemden Heer jan van kronenburg en W^L/,M ^N DER SOUKHORST, l be- vestigddoor Hertog willem vanbe jere! Graaf van Holland. Volgens den gezee4den brief, daarvan gegeven door Hertog" willem te Haarlem, op den 3ojanuary vanhetiaar uoc « t, f T/°Cd, Tn 6nde leen fullen, als zy waren op die tyd doe men Je hem ontnam. In vervolg van tyd, is deze heerlykheid van Noordwykerhout aan het geflacht van de Heren vanduivenvoorde terug gekomen, gelvk men dit gemeld vindt by deSfelfden w v an Z?J7DHr*^E^N, hl Zyne ^haalde kronyk, bladz. ióö; alwaar men aangetekend vindt, dat een zeker Heer, jan van d ui ven voorde Arendsz., Ridder, HeervmNoordwykerhout, gehuwd geweest is met elisabeth van renesse , en, onder andere kinderen naliet , arend vaniW/I voorde en Noordwykerhout, welke Heer arend kinderloos overleden is; en in eene zekere declaratie der voornaamftc Heren, edelen en vafallen, gegoed m Holland en binnen die provintie woonachtig, welke Heren men, van alle tyden af, op de dagvaart gewoon was te befchryven, wordtin het jaar 1555, m eene memorie, op bevel van Koningin maria, Gouvernante der Nederlanden door gerrit, Heer van Asfendcljt, opgefteld, gewag gemaakt van arend van duivenvoorde, Ridder, Ambagtsheer van Noortigerhout en van het woud, gelyk zulks kan nageflagen worden by Jonker matthys van der hou ven, in zyne handvest of chartre kronyk, bladz. 64. De laatfte, welke van het bovengemeld geflacht  en kleefsche oudheden. 1$5 flacht van Noordwyk of Noortigh, de heerlykheid van Noo, dwykerhout in eigendom bezeten heeft, is geweest jan vannoortigh, die in eenen origineelen fchuldbrief, ten behoeve Van jan van BOUKHORSTenvanNOORTIG, zynen zwager, gegeven den 15 oótober van het jaar 1465, zich zeiven noemt noortigh, en Heer van Noortigerhout; dit blykt mede uit eenen zekeren Francynenbrief, door hem, benevens andere hoge Heemraden van Rhynland, op St. Pieters-dag ad Cathedram van den jare eenduizend vier. honderd een-en-vyftig getekend , en bevattende vryheid van morgengeld voor de heerlykheid van het Hogevecn; eneindelyk, uit zekere bevestigingsbrief van het Heemraadfchap van Rhynland, gegeven door Hertog philip van oosten ryk, in de ftad Bergen op den Zoom, den 24 july van het jaar 1497. En doordien het duidelyk blykt, dat deze gemelde jan van noortigh alleen in eigendom gehad heeft de ambagtsheerlykheid van Noordwyk oï Noortigh, fchynt deze onderfcheidene benoeming van Heer in Noortigh en Heer van Noortigerhout, in opzicht tot het laatfte, alleen hare betrekking te hebben tot de hoge heerlykheid, en dat op dien tyd, een ander bezitter van de hoge ambagtsheerlykheid van Noordwykerhout geweest is. Deze onderfcheidene benaming wordt ook nog gevonden in zeker Compromis en uitfpraak van goede mannen, tusfchen den voornoemden jan van vgortig, Ridder, Heer in Noortig en van Noortigerhout, en jan van woerden, Heer van Vliet, getekend den 5 january des jaars 1496. Dit alles wordt nog nader bevestigd en ten vollen geftaafd, uit een zeker ontworpen verdrag door eene zeer oude hand gefchrevcn, en gemaakt in of omtrend het jaar 1484, over de vcrfchillen LUS-  I5<* KABINET VAÏTNEDERLANDSCHÏ tusfchen den meergemelden jan van noortigen jan van vliet, welke laatfte gehuwd geweest is inet Jonkvrouwe balich VANBoucHHOR^rdoch. ter yan bovengemelde jan van bouchhorst, waarby onder anderen het volgende is overeln gekomen en bedongen : In den eerften foe fal Jan van Vliet hebben van Jan van Noirtich voirfz die Hooch Heerlicheyt van Noirtigerhout, mit allen hoeren toebehoeren, mitsgaders die warande ende conynen ,dair toe beboerende, te weten tn alle manieren, als die voirfz Jan van Noirtich die voirfz Hoechheerlieheyt mit die warande te leen houdende w van de Graaflicheit van Hollant. mit voerwarde, dat die voirfz Jan van Vliet van mynen genadigen Heer offmen Edelen foene, of ander, die desmechtigfoude moegen fyn, confenteringe verwerven fal, ende foe fal Jan van Noirtich gehot den wefen den voirfz Jan van Vliet hand en mont te /eenen, op dat die confemeringe dair by niet af en blive tot allen tyden, als Jan van Vliet dat believen fal binnen Jan van Noirtig leven, ende dat op Jan van Vliet fyne coften, behoudelic den Ambagts-heer yan den Dorpe fyns rechts, enz. Of nu de voorgemelde jan van vliet de genoemde bedingen wezentlyk verkregen, en dit verdrag dus zyn volle beflag gehad heeft ; als mede, wie na den dood van den voornoemden jan van noirtich, Heer in Noortig en van Noordwykerhout, (als zynde hy zonder wet- Snn/m'Ienen' alIeen twee basterd-zonen nalatende, welken in het verdrag by den " 01 fn J*» Mfngen Jan genoemd worden ) de gemelde hoge heerlykheid van Noordwykerhout verkregen heeft, en op wien dezelve vervolgens is overgegaan, is niet bekend. Ook is het nergens gebleken, op welke eene wyze de meergemelde heerlykheid van Noordwyker- hout  enkleefsche oudheden. 157 hout, zo in hoge als lage jurisdictie, wederom vervallen is aan de Graaflykheid van Holland, of liever aan de domeinen van de Edele Groot Mogende Heren Staten van Holland en Westvriesland; welken in het jaar 1722 deze Ambagts-heerlykheid, benevens meer andere goederen en heerlykheden aan de domeinen behorende, by openbare veiling verkocht hebben, zynde de Heer Mr. simon emtink, te Amfterdam woonachtig, meester van deze heerlykheid geworden, voor eene fomma van zes duizend, zes honderd guldens. Wat de hoge heerlykheid aanbelangt, dezelve heeft, benevens die van Voorhout, Hillegom, Lis enz, nog in het jaar 1581, onder hetBailluwfchap van Rhynland behoord, en deze dorpen, benevens meer anderen, ftonden tot op dien tyd, volgens het getuigenis van Mr. simon van leeuwen in zyne inleiding voor de Coflumen van Rhynland, bladz. 15 en 16, onder den Bailluw van Rhynland. Weinig tyds daarna moet dit echter veranderd zyn, doordien de Heren Staten van Holland en Westfriesland op het vertoog en kennisgeving van andries van thienen, bailluw van Noordwykerhout, met den aankleve van dien, by een octroy van den 15 maart 1614, gegunt en geoclroyeerd hebben, dat'er jaarlyksch uit eene nominatie van agttien welgeboren mannen, woonachtig in de gemeene vier dorpen, Noordwykerhout, Hillegom, Lis en Voorhout, over welken de voornoemde adri anus van thienen als Bailluw was aangefteld, negen mannen verkoren, door den Bailluw van Noordwykerhout in den eed zouden genomen worden, en zo wel in het burgerlyke als lyfftraffelyke met hun zouden te recht zitten, gelyk zulks breedvoeriger blykt uit  158 kabinet van nederlandsche uit het oftroyzelf, te vinden in het oud Hollandsch Plakaatboek, te Amfterdam in het jaar 1645 m folio gedrukt, en aldaar pag. 422. Men ziet daar uit dat gemelde vier dorpen na dien tyd van hei.Bailluwfcb.ap van Rhynland zyn afgeicheiden, hoewel onder den naam van Rhynkmdsgevolg, deszeifs rechten en costumcn gebruikende; zie deswegens simon van leeuwen inleiding tot de kostumen van Rhynland, bladz 62 Deze vier dorpen maken nu te famen , wat de hoge jurisdictie aanbelangt, één rechtsgebied of Bailiuwfchap uit, waarvan de hoge vicrfchaar te Noordwykerhout wordt gefpannen. Ook worden hier de vonnisfen gelezen en ter uitvoer gebrast Buiten dit dorp wordt de galg geftelt, en binnen hetzelve het fchavot opgerecht en onderhouden. JNogthans wordt voor het verhoren der gevangenen , vooraf de hoge vierfchaar beleid, in dat der Vier dorpen, onder welker rechtsban de misdadige gevat is. In zaken, gene lyfftraffen betreffende, gaan de vierfcharen by beurten van het eene dorp tot het ander, rond. Deze hoge vierfchaar beftaat uit den Bailluw, negen welgeboren mannen, welken hedendaagsch op het formulier van welgeboren mannen van Rhynland, door denBailluw worden beëdigd, en wel ingevolge eene refolutie der Heren Staten van Holland en I'Vestvriesland van den 18 january 1736, op den eed, welke door alle rechters wordt afgelegd, die in deze Provintie uit naam van den Staat eenig bewind over het recht en rechtszaken hebben. Van de welgeboren mannen worden 'er gemeenlyk twee verkoren uit Noordwykerhout • een uit Zilk, ambagt onder Noordwykerhout bel horende; twee welgeboren mannen uit Hillegomen twee anderen uit Voorhout. Nogthans is het ÏQXQr  en kleefsche oudheden. 159 fomtyds gebeurd, dat 'er drie welgeboren mannen uit Lis, en uit de andere dorpen ieder twee verkoren zyn , en te famen gediend hebben. Dit Bailluwfchap werd te voren bediend by aan. Helling en last van de kamer der rekening der Graaflykheids heerlyke goederen; hedendaagsch echter ftaat het ter begeving van de Heren Staten van Holland en Westvriesland. Tegenswoordig wordt het bekleed door den Heer francois hendrik van hoorn, ambagtsheer van Zilk, enz. - Voor de hervorming ftond de begeving van eenen pastoor eene lange reeks van jaren, alleen aan den abt van Egmond; doch in later tyd gefchiedde dezelve beurtelings door den Paus, den gemelden abt, en den Graaf van. Holland. De kerk van dit dorp was toenmaals eene Parochie-kerk, aan de apostelen Petrus en Paulus toegewyd, en in dezelve eene vicary gefticht aan het outer van de heilige moedermaagd Maria. Na de hervorming zyn Noord, wykerhout en Foorhout tot eene gemeente vereenigd; en de eerfte leeraar voor beide deze dorpen werd in het jaar 1591 beroepen, zyndeMARTEN j ans serry. Maartoeninhetjaar 1642 de bewoners van beide de dorpen merkelyk waren toegenomen , werd Noordwykerhout en Foorhout afgefcheiden, en in de eerstgenoemde gemeente tot leeraar beroepen danielvan peene, welke in 1674 aldaar bevestigd werd. De ambagts-heerlykheid wordt gerekend op 2039 morgen, en 13 roeden lands. Voor Noordwykerhout zyn in hetjaar 1732 op de nieuwe lyst der verpondingen aangetekend 126 huizen en 1 molen; waaruit men afnemen kan, hoe aanmerkelyk het is toegenomen, doordien op  l6o KABINET VAN NEDERLANDSCHE op de verpondingslyst van het jaar 1632 dit dorp op met meer dan 64 huizen geboekt ltond, De heerlykheid is zeer zandig, het welk aan hare landeryen fomtyds merkelyke nadeelen heeft toegebragt. Gelyk oudtyds de voornaamfte dorpen in Rhynland, benevens andere mindere dorpen, behalven een zeker vaartuig , tevens .moesten ruimen en fchoonhouden de vy ver rondsom het hof en deszeifs fingels in 's Gravenhage, als mede de vaart naar Ryswyk, (waar toenmaals nog geen weg gemaakt was,) benevens de daaraan behorende bruggen en platingen ; doordien voor het overige een iegelyk volgens zyn vermogen eene zekere fomme dragen moest in de onkosten ter onderhouding en beplanting van den tuin, en de plantagie rondsom dat hof, werden Noordwykerhout en Noordwyk aangeflagen op drie riemen. Gemelde hofrechten waren in vroeger tyd onderfcheiden met den naam van fchot en lot; het lot, ook bottingen genaamd, werd gemeenlyk om de vyf jaren omgeflagen; en het fchot, dat is het opfchietenvan den vy ver, fingels. bruggen, platingen. en den weg tusfchen den Haag en de Hoornebrug, in plaatfe van de Vaart, van oudsgebruiklyk, werd jaarlyksch by de Heren van de rekening van der Graaflykheids domeinen ten laste der dorpen by riemtalen omgcfiagen, en elke riem op een zodanig getal ponden gefield, dat alle de riemen te famen de vercischte fomma uitmaakten en opbragten, gelyk men zulks breedvoerig zien kan bys. van leeuwen op de hier boven aan. gehaalde plaats, bladz. 70, 71 en 72. Behalven de opgenoemde lasten zyn die van Noordwykerhout ook nog het tiend-recht aan de Graaflykheid verfchuldigd; te weten: het tiende fchors, en het  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. l6l het tiende lam, als mede de tiende van het vlasch. Omtrend dit laatst artikel heeft echter eenige uitzondering plaats. Den tiendenaar namentlylc behoort het vlasch op de tiende roede gewasfen , wanneer hy het gewas zelf plukt; doch hem behoort de elfde fchoof, wanneer de bouwlieden het plukken en aan fchoven zetten; zo dat de algemeene befchryving van ons vaderlandsch tiendrecht, door den gadelozen rechtsgeleerden hu go grotius, welke zegt. dat het tiendrecht eene gerechtigheid is, om het elfde gedeelte van eenige vruchten te trekken, fomtyds met eenig onderfcheid moet opgevat worden. Nademaal dit tiende deel noch naar de keuze van den fchuldenaar, noch naar die van den tiendenaar mag voldaan worden, heeft men in Holland meestal het gebruik ingevoerd, dat de tiendenaar om alle bedrog voor te komen, zyne tiende-inzameling van eenen zodanigen kant des akkers beginnen kan als hem behaagt, onder voorwaarde , dat hy tot den einde toe voortga van waar hy begonnen heeft. Ziirk, Codex Bat: Tienden § XVI. n. 2. C a r p z o v. Jurisp: confist: lib. i. tit. 8. def. 130 & 136". n. 3. Maar desniettegenftaande vindt men hier eenige plaatfen, gelyk by voorbeeld Noordwykerhout , alwaar het eciie gewoonte is, dat de tiendenaar van den uitweg of ingang van eenen akker begint [te vertienden, en dus tellende, naar zich neemt de eerfte tiende fchoof, en zo voorttelt; of anders da tiende, elfde, twaalfde, en zo velen als het hem behaagt, voorby gaat, eer hy de eerfte fchoof voor de tiende behoeft aan te merken; doch dezelve genomen en opgeheven zynde, is hy in denoodzakelykhcid om voort te gaan, en vervolgens de tiende te nemen. Zie daar over breedvoeriII. dïu, JL ger  152 KABINET VAN NEDERLANDSCH G ger p. van der schelling, Hott. Tiendrecht I. en II. Deel. Boey zegt in zyn Woordenboek op het artikel Tiendrecht: dat het eene gerechtigheid is, om het elfde en niet het tiende deel van eenige vruchten jaarlyksch te trekken ; het welk een bew3's is, dat het gecnfints van het Goddelyk of geestelyk recht (gelyk fommigen z;ch verkeerdelyk inbeelden, en de geestelykheid gaarne zou doen geloven) maar veeleer uit het oude Duitfche recht voortvloeit, cn veel ouder dan het Christendom, door de waercldlyke magt is ingevoerd, het zy tot een teken of bevvys van onderdanigheid, of wel tot een ander einde. Men vindt in de kapitulatiën der Westfriezen met onzen Graaf en hunnen heer jan, op het jaar 1299 de volgende woorden: Voorts zo zullen onze luyden van Westfriesland en haar nakomelingen den tienden, die zy ons fchuldig zyn te geven, jaar. lyksch in elk kerfpcl ga deren in een voege lyke plaat ze, die wy of onze nakomelingen, of onze bode hen wyzen zal, op haar ei ge kosten te koop te brengen, is het fake dat wy die niet verkopen. Maar waar het fake dat wy die te voor en verkoopen of verkochten, foofoudenfe de kooper felver te koope voeren op fyn felfs kost, en de geene die onze tienden kofte, die fal niemant persfen den tienden te koopen, ten waare by fyne vrye wille, maar hy fal fyn tienden ontfangen fonder wederleggen, fo als hy fchuldig is die te ontfangen. Waar uit mede ten klaarften is bewezen, dat de tienden haren oorfprong niet nemen uit een loon der kerkclyke dienftcn van de geestelyken, maar dat zy veelmeer als een Graaflyke last en oudëigen in Holland geheven worden. Zy zyn drieërly: koornticnden; fmaltienden, beftiande in landvruchten; en krytendc tienden, betrekkelyk tot het jonge vee; gelyk van kalveren,  en kleefscke oudheden. 163 ren. Jammeren, jonge varkens, enz.» en niemand is daartoe gerechtigd, welke niet fpeciaal daarmede verleid is. Noordwykerhout heeft in het laatst der zestiende eeuw, en voornamentlyk in hetjaar 157 3 zeer veel geleden door de buitenfporigheden en geweldenaryen der Spaanfche foldaten. In het zelfde jaar, en wel in den nacht tusfchen den agtftcn cn negenden july, wanneer het leger van den Prins van Oranje, onder den Heer batenburg, van Sasfem tot Noordwykerhout voortrukte, om het belegerd Haarlem te ontzetten, ontfing dit dorp eenen geweldigen neep, doordien vierduizend voetknechten en zeshonderd ruiters, onderden overffen karloo, behalven de vrywilhge burgers uit eenige Zuidhollandfche fteden, benevens zeven zware en eenige weinige menigte ligteveldftukken, voor een goed gedeelte aldaar binnen trokken. Ruim twee jaren daarna ontfingen dit cn andere omleggende dorpen nog gevoeliger fchokken door de Spanjaarden, welken alhier en in den omtrek gelegerd zynde, den huisluiden alles ontroofden, en daarna wegtrekkende, de dorpen aan de vlammen ten prooi gaven. De kerk heeft, gelyk vele andere kerken ten platten lande, de woede van den Spaanfchen oorlog moeten doorftaan, en mede gedeeld in de algemene verwoestingen van dien ongelukkigen tyd, want van het choor zyn alleen de muuren ftaande gebleven. Het voorst gedeelte der kerk is weder tot het oeffenen van den Godsdienst bekwaam gemaakt; zy heeft aan die zyde een vierkant torentje met eene agtkante fpits. Hier omftreeks hebben de Roomschgezinden ook eene ftatic, welke door eenen priester bediend wordt. De konynen, welken zo vruchtbaar zyn, dat L % een  IÖ4 KABINET VAN NEDERLANDSCHE een paar ouden met hunne jongen , en de jongen van deze laatftcn, binnen het jaar tot zeventig in getal kunnen vermenigvuldigen. hebben den bewoneren van Noordwykerhout, federt vele jaren niet weinig nadeels tocgcbragt, doordien dit gedierte hunne holen tot zeer digt aan het dorp gedolven, cn de vruchtbaarfte landeryen menigmaal geheel ondergraven hebben. Weshalven de Staten van Holland en Westfriesland', in het jaar 1661, goedvonden cn bclloten, om de konynen uit de duinen van Noordwyk en Noordwykerhout geheel te doen verhuizen, geduurende den tyd van zeven jaren, welke tyd vervolgens nog tien agtereen volgende jaren verlengd is. Doch deze tyd in den jare 1679 verfbeken zyndc, vergaderden de Schouten en Ambagtsbewaarders der famengevoegdedorpen Noordwyk, Noordwykerhout, Katwyk cn Wasfenaar, en kwamen overeen om een nader verzoekfehrift aan 's lands Staten intelevcren, ten einde hunne bygelegen duinen verder konynloos mogten gehouden worden; welk verzoek hun, in den jare 1682 , voor nog tien achtereen volgende jaren, by refolutie van gemelde Staten, onder derzelver groot zegel, gunstig is toegeftaan. Hoezeer nu het wild dit dorp ook mogt benadeelen , het werd echter niet minder benadeeld door de kale en dorre duinen hicromftreeks gelegen; het verftuiven van het zand, door de weste en noordweste winden , land waards in geblazen, overdekte menigmaal de naastgelegen landen tot eene grote fchade, tot zeer veel nadeel en hinder van diegenen, welken aan de duinen gegoed en geland waren. Om nu ook daarin zo veel mogelyk ware te voorzien, gaf 'slands hoge Overigheid, op verfcheiden ty. den, veelerhande plaketten en ordonnantiën uit, met  en kleefsche oudheden. iój met betrekking tot de heJmplanting. Ook Dykgraven en Heemraden van Rhynland, en andere kwartieren van Holland, maakten deswegens keuren cn ftatuten, waarby de helmplanting, na voorafgaande bekendmaking aan de Schouten en Ambagtsbewaarders, befteed en uitgegeven, en tevens hun gelast werd , om te fchouwen of de .helm wel en behoorlyk geftoken ware, en eindelyk, om, de fchouwing doende, den helm optcnemen, en wanneer dezelve kwalyk of niet .geleverd is, de gebrekkige» cn nalatigcn , in eene boete daartoe gefteld, te beflaan. Daarenboven zyn ook op verfcheiden tyden , tegen de vernieling van den helm in de duinen, door de hoge Regeering van het land, vele nadrukkelyke plakatcn uitgegeven, en wel ecrstelyk den 14 maart van het jaar 1510, op den naam van Keizer maximiliaan den eerften, grootvader en voogd van karkl. Aartshertog van Oostenryk, als Graaf van Holland, een verbod en affchaffing van infehryving, verhuuring en weiding der beesten, zo wel des winters als des zomers, over alle de duinen langs den zeekant gelegen, tusfchen de Maas en Zyp, doordien de beesten de ruichte en halm ophalen, eeten en vertreden; wat Rhynland in het byzonder aanbelangt, men vindt, dat het Hof van Holland, op den 10 feptember van het jaar 1521, eene akte heeft gegeven aan de hoge Heemraden, om jaarlyks, geduurende eenen tyd van vier jaren, tagtig morgen woest duin, ten kosten van het gemeene land, door het gemelde Heemraadfchap te doen beplanten, onder voorwaarde, dat men gene beesten hoegenaamd zou laten infehryven of weiden in de wildernisfen, en ingevolge van dien, zyn, den laatften feptember van het gemelL 3 de  l65 kabinet van nederlandsche- de jaar, onder anderen de dorpen Noordwyk, Noordwykerhout en de heerlykheid Langtveld gelast , om ieder jaar zestien morgen duins te bepoten. Doordien nogthans het weiden van beesten op vele plaatfen met oogluiking gefchiedde, heeft het hof, den 21 november van het gemelde jaar, een nader verbod gedaan, gelastende daarby allen'- Heemraadsboden en dienaars der houtvesteryen, om alle zodanige beesten te fchutten , en tegen de eigenaars omtrend de boetens te procedccren. Deze aktens zyn vervolgens vernieuwd en vermeerderd, gelyk breedvoerig by p. merula, cn de verdere refolutiën van de Heren Staten van Holland en PFestfriesland, kan nagezien worden. Hiermede zouden wy van Noordwykerhout afftappen, en overgaan kunnen tot de befchouwing van Noordwyk, byaldicn ons gene nadere berichten omtrend dit dorp ter hand gefteld waren, welken wy niet met ftilzwygen mogen voorby gaan. De ambagten van Noordwyk en Noordwykerhout by eikanderen genomen, beflaan 3674 morgen, en twee hont Rhynlands morgengeld; daaromtrend zyn deze twee ambagten te farnen met Of hem en Lav.geveld vereenigd; zy betalen by gunst en vermindering; (gelyk zulks by alle andere ambagten en heerlykheden in Rhynland gelegen, en mede morgtntalen opbrengende, plaats heeft) niet meer dan voor 2878 morgen , 350 roeden. Op deze wyzc moet men dat geen verftaan, wat de Heer simon van leeuwen, in zyne inleiding voor de costumen van Rlyuland, geplaatst op bladz. 20 en 21, van de grote óe/.cr twee ambagten meldt, cn het geen wy hier boven mede aangeftipt hebben, want anders is de hcer- lyk-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I67 lykheid Noordwykerhout ruim 2000 morgen groot. Ónder de voorgemelde famenvoeging van Noordwyk en Noordwykerhout, is nogthans niet mede begrepen de Zilk of de hogeveenen in de Zilk, die, hoewel onder Noordwykerhout behorende , echter, met betrekking tot het Rhynlandsch morgengeld, een byzonder ambagt uitmaken , en op zich zeiven by infchikking of vermindering, gelyk hier boven gezegd is, in de betaling van het Rhynlandsch morgengeld afzonderlyk zyn aangeflagen op 288 morgen, 350 roeden. Hier boven op bladz. 151, hebben wy gewag gemaakt van zeker oud diploma of verleibrief, van het huis cn de goederen genaamd Boekhorst, gelegen in het ambagt of de heerlykheid van Noordwykerhout, gegeven in het jaar 1272, door floriS) Graaf van Holland, ten behoeve van baldutnus de norteke, (dat is Noordwyk) ; deze brief, op francyn of parkement gefchreven, wordt nog hedendaagsch gaaf en ongefchonden, met twee onderuithangende zeegels , op het huis te Boekhorst voornoemd bewaard, en is van den volgenden inhoud in het oorfpronglyk latyn: FLORENTIUS, Comes Hollandice, univerfis, prcefentes liter as infpetluris, Salutem. Noyerit univerfitas veftra, quod nos terram, jacentem apud Nortteke, quee Boechurft vulgariter appellatur (cui hi punt termini; ex occidentali parte facet terra Gerardi. dicii Bloete, ex oriënt ali parte efusdem cadit foffa, quee pcindit nemus noftrum' de Herlem a ditto Boechurft, a parte Meridionali facet terra Theodorici dicli (Procomitis) militis, & terra Theodorici fdiorum de Kerkwerven, ex Boreali parte jacet tet ra, quee. Mada vulgariter nuncupatur) vendidimus Bauduino, Diéh de Nortteke, conL 4 Per»  JÖ8 KABINET VAN NEDERLANDSCHE fervatori prafentium, tenendam a nobis & noftris fuccefforibus titulo feodali, ha, fi di&us Bauduinis filium heredem reliquerit, di&a bona cedent ei, fi vero filium non reliquerit, ex tune cedent filia fiua legitima feniori, volentes femper , quod nulla proles dlfli Bauduini, quam ex carne fua reliquerit, legitima, quamdiu aliqui fupervixerint, five mafculus fuerit, five mafcula, dehaeredari pojfit a di&o feodo, quod in perpetuum ab uno ad alium fucceffive transferatur. Hoe per omnia fialvo & intelle&o, fi illa proles dl&i Bauduini, qua a nobis di&um feodum ten uit, filium heredem reliquerit, dicla bona cedent ei, omnibus aliis poftpofitis <2f exclufis; fi vero idem filius fine her ede filio decefièrit, ex time dicla bona ad prolem di&i B. quecunque fupervixerit, legit imam, fi filius fuerit vel fi/ia, & five mus fuerit vel plures, & primo ad mafculos fi fuperjint, & ad feniorem mafculum prius reducentur, tenenda a nobis modo & titulo fupra di&o , c? promittimus di&o B. & fuis haredibus pro nobis 6? noftris haredibus di&am ter ram garandire, c? fi forte aliquis di&a venditioni noftra contrairct, vel di&a bona calumpniaretur aut in parte vel in toto nos prafatum calumpniam&fingulum impedimentum, & dampnum, quod diclis Bauduino & fuis heredibus inde er ener it, promittimus penitus amovcri. In cujus rei tefiimonium prafens fieripturn figilla noftro, & fi%illis dile&a Amita noftra, D omina Al ei dis de Hannnnie, & Dom in i Theoderici de Thclinghcn fecimus-communiri. Datum anno Domini 1272. in die converfionis San&i Pairfi. Hetwelk in de Nederduitfchc taal betekent: F L O RIS, Grnve van Holland, aan allen , die dcezen zullen zien, welvaren, Een iegclyk  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 169 „ zy bekent, dat wy hetlant, gelegen by Noort„ teke, dat Boeckhi/rft gcmecnelyk genoemt wort „ (waar van de belendingen zyn als volgt; aan „ de wcftzyde naracntlyk paalt het aan de. lande„ ryen van Gerrit, genaamtdeBloete, tenOoflen 5, wort het door eene floot (of gr aft) gefcheiden van 5, ons Herlemmer hout, ten zuiden grenft het aan „ 't lant van Diderik, genaamt Procomcs, Rid„ der, ende van Diderik van Kerkvvervens kinde,, ren, en in 't noorden aan 'tlant, dat Made 9, geheten is) verkogt hebben aan Baudewyn van 3, Nortteke, bewaarder.van dcezen tegenwoordi„ gen brief, van ons en onze Opvolgers te hou,, den tot een goed leen in dier voegen, dat zoo „ gemeldeBaudewyn eenen zoon komt na te laten, „ het zelve op hem verfterven, dog by gebreke „ van mansoir aan deszeifs oudfte dogter van ,, wettigen bedde, begeerende, dat nimmereeni„ gen van zyne wettige kinderen, zoo lang 'er „ een, 't zy man of vrouw, in wezen is, daar van ,, onterft zal mogen worden, maar dat dit leen „ onverfterfFelyk van den een op den anderen „ zal overgaan , met dien verftande nogtans, ,, dat, byaldien het kint van gezegden Bau„ dewyn, dat van ons 't gemelde leen gehou„ den heeft, eenen Zoon komt na te laten, de„ zelve dit goed voor allen anderen genieten zal, „ en dat in tegendeel, zoo dezelve geenen wet„ tigen zoon heeft nagelaten, gemelde goederen „ over zullen gaan op zodanigen wettigen nazaat „ van voornoemden Baudewyn, als 'er dan in 't „ leeven zal zyn, 't zy zoon of dogter, een „ oftemeêr, de zoonen geftelt voor de dogteren, j, cn de oudften voor den jonger, te houden van L 5 si ons  17° KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ ons ten kenregte, belovende wy dengenoem„ den Baudewyn cn zynen Erfgenamen, zo voor Ons, als onze Opvolgeren het voorgemelde 5, lant vry te zullen waren en allen hinder, aan„ fpraak, en bekommernis, welke wegens deeze „ verkopingc den genoemden Baudewyn en zyne ,, Nazaten mogtc aangedaan worden, te zullen ,, wceren ende afdoen. In teken der waarheid „ hebben wy deezen tegenwoordigen brief met ,, ons zegel en die van onze beminde Meuy, vrouw Aleidis van Henegouwen en Heer Di„ derik van Thelingen doen bczegelcm Gegeven „ in het Jaar onzes Heeren twaalf hondert twee „ en zeventig, op den dag van St. Paulus be„ keeringe." Nog ftaat aan te merken , dat aldaar boven dien ook berustende zyn de navolgende oorfpronglyke vcrlei-bricvcn van het voornoemde Huis te Boekhorst, en deszeifs aanhorige goederen, als „ Eerftclyk , een verlei-brief, gegeven by „ Philips van Bourgondie, Grave van Plolland enz, ten behoeve van Jan vander Bouckhorft, ,, van zulke Lecncn, als hem aanbeftorven zyn „ by dode van Floris vandcr Bockhorft, zynen „ Vader, eerst dat Huis, Hofftede, boomgaar„ den, met allen zynen toebehooren, van den „ Bouckhorft, met vier ftukken lands, daar aan gelegen, met nog een Ambagt, gelegen in die „ Gage, geheten die Lage Bouckhorft, met den „ Landen en andere alle zynen toebehoren, te „ houden enz, item die Wintmoelen, ftaande in „ den Ambagte van Noortich an die Noortooft,, zvde van den dorpe van Noortich, uit een s, Thiendeken gelegen in den Ambagte van Zoe„ termeer, het houden enz, in dato 30 Mei » 1464-" „ Een  en kleefsche oudheden. 171 „ Een verlei-brief, gegeven by Karele van „ Bourgondie, Gravc van Holland enz, ten ,, behoeve van F/oris vander Bouckhorft Jans zoon „ van der Bouckhorft, van zulke Lccnen, als hem ,, aangekomen cn beftorven zyn by die dootvan „ Jan van der Bouckhorft, zynen Vader, ende „ hier na befchreven ftaan, eerft dat Huis, Hof,, ftede , boomgaarden enz; En voor den voorfz „ Floris, die nog beneden zynen mondigenjaa„ ren is, heeft ons hulde, eed ende manfehap gedaan Willem van Noortwyk van der Bouckhorft, „ zynen gekoren en gevoegden Voicht in deze „ zake, behoudelic enz, gedateert 23 January „ des Jaars 1470." ,, Een verlei-brief, gegeven by Keyzer Maxi., miliaan en Philips, Graven van Holland enz, ,, ten behoeve van Joncvromve Balich vander Bouck„ horft, van alzulke Leen en , als haar aangeftor„ ven zyn by doode van Floris van Bouckhorft haren broeder enz, in dato 26 Maart A°. „ 1484. Nog ceri vcrlei-brief van den zei ven Keizer maximiliaan, als Graaf van Holland enz,: „ op Gerrit van Vliet Janszoon, van alzulke Lee,, nen, als hem aangekomen en aanbeftorven zyn „ by doode vanJonkvrouwe Balich vander Bouck„ horft, zyne moeder enz enz, gedateert 25 Au„ gufty A°. 1491. Laastclyk nog een verlei-brief, gegeven by Keizer karel, als Graaf van Holland, ten behoeve van floris van veiet, van zodanige Leenen, als hem aangekomen en verftorven zyn by doode en makinge van gerrit van vliet zynen vader, enz, in dato 18 april 1553. Voornoemde floris van woerden, Heer van Vliet en Boekhorst, had ten echtgenote, vrouwe  1^2 kabinet van nederlandsche we van Voorhout e in Vlaanderen, uit welk huwcJyk eene dochter geboren werd, genaamt anna van woerden van vliet, de laatfte van dit huis, en erfdochter van de huizen Vliet en Boekhorst, welke dochter in het jaar 1578 inden echt trad met jonkheer a n d r i e s van b r o n khorst, Hoogheemraad van Rhynland enz. Zy woonden op den huize Boekhorst in Noordwykerhout, zyn zonder nakomelingen geftorvcn, en leggen beiden in de kerk van dit dorp begraven. Door dit overlyden zyn alle de goederen zo van Vliet als Boekhorst by uiterften wille gekomen aan jonker willem van bronkhorst, broeder van den zo evengemelden jonker andries van bronkhorst. het dorp NOORDWYK, In rhynland. Noordwyk, een der aan gen aam fte, grootfte,en fraaistbebouwde dorpen van Holland, is thans het onderwerp van onze befchouwing. Het ligt in Rhynland, tusfchen Katwyk op den Rhyn, en Noordwykerhout, en is ten noorden en westen, door de noordzee, ten zuidwesten, zuiden en zuidoosten door Katwyk, ten oosten door Rb;nsburg en Voorhout, enten noordwesten door Noordwykerhout bepaald. Somtyds Wordt liét bok Noord- wyk    EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 173 wyk linnen genoemd, met onderfcheidingvanhet daaromtrend gelegen dorp Noordwyk op Zee, waarvan wv in eene volgende afdeeling zullen moeten fpreken. Langs den Goweg uit Noordwykerhout zuidwestwaards voortgaande tusfchen grazige \veilanden, befpoeld met talloze beeken van zuiverduinwater, komt men over de Oostender brug binnen het dorp. In de oudfte rymkronyken en vaderlandfche jaarboeken wordt het genaamd Noerdike, Noertich, Nartika,Nortika,Norttekke, Nordwize, en latere fchryvers noemen het Noirtich of■ Noortichi de eerfte benaming ontmoeten wy by melis stoke, in Graaf diedekiïc dentweden, daar hy de giften van gemelden Graaf aan het klooster van Egmond gedaan, optelt, eil onder anderen in het eerfte boek, vs. 591 ichryft: <£rï Huuslede bier morgen bjfe/ <£n"Dacr tneöicbfficfcetme 5!n Veifcn, tant tin Den eutaet &fntc Aechten daghejinrt/ ÈSt 'èti&ttl 5!n Voerhout rfcnöe ciT ïterfct niebe ©ie tienöe ban Nortike öie jieöe. Gelyk hy ook op 't jaar oSöfchryft, verhalende''t vervoeren van 't lighaam van Sint Jeroen naar Egmond, in zyn eerfte boek vs. 781: ©efe ©iötlc ban 5jeiïigl)fn tmene ©ece opheffen fwte 3,'etoene: ï®snt tic ^mt tya openbare «©oöé onderen Jöattelare. ©an Nortdike, isaer bf tact» ï»?BÏjjabcn) 5P»eöe bfne met cotïe en met haben «cerltfte boeten t Egmonde. En  174 kabinet van nederlandsciie En de voorgemelde giften door Graaf aarnout en de Gravinne lutgaart in later tyd vermeerderd zynde, gebruikt hy, deze gefchenken aanhalende, dezelfde woorden, zeggende in het eerfte boek vs. 867. ©efc t'mu goeöcn ncc mcöe ff'rEgmoBisjtteeftw entie fïebe/ 9!tl Thofen en fn GaftricheUji, Sn Vellen C'J in Zafienem, 5En Voerhoute en in Nortdike tttCÖe» Dezelfde rymkronykfchryvcr telt ook in het leven van Graaf floris den III, onder de edelen welken in het jaar 1168 Schagen in den brand ftaken, door de Westfriezen omcingeld en verflagen werden, eenen Heer evert van noertich. Nurtika cn Nortika vinden wy gemeld by den alleroudftcn en besten rymkronykfchryver klaas kolyn, wiens kronyk door den Heer dumbar, fecretaris der ftad Deventer is uitgegeven. Van den inval der Noren in de negende eeuw fprekende, zegthy: €nö 5Unt tO Nurtika fiotnen. En op eene andere plaats, de overbrenging van St. Jeroen naar Egmond gedenkende, fchryft hy: ièfnte ScroenjS oebenïien^ <©ic ban Defe (Cfeöerfc té ©an Nortika to Egmont geörajjen» De benaming Norteke is ons voorgekomen in den verlei-brief van Graaf floris den V, gelyk wy hier voor onder Noordwykerhout op bladz. 151 gelezen hebben. By  EN kleefsche OUDHEDEN. I7S Bv albert, Abt van Stade», in het jaar S76 komt dit dorp ons voor onder den naam van Nordm-e- deze verhaalt, dat de Noormannen, k let bovengemelde jaar, in hetzelve gevallen zvnde, het zochten onderst boven te keren, maar dat de Christenen, daaromftreeks woonachtig, op de krachtdadige aanmoediging van rembert, Bisfchop van Bremen, toenmaals aldaar zyn verblyf houdende , en na den dood van anscharius tot Aartsbisfchop van Hanu hürg verheven, tegen deze ongelukkigen ten ftryde trokken, en hen op de vlucht lloegen, met achterlating van tienduizend driehonderd zeven-en-festig doden, behalven een groter getal hetwelk de rivier willende overzwemmen, verdronk. Adamvanbremen noemt deze plaats in zyne Hifi: Ecelefiast: cap. 35, Nordwide, de onbekende uitfehryver van dezen noemt haar Norden; en elders mSupplem:Annal. Pithaanor at. Lamb: Lib: 2. Comment. de Bibhoth. CaeJ. ad'ann. 884. worden de bewoners dezer plaats Nordiü genaamd; hetwelk corringius dc urbib. German. th. 89, verleid heeft om boxhorn te berispen, dat hy by dien onbekenden fchrvver Nordwicum in de plaats van Norden gefteld heeft. Immers dat deze ontzaggelyke nederlaag der Noormannen geenfints teNor denm Oostfriesland, maar te Noordwyk m Holland'voor, ^vallen is, getuigen de fchryvers der gefchiedkundige jaarboeken f u ld a, bol land us en henschenius, in hunne aantekeningen over het leven vans. rembert, Tom. l, tebr. 8ö , vosstus, in zyne historifche jaarboeken, het eerfte boek, en eindelyk onze aileroudfte kronykfchryvers. Ik begryp dus geenfints,, hoe de oordeelkundige aantekenaar op deBJiynland-  iy6 KABINET VAN NEDERLANDSCHE fche oudheden, den befchryver op het artikel van Noordwyk, en nevens hem zo vele oude, goede, ja onze allerbeste gefchicdfchryvcrs , zonder bondige en gegronde redenen, heeft kunnen tegenfpreken; cn zulks alleen, wegens eene opgeraapte zwarigheid, dat de fehryvér der Fuldifche jaarboeken, en ook niemand buiten hem, zegt, dat de verdiensten van den H. Rembertus, by de Friezen in grote waarde worden gehouden, daar hy alleen by de tegenswoordigc Oostfriezen, te Hamburg, Bremen en daaromftreeks, als heilig vereerd wordt, en nergens in Holland, hetwelk echter eertyds mede onder den naam van Friesland bekend ftond. Hy pleit dus zeer ten onrechte voor Norden, tegen het gevoelen van c o rrincius cn andere geloofwaardige oude fchryvers, en toont zelfs duidelyk zyne verlegenheid met het duin of den heuvel, waarop die heilige gewoon was te bidden;algcmeen is het bekend, dat deze duinen menigvuldig by Noordwyk gevonden worden, en men te Norden geene zweem van eenen heuvel vindt; uit deze verlegenheid echter redt hy zich met een meesterachtig gezag, cn beweert ftoutmoedig, dat doordien Norden ook aan zee gelegen is, het zeer ligt mogelyk zyn kan, hoewel 'er tegenswoordig gene duinen zyn, aldaar ergens een duin opgeworpen kan geweest zyn, hetwelk door den tyd door den landman geflecht cn tot gelyken grond gemaakt is. Ik beken, eene zodanige oordeel- cn gefchiedkunde niet te verftaan, en heb nimmer geweten dat alles wat mogelyk zyn kan, als waarlyk gebeurd te zyn , mag voorgefteld worden, en men alleen op gisfingen, de overleveringen van zo vele voortieffclyke gefchiedfehryvers onbefchroomd mag tegenfpreken, en hen vanligtgeloovigheid en on.  en kleefsche oudheden. ïjf bezonne manier van fchryven befchuldigen. Hedendaagsch draagt dit aloud dorp, bv alle befchaafde Nederlanders, den naam van Noordwyk, en wordt by de meeste dorpelingen Noortich genaamd; deze laatfte benaming drukt de latynfche naam Nofdvicum volkomen uit, betekenende zo veel als de noorderwyk der katten, gelyk Zuid' wyk, by Wasfenaar, de zuiderwyk dezer volkeren betekent, Die genen dus dwalen niet weinig, in de oorfprong en de benaming van deze plaats, die dezelve van latere tyden, van den inval der Deenen en Nooren in deze landen willen afgeleid hebben. Ziet j. dousaej Annal: lib: VI. H. j u n11, Batav: S. van leeuwen, befchryvingvan Leiden, in de voorrede, bladz. 12 en 355. Wanneer men de bevestiging van melisstoke daar nu by voegt, welke verhaalt, dat Noordwyk reeds eene zeer oude kerk had, toen de Noormannen aldaar aan land kwamen en dezelve in de asfche lagen, kan men uit het een en ander genoegzaam opmaken, dat Noordwyk een der alleroudfte dorpen van geheel Holland is. Ook is het de hoofdplaats eener ambagtsheerlykheid, waaronder Noordwyk op Zee behoort, welk ambagt op zich zelf, met Of hem en Langeveld, ruim zestien honderd morgen groot is. S. van leeuwen getuigt, in zyne inleiding tot de coftumen van Rhynland, dat Noordwyk, in het jaar 143''', by gifte van vrouwe maegaretha^d naderhand by bevestiging van Hertog philips, in het jaar 1439, tot eene ambagtsheerlykheid is verleid geworden, met de zuid- en noorder-windmolens aldaar, met het Schouts-ambagt, en met een derde gedeelte van alle de boetens en breuken, welken de Bailluw aldaar berecht en bcdadingt; in 't kort, met alles dat geen wat aan de AraII. deel. M bagts-  i^S kabinet van nederlandsche bagtsheerlykheid behoort. De eerste Ambagtsheer is geweest jan van derbouchorst, van dezen is zy verleid op jan van noortig; van hem weder op jan van der does, Ridder, neef van den voorgaanden Heer, en van dezen op zynen zoon janvanderdoes van noortig; tot dat het dorp by nieuw verly, in den jare 1604, met de hoge- en ambagtsheerlykheid verlyd is op Jonkheer jan van der does Janszoon, van wien het, by wettige opvolging, gekomen is aan Jonkheer stefes van der does. Het dorp zelf is een der grouLflen van geheel Holland; het heeft verfcheiden fchone ftraten met ftenen belegd, en met zodanige trefFelyke huizen bebouwd, als 'er ergens op een dorp in Holland worden gevonden. De frisfche lucht, het helder en zoet water, lokken menig burger uit de fteden derwaards, waar zy, onder andere aangenaamheden, in de lente en zomer, gezicht en reuk kunnen vergasten, door het groeien van zeer vele medicinale kruiden, en door het aankweken van allerleie foorten van bloemen, waarin het Haarlem hedendaagsch, zo niet overtreft, ten minften evenaart. Ook groeit hier het fmakelykst ooft, hetwelk ergens in Holland gevonden, en voor het grootst gedeelte naar Amfterdam ter verkoop gebragt wordt. De kerk van dit dorp is een groot en voortreffelyk gebouw; tegens het verwulffel van dezelve ziet men nog eenige overblyffelen van de beroemde fchildery, welke de wrede marteldood van den H. Jeroen, patroon en befchermheilig van Noordwyk, verbeeld heeft, en op wiens naam de kerk , welke nog hedendaagsch hier ftaat en op het een-en-zeventigst prenttafereel afgebeeld is;  en kleefsche oudheden. 179 is; benevens haren vierkante toren, werd toegewyd. Volgens het verhaal van melis stok e, is het lichaam van dezen jeroen naar Egmond vervoerd, en zyn hoofd alhier begraven. Zie dien fchryver in het leven van diederik den III, pag. 18. Het voorgemeld af beeldfel toont ons niet alleen de grote uitgeftrektheid van dit gebouw, maaf dezelve kan ook genoegzaam afgeleid worden uit de menigte der kapellen, altaren en vikariaten, welken in vroegere tyden alhier gevonden wer. den, gelyk blykt uit een registertje van de goederen en gerechtigheden der abtdy van Egmond, alwaar dezelve worden aangehaald. Wie weet, hoe vele anderen 'er nog geweest zyn, die niet geboekt ftaan? Diegenen, van welken melding gemaakt wordt, zyn die van de H. Maagd Maria, van St. Jeroen, hetwelk in het midden der kerk ftond; van het heilig kruis, van St. Urftila, van 't allerheiligst Sacrament, van St. Nicolaas, van St. Lebuïnus, van St. Anna, en van St. Catharina en Anthonius, aan welken verfcheiden vicariën gefticht waren, zo dat dezen pastory van geen gering aanzien was. De benoeming tot dezelve en tot de vikariaten, heeft altoos geftaan aan de abten van Egmond. Op het kerkhof hier ter plaatfe, alsmede te Heilo, Wasfenaar^ en andere oudfte kerken dezer landen, gelyk onder anderen te Admvart in de Ommelanden, vindt men zekere ftenen, of uit ftenen uitgeholde doodkisten, en zelfs heb ik, in de laatstgenoemde plaats, by den pastoor, eenen diergelyken fteert gezien. Volgens het getuignis van den groten oudheidkundigen kornelis van alkemade , in zyne inleiding tot het ceremonieel der begraafnisfen, is men algemeen van gevoelen, M a dat  l8o kabinet van nederlandsche dat de eerfte zendelingen en eerfte kerkleeraars dezer landen in deze ftenen doodkisten zyn begraven geworden, om hunne overblyffelen, met onderfcheiding van alle anderen, in het byzonder te bewaren. Buiten twyffel is dit uit eene tedere toegenegenheid en hoogachting voor hunne eer en waardigheid gefchied; de dekfelen der ftenen kisten pronken doorgaands met uitgehouwen kruisfen en andere merktekenen der Christenheid; de gelovigen van vroegere tyden , werden alleen in een dekkleed gewonden, en dus op de kerkhoven aan de aarde toevertrouwd; in vervolg van tyd, lag men dezelven in houten kisten, waarna boven de begraafplaats een houtenkruis, met of zonder opfchrift, geplaatst werd, hetwelk als nog op vele kerkhoven door de Roomschgezinden wordt nagevolgd. De tyd waarin deze kerk gebouwd is, heb ik niet kunnen opfporen, alleen weten wy, uit eenen openen brief van gut do van a vennes, Bisfchop van Utrecht, dat hy in den jare 1303 verlof gegeven heeft, om alhier eene kerk te mogen bouwen; en dat dezelve tusfchen dat jaar en het jaar 1311 moet opgebouwd zyn, blykt daaruit, dat in de oude fchriften van de abtdy ter Lee of Leeuwenhorst gefchreven ftaat, dat in de parochiekerk van Noordwyk, in den jare 1311, aan het altaar van St. Anthony, eene vicary gefticht was, door den Ridder floris van boukhorst, ftaande ten lasten van voorgemelden abtdy, en door der. zei ver abtdisfe begeven werd; dat alhier nogthans reeds veel vroeger eene kerk geftaan heeft, blykt volkomen uit de oude brieven en papieren der Noordwykfche kerk. welken eene lyst opgeven der pastoren, die aldaar van ouds het-  en kleefsche oudheden. l8l her geftaan hebben; te weten: eenen Heer hendrie, in het jaar 1216; eenen go van Leiden, pastoor alhier, en kanunnik van St. Jans kerk, in het jaar 1303; en nog op hetzelfde jaar eenen Heer johan, als 1?appellaan van Noordwyk; zynde willem dirks van tetrode, de laatfte vikaris en priester alhier geweest, welke, den eerften van wynmaand des jaars 1601, geftorven zynde, te Noordwyk in de parochiekerk begraven werd. Geduurende zyn leven, in het jaar 1570, werd de Godsdienst in deze landen hervormd, en de pastory alhier den Hervormden leeraar johannes sertorius toegevoegd. In den jare 1646 werd Noordwyk buiten van Noordwyk binnen, omtrend de geestelyke bediening, gefcheiden, en by iedere gemeente een byzonder leeraar beroepen. Uit de kerkrekeningen van het dorp, van den jare 1568, blykt ook ten vollen, dat van ouds, langen tyd voor de hervorming, het recht van den hofvisch of het pondgeld van denzelven, het inkomen der haringvaart enherfstvaart, ook wel in het byzonder de fcholvaart genaamd, aan de kerk te Noordwyk toegevoegd en gefchonken is; waarom ook jaarlyksch ieder visfeher gehouden was, twee, drie, vier of meerdere ponden of guldens aan kerkmeesteren te betalen. Wat eigentlyk deze hofvisch was, befchryft de rechtsgeleerde van der schelling, in zyn werk over het Hollandsen tiendrecht, in het eerfte deel, kap. 31, in dezer voegen: „Alseenfoort „ van Tiendgerechtigheid zouookgeteltkonnen „ worden de zogenaamde Hofvifch, zynde ze„ ker gedeelte van de vangft van de Vifch, die ,,. by de Viffchers en Zeelieden langs de ZeedorM 3 55 pen  iH kabinet van ne D e r l and s che „ pen aan de Noordzee, genaamt Zuitftrant, „ gevangen, afgeflagen en verkogt wort: deeze „ Hofvifch is van ouds toebehorende geweeft „ aan de Graven van Holland, en in de oudfte „ Zeedorpen door hunne Gemagtigden ontfan„ gen, of wel by verdrag en uitkoop tot zekere „ forti van penningen, naderhant het pondgeld „ genaamt; waargenomen, bewaart, ingevor„ dert en verantwoort." Gelyk dus Graaf wi lhem van Henegouwen, in den jare 1333, eenen hugo janszoon van hillegom, by zynen gezegelden lastbrief, gegeven in 's Hage, op Sin te Denys-dag, beval zynen visfche te Katwyk te verwaren tot wederzeggens toe. * Dat Noordwyk en Noordwykerhout, onder andere voorname dorpen in Rhyn/and, van ouds zeker vaartuig moesten onderhouden, benevens den vy ver rondsom het hof van 's Grayenhage en de fingels van den hove, alsmede de vaart naar Ryswyk, doordien toenmaals nog geen andere weg derwaards liep; dat zy ook het hunne moesten dragen in het onderhoud van den tuin en de beplanting van het gemelde hof, en deswegens aangeflagen geweest zyn op drie riemen, en wat deze uitdrukking betekent, hebben wy hier boven onder Noordwykerhout, op bladz. 160 breedvoerig opgegeven. Aanmerkenswaardiger is het, dat Noordwyk, voor het jaar 1398, van Hertog albrecht van Beijeren, ftede-recht en vryheid bekomen heeft; doch de bezegelde brieven en handvesten van deze voorrechten werden nog in het zelfde jaar, by gemeene overdragt van welgeboren en huisluiden van het gemelde dorp en ambagt, den Hertog weder terug gegeven, om dat ze (ftaat 'erin den vergunbrief) den goeden luiden, in den zei. ven  en kleefsche oudheden. l8j ven dorpe en amhagte wonende, zeer jegens droege, met verzoek, dathy hun weder in dezelfde rechten wilde herftellen, welken zy genoten hadden ten tyde van den neef van albrecht, Graaf guyen:vanblois, door wiens overlyden de heerlykheid van Noordwyk op gemelden Hertog beftorven was. Deze heeft de voorgemelde handvesten weder terug genomen, wegens de menigvuldige getrouwe diensten, door die van Noordwyk en Noordwyker-Ambagt aan hem bewezen, en welken zy hem en zyne nakomelingen nog zouden kunnen bewyzen; den Noordwykeren voor het overige vergunnende, om de Graven alleen in hunne oorlogen te dienen met zes riemen, hen van hunne beden agt riemen toeteftaan, gelyk anderen zyner lieden, in het bailluwfchap van Rhynland gezeten, en hem voorts het jaarfchot te geven, gelyk zy zulks tot dien tyd toe hadden opgebragt. Wy hebben niet ondienstig geoordeeld, den brief zeiven, gelyk die onder de handvesten en privilegiën van den lande van Rhynland, door den Heer s.vanleeuwen uitgegeven, gevonden wordt, hier woordelyk ter neder te ftellen, doordien deze handvesten buiten dit geval, Noordwyk van alle Graaflyke tollen ontheffen, voorts handelt deze brief over het fchieten hunner beesten in de wildernisfen, en het in bewaring nemen van eenige buurluiden van Noordwyk. „ AELBRECHT by Goids genaaden Pa„ lensgrave opten Rijn, Hertoge in Beyeren, Grave van Henegouwen, vanHollandt, ende Zeelandt, ende Heer van Vriefiandt, duen „ cont allen Luyden, want wy in tijden voor„ leden by vervolch van eenigerhande Luyde „ uyt onfen Ambocht van Noortich gegeven M 4 » had-  ï84 kabinet van nederlandsche „ hadden onfen Dorpe van Noortich ontrent „ de Kercken gelegen, Stede Recht ende Vry„ hede, mit alrehande poinéten, die wy onfen ,, luyden van Noortich voornoemt gegeven hadden, ende onfe befegelde brieven ende hant„ veficn inhielden, die daar toe niet gemachticht j, en waaren eendrachtelijck van onfen gemcencn 2, Dorpe ende Ambocht voorfz. Des wy daar naa „ vervolcht fijn van onfen gemeenen luyden „ buyten den Dorpe ende Ambocht van Noor„ tich by den geenen, die daar toe gemachticht „ waaren, ende hebben ons aangebracht ende 5, onderwijft mit befcheide dat dat voorfz. Ste„ de-recht onfen voornoemde Dorpe ende Am„ bocht van Noortich ende onfen goeden luyden in den felven Dorpen ende Ambocht woonen' „ de, feer jegens droege, ende dattet bygemeeT „ nen overdracht onfer luyden Wailgeboren en„ de Huyfluyden eendrachtelijk niet verkregen „ en was, ende hebben ons daarom weder over„ gele ver t onfe voorfz. befegelde Brieve ende „ hantveften, die wy hunluyden gegeven had. den, ende ootmoedelijk gebeden dat wyfe we„ der fetten wilden in fulke recht als fy waren by tijden ons liefs Neve Grave Guyen van B/ovs, „ by wes doode die Heerlickhcyt van Noortich aan ons bedorven is. Soe hebben wy wel mit onfen Rade overgenomen die voorfz. Hant„ veften van den voorfz. poert-recht ende hun verdragen alle Vryheden ende dienft, die onfe „ goede luyde van Noortich ons gedaan hebben, „ ende ons ende onfen nacomelingen, of Godt „ wil, noch doen fullen: Soe hebben wy gege„ ven ende geven onfen Dorpe ende Ambochte „ van Noortich ende goeden luyden ende Onder„ faten des felven ons Dorps ende Ambochta j, van  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 185 „ van Noortich uyt fulcke poinften ende Vry„ heden als die voorfz. Hantveften begrepen „ hadden, alfulcke poinften als hier gefchreven „ ftaan, dat is te weten, in den eerften dat die „ van Noortich ende van Noortiger Ambocht „ ons ende onfen naakoomelingen dienen fullen „ in onfen Oorloge, foe wanneer fy des van „ ons of van onfen nakomelingen vermaant worden mit fes riemen, ende van onfen beden „ fullen fy ons geven van acht riemen gelijcken „ anderen onfen luiden, in onfer Baliufchap van „ Rijnlandt gefeten, ende van den Jaarfchot „ fullen fy ons betaalcn gelij eken fy ons tot defen „ dage toe gedaan hebben. Item, dat onfeluy- den uyten Dorpe ende Ambochte voornoemt fullen mogen vaaren over al in onfen Landen „ van Hollandt ende van Zeelandt te lande ende „ te water, ende voor by alle onfe tollen vry „ fonder eenige tolle of ander ongelt te betalen, „ overmits eens teyekens, befegelt van onfen „ Schout van Noortich, die nu is of namaals „ wefen fal, te vernieuwen alle Jaar op den Jaarfdag. Item, want inder hetten van den „ Somer onfe luyde beeften van Noortic qualijc„ ken te hoeden lijn, fy en lopen ter Duynwaart „ in ende ter Zeewaart, foe hebben wy den fel„ ven onfen luyden, binnen de Dorpen ende „ den Ambocht van Noortich gefeten, gegeven „ fulcke Vryheden, dat waar het fiacke dat hoer „ beefte in onfen Duynen gefchut worden by on„ fen Duynwaarders dat onfe luyde hoer beefte „ loffenen ende vryen mogen tegen onfen Duyn„ waarders elck hoeft beeft om eenen grootten „ alfoo dicke als dat geviel. Item, hebben wy ,, gegeven ende. geven onfen luyden, binnen „ den voornoemden Dorpe ende Ambochte geM 5 » ie<  186" KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ feten, waar dat faacke dat yemandt binnen de „ voorfz. Ambachte gefeten, Welgeboren of „ Huyfman, mifdede of breucke jegens ons ende „ onfe naakomelingen in eeniger manieren, hoe » dat dat waar, die en foude onfen Balliu, Schout a, of Rechter niet vangen, ftocken of houden, „ alfoo verre als die breuckige fijn lijf ende fijn „ goet verborgen mochte, dat is, te weten waar „ die breuckige befaackt worde van faacken, die 3, hem met fijnen lijve ende met fijnen goede „ fchuldich waar te beteren, foe foudemen ver. 33 borgen mit alfoo goeden luyden ende rij eken j, als hy felve waar, maar waar die breuckige „ befaackt van penningboeten foo mochtmen „ verborgen mit alfoo rijeke luyden als hy felven „ waar, hun tot onfen Gerecht te brengen ende „ recht te plegen ende te voldoen wes hun mit „ recht ende mit vonniffe over gewijft worden, „ ten waar dat die faacke alfulck waare datwijfe „ mit onfer Heerlijckheyt fchuldigh waren te „ berechten, dit fal geduyren tot eeuwigen da„ gen. In oerconde defen briven befegelt mit „ onfen fegele. Gegeven in den Hage op den „ twaalefften dach van Maarte, in 't Jaar ons „ Heeren m. ccc. achte ende tnegentich, naden ,, loopen van onfen Hove." Deze voorrechten zyn door zynen zoon will e m van Beijeren, Graaf van Oostervant, in het voorgemelde jaar, niet alleen bevestigd, maar ook nog daarenboven, den volgenden dag na de bevestiging, nog vermeerdert met de Graaflyke tol te Hemden, gelyk de fteden van Holland die genoten; wel verftaande, dat die genen, die na de rekening van dezen brief, gegeven den 13 maart des jaars 1398, binnen het ampt van Noordwyk woonachtig zyn, aldaar huurlieden zouden wor-  en kleefsche oudheden. l8/ worden, jaar en dag aldaar gewoond, en hun buurrecht aldaar zouden gehouden hebben, ook alleen van deze vryheid zouden kunnen gebruikmaken. Behalven dit aanmerkelyk voorrecht, genieten Noordwyk binnen en Noordwyk op Zee medes de vrydom der Wasfenaarfche tol aan de Goudlelie Huis, gelyk zulks te lezen is in de lyst van den vryen tol van den Heer van Wasfenaar, door a. pars, in zyne byvoegfelen achter de Katwykfche oudheden, bladzyde 430; en m de handvesten van Kennemerland, gedrukt te Amfterdam, in het jaar 1664, bladz. 100. Dit alles is door eenen vergunbrief van Keizer karel den v, op den 10 van zomermaand des jaars 1527» nader bevestigd aan vrouwe josina van egmond, Douariere van den Heer jan van wassenaar, als voogdesfe van Jongvrouwe maria van wassenaar; deze, in later tyd gehuwd met tacob, eerfte Graaf van Ligne en Henegouwen, heeft nagelaten philip, Graaf van Ligne en Faukenbergen, baanderheer van Wasfenaar enz.; de zoon van dezen, Graaf lamoraelvan ligne, verkocht den 17 van wintermaand des jaars 1616, den Wasfenaarfchen tol aan de Heren Staten van Holland en Westfriesland, voor eene fomma van tweemaal honderd twee-en-twinng duizend guldens, onder voorwaarde, dat alle de lenen van gemelden vorst in Holland gelegen, offchoon 'er ook kwade lenen onder waren, voortaan als goede lenen zouden moeten erkend worden, het zy dan dat hy dezelven behield of verkopen mogt. Nergens in eenige kronyk of oude handvest vinden wy zo vele krachtdadige blyken van blakende gunst der Graven, jegens eenige Hollandfche heerlykheid, dan jegens Noordwyk. Hertog al-  188 kabinet van nederlandsche albert van Beijeren, vernomen hebbende dat veie huisluiden, federt het overlyden van voorgemelden Graaf guye n: van blo is, naar andere dorpen zich ter woon begeven hadden, en uit dien hoofde van zodanige goederen, als zy binnen hetzelve ambagt hadden legrai, tot de kosten van het ambagt niet wilden gelden, beval by opene brieven, gegeven in 'sGravenhage, den 17 van flachtmaand des jaars 1401, datCviy itellen de eigen bewoordingen van den brief hier ter neder) alle Huysluyde, die uit den Ambocht van Noortig gevaren fyn mit hore woenftadt, ende lande of ander goede daar in behouden hebben, totdefen dage toe, ende oick fulcke Huysluyden, als na defer tydt noch daar uit mit hair woonfladt varen fullen, ende lande of ander goede daar in behouden fullen, voortaan fullen gelden van dien Landen ende goede ponde gelyk tot allen onkofl, die onfen Ambocht van Noortich lyden fal, gelycken onfen Huysluyden in den Am. bocht gefeten ende daar woonachtig fyn. Gravinne ja co ba van Beijeren en margaretha van. Bourgondiën ftonden, by hare vergunbrieven, gegeven in 's Gravenhage, den 12 van louwmaand , en te Kaynoit (Ouesnoy) op den 3 july van het jaar 1432, aan dien van Noordwyk ten eeuwigen dage toe, den middenpenning en den ftalpenning, om uit de inkomsten van dezelven hunne ftraten te maken en te onderhouden. Het Hof van Holland verklaarde by hun vonnis, geflagen den 2 van fprokkelmaand van het jaar 1464, dat Schout en Buurcn van Noordwyk, het berecht zouden hebben en behouden van renten op hui. zingen, landen en erven in het ambagt van Noordwyk ftaande. De Roomsen Koning maxi. mi li aan en zyn zoon philips, Aartshertog van Oostenryk, begiftigde hen, den 3 july des jaars  es kleeesche oudheden. 189 jaars 1490, met de magt, om, tot vermindering der ambagtskosten, eene belasting te leggen op inlandsch en buitenlandsch gebrouwen bier; op alle foorten van wynen; het flaan van hoornvee; varkens; fchapen, en lammeren; te weten, zes groten vlaamsch van ieder inlandsch vat bier te Noordwyk binnen; vyf groten vlaamsch te Noord, wyk op Zee, en de 'helft meerder in ieder dorp op het buitenlandsch bier; van ieder aam wyn veertig groten vlaamsch door den tapper; van. ieder hoornbeest hetwelk geflagen wordt, vier groten vlaamsch; van ieder varken, fchaap of lam, twee grofen vlaamsch, waar benevens zy van iedere melkkoe, welke in het vervolg binnen hun ambagt"zou gehouden worden, van den houder zouden mogen vorderen twaalf groten vlaamsch in het jaar; met dit onderfcheid nogthans, dat van iedere koe, in de wildernisfen en houtvesteryen grazende, niet meer dan agt groten mogt genomen worden, en dit alles en alleen onder die voorwaarden, dat men gemelde belasting nimmer zou mogen verhogen, maar naar tyds-omftandigheid wel verlagen en verminderen mogt. Philip pus de eerfte, Koning van Spanje, Heer der Nederlanden, vermeerderde de voorrechten van Noordwyk niet weinig door zynen vergunbrief, gegeven te Antwerpen, ten bareele der finantiën, op den 12. van wintermaand des jaars 1570, goedkeurende en bevestigende de gemaakte keure by Bailluw, Ambagtheer, Schout, gezworenen en afgezanten van den dorpe van Noordwyk binnen, Noordwyk op Zee en Langeveld, met den aankleve van dien, opgefteld tot het oprechten van eene gemeene waag in het heilige Geesthuis te Noordwyk binnen, onder beding van Keulsch gewigt te gebruiken, als zynde het dorp in  190 KABINET VAN NEDERLANDSCHE in Noordholland gelegen, alwaar zodanig gewigt, volgens de inhoud der plakaten en ordonnantiën, in gebruik was, en jaarlyks tot eene erkentenis dezer goedkeuring, ten behoeve van den Graaf, aan den algemeenen rentmeester van Noordholland te betalen drie caroli guldens; luidende de voorgemelde keur: „ Alfoe mijn Heeren den Bailliu, Ambochts„ heere, Schout, Gefwoorens, enGedeputeer„ den van den Dorpe van Noortwijck binnen, „ Noortwijck op Zee, Langevelt, metten aan„ cleven van dien, alhier bevinden ende lange geweeft fijn, veele ende diverfche wagen ofte gewichten niet gelijck fijnde van fwaarte ofte „ gewichte, maar d'eene ongelijck fwaarder dan 3, d'andere, overmits dat veele Lijndrayers, „ Cramers, ofte andere perfoonen van neeringe, „ weegen met fteenen, kegelen, ende andere „ onfeeckere gewichten. Ende oick mede alfoo „ die naagebuieren gewichten (generale wage houdende) waar deur die Coopluyden ter „ landtwaart haar generende, ende die Stierluy- den, die veel touwe ende geflegenwandtJaar„ lijcx laatcn flaan, by de ponden coopen ende „ ontfangen. Ende oock alle Buirluyden coo„ pende Boter, Kafe, Kennip, ende anders, wel grotelijck gedefraudeertende vercort wor„ den, alfoo elck Lijndrayer, Cramer, ende „ andere perfoonen (waare te coope houdende) „ met fijn eygen waage weegt, 't gunt hy ver„ cocht foude mogen hebben, 't welck dickmaals „ onder die Gemeente (om redenen boven ver„ haalt) groote commotie, twift, ende kyvagie „ maakt, tenderende tot quader confequentie, „ ten waare hier inne verfien ende anders geordonneert werde: Soe hebben mijn Heeren den „ Bail-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. IQI Bailliu, Ambochtsheere, Schout, Gefwoorens, ' ende Gedeputeerden met rade ende deliberatie " van de Buierluyden ende Rijckdomme alhier l tot Noortwijck geordonneert ende geaccor' deert, ordonneeren ende accordceren mits , defen, dat men fal ftellen int Heilige Geeft-huis '! binnen Noortwijck een generale wage, foe licht ende fwaar als die naafte generale wagen " en gewichten omtrent Noortwijck opgeftelt, " gejuyft, ende geyckt fijn, tot coften ende l'aften van de gemeene Dorpe voorfz, mits " dat die proffiiten, daar afcommende, fullen wefen d'eene helfte tot behoef van den armen voorfz. ende d'andcr helft tot proffijten van " den Dorpe. Ende dat overmits 't Dorp de " koften int opftellen dragen, ende den Hcyli- gen Geeft die plaatfe veiieenen fal, op de " poinclen en articulen hiernaar volgende: In " den eerften dat wy niemant van den Ingefete9 nen van Noortwijck binnen, Noortwijck op " Zee, Langevelt ende aankleven van dien ('t fy van wat ftaate ende qualiteythy fy; eenige ', goederen die zy by koope ofte roeylinge uyt5 wee^en of ontfangen, meerder wegende dan '! tienÖponden, en fullen mogen weegen binnen ' heure huyfen of in eenige andere gewichten of " waagen binnen Noortwijck, ende Noortwijck ' op Zee, ende Langevelt, dan alleen in de ge- nerale wage int Heyligen Geeft - huys voorfz. ' tot Noortwijck binnen; Welverftaande dat, indien yemant tot Noortwijck binnen, ofte 3, Noortwijck op Zee te paffe quame omme yet te weegen binnen fijne waage, fal het felve , mogen doen tot vijftich ponden toe ende niet l> daarboven, mits houdende daar van auten tij ck „ regifter, omme alle vierendeel Jaars 't lelfde » te  IQ2 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ te vertoonen de Waag - meefter, in der tijd >; wcfende, doende daar van goede betalinge te „ fijner vcrmaninge alft behoort, ende dat in „ allen fchijn of 't zelfde goet in de generale „ wage gewogen hadde geweeft. Item, fal men „ betaalcn in gereet geit, aleer men'tgewoogen „ goet fal mogen wech brengen, voorwaag-gelt „ van elcke hondert ponden een halve ftuyver, „ minder ende meerder, daar naa volgende, en„ de van 't minfte een doeyt; van elck half vat „ Booters een blancke, minder ofte meerder ,, naar advenant, ende van elcke Salm een oertgen, „ 't fy groot of klein, welk waag-gelt fulkx „ als voiren betaalt fal worden by den Cooper „ ende Vercooper half, ten waare byhunluyden „ anders bevoorwaart werde, maar van den Salm „ fal 't waag-gelt betaalt worden by den Verkoo„ pere, ten waare als boven: Ende foe meenich„ maal yemandt van den Ingefetenen vanNoort„ wijck binnen, Noortwijck op Zee, Langevelt „ metten aancleven van dien by den Schout of „ Waagmeefter in der tijd bevonden condewer,, de, contrarie eenige der voorfz. poinéten en„ de articulen gedaan te hebben, fal verbeuren „ telcken reyfe een boete van xlij. fchellingen, ,, welke boete geapplifeert fal worden, d'eene ,, helfte ten proffijten van den Waag-meefter in „ der tijdt wcfende, welcke boeten men fal „ mogen innen met wilcoir recht of anders met „ alfulcken recht als men te raide vinden fal. „ Ende omme de voorfz. gewichten te houden „ als vooren correót ende fonder faulte, foe fal „ den Schout van Noortich alle drie Jaaren die „ felve gewichten mogen doen Juyften ende yc„ ken, mits dat hem betaalt fal werden van elcke „ ftuck gewicht fulex hy hier voortijts daar of » ge-  en kleefsche oudheden. IQ3 „ gehadt ende ontfangen heeft, welcke betalinge „ hy recouvreren fal, d'eene helft vant Dorp „ ende d'ander helft van den Heyligen Geeïthayfe voorfz. Onvermindert fijn recht van „ juyften ende ycken van de kleyne gewichten, die hy mede juyften en ycken fal na de gene„ rale gewichten. Aldus geordonneert ende ge„ accordeert binnen Noortwijck, op den xihj „ January anno xvc. ende tfeventich, naar ge„ meen fchryvenbyPietervanTreflong,Bailhu, „ Joncker Johan vander Does, Ambochtsheere, „ Pieter Wouterfz. Schout, Jacob Gerritfz, „ Jan Gerritfz, AdriaanGerritfz, endeAdriaan „ Claafz Thomafz, gefworens van Noortwijck. ,, Ende geconfenteert op den vj. Novembris ,, leftgeleden by Symon Claafz, Jan Hendrickx ,, Lijndrayer, Adriaan Cornelifz. Cramer, Jan „ Pieterfz. Lijndrayer, Cornelis Jakobfz, Bac„ ker, Jan Joerenfz, Cornelis Pieterfz, Pieter „ Symonfz , Pieter Willerafz , Jan Huygenfz „ Backer, Buierluyden ende Gedeputeerden van „ Noortwijck. Aldus ondertekentP. Treflong, „ J. vander Does, ende van Noortwijck, Adriaan „ Gerritfz, Jacob Gerritfz, Aergen Claas Onijfz, „ hebbende de voornoemde Supplianten daar toe „ gedeftineert feekere bequame plaatfe binnen „ Noortwijck voorfz, als namentlijck int Hcy„ lich Geeft-huys aldaar, een waage gemaakt te „ te worden tot koft ende Laft van den gcmeenen „ Dorpe voorfz, mits dat die proffijten en emo„ lumenten, daar van commende, weefenfouden „ d'een helfte tot behoef van den armen, ende „ d'ander helft tot proffijte van den Dorpe." Het voorgemeld octxooy van de waag. ook melding makende van het yken der gewigten tot de waag behorende, geeft ons aanleiding om zeil, deel. N ke-  Ip4 KABINET VAN NEDERLANDSCHE keren brief hier aantehalen, van den Heer jan van derdüeSj en van Noordwyk, gelyk hy zich zei ven fchryft, gedagtekend te Utrecht, op den 17 july des jaars 1583; uit dezen brief blykt den last, aan zyne officieren gegeven, om gene andere wyze en tyd van yken te zullen gedogen dan om de driejaren, al ware het, dat 'er buiten's tyds eenen nieuwen officier mogt worden aangeftcld; en dat alles, volgens hunlieder costume (gebruik) en privilegiën, alsmede degene, rale ordonnantie op dit ftuk gemaakt. In het begin van dien brief, te vinden in de previlenïën en handvesten van Rhynland, bladzyde 737 , wordt ook gezegd, dat gemelde Heer janvan der does, in het voorgemelde jaar, met de gezworenen van Noordwyk overeen gekomen was, om de yk aldaar in het midden des zomers omtrend St. Jan, te doen, en dat wel, volgens de keur van den yk, die in 'sGrovenhagegevolgd werd, van welke keur een gcrechtelyk uittrekfel, op den 17 january 1583, uit het Haagfche keurboek getrokken, en aan dien van Noordwyk ter hand gefteld is. Onder het nafporen der Graaflyke gunstbrie. ven, vind ik nog eene handvest van meergemelden Hertog albert van Beijeren, aan die van Noordwyk gegeven in het jaan^pg, inhoudende, dat niemand, gezeten burger in dit ambagt zynde, zou mogen gevangen of in bewaring genomen worden wegens eenige breuke. waarvoor hy eenen borg zou kunnen opgeven. Deze handvest luidt woordelyk: „ AELBREGT by GoidtsgenadePals-gra„ ve opten Rhijn; &c. Item, hebben wy ge„ geven, ende geven onfen Luyden, binnen der „ voornoemden Dorpen ende Ambagten gefee- » ten,.  en kleefsche oudheden. j> ten, waar dat fake, dat yemant binnen der » voorfz- Ambachte gefeeten, Welgeboren of » Huysman, mifdede, of breuckte jegens ons j> ende onfe Nakomelingen in eenigermanieren, >» hoe dat dat waar, die en foude onfe Balliu, » Schout, ofte Regter niet vangen, ftekken ofte » houden, alfos verre als die Breukige fijn lijf » ende fijn goet verborgen mochte, dat is te » weten, waar die Breukige befaacktwierdevan » faken, die hem met fijnen lijve ende met fijnen t> goede fchuldig waar te beteren, foofoudemen » verborgen met alfo goeden Luyden ende rijc 5> ken,' alf hij felve waar, maar waar die Brcuc» kigc befaackt van penning-boeten, fo mogt» men verborgen mit alfo rijcken Luyden, als » hy felve waar, hun tot onfen geregte tebren» gen, ende regt te plegen ende te voldoen wes »i hun met regt ende met vonniffe overgewijft » worde, ten waar dat de fulke alfulke waar, 3> dat wijfe met onfer Heerlijkheid fchuldig waren „ te berigten: dit fal geduyren tot eeuwigen da„ ge. In oirkonden defen brieve befegelt mit „ onfen fègele. Gegeven in den Hage op ten xif. j. dag van Maarte, int laar ons Heeren dertienhon. 31 dert acht en tnegentig, 7ta den hope van onfen j.' Hove.." Den 15 december des jaars 1579. kwamen de gezworens van Noordwyk en die van beide de Katwyken met eikanderen overeen, wegens het onderhouden en herftellen van de Waddingsfluis of brugge „ alfoe dat die van Catwyk op Zee ende „ Catwyk op den Rhyn gehouden fullen wezen van „ dees tyt of, ten eeuwigen dagen (dus luiden de „ eige woorden des verdrags)' voirtan in reparatie „ van als, dat daar toe, en aan fal behoeven, ende „ dat op heuren koften, fonder dat by die van Noori- N 2 „vyk  I96 KABINET VAN NEDERLANDSCH5 » wyk daar eenige koften o fte moeyten daar van gedaan jj fal worden, uitgefondert ten waare byOirloge ende „ anders bevel van de Staten of andere Orerheyt die felfs de Brug ende Sluyfe weder inne gefmeten ende „ vernielt, verdempt worden, dat tot lafle ende pe» „ ry kei wefen fal voor den geenen, die de felve Brug ende „ Vaart van doen hebben ende begeer en te gebruyken." Tot in het jaar 1605 had men te Noordwyk ge. duurige onëenigheden eh vcrfchillen, tusfchen den Heer en de gezworenen van dat dorp, wegens de verkiezing van Schepenen, kerkmecsteren en Heiligen geest - meesteren, als ook wegens het aanftellen van eenen koster en fchoolmecster. Maar eindelyk zyn beide partyen in het gemelde jaar, door tusfehenkomst van den Heer van Schageu, den Heer van veen hui zen, voorzitter in den hogen raad van Holland, Jonker arend van DurvENVooRDE, Dykgraaf van Holland cn Heer van £7/^,Hoogheemraad vmRhynland,m der minne tot de volgende punten overeengekomen : „ Eerflelyk, dat den Ed. Hcerc van Noort„ wijck van nu voortaan de Schepenen al„ daar zonder eenige nominatie van gezwo„ rens ofte afgaande Schepenen fal ftellën. „ Ten anderen, dat de verkiefinge van de Kerck„ mcefters, ende Heylige geeft- meefters voortaan „ fal gefchieden op de nominatie van de aankle„ vende Kerck meefters ofte Heylige-gecft-mees„ ters refpeótive, mitfgaders de Gezworens, „ mits dat den Heere van Noortwijck genomi„ neert fullen werden, fes perfoonen, omme „ daar uyt te verkiefen twee Kerck-meelteren, ,, ende drie Perfoonen, omme daar uyt te ver„ kiefen een Heylige-geeft-meefter. Ende alfoo 5, ter felver tyde nopende voorfz. differenten „ van Cofter ende Schoolmeefter mede yet wes  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 197 „ was verhandelt, ende daar op nieuwe mifver„ ftanden waren gerefen, ende voor ende aleer „ de felve eyndelijck te vereffenen den voorlz. Heere van Noortwijck defer wereldt wasoverleden: Soo ift, dat Joffrouw Elizabeth van „ Zuylen, als Douagiere van Noortwijck, ter „ eenre, ende de voorfz. Gefworens vanNoort. wijck ter andere zyde, dien aangaande ein„ telijck fijn veraccordeert, dat , foo wan„ neer eenige van de voorfz. amptcn van Cofter ende Schoolmeefter fullen komen te " vaceren, dat als dan de vrouwe van Noort„ wijck, ofte Heere in der tijdtfelf, of door Gemachtigde fal voorflaan een perfoon, _ bequaam fijnde tot de voorfz. refpeffiveofficien: ende in gevalle de voorfz. Gefworens de voor',' geflagene perfoon is aanftaande, fal de felve het voorfz. officie werden gegeven: Ende foo ,, niet, fullen de voorfz. Gefworens een andere bekwaame perfoon voorflaan, den wekken ingelijcx het zelve officie fal werden gegeven, " in "evalle die perfoon de Vrouwe ofte Heere vanNoortwijkisaanftaande. Ende in gevalle de voorfz. Vrouwe ofte Heere van Noortwijck en de Gefworens den anderen niet en konnen " bewilligen tot het aannemen van een van beyde de voorgeflagene perfoncn, fal alfdan , om tot uitkoomfte te geraaken , van alfulckcn different geprocedeert werden tot lootinge, ende " het voorfz. officie dien perfoon werden gege„ ven, die het by loote fal toevallen. Well\ verftaande dat in het voorflaan van de voorfz. " perfoonen ter wcderfijden acht genoomen fal " werden, dat een Ingebooren van Noortwijck, " bequaam fijnde, voor een uytheemfche foo „ veel voordeels fal genieten, als reden ende N 3 » bil-  198 KABINET VAN NEDERLANDSCHE « billicheyt mede brengen: Ende dat de eolla, 1 tlen van de voorfz. officien fullen flaan op den », naam van de Vrouwe ofte Heeren van Noort». wijck, met advijs van de Gefworens. Ende » voor foo vee] aangaat de Perfoonen, die ie» genwoordig de voorfz. officien bedienen ,mitf?. gaders de anderen, tot de voorfz. officien voor >, dato van defen voorgeflagen, dat de felve in » de vooriz. officien niet en fullen werden geftclt » ofte gecontinucert, dan met goet gelieven van » de Vrouwe ofte Heere, ende de voorfz. Geh fwoorens. Bchoudelijc dat, indien de Vrouwe >' ofte Heeren van Noortwijck, rot eeniger tij». den tot genoegen kan bewijfen, als dat zy ï' gerechtight fijn ommealleenefondervoorgaan» denominatie ofte advijs de voorfz officien van ».» Kerck - tneeS,i r , Hey.hgs - geeft - mcefteren , « Schoolmecftcr, ende Cofter te vergeven , dat V ® fulcken gevalle het jegenwoordig accoorde „ noopende de voorfz. pomften haarluydenniet „ en fal prejudiccren, maar dat het accoordtten dien deele daar naa gerecht fal werden. Ende „ hier ro^dc fullen doot ende te niete wefen alle * de voorgaande gefchillen, Beloovende par„ thyen ten wederfijden alle, 't gunt voorfz. is, *» nu ende ten eeuwigen daagen onverbreeckclijk „ te fullen onderhouden ende doen onderhouden. « In kenniffe des waarheyts foo fijn hier van ge. „ maakt twee gelijcke Inftrumcnten, ende by „ parthyen ten wederfijde, mitfgaders de voorfz. „ Heeren ondertyekent op den vijftienden Ja,, nuary Anno xvj<\ ende vijf. Ende was onder„ teeckent, I. V. Schagcn, R. de Brederode, A. van Duivenvoorde, A. Bouchorft, Gerrit „ Iacobfz. by my Claas Pieterfz. Willem Wil- ïemfz. loris Dirckfz. Adriaan Cornelifz. Sy- „ monfz.  en kleefsche oüdhedfn. 199 „ monfz. Adriaan Iacobfz. Cornelis Cornelifz. „ Clement Adriaanfz. Ian Engelfz. Syvert Krijn„ fen." Thans blyft ons nog over, om de merkwaardigfte gebeurtenisfen, alhier voorgevallen, kortelyk aan te halen. Onder vele andere, voorvallen, is dat van den inval der Noormannen in deze landen, en hun geweld te Noordwyk gepleegd in de negende eeuw, geen der geringften. Wy hebben op bladz. 177 deze gebeurtenis ter loops aangcftipt; eene gebeurtenis, welke, benevens ' de marteldood van den priester j er oen, uit Schotland afkomstig, bevestigd wordt door den ouden rymkronyk-fchryver klaas kolyn, welke bladz. 256 fchryfc: Korts dar na fien wedercomen Over Zee die fel onvrome Wrede Noren, ende roven Al dat Land Qn See öffMIÖen 5|n tit fêaucne ban ^cgmonDe/ ©fe fce fêeoae plarfj te tjcten/ €ec üt$ Seöe&upjS te toeten «&aec in lange teag gefïïcgte / ©ft nu fifttr Dunen jtofc&te/ End zund to Nurtika komen, Daer zi tegen trak, die vrome Greve Gerolf en Tibbold, agen llinesburge, daer zi lagen; <£n te toan/ bat $oerttie èete ï©ajS te Fitaftioj fn te tocie . €ïs te eutoel toart eöjagen/ 2SUtoe ji te otgöe (lagen/ ©aji fjacöe Sjmebe taa? tf goett» En ti heylge Jeroen N 4 - Gte-  200 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Grepen zi en deden wylen Grote pien , ftaken init pylen In 't lyve, en bomden overzere En te (potten allen zere Onfen here ende onthoven. Deze gebeurtenis is breedvoerig te boek gefteld; door den Heer jan van derdoes, Heer van Noordwyk, in de Annal: lib. IV, pag. 159en 100, als ook door den Karmeliter monnik jan gerb r a n d s z van Leiden, Chron: Belg: Lib: V. cap. 24 en 33, en johannes molanus, in zyne Indiculo Sanclorum Belgii, pag. 44. Wy zullen het voornaamfte, omtrend dit voorval, uit deze fchryveren uittrekken cn hier onder ter neder ftcllen: In het jaar 807 moet men den grond van eenen oorlog zoeken, die by tusfchenpozingen gebluscht fcheen, doch alleen, om naderhand weder feller uit te barsten, en tot omtrend het jaar 888 geduurd heeft. Het gefchil ontftond door de Abodriten, aan welken door k ar el den groten, aan beide zyden der Ehe, by de Saxcrs eene woonplaats werd aangewezen. Godefried, Koning der Deenen, was denkelyk niet gefticht, dat deze vreemdelingen zich, op bevel van den Keizer, by de Saxers, de bondgenoten der Deenen , nederfloegen. De Deenen overweldigden in hetjaar 808 deze Abodriten, en keerden met eenen groten buit naar huis, na de ftad Rerek in hunne terugkomst verdelgd te hebben, denkelyk om de Franken alle mogelyke voordeelen te ontnemen. OokhaddeDeenfche vorst, langs denoordelyken oever van den Eider,eenen hogen muur doen opwerpen, van welken de overblyffclen, gelyk men wil, nog hedendaagsch in wezen cn onder den  en kleefsche oudheden. 20Ï den naam van Danewerk bekend zyn. Godefried deed vervolgens voorllagen van vrede, doch de onderhandelingen vruchteloos aflopende, begonnen de vyandelykheden opnieuw. Die vorst wapende zich ter zee, en ftevende, in den jare 810, naar de kanten van Friesland. Deze landftreek werd, met de daar rondsom gelegen eilanden, deerlyk verwoest; de Friezen horende dat de Deenen nu in drie kolommen , land waards in, tegen hun aantrokken, trokken hen in drie kolommen tegen, doch werden allen verflagen. De Deenfche vorst, moedig op deze overwinningen , eischte eene zware brandfehatting , welke ook werd opgebragt. Hy gaf voor, uit hoofde van bloedverwantfchap, recht te hebben op Friesland; maar eigentlyk was zyn doelwit, om alle de bezittingen van den Keizer in deze landen te overftromen, gelyk hy dan ook naar Aken trok, deze ryksftad overweldigde, en op zynen tocht derwaards zeer vele baldadigheden en moorderyen pleegde, wanneer men aan fommige kronykfehryvers geloof mag flaan. Karel zond terftond boden af naar alle de gedeeltens van zyn ryk, om een talryk leger op den been te brengen; deed in alleryl een genoegzaam getal fchepen te Boulogne bouwen, en trok in perfoon aan het hoofd van zyn leger naar de rivier Corug, om den Deenfchen geweldenaar aldaar aftewachten. Deze was ftout genoeg om te zeggen, dat hy den Keizer wilde opzoeken, en hem tot een tweegevecht uitdagen. Doch daartoe kwam het niet. De Koning werd, te midden van zynen voorfpoed, door eenen zyner lyfwachten, of gelyk anderen willen, door zynen eigen zoon omgebragt, hetwelk eene zodanige verflagenheid onder zyne benden gaf, dat JN 5 zy  602 kabinet van nederlandsche zy zich ylings in hunne fchepen wierpen , en dus de gerechtige wraak van den Keizer ontkwamen. Na den dood van godefried, verviel het Decnfche ryk op hemming, zyns broeders zoon, die den vrede met den Keizer bevestigde, en een zeer goed vorst was, doch in hetjaar 812 overleed. Zyn dood verdeelde Denemarken in twee partyen, tot dat in het volgend jaar heriold cn reginfried in het ryksbewind gefteld werden. In het jaar 814 overleed ook Keizer karel, en het Keizerryk viel lodew y k , den vromen bygenaamd, ten deel. Omtrend dezen tyd, werden heriold cn reginfried door de Deenen verjaagd; de laatfte fncuvelde in een gevecht, en de eerfte verzocht hulp by den nieuwen Keizer. Deze zond hem naar de Saxcrs, welken met de Abodriten eenen tocht naar het Decnfche gebied ondernamen, doch met eenen nictsbeduidenden uitflag; zy keerden dus naar hun land terug, terwyl heriold den byftand des Keizers nogmaals affmeekte, welke hem ook andermaal naar de Saxerszond, en hem in ftaat ftelde, om nu den oorlog tegens zyne landgenoten eenige jaren te kunnen voeren. De zonen van godefried warenintusfehen in het Decnfche ryk aan het beftier der zaken. Heriold werd op de verregaandfte wyze gehaat. Doch de bewindhebbende vorsten geen kans ziende, om heriold, thans op de Decnfche grenzen leggende, met geweld van daar te verdryven, lokten hem door eene list in het ryk. Twee hunner veinsden namentlyk verfchil gekregen te hebben, en floegen voor, om hem heriold tot Ryksgcnoot aantenemen. Heriold raadpleegde deswegens met den Keizer, welke, mede door deze ftreek geblinddoekt, den Deen-  en kleefsche oudheden. 203 Deenfchen vluchteling beval, dien voorflag aan te nemen, welke dan ook, kort daarna, te fcheep derwaards vertrok. Twee der zonen werden verjaagd en heriold waarlyk binnen gehaald, doch alleen om zynen val te bewerken; want naauwlyks was hy ten troon geftegen, of de uitgeweken broeders verbonden zich met den vorst der Abodriten, kadrag, om h e r i o l d van den troon te floten, hoewel deze toeleg niet gelukte. In het jaar 826 omhelsde heriold het Christelyk geloof, en werd op het flot lnge7 lenheim, by Mentz, gedoopt. Dit was geen ge. ring middel voor hem om nog dieper in de vriendfchap van Keizer lodewyk in te dringen Deze ziende, dat zyne heimelykc vyanden nog geduurig op hem loerden, en hy dus nog niet in het Decnfche ryk gevestigd was, gaf hem en zyne broeders , zo wel om hun aanzien te vergroten als om naar hunnen Koninglyken ftaat te kunnen leven, het bewind over ceh gedeelte dezer landen. Aan heriold werd Wyk te Dmrftede ter leen opgedragen; roruk kreeg een graaffchap en verfcheiden leenen, waarfchynelyk in Kememerlan^ mogelyk is hy ook Stedehouder van zynen broeder heriold geweest. Aan hemming werd mede, zo 't fchynt, eenig bellier in Walcheren opgedragen. Heriold, die by zynen doop met zeer vele kostelykheden door den Keizer befchonken werd, wiens echtgenoot zoon en twee broeders mede het Christelyk geloof bydie gelegenheid omhelsd hadden, gaf in erkentenis, dat l o d e w yk als gevader over hem geftaan had, het geheele Deenfche ryk aan hem in handen het- ■ welk hy echter terftond ter leen weder ontfmg, met een groot gedeelte van 's Keizers landen, waarover de onderdanen van den Keizer niet weinig te onvreden waren. \ H e-  204 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Heriold ging vervolgens naar Denemarken, en nam eenen Geestelyken mede om het Christelyk geloof aldaar voort te planten; hy werd aldaar redelyk wel ontfangen , en, denkelyk wegens de geduchte magt welke hy van den Keizer zynen bondgenoot mede gekregen had, als deelgenoot van het ryk verklaard. Doch de vrede tusfchen hem en de Decnfche vorsten was van korten duur; de broeders, zonen van godefried,namen het befluit om hem opnieuw van den troon te ftoten, mogelyk doordien zy beducht waren dat de Christelyke leer die h eriold met zo veel yvers voortplantte, hun t'eeniger tyd nadeelig zou kunnen worden. Ook joegen zy hem en zynen aanhang in het jaar 827 wczcntlyk uit het ryk, en heriold nam op nieuw zynen toevlucht tot den Keizer. In het jaar 828 werd 'er een vrede gefloten tusfchen de twistende partyen; doch heriold, door heerschzucht en wraaklust ontbrand, verbrak dezelve, door het in brand fteken van eenige Deenfche fteden en gehuchten. Toen barstte de vlam des oorlogs aan alle kanten uit. De Denen rukten in alleryl over AcxxEider, overvielen aldaar de Keizerlyken, en joegen hen op de vlucht. De haat der Denen was te diep geworteld, om hem in de landen, hem ter leen opgedragen, in ftilte cn gerust te doen leven. Daardoor nu kwam het, dat deze ftreken menigmaal door de Noormannen overvallen werden. Wyk te Duur. flede had onder anderen zeer veel te lyden. In hetjaar 834 kwamen zy met eene vloot van dertien fchepen in Friesland, en by Katwyk op Zee landende, werd die Kreek deerlyk door hun verwoest. Wyk se Duurliedc was toenmaals eene belang-  en kleefsche oudheden. 2C5 langryke koopftad, en deze werd gedeeltelyk aan kolen gelegd, waarby een gedeelte der inwoners fneuvelde, en een ander gedeelte gevangen genomen werd. Deze plundering herhaalden zy, gedurig weder t'huiswaards kerende, in de twee volgende jaren ; verwoestende Friesland cn de voornoemde ftad tot drie onderfcheiden malen. Na dezen moedwil, die, gelyk de Decnfche vorsten voorgaven, buiten hunne kennis gcfchied was, werd in het jaar 836 op nieuw de vrede gefloten. Doch de Noormannen vielen in het volgend jaar 837 met eenen vloot in Zeeland, en vervulden het met moord en roof; terwyl zy dezelfde handelwys te Wyk te Duurjlede, op nieuw uitoeffenden. In Walcheren fneuveldea twee broeders van heriold, en de ingezetenen werden veroordeeld tot het opbrengen van eene zware fchatting. Vervolgens trokken zy naar Antwerpen, en van daar naar eene ftad aan den mond der Maas, welke beide fteden door hun geplunderd en in den braud geftoken werden. Alle deze gruwzame baldadigheden deed den'Keizer eindelyk het befluit nemen, om hen met een geducht leger tegen te trekken, waarop de Denen naar den zeekant terug trokken, om in hunne fchepen weder naar huis te keren. Doch eer zy zich infeheepten, moesten Kcnnemerland en Rhynland nog meer getuigenis hunner ongehoorde baldadigheid dragen. Te Egmond, zeggen latere kronykfchryvers, zouden zy de kerk of kapel, ter eere van den heiligen Adelhert gefticht, geheel omverre gehaald hebben De priester jeroen, waarvan wy hier boven gemeld hebben, werd te Noordwyk door hun gevat , gruwelyk mishandeld, gepynigd , en eindelyk onthalst. Te Rhynsburg viel tusfchen de Kei-  2o5 kabinet van nederlANDSCHE Keizerlyken en hen een bloedig gevecht voor, in het welk de Friefche Graven gerolf en tibbold, beiden het leven verloren. Sommigen voegen daarby, dat de Graven zich op het flot te Voorburg verfchanst hadden, vanwaar zy ontkwamen, en waarna het flot tot den grond toe geflecht werd. Verzadigd van alle deze baldadighedfen, keerden de Denen vooreenigentvd weder naar huis, en verlieten deze landen. Zy hadden toen gene legers op het vaste land meer, maar hunne vloot ontrustte den koophandel dezer landen geweldig, cn zy fchuimden en roofop zee^ al wat zich daarop vertoonde; ook waren zy gereed om in het jaar 838, op nieuw eene landing te ondernemen, maar hunne fchepen door eenen ftorm belopen zynde, vergingen voor het grootst gedeelte in de golven. De Decnfche vorst h o r i k dit verfchrikkelyk nadeel zyner vloot horende, wilde toen vrede maken met den Keizer, maar zyn voorflag werd met verontwaardiging van de hand gewezen. Toen na den dood van Keizer l ode wyk den Vromen, deze landen onder zyne zonen lotharius, lodewyk cn karel, verdeeld werden , en daar uit een hevig verfchil tusfchen deze broeders ontftond, deden de Noormannen weder hun voordeel daarmede, kwamen herwaards, vielen in Prankryk, en verwoestten in het jaar 840 Rouaan met vele daaromtrend gelegen kloosters. Heriold, die de zyde van lotharius hieldt, verwoestte voornamentlyk de landen van karel, welke Frankryk tot zyn aandeel bekomen hadt. Doch lotharius in het jaar 842 tweeveldflagen tegen zyne broeders verliezende, maakte eenen vrede, die eene geheel andere ryksverdeeling tusfchen hen ten gevolge had. Hoe* wel  en kleefsche oudheden. 207 wel nu de broeders vereenigd waren, pleegden een. ter de Denen hunne gewone buitenfporigheden in deze landen zo wel als in Frankryk, in Duitschland en in Friesland; in het jaar 844. pionderden zy Touloitfe, en in het volgend jaar kwamen zy tot voorP^ry^hetwelk hun eene brandfehatting moest opbrengen. Met zeshonderd fchepen vielen zy in Duitschland, doch werden aan den kant der Elve zo dapper door de Saxers ontfangen, dat zy met bebloede koppen naar hunne fchepen moesten vluchten. In Friesland, waar zij eerst geflagen werden ^ wonnen zy echter eenen tweden en derden veldflag. waarna zy dat land geheel overftroomden,en de ingezetenen op eene onmenschlyke wyze fchattingen afpérstten. Hun geweld had geen einde; in het jaar 847 hernamen zy hunne geweldenaryen, en Wyk te Duur/lede werd overmeefterd. Het zo veelvuldig overmeefteren van eene ftad , over welke heriold het bewind voerde, maakte eindelyk dat men hem verdacht hield van met zyne landgenoten ter verdelging van deze landen famen te fpannen, waarna men hem overviel, en van het leven beroofde. R o r u k , zyn broeder, die ook eenig bewind in die ftad fchynt gehad te heb. ben , werd in hechtenis genomen, doch ontvlood , maakte zich op zyne beurt, meefter van Duur/lede, en noodzaakte lotharius om een verdrag met hem aan te gaan, byhetwelk Duurflede en eenige graaffchappen, vermoedelyk ook Gelderland, aan den overwinnaar werd afgeftaan. Omtrend dezen tyd, denkelyk in het jaar 850, fchynt het graaffchap Holland eenen aanvang genomen, en roeuk eenig bewind daarin gehad te hebben. De zeefchuimeryen der Deenen bleeven jaar op jaar  208 kabinet V an nederlandsche jaar voortduuren, enWyk te Duur/lede werd altoos door deplonderaars bezocht. In het jaar 863 wilden zy Keulen overraeefteren; de kooplieden uit die ftad dit horende, vloden naar Wyk te Duur/lede in groten getale, en waanden zich aldaar veilig. Doch zy moesten deze vlucht met hun leven boeten. Duurftede werd op nieuw uitgeplonderd , vele ingezetenen {heuvelden, en de overigen werden gevangen genomen. In het jaar 877 deden zy weder eene landing onder den Noorman rudolf, doch toen werden zy op het hoofd geflagcn , en moesten, zonder eenig voordeel bevochten te hebben, naar hnnnc fchepen terug keeren. Het volgend jaar kwam rollo, welke Engeland dacht te overmeefteren, te Walcheren in Zeeland binnen. Men poogde hem aldaar met geweld het landen te beletten, doch rollo overviel de ingezetenen zo vrecsfeiyk, dat zy, of verflagen, of op de vlucht gedreven werden, waarna het eiland geheel aan de plondering werd overgegec. ven. In dat zelfde jaar overmeefterde hy de Friezen, die eene verfchrikkelyke nederlaag leden , waarna dezen zich aan hem cynsbaar moesten verklaren. Van daar trok hy weder naar Wakheren, waar hy den ingezetenen den nederlaag duur betaald zette, welke hy daar geleden had, en dwong hen om een verdrag met hem aan te gaan. Hy trok vervolgens naar den kant der Schelde, waar hy deerlyk geteifterd werd, en naar Frankryk de wyk nam, waar het hem beter gelukte, en hy zo ontzaglyk werd, dat karel bygenaamd de kale, gedwongen werd, om aan zyne dochter gisela, de landftreek, fints Normandyen genaamd, tot een bruidfehat af te ftaan. In het jaar 880 vielen zy in Saxen, en verfloegcn het leger van den Hertog bruno, wel.  en kleefsche oudheden. 200 welke tegen hem te velde getrokken was. In het zelfde jaar pionderden zy in Lottharingen vele kloosters en dorpen, van daar voeren zy naar Nimwegen, waar zy zich in het koninglyk paleis verfchansten, weleer door karel den groten gefticht. Koning l ode wyk, die tegen hen opgetrokken was, moest een verdrag met hun aangaan, waarby de Noormannen beloofden, de ftad en deze landen te zullen ruimen, zodra lodewyk de belegering zou hebben opgebroken. Hy trok dan af, waarna de Noormannen het paleis in. den brand ftaken, de vestingwerken Hechtten , en weder vertrokken.. Nog in dat zelfde jaar, in flagtmaand, kwam een leger Noormannen voor Eslo, niet verre van Maftricht, waar zy gruwelyk pionderden, en zich daarna vergenoegden met Maaftricht, Luik, Tongeren, Keulen, Bon, en vele andere plaatfen af te lopen. Karel, de broeder van lodewyk, met den dood van karel den kalen aan de kroon gekomen zynde, floot weder een verdrag met de Nooren, en gaf aan godefried een gedeelte van Friesland in het jaar 882; doch de Friezen floegen aan het muiten; de valfche godefried ondertusfchen, ging een verdrag aan tegen den Keizer, vermeefterde in het jaar 884 verfcheiden fteden, en ftak Deventer in den brand, waar hy tevens een vreesfelyk bloedbad aanrechtte. Godefried hadt een aanzienlyk leger by een gebragt, hetwelk Westphalen afliep, en de fchepen daaromtrend gelegen , met buit vulde. Doch de Tuisterbantfche Friezen maakten van den oorlog, die zo lang geduurd, zo veel bloeds en fchatten gekost had, op eenmaal een einde; zy overvielden de Noormannen in kleine vaartuigen van achteren, en floegen hen zoda- . II. deel. O nig,  2io kabinet van nederlandsche nig, dat byna niet één hunner het zwaard des, vyands ontkwam. Godefried werd in de Betuwe overvallen en afgemaakt, en met hem namen die fchrikkelyke toneelen van verwoesting , en de regeering der Nooren in deze landen , een einde. Den 8ften van bloeimaand van hetjaar 1492, geraakte Noordwyk in eene geweldige verlegenheid, doordien het kaas- en broodsvolk, ruim drie duizend mannen fterk ,des avonds met de banier van Alkmaar en Haarlem; uit laatstgemelde ftad naar Leiden optrekkende, den nacht alhier doorbragten. Weinige dagen daarna moest het, hoewel met meerder overlast, het volk van den Hertog a l b e r t van Saxen inlegeren, die door den Roomsch Koning maximiliaan ter beteugeling der muitelingen, naar de Nederlanden gezonden , onverwagts met zyn leger in het dorp viel; aldaar alle foorten van moedwilligheid pleegde, en alles wat hetzelve voorkwam, vernielde. In hetjaar 1571 trokken de Spanjaarden tegens Paafchen uit Leiden naar dit dorp, en bragten aldaar de feestdagen door. Ook in de maand xnay van het jaar 1574 kreeg het een bezoek van de Spanjaarden, toen baldeus de ftad Leiden andermaal ging belegeren, en de derde kolom van zyn leger over Noordwyk, tegens de onvolmaakte en door de vyf Engelfche vaandelen verlopei fchansfen van Valkenburg deed optrekken. Na het ontzet van Leiden trok de Heer van Noordwyk den twaalfden december meteenig krvgsvolk derwaards, en bleef daar omtrend veertien dagen post houden tegen de Spanjaarden, die zich daaromftreeks en te Noordwykerhout vertoonden De laatfte inlegering hier ter plaatfe gefchiedde in het jaar 1575 op bevel van de  en kleefsche oudheden. 211 de Staten van Holland, door eenige vaendelen foldaten, om den gedreigden inval van la marvelle, ftadhouder van Verdungo binnen Haarlem te beletten. Alle oorlogsbedryven en beroerten, hebben echter den yver en de pogingen der Noordwykers niet uitgebluscht, om, gelyk zy voorgaven, de Nederlandfche taal te zuiveren, de lpelling te volmaken, rymen en gedichten te vervaardigen, en hunne opgerichte Rhetoryke kamer meer en meer te doen bloeien. het dorp NOORDWYK op ZEE, In rhynland. Dit dorp werd fomtyds ook Noordwyk buiten genaamd, doordien het buiten aan zee ligt, tot onderfcheid van Noordwyk binnen, hetwelk de hoofdplaats van de heerlykheid Noordwyk is, waaronder Noordwyk op Zee mede behoort. En doordien Van Noordwyk in het algemeen in de voorgaande verhandeling breedvoerig gefproken is, kunnen wy hier zo veel te korter zyn. Noordwyk op Zee werd ten noordwesten door de noord-zee befpoeld; langs het ftrand gaande, heeft het Zandvoort ten noordwesten, en Katwyk op Zee ten zuidwesten; en door de duinen wandelende, welken tusfchen hier en Katwyk op Zet O 2 het  si2 kabinet van nederlandsche het fmalst langs de gehele kust zyn, heeft het Noordwyk binnen ten zuid-oosten. Volgens de meeting van f. de roos, ordinaris landmeeter van Rhynland, legt Noordwyk op Zee van Noordwyk linnen 527 roeden, van Zandvoort 4206 roeden, van Katwyk op Zee 1435 roeden, van Leiden over Rhynsburg 3326 roeden, over Cktfg'^.tf3252roeden , over Oestgeest en de postbrug 3301 roeden , en langs de trekvaart 3058 roeden. Noordwyk op Zee is een tamelyk dorp, maar in genen deele te vergelyken met Noordwyk binnen. Zie de aantekeningen van den Burgemeester j.orlers, in zyne befchry ving der ftad Leiden. Volgens het quohier der jaarlykfche verponding, na het redres van het jaar 1632 , moesten Noordwyk binnen, Noordwyk op Zee, LangeveldenOfhemtQ famen voor 390 huizen en 1604 morgen, 496 roeden, eene fomma van 7783 guldens, 2 ftuivers en 10 penn: jaarlyksch opbrengen. Toen de Heer jan van Noordwyk, Ridder, als Ambagtsheer van Noordwyk, en eenigen der gegoedften aldaar, aan den Graaf van Egmond, Stedehouder van den Roomfchen Koning maximiliaan, en philippus, Aartshertog van Oostenryk, als Graaf van Holland, in hetjaar 1490, vertoonden en te kennen gaven: ,, hoe dat, overmids de armoede van hun luyden, ende ,, die woonachtig waren binnen de Parochie ende ,, Ambachte van Noortich voorfz. hun luyden „ niet wel mogelycken en was te vervallen of te „ furneren heuren taux , cote , ende partye „ van den fub ventien, ruiter-penningen, fcho„ te, ende andere ongelden ende lasten, daar fy „ jegenwoordelycken in gehouden waren, ende ,, alle dage meer worden, fonder 'sGraven hul„ pe ende byftant, van te mogen fetten, ordon- 5, nee-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 213 „ neeren ende vinden, het fy by manieren van „ eenen excys aldaar op te Hellen, ofte anders „ tot lichteniffe van den Buiren ende Inwoonde„ ren voorfz., op dat fy in 't gemeen malcande„ ren totter betalinge voorfz ter minfte quetfe „ ende meefteoirboirhelpen, ende heuren lallen j, te bet gelyk ende in 't gemeen draagen fouden j, mogen; ende by gebreecke van dien, fy de „ voorfz. Plaatfe ende Dorpe habandoneeren, „ ende hun vertrecken fouden moeten in andere „ plaatfen, gelyck airede veel van de Ryckdom„ me gedaan hadden; daarby, dat fy lange Jaa. „ ren feer gegraveert ende belaft fyn geweeft, „ ende niet en fouden voortaan hun aldaar mogen „ onderhouden, ende by 't welke de Graaf oik ,, verliefen foude fyn voorfz. Heerlickheede, „ ende al datter anklevende was, indien daar „ inne by hem niet voirfien en waare door con„ fente ende Oétroye, omme aldaar een feeckere 5, excys te mogen ftellen; daaromme die Suppli„ anten, in den naame van den voorfz. Parochie „ ende Heerlyckhede van Noortich ende den „ gemeenen Bueren en Inwoonderen aldaar, „ hem ootmoedelycken hadden doen verfoec- ken: " werd aan die van Noordwyk, zekere belastingen toegeftaan; (hier voor gemeld) en verder gelast: „ Dat alle die geene, die voirt achter Kerffemiffe meer van Noortich voorfz. „ uit wilden vaaren viffchen, het fy in 't Ooge, „ op Amdant, ofte elders daar omtrent, omme hun luyden Schol-teelt aldaar te mackenende ,, te bewaaren; daar voren foude elck Stierman gehouden wefen te verantwoorden, voir die „ Vennitfchip van fyn pinck, voor Wyf ende „ Kinderen mit dat daar an kleeft, voeren excys O 3 „ van  214 KABINET,VAN NEDERLANDSCHE „ van vier vaten Bicrs ter weeke; ende dit alfoo ,, lange als fy 't weefen fullen; daar voerenelck „ Stierman gehouden foude wefen fekerheyt en- de borchtochte te Hellen, in handen van den „ geenen, die in der tydt daar toe gecommitteerd „ foude wefen, aleer hy uyt de Vryheyt van Noortich foude mogen reyfen, of vertrecken: ,, Welverftaande, dat alle Zeeluyden, als fy ,, voort meer in den Harinc-teelt ter Zee varen „ fullen, foe en foude geen Stierman nog fyn „ Volck, hy fy van Noortich of van buyten, „ van fyn Harinc.bier, dat hy drincken foude ,) binnen fcheeps - boort, eenige excys geeven, „ of betaalen, foo lange als hy in den Zee is: „ Maar wat men aan lant bragt, ende aldaar ge„ droncken wierd, daar of foude een yegelyck „ gehouden wefen te betaalen den behoorlycken „ excys als voeren verklaart ftaat, &c". Om nu alle de artykelen van dezen impost wel en deugdelyk te onderhouden, te ontfangen, te bewaren, te beftieren, en die tot lasten van 't gemeene ambacht van Noordwyk te beleggen; zoude, met het ingaan van dezen impost, de Heer van Noordwyk voorn, als Ambachtsheer aldaar, daartoe nemen en kiezen agt van de aanzienlykfte en rykfte perfoonen van den dorpe van Noordwyk, waarvan 'er jaarlyksch vier zouden afgaan, en vier anderen in derzeiver plaats verkoren worden. Indien deze heerlykheid wegens eenige nieuwe lasten, of anders, met den voorn, impost niet mogte toekomen, zouden het de voornoemde perionen mogen vinden op den rykdom aldaar, die 't minfte in den voorn, impost droegen; zonder denzelven cenigfints temogen verhogen, en de armen, die op drie ponden of daar  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN.. 215 daar beneden in 't fchotboek ftonden, meer te belasten; ook zouden alle exempte perfonen daar van verfchoond blyven &c. Die van Noordwyk buiten zyn gehouden, al het geene zy by koop of verkoop te wegen hebben, meerder dan tien ponden wegende, te brengen, en alleen te doen wegen, in de generale waag in het heilige geesthuis te Noordwyk binnen, en te betalen, volgens de keure hier voor gemeld &c. De visfchery is de hoofdnering van dit dorp , en men rekent dat hetzelve, benevens Katwyk aan Zee, de ftad Leiden overvloedig van de fchoon(le zeevisch voorziet. Dus trekt ook dit dorp 2yne voornaamfte inkomften uit de zee, hoewel de woedende golven hier, fints eeuwen herwaards, zeer veel nadeels veroorzaakt hebben. Go os vertaalt, dat het op Pontiaans-dag, in den jare 1552, zo geweldig ftormde, dat te Noordwyk aan Zee eenige hoeken der duinen wegwaaiden, de huizen wegfpoelden, en men het huis te Britten wel twee voeten hoog boven de zee zag. Adr'Akus junius, welke omtrend het jaar 1575 fchreef, getuigt, dat tot Noordwyk aan Zee gelegen aan de noordzyde van het gemelde huis, over weinige jaren, eene gehele buurt of ftraat met huizen, en eene gemeene put was weggefpoeld. Diergelyke ongevallen hebben dit, benevens andere kort aan zee leggende dorpen, meer dan eenmaal getroffen. De visfchers van die plaatfen verhalen, dat 'er weleer een ftenen dyk zou gelegen hebben, welke zich van Noord, wyk op Zee tot Katwyk op Zee had uitgeftrekt, en op wiens overblyffelen men nu en dan meteenen langen boom gefloten had. Doch van deze en andere romeinfche oudheden, zullen wyinhetverO 4 volg,  2l6 kabinet van nederlandsche volg, wanneer wy over Katwyk op Zee fpréken , breedvoeriger handelen. Wanneer en door wien de kerk in Noordwyk op Zee gefticht werd, is ons niet gebleken. De 72fte afbeelding van den konstenaar r ademaker heeft dezelve in dien ftaat afgebeeld, gelyk zy zich in hetjaar 1630 bevond; daaruit blykt, dat zy in vroeger tyd, aleer de woede der Spanjaarden haar vernielde, vry aanzienlyk moet geweest zyn. Sedert de hervorming, heeft men alleen het kleinst gedeelte tot het oeffenen van den Godsdienst herfteld. De kerk behoort onder de clasfis van Leiden en Neder-Rhynland, in . den tweden ring, gemeenlyk genaamd het hoog of na> duin. In den beginne is Noordwyk buiten met Noordwyk binnen door éénen predikant bediend geworden, en de predikdienst allereerst waargenomen door johannes sartorius, in het jaar 1570. In den jare 1616 is Noordwyk buiten van Noordwyk binnen in het geestelyke gefcheiden, en de eerstgenoemde plaats heeft tot haren eerften byzonderen leeraar gekregen cornelis van - rossum. De tegenswoordige Vry heer van beide de Noordwyken is de Jonker willemlodewyk, Baron van Wasfenaar, Heer van Starrenburg, Curator van 's lands Univerfiteit te Leiden. groot Zegelbewaarder, Stadhouder en registermeester van de leenen over dezelfde provintiën enz. enz. DE      en kleefsche oudheden. 21/ d e ABTDY VAN LEEUWENHORST, In rhynland. Onder de veelvuldige geestelyke geftichten, zyn de abtdyen gene der minsten geweest. Hoe genegen men in vroeger tyd was, om diergelyke Godsdienstige geftichten aanteleggen, blykt onder anderen, uit het geen de geleerde m. z. van boxhorn aangetekend en ons medegedeeld heeft, namentlyk: „ dat 'er in de jaren elf en „ twaalf honderd na ch risti geboorte, inde „ Nederlanden gefticht zyn een-en-festig abtdyen , „ welken alle rykelyk met landen en inkomften „ zyn begiftigd." Holland was daaromtrend niet misgedeeld; men telde alleen in die provintie zes abtdyen; namentlyk die, Egmond en Buren, voor mannen; en Leeuwenhorst, Rhynsburg, Koningsveld en Loosduinen, voor Jongvrouwen; alle welke geftichten in het hart des lands gelegen waren. Omtrend de abtdy van Egmond hebben wy in ons eerfte deel breedvoerig gefproken, en van de anderen, welken in het vervolg voorkomen, zullen wy ter zyner plaats het aanmerkelykfte optekenen. Thans O 5 ftaat  SlS KABINET VAN NEDERLAUDS CHE ftaat ons Leeuwenhorst te befchouwen, welker bloeiende welftand ons in de 7 3fte tekening wordt afgebeeld. Deze vermaarde abtdy voerde eertyds den naam van Ter Lee, naar een ftuk lands, waarop dezelve gebouwd werd. Zy lag in eene vermaaklyke landftreek in Rhynland, omtrend 1500 fchreden van Noordwyk binnen, en 1000 fchreden van Rhynsburg, daar ter plaatfe met eene laan uitkomende , waar in later tyd de vaart tusfchen Leiden en Haarlem gegraven is. De nonnen dezer abtdy waren van de Cistcrfienfer orde, en ten getale van agt, anderen meenen van twaalf uit de abtdy Mariendaal, buiten Utrecht, van dezelve orde zynde, derwaards gezonden, ftaande onder het rechtsgebied van den Abt van Camp in Friesland. Deze abtdy, alleen voor adelyke Jongvrouwen gefticht, is allengs van geringe beginfelen opgeklommen, en heeft hare ftichting aan verfcheiden mildadige edellieden te danken gehad. De grondleggers dezer abtdy zyn geweest de twee gebroeders aarnout en waalwyn van alkemade, ZOlien Van waalwyn van alkemade, den Ridder; deze voornoemde Heren, in het jaar 1261 overleden, befchikten by uiterften wille over alle hunne goederen , gelegen in de heerlykheid van den Heer hug0 van Noordwyk en Langeveld, en onder het rechtsgebied van den Ridder albert van Velzen; by dezen hunnen laatften wil begeerden zy, dat op zeker landgoed, onder de heerlykheid van Noordwykerhout, een klooster voor Cistcrfienfer nonnen zou gefticht worden. Daar dit voornemen door den Bisfchop van Utrecht was goed gekeurd, werd in hetvolgend jaar 1262, op St. Thomas avond, de eerfte fteen tot een  en kleef sche oudheden. 210 een klooster gelegd, en het gebouw binnen eenige jaren voltrokken; tot welker volbouwing arend van s a s s e n h e i m , pastoor der kerk van 5*. Bavo te Haarlem, aanmerkelyke fommen gefchonken heeft. Dat deze abtdy aanvangs van weinig aanzien geweest is, blykt daaruit, dat de nonnen, tusfchen de jaren 1264 en 1270, noch kerk noch toren gehad hebben; zy behielpen zich met een' bengel aan eenen eikenboom hangende, door het geluid van welken zy tot de gebeden en ter Godsdienst-oeffeningen werden opgeroepen. Hoewel nu alle dezen nonnen van adelyke huize waren, gedroegen zy zich echter zeer zedig, voornamentlyk in den beginne; zy deden zich flechts Zusters ën niet Juffers noemen; waarfchynelyk, doordien haar regel haar verbood, dezen laatstgemelden tytel te voeren. Allengs zyn de inkomften van dit gefticht grotelyks vermeerderd, en daardoor niet alleen het getal der nonnen, maar ook hare eerzucht en geestelyke trotschheid uitgebreid. Heer gerrit, fchoolbeftierder van Haarlem, heeft in den jare 1321, byuiterften wille, zo vele inkomsten aan deze abtdy gemaakt, dat men boven het eerstgenoemd getal, nog vier nonnen meer daarin heeft kunnen opnemen; hetwelk van tyd tot tyd, ten getale van dertig, tot vier.en-dertig is aange. groeid. De Abtdisfen hebben allengs den tytel van Mevrouwen, en Abtdisfen, by de genade Gods, aangenomen. Zy werden door de nonnen zeiven verkoren, en door den Graaf of zynen gemagtigden bevestigd. Het beftier over deze abtdy was opgedragen aan eene Abtdisfe, eene Prioresfe, eene onder Prioresfe, eene kerkbewaardfter, eene onder.kerk- bc-  220 kabinet van nederlandsche bewaardfter, eene kapelwachtftcr, eene orgelfpeelfter, eene zangfter, eene dcunvaardfter , eene kamerwachtfter, eene fpysbewaardfter, eene onder-fpysbewaardfter, aan eene nonne in de ziekenkamer enz. Deze abtdy, hoewel aanvangs gene kerk hebben, de , is echter niet lang zonder dezelve geweest, doordien men in het jaar 1287 reeds gewag gemaakt vindt van het timmeren van een middel, choor. Door den tyd is deze kerk met een, of mogelyk met meer kapellen vergroot. Wy lezen, dat de priester albert temink, inhet jaar 13 50, in deze abtdy eene kapel gefticht heeft, dat dezelve ter eere van ÓV. Michaël gewyd is, en door eenen kapellaan bediend werd. Daarenboven waren 'er nog twee kapellanen, welken dit gefticht bedienden, waarvan de eene voor de Abtdisfe, en de anderen voor de nonnen was. Men kan uit het nevensgaand prenttafereel eenigfints oordeclen, omtrend de gefteldheid dezer abtdy, doordien zy aldaar in den tvd harer welvaart, namentlyk in het jaar 1560, afgebeeld is. Deze afbeelding komt genoegzaam in alles overeen met die, welke degeleerde a. pars, in de byvoegfelen zyner Katwykfche oudheden, pag. 454, mededeelt; hy had dezelve doen vervaardigen naar een oud fchildery, hangende in zeker huis te Leiden, waartoe de Heer Rentmeester diederik havius hem de gelegenheid had aan de hand gegeven. De kloostërlaan ingaande, het men den molen der abtdy aan de rechterhand leggen, kwam dus aan de poort, welke in den muur ftond, waarmede de abtdy omringd was. Ver. \'olgens de gracht overgaande, zag men de kerk, ter rechterhand der abtdy, het verblyf der nonnen recht vooruit. De kerk was kruisvvyze gefticht, en  en kleefsche oudheden. 221 en pronkte met een torentje; voorts had de abtdy verfcheiden bouwhuizen, welken hier en daar verftrooid lagen, en voor het overige waren alle de toegangen wel gefloten en net beplant. Men vindt nog eene andere afbeelding dezer abtdy by a. van heusden, in zyne oudheden, in het lil deel, ovpag. 958, van welke de fchry ver betuigt, dat zy hem medegedeeld is door den Heer cornelis van alkemade, doch doordien dezelve van de twee anderen eenigfints verfchilt, is het te vermoeden, dat dezelve of vroeger of later zal gemaakt zyn. Volgens de aantekeningen van de beste fchryvers en handfchriften, laten wy hier eene lyst der Abtdisfen volgen, welke deze beroemde abtdy van tyd tot tyd hebben beftierd. I. Mabilia van wulven, uit het edele geflacht der re nessen, (by a. MATTHiEus overgeflagen,) heeft agt jaren geregeerd. II. Sophia van brakel, verkoren in't jaar 1287. Deze heeft hetmiddenchoor gebouwd; en is by a. matth^eus mede voor de twede Abdisfe bekend. III. Aleida van alkemade, in 't jaar 1297 verkoren, heeft deze bediening 17 jaren bekleed. Zy werd by a. matTHiEus, op 't jaar 1264., voor de eerfte (*}, en by p. opmeer, op 't jaar 1270, voor de twede Abdisfe gefteld. IV. ■ f*) Dit gevoelen van a. matth^us fchynt ?ny toe meergronds te hebben, dan dat onzer fchry vers; want wanneer aleida van alkemade in hetjaar 1207 verkoren is, kan lysbet van nyeVeld onmogelyk in het jaar 1295 verkoren Zyn, dat echter zeer waarfchynelyk is, doordien zy 19 jaren het bewind gevoerd he?ft, en hare opvolg/ter in het jaar 1314, dus 19 jaren na de voorgaand» «btdisfe, verkoren is,  222 kabinet van nederlandsche IV. Lysbet vannyeveld, A°. i2 95,verkoren,heeft 19 jaren langAbtdisfe geweest. V. Clara e gge kts-dochter, verkoren in 't jaar 1314, heeft 13 jaren (ofvolgens andere maar 8 jaren) 't bellier waargenomen. VI. Christina van teylingen, verkoren A°. 1326, of volgens a. matthius A°. 1330, heeft 13, of volgens anderen 17 jaren geregeerd. VII. Aleidis van duivenvoorde, verkoren A°. 1343, is 6 jaren Abtdisfe geweest. VIII. Heilwig van velsen, dochter van Heer persyn van Waterland, A°. 1349 totAbtdisfe verkoren, (na dat zy federd A°. 1334 nonne was ge. weest) heeft deze bediening 9 jaren waargenomen. IX. Lysbet van oestgeest, verkoren in 'tjaar 1358, heeft 9 jaren, (of volgens anderen maar 8 jaren) het bewind gevoerd. X. Badeloge vanadrichem, A°. 1366 of 13 67 verkoren, heeft 4, of volgens anderen 7 jaren Abtdisfe geweest. Van deze werd by w. v a n g o u t h o even en s. van leeuwen heteerst gewag gemaakt op 't jaar 1373. XI. Margareta van wateringen verkoren A°. 137 5; heeft 2 8 (of volgens fommigen 32) jaren de abtdy beftierd. XII. Badeloge vanderdoes, verkoren in 't jaar 1403, heeft 8 jaren (anderen willen 10 jaren) geregeerd, en is A°. 1411 overleden, XIII.  en kleefsche oudheden. 223 XIII. Heil wig van oost er wyk, verkoren A°. 1411 of I4i*> heeft het beftier 17 of 19 jaren waargenomen. XIV. Machteltvander does,verkoren in 't jaar 1430 heeft omtrend ir jaren deze waardigheid bekleed, en is A°. 144' of 1443 geftorven. XV. Wtlhelminavanderaa, is Abtdisfe geworden in den jare 1443, en heeft deze waardigheid ió jaren bekleed. XVI. Lysbet van ryswyk, verkoren A\ 1459 of 1460 , is twaalf jaren Abtdisfe geweest. XVII. agnes van BOüCHORSTfflNOORT- wyk, verkoren in den jare 1471, (of volgens a- matthjeus A°. 1477} heeft 12 jaren de abtdy beftierd. XVIII. Eustachia van brakel, verkoren Ap. 1483 of 1484* heeft 9 ja. ren die waardigheid bekleed. XIX. Gysbertje van vianen van Ry zenburg, verkorenin den j ar e 149 2, heeft 8 jaren Abtdisfe geweest. XX. Adriaana van roon of van ro o d en, verkoren omtrent A°. 1497, heeft ruim 30 jaren het beftier waargenomen, en is overleden den 14 juny 1527, volgens dit Graffchrift, 't welke eertyds op haren zerk werd gelezen: De Eerwaardige en Godsdienstige Mevrouw Adriana van Rooden, Abtdisfe van defe Plaats, moet de eeuwige Belooninge hebben. Zy heeft over de 30 Jaar en Geregeert, en is geftorven den 14 Juny 1527. Bidt voor haar! * ' XXI.  224 kabinet van nederlandsche XXL Elisabethvanbaaks,verkoren omtrend den jare 1527, heeft het bewind 4 jaren waargenomen. XXII. N. van drenk waart, werd, volgens de geflachtrekening der Drenk•waarden, en by s. van leeuwen, als Abtdisfe gefteld op 't jaar 1530. XXIII. Gysbertje van waarde?eba Tieric toajï. 3Jc moeten jagen/ öajS fltl 25ffcop toafe &aö gjoeten baer/ (301$ let toale blieft baet naer/) ^fn bolcft te lebene tejeetbaert/ ïff bleef aftec in ti ffaert/ «Enbe tour.be afetng te moe/ ©atfji blotelicfie 503 toe/ ^oe titofecöfolbe bergaen, fiTf Uteffete ging neflaen &m fiere al om ben Doer-tricht, €n toanti befïe nie licfct; «£nte ttac abe te Fleretelingen: <©?eba Tidric quame befpjfngen /, jmet Ifchtefcuta groet getal: ®igjobe|cepen/ nifmal/  «3S kabinet van nederlandsche ©alg'se nare/ niette ebbe; ®aji fïit cc jenen üie gjebbe/ <£noe 3at bafïe fn 't murclj. ÖTi bage teurt kenenburcii <êli Fleretelingen alle beccafï. Dit Kenenburg is gelegen in het dorp Schiphiy, tusfchen Delft en Maaslandsfluis, niet verre van Vlaardingen, hedendaagsch geheel vertimmerd, en volgens verfcheide oude brieven , gelyk de Heer adriaan van der goes den Heer s. van leeuwen (BataviaIllufiratapag. 11<5) heeft verzekerd, aan den uitloop of de uitwatering van den Rhyn; doch het fchynt oudtyds ook niet meer dan een kasteel geweest te zyn; zo dat de naam van ftad waarfchynelyk daarby gevoegd zyn zal, om de behaalde overwinning te vergroten. Dat geen in allen gevalle, wat van Kenenburg gezegd is , kan niet op Rhynsburg toegepast worden, waardoor het dan ten eencmaal vervalt, dat Rhynsburg eene ftad zou geweest zyn. De oude Hollandfche kronyk verhaalt, in het leven van dirk den meden, Graaf van Holland, dat de Friezen tegen hem opgeftaan zynde, hy dezelve, door kracht van wapenen, bedwongen cn genoodzaakt heeft, om hem te huldigen. Doch de Friezen hervatteden hunnen opftand, nadat de Graaf in Holland teruggekeerd was; zyfehudden het juk ten twedenmale af, kwamen met eene talryke krygsmagt in Holland, vielen in deze provintiën te vuur en te zwaard, en hieuwen alles ter neder wat hun tegenftond. Zy vielen in Alkmaar, en ftaken den brand in die ftad. Geheel Kennemerland werd door hun afgelopen en deerlyk verwoest, hetwelk aan het klooster te Egmond ook ten deel viel. Eindelyk voor den brug en de  en kleefsche oudheden. 239 de ftad Leiden komende, werden zy geftuit door de kloekmoedigheid van den Burggraaf. Deze zich te zwak oordeelende om hun tegenftand te bieden, verzocht aan Graaf dirk, om hem te komen ontzetten. De Graaf maakte terftond alle toebereidfelen, kwam te Leiden, en daagde de Friezen uit om hem flag te leveren. Dezen zich op hunne talryke magt verlatende, wilden den bepaalden tyd niet afwachten, maar terftond tegen den Graaf te velde trekken, in het denkbeeld, dat de overwinning hun niet ontgaan kon. Daardoor werd de Graaf genoodzaakt, om ylings zo veel volks byeen te rapen , als hem maar immer mogelyk was. De Graaf aan het hoofd dezer geworvene benden in het veld verfchenen zynde, tastte de Friezen met eene zo voorbeeldeloze dapperheid aan, dat hy hen, na een bloedig gevecht, verfloeg, en hun gering overfchot op de vlucht dreef. Dit bloedig gevecht viel voor te Rhynsburg, ter plaatfe waar naderhand het klooster van dien naam gefticht werd. Hen dus bedwongen hebbende, noodzaakte hy hen, dat zy hunne huisdeuren tegen het oosten zo laag moesten maken, dat zy, daardoor gaande, zich altoos moesten bukken en buigen, ten teken hunner onderdanigheid; waarop zy hem eindelyk weder tot hunnen Heer huldigden. Het daaraan volgend jaar, deed de Graaf, op deze zelfde plaats, den grondflag leggen tot eene zeer fchone kerk, en wel, volgensh.van heus den, in het jaar 975, op Sinte Laurentius-dag, zynde deze de dag, waarop de Graaf de Friezen had uit het veld geflagen. Deze kerk werd ter eere en lof van God, aan den heiligen Laii'  £40 kabinet van nederlandsche Laurentiiis toegewyd, en petronella, Gravinne van Holland, echtgenote van floris den vetten, ftichtte hier een fchoon en kostelyk convent en klooster, gefchikt voor nonnen van de St Benediótyner orden. Het is mogelyk deze kerk, welke in het verdrag met den Abt van Eptcrnach, in het jaar 1063, onder den naam eener kapel voorkomt; zynde aan St. Laurens toegewyd, en onderfcheiden van de klooster, of abtdy-kerk; in later tyd doorGravinne petronella gefticht en gewyd aan Maria. Immers, dat 'er weleer twee kerken, namentlyk eene buur- of parochie-kerk, en eene klooster- of abtdy kerk te Rhynsburg geftaan hebben, waarvan de eerfte voor de gemeene buuren ofinwoners van het dorp, en de andere voor de nonnen of kloosterlingen gefticht was, blykt onder anderen uit den volgenden brief van het jaar 1380, door den oudheidkundigen Heer anth: matthüeus, aan den Heer a. pars medegedeeld, in welken de buurkerk uitdrukkclyk genoemd wordt, aldus luidende: „ Wy AGNiESE- van Hoem, bi der Genade „ Gods, Abtdisfe tot Rhynsburch, oirconden: dat „ by onzen, ende bi fommen van onfen ouden 3, Vrouwen goetdunken, Vrouwe Machtelt van Zuydwyc, onfe Cofterinne, ende Heer Hade. „ man, onfe Parochie-Paap, in onfer Kercken 5, tot Rynsburch, eendrachtelyk overeen gedra„ gen fyn, als van fcheel, dat fy hadden van 3, den Mis-penningen, die voor den Euangeli „ comen ten Outaar, voor in die BUYÈR„ KERKE, ende van den felven offeranden, ü die op dien felven Outaar komen, in defe  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 2AI „ manieren, dat die Cofterinne, wie fe fi, en„ Heer Hademan, alle Mis - penningen, alle ,, Offeranden, en al dat op den voorfz. Outaar „ coemt, dat fullen fy alle deylen, gelike half „ ende half, &c". Deze parochie-kerk fchynt zelfs nog in den jare 1543 in wezen geweest te zyn, gelyk uit den volgenden brief klaar gezien kan worden: „ Wy FREDERICK SCHENCK, Vryhecr „ van Tautenburch, Proeft tot Audenzaal ende „ Sinte Peter t'Utrecht, Paftoir ende Reétoir van „ de PAROCHIALE KERCKE te RYNS„ BURCH, doen kond', dat wy belooft hebben, ende beloven mits dezen, dat wy die ,, voorfz. PAROCHIALE KERCKE teRYNS„ BURCH niet en zullen refigneren., noch permitteren, buyten expreffe wil ende conzent van myn Eerwaarden ende Vrouwe van Rhynsburg, tegenwoordich, ende toecomende: Item: ,, Dat wy DIE KERCKE, uyt onzen name, „ ende van onzent wegen zullen laten bedienen by een goeden eerlycken Vice-cureyt, der ,, wekken die Eerweerdige en R. Vrouwe van „ Rynsburch in der tyt wezende, ons nomineren „ ende prezenteren zullen, daar toe nut ende ,, bekwam wezende, ende anders niemant; be,, lovende mede, dat wy den Vice-cureyt, die „ voor ons, ende uyt onzen name die Kercke „ bedienen zal, al zulcken redelycken portie „ daar uyt zullen laten volgen, dat hy ende ,, mynre R. Vrouwe van Rynsburch, in den tyt wezende, dies wel te vreden zullen wezen. \, Alle dinck zonder argelift. In oirconde van „ dezen, zo hebben wy die met ons zelfs zegel, r, hier beneden uythangende, gegeven, in 't Jaar . II. DEEL. Q_ »  14* KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ ons Heeren cro. io drie ende yeertich, op den „ tweeden dach van Septemb". FREDERICK SCHENCK, Vry heer tho Tautenburch, Proeft, &c* In het jaar 1613, heeft de edele Heer van Poelgeest een gedeelte van den grond, omtrend de kerk te Rhynsburg, doen opgraven, om de fondamenten der oude geftichten natefpeuren, en de ontdekkingen, toenmaals daar gedaan, heeft de eerwaarde johandelalaing naauwkeurig waargenomen; de grondtekening der muuren nagefpoord, en dezelven afgemeten. Men vond toen oostwaards een rond muurwerk, hetwelk binnens muurs twaalf voeten velds befloeg, en aan eenige zydemuurcn gehecht, door een ander ftuk muurs, van zevcn-en-twintig voeten lang, gefloten werd, die met twee gelyke ronden of half ronden zuid- en noordwaards uitfpringende, en wederom van eenen muur omfloten, een langwerpig vierkant vormde, ter lengte van zevenen-twintig , en ter breedte van zeventien en een halve voeten. Voorts ftrekten de wederzydfche muuren zich westwaards aan de zuidzyde, van de hoekpunt af te rekenen, tot daar zy door de kerk, gelyk die tegenwoordig ftaat, belet werden verder voort te lopen; dezen hadden eene lengte van zes-en-zeventig, en de noordelyken, van een gelyke hoekpunt, eene lengte van festig voeten; daar fprongen zy noordwaards uit door eenen dwarsmuur, welke vyftien voeten lengte had, en zich onder de kloostermuuren verloor. Ten westen werd dit werk niet onderzocht. Deze muuren zyn, gelyk die van het huis te  en kleefsche oudheden. 243 te Britten, vier voeten dik. De gehele aftekening, gelyk dezelven by den eerwaarden lalainü is waargenomen, heeft de geleerde joachim. oud aan, in zyne Roomfche mogenheid, pag. 23, medegedeeld, alwaar dezelve kan nagezien worden , gelyk mede uit hem in de Rhynsburgfche oudheden, hy a. pars. Een opfchrift, alhier op eenen fteen gevonden, werd verzuimd om aftefchryven, en was den dag daaraan vervoerd. Men meende dat deze grondvesten overblyffelen waren van het oud Romeinsch gebouw; de anderszins zeer naauwkeurige en doordenkende oud aan was mede van dat gevoelen. In vervolg van tyd begon hy echter daaromtrend eenige twyffelingen op te werpen, door dit gevaarte met anderen te vergelyken, die onbetwistbaar door de Romeinen gefticht zyn in deze ftreken, gelyk Brittenburg, Valkenburg en Voorburg, by welken deze opgedolven fondamenten in grootte niet konden halen. Hy hield het dierhalven Hechts voor een gedeelte van dien burg; te meer, toen de edele Heer albert van schagen een weinig later, aan eenen geheel anderen hoek in den boomgaard, over de klooscergracht, die in het jaar 1613 tot het afvoeren der trasftenen gedolven is, meer grondvesten gewaar werd, die zeer verre liepen, doch welker aftekening niet is waargenomen, Deze hoek werdt thans de ouds Vliet genaamd, en legt ten eenemaal buiten de eerstgemelde opgedolven fondamenten. Oud aan had zyn werk reeds uitgegeven, toen zeker beminnaar der Oudheid zyne gedachten over de ontdekte fondamenten verder gaan liet; met hem deswegens fprak, en hem met zeer veel waarfchynlykheid trachtte te overtuigen, dat die fondamenten grondfteunfelen waren van q 2 de  244 KABINET VaN NEderlaNDSChe de Graaflyke hofkerk of kapel , door Graaf diederik, ruim anderhalve eeuw voor het bouwen der abtdy gefticht. Zulks fchynt ook in de aftekening daarvan niet duister te worden aangewezen, en wel dus, dat het ronde choor in het oosten, de twee halfronden ten zuiden en noorden, en de kapellen ter wederzyden van den buik der kerk geplaatst geweest zyn. Dit wordt nog waarfchynlyker, doordien, volgens a pars aldaar nog verfcheiden graflieden en doodsbeenderen gevonden zyn. Men heeft hier omtrend fomtyds ook oude Hollandfche gedenkpenningen opgedolven. In den jare 1695, heeft een putgravcr aldaar eenige zilvere penningen gevonden, verbeeldende een ruiter te paard, en zynde volgends de befchryving van a. pars eene munt van jacoba en Philips omtrend het jaar 1426 geflaagcn. By de fchryver van het Batavia facra wordt eene lyst gevonden van den paftoor der Parochie-kerk te Rhynsburg, welken aldaar van de vroegfte tyden af geftaan hebben; dezelven kunnen aldaar door den nieuwsgierigen lezer worden nageflagen. _ Sedert dat de Roomfche Godsdienst vernietigd , en de hervorming te Rhynsburg ingevoerd is, behoort de kerk van dit dorp onder de clasfis van Leiden en Neder-Rhyn/aud, den twedenring, genaamd V Hoog of naa Duin; de eerfte der predikanten welke den dienst aldaar heeft waargenomen, is geweest and re as hagius, beroepen in 't jaar 1583. Onze konstgraveerder heeft ons van dit dorp en zyne kerk, drie treffende gezichten geleverd. De eerfte dezer konstplaten verbeeld het dorp in deszeifs bloeienden llaac, gelyk het inden jare 1600  en kleefsche oudheden. 245 7600 vertoonde; de twede doet ons het zelve aan eenen anderen kant, en tien jaren later befchouwen, en de derde kunstplaat vertoont ons het dorp uit het korenland, zynde in het jaar 1630 gegraveerd. • Volgens het quohier van alle de huizen enlanderyen binnen de Provincie van Holland en West' vriesland gelegen, federt het redres van het jaar 1632, betaalde Rhynshurg aan jaarlykfche verponding van 250 huizen, benevens 468 morgen, 293 roeden lands, eene fomma van 3696 guldens, 4 Huivers, 1 penning. Doch by verfchikking en vermindering, omtrend de heerlykheden en ambagten, in Rhynland gelegen, werd, volgens het Rhynlandsch morgengeld, Hechts betaald van 353 morgen, 517 roeden; zie daarover s. van leeuwen, in de inleiding der costumen van Rhynland. Na dien tyd is het dorp geenfints in bloei toegenomen, want in den jare 1732, wer. den aldaar 214 huizen en 1 koornmolen op de lyst der verponding gebragt. Zedert dat de beftiering der abtdisfen een einde genomen heeft, welke alhier hare heerlykheid hadden, behoort dit dorp onder de directie en het beftier der Hol. landfche Ridderfchap. Het dorp legt in eene zeer vruchtbare en tarw-ryke landftrcek; en de Heer Burgemeester j. orlers getuigt, dat in de heerlykheid van dit dorp de allerfchoonfte en witfte tarwe van geheel Holland geteeld wordt. ■ Eene der poorten van de ftad Leiden, door welke men het naast, langs aangename velden, naar dit dorp wandelt, is genaamd de Rhynsburger poort, leggende het dorp van gemelde ftad op eenen afftand van 1313 roeden Rhynlandsch. Het ftrekt tot genen geringen luister van Rhynsq 3 burg,  t\6 kabinet van nederlandsche burg, dat de vermaarde en geleerde joachim o u d a a n , zo bekend door zyn voortreffelyk werk de Roomfche Mogcnheid, als mede door andere letterkundige fchriften, alhiec geboren is. Zyn vader was frans joachimsz. zyne moeder eene dochter van jan jacob ze van der kodden, cn zyn grootvader jacob willemsz van der kodde. Deze tot zyn 4ofte jaar ongehuwd gebleven zynde, won in den huwelykcn ftaat by zyne echtgenote zeven zonen en eene dochter. Met deze agt kinderen weduwnaar gebleven in dit dorp, liet hy, hoewel Nederland door oorlogen gefchokt werd, alle zyne zonen eene zodanige opvoeding geven, dat zy niet alleen zeer goed latyn, maar fommigen hunner de Franfche, Engelfche en Italiaanfche talen verftonden; een z}^ner zonen onder anderen, willem genaamd, vorderde zo buitengewoon in de Oosterfche en Hebreeuwfche talen, dat hy, op den 14 november des jaars 1602 , tot ordinaris hoogleeraar aan de hoge fchool te Leiden beroepen, en onder den naam van guillelmu 3 codd;eus bekend geweest is. Hy werd vervolgens den 31 augustus des jaars 1619 uit zynenpost ontflagen. De zeldzaamheid, dat boeren jongelingen, welken zich van den landbouw geneerden , zo ongemeen gevorderd waren in taalkunde cn andere wetenfehappen, lokte vele jonge luiden uit de naby gelegen hoge fcholen, om kennis te maken met deze geleerde boeren. Men verhardt zelfs, dat Prins maurits, met den Franfchen gezant benjamin d'aubery, Heer van Maurier, door het bouwland van den ouden van der kodde rydende , eenigen der broeders, en onder hen willem, welke voornamentlyk by hem bekend was, in 't oog kreeg.  en kleepsche oudheden. 247 kreeg. Daarop gaf hy de afgezant te kennen , dat in deze landftreek boeren waren, die het in de wetenfchappen zeer verre gebragt hadden. Hy wenkte, om dezen daarvan te overtuigen, de gebroeders, welken in het veld arbeidden; lpraK hen aan, gedeeltelyk in de Latynfche, gedeeltelyk in de Franfche taal, en werd, tot verwondering van den Heer van Marnier, door hun in dezelfde talen geantwoord. De broeders dochter van den hoogleeraar was de moeder van den groten dichter oud aan; buiten dezen, heeft zy nog meer kinderen van geest en geleerdheid ter waereld gebragt, en onder anderen jan frans oud ian, die mede opgeleid wordende tot het leren van de Griekfche en Latynfche talen, dagelyksch van Rhynsburg naar Leiden ter fchole ging, en onder den weg zyne lesfen leerde. 13y gelegenheid van het overlyden van joachim oudaan fransz, werden de volgende regels op hem toegepast: Men kan u RYNSBURG nog ntet doen weten, Wat leven men daar heeft geleid, In "t Huis waar uit hy is geboren: Die Landjlreek tot den Oceaan, Die kan « nog den lof doen horen, Van VAN DER KODDEN.era OUDAAN, &c. Op 't overlyden van den vermaarden joachim oudaan jansz, zyn onder anderen de volgende verfen in 't licht gekomen: GRAF-SCHRIFT. Hier rujl OUDAAN, wiens yver nimmer rujle, Die als hy Profe of keur van Verfen fchreev, Steeds vol van kragt en even manlyk bleev. q 4 r«e  248 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Tot dat een Jlaap de lamp fyn *s levens bltijle, Elk eenfiet meeftfyn glory met figfneven: De-es zal zo lang als't ROOMS VERMOGEN leven. J. BREDENBURG. Anders. Die ROMENS MOGENHEID uit afgejlete reften, Herbaard, en de Eeuwigheid opofferd trots de tyd, Wien nog Batavia, nog Romen palen vefte, 'sM»ns Geeft bepaald geen plaats, fyn eerkrans quetft geen ?iyd. K. van ALKEMADE. Zelfs heeft het vrouwelyk gcflachtzyne nagedachtenis en overlyden op de volgende wyze vereeuwigd : So is OUDAAN op V lefi ontftrikt van 's Lighaams band, Die door beroemis van de meefte helvd der Leden, In 't derde Jaar geboeid op 'j pynelyk Ledikant, Nog even fris behield de werkzaamheyd der Reden. So heeft die groote Geeft zyn levensloop volbragt, Die in dat Renperk door den trek van 't eeuwig leven , Bewogen, emftelyk het goede heeft gezogt, En yverig aangeleid de Panden hem gegeven. 'f Sy hy Latynersftak in 't Nederduytze kleed, Ten dienst des Landsgenoot} onkudig vmn de Talen; Maar Meer, wanneer hy zig in Digtmaat htoren deei Met ieder zaak door keur van woorden af te malen. Meeft, als in Bybelftof die Ader vloeyend wier, Dan zong hy als een Zwaan met uytgeleze klanken; Dan goot zyn Geeft zig uyt Zielroerend op 't Papier, En maande ieder, God en zynen Zoon te danken. Ik nevens andre door zo menig Vriendfchaps pand Aan hem verpligt, kan zulks getuygen door bevinding, En vind my,(fchon in als niet zamen in verfmnd) Met  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 249 . Met onverfchillig op de weet vs.n zyn ontbinding, Die treft: Dog zoo gelyk den uytgang van een Vriend, Een Krijten raken moet, die blyvd aan 't ftof niet kleven, Gekeerd tot ftof, hy ziet dat werktuig uitgediend, En weg gehaald door hem, die '£ had te leen gegeven. Zo zie ik myn OUDAANontftrikt van''sLighaamsband, Myn hert en Pen wil zyn geheugenis bewaren. 'k Zie in den Geeft zyn Geeft gelaten in Gods hand, Die zal in 'f eeuwig ligtr-al 'f duifter op doen klaren, den 25 Bloeimaand GEERTRUI GORD ON, " 1692. Weduwe DE GRAAUW. Die genen, welken begeerig zyn om breedvoeriger berichten van vander kodde en oudaan te lezen, kunnen zulks vinden in het verhaal en de aanmerkingen van het eerst begin en de opkomst der Rhynsburgers, door jan oudaan befchreven, en te Rotterdam in 4to gedrukt. Alsmede in de lykrede over janoudaanfrans e n , uitgefproken in de vergadering der Collegianten te Rotterdam, den 3 van wintermaand 1695, door cornelis van hoek. De van derkoddens en oudanen waren de oprichters van deze gemeenten, en dit is ook wel de oorzaak geweest, waarom men den hoogleeraar coddeus, in het jaar ICT19, nadat het priesterdom, op het fynode van Dordrecht, aan de Remonftrantcn den doodfteek had toegebragt, van zyn post ontzet werd. De zogenaamde rechtzinnigheid woog boven de verdiensten; ten minsten wie verdiensten had, moest in plenis rechtzinnig zyn, of kon geen aanfpraak maken op het ampt van opentlyk leeraar. Het dunkt ons niet onvoeglyk te zyn, de opkomst, bloei en ondergang van een ftelfel te befchryven, dat in allen deele de broederlyke liefde in haren volle Q. 5 luis-  25° KABINET van nederlandschb luister ten toon fpreidde, en ons vry wat aanneemlyker voorkomt, dan dat der zo zeer y verende prcedestinatie- vrienden. Het is dus wel der moeite waardig, om deze gemeente een weinig naauwkeurig te leren kennen. Zy voert den naam van de gemeente van Rhynsburg, en ook die der Collegianten. De eerfte naam is ontleend van het dorp Rhynsburg, alwaar zy gewoon zyn twee malen in het jaar, te weten tegen Pinkfteren, en den zondag, welke voorden Jaatften maandag in augustus komt, van verfcheiden plaatlen in deze provintiën byeen te komen , om het avondmaal te houden. Collegianten noemen zy zich, naar de collegiën of onderlinge byeenkomsten, door hun hier en daar aangelegd. Deze gemeente is inditland, omtrend hetjaar 1619, opgeffcaan, en het bannen der Remonftrantfche predikanten gaf daartoe gelegenheid. Het geflacht van de van derkoddens, van hetwelk wy zo even gefproken hebben, en wel de drie broeders jan, adriaan en gysbrecht van der kodde, woonachtig in de dorpen Oestgeest, Rhynsburg en Warmond, ftaan als de eerfte oprechters dezer gezindheid geboekt. Zy waren landlieden en leertouwers, maar zeer grondig in de Godgeleerdheid onderwezen, en, gelyk wy gezien hebben, ervaren in de Latynfche en andere talen. Algemeen getuigt men van deze lieden, dat zy niet alleen van een onbefproken gedrag, maar zelfs, in den volftenzin, allerbraaffte burgers waren. Gysbrecht was ouderling der Remonitrantfche gemeente, welke toenmaals zonder predikant zat. Hy, en verfcheiden andere leden der gemeente befloten, om daar allereerst Godsdienstige vergaderingen te houden, en eikanderen, zonder behulp van eenen  EN KXEEFSCHE OUDHEDEN. *Ï>1 eenen predikant, door het voorlezen en verklaren der heilige Schriftuur en door opentlyke gebeden, te ftichten. De drie broeders en eenige andere ingezetenen der naaste dorpen bïagtan het hunne by, om deze gemeente in ftand te houden, welke eerlang van Warmond naar Rhynsburg verleid werd. Zy voerden doorgaands het woord in deze bveenkomsten, hoewel zy eenen iegely ken vryheid gaven, om te mogen fpreken. Reeds kort na hare opkomst, heeft men onder hen den heiligen doop by onderdompeling toegediend gelyk zulks frdert dien tyd en tot heden toe te Rhynsburg en elders gefchied is. Ook hield men daar op zekere tyden het heilig avondmaal, hetwelk insgelyks tot op den dag van heden in gebruik gebleven is. Van dien tyd af, werden 'er op verfcheidene plaatfcn van ons land diergelyke vergaderingen opgericht. Men gaf deze manier van de gemeente te ftichten, den voorrang, boven het gewone prediken, en zy kreeg welhaast yvenge verdeedigers, zo in opentlyke leerredenen, als in Godgeleerde en wysgeerige gefchnften. Men bouwde op eenige fchriftuurplaatfen, voornamentlyk op het veertiende hoofdftuk van den eerften brief aan die van Corinthen, en op de gewoonte der eerfte Christenen. Men yverde voor het overige zo fterk voor deze onderlinge vergaderingen, dat dezelven op vele plaatfen aangelegd, op eenige anderen wederom afgefchatt, doch in verfcheiden aanzienlykefteden en dorpen van ons land tot heden toe in ftand gehouden zyn. De Collegianten hebben flechts twee zaken, waarin zy zich van alle andere gemeentens onderfcheiden. Zy ftrekken de verdraagzaamheid zo verre uit, dat zy alle belyders van den Christelvken Godsdienst, welken in Gods woord niet J uit-  2§2 KABINET VAN NE D E R L A ND S CÏTS uitdrukkelyk veroordeeld worden, niet alleen voor broeders aannemen, en aan den tafel des Heren toelaten; maar zelfs geven zy hun vryheid , om in hunne vergaderingen te lezen , Chnstelyke gezangen te zingen, over Gods woord te fprcken, en, in den volften zin, hetzelfde recht te gebruiken, hetwelk een ieder hunner voor zich zeiven begeert. Nogthans wordt de vryheid van fpreken nimmer aan vrouwen toegeftaan. Voor het overige mag een iegelyk in die vergaderingen zyn oordeel vry uit zeggen, over dat geen, hetwelk door eenen anderen voorgedragen of verricht is. De leden zyn eikanderen onderling volftrekt gelyk, en niemand heeft het recht, om eenig gezag over eènen anderen te oeffenen. Zy hebben gene geloofsbelydenis opgeftcld, waarna zy hunne leer richten. De heilige Schriften, die nogthans een ieder hunner, naar zyn gevoelen kan en mag verklaren, zyn hunne algemeene belydenis. Het begrip, hetwelk de Collegianten van verdraagzaamheid en vryheid van fpreken in de gemeente hebben, tonen zy opentlyk in hunne vergaderingen te Rhynsburg. Het laatfte, de vryheid van fpreken, oeffenen zy altoos in hunne byzondere Collegiën. In fommigen van deze Collegiën, waarin ook het heilig avondmaal gehouden wordt, tonen zy in het byzonder, zo wel als te Rhynsburg, datzy alle ware Christenen, hoezeer van hun "in geloofsftukken verfchillende, de broederlyke hand van verdraagzaamheid aanbieden, en aan den tafel des Heren willen toelaten. De Rhynsburgfche vergadering wordt op de volgende wyze gehouden. Men komt des faturdags by eikanderen, om zich tot het houden van het heilig avondmaal voor te bereiden. Na het  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 253 gebed verzoekt men, dat iemand der vergaderde perfonen, door eenen rede uit den bybel ontleend, de gemeente gelieve te ftichten. Dit gefchied; doch genoegzaam altoos door iemand, welke zich daartoe voorbereid heeft. Men laat aan anderen tyd en vryheid, om daar iets by te voegen, en de byeenkomst wordt doorgaands met een gezang, cn altoos met een gebed befioten. Den daarop volgende zondag houdt men het avondmaal. Vooraf wordt 'er eene rede gehouden , ingericht om de gemoederen optewekken, tot het eerbiedig waarnemen dezer plegtigheid. Daarna wordt iemand der vergadering verzocht om het brood en den wyn uittedeelen. Hy, welke zich daartoe genegen en bekwaam vindt, treed naar de tafel, befchryft omftandig den aart deivergadering, en voegt 'er doorgaands by, dat hy, om het bedienen der tafel, geenfints waardiger gekeurd moet worden, dan de minfte der aanwezenden. Onder en na het houden van het heilig avondmaal, wordt 'er eene verzameling van almoesfen, ten behoeve der armen van het dorp, gehouden. Nadat men het avondmaal, met dezelfde plegtigheid als onder de Protestanten gebruikelyk is, heeft uitgedeeld, fcheidt de vergadering. Dien zelfden avond komt men weder te famen, om eikanderen tot dankbaarheid op te wekken. Den daaraan volgende maandag morgen wordt 'er eene aanfpraak gedaan tot een broederlyk affcheid, in welke men eikanderen tot ftandvastigheid en voortgang in den Godsdienst vermaant, waarna elk wederom huiswaards keert. Reeds hebben wy aangemerkt, dat de doop, by wyze van onderdompeling onder het water, te iihywburg nog in gebruik is. Naar het oost- ein-  254 KABIXE T VA N- X EDE RL AXDSCHE einde van het dorp ftaat een groothuis, waarin, op kosten van eenige Rhynsburgers, vrye tafel en huisvesting, aan een merkelyk getal van perfonen, welken de Rhynsburgiche vergadering komen bywonen, gegeven wordt. Aan eene floot, welke door de tuin van dit huis loopt, is voor eenige jaren een vierkant doopbad gegraven ,• in hetwelk men heet water kan laten lopen, om dus den doop, zonder nadeel der dopelingen, te kunnen verrichten. Wanneer iemand gezind is, om zich hier op deze wyze te laten dopen, gefchiedt zulks doorgaands ten tyde van de gewoonlyke Rhynsburgiche vergaderingen, des zaturdags voor den middag. De dopelingen doen eene openbare belydenis van hun geloof, in een ruim vertrek van het voorgemelde huis; en wanneer zy flechts verklaren in God en Jefus Christus te geloven, en zich naar 'sHeren geboden te zullen gedragen, maakt men gene zwarigheid hun den heiligen doop toe te deelen, zonder dat men de allerminfte aanmerking neemt, wat zy van de leerftukken, welken onder de Christenen betwist worden, gevoelen. Na de belydenis, gaan mannen en vrouwen ieder in een byzonder vertrek, kleden zich in een daartoe gefchikt gewaad, en worden in het gemelde bad geleid, alwaar zy, nedergeknield zynde, door iemand, welke zich daartoe voorbereid heeft, en doorgaands een bejaard perfoon is, met het hoofd voorover, eens geheel onder het water gedompeld worden. De doper ondertusfehen fpreekt het gewoon doopformulier uit: Ik doop u in den naam des Vaders enz. Ook verklaart hy, meestal voor het verrichten der plechtigheid, dat men hem om het bedienen van den doop gene waardigheid boven eenen anderen moet toekennen. Ter-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 255 Terflond na den doop, komen de gedoopten gekleed wederom in het meergemeld vertrek, waar men hen vermaant, om de verbindtenis van den doop naartekomen. Voor het bedienen van den doop, wordt 'er op dezelfde plaats eene aanfpraak aan de vergadering gedaan, in dewelke reden gegeven wordt van de wyze van dopen, welke men oeffent. De gehele plegtigheid wordt vervolgens met gebeden, dankzeggingen en lofgezangen befloten. Ondertusfchen moeten wy geenfints vergeten te melden, dat de gedoopten hier ter plaats niet aangemerkt worden als leden der gewone Rhynsburgfche vergadering, en als behorende tot het lichaam der Collegianten. Dit echter hebben velen ten onrechte gefteld. Men doopt eikanderen hier alleen tot leden der algemeene Christelyke kerk, en de gedoopten worden geacht, niet meer tot de Rhynsburgfche vergadering, dan tot eenige andere gemeente van Christenen te behoren. In de gewone Collegiën, welke op verfcheidene plaatfen in ons land opgericht zyn, houdt men, in het geven van eene algemeene vryheid om eenig ftichtelyk voorftel te doen, den zelfden voet. Meest overal heeft men de gewoonte, van de fchriften des nieuwen Verbonds, in hunnen famenhang, te verhandelen. Echter beneemt deze order aan niemand de vryheid, om over eenig ander ftichtelyk onderwerp te mogen fpreken. Het lezen, bidden en zingen van pfalmen en geestelyke liederen, welk laatfte fomtyds door één' perfoon alleen, maar doorgaands door de gehele vergadering gezamentlyk gefchiedt, heeft in alle de byeenkomften plaats. Sommige dezer vergaderingen worden eenmaal, anderen tweemalen, en eenige weinigen driemalen ter week  KABINET VAN NEDERLANDSCHE gehouden. Tót het-houden dier vergaderingen, zyn op fommige piaatfen byzondere huizen gefchikt; op anderen piaatfen wederom houdt men de vergaderingen in de kerken of kerkenkamers der doopsgezinden. In Rotterdam plagt men in de kerkenkamer der Remonftranten ook vergadedering te houden, doch dezelven zyn reeds, vele jaren geleden, afgefchaft. Het getal der Collegiën in ons land, zullen mogelyk omtrend twintig zyn. In Holland telt men de meesten. Een der grootfte collegiën is te Amfterdam, waar de Collegianten een weeshuis gefticht hebben, hetwelk in tweën verdeeld, en bekwaam gemaakt is, om wezen, van beiderlye kunne, daarin op te nemen. In een vertrek van •het weeshuis , voor het mannelyk geflacht gefchikt, hetwelk op de keizersgracht over den gewezen fchouwburg uitkomt, worden de vergaderingen des zondags namiddags en des woensdags avonds gehouden. De andere vergaderingen zyn te Rotterdam, Leiden, Haarlem, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Zaandam, Wormen'eer,Krommenie, Westknollendam, en mogelyk nog op eenige andere piaatfen. In de ftad Groningen worden twee collegiën gehouden, het een in eene kerk der Doopsgezinden, en het ander in een byzonder huis. Het getal der collegianten in ons land is niet naauwkeurig te bepalen. De meesten behoren tot andere gezindheden onder de Christenen , welker vergaderingen zy zo wel als die der collegianten blyven bywonen. Men kan dus de collegiën als byeenkomsten van verfcheidene gezindheden aanmerken, en als zodanig fchynt de Rhynsburgfche vergadering reeds over lang by de hoge Overigheid bekend geweest te zyn. Dit mag men op goede gronden vooronderitcllen, uit      en kleefsche oudheden, 257 Uit eene f efolutie der Staten van Holland, in het jaar 1648, welke niet gemeen gemaakt is, doch tot welke men, om iets, wegens de vergadering van allerlei feéten te Rhynsburg gemeld te vinden, gewezen wordt door ed. van zurk, Codex Batayus Tit: Rhyn, §. 1, No. 4, bladz. 963. d e ABTDY van RHYNSBURG, In rhynland. "Wy hebben hier boven op bladz. 230 de verfchiflende benamingen opgegeven, welken Rhynsburg in vroeger tyd by de oudfte en latere gefchiedfchryvers gedragen heeft; wy zullen dezelven hier, by de nafporing van den oorfprong der abtdy, niet weder herhalen, maar alleen aanmerken, dat in eene. zekere kronyk, van het jaar 1437 5 welke met de hand gefchreven is, de abtdy reeds voorkomt onder den naam van Reynsburch. Deze laatfte benaming is veelal door de latere gefchiedfchryvers, zonder eenige merkelyke verandering, nagevolgd. De drieërleie betekenis van het woord Rhynsburg, heeft meestal betrekking op het oud II. deel. R Ro-  25^ KABINET VAN NE D E r l A ND SC h ï Romeinsch gebouw of op de burg, welke eertyds aldaar geftaan, en tot dien naam aanleiding gegeven heeft, of op het dorp van dien naam, of ook op de abtdy welke daar gefticht is; van deze laatfte moeten wy thans fpreken. Sommige fchryvers verfchillen wegens den tyd, waarin deze abtdy gefticht is. Eenigen beweeren, dat dezelve haren aanvang genomen heeft in het jaar 975 , terwyl anderen de ftichting wel anderhalve eeuwen later ftelien. Van zulke eene vroegtydige ftichting in het jaar 975, vindt men gewag gemaakt in eene zekere kronyk, met de hand gefchreven; dezelve begint met den aanvang van het Graaffchap Holland, en eindigt met het jaar 1437; daar men in de bedryven van dirk den II, na het verhaal van zynen ftryd tegen de Friezen, het volgende vindt aangetekend: „ Deze ftride ghefciede, daar nu dat Cloefter „ van Reynsburch ftaat; daar deze Graaf Dleric „ dede maken, drie Jaar na den ftryt ghefciet was. Ende die ftryt gefciede in 't Jaar ons „ Heren IX hondert ende LXXII. Ende als dit Cloefter tot Reynsburch ghetimmert was, zoe ,, dede Graaf Dleric die Nonnen comen tot Reyns„ burch. Ende tot Egmond dede hi Monmcken „ wonen, op dat fi hem bet mochten befcermen „ tegen die Friefen". Uit deze kronyk is naderhand eene andere ontftaan, met een vervolg tot den jare 1477, die in 1478, te Ter Goude by geraart leeu in druk is uitgegeven, met eenige verandering op fommige piaatfen; wordende deze ftryd van Graaf dirk daarin aldus belloten: „ Ende dit was 't Jaar ons „ Heeren IX hondert ende LXXII. ende op die „ zelve ftede, daar nu dat Cloefter tot Rynsburch » ftaat,  en kleefsche oudheden. ZS9 „ ftaat, dat GraafF Dierck dede maacken , drie Jaar na dat hy daar tegen die Vriefen ftreet. „ ende in dat Cloefter dede hy eerft Monnicken 5, vvoonen; maar daarna verzettede hy die Moni-, nicken van Reynsburch, tot Egmont, ende die 5, Nonnen van Egmont dede hy tot Reynsburch 5, comen, om dat zy hem te bedt mogten verwe3, ren tegens die Vriefen". Iets diergelyks wordt mede verhaald indekronyk, die A°. 1480, door jan veldenaar. tot Utrecht is in 't licht gegeven, zeggende: „ Deze ftryt gefchiedde op die feluer flede daar nu dat Cloefter van Reynsborch ftaat, ende was „ in 't Jaar IX. hondert ende LXXII. ende die „ Vriefen worden hem onderdanich. In 't Jaar j, ons Heeren IX. hondert ende'LXXV. ftichte„ de Greue Dirck, ende dede maken dat Cloefter tot Reynsborch, ende zettede daar in Gheefte„ licke Monnicken van Sinté Benedi&us Oerde. 3, Ende daarna verzettede hi die Nonnen van j, Egmont tot Reynsborch, ende zectede die Mon„ nicken van Reynsborch weder tot Egmonde, op „ dat fi bet mochten befchermen haar Cloefter „ teghens die Vriefen, dan die Nonnen, &c'\ In een gefchreven duitsch kronykje, volgens r. scriverius, in zyn oud Batavia, in 't leven van floris den vetten, hoewel de tyd niet aangetekent wordt wanneer hetzelve gefchreven is, leest men ook hetzelfde, doch met verfchil van 't jaar: j, Deze ftrydt van Graaf Diderick de tweede met „ de Vriefen, ghefchiede daar nu het Cloofter si van Rynsburch ftaat, dat deze Graaf Diderick „ dede maacken, drie Jaar na dat die ftryt ghe„ fchiet was. Ende die ftrydt ghefchiede in ,, 't Jaar ons Heeren 1462. Ende als dit }y Cloofter Rynsburch ghetimmert was, zoo Ka „de.  ï60 kabinet van nederlandsche „ dede Graaf Diderick die Nonnen van Egmont ,, comen tot Rynsburch, ende tot Egmont dede „ hy Monnicken comen wonen, op dat zy hem bet mochten befchermen teghen de Vriefen". Buiten deze kronyken, is 'er onzes wetens geen der oude hiftorie-fchryvers, die deze ftichting zo vroeg ftelt. Onder de nieuweren is ons ook niemand voorgekomen, dewelke haar volgt, behalven r. snoyus, die daar over door den edelen Heer j.dousa, in zyn Annahpag. 398 , en door den geleerden p. scriverius, in zyn oud Batavia, in de aantekening by floris den vetten, wydlopig wordt doorgehaald; zeggende deze laatfte onder anderen: „ Hier uyt blykt, „ hoe groffelyk dat Snoyus doolt, die welke zcyt, „ dat dit Cloofter ten tyde van Graaf Diederick „ de tweede omtrent het Jaar 903. ghcfticht „ is, &c. Onze Landsmms Snoyus zoo groffelyk „ te dwalen, ftaat niet te lyden. Liever hoort „ eens wat hy zeyt; zyn quade Latynfche woor„ den luyden aldus: Graaf Diederic de tweede „ in 't Jaar 1402. de Vriefen tot Rynsburch ver„ wonnen hebbende, heeft het Slot, terplaatfe „ daar de flach gefchiet is, op 't derde Jaar daar „ aan volghende, in een Cloofter verandert, „ ende heeft daar Monnicken inghefet van 5/. „ Benedi&us Oorde. Die welcke hy daar naar „ tot Egmondt verzet heeft, brenghende van „ Egmont wederom de Nonnen tot Rynsburch, „ op dat zy van den aanloop der Vriefen dies te j, veiligher zouden moghen zyn, ende bewaart, 3, &c. Wel wie hoorden zyn leven zulcken kal ? / „ Voorwaar 't zyn ongehoorde dinghen. Maar „ onze Meefter heeft dit van zyn zeiven niet. „ Want ik vinde bynaar 't zelfde in cengefchre„ ven DuytfcheChronycxken,&c". (wiensinhoud wy  en klikfsche oudheden. 26l wy zo even hebben gemeld;) Dit zyn de eygen woorden van dat Duytfche Chronycxken. „ Maar 't zyn maar woorden; daar en is geen Waarheydt after. Daarom zal ik van'tverfchil „ der jaaren niet fpreeken, &c". Dus verre de Heere p. scriverius, die in zyn Toetsftcen verder zegt: Immers het Kloofter van Rhynsburg •was op die tyd nog verre te zoeken. Hoedanig nu deze vroegtydige ftichting door Graaf diederik, en het fchry ven van veldenaar, snoyus en anderen, door den geleerden HeerH. van rhyn, verdeedigd worden , zullen wy hier niet ophalen; dit alles kan in de oudheden van Rhynland, in de aantekeningen in folio, pag. 937 en 938, worden nagezien. Ook zullen wy ons met de jaarberekening hier niet ophouden, doordien het duidelyk blykt, dat daarin een misflag begaan is. Daarenboven merken wy in 't voorby gaan aan , dat wy hier het getal en de order der Graven volgen, gelyk dezelve doorgaands gefteld wordt, om onzen lezeren mindere moeite te veroorzaken , hoewel wy het voor het overige volkomen met klaas kolyn houden, gelyk wy zulks hier boven breedvoerig hebben aangetoond. Wanneer men de bewyzen wegens het frichten van het Rhynsburger klooster, door Graaf diederik, hier boven woordelyk ter neder gefteld, naauwkeurig overweegt, zal men duidelyk de misflagen, welken in de tydrekening begaan zyn, onderkennen, en ontdekken dat de fchryvers elkander blindelings hebben uitgefchreven. De grootfte misflag is gefproten uit de kronyk van hetjaar 1437, zynde de oudfte vandevier, welken wy zo even hebben aangehaald, en van welke: de fchryver of uitfehryver waarfchynelyk BenneR 3 brosk  162 kabinet van nederlanbsche broek bad moeten fchry ven voor Rhynsburg; immers heeft Graaf dieder ik de nonnen van Egmond mar Bennebroek verleid; ende monnikken van Bennebroek het klooster te Egmond doen betrekken. Daarenboven zyn de woorden van die fchryvers: Graaf Dieric dede die Nonnen comen tot Reynsburch; ende tot Egmond dede hi Monnicken wonen. De drie volgende fchryvers en navolgers dezer eerfte kronyk, hebben breedvoerig over deze uitdrukking uitgewyd, en denkelyk eenen geheel anderen zin aan de woorden gegeven, dan de eerfte fchryver daaraan gehecht heeft. Want uit de eerfte kronyk kan gene verwiste] ing van monnikken van Rhynsburg naar Egmond, ook gene verwisfeling van nonnen van Egmond naar Rhynsburg afgeleid worden, doordien eigentlyk daarin niet gezegd wordt, van waar de nonnen tot Rhynsburg of de monnikken tot Egmond zouden gekomen zyn. Daarentegen wordt de verplaatfing der nonnen van Egmond naar Bennebroek, 'door de monnikken van Egmond, en voornamentlyk door klaas kolyn, als een onwraakbare getuigen, duidelyk bevestigd, hy zegt in Graaf dirk: mt Bonnen aft; jouöe fe menen/ ï^efte 6? mebe er.berïet ©iJCC ta Einnebruk Qtfet; fiHnöc jett 'er fn/ taat b^öer/ i9Cfe ban Benedictes ®$>tti <êüöt aaf ben JUonnlften coet/ 2eften »e£e/ In obetbloet. En eenige regels verder, zegt hy van a r l i n3>e, s Graven dochter:  EN KLEEFSCHE OUDHEDÏM, 26* «Enöe WI > zynde, zyne misdaadt door geen behoor» lyke boete verbetert, die moet van het fi allerheyligfte Lichaam en bloedt van onzen >, Godt en onzen Heere en Verloffër Jefus Chris„ tus verfteeken worden, en in 't laatfte Oordeel „ een geftrenge ftraffe ondergaan: Maardevree5, de onzes Heeren Jefu Chrifli zy over alle de ïi geene, die de gerechtigheden der gemelde Plaat» zen bewaaren; zoodanig, dat zy alhier de „ vrugten van haare goede werken genieten, en „ hier namaals by den geftrengen Rechter de „ belooninge des eeuwigen vreedes mogen vin), den. Amen! Aldus onderteekent: Ik Inno„ centius, Biffchop der Catholyken Kerke. Ik „ Conradus, Biffchop van Sahma. Ik Gerardus, „ Prieftcr, Kardinaal, onder den Tytel van 't „ H. Kruys te Jeruzalem. Ik Theodeminus, Bis„ fchop van St. Rufina. Ik Albertus, Biffchop „ van Alba. Ik Lucas, Priefter - Kardinaal, on„ der den Tytel van St. Johannes en Paulus. Ik *i Albertus, Biffchop van Hoftia. Ik Ancelmus 3 „ Kardinaal - Priefter van St. Laurens in Lucina. „ Ik Otto, Diaken-Kardinaal van St. Gregorius „ ad velum aureum. Ik Gregorius, Diaken ■ Kar„ dinaal van den Heyligen Engel. Gegeven in » Lateranen, door de handt van Emericus, Dia„ ken-Kardinaal en Kantzelier der H. Roomfche „ Kerke, den laatften dag der Maandt February, „ in de derde Indiftie; in 't Jaar der Menfch„ wordinge des Heeren 1139. en in 't elfde Jaar „ des Pausdoms van onzen Heere Innocentius de tweede". Deze Pausfelyke vergunning is, volgens de getuignis van heda , door heribürïus,  in kleefsche oudheden. 271 Bisfchop van Utrecht, goedgekeurd en bevestigd. De Pausfen, eene zodanige bevallige dochter, gelyk de abtdy van Rhynsburg op eenen zeer hogen prys ftellende, hebben aan dezelve van tyd tot tyd zeer vele bullen, voorrechtbrieven en vergunningen toegevoegd; eene grote menigte van dezelven ftaan by boxhorn, van leeuwen en pars aangetekend, haar toegezonden uit Romen, Avignon en andere hoofdplaatfen van den Pausfelyken ftoel. Doch doordien de abtdy, buiten de bullen en voorrechtbrieven der Pausfen, ook inkomften, landeryen, geld en goed nodig had, om daarvan bchoorlyk te kunnen beftaan, hebben de Graven van Holland haar van tyd tot tyd vorstelyk en milddadig befchonken^ De eerfte ftichteresle, weduwe petRonell a , fchonk aan dezelve niet alleen haar adelyk lusthuis te Rhynsburg, op welks grond de abtdy gebouwd werd, maar vereerde', benevens haren zoon Graaf diederik den zesden, nog daarenboven aan dit gefticht, het dorp en de heerlykheid van Rhynsburg; verfcheidene landeryen, zo omtrend Noordwyk als Helft; het gehele rechtsgebied van het platte land; de tienden te Aalsmeer, en vele andere goederen en voorrechten. Gravinne sophia, weduwe van diederik den VI, op hare -derde bedevaard naar het heilig land, in den jare 1176 overleden, bewees aan deze abtdy mede zeer uitftekende weldaden. Onder vele andere bewyzen van genegenheid, befchonk zy dezelve met 125 ponden; met de goederen van Scyhe en R.yswyker-broke; met 40 ponden op 40 bunderen lands in het land van Grayefand; alsmede met de goederen Van Warmond. Wil-  1?2 kabinet van nederlandsche Willem procurator zwaait haar den grootften lof toe, en getuigt onder anderen, dat zy Gode en menfchen aangenaam, by uitnemendheid milddadig omtrend den armen was, en zich als eene twede dorcas gedroeg, met rokken en klederen voor arme lieden te vervaardigen; eindelyk voegt hy daarby f dat zy de kerk tot Rhynsburg van de grondt heeft opgehaalt, en gelukkig voltimmert. Ditzelfde getuigt melis stoke, zeggende in zyn twede boek, vs. 648: ©le tnonfïer. ban Rensborch me&e 52>eöt ft maften op ban ojonbc/ ©ie noc& fcone fïaet tet tionae: Doordien deze abtdy toenmaals kortlings gefticht en nog maar weinige jaren, ten tyde van sophia , geftaan had, zal melis stoke waarfchynelyk door zyne gezegdens, het verder ophalen en voltrekken der aangevangen gebouwen verftaan. Want dat men daarmede verfcheiden jaren bezig geweest is, blykt niet alleen uit de uitgeftrektheid van het werk, maar ook uit de woorden van willem procurator, welke getuigt, dat de kerk te Rhynsburg, eerst eenige jaren daarna, namentlyk den 6 Nonas van May, in den jare ii83, door Boudewyn, Bisfchop van Utrecht ingewyd Is. Doch flechts eenige dagen na het feest der inwyding., trof deze kerk en de gehele abtdy het verfchrikkelyk lot, van door eenen ysfelyken brand te worden vernield, gelyk de laatstgenoemde fchryver zulks met de volgende woorden te boek ftelt: „ Op den dertienden „ dag na de inwyding der Kerke, is dezelve, benefu fens het Klooster, door een deerlyken brand ver„ teert; en de meeste Nonnen buitens Lands gebragt » worr.  ïn kleefscïie oudheden. 2.73 „ wordende, ftrekten tot een waarachtiggetuygenisfe „ van derzelver ellenden." Deze zal ook waarfchynelyk de oorzaak geweest Zyn, waarom de abtdisfe sophia, dochter van Graaf diederik: den VI, en zuster van Graaf floris den III, het beftier over deze abtdy, in het jaar Ii86, vrywilüg heeft nedergelegd. Doch het gefticht kan niet lang in deszeifs puinhopen zyn leggen gebleven, wanneer men in aanmerking neemt, dat de nicht der eerfte abtdisfe, agnes van Holland, dochter van Graaf floris den III, in hare plaats tot abtdisfe verkoren is, en hadew i c h , mede eene dochter van dirk den zesden, en zuster van sophia, toenmaals nognonnete Rhynsburg was. Diederik de zevende, en Zyne echtgenote aleyd, Graaf en Gravinne van Holland, betoonden mede uitftekende gunsten aan deze Rhynsburger abtdy. Niet alleen bevestigden zy de mildegiften der Gravinne petronella, en van Graaf diederik, haren zoon, maar voegden nog eene menigte andere giften daarby, gelyk zulks blykt uit zekeren brief van hetjaar 1199, zynde van den volgenden inhoud: „ In den Naame der Heylige en onverdeelbaaDrie-eenigheit! Allen Geloovigen in Chrifto, zoo wel toekomende als tegenwoordige, zy „ hiermeede kennelyk, dat Ik DIEDERIK, ,, door de genaade Gods Graaf van Holland, en „ ALEYDT, Gravinne, de giften, welke de Eerwaardige Petronella, Gravinne van Holland, „ en Diderik, derzelver Zoone, aan de Kerke „ van de H. Maria te Rhynsburg tot een eeuwi„ ge bezittinge hebben opgedraagen, bevefti. „ gen, en tegens alle tegen fpr eekingen van onze „ Nazaaten, met het onderdrukken van ons Zee- II. deel. S „ géi  174 lf ABINET VAN NEDE RLANDSCHE „ gel hebben verzeekert; zynde derzelver be„ fchryvinge als volgt: Het Dorp Rhynsburg „ zelve en haare Gerechtigheden in het zelve-; in het Dorp genaamt Nortghe, neegen Erven en een half, insgelyks met al haar recht, be,, halven dat derzelver bcwoonders het vyfde „ gedeelte der Beede van den Graaf in Nortghe ,, moeten betaalen; in zeeker Land, genaamt j, Lede, zes Manzen, dat is Hoven; endrieMan,, zen in Delf, met zulk recht, dat de bedien- dens Van den Graaf, in dezelve woonende, „ de Beeden van den Graaf zullen betaalen, doch de Kinderen daar op woonende zullen alleen „ aan de Kerke verantwoorden: Daarenboven, het geheele Land en 't Rechtsgebied van Als,, meer, en 't Rechtsgebied 't welke zy daarhad„ den; als meede alle de Thienden der Landen, „ hebben zy tot een eeuwigduurende bezitting e „ opgedragen. Doch Ik, Graaf Diederik, Zoon „ van de Gravinne Ada, beneffens de Gravinne „ Aleyd, myne Huysvrouwe , tot laaveniffè „ onzer zielen, ten voordeele van de Kerke van „ Rhynsburg willende voorzien, hebben tot ver„ wiffelinge, en in vergeldinge van de Landen „ en 't Rechtsgebied van Alsmeer, het Land in „ Walcheren; 't welken ons in eygendom toebc- hoorde, te weten twee hondert en vyftig „ (Menzuras) Gemeeten, aan de voornoemde „ Kerke onveranderlyk opgedraagen; dewelke „ ik van alle Beede des Graafs en aanrandinge „ der omleggende vry verklaare, en met het on„ derdrukken van ons Zeegel, deze vrydom voor „ eeuwig beveftige. Getuigen hier van zyn, de „ Gravinne Ada, haar Zoon Floris, Hugo van „ Voorne, Nicolaas van Haarlem, Ar noldus, (Da. „ piferj Spysdraager, Hendrik delfelfsBroeder, Dirk  jen kleefsche oudheden. $."!§ Dirk Bertholdus, Barfhohmeiis van Voorne , " Floris de Schenker, Willem van Egmond, Giflc" rus van Kerhverf, Tiederik Neveke. Aldus ge- daan, in den Jaare der Menfchwordingeonzes \ Heeren duyzend een hondert negen en negen- tig, onder de Regeeringe van Hendrik, den Roomfchen Keyzer en Koning van Sicilien; Di„ derik, Biffchop van Utrecht voorzittende . Déze handvest, een der oudfte welke in Holland nog aanwezig is, gefchreven op pergamènt in de Latynfche taal, berust nog hedendaagsch zuiver en zaaf onder de archiven der Rhynsburgfche abtdy. Aan deze handvest is gehecht een zegel, gedrukt in blinkend bruin-rood wasch, hangende aan eene rode zyde ftreng, van enkelde te faam vergaderde draden, verbeeldende de Graaf te paard gezeten, met het zwaard in de rechterhand , en een driekant fchild en wapen voor de borst'; de draden zyn kruislings op de Plike door* eeftoken; het wapen op het fchild is, door de langheid van tyd, onzichtbaar geworden, gelyk ook gedeeltelyk de beeldtenis van den Graaf te paard; doch de volgende letteren van het om* fchrift zyn volkomen leesbaar -.theodoricus dei gracia hollandensium comes; dat is: diederik, door Gods genade, Graaf der Hollanderen. Het wasch zelf, is dikker dan een duim, en met eene foort van geel vernis overdekt, waardoor de nette beeldtenis van het afdrukfe. wel bedorven, maar het wasch zelf ieter bewaard is. Deze aantekening en befchryving van dit zegel, hebben wy ontleend uit de keurige aanmerkingen van den geleerden Heer p. van der schelling, te vinden in zyn doorwrocht werk over het Tiendrecht. Insgelyks hebben de voornoemde Graaf en S 2 dra»  »7<$ kabinet van nedek.landsche Gravinne de milde giften van wylen de Gravinne weduwe sophia, in den jare 1200, in den volgenden brief bevestigd: „ Ik DIEDERIK, door Godts genaadeGraaf, „ en A. (of Aleydt,) myne Huysvrouwe, Gra„ vinne van Hollandt, maaken bekendt, zoowel „ aan de tegenwoordige, als aan de nazaaten. Dat de Goederen, welke Sophia, eertydts „ Gravinne van Hollandt, zaaliger gedagteniffe, » aan de Kerk van Rhynsburg mildtdaadig heeft 3> heeft gegeven; te weten CXXV. Ponden, en » de Goederen van Scyhe; ook de Goederen van » Riswikerbroke, en XL. Ponden op XL. Bun» deren (Jugera) Landts, in 't Landt, 't welke »> genoemt werdt 's Gravenfandt; en de Goederen » van Wormonde; Wy ook, gelyk meede onze >, Oom Otto Graaf van Bentheni, en defzelfsSusj» ter, de Abdiffe Sophia, voor de Ziele van de „ voorgemelde Gravinne Sophia, en van Graaf » Diederik haaren Man, en voor de zielenzyner », Kinderen, en van alle nazaaten, zoo wel van „ haar, als van ons; aan de voornoemde Kerke » door onze handen beveiligen; op die voor„ waarde, dat zy deze Goederen in Aalmoefen >, behouden, met onzen raadt en van onzen Oom » Graaf Otto voorgemeldt; en op dat deze din3, gen vaft en zeeker mogen biyven, hebben wy „ dezen Brief met ons Zeegel beveiligt. Getuy5> gen daar van zyn deze, Boudewyn van HalthS' >> na, Hugo van Voornc, Symon van Herlehem^ » Willem van Teylingen , Arnoldus (Dapifer-^ „ Spys-draager, Johannes van Ryswyk. Gegeven „ tot Leythen, in den Jaare M. CC. op de XII. „ Kalend van Septemb. de Maane acht daagen „ oudt zvnde". Beze brief is door boxhorn, zo wel in de  EN «lebfsche oudheden. 277 Latynfche als Duitfche uitgave, door eenen mis. flag öp het jaar 1212 gefteld; daar hy ondertusfchen op het jaar 1200 moest gefteld worden , gelyk in den brief, hier boven geplaatst, gemeld ftaat, en uit het register der archiven vanRhyns* burg duidelyk blykt. Daarenboven is Graaf diederik den zevenden reeds in het jaar 1203 overleden. Waarfchynelyk is deze misflag door den drukker van den Latynfchen text veroorzaakt, door het jaargetal MCC met den dag van XII Kalend, zonder fcheidingsteken aan elkander te voegen, en hetwelk door den vertaler in het Nederduitsch niet aangemerkt en verbeterd is. Willem de eerfte, Graaf van Holland, wiens dochter ada van Holland, abtdisfe van Rhynsburg geweest is, heeft, behalven de gunsten, door zynen broeder Graaf diederik aan de abtdy verleend, haar, in hetjaar 1213, onthe. ven van alle lasten, beden en fchattingen, aan Holland toebehorende, op honderd gemeten land , gelegen onder het ambagt van Oost-Kapelle; aldus luidt deswegens zyn brief: ,, In den Naame des Vaders, des Zoons, en „ des Heyligen Geeftes, Amen! Ik WILLEM, „ Graaf van Hollandt, maake hier mede bekendt, „ zoo wel aan de tegenwoordige , als toeko„ mende, dat ik, voorzien willende omtrent „ de zaaligheid myner ziele , die van myne „ Huysvrouwe, gelyk meede van onze Kinde„ ren; hondert gemeeten Lands, geleegen in 't „ Ambagt van Ooftkapelle, toebehoorende de „ Kerke van St. Maria te Rhynsburg, van alle „ lafte van beedinge, en van alle andere befwaa. ringe van fchattinge, zoo verre zulks onder onder het Recht van Holland is behoorende, „ geheel hebbe bevryd en ontflaagen, tot in der S 3 „ Eeu-  «?8 kabinet van nederlandsche » Eeuwigheid; buyten dat Landt, 't welke myn •> Broeder Graaf Diederkk op dezelve wyze aan » die Kerke heeft vry gegeven. Dog op dat dit » myn bedryf vaft en onverbreekelyk onderhou. » den worde, heb ik gewilt, dat men dezen te» genwoordigen Brief met het getuigenifiè my>» nes Zeegels, en de befcherminge van Getuigen » zoude beveiligen. Dit zyn de Naamen der «* Getuygen ten overftaan van welke de onderst teekeningen gefchiet is: Pietervan den Duynen, » Daniël van Tholan, Pieter van Middelbaren, 33 Abten; Hugo van Voorne, Godfrid van Breda, » Willem van Ryswy'k, Dirk van Teylinge, Jacob, •>■> Kaftelleyn van Leyden, Willem van Koudekerk, v Wouter van Cruninge, Gillis van Sabbinge, Si" mon Nevekin. Gedaan in 't Jaar der Menfch » wordinge des Heeren, een duyzent twee hon3» dert en dertien, in de Maand van December. j» Gegeven door de handen van mynen Schryver -» te Middelburg". Deze honderd gemeten lands, zyn, op dezelfde wyze, door ferdinand en johanna, Graaf en Gravinne van Vlaanderen, mede van alle belasting ontheven, voor zo verre dezelve het recht van Vlaanderen betrof; alles volgens eenen verzegelden brief, gegeven des maandags voor Christi geboorte, in hetjaar 1213. Volgens den onderftaanden brief, heeft ook voorgemelde willem de eer/Ie, Graaf van Hol' land, in het jaar 1222, aan de abtdy vmRfiynS' burg zekere renten vermaakt, om daardoor zyne heerlykheid van Boskoop, van den Heer gysïrecht van amstel, vry tekopen, en dezelve met alle rechten en inkomften, van al het gezaaide en ongezaaide, voor eeuwig in eigendom aan het klooster te fchenken, « In  2 N KLEETSCHE OUDHEDEN. v In den Naame der Heylige en onverdeelde „ Drie-Eenigheit! Ik WIL L E M, door Godts 'genaade Graaf van Holland, heb hier meede , een iegelyk willen te kennen geven, zoowel „' tegenwoordige als toekomende. Dat ik tot een Hulp-middel voor myne ziele, en die van myne Voor-Ouders, aan de Kerke van de H. Maria te Rynsburg hebbe aangeweefen, „ hondert Ponden, te ontfangen uyt onze eerfte „ inkomften in Delf, en in Pinacker, en in „ Maasland, en in Flerdlinc; op deze wyze, „ dat 'er in het eerfte Jaar zal betaalt worden „ vyftig Ponden, en in het tweede Jaar vyftig. „ Met deze voorzeyde hondert Ponden, zal de „ Abdiffe onze Goederen in Buckefcop we„ derom koopen, van den Heere Gy siert van „ Aemftel, tot eygendom van haar Kloofter; en „ zalze het zelve Kloofter van Rhynsburg ineeu„ wigheid bezitten, met volkomen regt, gelyk ,, dezelve by ons en onze Voor-Ouders zyn bezeeten. Daarenboven zal Mevrouwe de Abdiffe aan de Zoonen van den Heere Egbertvan „ Jemftel betaalen , vyftig Ponden; en alzoo „ zal het voorzeyde Kloofter van Rhynsburg, ,, alle Regten en Inkomften in Buckefcop, zoo „ wel van het gezaayde, als ongezaayde eeuwig„ lyk genieten. Dog voor deze Aalmoefen zal '„ Mevrouwe de Abdiffe een Priefter aanftellen, aan een byzonderen Altaar, om dienft te doen , „ ter gedagteniffe van ons, van onze Huysvrou. „ we Aleidis, en van Onze Voor-Ouders. Op „ dat dit ons reedelyk bedryf vaft en verzeekert „ zoude blyven, en onver breekelyk by onze „ Nazaaten onderhouden worden, zoo hebben „ wy dit tegenwoordige gefchrift met ons Zeegel „ doen beveftigen. Gedaan in 't Jaar der GenaaS 4 » de  280 kabinet van ne d e rl a nds oh e „ de M. CC. XXII. Onder den Ban van deze „ zaaken zyn Getuygen, de Abt van Egmont» ,, Terekimss Monnik, Gerardus Deeken van Ken„ mcrlandt, Willem Deeken van Rhynlandt; Wil„ hm Perzoon van Föorholt, Hendrik van Norge, „ Alben Kapellaan , Priefters: En Leeken , „ Maria Gravinne , Isbrandus , Bartholomeus , „ Jbeloc vmHarlem, Dirk van Wasnar, Jacobus „ Kaftelleyn, Willem van Egmond, beneffens „ veel meer andere". Alyd, eerfte echtgenote van den Graaf willem den eerften van Holland, vereerde aan de kerk van Rhynsburg een gouden kruis, hetwelk gezegd wordt, den Ridder woutervanpersyn onder het bidden in handen gekomen te zyn. Daarenboven.vermaakte deze Gravin eene grote hoeveelheid boter, welke zy jaarlyks, ten behoeve van den keuken aldaar, deed leveren. Maria, twede echtgenote en weduwe van Graaf willem, fchonk jn hetjaar 1223 eenige renten en inkomften aan deze abtdy, tot het houden van zielmisfen voor den overleden Graaf, gelyk de nevensgaande brief dit aantoont: „ Ik MARIA, eertyds Gravinne van Hol- land, heb hier meede aan een iegelyk, zoo wel „ toekomende, als tegenwoordige willen bekend maaken: Dat ik, tot een hulpmiddel voor de „ Ziele van mynen Man, Godvrugtiger gedag„ tenilfe, WILLEM, eeityds Graaf van „ Holland, gehouden zal zyn, binnen twee Jaa„ ren vyftig Ponden Hollandfch te betaalen, om „ daar voor Renten te verkrygen voor de Kerke „ van St. Maria te Rynsburg; en voornamentlylc. „ daar toe, op dat op zeeker Altaar, aan de „ voeten van deszeifs Graf opgeregt, alle daa» g^n, ais het gccferlooft is, en gewoonlyk  en kleefsche oudheden. 28l „ plagte te gefchieden, voor hem eene Miffe ,, gedaan zal worden, voor de overleedene Ge5, loovige; alsook, tot dat ik dezelve volkomen voldaan zal hebben, dat ik Jaarlyks, op den „ dag der Geboorte des Heeren, aan de voor,, noemde Kerke, vyf Ponden van dezelve Mun3, te zal verfchuldigt zyn te betaalen. Ter ge3) dagteniffe en beveftiginge van deze dingen, 5, heb ik dezen Brief met het aanhangen van myn,, Zegel, en door de ondergefchrevene Getuy. „ gen verzeekert. Het Zeegel van Floris, Graaf ,, van Holland, Willem van Thelingen, Philip vati 3, Wasfenere, Maartenvan Monfler, Schildknaap, ,, &c. Meefter Hendrik van Steen, Canonnyk van ,, Brugge,- en veele andere, zoo wel Gheeftely. „ ke, als Wereldlyke. Gedaan tot Rhynsburch, „ in de tegenwoordigheid van de Abdiffe Emeffd, „ en van het Capittel te Rhynsburg, in 't Jaar „ der Genaade M. CC. XXIII. in de Maand In het toneel van Holland, door boxhors befchreven, vindt men dezen brief gedagtekend in hetjaar 1213; doch dat dit jaargetal te onrecht voor dat van 1223 gefteld is, blykt uit de archiven van de abtdy van Rhynsburg, in het register vermeld. Daarenboven heeft Graaf willem nog tot op hetjaar 1223 geleefd, en deze brief is eerst na deszeifs dood uitgegeven. Floris de vierde, Graaf van Holland, heeft in het jaar 1223 niet alleen het eigendom van Boskoop aan de abtdisfe van Rhynsburg erkend, maar dezelve ook van den Moordrechtfchen tol ontheven en vry verklaard, ingevolge deze opene brief: „ FLORIS, Graaf van Holland, aan alle, s, die dezen tegenwoordigen Brief zullen zien, S s „Heyl !  282 KABINET VAN Nederlandsche Heyl! Dat uw geheele Gemeynte weete, dat ,, wy alle Mannen, woonende tot Rhynsburg en ,, tot Buecfcoep, die aan de Abdiffe en het Kloo,, fier van Rhynsburg toebehooren, van nu voorf> taan hebben goedt bevonden te bevryden, 5, van alle Schattinge des Tolls, aan ons TollHuys te Moerdrecht, van alle de dingen en goederen, die zy daar voorby voeren, 't zy ,, datze dezelve willigen beefigen, of aan haare s, eygene huyzen gebruyken. Dog wanneer zy eenige dezer goederen daar voorby voeren om 3, ze te verkoopen, als den willen wy, dat zy 3, van deze goederen gehouden zullen zyn den „ behoorlyken Toll te betaalen. Tot getuige5, niffe van dien, hebben wy het tegenwoordige „ Gefchrift met ons Zeegel doen beveiligen. Gegeven in het Jaar des Heeren M. CC. XXIII. 3, 'sDonderdaags na de onthoofdingevanS/.^rf» 5, den Dooper." Dezelfde Graaf floris bevestigde Ao. 1232 de gifte van zyne ftiefrnoeder vrouwe maria, weduwe van Graaf willem den eerften, van vyf ponden Jaarlyksch, aanwyzende waaruit, en waar dezelven zouden betaald worden, in dezen brief: „ Ik FLORIS, Graaf van Holland, maake „ hier meede bekend, aan een iegelyk, die dezen „ Brief zullen zien: Dat ik hier meede verzee„ kere en beveiligen, de Gifte, welke Mevrou. 3, we Maria eertyds (Imperatrix,) Heerfchter, „ aan de Abdiffe en het Kloofter van St. Maria ,» te Rhynsburg heeft gegeven; te weten, vyf „ Ponden Jaarlyks; twee tot een Pitantie voor „ de Jonkvrouwen, en drie Ponden voor eer» „ Ziel-Miffe op den dag van Poncianus; ter goe„ der gedagteniffe van mynen Vader, Willem Graaf van Holland; en zullen de gemelde vyf „ Pon-  en k l e ET s c h e oudheden. a8j „ Ponden Jaarlyks ontfangen worden, in'tAm„ bacht van Dordrecht, 'twelkegemeenlyk ócraf„ ambacht werd genoemt, op het getuigeniffe „ van dezen tegenwoordigen Brief. Gegeven „ in het Jaar der Genaade M. CC. XXXII. tot „ Leyden, den eerften Zondag na St. Matthysm dag". Gerard van amstel, Schildknaap, heeft by een openbaren brief, A°. 1233, verklaard, gereed te zyn, de verpande goederen van Boskoop, tegens betaalinge van de daar op gefchotene penningen, volgends makinge van Graaf willem den eerften, in hetjaar 1222, aan de abtdy van Rhynsburg over te geven, luidende aldus: ,, Aan de Eerwaardige Mevrouwen \x\Chriftoï „ E. (dat is Emefta;) en A. (dat is Ada;) Zus„ ter van den Heere Grave, Nonne, en aan het „ gantfche Kloofter in Rhynsburg, G. (dat is „ Gerrit,~) Schildknaape van Ameftelle, onze „ groeteniffe, en gebeeden in den Heere! Gy „ zult weten ons aangenaam te zyn, datgy, tot „ gebruik der Kerke, de Goederen van Bucki„ fcope moet lolfen; en om van die Goederen „ afftand te doen, hebben wy van onzentwegen „ aangeftelt tot Buckifcope, den vertoonder de„ zes Menzo yanWefepe; zullende voor welgedaan „ houden, 't geene dezelve M. (dat is Menzo,) „ omtrent de voorgemelde Goederen onzentwe„ gen zal doen; mits gy van onzentwegen.... „ Ponden Hollandfch Geld, voor de loflïngedier „ Goederen betaalt; om welke Penningen van on- zentwegen te ontfangen, hebben wy den zeiven s, M. (of Menzo,~) gevolmachtigt; entotgetuy„ geniflè zult gy deze tegenwoordige Brieven j, bewaaren, tot dat wy, in de tegenwoordig. ,, heit  4^4 KABINET VAN NEDERLANDSCHE n van den Heere Grave van Holland, perfooni» lyk van die Goederen hebben afftand gedaan. >, Gegeven te Nardinc. Gedaan in 't jaar des ,i Heeren M. CC. XXXIII. den IV. Idus van »> February". Willem de tweede, Graaf van Holland, daarna tot Roomsch Koning en Keizer verkoren zynde; begiftigde deze abtdy in den jare 1236, met de grote en kleine tienden van Rhynsburg en Oestgeest, met den volgenden brief: ,, In den Naame der Heyligen Drie-eenigheit. „ Ik WILLEM, Vooght van Holland, maak„ hier meede aan een iegelyk bekend, zoowel ,, tegenwoordige, als toekomende: Dat ik aan „ de Abtdiffe en 't Kloofter der Kerke van de H. Maria in Rhynsburg gegeven hcbbe, alle „ de Goederen, of de Erffcniffe, dewelke door. ,, den dood van het kind Imma en Gillis, op het kind Willem, Zoon van mynen beminden Broe-. „ der Floris, eertyds Graaf van Holland, zyn ,, verftorven; te weten, de Groote en Kleyne „ Thiendens, wiens helft de voorgemelde Gillis „ tot leen bezit; leggende de voornoemde Thien- densvanRattenveltNoordwaarts, totinRhyns» 3, burg. Daarenboven ook in Qsgefi de Groote ,, en Kleyne Thiendens, met haar toebehooren, ,, van de plaats genaamt Molencamp Noordwaarts „ ftrekkende. Voor deze voorzeyde Goederen ,, nu, hebben dAbdiffe en 't Convent van 't „ gemelde Kloofter afftand gedaan, van de In,, komften van XII Ponden in Pinaker, en VI. ,, in Harlem; ook daarenboven noch van LIV. Ponden, welke de voornoemde F. (ofFloris „ Godvrugtigcr gedachteniffe , eertyds Graaf „ van Holland, en myn beminde Broeder, aan. ,, 't Convent in RJiynsburg fchuldig was. Alle ,, dc-  en kle2fsche oudheden. 285 ■„ deze dingen, die wy beloven, zyn opentlyk „ beveftigt, met de hand van het kind W. (of „ Willem,) Zoon van F. (of Florus,) eertyds „ Graaf, en myn Broeder; gelyk ook met raad 1f en toeftemminge van de Edele en wyze Man„ nen, Onderzaaten van 't Graaffchap van Hol„ land. En ten dien eynde alles, 't geen 'er belooft is, van kracht zy, en een eeuwige „ vaftigheit erlange, heb ik het tegenwoordige j, Gefchrift opgeftelt, het zelve met myn Zeegel ., beveiligende, gelyk ook met dat van andere 5, Edele van Holland, te weten: Willem van „ Theilingen, Nicolaas Perfyn, Wouter van Haarj, km, Diederik van Warnar, en Nicolaas van ,, Putten. Van deze zaake zyn ook Getuygen „ Simon van Vrbe, (mogelyk Burch of Vrhe;^ „ Willem en Gerrit van Northeke, Diederik van „ Alkemade, Gy siert Zwart, en veele andere. Gegeven in het Jaar der Genaade M. CC. „ XXXVI. den VI. Idus van January, tot Leyden'. Aleyd, Gravinne van Henegouwen, zuster van den Roomfchen Koning willem, begunstigde in het jaar 1260, als voogdesfe over deszelfs zoon floris den V, de abtby, by verwisfeling, met de grote en kleine tienden in Waddingen by Leiden, en fchonk daarenboven aan dezelve, de vryheid van tollen in Ntemands-vriend, toenmaals het voornaamst Graaflyk tolhuis in Zuid-Holland, met den volgenden brief: „ Ik ALEYDT, eertyds Huysvrouwe van „ jan van Avesnes, Voogdinne van Holland en „ Zeeland, aan alle Geloovige in Chriflo, zoo „ wel tegenwoordige, als toekomende, die dit ,, tegenwoordige Gefchrift zullen zien, eeuwige Zaaligheit in den Heere! Nademaal Mevrouwe „ M. (of i¥órn'a,)roemruchtigerGedachteniffe, „ eer-  fiSö KABINET VAN NEDERLANDSCHï m eertyds Roomfche Keyzerinne, onze Moeye, >, tot vermeerderinge en Zaaligheit der doorluch. », tige Gedachteniffe van haarenMan, W. (of „ Willem f) Graaf van Holland, onzen Oom, » in het Ambacht van Dordrecht, 't welke ge» meenlyk Scrode - Ambacht werd genoemt, aan de Abdiffe en 't Convent van 't Kloofter in » Rhynsburg, vyf ponden Hollandfch alle Jaaren zoude gegeven hebben; en't welk onze Vader, „ Graaf Floris, goeder gedachtenifle , zoude u goed-gevonden hehben te beveiligen; en dat „ ook het voorzeyde Kloofter, te weten in Bo9» garden, van het Graaffchap van Holland, Jaar„ lyks twee Ponden ten Aalmtoefe eeuwiglyk „ zoude genieten; maar wy goed gevonden heb„ ben, de voorzeyde vyf en twee Ponden, by „ verwiffeling, tot gebruyk van onzen eerwaar„ gen cn allerliefften Bloed-vriend Floris, Erf„ genaam van Holland, hem toe te voegen: „ Dierhalven willen wy, dat een iegelyk bekend „ zy, dat wy, zoo wel tot herftellinge van de „ voorgemelde inkomften, tot een hulpmiddel „ voor de Zielen van onzen Heere en Broeder „ W. (of Willem,') Zaaliger gedagteniffe, den „ Doorl. Roomfchen Koning; als meede voor de „ Zaligheid der Zielen van Jan van Avesnes, on„ zen allerliefften Man; ook tot vermeerderinge „ van onze eygene Zaaligheid, en die van de „ andere onze Voorzaaten; aan het voornoemde „ Kloofter, d'Abdifle en't Convent, deThien„ dens in Wandingen, zig uitftrekkende tuffchen „ Leyden en DodinJlanet zoo wel de Groote, als „ de Kleyne, het Graaffchap van Holland toe„ behoorende, voor eeuwig afftaan en overge„ ven; willende, dat het voorgemelde Convent, 3, met waakingen, kaftydingen en onthoudinge » va»  IN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 287 „ van Wyn, alle Jaaren de Gedagteniffe der hjter „ vooren gemelde zal vieren, willende haar ,,, daarenboven een byzondere gunft bewyzen, ,, geven en fchenken wy haar daarenboven, dat „ zy vryelyk en geruft, met wyn en vruchten, i> ook alle andere dingen, het gemelde Kloofter >» toebehoorende, voorby hetToll-huis van Nie» mantsvrinth zullen mogen vaaren, zonder eeni„ ge fchattinge te geven. De getuigen, die by „ deze Gifte tegenwoordig waren, zyngeweeft, „ Mevrouwe Elifabeth, eerwaardige Koninginne j •1 Mevrouwe Macht elt, onze Moeder, Gravinne f, van HollandHeere Dirk vanTeylingen, Heere Willem van Br ederode, en veel meer andere Édelen, welke by deze Gifte tegenwoordig », waren. Tot getuygeniffe dezer zaake, heb ik t, het tegenwoordige Gefchrift bevoolen daarna „ op te ftellen, en met ons Zeegel te beveftigen. m Gegeven te Rhynsburg, in den Jaare des Heeren „ M. CC. LX. den vierden dag na den Feeftdag „ van St. Denys, in de Maand van Oclober". • De Heer boxhorn heeft by dezen brief aangemerkt, dat hier door vrouwe maria verftaan moet worden, de gemalin van Graaf willem den eerften, welke door de monnikken, op het horen, dat zy imperatrix (dat is Heerfcheresfe~) genoemd werd, voor eene andere vrouwe, en waarfchynelyk voor de gemalinne van den Roomsch Koning willem^ twcden gehouden, haar den naam van Roomfche Keizerinne toegevoegd hebben, welke tytel daarna, by misflag van den fchryver, in den text is ingeflopen. Graaf floris de vyf de heeft aan de abtdy, in het jaar 1275, niet alleen al het veenland, Gere genaamd, en in Kalftagen, Aalsmeer en Vriefekoop gelegen, in vollen eigendom vereerd, maar  2SS KABINET VAN NEDERLAMDSCHE maar tevens dit gefticht met al deszeifs toebehoren , in zyne byzondere befcherming genomen, gelyk zulks duidelyk blykt uit den volgenden brief: „ Wy F L O RIS, Graaf van Holland, bekenM nen door den inhoud van dezen, en betuygen, „ dat wy ten beften van de Zielen onzer Voor„ vaderen, de Graven van Holland, enbyaldien » wy mogelyk aan 't Kloofter te Rhynsburg iets ft fchuldig waren, uit hoofde van Legaaten, die », haar van d'onze op haar fterf bedde mogten » zyn gemaakt; tot vergoedinge van deze alle, » aan het zelve Kloofter, alle de Veenlanden, » die gemeenlyk Gere worden genoemt, geleegen »> in Calve/lo, Alsmar ewVriefencop, totAllodiaa» le goederen, en in volkomen eygendomover. geven, beveftigen, enmildtdaadigaanwyzen; j, beloovende aan het voornoemde Kloofter en „ aan de Perfoonen in het zelve den Schepper 5, van alles dienende, dat wy haar in de voorm gemelde Goederen, en in derzelver gerufte p, bezittinge; beneffens alle andere Goederen ,> die in Holland of in Zeeland zyn geleegen, die s» regtveerdig en wettig zyn verkreegen, en die ». zy zedert een geruimen tyd herwaards, onder » een wettige naam van eygendom hebben be>» zeeten, zullen handhaven, en tegens alle Te* >■> genftrevers manhaftig verdeedigen; het voor i, zcyde Kloofter, met alle deszeifs Perfoonen 55 gezamentlyk onder onze befcherminge en ge55 leyde nemende ; hebbende tot getuygenifle :> deze tegenwoordige Brieven verleent. Gege55 ven op den Feeftdag van Sr. Grifpinus en 55 Crifpinianus, in 't Jaar des Heeren M. CC. „ LXXV". Deze en vele andere brieven, ftrekten toteeq  " en kléeesché oudheden. -28.9 fontegenfpreeklyk bewys , dat de abtdy van Rhynsburg, om dus te fpreken, de fpeelpop der Graven en Gravinnen van Holland geweest is;, alsmede; dat zy, geduurende den eerften en oudften Graaflyken ftam , die met het overlyden van Graaf jan den eerlien is uitgeftorven, talloze weldaden van deze edelen heeft ontfangen; dat zy voor het grootse gedeelte uit de liefdegaven der adelyke geflachten gegrondvest, en daardoor eindelyk tot eene zo verbazende hoogte geftegen is, dat Van dezelve gezegd werd, foo fouverein en vry te zytij dat zy van niemand! leenroerig was, en van Godt en de fonne releveerde. Daarom fehreven ook de abtdisfen en vrouwen van Rhynsburg altoos: Jk by de genade Gods. Ja zelfs de priores- fen, eenen graad lager in rang dan de eerstgenoemden, voerden denzelfden tytel, gelyk onder anderen blykt uit dezen volgenden brief: „ Ik geysavan campen, tót Rhynsburg, „ by der gehengenisfe Godts, Prioresfe &c. doé condt &c. dat ik opgeve onzer Abtdisfe , en11 de den Convente van Rynsburg, al alfulcke ,, Leen ende Thiende, als Katryn, mynre fuster „ was, ende mynre, fo waer 't gelegen is in „ Zeelant. Aclum Anno 1308." Deze adelyke, ryke, deftige én aanzienlykë abtdy, muntte uit boven alle andere geestelyké geftichten van het gehele land. Door giften, en ook vervolgens gedeeltelyk door inkoop, was zy meestresfe geworden van eene talloze menigte vaste goederen, dorpen, landeryen, huizen, tiendens, renten, erfpagten, Visfcheryen, en andere inkomften, geregtigheden, vrydommen enz. Van dit alles waren blafferts en registers, betreffende de opftallen, iroffteden en erf huuren, in eigendom toekomeixle aan dé II. deei« T abÉ*  2QO KABINET VAN NEDERLANDsCHE abtdy, facristy, pastory enz. De opftallenvan deze abtdy binnen Rhynsburg waren verdeeld in vier vierendeelen, genaamd'het dorp- kamp- koeftraat- en Grieken-vierendeel; een ander gedeelte werd genaamd de oude Vliet. Ook werd 'er register gehouden van deopftallen, gelegen binnen Leiden, Leiderdorp, Wasfenaar, Katwyk, Noordwyk, Oestgeest, Voorhout, Sasfenheim, Warmond, Zoeterwoude, Kaag, Lis, Niemvevcen en Vrouwerecht. Men had 'er van 'sgelyken eene blaffert der hoffteê - hoenders, voor de keuken der abtdy. Uit dit weinige, hetwelk wy hier opgetekend hebben , kan men ten naasten by een denkbeeld vormen, welke lommen alle diergelyke inkomften bedragen hebben , voornamentlyk, wanneer men die over alle de bezittingen dezer abtdy, door het gehele land verfpreid, narekent. Van daar ook, dat de Heer a. pars betuigt, dat hy van perfonen des kundig de inkomften dezer abtdy op honderd-duizend guldens jaarlyksch heeft horen begroten. E)e abtdisfe, doorgaands hare Hoogheid, ten minften altoos Mevrouwe genaamd, bezat verfcheidene heerlykheden, met hoog, laag en middelbaar rechtsgebied; zy begaf alle hoge en lage ampten in dezelven, en voerde geestelyké en waereldlyke en zelfs hoge rechtsdwang. Zy bezat verfcheidene zeldzame privilegiën en vry. heden, fommigen van welken wy reeds hebben aangehaald. Ook was zy vry van alle gemeene lands contributiën, beden en fchattingen, welken de Prins van het land kon eisfehen , en zelfs van die genen , welken de Ridders en edelen verpligt waren op te brengen. De Stadhouder of Fiskaal van-Holland had geen zweem van recht in deze heerlykheid, cn vermogt niet eenig mis- da-  en kleëeschè oudheden* i$t dadiger in dezelve te vervolgen. Tot zo verre zelfs ftrekten de voorrechten der abtdisfen zich Uit, dat zy het recht van gratie, kwytfchelding en pardon mogt verlenen aan den genen, wien het haar goeddacht. De abtdisfen tekenden zich, in opentlyke brieven en gefchriften: abtdisfe en vrouwe van Rhyns. lurgh, Boskoop, Akkersdyk en de Venne &C. De laatstgemelde plaats is eigentlyk eene buurt, gelegen in het lage land achter het weideland, tusfchen Warmond en Alkemade, en behorende onder de civiele Jurisdictie van Rhynsburg. Onder hare crimineele Jurisdictie behoorde Rhynsburg, Boskoop, Akkersdyk en Vrouwen Venne, en deze vierfchaar beftond uit vyf welgeboren mannen van Rhynsburg, vier van Boskoop en twee vafl Akkersdyk. Van hare oprechting af, werd deze beroemdfte abtdy van ons land, naar vele adelyke en veel betekenende, alsmede naar vele geestelyké grondwetten beftierd. Verfcheiden van dezelven worden opgeteld in zekere bulle, van Paus alexan. der den derden, gegeven te Rome, den 8 maart van het jaar 1499. Onder anderen had men 'er de volgende: dat het, federt onheuchelyke-tyden, de gewoonte geweest was, dat de Bisfchop van Utrecht in der tyd het recht bezat. om de verkiezing der abtdisfe te bevestigen; alsmede, om het klooster en de kloosterlingen te vifiteeren. Dat 'er gene non mogt worden aangenomen,ten zy dezelve van vaders en moeders zyde (van het zwaard en de fpilzyde, gelyk men zich gewone lyk uitdrukte) van adel was, en vier adelyke grootvaders gehad hadde. Dat de abtdisfe niet meer dan veertig nonnen in het klooster mogt aannemen. Dat de abtdisfe in der tyd, twee T 2 ge-  2Q2 KABINET VAN NEDERLANDSCHE gedeeltens der inkomften van het klooster, iedere nonne een gedeelte, en de regent der kloosterkerk , uit hoofde van zyne geestelyké en herderlyke waardigheid, ook een gedeelte moest genieten. Dat de abtdisfe gewoon was, om iemand, die eenige waardigheid bekleedde, te ontbieden of aan te ftellen, in welker handen de nonnen, die genegen waren zich door kloostergeloften te verbinden, hare geloften moesten doen. Dat zy gewoon waren eenen bekwamen biechtvader te verkiezen, om met oplettendheid van de abtdisfe en de nonnen de biecht aftenemen, endiergelyke wetten meer. De nonnen dezer abtdy werden niet, gelyk in andere kloosters, Zusters, maar Jongvrouwen genoemd. Noch hier, noch in de abtdy van Leeuwenhorst vermogten zy in den echten ftaat te treden, wanneer zy eenmaal hare kloostergeloften afgelegd hadden. Dit was de rede, waarom , volgens het getuignis van guicciardin, de meesten de gewoonte hadden, de proefjaren zeer lang te ftellen, en de kloostergeloften te verfchuiven, waardoor zy altoos de vryheid aan zich behielden, om het geestelyk gewaad weder afteleggen. Ondertusfchen leefden zy ook in de proefjaren naar de regelen, in het klooster gebruikelyk. Door de rykdommen en weelde verleid, zyn zy echter langzaam van de regelen, haar voorgefchreven, afgeweken ; men beklaagde zich deswegens by den Paus, enNicoLAUsüfe vyfde zochthaar, in hetjaar 1450, tehervormen. Doch Hertog philips van Bourgondiën, Graaf van Holland, niet willende dulden, dat eenig vreemdeling het allerminst bewind over haar zoude voeren, nam de abtdy in het volgend jaar iö zyne befcherming, Door-  en kleefsche oudheden. 293 Doordien de nonnen dezer abtdy van eenen hogen adel zyn moesten, is het in genen deele te verwonderen, dat men de abtdisfen niet alleen uit de oudfte adelyke genachten, maar zelfs uit de Graaflyke huizen van Holland, en uit die van andere gewesten verkoren heeft; gelyk de dochters van Graaf diederik den zesde, van floris den derden en willem den eerften. Uit hoofde van dit alles, werd aan deze zo edele klooster-voogdesfe eene zeer diepe achting en eerbied bewezen. Niet alleen dat de grootften en edelften van den lande, by de eerfte ontmoeting, haar knielend begroetten, maar zelfs Vorsten èn Koningen fchaamden zich eenen zodanigen eerbied niet, omtrend haare perfonen. De gefchiedfehryvers hebben ons daarvan een gadeloos voorbeeld opgetekend, verhalende: dat Keizer karel de vyf de, van Haarlem komende ryden, te Oestgeest door de abtdisfe van Rhynsburg ontmoet werd; hy flapte niet alleen voor haar uit zynen wagen, maar knielde zelfs voor haar neder, noemde haar: myne gebiedende Vrouwe van Rhynsburg, en wilde niet opftaan, voor dat hy door haar wferd opgeheven. Waarlyk! wanneer een Monarch gelyk karel de vyf de dit deed, wat moeten perfonen van mindere geboorte by diergelyke gelegenheden gedaan hebben ? De rykheid en het onberekenbaar vermogen dezer abtdy, ftraalde duidelyk door in hunne gastvryheid, herbergzaamheid, en hare wel opgedischte en open tafel omtrend vreemdelingen van geboorte en uitheemfche Vorsten. C h r i stiernus de twede, Koning van Denemarken, echtgenoot der zuster van Keizer karel, nam zes weken achtereen zyn verblyf in deze abtdy, vertrok vervolgens voor eenige dagen, en kwam, T 3 na  394 KABINET VAN NEBERLA NDSCHï na verloop van dezelven, aldaar weder teru mit defen Brieve, dat ick die voerfyde Seoel 5, doechdelic, volcomclic, ende wel bewaren a, fal, in als fo dat behoore; ende dat ick in der„ felver. Scolen niemant en fal prefenteren, om „ dair in te brengen , of dair in te fetten, ten a, fy by vruntlic confent ende wille van mynre 3, liever Vrouwen en Abdiffen voerfeit, of dier ,, narnaele in der tyt wezen zal. Ende wair 't a, fake, &c". Dat hier weleer twee kerken geftaan hebben x na-  SN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 20? namentlyk, eene parochie- of buurt-kerk voor de gemeene buuren, en eene abtdy- of kloosterkerk, zo voor de nonnen als andere kloosterlingen , hebben wy hier boven in de verhandeling van Rhynsburg, uit twee brieven aangetoond en bewezen. De Heer a. pars merkt daarby aan, dat hem van oude lieden verhaalt is% dat aan deze twee kerken ook twee torens geweest zyn, gelyk aan die van Egmond, dat echter de twede toren zou afgebroken zyn, doordien de fchippers in zee geduurig dwaalden in de torens, in het verfchiet niet kunnende onderfcheiden of zy den toren van Rhynsburg, dan dien van Egmond zagen. Het was niet genoeg , dat deze vermaarde abtdy te Rhynsburg, geduurendc het leven deiGraven en Gravinnen van Holland, en by andere uitheemfche hoge perfonen, in de hoogfte achting ftond, maar velen hunner begeerden wel uitdrukkelyk, om na hunnen dood, in de kerk aldaar te worden begraven; zich verbeeldende , ingevolge de grondftellingen van den Roomfchen Godsdienst, dat het voorbeeldig leven, de werkheiligheid, de gebeden, het vasten, en andere verdienstelyke werken der abtdisfen en nonnen, aan hunne ziel een' hogeren trap van zaligheid zou toebrengen, en hunne zonden hun zou ver-» geven worden. Tot deze begraafnisfen fchynt eene byzondere prachtige enVorstelyke kapelle gefticht te zyn, waarin reeds in den jare 1463, ten tyde van den Hertog phili wan Bourgondiën, tien Graven en Gravinnen begraven lagen, gelyk zulks blykt uit den volgenden brief: „ Philips, by der Gratie Gods, Hertoge „ van Bourgoenjen, van Lothryen, van Brabant &c. doen cont allen luiden: Dat wy ontfangen T s » heb-  298 KABINET VAN NEDERLANDSCFïE „ hebbende die ootmoedige bede ende fupplica„ tie onfer welbeminde in Gode, der Abdiffen, „ ons Gods-huys van Rynsburch, in onfen lan„ de van Holland, inhoudende: Hoe dat van „ ouden tyden by onfen Voervaderen, Greven „ en Grevinnen van Holland, faliger gedachte,, niffen, in onfen voerfz. Godshuife gefticht ende gefondeert is geweeft, eene Notable Ca,, pelle, aldaar thiene van onfen Voorvaderen; ,, Greven ende Grevinnen van Holland begraven „ leggen; in welcker Capellen, al is 't dat fy „ die anders notabelyck gcbout hadden, defelve „ onfe Voervaderen en hebben befet ende ge„ fundeert, niet meer dan twee Miffen ter ,, weeke, &c". In deze kapel zyn onder anderen begraven: de Gravinne petronella, ftichteresfe van deze prachtige abtdy; willem^ eerfte, benevens aleidis, zyne echtgenote; ada, hunne dochter; floris de vierde; floris de vyf de, benevens beatrix, zyne gemalin; jan A eerfte; machtilda, gemalin van willem den vyf den, en meer anderen. : De nafporende guicciardin, fchryft in het jaar 1566 van deze abtdy: „ Defe fraaye en uytmuntende Abdye, heeft „ niet eenen Stichter, maar wel viernamalkander gehad, die men ieder op fyn ordrc fraay ,, gcfchildcrt in een der glaafen van deKerkver.,, toont; te weten, twee Graven van Holland, Diederik en Floris genoemt, de Gravinne „ Petronella, cn eene andere edele Vrouwe, uyt den Huyfe van Saxen." En een weinig verder vervolgt hy dus: ,, Dit fraaye Kloofter is ,, waarlyk der gedachtenilfe en aanbevcelinge ,, waardig; daar in begraven leggen, vooreerlt, „ de  en kleefsche oudheden. 299 „ de vier eerfte voorgemelde Stichters; voorts 3, verfcheyde andere Graven , Gravinnen en „ groote Heeren, van Holland, Zeeland en an3, dere byleggende Landen; voor de welke men „ veele Heerlyke , koftelyke en Koninglyke 3, Tomben fiet opgerecht; verciert met haare „ Infcriptien en Graf - fchriften, als meede met „ de uytgehouwene Wapens van ieder der geenen ,, die daar begraven zyn: Soo dat hier in ver3, gadert en opgeflooten is, de Edeldom cn luy3, fier van veele groote Heeren, Doorluchtige. en vermaarde Perfonagicn; niet fondcr groof „ vermaak en vergenoegen der geenen diefe fien , ,, haar verheugende kennifle té hebben, van „ fulke groote , feldtfaame en aanmerkelyke Oudtheden". Intusfchen moet men aanmerken, dat door de vier perfonen, welken hier als ftichters gemeld liaan, naar alle waarfchynelykheid moeten verilaan worden: de Gravinne petronella en haar zoon diederik de zesde, als eerfte aanleggers der abtdy, benefFens floris de derde, welke de afgebrande abtdy weder fchynt herbouwd te hebben. Door de doorluchtige mevrouwe uit Saxen, zal mogelyk iemand der bloedverwanten van petronella, of de eerfte abt, disfe cunissa verftaan worden, doordien dezelven uit Saxen afkomftig waren, en welker nagedachtenis men op die wyze in de glazen heeft willen verheerlyken. Dusdanig fchynt j. nuye het mede begrepen te hebben, in zyne befchryving van Batayien wanneer hy van het klooster te Rhynsburg zingt: Een ander neemt fyn reis op Rhyns-burcht; om de Kerk Gefliclit by Died'rik en Graaf Floris te lefchomven, Voor-  joo kabinet van ne derlandsche Voorheenen Jlrekkende de Kloofter-Kerk der Vrouwen Van Benediftus-ry', of knielt voor haar GefelV De telg' uit Saxen, of Kluis-Stichjler Petronell, De kortheit jlaet niet toe hier lange neer te fitten. Hier boven merkten wy reeds aan, dat het begeven der pastoryen van Rhynsburg niet alleen, maar ook die van Oestgeest, Boskoop en Aalsmeer, door de abtdisfe begeven werd. Ook benoemde zy de priester der Marlen - kapel binnen Leiden, zelfs nog toenmaals, toen dezelve in eene parochie-kerk werd veranderd. Van de altaren, weleer in de kerk van Rhynsburg voor handen, zyn 'er hedendaagsch nog twee bekend; een namentlyk, welke was toegewyd aan den heiligen Geest, en dit zal mogelyk eene vikary geweest zyn, welke buiten twyffel mede aan de abtdisfe ter begeving geftaan heeft. Een twede nog by ons bekend, werd in de oude kerkfehriften het Nipten- of Nippen-zltaar genaamd, waarvan de Heer paus zegt: „ Wat ik gezegt en ondervraagt heb, ik kan „ geen reden vernemen van de benaming des „ Altaars, en weet niet, dat men de Altaaren „ benoemt na bloemen en kruiden, met welke „ de Nonnen en Klopjes, op hare H. Feest-da„ gen, verfierd en beftoken wierden. als of „ defen Nippen-Altaar met Nippen-Kruid plagt „ opgepronkt te werden; gelyk dit de gedachten „ zyn van feker, by ons anders veel geagt, „ Liefhebber en Onderfoeker." Ik vinde ook niet, dat de geleerde h. van heusden en h. van rhyn daaromtrendeenige opheldering hebben gegeven. Intusfchen zou het my geenfints bevreemden, dat mogelyk dit Nippen * of Nipten een verbasterde naam is van Nup-  EN kleefsche oudheden. 3o1 mptiee, hetwelk in het latyn eene bruiloft betekent, en dat dit Nuptien, Nipten- of Nippen-altaar het trouw-altaar betekende, voor hetwelJc de plegtigheid van het huwelyk plagt te gelchieden. Echter willen wy daaromtrend niets met zekerheid beflisfen. Nadat deze prachtige abtdy, ruim vier eeuwen lang, voor een der beroemdftegeftichtenm Bolland was gehouden, en geduurende dien tyd in vollen luister gebloeid had, is dezelve eindelyk in den jare 1572, in den Spaanfchenoorlog, door de vuige klaauwen der roofzieke Kastihanen, aan de vlammen ten prooi gegeven, en tot den grond toe verwoest; en uit een fmeekfchnftvan den jare 1579 blykt het zeer duidelyk, dat de kloosterkerk toenmaals tot eene paardenftalwerd gebezigd. De graftombes en begraaf kelders der Graven en Gravinnen van Holland zyn zelfs vernield, en van derzelver opfchriften niet meer dan de volgenden overgebleven, welken ter nagedachtenis in de muuren der kerk gemetzeld zyn: 1. WlLHEL MUS. pr imus.com ES. hollanpic. 0biit A°. 1223. 2. Aleidis filia comitis. geldrJic. uxor. e1us. obiit. A°. I2l8. 3- Ada. filia. wilhelmi. primi. comitis hollandic. in. reinsburch. abbat1ssa. obiit. A°. 1258. Voorts  Sq2 kabinet van nederlandsch K Voorts nog deze zes letters petron...., Welkë de Heer paus voor den afgebroken naam van petronella, ftichtfter dezer abtdy, houdt. Hier van zingt die dichter: Rys op myn Sanglujl van om laag t Wild vry met hoge Tonen draven, Vertoond, verwonderd, en beklaag, Grav tekens van fo vele Graven. Waar is nu de As en 't Overfchot, Van fo veel Vorflelyk Gebeente? Hoe lagt de Dood, en hoe befpot, liet Toets- en Marmore Gefteente ? De Wapenrok en Vunefwier, De Helm, en Gravpomp van de Helden, En wat men meer tot lof en cier By Gravbouw oit van Groten ftelde. Volgens w. van goudhoeven, zou men voor de onlusten, de overblyffelen van den ouden burg of van het lusthuis nog gezien hebben, hetwelk verheven, met eenen muur omringd was, en waarin de abtdisfe weleer plagt te wonen. Van deze overblyffelen zingt j. oudaan: Maar dit Gefticht en 't Kerkgebaar, Met al dien toefland is verdwenen; Dies refl 'er flegts van al die ftenen, Een hoogte voor den Ouwevaar, Tot datje val (fy waggeld al; ) En nederftorte langs de fcheuren Van 't oude Muurwerk, ligt te keuren, Dat dit eerlang gebeuren fal. lil.  ên kleefs cue oudheden. 30$ Intusfchen is het zeer te beklagen, dat van dit voortreffelyk gefticht gene afbeelding afgetekend is, toen het zich in zynen bloeienden welftand bevond; tot dus verre ten minsten is 'er niet eene aan het licht gekomen, cn ook de Heer pars heeft zeer vlytig, hoewel mede vruchteloos, naar eene zodanige afbeelding gezocht. Wy moeten ons dus vergenoegen met de befchouwing der overgebleven muurbrokken, die echter niets dan eene flaauwe fchets der voormalige trotfche bouwgevaarten opleveren. Een van dezelve vindt men by a. pars; doch l.smids betuigt in zyne Schatkamer, dat die aantekeningen hem niet bevielen, doordien men, by den hogen romp ftaande, op het twede brok muurs en in deszeifs binnenfte, nisfen en gewelven behoorden te zien. Om deze redenen heeft hyeen gezicht daarvan medegedeeld, gelyk hetzelve in den jare 1616 door f. de wit in het licht is gegeven; en ook in de oudheden van h. van heusden wordt gevonden. Wy delen den lezer, in vier verfchillende prentverbeeldingen van onzen konstigen rademaker, onder de konstplaten 77 tot 80, zo vele gezichten van de overblyffelen dezer abtdy mede, gelyk dezelven zich in de jaren 1630 en 1631 vertoonden. De opmerkzame l.smids getuigt, dat hy op den 6 juny van hetjaar 1705 deze overblyffelen met alle naauwkeurigheid heeft bezichtigd, als wanneer hy vooreerst een laan van zeer hoge bomen doorwandelde , welke recht over het kerkhof ftond, en ter zyde van welke een groot brok vervallen muurwerk oprees. Hy merkte vervolgens aan, dat de perianders of de ftutten Van den kerktoren van ongemeen gtote moppen, maar  304 kabinet van nederlandSCHfi maar die aan den toren zelf veel kleinder waren» Achter deze puinen omgaande , welken eenen groten omtrek befloegen, vond hy twee ftukken van gebroken kolommen, benevens twee kapiteelen, op den grond nedergeworpem Buiten de fchone ringmuur van het kerkhof gekomen > zag hy twee zware rompen der abtdy; de eerfte dezer was zeer hoog, had zes kanteelen en twee doorgaande vensteren; de andere romp was van een breder omtrek, had een poortje, en onder een agtkant torentje vele ronden nisfen. Binnen in de kerk gaande, zag hy, behalven de kapel der yermandoyfcn, in de muur de namen van willem en aleidis, welke beiden in deze kerk begraven zyn. Zie daar, wat hy in de overblyffelen der verwoeste en vervallene abt* dy kon befchouwen. Nog hedendaagsch ziet men in de kerk de op* fchriften der zeer grote en voortreffelyk gebei^ telde zarken, der zes laatfte abtdisfen, welken daarin begraven zym De Heer van schagën, eerfte Raad en rentmeester of abt dezer abtdy, heeft in het jaar 1615 aldaar een fraai herenhuis gefticht, hetwelk nog hedendaagsch aldaar gezien wordt; en in her jaar 1639, heeft men van het hof een gevangenhuis en eene poort gebouwd. Wy zullen de naamlyst der abtdisfen, welken dit voortreffelyk gefticht van tyd tot tyd beftierd hebben, naar de beste aantekeningen van geloof, waardige fchryvers, hier laten volgen, en daar. by opgeven, hoedanig fommigen, omtrend de namen en de beftierjaren van deze aanzienlyke vrouwen, onderling verfchillen. L  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 3a van hollandt, dochtervan willem den eerften, Graaf van Holland, is geftorven in den jare 1257 of 1258 , en voor 't hoge altaar begraven. IX. Clarissa, leefde nog in den jare 1266. X. aleydt,byfommigenovergeflagen, ftierf in het jaar 1287. XI. jutta van deventer, nigt Van jan den eerften, Graaf van Holland;, leefde nog in den jare 1298. XII. elisabeth van wieldrecht, uit den huize der oude Heren van Siryett en Sevenbergen, ftierf in den jare 1316. XIII. Ada van teylingen, dochter van den Heer simon van dien naam» ftierf mede A°. 1316. XIV. Ada, dochter van Heer diëderïk» II. deel. V Burg,  306 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Burggraaf van Leyden, ftierf ook in hetjaar 1316. XV. Mabilia, of volgens anderen si- billa van wassenaar, dochter van den Heer van Wasfenaar, werd Abtdisfe in het jaar 1316, en ftierf -vx tt 13 2 6' of volSens anderen A. 13 2 8. avi. Machtelt van duyvenvoorde, ftierf op den dag van Maria He mehaart, A°. 1343, of volgens anderen op Hemelvaarts-dag A0. 1349. XVII. Margaretha van langerak, ftierf den 4 maart des jaars 1358. XVIII. Cl ar is sa van sc henien, uit Zeeuwfchen adel, leefde nog in het jaar 1364. XIX. Agnes vanheurn, leefde ho* in den jare 1392. XX. Sophia van drongelen, leefde yyt r°ëA°' I397' aai. latharina van romerswaal, uit Zeeuwfchen adel, werd afgezet, doch de reden daarvan wordt niet Gemeld; ftierf A°. 1408. XXII. Margaretha vanburen, by 't leven der voorgaande verkoren, ftierf A°. 1411. XXIII. Clementia van der horst, ftierf den 17 february 1432, anderen meenen A° 1442. XXIV. Barta vanlangerak, ftierfden 6 april A°. 1441. XXV. Margaretha van oéstende, uit Zeeuwfchen adel, ftierf den 8 november 1452. XXVI. Margaretha van bruelis, van  EN KLEETSCHE OUDHEDEN. %0? van Zeeuwfchen adel, geftorven 4 ja-, nuary 1460, of volgens anderen den 3 juny 1470. XXVII. Eltsabeth van matenes,overleden 4 november A°. 1494, anderen zeggen den 9 november 1499. XXVIII. Beatrix van romerswaal, van Zeeuwfchen adel, geftorven den 1 february 1529. XXIX. Adriana van botland, van Zeeuwfchen adel,ftierf den 14 april 1535 XXX. Maria schenk van toutenb u r g, dochter van den vryheer schenk van Toutenburg, en zuster van frederik schenk, Aartsbisfchop van Utrecht, ftierf den 13 of 14 december 1552. XXXI. Elburgvandenboetselaar, genaamd van langerak, dochter van den Heer van asperen, ftierf den 29 maart 1566", of volgens anderen den 9 maart 1568. XXXII. Stephania van rossum, uit Gelderland, dochter van den Heer jan van rossum, (broeder van marten van rossum,) Heer van Ponderoyen, en vrouwe oda, erfdochter van Broekhuyzen. Deze was de laatfte welke de abtdy bewoond heeft, vermits dezelve ten haren tyde verwoest werd. Zy begaf zig ter woon naar Leyden, daar zy in eenen zeer hogen ouderdom, den 27 december 1603, is geftorven. XXXIII. Barbara van oyenbrugge, uit Braband, zuster van den Bisfchop van Doornik, ftierf A°. 1611. V a XXXIV.  JCrS KABINET VAN NEDERL ANDSCHE XXXIV. Anna van berchem, dochtervan den Heer h end rik van dien naam, Zy leefde nog A°. 1616. Eene keurige afbeelding van deze laatfte Abtdisfe, na 't leven gefchilderd, werdt bewaard op het huys Alkemade, beoosten IFartnond. Ondertusfchen ftaat aantemerken, dat deze twee laatften, na de hervorming die waardigheid bekledende, wegens de hatelykheid van dien naam, niet meer Abtdisfen, maar flegts vrouwe» van Rhynsburg genoemd werden, en noch klooster, noch nonnen meer hadden. Het beftier der kloostergoederen was haar echter nog ten deele toebetrouwd , beneffens de hoog-edele Heren leden der Hollandfche Ridderfchap, ten behoeven van welke de goederen van deze abtdy, gelyk ook die van de abtdy van Leeuwenhorst, verbeurdverklaard, en door rentmeesters beftierd werden. Tegenswoordig is Vryheer dezer abtdy, in qualiteit als Raad en rentmeester generaal, de Hoog Edele Heer francois cornelis, Baron van Aarsfen, Heer van Spyk, Sommelsdyk, Ooltgesplaat enz., gecommitteerde in het collegie der Edelmogende Heren Raden van Staten, enz. enz. De eerfte non dezer abtdy welke zich in het huwelyk begaf, was maria van poelgeest, dochter van den Heer gerrit van dien naam , nemende deze ten echtgenoot Jonker b e r n a r d tserklaas, uit Braband geboortig. Het is zeer aanmerkelyk, dat na het invoeren der hervorming, de eerfte predikanten van den Hervormden Godsdienst, tot Rhynsburg en Boskoop beroepen, nog met bewilliging, en zelfs op het gezag dezer Roomschgezinde Abtdisfen, toen- maals  sn kleefsche oudheden. 3«9 maals den tytel voerende van vrouwen van Rhyns. burg en Boskoop, zyn aangefteld geworden. De Heer a. pars heeft daarvan eenige voorbeelden aangetekend. Onder anderen iscAREL agricola, den 16 oaober 1591, mettoeftemming van vrouwe stephana van rossum, m tegenwoordigheid van den rentmeester dirk van kessel, en den leeraar petrus hakk rus, van Leyden, tot Rhynsburg in hetleeraarampt bevestigd. Ook petrus engelgraven, is in het jaar 1612, met goedvinden der Hollandfche Ridderfchap en die van vrouwe anna van berchem, tot Boskoop beroepen. Deze vrouw had nog op dien tyd het beftier der heerlykheden en goederen, aan de abtdy van Rhynsburg in eigendom toebehorende. Die abtdy , en ook dit heeft dezelve boven alle andere abtdyen in Llolland doen uitmunten , telde drie Abtdisfen uit het genacht der Graven van Holland; ook de andere Abtdisfen en alle de nonnen waren meestal vermaagfchapt aan de aanzienlykfte adelyke genachten van Nederland. Ten bewyze daarvan, laten wy hier eene naamlvst volgen, uit welke men de edele genachten kan lezen , waaruit deze Abtdisfen gefproten zyn. Ongetwyffeld zyn'er buiten de hier genoemde ftammen nog eene menigte anderen, welken ons in het nazoeken niet zyn voorgekomen. Van Berchem. Van Buren. Van der Biegte. Van Campen. Van den Boetfelaar. Van Cralingen. Van Borsfelaar. Van Deventer. Van Botland. Van der Does. Van Bruelis. Van Drongelen. V 3 Va*  310 KABINET van ne d E R L and s c HE Van Duivenvoorde. Van Oyeubrugge. Van Haaften. Van Poelgeeft. Van der Haar. Van Reneffè. Van Heurn. yan Romers-waal. Van Holland. pan RoJJiim. Van Honfelare. Schenk, van Touienburg. Van der Horft. Van Schenien. Van Langerak. Van Schoonhoven. Van Leyden. Van Soenien. Van MateneJJe. Van Teylingen. Van Merenftein. Van Treslong. Van Nieveld. Utenham. Van Ooftende. Van Wajfenaar. Van Ooftrum. Van Wieldrecht. Van den" vervallen luister van Rhynsburg, zingt j. oudaan: Aloude landvlek, wien de Rhyn, En 'i Rooms Ceftigt, den Titel gaven, Gy waard wel eer liet Hof der Graven, {Wier fommige hier begraven fyn.') Daar Hollands hoge Landvoogdy, Van wierd berigt voor vele Jaren. Maar al dien luijler is vervaren, In ongedenk, en fo voorby, Datfo niet pas wat brokken JJeens. Dit, by 't Gefchrift der oude Serken, Betuigden met geringe merken, Men Iteugde 't nog gedagt het eens. Wy zullen deze verhandeling beiluiten, meï de verfen van den dichter a. pars, op het graf'    N KLEEFSCHE OUDHEDEN. 311 GRAF-SCHRIFT Vflfl deze ABTDY. Hier is de Puinhoop van de Abdy, Hier legt de Pragt van haar Gebouwen, Komt, Reifiger, watdigterby, En wilt de Brokken Muurs bejchouwen. Siet hier geen Kerk, Kapel, nog Koor, Gepropt met Goude en Silvere Vaten , Geen Altaars, Beelden door en door. Nog Konjlfikildryen finder maten. Het is hier alles even vuil, Van Mot verteerd de Kerkgewaden, De Vledenmis en Uil by Uil, Nu piept en fchreeuwt by Worm en Maden. So gaat des Werelds glans voorby, Schoonfi is gepaard met Kerk-gebaren, Schoon Mom van Godsdienfl aan haarfy, De Waarheid dringt door Eeuwe en Jaren. HET DORP EN DE KERK VAN WARMOND, In RHYNLAND. Dit vermaaklyk dorp, ruim drie vierde uurs van de ftad Leiden afgelegen, heeft aan de eene zyde de fcheyfloot, aan de andere kant liet watertje de Lee] komende uit de Leidfche Maren, V 4 cu  JI2 KABINET VAN NKDERLANDSCHE en ten noordwesten van de kerk een arm van de zogenaamde achterpoelen, gelyk zulks in de semeeten kaart van Rhynland, welke op bevel van Dykgraaf en Hoogheemraden geëtst, en vergheiden bladen groot is, kan nagezien worden. Het dorp Warmond is gelegen in de heerlykheid van dien naam, welke haren eigen Bailluw beeft. Deze heerlykheid, benevens de adelyke huizen te Warmond, Oud Tellingen of Lokhorst, en te Alkemade, van alle welken wy nader zullen moeten fpreken , ftond, volgens den omflag van het Khynlandsch morgengeld, weleer geboekt voor 1277 morgen 21 roeden; volgens het quohier der verponding, federd het redres van den jare 1632, betaalde men voor 254 huizen, benevens 1296 morgen, 330 en eene halve roeden lands, 7010 guldens, 19 ftuivers en 6 penningen. In de lysten der verponding van den jare i7q2. wordt het getal der huizen onder Warmond begroot op 212 en 1 koornmolen. De gehele heerlykheid, met de bedykte Hemmeer daaronder gerekend, wordt tegenswoordig begroot on 1387 morgen, 556 roeden lands. Op de kaart van Rhynland, is de afftand der wegen van Sas fenheim tot Warmond 1100 roeden; namentlyk tot Warmonder dam 515, en van daar tot Warmond 505 roeden, van Warmond tot Leiden 1250 roeden , dat is, tot aan het Warmonder hek ; Heren Jan van der Wou de, Herc van War„ monde, van ghetimmert ons te maken, ende „ goeden te ghevcn, tot beghin van enen Cloi„ fter van onfer Oirden, als hier naa befcrevcn „ ftaat; ende wi Prior, ende Convent voirfz. „ fes Moniken tot Warmende te fenden, op dit „ voirghenoemde ghetimmert, ende goet, alfet ons ghefekert ende gheconfirmeert is; ende ,, dat ghetal daar te houden, ghelikerwj^s ons „ die goeden ghehouden wordem In voirwair,ï den, waar dat die Moniken voirfz. van War,-,mont toahen, buten verdriven of ghcwelt, fot, mach Heer Jan voirfz. all fine goeden weder naa hem trecken, die hi hun ghegiic ven heeft., „ Item%  EN KLEEFSCHË OUDHEDEN. $Zf Item, in den eerften, fo fel Here Jan voim. „ binnen dat Jaar, naa der confirmacien des „ Overften of' Capittels der Bruederen voirfz. „ van defen faken voirfz. hun luden een Dorm„ ter maken, hondert voeten lanck, ende fes ., en twintich voeten breet, langhes ende elders „ onderfcoten tot den folre toe mit ftienen mu„ ren; ende den voirn. Dormter fel hi folren, ,5 cellen maken, ende die hemelen, te minften „ dier cellen feffe. Ende die woninghe bene„ den, ende die cellen boven te glafen , in el,, ken houten Kofyn. Ende anden voirn. Dorm„ ter, een heymelickheyt, als noot is, voir „ een heel Convent van Moniken. Item, eenen ,, Reventer, veertich voeten lank , ende mit „ redelike ende betamelike breedte langhes on„ derfcoten, mit enen ftienen mure tot enen „ Pande na der oirden; ende onder den voirfz. ,, Reventer een Kelder doirghaans. Item, Here „ Jan voirfz. fel dit voirn. ghetimmert foo ma„ tigen in der hooghten, ende daar naa fteen en., de houte foo paffen, in den ghetaal, ende in „ der dicten, nair den eyffche , dat een den an. ,, deren te draghen; fo dat befceide gheeftelike menfchen daar in hoir vleyfchelike natuer der „ Werelt moghen onttrecken. Ende die Broe„ ders feilen met fimpelheyt, ende betamelike „ oetmoedigheyt, fonder grote cofteligheit of „ nywigheyt, hun laten genoeghen. Item,He„ re Jan voirn. fel gheven den Broederen voirfz. „ des derden Jaars twee hondert Nobel tot een„ re Kerken te hulpe. iltem, hi fel hun ver* crighen confirmaci ende confent van den Bis„ fchop van Utrecht, ende den Cureyt van „ Warmonde. Item, die ftede te laten Wyen j, mit der Kerke, Kerckhof, Outaren, ende X 4 „ al-  SZS KABINET VAN XEDERLASBJCHS „ alle ghetimmert dat behoirlic is, ende bèta? „ melik na der oirden, buten der Broederen coffc „ voirfz. Item. Heer Jan voirfz. fel hun ghe„ ven een Cappelrye van twintich Vrancrixe ,, Cronen tsja'ars, of daar omtrent, als fi ver„ fcynt, ende tot dier tyt toe, mit twintich „ Cronen voirfz. hun anders waar te voirfien. „ Item, hi gheeft hun dat lant, dat Jacob Willamfz „ bruyct, ende hiet Ver jam - Camp, groot 5 „ Marghen en 2 Hont; ende heeft beleghen die „ Haalmaar, ftreckende op den Poel, an 't „ Zwtooft heeft beleghen die Abt van Egmon5, de. Item, .Rykenkamp , die is groot XV. „ Marghen; ende heeft Heer Jan van den Wou-. 3,. de felve alomme beleghen. Item , van der „ Gheermade feven Marghen ; ende heeft be, 3, leghen, an die Zwtfide Claas Renghers wonin„ ghe, an die noortfide 'Heynric van der Does, 3, an 't Weft-ende die Zyl, ende leyt ghemen„ ghede vyer mit der Cappelryen van Teyllinghe. s, Dit voirn. lant is ghelegen in den Ambacht 3, van Warmondc* Item , voirt fo feilen die 3, Broeders voirfz. heffen XV. Nobel des Jaars, 3, wt vyftien Marghen lants, gheheten die Hos, ghe-weyde, ende bruyct nu ter tyt Willem Doe9 3, tot dier tyt toe, waant hun Here Jan voirfz. s, alfo veel an renten of an lande bewizet heeft, 3, daar fi wel an verfekcrt zyn, binnen Hollant, 3, of anders waar. Item, den Brueders , die in 3, den beghinfel noot zyn te comen als mentym31 mert, fel men ghevcn na den beloop der ren„ ten van fes Moniken. Item,Here Jan voirfz. „ :ghevet hun vier Marghen Veens tot barninghe. „ Item, fi feilen moghen copen vyftich Mar. a, ghen lants in den lande van Warmonde, ende 33 niet daar boven. Item, waar dat hun lant be-  en KLEEFSCflE oudhedek. 339 „ fet worde of anfturf in den lande van War„ monde, dat moghen die maghen, of die naa„ ften loflen, daar 't of comt, den penninkmit „ dertien, of fi willen, of die Broeders feilen „ dat ander lude vercopen,tot horen fcoonften. „ Item, die Broeders voirfz. feilen op Heren Jam Molen malen, fonder loon, ter tyt toe ,} waant fi felve een rosmolen fetten , daar fi ,1 allene hoir behoefte op malen feilen, ende „ niet anders. Item, mede fo feilen die Prior „ ende Brueders van Tfelflein die renten, di fi „ voirtyts mit den Convent van Heusdom te „ Warmonde ghehadt hebben , der ftede van „ Warmonde laten bliven. Item, voirt mede, „ fo fel hun Heer Jan voirn. gheven alfulke til? „ baar have, kleynoot, ornamenten ende huys„ raat,tot fuiken tiden als hi hunbefegheltheeft „ in enen anderen Brief. In kenniffen der waar„ heyt alle defer voirfz. punten ende voirwaar„ den, fo hebben wi Prior ende ghemene Con„ vent voirn. onfes Convents - feghel hier an „ ghehanghen. Ghegheven in 't Jaar ons He„ ren 1413. op Sinte Piet ers -avond, ad Cathe. „ dram." Volgens het verhaal van hf.nricus thaBorita, zou de grond, waar op dit klooster gebouwd is, eene woeste en verlatene plaats, en oud' Teylingen genaamd, geweest zyn ; de Hollandfche Graven albert en willem van. Beijeren , zouden dezen grond aan jan van der woude gefchonken hebben, om daarop een klooster te bouwen. Hy meldt van deze ftichting het volgende: „ Omtrent den felven tydt heeft Heer Jan van „ Woude, in het Dorp War mondt, op eenewoe«, fte en verlaatene plaats, een Kloofter der X 5 » Ci-  33° kabinet van nederlandsche ,, Ciftercier- Orden gefticht. Deze woefte en „ verlatene plaats wierdt Oudt Teylingen ge,, noemt; om dat de Heren van Teylingen daar plagten te woonen, ter plaatfe daar nu het „ Bouw-huys der Broederen ftaat. Defe Heer„ lykheit was, by gebrek vanErfgenaamen,aan „ 't Graaffchap van Hollandt vervallen; om dat „ de eerfte Heere van Teylingen de Broeder van „ den Here van Brederode is geweeft, en zy „ beyde waren de Soonen van Graaf Amout, ty die door de Vriefen wierdt verflaagen. Daar„ om hebben Hertog Alben en Willem Albertsfoon, dit Oude Teylingen vereert aan den Heere Jan „ van Wonde, om daar een Kloofter op te tim„ meren. Dit heeft de gemelde Heere ook ge„ daan, en heeft het Kloofter meede van lp. „ komften voorfien. Daar op is hy geftorven, „ in 't Jaar 1417. en in 't felve Kloofter voor 't ,, hooge Altaar begraven." Maar door geheel dit verhaal, zegt degeleerde h. van rhyn, in zyne aantekeningen op dezen fchryver, doen zich zeer vele zwarigheden op, die naauwlyks fchynen te kunnen opgelost worden . T h a b o r1t a beweert, dat oud Teylingen , by gebrek van erfgenamen, aan de Graaflykheid vervallen is; dat Lokhorst of oud Teylingen, door Graaf albert en zynen zoon willem den zesden, gefchonken is aan jan, Heer van Wonde, dat de Heren van oud Teylingen plagten te wonen, daar het bouwhuis der broederen, ten tyde van tiiaeorita, geftaan heeft; en dat dit klooster geftaan heeft, ter plaatfe daar weleer oud Teylingen plagt te ftaan, en niet daar tegen over, gelyk h. van heusden heeft aangetekend. Laat ons deze ftelfels eenigfints nader befchouwen, Hoe kan het famen gaan, dat oud Tey-  en kleefsche oudheden. 33* Teylingen, ten tyde van Hertog albert, by gebrek van erfgenamen, aan de Graaflykheid vervallen is, en dat 'er nogthans eeuwen daarna vele van teylingens, uit het echt en wezentlyk ftamhuis van dien naam, geleefd hebben ? Dit laatfte immers wordt door de geflachtregisters dezer Heren, te vinden by pontus heuterus, w. van gouthoeven en s. van leeuwen, allerduidelykstaangetoond; wanneer wy hier na van Lokhorst moeten fpreken, zullen wy dit uitvoeriger en naauwkeuriger aanwyzen. En vooronderfteld, de mannelyke tak was wezentlyk uitgeftorven geweest, dan is het nog niet overeen te brengen, doordien oud Teylingen , zo wel aan de mannelyke als vrouwelyke zyde, een leen geweest zynde, daardoor by huwelyken in verfcheiden geflachten is overgegaan. Hoe is het dan tebegrypen, dat deze heerlykheid aan de Graaflykheid zou kunnen vervallen, en door de gemelde Graven aan jan van woude zou kunnen gefchonken zyn. Ook fchynt het zich tegen te fpreken, dat deze gifte in de vyftiende eeuw aan dezen Heer zou gefchied zyn. Immers werd het geflacht der poelgeesten reeds op het jaar 1447 niet alleen Heren van oud Teylingen genaamd, maar zy bezaten die heerlykheid wezentlyk, en vele geflachten na;hun; en dus kan het klooster daar niet geftaan hebben. Eindelyk wordt thaborita door h. van heusden daarin tegen gefproken, daar de laatfte beweert, dat het klooster niet op oud Teylingen , maar juist daar tegen over en nader by de kerk geftaan heeft. Doordien h. thaborita, w. vangouthoeven en s. van leeuwen eenparig wilden, dat oud Teylingen, door Graaf al bert, aan  332 kabinet van n e d e r l a n d s c h e aan jan va» woude, tot de ftichting van dit klooster gefchonken is, wil h. van rhyn, dat het zeggen van thaborita niet te verftaan is, dan door eenige omftandigheden een weinig by hem te veranderen. Het dunkt hem niet ongerymd , te ftellen, dat oud Teylingen niet by uitfterving, maar veeleer door verbeurt verklaring, wegens deelneming aan den moord van floris den V, in handen van de Graven van Holland gekomen is; dat albert en willem de zesde een gedeelte van het land, behorende onder de heerlykheid van oud Teylingen, en mogelyk zelfs de hofftede van dien naam, aan den Heer jan van woude gefchonken heeft, tot het bouwen van dit klooster; doch dat de heerlykheid zelve aan de vanteylingens is terug gegeven, en van hun tot hunne namagen is overgegaan; dat door het eertyds wonen van de Heren van teylingen, ter plaatfe waar het klooster in lateren tyd geftaan heeft, mogelyk verftaan moet worden, dat het vervallen kasteel in eene kerk herbouwd is, en de erfgenamen den naam van oud Teylingen mogelyk aan een ander Heren huis hebben toegevoegd. Gaarne bekennen wy, dat door de vinding welke h. van rhyn hier uitdenkt, verfcheidene zwarigheden, in de woorden van thaborita voorkomende, uit den weg geruimd worden. Maar doordien in de oorfpronglyke ftichtingsbrief, en in het verdrag van den Heer jan van woude, met de monnikken gemaakt, niet een eenig woord gemeld wordt van het oprichten van dit klooster, als op eene woeste en verlatene plaats; noch ook van het fchenken van den grond aan jan van woude, door  en kleefsche oudheden. 333 door de Graven albert en willem den zes* den; komt het ons veel waarfchynlyker voor, en tevens meer overeenkomftig met den ftichtingbrief, dat jan van woude dit monnikken klooster, gelyk drie jaren te voren het nonnen klooster, uit zyn eigen middelen, en op zyn eigen grond gefticht heeft. Immers wanneer het gezegde van thaborita waarheid was, zou jan van woude niet hebben nagelaten, en ook niet hebben durven nalaten, om in het verdrag met de monnikken te ftellen, dat de grond door de Graven albert en willem aan hem gefchonken was, tot het ftichten van dit klooster. In het verdrag wordt integendeel wel uitdrukkelyk gezegd: dat de grond en de goederen tot het klooster, door hem, Jacob van Woude, waren gegeven, en wanneer de monnikken kwamen weg te trekken, dat hy alle deze zyne goederen wederom aan hem zoude trekken. Doordien nu h. thaborita reeds geheel en al het fpoor mist, wanneer hy ftelt: dat de Heerlickheit van oud Teylingen, by gebrek aan Erfgenaamen, aan 't Graaffchap van Holland was vervallen; kan ik gene rede vinden, waarom men aan zyne andere gezegdens meer geloof flaan, en verfcheiden geloofwaardige berichten verdrayen zou, alleen om hem van verdere misflagen vry te pleiten. Dat h. van rhyn het zeggen van h. thaborita, met het verhaal van w. van gouthoeven en s. van leeuwen, meer gezag poogt te geven, doet hier niets ter zaak; doordien w. van gouthoeven naar alle waarfchynelykheid zyn verhaal uit j. o r l e r s , deze laatfte het zyne uit h. thaborita, en s. van leeuwen het zynen weder zal getrokken hebben uit w. van gouthoeven; zodat  324 KABINET VAN NEDERLANDSChE dat h. thaborita als de oorfpronglyke opfteller van dit verhaal moet aangezien, en dus van hem gezegd worden, dat hy in deze omftandighedcn verkeerde berichten ontfangen heeft. Wy houden het dierhalven in dezen met h. van heusden, welke uit de ftichtingsbricf befiuit, dat dit monnikken klooster niet gebouwd geworden is, waar eertyds oud Teylingen of Lokhorst ftond , maar juist tegen over die plaats, en nader by de parochie-kerk van Warmond. Dit klooster ftond onder de abtdy van Campen in Friesland, en deszeifs weyfeest werd op St. Bartholomeus-dag te Warmond gevierd. Volgens w. van gouthoeven, zyn de eerfte monnikken van Waarfchaven, een klooster hetwelk in Vlaanderen, in hetjaar 1446, gebloeid heeft, uit het klooster van Warmond voortgefproten; en volgens de aanteekeningen van h. van rhyn, is ook het klooster te Heemftede uit dat van Warmond af komftig. Zodat het gering getal van zes monnikken te Warmond, zich binnen korte jaren geweldig heeft uitgebreid , gelyk zulks op vele andere piaatfen gefchied is, waar zy voet kregen. Eindelyk heeft dit klooster, volgens h. van heusden, het zelfde noodlot in de beeldenftorming moeten ondergaan, het geen zo vele andere kloosters ten zeiven tyde getroffen heeft; het werd geheel en al verwoest en geflecht, en de grond in later jaren tot wei- en bouwland aangelegd; welke landeryen niet verre van het fchoolmeestershuis leggende, nogthans de naam voeren van het kloosterland. In den jare 1327, was de abtdisfe'-van Leeaivenhorst eigenaresfe van den fchouw of overvaart van den poel by Warmond; volgens zekeren brief, had:  en kleefsche oudheden. 33S hadden de broeders van het Cistercienfer klooster deze overvaart, in het jaar 1486, in eigendom; nadat zy dezelve, tot eenen bepaalden prys, van den Heer jacob van woude gekocht hadden. In den jare 1639, heeft de Heer jacob van wassenaar, als Heer van Warmond, van de Heren Staten van Hollanden Westfriesland octrooi gekregen, om eene brug over het Warmonder veer te leggen; zynde dit oótrooi van den vol. genden inhoud: ,, De Ridderfchap, Edelen ende Steden van Holland ende Weft - Vrieftand, reprefenteerende ,, de Staten van den zeiven Lande, doen te we,, ten: Hoe dat ons vertoont is by de Heere ,, Jacob van Waffenaar, Heere van Warmont, „ dat hem is competerende Y\eX.Warmo?ider-Veer, „ gelegen tuffchen Warmondt ende Oef 'geeft; al» „ waar hy Vertoonder, een Schouwe was hou„ dende, tot commoditeit van de pafferende „ Luiden, Wagens, Paarden ende andere Beeften, „ ende den Schouwman daar van was genietende „ zoo veel als zyne beleeftheit (behalven voor „ de Menfchen, daar hy een Duit van genoot) „ was medebrengende. Ende alzoo hyVertoon„ der by experientie bevonden hadde, dat by „ verfcheyden Winden; als Noort-Weft,Noor. „ delyk en Zuit-Weftelyke, het qualyk mogelyk 3, was de Paffagiers zonder perykel over te fet3, ten, behalven dat zy noch wel moeften we„ derkeeren, fonder daar over te konnen komen; ,, tot groote ondienft van de Paffagiers: Ende „ hy vertoonder wel genegen was, zulke incon3, venicntien voor te komen, met het maaken van een Brugge, 't welk hem hooger ende „ be-  336 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ,, befwaarder, foo in 't maaken, als onderhout ,, van de felve, als wel die van een Schouwe ,, loopen zoude; en hy vertoonder daar toe het „ loon van den Schouw-man wel zoude verhoo- gen, als weefende zyn eygen goedt: Soo ,, twyffelde hy vertoonder, ofte echter niet van noode was daar toe van ons te hebben Oótroy f omme de Paffagiers met beter Authoriteitdaar „ toe te conftringeren; verfoekende reverente- lyk, dat by aldien hy Vertoonder geraaden „ wordt, een bequame Brugge te maaken, dat „ hem Vertoonder (met ons gelieve) foude ,, vryftaan, te genieten foo veel, als wy den Heere van Duyvenvoorde (ingevalle fyn Ed. een „ Brug gefteeken hadde;) toegeftaan ende ge,, oétróyeert hadden; ofte anders foo veel, als „ wy in reedelykheyt, foo tot het maken van een Brugh, ende 't onderhouden van dien in „ difcretie bevinden fouden te behooren. SOO „ 1ST, dat wy de faake ende verfoek voorfchre„ ven overgemerkt, alvooren hier op gehadt ,, het advys van de Heeren van de Reekeninge 5, van de voorfchreve Lande; ende geconfide- reert, dat het leggen van de voorfchreven „ Brugge willende paffeeren, wy den Heere Ver„ toonder, willende hem daarinne believen; „ uyt onfe rechte wetenfchap, Souveraine macht „ ende authoriteyt, geconfenteert, geaccordeert „ ende geoctroyeert hebben, confenteeren, ac„ cordeeren ende Oótroyeeren by defen, dat hy ,, fal mogen leggen over het Warmonder -Peer, „ in plaatfe van de Schouwe, die aldaar tot noch toe is geweeft, een bequaame Brugge; mits „ dat hy, tot vervallinge van de koften, van 't maaken ende repareeren van de voornoemde „ Brug-  EN KLEEFSCHE OÜDHEDÉN. %§f Brugge, fal mogen opftellen ende doen ötït„ fangen, voor V Recht van 't Veer ende Brug„ geldt, van ieder Waagen, die de voorfz. „ Brugge fal willen pafferen vyf StuyVers; van „ elk rydend Paardt twee Stuyvers; van een , dryvend Paardt drie Grooten Vlaams; van ' elke Koe ende Offe een Stuyver; van ieder „ Kalf, oudt Schaap ende Varken een halve „ Stuyver; van een Lam of jonk Schaap een „ Oortgen, ende van ieder Man- ende Vrouws„ perfoon een halve Stuyver; ende dat hy de „ onwillige realyken ende met parate executie „ daar toe fal mogen conftringeren. Ende teil 5, eynde den Heere Vertoonder defen onfen con„ fente, accorde, ende Oftroye, moge genie,, ten als naar behooren; lallen en ordonneereri „ wy allen ende een iegelyk, die defen raake „ ofte aangaan fal mogen; datfe den Heere Ver,, toonder, den inhouden van defen ende ieder „ poinct van dien, vreedelykende volkomentlyk ,, laten genieten ende gebruyken, ceffeerende . alle belet ende wederzeggen ter contrarie geH geven in den Hage, onder onfen grooten Ze* „ gele hier aan gehangen, op den vyfden May ,-, in 't Jaar duyfent fes hondert negen en der» U, DEEL. Y ÜE?  33ö kabinet van nederlandsche het huis en de heerlykheid VAN Warmond, /«rhynland. Het hoog-adelyk en voortreffelyk huis te Warmond in Rhynland, niet verre vart Leiden, is van eenen zo hogen ouderdom, dat het vruchteloos fchynt deszeifs eerfte ftichting op te fporen. Men weet nogthans, dat het de refidentie geweest is van de Heren van Warmond, alsmede meer dan vierhonderd jaren die van de oude Heren van woude, die alleen den voornaam jacob gevoerd hebben, van waar de naam van Jacobswoude ontfhan is. Nadat de Heren v a n w o ude hun huis ter Woude, reeds kort na de aanftelling der eerfte Graven van Bolland, van vader tot zoon in eigendom hadden bezeten , gelyk de beroemde opdelvcrs der Nederlandfche oudheden, simon van leeuwen en hadrianus junius getuigen, huwde jacob van woude, de elfde van dien naam, welken omtrend het jaar 1280 leefde, aan de erfdochter van den Heer van Warmond; na dien tyd heeft deze het huis ter Woude verlaten, en zich op het huis te Warmond ter woon begeven. De-    ËN KLËEFSCHE OUDHEDEN. 339 Deze jacob de XI liet na jacob de XII, Heer van den Woude en van Warmond, Ridder. Hy was het, die in hetjaar 1296 als medepligtige aan den moord van floris denV, het land moest ruimen. Doch eenige jaren als balling buiten's lands gezworven hebbende, ftrekte hy, in het jaar 1303 , den Hollanderen tot eenen krachtdadigen onderftand , in eenen zekeren ftryd, tusfchen die van Utrecht en zwe er van Montfoort, h u Y b e r t van Vianen, hendrik, Burggraaf van floris van Duivenvoorde\ en anderen; zodanig, dat de laatften de overwinning bevochten, en de Bisfchop van Utrecht, deerlyk gehavend en geheel verflagen werd. Daardoor , en door tusfehenkomst dezer voorgenoemde Heren, verkreeg hy zyn goed weder terug, verzoende zich met den Graaf van Holland, doch overleed in het zelfde jaar 1303. Hy was gehuwd met sophia van Egmond, dochter van gerrit van Egmond, en van elisabeth van Stryen. Zyne weduwe overleed in het jaar 1309, nalatende eenen zoon, genaamd Jacob de XIII, Heer van den Woude en Van Warmond, Ridder, overlydende in het jaar 1344. Hy was gehuwd met elisabeth vart Zuylen van Anholt, welke in het jaar 1365 ftierf. Beiden zyn zy te Warmond begraven. Uit deze echt zyn geboren : I. Jacob van den Woude, welke zynen vader volgde. II. Elisabeth van den Woude, gehuwd met jan van Egmond van Mereftein, zoon van albert van Egmondvan Mereftein, Ridder, en van n. van der Boekhorst. Men vindt op het jaar 1447 van hem gewag gemaakt. Hy liet eenen zoon na, genaamd Y a Al-  34° kabinet van nederlandsche albert van Egmond van Mereftein, kastelein van Woerden; dezelve huwde meC anna van Foreest, dochter van maria van cats, en herbert van Foreest, Ridder; deze zyne echtgenote ftierf in het jaar 1540, na hem eenige kinderen te hebben nagelaten. III. Aleyt van den Woude, gehuwd met den fchildknaap jan van Alkemade, zoon van n. van buyren en floris van Alkemade. Uit dit huwelyk zyn gefproten: 1. ) Ysbrand van Alkemade, Ridder; deze trad in een eerst huwelyk met aleyt van poelgeest, dochter van den Heer gerrit van dien naam; na haren dood huwde hy ten twedenmale met agatha van Rietwyk, erfdochter van willem van Velzen, en uit dit huwelyk won hy eenige kinderen. 2. ) Johan van Alkemade, ookgenaamd van Woude, welke naam hy van wegens zyne moeder aannam, gelyk zyne nakomelingen haar wapen. Hy was gehuwd met catharina van Valkenesfe, uit Zeeland, en liet eenige kinderen na. IV. Beatrix van den Woude, gehuwd met den fchildknaap gerrit van Oosterwyk. j a c o b de XIV, Ridder, Heer van den Woude en van Warmond ,■ zoon van jacob van den Woude en elisabeth van Zuylen van Anholt, hier voor gemeld , ftierf in het jaar 1394. Hy is twee malen gehuwd geweest; de eerste maal met elisabeth van der d o e s j in hetjaar 13465 eene  en kleefsche oudheden. 34I eene dochter van den fchildknaap dirk van der does, en clement ia van santhorst, dochter van philips van dien naam. Deze zyne eerste echtgenote ftierf zonder kinderen natelaten. Hy hertrouwde in den jare I370 met florentia eugge, jans doch- ter, te Delft. (de oudfte dochter van jan, sophia bugge, was gehuwd met den Ridder a 11 end van Duyvenvoorde, zoon van arend Van Duyvenvoorde en N. van Arkel,) Na het overlyden van jacob den XIV, hertrouwde zyne weduwe met den Ridder philip vandorp, zoon. van dirk van veen en hadewy van dorp, en overleed in het jaar 1409, nalatende I. Jacob van den Woude, welke nog voor zynen vader, in hetjaar 1362, in den ouderdom van 21 jaren , overleed. II. Jan van den Woude, van welken wy terftond nader moeten fpreken. III. Dirk van den Woude, bygenaamd boekel, ftierf in hetjaar 1407, nalatende eene dochter, genaamd willemina van den Wonde , welke in het huwelyk trad met jan van Heemskerk van Bekeftein, zoon van den Meesterknaap wouter van Heemskerk van Bekenflein, en van geertruiddullert. IV. M a b 1 l 1 a van den Woude, welke in het huwelyk trad met jan van beest uit de Betuwe, en zonder kinderen overleed V. Clementia van den Woude, gehuwd met nicolaas van tornenburg, mede zonder kinderen overleden. Jan, Heer van den Woude en van Warmond, zoon van den Ridder jacob van den Woude en Y 3 van  kabinet van nederlandsche van f l oren ti a bugge. Hy werd in den jare 1396, wegens zyne betoonde dapperheid in den oorlog tegen de Friezen, tot Ridder geflagen. In de jaren 1377, 1390 en 1394, was hy Hoogheemraad van Rhynland. Hy verkreeg in den jare 1402, dat Warmond in eene hoge heerlykheid en onvcrfterflykleen veranderd werd. Hy ook was het, welke de twee kloosters tot Warmond ftichtte; waarvan wy in de voorgaande verhandeling gefproken hebben. Hy kocht in den jare 1416 de ambagtsheerlykheid Alkemade, van engelbert van der Mark, natuurlyken zoon van den Graaf van der Mark, en ftierf in het jaar 1417. Hy was een zeer beroemd Ridder, en gehuwd met agnes van Cruynlngen, dochter van jan van dien naam, in Zeeland. Deze zyne echtgenote ftierf voor hem, in het jaar 140e, nalatende twee kinderen: I. Jacob van den Woude, Waarvan wy zo terftond zullen fpreken. II. 'Adriana van den Woude, gehuwd met jan van Heemflede, Bailluw van Kennemerland; zoon van den Ridder jan van Hecm-< ft ede, Heer van Heemftede en Benthuizen. Jacob de XV, Heer van den Woude, zoon van agnes van Cruynlngen , en jan van den Woude en van Warmond; hy was Heer van Warmond en Alkemade, en gehuwd met reynoutje van brak el, dochter van janvanbrak e l te Dordrecht, en n. eggert te Purmerende. Hy ftierf in het jaar 1431. Zy volgde hem in het jaar 1449, en uit dit huwelyk bleven de? volgende kinderen na:. I. J-Vi  EN KLEEFSCHH OUDHEDFN. 34$ I. Jacob van den Woude, welke zynen vader opvolgde, en II. Agnes van den' Woude, in later tyd gehuwd met adriaan van Naaltwyk, zoon van n. van vleuten, uit Utrecht, en van albert van Naaltwyk, Heer van Bergamhagt, in Zuidholland, en Dykgraaf van de Krimpener waard. In den jare 1480 was hy in dienst van Utrecht; was de Hoekfche party toegedaan, en liet by zyn overlyden na Jonker jan van Naaltwyk, Ridder, Heer van Berg.ambagt, en mede een zeer groot voorftander der Hoekfche party. Hy was een beroemd krygsheld, doch als balling zwervende, ftierf hy binnen Parys, en werd aldaar begraven , zonder kinderen na te laten, waardoor zyne heerlykheid op het geflacht van Nievelt verviel. Zyne echtgenoot was de weduwe van den fchildknaap floris van Kyfhoek, welke in het jaar 1472 overleed; uit dit haar eerste huwelyk werden geboren: 1. ) Aleyt van Kyfhoek, erfdochter, welke in het huwelyk trad met c l a a s van Asfendelft. 2. ) Jacob van Naaltwyk, zonder kin¬ deren overleden. 3. ") Adriana van Naaltwyk, gehuwd met willem van Nievelt, te Utrecht, uit welk huwelyk kinderen zyn geboren. 4. Agnes van Naaltwyk, gehuwd met jan van neder v een, in het jaar 1457. Deze was hofmeester van den Graaf van Nasfau, en eerst gehuwd geweest met margareY 4 th£  544 kabinet van ne d erlandsche tha van der laan. agnes overleefde hem, en lier. kinderen na. 5.) N. van_ Naaltwyk, welke den geestelyken ftaat te Delft aannam. III. Johanna van den Woude, woonde, in het jaar 1451 . te Dordrecht, ten huize van hare moeder, cn ftierf ongehuwd in den jare 1497. Jacob de XVI, zoon van jacob van den Woude en reynoutje van brakel, was Heer van den Wonde, Warmond en Alkemade. Hy trad in het huwelyk met johann *, van Poelgeest, dochter van margaretha van doornik, helwichts dochter, en van den Ridder gerrit van Poelgeest, Heer van Homade. Hy ftierf op St. Thomas.avond, in den jare 1^03, en was de laatfte mannelyke fpruit van dit geflacht. Zyne gemalin ftierf voor hem, in hetjaar 1499; hy dezelve had hy de volgende kinderen gewonnen: ï. Reynoutje van den Woude, vrouwe van den Woude en Warmond. Zy huwde in het jaar 1477 met jan van rossom, Heer . van Zoelen, in Gelderland, welke in het jaar 1518 overleed, zonder kinderen by zyne echtgenote gewonnen te hebben. II. J a c o b a van den Woude. werd na den dood van hare zuster reynoutje voornoemd, vrouwe van den Woude en Warmond; huwde in het jaar 1476 met gysb ert van Raaphorst, zoon van n. van Vyanen, dochter van den Heer van Beverwaarde, en van albert van Raaphorst. Hy was by het beleg van Nuyts, en ftierf in den jare 1503, zonder erfgenamen na te laten. Zyne weduwe volgde hem in hetjaar 1525, en beiden  en kleefsche oudheden. 34J den werden by hunne voorouders te War« mond begraven. III. Maria van den Woude, begaf zich in het jaar 1484 in het huwelyk met phhip van Materies, zoon van jan van Matenes en van willemina van Alkemade, welke in barensnood ftierf. Hy reisde vervolgens naar Rome, en nam aldaar het priesterlyk gewaad aan. Doch van daar teruggekeerd, begaf hy zich in den jare 1492 inhetklooster te Warmond, leefde in hetzelve nog 41 jaren, en kwam in het jaar 1533, *n den ouderdom van 82 jaren te overlyden. By zyne echtgenote maria van den Wonde, liet hy de volgende kinderen na: 1. ) Jacob van Matenes, gehuwd met anna vanalmonde, dochter Van catharina van evers- dyk, en jacob van almonde, Raad in den Hove van Holland. Hy ftierf in den jare 1515, in den ouderdom van dertig jaren, zeer onverhoeds , zonder kinderen by zyne echtgenote te hebben nagelaten. 2. ) Maria van Matenes, deze werd in den jare 1525, door het affterven van hare moey jacoba van den Woude hier voorgemeld, vrouwe van den Woude en van Warmond. Zy begaf zich in het huwelyk met jan van Duyyenvoorde, zoon van den Ridder arend van Duyvenvoor. de, en van margaretha van Tsfelfiein. Uit dit huwelyk, hetwelk zeer vruchtbaar was, werden veertien kinderen geteeld, die, beY 5 ne-  34# KABINET V'ANNEDERLANDSCHE nevens hunne aframmelingen, de voornoemde heerlykheden en goederen zederd hebben bezeten. Jan van Duivenvoorde overleed in het jaar 1568, maar zyne gemalin reeds in den jare 1543. 3.) Margaretha van Matenes, welke het geestelyk gewaad te Poel aannam. Jacob van Duyvenvoorde, Ridder, zoon van jan van Duyvenvoorde en van maria van Ma' tenes, was Heer van Warmond, van den Woudeen van Alkemade, Raad in 'sGravenhage, en ftierf te Leiden in hetjaar 1577 , in den ouderdom van 68 jaren. Hy was gehuwd met henrica van Egmond alberts dochter. Deze zyne nablyvende weduwe overleed in den jare 1606, in den ouderdom van 8 r jaren. Na den dood van den voornoemden Ridder jacob, volgde hem op, zyn zoon Jan van Duyvenvoorde, Heer van Warmond, van den Woude en van Alkemade; Houtvester, en in later tyd Admiraal van Holland. Hy week in het jaar 1567 uit het land, doch was, in het jaar 1572, by het innemen van Am Br iel. In het jaar 1590, deed hy het huis te Warmond, in de eerste beleegering van Leiden door de Spanjaarden in den brand geftoken, wederom fierlyk "opbouwen; als zodanig vertoont het zich in onze 84fte prentverbeelding, welke in het jaar i6iï, op de rechter zyde en van voren, zeer haauwkeurig getekend is. Hy huwde in het jaar 1590 metodilia valkenaar, dochter van hendrik van valkenaar en margaretha VAN botbergen , uit Gelderland, wel-  en kleefsche oudheden. 34f welker broeder harmen valkenaar van Duykenhurg, gehuwd was met margaretha, zuster van den Heer van Matenes. Hy ftierf in 'sGravenhage, in het jaar 1610, in den ouderdom van 63 jaren, nalatende onder anderen zynen opvolger Jacob van Duyvenvoorde, Heer van Warmond, geboren in het jaar 159a. Hy huwde voor de eerstemaal ja^uelyne van Matenes, dochter van geertruyd van Lokhorst, vincents dochter, en van cl aas van Matenes, Heer van Haferswoude; tot zyne twede echtgenote nam hy maria van eikel; en ten derdenmale trad hy in het huwelyk .met charlotta van m a l s s e m. Hem volgde zyn zoon Jacob van Wasfenaar, geboren uit zyn eerste huwelyk; deze was Heer van Warmond en Ha~ fersveoude. Hy trad in het huwelyk met 1 s a b e l- le maria van haastrecht, erfdochter van den Heer van Druynen en Gansoyen, uit welk huwelyk eene dochter geboren werd, genaamd jacoba van Wasfenaar. Sedert dien tyd is dit huis in eigendom overgegaan, en de verblyfplaats geworden van ferdinand, Graaf van Berlo, Heer van Warmond, L/aferswoude enz., als in huwelyk hebbende de erfdochter van den Heer van Warmond enz. In de 85fte prentverbeelding zien wy het huis te Warmond van voren en aan den ingang, gelyk het zich in het jaar 1662 aan die zyde opdeed. Het heeft een zeer fchoon gezigt over het Kager meïr, en ftaat rondsom in aangename bepoting en fierlyke wandelwegen. Van tyd tot tyd is het nog zeer veel veranderd, meer verfierd, en met vy vers, lusthoven en bogaarden vermeerderd. Ten oosten van het ambagt van Warmond legt het  348 kabinet van nederLandsche het huis te Alkemade, ook Oud-Alkemade genoemd , zynde dit het oude ftamhuis van het Ridderlyk geflacht van dien naam. Het is meer dan eenmaal geheel vervallen geweest, doch tegenswoordig weder zeer aanzienlyk en geheel naar de hedendaagfche manier herbouwd , uitgezonderd twee torentjes op ieder hoek van de voorplaats, en een hoge agtkante toren, ten dake uitftekende, en verfierd met eene fierljke kap, flagklok en uurwyzers. Dit huis heeft mede een ruim uitzicht over de Kaag en het Leidfche meïr. Behalven de echte verbeeldingen van deszeifs oudften welftand, eer het door den brand in het jaar 1572 verdelgd werd; en eene andere aftekening van deszeifs gedaante, nadat het weder vertimmerd was, vindt men ook op dit flot de afbeelding van vrouwe elburg, of gelyk anderen haar noemen, gaeriêle van den Boetzelaar, een-en-dertigfie Abtdisfe van Rhynsburg, en op eene na de laatfte, welke het kloostergezagaldaar in volle uitgeftrektheid in handen gehad heeft. Het behoort tot de ambagtsheerlykheid van den Heer van Warmond. Ten tyde der Hoekfche en Kabeljauwfche verdeeldheden, aan welken de Heren van Warmond en Alkemade zooveel deel gehad hebben, leden zy in hunne perfonen, goederen en geflachten niet weinig nadeels, en de gefchiedenisfen van ons vaderland dragen daar de getuignisfen van. Merula, in zyn traktaat over de wildernisfen, voert het huis Warmond fprekende in, welke verfen in het nederduitsch overgebragt, van den volgenden inhoud zyn: Het Oorlogsvuur en twift, die maakten 'f my te bang; Waar van een was genoeg tot mynen ondergang: Op    en kleefsche 0uhdeden. 349 Op Lodewyk fyn komfl, die 't Leyds beleg opjloeg , En den Caftiliaan van hare wallen joeg; Ik lag fes jaaren in een puynhoop digt beflooten, Dat heeft die flerke vuyft van *t Leyds beleg verdrooten: Eer feven maal de fon fyn loop voleyndigt had, ■ So voelde ik een Kafteel opryzen als een Stadi 'f Was Hollands Admiraal, uyt 't Duyvenvoords gefïagt, Die my mee groot geluk tot fuik een aanften bragt: Door wie kon myn Kafteel ooyt beter fyn herftelt, Dan door die op zyn kling afkeerde 'c Spaans gewelt? het HUIS t e LOKHO RST In rhynland. Dit huis, van hetwelk de konstgraveerder rademaker ons, in het 86 prenttafereel, eene naauwkeurige tekening nagelaten heeft, vertoont hetzelve, aan de voor- enterrechterzyde, in die gefteltenis, in welke het zich in den jare 1617 bevond. Het legt tusfchen Warmond ente Haarlemfche en Leidfche trekvaarten, aan het riviertje de Lee. Weleer werdt het Oud-Teylingen genaamd, tot onderfcheiding van Nieuw -Teylingen, gelegen in Sasfenheim. Dit oude Teylingen was  35® kabinet van nederlandsche was eene zeer aangename Ridderlyke hofftede, weleer aan de Heren van Teylingen toebehorende; doch wegens de famenzweering van gerard van Pelzen, tegen Graaf floris den vyf den, aan welke de Heren van Teylingen ook deel hadden, werd het verbeurd verklaard, verviel aan de Graaflykheid, en is federt tot een jagthuis gebezigd. Ey merula, in zyn traktaat over de wildernisfen, worden de overblyffelen van deszelfs oude en vervallen muuren vertoond; dezelven zyn tegenswoordig geflecht, en de grond is in weide- en bouwland veranderd. Oud Teylingen of Lokhorst, waarvan wy thans handelen. werd te leen gehouden van den Heer van Naaltwyk. Dit huis is menigwerf van eigenaar veranderd; van de famielje der van Teylingen is het gekomen in die van Naaltwyk; vandaar in die van Poelgeest, cn uit deze kwam het aan het geflacht van Lokhorst, van hetwelk het dezen naam ontfangen heeft. Dit kan men uitvoerig vinden in de nevensgaande MEMORIE, van den Jaare 1537. omtevertoonen 't Recht, dat den lieer e van lochorst heeft tot die Riethroeken, gelegen omtrent die Poelen; dienende op de Qiieftie, tuffchen den Heere van lochorst, ende de Stadt Leyden. ,, In den eerften, fal men verftaan, dat ac„ crefccntien of aanwaffen, Viffchieryen, Vo- o-clrycn, Wintmolens, Zwaandriften, Veren, 11 dair men overvaart, Thynffen, Cofteryen, „ Schole, prcefentatien van Kercken, &c. Dat „ alle deze pertien zyn condependentien van „ Ambacht-Heerlykheit, 't welk genoemt wordt Ambachts-gevolg, ende behoren tot allen « piaatfen den Ambachts-Heer; ten waare, dat  EN KLEE?SCHE OUDHEDEN. 3$ï yemant waare, die daar fpeciaale titule van „ recht anderfints of hadde. „ Men fal bevinden, dat omtrent Warmond „ gelegen is geweeft een Ambachts-Heerlykheit ,, genoemt het Ambacht van Teylingen, blyken„ de by cöpie, beginnende: Wy Willem Ber. ,, thout, &c. in welcke Ambacht gelegen is de „ Hofftede genoemt Oudt Teylingen, Lochorft „ toebehoorende, als men hier na verklaart fal „ vinden. „ De voorfz. Heerlicheit ende Hofftede, met „ die appendentien van dien, zyn by verfterfte „ gecomen, ende gefuccedeert op verfcheyde „ Geflachten, ende dit door Houwelicken, al„ fulex dat die Heeren van Warmond gecregen „ hebben die Heerlyckheyt van Warmond; ende „ die appendentien van de Heerlycheyt, zyn ,, eenige gecomen op andere, als men uyt defen „ bevinden fal. ,, Item es geweeft een Jan van Teylingen, die welke gegeven heeft Jan yan der Wateringe ,, zyne Neef, onder ander parcelen van Lan„ den, eerft XLVII. Morgen Lants, gelegen in „ Warmonderbroeck; noch heeft die felve gegeven „ Ghysbert van der Wateringe, den voorfz. Jans~ „ Broeder een ftuck Lands, mede gelegen in „ Warmonder-broeck, ende is genoempt >^rc&?, „ ende daar toe die Vogelryen; blyckende by „ copye, beginnende :Ick Jan van Teylingen, &c. „ Item» defe van der Wateringe ende van Tey„ lingen zyn gehuwelickt geweeft, aan die Heeren „ van Naaltwyck, al fulex, dat een genoempt, Joffrou Sophie van Teylingen, mit hare Man, „ Heynryck van Naaltwyck gegeven hebben haar „ Dochter, die Hoefftede van Ouwe Teylingen, ,, mit zeven Morgen Ueeft-lant, ende dat Veer „ tot  352 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ tot Warmont, met die Vogelryen in de Poelen* „ ende die Swaan-driften; blyckendebycopye, beginnende: Wy Sophie van Teylingen , &c. * Item, defe voorfz. Dochter van Naaltwyk Ys geftorven. fonder Kinderen te laten, al l\ fulex, dat defe Goederen wederomme geco!' men zyn, op den Heere van Naaltwyck. , Van wekken Heere van Naaltwyk, Heer Gent van Poelgeeft, Ridder gehat heeft mede een Dochter, ende daar aan gewonnen heeft " eene Zoon, genoemt Jan van Poelgeeft, die welcke Jan gegeven zyn geweeft, tot een " Leengoet die voorfz. Hoefftedevan Teylingen, " mit Landen ende Renten, ende anders daar toe „ behorende, blyckende by copye beginnende: , Willem, Heer tot Naaltwyck, &c. „ Item, uyt faack van defen, heeft die voorfz. , Jan van Poelgeeft eerftelickcn befecten gehat defe naabefchreve percele; eerft dieHoeffteae van Ou we Teylingen voorfz. ende noch daar toe ! dat appendentie van Heerlicheyt ende Thyn' fe, ende dat halve Veer tot Warmont, die " Vogelryen in de Poelen, het Riet ende Riet', broucken in de Poelen gelegen, endedeSwaan„ driften, &c. „ Item, van Jan van Poelgeeft voorfz. zyn defe goede geërft op Heeren Adriaan van Poel. ï< geeft, zyne Soen, ende die felve verlyt zyn, van die Leen-Heere, ende men bevinden lal, in den Regifter van denfelven Heer Adriaan, „' hoe dat hy in fyn tyt defe Vogelryen ende „ Rietbroecken verpacht heeft gehadt. „ Ende overmits dat die Pachtenaars van dit „ voorfz. goet, arme fchamele luyden fyn ge„ weeft, ende als noch zyn, ende dat men gewoonlicken was, om die twee of drie Jaaren » een  en kleefsche oudheden. 353 „ een cledinge te geven, door dien dat zy Die„ naars van den Huyfe gerekent waren, ende „ die Zwane bewaarden, die welke men een „ Pluym-graaf hier; foe is den felven Pachters dickwils te goede gelaten geweeft het Riet, 3, ende dat in recompenfie van die cledinge. „ Naa den overlyden van den Heer Adriaan „ van Poelgeeft, zyn defe goede ge-erft op Joffrou Adriana van der Does, Wed. van Lochorft, die welcke die verlieninge van defen mede heeft „ van den Heer van Aardenberch, als Heer van „ Naaltwyck, ende mede gebruykt ende laten „ gebruyken, heeft defe Goeden voorfz. by de „ Pachtenaars van de voorfz. partye , welke Pachters noch leven, ende 't felffer gebruyc„ ken, in manieren voorfz. ende is die Pach,, ter genoemt Cornelis Heymanfz. de Brypot. „ Item, als nu geleden een Jaar, of daaron„ trent, te weten 't Jaar 1536. heeft den voorfz. „ Lochorft een ftuckgen van defe Riet-broecken, „ daar niet meer Riet van waffchen en wilde, „ doen toemaeken, 't welk noch die een helft „ wel foe laach was, dat het felve genoech met ,, het water noch gemeen was, ende heeft 't „ felve in pacht gegeven Mouweryn Pieterfz. om „ aldaar een bleyckvelt gemaackt te worden. ,, Ende alfoe die voorfz. van Lochorft verftaan heeft gehadt, dat eenige hen fouden willen " onderwinden, hem Lochorft letfel endepertur•>, baci te doen in defen, niet tegenftaande zyn ., deuchdelicke poffeffie, fpruitende uyt goeden „ titule: Soo is den felven Lochorft van node „ geweeft te impetreren Mandoment vanmeync„ tenue, ende foude 't felve te werck geftelt „ hebben, maar heeft 't felve als noch gelaten, „ ten verfoecke van de Burgermeefteren van \ II. deel. Z „ Ley.  354 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ Leyden, dewelcke hen laten duncken, dat het „ Riet ende Riet - broucken derfelver Stede fou„ de tocbehooren. Van welcke voirftolle den „ voorfz. Lochorft feer vervremt is geweeft, „ want die felve Stede tot genen tyden daar on„ trent eenige Heerlickheyt, ofgront, of landt „ gehadt en hebben, zulex als den voorfz. Loc„ horft zyn Voor-ouders gehadt hebben, ende 3> voor wel verclaart ftaat. ,, Ende of men foude willen feggen , van we„ gen der voorfz. Stede, hoe dat die voorfz. ,> Jan van Poelgeeft, Heer Adriaan van Poelgeeft, 3. 't felfde Riet ende Riet-broucken gebruyól 3, foude hebben , in Pachte van der voorfz. „ Stede, onder een decxfel, ofte coleur, van », dat de voorgenoemde, van derfelver Stede in ,) huyr gehadt hebben enige Viffcheryen, gelegen ji in den Wateren, Poelen, ontrent defen aan« waffen ende Riet-broucken, welcke Viffche„ ryen die voorfz. Stede feggen te hebben in 3> Erfpagt van den Grave van tlollant, endefyne Heerlickheyt. • „ Antwoort die voorfz. van Lochorft, ende feyt, dat dit foude wefen een vreemt voor„ ftelle, ende bybrengen, want viffcherye niet » gemeens en heeft met land. of anwafle van landt, dat me gemeenlick ruyehte ofte Riet„ broucken biet te wefen; jaa dat meer is, noch ,, ook meer gemeens en heeft met de gront van „ den water, om aldaar bagger uyt te mogen „ halen, gelykerwys, dat men wel mach hebben „ by fpeciale lange gebruyeken van eenen wech, „ die felve te mogen varen, ryden, gaan, jaa „ doer eens anders lant; daar inne en heeft die „ felve geen recht tot de vruchten op te felve „ wech wanende, noch tot de gront van dien; „ van  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 35? s, van gelyken mach ook de voorfz. Stede hier „ wel hebben de Viffcherye, indien daarViffche „ ontrent Is behorende tot de vrone, mer vor„ derverpagt, dan de Viffcherye, dewelckmo» gelick wel weten foude fyn Brief van defen „ Erfpacht gegeven te interpreteren, of des „ noot ware, ende oock van rechte zyn Hoo„ cheyt dat toe behoren foude. ,, Ter confervatie van defen, fal men moge„ licken bevinden, dat die Heere van Waftenaar, „ als hebbende die Viffcherye in den Rhyn, foo „ wel binnen der Stede van Leyden, als daar „ buyten, dicwils gepoöcht hebben gehadt, hem „ toe te behoren als armen uyt den Rhyn aange„ wonnen, ende als noch onlancx geleden, mo„ gelick een Jaar of twee, of drie, die felve „ Heer niet en heeft willen gedogen, uytcrach. „ te van Titule van zyn Viffcherye, dat men „ enich ruygten, Riet-broucken, ofte ander „ bagger uyt den Rhyn halen foude; ende heeft „ die felfde Heer daarinne gefuftineert proceffe „ voor den Hove van Hollant, ende 't felfde „ verloren, alfoe men feyt, mer behout noch „ aldaar fyn Viffcherye, foo verre daar Viffche „ is, ende verder niet. „ Ende, of eenige fouden Willen feggen, dat „ die voorfz. van Lochorü, nu ter tyt geen „ lant en fouden hebben leggen ontrent defe n Poelen, ende mitsdien- geen recht en foude „ hebben tot die Riet-broucken. „ Antwoort hier op den voorfz. Lochorft, „ feggende, dat van defen genoech verhaalt is, „ in die voorgaande articulen, dewelcke over »> vermelden, wat den voorfz. van Lochorft zyn „ Voor-ouders, daar hy van geboren ende uyt„ gefproten is, aldaar gehat hebben, foe van Z 2 j, Heer-  35^ kabinet van nederlandsche i» Heerlicheyt, als oock van lant, ende noch » heeft, fulx hem God verleent heeft; 't welck j» by avontuir meerder is geweeft, ende mogelick » noch meerder is, dan den genen hebben, of >, hoir Voor-ouders gehat hebben, die welcke n dit fouden feggen ende voorftellen. " „ Ende ofc alfoo waar, dat die voorfz. van » Lochorft geen recht en hadde, tot de voorfz. ii Riet-Broucken, zoo hy heeft, en foude noch3> tans daarinne die voorfz. Stede geen regt com» peteeren; mer foude mogelick alsdan recht toe >, prastendeeren te hebben, den Ambachts-Heer, » of den geene, an wiens lant defe broucken » aangewaffen waren. „ Om alle voorfz. redenen, ende dat die van » Lockhorft noch moegelicken meer foude by,7 brengen, of het noot waar, foo is defelve j> wel gerechticht toe defen Rietbroucken; be„ gerende dat hy in zyn goede recht ende poffeffie » mach blyven; want moegelick anders foude » hem van noode wefen, ende oock fchuldig „ wefen te roepen, ende te eyflehen behulpe „ van andere perfonagien, dewelcke hem van „ recht wegen defen faacken fouden moeten on», derwinden, ende niet ledich konnen ftaan. ,, Indien de voorfz. Stede recht foude hebben „ tot de voorfz. Stede die Viffcherye van Vroon„ wateren heeft, foe voorfz ftaat; 't zelve recht „ foude die Stede mede hebben tot alle die andere „ Riet-broucken, tot verfcheyde piaatfen gele» gen, in de voorfz. wateren; waar van men » die waarde niet wel en foude connen eftimeren, >, om die veelheyt van dien; oock mede heeft „ die Abt van Egmont, leggende by Abtspoel, >> verfcheyde Riet-broucken, die oock al gelegen „ zyn in de Mzraz-poelen; ende noch veel meer „ an-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 357 „ andere, dewelcke hem mogelick met den voorfz. „ van Lochorft fouden voegen, om alfoo gene„ ralicken haar recht te befchermen. Want en „ heeft Lochorft geen goet recht, foo en connen „ andere van gelycken condicien oock niet wel i, geconfondeert wefen. Dus verre dit gefchrift; en ter nadere verklaring en opheldering omtrend de tydrekening, wanneer en op welke eene wyze het huis Lokhorft of Oud Teylingen van het eene geflacht tot het ander is overgegaan, kan men het bericht van den Heer simon van leeuwen nazien, in zyn Batavia lllustrata, waar hy ergens zegt: „ 't Huys te Lokhorft, anders genoemt 'Oud „ Teylingen, werd te leen gehouden van den „ Prince van Orangen, als Heer van Naaldwyk, „ en befeten by Beer Johan, Baron van Wajfte„ naar, Vryheer van Warmont; (te weten toen „ hy dit fchreef, omtrent den Jaare 1658.) is voor defen geweeft aan den Geflachte van „ Poelgeeft, als Anno 1447. befeten by Jan van „ Poelgeeft, Heer Gerrits'-Soon, hem aangeko„ men door Jonkvrouw Willemine, Weer Willem „ van Naaldwyks-Dochter, fyn Moeder; totdat ,, Heer Adriaan van Poelgeeft, fyn Soon, Anno „ 1511. fonder Kinderen overlevende, 't felve „ quam op Gerrit van Lokhorft, fyn Sufters-Dog„ ters-Soon; daarna op Heer Claas van Matenes, „ Heere van Hafarsvfoude, door fyn Moeder „ Geertruyd van Lokhorft, Soons-Dogter van ge„ melde Gerrit van Lokhorft; welke Claas van „ Matenes mede fonder Kinderen komende te „. overlyden, 't felve gekomen is aan denHuyfe „ van Warmont". H. van heusden zegt, dat de Heren van Warmond dit huis in den jare 1672 hebben verZ 3 kocht.  358 kabinet van nederlandsche kocht. Het is van tyd tot tyd door de Heren eigenaars aanmerkelyk verbeterd, zo wel omtrend de huizing als beplantingen. Wy hebben het gevoelen van fommigen, als hadde het Cisterfienfer monnikken klooster te Warmond op den grond van Oud Teylingen geftaan , hier boven reeds onderzocht, en daarby aangetoond , dat men in dat geval te veel vertrouwen ftelt in de gezegdens van thaborita; daar het veel waarfchynelyker en zeker is, dat het klooster daar regt tegen over, en nader aan de kerk te Warmond zal geftaan hebben. de KERK te OESTGEEST e n TORENVLIET, b y OESTGEEST, In rhynland. Dat de Romeinen, toen zy byna over den toenmaals bekenden aardbol het gebied voerden, zo wel in deze als in andere gewesten, waar zyzich vestigden, en voornamentlyk, langs de oevers der vermaardfte ftromen, eene menigte burgten. kastcelen, tolhuizen, andere fterktens en aan' mer-    en kleefsche oudheden. 359 merkelyke gebouwen gefticht hebben, is zo bekend , en by zo vele fchryvers aangewezen, dat het overvloedig zyn zou, om ons daarmede hier optehouden. De ichrandere j. oudaan heeft aangetekend en is van gevoelen, dat tot Oestgeest ook een diergelyk Romeinsch gebouw moet geftaan hebben; doordien de kerktoren aldaar, van trasftenen gebouwd, beneffens de kerk op een verheven verwulft ftaat, boogsgewys nederhellende, en met brokken en fcherven van Romeinsch aardewerk bezaaid is; een duidelyk bewys, dat dit gebouw op den grondflag van eenen Romcinfchen burgt gebouwd is. Onze aangehaalde fchry. ver zegt verder, dat hem voor waarheid bericht is, dat de onderdrempel der kerkdeur waterpas legt met den boventop van den Sparendamfchen toren. Dit komt ons echter geheel en al ongelooflyk voor, en fchynt tegen de ondervinding .te ftryden; veeleer is het te geloven, dat de grond van het oud Romeinsch gebouw, hetwelk hier geftaan heeft, tot nog toe voor het grootst gedeelte onaangeroerd legt en nimmer onderzocht is, hoewel, voor zo verre ons bewust is, niet een eenig fchryver het allerminst daarvan gewaagt. Oestgeest derhalven, hetwelk 1050 roeden van de ftad Leiden, 623 roeden van Rhynsburg, 9 81 roeden van Foorhout, en 1425 roeden van Sasfenheim legt, is buiten twyffel zeer oud; men weet zelfs, dat in de eerste eeuwen van het Christendom alhier eene kerk geftaan heeft; welke aan willéer o r d u s, de eerste verkondiger van het Christelyk geloof in deze landen, was toegewyd. De naam van dit dorp vindt men in de oude fchriften op eene zeer verfchillende wyze gefchreven. In het register der goederen, behorende tot de St. Martyns kerk te Utrecht, voor de tyden van Z 4 den  36o KABINET VAN NEDERLANDSCHE den Bisfchop odilbaldus , omtrend het jaar 866, volgens het exemplaar door de geleerde p. scriverius en M. z. boxhorn gebruikt, wordt het Oresgest genoemd; in eene andere copy, door willem heda aangehaald, vindt men Os tresgeest; en in eene derde, by h. van rhyn, te vinden, en welke met de pen gefchreven is, vindt men Osgeresgeist gefyéld. Elders wordt deze naam wederom anders gefpeld. Deze verfchillende manier van fchry ven is waarfchynelyk veroorzaakt, doordien de oude handfchriften veelal zeer onnaauwkeurig, en daarenboven met vele verkortingen gefchreven waren, waardoor latere uitfchryvers denkelyk kwalyk gelezen, en verkcerdelyk nagefchreven hebben, waardoor dan deze verfcheidenheid veroorzaakt is. Ondertusfchen wordt het zonder tegenfpraak aangenomen, dat de naam van het dorp zynen oorfprong heeft van oest of oost, en Geest, betekenende een droog verheven land; welker uitlegging volkomen aan de gelegenheid van het dorp beantwoord. By hadrianus junius en janus douza, of jan van der does, vindt men aangemerkt , dat in de oude en echte brieven der Bisfchoppen van Utrecht gevonden wordt, dat dit dorp mede den naam Kerkwerve gedragen heeft; en de laatstgemelde fchryver verzekert, in zyne geflachtbrieven gevonden te hebben, dat dit Kerkwerve de oude naam van het dorp Oestgeest is. Deze naam Kerkwerve wordt onder anderen gevonden in het verdrag, hetwelk in het jaar 3063 , tusfchen willem, Bisfchop van Utrecht, en regimberttts, Abt van Epternach, ge. floten is. Men vindt dien naam verder in het volgend jaa? 1064, in zekere brief van Keizer hen.  en kleefsche oudheden. 36I Hendrik den IV, betreffende de landen door zynen vader gewonnen, en door hem aan wille m , Bisfchop van Utrecht, weder overgegeven, alsmede op het jaar 1156, in het verdrag tusfchen Graaf dirk van Holland, en gerardus, Abt van Epternach. Waarfchynlyk zal deze naam Kerkwerve van de hoge werf of grond, waarop de kerk gebouwd is, afkomstig zyn. Nogthans fchynt die naam zo algemeen niet te zyn aangenomen, doordien men na den jare 1200 en vervolgens, den naam Oestgeest doorgaands gebruikt vindt, gelyk ons zulks terftond zal blyken. Zelfs, byaldien niet doorkundige mannen, gelyk de zodanigen, welken wy terftond genoemd hebben, beweerden, dat Kerkwerve en Oestgeest niet van eikanderen onderfcheiden waren, zouden wy byna tot het gevoelen overhellen, om door die twee namen twee verfchillende piaatfen te verftaan. Uit de oude brieven immers fchynt niet anders te blyken; doordien de Heren, deze verfchillende namen voerende, als Heren van byzondere heerlykheden voorkomen, en in deze namen een duidelyk onderfcheid gemaakt wordt. Want, hoewel in zekeren brief van ada, Mark. gravinne van Brandenburg, in hetjaar 1205, ten behoeve van het klooster van Rhynsburg verleend, onder anderen eenen hubrechtot Kerckwerf als getuige voorkomt, zyn 'er nogthans andere brieven van weinig latere dagtekening, in welken de Heren van Oestgeest wederom duidelyk gemeld ftaan. Ten voorbedde daarvan ftrekke de volgende brief van hetjaar 1242: „ Ik Willem, Graaf van Holland, maake be„ kendt aan alle de geene die dezen Brief zulleir ,, zien, dat ik aan mynen zeer lieven Heere „ Dirk van Oiftgeeft gegeven hebbe, het landt, Z 5 ,, 't wel-  3Öa kabinet van ne d e r l and S ch e „ 't welke tuffchen Monfler ende Stinckendenvale ,, gelegen is, en 't welke hy van my te leen „ plagte te houden, om het felve als fyn vry „ eygen goed eeuwiglyk te bezitten. En ten eynde een iegelyk, foo wel tegenwoordige als ,, toekomende, daar van kenniffe mogen heb„ ben, foo hebben wy ons Zeegel aan dezen Brief gehangen. Gegeven te Leyden, inden „ Jaare des Heeren 1242. des Donderdaags na „ St. Latnbertus-dag". In latere gefchiedenisfen, vindt men meer andere Heren van Oestgeest genoemd, welken waarfchynelyk van dit geflacht geweest zyn. Daarenboven heeft het oud adelyk geflacht der heermannen mede den bynaam van Oestgeest gevoerd, gelyk uit derzelver geflacht-register, byW. van goudhoeven en s. van leeuwen kan nageflagen worden. By gebrek van mannelyke erven is dit geflacht uitgeftorven. Niet zonder rede wordt de kerk van Oestgeest onder de oudfte kerken van Holland gerekend. Wy hebben reeds gezegd , dat fommigen willen, dat zy door willebrordus gefticht ware; anderen gaan nog verder en zeggen, dat deze heilige de kerk aan zich zeiven zoude hebben toegewyd. Doch deze beuzeltaal wordt met recht als opentlyke tegenfpraak verworpen, doordien de ftichter eener kerk, en voornamentlyk geen nederig heilige gelyk deze, dezelve aan zyn eigen perfoon zal toewyden. Op betere gronden fchynt het te fteunen, dat deze kerk, byaldien zy onder den naam van Kerkwerve moet verftaan worden, benevens die van Vlaardingen, Valkc~ burg, Heiligeloa en Petten, van de oudfte tyden afmoederkerken van het omleggend land geweest zyn. Het  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. Het begeven der pastory dezer kerk, ftond weleer aan de Abtdisfe te Rhynsburg. Ondertusfchen had de pastoor van Oestgeest mede een zeer groot rechtsgebied, hetwelk zich zo verre uitftrekte, dat zelfs een gedeelte der ftad Leiden daaronder behoorde; dit blykt onder anderen uit de twee volgende brieven van de jaren 1363 en 13 64, betreffende de kerk van St. Maria binnen Leiden; deze brieven, oorfpronglyk in hetlatyn gefchreven, luiden, volgens onze overzetting, aldus: „ 'Wy Hu go van LIant Schout, Gerrit Ryswyc , „ Isbrand Raetaerts, Michael Gerritfz, Philip „ Janfz, Willem van Foirburch, Hugo Jans.9 „ Hugo Niclaafz. van Burch, en Pieter Huygenfz. „ Scheepenen, Daniël Janfz. en Dirk van Bofche ,, Raaden der ftad Leyden, doen hier meede aan „ een iegelyk weten, en bekennen, in de naame „ der voorfz. Stadt, dat wy geen recht hebben, „ tot begevinge derKapelle, de welke nu gefticht „ en getimmert is binnen Leyden cn Marendorp , „ onder de Parochie van Oeft'geeft; welke Kapel„ le vervolgens afgefcheyden en gefcheyden fal zyn van de Parochie-Kerk van Oeftgeeft; en ,, zal gewydt worden, als 't Godt gelieft, om vervolgens ter eere Godts in Eeuwigheit een „ Kerk te zyn, met gemeenen raadt en toeftem„ minge van de Eerbaare Mevrouwe Clariffa, „ door Godts Genade Abdiffe van Rhynsburg, „ van St. Benedictus-Oïden, en van haar Convent; „ nademaal de begevinge der Kerke van Oeftgeeft „ zedert van oudts aan d'Abdiffe van Rhynsburg „ heeft toebehoort, gelykerwyze Wy van onze „ voorzaaten verftaan hebben. Tot getuigeniffe .„ der waarheit, hebben wy deze Brieven met j, ons Stads Zeegel beveiligt. Gegeven in't Jaar „ des  364 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ des Heeren 1363. 'sVrydaags na denFeeftdag „ van St. Valcntyn. Wy Schout, Scheepenen en Raaden der Stadt Leyden, maaken hier meede aaneeniege„ lyk bekendt, dat wy, onder andere Brieven „ der ftadt Leyden; meede gezien hebben defen, „, geheel gaaf, onuytgefchrabt, of te niet gedaan, „ noch in eenige deele gefchonden, van de eer„ baare Mevrouwe Clan/Ja van Schenyen, door „ Godts Genaade Abdiffe van Rhynsburg, en ,, met derfelver Convents-Zeegel beveftigt, ge5, fchreven met de volgende bewoordingen. „ Wy Clariffa van Schenyen, by de Genaade „ Godts Abdiffe van Rhynsburg, van St. Benedi&us„ Orden, maaken hier meede aan een iegelyk „ bekendt, dat wy vrywillig, en met gemeene „ toeftemminge van ons Convent, om Godts wille, op 't verzoek en de vermaaningc van „ Heere Hendrik Spikers, Paftoor der Kerke van 3» Oeftgeeft, en om beede willen der Stadt Leyden, „ hebben toegeftaan en toegelaaten, hier meede „ toeftaande en toelaatende, dat de Kapelle, „ die gefondeert is in 't Ambacht van Leyden, ,, en gelegen in de Parochie van Gift'geeft, tot „ een Parochie - Kerk geheyligt en gewydt wor„ de, nu en ten eeuwigen daage duurende; be„ houdens nogtans 't Recht van Ons, en van „ ons Convent; te weten, dat wy de begevinge „ van de voorzeyde Kerke, wanneer die fom„ tyds komt open te vallen, fullen geven, vol„ gens onfe confcientie, aan een Perfoon na ons „ believen , fonder eenig tegenfpreeken van de „ Stadt Leyden; behoudens ook het recht der „ Kerke van Oift'geeft, en van het Jaarlyks Pen„ fioen van defe nieuwe Kerk aan dien Paftoor, dat is, dat hy van defelve fes Schilden Jaar-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 3Ó5 „ lyks fal hebben, te reekenen vier en twintig „ Vlaamfche of Dordrechtfche Grooten voor ieder Schildt; te betaalen, twee op den Feeft-dag ,, der Geboorte Chrifli, twee op Paaffchen, en j, twee op Pinxteren, fonder eenig vertoeven „ of tegenfpreeken. Doch byaldien het ge3, beurde, dat eenige Perfoon in defe nieuwe „ Kerke, tot vermeerderinge van den Godtsdienft, 3, en voor de Zaaligheit fyner Ziele, een Kapel,, lanye foude willen fondeeren en oprechten, „ met gemeene bewilliginge en toeftemminge 33 van de Reegeringe van Leyden; foo doen wy 3, aan die Perfoon afftandt van ons Recht, maa3, kende en gevende macht aan de geene, die, 3, Stichter van de Kapellanye is, of aan deffelfs „ wettige Erfgenaamen, en Nazaaten, of aan 5l een iegelyk, aan wien hy dit fyn recht fal 3, willen overgeven; dat hy, volgens den inhoudt ,, van derfelver Stichtinge, defe gifte, ter eere „ Godts, vry willig opdraage aan wien hy fal „ willen, fonder eenige tegenfpraak, van ons, „ of van ons Convent. En ten eynde alle de a, voorzeyde voorwaarden, door ons en ons 3, Convent, die 'er tegenwoordig zyn, of ver,, volgens fullen wefen, vaft en onveranderlyk 33 mogen onderhouden worden , hebben wy „ goedtgevonden, ten dienfte Godts, en van 3, Heere Hendrik, als meede van de Stadt Ley,3 den* defe Brieven tot getuygeniffe met de 3, Zeegels van ons en van ons gemeene Convent ,, te beveiligen. Gegeven in 't Jaar des Heeren 3, derthien hondert en vier en fes tig, 'sFry'daags na 33 den Feeft dag van St. Valentyn. ,, Maar wy. Schout, Scheepenen en Raaden „ der voorzeyde Stadt Leyden, hebben defe Brie- vep, tot getuygeniffen der Waarheit, met „ het  $66 kabinet van nederlandsche 5, het gemeene Zeegel onfer Stadt beveiligt. Ge- geven in 't Jaar des Heeren 1364. op Vry dag ., na den Feeft-dag van St. Falentyn'. Tot aan de oprichting der nieuwe Bisdommen in de Nederlanden, werd het ampt van pastoor door de Abtdisfe van Rhynsburg begeven. Waarna dit voorrecht aan het Bisdom van Haarlem is overgegeven. Dat deze kerk in vroegere tyden zeer aanzienlyk moet geweest zyn, hoewel zy door de Spanjaarden, in hetjaar 1574, verwoest werd, kan uit de overblyffelen, gelyk wy dezelve in onze 87fte plaat verbeelden, eenigfints worden opgemaakt. Sedert deze verwoesting, is flechts een gedeelte der kerk weder opgebouwd. waarin na de Hervorming de openbare Godsdienst gcoeffend, en als eerste predikant waargenomen is door florentius marci, in den jare iöco van Arlanderveen beroepen, en aldaar geftorven in den jare 1607. Voor het overige behoort de kerk van Oestgeest onder de clasfis van Leiden en Neder-Rhynland, in den tweden ring, genaamd het hoog of na Duin. Ook ftelt de regecring van Leiden aldaar eenen fterf heer aan, zynde doorgaands een der ftads Burgemeesteren. Voor de tyden van Graaf albert van Beijeren , fchynt de af- en aankomst tusfchen Leiden en Oestgeest aan eenige moeilykheden onderworpen geweest te zyn , doordien deze Graaf bevel gaf, tot het maken van eenen nieuwen weg. Dit bevel niet fpoedig genoeg ter uitvoer gebragt wordende, vernieuwde hy dit in den jare 1394 met het volgend bevel: „ ALBERT, by Godts genadePalens-Grave „ op ten Rhyn, &c. laten weeten, onfenBailiou a, ende onfen Hogen Hiemraat van Rhynlandt, „ dat  ïn kleefsche oudheden. 367 „ dat wy u in voorleden tyden gefchreven „ hebben, om eene wech te keuren, dieftrecken foude, van onfe Poertcn der ftede van Leyden, onder Pudeken-pocl, tot aan de Gheeft, daar wy off verftaan dat noch niet gefchiet en is: „ Waarom wy u ontbieden, ende bevelen ern„ ftelick, dat gy daar eenen wech ordonneert, foo ghy eerft moget, wel gefpecken metfant, op ter geenre koft, die u dencken fal dat 'er mede gebaat mach wefen, en daar eene yege,, lyck zyn houf flach off geeft, dien te houden „ en bewaren, die 't fchuldich is te doen. Dit „ en laat niet, alfoo lieff als wy u fyn; want 3, wy des niet meer vervolcht en willen wefen. ,, Gegeven in den Hage, op ten anderen dach 3, in Maarte, in 't Jaar ons Heeren M. CCC. 3, XCIV. na den loop van onfen Hove". Volgens eenen anderen brief van Graaf alEer t van Beijeren, van het jaar 1398, heeft dezelve toenmaals binnen Oestgeest eenen rechtbank gehouden, van beide de ambagten Oestgeest en Poelgeest, gelyk de Heer pars zulks uit een oud kerkboek van Oestgeest heeft opgetekend. Eertyds, toen nog de Roomfche Godsdienst de heerfchende was in deze landen, waren te Oestgeest verfcheiden broederfchappen opgerecht. Onder anderen, wordt in een gefchrift, van den jare 1464, van een broederfchap van den H. Geest; en in een ander gefchrift, drie jaren later, van een broederfchap der H. maagt Maria en St. WiU lebrordus gewag gemaakt. De inftelling van deze laatfte broederfchap, kan breedvoerig by h. van heusden worden nageflagen. Volgens eene zekere blaffert van alle de inkomsten, landeryen en pagten der kerk van Oest'  368 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Oestgeest, in den jare 1568, blykt het, dat aldaar, toenmaals een heilige Geest huis geftaan heeft. In den jare 1450, verkochten de kerkmeesteren floris ewoutszoon en jacobszoon een halve morgen lands aan het klooster Marienpoel, om de kosten van verbetering aan hunnen kerktoren te betalen; waaruit men zou mogen opmaken, dat dit gefticht toenmaals in geenen buitengewonen bloeienden ftaat geweest is. Onder de dorpen en riemtalen, waarop ieder dorp, tot onderhoud van den weg van Ryswyk, de vyvers, fingels, bruggen, platingen enz. van het hof, gefteld is, en waar na de bottingen van vroege tyden herwaards berekend zyn, ftaat Oestgeest voor een riem geboekt. Nadat Dykgraaf en hoge Heemraden van Rhynland weleer alle de landen in Rhynland hadden, doen meten, om dezelven, ter ontlasting van de ingelanden, in de contributien en den omflag van des gemeenen lands lasten te brengen, is deswegens proces gerezen, en daarover getwist tot in de jaren 1550 en 1553, als wanneer men een minnelyk vergelyk getroffen heeft, tusfchen de Schouten en ambagtsbewaarders ter eenre, en Dykgraven en Hoog - Heemraden ter andere zyde. By dit vergelyk voegden zich verfcheiden dorpen, welken buiten het verfchil gebleven waren, waaronder Oestgeest mede begrepen was, zendende twee afgevaardigden, met welken het volgend vergelyk is aangegaan. „ Uyt Oeftgeeft zyn gecompareert geweeft An„ thonis Meeufz. ende Jacob Pieterfz. Ambachts„ bewaarders; de welcke gehoort, ende opalies „ gelet, is gefeyt, geaccordeert ende geordon„ neert, dat 't Ambagt van Oeftgeeft, ('twelck „ te  en kleef sc he oudheden. 369 „ te ftaan plag op veerthien hondert ende acht „ en vyftig Margen, twee Hont,) ende by de „ nieuwe metinge uytgemeten is op negenthien „ hondert achten vyftich Morgen festalf Hont; „ fal van nu voortaan, aanfchou genomen op „ de qualité van 't lant aldaar gelegen, gelden „ ende contribueeren net negenthien hondert negen „ ende dertig Morgen;" Volgens s. van leeuwen, in de privilegiën van Rhynland, en volgens den zelfden fchry. ver, in de costumen van Rhynland, ftaat Oestgeest in den omflag der Rhynlandfche mörgentalen, begroot op 1917 -morgen, 374 roeden. Volgens het quohier der verponding, van alle huizen en landeryen in Holland, ftaat Oestgeest geboekt voor 1943 morgen, 495 roeden; volgens eene andere copy, federt het algemeen redres van den jare 1632, is het gefteld op 146 huizen, 1945 morgen, 195 roeden lands, welken toenmaals jaarlyks opbragten 13208 guldens, 12 ftuivers, 7 penningen. Eindelyk, in den jare 1732, rekende men onder Oestgeest 194huizen, 15 blekeryen , 2 fteenplaatfen, 10 molens 1943 morgen, 495 roeden lands; waaruit men kon afleiden, dat 'slands inkomsten aldaar niet verminderd zyn. In den jare 1532 hebben verfcheiden dorpen in Rhynland het hunne toegebragt, tot het vernieuwen en vermaken der vischbrug binnen Leiden. Daarvoor is aan deze dorpen het voorrecht toegeftaan, om wanneer hunne buurluiden en ingezetenen binnen voornoemde ftad om perfoneele of lopende fchulden mogten gevat worden, de Schout en de gerechten van deze dorpen dezelven zouden mogen affchryven; en dat Schout en Schepenen van Leiden zodanige affchriften II. deel. A a al?  370 KABINET VAN N E D E RL AND SC HE als geldig zouden aanzien, en partyen tot hunnen dagelykfchen rechter wyzen; alles echter onder voorwaarde, dat wanneer eenige burgers of inwooners van Leiden op een dezer dorpen werd in bewaring genomen, de affchriften van Leiden alhier ook als geldig zouden worden aan gezien. Deze dorpen waren de volgenden. Aalsmeer. OESTGEEST. Aar. Poeldyk. Aarlanderveen. Poelgeeft. Alkemade. Poelyen. Alphen. Rewyk. Benthuyfen. Rhynfaterwmide. Ejjelikerwoude. Ryswyk. Gronswaart. Stompwyk. Hafarswoude. Valkenburg. Heyde. Voorburg. Kage. Voshal. Katwyk op Rhyn. Waddtnxveen. Katwyk op Zee. Warmondt. Koudekerk. Wateringen, Leyderdorp. Zaffcnhem. Leymuyden. Zegwaart. Lier. Zoetermeer. Lifte. Zoeterwoude. Monfler. Zuydwyk. ■ Naaltwyk. Zwadenburgerdanu Noortwykerhout. Aan die van Oestgeest en Poelgeest werd vervol-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. tfl' volgens, tïoor de regeering van Leiden, de volgende vrybrief verleend, waarby zy ten eeuwigen dage werden vrygefproken van het onderhouden dezer brug. Die vrybrief is van den volgenden inhoud: „ Wy Schout, Burgermeefteren, Schepenen „ en Rade der Stede van Leyden, doen kond allen „ luyden; Dat wy, byconfent ende goeddunken „ van der gemene Vroedfchappe der voorfz. „ Stede, agtervolgende feker geblyf ende ttit„ fprake, gedaan by den Dykgrave ende Hoge „ Heemraden van Rhynlandt, van der voorfz. „ wegen, kwytgefchoïdcn hebben, ende kwyt„ fchelden mids defen ten eeuwigen dage, die „ geheele Dorpen ende Ambagten van Oeftgeeft „ ende Poelgeeft, ende alle hare Buren, van 't „ maken en onderhouden van de Vis-hrugge bin„ nen Leyden, daar wy defelve van nu voortaan „ eeuwig ende erfelyk ontlaften, ende beloven tevryen, kwyt en fchadeloos te houden; en„ de fullen nogtans haar Brieven van Affchry ven „ onderhouden, fo verre fyl. onfe affchriften „ obedieren, gelyk 't felve altyd tot nu toeon„ derhouden is geweeft. In kenniffe der waar„ heid fo hebben wy defen Brief befegeld met „ den Segelen van der voorfz. Stede, die wy „ dagclyks bruiken, hier aan gehangen. In 't „ Jaar onfes Heeren duifend vyf hondert twea en dertig, op den 8 dag in Junius". (Was onderteekent:) Weiman. Aan dezen brief was gehecht een groen zegel, met twee eindens neder hangende. Aa % Som-  37* kabinet van nederlandsche Sommige dorpen, welken toenmaals weigerig, bleven in het betalen van de onkosten dezer brug, werden in dit voorgemeld verdrag niet mede toegelaten. Deze dorpen waren de volgenden : Het fchynt in den eersten opflag vreemd, dat de hier, voor gemelde dorpen gehouden zyn geweest , om deze vischbrug binnen Leiden te onderhouden, even als of die ftad onvermogend ware, om die brug niet op hare eigen kosten te konnen vernieuwen. Doch de Heer s. van leeuwen heeft daarop aangetekend, dat deze brug, van oude tyden af, het uitpad en den overgang van alle deze dorpen over den Rhyn, zo wel buiten als binnens dyks, geweest is, en zy dus genoodzaakt waren, om dezelve mede te onderhouden. Om dezelve rede is ook de ftad Leiden , op den 8 augustus des jaars 1404, by de Hoge Heemraden van Rhynland, ten eeuwigen dage vry verklaard, van het onderhouden dtr zyl- brug binnen Leiden, als zynde de overtocht over de uitwatering van Rhynland. Uit dien hooi- Hogemade. Noortwyk. Hogeveen. Rynsburg. Kal/lagen. Sluypwyk. Kuydelflaartl Voorhout. Middelburg. Voorfchoten. Nieuwkoop. Waffenaar. Nieuwveen. Zand-Ambagt. Noorden. Zevenhoven.  EN KLEETSCHE OUDHEDEN. 373 hoofde is het niet vreemd, dat de bewoners van gemelde dorpen, ter plaatfe daar zy hunnen overtocht hadden, en dien uitweg by het overtrekken van den Rhyn noodzakelyk moesten gebruiken , door gene arresten mogten belemmerd worden; welk recht de andere dorpen, die tot het onderhoud van gemelden visch-brug niet wilden betalen, verloren hebben. De inwoners van Oestgeest zyn ook vry van de tollen aan de Goudfche-fluis, anders de Wasfenaarfche tol genaamd; het onderftaande handvest in den jare 161 r hun verleend, getuigt dit: „ L'AMORAL, Prince van Ligne, ende „ des Heiligen R. Ryks, Grave van Fouquenber,, ge, ende van Nechim, Marquis van Rotibais, „ Senefchal van Henegouwen, Baanderheer van „ Belloeul, Waffenaar. Fitte ende van Chelflin, „ Here van Montrevil, Thuin, Eftambruges, FaU kenhurg, beide de Katwyken, Foorfchoten, Foor„ burg, Safenheim, ende Oeftgeeft, Ridder van „ den Gulden Vliefe, &c. Doen te weten enen „ iegelyk: Alfo onfen Schout ende Ambagts- bewaarders van onfen Dorp ende Ambagte ,, van OESTGEEST, in den name van alle hare Inwoonderen, ons verfogt hebben, dat „ wy hun luiden, fouden willen accor- „ deren, gunnen en verlenen, vrydom van onfe „ Tollen Sn Holland, van de Goudfe - Sluys, en„ de van defelve Vrydom hen depefcheren be„ horelyke Brieven. So is 't, dat wy defe fake ,, overgemerkt, ende daar op gehad het advis „ van die van onfen Rade , genegen wefen- „ de ter bede , om de goede gunfte, „ genegendheid, cn dienftbaarheid, die fy ons „ betoond hebben, en hopen nog tonen fullen, A a 3 „ ter  3f4 KABINET VAN NEDERLANDSCHÏ „ ter goeder gedagteniffe, ende Inkomften in „ onfe Heerlykheden, ende Goederen in Holland „ gelegen; voor ons, onfe Erven, ende Nako„ melingen, Burggraven van Leyden, Heren van „ Waffenaar, ende der voorfz. Tollen, gegunt,..«. „ en gegeven hebben, gunnen, &c. ■ by defe 5, onfe opene Brieven, van nu voortaan den „ voorfchrevene Supplianten, voor hen en allen „ Inwoonderen van Oeftgeeft, nu fynde, ende „ die namaals komen mogen , vrydom ende „ exemptie van de voorfz. onfe Tollen, op alle „ piaatfen ende wagten in Holland, daar defclve „ tot nog toe gecollcftcert fyn, ofte namaals „ gecolleéteert mogen werden: Ordoneren en bevelen, allen onfen Tollenaren, haare Ge„ committeerde, ende allen anderen, die eni,g „ bewind van de voorfchreven onfe Tollen rao„ gen hebben, ofte hier namaals verkrygen, „ alle de Inwoonderen van Oeftgeeft t'allen ty„ den, defe hare vryheid ende ontflag te laten „ genieten, fonder defelve daar inne te doen, 3, of te doen doen, enig hinder ofte belet. Ende tot dien eynde 't voorfchreven Dorp van Oefp„ geeft mede te ftellen op de Lyftevan de vrye „ Piaatfen onfer Tollen, op ieder wagte van dien 3, fynde, ende 't getal derfelver Vrye Piaatfen „ daar mede te vermeerderen; mids alleen de voorfchreven Supplianten ende alle Inwoonde3, ren enige onfe Tollen ofte wagten van dien 3, met hare Goederen pelfecrende, gehouden fyn 3, te vertonen behoorlyke blyk of Tol-Brief, „ inhoudende, dat fy in Oeftgeeft wonende fyn; 5, hebbende defelveTol-Brief Scgel van de Schout, „ en ondertekent van den Secretaris, aldaar in ,,, der tyd fynde; op pcene van te vcrliefcn het » ef-  en kleefsche oudheden. 375 „ effect van defen. Gegeven in den Hoge, den „ elfden July, festien honderd elf". ( onder de vrouw ftondt:) L'AMORAL de LIGNE. Laager ftondt: Ter 'Ordonnantie van zyn Excellentie; onderteekent: Adrian le Brun, Secretaire. Zynde bezegelt met een groot Waffen Zegel, uithangende aan twee eindens, van francyn, gelyk dan de gehele oorfpronglyken brief mede op francyn is gefchreven. Oestgeest heeft, gelyk wy reeds gemeld hebben, voormaals zyn eigen Heren gehad. In later tyd is de heerlykheid aan de Heren van Wasfenaar gekomen, die dezelve zeer lang bezeten hebben, tot dat zy eindelyk door Heren Burgemeesteren der ftad Leiden met hoog, laag en middelbaar rechtsgebied, ingevolge de brief van investiture, gedagtekend 7 juny des jaars 1616, gekocht, en door den voorgemelden l'amoral, Prins van Ligne, Graaf van Falquenberge, Baron van Wasfenaar , aan de ftad opgedragen is. Deze heerlykheid was voor die ftad by uitnemendheid wel gelegen, doordien zy zich rondsom dezelven, tot aan de fingel-floten toe, van de helft der Maare tot in den Rhyn, tegens de ambagten van Soeterwoude en Voorfchoten, uitftrekte; dus voortging tot Rhynsburg, en aan Warmond en Leiderdorp belendende was; zodanig, dat de drie dorpen of ambagten van Oe tgccst, Zoeterwoude en Leiderdorp den [gehelen omtrek der ftad Leiden bevatten. A a 4 Het  $7<5 kabinet van nederlands che Het dorp Oestgeest is ruim een kwartier-uur gaans lang; doch de huizen ftaan niet zeer digt aan elkander, behalven de kerkbuurt, ftaande de kerk aan een der uitëindens van het dorp. Het huis te Toornvliet, niet verre van Oestgeest, onder Valkenburg gelegen, werd, ten tyde van den Heer s. van leeuwen, bezeten door catharina van Toornvliet, echtgenote van gillis van heus5en Stevenszoon. Sommigen verbeelden zich, dat het oud kasteel van Valkenburg omtrend dit huis geftaan heeft. j. oudaan getuigt daarvan, „ dat de grondt van dit werk, voor zo veel hy heeft konnen te weten komen, „ zyn aanvang neemt met een hoogte en verhe„ ventheid, recht voor het huis te Toornvliet, „ omtrent een boogfehoot weegs bewesten den „ hoogen Rhynsdyk; op welke hoogte foo nu „ en dan eenige Penningen en Pot-fcherven van „ Roomfch-Aardewerk worden gevonden; daa„ lende voorts defe hoogte tot eene eenparigheid „ met het andere Land, en ftrekt zich zoo ter „ lengte van eenige hondert fchreden, tot aan „ 't Markt - veld, alwaar wederom beginnende „ te reizen, loopt dwars onder door de huizen „ heen, tot onder de Kerk cn den Tooren, en „ voorts weder onder andere huizen, waar zom„ tyds noch den Tras uitgedolven werd ;zynde dit „ geen klein bewys van eenig Roomfch overblyf„ fel, alwaar men die Tras- of Cement-ftcenen „ vind, gelyk op dit en d'omleggende Dorpen ,, aan de Toorns befpeurt werd". Voor eenige jaren ftond bv Oestgeest, te weten tusfchen dit dorp en de vyf huizen, nog een zeer oud huis, Torcnveld geheten; het beftond uit eenen lagen, dikken en zeskanten toren', meteen hoge fpitfe, kap en eenige kleine gevels. Tegen de-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 377 dezen toren was eene rei huizen gebouwd, en achter dezelven lag een heuvel, waarop een vierkant kapelletje ftond, met eenen toren daarop. Gedeeltelyk wordt dit gebouw ons door het yfer van rademaker, in de 88ftekonstplaat, aangewezen. .De oorfpronglyke fchryvers, welken wy in deze befchry ving van oudheden volgen, reppen niet van dit gebouw noch van deze tekening; denkelyk hebben zy Torenveld willen be. fchry ven, hetwelk hier afgebeeld wordt, maar zyn door eenen misflag van de twee byna eens. luidende woorden Toornveld en Toornvliet, tot de uitlegging van het laatst gebouw vervallen, waarvan rademaker geene afteekening gemaakt heeft. Omtrend de parochie van Oestgeest lagen eertyds vier kloosters, een voor mannen namentlyk, en drie voor vrouwen. Het mannen klooster beftond uit reguliere kanunnikken, werd ook het St. Hieronymus klooster, ook wel Lopfen genoemd, en heeft eertyds geftaan, waar thans de Leidfche beestenmarkt is. De kanunnikken van dit klooster werden de Klinkaarts genoemd; waarfchynelyk na eenen willem hermansz. klinkaart, welke deze orden in den Hem, by Schoonhoven, heeft voortgezet. Dit klooster, hoewel van tyd tot tyd met redelyke inkomsten voorzien, is echter naderhand geheel tot armoede vervallen, en was reeds voor de Spaanfche beroertens van alle inkomsten byna verftoken. By de uitlegging der ftad Leiden werd het binnen dezelve getrokken ; doch doordien de kanunnikken zo onverantwoordelyk huis gehouden hadden, dat het klooster in diepe fchulden geraakt was, heeft de ftad, by overgift van den Generaal dezer orden, het klooster aangeflagen, Aa 5 en  J7"8 KABINET VAN NEDERLANDSCHB en deszeifs inkomsten het >S*. Catharina gasthui* toegevoegdv onder voorwaarde, van jaarlyksch aan drie overgebleven bioederen een pennoen te geven, zo lang zy leefden. De drie vrouwen kloosters waren genaamd: '5/. dachten, Maria Magdalena en Marien-poel. Het St. Aachten klooster lag zeer digt onder de wallen der ftad Leiden; volgens de aantekeningen van den Heer Burgemeester orler, was het een zeer arm convent, in hetwelk zusters van de orde van Angujlinus gewoond hebben; in de onlusten is het geheel arm en reddeloos geworden, en by de uitlegging der ftad Leiden, voor een gedeelte binnen die wallen getrokken. Het klooster Maria Magdalena, lag niet verre van het laatstgemelde. Het had ook gene grote rykdommen, en was mede door zusters van de orde van St. Angufllnus bewoond. Ook dit klooster is geheel verwoest, en de grond van hetzelve in zaai- en weilanden veranderd. Marlen-poel was een zeer ryk en vermaard nonnen klooster, mede niet verre van Leiden afgelegen; de nonnen van dit gefticht, ook van orde der Regulieren, of van St. Augustinus zynde, werden door de wandeling de zusters te Poel bygenaamd. Het klooster ftond daar, waar voormaals een zeker adelyk huis te ftaan plagt, pudiken-poel, Podiken-poel of Padden-poel genaamd ; waarfchynelyk wegens de lage en vochtige grond, in welken zich doorgaands vele padden onthouden. Dit huis, hetwelk, benevens de onderhorige landen, 28 morgen groot was, behoorde den Burggraaf van Leiden, en was een leen der Hollandfche Graven. Doch Graaf jan van Bei/eren heeft hetzelve, bcnevers andere Heren huizen en kasteden, in het jaar 1420  en icleefsche oudheden. 397 1420 verdelgd, doordien ph il jv van Wasfenaar y Burggraaf' van Leiden, welke daarvan toenmaals bezitter was, de party van den Bisfchop van Utrecht aankleefde, met wien de Graaf in een hevig verfchil lag. De overblyffelen en onderhorige landeryen van dit gefticht, zyn door Hendrik van Wasfenaar, oudften zoon van den voornoemden Burggraaf, verkocht aan boudewynvan s wie ten, Raadsheer en ontfanger van Holland. Graaf jan van Beijeren, gaf tot» dezen verkoop verlof, - op den 17 augusti van het jaar 1428. De eerste nonnen van Marien-poel, woonden aanvangs tusfchen Schoonhoven en Oudewater; doch weken, wegens den oorlog, eerst naar Oudewater , en van daar naar Leiden, alwaar boudewyn van swieten haar zeer minnelyk ontfing en huisvesting gaf. Vervolgens ftichtte hy, met toeftemming van den pastoor van Oestgeest en verlof van den Bisfchop van Utrecht, een klooster voor haar op de puinen van Padden-poel hetwelk den naam van St. Marien-poel of onzer lieve Vrouwen -poel zoude voeren, begiftigende hetzelve met genoegzame landeryen, inkomsten en renten, waarvan de befcheiden by h. vah heusden breedvoerig worden opgegeven'. Volgens een verdrag met den pastoor van Oestgeest, simon niclaaszoon, in de maand november van het jaar 1428 aangegaan, ftond deze de ftichting van die klooster met den aankleve van dien volkomen toe; echter onder anderen met deze voorwaarde: „ Soo nochtans, dat ik voor my, en voor „ myne Nazaaten, het recht behoude, dat foo „ een Biegtvader van ons verlof zal moeten ont„ fangen, om het Sacrament des Outaars aan zoo s, een zieken te berichten. Doch Ik beloove „ooks  SSO KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ ook, voor my en myne Nazaten dat wy met Gods hulpe redelyk fullen zyn, in het verleenen van zoodanig verlof. Ook fullen alle maakingen, foo tegenwoordige, als toeko„ mende, mitsgaders alle Offer-giften en Aal,, miffen , foo van levende, als doode, 't zy „ datfe van myne Parochiaanen, of van andere ,, komen, door de voornoemde Suffers, volko„ mentlyk gebeurt worden. Behoudens noch„ tans, dat ik, en mynen Nazaaten, fullen heb„ ben een loot louter, Silver, of de waarde „ van dien, het welke de meergemelde Suffers, „ voor ons wettelyk gedeelte, mitsgaders voor „ de Offer-giften, die zy ter gelegenheit van ,, eenige begraaveniffen of lyk-dienften genooten „ hebben, of genieten fullen, of by eenige an„ dere gelcgentheit te verwachten hebben; en „ vorders voor de vryheit der Kerke, en voor „ alle andere vervallen, alle Jaaren binnen de „ Paafch-week indien wy of iemandt van on„ fentwegen fulks verfoeken, fullen moeten op3, brengen, &c'\ Over dit jaargeld, hetwelk aan den pastoor van Oestgeest moest worden opgebragt, is in lateren tyd, tusfchen hem en den overften van Marien -poel verfchil gerezen ; hetwelk door den deken van Rhynland, op den 16 february des jaars 1447 is bemiddeld, en vervolgens des wegens op den 17 february van het jaar 1450, een nader verdrag, ten voordeele van het klooster, voor Notaris en getuigen gepasfeerd , gefloten. Dit klooster was door onderlinge gemeenfchap met eenige buiten afgelegen kloosters, en voornamentlyk met dat van Sion te Delft, als deszeifs opperhoofd, verbonden. Het zegel der nonnen van Marien-poel was de beeldtenis der Heilige maagd, dragende het kindeken Jefus in hare armen ,  en kleefsche oudheden. 381 men, bekranst om het hoofd met eenen kring van ftralen. Daarenboven hadden zy nog verfcheiden andere zegels, onder welken doorgaands de geflacht wapenen der Heren van Oestgeest ftonden afgebeeld. Men heeft onder deze nonnen velen der oudfte adelyke geflachten van Holland geteld; onder anderen de famieljes der Duyvenyoorden, Poelgeest, Alkemade, Boekhorst, Matenes fe, Schengen, Kaulfter, Wasfenaar, Wyn gaarden, Tsfelfiein, Hoogtwoude, Nyenroode, enz. Dit klooster heeft zeer vele landeryen bezeten, het werd in den jare 1570, door Mr. co enraad Pieterszoon, gezworen landmeter des Konings, op verzoek van den pater der nonnen , opgenomen, en men bevond, dat hetzelve met eikanderen 275 morgen en 87 roeden lands in eigendom bezat. De kerk van dit klooster pronkte weleer met twee heerlyke fchilderftukken van cornelis engelbertsz; dezelven zyn door de voorzichtigheid van de regeering van Leiden, voor de woede der beeldenftorming geborgen, en op het raadhuis binnen die ftad ten toon gehangen. Dit klooster is ten tyde der Spaanfche oorlogen, in het heetst der inquifitie tyden, gelyk vele anderen, geheel en al afgebroken en verwoest, en na hetjaar 1574, in teel- en weilanden veranderd. Men ziet dus van dit gehele gefticht niets meer, dan een gedeelte van een vervallen muurwerk1, daar ter plaacfe ftaande, welke nog heden de gebrande of gebrokene kelder wordt genoemd , uit welke puinen zekere zark tot Noordwyk in de kerk is overgebragt, hebbende tot opfchrift; Franck van der Bouckhorst Adriaanszoon, overleden A°. 14.63 , mttKatrynvanBakeiiesDircksdr.'fynHuyivrouw, overleden A9.1475 In  jSa kabinet van nederlandsche In de buurt van Oestgeest, aan de westzyde van het veer, of de tolbrüg van Warmond, legt Aks-poel, hetwelk de Abten van Egmond voor hunne lustplaats plagten te houden; het werd gebouwd door willemvanmathe nesse, Abt van Egmond, welke in het jaar 1458 overleed, en is door jordaan van driel, insgelyks Abt van dat klooster, met een nieuw vertrek vermeerderd. Deze lustplaats is, gedurende de beleegering van Lelden, in hetjaar 1574 afgebrand; door den Heer foy vanbroekhoven , in leven Bailluw van Rhynland en Schout der ftad Leiden, herbouwd, en dit Heren huis aldus uit zyne puinen weder verrezen zynde, wordt door de aanzienlykfte famieljes tot een buitengoed bezeten. Onder Oestgeest lag ook oud Poelgeest, anders genaamd Alkemade, zynde dit het rechte Poelgeest, van waar de Ridder lyke ftam poelgeest den naam draagt; tegenswoordig is het geheel ver. vallen. Het huis Endegeest, ook onder gemelde heerlykheid behorende, legt omtrend een half uur van de ftad Leiden, in eene zeer fchone en vruchtbare landftreek. Dit huis is een achterleen van den huize van Wasfenaar, en jaren lang bewoond geweest door martyn, Heer van Endegeest en Schouwen, daarna door zyne zonen; cn na het overlyden van dezen is het overgegaan aan hunnen neef en eenigen erfgenaam pieter, Heer van Endegeest en Schouwen. Dit huis is van den grond af nieuw opgebouwd, het legt zeer eenzaam, doch tevens zeer vermakelyk, en de geleerde des-cartes of carthesius heeft weleer aldaar zyn verblyf gehad. einde van het twede deel.  BLADWYZERj DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. A. ^4btspoel, waar gelegen bl. 382 door wien gebouwd . . ibid. afgebrand en herbouwd . . ibid. Abtdyen, menigvuldig in de elfde en twaalfde eeuw in deze landen . 217 Aken, door de Denen genomen . . . 20X Albrecht van Beijeren , vermindert de riemtalen 4 Alcafar belegerd . 106 Alkemade, (jan van)(lichter van het huis Meerenburg . . 140 ■ afftammelingen ib. Alkemade, (Huis te) ook Oud Alkemade, waar gelegen 348 • waaronder behorende . . ibid. zie Oud-Poelgeest. B. 13aan, by Haarlem, aan de ltad gefchonken . 55 ■ gebeurtenis in deze! • ve , ibid. Batenburg, afgezonden om Haarlem te ontzetten 71 Batenburg wordt geflagen . . bl. 71 Beaufort neemt de fchans Rustenburg by Haarlem in 68 Berkenrode ( Huis te ) waar gelegen . . 28 . naamsoorfprong 29 wanneer gefticht 31 ■— befchryving van dit huis ... 32 brand af . 33 —■ ■ - verkeerd gevoelen van oudenhoven over deszeifs legging . ibid Heren van hetzelve 39 Berchem, (nicolaas) voortreffelyk Schilder , te Haarlem geboren . 113 blezer, (dirk janssen) zyn graffchrifc . 05 Boekhorst, (Heren van) bezaten weleer Noordwyk 152 Boekhorst, (Huis te) Brieven aldaar berustende . 167 B o s s u neemt eenen aanfiag voor op Haarlem . 66 Bosfehen, voormalige uitgeftreiuheid van dezelven, tusfchen het Huis Teiiingenen Haarlem . . 151 BfiEDERODE ( DIEDERIK VAN) wordt Bailiuw van Kennemerland . . 12 Brb.  BLADWYZER. Brederode (diederik van) wordt vervolgt door de Kabeli'auwfchen . bl 12 Buurhsting, wat die betekende • • • ' 4 .. verfchillende benaming 5 C. Cisterfienfers hebben de overvaart te Warmond gekocht . . -335 CoDDiEus (guillelmus) zie willem oudaan. — waarom van het Hoogleeraar ampt ontzet 249 Cdrei, Fransch. Hopman, zyn zonderlinge moed 103 D. D ampier, ( g u y) had weleer Holland overmeesterd . . .127 Damiate, overwonnen 105 Damiaatjes, wat die zyn 108 Deenen liaan deAbodriten 200 .. werpen eenen hogen muur op . • ibid. Delfland heeft niet alom het recht van naasting 143 Des cartes, woonde op 't Huis Endegeest . 382 Dever ( Huis te_) waar waarfchynelyk gelegen heeft 134 DjE ver, (gekard jansz.) en reinierdever,ge wag van hun gemaakt in de vaden'. Gefch. ibid. Dever, (Huis) by Lisfe 141 Deventer, door de Noormannen in den brand geftoKen 209 Diederik , Graaf van Kieef, viert te Lis zyne bruiloft ib. Duivenvoorde, tHeren van) wie waarfchynelyk geweest zyn bl. 153 E. Edelen verbranden Amfterdam . 108 Eentjes poort te Haarlem, uitval der belegerden buiten dezelve. . . 81 Endegeest, (het Huis) waar gelegen . . 382 »■ aan wien behooren- de ibid. ■■■■ - geheel herbouwd ib. . . was weleer de woon» plaats van des cartes ib. F. pAUSTof fuith (jan) fteelt de Letters van kosters drukkery . u4 F r e d r 1 k (Don) neemt zyn intrek op het Huis te Kleef 16 ■ bewys van zyr.e benaauwdheid voor Haar* lem , . . 102 . 1 fchryft het aan zyn vader en antwoord daarop . ibid. . befluit om alles te wagen • • ibid. Friezen door de Deenen verflagen . . 201 Friesland door de Deenen verwoest . . 205 Friezen ( Tuisterbandfche ) flaan de Noormannen 209 Friezen (taan op tegen Graaf dirk den ttveden . 238 worden verflagen 239 G. Cx and olt, waar hy gewoond heeft . 36 Gan.  BLADWYZER. Gakdolf, wonder door hem gedaan . bl. 37 Garenmarkt, zie Pant. Godefried eischt den Kei zer karel tot een tweegevecht . . . 2or ■ wordt omge bragt . . . ibid. Gravers te Haarlem, zie Hasselaar. Grotius (hugo) zyne verhandeling over het tiendrecht moet fomtyds met onderfcheid opgevat worden iór Guiryn dirkszoon, be nevens anderen te Haarlem gehangen . . 50 H. Haarlem , vreesfelyke hongersnood aldaar . 69 ■ ■ ■ ■■ geeft leinen aan den Prins van haare benaauwdheid . ibid. • dwingt den Prins om haar met geweld te ontzetten . . 70 ■ ■ wanhopige ont¬ werpen ter ontzetting 72 ■ overgave der ftad ibid. ■ ■ koopt d'j plonde- ringaf . . 73 —— wreed beid der Spanjaarden aldaar • ibid. ■ vrecjJyk beitaauwd 83 -■ ■ ■ lla.ii; ille or.derhandcling af . ibid. — zenden gemagtig- den af om met den wand te fpreeken . ibid. Haarlem , vruchtelozen ujtllag daarvan bl 83 moet zich overgeven . . 84 > naams, oorfprong 104 tyd harer ftichting . . 105 voormalige lotgevallen der ftad ibid. ■ of de ftad deel ge* had heeft in de overwin, ning van Damiate ibid. vierde nog voor twee eeuwen deze overwinning . . 108 de zaagfeheepjes in de grote kerk, van daar waarfchynelyk afkomftig ibid. - — beleegerd door de Hollandfche edelen ibid. —————— door ongeluk in den brand gevlogen 109 - —— wat 'er van de Meermin is, aldaar gevangen . . ibid. ————— doordeHoekfchen belegerd . ibid. ■ — door het kaas en broodsvolk geplonderd ib. hervormde leer daar gepredikt . ibid. - ——- blyfi van de beeldenftorming bevryd ibid. ——— — gaat aan de zydü der ftaten over ibid. ■' — vreesfelyke brand 110 — overeenkomst tus. fchen de Spanjaarden en ftaatfebe getroffen ibid. de grote kerk op Sacramentsdag overvallen ib. ■ , 1 — de Roomsgezinden t ver.  BLADWYZER. verzoeken vergeefsch vryheid van Godsdienst bl. 110 Haarlem, regeering aldaar afgezet . • ibid. m yvert om willem den III tot Stadhouder uitte roepen . . ibid. " regeering afgezet in 1787 • • i" » ■» getal der huizen en inwooners . . ibid. » hare voornaamfte gebouwen . ibid. . Orgels in de grote kerk • • "2 — — prachtige bouworder der kerk . ibid. ■ toren der kerk ibid. . andere kerken 113 . hoe door deltaliaa- nen genoemd . ibid. —. voortrefFelykefch.ilders - . ibid. ■ . Drukkunst aldaar uitgevonden . «4 Haarlemmers zenden afgezanten naar Amfterdam, buiten kennis der burgery 99 . 1 hunne weerwraak op de Spaanfchen 102 Hals, (frans) beroemd fchilder te Haarlem geboren 113 Hasselaar( pieter ) zyn onverfchrokken zeggen tegen de Spaanfchen 74 Hasselaar (kenau) voert de gravers binnen Haarlem aan . . 101 * vergelding des- wegens . ibid. Hasselaar (pieter corneliszoon ) zyn moed voor Haarlem . 103 ■ i. brengt brieven over . . 104 Heemstede Cwitte van) blaast de Kennemers moed in . . bl. 126 . . (laat de Vla- mingen • 128 Heemraden, naamsoorfprong 146 . verzoeken van ontheffing van impost hun afgeflagen . 147 . wordt hun toegedaan . ibid- _ voorrecht van aanftelling hun ontnomen 149 teruggegeven ib. Helmplanting, ordonnantiën daarop. • • 1(5 5 He mm ing, Koning der Deenen, fterft 202 ■ verdeeldheid in Denemarken daardoor ibid. Heriold reginfried in het ryksbewind aldaar ib. wordt verjaagd ib. omhelst het Christelyk geloof . 203 geeft hetDeenfche ryk in handen van lodedewyk en ontfangt het terftond weder terug ibid. . zoekt het Christelyk geloof in Denemarken voortteplanten . 204 , wordt belaagd en verjaagd • • ibid, _- gedood - 207 Hik, wat door dit woord verftaan werd . 6 Hik en Prik, wat dit betekende . • ibid. Hillegom , waar gelegen 115 p —. waaronder het behoort . • 116 »■ ■ kerk en choor aldaar befchreven . ibid. Hih  BLADWYZERJ Hillegom, eerste hervormde Jeeraar aldaar bl. 116 ■ onder welke clasfis de kerk behoort . ibid. • 1 verkocht 117 i regeering 118 • ■ wat onder het dorp behoort . . ibid. ■ molenrecht aldaar niet verkocht . 119 — isvryvandenWasfenaarfchen tol . 120 —— overlast der konynen alhier en voorzorg deswegens . . ibid. • ■ helmplanting aldaar hoe gefchied . 123 Lyst der verponding aldaar . . ibid. ! was weleer weinig door het water omringd 124 ■ grensbepalingen 125 »-' heeft weleer onder het Bailluwfchap van Rhyn. land behoord . 126 « uitgeplonderd door de Spanjaarden 128 . bode aldaar opge¬ hangen . . ibid. Hillegommer hof, waar het gelegen heeft . ibid. bezitters van hetzelve . . 129 Hofvisch, wat betekende 181 Holland was eertyds zeer boschryk . . 151 . wanneer waarfchyne-. lyk een graaffchap gewor den . . 207 Houtpoort (kleine) te Haarlem befchreven . 48 - — gebeurtenisfen die haar merkwaardig maken 49 • onderhandeling met de Spanjaarden by deze poort . . 5r Houtpoort (grote.) te Haar* lem befchreven bl. 52 •——— wordt toegedolven en weer open gemaakt ibid. intrede van de Gra* ven 0 verstïin en leicester binnen deze poort 60 Huis tusfchen Haarlem en Lei' den, in het Lisfer ambagt, aan beide de fteden behorende . . . 141 K. K ampen, (jacob van) beroemd Bouwmeester, te Haarlem geboren . 113 Karel (Keizer) wapent zich tegen de Deenen 201 ■ fterft . 202 Karel de V knielt voor da Abtdisfe van Rhynsburg 293 Kastrikum moet den Schorelfchen dyk helpen maken 1 maakte met Heems- kerk eene heerlykheid uit ib, — overgang by erfenis en verkoop . z - verfchillende benamingen . . ibid. *" '» legging en quohier ibid. ■ ■ rechtsgebied 3 ■' diensten aan de Graven . ibid. ■ voorrechten 9 ■ geraakt in twist met Egmond . 10 Kastrikum (joh aknes petrus van) en Kastrikum (petrus) beiden aldaar geboren 11 Kenenburg, waar weleer ge. legen . .238 3 Kerk'  B L A D W Y Z E it Kerkwerve (zie Oestgeest) Ketikenduin\anTeilinge, waar gelegen • . bl. 135 ■ ■ in erfpacht gekregen • • . ibid. i ——op welke voorwaarden . . ibid. »• - '-;—mededeelders in die erfpacht . ibid. KlETEN (KLAAS VAN) befchreven . 21 Kleef (Huis te) waar weleer gelegen . . bl. 14 door wien gefticht 15 ■ wordt vernield . 16 Klinkaarts,. wie zo genaamd werden . . 377 Kodden, (vandee) zie Remonftranten. Koning, (filips de) door de Spaanfchen gevat en onthoofd . 102 Konynen, hunne vruchtbaarheid . . 163 worden uitgeroeid rondom Noordwyk 164 Kornelis kornelisz, fchilder te Haarlem gebo\ea 113 KoSTERfLAURENSJANS- zo o NJ Uitvinder der Druk- ■ kunst, in Haarlem geboren 114 Kronenburg, overblyffelen van dat kasteel . 3 Kruistochten aangemoedigd . 105 \ L» Lammert jacobszoon benepens anderen te Haarlem gehangen . 50 Leeuwenhor hofrechten ald. ib. ———■ tiendrecht ald. ib. - hoe aldaar vertiend wordt. . . . 162 • heeft veel geleden door de Spanjaarden. 163 > kerk vernield, en weder opgebouwd. ibid. » lydt nadeel door de konynen. . . ibid. ■ voorzorg daartegen 164 - lydt nadeel door de kale duinen. ibid. •■ plakaten ter wering daaromtrend ibid. Noordwykerhout, grote van het zelve, alsmede van Noordwyk. . . 166 ■ 1 grote van dit dorp¬ alleen. . 167 Noordwyken, vryheer van de. zeiven. . . 216 Noordwykers, hunne Rhetorykers kamer. 211 O. Oestgeest .aldaar heeft weleer een Romeinsch gebouw geftaan . . 359 • is zeer oud ibid. - aldaar heeft in de eerfte Christen eeuwen eene kerk geftaan ibid. » wordt in de oude fchriften verfchillende gefchreven . ibid; ■*- — ook Kerkwerve genaamd . . 360 " of de Heren van Kerkwerve en Oestgeest dezelven geweest zyn 361 — ofwiLLEBRORDUSde kerk aldaar aan zich zeiven zou gewyd hebben 362 » is waarfchynelyk. eene moederkerk geweest ibid. ——— pastory aldaar, door de Abtdisfe van Rhynsburg begeven . 363 • rechtsgebied van den pastoor aldaar ibid. ■ pastoors in later tyd door de Haarlemmer Bisfchoppen beroepen 366 . kerk aldaar , was weleer zeer aanzienlyk ib. • ■ werd door de Spanjaarden verwoesten gedeeltelyk herbouwd ibid. f 5 ' Oest ■  bladwyzer: Qestgtest, eerfte hervormde predikant aldaar beroepen . . bl. 366 —— onder welke clasfis zy behoort . ibid. •—— nieuwen weg tusfchen dit dorp en Leiden ib. ► rechtbank aldaar gehouden . 367 •*■ 1 broederfchappen aldaar opgericht ibid, » ■ aldaar heeft weleer een heiligegeesthuis geftaan ibid. — verkoopt eenig land 368 — riemtalen aldaar ib. ! twisten vergelyk wegens de contributie ibid. ———— quohier der verponding . 369 • voorrechten aan dit dorp gefchonken, wegens de vischbrug te Leiden ib. ■ — vrybrief deswegens 371 »' — vry van de Tollen van Wasfenaar of Goudfche fluis . 373 ■ — Heren van het dorp en heerlykheid 375 — uitgebreidheid van deze heerlykheid ibid. ■ grootte van het dorp 376 ■1 vier kloosters in deze parochie gelegen 377 ——— krygt verfchil met den overften van Marienpoel over het jaargeld 380 Oog, wat dit betekende 5 OSTABE, C adriaan VANj beroemd fchilder, te Haarlem geboren . 113 Oud Tellingen , of aan de graaflykheid vervallen geweest zy . 330 Oud Tellingen, ook Lokhorst genaamd, (zie Lokhorst.) Oudaan, Qoachim ) waar geboren . . Oudaan, (willem) tot Hoogleeraar in Leiden beroepen . . ibid. Oudaan, (joachim) graffchriften op heni 247 OudPoelgeest, waar gelegen 382 . geheel vervallen ibid, Overs tein fjGraaf van) doet zyn intrede binnen Haarlem . 60 Overveenfche weg, waarna dus genaamd . 77 P- Pantof Garenmarkt te Haarlem, gedeelte van het Prins« fenhof . 90 was weleer een gedeelte van het klooster der Predikheeren ibid, ■, . verfchil wanneer dip gefchied is . 91 _ wordt geplonderd 93 1 voorrechten van dit klooster . ibid, . waartoe in later tyd gebruikt . 94 . het agterst gedeelte tot eene woning voor vorsten . . 97 ■ ook tot een wapenhuis p ibid. Petronella, wed. van Graaf floris denvetten, waarfchynelyk ftichteresfe van de Rbynsburger abtdy 263 Prik, wat dit woord betekende . 5 Pudikenpoel of Podikenpoel of Puddenpoel (adelyk huis) waar geftaa.n heeft 378 Pu-  BLADWYZ ER. Pudikenpoel of Podikenpoel of Puddenpoel/adelyk huis^aan wien het behoorde bi. 378 ... ,,. wordt verdelgt ibid. . . . . overblyffelen verkocht . 379 Pynaken heeft geen recht van Naasting 143 R. R.aax, eene beek door Haarlem loopende . 77 Reizigers van Haarlem naar Amfterdam, en omgekeerd. • 64 Bembert, bisfchop van BreKiew,verflaat deNoormannen by Noordwyk. - 175 - . verkeerd gevoelen dat dit te Norden ware voorgevallen . . ibid. Remonftranten prediken te Warmond. . . 324 Rhetorykers fpelen te Haarlem , 61 1 ■ wie zy waren. ib. . de kamers binnen Haarlem. . 62 Rhynland, door de Denen afgelopen . 205 Rhynsburg, (dorp) waar gelegen . . 227 . naamsoorfprong. ib. was weleer een Romeinfche burgt. . ib. 1 of het dorp altoos dien naam gevoerd heeft. ib. ■ Romeinfche oudheden aldaar gevonden. . 229 «—-of het weeleer eene ftad geweest zy. 231 < * gevoelen van a. pars , getoetst 235 ■ gevoelen van goudhoeven . 235 » of Kenenburg eene an. dere plaats geweekt zy. 236 Rhynsburg gevecht met deFrie-' zen aldaar voorgevallen 239 ■ zonderlinge ftraf üen Rhynsburgeren door Graaf diederik II. opgelegd, ib. ■ grondflag van eene kerk aldaar gelegd. ibid. . klooster aldaar ge¬ fticht. . • 240 - tweekerkenaldaar.ib. " ■ grond omtrend do kerk opgegraven 232 . of die grondvesten overblyffelen van een Romeinsch gebouw geweest zyn • • ibid- - wat die fondamenten waarfchynlyk geweest zyn. ibid. Hollandfche gedenkpenningen aidaar gevonden. 244 . geestelyk beftier na de hervorming. . ibid. . . quohier der verponding. . 2S5 ■ onder wien het dorp thans behoort ibid. ■ geleerde mannen aldaar geboren. ibid. Rhynsburg (abtdy) gevoelens over hare ftichting. 258 » is verkeerd voor Ben. nebroek gefc h re ven. 262 ■ wanneer eigentlyk gefticht. . 263 -•■.. - eerfte nonnen , van waar gekomen. ibid. *~" eerfte abtdisfe. ibid. - 1 voorrechten aan de abtdy bezorgd 268 • voorrechten haar door de Pausfen gefchonken. 271 door de Graven en Gravinnen van Holland, ib; 1 wanneer de kerk al- "daar is ingewyd, 272 Rhyns'  BLADWYZER, Rhynsburg (abtdy) brand geheel af. . bi. 172 » nieuwe voorrechten door de Graven . 273 , handvest aldaar be¬ waard. . 275 . - nog andere voorrechten. . 276 ■ 'nagtig vermogen der abtdy. . 289 ——tytel der Abtdisfen en Prioresfen. . ibid. — hare veelvuldige eigendommen, ibid. — hare opftallen, hoe verdeeld. . 290 • registers daarvan, ib. - 1 ■ inkomften volgens &. ■ pars. . ibid. 1 ' ■ vermogen der Abtdisfe. . . ibid. —— was vry van alle ge- meene belastingen. ibid. 1 haar civiel en crimi¬ neel rechtsgebied. 291 *— wetten van beftier dezer abtdy. . ibid. ——— nonnen der abtdy, hoe genaamd. . 292 <—— verbïndtenisfen der nonnen na deproefjaren.ib. ~— wyken langzaam van de kloosterwetten af. ibid. ■ de abtdy in de be- fcherming van philips genomen . ibid. hare nonnen moesten van den oudften adel zyn293 gastvryheid omtrend vorften. . ibid. —— hare nonnen waren voormiddags geestelyk , en des namiddags waereldlyk, 293 —---— eene der abtdisfen laat eene prachtige zaal bouwen. . bl.293 Rhynsburg, gedichten op dozelve en op deze abtdy. 295 -grote mildadigheden. ibid. ———abtdisfe begeeft de fchool. . 296 ——. breekt eenen der torens af . 297 — begraafplaatfen in de kapel. . tbid. — wie daar in begraven zyn. . 298 ——hare vier (lichters. 299 hare nog bekende altaren. . 300 ■verwoest door de Spanjaarden. . 301 ~~"harc weinige graffchriften nog overig, ibid. ~~van dezelve is gene af, tekening toen zy bloeide.303 *—"* gezichten van hare overblyffelen. . ibid. is bezocht door l. smids. . ibid. .'■ zarken der laatfte abtdisfen. . 304 Herenhuis aldaar gebouwd. . ibid. ——— naamlyst der abtdisfen. . ibid. —- — tytel der abtdisfen veranderd. . 308 ■ goederen der abtdy aan de Ridderfchap verbeurd verklaard. ibid. vryheer dezer abtdy ibid. —— eerfte non welke in het huwelyk trad. ibid. 1 1 eerfte predikanten na de hervorming niet bewilliging der abtdisfe beroepen. bl. 303 Rhyns-  BLADWYZER. Rhynsburg, abtdisfen uit het geflacht der Hollandfche Graven. • 3°9 . . naamlyst der geflachten, waaruit de abtdisfen gekozenzyn. ib. ■ . gedichten op de overblyffelen der abtdy. 310 Rhynsburgers, by welke gelegenheid opgericht. 249 . - hunne leer. 251 — getal van hunne collegiën in ons land. 256 Rietveld, (jan van) en zyne nakomelingen met het hof van Hillegom verlyd. 130 Ripferda , (wybout) eene der voornaamfte helden van Haarlem. . 98 zyn gedrag en moedige aanfpraak aan de bur* gery. . 99 . wordt onthalsd.101 Ryweg van Haarlem op Amfterdam en Utrecht in vroegere tyden. ScHAGEN , ( gerard van ) dood gefchoten op de Sparen brug • 9° Schalkwyker poort binnen Haarlem, waar gelegen _ 84 , —— wanneer gefticht 85 . , waardoor vermaard . 86 . . uitvallen uit de¬ zelven . ibid. Schot en lot, wat betekende 160 Schot, wat daaronder verftaan wordt . • 4 • oneen igheden wegens het opbrengen . 7 —— fchikkingen daaromtrend . . 8 Spaarwouder of Amfterdamfche poort binnen Haarlem, naainsoorfprong 63 - waar gelegen 64 _ — wanneer ge« bouwd . • ibid. ■— gebeurtenisfen voor deze poort 66 .— uitval uit deze poort op Rustenburg 68 Sparenbrug en St. Janspoort binnen Haarlem, wanneer gebouwd . . 88 _____ omver gefchoten ib. ____-poging van deSpaanfchen op dezelven 89 Spaarwoude, hoe in de oude brieven genaamd 19 .— gelegenheid 20 .— voormaligen wel- ftand . . ibid. ■ Edelen van dien naam . . 2$ aan wien behorende ... 24 . merkwaardige voorvallen aldaar ibid. . wordt in X572 verbrand . . 26 , — klokken aldaar uit den toren gehaald ibid. m — Parochiekerk aldaar . . 27 Sparen, van waar afgeleid 84 St. Hyronimes of Lopfen klooster, waar gelegen 377 ■ , , vervalt in diepe armoede en aangeflagen ib. St. Anchten klooster, waar gelegen . . 378 T. Ter Lee, (zie Leeuwenhorst) Tiehdens, hoe meestal inge- za-  BLADWYZER. zameld worden in Hol. land . . bl. i6r Tiendens, gevoelen van boey over hetzelve . 162 ■ — hoe veeleriey zy zyn ibid. 1—— gevoelen van g r otius deswegens met onderfcheid te verftaan 161 Torenvliet, (huis te) waargelegen . . 376 Torenveld, waar gelegen ibid. ^ — befchryving en af. beelding . 377 » — verwisieling van To. renvliet met Torenveld ibid. Twist tusfchen deHoekfchen en Kabeli'auwfchen, in het jaar 1444. weder losgebroken 55 V. J^alkenbnrg, (kasteel van) waar volgens fommigen geleden. . 376 Verponding,van waardenkeIye oorfpionglyk; 7 Visscher, (kornelis de) be. roemd piaatfnyder te Haarlem geboren. . 114 Vischbrug van Leiden vermaakten onderhouden door eenige dorpen. . 143 1 ' is niets buitengemeens. ibid. ■ dorpen die haar vernieuwd nebben. . 144 dorpen die baar niet vernieuwd hebben. ibid. ■ - door welke dorpen vernieuwd. . 370 . welke dorpen daaraan niet geholpen hebber.. 370 •———waarom niet door de ftad Leiden alleen vermaakt. ibid. Vlaardingen heeft geen recht van naasting. . ^3 Vliet, 'jan van) op wien Noordwyk gekomen is na zynen dood. . i50- W. J^^armond, waar gelegen. • 312 • quohier . ibid, ■ 1 naamsoorfprong, ver- fchillende gevoelens. 313 ' " nafporing van den waren oorfprong van dien naam. . . 317 " kerk was eerst eene ka • pel. . 330 ■ - wanneer gefticht. ib. —- aan wien gewyd. ib. 1 was in den beginne klein. . ibid. ■—— begeving der pastory ftond aan den Heer vanWar- mond. . 321 ——• giften aan de kerk\il- daar. . ibid. —— vicariaten en altaren in die kerk. . 322 ■ broederfchap in die kerk gefticht. . ib. —— kerk doordeSpanjaar. den in brand geftoken benevens het kasteel. 323 —■- ■ ■ het choor weder herbouwd . ib. —— de kerk niet herbouwd. ib. —— onder welke klasfis zy behoort. . 324 11 ' eerfte predikant, ib. ■ 1 - Remonftrantfche leeraaren aldaar. . ib_ ■" twee kloosters dieom. trend het dorp geftaan hebben. . ib. JVar,  BLADWYZER. Warmond, pligten der nonnen, bl. 32S ftigtingsbrief van bet monniken klooster aldaar. 326 . verfchil van de plaats waar het geftaan heeft. 329 ■1 onderzoek wegens dit verfchil. . • 330 — het klooster waarfchynelyk op eigen grond gebouwd. . . 332 - ■ Beeldenftormery en verwoesting van dit klooster. . . • 334 • brug aldaar over het veer. . . • 335 Warmond, (Huis en Heerlykheid van) deszeifs ouderdom . . -338 —r- alle deszeifs Heren jacob genaamd. . ibid. —— geflachtlysten dezer Heren. . - 339 (Huis en Heerlykheid) afbeelding van hetzelve 347 ■ - -Heren van) lyden veel nadeel in de Hoekfche en Kabeljauwfche twisten. 348 Warm, beekje verdicht, bl.315 Woude, tjan, Heer van)ltig« ter der twee kloosters te Warmond. . . 34a WOUERMAN , (PHILIP) VOOr- trefFelyk ichSlderie Haarlem geboren . ) . 113 Wyk te Duurflede door de Denen verbrand. . 204 Z. jZeeland door de Denen ge. plonderd . 205 Zylpoort te Haarlem befchre. ven . . 75 . gebeurtenisfen aldaar voorgevallen . 76 vruchtelooze uitval uit deze poort . 79 ■ andere uitvallen al¬ daar . . ibid. en 82 . - postboden en bus» kruid daar binnen gebragt 82 , verfpieder binnen de¬ zelve • • ibid. . ftraf van denzelven 83 D RU K-FEILEN. Pag. 4, reg. 16 van bov., Jlaat fchotpanden, fchotponden. — "31. 13 van onder, jlaat afgetekend, lees opgetekend. _ 33. 4 van ond., Jlaat bezitter, lees weleer bezitter. — 33« — 8 van boven, jlaat Hofianne, lees Hofianna. — 57. — 18 van boven, Jlaat die uit vreze, lees uit vreze. _ 58. — 16 van boven, Jlaat te fneuvelen, lees_fneuvelen. *— 62. — 7 van onder, Jlaat binne haren, /««binnenhare. 68. — $ van boven, Jlaat weder, lees verder. — 119. — 18 van boven, ftaat van van, lees van. 150. —- 12 van onder, ftaat de ban, lees in den banne. _, Ig3) — IO Van onder, ftaat fchieten, lees fchutten. — 204. — 9 v. o., Jlaat hem in de landen , lees heriold in de landen. <— 205. — 12 van boven, ftaat roof, lees roofden. _ 338. — 8 van boven, Jlaat alleen, lees allen. 341. 4 van onderen , Jlaat tornenbukg. lees toohnene uk o. B E,-  BERIGT voor den BINDER. Plaat 51 en 51 . over Bladz. 1 53 " 54 . _ I4 55 " 5? • • ï9 57-58 . . . 48 59 " 60 • . . . 63 . 61 - 62. . . . 65 -