KA B I N E T van NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHED EN,   kabinet V A fï ' NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN, OORSPRONGLYK BESCHREVEN door MATTHEUSBROÜËRIUSvanNIDEK,R.G. e n ISAAC le LONG. Verrykt met 301 koperen platen, door ABRAHAM RADEMAKER. Thans ter verdere volmaking der vaderlandfche gefchiedkunde vermeerderd; met vele kope- " ren platen van voorname meesters vermenigvuldigd , en met aantekeningen uit latere en geloofwaardige gefchiedfchryvers verrykt door * J. H. REIS I G. derde deel. Te AMSTERDAM, uy J. A. CRAJENSCHOT. mdccxcii.   BERICHT VAN DEN UITGEVER. D oor een onverwacht toeval is de tytelplaat, welke vóór dit werk moet geplaatst zyn, nog niet afgewerkt, en mogelyk, (met leedwezen moet de uitgever dit te kennen geven) zal hy verftoken blyven van het genoegen , om dezelve ook voor het volgend deel te kunnen plaatfcn. Hoe zeer ondertusfchen deze noodlottige om. flandigheid hem hindert zyne voorwaarden in dezen na te komen, verzekert hy echter aan alle zyne leezersi dat, vóór het einde des werks; de gemelde tytelplaat hun zal worden afgeleeverd. —— De Lyst der Heren Inteekenaaren zou ongetwyffeld in dit deel het licht gezien hebben, wanneer eenige Heren Boekhandelaars, ondanks alle zyne aangewende pogingen, in het opgeven der namen niet in  vi BERICHT van den UITGEVER. gebreken gebleven waren, hem daartoe in fiaat te jlellen; denkelyk veroorzaakt, doordien de uitgever bejloten heeft, om dit deel op eene zo fpoedige wyze het licht te doen zien. KA-   tOAC I JsEYVERDOJU?  KA B I N E T van NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN. het dorp LEIDERDORP, In rhynlan». De vermaaklyke heerlykheid, thans het onderwerp onzer befchouwing, ftrekt zich uit, aan de eene zyde van' de heerlykheid van Koudekerk, ter halver Rhyn, tot aan de fingels der ftad-Leiden; voorts rondsom de ftad , tot half dc Maren, tegens de heerlykheid van Oestgeest en Warmond; verder loopt zy door de laatstgemelde heerlyk! heid heen, tot aan Koudekerk; zodanig, dat zy in het oosten door Koudekerk, en in het westen door de ftads fingels bepaald wordt. Deze heerlykheid had in vroegere tyden hare eigene Heren» welken haren naam droegen; doch l'amoraal, Prins van Ligne, Graaf van Falquenberge en Heer van Wasfenaar, verkocht haar in denjare 1582 aan de Heren van Leiden, aan welken zy, den 30 augustus 1597, door de Staten werd opgedraIII. deel. A gen.  2. kabinet van nederlandsche gen. Sedert dien tyd, zyn de Regeerders dier ïlad, Ambagtsheren van het dorp. gelyk van meer andere dorpen daaromtrend gelegen, en Hellen uit hoofde van dien aldaar aan, den Bailluw, Schout, de Ambagtsbewaarders , Schepenen , Secretarisfen , den bode en den koster. Ook genieten zy daar het recht van de tienden, de vrye jacht, en andere voorrechten. De tegenswoordige Ambachsheer van dit dorp, is de Heer Mr. hendrik schim. Het Schout- en Secretaris-ampt wordt voor drie achtereenvolgende jaren begeven, na het uiteinde van welken, beiden deze bedieningen doorgaands, des begeerende, verlengd worden. Wanneer de Schout of Secretaris in de Regeering van Leiden wordt verkoren > is hy gehouden zyn ampt in handen van Burgemeesteren weder neder te leggen, gelyk zulks ook plaats heeft in alle andere ambagts- of hoge heerlykheden, aan de ftad Leiden in eigendom toebehoorende. De ftad Leiden geniet ook aanmerkelyke voordeden uit de visfchery der hieromftreeks gelegen vroon wateren, diejaarlykschbyBurgemeesteren verpacht wordenen die van den Gerechte hebben van tyd tot tyd keuren gemaakt, tot het geregeld gebruik en onderhouden dier visfchery, waaronder de volgende, wegens hare juiste bepaling , aanmerkelyk is: „ Die van den Gerechte der ftad Leiden, aan- dachtelyk gelet hebbende op het XIX articul „ van de keuren der visfcherye derzei ver ftede, „ zoo in de vroonen als elders, daarvan de titul is: Vroonvisch niet te yerkoopen dan tot Leyderi: " hebben, ten einde dezelve beter heteffecT:van „ derzelver intentie, dien aangaande, zouden „ bekoomen, goed gevonden endeverftaan, het „ voorfz,  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 3 „ voorfz. articul eeniger maten in fufpenfe te „ houden, ende by provifie, in manieren, hier „ volgende, te altereeren: „ Dat alle pachters van des voorfz. ftads Ley. „ dens visfcheryen, met de grooten zeegen in de „ meeren en wateren daaromtrend, zonder onj, derfcheid mitsgaders de plempers en de viou„ wers, haare woonplaatfen houdende aan deeze „ zeyde de Vennip , ende denRuiggenhoek , ge„ houden zullen zyn met hare visch, zonder°de „ groote eenigfints uit te fchieten, ten minften „ eens om de veertien dagen binnen Leyden ter „ ter markt te koomen, ende die aldaar in 't „ openbaar te verkopen, geduurende den tyd „ hier nagefpecificeerd, namentlyk, de visfchers j, met de groote zeegen, van den eerften Maart .„ tot den vierden May, en van den 22ften Juny „ tot den eerften Decembris; de Plempers van „ den eerften Maart, tot den I5den van dezelve „ maand, ende van den 15 den September tot den „ eerften Decembris: ende de Vlouwers van den „ eerften Maart tot den 22ften Juny, ende van „ den tienden Q&obris tot den eerften Decem„ bris. Ende om zeeker te weeten, of 't zelve „ behoorlyk en preciefelyk naar gekomen werdt, „ zal de vroonmeester deezer ftede de voorfz! „ visfchers, ten tyde dezelve nieuwe huur koo' „ men te maken ofte anderszints, behandigen „ een biljet, vervattende derzelver naam en „ woonplaats. Welk Biiljet dezelve (zo dikwijs „ zy tot Leyden, invoegen voorzeyd, ter markt 3, komen) zullen hebben te vertoonen aan den „ marktmeester, die den dag daarop zal aantei„ kenen, omme by de voornoemde pachters, „ t'einde van haarluider pacht, aan den vroon. meester overgeleverd te werden, die daartoe A2 „ mid-  4 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ middelerwylen altoos alles zal moeten worden )■> gegeven, op poene dat (zoo dit- ende mee. „ nigmaal de Pachters voorfeyd , in 't gunt „ voorfz. ftaat, komen te manqueeren,) dezel„ ve t'elkens over ieder abfentie, als vooren „ verbeuren zullen een boete van 8 guldens, „ ende daarenboven arbitralyk gecorrigeerd „ zullen worden, zonder dat omtrend de over„ treedinge deezer, eenige de minste oogluikm„ ge ofte conniventie gefchieden zal, als zyn„ de de ferieufe meeninge van die van den Ge„ rechte der ftad Leyden voorfeyd, deeze „ poinételyk te doen nakoomen ende vigou„ reufelyk executeeren. „ Hebben wyders die van den gerechte voor„ noemt ten overvloed goed gevonden, alle „ pachters van der ftad Leyden visfeheryen, „ geene uitgezonderd, nogmaals gantsch ernstlyk te vermaanen ende waarfchouwen, dat het verbod. noopende dc tyd van 't visfehen, in het XVIII artieul van de voorgemelde „ keuren gefpecificeerd, zonder de minste „ overtreedinge pertinentelyk zullen hebben te obferveeren, ende vervolgens de zeegenaars niet moogen visfehen tusfehen den vierden May ende den 22ften Juny; de Plempers tusfehen den 5den Maart en ijden September, ende de Vlouwers tusfehen den ioden " Oftobris ende den 22 Juny, op poene by het voorzeyde artieul daar jeegens geftatueerd. „ Aldus gedaan ende gearresteerd by die van ,, den Gerechte der ftad Leyden, op den 25ften Februarii, ende naa voorgaande klokke ge9 flag ter puye van het raadhuis derzelver ftede, den volke afgelezen den 4Martiivan „ den Jare 1670."  en kleefsche oudheden. s Deze visfcheryen ftrekken zich van de ftad Leiden af, langs en door de zylpoort , en zo wel ten zuiden, ten noorden, als ten oosten. Zy begrypen de wateren van Leiderdorp en van Oestgeest door eene zaagfloot van eikanderen afgefcheiden, voorts de wateren van het land van Warmond; ook de visfchery van de Heren van Wasfenaar , gelegen in Sasfenheim; alsmede de wateren van Lis, van de Vennip, van Hillegom en van Heemfiede, tot aan het Sparen en den Haarlemmer ban, weleer 's Graven/loot genaamd. Van daar ftrekken dezelven zich uit door Schalkwyk en Vyfhuizen, door Nieuwerkerk en Ryk, door Aalsmeer, de Stam-meer, 's Grevelsrecht, klein Burggraafveen , Leimuiden, Rhynfaterwoude, Jacobswoude, Esfelikerswoude, Alkemade, tot inde Does ; en wederom van Warmond en Leiderdorp door de Zyl, 't Zweyland, Norre-meer, de Spriet, de Kever, de Seven, 't Hellegat, de Sasfen-meer, de Greveling, de Aa,. deHuykerfloot, deKager-meer, de Acht er-meer, de Leidfche-meer, de Haarlemmermeer , de Helle-meer, de Verre-meer, het Griet, de Brafe-meer, de oude Wetering, de Koog, de nieuwe Wetering, de Mötê en de Mare-poel, van de ftads vesten af tot voorby de Kwakel en het /fó?/-monder Veer tot in de Zee. De Graaf van ZzgiW en deszelfs gemalin maria van Wasfenaar, weleer Ambagtsheer en Vrouwe van Leiderdorp en Oestgeest, hebben, de eerste tegens genieting van vier honderd, de twede van cén honderd gouden kronen, aan die van Leiden, het volle beflag van het oótrooi der buitenneering, van den jare 1541, toegeftaan, tot aan de brug naast de kerk, gelegen over den Rhyn; volgens dit o&rooi, mogt 'er aan gene zyde der brug, zo verre de voornoemde Ambachtsheerlykheid A 3 zich  6 KABINET VAN NEDERLANDSCHE zich uitftrekte, gene handteering in wollen gedaan , ook gene nieuwe poorters neering opgerecht , noch eenig brood verkocht worden, dan dat, hetwelk binnen het dorp gebakken was, en wel alleen in dat huis, waarin hetzelve toenmaals gebakken werd; dat 'er ook niet meerder tappers, bakkers, fnyders, noch andereneeringenzouden mogen gedaan of gepleegd worden, dan de zodanigen, welken 'er toenmaals geoefFend werden , en in het voornoemde verly gefpecificeerd ftonden. Dat de bakkers niet meer dan eenen oven mogten ftellen, noch in het Ambacht van Oestgeest eenige drappery of handteering van wolle doen; en eindelyk, dat in den Rhyn noch in de Zyl, binnen de voornoemde Ambagtsheerlykheden , eenige zoutfchepen zouden mogen leggen; alles op de verbeurte van tien ponden, zo menigmaal zou bevonden worden dat iemand daartegen zou hebben gehandeld, ten voordeele van den Schout van Leiden, ook buiten zyne jurisdictie. Dit verly is door Keizer ka rel, op den 10 feptember des jaars 1541» volkomen bevestigd; zynde de voornoemde Ambagtsheerlyksheden een kwaad leen, welken op gene dochters konden komen. Cl aas van berendrecht heeft zich als Schout van Leiden, drie jaren daarna, namentlyk in het jaar 1544, fchriftelyk verbonden, om ten minften alle maanden eens, naarstig te onderzoeken, of men binnen de 500 roeden van de Rad Leiden, in de Ambagtsheerlykheden van Leiderdorp,Oesu geest en Soeterwoude, ook tegens dit oótrooi, direél of indire6t zondigde, en in dit geval de overtreeders ter., ftrengften, ingevolge de gemaakte wetten, te ftratFen. Toen de tiendgaarders van Leiderdorp, in het jaar  en kleefsche oudheden. ? jaar 1593» de nieuwigheid wilden invoeren om in hun kwartier de tiendens te eisfchen van wortelen, kool, ajuin, falade, pluk-bonen, en diergelyke aardvruchten, in de warmoeiierhoven wasfende, kwamen de Remonftranten daartegen op, beweerende, dat zy, volgens de plakaten van Keizer kakel den V, gegeven in de jaren 1520 en 1529 , daartoe ongehouden waren; gelyk zulks gebleken is by de akte van infmuatie, in het extraft uit de rekeningen van Jonkheer lodewyk van treslong, in de kamer deirekening gedaan en gefloten. Toen 'er, omtrend het jaar 1150, een gefchil rees, omtrend de hermeeting der landen in Rhynland, tot ontlasting der ingelanden, in den omflag van des gemeenelands lasten, bleef Leiderdorp geheel buiten deze twist, en accordeerde door Gedeputeerden, wegens hare Quota's, op de volgende wyze: „ Van wegen 't Ambagt van Ley der dorp fyn „ gecompareert, Alewyn Claafz. Schout, ende „ Andries Willemfz. Ambagts-bewaarder aldaar, den welken gehoort, ende op alles gelet, is „ gefeyt, geaccordeert, ende geordonneert, dat „ 't Ambagt van Ley derdorp, 't welk te ftaan plag „ op veerthïen hondert ende tfeventig Morgen „ 'vyftalf Hont, ende bevonden is by de nieuwe „ metinge groot 1665 Morgen; fal (daar af ge., trocken, voor die quade betalinge van diver„ fche cleyne tuynkens, ende parceelkens van Lande, veerthien Morgen,) 't felve Ambagt „ gelden ende betalen, mit festhien honderteen „ en vyftig Morgen". Volgens het quohier der verponding van alle de huizen »n landeryen door geheel Holland en A 4 West-  8 kabinet van nederlandschb Westfriesland, federt het redres van het jaar 1632, werd Leiderdorp gehouden te betalen, voor 128 huizen, mitsgaders 1657 morgenen 552! roeden lands, eene fomma van 13164 guldens, 15 ftuivers, 9 penningen 's jaars. Sints dien tyd is het dorp merkelyk in bloei toegenomen; zodat men in het jaar 1732 op de lyst der verponding gebragt vindt, 195 huizen, óbleekeryen, 4fteenovens of pannebakkeryen en 2 molens. Volgens de meeting van f. de roos, Landmeeter van Rhynland, is Leiderdorp van Leiden afgelegen 474 roeden , wanneer men den hogen Rhyndyk, en 565 roeden , wanneer men de lage zyde langs wandelt, dus niet meer dan een klein half uur gaans, doordien veertien honderd roeden Rhynlands een uur gaans gerekend worden; van Zoeterwoude legt dit dorp 1880, van den Leidfchendam 3805, en van de kerk van Leiderdorp tot aan die van Koudekerk 1587 Rhynlandfche roeden. Leiderdorp is zeer oud. Wy vinden deze plaats reeds gemeld in eenen brief van het jaar 994, onder den naam vmLictdorp, gelyk heda zulks aangetoond heeft. Aldaar heeft, van de vroeg. He tyden af, reeds eene parochie-kerk geftaan, Welke, volgens de aantekeningen van s. van leeuwen, met betrekking tot het geestelyk rechtsgebied, de moederkerk van Si. Pancras~ kerk te Leiden was , gelyk de kerk van Oestgeest, de moederkerk der kerk van de heilige Maria te Leiden genoemd werd. Doch, volgens h. van heuss en, behoorde de parochiekerk von Lei. derdorp onder de Bisfchoppelyke kapel van St. Michael, te Utrecht, en werd door den Bisfchop "begeven. In eene zekere ordonnantie door johannes, Bisfchop van Utrecht, in den jare 1328  en kleefsche oudheden. 9 1328 uitgegeven, en betrekkelyk het patroonfchap van Leiderdorp, vindt men onder anderen aangetekend: „ Als Si. Michaè'ls-Kapéïle open ftaat, dan „ ftaat het bewindt van de Goederen der Kapel- le, en van de Kerk te Ley der dorp aan den „ BhTchop; want de begevinge defer Kerke ftaat „ aan hem, maar hy mag defelve niet begeven „ als aan iemandt van onfe Cannonikken, die „ Priefter moet zyn. Defe Canonnik bedient de „ Parochie-kerk van Ley der-dorp, door zich felve; „ of dat hy een Vicaris in fyn plaats ftelt, om „ dat.^beftier waar te nemen, die den Biffchop „ eerft moet voorgeftellen, en door den fel ven „ aangenomen worden". Deze kerk was aan den aartsengel Michael., en mogelyk ook aan Si. Pancras toegewyd; immers beiden zyn voor de Hervorming als befchermhei. ligen aldaar vereerd. In het jaar 1316 werd gysbert van walenburg pastoor te Leiderdorp, als eerste proobst van Si. Pancras kapittel te Leiderdorp benoemd, welk kapittel hy, phtlip van leiden en meer anderen hadden gefticht, beftaande hetzelve uit eenen Deeken en vier-en-twintig Kanunnikken. Weleer ftonden in de parochie-kerk tot Lei. derdorp verfcheiden altaren, en aan fommigen derzelven waren vicariaten gefticht. Onder anderen had men een vicariaat of altoos duurende kapellany aan St. Mauris altaar, hetwelk voor den jare 1372 reeds bekend was. Veel ouder en aanzienlyker nogthans fchynt het vicariaat geweest te zyn, hetwelk door de wandeling de Kapelleny van de Zyl genoemd werd; doordien de Ridder johanvan zyl, Heer van de heerlykheid A 5 van  IO KABINET VAN NEDERLANDSCHE van dien naam, reeds in het jaar 1209 beloofd had, dit vicariaat te zullen ftichten. Dit vicariaat zeer vele inkomsten hebbende, werd in den jare 1400 in twee vicariaten verdeeld. Een van dezen bleef in de parochie-kerk te Leiderdorp, en het ander werd naar Leiden, in de lieve vrouwe kerk aldaar, overgebragt. Het vicariaat te Leiderdorp bezat in den jare 1600 een inkomst van 270 ponden, 33 fchellingen en 40 groten vlaamsch. Het vicariaat te Leiden, uit dat van Leiderdorp voortgefproten, had een jaarlyksch inkomen van 14 morgen en2pondenHollandsch. Sedert het invoeren van den Hervormden Godsdienst, behoort Leiderdorp onder de clasfis van Leiden en Neder-Rhynland, in den derden ring, en wordt genaamd het laag, of na den Rhyn, en de eerste predikant aldaar beroepen, is geweest jan jansz. bors, welken in den jare iéoi aangefteld, en in 1619 van zyn ampt ontzet werd. De kerk is in het jaar 1622 vernieuwd, en met verfcheiden banken, voor aanzienlyke perfonen, vermeerderd. Het dorp ondertusfchen is van tyd tot tyd, ten zynen voordeele, geheel van gedaante veranderd, en van het oude is weinig of niets overig gebleven. De Heer go ris fchreef reeds, dat men, in zynen tyd , aldaar meer paleizen dan hutten en boeren huizen vond; de laatften zyn , federt eenige jaren, voor een groot gedeelte nedergeworpen en in hoflieden veranderd, in de pracht van welken, de bewoners van verfcheidene fteden eikanderen pogen te overtreffen, door de oevers van den Rhyn aldaar met kostelyke geboawen te verhuren. Oostwaards aan een Rhyn legt een weeshuis, en naast hetzelve een armen huis voor oude mans en  en kleefsche oudheden. ii en vrouwen, hetwelk uit eene colleóte, in den jare 1737 gedaan, gefticht is; ter gedachtenis dezer liefdegaven, ftaat boven den ingang van dit huis een nederduitsch vierregelig versje, ineenen fteen uitgehouwen. Ook hebben de Staten van Holland dit huis, op verzoek der armmeesteren van de Hervormde gemeente te Leiderdorp, vry verklaard van de jaarlykfche verponding. De bewoners van Leiderdorp geneeren zich meestal met den landbouw, en hebben, benevens andere dorpen, door ons hier voor opgenoemd, het voorrecht dat zy om gene fchulden te Leiden in verzekering mogen gebragt worden. In de oifte plaat zien wy eene tekening van rademaker, genaamd achter Leiderdorp; men houdt de overblyffelen in die tekening afgefchetst, voor een gedeelte van het huis ter Mey, zo als hetzelve in den jare 1620 nog in wezen was. Dit huis was onder de kasteelen, floten en Herenhuizen, die weleer onder Leiderdorp lagen, geen der geringften; het legt nader aan de ftad Leiden dan aan de kerk van Leiderdorp; het is tegenswoordig door den Burgemeester lanschot naar den hedendaagfehenfmaak vertimmerd. Ten zuiden en in het fcheiden van den ouden en nieuwen Rhyn, lag het huis de Waart, weleer mede een adelyk leen, dat nogthans in de beroertens onder den Graaf jan van Bei/eren, omtrend her, jaar 1420, geheel verwoest, en voor een gedeelte in bouwland veranderd is. Het huis Steenvelde heeft hetzelfde lot ondergaan; men wil, dat het weleer met vier torenszou gepraald hebben, hoewel men wil, dat het geen adelyk ftamhuis geweest zy. Het gebouw is ten deele nog overig, maar de plantage is meestal in moesland veranderd. Êene fraaije laan alleen is aan het huis overig  ii kabinet van nederlandsche gebleven. Het legt aan de andere zyde van het watertje de Zyl. Voorts legt hier nog het huis Tol, in de lage Waard by Koukerk, eene oude Ridderlyke hofftede, en waarfchynelyk het oude ftamhuis van het oud adelyk geflacht van Tol. Het huis te Berendrecht, waarvan het huis thans ten eenemaal verwoest, en alles in wydeland veranderd is, lagweleernaderaandeftad, een weinig van den gemeenen weg; eene watering, genaamd de Berendrechter watering, in den Rhyn uitlopende, heeft den naam van dit huis nog bewaard. Het huis ter Does, een deftig gebouw, gelegen aan het water de Does, voor meer dan driehonderd jaren de woning van de Heren van der does, en laatst bezeten by Jonkheer pi eter van der does, Admiraal van Holland, Bailluw van Rhyn* land, Schout van Leiden, overleden in het jaar 1599. Na zynen dood is dit huis overgegaan in het gellacht van Matencsfe; eindelyk is het geheel vervallen, in onze dagen geheel vernietigd , en de grond in weilanden veranderd. Wy zullen gelegenheid hebben om breedvoeriger over dit huis te fpreken. Onder Leiderdorp lagen weleer ook drie kloosters. Het eerste was voor reguliere Kanunnik, ken, werd Engelendaal genaamd, en is by den overtocht van den Rhyn te Leiderdorp, in het jaar 1400, door pieter van poel gefticht; dit klooster is in den Spaanfchen oorlog geheel verdelgd, en in bogaarden en akkers veranderd. De twee anderen waren nonnenkloosters van de orde van St. Franciscus. Het eerfle lag cenboog1 choot verre van Leiderdorp, en werd Roomburg of het convent van Si. Margrieten op Rofenburg genoemd, gelyk zulks blykt uit een zeker geichrift van johanphilips, Secretaris der ftad Lei.  en kleefsche oudheden. 13 Leiden. Volgens het zeggen van h. van heusden,'werd het door de wandeling Marias Couvent van Jerufalem, en ook wel St. Marias Berg genoemd. Men heeft aan dit klooster ten onrechte den naam van Rodenburg toegevoegd, en het daardoor vermengd met de hofftede van dien naam, welke veel dichter by de ftad Leiden lag, en reeds verwoest was, toen het klooster Roomburg nog bloeide. Denkelyk is deze vermenging" ontftaan uit de overeenkomst der namen, die echter, wanneer men oplettend is,genoeg van eikanderen onderfcheiden zyn. Dit klooster Roomburg is volgens de getuignis van A. Pars in zyn voorrede over de Katwyk/che en Rhynlandfche oudheden, en volgens andere geloofwaardige fchryvers gebouwd op de puinen van het Prcctorium Agrippae,of Romeinsch wapenhuis, het welk waarfchynelyk in onze taal den naam van Romeinenburg zal gedragen hebben , uit welken men door tyd en verbastering den naam van Roomburg gemaakt heeft. Het kan onzen lezeren niet onaangenaam zyn dit aloud gedenkftuk der Romeinen een weinig nader te befchouwen. Men denkt dathetdoor agrippina, demoedervanNERO, omtrend 50 jaren na Christus geboorte gefticht is. Deze Keizerin zou verfcheiden vryplaatfen gefticht hebben voor de vetereni milites, oude krygsknechten, welken in diergelyke plaatfen hunne overige dagen konden doorbrengen, gelyk zy dan ook bekend is voor de ftichteresfe van Keulen, weleer naar haar, Colonia Agrippina genoemd. De oudheid van dezen burg of van dit wapenhuis, wordt niet alleen duidelyk bewezen door oud aan in zyne Roomfche Mogenheid, daarhy verhaalt, dat de overgeblevene muuren van eene zo  14 kabinet van nederlandsche zo ongelooflyke wyduitgeftrektheid , breedte , en van eene zo verbazende hardheid bevonden werden, dat by het flopen van dezelven de hamers en houweelen daarop verbreizelden; maar ontegenzeggelyker bewyzen de zeldzame oudheden der Romeinen, alhier opgedolven, de waarheid van dit gevoelen. Men heeft hier namentlyk in den jare 1502 eenen fteen opgegraven , welke in het huis van de Heren van wassenaar naars'Gravenhage overgebragt is,en waarop men een Latynsch opfchrift uitgehouwen vond, van de volgende beteckenis in onze Hollandfche taal: DE KEIZER LUCIUS SEPTIMIUS SEVERÜS, EN MARCUS AURELIUS ANTONIUS MEDE KEIZER, HEBBEN HET WAPENHUIS VAN DE VYFTIENDE BENDE DER VRYWILLIGEN, 't WELKE DOOR OUDHEID VERVALLEN WAS, WEDEROM DOEN HERSTELLEN, ONDER VALEBIUS PUDERUS, KEIZERLYKE STEDEHOUD ER , EN *T BELEID VAN CAECELIUS BATOj KRYGSOVERSTEN. Het is waar dat hadrianus junius uit de ontdekking van dezen fteen , die hy zegt in het jaar 1520 omtrend het huis te Britten gevonden te zyn, zoekt te bewyzen, dat daardoor het herftellen van het vervallen wapenhuis van dien naam moet verftaan worden; doch cornelius aurelius verdient hier meer geloof . door dien deze ten tyde wanneer de fteen opgedolven is, geleefd heeft. Hy verzekert ons in zyn Batav: Lib. 1» Cap: 6. dat deze fteen in het jaar 1502 by Roomburg; is opgegraven , en hy ftaaft zyn fchryven', doordien hy de befchryving van dien fteen in jaar 1511 in het licht gegeven heeft. No-  en kleefsche oudheden. 15 JMovtomagus zegt, dat de gemelde fteen bui. ten Leiden onder bet ploegen gevonden is , en hy het opfchrift van derzelven reeds gezien had, aleer aurelius dit algemeen maakte; deze laatfte fchryver nu voor het jaar 1520 reeds overleden, en de overblyfzels van het huis te linnen niet voor het jaar 1520 ontdekt z.nde, blykt het ontegenzeggelyk. dat het gevoelen van aurelius aan gene twyffeling onderworpen is. De buitenfte omtrek van dezen fteen beftaat Uit twaalf regelmatige hoeken , welken in een eenigfints langwerpig vierkant verdeeld zyn, hebbende ieder vierde gedeelte drie ronde hoeken ; binnen den omtrek ziet men een regelmatig vierkant, het welk aan de eene zyde open, en aan de tegenovergeftelde met eenige figuuren veel naar wapenen gelykende, voorzien is; en einde, lyk binnen dit vierkant is nog eene doorfnede, waardoor dit in twee langwerpige vierkanten verdeeld wordt. Men heeft nog meer andere gedenkftukken der Romeinen by dit Roomburg: uit de aarde gedolven; en daaronder voornamentlyk een ftuk fteens , wiens opfchrift duidelyk aantoont, hoedanig onze voorvaderen de Batavieren by het onverwinnelyk Rome in achting waren. De veel beduidende woorden in dit gedenkftuk in de Latynfche taal uitgehouwen, btteekenen in onze moedertaal : HET VOLK DER BATAVIEREN, VRIENDEN EN BONDGENOOTEN DES ROOMSCHEN RYKS. een gezegde waarlyk , het welk zeer zeldzaam van den magtigen zetel van Rome gehoord werd; een gezegde, het welk ons doet zien, hoe geducht de Batavieren weleer waren, by het mag- tig-  ï6 kabinet van nederlandsche tigfte volk der bekende waereld, en een gezegde, het welk by de herdenking der heldendaden van onze onverschrokken en vryheidademende voorvaderen , ons, in gevallen waarin onze vryheid gekneveld wordt, moet aanfporen, om in hunne voetftappen te treden, en veeleer op de puinen van onze ftedcn te fneuvelen, dan ons door het geweld te laten onderdrukken. De andere gedenkftukken by Roomburg gevon» den , en die allen getuignis dragen van deszelfs ouderdom, gaan wy met ftilzwygen voorby. Beka en Heda fchryven , dat de Noormannen omtrend de jaren 85 6 tot 860 verfcheiden kasteelen en andere kostelyke Romeinfche gebouwen in Holland tot den grond toe hebben doen verbranden , en dat onder dat getal moeten gefield worden: de Burgt tot Voorburg; Rhynsburg; Valkenburg; de Burgt tot Leiden en het wapenhuis Room. burg. Op de puinen van dit wapenhuis is het klooster gefticht. De goederen van dit en andere kloosters in en omtrend de ftad Leiden gelegen, werden in den jare 1575 aan de Univerfiteit binnen die ftad vermaakt, en over dezelven eenen rentmeester aangefteld. Het ander nonnen klooster, de Poel genaamd, lag aan de Doesbrug, tegen over het huis te Does. Dit klooster is gefticht op de puinen van de hofftede Pedikenpoel,vre\ke'm den oorlog met Hertog jan van Beijeren in den jare 1420 geheel verwoest en daarna verkocht werd aan boude, wyn van zwieten, de ftichter van dit nonnen klooster. Ten tyde der beeldenftormery heeft dit klooster mede zeer veel geleden ; en twee altaar-Hukken met deuren, door den beroemden konstfchilder cornelis engel- brechts  jen kleefsche oudheden. ij brechts vervaardigd, zyn aan de woede van het gemeen ontrukt, en op het raadhuis binnen de ftad geplaatst; de goederen en inkomften van dit gefticht zyn mede aan de univerfiteit voornoemd gemaakt, en hedendaagsch is het geheel verdelgd. Toen de Spanjaarden voornamen om de ftad Leiden ten twedenmale te beleegeren, kwam de bevelhebber baldes des nachts tusfehen den 25 en 26 may des jaars 1574. van Amfterdam over de Haarlemmer-meer met omtrend 7000 krygskneehten voor die ftad, en legerde zich tè Leiderdorp, waar hy zyn quartier bleef houden , en fterke verfchanfingen opwierp ± tot op den 3 oétober daaraanvolgende, als wanneer hy op eene fchandelyke wyze die ftad moest verlaten. Men vondt in zyne tent, onder eene afbeelding der ftad in flecht latyn de volgende woorden, opgefchreeven 5 Vale Civiias, valete CaJleÜi parvi! quia releÈi ejlis proptèé aqüam, et non per vim inimicorum. dat is: Vaarwel Jlad, vaartwel gy kleine Jlerktens ! als verlaten zyn> de van wegen het water, en niet door het geweld der vyahdtn; Hl. deel. B HÉT  18 kabinet van nederlandschb het dorp L E 1 M U I D E N, In rhynland. Leimiden of Lemiden is een dorp isiWynland, edegen over den Rhyn, tusfehen Aalsmeer en Rhynzaterwoude^met verre van het Leidfche meer en de oude wetering. Het is «er oud, enree„ds' het iaat 1063 vindt men van dit dorp gewag gemaakt. In een verdrag, tusfehen willem den XXIften Bisfchop van Utreehten regimberTUS, Abt van Epternach, in het genoemde jaar cefloten , ingevolge van het welk de Bisfchop vanden" Abt Ie helft van verfcheidene kerken en kapellen in Holland af ftaat, wordt dit dorp Liettemuthen genaamd; en in een nader verdraggefloten tusfehen dirk Graaf van Holland en gekard us , Abt van Epternach, waarby de laatfte wederom afftand doet van zyn recht op de voornoemde kerken en kapellen ^ behoeve van den Graaf, vindt men het onder den naam Leithmuthe. Het dorp ^^?™™Z7$ belang geweest te zyn, want de Godsdienst alSaar werd flechts in eene kapel of in een klem kerkje geoeffend, gelyk zulks in het gemelde verdrag aangecekend W D0Ch h. van heus. den zegt, dat deze kapel wegens de grote toe. loop van Volk, in den jare 155S vernieuwd, en groter gemaakt werdt. Doch tevens ziet men m    ÜN KLEEFSCHE OUDHEDEN. ïcj de foefchryvingeh dat de pastoor en kerkmeester ren hunne rekening kwalyk gemaakt, en het werk al te groot aangelegd hadden, doordien zy met den opbouw bezig zynde, gebrek aan penningen kregen. Om deze redenen gaf de Bisfchop van Utrecht, gregorïus van Egmond hun verlof om eenige morgen lands te mogen verkopen, óm" dus de kerk verder te kunnen volbouwen. De kerk volbouwd, maar nog ongewyd zynde, gaf hy den pastoor en aan de overige priesters de vryheid, öm nogthans daarin geduürende eenigen tyd den .Godsdienst en andere kerkdienften te mo gen oeffenen. Dit verlof is vermeld in den volgenden brief, van dezen inhoud : ,, GEORGIUS, wenfcht aan de in Chriflui „ beminde, denPaftoor, of Onder-Paftoor, en „ de vordere Priefters der Parochie - Kerke van „ L EIMUIJ) E N, in 't gebiedt van Rhynlandt]; „ Onder ons Bisdom,de eeuwige zaligheit in deiï „ Heere! Gemerkt, dat onfe Wy-Biffchop zich „ niet gemakkelyk by defen Winter-tydt naar ,, Leimmden kan begeven, om de nieuw-gebouw„ de Kerk aldaar in te wyden , en om andere ,, redenen, ons behoorlyk daar toe beweegende • „ foo geven wy U. L. door den inhoudt defes' i, en volgens eene regelmatige toelaatinge, ver„ lof en macht, om in de gemelde Kerke, niet ,-, tegenftaande datfe ten grootften deele varf i, nieuws opgetimmert, en noch niet ingewydt „ is, tot den aanilaanden Sondag Cantate toe,1 dien Sondag felfs daar onder gerekent,de Goddelyke dienften te verrichten; de Döoden vari ,-, het Dorp te begraven, de Kerkelyke Sacra.' ,-, menten te berechten; en de verdere Bedienin^ gen, dewelke, de Ziel-beftieringe raaken, in „ 't werk te ftellen: Behoudens, dat 'er geforgt B & ,V WÓT-  20 kabinet van nederlandschs „ worde, dat de gemelde Kerke voor het uyt" „ gaan van den geftelden tydt ingewydt zy, &c." Dat deze kerk vry aanzienlyk moet geweest zyn, blykt uit ons 92fte prenttafereel , waarin het yzer van onzen konftenaar dezelve heeft afgefchetst in dien ftand, waarin zy zich omtrend het jaar 1641 bevond. De gemeente is hier vry talryk , hoewel de meeste opgezetenen , gelyk elders in de veenen, van den Roomfchen Godsdienst zyn. Zy hebben echter hier voor zo verre my bekend is, gene kerk. Sedert de Hervorming behoort de kerk van Leimuiden onder de Clasfis van Woerden en OpperRhynland, welke tot op het jaar 1587 onder de Clasfis van Leiden en Neder - Rhynland plagt te Haan; de kerkleeraar welke alhier beroapen werd,, was de vermaardeen zeer geleerden Heer johannes vossius, welke in den jare 1578 uitWasfenburg in Gulikerland herwaards kwam, en het daaraanvolgend jaar wederom vertrok, zynde als kerkleeraar verkoren te Veurne in Vlaanderen. Leimuiden is gelegen van Rhynzaterswoude 744 , van Nieuweveen aan "den drie fprong 2218, van de eude wetering by de Heilige geestlaan, 879, van de Heilige geestlaan 426; van de Vriezekoopfche weg 396 en van de ftad Leiden 6134 roeden , alles naar de bereekening van den Rhynlandfchen landmeeter f. de roos. Volgens het quohier der verpondingen van alle de huizen en landeryen, mitsgaders van alle onroerende goederen, binnen de refpe&ive fteden en ten platten lande van Holland en Westfriesland , federt het algemeen redres van den jare 1632, moest Leimuiden jaarlyksch voor 206 huizen, 581 morgen en 477 roeden lands betalen, «ene fomma van 1275 guldens, 8 ftuivers en 8 pen-  en kleef sche oudheden. 2t penningen. Op de nieuwe lyst van den jare 1732, vindt men dit dorp verminderd tot op 144 huizen, en éénen molen. In de jaren 1550 en 1553, ontftond 'er een lievig rechtsgeding tusfehen verfcheiden dorpen en Dykgraaf en Hoogheemraden van Rhynland, wegens de contributiën en den ommeflag van des gemeenelands lasten en onkosten; vermits de dorpen en ambagten van Leimuiden en Vriezekoop zeer vele onvruchtbare landeryen hadden, gelyk zulks blykt uit de uittrekfels der gemeenelands rekeningen. Van toen af aan zouden Leimuiden en Vriezekoop, in den eersten omflag welke vallen zouden, betalen, het eerste Ambagt voor 625, en het twede Ambagt voor 600 morgen. In later tyd, zyn beide de Ambagten in deRhynlandfche mórgentalen te famen te boek gefield voor 988 morgen, 521 roeden. Men leze hierover verder den Heer s. van leeuwen. Deze Ambagtsheerlykheid was weleer het ei. gendom van het geflacht van Wasfenaar, van Warmond, en by erf-opvolging toegevallen aan franciscus paulus emilius, Graaf van Oultremont enWarfufé, en maria isabel» l a van Bei/eren van Schagen, Gravinne van Warfufé; in den jare 1727 werd deze heerlykheid, beuevens die van .Vriezekoop, gekocht door de Heren Burgemeesteren der ftad Amfterdam, voor eene fomma van drie-en-veertig duizend guldens; en het verly van dezelve gefchiedde op den 13 maart des jaars 1728, op den naam van den Heer Mr. lieve geelvink, Heer van Kastrikum enz. Burgemeester en Raad, in den naam enten behoeve dier ftad. Na het overlyden van gemelden Heer, volgde hem op de Heer Mr. ferd 1nand vancollen, Heer van Gunterflein en B 3 Tim.,  22 kabinet van nederlandsche Tknhoven; en tcgenswoordig is Ambagtsheer dezer heerlykheid de Heer Mr. qjjiryn willem van hoorn. Wegens Leimuide en Vriezekoop moet men nog aanmerken, dat hoewel twee byzondereheerlykheden, en ieder hare byzondere Regeering hebbende, zv nogthans in het burgerlyke Hechts eene rechtbank uitmaken, beftaande uit vyf Schepenen, als drie van Leimuiden en twee van Vriezekoop. In het geestelyke is dezelfde onderlinge gemeenfehap; Leimuiden verkiest uit zyne gemeente twee ouderlingen, tweearmmeesterenen twee kerkmeesteren, en Vriezekoop verkiest uit de zyne altoos eenen derden voor iedere dezer bedieningen daarby. Een der gemelde kerkmeesters echter wordt uit de heerlykheid van Alkemade gekoren. Voor het overige heeft de Ambagtsheer de verkiezing alleen. Men vindt in de befchryving van Leiden, door s van leeuwen, aangetekend, dat men weleer, met behulp van eenen fpringftok, van Warmond op Rhynzaierwoude, Leimuiden en den Stichtfchen bodem kon komen. Doch de overftromingen hebben een zeer groot gedeelte dezer landen ingezwolgen, en zelfs zodanig, dat de bewoners van het eiland Bensdorp, gelegen m de Hettemeer, onder den banne van Leimuiden, omtrend het jaar 1605 verminderd zyn in de verponding voor zes morgen lands, welken zy in de overftroming verloren hadden. Wy kunnen niet nalaten, om hier melding te maken van eenen edelmoedigen trek van eenen kors vincent, door de wandeling cors centen genoemd, waardoor hy aandefcholen van Leimuiden, Rhynzaterwoude en Leiderdorp niet weinig voordeels heeft toegebragt. Hy werd,    en kleefsche oudheden. 23 namentlyk in zyne jeugd, ter fchole befteld in de drie gemelde dorpen, en van zeer behoeftige ouders zynde, bragt hy zelfs niet zo veel gelds op, om zyn gedeelte te kunnen dragen in het vuur, hetwelk des winters ter verwarming der fcholen moest geftookt worden; hierdoor moest hy natuurlyk de meeste koude uitftaan, en daarenboven nog vele fmaadredenen horen. Naderhand een ryk man geworden zynde, herinnerde hy zich aan de uitgeftane ellende zyner jeugd, en vermaakte aan de fcholen van Leimuiden, Rhynzaterwoude en Leiderdorp eene toereikende fomme gelds, waardoor zy, geduurende den winter, brands genoeg konden kopen om de kinderen te verwarmen. Deze gift is thans zedert vele jaren genoten, maar in welk' jaar dezelve gegeven is, heb ik niet onderzocht. het huis Ter D O E S; In rhynland, Aan het watertje of riviertje de Does, fpruitende uit den Rhyn, en dus een tak van dien ftroom gelyk de Zyl en Maren in en omtrend Leiden, legt in Leiderdorp, niet verre van voorgemelde ftad en het huis te Zwieten, het Doeshof of huis ter Does. Dit huis, aan de overzyde van den Rhyn gelegen, was, ten minsten reeds voor400 B 4 ja.  24 kabinet van nederlandsche jaren, het ftamhuis en de woning van de Heren van der does. Hertog jan van Beiferen, die in het jaar i42oZ«'&«beleegerde, kwam met de zynen voor het huis ter Does. De burgzaten lieten hem, zonder tegenftand, binnen, waardoor het huis bevryd bleef van plondering, hoewel het naderhand uitgeplonderd is door die van Leiden. Het was een hecht en fterk gebouw, hetwelk, na zeer vervallen en in het laatst van de zeventiende eeuw eenigfmts herbouwd te zyn, thans geheel weg gebroken en in weideland veranderd is. Weleer was het gelyk een rondeel opgetrokken, en had verfcheiden wachttorens op de'buitenmuuren. Dit blykt gedeeltelyk uit de twee konstige afbeeldingen, by deze befchry ving door rademaker vervaardigd; verbeeldende de eerste, N°. 93, eene af beeld ing van die fterkte in het jaar 1620, zo als dezelve zich een weinig bezyden den ingang vertoonde; en de twede tekening, onder N°. 94, vertoont ons het gezicht van dat kasteel van achteren. Hoedanig het in vervolg van tyd veranderd is, kan gezien worden in eene tekening .van den Heer goris, M: D: en Medicus Ord. van Rhynland, welke hy in het jaar 1712 heeft in het licht gegeven. Het adelyk gedacht der Heren van der does, uit Rhynland afkomstig, den naam voerende naar dit huis, is zeer oud en beroemd, en reeds omtrend het jaar 1300 in aanzien geweest. Mauryn van der Does, was in den jare 1326 Raad van Graaf willem van Holland. Hy trad in het huwelyk met n. vanamstel van mynden, welker vader een broeder was van wouter van amstel van mynden, zynde beide deze broeders zonen van amelis van  • en kleefsche oudheden. 25 van amstel, de eerste, welke de goederen van Mynden bezat, mauryn, liet na Dirk van der Does, Schildknaap, gehuwd met clement ia van Santhorst, dochter van Philips van dien naam, by welke hy naliet , Mauryn ms der Does, deze hield, in den jare 1351, de party van Keizerin margv retha tegen haren zoon willem, doch hu verzoende zich met hem. In het jaar 1354 was hv by den Heer van er ede rode in den oorlog tegens Utrecht, werd by Oudewater gevangen genomen en op groot rantzoen gefield, zo dat hy velen zyner goederen moest verkopen. Echter fcnonk Hertog albrecht hem weder anderen m het jaar 1397, Hy was gehuwd met lysbet van voorn, eene dochter van albert van voorn, en had, onder andere kinderen, bv haar J Mauryn van der Does, eerst gehuwd met jn. vanderWoude, en vervolgens met de dochter van den Ridder f o.y wan Dochem; hy flierfzonder nakomelingen, en werd opgevolgd door Hu go van der Does, twede zoon van dirk van der Does en c l e m e n t i a van Santhorst • hy huwde in het jaar 134J met n. saayt van derleede, by welke hy, onder andere kinderen, naliet D i r k van der Does, gehuwd met h e n r i c a van Heenvhet, nalatende byhaar, behalven eenige andere kinderen, zynen opvolger Hendrik.van der Does, ten echtgenote nemende, te Vlaar dingen, machtelt vran ken, dochter van isaac vranken, over. lydende in het jaar 1426, en nalatende verfcheiden nakomelingen, waaronder Dirk van der Does, deze had tot zyne eerste B $ ge-  V.6 kabinet van nederlandsche gemalin machtelt van Oudshoorn, welke in 14 39 overleed, en trad in een twede huwelyk met elisabeth van Mathenesfe; hy flierf in het jaar 1461, uit zyn eerste huwelyk verfcheiden kinderen nalatende, onder anderen Jacob van der Does, deze bekleedde in het jaar 1518 het Schout-ampt binnen Leiden, en ging twee huwelyken aan, het eerste met adrtana van boschhuizen, en het twede met c a t h arinade vrieze. Onder de kinderen by zyne eerste huisvrouw, was zyn opvolger Jacob van der Does, deze was een der negen Raden, die in den jare 1573> geduurende het twede beleg van Leiden, door den Prins aangeiteld waren om hem de zaken van ftaat en oorlog te helpen bellieren. In het jaar 1575 kreeg hy bevel, om met eenige andere Heren eene nieuwe ordonnantie op te ftellen op het ftuk vanRegeerine in Bolland en Zeeland. In dat zelfde jaar werd hy tot eenen der agttien Landraden van Holland gekozen. Toen in dat zelfde jaar de Spanjaarden een verdrag wilden fluiten met de Staten, , was tacob van der Does, een der gemagtigden, op den vredehandel te Breda, die echter vruchteloos afliep. Hy was gehuwd met lysbetH van Renesfe van Moermand, weduwe van vincent van wulven, die, inden jare 1541, inhet kraambedde ftierf. Hy hertrouwde met c lara van Adrichem, dochter van p ie ter vanAdrichem, de laatfte mannelyke afftammeling van dat genacht Zy had eenige kinderen by hem, en ftiert in het jaar 1567, en hy, zeer plotslings, tien jaren daarna. Hem volgde een der zonen , by zvne laatfte echtgenote gewonnen, namentlyk: Pieter van der Does, deze was bezitter van het huis te Does, Dykgraaf en Bailluw vmRhyn- land,  EN KLEEFSGHE OUDHEDEN. £7 land, Schout van Leiden, en Onder-Admiraal van Holland. Hy veroverde in die hoedanigheid een Spaansch Galjoen in het jaar 1588, welks wimpel ïn de kerk te Leiden werd opgehangen. In het jaar 1599 werd hem als Admiraal het bevel opgedragen van eene vloot, ruim zeventig fchepen fterk, met order, om de Spanjaarden aantetasten. Hy zeilde naar de Corunha, waar de vyand eene vloot in gereedheid bragt, om dezelva te vernielen; op zyne komst aldaar, weken dei vyandelyke fchepen zo digt onder het kasteel, dat het hem onmogelyk fcheen, aldaar iets met vrucht te kunnen ondernemen, waarom hy, met eenen gunstigen wind, naar groot Kanarien zeilde, en het kasteel aldaar terftond deed befchieten. Hy vond hier eenen dapperen tegenweer, zo wel uit de fterkten als van de foldaten, die, langs het ftrand gefchaard, hevig met pylen op de vloot wierpen. Des niet tegenftaande, liet de' Admiraal zyne floepen uitzetten, fprongmedein eene derzelven, en wierp zich, toen de droogte hem hinderde verder voort te roeijen, met de zynen in zee, om naar he/. Ilrand te waden. By deze dappere onderneming werden velen der vlotelingen gekwetst, en zelfs onze Opper-bevelhebber ontfing drie wonden; dit belette hem niet pm zyn voornemen ter uitvoer te brengen, en aan het vaste land te flappen, waar het volk, de verbazende onverfchrokkenheid der Hollanderen ziende, terftond de vlucht nam. Ylings deed hy het kasteel opeisfehen, hetwelk, hoe zeer van alle nodige krygsbehoeftens rykelyk voor* zien, zich terftond overgaf. De bezettelingen namen de vlucht naar de ftad Allegona, voor welke het grof gefchut geplant werd, waarop zy verlaten, en, benevens eenige kasteelen, waar- on-  28 kabinet van nederlandsche onder ook Gomera, door de onzen in den brand geftoken en geplonderd werden. De Admiraal zond de helft dezer fchepen , ryk met buit beladen, naar huis, en nam voor, om met de anderen de Brazil te bemagtigen. Onderweeg nam hy eenige Spaanfche koopvaardyfchepen , en Wilde op het eiland St. Thomas, den Portugeezen toebehorende, inlopen, om zich te ververfchen. Eenige fteden werden bemagtigd en ge. plonderd, en het kasteel behoorlyk opgeëischt en overgegeven. De eilanders ftaken de ftad zeiven in den brand, en de onzen- werden, door de vreesfelyke hitte, door het onmatig gebruik van vruchten en vrouwen, van eene befmettelyke ziekte aangetast, waaraan de vlotelingen zo menigvuldig ftierven, dat men in vyftien dagen duizend lyken onder hun telde. De dappere vlootvoogd zeer vet en zwaarlyvig zynde, moest de vreesfelyke hitte met eenen fpoedigen dood bekopen; en zyne vloot werd zodanig geteisterd door de ziekte, en vervolgens in de terugreis door eenen hevigen ftorm en de fcheurbuik, dat men flechts twee hopluiden telde die in leven gebleven waren, en op fommige fchepen vond men niet meer dan zes gezonde mannen. Een dier fchepen werd, door gebrek aan volk, verlaten; een ander viel den vyand in handen, en deze vloot, die zo vele- roemryke daden verricht, en zo vele fchatten huiswaards gezonden had, kostte door deze ongelukken aan het land verbazende fchatten, die de inwoneren lange jaren drukten. Deze dappere zeevoogd had ten huwelyk philippin a van Duivenvoorde, dochter van henrica van Egmofld en j acob van Duivenvoorde, Heer van Warmond. Door dit huwelyk won hy  EU KLEEËSCHE OUDHEDEN. 20 hy ééne dochter, henrica van der Does ge. naamd, geboren in de maand feptember 1589, eenige erfgename van het huis te Does, en hu'wende, in het jaar 1610, aan adriaa n, Heer van Mathenesfe, Rivier e en Opmeer. Op dezen volgde Adriaan van der Does, jongfte zoon van dirk van der Does, gewonnen, by zyne twede huisvrouw, lysbethms Mathenesfe. In het jaar f487 werd hy rentmeester der Abtdy van Rhynsburg, in de plaats van h u g o van Zweten. Hy ging een eerste huwelyk aan met lysbeth van Cats, weduwe van florisws Crahngen, welke in het jaar 1477 overleed; vervolgens ging hy een twede huwelyk aan met geertruyd van Romerswaal; hy ftierf in het jaar 1502, nalatende by zyne eerste huisvrouw, onder andere kinderen DrRic van der Does, Heer van Cattendyk en Stavenisfe in Zeeland, Dykgraaf en Bailluw in Rhynland. Hy huwde met jostnaws Zuylen, erfdochter van w e r n a e r t , Heer van Noordwyk by Leiden, en won daarby onder anderen Johan van der Does, Heer van Noordwyk, voor de eerstemaal gehuwd met willemina van Schagen, zonder kinderen by haar te hebben gewonnen; tentwedenmalemetannavö»Nyenrode, erfdochter van frans van Nyenrode, en van johanna van Zuilen, te Utrecht. Beiden ftierven in het jaar 1550, nalatende eenenerfzoon Johan van der Does , Heer van Noordwyk en Cattendyk, werd geboren in het jaar 1545, werd registermeester van Holland, Raad in den hogen Rade, en Curator van de nieuwe Academie te Leiden. Deze grote man is, gelyk zyne gedruk-  gO kabinet van nederlanöschè drukte werken zulks genoegzaam uitwyzen, zeer vermaard geweest door zyne geleerdheid in de dichtkunde en Latynfchc taal. Hy was de eerste Bibliothecarius aan de hoge fchool te Leiden, eri is, na zynen dood, door bekwame hoogleeraaren in' dit ampt opgevolgd. Hy huwde op het huis ter Haar by Utrecht, in het 19de jaar zyhs ouderdoms, met lysBeth van Zuylen% dochter van dirk van Zuylen, en vah j o s i n a van Drakenburg, en ftierf in het jaar 1604, op den 8 ottober, in het 59'^ jaar van zynen ouderdom. Zyn zoon was genaamd Johan van der Does, mede een zeer geleerd man in de Latyhfche en Griekfche talen'; waarvan de Historifche jaarboeken der Graven van Holland, door hem begonnen en door zynen vader voltrokken, ten blykbaren bewyze ftrekken. Hy ftierf ongehuwd, in den jare 1596- n°g flechts 26 jaren bereikt hebbende, na dat hy van eene buitenlandfche reis terug gekeerd was, en werd in 'sGravenhage begraven. Het zyn beide deze Heren van der Does, welken by de geleerden, onder de benaming van janus bousa, vader en zoon, hetbestbekend zyn, en in deze onze oudheidkunde menigvuldige malen worden aangehaald. Het huis ter Does heeft lange jaren aan dit geflacht in eigendom1 toebehoord, doch in latere dagen is het overgegaan aan den Heer willemhendrik. Baron Piek Heer van Zoelen en ter Does; en eindelyk is het, gelyk wy boven aanmerkten, geheel te grond gegaan. Uit dit doorluchtig genacht der van der Does/en , zyn nog vele andere grote en vermaarde mannen voortgefproten, welken wy, kortheids hal ven,' thans met ftilzwygen voorby gaan.- Nog  in kleefsche oudheden. 31 Nog moeten wy aanmerken, dat deAbtdy van Leeuwenhorst, volgens goudhoeven, drie Abtdisfen geteld heeft uit het ftamhuis van de yan der Doesfen, en drie nonnen uit dat geflacht als nonnen in die Abtdy geleefd hebben. Tegen over het hmsteDoes, aandeDoesbrug, ftond weleer een Franciscaner klooster, de Poel genaamd; hetwelk, volgens de getuignisfen van jacob de latorre en j. van he usd en, in het jaar 1390, op den naam der heilige maagd Maria, was ingewyd. De plaats daar het geftaan heeft , hoewel van hetzelve niets meer overig is, draagt echter nog hedendaagsch den naam van het klooster. het huis te ZWIKTEN, /«rhynland. Het huis en de hofftad Zwieten is gelegen in Rhynland, een half uur van de ftad Leiden , naby Leiderdorp, aan den hogen Ringdyk, en ten zuiden van het water de Zwiet genaamd, vanwaar het huis zynen naam ontleend heeft. Dit adelvk huis is het ftamhuis van de Heren van Zwieten, reeds voor den jare 1400 bekend. Het is, benevens de landen en goederen daaronder behoren, de, m het jaar 1424, ter leen gehouden door den Kidder willem van MontfoordeenyanZwie. ten,  g2 kabinet van nederlandsghe ten, van Hendrik, Heer vanNaaldwyk, Marfchalk van Holland, zynen neef. Omtrend dien tyd echter, is het door genoemden Heer hendrik van Naaldwyk, met verdragen afftandvan alle manfehap en eden, tot een vry goed uitgegeven en kwytgefcholden aan dezen zynen neef willem van Montfoorde cn van Zwieten; dezö heeft dit huis, met alle deszelfs getimmerten, boomgaarden, houtgewas, erven en al deszelfs verder toebehoren, zo groot als klein, en daarenboven nog 54 morgen lands, alle de manfchappen aan gemelde hofftad toebehorende, en het recht van Godsdienst-oeffening in eene eigene kapel, welke van de vroegfte tyden af aan dit huis behoorde , tot een vry eigen goed verkocht aan zynen neef, den Heer boudewyn van Zwieten, op dingsdag na den heiligen derthien dag van het jaar 1424, gelyk zulks breder in de brieven, daarvan zynde, vermeld ftaat. In het jaar 1435 , heeft de voornoemde b oude wyn van Zwieten, Heer van Zwieten, den vryen eigendom der hofftad Zwieten, benevens de 54 morgen lands, daaromtrend gelegen, en de mannen en vrye Godsdienst-oeffening in de kapel, uit puyre minne en liefde, (gelyk in de brieven gefchreven ftaat) wederom afgeftaan en overgegeven aan den Heer frank van borselen, Graaf van Oostervant, Heer van Zuid-Beveland van Veume, vanZuylen, van Hoogfiraten, van St. Martensdyk, van Corihienes enz;., in de tegenwoordigheid van zyne beminde gezellinne, vrouwe j a c o b a , Hertoginne van Bei/eren, Gl'avinne van Holland, van Oostervant enz. Terftond na de overdracht, heeft de voornoemde frank vanborsselen, zynen lieven en getrouwen vriend boudewynw» Zwieten, wederom, by fo-  en kleef sche oudheden. 35 ïblemneele brieven, met voornoemde hofftad en landen verlyd, en door hem en zyne erfgenamen tot een onverfterflyk erfleen te worden gehouden ; alles onder de voorwaarden: dat men het voorzegde leen, by verfterving, aan hemHeer frank van borsselen, en zyne vrouw, als Heer en vrouwe tot Zuylen, zoude verzoeken, of aan zyne hofftad vanZuylen, gelegen in het fticht van Utrecht, en niet verder. En wanneer het mogt komen te gebeuren, dat de voormelde hofftad Zuylen, t'eeniger tyd van zynen rechten erfgenaam vervreemd werd, alsdan de leen volgers der hofftad van Zwieten niet meer gehouden zouden zyn, het zelve van de hofftad Zuylen te leen te verzoeken, maar dat zy in dat geval, benevens de voornoemde landen en toebehoren , wederom Vryheren zouden zyn, gelyk dezelven voor den-opdragt aan den Heer frank van borsselen geweest waren. Hugo van Zwieten, zoon van boudewyn van Zwieten, is daarna, benevens zyne huisvrouw; lutoaart van Boschhuizen; bezitter geweest van dit huis; dit, hoewel niet door den Heef l e long aangehaald, blykt duidelyk uit de grond brieven van het Gasthuis.hofje Sion, binnen Leiden, door voornoemden i-i u g o gefticht, waar» in onder anderen gezegd wordt: „ Ende hiertoe, „ (namentlyk ter onderhouding van het gefticht) „ foe maken Huge van Zwieten, ende Joncfrouw 5, Lutgairt van Boschuyfen den voirfz. Gasthuy„ fe, ende den armen, die dair in wefen fullen, „ in rechter aelmisfen, ende teftamente puer- mentelic om Goids willen, tot zalicheyt hoer „ beyder zielen, datnaHugen, ende Joncfrouw „ Luytgairts voirfz. doot, dan noch nemen, „ hebben ende behouden fullen, alle alfulc vm- III. deel. C „boel,  34 kabinet van nederlandschë boel, ende huysraet, als fy nu ter tythebben, „ of hier namaels vercrigen mogen, 't fy binnen „ der ftede van Leyden, of dair buyten, foo „ goet ende quaet als dat wefen fa], als fy beyde „ oflivich geworden zyn, ende niet dair of uit3, genomen, noch buyten gefondert dan alleen. „ lic die boeken, die Huge, ende Joncfrouw Luytgairt after fullen laten. Die welke boeken „ Huge van Zwieten, ende Joncfrouw Luytgairt „ voirfz. tfamen maken ende befpreken tot Zwieten „ op 't huys te wefen, ende al dair tot ewigen dagen 5, te Uiven, fonder in eniger manieren van dair te 5, vertrecken, of te vervreemden" Immers huge Icon niet eisfchen, dat die boeken op het huis te Zwieten zouden bewaard worden, byaldien hy geen eigendom aan hetzelve gehad had. In het jaar 1567 heeft herman, Graaf van 'Henneberg, Heer van Zuylen, op het verzoek van den Heer adriaan van Zwieten, de voornoemde 54 morgen lands, aan de hofftede Zwieten gelegen, in eigen goed veranderd; onder voorwaarde, dat hy, van dien tyd af, de hofftad en het huis van Zwieten, met den boomgaard, fingels en de omdyking in de gemelde 54 morgen begrepen, te famen 9 morgen groot, van welgemelde Graaf hermanhi zyne nakomelingen zou verzoeken en verheergewaden. Dit verheergewaden beftond in gefchenken, die de leenman den Heer fchuldig was, ten tyde van het verly, en beftonden gemeenlyk in eenen valk, havik of fperwer, doch die in later tyd voor geld zyn afgekocht. Ingevolge van dit verdrag, is dus de Heer adriaan van Zwieten alleen met de voor. noemde hofftad en het huis, met boomgaarden, fingels en bedyking, ter voornoemder grootte, en met mannen en giften, tot de gemelde kapella-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 35 lary behorende, in een recht onverfterflyk leen verlyd geworden. In den jare 1591 heeft lamoraal, Graaf van Egmond, als bezitter van het huis van Zuylen en Westbrouk, het huis Zwieten, met deszelfs flot boomgaarden, fingels en giften van de mannen en kapelleryen daaraan behorende, verlyd op Jongheer adriaan» Zwieten, Bailluw van Rhynland, laatfte mans- oir van zyn geflacht; deze verkocht het weder, in den jare 1602, aan hugo van nierop, Heer van Kal/lagen • wiens kinderen het in den jare 1632, met alle deszelfs gerechtigheden, verkocht hebben aan den Heer c o r n e l is b 1 jc k e r van Zwieten, Burgemeester der ltad Amflerdam, welke vervolgens met deze hofftad en derzelver gevolg is verlyd geworden, onder zekere protestatie, van niet gehouden te zyn het te leen te verzoeken, doordien het huis Zuylen niet meer aan de erfgenamen van den Heer frank van borsselen was toebehorende. Dit protest is vernieuwd door den Heer gerardbikk e r van Zwieten, Heer van Zwieten, Vryheer van Oud Haarlem, eerst prefideerend Raad en Re kenmeester der Domeinen van de Heren Staten van Holland en tVestfriesland', ordinair meestérknaap van denzelven lande, mitsgaders Hoogheemraad van Rhynland, aan welken het voor noemde huis en de hofftad Zwieten door zynen vader was vermaakt; wordende hy met gemelde huis, hofftad en aankleve van dien in het iaar 1660 verlyd. J De Heer gerardbikker van Zwieten zich ondertusfchen niet vergenoegende met zyn gedaan Protest, oordeelde hem en den zynen daaraan gelegen te zyn, dat by eene gerechtelyke verklaring beflist werd, of het voornoemde huis en dehofc 2 ftad  36 kabinet van nederlandsche ftad van Zwieten als nog zou moeten gereleveerd en verheven worden van de hofftad Zuylen, in wiens handen dezelven ook mogten zyn, dan, of dezelven voor een vry en eigen goed, en gevolglyk buiten eenige fubjeétie van verhef of verly te houden zy ? Om hier in te beflisfen, is tusfehen den Heer h e n d r i k j a c o b van Thuyl yan Serooskerken, Vryheer van Vreeland, als in huwelyk hebbende, en dus als echtgenoot en voogd zyner gemalinne anna elisabeth yan Rheden, vrouwe van Zuylen, ter eenre, en den gemelden Heer gerard bikker, Heer van Zwieten, ter andere zyde, opgefteld een compromis, en dit gefchil volftrektelyk overgelaten aan zekere raadsperfonen , als Arbiters, onder willige condemnatie van denHove van Holland. Deze zaak dus aan voornoemde Arbiters opgedragen, en in ftaat van wyzinge gebragt zynde, is daarop uitfpraak gedaan, gevolgd door willige condemnatie van den voorzegden hogen Rade, waarby het huis en de hofftad van Zwieten, met deszelfs boomgaarden, fingels en bedykingen, groot te famen omtrend 9 morgen lands, met de mannen en giften van gemelde kapellery daartoe behorende, ten opzichte van het huis, de Heren en Vrouwen yan Zuilen, vry verklaard zyn van alle leenpligten en verhef, en dienvolgends, dat de voornoemde Heer Gerard Bikker, Heer van Zwieten, zyne erven en nakomelingen niet gehouden zyn noch Immermeer zullen gehouden worden , van den tegenswoordigen of van de toekomende bezitters yan den huize yan Zuylen eenig verly te verzoeken, of aan dezelven hulde, eed of manfehap te doen, of herengewaad te betalen in eeniger manieren; uitwyzende de mtfpraak daarvan, op den 10 January 1679, en op den 12 January daaraan volgende, door willige t con-  en kleeefsche oudheden. 37 condemnatie van den welgemelden hogen rade geconfirmeerd. Dit alles getuigt de Heer s. van leeuwen, in leven Subftitut Griffier van den hogen Rade van Holland. De voorgemelde hofftad Zwieten is, fints dien tyd, in eigendom bezeten door de famielje van den wel edelen Heer bikker, en Mr. gera rd bikker vanZwieten, Baanderheer der hoge heerlykheid Kesfel> Raad der ftad Amflerdam, heeft het in den jare 1716, naar de hedendaagfche bouworder, op eene deftige wyze vertimmerd, de vier oude hoektorens vernieuwd, doch aan dezelven hunne oude uiterlyke gedaante doen behouden, de plantagie merkelyk vergroot , en zeer aangename lommerryke wandelwegen in dezelve aangelegd. Hoedanig het huis te Zwieten zich in het jaar 1607 vertoonde, kan de lezer uit de hier by gevoegde 95de konstplaat befchouwen; hoe zeer ook fints dien tyd van binnen veranderd, is 'er nogthans zeer veel van de uitwendige gedaante van dit gebouw overig gebleven. De Heer g. goris heeft ons van hetzelve ook eene tekening nagelaten, die in het jaar 1712 vervaardigd is, en dus nog voor deszelfs laatfte vertimmering. Men ziet uit allen ondertusfchen, dat het een zeer hecht en fterk gebouw is , en dit wordt ons zo veel te klaarder, wanneer men nagaat, dat het, ten tyde der Hoekfche en Kabeljauwfche beroerten, en naderhand, geduurende de beleegering van Leiden, in het jaar 1574, zeer veel geleden hebbende, nogthans in eenen zodanigen ftaat gebleven is, dat men het weder heeft kunnen herftellen. De lezer, welke bsgeerig is om het geslachtregister der oude Heren van Zwie/^natefporen, kan het vinden byw. van goudhoeven en C 3 s. van  38 kabinet van nederlandschb s. van leeuwen; de eerstgenoemde doet een omftandig verflag van de llichtingen, welken de Heren van Zwieten gedaan hebben, zo te Leiden jn de ftad, als in de St. Pieters-kerk aldaar, en verder te Oestgeest, Leiderdorp en elders. In het jaar 1324, ontftond 'er gefchil tusfehen eenige edelen van verfcheiden kasteelen, rondsom Leiden wonende, wegens het recht van voor te offeren, en de peys voor malkanderen te nemen, (gelyk men zulks noemde,) in de kerk van Lei. der dorp, dit gefchil werd door den Graaf willem van Henegouwen, tusfehen Heer janvö» den Zyl, Ridder, daniel uittenwaart, dirk vander Does, gerrit ramp en derzelver magen aan deeenezyde, en dirk, bou- dewyn, floris, thiman en hugo van Zwieten, benevens gysbrecht van Leiderdorp en derzelver magen, aan de andere zyde, naar genoegen beflist, en daarvan opene brieven verleend, bezeegeld in 's Grayenhage, op Se. Michaëls-avond van het voorgemelde jaar. het dorp ZOETER W OUDE, In rhynland. Het zou niet vreemd zyn, wanneer men den naam van Zoeterwoude wilde afleggen van zoet en woude; twee bekende woorden in onze taal, die echter hier in de afleiding van den naam dezes dorps    en kleefsche oudheden. g£ dorps niet kunnen te pas gebragt worden. De oudheid - onderzoeker s. van leeuwen verzekert ons, dat deze plaats weleer gefpeld werd Sweterwoud of Sueterwoud, waaruit in vervolg van tyd, denkelyk door onkunde, den naam van Zoeterwoude ontftaan is. De naam wordt eigentlylc afgeleid van het watertje de [wet of de zwet; hedendaagsch doorgaands de Vliet genaamd, in zekere fluis van den Rhyn uitwaterende. De hof. ftad Sweten, nu Zwieten,,'waarvan wy zo even gefproken hebben . op den hoek van dezelfde uitwatering gelegen, is ook daaraan haren naam verfchuldigd. Ook werden de Heren dezer hofftad , in der tyd Ambagtsheren van Zoeterwoude, genaamd Heren van Sweten of van Zwieten. Niettegenftaande deze verzekering van den Heer simon van leeuwen, vinden wy in zekeren brief van a d a , Markgravinne van Brandenburg, ten behoeve van het klooster van Rhyns» burg, in het jaar 1205 verleend, dat in denzelven, onder andere getuigen, ook een perfoon met name florentius van soetrewoldt genoemdt wordt; zodat die benaming, het moge niet altoos geweest zyn, ten minsten toenmaals met den hedendaagfchen zeer grote overeenkomst gehad heeft. Het dorp is gelegen tusfehen de ftad Leiden en het dorp Stompwyk, zich uitftrekkende aan de eene zyde ter halver Rhyn tot aan Oestgeest, van daar langs de fingels der ftad Leiden, die in den jare 1389, met privilegie van den Hertog aler echt van Bei/eren, en toeftemming van den Heer van Zoeterwoude, naar dien kant verre uitgelegd zyn; voorts rondsom de ftad, tot halver Rhyn aan Leiderdorp; uitgenomen nog omtrend drie morgen lands, buiten de koepoort der ftad C 4 Lek  40* kabinet van nederlandschb Leiden gelegen, daar weleer de oude raamen plagten te ftaan, doch die in later tyd tot tuinen en blekeryen veranderd, met eene byzondere graft omgraven, aan de weg-zyde met eenen muur opgetrokken zyn, en onder de vryheid dier ftad behoren. Aan de andere zyde ftrekt h'et zich uit tot aan de landfcheiding van Hazerswoude, Benthuizen, Zoet er meer, Stompwyk en Voorfchoten ; gedeeltelyk ter halver Vliet, gedeeltelyk eenftuk weegs over de Vliet, en den wegnaar Voorfchoten. Deszelfs uitgeftrektheid beflaat byna de helft van de ftad Leiden, aan hare zuidelyke zyde. De Ambagtsheerlykheid van Zoeterwoude , werd van de Graaflykheid van Holland als een onverfterfiyk leen gehouden; zy betaalt de verheergewaden met een paar wapen - handfehoenen, of daarvoor twintig fchellingen in geld. Haar eerfte bezitter is geweest de Ridder bartholomeus, Heer van Raaphorst, door wiens overlyden dezelve gekomen is op zynen zoon, Jonkheer adriaan, Heer van Raaphorst; vervolgens op Jonkheer aalbRECHt van Raaphorst; van dezen op Jonkheer floris van Alkemade, zynen neef; vervolgens op Jongvrouwe agatha van Alkemade, gehuwd geweest zynde met den Ridder jan van Culenburg, Heer van Rhynswoude, van der Veurze enz.; van haar is dezelve overgegaan op Jongheer isbrand van Merode, zoon van maria van Culenburg. Deze heeft de heerlykheid, benevens die van Stompwyk, Wilsveen en Tedingerbroek, op den 2 feptember van het jaar ió'io, verkocht aan Burgemeesteren der ftad Leiden, en zyn dezelven vervolgens door den Stadhouder en leenmannen van Holland ter leen gegeven aan den Burgemeester claasadriaanszoon; echter zyn dezelven in latere tyden weder  en kleefsche oudheden. 41 der verdeeld. Deze Ambachtsheer]ykheid, welke gezegd werd een kwaad leen te zyn, is met het overijlden van den Heer mauring van der a a , Burgemeester der ftad Leiden, op wien de heerlykheid, van wegens die ftad, als Ambagtsheer van Zoeterwoude verlyd was, door. dien hy gene kinderen naliet, voor eene zekere erkentenis aan de Graaflykheid, van een kwaad tot een goed leen gemaakt. De Heer simon v a n L e e u w e n is van gevoelen, dat de burgwal binnen Leiden, Rapenburg genaamd, en wel. ke voor het uitleggen der ftad, gedeeltelyk in Zoeterwoude gelegen heeft, zynen naam van de Heren van Raaphorst voornoemd zoude ontfangen, en daarop een burg of ander gebouw van deze Heren zou geftaan hebben. Zoeterwoude is, volgens de meting van f. de roos, gelegen van Leiden 1030, van Alphen 4372, van Benthuizen 2477, van Hazarswoude 3310, van Leiderdorp 1844, van den Leidfchendam 2221, van Voorfchoten langs dehoflaan 1461, en van Wilsveen 1503 roeden. Voor den verkoop dezer Ambagtsheerlykheid aan de ftad Leiden, zyn tusfehen Burgemeesteren en Regeerders dier ftad, en deAmbagtsherenvan Zoeterwoude in der tyd, verfcheidene overeenkomsten getroffen, betrekkelyk het doen van neeringen en ambachten, ten einde de poorters van Leiden door deze dorpelingen niet mogten worden benadeeld. Alle deze overeenkomsten kunnen in de privilegiën en handvesten van Rhynland nagezien worden. Onder anderen vindt men daarin, dat alle die genen, welken zouden wonen binnen de bepaling van Rodenburger watering tot aan de Vliet, en voorts tot op den Rhyn, omtrend de belasting zouden gelyk gefteld worC 5 den  42 kabinet van nederlandsche den met die van Leiden, en gene poorterneering zouden mogen doen. Deze keur is in het jaar 1476 uitgekomen. Keizer ka rel de V gaf, in het jaar 1524, aan die van Leiden, dat hare burgery gene bierwinkels of biertapperyen op Zoeterwoude behoefden te dulden, dan onder zekere voorwaarden. Ook moest de Schout aan Burgemeesteren en Regeerders der ftad beloven, om alle maanden ééns in Leiderdorp, Zoeterwoude en Oestgeest te onderzoeken, of aldaar ook verbodene neering of tapperyen gedaan werden. Een aanzienlyk o&rooy, hetwelk de ftad Leiden in den jare 1554 onder vele anderen van den Keizer verkreeg, was, dat in Zoeterwoude en Stomp in 't Jaar des Heeren 1368." Deze brieven van toellemming van den Heer van Zoeterwoude, werden nu weder aan de Hertog al bert van Beiferen vertoond, waarna de ilad met verzegelde brieven de bevestiging van den Hertog verkreeg, welke gedagtekend waren uit 'sHage, den woensdag na Paafchen, van het jaar 1389. Men ondernam vervolgens de uitlegging, en verkoos daartoe de landeryen, aan de zuidzy- de  en kleefsche oudheden. ^ de van den Rhyn, het Steenfchuur en Rapenburg, beginnende van de hogewoerds poort tot aan de wittepoort, doordien dezelven allerbekwaamst en best gelegen waren voor de draperyneeringen, en de ramen reeds aan die zyde ftonden. De landeryen, toenmaals weder binnen de ftad getrokken, bedragen met eikanderen 36 morgen Rhynlandsch, waardoor de ftad, binnen de daar om lopende vestgrachten, omtrend 112 Rhynlandfche morgen groot werd. De binnen getrokkene landeryen werden ten eerften in erven verdeeld , en, tot aan de nonnenfteeg toe, zo digt betimmerd, dat 'er niet eene ledige plaats voor eenig klooster of convent open bleef, doordien de fabriekanten, om de nabyheid hunner ramen, dezen grond terftond in bezit namen, en met deze uitlegging beter gediend waren, dan met de voorgaande twede uitlegging der ftad. Na deze vergroting, bezat de ftad, buiten de koepoort, niet meer dan omtrend drie morgen lands, waarop de ramen ftonden. Dit grondgebied werd mede met eene gracht omgraven. Het overig land, rondsom de fingels lopende buiten deze poort, behoorde en bleef tot eigendom van de heerlykheid Zoeterwoude, tot op den 2 feptember van het jaar 1610, als wanneer de ftad deze Ambagtsheerlykheid van den toenmaligen bezitter, den Heer ysbrand van merode, gekocht heeft, tevens met Stompwyk, Wihveen, den LeidJchendam en Tedingerbroek. Hoedanig de koepoort zich in het jaar 1020 vertoonde, kan gezien worden in de 97^ plaat, welke geen der minste kunstgewrochten van den Heer rade maker is. De gedaante van deze poort is echter in later tyd geheel veranderd, want in den jare 1671 befloot de Regccring van D 3 Lei.  54 kabinet van nederlandsche Leiden, om deze poort, wegens hare bouwvallig» heid, geheel te doen afbreken, en op de oude fondamenten eene nieuwe poort te bouwen, volgens eene tekening, door willem van den helm vervaardigd. Niet lang daarna werd het werk begonnen, de oudfte zoon van den HeerMr. wouter v an lanschot lag den eerften fteen tot de nieuwe poort, welke het volgend jaar volbouwd werd, met de wapenen der toenmalige Heren Burgemeesteren meerman, swanenburg, maas en van alphen, aan hare binnenzyde pronkte, en in dien ftaat gebragtis, inwTelkenmenhaarhedcndaagsch befchouwd. De naakte fluis heeft in vroegere tyden verfchillende namen gehad; men noemde haar de Ex-fluis, zo veel als buiten-fluis betekenende; de Nek - fluis, doordien zy als op den nek der ftad lag, en de Naakte-fluis, doordien zy open, ongedekt en met gene bomen beplant was. Haar naam is zeer oud; reeds vindt men haar in den jare 1386 genoemd, en wie weet, hoe langen tyd te voren zy reeds bekend zal geweest zyn. In het privilegie, hetwelk wy hier boven hebben aangehaald, wordt zy genaamd de Naickte-fluis, wanneer dan met dezen naam die fluis bedoelt wordt, hetwelk byna aan gene twyfFelingonderworpen is. Zy legt in de fingel, welke van de witte- tot de hogewoerds poort voor eenen dyk verftrekt, om het hoge water te keren, dat het niet in het Heemraadfchap van Delfland zoude kunnen vloeijen. Om zulks voor te komen en de fchcepvaart niet te belemmeren, fchynt deze fluis gefticht, doch het is onzeker in welk jaar. Zy is in het jaar 1556 vernieuwd, en in den jare 3591 rees 'er geen gering verfchil wegens het ope-  en kleefsche oudheden; 55, openen van deze fluis, hetwelk door die van Leiden met geweld gefchied was, hoewel het recht van deze waterkeering den Dykgraaf en Hoogheemraden toebehoorde. Dit gefchil eindigde met een verdrag aan te gaan, hetwelk telkens, op eenen vastgeftelden tyd, vernieuwd wordt. Na hare vernieuwing is zy aangenaam met verfcheiden bomen beplant, en heeft echter, ondanks deze fchone kleedy, den naam van naakte fluis behouden. Rademaker geeft ons eene keurige aftekening van dezelve, indeo8ftekonstplaat, zynde dezelve in allen deele welgelykend. De lengte der wegen langs de ftraten der ftad Leiden, van de koepoort naar de andere poorten , zyn door den landmeeter f. de roos op den volgenden afftand opgetekend; van de gemelde koepoort tot aan de hogewoertspoort 33a, tot aan de morschpoort 382, tot aan de Rhynsburgerpoort 389, tot aan de Marepoort 396 en tot aan de Zylpoort 460 Rhynlandfche roeden. Toen de ftad Leiden, in den jare i574> een langduurig en zwaar beleg van de Spanjaarden had uitgeftaan, werd eindelyk het ontzet aan die zyde der ftad , by de koepoort, en langs de Vliet, ondernomen en gelukkig voltrokken. Ten dien einde werden 'er den 24 feptember twee metalen ftukken op de koepoort gebragt, om, op het aannaderen van 'sPrinsfen vloot, den vyandvan daar werk te geven. Dit ontzet werd nog begunstigd , en zulks werd als een wonderwerk aangezien, door het inftorten der ftads muur bczyden de koepoort, ter lengte van 26 roeden. Dit inftorten, hetwelk van het allergrootst nadeel voor de beleegerden had kunnen zyn, doordien het den vyand tot eenen ftorrn had kunnen ftrekken, begunstigde integendeel hunne onderD 4 nee-  55 KABINET VAN NEL>ERLANDSCHE neeming, en de Hemel beftierde het zodanig, dat de vyand, door het nederploffen van den wal met fchnk en angst getroffen, lafhartig, in den nacht tusfehen den 2 en 3 oétober, al zyn voordeel met de fterkte van Lemmen verliet en wel met eene zodanige overhaaste vlucht,'dat by , fchromende dat hetgefchut, de lyf- en mondbehoeftens hem in zyn terugwyken nadeelig zvn en verhinderen zouden, dit alles aan de belegerden ten prooi gaf. Vervolgens werd de toegepaalde gracht en vaart door ftads timmerlieden geopend, en de langgewenschte vloot met levensmiddelen kwam, opdenlaatstgemeldendag, langs de Vliet en door de Vlietsbrug binnen de ftad, alwaar dezelve door de uitgehongerde menigte rykhalzend en met de uiterftc aandoeningen van blvdfchap ontfangen werd. Tot eene eeuwige gedachtenis van deze vcrlosfing, werden, op bevelder Regeering, aan de Vlietsbrug de volgende verièn geplaatst: 6 Men was in groot verdriet, Want Eten was/er niet, En 't volck van honger fchreyden: Ten laatst Godt neder/iet, En zondt door defe Vliet, Snot, fpys en drank in Leyden,    EN KLEEFSCHB OUDHEDEN. 57 D E MARE-POORT Te LEIDEN. Sommigen zyn van gevoelen, dat de Rhyn, door Duitschland hcrwaards afkomende, zynen fnellen loop behield tot dat hy in zee ftortte; namentlyk, langs den voormaligen loop, aleer nog de Lek en de Tsfei doorgegraven, en deze uitlozinsen dus geheel onbekend waren; doch dat de felle aandrang van dien ftroom, te fterk voorteeftuwd om zich alleen door 't kanaal by Katwyk in zee te ontlasten , daardoor oostwaards verfchillende waterlozingen gezocht heeft, die verder, in eenen kolk by eikanderen vergaderende, eenen derden uitloop in zee gemaakt hebben, allen hunnen oorfprong nemende by en omtrend de ftad Leiden. De voornaamften van deze armen des Knyns, zvn de Zyl, de Does en de Mare. De laatfte van deze drie armen is tevens de oudfte en de voornaami' \ Melis stoke, deze oude en beroemde Hollandfche kronykfchryver, maakt van de Mare gewag in het leven van Graaf aa rnoud; onder anderen zegt hy, by gelegenheid van zekere gifte, door dien Graaf aan het klooster van Egmond gefchonken: ga Lopfen, enbe in een anöer fieöe/ Cenen toatre/ Dat men bie Mare jtiöe. D $ Vius  58 kabinet van nederlandsche Dus ftaat 'er ook uitdrukkelyk Mare, in een zeer zeldzaam oud handfehrift: dez?r kronvk ilT ï? af^mstig is; terwyl integen- v F f ' Dat "ogthans de Mare, en eeen- fints de Maarne, de ouderen warenaam s E niet alleen, doordien, volgens het gevoelen van den Heer simon van leeuwen, deMeer HLnt2'" naïm gJenoemd is' maa ook no" daarenboven, doordien dit water tot heden tol de benaming van Mare heeft blyven behouden verftïuldtr" dC Marep°°rt hare" ™ verichuldigd. Hetyzervan rademaker heeft ons daarvan twee tekeningen nagelaten. De £?V i°P Pluat 99 ' Seeft 0"s het gezich? van dezelve , benevens den gehelen built aan tZtb^nenkiant',Cn Cene twede afbe^ng op plaat roo, levert ons een fraai gezicht on vJn halfwege de brug op een lommefiyk g boomte en daar rondsom gelegen weidelanden ' . De Marepoort verftrekt noordwaards tot een m- en uitgang der ftad, gelyk het wate tje de Mare tot eenen doortocht voor fchepen en vaar tuigen aan dien kant; zy legt tusfehen de ZvL" poort en Haarlemmerpoort, en doordien te Mart midden door de ftad heenloopt, werd een groot gedeelte van dezelve, hetwelk daaromtrend gC. legen is, Marendorp genaamd. De twede en vierde uitlegging der ftad zyn aan deze zyde ge" fchied , gelyk zulks uit de grondkaart der ftad Leiden, door den beroemden landmeeter tan n*?*!1^ Dot7> in hetjaar i6i4vervaardi-d, allerduidelykst kan gezien worden? b ' Voor de laatfte uitlegging en voor het graven der trekvaart op Haarlem, was de Marepoort zo Wyd  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 59 wyd niet, dat men met eenen wagen daar kon doorryden; en doordien men zien kan dat de hoge Morschdyk zo breed niet geweest is, dat men denzei ven met rytuig kon pasfeeren, itrekt zulks ten bewyze, dat 'ertoenmaals, binnenliet begrip van den hogen Morschdyk en den Maredyk, van de ftad af tot aan den Geest toe, geen wagen weg gevonden werd, die in den jare 1394 eerst fchynt gemaakt te zyn; zo dat reizigers, uit Haarlem en Westfriesland komende, tot aan den Geest gebragt werden, van waar zy aan het fchouw den Rhyn moesten overvaren, en dan den hogen dyk omryden; en die genen , die te voet naar de ftad wilden, werden met eene fchuit over de Poel wetering gezet, en wandelden dus langs den Maredyk naar de ftad. Men is algemeen van gevoelen, dat de Mare veel vroeger dan het Sparen, en reeds lang voor het jaar 1253» bedykt geweest is. Deze bedyking loopt langs de Mare, tusfehen den lagen Rhyndyk en den Geest, niet alleen om het water buiten te keren, maar ook om de voetgangers van Oestgeest, Warmond, Rhynsburg, Noordwyk, Noordwykerhout, Voorhout, Sasfenhem, Lisfe, Hillegotn en van andere plaatfen daaromtrend naar de ftad te leiden, doordien 'er geene weg was om rechttoe Van daar derwaards te komen. Van den Geest af over den Ende Geesterdam, kon men ook naar den Morschdyk, en van daar voorby het gerecht van Leiden, naar de ftad komen; doch dit was een verbazende omweg; de Maredyk, op vele plaatfen de breedte niet hebbende, van met een rytuig te kunnen bereden worden, werd, gelyk bekendis, tot het naaste voetpad, hetwelkftadwaards voerde, gebruikt. Na  60 KABINET VAN N E D E R L A N D S C H E Na het voltrekken der vierde vergroting van die ftad, gedaan in den jare i6tn £ g en noord zyde, nanicn °' ^n hare west- aan den Rhyn', en vandaar ^ffi," burger- en Marepoort tot aan de zSpoort S grote van 40 morgen en 200 roeden, werd deze itreek binnen wein t „nii. wuauize kerk genaamd 1?' *£ geb°™d, de Mareop den 13 oftober van het har T*/n 7 > 'trassi i^%sssz r BE RooPs001t;t' V0]Se"sdebereekeningvan :'E;"0S' gejeg^n van de Rhynsburkhe pooit 205, van de Morschpoort 24c van witte poort 900, en van Z?" 45' Van de öenRhynlanicl de ^Poort S49 roe- De Marepoort oud geworden zynde, beflotrn Burgemeesteren der ftad Leiden, iiuïeMare 166? boraordcr voltooid. Aan de pinnS^d?v» de-  en kleefsche oudheden. 6l deze poort, pronken de wapenfchilden der toenmaals regeerenden Heren Burgemeesteren der ftad, zynde de Heren herman schuyl, corne- lis buytenvest, willem hasius en Dr. jan eleman. Buiten deze poorten, welken de Heer rademaker ons heeft afgebeeld, heeft Leiden nog de witte of Hnagfche poort; om welken tyd deze poort gebouwd is, heb ik niet kunnen vinden. Het blykt echter uit een jaargetal van 1592, hetwelk aan hare buitenzyde te zien is, dat daar weleer eene poort moet geftaan hebben. In den jare 1650 werd daar de eerfte fteen gelegd tot eene poort, welke aanvangs zonder toren, naaide Dorifche order volbouwd is; de toren werd eerst in het jaar 1735 daarop gezet, en eene klok in denzelven gehangen , ten dienste der trekfchuiten, buiten deze poort afvarende. Nog vinden wy de Hogewoerdfche poort, welke, na de laatfte uitlegging der ftad binnen dezelve getrokken zynde, verplaatst of liever geheel afgebroken is, om aan het einde van de nieuwe Hogewoert weder herbouwd te worden, gelyk zulks dan in den jare 1669 gefchied is. De poort is een zeer fraai gebouw, ontworpen volgens de tekening van den kundigen van der helm, en pronkt met eenen fierlyken toren en klok. De Zylpoort ftond weleer ten einde de Haarlemftraat, of eertyds zogenaamd Marendorp, en werd, na het vergroten der ftad, in den jare 1666 afgebroken, doordien zy, van hout opgetrokken zynde, geheel vergaan was; in hare plaats is de tegenswoordige Zylpoort gebouwd; zynde een fraai ftenen gebouw, verfierd met toren, uurwerk en klokken, en geplaatst aan de nieuwe vest-  62 KABINET VAN NEDERLANDSCHÜ vestgraft. Op eene der bovenfte ve*^**^ dezer poort hadden de redenrvkers Z\t?i gm vergaderplaats; doeh deRe^^^» den jare -1736, om in de plaats derulrlnRède rykeren, aan welken de kamer oS2' een armen-fchool te ftiehten, hetwelkeVhS na dien tyd weder elders geplaatst is. na ; De Heerepoort bevat niets aanmerkelvks • 7v jare 1631 weder herbouwd, en we zod'ni* Lr zy het grootfte konstwerk der bouwkun^ t hetwelk in de ftad Leiden wordt gevonden 7* js naar de Dorifche order voltrokken , en II iï£ 1° % S 1° W0"derlyk te famen gevoegd dat de kundigftebouwmeestersdeswegem veS ftaan. Boven deze poort is de tekenVfSr academie, waar de leerlingen naar oen lovend modei leren tekenen; in het jaar 1701 werTaaf die kunstenaars deze kamer afgeftaan P!„ff f zy door de lofelytefegeerinTSdm^l™ inkomsten begftigd, om hunne onko ten te kunnen goedmaken. Ter zyde van deze noort in de ftads fingel, ftaat het zwanenhoT/zvndé een recht, hetwelk de ftad van den huize van fnfinaar ten onfterfelyken leen houdt volge een verlybnef van den jare i593. be Re geenng heeft, ter befcherming van deze voleis zeer ftrenge keuren gemaakt, ingevolge vanw& ken  en kleefsche oudheden. 63 ken zy of geldboetens of lyfftraffe gefteld heeft, op alle die genen, welken de zwanen beledigen, verjagen, fchieten, de nesten ftoren, en de eijeren of jonge roven, en om aan deze vogels eene meerdere veiligheid te bezorgen, dragen zy, tot zekeren ouderdom gekomen zynde, eene koperen halsband, op welke de letters leiden te lezen ftaan. Daarenboven heeft de ftad niet alleen iemand gemagtigd om hen te verzorgen, gade te flaan, en behoorlyk te voeden, maar dit alles gefchiedt onder het opzicht van eenen der Heren Burgemeesteren der ftad, welke ten dien einde den tytel van Pluimgraaf voert. De Morschpoort, ook fomtyds de Galgpoort genaamd, doordien dezelve niet verre van daar afgelegen was, draagt eigentlyk haren naam van den Hogemorsch, buiten deze poort gelegen. Na de uitlegging der ftad aan deze zyde, in het jaar 1611, heeft de Regeering de oude houten poort in eene fchone ftenen poort doen verbeteren, met welke verbetering men in den jare 1667 eenen aanvang gemaakt, en dit werk twee jaren daarna voltooid heeft; en om zo veel mogelyk de hatelyke naam, welke zy droeg, te doen verloren gaan, heeft men in grote letteren, aan den buiten kant in den muur van dezelven, doen uitbytelen: MORSCHPOORT 1669. Eindelyk vond men weleer in Leiden de Blaauwe poort, aldus genaamd naar de ftenen, waarvan zy opgebouwd was. Niet lange voor de . vergroting in 1611, volgens het getuignis van den Heer orlers, in zyne befchry ving van Leiden, pag: 55, was deze poort voltooid. Zy ftond aan de turfmarkt, aan het west-einde van Marendorp of Haarlemftraat. De rederykers hadden het  64 kabinet van nederla ndsche het gebruik van het bovenst gedeelte van dit gebouw tot op het jaar 1664, ais wanneer zy naar de Khynsburger poort moesten verhuizen, om plaats te maken voor het Collegium Pharmaceuticum, hetwelk aldaar voortaan zoude vergaderen, "elyk ***** grote letteren zulks op een houten bord atichilderden. In den jare 1735 werd deze poort zo bouwvallig, dat dezelve nog in dat zelfde jaar op bevel der Regeering afgebroken is, de toren en klokken op de wittepoort verplaatst, en de ftenen voor een groot gedeelte, ter verbetering van het Raadhuis, gebruikt zyn. De fchry vers, welken wy in dit kabinet van oudheden volgen, niet een woord gewagende van den oorfprong dezer ftad, noodzaken ons hier weder eenen uitftap te doen, doordien onze lezers billyk eene korte befchryving van de beginfelen en voornaamfte gebeurtenisfen dezer plaats zullen verwachten. : hi het midden van Rhynland gelegen, is, na Amfterdam, de grootfte ftad van Holland, en de vierde in den rang der ftemhebbendefteden Een tak van den ouden Rhyn ftroomt door deze ftad, en benevens dezelve vele andere kleine watertjes. De daar rondsom leggende landeryen zyn zeer vruchtbaar, en de boter van derwaards komende, bevestigt dit. Denkelyk is Leiden de oudlte ftad van Holland. Gutcciardyn ze^t dat ptolomeus haar genoemd heeftLugdunum Batavorum, en antoninus zou haar genoemd hebben Caput Germanorum. Deze laatfte fchry ver befchouwt haar als eene magtige ftad onder de Regeering der Romeinen, en zegt, datdenRomeinichen Praetor het bevel voerde over dit landfchap aldaar zyn hof hield, en het legion Batavieren^ in  en kleefsche oudheden. .65 in later tyd geheel verloren geraakt, aldaar in bezetting gelegen heeft, waaruit de naam Lugdunum zou gefprotcn zyn. Doch de Heer van mieris werpt het ftelfel van den eerstgenoemden fchry ver, onzes dunkens met zeer vele redenen , omverre, wanneer hy, in zyne inleiding tot de .befchry ving dier ftad, op hkdzyde 3, zegt: „ wat het zogenaamde Lugdunum Batayorum be3, treft, dat hetzelve oudtyds gelegen zoudeheb„ ben, daar nu de ftad Leiden ligt, houdeik, „ hoe veele geleerden hun verftand gefcherpt, „ en den tyd vruchtloos te koste gelegd hebben , „ om zulks te bewyzen , echter voor een louter „ - verdichtfel; eerstelyk, om dat nooit eenige „ Romeinfche overblyffels of gedenktekens, als „ op andere hunner gewezene vastigheden, al„ daar gevonden zyn, en ten anderen, wel in„ zonderheid, om dat de Romeinen hunne fterk„ ten al tyd op hoge en vaste-gronden, en nooit „ in mocrasfen of ;lage landen gebouwd hebben; „ want dat de ftad. Leiden meest op aangewonnen „ en drasfige gronden gebouwd is, kan uit alle „ omftandighedcn en de meenigte van gegravene „ grachten, die eertyds geweest zyn, door wel„ ker aarde het bygelegen land verhoogt is, af3, gemeeten worden, enz." Het is niet zonder grond, dat Leiden haren naam zalontfangenhebben van het riviertje de Leede, fomtyds Leida of ook Leide genaamd. Dit is het gevoelen van ,simon van leeuwen, in zyn Batavia IIluftrata. Dit riviertje loopt gedeeltelyk door de ftad, en draagt daar de naam van de Mare, terwyl het onder de naam van Leede voorby Warmond in het Leidfche meer loopt. Het is hier de plaats niet om de verfchillende gevoelens, wegens den naamsoorfprong der ftad, die zo menigvuldig zyn, III. deel. E vet-  €6 kabinet van n e d è r l a n d s c h £ verder te toetfen, veelminder door welkè bewoners zy allereerst is bewoond "eworden. A. pars, die, in zyne Katwykfche oudheden, de ftad Leiden ouder fielt, dan het begin der Graaflyke Regeering, zegt, dat hare eerste bewoners fchamele visfchers waren, die uit de lage landen, wegens de geduurige overftromingen, derwaards kwamen vluchten, en hulp zochten by de Burggraven in der tyd. Om met c l ü v e r , in zyne Antiq: Germ: te ftellen, dat zy reeds in den jare 70, na de gemeene tydrekening, ware bekend geweest, zou men moeten toegeven, dat Zy door de Romeinen tot êenefterkte was gebruikt geworden, het geen wy niet kunnen toeftemmen; beter gevalt ons weder het gevoelen van den Heer van mieris, welke de eigentlyke tyd van de beginfelen dezer ftad, om zich met gene gisfingen optehouden, niet aanhaalt, maar alleen aantoont, dat men in de lyst der goederen van de Utrechtfche kerk, omtrend het jaar 866, gewag gemaakt vindt van Leithen, waarin eenige boeren woningen met eenig land zoude gelegen zyn. Hy is verder van gevoelen, dat, doordien de hoge jRhyndyk reeds bekend was ten tyde der Romeinen, en de Marendyk, lange jaren voor het overdyken van het Spaarne opgeworpen, deze Janden befchermden voor het geweld der zee, binnen deze dyken verfcheiden manfen of boeren woningen aangelegd zyn, en Leiden dus aan den landbouw, en geeniints aan fchamele visfchers, die derwaards kwamenvluchten,harenoorfpron-* verfchuldigd ware. Wat de Burgt aangaat, het gevoelen dat hy door de Romeinen zou gebouwd zyn, ontmoet onoverkomelyke zwarigheden; de oorfprong van denzelven, en de oorzaak waartoe hy gefticht is, blyft  en kleefsche oudheden. 6? blyft een raadfel. Sommigen geven toa, dat hy niet door de Romeinen, maar in het jaar 400 of 450, door zekeren Angel Saxifchen Hertog, e ngist genaamd, zou gefticht geworden zyn, welke, benevens zynen broeder hors, na het bemagtigen van Engeland, naar deze landen overltak. Doch dit gevoelen fteunt alleen op het verhaal van latere kronykfchryvers, en komt dus verdacht voor. Meer. waarfchynelykheid heeft het, dat zy, of tegen de Noormannen, welken deze landen jaarlyksch kwamen ontrusten, of ecnigen tyd later, door de Graven van Holland is gebouwd geworden, tegen den geduurigen inval der Westfriezen, of eindelyk, dat de Heren van Wasfenaar, Oud-Burggraven van Leiden, hem hebben laten bouwen. Ten minsten, hyfchynt ah de negende eeuw reeds bekend geweest te zyn; want omtrend het jaar 1583 , gewagen onzejaarboeken van eenen Burggraaf van Leiden, welke alewVn genoemd werd. Men leze daarover bockenberg, Lugd: Batav: Heroes, pag. 123. Zeker is het» dat de Gravinne ada in den jare 1203 aldaar beleegerd geweest is. Of nu de eerfte Burggraven van Leiden als Vryheren, dan als Leenheren van het Graaffchap Holland moeten aangemerkt worden , is weder zeer twyffelachtig. In de oude fchriften van den huize van Wasfenaar leest men onder anderen: de Burggraaffchap yan Leyden is gefproten ende ghecomen van eenen gheheten Burchgraaf'Jacob. Ende die was vryheer van der stadt van leyden, ende van alle Ambachten dié daer toe bëhooren. Doch in eenen brief van Graaf floris den V, gegeven in het jaar 1376, wordt hendrik, Burggraaf van Leiden, als eenjeentnan aangemerkt. En Graaf willem de IV E 2 gaf, «  68 kabinet van nederlandsche gaf, in eenen brief van het jaar 1340, te kennen, dat hy het Burggraaffchap van Leiden reeds te voren aan philip van Wasfenaar verkocht had. Nogthans zyn de Heren van Wasfenaar, reeds voor den tyd van willem den IV, Burggraven van Leiden geweest. Wat de gebeurtenisfen van Leiden betreft, daaromtrend zullen wy kortelyk aanmerken de volgende byzonderheden: de Denen, die, gelyk wy in ons twede deel gezien hebben, in de negende eeuw, dit land zo menigmaal ovcrftroomden en plunderden, zullen waarfchynelyk deze ftad, in welker nabuurfchap zy zo menigmaal verfchrikkelyke verwoestingen aanrichteden, ook niet verfchoond hebben, en rhogelyk is deze de oorzaak geweest van het ftichten van den Burgt, gelyk wy zo even hebben aangehaald. Wy lezen, dat de Burggraaf van Leiden, denGraaf d iederik den II, trouwhartig byftond in een gevecht tegen de Westfriezen, omtrend het midden der tiende eeuw. Ada, Gravinne van Holland, vluchtte, voor de vervolging der Kennemers, in het begin der dertiende eeuw, op den Burgt binnen Leiden, doch werd door haren echtgenoot, denGraaf van loon, verlost, die de Kennemers, niet verre van die ftad, volkomen verfloeg. In het jaar 1419, verbonden die van Leiden zich met de Hoekfche party, tegen Graaf jan van Beiferen, en plunderden het platteland, waardoor verfcheiden floten verdelgd werden. Deze was de rede, waarom de Hertog met zyne Kabeljauwfche party, Leiden in het volgend jaar kwam beleegeren en ook bemagtigde. In hetjaar 1445, geraakten de Hoekfche en Kabeljauwfche j)artyen binnen Leiden in eenen zo hevigenftryd, dat philips van Bourgondien de partyen met geweid w  en kleefsche oudheden. 69 weid moest ftillen, nadat 'er zeer veel bloedsgeftort was. In het jaar 1479, nadat beide departyen zich in der minne fchenen te verdragen, en ook beide in de Regeering waren, borst het vuur van tweedragt aldaar op nieuw uit, en de Kabeljauwfchen dreven hunne tegenparty ter ftad uit. Twee jaren daarna deden de Hoekfchen op hunne beurt hetzelfde, en namen daarenboven vele Kabeljauwfche Regenten gevangen. Delft, Haarlem en Amfterdam,te zyde der Kabeljauwfchen toegedaan zynde, verklaagden de thans verwinnende party van Leiden, by Hertog maximiliaan, die daarop bevel gaf om Leiden te beleegeren. De Stadhouder van Holland, joost van lala ing, kwam voor die ftad met zyne troupen, doch werd, met merkelyk verlies, geflagen. Echter zagen de Leidenaars dat zy het tegen den Hertog niet zoude kunnen uithouden, en verzochten daarom vergiffenis, die hun niet toegeftaan werd, dan n"a het onthalzen van de hoofden der Hoekfche party. In het jaar 1485, poogden de Hoekfchen zich weder meester te maken van Leiden, en trokken, onder het bevel van de Heren van Montfoort en Naaldwyk, derwaards, doch werden met groot verlies terug geflagen. In het jaar 1491 , toen het Kaas- en Broods-volk zo vele verwoestingen in deze landen aanrechtte, zochten dezelven ook Leiden te bemagtigen, doch gelukkig werd deze ontbreidelde menigte, na een gevecht van drie uuren, van daar op de vlucht gedreven. In het jaar 1535 hadden deMunfterfche wederdopers het op Leiden gemunt, doch zonder gevolg; zy werden gevangen genomen en naar verdiensten geftraft. Wy kunnen niet voorby, om hier eene korte befchryving te laten volgen van de twee beleeE 3 ge-  fO KABINET VAN NEDERLAN0SCHE geringen en bet ontzet dezer ftad; waarin de hulp van den Almagtigen, en de voorbeeldeloze heldenmoed onzer voorvaderen, meer dan in eenige andere gebeurtenisfen , gekenfchetst ftaat, te meer, daar de verlosfing dier ftad eene der grondzuilen werd, waarop onze dierbare vryheid gevestigd is. Nadat de Spanjaarden laaghartig van vooxJlk. maar, op den 20 oótober des jaars 1573 , moesten wegtrekken, waar zy, gelyk wy onder de befchryving van Alkmaar, in het eerste deel van dit Kabinet der Nederlandfche oudheden, pag. 234 > gezien hebben , door eene byna verhongerde , maar tevens voor hare vryheid alles wagende burgery, moesten zwichten; nadat hunne vloot op de Zuiderzee in een hardnekkig en langduurig gevecht geflagen, en hun fchecpsvoogd bossu* gevangen genomen en naar Ge»?'gevoerd was, namen zy dndelyk het befluit om Leiden te beleegeren, in de zekere verwachting, dat zy eindelyk den benepen Nederlander moedeloos maken, en door geweld bedwingen zouden. Francois va ld ez kreeg bevel, om de ftad Leiden te beleegeren, hetwelk hy den 30 oftober van het jaar 1573 ondernam met twee regimenten, vier vaandelen Duitfchers en eenige ruitery. De burgery der ftad, verwittigd wat de Spanjaarden voorhadden, hieuwen, eer zy aankwamen, alle de bomen rondsom de ftad omverre, en verbrandde alle de kloosters in den omtrek, opdat de Vyand zich daarin niet zoude konnen nestelen. De bezetting beftond flechts uit agt- of negenhonderd mannen, onder het bevel van den Heer van poyet. Devyanden, naar Leiden trekkende, maakten zich meester van 's Grayenhage, en vervolgens van de fterke fchans Maaslandsfluis, waar  BN kleefsche ovdheden, J* waar zy den Heer van Aldegonde gevangen kregen. Dit was zekerlyk een gevoelige flag voor de be, naauwde gewesten; de Prins verloor aan hem eenen fchranderen Staatsman, en gelukkig vodr hem was het, dat de Hollanders den Spaanfchen Graaf bossu gevangen hadden; want Oranjo fchreef aan sonoy, dat hy naauwkeung zou gadeflaan, hoedanig de Spanjaarden met aldegonde handelden, en dat hy op dezelve wyze handelen moest met den Graaf bossu. Dit kwam den Spanjaard ter ooren, die, om bossu te behouden, den Heer van marnix niet dorst te beledigen, daar hy anders ongetwyffeld bet offer van zvne wraakzucht geworden was. . Hy werd bewaard in het kasteel te Utrecht, en in het volgend jaar uitgewisfeld tegens mondragon, een der braaffte bevelhebbers van het Spaanfche leger, welke in Middelburg gevangen was geno- mOmtrend dezen tyd, in de maand november namentlyk, vertrok de Hertog van Aha, na zes iaren en drie maanden de landvoogdy te hebben waargenomen, na zeer vele fchulden te hebben nagelaten, en na als eenen lagen banqueroetier uit Amfterdam geflopen te zyn, op de komst van donlouisderequesens, benevens zynen zoon over Italië naar Spanje, nadat hy de landvoogdy aan zynen opvolger had in handen gegeven De rede waarom hy afftand deed van zynen oost, was het inwendig verdriet hetwelk hy gevoelde, doordien de Hollanders den Koning van Spanje zyne wreedheid met. levendige verwen hadden afgemaald, en anderdeels, doordien vyftig-duizend ponden buskruid, welke hy vutDuttschverwachtte, opgeligt, en op de heide werd aan^eft-oken en verbrand. Het een en ander deed ° E 4 hem,  ?2 kabinet van nederland s c h e hem, onder voorwendfel, dat hy oud en zwak werd, naai- zyn ontflag verlangen, hetwelk hy dan, door de komst van r e ques e ns, verkreeg. Hy leefde daarna nog negen jaren, zynde tot zynen hogen ouderdom altoos aan de trotschheid, bloeddorst en ohverdraaglyke glorie gekluisterd gebleven. Hy beroemde zich, van agttien duizend menfchen door beuls handen te hebben doen ombrengen, die mogelyk honderd duizend menfchen door het zwaard van den oorlog had doen vallen, hetwelk hy philips had kunnen doen in de fchede fteken. Zyn opvolger requesens was even zo listig, even zotrotsch, maarniet zo groot in den oorlog als alv a, hoewel even groot vyand der zogenaamde ketters, om welken te vervolgen, hy door al va nog aangehitst werd. Leiden, hoezeer benaauwd door de vyanden, werd nogthans niet aangetast. Requesens wilde zyn geluk eerst ter zee beproeven, waarom hy Middelburg verfterkte, ten welken einde hy twee vloten, de eene onder van glim es en romero, en eene andere onder d'a vila liet uitrusten. Deze vloot, in den aanvang van het jaar 1574 van Bergen op Zoom en Antwerpen uitgezeild zynde, werd ontmoet door boisot, die de fchepen, onder het bevel van glimes en romero ftaande, ten eenemaal floeg, in het gezicht van requesens, die, op den oever ftaande, aanfchouwer was van deze zyne eerfte en verfchrikkelyke nederlaag. De andere vloot waagde het niet om flag te leveren, maar ftevende naar Antwerpen, waar zy Onbefchadigd binnen kwam. Men kan nagaan, dat eene diergelyke neep den Spanjaard, altoos meer bloeddorstig dan moedig, weinig hoop gaf op de onderwerping  en kleef sche oudheden. 73 ping der Nederlanden, en inderdaad, de Zeeuwen waren het juk dier dwingelanden reeds lang moede, gelyk thans bleek aan Middelburg, welkéftad met Arnemuiden, na het verdaan der Spanjaarden, aan de zyde der Staten overging, waarna Arnemuiden verfterkt, en de Prins meester werd van geheel het eiland Walcheren. Dit, en ook dat van Graaf lodewyk, die met eenigen onderftand in geld uit Frankryk gekomen, naar den Maaskant trok, en aldaar een leger van negenduizend mannen, zo voetvolk als ruitery, byeen bragt, met voornemen om Maftricht te belegeren, was oorzaak, dat de vyand het beleg van Leiden, in de lente van het jaar 1574, moest opbreken cn zyne magt byeen verzamelen, hebbende valdez niets voor Leiden uitgevoerd. Die ftad echter was van te veel waarde voor den Spanjaard, om haar niet verder te ontrusten. De Prins dit inziende, floeg terftond, nadat de vyand van v-oor de ftad was weggetrokken, den Staten voor, om haar van levensmiddelen en krygsbehoeftens te voorzien, en de fterktens te Hechten, waarin de Spanjaarden zich, tot groot nadeel der ftad * zouden kunnen nestelen. Dit werd wel beloofd, dan het bleef by die beloften; de Spanjaard maakte van deze onvergeeflyke onachtzaamheid, die voor een groot gedeelte oorzaak geweest was van het verlies van Haarlem, gebruik, en trok , den 26 van bloeimaand, onder het bevel van val dez, naar Leiden, welke ftad hy zodanig omfmgelde, dat geene leeftocht noch krygsbehoeftens , hoegenaamd, daar binnen konden gebragt worden. Het Spaanfche leger, omtrend 8000 mannen fterk, floeg zich by Leiderdorp neder. De bezetting der Hollanders in Leiden was zeer gering; men had aldaar gene gereguleerde E 5 troe-  ^4 kabinet van nederlandsche troepen; eenige vrywilligen en vyf vendelen burgery maakten de gehele magt aldaar uit. De hoofden van dit handje vol volks, hadden nogthans het hart op de rechte plaats zitten, en toonden, dat de onderdrukking aan vrye menfchen vreesfelyker is, dan het verlies van het leven. Deze hoofden waren jan van Duivenvoorde, jan van der Does, Heer van Noordwyk; andries schot, bartholómeus havixzoon, en nicolaas dirkszoon van Montfoord; Andries allartszoon gebood dit kleine legertjen als colonel, hoewel niet lang, doordien hy, zo rasch de Spanjaarden zich by Leiderdorp hadden nedergeflagen, met omtrend4o mannen uittrok, om kundfchap te nemen, en, benevens vier der zynen, het leven liet in deze eerfte fchermutfeling. Op den volgenden morgen , zag men de Spanjaard verfcheiden fterktens in het gezicht van Leiden innemen. Ook maakte hy zich meester van 'sGravenhage. De Engelfchen verlieten de fchans Valkenburg en gaven zich aan den vyand over. Te Alphen evenwel en aan de Goudïche fluis, gedroegen deze bondgenoten zich beter. Aldaar werden zy door de voorhoede van het Spaanfche leger aangevallen , doch vochten zo hevig, dat de vyanden, niet dan na drie geweldige ftormen, van deze fterktens konden meester worden. Thans dacht de vyand de ftad fpoedig in zyn geweld te zullen krygen , doch hy bedroog zich, hoezeer de waarfchynelykheid der overgave daar was. Men had in Leiden , na het fneuvelen van den colonel allartszoon, het bevel opgedragen aan den onverfchrokken Burgemeester jan van der Does, doch deze zich, wegens zynen ouderdom, verfchoondhebbende, verkoos men zynen zoonj welke het bewind aan-  en kleefsche oudheden. 7$ aanvaardde. Valdezondertusfchen,verfterkte zich meer en meer in zyne gewone fchansfen, en floot de ftad geduurig naauwer in. De Prins fchreef aan de belegerden, dat zy den moed niet moesten opgeven; alle vrouwen en kinderen, die in de ftad van genen dienst konden zyn, weg Zenden, en de levensmiddelen zodanig verdeelen, dat dezelve tot drie maanden konden gerekt worden. Alle de mondbehoeftens werden daarna gereegeld uitgedeeld; geen zwaarder bier dan van vyf-en-twintig ftuivers het vat mogt gedronken worden, en aan alle vrouwen, kinderen en reizende perfonen werd aangezegd, de ftad te moeten verlaten. De Prins bemoedigde hen andermaal in eenen brief, en de belegerden toonden zich in hun antwoorden gereed, om alles voor de vryheid van hun dierbaar vaderland te zullen opofferen. Sommige lage gedrochten ontflipten wel uit de ftad en voegden zich by den vyand , doch hunne helfche voornemens, om Leiden in de handen der Spanjaarden te fpelen, vermogt zeer weinig ; de Spanjaard, wetende hoedanig Neêrlandsch volk beftond, mistrouwde, gelyk uit onderfchepte brieven duidelykte merken was, het gevecht. Ondertusfchen was de ftad zo naauw ingefloten, dat fommige uitgetrokken burgers, om leeftocht uit Gouda te halen, onmogelykdan met list by. den nacht konden binnen komen. Nadat zy dus dertig fchuiten met rogge en tarwe uit de gemelde plaats gehaald hadden, namen zy eenen boer aan, om eene zekere kade door te fteken, door welke deze vaartuigen zouden binnen gebragt worden. De boer vooruit getrokken zynde, volvoerde zyn werk, en de fchuiten niet ziende opijagen, ging hy by zyn werk leggen fla-  76 kabinet van nederlandsc°he flapen. De burgers en foldaten op deze vaartuigen geplaatst, den boer niet vindende. en vruchteloos tot den anderen morgen gedwaald hebbende, dachten dat'erverraadfchuilde, enkeerden, met het aanbreken van den dag, naar Gouda terug. De belegerden, die hen te gemoet getrokken waren, bemagtigden ondertusfchen by Hegmansbrug twee vyandelyke fchepen met leeftocht, buskruid* en andere benodigdens, alles hetwelk ftadwaards gebragt, de fchepen in den grond geboord, en de manfehappen gedood werden. Vruchteloos ylden de Spanjaarden naar de Zylbrug, om hun den buit weder te ontnemen, of eenige beesten, ware hetmogelyk ,wegtevoeren; een hardnekkige uitval uit de Hoogwocrdfche poort dreef hen op de vlucht, en de genomen noodwendigheden kwamen , tot grote vreugde der belegerden, in de ftad. Op dezen tocht werd een inboorling, met name peerken quaatgelaat, die tOt den Spanjaarden overgelopen was, gevat, terftond gevierendeeld, en de ftukken buiten de poort ten toon gehangen, tot een verfchrikkelyk voorbeeld voor alle draaijers. Zeer te verwonderen was het, dat de vyand , die op het land alöm meefter was van de toegangen naar de ftad, de vaarten zó Hecht bezet hield, dat men hem meermaals verfcheiden fchepen met mondbehoeften en oorlogstuig ontnam, waarby de burgery zich altoos zeer dapper verweerde. Maaslandfluis werd door gaötan, eenen der bevelhebberen in het Spaanfche leger ,beftormd, doch hy verloor aldaar zyn leven, met velen der zynen; de overigen namen de vlucht. Doch de Hollanders, ziende dat zy deze fchans, welke flecht verfterkt was, niet zouden kunnen behouden ,  è n kleefsche oudheden. 77 den, weken weinig tyds daarna van daar narden Briel; Vlaardingen werd ook verlaten, en beide deze posten door den vyand ingenomen. Ondertusfchen wakkerde de moed der burgery, die als een geoeffend foldaat begon te vechten, en zelfs den Spaanfchen veldheer in zyne legerplaats tot Lemmen opzocht, waar hy eenefchans opwierp, die gevaarlyk geoordeeld wierd voor de belegerden, doordien dezelve hem de toegangen naar Leiderdorp, Zoeterwoude en Delft zou affnyden; doch de Leidenaars werden aldaar geflagen, en met verlies van vier fchuiten terug gedreven. Een jongen, leeuwken genaamd, viel by deze gelegenheid levendig in de handen van den vyand, deze fneed hem neus en ooren af, en hing hem vervolgens aan de groote teen op. De jongen klouterde in deze ysfelyke omftandigheid tegen de galg op, en werd doorfchoten. Thans was Leiden eene maand belegerd geweest, en de mondbehoeftens verminderden merkelyk. Ook wist men niet hoe lang het beleg nog zou kunnen duuren, waarom 'er op. nieuw een overflag op de eetwaren gemaakt werd. Men vond nog honderd tien .lasten koren .in de ftad, en daaruit moesten veertienduizend eeters gevoed worden. Aan iedereen werd. dus een half pond broods daags toegelegd. Men floeg papieren geld, hetwelk in de eerfte belegering reeds gangbaar gemaakt was, en beloofde het weder te zullen inwisfelen na de belegering. De vyand, om de beleegèrden meer en meer te benaauwen, wierpen een fchans op buiten de Rhynsburger poort; maar de beleegèrden vielen met een groot geweld uit de ftad , vernielden de fterkte, en dreeven den Spanjaard op de vlucht. Een burger, pauwel fauwelszoon vlieg-  78 kabinet van nederlandsche vlieguit, won by deze gelegenheid een be* paalde prys van twaalf gulden, doordien hy de. eerfte was, die op den wal fteeg. Weinig dagen daarna won een ander burger eenen zelfden prys met de fchans te Boshuizen te beklimmen, by welke gelegenheid alles wat daar in was, dood gefmeten, of onder de geflechte wallen begraven werd. By deze overwinning verloor de Leid. fche hopman h a v ix z o o n het leven Het hoofd van ieder Spanjaard werd op prys gefteld, waardoor iedereen het geweer aangordde, zo dat men eindelyk daarop eene bepaaling moest maken. De prins had voor om een gedeelte van het Spaanfche leger, op Delft aantrekkende, te doen in de lucht vliegen, waartoe de mynenvervaardigd waren, en deze list zou waarïchynelyk gelukt zyn, zo niet de nieuwsgierigheid van eenige vrouwen, door te ontydig hare venfteren te openen, waardoor de vyand achterdocht kreeg, deze krygslist had doen in het riet loopen. De Spanjaarden in den nacht voor de poorten van Delft aangerukt, en alles zo befteld zynde, dat hem door de Hollanders de poorten zouden worden opengedaan, en niet door zyn eigen volk, gelyk hy zulks vermoede, was woedend toen hy zag, aan welk een gevaar hy zich blootgegeven had, en ftoof op eene fchans van den Prins los de Poldervaart geheten, met voorneemen om dezelven te bemagtigen, doch hy werd daar zo wel ontfangen, dat vier honderd der zynen voor deze fterkte het leven lieten, en alle de overigen de vlucht kozen. Ondertusfchen viel chevreaüx in Waterland, doch met niet minder geluk, want ten minften twee duizend mannen der zynen, lieten daar het leven, en byna drie honderd werden gevan-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 1% vangely'k naar Hoorn gevoerd. In het Zuiderkwartier echter , dwong de vyand Workum , Alphen en Leerdam, waar hy volgens zyne gewone wreedheid handelde, doende hy volgens zyn gegeven woord, den predikant en fchoolmeefter van Leerdam ophangen. In een woord, het hart van Holland dreunde; men ontfing in de Staten van Holland tyding, dat de Spanjaarden eene nieuwe vloot uitrusteden, om de afgevallen Nederlanden te onder te brengen; vruchr teloos werd 'er aan een verdrag gearbeid; een der eerfte punten welken een zodanig verdrag zouden moeten vooraf gaan; was, dat de Ko. ning van Spanje alle zyne troupen uit de Nederlanden zou moeten terug ontbieden. Dit was even zo veel by den vyand,als te verklaren, dat men den oorlog met meer woede zou X'oortzetten. Alles dan vruchteloos zynde om dit vuur te blusfehen, nam men het befluit, om de benaauwde ftad Leiden te ontzetten; 'er werd ten dien einde eene fomma van honderd twintig duizend guldens gevorderd, die gedeeltelyk in baar geld, gedeeltelyk in goud, zilverwerk, en juweelen, hetwelk de groten des lands fpoedig offerden , by een gebragt wierd. Toen ftak men, op aanraden van den Prins, de dyken door, en de Tsfeldyk werd op zestien plaatfen doorgegraven. Terwyl men geene oogenblikkelyke hulp van dit doorfteken verwachten kon , geraakte Leiden meer en meer in benaauwdheid, door gebrek aan mondbehoeftens. De koeijen, waaruit men tot dus verre melk getrokken had, moesten gefiacht worden, en waren weinig in getal. De benaauwdheid der ftad werd dagelyksch groter, en bragt ée gemeente niet weinig aan 't morren. DeRe- gee- i  80 kabinet van nederlandschê geering fchreef deswegens aan den Prins, die door eenen brief hen bemoedigde, en kennis gaf, dat het water begon te ryzen. De vrywiliigers echter kwamen den 27 augustus op het Raadhuis, eischten voedfel en geld,' eer zy iets verder tegen den vyand wilden ondernemen, of hun affcheid. De Burgemeester pieter adriaanszoon van der werf, die: boven alle anderen zyner amptgenoten in ftandvastigheid en y ver voor de ftad en burgery uitmuntte, wist de gemoederen te bedaren door de belofte van een fpoedig ontzet. In dezen toeftand werd de Prins te Rotterdam, door eene hevige krankheid aangetast» waardoor de gemoederen op nieuw moedeloos en 3net fchrik vervuld werden. Weldra echter herHelde hy, waardoor de harten wel weder eenigzins opgebeurd, maar de burgery binnen de belegerde ftad niet geholpen werden. Het kwam reeds zo verre, dat de Vroedfchap een beiluit deed afkondigen, waarby iedereen onder eden verklaren moest, welke fpyze hem, boven het benodigde van 14 dagen overfchoot. Dit alles werd tot eenen redelyken prys door de Regeering gekocht, en den behoeftigen uitgedeeld, het vee echter, de paarden daaronder gerekend, werden hier van uitgezonderd. Men flachtte het vee om de vier dagen, en deelde aan ieder alsdan een half pond uit voor gereed geld. Ondertusfchen wies het water, en v a l d e z waggelde of hy het beleg zou opbreken dan niet. Doch op vertoog van eenigen, dat het water nimmer over de binnendyken zou heenftygen, en Leiden bovendien door den honger zou geperst worden om zich over te geven, nam hy het beiluit om vol te houden. De Spanjaarden fpotte met de belegerden, onder de muuren der ftad, en zelfs eenige Roomsen.  en kleefsche oudheden. 8l Roomschgezinden binnen dezelve zeiden fchimpend: de Geuzen mogten nu op den toren gaan, en de Maas te gemoet zien, hoedanig hen de ftroom tot hun ontzet zou wasfen. Dit deed de gemoederen niet alleen verflaauwen, maar ftrooide het zaad van tweedragt in de ftad, het geen mogelykverdere gevolgen zou gehad hebben. wanneer niet boisot in het begin van feptember te Rotterdam aanlandde met zeven gewapende fchepen,en agthonderd Zeeuwfche matroozen, die herwaards fpoedden, om de ftad te helpen ontzetten. Deze Zeeuwen voerden de fchrik en verwoesting aan hunne zyde; gehard in den oorlog, en in denzelven volleerd, braveerden zy het vuur en het zwaard der vyanden, en droegen op hunne mutzen of hoeden eene zilveren maan, waarop deze letteren pronkten: lieverTurkschdanPausch. Zy hadden het befluit genomen om noch Keizer, noch Paus, noch Koning even weinig te ontzien, dan den geringften Spanjaard, wanneer zy voor hadden hun hunne vryheid te ontroven. Hoe ruw deze gasten nu ook zyn mogten,gehoorzaamden zy nogthans hunnen bevelhebber als de beste geregelde krygsbenden, en wanneer zy dezelven in moed al niet overtroffen, ten minften ftonden zy hun daarin gelyk. Men fpoedde nu, omdebinnendyken te Hildam en op andere plaatfen doortefteken, waartoe men te Delft,Rotterdam en op andere plaatfen tweehonderd platboomde vaartuigen in gereedheid gebragt had. Dit baatte echter weinig, doordien de vyanden de gaten met hooi en andere zaken weder flopten. Den tienden en elfden van herfstmaand, rustte men dertig galeijenuitomdelandfcheiding door te fteken, waar het water, op anderhalve voet na, tot aan den kruin gewasfeni was. Dit doorfteken gefchiedde niet zonder III. deel. F vrucht,  82 kabinet van nederlandsche vrucht, en de Spanjaard, welke zich daartegen krachtdadig verzette, werd, tusfehenZoetermeer en Wilsveen, gedeeltelyk door deFranfchen, wel. ken zich, op bevel van den Prins, aldaar verfchanst hadden, gedeeltelyk door de galeijen van boisot, deerlyk geteisterd. Een Zeeuwfche matroos, ziende by die gelegenheid eenen half doden Spanjaard op den grond leggen, rukte hem het hart uit den boezem, en nadat hy zyne tandep daarin gezet had, om het van een te ryten, zeide hy: bitter is het, en wierp het weder weg. Zo verre ging de woede der Zeeuwen tegen deSpanjaarden. Hoe voordeelig nu ook alles ftaan. mogt buiten Leiden, bleef echter de wind, van welke de belegerden hun ontzet grotelyks moesten verwachten , ongunstig; zodat het water niet fpoe. dig genoeg kwam aanvloeien. Hoe zeer de Spanjaarden meest alom weken voor den vryheid-ademenden Nederlander, de belegerden echter, van welken men in gene zeven dagen de minste tyding ontfangen had, werden door den honger hoe langs hoe meer gekweld. Men was nu reeds zo verre, dat hetpaardenvleesch gewogen en gelyk het hoornvee, dat nu, op weinigen na, geheel verteerd was, uitgedeeld werd. De vyand maakte van dezen nood gebruik, en beloofde genade en vriendfehap wanneer men zich overgave. Dit wekte verdeeldheid onder de burgery, die zelfs zo hoog ging, dat fommigen den dapperen Burgemeester van der werve, het voorbeeld voor alle vaderlandfche harten, morrend aanfpraken, om hem daardoor te bewegen, van de overgave te begunstigen. Doch deze, onbeweegjyk in zyne vaderlandsliefde, enftandvastig in zyne weloverlegde befluiten, fprak hen, ge-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 83 gelyk eenen waardigen vader, deze woorden toe: ,, Ik, lieve medeburgers! heb eenen eed gedaan, ,, eri vertrouw den verleener van alle goede ga„ ven toe, dat hy my in ftandvastigheid gefticht zal houden, om denzelven waardiglyk te betrachten- Ik weet, dat my eens te fterven „ ftaat, en heb geene keur daaraan,als het zo wezen „ moet, of gy het my, of het den vyand doe. ,, Leurig en overig ware het, iets anders dan de „ gerechtigheid myner zaak tot hartzalf te ge. „ bruiken. Dies, zo gy met myn dood behol„ pen zyt, {laat de hand aan dit lichaam; fnydt „ het aan ftukken, en deelt ze om, zo wyd als „ 't ftrekken mag; ik ben 't getroost." Deze mannelyke taal trof hen het hart; en tot in de ziel bewogen en blozende vanfehaamte, verlieten zy den onwankelbaren held. De moed der gehele burgery werd door deze ronde taal zodanig op. gewakkerd, dat zy den vyand, ondanks de verfchrikkelyke plaag welke binnen de ftad woedde op de vesten ftonden te tarten, en hem deze taal toevoerden: „ Vermetel is uw fnorken van ons gebrek, en ydelen toeverlaat op ontzet. Gy fcheldt ons voor honden en katten-eeters, even of 'er eenige fmaad hechten kon op die „ genen, die de meeste fmaad, om der eeren „ wille, durft te verfmaden. Maar aan het „ briesfehen en basfen, hetwelk uit onze ftad „ gehoord wordt, wordt gy genoeg overtuigd, dat 'er nog vee overfchiet, om daarby naar „ gewoonte te leven, en zich, als de nood dringt, ,, daarmede te belyden. Wanneer dit ons met der tyd begeeft, dan hebben wy nog twee „ armen overig, en zullen eerst den linker arm „ aanfpreken om op te knagen, behoudende al„ toos den rechter arm, om den Dwingeland, F 2 „en  §4 kabinet van nederlandscre „ en u, zynen moordadigen aanhang, van deze „ muuren te keeren. Ten laatften, wanneer jj Gods toorn, ontfteken over onze zonden, zo „ fterk tegen ons ontbranden mogt, dat dezelve, ,, tegen het vertrouwen dat wy op zyne onbe„ grensde goedertierenheid ftellen, ons uw ge„ weid te zwaar laat worden, dan nog zullen „ wy, zyt daarvan verzekerd, noch van zyn „ heilig woord, noch van onze vaderlyke ge,, rechtigheden afgaan, maar veeleer onze eigene 5, ftad door het vuur tot den grond toe doen „ verdelgen , en ons zeiven dood vechten, dan „ gedogen, dat gy u van dezelve meester maakt, ,, en ons onze vryheid ontrukt. Want ons, „ gelyk den Machabeën, zou het niet zo draag- lyk vallen, jammer aan onzen volkeen heilig„ dom te zien, door het heerfchen uwer bloed9, dorstigheid over onze lichamen en gewisfen, „ als met het geweer in de vuist te fterven, en „ eene grote menigte zielen, die zo fnood eene flavernei verfoeijen, aan haren fehepperloilyk ,, opteofFeren." De vrouwen fpoorden hare bedgenoten tot ftandvastigheid en heldenmoed, en de dood werd veel minder gevreesd dan de lazerny der Spanjaarden, waarvan men zo vele ysfelyke proeven had. Het water ondertusfchen wies niet, en ftond op verfcheiden plaatfen niet boven de negen duimen op de laagfte velden; er was dus niets uitterichten. In deze omftandigheden verfcheen de Prins in het leger, betoonde zyn genoegen over den ftaat van hetzelve, en vermaande den foldaten verder tot ftandvastigheid, hetwelk den moed niet weinig aanwakkerde. Twee bodens, met levensgevaar uit de ftad geraakt, kwamen by boisoT) om hem den nood der belegerden voor te  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. te ftellen, en te vragen, wat zy döen moesten. Zy bragten eenige duiven mede, eene van welken •den belegerden door den Admiraal weder toegezonden werd, met eenen brief tot aanfboring van ftandvastigheid, en bovendien tot voorzichtigheid, dat de vyand niet fomtyds hun mogt misleiden, door eenige fchepen met mondbehoeftens naar dien kant te zenden, om dezelven ta Men veroveren, waarmede zy deerlyk zouden kunnen bedrogen worden. De gemeente was zeer te vreden met dezen brief, die vol was van de gegrondftc hoop. Doch de verwachting op -ontzet werd telkens weder verydeld, wanneer men den wind gade floeg, die als in het noordoosten gemctzeld fcheen, waardoor 'er meer water verloren ging dan gewonnen werd. Dit baarde de uiterfte wanhoop in de vloot. Boisot deed den Prins kennis geven, dat, byaldien de aanftaande fpringvloed het water niet deed ryzen, de beleegèrden gewisfelyk verloren waren, want dat het beleg geen agt dagen langer kon worden uitgehouden. En waarlyk, de ellende fteeg thans ten top. Meenig een was 'er, die in zeven weken niet eene bete broods genuttigd had. Voor vermogende lieden was het paardcnvleesch de fmakelykfte fpys geworden. De fchoothondjes der ryke Jufferfchap werden geflacht en haar opgcdischt. Honden en katten waren eene heer. lyke maaltyd voor den gemeenen man. Gelukkig nog die genen, welken zo ryk waren. Sommigen moesten zich geneeren van gekapte huiden, en de vellen van Hinkende fchollen werden uit den drek zorgvuldig opgezocht en tot voedfel gebruikt. De fchamele gemeente waarde op de mesthopen, om de weggeworpen beenderen te onderzoeken , of 'er nog eenig merg in - F 3 ' te  86 KABINET VAN NEDERLANDSCHE te vinden was. De jongens fpoorden de gebeentens op, die nog korts door de honden afgeknaagd waren. Het geronnen bloed werd uit de ftinkende goten gefchept en opgeflurpt. Men maakte moes van wyngaardloof en ftyffel, gemengd met eenig zout. De bladeren van perenbomen verftrekten tot verfcheiden gerechten, de bladeren van kool, die op de ftraat waren weggeworpen , werden naarstig opgezocht en gekookt. De kraamvrouwen moesten een geheel etmaal by een klein ftuk tweebak het leven houden, de vrucht ftierf in het lichaam der zwangeren van honger. Vele jonge kinderen werden met paardendarmen gevoed , fommigen , die gezoogd werden, gaven den geest, doordien zy aan de ledige borst der uitgeteerde en krachtloze moeder trokken. Meer dan eenmaleu vondt men de moeder, met den zuigling in de armen, van den honger dood op de ftraten neder gevallen. Men bood voor eene zak tarwe honderd guldens. Voor den dorst dronk men bier op haverdoppen gebrouwen , fomtyds wynruit en alsfem, fomtyds water met azyn gemengd. De honger fieepte omtrend zes duizend menfehen weg. De levenden hadden naauwlyks de krachten om de doden onder de aarde te brengen; de posten, die eertyds door tien mannen bewaakt werden, verminderden dóór de fterfte tot op vier en drie. Menigmaal, wanneer zy van hunnen post terug keerden, vonden zy hunne waardfte panden, dooiden honger bezweken, dood in hunne woningen. Alle hoop fcheen dus ten eenemaal verloren , zelfs de leeftochten, die men des nachts binnen de ftad van elders zocht intevoeren, door het Zoetermeerfche meer en de Stompwykfche weg, geraakten in de handen der vyanden. Alle ver- wach-  en kleefsche oudheden. 87 wachtingen werden verydeld, en cle beleegèrden fchencn door de Voorzienigheid gedwongen te zyn, van zich te moeten overgeven in de handen van hunnen gruwzamen vyand. Ook riepen, de beleegeraars , horende dien uiterften nood: dat het Leidfche volk veeleer met de handen aan de flarren zou kunnen ryken, da/2 zich uit hunne handen redden. Doch eensflags veranderde het vreesfelyk vooruitzicht. Een ftorm uit het noordwesten opgerezen, joeg de zee langs de doorgeftoken dyken landwaards in; vervolgens keerde de wind zuidwaards, waardoor de vloot gelegenheid kreeg om voort te ftevenen. Deze peilde nu in ftede van negen duimen, twee en een derde voet waters, genoeg om over het hoge veld naar den kerkweg te ftevenen. Deze werd over. meesterd, het geen den Admiraal flechts zes mannen deed verliezen. Men delfde gaten in denzelven, om de galeijen en de fchepen. met leeftocht geladen, daardoor te helpen. De Zeeu. wen deden by deze gelegenheid wonderen; en •de Spanjaard, bemerkende hoe het water eene geheele vloot vlot gemaakt had, werden weldra gedwongen tot wyken, en valdez, bekommerd voor verdrinken, vluchtte van daar, met achterlating van al zyn gefchut. De fchans Lemmw, door de Spanjaarden ingenomen, verdeedigde zich nog dapper , en gaf den Admiraal boisot, die derwaards ftevcnde, zeer veel te doen. Doch de Spanjaarden vernomen hebbende , dat al het geweld der vloot op deze fchans zou gebragt worden, en de Leidenaars het hunne daaraan zouden toebrengen, verlieten ook deze fchans des avonds. In de ftad had men nog geen denkbeeld van dezen aftocht, doordien de duif, welke boisot naar Leiden afgezonden had, om F 4 Letn-  88 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Lemmen te helpen beltonnen, niet was te recht gekomen. Een kleine jonge ontdekte aan de brandende lonten, hoe zy allen van de fchans gehaald werden, en niet weder kwamen; hy gaf daarvan kennis, en men bevond, naar een voorzichtig onderzoek, dat de vyand de vlucht genomen had. Boisot verfcheen binnen Leiden waar het wemelde van menfchen , die, hoe, uitgehonderd, nogthans als van den dood verrezen fchenen. Alles fnclde naar de Vlietsbrug, waar een verbazend aantal fchepen met mondbehoeftens binnen kwamen. Sommigen fprongen in het water tot aan den hals toe, om brood, haring , kaas en andere eetwaren uit de fchepen te halen, en kwamen daarmede in de ftad, onder het onophoudelyk vreugde geroep: Leiden is ontzet, Gode zy cemviglyk eer. Het gulzig eeten deed velen verflikken. De Pvcgeering ftelde terftond order op de mondkost, en gelastte, om niet meer te gelyk dan een half pond brood, een ftuk kaas en eenen pekelharing aan ieder' burger uittedeelen. Men fpoede zich ter kerke, en dankte God met tranen van vreugde, voor deze onverhoopte verlosfing, en de Vroedfchap nam een beiluit om ten eeu. wigen dage dien dag als eenen plegtigen dankdag te vieren. Naauwiyksch. was de Spanjaard eenen dag van voor de vesten verdwenen, of, welke nieuwe redenen van dankbaarheid ! een zuidoosten wind voerde het water van de landeryen, en eenen daarop volgenden ftorm met eenen noorden wind, deed het water zeewaards keeren. In deze belegering kwamen van de Hollandfche bezetting, omtrend vyf.en-twintig honderd mannen fterk, geene veertig door het zwaard  en kleefsche oudheden. 89 zwaard der vyanden om, terwyl dezen, ten naasten by tien duizend mannen flerk, wel duizend doden telden. Na deze gezegende verlosfing kwam de Prins in Leiden, en verhief den moedvanRegceringen burgery ongemeen hoog. Men deed alom in de provintie van Holland openbare collecten voor de fchamele gemeente van Leiden, welke zo lang ellende en kommer had uitgeflaan. In Delft verzamelde men in eenen dag duizend guldens. De Heer vanaldegonde werd uit zyne ge van. genis geflaakt, waar hy byna een jaar gezeten had; men befchonk de hoofden der verlosfers met gouden triumphpenningen, en boisot daarenboven met eenen gouden keten, dieeenen anderen, van nog meer waardy, uit de handen der Staten ontfing. De duiven, die de brieven gebragt hadden, werden, tot hunnen dood toe, vlytig verzorgt, daarna opgezet, en met uitgefpreide vlerken, en met de fchachten, waarin de brieven gefloken waren, aan de benen, ten toon gefield. De Prins, in erkentenis van den gadelozen moed der Leidenaaren, bood hun de ontheffing van tollen voor eenige jaren, of het oprechten eener hoge fchool, welk laatfle de ftad aannam. In het jaar 1578 ontflond in deze ftad eene hevige twist tusfehen de twee Hervormde leeraars p ie ter pietersz en kaspar kool. haas; de bron van deeze twist was flyfhoofdigheid, de eerfle beweerde van de laatfle dat hy zyne eigene gevoelens den teugel vierende, daardoor boven anderen zocht uit te munten , en zich aan het oordeel der broederen niet wilde onderwerpen; de andere lag den eerflen ten lasten, dat hy de inwendige zuiverheid der leer F 5 niet  00 KABINET VAN NEDER.LANDSCHE niet genoeg in het oog hield. In deeze twist zou de Regeering zich niet zo ligt gemengd hebben, ' maar toen koolhaas, dcnkelykalleen om zynen amptgenootte dwarsbomen, voorftelde, dat ouderlingen en diakonen door de Wethouderfchap moesten verkozen worden, kan men ligt nagaan, aan welke zyde de Regeering overhelde , en magtigde twee leeden uit de vroedfchap, om in de kerkelyke vergaderingen voor te zitten. Daarop ontftond de gewigtige vraag; in hoe verre zich de waereldlyke magt in het geestelyk bellier uitflrekte? allen van degeestelykheid, dieeenigzins heerschzugtig waien, bepaalden deeze vraag zo naauw mogelyk was, anderen, die de Regeeringen wilden vleijen, breidden deeze magt uit zo verre zy konden. De predikfloelen wedergalmden van gevoelens, welken door beide de partyen daaromtrend werden voorgedragen. De Staten van Holland ondertusfchen de twist al hoger ziende ryzen, keurden het gedrag der Leidfche Regeering ten eenemaal af. Dit was zeker naar het genoegen van Pieterszoon, welke dezen brief openlyk van den predikftoel aan de gemeente voorlas, met by voeging, dat men de Wethouderfchap moest gehoorzamen, ingevalle deze aan den Prins gehoorzaamde; dit werd hem zo kwalykgenomen, dat hy van zynen dienst ontzet werd. Deze handelwyze werd door de Staten ten eenemaal afgekeurd, die aan de Wethouderen van Leiden deden weten, dat zy hunnen predikant of moesten houden, of de redenen aangeven, waarom hy van zynen post ontzet was. Voorts gaven zy aan verfcheiden predikanten in Delfland, Rhynland en anderen plaatzen hunnen mening te kennen, over het gezag het welk de overheden in het kerkelyke mogten ©effenen. Zy fielden den Wet-  en kleefsche oudheden. S>ï Wethouderen vmLeiden voor,ten einde het gefchil ten eenemaal te Hechten, om ook koolhaas uit zynen dienst te ontflaan. De Wethouderfchap van Leiden, weigerende aan dit verzoek te voldoen, fchreven de Staten aan den predikant koolhaas om zich van den predikftoel te onthouden; doch deze vertrouwende op de Leidfche Regeering , voer echter voort met den dienst waar te neemen. Dirk volkersz korenhert, notaris te Haarlem , fchreef eene verdeediging voor de Regeering van Leiden; doch eindelyk na dat de Prins de Wethouderfchap van Leiden ernftig vermaand had, om k ool ha as van zynen dienst te ontflaan, werd het gefchil aan de uitfpraak van goede mannen overgelaten, die in 15 80 de volgende beflisfing uitbragten: „ dat beiden „ koolhaas en pieter pie t e r s z , fchuld „ bekentenis zouden doen voor de gemeente; „ de eerfte zou de kerkelyke vergaderingen over „ zyne fchriften laten oordeelen. De Wethou„ ders zouden ouderlingen en diakonen kiezen, „ uit de benoeming van den kerkenraad, ook „ twee ledematen der gemeente in den kerken„ raad mogen afzenden, die echter gene ftem zou„ den hebben, en het verhandelde zouden moeten ,, geheim houden." Hier door werd het gefchil wel aan den fpyker gehangen, doch niet geheel en al beflecht; want in het volgend jaar hielden da Hervormden een fynode te Middelburg, in welke onder andere zaken, ook die van koolhaas op het tapyt kwam. Men onderzocht zyne fchriften en verklaarde dezelven onrechtzinnig en ergerlyk. Het fynode bood hem aan alles te zullen vergeten en vergeven, wanneer hy fchuld bekennen wilde , doch hy weigerde zulks volftrekt, waarna hy , met goedkeuring van  9% KABINET VAN NEDERLANDSCHE van de Staten, uit zynen post ontzet en uit de gemeente gebannen werd, met behoudenis nogthans van zyne jaarwedde. In het jaar 1587 zocht men de ftad den Graaf Leicester m handen te geven, om de Regeering aldaar naar zyn genoegen te kunnen fchikken. Doch de aanflag gelukkig ontdekt en fommige Brabanders en Godgeleerden, welke Iaatften misnoegd op de Regeering waren, gevat en geftraft zynde, werd deze poging verydeld. Het bekend gefchil m de jaren 1618 en 1619 , bragt ook gene geringe verwarring in Leiden te weeg, de Regeering werd in deze en verfcheidene anderen fteden afgezet, en de contra Remonftranten zegepraalden. In de jaren 1624 en 1625 woedde de pest aldaar op eene hevige wyze. In 1669 heerschte in de ftad eene flepcnde ziekte, waarvan naauwlyksch een huisgezin vry bleef. Wegens de verkiezing van eenen Stadhouder in den jare 1672 was aldaar gene geringe beroering, en in het zelfde jaar werden 'er eenige Regenten afgezet, die van Arminiaiiery werden verdacht gehouden. De aannadering der Franfchen tot Bodegraven en Zwammerdam , waar zy zo gruwelyk huis hielden , maakte Leiden niet minder bevreesd voor overrompeling , waarom die ftad eenige maatregelen nam, die echter door het invallend dooiweder, waardoor de toeleg van den vyand verydeld werd , overbodig waren. Na dien tyd genoot Leiden eene tamelyken rust tot m het jaar 1787, toen de onlusten in ons land in volle vlam waren uitgebroken, tusfehen de patriotten en prinfenparty, die door den gewapenden arm van Pruisfen beflist werd. De ftad Leiden is zes malen vergroot, waaruit haar toenemende bloei kan worden afgeleid. In dc  en kleefsche oud heden. 93 de opneming der huizen van het jaar 173a,bragt men 10891 nommers in de lyst der verponding. In het jaar 1739 beliepen dezelven eene fomma van ƒ 5742 5:11: - het getal der inwoneren wordt op omtrent 70000 begroot. De ftad wordt hedendaags verdeeld in zeven-en-twintig kwartieren , over ieder van welken drie of vier bouwmeesters worden aan gefield. De voornaamfle gebouwen der flad zyn: het ftadhuis, welks oorfprong onbekend is. In het jaar 1573 brandde de toren van het zelve af, en deze werd in 1577 herbouwd. In het jaar 1576 werd 'er eene nieuwe klok in den toren gehangen, welke 9970 ponden gewoogen heeft: het gevangenhuis 's Grayenfiein genaamd, zynde een fierlyk gebouw van fteen opgetrokken. Men is van gevoelen, dat de gevangenhuizen hier te lande , de eerfte fteenen gebouwen geweest zyn, en deswegens den toenaam van fleen ontfangen hebben. Zie daarover van der eyck, Handvesten van Zuidholland', het gemeenelandshuis, in het welk Heemraden, behalven de weeklykfche vergaderingen, nog jaarlyks vier Rechtdagen houden; dit huis pronkt met eenen fchonen voorgevel van Benthemer fleen: de waag en het boterhuis, pronkende met eenen Italiaanfchen voorgevel, en boven welke een vertrek is voor het chirurgyns gilde: de faaihal, de baaihal-, de fusteinhal, de greinhal, de lakenhal, de grote en kleine vleeschhallen, en eene zogenaamde penshal : het magazyn en de fcheepstimmerwerf: de doelen twee in getal, tot den jare 1719, zynde de hand - en voetboog doelen; de kleine doelen is fints dien tyd weg gebroken; de grote, thans eene der voornaamfle herbergen heeft zeer grote vertrekken, en de glazen der zaal pronken met de  94 KABINET VAN NEDERLANDSCHE de beeldtenisfen der meeste Graven en Gravinnen van Holland', de lombart of bank van leening, een ruim gebouw: de fchouwburg, waarin echter niet aitoos geregeld gefpeeld wordt, hoewel het ten allen tyde geoorloofd is: het Prinsfenhof, het welk hedendaagsch niet meer in wezen is. Onder de geestelyke gebouwen telt men voornamentlyk: de grote of St. Pieters-kerk, weleer aan de apostelen Petrus en Paulus toegewyd; het is een groot en prachtig gebouw, rustende op vier-en-twintig zware zuilen. Deze kerk heeft een fraai orgel, en tegen over hetzelve een koor, voorzien met een hek van fraai koper traliënwerk. De kerkglazen pronken met de wapenen van Heemraden en kerkmeesteren. De toren, die weleer een-en dertig en eene halve roeden hoog was, is in het jaar 1512 tot beneden de negen roeden ingeftort, en in vervolg van tyd Hechts met eene matige fpits weder opgebouwd. Men zegt, dat de voornaamfle privilegiën der ftad door dit inftorten zyn verloren geraakt. Men weet van deze kerk, dat dezelven in het jaar 1121 ingewyd is, maar de tyd harer flichting blyft een raadfel. In deze kerk ziet men de beeldtcnis en het graf van den beroemden Burgemeester en vryheid-verdeediger pieteradriaanszoon van der werf, met een graffchrift, in wit marmer uitgehouwen. Eenige andere graflieden van doorluchtige perfonen zetten deze kerk genen geringen luister by: de nieuwe of Mare-kerk, van eene agthoekige gedaante, en eerst in het jaar 1638 aangelegd. Zy rust op agt zware ftenen zuilen van twaalf voeten dikte in den omtrek, en haar dak heeft de gedaante van eenen koepel: de Gasthuis-kerk, gehecht aan het St. Kathanmn gasthuis, was weleer een klein kerkje, doch is in  en kleefsche oudheden. 95 int het jaar 1635 rherkelyk vergroot. Weleer had zy eenen tamelyk hogen toren , welke in 1739, wegens zyne bouwvalligheid, is afgebroken , in de plaats van dezen heeft men 'er een aartig koepeltje op gebouwd, waarin de klok hangt. Voor het overige heeft men hier eene Walfche kerk, die eenen hogen fpitfen toren heeft, en in het jaar 1665 ingewyd is. Zy rust op zestien zware kolommen. en de vermaarde josephus justus scaliger legt in deze kerk begraven. Nog zyn in deze ftad eene Engelfche Presbyteriaanfbhe, zes Roomschgezinde, eene aanzienlyke Lutherfche, eeneRemonftrantfche, eene Doopsgezinde kerk, behalven ook eene vergadering der Collegianten. Ook heeft Leiden verfcheiden Godsdienstige gedichten, welken wy met ftilzwygen voorby gaan, om nog een kort verfiag te kunnen geven, van de hoge fchool aldaar. Leiden ontfig het octrooi van deze hoge fchool in het jaar 1575, in vergelding van hare dapperheid en ftandvastigheid r geduurende de beleegering van het voorgaande jaar; allereerst was dezelve geplaatst in het St. Barbara klooster, waar naderhand het Prinsfenhof geweest is. Vervolgens werd zy overgebragt in her. klooster der Witte nonnen, en een groter gebouw haar in het jaar 1581 ingeruimd. In het jaar ióiöontftond in dit gebouw een felle brand, die een gedeelte van hetzelve verteerde, doch op bevel der Staten werd het wederom herbouwd, en de hoge fchool is fints dien tyd in hetzelve gebleven. Het heeft eene aanzienlyke gehoorzaal of Auditorium, waarin een orgel geplaatst is, waarop voor en na het houden van plegtige redevoeringen gefpeeld wordt i ook worden de lesfen in de Godgeleerdheid  pö KABINET VAN NEDERLANDSCHE heid in dit vertrek gehouden. Achter dit gebouw is geplaatst de academie-tuin, welke in het jaar 1600 aangelegd, doch naderhand merkelyk vergroot is. Deze tuin pronkt niet alleen met alle foorten van in- en uitlandfche gewasfen, maar zelfs ook met eene gaandery, waarin de buitenlandfche gewasfen, door het ftoken van kachels, voor koude en vorst befchermd worden. Tegens over deze gaandery is eene andere , waarin zeer vele ontleedkundige en andere zeldzaamheden bewaard worden, en achter de eerste gaandery is een ftookhuis, tot het doen der fchcikundige waarnemingen. In het jaar 1592, werd een gedeelte van de kerk van Faliede bagynen, tot eene Anatomie of ontleedplaats gefchikt. Het vertrek waarin de ontleedkundige lesfen gegeven worden is ruim en luchtig. In het midden ftaat eene beweeglyke tafel, op wejke de dode lichamen gelegd en ontleed worden. De banken zyn in ronde kringen , en boven elkander geplaatst, om dus aan niemand het gezicht te benemen. Dit vertrek bevat bovendien eenen menigte geraamtens van menfchên en dieren en andere zeldzaamheden , en eene fraaije kas heelmeesters gereedfehappen. Nog heeft men in de ftad, om de genees- en heelkunde in allen deele te konnen bevorderen, een kollegie van heelmeesters, van kruidmengers en van verloskunde. Boven de kerk der Faliede bagynen is de boekzaal geplaatst, pronkende met eene verba, zende menigte oude en nieuwe werken, in alle talen. Deze verzameling neemt dagelyksch toe, door de veelvuldige gefchenken, maar voornaamlyk wegens het befluit der Staten in den jare 1679 genomen, volgens het welk geen oclroy tot het drukken of herdrukken van eenig werk ver-    en kleefsche oudheden. 97 Verleend wordt, buiten de uitdrukkelyke voorwaarde 5 dat de verzoekers een exemplaar van dit boek, wel gebonden, aan deze hoge fchool zullen moeten bezorgen. Men ziet in dit boekvertrek de beeldtenisfen van willem den I, die der andere Stadhouders, en die van verfcheiden anderen Hoogleeraaren dezer hoge fchool; het heeft daarenboven eene konstig gemaakte Sphaera, Vertonende de beweegingen der hemelfche lichamen. d e saa I-Hal, Te leiden. Dit aanzienlyk gebouw ftaat op de gracht, het Steenfchuur genaamd , aan de noordzyde, tusfehen de Hogewoerd enLangebrug, (weleer, alvorens dezelve met een verwulft gedekt, en in eene ftraat veranderd werd, de lange volders graft genaamd:) fchuins over deOosterlingsbrug en plaats, ziende de voorgevel van het gebouw en de zyde des torens naar het zuid-oosten. Weleer werd dit gebouw het St. Jacobs-gzst. huis genaamd, en zalwaarfchynelykaanvangstot een gasthuis zyn gefticht geweest, hoewel het, volgens het getuignis van den Burgemeester orlers, in zyne befchryving der ftad Leiden, nimmer gebezigd is, om zieke of oude perfonen IU. deel. G daar-  98 kabinet van nederlandsche daarin optenemen. Het werd nergens toe gebezigd , dan om den Godsdienst daarin te oeffenen, zynde een klein kerkje, daarnevens geplaatst. Volgens h. van heussen, in zyne Oudheden der vereenigde provintien, in het derde deel, plagten de Pelgrims van Kompoftelle in deze kerk hunne kerkdiensten te verrichten. Doch j. orlers getuigt, dat deze St. Jacobs-liexk van een tweeledig gebruik was; eensdeels om den Godsdienst daarin te oeffenen, en anderdeels, om de overirige ruimte te gebruiken voor de drapery-fabriekanten, om hunne grote wolzakken, vachten» vellen en andere benodigdens daarin te bewaren, ïn later tyd is dit gasthuis tot eene Saai-hal gebezigd , waarin alle de faaien, grove grynen en vele andere ftoffen, alvorens dezelven verkocht of verzonden werden, gefchouwd, gewaardeerd en gelood moesten worden, waarom men ook deze hal de wevers-hal, of de hal van de hoofdnering der ftad Leiden noemde. Het is een groot en aanzienlyk gebouw, hetwelk zich op de Steenfchuur in die gedaante vertoont , gelyk het in de nevensgaande plaat wordt afgebeeld. Aan de voorzyde pronkt het met eenen fraaijen en fierlykcn toren,van eene redelyke hoogte, voorzien met twee flagklokken, welken heel en half uuren vol uit liaan; het had weleer een fraai klokkenfpel van kleine klokken, welken een zeer harmonieus muziek lieten horen. Zeer aanmerkelyk is het, dat iedere dezer klokjes een naam van een byzonder handwerk hadden, de draperynering betreffende, en de de klok, welke het volle uur floeg, had de naam van de neering zelve. De namen, op de klokjes uitgehouwen, zyn in het volgend vers bevat: <© gttt/  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. ©l|eer/ betmeett «HljS Leydens Neringe, &u[jt Dat Den Coopman ftin beeectofle ©eut Den Drapier gemaecfit &fer bin: ©en Pioter oont een aoet getofn; <©p Dat Den Waffcher jjem nwc|j Dfenent ©en Cammer toflt fpn örooöt beclfenen; S^eg traeöen Spinners mont öout op: Becbolt met fppj* Deü Werckers wyk) tot Valkenburg, tot Voorfchoten, ende » Burg-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 117 „ Burggrave tot Leiden, &c. Doen kond allen „ luiden: Dat wy, tot vermeerderinge van da wille Gods, ende tot hulpe en liefde, die wy ,, hebben tot den armen Perfonen, gefeten in onfen Dorpe van Katwyk op See, denlclven on„ fen Onderlaten geconfenteert en beveiligt heb„ ben, confenteeren en beveiligen mids defen „ onfen Brieve, voor ons, onfen Erven en Na„ komelingen, alle alfulke punóten ende vryhe.' „ den , als in den Brieven, daar defen onfen „ Brieve doorfteken is, uitwyft en begryp. Ge„ lovende voor ons, onfen regten Erven ende „ Nakomelingen, contrarie 't inhouden van den „ Principalen Brieven, immermeer of te doen , nogte te doen doen, in gener manieren. Dan „ geloven voor ons en onfe Nakomelingen, den „ H. Geeft tot Katwyk op See, te ftyven en te fterken, in al het gene dat in de Principalen „ Brief verklaart ftaat, tegen alle die gene, die „ het tegendeel van den .... Brief zouden willen „ doen. „ In kennifle der waarheit, fo hebben wy Ja„ han, Heere tot Wajfenaar &c. defen Brieve be„ fegeld met onfen fcgele hier aan gehangen, in \ Jaar ons Heeren Duifend Vierhonderd een „ Tagtig, op den 17 dag in Meye. Getrans. 5, fixeert door de Principale Fondatie-Brief, met ,, een groot rood Wasfen-fegele, aan dubbele ,, Francyne ftaarten. Gefchreven in dato 16 „ Meye, in 't Jaar ons Heren Duifend Vierhon« „ derd een en Tagtig." Ook heeft "men te Katwyk aan Zee een Heilige Geest- of weeshuis, van hetwelk de kinderen een wit wollen wapentje met drie zwarte leliën om dun arm dragen, zynde dit het wapen;|van de H 3 He-  Il8 kabinet van nederlandsche Heren van Katwyk. Dit weeshuis heeft men beginnen opterichten in denjarei6i5, by gelegenheid dat zekere lambrecht dirksze, den 14 oótober, op zee verongelukte, nalatende eene ongelukkige weduwe, in dezelfde maand na hem overleden , benevens zeven kinderen. Deze voorwerpen wekten het mededogen der barmhartige zeelieden, ftierlieden, gebuuren, Burgemeesteren, kerkenraden, en anderen, en te famen namen zy het Godvruchtig befluit om deze arme wezen, en die 'er verder mogten volgen, uit hunne eigene winsten en middelen, haringtonnen enz. te onderhouden, alsmede, dat een iegelyk het zyne daartoe zou toebrengen. De ingezamelde giften ter dezer ftichting bedroegen in het jaar 1617 eene fomma van 509 guldens, 13 ftuivers, en in het volgend jaar, 891 guldens, 4 ftuivers. Deze menschlievende ftichting is in later tyd door de zegen des Hemels bekroond, en vele vromen en milddadigen bewezen aan dit huis, by testamente als anderszints, aanzienlyke giften. Het gefticht fchynt in den jare 1618 volbouwd; ten minften ftaat dit jaargetal op de eene poort, en daarnevens dit byfchrift: God komt den armen Wefen te Baten, • Die van Vader en Moeder fyn verlaten. Doch doordien dit Godshuis gene renten had en de lasten aangroeiden, verzochten gezwoorerenen en weesmeesteren aan de Raden van den huize van Wasfenaar, om den afflag van denbuitenvisch, welke door de Vlielandcrs en anderen aldaar op het ftrand te koop gebragt werd, ten minsten pryzen te mogen aanbefteden, en het overfchot tot onderhoud van het voornoemde wees-  EN kleefsche oudheden, ÏI? weeshuis te mogen gebruiken. Waarop door voornoemde Raden, ten voordeele van het weeshuis, in dato 28 february 1620, zekere keure gemaakt werd, welke den 4 february des jaars iólö' veranderd en vermeerderd is. De Prins van Oranje, fredrik hendrik, alsmede het huis van Wasfenaar zelf, gaven daaraan hunne toeftemming, den 7den van voornoemde maand en jaar, en maria van reigersbergen, vrouwe van beide de Katwyken en het huis het Zant, deed van 'sgelyken, op den 17 january van het jaar 1659. Wy laten de keuren hieronder volgen: „ Alfoo tot Katwyk op Zee altyd een oud ge„ bruik isgeweeft, dat deSchryvers opdeftran- den aldaar vandeBuitenluiden,als^'e-/öWérj, „ ende meer andere, die tot Katwyk voorfchre„ ven haar Vis ten afflag brengen, voor haar falaris, en 't verfchieten van Penningen, heb„ ben genoten een Stuiver van de Gulden; (we„ fende de geregte helft meerder als de Inwoon„ ders ordinaris van haar eigen gevangen Vis „ zyn betalende;) en dat ten infigte de felve „ Inwoonders op anderen buitenplaatfen komen. „ de, gelyk extraordinaris fchryf-loon afgenomen werd. Ende want binnen den voorfchreven „ Dorpe van Katwyk eenige Jaren geleden opge,, regt is een Armen Weeshuis, weinig middelen en intekomen hebbende; hebben derhalven de „ Gefwooren ende Wees-vaderen, van de Raden „ van den Huife van Wajfenaar verfogt, dat het „ fchryven van de voorfchreven Buiten-luiden „ foude fyn verbonden aan den voorfchreven „ Armen Weeshuife, om het felve ten minften „ pryfe te mogen belleden, ende het overfchot H 4 »> tot  tao KABINET VAN NEDERLANDSCHE '„ tot fubfidie van de voorfchreven Huife te errt,, ployeeren. Welken volgende, by de voor„ fchreven Rade van den Huife van Wajjenaav „ dien aangaande is gemaakt ende geftatueert fe„ kere Keure. van Dato den 28 van February, 1620. laatftleden , die daarna gepubliceert, „ ende tot nog toe geobferveert isgeweeft. Dan „ alfo defelve Keur tot voorftand van de Inge„ fetenen van Katwyk voorfchreven, ende con3, fequentelyk van 't genoemde Arme Weeshuis hoog nodig dient verandert ende geamplieert te worden: Soo hebben de Schout, de voorfchreven Gefworens ende Weesvaderen van 3, denfelven Armen Weeshuife., op nieuws ge„ keurt, geordonneert en geftatueert, gelyk zy „ keuren, ordonneeren en ftatueeren mits defen, „ de ftukken en leden van dien hierna volgende; I. „ Eerftelyk: Dat alle Buiten-luiden, die haar „ Vis tot Katwyk ten afflag brengen, komende „ met haar Schepen ofte Schuiten uitter See aan ftrand, of die haar Vis met Schuiten ofte Boots „ opbrengen, gehouden fullen fyn aan den Af35 flager ofte Schryver, die haar behouden pen„ ningen moet verfchieten, te betalen van elke" „ Gulden een Stuiver: Welverftaande, dat in„ gevalle 't felve fyn Buiten-luiden van fodanige „ plaatfen, alwaar de Ingefetenen van Katwyk „ nog meerder afgenomen werd; dat alsdan de- felve mede fullen moeten voldoen fodanige „ Penningen, als de Ingefetenen van Katwyk „ voorfchreven haarder plaatfe moeten doen, of „ doende fyn. li'  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. Iüï I I. „ Ende fullen mede voor Buitenluiden werden „ gerekend, ende ook het voorfchreven fchryf. „ loon fubject fyn, alle Inwoonders, die met „ hare Schepen ofte Schuiten enige Vis uit an. „ dere Schepen in See kopen, ende te ftrande „ brengen, fonder by haar felf te fyn gevangen. I I t „ Dat mede alle de Vis, die alfo te ftrande „ gebragt werd, niet en fal mogen werden verj, voert, fonder alvoren den Affiag en Strand„ koper daaraf voldaan te fyn. I V. „ Gelyk mede alle Buitenluiden, ja felfs alle Inwoonders , die met de Wagen, Sleden, „ Karren, of andere Inftrumenten, enige Bui„ ten-Vis op de ftrand, of op het Dorp van „ Katwyk ten afflag brengen, gehouden fullen „ fyn 't voorfchreven fchry fgeld te betalen, fonder eenig tegen-feggen. V. „ Ende en fullen geen Schryvers of andere,' de voorfchreven genomineerde Buitenluiden „ mogen fchry ven, als alleenlyk de gene, die't „ fchryven van de Buiten-Schepen, van de Wees. „ vaders, als naar ouder gewoonte fullen hebben 8, aangenomen. H S VI.  122 kabinet van nederlandsche V I. „ Ende dit alles en elk point byfonder, op „ ene Boete van tien 'sHeren Ponden, te ver- beuren fo menigwerve bevonden fal werden ter ,, contrarie gedaan te fyn ; ende evenwel het „ fchryfloon hiervoren genoemd, te betalen; te appliceren, een derden-deel voor den Heere; „ Item een derden-deel voor den voorfchreven „ armen Weeshuife, ende het refterende derden„ deel voor den Baljuws, of Schouten-Bode, de „ bekeuringe doende, die daartoe mits defen werden geauthorifeert. „ Aldus gekeurt, by Floris van Tol, Schout, ,, Kornelis Kornelifz. Hoek, TysLenaardfz. Koning „ en Jan Fi&orfz. Gefwoorens. Mitsgaders, ,, Remmert Janfz. Koning, JakohTukfz, Leenderd „ Klaafz van Deil, en Kornelis Willemfz. Klokman, ,, Weesvaders van Katwyk op See. Ende dit op het welbehagen ende advis, van fyn Excellentie Fredrik Hendrik), den Prince ,, van Oranje; Heden den 4 van February 1626. }, ende getekent by de bovengenoemde Perfonen. Laager flondt: „ Gefien by den onderfchreven , als Raad, „ Superintendent en Baljuw van de Heerlykheit en Goederen van Wajjenaar, de voorfchreven " Keure, hebbe defelve van 's Heren wegen ge', advoyeert ende geapprobeert, advoyerende ', ende approbeerende by defen. Actum, den 7 \y February, 1626. (Geteekent) Dimmer, ende Charles Logier. Laa*  en kleefsche oudheden. I23 Laager ftondt: ,, Aldus op een nieuws defe openbaar gemaakt, ,, ende den Volke, naar voorgaande Klokke ge„ {lag , voorgelefen, ter gewonelyker plaatfe, „ tot Katwyk op See. Huiden, den 23 February , „ 1645. (Onder ftondt} Charles Logier. My prefent: Kornelis van de nBoerhorst. Secretaris. Noch verder flondt: ,, De publicatie van de voorfchreven Keure 3, 'nogmaals vernieuwt, tot Katwyk op See. Ac,, tum, den 12. January, 1650. In afwefigheit „ van de Secretaris, my prefent, als in de plaats „ geftelt. (Geteekent) P. de Jong. Ik Marie van Reigersberg, Vrouwe van beide ,, de Katwyken ende 't Sandt, gefien hebbende „ de voorfchreven Keure, hebbe defelve geap,, probeert en goedgevonden, en Hemmen defel- ve toe mits defen. Ordonneerende, dat die „ wederom ter gewoner plaatfe werde gepubli„ ceert, ende de Overtreders van dien daarover „ geëxecuteert, na inhoud derfelver. AQcamop '/ Sandt, den 17 February, 1659. Marie van Reigersberg. In den jare 1687, hebben weesmeesteren dit weeshuis aan de oostzyde met eenen langen ftenen  124 kabinet van nederlandsche nen muur verfierd, als ook met eene aanzienlyke poort, rustende op twee zuilen, en pronkende met de wapenen van den toenmaals levenden Heer en Vrouwe van Wasfenaar. Op eene dezer zuilen ziet men den Heiligen Geest, in de gedaante eener duif, uitgehouwen, zinfpeelende zulks waarfchynelyk op den naam van dit Godshuis. De Heer a. pars, in zyne Katwykfche oudheden, bladz. 186", noemt deze af bcelding eene byzondere onvoorzichtigheid; doch deze uitfpraak is , tegen het gevoelen van de Gereformeerde leeraars ampzing en pars, door deRoomschgezinden Heer h. van rhyn breedvoerig verfchoond, op welke eene wyze, kan den lezer nazien, in zyne aantekeningen op het werk van h. van heussen Oudheden, het derde deel, bladz. 927. De hoofdneringen te Katwyk op Zee, zyn de fcheepmakeryen, rederyen van nettegaren, en nettebreydery, waarmede de vrouwen zich bezig houden, wanneer zy te huis zyn, en geen visch te verkopen hebben. De voornaamfte tak van beftaan echter is de visfchery van fchelvisch, kabeljauw, fchol, tarbot,griet, tongen, fcharren, molenaars, garnaat, krabben enz. en zelfs vong men voor eenige jaren hier ook zalm. Men verzekert, dat 'er in het jaar 1694 etmalen geweest zyn, in welken men tusfehen de 50 a 60000 fchelvisfehen gevangen heeft; welke grote menigte niet alleen verzonden werdt naar Leiden, Haar. hm, Amfterdam en naar andere plaatfen in Holland, maar ook door de andere provintiën, terwyl de Katwykfche fchelvisch den voorrang boven anderen heeft. Omtrend de jaren 1739, 1740 en daaromtrend, heeft men zelfs etmalen gehad, in welken, buiten de kabeljauw, 80,000 fchelvisfen werden gevangen. Doch hedendaagsch ia de-  en kleefsche oudheden. 12$ deze visch zeer verminderd. Omtrend het jaar 1694, voeren 'er omtrend 38 a 40 fchuiten ter visfchery uit dit dorp zeewaard, welk getal in lateren tyd nog merkelyk vermeerderd is. Dat de zee ryk en arm maakt, hebben de bewoners van dit dorp meer dan eenmaal ondervonden. Ten tyde van karel denV, telde men te Katwyk op Zee 200 huizen, van welken 150 door visfchers, en de overige door alle foorten van ambagtslieden bewoond werden. Toenmaals verminderden hunne visfchers fchuitjesvan^oop 20, en de grote- of haringvisfchery, waarin zy deel hadden, van 50 tot op 6 buizen. Tusfehen de jaren 1616 en 1632, werden 'er 79 huizen door de zee verzwolgen, en voor dien tyd nog eens 70, zynde te famen 150 woningen. In het jaar 1625 Honden daar 56 huizen onbewoond, zo door de pest als de golven welken daar gewoed hadden. Sedert het jaar 1670, zyn 'er ook nu en dan zeer vele huizen, herbergen, werven en duinen weggefpoeld, en eenmaal 11 huizen te gelyk. Doch het dorp van tyd tot tyd weder aangroeiende, bouwde men ook weder nieuwe woningen, hoewel verder van zee. Volgens het quohier generaal der verponding van de vaste goederen over Holland en Westfries, land, federt het algemeen redres van het jaar 1632, moesten die van Katwyk op Zee betalen van 187 huizen, benevens de daaronder behorende Heerlykheden, 398 guldens, 18 ftuivers en 1 penning; hoewel zy in het jaar 1625, wegens de pest die toenmaals aldaar woedde, eenige jaren afflag hebben ontfangen. Het zeedorp is fints dien tyd geweldig toegenomen, ondanks de veelvuldige fchokken, welke het heeft doorgeftaan, want in de lyst der verponding van het jaar 1732 vindt men  Ï2Ö kabinet van nederlandsche men het gefteld op 294 huizen, welken in later tyd nog vermeerderd zyn. De omtrek en het rechtsgebied van beide de Katwyken en het Zand, zyn beperkt binnen 325 morgen, 550 roeden lands, volgens welker groote ook de Rhynlandfche omilag gerekend wordt. Op de lyst der dorpen en riemtalen, waarop elk dorp tot onderhoud van den weg van Ryswyk, en van den vyver van het Hof, de angels, bruggen, platingen enz., gefteld zyn, en waarna ook de bottingen gerekend worden, ftaan Katwyk en Valkenburg te famen voor twee riemen geboekt. Zie over dit alles simon van leeuwen, Cofiumen yan Rhynland. Twee aanmerkelyke brieven bevestigen, dat Katwyk federt onheuchelyke tyden, een zeer ver. maarde vischmarkt geweest is j deze brieven zyn van de jaaren 1333 en 1340, de eerfte is van dezen inhoud: „WILLEM, Grave van Henegouwen, &c. ,, maaken condt, &c Dat wi Hugen Janjfoen yan „ Hillegom bevolen hebben, onfe Viffe te ver„ waren tot CATWYK: Dit fal gefchieden tot ,, onfen wederfeggen. Gegheven in den Hage, ,. op Sinte Denn-dach, in 't Jaar van(M.CCC.j „ XXXIII. De tweede luid aldus: „ WILLEM, Grave van Heywgouwen, van Holland, van Zeiand, en Here van Vriejland, „ maken cond allen luden: Dat diewile dat die „ Burchgravefcip van Leiden onfe was, eer wife „ Philips van WaJJenare vercoften, omme groote j, croeninghe, die ons lief Oems lude, Heren Jam  en kleefsche oudheden. 127 „ Jans van Heynegouwen, Here van Byaumond^ van Nartich, ende anders, onfe lude uyt onfe ,, lande, jegens die van Cattewic hadden, omme ,, die boeten , daar die van Cattewic die lude j, mede duinghen wilden, die Vifcmarót dair te „ houden: Wi met onfen lieven Oem, Heren „ Janne van Heynegouwen, Here van Byaumond voerfcreven overeen droeghen, ende fetten lude 5, dairtoe van onfer beyder weghen, diere ene „ wayride of befochten, na der Crone van beye 3, pertyen. Ende omme dat die Wayride befocht ,, was, eer wi Phihps voerfcreven die Burchgra„ vefcip vercoften: Soe hebben wi ons befpro„ ken mitten goeden luden van onfen lande, en ,, en met onfen Rade, ende fien overeen gedraj, ghen . dat wy 't na der Wayride fculdich fien te fceyden; ende hebben met onfen goeden 5, luden van onfen lande, ende met onfe Rade, „ ende fien overeen ghedraghen, dat wy 't na dier wayride fculdich fien te fceyden ; endehebben met onfen goeden lude voerfcreven die way„ ride ghehoert, ende onfe lude, die die wayride „ bezaten, ende na dien wayride : Soe hebben wi „ gevonden, dat die Vifcmarél van outs ghe- j, leghen hevet te Cattewic, mar dat mer van „ rechte niement toe duingen en mach met eni„ gen boeten die Vifcmarct te houden; ende al„ foe ghekieden wy 't voerwaert mere tehantie„ ren. Ghegeven in die Haghe, des Dinxenda„ ghes na Jaars-dach . in 't Jair onz Heren de ' „ M. CCC. ende Viertich. (Aldus onderteekent:) Per Dom. pub. Dnis de Arkle, Willielmo de Duvoirde ,& Theodorico Moelner, Q. Alew. St. D°, Florentiusde Hamest. Be-  128 KABINET VAN NEDËRLANDScHË Behalven het hoog, het laag en middel rechtsgezach, het Jus Gladii en halsrecht, den Heer van Katwyk toekomende, komt hem ook toe vart oude tyden af, den twintigften penning van den visch, die op zee door zyne inwooners gevangen wordt, als mede de beste visch uit iederegeheele zeevaart, genaamt den Hof.visch. De naarftige onderzoeker der Vaderlandfche oudheden, simon van leeuwen, heeft uit zeker registerboek van den huize van Wasfenaara het volgende uittrekzel in 't licht gegeeven: Van den Hof-Vifch van den Huize van Wasfenaar. „ Item, fal hy neemen den Hof-Vifch van „ St. Martyns-dage in den Winter, tot den Hey„ ligen Palm-dage toe, van elcken Schepe, dat „ tot Schel-vis vaart, tot elcken Zeevaart iiij de „ befte Schelvisfchen, ende van elcke Schepe dat tot Schollen vaart, het fy van Catwyck ofte „ van andere fteden, ende van Catwyck afvaart viffchen, ende daar weder an 't landt komt, „ van elcker zee-vaart een Sneefe S,chollen, van „ den beften. Des foe fal hy oick neemen den „ Hoof-visch, van Onfer liever Vrouwendage te „ Lightmiffe tot den Palmen-dage toe, van elcken „ Schepe die tot Cabelliau varen, van elcken . zeevaart eenen Cabelliau van den beften. Des* ^' gelyckx fal hy oock neemen binnen defe voorfz. „ termynen van den voorfz. Hoof-visch , van „ elcken Wagen met den voornoemden Vifch „ geladen, ende voorby Catwyck op Zee of op den „ Rhyn ryden, fal gelyck die puynten van den „ Hoof-vifch van den Zeeman, en twee Karren „ fullen gaan voor eenen Wagen. Behoudelyck „ wat Viffche dat Bgmont ofte tot Sandvoort ge" „ van-  ën kleefsche oudheden. i2q vangen, ende aldaar an 't land gebrocht weit, „ dat en fal men geenen Hoof-vifch ofneemen. Doch doordien hier dag noch tyd byftaat, heeft de Heer a. pars een nader bericht en onderhandeling , tusfehen philip, Graaf van Ligne, &c. Baron van Wasfenaar, &c. en de gezworenen , en tot deze zaak ge volmagtigden van Katwyk op Zee, opgedolven; zynde van dezen inhoud: Alfo dagelyks vele moeiten ende gefchillen „ binnen den Dorpe van Katwyk op Zee, tuffen n de Gemeene Buren, ende den Schout ofte fy» nen Subftituit aldaar gevallen, ende gerefen •i fyn geweeft, ter caufe van het afnemen van »» den Hof-vis, 't welk is van een Honderd Schel„ viffen, ofte meer, vier van den beften, gedu„ rende van St. Maarten in de Winter tot Ligt„ miffe toe; ende van twintig Kabeljauwen, ofte meer, een van de beften, gedurende van Ligt„ mis voorfchreven tot Palm-dage toe; mitsga„ ders van een Tal Schollen, of meer, een „ Snees, ook van den beften; ende dat beide de „ voorfchreven Termynen gedurende , als na „ breder vermelden van feker Akkoord in dato „ van den 18. Maart des Jaars 1543.op 'tvoor„ fchreven poinét. van den Hof-vis, ende meer „ andere poinóten gemaackt; ende dat doordien „ die Viffchers uit 'er See komende, nat ende „ vuil, hebbende met groten arbeid, ende in „ Peryckel hares lyfs, ook dikwils niet fonder „ verlies van haar wand , wat Vis gevangen, die „ God verleent heeft, ende daar af moetende „ betalen het voorfchreven Regt van den Heere, „ quyt gaande het befte, ende behoudende alleen „ het quaadfte, hen luiden daar door fomwylen „ vergrammen, en niet fonder grote verftoringe „ het felve Regt opbrengen. Soo is 't, dat wy III. deel. I phi-  I30 kabinet VAN nederlandsche „ philips, Grave van Ligne, ende van Êaiikenbèrgen, Baron van Balloel, ende vmWasfe„ naar &c. Ridder van de Ordre van den Gulden „ Vlicfe, wel onderrcgt fynde van 't voorfchre. „ ven ongebruik, ter begeerte ende ernftig ver„ foek van onfe goede Onderfaten voorfchreven; „ willende hen-luiden in 't geen voorfchreven , „ uit fonderlingcn Gratie believen, endetemoe„ te gaan, om de goede affeclie, die wytothen„ luiden dragende fyn, ter eenre; ende wy Jakoh „ Jacobfz., Schout, Gerrit Gysbregtfz., Kornelis „ Vincentfz.. Adriaan Florifz., Simon Komelifz., „ ende Klaas Simonfz., Gefworens, fpecialiken „ daartoe Gedeputeerde van den voorfchreven „ Dorpe, ter anderen fyde, op 'tpoinct van den „ voorfchreven Hof-vis, van nieuws geaccordeert, „ in den manieren hierna volgende: „ Als dat van nu voordaan, ende gedurende „ tot kennelyk wedcrfeggen van ons, PHILIP„ PE, Grave van Ligne, &c. voorfchreven, „ ende niet langer, die voorfchreven onfe Onder„ faten ende Inwoonders van Katwyk op Zee, in „ de plaatfe van de Villen, die fy luiden in der „ manieren als voren, infpeciegewoonlykenfyn „ geweeft te betalen, geven ende betalen fullen, „ niet alleen van de Schelvis, Kabeljauw, ende „ Schollen, maar ook daar en boven van alder„ handc andere Villen, hoe die genaamd mogen „ fyn, geen ter wereld uitgenomen, die by henluiden in de Zee gevangen, ende tot Katwyk „ op Zee aan gebragt fal werden , ook van alle „ quantiteite van Vis , niet, hoe luttel of „ weinig het wefen mag, uitgefonderd, in de „ plaatfe van een Blank, die fy ons betalen, ter „ caufe van den Pond.gelde, fevenDuiten; wel,> ke Duitken altyd genaamd fal werden, het Hof. 35 w-  en kleefsche oudheden. 131 ,5 vis-Duitken; ende dat gedurenden den tyt van „ Sinte Maartens-Miflb voorfchreven, tot den „ eerften Sondag in de Vaften toe incluis daaraan „ volgende; waarvan het eerfte Jaar ingaan fal 3» Maarten eerftkomende; verkortende fulks den >, tyd van vyf weken, overmids die generale be>, talinge van alderlei Vis, als van alderhande s, menigte, als voren; het felve over fulks com„ penferende, in der manieren als voorfchreven » Accoort in dato als voren, in alle fyne andere poincten, fo wel roerende den vremden Man in 't Regt van den Hof-vis, als anders, vaften„ de van waarden. T'oirkonde fyn hier twe „ Cedullen in Francyne af gemaakt, alleens Iui„ dende, daar elk onfer een af heeft, beide by „ ons allen, ende enen iegelyk van ons onderge. „ tekend. Den T\Junii, des Jaars 1565. ( Aldus onderteekent:) Phil. deligni. By Jakob Jakobfz., Schout van Katwyk. By Kornelis Vincentfz. By my Gerrit Gysbertfz. . By my Adriaan Florifz. By my Simon Komelifz. Nog een Merk. De Heren van Wasfenaar hebben als pluimgraven hier het adelyk zwanenrecht ook ingevoerd; zonder hunne toeftemming vermag niemand bin. nen hun rechtsgebied eenige zwanen te houden. Als Wasfer- of Waterheren, vermag men, buiten hun verlof, het water niet te roeren, zonder daarvoor gruitgeld te betalen, over welk gruitgeld, en wat hetzelve eigentlyk is, de Heer a. pars verfcheiden gevoelens aanhaalt, welken by hem, pag. 205, kunnen nagezien, en I % aan  132 kabinet van nederlandsche aan de verklaring van den geleerden kilianus, in zyn Etymoligicum Teut: Ling: de A°. 1599» pag. 164, getoetst worden. Onder de een-en-veertig dorpen, welken A°. 1532, tot het vernieuwen en vermaken der vischbrug binnen Leiden, het hunne hebben toegebragt, worden de beide Katwyken geteld, waardoor zy mede de voorrechten genoten hebben, welken daaruit zyn voortgefproten. De Katwyken hebben eenen goeden wind-korenmolen, zynde een dwangmolen, den Here van Wasfenaar toebehorende, welke dezelve van de Graaflykheid van Holland ter leen houdt. Toen 'er over het recht van dezen molen een rechtsgeding gerezen was, kwam men eindelyk in het jaar 1603, door tusfchenfpraak van den Here cornelis nieuwstadt, lid van den hogen Raad, deswegens overeen: ,, dat by de gedaag„ dens, ten behoeve van den huize van Wasfe, naar, zouden opgebragtworden r000guldens, in zes termynen; mits dat in 't vervolg in de ' plaats van het 16de vat, by den molenaar tot ' op dien tyd genoten, by de gedaagden even zo , veel zou betaald worden, als de drie naastgelegene dorpen Warmond, Noordwyk en Rhyns' burg gaven, enz." Trekkende de Heer van Katwyk van den molenaar voor den wind en twee kapoenen. Ook hebben de Heren dezer heerlykheid ten allen tyde het recht der jagt gehad , over alle foorten van wild. Doch nademaal de konynen al te iterk vermenigvuldigden , en de holen al te na by de vruchtbare landen en dorpen gebragt werden, hebben de Heren Staten van Holland en Westfriesland, op verzoek der ingezetenen, reeds in het jaar 1Ö61, goed-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I33 goedgevonden, om de konynen uit Noordwyk en Noordwykerhout, en uit fommige duinen by Katwyk , geheel te doen uitroeijen, gelyk wy zulks onder het artikel Noordwyk breedvoerig hebben aangetoond, en wel eerst voor den tyd van zeven, daarna nog van tien jaren, eindigende in het jaar 1679; vervolgens is deze ordonnantie wederom tot in het jaar 1691 verlengd, en eindelyk zyn de konynen, in het jaar 1693, zo veel mogelyk te Katwyk verdelgd. Weleer was tot Katwyk op Zee een rhetorykers kamer, voerende tot blazoen of wapen, de kempenbloemen, en tot zinfpreuk: in liefd akkoord. Deze kamers geeft men eene hoge oudheid, en leidt dezelven af van de Barden, welken gewoon wa* ren de heldendaden hunner voorouderen op rym te bezingen. Deze kamers werden in Holland* fommigen ook in Braband opgericht, en in ons land telde men 'er meer dan festig. Iedere kamer had een blazoen of gefchilderd wapen, waarop eene zinfpreuk ftond. Zy werden fomtyds, by plechtige gelegenheden van intreden en andere feesten , byeen geroepen, fomtyds op verzoek [der ftedelyke Regeering, als wanneer dezelven door gemelde Regeering, wanneer zy ftadwaards gekomen waren , met wagens , blazoenen, vaandels, trommen, en heerlyk uitge. doschte klederen ftatig verwelkomt, en in eene herberg gevoerd , waartoe prachtige to. neelen, triumphbogen en ander toeftel was op gericht, en naar huis terug kerende, metzilveren gedenkpenningen befchonken werden. Dat deze rhetorykers by fommige gelegenheden zeer veel voordeel aan de fteden moeten toegebragt hebben, blykt daaruit, dat het oude mannenhuis in Haarlem in het jaar 1608 gefticht is, uit eene lotery 13 en  134 KABINET VAN NEDERLANDSCHE en eene intrede van verfcheide Hollandfche ïhetoryke kamers in den Hout. Deze gascen aldaar gedagvaart, deden den volgenden dag hunne plechtige intrede in Haarlem, waar zy door de Regcering in verfcheidene herbergen vry kostelyk bezorgd werden, en eene geheele week door met het fpelen van zedefpellen, kluchten, gedichten, liederen en vuurwerken, op een daartoe vervaardigd tooneel, doorbragtcn, alleen om volk naar deze ftad te lokken, en dus geld voor armen en wezen intezamelen. Men heeft, bchalven in Haarlem, ook fomtyds te Leiden, te Amjlerdam en op andere plaatfen deze kamers op eene plegtige wyze gedagvaard. Ondertusfchen kan men in waarheid niet zeggen, dat zy eenig goeds, in zeden, in taal, noch in andere zaken gefticht hebben. Hunne verzen, of liever hunne rymen, hoe zeer zy op dezelven ftoften, hoe zeer dezelven ook beloond werden, waren inderdaad erbarmJyk, gelyk wy tot een voorbeeld het volgende zullen uitfehryven; hetwelk in het jaar 1603, door de rederykers van Gouda, te Schiedam op een toneel werd opgezegd, by het fluiten van een gegeven zinnefpel: Rood roos ken jent „ fat hier volent, 't Spel na u kaarts verhalen, Tot dyner eer, fyn hier wat meer, ahvyvhonderd regelsplanteit, IJ Excellent, toegeëigend, door 't Goudbloemken t'enemalen, ,T wik u bemind, als de moeder ,t kind, Aanfet de Jongheid. In later tyd zyn deze kamers geheel vernietigd, en daaruit voortgekomen taai- en dichtkundige genoodfehappen, gelyk men tegenswoordig vindt te Leiden, Amjlerdam, Rotterdam en elders, die door  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I35 door hunne yverige pogingen, om taal- en dichtkunst te zuiveren, en tot eenen zekeren trap van volmaaktheid te brengen, waarlyk eene eer verftrekken voor ons gemcenebest, en den roem en achting van alle beminnaren dezer twee wetenfchappen overwaardig zyn. Sedert onheuchlyke tyden, ontfingen de Heren van Wasfenaar de tollen van alle wai en en koopmanfchappen, welken over den Rhyn, gintsch en derwaards gevoerd werden; doch de Prins van Ligne heeft, als Heer van Wasfenaar, den Wasfenaarfchen tol, den 17 december van het jaar 1616, aan de Heren Staten van Holland en Westfriesland verkocht, voor de fomma van twee honderd twee-en-twintig duizend guldens , onder voorwaarde, dat alle de leenen van den Prins, hoewel gehouden voor kwade leenen, 111 het vervolg als goede en onfterfelyke leenen zouden aangemerkt worden,, het zy dan dat hy dezelven behield of verkocht. Doordien deze tol zich zeer verre uitftrekt, geeft men aan de pachters en inzamelaars van dezen tol eene lange lyst der goederen en koop. manfehappen, welken den tol onderhevig zyn, alsmede hoeveel men gehouden is voor denzei ven te betalen; al dat geen ondertusfchen, hetwelk op deze lyst niet gefpecificeerd ftaat, is verpligt den honderd en twintigften penning optebrengen. Van dezen tol zyn, door een byzonder voorrecht, bevryd de volgende plaatfen: Katwyk en op Zee Delftshaven. Noordtwyk en op Zee Delft. Beverwyk en op Zee. Flaardingen. Egmond linnen en op Zee. Rotterdam. I 4 Schoon-  Ï3Ö kabinet van nederlandsche Schoonhoven. Sparwoude. Schiedam. 's Gravefande. Spaar endam. Voorhout. Alkemade. Lisfe. Warmondt. Hillegom. Gouda. Mafe Monjler. Swammerdam. Wasfenaar. Leyden. Oestgeest. Haarlem. Sasfenheim. Amfeldam. Voorburg. Dordrecht. Voorfchooten. Alkmaar. Die van Oudewater moeten van het koren telkens voor roertal eenen Huiver betalen, en van alle andere goederen, brengen zy eenen Huiver op van den vyfden Rhynfchen gulden. Die van Akerfoot betalen altoos eenen halven Huiver van roertol; voor het overige zyn zy vry van alle foorten van waren, uitgenomen van zout, betalende van ieder vol geladen fchip, het zy klein of groot, een achtendeel zout, Leidfche maat. Alle andere Heden, welken hier voor niet genoemd zyn, moeten den tol betalen van alle foorten van goederen, hoewel 'er in de lysten fomtyds wel eenig verfchil wordt gevonden; men zie deswegens uitvoeriger w. lams, handvesten van Kennemerland', pag. 94, en pars, oudheden, pag. 211 en 430. Sommigen hebben voorgegeven, dat men eertyds door de diepe nut te Leiden op den Burgt, onder de aarde door, naar Katwyk op Zee zou heb-  en kleefsche oudheden. I37 hebben kunnen komen, om van daar de visch te halen; dit nu zyn fprookjes, welken te recht door den geleerden p. scriverius, in zyn oud Batavia, Ed: 1612, pag. 34, als belaehgelyk worden voorgefteld. Tot begunstiging der fcheepvaart, voor de fchepen in de nacht, Haat te Katwyk aan Zee een hoge toren of vuurbaak. Weleer ftond dezelve meer zeewaards, doch men heeft hem, wegens het af kabbelen der zee, moeten verplaatzen; hy werd dus in het jaar 1605, meer land waards m, van nieuws opgericht. In den gevel van dit gebouw, vindt men het gemelde jaargetal der ftichting, en ter wederzyde van hetzelve de wapens van Holland en Wasfenaar. Deze vuurbaak werd voormaals uit de ommefiagen over de Huurlieden onderhouden; doch doordien 'er dagelyksch minder fchuiten afvoeren, heeft men zulks, federt het jaar 1628, gevonden uit twee penningen of een duit van ieder pond Hollandsch, of vyftien ftuivers van den afflag van den visch op het ftrand; waardoor deze last zo wel door vreemdelingen als inwoners gedragen wordt. Weleer, toen de Rhyn aldaar nog in zee viel, plagt te Katwyk de ftapel te zyn van Haring, en van alle andere koopwaren, welken dien ftroom op en af kwamen, en alle deze goederen plagten vertold te worden aan het huis te Britten, hetwelk niet verre van hierftond, gelyk de oudheid-, kundige goudhoeven zulks heeft opgetekend in zyne Holl: Cronyk, pag. 4. By deze gelegenheid kunnen wy niet nalaten, om, in de nabyheid zynde van het huis te Britten, daarvan eenige merkwaardigheden aan te tekenen , welken by de geloofwaardigfte fchry vers omtrend dit gebouw gevonden worden. & I 5 Men  I38 kabinet van nederlandsche Men heeft, namentlyk in den jare 1520,toen het zeewater door eenen zwaren ftorm was afgelopen , driehonderd roeden van den toren van Katwyk op Zee, de fundamenten van een groot gevaarte ontdekt,zynde van ftenen opgemetzeld, omtrend vierkant, en beflaande iedere zyde omtrend 240 voeten. De oudheden, ftenen, opfchrifteh, en andere zeldzaamheden, daar gevonden, zyn de fterkfte bewyzen, dat het een Romeinsch gebouw geweest moet zyn. Voornamentlyk in de jaren 1520, 1532, 1552, 1562, !576> ÏÖ94, 1696, en nog later, als wanneer de fondamenten by zware ftormen, door het aflopen van het water , ontbloot geweest zyn, heeft men aldaar die oudheden opgezameld. G u 1 cc 1 a r d 1 n onder anderen verhaalt, dat de inwoners aldaar , in het laatstgenoemde jaar, meer dan duizend ftenen daaruit gehaald hebben, op welken uitgehouwen was Ex Germ: Inf: ook heeft men daar in vroegere tyden een geldftuk gevonden, hetwelk nog meerder bevestigd, dat het door de Romeinen moet gebouwd geweest zyn. Op dezen fteen ziet men de vier eerfte letteren van den naam cunobellinus, den vader van adminius, eenen der Koningen van Brittanfe, en van de ftad Cumolodunum, hedendaagsch Walden genaamd. Ondertusfchen is -iet geheel onzeker, wanneer, door wien, en tot welk gebruik dit gebouw aldaar moet gefticht zyn. Deze onzekerheid is ook de rede geweest, waarom men aan hetzelve verfchillende namen heeft gegeven; fommigen noemen het Brittenburg; anderen het huis te Britten, arx Brittannica, het kasteel, het Jlot of de Burgt van Brittanjen, de Brittannijche toren, 'thuis der Britritoenen, de Burgt te Britten, Fridtenburg ofTreden- burg,  en kleefsche oudheden. 139 burg, het huis ten Berigien of Berigtenburg, en diergelyken meer. Sommigen zyn van gevoelen dat het door Keizer claudius, anderen, dat het doorcAjus caligula zoude gebouwd zyn, tegen over Brittania, hedendaagsch Engeland genoemd, en dat het, wegens deszelfs legging tegen over dit ryk, Britten zou genoemd zyn. Het was gelegen aan den mond van den Rhyn, daar dezelve weleer plagt in zee te lopen, en gebouwd niet alleen om de fchone haven, aldaar gemaakt, te dekken, maar ook om tot eene vuurbaak voor de fchepen te ftrekken; alsmede tot een tolhuis, aan hetwelk de in- en uitvarende fchepen hunne goederen moesten vertollen. Anderen willen dat het een wapenhuis geweest is, hetwelk door ouderdom vervallen, wederom opgerecht is door Keizer lucius septimius severus, en zynen ZOOnMARCUS AURELIUS antoninus. Dit tracht men te bewyzen met het opfchrift van zekeren marmerfteen, hoewel zeer ten onrechte, doordien het meer dan waarfchynelyk is, dat die fteen te Roomburg, en geenfmts hier gevonden is, o-clyk wy zulks breedvoeriger aangetoond hebben in dit derde deel, bladz. 14. Nog anderen fchry ven, dat Aq Brittoènen Holland komende vluchten, dit fterk kasteel aan den mond des Rhyns gebouwd , en door dit middel zich de nabuurige volkeren onderdanig zouden gemaakt hebben, waardoor het dan vervolgens den naam van het huis der Brittoenen zou hebben ontfangen. Het is zeer waarfchynelyk, dat d\t huis m een zeer vruchtbaar oord zal gelïaan hebben ; immers nimmer eu nergens bouwde men kasteelen op het barre ftrand. De verwoesting van hetzelve is dus  14° KABINET VAN NEDERLANDSCHE dus na verloop van eeuwen door de golven gefchied, by zware ftormen en verbazende overftromingen , van welken men nog in latere jaren de vreesfelyke fporen gezien heeft, door het wegliepen van gehele dorpen, van duinen, lan. deryen en woningen. De visfchers, welken nog hedendaagsch deze kust bewonen en op dezelve visfehen, floten menigmaal op fteen en yzerwerk van muuren en afgebroken ftenen fundamenten; zy noemen deze onder het water verborgen puinen gemeenlyk Kalk, of den toren van Kalla. Doch of men daaruit zou durven opmaken, dat hier den toren van KaUtgula zou geflaan hebben, en dat deze naam, gelyk fommigen beweeren, by overlevering tot ons zou gekomen zyn, is eene zaak, welke wy gcenfints als uitgemaakt willen opgeven! lusiehen de gemelde o ver blyffelen van eenen toren of ander metzelwerk, en het zogenaamde huis te Britten, vernemen de visfchers fomtyds oude ftronken en ftruiken van bomen, waaraan zy nu en dan hun vischwand befchadigen • dezen zyn waarfchynelyk de overblyffelen van eenig bosch of geboomte, hetwelk omtrend dit huis geftaan heeft. Doch, doordien alles wat van dit gebouw kan gezegd worden op enkelde gisfingen fteunt, zullen wy ons daarmede niet langer ophouden; de lezer, welke genoegen fchept om alle deze oudheden dieper naar te fporen, wyzen Wy tOt GUICCIARDIN, VAN LEEUWEN eil A. PARS. De dichter nujje, in zyne befchryving van Batavicn, pag. 2 en 3, drukt zich, omtrend den oorfprong der Katwyken, op de volgende wyze Aan  ÈN KLE EFSCHE OUDHEDEN. 141 Aan Zee kght Katten-wyk op Rhyn, en aan de ftrant: Wiens naam van Katten , als ook Katzen fort doetfpelltn, £wKatzen-el!eboog, der Betuwurs ge/ellen, ' f Die men nu Heffen noemt;) twee Volkeren te faam, Door Batoos recht vereent, vereenden in hum' naam: Sso datfe na haar Heer, al famen Batavieren Genaamt, van maar een Hooft haar beyden lieten {tieren. Dit firekte 't eerfle Dorp; waar V Katten-va/* op t Jlrant En Bet-wers vluchten, toen s'ontweken Bauw-Zant, 't Geen onder 't Roomfe Ryk geraakt, en hum' befitten Van Bato wiert beheert, door 't Wapen huys te Britten; MittLucius Seveer der Batavieren lant Dees Bato overfondt tot Leen-vooght van hun Jlrant. En een weinig lager, op pag. 14. zegt hy van het huis te Britten: Wy nad'ren Katwyk dan, om 'f oude Huis te Britten Haar overfchot te fien, de Zee-mont van den Rhyn ; Waar noch een Jleenhoop kan den weetgier dienjlig fyn. De tyt verandert vaak der dingen naam, en orden; Hier vloey den Rhyn Jiroon eer van Utrecht, nu geworden Een neergeworpen puin, en vloer, en duin, en Jlrant: Haar naam is van denjlant recht over Britten-lant, Wiens Bou heer heerfchte 't Ryk desKeyfersdoms te Romen, Gefegt Caligula; van dees is voortgekomen Dit Wapen-huis op Jlrant, tot veiling van hunn' ree; Een Zee-baak aangejlookt, wanneer 't wiert tiacht op zee, Om foo dees Kujl te fien, en haar verheven vieren. Hier woonde Bato in, aan wien de Batavieren De Tollen langs den Rhyn ten tyden van Seveer Opdroegen; defe Jlrekt' hunn' Over/lm en Heer Van Room' ajkomjlig, en die naam is noch gebleven. In de oorlogen tegen Frankph , h^ Ka^h op Zee zeer veel geleden. Van de jaren 1690  142 kabinet van nederlandsche tot 1695, werden de visfchers van dit dorp geduung door dien vyand ontrust, wanneer velen hunner pinken genomen, geplonderd en gerantfoeneerd werden. Menigvuldige malen zyn zy ter dier tyd gedwongen geworden om kalveren, icnapen, brood, kaas, boter, eijeren, groenten en andere levensmiddelen aan 'svyands boord te brengen. Dagelyksch namen de Franfchen de visfchers fchuiten weg, en eenmaal 14 tevens; zelfs had eene fchuit het ongeluk, van, binnen den tyd van dertig uuren, drie malen genomen te worden. Deze ilropery bragt te weeg, dat de inwoners van verfcheiden zeedorpen den Staten verzogten, om eenig gefchut te mogen op het ltrand planten; hetwelk aan dezelven werd toegedaan, by welke gelegenheid die van Katwyk vier iïukken gefchuts uit het lands magazyn van Delft ontfingen, die op het ftrant geplaatst en tegens de zeerovers gebruikt werden ; welke voorzorg omtrend andere dorpen mede genomen werden. het dorp KATWYK aan RHYN. In rhynland. Zes honderd zes-en-twintig roeden van Katwyk op Zee, komt men langs den gemenen weg naar Katwyk binnen, ook Katwyk op of aan den Rhyn genaamd. Het dorp is gelegen in Rhynland, tusfehen  en kleefsche oudheden. 143 fchen Katwyk op Zee en de ftad Leiden, aan den mond van den Rhyn. Het legt, volgens de berekening van /den Landnieeter f. de roos, van Valkenburg 540, van Rhynsburg 541, vmNoordwyk 1294, en van Wasfenaar 1821 roeden. In de 104de plaat van rademaker, zien wy eene keurige afteekening van Katwyk aan den Rhyn. Wy hebben in de voorgaande befchryving van Katwyk aan Zee breedvoerig gefproken over den naams-oorfprong van Katwyk, en ftippen in de befchouwing van het tegenswoordig onderwerp alleen aan, dat de hynaam aan of op den Rhyn aan dit dorp gegeven is, doordien deze rivier hier voorby liep , die, volgens het algemeen gevoelen, zich te Katwyk buiten in zee Hortte. De hoge ouderdom van dit dorp is waarfchynelyk de oorzaak, dat men nergens eenigbericht van deszelfs oorfprong kan opdelven. De gefchiedenisfen getuigen, dat het reeds in de twaalfde en dertiende eeuw aanwezig geweest is, en 'er toenmaals reeds eene brug over den Rhyn lag. Men leest in de kronyk van goudhoeven, pag. 296, in het leven der ongelukkige Gravinne ada, van eene overwinning door den Graaf van Loon, in het jaar 1203. op de Kennemers bevochten, dat de laatstgenoemden te Katwyk binnen belegerd, en de weg naar hunne fchepen hun afgefneden zynde, zy door den nood gedrongen, den vyand het hoofd moesten bieden, en in eene zo grote menigte op de brug, welke te Katwyk over den Rhyn lag, te faam vergaderden, dat dezelve inftortte, en velen hunner in den ftroom omkwamen; by welke gebeurtenis de Heer philip van Wasfenaar het gevaar by groot geluk ontkwam. Ook ziet men eenen brief van het jaar  144 kabinet van nederlandsche jaar 1230, te Katwyk aan den Rhyn, in de latyn. fche taal gefchreven, waarvan de overzetting aldus luidt: „ Ik Floris, Graaf van Hollandt, doe kondt „ aan allen, die dit fchrift fullen infien: Dat ik „ al het Landt, dat genoemt werdt Weich, tus„ fchen Obdonchem en Siwende, buyten het landt j, Putthem en Grothem, het welke my toebehoor„ de , in eygendom gegeven heb aan Nicolaas „ Per fyn van Haarlem, en Willem van Egmondt, „ met een gelyke verdeelinge onder haar, &c. „ en ik heb het den voornoemden mynen getrou- wen in Leen gefchonken, beneffens het Rechts. „ gebiedt, dat men Ambacht noemt, ende Thien„ dens van het voorfz. Landt, foo groote, als „ kleyne. Gegeven in 't Jaar der Genaade 1230. „ de 3. Kal. van Maart, by den Rhyn tot Cat„ wyk, &c." In deze latynfche brief wordt Katwyk genaamd apud Rhenum Catwyk, dat is: aan den Rhyn te Katwyk, in de plaats van Catwyk ad Rhenum of Katwyk aan den Rhyn, hetwelk in waarheid zeldzaam is, gelyk de Heer a. pars te recht heeft aangemerkt. Doordien de beide Katwyken zeer vele zaken gemeen hebben, zullen wy niet herhalen watwy in de voorgaande afhandeling reeds aangeitipt hebben, en het geen ook op Katwyk aan den Rhyn betrekkelyk is; ons alleen bepalende tot de byzonderheden van het laatstgenoemde dorp, waarin wy den Heer a. pars. als een oudheidkundig en zeldzaam onderzoeker, en eenige andere geloofwaardige fchryvers zullen volgen. Doordien de Heer a. pars oordeelt, dat de twee Katwyken hunne benaming van de vluchtende  en eleefsche oudheden. Ï45 de Katten en Batavieren ontleend hebben, welke fints onheuchlykc tyden hunne wyk- en legerplaats alhier hadden, noemt hy deze twee dorpen, de wieg, bakermat en moederftede van het Bataafsch gemeenebest. De geleerde j. o udaan betwist echter deze hoge oudheid aan die twee plaatfen, voorgevende, dat plinius noch tacitus daarvan nimmer eenige melding gedaan hebben; dit nogthans fchynt geen genoegzaam bewys te zyn, doordien het werk van tacitus ons niet volledig ter hand gekomen is; daarenboven zyn deze dorpen in hun beginfel -buiten twyffel veei te klein en te gering geweest, om in diergelyke beknopte gefcbiedenisfen van dezelven gewag te maken; en bchalven dit, halen deze gcfchied. fchryvers zeer zelden plaatfen aan, waar niet eenige merkwaardige gebeurtenis is voorgevallen. Hoewel nu de beginfelcn der twee Katwyken ten eenemaal onbekend zyn, het fchynt echter zeker, dat dezelven langzaam groter en vermogender geworden zyn, gelyk zy daarentegen, na verloop van eeuwen , door ftormen , watervloeden en oorlogsrampen aanmerkelyk zyn vervallen. . Katwyk aan Rhyn is een der aanzienlykfte dorpen van Rhynland, zeer net en digt bebouwd; de voorftraat heeft eene dubbelde rei huizen, en eenen ryweg, beplant met ypen en lindenbomen. Het huis van den Heer van Katwyk munt boven de andere gebouwen uit, en is zeer gelegen ter jagt en visfchery. Vrouwe mar ia van rygersbergen, douariere van den Heer willem, Baron van Lier, Heer van beide de Katwyken , heeft, door eene fierlyke wandelweg van opgaande bomen, de twee beroemde dorpen Katwyk en Rhynsburg aan een gehecht; onder dit geboomte wandelt men in het voorjaar zeer aan- III. deel. K ge-  I46 kabinet van nederlandsche genaam, by het ftrelend gezang van den nachtegaal; noch heeft gemelde vrouwe den Rhyn, in het jaar 1666, door eene zeer fchone ftenen brug, op drie verwulfde bogen rustende, en pralende met de wapens van haar en haren overledenen gemaal doen overdekken. Aan het noordeinde van dit dorp lag weleer eene boot, met welke men moest overvaren, en van waar dit einde nog hedendaagsch het veer-einde genaamd is. Nadien tyd heeft men eene houte brug getimmerd, waardoor het overvaren aan de noordzyde geheel buiten gebruik geraakte, en eindelyk is deze houten in eene ftenen brug veranderd, gelyk wy gezegd hebben. De eerfte fteen van deze ftenen brug is gelegd door den Heer willem, Baron van Lier, Heer van Oosierwyk en de beide Katwyken, en eenigfte zoon van gemelde douariere. In den jare 1694 heeft men eene andere ftenen fluis gemetzeld, in de plaats van eene oude en bouwvallige, by en over de kleine watering, op den weg tusfehen Katwyk en Valkenburg. De eerfte fteen van dezelve werd gelegd door den oudften zoon van den Heer van Katwyk, ook willem genaamd, toenmaals-llechts vier jaren oud. Wanneer eigentlyk de oude houte brug, welke reeds in het jaar 1203 hier over den Rhyn lag, afgebroken of verwoest is, daarvan vindt men nergens eenig gewag gemaakt. Deflechteomftandigheden van het dorp na dien tyd, fchynen ondertusfchen de redenen geweest te zyn, waarom men dezelve niet terftond herbouwd, maar eene reeks van jaren eene boot gebruikt heeft, om den Rhyn over te varen. Het dorp is groot en wel geregeld; dit blykt uit het getal der ftraten, die tot agttien gebragt en dus genoemd worden: 1. Kal-  en kleefsche oudheden. 147 i.Kallo. 3. Het Commandcurs-padt. 4. De Achter-weg. 5. DeHeeren-, of Klapper-mans-fteeg. 6. De groote fteeg. 7. De Peper fteeg. 8. De Voorftraat. Het Veer-end. 9. De Vennip. 10. De Ruige Laan. 11. Het Schip-end. 12. De Brug-ftraat. 13. 't Naauw-fteegje. 14. Over Rhyn. Het Noord-eynd. 15. Het Zuyd-eynd. 16. De Tusfehen-weg, of't Ry-pad. 17. De Land.weg, of Sand-laan. 18. De Turf-Markt. Ten tyde van wille'm den tweden, Graaf van Holland, had Katwyk aan den Rhyn niet meer dan eene kapel, waarin die van Katwyk op Zee mede hunnen Godsdienst kwamen oeffenen; deze kapel behoorde onder de parochie-kerk te Valkenburg. Zy was, met den aankleve van dien, door voornoemde Graaf aan de Duitfche orde gefchonken , en bleef in dien ftaat tot in het jaar 1378, ten tyde van den Hertog albert van Bei/eren , als wanneer splinter uteneng, de vyftiende land-commandeur van Utrecht, de pastory van beide de Katwyken, en het commandeurfchap van de Duitfche orden, van het huis te Valkenburg, te Katwyk aan den Rhyn verlegd; een koor aan de kerk getimmerd, en aldaar eene byzondere pastory met een pastoorswoning opgericht heeft; door dezen K 2 weg  I48 kabinet van nederlandsche weg kreeg Valkenburg epne pastory op zich zeiven, en de bewoners van Katwyk op Zee kwamen te Katwyk aan den Rhyn ter kerke, hun veel gemaklyker, dan gelyk weleer, naar Valkenburg te moeten wandelen. Doordien Valkenburg geene parochie uit zyne weinige inkomften kon blyven onderhouden, is de parochiekerk aldaar tot eene kapel verminderd, en aan de kerk van Katwyk aan den Rhyn onderworpen; dit heeft geduurd tot in het jaar 1424, als wanneer Valkenburg ten twedenmale in eene parochie veranderd, en van Katwyk aan Rhyn afgefcheiden is. Deze commandeurs waren zo veel als opzichters over de kerken, en fommigen hunner hebben zelf het ampt van priester bekleed. Hetcommandeurfchap van de Duitfche orden, ftaande onder het land - commandeurfchap van Utrecht, dus van Valkenburg aan Katwyk aan Rhyn overgebragt zynde, is in dit groot en volkryk dorp zeer vermaard geworden. De tegenwoordige Ridders van de Duitfche orden, die hun kapittel houden te Utrecht, hoewel federt de Hervorming op eenen geheel anderen voet, ftellen nog hedendaagsch eenen commandeur aan over Katwyk aan Rhyn, zo wel als over Leiden, alwaar zy het zelfde recht hadden over de St. Pieters kerk. De Heer van Katwyk heeft federt, door afftand van het kapittel, het recht van begeving van predikantsplaats verkregen en geoef. fend. De commandeurs hebben alleen de tienden over Katwyk, en eenige erfpachten behouden. De kerk tot Katwyk aan den Rhyn was van ouds aan den heiligen Johannes den Doper coegewyd. Het recht van de kerk te mogen begeven, is aan de Duitfche Ridders vergund door Graaf floris den V, en door aibekt van Beijerm he-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. tAp hevestigd. De rekeningen, betreffende het commandeurfchap te katwyk, plagten weleer te moeten gefchieden ten overftaan van den Bailluw en Secretaris van Wasfenaar, den Heer commandeur en pastoor , benevens den Schout en vele gebuuren. Hoedanig de onnozele menfchen zich in dien tyd voor hun geld lieten berichten, zulks toont de Heer a. pars onder anderen, met een zeker testament van dirk huygesz, welke in het jaar 1489 een kampje lands aan deze kerk vermaakte. Om te doen zien, op welke voorwaarden hy zulks weg fchonk, lacen wy hier een affchrift van dezelven volgen: „ Ic Heer Cornelys van Haefirecht, Duitfchen» „ Oerdens Commendeur en Paftoor tot Catwyck „ op ten Ryn, doe condt allen luyden : Dat voer „ my gecomen is, Dirc Huygez, ende heeft ge„ maackt, mit gefonde lyf ende vrien wil, een „ ewighe Teftament, in den Kerk van Catwyck „ op ten Ryn, voer Dirc Huygez Zyelen, ende „ Kerftyn fyn eerfte Wyfwas, ende Fye fyn ander „ Wyf was, daar God die Zyelen ontfarmen wil! „ Daar Dirc Huighenz voerfz. toegeven heeft, „ ende ghift een Campe lants, van vier Hont „ lants; ende leyt ghelege in den Ambacht van „ Valckenburch, ende legt belendet Codden Hoorn „ aan 't Oeft eynde, an die Zuytfyde den Brooc„ wech, an 't Wefteynde Johan Coninxz, an „ die Noort-fyde Lovefteyn Kinderen. Ende die „ Kercmeefters van Catwyk op ten Ryn, als Wil' „ lem Dircz., Jacob Dircz., Johan Huygez, ende „ Matteeus Jacobz. hebben dit voorfz Teftament „ geconfenteert, voer hoer ende voer horen na„ comelinghen; ende defe voerfz. Kercmeefters „ lovede Dirc Huyghez alle Jaars, ten cwighen K 3 „ da-  150 kabinet van nederlandsche », daghen, te laten doen, in den voorfz. Gods. •i huys, op ten Sonnedach der Heylighe Drie5, vuldicheits, na den Vefperen, een volle Vigis» lie van neghen Lesfen,. ende men fal fetten vier ftalkaarfen; elcke Priefter mitten Cofter >, fal hebben een Stoter of vyf Groot. Des Ma» nendaachs fal men doen drie Milfen; eenMilTe 3» van Requiem, een Miffe van den HeyligeDrie. » voudicheit, ende een Mille van onfer liever j. Vrouwe, voer defe voerfz. Zyelen, ende alle » ghelovighe Zyelen; ende elcke Priefter, tot drien toe, fal hebben van den Mille een Stoter » of vyf Groot. Ende oec mede fullen. die Kerc■>■> meefters alle Jaars wtreiken, voer dit voer. „ fchreven lant, een Rinjè gulden; den we'lcken « Ri?ife-gulden fal gaan, voer onfer'lieven Vrou« wen lof, alle Hcylige Daghes; ende fullen la» ten fetten twie Was-Kaatfen, beneden onder „ dat Vrouwedof, als 't voorfz. is. Ende waar i, dat fake, dat Dirc Hughez erfnamen die vóerfz. „ Lant ghebruken wouden, na Dirc Hughez doot, foe fullen fy dit voerfz. Lant ghebruken voer „ een vremde, alfo verde als fy gheven willen „ dat vreemde gheven willen. Alle dinc fonder. „ arch ende lift. In kcnnilfe der waarheit foe m heb ik Heer Cornelis Wülemfz. Commandeur ende Paftoer voerfz., om bede wille van Dirc » Huighe, ende die Kercmeefters, als Willem „ Dircz, Jacob Dircz,. Johan Huyghez., ende * Matteeus Jacobfz. myn feghel hier an ghehan* „ gen, in tegenwoerdiebcit der Tuyghen, als „ Mecfter Bartholómeus Volprechts, en Johan Janz, „ in 't Jaar ons Heren .Dufent vierhondert negen. „ en tachtig, op den twintigften dach in Julio." Op denzelven voet heeft ook Mr. c.orn., wil!.: van haastrecht, in dato 15 maait i4C)o,  EJj kleefsche OUDHEDEN. I5I 1400, aan de kerk vermaakt zeven vierdedeelen hond lands, gekocht door bartholómeus volprechts, eenen priester , en gelegen aan de noord-oostzyde der kerk. Door deze en andere milde giften, is de kerk allengs tot eenen meer voordeeligen ftaat opgeklommen, en niet alleen van kapellaan en kosters woningen, maar ook van prachtige fieraden, m die bvgelovige en onkundige eeuwen aan dezelve gefchonken, rykelyk voorzien geworden. Men gin? over yferen traliën op het kerkhof en naar de kerk Deze was voorzien met metalen traliewerk, met eene kroon voor het koor, met een or-^el en een tabernakel, om daaronder de lieve vrouw en het facrament te kunnen dragen. Te midden der kerk Hond een lieve vrouwen beeld, met eene zon en eene kroon van Harren om het hoofd. Zy had tot haren dienst eenen geborduurden mantel, en eenen anderen van goud laken. Ook Honden daar nog vier andere beelden. Men had 'er eene byzonderc vont- of doopkapel. Bovendien waren 'er zeer vele vanen, vaanftokken. rozenkransfen en diergelyken, om dezelven op facraments- en kermisdagen ten kerktoren uit te Heken, en in de kerk ten toon te handen. Men had 'er zeer veel zilverwerk, eene kleine en giote cieborie, zilveren kelken en borden . misbrood, heilige olie, ampullen, monftrantien, koorkleden, korporaals, kasfuifels, dwaaldoeken, waschkaarsfen, wierook, wywater en wywaterskwasten, eene witte houte duif, zang-party-pfalter, gradenaal boeken, en wat dies meer is, alles hetwelk tot byzondere plegtigheden gebruikt werd. Van alle deze goederen werd in de rekenboeken der kerk naauvvkeurige K 4 aan-  152 kabinet van nedeel andscjie aantekening gehouden, welken nog hedendaagsch in wezen zyn. De kerk fchynt in hare oude gedaante gebleven te zyn, behalven dat zy van alle onnutte Roomschgezinde kraam geheel gezuiverd is; zy heeft een fraaije fpitfe toren, die echter voor eenige faren lager gemaakt, en het muurwerk van den toren met eenen houten leuning omzet is. De toren is met uurwyzers, en heel en half uursflaande klokken voorzien, waarvan de eene gegoten is in het jaar 1598, en de andere in het jaar 1695, m de plaats van eene, welke in het jaar 1619 gegoten, maar daarna geborsten was. Het blykt dus daaruit, dat de oudfte klokken niet meer in wezen zyn. Op het midden der kerk ftond weleer nog een torentje, hetwelk in het jaar i68z is af gebroken , doordien het met vele fchade dreigde inteltorten. Aan het einde van dit koor ziet men de graftombe van den Heer en de Vrouwe van Katwyk, Heer willem, Baron van Lier enz., en Vrouwe marie van reigersberge , welke graftombe voor vele prachtige graflieden in Nederland niet behoefd te wyken. Di t graf is van marmorfteen, waarop de beeldtenisfen van den Heer en de Vrouwe van Katwyk levensgrote zyn uitgehouwen , het is omringd met de wapenen van dit adelyk geflacht; onder meer andere infehriften rondsom deze tombe, vindt men 'er een op marmor metguldeletteren, ter eere van de voornoemde twee echtgenoten uitgehouwen, en van den volgenden inhoud: HÏER O ND I K DEZE MARMERE KAS, LEGT 'TOVERELYVSEL EN DE AS, 'ï ÜZS.AAMT EN KOSTELVK SE3EENT, BE-  en kleefsche oudheden. 153 BESCHREIT VAN MEER ALS EEN GEMEENT VAN ZO EEN HEER, VAN ZO EEN VROUW, DIE VULLEN 'T HEELE LAND MET ROUW, SOEKT EEUWEN LANG, SOEK THONDERDJAAR EN WYST MY SO EEN GALOOS PAAR. Wanneer de kerk eigentlyk gefticht is, wordt nergens gemeld. Binnen de kerk was onder anderen, door den priester bartholómeus wolfertsz, op het St. Jam altaar, een vicariaat gefticht, hoewel onzeker wanneer. Sedert de Hervorming, behoren de kerken van Katwyk aan Rhyn, van Katwyk aan Zee en van Valkenburg onder de clasfis van Leiden en NederRhynland, tweden ring, genaamd het hoog of na Duin; gemelde kerken zyn aanvangs, wegens de weinige leden, die deze gemeenten uitmaakten, vereenigd geweest, gelyk wy reeds gezegd hebben. De Heer a. pars, oredikant te Katwvk aan Rhyn, beroepen in het jaar i6i(7, en aldaar in ï$iq overleden, heeft verfcheiden bewyzen opgegeven , hoedanig deze gemeente allengs toegenomen en in bloei geraakt is, waarvan wy niet kunnen nalaten den lezer eenigen mede te delen. In het jaar 1594, bedroeg deontfangstvanhet armengeld, gedurende het gehele jaar, eenefomma van 21 guldens, en de uitgaven eene fomma van 18 guldens, zodat 'er nog 3 guldens overfchoten. Doch omtrend eene eeuw daarna, heeft men, geduurende twintig jaren , ieder jaar zo veel, en zelfs meer, honderden uitgegeven, als aanvangs enkelde guldens, en menigmaal op éénen kerkdag wel driemalen zo veel ontfangen, als in het jaar 1594 gedurende het gehele jaar. K 5 In  J54 KABINET VAN NE.DERLANDSCHE In het jaar 1590, waren te Katwyk aan Rhyn flechts twee ouderlingen en diakonen, welk getal in lateren tyd verdubbeld is. In het jaar 1592 werd goedgevonden, dat het avondmaal zou gehouden worden te Katwyk aan Zee op Kersdag, te Katwyk aan Rhyn op Paaschdag en andere dagen , en te Valkenburg op Pinxterdag . hetwelk op alle drie deze plaatfen werd afgekondigd. In het jaar 1595 werd goedgekeurd, dat men voortaan te Katwyk aan Rhyn, des zondags namiddags in den zomer, in de kerk van den predikftoel zoude aflezen, eene verklaring van den catechismus, door eenig goed fchry ver opgefteld; hetwelk voor den leeraar zeer gemaklyk was; doch den 17 oftober 1599 werdbefloten, dat de namiddags predikatie uit de catechismus zou gedaan worden. In het jaar 1599 vondt.mcnte Katwyk aan Rhyn en Valkenburg te famen 45 Gereformeerde ledematen. 1 Het aanzienlyk woonhuis der leeraars in der tyd te Katwyk aan Rhyn, is in het jaar 1658 merkelyk vergroot, zodanig, dat het voor weinigen behoeft te wyken. In het jaar 1675 is het met poorten en latwerken verfierd, en in de volgende jaren met reijen van lindebomen beplant. Het fchool en de huizing van den fchoolmeester en koster zyn mede vergroot. De lange kcrkftraat, welke des winters kerkwaards naauwlyks doorgangbyk was, is in het jaar 1670 beltraat, en federt fierlykmetlindenbomen beplant. Op deze wyze werd dit dorp allengs op allerleie wyze verbeterd en meer vermaaklyk gemaakt; en "alleen in het jaar 1697 heeft men binnen  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 155 nen en buiten hetzelve eenige honderden bomen geplant. Het bellier der kerk wordt waargenomen door vier kerkmeesteren, welken hunne byzondere wetten hebben, omtrend het maken der graven, zo in de kerk, als in het koor en op het kerkhof; alsmede omtrend het luiden der grote en kleine klok, de baar, het rouwkleed, en andertoeltel der begraafnis. Te Katwyk binnen is, zedert de vroegfte tyden, een heilige geesthuis geweest; doch van deszelfs ftichting of oorfprong vindt men genedegeringfte blyken. Men vindt alleen gemeld, dat daarin, in het jaar 1534, de gezamentlyke armen werden onderhouden, en wie weet, hoe langen tyd te voren zulks reeds gefchied is. Dit huis is, federt vele jaren, in een gasthuis en proveniershuis veranderd, en in het jaar 1697, met aankoop van een nieuw huis daar allernaast, en eene fraaije tuin vermeerderd. Deze verbetering en vergroting is gedeeltelyk veroorzaakt , doordien zeer vele fatzoenlyke burgers , in den Franfchen oorlog van het jaar 1672, uit Leiden en andere plaatfen, zich herwaards begaven, en zich in dit huis voor hun leven belteed hebben. Van vroege tyden af, hebben de heilige geestmeesters en gasthuismeesters , die men vaders noemde, aan den armen, brood, boter, kaas, melk, fpek, laken tot kleding, turf en gelduitgedeeld ; om welke redenen de Staten van Holland hun de oortjens van de rantzoenen der verpachtingen hebben toegeftaan ; doch doordien 'er toenmaals nog gene diakonen fchynen geweest te zyn, en de heilige geest-of gasthuismeesters thans zodanige armen niet meer hebben, behalven dac zy fomtyds een enkeld mensch in het gasthuis op-  150* KABINET VAN NEDERLANDSCHE opnemen, en daarvoor de goederen en inkomSten behouden, is 'er van tvd tot tyd tusfehen hun en diakonen, wegens de bovengemelde oort,ens, zeer veel verfchil geweest; tot dat de kerkenraad van deze plaats met de gasthuismeesters zich, omtrend dit gefchil, in der minne verdragen hebben, zonder echter iets van hunne gerechtigheid afteftaan. Dit dorp heeft eene weeskamer, welker zorg aan vier weesmeesteren is aanbevolen. Hunne namen, alëer men hen uit een dubbeld getal verkiest, worden eerst driemalen in de kerk afgeroepen, om dus te weten, of iemand der burgery iets tegen hunne perfonen zou hebben intebrengen, waarom zy in dit ampt niet behoorden bevestigd te worden. Bevestigd zynde, moeten zy zich gedragen na de billyke keuren, welken door den druk algemeen gemaakt zyn. De Regeering van het dorp wordt, uitnaam van den Heer van Katwyk, waargenomen door eenen Bailluw, Schout, Secretaris, vier Burgemeesteren, en zeven welgeboren mannen, namentlyk drie van Katwyk aan Rhyn en vier van Katwyk aan Zee. Ten dienste van dezelven, is hier gebouwd een zeer fraai dorps- raad- en rechthuis, met eene gaandery in den voorgevel, en met eene klok voorzien, om de voorvallende lands- en dorps befluiten van daar aftelezen, en aan het volk bekend te maken. Het dorp heeft ook eene byzondere waag, om daarin hennip, kaas, boter, en andere waren te kunnen wegen. Behalven eenige weinige handwerken, welken in Katwyk op Zee geoeffend worden, en  EN KLEEF5CIJE OUDHEDEN. I57 en waarvan Katwyk aan Rhyn ook voor een groot gedeelte beftaat , munten op de laatstgemelde plaats noch uit, de lynbanen. Onder dezen zyn 'er , die weleer kabeltouwen van 17 duimen, voor 'slands oorlogfchepen op de Maas, geleverd hebben; de kleeneren arbeiden voornamentlyk voor de haringbuizen; doch deze tak is, gelvk vele andere takken van koophandel , in ons land, en dus ook te Katwyk aan Rhyn, kwynend geraakt. Nog vindt men hier pannen-bakkeryen, fteen en kalk-ovens, als mede Zeer goede bleekeryen, bleekende alle foorten van linnens, welken uit Holland, Zeeland en van. meer afgelegene gewesten derwaards worden gezonden, om het zuiver duin- enRhynwater. Ook heeft men hier vele verfche visch en ventjagers, op de meeste fteden van Holland, Zeeland' en op vele plaatfen van Braband en Vlaanderen. Twee vcerfchepen varen 'er dagelyksch van Katwyk op Leiden; alle weken een marktfehip op Amjlerdam en op Rotterdam, en tweemalen 's weeks een op Haarlem. Men heeft hier ook eene zeer grote en bekwame turfmarkt voor beide de dorpen, ten behoeve van welken eene wydlopige en ernstige keur voor fchippers, voerluiden, tonners en dragers gemaakt , en vernieuwd in druk is uitgegeven, in welke het elfde artikel onder anderen inhoudt: „ dat aan de vloekers en zweerders de markt „ voor r x dagen verboden, en eene boete van eenen daalder opgelegd wordt." Hier ter plaatfe, het geen als iets zeer zeldzaams op een dorp kan aangemerkt worden, is eene bank van leening, opgericht voor die genen, welken om geld verlegen zyn. De Prins van Oran.  'I58 kabinet van nederlandsche Oranje, 'fredrik h end rik,' heeft dezelve aan het dorp gefchonken, den 30 maart van het jaar 1644, en aan haar, volgens openebrieven, oftrooi verleend. Deze Vorst oeffcnde dit recht als bewindhebbende over de Heerlykheid van beide de Katwyken, naardien de Heerlyke goederen van den Prins van Ligne, waaraan zy in eigendom toekwamen , waren aangeflagen , doordien hy de zyde der Spanjaarden bleef toegedaan. De Prinsfen van Oranje , maurits, fredrik hendrik en willem de II, hebben de in. komften dezer Heerlykheid genoten, in vergelding van het geen de Koning van Spanje, uit hunne goederen, in zyne landen gelegen, 'had verbeurd verklaard. Niemand binnen de Heerlykheid van Wasfenaar en beide de Katwyken, buiten deze bank van leening, mag eenige beleening doen, niet alleen tot geene meerdere, maar ook tot geene mindere intrest; en opdat de armen zich daarvan niet zouden bedienen, wordt hun dooide armbezorgers menigmaal geld voor niet ge. leend , tot uitrusting van mannen en kinderen ten oorlog, of ter visfchery, of tot andere gebruiken; wanneer zy kunnen, moeten zy hetzelve terug geven, maar wanneer zulks buiten hun vermogen is, wordt hun het geld niet wederopgeeischt. Onder de veelvuldige rhetorykers, die weleer hier te lande waren, telde Katwyk aan Rhyn twee kamers; de eene had tot blazoen koren-ayren, en tot zinfpreuk: Liefd' moet blyken; ende andere, de jonge kamer genaamd, had tot blazoen de korenfprui'c, en tot zinfpreuk: In Liefd vierig. In het blazoen der koren-ayren vertoonde zich eene moeder, met drie kinderen op den fchoot, twee aan de borst en een derde in den arm, hebben.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I$9 bende achter zich een veld met koren-ayren, en boven haar hoofd eenen wimpel, met deze zinfpreuk: LiefcC moet blyken. Voorts een brandend hart met pylen; in de wolken de Hebreeuwfche naam Gods jehovah; aan de eene zyde het wapen van Holland, en aan de andere zyde dat van Wasfenaar. In het blazoen van dekorenfpruit zag men eenen vuurigen en brandenden oven, met de drie jongelingen daarin, en deze zinfpreuk: in Liefif vierig. Wanneer de rhetorykers hier en daar belcnre. ven werden, om hunne gaven te doen horen, verfchenen die van Katwyk doorgaands daar by, en keerden zelden zonder pryzen terug; onder anderen behaalden zy In het jaar 1596, te Leiden vier pryzen. In het jaar 1607, te Haarlem twee zilveren pryzen. In het jaar 1641, te Rhynsburg vier zilveren pryzen. In het jaar 1685, te Schipluy negen tinnen en zilveren pryzen. Van deze pryzen worden zeventien zilveren bewaard, beftaande in grote en kleine bekers, zoutvaten, fchalen, lepels enz. benevens eene kast vol met tinnen pryzen. In het jaar 1679, werden te Katwyk aan Rhyn alle vrye en onvrye kamers byeen geroepen; agt kamers verfchenen op deze dagvaard; namentlyk die van Wasfenaar, Warmond, Noordwyk, Bergfenhoek, Haferswoude, Middelburg, Katwyk aan Zee en Schipluy; hunne rymen, by die gelegenheid vervaardigd, zyn in een zeker boekje, in het jaar 1679 gedrukt, onder den tytel van Korinairs Pinxterfeest. Eindelyk zyn alle drie de Katwykfche kamers, gelyk alle de anderen in de fte-  ióo kabinet van nederlandsche Reden en dorpen van ons vaderland, door het verbeteren der taal en het befchaven der dichtkunst, geheel vervallen en te gronde gegaan, waardoor verfcheiden misbruiken, door deze famenkomften in kerk en Staat ingeflopen, voor eenen tyd lang, buiten gebruik geraakten- Wy hebben op bladz. 133 breedvoeriger melding gemaakt van deze kamers, en wyzen den lezer derwaards. Volgens het quohier van alle huifen, landeryen en vaste goederen, binnen de fteden en ten platten lande van Holland en IVestfriesland', federt het algemeen redres van het jaar 1632, brengt Katwyk aan Rhyn, voor jaarlykfche verponding van 202 huizen . 413 morgen, 81 roeden lands, eene fommain 'slands fchatkistvan 3533 guldens, 10 ftuivers, 8 penningen. Na dien tyd is dit dorp nog meer uitgebreid; in het jaar 1694 telde men hier 208 huizen, en in het jaar 1732, ftaat het getal in de lyst der verponding op 218 huizen, waaronder 5 zo fteenplaatfen als kalkovens, eene bleekery, een koornmolen; en federt dien tyd zyn er nog meer nieuwe gebouwen by gekomen. Williïm procurator, monnik van Egmond, verhaald in zyne Jaarboeken, zie a.ma t> THi) Anale&a Tom. IV. pag. 265, dat willem de III, Graaf van Holland, uit Braband komende om naar Italië» te reizen, zich aan zyne ftedelingen en de landlieden van Katwyk vertoonde, zynen oudften zoon aldaar voorftelde, opdat dezelve, met toeftemming van het volk, tot aan de terugkomst van zynen vader, de Regeering van het land mogt waarnemen. Wy zullen thans van de befchryving van dat dorp afftappen, met daar nog byte berichten, dat de JEgmonder monnik klaas kolyn, in zy-    È N KLEËFSCHE OUDHEDEN. l€l zyne rymkronyk, in den jare 1170 gefchreven, mede gewag maakt van Katwyk; waaruit niet alleen de oudheid dezer plaats duidelyk blykt, maar ook, dat in derzelver benaming, federt zo vele eeuwen, weinig of gene verandering gemaakt is; Doemende hy dezelve Kattenwykerwarde , waar b r1n r 0 twee Romeinfche blokhuizen Richtte, vermoedelyk Brittenburg en Romenburg. Zie daarover nader dumbar, Analetla Tom: I, pag. 250. het dorp valkenburg, In rhynland. Ten tyde der middel-eeuwen, toen de fchryfkonst, door het onbepaald gezag der monnikken, Welken hun Voordeel rykelyk daarby vonden, byna door niemand dan door kloosterbroederen' geöeffend werd, zyn de gefchiedenisfen met zo vele beuzelingen vermengd, waarmede die geestelyke hunne lezers, zo wel Uit onkunde als met voordacht, hebben bezig gehouden, dat men zelfs nog hedendaagsch zeer vele moeite heeft, om de waarheid van de verdichtfelen te onderkennen, en dezelven daarvan aftezonderen; ja, dat fommige zaken mogelyk nimmer daarvan zullen gezuiverd worden. De onkunde en het weinig oordeel der kloosterlingen ftraalt zonneklaar daaruit door, JII. deel. l door.  TÓ2. kabinet van nederlandsche doordien zy hunne onkunde nimmer wilden bekennen , nergens mede verlegen waren, en voor alle dingen raad wisten. De afleiding van zeer vele eigen namen, ftrekt daarvan onder anderen ten voorbedde; en in de Legenden der heiligen vindt men daarvan zo vele proeven, dat ik my, wegens de ongegrondheid van dezelven, menigmalen heb moeten verwonderen. Diergelyke verdichte afleidingen vindt men ook in de gefchiedenisfen en jaarboeken, door hun befchreven; naauwlyks is 'er eene gebeurtenis, hoe lang ook geleden, zelfs verre buiten alle geheugnis. ofzy hebben verdicht den tyd te weten, wanneer dezelve is voorgevallen; en zelden was 'er eene plaats, hoe onbekend ook in haren oorfprong, waarvoor zy niet eenen ftichter wisten uittevin. den. Onbefchroomd verkozen zy daartoe den gemaklykften weg, zonder te bedenken dat de onwaarheden, hun ten fchande, eens aan het daglicht komen zouden. Valkenburg kan tot een voorbeeld dezer ongerymdheden ftrekken; de beuzelachtige oorfprongiykheden van deze plaats, vind ik in een zeker kronykje, met de hand gefchreven, handelende van het begin van het Graaffchap van Holland, tot op het jaar 1437, waarin onder anderen gezegd wordt: „ Na de gheboert ons Heren Jhefu Chrijli „ CCCC. ende XVI. Jaar, fo ftaken ii hem te „ famen die Vriefen, met haren Coninc Egyftus, ,, ende Horfus zyn Broeder, ende mit die wilde „ wreede Slaven, ende toghen ouer in Engelant. Ende verdreuen daar wt die Engelfche Brutoene. Ende begheerden Engelant felue, ende fetten daar in Coninghen naa hoir felfs zin. Ende daarna keerden die fommighe wederom, „ en-  EN KLE-EPSCHE OUDHEDEN. 16$ ,5 ende die ander bleuen daar. Ende van defen „ Coninc Egyjlus gheflacht, fo was Sinte Wilbon „ gheborcn, ende Sinte Jeroen, ende Sinte AU 5, breeht die tot Egmond Ieyt. Ende in defen ty- den, als die Vriefen, ende die Slauen weder „ wt Engelant quamen, ende fi niet en willen 5, wat fi doen fouden; fo toghen li te famen mit malcander in dat wilde Wout fonder ghenaden, j, om die wilde beeften daar wt te verdriuen, als „ li deden. Ende döe maaóten fi enenBurch, daar nv Leyden Haat; ende fetten een Caftelyn „ daar op, mit veel volx, om dat te bewaaren. Ende van defen Caftelyn foe quam een Zoen, ,, die Lem hiet. ende was al te vromen Man, fo dat die Wilten hem koren tot enen Heer te wefen. Ende defe Heer Lem, die wan enen ,, Zoen, die Diwout hiet. Defe Diwout wordt „ daar na der Vriefen Coninc. Ende had een „ Wyf, die een Roefinne was , daar hi veel kin- deren bi ghewan, ende enenSoen, die Heer 5, Lem hiet. Defe Heer Lem ftichte die Stat, „ dat nu LIaarlem is, ende hietfe na hem feluen „ Heerlem. Ende van defen Heer Lem fo wort „ gheboren de machtighe Coninc Ezeloer. Defe „ Coninc Ezeloer was das gheheten, om dat zyn „ oren fo lanc waren oft een Ezel had gheweeft. „ Oec fo was hi zeer groot. Ende hadde een » Wyf, die oec een Roafinne was; daar hi veel „ kinderen bi ghewan, ende een Dochter, dat naa Coninghinne van Vrieslant was. Defe Co„ ninc Ezeloer, was Conine van den Slauen, „ die nv Hollanders zyn. Ende hi dede maken, „ dat nv Voirburch ftaat, een al te grote Cafteel, „ foe dat men zyns nye en willen, van groot„ heit, ende van hoecheit. Defe Coninc Ezel* L z „ oer  10*4 kabinet van nedërlandsche oer leefde feer lanc: Ende liet naa hem enen „ Zoen , die VALK E hiet. Defe was aldus „ ghehieten, om dat fyn oghen fo ront waren, ,, ende fo claar, of een Vale had gheweeft. En„ de defe Valke ftichte een Slot. feer groot daar „ nu Valkenburch ftaat, ende hiettet naa hem j, feluen. Ende in defe manieren fo wort dit „ Lant van Hollant aldus bewoont." Dit werd genoegzaam woordelyk gevolgd door den uitgever van het oude Goudfche kronykje , A°. 1478; doch te recht berispt door den fchranderen Heer p. scriverius, in zyn toetsfteett op dezekronyk, pag. 204, 205 en 206. Jan veldenaar, in zyn kronyk van A°. 1480, pag. 245, volgt mede deze beuzelingen, doch eenigzints omzichtiger. De oude Hollandfche kronyk, uitgegeeven A°. 1517, pag.49, fpreekt wel van de zoon van eenen Heer lem, die hy aurindülinus noemt, aldus: „ Heer Lem, voerfeyt, hadde enen Soen, ge„ noemt Aurindulius, ende was Coninc van „ Vrieslant; den wekken die leke luden noemen „ Ezel-oir, om dathi fo lange oren hadde gelyck „ een Eezel; mer dit is al veriierde logentaal; „ want hi genoemt was Aurindulius, oïEzelinus, „ ende comt fere mitten Latyn overeen; want „ Auris is een Oer, mer dat hi lange oren hadde, en is fo niet, &c." Eindelyk vervalt hy echter tot het zelfde verdichtfel als de anderen, zeggende: „ Defe Comnc.Aurindulius, leefde fere lange, „ ende hadde vele kinderen, ende enen Soen, „ genoemt Falck; ende defe fondeerde ende bou. „ wede oec een ftarek Cafteel, an die noortfide „ van der wilderniffen, vaft bi den Rwe, ende „ noem-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 16*5 „ noemde dat na hem feluen Valckenburch, daar noch dat fondament of leyt onder die aarde, „ an die weftfyde van der Kercke." Dit verhaal komt genoegzaam ook woordelyk overeen, met het latynsch verhaal van henriricus thaborita, Lib.lV'. Chron. Cap.j, matth: Anahtl. Tom. VI, pag. 124. Daar het de laatstgemelde oudheidkundige hoogleeraar matthasus ook te recht als beuzelachtig verwerpt ; gelyk voor hem reeds gedaan heeft j. o uDaan, in zyne Roomfche Mogendheid, pag, 15, 2r, enz. Simon van leeuwen, in zyne befchryving van Leiden, in de voorrede, pag. 9 , alsmede pag. 352, en in zyne Batavia lllufirata, pag. 181, §. 41; ook naderhand lud.smids, in zyne Schatkamer, pag. 345. Oordeelende geheel anders dan wagtendorp, die in zyne rymkronyk het verdichtzel volgt, met aldus daarvan te fpreken: Heer Lems Soon, Valk genaamt, die ging een Huys oprichten. Niet verre van het Woudt, en Valkenburg/oc/lichten; Hoewel dit oudt Gebouw in cT aardt gedolven legt, Soo werd doch van den grondt de oudtheyt aangefegt. Deze beuzelingen zyn ook met recht gewraakt, door de oudheidkundige Valkenburgers, de gebroeders c. en h. borsboom, welken in hunne fchets van Valkenburg, den 4 july 1714, ter drukpers overgeleverd, en aan my en anderen, hunne goede vrienden, medegedeeld, daarover dit vonnis vellen: Dus ziet en hoord men menigmadl, Een oud en zot Kronyk verhaal'. Dus word onze oudheid veel ontluijlert, Door malle beuzel-klap verduijiers. L3 In  \66 kabinet van nederlandsche In tegendeel verheffen deze dichters hunne geboorteplaats op deze wyze: Vermaaklyk Valkenburg, hefpoeh van 't Ryn-Krifal. Befaamd door Druzus-Jlot, een van zyn vyftig tal. Men ziet uw naam en fchild met een paar Valken praaien: Daar Jonker Valk zyn naam en glori voor moet daalen. Oud Graaffchap, ryk in roem, zo hoog uw tooren trans Zig hief naar 't Starre-dak en Febus zonne glans, Zo praalde uw naam ten top door duizende van Paarden En Kooplui zonder tal, die op uw Markt vergaarden : 'f Was of heel Neerland in een drom hier t'famen liep , Of dat Saturnus-Zoora van Miere Menfchen fchiep. Laat grootfer Dorpen u voor klein, gering, uitkryten. De al verroejlb're tyd zal nooit die roem verjlyten. Doordien dit gefchrift niet in ieders handen is , en de Heer rade mak er ons, in de 105de plaat, een zeer fraai gezicht van Valkenburg, gelyk het zich in het jaar 1610 vertoonde, heeft medegedeeld, en in de volgende 106^ afbeelding , de koornmolcn van Valkenburg, met een gezicht naar de ftad Leiden, zal ik de aantekeningen dier dichters hier gedeeltelyk mededeelen, maar tevens de vryheid gebruiken, om myne aanmerkingen daar tusfehen te voegen. Dat hier weleer eene Romeinfchc burgt of flot geftaan heeft, betuigen de opgedolven grondfiaocn, aan de westzyde der kerk; iusgelyks de hoge en verhevene landftreek, omtrend het huis Toorneyliet, bewesten den hogen Rhyndyk, ftrekkende tot aan het marktveld, en verder dwarswegs de huizen, tot onder de kerk en den toren; daarenboven blykt het aan de tras en cimentftenen, hier fomtyds uitgegraven, aan de pot-tichelcn en fcherven van Roomsch aatden- werk,  en kleefsche oudheden. ï6? werk, en aan de penningen der Roomfche RyksVorsten, hier nu en dan gevonden; als onder anderen aan eenen penning van Keizer caligula, ook aan een ingekrabt penningje van een Burgemeerterlyk ftamhuis, en anderen; gelyk men breedvoeriger nalezen kan by j. o u d a a n , s. van leeuwen, a. pars, junius en schre- velius. Op den 17 mey van het jaar 1710, zyn op de buitenplaats van den Heer pieter middelland, onder het delven, ook nog eenige Romeinfche munten ontdekt; drie van dezelven vereerde hy aan den Heer l. s m i d s , en deze naauwkeurige onderzoeker en kenner der oudheden betuigde, dat de kennelykfte van Keizer otto was. In het jaar 1713, toen de fterfte onder de runderen zo vreesfelykregeerde, zyn door de huislieden, onder het delven van eene kuil voor het geftorven vee, nog eenige potfeherfjes gevonden, met eenig loofwerk hefteden , hoewel voor het overige zeer gefchonden. Den 13 may van het jaar 1714, vertoonde men aan de Heren gebroeders borsboom een koper muntbeeld, waarfchynelyk van eenig Roomsch Keizer, hoewel de randletterts weggevreten en dus onkenbaar waren; deze penning, mede te Valkenburg gevonden, verbeelde een borstbeeld , welks hoofd met eene kroon van ftralen pronkte , weleer een fieraad der Goden, doch voornamentlyk van Phoebus of den God derzonne. De geleerde oudheidkenner j. oud aan beweert met zeer veel waarfchynelykheid uit de grondwerken en penningen, die allen onbetwistbaar de Romeinfche oudheid kenmerken, dat het bovengenoemd Hot door den veldheer drusus moet gefticht zyn; mogelyk isheteenedervyftig fterktens, welken hy, onder de regeering van L 4 au-  168 kabinet van nederlandsche augustus, langs den oever des Rhyns deed bouwen. Het wapen van dit dorp is eene burgt met twee valken, van waar het den naam van Valkenburg draagt. Verfcheidene lieden dragen denzelfden naam, onder anderen de kleine ltad Valkenburg, aan het riviertje Guil, by Maftricht; een ander Valkenburg vindt men in Duitschland, aan het riviertje Stein, in Opper-Silefien; een derde Valkenburg legt in Denemarken, in het landfchap Hallandt, tusfehen Helmftede enWaerdsburg. Volgens m. van vaernewyck, willen vele geleerde oudheidkenners den naams.oorfprong van Valken burg, en zelfs van Holland en Zeeland, uit Denemarken afgeleid hebben , en wel omtrend het jaar 800, als wanneer de Denen, Gotthen en Noormannen dit land overweldigden, vele Romeinfche gehuchten vernielden, waaronder ook het kasteel van Valkenburg; zie Nederl. antiq.vm m. van vaernewyck, IV boek, 10 cap. Ik nogthans, vind het met de Heren borsboom veel waarfchynelyker, dat de naams-oorfprong van dit dorp van den Romeinfchen burgt zal voortgefproten zyn; en mogelyk van de vogeljacht en valkenvlucht, welke in die landftreek overvloedig kan geweest zyn. In w. heda Hifi. Episc. Utrafec. pag. 130, vindt men daarvan eenig bewys, in zekeren brief van Keizer hendrik den IV, in het jaar 1064, waarin wel uitdrukkelyk van de bosfehen en jagt, omtrend Valkenburg, wordt gewag gemaakt. Immers de valken, zittende op den burg, fchynen zulks nog nader te bewyzen. Dat het ook een naam is, niet oneigen aan de Romeinfche gebouwen , betuigt het vermaarde kasteel te Nimmegen, het Valkenhof genaamd. Echalven by j. oudaan, in  EN kleefsche oudheden. 169 1 in zyne Roomfche mogenheid, kan men zulks nalezen by s. van leeuwen, in zyn Batavia llluftrata, op pag. 181, en niet op pag. 184, gelyk de eerfte fchryvers van dit Kabinet melden. De Heren borseoom zyn van gevoelen, dat dit ons Valkenburg weleer de waardigheid van een Graaffchap zou gehad hebben; entotftavingvan deze hunne meening brengen zy by, monta- nus Op 6uicciardin, bl. 239; a.goos, Nederl. Kaartboek, en a. p ars , Katwykfche oud"heden, bl. 21, in de voorrede. Doch in de Schat, kamer van den Heer l. sMiDsvind ik niet een eenig woord daarvan gemeld, en dus mag men met rede twyffelen, of hier niet een misflag onder geflopen is, en de waardigheid van Graaffchap, niet op ons Valkenburg in Rhynland, maar op het hier voorgemelde Valkenburg byMaftricht moet toegepast worden; dit laatfte is als een Graaffchap bekent; guicciardin heefc het ook als zodanig befchreven; en hoewel deze fchryver, by de befchry ving van ons Valkenburg, zegt, dat het met den tytel van een Graaffchap vereerd is, twyffel ik nogthans, of zulks niet by eenen misflag daarin geflopen zy, wegens de gelykheid van den naam met het wezentlyk Graaffchap Valkenburg; ten minften is my daarvan niets naders gebleken, en de geleerde kiliaan fchynt ook van myn gevoelen te zyn, in zyn Etymolog: Edit 1599, pag. 124. Dat het dorp weleer zyn eigen Heren gehad heeft, welken den bynaam van Valkenburg voor hunnen geflachtnaam hebben aangenomen , en aldus in verfcheiden open brieven voorkomen; dit alles wordt door h. vanheussen, in zy. ne oudheden , in het derde deel, pag. 920, bevestigd ; doch Heren en Ambachtsheren zyn op L S ver-  I70 kabinet van nederlandsche verre na nog gene Graven; en deze aangehaalde fchrvver fchynt zelfs niet geloofd te hebben, dat dit Valkenburg een Graaffchap zoude geweest zyn; dit bewyzen zyne flaauwe gezegdens daaromtrend, wanneer hy fchryft: men wil zeggen dat het eertyds een Graaffchap is geweest. Dit heeft de geleerde h. van rhyn ook ongemerkt laten voorby gaan. De kerk van Valkenburg is van eenen onbedenkelyken ouderdom; doch aan verfcheidene veranderingen onderworpen geweest zynde, waszy op den eenen tyd veel aanzienlyker dan op eenen anderen. Haar ouderdom blykt onder anderen daaruit, doordien zy, volgens de aloude lyst uit de boekfehat van p. scriverius, door boxhornius uitgegeven, mede onder de goederen geteld wordt, welken in den jare 866 aan de St. Martyns kerk te Utrecht zouden hebben toebehoord; de fchryver fpeldt den naam aldaar Valcanaburg. In eenen zekeren openen brief van Keizer hendrik*»IV, vindt men den naam Vakkenbourgh en ook Valckenburgh gefpeld; waaruit blykt, dat men op de fpelling der eigen naamwoorden in de aloude brieven niet zeer veel kan vertrouwen. Ondertusfchen is het een misflag, dat Valkenburg in dezen brief als eene landhoeve zou voorkomen, gelyk de gebroeders borsboom en ludolf smids uit alting beweeren. Ook is het gevoelen van h. van heussen ongegrond, wanneer hy uit den laatftcn fchryver aanteekent, dat Valkenburg een Curtile, dat is: een huis van den ontfanger was, werwaards alle de inkomften uit de omleggende landftreken moesten heengebragt worden. Ook het gevoelen van halma is verwerpelyk, wanneer hy uit dien zelfden fchryver bybrengt: „ dat Valkenburg van Kei-  en kleefsche oudheden. 171 „ Keizer hendrik ^bIV, in zynen giftbrief „ van het jaar 1264, (hy heeft gemeend 1064) eene hoeve of Rentmeesters-Schuur werd genoemt, „ werwaards alle de opkomsten van de onder„ horige landftreek gebragt wierden." Deze misflag heeft de geleerde alting begaan, waarfchynelyk door eenen al te groten haast in het lezen, en zy is door anderenblindclinggevolgd; doordien men by w. heda, (uit wien deze open brief ontleend is) niet leest,, dat Valkenburg een Curtile was, maar wel, dat 'er te Valkenburg 16 Curtilia waren, gelyk de geleerde Heer h. van rhyn zulks, in zyne aantekeningen op de oudheden van h. van heussen, duidelyk aangewezen, en daarby gevoegd heeft, dat Cur' tile, volgens du cange, doorgaans een boerenhuis , met eenen tuin of bogaart daaraan, betekende. De kerk van Valkenburg is gedeeltelyk van duiffteen en gedeeltelyk van grote gebakken ftenenZy is kruisgewyze gebouwd ; een bewys, dat zy weieer eene parochie of moederkerk geweest is. "Voormaals had zy eenen hogen toren, daarom in de wandeling de lange maai genaamd; doch dezelve is, vplgens h. van heussen, in het jaar 1665, op den 5 feptember, en volgens de gebroeders borsboom, op den 5 december, by avond, in een zwaar onweder, door den blikfem in den brand geflagen, en geheel afgebrand. Naderhand is zy wederom opgehaald, gelyk zy zich tegenwoordig vertoond, hebbende wederom eene fpits van eene tameb, ke hoogte. Midden op de kerk ftaat nog een ander torentje. Toen de kerk van Valkenburg eene parochie was, behoorden de beide Katwyken, die toenmaals Hechts eene kapel hadden, onder dezelve; en WIL-  Ï72 KABINET VAN NEDERLANDSCHE willem de twede, Graaf van Holland, fchonk haar, in het jaar I24r, aan de Ridders van de Duitfche orden, welken tot Valkenburg een commandeurfchap hebben opgericht. De open brief dezer gift, in de Latynfche taal gefchreven, is, voor zo verre my bekend is, nimmer in de Hollandfche taal overgezet, waarom wy denzelven hier onder laten volgen: „ WILLEM, door Gods genade Graaf van Hollandt, wenfcht aan een iegelyk, die dit „ tegenwoordige gefchrift zullen zien , zaalig„ heit in den Heere, en kennifle der waarheit. „ Nademaal de Heere in de heylige kerke ver„ fcheyde middelen heeft verleent, ten voor„ deele van de fondaaren, op dat wy het geene ons onmoogelyk is door onze eigene verdien„ ften te verkrygen, door de verdienflen van „ andere mogen erlangen; zoo hebben wy, tot ,, een heylzaam middel, voor ons zelve, en van onze voorzaaten, zoo als wy hoopen, het ,, Jus Patronatus der kerke in Valkenburg en „ Mafelant, 't welke ons toequam , aan het ,, Duytfche Huys van Jerufalem, tot een eeuwige „ befittinge opgedragen, 't Welke, op dat het „ de tegenwoordige, en ook de nazaaten mogen „ weten, en ten eynde dit ons bedryf vair en „ onveranderlyk onderhouden mag worden, foo „ hebben wy dezen brief met ons zeegel beves„ tigt, aan 't felve huys ter gedachteniflè en „ beveftiginge van het voorgevallene overgege,, ven. Daarby waren tegenwoordig Balduin „ van Benthem, Florens onfen Broeder, Willem „ van Teylingen, Nicolaas Perfyn, Dirk van Was„fenaar, Hugo, genoemt Frefo, en veele andere. „ Gegeven in *t Jaar des Heeren 1241. op den dag van St. Bonifacius. Dit  JEN KLËEFSdHE OUDHEDEN. 173 Dit heeft geduurd tot in den jare 1378. Want ten tyde van Hertog albert van Beijeren, heeft splinter uten-eng, land - commandeur, de pastory van beide de Katwyken, benevens het commandeurfchap van het huis te Valkenburg afgefcheiden, als wanneer Valkenburg wederom eene parochie op haar zelve is geworden. Naderhand is de kerk van Valkenburg, doordien zy zo arm aan inkomften was, tot den ftaat van eene kapel vernederd en aan de kerk van Katwyk onderworpen. Doch in den jare 1424, door den Ridder hendrik, Heer van Wasfenaar en Valkenburg, wederom tot de waardigheid van eene parochiekerk verheven,'gelyk blykt by den openen brief daar van voorhanden, door den hoogleeraar a. MATTHiuSj in zyn geheel in de Latynfche taal uitgegeven, en door den Heer h. van heussen vertaald, luidende, zo verre dezelve hier ter zaak dienstig is, als volgt: ,, In den naame der H. onverdeelde drievou„ digheit. Ik Jacob van Lichtenberg, Prooft van „ St. Pieters kerk te Utrecht, by'topenftaan van j, den ftoel, tot algemeen Vicaris over de ftadt „ en het ftift van Utrecht aangeftelt, wenfcht aan alle Chriftene Geloovige, foo tegenwoor„ dige, als toekomende, ter eeuwiger gedach„ tenifle der faake, de zaaligheit in den geenen, „ die de waare zaaligheit van allen is. De in „ Chriftus beminde mannen, te weten, de edele „ Heere Hendrik, Heer van Waffenaar, Ridder „ onder het ftift van Utrecht, en de ingefeetene „ en inwoonders van het dorp Valckenburch on„ der het felve ftift, hebben ons ootmoediglyk „ doen bidden, aangefien in t gemelde dorp „ Valkenburch opgerecht en gebouwt is geweeft „ een feekere kapelle, dewelke van ouds een „ pa,  174 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ parochie-kerk geweeft zynde, naderhandt, om de geringheit van haare renten en inkomilen, met de parochie-kerk van Katwyk vereenigt is geweeft, maar tegenwoordig, door Godts gunftige by Handt, van de voornoemde inge,, feetenen en inwoonders genoegfaam voorfien is, om een priefter te onderhouden; datwy „ de gemelde kapclle te Valkenburch, uyt kragt „ van het ordinaris gefach, 't welke ons by het „ openftaan van den ftoel toebetrouwt is, fou„ den aanftellen tot een parochie kerk. So is ,, het dan, datwy, het bovenftaande aandach. „ telyk ingefien hebbende, en na dat ons blyk „ getoont was, dat aan de gemelde capelle ge„ noegfaame renten beweefen zyn, om den „ priefter, die in fynen tydt paftoor fal zyn, te onderhouden , door defe openbaare aóte van den volgenden inhoudt, met de toeflemmhige „ van den eerfaamen en Godtsdienfligen broe5, der , den commandeur van het huys en de „ balië der Duytfche Ridderen te Utrecht, die het recht heeft, om eenen broeder van de ge„ melde ordre tot de voornoemde kerk van „ Katwyk voor te ftellen; en alle andere omftandigheden, die in defen deeleoverwoogcnmoefien worden, overwoogen zyn, op het oot„ moedige verfoek, foo van myn Hec-e den „ Ridder Hendrik, dewelke daar de wercldtlyke Heerlykheit befit, als van de inwoonders en 5, ingefetenen voornoemdt; dat wy, fegge ik, de voornoemde kapelle van Valkenburch, tot de waardigheid van een parochie-kerk oprech, ten; en daarenboven door den inhoudt defes „ ordonneeren, dat de goederen. dewelke de„ felve toegeweefen zyn, en na defen door de „ gunft des Heefen toegeweefen fullen worden, „ kcr-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. Ï75 „ kerkelyke goederen fullen zyn, en alreeds „ zyn, en onder den kerkelyken vrydom be- fchcrmt fullen worden. Ook verleenen en ver. „ gunnen Wy, dat defe nieuwe parochie-kerke ,, voortaan de ziel beftieringe fal beoeffenen,* „ de bewaaringe der reliquien fal waarnemen; j, een doop-vont, een plaats om 't Allerheylig5, fte facrament te bewaaren, en daarbv een ope,, ne plaats (voor de kerk) en een kerkhof en „ vrye begraaffenis fal hebben; en verders.alle de voorrechten en eer-teekenen van een pa- rochie-kerk fal genieten. En wy beveelen 9, aan alle, en iedere inwoonders, enperfoonen van 'c voornoemde dorp Valckenburch, datfe „ de voornoemde kerk , dewelke wy, gelyk 3, gefegt is, tot een parochie - kerk opgerecht hebben, indien en na datfe behoorlyk ingewydt „ fal zyn, voortaan voor haare waare parochie„ kerk fullen hebben te houden, en als foodaa„ nig fullen hebben te befoeken, en in waarde „ te houden; datfe de Goddelyke vermaaningen ,, aldaar uyt den mondt van den paftoor en rej, gent, die het dan zyn fal, fullen hebben te 5, hooren, te onderhouden, en aan defelve te 5, gehoorfamen, foo als zy gehouden zyn, en „ gelyk aldaar van oudts plagt te gefchieden. 3, Maar het recht om de paftory te vergeven, 3, of een bequaamen en gaauwen broeder van de „ gemelde Duytfche Orden, tot de paftory van „ defe nieuwe kerk, foo wanneer, en foo dik„ wils alsfe open fal ftaan, voor teilellen, fal „ den commandeur van 't gemelde huys der 3, Duytfche ordre te Utrecht, ten eeuwigen daage 3, toebehooren. Noch is het foo, dat wy den „ befcheyden man, broeder Johan Bor, priefter 3, van den voornoemden ordre, de welke ons „ door  ï-j6 kabinet van nederlandschê s, door den gemelden Commandeur voorgeftelt „ is, om hem de kerk - matige inftellinge in de „ gemelde kerk voor de eerfte reyfe te verlee. „ nen, in de voornoemde parochie-kerk beves\ tigen; en hem tot dezelve aangenomen heb„ ben, en door den inhoudt defes aanneemen J „ en vorders hem de forg der zielen, en de be„ waaringe der reliquien in Godtsnaame toebê, trouwen. En wy beveelen aan alle en iedere l priefters, kapellaanen, en kerkelyke perfoonen, onder ons ftaande, datfe den gemeldefi broeder, den welken wy in de nieuwe kerk, van Valkenburch be veftigt hebben, in het lichaamelyk befit van defelve, en van alle de rech, ten, defelve kerke toebehoorende, met dé ' behoorlyke en gewoonlyke plechtigheden ful„ len hebben aan te nemen, in te leyden, en te „ ontfangen. &c. Hierby was gevoegd een ander notariaal graffchrift, ter bevestiging en aanwyzing der renten, aan deze nieuwe kerk gemaakt, gegeven te Utrecht, in het jaar 1424, op den dag van St. Agnes. Volgens verdrag, gefloten den 1 january 1424 , tusfehen herman van keppel, land-commandeur der Duitfche orden te Utrecht, den Ridder hendrik van Wasjenaar, en kerkmeesteren der voornoemde kerk, vernieuwd te Utrecht den a may 1504, zyn den pastoor tien Engelfche gouden nobels tot een jaarlyksch inkomen toegewezen , iedere nobel ter waarde van zes lood zilvers, benevens het derde gedeelte van alles, wat aan dit heilig kruis zou geofferd worden. Daarenboven zouden zy hem van boter, turf, hout en verdere levensmiddelen moeten verzorgen. Het maakfel der kerk, gelyk het zich nog heden  En rleefsche oudheden. 177 den vertoont, bewyst dat in dezelve ook kapellen gellaan hebben, en men vindt mede aange. 'tekend, dat 'er in het jaar 1423 en eenige volgende jaren, kapellanen geweest zyn, welke aan de kerk inkomften bezorgd hebben. Weleer zyn daar ook twee vermaarde broederfchappen geweest van St. Mauritius1, en van het heilig kruis, welke broederfchappen of gilden zeer vele vaste goederen en renten bezaten, die haar by testamente, legaten en anderszints gemaakt en gegeven waren. Daarenboven zyn ook aan de kerk zeer vele dichtingen by uiterften wille toegevallen, waarvoor, ter gedachtenisfe der ftichters, jaarlyksch zekere misfen met brandende waschkaartfen moes. ten gehouden, en eenige manden met tarwenbroden -aan den armen uitgedeeld worden, by welke gelegenheid de pastoor en koster ook eenige penningen trokken. Voor de Hervorming , plagt de gedachtenis van het heilig kruis, in deze kerk, met eene zeer grote plegtigheid gevierd te worden; alsdan werd het teken van het kruis niet alleen op de fpits der kerk, maar ook in de kerkdeuren ten toon gefield, en nog hedendaagsch ziet men aan de zuiderdeur der kerk eene nisfe, waarin weleer een zodanig kruis gellaan heeft. Ter gedachtenis van dit kruis, hield men jaarlyksch eenen plechtigen omgang, beginnende van de kerk, over den Rhyn dyk, en terug kerende langs den weg van het huis Toornevliet. Nog hedendaagsch zyn de Roomschgezinden gewoon, op fommige plaatfen diergelyke omgangen te houden. In het jaar 1447 , ontllond 'er tusfehen de Heren van de Duitfche orden te Valkenburg aan de eene, en tusfehen kerkmeesteren en degemee- III. deel. M ne  178 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ne buuren te Valkenburg aan de andere zyde, een hevig gefchil over zekere kamp lands, hetwelk door den volgenden openen brief is befiecht geworden : „ Wy Gerard van Heemskercke Ridder, Bailliu „ van Rhynlant, ende van den Lande van Woer„ den, maken kondt allen luden, alfe van eenen twift die voor ons gewefen heeft in den Hof „ van Leyden , tuffchen den Heeren van den „ Duytfchen Huyfe, die woonachtig fyn totte „ Vaïkenborch, aan die enefyde, den Kerckmees„ ters ende der gemeenre Bueren van der Kerc„ ken van Vaïkenborch voerfeyt, op die andere „ fyde, als van een camp Lants, dat men hiet „ Heyencamp, fo als hy gelegen is. In welcken campe voorfz. Peter van Zuytwyc heeft enen halven Morgen Lants, die gelegen is op die „ zuytfyde van defen voorfz. Campe, die de „ Kerckmeefters voorfz. van der bueren wege „ van Vaïkenborch, op die feven aangefproken 3, hadden; daar of dat beyde partyen alinghe „ gebleven fyn, elck aan twee Perfonen, dat is , te wetene, die Heeren van den Duytfchen Huyfe, op Diderick van Groenevelt, Scoute tot „ Delft, ende Claas Aldenborch, ende dieKerck,, meefters voorfz. van der bueren wegen, op „ Didde Boy en, Scoute rot Outwyc, ende Wouter ., Heynrickfen ; ende op ons aan beyde fyden, „ alfe een Overman. Ende wy Gerard voorge„ noemt, bi goeden voerfini, ende wale bera„ den op defe faacke voorfz., ende by goetdencken der Perfoonen voergenoemt, fo hebben s, wy gefeyt, ende feggen den Heere van den „ Duytfche Huyfe voorfz. den voorn. Camp „ lants toe, alfo cleyne ende alfo groot alfe ge„ legen is, fonder die halve Mergen voorfz. erf- „ fe-  EN KLEEF SCHE OUDHEDEN. fj§ s, felic ende euwelic rultelic te belittene, ende „ tegebrukene, fonder enige calangheringe, ofc j, aanfprake van ymant. Ende" Her by hebben „ die Heeren van den Duytfchen Huyfe voerfeyt, by onfen feggene gegeven den Kerckmeefters , van der bueren wegen voorgenoemt, terKcrc„ ken behoef voorfz. om vrientfcap, jonfte, 5, ende vorderniffe, vive ende dertich Pont Hol„ lants goets geks, erffelycke Renten daarmede „ te copene, ter Kercken behoef voerfeyt. En„ de om dat wy. Gheraart voerfeyt willen, dat „ dit voern. feggen, in manieren alfe voerfz. „ is, van beyde partyen ewilic valt ende welge. 5, houden blive, fo hebben wi defen Brieve be- fegelt mit onfen Segclle; ende gebeden Dirk ,, van Groenevelde, Schout te Delft. Claas van „ Oldenhorghe, Didde Boy, Schout te Catwyken,, de Wouter Hendricxfen, dat fy defen Brief mit „ ons befegelen. Ende wy Dideric , Claas, }, Didde Boy, ende Wouter voorfz. om beden „ willen Heeren Gerarts voerfeyt, ende om dat hy dit feggen by goetduncken van ons aldus „ gefciét heefc, hebbende defen Brief, in oer„ conde der Waarheyt, mit hen befegelt mit „ onfen fegel. Ghegeven in 'c Jaar ons Heeren ciocccc feven ende viertich, in Sinte Lu}, cien-daghe. De paardenmarkt, welke jaarlyksch te Valkenburg gehouden wordt, is niet alleen hedendaagsch vermaard, maar reeds voor vele eeuwen vermaard geweest. Ten bewyze daarvan ltrekt, dat men de betaling van koopgoederen en erfrenten reeds voor meer dan 400 jaren, tegen dien tyd plagt vast te ftellen. Dit onder anderen wordt bewezen uit zekeren ftichtingsbrief van alveraet, vrouwe van Koudekerk, dochter van hillegonM 2 DA,  l8o kabinet van nederlanrschë d a , Vrouwe van Br ederode; volgens dien brief, in den jare 1305 uitgegeven, ten behoeve van een vicariaat in de hoofdkerk te Haarlem, worden 15 ponden jaarlykfche renten gemaakt, te betalen op de twee markttyden van het jaar, namentlyk , op de Voorfchoter markt, en op de Valkenburger markt. Men zie hier over verder it. van heussen, oudheden, 111.deel,pag. 886. Op den dag van kruis-verheffing, houdt men hier eene paardenmarkt, welke tevens tot eene jaarmarkt ftrekt, en niet alleen door geheel Holland, maar in andere gewesten zeer vermaard is. De voornaamfte dag dezer markt is tegenswoordig daags voor het Roomschgezind feest der kruisverheffing, namentlyk op den idfcptember, of indien dit feest op eenen maandag voorvalt, alsdan wordt de paardenmarkt twee dagen te voren gehouden. Weleer werdt deze markt agt dagen voor St. Lambert begonnen, en eindigde agt dagen daarna, namentlyk op den 17 feptember. Wanneer zy begon, hing de koster een lang yferen kruis aan zyne woning ten toon, en dit bleef hangen zo lang de markt duurde. Méér dan eens heeft men uit het hart van Spanje paardenkopers herwaards zien ryzen, om deze paardenmarkt by te wonen. Weleer mogelyk, was dezelve nog groter dan de paardenmarkt van Voorfchoten, doordien men in eene tollyst vindt aangetekend, dat 'er in het jaar 1554, op eene enkelde markt te Valkenburg, 3106 paarden vertuid zyn. Van deze beroemde paardenmarkt zeggen de gebroeders borsboom: „ Wie is 'er (die maar een ouderdom van vyftig zestig jaaren teld:) die niet en weet te „ fpreeken van deze oude en wydberoemde Paar3, de markt, daar een ongelooflyk getal, en een „ on-  en kleefsche oudheden. igf „ontelbaare meenigte van Paarden uyt alle Ge„ weften door de Verkopers wierden by een ges, bragt? Zie wegens haar vermaartheit Boxhom „ &c. Hoor ook de geeftige Hof-Poeët Huigens in fyn Dorpen met loftuyting van dit Septem„ berfeeft gewagen. Ledige Uuren HL B. 107 „ Bl. Enz. Ja wy vinden tot Waffenaar, in een affchrift van een Tol lyft aangetekent, dat in „ 't Jaar 1554. op eene Markt verkogt of ver- tolt fyn 3106. Paarden; &c. Eertyds behoor„ de defe Paarde-markt, en Tol-voordeelen van „ dien, onder de Goederen van de Heeren van „ Waffenaar, en was te leen gehouden by de „ Graaflykheid van Holland, volgens het Plakkaat „ van het Jaar 1608. nu toebehoorende aan den „ Hoog Edl. en Agtbaare Heere C. Witter/,Hee- re van Valkenburg. Volgens het Plakkaat van „ 't Jaar 1569. moeft defe markt tot Valkenburg binnen de twee ftaande kruylTen gehouden „ Worden, en niemandt vermogt hier buyten „ eenige Paarden te koopen, of te verkoopen; „ uytgefondert de Knegten en Dienaars van zyn „ Doorlugtige Hoogheid. Dog in het Jaar 1575. •„ is defelve binnen Leyden gehouden. Orlers „ Leid. II, Deel. 569. hl. Moogelyk wegens „ die groote , dog onvolmaakte opgeworpen .„ Schans, waarin dat vyf Vendelen Engelfche Knegten lagen." Dus verre deze Valkenburgfche gebroeders. „ Na die Markt, (zegt de arbeidzame f. ha l„ ma,) felfs eenige daagen, foo voor, als na, „ is een ongelooflyke groote toeloop van Men„ fchen, uyt de omleggende Steeden, Leyden, t» Delft, den Haag, felfs van Amjlerdam, en M 3 „ meer  ï82 kabinet van n e d e r l a n d s c h e „ meer omleggende Steden, en Dorpen, mee. „ nigte van Tenten fiet men 'er dan opgeflaagen, „ daar Wyn en Bier niet alleen in verkocht j, werdt, maar ook allerleye andere Waaren. „ Op defen Markt, (zegt de Burgemeester „ j. orlers) wordt een groote meenigte van „ jonge Paarden, en een groot getal van fchoone „ en uytnemende Ry-Paarden , als Hengften, ,, Ruynen, en Merryen, of Moeder-Paarden, „ uyt alle de omleggende Steden en Dorpen, infonderheit uyt Noordt-Hollandt en Vrieslandt „ te koop gebracht, en van veele Paarde-koo- pers en andere gefocht en begeert." Valkenburg in Rhynland, beneden Leiden gelegen , maakt met Rhynsburg en Katwyk aan den Rhyn eenen driehoek uit, volgens het gezegde van den Heer luoolfsmits, in zyne Schatkamer der Nederlandfche oudheden, pag. 345. Volgens de meting van den Heer f. de roos, ordinaris landmeter van Rhynland, is de afftand van Valkenburg tot aan het fchouw van Duivenvoorde 716, tot aan de voorwateringsbrug of pishoek 1066, tot aan Voorfchoten 1974, tot Wasfenaar door het duin 2007, en over den Deyl 2103 Rhynlandfche roeden. Valkenburg is mede een van die dorpen, welken in het "jaar 1532, tot het vernieuwen der vischbrug binnen Leiden het hunne hebben toegedragen, en daarvoor, gelyk alle de andere dorpen , dezelfde vryheid geniet, in geval van arrest, gelyk wy zulks reeds meer dan eenmaal hebben aangeroerd. In den omflag der Rhynlandfche morgentalen, is Valkenburg gehouden te betalen, volgens de aan-  en kleefsche oudheden. l8j aantekeningen van den Heer simon van leeuwen, in zyne Costumen van Rhynland, aldaar in de inleiding, pag. 20, voor423morgen,500 roeden. Volgens het quohier van alle de huizen en landeryen van Holland en Westfriesland, federt het algemeen redres van het jaar 1632, is Valkenburg gehouden te betalen van 67huizen, 511 morgen, 233 roeden, (of volgens eene andere copy, van 511 morgen) 3634guldens, 12 Huivers,4penningen. Op de nieuwe lyst der verponding van het jaar 1732, is het opgetekend voor 59 huizen, en 6 zo fteenplaatfen als kalk. ovens. De heerlykheid van Valkenburg voert hoog, middel en laag rechtsgebied; zy was weleer met de Heerlykheid van Katwyk vereenigd. doch is den 22 december des jaars 1615 daarvan afgefeheiden, volgens het onderftaand octrooi: „ De Ridderfchap, edelen ende Steden van „ Hollandt, &c. Alfoo Johan de Hartoge van „ Ofmale, ons vertoont heeft, hoe dat hy Sup„ pliant in de Maandt^tf/2'oleftledegekofthadde, 3, van de Hoog-Gebooren Vrouwe Princeffévan 3, Ligne, &c. de hooge, middele ende leege Ju„ risdiótie van Valkenburg; doch alfo de voor- fchreven hooge Jurisdittie, tot noch toe an„ nex was geweeft aan de Heerlycheit van Catwyk, „ wefende een onfterffelyk Erf-leen, ende die „ middelbaare ende leege Jurisdictie met haare „ dependentiën voor een regt Leen waren gehou„ den worden: Soo keert hy Suppliant licht'ons^, waarts, dienftelyk ende reverentelyk verfoe- kende, &c. SOO IST, dat wy op de fake „ ende verfoeke, mitsgaders de redenen voren ,, verhaalt, ende de anderen daarover in conli„ ratie komende, gelet hebbende, &c. geconM 4 „fen-  I84 KABINET VAN NEDERLAND SC H E „ fenteert, geaccordeert, ende geoótxoyeerÊ hebben , confenteeren, accorderen ende oc troyeren by defen, dat de fpliflinge van de 3, hooge Heerlykheydt van Catwyk ende Valken* „ burg voortaan ende met defe concerïïe inne„ gaande, mitsgaders van de koope van de mid-. ,, dele ende leege Jurisdictie over Valkenburg, „ fullen hebben effeóte, ende dat fulx den fup- pliant, ofte den genen fyns regts ende aótie „ verkrygende, hooge, middele ende leege Ju„ risdictie van de Dorpe ende Jurisdictie van „ Valkenburg , overgedragen, gehouden, ende „ befeten. Tal mogen worden gefplift ende ge3, fepareert (foo veel de hooge Heerlykheytaan- gaat;) van de hooge Heerlykheyt van Catwyk; 3, daar toe wy dezelve van de andere afgefondert „ ende gefcheyden hebben, fonderen af, ende „ fcheyden by defen, annexerende defelve mid- dele ende lege jurisdiftie van de Ambagte van „ Valkenburg, ende confideren defelve hoogea „ middele ende leege Jurisdictie van den Ambag- te van Valkenburg alfoo te faamen, ende in „ een Leen van ons ende de Graaffelykheit ge„ houden fullen worden, tot een onftervelyk Erfleen ten natuyre en de regten als alle ande„ re onfterffelyke Leenen gehouden worden; „ daartoe wy de voorfchreven middele endelces» ge Jurisdiftie van Valkenburg uyt feer goede confideratien uytten natuyre van een quaat of 3, regten leene in een onfterffelyke Erf-leen ge„ muteert, verandert, ende gecon verteert heb„ ben: muteren, veranderen, ende converteren „ by defen; blyvende niet te min de Heergewa„ de ende Hof-regten fulks die van outs daartoe „ geftaan ende behoort hebben; mits dat den s, Suppliant voor defe converfie gehouden fal  en klsefsche oudheden. l8j fyn te betaalen, aan onfen Rentmeefter van „ de Efpargie Mr. Johan Doubkth, de fomma „ van vyf hondert Ponden van veertig Grooten s, 't Pondt. Ende ten eynde den Suppliant, ofte 9, de geene fvns regts ende aftie verkrygende, „ defen Coniènte, O&roye, converfie, fepara,,~tie ende annexie mogen genieten, hebben wy „ gederogeert ende te niete gedaan; derogeeren „ ende doen te niete by defen, alle voorgaande „ Edi&en, Placcaten en Ordonnantiën, daarby „ converfie van Leenen eenigfmts worde geinhi- beert; willende dat defe onfe concesfie, accoor„ de, O&roye, mutatie, feparacie, ende an„ nexie, tot allen tyden valt ende onverbreeke„ lyk gehouden ende achtervolgt te worden; „ fonder dat den Suppliant. of die geene fyns „ regts ende aótie verkrygende gedaan, ofte ge„ daan doen fal mogen worden eenig hinder, „ belet of moeyeniffe ter contrarie. Gegeven „ in den Hage , onder onfen grooten Zegele, „ hieraan gehangen, opten twee en twintigften „ dag van December, Anno feftienhondert ende 5, vyftien." Na de Hervorming, was de gemeente in Val. kenburg zeer gering, weshalven zy bediend werd door eenen predikant, die tevens de gemeenten der beide Katwyken bediende, en waarvan wy den eerften hier voor hebben opgegeven. Toen in later tyd de gemeente groter werd, werd Kat-wyk op Zee van die gemeenten afgefcheiden, en men beriep voor de gemeenten van Valkenburg en Katwyk aan Rhyn, in het jaar 1599 > den leeraar david jacoesz. reverset; dochdedienst hem te zwaar wordende, werd hy, den 20january 1619, van Katwyk naar Valkenburg beroepen, pm de gemeente van Valkenburg alleen te bedieM 5 nen,  185 KABINET VAN NEDERLANDSCHE nen, welke den 6 maart van het gemelde jaar van Katwyk aan den Rhyn werd afgefcheiden. Wy hebben in de voorgaande verhandeling reeds eene fchets gegeven van de geringheid der eerfte gemeente alhier; om zulks niet weder te herhalen, zal ik uit den Heer a.pars zyne Katwykfche oudheden, alleen dit hier by voegen; hy zegt daarvan, pag. 289, het volgende: den 22 maart 1592, werd te Valkenburg van denpredikuoel afgelezen: dat men aldaar mede eene gedaante van eene Christelyke gemeente zou oprechten, en daartoe werden toenmaals een ouderling en een diaken verkoren. D E LEIDSCHENDAM, In DELFLAND. In deze gewesten, zo ryk aan wateren, en daarenboven met zo vele graften en vaarten, tot gemak en dienftig gebruik der in woneren, dooriheden, heeft men van tyd tot tyd, door delven en afdammen, zeergrote veranderingen gemaakt. Het is aan dezen arbeid, dat vele plaatfen, in Dam eindigende, haren naam verfchuldigd zyn. Onder dezelven behoort de Leidfchen dam, die zynen naam ontleend heeft van de ftad Leiden en den dam, waarmede de Leidfche vaart, tusfehen Leiden en Delft, is afgedamd. De Vliet, lopende uit de Maas, van Mcaslandfms door Delft en den    en kleefsche oudheden. 187 den Leidfchendam, tot aan het huis Koebel, aan den Rhyndyk by Leiden, wordt door verfcheiden fchry vers voor de graft van kor b ulo gehouden, onder dezelven behoren van der hoeven, Handvest Kronyk, II. deel, pag. 25; a. pars, Katwykfche oudheden, in de voorrede, en l. smits, in zyne Schatkamer, pag. 181. Anderen wederom, fpreken dit gevoelen tegen, waaromtrend wy ons tegenswoordig niet zullen bezig houden. Wanneer deze dam hier eigentlyk gegraven is, vind ik niet gemeld; maar wel, dat dezelve ten minften reeds 300 jaren aanwezig geweest is; zulks blykt uit eene zekere overeenkomst, tusfehen willem, Heer van Naaldwyk en Capelle , Marfchalk van Holland en de ftad Leiden, in dato 17 may van het jaar 1434, aantonende alles, wat aan de overtocht tusfehen Leiden en Delft van de goederen moest betaald worden. Onder anderen is daarin toegeftaan, dat alles wat draag, baar was en onder den arm kon gehouden worden, gene belasting behoefde te betalen, en alle andere goederen moesten wyken voor den wyn en de visch; zie daarover de privilegiën der ftad Leiden, A. fol. LXXXVII en LXXXV1II, te vinden in de handvesten van Rhynland, pag. 385. Hierby dient aangemerkt, dat de naam overtocht fchynt aan te wyzen, dat in dien tyd hier eene digte dam, zonder fluis of doorvaart, gelegen, en men de komende en afgaande fchepen, fchuiten en vaartuigen daarover gehaald of gewonden heeft, gelyk hier te lande ontelbaar andere overhalen gevonden worden. Deze dam fchynt hier voornamentlyk te zyn aangelegd, om de fteden Gouda en Dordrecht te begunstigen, en daardoor de tollen van de eerfte, en  ï88 kabinet van nederlandsche en het ftapelrecht der laatfle flad te bevoordee; len; voornamentlyk omtrend grote fchepen, welken niet gemaklyk konden overgehaald worden; dus eenen omweg nemen, en door eene der gemelde Heden naar de plaatfe varen moesten, waar zy te huis behoorden. Het kon dus niet anders zyn, of het maken van nieuwe fpuijen, verlaten en doorvaarten aan den Leidfchen dam moest door die van Gouda en Dordrecht kwalyk opgenomen worden ; ook hebben deze Heden niet alleen deswegens hare klagten ingebragt by de rekenkamer in 'sGravenhage, maar zich met geweld daar tegen aan gekant, de doorvaart met geweld gefluit, en het begonnen werk vernield; dit blykt allerduidelykst uit de volgende refolutie van de Vroedfchap der ftad Gouda, genomen in den jare 1491 en 1492, te vinden by s. van leeuwen, in de handvesten van Rhynland, pag. 223, waar, dit werk betreffende, gezegd wordt: „ Alfoo hier Ter Goude openbaar bekent wor„ de, onder de Gemeente van de Stede, omtrent „ Vallen avont Anno 1491. hoe dat, tot groot „ achterdeel van de Stede van der Goude, en de „ arme gemeente luyden van dien; gemaakt en» de geordonneert worden, nieuweSpoeyen, Ver* „ laten ende Deurvaarten opten Over/lach, tuffen „ Leyden ende Delft, op die Hille te Benthuyfen > „ ende anderfmts , tot verfmadeniffe, om te „ fchouwen de oude ende gemeene Deurvaarte, „ die by den Graven van de Lande over lange „ Jaaren gelegen ende geweeft is ter Goude, deur „ die Stede; daar die Heer van de Lande fyn „ Sloth, fyn Thollen, ende fyn Sluyfen heeft „ laten maken, ende de voorfz. Stede van der „ Goude grootelix belaft ende befwaart heeft mit „ fynder Genad. Domeynen; foo dat by defen. 9S ön-  ËW KLEEFSCHE OUDHEDEH. l8p „ behoorlicke nieuwigheit van de Deurvaarte, „ Spoeyen, ende Verlaten, gemaackt om de neeringe van de Stede van der Goude te verminderen, myn Genadige Heere te verkorten, en >, de arme Gemeente defer Stede haarbroot-win» ninge te niet te doen: Waaromme die van de „ Gerechte der Stede van der Goude, hebbende „ doen vergaderen de geheele Vroetfchap van de „ Stede om te ordonneren, en te concluderen, hoe dat men defe nieuwigheyt van de Spoeyen en Verlaten af- ende te niet doen foude; overs, mits dat het gefchapen waar te redunderen tot „ bederven van der Stede, gemerckt dat de Stede van der Goude haar felven verfegelt, ende ver„ bonden hebben, voor onfen genadigen Heere, „ wel tot feftien- of feventien hondert Rynfe Gulden 'sjaars; ende weder verfeekert ftaan van onfen Heere, op fynder Genad. Domey» nen, by defe nieuwe Vaarten ende Spoeyen „ vergaan moeiten; dat wefen foude tot verderf! » feniffe defer Stede, ende der Arme Gemeente » van der Goude, als Schippers, ende die haar » broot by de deurvaart defer Stede winnen da», gelix; alfoo, dat by de Vroetfchap opten xiij. „ dagh in Meye, Anno 1491. overdragen ende geflooten worde eendrachtelyck: Als dat die „ Stede van Dordrecht, die om haar Stapel oock m grootelix by defe nieuwe Vaarten befchadicht foude wefen ; dat men daar omme ter eerfte „ dachvaart in den Hage fpreken foude, mit die 3> Gedeputeerde van Dordrecht, ende t'famen gaan „ by de Heeren van de Reken-kamer in den Hage, „ die fchuldich waaren 's Heren Domeynen ProM vifie te doen, op te verminderniffe , ende „ achterwefen van ons Genad. Heere Domeynen, >- ende andere inconvenienten te fchouwen, die by  ÏÖO KABINET VAN NEDERLANDSCHË „ by de Gemeente van Dordrecht ende der Goude „ daaruyt fpruyten foude mogen. Ende waar 't „ fake, dat fy daar cortelick niet in voorfien, noch doen verfien en wouden, van ons Genad. ,, Heeren wegen, dat men die nieuwigheyt van der fpoeyen, ende verlaten, of ende te niete dede; of anders indien 't niet en gebeurden, ,, foo concluderen ende overdraagen fy metter „ gemeender Vroetfchap eendrachtelyk: Dat fy „ 't met die van Dordrecht an ftucken liaan, ofte „ te niete doen fouden, mit geweldiger handt, „ tot proffyte van ons Genad. Heere Domeynen, „ ende 't welvaaren van defer Stede, om te be. „ letten commotie der armer Gemeente, die'er „ by bedorven foude wefen; daar gefchapen waar „ groot verdriet in der Stede of te comen. 't „ Welle corts na die tydt alfoo gebeurde, dat die „ Gedeputeerde van Dordrecht, ende van der „ Goude by de Meefters van de Reeckeninge „ reysden, ende gaven hen al te kennen, van „ dat voorfz. is, in 't lange mitten korten, in„ dien fy daarinne niet en verdragen, foo waaren „ die Gemeente van der Stede voorfz. foo gefloo„ ten by haar ryekdom ende Vroetfchappen, dat „ felver of ende te niete te doen, dat beter an„ ders gedaan waare, tot minder fchade ende „ beroerte van de Gemeente. ,, Item, ende hoewel dattet de Heeren van de „ Rekenkamer met behoorlicker manieren te ken, nen gegeven was; foo en worde nochtans by '„ hen luyden daar inne niet voorfien, in't groot, „ noch in 't kleyne; maar altydt geprocedeertin 't werek van de voorfz. Spoeye, Verlaten, „ ende Vaarten voort te maken. Waarinne dat , by der Gemeender Vroetfchap van der Goude '„ noch overdragen was: Dat men die nieuwig- ii heyt  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. ÏOI „ heyt van de Spoeyen ende Verlaten aan ftucken „ Haan foude, ende of ende te niete doen, om „ fake vooren verclaart: Ende foo wat yemande „ van Porteryen, of andere gebeuren ende we„ dervaren mochte, die dit van der Stede wegen „ helpen doen, dat foude die Stede eenen yge„ licken, wie hy waare, uytdragen, ende voor „ hem verantwoorden, fonder arch of lift, tegen „ alle die geene, die de Stede, of eenige van de „ Poorterie daaromme fouden willen belaften, „ in 't groot, ofte in 't cleyn, ende mit lyf en„ de goet voo^ltaan. „ Item, ende alfo defenieuwigheytvanCopye „ niet afgedaan en waare, maar foo langer foo „ meer gebruyckt tot achterdeel van myns 's Ge„ nad. Heeren rechten, ende Domeynen, tot „ groote befwaarnilfe der Stede van der Goude, „ ende de arme Gemeenten van dien, geduyrende „ van de tydt voorfz. tot in Januwario, Anno „ 1492 na fchryven ter Goude. „ Die Gemeente van Dordrecht ende der Goude „ fiende, dat fy foo langer foo meer befchadicht „ ende verachtert worden, hebben die executien „ van Spoeyen willen doen; foo datter in der. „ fel ver maant van Jannuario verfaamden, van Dordrecht ende van der Goude, een feker getal „ van Perfoonen , die by confent als vooren „ uytreysden, ende lloegen alle de voorfz. Spoe„ yen ende Verlaten aan ftucken, ende dedenfe „ of ende te niete; want indien men de Gemeen„ te van der Stede daartoe geen confent gegeven „ en hadden, daar foude fonder twyffel groote „ beroerte uyt gekoomen hebben, dat met defen „ confente belet ende verhoedt worde, Godtlof! „ Noch foo werde by de Vroetfchap o verdra. „ gen primo February, Anno voorfz. dat men * in  tgt KABINET VAN NEDERLANDSGHË in 't Wintaas ende overtocht by Woerden vaii gelycken aan ftucken flaan foude, alfoo dat „ oock was ter achterdeel van de doorvaart van der Goude; 't welck binnen vier of vyf dagen „ daarna alfoo gefchiede, ende aan ftucken ge* flagen worde, op conditiën voorfz." Eenige jaren daarna, ontftondt 'er ëen rechtsgeding tusfehen den tollenaar van Gouda en den procurator generaal ter eenre, en den Heer van Montfoort, als Heer van Naaldwyk, ter andere zyde; ter oorzaak, dat deze over den dam tot Voorburg, dat is over den Leidfchen dam, eenige koopwaren, van elders komende, had doen pasfeeren. De tollenaar beweerde, dat des Koningsj tollen daarmede verkort werden; en bragt nog daarenboven by, dat alle Oosterfche en Westerfche koopgoederen, in het varfche water komende , de fluis van Gouda of hare wacht moesten pasfeeren; echter werd zyn eisch en conclufie hem, by vonnis van den Hove van Holland, op den 13 july van het jaar 1506, ontzegd, gelyk meil kan nazien in de handvesten van Rhynland, door s. andere Waren geladen hebbende, als oockden 5, reyfende Man. tot meerder geryf van den lan» de, ende fonder quetfe, ende bederffeniffe van j, der Schepen, ende Schuyten, daar deur foude j> mogen paneren; des hebben Burgemeefteren „ voornoemt geprefenteert, tegens den aanftaan„ den tydt de Brugge tot Ouerfchie (die boven „ de anderhalf Roede als nu niet wytis:) te doen „ maacken met jocken, ende foo wyt uyt te „ delven, als die Schie wyt is; fulx dat de wam terlofinge ter plaatfe , daar de felve Brugge „ leyt, mede omtrent elf Roeden wefen fal, als „ die Schie deurgaans aldaar is, ende noch daar» enboven tot fulcken tyden, als het landt van Delf-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I95 *, Delftandt mette wateren belaft foude mogen „ fyn, ofte die van doen foude mogen hebben, „ hoir-luyden Sluyfen op Delfs-Haven (die alleen3, licken totte Vaart ende Navigatie dienen ;) te s> openen ende open te houden, foo lange als „ oorbaar, ende het land van Delf-landt wan de 3, Wateren tot difcretie van de Hooge Heemrar 3, den voornoemt ontlaft wefen fal. ende noch 9, ter gelegender. tydt als overeen Jaar; drie, 33 vier, of vyf onbegrepen, tot meerdere geryf 3» van de Waterlofinge, die binnenfte Sluyfen op „ Delfshaven te vernieuwen, ende te maacken ,3 tot fulcken wyte, als de buytenfte Sluyfe,ter ,3 Maas-waart gelegen, jegenwoordelick is, ge« 33 hoort. Welcke verfouck, ende prefentatie 33 van Burgemeefteren voornoemt, ende deurge.„ fien hebbende verfehcyden ouden Aften, ende ,3 advyfcn van onfeti Voorfaten in officie, op 't ,3 fteecken van de voorfz. Verlaten, ende Colc,3 ke, eertyds wtgegeve.n," ende bevindende op 33 onfen Eede, datcet Heemraatfchappe ende ge,3 meene landt van Delftandt daardeur inwaterlo,> finge grotelick gebatet fal fyn; hebben Wy, „ de Hoge Heemraden van Delftandt, 't voor,3 fchreve verfouck van Burgermeefteren van ,3 Delft, voor goet aangenomen, gewilJigt ende „ geconfenteert, bewilligen ende confenteren by „ defen: Dat ter voornoemde plaatfe, daar den „ overtocht van den Leydtjchen-Dam tegen woor„ delick ftaat, twee Verlaten met een Colcke ,3 gefteecken fuilen worden ; wefende denfelven ,3 Colcke niet langer dan twintig Roeden, ende ,3 niet wyder dan vyf Roeden, maar wel minder; ,3 mits dat die plaatinge, als oock die deuren van „ defelve Verlaten fyn fullen een halve voet hoo„ ger dan den houveZyd winde tegenwoordelick N 2 „is,  10-5 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ is, ende dat defelve altyds een halve voet bo~ „ ven den houve Zyd-winde verhoogt fulleiï „ worden , indien die in 't toekomende fullen „ hoger gekeurt worden; ende dat defelve altyds „ digt, ende fonder eenich lexfum gehouden „ worden fal: Dat oock mede tot geenen tyden ,, beyde de Verlaten op eenen tydtteffens, ende die felve ten hoogften niet meer als viermaals 3, tufTchen dach en nacht, geopent fullen worden, ,, dan by confent van onfe Hooge Heemraden „ voornoemt: Dat oock meede die felve Colcke „ wel geplatet, endegecadet, endede Verlaten, „ Colcke, Caden, ende plaatin-wercken, tot allen tyden, goet ende volmaacktfullen wefen, „ als Wy Heemraden, ofte onfen gewairden „ Clercke ofte Bode, die wy daar fullen Ibynden, „ daar op komen fullen ; op te boete van thien „ Ponden; te verbeuren 't elcken, als daarinne „ eenich gebreck ende faulte bevonden worde. „ Welverftaande, dat Burgemeefteren voorh noemt, volgende haar prefentatie, gehouden „ fullen fyn, tegens den aanftaanden tyd, in 't „ werck te treden, ende die Brugge tot Ouder~ fchie op te nemen, de felve uyt te graven; „ ende in de plaatfe van dien te fteecken een „ Brugge met jokken, lanck ontrent elf Roe„ den, ende de Schie aldaar wyt te maken, fukx „ het Canaal van dien deurgaans is; ende oock „ ter gelegender tydt, ten langften binnen den „ tydt van feven Jaren eerltkomende, de binnen„ fte Sluyfen tot Delfshavcn te vernieuwen, en„ de die te maacken van alfukke wyte, als de „ buytenfte Sluyfen ter Mö^-waart leggende, jegenwoordich is; ende dat Burgemeefteren „ gehouden fullen wefen t'allen tyden, als wy „ Heemraden tot de geraeene Landts oorbaar be- „ vin-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I97 vinden fullen 't felve van noode te fyn, ende „ hen-luyden des deur onfen gewairden Clerck » ofte Boode verfoucken, haren Sluyffen op „ Delfshave te openen, omme 't Water daar deur m te lofen, ende quyt te worden, volgende de » voorgaande beloften. Al 't welck Burgemee« fteren der Stadt Delft, voor hen ende haren nafaten belooft ende overgegeven hebben, wel » ende getrouwelick te volbrengen: Ende fyn » tot kennifle hiervan gemaackt twee befegelde » Brieven, die wy Otto van Egmont, Heere van ,p Kenenburch, Ridder , Joncker Abraham van ,> Almonde, Mrs. Arent vander Meer Vranketifz, „ ende Pieter Hanneman, als Hooge Heemraden „ van Delftandt, met onfen Zegelen, ende Bur,1 gemeelteren der Stadt Delft met des voornoem„ de Stads Zegel befegelt, ende by onfen Clerck M ofte Secretaris van 't Heemraatfchappe, ende „ Burgemeefteren voornoemt byharePenlionaris ,, gedaan teyckenen hebben, ten daage ende Jaa„ re als boven; ende was onderteyckent S Storm, „ G. Biefe. Lager ftont gefchreven: Collatie „ gedaan jegens d'Originale brieven van accoort, „ onderteyckent als boven, befegelt met vyf „ uythangende Zegelen, een van groene, ende „ vier van rooden Walfche; bevonden t'accor„ deren by my, A. van der Meer." De twee verlaten of duikers in den Leidfchendam, ingevolge de privilegie en het confent hier voor gemeld, gemaakt zynde, heeft de ftad Delft, twee jaren daarna, namentlyk in het jaar 1580, het rechtsgebied en het recht van den Leidfchen. dam, van de Gravinne van Arensbergen gekocht; men zie daarover de Heer bleyswyk, in zyne befchryving der ftad Delft, pag. 102. Deze gerechtigheid van den dam, of wel van de duiN 3 kers  198 kabinet van nede.rlandsche kers en verlaten, in dezen dam gemaakt, brengen jaarlyksch eene grote fomma op; zynde daaronder mede begrepen, een groot gedeelte van den grond van het dorp, waarop, by toeftemming Van Burgemeesteren van Delft, vele huizen gebouwd zyn, van welken jaarlyksch eene zekere recognitie moet worden betaald ; en onder deze voorwaarden, dat dezelven ten allen tyden zullen mogen vernield worden, tot wederzeggen en believen van Burgemeesteren in der tyd; zonderling is het, dat de bewoners dezer huizen gene andere nering mogen doen, dan Burgemeesteren hun toeftaan; en byaldien derecognitie, op ieder huis ftaande, jaarlyksch op den verfchenen dag niet betaald wordt, en Hechts eenen eenigen dag achter blyft, kunnen voornoemde Burgemeesteren, ingevolge de confenten, voornoemde erven, met de gebouwen daarop ftaande, vervallen en verbeurt verklaren aan die ftad, om dezelven terftond te aanvaarden. Betreffende de nieuwe vaart, tusfehen Delft en den Leidfchendam, waartoe die ftad, uit redenen hiervoor gemeld, mede gerechtigd is. dezelve is tot heden toe nog niet gegraven; Burgemeesteren der ftad houden het voor als nog aan zich, om dezelve, wanneer zy daar eenig voordeel voor hunne burgery inzien, ten allen tyde te doen in gereedheid brengen. Achter den Leidfchendam loopt een ryweg, Kostverloren genaamd, welke 'in vroeger tyden aan de Abtdy van Rfiymburgtoebehoorde, en doordien dezelve in het jaar 1593 kwalyk kon gebruikt worden, heeft stephana van rossum, Abtdisfe van Rhynshurg, by requeste verzocht, om dezen weg te mogen repareeren, en te onderhouden, met beding, om van iedere wagen eenen ftuiver, van ie-  en kleefsche oudheden. 199 ieder rydend paard eenen halven ftuiver, en van elk hoornbeest twee duiten te mogen ontfangen. Zulks is haar door de Staten van Holland, den 18 november van het voorgemelde jaar, toegeftaan, alsmede, dat zy, na het bekwaam maken van den'-weg, twee fluitbomen zou mogen doen maken,' en ter bekwamer plaats ftellen; dat zy voor het overige alles in goede order zou moeten onderhouden , en de penningen, welken van deze tol inkwamen, alleen tot dat oogmerk zou mogen gebruiken. In vroegere tyden, toen de zucht tot ryming zo algemeen was in ons land, had ook de Leid. fchendam eene kamer van rhetorykers, in hun blazoen voerende eenen olyftak, en ten zinfpreuk: Liefde brengt Vreê. Door de ongemeen menigvuldige pasfage over den Leidfchendam, naar 'sHage, Delft, Rotterdam en andere plaatfen, op verfcheiden uuren van den dag, is dit dorp van tyd tot tyd krachtig toegenomen, en van eene zeer geringe buurt, eene fraaije en aanzienlyke plaats geworden. Ra. demaker heeft ons daarvan een gezicht mede gedeeld, gelyk die plaats zich vertoont wanneer men van Leiden komt, in de 107de afbeelding. Het dorp bevat niet alleen eene grote menigte handwerks- en ambachtslieden, welken daar rykelyk hun beftaan vinden, maar het heeft zeer aanzienlyke herbergen en fraaije koffyhuizen, welk laatfte waarlyk als iets zonderlings vooreen dorp mag aangemerkt worden. Nog pronkt de Leidfchendam met eene fraaije en fierlyk opgebouwde koepelkerk, in welke de Godsdienst alle zondagen verricht wordt; zy behoort onder de klasfis van Delft en Delfland. Tot N 4 in  sos kabinet van nederl andschb in den jare 1657 , werd de dienst hier waargenomen door den leeraar nicolaas martini scheer, mart: fil., welke tevens de kerk te Wihveen bediende. Doch na dien tyd heeft de Leidfchendam zyne eigene leeraars gehad, en de eerfte dezer is geweest georgius de mey, die in 1657 beroepen, en in 1663 naar Steenwyk vertrokken is. De noordzyde van den Leidfchendam wordt de Veur of Voor genaamd; welke men de geleerde oudheidkenner j. oud aan, in zyne Roomfche Mogenheid, pag. 21, met zeer vele waarfchynelykheid afleid van Forum hadriani, of de marktplaats of het gerechtshof van den Keizer aelius hadrianus; zeer natuurlyk is het, dat men, wegens verkorting, deze plaats aanvangs Forum, en vervolgens by verbastering , Foor, Voor en Veur genoemd heeft; van dit Forum of Veur denkt men, dat de namen Voorfchoten en Voorburg ontleend zyn. Dat deze buurt zeer oud is, bewyzen de Romeinfche gedenkpenningen , aldaar in den omtrek gevonden. Men vindt haar gemeld in het jaar 866, onder den naam van Fore, in den ouden blaffert, of het register der goederen, welken voormaals aan de ■St. Martem kerk van Utrecht toebehoorden, gelyk boxhorn, in zyne Theatr: HollanJi, Foor, Veur, het Forum genaamd word. Ook fouw Voorburg, Veur en Voorfchoten, » gelyk als voor en nader den burgt wefen, en » Voorfchoten als Voorgefchoten. Met hoedanige „ benamingen, alsForefchote, FourenForenburg, „ dezelve dorpen en vlekken, al voor den jare 900 bekend ftaan, in het oude inkomstboek » van Maartens kerk, of Dom van Utrecht. Som3, migen willen Voorburg gefticht hebben door » den Keizer aurelius, anderen door au„ relianus in het jaar 162, na de geboorte van Christus; of van adrxanius, 40 jaar „ nog vroeger, welke het waarfchynelykfte en „ overeenkomende met het reisboek van Keizer „ anthonius pius, die 20 jaar na hem Kei„ fer werd, en, in fyn Reiskaarte door defe „ landen . het Forum Adriani, op deze plaats „ gefteld heeft. Welke, en diergelyke van Kei„ fer theodoor, by koenraad peutin» „ ger in't ligt gebragt, geen nette pas kaarten „ waren, maar ongemeeten Reiskaarten, die de „ veldoverften, in het reifen, voor haar weg„ wyzer gebruikten." Dit Veur heeft weleer eene eigene kapel gehad , welke zich tot het Schaakenbosch uitftrckte, dezelve is in het jaar 1465 gefticht, gelyk zulks uit den volgenden brief duidelyk blykt: „ Johan, Heere van Waffenaare, van Voor. fchooten, en van Katwyck, &c. Borggrave van „ Leyden, doen kond allen luyden: Alzoo myn „ lieve Heere ende Vader zal. ged. in 't lefte „ van zyn leven befprak ter timmeringe van „ Veur-Kapelle, vier Pont payement 'sjaars, be. „ fet ende bewyft op een woninge lants van fes N 5 „mor-  202 kabinet van nederlandsche „ morgen mitten huyfen, ende barge, gelegen „ by Veur.Kapelle voirfz. an die noirt-zyde van de Geeft; ende is geheten Piet er Reinerfz. wo„ ninge, dair voir ftonden vive Pont 'sjaars, ten Capelrye tot Leyden toebehorende; de wel- ke wooninge voorfz. nu gekoft heeft Kerflant „ yan Alcemade, onfe Neve; de welke ons bid,, dende, dat wy hem wilden gonnen, dat hy „ die vier Pont 's Jaars, by myne Heere en Va„ der befproken, ter fabryke voirfz. overfet„ ten en bewyfen mogte an betere renten ende landen binnen onfe Heerlyckheyt van Wajfe. „ naar, die Dirc van Voem nog fes jaar in huere „ heeft, om vier en een halve Beyerfche Gulden „ 'sjaars, na utwyzinge Kerftans, brief, die hy van percelen van Landen in Vorenbroick gele„ gen, onder zyn zelfs zegel befegelt dair of ge„ geven heeft: Soe is 't, dat wy genegen der „ goeden rechtvaardigen bede Kerftans, en pro„ fyte ons Kapels van Vcuren voorn., hem ge„ gont en gegeven hebben, dat zyne voorfz. „ woningen mitten huyze, lant en barge, van „ de voorfz. vier Pont 'sjaars vry, los, quyt, „ en onbelaft zal weefen en blyven, ten eeuwi„ gen daghen , behoudelyck der Kapellen uyt j, Kerftans wederbrief van waarde te wefen, zon„ der argelift. In kenniffe van dezen, zoo heb„ ben wy onzen zeghel hier aan doen hangen, „ zes dagen in Juny, in't Jaar ons Heeren 1465." De Heerlykheid van Veur grenst ten zuidwesten aan die van Voorfchoten. Onder deze Heerlykheid , behoort de noordzyde van den Leidfchendam, alwaar het rechthuis is, in de beroemde herberg, welke het eilandje genaamd wordt. De Heer simon van leeuwen, in zyn Ba. tavia Ittuftrata, ftelt de Rhynlandfche morgen- ta-  en kleefsche oudheden. 203 talen, waarvoor Veur aangellagen is, op 620 morgen lands; op de verpondingslyst van het jaar 1632, ftaat deze Heerlykheid niet afzonderlyk bekend, doordien het. tot op het jaar 1646, met Voorfchoten als ééne Heerlykheid vereenigd' geweest is; maar op de nieuwe lyst der verponding van het jaar 1732, ftaat Veur opgetekend voor 121 huizen en eenen watermolen. In of even na het jaar 1646 zyn deze twee Heerlykheden Voorfchoten en Veurne, tot dus verre vereenigd, van een gefcheiden, en de twee zonen van den Heer arend van wassenaar, Heer van Duivenvoorde, zyn ieder met eene derzelve verlyd. Hedendaagsch zyn deze twee Heerlykheden weder onder eenen zelfden Heer; 'en zyn, als twee hoge en vrye Heerlykheden, het eigendom van den Heer a. j., Baron van Torck, vryheer van Rofendaal, Duivenvoorde, Veur heerfansdam, en Petkum; Heer van Hdarloo, Wilp, de Heeg; luitenant opper-jagtmeester van het Furslendom Gelre en Graaffchap Zutphen, op de Veluwe, lid van de Ed: en Ridderfchap des quartiers van Veluwe, enz. enz. enz. De fcheiding van het rechtsgebied blyft nogthans dezelfde. Volgens de fplitfing, tusfehen Voorfchoten en Veur, in het jaar 1671 gemaakt, behoren 'er 650 morgen lands onder de laatstgenoemde Heerlykheid. Ten aanzien van het kerkelyke, behoort zy onder Voorfchoten. In de Heerlykheid van Veur, zyn gelegen de Heerlykheid of landen, weleer genaamd Schakenhosch, voorzien met heerlyke voorrechten en gerechtigheden van wild, konynen en wildernisfen, welken op den 23 feptember des jaars 1738 verkocht zyn voor agttien duizend driehonderd guldens, als een onfterflyk erfleen aan Jbnkvrouwc kat-  204 kabinet van nederlandsche katharina noorthey, in later tyd gehuwd met den HeerMr. hendrik ge evers, Vroedfchap der ftad Rotterdam. Dat hier weleer een bosch moet geftaan hebben , is buiten allen twyffel. Behalven het geen de fchryver der kerkelyke oudheden h. van heussen, in het III. deel, pag. 786, getuigt, dat hy daarvan eene kaart bezat, welke de Heer van Wasfenaar, in het jaar 1569, van dit bosch heeft doen vervaardigen , hebben wy nog een ander bewys, dat Philips, Heer van Wasfenaar , Graaf van Ligne, en tevens Heer van Voorfchoten en Schakenbosch, in het genoemde jaar is verlyd geworden met eene jaarlykfche rente van twee honderd zeven-en.tachtig ponden, voortgevloeid uit het afhouwen van het Schakenbosch, volgens een daarvan aanwezig o&rooi. Volgens de gemelde kaart, was dit bosch ruim 47 morgen groot, en, naardien de bezitting van dezen rentebrief een ander erfgoed geweest is dan de landen, die uit de nalatenfchap van Bennebroek zyn verkocht, en op omtrend 40 morgen begroot werden, kan men eene grotere uitgeftrektheid nareekenen, zelfs binnen den tyd van eene en eene halve eeuw. Ook zyn 'er in het jaar 1730 nog andere landen van afgefcheiden, welken fints dien tyd tot onleen gemaakt zyn. Dezelven liggen omtrend de herberg, die nog Scha. kenbosch genaamd wordt, en waaraan men, by de vernieuwing van het huis of den voorgevel, eenen fteen gelaten heeft, waarin, met letteren van eene tamelyke oudheid, gelezen wordt: dit is Schakenbosch. Binnen in het Schakenbosch vondt men een boschje, benevens eenig land, hetwelk aan de kapel van Veur in eigendom toebehoorde. In de-  en kleefsche oudheden. 20^ deze kapel was een vikariaat gefticht. Doch doordien men van het een en ander zeer weinige berichten heeft, zullen wy daarover niet breedvoeriger fpreken, en alleen de ry wegen aantonen , van de Leidfchendam af, naar eenige voorname plaatfen, gelyk dezelven door den landmeeter f. de roos zyn opgegeven: Van den LeidfchewDam, tot de Haage langs de Vliet , . 1880 roeden. Item langs de Vliet, over Voorburg en de Geestbrug , . 1862 *—* Item langs de Vliet, door Voorburg en Haalewyns laan . I034 ■ • — Heerew eg in Veur 134 *—. - ■ ■ ■ Kostyerloorens-weg 137 — . Paape weg in Voorfchoten 1548 »— ' Rhyn-dyk, aan Ik leer nog . 3361 » Voorburg,\a.xigs de Vliet 750 . — Item langs de Heeren- weg . . . 844 •>——■ - Voorfchoten . 1664 ■——- •— Wilsveen . 504 ■ Zoeterwoude . 2221 ■— HET  20ö KABINET VAN NEDERLANDSCHE HET DORP R Y S W Y K. In DELFLAND. Hoewel het in den eerften opflag niet vreemd fchynt, dat van dit dorp gewag gemaakt wordt in het meergemeld register der goederen, omtrend het jaar 806 aan St. Martens kerk in Utrecht toebehorende, fchynt zulks nogthans onzeker, Wanneer men deswegens onderzoekt. Wel is waar dat men daarin tot tweemalen na malkanderen den naam van Ryswich gemeld vindt, gelyk in BOXHornii, Theatrum Hollandia, pag. 33 is aangetekend, doch, doordien 'er wel drie plaatfen van dezen naam bekend zyn, namentlyk Ryswyk, in het land van Altena, by Workum; Ryswyk aan de Lek, en Ryswyk by 's Hage, blyft het ten eenemaal onzeker, welke dezer drie, in het gemelde register bedoeld wordt. Nogthans is het dorp Ryswyk in Delfland, zeer oud, zynde mogelyk reeds aanwezig geweest, toen het voorgemeld register opgefteld is.Zeer zeker is het, dat het zyne eigen Heeren gehad heeft, welken onder den eerften en oudften adel moeten gerekend worden,-s. van leeuwen in zyn Batavia llluftrata pag. 156 fchry ft onder anderen: „ Zo is onder de Edelen, ten tyde 5, van diederik den V, en VII, Grave van „ Holland^ (doorgaands echter de Vde genoemd) „ die  en kleefsche oudheden. 207 „ die in het jaar 1099 overleefde, benevens „ alewyn. Burggraaf van Leiden, met zynen broeder state lot en tursing, angete' „ kend, eenen dodo, Heere van Ryswyk, en in „ 't jaar 1200, onder de Edelen ten tyde van „ diederik denVlï. werd vermaan gemaakt van „ Heer jan, aarnout en hendrik van „ Ryswyk, en anno 1235 golekem van Rys. „ wyk, alle ridderen." Ook vindt men in latere jaaren van meer andere Heren gewag gemaakt; de oude R.ymkronykfchryver melis stoice, Edit: 1699, pag. 73. maakt reeds gewag van deze plaats Ryswyk, leggende aan den Geest; zie hem in het leven van vrouwe ada^ in hecjaar ixco. Hieruit blykt de hoge ouderdom van dit dorp, maar tevens dat het /an de vroegfte tyden af, genen anderen naam dan die van Ryswyk, gedragen heeft. S. van leeuwen,op de hier boven aangehaalde bladzyde, vermoedt met zeer vele waarfchynlykheid, dat de naam van dit dorp ontleend is, van het.Rys of Rysbosch, tusfehen of veel eer bezyden welke bosfehen deze plaats gelegen heeft, en vso. wyk, doordien de eerfte inwoners derwaards geweken zyn , en hunne wo. ningen hebben gevestigd. Hadrianus junius, fchynt ook in dit denkbeeld geweest te zyn, hoewel hy daarby nog een ander denkbeeld koeftert, als ware dit dorp eene wyk der Hesfen geweest, weleer bewoond door eene foort van Reuzen, naar welken het voormaals Reuswyk zou genoemd geweest zyn. Dit gevoelen wordt nogthans met zeer veel grond door andere oudheidkenners verworpen, niet alleen doordien het al te zeer naar verdichtfelen zweemt, maar daarenboven, doordien men dit dorp nergens Reuswyk, maar in- te«  208 kabinet van nederlandsche tegendeel altoos en eenparig. Ryswyk gefpeldt vindt. S. van leeuwen, in zyne inleiding tot de Coftumen van Rhynland, pag. 70, en anderen met hem, tekenen aan, dat weleer vele dorpen in Holland, den Graaf in zynekrygs-enheirtochten met koggen of kleine vaartuigen met riemen, ten dienst moesten ftaan, en daarenboven nog voor hem als Hofdienften moesten onderhouden, het ruimen en fchoonhouden van den vyver rondsom het Hof in 's Gravenhage, de fingels van den hove, en de vaart naar Rysyvyk, doordien 'er toenmaals nog geen weg was; ook de bruggen , platingen enz , daartoe behorende, en daarenboven plagten zy nog te dragen in het onderhoud van den tuin en plantaadjen aan het hof. Deze hofrechten werden onderfcheiden door de namen vmfchot en lot. Het lot, ook bottingen genaamd, werdt gemeenlyk om de vyf jaren omgeflagen; maar het fchot, dat is het opfchieten van den vyver, de fingels, bruggen, platingen, mitsgaders den weg tusfehen den Haag en de Hoornebrug, in plaats van de vaart, weleer gebruikelyk, wordt nog jaarlyksch by de Heren der rekening van de domeinen van Holland, ten lasten de dorpen, by riemen en riemtalen gefchat, gelyk men oudtyds gewoon was; iedere riem werd gefteld op zo veel, dat alle de riemen te famen de gehele fomma uitmaken; fomtyds tegen 20, 30, 40, 60, en ook wel tegen 80 ponden, 'van 40 groten iedere riem; welke dan wederom over de gemeene huisluiden wordt omgeflagen. ' De dorpen en riemtalen, waarop ieder dorp gefteld was, tot het voormalig onderhoud der vaart, en thans van den weg van Ryswyk, als me-  fiN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 20p mede van den vyver van het hof, van de Angels, bruggen, platingen, en waarna de bottingen nog hedendaagsch berekend worden in 'sGravenhage, zyn als volgt: Aarlander Veen i en een halve riem. Aar . . i en een halve riem. Alphen. ... 5 riemen. Alkemade, Rhynfaterwoude en Kage. 3 riemen. Menthuyfen en Berkel. . 4 riemen. Broek. . ! riem. Dorp. , » . s riemen. Esfelikerwoude. . . 1 riem. Hafarswoude. • » 1 riem. Hodenpyl. ' . s riemen. Harnasfe. . . 5 riemen. '* Hof van Delf. . 4 riemen. Kalflaagen. . . 5 riemen. Katwyk en Valkenburg. . 2 riemen. . . 5 riemen. Koudekerk. ? . 5 riemen. Kralingen. . . 5 riemen. Kudelfieert. -. . j riem. Xz'er. . k 2 riemen. Aftwï^r en iW^. . 2 riemen. 2tëw«7&. . .. 5 riemen. Maasland. . , 2 riemen. Naaldwyk. . . 5 riemen. Noordwyk en Noordwykerhout. 3 riemen. Nieuwkoop , . a riemen. Ut DEEL. O Qegjp.  2io kabinet van nederlandsChE Oegstgeest. . . i riem. Ryswyk. . . 5 riemen. Rottetan en Berg-ambagt. 4 riemen. Rüynen . 5 riemen. Schie-ambagt en Overfchie . 1 riem. Sluypwyk en Middelburg . 5 riemen. Scvenhuyzcn . . 3 riemen. Sandt-ambagt . . 1 riem. Segwaard ... 2 riemen. Soetermeer 1 '. 5 riemen. Soeterwoude . . 1 riem. Soeteveeu . . 1 riem. Vlaardinger-ambagt . ■ 1 riem. Vryenban . 1 en een halven riem. Voorburg ... i riem. Voorfchoten . ■ 2 riemen. •FófAo/ - • 3 riemen. Wateringen . een derde riem. Waddinxveen, Poliën> Groenswaard en Suydewyk - 2 riemen. bedragende te famen 129I riemen. Het dorp Ryswyk legt tusfehen De#* en 'sGravenhage, een half uur zuidwaards van het laatstgenoemd vlek, werwaards men langs eenen beftraten weg wandelt, ten dele door ypen, ten deele door eikenbomen, zeer aangenaam belommerd , en de aangenaamheid van denzelven wordt nog vermeerderd, door de veelvuldige beweeging van alle foorten van rytuigen, en de menigte voet-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 211 Voetgangers , welken dagelyksch daar voorby trekken. Deze weg wordt door den dichter jacob van der does, in zyne befchryving van 'sGravenhage, pag. 55 en 56 y op de volgende wyze bezongen: Aan 't Zuyden heeft den Haegh vermaeckelyke landen, Veel Clav're weyden, en veel weelderige fanden, En onder anderen een wech, die is gejlraet, Dat veel gemack geeft aan een yeder die fe gaet. Voor defen plegen in dit fant en gulle fporen, By heete Somer-tydt de Paerden fchier te fmoorem Voor defen wierden in dit flyk en vuyle nat, By koude Winter-tydt de Paerden afgemat. Nu draefc in er over heen, en een Paert kan meer trecken, Als vier voordefen deen, hoe dat men haer fagh recken ; Nu kan den Huysman met fyn wagen vol gelaên Van Fruyt, of Suyvel mar de Haegfche merckt toegaan 5 Nu kan den Adel met fyn Koetfen hier gaen ryden, En haer verlustigen by foete So?ne>-tyden; Of naar het Princen-huys door Rys wy ck heenen gaen, En pen daëfchóon gebouw met een verwondring aen. Dit pleert aen Lust /mf van dien grooten Prins te wefen, Den dapy'ren Maurits , die fyn vydnt dede vreezen Voor het getuyt alleen van fyn beroemde Naam: (Soo klonck door 'sWeerelts rent fyn loffelyke faem.) Hadt hier fyn Poerde Jlal, en als men noch geen fleden Belegert hadt, of niet te veldt en was getreden, Soo ging hy daaglycx hier een uur twee drie befteên, En f ach een moedig Paert, hoe dat het wiert bereen, En waarop dat hy fich het veylichst mocht ver/aten, Als hy voor 't Vaderlant en vry gevochte Stoeten Te veldfou gaen, enfulck een vyandt tegen trein, Diegrooter was in macht, en onverwiniykfcheen. Nochtans fyn door dien Heit fyn krachten foo gebroocktn, Syn legers foo vernielt, fyn hoochnwst foo gedoochen, O 2 Dat  212 kabinet van nederlandsche Dat hy als feilden aêm, en mee , en afgemat t Stiljlant van Wapenen voor twaalefJaeren badt. ;' Na hem quam Frederick, en volcht de groote daden Van Maurits, en hy vindt geen minder lauivre bladen. Want hy wint flad op Jlad dien trotfchen vyant of: Tot dat hy eindelyck, tot eenwichduurend lof Van HoIIandt, Spangfen dwong fyn op geblaf entheden Meer in te binden, en te fpreken om de vreden; Die 't nauwelyckx verkreeg , mits dat het JVeerlandt vry Verklaerden van het jock der Spaanfchen ftavemy. Onder de menigte van adelyke huizen en Vorstelyk aangelegde lusthoven, welken rondsom dit dorp gevonden worden, verdient het Prinsfenhuis, ook het huis te Ryswyk, en fomtyds Belvedère of Schoongezigt genaamd, den eerften rang. Sommigen gaven het den naam van Nieuwburg, doordien de Hertog van Paltz-Nieuwburg den eerften fteen aan hetzelve gelegd heeft. De Prins van Oranje, fredrik hendrik, heeft het in den jare 1634 doen bouwen, onder het opzicht van den beroemden konstenaar jacoe van kampen, zo bekend wegens het bouwen van het ftadhuis van Amfterdam, en andere zeer fraaije werkftukken. Volgens den Heer j. van der does, zou de Prins hier zyne paardenftallen gehad hebben, gelyk wy zulks in het bovengenoemde niet zeer fraaije vers gehoord hebben; maar volgens anderen, zou deze paardenftalin het dorp zelf geweest zyn. Godfriedt heg e n 1 t z is met van der does van een gevoelen, en zegt, dat de Prins hier meer dan 80 paarden zou hebben ftaan gehad. Ook had hy hier twee zeer zeldzame Indiaanfche Cafuaris vogels, en eenige bonte herten. Het huis legt omtrend 200 roeden ten westen van het dorp, aan de zuid-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 213 zuidzyde der zandvaart, waarover eene brug legt die eene ftenen poort draagt, verfierd met dewapenen der Prinsfen van Oranje. Door deze poort treedt men in eene laan met boog geboomte , als een fterrcbosch beplant. Ten einde van deze laan is een brede voormuur, met eene andere voortreffelyke ftenen poort in het midden, en met ftallingcn, en kastelein- en tuinmans woningen ter zyden. Hier heeft men den ingang naar een zeer ruim en uitgeftrekt voorhof, hetwelk tot eene fraaije ballustrade leidt, tusfehen welke men met eenige trappen opgaat naar een kleiner voorhof, langs welken men tot het huis komt. Het huis is geheel en al in de breedte gebouwd , en beftaat uit drie paveljoenen, welker middelfte het hoogfte en breedfte is; zy zyn tusfehen beiden met andere gebouwen aan elkander gevoegd. De ingang is in het middel paveljoen , met eenige trappen opwaards. Dit middel paveljoen fpringt ook aan den achtergevel uit, en heeft aldaar mede een balkon, hetwelk nog verder uitftrekt, en op vierkante zuilen rust, onder welker gewelf men in de tuinen afklimt. In vergelyking van de andere huizen der Prinsfen van Oranje, is het huis te Ryswyk niet zeer groot van omtrek, maar nogthans zeer vermakelyk wegens de vergezichten, inzonderheid aan het einde van den tuin, van waar men over een terras, uit den middeldeur van het huis, regt op den toren der nieuwe kerk te Delft ziet. Het huis te Ryswyk is vermaard door de vrede, hier gefloten in het jaar 1697, tusfehen de Koningen van Spanje, Frankryk en Engeland, het Duitfche ryk en de vereenigde Nederlanden. Men had te dier tyd, behalven den gemelden ingang, in het middel paveljoen van dit gebouw, nog twee anO 3 de-  ftI4 kabinet van nederlandsche deren gemaakt, in ieder der zyd paveljoenen. Dc afgezanten der bemiddelende Mogendheden» traden door den middel-ingang in: die der verfcbilhcbbende Mogenheden, door de twee nieuw gemaakte deuren, ieder naar den rang te voren bepaald. Het huis te Ryswyk behoort tegenswoordig aan den thans levenden Prins van Oranje, uit de domeinen van wylen willem den III, Koning van Groot-briltanje. Langs dezen weg leggen nog verfcheiden andere zeer fraaije adelyke huizen, lusthoven en hoflieden, welken wy thans, om kort te zyn, niet zullen aanhalen. • Wy zien, inde ToSfte afbeelding, een fraai gezicht van Ryswyk by de kerk, met een gedeelte van het kerkhof, door rademaker in het jaar 1650 getekend. Doordien de laatfte Heer van Ryswyk, uit het gedacht van van derduyn, zonder erfgena. men was, kocht de Regeering van 's Gravenhage de Ambachtsheerlykheid van dit dorp van hem, en dezen zyn, ingevolge van dien, Ambagtsheren dezer Heerlykheid geworden, daar Ryswyk anderszints, wat het hoge rechtsgebied aangaat, aan de Regeering der ftad Delft behoort. Want in het jaar 1591, heeft de ftad Delft deze hoge Heerlykheid van dc Staten van Holland en de rekenkamer der Graaflykheids domeinen beleend; zynde onder anderen in de acte van bcleening gevoegd , dat de voorgemelde halshcerlykheid niet zoude mogen veralieneerd worden, ingevolge de privilegiën van 3 may 1450, door Hertog Philips van Bourgondicn aan deze ftad verleend; gelyk ook dien volgende de rcfolutie by haar Ed. Groot Mogende, in het jaar 1667, genomen, betreffende het verkopen van eenige Hecr-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 215 lykev goederen van derzelver domeinen, fpeciaaï daarmede is geclaufuleerd; zodat Heren Burgemeesteren der ftad Delft, als hebbende de hoge jurisdictie van het dorp en Ambagt van Ryswyk, aldaar, onder andere gerechtigheden, ook ten allen tyde eenen Bailluw aanftellen. Zie de Heer van bleyswyk, in zyne befchryving der ftad Delft, pag. 102. In het quohier of in de lyst der verponding, ftond Ryswyk, federt het algemeen redres van den jare 1632, aangeflagen voor 178 huizen, 2662 morgen en 61 roeden, of volgens eene andere copy, voor 2663 morgen en 61 roeden lands, betalende jaarlyksch voor dezelven eene fomma van 13654 guldens, 6 ftuivers, n penningen. Op de nieuwe lyst der verponding van het jaar 1732, telt men 315 huizen, waaronder het huis te Ryswyk begrepen is, 1 fteenplaats en 5 molens. Volgens nadere opgave, was het getal der huizen die verponding betalen, 325, met 5 molens, 1 fteenplaats en 1 vogelkooi, in den Moord polder. Eene andere vogelkooi, in de- nieuwe Broeks polder, hoewel veel groter, was toen in dc verponding niet bekend. De boomgaarden en tuinen in het Ambagt, worden ten getale van 72 gebragt. De kerk te Ryswyk is, van de vroegfte tyden af, eene parochie kerk geweest, toegewyd aan den heiligen' Bonifacius. Weleer ftond in dezelve een altaar van dien heiligen en zyne gezellen, aan hetwelk een vicariaat gefticht waS', en een ander vicariaat was aan het St. Pieters altaar. Te Ryswyk ftonden weleer twee kapellen; de eerfte achter de hofftede Qttenburg, en eene twede by de hofftede de Burg; eerst behoorde dezelve in eigendom aan het geflacht van de Heren ✓ O 4 vaü  Zl6. kabinet van nederlandsche van suis, en in vervolg van tyd aan den Heer van der duin, Heer van Ryswyk. Ook ftond te Ryswyk weleer een klooster van Reguliere nonnen, Nazareth genaamd, en ftaande onder net opzicht van het kapittel van Sion. Sedert de Hervorming, heeft het dorp Ryswyk eene eigen predikant gehad, en de eerfte aldaar beroepen, was a: teunisz blommert, in het jaar 1576. De kerk, behoorende onder de clasfis van 'sGravenkage, is groot, en met. verfcheiden kapelgevels uitgebouwd. Voor den toren, welke vierkant is, en eene agtkante lèijen fpits heeft, ftaan twee diergelykc gevels; zodat, hy als ten dake der kerk fchynt uit te ryzen. het dorp SCHEVE N INGEN», In HAAG. - AMBAGT» Aan denoordzydevan 's Gravenhage, langs eenen fi-aaijcn en breed beftraten duinweg voortwandelende, komt men aan het vermakelyk dorp Scheveningen, veeltyds ook Schevdingen genaamd; van hetwelk rademaker ons drie fchone af beeldingen nagelaten heeft. De twee eerfte tekeningen vertonen het dorp in dien ftaat, waarin het zich omtrend het jaar 1630 bevond; de eerfte verbeeldt de oostzyde dier plaats, benevens hare aanzienlyke kerk en eenige huizen; de twede vertoont de kerk in het dorp naar de andere zyde, met    EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 21? met de byleggende duinen , en het gezicht in de noordzee; terwyl de derde tekening ons de kerk alleen vertoont. Dit aanzienlyk en vermaaklyk dorp is gelegen onder het Ambagt van 's Gravenhage, niet verre van dit vlek en Loosduinen, doch aan het Heemraadfchap der ftad Delft onderworpen. En hoewel Scheveningen Hechts een zeedorp is , aan het woeste zeeftrand gelegen, het is nogthans vry wel bebouwd, en voorzien met vele fraaije huizen en herbergen. De inwoneren van 's Gravenhage en eene ongelooflyke menigte andere menfchen van de omleggende plaatfen , komen dagelyksch derwaards een fpeelreisje doen; en zelden zal eenig vreemdeling 's Gravenhage bezoeken, welke Scheveningen onbezocht zou laten; voornamentlyk, fints men van 's Gravenhage de bekwame ftraatweg derwaards gemaakt heeft. " Sommigen rekenen dit dorp ten minften even oud als 'sGravenhage, en beweeren, dat het reeds voor de tyden van Graaf wil lem, die in later tyd Roomsch Koning werd, en dus in de dertiende eeuw, aanwezig geweest is. Het heeft een gemeen rechtsgebied met 's Gravenhage, zodat nog hedendaagsch een der Schepenen van Scheveningen in 's Gravenhage in de vierfchaar zitting heeft; ten overllaan van welken, de opdragten van kustingen en hypotheeken van huizen en erven, in dit dorp ftaande, moeten verleend worden, hetwelk hy met zyn zegel bevestigt. Men wil, dat dit dorp voormaals groter dan 's Gravenhage geweest, maar voor een zeer groot gedeelte door de zee ingezwolgen is. Zeker is het, dat de ftormen en hoge watervloeden aldaar zeer grote omwentelingen hebben te weeg gebragt, en Scheveningen thans niet meer Q 5 Raat  2l8 kabinet van nederlandsche ftaat ter plaatfe waar dit dorp weleer plagt te Haan. Uit hadrianu s junius blykt, dat voor ruim 250jaren, de kerk aldaar, benevens een zeer hoge toren, door de golven ingezwo!» gen zyn, by welke gelegenheid de zee zo veel lands wegfpoelde, dat de gemelde kerk, die waarfchynelyk aanvangs niet zeer digt aan den zeekant zal geilaan hebben, wel 2000 fchredenverre van Ilrand af, door de golven bedekt werd, zonder dat men ooit meer van dezelve gezien heeft. Zie a.pars, Katwykfche oudheden, bladz. 89 en 90. Daarna bcfloot men tot den opbouw van eene nieuwe en meer prachtige kerk voor dit dorp, cn tevens, om dezelve zeer verre van den zeekant af te zetten, waar zy voor de grimmigheid van eene zo vreesfelyke nagebuur beter gedekt en bewaard blyven mogt. Doch de onftuimige zee verydelde ook deze menfehelyke voorzorg. Omtrend eene eeuw daarna, geraakte de kerk in het uiterst gevaar, van hetzelfde noodlot der voorgaande te moeten ondergaan, daar op den 1 november van het jaar 1570, door eenen zvvaren ftorm, weder omtrend 60 huizen door de woedende golven werden omverre gerukt en ingezwolgen. H. junius heeft ons zulks opgetekend; en volgens een zeker oud bord, hetwelk weleer in de kerk te Scheveningen plagt te hangen, werd de fchade op 128 huizen begroot; en doordien daarby nog eenige 'andere merkwaardigheden worden verhaald, zullen wy deszelfs inhoud hieronder laten volgen: In '{ Jaar t'feventig ende vyf tien honden; Gebeurden hier t'Schcvcling op Alderheiligen dag, Zee-water liep in deze Kerck', (ilck verwondert f) Drie voet ende 11 Duim hoog , als men dngnfaeh; • Ood  SN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 2ICJf Oock mede aan den hoog Autaar, hoort dit gewag; Ende in de Sacrejlie ende Kerken-Comptoir , met liji Omme-werpende met des waters gejlach Eenen grooten fwaaren yzeren Kift, Men heeft 'er wel hondeit en 28 Huyzen gemift, Ende weinig zynder ongefchent gebleven; Die Schepen waaren door 't Dorp gedreven , Doende groote fchade, elck maackt daar of menlio, Drie)Menfchen verdroncken, gelaten het leven: Dies was hier grooten druck beleven: Waarom het gefchiede, laat ick God die fententie. - Ader Hèyligen Dach Scheveling 'f IVater beklagen mach. Heere uwen willen gefchiede! Van dien tyd af aan Honden de bewoners van Scheveningen meer dan eens in beraad om de kerk te verplaatfen, en nog dieper landwaards in te zetten. Door deze zwaare vloed is de gelegenbeid en ftandplaats van het dorp geheel veranderd ; de meeste woningen van hetzelve ftonden weleer voor den watervloed aan den zeekant, tusfehen de zee en de kerk, en deze laatfte aan de binnen zyde, achter alle de huizen, doch de meeste woningen aan den zeekant weggefpoeld zynde , bleven 'er naauwlyks" zes huizen aan de buitenzyde van de kerk ftaan, die in lateren tyd ook door de golven zyn weggefpoeld; zo dat de kerk thans geheel aan het woeden der baren is blootgefteld, daar men alle de nieuwe woningen verder landwaards in, opbouwt. Dus is het ondèrfcheid tusfehen het dorp in voorgaande tyden en heden ten dage, zeer groot, gelyk zulks nader blykt in eene afbeelding van het dorp, op eene fchildery in de kerk hangende. Hoe-  220 kabinet van n e d e r L a n d s c h e Hoewel nu de voorgaande watervloed van den jare 1470, waarin de kerk, gelyk wy zeiden, door de golven werd ingczwolgen; hoewel het gevangen nemen der inwoneren in dien tyd, en het veron* gelukken van eene menigte hunner in den vloed, het dorp zodanig ontvolkte , dat men aldaar niet meer dan honderd negentien perfonentelde,waar van 'er veertig ellendig moesten bedelen, en honderd anderen het brood voor de overigen, op zee moesten winnen; hoewel de zeevloeden van de jaren 1530, 1546, en 1551 het dorp mede op eene allerdeerlykfte wyze teifterden, echter was de vloed van het jaar 1570, even ysfelyk. Dit blykt uit het verzoekfchrift om afflag, door den pachter der wynen en bieren in dien tyd ingeleverd, waarin dc weggefpoelde huizen op de helft van het dorp begroot werden. In alle deze vloeden zyn de bewoners van dit dorp edelmoedig bygeftaan, nu door Delft en Delfland, dan door die van 's Gravenhage. De watervloeden van den jare 1775 en 1776 hebben dit dorp mede niet weinig getroffen. De kerk van Scheveningen, ons door rademaker inde inde plaat afgebeeld, gelyk dezelve zig in het jaar 1630 vertoonde, was weleer eene parochiekerk, ter eere van den H Anthonius ingewyd, en de koster plagt weleer door de Graven aangefteld te worden. De pastoor dezer kerk was altoos, gelyk die van *s Gravenhage, een Premonftreiter Heer, of Norbertyner kanunnik, uit de Abtdy van Middelburg. Weleer plagt de kerk te Scheveningen onder de parochie van 's Gravenhage te ftaan, doch naderhand is zy van dezelve afgefcheiden, cn eene parochie kerk op haar zelve geworden. Onder anderen was in deze kerk een vicariaat gefticht, ter eere van 6V. Ewaldus cn  en kleefsche oudheden. 22ï en Adrianns. De kerk heeft een toren, die in het grootst en benedenst gedeelte vierkant is, en hoger heeft hy eene agtkante gedaante, met eene zelfde fpits. De ilagklokken, die duizend guldens gekost hebben , zyn 'er in gemaakt by het herftellen van de kerk, na den Spaanfchen oorlog , in welken dit gebouw veel te lyden had, en zodanig gefchonden en gebroken was, dat de Godsdienst daar in niet kon geoeffend worden , zo dat men, om de kerk weder in behoorlyke order te brengen, in den jare 1614 eenige landeryen heeft moeten verkopen , terwyl de Staten van Holland by die gelegenheid aan het dorp agt. honderd guldens daartoe ten gefchenke gaven. Van zeer vroege tyden af, had de kerk van Scheveningen, het recht van zekeren penning van den visch. welke op het ftrand werd afgeflagen , als mede het recht van den vuurbaak, en het geld, hetwelke by de Huurlieden daar voor moest betaald worden. Ook is uit de inkomften der visfchery, in het jaar 1595 eene nieuwe vuur* baak gebouwd. Na het invoeren van den Hervormden Gods. dienst in deze landen, behoort deze kerk onder de klaslis van ''s Gravenhage; en wordt door haren eigen predikant bediend, waarvan de eerfte, met name n. petri, in het jaar 1580 aldaar beroepen is. In dit dorp is ook een oud mannen, en vrouwen gasthuis gefticht, en met redelyk goede inkomften voorzien. Behalven die geenen, welken uit armoede in dit huis worden aangenomen, en van de inkomften van dit Godshuis leven , vindt men aldaar ook andere menfchen, welken daarin voor eene zekere fomma hunne kost kopen. Op  £22 kabinet van nederlanbschê Op een hoog duin, bezyden de kerk, regens het Ilrand aan, is door het Hoogheemraadfchap van Delfland, of deszelfs penningmeester, een fraai lusthuis gebouwd, van waar men wyd en verre een aangenaam uitzicht heeft over het geheele ftrand tot zeer diep in zee. Dit gezicht is zeer treffend, en meer dan eens, hebben de doorluchtigfte perfonen enOppermagten vvn. Europa verzocht, om daarop hun middagmaal te mogen houden ; gelyk wille m de III "Koning van Engeland, en de Koning van Pruis/en , by hun verblyf in 't Gravenhage zulks menigmaal gedaan hebben. Ondertusfchen is het zeer aanmcrkelyk, dat men op het voornoemde duin, de barre grond zodanig heeft weten toe te bereiden, dat op deszelfs kruin en binnen de omheiningen van dit lusthuis, niet alleen eene grote menigte van verfchillende fyne vruchtbomen beplant zyn, welke de fchoonfte vruchten dragen , maar dat men daar tevens alle foorten van aardvruchten teelt, die by uitnemendheid fmakelyk zyn. In dc lyst der verponding over alle de huizen van Holland en Westfriesland, federt het algemeen redres van den jare 1632, betaalt Scheveningen voor 222 huizen jaarlyksch 432 guldens, 8 fiuivers cn 8 penningen; het betaalde dezelfde quota in het jaar 1680; maar op de nieuwe lyst der verponding van den jare 1732 vindt men 249 huizen gefteld. Zeldzaam is het, dat op den 20 january van het jaar 1617, by gelegenheid van eenen zwaren ftorm, een walvisch, ruim 56 voeten lang, te Scheveningen op ftrand geflagen werd; het bekkeneel en de hoofdpan van dien visch, lang 15 voeten, breed 8 voeten, en 8 fpannen hoog , zyn in de kerk aldaar, ter gedachtenis ten toon ge-  en kleefsche oudheden. 22$ gehangen. Wylandus schylius, predikant aldaar, vervaardigde daarby een latynsch opfchrift, benevens het volgend nederduitsch vers, waar in de gevangen walvisch fprekend wordt ingevoerd , zich beroemende, meer brein in het hoofd gehad te hebben, dan alle de zeven wyzen yan Griekenland. 6 Lezer, wie gy zyt, misfchien uyt verre landen Gekomen, om te zien de Zee en haare Jlranden; Wat meint gy, dat ick ben? Wat is 't dat gy zietflaan? Denck wat gy dencken kunt, waar voor ziet gy my aan ? Voor Thetis oude wieg, of voor Neptuni Wagen, De Wagen, die hem placht Ooft', Weft, Zuyd, Noort te dragen . Op 'f glafig golvig velt ? Of om dat ik fy plat, Voor Amphitrites ouw verfleete baaker mat ? ê Neen ! Ik heb gehad, tong, tanden, lyf en leven, Ja oock veel meerder breyns in 'f hooft, als al defeven Hoog wyfen van het wyt-vermaarde Griekenlandt; Al evenwel ick was Jlom , dom, fel van verflant. Een ander Dier blyft Jlom als 'f leven is geweken. Maar ik begin nu eerfl na mynen dood te fpreken. 6 Lefer, hoe foud gy doch weten wie ick waar, So ick u dit niet felfs en feyde rondt en klaar ? Ick hebbe met myn fleert de holle Zee bereden, Ick heb het zoute diep met vinnen doorgefneden; Tot dat ick hier omtrent, door 'swints onfluyme kracht En 't aanjlaan van de Zee, op Jlrande wiertgebracht. De luy van alle Jlaat, die quamen my begroeten, En elck een die madt myn lengte met fyn voeten. Ruym fes en-vyftig voet wiert ik bevonden groot, So als ik op het Jlrant in myne traan lag doot. Dit hoog, hol, wyde Been, is 't hooft van myne leden, Tot een memoriaal gejlelt aan defe ftede. Nu'  224 KABINET VAN NEDERLANDSCHÉ Nu weet gy wat ick ben, geen Wagen, Wieg, of Mat, Maar 't Potwals Hooft. Vaart wel! Bedenkt den Amen wat Ten tyde van den Prins maurits, heeft deszelfs leermeester in de wiskunde, de vermaarde simon stevyn, eenen zonderlingen wagen uitgevonden, voorzien met masten, touwen en zeilen, gelyk een fchip, waarmede men, door middel van de wind, ongemeen vaardig langs het ftrand kon voortzeïlen. In deze zeilwagen konden 28 menfchen zitten, en wanneer de wind voordeelig was,binnen den tyd van twee uuren, uit Scheveningen naar Petten varen, niettegenftaande men rekent, dat deze twee dorpen 14 Hollandfche mylen van eikanderen leggen. Deze wagen aan den gang zynde, liep zo fnel voort, dat men hem oogenblikkelyk uit het gezicht verloor. De Prins was menigmaal gewoon, zich met vele perfonen van rang in dit zeilrytuig te vermaken, gelyk onder anderen gefchied is met vele Franfche, Engelfche, Deenfche en andere vreemde Heren, zelfs met fRanciscüs démendosa, Admiraal van Arragon, toenmaals gevangene by den Staat. Alle deze doorluchtige perfonen bekenden, dat geen paard eenen zo Verren weg binnen eenen zo korten tyd kon afleggen, dan deze wagen; welke nog vele jaren daarna aan vele reizigers, als iets zeer zeldzaams, vertoond is. Eene afbeelding van dezelve, vindt men in de befchry ving van 's Gravenhage, en afzonderlyk gaat dezelve in drie bladen in plaat uit. Wat de Scheveningfche weg naar 9s Hage betreft, dezelve is, volgens de meting van den landmeter floris jacobsz, inden jare 1636', bevonden 800 roeden lang te zyn, gerekend van de Noord-endfche brug in 's Gravenhage, tot aan het  en kleefsche oudheden. 225 het eerfte huis in Scheveningen; dit kómt overeen met het aftreden van zeker geloofwaardig perfoon, welke, al wandelend op dezen weg, 4800 zyner fchreden geteld heeft, zes van welken juist eene Rhynlandfche roede uitmaakten, gelyk zulks ook bevonden werd, gemeenlyk de fchrede te zyn vaneenen man, welke zich niet overftapt. Voorts is de lengte van het dorp, van het eerfte huis van de Haagfche zyde, tot by de kerk, door den Ridder constantyn huigen s, Heer van Zuylichem, in zyne Zeeftraat opgetekend, bevonden 112 roeden, Rhynlandfche maat, lang te zyn. Deze doorluchtige en fchrandere Staatsman had meermalen ondervonden: Dat Haag en Schevening van over lange jaaren, Omvedernaackelyk van een gefcheiden waaren, Met fpytiger getergt, en nader aan de locht, Dan daar den Afrikaan fyn kger overbrocht. Hy liet derhalven reeds, in den jare 1650, zyne gedachten gaan op middelen, om deze twee met elkander vermaagfchapte plaatfen wederom met eikanderen te vereenigen, waartoe niets beter kon worden uitgevonden, dan het maken van eenen ftraatweg van klinkerts, tusfehen 'sGra* venhage en Scheveningen, en van daar tot aan het plein voor de kerk. Dit ontwerp door gemelden Heer opgefteld, en met des kundige lieden overlegd , als mede de onkosten en voordeden met eikanderen overwogen en vergeleken zynde, vond echter aanvangs by de Heren der Regeering geheel genen ingang. Men opperde daaromtrend zeer vele zwarigheden, zo wel wegens het nodig afzanden en doorgraven van fommige duinen, het aanvullen van verfcheidene lage dieptens, als III. deel. P aan-  j2ö kabinet van nederlandsche aangaande het overftuiven van den weg, de zware kosten van denzelven te maken, het onberekenbaar getal klinkerts daartoe behorende, en wat dies meer was. En hoewel de Heer huycens alle deze zwarigheden zeer grondig wist te wederleggen ; het onderwerp echter werd, geduurende vele jaren , verworpen, tot dat het in den jare 1663 weder levendig begon te worden. Ten dien einde werd die Heer, toenmaals als afgezant van den Staat in Parys zyn verblyf houdende , deswegens gefchreven, en zyn y ver om dit werk voltrokken te zien, was zo groot, dat hy, in zyne afwezigheid, zyn kabinet door zynen zoon, den Heer van Zeelhcm, liet open fteken , en de papieren , tot dit ontwerp behorende, aan de Heren der Domeinen in Holland deed ter hand Hellen; dezen deden daarvan dubbelden maken, en behandigden de origineelen weder aan den Heer van Zeelhcm. Dit was van die gewenschte uitwerking, dat de ftraatwegeindelyk, tot verwondering van zeer vele menfchen, in den jare 1666 , gemaakt, en met grote kosten geoeffend werd; ten welken einde de Heren Staten van Hollanden Westfriesland, aan de Heren rekenmeesters van de Graaflykhcids Domeinen, en aan Burgemeesteren van 's Gravenhage privilegie verleenden, om op dien weg een tolhuis te mogen oprichten, en van ieder mensch , welke denzelven te voet, met eenen wagen of te paard voorby trekt. twee duiten voor heen en weder te ontfangen; en daarenboven van ieder paard en van elk rytuig eenen halven Huiver; zynde bezyden dit tolhek eene bekwame woning voor den pachter van dien tol getimmerd. Ter linkerzyde "an het noord-einde werd mede een bekwaam veerhuis voor de wagens aanselegd, zynde de overlieden geftouden, voor ° ö eene  en kleefsche oudheden. 22? eene bepaalde ^prys derwaards te ryden, gelyk breedvoeriger blykt uit de ordonnantiën deswegens verleend. Deze lange weg levert een alleraangenaamst gezicht op, en is, van het tolhuis af, met de dyken ter Wederzyden, 18 roeden breed, en omtrend twee roeden beltraat, zynde aan beide de zyden met vier ryen berken en eist beplant, welker fchaduw den wandelaar voor de brandende hitte der zon befchermen. Onder dezelven heeft men, federt eenige weinige jaren, in de duinen, verfcheidene begraafplaatzen aangelegd, waarin zeer vele lieden van aanzien begraven zyn, om dus daardoor aan de minkundigen en bevooroordeelden een voorbeeld te geven, om gene doden meer naar de kerken te dragen, hetwelk zo nadeelig is voor de gezondheid. Deze ltraat,: n de afwezigheid van den Heer hüygens ondernomen, deed hem by zyne terugkomst het volgende zingen: Een landfladt liet ik u, gedolven in u' Duynen, Gedoken in uw/and: Waar zyn die witte kruynen, Waar is die dorre klifi, waar is dat fleile droog, Daar geen oog over moge, m'enftonde Tooren-koog? Kan ik door Bergen fien, en fonder fandin d'oogen? En fien ik Schevening, en ben ik niet bedrogen, En fien ik door een Laan ten einde van fyn' ftraat? 6 Edel onderwint, 6, eer van Stadt en Staat, Waar vind ik woorden uyt om u vol uyt te pryfen? En wanneer hy, wegens de uitvoering van deze uitvinding, zyn genoegen wil betuigen, zegt Gy groote Moogentheid des Vaderlands\ gy Heeren, Die Hollands eygendom met een gemoet voleeren P 2 Soo  128 KABINET VAN NEDERLANDSCHS Soo lang bereekent hebt, en lang met dat gemoet Gejonde Rekenaars van Holland blyven moet; Gy trouwe Momberen van 's Graven fchoonen Haghe, Daar ik, arm Hagenaer , den trotfen naam af draghe, Dry machten, die Ge/ach, en Middelen en Raadt Te famen hebt gebracht, ten uytvoer van myn' flaat; {Vergeeft my H moedig woord, en dat ick 't uwe myne; Ten minflen is fy myn' alfs' elck een is defyne Die'r goedgevall in heeft, en mogelick wat meer, Soo 'ck niet verydelt werd met overmoet van eer;') Misduyt myn'' plichten niet; my docht ik was ufchuldig, En droeg duytlandige vier Jaaren min geduldig, Bekommert dat de draad myn 's levens kraacken mogt, Eer ick dit laatfle kind ter wereld hadd' gebracht. Zeer aardig werdt deze ftraatweg en deszelfs nuttig gebruik, voornamentlyk voor de Scheveningers en Hagenaars, door den dichter jacob van der d o e s befchreven, die te gelyk aantoont, hoe de Haagfche lekkerbekken de eêllte zeevisch kunnen krygen: In '{ Noorden heeft den Haegh geen lustige waranden, Geen Bofch, noch Weg, maar Zee en aangename Stranden, En Duynen, daar voordees' in grooten overvloet, 't Konyn tot fpys, en tot vermaeck wierdt aangevoedt: Nu is 't 'eruitgeroeit, op dat het aan geen Boomen Die langs de ftraatweg ftaan, by hongers-noodt zou komen, Enfchenden 'tjonge hout, dat moog lyck mett'ertydt, Eenfchaduw geven fal, daar niemant hette lydt. Dit is een wonderwerck, dat fulcke hooge fanden Ge-effent zyn, gelyck een vloer, door menfchen handen', En dat die Bergen zyn verandert in een flraat, Die van den Haag tot aan het eyndt van Schev'Iing gaat : Dit is geen enge weg, maar ruim, en breedt en open, En daar een Koets twet, drie kan nevens d'andert lopen. Aeis  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 22£ Aan weder-zy een ree, vyf, fes, of meer beplant Met hout, dat wajfen wil, en opgaan in het fandt. Mer kan men 's morgens eer de Son met heete ftralen Den wandelaar verzengt, een Zee-vermaakjen halen, En fien den af/lag aan, en letten off'er Vis Van onfe lufl offmaack die nacht gevangen is: En wert 'er iets het geen ons aanflaat, af geflagen, Men mynt het, en men laat het na den Haag toe dragen: En noodt een gaft twee, drie, die met die verffche Vifch , Veel meer vermaach zyn, als den koflelykflen disoh. Hier kan men 'savonds, als de Son in Zee gaat duyckin, En haar al-flende oog voor onfe IVereldt luycken, Een koeltjen aan het Strand gaan foeken, en door 't nas Heen draven, dat de Zee om neus en ooren fpat. Het Dorp van Scheveling, dat met fyn Vifch te voren Moft ploegen door het fandt, en dickmaalsfcheen tefmorm . Van hette, dat gaat nu met Bennen overlaan ■Van Vifch, en doet niet half den arbeydt in het gaan. In 't kort, het is een wech , die veel gemack kan geven, En de volmaacktheyt aan 't pleyfier van 'c Haagfche leven: Want aan het Oofl leyt Bosch, aan 't Zuyden weeld'riglant,'' Aan 't Weflen Dal en Berg, aan 't Noorden Zee en flrandt.' Het ftaat aan te merken, dat dat geen, hetwelk de dichter zegt van den visch te mynen, moet verftaan worden, dat de Hagenaars het recht hebben te Scheveningen, om niet alleen den visch, welke op den afflag komt, te mogen mynen, maar ook om die te naasten, mits eene zeer geringe prys daarvoor betalende. Wy gaan, om onze lezeren niet te verveelen de oude gebeurtenisfen, omtrend dit dorp voorl gevallen, met ftilzwygen voorby, alleen daaromtrend aanmerkende, dat dit dorp ook byna den zelfden last geleden heeft, in de verfchillende oorlogen van den Staat, gelyk de andere zeeP 3 dor-  fche cyfTerletters: anno ciorocxx. Nog hoger in het allerbovenst toppunt ziet men den roden leeuw op het goude veld, als zynde het wapen der Souvereine provintie van Holland. De twee gevels aan de noord- en zuidzyde, komen in breedte, hoogte, grootte, getal van venftercn en lichten, als mede in de gehele fchikking met eikanderen over een. Zy hebben, zo wel in de onderfte als bovenfte verdieping zeven kruiskofynen. Beneden is het zesde, van voren af te rekenen, ter wederzyde, komende het eene in het midden van de kamer der Burgemeesteren, en het ander in die der Schepenen; beide zyn met grote uitltekende yzeren traliën voorzien, welke in de bouwkunde jaloufien genaamd worden. Boven het vierkant van het muurwerk, heeft ieder gevel ook een kleine frontefpies, met kanteelingen of trappen van lystwerk voorzien , in het midden een kruiskofyn, en eene nisfe in het toppunt. Ter wederzyde van deze drie frontefpiezen, zo van de voor- als zydegevels, is eene fierlyke ftene balluftrade, welke met het blaauwe leijen dak, twee reiën venfters boven elkander in verband hebbende, op alle vier de hoeken Gefluit, tot achter aan den toren; alwaar het dak, hetwelk zich van voren en ter zyde vierkant vertoont, eindelyk in tweën gefcheiden is, en zyne waterlozing heeft. De toren, welke zich van voren recht achter de  EN KLEEF S C H E OUDHEDEN. 26? de frontefpies vertoont, en- uit het midden van het dak opryst, is een zeer zwaar gebouw, recht vierkant, en heeft aan iedere zyde dertig voeten breedte. Hy heeft van buiten eene gewelfde bordes-trap , welker muurwerk van achteren boven de eerfte verdieping van het Raadhuis uitfteekt; en het gehele werk fchynt aangelegd om het nog hoger te kunnen optrekken. Deze toren plagt weleer met een plat te zyn, gelyk men zulks in de oude afbeeldingen en fchilderyen zien kan; doch zy is naderhand met een platachtig fpits bedekt , waar in de uurwyzer in huisjes, gelyk grote dakvenfters, uitfteken, onder welken de klokken hangen, die heele en halve uuren liaan; het oude klokkenfpel, weleer uit den brand van het jaar 1618 gered, is daarna afgenomen, verfmolten, en vervolgends weder in de nieuwe kerks toren verplaatst; enigfints lager als de bommelgaten is een overdekte omloop, rondsom eeii weinig buiten den toren uitftekejide, langs welke de trompet wachter, welke alle half uuren om moet gaan, en oppasfen, ook alle uuren zich op alle hoeken met zyne trompet moet laten horen ; nog lager is de luizolder; het overig en onderfte gedeelte van den toren, verftrekken tot onderfcheidene gevangenisfen en andere vertrek* ken. Nog lager zinkt hy allengs tusfehen de daken van het Raadhuis, en wordt aldaar met deszelfs muuren vereenigd. In hetjaari662 is het Raadhuis van binnen nog ten deele vermaakt en verbeterd, als mede met fchilder en verguldwerk prachtig opgefierd, waarna men in de fries of plint van het lystwerk , onder de frontefpies van den voorgevel, dit volgend latynsch tydvers geplaatst heeft: DeLphensIVM CVeIa repar ta. be-  Z6$ KABINET VAN NEDERLANDSCHE betcekenende : het Raadhuis der Delfenaren vernieuwd; en de grote talletters daar in voorkomende, maken het voornoemde jaargetal uit. Achter dit tydvers ftaan nog deze volgende letters: een M met twee CC dwars tegens eikanderen doorvlochten, en eene C metiE ook doortrokken, volgens de oude romeinfche manier, en bcteekenende: Mandato Confulum Curae Aedilis. Dat is •. Door het bevel van Burgemeesteren en de voorzorg der bomv~ meesters. Inwendig is dit aanzienlyk gebouw met de nodige kamers en vertrekken, op eene zeer uitftekende wyze voorzien. Van voren óp bet voorfchreven overdekt portaal komende, waardoor men binnen waards treden moet, ziet men vooreerst, even boven den ingang, onder het ftads wapen, dit aanmerkelyk infchrift: HAEC DOMUS ODIT, AM AT,' PUNIT, CONSER- VAT, HONORAT. NIQUITIAM, FACEM, CRI MINA, JURA, PJtOBAS. Dat is; Dit huis haat de fchelmery,bemint de vrede, Jlrafc de misdaden, bewaart de rechten, en eert de vromen. Dit latynsch infchrift ftaat in een verguld ftenen comportement, door de pylaren van het portaal heenfchynende, zo dat hetzelve van alle voorbygaanden kan gezien en gelezen worden. Door dezen ingang komt men voor eerst in eene wy-  EN KLEEFSCHE ÖUDHEDEN. 269 wyde en brede voorzaal, welke een heerlyk uitzicht heeft door vier kruiskofynen, op de grote plaats of markt der ftad, recht tegen aan en bezyden de nieuwe kerk, die mede in deze printverbeelding afgeteekend ftaat, en van welke terftond nader zal gefproken worden. Deze zaal • verftrekt tot eene bekwame wandelplaats voorde burgery en alle anderen, die in de kamer van Burgemeesteren of Schepenen iets te doen hebben, en menigmaal langen tyd moeten wachten. Op de kermis en kaasmarkten ftaan op deze burgerzaal verfcheiden kooplieden of kramers met boeken , kaarten, fchilderyen, printen en andere liefhebberyen te koop. Recht tegens over den ingang is dezelve verlierd met vyf heerlyke arcaden of bogen, onderfteund met vier grote ronde hele, en twee halve of midden doorgezaagde, en ter wederzyde in den muur ftaande kolommen , van zeer fchoon gepolysten blaauwen arduinfteen, ieder uit een ftuk; zynde van de Dorifche orde, even gelyk het buitenwerk van de onderfte verdieping. Achter de vier middelfte hele pylaren is de vierfchaar afgefchoten; zy is aan beide zyden nog met eenen dwarsboog tot de ingangen voorzien; en rust gedeeltelyk op twee buitenfte'heele, en ten deele op twee byzondere halve kolommen, die in den muur ftaan. In deze vierfchaar worden alle woensdagen en zaturdagen, uitgenomen in de vacantie, ftads rolle gehouden, de decreten gepubliceerd, den misdadigers doorgaands hun vonnis voorgelezen, en de gcmeene lands en ftads pachten verhuurd; ten welken einde zy met tafels en banken behoorlyk voorzien is. Boven ziet men de wapenen der Heren, onder welo " ker  270 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ker Regeering den eerften fteen aan dit gebouw gelegd is. By het inkomen in de voorgemelde burgerzaal, ziet men de deuren van de Thefaurie en weeskamer recht tegen over eikanderen. In de noorden zuidoostelyke hoeken van het gebouw, achter de thefaurie, aan dc noordzyde, is de fecretary; daar tegen over een kamertje voor de ftads boden ; daar achter eene trap om na boven te gaan. Van achter de vierfchaar komt men, voor eerst, aan de rechterhand of de zuidzyde van Burgemees. ters- en aan de linkerhand van Schepenskamer, in de Raadkamer, welke tusfehen deze kamers in ftaat, en in dezelve vergadert de brede Raad, of de veertigen; onder deze kamer is eene duistere kelder, de diefput genaamd, afgefchoten in vele hokken of huisjes, tot gevangenisfen der misdadigen. Ten zuiden'uit deze Raadkamer komt men in Burgemeesterskamer, beflaande drie grote kruiskofynen in de lengte, en omtrend een derde minder in de breedte. Het meest gedeelte is met hekken afgefloten, zo dat 'er niets dan een ruime gang open blyft, waardoor men naar achteren in dcrzelver vertrekken, en bezyden in de laatstgemelden Raadkamer gaat. Buiten dit affchutfcl wordt aan een iegelyken gehoor verleend, wel. ken Burgemeesteren iets aan te dienen of te fpreken hebben, en binnen dit hek ftaan de tafel en ftoelen ten dienfte der Heren, een weinig boven den grond verheven; de kamer is voor het overige met tapyten, fchilderyen en andere fieraden prachtig verfierd. Ten westen van deze kamer volgt, gelyk wy gezegd hebben , nog een klein vertrek, met goud leer behangen , zyn • uit  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 2?I uitzigt hebbende op de ftads waag, en achter den fchoorfleen, ten oosten, is nog een comptoir of geheime kamer, waar in Burgemeesteren hunne geheime papieren of brieven fluiten. De kamer van Schepenen is ten noorden van dit gebouw, even groot en van de zelfde gedaante als Burgemeesterskamer, hoewel zonder tapyten en alleen met fchilderyen en kaarten ge. ftoffeerd. Onder anderen ziet men bezyden den fchoorfleen, de afbeelding van den groten toren van de nieuwe kerk, gelyk die was vóór den vreesfelyken brand van het jaar 1536- Dit fluk is zeer fraay gefchilderd, maar de meester is onbekend; rondsom deszelfs lyst ftaat dit oud nederduitsch tydfchrift: aLdVs Was den toren, soo aLs sÜ pLaCh te staan, Maar sll Is door CraCht Vant VIer aL Vergaan. Voor het overige is de fchoorfteenmantel ingelegd met zeven metale fchilden, van de wapenen der Schepenen, in dienst zynde toen dit Raadhuis gebouwd werdt. Ook de weeskamer is met fchilderyen en kaar. ten verfierd. Onder anderen ziet men daar eene afbeelding hangen van dien afgrysfelyken ysgang op de haven, waarby het ys uit de Maas, binnen eenen onbegrypelyken korten' tyd zo hoog was opgekruid, dat het met gehele bergen boven op de huizen lag; zodanig, dat men nimmer in eenige kronyk iets, hetwelk meer verwondering en verbazing wekt, gelezen heeft. Om deze vreesfelyke gebeurtenis te vereeuwigen, heeft de Re- gee-  KABINET VAN NEDERLANDSCHE geering toenmaals dit zeldzaam verfchynfel treffend doen aftekenen. Op het paneel zelf ftaan deze woorden, met ouderwetfche zwarte letteren te lezen: A°. 1561 den 2 Januarii., nct-middach. met die vloet, in een groet kwertier tiers, is een Ts-gebercht gecomen, op ,t hoeft tot Delfts-haven, hoeg wefende 23 Roe-voet, ende lang 19 Roeten. Daarop volgt de ftads fecretary, waar in alles wat tot de politie behoort, gelyk keuren, ordonnantiën, plakaten, refolutien, brieven, registers en andere, zo wel civiele als crimineele zaken befchreven en opgemaakt worden, zo dat deze kamer bezet is met eene grote menigte van gefchreven boeken, papieren en bullen, welke daar in berusten. Ondertusfchen is 'er nog eene andere fecretary, de binnen-fecretary genaamd, in welke de voornaamfte archiven en geheime fchriften der ftad bewaard worden, en waarin de Heren fecretarisfen, aan welken het opzicht over alle deze zaken is toevertrouwd, hunne zitplaats hebben. Dit vertrek is met een ftenen verwulffel voorzien, en door eene yzere deur van de vorige afgezonderd. Daar naast is nog een beknopt vierkant kamertje , waar in de ftads Thefaurie door eenen kom* mis bediend wordt; ten ware de Heren Thefaufauriers, welke veelal oud Burgemeesteren zyn, hun ampt zelve wilden waarnemen, in welk geval zy het comptoir der Thefaurie aan hunne woningen mogen houden. Door het portaal der Thefaurie, gaat men opwaards langs eene trap van hardfteen* tot de fchut-  en kleefsche oudheden. 2?3~ fchutters wachtkamer, of derzelve Corps du Garde, zynde eene langwerpige kamer, welke over de fecretary en thefaurie heenloopt. De opgang van deze trap is boven met eene yzeren leuning rondsom afgefloten. De fchoorfleen is ruim en breed, om des winters grote vuren te kunnen ftoken; de vloer is met ftenen klinkerts belegd, om alle ongelukken van brand voor te komen, en de muuren met pennen voorzien, om daaraan de musketten en pieken te kunnen ophangen. Aan de rechter zyde naar de ftraat zyn vier kruiskofynen, en een vyfde in den voorgevel, recht tegen over den trap, zyn uitzicht hebbende over het marktveld. In deze kamer wordt alle nachten door een rot of korporaalfchap fchutters, met behoorlyk geweer gewapend, goede wacht gehouden, en verbeurt de genen, wiens beurt het is om te waken, en niet verfchynt, eene boete van twaalf ftuivers, ten behoeve van de compagnie. Wanneer 'er hoofdwacht gehouden wordt, of by buitengewone gevallen, wanneer een der veertigen, ..benevens een officier verplicht zyn om alle nachten in perfoon ter wacht te trekken, gebruiken de Heren veertigen en officiers de weeskamer, waar zy van alle nodige behoeften voorzien worden. Boven Burgemeesters kamer is nog een groot vertrek, waar de boeken der thefaurie van jaartot jaar bewaard worden. In dezelve leggen en hangen verfcheidene kaarten der Ambagts-heerlykheden en andere Heerlyke goederen, over* welke Burgemeesteren der ftad het bevel Voeren. Ook ziet men daar eenige fchilderyen, Welke by de beeldenftorming in de kloosters en kapellen zyn overgebleven. Aan den zolder hangen eenige nieuwe trommels voor de kapiteinen der bur- III. deel. S gery,  274 KABINET VAN NEDERLANDSCHE gery, wanneer dezelve anderen benodigd hebben. Het overige van het bovenst gedeelte van 't ftadhuis, is meest met gevangenhuizen en gyzelingen bezet, behalven aan het achtereinde naar het noordwesten, alwaar nog eene kamer is, in welke weleer de weeskamer gehouden werd. De wisfelbank; gelyk zulks te zien is uit zekere gedrukte ordonnantie van het jaar 1621. Doch hedendaagsch wordt deze kamer gebezigd door de esfayeurs of goud- en zilverkeurders. Zy heeft haren gewonen opgang door de achterpoort van het Raadhuis, langs eene gewelfde trap tot den toren gemaakt. Deze weg wordt doorgaans gebruikt door den ftads uurwerkftelder, als mede door den trompetter, en anderen, welken niet op het ftadhuis behoeven te zyn, en langs dezen weg ongehinderd naar den toren kunnen klimmen. Uit Burgemeesters en Schepenskamer kan men mede op deze trap komen, door de achterportalen, welken tot hun vertrek geleiden ; en by gelegenheid van executien, worden alle banditen, misdadigers, en anderen, aan welken de ftad ontzegd wordt, achter af, door deze poort ter ftad uitgeleid. Behalven dit ftadhuis, hebben de Heren der Regeering nog een ander klein ftadhuis, hetwelk zeer bekwaam en beknopt is, ten hunnen dienst; het welk op de haven ftaat, waarin zy alle rechtdagen , en zo menigmaal zy daar iets te doen hebben, vergaderen, en hunne zaken waarnemen. In verfcheiden kamers van hec ftadhuis, als die van Burgemeesteren Schepenen, en in de weeskamer, hangen verfcheiden kaarten van de ftad in plano en in profil, hare geestelykeen waereldlvke gebouwen, benevens die van Delfsha. ven,  en kleefsche oudheden. 275 ven, Overfchie, Voorburg ,Berkel en den Leidfchendam, als domeinen der ftad. Alle deze kaarten zyn verfierd met kunftige emblematifche lysten, en hieroglyphifche en zinnebeeldige figuuren, welken geordonneerd en verklaard zyn door den Heer d. van bleiswyk, in zyne befchryving van Delft t op verzoek van Heren Burgemeesteren in der tyd. Iedere lyst is gefchikt naar hare kamer , en op de gelegenheid en eigenfchap van iedere plaats toegepast, welker uitlegging men breedvoerig by den voornoemden fchryver in het aangehaalde werk op bladzyde 861 enz. vinden kan. Na het Raadhuis kan men gevoeglyk het prinfenhof laten volgen in den rang der voornaamfte waereldlyke gebouwen; een voormalig groot gedeelte van het Sr. Agathds klooster, werdt voor dit Hof gefchikt. Dit klooster was het voornaamfte der ftad, en voor dezen menigmaal de verblyf. plaats van grote en aanzienlyke perfonen. Willem de eerfte van Oranje, bewoonde het in den Spaanfchen oorlog, en men mag met zeer veel rechts zeggen, dat de gronden van onze vryheid in dit Hof gelegd zyn. Na dat het Stadhouderlyk Hof uit Delft naar "s Gravenhage vertrok, naar den moord van wtllem den I., welken in dit ge* bouw doorfchoten werd, ftond het eenige jaren ledig. Het onderfte gedeelte van dit Hof is hedendaagsch ten dienfte van de Regeering der ftad gefchikt, welke hare jaarlykfche maaltyden by de verkiezing en andere gelegenheden, hier houden. Deze zelfde zalen worden ook gebruikt wanneer de fynodale vergadering dezer provintiê, op hare beurt binnen deze ftad hare grote kerkelyke byeenkomst houdt. Het bovenst gedeelte van dit gebouw is tot eene faaihal gereed gemaakt. Het agterst gedeelte is thans het charitaat. S 2 of  276 kabinet van nedeb.landsche of oude vrouwenhuis, waar nevens eene zeer grote thuin gelegen is. Het overige is tot woonhuizen afgezonderd, in twee van welken weleer de Princesfen van Portugal haar verblyf hielden. Het gemeene landshuis ligt aan de noordzyde van het oude Delft, digt by het oude Prinsfenhof, alwaar de Graaf van hohenlo, luitenant van den Prins, zyn verblyf hieldt, toen het Hof nog in deze ftad refideerde. Dit gefticht is door jonker janoeheuyter, in het begin der 15de eeuw getimmerd, en een wonder van dien tyd, door deszelfs pracht. De voorgevel, die zeer hecht en fterk is, is tot boven toe met blaauw arduinfteen opgehaald, maar hedendaagsch blaauw gefchilderd. Overal, zo wel van buiten als van binnen aan dit huis, vindt men de gedaanten van bellen afgebeeld, tot zelfs den ftoepfteen is verfierd met uitgehouwen bellen van fteen. De orde hier van wil men vinden , dat voorgemeldcn jonker jan deheuyter, op zekeren tyd eenen zeer ryken koopman, welke ergens eene misdaad begaan hadt, onder zynebefcherming nam, welke koopman, eenigen tyd daarna, ten zynen huize komende te overlyden, de jonker uit dankbaarheid alle zyne goederen vermaakte, voor het grootst gedeelte met de bellen gewonnen. De jonker een gedeelte van deze aanzienlyke fommen tot het opbouwen van een huis willende hefteden, vondt goed , ter gedagtenis van zynen weldoener, het gebouw alom met bellen te verfieren. Toen de ftad op den 3 mav van het jaar 1536 door den geweldigen brand zo vreesfelyk geteifterd werd, gebeurde op een der fchoorftenen van dit gebouw een zo zonderling geval meteenen oye-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 277 oyevaar, dat alle fchryvers, welken fints van dien brand gefchreven hebben, deze gebeurtenis als iets zonderlings te boek ftellen, en men daar op verfcheiden Latynfche en Hollandfche verfen gemaakt heeft. De zaak werdt door geloofwaardige fchryvers op de volgende wyze verhaald : terwyl de ftad in den brand ftond, en de oyevaar naar het veld gevlogen was,om aas te halen voor zyne jongen, kwam hy over zyn nest gevlogen , en zag dat de woedende vlam zyn nest en zyne jongen begon te naderen. Hy zocht vruchteloos naar alle middelen om dezelven uit het gevaar te redden, en eindelyk geene hulp meer voor hun ziende, fpreide hy zyne vleugelen uit over zyn nest, bedekte met zyn lichaam zyne jongen, en werd met hun een prooi der vlammen. Men moet hier by in aanmerking nemen , dat den 3 may volgens den hedendaagfchen ftyl den 13 may is,als wanneer deze vogels reeds uitgebroeid hebben. Dit huis is voor eenige jaren door het kollegie van Dykgraven en Hoogheemraden van Delfland gekocht, en deze Heren houden aldaar op elke eerfte donderdag der maand, hunne gewone zitting. Boven op het huis is een zeer fraaije koepel , van waar zy het geheele gebied van Delfland kunnen overzien. De ftad had weleer twee doelen, doch beiden zyn door het fpringen van het kruidmagazyn in den jare 1654 vernield, waarom de Regeering in het daaraan volgend jaar 1655 eenen anderen doelen heeft doen timmeren. Hiertoe werd het gewezen klooster van Maria Magdalena verkozen , en met zeer veel fmaak ten dien einde in gereedheid gebragt. Vooraan vindt men eene grote voorplaats, met fierlyk muurwerk van S 3 de-  278 KABINET VAN NEDERLANDSCHE 'de ftraat afgefcheiden, en boven de poort van dezen ingang ziet men de beeldtenis der godinne Bellona. De doelen heeft ruime zalen, die allen achter elkander volgen, en haar uitzicht hebben op een ruime opene plaats, welke met gaanderyen en wandelplaatzen voorzien is. De eerfte zaal, die eertyds een blaauwe ftenen vloer had, werd de blaauwe zaal genaamd; dezelve is opgepronkt met zeer kunftige fchilderyen, en waar onder een van mier e veld, het welke, hoe zeer ook door het fpringen van het kruidmagazyn befchadigd, nogthans weder herfteld, en aldaar opgehangen is. De twede zaal is niet minder fraai, zynde de muuren in de manier der Italianen in Fresco gefchilderd door den beroemden leonard bramer. De derde zaal is voor de broederfchap, waarvan de officieren der fchuttery doorgaans medeleden zyn. Alle maanden wordt in deze doelen naar het wit gefehoten, en op den eerften zaturdag in de maand oétober fchieten de leden naar de gans. Om alle ongelukken voor te komen, zyn hier keuren voor de fchietende leden gemaakt, en Keizer ka rel de V, heeft den leden een privilegie toegeftaan, het welk zy met die collegien in de andere fteden gelyk hebben, namentlyk: dat een fchutter aldaar, binnen het vierkant van den doelen, iemand doodfehietende of kwetfende, wanneer hy op zyne beurt, en na het gegeven teken vuurt, des wegens niet aanfprakelyk zyn zou, noch hy, noch zyne nakomelingen. Weleer had men hier zeldzame ftraffen voor de fchutteren uitgedacht, Eene daarvan was, dat hy, welke iets misdeed, de eene fchoen moest uittrekken, die op de doel. pen gezet werd, en waar naar alle léden driema. len fchoten; doch deze ftraf was voor eenige men-  EN KL EEFSCHE OUDHEDEN: 279 mengelen zwaar bier af te kopen. Wie het geluk heeft orcude gans te fchieten, en deze vogel velt, wordt koning genaamd; deze wordt daar op door de dienstmaagd der ftads doele , onder het geven van eene kusch, met een blaauw lint om de fchouders omhangen-, waar aan eenen gouden penning hangt, die door de broederfchap jaarlyksch aan den koning gefchonken wordt. In den jare 1657 heeft men binnen deze ftad ook een Theatrum Anatomicum opgericht, waar op alle geneesmeesters der ftad, benevens hunne leerlingen, des woensdags de lesfen kunnen horen. De geheele toeftel van deze plaats is zeer aanzienlyk, en pronkt voor aan de ftraat met eene muur, met die van den doelen vereenigd, en op gelyke wyze, naar de Jönifthe order gebouwd. Boven de lyst der voorpoort ftaat eene toepasfelyke fronteïpiefe, met eenig uitgehouwen beeldwerk. De kamers op deze anatomie bevatten zeer fraaije fchilderyen, als mede eenige geraam. tens van menfchen, dieren en andere aardigheden. Boven deze kamer is eigentlyk de kamer waar de lesfen gegeven worden, die even gelyk andere ontleedkundige kamers cirkelronde en boven elkanderftaande banken heeft. Weleer, voor dat deze plaats tot eene ontleedkundige fchool werd bekwaam gemaakt, had men eene andere, aan de zuidzyde der oude kerk ftaande. De Latynfche fchool fchynt reeds van vroege tyden af, op de zelfde plaats geftaan te hebben, waar dezelve nog hedendaagsch ftaat, namentlyk achter het klooster van St. Agatha, gelyk de oude naam van fchoolftraat zulks duidelyk te kennen geeft. Zy werd omtrend het jaar 1620, met eene heerlyke poort van blaauw arduinfteen verfierd, vervaardigd door den beroemden bouwS 4 ■ kon?  %So kabinet van ne.derlandsche konstenaar hendrik de keyzer, in de Dorifche orden. Van binnen is het gebouw in Vyf byzondere kamers verdeeld, en iedere kamer maakt eene clasfe uit. Het beftier over alle de clasfis is aan eenen Rector toevertrouwd, vervolgens vindt men daar nog eenen Conreclor en drie andere meesters, ter onderwyzing van de jeugd. De overige merkwaardige waereldlyke ftads gebouwen zyn de vleeschhal, waarvan het recht in den jare 1395, door Graaf floris den V, aan de ftad vergund is. Waar deze eerfte vleeschhal gcftaan heeft, kan men niet juist bepalen; zy legt hedendaagsch digt by de zogenaamde ka-, mercttcn, cn de lakenhal maakte weleer mede ccn gedeelte van dit gebouw uit; doch door het vermeerderen der inwoneren en het verminderen der draperyneering, is de lakenhal hieraan getrokken. . DeLakenhal was weleer zeer beroemd, en men noemde weleer de Delffche lakenen by voorkeur Delfsch puik. Deze nering was reeds in deze ftad bekend in den jare 1342, gelyk men vinden kan in ccn privilegie van Graaf willem&IV, welke te dier tyd die lakenmate, die zegelinge yan de lakenen enz. aan de ftad Delft gaf. I De Saaihal, die weleer met de Lakenhal vereenigd geworden is, toen dc eerfte opgericht, werd, zynde niet vroeger dan in het jaar 1596. Pe neering werd door de Brabanders en Vlamin. gen hcrwaards gebragt, maar tegenswoordig is zy byna geheel verloren. • Het Camerette- of Lombaarts-huis, hedendaagsch de bank van leening; van dezelve vindt men reeds gewag gemaakt in het jaar 1338. Van waar de naam van Camerette komt, is niet dui- de-.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 28l delyk te bewyzen. Het gebouw ftond weleer naast de zeevisch-markt, fchuinsover devleeschhal, thans noemt men deze plaats het ooster en wester zilver pand. Boven aan de middelgevel ziet men het wapen der ftad, benevens die van Alkmaar en Oudewater, doch om welke redenen de wapenen der twee laatstgemelde fteden aldaar geplaatst zyn , is moeilyk te ontwikkelen. De waag, een zwaar en fterk gebouw, recht achter het ftadhuis; van voren komt zy met de markt gelyk, en van achteren ftaat zy aan het water, zynde met twee ruime en grote poorten voorzien. Alle de koopmanfchappen, welken in het groot verkocht worden, moeten aldaar gewogen zyn, ten welken einde in Delft twee gezworen waagmeesteren zyn aangefteld. Het Oost-indisch huis is een aanzienlyk gebouw, gelegen aan het zuid-einde der ftad, omtrend de Schicdamfche poort, over'sLandsoorlogsmagazyn, en is, volgens het jaargetal in den voorgevel ftaande, in den jare 1631 gefticht. Het is van eene bekwame hoogte en breedte, en heeft eene fierlyke gedaante; deszelfs lengte ftrektzich tot aan de ftads wallen, en het is in verfcheiden vertrekken afgedeeld. Hoewel dit huis aanvangs groot genoeg fcheen, om de goederen, uit de Oost-indien herwaards gebragt, te kunnen bergen, heeft men echter door den tyd gezien, dat hetzelve , door de grote retouren welken jaarlyksch daar aan kwamen, wel de helft .te klein was, waarom Heren Bewindhebberen in het jaar 1722 befloten, om nog twee zeer grote gebouwen, ten noorden van dit gebouw, daarnevens te doen timmeren, welke gebouwen van ruime pakhuizen voorzien zyn, om de fpeceryen, lywiaten, en andere goederen te kunnen bergen. Voor het S 5 ove-  282 KABINET VAN NEDERLANDSCHE overige heeft de Compagnie, noordwaards van het Hollandsch magazyn , nog een zeer groot pakhuis van drie verdiepingen hoog, en aan de zuidzyde nog een ander huis, gefchikt voor eene woning voor den opziender der pakhuizen en van het werkvolk. De vergaderplaats of Raadkamer is een ruim en deftig vertrek, ook in deze eeuw nieuw gebouwd. Voor het overige heeft deze maatfchappy eene grote en ruime fcheepstimmerwerf van de ftad in huur, gelegen te Delfshaven, vlak aan de Maas, alwaar eenaan.zienlykzee-ma. gazyn gebouwd is, om alles, tot de fcheepsbehoeftens nodig, te kunnen bergen. Het West-indisch huis ftond eertyds op de andere graft, weleer de nieuwe Delft genaamd, mede tegen over het voorgemelde lands magazyn. Doch doordien deze maatfchappy het geluk der Oost-indifche maatfchappy niet gehad heeft, maar integendeel, federt haren eerften opgang, merkelyk vervallen is, hebben de Heren Bewindhebberen zich van dit huis ontdaan, hetwelk daarna in eene platteel bakkery veranderd is, en komen ter verrichting hunner zaken, de Compagnie betreffende, ten huize van hunnen commies, op het marktveld byeen, waar zy eene bekwame kamer hebben. Deze West-indifche maatfchappy is in den jare 1621 opgericht. Het algemeen oorlogs magazyn, ook het arfenaal, wapenhuis en tuighuis genaamd, is by de Rotterdamfche en Schiedamfche poorten gelegen, op de punt van de Geer, daar het water, de Schie, genaamd, zich in tweën verdeelt, en dit magazyn met beide hare armen van ter zyde omvat. Het werd in den jare 1661 gefticht. Het is een zeer deftig gebouw, en heeft van voren in het zuiden eene, en ten oosten en westen wederzydsch drie op-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 283 ©pflaaride gevels met kanteelen, naar de oude wyze, zeer kunstig opgehaald. Van voren is het met eene, en ter wederzyden met twee grote poorten voorzien, om alle foorten van krygstuigen uit en in te brengen. Het heeft aan de oostzyde alleen maar eenen toegang te land, waar altoos eenige foldaten de wacht houden. Het heeft zeer ruime vertrekken, en is ryk in oorlogsbehoeftens van allerleye foort. In den jare 1689 dit gebouw mede te klein zynde, gaven de Staten van Holland en Westfriesland bevel, om alle de huizen, tusfehen het eerstgenoemd magazyn cn het pakhuis der Oost indifche Compagnie inftaande, te kopen voor 's lands rekening, beftaande de woningen uit 31, zo groot als klein, welken voor eene fomma van 17670 guldens gekocht werden. Alle deze woningen werden vervolgens afgebroken, en een groot en deftig magazyn in derzelver plaats gefteld, en wel zodanig , dat het thans een der grootfte en fraaifte gebouwen van ons gemeenebest is. Het buskruid magazyn was weleer tusfehen de Geerweg en de doelenftraat gelegen, noordwaards van den ouden doelen, achter eenige bomen, en als buiten het oog der menfehen, zo dat die genen , die in den doelen waren, het naauwlyksch konden zien, waarom het ook by velen der llads inwoonderen onbekend was. Dit magazyn met omtrend 80 of 90000 ponden buskruid voorzien, fprong by ongeluk, op den 12 oótober des jaars 1654, des voormiddags ten half twaalf uuren, en veroorzaakte eenen zo vreesfelyken flag, dat niet alleen geheel Delft, maar ook geheel Delftand in dit oogenblik fcheenen te zullen inftorten. De huizen trilden op hunne fundamenten, alle de glazen der gehele ftad fprongen, en de inwoners ecni-  284 KABINET VAN NEDERLANDSCHE eenige mylen verre van Delft afgelegen. werden met eene ongemeene fchrik bevangen. De vreesfelyke flag werd zelfs op de Helder, ja op Texel gehoord, ook aan de noordzee en in fommige plaatfen buiten Holland. De ongelukken daardoor veroorzaakt, zyn met gene pen te befchryven; de verwoesting in de ftad was algemeen, en het zonnelicht werd door den ysfelyken rook en damp geheel en al verdoofd. Zy, die aan het ongeluk ontfnapt waren, werden, door de hier endaar vliegende ftukken puin en fteen, de armen en benen afgefmeten, en anderen geheel verpletterd; velen werden onder de puinen begraven, en de gehele ftad was in de diepfte rouw gedompeld. De eigentlyke oorzaak van dit ongeval is nimmer ontdekt geworden; van den kruidtoren bleef niets overig; zyne grondvesten waren geheel verbryzeld en in de lucht gevlogen, en op de plaats alwaar hy geflaan had, bleef niets anders overig, dan eene poel vol waters van 15 of 16 voeten diepte. Niet alleen de nabygelegene doelens , maar verfcheiden honderden van anderen gebouwen waren geheel verwoest, even als door eene verfchrikkelyke aardbeving. De groteen kleine doelenftraten, alle de nieuw getimmerde huizen op de lakengraft, alwaar de oude ramen plagtcn te ftaan, daarenboven de gehele buurt van de Geerweg, benevens de verwersdyk, waren geheel ter neder geworpen en in eenen puinhoop veranderd. De grote oude bomen, in den doelen ftaande, waren meest by den grond afgeflagen, en lagen als het gemaaide graan op den grond; de tuinen waren verwoest door het omverre ftorten der bomen; nergens kon men eenen onbefchadigden boom vinden; grote klompen aarde, groter dan oxhoofden, waren uit den grond ge-  EN KLEEfSCHE OUDHEDEN. 285 gedraaid, en als aarde klompen aan een gebakken, welke logge brokken in den tuin van den doelen werden geworpen; in 't kort, alles lag als eenen Chaos door eikanderen, en onherftelbaar verwoest. Meer dan 200 huizen werden geheel en al in puinhopen veranderd, en meer dan 300 hadden daken en glazen verloren, ja, men verhaalt, dat niet een eenig huis in de ftad zonder mcrkelyke fchade bleef. De beide parochie kerken deelden ook in het ongeluk; hare glazen waren mede uitgeflagen, de wind-yzers, hoe dik en zwaar zy zyn mogten, werden mede gebogen als lood, hare daken waren gefchonden, ja, de dikke muuren der twee Godshuizen waren op fommige plaatfen gefpleten. De andere Godshuizen, het ftadhuis en leprozenhuis, hadden mede deel aan dit ongeval; voornamentlyk was het noordwestelyk gedeelte der ftad, waar de flag zyne meeste krachtgeoeffend had, deerlyk om te aanfehouwen, en vooral, wanneer men daarenboven bedacht, welk een groot aantal menfehen onder dienedergeftorte en onder den voet leggende huizen verpletterd en verfmoord lagen. Het is Waar dat de ftad oneindig vele ongelukken ondergaan heeft, maar gene der rampen, welken haar immer troffen, waren by dit vreesfelyk ongeval te vergelyken. Het ongeluk trof haar gevoelig, toen zy door den Hertog albrecht belegerd en overwonnen werd , toen hare poorten en wallen omverre geworpen lagen, toen zy hare privilegiën verloren had, en daarenboven nog eene zeer grote fomme gelds moest uitbetalen. Nog treuriger was het ongeluk van den vreesfe. lyken brand, welke haar in het jaar 1536 trof, toen in weinige uuren byna de gehele ftad aan kolen gelegd werd; maar geen dezer beide ongeluk.  286" KABINET VAN NE D E R E,A NDSC H E lukken evenaarde aan dit, het treurigfle van allen. In een ogenblik des tyds, zag eene verbazende menigte menfchen zich van goederen en leven beroofd, en op vele plaatfen waren gehele huisgezinnen , ja vele ftraten vol menfchen onder het puin verpletterd. Het getal der doden en gekwetiten heeft men nimmer met zekerheid kunnen bepalen, doordien velen geheel aan Hukken waren gereten of opgeborsten, anderen aan verfcheiden lichaamsdeelen gewond, gefchonden en verpletterd waren, zodanig, dat men hen niet kon bekennen; van anderen lagen de Hukken herwaards en derwaards gevlogen. Na dat men 10 dagen alom naar de doden gezocht, en de puin zo veel geroerd had als mogelyk was, om de verpletterde lyken daar onder weg te halen, kwamen 'er wel eenige lysten voor den dag, van de bekendfte doden en voornaamfle lieden welken vermist werden, maar dezelven kwamen niet overeen in de optelling van geringe menfchen, vreemdelingen en kinderen, waarvan men een zeer groot aantal vermiste. De kranken en oude bedlegerige menfchen werden door hunne bedden gefmoord; en de ftraten waren een fchouwtoneel van jammer, waar langs men de bekende ongelukkigen naar hunne vrien. den, en de onbekenden naar de gast- en pesthui, zen dragen zag. Het deerlykst fchouwtoneel van alles was het gekerm van die genen, die door het gemis hunner ledematen nog zieltogend waren blyven leggen, en door hun gejammer, het ongevoeligst hart tot medelyden bewogen. Onder alle deze verfehrikkingen, gebeurde hier een wonder. Een meisje . van 15 maanden oud, in een kinderfloeltje gezeten, werd onder het puin begraven; na 24 uuren, werd zy  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 287 zy lévendig onder hetzelve weg gehaald, nog in haar Hoekje gezeten, gevende uit hare zitplaats aan den helper eenen vriendelyken lach, ten teken harer dankbaarheid; haar eene handje was Hechts een weinig bezeerd, en in de andere had zy eenen appel, waarmede zy fpeelde. Men verhaalt nog van eenen grysaard van 80 jaren, welke ,36 uuren onder de puinen begraven, en ongewond weder voor het licht kwam, ja verfcheiden menfchen verrezen als uit den doden, die 48 uuren onder de Henen en kalkbergen begraven geweest waren. Kort na dit treurig ongeval deed men eene kollekte, om, zo veel doenlyk was, de armen en behoeftigen te hulp te komen, waarin fommige edelmoedige blyken van milddadigheid betoonden; een burger onder anderen, deed 25000 dekpannen uitdeden. In de Had zyn vier Generaliteits magazynen. Het eerfle, behorende aan de Staten Generaal, ftaat op de hoek der nieuwe Hraat, welk gebouw voor dezen de kapel van het heilige geest zuster huis geweest is. Het twede legt by het weeshuis, en wordt door den Raad van Staten gehuurd. Het derde legt buiten de Schiedamfche of ketel poort, in de voorHad, genaamd het zuid-einde aan de Schie, hetwelk, op bevel van den Raad van Staten, aldaar in het jaar 1601 getimmerd is. Het vierde is het kruidmagazyn der Generaliteit, hetwelk mede in dezelfde plaats te vinden is; het legt nogthans wel een kanonfchoot van de flad, om de ongelukken te vermyden, welken aldaar uit ontflaan konden, en waarvan wy zo even eene fchets gegeven hebben. Het is van binnen en buiten met watergraften omfingeld, en in het jaar 1660 gebouwd. Het heeft tvyee zware kruidtorens, benevens alle de verdere  288 kabinet van nederlandschë re getimmertens, tot een kruidmakcry vereischt wordende; en wordt bewaakt door twee fchildwachten. Behalven deze lands magazynen, heeft de ftad een artilleriehuis in de kapel van St. joris, ftaande by de Haagfche poort. By deze gelegenheid kunnen wy niet voorby om aantemerken, dat men op de wallen van Alkmaar een ftuk gefchut vindt, op de oude manier, door jan tolhuis te Utrecht gegoten, zonder byvocging van het jaargetal, welk ftuk gefehuts de wapenen van Delft en Alkmaar draagt, met den naam van Delft boven aan, gelyk deze faamgevoegde wapenen ook op eenige huizen in Delft gevonden worden, zonder dat de redenen daarvan bekend zyn. Nog was 'er een ander ftuk, van dien zelfden meester gegoten , mede met de twee wapenen van Delft en Alkmaar, waaronder het jaargetal van 1548. Binnen Schenken fchans vindt met een ftuk gefehuts, 24 ponders fchietende, hetwelk in 1575 zeer net gegoten is, en naar alle waarfchynelykheid aan het kuipers gilde binnen Delft toebehoort, doordien het niet alleen het wapen der ftad voert, maar ook het merk van het bovengemeld gilde. De overige waercldlyke gebouwen gaan wy met ftilzwygen voorby, alleen hierby kortelyk aanftippende, dat Delft onder hare gildekamers ook geteld heeft eene kamer van Rhetorykers, welke door den ongenoemde befchry ver der ftad Delft het gilde der Rhetorykers genaamd wordt. Wie het gelust om van dit alles breedvoeriger te le. zen, fla de zo even genoemde befchry ving der ftad op Wy gaan over tot de geestelyke gebouwen der ftad. Op het zeer groot en fierlyk markt-plein der ftad, juist tegen over het hier bovenbefchreven Raad-  en kleefsche oudheden. 289 Raadhuis, ftaat de twede parochiekerk, welke, tot onderfcheid der verfte en oudfte, doorgaands de nieuwe kerk genaamd wordt. Ten tyde van het Pausdom verhaalde men elkander, dat dit gefticht zynen aanvang genomen had, by gelegenheid van een zeker wonderwerk, eene verfchyning namentlyk, welke zich wel 30 jaren lang, op eenen bepaalden tyd, jaarlyksch in de lucht vertoonde, tot aanwyzing, dat daar ter plaatfe de kerk moest gebouwd worden. De eerfte kerk, welke Hechts van hout met riet gedekt was, en ligt en digt werd opgeflagen , was aangelegd op den n augustus van het jaar 1381, ter plaatfe daar toenmaals eene houte galg van het gerecht ftond. Dit werk bleef nogthans niet lang in dien geringen ftaat, doordien reeds drie jaren daarna, op denzelfden dag. by den Ridder jan vangroeneveld, Schout der ftad, den eerften fteen tot het kruiswerk aan het einde van voornoemde houten kerk gelegd, en het werk verder voltooid werd. Men begon aan den toren te bouwen op den 6 feptember van het jaar 1396, en de eerfte fteen werd daarvan gelegd, door de kerkmeesteren arend v r y d a c HZoe/i , jacob bartholómeusZOen, jacob van bleyswyck en hendrik bugge. Voorts werden tot patronesfe dezer kerk verkoren de Maagt Maria en St. Urfula, en aan deze beiden werd de kerk toegewyd. In het jaar 1412, toen de nieuwe toren in het vierkant tot aan de bommelgaten opgehaald was, waar de vier kleine torentjes beginnen, werd dit werk met riet gedekt, en bleef eenigen tyd rusten. Inmiddels begon men te delven, om degrondIII. deel. T ves-  290 KABINET VAN NEDERLANDSCHE vesten der middelkerk te leggen, van den toren af tot aan het kruiswerk, doch daar verliepen wel vyf of zes jaren, aleer de fondamenten der middel- en zydekerke met den grond gelyk gebragt waren; zodat de houte kerk nog ftaan bleef tot aan het jaar 1420, aleer men dezelve kon afbreken. In het laatstgemelde jaar begon men te bouwen aan de middelkerk, zydekerken en zyde. lingfche kapellen, welken binnen tien jaren"onder dak waren, en de kapellen werden alstoen met altaaren bezet. Van het jaar 1421 tot 1429 was men bezig met het houtwerk der middel, en zydlingfche kerken, en met dat der kapellen. In de jaren 1434 en 1435 werden de zydlingfche kapellen verwulfd, en de gilden, welken daarin hunne altaren hadden ftaan, bragten het hunne , naar hun vermogen, daaraan toe. Intusfchen arbeidde men, in het jaar 1430, wederom met yver aan den toren , nadat het werk eenen tyd lang ltil geltaanhad, en voer daar mede twee jaren onafgebroken voort. Op deze wyze haalde men denzelven, tot boven de bommelgaten , van wit arduinfteen op, doch aan de vier kleine torentjes werd, tot dus verre, niets gedaan. In het jaar 1434, vervolgde men den toren verder op te trekken. In het jaar 1441, verbrandde het rieten dak op den toren, en men arbeidde zeer lterk aan de vier kleine torentjes, welken in 1440 begonnen waren. Na dien tyd arbeidde men onafgebroken aan den toren voort tot aan het jaar 1447, wanneer de lantaarn van binnen rond verwulfd, cn de pylers ter hoogte van eene roede opgehaald was, op welke hoogte de toren eenen geruimen tyd liaan bleef. In  en kleefsche oudheden. 2de omgang der kerk welke van binnen naar de Gottifche bouworder* met twee ryen pylers gebouwd is; zy is in drie gaanderyen verdeeld, ftrekkende tot in het kruiswerk , dwars over het hoge choor, hetwelk met een middelchoor en voren omgaanden trans, buiten de pylers omlopende, gebouwd is. Deze nieuwe kerk, zo wel als de oude binnen Delft,  3Ö4 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Delft, is eene kerk van mirakelen, waarvan men eikanderen weleer zo veel verhaalde, dat geheel het land daarvan gewaagde, en men, op dit gerucht af, van alle kanten, tot zelfs uit. verre gewesten, derwaards bedevaartenaanftelde. Men heeft van deze wonderwerken gehele boeken vol gepropt, en door brieven en zegels willen bevestigen , het geen toenmaals niet zwaar viel; hoewel de baatzuchtige geestelykheid alle deze wonderen heeft verzonnen , om den toeloop van vreemdelingen te doen vermeerderen, daardoor meerdere giften te zamelen, en zich zeiven te verryken; de befchry vers van Delft geven van het een en ander een zeer omftandig verflag, waarom wy den lezer derwaards wyzen. Na mate de giften nu groot werden, naarmate muntte de geestelykheid ook uit, om deze nieuwe kerk te verfieren. Ten bewyze daarvan ftrekt, dat kerkmeesteren, in het jaar 1550, met den beroemden fchilder jan van schorel, kanunnik van St. Maria, te Utrecht, een verdrag hebben aangegaan, om voor hunne kerk een nieuw en ongemeen hoog altaarftuk te fchilderen, hetwelk in grootheid, kunst en pracht het hoog altaarftuk der Bisfchoppelyke domkerk tot Utrecht, wiens paneel 8 voeten min twee duimen breed, en 9 voeten min anderhalve duimen hoog was, moest overtreffen Het ftuk te Delft zou 10 voeten breed en 12 voeten hoog moeten zyn; het moest dubbelde of vier opflaande deuren hebben, en Christus tusfehen de moordenaars aan het kruis moeten verbeelden. De binnenfte deuren open flaande, moest men aan de rechter zyde den Heiland verbeeld zien, ry» dende binnen Jerufalem, en aan de linker zyde, den Heiland uit het graf verryzende. Deze deuren  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 305 ren gefloten zynde, moest achter op dezelven Johannes den Doper gefchilderd ftaan, waar hy Christus in ide Jordaan doopte, en deze deuren zouden weder door twee anderen moeten gedekt worden, op welke ter rechter zyde de prediking van Johannes in de woestynen, en aan de linker zyde, de onthoofding van dezen apostel moesten afgebeeld ftaan; zo dat dit als een dubbeld altaarftuk, tweemalen zou kunnen geopend worden, en iedere maal drie verfchillende gefchiedenisfen moeten bevatten. Boven dit tafereel moest nog een ander paneel geplaatst worden, en daarachter de gefchiedenis der elf duizend maagden in waterverwe. De beelden zouden voor het algemeen in die grootte uitgewerkt worden, dat men, onder het grote orgel ftaande, dezelven allen achter va de kerk zou moeten bekennen. Voor dit werk eischte de fchilder 25 jaren lang 50 Caroli guldens jaarlyksch, ftellende dezen eisch aan de befcheidenheid van den Proobst van Namen, pastoor der oude kerk te Delft, en van den pater van het St. Agatha klooster aldaar. By dezen eisch was nog een andere gevoegd, namentlyk eene lyfrente van twee ponden vlaamsch op zyne zes kinderen, waarvan de oudfte twintig jaren bereikte, welke eisch op 9 guldens jaarlyksch voor ieder perfoon bepaald werd. Het ftuk afgewerkt zynde, werd met fraai lof en lystwerk, pylers en andere kostelyke lieraden omringd, waartoe men met eenen ichryn. werker een verdrag gefloten had, waarby dezelve aannam, om te leveren een bak voor het hoog altaar, met lysten, paneelen , voet, en wat dies meer ware. Het middelfte paneel was twee duimen dik, en had eene breedte van tien, en eene III. DEEL,. V h00g-  30(5 kabinet van nederlandsche hoogte van vyftien voeten; en aan iedere zyde dubbelde deuren, welker paneelen eenen duim dik waren. De voet was vier voeten hoog, en alle de paneelen wel gelymd en gevoegd, om niet te fcheuren. Het gehele werk, met zyne lysten, voetftuk, de gehele bak, en wat meer daartoe behoorde, werden binnen een jaar af gearbeid. De bak was zeven-en-twintig voeten hoog, en met zyne deuren open ftaande, bereikten dezelven de twee naaste pylers; zodat dit groote werk de gehele breedte van het middel-choor befloeg. Men had daarenboven in deze kerk nog een ouder en niet min voortreffelyk altaarftuk, gefchilderd door den vermaarden pieteraartsen, van Amjlerdam, gemeenlyk, wegens zyne lange geftalte, lange pier genaamd; dit ftuk verbeeldde onder anderen, de drie Koningen, een Eccehomo en diergelyken, allen zeer konstig en heerlyk uitgearbeid. Alle deze fchone konstftukken zyn in de beeldenftorming op eene deerlyke wyze vernield; men heeft Hechts eenige weinige ftuk. ken en brokken daarvan geborgen, die naderhand in de Raadkamer van Burgemeesteren overgebragt zyn. Nog was deze kerk voorzien van vele gewaande reliquien en heiligdommen , als mede van verfcheiden beelden van zogenaamde heiligen, die daar ter plaatfe vereerd werden. Verder had men daar ook een zeer groot aantal zilverwerk, tot alle foorten van geestelyke diensten gefchikt, waarvan verfcheiden ftukken verguld waren. Sommigen van dezen, waren uit de milde aal. moefen, op bevel van kerkmeesteren, gemaakt, en anderen door weldadige gevers aan haar ten gefchenke gegeven. Oud-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 307 Oudtyds zag men in deze kerk nog vele zeldzame gefmeede en gegoten werken, vanverfcheidene ftoffen. In het jaar 1428, vervaardigde een konstig fmid aan de facristy eene zeldzame yferen deur, wegende 403 ponden. In het jaar 1435, goot men eene fraaije font of doopvat, waarfchynelyk van geel koper, wegende 1030 ponden, Troois gewigt. In het jaar 1439, goot men twee grote metalen kandelaars, die beneden het hoog altaar geplaatst werden. Voor de kapel van het kruis en het graf, maakte men een ichoon yferen traliewerk, en in het jaar 1494, plaatfte men een fchoon koperen traliewerk, tot Meeneten gegoten, en omtrend 1486 ponden wegende, voor het Sacramentshuis; ook goot men toenmaals eenen yferen kandelaar, van 100 ponden zwaarte. Ruim twintig jaren later, werden de koperen traliën van het Sacramentshuis verguld. De kerk heeft van vroege tyden af met drie orgels te gelyk gepronkt. In het jaar 1429 en 1430, werd het orgel van St. Urfula, in het midden der kerk, aan de noordzyde, dooreenen meester jannes, uit Braband, vervaardigd, waartoe de kerk het hout, tin, lood, fchilderen yferwerk, leder en ander toebehoren leverde, hetwelk onder de ambagten opgekocht werd, zodat de meester daaraan Hechts een zeer gering arbeidsloon had. In het jaar 14.61 bouwde men een twede orgel, het kruis-orgel genaamd, juist tegen over het St. Joris altaar, in het kruiswerk, zynde zeer vermaard van werk, en door het kruisgilde bekostigd. V 2 In  30& kabinet van nederlandsche In lateren tyd voegde men een derde by de twee voorgaande orgels, hetwelk niet naar wensch fchynt uitgevallen te zyn. Verder was deze kerk, reeds van de vroegile tyden af, met eene fchone predikltoel voorzien welke omtrend het jaar 1488 vernieuwd is; daarna, ten tweden male, na den zwaren brand, en na dien tyd fchynt dezelve gebleven te zyn , gelyk hy tegenwoordig is. Weleer was ook de kerk met zeer uitmuntende en kostbaar gefchilderde glazen verfierd. Een glas onder anderen , werd, in het jaar 1544, door Keizer karel den V ten gefchenke gegeven , door den konstigen meester gerrit de bye dirksz. gefchilderd, en geplaatst aan de noord, zyde van onze lieve vrouwe kapel. Doch nadat alle deze voortreffelyke glazen door de kerkplonderaars nog waren verfchoond gebleven, zyn dezeiven door het fpringen van het kruidmagazyn, op den 12 oétober van het jaar 1654, in een ogenblik vernietigd, en dus geheel vergeten. Na den deerlyken brand van het jaar 1536, was voornamentlyk deze kerk aanvangs in eenen jammerlyken toeitand; waarom door de Heren van de wet, ten dien einde den 19 juny verga, derd, den kerkmeesteren bevolen werd, om kerk en toren van Honden aan weder op te bouwen; wordende zy des wegens gemagtigd , om de percelen van landeryen, renten en juwelen, aan de kerk in eigendom toebehorende, te mogen verkopen, en de penningen, daaruit byeen gebragt, tot herftel van beide deze gebouwen te belleden. Doch vermids deze kerk met vele los en lyfrenten bezwaard was, verzocht dezelve, op den 1 december van het jaar 1537, verlof, van een jaar opfchorting van betaling, en ver. kreeg  EN kleefsche oudheden. 309 kreeg daarop zo Jarig uitftel, tot dat de commisfarisfen des Keizers den ftaat der ftad onderzocht en daarvan behoorlyk kennis gegeven hadden. Ook de Aartsbisfchop van Utrecht, georgius van eg mond, gaf den kerkmeesteren volmagt, om de landeryen en renten der kerk te mogen verkopen, en met de penningen daarvan komende , de kerk te herftellen. In het volgend jaar werd aan alle de gildens der ftad bevolen , om de helft van hunne gildegelden en inkomften ten behoeve en tot weder oprichting der kerken te betalen, en aan kerkmeesteren, onder welken zy behoorden, ter hand te ftellen. Dit duurde tot in het jaar 1547, als wanneer de gildens van dezen last weder ontflagen werden; en den kerkbeftierderen werd toenmaals toegeftaan , om, byaldien zy nog niet genoeg verfterkt waren, eene colleéte door de ftad te mogen doen. Inmiddels hadden de Heren van de wet in het jaar 1540 bevolen, dat alle de gildens, van beide de parochiën, zouden gehouden zyn, om hunne altaren en tafelen te doen herftellen en oprechten , allen naar eene form en fatfoen, doch met verfchillende fchilderyen en gefchiedenisfen, na gelegenheid van zaken. In het jaar 1552 verkregen kerkmeesteren vryheid, om op nieuw eenig geld te.mogen negotieeren, en eenige lyfrenten ten lasten der kerk te mogen verkopen. Voorts werden de kerkrechten, wegens het luiden der doden als andersfints, verhoogd; en dus van tyd tot tyd vele middelen uitgevonden, om deze kerk, welke zo ryk niet was als de oude, in haren armoedigen ftaat te onderfchragen. Na de beeldenftorming van hetjaar 1566, werden de gildens op nieuw gelast, om eenigefchattingen op te brengen tot herftelling der kerken, V 3 en  gjO KABINET VAN NEDERLANDSCHE en tot voortvaring of onderhoud van de diensten in dezelven. Nadat Prins willem van Oranje, in het jaar 1584» dOOr balthasar g e r a r d s doOrfcllO- ten was, deden de Staten Generaal, ter eeuwiger gedachtenisfe, en in erkentenis van de grote weldaden van dezen Prins, eene gadeloze graftombe in deze kerk oprechten. Dezelve werd, in den jare 1616, aan den alom vermaarden konstenaar, bouwmeester en beeldhouwer hendrik de keyzer, ftads bouwmeester van Amjlerdam, aanbefteed, en in het jaar 1621 voltrokken, beftaande voornamentlyk in vierderhandekostelyke bouwftoffen, namentlyk uit wit Italiaansch marmor, uit Didantifchen toetsfteen, zwart Ita. liaansch marmor, en gebronsd metaal. Het werk is zo konstig en fierlyk vervaardigd, dat diergelyken, in fierlykheid en konst, zeer weinig gevonden wordt. Behalven dat het vooreerst voor 28000 guldens, boven eene vereering van icoo daalders, aanbefteed was, is het in later tyd nog zo veel verzwaard en verbeterd, dat het daarenboven nog vele duizenden guldens gekost heeft. Wy oordelen het derhalven der moeite dubbeld waardig, van dit overheerlyk gedenkteken hier eene eeniglints omftandige befchryving te laten volgen, fchoon verfcheiden Nederlandfche fchryvers dezelve vóór ons hebben te boek gefteld. Het gehele werk heeft eene lengte van 20 voeten, eene breedte van 15 voeten, en eene hoogte van 27 voeten, iedere voet van n duimen. De eerfte drie trappen, makende de hoogte van twee voeten, zyn van Dinantifchen toetsfteen ; op dezen rust de tombe, ter hoogte yan twee voe. ten, drie en eenen halven duim; ter lengte van % voeten en 10 duimen, en mede van toetsfteen, ver.  en kleefsche oudheden. 3H verfierd met molieringen en kopere fieraden. Op deze tombe legt de beeldtenis van wylen Prins willem den eerften, levensgrote; gekleed in een Vorstelyk gewaad, konstig van Italiaansch marmor gemaakt. Het buitenwerk beftaat in 2 2 ronde kolommen, gehouwen uit zwart Italiaansch marmor, lang, zonder de pedeftallen, 6 voeten 4 duimen, en ter dikte van 9 duimen middellyn. De pedellallen , basfins en kapiteelen zyn volgens de Dorifche orde, van wit marmorfteen, en de lichamen der pedellallen met gemengd marmor verfierd. De agt grote plaatfen, bevattende elk twee kolommen , zyn met toetsfteen ingelegd. De vier lichamen op de hoeken, zyn van wit Italiaansch marmor, elk uitgehold met twee nisfen; waarin zestien gebronsde wapenen hangen, geftoffeert met hunne eigene koleuren. Nog ftaan op de uiterfte hoeken vier ronde pedeftallen, elk verfierd met eene tronie, tusfehen hangende gebronsde festonnen, en op elk van de voornoemde pedeftallen , nog eene twede kleinere pedeftal, welker lichaam van gemengeld zwart marmor is. De onderfte plint en bovenfte molieren zyn van toetsfteen. Nog vindt men op de voornoemde pedeftallen vier nisfen van toetsfteen, ter breedte van twee voeten zes duimen, en ter hoogte van zes drie vierde voeten. In deze nisfen ftaan vier vrouwen beelden van bronswerk, hebbende ieder zes voeten hoogte, verbeeldende de gerechtigheid , de vryheid, de Godsdienst en de fterkte. Boven de agtparige kolommen, zyn agt vierkanten , waarin de zinfpreuk van den Prins :Savis tranquillus in undis, gebeiteld ftaat. De archi. traef, tregliften en kruisfen van dezelven zyn van zwart gemengd marmor. De agthoeken in V 4 de  KABINET VAN NEDERLANDSCHE de timpanen zyn van dezelve fteen. Boven deze vier timpanen en dekfels, zyn vier plinten van toetsfteen, cn daar rondsom vier doodshoofden van wit marmor, leggende ieder doodshoofd tusfehen vier koperen fieraden. Daar boven ftaan vier pyramiden, ieder beneden aan den voet 14 duimen dik, negen en eene halve voeten hoog, en van zwart gemengd marmor gemaakt. Op iedere pyramide ftaat een koperen ronde kloot, van zeven en eene halven duim middellyns, en met bladgoud verguld. Boven de colommen, ziet men zeven bogen van wit marmor, en op het midden dezer bogen ftaan, tot ficraad van het werk, zes koperen comportementen, en nog agtkleinere bogen op de voornoemde nisfen, mede van wit marmor. Tusfehen deze bogen komen ' twee kruisverwulffels van wit marmor, onder elk kruis hangt een koperen fieraad, ookopiede- , re zyde, boven de middelfle colommen, eene-. cardoes met hare veriierfelen , en op iedere cardoes een zittend fchreijend koperen kind, hebbende in beide de handen brandende toortfen. Tusfehen de vier voornoemde pyramiden, komt een rond verwulffel van wit marmor, behoorlyk verfierd. Van ieder verwulft ryzen twee pedeftallen opwaards; op dezelven ftaan twee kinderen van bronswerk, wyzende met den vinger op een Epitctphium van toetsfteen, hoog drie voeten zes duimen, en drie en eene halve voeten lang, rondsom met koperen verfierfelen omvat; boven aan ziet men twee fchreijende gevleugelde kinderhoofdjes, mede van bronswerk gemaakt. Dit Epitaphium is gegraveerd, en ter wederzyde verguld , waarvan het graffchrift, in de Latynfche taal vervaardigd, van den volgenden inhoud in onze moedertaal is: „ Ter  en kleefsche oudheden. 313 „ Ter eere van Godt Almachtig, en ter eeuj, wigcr gedachtenisfe van willem van Nasfauw, ,, Prins van Oranje, als een vader des vaderlands; dewelke den dienst van de Nederlanden meer „ geagt heeft, dan de welvaart en voorfpoed „ van hem en de zyne; en over zulks meest uit „ zyne eigene middelen bekostigt, en tot twee „ reizen toe, twee machtige legers op de been „ gebragt heeft; daarmede Hy, door bevel en „ onderftand van de Heren Staten van den lande, „ de tyranny van de Spanjaarden verdreven en „ afgeweert; de ware Religie, mitsgaders de ,, privilegiën van denlande, wederom ingevoerd, „ en in zyn ouden ftaat gebragt heeft, en ten „ laatften, de vryheid van zyn vaderland weder„ om bekomen zynde, is bevestigd in handen „ van Prins maurits, zynen zoon, en erf„ genaam van zyne deugden. Dewelken , in ,, oprechte Godvruchtigheid , wysheid en on„ verwinnelyke kloekmoedigheid beftaan heb,, bende, philippus de twede van dienaam, ,, Koning van Spanje, een vreze van Europa, „ zelve heeft gevreest, en niet vervaart nogon„ der gebragt, maar met een gekogtebeul, door fchelmfche verradery en bedekte logen, van 't leven heefc doen beroven. Hebben de ver„ eenigde Nederlandfche provinciën dit doen ftel„ len, als een eeuwig gedenkteken van zyne diensten en verdiensten." Aan het voeteneinde der tombe, op de vyfde trap, ziet men eene figuur, vertonende den Prins van Oranje, in eene zittende houding, levensgrote en gewapend. Voor zyne voeten legt zyn helm, met pluimen verfierd. Dit alles is ge. bronsd, gelyk ook de zitplaats van eene prachtige ftoel, in den antike fmaak bewerkt. Verder V 5 zyn  3T4 kabinet van nederlandsche zyn alle de moliëringen en fieraden gezamentlyM zo kunstig en fierlyk gewerkt en geordonneerd, dis zulks aan een zo prachtig konstftuk vereischt wordt. Ten einde van het hoofden-einde, ftaat eene vliegende faam, mede van brondswerk, ter grote van zes voeten, met twee bazuinen in de handen, op de rechter blazende, terwyl de linker neder hangt. Aan de voeten van het kunstig zittend beeld, vertoont zich de hond van den Prins , wiens getrouwheid voorbeeldeloos is , doordien hy, na den dood van zynen meester, eeten en drinken weigerde, en dus van honger, dorst en droeffenis ftierf. Het kunstftuk is door de eigene handen van den voortreffelyken konstenaar hendrikde keyzer alleen vervaardigd, en vereeuwigt zynen naam. Eene diergelyke tombe, aan deze in kunst, evenredigheid en pracht evenarende, is in deze landen vruchteloos te zoeken, en buitenlandfche kunstenaars verzekeren, dat byaldien hier meer diergelyke prachtige ftukken gevonden werden, het tyd en geld verfpild zyn zoude, om in Italien naar modellen van eenen goeden fmaak te gaan zoeken. Onder de hier voor befchrevene prachtige graftombe, in eenen langen verwulfden grafkelder, rust niet alleen het lyk van dezen Prins, maar ook dat van zyne zoonen en opvolgers , de Prinsfen maurits en fredrik h end rik, als mede eenige lyken van jongere Prinsfen en Prinfesfen uit het huis van Oranje. In deze tombe werd ook bygezet de vierde en laatfte gcma. linne van den ouden Prins willem, zynde louisedecoligni, eene dochter van caspar decoligni, Admiraal van Frankryk, op  en kleefsche oudheden. 3IS op de Paryfche bruiloft mede op eene erbarmlyke wyze vermoord. In het afgaan van het welffel boven deze grafftede, hangen de rouwkasfen van wapenen van die genen, welker overblyffelen hier beiloten leggen; geftoffeerd en rondsom omringd met de Vorstelyke eertekenen, in derzei ver laatfte uitvaarten , met grote pracht en heerlykheid, door het voornaamst gedeelte der ftad, vóór de lyken omgedragen. Buiten dit overheerlyk Maufohum der Prinsfen van Oranje, vindt men nog verfcheiden anderen monumenten en begraafplaatfen van vele aanzienlyke lieden in dit choor. Tegen de noordwestelyke pylaar van het choor, vertoont zich het Epitaphhim van den Heer adriaan berkhout, en van deszelfs huisvrouw margarethavan berenstein, eene dochter van paulus van berenstein. Deze Heer heeft niet alleen verfcheiden ampten en aanzienlyke bedieningen bekleed, maar is daarenboven tweemalen Gecommitteerde geweest wegens de provintie van Holland, en in de Generaliteits rekenkamer, daarna, van wegens dezelfde provintie, tot Raad van Staten, eneindelyk tot Raadsheer in den Hove van Holland verkoren, en in het jaar 1620 overleden. ' Van 's gelyken ziet men aan dezelfde noordzyde , mede aan eenen pylaar, niet verre van daar, een aanmerkelyk opfchrift van den Heer paulus van berenstein, in zyn leven verfcheidene malen Burgemeester dezer ftad, en in den jare 1625, benevens zyne huisvrouw volkera nicolaï, overleden. Niet verre van daar, in de noorder trans van het choor, legt, in het graf zyner voorouderen, be-  3IÖ kabinet van NEDERLANDSCHI5 begraven de gadeloze geleerde, en door geheel de waereld beroemde hugo de groot. Alvorens wy dezen uitmuntenden man in zyne tombe herdenken, kunnen wy niet af, om hier eene korte fchets van zyn leven, hetwelk meer verdiensten gehad heeft dan dat van verfcheiden gefternde groten, in te lasfehen. ' Hy werd in het jaar .1583 , uit een Burgemeestcrlyk geflacht vm.Delft, geboren, en in later tyd zelf Burgemeester van deze ftad, en opzichter over de hoge fchool der ftad Leiden. Reeds op zyn agtfte jaar, vervaardigde hy Latynfebe verfen, van welken nog twee voorhanden zyn, het eerfte op de verovering der ftad Nim. wegen door den Prins maurits, in het jaar 1591, en een ander omtrend den zelfden tyd, op het vroegtydig affterven van zynen broeder jan de groot. Zyne moeder, hemdekaarsfen onthoudende, doordien zy hem zyne nachtrust wilde doen genieten, befteedde hy zyn weekgeld om kaarsfen te kopen. Op zyn elfde jaar betrad hyde hoge fchool te en gaf in dien tyd drie gedichten in het Latyn uit, over welken de gehele waereld verwonderd ftond. Op zyn vyftiende jaar begaf hy zich onder het gevolg van den Raadpenfionaris van Holland, oldenbarneveld, toenmaals afgezant by den groten Hendrik, en in zyne grysheid de martelaar der vryheid, naarFrankryk. De groot hield met den Koning eene zo voortreffelyke redenvoering, en deze Verst was zodanig getroffen door zyne diepe geleerdheid , dat hy, in het byzyn zyner hovelingen, op den jongeling weesen zeide: Voila le mtracle d Ho/lande. Op zyn zestiende jaar werd hy Advocaat by den Hove van Holland, en in het jaar 1608, trad hy met ma- r J a  en kleefsche oudheden. 317 ria van reigersbergen, eene afftammeling van een aanzienlyk geflacht, in Zeeland, in den echten ftaat. In het jaar 1613 werd hy Penfionaris der ftad Rotterdam. De Staten zon. den hem, omtrend dezen tyd, wegens eenige verfchillen, den koophandel betreffende, naar Engeland, waar hy door Koning tacobus en de geleerden van dat land, zeer minnelyk ontfangen werd. Van toen af, werd zynen naam door geheel de waereld vermaard, en men zag hem, in wien zo vele wetcnfchappen vereenigd waren, als een wonder der natuur aan. Doch toen de predistinatie vrienden, in het jaar 1619, zege. praalden, en hy, benevens den braven oldenbarneveld, de zyde der contra-Remonftranten hielden, werden deze twee metéors aan den Nederlandfchen hemel in hechtenis genomen, en de gro0t veroordeeld, om zyn overig leven op Loevenftein als gevangene door te brengen Nog verwondert zich de weldenkende en vrye Nederlander,wanneer hy zyne ogen in de gefchiedboeken van dien tyd flaat. In zyne gevangenis fchreef hy verfcheiden werken, eneindelyk, door het kloek beleid van zyne brave echtgenote, welke in zyne gevangenis zyne getrouwe gezelJinne was, ontfnapte hy, den 13 maart van het jaar 1621, uit zynen kerker in eenen koffer, en werd door zyne dienstmaagd naar Gorcum gevolgd, van waar hy zich vermomd naar 'Antwerpen, en van daar naar Frankryk begaf. In Antwerpen aangekomen zynde, fchreef hy aan zyne echtgenote en aan den Prins, aan de laatfte gaf hy te kennen, dat hy zyne vryheid gezocht en verkregen had, en dat hy niet hoopte dat de Prins hem dit ongunstig zoude afnemen, daar zelfs de dieren hunne vryheid  3l8 kabinet van n e d e r l a njd s che heid altoos najaagden, en hy den Prins wezentlyk diensten, hoe gering dezelven zyn mogten, be. wezen had, en dat daarenboven vyf vaderloze kinderen zyne ontkoming verhaast hadden; dat hy thans naar Antwerpen was getrokken, en aldaar eene andere plaats zou ui tdenken,wer waards hy meende gerust te kunnen leven. Hy fchreef ten zei ven tyde aan de Staten van Holland, en zo rasch zyne vlucht kenbaar wai, ontfing hy mondeling en fchriftelyk zeer vele gelukwenfchingen, en erichus pleteanus, Hoogleeraar te Leuven, fchreef hem onder anderen, dat alle lieden van eer zich wegens zyne ontkoming verheugden. In Holland zong men triumph over deze ontkoming, hoe gemelyk de Regeering deswegens ook mogt worden; denkelyk verfmoorden de gadeloze deugden van dit wonder van Nederland, de vervolging van fommige gevoelloze priesters, welker glorie en heerschzugt fomtyds niet vatbaar zyn voor vaderlandsliefde en verdiensten, gelyk wy zulks uit menigvuldige proeven, in de gebeurtenisfen dezer waereld, zouden kunnen bewyzen. De onlterfelyke de groot vertrok naar Frankryk, en vond overal zyne vrienden, behalven onder de Regeering van zyn vaderland, over welke wy ons niet verder zullen inlaten. Hy bezong in Parys zyne verlosfing, en wie hem zag en leerde kennen, aanbad hem, en befioot, wegens het gedrag van de Regenten van zyn vaderland , vooral, wanneer men naauwkeurig onderzocht, dat in een gemeenebest, waarin alle gevoelens van Godsdienst vry waren, het contra - Remonftrantismus vervolgd werd, om dat het eenige geestelyken niet fmaakte, om dat het den Prins tegen de borst Riet, en omdat eeni-  en kleefsche oudheden. 319 eenigen hun voordeel vonden, door dit tegen te gaan. Hoewel hy nu uit Nederland als eenen gevangenen had moeten vluchten, ontfing de Koning van Frankryk hem niet alleen met de uiterfte achting, maar gaf hem eene jaarwedde van 3600 guldens; hoe aangenaam deze maar by zyne vervolgers was, kan een ieder zeer gemaklyk nagaan. Ondertusfchen had de gadeloze geleerde ook zyne vrienden in dit land, en onder dezen was fredrik hendrik, de broeder van Prins maurits, die hem fchriftelyk betuigde, dat hy zich in zyne ontkoming verheugd had, en hem eenmaal met alle tekenen van eer in zyn vaderland wenschte terug te zien. In het jaar 1631 kwam hy weder in Holland, doch aldaar vier maanden vertoefd, en weder gehoord hebbende dat zyn vaderland, voor welks geluk hy zelfs in zyne ballingfchap nog waakte, op nieuw hem zocht te vatten, vertrok hy over Amjlerdam naar Hamburg, alwaar hy eerlyk tegen de vervolgzucht befchermd werd. De toenmalige Koning van Zweden, een man van zeer vele bekwaamheden , zocht hem in zynen dienst over te halen, doch de groot bleef alle aanbiedingen weigeren, vertrouwende, dat zyn vaderland eenmaal de ogen openen, zyne onfchuld inzien, en hem herroepen zou. Ondertusfchen ftierf de Koning van Zweden, en toen bey verden de Koningen van Denemarken, en Polen , en de Hertog van Holflein zich, ieder in het byzonder, om dien fchat, die door geheel de bekende waereld, behalven door zyn vaderland, op prys gefield werd, in hunne ftaten in te halen. De voortreifelyke man weigerde nogthans alle aanbiedingen, tot dat eindelyk , na den dood  320 kabinet van nederlandsche dood van gustavus adolphus, het verzoek om zich naar Zweden te begeven, door de Graaf axel oxenstiern, aan dezen gadelozen geleerden andermaal werd voorgedragen; deze alle hoop verydeld ziende, van immer in zyn vaderland te mogen terug keren, befloot de aanbieding van het Hof van Zweden aantenemen- Aldaar aangekomen, zond de Rykscanzelier oxENSTiERN,aanwien de zaken van het Ryk toenmaals, wegens de minderjarigheid der Koningin christina, waren toebetrouwd, hem als afgezant naar Frankryk, welken post hy, geduurende elf jaren, met zeer veel roems bekleedde, waarna hy teruggeroepen en ontllagen werd. Op zyne reis van Lubek naar Stokholm, waarin hy aan zeer vele gevaren van ftorm en onweer bloot gefteld was, werd hy zodanig afgemat, dat hy in eene zware krankte verviel, en op den 28 augustus van het jaar 1645, binnen Rostok, tot onuitfprekelyke droefheid der hoge fchool aldaar, overleed. Zyn lichaam werd gebalzemd, en over Hamburg naar Holland vervoerd, waar het den 3 oótober in zyne vaderftad Delft, in het choor van de nieuwe kerk, begraven werd, alwaar men zyne wapenen ziet opgehangen. Het ingewand werd in een koperen kistje, in de domkerk te Rostok, bygezet. Vondel, brand, en andere voortreffelyke dichters van dit land, bezongen dit treurig affterven in over. heerlyke verfen, en de lofdichten, ter zyner eere uitgekomen, zyn onnoembaar. Niet alleen bezongen de dichters dit affterven, maar ook de geleerdfte mannen van dien tyd beyverden zich in zynen lof. De Raadsheer sarrevius fchreef onder anderen aan salmazius: „Hy is 'er, „ ó droefheid, geweest, de man met naam en daad » groot, en een heldere flonkerflar onzer eeuw Hugo „ de  en kleefsche oudheden. 32t „ de Groot! o bitter ongeval voor de geleerdheid! S „ overzwaar verlies! de aarde zy hem licht, en de „ bloemen moeten zyn gr affl ede bedekken! zo langde „ boeken en wetenfchappen zullen geeert worden, zal ,, de naam van De Groot waarlyk groot wezen. Zo „ lang myn bloed in de aders zweeft, zal ik zeker 3, al tyd roemen, dat ik gemeenzaam by hem ben bekend „ geweest, hy fcheen alleen met U, wegens het Vorstendom der geleerdheid te twisten." De voortreffelyke Nederlandfche gefchiedfchryver hoofd noemt hem: de Monarch der wysheid, de zon van Holland. De vermaarde caspar barthiu» fchreef, dat hy was onvergelykelyk onder alle mannen; de allergroot/Ie man onzer eeuw; het orakel der menschlyke wysheid; anderen noemden hem: de fakkel van het recht der volkeren, en de uitlegger en leermeester, zo wel van de natuurlyke als burgerlyke eerlykheid; het orakel van het menfchelyk gepacht, aan wien niets onbekend is, van alles wat geweest is en nog is. De Regeering der ftad Delft Was eerst voornemens , om hem een ftandbeeld ter eere opterichten, dochby nadere overweging heeft men liever: eene graftombe verkoren, welke getekend en in pleister gebragt door den konstenaar verhulst, aan de Regeering eerst ter bezichtiging gegeven werd. In deze afbeelding rust het hoofd van den geleerden op eenen ftapel boeken; in de achtergrond ziet men eene voetftal met boeken en papieren verfierd, en daarop in het midden eene zon, ten zinnebeelde, dat gelyk dezelve het aardryk met hare ftralen, aldus de groot de geleerde waereld alom met zyne gefchriften verlicht heeft. Daar rondsom vliegen eenige kindertjes, met boeken, rollen papier en lauwerkransfen in de handen. Boven deze pedeftai III. deel. X vliegt  322 kabinet van nederlandsche vliegt de faam, die zynen lof, en de geleerdheid van dat uitftekend wonder der natuur, uitblaast. Op de kroonlyst ziet men zyn wapen, en aan beide dc zyden een opengeflagen boek. De uitvoering dezer tombe heeft eerst voor eenige weinige jaren voortgang gehad; zy is van wit .en zwart marmor, en rondsom dit praalgraf hangen ook de wapens zyner twee zonen, waarvan de eerfte met de order van St. Marais, wegens de republiek van Venetien, verheerlykt is. Insgelyks hangen in deze kerk, boven aan de yferen ftaven der pylaren, federt den jare 1648, nog twee andere wapenkasfen van doorluchtige perfonen, namentlyk van johangordonius, Ridder, Heer in Smidars en Serrivan, colonel over 1000 koppen, in dienst van den Keizer, en nogthans van den Hervormden Godsdienst, het geen zeer aanmerkelyk is. Hy was Gouverneur van Aegra, en kamerling van Keizer fer- . dinandus den tweden, overleden te Dantzig, in het laatstgemelde jaar. Aan de andere zyde der pylaar hangt de wapenkas van denKeizerlykenRidder george rein- iiart weiderhalt a weiderhoffen, Heer in Pouderoyen, colonel en Gouverneur van Boekholt. Daarenboven ziet men alom door het choor en de kerk nog vele andere partikuliere wapenen, fommigen met vaandels en andere eertekenen, naar den rang der overledenen, daaronder begraven leggende. De lezer, welke begeerig is de infchriften van deze begraafplaatfen nader in te zien, kan dezelve vinden in een zeker naauwkeurig werkje, ten tytel voerende: Momimentorum rerumque maxime infignitim Belgii Fcederati; gedrukt te Amjlerdam, A". 1684. Zeer  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 323 Zeer aanmerkenswaardig is, zeker graffchrift, hetwelk weleer in deze kerk plagt te ftaan, op een paar getrouwden van een zonderling voorbeeld ; luidende in de oude rymen aldus: Als men duyfent fes hondert en vyf heeft gefchreven, Den een-en-tvAntigflen Jani, weerdkh te verklaren, Heeft An th om i s Coknelisz. de werelt begeven, Als hy die beleeft hadde een meer als 100 Jaren. En MeynsgenHuYgenfynHuysvrouw moefl ook van hier varen Weynig uren naa hem, negen en-tnegentig Jaar oudt. Hy van Lis, en fy van Hillegom geboren waren, i Wett'lyk over lxxv. Jaren gehoudt; Syn beyd" op den xxn. (in alder eenvout,) Door lajl des Magiflraats, die haar confent daar toe gaven, Ter eeren haren ouderdom, die fo lang waren getrouwt, Binnen Delft over-luydt, en inde Nieuwe- Keuk begraven : Dry wond'ren merkt men in dees twee, arm van haven; Dat 's, dats beyd dees weldaat hier hebben verworven fyn, Soo lang' geleeft, lang'gehout, en gelyck gejlorven zyn. Tegelyk overdenkt dit by hem felven wyjlyk, Siet, aljl al geleeft is, moeten wy nog Jlerven, Enflervende ons vleefch boofe lujlen afgryjlyk, Leven wy Gode, om fyn eeuwig Ryk te erven: Vrtefl daarom de dood niet, die 't lichaam kan bederven. Dit infchrift wordt echter niet meer gevonden, en de Heer v anbleyswyk gist, dat een latere eigenaar het daaruit heeft doen hakken. Ten oosten , in de bogt van den trans des choors dezer kerk, is de kamer, waarin de confiftoriale of kerkelyke vergaderingen gehouden worden. Weleer hield men dezelven in de facristy, of in de kamer, waarin de reliquien of zogenaamde heiligdommen derRoomschgezinden bewaard werden. Hedendaagsch is deze kamer X z ge-  324 kabinet van nederlandsche geheel veranderd, en gefchikt tot de vergader, plaats en te famenkomst van den kerkenraad, beftaande in predikanten en ouderlingen, ten overftaan van twee gecommitteerde Heren uit de Magiftraat. In deze kamer wordt de aankomende jeugd, van het vrouwelyk geflacht, des zondags na de namiddags-predikatie, in de gronden van het geloof onderwezen. Het gehele choor met deszelfs omgaandcn trans, is van de kerk met drie hekken afgefloten; aan beide de zyden heeft men een klein, en in het midden een groot en zwaar hek van wagenfehot, in het jaar 1617 zo hcerlyk geordonneerd en gewrocht door nicolaas van assendelft, dat men nergens beter fchrynwerk zal kunnen vinden. Het onderfte derde gedeelte is met eene borstweering gefloten, zeer lierlyk belegd met comportementen van wagenfehot, doorvlochten met ebbenhouten platen, de pedellallen van viJage. De twee bovenfte derdedeelen zyn met traliewerk doorvlochten, beftaande in kolommen , naar de Corintifche orde, de basfementen , fchachten en capiteelen zyn van wagenfehot. Doch de onderfte derde deelen van ieder colom, zyn belegd met fluiten van ebbenhout, en onder, boven en in het midden met een thoris van hetzelve hout. Te midden van het gehele hek, ter wederzyde van de deur, ftaan twee platte pilasters met afftaande colommen, en aan de einden een half doorgezaagde colom met hare pedeftallen , mede buiten het werk eenigfints uitftekende. Boven de uititekken van de voor. noemde zes zo gehele als halve colommen of pylaren , ftaan de kleine wapenfchilden van kerkmeesteren van dien tyd. Boven de deur op het lystwerk, ftaat eene fierlyke tafel, aan beide zyden  en kleefsche oudheden. 325 den met eene afftaande colom, overdekt met eene gebrokene frontefpies, waarin eene pyrami.de, gelyk ook aan ieder einde van het hek. In de tafel ftaan de tien geboden, met gouden letteren gefchreven; en daaronder, in de plint van het lystwerk van het hek, leest men met grote letteren eene heerlyke zinfpreuk van den wyzen Koning salomo, ontleend uit deszelfs Prediker, kap. XII, vs. 13. Vreest God en houd zyn Gebod. Dat betaamt alle menfchen. Dit werk is binnen in het choor even zo fchoon als van buiten; doch ter wederzyde van de deur zyn Hechts halve en gene afftaande colommen * en in de binnentafel ftaan het gebed des Heren en de twaalf artikelen des gcloofs gefchreven. Wy menen nu van de nieuwe kerk der ftad genoeg gezegd te hebben, en gaan over tot de befchry ving der oude en gasthuiskerken, in welken de Gereformeerde Godsdienst mede geleerd Wordt, waarvan de eerstgemelde de aanzienlykfte en vol. gens haren naam ook de oudfte is. Deze kerk is, federt aloude tyden, de eerfte en alleroudfte parochiekerk , en van eenen zo hogen ouderdom, dat men naauwlyks eenig recht befcheid daarvan kan opfporen. Ook blykt het aan den toren dezer kerk, dat dezelve een zeer oud gebouw is. Doch tevens blykt het uit het gehele geftel, dat het eenen zeldzamen doch voortreffelyken bouwmeester gehad heeft. Ondertusfchen is het zeker, dat dit gebouw reeds voor den jare 1300 in wezen was, en mogelyk heeft het met den eerften aanleg der ftad zynen aanvang genomen. Zy is aanvangs aan den heiligen Bartholómeus, maar m vervolg van tyd aan den heiligen HyppoUtus toegewyd geweest. De rede dezer verandeX 3 ring,  j2ö kabinet van nede rlandsche ring, zegt men, is te zoeken in de Hoekfche en Kabeljauwfche verdeeldheden, toen de burgery, by de belegering en verovering der ftad, hunne, privilegiën door den Hertog albrecht yan Beijeren heeft weder gekregen, ter beloning van eene voortreffelyke overwinning tegen deFriezen, ten voordeele van den Hertog, op St-Hyppolitusdag, waarfchynelyk in het jaar 1396 behaald; waarna zy dezen heiligen, in de plaats van den heiligen Bartholómeus,tot befchermer der kerken der gehele ftad hebben aangenomen.Ondertusfchen is het voor protestanten belagchelyk, dat, vol; gens de aantekening van den beroemden michael vosmeer, de beeldenftorming van den jare 1566, op den 24 augustus of op St. Bar. tholomeus-dag begonnen is, doordien die heilige zich wilde wreken, over de wankelbare verandering der burgery, die hem als hunnen pastoor afgezet, en eenen anderen in zyne plaats aangenomen hadden. De oude kerk is een heerlyk en groot gebouw, by uitnemendheid zwaar aangelegd, doch de toren fchynt, volgens het eerst bellek, niet voltrokken , hoewel dezelve reeds eene buitengemeene hoogte heeft. Dat deze toren van tyd tot tyd is verhoogd geworden, blykt zeker genoeg uit de verfchillende foorten van gebakken llenen; en die foort plag weleer in Delft zeer menigvuldig, onder de naam van Delffche moppen, gebakken te worden; beneden aan de fundamenten ziet men zeer veel duiflteen, gelyk mede aan de zuidzyde van de kerk, welke Heen doorgaands eene zeer grote oudheid te kennen geeft. Deze kerk is een groot, ruimen wydgevaarte, zeer hoog van zoldering, en mede, gelyk de toren, op onderfcheiden tyden gebouwd. De zuid-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. ' 327 zuidzyde fchynt de oudfte. Aan de noordzyde, waar zy zo oud niet is, heeft zy in het midden een prachtig uitftekend kruiswerk, gebouwd van witten arduinlteen; ook iszy ficrlykenzeerfterk gebouwd, en van boven, volgens de Italiaanfche wyze, plat, en geheel met lood bedekt. Naar alle waarfchynelykheid is deze noordzyde zodanig aangelegd, om de zuidzyde in dien zelfden fmaak te verbouwen, hetwelk aan dit gebouw eene on. gemeene fraaiheid en evenredigheid zou gegeven hebben, byaldien het daartoe gekomen was. Van voren aan. de zuidhoek is een agtkantig uitftek, zynde weleer de plaats geweest waarin het font of doopvat ftond; daarna veranderd in eene anatomie of ontleedkamer , maar hedendaagsch tot een woonhuis gebruikt. De daken, zo wel van de hooglte of middellte als van de zydekerken, zyn van voren tot achteren glad en gelyk; het hoogfte dak heeft een fierlyk torentje of klokhuisje, dat op het kruiswelffel, boven den kap, aan het begin van het choor uitfteckt , hierin plagten weleer kleine klokjens te hangen, waarin men ter Metten en diergelyken plagt te luiden, om de memorien en getyden waar te nemen. De middelkerk is van binnen gebouwd op pylaren en bogen naar deGottifche order, gelyk doorgaands meest alle de kerken hier te lande, uitmakende drie zeer bredegaanderyeninde lengte, behalven het kruiswerk, hetwelk nog eene andere gaandery over dwars maakt. Wat de groote van deze kerk betreft, men vindt dezelve in een bellek, wegens het herftellen van het uitgebrand houtwerk, nadenzwaren brand van het jaar 1536, allen voor zo verrede middelkerk betreft, dusdanig befchreven: het choor is lang 84 voeten, behalven de huyft, wyt de X 4 bui-  328 KABINET VAN NEDERLANDSCHE buitenkant 38 voeten. Die acbterkerk, van de Choor tot ten Tooren, is lank 113 voet, wyt 42 voet, luttel min of meer, van wyte en lenckte enz. De toren aan het westeinde, ftaat tusfehen de twee zyde daken in, zynde het voornoemde lichaam, tot boven aan de vyf fpitfen, recht vierkant opgebouwd; hebbende een vooruitftekend portaal van witten arduinfteen, tot den ingang der kerk. Een weinig boven het hoogfte dak, is dit vierkant aan de vier zyden met twee bogen open, en bekwaam gemaakt tot de bommelgaten voor het luiden der klokken. Boven het vierkante werk, ftaan op de vier hoeken vier agtkante fpitfen; de onderfte helft is van gebakken fteen, regt opgaande, hebbende elk veld of vak een langwerpig vierkant gat, door hetwelk men naar buiten kan uitzien. De bovenfte helft is van hartfteen, fpits opgaande, met eenen appel en een yzeren kruis daarop. Tusfehen deze vier grote fpitzen, ftaan vier zeer fierlyke grote uurwyzers, wordende van onderen door twee leeuwen, houdende het wapen van Delft tusfehen hun beiden, onderfchraagd. Dit werk is in het jaar 1605 gemaakt, zynde dit jaargetal daarby aangetekend. Tot nadere overtuiging daarvan, leest men van achteren tegen den zuidwyzer, met grote letteren op eenen fteen uitgehouwen, welke regt tegen over de trap ftaat, langs welke men naar boven komt, het volgend versje 5 Als men 1605 Jteeft getelt * Ben ick gejlelt, Tot dienst van den burger % Als men zien kan, By den Haven Meester, Qerrit Meerman. Daar  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 329 Daar boven op ftaat een pyramide, in welker baiis of voet men nog een Hollandsch wapen ziet. In het midden van deze vier fpitfen en uurwyzers, ryst eene grootere doch mede agtkantige fpits, welke ten naastenby de helft boven de anderen uitfteekt. Dus kan men achter de uurwyzers, langs eene beilotene borstweering, door de hoektorens recht vierkant opftygen. Deze middelfte fpits is van onderen tot boven toe van hardfteen; doch de onderfte helft is ruim een halve eeuw geleden, tegen het doorwateren met eene houten huid met fchaliën omkleed en bedekt, tot aan eenen hardfteenen trans of omloop , rondsom buiten het werk uitftekende ; dit levert een heerlyk gezicht op, en vertoont zich als ware 'er een grote krans rondsom de fpits gelegd; en doordien aan het boveneinde nog een ring van agt fierlyke venfters is, geeft zulks eene zeer fraaije vertoning; terwyl ondertusfchen de vyf fpitfen met eikanderen, een zeer vreemd en zeldzaam, doch tevens een deftig en heerlyk model uitmaken. Het geheele maakfel van den toren ftaat krom en bochtig, als dreigde hy in te ftorten. Dit heeft velen, zelfs reeds in vroegere tyden daar voor doen beducht zyn; ten blykedaarvanftrekt dat die van het klooster van St. Agatha, met kerkmeesteren van de oude kerk weleer een verdrag hebben aangegaan, om een gedeelte van dezen toren te doen afnemen, doordien dit klooster zeer digt onder denzelven lag, en het gevaarte derwaards fcheen over te hellen, ten uiterften beducht zynde, dat door eenen diergelyke val het klooster mogt vernield worden. Men zegt zelfs, X $ dat  33° KABINET VAN NEDERLANDSCHE dat de prior van het voornoemd gefticht, zyn gewoon flaapvertrck, offchoon midden in het klooster, om deze redenen verlaten, en zich geheel achter aan den wal begeven had, ten einde een zo dreigend ongeluk te ontwyken. Anderen nogthans zyn van gevoelen, dat deze toren van zynen opbouw af, overhellende is opgehaald, en de bouwmeefter zyne zonderlinge ondervinding en kunst daarin heeft willen tonen, op het voorbeeld van fommige torens in Itahcn. Deze toren, gelyk mede het portaal, zyn binnen in de kerk met eenen ftenen verwulft verfierd , daar boven heeft men eene zoldering, de luidzolder genaamd, waar men weleer gewoon was, de klokken met lange touwen in beweging te brengen. Doch dezelven hedendaagsch dooide nieuwe uitvinding van treden bewogen wordende , is deze zoldering van geen gebruik. Het uurwerk echter ftaat op deze zoldering in eene houten kas beflotcn, en daardoor worden de flagklokken, benevens de voorgemelde vier grote uurwyzers buiten den toren, en een andere beneden in de kerk , in beweging gebragt. Boven deze zoldering, met eenen ftenen vloer belegd, volgt eene andere zoldering van hout, waar op de grote en zware klokken hangen. Onder dezelven is 'er eene, welker weerga in Holland niet gevonden wordt van grote, wegende, gelyk men zegt, 18000 ponden. Deze wordt op hoogtyden, feestdagen, en voorname begraafnisfen getrokken, als mede by andere byzondere plegtigheden, en haar geluid wordt tot verre aan gene zyde der Maas, en wel drie mylen buiten de ftad gehoord. Haar infchrift is aanmerkelyk, en ftaat in het Latyn en Duitsch met eene kleine af-  ENKLEEFSCHE OUDHEDEN. 33I affcheiding in twee randen om de klok , aldus luidende: Sacro fancta individu* Trinitati, uni foli Deo vero, <3? vivo S. Defe Clock is gegooten, ter eeren des Hoegwairdighe Heyligen Drievoudichcyts , eens Waarachtich onverfcheyden Godheyts; doer Heindrick vanTrier, in 't jaar ons Heeren, XVc. LXX. Kerckmeeflers weefende, Sasbout Cornelisfoen, Pieter van Opme'er, Jan Sasboutsfoen, ende Lambrecht Michielfoen. Boven aan in de eerfte cirkel komen 24 paren onbekende tronien. Men heeft zeer veel werks om dit fchrift te lezen, doordien de cirkels waar in hetzelve ftaat, niet duidelyk onderfcheiden waar hetzelve begint en eindigt. In het midden van de klok ftaan nog vier tronien, en alle vier eveneens. Onder dezelve ftaan aan de eene zyde nog deze woorden: Ut litati et ornamento. Waarfchynelyk zal dit moeten zyn Utilitati, en alsdan betekent het, dat dezelve tot dienst en lieraad gegoten is. De gieter van deze klok, Mr. Hendrik van trie r is dezelfde, welke in de jaren 1573 en 1574 vele klokken in Noordholland tot gefchut vergoten heeft, om tegen den Spaanfchen dwingeland, den Hertog van Aïba gebruikt te worden, gelyk men zulks in de Reformatie Amjlerdam door den Heer le long uitgegeven , op pag. 544 en 545 breedvoerig kan naleezen. De twede klok heeft in oud monnikenfehrifc en  332 KABINET VAN N E D E R L A N I)S C H E en met vele verkortingen van woorden, en digt ineengedrongen, het volgend rym: Anno XVc. XXXVI. wilt wel ver/laan , Heeft my den brant heel doen vergaan: Maar doer genaden van boven, hoych geprejen, Ben ik,Maria, 't jaar XXXIX.wedergerefen. Gerrit van Wou,ende Jan Terftege goeten my. Hier uit blykt, dat ook deze toren in den zwaren brand van het jaar 1536 veel heeft geleden ; zo dat deze klok toen gefmolten, en in 1539 van nieuws is gegoten. De derde klok is de kleinile, doch te gelyk de oudite, gegoten in het jaar 1450, voerende dit opfchrift : Regina celi letare Alleluja. Anno Domini. M. CCCC. L. Regina is myn naam, Myn gheluwt ft Gode bequaem. Gerrit van Butendyc fecit. Willam van Cloterdyc. fecit. Welke klokken voor den brand in dezen toren mogen gehangen hebben, is geheel onzeker; men verzekerd dat de luidklokken weleer een volledig of ten miniten een groot accoord hebben uitgemaakt , en zo veel in hoogte en laagte van tonen van eikanderen verfchilden, dat zy alle te famen ofeenigen van haar te gelyk geluid wordende, eene muficaale harmonie deden horen. Dit fchynt ook eenigfints te blyken uit een zeker contract, den 9 february des jaars 1536, en dus gene drie maan-  en kleefsche oudheden. 333 maanden voor den zwaren brand, gefloten door kerkmeesteren dezer kerk, met meestermedardardus wanhenens,klokkegieter teMechelen, „ om drie klokken te gieten, waarvan de „ eerfte moest wegen tusfehen de 12 en 13000 en de twee andere tusfehen de 6 a 7000 pon' den, goed van toon en refonnatien, de twee l', minfte op de meeste accordeerende. Deze „ klokken zoude men een half jaar lang luiden ten „ perykel van den meester; en indien ze braken „ of niet goed van accoord waren, zoude den meester de klokken wederom moeten vergie- ten, tot dat ze volmaakt en geleverd waren als voren." De fpys tot deze klokken, zouden kerkmefteren bezorgen; de meester zou niet meer voor zynen arbeid , hebben dan een gulden van de honderd pond; men zoude hem een huis bezorgen, waar in hy de klokken zou kunnen gieten; onder voorwaarde , dat hy al het yzer en houtwerk, benevens de werktuigen tot de kunst behorende, zoude leveren en lenen. Eenigen tyd daarna, namentlyk den 8 december van het jaar 1537) maakte men een ander handvest, waaruit blykt, dat de meester klokkengieter en zyne huisvrouw, met kerkmeesteren waren overeengekomen : „ dat men de „ twee klokken, die 'er toen gemaakt waren , ,' zoude hangen, en byaldien bevonden wierd, „ dat deze klokken hare tonen niet hadden, ge„ lyk hy aan kerkmeesteren beloofd had, zou „ hy dezelve op zyne eigene kosten verbeteren." Ook fchynt het dat de klokken naderhand weder gefmolten zyn, doordien men. den 8 oftober van het jaar 1538 een ander accoord gemaakt heeft met gerrit van wou en jan terstege, klokkengieters tot Campen: ,, om te » gie-  334 KABINET VAN NEDERLANDSCHJË „ gieten zes klokken, de grootfte wegende r 2000 „ ponden enz., wezende twee en een halve toon „ lager dan de klok Urfula in de nieuwe kerk, „ by deze meesters gegoten, en wegende 6235 „ ponden, welke klok wezen zoude Gamma ut. De andere klokken daarna zouden wezen cefa „ ut, luidende ut fa. Voorts de andere klokken „ na deze twede klok cefa ut, zouden luidende „ zyn, re, mi, fa, fo/, la, welke voorfz. klok„ ken van de zwaarfte tot de minfte, deze mees„ ters zouden gieten op een goed eenparig geluid ,, accoord en refonnantie. elk in zyn toon lui „ dende, zo als het behoort; tot haren koste en „ perykel." Ingevalle van eenig gebrek aan deze klokken, zouden de meesters gehouden zyn, dezelven te vergieten, tot dat het werk goed ware, De laatfte meesters bedongen wel eens zo veel arbeidsloon als de eerfte meester gevraagd had, en de kerkmeesteren moesten daartoe de fpys leveren; men gebruikte daartoe de oude klokken en eenige nieuwe fpetie; hetwelk alles in de waag gewogen werd. Uit den inhoud van dit contract laat zich gisfen, dat mogelyk de voorgaande klokken daaronder behoort hebben. De overige fpetie werd door de burgery gefchonken, en. in eene colleéte byeen gebragt; fommigen bragten geld, anderen gaven koperen gereedfchappen, als pannen, ketels enz. Anderen , welken in deze offerhanden wilden uitmunten, gaven eenig zilverwerk, om zulks onder de klokfpys te doen fmelten, en het geluid daardoor te bevorderen. Deze klokken zyn in later tyd weder weggenomen, doch om welke redenen, is onbekend. Daarenboven is het zeker, dat hier eene klok heeft gehangen, welke Hipolitus genaamd werd; ook  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 335 ook blykt uit eene acte van het jaar 1571, dat men verlof gekregen heeft om de regten wegens het begraven der doden te mogen verhogen, tot vergoeding der zware kosten veroorzaakt door het gieten en vergieten van de klokken dezer kerk; als mede doordien men het loon der luidcrs heeft moeten verhogen, welken voor het oude loon niet langer wilden dienen, waar omtrend een nieuw reglement gemaakt werd. Boven de klokken en het vierkant werk van de fpits, is eene houte fpanning, welke de overige zolderingen en trappen draagt. Aan deze kerk zo wel als aan de beelden, welken daar in Haan, heeft men weleer in de Roomsch. gezinde tyden, mede eene menigte van wonderen toegefchreven, en de omftandigheden van plaatfen enz. daar by vermeld, op dat men aan denzelven voor allen dingen niet zoude twyffelen, hoe zeer zy ook van de minfte waarfchynlykheid ontbloot waren. Onder anderen was alhier zeer beroemd het beeld van onze lieve Vrouwe van Jesfe, hetwelk mede als een wonderwerk, uit den zwaren brand van het jaar 1538 was gered , doch in lateren tyd den beeldenftormeren niet heeft kunnen ontflippen, en benefFens andere beelden van gewaande heiligen, eerst in Rukken gebroken en verbryzeld, maar vervolgens openlyk op de markt tot asfche verbrand is. Ter gedachtenis van het laatstgemelde beeld, en voornamentlyk van het eerfte wonder, hetwelk in den jare 1327 zou voorgevallen zyn, heeft de Regeering in lateren cyd befloten, dat jaarlyksch zo lang de ftad in wezen zyn zou, het beroemde beeld Maria, met vele plechtigheden, op den eerften zondag na St. Odulphus . invallende op den 12 juny, in procesfie zoude worden rond- ge-  336 kabinet vam ne.d erlandschë gedragen, waaruit de Delffche kermis, doorgaands de Delffche ommegang genoemd, welke daags voor de St. Odulphus markt eenen aanvang nam, voortgefproten is. Deze omgang zeer beroemd geworden zynde, is door Paus bonifacius den negenden, omtrend het jaar 1399, met aflaten begiftigd, om den toeloop nog menigvuldiger te maken, en de bulle daarvan wordt hedendaagsch nog bewaard. Wy gaan verfcheiden andere wonderbeelden, en derzelver bygelovigeplegtighedenmecftilzwy» gen voorby; daar alleen nog by voegende, dat alle de gewaande wonderen , met den zwaren brand van het jaar 1536, een einde genomen hebben, hoewel het beruchte beeld van de lieve vrouwe van Jesfe uit denzelven gered was; het ophouden dier wonderen, werd, door de Godsdienstigen van dien tyd, toegefchreven aan het verval van den ouden yver in den Godsdienst. Behalven drie kapellen van wonderbeelden, had men nog eene kapel van reliquien, welken door eenen priester bewaard werd, die daarvoor eene zekere wedde trok. Ook fchynt 'er eene kapel van verfierfelen geweest te zyn. Daarenboven waren 'er nog verfcheidene andere kapellen met altaren, die door de ftichters en hunne nazaten met priesters verzorgd werden. Behalven het veelvuldig zilverwerk en een gehele reeks van kerkfieraden, pronkte deze kerk daarenboven voornamentlyk met overprachtige altaren, uitnemend konstige fchilderyen en tafereelen, kostelyk gefchilderde glazen, welluidende orgels, en vele andere zaken, die tot uitwendige pracht en luister ftrekten, doch meestal door de beeldenftormery gefchonden en vernield zyn; het hoog altaar was in deze verwoedheid zo-  en kleefsche oudheden. 337 zodanig gehavend, dat 'er niets van over gebleven was, dan de enkelde romp. Toen naderhand alles wederom in rust was , werd het ter herftelling aan den konstigen bouwmeester willem danielsz. van tetterode, te Delft, aanbefteed , zynde deze konstenaar zeer vermaard, uk hoofde van zyne voortreffelyke werkftukken , welke hy alvorens binnen Rome vervaardigd had. De ftenen, tot dit werkftuk gebezigd, waren van jaspis , albast, zwart marmor, toetsfteen en ransfteen; allen glad en gaaf gewerkt. Onder anderen waren daaraan bedongen, twee pylaren, ieder 13 voeten lang, en uit een ftuk, zo dat'er voormaals nimmer diergelyken van kostelykheid in ons vaderland gezien waren, waarom dit werkelyk meermalen door de kundigfte konstenaars, welken alleen daarom uit vreemde landen herwaards kwamen, met de uiterfte verwondering is befchouwd geworden. Men vindt aangetekend , dat het albasten altaar in het hoge choor , door den Prins willem van Oranje, aan zynen neef, den Graaf van Zwartzenburg, bygenaamd de Evangelifche, in Duitschland, is vereerd geworden , gelyk ook de twaalf apostelen van albast ; en men wil, dat dezelven te Straszburg in de kerk ftaan. Want toen de eerfte beeldenftorming voorviel, op den 24 augustus van het jaar 1566, lag Prins willem, in het klooster van St. Agatha, uit een venster, en zond eenen zyner kamerdienaars naar de kerk, om te beletten, dat het voorgemeld kostelyk altaar, benevens de beelden der apostelen, niet mogten befchadigd worden. Het is nogthans onzeker, welk een altaar daardoor eigentlyk bedoeld werd. Deze kerk en hare altaren waren ook met uitmuntende fchilderftukken, van de beroemde III. deel. Y mees-  338 kabinet van nederlandsche meesters heemskerk en schorel,verfierd; doch van alle deze voortreffelyke konstftukken, zyn 'er zeer weinigen aan de Woedende klaauwen der beeldenftormers ontkomen. De oude, heerlyke en konstig gefchilderde glazen der beste en voornaamfle meesters, van welken fommigen ten deele, anderen geheel aan den brand en de beeldenftorming ontkomen wareu, zyn door het fpringen van het kruidmagazyn , op den 13 oótober van het jaar 1654, ten eenemaal verbryzeld. Onder deze glazen was onder anderen zeer beroemd en boven alles uitmuntend, het gróte glas in het noorder kruiswerk, in den jare 1563 , door den gadelozen glasfchilder , Meester willem willemsz. tybout, vervaardigd. In de onderfte helft van dit glas ftonden de beeldtenisfen van philippus den tweden, Koning van Spanje, en van philippus den derden, Graaf van Holland, benevens zyne derde gemalinne, elis abeth van v alois, oudfte dochter van h end rik den tweden, Koning van Frankryk; beiden waren in hun Koninglyk gewaad, en zeer natuurlyk afgebeeld; zy lagen ieder ter wederzyden van eene tafel geknield, waarop twee boeken lagen; beiden hadden hunnen befchermheilig achter zich , en hunne wapenen hingen boven hunne hoofden. In het bovenst gedeelte ftond de gefchiedenis van de wyzen uit het oosten, komende te Bethlehemom het kindeken aan te bidden, hetwelk Maria op haren fchoot had, en waarvoor de eene, welke • zyne offerande aanbood, neder knielde. Deze afbeelding was vol werk en beelden, zo voortreffelyk getekend, van een zo uitmuntend coloriet, en zo wel geordonneerd, daarenboven met zeer grote vervallen puinen omgeven, dat het  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 3§<) het by kundigen voor het beste glas der Neder, landen werd gehouden; en doordien philippus, Koning van Spanje, tot de aanbefteding van dit glas, eene zekere fomma van penningen vereerd had, werd dit glas het Koninglyk glas genaamd. Ook was het glas, door de Hoogheemraden van Delft gegeven , uitmuntend. Het onderst gedeelte van het konstftuk vertoonde hunner aller perfonen in vollen harnas; hunne gelykenis was zeer levendig getroffen; zy lagen geknield, zagen naar de verryzenis van Christus, aan de zuidzyde verbeeld, en allen hadden zy hunne wapens boven het hoofd- Het bovenst gedeelte verbeeldde de gefehiedenis van moses, toen hy te Horeb met zynen ftaf water uit de fteenrots floeg, nadat het volk te Rephidem in de woestyne om water had gemurmureerd. Dit werk was mede wel uitgevoerd; het werd ook voor een groot kunstftuk gerekend, en volgens het oordeel van des kundigen, was het vervaardigd door laurens van koot. Van de vroegfte tyden af, pronkte deze kerk reeds met verfcheiden orgels, een van welken in den jare 1455 aanbefteed is, voor welken tyd daar reeds een veel ouder orgel was, hoewel onzeker wanneer gemaakt. In het jaar 1545, heeft Mr. quiring aartz van der hoog, Burgemeester der ftad, in deze kerk, onder zekere voorwaarden, deswegens met kerkmeesteren aangegaan, voor zyne eigene rekening, een nieuw5 en zeer kostelyk orgel aan den toren doen maken. Doch dit kostelyk ftuk fchynt, met de verandering van den Godsdienst, ook verdwenen te zyn, en in deszelfs plaats een ander bekwaam orgel vervaardigd. Nadat alle deze overdadige kostbaarheden waY a r§fl  34° kabinet van nederlandsche ren weggenomen, is de kerk grotendeels daardoor ■ veranderd, en heeft de oude eenvoudigheid van de eerfte Christelyke kerken aangenomen. Zy is met den nodigen predikltoel, met geftoeltens en banken , als ook met eene gaandery voor de weeskinderen, voorzien. Het choor is in het jaar 1603 met vier hekken van wagenfehot afgefchoten. Voorts is 'er eene kerkmeesterskamer, voorzien met eene gehele kas met oude brieven en bullen, hoewel 'er, geduurende de buitenJandfche beroerten, door brand en andere ongelukken, velen zyn weg geraakt. Ook is hier eene byzondere kamer, waarin de jongelingen, des zondags na de namiddags predikatie, door vragen en antwoorden, in de gronden van den Godsdienst onderwezen worden, gelyk zulks in de nieuwe kerk met de meisjes gefchied. Deze kerk pronkt met verfcheiden marmoren graftomben van doorluchtige en aanzienlyke perfonen; onder anderen met die van den Admiraal pieter pieterz heyn; deze tombe is in den uiterften middelhoek van het choor , ter eere van zyne dappere daden, opgerecht. Deze voortreffelyke zeeheld , te Delfshaven uit een burger geflacht geboren, hechtte, door zyne onverfchrokkene daden, eenen fchakel aan den keten onzer dierbare vryheid. In het jaar 1624 werd hy met eene vloot naar Angola gezonden , en rechtte aldaar grote verwoestingen aan, gelyk ook op de Caraïbifche eilanden; ook behaal, de hy grote voordeden in de n oordzee. en op de kusten van Afrika en Amerika, die zeer aanzienlyk waren. In het jaar 1627 behaalde hy eene overwinning op de Spanjaarden, welke zynen naam by het nagellacht onfterfelyk maakt. Hy was in het voorgaand jaar 1626 met agt grote en  en kleefsche oudheden. 341 en vyf kleine fchepen uitgelopen. Tot tweemalen toe zag hy onderweeg de zilvervloot, maar vond zich te zwak om dezelve te befpringen, zodat hy naar de kusten van Afrika zeilde, om zich te ververfchen en zoet water op te doen. Van daar zeilde hy naar de Brazil, en nam onderweeg eenen Portugeefchen ilavenhaalder met driehonderd negers. Vervolgens kwam hyinhet begin van may in de baai van Alle Heiligen, voor het kasteel van St. Anthonio, waar hy, na een hevig gevecht, zeer vele voordeelen behaalde op de vyandelyke fchepen, ten getale van zesentwintig aldaar geankerd; welken op een na in den brand geftoken werden. Hy veroverde op dién tocht nog verfcheiden andere fchepen, welke voordeelen wy met ftilzwygen voorby gaan , om de gewichtigfte van allen aanteftippen. Hy werd, namentlyk in het volgend jaar, met vieren-twintig fchepen naar zee gezonden, en als Admiraal van dit eskader aangefteld. Hy liep den 20 may uit Texel, om, ware het mogelyk, de zilvervloot aan te tasten en te veroveren, het ^een Spanje eene gevoelige neep moest toebrengen, doordien dat Ryk toenmaals zeer gebrek aan geld had. Een zyner fchepen een klein Spaansch fchip genomen hebbende, verftond de Hollandfche Admiraal door hetzelve, dat de lang verwachte vloot eerlang ftond op te dagen, en den Hollanderen niet zou kunnen ontfnappen. Op den 9 feptember werden 'er tien zylen gezien, die piet hein deed aantasten en in korten tyd overmeesterde. Omtrend den middag zagen zy nog agt of negen grote fchepen, drie of vier my,en van hun af. De Hollandfche Admiraal zette alle zeilen by om dezelven in te halen, maar de Spaanfchen befloten terug te keren en de kust te. Y 3 be-  34* kabinet van nederlandsche behouden, gelyk hun zulks, ondanks de vlyt der Hollanderen, gelukte. Zy liepen in de baai van Matanka, alwaar zy de galjoenen op Ilrand zetteden , die den volgenden dag door de Hollanders zo! fel befchoten werden, dat zy zich overgaven. Alle die Spaanfche fchepen waren zo verbazend vol geladen, dat zy hun gefchut niet konden gebruiken. Zy werden voor een groot gedeelte ontladen, vier galjoenen en een nagel nieuw koopvaard^fchip werden mede genomen, de overigen verbrand, en de vyandelyke equipage aan land gezet, en aan dezelve de vryheid gefchonken. Met dezen buit zeilde de zeeheld naar Holland, waar hy, na eenige ftormen te hebben doorgeilaan, in behouden haven aankwam, hebbende, zo in de onderfcheiden gevechten als door ziekten , niet meer dan 150 mannen verloren, terwyl het veroverde zilver, goud en andere koopgoederen, meer dan elf mil lioenen Hollandsch bedroeg. Men verhaalt, dat de Admiraal , ziende den groten toeloop van menfchen, die nieuwsgierig waren om hem te zien, zou hebben gezegd: dit volk is wel mal, dat het zo. veel gerucht maakt, en my zo toejuicht, omdat ik za vele fchatten mede breng, 'die ik zonder moeite genomen heb; en toen ik de voorgaande reis tehuis kwam, dacht het niet eens aan my, fchoon my die oneindig meer moeite en gevaar gekost heeft. Den Spanjaard werd, door deze gevoelige ramp, allen moed benomen, en de Admiraal piet hein tot Luitenant Admiraal van Hollondver. heven; en om aan zyn vaderland allen mogely. ken dienst te doen, befloothy, om in het volgend jaar 1629 de Duinkerkfche kapers op te zoeken , welken den koophandel zo onveilig maakten. Hy vertoonde zich voor Duinkerken ^ waar  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 343 waar hy terftond twee koopvaardyfchepen, aldaar op derhede leggende, wegnam. Hy ging vervolgens de vloot der kapers opzoeken, welke hy den 17 juny aantrof. De Duinkerkers hadden Hechts drie fchepen, en zochten het des nachts te ontvluchten; doch de Hollandfche Admiraal haalde hen den volgenden morgen in, en men zegt, dat hy tusfehen tweevyandelykeknepen ging in leggen, en met beide de lagen te gelyk fchoot. De derde vyandelyke kogel trof hem in den fchouder, zodanig, dat hy terftond dood neder viel. De zynen, door dit verlies verbitterd , tastten de drie vyandelyke fchepen met zo veel geweld aan, dat zy de drie kapers veroverden, en alles dood floegen wat zich op dezelven bevond, om zich te wreken. Het lichaam van den Admiraal kwam, met twee der veroverde pryzen, in de Maas binnen, ende gefneuvelde zeeheld werd van Rotterdam naar Delft gevoerd, om hem met alle verdiende tekenen van eer ter aarde te beftellen. De pedeftal der tombe, waarin deze oniterlcIyke zeeheld begraven legt, is van zwart marmor , van voren wat uitkomende, in de hoeken wat inwykende, waarop vier afftaande kolommen ftaan, twee aan het hoofdeinde en twee anderen aan het voeteneinde, van het zelfde marmor, naar de Dorifche wyze gewrocht; de bazemeuten en kapiteelen zyn van wit marmor; op dezelfde wyze zyn 'er ook vier platte pilasters achter tegen den muur aan, onderfteunende met malkander een zwaar vierkant zwart marmor paveljoen, van voren verheven met eene driekante frontefpies, waarin men het wapen vindt van den Admiraal, en ter wederzyde der hoek-einde, ftaat eene globe ten teken, dat deze held, in de zeevaart en ' Y 4 den  344 kabinet van nederlandsche I den loop der ftarrén, als nodige wetenfchappen voor eenen vlootvoogd, in den volften zinervaren was. Midden onder dit heerlyk overdekfel legt het beeld van den overledenen, in volle wapenen, van wit marmor, op eene matras, zeer kunstig uitgehouwen; zyne linkerhand rust op zyn helm, terwyl zyne rechterhand nevens hem uitgeftrekt legt. Achter tegen aan den muur, tusichende voornoemde pilasters, ftaat, in eene witte marmoren lyst, eene zwarte toetsftene tafel , waarin vele gulde letteren alshclderftralcnde itarren m den duisteren nacht flonkeren, waaropeen heerlyk gedenkfchrift |in de Latynfchc taal gebeeldhouwd is, bevattende alle de heldendaden van dezen onfterfelyken vlootvoogd. Boven deze heerlyke tombe hangt de wapenkas des Admiraals, gevuld met deszelfs wapenfchild, zynde een vogel op eene heining; daar boven hangt de wapenrok en andere benodigdens van eenen Gouverneur. Daar boven weder ziet men drie grote fcheepsvlaggen metBourgondifchekruisfen, door hem, m den jare 1628, op de Spaanfche zilvervloot veroverd. Deze zyn de voornaamfte verfierfelen, om de graftombe van eenen vlootvoogd , die de Spanjaarden deed zidderen, en de dankbaarheid en roem van alle brave vaderlanders tot in het laatfte nageflacht verdient. Een niet minder beroemd zeeheld, ik bedoel denAdmiraal marten harper tse tromp welke in deze kerk begraven legt, heeft mede eene zeer prachtige graftombe ontfangen, waardoor zyne heldendaden vereeuwigd worden Hy was uit den Briel geboortig, en werd den 27 october van het jaar 1637 tot Admiraal van Holland aangefteld. In het jaar 1639 deed hy als Admiraal zyne eerfte heldendaad; bezettende de haven van  en kleefsche oudheden. 345 van Duinkerken, waar de Spanjaarden twaalf vry kloeke oorlogfchepen deden uitrusten. Toen dezelven klaar waren, in de maand van february, had tromp, die met eene vloot van 14fchepen om de haven van Duinkerken, geduurende eene maand, gekruist had, juist drie zyner fchepen naar elders gezonden, zo dat 'er ilechts 11 fchepen overig bleven. Men had ondertusfchen den kapiteinen der' nieuwe Duinkerkfche fchepen, waarvan fommigen metalen Hukken voerden, voorgehouden , dat het eene fchande voor de Vlamingen was, dat de Hollanders eene hunner havens bezet hielden, en moedigde hen aan, om door de Hollandfche vloot heen te zeilen, of. de Hollandfche Admiraal tot een gevecht te noodzaken. Een der Hollandfche kapiteinen verwittigde den Admiraal van de aannadering dier nieuwe vloot, die, behalven de twaalf nieuwe, nog met agt andere goede fchepen verfterkt, en dus negen fchepen flerker was dan de Hollandfche vloot. De voornaamfle Duinkerkers fpoedden naar de duinen, om het op handen zynde gevecht te zien, zich vleijende, van tromp en de zynen te zullen zien vernielen. Naauwelyks kwam de vloot uit de haven, of de Hollandfche Admiraal gaf een fein , waarop alle zyne fchepen zeewaards fpoedden, om de vyand in volle zee aftewachten. Twee hunner kloekfte oorlogfchepen werden terftond zo deerlyk gehavend, dat zy genoodzaakt waren zich over te geven. Tromp, door eenigen zyner fchepen onderfleund, was nog met den Duinkerkfchen Admiraal en vier andere fchepen flaags. Het gevecht duurde vyf uuren, en werd geëindigd door eenen rukwind, die de beide vlootvoogden uit elkander joeg. Maar de Duinkerkfche Admiraal geraakte vast op eenen bank, Y 5 en  346 kabinet van nederlandsche en ziende ajstoen twee Hollandfche fregatten op hem afkomen , vluchtte hy met zyn volk aan land, na zyn fchip te hebben in den brandgeile ken. De Duinkerkfcbe vloot was ondertusfchen deerlyk gehavend, en had in dezen flag tusfehen de zestien en zeventien honderd doden en gekwetllen, terwyl de Hollanders Hechts twee-en-twintig doden en veertig gekwetilen telden. . Tromp vervolgde zyne heldendaden, en werd door het Hof van Frankryk, toenmaals onze bondgenoot, met de Ridderorde van St. Michiel, en daarenboven met eenen gouden keten befchonken. In het volgend jaar 1639 , zeilde tromp weder in zee, doordien men in Holland de zekere tyding ontfangen had, dat de Spanjaarden eene vloot van vyftig fchepen in de Corunna byeen verzamelden. Doch tromp niet fterk genoeg zynde om deze vloot aan te tasten, werd hem verfterking beloofd, die echter niet zo fpoedig kwam. De Spaanfche vloot vertrok in het begin van feptember uit de Corunrta, met zeven-en-zes. tig zo galjoten als kloeke oorlogfchepen, aan boord hebbende 25000 mannen, onder welke 12000 Spanjaarden waren, welken te Duinkerken moesten aan land gezet worden Tromp werd deze vloot den 16 feptember gewaar, toen zyin het kanaal kwam. Hy had toen flechts 13 fchepen by zich, doordien de beloofden hem niet waren toegezonden. Hy zond dus een fnel zeilend fregat uit, om de fchepen, welken hier en daar mogten kruisfen, te waarfchuwen van zich terftond by hem te voegen. Geduurende den nacht, fchoot hy alle half uuren twee of drie malen, om de afgedwaalde fchepen te doen horen , werwaards zy moesten wenden om hem te vinden. De Vice-Admiraal de wit en vicran- de.  en kleefsche oudheden. 347 dere fchepen hoorden dit fein, en kwamen den volgenden morgen zeer vroegtydig by hem, zo dat hy zeventien fchepen fterk was. Hy maakte gene zwarigheid, om met dit klein eskader de talry ke vloot aan te tasten. Het gevecht duurde van des morgens tot des namiddags ten vier uuren, toen de Spanjaarden, na deerlyk gehavend te zyn, terug weken. Een der Hollandfche fchepen fprong, door onvoorzichtigheid * in de lucht, met alle de manfchap, op een' na. De Admiraal, die nog twee fchepen tot verfterking gekregen had, beraamde de middelen, om het gevecht den volgenden morgen weder te hervatten. Doch een opkomende mist, die niet dan den anderen morgen ten 9 uuren optrok, had de Spaanfche vloot uit de handen van den overwinnaar gered. Zy werd gezien, naar de kusten van Engeland wendende. De Hollandfche Admiraal wilde haar nazeilen, doch de ftilte verhinderde hem. Hy bemerkte dat de Spanjaard onder Duim zou wyken, door behulp van den vloed, en belloot om hem des nachts by het maanlicht aan te tasten. Omtrend middernacht wond hy het anker op, en met eene kleine zuidwestelyke koelte voortzeilende, ontdekte hy de Spaanfche vloot, die tusfehen een :en twee uuren naar den kant van Douvres naderde. Tromp begon op dezelve te fchieten, en werd toen tot 30 fchepen verfterkt. Doch de vyand waagde geen gevecht, maar week onder Duim, en wierp het anker onder het kasteel aldaar. De Hollandfche Admiraal verloor den vyand nogthans niet uit het oog. Na dat hy kruid en kogels ontfangen , en twee fchepen naar Holland gezonden had. vervolgde hy den vyand, welke onder de kusten van Engeland geweken was, en die de Spanjaarden wel niet opent- lyk  348 kabinet van nederlandsche lyk byltonden, maar nogthans onder de hand onderfteunden , doordien de Hollanders, hoewel hare bondgenoten , haar eenen doorn in het oog waren, gelyk zy zulks in vroeger en la^ ter tyd ook nog geweest zyn. Tenblyke, dat de Hollanders, wanneerzy willen, in eenen ongelooflyk korten tyd eene geduchte vloot kunnen in zee brengen, behoeft men Hechts het oog te vestigen op dezen zeetocht van onzen Admiraal, dié, bezuiden de Spaanfche vloot leggende, in eenen ongelooflyk korten tyd, eene zo verbazende verfterking ontfing* dat hy 100 fchepen in zyne vloot , telde. De) Spanjaarden waren verbaasd, over het groot aantal fchepen, in zo weinig tyd byeen gebragt, en over de voltallige equipage, op dezelve geplaatst. Onze goede bondgenoot Frankryk , wist zo veel aan het Hof van Engeland te bewerken, dat het onzydig zou blyven , en den Spaanfchen Admiraal last geven , om van de Engelfche kusten te vertrekken. De Staten van Holland zonden tevens bevel aan hunnen Admiraal, om de Spaanfche vloot aan te tasten, byaldien dezelve zich op de kusten van Engeland bleef vertonen; dit was van die uitwerking, dat de Spaanfche Admiraal bevel kreeg van bet Engelfche Parlement, om zich van de kusten te verwyderen. Doch de Hollandfche vlootvoogd zyne bevelen ontfangen hebbende, en niet zeer veel bouwende op de gezegdens van het Engelsch Hof, tastte met eenen ftevigen noordwesten wind den vyand aan, die ankers en kabels kapte om elders heen te wyken; maar eene opkomende mist, waardoor t r o m p in zyn voornemen gehinderd werd, dreef twee en-twintig vyandelyke fchepen op de banken. Toen de mist opgeklaard was, ga-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 349 gaven de Hollanders een vreesfelyk vuur op de Spanjaarderi, waardoor verfcheiden fchepen vernield, en veertien van de twee en twintig vastzittende fchepen in den brand geftoken werden. Alle hunne overige fchepen namen de vlucht, of werden verbrand , of gedwongen om op de Franfche kust te ftranden. Ondertusfchen fchoten de Engelfchen op de Hollanders, voorgevende dat zy te digt onder den wal gekomen waren, en namen zes Spaanfche fchepen weg, en dit alles noemde men flipte onzydigheid. De overwinning ondertusfchen was zo volkomen, als'er ooit eene was bekend geweest; het fchip van . den Admiraal van Portugal voerende i ooitukken kanon, en vyftien honderd koppen, werd verbrand ; twaalf andere fchepen werden verbrand of in den grond geboord-; veertien anderen geraakten op ilrand, tusfehen de kusten van Boulogne en Calais, en op deze wyze liep de twede over-, winning van tromp ten einde. De Span jaarden, die reeds lang gefmaakt hadden , hoe wrang het hun bekwam om eene vryen Hollander aan te randen met eene oorlogsvloot, had langen tyd zich toegelegd, om door eene menigte van Duinkerkfche kapers, onzen koophandel te ontrusten. Tromp werd ten dien einde in 1641 naar zee gezonden om op dezelve te kruisfen, en tastte met vier fchepen, vyf hunner fchepen aan, van welken hy vier op de vlucht joeg, en het vyfde, zynde eenKoningsfchip van 28 Hukken, wegnam, en met deze en nog andere pryzen naar Holland ftevende. De Engelfchen ondertusfchen, die niet ophiel, den om ons onder de hand te kwellen, befchuldigden de Hollanders, dat zy party gekozen hadden in hunne onderlinge verdeeldheden, het geen nog.  35° kabinet van nederlandsche nogthans bezydcn de waarheid is. 'Er fmeulde een verfchrikkelyk vuur onder de asch; de Staten waren beducht voor hunne koopvaardyfchepen, die gevaar liepen van de Engelfche zo wel, als van de Duinkerkfche kapers. Tromp werd in het jaar 1652 naar zee gezonden, met bevel om de koopvaardyfchepen die uit de ftraat kwamen, te convoyeeren, en tevens om alle aanzoek der Engelfchen aan koopvaarders, tegen te gaan; van de Engelfche kusten zo verre zich te verwyderen als mogelyk was, om geen aanftoot te geven; alle bescheidenheid en zeemanfchap omtrend deze natie te gebruiken, maar de vlag der Staten tevens te doen refpeéteeren. Tromp op de te huisvaarders kruisfende, ontfing de tyding, dat 'er zeven rykgeladen koopvaarders omtrend Firly ten anker lagen, die op convooy lagen te wachten, maar dat daaromtrend twaalf Parlementsfchepen kruisten; dat een Engelsch fchip, ten bewyze hoe zy den twist zochten, eenen Hollandlchen kapitein had willen dwingen te ftryken, doch dat deze zich tegen hét fregat geflagen hebbende, het genoodzaakt had te wyken. De Hollandfche Admiraal het gevaar der wachtende koopvaardyfchepen bemerkende, zeilde derwaards, en ontmoette op zynen weg eene Engelfche vloot van vyftig fregatten, onder den Admiraal blake. De Hollandfche Admiraal ftreek terftond de vlag, om de Engelfchen behoorlyk te groeten. Maar binnen fchoots gekomen zynde, liet de Admiraal blake een fchoot doen over het fchip van den Luitenant Admiraal tromp, waarop hy echter niet antwoordde ; een twede fchot werd ook niet beantwoord , maar ten derdenmale gefchoten zynde, antwoordde tromp. Terftond loste blake zy-  en k l e e f s che oudheden. 35I zyne gehele laag, waardoor veel volks op het fchip van den Hollandfchen Admiraal gekwetst, en zelfs armen en benen weggenomen werden. Terftond daarop gaf tromp hem weder de volle laag, verder geraakten die twee vloten, zonder verklaring van oorlog, aan elkander. Ondertusfchen werd "de Hollandfche Admiraal nog daarenboven door twaalf fchepen uit Duim gekomen, van agteren aangetast. Het gevecht duurde van des namiddags ten vier uuren tot laat in den nacht. De Hollanders, die het recht aan hunne zyde hadden , doordien de Engelfchen hen waren aangevallen , gelyk zulks in een krygsraad van alle de officieren verklaard werd, herftelden des nachts hunne fchepen zo veel hun doenlyk was; zy hadden de Engelfchen rykelyk gehavend, dezen hadden gene lust om des anderen daags nog eens weder te komen, terwyl tromp op zyne koopvaarders nog blyvende kruisfen, dezelven eindelyk in behouden haven bragt. Eindelyk brak den oorlog, waarna de Engelfchen zo lang verlangd hadden, tusfehen Holland en dat Ryk ten eenemaal uit, en de Admiraal tromp kreeg nog in het zelfde jaar 1652 bevel om de Engelfchen aan te tasten. De Hollandfche vloot was 97 fchepen fterk, en wilde de haringbuizen tegen blake ontzetten, het geen den Hollandfchen Admiraal mislukte, doordien hyte laat kwam. De buizen werden met de convoyerende oorlogfchepen, nadat dezelven zig dapper geweerd hadden, genomen of verbrand, tot eene merkelyke fchade van Nederland. De Admiraal blake ondertusfchen, loerde op de Hollandfche te huis varende Oost Indifche fchepen , en tromp befloot hem aan te tasten , doch  35^ kabinet van nederlandsche doch het fortuin fcheen hem den rug toe te keren. Toen de twe vloten zich gereed maakten om eikanderen flag te leveren, ftak 'er des nachts een zo geweldige ftorm op, dat de fchepen van beide de partyen, maar voornamentlyk die van de Hollanders, deerlyk werden gehavend. De Oost-Indifche fchepen kwamen gelukkig in het vaderland binnen. T r o m p moest naar de kusten van Holland zeilen , met 39 Oorlogfchepen om zich te herftellen, de overigen waren gintsch en derwaards verftrooid. Maar onderweeg ontmoette hy de Engelfche vloot, fterk twee-enfestig fchepen, die naar het fcheen niet zo veel door den ftorm hadden geleden. Echter befloot tromp van hen aan te tasten; doch de Engelfche Admiraal mogelyk voldaan zynde over het verwoesten der haringbuizen, en wie weet uit welke redenen meer, toonde gene genegenheid om den Hollander onder de oogen te zien. Deze zette dus zynen koers na de Maas, en gaf den Staten bericht van den ellendigen toeftand zyner vloot, met verzoek om bevel hoedanig zich te gedragen. Dit toeval en'het voorgaande, dat de Admiraal de haringbuizen niet gered had, en daarenboven het eerfte gevecht met den Admiraal blake in Duins, deden hem in ongunst geraken by de Regeering en de gemeente. Men gaf hem opentlyk de fchuld van den losgebroken oorlog, en hem trof het lot van vele andere grote mannen, die, zo lang het fortuin hun diende, zeer hoog verheven, doch terftond aangevallen en befchuldigd werden, zo dra zy buiten hunne fchuld zich door toevallige rampen zien omringen. Ondertusfchen werd cromwel, de fchyn- h ei-  en kleefsche oudheden. 353 heilige gr om wel, als proteótor van Engeland uitgeroepen. Nog heden heugt het ons Nederland wie hy was, en wat hy gedaan heeft..... Doch het is onze taak tegenswoordig niet om daarvan te fpreken, en wy vervolgen dus den draad van ons verhaal. De Zeeuwen, den oorlog tegen de Engelfchen in volle vlam ziende, rustten eene vloot uit, onder den Commandeur michiel adriaanszoon de ruiter, over welke zeeheld wy mogelyk gelegenheid zullen hebben om op eene andere plaats te fpreken, alleenlyk hier by voegende, dat Engeland deftriemennim. mer vergeten zal, welke deze vlootvoogd haar meer dan eens geflagen heeft. Tromp bleef in dezen zeetocht te huis, en het opperbevel werd aan den Admiraal de wit opgedragen. Deze twee vlootvoogden iloegen de Engelfchen op eene voorbeeldeloze wyze ; maar nadat d e ruiter, na den Engelfchen deze eerfte neep te hebben toegebragt, verkoos om huis waards te keren, naar zyne vrouw en kinderen, wierp men het oog weder op den vorigen Admiraal tromp, en deze vertrok naar zee , in het laatst van het jaar 1652. Zyne vloot beftond uit zeventig oorlogfchepen, drie Oostindiën vaarders, eenige branders en andere ligte vaartuigen. Doch de fchepen waren niet van de beste foort. Echter zocht hy met dezelven de Engelfche vloot op, onder den Admiraal blake, die in de: hoofden kruiste, leverde hem flag, en behield de volkomenfte overwinning. De ruiter, die zich had laten overhalen , om voor het laatst nog eenen tocht mede te doen, ftond den Admiraal in dit gevecht getrouw by. Twee fchepen werden veroverd, en blake, die met eenige anderen de vlucht genomen had naar den Theems, III. deel. Z werd  354 kabinet van nederlandsche werd door de ruiter vervolgd, maar niet ingehaald. De ruiter verzekerde by die gelegenheid, dat wanneer de Admiraal tromp tien oorlogfchepen meer gehad had, de gehele Engel, fche vloot waarfchynelyk onherftelbaar zoude geflagen geweest zyn. Tromp, na deze verovering meester van de zee zynde, geleide de koopvaardyfchepen tot by het eiland Ré, alwaar hy vele anderen vond, die hy in het volgend jaar naar het vaderland geleidde. Op den ro augustus van het volgend jaar, was het de noodlottige dag, waarop deze grote vlootvoogd zyne overwinningen met zyn leven eindigde ; want in een gevecht, tusfehen eene fterke Engelfche en eene Hollandfche vloot, werd hy door eene musketfehoot, die hem in de linkerborst trof, dood gefchoten; waarna, door de dapperheid van de anderen vlootvoogden, en voornamentlyk door die van de ruiter, het gevecht zo hardnekkig werd aan beide de zyden, dat het ten nadeele der Engelfchen afliep. Zyn lichaam aan de Helder aan wal gezet zynde, werd over ""s Gravenhage naar Delft gevoerd, en aldaar met de uiterfte pracht in de oude kerk ter aarde befteld, aan de noorder hoek van het choor. De Staten deden ter zyner nagedachtenis eene pragtige graftombe oprechten , onder opzigt van den beroemden jacobvankampen. Dit praalgraf kostte tien duizend guldens aan het land. Men ziet eere verheven pedeftal, welker lystwerk van boven en van onderen van wit marmor, en in de midden van toetsfteen is; het voornaamfle van die pedeftal, fteekt van den muur in een vierkant uit, en is van voren met eene witte marmorftene plaat ingelegd, waarop de laatfte zee-  EN KLEEPSCHE-OUDHEDEN. 355 zeeflag, in welken onze held lheuvelde, zeer konstig ftaat uitgehouwen. Dezyden, naar den muur inwykende, zyn met lauwerkransfen, festonnen en andere fieraden opgepronkt. Op de pedeftal legt de beeldtenis van den gefneuvelden zeeheld, levensgrote en in het volle harnas; het hoofd van het beeld rust op de tromp van een ftuk gefchut, en het lichaam op het roer van een fchip; beneden of achter het beeld ziet men een groten marmorfteen, die in zyn bovenfte deel een toetsfteen bevat, waarin zyne deugden, zegepralen en dood met gouden letteren te lezen ftaan. De graftombe is voor het overige met allemogelyke fieraden opgepronkt, waaromtrend wy ons niet verder zullen inlaten , alleen hier nog by voegende, dat niet alleen de beroemdfte dichters van dien tyd in zynen lof uitwydden, maar ook eenige gouden en zilveren medailles ter zyner gedachtenis geflagen werden. Buiten deze twee prachtige graftomben, vindt men nog anderen in dezen kerk ; als die van Jongvrouwe elisabeth maenix, dochter van den beroemden en geleerden Heer phieip mar n i x, Heer van Aldegonde, en die van den Jonkheer arend van duivenvoorde; alle welken wy, benevens nog anderen, met ftilzwygen moeten voorby gaan. Behalven deze twee hoofdkerken, heeft men te Delft nog eene andere, genaamd de kerk of kapel van het oude of Heilige Geest gasthuis, gegelegen aan de overzyde der korenmarkt, bezyden en neffens het hospitaal of gasthuis, en met hetzelve vereenigt. De gevel van deze kapel komt ten westen aan de ftraat met den muur en de drie gevels van het gasthuis gelyk, en was voorzien met eene fierlyke fpits of toren van duiffteen; Z % het  356 KABINET VAN NEDERLANDSCHE het onderst gedeelte van dezen toren had eene vierkante gedaante, waarin bommelgaten gemetzeld waren, ten behoeve der klokken, daar binnen hangende. Boven dit vierkant werk was eene trans of omloop, en buiten om denzelven vier uurwyzers, ieder voorzien met eene frontefpies en drie kleine pyramiden. Van daar liep dit torentje fpits op, en was tot aan den windwyzer van duiflteen opgemetzeld. Regt onder dezen toren was de voornaamfle ingang der kerk, welke, na den brand van het jaar 1536, nog merkelyk veranderd is. Weleer plagt deze kerk niets dan eenen Vierkanten grond te zyn, met een choor, nog eenigfints fmalder, met eene trede opgaande; en in de uiterfte hoek van hetzelve was een grafkelder. Doch door de aangroeiende gemeente, bouwde men in latere tyden nog een ftuk aan dezelve , ten zuiden namentlyk, buiten het choor; waardoor dit Godshuis nog wel half maal zo groot werd. In het jaar 1657 werd de kerk met een zeer fchoon orgel verfierd, aan hetwelk men de volgende regels leest: Ter eere van Gods zoon, Ten dienste van Gods *kerk , Tot hulp van Sangers-toon, Staat hier dit Orgel - werk. De regenten van dit Godshuis hebben aan de predikanten, welken in dienst van déze kerk hun leven eindigen, eene bekwame begraafplaats be. zorgd, regt voor den predikflocl gelegen; anders worden 'er hedendaagsch gene lyken in deze kerk begraven, uitgenomen eenige gellorven bedienden van het gasthuis. Voor de tyden der Her- vor-   m  en kleefsche oudheden. 357 vorming, pronkte deze kerk met altaren en andere Roomfche fieraden, en geheel dit gasthuis , benevens de kerk en aan dezelve behorende goederen , ftonden onder het beftier van den proobst van Koningsveld, waarvan wy in het vervolg nader zullen moeten fpreken. Sedert weinige jaren is dit gebouw door vertimmering merkelyk verbeterd , en de toren, die men vreesde dat door ouderdom zou inftorten, daaraf genomen. Nog heeft men hier eene nette Lutherfche kerk gebouwd, ftaande digt by het dolhuis, en een vry aanzienlyk Godshuis voor de Remonftranten. d e OOS T POORT Der flad delft. anneer de ftad Delft eigentlyk omwald en tot eene bevestigde ftad gemaakt is, kan men niet bepalen, echter fchynt zulks omtrend het jaar 1071, door den Hertog govert met de bult, gefchied te zyn. In den jare 1359, is zy door den Hertog albert van Beijeren, na eene beleegering van 10 weken, by verdrag veroverd, en door hare wederfpannigheid, getoont in de Hoekfche en Kabeljauwfche verdeeldheden, ten eenemaal ontmanteld, en alle hare fterktens geflecht. Dus lag zy eenige jaren gelyk een vlek, geheel open, toen dezelfde Hertog, als Graaf van 77c/- Z 3 land,  358 KABINET VAN NEDERLAND SC H E land, haar in den jare 1394 op nieuw devryheid gaf, van de ftad weder met poorten en vesten te mogen fluiten, wegens de goede en getrouwe diensten, door de burgery aan hem bewezen. Sedert dien tyd heeft de ftad zes hoofdpoorten en eene kleinere, door welken men uit en in de ftad kan komen, en daarenboven vyf uitvaarten voor fchepen en fchuiten; deze laatften zyn: De Vliet, ten noorden der ftad, gelyk men meent, weleer de gracht van corbulo. Dit water loopt niet alleen aan den eenen kant naar Leiden, en langs alle de dorpen, daar tusfehen beide leggende, gelyk Ryswyk, Foorburg, den Leidfchendam en Voorfchoten, maar een andere arm van hetzelve loopt tot in 's Gravenhage. De Gaag, anders de Sluifche vaart genaamd, is in het westen, en mede een overblyffel der oude voornoemde gracht, langs welke men naar Vlaardingen, Maasland, Maaslandsfluis, en geheel Westland varen kan. De Schie is ten zuiden, en ftrekt zich uit niet alleen naar Rotterdam en Schiedam, maar voornamentlyk naar en door 'slands haven, tot inde rivier de Maas; waardoor men met alle foorten van vaartuigen aan en van de ftad kan komen. De Pynakkerfche vaart is ten oosten, en langs deze, worden de oost-ambagten van Delfland bevaren. Nog heeft men in het noord oosten de lange Watering of de Noorddorpfche vaart, regt tegen over het zogenaamde Duivelsgat, dienende voor die van Noorddorp en anderen, welken daaromtrend wonen. Omtrend de poorten merken wy aan, dat de eerfte poort, doorgaands]de Haagfche genoemd, en reeds van vroege tyden af, onder verfchillende na-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 359 namen bekend geweest is, als: de Noordpoort, om dat zy in het noorden der ftad gelegen is; het Noorddorper poortshuis; en de poorte van Noorde. Deze is thans met de Wateringfche poort vereenigd, welke vereeniging gefchiedis, ten tyde van het opkomen van den Spaanfchen oorlog, toen willem* eerfte zyne hofhouding binnen deze ftad hield, als wanneer, tot betere verdeediging der ftad, deze twee poorten te fa. men met een bolwerk van buiten werden gedekt; voor dien tyd plagten zy twee byzondere poorten te zyn, welken iedere eene byzondere uitgang hadden. Van daar westwaards omgaande, ontmoet men de eerfte van de twee kleine ftads poorten of doorgangen, de fchoolpoort genaamd, haren naam ontleenende van de grote of Latynfche fchool, daaromtrendgelegen. Hetverwulft van haren doorgang is zeer konstig; boven dezelve is eene woning voor den poortier, en daarnaast een ronde ftenen toren. Zy was weleer niets dan eene waterpoort, en men voer daar ter plaatfe met eene fchouw of fchuit over de gracht, doch hedendaagsch is dezelve met eene bekwame valbrug voorzien ; over welke men naar eene menigte tuinen en blekeryen wandelt. Onder deze poort is eene gevangenis, in welke vele onnozele en onfchuldige menfchen, ten tyde van den Spaanfchen gewetensdwang, van herdoping befchuldigd, geworpen werden. waarna zy door deze verfoeilyke menfchenbeulen, des morgens voor het opgaan van den dageraad , in eenen zak gebonden , en van boven neder van den toren in de gracht geworpen en deerlyk gefmoord zynde, daar weder uit gehaald, en op het gal- genveld begraven werden. Z 4 ^lct  300 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Niet verre van daar is het heerlyk gebouw van de Waterlostfche poort, welke in grote nergens, of zeer zeldzaam haars gelyken heeft. Weleer werd zy de St. Joris poort genaamd, doordien zy lynrecht over de eertyds vermaarde kerk van Si. Joris, in de Lier, ftaat. Deze poort, weleer tot een fterkte aangelegd, is voorzien van twee uitftekende rondeelen of ronde ftenen torens, die elk in het byzonder wel tot eenen burgt konden verftrekken, waarom zy ook eertyds veel hoger waren opgehaald. In den oostelyken gevel dezer poort, aan de ftads zyde, leest men, met vergulde letteren op eenen fteen, dit infchrift; Motu bellico dejeUa Ai. 1573. Necdum compofito testaurata Ao. 1593. beteekenende: dat deze poort, door de beroertens van den oorlog in het jaar 1573 omver geworpen, echter geduurende dezelven in het jaar 1593 veder herjteld is. Deze poort is fierlyk in het vierkant opgehaald, en wordt gebruikt tot een gerechtshof voor de hoge vierfchaar van Delfland; voor welk gebruik de ftad jaarlyksch 442 guldens trekt, volgens een verzegeld verdrag van den 24 may des jaars 1605. Het onderst gedeelte der poort ftrekt tot gevangenisfen voor misdadigen, welken aan deze plaats ook worden te recht gefteld. Verder zuidwaards omgaande, komt men aan de zuid- of Schiedamfche poort, anders ook de ketel poort genaamd, naar de Ambagtsheerlykheid Ketel, aan die zyde der ftad gelegen. Buiten deze poort is het veer der Rotterdamfche, Schiedamfche en Delfshavenfche fchuiten, waarom ook veelal de Rotterdamfche poort genaamd wordt*  en kleefsche oudheden. 361 worde. Hoewel zy oud is, zy is nogthans nog hecht en fterk, en voorzien van uurwyzers en flaande klokken, tot gemak der veerfchippers en reizigers. Na deze volgt de eigentlyke Rotterdamfche poort, zodanig genaamd, doordien men uit de ftad Rotterdam door deze poort binnen de ftad Delft komt. Weleer werd zy de St. Jacobs poort genaamd, zynde aan St. Jacob toegewyd. In de oude ftads keuren wordt mede gewag gemaakt van eene witte vrouwen poort, waardoor fommigen de Schiedamfche poort willen verftaan hebben. Doch de Heer van bleyswyk is van gevoelen, dat deze benaming veeleer op de Rotterdamfche poort moet worden toegepast, doordien de Abtdy van Koningsveld buiten deze poort gelegen zynde, de naam van witte vrouwe poort droeg als eene zinfpeling op de nonnen dezer Abtdy, welken in het wit gekleed gingen. Zy is geregeld en vierkant, en heeft eene voorpoort', welke met muuren en gaanderyeuingemeenfehap aan de grote poort gehecht is. In het opperst gedeelte van den gevel, naar de zyde der ftad, vertoont zich het hoofd van eenen gewapenden krygsman, zynde de beeldtenis van den Hertog van Aha, van hetwelk gezegd wordt, dat hem zeer gelykend is. Weleer plagten de rhetorykers op deze poort te vergaderen, en hedendaagsch dient zy tot eene byeenkomst van het fchippers gilde. Beoosten de laatstgemelde, is de üostpoort, waarvan de Heer rademaker ons twee verfchillende gezichten, in de 114deen nsdekonstplaat heeft medegedeeld, zo als dezelve zich in den jare 1620 vertoonde; in de eerfte plaat ziet men de poort aan hare buitenzyde, met het ronZ 5 deel,  36*2 kabinet van nederlandsche deel, en het twede gezicht vertoont deze poort aan haren uitgang, en wordt, wegens debogten in dezelve, door alle kenners der oude bouwkunde , voor een zeer kunstig en fierlyk werkftuk gehouden. Voorheen noemde men haar de St. Catharyne poort, doordien zy deze heilige tot patronesfe had. Deze poort mag hedendaagsch als de alleroudfte van Delft gerekend worden, doordien zy, in den zwaren brand van het jaar 1536, ten eenemaal in haar geheel en onbefchadigd gebleven is; zy heeft hare oude gedaante, benevens de twee fpitfe torens behouden, waarvan de onderfte gedeelten weleer tot gevangenis, fen voor foldaten plagten gebruikt te worden. Zy heeft ook eene voorpoort, in welke eertyds nedervallende fchotbalken hingen. Regt voor de voornaamfte poort legt eene hoge battery. De doorgang of binnenfte ruimte tusfehen de twee poorten, ftrekt niet recht uit, maar draait zich met eenen half rond lopenden bogt, zodanig, dat men, in de eene poort ftaande, door de andere niet zien kan ; dit brengt zeer veel toe tot verfterking der vesting, doordien beide de poorten niet te gelyk kunnen befchoten worden. Thans volgt de laatfte der ftads poorten, de Koepoort genaamd. Waarfchynelyk heeft zy dezen naam ontfangen, doordien buiten dezelve zeer vele weidelanden gelegen zyn. Zy is eene der kleine poorten, die tevens oud en bouwvallig is, en, gelyk de Schoolpoort, mede onder den wal doorloopt, hoewel nog lager, en is de onaanzienlykfte van allen. Buiten deze poorten, welken met goedvinden van den Hertog albrecht van Beiferen weder herbouwd zyn, heeft philippus de Goede, in het  en kleefsche oudheden. 363 het jaar 1448, aan de Had toegeftaan, omdezelven met de nodige torens en wallen te verfterken, en het fchynt, dat, in erkentenis dezer weldaad, de Bourgondifche kruisfen weleer op den toren gezet zyn, doordien deze Hertog uit het huis yan Bourgondien was. Deze kruisfen zyn in het jaar 1662 weder uit den toren weg gehakt. De Heer vanbleyswyk zegt, in zyne befchry ving van Delft, op bladz. 671, „ in denoord„ westelyke hoek der ftad, beneden aan den „ wal, waar nu eenige lakenramen ftaan, was „ van ouds het Camp-veldt, ftrekkende toen als „ tot een vechtbodem, daar men ten kamp of „ ftrydwaards ging; zynde zulks ook hier ter „ plaatfe geoorloofd, mits geen geweer gebrui- kende.' " Hoedanig dit kampen, en by welke gelegenheid hetzelve weleer in de onbefchaafde tyden hier te lande is ingeflopen, hebben wy in het eerfte deel dezer Oudheden, op pag. 370, aangeftipt , en de oudheidkundige Heer c. van alkemade, heeft, in zyn doorwrocht werk over het kamprecht, breedvoerig deswegens gehandeld. Deze geleerde man fchryft §. XLIII. pag. 122, van het kamp veld, ende aftekening van dien, het volgende: „ De kamp voortgang „ hebbende , wierd op het kampveld, in elke „ ftad, (dewyl op ieder plaats een zodanig veld , „ ruim en bekwaam genoeg zynde, tot dit gebruik gefchikt en ledig gelaten wierde, den „ Grave van Holland toebehoorende; ~) een perk „ met kryi afgeleekend, en met bekwaam paalwerk „ afgefchoten, door'sGraven bode, in het by„ weezen van de leen- of welgeboorne Mannen." En in zynë aanteekening op pag. 124 bewysthy, dat dit perk het kryt genoemd werd, vermits liet met  364 kabinet van nederlandsche met kryt was afgeteekend. Op bladzyde 125 vervolgt hy: „ dat deze bode ofte dienaar van den „ Grave wierd genoemd Kryt waarder, als de „ aft eikenaar, bewaarder, oppasfer en fchikker „ van het Kryt, dat is, het afgebakende kampveld." Insgelyks verklaart hy op pag. 217: „Kryt, dat „ is V kampveld, met kryt veeltyds omtrokken, als hier voor." Dit wordt bevestigd door den Heer matth: brouerius van niedek, daar hy in het eerfte deel van dit werk zegt: „ dat „ het Kryt of de Krythoeve teEgmond, eenkamp„ veld of open perk was, dat door des Graven „ bode met kryt afgeteekend wierd, waarvan hy ook den naam van Krytbewaarder voerde." Hier uit blykt klaar, dat het ftrydperk, alvorens het met koorden werd beflnten, eerst met kryt werd afgetekend, welk aftekenen, by Lorj e w y k van velthem, door den Heer le long uitgegeven , deswegens op pag. 64 en pag. 85, gecryeerd genoemd werd; waarom de woorden van dien fchryver, op pag. 41, binnen den crite, door den voornoemden Heer le long verklaard zyn met de woorden: het perk met kryt afgeteekend. „ Nogthans, (zegt de laatstgemelde fchryver, ,, wiens eigen woorden wy hier ter neder ftellen,) „ heb ik met verwondering gezien, dat den Hee,, re Balth: Huydecoper, in zyne proeve van taal „ en digtkunde , op Vondels Herfcheppinge van „ Ovidius, onlangs uitgegeven, (offchoon inde „ woorden van Vondel zelve, daarop dien Heere , pag. 470 vs.940. aanteekeningenmaakt, Kryt „ en Renperk mede wel duidelyk van malkander zyn onderfcheiden;) my nogtans over de voorgemelde verklaringe heeftberifpt; enwel „ op zulk een kinderagtige wyze, dat. het my n tc'  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 365 teeeris de borft zoude ftryden, zulks na ver„ dienflen te beantwoorden; twyffelende egter ,' geenzints, of de onzydige lezer, de bewyzen „ door my hier vooren bygebragt, overweegende, en met het zeggen van den Heere Huydecoper ,1 vergelykende, zal van de regtzinnigheid my„ ner verklaringe volkomen overtuigt zyn. Dus „ is het ook geleegen, met de woorden by L. „ van Velthem, pag. 51. I Doen die wych leden „ was; door my aldaar, flegts tot opheldennge „ van de Hiftorie; verklaard: Toen de neerlaag „ geleden was. Dat ik wel wille, dat het na de „ 'letter beteekende: Toen de Jlag of ftryd voorby „ was; kan de leezer pag. 302. q. r. nazien, , daar ik dezelve woorden: Doe die wych was le. \\ den, ook verklaard heb: Toen de flach of'Jfrydt „ voorby was. Zoo dat het onnoodig was, dat „ de voorgemelde Heere my dit nafchreef; te „ meer, nademaal dezelve myne duidelyke ver. „ klaringe wel geleezen hadde, dat ik Wych, „ Wige, &c, door Oorlog, Strydt, Slag,&.c. op „ pag 61. z. 71. a. 0. 242. z. 246. g. 251. p. 5» 253. g- 255- fi 25rt- a- 2(55- h 266. k. en s, op veele andere plaatzen; als mede, het woor„ deken leden, pag. 174. c. 405. m. &c. met 3, voorby verklaard heb. Betreffende het woord „ Behendelike, het zelve heb ik pag. 318. g. „ door Bedektelyk na behooren opgeheldert; en „ 't is dierhalven een misllag, dat pag 5. k. 't woord Behendelicheden door Spoedig is uitgelegt; dog niet waardig zulk een breeden ophef daar „ van te maaken. Waarlyk, indien de Heer „ Huydecoper het flot myner Voorreeden over Van 5, Velthem hadde gelieven te overwegen, en om„ trent myne verklaringen in te fchikken, het „ geene Hy omtrent zig zelve, in zyn werk pag. » 399-  3Ö5 kabinet van nederlandsche „ 399. 429. 524. 621. 625. 638. 642 en.643, wil ingefchikt hebben, dan zoude zyn oor„ deel ten mynen opzichte, na alle waarfchyne„ lykheid minder eenzydig zyn. 't Doet my „ leed, dat ik genoodzaakt worde dit tot myn „ verdeediginge hier aan te halen; te meer, „ nademaal ik my niet weet te herinneren, dien „ Heere een ftroo in den weg gelegd te hebben, en een geflagen vyand ben van alle haayrklo„ veryen, trachtende met myne fchriften een iegelyk te dienen, en niemand te beleedigen." Reeds van de vroegfte tyden af, heeft de ftad Delft vele geleerde en beroemde mannen uitgeleverd. Opmeer, in zyne Historie der Holland, fche martelaren, getuigt, dat Paus adriaan de VI de gronden der talen in het Fraterhuis te Delft zou geleerd hebben, Fredrik henduik, Prins van Oranje, is in het jaar 1584 binnen Delft ter waereld gekomen. Van den zeeheld pieter heyn, en de flonkcrftar der geleerdheid, hoewel in Nederland verdrukten hugo de groot, de eerfte in Delfshaven en de laatfte in Delft geboren, hebben wy hier voor afzonderlyk gehandeld. Christia an vrnadrichem, de beroemde onderzoeker van de oudheden van het Joodfche land, werd in het jaar 1533 uiteen aanzienlyk geflacht binnen Delft geboren. In het jaar 1535 ontfing pontus he uterus, natuur lyke zoon van jan de heuter, alhier het leven; deze man is naderhand zeer beroemd geworden, door zyne befchryving der Nederlandfche gefchiedenisfen. Ook zyn de beroemde rechtsgeleerden simon van groenewkgen, van der made en dirk graswinkel, de navorfcher deronzichtbaarfte natuurgeheimen, anthoni van leeuwenhoek, en de fchran-  en kleefsche oudheden. 367 fchrandere Raadpenfioriaris anthoni hein. s 1 u s, allen binnen Delft geboren; als mede de Heer gerardvanloon, zo bekend wegens zyne befcbryving der Nederlandfche gedenkpen. ningen en andere gefchiedenisfen, ons vaderland betreffende; nog een aantal andere beroemde, geleerde en kundige mannen, die wy thans met ftilzwygen voorby gaan, ontfingen alhier het leven. t het dorp VOORSCHOTEN, In rhynland. In de honderd zestiende plaat van rademaker, wordt ons het dorp Voorfchoten in Rhyn. land, gelegen tusfehen 'sGravenhage en Leiden, medegedeeld, in dien ftaat, waarin het zich omtrend het jaar 1620 bevond. By dit dorp, langs den Herenweg, vloeit een beekje, hetwelk in de Haarlemmer en Leidfche trekvaarten uitwatert, om met fchuiten en andere vaartuigen naar en van dit dorp te kunnen komen. De afftand van Voorfchoten , van verfcheiden nabuurige plaatfen, is door den Heer f. de roos, ordinaris landmeeter van Rhynland, gemeten, en bevonden de volgende te zyn: van Voorfchoten tot 's Gravenhage over de Geestbrug, 3352; tot het laatstgemeld vlek, door Halewynslaan ,3424; tot het hek van den Leidfchendam, 153°; tot den  368 kabinet van nede rlandsche den papenweg, 116; tot den Rhyndyk of de pishoek, 908; tot Voorburg 2240; tot Wasfe* naar, 1291, en tot aan Zoeterwoude langs de Hoflaan, 1461 roeden, Rhynlandfche maat. Op de lyst der verponding van het jaar 1632, ftaat Voorfchoten geboekt voor 235 huizen, en 2202 morgen , en 40 en eene halve roeden lands, waarvoor het dorp jaarlyksch betaalde eene fomma van 10313 guldens, 14 ftuivers, 6 penningen. Doch onder de gemelde huizen waren ook die van Veur begrepen. Op de nieuwe lyst der verponding, ftaat dit dorp aangetekend voor 201 huizen, 9 watermolens. Voorfchoten is van eenen zeer hogen ouderdom; dit blykt onder anderen uit de lyst der goederen, aan de St. Martens kerk te Utrecht toebehorende, waarin omtrend den jare 8t6, ten tyde van den Bisfchop odilbaldus, reeds van dit dorp gewag gemaakt wordt, on. der de benaming van Forfchatc; en in deze lyst wordt de buurt Veur,, omtrend den Leidfchendam, Fore, en het dorp Voorburg, Foreburg gei noemd; waarom fommige oudheidkundigen deze drie namen van Forum , of eigentlyk Forum hadriani afleiden. Want de Romeinen hadden tot Voorburg eenen zeer groten burgt gefticht, wiens fondamenten in de jaren 1626 of 162 8 zyn opgegraven, om den duif- of trasfteen daar uit te halen. Om nu over land van Leiden of den Leidfchen burg, naar de burg te Voorfchoten te komen, moest men eerst over het voorgebergt, hedendaagsch het dorp en Ambagt Voorburg. Doch aleer men daar aan kwam, moest men nog door het Sacrum Nemus , nu Schakenbosch, door het Ambagt van Veur; hetwelk, wanneer men van Leiden kwam, oostwaards voor Voorburg gelegen, en  en kleefsche oudheden. 369 en gelyk'de Heer simon van leeuwen aanmerkt, in zyn Batavia llluftrata, pag. 181, als voor het dorp Voorfchoten, voorgefchoten was. Ook betuigt de Heer adrianus pars, in de voorrede voor zyne Katwykfche Oudheden, dat Voorfchoten bekwaamlyk voor den fchoot of boezem, en Voorburg voor de fterkte van het Forum hadriani kan genomen worden; en nog hedendaagsch wordt de noordzyde van den Leid. fchendam de Voor, Veur (Forum) genoemd _ By m e l 1 s s t 0 k e, in het leven van Gravinne ada, en ook elders , komt Voorfchoten ons met eene fpelling voor, welke eenigfints nader aan onze tyden, en dus beter mët de onze overeen komt, daar hy dit dorp doorgaands Voerfcoteit noemt. Ook vindt men het, in anderegefchnften van dien tyd, onder den naam van Voorfcoten, gelyk wy terftond nader zien zullen. en welke beide fpellingen zeer weinig met onze hedendaagfche fpelling verfchillen. ' , Andere fchryvers willen , dat het Forejcate* gefpeld worden, en betekenen moet fchau leidende landen van het Forum; hetwelk echter even gelyk de eerfte gisfing van a. p a r s aan vele zwarigheden onderworpen is, met welken wy ons niet verder inlaten. Voorfchoten heeft, van de vroegfte tyden al, een zeer beroemde jaarmarkt gehad; op welken men, even gelyk op die van Valkenburg, waarvan wy reeds gefproken hebben, gewoon was, de betalingen te doen < welken doorgaands op dien tyd bepaald werden. Reeds meer dan vier eeuwen was dit een heerfchend gebruik. Tert bewyze daarvan ftrekt een Nederduitfche brief van het jaar 1305, behelzende de ftichtmg van een zeker vikariaat, in de hoofdkerk te Haarlem, UI, deel. A a waaf  37° KABINET VAN NEDERLANDSCHE waarin deze jaarmarkten uitdrukkelyk gemeld worden, luidende als volgt: „ Wy Alver aat, Vrouwe van Coudekerke, doen „ condt allen luden, die defen Brieff feilen fien „ of hooren lefen: Dat wy, om falicheden on3, fer fielen. Haren Dirck van Poelgeefl, ende 3, anders onfen vrienden, hebben gemaackt, ene 3, Capelrye van XV. Ponden jaarlixer Renten, „ te verdienen Haren Amife, tot fynen lyve, 3, tot Haarlem, in der Kercke. Ende wanneer Heer Amys ftervet, fo fal die Capelrye wefen „ te verdienen euwelyck enen Priefter met dier. *> fel ver Rente, die hier voorfz. ftaat, na onfer 3, doot, daar wy kiefen onfe legerftede. Ende „ defe XV. Ponden bewyfen wy jaars, ende „ hebben bewyft , ende quytgefcouden voor „ Scoute ende voor bueren, mit onfen Mom5, baars hant, in te nemen van 't lant, dat heet 5, Ver PJJJende Camp, of die VieVenne, tote twee „ Merckt.tyden van den Jaare, alfe tot Voorfco3, ter-Merckt, ende totte Vakkenborger-Merckt. „ Ende defe XV. Ponden fullen wefen aan paye3, mente, als dat lant te huyre geit. Ende want 3, die Rente van dien lande beter is dan XV. Pon„ den, fo en fal niemant niet innemen, eer die 3, Pape dat fyne in hevet. Voort ware dat faac„ ke, dat dit land quade, fo foude die Pape „ voortaan fyn fekerft lant hebben, went hy dat „ fyne hadde. Op dat dit vafte ende ftade blyve, „ fo hebben wy onfen Segel hier ane gehangen. „ Die Heere van Bredcrode, Ver Abele uterWike, „ om onfe Ervenaam, Heer Gerard'van Tetroede, „ Florens van Adrichem, onfe Mombaar, om die „ meerre fekerhede, hebben 't mede befegelt, „ in 't jaar ons Heeren 1305. des Saterdags na j, St. Manyns.ds.ch., in de Wynter". Wel-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 3?I Weleer was de parochiekerk te Voorfchoten, welke eene zeer oude moederkerk is, aan St. Laurenstoegewyd, en volgens het kerkelyk register van Utrecht, zo even door ons aangehaald, had de St. Martens kerk dier ftad, onder de parochie van Voorfchoten, drie landhoeven of boerenwoningen leggen. Geduurende de Spaanfche oorlog, heeft deze kerk, gelyk zeer vele ande, ren in ons vaderland, verfchrikkelyk geleden. In het jaar 1702, verloor zy door den blikfem de fpits van haren toren en hare klokken. De Heren Staten van Holland, om dit ongeluk zo veel mogelyk te vergoeden, verleenden aan dit dorp het oarooi voor eene lotery, en uit de winsten van dezelve is de fpits des torens met alleen zo fraai opgemetzcld, als zy voormaals was , maar ook de klokken zyn daaruit weder herlMd. De kerk echter, die zo deerlyk in de jaren 1572 en 1573 geteisterd werd, is niet weder tot nare eerfte grote opgebouwd, maar hare vervallen muuren zyn in het jaar 1742 eenigfints gereseld opgehaald, en de ledige ruimte tuslchen dezelven tot een kerkhof bekwaam gemaakt. De kerk heeft niet alleen eene enkelde fpits, maar op ieder der vier hoeken nog eene kleinere, hetwelk in de Roomschgezinde tyden ten bewyze ftrekte, dat zy eene parochie of moederkerk W&Aan de rechterzyde dezer kerk ftond weleef eene kapel, in welke de Heren van Voorfchoten plagten begraven te worden. Hedendaagsch is deze plaats geplaveid en met eene grote poort voorzien, dienende weleer tot eene begraafplaats voor de Heren Wasfenaar van Duivenvoorde, als voormalige Heren dezer Heerlykheid. Ter linkerzyde, aan het einde van de kerk, Aa 2 Rond  S72 kabinet van nederlandsche ftond weleer een altaar van dc heilig? maagd, aan hetwelk ook een vicariaat van de heilige maagd gefticht was. Een ander altaar was daar ter eere van St. Laurens geplaatst, aan hetwelk, door den Ridder arnout van letjenburg over - grootvader van den Ridder joost van swieten, op den naam van den laatstgenoemden heilig, mede een vicariaat gefticht was. De kapellen. waarover deze kerk weleer als moederkerk het gebied voerde, waren vier in getal: de eerfte ftond zeer naby Leiden, en was gebouwd ter eere van den heiligen Nicnlaas De twede kapel heeft geftaan in de huurtSchakenhosch, welk bosch door f-mmigen, gelyk wy reeds gezegd hebben , voor bet Sacrum ne-nus of het heilige bosch van tacitus gehouden wordt. Deze kapel was aan St Agatha toegewyd, en ftond op eene verhevene plaats, welke den naam dezer kapel nog behouden heeft Deze plaats is nog vermaard, wegens de menigvuldige bedevaarten, welken de Roomschgezinden nog jaarlyksch derwaards doen. De derde moet ergens in Veur of Voor geftaan hebben; zy werd de Veur kapel genaamd, cn was aan St. Regenfaüa toegewyd. Ook was aldaar een vicariaat gefticht, waarvan wy reedsgefproken hebben. De vierde was toegewyd aan Maria; zy ftond te Witveen, en is voor eenige jaren , ten dienst der daaromtrend wonende Hervormden, wederom fierlyk opgebouwd Weleer ftond aldaar een zogenaamd lieve vrouwen beeld, aan hetwelk vele wonderen werden to -gefchreven, doch hetzelve is naderhand door de J'finten naar Delft vervoerd. In deze kapel was ook , aan het altaar van Maria, een vicariaat gefticht. Se-  en kleefsche oudheden. 373 Sedert het invoeren van den Hervormden Godsdienst, behoort de lork van Voorfchoten onder de k'asfis van Leiden en Neder Rhynland, en wordt door eenen eigenen predikant bediend. De eerfte leeraar welke alhier beroepen is, was wir helmus vink verkoren in het jaar 1580, en naar Noordeloos vertrokken in het jaar 1581. Van ouds was Voorfchoten gehouden, tot onderhoud van den weg van Ryswyk, van den vyver van het Hof enz. te betalen voor twee nemen In de lyst der morgentalen van Rhynland, heelt Voorfchoten van ouds moeten betalen , voor 1748 morgen, 150 roeden; doch by de Heer simon van leeuwen, in zyne Handvesten van Rhynland, ftaat aangetekend, dat dit dorp, by nermeetine, groot bevonden zynde 2279 morgen, £9 roeden, in het jaar i549 gefteld is. wel acht geflagen zynde op de veenen en de hoedanigheid van het land, op 2140 morgen, te weten Voorfchoten voor 1520, en Veur voor 620 ^Onder Voorfchoten behoren verfcheiden floten en Heren huizen, en wel onder anderen: Het adelyk huis en kasteel Duivenvoorde, het oud Riddelyk ftamhuis van dien naam, niet verre van Voorfchoten afgelegen Dit huis, hetwelk verfcheiden achterlenen heeft, is hedendaagsch eene famenmenging van oude en nieuwe bouw manier. Aan den ingang van het huis vertoont zich een Latynsch opfchrift, behelzende, datdiL kasteel door den alouden ftam der w a s s e n a r e » gefticht, en in den jare i2i6,door diederik tan zynen broeder philips ter leen gegeven is dat het, fints dien tyd vervallen, weder herftèld, en in het jaar 17", door den Baron van  574 kabinet van nederlandsc he Wasfenaar Duivenvoorde met aangename plantagiën Verfierd is, enz. Het flot Lips, in later tyd gemeenlyk Wyngaarden genaamd, legt mede en digter by Voorfchoten, dan het vorig kasteel. Onder "hetzelve behoorden omtrend 30 morgen lands, met de woning daarop ftaande, aan de noordzyde der kerk uitkomende. Het werd door de Graaflykheid ter leen gehouden, en in den jare 1412 op gerrit van hoogstraten verlyd; na den dood van dezen op dirk van hoogstraten;- wederom van hem op jacob van wyngaarden, en zo verder onder zyne nakomelingen. Het lag aan de voorwatering, en was een oud kasteel en lommerrvk geboomte, en had eenen zeer diepen vyver. ïn het jaar 1743 werd het afgebroken, het leen in onleen verklaard, en^ de landeryen werden verkocht. Tusfehen deze twee adelyke huizen vond men het kasteel Rozenburg, hetwelk in het jaar 1200 gefticht is door jacob van wassenaar, Heer van Wasfenaar en Burggraaf van Leiden. In de Hoekfche en Kabeljauwfche oneenigheden toen Hertog willem van Bei/eren, zyne moe! der, de Keizerinne margaretha, in het jaar 1350, beoorloogde, heeft dit kasteel eene hevige beleegering van agt of tien weken doorgeftaan; men kon het zelfs niet omverre beuken met de geweldige ftormram de Balista of Blyde genaamd, en de Hertog moest vruchteloos aftrekken. De muuren van dit kasteel hadden de dikte van zes of agt Rhynlandfche voeten. Toen het alleroudfte flot Rozenburg, op eenen toren na, geheel vervallen was, bouwde men daar ter plaatfe een ander huis in het jaar 1635. Dit huis heeft  ENKLEEFSCHE OUDHEDEN. 375 tCn tWhnuw3e men voo° hetzelve een ongemeen I73o bouwde meriv heerlvke plantagiën, naar prachtig lusthuis met hee>g P B was den toeeigen <™*\JttQ het weder tot op 5* VXÏ^Zndfla-e^verkochtdeftenen, en van deszelfs grond lagen, vinden. dom toebehorende en dooi dezelven d , Het is een fierlyk g^olJ k el ftaat, en Kor — ryta TO^8^ïiet en den Herenweg, van Tusfehen de Vhct en Moo/), wel- Leiden op D<#, ftafmfC Toen de Aardsbiseer Middelgeest genaamd, go " T ^ï^ vcruCSok hy, benevens zyne Jat eTrtvds SifcU^^. 5^ÏS££pA in de handen van partiku. liere Heren. d oude yiiet, Niet verre van de hoek. van rftad ?n/r Kf SuPSS * KoéeL Dit is  576 kabinet van nederlandSche tfriX^1 j3a- IJftf*lhun«e ^rfte vergadering. woes Hgv ]lg ft3d Z* is dit huis veS woest. tl. van heussen, in het derd,- rWT z^r Oudheden, pag. 895, ftelï dit hui ondel Voorfchoten, en zegt, dat de Gereformeerden af d n Sn oneVJnS ^i1611 Ra^sheerderwaards, V ! P den, 26' en den ]aatften od den 28 feptember, om kennis van zaken te nemen ryg?wo°onndrZODen WitdeZe vei^d^g "dderl oygewoond. Deze akte van bezending was be?uS^ndee%lTemden fchl^- "ndfr 5 fr> Zn t r P ?ur§emeester orlers betuigt, n zyne befchryving van Leiden, op pag. 7, dat in de beroertens hier te lande, de twede predik? tg omtrend de ftad Leiden, in den a7eï<66 on" d,t huis zou gedaan zyn Het fchynt Üfs^'da? ftaa beln InfT- hei jaarS£tal fte?d hegeft?' *" 1556 in de pkatS v™ ^ ge. de?LongTrr°rdig^rVryhGer Van Voorfchoten is trde Z RCK' HCer V3n W<*daat; Duim* d e    en kleefsche oudheden. 377 d e ABTDY van KONINGSVELD, By delft. Onder de zes Abtdyen, die voonnaals in Holland bloeiden , was Koningsveld gene der minften; zy was gelegen in Delfland, onder de parochie van Pynakker, aan de Schie, en dus op den Rotterdamfchen weg, naby de ftad Delft. De toren der kerk ftond lynrecht over den Paapfoufchen weg, en haar ingang was op den ryweg ma.v Rotterdam. Van deze Abtdy of nonnenklooster van Koningsveld, delen wy den lezer agt voortreffelyke tekeningen mede. De naam dezer Abtdy Koningsveld, is, naar alle waarfchynelykheid, ontleend van w i l l e m den tweden, welke te gelyk Roomsch Koning was, en van het veld waarop deze Abtdy gefticht is; ja, het fchynt zelfs, als ware dit veld, reeds voor de ftichting der Abtdy, het Koningsveld ge. naamd geweest, gelyk zulks in het vervolg zal blyken. Het wapen, hetwelk dit gefticht van ouds voerde, kwam met den naam en haren oorfprong volkomen overeen, zynde een gouden A a 5 Kei.  378 kabinet van nederlandsche Keizers kroon , op een azuur of blaauw veld. Zie hierover d.vanbleyswyk, befchry ving der ftad Delft, in de nareden (C). Alle onzegefchiedfehryversbetuigen eenparig, dat deze beroemde Abtdy omtrend het jaar 1255 gefticht is, door eene adelyke Juffer van Delft, richardis, ook richardis van Delft genaamd, eene dochter van wi llem den eerften, en zuster van floris den vierden, Graven van Holland en Zeeland en Heren van Friesland; zynde de moey, van vaders zyde, van Koning w ille m , Graaf van Holland, en geenfints zyne zuster, gelyk fommigen te onrecht gefchreven hebben. Graaf willem erkent haar zelfs als zodanig in den volgenden Latynfchen brief, van het jaar 1248, by a. matthjei, Analecla, Tom. VI. pag. 100, in het oorfprongelyke te vinden, en welken wy hier vertaald laten volgen: „ Willem, door Gods genade, Koning der „ Romeinen, altydt vermeerderaar des Ryks ; „ wenscht aan alle getrouwe onderdaanen des „ heiligen Keizerryks, de Goddelyke genade, , cn alles, goeds. Wy willen dat het u lieden '„ gefamentlyk kundig zy, dat wy, dewelke ge,, woon zyn de billyke eisfehen ligtclyk in te ,, willigen, het verzoek van Richardis, Jonk„ vrouwe van Hollandt, onze beminde Moeye ,, (amica noftra) van 's vaders wegen, dewelke „ wy, gelyk billyk is, met een opregte gene„ gentheid beminnen, &c. Dc meeste oude fchryvers komen ook daarin overeen, dat de Richting dezer Abtdy gefchied is m aflaat van de ziel van Koning willem, als mede ter zyner gedachtenis; dat richardis grote inkomften aan dezelve gefchonken, cn  en kleefsche oudheden. 379 cn nonnen van de Premotijlreit orden daarin geplaatst heeft. Deze Koning willem, in het jaar 1255, op eenen heirtocht tegen de oproerige Friezen te velde trekkende, viel met zyn paard door het ys, en werd daarop ellendig vermoord. Doch de grote Nederlandfche kronyk verhaalt, dat dit gebouw door richardis zoude gefticht zyn, in aflaat van haren broeder Graaf floris den IV, welke in het jaar 1235, in een zeker tournoyfpel, door den Graaf van cle rmont gegeven, uit naaryver van den laatften, verraderlyk werd omgcbragt. Wy zullen de woorden des kronykfchryvers hier onder laten volgen: De grote kronyk van Holland verhaalt deze ftichting, pag. 241, op de volgende wyze : „ In 't zelfde Jaar (te weten 1255) heeft richardis, tot een hulpmiddel voor de ,, ziele van haaren Broeder (Neef) den Koning voornocmdt, op haar eygen landt, 't welke „ Konings-veldt genoemt wierdt, een Jonkvrou„ wen-Klooster van den Premonflreit orden be ■ ginnen te ftichten: ook heeft zy hetzelve , „ ter goeder geheugenisfe van haaren naam, „ zeer Godvruchtiglyk voltrokken." Henricus thaborita, LikVllliCron. in fin. en johan gerbrandse van leyden, Lib. XXIII. Cap. 21. ftellen deze ftichting op het jaar 1266, doch verhalen haar anderszins genoegzaam met dezelfde woorden der Latynfche Hollandfche kronyk; behalven dat zy richardis, door misverftand, de moey van 'smoeders zyde, in de plaats van'svaders zyde noemen. Een zeker kronykje, met de hand gefchreven, handelende over den aanvang van het Graaffchap Hol-'  <$8o KABINET VAN NEDERLANDSCHE Holland, tot aan het jaar '437, en onder den Heer t. e long voormaals berustende, verhaald deze ftichting, in het leven van Graaf willem den II, op het jaar 1255 met deze zeer korte woorden: „EndeRich^rdi, zyneSufter(Moeye) „ ftigte in dat zelve (Jaar) een Cloefter buiten Delf, van Nonnen, dat Comncx-velt hiet.*' De Goudfche kronyk , gedrukt A°. 14.78, overeenkomstig met een gefchreven oud exemplaar daarvan, onder den Heer le long berustende, fpreekt, in het leven van willem den tweden [ op den zelfden voet, zeggende: „ Ende „ Richarde zyn Sufter (M >eye )^ftichte in dat „ zelve Jaar (MCCLV.) een Cloofter van Non„ nen, buten Delft, tot Conincksvelt." t Welke met de uitgifte van den geleerden p. scriveri us overeen komt Jan velde naar, in zyne kronyk van den jare 1480, verhaalt deze ftichting met de vol» gcnde woorden : „ In den feluen Jaar MCCLV. Joncfrou Ry. „ chaerd, des voerfcreuenConincsSufter,(Moeye) „ ftichtede een Nonnen Cloefter in Hollant, in „ aflaat haars Broeders Ziele • in haars Vaders „ Wthoff. Ende dede daar fetten Nonnen van „ der Premonflreyt, dat Conincsvelt hiet. Ende „ mede tot haars felfsghedenckenifle, datiioeck „ goede ende volbracht." De oude Hollandfche kronyk fpreekt al mede op den zei ven voet, zeggende: „ In den zeiven „ Jare, na dat Coninc/^//«wdootgebleuen was, >} ftichte ende fondeerde Joncfrou Rychaert van „ Delft, des voerfeiden Conincs Moye, een „ Nonnen Cloefter, in oflaat hoers Broeders „ fiele, in hoer Vaders Wthof by Delft, an die „ Zuytfide, van der Premonfireiten Oerde, dat „ Co.  en kieefsche oudheden. 381 J5 Cqnincsveh gennenït is, dat fieeerlic volbrochj, te, doteerde, ende bega-fde dat met fcone „ goeden, end 3 Renten. Deze Toncfrouwe Pi- chaart ftarf dair na, in den Jare ons Heren „ M. CC. ende LXIIT. op die O&aue van Sinte Jan Euangdili ende wert mit groter eren in den feluen Cloefter be°rauen." W. v*n gouthoevcn, in zyne By voegfels op de Hollandfche kronyk , verhaald dit wat breder. aldus: „ D'Abdve van Conincxveh, van de Ordre der „ Premonftrmen, was dicht by Delf gelegen . nef« „ fens de Vaart na Rotterdam, ende is doen ftich- tenbvJonclsfr.i?/cW*van Hollant, dewelke, „ om dat zy te Defe woonde ende daar haar „ gedeelte van haars Vadersgoethadde,R>ch<*rde y/in Delft genoemt werde, ende was Conin? Willems van R men, Grave van Hollants M eye, „ ende niet Sufter, gelyck fommigequalyk fchry. „ ven. Dewelke, in gedachtenis van den droe. „ vighen doot ende laaffenis van de Ziele des voorfz Conii.x haren Neve, A°. 1256. van „ de Vrieftp verflagen . h>ar F.rftot fondatie van „ dit Kloofter vergunt heeft, alwaar zv mede „ A '. i 2óq. ongehiclikt gefturven zynde, begra-« „ ven leyt ". Uit fommige bewyzen fchynt te bh ken, dat de Abtdye van Koningsvela' nog vroeger,namentlyk in het jaar 1252 zou gefticht zyn. Onder anderen vindt men in de lfchriften welke uit de Abtds- van Bern gtkomen zyn, duidelyk aangetekend : , dat o'der den Abt rudolphus, in ,. 't jaar 1252, op Kersdag, de kerk van Ko„ ningsveld b'. gonnen is." Vermits nu deze kerk, gelyk h. van heussen in heiderde deel zyner Oudheden, pag. 733 zeer wel aantekent, naar  382 KABINET VAN NEDERLAND"SCHE naar allen fchyn niet opgebouwd zal zyn, aleer daar een klooster ftond, en aleer daar religieuzen woonden, welken die kerk konden gebruiken', werd deze vroege fticbting daardoor bevestigd. Nog een ander duidelyk bewys daarvan vindt men in de aantekening van zeker misfaal, hetwelk weleer in de Abtdy van Koningsveldbehoorde, by denzelfden fchryver op pag. 793, in de Latynfche taal te lezen, en betrekkelyk is toe de oudheid der Abtdy, en het inwyden der kerk; in onze taal is dit ftuk van den volgenden inhoud: ,, Broeder Johan, door Godts toelaating Bis„ fchop van ^Samhio, preeker van 't H. kruys, ., en in 't geeftelyke de meedewerker van den Hoogw. Heer Henricus, verkooren Biffchop „ van Utrecht; wenscht allen den geenen die den „ tegenwoordigen brief fullen fien, de eeuwige „ zaaligheit in den Heere! Aangefien dat wy „ goedgevonden hebben, het groote outaar en „ 't kerkhof, in het kloofter Koningsveldt by Delft, ter eere van 't kruys van de H. Maria, „ van St. Jan Evangelift, en van alle Godts „ heyligen , in 't jaar des Heeren 1252. op „ den eerften zondag na H. Drievuldigheits„ dag, met eygen handen in te wyden: Soo is 5, het, dat wy, op het verfoek van den Prooft „ des gemelden kloofters , en van meer andere „ vroome luyden, uyt infigt van de Goddelyke goedertierendheit, en betrouwende op Godts 3, barmhertigheit, en op de macht, die ons , „ alhoewel onwaardig gegeven is; aan allen de „ genen, die de voorn, plaats, op het jaargety van den voorfchreven dag, met een rouwig cn „ vernedert herte befoeken fullen, en voor het timmerwerk des felven kloofters de behulpfaa. me handt uytfteeken; veertig dagen afflag van ,, alle  en kleefsche oudheden. 383 „ alle boet-werken, die hun opgeleydt zyn, ge„ nadiglyk vcrleenen , door den inhoud van de„ fen brief, die altyt fyne kracht fal behouden. „ Gegeven by Delft, in 't gemelde jaar I/52. In den jare 1257, heeft floris, als voogd van Holland, de naburige kerk van Pynakker,met alle deszelfs inkomften, aan deze Abtdy opgedragen; ook haar daarenboven nog het recht van 't patroonfehap tot dezelve kerk vereerd, hetwelk de Graven voormaals gehad hadden. Dezen brief, van den volgenden inhoud, is te vinden in h. van heussen, Oudheden, derde deel,pag.733. Wy Floris, Voogdt van Hollandt, doen „ konrit, allen den geenen, die den tegenwoor- dlgen Brief fullen fien, dat wy , in acht geno- men hebbende, de behoeftigheit van de nieuwe ,,, plantaadje der Nonnen van Koningsveldt, goedt„ gevonden hebben,het recht van Patroonfehap „ tot de Kerk van Pynakker, en de Kerk van „ Pynakker felfs, met alle haare Inkomften, tegen „ dat Willem. Regent derfelver Kerke afftandt gedaan fal hebben, of overleeden fal zyn, uyc infigt van de Goddelyke vergeldinge, aan de„ felve Nonnen milddaadig toe te ftaan. Soo- daanig, feg ik, datfe defelve Kerk, dooreen „ wettigen Vicaris van haare Orde, ten eeuwi» „ gen tyden fullen doen bedienen. En op dat „ hier over na defen geen twyfeling mag ont„ ftaan, hebben wy haar den tegenwoordigen 5, Brief, die met ons eygen Zegel bezegelt is, „ ter hande geftelt. Gegeven in den Hauge, in „ in 't Jaar des Heeren 1257. op hetFeeft van „ iS*. Pieters Roel ". Deze gift is twee jaren daarna, door henricus, Bisfchop van Utrecht, door den volgenden brief goedgekeurd: Hen-  384 kabinet va n nederlandschë „ Henricus, door Godts genaade,BilTchop van Utrecht, wenfcht den in Chriftus beminden Hee„ re Johan, Deeken van Se. Jam kerke te Utrecht, „ de Zaaligheit in den Heere! Nademaal de edele Man Floris, goeder gedachtenilfe, voor defen „ Voogdt van Hollondt, goedtgevonden heeft, „ het Recht van Patroonfehap tot de Kerk van „ Pynakker, met alle haare Inkomften, tegens „ dat Willem, de Regent derfelve Kerke, af3, ftandt gedaan zoude hebben, of overleeden foude fyn, uyt inficht van de Goddelyke be. „ looninge milddaadiglyk te vergunnen, aan de „ nieuwe plantaadie der Nonnen van Konings,, veldt; foodaanig te weten, dat zy defelve Kerk, „ door eenen Vicaris van haaren Orden, ten „ eeuwigen daage fullen doen bedienen; foo als „ wy, door het ootmoedig verfoek der gemelde „ Nonnen in defen deele wel geneegen zynde , „ de vergunning en gifte van 't Recht van Pa„ troonfehap tot de gemelde Kerke, en de gifte „ van de Pynakkerfe Kerk felfs, die aan gemelde „ Nonnen gedaan zyn, om datfe behoorlyk en „ regêlmaatig gedaan zyn, door het gefag van „ den tegenwoordigen Brief beveiligen, en met „ het Zeegel van dit gefchrift bezeegelen. En „ wy beveelen uwe befcheydenheit, uyt krachtc „ van den tegenwoordigen Brief, niet te gedoo- gen, dat de voornoemde Kloofter-maagden om„ trent het bovenftaande, tegens den inhoud van „ onfe beveftinge, door iemandt onbehoorlyk „ gequelt werden; en dat gy foodanige quelders, „ uyt kracht van ons gefach, door Kerkelyke „ ftraf-vonnisfen beteugelt. Gegeven te Utrecht „ in 't Jaar des Heeren 1259. °P 'c 0(^aaf van „ St. Jans geboorte ". Nog twee jaren later, heeft aleidis, de zus*  EN KtEEFSCHE OUDHEDEN. 385 Zuster van Koning Willem, als Voogdesfe van Holland, deze gift mede goedgekeurd, met den volgenden brief: „ Ik Aleides, voor defen de Huysvrouwe van Johan van Aventen, Voogdes van Hollandt en Zeelandt, wenfchen allen den geenen, die den „ tegenwoordigen Brief fullen fien, de Zaalig„ heit in den Heere! Wy maaken aan alle onfe „ Gemeenten bekendt, dat wy de gifte van het „ Recht van Patroonfehap, tot de Kerke van „ Pynakker, en van de Pynakkerfe Kerke felfs, gelyk onfe Broeder, de Heere Floris, goeder gedachtenifie, defelve aan de Kloofter-Maag. „ den van Koningsveldt toegeweefen heeft, be„ veftigen. Gegeven te Zande, in 't Jaar 125L >, op Allerzielen.dag ". De gemelde aleidis, heeft de gift der Pynah kerfche' Kerk, vervolgends nog nader en bondiger bevestigd, door den volgenden bezegelden brief: „ Aleidis, voor defen de Sufter van een Heere „ Willem, den Doorluchtigen Koning der Romey„ men, ende Weduwe van wylen Myn Heere Jan ,, van Avenfie, wenfcht allen den geenen, die „ den tegenwoordigen Brief fullen fien, de Zaa- ligheit, en kennifiè der waarheit! Hoe wy de Religieufe Plaatfen, met eene oprechter gene„ gentheid beminnen, des te gewilliger zyn wy, om defelve, in faaken die haar welvaaren be„ treffen, goedertierendtlyk te begunftigen. „ Dierhalven willen wy, dat het een ieder be„ kendt zy, dat wy volgens Erfrecht en onj, middelyk na onfen beminden Broeder , den Heere Floris, de Voogdyefchap over Hol. „ landt en Zeelandt bekleedden , en den openftaan„ de Kerkelyke Ampten, in defelve Landen, tot III. deel Bb „ on-  386 kabinet van nederlandsche „ onfe begevinge of benoeminge ftonden; dat „ wy in acht genomen hebbende, de behoeftig„ heid van de nieuwe Plantaadje der Kloofter,, Maagden van den P'remonfieits-Orden op Ko„ ninsveldt, al het recht van Patroonfehap, van 5, begevinge, van voorftellinge, of van Perfoon- fchap, tot de Kerk van Pynakker, en de Kerk j, van Pynakker felfs, als ons in volle.neygendom „ toebehoorende, met al haar inkomen, en ver„ der toebehoore, foo ras als fe,door het over„ lyden van Heere Willem, den wettigen Ple„ baan derfelver Kerke, opengevallen was, uyt „ inligt der Goddelyke vergeldinge , aan de „ voornoemde Kloofter-Maagden mildaadiglyk ende goedgunftiglyk gegeven hebben, en te„ genwoordig noch geven; om van haar fonder „ eenige tegenfpraak ten eeuwigen tyde befeeten 3, te worden. En op dat defe Godtvruchtige en rechtmaatige Gifte, dewelke gedaan is, tot een „ hulpmiddel voor de Zielen van onfe Broeders, 5, roemruchtiger gedagtenifle , Heere Willem, 3, Roomfch Koning, en Heer Floris, (dewelke 5, het gemelde Kloofteraltydtbefonderlykbegun- itigt hebben;) des te vafter en onverbreekely,, lyker onderhouden mag worden; hebben wy „ den tegenwoordigen Brief, die met ons Zegel bezegelt is, tot meerder feekerheit aan defelve Nonnen verleent. Gegeven in Koningsveldt, „ in 't Jaar des Heeren 1264. Vrydaags voor het „ Feeft van St. Jan den Doofier." Weinig tyds daarna, heeft machtildis, Gravinne van Holland, en moeder van Koning willem, eenen brief van getuigenis verleend, waar in zy verklaart, dat wylen Koning willem het meergemeld recht van patroonfehap van de kerk van Pynakker, benevens die kerk aan deze  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 387 ze klooftermaagden gefchonken had, luidende als volgt: „ Wy Machteld, Gravinne vzxiHollandt ,ende „ Moeder yan wylen den Doorluchtigen Heere 3, ÏVilkm, Koning der Romeynen, maaken bekendt, „ aan allen, die den tegenwoordigen Brief ful„ len lefen; Dat wy gehoort hebben, en dien„ volgens gewillig zyn, om eene eeuwige getui- genis te geven: Dat onfe beminde Soon, de »» Heere Willem, voor defen Koning der Romey„ nen, altydt vermeerderaar des Ryks, in acht „ genomen hebbende, de behoeftigheit van de „ nieuwe Plantaadje der Kloofter-Maagden op „ Koningsveldt, aan defelve Kloofter-Maagden tot „ een hulp-middel voor fyne Ziele, en voor de Zielen fyner Voorzaaten, en uyt inficht der „ Goddelyke vergeldinge, mildtdaadiglyk en vol» komentlyk, en om ten eeuwigen daage geruft „ en vreedtfaamig van haar befeeten te worden „ gegeven heeft, het Recht van Patroonfehap tot „ de Kerk van Pynakker, en de Kerk vanJWjfc„ ker felfs, met alle haare Inkomften. Daaren„ boven, hebben de Heere Floris, en Vrouwe „ Aleidis, de Weduwe van Johan van Avenne ,die „ de een na den ander Voogden van Hollandt en „ Zeelandt zyn geweeft, de gifte der voorgemel„ de Kerke gunftiglyk en Godtvruchtiglyk goedt„ keurt, foo als in hunne Brieven wydtloopiger „ uytgedrukt ftaat. Ter getuygenifte en eeuwige „ beveftmge defer faake, hebben wy den te, waarheit! Ik veridaare, door den Inhoudt de» fes, dat ik ten vollen verfeekert ben, dat myn „ Heere, de Doorluchtige Koning der Romeynen, » altyd overwinnaar, in achtgenomen hebbende, „ de nootwendighcit van de nieuwe Plantaadje » der Kloofter-Maagden van Koningsveldt, het » recht van Patroonfehap op de Kerk van Pynak. •>■> ker, mitsgaders de Kerk felf, en al haar inko»> men, uyt infigt der Goddelyke belooninge, en » tot een hulp-middel voor fyne Ziele, en voor » de Zielen fyner Voorfaaten, mildadiglyk en » Godvrugtiglyk gegeven heeft aan gemelde » Kloofter-x"vIaagden, om van haar ten eeuwigen » daage geruft en vreedfaamig befeeten te worden, „ Ter getuygeniffe defer faake, heb ik den tegen» woordigen Brief, die met myn eygen handt » bezeegelt is, daar over verleent". De twede verklaringe is nog nader, van broeder pieter, Gardiaan te Middelburg; daar in richardis, de ftichtcr van Koningsveld, en de moeye van Koning willem genaamd werd, zynde van den volgenden inhoud: „ Ik Broeder Pieter, Gardiaan te Middelburg, » voor dezen Kapellaan van myn Heere Willem, » den Doorluchtigen Koning der Romeynen, wen» fche allen den geenen, die den tegenwoordigen ï> Brief fullen fien, de Zaaligheit in Gods Soone 3> 7e'  en rleefsche oudheden. 389 » Jefus Chripus! Ik verklaare door den inhoudt >> defes, dat ik hetgehoort, en in eygen Perfoon » bygewoont hebbe, als wylen myn Heere, de Doorluchtige Koning der Romeynen , in acht » genomen hebbende, de nootwendigheit van de » nieuwe plantaadje der Kloofter-NonnenopZon ningsveldt, het recht van Patroonfehap tot de >, Kerk van 'Pynakker, en de Kerk van Pynakker » felfs, met al haar inkomen, op het verfoek i, van de Edele Dochter Richardis, wyle Jonk» vrouwe van Delft, fyneMoeye, en de Stichth fter desfelven Kloofters, en op het aanhouden van veelecdelluyden, tot een hulp-middel voor » fyn eygen Ziele, en voor de Zielen fynerVoor„ zaaten, uyt infigt der Goddelyke vergeldinge, » aan de voornoemde Kloofter-Maagden mildelyk » heeft gefchonken, om van haar ten eeuwigen » daage geruft en vreedtfaamig befeeten te wor„ den. Ter getuygeniife defer faake, heb ik den „ tegenwoordigen Brief daar over verleent.'' In den jare 1398, heeft de overfte of proobst van Koningsveld, gysbert genaamd, mee den Abt van Marienwaart, het volgende verdrag aangegaan , betreffende verfcheiden zaken dezer Abtdy: „ Wy Willem, bi der ghenaden Gods, Abt van „ Sinte Mariemverde, ende Ghyfehertus, Proefte „ tot Conincxvelt, maken cond allen luden: Dat „ wy overdragen zyn, bi rade ende confent des „ Convents van Conincxvelt, om ghemeynne or„ der des Cloefters voirfz. dat Joffrouwe Lysheth „ vanAntvorfl, Priorinne, Rikaert ende Jan van „ den Wiel, verwaren ende regeren fullen, bi „ rade des Proefts voirfz. als des Cloefters werke „ goede, ende daar den Convent t'eten ende te „ drinken af te geven, mit allen anderen ProB b 3 „ ven.  39° kabinet van nederlandsche „ vende, als 't Convent ghewoenlyc is te heb„ ben. Voirt foe fulle die Joffrouwen voirfz., „ of die namaals van den Convent ghekoren ful„ len wefen, den Proefte voirfz. gheven alle „ jaar twee hondert Pont Holl. ende daar fal die ,, Proefte den Capellaan, ende den Rentmeefter „ af lonen» ende den Capellaan ende den Ley„ decker af t'eten gheven, wanneer hy in den ,, Godtshufe werft. Ende hier mede fal hem die „ Proefte ghenoeghen laten, finen coft mede te ,, doen. Voirt foe fullen defe Joifrouwen voirfz. „ den Proefte me coft gheven, in zaken die hy ,, te doen heeft van des Cloefters weghen. Voirt ., fyne voorwaarden, dat die Proeftegheenfcult „ maken en fal op dit Godshuis voirfz. Voirt „ foe fullen die Joifrouwen voirfz. alle weken „ goede bewifinghe doen van uytgheven, ende ,, die rekeninghe den Convent overleveren, tot „ allen vierendeel Jaars; Ende waar 't fake, dat hier eennich twift in viel, dat fal altoes ftaan „ tot verclaringhe des Abts van Sinte Marien~ „ werde voirfz. Ende alle defe voirfz. poyn&en „ willen wy dat fonder arghelift. In „ oirconde defen voorwaarde bezeghelt mit on- fen Zeghelen, in 't jaar ons Heren 1398. op „ Sinte Pieters Avond, ad Vincula?' In den jare 1558, was hendrik vranckensz. van die men, Rentmeester van de Abtdy van Koningsveld; zynde deszelfs vader, vranck van diemen, Schout van Delft, beneffens deszelfs neef hugode groot, Secretaris van het Hof van Holland, zyne borgen; waarvan het volgende verdrag met het convent gefloten is: „ Ik Henrick Vranckez. van Dimen, doe fcondt „ allen luyden: Dat ick aangenomen hebbe, „ Rent.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 39I „ Rentmeefter. te wefen, van den Ghoeden van. „ den Convente van Coeninxvek, die te bewaa„ ren, ende te ontfangen, ofte tot mynen pe„ ricle te doen ontfangen, fonder dat yemant „ anders daarinne hem moeyen ofte bewint heb„ ben zal, buiten mynen confente, fulex altehans „ een Jaar gebeurt is: Daar aff ick myne reecke„ ninge gedaan hebbe, die ick belove voertaan „ van f aare te jaare te continueren, zoe langhe „ Ick Rentmeefter wefen fal; ende die felve „ myne reeckeninghe jaarlicx te doen, achte „ daagen voer ofte naa Sinte Maartyns, onbe. „ grepen. Ende voirts van myne jaarlixe ont„ fanck wederomme uyt te reyeken, ende beta„ linge te doen, tot fulcke termynen, als dat „ Coftumelick ende gewoenlick is. Ende wes „ ick t'elcken reyfe meer by flote van reeckenin„ ghe bevonden zal worden ontfangen, dan „ uytgegeven te hebben, dat fal ick dan opleg„ ghen ende betaalen, tot vermaaninghc vanmy„ myn Heer den Prooft, myn Vrou die Priorin. „ ne, ende Convente voirfz. Ende eyft, dat „ myn uytgeven meerder is, dan mynen ontfanck , „ dat zullen zy my bewyfen t'ontfanghen van „ heure Pachters, daar my an geneugen fal. En„ de indien dat zy luyden myne reeckeninge, „ binnen 'sjaars naar date dat die gedaan zalwer „ fen, ofte voer 't fluyten van den navolgenden „ reeckeninghe nyet openbaarlicken en wraac „ ken, zoe zal die felve gedaan ende gefloten ,, reeckeninghe gelooft, geprefen , ende van „ waarden gehouden. Des zal ick gehouden we„ fen te betalen, mit geit ofte pande, ofte dat „ uyterfte recht; ende wes ick in myne reecke„ ninghe ftelle ontfangen te hebben, daar en fal „ dat Convent ghcen coft, hinder ofte fchaade Bb4 „ meer  392 kabinet van nederlandsche », meer off hebben; ende eer ick mynereekenin„ ghe gedaan fal hebben, zoe zal 'ick gepacht, » ofte dat uyterfté recht daarinne gevordert heb„ ben; ten waare gelaaten, by beliefte van den „ Prooft, Priorinne, ende gemeenen Convent. }, Ende wat Pachters verarmpt, ofte mitter da», geraat ruymen, daar fal ick myne reekkeninghe >» mede doen, ende in myn uytgeven ftellen, >, ende fetten als betaalt, ten waare dat men be» wyfen mocht, dat ick verfuyemenis geweeft », hadde in 't panden, zoe en zal dat Convent >, gheen fcaede daar by hebben; ende wat ick 5» uytlegghe van gemaaóten rechte, ofte anders s, om recht te vorderen op ten Pachters, ende » ick van den Pachters nyet weder ontfangen j> mach, dat zal ick 't Convent voirfz. tereecke» ninghe moege brenghen. Voort en zal ick >, geen dingtaalen aannemen, daar dat Convent „ in gelden zal, noch geen lant verhuyren, ten » zie bi denProoft, Priorinnc, ende't Convent ,> voirfz. Ende wat lant men verhuyre, daarop » fal men te rantfoen op elcke Pont twee Scell. » Hollants, daar af fal 't Convent hebben d'een „ helft, ende ick die ander helft. Voorts fal „ ick des Convent faacken, die zy te doen mogen » hebben, bewaaren, als ick fal vermaant wor„ den byden Prooft, Priorinne ende't Convent. s, Ende aldus Rentmeefter wefende, zal ick heb„ ben voor myn loen, coft ende arbeyt, hon» dert ende feftien Ponden Hollants. Ende tot „ wat tyden hem mynen dienft niet langer en ge. „ neughet, zoo zullen zy my die opfeggen, vyf- „ tien of feftien voor de reeckening, en. >, de ick zal hem van gelycke weder doen. Alle „ dinck fonder arch ende lift. Ende waar 't dat s> ick Hendrick Vranckfz. yan Diemcn gebreekelick „ waa-,  en kleefsche oudheden. 393 i, waare in denbetalingge,datgelovenwyjPhz«c£ „ van Diemen, Schout van Delft, ende Hugo de„ Groot, Secretaris 'sHoofs van Hollant, als ,> borgen op te rechten ende voldoen, fonder „ enighe weer daar jegens te duene. Ende ick „ Henrick Vranckez. belove den voirfz. Vranck „ van Diemen, myn Vader, ende Hugo de Groot, ,, myn Neef; hier van fcadeloes te houden. In „ oerconde, zoo hebben wy Henrick Vranckez., » Vranck van Diemen, ende Hugo de Groot, elck » onfe gewoenlicke hantfchriften hier onder ge„ ftelt, op ten vyf-en-twintichften dach van No* „ vember, Anno 1558. Hendrich Vranckz. van Diemen, H. de Groot. Uit zommige oude brieven blykt, dat dit klooster de naam had van St. Mama's Abtdy op Konings. veld. Dit gefticht was eertyds zeer vermaard; waarom men reden van verwondering heeft, dat de naarstige lod. guicciardin zo weinig daarvan fpreekt, zeggende alleen, Edit: Franc: A°. 1582, pag. 302: „ Noch geen quart myl buyten de Poort van „ Delft, is een groot Kloofter, Coninchfeld ge„ noemt, van den Orden der Broeders Premou. „ ftreiten, geftigt by een der Oude Graven van „ deze Landen; dewelke aan het zelve zoo wel „ Wereldtlyk als Geeftelyk Rechts-gebiedt heeft „ gegeven; als mede groote en fchoone Inkom„ Ren en Prebenden, tot onderhoudt van Edele „ Juffers, van hoogen Huyfe en Geboorte, de„ welke Jonkvrouwen genoemt worden; en die, B b $ „ al-  394 kabinet van nederlandsche „ alvorens zy hare Geloften doen, na haar wel„ gevallen mogen trouwen; en ditiswaarlykeen ,, zeer edel en eerwaardig Gezelfchap." In de byvoegfels en aanmerkingen op 't Hollands Martelaars-Boek van p. opmeer, pag. 82 en 83, wordt van dit gefticht breder gefproken, en de fchryver pryst het met de volgende loffpraak: „ Het uitmuntend Hooggeagt Nonnen Abdy„ Kloofter, en Adelyke Sticht van Koningsvelt, „ gelegen in Del/landt, by Delft, aan de Schie, „ van de Premonftreit Ordre, is geftigt en opge„ regt door Jonkvrouw Rychardis van Delft, „ Moeye van Graaf Willem Roomfch-Komng,on. „ gelukkig in den Kryg by Medenblick gebleven, tot hulp Aflaat zyner en haar Zielen, in haar „ Vaders Uithof, in 't Jaar ons Heeren 1256.be„ giftigt met Kerk- en Wereldts gebiedt. Uit j, nedrigheid wierd de Abdefle en Prelateffe Vrou» we, en de Nonnen Sujlers genoemt: Alle Ede», le Jonkvrouwe, Dogters uit Adelyke Huizen; ,, waren vry en mogten trouwen, indien zy geen „ contrarie Profesfie en Beloften gedaan hadden. Deze zeer Godsdienftige Jonkvrou Rychardis, » is ongehuvyelikt overleden, in 't Jaar 1263.cn „ in haar Kloolter-kerk zeer plegtig begraven. „ Dit Abdy-Kloofter is van deze Stigterelfe en „ veel andere, ter eere Gods, en liefde tot den „ Catholyken Godtsdienft, zeer ryk begiftigt." Na dat deze heerlyke Abtdy ruim drie eeuwen lang gebloeid heeft, is dezelve, ruim twee honderd jaren geleden, ten tyde van den Spaanfchen oorlog, uit voorzorg, in den brand geftoken, en tot aan den grond toe verbrand en gefloopt, beducht dat de vyand zich in dit klooster mogt nestelen, en daardoor aan de ftad Delft zeer veel na-    en kleefsche oudheden. 395 nadeels toebrengen. De geleerde hadrianus junius, welke deze tyden beleefd heeft, ge. tuigt daarvan in zyn Batavia, pag. 345: „ Dat Koningsveldt, een Kloofter was van den Orden der Premonftreiten, geftigt in de Voor„ ftadt van Delft, op den Oever van de Rivier „ de Schie, door Richarda, Sufter van Koning „ Willem. Dat 'er een plaats van denzelven naam „ eertydts geweeft is, daar Melchizedek, Koning „ van Salem, Abraham ontfing, dewelke, vol„ gens 't getuigenifie van Jofephus, mede Konings„ veldt genoemt wierdt. Dit Kloofter (vervolgt „ hy;) is omtrent voor driejaaren, (te weten, „ toen hy dit fchreef A*. 1565O met den zeiven 5, ondergang overvallen , als de voorgaande , „ (nament[yk Egmont, Rhynburg en Leeuwen„ hor ft f) zoo dat het door den brandt is verteert, „ tot den grond toe afgeworpen, en genoopt, „ om de nabyheit der Wallen van deze ryke „ Stadt, {Delft f) voor welke deszelfs nagebuur- fchap gevreeft wiert fchaadelyk te zyn, in dien de vyandt daar geneftelt hadde." P.MONTANUs,in zyn byvoegzels op guicciardin£& Franc. A°. 1625 pag. 238. betuigt dit mede; want gezegt hebbende , dat de ftad Delft tot de Unie was toegetreden, voegt hy daar by: „ Toen werd verwoeft buiten Delft,het groo„ te Kloofter Koningsveldt genoemt, \ welke „ Mevrouwe Richardis, in den Jaare 1255. voor Jonkvrouwe van den Premonftreiten Orden hadde „ gefticht." En by w. van gouthoeven, inzynByvoegzelen op de Hollandfche Chronyk, werd den ondergang van dit Klooster mede aldus verhaald : „ Dit  396 kabinet van nederlandsche „ Dit Convent wert A°. 1572. van die van „ Delft verbrant, om dat de Spangiaarden, doe „ in 't lant gecomen zynde, geen middel zouden „ nemen baar Stadt hier uit te befchadigen; en 't „ is nu heel te niet,zoo dat 'er maar en reftercn. „ de fundamenten onder d'aarde." Het is te bejammeren, dat men van dit heerlyk en Koninglyk gefticht gene af beelding vervaardigd heeft, toen het in Z3?nen bloeienden welftand was; ten minftenik heb 'ernog nergens eene aan. getroffen. Alles wat men van hetzelve heeft, behelst niet anders dan flaauwe fchetzen van de voorgaande heerlykheid, beftaande in eene menigte van vervallenpuinhoopen, in het jaar 1573, en dus kort na deszelfs verwoesting, door eenen beminnaar der oudheden uitgetekend. Alle deze puinen worden ons door denarbeidzamen kunftenaar rade maker in vele uitgewerkte tafereelen mededeeld, zynde zy, wanneer ik my niet bedrieg, van denzelfden oorfprong als de teke. ningen , welken weleer den Heer vai\ ^ysw y ic hebben toebehoord en waarvan dezelve in zyne befchry ving van Delft gewag maakt, alleen met dit onderfcheid, dat de puinen van Koningsveld hier uitvoeriger dan by den Heer van blyswyk onderfcheiden, en afgedeeld worden in die van de Abtdy van Koningsveld, in de proobstdy van Koningsveld', en 's Konings Uithof, van welke twee laatften wy terftond zullen moeten fpreken. Alle deze ftukken en brokken der verwoeste Abtdy , welken niets dan geringe denkbeelden van den voorgaanden luister van dit gefticht gaven , zyn reeds vele jaren tot den grond toe geflecht, zo dat daarvan hedendaagsch niets meer gevonden wordt. De Heer van blyswyk ge-      en kleefsche oudheden. 397 getuigt reeds in zynen tyd omtrend het jaar 1667 van dit Klooster: . Niets ter Werelt is hier van in zyn geheel „overgebleven, dan een Keldertje, dat aldaar bv deBruykers enlnwoonders van t herbouw!' deHuysje, daar boven op ftaande, aangeweezen werdt, met voorgevinge , 't zelve der Abdiffe Wyn-kelder geweeft te zyn. Het gant! fche gevaarte, (na my aangedient is;) wat met ' dubbelde Gragtenafgefchoten, cn omcingelt, waar tuffchen beide een doorgaande opgetrok' ken muyr met wandelingen daar binnen rondsom ,, heenen, ende met een Laan ofte Uitpadt aan de Zuydtzyde,van 25 Roe-voeten breedt. De ' Landeryen allerwegen hier omtrent gelegen, \\ behouden nog hedendaags in alle Carteermgen „ den naam van Koningsveldt.'" En h. van heussen zegt: „ Van dit heer„ lyke Gebouw is niet anders overgebleeven als „ een Bogaart, aan de flinker-zyde van de Schie, „ thans ook niet meer in wezen." ; Ter gedachtenis van verfcheidene aanzienlyke Adelyke familien in Holland, welker dochters weleer in deze vermaarde Abtdy haar verblyf «wen houden, zullen wy hier laten volgen de namen van eenige weinige Abtdisfenen andere AmptenarCSfen van Koningsveld, voor zo yerre men uit eenige oude brieven heeft kun- nen ontdekken: flt hG 1 was in den Jaare 1322. Abdilie; cn heeft aan' dit Kloofter gegeeven 9 Morgen Uwfe. .1 mede een Huys, in 't Ambacht van dc Ketel\ met vyf Koeyen. Lysbet van dntydort. was 1398. Pnorinne. C at ryn Muys van Holy. I421- Machtelt van Meteren9 15*$- Pnorinne; Mar-  393 KABINET VAN NE D ERLANDSCHE Margaretha yan der Does, Onder- Priorinne, en Magdalena yan Zuylen, KofterelTe. Alida van Malfem, Damafus-Dogter, 1535. Leyshet van Adrichem, 1540. Catryn Utemham , Frederiks - Dogter , was de laatfte AbdilTe, en ftierf 1596. te Tffèlftein, in den ouderdom van 89 Jaaren. Ten deze laatftgemelde, betuigt de Aütheur van de Byvoegfels op P. Opmeer Hollands Martelaars-Boek: „ De laatfte AbdilTe is geweeft, de Deugtryke „ Vrouwe CatharinaUittemham,Frederiks-Dogter „ werdt tot overgroote droefheid , met al de „ zufters uit haar Kloofter, dat van de Geufen „ vernield wierd, verdreven. Voor 't vertrek „ vermaande zy al de Sufters, om in reinheid al „ haar leven ftantvaftigby 'tH.Katholyk Geloof „ te blyven: Verder moeft elk een goet heen„ komen zoecke. Deze zeer Eerwaarde oude „ VoogdelTe nam te Yffelftein haar verblyf, daar „ zy oud 89 Jaaren 1596. overleden is." Voor de overige vind ik, dat de weinige bekende nonnen dezer Abtdy, gefproten waren uit de volgende oude adelyke familien : Van Adrichem. Muys van Holy. Van Antvoort. Van Nyeveldt. Van Asfendelft. Van Sparwoude. Van der Does. Van Treslong. Goedelyns. Van Utenham. De Jonge. Van Vliet. Van Kralingen. Van Wynfen, Van Kuilenburg. • Van Zuilen. Van Malfem. Van Zyl. Van Meteren. Dit    EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 399 Dit is het, dat ik van dit nonnen-klooster heb aangetekend gevonden. D E P ROOBSTDY VAN KONINGSVELD, By DELFT. Onder de veelvuldige kloosters en geftichten, waarmede deze landen weleer als bezaaid waren, is Koningsveld mede een der bekendilen geweest, doch hoe beroemd het weleer ook zyn mogt, men ontmoet nogthans hedendaagsch zeer vele duisterheden omtrend deszelfs aloude gelïeltenis, Men weet wel dat 'er eene Abtdy of nonnenklooster van dien naam geweest is, en daarvan hebben wy in de voorgaande verhandeling gefpro. ken; doch de meeste oude fchryvers zwygenvan eene Proobstdy of mannenklooster van dezen naam en orden, hetwelk hiernaast geftaan heeft; veel minder fpreken zy, tot hoe verre het gezag dezer monnikken over de nonnen zich heeft uitgeftrekt; door wien, of wanneer het laatstgemelde gefticht is, of waar de monnikken uit het zelve eindelyk gebleven zyn. Niets van dit alles is  400 kabinet van nederland3chë 1 is ons tot dus verre duidelyk gebleken, hoewel wy thans eene eeuw beleven, waarin alle oude, verfletcne, vermufte en befchimmelde papieren, brieven en documenten worden byeen geraapt, daar voor dezen, uit minachting voor dezelven, niet aan gedacht werd. Dat 'er weleer, omtrend de Abtdy der Jongvrouwen van Koningsveld, ook een mannenklooster van dezelfde orde der Premonftreiten, of eene Proobstdy geflaan heeft, ja, dat dit laatfle reeds voor het nonnenklooster gefticht, en. van hetzelve onderfcheiden geweest is, hoewel het den zelfden naam voerde, fchynt onder anderen te blyken uit zekeren brief, verleend door Koning willem, in den jare 1251, ten behoeve Van Jongvronwe richardis; om binnen haar Hof van Delft ook een mannenklooster te mogen bouwen. Deze gunstbrief luidt als volgt: „ WILLEM, bi der Goedsghemden Romeyns„ Coninck, altoes vermeerdcrer des Rycks, die „ defen teghenwoirdighen Brief fullen fien of „ horen lefen, fyn gracie ende alle goet: Want wy willen onfer gemeynder Vriendinnen, Vrou „ Ricaart, die Vrouwen van llollant, ghenoech „ wefen mit fonderlinghen gracien; fo hebben wy „ ghegheven, na inhout defer teghenwoirdigher „ Brieven, waar dat defe felve Vrouwe binnen onfen Hove van Delft, timmerde een Convent „ gheeftelicker Mannen, die hier een Regel cn „ Ghceftelick leven beleven fouden: So fouden ,, dat Convent vry en onbecommert van onfen „ Renten, die men Heurwair hiet, binnen den „ Hove van Delft voornoemt moghen hebben „ ende ruftelicke befitten, tot cwighen tyt den „ Lande, datt'et nu ter tyt heeft drie hondert ., Morghen Lants, die fi aldaar ghecoft fullen „ heb»    en kleefsche oudheden. 40I „ hebben, of die hem in Aalmiflên ghegheven werden, of hoe, of in wat manieren die den „ voirnoemde Convent aancomen fullen: Alfoo „ dat men van die Lande, noch Bede, noch », Scattinghe, noch dienften, die men Hof dienf} „ hiet, in enigherwys eyflchen en fal. Voirt „ willen wy, dat fo wie Rechter wair in den „ voirfz. Hove van Dolf voirn., dat hi oick >, Rechter fi des Landes voirfz. In kenniffe der » waarheit, ende want wy willen, dat dit in » toecomenden tiden altoes ghehueghet ende ghe» houden worde, fo hebben wy defen teghen„ woirdighen Brief doen fcriven, ende ghebo„ den te verften, ende befeghelen mit ten Segel >, onfer Doorluchticheden. Ghegheven bi Eren* >, brechftein, in den Jaare ons Heren 1251. op ter 3> achter Kalenden der Maant Julius, in der ne=, ghender Indictien." Dat deze Richtinge kort daarna voortgang gehad heeft, fchynt te blyken, uit zekere bulle van Paus innocestius& vierden, van den jare 1252. ten behoeve van 'den Proobst van Koningsveld en deszelfs broederen verleend; dewelke, om verfcheiden redenen, zeer gewichtig is , waarom wy dezelve hier zullen laten volgen, zynde getrokken uit h. van heussen, Oudheden, derde deel, pag. 737: „ INNOCENTIUS, Biffchop , de Dienaar ,, van Godts-Dienaren, aan fyne Beminde Soo. „ nen, den Prooft van Koningsveldt, en deszelfs ,, Broederen, foo tegenwoordige, als toekomen. ,, de, de welke daar Geloften van het Religieus „ leven gedaan hebben, ten eeuwigen daage. Die „ het Religieufe leven verkiefen , dienen de „ Apoftolifche hulpe te baat te hebben; ftaande anders te vreefen , dat de eene of d'andere III. deel. Cc „ roe-  402 KABINET VAN NEDERLANDSCHE 5, roekeloofe aanrandinge haar van 't goede voor„ nemen mogte aftrekken, of de kracht van 't Kloofterlyke leven, t geene Godt verhoede, j, mogte breeken. Hierom is het, bemindeSoonen in Chriftus, dat wy uwe rechtmaatige eysfchen genadiglyk inwilligen; het Kloofter van Koningsveldt, onder het Bisdom van Utrecht, j,, daar gy LIL. tot den Goddelyken dienft ver„ bonden hebt, onder St. Pieters, en onfe eyge 9, befcherminge aanneemen; en om defe vergun„ ning te bekragtigen, UL. den tegenwoordigen < „ Brief verleenen. En vooreerft ordonneeren „ wy, dat de Orden der Canonniken , dewelke „ volgens Godt naar den Regel van St. Auguftinus, en de InRellinge van de Premonftreit-Broede' „ ren ter gemelde plaatfe ingeftelt is geweeft, „ aldaar ten eeuwigen daage onverbreekelyk on„ derhouden fal worden. Daarenboven (ordon„ neren wy;) dat alle Befittingen en Goederen, „ dewelke het felve Kloofter tegenwoordig op ,, eene rechtveerdige en regelmaatige wyfe befit, ,, of na defen, door de gifte der Pauffen, door ,, de mildtheit der Koningen of Vorften, door „ het offeren der Geloovigen, of op eenige andere rechtmaatige wyfe met Godts-beiieven fal „ konnen verkrygen, aan UL. en uwe nazaaten „ in een vaft eygendom, altydt onvermindert, 3, fullen toebehooren : Van welke Goederen wy goedtgevonden hebben, de volgende met ey3, gene namen uyt te drukken: De plaats zelfs, 3, daar het voornoemde Kloofter geleegen is, met alles wat 'er onder behoort; het Gafthuys te Delft, met alles wat 'er aan behoort; de Landeryen en belittinge, dewelke zy heb,, ben, binnen het Kafteel, door de wandelinge. 3, Delft genaamt; met de Landeryen, Beemden, „ Wou.  EN K LEEF SCHE OUDHEDEN. 403 s, Wouden, Bruyk-landen, Weyden, en alles „ wat zy eygen hebben, 't zy in Bosfchaadien, of in 't vlakke Veldt; inwateren, in Molens, „ op wegen en paaden, en verder alle hunne „ vrydommen en ontheffingen. En' niemandt „ fal zich vermeten UL. de tiende van uwenieu„ we Bouwlanden. die gy L. met eygen handen, of op eygen koffcen bebouwt, en van dewelke ,, niemandt tot noch toe iets getrokken heeft; ,, of de Tienden van het voeder uwer Beeflen, „ af te vorderen, of af te perffen. Het zyUL. „ ook geoorlooft Kerkelyke Perfoonen, en vrye „ of ontbondene Leeken, die uyt de Wereldt ,, viugten , ter bekeeringe (dat is tot het Kloos„ terlyk leven,) aan te nemen, en defelve, fon„ der iemandts tegenfpraak, in uw Kloofter te „ houden. Ook wordt (mitsdefen,) verboden, „, dat het geen van uwe Broederen, na dat hy „ fyne Geloften in uw Kloofter gedaan fal heb„ ben, geoorlooft is, fonder verlof van fynen „ Prooft, uyt defelve plaats te vertrekken, ten „ zy dat hy zich in een ftrenger Orden wil be» geven; en ingevalle iemant fonder eene ver» feekeringe van uwen Brief uyt hec Kloofter „ gaat, fal niemandt zich verftouten foo eenen „ Broeder op te houden. En als het landt onder „ een algemeen Interdict fal leggen, fal 't'uge» oorlooftzyn, met geflooten deuren, (deBan„ nelingen , en die onder het Interdict ftaan, uytgeflooten zynde,) fonder de Klokken te >, luyden, met een ftilleftemme, de Kerkelyke dienften te verrichten; indien gy L. nochtans „ felf de reeden tot het Interdict niet gegeven », hebt. Doch het Chrifma, den Heyligen Olie, » het inwyden van Outaaren of Kerken, de „ Wydtfels van Kerkelyke Perfoonen, moéten C c 2 „ by  404 KABINET VAN NEDER LANDSCHE „ by den Biffchop, daar gy L. onder woont, ge„ haalt worden; te weten, indien hy Catholyk is, de vriendtfchap en gemeenfchap van den „ Heyligen Roemfchen Stoel geniet, en UL. het „ voornoemde fonder eenige quaadtwilligheit wil „ berechten. Noch verbieden wy, dat niemandt „ binnen de paaien van uwe Parochie, fonder de toeftemminge van den Biffchop daar gy L. „ onder woont, eene Kapel of Bidplaats van „ nieuws fal hebben op te rechten; behoudens „ de Voorrechten der Roomfche PaufTen. Ook. „ gebieden wy, dat UL. door den Aarts-BiiTchop, „ Biffchop, Aarts-Diaken, de Landt-Deekens, „ of andere Kerkelyke of Wereldtlyke Perfoo„ nen, geene nieuwe of ongewoone Schattingen mogen afgevordert worden. Noch ordonnee„ ren wy, dat defelve Plaats een vrye begraaffe„ nis fai hebben, en dat niemandt de Godtvruch„ tigheit, en den uyterflen wille der geenen fal „ hebben tegen te ftaan, dewelke geneegen fullen ,> zyn om daar begraven te worden; ten ware dat „ fe onder den Ban of het Interdict geRelt, of ,1 openbaare Woekeraars waren: behoudens noch„ tans de gerechtigheit van die Kerken, uyt de. welke de lichaamen der overleedene gehaalt worden. Daarenboven fal het UL. uyt kracht van ons gefag vry ftaan, en geoorlooft zyn, „ de Tienden en Goederen, uwe Kerke toebe„ hoorende, dewelke van eenige Leeken befeeten „ worden, vry te koopen, op eene wettige wy„ fe uyt hunne handen te loffen, en weder aan „ de Kerk te brengen, aan de welke defelve toe„ behooren. En als de Prooft der gemelde Plaat„ fe, of iemandt van fyne Nazaaten fal komen te „ fterven, fal men daar niemandt door liftige „ onderkruypinge, of door geweldt, tot Prooft „ heb.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 405 „ hebben aan te ftellen; en niemandt anders „ (fodaanig aan ftellen;) dan die door de Broe„ ders met eenparighcit van fteramcn, of door „ het grootfte en gefondfte deel der Broederen, „ volgens Godt, en den Regel vmSt.Jugu/linus „ fal wefen. En om dat wy voor uwe ruR en „ vrede, met een vaderlyke ïbrgvuldigheit tegen „ het toekomende willen forgen; foo verbieden „ wy, dat niemandt binnen uweafgeflooteplaat„ fen of fchuuren, fal hebben te rooven ofte „ fteelen ; of bloedt te ftorten ; of eenig menfch „ vaR te houden, of gevangen te nemen , ofte „ dooden, of eenig ander geweldt aldaar teplee„ gen. Daarenboven beveftigen wy, doorons Apofto„ lich gefag, en wy bekrachtigen 'door den tegenwoor. „ digen Fergun-brief, alle de vrydommen en onthef„ fingen, dewelke onfe Voorzaaten , de Roomfche Paujfen aan uw Kloofter vergunt hebben; mits ga* „ ders de vryheden en ontheffingen van Wereldtfche „ Schattingen, de welke eenige Koningen, Vorften, „ of andere Gelovigen, UL. op een reedelyke wyfe „ verleent hebben. Soo ordoneeren wy dan, dat „ het geen menfch geoorlooft fal zyn, hetvoor„ noemde KlooRer te benadeelen; of desfelfs „ goederen wech te nemen; of foodaanigewech„ genomene Goederen op te houden; of het felve „ KlooRer, op wat wyfe het ook zy, tequellen: „ Maar dat alles geheel en ongefchonden moet „ bewaart worden, voor het vry en volkomen ge„ bruik der genen, voor welker beftieringe en „ onderhoudt defelve goederen gegeven zyn ge„ weeft; behoudens het gefag van den Apoftoli. fchen Stoel, en de regelmaatige Gerechtigheit van den Biffchop der Kerke aldaar. Over „ fulks, indien eenig Kerkelyk of Wereldtlyk „ Perfoon beftaan mogte, defen Brief onfer OrC c 3 „heb.  AOö" kabinet van nederlandsche „ donnantie op een onbefuysde wyfe te overtree„ den, &c. Gegeven te Perugio, door handen „ van Meefter Wilhelmus..., van October, in de „ elfde Indi&ie, in 't Jaar van 's Heeren Menfch. „ wordinge 1252. in het tiende Jaar des Paus„ doms van mynen Heere Innocentius IV." Hieruit nu zou volgen, dat eerst het mannenklooster van Koningsvold, namentlyk in het jaar 1252, en drie jaren daarna, te weten inhetjaar 1255, het nonnenklooster aldaar, en wel beiden door Jongvrouwe richardis van Delft zouden gefticht zyn geworden. Om deze redenen werden ook de nonnen, in de brieven der voorgaande verhandeling, doorgaands eene nieuwe plan. taadje genaamd, als zynde eerst in den jare 1255 gefticht, en dus nog nieuw in de jaren 1257,1259, 1264 en volgende jaren, wanneer de voornoemde brieven verleend werden. Dat het mannenklooster het eerst is gefticht geweest, bevestigt ook pieteropmeer, in zyne Op:Chronograph: pag. 381, waar hy zegt: „ Voorts heeft deszelfs „ (Koning willem's) Moeye van 'sVaders „ zyde, Richardis, op haar landt, geleegen aan „ de zuydt-zyde der Premonftreiter-Mom\\)zken, „ een Nonnenklooster van denzelven Orden ge„ fticht, hetfelve de naame Koningsveldt geven9, dc: daar fy ook fo lange heeft begraven gelegen, „ tot dat het Kloofter verwoest was, als wan- neer derfelver Loode Kist, in de nieuwe kerk „ wierdt overgebragt, in den jaare 1572" Ondertusfchen baart het eenig bedenken, dat in de hier voor aangehaalde bulle van het jaar 1252, door Paus innocentius den vierden verleend, gezegd wordt: dat dezelve bevestigde alle de vryheden en voorrechten , dewelke de Pausfen, zyne voorzaten, aan hetzelve klooster vergund hadden. Waar.  en kleefsch2 oudheden. 407 Waaruit h. van heussen befluit, dat het mannenklooster op Koningsveld reeds lang voor het nonnenklooster moet aanwezig geweest zyn. H. van rhyn breedvoerig des wegens fchry. vende, vindt zich daaromtrend eenigfints verlegen , gelyk by hem, in zyne aantekeningen, kan worden nagezien. Doch ik geef den lezer in bedenken , of deze zwarigheid niet gemaklykst op de volgende wyze is uit den weg te ruimen; dat 'er, namentlyk by de Pausfen, voorzaten van innocentius den vierden, reeds lang voor het bouwen van dit mannenklooster, privilegiën en vryheden kunnen verleend zyn, toen men voornam een zodanig klooster te bouwen, en dus lang te voren eer hetzelve gefticht is; om van dezelven gebruik te maken, wanneer men het zoude gebouwd hebben ? Ook zou het wel kunnen zyn, dat de privilegie, na de gewone wyze verleend zynde, deze woorden niet zo bepaald naar de letter, maar eenigfints algemeener moesten verftaan worden, en dus alleen wilden te kennen geven: - dat al dat geen, hetwelk reeds aan dit klooster vergund was, hiermede werd bevestigd. Immers ziet men in alle gevallen , dat de kloosterlingen eene ongemeene voorzichtigheid gebruikten, om alles wat zy in hunne handen kregen, zo duidelyk en zeker, als immer mogelyk ware, te doen bevestigen. Ten voorbeelde daarvan llrekt, de opdragt van de kerk van Pynakker aan het klooster van Koningsveld, waarvan wy hier voor gefproken hebben, daar dezelve met brief op brief is bevestigd. In het jaar 1265 heeft de Proobst en Aartsdiaken van Utrecht, op het voorftel en verzoek van aleydis, de pastory en bewaring der reliquien Cc 4 van  408 kabinet van nederlandsche ' van de kerk van Pynakker, mede aan den Proobst van St. Maria op Koningsveld opgedragen, met den volgenden brief: G. de Perwes, door Godts genade Prooft en „ Aarts-Diaken van de Utrecht/the Dom-Kerke, „ wenfcht den geenen, die den tegenwoordigen „ fullen fien, de Zaaligheit in den Soone Godts „ Jefus Chriftus! Het zy aan allen bekendt, dat „ wy, op het voorftel en verfoek van onfe be>, minde Nigte, Vrouw Aleidis van Henegouwen, „ Huysvrouwe van Wylen den Heere Johan van j» Avenue, de Paftory en de bewaaringe der Re- liquien van de Pynakkerfche Kerke, met al wat •>, 'er toebehoort, in Godts naame gegeven heb„ ben, aan den Prooft van St. Maria op Konings. »> veldt; en dat wy deswegen den tegenwoordige ■>, Brief tot blyk verleent hebben. Gegeven in „ t jaar des Heeren 1265, op het Feest van St. „ Jan den Dooper." Dit mannenklooster heeft waarfchynelyk weleer, even gelyk het nonnenklooster, onder de Abtdy geftaan van Marienwaard, in de Betuwe, hetwelk een der oudfte kloosters der Prertionflreiter orden in deze landen geweest is. Om deze redenen vindt men by h. van heussen, in het twede deel zyner Oudheden, pag. 332, op de lyst der Abten van Marienwaard, doch elders by hem, namentlyk in zyn derde deel", pag. 732, in de fchriften der Abtdy van Bern, aangetekend: „ De Heer Rudolphus, onder wiens regeeringe, „ te weten in 't jaar 1252, op Kersdag , de Kerk „ van Koningsveld is begonnen. De HeexRudol„ phus is overleeden in 't jaar 1267." Somtyds werden de Proobsten van Koningsveld eok tot Abten van Marienwaard verkoren; gelyk men  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 409 men zulks by dien laatstgemelden fchryver, in het twede deel zyner Oudheden, op pag. 333 ,met de volgende woorden leest: „ Daarop is totAbt (te weten vanMarienwaart-) ,, gekozen, Johan van Braatsheek, zynde op dat „ pas Proost van Koningsveldt, dewelke uit het , leven fcheide in 't Jaar 1467. op den dag van „ de ontvangenisfe der H. Maagd Maria. Als „ mede in 't vervolg, op't Jaar 1513, dat den „ tienden van Maart tot Abt is geeyscht, de „ eerwaardige Man, Meefter Herman van Ros„ fum, op dat pas Proost van Koningsveldt, zyn„ de voorheen Prior van Marienweert en van „ Bern, &c. geweest &c." Ook is het om deze redenen, dat de overeenkomst in den jare 1391, betreffende het nonnenklooster van Koningsveld, waarvan wy hier voren gewag gemaakt hebben, ten overflaan van den Abt van Marienwaard heeft moeten gefloten worden; als mede, dat alle verder opkomende gefchillen ter beflisfing ftaan zouden van den laatstgenoemden Abt. Van daar, dat de Proobst van het nonnenklooster van Koningsveld, welke de pastory van Pynakker te begeven had, de pastoors altoos uit de Abtdy van Marienveld moest verkie. zen; want hoewel den Proobst van het mannenklooster van Koningsveld de zorg was aanbe zolen over het nonnenklooster aldaar, echter ftonden beide deze kloosters onder het oppergezag van de Abtdy van Marienwaard, welke Abtdy zich door de kanunniken van Koningsveld in hare oude rechten niet zou hebben laten verkorten. Naar ons inzien, worden hierdoor verfcheidene zwarigheden weggenomen, welken door den oudheidkundigen h. van rhyn, in het derde deel zyner Oudheden, geopperd worden. C c 5 Dus  aio kabinet van nederlandsche Dus zyn 'er naar alle waarfchynelykheid teüfoningsveld cwee verfchillende kloosters geweest van Premonftreiten, beiden gefticht door Jongvrouwe richardis van Delft, waarvan het een voor nonnen , het twede voor kanunniken beftemd was; zonder dat ik de redenen inzie, waaruit men zou willen opmaken, dat de nonnen in de plaats der kanunniken gekomen waren; immers, men vindt zulks nergens gemeld. Ook is het zonderling, dat h. van rhyn met geweld wil doordryven, dat p. opmeer omtrend ditklooster beter onderricht zou geweest, dan alle onze gefchiedfchryveren te famen, en nogthans gene grondige redenen voor een zodanig gevoelen bybrengt. „ Dog Willem, (zegt p.opmeer, in zyn Op: Chronograph pag. 381) heeft deze Premonftreit„ Monniken (te weten van Koningsveld) naar Mid„ delburg gezonden, om het klooster van eenige ,,, luie en vadzige Reguliere Canonikken in bezit 3, te nemen; en heeft haar eigen Klooster in een Gasthuis verandert." Ik ben van gevoelen, dat p. o p m e e r in dezen eenen misflag zal begaan hebben, en vind gene redenen, om alleen op zyn gezag dit verhaal voor goede munt aan te nemen, en de Heer h, van rhyn had dus zo vele moeite niet behoeven aan te wenden, om voor hem te pleiten. Met veel meer recht wordt de voornoemde op meer door h. vanheussen, in het derde deel zyner Oudheden , op pag. 738, tegen gefproken, waar hy uit heda en boekenberg bewyst, dat de Premonftreiter kanunniken geenfints uit de kanunniken van Koningsveld, maar uit de Abtdy van St. Michiel van Antwerpen naar Middelburg ontboden zyn, en dat zulks reeds in het jaar 1122 gefchied ware; als  en kleefsche oudheden. dit als mede, dat Koningsveld, ten minsten tot in het jaar 1550, gelyk zulks terftond uit de naamlyst der Proobsten zal blyken, en mogelyk tot aan den ondergang van deze beide kloosters, onder Proobsten geftaan heeft; en eindelyk fchryft hy, dat opmeer wel gewaagt van het veranderen van dit mannenklooster in een gasthuis , doch niet eenen eenigen getuigen voor dit zyn gevoelen bybrengt, terwyl daarenboven noch de Heer dirk van bleyswyk, noch eenig ander gefchiedfchryver een eenig woord van deze verandering gewagen. Dit laatfle heeft my doen denken, dat het opzicht over het oude gasthuis te Delft, hetwelk aan de Proobsten van het mannenklooster van Koningsveld was aanbevolen, p. opmeer heeft doen dwalen en op de verkeerde gedachten gebragt, als ware dit klooster in een gasthuis veranderd. Dit gasthuis draagt in de oude brieven zeer verfchillende namen. Dan eens wordt het 't Heilige Geest gasthuis, dan het St. Lysbeths gasthuis, en op andere plaatfen het St. Chrifloffels en St. Lysbeths gasthuis genaamd; daarenboven vindt men in eene zekere bulle van Paus johannes, die wy zo terftond hier onder zullen laten volgen, als een gasthuis van St. Maria gefchreven. Buiten allen twyffel is dit gasthuis een der alleroudfle geftichten der flad Delft, en zelfs zo oud, dat deszelfs oorfprong ten eenemaal onbekend is. Dat het reeds voor den jare 125 2 in wezen was, blykt uit de bulle van Paus 1 nn ocentius den vierden, welke wy hier voor op pag. 401 in haar geheel geplaatst hebben; waarin het gasthuis van Delft met alles wat 'er aan behoort uitdrukkelyk gemeld ftaat, en doordien aldaar van geen begin of nieuwe flichting eenig gewag gemaakt wordt, zal het zeer  412 kabinet van nederlandsche zeer waarfchynelyk reeds lang voor dien tyd aanwezig geweest zyn. Ondertusfchen is het onzeker, wanneer het beftier van dit gasthuis aan de beftiering der Proobsten van Koningsveld allereerst is opgedra. gen; doch naar alle waarfchynelykheid is zulks gefchied by den aanvang van het mannenklooster, hetwelk vermoedelyk in den jare I25 2zalgelticht zyn. De Proobsten zyn daarin bevestigd door eene bulle van Paus johannes, denkelyk den twee.en-twintigften van dien naam, waarby aan den toenmaligen Proobst bevel gegeven werd, om het zyne toe te brengen, ten einde^zekere goederen, op eene onbehoorlyke wyze aan dit gasthuis ontvreemd, aan hetzelve werden terug gegegeven. Deze bulle is van den volgenden inhoud: „ JOHANNES, de Dienaar van Godts Die„ naaren, wenfcht aan fynen beminden Soon, den Prooft van Koningsveldt, 't welk gewoon ,, is door een Prooft. beftiert te worden, en on„ der het Bisdom van Utrecht behoort, de zaa„ ligheit en den Apoftolifchen zeegen ! (Wy „ Willem) de Gebeeden van onfe befchiedene „ Soonen , de altydblyvende Provifors van St. „ Marias Gafthuys der Armen te Delft, onder het Bisdom van Utrecht, 't welk gewoon is ,, door Provifors beftiert te worden, (welke „ Provifors de Goederen van 't gemelde Gaft„ huys in 't gemeen beftieren;) uyt krachte van „ defen Brief, dat gy fult trachten de Goederen van 't gemelde Gafthuys, dewelke gy fult be„ vinden dat onbehoorlyker wyfe vervreemdt of „ te foek gemaakt zyn, weder onder den eygen„ dom cn het Gerechtelyk befit van 't felve Gaft„ huys te brengen. Ten welken eynde gy de t ,, te-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 413 „ tegenftrevers door Kerkelyke Straf-vonniflen fonder plaats aan hooger beroep te geven, fult „ beteugelen ; en de getuygen, de welk u opgegeven fullen zyn, indien zy uyt gunft, of j, haat, of vreefe, niet willen verfchynen, fult gy door diergelyke ftraf-vonniffen , fonder „ plaats aan eenig beroep te geven, dwingen, om getuygenis aan de waarheit te geven. Gegeven te Avignon, den I April, in't elfde Jaar „ van ons Pausdom." Het vergeven der Papelyke Prove in dit gasthuis, kwam insgelyks den Proobst van Koningsveld toe; gelyk blykt uit den volgenden brief van den jare 1330. „ Wy WILLEM, Grave van Henegouwen ^ „ van Hollant, van Zeelant, ende Heere van ,, Vrieflant, maken cond allen luden: Dat wi van „ den twift die gheweeft heeft, twilTcen onfen „, goeden luden van onfer Porte van Delf, op dieeenfyde, ende den Proift van Conincxvelde, „ ende den ghemenen Convente, op die andre „ fyde, als om die Papelyke Proeven van den „ Gafthufe te Delft, wel verfien fyn, na der befter waarheit die wi daar of hebben ghevon „ den, bi den ghenen dien wy't bevolen hadden, „ ondervonden hebben; ende bekennende dien „ Proift die ghifte voirfeit van der Papeliker „ Proven van den Gafthufe voirfchreven, ende „ willen, dat hi fe gheef, tot welcke tyt dat fi „ verfemet, enen goeden reckeliken wairliken ,, Man, die Priefter is, of binnen't Jaar Priefter „ worden mach, van der tytdathifehunghevet. „ Gave hife 00c yemand die hun alfo qualiken „ regierde, dat wyfe mit redencontfettenmoch- „ ten,  414 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ ten, foo fouden wyfe ontfetten, ende tot dien „ tyt enen anderen goeden Man in fynre ftede „ fetten , die die Papelicke Proven wel ende „ reckliken regierde; ende na des Mans tyden te „ behouden dien Proift fynre ghiften ende fyns 3, rechts. In oirkunde defen Brieve befegelt mit „ onfen Segele. Gegeven in den Haghe, des „ anders daghe na Afcenfioensdach, in 't jair „ ons Heren 1330." In den jare 1469, is'er, omtrent het bedienen der zieken in het gasthuis, ten overftaan van den Proobst van. Koningsveld, het volgend voorfchrift gemaakt: „ Wy Johan van Briedbeek, by de verhenghe„ niffe Godts, Abt van Sinte Mariemvaart, en,, de Willem van Doetsburch, Proeft van't Cloefter „ te Conincxvelde, ende Pieter Ryck, Paftoirvan „ den Parochie-kcrke in den Haghe, maken condt, ,, allen den ghenen, die onfen teghenwoirdighen „ Brief toecomen fal, ende ghetocnt worden: „ Hoe die Eerwaardighe Vader in Gode, Here Symon, bi die verhengenille Godts, Abt Ge„ neraal van die Premon/treyten Oerde,wtgoeder „ meninghe beroert, begheert heeft te reforme- ren, ende in goede ftaat te brehghen , alle dat „ ghene, dat tot finen dienft ende forghe behoo„ rende is: Soe ift, dat hy fommighe merkelike „ ghebreken vernomen heeft, in die Converlin„ nen, dienende in dat oude Gafthuis te Delft, „ Ende dairom ons bevolen heeft , mit finen befeghelden Brieven, die waarheit te onderfoe„ ken, ende te corrigieren datt'er te corrigieren „ wair, ende te reformiren, datt'er te reformiren ., wair; behoudelick datt'et't Cloefter te Conincx- n velt  en kleefsche oudheden. 415 „ velt in horen rechte niet vercort en worde. Ende want wy in deze fake volcomelick geinformeert fyn, ende ghefien hebben alle datt'er in te overiieri is, ende oik ons ghetoont is, alle dat men in defe fake moghelik thonen fou„ de; ende wy fonderlinghe eenen Brief ghtfien „ hebben, van Hertoch Willem, Grave van Hol„ lant, befeghelt, hoe datt'et hem belieft ende „ ghenoich is, datt'er een Converfinne in dat „ oude Gafthuis wefen fal, en niet meer. Soo „ is 't, dat wy, wt die mach, die ons in defe ,, faak bevolen is, ordineren, dat naa defe twe „ Joncfrouwen doet, voirtan niet meer dan een „ profeffide Joncfrou wefen en fal; ende die „ wairlick moghen wefen; ende die Stede van ,, Delft fal die wairlike joncfrou of enan moghen fetten, als hun dat behagen fal. Ende die ghe,, ne, die dair profeffyt wefen fal, die fal ghe. „ koren worden van die Stede van Delft. Ende „ voirt, die Stede falfe die Proeft van Coninxvelde ,, prefenteren , op alzulke maten, dat die anders 3, gheenenkieft, dan dievier.en-dertichjairoudt 3, is. Ende want wi willen, dat defe ordinancie ,, ewelic duren fal. Soe is 't, dat wy in teiken 3, van dien, onfe Zeghelen hier an ghedructheb„ ben. In 't jair ons Heren 1469. op ten 27 3, dach van Junio. Van de overften of Proobsten van Koningsveld, zyn de volgenden , welke van tyd tot tyd het bellier van dit klooster gehad hebben, ter onzer kennisfe gekomen. Heer gerard, in den jare 1280. Heer hendrik jbyl, 1314. Heer arnout, in de jaren 1321 en 1326. Heer  4l6 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Heer nicolaas, 1329. Heer frederik, 1337. Heer johan beeste, 1340. Heer ni col aas, 1352. Heer johannes, 1353. Heer johan van woudrichem, van het jaar 1357 tot 1358. Heer willem sluiter, 1398. Heer gysbert, mede 1398. Heer nicolaus, 14.. Heer ur»o, ftaat bekend, als de begever van St. Pieters altaar tot Schiedam, in den jare 1427. Heer johan braatsbeek, was eerst over* fte of Proobst van Koningsveld, doch is naderhand Abt van Marienwaard geworden , en in 1467 geftorvcn. 4 ' Heer willem van doesburg, vandezen wordt melding gemaakt in eenen bezegelden brief van het jaar 1469, getekend door johan, Proobst van Marienwaard. Heer dirk van der grave, in het jaar 1479. Meester herman van rossum, Proobst van Koningsveld, is in het jaar 1513 tot Abt van Marienwaard verkoren. HeerNicoLAAS van keten, in het jaar 1528. abraham van vaneveld, in het jaar 1550. • Heer jacob stark, algemeen vikaris van Koningsveld, welken tytel hy zich geeft in zekeren oorfpronglyken brief van het jaar 1572. Uit deze lyst der Proobsten van Koningsveld beiluit h. v a n h e u s s e n , dat doordien dezelve veel vroeger begint dan de lysten der Abtdisfen van   . jSar Konings-Uyt hof '57*' L-'-JÏ**^-;=^ ~~ YoNI^ ^~ " v*  en i'leefsche oudheden. 417 Van Koningsveld, het mannenklooster aldaar dus veel vroeger dan het vrouwenklooster zal gefticht zyn. Doordien wy tot heden toe, zo min van de Proobstdy of het mannenklooster, als van de Abtdy of het vrouwenklooster van Koningsveld, eenige afbeelding hebben kunnen opfporen, hoedanig dezelven zich in haren bloeienden welftand vertoonden, moeten wy ons vergenoegen, met de befchouwing der verwoescingen dezer geftichten, gelyk zich dezelven in het j aar 15 7 3, en dus een j aar na hare verdelging, bevonden. Uitvoerig heefc de konstenaar rademaker ons dezelven in vier koperen platen, namentlyk in plaat 125 tot 128 afgebeeld, en veel duidelyker uitgewerkt, dan dezelven voorkomen in de befchry ving van Delft, door den Heer d. van bleyswyk. Deze puinen, hier naar het leven afgebeeld, zyn mede niet lang blyven liaan, maar geheel gefloopt en tot den grond toe geflecht, zo dat 'er hedendaagsch niet een eenige fleen van dezelven zyn over gebleven. het paleis Het ÜUNINGS UITHOF, By delft, De oude gefchiedfehryvers dezer landen tekenen aan, dat beiden, het mannen-en vrouwen-klooster van Koningsveld, waarvan wy zo evengehanIII. deel. Dd deld  4ï8. KABINET VAN NEDERLANDSCHE deld hebben, gefticht zyn in of naast het pa^is het Konings Uithof, by Delft. Het fchynt dus, dat dit gebouw mede zynen naam onMeend heeft van Graaf willem den tweden, wi lke Roomsch Koning en Keizer geweest is, en die naam zo veel betekenen zal als het Konings buitenhof. De geleerde en fchrandere m z van box, ho rn fpreekt, in zyn Toneel van Holland, pag. 14?, en Edit: Lat: pag. 162, van dit paleis in de volgende woorden: ,, Daar heeft altydt aa^ de ftad (Delft) geftaan , een zeer heerlyk Hof of Paleys, geftigt, zoo „ het fchynt, van Wilhelm de Tweede, gemeen. ,, lyk genaamd des Konings-Uithof, beneffens 't „ welk Richardis, Moeve van dezen Wilh"lm. 5, heeft gefondeert een Kloofter der Broederen 5, van d'orden Premonflreyt, Conincxvelt; in 't welken zy ook kort daarna gezeit wordt begra„ ven te zyn." Dat dit paleis door den Koning willem zou gefticht zyn, gelyk zulks in de ftede boeken van den Heer blaauw wordt verzekerd en men dit kan nalezen byD. van bleyswyk, in zyne befchryving van Delft, pag. 3 4; en hoewel zulks ook uit den naam fchynt te blyken, het wordt nogthans tegen gefproken. P. scriverius, in zyn Oud Batavia, pag. 198, beweert, dat wanneer dit waar was, het gebouw dan in den beginne eenen anderen naam moet gedragen hebben, doordien het ten minften reeds in het jaar 1246 aanwezig geweest is, en dus een jaar vroeger als Graaf willem tot Roomsch Koning werd verkoren. Doch het zou immers kunnen zyn, dat het toenmaals eerst dezen Koninglyken naam ontfangen had. Dat het reeds ln den jare 1246 aanwezig geweest is, blykt uit het flot van ze.  _ .en kleefsche oudheden. 4i9 zekere wydlopige privilegie van Koning willem j als Graaf van Holland, aan de Had Delft verleend > hetwelk in de Latynfche en Duitfche taal te lezen is in het vertaald Toneel van Holland, van m. z. van boxhorn, alwaar uitdrukkelyk in het Latyn deze woorden gevonden worden: A&a funt hcec apud Del ff, in domo cariffima. ma* terterne menden wordt, en ook geen ftichter daarby gemeld ftaat. Beter bevalt my de aanwyzing van w. van g o u d h o e v l n in zyn hyvoegfel op de oude Hollandfche Kronyk, pag. 118 alwaar hy zegt: ,, Het was gefondeert, zoo ik bevinde, by „ Grave van Oftervant, 't welk zoude geweest hebben des voorfz Hertoge Aalbcrt fone te „ weten Hertog Willem ofte liever Hqqx Franck „ van Borjfelen, omtrend den jare 1430." D. van bletswyk, fpreekt daarvan nog nader in zyne befchryving van Delft-, zeggende op pag. 345. „ Dat het geftigt is omtrend den jaare 1430, by eenen Grave van Ooftervant, 't welke geD d 4 „ meen*  4.24 kabinet van n e de r.landsche meenlyk in die tyden der Graven vanHollandt " oudfte zconen waaren, en overzulks by veele " geagt werdt, een werk geweest te zyn van Her" ïoz Willem, zoon van Hertog Aalbrecht', of zo " andere willen, zou 't zelve gefticht zyn,door den Heer Franck van Borfelen; die naderhand " aan de Gravin vrouwe Jacoba is getrouwt ge " weest. In dit gevoelen is Miraus, m zynBoek Z genaamt Not: Belg: Eeelef: in Elencho Nobil:, fchrvvende: Dat Franck van Borfelen, Graaf Z van Ooftervandt,het Carthuyfer Kloofterby Delft, en de Cannoniken in het Dorp St. Mariens-Dyk Z genoemt, heeft gefticht, en van Inkomften ver- r S Katwykfche Oudheden van h. v an heus- se2, op pai[. 7*6 van het derde deel, vind ik aaI1§ Da^dft Carthuyfer-Kloofter Si. Bartholómeus 'kloofter te Jerufalem wierd genoemd, m 't jaar t^o door Franck van Borfelen, Graaf van Z OÖftervandt is geftigt." Hoedanig de uitwendige gedaante yan dit klooster geweest is,toen hetzelve zig m zynen Woelenden welftand vertoonde, daarvan is my n eS gebleken, hoewel de Heer d. van bleiswyk in zyne befchry ving van Delft, pag. 355, verzekert , dat 'er in het jaar 1667 nog eene afbeelding van hetzelve in Wezen was , zeg-. £en,dMy is aangedient, met genoegzaame ver„ zeekeringe, dat nog ergens een kleine fchildery is beruftende, van de figuurlyke ge';, ftalte dezes Carthuyfers-Kloofters binnen Delft" 3' Het was aanvangs een vereischte der Karthuifcr-Orden, dat zy, verre van het gewoel der    en kleefsche oudheden. 425 waereld, op afgelegene plaatfen hunne kloosters ftichten, en grote armoede lyden moesten. Aan deze vereischtens echter hebben zy in Holland niet in het allerminst beantwoord, want voor eerst hebben zy hare kloosters niet op eenzame en afgelegene plaatfen , maar integendeel zeer digt onder het bereik van drie der aanzienlykfte fleden onzer Provincie gebouwd, en wat hare armoede belangt, deze was tot zodanige hoogte gebragt, dat de Heer vanbleiswyk, opentlyk getuigt, dat zy in pracht noch rykdommen voor velen der grootfle vorften behoefden te wyken» Omtrend de kostelykheden van dit aanzienlyk klooster by Delft, vinden wy eenig bericht by karel ver ma nd e r, in zyne levensbefchryving van pieter aartsen, anders genaamd lange pier, eenen der uitmuntendite fchilders der voorgaande eeuw; hy zegt van dezen in zyn Schilderboek pag. 163, dat onder anderen te Delft in het Karthuifers klooster door dezen buitengemenen konftenaargefchilderd was, eene fchone grote altaar-tafel met deuren, verbeeldende van binnen een Crucifix; op de deuren van binnen een kersnacht, en de drie Koningen ; buiten op de deuren zag men de Euangelisten; dit heerlyk gedenkteken der kunst is in den beeldenftorra van het jaar 1566 door de woedende klaauwen van een verblind gemeen, ten eenemaal vernield. De fchilder moest tot zyne uiterfte droefheid deze vernieling beleven; daar hy ondertusfchen door deze konstftukken eenen onfterfelyken naam dacht na te laten ; het verdriet hem daardoor veroorzaakt, ging menigmaal zo verre, dat hy, zich te veel uitlatende wegens deze ongeoorloofde manier van handelen, in gevaar van zyn Dd 5 le-  426 KABINET VAN NEDeRLANDSCHE léven was. Hy overleed in het jaar 1573, in den ouderdom van 66 jaren. We gens de verdere omstandigheden van dit klooster vind ik niets aanmerkelyks opgetekend, dan dat het weinige jaren voor deszelfs verdel. ging nog merkelvk is verbeterd, en mer nieuwe gebouwen verfierd door den Prior bartholo- me "s STkEMG. Nadat dit klooster omtrend honderd en veertig jaren gebloeid had, heeft het een zelfde nood;ot als Konngsveld ondergaan; want de bewoners van Delft, nadat zy aan de zyde der Staten omgeval» len en beducht waren, dat dit gefticht, in de toenemende beroertens dezer landen, eene fterk. te voor den v\and kon worden, en dat Delft. wanneer die ftad ooit met eene beleegering gedreigd werd, ten uiterften door dit klooster kon benadeeld worden, moesten, op bevel van de Rfgeering dier ftad, hetzelve tot den grond toe fl chten De overbh ffelen van dit gefticht worden ns in de vyf aftekeningen van kademakeb, in plaat 132 tot 13 , in die gedaante afgebeeld, waarin zy zich in het jaar 15 3 bevonden zynde dezelven te dier tyd, door eenen beminnaar der tekenkunde, naar het leven afgebeeld. Onze afbeeldingen zyn niet alleen veel uitvoeriger dan die genen, welken by den Heer d. van Bleyswvk gevonden worden, maar de 13 4fte en I36fte afbeeldingen in dit werk, worden by dien fchiyver geheel niet gevonden. Üo van de puinen zelfs is hedendaagsch niets overig gebleven; zy zyn ten eenemaal en tot den gtond toe gehecht; echter heeft men nog een boeren huis of bouwmans woning, tegenswoordig nog bekend o-^der den naam van het oude klooster of oe Karthuiiers woning. Dezè wo-    en kleefsche oudheden. 427 Woning heeft aan de zuidzyde eene graft, welke een ftuk wegs westwaards, en dan weder noordwaards loopt; en eindelyk onder door eene ftenen brug, gelegen op den gemeenen ry weg naar heÉ wcstland, de Karthuifers Huil genoemd, in de Maaslandfche vaart uitwatert. Deze is de graft geweest, die weleer rondsom het klooster liep, welkers voornaamst gedeelte fchynt geftaan te hebben ten noordwesten van voorgemelde woning ; waar men de wylanden door vele heuvels en hoogtens ongelykvormig ziet, en waarin men byna op de oppervlakte der aarde, terftond de ftenen en het puin van fondamenten gewaar wordt. Ook vindt men in de huizing en op den werf van voorgemelde woning nog eenige ftukken en brokken van kerktegels en zarken, op fommigen van welken, naar het getuignis van den Heer d.van bleyswyk, in zyne befchry ving van Delft, pag. 358, nog oude en uitgefletenen letteren gelezen worden. Wy zullen hier alleen nog byvoegen, dat de Karthuifers, in het hevigst van den Spaanfchen oorlog, zich in hun klooster niet veilig rekenende , tot ontwyking van allen overlast der foldaten, in het jaar 1571 binnen Delft weken, met hunnenlaatftenPrior johan van enschede. Onder de gevlugte Karthuifers bevond zich een broeder, joost van ter goude genaamd, uit een edel geflacht uit Schoonhoven afkomftig; deze over Gouda naar Utrecht willende ryden, werd onder weg, door de moedwillige krygsknechten van lumey, aangehouden, gevangen genomen, en den 1 augustus van het jaar 1572 in den Briel opgehangen, daar hy, gelyk men verhaalt, weigerde vleesch te eten en uit gewyde vaten te drinken. Op deze wyze vindt men die ge-  428 KABINETVAN NED ERLANDSCHE &C gebeurtenis by h. van heussen, in het derde deel zyner Oudheden, pag. 726, befchreven; doch de Heer d. van bleyswyk tekent, in zyn meermaals aangehaald werk, op pag. 358, aan, dat zulks gebeurd is in den jare 1571, volgens het byichrift van eene prentverbeelding van dezen zogenaamden Zaligen joost, die door den Paus onder het getal der heiligen gefteld is. EINDE VAN HET DERDE DEEL. BLAD4  BLADWYZERj DER voornaamste zaaken; A. Adj, Gravinne van Holland, vlucht op den burcht te Leiden . . bl. 63 B. Baldfz, woorden in zyne tent gefchreven . 17 Beerendrecht, (huis) waar gelegen . . 12 ê (huis) waar ge¬ legen ... 46 Blake, Engelsch Admiraal, gevecht tusfehen hem en tromp . . 351 Bottingen, wat betekende 208 • ■ hoe hedendaagsch berekend . . 209 Britten, (huis te) wanneer ontdekt ... .138 oudheden daar gevon den ibid. ■ onzekerheid wegens het gebruik van ditgebouw ibid. —— verfchillende namen ib. » gisfingen wie het gebouwd heeft . 139 —— waar weleer gelegen ib. waarnemingen der visfchers omtrend dit huis 140 Burcht te Leiden, gevoelens wegens zynen oorfprong 66 Burggraven van Leiden, ofzy Vryheren dan Leenheren van Holland geweest zyn bl. 67 C. Catten, waar hunne twee voornaamfle wykplaatfen in 'Holland lagen . 104 — gevoelens wegens den oorfprong van dien naam 109 Carthuifer Klooster (het) by Delft . . 42a hoe veel Kloosters van deze Order in Holland. ibid. • wanneer gefticht 423 ■ door wien gebouwd ibid. ———— zedert wanneer bekend . ibid. — deszelfs uitwendige gedaante . 424 ■ rykdom en pracht. - • . 423 - hoe lang gebloeid. 426 — deszelfs lotgeval en geheele verwoesting, ibid. ■ van het zelve heden¬ daagsch niets te vinden, ib, Cats,  BLADWYZ ER. Cats, (Ridder jacob) zyne werken op Zorgvliet vervaardigd . . bl.232 Commandeurs der Duitfcheorde hun gezag te Katwyk aan Rhyn en andere plaatfen . . 148 Cys, (het huis) waar gelegen ... 46 D. , oude kerk al daar in de beeldenftorm gehavend 17 r» 33<5 fchone glazen in dezelve . . .338 , graftomben 340-354 kerk van het H. geesthuis . . -355 I begraafplantfen daarin , . 356 ——— Pöortenen Vaarten der ftad . . 356 — kampveld . 363 —— beroemde mannen 366 koopt het rechtsgebied van den Leidfchendam 197 •—— oorfprong van haren naam . . . 249 — Hoofdftad van Noordholland en Delfland . Ibid. *—— afftand van die ftad tot andere plaatfen . ibid. —— of de ftad uitgelegd is dan niet . . 250 1 1 neringen der ftad 254. —— eerfte Hollandfche bybel daar gedrukt . 257 — Rykdom der ftad 258 misflagen, door de ftad weleer begaan, ten nadeele - van hare grootheid ibid. — hare magt des niet tegenftaande . . 260 - quohier der verponding 162 Delft, brand vauhetRaadhui* aldaar . . bl. 26a —•— befchryving van hec nieuwe Raadhuis der ftad 2Ö4 — klein ftadhuis op de haven . . 274 1 het Piinsfenhof 275 —— Gemeenelandshuis 276 — zonderling voorval van eenen oijevaar op eenen der fchooritenen van dit gebouw . . ibid. —— Doelen der ftad 277 Collegie der ontleed. kunde . . 279 Latynfche fchool ibid. vleesch en lakenhallen . 28a —— Oost-Indisch huis 281 West Indisch huis 282 Oorlogs magazyn 282 —— Buskruid magazyn 283 fpringen van hetzelve ib. — Generaliteits magazynen 287 ——- Artillerie huis 288 nieuwe kerken toren 289 graftombe daarin van willem den I . 310 hugo de groot 317 ■ zonderling graffchrift aldaar . . . 323 — - Choor . . 304 —— oude kerk en toren 325 grote klok aldaar 330 — andere klokken 331 reliquien en lieraden 330 Does ( huis ter) waar gelegen 12 en 24 ■— thans geheel afgebroken 24 voormalige gedaante ib. Oges, (Heren van der) uit cu-  BLADWYZER» oude adelyke gedachten gefproten . . bl. 24 Does, namen van fommigen ib. Does, (tacou vander) door den Prins tor ver cbei den ampte'i benoemd 26 Does, (pieti r vander) Onder Admiraal vai. Hol land zyn laatfte tocht 27 Dousa, (janus) vader en zoon . hunne geleerdheid en fchriften 29 E. J^likenduinen, waar gelegen • . • 235 > ■ naamsoorfprong ibid. » puinen van de kerk nog in wezen ibid. » bedevaartenderwaards gedaan . 236 Eikenduinen, voorrechten aan de kerk gefchonken bi. 236 zy ftond onder de parochie van 'sHage 237 » ■ bedevaarten nog hedendaagsch derwaards gedaan . . . ibid. ■ — doden nog op zekere heilige plaats begraven ihid. •— quohier der ver pouüing . ibid. G. Gefch iedenisfen (oude^i van ons land, met vele onwaar heden vermengd . 161 Godevaart met de Bult, heeft, volgens fommigen, Delft verfterkt . 249 ■ fp reek woord *an hein nog overig ibid. H. FT eergewaden, wat dit bei-kende . . hl 34 He in ^pieter) zynt da den . 340 HlilCENS ( constant YN ) vooillag om den i>u t^e. ningfchen weg te beft™ ren 522 K. K die, ook toren var Kalla genaamd , waar gevoncen 140 K a r e l de V, verleent voorrechten aan Delft 193 Katwyx op Zee, ook Katwyk buiten genaamd, wan gelegen . . . ioo ■ oorfprong ib. ' arftand van anderen dorpen daaiomftreeks . . 110 — oorzaak van den bloei van ditdorp 111 ^— ■ kerk aldaar uitgeplonderd en verbrand ibid. —— herbouwd ib. behoort onder de clasfis van Leiden en Neder Rhynland . ] 12 predikdienst hoe waargenomen ibid. 1 ——- aan uien de heerlykheid toebehoort ib. — gasthuis aldaar 113 —— Heilige geesthuis aldaar . 117 — oorfprong van hetzelve . . ng 1 1 ■ ontfangen voorrechten vanditgasthuis ib. ■ ■ vergroting van dit godshuis . 123 Kat.  BLADWYZER. Katwyk op Zee, hoofdneringen aldaar . . bl. 124 menigte van fchelvisfchen daar gevangen ibid. . vermeerdering der vischfcbuiten . 125 ■ verwoesting aldaar door de zee . ibid. m . quohier der verponding . ibid. ■■ bloei van dit dorp in later tyd ibid. . 1 rechtsgebied 126 » ■ had van zeer vroege tyden af eene voorname vischmarkt . ibid. . rechten aan den Heer van Katwyk toekomende . • 128 , denHofvisch aldaar . 1-8 . Zwanenrecht 131 ■ gefchil wegens den koorntnolen . 132 .. konynen aldaar verdelgd . • ibid. s „ . Rhetorykers kamer aldaar • I33 . tollen aan de Heren van Wasfenaar toebehoord hebbende . 135 verkocht nruW voorwaarden - ib'd. „. . - lyst der tollen aldaar . • ibid/ vuurbaak aldaar . •, w ^ . . is verplaatst ib. _ -waarvan onderhouden . • • *bid; , weleer de ftapel " van haring en andere koopwaren . • ibld- Katwyk op Zee, heefc veel ge. leden in de Franfche oor- Jogen . . bl. 141 Katwyk aan Rhyn, waar gelegen . . 142 deszelfs oorfprong onzeker 143 is een zeer aanzienlyk dorp . 14S - aangenaamheid en verbeteringen aldaar ibid. . ■ ftenen brug aldaar gelegd . 146 -■■ ftraten al¬ daar . . 147 •■ kerk en ka¬ pel aldaar . . ibid. - , Commandeurs der Duitfche orde, hun gezag aldaar . 148 ' kerk en kapel aan wien gewyd 148 . . milde giften uit blindenyvergedaan 149 1 pracht dezer kerk ... 151 « verandering aan den toren . 152 ' ■ ■■ graftombe aldaar . - • ibid. »■ onder welke clasfis de kerk behoort 153 —1- opKonist der gemeente aldaar . ibid. ■ ■ Heilige geest¬ huis aldaar . 155 . ■ wanneer ge¬ fticht . . ibid. ■ tot welk gebruik . . ibid. • ■ weeskamer al¬ daar . . 156 - . 1 Regeering aldaar . • ibid. Kat  BLADWYZER* Katwyk aan Rhyn neringen aldaar . . bl. 156 ■■ turfmarkt al¬ daar en keur op dezelve 157 bank van leening aldaar . ibid. Rhetorykers kamers aldaar . 158 ■■ pryzen der Rhetorykers aldaar nog bewaard . . 159 verponding . 160 Keubei (het huis) waar gelegen . • . . 46 Keuren by dievan Leiden, wegens de neringen op Leider■ dorp en andere dorpen 5 door Keizer karel den V bevestigd . 6 Koningsveld (abtdy van) van waar die naam ontleend 377 ' ■ wanneer gelticht 378 —11 door wien gefticht ib. **> giften aan de abtdy gefchonken . . 383 *" " - ook genaamd St. Maria's abtdy . 393 «— in den Spaanfchen oorlog verwoest . 394 ■> afbeeldingen der abtdy . . 396 » overblyffelon van de zelve ■ . 397 »■ ■ abtdisfen ibid. A'o«'w£.wW,(proobstdy van) weinig daarvan gefchreven \. • 399 gunstbnef van Koning wil lem aan dezelve 400 • — wanneer gefticht 401 - gisfingen daarom- trend . . : 406 Koningsveld, ftond weleer onder de abtdy van Marien, waard . . ' bl.408 ■ • de proobsten, fomtyds abten van Marienwaard ibid» *~— ■ gevoelen van f. opmeer . . 410 ? gasthuis . 411 — Proobsten der abtdy 418 Konings Uithof, (het Paleis) waar gelegen . 417 - ■ naamsoorfprong4i8 — —zedert wanneer bekend . . 419 ■ door wien gebouwd . 420 ■ ■ wanneer verwoest 421 — ■ (van) de gevondene overblyffelen . ibid. Koolhaas, ("kasparJ zie Leiden. • < wordt door de Staten den predikftoel ontzegd . . 91 > blyft echter den dienst waarnemen ibid. ■ .. - ■ zyne fchriften onrechtzinnig verklaard op het fynode . ibid; , -1 wordt van zyn ampt ontzet . ibidKoitverloren, een weg achter den Leidfchendam 198 Kronenjlein, fhethuis) waar gelegen . . 47 zonderlinge vryheid door Hertog albhecht dit huis gefchonken ibid. —— uitgeftrektheid van dit huis . . 48 Lèett'  BLADWYZER. L. J^/eeuwenhorst, ( abtdy van1) 'had abtdisfen uit het geflacht der van der Doesfen. bl. 31 Leiderdorp (Heerlykheid.) 10 . {trekking ibid. . had weleer hare ei¬ gene Heren . ibid. — - ■. - wanneer verkocht aan de ftad Leiden ibid. »» ... ■ tegenswoordige ambachtsheer . . 2 » voorwaarden onder welke de regeering aldaar tvordt aangelteld . ibid. ...—. tiendgaarders aldaar willen vruchteloos de tienden heffen van warmoes vruchten . . 7 » ..— blyft buiten den twist omtrend de hermeeting ib. *—:— quohier der verponding . % ibid. legging . 8 i, oudheid . ibid. ■ ■— parochiekerk aldaar .. . . ibid. m aan wien gewyd 9 ■1 kapittel aldaar ibid. - ■ 1 ■. vicariaten aldaar ib. ,1 , onder welke clasfis het dorp behoort . 10 t welftand van het dorp - - ibid. weeshuis aldaar ib. , neering en ( voorrechten • • 11 1 Heerlykheden on¬ der dit dorp . ibid. ——-kloosters onder het. zelve . • 12 Leimuiden, waar gelegen_ 18 ~ - is zeer oud ibid: «..■m -hoe weleer genaamd , , . ibid. Leiderdorp was weleer van wei, nig belang . bl.18 • verkoopt met verlof eenige goederen om de kerk te volbouwen . 19 ■ onder wie de kerk hedendaagsch behoort 20 ■» quohier in de ver¬ ponding . . ibid. ■ i'i ■ m- krygt verfchil we¬ gens de contributien 20 — aan wien weleer toebehorende . ibid. ■ wordt verkocht in 1727 . . ibid, —> tegenswoordige ambachtsheer . . 22 — 1 - kerkelyk en waereldlyk beftier . ibid. ■ — overftromingen aldaar . . ibid. Leiden,twist tusfehen pietersz en koolhaas aldaar 89 -~ aan de beflisfing van goede mannen overgelaten 91 "- ' zoekt zich over te geven aan leices ter 92 gefchil in het jaar 1618 en 1719 . . ibid. 1 pest aldaar ibid. ——— flepende ziekte aldaar algemeen . . ibid. • herocring aldaar in 1672 . . ibid. beroering in 1787 ib» ■ vergrotingen der ftad 92 — lyst der verponding 93 ——— inwoners ibid, ■ voornaamfle waereldlyke gebouwen . ibid. ——1— geestelyke gebouwen 94 ■—r*—1 Hoge fchool , 95 1 ■■ Saaihal. . 97 Lei;  B L A D \V Y 2 E R. Leiden, zonderling klokkenfpel . - bl. 98 >" ■ ■ getal der ftoffen aldaar in 1612 gewaardeerd 100 . . . 1 inwoners van de ftad, weleer meest drapiers 102 . wandhuis aldaar ibid. wollenhuis aldaar 103 ■ koopt Leiderdorp I 1 , Regeering dier ftad Ambagtsheren van Leiderdorp . • 2 i> .... ftellen de Regeering aldaar aan . ibid. « genieten aldaar andere voorrechten . ibid. j geniet aanmerkelyke voordeelen uit de visfchery van Leiderdorp . ib. a keuren daarvan ge¬ maakt . . ib. « ftrekking van dezelven ... 5 ■■ ' koepoort der ftad, waar gelegen . 49 »■ wordt veranderd 53 ——— ontzet der ftad aan de zyde der koepoort 55 .. Marepoort, waar [gelegen ... 58 wordt verbouwd óo - .witte of Haagfchepoort wanneer gebouwd 61 - herbouwd . ibid. , HogewoerdfUrc puurt wanneer gebouwd ibid. . Zylpoort waar weleer ftond . 61 > wordt herbouwd ibid. . . Herenpoort, wanneer gebouwd . . 62 Rbynsburgfche poort, wanneer gebouwd ibid. imi «1 fchoonheid van dezelve . ibid. LeiVfoz,fchilderakademieboveH dezelven . . bl. 62 Morschpoort, wanneer gebouwd . . 63 ■ Blaauwe poort, waa* zy geftaan heeft , ibid. • kollegiën boven dezelve . ibid. wanneer afgebroken 64 . beginfelen en opkomst der ftad . . ibid. . is niet het Lugdunum Batavonm , 65 zy heeft mogelyk haren naam ontfangen van het watertje Leede , ibi,d. verfchillende gevoelens daarover . 66 ———- gevoelen van van mieris daarover ibid. gebeurtenisfen der ftad 68 zy trekt de Hoekfche party . ibid. de ftad dryft het kaas en broodsvolk van hare wallen . . 69 — aanflag der wederdopers op die ftad gemist ibid. befchryving der twee beleegeringen der ftad ibid„ Leidfchendam, van waar dien naam ontleend is 186 wanneer die dam is gegraven 18? - waarom daar gelegd . ibid. ■ gefchil tusfehen de fteden, wegens de door vaart . . 188 ■< m—■— gefchil tusfehen den Heer van Naaldwyk en den tollenaar te Gouda, we-. gens de doorvaart Ï92.  BLADWYZEK. Leidfcliendam, verlaten daar in gelegd . . bl.193 "—— ... rechtsgebied van hetzelve door Delft gekocht 197 ■ moet een zekere Recognitie aan die ftad opbrengen . 198 —■ Rhetorykers al¬ daar . .199 » welvaart van het dorp . . ibid. . 1 fchone kerk aldaar . . ibid. ■ affrand van dit dorp tot verfcheiden andere plaatfen . 205 Loon, (Graaf van) overwinning by Katwyk aan Rhyn . 143 Loosduinen, waar gelegen 238 •— wordt in oude brie¬ ven verfchillend gefchreven ibid. ■ hogen ouderdom van dit dorp . ib. »- had eene abtdy van nonnen . ibid. » voorrechten aan de¬ zelve gefchonken 239 namen der abtdisfen ibid. »■ weelde der abtdy be¬ teugeld . 240 ■ ■ verdelgd 241 . . doorluchtige perionen daarin weleer begraven ibid. i bekkens aldaar in de kerk hangende, fchryft men eene vreemde kracht toe 244 Loosduinen, kerk aldaar be hoort onder de clasfis van 'sHagc. 24.6 M. J\^[altha (Ridders van) waar vele goederen hadden bl.44 ■ hadden te Zoeterwoude een Commandeurfchap ib. ■ bedienden der kerk aldaar, waarfchynelyk als pastoor . ib* —1 een gedeelte hunner woning aldaar nog overig 45 Mallegat, (zie Rhyn) Mare, een der armen van den Rhyn . -57 Marendorp, een gedeelte der ftad Leiden . 58 Marekerk, wanneer gebouwd . 60 Moerenburg, ( het huis ) waar gelegen . 46 Mey, (huis ter) waar gelegen11 N. ]^Jaakte fluis te Leiden, ver.; fchillende namen 54 ■ gefchillen en verdrag over dezelve ibid. Noormannen verwoesten vele fterktens in ons land 16 P. Pieters (praTER) zie Leiden 1 wordt uit zyn amps ontzet . . p0 Poel, (klooster de) waar geftaan heeft 16 en 31 R. ^Rhetorykers kamer te Katwyk op-Zee ■'. • 133 Rlie-  BLADW.YZER. Rhetorykers, oorfprong en getal in ons land bl. 133 - werden fomtyds plegtg byeen geroepen en deftig onthaald . ibid. ~ ■—• voordeelen die zy aan de fteden toebragten . ibid. ■ ' 1 —. deftig te Haarlem onthaald . . 134 <■» ellendige rymen . ibid. ———- vernietigd ibid. Rhyn te Katwyk aan Zee ge- ftopt . .110 Rodenburg, (hofftede) waar gelegen ' ; 47 Roomburg, (ïterkte) waar ge legen . . 13 ■ 1" moet niet vermengd worden met Rodenburg ibid. befehryving van het zelve . . ibid. »' oudheden daar ge¬ vonden . .14 Rynegom, (hofftede) waar gelegen . . 47 Ryswyk, onderzoek naar de oudheid dezer plaats 206 ■ 1 onderzoek wegens den naams oorfprong 207 * waar gelegen 210 » Prinsfenhuis of huis te Ryswyk . 2Ti »' ■' « vrede aldaar gefloten 213 » '■■ de heerlykheid door 's Hage gekocht . 214 »' ■ -■ rechtsgebied van het dorp behoort aan Delft ib. i quohier der verpon¬ ding . 215 Ryswyk, kerk aldaar, aan wien weleer toegewyd _ 215 » kapellen aldaar ibid. Ryswyk, eerfte hervormde predikant aldaar . bl. 216 —— behoort onder de clasfis van 's Gravenhage ibid. S. Saaihal, ( zie Leiden ) Schakenbosch, in de heerlyk. lykheid Veur gelegen 203 Scheveningen, waar gelegen 216 1 ouderdom en rechtsgebied . 217 * grootheid van hetzelve . ibid. -—— verwoesting door de zee . 218 —verder landwaards in aangebouwd . 219 " andere vloed van 157a . 220 ■ kerk aldaar aan wien gewyd . ibid. ■ 1 heeft veel geleden in den Spaanfche oorlog 221 11 voorrechten der kerk in vroegere tyden ibid. ■ 1 1 ■ zy behoort thans onder de clasfis van 'sGravenhage . ibid. »■■" ' eerfte predikan' aldaar . ibid. - ■■■ oude manfien en vrouwenhuis in die dorp ib. •—•■ lusthuis op een duin gebouwd 222 —— quohier der verponding , ibid. walvisch aldaar gevangen . ib. wagen aldaar uitgevonden . 224 afftand van dit dorp tot 'sGfavenhage 224 Schl  BLAD W Y Z E B* Scheveningen, grootheid van het dorp. . bl. 225 . voorflag om den weg naar het dorp te beftraten ib. p- regt van de Hagenaars om de visch aldaar te mynen . . 229 >. 1 voorval in den laat- ften Engelfchen oorlog aldaar . . 230 lusthoven omtrend dit dorp - - 232 —< zonderling infchrift op een glas aldaar gevonden . . - 234. Schot enLot, wat betekende 208 Sprookje van de 365 kinderen van de Gravinne van Hennenberg onderzogt 241 Steenvelde, (huis) waar gelegen 11 St. Pancras kapittel te Leiderdorp • 9 Suik, (zie Zuidwyk) T. Tollen te Katwyk aan, Zee, wie daarvan uitgefloten zyn 136 » . ■—. wie niet uitgefloten zyn . • ibid- Tol, Chuis)waar gelegen 12 Tromp, ("makten harperts£) zyne daden . 344 . fneuvelt . 354 _ graftombe voor hem ibid. V. Valkenburg, beuzelachtig voorgeven van deszelfs oorfprong • 1(52 w_ — aldaar heeft waar¬ fchynelyk een Romeinfche burgt geftaan . i<56 naamsoorfprong 168 of het een graaffchap dan eene heerlykheid geweest zy o ' 169 ouderdom der kerk aldaar . . 170 ■■ ■ of het dorp een Curtlle geweest zy . ibid. ■ gedaante van kerk en toren aldaar 171 ———— weleer behoorden de Katwyken onder deparochie aldaar . ibid. . de parochiekerk daar¬ na tot eene kapel verminderd 173 . weder tot eene pa. rochiekerk verheven ibid. - ■■■ Broederfchappen aldaar . 177 — gedachten van het kruis aldaar jaarlyksch gevierd . ibid. - gefchil tusfehen de Heren van de Duitfche orde, Valkenburg en de gemeente ibid. 1. . paardenmarkt aldaar 179 — afftanden van het dorp van andere plaatfen 182 Riemtalen aldaar ib. ■ quohier der verpon. ding • - 183 — Heerlykheid aldaar voert hoog, middelen laag rechtsgebied . ibid. _ gemeente en eerfte leeraar aldaar . i8> Veur of Voor, noordzyde van den Leidfchendam 200 .—. van waar dien naam afgeleid is . ib« Vent  BLADWYZER. Veur hoge oudheid van deze buurt . ibid. —— had weleer eene eigene kapel . 201 •—~ uitgeftrektbeid 202 '— morgentalen en verpon. ding . ibid, gefcheiden van Voorfchoten en weder vereenigd 203 Vincent (kors) edelmoedige daad van hem • 22 Vlietsbrug binnen Leiden, rymen daarin gehouwen 56 Voorfchoten, waar gelegen 367 - ' ■■ lyst der verponding 368 » ■■■ hogen ouderdom ib. - " jaarmarkt 369 • 1 ■ 1 " parochiekerk 371 ■ • kapellen 371 en 372 » < altaren . ibid. - kerk aldaar behoort onder de clasfis van Leiden 373 1 - eerfte predikant ibid. verponding ibid' • floten en Heren huizen daaronder behorende ibid. Vossius (johannes) eerfte predikant te Leimuiden 20 W. J^f^aard Chuis de) waar gele* gen . . n Wasfenaar (Heerlykheid) waar gelegen . 106 ' Burgt aldaar 107 ■ oorfprong van dien naam . ibid. " kerk aldaar 108. ■ ■ kerkelyk beftier ib eerfte predikant ib. Wasfenaar, (Heren van) pluim. graven over het adelyk zwanenrecht te Katwyk 131 Wasfenaar Wasferheren of wav terheren . bl. 131 Wouterswerf, (zie Kronenftein) Z. Ztand (het huis) geheel ver. woest . . na gisfing of het hof der Graven aldaar zou geftaan hebben . - ibid. • tol aldaar 113 Zoeterwoude, naamsoorfprong _ - • 38 r waar gelegen 39 ■ — is van de Graaflyk- heid als een onverfterliyk leen gehouden - 40 ■ ■ " voormalige bezitters van dezelve - ibid. ' verkocht aan de ftad Leiden - ibid. « wordt van een kwaad leen tot een goed leen verheven - 41 » voormalige bedingens wegens de nering aldaar ib. ■ voor hoe vele riem. talen aangeflagen - 43 t > » quohier der verponding - - ibid. » kerk a/daar befchre- ven . - 44 ■ onder welke clasfis zy Denuun - 45 ' adelyke floten onder dit dorp behorende 46 ———- kapel aldaar 4r Zorgvliet, lustplaats, waar gelegen 231 befchryving van de-. zelve - - ibid. ■ verkocht . 233 Zuidwyk