KAB I N E T vak NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN.   KA BIN ET VAN < NEDERLANDSCHE en KXEEFSCHE OUDHEDEN, 0 0 RSPRONGLYK BESCHREVEN door MATTHEÜS BRO QËRIUS van NIDEK, R. G. e n ISAAC le LONG. Ferry kt met 301 koperen platen, door ABRAHAM RADEMAKER. Thans ter verdere volmaking der vaderlandfche gefchiedkunde vermeerderd; met vele koperen platen van voorname meesters vermenigvuldigd , en met aantekeningen uit latere en geloofwaardige gefchiedfchryvers verrykt door J. H. REIS I G. VIERDE DEEL. *•- > i> Te A MS TE RD AM, by J. A. CRAJENSCHOT. mdccxciii.   BERICHT VAN DEN SCHRYVER. Ik ben verpligt, mynen lezer en, by de uitgave van dit deel, te moeten berichten, dat hetzelve, door deszelfs uitgebreidheid, eenigen tyd langer is achtergebleven, als zulks by de voorwaarde beloofd is»  vi BERICHT van den SCHRYVER. is , doch om dit verlet weder te vergoeden , zal het volgend deel om zo veel fpocdiger den Inteekenaren worden afgeleeverd. schoonhoven, 14 Juny i 7 9 3- K A-    KABINET van NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDE N. het dorp O V E R S C H I E, fa schieland. Het watertje de Schie, in de oude brieven ook w«Ln n$e genaamd> neemt zynen aanvang Sl Van waar hetzyn binnenwater m de Maas uitloost. Die van hebben mede eene graft naar Overfchie gegraven, welken n *°rl n°imen' ftrckkende van Rotterdam tot■. Overfchie, alwaar zich dezelve in de rechte ?T ontla=t, zodat de hedendaagfche ten deele_eene vUeö, ten deele eene gegraven" Dat Overfchie van deze vliet zynen naam ontkend heeft, is ontegenfprekelyk, doch waarom de^bygevoegde naam Over daarby gevoegd is, £ EL" A iets  2 kabinet van nederlandsche iets waaromtrend niet eenftemmig gedacht wordt. De oudheidkundige s. van leeuwenis, ra zyn Batavia IUuftrata, van gevoelen,dat Overfihie dezen naam ontfangen heeft, doordien het over de Schie gelegen is; zie hem in het aangeroerde werk, op pag. 194. Dit zyn gevoelen zou my zeer aanneemelyk voorkomen, wanneer men in de oude brieven van voor het jaar 1400 dezen naam op die wyze gefpeld vond; doch in dezelven wordt dit dorp OurJp.rfr.hie of Ouwerfchie genoemd, als beteekenende deze naam zo veel als Ouder- of Omver Schie, mogelyk daaruit voort, komende , doordien dit dorp aan den oudften loop der Schie gelegen is, in tegenoverftelling van de andere en nieuwere Schie, in lateren tyd gegraven. Het land tusfchen Overfihie, gelyk men dit dorp hedendaagsch noemt, en tusfchen Rotter, dam, bleef, niettegenftaande het reeds lang bedykt was, volgens ger: van spaan, inzyne befchryving van Rotterdam, pag. 194, door de laagte van dendyk moerasfig; deze fchry ver haalt uit p. scriverius aan: „ Tusfchen Rotterdam en het dorp van Over„ fihic, is ons land omtrend den Jaare 1270 be„ dykt geworden, hetwelk te voren maar Moe. „ ras en was; ende plagte over400jaareneeneri „ ouden Dyk te leggen, ende te loopen byofte ontrend het nu tegenwoordige Huys Hovingen, „ en zo voorts naar het Huys te Kroosvyk,Over„ fchie, en van daar tot Schiedam toe, zoodanig „ was hier het wezen van het Landt, eer de ftadt Rotterdam gebouwt was." Ondertusfchen beweert g. van spaan, dat de geleerde p. scriverius omtrend den loop van den ouden dyk eenen misflag heeft, en liy wyst  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 3 wyst tevens aan, hoedanig dezelve naar zvne Jv£VZ ^4o verkregen die van Rotterdam Jiivilegie van Graaf w illem van Holland, om eene grafc naar de Schie, of tot aan Overfihie fQ maken" SV!^"™ Weg Iangs ^ 2 maken, Uidende dit privilegie als volgt: >, milem, Grave van Henegouwen, van Z/ö/. „landt, ontbieden u, onze Heemraden van }, ücnieland, dat gy onze luiden van onze Poor„ teren van Rotterdam, doet hebben een onene " TT'jendeeen.wegdaarby, ftrekkende van „ Rotterdam, tot in de Schie, welke tyden dat „ zys begeren lullen, ende geftaat opVuren " Ztoï'r TdS Wal gy vint dat va* luSS " on n 7£taak 18 5 d3t gy hen dat doet hebben" „ op u zeggen, en op ugoedtdunken, totonzen „ Poorters voorfchreven oorbaar: WantwyheS * die vaart toegezeithebben, enonzewüle is " endff h6bfen inde^anierevoorfXeven 5, ende des en laat niet. Gegeven tot Sereen in „ Henegouwen des Vrydaags^a PinfterdafJ £ j> t Jaar ons Heeren 1340." 8' Ondertusfchen fchynt het, dat het delven van deze vaart tjenkantiSgen ontmoeth^ïS^ SUS inhoïïd:ene nad-h-dvest volgde* fc «0ïïyISirm/^«t'?' Heere van ZW 'TSraVe S°ï/der °m liefs Heeren' e" ^ „ sOrave van tf^g0M> ontbieden u, Da- " van ïï? • ?°den7fi Baillu van Delft""t ende „ van Noort-Hollant, ende van den Lande van Woerden, ende den gemeenen Heemraade van A 2 „ Sci*.  4 kabinet van nederlandsche „ Schielant, dat gy vaart fonder vertrek op die Vaart die gaat tuffchen Rotterdam en de Schie, ï' ende die Schie te maken als gy vint datoorbair is des gemene Lants, mitter mmfte fchade; ende dat gy allen dengenen, diefe men baar ! lant daartoe beugen fal, ofte die by die vaart gehindert foude wefen aan heuren lande,heur " land doet gelden, ende heuren hinder van heuren lande Wetten, als u dunckt dat wefelyk is Ende unibicdcn u, PA/7#c van der Span" fftf Klaas Ruven, Willem van der Veenen, ende " Inders alle den genen, diere ingelanden zyn, dat 2v die van Rotterdam die vaart delven laat, * ende daar af ontfangt. In 't jaar M. CCC. " XLIII Moet wefen al fuik geit, als u die " goede' luiden voorfchreve toefetten fullen; " want onfe en onfen raide dunkt dat die vaart " nuttelvk is, door gemeenen lande. Defenlaat " niet. Gegeven in den Hoge, des Sonnedaags ï na Sint W-dag decoüatie, in 't Jaar 1343- Dus heeft deze vaart voortgang gehad, en de Rotterdamfche Schie is met geen ander oogmerk eesraven, dan om eene doorvaart van Rotterdam door Overfihie, tot in de Delffche Schie-te kunnen hebben. , , . c ,. Het dorp Overfihie is gedeeltelyk onder Schieland, gedeeltelyk onder Delfland gelegen. Do wethouders van Delft zyn Ambagtsherer. van hetzelve; doch zedert wanneer, fn hoe Jarig zy deze ambagtsheerlykheid bezeten hebben, is geheel onzeker, doordien de Burgemeester d. van bleyswyk, volgens zyn eigene getuigenis, in de fecretary van deze ambagtsheerlykheid daarnaar onderzoek gedaan hebbende, gene papieren dan voor den jare 1600 daarvan heeft kunnen vinden.De reizigers welken aldaar aan de llads kade  en kleefsche oudheden. 5 aan de westzyde der Schie langs komen,moeten met vaartuigen, daar worden overgezet. De fchepen, welken van Delft naar Delfshaven en Rotterdam heen en weder varen, moeten hier voorby, hetwelk te Overfchie eene grote levendigheid te weeg brengt. Het fchynt dat men hier weleer aan de noordzyde van het dorp eerst over eene heul of brug gegaan, welke naderhand in een dam, met verlaten daaronder , veranderd is. Die van Schieland, daar allernaast aangrenzende, beweerden, dat deze verlaten onder hun Heemraadfchap behoorden, en zy dus het recht hadden om dezelven, buiten toeftemming van die van Delfland, naar hun believen te mogen openen, als wordende hunne landen menigmaal door deze verlaten benadeeld. Dit alles heeft meer dan eens aanleiding gegeven tot hevige verfchillen tusfchen Rotterdam en Delft, welken fomtyds zeer hoog liepen. Hertog aleert van Beijeren, gaf in den jare 1375, als Graaf van Holland, aan de Heemraden van Delfland octrooi, om deze brug, als gelegen onder het heemraadichap van Delft, wanneer zyzulks ten nutte des lands nodig oordeelden, te mogen af brekentoedammen, en aldaar eenen overtocht en windas ftellen; deze brief kan by den Heer d. van bleyswyk, in zyne befchryving van Delft, OP Pag- 31, m zyn geheel gelezen worden. Doch vyf jaren daarna gaf die zelfde Hertog van Beijeren aan die van Rotterdam een geheel tegenftrydig handvest, inhoudende, dat zy de heul of brug zouden hebben open te houden, welke brief van den volgenden inhoud is. „ Aalbregt, by Godes genade Palens-Graveop „ ten Ryn, Hertoge van Beyeren, Ruiwaart van „ Henegouwen, van Hollant, van Zeelant, en A 3 „ Hee-  6 kabinet van nederlandsche „ Heere van Vrküant, doen kond allen luiden: 5, Want ons voortyts ons goede luiden van Delf„ lam aanbragten , dat het onfe landen groot }, nutfchap waar, dat men die Heul toedamde, „ die lag te Ouderfchie; en om dat beforgt is, en „ wy ondervonden hebben, dattet onfe gemene „ landen en ons proffyteliker en beter is, dat „ daar een open Heul leit, foo hebben wy, voor }, ons, en onfe nakomelingen geoorlooft, ende oorlooven onfe goede luiden van Rotterdam, „ en heure nakomelingen, weg te doen die 5, Wintafen, die liaan by der Ouwerfchie, ende „ den dam open te doen, ende een Heul daar weder te maken; ende geven hem magt die Heul „ open te houden na heuren Hantvellen, die fy „ van onfe Voorouders hebben; ende want hem „ iemant weer daar in dede, wes lloot of hinder dat hem daar af quame, dattreckenwy aan ons. „ In oirkonde defen Brief befegelt met onfen Se- gele. Gegeven in den Hage, des Vrydages na ,, der nooo Maagden dag, in't Jaar ons Heeren „ 1380." Om te tonen dat het ernst was, gaf albert nog het volgend bevel aan die van Delft, aangaande deze brug: „ Aalbrcgt, by Godts genade Palens-Grave op „ ten Ryn , Hartoge in Beycren , Ruwaart der „ Heerlykheyt van Henegouwen, van Hollant, van Seelant, en van Vrieflant, ontbieden u, j, Louff van den Eynde, onfen Schout van Delft, „ dat gy trekt na onfe goede luyden van Rotter„ dam, als fys u vermanen, en doet weg die „ Wintafen, die Haan by der Ouwerfchie, en doet „ den Dam op; alfoo dat fy een Heul daar weder „ ma-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. ? „ maken mogen, tot heuren proffyte ende oir. „ baar. Want wy verftaan hebben , dat onfe s, goede luyden en Gemeenen landt van den voor„ leiden Dam grooten hinder en fchade gehad „ hebben; en defen laat niet, wantwy'timmers j, willen gedaan hebben. In oirkonden defen „ Brief befegelt met onfen Segele. Gegeven in „ den Hage, op St. Symon in den Avont, in 't „ Jaar ons Heeren 1380." Deze vryhcid kostte aan die van Rotterdam, 500 Frankrykfche franken vin goud , waar voor de Graaf hun de volgende Quittantie gaf: „ Aalbregt, by Gods genade Palens-Grave op „ ten Ryn, Hartoge in Beyeren , Ruwaart der „ Heerlykheden van Henegouwen, van Hollant, „ van Seelant, ende van Frieflant, doen cond al„ len luden: Dat wy by ons felfs hant ontfangen „ hebben, van Jan die Brieven en Wouter Abben„f0011, van onfer gemeener luiden onfer ftede, „ van Rotterdam, 500 Frankenryxe Vranken van „ Goude, of payement heur waarden; roerende „ van de Heul tot Ouderfchie. En daarvan fchel„ den Wy onfe goede luiden voorfchreven, voor „ ons, en voor onfe nakomelingen auite, mit „ defen Brieven, befegelt mit onfen fegele. Ge„ geven te Heus den, op Martins-dag in denWin„ ter, in 't Jaar ons Heeren 1380." In later tyd hadden die van Delft het bailluw. fchap van Schieland in pacht, en onder het bellier van dezen, rezen de verfchillen van meergemelde brug met die van Rotterdam wederom zeer hoog; daarop moesten zy het Bailluwfchap neder legA4 gen 5  S kabinet van nederlandsche gen , en de verdere verfchillen werden bygelegd, ingevolge de uitfpraak van de Heren van de rekening in 'sG-ravenhage, op den 27 maart van het jaar 1513, als goede mannen in dezen verkoren; waarby onder anderen overeen gekomen werd: dat het fchouwen van de brug van Schiedam. van de Billerfihe heul tot aan de heul van Overfihie, aan die van Rotterdam zou toekomen. Hoewel nu beide partyen met deze uitfpraak moesten te vreden zyn, échter ontftond 'erover gemelde brug telkens weder nieuwjverfchil. "Wanneer de Rotterdammers de vaart over dag uitgediept hadden, wierpen die van Delft daar weder den volgenden nacht modder in, en nog daar en boven grote blaauwe Henen en ftukken van zarken, zo dat 'er naauwlyks een zandfehip kon doorkomen. Dit deden die van Delft, zegt o. van spaan, om den koophandel der Rotterdammers te benadeelen; alles over de Havenjche Schie te doen pasfeeren, en de geladen fchepen voor hunne ftad te doen ankeren. Zelfs nog in het jaar 1622 heeft men verfchil gehad wegens deze brug, ja nog in later tyd, doordien de belangens dezer twee fteden altoos tegen eikanderen aandruischten. Het dorp Overfihie is vry aanzienlyk en in de lengte uitgebouwd. De I37fte afbeelding geeft ons een denkbeeld hoedanig het zig in het jaar 1630 aan de binnenzyde naar de Veenen vertoonde, en de volgende isSfte tekening doet ons het dorp zien naar de zyde der Schie. VoJgens het qubhier der verponding van het jaar 7632, flaat het geboekt voor 128 huizen, en betaalde voor iQ2i morgen ai5 roeden, 6265 guldens, 15 ftnivers, 3 penningen. Sedert dien tyd is het merkelyk in welvaren toegenomen, want op de lyst.  en kleepsche oudheden. 9 lyst der verpondingen van den jare i732itaathet geboekt op 229 huizen en 1 korenmolen Dit dorp pronkt met eene deftige parochiekerk, voor omtrend twee en eene halve eeuwen gebouwd, na dat de voorgaande, in de binnenlandiclie beroerten, door de bezetting van Rotterdam aan de vlamme is opgeofferd. De twede en nieuwgebouwde kerk is veel prachtiger dan die geene welke verwoest werd, en nog hedendaagsch met drie chorcn voorzien. Deze kerk heeft een hoge en fierlyke toren, wiens gedaante in de twee nevensgaande prentverbeeldingen kan befchouwd worden. De trans van dezen toren pronkt nog hedendaagsch met vier kleine torentjes. Volgens fommigen was deze kerk weleer m de Roomschgezinde tyden aan den Apostel Petrus en Paulus, maar volgens anderen aan den heiligen Nicolaas toegewyd. Weleer plagt de kerk onder het Dekenfchap van bchieland te Haan. De pastory werd dooiden Abt van Egmond begeven, doch het inftellen en bevestigen gefchiedde door den domproobst en aarts-diaken van Utrecht. De geleerde marTiNusDORPiusvan Naaldwyk, bekend voor een groot dichter en godgeleerde, heeft weleer de pastory van Overfchie bediend. In het jaar 15^8 bevond de kerk zich ineenen arrnoedigen toeftand, en was daarenboven met vele fchulden belast, en doordien dezelvenoodzakelyk moest herfteld worden, heeft willem van der goes, abt van Egmond, kerkmees teren gemagtigd, om eenige erven en landgoe deren, aan de kerk in eigendom toekomende te mogen verkopen, en de penningen tot herftel van dezelve te belleden; gelykH. van hkus- A 5 se n,  ïo kabinet van NEDERLANDSCHE s e n, in het derde deel zyner Oudheden, pag. 66 r daar van eenen brief optekent, welke wy hier laten volgen: „ Willem van der Goes, by Goeds genade Abt van Egmondt, doe condt eenen yegelyck, dat „ alfoe die Kercmeefters van Ouwerfchye ons ver„ toont, ende te kennen gegeven hebben, hoe „ dar die Kerck van Ouwerfchie ten afteren is van „ lopende fchult, twee hondert Carolus-Guldens, „ of dair omtrent, ende boven dien noch vyfF „ Ponden Groeten Vlaams Los-renten, ende XV. „ Carolus Guldens ende XIIIJ. Stuyvers Lyfren- ten; dair jegens zy niet meer incompflen en „ hebben, dan XXII. Carolus Guldens van XL. Groeten Vlaams ftuck, Huyre van XII. Mer„ gen Lants , die voirfz. Kercke toebehoorende. „ Dat zy oick geconftringeert zyn, die voorfz. Kercke ende Toorne te repareeren: Dair op „ zy ons gethoont hebben, t'zamen, van Ley„ deckers, Timmerluyden, Metfelaars, Sloet,, maackers, die Oorologyen ende ander Yzer- werk aangaande, ende oick mede van Glaas„ maackers, die welcke verclaaren refpe&ivelyck, „ dat zy die voorfz. wereken, metter ftof dair toe dienende, niet op fouden willen leveren, ende maacken om vier hondert vyfftich Carolus „ Guldens: Verclaren voorts die voorfz. Kerck„ meefters dat fondcr die voorfz. reparatie en is hem luyden niet mogelyck die felve Toorcn j, ende Kerck te houwen ftaan, waarnair die fel- ve Tooren ende Kerck gefchapen fyn te ver* ., ende tot ruyne te comen; hebben zy luyden „ dairomme verfocht, om ons, als Patroen en- de Callatoer van den voorfz. Kercke, te willen „ confenteeren, die voorfz. XII. Mergen Lants „ te  en kleefsche oudheden- II j, te mogen vercopen: Wairomme wy die pre„ miffen aanmerckende, ende gefien hebbende 't „ confent van den Ambachts-Heere, mitsgaders „ 't advys van den Vicarius en den Biiïchop van „ Utrecht, hebben geconfenteert, ende confen„ teeren mits defen, die voirfz. Kercmeeflers , „ die XII. mergen te mogen vercopen , by Edi6r. ende behoirlyck Kerck- geboden, die meefte dair voir biedende, mette lafte van XXII. Ca„ rofas'Giildens t'jairs Renten, die dair opfullen blyven ftaan, niet losbair, dan by confent van ons, ofte onfe nacomelingen, ende andere die „ dat aangaan zal; ende dat zy luyden die pen. „ ningen van den voorfz. lande comende , em„ ployeeren fullen tot loffinge van den voorfz. „ vyff Ponden Groeten Vlaams 'sjairs, mitsga„ gaders in de voorfz. reparatie, ende andere „ behoufften van den voirfz. Kercke. Dair off „ zy luyden fchuldich fullen zyn, ons ende an„ dere, die dat aangaan fal mogen, behoirlycke „ rekeninge, bewys ende reliqua te doen. En„ de dit al fonder prejuditie van onfen Rechten „ van Patroenfchap ende Collatie, die wy hier „ by anders niet geprejudiceert en willen hebben. ,, In oirconden van dien, foo hebben wyonfe „ Segel hier beneden aan doen hangen, den ij » Juny 1558. Weleer was in deze kerk ook eene kapellany, welke dienvolgens mede door de abtdy van Egmond ter leen werd gehouden, en bovendien vond men daar nog een ander vicariaat. Sedert de hervorming, toen de kerk gefchikt werd voor den hervormden Godsdienst, behoort zy onder de clasfis van Delft en Delfland, en de eerfte leeraar welke aldaar beroepen werd , was godefridus baxius. Her-  12 kabinet van nederlandsche Herman d'o ver schie of van overschie, Meester der vrye konften en Do&or in de rechtsgeleerdheid op de hoge fchool van Leuven, werd te Overfihie geboren; hy overleed in het jaar 1572, en werd begraven in deSt.Piefers kerk aldaar, met een latynsch graffchrift, het welk by boxho rnius in zyn Theat. Holt. pag. 174 kan nagelezen worden. Ten tyde der Hoekfche en Kabeljaauwfche verdeeldheden heeft Overfchie7.p&x veel m neten lyden; want na de overkomst van Prins maximiliaan in Holland, werd het door de Rotterdammers, door toedoen van de Gelderfche, Kleeffche en Hoogduitfche foldaten, welken daar in lagen , overmeesterd; doordien de Delvenaars, onder hunnen fchout arend van der meer, te laat tot onderftand van dit dorp kwamen aanrukken, waardoor zy niet alleen op ;de vlucht ge. dreven werden, maar den zoon van de fchout fneuvelde, terwyl zyn vader het gevaar in boeren gewaad ontkwam. Gerardvanspaan verhaalt in zyn befchryving van Rotterdam pag. 146 en 152, dat, toen de Rotterdammers eindelyk genoodzaakt waren om Overfihie weder te moeten verlaten, nadat zy daarin, volgens hun. ne begeerte hadden huis gehouden, zy de kerk, in welken zy gehuisvest waren, in den brand ftaken, en vervolgens naar Rotterdam te rug weken. HET   Spangen '373   .1 lt.,.{c,„.,i?,- i.„ ' ' I I. J6t HUJS te Sl'ANGjEiV van Vccren &73 iSpatstgeit V7J II   Jfet HUIS StANOEXT in Wêt/tant: , Hf_ .J AaJctviïter -Icit- ~ ' — S VA A' GT. 3V in Ruxnne .  en kleefsche oudheden. 13 het huis te SPANGEN, Jn SC II IELAN D. Het aloud en adelyk geflacht van Spangen is afkomftig uit een jongeren zoon der oude Burggravin van Leiden. Ridder jacob, zoon van .alewyn, Burggraaf van Leiden, Heer van Rhynland en Britten, trad in het huwelyk met n1 c o l a van Teilingen, en leefde in het jaar 1190, ten tyde van Graaf dirk, gemeenlyk den zevenden bygenaamd. De vierde en jongfte zoon van dezen Heer philip, genaamd uitternesse, Heer van Matenesfe enz. leefde tusfchen de jaren 1204 en 1236, en was gehuwd met de dochter van den Heer van Merwede. Deze zyn zoon dirk uitternesse, huwde met eene dochter uit het oud adelyk geflacht van Polanen. Uit dit huwelyk fproot de Ridder Philips uitternesse, welke de goederen en het land van Spangen by Overfchie ervende, en in het jaar 1307 zyne lenen verheffende, in het jaar 1310 by dit dorp een flot bouwde met vyf fterke torens, het huis te Spangen genaamd, het welk zo fchoon en groot was, dat men door geheel het land geen groter kafteel aantrof; daarenboven ftichtte hy eene kapel in de oude kerk binnen de Had Delft. Na  14 kabinet van nederlandsche Na dat dit kasteel, gedurende de Hoekfche en Kabeljaauwfche verdeeldheden, benevens meer andere fterkten en floten, in het jaar 1359 door die van Delft dcerlyk befchadigd was, heeft de Ridder philip van spangen het zelve in den jare 1384 weder herbouwd. In het jaar 1426, ten tyde van den Heer engelbrecht van spangen, is het flot te Spangen door de Kennemerlanders, onder aanvoering van hunnen kapitein willem naGEL ten eenemaal verwoest. Doch zyn zoon philip van spangen,heeft het in den jare 1453 hoewel niet zo groot dan weleer, wederom doen herbouwen. Door den oorlog, en het veroveren der Had Rotterdam door jonker frans van brederode in het jaar 1488, heeft het huis te Spangen wederom zeer veel nadeels geleden. Daarover ontftondt eenige jaren later, een hevig rechtsgeding, hetwelk het Hof van Holland deed befluiten om de Heren van Spangen eenige vergoeding toe te wyzen, volgens het vonnis van den jare 1501, ten lasten der Staten van Holland, en aldus luidende: „ Gefien by den Hove van Holland dat Pro ces, j, uytllaande en hangende, tulTchen Heer Philip van Spangen, Ridder, Eyffcher ter eenre zyde, „ en van de Staaten der Landen van Hollandt en 3, Vrieslandt, over en in de name derfelver Lan„ den, en den Procureur Generaal, in den naa„ me van mynen genaadigen Heere den Erts-Her„ toge, met hun-luyden gevoegd, verweerders „ ter andere zyde; in welk Proces de voorfchreven Effcher eiltchende was, betalinge, refti„ tutie en voldoeninge te hebben, van hinder, „ fchade, en achterdeel, die hy in den Oorloo. » §e  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I5 „ ge, en ten tyden als de Stede ingenomen was, „ by Wylen Jonkheer Frangois van Br ederode, en „ fyne adherenten, vyands-gewyfe gehad en ge- leden, aan fyn Huyfinge enSlote van Spangen, „ gelegen niet verre van de voorfz. Stede van Rotterdam, by feeker Capiteynen en Knechten, „ geleyt by den verweerders op den Huyfe en „ Slote voorfz. bedragende die voorfz. hinder, „ fchade, en achterdeel, de fomma van duyfent feven.hondert Ponden Hollands , en vyf Groot, in parcelen, by den voorfz. eyffcher gedecla. reert, die de voorfchreven verweerders fchul. dig fouden fyn den voorfz. eylfcher te betalen, „ makende ook eyfch van kollen. Daar tegens dat de voorfz. verweerders hun verantwoort ,, hadden, tenderende ten fine van abfolutie,by veel redenen voorgeftelt en geproponeert by de voorfz. partyen in heure dingtale en pley- doye, begrepen in heure Principale Schriftu,, ren, en anders, daarop dat fy geadmitteert fyn „ geweell tot heuren proeve. Gefien voorts by j, den voorfz. Hove, die informatien in defefa- ke gedaan, en andere Brieven en Documenten „ by de voorfz. partyen beleid, geprodoceert en „ overgegeven, tot verificatie van heure feiten; en vermits die aéte, daar mede de voorfz. par„ tyen gerenuncieert hadden van meer te produ- ceren; mitsgaders die reprochien en falvatien, „ tegens malkanderen productie gedaan en over- gegeven, en daar toe de aóle, by den welken „ de voorfz. partyen in rechte geconcludeert hadden, en recht begeert, en daar op dat op 5,. huyden dag beteikent is, omme recht te hoo- ren. 't Voorfz. Hof door gelien en overge„ wogen hebbende, alle 't gene dat tot defermaj, terie dienende was, en gehoort hebbende die „ af.  l6 kabinet van nederlandsche „ affirmatie by eede, by den eyficher indefefake „ gedaan, in den name, en van wegen myn's „ Genaadigcn HeereEerts-HertogevanOo/?e«/-j£, „ Hertoge van Bourgotidien, Grave van Hollandt, &c. heeft de voorfz. verweerders gecondem„ neert, en condemneert, den eyffcher te beta„ len de fomme van fes hondert Ponden Hollands, „ tot dertig Groot elk Pont gerekent; en dat by „ atterminatie tot drie Termynen , te weten, „ twee hondtirt der voorfz. Puudcn St. ^«.f-Mis3, fe eerft-komende, noch twee hondert Kers„ Miffe daar naaft volgende, en tweehondert „ derfelver Ponden Sint Jam-Miffe daar naafl „ volgende; en compenfeert de koflen, by par„ tyen tot defer inftantien gedaan, omme rede„ nen den Hove daartoe porrende. Aétum den „ zSJulyisoi. Prefent den Stedehouder Ruyfch, „ Dorp, Almonde, Schoonhoven, Berendrecht, Mye, ,, EJJche, Duvenvoorde." Hoedanig het flot of huis te Spangen zich in het jaar 1550, toen het in bloeijenden welfland was, vertoonde, heeft rademaker ons in de honderd negen en-dertigfte konstplaat doen zien. Doch weinig tyds daarna, namentlyk te midden der Nederlandfche beroertens, in het jaar 157 2, is het door de watergeuzen, onder bevel van den Graaf van der marck, bezet, en vervolgens door die van Delft geheel verwoest, gelyk men zulks by w. van goudhoe ven, pag. 87 en 542 , breedvoerig vindt aangetekend. De puinen zyn naderhand in vyf zeer fraaije gezichten gefchetst, gelyk dezelven zich van verfcheiden kanten opdeeden, en het yzer van rade maker heeft ons dezelven medegedeeld. Volgens de befchryving van Rotterdam, door gerard van spaan, heeft weleer de oude dyk,  en kleefsche oudheden. j? dyk, van Blommersdyk naar Beukelsdyk,. voorby het huis te Spangen heen gelopen, alwaar dezelve zich met den Schiedamfchen dyk weder vereenigde. Die zelfde fchry ver getuigt, pag. 209, dat by het flot van Spangen weleer eene houten brug plagt te leggen over deHavenfcheSctó, lopende oostwaards op. dwars over de Schie, op Beukehdyk aan. De Rotterdammers namen voor, om deze brug onder de hand van den Heer van Spangen te kopen, met inzicht, om alsdan eene lage ftenen fluis over de Havenfche Schie te leggen, om dus de fcheepvaart naar Delft daardoor te beletten. Doch deze onderhandeling kon zo heimelyk niet gefchieden, of die van Delft kregen daar de lucht van, en inziende, dat byaldien deze brug een eigendom van Rotterdam mogt worden, . zy alsdan deerlyk zouden gefnuikt zyn in hunnen koophandel, drongen zy zo lang, tot dat zy deze brug voor eeuwig en erfelyk van den Heer van Spangen kochten, waarover de Rotterdammers, na den gedanen koop, niet weinig bedeesd Honden. Sommigen verhalen het geval op eene andere wyze, namentlyk, dat deze brug, in het openbaar geveild wordende, gemynd werd door eenen boer, op welken die van Rotterdam niet het minst verdenken droegen. Doch toen men hem vroeg wie zyne meesters waren , en hy, met eenen brief te tonen, antwoordde, dat de Heren van Delft hem die commisfie hadden opgedragen , zagen de Heren van Rotterdam duidelyk in, dat de brug door behendigheid hunontdraaid was. Aleer wy van dit flot afftappen, moet ik nog aanmerken, dat de geleerde en brave Nederlander Philip van marnix, Heer van St. Alde* IV. deel. B gon»  ï8 kabinet van nederlandsche go'nde en Henegouwen, en van Touwingh in Zeeland, Burgemeester en Gouverneur van Antwerpen, overleden te Leiden, in het jaar 1598, van moederszyde, uit het geflacht der Heren van Spangen afkomftig was; doordien zyn vader j acob van marnix, Heer van Thouloufe, Budingen en St. Aldegondenberg, in het huwelyk trad met marj garetha van emmericourt, eenedoch. ter van HENDnii. -v-a.it Aorrri? pn emmericourt, Heer van Willenchy uit Hoog Bourgondiën, en elisabeth van spangen, dochter van den Ridder philip van spangen Heer van Spangen, Vliemen ,'sGravenmeer en Na tegaal, by deszelfs twede huisvrouw anna van bergen en grimbergen, 'dochter van den Graaf philip van grimbergen. Van dit flot ziet men hedendaagsch nog eenige overblyffelen; doch de graften zyn byna toegegroeid; alles daar rondsom draagt de treunge gedenktekenen der verwoesting, en de grootheid is in eene fombere akeligheid veranderd. «et   DELFS HAVENSCHE KEMK yan Optornt Deefsh wejvsche Kerk \ _ 148   O ude-Kerk en Klok huis ort Delfshaven w| ' Gesist let delfshaven * éi£. _^ ' 1  EN KLËEFSCHE OUDHEDEN. het vlek D ELFS HAVEN, Wy hebben niet nodig breedvoerig te zyn omtrend den naam dezer plaats, niemand zal ontkennen , dat dezelve zo veel beteekent, als de haven van Delft. Deze haven Jcgt onder gemelde ftad, cusfehen Rotterdam en Schiedam, aan de Maas, en wordt in alles, als een gedeelte der ftad Delft aangemerkt, welker regeering aldaar mede het gezag voert. Deze haven is niet gefticht in het jaar 1404; gelyk boxhornius, in zyn toneel van Holland, pag- 343» zulks wil,en gelyk ludole smitts in zyne Schatkamer, pag. 54, en anderen getuigen; ook niet in den jare 1394, gelyk h. van heussen, in het derde deel zyner Oudheden, pag. 658, meent; noch in den jare 1379, gelyk gerard van spaan, in de befchryving van Rotterdam, pag. 215, zoekt te bewyzen, maar dezelve is, volgens handvesten van Hertog a laLbert van Beijeren, in den jare 1389 aan de inwoneren der ftad Delft verleend, niet alleen volgens de duidelyke betoging van d. vaN bleyswyk, op pag. 66, van zyne befchryving der ftad Delft, maar nog daarenboven, volgensden inhoud van dezen volgenden breedvoerigen en klaar betogenden verzegelden brief: „ Aalbrecht, by Goids genaden, Palens-Grave j> op ten Ryn.t Hertoge in Beyeren, Gr ave van B 2 „ He*  20 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ,, Henegouwen, van Hollant, van Zeelant, ende ,, Heere van Frieslandt, doe condt allen luyden: „ Dat wy geoirloft ende gegeven hebben, oir,, loven ende geven, onfer liever ende getrou„ wer Stede van Deljf, om menigen trouwen dienft, die zy ons ende onfen Voirvaders ge„ daan heeft , ende ons ende onfen Nacomelingen „ noch doen fal, een vrye Vaart, gaande wt'er „ Stede van Delf, tot in de Maze, wt en in te „ vairen met hairen gueden. Welcke Vaart gaan 3, zal uyt onfer Stede; voorfchreven, die Schie 3, lauges, voorby den Dorpe ter Ouderfchie, en„ de Ooftwaart van ecue HofF-Stadt , die men 3, heet Sterrenhurch, ende tuffchen Ouderfchie en. j3 de Sterrenhurch, foo fullen onfe goede luyden 3, van Delff'graven voor den Dyck van der Schye „ vaart, ende van den Dyck fullen fullenzygra3, ven tot an den ouden Maas-Dyck, op ten Öoft3, houk van Matenejfer-Dyck, daar oorbaarlixte 5, gegraven is; ende dan fullen zy graven buyten Dyck, tuffchen Nyeuwen Lande ende Schoenreloo, tot in de Maze toe. „ Voirt fullen zy maken buyten den Dyck een „ Speuye, ende in den ouden Maas Dyck een 3, goede Sluyfe, die alfoo fterck ende alfoo vaft. „ vaft is, dat ons ende onfen Raide dunckt,dat33 ter ons Lant wel mede befekert is. „ Voorts fullen zy leggen, eenfterckeBrugge; 3, met eenre goeder Schot-deur in den Schye-Dyck, „ daar zy eerft beginnen te graven; ende defe „ Vaart fullen zy maken fes Roeden wyt dry vens:, „ ende van der Aarden, die uyt 'er Vaart valt, „ fullen zy maken op elcke zyde een Dyck, be„ neden twee Roeden wyt, fes Voeten hooch, „ ende boven fes Voeten breet, twee-deel loops „buyten, ende't derden-deel binnen, tot ouden 3> Maas*  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 21 „ Maas-Dyck toe, ende van den Maas-Dyck tot„ t'er Speuyen toe, fullen fy maken eenen Dyck, op elcke zyde van der Vaart, beneden drye „ Roeden wyt, ende acht voeten hoich, twee„ deel loops buyten, ende fes voeten breet; voort „ fullen zy eenen wegh houden op elcke zyde van „ de Vaart uyt 'er Schie, ten ouden Maas-Dyck n toe, twee Roeden breet. „ Voirt fullen zy graven eenen Colck , van „ der Speuye, tot in der Maze, daar hem die „ Schepen in bergen mogen; ende dye aarde die're „ wt valt, fullen zy leggen als hem nutftedunft. „ Oock moghen zy HoeifdenendoPlaten maken, „ ofF zy willen; ende alle 't lant dat zy hier toe „ behooren, fullen zy gelden, den geenen die 't „ toebehoort, by goeden knapen, datt'et weert „ is; ende off daar eenich fcheel in viel, dan „ dan fouden zy 't gelden, tot ons ende ons „ Raadts fegghen, ofte des geenen dyen wy't „ bevelen. „ Voirt mogen zy defe voorfz. Vaart ende die „ Schye diepen tot Delff toe, alfoo dicke als *t „ hem oirbaar dunckt. „ Voirt en fal nyemant woonen op die Vaart „ binnen hondert Roeden naa, dan di'er nu ter „ tyt woonen, ende die geene, die de Sluyfen, „ Speuyen ende Bruggen bewaren fullen; ende „ niemant en fal anders neringe doen binnen die „ hondert Roeden voorfz. dan Lantneringe; uyt„ gefeyt die geene, die woonen ten Dorpe ter „ Ouderfchie; dat is te verftaan, tuffchen die Hoe„ le, die men vaart tot Rotterdam, ende dat Weft„ eynde van der Kercken te Ouderfchie. Ende „ defe Vaart, Dycken, Wegen, Sluyfen, ende „ Spoyen, met haren toebehoren, en fal niemant „ fchouwen dan onfe Schout en Schepenen van B 3 » Delf  ït KABINET VAN NEDERLANDSCHE » Delf - ende die mogen fchouwen, alfoo dicke „ als't hem nutte ende oorbaar duncken fal. Ende „ waart, dat wy, of onfen Rade vernamen, dat „ in de Sluyfen, Speuyen ofte toebehooren, „ eenige vreefe ons Lants aan lage; dat fouden „ wy onfen goeden luyden van Delff alfoo doen „ beteren, dat ons ende onfen Rade dochte dat » ons Lant wel daarmede verfekert waar. „ Voirt en fal men tuffchen Delff en der Maze, „ op defe voorfz. Vaart, ende binnen haren „ Wech-Sioten op veertien Roeden breet, op „ allen Sluyfen, Brugghen, Spoyen,nietmoghen „ befetten, dan die Schout van Delff, ende die „ Boden, die hy daar toe fetten fal, behouden den Ambachts-Heeren haar Recht; ende foo „ wie befet wort, die fal men rechte voort een „ onvertogen recht doen, van den gheenen die „ hem daar befet heeft, na rechte van onfen „ Stede van Delff, ., Voort alle breuken, die in den beteyekende „ Lande, ofte in der Vaart vallen fullen, Haan „ totter Schepenen proevinge, ende die fal men berechten naa onfe Stede Recht van Delff; mer f „ wie vecht, of misdoet binnen den Dorpe van „ Ouderfchie, dat lal berechten die Schout van „ ■Ouderfchie, als ghewoenlyck is. „ Voort fullen wy eenen Nagel doen flaan in „ der Spoye, die Spoye niet op te doen, eer die Nagel boven water is; ende waar 't fake, dat » hier en boven yemant die Spoye opdede, dat „ foude hy ons beteren, by ons ende by onfen i, Raide, tot onfen wille. „ Voort waar 't, dat wy yemantnamaalsgun. . ,1 nen wouden, deur defe Vaart te varen; ende „ daar inne te komen, die foude Haan tot onfen „ wille; ende dat fouden zy gelden redelycke » koft,.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 2$ „ koft, met onfe Stede van Delf, tot taxeren „ van ons ende van ons Raadts. Ende om dat * wy onfe lieve getrouwe Stede van Delf, deze , voorfz. puntten belooft hebben, ende beloven „ voor ons enda onfe Naakomelingen, tot eeu„ wigen dagen, wel vaft ende ftade te houden , „ ende hem daartoe te helpen , dat fy voortganck „ hebben fullen , als voorfz. is: Soo hebben wy » in oirkonde hyer of defen Brieve bezegelt met „ ons Zegel. Gegeven in den Hage, op onfer „ Vrouwen-Dach Nativitatis; in Vjaar onsHee» ren duyfent drie hondert negen ende tachtich. Dezelve Hertog al rr i? mt verleende in den jare 1394 verfcheide privilegiën aan de ftad Delft, waarvan het vierde artikel Delfshaven betrof en aldus luid: „ (4.) Item, zoo en zullen over onze Stede „ voorfz. Haven ende Vaart niet meer Bruggen „ weezen, dan onfe brieven, die wy onfe voorfz. „ Stede daar of gegeven hebben, inhouden ende » begrypen." In dit artikel wordt gefproken van de bruggens over de vaart, namentlyk tusfchen Overfihie en Delfshaven, hedendaagsch de Havenfihie genaamd; nogthans weet men niet dat 'er immer meer dan eene brug geweest is, die namentlyk van het huis te Spangen, bezyden de voornoemde vaart gelegen, waarvan wy hier voor breedvoeriger gefproken hebben. Immers in vroeger tyd liep 'er van het voornoemd huis een ryweg noordwaards op, uitkomende niet verre van de kerk en het,dorp Overfihie, en oostwaards op den weg van Rotterdam. Dit is nog hedendaagsch te zien aan den uitweg , welke federt aldaar gelegen was. De < Heren van Spangen, hoewel deze weg, door de vaart, daar dwars doorgegraven, afgefneden werd, B 4 heb-  &4 kabinet van nederlandsche hebben nogthans het recht van een uitpad over denzelven nog lange jaren behouden, en eene. houten brug ten dien einde over de Schie doen, werpen; maar eindelyk heeft de ftad Delft dit recht van voornoemde Heren gekocht, gelyk wy zulks onder de befchryving van dat kasteel hebben aangeftipt. Hertog jan van Brahand, twede echtgenoot van vrouwe j a c o b a , verleende in den jare 1424 aan de bewoneren van Delft, ten voordeele van Delfshaven, het volgende: „ Dat alle de geene, die binnen de 14 Roeden ,, wederzydts langs de Schie woonden, van de „ Stadt af, tot de Maas toe, Pooncrs-regt zou- den hebben, zoo meenigmaal als deMagiftraat „ zulks goed vond; mits behoudende ieder Am„ bagtsheer zyn regt." Hoewel dit voorrecht nu aanvangs plaats gegrepen heeft, het fchynt echter niet lang ftand te hebben gehouden, en nogthans is deze vryheid door den Hertog philip van Bourgondïtn, in het jaar 1452 bevestigd, nadat voornoemde Hertog hun in het voorgaande jaar had toegeftaan: „ Dat zy haaren Haven grooter mogten maken , „ ten einde een grooter getal van Scheepen aldaar „ mogten Haavenen; en tot dien einde een twede „ Haven te moogen maaken, met vryheid van „ 30 Roeden breed wederzydsch de voorfz. vaart „ en Haaven , t'einde de 14 Roeden door zyn „ Voorzaat verleent." Weinige jaren later, namentlyk omtrend i46a of 1470, werd door den breden raad of de gehele vroedfchap van Delft, ten voordeele van Delfs» haven, de volgende keur gemaakt: „ Schout, Schepenen ende Raide der Stede M van Delf, hebben gekeurt, dat niemant, die ,, Poqj>  en kleefscke oudheden. 25 J, Poorters van Delff zyn, eenigerhande guet „ wtvaren moeten in der Mazen, nog van der „ Mazen, inbrengen, nog nergens deurvaaren, „ nog overfchepen en moeten, wat boven) een „ half vat zwaar is, anders dan in die nieuwe Delftfche Haven, by den boeten van drie Pont; „ een derde den Heer, een derde den Gezelfchap, „ ende een derde den aanbrenger; ende wie men }, aanbrengt van dezen punten, ende niet betu„ ghen en magt, zal men zetten tot haireneede." Doch deze keur is naderhand in onbruik geraakt. Door het vergunnen van verfcheiden voorrechten en vryheden, zo wel van de oude Graven van Holland als van de regeering van Delft, aan dit vlek, werd het zodanig in koophandel, fcheep. vaart en visfchery, en voornamentlyk in de haringvisfchery verbeterd, en van tyd tot tyd zodanig bevolkt, dat de ftad Delft, naaryverig geworden wegens dit geluk, tegens hare eigen belangens, verfcheidene vryheden van Delftshaven verkortte en fnuikte , onder voorwendfel om den koophandel binnen de ftad te trekken, maar inderdaad om denzelven derwaards te dwingen. Deze dwang bragt aan de ftad een vreesfelyk nadeel te weeg, doordien de Rotterdammers zich daarvan wonderlyk ten hunnen voordeele wisten te bedienen, en deze misflag te laat door de inwoneren van Delft bemerkt werd. De Handvesten van Rhynland, pag. 427, en de befchryving van Rotterdam door gerardvanspaan, pag. 219 tonen deze eenzydige poging duidelyk. Delfshaven legt twee mylen van hare moederftad Delft, zuidwaards van dezelve. Het vlek legt zeer voeglyk voor den koophandel, en zeergemaklyk aan den mond der Maas, welke daar VQorby ftroomt. Niet alleen dat het vry goed B 5 be-  S6 KABINET VAN NEDERLANDSCHE betimmerd is met woonhuizen, maar men vindt aldaar ook verfcheiden timmerwerven, waarop haringbuizen en andere vaartuigen gebouwd worden. De plaats heeft drie havens , en is met zware dyken verflerkt; de eerfte wordt de Ha~ vcndyk, de twede de Zeedyk, en de derde de dyk van Mathenesfe genoemd. Daarenboven heeft men 'er het zogenaamd Buiten gat, zynde eene byzondere haven voor de haringbuizen. Nog vindt men hier twee grote fluizèn, tot eene waterlozing van Delft en Delfland dienende, waardoor alle koopwaren uit andere gewesten langs de Schie te fcheep ftadwaards kunnen gevoerd worden. De voorn aamfte gebouwen van Delfshaven zyn het raadhuis, de kerk, en het Oost-Indischhuis, met deszelfs fcheepstimmerwcrf. Weleer vond men daar ook eene Groenlandfche maatfchappy, benevens eenige pakhuizen , ten behoeve van dezelve. Het raadhuis en de kerk ftaan nevens eikanderen, aan het einde der zogenaamde nieuwe haven, op de kolk. Het eerstgemeld gebouw heeft een redelyk goed voorkomen; het beantwoord volkomen aan het oogmerk van deszelfs ftichting, en is zeer beknopt. De regeering van Delft vergadert aldaar op alle gewone rechtdagen byeen, en voor het overige zo menigmalen zy zulks nodig oordeelt. Het Oostindisch huis ftaat op de nieuwe haven, en is vry groot en aanzienlyk. Behalven met de nodige vertrekken, is het tevens van bekwame, grote en ruime zolders en pakhuizen, en het achterst gedeelte van eene fchone fcheepstimmerwerf voorzien, van waar de fchepen in de buitenwaal aflopen, en in cn uit varen kunnen. De kerk, gelyk wy hier boven zeiden, ftaat naast het raadhuis, en heeft een byzonder klokhuis.  en kleefsche oudheden. dye  28 KABINET VAN NEDERLANDSCHE j, dye onfe getrouwe Steede voorfchreven daar ,, ofF gemaackt heeft, off maacken feil, inhouj, den ende begrypen, fonder ons, off onfe Na„ comelingen hem des in eeniger wys te onder„ winden. In oirconde defen Bryeve befegelt „ mitt onfen Zegele. Gegeven in den Haage, „ op ten xxvin. dach in Augtiflo, in 't Jaar ons „ Heeren M. CCCC. XVJ." De inkomften van deze kapellany beflonden meest in huisrenten, opflallen en belastingen , daartoe door de regeering van Delft gefchikt, volgens dezen ftigtingsbrief: ,, Wy Burgemeefleren, Scepenen ende Raide „ der Steede van Delff, oirconden, dat wy, by ,, confent onfer ghemeenre Vroetfcip, ende om „ oedmoedich vervolchts der gemeenre gebueren, „ onfe Onderfaten op tie Niewe Haven, in der eeren Goids , fynre lyeve Moeder Maryen, „ ende des Heyligen Confefforis Sinte Anthonis, „ gefticht ende gemaaót hebben een Capelrye, „ op onfe Nyeuwe Haven aldaar, in derCapellen, „ ende daartoe gegeven fulcke gueden, als hyer5, naa gefchreven liaan: (NB. Hier volgt een lang register van deze Renten; en vervolgens dit hejluit:) „ In te nemen alle die voorfz. Renten alle Jaars tot Meye, ende defe Capelrye zal men „ altyt bedienen met drye Miffen ter weecken; ,, ten wair off hem mit minre dyenlle daar off „ wilde laten ghenoegen. Welcke Capelrye wy „ gegeuen hebben, ende geuen, Heeren Philips „ Jan Willems-zoen , puyerlyck ende fimpelyck 5I om Goede; prefenterende Heeren Philips voorfz,, onfen lyeaen eerfamigen Heer, Vader in Go. si de,  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 20 » YietTzri Frederick yanBtenckenen, Biffchop „ LUytrecht, ofte fynen Vicario, fyne Stede ,, bewarende, biddende den felven onfen lieven }, Heere ende Vader voorgenoempt, off fynen ,, Vicano voorfz. dat hy alle felue goede bver in gefchreuen mit fynen Letteren wil veftigen ,, ende den felven Heere Philips, in de voorfz* „ Capelrye inftitueren, naa rechte endegewoenl „ te der Heyhger Kercke, ende mit fynremach,, ten alle ftucken, in deferFondacien begrepen „ wil confirmeren; behoudelVck dat dieBurge*. „ meefters, Schepenen, ende Raide onfer voorfz. „ Stede, Gifters zullen wefen tot eeuwigen da„ ge, van der Capelrye voornoemt. In kenniffe „ der waarheyt, hebben wy defen Bryeffwthan „ gende befegelt, mit onfe Stede Zegéletenfaic„ ken, op ten dach in April, in 't Jaar ons Hee3) ren M. cccc. ende xvij." Onder aan dezen brief ftond gefchreven: Item l deur defen Bryeff is een Confirmatie-Brief deur.fieken. Behalven de kapellaan, die denkelyk alleen de misfen gelezen en verdere kerkdiensten zal verricht hebben, heeft daar volgens de aantekenin- ?enwn/-7^N,HEUSSENen «-VANRHYN, m het derde deel zyner Oudheden, pas. <5, op ten Ryn , Hartog in Beyeren, Graaf van, ,., Henegouwe, van Hollant, van Zeelant, ende « Heere van Prieslant doen condt allen luyden „ Dat wy, om meenige trouwe dicnften wille,. >, die onfe goede Stede van Rotterdam gedaan heeft, », en of God wil, nog doen fal, defelve onfe Stede, ende heure gemeene Poorteren gegeven „ hebben , ende geven met defe Brieve, fulcke. ,y Vryheden ende Rechten, als wes breuken of „ misdaden heure Poorteren buiten onfe Stede van „ Rotterdam voirfz , tot eenigen tyt breuckten „ off misdeden, ende weder onbefaakt binnen „ derfelver Stede quame, dat fy daar toe onfe „ Schepenen Vonnijfe van Rotterdam of dulden en „ dogen fullen, fonder anders eenige correétie ,„ off letfel vorders te dulden en lyden, daar af „ in eenige wys, fonder argelifl. Ende want wy „ voor ons en onfe nakomelinge gelooft hebben ■ „ onfe goede Stede, en heure Poorteren voorfz., vaft, geftade, ende onverbreekelyk te houden, „ tot eeuwigen dage; foo hebben wy met kenniffe „ hier off onfen Zegel aan defen Brief doen han„ gen. Gegeven op den anderen dag in Décem» her, in 't jaar ons Heeren 1307. na den loop, n van onfen HoveJ" Dat  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 4r Dat Rotterdam juist in het jaar 1270 met een bolwerk omgeven zou geworden zyn Sfo het Toneel van Holland, van den Hoolleeraar boxhorn in hetNederduitsch, pag 26f ftaat behoeft niet woordelyk verftaante? worden ;door! dien boxhorn eigentlyk in het Latyn heeft gefchreven, en in zyn oorfprongelyk werk, op K1'^; valk munitum, waarmede hy de eigentlyke fpreekwyze van w. van gouthoe- ledrV Hof -ald fGhryf> duidel?k heeft«it. gedi ukt Ook is het onnodig, om deze bewalling le terlyk op te nemen, doordien de voornoemd! fchryvers waarfchynelyk daarmede niets anders hebben willen te kennen geven, dan dat de ftad met open lag , maar rondsom afgefloten was! het zy dan met wallen, houten ftaken of diergelvken geljk g. van spaan, in zyn befchryving dezer' fed , pag. 226 , van het zelfde gevoelen fs SnT,? fnk6n V, g?°eS van oorfprong van Rotterdam gemeld te hebben 5 Volgens het quohier der verpondingen van alle huizen, landeryen, roerende en onroerendegoe! £SS' ^ h^J3f -1632' ft0nd KotteTam L boekt voor 4860 huizen binnen de ftad, en ™ huizen en lynbanen , buiten de ftad JeteU? guldens, 10 ftuivers en 2 penningen opbraet De hoogleeraar boxhornius , welke omtrend dien zelfden tyd zyn Toneel van Hol and Sef zegt pag. 269, dat zyi44 bunderen en 400 roe den ands bevatte. Doch door de uitbrdffn™ den koophandel, de grote fcheepvaart' voorna mentlyk op Groot. Bmtanfe en Franhyk, als ook door de grote en kleine visfcheryen en ner ngTvke bierbrouweryen; door den koophandel nfra nen en krappen uit Zeeland- doox de week en ^ 5 jaar.  42 kabinet van nederlandsche jaarmarkten , welken jaarlyksch van meerder belang geworden zyn, is Rotterdam, geduurendede laatfte honderd jaren, ongemeen in welftand toegenomen, en in eenen zo bloeienden ftaat gebragt ,dat zy met hare vorige gefteltenis oneindig verfchilt. Men kan zulks gedeeltelik zien uit het quohier der verponding van het jaar 1732, waarop het getal der huizen gebragt werd op 6621. Het getal der inwoneren wordt door fommigen op omtrend 56000 begroot, en in het jaar 1739 bedroegen de quohieren der verponding aldaar . . . ƒ122227 : 6. waaraf gaat de vermindering by Doleantie in het jaar 1740 : 4884 : 18. ƒ117342 : 8. En waarby komt de verhoging we- gens van nieuw getimmerde en verbeterde gebouwen . : 589 : 13. Zynde dus het geheel beloop der • verpondingen . . ƒ117932 : t. Reeds zeer vroeg fchynt men zich te Rotterdam op den koophandel te hebben toegelegd. In den jare 1340 vergunde Graaf willem de IV, dat die van Rotterdam eene vaart zouden mogen graven tusfchen die ftad en Overfchie. Zedert dien tyd is de ftad in welvaart merkelyk toegenomen. Zy werd aan de westzyde uitgelegd in het jaar 1358, en de Heer willem vannaaldwyk, Heer van Wateringen, en zyne gemalinne j o a nna van teilingen, ichonken daartoe een gedeelte van hun ambagt, onder voorwaarde van een derde te zullen genieten van de boeten, welken binnen deze ftreek vallen, en door zynen Schout en Schepenen van Rotterdam zouden berecht worden. Hertog albrecht van Beijeren  en kleefscke oudheden. 43 ren bevestigde deze overeenkomst. In het jaar 13 8 3 gaf laatstgemelden Hertog aan de ftad Rotterdam, het gantfche Nieuwland, ghelegenop der westzyde van der haven, in erfpacht, om fes oude fchilden 'sjaars; fints dien tyd werd het bebouwd, en draagt nog hedendaagsch den naam van West Nieuwland. In het jaar 143 8 ontftond te Rotterdam een geweldige oploop onder het gemeen, ter gelegenheid van' de duurte der granen. Verfcheiden lieden kwamen daarby ongelukkig om het leven , en de Hertog phhips van Bourgondien was genoodzaakt, om de woedende gemeente tot bedaren te brengen, eene algemeene vergiffenis aftekondigen, welke den 4 maart van het jaar 1439 werd bekend gemaakt. De Hoekfche en Kabeljauwfche verdeeldheden fchokten de ftad reeds zeer vroeg. Inhetjaar i479deed jan van reimers wa al, de Kabeljauwfche zyde toegedaan, de ftad fluiten voor de Hoekfche Heren, welken door wolferd van Borfelen, Heer van Veer e, derwaards befchreven waren, om aldaar eene dagvaart te houden. Van borselen, naderhand voor eene kleine wyl zyn verblyf in Rotterdam genomen hebbende, ftelde aldaar eenen zyner Hoekfche vrienden, den Heer joris van brederode namentlyk, tot flotvoogd aan; de Aartshertog maximiliaan bevestigde hem in het volgend jaar in dezen post; hoewel flechts voor weinige dagen, want weldra werd hem denzelven ontnomen, en gegeven aan filips, basterd van Braband, die een y veraar voor de Kabeljauwfche party was. Men kan hier uit weder een onomftotelyk bewys afleiden, hoedanig de eerlykheid en het eens gegeven woord van grote Heren op prys te ftellen zyn. Intusfchen was de Hoekfche party in Rotterdam zeer menigvuldig, waarom de ftad nieuwe bezet-  44 kabinet van nederlandsche zetting innam, om zich tegen die party in veiligheid te Hellen. Zy werden eenige jaren daarna zo hevig vervolgd, dat zy genoegzaam uit alle plaatfen verdreven, in het jaar 1488, een oog wierpen op Rotterdam. Ten dien einde verzamelden zy zich te Sluis in Vlaanderen, bemanden aldaar eene vloot van agt en-veertig fchepen, onder het bevel van Jonker fra tss van Br ederode, een jongman van naauwlyksch twee en twintig jaren oud. Deze, door een onbevaren diep, fints dien tyd nog heden het Jonker Frans/en gat genaamd, in de Maas gekomen, ftapte met een goed gedeelte zyner manfehap aan land, en be« magtigde de ftad op den 21 november van het jaar 1488. Van daar trokken zy naar Delfshaven, gelyk wy zulks, hier voor gezien hebben, endeden meer andere ondernemingen , welken nu eens gelukkig , dan eens ongelukkig uitvielen. Rotterdam ondertusfehen leed niet weinig in deze gefteltenis; niet lang waren de Hoekfchen meester van de ftad, of zy werd door de Kabeljauwfche party beleegerd, en zodanig uitgehongerd, dat zy in de noodzakelykheid was van zich op den 24 juny des jaars 1489 over te geven. Ondertusfehen was het opperhoofd der Hoekfchen, in eenen fcheepsftryd by het Brouwershavenfche gat, zodanig gewond, dat hy in july van het jaar 1490 aan die wonden overleed; en fints dien tyd verliepen de Hoekfche zaken op eene zo deerlyke wyze, dat hun allen magt en moed benomen werd. In het jaar 1490 werd de ftad verkleind, om welke reden, geeft g. van spaan op in zyne befchryving der ftad, pag. 288 en 289, alwaar hy zegt: „ Omtrent dezen tyd, te weten 1490. wierd „ de  EN KLEËFSCHE OUDHEDEN. 45 de Stad door ordre van den Roomfchen Stal„ meefter ingetrokken , en kleinder gemaakt, „ te weten, aan de Noordzyde 300. fchreden in j, de breette, en omtrent 1050. fchreden in de lengte. En belief je te weten waar ontrent dat j, ze ingetrokken werd ? 't Was aan de Goudze „ weg; de Poort ftond toen ter tyd daar deMo„ len van de Gouds-bloem geftaan heeft, alwaar j, de fundamenten nu nog leggen. De lan„ ge warande agter de Cingel lag 'er op die tyd „ ook in; als mede de Tuinen over de Luterfej, kerk; gelyk ook het bosje, fchuins over de „ Boterfioot; den Bleiker agter 't voorfz. bosje „ zoude u de oude Veft nog konnen toonen. Dit „ intrekken wierd voornamentlyk gedaan, om „ dat de Stad wyd uitgeftrekt, en weinig betim„ mert was; als ook, om dat 'er Borgers ont„ brekende, men te minder Krygs-volk van nooj, den had om dezelve te bezetten." Allengs echter is dezelve wederom verbeterd en vergroot,en naar mate de beroerende binnenlandfche oorlogen verminderden, naar mate nam de ftad weder merkelyk in magt en welvaart toe, waarna zy uitgebreid werd door gebouwen en llraten, zodanig, dat men in het jaar 1515, aldaar elf honderd zeven-en-dertig haardfteden tel. de; in het jaar 1548 werd het oude hoofd, hetwelk van ryswerk was, onder andere verbeteringen , van fteen gemaakt, te meer om dat de bouwftoffen toenmaals zeer goedkoop waren, en mende 100:> Henen voor 11 Huivers, en ee'nen hoed kalk voor dien zelfden prys' kocht. In het jaar 1563, toen een gedeelte der Had ongelukkig door eenen brand vernield werd, waarvan wy terftond moeten fpreken, was het getal der huizen reeds merkelyk vermeerderd. In het jaar  46 KABINET VAN NEDERLANDSCHE jaar 1609 waren 'er binnen Rotterdam agttien honderd huizen meer dan binnen Delft. In het jaar 163a telde men in die ftad vyf duizend agt enveertig, of volgens andere lysten vier duizend agt honderd festig huizen binnen,en drie-en-vyftig buiten de ftad, waaruit men den toenemenden ftaat van welftand duidelyk kan opmaken. In het jaar 1563 werd Rotterdam door een bitter ongeluk bezocht. Want op den 10 july, des namiddags ten twee uuren, ontftond aldaar een zware brand, in de Westmolenftraat, door onachtzaamheid van eenen kuiper. Dezelve nam het West-Niemvland weg, als mede derystuin en de hoofdfteeg. Van daar woedde de vlam voort door de houttuin, en verteerde de valkenfteeg, het oostëinde, het klooster, als mede de Goudfche wagenftraat, en het klooster der Zusteren 250 Huizen brandden tot op hunne fondamenten af, meer dan 700 anderen werden befchadigd, en de ftad was in eenen ellendigen toeftand. Ook de Hoofdpoort, toenmaals omtrend de mosfeltrapftaande, geraakte in kolen; de Oostpoort trof een zelfde noodlot, en met haar ook de draaibrug, welke van het West-Niemvland over de rystuin lag. Daar en boven om de vreesfelykheid van dien verfchrikkelyken brand nog fnerpender te gevoelen , verbrandden 'er 90 fchepen, fommigen van welken geladen waren. De hevigheid der vlammen werd voornamentlyk gevoed, door de riete daken, waarmede het grootst gedeelte der huizen toenmaals nog gedekt waren Toen men nu de huizen weder begon te herbouwen , keurden de Heren van de Wet alle de voorhuizen aan de oostzyde van de hoofdfteeg af, om dat dezelve te naauw was. Ook werd de draaibrug tusfchen de twee torens gelegd, namentlyk tusfchen die van de  en kleefsche oudheden. 47 de wisfelbank en de toren of de poort van het oude hoofd; wordende de draaibrug genaamd, doordien zy met eene bak omdraaide. De ftads boom, welke de haven floot, lag mede tusfchen deze twee torens. Vele huizen welken door den brand vernield waren, werden volgens het getuigenis van guic. cia r din, door de gegoede burgery binnen den tyd van een jaar herfteld en herbouwd. Nogthans bleven 'er nog zeer veel onder den voet leggen , doör de daarop volgende beroertens, welken uit den Spaanfchen oorlog reezen, en waar aan Rotterdam niet weinig deel moest nemen tot hare vreesfelyke fchade; want in het jaar 1572 fpeelden de Watergeuzen in dien omtrek vyftiea weken lang den baas tegen de Spanjaarden. De gefchiedenis dezer watergeuzen van veel gewigts zynde voor ons Vaderland, als hebbende niet weinig toegedragen tot de grondlegging onzer duur verworvene vryheid, oordeelen wy niet ondienftig de daden dezer helden hier kortlyk neder te Hellen, eer wy den draad der Spaanfchc verwoestingen binnen Rotterdam vervolgen. Na dat de roof- en bloedgierige Hartog van Aha. den gevergden tienden en twintigften penning met geweld in den jare 1572 den nederlandfehen burger wilde afpersfen, en echter overal het hoofd ftiet, door eene ftandvastige weigering van Neerlands heldendrom, die eenparig befloot, veeleer te fneuvelen met de wapenen in <}e vuist, dan voor het ongehoordst geweld te bukken, nam de ontmenschte deugniet voor, om met het heffen van denzelven in Brusfel, alwaar hy toenmaals in bezetting lag, eenen aanvang temaken. De burgery van die ftad, zich te zwak vindende, om dezen eisch met geweld te keer  48 kabinet van nederlandsche keer te gaan, nam het befiuit, om, toen dit bevel afgevaardigd werd, eenparig hunne winkels en pakhuizen te fluiten, zeggende niets te koop te hebben, en dus niet verpligttezyneenigentol of lasten te betalen. Dit maakte eene hevige beweging inide Had, welke Aha rasch zocht te dempen, door eenigen der burgery in hunne eigene deuren te doen ophangen, gelyk dan ook velen het offer zyner roofzucht werden. De beulen werden gelast, om zich van ftroppen en ladders te voorzien, en het krygsvolk werd op den been gebragt. Doch te midden van alle deze beweeging en voortekenen van aanftaande ysfelykheid, ontvangt de dwingeland eensflags alleronverwagtst de tyding, dat den Briel door de Geuzen bemagtigd was. Zyne woede veranderde op dit bericht weldra in fchrik, en de benaauwde menigte haalde intusfchen niet weinig adem. Het nemen van die ftad is van te veel aanbelang, dan dat wy daarvan niet eenige byzonderheden zouden te boek ftellen. Jacob simonszoon de ryk, een wel bemiddeld koopman in granen binnen Amfterdam, was in den jare 1568 uit die ftad gebannen, en alle zyne goederen verbeurd verklaard, op eene valfche bel'chuldiging, hem ten laste gelegd. Zyne huisvrouw margaretha, eene dochter van nicolaas hoofd, was in Amfterdam terug gebleven. Hy, naar Dantzig geweken , was op alle middelen bedacht om zyn vaderland te redden, of ten minften te verdeedigen tegen de helfche pogingen van bloedgierigen onderdrukkers. Hy had den Prins eenige penningen voorgefchoten, werd verdrietig wegens zyne manier van leven, en rustte op eigen kosten een oorlogfchip uit. Twee zyner medeburgers jan du y-  en kleefsche oudheden. 49 duyvel en jan zyverszoon deden het zelfde; en die fchepen vaardig zynde, ftevenden zy naar Engeland, welk ryk zich toenmaals onzydig hield. Aldaar zynde , kwamen de Graaf van der mark, Heer van Lumey, blois van treslong, en eenige andere hoplieden met eenige gewapende vaartuigen by hen. D e ryk geene lust betonende om als eenenzeefchuimer te kruisfen, en nogthans moeds genoeg hebbende om voor zyn vaderland alles te wagen, ftelde hun voor om naar Holland te ftevenen, en iets loflyks voor het vaderland te wagen. Dit voornemen werd aangevuurd door het aandringen van den Hertog van Aha, welke aan de Koningin elisabeth deed weten, dat zy, byaldien zy den haat des Konings van Spanje niet op haren hals wilde laden, de wederfpannige Hollanders niet langer eene fchuilplaats in haar ryk moest doen genieten. Deze laatften moesten dus van de nood eene deugd maken, gingen met vier-entwintig fchepen onder zeil, op hoop van de fchepen van den Hertog van Aha, of de ftad Enkhui. zen, of eenige andere ftad te zullen overmeesteren. Zy bemagtigdentwee vyandelyke vaartuigen, welken uit Spanje kwamen, maar de wind veranderde daarna zodanig, dat zybefloten, om het op den mond der Maas aan te houden. Op den eerften van grasmaand wierpen zy het anker voor de ftad Briel met zes-en-twintig fchepen. De inwoners in den waan dat het koopvaardyfchepen waren! die aldaar binnen kwamen, verwonderden zich echter wegens dit aantal; weinig vermoeden hebbende, dat de Geuzen hen op deze wyze zouden komen beftoken. De ontroerende tyding van de komst eener vloot vyanden, was echter weldra door eenen fchipper kappenstok bekend, die door IV. deel, D tres-  50 kabinet van nederlandsche treslong naar de Regeering dier ftad werd afgevaardigd. Alles was fchrik en verbazing op dit bericht; de Magiftraat byeen geroepen zynde , had van de fchepelingen twee uuren tyd van be. raad ontfangen, om zich over te geven, de laatften deden weten, dat zy gekomen waren om de inwoneren van den tienden penning vandiva te verlosfen, en de ftad tegens de verdere dwingelandy der Spanjaarden te befchermen. Men vrieg denfcbipper, hoe vele koppen die vloot aan boord had, en hy antwoordde meer dan 5000, hoewel hy het getal in genen deele wist. Dit bragt de fchrik ten hoogften top, en men zond bevende twee gemagtigden naar den Graaf van der mark, om zyn oogmerk te horen. Deze eischte andermaal de Had binnen twee uuren, en ontfcheepte intusfchen zyn krygsvolk, hetwelk voor de poort kwam, welke gefloten was. De uuren van bedenking verftreken zynde, rukten de Geuzen in twee ko. lommen voort, om de ftad in te nemen; de eerfte kolom, onder jan van duivenvoorde, rukte naar de zuidpoort, terwyl de twede kolom, onder roobol, naar de noordpoort voortrukte, dezelve in den brand ftak, en met eene mast verder open liep. Voor negen uuren waren zy meester, en trokken met twee honderd vyftig mannen, gedeeltelyk Luiker Walen, gedeeltelyk gevluchte Nederlanders , binnen de ftad. De voornaamften, die dezen eerften fteen aan het groot gebouw der vryheid lagen, waren onder anderen de Graaf van der mark,treslonc, barthold entes de mentheepa, nicolaAs ruykhaver, jacob simonsz. de ryk, jan klaaszoon spiegel, dirk duyvel, Jonker jacob kabeljauw, .en eenige anderen, Den volgenden dag begon men de  ** KLÈÉFSCHE OUDHEDEN. 5j de geestelykeh te beleedigeh , maar rfp t,„,rtaP jrera verfchoond. Daarna0 ging men naar d kfr Jen wierp de beelden vanTbovSneder nk>n derde en beroofde de heilige en gewy£^eT en bragt den buit fcheep. Lumey deed LS S S7ödeBftad in den ö$£ïTdS5 long, barthold entes t>f op de e wvl::]i°SHV00rftel' eggende:8 dat me i up aeze wyze de begonnen verlosfine der lanrira ten niet moest bezoedelen, maar integendeel den Prins van dit geval kennis geven, 3St2ti»ïï breken zoude blyven, van^un fpoedig veXe' hulp te zenden, en men trachten miert brave menfchen, te overwinnen of te fter've ' Men zwoer dan onderling, om zich 2 heden te gedragen, het ^iceX aftewach^ en alles wat mogelyk was aan te wenden omhel Vaderland te verlosfen TV «.Jr ' omllet Verovering was een dondeSL t T Vm deze Aha. Hygftond van zvn voom^n af°° 7* tienden penni te l^ka^S^^^ ^zondb1n°aïen E ST™313 in «^fï daaTop?e b?ek n beVel om va» wlvt Züüa&denBriel, ware het mo daar ruchtbaar wérf ^^f^^^l jaarden , welken tV^f ^Waren de SPangoed hadden ^1 g Cn maanden betaling te ftellen £ ' V001nemens om zich fchadeloSs te D 2 Uit,  $1 kabinet van nederlandsche üit, ftak van Schiedam naar Maaslandsfluis over, en geraakte op het eiland Voorne, zonder den minften tegenftand te ontmoeten, doordien lume y zich daartoe te zwak kende. De Spanjaarden naderden den Briel, waar zy de voorftad aan de zuidpoort afgebrand, de boomgaarden in het nieuw land nedergehouwen, en een gedeelte der Geuzen in de boomgaarden onder de ftad geplaatst vonden, welken uit het klein geweer op hen vuurden. Een der Geuzen ging oogenbhkkelyk daarna te water, opende het fluisje aan het Nieuwland, waardoor de binnenwegen onder liepen, en de vyand den Nieuwlandfchen dyk kiezen moest, naar de kant der zuidpoort, waar hy door het grof gefchut dier helden zeer ruw ontfangen werd. Op het zelfde oogenblik voeren treslong en roobol met eenig volk naar het water Bernisfe, alwaar b o s s u zyne fchepen gelaten had; boorden een gedeelte van dezelven in den grond, ftakende anderen in den brand, of kapten de ankers en lieten ze dryven. De Spanjaards , die ondertusfchen , door het zwellend water, den dood voor oogen zagen, en zo verfchrikkelyk onthaald werden uit groot en klein geweer, namen de vlucht naar Bernisfe; eene menigte verdronk of fmoorde in den modder; anderen ontkwamen in fchuiten die hier en daar nog dreven, en geraakten op nieuw Beiferland, en de nederlaag der vyanden ware volkomen geweest, wanneer lumey de burgery had durven vertrouwen, en de zynen uitzenden om hen te vervolgen. Ondertusfchen wekte deze zegepraal den moed in de harten van Neêrlands volk; en lumey, na den huisluiden den eed van getrouwheid aan den Stadhouder te hebben doen afleggen, overrompelde Rotterdam met een ge-  en xleefsche oudheden. 53 gedeelte der zynen. Aldaar werd een vreesfelyk bloedbad aangerecht; want de Spanjaarden, die eenen vryen aftocht verzocht en verkregen hadden, heten een gedeelte van het volk van lumey binnen, maar drongen toen van achteren weder op hen in, floegen hen niet alleen dood, maar meer dan drie honderd burgers, welken in de wapenen gevonden waren, werden vermoord. Vrouwen en maagden moesten de vreesfelykfte mishandelingen uitftaan, en de woede tegen de Spanjaarden en Spaanschgezinde burgery nam, door deze gruwelyke mishandeling, zodanig algemeen de overhand, dat men voortaan geenen Spanjaard meer op zyn woord vertrouwde. De beroerte werd algemeen en het bloed vergieten niet minder. Nog in dat zelfde jaar vielen de fteden Flhfingen, terVeere, hnkhuiztn en anderen de Spaanfche zyde af Alva in Sene kleine verlegenheid bragt! Medenbhk en Hoorn, Oudewater en Gouda volg den. Voorts de fteden Leiden, Dordt, Gorcum' Haarlem en meer andere plaatfen. Eenige weinigen werden weder verloren, doch de zaak der Nederlanden had met dat alles eene zodanige keer genomen, dat, hoewel het ftromen bloeds zou kosten , men echter op een gelukkig gevolg durfde hopen. Om kort te gaan, de Spanjaar? den werden voor een groot gedeelte van denHollandfchen bodem verdreven, en vele Spaanschgezinde fteden werden overgehaald of gedwoneen zich aan de Staten over te geven. Rotterdam werd ten twedenmale door lumey ingenomen waarna Woerden over ging en Amfterdam beleegerd werd. Meer andere merkwaardige gebeurtenisfen vielen er in het zelfde jaar i5?2 voor, gelyk de beleegenng van Haarlem, de overgang van NaarD 3 den  51 KABINET VAN NEDERLANDSCHE den en de gruwelyke moord door de Spanjaarden aldaar gepleegd, ook vele verliezen aan de zyde der Staatfchen, alles hetwelk wy thans met ftilzwygen moeten voorby gaan , zynde alleen by deze uitwyding ons oogmerk geweest, om den lezer te doen zien, hoe het nemen van den Briel door de zogenaamde Watergeuzen, de eerfte ftap geweest is , welke onze voorvaderen, tot verkryging onzer dierbare vryheid, gedaan hebben, van welke wy hartelyk hopen, dat gene ingeflopene flaverny, gene kruipende vleijery ons de. zelve zal trachten te ontrukken. Rotterdam, hetwelk dan, gelyk wy gezien hebben , zeer veel in de Spaanfche onlusten geleden had, was vervallen en zonder vermogen; weldra echter richtte zy het hoofd weder op en werd verfterkt. Zy werd aan de waterkant, ter lengte van 125 fchreden, uitgebreid en vergroot, van de Oostpoort af tot aan de oude Schiedam* fche poort toe; dit uitleggen gefchiedde voornamentlyk, om de fchepen voor den vyandelyken aanval van buiten te dekken. De nieuwe haven en Blaak, weleer de ftads vesten, werden tot binnen-havens gemaakt; en in het jaar 1577 werden de muuren der vesting aan de binnen zyde der nieuwe haven, en in het volgend jaar de ó>, Laurens of Hoofdpoort, ftaande op het zuid einde van de hoofdfteeg, afgebroken. In het jaar 1584, werd de ftad langs de waterkant met aarde wallen en bolwerken verfterkt. Dezen waren 8 in getal. Een van dezelven lag by de Hoofdpoort, ter plaatfe waar weleer de beurs was, en thans het Admiraliteits hof ftaat. Tusfchen al deze bolwerken lag een aarden wal. Tusfchen de Oostpoort'tot aan de Schiedamfche poort toe, langs de waterkant, had men gene an-  en kleefsche oudheden. 5fT andere poort; doch aan het oude Oosterfche hoofd was eene opening in den wal, aan beide de zyden met planken belegd, en van boven met aarde opgehoogd, zodanig, dat men daaronder door, of boven over hetzelve gaan kon. Maar san de landzyde was zy met ftenen muren en torens omringd, welken geweldig vervallen en met aarde toegeftopt waren, waardoor de ftad aan die zyde byna geheel open lag. In het zelfde jaar werd het oude westerhoofdvanfteenopgebouwd, hetwelk te voren van hout en zeer vervallen was , en op deze wyze werd de ftad van tyd tot tyd, zo hier als elders, verbeterd en vertimmerd. Doch naauwlyksch hadden de Spaanfche beroertens ons vaderland verlaten, of de onlusten in kerk en ftaat ftaken het hoofd op, en deden Rotterdam meer dan eenige andere ftad hare verfchrikkelyke woede gevoelen. Het vuur tusfchen de Remonftrantfche en Contra-Remonftrantfche party brandde reeds ; fommige fteden waren voor 'die, andere voor gene party, terwyl ondertusfchen de Staten van Holland en Westfriesland allen predikanten eene wet voorgefchreven hadden', waarna zy zich in den dienst zouden moeten gedra gen, om daardoor den vrede en de eendragt in het land te bewaren. Verfcheidene fteden wendden alle mogelyke pogingen aan, om het befluit der Staten, betrekkelyk de Leeraars, in werkzaamheid te brengen, en Rotterdam was daarin gene der geringfte. In het jaar ióci was aldaar de predikant kornelis geselius van zynen dienst ontzet, doordien hy, naar het oordeel der wethouderfchap, te veel tegen de Remonftranten op den predikftoel had uitgevaren. In . het volgend jaar werd hem de ftad ontzegd, door. dien hy afzonderlyke vergaderingen hield, en zich D 4 en  56" kabinet van nederlandsche en de zynen den naam van de kruiskerk paf. Ge. selius weigerde te vertrekken, en werd door den Baüluw en zyne gerechtsdienaars ter poort uitgeleid. Zeer veel aanhang hebbende , vertrok ny mar Schiedam, waar men hem ongehinderd liet prediken, en vele Rotterdammers kwamen aldaar onder zyn gehoor. Zy kregen by die gelegenheid door de Remonftrantfche party den naam van Slyk-Geuzen, en beide de partyen, die zich nu, om zo te fpreken, geheel van elkander afzonderden in Doop en Avondmaal, werden meer en meer verbitterd. Ge selius werd kort daarna te Edam beroepen, en men hield binnen Rotterdam nog geduurig geheime vergaderingen, hoewel de wethouderfchap dezelven opentlyk verboden, en eene boete van honderd guldens op de aanleggers van deze foort van byeenkomsten gefteld had. Zo bitter fommige fteden tegens de Contra.Remonftranten xvaren, waaronder Rotter, dam behoorde, zo bitter waren andere fteden de tegenparty toegedaan, en de eerften hadden het genoegen van twee der eerfte lichten van Nederland aan het hoofd te hebben, namentlyk hugo de groot en den braven vaderlander joan van oldenbarneveld, terwyl de andere party den gewapenden arm van den Prins maur i t s op zyde had. Deze laatfte zegepraalde en veranderde in het jaar i6r 8 de meeste regeeringen welken niet eenftemmig met hem dachten , en dus was dit ook het noodlot van Rotterdam. Aldaar gekomen zynde, ontdekte hy iets, hetwelk men zegt dat hem zeer misnoegd maakte op den onvergelykelyken de groot. In het eedboek der ftad namentlyk, was de gewoonlyke eed der amptenaaren gefteld, in eenen tyd, dat den Prins willem het aanftellcn der hoge overigheid was op-  en kleefsche oudheden. 57 opgedragen geworden, waarom dan in dezen eed gewag gemaakt was ,van getrouw te zyn aan denPrinfs van Oranje. Doch na den dood van dezen Vorst, hadoLDENBARNEVEL d,toenmaals Penfionaris der ftad, volgens een befiuit der vroedfchap, in de plaats van : aan den Prinfe van Oranje, gefteld: aan de hoge Overigheid van Holland. In den tyd van de groot, in het jaar io'iö, was hierby nog eene kleine verandering gekomen, ingevolge een befiuit der vroedfchap, gefchreven met de hand van den Secretaris van d e r a a , ter gelegenheid dat fommigen de hoge overigheid der landen aan de algemeene Staten begonnen toe te fchryven. Men ftelde namentlyk achter Hoge Overigheid, tot verklaring, dat is de Staten van Holland. Nu had men den Prins diets gemaakt, dat de groot met eigen hand den naam van den Prins doorgekrapt had. Hy begeerde dus dat eedboek te zien, en vond 'er de gemelde verandering in, welken aan d e g r o o t , gelyk brand in het leven van dezen onfterfelyken geleerden betuigt, in vervolg van tyd zeer veel nadeels toebragt,! daar hy in den Prins veeleer eenen vyand dan verdeediger vond. Van dien tyd af verliepen de zaken der Remonftranten te Rotterdam; de openbare kerken werden door de Contra-Remonftranten ingenomen, en niet voor het jaar 1628 verkreeg de onderleggende party verlof om weder vergaderingen te mogen houden. Wy gaan eenige kleine bewegingen, in de jaren 1650 en 1653 met ftilzwygen voorby, en houden liever nog eenige oogenblikken ftil byde grote gebeurtenisfen van het jaar 1672, toen men willem den III met kracht en geweld tot Stad. houder verklaarde, het geen weinig genoegen te weeg bragt, en waardoor dan het geheele land ■D 5 we-  58 kabinet van nederlandsche weder in beroering geraakte. Veere, in Zeeland, was de eerfte welke den Prins tot Stadhouder verklaard had, van daar floeg het vuur over naar Dordrecht, waar de wethouderfchap, op de bedreiging van het volk, eene akte opftelde, waarby zy van het eeuwig edict afftand deed, en den Prins van Oranje tot Stadhouder verklaarde. De gehele vroedfchap ondertekende deze acte, en, gelyk men wil, fommige predikanten. De Ru. ward van Putte, de wit, krank te bed leggende , wilde die acïe niet ondertekenen; men dreigde hem daarop met plundering, zeggende, dat de burgery zyn huis bezet had, en hy den dood niet ontgaan zou, wanneer hy weigerde te tekenen ; doch de brave en onverschrokken man zeide rondborstig: „ dat hem in den laatftenzeeflag ,, zo vele kogels over het hoofd gewaaid waren, „ dat hy 'er genen meer vreesde; en liever een' „ kogel wilde afwachten, dan dat fchrift te te„ kenen." Doch zyne echtgenoot naderde hem met tranen in de oogen, hare jongfte kinderen aan de hand houdende , fmeekende , om, voor het behoud van haar en hare kinderen, dit gefchrift te tekenen. Daardoor werd hy overgehaald en tekende, echter met by voeging van deze twee letterend. C, dat is: ViCoaclus, of door geweld gedwongen. Het volk deze letteren niet verftaande, liep daarmede naar eenen predikant, en deze menschlievende dienstknecht des Heren vertolkte de woorden zeer getrouw, waarna het volk razend geworden zynde. niet tot bedaren te brengen was, voor dat de Ruward de pen daardoor gehaald had. Gelyk het te Dordrecht gegaan was, op dezelfde wyzc ging het byna te Rotterdam; de Regeering aldaar werd tot het nemen van een diergelyk befiuit gedwongen. De regenten dier ftad wa-  en kleefsche oudheden. 59 waren, gelyk vele fteden, toenmaals zeer ver. deeld; meestal echter zeer benaauwd zynde voor de burgery, die met den Stadhouder eene lyn trok, gaven zy toe, en de Prins wist zich van de genegenheid der burgery, waardoor zyne grootheid bevorderd werd, meesterlyk te bedienen. Eenige braven in die ftad, die het hart op de rechte plaats zitten hadden, dat is, als brave lieden by hun ftelfel te blyven, gaven ronduit te kennen , liever Fransen- dan Prinsgezind te willen zyn. Arend zonnemans, één van Rotterdamsch vroedfehappen , verzocht zyne vroedfchapsplaats neder te leggen, en verliet kort daarna die ftad. Eenige predikanten, waaronder de beruchte simon simonides in'jGwate gene der bedaardften was, hadden fints langen tyd het gemeen tegens de Regeering in het harnas gebragt, en samuel graterus, predikant in Haarlem, had reeds opentlyk van den predikftoel gezegd: dat 'er verraad en kwaad beflier onder de regenten dier ftad fchuilde. Menschlievende uitdrukkingen in waarheid van Gods knechten, in eenen tyd van beweeging! Hoe het zy, het volk aan deze en gene oorblazers gehoor geleend hebbende, kwam in de maand van juny in groten getale voor het ftadhuis, en nam den wethouderen eenen eed af, dat zy zich aan de Franfchen niet over geven, maar de ftad tot het uiterften verdeedigen zouden. Men had argwaan gevat op eenige brave regenten, die tot de Staatsgezinde party behoorden, en welken by die gelegenheid opentlyk op ftraat aangerand, uitgefcholden en bedreigd werden. De Penfionaris de groot, ' mede onder dit getal, ftelde voor om eenigender belhamels te vatten en op te hangen, verzekerende, dat de rust dan weldra zoude herfteld zyn. Doch  óo kabtnet van nederlandsche Doch men zag de benaauwdheid der Regeering; niemand durfde daartoe de hand leenen, en het graauw was meester van de Magiftraat. Ook waren 'er in de vroedfchap fommige leden die naar eene verandering haakten, welke uit een oproer van het gemeen moest geboren worden. De beweeging in Rotterdam hield aan tot den 28 van dien zelfden maand, en op dezen en den volgenden dag dwong het gemeen, hunne regenten om volkomen volgens deszelfs zin te handelen. Op den eerften dier twee dagen dwongen zy Burgemeesteren, om de vroedfchap te famen te roepen; deze vergaderd zynde, vergden zy dat men gemagtigden naar'j//age zond, om van wegens de ftad alles aan te wenden, wat het Stadhouderfchap zou kunnen bevorderen. De vroedfchap echter nam dien dag geen befiuit. Maar den volgenden dag zag men de Oranje vlag van den toren van Schiedam waaijen, en toen was alle redeneering met een uitgefpat gemeen nutteloos. Een der hoplieden, jacob vosmaar, had met zyn vendel de grote markt bezet, en deed iedereen, welke ter kerk ging, afvragen, of hy Prins- dan Staatsgezind was. De bedreigingen tegen de laatften, die zo menigmaal gehoord hadden, van hen den hals te zullen breken, en welken daar op nieuw vernieuwd werden, maakten eenen zodanigen indruk op de ontftelde gemoederen, dat allen, hoe node fommigen ook daartoe befloten, getuigden voor den Prins te zyn. De ontbreidelde menigte was toen niet te ftuiten, en holde by hopen door de ftad; de predikant borstius, ook een der fchreeuwers, voegde zich by hen, en vrieg: of zy niet begeerden dat de Prins Stadhouder gemaakt werd? — ja. .— Of men het eeuwig edikt niet behoorde te vernietigen ? — ja. — Of men den Prins  SN KXEEFSCHE OUDHEDEN. tfï Prins niet behoorde te ontflaan van den eed, by . Kapitein Generaalfchap gedaan? _ ia, was het eenparig antwoord. Toen trok men te famen mar het ftadhuis, plaatfte het Oranje vaandel op «en toren, en noodzaakte de vroedfchap om het volgend befiuit te nemen: „ dat zy verklaar„ den te cedeeren en te renuntieeren het „ eeuwig edikt; verklarende, wegens hare ftad, " c/ül H°°gheid» de" Pnns van Oranje, tot „ Stadhouder, en confereeren op hem alzulke „ magten, digniteyten en authoriteit, die zvne „ voorvaderen hoogloffelyker memorie hebben „ gehad en bezeten. EindeJyk, dat zy den Prins „ ontfloegen van den eed, welke hy gedaan had „ van het Stadhouderfchap niet te zullen aan„ neemen(*)." Deze afgedvvongene memorie werd den voldenden nacht door alle de leden van de vroedfchap ondertekend, onder bedreiging, dat diegenen, welken weigerig bicven, dood geflagen, en dié uit de ftad weken, geplonderd zouden wordenen de beweeging ftrekte zich uit tot verfcheidené andere fteden van de republiek, en de Prins kreeg het Stadhouderfchap in handen. Onze Staat was toenmaals in eenen bloedigen en kostbaren oorlog gewikkeld met Frankryk cn Engeland; doch men hoopte de Engclfchln op zyde te krygen, om daardoor met Frankryk aanneemlyke voorwaarden te treffen. Ten dien einde was men met den eerften in eene onderhandeling getreden, en zond aan den Admiraal de Ruiter, toen met 'sLands vloot op Schoo. neveld leggende, bevel, om ware het mogelyk het gevecht met de Engelfchen te vermyden, en k ) Zie wA gen aa*, Vïd.Hift, D.XIV. p. 76-75».  6*2 kabinet van nederlandsche alleen onze kusten te verdeedigen. Dit bevel werd hem door eenige gemagtigden met een jagt toegezonden. Toen deze heren met dit vaartuig op den 8 van hooimaand te Rotterdam aankwamen, om verder naar Texel te zeilen, vonden zy die ftad in de grootfte gisting. Naauwlyks zagen de burgers, welken aan de Delftfche poort de wacht hadden, het jacht, óf zy fchreeuwden dat daarin verraders zaten. Men hield het vaartuig aan, en vroeg werwaards zy heen wilden. Het antwoord was, naar de vloot, om den admiraal de ruiter eenige bevelen van de Staten te brengen. Men eischte dien brief te lezen, en hoe zeer de gemagtigden het gevaar aantoonden, dat diergelyke geheimen ontdekt werden, het hielp geenzints. Zy werden gedwongen den brief te overhandigen, en offchoon men beloofd had alles te zullen geheim houden, nogthans was geheel Rotterdam weldra vol van de bevelen die aan den admiraal moesten gezonden worden. De muitery der burgers nu ontftond uit de onderhandelingen van Engeland, en Frankryk met de Staten; een Engelsman had verfpreid dat twee gemagtigden naar 'sHage gezonden waren, om den vrede te treffen, doch dat het den Staten geen ernst fcheen om daartoe de hand te lenen. De Prins werd verzocht binnen tRotterdam te komen, en de vroedfchap gaf aan de Staten kennis van de gefteltenis der ftad, waar de huizen der vroedfehappen arend zonnemans, die uitgeweken was, en van willem van der aa, gedeeltelyk geplonderd werden. Men dwong vervolgens de regee. ring tot het tekenen van verfcheiden punten, waaronder waren het kiezen van andere afgevaardigden ter dagvaart in 'sHage; het veranderen ■ ■ ■ „. o  en kleefsche oudheden. 63 ren der wethouderfchap; het verkiezen van eenige andere vroedfchappen, en het gevangen nemen van eenige heren die by name werden op. genoemd, en ingevolge de wil van het volk tot in het vierde geflacht nimmer in de regeering zouden geduld worden. Deze heren werden in hechtenis genomen. De Prins ftelde zich aan als zeer onvergenoegd, fchreef eenen brief aan de ftad, en vermaande het volk tot gehoorzaamheid. Weinig was het daarmede gefticht, echter werden de vast gehouden heren weder op vrye voeten gefteld. De muitery bedaarde nogthans niet, want het gemeen, voornaamlyk gebeten op den Heer pieter de groot, die weleer in de onderhandeling met Frankryk gebruikt was, viel hem in het aftreden van het ftadhuis zo geweldig aan, dreigende een uit den hoop om hem met een mes te doorfteken, dat de groot weder naar binnen wyken, en benevens den Heer vroezen door een gewapend corps fchutters naar huis gebragt moest worden. De groot week naar Antwerpen, en hoewel de regeering van Rotterdam voor een gedeelte door den Prins veranderd was, het vuur van in« wendige tweedragt was echter niet bedaard. Men had menigmaal den Prins verzocht om de ftad met zyne tegenwoordigheid te vereeren , en zond, na de gemaakte verandering der regeering, afgevaardigden naar Bodegraven, waar hy zich toenmaals bevond, om hem voor de gedane verandering dank te betuigen, en nogmaals te ver. zoeken van in de ftad te willen komen; doch de afgevaardigden werden flecht ontvangen, en de Prins gaf hun een weigerend antwoord. De kievit, weleer een der gecommitteerde raden, een groot voorftander van het huis van Oranje, maar  6\ kabinet van nederlandsche maar befchuldigd, toen men nog geheel tegen het huis5ivan Oranje was ingenomen, van met den HeerjBUAT te hebben faamgefpannen ten voordeele! van den Prins, was veroordeeld tot het zwaard , maar ontkwam het door de vlucht, doch; de Prins verleende hem abolitie. Aleer hy dezelve nogthans kreeg, bevond hy zich in Rotterdam, en was getuigen van het laatfte oproer aldaar. Hy vertrok van daar naar sHage, en was aanfchouwer van den gruwly. ken moord van de gebroeders de witte Na het gruwelyk bedryf, door het gemeen van sHage, aangehitst door eenen priester C*) enandere muitemakers, kwam de kievit terug in Rotterdam waar de burgery in eene herberg te lamen gekomen was om de regeering weder te veranderen, en eene deputatie naar Burgemeesteren te zenden, ten einde deswegens vroedfchap te doen beleggen. Dit gefchiedde, de burgery dankte twaalf vroedfchappen af, en zord een dnedubbeld getal anderen ter benoeming aan den Prins, waaruit deze den vyf en.twintiVften augustus onder anderen verkoor- de oe noemde de kievit, willem bastiaans'z van naarszen, rosmaale en anderen* die eerfte vrienden waren van het Oranje huis, en waarvan de opgenoemden eene grote rol in de beweegingen der ftad gefpeeld hadden. De rust der ftad geraakte echter eindelyk her. fteld, en de inwendige vrede hield aan tot in het jaar 1690, wanneer men aldaar weder eene hc vige opfchudding had, die nogthans van eere geheel andere natuur was. De fchuttery dier ltad had jaarlyksch des nachts op den agt-en-twintig. (*)Wa genaak, Vader!. Hifi. Deel XIV. blada. x7Js  ën kleepschs oudheden, 6§ ifeijf*\i»smndi °nder het ******* een half anker wyn om te verteeren • men zond des avonds ten tien uuren^S'fcSS ters uit om hetzelve te halen; doeh dien! werden in het te rug keren aangetast door de drie broeders van der steen, twee deurwaarders en twee verklikkers. Men geraakte hand. gemeen en de fchuttery trok het zydgeweer, waardoor een der verklikkers,die den trommel: flager het vaatje van den fchouder wilde Ug%l\ doorregen werd De pagters en de zynen begaven zich terftond naar den fchout, befchuldrgden eenen kornïiis kosterman, wvnkoper, met dit feit, welke dus ook dien zelfden nacht, van de wacht komende, gegrepen werd. Na veelvuldige verhoren belefd kosterman de misdaad, en werd gevonnisd om onthalsd te worden, het welk in de inïïSd fcï tember ter uitvoer gebragt werd. De toeloop van het volk by die gelegenheid was gewddig? en men verhaalde elkander, dat kosterman Sf!rpWtVreeJr!Pr de Pynbank» bekend had. n£ ZfT ?edel^dei? en gemor, daarby kwam nog dat de fcherprechter, insgelyks bekomtnerd voor oproer, ontfteld werd, en het hoofd met hieuw"11flagen van het ligha^m hieuw Dit was voor het reeds morrend graauw een ander bewys van onfchuld. Doch het bleef daar niet by. Den volgenden dag liep 'er een gerucht, datdetrommelllager, wllkekosterman voor den rechter te ftout verdeedigd had* ook m hechtenis gezet was, en uit een gat of venfter van het ftadhuis geroepen had: dat k o sterman onfchuldig ter dood gebragt, en hv fte\ene^WH^WaS' ^ de" °P^sfer do°^ IV n ï'*rHet graaU^ dm'°P aan het muiten jv. deel f r" ge-  66 kabinet van nederlandsche géflageriizynde, ftoof hollend naar het huis van den pagter p ie ter van der steen, en haalde hetzelve deerlyk onder den voet, terwyl burgemeesteren der ftad, die alom de alarmtrom lieten roeren, geen genoegzaam aantal fchutters op den been konden krygen, om het oproer te ftuiten. Echter gelukte het den burgemeester willem bastiaansz scheepers,'verzeld van den fècretaris emanuel van welsenes en eenige burgers; om de plonderaars tegen middernacht uit het huis te dry ven; zy hadden zich nu zat geplonderd, hoewel zy het huis van den fchout ook mee een diergelyk'lot gedreigd hadden. De pachters ylden den volgenden dag naar 's Qraveahage, en op hun vertoog zag men terftond drie compagnien ruitery binnen de ftad rukken, welken eerlang door ruim drie-honderd mannen voetvolk werden afgelost. Ondertusfchen duurde het fcheldén en bedreigen op den fchout geftadig voort, waarom de regeering genoodzaakt werd, om eene publikatie te doen afkondigen, waarin allen moedwil en famenrotting ten fcherpften verboden, en daarby bedreigd werd, dat men op de muitelingen vuur zou geven , wanneer zy door gene rede tot hunnen pligt te brengen waren. Het baatte nogthans weinig; het fcheldén en razen op den fchout hield aan, men plakte vuile fchotfehriften tegen hem aan, waarin hy met den dood gedreigd werd. Den 5 van de maand october brak het onweer op eenmaal uit. De fchout op dien dag uit V GravenTiage naar huis gekeerd zynde, werd aan de poort met de namen van bloedhond, en moorder van kosterman, door het onbandig gemeen uitgekreten ; de toevloed van volk werd onder, weegs verbazend groot, en het gefchreeuw vermeer-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 6> meerderde naar mate de menigte aangroeide, en onder deze vervaarlyken kreet geleidde men hem naar zyn huis, waar de foldaten in het geweer Honden, om deze zyne woning en zyn leven te befchermen Het graauw werd hoe langer hoe ftouter, en de regeering zag gene kans om het te beteugelen, dan met den fchout te doen verzoeken , van zyn ampt terftond te willen nederleggen. Doch deze weigerde zulks rond uit; had integendeel de ftoutheid, om met het vallen van den avond voor de deur te komen, van meening zynde, om het volk door woorden te doen bedaren, en van daar te doen vertrekken. Maar alles was vruchteloos. Het oproer werd heviger naar dat de avond viel, fommigen trokken het mes, en anderen wierpen met fteenen op de foldaten, die daarop verklaarden last te hebben van met fcherp op hun los te branden, wanneer zy niet weg weken, Doch het gemeen gaf fmadelyk ten antwoord: dat de foldaten zeiven van daar zouden gaan, of dat men hun zulks zou leeren. Deze ernftige en vermetele taal deed den bevelhebber van het krygsvofk befluiten, om vuur te doen geven boven de hoofden van het volk, om te zien of men den fchrik daar onder wekken kon. Maar men zag tegen verwachting het tegendeel. Eene hagelbui van ftenen werd den foldaten toegeworpen, die daarop onder de menigte vuur gaven, waardoor velen hunner dodelyk gewond werden. Terftond daarop vloog de woedende menigte naar de wallen, halende van daar drie ftukken kanon, waarvan het eerfte met de tromp naar de ftraat langs de vischmarkt gekeerd, en het ander fchuins naar de Leuvenbrug geplaatst werd, terwyl men het derde naar de overzyde der Leuvenhayen, recht E a t».  68 kab inet van nederlandsche tegen over het huis van den fchout gefleept had, en terftond geladen met oud yzer, fchroot en ftraatftenen , op de foldaten werd losgebrand, die oogenblikkelyk van voor het huis verfloven. Burgemeesteren hadden ondertusfchen eenige vendelen fchutters onder de wapenen gebragt, de Heren van soelen, scheepers eno anen, benevens de Penfionaris b ei je r en de Secretaris welsenes waren aan het hoofd van een derzelven, en trokken langs den Schiedamfchen dyk doch bleven ftaan ten halfwege, tusfchen het gemeenelands huis van Schieland en de Leuvenbrug. Scheepers en welsenes traden toen vooruit naar het gefchut , en wilden nogmaals de proef nemen, of het gemeen door woorden tot bedaren te brengen ware. De Burgemeester kon door de verbazende menigte niet heen dringen. Welsenes ondertusfchen was voorby gelafen * en vrieg, by het gefchut gekomen zynde, wat men begeerde ? het antwoord was: wy willen de foldaten uit de ftad en den Schout in handen hebben; ook moetdefchuttery niet nader komen, of wy zullen vuur op haar geven. De Secretaris bragt dit berigt terug, en daarop was niemand der Heren vermogend, om de burgery eenen eenigen voet verder te doen gaan, het zy dan, dat zy voor het gefchut bevreesd , of, even weinig als het graauw, gezind waren om het huis van den Schout te befchermen. Den gehelen nacht vuurde het gemeen op het huis van den Schout, de foldaten trokken in den morgenftond de poort uit, en de Schout, in een foldaten gewaad verkleed , was onder dit getal, en ontfnapte dus aan de woede. Toen het gemeen vernam, dat de foldaten ter ftad uitgetrokken waren, namen zy het ftuk gefchut, 't welk over de  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 69 de deur van den Schout geftaan had, plantte het vlak voor dezelve , en fchoot die terftond aan ftukken. Daarop ftoof de menigte met een ver. vaarlyk gefchreeuw in huis, verfcheurde, pionderde, en vernielde alles wat daarin was, wierp het overige uit de vengfters. en ten negen uuren in den morgen was het gebouw reeds geheel ledig geplonderd. Dit was niet genoeg; men gingonmiddelyk daarop aan het afbreken, waarmede twee dagen werden doorgebragt, zonder dat men rustte, aleer hetzelve tot den grond toe geflecht was. Ondertusfchen was eene menigte voor het ftadhuis des nachts te famen gerot, welke het .ontflag van den trommelflager begeerden en ook verkregen. Des morgens ten tien uuren trok het graauw naar het fpinhuis, waar men ook gedwongen werd om eenige tuchtelingen te ontdaan. Een andere hoop ftoof naar de tuin van den Schout huiten de ftad, alwaar een prachtig fpeelhuis om ver gehaald, en alles, zelfs bomen en wyngaarden •vernield werden. Toen liep het gerucht, dat 'er op nieuw vreemd krygsvolk in de ftad zou a-ukken, waarop het gemeen het ftuk kanon,' hetwelk voor de deur van den Schout geftaan had, terftond naar de Delftfche poort fleepte, waar het met oud yzer, ftraatftenen en ander tuig geladen werd, om op het krygsvolk los te branden, wanneer het aanrukte. Omtrend ten elf uuren deed de Regeering afkondigen, dat het Schoutampt open, en de voorzittend Schepen jacob betjer, by voorraad aangefteld was, om het« zelve te bekleden. Men mompelde ondertusfchen nog van het huis van zekeren Schepen te willen pionderen, en andere geweldadigheden aan de famiclje van den Schout te willen doen. Doch het kwam niet tot dadelykheden. Men vatte E 3 ecni.  70 KABINET VAN NEDERLANDSCHE eenigen der belhamels, maar men vermoedde, dat de haat tegen den Schout velen der gegoede burgery, die zich verkleed hadden, met den hoop tegen hem hadden doen optrekken. De Schout werd ook voor den hogen raad gedagvaard; eeni. gen der wethouders werden befchuldigd van pligtverzuim; de Prins ontfloeg twee jaren daarna eenige vroedfehappen, en benoemde anderen in hunne plaats, en om kort te gaan, men zag gene opentlyke ftrafoeffening over dit oproer uitoefFenen, de wraaklust Ikc-t, cn de rust werd van tyd tot tyd allengs in de ftad herfteld. In den jare 1747 was de ftad weder ten prooi aan merkëlyke opfchudding. Toen de Zeeuwen den Prins te dier tyd tot Stadhouder verklaard hadden, konden de Rotterdamfche burgers, die altoos getoond hadden aanhangclingen van het huis van Oranje te zyn, niet in gebreke bly ven van zyne Doorl. Hoogheid daar ook weldra als zodanig te erkennen. Eenige ingezetenen naken terftond oe oranje cocarde op den hoed, toen iets ongemeens (thans terwyl ik dit fchryf, in 1791, indedaad zo algemeen, dat het in veele fteden iets geheel vreemds geworden is, iemand te ontmoeten , welke met dezelve niet verfierd is), cn gingen naar het ftadhuis , begeerende dat d® Prins ook tot Stadhouder van Holland werd uitgeroepen. De Regeering, die in het verzoek der burgery wel moest bewilligen, deed zulks echter niet terftond, maar vond geraden, daar zo lang mede te wachten, tot dat de Regeering der ftad veranderd zyn zou. Ondertusfchen was Rotterdam wederom in gevaar van in eene hevige bewecging te geraken; men had voorgenomen , om de Regecringen in verfcheidene plaatfen met geweld te veranderen, hetwelk nog. thans  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. fl thans niet gelukte. Een man te paard, van den hoek van Holland afgereden, vervulde de ftad met een valsch gerucht, dat de Franfche vloot, omtrend veertig fchepen fterk, voor de Maas gezien was, en op het punt ftond van eene landing te ondernemen. Toen verdacht men de regenten terftond. Men begon in deze ftad, zo wel als in andere fteden, te mompelen van een verraad onder de groten; doch het had geen gevolg; de wethouderfchap van Rotterdam had zodanige order gefteld, dat 'er gene de minste baldadigheid gepleegd werd. Ook kwam 'er eerlang tyding, dat het gerucht ten eenemaal valsch was, waardoor Rotterdam voor dit maal een gevaarlyk oproer ontdook. Erger fcheen het met de ftad te zullen aflopen toen een gedeelte der burgery, op den 27 der maand feptember van het bovengemelde jaar, naar het ftadhuis trok, en fchriftelyk van de vroedfchap begeerde: „ dat de ftads-ampten, »die nu „ open waren, en, in vervolg van tyd, zouden „ open vallen, openlyk op het ftadhuis, aan de „ meestbiedenden, mits zynde van den Protes„ tantfehen Godsdienst, mogten verkocht wor„ den, met vryheid, om de gekochte ampten „ aan bekwame luiden van den zelfden Gods„ dienst te mogen verhuuren. Dat ook de Re,, genten, die byzondere ampten hadden, welker voordeden zy konden misfen, ten gemeenen „ nutte afftonden, aan het land, even als zyne „ Hoogheid ten opzichte van de posteryen, hem „ door verfcheidene fteden opgedragen, gedaan „ had." De Regeering, die dit verzoekschrift geheel buitenfporig vond, dorst echter hetzelve niet ten eenemaal van de hand wyzen, maar verklaarde , met zyne Hoogheid deswegens te zullen E 4 raad-  KABINET VAN NEDERLANDSCHE raadplegen. Dat gedeelte der burgery, hetwelk dit verzoekfchrift had ingeleverd, zat dus eenige weken ftil, en wachtte naar antwoord. Doch toen men bemerkte dat het verwachte antwoord uitbleef, had dit hoopje volks de ftoutheid, van, onder den fchyn van yver voor het Stadhouderlyk huis, een twede verzoekfchnft in te leveren, hetwelk m ftyl, zaken en verregaande ftoutheid het eerfte zeer verre overtrof. Dit fchrift werd den 6 van november ingeleverd. Het behelsdeeen zogenaamd verzoek, uit naam der welmeenende Fatnottifche burgery van Rotterdam: i.) „ dat aanftonds, zonder eenige verwvline of „ verder uitftel, gunstiglyk geantwoord werd„ op het voorgaand verzoekfchrift, wegens het „ verkopen der ampten, zonder daar eenige be. „ palingen by te maken, uitgenomen, dat nie„ mand meer dan één ampt, hetwelk boven de „ driehonderd guldens 'sjaars opbragt, zou mo„ gen'kopen. 2.) dat dadelyk, zonder eenig „ het allerminst uuftel, het oranje vendel ten „ ftadhmze uitgeftoken werd. 3.) dat terftond „ hierna op de gewoonlyke wyze werd afgekon„ digd, dat de vroedfchap op het verzoek , van * ï ï Z t ?mpten » bewiiJigd had ; „ 4.) dat de bewilliging , in het geen by het „ verzoekfchrift begeerd was, door alle de leden „ van de vroedfchap ondertekend wierd,metbv „ voegmg dat de penningen, komende van de" „ verkochte ampten, terftond naar 's Hagel in „ slandscasfe gebragt zouden worden, tenware „ de andere fteden niet in diergelyke verkoping „ van ampten bewilligden; in welk geval de „ melde penningen by voorraad in de ftads wis" S?!nk.ZOuden be™d, en gebruikt worden „ om de burgery te verligten in den last der ver. v pon.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 73 „ pondingen, op dc huizen gelegd. 5.) dat op „ gelyke wyze gehandeld wierd met de ampten, „ van welken de regenten zouden afftaan. 6.) „ dat zyne Hoogheid gefteld wierd in alle de waar„ digheden, welken immer door zyne voorzaten „ bekleed waren, en dat deze waardigheden erf„ felyk verklaard wierden in 'sPrinsfenmannely. ke en vrouwelyke nakomelingfchap, overeen„ komftig met den overflag der Edelen. 7.) Dat „ de vroedfchap wilde bewerken, dat alle handel „ met Frankryk, en met de landen, door Frank. „ ryk op de Koninginne van Hongaryen veroverd , „ mogt verboden worden." Hoewel nu de Regeering dit gefchrift met verontwaardigmg las, zy vreesde des niet tegenftaande eene algemeene opfchudding onder het volk en befloot dus terftond tot het afkondigen van eene bewilliging in het verkopen der ftads ampten, ten behoeve van het gemeene land. Ondertusfchen vervoegden twee der Burgemeesteren zich terftond naar 's Gravenhage, om aan zyne Hoogheid verflag te geven van het gebeurde; waarna de Prins twee afgevaardigden naar Rotter, dam zond, welken uit zynen naam het verzoek van het volk, met betrekking tot het verkopen der ampten, ten eenemaal afkeurde, en door hun zyn ongenoegen des wegens te kennen gaf. De -°este en gegoedfte ingezetenen waren met deze ar Kondiging ten hoogften vergenoegd; de anderen waren geheel bedremmeld en zeer te onvreden. Zy dachten, dat die genen, die zich voor Oranje zo zeer m de bres gefteld hadden, door Oranje met moesten in het ongelyk gefteld; maar hun verzoek veeleer opgevolgd worden. Zelfs zegt men dat eenigen, die met grote oranje ftrikken op den hoed door de ftad gelopen hadden, en E 5 over-  74 kabinet van nederlandsche overal hun gevoelen zochten uit te breiden, dezelven terftond van den hoed affcheurden en zeer misnoegd met voeten trapten, roepende: Oranje onder, terwyl anderen zouden gezegd hebben: Meent de Prins ons, die hem Stadhouder gemaakt hebben, te dwingen, het zal'er nog anders gaan. Zeker gaat het, dat de party die toen gedrukt werd door de Prins, fchoon weleer onder de yvengfte voorfbnders behorende, benaauwd werd, en dat een koekenbakker, laurens van der meer genaamd, met drie zyner medeburgers , welken de hand in het eerfte verzoekfchnft gehad hadden , thans een gefchrift uitgaven , waarin zy verklaarden, geen aeel gehad te hebben , noch ook te willen hebben in het twede van dien aart, te gelyk daarin te kennen gevende: „ dat zy echter van tvd tot tyd, van „ het ongenoegen hunner medeburgeren, over „ het verwyten van het befiuit der vroedfchap, „ kennis gegeven hadden aan zyne Hoogheid en „ aan deszelfs ministers. Dat zy onder anderen „ op den derden november, zich vervoegd had*> ?den bY den Baron van grovestins in 5, 'sGravenhage, die hen naar den Heer Secretaris „ de bak gewezen had, aan wien zy hunne „ vrees voor oproer hadden te kennen gegeven." Intusfchcn had de afkondiging van den Prins dat gevolg, dat den misnoegden alle hoop benomen, en de rust in Rotterdam weder herfteld werd. Toen men in het volgend jaar 1748* een verfchrikkelyk oproer in Amjlerdam ontftaan zag wegens de pachters, dacht men Rotterdam aan hetzelfde toneel te zien bloot gefteld. Men had in Leiden, V Gravenhage en Haarlem reeds mede onmenfchelyk gewoed tegens de woningen van deze lieden. In andere fteden had men intyds mid*  en kleefsche oudheden. 75 middelen gebruikt om het oproer voor te komen. En Rotterdam had het toenmaals aan de waakzaamheid van hare burgery te danken , dat zy bevryd bleef van die afgrysfelyke gebeurtenisfen. Deze patrouilleerde geduurig door de ftad, en verydelde daardoor nacht en dag allefamenrottingen. Daarenboven verliet zy zich op een regiment zwitfers, hetwelk in de nabyheid der ftad lag, en door deze en andere wyze maatregelen bleef de rust bewaard. Weinig tyds daarna, en. wel in hetzelfde wonderjaar, had men eene andere algemeene opfchudding , wegens het veranderen der regeeringsleden in de Heden door den Prins. In Amjlerdam liep het zeer hoog met de doelisten. In Haarlem was de gisting met minder, maar in Rotter dam tot dus verre alles ftü gebleven. Men hoorde noch zag van gene verandering, en velen waren van gedachten, dat de regeenng aldaar bly ven zou gelyk zy was Doch in den aanvang van oétober begon het ook* hier wakker te worden. Eenige jonge lieden hadden eene te famenkomst aan het huis van eenen tabakskoper, en ftelden aldaar eenigegefchriften op, welken vervolgens door hun getekend en waarby eenige regenten van flinkfchen handel en knevelary befchuldigd werden. Dit tekenen werd bevorderd door eenigen, welken ook de hand gehad hadden in de beweegingen te Am fier dam, en thans uit 's Gravenhaee herwaards gekomen waren. Drie leden der Regeering, in dit gefchnft met name genoemd, vonden raadzaam, zich m openbaren druk te verdedigen; waarna zeven burgers, onder welken laurens van der meer zich ook bevond, insgelyks in openbaren druk verklaarden, geen deel te hebben aan de opgeworpene befchuldigingen. Ondertusfchen deej  16 KABINET VAN NEDERLANDSCHE deed men voorttekenen , en eenige honderden tekenaars byeen verzameld hebbende , befloot men dit verzoekfchrift den Prins ter hand te Hellen. Terftond daarop vond de Prins goed, om twee gemagtigden naar de ftad Rotterdam aftevaardigen. Kort na hunne aankomst aldaar,hoorden zy, welke lieden het verzoekfchrift en de tekening hadden helpen bevorderen. Ook werden hun eerlang twee andere verzoekfchriften ter hand gefteld , getekend door eenigen, die zeer wel vergenoegd waren over de tegenwoordige Regeering, en verklaarden, dat zy veel meer tekenaars zouden hebben bekomen, wanneer de tyd hun niet ontbroken had. Doch deze verzoeken hadden weinig uitwerking ; de gehele Regeering werd weinig tyds daarna bedankt, op vyf leden na weder , herfteld, en de rust in de ftad bleef verder geluk* " kig ongeftoord. In den jare 1750 brak aldaar weder een vervaarlyk oproer los, by gelegenheid dat de wynkopers» den impost der wynen niet in admodiatie kunnende brengen, gelyk te Amflerdam, geroepen werden, om den eed af te leggen. Te Amjlerdam liep alles in ftilte en vrede af, maar te Rotterdam had het tegendeel plaats. De wynkopers weigerden aldaar den eed te doen , en de collecteurs of gaarders weigerden aan hunne zyde hun in- en uitflagbriefjes te geven, zo dat de wynhandel ftil ftond, en kelders en pakhuizen gefloten wa. ren. Sommige wynkopers gingen naar 'sHage, om, ware het mogelyk, van den eed ontheven te worden, doch het baatte niets. De Rotterdammers, aan de eene zyde beducht, dat Amjlerdam den geheelen wynhandel zou na zich trekken, byaldien zy weigerig bleven om te zweren, kon. den echter aan den anderen kant daartoe niet be-» ftaan,  en kleefsche oudheden. ?j Haan, en befloten dus een ernftig vertoom aan den Prins, wegens hunne omftandigheid, ter hand te ftellem Toen men bezig was om dit vertoog alom by de wynkopers ter tekening rond te zenden, ging dewynkoper gerrit hagedoorn naar het ftadhuis, en was de eerfte die den eed aflag. Ogenblikkelyk had hy zyne handen vol met het afleveren van wynen, hetwelk zyne medehandelaars en het gemeen zeer in het oog ftak legen den avond verzamelde het volk voor zyn woonhuis, fmeet de glazen in, overmeesterde twee zyner pakhuizen, waar zy den bodem uit fteekvaten en oxhoofden floegen, de wyn op de ftraat latende lopen, een ander gedeelte opflurpten, en eenige duizenden van vlesfen ver gruisden. Twee vendelen fchutters voorkwamen de verdere plondering; het graauw wierp wel aanvangs met wynvlesfen op dezelve, maar werd zeer fpoedig verjaagd, en hield zich vervolgens Itil. De wynkoper, die omtrend 8500 guldens fchade bekomen had, ontfing vergoeding van de ltad Waarna de overige wynhandelaars het voorbeeld van h a g e d o o r n volgden, en mede den eed kwamen afleggen. In het jaar 1758 vervoegden zich de kooplieden van Rotterdam aan de Staten en de Gouvernante , aan dezelve overgevende eene lyst van nadeelen, welken zy in de Wm-lndiin, door de roveryen der Engelfchen , in dat jaar geleden hadden, bedragende de fomma van ƒ1,827 71/ de kooplieden van Amfterdam kwamen met drie lysten van fchepen, welken allen te Amfterdam alleen te huis behoorden, en die in de WeTbi dtcn tooT de Engelfchen geheel of gedeeltelvk ge. roofd waren. Op de eerfte lyst waren gebral 21 fchepen, van Curacoo en St. Euftatius komen. de  78 kabinet van nederlandsche de en door de Engelfchen genomen, belopende de fchadc daarvan op ƒ3,557,500. Op de twede lyst waren geplaatst 35 fchepen, die of naar de ÏVest-Indiën gaande, of van daar komende, mede door de Engelfchen genomen waren, en waarvan de fchade bedroeg ƒ5,144,000. Eindelyk op de derde lyst, had men de verklaringen gebragt van 100 fchepen, welken door de Engelfche kapers beftolen en geplonderd waren, bedragende eene fchade van ƒ439,199. Toen in het jaar 1778, de verleende convoijen bleven leggen, en 'slands koopvaardyfehepen, ontbloot van befcherming, ten prooi werden aan den roofzucht der Engelfchen, die door hunne kapers in twee maanden tyds meer dan honderd Hollandfche fchepen genomen en opgebragt hadden; toen zy op de rivieren van Esfequebo en Demerary de grootfte moedwilligheden pleegden, en met klein vaartuig onder den wal, den toevoer der levensmiddelen derwaards affneden , en het geweld zodanig de overhand nam, dat de zeevaart van Holland met eenen wisfen ondergang gedreigd werd, floegen de fteden Dordrecht, Amfterdam en Rotterdam de handen in eikanderen, °en befloten, om zich met een verzoekfchrift by de algemeene Staten te vervoegen, welk verzoekfchrift een nadrukkelyk vertoog behelsde, wegens de bi 11 yke gronden, waarop het bezwaar van Nederlands kooplieden, asfuradeurs en rheeders fteunde. Dit verzoekfchrift werd by de Staten gunftig ontfangen, en den Ridder yorke ter hand gefteld. In het volgend jaar 1779, klaagden de kooplieden van Rotterdam geweldig, zo by hunne Regeering , als by de Staten en den Prins, wegens het Tarif, door den Koning van Frankryk bepaald , volgens hetwelk de daarby niet uitgezon- der-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 79' derde goederen der handelaaren, buiten de fteden Amfterdam en Haarlem, met eenentwintig ten honderd bezwaard werden, en dus de koophandel eenen dodelyken flag ontfïng. Het verzoekfchrift, om hieromtrend een gunstig redres te maken, werd op de levendigfte wyze tot tweemalen toe in het zo evengemeld jaar herhaald, doch beide de keren zonder het allerminst gevolg. Even na deze vergeeffche klagten, drongen de handelfteden op het reeds toegezegd onbepaald convooy, waarop de koopman volkomen vertrouwen gefteld, en zyne koopwaren ingeladen had. Intusfchen verliep het jaarfaifoen, en het convooy bleef achter. Dordrecht, Amfterdam en Rotterdam leverden deswegens, den 9 van herfstmaand, ieder afzonderlyk, eenftemmige klagten in, en fmeekten om voorziening; grondende hun verzoek op de gedane toezeggingen, als mede op het gewillig opgebragt verdubbeld last- en veilgeld. Zy gaven te kennen, dat zy, in verwagting van de beloofde befcherming dit jaar werkitellig te maken, hunne maatregelen in den koophandel genomen, doch ondervonden hadden, dat "wel verre van thans eenige voordeden te kunnen hopen, zy met groot nadeel gedreigd werden, daar men tot hier toe, in flede dat het onbepaald convooy verleend was, genoegzaam alle de oorJogfchepen werkloos hield, en het jaarfaifoen nu byna verlopen was, om reizen van min of meer uirgeftrektheid te kunnen ondernemen. Daarenboven bleven de bezorgde voorraad van koopmanfebappen ter verzending, en de opgegevene orders buiten 'slands, voor rekening dier kooplieden in gereedheid gebragt, aan een merkelyk verderf onderworpen , ten zy zy hunne fchepen zonder geleide lieten varen; in het laatst geval wa-  8o KABINET VAN NEDERLANDSCHB waren zy bloot gefteld om opgebragtof in vreemde havens aangehouden te worden, enzyzouden eenen onbefchryfelyken overlast moeten lyden van een oneindig getal kaperfchepen, welken te ftouter zouden worden, wanneer het met de daad bleek, dat dezeevaart dezer republiek buiten alle befcherming werd gelaten; terwyl andere mogenheden, die, gelyk deze Staat, eene volftrekte onzydigheid in acht namen, hunne koopvaarders, door gepaste convoijen, voor diergelyke roveryen bevryden en beveiligen zouden. Dit alles verwekte de regtmatigfte vrees, dat de koophandel en zeevaart tot zodanige volkeren zou overgaan , welken aan dezelve eene rechtmatige befcherming verleenden. Doch in de zaak werd niets beflist; de andere proviutiën drongen aan op eene vermeerdering van landmagt; de partyen, welken reeds in Fransch- en Engelsch-gezinden verdeeld waren, werden meer en meer tegen elkander verbitterd; de Hertog van yorke roeide onder dezelven, en deed alles wat mogelyk was om het toegezegde convooy te verydelen, waarin hv volkomen flaagde, en Spanje en Frankryk verklaarden den oorlog aan Engeland, het welk van dat gevolg was, dat de laatfte de ftap van het Franfchc hof als hoogst trouwloos affchilderde, en by Holland om hulpbenden aanhield. Het vuur van verdeeldheid, dat lang gefmeuld had, barstte in vollen vlam uit in het volgend jaar 1780, toen Engeland, tegen alle verwachting, den oorlog aan den Staat verklaarde, hetwelk, gemerkt de toeftand dezer landen, aan onze Republiek eenen gevoeligen neep gaf; wy hadden echter onder onze zee -officieren eenigen, welke moeds genoeg betoonden te bezitten, om met eene geringere magt, den afgunstigen vyand  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 8t vyand ftoutraoedig onder de oogen te zien. De gevechten van eenen oorthuis, van'eenen melville, en anderen, in den jare 1781 en later voorgevallen, zyn genoeg bekend, en getingen van hunnen roem. Zoutman, de dappere zoutman hield intusfchen verder den naam der Bataven op, flaande in de maand augustus van het jaar 1781 de Engelfche vloot, ongelyk fterker dan de zyne, zodanig, dat zy moesten bekennen dat de Hollanders van den moed hunner voorvaderen nog niet ontaardt waren. Doch deze heerlyke overwinning, wel waardig dat men haar jaarlyksch plechtig gevierd hadde, kwam, eenige gedenkpenningen en degens aan den admiraal en de officieren uitgenomen, in vergetelheid. Men kon wel bemerken, dat de Engelfchen party in ons land alles aanwendde wat mogelyk was, om te zegepralen; de Penfionaris gyzelaar werd befchuldigd, van eenen ingekankerden haat tegen de Ridderfchap, hoewel hy zich verdeedigde, en deze verdeediging door Dordrecht en andere fteden, ten fpyt der edelen, goedgekeurd werd. In het jaar 1783 werd de vrede met En* geland wezentlyk getekend, maar verre was het van eene vereeniging tusfchen de twee partyen in ons land. De Prins verloor by fomrnige Heden zeer veel, en dezelven aarsfelden niet, om hem de aanpryzing der Regeeringen te ontnemen. Men zag te Rotterdam, Alkmaar, Gouda, en in de meeste plaatfen der republiek, gewapende fchutteryen en burger corpfen oprechten , en het vuur van patriotismus werd meer en meer ontvlamd. De beide partyen werden eindelyk zo tegen eikanderen gaande gemaakt, dat de binnenlandfche oorlog uitborst, waaruit IV. deel. F moord  82 kabinet van nederlandsche moord en plundering volgde, terwyl Rotter* dam zich zonderling in die zaak gedroeg, en de twisten in deze ftad tot die hoogte klommen, dat de Staaten van het gewest zig verplicht gevoelden kennis van dezelve te neemen, en eenige~afrevaardigden uit hun midden derwaards heen te zenden, om met de ftedelyke wethouderfchap voor het handhaven der rust en orde binnen deze ftad zorg te dragen; welke ftap der Staaten van nieuwe onlusten wierd gevolgd; tot dat hunne afgevaardigden , met meerdere magt voorzien, kragtdaa. diger middelen in het werk konden ftellen om aan het oogmerk hunner zending te voldoen. Dog wy gaan voorby om den afloop dezer zaak hier breedvoeriger te boek te ftellen; dewyl de poogmgen, door de opgevolgde omwenteling van den jare 1787, van alle verder gevolg verftoken zyn gebleven. Onder de voornaamfte poorten , waarmede Rotterdam zo wel aan de landzyde als aan den kant der Maze voorzien is, munt niet weinig uit de zogenaamde oude Hoofdpoort, welke wy in deze befchryving door rade maker afgebeeld vinden , gelyk dezelve zich in het jaar 1643 vertoonde. Voor het grootst gedeelte is zy van blaauw ardumfteen opgehaald, en een zeer aanzienlykgebouw. Zy pronkt aan de binnenzyde met het wapen der ftad, onderfteund door twee grote leeuwen, en onder hetzelve leest men het jaargetal 1598, hetwelk ongetwyffeld den tyd der ftichting van dit fierlyk gebouw te kennen geeft. De grondlegging van hetzelve wordt nader uitgedrukt, door een tydvers, hetwelk boven het genoemde wapen ftaat uitgehouwen, en aldus luidt: Den  en kleefsche oudheden. 83 Den 9 Juny, V werd u.'klaar voorgejïelt, Heeft Arent Tsbrands, oud zynde zes Jaren, Den eerflen grondtfteen aan deez Nieuw Poort geflelt, Als U. V. Beefl, en S. Bouwaal Fabrykmeeflers waren. Voorts leest men onder het wapen 't volgend Latynsch vers: Efl Leo cunQipotens, pulckrce qui mornia porta Servabit, qua Rotta fluit, qua terra virefcit. Hetwelk de Heer Mr. math. brouSrius van nidek, op deze wyze heeft verduitscht: Het is een fiere Leeuw, die deze Poort, en Wallen, Te water en te lant bewaakt voor overvallen. Aan de Maw-kant of bnitenzyde, leest men wederom een opfchrift, ontleend uit Pfalm CXXVII. aldus in de Latynfche taal luidende : Nifi Dominus cuflodierit Civitatem, fruflra vigilat, qui cuflodit eam. Volgens de Hollandfche vertaling: Soo de Heere de Stadt niet en bewaakt, te vergeeft waakt de Wachter. oXI" Aan dezelfde buitenzyde ziet men verder het wapen van Holland, door twee ftaande leeuwen befchermd. Op de poort zelve ftaat een ftevig vierkantte rentje, voorzien van eene flaande klok en uurwyzers. Op de eerfte verdieping, boven deze poort, zyn verfcheidene kamers en ruime vertrekken ; in een dezer wordt het zeerecht gehouden , en in eene andere vergaderende commisfaF % (is-  84 kabinet van nederlandsche risfen! der broodwegers. Voorts zyn 'er ook de gildekamers der bakkers, fchippers en anderen; en overigens is deze poort, hoe zeer volgens den ouden fmaak gebouwd, een meesterftuk van konst en lieraad. Buiten dit fraai gebouw ftond weleer nog eene voorpoort, gelyk in deze onze aftekening te zien is, doch m het jaar 1643 weggebroken zynde, is van dezelve hedendaagsch niets meer in wezen. Volgens het verhaal van g. van spaan, in zyne befchryving van Rotterdam, gebeurde 'er tusfchen die ftad en Charhis, een dorpje, fchuins over de ftad gelegen en redelyk wel bebouwd, in het jaar 1511, het volgend deerïyk ongeval: op den 11 november van het gemelde jaar begon het zeer fterk te vriezen, en die vorst duurde tot in den daarop , volgenden maand february. Het ys lag zo dik in de Maas, dat men dezelve met wagens en paarden bereed. Een hoeffmitfteldezyn travalje op het ys, en befloeg aldaar de paarden. In het laatst van february ontftond 'er eene vry hevige noordweste wind. De Heren van de wet voor ongeval beducht, kondigden by klokkeflag van het ftadhuis, dat een ieder zich zou hebben te wachten van op de Maas te komen, doordien deze wind waarfchynelyk hoge vloeden en fcheuringen in het ys ten gevolge zou hebben. Doch de Roomfche priesters en monnikken wierpen deze vermaning in den wind, en begaven zich in procesfie over het ys naar Charlois, om aldaar eene kerk in te wyden. Toen zy, ten getale van byna 5000 menfchen, midden op de rivier waren, begon het ys niet alleen te barsten en te fcheuren, maar zonk door de zwaarte onder hun weg, waardoor verre de meesten hunner deerlyk verdronken, en zelfs de hoefünit, hoe zeer ook na»  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. naby den wal, was buiten ftaat om zyn leven te redden. Behalven deze poort, vindt men nog drie anderen aan den Maaskant, welken alle zeer aan* zienlyke gebouwen zyn; namentlyk: de poort van het Westerfche oude hoofd, gebouwd in het jaar 1667; de poort van het Oosterfche nieuwe hoofd, gebouwd in 1664; en de poort van het Westerfche nieuwe hoofd, gebouwd in den jare 1662. Dit laatfte is een prachtig gebouw, en in allen deelen een meesterftuk, hetwelk, het gemeene-lands huis alleen uitgezonderd, alle de ge» bouwen van Rotterdam overtreft. De landpoorten zyn, de Delffche of St. Jorispoort, gebouwd in het jaar 1545, en in 1778 prachtig herbouwd; het Hofpoortje; de Goudfche poort, gebouwd in 1642; de Oost poort, gebouwd in 1612; deSchiedamfcheofDykpoort, en de Havenfche of Binnenwegfche poort, gebouwd in het jaar 1624, met welker befchryving wy ons thans niet langer zullen bezig houden, maar tot de andere voorname ftadsgebouwen overgaan. Onder de voornaamfte waereldlyke gebouwen telt men het ftadhuis, omtrend de ftichting van hetwelk zeer vele gisfingen zyn. Sommigen beweeren, volgens g. van spaan, in zyne befchryving van Rotterdam, dat het ftadhuis weleer het gasthuis geweest is; anderen willen, dat het de kapel daarvan was, en van daar, zeggen zy, dat de fteeg, benevens het ftadhuis lopende, da gasthuisfteeg genaamd wordt. Volgens eenigen , heeft het ftadhuis weleer op het west nieuwland geftaan, het twede huis van de nieuwftraat. Van spaan, welke de zaak onderzocht heeft, getuigt: dat de lieden, in dat huis wonende, verF 3 kla-  t6 kabinet van nederlandsche klaren, dat hunne giftbrieven luiden, dat het raadhuis der ftad in dat huis weleer geweest is en dat 'er boven nog verfcheidene kamers en vertrekken zyn, welken dit fchynen te bevestigen; alsmede, dat 'er verfcheiden gedempte kelders en gaten gevonden worden, die niet ongelyk zyn aan gevangenisfen; de Heer p. ter schelliNe zegt, dat men op het Wesé nieuwland, in het gebouw, hetwelk \-oor het oude ftadhuis gehouden wordt, lang nadat het in handen van byzondere eigenaars geraakt was, nog kamerdeuren ontdekt heeft, met de opfchrif. ten: Schepens - Kamer, enz., ook yferen traliën, en andere tekenen van het gevangenhuis; en eindelyk, dat achter dit huis mede eenige pakhuizen ftaan, welken aan het huis behoord hebben. Hoe fchynbaar dit alles is, wil g. van spaan echter niet'geloven, dat het ftadhuis aldaar geftaan heeft, en hy geeft deze grondige redenen van zyn gevoelen: dat het West nieuwland eerst m den jare 1383 aan de ftad getrokken is, gelyk blykt uit eene handvest van albrecht van Beijeren, gegeven in denHage, des Dingsdaegs naar jaersdag, in 't jaer ons Heeren 1383. Wanneer men nu overweegt dat Rotterdam reeds in het jaar 1270 ftads privilegiën gekregen heeft, kan men met grond vragen, of dan de ftad, geduurende n3 jaren, zonder ftadhuis zou geweest zyn ? dit immers is zeer onwaarfchynelyk. Toen daarenboven, in den jare 1558, de zogenaamde ketters voor het ftadhuis aan palen zouden verbrand worden, die met een hout ftaketfel waren afgefchoten, waar is toen het ftad. huis geplaatst geweest ? Immers voor het gemelde huis pp het West nieuwland was gene plaats <ïrn diergelyke toebereidfeien te maken. Ge voeg- ly-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. $p lyker plaatst men het dan op de Hoogftraat of in de waagfteeg. waartoe men de volgende gronden bybrengt. Vooreerst: dat de eerfte huizen aan de overzyde van de waagfteeg , eerst in het jaar 1589 gebouwd zyn, en het uit eene oude kaart bewezen is, dat aldaar vóór dien tyd een open plein was, waarop gene huizen ftonden; en ten tweden uit het Rotterdamsch wapentje, hetwelk nog in de fteeg ter zyde van het ftadhuis ftaat. Het is echter niet onwaarfchynelyk, dat, toen het ftadhuis in den jare 1606 van agtereri, en in het volgend jaar van voren vernieuwd en vergroot werd, het raadhuis in dien tusfchentyd op het West nieuwland gehouden is, en dat deswegens de grondbrieven van dat huis daarvan gewag maken. In het eerstgemelde jaar heeft men de vroedfchaps- en Schepens-kamer aan het ftadhuis gebouwd , en in het volgend jaar werd het niet alleen vernieuwd , maar de toren, welke alleen ftond , met eenen dikken muur onderfchraagd. Deze toren is van boven met lood bekleed, en loopt fpits toe, gelyk eene naald. Men klimt op het ftadhuis langs twintig trappen, waarop ter wederzyden twee leeuwen geplaatst zyn. Van boven pronkt het met de beeldtenis der gerechtigheid. Verder ziet men twee leeuwen in hardfteen uitgehouwen, welken het ftads wapen in hunne klaauwen vast houden, en daaronder een Latynsch vers, op de gerechtigheid doelende. De vertrekken van het ftadhuis zyn ruim en luchtig. De kamer der Burgemeesteren, die der Schepenen en anderen zyn allen zeer fchoon behangen , en fommigen met kostelyke fpiegels verfierd Men vindt daar ook eene kamer van Commisfarisfen, waar de kleine zakén en gefchillen behandeld worden; ook eene fecretary en meer F 4 an-  SS kabinet van nederlandsche andere kleine vertrekken. Gevangenisfen en gVzehngen zyn er ook verfcheideri. Voorhetovenge is dit ftadhuis van eene zeer oude bouworder, en over het algemeen meer tot nuttig gebruik dan tot pracht aangelegd. 5S ulvtldiI WeJeer ftond 'er eene voorpoort buiten dit aanzienlyk gebouw, gelyk men zulks uit de prentverbeelding zien kan, doch dezelve is in het jaar 1643 weg gebroken, en niet meer in wezen Zeer aanmerkelyk is hier een verwulfdekelder, welke onder de hoogftraat door loopt, tot in of aan het gasthuis. Dezelve ftaat thans gedeeltelyk \7ht «1 V°ecen °nder vvater> en gedeeltelyk is hy gedempt. Sommigen zyn van gevoelen dat hy weleer gebruikt is als eene ftrafplaats, toebehehorende aan het klooster der prediker monnikken, waann die genen opgefloten werden, welken van het Roomsch geloof afvielen, of onrecht, zinnige ftelhngen koesterden. Wanneer men de ongelukkigen derwaarts voerde, gaf men hen mets anders mede, dan een klein endje kaars, en een weinig broods, daarna floot men eene yferen deur achter hen toe, en liet hen dus ellendig van honger vergaan. Welke gruwzame uitwerkfelen der papery, die toenmaals het menschdom knevelde, en zich ftaande hield door verblinding en euveldaden! Men verhaalt, dat eene oude moei vaneenen JAN de vrouw, uitdenk, in dezen kelder werd opgefloten, en men agt dagen daarna de yferen deur opende, om haar dood uit denzelven te flepcn; maar tot grote verwondering van alle aanwezcnden , vond men haar nog m leven , hebbende zich gevoed met de kalk, welken zy van den wand afgekrabd had. Haar gelaat ftond zeer verwilderd, en zy was geheel zinneloos. Men poogde haar weder te herftellen, doelj  en kleefsche oudheden. 89 doch het ongelukkig offer der geestelyke woede had te veel geleden, en gaf ellendig den geest. De Beurs, ten dienste der kooplieden, plagt weleer te zyn daar thans het admiraliteits huis ftaat. Zy werd in het jaar 1595 aangelegd. Doch in later tyd is dezelve verplaatst op de blaak, ter plaatfe daar weleer de vischmarkt gehouden werd. Zulks blykt uit het volgend vers vanj. oudaan, hetwelk aldaar op eene koperen plaat, tusfchen een hardfteen gevoegd, gelezen kan worden: 1 6 1 7. S Zeegenryke Zeel wat volheid brengt gy voort, Voor die dees zegening het rooken aan zyn netten fïiet toefchryft; maar die fi.il, met z'over boord te zetten, Zeid in vertrouwen, Heer '. wy werpen z'op uw woord. Dit maakt een volle beurs. Dies werd de plaats voordezen Den visfcher eigen, nu den koopman toegewezen. J. OUDAAN. Boven dit infchrift was in een fchilderftuk afgebeeld, hoedanig de vischfcheepjes en buizen op hunne nering lagen, en daar boven zag men eenen St. Pieter, met eene visch en eenen fleutel in de hand. Deze beurs werd des middags met hekken aan de ftraat afgefloten, zy had rondsom gaande» ryen, waar men voor den regen kon fchuilen > en was daarenboven voorzien meteen torentje, uurwyzer en klok. Men noemde deze plaats de grote beurs. In het jaar 1720 heeft men dezelve groter en prachtiger herbouwd, beftaande zy tegenwoordig uit eene ruime en vierkante plaats, om» ringd van brede gaanderyen, welken op witte hardftenen pylers rusten, en boven welken men verfcheiden nette vertrekken heeft. Deze beurs  pÓ KABINET VAN NEDERLANDSCHE heeft van voren eenen zeer deftigen opgang. Van binnen is het gebouw aan alle kanten, en van buiten, ten oosten en ten westen, van gehouwen Benthemer- of hardfteen opgerecht. De noordelyke gaandery is de laatfte gebouwd, en eerst in het jaar 1736 volbouwd geworden. Men heeft eenen gouden gedenkpenning geflagen, ter vereeuwiging van het ftichten van dit aanzienlyk gebouw. Behalven deze grote beurs heeft men nog eene kleinere, de koornbeurs genaamd, welke genoegzaam alleen voor den koophandel in granen gefchikt, en geheel overdekt is. Het tegenwoordig admiraliteits hof is gebouwd in den jare 1644, in de plaats van een ander, hetwelk op de nieuwe markt ftond, ter plaatfe waar tegenswoordig het turfdragers huis is. Het oude werd in het jaar 1567 gebouwd. Thans ftaat het op het haringvliet. Het collegie ter admiraliteit in Holland, het oudfte van dit gewest, waarin de Admiraal voorzit, houdt in dit gebouw zyne gewone vergaderingen. Het heeft ook een aanzienlyk magazyn, en eene aanzienlyke timmerwerf; doch de zware oorlogfchepen worden te Hellevoet/luis opgelegd. Inwendig heeft het zeer ruime kamers en vertrekken, en van binnen eene bpene plaats. Men vindt daarin de nodige gevangenhuizen voor misdadigers, en eene hel voor de lorrendraaijers en fluikers, waarin de fchepen en goederen geborgen worden, welken door den Fiscaal en zyne gerechtsdienaars aangehaald zyn. Ook is 'er eene gefchut gietery, ftaande daar ter plaatfe, waar weleer de kerk van het klooster der prediker monnikken ftond; deze gefchut gietery is gebouwd in den jare 1663. Daarna volgt het gemeene lands huis, volgens G. VAN  en kleefsche oudheden. 91 e. van spaan, het prachtigst gebouw van geheel Nederland, wanneer men het ftadhuis van Amfterdam daarvan uitzondert. De voorzyde is ten eenemaal van wit hardfteen opgehaald, en in alle deszelfs delen vindt men eene fchone, eene evenredige bouwkunde. In het midden ziet men een balkon, rustende op vier ronde kolommen, en aan de muurzyde op vier platte pilasters. De voorzyde van het balkon pronkt met het wapen van Schieland, zynde een rode leeuw op een geel veld , ter wederzyden met eene Jerufalemfche veer omringd. Dit wapen wordt vast gehouden door den klaauw van eenen arend, welke de bovenfte parel der Keizerlyke kroon, waarmede het wapen van Schieland gedekt is, in den bek heeft. De gehele voorgevel pronkt met 32 pilasters, zo van de Jonifche als Corintifche order. Van boven is de gevel met eene frontefpiets voorwaards uitgebouwd; de fries van denzelven is met lofwerk voorzien, en vier Cupido's houden de festonnen. Onder het balkon ziet men een gefmeed yferen tralywerk, hetwelk zo fraai met kindertjes, alle foorten van bloemen, vruchten, gedraaide pylers, en andere verwonderenswaardige fraaiheden is uitgewerkt, dat het de bewondering van den aanfchouwer tot zich trekt. Dit gadeloos meesterftuk van kunst en fmaak, is door den konstigen fmit jacob toorn binnen de zeven jaren voltooid. De eerfte fteen aan het gebouw werd gelegd op den 31 oótober van het jaar 1662, en in den jare 1663 werd het volbouwd. Het heeft meer dan 250 glazen ramen. Het plein vóór het gebouw is met een yferen hek afgefloten. Achter hetzelve is eene ruime opene plaats met linden'beplant, en omvangen met eenen hogen en dikken ftenen muur. Wan-  02 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ' Wanneer men van voren de ftenen drempelen opgaat, komt men in het voorst gedeelte van het gebouw, waarvan de zolderingen met uitftekend gefneden lofwerk pronken, en onderfteund zyn met ronde kolommen en vierkante pilasters, waar. van de capiteelen mede zeer konstig uitgefneden zyn. Ter rechterzyde van het voorhuis is eene met goudleder behangene kamer. Boven de fchoorfteenrnantel aldaar is een fchilderftuk, verbeeldende willem den derden, Koning van Engeland, te paard zittende, daar hy inhetvoortrydendoor twee engelen gekroond wordt. Ter linkerzyde heeft men eene kamer met geel trypt behangen, en verfierd met kostelyke kabinetten. Het vertrek waarin de vierfchaar gefpannen wordt, is ruim en luchtig, voorzien met een kostelyk horologie, en eenen fchoorfteenmantel van gemengeld rood en wit marmer. Ook is aldaar eene eetzaal met goud leder behangen, en met kostelyke fchilderyen en Venetiaanfche fpie. gels opgefierd. Daarenboven zyn 'er eene menig, te andere grote en behangen vertrekken, met de befchryving van welken wy ons niet langer zullen bezig houden. Dit kostelyk gebouw is op eene plaats geftichtwelke eertyds geheel onaanzienlyk , en meestal moeras was, de palen heeft men doormiddel van een paard, in eenen rosmolen rond lopende, in de fundamenten geheid. Nog telt men onder de llads gebouwen de wisfelbank, de bank van leening, welke laatfte weleer een gedeelte van het bagynhof uitmaakte, hetwelk m den jare 1378 gefticht is. Sommigen willen, dat dit bagynhof weleer het paradys genaamd  . en kleefsche oudheden. 93 naamd werd. Maar anderen beweeren, dat die naam aan eene Roomfche kerk toebehoort, welke een weinig benoorden het bagynhof ftaat, en eertyds de kerk van het Cellebroers klooster, thans de Latynfchefchool, zou geweest zyn. Hertog albrecht nam het bagynhof in het zelfde jaar 1378 in zyne befcherming, en de ftad gaf twee jaren later eenige voorrechten aan hetzelve. Na de verandering der regeering in ons gemeenebest, werd het bagynhof voor een gedeelte tot eene bank van leening gebezigd. In het jaar 1635 verkreeg de ftad van 'slands Staten het voorrecht, om eene bank van leening op te rechten, op den voet der Amfterdamfche. Het is niet wel te bepalen , of men voor dien tyd in Rotterdam eene bank van leening gehad heeft. Zekerder gaat het, dat het ander gedeelte van het bagynhof nog eenen geruimen tyd tot eene woning der bagynen geftrekt heeft. Thans echter zyn deze geestelyke maagden hier niet meer in wezen. Ook heeft men hier nog eene lakenhal, eene faayhal, eene vleeschhal, eene boter- en kaashal, eene henniphal, eene oude en nieuwe waag, eene ryke vischmarkt, een verbeterhuis, en een tucht en werkhuis. De Latynfche fchool, welke men te Rotterdam heeft, ftaat in de Broederfteeg, ter plaatfe waar in het jaar 1441 een minderbroeders klooster ge. fticht werd. Het is een zeer groot gebouw, verdeeld in vyf clasfen , en beftierd door eenen Rector, eenen Conrector, en drie Praïceptoren. Men heeft nog daarenboven te Rotterdam eene doorluchtige fchool, en vier Profesforen; de openbare lesfen zyn hier nogthans van geen belang, veel minder de ftads boekery, die in het jaar 2604 gefticht is. De  94 kabinet van nederlandsche De West-Indifche Maatfchappy bezit hier een gebouw, hetwelk vry oud, doch voorzien is met de nodige pakhuizen en verdere vertrekken. Het gebouw der Oost-Jndifche maatfchappy is veel prachtiger; het ftaat onder de boompjes, en hee ft aan de voorzyde een balkon, hetwelk door vier pilasters onderfteund wordt, waaronder eene grote hardftenen poort is. Van achteren heeft dit gebouw mede eene diergelyke poort, en ter wederzyde zeer ruime pakhuizen. Van binnen vindt men eene zeer grote plaats, rondsom welke verfcheidene vertrekken zyn, waaronder de vergaderen verkoopkamers voornamentlyk in aanmerking komen. Het gebouw heeft genoegzame pak. en voorraad-zolders, om de ingebragte fpeceryen te kunnen bergen. In den jare 1695, op den 7 feptember, lag men den eerften fteen aan hetzelve. De bouwmeester wouter ariensze van egmondt heeft het gebouwd. Men re. kent dat het tusfchen de 64 en 65 voeten hoog uit den grond ftaat, en een der fraaifte gebouwen van ons vaderland is. De St. Joris doelen is een groot gebouw, volgens het infchrift boven den ingang, in het jaa» 1622 gefticht, en in het volgend jaar herbouwd. Men ziet aldaar ook de wapens van den Prins van Oranje, benevens die van Hollanden Rotterdam. Van binnen heeft dit gebouw eene grote zaal, welker glazen met de namen van die genen pronken , die dezelven gefchonken hebben; en waaruit blykt, dat fommigen in het jaar 1626, ende overigen in het jaar 1680 gegeven zyn. Voor den fchobrfteenmantel ziet men dePrinsfen willem den eerjlen, maurits en fredrik hendrik, ieder met eenen bevelhebbers ftaf in de handen, konstig afgebeeld. Boven de deur, wel-;  en kleefsche oudheden.' 95 welke volkomen in den ouden fmaak , en met den bytel uitgewerkt is, zag men weleer den Ridder St. Joris te paard gezeten, en den draak dok dende, doch in het jaar 1741 is dit beeld van daar weggenomen, en in het voorhuis verplaatst. Ook heeft men achter aan de doelen een groot gevaarte aangebouwd, onder het opzicht van den bouwkonstenaar jacobus de vries, waar men onder anderen eene ruime zaal vindt met een uitftekend balkon, hebbende het uitzicht over het plein. Dit vertrek dient om Koningen, Vorsten en andere lieden van gezag en aanzien te onthalen. Voor het overige is deze doelen voorzien met zeer uitmuntende fchilderyen van verfcheiden burger Colonellen èn Capiteinen, door voorname meesters gefchilderd. Nog bezit de ftad vele wind- en kruidmolens, kruidtorens, een fchermfchool, en meer andere opentlyke gebouwen. Eer wy nogthans van de waereldlyke gebouwen der ftad afftappen, moeten wy nog met weinige woorden gewag maken van de twee lands iriagazynen of wapenhuizen, beiden achter elkander gebouwd, zodanig, dat dezelven zich als één magazyn vertonen. Het eerfte, ter zyde der nieuwe haven ftaande, werd in het jaar 1660 gebouwd. Voor hetzelve ftaat eene kraan. Het ander werd gebouwd in 1662. In den voorgevel, welks ingang toegemetzeld is, ftaat een TSepthunus, tusfchen 's Lands wapens , die met veelerleie fcheeps- en oorlogs-gereedfchappen omringd zyn. Onder de geestelyke gebouwen en oude geftichten dezer ftad, munten in de eerfte plaats uit, de grote of St. Laurens parochie kerk. Wanneer ditGodshuis gefticht werd, is geheel onzeker. Doch het was reeds gefticht in den jare 1366, hoewel veel  96* kabinet van bede rl and sc hë veel kleiner en onaanzienlyker zynde dan heden, daagsch. H. van heus se n geeft, in de Be* Jchryving zyner Oudheden, in het derde deel, pag, 623, eene uitvoerige befchryving van een altaar of kapel, welke te dier tyd aldaar, ter eere van bt- Jacob den meerderen, zoude gefticht zyn. Ook blykt het uit dezen brief, dat Rotterdam toenmaals reeds van eene matige groote,. en veel betimmerd geweest is, doordien daarin gewag ge. maakt wordt van vele renten op huizen, in verfcheidene wyken der ftad ftaande, en die verre van eikanderen afgelegen waren. Deze hoofdkerk is langzaam van Zeer geringe beginfelen opgeklommen tot een zodanig aanzienlyk gebouw, gelyk het hedendaagsch is. Algemeen is men van gevoelen, dat die kerk aanvangs van planken by eikanderen is geflagen, en in het jaar 1415 had zy nog genen toren. Ook wil men verzekeren, dat de bakkers, in het jaar 1437 de eerften geweest zyn, welken onderling befloten om het hoog altaar ter eere der maagd Maria te doen bouwen, hetwelk tot in het jaar 1490 doordien de kerk nog niet voltooid was, in een hout huisje, recht voor de Bagyneftraat geftaan heeft, doch in het gemelde jaar ingewyd werd. De bakkers ontfingen voor deze gift een vrv gild. ' ' In den jare 1449 heeft men de fundamenten tot den toren geheid, waartoe zeer velen der ftede. hngen alle hunne krachten infpanden, zy werden tot den arbeid aangevoerd, onder het gefchal van pauken en trompetten, en onder het dragen van het vaandel van 5/. Laurens. De eerfte neen aan dit gevaarte werd gelegd door den Ridder albert vanwaveren, en de twede door den Heer a d o lp h , pastoor der kerk. De verdere voor. en  en kleefsche oudheden. 97 en tegenfpoeden van dezen toren kunnen in verfcheiden mfchnften onder den toren gelezen worden. 0 Op den 8 feptember van het jaar 1472, op Maria geboortedag, werd het altaar ter eere van St. Laurens en Maria ingewyd. By deze gelegenheid bepaalde men het vieren dezer jaarlykfche inwyding op den zondag na 5/. Laurens. Doch doordien die jaarlykfche gedachtenis of kerkmis fomtyds op den dag van Maria Hemelvaart mvM, verfchoven de Bisfchoppen van Utrecht de viering van dit feest tot op den eerften zondag na het octaaf van St. Laurens. In het jaar 1490 werd het plein by den toren, door de burgery. voor niet en by beurten geheid. Dit plein was weleer eene tuin, aan eenen tan kouwenhoven toebehorende. Door den tyd werd het getal der altaren inde. ze kerk grotelyksch vermeerderd, onder anderen vond men daarin de volgenden: het altaar van St. Cosmus en Damianus, van St. Nicolaas, van Se. Crispyn, van St, Viclor en Eligius, van St' Barthokmeus, van St. Brigitta, van St. Franciscus en 5/. Clara, van St. Jofeph en St. Eligius; van 5/. Bonavanture en Se. Catharina, van St. Ceorgme van Se. Martyn, en van JVillehrordus. Daarenboven vond men in deze kerk twee zeer aanzienlyke kapellen, aan byzondere perfonen toebehorende. De eerfte behoorde aan de Heren van der lek, waarin een altaar ftond van Se. Maria Magdalena; de twede behoorde aan de Heren van Kralingen, van welken wy hierna breedvoeriger zullen moeten fpreken. Nog zyn 'er in deze kerk van tyd tot tyd zeer vele vicariaten gefticht, waaronder de volgende de yoornaamften waren, namentlyk: een vica- IV. deel. G riaat  98 KABINET VAN NEDERLANDSCHE riaat van den H. Geest, gefticht in 1407; een van St. Stephanus, in 1479; een van St. Banho. fameus, in 1483; een van St- Eligius, in den jare 1500; een van St. Jacob den meerderen, in 1508, een van St Cosmus en Dameanus, gefticht in 1521; een van St. Johannes den Evangelist, in 1522. 'Er waren ook nog vele anderen aan de altaren Van St. Anthony, Nicolaas, Joris,Michiel,Ewoud, Andries, Joost enz. waarvan de tyd der ftichting onbekend is doordien de grondbrieven verloren gegaan zyn. De toren dezer kerk, pronkende met een koper verguld kruis, en eenen weerhaan ter grote van een kalf, ftond tot in den jare 1645, toen men bevond dat het houtwerk aan denzelven vuurig en voor een groot gedeelte vergaan was. Men brak het derhalven op 42 voeten af, en metfelde «Jen toren met ftenen weder op, tot eene gelyke hoogte; deze verandering bragt het gebouw, hetwelk 326' trappen hoog was, niet weinig in gevaar, want de fundamenten te zwak zynde voor deze zwaarte, deed een westelyke ftorm hetzelve drie en een halve voeten naar het noord oosten overzakken. Deze vreesfelyke gebeurtenis viel voor op eenen zondag, onder het houden van den Godsdienst. Men verbeelde zich , hoe verbaasd de tothoorders opftoven om ter kerk uit te Vluchten, hoe zeer de oude Leeraar soe tius, waarfchvnelyk een yverig aanklever der abfolute predestinatie, de zynen van den predikftoel ook mogt toeroepen : dat zy niet moesten wyken, want dat niemand voor zynen tydftierf. Men luisterde niet naar deze bedaarde vermaning, de kalk en ftenen, die van het gewelf kwamen neder vallen, werkten meer op de gemeente dan de verzekering van den prediker, en daar een ieder naar de deur vloog, om  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 99 om uit te komen, zouden vreesfelykeongelukken dit gedrang ten gevolge gehad hebben, wanneer de koster de deuren niet had toegefmeten. De gemoederen geraakten ondertusfchen een weinig aan het bedaren, en men ontkwam, zonder ongeluk, aan de fchrik en het gevaar. Terftond daarna ftelde men den toren op vyfels, onderzocht en verfterkte de fundamenten, en in het ]aar 1651, toen alles van onderen degelyk verzorgd was, wond men, ter verbazing van de gehele waereld, den toren wederom drie en eene halve voeten van het noordoosten naar het zuidwesten over, en zette hem dus weder lynrecht in zyne vorige houding, welk meesterftuk van kunst in het jaar 1655 voltooid werd. Behalven twee orgels, waarmede de kerk verwerd is, pronkt het choor met de begraafplaats van den dapperen held moylambert. Deze was een Rotterdammer fcheepskapitein, en heeft den Staat zeer veel voordeels toegebragt. In het jaar 1605 tastte hy den Admiraal van Duinkerken, adriaan dirkszoon, aan, en veroverde, met hulp van den onder-admiraal van het Noorder kwartier jan gerbrandszoon,dit vyandelyk fchip, waarvan 60 gevangenen werden opgehangen. In het jaar 1607 was hy by het veroveren der Spaanfchen vloot voor Gibraltar, waar de dappere Admiraal heemskerk het leven verloor, en droeg niet weinig tot de zege bv Vervolgens tot Admiraal verheven zynde, deed' hy in den jare 1618 denTurkfchen zeefchuimeren eenen merkelyken afbreuk, en beveiligde, geduurende dien gehelen zomer, de middelandfche zee, tot merkelyk voordeel der koopvaardyfchepen. Verfcheiden andere voordeden heeft hy bevochten, en eindelyk in eenen hogen ouderG 2 dom,  i0o kabinet van nederlandsche dom, na met zeer veel roems zyn vaderland gediend te hebben, te Rotterdam overleden, in het jaar 1625. Op zyn zark leest meneengraffchrift in rym, hetwelk zeer lang en gewrongen is, waarom wy het hier niet zullen plaatfen. Buiten het choor, in de kerk, is de begraafplaats van den Vice-Admiraal witte corneLis de witt, den tydgenoot van tromp en Deruiter, onder welke helden hy meer dan eens het zyne tot de overwinning op de onderfcheiden vyanden van onzen Staat bygedragen heeft. Hy fneuvelde in eenen zeeflag tegens den Koning van Zweden, welke in het jaar 1658 in de Zond geleverd werd. Zyn lichaam werd naar Rotterdam gevoerd, waar men hem op zyne grafrede eene witte marmorfteene tombe oprechtte, waarop het laatstgemelde zeegevecht konstig is uitgehouwen. Men leest zyne heldendaden op eenen zwarten toetsfteen, boven de tombe geplaatst. Nog legt hier in eene byzondere kapel begraven de Vice-Admiraal van Holland'en Westfriesland johan de liefde. Het fchone vers van j. antonides van der goes, op de zerk van dezen zeeheld uitgehouwen, zal genoeg zyn om den lezer een beknopt denkbeeld van zyne bedryven te geven, waarom wy het hier onder laten volgen: De Liefde van den predikftoel af, dat deGodsdienst voortaan, niet meer in deze, maar in de oude Schot fche kerk zou geoeffend worden. Deze laatfte werd tot den dienst gereed gemaakt, en in het volgend jaar brak men den gehelen gevel van de Prinfe kerk weg; men heide nieuwe fundamenten . metzei de ftenen pylaren in dezelve, welken weleer flochts van hout waren, en de vertimmerde kerk kreeg eene veel fchonere gedaante dan weleer. Men bouwde irt dezelve eene gaandery , en vernieuwde het middelfte dak geheel, waarna zy, gelykikmeen , in den jare 1739 voltooidis. De Franfche of Walfche 'kerk, is een oud en herbouwd gefticht, en was weleer eene klooster kerk, doch onzeker aan wien zy toegewyd geweest is Na den tyd der Hervorming werd zy den Engelfchen tot eene vergaderplaats toegeilaan. Zy werd voor de eerfte maal vergroot in het jaar 16153 vervolgensin 1662, wanneer zy aan de Franfche gemeente werd afgeftaan Door de vervolging der Protestanten in Frankryk, cn het herwaards vluchten van zo vele Franfche huisgezinnen , werd zy weder te klein , waarom men haar in de jaren .686 en 1687 oostwaards weoer moest uitleggen; ten dien einde keurde men eenige oude burger huizen af, welken gefloopt en aan de kerk getrokken werden. Het is een zeer fraai gebouw, verfierd met eenen niet onbevaljigen  112 kabinet van nederlandsche toren. Weleer lag nevens de kerk een kerkhof, doch het begraven op hetzelve geraakte buiten gebruik, en men beftraatte het. Van binnen pronkt deze kerk met een aartig orgel en fraai gefchilderde glazen. De Engelfche kerk, ftaande op de nieuwe haven, fchynt uit eenige pakhuizen, welken doorgeflagen en gedeeltelyk herbouwd zyn, haren oorfprong ontfangen te hebben. Zy is tamelyk groot, ruim en luchtig. De Schotfche of St. Sebastiaans kerk is een fier. lyk gebouw, ftaande by de Schiedamfche poort op de zogenaamde Meent; weleer was ook deze eene klooster kerk, welke door de Gereformeerden in bezit genomen, en waarin in het jaar 1667 de eerfte Gereformeerde leerrede gehouden is. Nog heeft men in Rotterdam eene grote en eene kleine Remonftrantfche , benevens drie Menonite en eene Lutherfche kerken. De Roomsch. gezinden hebben hier vier kerken, de kwakers eene kerk, en de Joden twee fynagogen. Het ampt van pastoor plagt weleer door den Abt van het St. Paulus klooster te Utrecht begeven te worden; in vervolg van tyd werd daarover beurtlings door den Paus en dezen kloostervoogd befchikt, tot dat het eindelyk in handen der Gra. ven gekomen is. De pastoor trok in zyn afwezen 200 Rhynfche guldens jaarlyksch. De inkomften der pastory, met alle lasten daaronder gerekend, beliepen jaarlyksch 300Rt^nfcheguldens, waarvan drie ponden op burger huizen gevestigd waren. Volgens eene vergunning van Hertog albrecht van Beijeren. in dato 7 october 1402, werd het ampt van koster door de ftedelingen begeven. Rotterdam is, gelyk alle andere ftaden van ifol- land»  en kleeesche oudheden. lij tand, mede ryk bedeeld geweest van geestelyke geftichten en kloosters. Een burger tan dirkze genaamd, ftichtte in het jaar 1404, in de lombartftraat, eene kapel, allernaast zyn huis, en vereerde huis en kapel naderhand aan de Taco! bynen of predikheren. Deze plaats door den tvd te klein wordende, bouwden de laatften in het 3aar 1444 een zeer aanzienlyk klooster op de hoogftraat, voor 100 monnikken, en verrykten het daarenboven met eene fraaije kerk. Doch in den zwaren brand van den 10 july 1563, werd dit gefticht byna geheel vernield, en hoewel de monnikken weinig tyds later weder een gedeelte van het klooster, benevens eene kleine kapel herbouwden, en ook reeds eenen aanvang gemaakt hadden met den opbouw van eene grotere kerk moesten zy hunnen arbeid nogthans ftaken, door het opkomen der beeldenftormery; en eindelvk toen de monnikken in den jare 1572 verdreven werden, is hun klooster ingeruimd tot een huis voor oude en behoeftige mannen en vrouwen, en ook gedeeltelyk ineen pesthuis, gedeeltelyk m een dol- en gasthuis veranderd. Een minnebroeders klooster was hier mede aanwezig, en ook in het jare 1444, gelyk het voorgaande, opgerecht. S y Ook had men hier een cellebroeders klooster, ï?w Vï len J3re Sefticht werd, doch na hetaffchaffen van den Roomfchen Godsdienst, is dit klooster in eene fchool veranderd de volgenden": kl°°SterS' * dieftadS^t,zyn De zusters Carmeliten, aan de heilige maagd Maria toegewyd, en gefticht in de oost-en Goud*. fche wagenftraat, jn het jaar 1482. In vervolg IV. deel. h vari  v 114 KABINET VAN NEDERLANDSCHE van tyd werd het verplaatst by de ftads vesten, alwaar tegenswoordig het weeshuis ftaat. De zusters van 8i. Anna, van den derden regel van St. Franciscus, bouwden inden jare 1442 een klooster in de graveftraat. Doch in den jare 1608 is het middelfte pand van de kloosterkerk tot de Prinsfen kerk gebezigd , en in 1639 en 1659 veel vergroot; waarna het klooster zelf tot een Prinsfenhof ingeruimd werd, waarinde Stadhouder zyn intrek plagt te nemen. Hedendaagsch is hier de nieuwe beestenmarkt. Het St. Agnes of witte zusteren klooster, naar den regel van den heiligen Augustinus, werd omtrend den jare 1460 in de west wagenftraat gebouwd. Dit Convent was met het capittel van Sion by Delft vereenigd. In latere dagen ftichtte men hier het weeshuis, doch hetzelve is mede federd dien tyd verplaatst. Het klooster van St. Agatha, anders genaamd het zusteren huis, was omtrend den jare 1472 in de kipftraat gefticht. In den jare 1485 ontfingen de Heren van de wet van Rotterdam ook vier zusteren in de ftad, welken de brood zusteren genaamd werden, en verpligt waren om kranke cn gebrekkige menfchen op te pasfen. De geestelykheid had ook vele kapellen in de ftad gefticht, waarvan de volgenden onder anderen bekend zyn: De St. Andries kapel of de kapel der zeven flappers , welke voor de St. Laurens kerk geftaan heeft, doch in het jaar 1423 werd afgebroken. De St. Selastiaans kapel, welke in de lombartftraat geftaan heeft, en in het jaar 1499 gefticht is. Dezelve is voor eenige jaren door de Schot- ten  ENKLE2FSCHS OUDHEDEN, TI5 ten gebruikt, om hunnen Godsdienst daarin te oeffenen; hedendaagsch worden daarin openbare redenvoeringen gedaan, hoewel zy nog onder den naam van de Schotfche kerk bekend is. Rotterdam heeft ook vele gasthuizen gehad: Men weet onder anderen dat 'er een St. Lysheths gasthuis geweest is, maar onzeker blyft het, waar hetzelve geftaan heeft. • Ook vond men daar een St. Anthonys gasthuis, gefticht in den jare 1417. en hetwelk tevens tot een proveniers huis gebezigd werd. In den Opper ftond het St. Jacobs gasthuis, met eene kapel daar naast. Het eerfte werd gebouwd in den jare 1455, en aan de laatfte werd den eerften fteen gelegd in 1497. Zo wel deze kapel als het byleggend kerkhof zyn tot burger huizen verbouwd; doch de renten van dezelven in het jaar 1584 aan het weeshuis toegekend. Behalven het H. Geesthuis en het oude gasthuis, heeft men binnen de ftad ook een nieuw weeshuis gebouwd, ter plaatfe daar weleer het klooster der Augustyner nonnen geftaan heeft In den jare 1578 gaf de Regeering aan weesmeesteren verlof, om her oude weeshuis op de hoogltraat te mogen verkopen, gevende aan hun de kerk, benevens zekere huisjes en erven, weleer toebehoord hebbende aan de witte zusteren in de west wagenftraat, en tevens verlof om eene lotery van zilverwerk aan te leggen, benevens eenige andere voordeden, waardoor zy in ftaat zouden kunnen gefteld worden, om de hun gefchonken gebouwen tot een weeshuis bekwaam te maken. Aan de Schie ftond weleer een Melaatshuis, benevens eene kapel, doch dezelven zyn in het jaar 1670 in een proveniershuis veranderd. In het jaar 1681 heeft men binnen Rotterdam H % een  H6 kabinet van nederlandsche een zeer aanzienlyk Diakonie weeshuis gefticht, waarin mede behoeftige oude mannen en vrouwen, ieder afzonderlyk, onderhouden worden. Dit gebouw is zeer fchoon, en met alle de nodige vertrekken voorzien. De ftad Rotterdam heeft een aanzienlyk getal vermaarde mannen opgeleverd, waaronder de beroemde desiderius erasmus voornamentlyk in aanmerking komt. Deze geleerde'man werd op den 28 october van het jaar 1467 binnen Rotterdam, in de brede kerkftraat, geboren, en door zyne geleerdheid en fchriften het wonder zyner eeuw. Nadat hy zyneftudiën volbragt, aandeLatynfche taal haren ouden luister hergeven, de menigvuldige gebreken der geestelyken zeer naauwkeurig en op eene verbloemde wyze befchaamd had, en van vele hoge magten bemind was wegens zyne verdiensten, vertrok hy naar Bafel, waar hy zyne overige dagen, onder het genot zyner geliefde letteroefeningen, verder voleinde. Hy had een zeer voordeelig denkbeeld van den hervormer ï. ut her, maar befchuldigde hem tevens van verregaande drift. Zyne fchriften en die van iuther werden hier te lande in grote menigte gelezen, en droegen niet weinig by, tot de toenmaals opdagende verlichting. Een zyner werken, de Christelyke Weduwe genaamd , hetwelk zeer Godvruchtig gefchreven was, droeg hy op aan vrouw maria, weduwe van lodewyk van 'Hongaryen, toenmaals landvoogdesfe der Nederlanden. Hy was zodanig in achting by de groten van dit land, dat de Edelen en de meeste fteden ter Staatsvergadering te Gouda, in de maand an- fustus van het jaar 1532, befloten, om hem een iamant, ter waarde van tweehonderd veertig Rhynguldens, te fchenkenj doch doordien men hoop  en kleepsche oudheden. ijf hoop had, dat hy door de landvoogdesfe herSflS^ * zond m§en hemd* kevkhL? L ^5 Seduunge ftudiën en merdthl £1 h8dden hGm zodaniSverzwakt, Gat hy, ,n de maand augustus van het jaar i«6, zagt binnen Bafel ontfliep, wordende van alle braven, wegens zyne beproefde eerlykheid, voorbeeldeloze zagtmoedigheid en grondige geleerdheid, zeer betreurd. 6 ♦.i?„le ™,Rotterdam richtten hem ter eere een me5andbedd op' hetwelk noS hede" aan de SïS? • 7F?te markt ftaat> °P eene blauwe Itenen piedeftal van omtrend zes voeten hoogte Op dit voetftuk vindt men de volgende verferi tot zynen lof gegraveerd: Hier rees die grote zon, en ging te Bafel onder, Die Rykjïad eer en vier dien Heilig in zyn graf, Dit twede leven geeft, die 't eerfte leven gaf Maar U lich der talen, t zout der zeden, 'theerlykwonderi Waar met de Liefde en Vreede, en Godgeleerdheid paalt, Werd met geen graf geëerd, noch met geen Beeld betaald. Dmmoethier >t Luchtgewelf erasmos overdekken, Nadien geen minder plaats zyn tempel kan verflrekken. J- O U D A A N. Achter op het voetftuk leest men het volgende: Desïderius Erasmus, geboren tot Rotterdam den 28 o&ober 1467; geflorven tot Bafel den 12 fuly 1537, met een houten pronkbeeld vereerd 1549; tn een blaauw arduinfleen verwisfeld 1 $57 • t zelve van de Spanjaards ter neder geworpen 1572 jedert wederom in fiand gebragt, eindelyk van koper afgegoten en opgeregt 1622; om het bouwvalligbrusgewelf en breuk der voetflut afgenomen 1674;\ is aldus htrflelt 1677; als Burgemeesters waren BalthaH 3 far  •IlS kabinet van nederlandsche far Verbeek, Dominicus Roosmalen, Jacob de Braauw, PieterdeMey; Fabrykmeesters, Leonard van Naars* fen, Bartholomeus van den Velde. Zyn af bceldfel is in het jaar 1526 door den beroemden al bert durer naar het leven gefchilderd, en door den Heer gerardvanpapenbroeck, oud prefident Schepen van Am* fterdam, in het jaar 1740 aan Burgemeesteren van Rotterdam vereerd, en in Burgemeesters kamer aldaar geplaatst. Jacob brassica of kool, zusters zoon van reinier snooi van Gouda, werd mede te Rotterdam geboren. Ook heeft Rotterdam de beroemde huibert duifhuis en meer andere voortreffelyke fchilders voortgebragt, waar. onder vanb attum en adriaan en pieter van der werf de eerfte plaats verdienen. Joachim oudaan, hoewel te Leiden geboren, heeft echter te Rotterdam den meesten tyd van zyn leven doorgebragt. De bekende taalkenner en dichter david va n hoogs traten ontfing mede te Rotterdam het leven, en steven tracy, de maker der kunstige Sphara, welke op de Leidfche boekery geplaatst is, heeft mede tot aan het einde van zyn leven te Rotterdam gewoond. : Rotterdam heeft twaalf kompagniën fchutters, en de burgery aldaar heeft van de vroegfte tyden af vele voorrechten van de Hollandfche Graven verkregen. Onder anderen mag geen vreemdeling tegen eenen burger getuigen, wegens eene zaak, welke binnen de poort gefchied is. Ook moeten alle breuken, welken binnen de ftad voorvallen, binnen het jaar beflist zyn. -Men vindt Jiog verfcheiden andere privilegiën, die in het .privilegiebock van Rotterdam opgetekend ftaan. Rot*  en kleefsche oudheden. iij Rotterdam wordt geregeerd door een kollegie van vier-en-twintig vroedfchappen, en door een kol. ïegie van de wet, beftaande uit eenen Bailluw, vier Burgemeesteren en zeven Schepenen. Weleer beftond het kollegie der vroedfchappen uit 40 perfonen. Deze keur werd door p h 1 l 1 p s van Bourgondiën in den jare 1446, door maximiliaan en vrouw maria in het jaar 1470, en ook door de Hertogen maximiliaan en Philips in het jaar 1482 bevestigd. Keizer ka rel de V verminderde in het jaar 1518 heü getal der 40 vroedfchappen tot op zestien, doch hetzelve werd naderhand weder tot op vier-entwintig door hem vermeerderd. Willem del, Prins van Oranje, gaf in het jaar 1580, op naam des Konings van Spanje, aan de Rotterdammers een octrooi, om het getal der vroedfchappen tot op vier-en-dertig te mogen vermeerderen. Doc.h in het jaar 1615 vervoegde de Regeering van Rotterdam zich by de Staten van Holland, welken de vroedfchap van die ftad, by een privilegie van den 17 feptember desgemeldenjaars, tot op vier. en twintig bepaalden; waarby naderhand in het jaar 1658 vastgefteld werd, dar. niemand tot vroedfchap der fiad zou mogen verkoren worden , alvorens hy 27 jaren bereikt had. De Bailluw van Rotterdam wordt voor drie achter een volgende jaren aangefteld, en heeft twëe Onderfchouten onder zich. De Burgemeesteren waren voormaals Hechts twee in getal, en werden jaarlyksch door den Graaf of zynen Bailluw op meidag verkoren. In later tyd werd het Burgëmeester-ampt met eenen perfoon vermeerderd, en op den 17 october van het jaar 1637, verleenden de Staten van Holland aan die van Rotterdam een privilegie, waarby zy tot vier bepaald werden. Voor H 4 zo  120 kabinet van nederlandsche zo veel men weet, zyn Schepenen altoos zeven in getal geweest, en droegen in den jare 1328, volgens een privilegie van den Graaf willem van Henegouwen, den naam van gezworenen. Hertog albrecht bepaalde in het jaar 1382, dat niemand tot Schepen of Raad zou mogen verkoren worden, die niet alvorens vyf jaren poorter der ftad geweest ware, en Hertog philipsvö» Bourgonditn beval in het jaar 1439, dat Burgemeesteren en Schepenen ten minsten 27 jaren oud, en tot eene fomma van Honderd Nobelen of meer, moesten gegoed zyn. Voor het overige heeft de ftad twee Thefauriers, drie Fabriekmeesters , vyf Rekenmeesters en een' Secretaris op de rekenkamer , en vier weesmeesters en een' Secretaris op de weeskamer. Het Rechtsgebied van Rotterdam is na den jare 1412 merkelyk vergroot. Buiten de westpoort u-rekt het gebied der ftad zich uit langs den dyk, binnen de twee dykfloten, en tien gaarden aan beide de zyden tot Koelhoek, en van daar voorts recht uit, tot in de Maas, ter halver diepte. Het eilandje Fyenoord, anders de Noord, behoort mede onder het rechtsgebied der ftad. Voorts behoren onder dezelve nog tien gaarden ter we. derzyde van de Rotte, tot zanTer Brugge, en tien gaarden, ter wederzyde van de Schie tot aan Overfchie. Daarenboven bezit de ftad de heerlykheden Hittegondsberg, Rotteban, een gedeelte van Kattendrecht, van Beukelsdyk, Kool, Honingen, van Moerhapel en de wilde vccnen, van Bleiswyk Moordregt en Benthuizen. Aanmerkelyk is het, dat van eene ftad als Rotterdam gene volledige befchryving voorhanden is. Buiten de vrolyke, maar in lang na niet voldoende befchryving door g. van spaan, welkewy hier  en kleefsche oudheden. 121 hier voor een groot gedeelte gevolgd zyn, heeft men eene gebrekkige kronyk der ftad. Echter heeft de kundige en arbeidzame Burgemeester meerman ten zyne kosten doen drukken, een fommier bericht, betreffende de charters van Rotterdam, welk zeldzaam ftuk nogthans te weiniir hekend is. • het slot HON INGEN,: By rotterdam Dit flot, niet verre van Rotterdam gelegen, i* gebouwd in eenen lagen moerasfigen grond, en werd weleer het huis te Kralingen genoemd, doordien het aan dit geflacht in eigendom toebehoorde. Volgens de Charter Kronyk van m. v a n d e r hoeven, in het eerfte deel, bladz. 135, zou het den naam Honingen ontfangen hebben, doordien het meer dan eenmaal gehoond of befchadigd is. Weleer was het een zeer fchoon en fterk kasteel, omringd van muuren, wallen en grachten, en gelyk hadrianus junius inzyn&ztavia, bladz. 312, getuigt, genoegzaam in ftaat om den vyand te kunnen afweren. Het flot is zeer oud, en deszelfs eerfte ftichting onbekend. Volgens h. junius, in zyn Batavia, bladz. 295 , en andere oude gefchiedfchry vers, heeft de oude dyk, tusfchen Rotterdam en Schiedam, voorby H 5 het  122 kabinet van nederlandsche het huis Honingen gelopen; en h. van heussen zegt, in het derde deel zyner Oudheden, bladz. 623, datdezeedyk, van het flot Honingen af tot aan Schiedam, in het jaar 1255 is opgeworpen , waaruit blykt, dat het toenmaals reeds in wezen moet geweest zyn. Het edel en aloud geflacht der van Kralingen ten minsten was reeds federt eeuwen bekend; immers w. vangoüdhoeven maakt in zyne kronyk, op bladz. 309, gewag van eenen hugo van kralingen, welke ten tyde van Graaf floris den IV, in het jaar 1223, geleeft heeft, en befchryft hem als een der beroemdfte Ridders van zynen tyd. Het is genoeg bekend, dat dit aloud geflacht van tyd tot tyd zeer grote diensten aan het vaderland heeft bewezen. De Heren van Kralingen bezaten, behalven dit kasteel Honingen, een prachtig huis binnen de ftad Rotterdam, hetwelk omtrend het oude flot BuU gerfleiu ftond, by het zogenaamd Rodezand, hedendaagsch de zandftraat, waar men wil dat zy nog daarenboven eene kapel gehad hebben. Vervolgens hebben zy aan de noordzyde van het choor, in de grote of St. Laurens kerk, achter de tombe van den Vice-Admiraal kortenaar, eene grote, met traliewerk afgeflotene kapel, en daar binnen eene begraafplaats gehad, voor dewelke de naam van van Kralingen met gouden letteren te lezen ftond, en die nog in het jaar 1644 aldaar kon gelezen worden. Doch het geflacht der Heren van Kralingen daarna uitgeftorven zynde, is deze kapel verkocht aan den Burgemeester willem sebastiaansz. scheepers. Ten tyde der Nederlandfche beroerten, in het jaar 1573, werd de Graaf willem van der mark, Heer van Lumey, door last der Heren Sta-  en kleefsche oudheden. 122 Staten van Holland, binnen Delft gevangen genomen , van alle zyne waardigheden beroofd, naar het flot Honingen gevoerd, en aldaar eenigen tyd in den kerker geworpen. Deze man bezat by zynen moed eenen groten haat, die voornamentlyk -tegen de geestelykheid gericht was, en welke hem ook voor een groot gedeelte van zyne welvaart beroofde. Ook was hy zodanig verbitterd op de Spanjaarden , dat hy, na het onthalzen der Graven van Egmond en Hoorne, met het leger van den Prins in het jaar 1568 te velde trekkende, beloofde, hair en baard te zullen laten groeijen, tot dat hy deze dierbare offers van gewetensdwang gewroken had. In het jaar 157 2 werd hy tot Admiraal van 's Prinsfen vloot verheven, en bemagtigde met een gedeelte derzelve den Briel. Terwyl hy daar was, werden eenige Spaanschgezinde geestelyken te Gorinchem gevangen genomen, en derwaards gebragt zynde, op zyn bevel, zonder genade opgeknoopt. In hetzelfde jaar werd hy tot 's Prinsfen Stedehouder over Holland aangefteld, en veroverde de fteden Rotterdam, Schiedam en Delft. Ook bemagtigde hy de ftad Schoonhoven, welke hy echter beleegeren en met twee ftukken gefchut befchieten moest, aleer zy zich wilde overgeven. Hoewel een vyand der geestelykheid, kon hy nogthans niet zien, dat dezelve door anderen beleedigd werd, want een der geestelyken, broeder di r k van der g o u d e genaamd, te Schoonhoven doorregen , en twee anderen aan eenen notenboom voor het ftadhuis opgehangen zynde, deed hy eenigen, welken aan deze wanbedryven handdadig waren, naar verdienste ftraffen. Zyne mislukte onderneming op Amjlerdam, zyne ongehoorde geftrengheid en zyne verregaande verbittering op de geestelykheid, gevoegd by alle de ruwheid vaneenen on-  124 kabinet van nederlandsche onbefchaafden krygsman, deden hem den haat der Staten en die van den Prins en het volk op den hals laden. Hy, en barthold ente s, zyn medemakker in moed, maar ook in wreedheid en woestheid, bragten het zoverre, dat de Pnns bevel moest geven om hen in hechtenis te laten nemen. Lümei had namentlyk eenen ouden Priester van 72 jaren , kor. Nelis muis genaamd, op losfe befchuldigingen, dat hy met zyne beste goederen uit Delft naar den vyand wilde vluchten, zonder bewyzen, zonder getuigen, wreedaartig doen pynigen en vervolgens binnen Leiden opknopen. Hy werd over deze en andere wanbedryven voor de Staten ontboden. Aldaar gekomen, fpeelde hy de rol van den voorgaanden woesten krygsman, en de Prins zocht hem vergeefs ter neder te zetten. Men nam hem gevangen bragt hem op het flot te Gouda, en ontfloeg hem eenigen tyd daarna om zyne uitmuntende verdiensten. Doch vruchteloos was alle hoop welke men had opgevat dat hy zoude bedaren. Hy werd dan in het jaar 1573 ten twedenmale gevangen genomen en op het kasteel Honineen gebragt, waaruit hy, naar eenigen tyd gezeten te hebben, ontfnapte, en den Staten nog zeer vele moeilykheden brouwde, die, om geheel van hem ontflagen te worden, hem, in de maand may van het gemelde jaar, met alle zyne goederen naar Luik deden vertrekken, waar hy, eenige weinige jaren daarna, door den beet van eenen dollen hond, doch volgens anderen door vergif, uit het leven gerukt werd. In het jaar 1574, te midden van denSpaanfchen oorlog, werd dit .kasteel door de binnenlandfche verdeeldheden der Staatfche en Spaan- fche  en kleefsche oudheden. Mg fche partyen vreesfelyk geteisterd , en door die van Rotterdam voor een gedeelte afgebroken, om de Spanjaarden daarin niet te doen nestelen. Langen tyd daarna zag men van dit aloud kasteel niets meer dan eenige vervallen muuren en torens., welke treurige overblyffelen nogthans genoegzame tekenen droegen van deszelfs voormalige fterkte. Deze puinen zyn ons afgebeeld door het yzer van rademaker, in de honderd vyftigfte konstplaat, vertonende dezelven, gelyk zy in het jaar 1652 gevonden werden. Hoewel dit flot nu jaren achter elkander aan zyn eigen lot was overgelaten, en van tyd tot tyd deerlyk verviel, was men nogthans beducht, dat de Franfchen, nadat zy in het jaar 1672 een goed gedeelte der Nederlanden overftroomd hadden, met deze vervallen torens hun voordeel doen zouden, waarom de Regeering van Rotterdam nodig oordeelde, alle overblyffelen van dit kasteel teflechten, hetwelk haastelyk gefchiedde Hedendaagsch heeft men byna op dezelfde plaats eene landhoeve, genaamd het flot Honingen en gelyk ik meen, in eigendom behorende aan den Wel Edelen Geftrengen Heer Mr. van tsi- LlNGEN. HET  125 kabinet van nederlandsche het dorp YSSELMONDE. In zuid- holland. De honderd een-en-vyftigfte prentverbeelding van rademaker, vertoont ons een fraai gezigt van Tsfelmonde, gelyk het zich in den jare 1633 vertoonde. Het dorp legt aan de overzyde der ftad Rotterdam, fchuins over de mond van den Tsfel, en recht tegen over het Kralingfche veer. Dit Kralingfche veer is een gehucht, dus genaamd, doordien men met eene pont daarover vaart. Niet verre van dit veer zag men voor eenigen tyd dè muurbrokken van een kapelletje, aan St. Elbregts toegewyd,endoor fransvanbrederode, Gouverneur van Rotterdam, gefticht in den jare '1482. ) Men heeft gene redenen om te twisten over dé naams-oorfprong van Tsfelmonde, doordien hét aan den mond van den Tsfel gelegen, van die rivier natuurJyk zynen naam ontleend. Ondertusfchen beweert jacob van oudenhoven, dat deze Tsfel eertyds by Tsfelmonde zyn begin gehad heeft, en door de verlegging van den Rhyn, de Tsfel mede in zynen loop veranderd is, welke in wezen heeft moeten blyven om de binnenlanden voor eene uitwatering te dienen; en hy voegt daarby, dat de laatstgemelde rivier, die zich weleer omtrend Utrecht, in het oude kanaal van den  p- .Vet Huis te Merwe lssf-   " enkleefsche oudheden. j2jt den Rhyn, ontlastte, door deze verlegging van den Rhyn, zyne uitlozing by Tsfelmonde gekregen heeft; waardoor Tsfelmonde dan eigentlyk Tsfel* einde geworden is. Tsfelmonde, gelyk het hedendaagsch gezien wordt, beftaat uit twee ambagten, welken Oost en West* Tsfelmonde genaamd worden. Wy zullen van West-Tsfelmonde allereerst gewag maken. West'Tsfelmonde werd eertyds ook ogiersambagt genaamd, na o gier van Kralingen, welke in het jaar 1388 dit ambagt aan zyne dochter, huwende met den Ridder diederikvan der lek, tot eene bruidfchat mede gaf. Sedertlïè vroegfte tyden was het een ambagt op zich zelf, en in den jare 1413 werd jacob b oekel gysbërtszoon daarmede verleid tot een onverfterflyk leen, te verheergewaden met eenen roden fperwer. Den 2 octoher van het jaar 1447 werd daarmede verleid janvanderboukhorst, in huwelyk nemende meine van wena, doch. ter van den voornoemden jacob boekelgysbertsz. Op den 9 maart van het jaar 1465, kwam het ambagt aan gysbert van per boukhorst. Jn 1511, op den 22 may, aan claas van der boukhorst, na welks overlyden dit ambagt het eigendom van een ander geflacht geworden is. Dit leen werd eerst van de Heren van Egmond verheven, doch is in later tyd een leen van de Graaflykheid van Holland'geworden. Oost• Tsfelmonde, was, gelyk het vorige, ook een leen; een ambagt op zich zelf, en ook af. zonderlyk bedykt in het jaar 1446, gelyk mattheus van der hoeven zulks aantekent in zyne handvest kronyk , bladz. 108. Doch j. van oudenhoven beweert, dat zulks in het jaar  128 KABINET VAN NEDERLANDSCHE jaar 1435 gefchied is, maar dat die dyk in het jaar 1446, benevens het Rieder-ambagt, doorfterkt is" ' Cn t0enmaals met den Hordyk verTe Oost-Tsfelmonde ftaat eene tamelyk fraaiie Kerk, voorzien met eenen tamelyken groten toren, benevens een klein torentje op het choor, gelyk uit de nevensgaande afbeelding kan gezien worden. Van binnen is de kerk tamelyk ruim, en pronkte weleer met fchone en konstig gefchil! derde glazen, die echter hedendaagsch meest al gefchonden of vernield zyn. De tyd, wanneer deze kerk gefticht is, vind ik nergens aangetekend; mogelyk 15 zulks in de vyftiende eeuw gefchied! doordien hier weleer eene klok gehangen heeft! welke m den jare 1492 gegoten was, en waarvan g. van sp aan, in zyne befchryving van Rotter, dam, op bladzydei66, het volgende aantekent • 1 nQl ang §eIeden (te weten in den Jaare „ 1698.) is de Klok te berften geluit. De„ ze beneden gebragt zynde, vondt men 'er „ dezen datum op ftaan 1462. Ze was , na „ t opfchnft luidt, Marsets Vifitatie toege„ wydt; en dit zal alzoo zeekerlyk de tvd zvn „ wanneer de Kerk geftigt is. Deze Klok, „ welke van te vooren uitfteekende goed van „ klank was, en waar in de Boeren meenen dat h veel oud zilver zit, willen zy niet van 'tDorp „ laten haaien, om te vergieten, maar het daar „ ter plaatze gedaan hebben; meenende dat de „ Drommel een ftraatfchender zoude worden * „ of dat 'er te veel aan de maat en ftrykftokzou.' „ de blyven hangen." Sedert de Hervorming, behoort de kerk van tsfelmonde onder de klasfis van Rotterdam, anders genaamd Schieland, inden twedenrang, genaamd Over*  ên kleefschè oudheden. 12$ bvermaze;- zynde de Hervormde Godsdienst der SSornen3 h ** *^«*ï* allereer Waargenomen door adriaanjansz, on'den toanT ^ j3ai' 1570 in 7 ^e, & MAkTrNsbÈRMANs noemt dezen predikant in zyn kerkelyk register, bladz 86, wel duidelyk, den pastoor adriaan jansz farl^oTn8'^' *? hy den 3° may van het ÏTn n57 ;* verbrand is. Doch by den RoomscbgezindenfchryverH. Van rhyn Sadz ^ ,d£rde deCl ^ Oudheden', Diadz. 665, wegens dezen pastoor het volgende woordelyk aangetekend: vuiöenae " In ^ Jaar J567- beeft hier (te Tsfelmonde ) » dJ welke volgens het getuigenis van „ >m Onder-Paftoor in del?. •>■ fn ^avénia™fi^ Godsdienfl in zyne „ Kerke heeft ingevoert: En volgens eene an dere getuigenis van Mgidius Kornelifzoon, Pas" Van, Mwverkerke, zyn Volk zeer liegt » heefC onderwezen. Zo is hy dan in 't Taar „ 1570. den 30 vanMey-maand, m'sGravenha. „ ge ontwyd, en daar op gewuri " Vrraventta- b\?ktnt^?^ gehed ^iten'de waarheid is, Wykt uit drie fchryvers, welkers aantekeningen wy hier onder zullen laten volgen, en waar fan de twee laatften veel meer geloof verdien dan het register van den Heer so e r man Deeerfte fchryver, die wy bybrengen om het getufle nis van den Heer soermans omverre te wer pen, is die van de historie der martelaren zich op den tytel zyns werks tekenende T'g o "iV, UT vos, pastoor fn ii es  13° kabinet van nederlandsche de Lier by Delft, sibrant jansz, pastoor tot Schagen, adriaanjansz, pastoor tot 3, Tsfelmonde, en wouter simonsz, pastoor „ tot Monjler, op verfcheiden tyden gevangen 5, geworden en naar 's Gravenhage gevoerd zyn; „ op den io may van het jaar 1570, (vervolgt die fchry ver lager) zyn deze vier gevangen per3, fonen door eenen dienaar uit hunne gevangenis „ gehaald, en in eene kamer gebragt voor des ,, Konings en des Bisfchops Commisfarisfen, 3, waarby ook geweest zyn de vicarius van den „ Bisfchop en zyn Fiskaal, benevens nog een „ Inquifiteur en Procureur, om deze vier gees3, telyken te ondervragen. „ Deze ondervraging gefchied zynde, vonden 3, zy hen afvalligen van het Roomsch geloof en 3, doodfchuldig. Ingevolge van dien, werd hun , het vonnis des doods den 12 may voorgelezen, „ en zy, volgens het gebruik der Roomfche kerk, „ op den 27 derzelve maand, ontwyd. Dit ge- fchiedde op de volgende wyze: hun werd het „ misgewaad aangetrokken, en zy zodanig ge„ kleed als priesters, welken gereed ftaan de mis3, fe te doen; daarna werden zy in eene andere „ kamer geleid, in de tegenwoordigheid van den „ Bisfchop vm's Hertogenbosch, ftaande tusfchen 3, twee Abten, alle welken in plechtgewaden ge„ kleed, eenen ftaf in hunne hand, en eenen myter op het hoofd hadden. De Bisfchop, 41 welke het ontwyden verrichten moest, fneed 3, vooreerst een weinig hairs van de hoofden der „ gevangenen, en fchraapte vervolgens met een „ zilveren mes, hoewel zonder hun eenige pyn „ te veroorzaken, de toppen van hunne handen „ doordien zy de misfe met onreine vingeren, „ hadden bediend. Daarop werd het misgewaad .„ hun  EN RLEEVSCHZ OUDHEDEN, ï3t Ü hun weder uitgetrokken, endeBisfchon voe* » t aan ieder hm™ de volgende wooïdratol' * ietT!k 10 °"ze taaI ^tekent: Ik trek u het " ff ^f^^ró, hetwelk gyitLnSyr?, «^fe- 0p welke woorden de pastoo u? „ de antwoordde: lm vestem inAffituL?! ^ „ ^ ongerechtigheid 1 * ' „ De raad gefcheiden zynde, keerden de Bis >, fchop en zyne Abten tot ee^e we toebereide" r ZïtnlZT**9 ^^nde,^ „ üooi den wyn bevangen waren, dat men h™ „ als beesten m den wagtn moest helpe^™ „ door het volk, daar tegenvvoordig, beeon te* * morren, zeggende: AÈulke vuj'en fZ£ „ menfchen mogen de jlraten houden, en ZrTeTZ „ de menfchen geëerd; de GodzaligeennZ^eZï „ dikanten zal men om hare wc% brrZZ f „ doden. g tecrtnge en leven „ Op den 29 may des avonds, werd hun am „ namen den een van dpn ' eid 2 5, na  ,132 kabinet van nederlandsche .3, na hy, aan den paal gebragt zynde, onder het „ bidden van het onze Vader in het Latyn, ge.„ worgdwerd. Nahem werdsYB rand jansz, j, pastoor te Schagen, voorgebragt, die mede zeer gelaten en zqlfs verheugd de hem opgelegde doodftraf onderging. De derde , welke ge„ worgd werd, was adriaanjansz, pastoor. „ te Tsfelmonde, geboortig van Berkwoude, by. 3, der G oude. Hem werd in zyne laatfte ogenblik.,, ken vergund, zynen vader en zyne zuster te. j, fpreken, die hem vermaanden om ftandvastigl te blyyen tot in zyne laatfte ogenblikken, en. 3, gelyk hy een zeer bekwaam jongman was, ge^ „ droeg hy zich, op het fchavot komende, zon-, ,, der voorbeeld, tot verwondering van het gant-, fche volk, zodanig, dat velen de tranen over. de wangen biggelden. Na een kort gebed y „ werd hy aan den paal gebonden, en, gelyk zy-. „ ne medebroeders geworgd. De laatfte dezer „ vier onfchuldigen was wouter symonsz, pastoor te Movfler , die ook tot aan het laatfte „ ogenblik van zyn leven ftandvastig bleef in zy- ne leer. De lichamen der vier gemartelden werden vervolgens den vogelen tot eene fpys 39 gefteld." Dit uittrckfel uit het boek der Martelaren, is byna ook woordelyk geplaatst in den geloofwaardigen gefchiedfehryver p. bor, in het eerfte deel zyner Nederiandfche Historiën, Qp bladzyde 312 cn 313. Verfchillende deze laatfte met den eerstgenoemden fchry ver alleen daarin, dat e o % aantekent: „ dat nadat deze vier priesters, den een ,, na den anderen geworgd waren, zy allen ver„ brand werden," terwyl men uit den eerften fchryver moet opmaken, dat de lichamen buiten de ftad gevoerd, en op ftaken geftokenzyn. De Rid-  én kleefscue oudheden. Ï33 Ridder hoofd, wiens welverdiende roem door niemand betwist wordt, fchryft in het vierde boek zyner Nederlandjbhe Historiën, op bladz 221 even gelyk p.bor:,, dat men de veroordeelden „ eerst wurgde aan eenen paal, eer zy verbrand „ wei-den, en (voegt hy daar by) menig man, „ ontfteeken door hunne volhandigheid, ver„ doemde in zynen geest het vonnis, over luiden „ van een zo onnozel leven geftreken " Wv menen dus met zeer veel recht, dat het getuignis dezer drie , en voornamentlyk der twee laatfte beroemde gefchiedfehryvers, omtrend het gedrag van dezen priester, hier meer zal afdoen, dan het verhaal van, den predikant martinsoer mans. : De naam Tsfelmonde was reeds meer dan 7 00 jaren bekend, hoewel daardoor?meer het flot of kasteel, dan wel het dorp zelf . fchynt te moeten verftaan worden. Volgens klaaskolyn, is het eerst en oudst kasteel te Tsfelmonde gefticht in het ]aar 1072, door covert met den bult, of deszelfs bondgenoot, den Bisfchop willem van Utrecht, nadat robber tdevr ie s en deszelfs gemahnne geer trui da, benevens hare kinderen uit het land verdreven waren. Zie deswegens g. dumbar, Analebl: Tom. I, pag. 270. Volgens de aantekeningen van w. van goudhoeven, in zyme Kronyk, pag. 203 , was dit kasteel groot , fterk, en met zeer veel krygsvolk bezet. Doch nadat covert in het jaar 107? te Antwerpen was omgebragt, verfterkte zich Graal d i e d e r i k, doorgaands de vyf de gen aamd, en zoon van Graaf floris, met den byftand van zynen voogd en meer anderen zyner vrienden, om het vaderlyk erfdeel weder te winnen heftaande in Holland, Zeeland en Friesland, waar! 1 3 uit.  KABINET VAN NEDERLANDSCHE uit hy , benevens zyne moeder, de Gravinné GEERTRUijDA, en zynen ftiefvader robert verdreven waren. Ten dien einde verzamelde hy een magtig leger, trekkende met hetzelve, benevens zynen ftiefvader voornoemd, in het jaar 1075, tegen het flot Tsfelmonde aan, om daarin den Bisfchop van Utrecht, coenraad genaamd, te beleegeren. De laatfte daarvan in het zekere onderricht zynde, ontbood ontzet uit het fticht van Utrecht, waardoor van Utrecht en elders zeer veel volks byeen kwam, om den Bisfchop tegen zyne vyanden te onderfteunen. De beide legers van den Graaf en den Bisfchop in elkanders gezicht gekomen!zynde, ftreden met eene gelyke onverfchrokkenheid; de kans fcheen aanvangszeer twyffelachtig zo door den moed der Hollanders en Vlamingen, als door dien van het ftichtfche leger. Maar eindelyk, nadat de vyanden wederzyds zeer veel volks verloren hadden, en 'er, voornamentlyk aan de zyde van den Bisfchop, zeer vele voorname Heren verflagen waren, begonnen die van Utrecht te wyken; het verlies van zo vele dappere edelen aan de zyde van den Bisfchop , waaronder voornamentlyk geteld werden de Heren gerlach, Graaf van Zutphen; de Ridders wernhold en gysbrecht; lam» b r e c h t , Proobst van Deventer, en volmaar, priester van St. Bonifacius, bragt de fchrik en daardoor de wanorder ten top; geheel het leger werd verftrooid, en velen , welken hollend naar de fchepen liepen, verdronken. De Hollanders wierpen vervolgens met ftormrammen en andere krygstuigen het kasteel onder den voet, waardoor dc Bisfchop zodanig in het naauw gebragt werd, dat hy zich aan Graaf dieberik over gaf; vervolgens deed hy afftand van het Graaffchap Holland-,  en kleefsche oudheden. I3S land, en alles wat daartoe behoorde, en hetwelk hy en zyne voorzaten weleer den Graaf ontweldigd, en door flinkfche wegen van Keizer hen. d rik den vierden, verkregen hadden. Naauwlyks was dit gefchied, of de Bisfchop met de zynen, welken gevangen waren, werden op vrye voeten gefteld, en zonder ecnig rantzoen of losgeld te betalen, vertrokken zy naar Utrecht. Aan de zyde van den Graaf fneuvelden, in de beleegering van dit flot, de Heer evert van binkhorst, benevens een groot Jaantal uitgelezen foldaten, en de Heer jan van arkel, dodelyk gewond zynde, werd half levenloos tefcheep gebragt, en dus naar huis gevoerd. Hy overleed twee jaren daarna, namentlyk in de maand janua« ry van het jaar 1077, en werd, volgens de aan. tekening van w. van goudhoeven, in zyne Kronyk, op bladz. 265, in het graf van zynen vader bygezet. G. dumbar, welke de werken uitgegeven heeft van klaas kolyn, den Egmondermonnik, die flechts omtrend eene eeuw na deze gebeurtenis leefde, en eenen onzer beste en oudfte gefchiedfchry veren is, verhaalt het voorgevallene te Tsfelmonde, in het eerfte deel zyner Analecla, bladz. 279, met de volgende bewoordingen: Tiederick DC fcfbe ®ttiot m int im ©aöuji babe JDflH Godefaarc ti 2Bliïf0Ml ©ag geöceoen/ i$ ote goen/ m mit jineg StfeftoaDer* wat&te «Cn Ut magen [julpe tcat&te $a 3?ne erfachtfc&cpt fiout. SBtfcep Willem {jaöe gebout Cn Jjafïe 2Surg« t'Yffelmonde, I 4 «$are  1$6 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ©ace toe Coenraat tiet ffonoe «©ppe toajg. ©ft fefï becflaan «Sreba Tierick, en gtno b.flaan Sfitomme/ cn traft jfne keepen fiTegen op 't Merweda, baat fltcpei? gr mft focce fcnauDec en. Diederick tDQfï ti bC toygc toan/ <£nbe fiormebe op 't &lot / €nbe ftottr oppe/ tot 5Cct fn ben branbe roctjte. ©aar. öufp cfen toatet/ toatje brocl&ttn etpen ©aac op fen befte en föerpe/ €n nanben 't Doer-Tricht: ©at men boert tjfbe op liegt €n jtoaar mangelfncg en bjatgte/ Cf bi bage of nae&te ©fe Wst, ope of nebec baat .©ft  en kleefsche oudheden. 147 ©ft nam tf 2öffcop jtoaac ©an Tricbte, en filaacfebent tf Steppee Henrike, ofte fen toepsct gfnbe onteebt abbe gebaan/ &c Het verder gevolg was , dat de Keizer eene heirvaart op ontbood, die derwaardstrok, doch door Graaf dirk werd geflagen: ©11$ 6ffb «E^eba Tieric Dat belt Mtt B?ote bate/ en b(ef houtoen Mereweda, Alleblas, en tf gOUtoen <ên firomen in jfn Betoont. Baldricus, Bisfchop van Nofon en Doornik, een fchryver, welke in dien tyd'geleefd heeft befchryft in zyne kronyk vanKamcrikenAtrecht* het verfchil over deMerwede enz. op dezelfde wyzeuitgenomen dat hy, den Bisfchoppen zyne mede! amptgenoten, in het recht, en den Graaf diederik in het onrecht fielt. Zyne woorden zyn, volgens de vertaling van p. s c r r v e r i u s , de volgende • ,, Daar was een zeekere plaats door Boflchaad„ jen en Moeraffen onbewoonlyk, die van de „ Inwoonders Mereweda, (dat is de Merwe,\ ge „ noemt werdt, daar namentlyk Maas en Waal, „ (een Rivier die uit den Rhyn loopt,) in een >» vloeyen, van niemant bewoont, alsvanWev » luldne"ln Visfchers; en hoorde in eigendom „ de BifTchoppen van Trier, (Utrecht moet hier „ nootzakelyk gelezen worden zegt P. Scriverius „ en Ceulen< en eenige Abten, tot gebruik van „ Jacht en Viffchery. Alhier had zig Diederik, „ de Zoon van Amulfus de Gentenaar, die een " f t ? VaT- dC «eerfchappye der Vriezen in „ hadde (en die nu de Vriezen, om de doodt van „ zyn Vader, diezy verflagen hadden, verdagt K 2 „ hieldt;)  I48 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ,, hieldt;) ter neêr geflagen, en hiereenige/?<;/-£„ te opgeworpen hebbende, bemagtiger van een ,, ander mans goedt, nam voor zig, dit landt „ zelf in te houden; en de Handelaars, die aldaar ,, door voeren, met een zwaaren Toll te belas3, ten: Waar over de Keyzer Henrik, doorklag„ ten wakker gemaakt, en meeft door aanhouden 3, vanBhTchop Albaldus (anders Adelbaldus,) die 3, wel van het grootfte deel van dezen gemeinen ,, in eigendom bezat, aangedreven, geboodtden „ Hertog Godefrid, als ook den Biffchoppen van 3, Geiden, Traje&um, (dat is hier Maaflricht,) 3, en Luyk. dat zy haaren leger by een voegen 3, zouden, etc." Het overige, als niets ter zake doende tot ons bewys, achten wy onnodig hier aan te halen. Ditmarus, Bisfchop van Merspurgh, een tydgenoot dezer gefchicdenisfen, fpreekt aldus van dezen ftryd: „ In zeeker Eilandt was de byeenkomft van '3, 't verzamelde Leger; 't geene hier ten ftryde ,, gerichtet, de nederlaag, die het den anderen 3, dreigde, zelf geleeden heeft: Want hier van „ de Vriezen, die van alle kanten uit hunne laa„ gen fprongen , en de Lyfwacht des Jongelinks 3, fchielyk overvallen, kwam door 't zwaart en ,, 't water te fneuvelen; de BiiTchop te nauwer „ noodt het met een klein fchuytje ontvluchten. 3, de, &c." Door dit eiland zal waarfchynelyk dat van Dordrecht verftaan worden. Ook noemt ditmarus deze plaats, een weinig verder, het bosch Merwede. Dat dit verfchil eenig waterrecht betrof, blykt uit den toetsjleen op het Goudfche Kronykje, waaruit wy bovengenoemde ftukken der twee Bisfchoppen heb*  en kleefsche oudheden. I4O hebben aangehaald. Verder blykt zulks uit de woorden van egidius van luyk, monnik van het klooster Aurea Valles, welke, als een geestelyke den Graaf diederik mede ongelyk geeft. Hy zegt in het aangehaalde werkje, op pag. 225 en 226: „ Op deze tyd kwelde Diederik , Graaf van Friesland, met oorlog en oproer 't Ryk van „ Gallia, en verfteurde de gemeene ruft, zig „ verlatende op óe fterkte, en moeïdyken toegang „ van zyn plaats, &c." De geleerde p. scriverius tekent hier op aan: Dat Dordrecht mogelyk de fterkte zou kunnen zyn, door den Graaf opgeworpen, en waarvan hier gewag gemaakt wordt; als mede, dat dit verhaal wel past op Merwe, op waterftryd,op water-recht, en diergelyken. Ook dient de lezer in aanmerking te nemen, dat hier door het woord Vriesland, Holland moet verftaan worden, vermits deze laatfte naam veel later in gebruik gekomen is. Dit verfchil over de jacht en visfcheryen omtrend de Merwede, tusfchen de Graven van Holland en verfcheiden Bisfchoppen, welke laatften door den Keizer onderfteund werden, heeft wel honderd jaren geduurd ,. gelyk zulks blykt uit klaaskolyn, in zyne kronyk, op pag. 273, 274, 275, 276 en 280, als mede uit andere oude fchryvers, door den Heer p. scriverius, in zynen Toets/leen, en voor een gedeelte ook hier voor aangehaald. Deze fchryvers noemen wel de rivier Merwede, een bosch Merwede, en de Gouwen of omleggenden Lands douwen, en wat dies meer is, doch melden niet een éénig woord van een kasteel, hetwelk Merwede zoude genoemd zyn; zelfs niet in de bulle van Keizer bendrik K 3 in  XS° kabinet van nederlandsche in het jaar 1064; integendeel fpreken zy alleen van Dordrecht als toenmaals de eenige fterke plaats aan de rivier de M.rwede zynde. Immers byaldien 'er in dien tyd een kasteel van dien naam aan die rivier geftaan had, zou het zeer natuurlyk mede veel overlast geleden hebben, wien het ook in eigendom mogt toegekomen zyn; en de gefchiedenisfen zouden de lotgevallen van hetzelve niet verzwegen hebben; doordien dezelven dus daarvan niet gewagen, is het buiten twyffel, dat het later moet gefticht geweest zyn. Doch hoewel nu de oorfprong van het huis te Merwede onbekend is , is het nogthans zeer waar. fcbynelyk, dat dit kasteel in de twaalfde eeuw zyn begin genomen heeft, doordien w. van goudhoeven, in zyne Kronyk, pag. 188; w. balen jansz. , in zyne befchryving van Dordrecht, pag. 37,ensiMON van leeuwen, in zyn Batavia Illuftrata, pag 1230, eene lyst van Vry. en Baanderheren opgeven, welke lyst eenen aanvang neemt in het jaar 1150 , met den Heer daniel van der Merwede. M. balen voegt daar wel by, gelyk zyne voorvaderen, en wil daarmede te kennen geven, dat'er voor dien tyd nog vele ouder Heren van dien naam zouden geweest zyn, doch daaromtrend brengt hy geen bewys voor; de naam der Heren van Merwede ten minsten wordt niet vroeger gevonden; men zou dus , aan e.ue n gehoor gevende , moeten vooronderftellen, dat deze Heren voormaals eenen anderen naam geteerd hadden, gelyk meer andere edelen zulks gedaan hebben; of dat deze adelykc genachten dien naam reeds voor het bouwen van het huis te Merwede gehad, en het kasteel naar hunnen naam genoemd haddem Wanneer men alles wel overweegt, komt het ons  en kleefsche oudheden. Ijl ons allerwaarfchynelykst voor, dat dit adelyk geflacht het land van Merwede in de twaalfde eeuw van eenen der Hollandfche Graven in vryen eigendom zal ontfangen hebben, het zy dan by gifte in erkentenis van getrouwe diensten, hyzyby inkoop, of met algemeene toeftemming der Bis. fchoppen, welken voorgaven daarop eenig recht te hebben; en dat de koper vervolgens het huis of hof te Merwede gefticht, en daarna den naam van Heer van de Merwede aangenomen heeft. Deze heerlykheid is in dat geflacht gebleven tot op het jaar 1424, als wanneer margaretha van de Merwede, vrouwe van de Merwede, in huwelyk hebbende den Heer willem van Brederode, de heerlykheid en het kasteel Merwede verkocht aan den Ridder l ode wyk van praat, Heer van Moerkerken, haren halven broeder van moeders zyde. In het jaar 1550 werd het voorgemeld kasteel door margaretha van praat van Moerkerken, by uiterften wille vermaakt aan haren neef, Jonkerdan 1 el van den boetselaar. Deze ongehuwd geftorven zynde, kwam de heerlykheid in handen van rutgervan den boetselaar. Doch deze, benevens andere edelen, in den jare 1566" het bekende verzoek, fchriftaan margaretha van parma,Landvoogdesfe der Nederlanden, te Brusfelovergegeven hebbende, week in het volgend jaar uit het land, en ftierf in het jaar 1604, in het 7 ofte jaar zyns ouderdoms. Dus werd in het jaar 1598 Jonker wessel van boetselaar daarmedeverlyd, en deze verkocht in het jaar 1604 dit kasteel voor eene fomma van 38,000 guldens aan de ftad Dord. recht. Sints dien tyd, behoort dezeaanzienlykeBaandery en heerlykheid, benevens het hof en kasteel, K 4 aan  fjl kabinet van nederlandsche aan de ftad Dordrecht; en ten behoeve van gemelde ftad, zyn, na gedane hulde, eed en manfchap, aan de Heren Staten van Holland en Westfriesland, als Baanderheren daarmede verleyd, in het jaar IC04, willem van beveren cornelisz. Ambagtsheer van Strevelshoek, Raad en algemeen Rentmeester van Zuidholland, en Burgemeester van Dordrecht, daarmede verheven by brieven van verly op den 1 o april van het laatstgemelde jaar , zynde het verly na deszelfs overlyden op verfcheiden andere Heren overgegaan, welken alle Burgemeesteren van Dordrecht waren , en in die hoedanigheid de Baander heerfchappy by reprefentatie bekleedden. Voor het overige heeft de Regeering van Dordrecht het recht, tot het aanftellen van Bailluwen te Merwede, ook Schouten van agt dagen over het Schoutendom in Dordrecht; dat van Dyfcgraven op den grond der Merwede, dat van Heemraden op den grond der Merwede, des Merwcden-polders; dat van penningmeesters op den zelfden grond, en meer andere ampten. ,, Merwede, (zegt w. van gouthoeven, ,» in zyne Kronyk, pag. 78.) was voor de Inun„ datie des Jaars 1421. een groot fterk Slot, met een Dorp en Heerlykheid, digt by Dordrecht „ gelegen; zoo dat de Boomgaardtaan desStadts ,, Muuren kwam, by den Rooden Toorn. op den Ryedyk certydts geftaan hebbende. Hier „ pleegen de Heeren van der Merwede eertydts „ op te woonen, ende leid nu in 't water ver„ gaan, zynde maar overgebleven de helft van een Tooren." „ De Heerlykheid Merwede (betuigt jacob van der eyk, in de befchryving van Zuid* £ holland, pag, 28.) is vanoudsbelendgeweeft, s, in 't Ooften met 't Ambagt Krayeftein, in *fc v £uy~  en kleefsche oudheden. 153 j, Zuyden de Graaf, in 't Noorden de ftroom „ Merwede, in 't Weften dc Vryheid van Dor* dtecht, en in 't Noord weften Dordsmonde, be„ grypende Hemels-breette 800 Mergcn." Volgens de laatfte verlybrief, door de Heren Staten van Holland en Westfriesland, den 10 april 1604, ten behoeve van Burgemeesteren der ftad Dordrecht verleend, behoorde onder de heerlykheid van Merwede het volgende: het kasteel, met de hoeve lands, waar op het ftaat; hetSchoutendom, de dykban, de visfcheryen, zwanery, tollen, koren- en fmaltienden, de tienden van Poelwyk, in Leider-ambagt en Hertswairde. Als mede het Schoutendom binnen Dordrecht, de jaarmarkt . tollen, heffingen en vleeschftallen, en het halve veer in Papendrecht. Voorts al het land van Lecnen, en verder alles wat volgens de oude brieven aan voorgemelde heerlykheid van de Merwede had toebehoord. Deze heerlykheid heeft ook in het ambagt van Nieuwkerk en den Riet-dyk, agt vleesch- en agt vischftallcn, het marktveld enz. De vleeschhal ftond op de zuiderhoek van de kleine halfteeg of nieuwe kerkftraat. De vischmarkt op de grote brug, de Boom genaamd, omtrend het blaauwe bolwerk , alwaar weleer het Schoonhovensch poortje lag, en het marktveld ftond achter den zogenoemden roden toren. Meergemelde heerlykheid is ook voorzien met vele aanzienlykeachterleenen, onder anderen van de ambagtsheerlykheden van Dusfen, Muylkerk, Kar nis, Overfydrecht, (ook genaamd Lokhorst,) Kyfhoek, en een gedeelte in Zwindrecht. Alsmede met de lenen van de visfchery, en het vroon van Dordrechtsmonde; met de lenen in de Kethel. te Munflerkerk, te Muylkerk, in het land van Hem. £ S den  154 kabinet van nederlandsche den en Oud Heusden, te Kruiskerk in de Nesfe, te Wyk, te Kapelle, in Blokland, te Werkendam, te fiouwelyn, te Zydewy, te Wieldrecht enz. behalven nog meer anderen, welken in de overftroming der grote waardt, te gronde gegaan, en tot heden toe onbekend zyn. Boven dien heeft deze heerlykheid verfcheidene erfpachten, en het recht van nakoop op dezelven. Daartoe behoren de visfcheryen en vogelaryente Merwede; te weten, defleek van het huis te Merwede; de Tuin/leek, de Aalfteek, en de Botmerkt, de vogelary met de lange lyn, en de Duikertouwen. Voorts de tienden, zo wel de grote, fmalle als krytende tienden, dat is, den elfden fchoof, het elfde lam, het elfde verken, de elfde gans enz., en van iederen zwerm beijen jaarlyksch eenen ftuiver. Gemelde heerlykheid heeft van de vroegfte tyden eene eigene hoofd- of parochiekerk gehad, aan St. Nicolaas toegewyd, als mede eene kapel genaamd der Sciplude, welke beiden in lateren tyd binnen den omtrek van Dordrecht begrepen zyn. De St. Nicolaas kerk, hedendaagschucnieuwe kerk genaamd, ftaande binnen Dordrecht, en zynde de twede parochie-kerk dezer ftad , was weleer de kerfpel- of parochiekerk van het hof en de heerlykheid Merwede, doch behoort federt het jaar 1604 aan de ftad Dordrecht in eigendom. Men kan daarover breedvoerig nalezen m. balen, in zyne befchryving van Dordrecht, bladz. ui. Wanneer deze kerk eigentlyk gefticht is, fchynt onzeker. Onze hier zo even aangehaalde fchryver is van gevoelen, dat dezelve in de veertiende eeuw gebouwd is; doordien van dezelve melding gedaan wordt in de Ontfangers of Thefauriers rekeningen van de jaren 1309, 1312, en 1325; in de Burgemeesters rekeningen van het jaar  en kleefsche oudheden. I55 jaar 1363; in eene daglyst van de grote kerk in 1397; in Schepenen kennisfen van de jaren 1303 , 1404 en 1414; meen akte boek van het jaar 1427, en in eenen klapper van 1448. Deze kerk was weleer met drie choren voorzien , een van welke toegewyd was aan haren patroon den heiligen Nicolaas; een twede aan Maria, en een derde aan het heilig kruis. Aan deze kerk waren ook eenige kapellen gebouwd, en binnen in dezelve ftonden vyftien altaren, verfierd met verfcheidene fchilderyen, waarvan de voornaamfte, door blokland gefchilderd, nog hedendaagsch op de Kloveniers Doelen binnen Dordrecht te zien is. Deze kerk heeft twee daken op drie zuilen rustende. Weleer plagt dezelve veel groter dan hedendaagsch, en met eenen toren voorzien te zyn; gelyk te zien is uit het model van dezelve, nog tegenswoordig in de kerk hangende. Doch deze kerk is den 2 2 january van het jaar 1567 ouden ftyl, volgens den nieuwen ftyl in het jaar 1568 op den helderen middag afgebrand , welke ontftane brand benevens de buitenfte of eerfte geftalte der kerk, door jacobdudyn zeer konstig is afgefchilderd, ftaande onder de fchildery het volgend tydvers: 't Was op daCh na angnhten daCh, Van dat Jaar ftaat hier geJChreVen, Men de nleuW-kerCk Verbranden JaCh , Was 't Vier groot feer ftllf VerheVen. In deze fchildery ziet men den Schout en Bur-' gemeesteren, in bonte kappen, ieder gevolgd van drie hellebardiers, order ftellen op den brand, benevens vele monnik-ken, mannen en vrouwen, allen op het yverigst bezig om den brand te blusfchen. Na.  156" kabinet van nederlandsche Nadat de kerk één jaar was afgebrand, is dezelve weder herbouwd, en op St. Gregorius-óag ingewyd door willem van der lynd, gemeenlyk genaamd lindanus, Bisfchop'van Roermonde. De pastory was af hangelyk van het kapittel der grote kerk binnen Dordrecht. Op den 27 augustus van het jaar 1572, zynde des woensdags namiddags, werd in deze kerk de laatfte doopplegtigheid aan een kind door eenen priester verricht, terwyl de kerk daarna gefloten werd, en de beelden daaruit weggenomen zyn. Op den 9 juny van het jaar 1574, deed men aldaar de eerfte lykrede, volgens de Engelfche Lithurgie, en den 13 gefchiedde de eerfte leerrede , waarna de altaren den volgenden dag werden weggebroken. In deze kerk ftond onder anderen de kapel van St. Catharina, gefticht door j an jacob sz, in het jaar 1407, op het St. Catharyneualtaar, waarop het heiligdom ftond, genoemd: des Heren Daniels Heiligdom van der Merwede, volgens uiterften wille van [herbert en jacob, zyne twee broeders. Verders had men aldaar de kapel van St. Barhera , buiten de kerk uitgebouwd, en waarvan in den jare 1541 melding gemaakt is. Eindclyk vond men daar ook eene St. Jacobs kapel, waarvan in den jare 1519 gewag gemaakt wordt, doch deze kapel is door den brand vernield. Weleer ftond in de facristy aldaar een altaar, aan St. Jan toegewyd; doch na de hervorming in het jaar 1574, is in de plaats van dat, eene kerkenkamer gebouwd. In  zn klëefsche oudheden. I$f In het jaar 1541 was deze kerk voorzien met Vier klokken, de grootfte van dezelven was genaamd St. Salvator, en woog 3200 ponden; de twede Maria, wegende byna even zwaar; de derde was St. Nicolaas gedoopt, en haalde 157 8 ponden gewigts, en de vierde had de naam van St. Angustinus ontfangen, zynde 109 ponden zwaar. Behalven deze kerk, behoorde nog onder de heerlykheid van de Merwede, de kapel van onze lieve vrouw van den Scipluiden op den rietdyk, waarby nog een gasthuis gevoegd' was. Dat dit gefticht zeer oud is, kan aan het gebouw duidelyk gezien worden, hoewel de tyd der ftichting onbekend is. Men vindt van dezelve gewag gemaakt in de Thefauriers rekening van het jaar 1372, in Schepenen brieven en Schepenen kennisfen van het jaar 1408, in een akteboek van de jaren 1429, 1439 en 1448, en in eenen klapper van het jaar 1585. Deze kapel had een altaar met een choor afgefcheiden, en daar naast ftond het gasthuis. In de kapel plagt weleer de hal gehouden te worden voor zodanige vleeschhouwers, welken buiten de ftad woonden, en op daartoe beftemde dagen aldaar met hun vleesch te koop ftonden. Naderhand is deze halinenvoordekruiskapel verplaatst. Hedendaagsch is de eerstgenoemde kapel het gildehuis der Rietdykers, meer bekend onder den naam van het kleine Schippers gilde. In de bulle van Keizer h e n d r i k van den jare 1064, behelzende de overgifte van vele goederen der Graven van Holland, aan het bisdom van Utrecht, gelyk heda zulks aantekent in zyne Hist: UltrajeB: pag. 130, vindt men onder anderen de volgenden genoemd: „ In een plaats, die genoemt werdt Krimpen, „ vier  I58 kabinet van nederlandsche „ vier Manfen, van 't einde des ftrooms Alblcts, „ tot de Merwede, van daar tot Menkenesdrecht, „ de helft van 't geheele landt, met al't geene „ daaraan paalt; ook van Ryede, neffens deMer- wede tot Sly drecht :lnsgdyks neffens de Merwede, „ tot in Thuredrecht; van daar tot in Dubbele, van „ daar tot in Duvelhaar, van daarin Waal, van „ daar wederom in de Merwede, tot in Thuredrecht, ,, met de kapelle, aldaar nieuwelyks gebouwd. Van 3, Thuredrecht oostwaards tot aan GodekiusHoffladt 3, toe, welke is neffens Werkenemonde." Wy hebben deze woorden hier met voordacht in zyn geheel aangehaald, om te bewyzen, dat daaruit geenfints kan aangetoond worden, dat 'er toen. maals eene kapel, aan het huis te Merwede toebehorende, geftaan heeft; nademaal men door de kapel, 1064 binnen Dordrecht nieuwelyks gebouwd, naar alle waarfchynelykheid, eigentlyk de eerfte kapel ten dienste der inwoneren van Dordrecht zal moeten verftaan, (waarvan wy in de volgende verhandeling nader zullen fpreken,) terwyl het huis en kasteel te Merwede te dier tyd nog niet in wezen fchynt geweest te zyn, en om die redenen ook nog gene kapel nodig had. Dat de Heren van de Merwede weleer hier omllreeks, en zelfs tot binnen de ftad Dordrecht veel magts bezaten, blykt, behalven dat geen, hetwelk wy daarvan reeds hebben aangehaald, onder anderen uit den volgenden brief van den Ridder Daniël van der Merwede, in het jaar 1307, ten behoeve der ftad Dordrecht verleend, welke brief van den volgenden inhoud is: „ lek Daniël, Heere van der Merwede, Ridder, „ doen kond en kenlik allen Juden: Dat Ic Heer „ Daniël voirfz. an die een zyde; endeSccpenen „ ende Raadt der ghemeenre Stede van D01 -drecht, „ an  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I59 '„ an die andere zide, overeen ghedraghen zyn, 5, in der maniere als hierna volgende befcreven „ ftaat: Dat's te verftaan, dat Heer Daniël'voirfz. „ ontruymt heeft der Stede van Dordrecht, dat alle Koeren, die binnen der Vriheit van Dor,, drecht legghen, of legghen zullen, die zullen „ legghen in allen den zeiven Rechten, in Heer 5, Daniels- Ambocht voirfz. totte uterfte Molen 5, toe, an den Middelwech ftaande; en die Sce„ penen zullen mit hoer en Re ch ter van Dordrecht, Schieringhe doen in Heer Daniels- Ambocht, „ an Erve daar mens begheert, ghelikerwys dat „ zi ghedaan hebben binnen Poort-recht, off noch „ doen zullen. Voert foe zullen Scepenen van „ Dordrecht, van allen Sculden Pandinghe doen, „ in den voorfz. Ambocht, mit Heer Daniels- Recht voirfz., in die jegenswoirdicheit des „ Rechters van Dordrecht, Heer Daniël zyn Boe„ ten daar an te hebben, alfoe geheel, als Hife „ te voeren van Pandinghe plachte hebben. Oeck „ fal men weten, van alle Twifteliken zaken, ,, ende van allen misdaden, die voirtaan gefchien, „ van den Poirteren van Dordrecht voirfz. ende „ van allen Koeren, die daar binnen ghebroken worden, dat zal men berechten mitten Rechter „ van Dordrecht, ende mit Scepenen ter Vierfca„ re, gelikerwys oft binnen Poort-recht gefciet s, ware; ende van allen anderen Boeten die daar „ off verfcinen, als recht is, daar fal Heer Da„ niel voirfz. off hebben dat dorden-deel, ende „ dat zullen Hem die Scepenen in der Pandinghen „ inpanden: Is 't binnen der Vriheit, mitten „ Recht van Dordrecht, als recht is: Ende is bin„ nen Heer Daniels Ambocht, foe fal men't doen „ mit Heer Daniels-Rechter, als recht is. Dat's „ te weten, dat alle de voirfz. Pointen en Zaken voirfz.  IÖO KABINET VAN NEDERLAND5CHÉ voirfz. zullen ftaan te wederfegghen Heer Da„ nieh Van der Merwede, Riddere, off ten weder„ zegghen Scepeiie en Raadt der Stede van Dor- drecht. Welke zaken en pointen voirfz. gedaan „ waren. in 't Jaar ons Heeren . als meil fcreef? j, Dufent driéhondert en zeven, des Manedaghes j, na Sinte Martyns-dach in den Zomer " Een gedeelte der ftad Dordrecht, de Riedyk genaamd, waarvan reeds in den aangehaalden brief van Keizer hendrik, in den jarë1064,gewag gemaakt wordt, behoort onder de heerlykheid van de Merwede. Weleer plagt de Heer van de Merwede daarover eenen byzonderen Schout aan te ftellen, en de Riedyk was dus van het rechtsgebied der ftad afgezonderd. Dochjohannes b e v e r w y k tekent aan, in zyne befchryving der ftad Dordrecht, bladz. 120, dat men met den Heer daniel van den Merwede, in het jaar 1440, ten verdrag heeft aangegaan, inhoudende, dat zyn Bailluw jaarlyksch, agt dagen lang, Schout zyn zou over de gehele ftad, en van alle de breuken eene dubbelde boete genieten , onder voorwaarde, dat de Schout der ftad voor het overige het gehele jaar door zyn ampt over den Riedyk oeffeneri zou. Hoewel nu de ftad de heerlykheid Merwede in het jaar 1604 gekocht heeft, word nogthans de oude gewoonte onderhouden, dat de Burgemeester , in gezelfchap van Schepenen en Raden, jaarlyksch, op den vyfden juny, ter wederzyden van de zogenaamde Sloe, welke defcheidingmaakt tusfchen de ftad en den Riedyk, de rode roede ontfangt uit handen van den Schout der graaflykheid, en dezelve over geeft aan den Bailluw van dé Merwede, om het Schout-ampt voor agt dagen over geheel de ftad te aanvaarden. Deze tyd verftreken zynde, levert de voornoemde Bailluw op dezelfde  en kleefsche oudheden. IfJl de plaats, den 13 juny, de roede wederom over aan den Burgemeester, en deze laatfte geeft de. zelve wederom in de handen van den Schout. De oorfprong van dit rechtsgebied der Heren van de Merwede, binnen Dordrecht, is deze: dat de twede vergroting dier ftad, naar de zyde van den Riedyk gefchied, en dus een gedeelte van het ambagt dier voornoemde Heren daar binnen getrokken is. Buiten twyffel zal deze uitlegging met toeftemming der Heren van de Merwede ge. fchied zyn. Doch om aan de andere zyde ook voor te komen, dat de bezitters dier heerlykheid daardoor geene nadeelen leden, heeft de ftad een verdrag met hun aangegaan, betrekkelyk het uitoeffenen van recht op hun grondgebied. En doordien de parochie-kerk van ée Merwede, ftaande op den Riedyk, door de vergroting van Dordrecht, mede binnen die ftad is getrokken, werd dezelve tot eene twede parochie-kerk van Dor* drecht aangenomen; zy behield hare voorgaande parochiale verdeeling, even als of dezelve nog buiten de ftad ftond, en by de gefchiedfchryvers van Dordrecht wordt wel duidelyk aangewezen, welke ftraten, ftegen enz. daaronder behoorden, en hoe verre dit geestelyk rechtsgebied zich weleer uitftrekte. Doordien , volgens m. balen', in zyne befchryving van Dordrecht, op bladz. 111, en volgens h. van heus se n, in het derde deel zyner Oudheden, pag. 570, de St. Nicolaas- of parochie kerk van de Merwede, eerst in de veertiende eeuw gefticht is, blykt daaruit al wederom, dat men aan de heerlykheid en het kasteel der Merwede genen zó buitenfporigen ouderdom moet toefchryven, als velen gedaan, en wy in den aanvang dezer verhandeling wederlegd hebben. En hoewel IV. deel. L fom.  l6z KABINET VAN NEDERLANDSCHE fommigen willen inbrengen, dat die van de Merwede weleer hunnen Godsdienst in de kapel der Scipluden verricht hebben, daaruit echter kan niet bewezen worden, dat deze kapel ouder zyn zou dan de parochiekerk, want van dezelve wordt later gewag gemaakt, dan van de kerk, gelyk wy dit hier voor ter zyner plaats hebben aangewezen. DE STAD DORDRECHT, In ZUID-HOLLAND. De ouderdom der ryken, gemenebesten en fteden is meestal een {prekend bewys van hunne wel ingeftelde regeeringsform, en verftrekt denzelven niet weinig tot eer en aanzien. Om nu aan zodanige ftaten en landen nog eenen meerderen luister by te zetten, vonden de fchryvers, welken belang fielden in de welvaart van het een of ander gewest, fomtyds geraden, om den ouderdom van hetzelve zo hoog te brengen, als hun Hechts eenigfints doenlyk ware; en zelfs, wanneer hun daartoe oude gedenkfehriften en andere bewyzen ontbraken, namen zy onbefchroomd hunnen toevlucht tot ydele verdichtfelen, om hun oogmerk op deze wyze te bereiken. Dit is, met betrekking tot de fteden, onder anderen ook op de ftad Dordrecht toe te pasfen, waarvan de oorfprong, deftichter, de tyd ende naams*  f'" Do RU RE GUT aan Je Is'aterzy ^° L - I rJ""~ DORDRX.&HT aan , lykheid;" Waaruit men ziet, dat de byzohdere dagvaarten der fteden, tot dezen tyd toe, nog niet in gewoon gebruik geweest waren, en dat de fteden gene dagvaarten hielden, dan door of van wegen den Grave befchreven zynde, entenoverftaan van hem en zynen Stedehouder. Het voor* recht, hetwelk zy hier verkregen, gaf haar verlof om afzonderlyk te vergaderen, en over 's lands zaken te raadplegen en te befluiten, buiten byzyn van 's Graven amptenaaren. Hoe zeer nu de fteden daardoor ook bevoorrecht werden, vreesden zy nogthans dat j anvan Beijeren, wanneer hy eenmaal tot Graaf gehuldigd ware, deze vryheden weder zou intrekken. Ook waren de voorwaarden , dat de vergaderingen niet tegen hem mogten gehouden worden, velen niet naar hun genoegen. Deze dan was de rede, dat Haarlem, Delft en Leiden, welke fteden hy vele blyken van zyne genegenheid had gegeven, echter duidelyke bewyzen gaven, dat zy verkleefd bleven aan de belangens van vrouwe ja coüa. Deze verdeeldheid, omtrend de opvolging der Graaflyke waardigheid, gaf wederom aanleiding tot verregaande vyandelykheden. Haarlem, Delft , Leiden, Amfterdam, Gouda, Alkmaar, Botterdam, Schiedam, Hoornen Oudewater, zonden geld aan jan van Braband en vrouwe jacoba, om het beleg van Dordrecht te ondernemen, waartoe dan met byftand van alle deze fteden befloten werd. De Hertog jan van Beijeren, ziende door goedheid noch door belofte iets te winnen, bediende zich van geweld om zyn aangenomen gezag te handhaven. Hy rustte te Dordrecht en in den Briel fchepen uit, welken de vaart naar Engeland onveilig maakten. Die van den Brielftaken den brand in 'sGravenzatide. De Hóekfëhen daarentegen M 2 vie-  l8o kabinet van nederlandsche vielen irt Amfleiland en in Kennemerland', en geheel dit gewest was vol moord en plundering. Hertog jan van Braband en vrouw jacoba ondernamen het beleg voor Dordrecht. Men oordeelde dat het einde der burgerlyke beroerten van het bemagtigen dezer ftad afhing. De belegerden, die rykelyk van voorraad en volk voorzien waren, deden geduurig voordeelige uitvallen op de beleegeraars , die, om hunne fchade te vergoeden, eenen inval deden in het land van Voorne, en Goereede pionderden en in den brand ftaken. Ondertusfchen kwam 'er gebrek aan voorraad en geld in het leger , waardoor jan van Braband raadzaam oordeelde om het beleg op te breken, en het blokhuis in de Myle in den brand te fteken; waarna zyn leger achter na gezet en gedeeltelyk gevangen werd, terwyl een ander gedeelte , al wykendeen zich verweerende te Geertruidenberg aankwam. Tan van Beijeren, aangemoedigd door deze voordeden, wierp het oog op Rotterdam , hetwelk hy by verrasfing innam, en daardoor van eene der aanzienlykfte fteden in Holland meester werd. Met dat alles verlangde deze laatfte, even zo wel als de eerfte, hartelyk naar den vrede, waartoe de Hertog van Boitrgondiën zich als middelaar aanbood, en welke ook eerlang te Woudrichem tusfchen de twistende partyen getroffen, hoewel kort daarna door den Hertog jan van Beijeren weder verbroken werd. Het jaar 1421 was voor Zuid-Holland allerverfchrikkelykst, en Dordrecht verloor daarby zeer veel van aanbelang. Op St. Elifabeths-nacht, den agttienden van «achtmaand namentlyk, dreef een fterke noordwestelyken ftorm het zeewater alom over dyken en dammen, terwyl de rivieren zeer hoog gezwollen waren. Men had, na het jaar  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. itï aar 1365, een goed gedeelte lands, gelegen buiten den dyk van de Alblasferwaard, aan de Merwezyde, binnen gedykt, en daardoor de bedding van die rivier, tusfchen Hardingsveld en Werken* dam, veel enger gemaakt, dan dezelve te voren plagten te zyn. Het water drong des wegens by hoge vloeden fterk tegen de wederzydfche dyken , die, te zwak om zo veel gewelds te wederftaan , ten dezen tyde, een van beiden bezwyken moesten. Dit lot trof den oudften dyk, die veelligt ook de zwakfte was, en de Zuidhollandfche waard , eertyds tusfchen de Merwe en oude Maas plagt te befluiten. Hy brak door voor Werkendam, tusfchën Dordrecht en Gcertruidenberg, ter plaatfe, naderhand de oude Wiel genaamd, waardoor de gehele Zuidhollandfche waard onder liep, en wel twee-en-zeventig dorpen verdronken. Meer dan twintig bleven 'er onder den vloed begraven. De overigen hebben door den tyd en de nyverheid der inwoneren, het hoofd weder boven geftokcn. Ook zyn 'er reeds vroeg, eenige grote brokken lands en opgeworpen flyken bedykt geworden. Doch de burgerlyke oorlogen waren oorzaak, dat deze fchone landsdouw niet geheel weder te voorfchyn gekomen is, hetwelk in tyden van rust en eendracht niet zeer moeiiyk zou geweest zyn. Groot was het getal der menfchen, welken ongelukkig in dezen vloed omkwamen. Ook was de fchade, daardoor veroorzaakt, zo groot, dat vele voorname, ook adelyke luiden, tot de diepfte armoede gebragt zynde, buiten het land dienst zoeken, of hier hun brood beedelen moesten. Ook is men algemeen van gevoelen, dat de ftad Dordrecht, met het ftuk lands waarop zy ftaat, ten dezen tyde, ook van het vaste land van ZuidTiolland afgerukt geworden is. Iemand, die in M 3 het  1-82 kabinet van nederlandsche het jaar 2514 de geweldige waterplas, die deze doorbraak veroorzaakt had, met een tamelyk groot fchip bevaren heeft, verhaalt, dat men toen de toppen van de torens der verdronkene dorpen op vele plaatfen nog uit den ftroom zag fteken (*). In het jaar 1429 richtte zwede r van kuilenburg, welke door den aanhang van rupOLPH van diephout uit den BisfchoppeJyken zetel van Utrecht verdreven was, in Dord. recht zynen ftoel weder op, enbragt aldaar eenige jaren door. In het jaar 1456, haalden die van Dordrecht .zich de ongenade van den Hertog p h i l i p s van Bourgondiër, op den bals, en werden gedwongen ■om hem twintig duizend gouden klinkaarts op te brengen, en in zyne oorlogen tegen die van Utrecht, met volk en wapenen ten dienst te ftaan. . In het jaar ^57 ontftond binnen Dordrecht een geweldige brand , waardoor een gedeelte der ftad in de asfehe -gelegd werd. De Hoekfche en Kabujauwfche oneenigheden verdeelden die ftad nog geduurig in en na het jaar 1468; doch in het jaar 1477 floten beide de partyen eenen eeuwig duurenden vrede binnen Dordrecht, hoewel dezelve weldra weder verbroken werd, en tot nieuwe vyandelykhcden uitborst, zodanig, dat de Ka. beljauwfchen de ftad Dordrecht in het jaar 1480 overmeesterden en fommigen der Regeering, de Hoekfche zyde toegedaan, onthalsd werden. In het volgend jaar, werd de Regeering aldaar buitens tyds veranderd, door den Hertog maximi» liaan, hoewel zulks tegen de traktaten, drie ja- (*) Chrysostbj keajol; Epist: de Holland; ï'/jscr?* VE.ru, B:atm Illustn pag, 130.  en kleefsche oudheden. 283 jaren te voren gegeven, ftrydigwas. In 1485 werd de Hertog maximiliaan te Dordrecht plegtig ingehuldigd. De woede tegen de Hoekichen ging geduurig voort; Dordrecht had nu geheel de Kabeljauwfche party gekozen, trok opentlyk tegen de Hoekfchen te velde, en kreeg, in zomermaand van het jaar 1489, agt der voornaamften van die party gevangen, die allen met den zwaarde geftraft werden. Het jaar daaraan volgende kregen zy nog meer andere gevangenen, welken een zelfde lot ondergingen. In het jaar 1518, werd de Penfionaris dier ftad, doordien hy te yverig voor de privilegiën geftreden had, op bevel van Keizer ka rel den V, gebannen , doch hy werd, op voorfpraak van zyne Heiligheid den Paus, weder in zyne waardigheden herfteld, in het jaar 1521. De Hervorming vond in deze ftad eenen merkelyken tegenftand, waardoor zy merkelyk benadeeld werd. Na de overdragt dezer landen aan p h i l i p p u s den II, bevonden zich daar vele inwoneren welken den Doopsgezinden Godsdienst waren toegedaan, en uit dien hoofde wreedaartig ter dood gebragt werden. De beeldenftormery, welke in het jaar 2 566 door eene byzondere voorzorg der Regeering was voorgekomen, had echter geenfints ten gevolge , dat men de Protestanten zagter behandelde; het tegendeel bleek, want in den jare 1570 was men nog zo woedende opdeketters, dat'er velen om zogenaamde kettery verbrand werden. Ondertusfchen drong de hervorming meer en meer door, en het geflacht van van beveren was het eerfte, die den Gereformeerden Godsdienst opentlyk dorst belyden. ■ In het jaar 1572 verzekerden de watergeuzen zich van die ftad voor de Staten, en het verdrag deswegens werd met b a rM 4 thold  lS4 kabinet van nederlandsche thold entes, opperhoofd van die eerfte grondleggers onzer vryheid, getekend. . In het jaar 1578 hield men te Dordrecht eene kerkelyke vergadering, in welke de beruchte petrus dathenvs voorzat. By dezen wonderlyken man moeten wy een ogenblik ftil ftaan. Hy was eerst monnik van een klooster te Poperingen, in West-Vlaanderen, en vervolgens Gereformeerd prediker, bekend door eene Duitfche" overzetting der Pfalmen, na de Franfche van marot, welke nog heden,in de Gereformeerde kerken der Nederlanden gezongen worden. Nadat hy het klooster had verlaten, predikte hyinverfcheidene plaatfen van West-Vïaanderen den Gereformeerden Godsdienst, en kreeg binnen kort eenen ontzaglyken toevloed van menfchen onder zyn gehoor; doch doordien de Hertogin Gouvernante hem zeer fterk vervolgde, en grootgeldop zyn lyf zette, werd hy genoodzaakt te vluchten. Dathenus begaf zich naar Heidelberg, en werd aldaar Hofprediker van den Paltsgraaf johan c a s 1 m 1 r. Hy was een man van eene zonderlinge welfprekendheid, door lange oeffening geftaafd , maar, volgens de getuignis van re id en andere gefchiedfehryvers, aan zyne driften al te zeer verflaafd, en daarby voorbarig en van eenen onverdraagzamen aart. Te Heidelberg geraakte hy in een hevig verfchil met den beroemden t hom as erastus, over het ftuk van den kerkelyken ban. De artikelen, door erastus deswegens gefteld, fchenen dathenus al te zagt, hy was van gevoelen, dat men door eene zodanige zagtheid den weg tot ongodistery baande. Hy fchreef aan hendrik bullingerus, die zeer voor de verdraagzaamheid was, dat wanneer hy deze artikelen van erastus niet opentlyk tegen ging, by  en kleefsche oudheden. 185 hy alle zyne achting zoude verliezen; doch Bu. linger gaf hem dit antwoord: „Broeder datheen! „ ik wenschte dat gy wat zediger waardt, en ons „ gene oorzaak gaaft te denken, dat indien gy 5, lieden eens de kracht kreegt, om te bannen, gy die genen die juist alle uwe dingen niet goed„ keuren , als Atheïsten zoudt veroordeelen." Hy kwam daarna weder te Gend, daar hy op den predikftoel hevig uitvoer, tegen het artikel in de pacificatie van die ftad, waarby de handhaving van den Roomfchen Godsdienst was bedongen. Reid en hoofd verhalen, dat hy den Prins van Oranje uitmaakte, als eenen die noch God noch Godsdienst kende, om dat de Prins zich, aangaande dit artikel, had laten ontvallen, dat men in 't ltuk van traktaten zyn woord moest houden. De volgende woorden van reid omtrend datheen zyn zeer merkwaardig: „ De alleronbefcheiden- fte krycers (zegthy) wierden als de meeste ,, y veraars van de religie ende vryheid geprezen; dus werd die Prins van Oranje, zelfs by p: „ datheen te Gend, als Atheïst en godloos „ van den predikftoel uitgeroepen, en de Graaf „ johan moest te Nimwegen ende Arnhem me. nigerlei vreemde reden met geduld opeten, zq „ dat het te dier tyd grote kunst was om "te re- geeren." Men hield dathenus nevens anderen . voor den fchry ver van een zeker boekje, waarin die van Gend werden aangezet den Prins van Oranje niet te ontfangen, en zulks om dat hy de Magiftraten zou willen veranderen, den religievrede invoeren, en de ftad dwingen om den Hertog van a l e n c o n in te nemen. De Prins kwam nogthans te Gend, waarop datheen benevens imb yze de vlucht namen naar Duitschland. Hy M S fchreef  186 kabinet van nederlandsche ffchreef uit Keulen aan den Prins , dat zyne Hoogheid niet vreemd moest vinden dat hy gevlucht was, wyl de Prins hem meer dan eens gedreigd had, dat imbyze en hy, eer zes dagen verlopen waren, voor vyanden des vaderlands zouden verklaard worden, en dat die geen, welke hun beiden den hals zou affnyden, binnen Gend al gereed ftond, Vervolgens andermaal in de Nederlanden gekomen, werd hy op het dorp Vreeswyk, niet verre van Vianen ih hechtenis genomen, en van daar tot Utrecht op Hafenherg gebragt. Na agt weken zittens, werden hem eenige punten, die men zeide, van den raad van Staten te komen, voorgehouden. Men ontfloeg hem onder borgtocht, en onder belofte van op de eerfte dagvaarding te zullen verfchynen ; zyne borgen werden eindelyk den 28 december van het jaar 1584 van hunne borgtochten ontflagen. Dathenus vertrok in het volgend jaar naar Holftein en Staden, liet zich petrus montanus noemen, en oeffende aldaar de geneeskunde. De fpraak ging, dat hy van Godsdienst was veranderd; de Nederlandfche Synode zond twee predikanten aan hem, namentlyk jo> hannes gerobulus, christophorus peselius, waar menso alting zich byvoegde. Hy verfchoonde de verandering van zynen naam met de gevaarlyke tyden, doch ontkende de verandering van Godsdienst. Men vrieg hem, waarom hy met den beruchten Davidianer churadus zulke eene naauwe vriendfchap gehouden had, en zyn antwoord was, dat hy daar in geftruikeld, maar dat God hem voor afval bewaard had, en hy genegen ware , wanneer hy tot eenigen Kerkdienst werd beroepen, dit plegtig te betuigen. Na dat hy om-  en kleefsche oudheden. 187 hy omtrend een jaar te Staden gewoond had,trok hy mavDantzig, waar de Doopsgezinden hem als een oproermaker en de oorzaak van het verlies van Vlaanderen by de regeering affchilderden, zonder dat men zyn verdediging wilde horen, noch dulden dat hy aldaar zoude vernachten. Dus moest hy buiten de ftad op Schotland, eene der voorlieden, llapen, van waar hy naar Elbing voer, daar hy de geneeskunde oeffende, en zich zo bemind maakte, dat hem de regeéring na zyn overlyden een praalgraf oprichtte, waarop zyne beeldtenis levensgroote in] fteen uitgehouwen is. Hy overleed binnen Elbing op den 9 february van het jaar 1590 (*). Dat geen wat Dordrecht boven andere fteden voornamentlyk heeft doen indachtig zyn, was het befchryven en houden eener nationaal fynode binnen die ftad, in de jaren 1618 en 1619. De gefchillen tusfchen de Remonftranten en Contraremonftranten waren in voorgaande jaren reeds zeer hoog geklommen; de Prins de zyde der Con. tra-remonftranten, en den braven oldenb a beneveld die der Remonftranten toegedaan zyn. de, geraakten de partyen daardoor zo van elkanderen verwyderd, dat men reeds in het jaar 1617, by de Staten van Holland aanhield om een nationaal fynode te beleggen, ten einde de gefchillen, gelyk men voorgaf, geheel uit de waercld te helpen, doch in der daad om de Contra.remonftranten den voet te ligten. De Staten, welken dit (*) Zie hoofd, Nederl. Historie, 13de boek, bi. 575. e. van meteren, Nederl. Gefchied. 8fte Boek, fol. 155. born, Nederl. Gefchied. 13de boek, bl. 127 en 128; 19de boek, bl. 48 en 49. Reid. Nederl. Gefchied. pag. 28, 31, 23 en anderen.  188 KABINET VAN NEDERLANDSCHE dit bemerkten, en ziende welke bittere verwarringen daaruit zouden voortkomen, verklaarden: ,, dat zy de rechten en vryheden der Provintien, 5, benevens den waren Godsdienst zouden blyven „ handhaven; dat zy by voorraad goedgevon- den hadden om de Remonftranten, zo wel als 3, die genen welken van een tegenftrydig gevoe,, len waren, in de kerk te verdragen; en dat het hun voorkwam zeer gevaarlyk te zyn om ,, nieuwe geloofsartikelen te maken over punten, ,, over welke nimmer eene wettige uitfpraak ge3, daan was, noch door de eerfte, noch door de ,, Gereformeerden ; en dat het gevolglyk niet ,3 overeen kwam met het welzyn der kerk , „ eene zodanige uitfpraak te willen bewerken „ door eene vergadering, welke uit eenige wei. 3, nige Provintien te famen geroepen, de alge3, meene kerk in genen deele verbeelden kon ; j, en dat eene byzondere uitfpraak nergens toe ,, dienen kon, dan om de verdeeldheid te ver,, meerderen, inde plaats van die weg te nemen." Of Prins maurits met deze verklaring gefticht was, weet ik niet; zeker is het, dat hy zeer yverde, om oldenbarneveld den voet te ligten, en om zulks des te beter te kunnen doen, fchynt hy den Godsdienst ten dekmantel gebruikt te hebben , wanneer het waar is, het geen de geloofwaardige gefchiedfehryver le clerc (*) van hem zegt; „ Wat belangt, het 3, gevoelen der verdraagzaamheid, du mau„ rier, afgezant van Frankryk, was verze,, kerd, dat de Prins zich zo weinig daaraan er„ gerde, dat hy de zyde der verdraagzaamheid s> zou (*) Gefchiedenisfen der Nederlanden, 2de deel, pag. 84.  en kleefsche oudheden. 189 „ zou hebben gekozen, indien barneveld „ bet tegendeel gedaan had." De fteden waren gantsch niet te vreden met dit befluit der Staten, het welk tegen de toeftemming van Amfterdam, Enkhuizen, Edam, Purmerende^ en Dordrecht genomen, en afgekondigd werd. Zy eischten eenealgemeenefynodale vergadering, hoezeer de Staten van Ho/land en Westfriesland hen ook tot bedaardheid en gematigdheid aanmaanden. Doch alles was te vergeefsch. Daarop floegmen voor om eene provintiaale fynode te beleggen,, maar met het zelfde vruchteloos gevolg. De Staten van Zeeland waren ook van een tegenftrydig gevoelen met de Staten van Holland; toonden genoegzaam dat zy geheel van den Prins afhingen , en de Remonftranten wilden veroordeeld hebben; en wat de groot, welke in deputatie naar de Staten van Zeeland gezonden was, met zyne gewone welfprekenheid ook mogt voordragen, en hen trachten te overtuigen, dat de nationale fynode niets dan verregaande onlusten ten gevolge zou hebben, het kon niet baten. Evenwel waren 'er fommige leden van deZeeuwl fchc Staten, welken tot gematigdheid overhelden , en begrepen, dat de bekommering der Staten van Holland geheel niet ongegrond was en dat het denkbeeld, het welk de Zeeuwfche 'vergadering zich vormde, dat Holland door eene nationale fynode alleen zou lyden, wel eens anders zou kunnen nitvallen. Doch dit alles bleef zonder gevolg; het regende fchotfehriften, waarin beide de partyen bitter gehekeld werden, en de gemoederen werden meer en meer aangehitst. Maurits wierp zonder kennis of toeftemming der Staten, krygsvolk in den Briel, vertrok daa£ op des nachts in ftilte uit 's Grayenhage, en kwam ih  190 KABINET VAN NEDERLANDSCHE in perfoon in eerstgemelde ftad aan, waar hy vry eigendunkelyk omtrend het in den eed nemen van dit Krygsvolk te werk ging. Terwyl men in Holland nu nog geduurig bleef aandringen op eene pro vintiale fynode, bleef men in de provintien van Gelderland, Zeeland, Fries, land, Groningen en Ommelanden, onverzettelyk vasthouden , dat 'er eene nationale fynode moest bepaald worden, en de fteden Amfterdam, Enk. "huizen, Purmerende en Edam roeiden niet weinig daaronder. Vruchteloos beweerden de Staten van Holland, dat zy in de vergadering der Staten Generaal niet konden gedwongen worden tot het beroepen van eene fynode, waarin over de pun. ten in verfchil uitfpraak zou gedaan worden; om dat elke provintie by de Unie van Utrecht, voor zich zei ven de fouvereiniteit in hare landen, zo wel in kerkelyke als burgerlyke zaken, bedongen had. De groot toont dit duidelyk aan in zy. ne verantwoording. Doch wat de gezonde reden, de billykheid, de gematigdheid ook mogten voorbrengen, alles was vergeefsch, en men bemerkte in de handel wyze der tegenparty, meer drift dan zucht om het welzyn des lands te bevorderen. Maurits fcheen zyne rekening alleen te zullen vinden by de verregaande verwarringen, en de tegenkantende provintien begonnen te arbeiden om alles tot eene fynode te fchikken, en benoemde reeds kommisfarisfen tot dezelve. De drie provintien, namentlyk Holland, Utrecht en Overysfel, protefteerden tegen het gedrag der vier andere provintien in eene vergadering der Staten Generaal; maar vreemd was het dat de fteden Dordrecht, Amfterdam, Enkhuizen, Edam, en Purmerende een contra-protest ter vergadering der Generaliteit inleverden, niet tegenftaande de by-  en kleefsche oudheden. lC)t byzondere fteden noch ook byzondere leden bevoegd waren om in de Generaliteit hunne meningen te verklaren. Meer andere ongehoorde en tegen de ftaatsgefteltenis ftrydende ftukken werden daar doorgedrongen, waarvan men niet begrypen kan, hoedanig dezelven als wettig konden erkend worden. Doch men kon toenmaals alles ftraffeloos doen, mits dat men het oogmerk van m au rits flechts begunftigde, en met de val van barnevelds gezag, vielen alle de wetten en goede order teffens onder den voet (*). De nationale fynode werd dan door de vier genoemde Provintien, in weerwil der tegenkantingen van Holland, Utrecht en Overysfel vastgefteld; de verdeeldheid in de fteden van Holland zelve , en het gezag van maurits, waren oorzaak dat men voor de provintie van Holland zo weinig achting had, dat men de tegenkantende Staatsleden dier provintie, met veel minachting behandelde. Men befloot dat de fynode te Dordrecht zoude worden gehouden; en de provintien elk I een' perfoon zouden magtigen, om de uitfchryfbrieven der byeenroeping op te ftellen. Deze 1 brieven werden, ondanks de geduurige weige: ring van Holland en de haren, ontworpen, om i dezelven te zenden naar den Koning van Groot\\Brittanje, en geenfints aan de kerk van Engei land, met welke men niet eenmaal raad daarom; trend pleegde; aan den Keurvorst van dePaltz, ( den Landgraaf van Hesfen ,aan de Gereformeerj de kerken van Frankryk, aan de kerken van Zurich, Bern en Bazel, aan die van Geneye, Embden en Bremen, als mede aan de Walfche kerken, (*). le cleec, Gefchieden. der Nederlanden, 2de deel, pag. 94.  192 KABINET VAN NEDERLANDéCHE ken hier te lande, en aan iedere kerk der vereënigde gewesten Toen deze brieven den 24 vari november in de vergadering der Staten Generaal gebragt werden om gelezen te worden, Honden de gemagtigden der drie weigerende provintien op, en gingen uit de vergadering. Doch de overigen keerden zich daar geenfints aan, lazen voort; keurden dezelven goed, en befloten om die brieven den 31 january van het volgend jaar te verzenden. De Staten van Holland en Westfrlestanddeden den volgenden dag een protest aantekenen, waar by zy alles, wat met betrekking tot de nationale fynode befloten was, als nul ert van geender waarde aanmerkten. Utrecht en Overysfel deden het zelfde, behalven eenige weinige'fteden der laatfte provintie, welke de vier doordryvende provintien toevielen. De Staten van Holland gaven daarenboven met die der andere provintien in opentlyke gefchriften te verftaan, Waarom zy niet konden en nimmer zouden toeftemmen iri het beleggen van eene nationale fynode, en toonden onder anderen grondig aan , welke önherftelbare nadeelen aan de provintie van Holland daardoor zoude te beurt vallen; doch deze mcmorien , die wel gelezen werden, bleven zonder eenig gevolg, en de zaak ging haren gang. Terwyl de gemoederen dus verdeeld en aangevuurd werden, door de binnenlandfche verdeeldheden van gevoelens, kwam de Engelfchegezant carleton nog oly in het vuur werpen. Inde vergadering van de Staten Generaal gekomen , voerde hy aldaar óp den 6 oétober van 1617 eene redevoering, welke de Remonftranten zodanig ten toon ftelde en uitmaakte, als waren zy het nietswaardigst volk van den aardbol. De  en kleefsche oudheden. I93 De Staten waren daar over met reden zeer onvergenoegd , gaven hem een antwoord naar verdienfle, en betoogden daar in zeer bondig, dat hy zich ingelaten had met zaken waaromtrend hy kwalyk onderricht was. Ondertusfchen werd de gehoudene redevoering van den gezant gedrukt, maar ook door den Utrechtfchen predikant taurinus opentlyk wederlegd, hoewel de Contra-remonftranten dezelven hemelhoog verhieven. Carleton, welke deze wederlegging niet kon verduren, plaagde de Staten zo lang, dat zy het werkje van taurinus niet alleen by plakaten verbieden , maar ook eene premie van duizend guldens moesten uitloven aan die genen welke den fchryver, en eene premie van zes honderd guldens aan hem, die den drukker zou aan den dag brengen. Doch de Staten van Holland wilden dit plakaat niet in hunne provintie verfpreid hebben. Dit was van dat gevolg, dat het werkje van taurinus meer gezocht, en ten twedenmale herdrukt werd. Men kan daaruit dus opmaken, hoedanig de provintien tegen elkander in het harnas gejaagd waren. De Franfche afgezant dumaurier integendeel, voerde den 3 der maand november eene geheel tegenftrydige redeneering; waarin hy uit last van zynen Koning, de Staten tot eendragt en verdraagzaamheid vermaande. Zelf van den Gereformeerden Godsdienst zynde, fprak hy nogthans uit last van zynen meester, welke de vereenigde provintien eenen beteren raad gaf, dan Koning jacobus, of ten minHen zynen afge. zant, welke opentlyk genoeg het gedrag der Sta. ten van Holland veroordeelde. Frankryk ondertusfchen deed alles watmogelyk IV. deel. N was,  IP4 kabinet van nederlandsche was, om de twee partyen te bevredigen. De Koning wilde den Heer du plessis mornay herwaards zenden, om daarin te werken; doch deze antwoordde, dat hem dacht dat de ziekte te verre ingekankerd was, hoewel hy gaarne aan de bevelen van den Monarch wilde gehoorzamen. Het bleef dan by dit voorftel, en de eendracht week meer en meer van deze gewesten. Uit deze verfchillen kwamen verfcheiden anderen voort,die wy met ftilzwygenmoeten voorby gaan, en waarin maurits weder overtuigende blyken gaf, dat de rust van Holland hem niet zo aangenaam was, dan dezelven tegen te werken. De brave oude advokaat van Holland, ziende dat hy door maurits en deContra-remonftranten gedwarsboomd, hoe het land meer en meer verdeeld werd, en hoe zyne goede raadgevingen werden in den wind geflagen, daarby zwakkelyk geworden door den onophoudelyken arbeid in dienst van een Vaderland, dat zo weinig dankbaarheids betoonde, en het onweermogelykzien. de opryzen, het welk daar uit ontftaan, en op zyn hoofd gemakkelyk zou kunnen nederploffen , verzocht op den 13 november, in eene vergadering der Staten van Holland om van zyn ampt ontfiagen te worden, of ten minften eenige rust te mogen genieten ter herftelling zyner waggelende gezondheid. Doch de Staten, zynen getrouwen dienst in dit hachelyk tydpunt allerbelangrykst oordeelende, weigerden Heilig het inwilligen van zyn verzoek. De vyf fteden van Holland, de party der Contra-remonftranten toegedaan, deden eenen voorflag aan de Staten van hare provintie, om eerst eene provintiale fynode te beleggen, waarop alle pun-  en kleefsche oudheden. IO5 punten en bezwaarnisfen de leer betreffende, onderzocht en bemiddeld , en die punten waarover men het in de provintiale fynode niet eenig kon worden, ter nationale fynode mogten gebragt worden. Dit voorftel was zeerfmakelyk gemaakt, in zeer zacht en vlyende bewoordingen opgefteld, maar wezentlyk ingericht om de Remonftranten zo veel te eerder te kunnen veroordeelen. Barneveld, welke dit voorzag, en met rede en bedaardheid niets kon winnen, floeg eenen anderen weg in om aan de verhitte gemoederen tyd van bedaren te geven; hy ftelde namentlyk voor, dat men in de provintiale fynode gene uitfpraak zoude mogen doen over de vyf punten of andere leerftukken, waaromtrend de eerfte Christen kerk gene uitfpraak gedaan had, of waar in de Gereformeerden het niet eens waren, begeerende dat deze punten zouden uitgefield en beflist worden op het algemeen fynode, het welk men ten dien einde, zo fpoedig mogelyk zou by een roepen. Doch men bleef verfchillen wegens het ontwerp van eene nationale fynode, terwyl de gehoorzalen en predikftoelen meer en meer begonnen te daveren van de verregaande onrechtzinnigheid der Remonftranten, waardoor men de ftudenten en gemeenten meer en meer in haat deed ontvlammen tegens de verj draagzame gevoelens van deze party; haar be' fchuldigende, dat zy den Christelyken Godsdienst ; op alle manieren zochten te ondermynen, terwyl I integendeel hare verdedigingen, die in menigte | ten voorfchyn kwamen, kwalyk uitgelegd, of I geheel niet gelezen werden. In deze ftrubbeling van zaken was de fteen des : aanfloots van maurits, de brave oldenj barneveld namentlyk, zeer onverwachts in N 2 hech-  I96 kabinet van nederlandsche hechtenis genomen; men hield nu en dan in verfchillende provintien, pro vintiale fynoden, die meest altoos ten nadeele der Remonftranten afliepen ; de Staten van Holland hadden ook eindelyk hunne bewilliging gegeven tot het houden van eene nationale fynode, en deze werd bepaald om geopend te worden op den 1 november van het jaar 1618. Deze vergadering zou beftaan uit omtrend 140 leden, waar onder de buitenlandsch befchreven afgezanten en gemagtigden der kerken waren, en voor het overige de buitenlandfche en binnenlandfche hoogleeraars en predikanten der Gereformeerde gemeenten, als mede de 15 gedaagde, profesforen en predikanten der Remonftranten, welken midden in de zaal alleen zouden zitten; doch de Iaatften verfchenen niet voorin den aanvang der maand december. Het liep nogthans aan tot op den 13 dier maand, alëer de eerfte zitting gehouden werd. Balthasar lydius» predikant te Dordrecht, opende dezelve met een latynsch gebed, doordien men wegens de buitenlandfche leden goedgevonden had, alle de zaken in de latynfche taal te behandelen. Nahet gebednam martinus gregorius, eerfte raad van het hof en het hertogdom Gelder, en gemagtigde van die provintie, het woord, en hoewel hy bad dat alle zaken zonder vooroordeel mogten behandeld worden, wist men echter reeds vooraf dat alle de Godgeleerden daar te famen gekomen waren, niet met oogmerk om de zaken te onderzoeken, maar om de Remonftranten te veroordeelen; ook vermogten zy niet anders te doen, ten zy zy zich wilden blootftellen om hun. ne bediening te verliezen, gelyk aan zo velen te beurt viel, welken de gevoelens der Remonftranten bleven aankleven. Als  en kleefsche oudheden. IQ? ' Als iets zeldzaams merkt men in deze nationale fynode aan, dat de meeste der binnenlandfche en zelfs der buitenlandfche predikanten daar tegenwoordig, niet bekend waren door eenige belangryke gefchriften, en men dus op de geleerdheid van deze voorvechters der rechtzinnigheid niet zeer roemen kon. De eerfte zitting liep met het voornoemd gebed , aanfpraak, en het overleveren der geloofsbrieven van de uitheemfche Commisfarisfen af. In de twede zitting, op den 14 november, verkoor men tot voorzitter johannbsbogerm a n , predikant in de Gereformeerde gemeente tot Leeuwaarden, en tot byzitters jacob rol. danus en hermanus faukelius, predikanten te Amfterdam en Middelburg, daarby benoemde men twee Secretarisfen. In de derde zitting, welke dien zelfden namiddag gehouden werd, befpeurde men reeds, dat de vergadering alles minder alsonpartydigwas; want de afgezondenen van Geneve leverden, uit naam hunner hoogleeraars en predikanten, eenen brief in, waarin de Remonftranten van Pelagianery en Arianery befchuldigd werden, terwyl het ondertusfchen duidelyk bleek, dat zy hunne fchriften niet hadden gelezen. In andere rechtbanken is het een geheiligd gebruik, om eerst de verdeedigingen van de gedaagden te horen , aleer men vonnist; doch hier, aleer de Remonftranten nog een woord ter hunner verdeediging hadden ingebragt, werden de Genevers voor hunnen y ver en waakzaamheid opentlyk bedankt. Eenige volgende zittingen werden 'er doorgebragt, met te bepalen, welke Remonftranten men op de fynode zou dagvaarden, om hunne verantwoording te horen. Ondertusfchen waren *er N 3 reeds  198 KABINET VA N NEDERLANDSCHE reeds eenigen dezer Heren te Dordrecht aangekomen, die, uit naam van hunne medebroeders, allen Remonftranten verzochten, „ om vryelyk „ en in genoegzamen getale, en met vry geleide „ voor de Nationale fynode te mogen verfchy-1 „ nen, tot voorftand en verantwoording hunner „ Christelyke zaak, en ten dien einde uit het „ midden hunner zodanige perfonen mogten be„ noemen, als zy daartoe nodig zouden oordeelen." De Remonftranten wisten wel, dat zy in deze partydige vergadering geen recht zouden kunnen krygen, maar wilden nogthans alles aan. wenden wat ter hunner verdeediging iets kon bydragen, en dit was de oorzaak van den ftap welke ?yuuen; doch de fvnode hun verzoek gehoord hebbende, gaf hun geen ander antwoord, dan dat de brieven van dagvaard reeds gefchreven waren, en de Remonftranten zich daarna zouden moeten gedragen; en wat dezen ook voorbragten, om eenen vryen toegang te mogen hebben, hun. ne redenen werden in den wind geflagen, en men dagvaarde vyftien hunner, met bevel, om voor de fynode te verfchy nen vyftien dagen na de brieven van dagvaard. Terwyl men nu na de gedagvaarden wachtte werden 'er verfcheidene zittingen met Latynfche redenvoeringen doorgebragt; en men bepaalde eene nieuwe Nederduitfche overzetting des by beiswelke den Theologanten van de vereenigde provinciën werd aanbevolen, maar tot overzetters en overzieners van dit gewigtig werk, werden leden gekozen, die in genen dele bekend waren door Godgeleerde fchriften, hoewel de daarop gevolgde overzetting nog hedendaagsch in grote achting is. Daarenboven handelde men over eene nieuwe inrichting omtrend de wyze van de kinderen  t en kleefsche ovxheden. I99 ren te catechifeeren, en meer diergelyke ont. werpen. Op den'5 december van het gemelde jaar 1618, de dag waarop de Remonftranten teneerften male voor de fynode moesten verfchynen, werden zy opentlyk door den voorzitter gedagvaard. De gemagtigde Remonftranten van Utrecht gaven te kennen, dat zy waarfchynelyk nog dien zelfden dag zouden aankomen, waarop hun ten antwoord gegeven werd, dat zy terftond na hunne aankomst daarvan kennis hadden te geven, om hun te doen weten het uur waarop zy voor de fynode zouden moeten verfchynen. Omtrend den avond van dien zelfden dag kwa. men de gedagvaarden te Dordrecht, en zonden des anderen daags vier hunner eerst naar de Commisfarisfen politik, en vervolgens naar den voorzitter bogerman, hun van hunne komst kennis gevende; tevens fielden zy voor, de benodigde boeken enz. nog niet ontfangen te hebben, waarom zy een of twee dagen verzochten, ten einde deze zaken te kunnen in order brengen; zy voegden daar nogthans by, dat wanneer de fynode begeerde om terftond met 'hun in conferentie te treden, zy daartoe gereed waren. Bogerman zond hen naar de fynode , alwaar het uitftel van eenen dag hun werd toegeftaan. Doch de Contra-Remonftranten, die het woord Conferentie in den mond der Remonftranten niet konden verduwen, deden aan delaatften door den voorzitter bogerman aanzeggen: „ dat het de „ meening der Commisfarisfen politik en der fy. s, node niet was , om hun eene conferentie „ of disputatie toe te flaan, maar dat zy, volgens „ de brieven van dagvaarding, waren geroepen „ om hunne gevoelens over de vyf artikelen voor N 4 „ té  200 KABINET VAN WEdE r e a ndsCHE " „ te ftellen, en dezelven zo goed zy konden te „ verdeedigen. De beroemde e ris co pius hervatte daarop: „dat men het woord Conferentie „ niet zo angftig behoefde te ziften; dat de Re„ monftranten alleen te Dordrecht gekomen wa„ ren, om te handelen over de leer waartoe zy „ waren befchreven, en wat de manier en wyze 3, aanging , waarop zy moesten onderhouden „ worden, dat men daarover zoufpreken, wan. „ neer het ter zaak kwam." De Remonftranten waren middelerwyl, mogelyk om de Contra. Remonftranfche Theologanten te polsfen, by de buitenlandfche genodigden geweest, om hun een bezoek te geven, maar vonden hen zeer fober onderlegd in het ftuk van Godgeleerdheid. Zy verzochten hun, om hunne verantwoording met onpartydigheid te horen en vooroordeelen af te leggen, gaven hun fommige fchriften, waaruit zy eenige onderrichting konden trekken, en die hen nimmer onder het oog gekomen waren. Het was op den 7 december, in de drie-entwintigfte zitting der fynode, dat e pis c op i us , benevens de andere gedaagden, ter zaal werden ingeleid. De eerfte vrieg terftond het woord en zonder te wachten dat hem zulks toegeftaan werd, begon hy eene redevoering, welke meer dan een uur duurde, en welke men hem ook, zonder in te vallen, liet uitfpreken. Doch toen hy geëindigd had, werd hy door bogerman beftraft die hem toevoegde, dat hy, zonder verlof te ontfangen, zyne redeneering begonnen had en hy daaruit kon opmaken, welke toegevenhcid de vergadering voor hen gedaagden gebruikte In deze verhandeling betoogde de redenaar met ronde woorden: „ dat de Contra-Remonftrantenza. „ ken  EN KLEEFSCIÏE OUDHEDEN. 201 ken dreven, niet beftaanbaar met de goedheid, „ wysheid en rechtvaardigheid van God; ook „ niet met de liefde, welke Christus jesus „ voor het menfchelyk geflacht had; veelminder „ met zyne voldoening en verdiensten; ook niet „ met de natuur van Gods woord en deszelfs be„ diening, noch met het gebruik der Sacramen„ ten, noch ook niet met de pligten van eenen „ Christen; dat zodanige gevoelens aanftotelyk „ waren voor de vromen, dewtarheidkwetften, „ eene fchandvlek der hervorming waren, en aan „ de vyanden ftof gaven om dezelve te lasteren; „ dat het dit niet alleen was, maar dat hunnete„ genftrevers, deze leerftuk ken aan alledeGere„ reformeerde kerken toefchryvende, daardoor „ gelegenheid hadden gegeven om dezelve van „ een te ryten; dat de Remonftranten, dit be. „ merkende, gearbeid hadden, om te doen zien dat „ men die gevoelens het gehele lichaam der Gere„ formeerden niet moest ten laste leggen,en zy hun „ best hadden gedaan om het kwaad te genezen, „ hetwelk deze ftellingen hadden veroorzaakt." De leerftukken, waarvan de redenaar fprak bedoelden de volftrekte voorbefchikking, de on' wederftaanbare genade, en alles wat daaruit vol. gen moest. Hy klaagde in deze verhandeling voor het overige bitter, wegens den haat en de krakeelzucht der Contra-Remonftranten, en over de kwade behandeling den Remonftranten aangedaan toen zy de verdraagzaamheid begonnen tl predi'. ken, en de twisten wilden dempen. Hy zeide, dat de Remonftranten hadden voorgeflagen om op zekere voorwaarde eene fynode te beroepen, om het gefchil te beflechten; en byaldien dezelve vrucnteloos mogt aflopen, of niet totftandmoet komen, men alsdan voor eenigen tyd eene onder. "N 5 lin-  202 kabinet van nederlandsche Jinge verdraagzaamheid mogt bepalen, en daarin de nodige zedigheid en gematigdheid waarnemen. Of eindelyk, wanneer men de rust en vrede in het land niet kon handhaven, zonder hen uit den fchoot der kerk te verbannen, men hun alsdan gebieden mogt om hunne bedieningen te verlaten, op dat zy den Staat niet langer mogten nadeelig zyn. Doch de Contra-Remonftranten, vervolgde de redenaar, hadden eenen geheel anderen weg ingeflagen. Zy hadden eene grote menigte van lasterfchriften tegen de Remonftranten uitgeitrooid; hadden tegen den wil der Staten afzonderlyke vergaderingen gehouden, en den grond gelegd tot eene fcheuring, op hoop dat dezelve in eene nationale fynode mogt worden goedgekeurd. Men had verfpreid, dat de Remonftranten verfcheiden gewigtige leerftukken verdraaid hadden, en episcopius wees zyne party op de boeken, door Remonftranten gefchreven, waarin deze kwaadaartige uitftrooifels werden gelogenftraft. Hy beweerde, dat men in de verborgenheden zich moest bedienen van de woorden der fchriftuur, en zich niet inlaten in fpitsvindige uitleggingen en disputen over diergelyke geheimzinnig, heden, en bragt uit voorname Godgeleerden by, dat de oude ketteryen en hedendaagfche gefchillen ontftaan waren , doordien de Doctoren en Leeraars de leerftukken der fcholen hadden doen doorgaan voor geloofs-artikelen, waardoor de fcheuringen ontftaan waren. De ftelfels der Remonftranten, vervolgde hy, waren eene vryheid, welke den middelweg hield tusfchen flaverny en ongebondenheid, en zy bekreunden zich weinig of men hen daaromtrend belasterde, overtuigd, dat zy in allen opzichte vol-  EN KL EEFSCHE OUDHEDEN. 203 volgens hun geweten te rade gingen. Hy verzocht den buitenlandfchen Godgeleerden, hun gene andere gevoelens toe te fchry ven, dan de zodanigen, van welken zy belydenis deden, en noemde hun den oorfprong der gefchillen op. Vooreerst hadden zy zich aangekant tegen de overdreven gevoelens der predestinatie en genade. Ten t weden, hadden zy zich aangekant tegens allen, welken zelfs vóór eene uitfpraak van eenige fynode, fcheuringen verwekt hadden. En ten derden, hadden zy altoos misprezen, dat de Contra-Remonftranten geringe en onnodige gefchillen met den naam van ketteryen befchuldigden. Hy befloot zyne verhandeling, door aan de buitenlandfche Godgeleerden te verzoeken, van geen acht te willen flaan op hec klein getal der Remonftranten , op de fynode tegenwoordig; voorbrengende de middelen, welken men gebezigd had om te beletten, dat zy niet op de fynode konden verfchynen; vermanende hen niet het gering getal, maar de kracht hunner redenen, getrokken uit de Heilige fchrift en het licht der natuur, te willen in het oog houden. Na het houden van deze redevoering, verzocht de voorzitter copy van dezelve. Doch e pis conus antwoordde, dat hy 'er geen affchrift van had over gefchreven. De gedaagden werden genoodzaakt , om het voorhanden zynde, vol van krabben en uithalingen, te ondertekenen, en aan Commisfarisfen politiek te overhandigen. Dit gefchied zynde, las de voorzitter den eed, welke gevorderd werd van alle de leden, ter nationale fynode opgeroepen. Dezelve was van den volgenden fterken inhoud: „ Ik belove voor God, welken ik hier tegen. „ woordig, en een onderzoeker van nieren en har.  204 kabinet van nederlandsche ,, harten te zyn, gelove en eere, dat ik in deze „ gantfche fynodale handelingen, in dewelke zal „ voorgenomen worden het onderzoek, oordeel „ en uitfpraak, zo van de bekende vyf artikelen, „ en de zwarigheid daaruit ontftaande, als ook „ van alle andere leerftukken, generhande men„ fchelyke fchriften, maar alleen het woord Gods „ voor eenen zekeren en onfeilbaren regel des „ geloofs zal gebruiken; en dat ik in deze gantfche „ handeling niet anders zal voor ogen hebben, „ als de eere van God, ruste der kerke, en boven „ al de behoudenisfe van de zuiverheid der leere. „ Zo waarlyk moet my helpen myn Zaligmaker „ Jefus Christus, welke ik vieriglyk bidde, dat „ hy my in dit myn voornemen, door zynen „ H. Geest fteeds wil bywonen." Deze eed werd ieder lid der gemeente afgenomen, behalven aan de Utrechtfche Remonftranten, welken nog niet geantwoord hadden op het voorftel, ofzy zich aan de inftruét.ien der fynode wilden onderwerpen. Na eenigeperfoneelegefchillen,wilde bogerman, in de vyfen-twintigftezitting, gehouden op den 10 december, tot de voorname hoofdzaak der fynode overgaan. Episcopius verzocht nogthans vooraf een gefchrift te mogen lezen, hetwelk den weg daartoe zou banen. Aanvangs werd hem dit afgeflagen, doch naderhand toegeftaan. De fchrandere Remonftrant toonde in dit gefchrift twee zaken, vooreerst: ,, dat de Re„ monftranten die fynode niet konden erkennen „ voor eenen wettigen rechter, om dat het grootst „ gedeelte van dezelve, de buitenlanders uitge„ zonderd, hunne geflagene partyen waren. En ten tweden toonde hy, welken de vereischte „ voorwaarden zyn van eene wettige fynode; „ wel-  ïn kleefsche 0 u t> h e o e n. 205 „ welke voorwaarden hy tot twaalf punten bragt „ en zonder welke waarneming alle fynoda., Ie vergaderingen vruchteloos waren, hetwelk j, hy bewees met rede , getuignisfen en voor„ beelden." Dit gefchrift werd door de gedaagden getekend en aan den voorzitter overhandigd. Bogerman poogde daarna, in eene lange redevoering, aan te tonen, dat de Remonftranten zich aan de fynode moesten onderwerpen. Maar episcopius vrieg hem: ,, indien de Remon„ ftranten eens rechters waren in deze zaak, of „ hy en de Contra-Remonftranten hen wel voor „ zodanigen zou willen erkennen?" Zyn antwoord was: „ wy zouden het, indien het zo ware „ uitgevallen, hebben moeten lyden, en nu de „ overheid het anders heeft goedgevonden, behoort gylieden het met geduld te verdragen " Episcopius hernam: „het is iets anders iemand „ voor rechter te erkennen, en iets anders het 5, oordeel, by eenen zodanigen rechter geveld, „ met geduld te verdragen. Wy zullen het ook „ lyden. Maar wy kunnen het van ons gemoed ,, niet verwerven, dat wy u lieden zouden erken„ nen voor wettige rechters van ons gevoelen, „ dewyl gy onze geflagene partyen zyt, en kef* „ ken hebt, die van ons geheel zyn verfcheiden ,, en_ afgezonderd. En wat het gezag der over. „ heid aangaat, dat willen wy gaarne erkennen, „ maar dat zy onze partyen tot onze rechters „ zouden ftellen, ftrydt tegen het natuurlyk recht „ en alle billykheid." Ondanks dit veelbetekenend voorftel, geboden Commisfarisfen politik, dat de gedaagden, zonder eenig uitftel. tot de verdere handelingen zouden voortgaan, en alles, wat ten dien einde door de fynode zou worden befloten, gehoorzamen en nakomen. De  206 kabinet van nederlandsche De voorwaarden der Remonftranten werden als geheel verworpen. De tegenparty begon wel in te zien, dat zy mannen en gene'kinderen voor hadden, en zy zich gewikkeld hadden in eene zaak, die volgens billykheid behandeld, nimmer ten hunnen voordeele konde uitvallen, maar aan den anderen kant, deed eene verkeerde eerzucht hen voortgaan op het dwaalfpoor hetwelk zy betraden , om niet genoodzaakt te worden eene fynode uit te fchryven , volgens de ftelling der Remonftranten, en hunnen misflag dus te bekennen. Men zocht alle foorten van leugentaal uit, om de gedaagden te bekladden. De voorzitter befchuldigde hen, dat zy de Staten Generaal en den Prins voor fcheurmakers hadden uitgemaakt. Episcopius voer den volgenden dag hevig te. gen deze befchuldiging uit, zeggende: dat de Re. monftranten alleen van de kerkelyken hadden gefproken, en hy eindigde, met nogmaals te verklaren : dat hy en de zynen de gehele fynode als onwettig aanzagen, daar tegen protesteerden, en verzocht, dat deze gezegdens, welken hy in fchrift voorlas, onder de fynodaleaétensmogtengeregis. treerd worden. Alle de gedaagden ondertekenden dit gefchrift, gaven het in handen van den voorzitter, waarna men hun beval om te vertrekken, en des namiddags ten vier uuren weder voor de vergadering te verfchynen. In de negen-en-twintigfte zitting, op! den 12 december gehouden, nam men de protestatie der gedaagden in overweging, en allen, zo wel buitenlandfche als binnenlandfche Godgeleerden, vonden goed, nuttig en nodig, dat de tegenftrevers der Remonftranten hunne rechters en tevens hunne partyen waren. De on;  en kle2fsche oudheden. 20? onwaarheid , dat de Remonftranten de overigheid en den Prins als fcheurmakers hadden befchouwd, werd door Commisfarisfen politik, in eene refolutie, als waarheid erkent; zy befloten , om de Remonftranten over hunne kwade trouw te veroordeelen, en bevalen hun, om zich gereed te houden van ter zake te komen, zonder verder van hunne protestatie iets meer te fpreken. Episcopius verdeedigde zynegezegdenswel in de dertigfte zitting, en las aan de fynode een gefchrift voor, betreffende zyne gehoudene redevoering. Doch men floeg daar geen acht op, als zynde te diep in zee geftoken om weder terug te keren. Johanhales evenwel, kapellaan van careeton, welke de uitdrukkingen van episcopius had aangetekend, fchreef dezelven in eenen brief aan zynen meester, juist gelyk de Remonftranten eenparig getuigden, dat dezelven geluid hadden. Immers, wanneer deze man in hunne uitdrukkingen iets nadeeligs had kunnen vinden, zou hy zulks den Engelfchen minister, eenen groten tegenftander der Remonftranten, buiten twyffel hebben medegedeeld. In de een-en-dertigfte zitting, gehouden op den 13 december, leverden de Remonftranten hun gevoelen over, welken in tien artikelen beftonden. Deze gevoelens werden door alle vyftien gedaagdens ondertekend , en de voorzitter vrieg hen daarna nog ieder inhetbyzonder, of dezen hunne gevoelens waren, waarop zy allen volmondig zulks bekrachtigden. Zy hadden niet alleen in dit igefchrift hunne ftelfels opgegeven, maar ook daarenboven de ftelfels van anderen verworpen, waarover de fynode een verregaand misnoegen betoonde. In eene volgende zitting, zeide de voorzitter tot  2o8 KABINET VAN NEDERLANDSCHE tot de gedaagden, dat men liever de gefchillen over de verkiezing dan over de verwerping wilde behandelen, van welke laatfte de Remonftranten geduurig zo veel fpraken, en men beval hun tevens hunne andere gevoelens voor te dragen, hetwelk zy op den 17 december deden. Een van deze hunne ftelfels was de algemeenheid der verdienften van Christus dood; en dezen waren gevoelens, geheel ftrydig met die der Contra-Remonftranten, die een zo liefdadig ftelfel niet konden verdragen. Ook eischten de Contra Remonftranten, dat de gedaagden meer uitgebreid zouden fpreken over de verkiezing dan over de verwerping; nogthans deden de laatften zulks niet, door» dien de voornaamfte zwarigheden, welken hun in de leer der Contra Remonftranten tegens den borst ftieten, getrokken waren uit hunne gevoelens wegens de verwerping. En daarenboven hadden immers de Contra.Remonftranten geen recht om hunne party de gefchilpunten voor te fchryven, waarover zy moesten handelen, daar beide de partyen in gefchil het recht hebben, om den vyand aan de voor haar voordeeligfte wyze aan te vallen. Het plagen met de Remonftranten op die fynode had geen einde. Men wilde hunne bedenkingen over de Confesfie en den Catechis. mus, op het ogenblik dat men daar van fprak, van hun afvorderen. Op herhaalde verzoeken, kregen zy echter vier dagen tyd om die op te ftellen. De citatie brieven, waarby de Remonftranten de vryheid hadden verkregen, om hunne gevoelens vryelyk voor te ftellen en te verdeedigen, werden onder zekere bepaling gebragt, en men beweerde dat die alleen betekenen moest, dat de Remonftran ten gene voordellen zouden mogen voordragen en verklaren, maaralleenlykverdeedigen. Hunne be-  ■ en kleefsche oudheden. 20p bedenkingen over de Confesfie werden niet goedgekeurd. Dit alles verbitterde de gemoederen meer en meer, hoewel episcopius den voorzitter bogerman met zodanige bondige redenen op het lyf viel, dat men vermoedde, dat de voorzitter de onderhandeling zocht af te breken, welke de Remonftranten niet verzochten, dan op voorwaarde, dat het hun geoorloofd ware te disputeeren zo als zy zouden goedvinden, en deabfolute verwerping aan te tasten. Men had mogelyk wel gaarne gewild dat zy weg gegaan waren , om hun naderhand den kwaden uitflag der fynode te kunnen verwyten. De Remonftranten bleven op de vryheid ftaan, welke hun in de fynode toekwam, en gaven deswegens een gefchrift over. Dit werd zo hoog opgenomen, dat de fynode een befiuit nam, om gene fchriften der Remonftranten, tegen de refolutien der vergadering ingeftcld, voortaan meer te lezen. Ondertusfchen bleven de gedaagden aanhouden op hun recht, welke wegen de andere party ook mogt inflaan, om het hun te ontwringen , en eindelyk kwam het zo verre, dat de laatften, doordien zy zeiden dat de Remonftranten : hardnekkig bleven, hen begonnen te dreigen, en I Commisfarisfen politik hen verboden,'om zonder : verlof uit de ftad te mogen vertrekken. ! Met dat alles zag de fynode duidelyk in, dat de hen tegenftrevende Remonftranten zich niet zou: den onderwerpen, aan eene willekeurige bepaling in het artikel van vryheid en verdeediging, waar: om zy befloot, om aan de Remonftranten zo vele vryheid toe te ftaan, om hun gevoelen te verdeedigen , als men hun toeftaan kon, zonder het ; belang en de eer der vergadering te kwetzen. ; Men zou dus gene verandering maken in de refo- IV. deel. O hl.  aiO KABINET VAN NEDERLANDSCHE lutie, op dat de Remonftranten gene oorzaak zouden hebben om te klagen, noch te weigeren om het gezag der fynode te erkennen. Men voegde echter met algemeene woorden, en als eene byzondere gunst daarby, dat het hun niet alleen geoorloofd zou zyn om zich te verdeedigen, maar ook tegengeftelde gevoelens te beftryden; en dat de fynode beloofde, dat men niet alleen zou handelen van de verkiezing ^ maar ook onmiddelyk daarop van de verwerping, zo veel van de fynode zou worden geoordeeld, dat kan en behoort genoeg te zyn tot Gods eer, tot onderrichting der fynode, tot /lichting der kerken en gerustheid der confcientie. Uit deze angftige bepaling kan men merken, hoedanig de Contra-Remonftranten met het ftelfel der verwerping aan den grond zaten. Men las de Remonftranten dit befiuit voor, die daarvan fchriftelyk copy verzochten , hetwelk men hun toeftond, onder beding, datzy in eene andere kamer zouden gaan om daarover te raadplegen. Men dacht het ftuk overhaast door te dry ven, maar de gedaagden lieten zich zo gemaklyk niet vangen; zy verzochten meerder uitftel; en betoogden dat de fynode hen niet recht fcheen begrepen te hebben, „ doordien de „ vereischte vryheid hun in dit befiuit niet werd „ toegeftaan, dewyl 'er, gefproken wordende „ van de verwerping, deze bepaling daarby ge„ voegd was, dat men daarvan zou handelen, zo veel die kan en behoort genoeg te zyn tot on„ derrichting der fynode." Deze bepaling, merkten de gedaagden zeer wysfelyk aan, kwam hun zeer verdacht en verfchrikkend voor; doordien de fynode daardoor recht zou hebben, by aldien zy dit toeftonden, om hen te doenzwygen, wanneer de vergadering zich verlegen vond om te kunnen antwoorden. Men  en klëefsche oud üe den. 2lf Men wendde het over alle boegen, om de gedaagden in het net te krygen. De voorzitter verzocht hun, dat zy zich aan de befcheidenheid der fynode zouden overgeven. Doch daar in werd niet getreden; de gedaagden bleven ftandvastig by hunne eerfte vraag, en beloofden de zaak niet flepende te houden, daar intusfehen de voorzitter begeerde, dat zy zouden beloven te zwygen, wanneer de fynode oordeelde, dat 'er genoeg over eene ftoffe gefproken was. Het is verwonderlyk, dat men hen zo fterk daar toe bleef aandringen, dewyl men daardoor eenigermate bekende niet verzekerd te zyn van eenen goeden uitflag in de onderhandelingen, die ihen met hurt zou mogen hebben. Anderslins zou men ttooit naar het fchynt, van hun eene zaak hebben afgevorderd, die zy niet konden toeftaan , welke dan alle onderhandeling moest afbreken. Na vele redenen verzocht episcopius, dat zy hun antwoord in gefchrift mogten ftellen, alzo hy bemerkte, dat men in vele zaken hunné gedachten niet begreep; doch dit werd hem geweigerd, en daarop zeide de voorzitter van Commisfarisfen politiek, dateenigen hunner binnen kort naar 'sHage zouden gaan, om daar te klagen over de hardnekkigheid der Remonftranten, en vond goed, dat bogerman ieder van de ge. daagden, hoofd voor hoofd zou vragen, of zy het befiuit der fynode wilden gehoorzamen, en dat zy fa of neen moesten antwoorden. E p i s c op i u s antwoordde, dat hy een weinig tyd verzocht om dit te overleggen, en fchriftelyk te antwoorden; datzy gene onbepaalde vryheid begeerden, maar alleen eene zodanige die genoegzaam was om die zaak te bepleiten, gelyk zy oordeelden behoorlyk te zyn. De anderen antwoordden het zelve. O a Bf>,  212 kabinet van nederlandsche Bogerman hield fterk aan, dat zy met ja of neen zouden antwoorden, als men hun vrieg of zy wilden gehoorzamen; het welk hen hatelyk zou hebben gemaakt, als zy neen gezegd hadden, of Zo zy ja zeiden, dan zouden zy genoodzaakt zyn geweest te zwygen, als de fynode dit verftond. De Remonftranten, die wel op hunne hoede waren, bleven ftandvastigby het antwoord dat zy hadden gegeven, en men zeide hun dat zy konden buiten ftaan (*). De Commisfarisfen politiek waren daarop van advies, dat men den Remonftranten copy van de verklaring-der fynode ennogeeniguitfteltoeftaan moest. Doch de voorzitter bogerman was op lang na zo langmoedig niet. Hy zeide opentlyk tegen Commisfarisfen , op eenen zeer driftigen toon: dat de Heren zien zouden, dat hun gezag ten fpot gefield werd. Men kan daaruit weder opmaken , welken de gronden dier fchynbare zagtmoedigheid waren, die men aan den voorzitter b oGERMANhad toegefchreven. De Remonftranten, welken men drie uuren tyds van beraad had toegeftaan, kwamen in de drie-en-veertigftezitting, zynde den 30 december, des avonds ten zes uuren, weder in de vergadering, en ftelden hun gefchrift, doordien hun geweigerd werd hetzelve voor te lezen, den voorzitter ter hand. Daarin eischten zy een langer uitftel, dan hun gegund was op de vraag, of zy zich aan de begeerte van de fynode wilden onderwerpen ; doch wanneer men hun toeftond hunne gevoelens breder te verklaren, zouden zy hetzelve by gefchrifte opgeven, en wel eerst hun ftelfel van de verkiezing, en daarna dat (*) le clerc, Gefchieden. der Nederlanden, II. deel, pag. 164 en 165-  en kleefsche oudheden. 213 dat van de verwerping, waarby zy dan ook het gevoelen der Contra-Remonftranten en anderen zouden wederleggen. Bogerman dit gefchrift gelezen hebbende, vrieg aan e p i s c o p i u s en de zynen, wie zy door Contra-Remonftranten verftonden ? de andere antwoordde: dat deze vraag voor als nog ontydig was, en dat dezelve ter zyner plaatfe zou beantwoord worden. Dit deed den voorzitter in heftigen toorn ontfteken, en hem zeggen: „ dan zal ik ze u noemen; het is zwinglius, bucerus, cal vinus, bej, za, marloratus, martyr, zangius, „piscator, perkinsius, withake- „rus; het zyn die eerwaardige mannen, die „ dappere helden, die heerlyke lichten der kerk, „ die zalige zielen, welker gedachtenisfe by God „ en de menfchen gezegend is. Deze wilt gy ten „ toon ftellen." Nadat de Remonftranten uit de vergadering gegaan waren, verzocht bogerman, wiens leden trilden van toorn, verontfchuldiging wegens zyne hevigheid, veroorzaakt, gelyk hy zich uitdrukte, doordien zo vele waardige mannen, door de onreine handen der Remonftranten werden aangerand. De meeste buitenlandfche Godgeleerden waren daarop van gevoelen , dat men met de Remonftranten in de fynode niet langer nodig bad, maar hen integendeel wel kon beöordeelen uit hunne fchriften. De Remonftranten werden daarop nogmaals binnen geroepen , en hun nog eens gevraagd, of zy aan het befiuit der fynode wilden gehoorzamen , en daarop met ja of neen antwoorden. Episcopius beriep zich op zyn overgeleverd* gefchrift, en zeide, dat dit het antwoord was Na dat men dan niets met hun kon winnen, zei de voorzitter der Commisfarenpolitiek, dateeni0 3 gen  214 KABINET VAN NEDERLANDSCHE gen der Heren naar *j Hage zouden vertrekken, om hunne ongehoorzaamheid den Staten Generaal bekend te maken, en daar te horen, wat Hun Hoog Mogende over hunne perfonen en zaken zouden goedvinden. Den gedaagden werd intusfchen andermaal bevolen, om niet uit de ftad te vertrekken, en ook nergens in den omtrek te mogen prediken, en eenige leden der fynode vertrokken daarop naar 'sGravenhage. Op deze wyze waren 'er vier.en-veertig zittingen , en ook het jaar ten einde gelopen, zonder' dat men op de fynode nog iets had uitgerecht, dan krakeelen en dreigen, hetwelk den Contra. Remonftranten weinig tot eer verftrekte. Het volgend jaar 1619 baarde eindelyk die droevige fcheuring, waarvoor men zo lange gevreesd had. Nadat de Commisfarisfen uit 's Gravenhage we. der terug gekeerd waren, lagen de Remonftranten een bezoek by hen af, en gaven fchriftelyk te kennen, waarom zy in gemoede in den eisch der fynode niet konden ftemmen. Zy toonden dat het tegen alle billykheid ftreed , dat de fynode, welke hunne party was, hun het verdeedigen van hunne gevoelens, en het beftryden van die van anderen wilde beletten. Dat dit, weliswaar, een zeker middel was om over hen te zegepralen, maar dat een goed herder zich niet kon onderwerpen aan voorwaarden, der waarheid nadeelig, en dat noch de profeten, noch Christus, noch zyne apostelen zulks ooit hadden gegaan. Het baatte nogthans alles niet in het geringst.. De Remonftranten werden den 3 january van het jaar 1619 voor de fynode gedagvaard, cn Commisfarisfen lazen hun een gefchrift voor, waarby de Staten Generaal alles goedkeurden, wat de fyf ode tot dus verre gedaan, had,:» $h tevens aan de  en rleefsche oudheden. 215 gedaagden bevalen, om zich te onderwerpen aan de befluiten, welken in die vergadering genomen waren, en nog genomen zouden worden, op poene van kerkelyke en waereldlyke ftraffen, gelyk men gewoon was te handelen met hun, die de publieke authoriteit verachtten. Zy voegden daarby, dat byaldien de Remonftranten in hunne ongehoorzaamheid voortgingen, zy dan goed vonden, om hen te oordeelen uit de fchriften welken zy hadden uitgegeven, en uit hunne mondelinge en fchriftelyke verklaringen in de fynode gedaan. Zy bevalen daarenboven, dat de Remonftranten in Dordrecht zouden blyven, ten zy ze verlof hadden van Commisfarisfen politiek, en dat, zo menigmalen zy voor de fynode gedagvaard werden, zy zonder uitvluchten zouden moeten antwoorden, op de vragen hun voorgelegd. Deze refolutie, zeer naar den fmaak der ContraRemonftranten zynde, vermaande bogerman hen, om zich nu aan de bevelen der fynode te onderwerpen, terwyl zy thans duidelyk zagen, dat de Staten Generaal alles goedkeurden , wat zy gedaan hadden; eindelyk vrieg hy hun, of zy de vyf artikelen, gelyk die in de Haagfche conferentie waren uitgedrukt, voor de hunne erkenden. Episcopius antwoordde hem daarop in gefchrift, doordien een mondeling antwoord te geven, hem geweigerd was : ,, alles in de vreze des „ Heren, en met ernftige gebeden tot God, over„ wogen hebbende, zo kan ik van myn gemoed niet verwerven, dat ik eene andere manier van „ handelen zou volgen, dan die gene, die in ons laatfte antwoord is overgeleverd." Dit antwoord werd door allen ondertekend. Sedert dien tyd lag men alleen toe om de Remonftranten te verftrikken, en n o g e r m a n beO 4 fchul-  ai* KABINET VAN NEDERLANDSCHE fchuldigdehen, dat zy eene monstreuze en gruwzame leer beleden. Verzekerd, dat men aan dé Staten Generaal een nadcelig verflag van hun gedaan had oordeelden zy,ödat zy aan dezelven moesten fchryven, om zich teverontfchuldigen, gelyk zy zulks deden in eenen zeer beleefden brief waarin zy den Staten herinnerden, op welke voorwaarden zy tot de fynode waren geroepen, hoedanig zy zich daar gedragen hadden, hoedanigzy behandeld waren, cn waarinzyeindelykverzochten om die vryheid, welke men hun beloofd had. De gelclnllen waren nu tot walgens toe geklommen De Remonftranten wilden, gelyk zy recht hadden i niets van hunnen billyken eisch afftaan: dit bewoog bogerman, om aan de fynode voor te dragen, de gedaagden uit hunne fchriften te beoordeelen, doordien men nimmer gedaan werk zou hebben , wanneer zy langer in de vergadering geduld werden. Hierover werd eene zitting ge. houden, en de binnenlandfche Godgeleerden, dreven, tegen den zin der buitenlandfche leeraars, het laatfte door; men liet de gedaagden binnen komen, gaf hun daar kennis van, doch tevens nog tyd van beraad tot den 14 januarv, om zich aan de wetten der fynode te onderwerpen Nadat men nog verfcheidene pogingen gedaan had, om de Remonftranten te bewegen van zich te onderwerpen, brak eindelyk den 14 januarv aan, op welke de zeven en.vyftigfte zitting gehouden werd. De Commisfarisfen politiek bevalen aan de leden, om de Remonftranten binnen te roepen. Zo rasch zy in de vergadering verfchenen waren, werd hun nogmaals gevraagd: of zy nu zonder omwegen aan het befiuit der Gecommitteerden en aan de fynode wilden gehoorzamen, Episcopius leverde zyn antwoord fchrif-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. Sip- fchriftelyk in, uitkomende op de antwoorden, meermalen door hun gegeven. Hun werd gevraagd, of zy daarby bleven; en nadat zy zulks ondertekend hadden, begon bogerman naar zyn goeddunken te verhalen, wat 'er tot dien tyd toe in de fynode was voorgevallen , en in dit verhaal toonde hy eindelyk eene hevigheid, weinig voegende aan eenen voorzitter van eene nationale fynode, en waarover verfcheiden leden derzelve geheel niet gefticht waren, waarna hy hen op eene trotfche en verontwaardigende wyze deze woorden toevoegde: Gy moogt wel gaan, gaat ■maar weg. Zo rasch bogerman uitgefproken had, zei episcopius uit aller naam: „ wy zullen met „ onzen Zaligmaker op dit alles zwygen, en God „ zal rechter zyn tusfchen ons en de fynode, „ over hare listen, bedriegeryen en leugens." Waarop bogerman hernam: ,, gy hebt genoeg „ gefproken." De Remonftranten willende weg gaan, werden weder binnen geroepen, en hun van wegens Commisfarisfen politiek aangezegd, dat niemand hunner, buiten uitdrukkelyk verlof, uit de ftad zou mogen vertrekken. De uitheemfche Godgeleerden waren zeer geftoord over deze harde behandeling met de Remonftranten; fommigen fchreven aan hunne principalen , dat de behandeling, hun aangedaan, ongeoorloofd was; anderen zeiden: dat daardoor eene eeuwige fchandvlek op de fynode gevallen was, en ludovicus crocius vmBremen, zei den volgenden dag, toen men met de a£te van ontfiag der Remonftranten in de vergadering kwam, „ dat de | gehele fynode te recht te last gelegd „ werd, de onnodige hardigheid welke men ge. „ bruikt had; en hoe veel beter het met da eerder Os* „ fy-  Sl8 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ node ware overeen gekomen, wanneer men „ de zaak op eene zagtere wyze, en buiten alle „ hevigheid had afgedaan." Balcanquel, een der gemagtigden, en waarlyk geen vriend der Remonftranten, fpreekt over deze verregaande mishandeling, in eenen brief aan den Engelfchen gezant carleton, onder anderen op de volgende wyze: ,, Na dat alleenlyk de ftemmen der „ genen, die niet boven het derde deel der fy„ node uitmaakten, warenomgevraagd, wierden „ de Remonftranten ingeroepen, en men belaste „ hun henen te gaan, met zulke eene fcherpe en bulderende rede, dat ik niet twyffel, of Uwe „ Excellentie heeft die met gene kleine fmerte gehoord. Wat my belangt, ik beken opent„ lyk, dat ik dapper ontfteld ben, zo menigmaal „ ik daaraan gedenke. Want indien de Remon„ ftranten in hunne fchriften aan de waereld bekend maakten, dat het vonnis, door den ,, prsefident tegen hen uitgefproken, niet is ge,, weest het vonnis der fynode, zy zouden niet liegen. De rechtsgeleerden en de Doétoren „ van het Canonyke recht in Frankryk, die zo veel gefchreven hebben over de formaliteiten, door het Concilie van Trentenagelaten, drin„ gen op exeptien, die van minder gewigt zyn , „ dan deze. Daarenboven had men het derde deel ,, der ftemmen niet gevraagd, zonder welk geen vonnis kan worden geveld. Het vonnis zelf, was ook niet in fchrift ontworpen, noch van de fynode goedgekeurd, en de bittere woorden, in het vonnis uitgedrukt, waren niet de ,, woorden van iemand die hadgeftemd, uitge,, zonderd eenige weinige woorden van een per. foon alleen uitgenomen." Ook carleton zelf, die zeer tegen de Remonftranten geyverd had,  en kleefsche oudheden. 219 had, geeft een zelfde getuignis dier mishandeling , in eenen brief aan den Aartsbisfchop van Cantellerg, waarin hy onder anderen zegt: „Aldewae,, reld mispryst die rouwe en onbeleefde manier , waarop de pnefidcnt bogerman hen heeft „ behandelt. Maar, (vervolgt hy) de zaak kan „ nu niet worden herfteld, dan met groot onge„ mak. Zy moeten nu voortgaan, en hunnen „ handel opfchikken zo ze best kunnen, en aan „ God de uitkomst bevelen." t Om dan die zaak wel op te fchikken, reisden eenige Commisfarisfen politiek, benevens eenige leden der fynode naar 's Gravenhage; de Remonftranten verzochten of zy ook eenige gemagtigden mede derwaards mogten zenden, doch zulks werd hun geweigerd. In 's Gravenhage gekomen, deden zy een verhaal van het voorgevallene aan de Staten , verzochten hunne toeftemming daarop, en verkregen dezelve. Caspar barleus, die den gedaagden had geholpen in het opftellen hunner fchriften te Dordrecht, ftelde ook een gefchrift ter verdeedieing der Remonftranten op, waarin zy te kennen laven het ruw affcheid door bogerman hun gegeven, op dat hetzelve door de gehele fynode zou gelezen worden, hoewel de prefident het flechts eenige weinigen vertoonde, zonder het op de fynode te doen dienen. In dit gefchrift gaven zy de redenen op, waarom zy den voorzitter op zyne verbolgene en lasterlyke taal niet hadden geantwoord; deden vervolgens een kort verhaal van alle de handelingen op de fynode, en befloten met te zeggen: „ dat die vergadering eenmaal rekenfchap van hare daden aan God zou moeten geven, vermaanende vooral de buitenlandfche Godgeleerden om mede te werken tot de  220 kabinet van nederlandsche vrede der kerk, en het gruwzaam leerftelfel nimmer te koesteren, dat het namentlyk geoorloofd was, om de ketters te doden, gelyk dit het gegevoelen was van den Godsknecht boger- man (*_). t De Remonftranten werden vervolgens naar s Hage ontboden by de Heeren Gecommitteerden, waar hun de refolutien der Staten Generaal, die hun de onderwerping had aanbevolen, werd voorgelezen. Zy, aan hunne zyde, Helden ook twee gefchnften op, als een aan de Staten, en het ander aan den Prins, waar in zy hun gedrag verdeedigden; doch nimmer hebben zy daarop eenig antwoord ontfangen. Nadat de Remonftranten dus onhcusch waren afgezet, dachten bogerman en de zynen de handen ruim te hebben, en te konnen doordraven om hen te kunnen tot kaf vertreden: doch 'de buitenlandfche Godgeleerden, hoewel gene voorftanders der Remonftranten, 'ftaken hun een fpaak m het wiel. Men hield afzonderlyke vergaderingen, op welken niemand dan de leden der fynode werden toegelaten, het geen hales in eener zyner brieven aan carleton deed ze-, gen: „ dat de fynode zeer wel geleek naar een „ uurwerk, waarvan de voornaamfte raderen „ die alle de anderen doen bewegen, verboren „ zyn. Want dat alle zaken van gewist in cc" „ heime zittingen wierden verhandeld, en'tgeen „ in t openbaar wierd gedaan, gefchiedd! aL „ leen welftaanshalven, en op dat men niet zou „ denken, dat er niets wierd gedaan." En waar* C*) Zie brand, Historie der Reformatie, XVII Boek t » c l e r c, Mderl: Gefch: 2de deel, pag. 174. ' e  en kleefsche oudheden. 221 waarlyk die theologifche lesfen of oratien, waartegen niets mogt worden ingebragt, zonder zich de gramfchap der yveraars op den hals te halen, waren niet ongelyk aan de zwetferyen van eenen foldaat, die wakker opfnydt als 'er geen vyand is; want niemand durfde het voor de Remonftranten opnemen. Johannes bergius, Profesfor te Frankfort aan den Oder, die,wegens beletzelen niet op de fynode had kunnen verfchynen, werwaards hy ontboden was, toonde zich zo verheugd wegens deze verhindering, na dat de zaken eene zo flechte gedaante hadden aangenomen, dat hy in een brief de volgende uitdrukkingen deed (*): „ Ik ben blyde dat ik niet ben op de Hollandfche fynode, want ik zie niet dat 'er iets is gedaan, dat zo groten toeftel en kosten waardig is; want Ds. agricola, heeft my alles byna overgefchreven. Ja ik houde voor zeker, dat niet alleen geen vrucht, maar een L brand van groter kwaad verwekt zal worden, " welke, zo ze nu misfchien door de macht der 5 tegenpartyen een weinig onderdrukt, onder " de asfche verborgen blyft, nogthans niet lang daarna met groter kracht zal uitbarsten. " En voorwaar wy kunnen niet ontkennen, dat " men al vry wat onbillyk met de Remonftranten heeft gehandeld; wie kan hun kwalyk af" nemen, dat ze bogerman, gomarus en " sibrandus, welke zy tot hunne voornaam" fte en fcherpfte partyen altyd hebben gehad, niet hebben willen erkennen voor praïfident en " rechters, daar wy dat zelfs in de Pausfen en *' Kardinalen niet verdragen ? En wat is belach- (*) L i m e o r g h , in het leven van e r i s c o p i u s , pag. 20a.  222 kabinet van neöerlandschïj lyker, als dat men hun belast hebbende uit te „ gaan , naderhand deze rechters gehele dagen „ tegen hen redenen voeren, en hunne bewvss, redenen kloekelyk wederleggen ? Dit is mv zo „ veel met waardig, dat ik daarom zo eene verre reis in t midden van den winter zou hebben „ aangegaan. Ik verwagt op de naaste Herfstmis „ der Papisten fchimpfchriften, en der Remon„ ltranten protestatien en wederleggingen van de „ fynode. God zy zyne kerke genadig! deeeni„ ge hoop van iets goeds was, dat die vaders „ hun best mogten hebben gedaan om de partyen „ te verzoenen en de gemoederen te bevredigen; „ nu die vervallen is, wacht ik niets goeds noch „ heilzaams. Terwyl de fynode nu op eene zeer partydige wyze bezig was met de fchriften der Remonftranten te beöordeelen, fchreven dezen eenen langen brief naar sHage aan de Staten en den Prins verlof verzoekende, om, doordien zy te Dorl recht met meer te doen hadden, te mogen vertrekken. Doch dit verzoek werd hun afgeflagen en hun bevolen tot op nader order te blyven Hoewel nu g oma rus, martiniüs en 'verfcheiden buitenlandfche en geleerde mannen het oneemg waren, wegens de verdiensten van Chris, tus, en andere leerftelfels, dankte bogerman God, na het lezen van alle deoordeelenderfyno dale collegiën, dat de gevoelens der fynode zo eendrachtig waren. Dit gefchiedde op den 21 maart, m de honderd vyfen-twindgfte zitting Nu ging men over tot eenen anderen ftap, namentlyk om de canons te maken De voorzitter bogerman dit voorftel doende, voegde daar by, dat hy 'er reeds eenigen ontworpen had, en daarover het oordcel van de fynode verzocht. De'-  en kleefsche oudheden. 223 Deze taal verwekte niet weinig gemompel, zynde men zeer misnoegd, dat depreefident eene zaak van dat gewigt, zonder medekennis der leden ontworpen had. Balcanq.uel fchreef daarover naar den Engelfchen gezant, daarby te kennen gevende: dat de voorzitter zo vele inlandfche Godgeleerden op zyne zyde had, en het dus fcheen als of de buitenlanders daar alleen gekomen waren om ja of neen te zeggen. Het opentlyk gemor der uitheemfchen over deze inbreuk op de rechten van een zodanig collegie, waren echter van dat gevolg, dat men den voorzitter eenige buitenlandfche Godgeleerden, op bevel van Commisfarisfen politiek, toevoegde, om deze canons op te ftellen. Toen dezelven, na veel haspelens, opgefteld en voorgelezen waren, werden de Remonftranten door Commisfarisfen politiek gedagvaard, en lazen hun, uit bevel der Staten, het vonnis der fynode voor, zynde van den volgenden inhoud: „ De fynode, na aanroeping van den heiligen „ naam Gods, uit zyn woord genoegzaam bewust „ zynde van de magt die haar toekomt, navol- gende ook de voetftappen van alle wettelyke „ zo oude als nieuwe fynoden, en gefterkt zynde „ met de authoriteit van de Hoog Mogende He„ ren Staten Generaal , verklaart en oordeelt, „ dat de kerken dienaren, die zich gedragen heb„ ben als aanleiders van de partyfchappen in de „ kerke, en leeraars der dwalingen, fchuldig en „ overwonnen zyn van vervalfchinge in de reli„ gie, fcheuringe van de eenigheid der kerke, en „ van zeer zware gegeveneergernisfen; en byzon„ derlyk, die tot deze fynodus geciteerd zyn ge„ weest, nog daarenboven van onverdraaglyke „ hardnekkigheid tegen de refolutien der hoge ove-  224 kabinet van nederlandsche „ overigheid, in de fynode gepubliceerd, en te„ gen deze eerwaardige fynode zelf. Om welke „ oorzaken de fynodus ten eerften devoornoem„ de gscitecrde perfonen alle kerkelyke diensten „ verbiedt, dezelve van hunne ampten afftelt, „ en ook de akademifche bediening onwaardig „ oordeelt, ter tyd toe, dat zy door ernftige bekee,, ringe, die met woorden, werken en contrarie be„ trachtingen genoegzaamlyk zal bewezen zyn, de „ kerke genoeg doen, en met dezelvewaarlyken „ ten vollen zullen verzoenen, en tot de gemeen„ fchap derzelve wederom aangenomen worden. „ Hetwelk wy tot hunnen besten, en tot vreug„ de der gehele kerke, gantfchelyk in Christus „ onzen Here wenfchen." Dit gelezen zynde werd hun met eenen uit naam der Staten Generaal gelast, om, tot nader bevel, binnen Dordrecht te blyven. Episcopius beantwoordde dat vonnis met deze woorden: „ wy danken God en onzen Here „ Jefus Christus, dat hy ons waardig oordeelt .„ om zyner waarheid wille deze verfmaadheid te „ lyden. Wy hebben in goeder confcientie -e„ wandeld, en ons gevoelen uit Gods woord „ voorgefteld, oprechtelyk en vrymoediglyk • „ zyn daarin ook wel gerust. Wy weten van „ wien, en waarom ons dit gefchiedt. Het komt „ ons van onze formeele partyen, als de Heren „ wel weten: Het gefchiedt om de waarheid die „ naar de Godzaligheid is, die wy hebben ver„ deedigd. Wy hebben het licht op den kandelaar ,, gefteld, wy hebben het den Heren voorgedra„ gen en ook der fynode; zy zullen in dien door„ luchtigen dag rekenfehap daarvan geven, en „ verantwoorden dit hun vonnis ; daar zal de m gantfche fynode en de Heren mede, ieder hoofd M voor  en kleefsche oudheden. 22y s, voor hoofd moeten verfchynen en dit verattt5, woorden. Het vordere, aangaande van hier „ nog te moeten blyven, daarover zullen wy met „ onze confcientien te rade gaan, wat ons daarin „ zal te doen of te laten ftaan. God geve, dat „ de Heren aan geenen dage zulken rechter niet „ vinden, als wy aan de fynode gevonden heb„ ben." De raadsheer martinius zeide daarojv. ,, dat zal ook niet gefchieden." Anderen zeiden: „ wy fchromen voor dat oordeel niet, „ wy hebben eene goede confcientie." Anderen wederom: „ het is het oordeel der fynode, wy „ oordeeleu niet." Deze antwoorden ondertusfchen, voornamentlyk het laatfte, fchenen wel ingewikkeld iets te kennen te geven, als ware men overtuigd, dat alles niet ordentelyk was toegegaan. Weinig tyds daarna werden de Remonftranten weder voor Commisfarisfen politiek gedagvaard, welken toen drie afgevaardigden der Staten Generaal by zich hadden. Hun werd gevraagd, of zy voortaan als burgers ftil wilden leven, daar zy van hunne bedieningen ontzet waren? en dat wan. neer zy daarin bewilligden, de Staten voornemens waren, hun een eerlyk onderhoud toe te voegen. Twaalf der gedaagden gaven ten antwoord: dat zy zich wel wilden onthouden van dienst te doen in de publieke kerken; maar dat zy hunne gezindheid zouden leren in afzonderlyke vergaderingen" Twee anderen zeiden: dat zy wel voornemens waren genen dienst te doen, maar zulks niet plegtig konden beloven. Henricus leo ondertusfchen was onftandvastig genoeg, om dat geen te beloven , wat men gevraagd had. Nadat de Remonftranten op den 18 juny daar aan volgende een verzoekfchrift hadden ingele. IV. deel. P verd,  226 kabinet van nederlandsche verd, om uit hun arrest ontflagen te mogen worden , kregen zy op den 30 dier maand bevel, om op den 2 july in 'sGravenhage te komen. Aldaar gekomen zynde, werd hun door de Staten Generaal eene acte voorgelezen ter ondertekening, inhoudende: dat zy zouden moeten beloven om voortaan gene kerkelyke diensten of bedieningen te doen binnen de vereenigde Nederlanden, en zich als ftille burgers naar de bevelen der Overig, heid te gedragen. Niemand dan henricus leo tekende deze aóte, alle de anderen weigerden volmondig. Op dien zelfden dag zag men een plakaat door de Staten Generaal afgekondigd, waarin alle Godsdienstige vergaderingen der Remonftranten, op zware ftraffe en boeten, verboden werden. Twee dagen na de afkondiging van dit plakaat, werden de gedaagden andermaal voor de Staten Generaal gedagvaard, en hoofd voor hoofd ondervraagd, of zy nog by hunne weigering bleven. Toen zy daarop bevestigend antwoordden , las men hun eene refolutie voor, waarin hunne ongehoorzaamheid hun verweten werd, en zy gevonnisd werden om te worden gebannen, met verbod.om immer weder in de provintien te komen, ten zy de aóte, hun voorgehouden., door hun ondertekend werd. Terftond daarop werd 'er een deurwaarder gefcheld om hen weg te brengen. Episcopius deed daarop uit aller naam eene redevoering, die van weinig vruchts was, en onbeantwoord bleef; zy werden naar een vertrek geleid, en aldaar opgefloten, tot dat, na lang vertoevens, de deurwaarder hun kwam vragen, waar zy gelogeerd waren? Ditopgefchrevenhebbende, ging hy heen, en kwam weinigtydsdaarna weder, om hun te vragen, waar henen zy buitens  ËN KLEËFSCHE OUDHEDEN. 22? tens lands wilden gebragt zyn ? Deze vraag was in waarheid ontzettend voor lieden, die zó vele maanden van hunne huisgezinnen afgefcheiden geweest waren , en gene de minste toebareidfclcn tot eene zodanige reis gemaakt hadden; zy verzochten dan den deurwaarder, den Staten voor te dragen, dat zy eenigen tyd nodig hadden om zich tot hun vertrek gereed te maken, en dat hun dezelve mogt vergund worden. Wanneer men hert ondertusfchen als ter jacht ten lande wilde uitvoeren, men hen brengen kon wer waards men wilde, in hoop, dat God hen zou geleiden. De deurwaarder ging Hun Hoog Mogenden zulks aandienen , en kwam kort daarna weder, met de boodfchap, dat eenigen hunner zulks den Staten zelf moesten voorflellen. Twee hunner werden derwaards afgezonden, welken verzochten om weinige dagen uitftel, ten einde order op hunne zaken te kunnen ftellen, onder belofte 5 van ten beilemden dage te zullen komen, ter plaatfe waar mert hen zou befcheiden. Zy moesten toen nog vele bittere fmaadreden horen, werden gelast om ter kamer uit te gaan, en de deurwaarder kwam hun daarop zeggen: „ dat de Heren Staten bleven by ., hunne refolutie tegen hen genomen, en wilden, „ dat ze werkftellig zou gemaakt worden; doch „ zo de Remonftranten wilden beloven, datyder „ dien avond in zyn logement wilde gaan, zon„ der met iemand raad te plegen. en den volgenden. „ morgen, ten vier uuren 'suchtens, gereed zyn „ om uitgevoerd te worden g zo mogten ze ver„ trekken, en zich beraden tegen den morgen, „ waar ieder wilde gebragt zyn." Dit beloofden de gevonnisden, die omtrend half negen uuren in den avond Uitgelaten , door vele menfchen gevolgd werden, en veel volk P 2 in  228 kabinet van nederlandsche in hunne logementen vonden. De Staten zonden hun nog dien zelfden avond hunne daggelden. Dit geld werd hun toegeteld in ryksdaalders, en onder die genen, welken aan episcopius werden gegeven, was 'er een, geflagen in Brunswyk, op welke aan de eene zyde de waarheid ftond uitge. beeld, hebbende boven en om haar hoofd dit opfchrift: veritas vincit omniu, dat is: de waarheid overwint alles. Onder hare voeten vertreedt zy twee beelden, boven het eene ftaat calumnia, dat is: laster; boven het ander mendacium, dat is: leugen. Aan de andere zyde ftond met grote let* teren geflagen : Recte- faciendo, neminem timeas, dat is: weldoende vrees niemand. Episcopius ontroerd op het zonderlinge ftukgelds, befchouwde het als eene zonderbare vertroosting en verfterIring in zyne tegenfpoeden. Hoewel zy den anderen morgen ter beftemder tyd gereed waren, kwam echter de deurwaarder eerst ten zes uuren , en bragt hen ieder nog vyftig guldens, benevens copy van het vonnis. Een ander deurwaarder vrieg hen , werwaards zy wilden gebragt zyn, en toen hem dit gezegd was, ging hy terftond uit om wagens te huuren. Ondertusfchen vergaderden 'er vele menfchen om het logement, die met tranen in de ogen van hun affcheid namen, en de wagens bleven eenen ge. ruimen tyd uit. De Staten, die reeds vergaderd waren, deden hun door eenen deurwaarder weten, dat zy dadelyk zouden hebben te vertrekken, wanneer zy niet wilden dat men andere maatregelen nam. Denkelyk vreesde men voor het volk. De gevonnisden antwoordden, dat de wagens nog niet gekomen waren, en dat zy zonder dezelven niet konden vercrekken. Eindelyk ten negen uuren, op den 6 van julius, ftapten zy in het  kerken zouden nm^nl aniaan , buiten de de leerSf ^ffw^k^^ aanaIle toeitemming aan dewd&Sï °? hunne de confes/Ie0, catech srnuf ""nfJ^1"^^"^"» zouden moeten o*S^$T werd'ereenformniwLo j Pen dlen ei"de zyn, om niet alleenPZ , ■ ten vcrPhgczouden ondertekenen maa , dne gemclde üukk™ te het toekomende n e SSSSf °°k ?eloven * ven, hetwelkl^^SSSSS^^ ^ feydig was; en te wrwttSn 7 i- " tegM daartegen over fta J ü! Pi de dvva]l"gen, die en huLesrte doen?om te bH n Wf^n, kerk ingevoerd werde™ Wy eïb^S ™ * nog, indien het mogt cebenrpn Slt belo°fden ze eenig bedenken of gvoelen ^ïn? M1derh1and gen, dat zy 't zelve noch oDe,S ' S? kre* lyk zouden voorftehen T 3 ' "0chhe,mefchry ven; maarTtzy he tz fv?"? Prediken °f kerkenraad zouden offi nfVOnf? aa" de of fynode, bereid zynSe S J.Tf" Chf1S derzelve altoos gewillig Li °°rdeeI frraffe, dat zy, daar teren hZ *\TTpen » °P indien te eemger tyd de kerkenraad clasfi, fynode zoude mogen goedvinden, om gewftigt 3 re-  }0 KABINET VAN NEDERLANDSCHE n van nadenken, ter behoudinge van de ■cid en zuiverheid in de leer, van hen te c ien hun nader gevoelen en verklaring over eenijg artikel van de voornoemde confeshe, catechismus en fynodale verklaring, zo beloofden zy ook mits dezen, dat zy daartoe ten allen tyde zouden bereid en willig wezen, op vcrbcuite als boven; behoudens het recht van appel in geval van bezwaarnisfë, geduurende welken tyd van appèl, zy zich naar de uitfpraak en order der iynode provinciaal zouden reguleeren. Doch men was daarmede nog met voldaari De Hoogleeraars der Leidfche hoge fchool we den afge/et, en anderen, het gevoelen der rechtzin0& Contra-Remonftranten toegedaan, werden . in hunne plaats aangefteld. In 't kort men voldeed in allen opzichte aan de oogmerken der ly. node, om namentlyk alles dat geen met den wortel uit te roeiien , wat eenigfints ftrekken kon om haar gezag te fnuiken, en hoewel er eene menig re van gefchriften tegens alle zodanige wille, keurige handelingen aan het Hebt kwamen; de» rechtzinnige party, thans ruim baan hebbende bekreunde zich geerfinis om de lasteringen te we. derleggen, die men hun in frflWugen dezer werken aanwreef, en het icheen voor haar dat zy ZC Op1 deze 'wyze liep eene fynode af, welke ei- , «aitlvk by eikanderen geroepen was, om de on- ■ derlinge gefchillen der Gereformeerde kerk mde ; Se bv te leggen, door als bedaarde heden met Xnderen te fsputeeren over gefchillen waar. „mtrerd de kerk nog nimmer eenige uitfpraak \ San had, en in goeden gemoede de overwinln Tl geven aan de zodanigen , welken me gSdige bewyzen uit rede en openbaring zy*  en kleefsche oudheden. 23I party tot rede en overtuiging gebragt had. In hoe verre zy daaraan beantwoordde, kan men nalezen in een werkje van danieltelenus, die in het jaar 1622 een ftuk, de fynode van Dordrecht betreffende, uitgegeven, en opgedragen heeft aan j a c o b u s, Koning van Groot-Brittanje, aan welken vorst hy gezegd had: „ indien de „ duivel, de vorst der onreine geesten, aan de „ Engelen van zynen aanhang gevraagd had, door „ welke leugen hy God allermeest by de men» „ fchen gehaat zou kunnen maken, hy geen be„ kwamer daartoe konde gebruiken, dan de leer- ftukken van Dordrecht." Wy hebben deze woorden letterlyk overgenomen uit den gefchiedfchryver le clerc, alwaar men dezelven in het twede deel, op pag. 189, vinden kan; uit welken beroemden fchryver wy dit verflag van de fynode van Dordrecht, zo kort ons mogelyk was, hebben uitgetrokken. Wy flappen van de rechtzinnige en veelvuldige befluiten van deze geleerde vergadering thans af, en vervolgen den draad onzer Dordrechtfche gefchiedenis. In het jaar 1637 had men eene zo zware pestziekte te Dordrecht onder de menfchen, dat daaraan, in twee maanden tyds, drie duizend vyf honderd drie-en-dertig menfchen ftierven. In de maand feptember van het jaar 1647, was 'er eene merkelyke oneenigheid te Dordrecht, tusfchen de Regeering en de gemeente. Deze oneenigheid was ontftaan door eenen joan walen, weleer Advocaat voor den Hove van Holland, en daarna over het gerecht van Dordrecht, die zich met. ter woon der waards had begeven, hoewel hem te voren de ftad ontzegd was. Deze man hield ten zynen huize heimelyke byeenkomsten , en hitste daarin de burgery tegen de Regeering aan, welP 4 ke,  232 kabinet van nederlandsche ke, gelyk de meeste Staatsleden, niet zeer Prinsgezind (chenen,zynde willem de II, toenmaals nieuwlings tot Stadhouder verkoren, vaneenen zeer onrustigen en oorlogszuchtigen aart, daar de btaten integendeel zeer tot het bevorderen van den yrede _ overhelden. Hy ftrooide eenige* gefchnftcn uit om het volk tot dadelykheid te vervoeren , en zyn bedryf verwekte eerlang eene zo hevige opfchudding, dat het hof daar moest tusfchen beiden komen, waarna walen, met verbeurd verklaring zyner goederen, uit Holland. Zeeland, Utrecht en Friesland gebannen werd. Toen in het jaar 1672 het gemeen de braaffte heden der republiek dwong om willem den III als Stadhouder uit te roepen, was Dordrecht in gene geringe beweeging. Eenige burgers hadden eikanderen wys gemaakt, dat de magazynen dier ftad ledig waren , en de Regeering de fleutels verftoken had; daarop vlogen zy naar het ftadhuis', eischten de fleutels, en die ontfangen hebbende', lnelden zy naar de magazynen, die zy in eenen zeer goeden ftaat bevonden. Zeker perfoon welke zich onder deze hoop had gemengd, blies de burgery in, dat men den wethouderen vergen moest van het eeuwig edikt af te gaan, en den Prins van Oranje tot Stadhouder te verklaren wanneer men begeerde dat de zaken van het land beter zouden beftierd worden. Dit eeuwig edicl, op dat wy dit hier in het voorbygaan aanmerken, was een ontwerp van den Raadpenfionaris de witt; opgeftelden aangenomen in den jare 1667, volgens het welk het Kapiteinfchap Generaal, voor altoos afgefcheiden zou moeten blyven van het Stadhouderfchap, op zulke eene wyze, dat deze twee waardigheden, nim. mer door een en dcnzclfdcn perfoon zouden kun. nen  en kle2fsche oudheden. 233 nen bekleed worden. De vernietiging van ditediót vond terftond ingang by het graauw, dat terftond door alle de ftraten van _Dordrecht holde , en fchreeuwden: lang leve de Prins van Oranje; de Dui' vel hale ^dewitten! De burgery, de wacht op het ftadhuis houdende , voegde zich by het graauw; zy haalden de wethouders uit hunne huizen , noodzaakten hen vroedfchap te beleggen, en te beloven, dat zy den Prins Stadhouder zouden maken. De Burgemeester toan halli n g k , van agteren het ftadhuis willende afgaan , werd met eenen groten byl gedreigd, wanneer hy aan het verzoek der burgery weigerde te voldoen. Deze man, de oranje party in genen deele toegedaan, hetwelk hy met vele groten van het land toenmaals gemeen had, was reeds te voren door de Prinfe party, geplonderd; hy had ook al meermalen gevaar gelopen van zyn leven, en was zelfs reeds genoodzaakt geweest, om, benevens nog een ander Heer, in onbekend gewaad de ftad voor eenigen tyd te ontvluchten. Thans, in dit algemeen oproer, noodzaakte men hem, benevens nog eenige anderen der voornaamfte burgers, om naar den Prins te trekken, hem kennis van zaken te geven, en naar Dordrecht te geleiden. De Prins, welke toenmaals met zyn leger te Bodegraven lag, weigerde eerst het leger te verlaten, maar eindelyk liet hy zich bewegen, en kwam in het laatst der maand juny tot Dordrecht , alwaar hy, door eenige gemagtigden uit de Regeering ontfangen, en tusfchen eene gewapende fchuttery heen, naar het ftadhuis geleid werd, onder het gefchreeuw Oranje bove'! terwyl de, oranje vanen van den toren golfden. Men verzocht den Prins de ftad en de magazynen te P 5 wil-  234 kabinet van nederlandsche mm bezichtigen, gelyk hy deed, maar men repte met een eenig woord van hetStadhouderfchap. INa demaaltyd deed men hem uitgeleide. Doch het graauw, iets anders verwacht hebbendefloegaan het morren, en zeide, dat men den Prins en de burgery, misleid had. Terftond daarop vlogen eenigen naar de koets van den Prins, en vriegen ftem: of hy Stadhouder ware? Hy antwoordde: dat hy volkomen te vrede was. IVy niet voerden zy hem te gemoet, ten zy wy uwe Hoogheid Stadhouder zien. De predikanten roeiden hier niet weinig onder; verklarende van de predikftoelen, dat er verraad fmeulde, en door den Prins alles zou kunnen te r t geb WQr^m Jn eene aantekening van dezen tyd leest men: „ dat de „predikant hendrik dibbetz, zekeren ,i wynkoper, en door dezen nog tien of elf an„ deren bewogen had, om by eede te beloven. „ dat zy den Prins niet ter ftad zouden uit doen " Sw°°r d3rZy verzekerd waren, dat hy „ voldoening ontfangen had van de wethouder" ï;a?;ren,dat het dcze l«iden waren, die „ s Prinsfen koets tegen hielden , en Burgemees " *n:,hallijngk> zittend nevens zyneHoo*„ heid, met den geladen fn&phaS Dp de bor?t „ afjaagden : of men den-Prins ioHdéiing „ dat de Prins daarop .ezegd |«&jffi8 „ het ~al wel gaan; voorts verzoekende, dat men „ hem tot aan de herberg de paauw, daar hvge„ geten had, wilde laten voortrvden. Dat de „ Prins en de verdere Heren in dê herberg getre„ den zynde , de voorgemelde luiden, en nog „ omtrend twintig anderen, aangezet door den „ predikant dibbetz, eenen nieuwen eed tl „ den, om niemand der wethouderen uit deher- » berg  en kleefsche oudheden. 235 „ berg te doen gaan , zonder ben den hals te „ breken, ten ware zy tot 's Prinsfen bevordering „ geftemd en getekend hadden." De wethouders, ontzet door zodanige woedende dreigementen, befloten, het gemeen genoegen te geven, het eeuwig ediét te vernietigen, en den Prins by eene aóte tot Stadhouder aan te ftellen. Zedert werd de Receering naar 's Prinsfen zin veranderd, maar het volk was nog zogemaklyk niet bedaard , hebbende eenen ingekankerden en onrecht vaardigen haat tegens de gebroeders de witten opgevat, welken zich zo verdienftelyk omtrend hun vaderland gemaakt hadden; eenen haat, die eerlang overlloeg totdengruwzamen moord, die niet zonder afgryzen door geheel Europa vernomen werd. Wat deze mannen te vrezen hadden, bleek by het begin der gisting in die ftad, alwaar op het ftadhuis eene fraai je fchildery hing, verbeeldende de aanflag op Chatam. Kornelis de witt, Ruwaard van Putten en oud Burgemeester der ftad Dordrecht, die toen gemagtigde op 'slands vloot geweest was, ftond daarin naar het leven afgebeeld. Het gemeen, Prinsgezind, beftond in de maand may van het gemelde jaar, de fchildery, in euvelen moede, van den wand te rukken en aan flarden te fcheuren. Het gefchilderd hoofd van den Ruwaard, dat hun te zeer in het oog ftak, werd uit het ftuk gefneden. Men verzocht eenige ftukken van de fchildery, die by de liefhebbers bewaard werden en ten deele nog voorhanden zyn. Het model van het fchilderftuk, voor hetwelk de Ruwaard gezeten had, toen de beroemde fchilder de baan hem afmaalde, werd ook nog te Dordrecht by een Heer van zyn geflacht bewaard. Van den jare 1684 tot op het jaar 1702, was de,  23Ö kabinet van nederlandsche de ftad menigmaal ten prooi aan inwendige beroering , welke nogthans by het verkiezen van eenen Stadhouder in het laatstgemelde jaar weder bedaarde. Na dien tyd bleef Dordrecht grotendeels vry van beroeringen, en zelfs in de jaren 1747 en 1748, genoot zy eene tamelyke rust. Dit duurde tot in de onlusten van ons vaderland, in en na denlaatften Engelfchen oorlog gerezen; en zelfs nog in dien tyd, wanneer Rotterdam, 'sHage en andere lieden door binnenlandfche beroerten geteisterd werden, bleef Dordrecht, onder het beftier eener wyze Regeering, en by de waakzaamheid van eene gewapende burgery, van diergelyke onheilen ten eenemaal bevryd. Maar toen Hattem en Elburgixx den jare 1786 waren ingenomen door krygsvolk, onder het bevel van den Prins; toen de burger-oorlog op het punt ftond van heviger uit te bersten, was de ftad Dordrecht de eerfte, volgens de Nederlandfche Jaarboeken, die, ter voorkoming van grotere rampen, door den mond van haren Penfionaris gyselaar, het befiuit nam, om aan de bondgenoten voor te dragen, dat het kwaad in den boezem van deneetftenStaatsdienaar willem den Vzat en of het niet onverantwoordelyk was, hem in deze omftandigheid zo veel magt te geven; zy fielden voor, om eenen bondigen brief aan hem af te zenden, ten einde van hem te eisfehen, dat hy niet medewerkte tot de uitvoering van dergelyke befluiten, als de Staten van Gelderland omtrend Hattem en Elburg genomen hadden, en indien hy niet dadelyk daartoe bewilligde, en niet zichtbaar liet blyken, dat hy 'er een afkeer van had, hem dan in zyne magt te bepalen, en vervolgens het krygsvolk van deze provintie aan te fchry ven, zich op het eerfte bevel van Hun Edele Groot Mo-  EX KLEEFSCHE OUDHEDEN. 237 Mogende gereed te houden . om gebruikt tewor. den tegen allen en een iegelyk . die zich als vyanden van den Staat gedroegen. Verfcheidene fteden Itemden met het voorftel van Dordrecht in; Haarlem drong aan, dat men in buitengewone gevallen ftandvastig moest overgaan tot het geen de nood vordert, en gaf in bedenken, of men, daar de Kapitein Generaal zyne toeftemming opentlyk aan de Staten van Gelderland gaf, en daarenboven zelfs gezegd had, zich niet aan het befiuit van Holland te kunnen gedragen, denzelven, zo lang hy zich niet van verdenken zuiverde, pro vifioneel wel zoude belast laten met het beftuur over het krygsvolk dezer provintie ? Hierby voegden zich Leiden, Schiedam, Schoonhoven, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Munnikendam, Medenblik en Purmerende. Delft en den Briel opperden daaromtrend zwarigheden. Amfterdam en Gouda ftemden met Haarlem en Dordrecht in, onder voorwaarde van alvorens eene expresfe naar hunne principalen te zenden. Rotterdam ftemde wel toe, dat 'er voorziening moest gefchieden, maar vond zich bezwaard, dezelve te bepalen, kon nogthans wel met Haarlem en Dordrecht inftemmen, wanneer anders de leden daartoe genegen waren; Gorinchem was van een zelfde advies. Edam was afwezig, en de Ridderfchap ftemde niet (*). Ten voordeele van dit voorftel van Dordrecht, zag men vele requesten inkomen, uit de burgery van verfcheidene fteden. Deze requesten maakten de Gedeputeerden van Dordrecht nog meer bemoe> digd, en zy bragten verfcheidene redenen van wantrouwen tegen den Prins ter tafel, verzoe. ken- (*) Nieuwe Nederlandfche Jaarboek: n, Sept. 1786, blad/,. 1030—1031.  238 KABINET VAN NEDERLANDSCHE kende den Kapitein Generaal te doen aanfchryven, van zyne perfoneele denkwyze over de geweldige maatregelen tegen de lieden van Hattem en Elbur\ mitsgaders tegen de ftad Utrecht, op eene klare en rondborstige wyze open te leggen, ten einde tot eene opfchorting in zyne waardigheden niet te worden genoodzaakt. Daarenboven werd door de voornoemde Gedeputeerden voordeiteld, om aan alle bevelhebbers der regimenten aezer provintie, van wegen de Staten aan te fchry ven, om zich marschvaardig te houden, en op hunne eerfte order te vertrekken werwaards zy door hun zouden gelast worden. De Ridderichap en edelen verzochten copy van het voorftel om daarop te beraadflagen, dus deden ook Amfterdam Delft en den Briel, en het befiuit werd eenige dagen uitgefteld , terwyl ondertusfchen de Gedeputeerden van Dordrecht, Haarlem en andere lieden protesteerden tegen alle verderf!yke gevolgen , die uit dit uitflel zouden kunnen voortvloeijen. Het befiuit van opfchorting werd ook eindelyk op den 22 feptember door de meerderheid genomen, en aan den Prins daarvan bericht gegeven. Toen de zaken in het jaar 1787 eene nog ernftigere gedaante aannamen, was en bleef Dordrecht echter bevryd van alle oproerige beweegingen, het welk voor een groot gedeelte moet toegefchre? yen worden aan de brave burgery en hare wakkere en moedige bevelhebbers, die onder de waakzaamheid van eene werkzame Regeering, alles wat mogelyk was aanwendden, om niet alleen de rust binnen de ftad te bewaren maar ook alle bewegingen in den omtrek dcrzelve teftülen. Dat dit in de daad zo is, bewyst de opftand in de maand july te Oud Beijedand ont. Haan,  en kleefsche oudheden. 239 ftaan, welke door de burgery onder het bevel van den alom geachten kapitein j. dekker geftild werd. Het geval is wel waardig, dat wy het hier kortlyk ter neder ftellen, als zynde een model van braafheid en onvertzaagdheid. In het gemelde dorp waren zeer vele driftige aanhangers der Oranje.party, welken opentlyk begeerden, dat de Prins in alle zyne waardigheden herfteld, en de ftaatsbefluiten ten zynen nadeele genomen, zouden ingetrokken worden. De party der Patriotten en de gewapende genoodfchappen wilden zulks met kracht tegengaan. Maar daar het gewapend genoodfchap te Oud Beijerland flechts uit 30 mannen beftond, was deze hand vol gewapende burgers niet genoegzaam om de Prince • party met goed gevolg het hoofd te bieden. De laatften veel fterker, en op hunne meerderheid fteunende, ontwapenden hzt genoodfchap, floegen aan verfcheiden plaatfen de glazen in, vochten, en pleegden aan de party der patriotten alle foorten van baldadigheden. Deze tyding kwam te Dordrecht, en de burgery, na van het geval den voorzittenden Burgemeester en het Defenfievvezen kennis te hebben gegeven, bragt terftond 60 mannen, en twee drieponders in gereedheid, om tegen deze muitelingen op te trekken, en gaven het opperbevel aan den voornoemden kapitein dekker , welke door geheel Dordrecht, wegens zyne braafheid en manier van denken, alom in achting was en tot heden toe gebleven is. Dekker trok den 13 der maand july met de zynen des nachts ten half een uuren ter ftad uit, en begaf zich eerst naar 's Gravendeel, alwaar de burgery onder de wapenen, en alles zeer ftil was. Van daar trok hy  240 kabinet van nederlandsche hy naar Oud Beijerland, waar hy aan eenige huizen de glazen ingeflagen, het genoodfchap ontwapend, op de vlucht gedreven, en alles in oproer vond. De Oranjevrienden ftelden zich te weer, doch de fchuttery van Dordrecht gaf zo 'hevig en gewis vuur uit het klein geweer, onderfteund door hare veldftukken, dat de party wel rasch de vleugels liet hangen, en de patriotten binnen twee uuren tyds geheel meester waren, terwyl zy vyf of zes der muitelingen gedood, eene menigte gewond, en nog een groter gedeelte gevangen genomen hadden, waarvan 'er meer dan 25 naar Dordrecht gevoerd, en op het ftadhuis gebragt werden. Toen de Dordfche burgery in het gevecht was, kwamen de leden van het Oud Beijerlandsch genoodfchap weder ten voorfchyn en onderfteunden hunne broeders, en nadat het gevecht geëindigd was, kwamen 'cr 12 ruiters van Hesfen Philipsthal om de muitery te dempen. Den volgenden avond, den 15 july, trok de Dordfche burgery weder ftadwaards, cn werd daar met eene byzondere achting en als in zegepraal ontfangen, nemende onder weg nog eenigen gevangen. Een der fchutters ontfing by die gelegenheid eenen kogel door het fchoudcrblad. De verwinnaars hadden by dit gevecht veroverd een menigte kleine geweren, fabels, pieken, houwers, pistolen, vorken, vlaggen en andere goederen der Oranje party, welken plegtig naar het ftadhuis gebragt werden. Om dit met eene gevoeglyke pracht te doen, had de Heer j. van dongen, Thefaurier der ftad eenen wagen doen gereed maken met eene hoge zoldering daar in , omringd van eene foort van hek, waarop ea waar  en kleefsche oudheden. 24* waar tegen de kleine geweeren en andere goederen, die men veroverd had, geplaatst waren; deze wagen werd voorgegaan door eene andere, waarop eene grote zuil ftond, tegen welke eene fpeer met den hoed van vryheid op een voetftuk geplaatst ftonden, op het welk eenig krygs- en wapentuig lag , met het volgend welverdiend opfchrift: Door deugd en heldenmoed hy fleun op de Oppermagt, Zy 't Vaderland welhaast in Jlille rust gebragt, 't Is dekker met zyn volk, die 't heerlykst voorbeeldgeven, Dat ieder, dus bezield, den vreê kan doen herleven. a. l. Ter zyde der zuil hingen het vaandel en de trom van het Oud Beijerlandsch genoodfchap; de klederen van den fchutter dubber, welke ge. kwetst was, lagen op het kanon, Schout en Gerechte van Oud Beijerland waren by deze plegtigheid tegenwoordig; gelyk mede alle de officieren der drie fchutteryen en burger compagnien; de bevelhebber dekker reed te paard vooruit; de Heer a. der ma et je floot, als adjudant, achter op; en de itraten waren opgepropt met aanfchouwers. Voor het ftadhuis gekomen zynde, hield menftil, en aldaar werd door den Heer weebers een vers gelezen, toepasfelyk op de omftandigheden , het welk gevolgd werd door een ander van den jongen Heer heulen, en beiden deze gedichten ontfingen eene luide en algemeene toejuiching. De Bailluw van Zuid-Holland eischte dat twee der gcfneuvelde oproermakers, ieder met één been aan de galg mogten gehangen worden , het welk werd toegeftaan. Doch op den 21 feptem- IV. deel. Q ber,  1\l kabinet van nederlandsche ber, toen de in Holland gerukte Pruisfen de ftad innamen, werden de gevangenen, op verzoek hunner weduwen, weder afgenomen en begraven, en de gevangenen uit hunne kerkers ontfiagen, zynde rykelyk met Oranje linten omhangen, en keerden op die wyze naar hunne woningen blymoedig terug. In de maand feptember daaraanvolgende, ont. wapende de fchuttery van Dordrecht de boeren in den Jlblasfenvaard, aan den Bout, by Gorinchem, te Hardinxveld, Werkendam , Giejendam, Sliedrecht, Papendrecht en andere dorpen in den Dordfchen waard. Om dit met een gewenscht gevolg te kunnen doen, werd aan de fchuttery eenen eed van geheimhouding afgenomen; waarna den ii feptember een detachement van 180 mannen, voorzien van twee veldftukjes en 20 kanonniers, de Merwe overflaken, zich te Papendrecht in orde fchaarden, en naar Giefendam marcheerden , waar zy halte hielden tot twee uuren in den nacht, als wanneer zy langs den dyk voorttrokken, en zich op eene zekere hoogte in kleine detachementen verdeelden , en op deze wyze hun ontwerp ter uitvoer bragten, waar na zy den volgenden avond weder naar Dordrecht overftaken, medevoerende drie opgehoopte wagens met geweeren, drie Prinfe vlaggen en eenig ander wapentuig. Op den 18 feptember van het zelfde jaar, ging ook deze ftad aan de troepen van den Koning van Pruisfen, in het land geroepen om de rust te herftellen, over, by welke gelegenheid nog vyf perfonen gedood, en eenigen gewond werden; en in february van dit jaar 1793, waren de Franfchen, onder het bevel van den Generaal en Chef dumourier, na Breda op den 25 dier maand by capitulatie, en daar-  en klééfsche oudheden. daarna nog eenige andere plaatfen, daar in den omtrek te hebben veroverd, niet verre van Dor. drecht geleegerd, om eenen aanflag op die ftad te wagen; doch aan alle kanten door de Keizerlyke wapenen geflagen en vervolgd zynde, en Braband hebbende moeten verlaten, hebben zy geheel Hol. land weder moeten ruimen, hetwelk zich door innundatie, zo wel als door eene dappere verdeediging, tegen hunne pogingen met een gelukkig gevolg heeft aangekant. Wy zullen in het vervolg mogelyk gelegenheid hebben, om wegens deze zaak nader en breedvoeriger te fpreken. In het voorby gaan moeten wy hier nog aanmerken, dat de ftad Dordrecht voor het jaar 1787 nimmer bemagtigd werd, waarom men aan dezelve den naam van Maagd gaf. Volgens de aantekening van w. van goud. hoeven (*) had Dordrecht in het jaar 1620 omtrend 3084 huizen, welken toenmaalsdagelyksch zeer vermeerderden. Ingevolge het quohier der verponding van den jare 1632, ftaat Dordrecht volgens fommige copyen gefteld op 3274 huizen binnen, en 112 huizen buiten hare muren; betalende jaarlyksch in de verponding , me't de heerlykheden daar onder begrepen 33747 gulden ■ 5 Huivers en 13 penningen; volgens eene ande* re copy zouden 'er toenmaals vier huizen meer geftaan hebben, en het quohier byna 3 ftuivers meer geweest zyn. In het jaar 1732, toen 'er [eene verandering in de verpondingen gemaakt faerdt, telde men binnen Dordrecht 3954 huizenHet getal der inwoners wordt op omtrent 18000* begroot, onder welken men ten minften 8003 ttedematen der Gereformeerde kerk telt. In het jaar ( ) W. van goudhoeven, Kronyk, pag. 59—05. Q a  244 kabinet van nederlandsche jaar 1739 beliepen de quohieren der verpondingen op de huizen en gebouwen binnen Dordrecht, eene fomma van . . ƒ28726:4:- Waaraf gaat de vermindering by Doleantie in den jare 1740 . :381: 2: - ƒ 2834$:a:En waarby gevoegd moet worden de verhoging, wegens nieuw getimmerde en verbeterde gebouwen : 138:7:- Dus blyft het geheel beloop der 1 verpondingen . . ƒ28583:9:De ftad legt op een eiland, rondsom met water omgeven. Van de vroegfle tyden af is het reeds een eiland geweest, en dus zyn de aantekeningen van verfcheiden fchryvers, wanneer zy beweeren dat Dordrecht eerst in den jare 1421, door de hier voor aangehaalde overftroming, van het vaste land zou afgefcheurdzyn, byzyden de waarheid. Ten bewyze daarvan ftrekt, dat de fchryvers , welken van de allereerfte beginfelen van Dordrecht gewag maken, die ftad, kort na het jaar 1000, reeds een eiland noemen; gelyk wy hier voor hebben aangetekend, en men kan deswegens ook nalezen wat m. van balen (*) daarover gefchreven heeft. Dordrecht is van de vroegfte tyden af met aanzienlyke voorrechten befchonken geweest. Zy heeft de eer, dat voortyds in dezelve, de Staten van den lande ter vergadering werden befchreven, en daar te famen kwamen, wanneer 'er een nieuwe Graaf moest gehuldigd worden. Dit voorrecht heeft de ftad verkregen, doordien het gebied der Graven van Holland in en omtrend Dordrecht een be- (*) Befchryving van Dardrtcht pag. 5.  en kleefscke oudheden. 245 fcegin genomen heeft. Toen nu in lateren tyd de vergadering van 'slands Staten naar 'sGravenhcge verlegd is, heeft de ftad nogthans onder alle de fteden van Zuid - Holland den voorrang, en de eerfte ftem behouden. Ook is de ftad begiftigd met het. uitmuntend voorrecht van het ftapelrecht van verfcheidene koopmansgoederen, alswynen, granen, hoppe, hout, zout enz. Dit recht is haar op onderfchei. den tyden door de Hollandfche Graven gefchonken, en Graaf jan de I was, in het jaar 1299, de eerfte, welke haar daarmede begiftigde. Dit recht beftaat daarin, dat alle de fchepen, welken de rivieren Rhyn, Maas, Waal, Lek, Tsfel, Mer* wede enz. afkomen, aldaar ftapel moeten houden hunne goederen veilen , verbodemen enz. Ver' fcheiden Graven en Gravinnen van Holland hebben dit recht in latere jaren bevestigd en vermeerderd. Ondertusfchen Was dit reeht aan vele fteden zeer tot nadeel, en zy weigerden om de ongelden, door die van Dordrecht op den ftapel gefteld, te betalen. Eenigen derzelven, namentlyk Haarlem, Delft, Leiden, Alkmaar, Amfterdam Rotterdam, Schiedam, Geertruidenherg, Oudewater Flaar dingen, 's Gravenzande, Naar den, Medenhlik ' Enkhuizen, Monnikendam, Briel en Gorinchem' benevens de dorpen Akerftoot, Uitgeest en Wormer verwierven in den jare 1394 de vernietiging der Dordrechtfche brieven door den Hertog a lbrecht van Beijeren. Deze vernietiging werd" door zynen zoon willem bevestigd; doch die van Dordrecht bedienden zich ondertusfchen van het recht, en breidden het uit waar het hun mogelyk was. Vrouw ja co ba bepaalde dit recht cenigfints, als mede philips Bourgondiën, in de jaren 1446,1453 en 1457. De andere fteden 0.3 in.  7.^6 kabinet van nederlandsche intusfchen lagen met die van Dordrecht wegens dit voorrecht geduurig overhoop. Keizer karel de V^tot wien 15 Hollandfche fteden en eenige dorpen zich gewend hadden, om van dit recht ontheven te zyn, was nogthans ten voordeele van Dordrecht, en bevestigde het ftapelrecht in het jaar 1541. Omtrend dien tyd werden echter door hem aanGorinchem en Schoonhoven eenige voorrechten omtrend dit recht toegeftaan. Hoe zeer men in lateren tyd eenige overeenkomst tusfchen verfcheidene fteden wegens dit ftapelrecht getroffen heeft, zyn 'er echter menigmaal hevige verfchillen over gerezen; doch des niet tegenftaande, blyft Dordrecht in het bezit van hetzelve. Nog behoort tot een der voorrechten van Dord- ■ recht gerekend te worden, het recht van te mogen munten, welkreeht, volgens Jonker matthys. van der hoeven (*), reeds in den jare 1064 aan die ftad zou verleend zyn. Doch dit is zeer onwaarfchynelyk, doordien men inde veertiende eeuw nog bewyzen vindt, dat 'er toenmaals nog geld geflagen is te Geertruidalberg. Zekerder is het, dat de Hertog jan van Beijeren, by eenen brief van den 20 juny des jaars 1418, beloofd heeft, de munte van Hollant te Dordrecht te leg. „ gen en nergens anders (f);" welke brief by het groot privilegie van vrouwe j a c o b a , in den jare 1477 bevestigd geworden is. De Graven uit de huizen van Beijeren , Bourgondiën en Oostenryk hebben de munters en werklieden met verfcheiden voorrechten begiftigd, en onder anderen met de vryheid van imposten, het zy zy werken of niet, welke voorrechten in de jaren 1575, 1580 en 1633. (*) Handvest Kronyk, twede deel, pag. jiS. 0 M./balen, Befchryving van Dordrecht, pag. 524.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. Z/L? 1633 door de Staten van Holland, en in het jaar 1672, door de Regeering van Dordrecht zyn bevestigd geworden. De munt van Holland te Dordrecht wordt bediend door eenen waardyn, eenen muntmeester, twee provoosten, twee gezwoornen, eenen griffier en eenen esfayeur of proefmeester. De waardyn, muntmeester, griffier en esfayeur blyven in ge. duurige bediening. De provoosten dienen ieder vier, de gezwoornen ieder twee jaren; zodanig nogthans, dat 'er alle twee jaren een provoost, en alle jaren een gezworen aankomt. Verder behoren tot de munt verfcheiden meester munters en knapen, benevens eenen ftempelfnyder en eenen fmit. Ieder meester - munter heeft het recht, om eenen knaap te mogen aanftellen. De werklieden zyn van behoorlyke berichtfchriften voorzien, en by eede verbonden, de ordonnantiën, op het ftuk van den muntflaggemaakt, naar te komen. In het zuider kwartier is thans gene andere munt dan te Dordrecht. De munt van het noorder kwartier is beurtlings te Hoorn, te EnkTiuizen en te Medenhlik. Het munthuis, waarin het geld munten gefchied, pronkt met dit opfchrift: mqneta divo caeolo V. cbs: Dat is: De Munt, ten tyde dat de vergode k a r e l de V Keizer was. Een weinig lager leest men dit infchrift: dit. is. de. munte. des. roomsch. key< sers ende. graaflickheyts. van. holland. Q4 Van  448 kabinet van nederlandsche Van deze rechten en voorrechten zingt j, nuijen(*): Dees opper-hnt-Jlad van Zavt- Holland voert op heden De eerjle plaats'' en Jlemnï in V Lanês-vergadering. Zyjlrekt een Granen Jchuur van 't geen in d'ommckring Fan Mafe, Geire, Kleef, en Gulik komt gewoffen. Een kelder, voor het Jap van Rhynlants druive-trojjen, En Tol-burcht, waar al 't geen van boven komt ontlaat. En hunne ladinge in Dortfe Schepen Jlaat. Sy voert door Graven recht het Munt-recht, en hwm' fnyden, Men plag de Graven hier van Hollandt in te wyden; Waar voor noch heden komt haar d'eerjle plaats' en Jlemm'. En de Ridder constantyn huygens zjngt 'er aldus van, (f) : In myn gelyken fchaar befit ick 't eerjle woon, Al waar *f myn waarde niet, d\t geeft me myn geboort, En 't planten van den Kroon op onfer Voogden hoeden: Toen fat ick in de kley, die occk myn buuren voeden. Sints heeft my eenen nacht Venetien gemaackt; En al myn wandeling in handeling gejïaackt. Maar of de Spaanfe keel na myne Stapel moflen, Na myn Munt dorjlen dorjl, het fou haar 't fwemmen kojlen, Dat's menig natten voet en water in haar wyn: Is '£ niet de Lant-fcha waart f00 veil begraclit te zyn ? De ftad heeft ook nog het recht om het Extte of befterfgeld te hebben , van allen, die gene ingezetenen zynde, derwaards komen om eenige erfenis te ontfangen, beftaande in den tienden penning der aanbeftorven goederen, Vele fteden nogthans zyn daarvan uitgezonderd, namentlyk: Haar* (*} Befchryving van Batavien, pag. 6. (f) lbinh 16, geenfints op de kerk kan worden toe* (p^gewwfge.Jlaat van alle Volkeren, IV. deel. pag. 311, in de aantekening. * F S (f) M. BALEN, Befchryving van Dordrecht, pag. 83. R 2  2ÓO KABINET VAN NEDERLANDSCHE toegepast. Wy hebben hier voor op pag. 171 reeds melding gedaan van de flichting der kerk, alsmede dat dezelve weleer een-en-twintig kapellen en zeven en-veertig altaren gehad heeft. Nog hedendaagsch ziet men ter wederzyden van het grote choor, de oude zitplaatfen der Roomfche geestelykheid, verfierd met konstig fny werk, ommegangen en diergelyken verbeeldende; doch dit alles is vry wat gefchonden. Het middelfte gewelf der kerk is over het kruis uit den grond gemeten, twee-en-tachtig Rhynlandfche voeten hoog, en een en-vyftig voeten wyd. De zuilen, zes en-vyftig in getal, en van graauwarduinfleen gehouwen, ftaan vier en dertig voeten van eikanderen. De kerk is met een konftig orgel verfierd. De toren, die gene fpits heeft, is alleen onvolmaakt gebleven, doordien men bezorgde, dat de grondflagen te zwak zyn zouden, om dit gevaarte te kunnen dragen. Ondertusfchen hangt de fchets der fpitfe in fchildery nevens het orgel. In het jaar 1457 is de kerk voor een groot gedeelte afgebrand , doch daarna weder herbouwd. Men vindt in dezelve eene menigte graftombes van de oudfte en aanzienlykfte geflachten van Nederland, en een Heer uit Oost-Indien terug gekomen, en zeer grote rykdommen mede gebragt hebbende, vereerde by uiterften wille aan de kerk eene zo aanzienlyke fomme gelds, dat men voor een gedeelte van het gefchenk gouden bekers en fchotels deed maken, om by de bedeeling van het H. Nachtmaal gebruikt te worden. De twee andere kerken kregen uit dit fonds zilveren bekers en fchotels, en een groot gedeelte van het kostelyk koperen hek, in den jare 1740, op eenen prachtigen voet voor het grote choor geplaatst, werd uit deze gelden betaald. Wy hebben onder het huis te Mer-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 2ÖI Merwede omftandiger wegens deze kerk gefproken. De nieuwe kerk was reeds in het begin der veertiende eeuw gefticht, en aan St. Nicolaas toegewyd. Zy had drie choren, verfcheidene kapellen en vyftien altaren. Zy brandde afin het jaar 1568, en werd prachtiger herbouwd. Vervolgens heeft men nog de Augustynen kerk > weleer tot het Augustyner klooster behoord hebbende, welke in het jaar 1293 gefticht, en op den 23 augustus van het jaar .1512 afgebrand is. Zy is kort daarna weder herbouwd , en bevat eene menigte aanzienlyke graf fteden. De overige kerken zyn: eene kerk der Walfche gemeente, behorende weleer tot het St Magdalena, klooster. De kerk der Engelfche Presbyterianen, omtrend het jaar J635 gebouwd. Drie kerken der Roomschgezinden, die, gelyk alom in ons vaderland, uitwendig de gedaante hebben van woonhuizen. Eene Lutherfche kerk; eene vergaderplaats voor de Doopsgezinden, en eene fynagoge voor de Joden. Ook heeft de ftad verfcheiden geestelyke geftichten, als gasthuizen, weeshuizen, hofjes, en wat dies meer is, en eene tamelyk goede Latynfche fchool, die weleer het graauwe zusteren of klarisfen klooster geweest is. De ftad, welke, gelyk andere fteden van Holland, aanzienlyke fchutteryen heeft, heeft ook doelens voor dezelve. Wanneer dezelven zyn opgericht, is onbekend; doch men vindt reeds aantekeningen van dezelven gemaakt in de Thefauriers rekenkamer van de jaren 132Ö, 1381, 1383 enz. De Klo veniers doelen te Dordrecht is merkwaardig, om dat in het jaar 1572, kort na het verft 3 drag  &fj2 kabinet van nederlandsche drag met barthold entes, aldaar onder eenen lindenboom, door de Hervormden gepredikt is-. Op de zaal van deze doelen werd het vermaarde fynode gehouden in de jaren 1618 en 1619, en het is op die zelfde zaal, alwaar hedendaagsch op kermis de komcedie en marionetten vertoond worden (*_). Naast de deur dezer zaal gaat men naar het torentje van het gebouw], gemeenlyk den draaiom genaamd, doordien de tafel en banken, daarin ftaande, op eenen yferen fpil vaardig rondsom gedraaid kunnen worden. Op dit torentje heeft men een zeer aangenaam uit. zicht. Naast deze kloveniers doelen is de voetboogs doelen, ook St. Joris doelen genaamd, waarop weleer de krygsraad der burgery plagt gehouden te worden. Op de grote zaal van dezelve ziet men eene beeldtenis van St. Barbera, door den vermaarden konstenaar marten heemskerk gefchilderd; een adam en eva, denkclyk gefchilderd door van kuyk, en eenige andere Hukken. Daar tegen over heeft men de St. Christoffers. of Heel haaks doelen. Deze doelen had in het jaar 1657 haar. fchiethuis , Hekken en driehoekigen wand, waarop men naar het wit fchoot. Dit alles was met eene binnengracht en muuren af. gepaald. Deze doele heeft fints het jaar 1572 den naam van het Hof gedragen, doordien men toenmaals de vergadering der Staten aldaar begon te houden. Welk wapentuig deze fchuttery voormaals gevoerd heeft, blykt niet klaar; maar wel, dat ten C*i Ttgermvaëgt flaat &c, IV. deel, pag. 310.  en kleefsche oudheden. 263 tyde van den Hertog van Aha, in de jaren 1567 en 1568, de hele haaks of dubbelde busfen by dezelven opentlyk zyn ingevoerd. In de grote zaal en in het vertrek van gemelde doelen, weleer de grote en kleine fpyszaal der Augustynen, vindt men de volgende fchilderftukken: een altaar tafel, zynde de kruisfiging van Christus, door den beroemden bornwater van Dordrecht gefchilderd; de boodfchap van m a ri a , door mar ten van-heemskerk; het verdrinken van den groten waard in het jaar 1421, en anderen. De fieraden en kleinodiën, tot deze fchuttery behorende, zyn de volgenden: een zilver vergulde halsband, met het wapen van Spanje meen St. Laurens, waaraan gehecht is het ordensteken van den H. Geest. Twee grote zilver vergulde koppen. Vier zilveren kelken, waarvan twee verguld enz. Een fchutters kap, geborduurd op fluweel van purper en rood, en met dezelfde kleuren gevoerd. Het waren deze fchutters, welken eertyds met de Graven van Holland, als fcherpfchutters, moesten ter heirvaart uittrekken. Men heeft ook te Dordrecht een ftads gefchuten foldaten huis, voorzien met grof gefchut, en oud en hedendaagsch klein geweer, en andere wapenen. Daarenboven zyn hier nog vier wapenhuizen van den Staat, van 'grof gefchut en alle andere foorten van oorlogs-gereedfchappen rykelyk voorzien. Men had in de Roomschgezinde tyden teDord~ recht fcholen, waarin eenige priesters de kinderen in de Latynfche taal onderwezen; ten behoeve van dezen werd in den jare l4o3metklokkenflag afgekondigd: „ Dat men geene fchoolen houden en zal van knegten; binnen die groote Parochye, dan ter R 4 „ groo-  204 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ grooter/chook; ende dat niemant geen fchoh'e„ ren aan en neme van der grooter Parochye, dan ,, by der Re&oers gemoede van der grooter [chook op drie pont, zonder verdrag." Verder werd in het jaar 1450 nog het volgende afgekondigd: ö „ Word gecvndigt die Ordinancye, in wat „ manieren dat men die School ter Grooter Kerck 3, voert regeren en de houden fall. „ In den eerften, zullen offwezen, alrehande „ manieren van orloff te bidden, ende orloffte „ geven; als, van eerfte Miffen, van Bruylof„ ten, van Feflis Compofitis in de Kerken, van „ Heeren - Inkomft , ende van allen anderen ,, Feeften. ,, Item, zo cn zal men geen BüTchops■ geld „ bidden, nog brengen, nog Coninck-geld in de „ Vaften, nog Kermis, nog Paft, nog Marft 3, nogHoech-tyd, nog Kaarffgeld, nogBrieffgeld! „ Item, die haar Tcrmyn brengen, die zullen „ orlof hebben, als zy haar Termyn brengen, „ met eenen Ghezel, ende nyet meer. „ Item, zal men van eiken Termyn geven Drye Stuyvers. ,, Item, zo gebieden den gueden Ludcn, dat „ nyement, hy zy Man off Wyff, den Re&oer „ van der Scholen ter Grooter Kerck, off zyne „ Mede-gezellen, die hy tot hem neemt, om in „ der Scholen te regeren , onftand en bewife „ met woerden, off met wereken; nogingeenre „ wys en misdoe, nog en doe misdoen, om zaken „ wille, die hy an den Kinderen redelic hantiert 3, om te leeren, op correxye van Scepenen, &c. „ Item, wat Knechtkens die boven haren zeven* „ Jaren zyn, die en zal men nergens Scholen „ zetten, dan. ter Grooter Kerck, off ter Nyewer „ Kerck ;  en kleefsche oudheden. 2.6$ 3, Kerck; wieze anders zett, dat's die geene dye „ ze zett op een Pont, ende dieze leert op een Pont, alzo dicke als hi daar tegens doet." Dat deze fchool reeds zeer vroeg moet gefticht zyn, kan men onder anderen daaruit befluiten, doordien men vindt aangetekend, dat Mr. willem riem mak er, in den jare 1322, Reétor der Dordrechtfche Latynfche fchool geweest is. Onder de geleerde mannen, welke in Dordrecht zeer menigvuldig geweest zyn, hebben onder anderen uitgemunt: willem van der linde of lindanus, eerfte Bisfchop van Roermonde, in het jaar 1562; deze heeft eenige werken tegen de Hervorming gefchreven ;paulusmerula, beroemd door verfcheiden Rechtsgeleerde en andere werken; janusrutgerus, bekend door het nafporen van verfcheidene oudheden; wouter van goudhoeven, de vermeerderaar der Oude Hollandfche Kronyk; johanvanbeverwyk, geneesmeester, Schepen van Dordrecht en befchryver dier ftad; jeremias de dekker, een beroemd dichter, en vele anderen. Ook roemt deze ftad op eene geleerde vrouw margareet godewyk, in talen en dichtkunde zeer ervaren, en overleden inflachtmaand van het jaar 1670. De beroemde beeldfnyder jeannin de t'erwenne, anders genaamd jan terwen aartsz., is mede te Dordrecht overleden in het jaar 1589, na zyne konst aldaar te hebben geöeffend (*). Alvorens wy de befchryving dezer ftad befluiten , moeten wy nog gewag maken van de oude ade- (*) Zie m. balen, Befchryving van Dordrecht, pas. icg en 203. R5  266 kabinet van nederlandsche adelyke en aanzienlyke geflachten, welken in Dordrecht zyn beroemd geweest. Een der oudfte geflachten is het geflacht van Alblas; onder hetzelve heeft uitgemunt de Ridder otto van Alblas, van wien inhetjaar i2ioreeds melding gemaakt wordt. Hendriks Alblas wordt als meesterknaap gedacht in het jaar 1255, werd daarna Ridder; trad in het huwelyk met vrouwe agnes van der Merwede, hertrouwd in het jaar 1280 aan jan de wenna. Aan dit geflacht zyn vermaagfchapt de geflachten van van der myl en eyk, in het jaar 1481 en later vermeld. Voor den oudften van het geflacht van beaumont, vinde ik aangetekend govert van beaumont, overleden in 1420. het huis Te LOEVENSTEIN, In holland. De twee nevensgaande afbeeldingen, in de 155 en i56fte platen van rademaker, vertonen ons twee fraaije gezichten van het kasteel Loevenfiein; zynde de eerfte plaat eene aftekening van die fterkte, zo als zy zich in den jare 1621, en de twede, zo als dezelve zich in den jare 1636 aan het oog opdeed, en het onderfcheid tusfchen die gezichten, geduurende deze kleine tydperken, is in waarheid niet gering. Dit  rj''"~ -Vit Huis te Loetestein '"^ mg |H^-'"^ Xet Huis -ié. LOZVESTJEIN   en kleefsche oudheden. 267 Dit zo zeer beroemd kasteel is gelegen op den uiterftcn hoek der Bommeler waardt, in het gezicht der fteden Woudrichem en Gorinchem, ter plaatfe waar de Maas en Waal in eikanderen lopen, op de landfcheiding van Gelderland, hoewel het kasteel nog onder Holland'behoort. Het kasteel zelf ftaat binnen in eene fterke fchans, welke op de buitenfte punt van den famenloop der twee laatstgenoemde rivieren gebouwd is. Wanneer, of door wien dit kasteel gefticht zy, fchynt onbekend. Het is nogthans vry oud, en reeds in het jaar 1397 (*) door beleegering veroverd, gelyk zulks naderhand verfcheiden malen gebeurd is. De Heer bruysten van heerdewynden, een Geldersch Ridder, die, uit naam van den Hertog albert van Beijeren, eenige jaren het bevel'gevoerd had over het kasteel, entevens Thefaurier van Holland was, werd door gemelden Hertog gelast om hem rekening te doen van zyne ontfangften en uitgaven; bru ysten zich daartoe niet gereed vindende, werd door den Hertog binnen Amjlerdam bezet, en hem opgelegd om aldaar zo lang teblyven, tot dat hy zyne rekening zou gedaan hebben. Dit echter duurde niet lang , doordien bruysten den tyd en de gelegenheid waarnam, om onverwagts uit de ftad te wyken en naar Loevenjlein te vertrekken. Op zyne aankomst aldaar, deed hy het kasteel terftond van oorlogs- en mondbehoeften voorzien, nam 90 ftrydbare mannen tot bezetting binnen, gaf het bevel over dezelven aan vier kapiteinen, en week daarna in perfoon naar Gelderland. Hertog a lbrecht daarvan de tyding ontfangende, ver- za- (*) Goudhoeven, Kronyk, bladz. 411.  2Ö8 kabinet van nederlandsche zamelde veel krygsvolk, en zond hetzelve, onder bevel van zynen zoon, den Graaf van o os terva nt, voor Loevenftein. Doch doordien het kasteel zich weigerde over te geven, begon voornoemden Graaf het flot van alle zydcn tebeleegeren. Men bragt vele ftormgereedfchappen voor hetzelve, beukte op eene vreesfelyke wyze daarop , en wierp 'er zeer vele zware ftenen in, waar. door hier en daar grote bresfen gemaakt werden , ook eindelyk de grote toren van hetzelve neder viel, welke een groot gedeelte van den muur, daaromtrend ftaande, mede fleepte; zodanig, dat men zien kon wat binnen in het kasteel voorviel. Eindelyk fchoten de Dortenaars eenen groten zwaren fteen uit eene hunner busfen, welke op een huis vol hooi binnen de fchansfen viel; dit huis, in hetwelk ottho van driel en eenige gewonde foldaten by het vuur zaten, ftortte niet_ alleen in, maar door den brand die in het hooi kwam, werd alles tot den grond toe verteerd. Geduurende dezen brand, beftormde het volk van den Graaf de fchans, cn maakte zich meester van dezelve. Toen nu de beleegerden zagen , dat zy overvallen waren, namen zy de vlucht in het flot zelf, om het te befchermen; doch de beleegeraars befchoten het zo geweldig en onophoudelyk, dat de bezetting naauwlyks een venster kon openen; dit beftormen duurde vier-en-twintig achtereen volgende uuren, waarna de bezetting aanbood om zich op genade van den Hertog over te geven, en de Graaf deze voorwaarden aannemende, nam haar op goeden vrydag gevangen. Hy gaf het flot vervolgens ter bewaring in handen van eenigen zyner vertrouwelingen, en vertrok met de gevangenen naar zynen vader den Hertog albrecht van Beijeren, welke hem met grote blyd-  en kleefsche oudheden. 269 blydfchap ontfing, om zo veel meer, doordien onder de gevangenen drie zonen van den Heer bruysten waren. Hoedanig het met dezelven en met den Heer bruysten afliep, daarvan heb ik gene berichten kunnen inzamelen. In het jaar 1570 (*), toen Loevenftein door de Spanjaarden bezet was, fmeedde een osfekoper, herman de ruiter genaamd, een on vertzaagd man en een foldaat in zyn hart, den aanflag, om zich van dezen gewigtigen post meester te maken, waaromtrend het hem minder aan geluk, dan aan list en ftoutheid ontbrak, en byaldien hy zynen aanflag had kunnen volvoeren, zoude hy Woudrichem en Gorinchem zeer gemaklyk veroverd hebben, in welke plaatfen hy de gemoederen van vele ingezetenen reeds in zyn belangen had. Verkleed in het gewaad van eenen monnik, geraakte hy, met drie andere moedige en onverfchrokken gasten, op den 8 december binnen het kasteel, maakte den flotvoogd af, en werd van de fterkte meester, hopende vervolgens op den' byftand, hem door den Graaf van den berg, zwager van den Prins van Oranje, beloofd. Door den invallenden vorst en het hoge water zag hy zich te leur gefteld, maar zyn moed bleef nogthans even groot; want weldra raapte hy vier-en-twintig mannen byeen, en verfterkte met dezelven het kasteel, volgens de oude wyze bcmuurd, zo veel hem doenlyk was. De Hertog van Alva, die zulks met gene goede oogen kon aanzien, zond den Spaanfchenhopman lorenze perea uit'sHertogenboschderwaards met 160 mannen , benevens vele arbeiders uit Gorinchem en Woudrichem, in allen ten getale van qoo mannen. Zeer vreemd vonden zy, dat die 6 ge(*) Hoofd, Nederl. Historie, pag. 211 en 212.  270. kabinet van nederlandsche geringe bezetting hen dorst af te wachten; zy eischten het kasteel op, maar ontfingen een zeer ruw antwoord, en bragten dus grof gefchut voor hetzelve. De ruiter verloor met dit alles den moed niet, riep de zynen byeen, en boezemde hun zo veel ftandvastigheids in, dat zy onderling zwoeren, veeleer met de wapenen in de vuist te zullen fterven, dan zich over te geven. Hy Helde zich dus binnen de deur van eene kamer, met een groot flagzwaard in beide zyne vuisten en verweerde zich aldaar zo vreesfelyk, dat by alleen den gehelen aanval fluitte, eene vreesfelyke flachting onder de vyanden maakte, en daardoor Khrik en verbazing onder hun te weeg bragt. Doch terwyl de beleegerden bezig waren met te vechten, geraakten de Spanjaarden met ladders over de gracht, en floegen allen dood die zy aantroffen. De ruiter zich overmand, en zynen dood voor oogen ziende, zocht toen zyn leven zo duur te verkopen als hem eenigfints mogelyk ware. Hy ftak dus den brand in een gedeelte buskruid, hetwelk hy op den vloer geftrooid had, waar hy ftond, waardoor hy, benevens de vyan! den die hem bevochten, in de lucht vlogen. De overgeblevenen razend geworden wegens deze buitengewone kloekmoedigheid, zochten de verbryzelde leden van de ruiter by eikanderen, namen het hoofd mede, en fpykerden het uit wraakzucht te *s Hertogenbosch aan de galg. De gevangenen, gebannen burgers uit 'sHertogenbosch zynde. werden naar Antwerpen gevoerd, alwaar een hunner geradbraakt en de overigen opgehangen werden. In de maand augustus van hec jaar 1589 kwam het leger van Parma voor Loevenftein, wierp daar eene fchans op, en dacht zich van het kasteel meester te maken, doch de zware regen, welke 'er  en kleefscke oudheden. 27I 'er toenmaals viel, en het oplopen van het water, noodzaakten zyn volk om van voor hetzelve weg te wyken, zonder het minfte voordeel te hebben kunnen behalen (*). In het jaar 1446', rees'er eene verregaande haat tusfchen Mr. goosewyn de wilde, voorzitter van Holland, enN. banyaart, kastelein van Medenblik; de eerfte befchuldigde den laatften, dat hy eenen man zoude vermoord hebben, en de laatfte wierp den eerften voor, dat hy zich aan fodomie hadde fchuldig gemaakt. Dit gefchil maakte zeer veel ophefs, doordien beiden ont. fchuldigers vonden. De Hertog p h i l i p s, toenmaals in Vlaanderen zynde, vernam dit onderling gefchil, en zond den Heer lanoy herwaards, met volkomen last, om die zaak grondig te onderzoeken. Deze in Holland'komende, ontdekte weldra , dat 'hy in deze befchuldigingen zeer voorzichtig moest te werk gaan, waarom hy de aangeklaagden op het kasteel te Heusden deed gevangen zetten. Eindelyk bevond men den kastelein aan manflag, maar niet aan moord fchuldig; doch de gruwzame misdaad van den voorzitter kon niet duidelyk genoeg bewezen worden, hoewel hy nogthans zeer verdacht was, doordeftukken, welken men tegen hem in handen had. De zaak werd ander, halfjaren flepend gehouden, waarna lanoy den prefident de wilde van het flot te Heusden naar de fterkte Loevenjlein deed vervoeren, waar dezelve vervolgens gevangen gehouden werd. Aldaar zynde, kwamen de inquifiteurs of onderzoekers andermaal by hem, bragten hem onder den bloten hemel, en plaatsten hem op vrye voeten, tusfchen een groot brandend vuur aan de eene, en (*; E- van met eren, XV Boek, op het jaar 1580.  1?2 kabinet van nederlandsche en een rood kleed op den grond gefpreid, aan de andere zyde, waarna zy hem op de volgende wyze aanfpraken: „ Siet Mecfter Goofewyn! wilt ons dog niet langer in twyffel houden. Gy ziet hier uwen „ dood voor oogen; want wy weten zeekerlyk „ dat gy fchuldig zyt, en derhalven moet fterven. „ Maar nademaal gy al tyd een eerbaar perfoon „ geween: zyt, zoo willen wy u zoo veel genade „ bewyzen, dat gy zulk een dood moogt kiezen, „ als u gelieft. Want, indien gyfchuldbekend, „ dan zalmen uonthoofden; maardoedgyzulks „ niet, dan zal men uverbranden; nademaal wy „ zonder eenige twyffeling weten dat gy fchul„ digt zyt." De prefident zulks horende, begon benaauwd te worden, zwaar te zugten, en riep vervolgens uit: Helaas! my onzaalig Menfche; ik hebbe grootelyks gezondigt!" Daarop ontdekte hy zyne fchuld, en alle de omftandigheden die daarmede betrekking hadden. Dit gedaan en gebiegt hebbende, werd hem ter zeiver plaatfe het hoofd afgeflagen, doch de kastelein van Medenblik werd ontflagen, en behield zyn ampt. Na den dood van meester goosewyn, werd de Heer jan van lanoy, door Hertog Philips, tot Stedehouder van Holland, Zeeland en Friesland aangefteld (*). Sints dien tyd is het kasteel Loevenftein meer. maals gebruikt, om aldaar de aanzienlykften van den lande als ftaatsgevangenen te bewaren. Aanmerkelyk ten dezen opzichte is het geval van de zon van Nederlandsch geleerdheid hogo g ro- ti ü S , C*} W. van goudhoeven, Kronyk, bl.465.  en kleefsche oudheden. £73 Tïus, het ampt van Advokaat Fiscaal der lan. den met allen luister bekledende. Deze brave man , die door fommige Godgeleerden met fcheele oogen was aangezien , werd , in het heetst der verfchillen met de Remonftranten, mede daarin betrokken, op bevel van den Prins maurits van Oranje in 'sGravenhage gevangen genomen 5 en, benevens rombouts van hogerbeets , op den 18 may des jaars iotq, door daartoe aangeftelde rechters, tot eene eeuwige gevangenis op het kasteel Loeven, fiein verwezen, met verbeurtverklaring hunner goederen. De gevangenen deden , hoewel vruchteloos, alles wat mogelyk was, om ontflag te verwerven uit eene gevangenis , waar hunne vrouwen en kinderen mede bewaard werden ; en de echtgenote van hogerbeets kwam op het flot te overlyden1, nadat zy daar twintig weken gezeten had. Weinig tyds voor het overlyden van deze, kreeg de echtgenote van de groot verlof om van Loevenftein te mogen vertrekken , onder voorwaarde, van niet weder op het kasteel te komen; hetwelk haar nogthans, na vprloop van drie of vier maanden, wederom werd toegeftaan. Zy verlof bekomen hebbende, om haren echtgenoot niet alleen van leeftocht, maar ook van de nodige boeken te voorzien, werden de laatften in koffers heen en weder gebragt. Want de gevangene, niet alleen uitmuntend geleerd, maar daarenboven ook zeer arbeidzaam zynde, had zeer vele boeken benodigd, doordien hy op Loevenftein eene uitleggingen aantekeningen vervaardigde op Mattheus, Marcus, Lucas en het bsgin van Johannes; ook de aangehaalde fpreuken der Griekfche dichters, welken in johannes IV. deel. S sto-  2?4 kabinet van nederlandsche s t o b je u s voorkomen, in Latynfche verfen vertaalde, ook eenige Hukken en brokken der Griekfche treur, en blyfpel-dichters, en een groot gedeelte van de Phenisfte van euripides. Aanvangs had men de gewoonte om de koffers met boeken te openen en te onderzoeken, maar doordien dezelven menigvuldige malen naar het kasteel werden gezonden, Haakte men het onderzoek. Eindelyk gebeurde het, dat de luitenant, aan wien het kasteel en de bewaring der gevangenen was toebetrouwd, in den jare 1621 eenen tocht deed naar Heusden, en dit gaf aan de groot gelegenheid, om uit zyne gevangenis te ontvluchten, door hem in eene koffer te fluiten, evenals ware dezelve vol boeken. Hy nam vooraf de proef, of hy in eene beflotene koffer het zo lang zou kunnen uithouden, als 'er tyd nodig ware om van Loevenftein naar Gorinchem te komen. Zyne echt. genote ging derhal ven op de koffer zitten, om te vernemen, of hy in eene zodanige gekromde houding zoude kunnen, blyven, waarin hy zyne benen niet kon verleggen zonder gerucht te "maken. Zy ziende dat dit gelukte, floot hem in de koffer en zond haar weg. De vrouw van den kommandeur liet dezelve niet openen om te zien wat daarin was, het zy met oogluiking, het zy uit achteloosheid. De dienstmaagd van de groot wist alleen van het geheim, en ftrekte de koffer tot geleide. Te Gorinchem gekomen zynde, deed zy die brengen in een huis, waarin zy bekend was. Degroot werd daar ontpakt, trok de klederen van eenen metzelaar aan, en nam eenen maatflok in de hand. In dit gewaad ging hy op klaren dag naar de poort die aan de rivier is, voer dezelve met eene fchuit over, begevende t .zich  EN kleefschE oudheden. 275 zich verder naar IVaalwyk, en van daar zonder verhindering naar Antwerpen, doordien het beftand nog duurde, en hy gene paspoorten nodig had, daarna fchreef hy eenen brief aan de Staten Generaal, waarin hy zeide: „ Lang verhoopt te hebben, dat hy door der„ zeiver ordre uit de zeer zwaare gevangenifle t) zoude zyn ontflaagen; waar mede niet alleen „ hy, maar ook ten deele zyne Huysvrouwe en „ kinderen waren bezwaart. Maar vermits hy 5, bemerkte, dat eenige wangunftige, nieuwe „ voorwendzels tot zyn bezwaaringe zogten: was „ hy op een middel bedagt geweeft, om zyn na. „ tuurlyke Vryheid wederom te bekomen, 't welke hy, zonder iets aan de gevangenifle te „ breeken, of de Wagt om te koopendoor Gods „ genaadigen byfland hadde verkreegen. Voor „ 't overige betuigde hy zyn onnoozelheid, en „ zyne goede oogmerken in dc Advyfen by hem „ gegeven, om de onluften te ftillen; zyne ge„ trouwigheid aan zyne Meefters, deMagiftraten van Rotterdam, en aan de Staaten van Holland „ en Weftvriesland, zyne Souverainen. Eindelyk „ betuigde hy, dat al 't ontfangene leed, en wat „ hem verder mogte gebeuren, hem nooit zoude „ doen verwerpen de liefde, die hy altyd na zyn „ geringe vermoogen, aan zyn Vaderland toegedraagen en getoond hadde; om wiens vryheid, „ ruft, en welvaaren hy God Almachtig altyd „ wilde bidden." Deze brief was den 30 maart 1622 gedagtekend. Dewyl nu het beftand ten einde liep, begaf zig de groot naar Frankryk, alwaar hy zeerwel werd ontvangen, en de Koning, wien deredenen van zyn ongeluk wel bekend waren, lag.hem een S 2 jaar«  2?6 kabinet van nederlandsche jaarlyksch inkomen toe. In Frankryk zynde, gaf hy eene verantwoording in het licht, dewelke alom bekend is. In den jare 1631 ondernam hy om te Rotterdam terug te komen; doch werd kort daarna genoodzaakt te wyken; waarom hy naar Hamburg, en van daar verder vertrok, tot hy eindelyk te Rostnk, den 28 augustus 1645, en dus in ballingfchap is geftorven. De geestryke westerbaan (*) heeft op het buitengemeen ontkomen van de groot uit Loevenftein, door hulp van deszelfs huisvrouw maria van reigersbergen, dit aartig gedicht gemaakt: Vrouw Reigersberg fei tot den Kqjlelein, ~De Slotvoogd van het Jlerke Loeveftein ; Wat heit gy toch dus over my te klagen r Dat ik myn Man heb uit het Fort doen dragen? -"1 Da?ik my wel eer, als dat gy my beticht; Cy had de Huigb, en die heb ik gelicht. Ter gedachtenis van deze gelukte list is ook eene medaille geflagen (f), verbeeldende op de eene zyde, het borstbeeld van de groot, met deszelfs naam hugogrotius. Op 't revers ziet men eene koffer, daar twee kronen op flaan, van Frankryk en van Zweden. Aan de eene zyde van de koffer vertoond zig eene opgaande zon, en aan de andere zyde 't huis Loevenftein in'tverfchiet. Daar boven leest men: MELIOR POST ASPERA FATA RESURGO. Dat f*) Poezy, eerfte deel, bladz. 407. ff) Bizot, Medailiifche Historie, pag. 171 en 172.  en kleefsche oudheden. 277 Dat is: Ik home m myne rampen weer helder te voorfchyn. Onder aan ftaat: NATÜS 1583. OBIIT iÓ4s: Gebcoren Ao. 1583. Geftorven A°. 1645. De koffer vertoont, op welke wyze degroot uit Loevenftein ontkomen is; de twee kronen, zyne vlucht in Frankryk, en zyn gezandfchap aan het hof van Zweden, en eindelyk, de opgaande zon betekent, dat deze grote man, na zyne veroordeeling en gevangenis, door de voortreffelykheid zyner werken en de waardigheid zyner bedieningen, roemruchtig geworden is. In den jare 1650 werden ook, ter oorzaak van eenig misverftand, gerezen tusfchen den Prins maurits en eenige regenten der fteden, over het fpoedig afdanken van het krygsvolk, op dit kasteel in bewaring gebragt de Heren jan de wit van Dordrecht, de waal en ruyl van Haarlem, jan duyst van voorhout van Delft, keyser van Hoorn, en stellingwerf van Medenblik(*~). In het jaar 1666 werd de Engelfche admiraal askue, nadat hy in eenen zeeflag door den Hollandfchen admiraal de ruiter geflagen was, gevangelyk naar 'sGravenhage gevoerd, en van daar naar Loevenftein gebragt, waar hy tot na het fluiten van den vrede bewaard werd. In het jaar 1675 werd de Heer wiciceford herwaards gebragt, als befchuldigd zynde wegens eene geheime brief- (*) j. de clerc, Gefchieden. der Nederlanden, LI.deel pag. 509 en 510. S 3  S7S kabinet van nederlandsche briefwisfeling met de vyanden van den Staat; zyn vonnis was eene eeuwige gevangenis, maar hy ontfnapte cn vluchtte naar Zeik, waar hy in het jaar 1682 overleed. En in het, jaar 1693 bragt men derwaards simon vanhalewyn, Burgemeester der ftad Dordrecht, welke in den Haag geyat en eerst op de gevangen poort gebragt werd, benevens een Franschman duplessis genaamd, wordende beiden befchuldigd, dat zy heimclyk over het werk van den vrede gehandeld hadden. Halewvh, die zulks niet lochende, beweerde daaraan niets misdaan te hebben, zeggende in zyne vcrdcediging: „dat iemant, die eerlyke mid„ delen aanwendde, tot bekoming van ecncn ,, goeden vrede, zo weinig misdadig was, dat men „ hem veeleer een beeld behoorde op te rechten. „ Hy fchroomde niet zulk eene handeling aan te „ vangen, zelfs met gevaar van z}7n leven, en „ ".as liever dood, dan dat hy langer zien zou, „ dat men de luiden hier goed en bloed deed ge„ ve'n , om dobhe dohbe dob, en fan fare te fpe„ len voor de Koning van Engeland." Halew Vn werd daarop veroordeeld, om, gedimrende zvn overig leven', op het kasteel Loevenftein ge. vangen te zitten, doch in het jaar 1696 ontfnapte hy uit zyne gevangenis, en vlood naar de Westjïidièn, waar hy overleed. Duplessis, die benevens hem op Loevenftein gezet was, werd in de maand oftober van het jaar 1697 , by het fluiten van den vrede van Ryswyk, ontflagen, en fchrcef, geduurende zyne gevangenis, het leven der Schilders, hetwelk federt in het licht verfebenen is. Toen de Franfchen in het jaar 1672 reeds drie provintien, als ook de ftad Bommel en de gehele XJommeler waardt veroverd hadden, werd dit kas. teel,  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 2791 teel, benevens Woudrichem en Gorinchem, op den 30 juny, door den Generaal lamotïe opgeëischt. doch de veldmarfchalk wirtz had zodanige goede voorzorgen genomen, dat de Franfchen van hunnen eisch afzagen. In het jaar 1793, toen de Franfche republiek den oorlog aan den Stadhouder verklaardde, werd alle de ammunitie uit Loevenftein weg ge. voerd, en naar Gorinchem en elders gebragt. Volgens een handfchrift van het quohier der verponding, vindt men, dat Loevenftein gehouden is aan jaarlykfche verponding te betalen, eene fomma van21 gulden, r8ftuivers, 12penningen. Loevenftein, wat het kerkelykebetreft, behoort onder de klasfis van Gorinchem, den derden ring; weleer was de gemeente met die van genoemde ftad vereenigd ; doch daarna is het kasteel door eenen eigenen predikant voorzien, zynde de eerfte van dezelven carolus spiljardus, welke aldaar in het jaar 1658 geftaan heefti S4 d E  *8o KABINET VAN NEDERLANDSCHE DE STAD G ORINCHEM, /«HOLLAND. Gorinchem of Gornichem, gemeenlyk Gorkum genaamd , is eene redelyk fraaije en wel verfterkte ftad, onder Holland behorende, gelegen op de grenzen van Gelderland, waar de Linge in óe Merwede valt. De fchryvers bepalen den oorfprong van deze ftad op het jaar 1230, als wanneer zy door den Heer jan vanarkel uit geringe begmfelen eenen aanvang zou hebben genomen De dichter j- nut jen zingt van haar in zyn Ba, tavien (*) aldus: Wy treden opwaards op na Gor'com tegen flromen. De mam vandeesfladfchyntvan'tfchimpt-woortvoortgekomen Verarmde Visferen, die Gorekens gezegt, ' Gedwongen Zyn door Jan van Arckel om haar recht Te laten, by haar Dorpken Wolfort, en haar hutten Hier neêr te flaan; wyl hy Je voorgaf te befchutten. Dees Jlerkt' een Stichter van de Stadt, enz. De gemelde dichter tekent daarby aan, dat deze visfehers fpotsgewyze, wegens hunne armoede, Gornchens genoemd werden, en het dorp Wolfort gelegen was aan de Linge, waar Maas en Waal in eikanderen lopen. Jon. <*) Bladz. 29.  r — — ftiacs^v3* Gorkum . uS , t Veer ly Gorkum   Kerk tart Arkex, < te Gorkum ~Zm 1L Val.   EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 281 Jonker matthys van der hoeven (*) zegt: dat Gornichem, thans eene overvloedige en ryke ftad, van kleine arme visfchers, welke fpotsgewyze Gornekem genaamd werden, tot groten rykdom gekomen is. Dezen hadden hunne hutten aan de Stilloot en de rivier de Linge, ter plaatfe waar de Maas en Waal zich met eikanderen vereenigden. Anderen beweeren, dat de ftad genoemd is na Gorischem, dat zo veel betekenen zal als het huis oïheim van Garis ofjORisvAN arkel. M. z. boxhornius (f) verhaalt dit breedvoeriger uit jan gerbrandse van leiden, op het jaar 1230. Hy zegt: dat 'er in die dagen by Arkel een fterk kasteel was, toebehorende aan j o H a n den VIII, Heer van Arkel. Omtrend dit flot, vervolgt hy, woonden eenige visfchers, doordien de rivier de Merwede aldaar begint te lopen en af te lopen, door het overvloeijen derrivieren de Maas en Waal. Nadat de Waal by Thiel geflopt werd, om zich niet meer inde Linge te kunnen ontlasten, heeft zy haren loop naderhand in eene diepere en bredere kil naar den kant van Bommel genomen, ontmoetende, en zich vereenigende met de Maas in de bovenfte en onderfte gedeelten van de Bommelerwaard. Door. dien nu deze visfchers, hy Arkel wonende, gezegd worden arme en behoeftige visfchers te zyn, die men in het Nederduitsch Ghorkens plagt te noemen, gelyk men nog hedendaagsch van arme menfchen zegt, dat ze gor en dor zyn , werd de ftad naar hen, Gorkum, maar tegenwoordig Gornichem genaamd. Vervolgens heeft de Heer van Ar- (*) Handvest Kronyk, eerfte deel, bladz. 115. Cf; foneel van Holland, bladz. 271. S 5  282 kabinet van nederlandsche Arkel aan de dorpluiden van het dorp Wolfaria bevel gegeven, om hunne huizen af te breken, en dezelven omtrend het bovengemelde kasteel wederom te herbouwen. Dit kasteel is daarna geheiligd, en in een godshuis of parochie-kerk van Gorkum veranderd, waarin alle de kerkelyke verfierfelen en beelden uit de kerk van Wolfaria werden overgebragt; terwyl de ftad door den Heer van Arkel bemuurd werd. Hy heeft ook aan de oostzyde dezer nieuwe ftad het fterkfte flot van de gantfche heerfchappy van Arkel getimmerd, waarin hy en zyne nazaten, als Heren van Arkel, van dien tyd af aan, hunne woonplaats zouden houden. Dit bevestigt abraham kemp, in het leven der Heren van Arkel en de Jaarbefchryying der ftad Gorinchem (*), uit welken fchry ver, welke niet in ieders handen is, wy het een en ander hier zullen aanhalen. Van de beginfelen van Gorinchem zegthy: Van Gorkom hoort men nu den elfden Jan, die [licht, 1 Aan Ling' en Menvens-taf, 't Dorp Wolfaren, verlicht Ditgroote Werk ten deel, want daar nu is den Tooren Daar Jlond een kleyn Kafleel derfelver plaatz te vooren; Hy field de Kerk daar aan, en bouwd eenflerke Borgt In 't Ooflen voor de Stadt, van alles wtl verforgt, Dees' Gorr'kens Vifftrkens zyn nu in zulke graaden, Datfy in Holland zyn flaag mê 'sLands nauwfle Raaden. Deze naarstige fchry ver, voorgenomen hebbende de ftichting van Gorinchem te verhalen, waartoe hy boven anderen de gelegenheid fchynt gehad te hebben; verklaart: dat hy geen zekeren tyd van derzelver beginfel heeft kunnen vinden, doch (*) Pag. 32.  en k leef s che oudheden. 283 doch dat de gewone Kronyk van Arkel en hy (onze aangehaalde fchryver namentlyk) hetzelve bepalen op het jaar 1212; in welk gevoelen hy nog geweest is, toen in het jaar 1604 de gebeenten der Heren opgegraven en in eene prachtige tombe gelegd zyn, gelyk men zulks zien kan uit zyne aantekening op de befchryving van een tafereel,, boven deze tombe gefteld. De grote kronyk van Holland ftelt het beginfel der ftad omtrend het jaar 1236, hetwelkdanaan jan den flerken, zoon van Heer jan den elfden, zou moeten toegefchreven worden , doordien de laatfte, in het jaar 1234, door de ' Stadingers verflagen werd. Aart kemp wederlegt dit gevoelen. Jganlepetit en w. van goudhoeven ftellen het beginfel dier ftad op het jaar 1230, zeggende, dat toen. maals deze Heer jan, vader van j a n den flerken, de ftad en het kasteel bouwde, en dat Heer jan de flerke beiden heeft doen afbouwen voor het jaar 1275, als wanneer hy ftierf, en den negenden Heer gerekend werd, hetwelk HeeroTTO de dertiende zou geweest zyn, gelyk de kronyk van Holland ten onrechte zulks vast ftelt. Het is zo waar fchynelyk niet, dat jan van arkel, welke met margariet van Ninive of Nivelles in het huwelyk trad, de vader van dezen Heer jan, welke in het jaar 1176 het roer der Regeering aanvaarde, en in het jaar 1227 ftierf, deftad in het jaar 1212 zou gefticht hebben. Otto van Holland, (zynde de moeders vader van de huisvrouw van voornoemden Heer jan,) zoon van dirk den zesden van dien naam, twaalfde Graaf van Holland, en van sophia, dochter van den Paltsgraaf van Ryneggen, erfde na het overlyden van otto, zyn moedersbroeder, die door Graaf hermanms Staahvyk verflagen werd, het  284 kabinet van nederlandsche het graaffchap Benthem. Onder de bedeeling van zyne erfenis, had hy in het graaffchap Holland eene kleine heerlykheid, zynde, volgens aart kemp, een dorp met een kasteeltje, thans de oude kerktoren van Gorinchem, genaamd Woljferen, (waarvan hedendaagsch nog de.naam zou komen van Wolferzen Dyk, en eenige landeryen °P Wolfferen.) Dit land lag, volgens het gevoelen van onzen fchry ver, ten oosten aan de Linge, alwaar die in de Merwede valt; ten zuiden aan de Merwede, ten westen aan Schelluine, en ten noorden aan het land van Arkel. Heer jan, nog jong, maar reeds gehuwd, kocht, op aanraden van zynen vader jan den tienden, en met behulp van zynen fchoon vader van Vemenburg, dit Wolf. feren, af komflig van den grootvader zyner echtgenote, hechtende hetzelve aan het land van Ar. kei, wegens de fchone gelegenheid van den uit. loop der Linge in de Merwede. De welgelegenheid van die plaats heeft hem buiten twyffcl in vervolg van tyd aangefpoord, om aldaar eene ftad te bouwen, welke het hoofd en de haven zou wezen van het land van Arkel. By het gemelde kasteeltje ftuitte de vloed van de Merwede, door het zeewater opgejaagd wordende; zo wel, om dat de kracht van den aandrang daar magteloos werd, als ook, doordien de twee rivieren Maas en Waal tusfchen Loevenftein en Woudrichem in een lopende, tegen den opvloed, met meerdere kracht aanrollende, te fterkertrokken; doordien de Waal, welke omtrend Thiel mede naar de Linge plagt te lopen, aldaar, en de Maas, welke ook voorby Heusden naar Geertruidenberg liep, te Hedikhuizen geflopt, en die twee rivieren , de eene voorby Bommel, en de andere by de dorpen van Heusden en Altena, aan den laagften hoek  en kleefsche oudheden. 285 hoek van den Bommelerwaard, by Loevenftein na; mentlyk, gedwongen werden, om in een te lopen. By dezen burgt nu woonden eenige visfchers, welken men, om deszelfs armoede en weinig ver! mogen, Gorrekens plagt te noemen. Waaruit deze naam gefproten is, bekent kemp hem onbekend te zyn. Alleen weet men, dat het woord Gorris voorarm, eenvoudig, en ook voor flim gebruikt wordt. Daarom zegt men, eenarmonaanzienlyk mensch befchouwende: hoe gorrig ziet hy'eruit; het is een gorrigen bloed, en wat dies meer is. Om deze rede nu noemde Heer jan, vervolgt de fchry ver, deze ftad, Gorrekom, by verkorting Gorkom, doch tegenswoordig noemt men dezelve Gorrichem, fomtyds Gorrinchem, hoewel fommigen kwalyk Gornichem fchry ven. Welke nu de rechte naam zy, wordt den verftandigen lezer ter beoordeeling over gelaten, hoewel onze fchry ver zich verbeeldt, dat een der twee eerfte benamingen de ware is. Home, een Engelsch woord, betekent huis; heim, een Hoogduitsch woord, heeft dezelfde betekenis; dus zou men, volgens den Engelfchen naamrol, moeten uitfpreken of liever fchry ven Gork-hom of Gorch-hom, de Home, het huis of woonplaats van de Gorrekens, en in het Hoogduitsch Gork-heym of Gorg-heym, den heim of de woonplaats van dit zelfde volk. Met betrekking tot de naaste fteden, is Gorinchem zeer wel gelegen. Ten noord-oosten heeft zy de ft ad Hcukelom, Leerdam en Asperen, ieder omtrend anderhalve mylen van haar afgelegen; ten oosten van haar legt het kasteel Loeven/Jein, in het zuid-oosten Wondrichem, beiden ruim eene halve myl van haar. Ten zuid westen het vlek Werkendam, eertyds eene kleine ftad, doch heden, daagsch zonder muuren, leggende eene myl van Go.  V. 28Ö kabinet van nederlandsche Gorinchem. Ten noord-westen, bynatweemylen van haar legt de kleine ftad Nieuwpoort, weleer den Graaf van Egmond toebehorende. Ten noorden, omtrend anderhalve mylen van haar, legt Ameyde, weleer door den Graaf van Holland tot een onverfterflyk leen gegeven aan Jonkheer van Arkel, en met die plaats het huis Slingeland, met den gerechte der hoge en lage heerlykheden, en alle deszelfs toebehoren. Ten noord.oosten, meer dan eene en eene halve myl van haar, legt de vesting Lexmonde, welke onder diederik den zesden, Graaf van Holland, eene ftad was, en door flobis den zwarten, om de dochter van Heer arnout van Rochem, de nicht van herman van arensberge en den Heer van kuik, afgebrand werd, hetwelk aan floris het leven kostte. De vaste fteden rondsom Gorinchem, meer dan twee mylen van haar afleggende, zyn: Salt Bommel, Heusden, Geertruidenberg, Schoonhoven, Vianen, Kuilenburg en Buur en; en op vier mylen afftands rekent men Thiel, 'sHertogenbosch, Breda, Dordrecht, Gouda en Utrecht. Onder Gorinchem behoren de dorpen langs de Linge, als: Arkel, Rietveld, Kekum, Oosterwyk, Buinen, Nuland, Leerbroek, en het lage eind van Middelkoop; beneden den Zouwendyk, Hoorn, Blokland, Schelluinen; waar naderhand arend de jode, Heer van Hardinxveld, Burgvoogd op Loevenftein, de hoge gerechtigheid van Hardinxveld mede aan de ftad heeft over gegeven. Doch om tot de ftichting terug te keren, moeten wy nog aanmerken, dat Heer jan, volgens abraham kemp(*), alle de huizen van het dorp <*) Pag- 35.  en kleefsche oudheden. 287 dorp Wolf eren heeft doen afbreken, en gelast, om dezelven rondsom de hier boven gemelde plaats te ftellen, in de gedaante van eene ftad. De ftenen van de afgebrokene kerk van Wolf eren, werden gebruikt tot het maken van eene kerk, aan den zelfden toren, zynde nog hedendaagsch de grootfte kerk van Gorinchem. Doch of de toren toenmaals wel zo hoog was als nu? dan of daar nog eene verdieping opgemetzeld is ? dan of hy by de herbouwing ten eenemaal uit den grond opgemetzeid is ? dit blyft onzeker; doch het laatfte fchynt dezen fchryver het geloofwaardigst te zyn. Hy zegt, dat de toren zo hoog niet fchynt geweest te zyn, doordien het gebouw Hechts een klein kasteeltje genaamd wordt, en de toren hedendaagsch eene aanmerkelyke hoogte heeft. Dat 'er eene verdieping zoude opgezet zyn, blykt geenfints uit het werk, hetwelk van boven tot onder van eenen hogen ouderdom fchynt te zyn. Dus is het geloofwaardiger, dat het kleine kasteel naar gelang van het werk geheel of ten deele verbouwd is, gelyk de uitftekende kanteelen naar het zuiden en noorden, aan het oostelyk plat, nog eenigünts uitwyzen. Aart kemp zegt, dat de kerk gefticht is aan den toren van het kasteeltje , zodanig, dat het gedeelte achter by den toren nog de muuren van het kasteeltje zyn zouden. Deze kerk heeft drie panden en tweechoren, rondsom welken, lange jaren daarna, een nieuw werk van graauw arduinfteen werd aangelegd, doch hetwelk onvolmaakt weder is afgebroken; de toren was weleer van boven zonder kap, en eerst in het jaar 1517 is 'er eene opgezet. Heer jan deed alle de beelden, boeken, verfierfelen en andere benodigdens, uit de kerk van Wolferen naar  288 kabinet van nederlandsche naar deze nieuwe kerk te Gorinchem brengen, welke ter eere van St. Martyn en St. Vincent werd ingewyd. Hy deed de ftad alom bemuuren en verfterken met hoge dikke torens, en in het byzonder aan de westzyde tegen Holland met tien hoge torens, behalven de kleinen, en eenige anderen , welken in lateren tyd gemaakt zyn. De ftad was weleer, in den omtrek van hare muuren, omtrend 3000 pasfen of fchreden, of 336 roeden , ieder van 12 voeten; van de Burgof Dalempoort af tot aan de Kanzepoort, 800 fchreden of 160 roeden; van deHoog-arkelpoort tot aan het tolhuis by de waterpoort, en verder voorby den blaauwen toren, 1440 fchreden of 288 roeden. Binnen dien kleinen omtrekftonden vele poorten, namentlyk: de Burg- of Dalempoort in het oosten, naar de kant van Gelderland. De eerfte dezer namen is ontleend van den zogenaamden Keizerlyken Burgt, waarvan wy nader zullen fpreken; de andere naar Dalem. In het zuiden is de Hoofdpoort, dienende om door dezelve naar de ftads timmerwerf te gaan, Deblaauwe poort, tegen over de bornfteeg, dient, om naar de fchepen op de kade te gaan. De St. Christoffers-poort ftaat tegen over het gulden vlies, om aan de fchuiten op de haven te komen. Doch deze twee laatfte poorten zyn in het jaar 1573 afgebroken, en met eenen wal omfloten, makende flechts een klein klinket aan de Graaflykheids tol. Verder is hier de Wolffertspoort, eene dei- oudften, dienende, om langs het Merwe-diep naar Wolffercn en Dordrecht te gaan of te ryden; deze poort heeft ter zyde eenen wind koren molen, waarvan de molenftraat haren naam heeft; welke poort nogthans in lateren tyd vernietigd is door den Hertog willem van Beijeren, Graaf van Holland* va-  ën kleefsche oudheden. 28p vader van vrouw jacob a, welke daar ter plaat. Ie een kasteel bouwde. De kantzelary of kanzepoort ftaat in het westen, haren uitgang hebbende naar eene fchone voorftad, waarin alle foorten van ambagten en neringen gedreven worden. De hoge Arkel poort ftrekt tot eenen uitgang van den korten dyk, langs den hogen Lingen dyk naar Arkel. Jn lateren tyd heeft men ook nog eene lage Arkelpoort gebouwd. Voor het overige heeft de ftad eene tamelyk grote vierkante markt, waarop men aanblaauwe ftenen nog merktekenen ziet van het groot toneel, waarop Hertog k arel van Bourgondièngehuldigd is, en om welken de gemeente te voetentepaard by die gelegenheid eenen ronden kring trok. Ook ftaat hier het ftadhuis, hetwelk men zegt, door eenen ryken koopman, dirk van leuven genaamd, gebouwd te zyn voor zyn pakhuis; dit was nogthans te dier tyd, toen de ftad nog eerst in haren opkomst was, en zeer lang eer zv onder het gebied van Holland kwam. Onder de ftraten dezer ftad is dekrytftraatzecr aanmerkelyk; dezelve loopt achter de grote kerk naar de Wolfferts poort. Men wil dat deze ftraat dien naam gekregen heeft in het jaar 1417, toen Jonker willem van arkel daar verflagen werd. ü Gorinchem was weleer in vyf, maar is hedendaagsch in agt wyken verdeeld. De voorftad legt aan de westzyde van de ftad, waar dezelve eene haven heeft aan de rivier de Ltnge, die van een zeer goed gebruik is voorde fchepen. Deze rivier de Linge heeft haren oor. lprong in het bovenst einde der Opper-Betrnve by het tolhuis Lopik, en de ftad Heus/en, onder het gebied van Cleef; lopende verder voorby Eist IV. deel. T en  290 KABINET VAN NEDERLANDSCHE en Bemmel, door de graft, welke van Nimmegen tot Arnhem door de Betuwe gegraven is; op Emmeren, Hikesberge, Falborg, Slykoijen, Homolt, Het er en te Rade, in Dor nik, Hu mme, Heven, Wees, Hoesden, Ochten, Ifendoorn, Qchtel, Ommingen, Westroeg, Mol, Avezaat, Beneden-Buuren, en met eenen inval van Molm. de Linge, aldaar genoemd de Molengraft; verders voorby Baren Malfem, Gelder Malsfem, Tricht, Deyl en Spyk; Rund, Gellikom, Renoy, Akkoy, voorby en in Asperen, alwaar zy de Minna genaamd wordt; naar Leerdam, Heukelom, Oosterwyk, Leuven, R~ekum,Spyk, Rietveld, Arkel, Dalem, en vervolgens door en om de ftad Gorinchem in de Merwede. Deze laatfte rivier is ook een tak van den Rhyn, komende uit de Zwitzerfche gebergten, en van de Maas, welke uit Frankryk haren oorfprong ontfangt, en mede voorby deze ftad heenftroomt, waar de Linge of haven, door eene diepe kreek, in het jaar 1542 doorgegraven, invallende, voorby den Briel in de noordzee loopt. Deze ftad en geheel het land van Arkel Remden aanvangs , . met betrekking tot het kerkelyke, onder den Bisfchop van Utrecht, onder voorwaarde, dat de verkiezing der geestelyke perfonen den Heer van Arkel, en de bevestiging aan den Bisfchop van Utrecht zou toekomen. Sommige Bisfchoppen, welken nu en dan uit hetfticht van Utrecht verdreven zyn, hebben hier hunne woonplaats gehouden, en hunnen dienst verricht. Aanvangs toen de ftad gebouwdis, werd in het bemuuren van dezelve eene kapel gefticht, by of onder de Kanfepoort; dezelve diende ter Godsdienst-oeffening voor die genen, welken van huis reisden, te velde gingen, of van daar terugkwamen; zy was voorzien met zekere renten tot haar en-  en kleefschè oudheden. 2Qt onderhoud, en in het jaar 1572 werd in deze kapel de handeling met den hoofdman marinus brandt gefloten. Aan de westzyde, -bezyden de lage Arkel poort, was ook een kapelletje met renten voorzien. Aanmerkelyk is het, dat hier van tyd tot tyd drie voortreffelyke burgten geftaan hebben. Heer jan de elfde bouwde tegen het oosten, buiten Gorinchem, eene Keizerlyke burgt. gelyk dezelve genoemd werd, uit hoofde van deszelfs ongemeene trotschheid en pracht; waaruit men dan op de buitengewone hofhouding van de Heren van Arkei kan befluiten. Voorgemelde Heer jan deed ten dien einde den Koninglyken burgt tot Arkel üf breken; hoewel niet op eenmaal in zyn geheel, maar ftuksgewyze, zodat dezelve nog langen tyd daarna kon bewoond worden. Alle de ftenen, balken en andere bouwfloffen, welken hy van daar deed halen, werden wederom tot het nieuwe kasteel gebruikt; waarop hy en zyne nakomelin* gen bleven wonen. Men zegt, dat 'er in geheel Duitschland n\Qt een eenige burgt was, welke aan deze kon evenaren ; dus pronkte deze kleine ftad met een gadeloos en trotsch gebouw, hetwelk tot eene paerel aan de kroon van Gorinchem verftrekte. Dit aanzien, lyk hof of kasteel, had in deszelfs omtrek zeven onverwinnelyke torens, met eene zeer hoge, Jan. ge en ruime zaal, als mede eene zeer fchone kapel, met ongemeene kostelykheden verfierd; in deze kapel waren de Heren, vrouwen en kinderen van den huize van Arkel gewoon, om hunnen Godsdienst te verrichten. Het middelfte hof had vier grote zware torens, en beide deze hoven waren ieder met eene grote en brede gracht omgeven. Het benedenst hof had rondsom eenen T 2. gro-  202 KABINET VAN NEDERLANDSCHE groten, dikken en hogen ringmuur, rondsom met vele fterke torens omgeven, benevens eene grote voorpoort. In het midden van dit benedenst hof ftond eene fchone en ruime kerk met een choor, in hetwelk de amptenaars en bedienden van den Heer van Arkel dagelyksch den Godsdienst hoorden. De burgt was niet minder van fchone lusthoven en boomgaarden voorzien , en langs de fteeg of Dalemiche weg was hy beplant met hoge opgaande bomen. In 't kort, alles by elkander genomen, was dit een werk, hetwelk de oogen van alle voorbygangersmet verwondering tot zich trok, en al ftaroogende gevestigd hield. Gorinchem behoorde onder hare eigene Heren tot in den aanvang der vyftiende eeuw, als wanneer zy onder Holland is gekomen. Van deze Heren leest men op eene grote tafel, in de kerk der ftad, de volgende graffchriften met grote letteren (*): „ yohan van Arkel de negenfie Heer, „ Wilt dit volgende d'Chronyken Onthouwen r „ Heeft Anno 1212. tot 'sLands eer, „ De Stad Gorcom, en deze Kerke doen louwen. „ Tombe en Sepulture des Heer Johannes de X. „ Heer van Arckel, genoemdt de Stcrcke, omdat „ hy, flaande zyn hand om een balk, een paart „ met zyn dyen van der aarden ophief, dat het „ luyde kreyte vanpyne, fterf Anno XIIc- LXX. „ den 15. Mey, ende leyt alhier begraven, met „ zyn Huysvrouw Bartha, een Dogter des Ede„ len Grave van Ochften en van der Betue. „ Item, (*) Colleüio monument: Belgii Foeder: pag. 233 tot 235.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 293 „ Item, leyt alhier nog begraven Johanzynen „ Soon, den XI. Heer van Arkel, de wekk „ voor de Inwoonders van Gomichum, ende den „ Lande van Arkel, door zyn groote vroomig„ heid, van Hertog Jan van Braband de eerfte „ van die naam, verworven heeft veelefchoone „ Privilegiën, ende werd verflagen by Alkmaar, 3, A°. XIIc XCVII. den 26 dag van Maart. ,, Johan, zynen Soon, de XII. Heer van Ar3, kei, werd in zyn tyd Prince gemaakt van den 3, Tournoy der Ridderen tot Keiden, fterï A°. „ XIIIc XXIIII. op den Kars. nacht, ten twaalf „ ende leyt hier begraven, met zyn Huysvrouw j» Ermgaart van Foor en, de welk ftcrf A°. XIIIC« „ VIII. den 25 February. Nog leid alhier begraven Johan den XIIL „ Heer van Arkel, die tot eender Vrouw had „ Ermgaart, des Grave Otten dogter van Cleeve, „ daar hy veel Kinderen by wanne; namelyck „ zeven Soonen, en twee dogteren, diehyyder „ by zyn leven haar Goederen ordineerden, ende fterf A°. XIIIc. LV. op den 23 February. „ Otto zyn Soon, den XIIII. Heer van Arkel, „ had tot eener Vrouw Elizabet Thybaute, dogter s, des Hartogs van Bayra ende Cortryck; Hy gaf 3, die Stede van Gorinchem haar Privilegiën en „ Hantveften. ende ftigte aldaar een Canonifie, „ ende ftcrf A°. XIIIc XCVI. den 26 Maart, „ ende leyt mede hier begraven in zyn voorou! „ ders Tombe. „ Joncker Willem van Arckel, een Soons-Soon „ van Heer Otto voornoemt, werd binnen Go,, rinchem verflagen, in deKreytfteeg. A9.14,7 „ den eerften December ende leyt alhier mede' begraven, in zyn voorouders gracht, ende Tombe. T 3 De-  SP4 kabinet van nederlandsche Deze graffchriften zyn vervaardigd door a. kemp, en op een tafereel boven de verhevene tombe der Heren van Arkel geplaatst, toen de gebeenten dezer Heren in het jaar 1604 te Gorinchem zyn opgegraven, en in de kerk in gemelde tombe gelegd; gelyk de infchriften nog hedendaagsch daarvan gelezen worden (*). Hoedanig de Heren van Arkel de ftad Gorinchem eindelyk hebben moeten afftaan, zullen wy thans kortelyk onderzoeken. Jan, de laatfte Heer van Arkel, was ontfanger van Holland, doch weigerde aan Hertog albrecht van Beijeren, als Graaf van Holland, rekening te doen. Deze daarover gebelgd, nam de vaste goederen van den Heer van At-kel in beflag, dezelven verbeurd verklarende. Hier uit rees een zware oorlog in het jaar 1403 , doordien de Heer van Arkel de dwaasheid beging van den oorlog te verklaren aan willem, zoon van Hertog albert; waardoor Gorinchem overmeesterd werd; hoewel de Hertog door bemiddeling zich eindelyk bewegen liet, om met den Heer van Arkel weder te verzoenen. Doch in het jaar 1408. ten tyde van Graaf willem, zoon van albert, ontftond 'er een nieuwe oorlog met den Heer van Arkel, waardoor Gorinchem in het jaar 1412 in handen kwam van Graaf willem, en federt dien tyd een lid van Holland gebleven is. De Graaf fteldc zelfs alles in het werk, om de voorgaande grootheid van het huis van Arkel uit te roeijen , en viel op den ongemeenen burgt aan, nadat dezelve meer dan 180 jaren geftaan , en op fommige plaatfen muuren had van zes-en-dertig voe- (*) Abraham kemp, Befchryving van Cormcliem , pag. 32 en 33.  en kleefsche oudhepen. 295 voeten dikte. Hy deed de fundamenten ondergraven , de torens, muuren en het overig bouwgevaarten met zware balken en blokken onderfchoren, vervolgens deed hy een hevig vuur daaronder ontfteken, waardoor niet alleen de balken verbrandden , maar ook de muuren, zalen. kapellen en torens, en al het verder getimmerte van dit prachtig kasteel door de vlammen vernield werden, en in de grachten neder ploften. De burgt dus vernield zynde, deed de Hertog, om zyn eigen gebied te vereeuwigen, een nieuw kasteel aan de Merwede bouwen. Doch dit kasteel fchynt mede naauwlyks 50 jaren geftaan te hebben, doordien de Hertog kar el de Stoute, in den jare 1461, een derde kasteel, meer buitenwaards dan het voorgaande, deed bouwen; hetwelk in den jare 1578 verwoest, en vervolgens tot den grond toe is afgebroken. Weinige jaren te voren, namentlyk in het jaar 1572, toen de geuzen, onder aanvoering van den Prins van Oranje, de Hollandfche fteden op hunne zyde kregen, werden zy, op den 26 juny van het voorgemelde jaar, ook meester van Gorinchem (*). De kapitein marinus brandt, welke met de zynen daar binnen trok, rukte terftond naar de markt, alwaar hy met het luiden der klok de burgery byeen vergaderde, en hun voorfloeg, om aan den Koning en den Prins van Oranje, als deszelfs Stedehouder, getrouwheid te zweren, en in tegendeel den Hertog van Alvaen \ alle deszelfs aanhangers af te zweren, en te helpen verdry ven; dit gebeurde, en na den gcdanen eed wedergalmde alles van vive les Gueux of lang Ie- (*) P. bok, Oorfprong rter Nederl. beroerten, A*. 15-2. T4  £p6 kabinet van nederlandsche leven de Geufen. De geestelykheid, priesters en monnikken, benevens veleRoomschgezin.deburgers, waren op het kasteel geweken, doch wer• den daar zo hevig befprongen, dat zv zich den 27 van die zelfde maand, op genade en ongenade moesten overgeven. Toen zy het kasteel in hun geweld hadden , namen zy den Drosfaard gaspar turk, benevens zyne huisvrouw en dochter, en allen die in het kasteel waren, gevangen; doch de burgers werden de een na den anderen ontflagen en gerantfoeneerd , behalven eenen dirk bommer en aarnoud de koning, welken zy op de markt deden ophangen. De Roomfche geestelykheid ondertusfchen, en in het byzondcr de minderbroeders , werden zeer onbarmhartig door hun behandeld, en op den 5 july in den avond naar den Briel overgebragt door johan omal, Commisfaris van den Gravers der Mark, alwaar zy, na veelvuldige mishandelingen , tusfchen den 7 en 9 dier maand, werden opgehangen, behalven een of twee, welken den Paus en het Roomsch geloof afzwoeren , en daardoor hun leven behielden. Dit alles gefchiedde tegen het uitdrukkelyk bevel van den Prins van Oranje, welke aan alle de officieren in de fteden van Holland bevel gezonden had, om gene gees. telyke perfonen te mishandelen, maar dezelven integendeel, gelyk allen anderen lieden, hunne vryheid en goederen te helpen befchermen; dus zyn deze mishandelingen alleen toe te fchryven aan het buitenfporig gedrag van den Graaf van. der Mark, over hetwelk de Prins in lateren tyd zyn misnoegen in den volften zin te kennen heeft gegeven, door den Graaf te doen vatten ; en men moet deswegens den Gereformeerden dus dit wangedrag niet verwyten, gelyk willemestius en  en kleefsche oudheden. 297 en Hendrik sedulius, in hunnegefchiedenis der Martelaren van Gorkum, of gelyk cornelis tielemans (*) dl pieter opmeer (f) met grote bitterheid gedaan hebben. In het volgend jaar, toen die van Gorinchem boducht werden, dat de Spaanschgezinden, op de grenzen] van Braband leggende, hen mogten overvallen, braken zy hunne voorlieden af, zonder die van de kanze poort te verfchonen, waar het gasthuis der Leprozen en wel 60 ftenen woningen ftonden; zy verfterkten hunne wallen, maakten hunne graften breder, en ftaken Woudrichemm den brand, om den vyand in die plaats niet te doen nestelen (§). In het jaar 167 2 poogden de Franfchen meer dan eenmaal van Gorinchem meester te worden, doch door het goed beleid van den Veldmarfchalk wirtz werden zy telkens daarin verhinderd en gefluit. Gorinchem heeft meermalen zeer veel geleden door overftromingen, veroorzaakt door het doorbreken der rivier dyken. De overftroming van het jaar 1740, en de laatfte in het jaar 1785, hebben zeer veel nadeels toegebragt aan de bezit, tingen der burgery en aan de vesting. In de gefchiedenis der algemeene onlusten, welke ons vaderland overvielen in de jaren van 1781 tot 1787, en ons thans weder overvallen, heeft Gorinchem rykelyk moeten deelen. Wy flaan met ftilzwygen de kleine gebeurtenisfen over, aldaar van tyd tot tyd voorgevallen, en houden ons (*) Leven der Heiligen van Se. Franoi'cus orden, pae. 22S tot 25r. e 6 0 (]) Roomsch Martelaars boek, twede deel, pag. 32tot50". ($) Hooft, Nederlandfche Historie, pag. 296. T5  298 kabinet van nederlandsche ons alleen een oogenblik bezig met het geval en de gevolgen daarvan, hetwelk by het inrukken van de troepen van den Koning f redrik wilhelm gebeurde. Reeds waren verfcheidene Hollandfche fteden by capitulatie aan dien groten monarch over gegaan , en reeds door zyne zegepralende legers bezet. Op den 13 feptember van het jaar 1787 ontfing men in Gorinchem de tyding., dat 'er Pruisfisch krygsvolk op Staten bodem in Gelder//W'gekomen was, en eene colonne van hetzelve op ; de ftad in aanmarsch was. Deze tyding maakte een verfchillenden indruk op de gemoederen der burgers en ingezetenen. Sommigen pakten hunne goederen; anderen Jachten met die geruchten, en hieldendezeJvenvooronmogelyk; doch het, duurde niet lang, of men werd maar al te nadrukkelyk van de waarheid overtuigd. Des nachts, tusfchen den 16 en 17 feptember, was 'er reeds een detachement Pruisfifche troepen tot digt voor de ftad geweest, om kondfehap te nemen , zonder dat men zulks gemerkt had. Des morgens daaraan volgende kwam een Pruisfisch officier met eenen brief, waarby het manifest van den Hertog van Brumwyk gevoegd was, de ftad opëisfchen. Daarby werd niet langer dan een uur tyds gegeven om zich te beraden. Doch men gaf geen antwoord, waarom de kapitein andermaal naar de ftad gezonden werd met eenen trompetter, met het verzoek, om de troepen te laten binnen trekken. Een burger, geen kennis van krygszaken hebbende, en daar op fchildwacht ftaande, niet wetende dat het ongeoorloofd was om op eenen trompetter vuur te geven , zag en den eenen en den anderen aan voor vyanden, en brandde op hen los, waarna beide de zendelingen terug trokken,  en kleefsche oudheden. 299 ken, en het kanon terftond gehoord werd. Ten half zeven uuren waren 'er reeds 40 fchoten met gloeijende kogels uit haubitfers gedaan, en eenige grcnaden geworpen, waardoor vele daken befchadigd, een molen en een huis in den brand gefcho. ten, en beiden tot den grond toe afgebrand waren. Zeven of agt kleine huisjes, daaromtrend ftaande, ondergingen het zelfde lot. Terftond daarop werd de witte vlag opgeftoken, de Majoor van de plaats kwam op de wallen, en gaf een dubbelzinnig antwoord, maar de Gouverneur van der c apellen, in perfoon op de wallen komende, gaf de ftad en de gehele bezetting krygsgevangen over; doch velen van het vrycorps en het regiment van sternbach openden de poort aan het ander einde van de ftad, en namen, terwyl men aan het eene einde in onderhandeling was met de Pruisfen, de vlucht naar Dordrecht en elders. De Pruisfen merkten dit aan als eene fchending der capitulatie, zonden den vluchtenden eenige hufaren achter na, welken dan ook fommigen weder terug bragten; de boeren ondertusfchen, nog onlangs door de patriotten ontwapend, namen nu wraak, en vielen op de vluchtelingen met vlegels, hooivorken en ftokken aan, waardoor eenigen dezer ongelukkigen gedood , en velen gewond werden. JNog voor agt uuren in den morgen woei reeds de oranje vlag van den toren, en alom uit de huizen zag men dezelve golven, toen de overwinnaars binnen de muuren trokken. Doch naauwlyks waren zy binnen de ftad gekomen, of 'er werd een vreesfelyk toneel van verwoesting aangericht, door de ftad aan de plundering ten prooi te geven, juist als ware zy ftormenderhand ingenomen; het fchieten op den trom-  300 KABINET VAN NEDERLANDSCHE trompetter door eenen dommen burger , bet vluchten der bezetting, hetwelk door de Pruisfen aangezien werd als eene verbreking der capitulatie, dit alles had de gemoederen zodanig verbitterd, dat zy de handen aan de bezittingen der burgery floegen. Of het Oranje gezind gemeen daaraan deel gehad heeft, kan men niet met zekerheid zeggen; maar, ö mogt Nederland een voorbeeld nemen aan de befchaafder Prinsgezinde burgers en ingezetenen van Gorinchem op dien vreesfelyken dag! tot hunnen eeuwigen roem verhaalt men , dat zy als edelmoedige menfchen, de verfchrikte patriotten , welken zich verborgen hadden, opzochten, en naar hunne woningen geleidden, om hen te befchermen; dat zy alles aanwendden tot eene algemeene en fpoedige herftelling van broederliefde en eendracht; dat meer dan 500 burgers der beide partyen op de markt by eikanderen vergaderden , zich de hand van onafgebroken vriendfchap toereikten, en dat de voornaamfte hoofden der partyen het eerfte teken daartoe gaven, belovende niemand iets te zullen verwyten , alles met het kleed van vriendfehap en broederliefde te zullen bedekken, en door daden te tonen, dat de een belang ftelde in het leven en in de bezittingen van den anderen, ö Wanneer geheel Nederland die voortreffelyke voetftappen gevolgd had; wanneer de patriot aan zynen kant meer bedaard, minderdoldriftig, en zonder verbittering tegen zy nen broeder gewerkt had; wanneer de tempelen wedergalmd hadden van de menschlievende vermaningen van zagtzinnige en vredezoekende herders, die de balzemende lesfen van het Euangelium tot verdraagzaamheid en broederlyke liefde aan hunne gemeente hadden voorgepredikt, hoe vele zuchten zouden voorgekomen, hoe vele tranen gedroogd, hoe  en kleefsche oudheden. 301 hoe veel bloeds zoude 'er niet gefpaard zyn! God geve, dat Nederland eenmaal weder gelyk weleer moge befeffen, dat eendragt alleen magt maakt, en alles wat in hare gewesten leeft, brave patriotten mogen worden! Doch laat ons den draad onzer gefchiedenis hervatten. De Gouverneur van der capellen verzocht, door eenen brief aan den Hertog van Brunswyk, om, op zyn woord van eer, naar zyne echtgenote en kinderen te mogen vertrekken, doch dit werd hem geweigerd, en hy integendeel, benevens andere krygsgevangenen, naar Wezel gevoerd. Op zyne reize derwaards, moest hy veel fmaads te Nimmegen uitftaan van gemeen volk en foldaten, die zodanig op hem verbitterd waren , dat men zeer vele moeite had om hen van buitenfporigheden en geweld tegen hem te wederhouden. De Hertog kwam in perfoon van Asperen in de ftad; ontfing van de Regeering en een groot gedeelte der burgery de opwachtingen en verzekeringen van achting, en werd van het Prinsgezind gemeen met een geroep van Oranje loven, en zie daar onzen Verlos/er! begroet entoegejuichd. Terwyl de Hertog de wallen en vestingwerken ging bezichtigen, kwam de Pruisfifche kapitein hirschfeldt met 50 gevangen foldaten binnen, welken hy op den Arkelfchen dyk gevangen genomen had. Deze allen werden met de andere krygsgevangenen, welken in de ftad gebleven waren, gelyk ook van andere plaatfen, benevens de burgers die in de wapenen gevonden werden, onder een fterk geleide naar Wezel gevoerd. Op dien zelfden dag, den 17 feptember nament-  302 kabinet van nederlandsche mentlyk, vergaderde de vroedfchap, waarin de oude en afgezette Raden herfteld werden, en aan de nieuwen van wegen de eerftenaangezegd, zich van alle verrichtingen als Raden te onthouden, hetwelk dan ook in allen deele naargekomen werd. In deze vergadering werd, op verzoek der voornaamfte burgers, welken op de markt vergaderd geweest en met elkanderèn verzoend waren, befloten , om de Heren gedeputeerden ter dagvaard te gelasten, om ter vergadering der Staten voor te dragen, zyne Hoogheid als Stadhouder te magtigen, om, tot welzyn van den lande, en den weg tot nieuwe kabalen en ondermyningen van alle wettig gezag eens vooral af te fnyden, de regeeringen, daar het nodig was, te veranderen, en den Gecommitteerden Raad n a n n e s en den Penh* jnaris byleveld uit 'sHoee terug te roe. pen (*). b 6 Op deze wyze liepen de zaken toenmaals in Gorinchem af; doch, in ftede, dat fints dien tyd beide de partyen meer en meer met eikanderen zouden yereenigd geworden zyn, blyven de verdeeldheden in onze gewesten, hoewel meer heimelykdan wel opentlyk, aanhouden. Gorinchem, dat m de vorige onlusten van ons land zo veel deel gehad beeft, was weder onlangs een voornaam toneel, waarop de oogen onzer republiek reeds 'gevestigd waren. Want in february van dit jaar 1793, had de Franfche republiek, na den oorlog aan den Stadhouder verklaard, en zich reeds meester gemaakt hebbende van Breda, Geertrmdenherg, de Klundert en andere kleine plaatfen, de ftad Gorinchem, welke zeer verfterkt is, maar ook door het om verre werpen van lusthuizen en op- gaan- (») Nederl^indfche Jaarboeken, fept. 1787, pag.4800a4806.  EN KLEEFSCHE OÜttHEDEN. 3ö» V 3  3IO kabinet van nederlandsche zard,vritzerd of 0livier , a d elaarD en reynoud wordt afgeleid. Doch alle deze verhalen verdienen veeleer den naam van fprookjes, en flaan op eenen zo wankelbaren grond, dat zy geen het allerminst geloof waardig zyn; waarom wy by dezelven niet zullen blyven ftilftaan. Wie genegen is, om daarvan breedvoerig iets te lezen, kan het werk van abr: kemp(*) daarover nazien; daarin zal de lezer zeer vele zeldzame en ongelooflyke bedryven der oude Heren van Arkel aantreffen, welken met de grote daden in de gewaande gefchiedenisfen der vier Heemskinderen, van den Ridder met de Zwaan, of diergelyke fraaie ftukken meer, veel overeenkomst hebben. Zo onzeker nu de afkomst der Heren van Arkel is, even zo onzeker is ook de flichting van het oude kerkje te Arkel, waarvan rademaker ons eene afbeelding heeft nagelaten in de ióofle plaat, alwaar het zich vertoont, gelyk het was aan den kant van het doodsbeenderen huisje, in het jaar 1631. Abr: kemp verhaalt ons (f), dat dagobert, zoon van den beroemden lotharius, in het jaar 641, benevens pepyn van herstal, Hertog van Braband, zynen veld-overflen, om de baldadigheid der Friezen te fluiten, met eene llerke magt tegen het flot Wiltenburg, thans Utrecht, aantrok, en hetzelve overmeesterde. Jan van arkel, by dezen krygstocht tegenwoordig, was daarin bevelhebber over eenige benden, en de overwinning hebbende helpen bevechten, zwol hy van moed, doordien hy de gunst van den Koning had gewonnen; deze gaf hem (*) Leven der Heren van Arkel, bladz. 1—3. (t) Ibid> bl. 4.  en kleefsche oudheden. $iï hem ter beloning, de landen over de Lek met brief en zegel, met al hun toebehoren, in vryen eigendom. Heer jan, ziende dat het aan hem gefchonken land vol was van bosfchen en wilder, nisfen, en veel meer door wilde zwynen, en ander wild gedierte, dan doo r menfchen bewoond werd, was aanvangs zeer verbaasd over dit gezicht; doch befloot daarby terftond, om al dit ongedierte te bevechten, dood te flaan, te vangen of te verjagen. Hy hieuw bomen en ftruiken neder, deed de wegen flechten, zuiverde de paden, baande de toegangen van de eene naar de andere plaats, voornamentlyk rondsom Arkel, aan de aangename rivier de Linge gelegen, welke plaats hy tot eene hoofdplaats maakte, en het gehele land daarnaar noemde. Toen te recht denkende om de beöeflèning van den Godsdienst, ftichtte hy aldaar eene kerk, aan die plaats, gelyk men voorgeeft, waarvan wytegenswoordigfpreken. Doch nadat hy eenige andere plaatfen aan de Lek gefticht had, zouden de wilde Friefen , Deenen en Noormannen den burgt van Utrecht niet alleen veroverd , maar ook geheel het land door geftroopt, alle de kerken in het land van Arkel verbrand, en deszelfs onderhorigen verflagen hebben, waardoor Heer jan dan genoodzaakt ware geworden, om dit gewest weder te verlaten, en naar Frankryk de vlucht te nemen. Kemp(*) verhaalt verder, dat jan, twede Heer van Arkel, op eene zeldzame wyze wederom te Arkel gekomen zynde, onder andere verbeteringen , ook de kerk van Arkel in het jaar 694 wederom heeft doen herbouwen, welke dan, ingevolge de gewoonten van dien tyd, door den En- (*) Leven der Heren van Arkel, bladz. < en 6. v4  312 kabinet van nederlands c h e Engelfchen Bisfchop swibert, eenen mede. werker van den Heiligenwillebrordus, ter eere van de maagd Maria werd ingewyd. De geleerde h. van heuss en '(*) tekent aan, dat het een gemeenzaam zeggen onder de ingezetenen van Arkel is, dat swibertus, de apostel dezer landen, tot Arkeleeneparochiekerk gefticht en ingewyd heeft. Waarop defchrandere van rhyn dan ook heeft aangemerkt, dat het veel geloofwaardiger is, dat swibertus deze kerk zou gefticht en ingewyd hebben, dan dat dezelve ten zynen tyde fjechts herbouwd en in het jaar 641 reeds zou gefticht geweest zyn. Deze kerk , welke van vroege tyden af als eene parochiekerk bekend ftond, zal toenmaals buiten twyffel van meerder aanzien geweest zyn a!s in lateren tyd of hedendaagsch. Het ampt van pastoor werd eertyds door de Heren van Arkel begeven , maar het inwyden tot de gemeente, was het werk van den Proobst van Arnhem en Utrecht. Men vindt, dat deze kerk in het jaar 1514 zeven morgen lands bezat, zonder dat zy nogthans een eenig huis had. Wanneer de pastoor van Arkel in der tyd in zyne eigene parochie zyn verblyf hield, genoot hy een jaarlyksch inkomen van 50 goudguldens , doch buiten de parochie wonende, was zyne wedde niet meer dan drie ponden; het ampt van koster had mede een zeer gerin'c inkomen. ö In de kerk van Arkel ftond onder andéren weleer een altaar, hetwelk aan het heilig kruis was toegewyd; en aan hetzelve was mede een vicariaat of kapellany gefticht; waarvan de begeving aan den Heer in der tyd ftond, ten blyke dat hst uit. O) Qudhalen, twede deel, bladz. 34S.  en kleefsche oudheden. 313 uit deszelfs voorzaten af komftig was. De vicaris van dit gefticht was gehouden, alle twee weken drie misfen te lezen, namentlyk, de eerfte weck twee, en de twede week eene. Volgens den meergemelden h. van heussen, werd Arkel in de oude brieven Arclo genaamd, en behoorde weleer onder het Graaffchap van Teysterband', hoewel het een eigendom was van het hoog-edel geflacht van van Arkel. De ftam van van Arkel uitgeftorven zynde, kwam het in lateren tyd aan de Heren van Egmond, hoewel de naam .van Arkel nog overig gebleven is aan het vervallen muurwerk van een oud kasteel, gelegen 2000 fchreden boven de ftad Gorinchem. H. van rhyn, de verdichte afkomst der Heren van Arkel, die wy zo even voor een gedeelte hier hebben aangeroerd, te recht verwerpende , brengt de gevoelens by van den Gelderfchen Gefchiedfchryver pontanus, welken den geflachtboom dezer Heren op de volgende wyze befchryft:. „ Heyman, een Perfoon van Adel, en een „ Oorlogsman, uit Pannonien, in Hollandaange,, komen, heeft om zyne dapperheid het bewind „ over een gedeelte van Vriesland bekomen; en „ eindelyk is hem het Land van Arkel, daar van „ Gorkom de Hooftftad is, en te gelyk Leerdam, „ gefchonken, door den Hollandtfchen Graaf Die„ derik de tweede. Tegenwoordig ftaat daar ter. „ plaatze een Kafteel, 't welke Erkel of Arkel „ genoemt werdt; waar van het Land van Arkel „ zynen Haam gekregen heeft. De Oudheid. „ kenners meenen, dat hier omtrent oudstyds „ een plaats geftaan heeft, met naame Caftra Herculis, of de Legerplaats van Hercules; welj, ke plaats, als niet verre van Nimwegen gelegen, V 5 „ ook  314 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ ook vermeld werd in de Reys.kaart van Peufiu,, gerus; en dat de naam van het tegenwoordige „ Erkel of Arkel uit dien naam (van Hercules,} „ is gefmeet. Dan beweeren zy nog , dat de ,, voornoemde Heyman de Kerk van Hercules, ,, dewelke daar te vooren geftaan zoude hebben, „ verandert heeft in een Kerk van de allerheiligfte „ Maaget; en dat hy 'er dit Kafteel Arkel byge3, voegt, en 't zelve tot een woonplaats voor zig „ zeiven en voor zyne Nazaten gekoozen heeft. „ Zyne Soonen zyn geweeft Poppo, die, zyn „ Vaders Nazaat zynde, het Kafteel Arkel ver- groot heeft; en Dodo, die dat gedeelte, daar ,, Leerdam nu ftaat, met het grootfte gedeelte 3, van 't Land van Arkel bekomen heeft, &c." Ondertusfchen fchynen deze ftelfels ook alleen op niets, dan op goede gisfingen gegrond te zyn. „ Volgens de Kronyk van Egmond (*), zouden 5, de Edele Heeren van Arkel, van Egmondt, en van Wajjenaar een groot deel van Holland gere3, geert hebben, met grooter eeren, by na hon. „ dert Jaaren eêr Graaf Diederik d'eerfte Graaf ,, van Holland, in Holland is gekomen." Hy verhaalt ook (f): „ Dat ten ty do van Wolle&rant. de derde Heere van Egmond, tuffchen dezen Heere van Egmond „ en de Heeren van Arkel en van Wajjenaar een 3, groote tweedragt wasgereezen; dewelke op de„ ze wyze wierd beflist: De Heere van Egmond „ gaf aan den Heere van Arkel zyne Dogter Tecla; en de andere, O/z'ögenoemt, welkefchoonder ,, was, aan den Heere van Wajjenaar. Waar op „ zy Holland in drie deelen hadden verdeelt; daar van de Heere van Egmond kreeg de Noord-zyde van O Pag- <5. (t) Pag. 13.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 3T5 „ van Holland, van Haarlem tot Vriesland toe; „ daar nu zeven Steeden in zyn, behalven de „ Dorpen. De Heere van Arkel kreeg de Ooft. zyde tot Utrecht toe. En de Heere van Wajje,, naar de Zuyd-zyde tot Dordrecht toe. En op „ deze wyze zouden zy Holland een geruimen tyd „ in vreede bezeeten hebben. DogCarel'deKaa~ „ le, Keyzer en Koning van Frankryk dit hoo„ rende, was daar over zeer verftoort, en gaf „ het Graaffchap van Holland, Zeeland, en de „ Heerlykheid van Vriesland aan Diederik, een „ Edelman uit den Huyze van Aquitankn. Ver„ volgens kwam de Keyzer met dezen Diederik „ en een groote krygsmagt herwaards, en zy „ veroverden Zeeland. Vervolgens ook in HoU „ land komende, is de Graaf van Egmond met „ zyne twee Zoonen en Schoon-zoons, Arkelen „ Wajjenaar, en derzelver krygsmagt tegens haar „ te veld getrokken; dog zy wierden door de „ overmagt haarer Vyanden verflagen; in welk „ gevegt ook onder anderen de Heeren van Arkel „ en van Wajjenaar fneuvelden; en Heer Wolbrandt ,, nam de Vlugt naar Egmondt; terwyl Dirk van „ Aquitanien geheel Holland, (behalven Egmond j) „ vermeefterde. Kort daar na kreeg Heer Wollebrand van Otho, „ Hertog van Saxen, welke zyn Swaagcrwas, „ een onderftand van 3000 Man; met welker „ magt hy Graaf Dirk 864. aantaftede, floeg, „ en uit den Lande dreef. Deze naar den Keyzer „ vlugtende, kwam de Keyzer met Graaf Dirk „ herwaards, en bemiddelde eindelyk een vrien„ delyk verdrag tuffchen Graaf Dirk en Heer „ Wollebrand, daar by Graaf Dirk geheel Holland „ en Wejlvriejland wierd opgedragen; behalven s, dat Heer Wollebrand zoude behouden Egmond „ en  316 kabinet van nederlandsche " jF, en de tien naafte Dorpen; de Soon van den „ Heere van Arkel, alleen het Land van Arkel, „ en de Soon van den Heere van Waffenaar het „ Dorp dezes naams, en de Stad Leiden, &c." Op deze wyze wordt dit in de gemelde kronyk gelezen, doch wanneer men alles by het licht beziet, kunnen die ftelfels den toets niet doorftaan; hoewel het hier onzen taak niet is, om dit alles nader te onderzoeken. Ingevolge het voorbeeld van verfcheiden grote Heren van hunnen tyd , hebben velen der Heren van Arkel eenen tocht gedaan naar het heilige land, en drie hunner, zyn, volgens het getuignis vanH. van rhyn, aldaar, of op de reize derwaards, overleden; namentlyk: jan, by a. kem p de vierde genaamd, in het jaar 1034 of I035 ( )i Jan de zesde, in het jaar 1112 0f 1117 wiens lichaam gebalzemd naar Arkel gevoerd, en in de kerk aldaar begraven is, nadat hy Godfried van bouillon het heilige land had helpen veroveren; en eindelyk jan de agtfoW, m het jaar n 40, doch het fchynt onzeker , waar deze laatfte overleden is. Velen der Heren en Vrouwen van Arkel voor. namentlyk de oudften, leggen in het choor der kerk te Arkel begraven. H. vanheussen zegt, dat j a n de twaalfde, zoon van otto, en XlVde Heer van Arkel wiens goederen door Graaf albe kt van Holland werden in beflag genomen, zyne heerlykheid van Arkel heeft opgedragen aan den Abt van Marien* waard, onder voorwaarde, dat hy deze heerlyk. heid wederom van hem ter leen zoude ontfangen Hoe-* 2* £..rE"?' bIadz' *7- CD Ibid. bladz. 19. (.$) ibid. bladz. 44.  en kleefsche oudheden. 317 Hoedanig de heerfchappy van het huis van Arkel met dezen Heer, welke door a kemp, jan^s zestiende genaamd wordt, een einde genomen heeft, verhaalt de laatstgenoemde .fchryver in de volgende dichtregels (*): Sestiendi maal is 't Jan, die Arkels Heerfchappy, Bezie met groote macht, maar 't eynd is nu naby: Dit is den leflen Heer , doe moefl zich Arkel buygen, En uyt ons Hollands borjl bevel en Wetten zuygen: Hoe hooger in geluk, hoe naarder aan den val, D'opjleigering van Jan genoeg betuigen zal. Hy, diefoo machtig was, verf boven de voorgaande, Die Giüik, Gelderland tot erffeniff' was Jlaande: Stêhouder zeiver was van Hertog Aalbrechts Land, Die valt, en Arkels eer voor hem duikt onder 't zand. Volgens het quohier der verponding van den jare 1631, ftaan Arkel en Rietveld te famen gequotifeerd voor 14 huizen, 128morgen, en400 roeden lands, betalende daarvoor jaarlyksch eene fomma van 2635 guldens, 4 Huivers, 5 penningen; of volgens eene andere copy, 10 guldenminder ; doch in de lyst der verponding van het' jaar 1732, zyn de huizen tot 61 vermeerderd, waarvan 'er 48 onder Arkel en 13 onder Rietveld behoren. De kerk van Arkel is, ten opzichte van het kerkelyke, ook met Rietveld vereenigd, en behoort, federt de hervorming, onder den eerften ring der ciasfis van Gorinchem, en deze twee gemeentens worden, wegens derzelver weinige leden, door eenen predikant bediend. De eerfte, welke hier den dienst heeft waargenomen, was henricusspudeus, die in het jaar 158906- roe- (*) A. kemp, bladz. 138.  3l8 KABINET VAN NEDERLANDSCHE roepen werd, maar in het jaar 1619 afftand vari den predikdienst doen moest. Het hoge rechtsgebied van den lande van Arkel, waaronder behoren de dorpen Arkel, Rietveld, Kedichem, Oosterwyk, Leerbroek, Reyerskoop, Middelkoop , Nieuwland, Hornaar, het hoog Blokland en Schellumen, wordt geoeffend door eenen droslaard, thans francois cornelis, Baron van Aars/en, Heer van Spyk, Sommelsdyk en Plaat; Bailluw van Hardinxveld enz. De Drosfaard fpant met Schepenen der ftad Gorinchem de vierfchaar van het land van Arkel. De ambagtsheerlykheden onder Arkel behoren aan voornoemde ftad, welke over iedere derzclven eenen byzonderen Schout aanftclt, die met dezelfde Schepenen te recht zit over burgerlyke zaken. Het beftier der dyken, of het Dykgraaf- en Hoogheemraadfchap in het land van Arkel is tweeledig , namentlyk van het land boven, en beneden de Souwe. Over beiden is de Drosfaard van Gorinchem Dykgraaf. Hoogheemraden boven de Souwe zyn twee in getal, en worden door den Dykgraaf voor hun leven aangefteld. Zy hebben het beftier over den Lingen dyk, boven den Arkelfchen dam, tot daar het rechtsgebied van ^vb/eindigt, ook hebben zy, benevens de Dykgraven van den Alblasferwaard, en de vyf Heren landen, deel in het beftier over den Diefdyk. De Dykgraaf verkiest ook de Hoogheemraden beneden de Souwe, welker collegie uit zeven leden beftaat, die twee jaren in bediening zyn 7V hebben byzonderlyk het gezag of beftier dér dvken, van den Arkelfchen dam af tot aan de Schel linner floot een half uur beneden Gorinchem, alwaar de fchouw van den Alblas ferwaard haren aanvang neemt. De   , 'Ai Work hm aan de Ityieh .■> jicit- ' — •1 Poon t tvtr Leerdam   ] ~ . . w° k k um y*n de lal^. Work um: ^ a**^, Ir  en kleefsche oudheden. 319 De Schout van den banne van Gorinchem en van den banne van Arkel is aan het hoofd van het collegie van zeven laagdyk Heemraden, die de beheering hebben over de lage wegen, watergangen, en diergelyke werken. De leden van dit kollegie worden door den Schout verkoren uit de nominatie door de lage Heemraden overgegeven. Ieder ambagt in het land van Arkel heeft zynen byzonderen Schout en gezworenen, die in hun district, het mindere opzicht hebben over het beftier van 's gemeenelands zaken. Zy worden allen door den Dykgraaf aangefteld. de stad WOUDRICHEM, In holland. De ftad Workum of eigentlyk Wondrichem ■> is zeer oud, en haren naams - oorfprong ten eenemaal onbekend (*). Echter heeft men daaromtrend weder zeer vele gisfingen. Sommigen wil. len, dat zy van Woutersheim afftamt, naar eenen wouter, welke Heer van Altena zou geweest zyn(t)- Anderen beweren. dat haren naam oorfprongelyk is van Woudrykheim oïlVoudrichheim, hetwelk zo veel als boschrykheid zal betekenen, en (*) S. van leeuwen, Batav. Illujlrata, bladz. 197. (t) M. van hou vu, Handvesc Kronyk, l. deel, bl.115.  320 kabinet van nederlandsche i?nd^xrnkorast heeft met den "aam des erPwLf^ gdegen aa" de MemeOè, oï Maas thZfll £ene Zeer vruchtbare land/treek, fchuins tegen over en in het gezicht van de ftad Gorinchem en het kasteel Loevenftein, in het land Z^riaT-1 Wa4-va,n het deee»''ge en dus ook de hoofdftac is. Dit land van Altena heeft zynen naam ontfangen van een zeker oud kasteel, hetwelk thans niet meer in wezen is, en weleer Ou. ttenaC) of Holthena genaamd werd, mogelyk ^^dige bomen welken daar ftonden m. Deze ftad en dit land hebben van vroege tyden af, ten minften reeds vanhetjaarrico, aan de Heren van Hoome toebehoord, welke na! derhand den tyteï van Graven hebben aangenomen. Weleer was het een leen van de Graven van Cleefdoch in het jaar 1332 heeft willem de Goede' SffcffiifiSW' d£n grond-^endom d z r heerlykheid gekocht van d ied er nc, Graafvan Ckef federt welken tyd het een leen van de Graaflykheid van Bolland geworden is. De Graven van Hoome hebben het tot in het jaar 1600 bezeten ; als wanneer walburg van nieuwe, naar, weduwe van pöilip^* Mommerenil tiaar van Hoorne, op bevel van den Hertog van Alva, teBrusfel m het jaar 1568 onthoofd, deze ftad en de gehele heerlykheid verkocht aan de Staten van Holland en Westfriesland, voor eene fomma van negentig duizend guldens, federt welken tyd zy eene grensftad van Holland geworden en verfterkt is. ' In het jaar 1322, zyn de Heren johan**» Ar. (*) Ludolf smids, Scharkamer, bladz. 14. Ct; Loxhorn, toneel, bladz. 299.  bn KLEEESCHE oddhedés. g2l ^/vb/en willem van Hoome, oudfte zoon vart gerard, Heer van Altena en Woudrichtm, met eikanderen overeen gekomen omtrend de tollen de visfcheryen, enz. gelyk uit het volgend ge-' fchnft nader blykt (*): S 8 De Heer van Arkel en zyn Poorters zullen 3, vry zyn, op den Tol te Workom, en die van 3, Workom Tol-vry reyfen, te water en te landt ,, tot Gorinchem. Met Scheepenen-Brieven fal men over en weêr in beyde de Heerlykheden 3, rechten. De Heere van Arkel, noch Poorters 3, van Gorinchem, noch haar goedt, mag men te 3, Workom noch in 't Lande van Altona befetten, ten waar zy 't overgegeven hadden, voortwe„ Schepenen van Workom, of vier Wethouders „ ten platten Lande, en over dwars-nacht recht doen, 'sgelyks die van Workom te Gorinchem „ en in den Schependom. De Heer van Arkel „ heeft den opflag met fyn Veir van der fpliif' te Workom, tot Sleeuwyker Kerk toe, ook alle „ Vifferyen en Water aan beyden zyde der Merwen, van de halve Lingen, totSchelluiner-üoot ,, toe. Hoome fcheld Arkel quyt, deManfchap, ,, die hy en fynen Vader van d'Heer van Arkel plachten t'eyffen. Defe Brief is by hen bey. den, en Willem, Graaf van Henegouw en Holj, landt, (bygenaamd de Goede,~) Jan Heere van ,, Heusden Knape, en Willem van Duvenvoord* „ Ridder, bezeegelt in 't Jaar 1322. op onfer „ Vrouwen Lichtmis-dag,, den 2 van Sprokkel„ maandt. In de Haagfche Rekenkamer, in het boek geteekend tollen, fol. 22, 23, eindigende in den ja. (*) A. kemp, Befchryving van Gorinchem, bladz, 64. IV..DEEL. X  322 kabinet van nederlandsche jare 1358, ftaat getekend (*) het recht van de vier markttollen tot Woudrichem, den Heer van Hoome toebehorende, en van den markttol te Gksfcn, en wel eerftelyk, wat 'er van alle foorten van waren gegeven werd. In de vier Markten te Woudrichem (of Wor3, kom,') is niemand vry, dan de Poorters van Workom. Die van Dordrecht, wat zygelaaden hebben, geven van't Schip niet meer dan eenen Vlaamfchen De Palm-markt te Workom, „ gaat in op Dingsdag-Avond na Half-Vaften. 5, De St. Jacobs.Markt, drie dagen voor St. Ja,3 cobs-avondt in Hooymaand. De Markten van 3, Onfer Lieven Vrouwen Geboorte, drie dagen voor 3, Onfer Vrouwen, avond. De Koude-Markt drie 3, dagen voor 67. Lucas-avond in Wynmaandt. Op 3, de avonden van de Santen Margriet, Jacob, Vrouwen en Lucas, is 't vol Markt, en dan j, verkondigt men den prys van 't geldt. De „ markt van Giesfen gaat in, drie daagen voor 9, St. Margrieten avondt, en daar is niemandt j, vry, dan de Poorters van Workom en Heusden; en van alle goedt ontfangt men alsdan den Toll „ te WorkumF Welke vryheid die van Woudrichem omtrend het veer te Gorinchem genieten, is in de voorgaan, de verhandeling aangewezen. In den jare 1392, ten tyde van den Hertog albert van Beijeren, werd alyd vanpoelgeest, eene vrouw van adelyke geboorte, zo fchoon als verflandig, en de byzit van voornoem-1 den ouden Hertog, by nacht in 's Gravenhage vermoord , en de Hofmeester willem kuser, wel» (*) A. kemp, Befchryving van Gorinchem, bladz. 8ö.  en kleefsche oudheden. 323 welke haar poogde te befchermen, onderging een zelfde vreesfelyk lot. Dit gebeurde op het buitenhof en de plaats waar zy afgemaakt werden, werd daarna door eenen blaauwen fteen gekenmerkt. Men verhaalt, dat de Heer tanvw arkel de oorzaak was van dit wanbedryf, en daardoor zynen eigenen val bevorderde. Want alyd van poelgeest, volkomen meesteresfe zynde van het hart des Hertogs, beftierde ten hove alles ten voordeele harer vrienden; daardoor laadde zy zich den haat op den hals niet alleen van willem, Graaf van Oostervant, zoon van den ouden Hertog, maar ook van alle de edelen, en deze was de eenige oorzaak van haar verderf. Hertog albrecht, ten uiterften verbitterd wegens dezen gruwzamen moord, nam voor om denzelven ten ftrengften te wreken, hoewel de Graaf van Oostervant hem poogde tot bedaren te brengen; doch alle aangewende middelen deswegens vruchteloos uitvallende, namen de befchuldigde edelen de vlucht, willem volgde hen, en allen weken op het huis Altena of Outhena, welke fterkte de Hertog in vroegen tyd van den Heer van Hoome gekregen en het daarna aan zynen zoon willem, den Graaf van Oostervant, ten gefchenke gegeven had, De zodanige edelen ondertusfchen , welken by den Hertog gebleven waren, ftookten hem niet wei. mg aan tegen zynen zoon en de gevluchtre edelen Cf? ^ a ^ ^ e l , zoon van o tt o' «Stedehouder en Thefaurier van Holland, deed toom zeer veel tot nadeel van den gevluchten Hertog albrecht aan de inblazingen van tl w lAnN-VAN AR KEL Sehoor verleenende, nam het beflmt, om zynen zoon, benevens alle x 2 de  324 kabinet van nederlandsche de gevluchte edelen, uit zyne landen te vcrdryvcn; waarom hy in Holland, Zeelanden Friesland eene talryke menigte volks byeen bragt, beftaande uit edelen en gemeenen, te famen gekomen uit alle de omleggende fteden en dorpen. Hy gaf het bevel over deze benden aan coenraad kuser, eenen zoon van den vermoorden Hofmeester willem kuser, met last van hem Hertog, om alle dc floten en fterkten der uitgeweken Heren te verwoesten, hetwelk dan terftond werkftellig gemaakt werd aan de halzen Hodenpyl, Duivenvoorde, Zandhorst, Heemjlede, Warmonden Pad* denpoel, den Burggraven van Leiden toebehorende. Hertog albrecht in eigen perfoon met een geducht leger de Merwede opkomende, kwam in den jare 1393 , daags na St. Pieter en Paulus-dag, te Gorinchem, waar hy door den Heer otto van arkel zeer minzaam werd ontfangen. Op den volgenden dag trok hy naar Woudrichem, en van daar naar Altena of Outhena, hetwelk hy terftond beleegerde. Ondertusfchen had willem, Graaf van O&Si tervant, horende dat zyn vader tegen dat kasteel in aantocht was, hetzelve rykelyk doen voorzien \-an krygs- en mondbehoeften, gaf het daarop ter bewaring aan zyne vertrouwde vrienden in han. den, en begaf zich in perfoon naar 's Hertogcnbosch. De burgtzaten, aan welken de verdeediging was aanbevolen, betoonden dc uiterftedapperheid tegen de aanvallen van den Hertog, welke het kasteel dagelyksch beftormde." 4 In dezen toedracht van zaken kwamen jan van Beijeren, ook een zoon van Hertog a lbrecht, benevens de Raden der provintie van Henegouwen, eene verzoening bewerken , tusfchen den Hertog, zynen vader, zynen broeder den Graaf  en kleefsche oudheden. 325 Graaf willem, en de beleegerde edelen op heC buis Altena. Daarby werd befloten, dat het kasteel en den magt daar binnen zich zouden overgeven aan den Hertog, onder beding, dat de belegerden ïyf en goed zouden behouden. In deze voorwaarden werd geftemd, en de gevangen Heren in veiligheid naar :'s Hertogenbosch geleid tot den Graaf van Oostervant, welke hen op St. Mar* garetha-dag ontfing. De Hertog, bezit genomen hebbende van het kasteel, deed het verwoesten, uitgenomen de twee grote torens. Willem, Graaf van Oostervant, week ondertusfchen naar Frankryk, alwaar hy door karei, 'den VI, toenmaals Koning van dat gewest, zeer vriendelyk werd ontfangen (*); en door de bemiddeling van dezen vorst, werden alle de verfchillen tusfchen den Graaf en, zynen vader in der minne bygelegd. Men verhaalt, dat de ftad in het jaar 1460 met wallen zoude omgeven zyn, maar waarfchynelyk is zulks veel vroeger gefchied; immers is de ftad, geduurende den Arkelfchen oorlog, gevoerd tusfchen willem van Beijeren en jan van Arkel, door de krygsbenden van den laatften verrast, uitgeplonderd en in den brand geftoken. Dit gebeurde in den jare 1405, en mogelyk is de ftad na dien tyd ten tweden male ommuurd (f). Zy verkreeg in het jaar 1476, door jacob, Heer van Hoome en Altena. verfcheidene privilegiën en voorrechten , welken in honderd zeven entwintig artikelen vervat, en in het volgend jaar door vrouw mar ia van Bonrgondiën, als Gravinne van Holland bevestigd werden. In X 3  326 kabinet van nederlandsche In den jare 1511, geduurende den oorlog tus. fchen Holland en Gelderland, overvielen de laatstgenoemden de ftad by verrasfing; zy beklommen namentlyk dc wallen in het holst van den nacht met ladders, en namen den Graaf van Hoome gevangen, hem noodzakende, om zich , benevens alle de bewoneren van Woudrichem voor eene grote fomme gelds te rantfoeneeren. In het jaar 1574 verviel zy in de handen der Spanjaarden; hernomen door de Staatfchen , was zy in het jaar 1599 Dvna verrast door 1500 Spanjaarden , die allen in boeren gewaad uitgedoscht en met geweer voorzien, onder labarlotte werden aangevoerd; doch een burger hen ontdekkende , bragt de ftad in beweeging en haalde de valbruggen op(*). Na dien tyd is Woudrichem altoos in het bezit gebleven der Staten van Holland, en aldaar zyn fints dien tyd weinig aanmerkelyke gebeurtenisfen voorgevallen. Woudrichem is thans redelyk verfterkt, doordien zy een onzer grensplaatfen uitmaakt. In het quohier der verponding van het jaar 1632, ftaat Woudrichem aangeflagen voor 156 huizen, en de banne van Woudrichem voor 554 morgen, 250 roeden lands, betalende weleer daarvoor, met de heerlyke goederen daaronder begrepen, eene fomma van 2719 guldens, 15 ftuivers. Volgens eenige medegedeelde berichten , zouden 'er hedendaagsch omtrend 744 morgen lands onder de ftad behoren; namentlyk, ruim 400 morgen in den ouden ban, 200 in den nieuwen ban, en 144 in Hondswyk, doch van dit meerder getal zyn 'er verfcheiden morgen onder an- (*) E oh, XXXVI Boek, bladz. 556.  es kleefsche oudheden. 327 andere ambagten in de quohieren aangetekend. De lyst van verponding van het jaar 1732 houdt in, 158 huizen, van welken 29 buiten de ftad ftaan, aan den ouden dyk, benevens twee koornmolens, die, met deverhogingvanhetjaari734, te famen in de verponding opbrengen eene fomma van zes honderd vier-en-vyftig guldens en een Huiver. Onder Woudrichem en Altena, behoren, volgens w. van goudhoeven, het flot Loevenftein , gelegen op de uiterfte punt van den famenloop van Maas en Waal, Ahnkerk, Giesften, Ryswyk, Neereyl, Opëyl, Uihvyk, Waardhuizen, Emmikhoven, Sleeswyk, den HU en anderen (*). In dc ióifte afbeelding vertoont zich de ftad Woudrichem aan de zyde van het water, zynde de Waal; de daaraanvolgende ió2fte tekening biedt ons een gezicht aan van de landzyde dezer ftad, waarin men uit den ouden ban tegens hare net beplante wallen aanziet, en eindelyk indeiÖ3fte plaat zien wy een zeer fraai gezicht van de ftad Woudrichem aan de vest, waarby wy de zeer grote kerk en toren van zeer naby zien, in die gedaante, gelyk dezelven zich in het jaar 1616 vertoonden. Wanneer de kerk eigentlyk gefticht is, blyft geheel onzeker. H. van heussen (f) wil, dat men uit eene oude overlevering zou kunnen befluiten, dat zy door den Heiligen Suidbcrtus, de ampt- en reisgenoot van den Heiligen Willebrordus, zou gebouwd en ingewyd zyn. Het begeven van deze kerk was weleer toekomende aan den Proobst van St. Salvators kerk te Utrecht; doordien het dekenfehap van Woudrichem, of de heer- (*) W. van goudhoeven, Kronyk, bladz. 90. (j) Idem, Oudheden, bladz. 581. X 4  $1% kabinet van nederlandsche heerlykheid van Altena, onder de proobstdy van St. Salvator behoorde. De kerk is vry deftig en van eene aanzienlyke grootte. De toren is een zwaar vierkant gebouw, waarop, volgens de overleveringen, eertyds eene grote fpits geftaan heeft, die 'er door de Spanjaarden zou afgefchoten zyn. In lateren tyd had hy eene kleinere fpits, doch dezelve waaide van boven neder in den vreesfelyken ftorm van het jaar 1717, by welke gelegenheid het dak der kerk zeer veel na. deel leed. Men bragt toen weder eenige honderd guldens by elkander, om het een en ander te herftellen, maar de fpits kwam nimmer weder op dep toren, die. integendeel met een plat dak gedekt werd. De klok, welke in den toren hangt, is van eene ongemeene zwaarte, maargefcheurd en dus bedorven. Sedert de hervorming, behoort de kerk onder de klasfis van Gorinchem, den derden ring , de klasfis van Altena genaamd. De eerfte predikant welke aldaar den dienst heeft waargenomen, was' gualterus de roy, die in i588 beroepen werd. ■ r Van de vroegflre tyden af HonèentQ Woudrichem twee kloosters, het eerfte voor mansperfonen van de orden der Kruisheren, waarvan de jaarboeken in het jaar 1481 gewag maken; en het twede voor vrouwen, zynde nonnen van de orden van St. Dominicus. Men vindt aangetekend, dat jacob, eerfte Graaf van Hoome, en Heer van Altena, naderhand monnik is geworden in het klooster der minderbroeders. Toen zyn jongfte zoon jan van Hoome , in het jaar 1484, tot Bisfchop van Luik verkoren was, en in die waardigheid in den jare i486zyne eerfte misfe deed, zong de vader als minderbroe. der  en kleefsche oudheden. 329 der en diaken, het Euangelie, en ftierf als geestelyke in het jaar 1505. De regeering van Woudrichem beftaat in eenen Bailluw , twee Burgemeesteren , zeven Schepenen, eenen Secretaris, eenen Thefaurier, zynde de oudfte der twee regeerende Burgemeesteren, en in negentien Oud-raden, de stede LEERDAM. In holland. Het yzer van rademaker deeldt ons, inde i64fte prentverbeelding, de af beelding mede van een zeer oud poortje der kleine ftad Leerdam, welker oudheden wy thans voornemen kortelyk te befchryven. Zy is eene aangename kleine ftad in Holland; niet verre van de grenzen van Gelderlands Utrecht, gelegen aan de Linge, omtrend een half uur van Aspercn, en even zo verre van Heukelom, welke drie kleine fteden te famen eenen driehoek uitmaken. Leerdam heeft eene langwerpig vierkante gedaante, en hoewel van weinig aanzien, is het nogthans met den tytel van een Graaffchap vereerd. Deze kleine ftad maakt een gedeelte van het oude Graaffchap vznTeysterhand uit, hetwelk by deszelfs fcheuring aan het huis van Arkel is ge. komen, welks Heren het als een leengoed uitgaven. x 5 Abr.  33° kabinet van nederlandsche Abr. kemp omtrend den oorfprong van Leerdam fprckende, gist, dat de naam van deze ftad zou kunnen ontftaan zyn van de Ieders of ladders, welken de Heren van Arkel in hun wapen zouden gevoerd hebben, en de mam Leerdam by verkorting zoude betekenen Lederdam (*). Doch doordien de genoemde fchry ver gene bewyzen by brengt, waaruit blykt dat de Heren van Arkel eenen ladder in hun wapen gevoerd hebben , en de eerfte beginfelen van dat huis met zo vele verdichtfelen omhuld zyn, gelyk wy hier boven aangetoond hebben, vinden wy alle rede. nen, om aan deze zyne gisfingen geen het minst geloof te hechten. Eene andere gisfing van dien ichryver komt ons mede zoer bedenkelyk voor, en verdient even weinig geloof. Hy gist namentlyk, dat Leerdam zo veel zou kunnen betekenen als Leedam- als makende een der leden uit van het land van Arkel, gelyk het land daarvan nog hedendaagsch den naam van Leede draagt. De geleerde alting zegt, dat een zeker klein riviertje , aan de rechter zyde van den bogt, welke door de rivier de Linge gemaakt wordt, dc naam draagt van de Lee of Lea, hetwelk aanleiding zou gegeven hebben tot den naam van Leerdam, en dit zelfde riviertje zou ook de naam gegeven hebben aan Leerbroek. Want hoewel men Leerdam zou kunnen bcfchouwen als een verkorte naam van Lin'gerdam. hy blyft nogthans beweeren dat de Leê of Leede de ware naams-oorfprong van deze ftad is, en dat om zo veel te meer, doordien Leerbroek van eenen zelfden af komst fchynt, en nogthans niet de minfte gemeenfchap heeft met de Linge (f). Dit heeft h. van heussen me- (*) BeCchtyvwg van Gorinchem, bladz. 12. (T) Notie. Germ: In/er. Pars II, pag.  en kleefsche oudheden. 33I mede op het denkbeeld gebragt, dat 'er omtrend de kromte der Linge, aan de rechterzyde van dien ftroom, eene kleine rivier heeft gelopen, welke de Lee of Lede genoemd werd, en dat de namen Leerdam en Leerbroek daarvan ten bewyze ftrekten (*). Ondertusfchen fchynt ons veel eenvoudiger te zyn, de afleiding welke boxhornius van Leerdam optekent, wanneer hy zegt (f) : ,, Leerdam heeft den naam van de rivier de „ Linge, zynde in 't kortgezeid zo veel als Lin„ ger-dam; en dat de Linge om haare lengte dus „ genoemt werd; waarom Jan Gerbrandtfe van „ Leiden dezelve ook dikwils de Lang noemt." ludolf SMIDs(§) en sim on van leeuwen (**) zyn van een zelfde gevoelen met den Heer boxhornius, beweerende beiden, dat Leerdam haren naam verfchuldigd is aan de Linge, en eigentlyk zo veel betekent als Lingerdam, en by verkorting flechts Leerdam genoemd wordt, en s. van leeuwen voegt daarby, dat die kleine ftad haar gebied voerende over de rivier, daarom met den bynaam van dam uitgedrukt wordt. En volgens den naarstigen oudheidkenner w. van goudhoeven (tt)j behoren onder Leerdam ook Schoonrevoort, Bemkop en Akoy. Volgens a. kemp (§§), zou fop van Arkel, de zoon van heyman, omtrend het jaar 1000, behalven de verbetering van zyn hoofddorp Arkel, nog vier fchone dorpen op eene ry langs de Lin* (*) Oudheden, II. deel, bladz. 347. (f) Toneel van Holland, bladz. 383. (§) Schatkamer, bladz. 194. Batavia Illuftrata, bladz. T97. rt"f) Byvoegfelen tot de Holl. Kronyk, bladz. 8 fchynt de gewaande overgrote ouderdom van Heukelom zeer veel van zynen grond te verliezen, doordien alle deze fchryvers zeggen, dat de Heer otto van Arkel, jongfle zoon van Heer ]Anden agtften, Heukelom als een leen van Arkel in bezitting gekregen heeft, en omtrend het jaar 1272 de eerfte Heer van Heukelom geweest is; wiens geflacht verfcheidene eeuwen bezitter daarvan was. In het jaar 1620, ten tyde van goudhoeven, ftond dit kasteel omtrend een boogfcheut verre buiten Heukelom, en was toen nog in wezen. Doch ten tyde van boxhorn, omtrend het jaar 1634, lag het reeds geheel in puin. In het jaar 1399 verklaarde Hertog albrecht van Beijeren die van Heukelom tolvry door geheel Holland, Zeeland en Heusden, welk voorrecht hy hun door brief en zegel bevestigde, waarvan het volgende den inhoud is (§): „ Aalbrecht, &c. Maakt yder kenlyk, dat hy 3, de Heer van Heukelem, en zyn onderzaten, „ voor deze, om meenige trouwedienften; zon- , dc» (*j Ibidem, bladz. 18. ff) Schatkamer, bladz 137. (5) Abr kemp, bladz. 144. Y 3  342 kabinet van nederlandsche „ derling op de Oofl-Vriefen, heeft gegeven vry„ dom op zyn Tollen, van Holland, Zeelanden „ van Heusden, tot wederzeggen, en geeft hen n zulks nu met dezen Brief voor eeuwelyk. Ge. „ daan in den Haag, den 7. van Wintermaand, » I399-" Volgens de berichten der kronyken (*) , heeft de Heer jan van Heukelom omtrend het jaar 1462 munt geflagen, geenfints onder zyn eigen ftempel en wapen, hetwelk hy vermogt te doen, maar met den naam en het omfchrift van den Graaf van Holland, tegen alle recht en reden. De Graaf Philips van Bourgondiën zulks niet willende gedogen, vermaande hem verfcheiden malen van zulks na te laten. De Heer van Heukelom, wel. ke dezen vriendelyken raad in den wind floeg, en gene zweem van gehoorzaamheid aan deze bevelen deed blyken, werd door den hogen raad van Holland gebannen, doch verwierf weinig tyds daarna vergiffenis. Niet lange na dit geval trof den Heer van Heukelom een ander ongeluk. Zyn zoon otto maakte zich, bygeftaan door zynen oom gerardvan cuylenburg, gewapenderhand van Heukelom meester, doordien otto naar alle waarfchynelykheid deze plaats voor eene zekere fomme ^eids aan cuylenburg verkocht had. By die gelegenheid werd de Heer van Heukelom door zynen zoon gevangen genomen, en aan c u y l e n b ü r g overgeleverd, hoewel hy niet de minfte gedachten had, noch op het eerfte, noch op het laatfte. Cuylenburg wierp eene fterke bezetting in die kleine ftad; dit volk ftroopte van daar geheel Holland door, en pionderde en roofde alles wat het (*) Boxhoen. Toneel van Holland, bladz. 370.  en kleef3che OUBHBDEJf. 343 het konde magtig worden. Jan vanchar» lois, Heer van Arkel, dit tomeloos bedryfniet ianger kunnende dulden, beval den Drosfaard van het land van Arkel, om zich derwaards te begeven ; deze raapte eenige burgers uit Gorinchem byeen 5 maakte zich by nacht meester van Heukelom, en nam eenige foldaten van Cuylenburg ge vangen. Na eenige onderhandeling werd befloten, dat otto en de Heer van Cuylenburg, Heukelom aan den Graaf van Charlois zoude overleveren. Op deze wyze werden beiden, zo wel vader als zoon, wegens hunne trouwloosheid gcftraft, van deze heerlykheid en verdere tytels beroofd, en de Graaf van Charlois binnen Heukelom gehuldigd. Nogthans verkreeg Heer otto, in vervolg van tyd, vergiffenis wegens dit zyn wanbedryf, en ontfing Heukelom weder terug. Deze otto van Arkel, Heer van Heukelom, heeft op den 10 oótober des jaars 1496, aan die van Heukelom eene zeer aanmerkelyke handvest verleend, waarvan wy den korten inhoud hier onder laten volgen (*). „ Otto van Arkel, Heere tot Heukelom, Amme„ royen en Weerdenburg, doet yder kenlyk, dat hy de Borgers van zyn Stad van Heukelom geeft deze navolgende Hantveften: „ 1. D'Heer mag zyn onderpand voor den „■"Tyns verkoopen, dog de bezitter van'tonder„ pand heeft zyn los 14 dagen met dubbeld geld; \, behoudens yder zyn Tyns en Jaar-geld, be, acerd dc Heer 't opgewonnen goed niet te hou'! den; die 't Tyns of Jaar-geld daar op heeft, mach 't aanveerden voor viervoudigen Tyns, „ dies (*) Abr. kemp, Befchryving van Cmnchem, pag.420. \ Y 4  344 KABINET VAN NEDERLANDSCHE " ukS u^£e Heer dat Jaar-geld afleggen als 't „ hem beliefd. „ 2. Die yemands goed met regt verkoopt, mag tot los geven i of 14 dagen, en niet lan„ gei- en m t goed met regt gefchat zynde, en „ nat bezeten heeft een Jaar en zes weken, zon„ der van yemand binnen 'sLands zynde, met „ brieven benoord te zyn, mag altyd houden, „ onvermindert yder Tyns en Taar-geld. 3. D Heer mag voor zyn fchulden met d'een „ hand panden en met d'ander fluyten, aan alle „ gereed goed, op d'helft meer dan de fchuld „ beloopt, en Schepenen mogen hem ook geen " Trl^gev aanfcha«en, dan d'helft meer als Z LfdgUelds.en Jaar-geldva"ö Penningen een, ';o4wDe Geeft,1ykheyd heeft gelyk recht, als " trHeer™n z57n Tynsfen, maar van allen an„ deren zullen zy recht gebruycken, alsd'onder5, zaten. >' 5' D'Onderzatcn zullen met recht nietmeer " Sif"da? ^enPenningmeer " t*' ™ie vang.brievai heeft, zal die binnen " 'tJteïenefT"t rTrtWe\SchePe"' ™ = „ c tekenen , in t (Signaat,) Wet-Boek- dp V°rder dan haar*^ „ beloopt , &c. ( Dit punt vervolgd met veel "om tftlT ongebru^^ooi4n, quLd 3, om te verftaan; zegt Abr. Kemp.) » 8 De  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 345 „ 8. De fchulden aan de Heer, en verjaren niet. 9. Schepenen goederen fchattende, zullen't doen op den eed, na haar befte wefenfchap. „ 10. Die van fchuld aangefprooken word, doende zyn onfchuld met eede, en d'aanlegger ,, ten naaften recht-dagebewyzende zynen quaden „ eed; d'eyffcher zal de fchuld winnen, en de „ fchuldenaar zyn twee vingeren verbeuren. „ ix. Schepenen mogen niet flaan over Over„ giften, ten behoeve van (Religieufenf) geor„ dende te doen; maar dezelve eenige erven bin3, nen de Heerlykhyt Heukelom aanbeftervende, 5, die zullenze behouden haar leven lang, of „ mogenze verkoopen, of weggeven, aanweer3, lyke, waar zy willen; des niet doende, zullen 3, ze komen op haar regte erven, al waren die „ Geeftelyk , behoudende die ook haar leven „ lang; mits eindlyk komende aan de weerlyke. „ 12. Schepenen zullen ook niet ftaan over ,, giften van natuurlyke (Baftarden,)Kinderen, daar de Heer by onterfd is, nog ook buiten „ 'sLands over geen voorwaarden, ten zy by j, wil van de Heer; zulks onwetend doende, de „ gift is van geender weerden. Over alle eigen,, dommen zal de Schout mê ftaan, van 's Heeren „ wegen, ten zy hy buiten de Heerlykheid, of 3, onwillig waar. „ 13. Schepenen zullen niet ftaan over over. „ giften van kranke luiden, ten waar zy die kloek 3, genoeg van verftand kenden. ,, 14 Yemand krank te bedde leggende, maakt „ zyn Teftament, dunkt't gericht dat een redelyk „ verftand te zyn, 't zal plaats grypen, anders „ niet. „ 15. Die in Echtfchap zitten, zullen ten hoogften niet meer verbeuren dan 't Lyf, en Y 5 „ hal-  34Ö KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ halve goed, en wettige fchulde, uyt 't gemeyn „ goed vooraf gaan. „ i<5. Yder mag zyn gefloten goed binnen „ d'Heerlykheid Heukelom weer halen, zonder „ verbeuren, met kennis van de Schout. „17. Met vechten niet meer te verbeuren dan „ penningbreuken, uytgezondert dood-geflagen. En d'Heer zal geen geley geven van zyns on. „ derzaten fchulden, ten waar hy yemand op belofte van geleide dede ontbieden, om mê te fpreken. „ 18. De Richter of Bode, met twee wettige Knapen, eyfl vrede, eenwerf, 't word ge„ weyerd, de boete is een Rym gulden; anderwerf, en derdewerf, als voren; ten vierde„ maal word hem geboden vrede te houden van „ 'sHeeren wegen; breekt hy die, men rechte „ over hem als vrede-breker. 19. Wie over bezetting weg gaat, of goed „ verbrengt, pand met geweld, dat met allen ., rechten verwonnen waar, Goed gebruikt, dat „ hem met regt ontwaard is van 's Heeren wegen, ., de Schuts-Koy opbraak, en daar uyt naam, of „ van de Kerk-muyr bond, eer hy de fchaade 5) verborgde, die zyn beeften gedaan hadden, en „ men hem dat met twee wettige Knapen over„ tuygde, die zal 't beteren by de Heer en Ge„ rechte. „ 20. Yemand onmundige kinderen agterla„ tende, d'Heer en Voogt zalze belleden van Jaar „ te Jaar uyt haar goed, om den minften pen„ ning, en die dat doen wil, zalze hebben, mits „ borg voor d'opvoedingftellcnde. DeMomboir „ zal de voorkeur daar in hebben, en naafteenig ,, van de naalten bloede, 't Vorder goed tot der „ Kinderen profyt, zal de Voogt jaarlyks rekc-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. %AJ „ ning af doen voor d'Heer en Gerechte, en zal „ in de Voogdy blyven, tot dat de Kinderen 15 „ Jaar oud zyn; troud een dochter beneden de ,, 15 Jaren, die Voogdy is uit. „ 21. Men zal den vremden bezetten man al„ tyd recht doen, en 't recht leyt niet neder, „ uytgezeyt de vier ftandel.dagen van de Jaar„ merkten, en op den dag dat men onzer L. „ Vrouwen Beeldt draagt, eenen dag daarvoor,. en daar na. - „ 22. Die agter uyt vaart, dat is deHeerlyk„ heyt met zyn goed ruymt, magh men houden, „ en die hem eenig behulp dede, en dat in der „ waarheyt zoo bevonden wiert, die zal des an. „ derens fchuldens betalen, die hy in de Heer„ lykheid fchuldig is gebleven. „ 23. Wedervoer zyn onderzaten eenig onbe„ hoorlyk recht, in anderen Heeren Landen, men „ zal die Onderzaten van gelyken weder doen. „ 24. Spreekt yemand op de gezworens of haren „ dienft, dezelve zal betering doen by d'Heer en Gerechte. „ 25. Word yemand aangefproken van getuy„ genis', de Schout, Schepenen, enSchryver, „ zullen elk zyn getuigen heymelyk hooren. „ 26. Komt yemand in 'tGafthuys te Heukelem, „ en fterft daar, al 't goed, reed en ongereet, „ by dien nagelaten, in de Heerlykheid voorfz. „ erft op 't Gafthuys; dies zullende Gafthuys„ meeflers 't Lyk eerlyk ter eyrden doen brengen. „27. Schepenen zullen niet langer tuygen, „ nog Zegelen, dan een Jaar en 6 weken, na „ dat zy Schepenen geweeft zyn. ,, 28. Alle Schouwen mogen de Schout en „ Heemraden zoo kort en lang gebieden, als 't „ haar nut en oirboir dunkt. „ 29. Al-  $48 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ,, 29. Alle Jaar op St. Pontiaans-dag, (den 24. „ van Lotmaand,') of binnen den eerften gericht„ dag daarna, zal men 't halve gerecht van Heu„ kekrp verzetten, 't een Jaar vier, 't ander Jaar „ drie, of meer, zoo 't de Heer believen zal. 5) 30. Belooft alle dit voor hem en zyn erven „ eeuwelyk onderhouden te zullen werden. „ Gegeven, in 't Jaar ons Heeren 1496. den j, 10 van Wynmaand" Hier volgen de punten, daar Schepenen van Heukelom haaren eed op doen. „ 1. Zullen over geen overgiften ftaan, of de „ Schout zy daar by, van 'sHeeren wegen. „ 2. D'ouergift moet eerft op 't (Signaat,) Boek by den (£ecmtfm,)Geheymfchryvergeteykent ftaan, en dan opgelezen worden. 3. Schepenen zullen over geen beleening van „ Landen ftaan, daar d'uitlegger van 't geld een „ boete op wil ftellen, of eenig verband, van in „ eenige tyd van jaren niet te mogen Joffen, ten „ zy by wil van d'Heer. „ 4. Schepenen zullen geen VonniiTen wyzen, „ daarze op te Rade gaan, en op inleggen, of „ zy eerft by den Schryver op 't (Regifter,) „ Boek gefchreven, of dat daar af nog toe. ge- daan word. ,, 5. Zullen Schepenen ook niet ftaan overbe„ leening van Rent- of Cyns-brieven, of Landen, „ daar in d'uytlegger wil hebben zal, van te los- fen, of niet te mogen loffen, binnen, of op „ zekere tyd van Jaren, ten zy met toeftaanvan de Heer. Volgt nu 't fpannen van de Vyerfchaar te Heu. ïelom in 't kort, „ i.De  en kleefsche oudheden. 349 1. De Schout fpant de Vyerfchaar, van d'Heer „ van Heukelems-wegen, verbied onruft, dat nie„ mand fpreekt, dan met verlof, of zynen gerechten voorfpraak. „ 2. De Schout vraagt, ofhyde Vyerfchaar „ recht gefpannen heeft. „ 3. Schepenen wyzen, Ja, met eenige gebruy,, kelyke woorden, onnodig te verhalen. „ 4. De Schout vraagt, of hem de tyd te kort viel, of hy hem verhalen mag. 5. Schepenen wyzen, Ja. „ 6. 7. Schout vraagt, en Schepenen wyzen, „ die zig niet verantwoord, dat men daar ver. 3, volg op hebben zal. 8. 9. 10. ir. Zyn 't Schepenen-Brieven, daar men mê regt, d'eysfcher verzoekt rich„ ting, Schepenen ftaan 't toe , leggen eenen 5, Koopdag over 14 dagen, mits daar van weet „ doende. „ 12. Is 't van fchult, d'Eylfcher heeft doen „ panden, voor ....Gulden, &c." En zo voorts, tot 36 punten toe, alhier on. nodig te verhalen, Otto van Arkel, Heer van Heukelom, ftierf in het jaar 1567 aan eene wonde, zynde hy met het oor in zyn zwaard gevallen, by gelegenheid dat hy met eenen wagen by Hsrwynen in de Betuwe om viel. By zyne echtgenote mariavanimmerseel, dochter van phieips, Heer van Immerfeel by Antwerpen, had hy eene eenige dochter, genaamd m art wan Arkel, welke, na het overlyden haars vaders, vrouwe werd van Heukelom en Waardenburg. Doch deze in het jaar 1595 te Atregt , in welke plaats hare moeder her. trouwd  35© kabinet van nederlandsche trouwd was, ongehuwd overleden zynde, kwamen hare goederen aan hare moey elisabeth yan Arkel, vrouwe van Heukelom, Waardenburg en Leijenburg. Deze huwde voor de eerfte maal met jakob van tienen, Heer van Castres, Opper.Bailluw van het land van Vlaanderen, doch zonder nakomelingen daar by te hebben gegenereerd. Daarna hertrouwde zy, met dispenfatie der geestelyke overigheid, met t mom as van tienen, Heer van Castres, en broeder van haren eerften echtgenoot. Zy woonde op den huize Heukelom, en gewan thomas van tienen, Heer van Castres, geboren in het jaar 1575. Deze huwde in het jaar 1607 met anna van reness e , dochter van den Burggraaf van Montcnaken in Luikerland, en gewan nakomelingen, wordende hy, na den dood zyner moeder, Heer van Heukelom, Waardenburg en Leijenburg(*), De rivier de Linge loopt langs de muuren der ftad, waarin vier waterpoorten zyn, welken toegang hebben tot de rivier. Aan de landzyde heeft zy twee poorten, eene in het westen, de Gorkummer poort genaamd, doch dezelve is door eene inbraak in het jaar 1748 byna geheel weg gefpoeld; de andere ftaat in het oosten der ftad, en wordt de Leerdammer poort genaamd. De kleine ftad is vierkant in de lengte gebouwd, en heeft zyne grootfte ftrekking van het oosten naar het westen. Zy is ruim betimmerd, en heeft grote opene plaatfen en tuinen, waardoor zy luchtig is. Volgens het quohier der verponding van het jaar 1032 , ftond Heukelom aangeflagen op 104 huizen, 1346 morgen en 256 roeden lands, be. ta- (*) S. van leeuwen, Batav: Illujlrata, bladz. 851.  in kleefsche oudheden. SJI talende jaarlyksch toenmaals 3726 guldens, 15 ftuivers, 8 penningen. Volgens het quohier der verponding VEn het jaar 1732, ftaat Heukelom in fommige lysten voor 95, en in anderen voor 113 huizen geboekt. Sedert de Reformatie, is Heukelom omtrend het geestelyke vereenigd met 't Bosch, Leijenburg, Leuven en Vogelvterf, behorende onder de ciasfis van Gorinchem, den eerftenring, genaamd Arkel; zynde als eerfte leeraar in de Hervormde gemeente aldaar beroepen o^uiryn palme, die den dienst in den jare 1573 aldaar heeft waargenomen. Hedendaagsch wordt de gemeente nog door éénen predikant bediend. Het tegenwoordig huis te Heukelom is een zeer goed gebouw , naar den hedendaagfchen fmaak gebouwd, met eenen agtkanten koepel boven het dak, op welken eene agtkante fpits ftaat. Rondsom het kasteel heeft men een welgeregelde plantaadje van hoog opgaande bomen. Het ftadhuis te Heukelom is van zeer weinig belang; de kerk is groot en ruim, heeft eenen toren, welke tot aan den tweden omgang vierkant opgemetzeld is; boven op dezelve ftaat eene agtkante fpits. De regeering beftaat uit den Drosfaard, welke ook Schout, Dykgraaf en Stadhouder der lenen is. Uit twee Burgemeesteren, waarvan de twede voorzittend Schepen is. In het geheel zyn 'er zeven Schepenen en een Secretaris. De tegenwoordige Heer van Heukelom is de wel edel geboren Heer justinus van gennep, Drosfaard, Schout, Dykgraaf en Stadhouder der Jeenen. De Heer van genoemde ftede, is ook Heer van Leifenburgh. d e  352 kabinet van nederlandsche' de stede A S P E R E N, In holland. R ademaker levert ons twee zeer fchone gezichten van die kleine ftad, in de i66fteen iój&q konstplaat. In de eerfte tekening vertoont zich dezelve ten westen aan de rivier de Linge, welke aldaar, wegens haren zagten loop , de Liefde genaamd wordt; verder ziet men in die tekening een gedeelte der ftads muuren, de Heukelomfche poort, cn de kerk, met haren fierlyken en hogen toren. De twede afbeelding vertoont ons het ftcdeke aan de landzyde, benevens de kerk en toren, aan dien kant te zien. Deze kleine ftad, gelegen op de grenzen van Gelderland, in Holland, in het land van Gorinchem , legt in eenen driefprong met de fteden Heukelom en Leerdam, en is van eene byna langwerpige gedaante. Weleer maakte zy ook een gedeelte van het Graaffchap van Teisterband vat. doch in lateren tyd werd zy een gedeelte van de oude heerlykheid van Arkel. Sommigen geven deze plaats eenen zo hogen ouderdom, dat het kasteel van Asperen reeds 10 jaren na Christus-geboorte aanwezig geweest, en Aspernas (*) zou genaamd geweest zyn. Anderen wil. (*) M. van houve, Handvest Kronyk, I. deel. bl. 35.  IJ jpSZSK^E? ASVF.RETST run. zr hoeven, Handvest Kronyk, eerfte d«el> bladz. 121.  en kleefsche oudheden. 367 wonen; doch die fterkte is, geduurende de Arkelfche oorlogen, en de tweedragt tusfchen den Graaf van Hollanden den Heer van Arkel, in het jaar 1401 afgebrand en verwoest, maar in lateren tyd door Jonker hendrik van eck, in hu. welyk hebbende vrouwe ida van bronkhorst , weder herbouwd; eigentlyk legt die kasteel onder Werkendam, niet in, maar by het land van Altena, hoewel men het in de meeste kaarten verkeerdelyk in het land van Altena geplaatst vindt. Het behoort onder het bailluwfchap van Zuid-Holland, en legt midden in den groten Zuid-Hollandfchen waardt. Na het overlyden van Jonker jan oem van wyngaarden, voorzitter van den Hove van Holland, werd zyn zoon Jonker daniel van wyngaarden, in het jaar 1685, ambagtsheer dezer heerlykheid. Deszelfs voorouders hadden reeds, federt verfcheidene eeuwen, onder de regeerders van Dordrecht bekend geftaan; gelyk wy zulks hier voor, onder de befchryving dier ftad, kortelyk hebben aangetekend. In de nevensgaande i68ftekonstplaat, zienwy een gezicht van Werkendam', hetwelk in het geheel niet onaangenaam gelegen is. Volgens het quohier der verponding, federt het redres van het jaar 1632, ftond Werkendam aangeflagen voor 115 huizen, benevens 212 morgen, 153 roeden lands, en betaalde jaarlyksch daarvoor eene fomma van 168r gulden, 2 ftuivers ,11 penningen. Op de nieuwe lyst der verpondingen van het jaar 1732, ftaat het opgetekend voor 213 huizen en éénen koornmolen, en volgens eene nog latere lyst, vindt men 225 huizen geboekt. Ou-  368 kabinet van nederlandsche O ud e n h o v e n (*), welke omtrend het jaar 1654 fchreef, getuigt, dat het dorp, by menfchen geheugen, twee malen was afgebrand. Het dorp, ruim anderhalf uuren gaans ten wes-. ten van Woudrichem gelegen, is vry aanzienlyk, en ftaat aan den dyk tegen de Merwede, en de voorgronden van den verdronken waardt. Het heeft eene haven, welke zich uitftrekt naar de Merwede, zeer gemaklyk voor de binnenlandfclie vaartuigen, welken hier geduurig af- en aan varen. De ingezetenen geneeren zich met visfchen, vogel vangen, en den houthak van willigen op de Grienden, ook wonen hier vele aannemers van 'sgemeenelands dyk-rys. en polderwerken. De kerk heeft eenen vierkanten dikken toren met eenen lagen fpits gedekt. Door den y ver der gemeente tot het bywonen der Godsdienstige vergaderingen, werdt dit gebouw te klein om de toehoorderen te bevatten; waarom het in deze eeuw merkelyk vergroot is. *In die vernieuwde kerk werd, op den 12 oflober van het jaar 1738, de eerfte predikatie gedaan. De predikant van Werkendam is een lid van deklasfis van Gorinchem, den derden ring, genaamd van Altena, en als eerfte predikant van dezelve is bekend gillis vancouwenburg, in het jaar 1590 beroepen. De tegenswoordige Heer van Werkendam is: theodoor jan, Baron Roest van Alkemade, Heer van Werken. het (*) Oudenhoven, Zuidholland, bladz. 166.   £2k 1 .4JU*m*~S* KASTEEL »« LlESVELT B.YSHEMGEN '2L  en kleefsche oudheden. 369 het dorp RYSBERGEN, In de Baronnie van breda. Wy befchouwen in de io^fte afbeelding, het gezicht van een gedeelte van het dorp en de kerk van Ryshergen, weleer eene heerlykheid, welke verfcheidene achtereen volgende eeuwen door Edelen van den zelfden naam bezeten geweest is. . Dit dorp is gelegen in het land of in de Baronnie van Breda, zynde een der veertien of vyftien dorpen, onder gemelde Baronnie behorende. By Jonker matthys van der hoeven, in zyne Handvest- of Charter Kronyk (*), wordt eene zekere lyst gevonden, behelzende eene fmaldeeling van Braband, welke dezelve, op verzoek van eenen Edelman, heeft in 't licht gegeven; deze, getrokken uit de novenale bede van de honderd veertig duizend guldens jaarlyksch, voor de twee derde deeien enz., fchryft, dat het land van Breda in het geheel gedragen heeft eene fomma van 8685 guldens, 10 Huivers en 3 penningen ; de gehele verdeeling is op de volgende wyze gefchikt: gl. ft. pen. De ftad van Breda . 1203 - 6-6 Rofendaal, met zyn toebehoren . . 1.540 * ti . 9 Es- (*) Twede deel, bladz. 366. IV. deel. A a  370 KABINET VAN NEDERLANDSCHE gl. ft. pen. Eften . . . 1524 . 3-6 Hage onder Nasfauw, en Hage onder den Hertog 644 - 2.9 Alphen ende Chaem . 588-15-0 Ginnikcn met Baytl . 436-18-9 Baerle . . . 566 - 3-6 Donshen . . 313 - 17 - 3 RYSBERGEN, met zyn gehuchten . . 250-5-3 Groot Sundert . 769 - 5-3 Oijlerhont . . 1494 - 13 - 9 Gilfe . . . 531-6-0 Cafterle . . . 55-7-6 Somma 8685 - 10 - 3 Op deze wyze worden de fommen aldaar uit., gedrukt, hoewel 'er hier of daar eenmisflagmoet begaan zyn, in het plaatfen der cyffergetallen, hetwelk buiten ons bereik is om zulks nader te kunnen onderzoeken. De Gereformeerde kerk aldaar is eene kruiskerk , zy behoort tegenswoordig onder de klasfis van Breda, welke toe in het jaar 1618 behoord heeft onder de klasfis van Dordrecht, toenmaals gemaakt tot eene halve, en in het jaar 1649 tot eene hele klasfis. Sedert dat de Hervormde Godsdienst tot Rysbergen is ingevoerd, werd in de gemeente aldaar tot eerften predikant beroepen jo. HANNES DAMMANNUS. HIT   Z£ M I ■ 0:1 SCHO ON HOVEN Kasteel Liesveet '3 ' 172  ÈN KLÈÈFSCHË OUDHEDEN. 371 HET KASTEEL LIES VELD In ZUID. HOLLAND. tïet,kasteel van Liesveld werd oudtydagehouderi Voor een der uitmuntendften in geheel Holland'(*) zo wel ten opzichte tot deszelfs groote als fterkte (f); het was het ftamhuis der Edelen van dien naam, welken weleer daarop plagten te wonen, en van welken fommigen willen, dat het kasteel zynen naam zou ontfangen hebben (§). Anderen willen, en mogelyk met meerderen grond, "dat de lage landeryen daar rondsom gelegen, en die voornamentlyk in de nabyheid van het kasteel niets voortbrengen dan liezen en biezen , den • naam aan dit llot hebben gegeven. Met zekerheid Ondertusfchen kan men daaromtrend niets beflisfen. De heerlykheid beftaat uit verfcheiden ambao-j ten en dorpen, welken onder het hoge rechtsge. bied der Baronnie behoren. Zy legt ten noorden aan de Lek, van het rechtsgebied der ftede Nie mvpoort af, tot aan het ambagt van Streefkerk. Ten oosten ftrekt zy langs Langerak, Goudriaan en Slmgeland tot aan de Geësfen, die haar ten zuiden be- (*) Boxhorn, Toneel van Holland, blaJz. 94. (t) Goudhoeven, Kronyk, bladz. 78(J) M. van der hoeven, Charter Kronyk, eerfte aeel, bladz. 121. A a t  372 kabinet van nederlandsche bepaalt. Westwaards leggen Streefkerk, Braadwyk, Gybland, Neder Blokland, en Gicsfen Ouder kerk. Het kasteel of flot werd gebouwd in bet jaar 1042 (*); het kasteel zelf legt in het quartier van Dordrecht, onder Zuid-Holland, aan de bin^ nenzyde van den dyk, aan de rivier de Lek, fchuins over Schoonhoven, in den Alblasferwaardt. Van het oud adelyk geflacht dezes naams vinden wy geen gewag gemaakt, dan voor het jaar 1277, wanneer men aantekening gemaakt vindt van eenen Heer aeendvö» Liesveld Qf). In het jaar 143 9, werd de Ridder herbaren vanLiesveld door die van Utrecht gevangen genomen. Deze was in het jaar 1369 Bailluw van Zuidholland. De Ridder gerrit van Liesveld wasbekend in het jaar 1380, en werd in het jaar 1402, by de Nieuwpoort, in den oorlog tegens den Heer van Arkel, gevangen. Hendrik van Liesveld gekxitszoou, was in het jaar 1439 Bailluw van Zuid-Holland, trad in hethuwelyk met vrouwe maria van Heemftede, en ftierf in het jaar 1456 zonder kinderen. Voornoemde gerrit van Liesveld had nog eene zuster, dezelve huwde met den Heer van Sart in Henegouwen, en liet eenen zoon na genaamd: Jan, Heer van Sart en Liesveld geworden, na den dood van voornoemden zynen oom h en d r i k, welke in het jaar 1456 overleed. Heer jan liet eene dochter na, jenne genaamd, welke in het jaar 1499 huwde met gerrit van Har chics in Henegouwen; deze verkocht de (*) Simon vak leeüWEN, Batavia Tlluflrata , bl.J 1226. Ludolf smids, Schatkamer, bladz. 203. (f) Ibid. bladz. ioci.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 373 de heerlykheid Liesveld omtrend het jaar 1491, aan roeland le febre, Thcfaürier van Vlaanderen, wiens kinderen, gewonnen by de erfdochter van Heemftede, buiten Haarlem, den naam van Heemftede aannamen, van welke nakomelingen francois van Heemftede Heer van de Baronnie van Liesveld werd. Ook vindt men , omtrend het jaar 1510 gewag gemaakt van eenen gerritw;; Liesveld, welke gehuwd was met machteld van ruyven, eene dochter van maria van cats encLA as van ruyven, welke laatfte te Haarlem op het ftadhuis vermoord werd. Deze gerrit had tot broeders cl aas van Liesveld, Karmcliter monnik tot Utrecht, dirk van Liesveld, thomas van Liesveld en cornelis van Liesveld. Doch geen van dezen hebben de Baronnie van Liesveldbeze- . ten, en wel om de navolgende grondige redenen: Het geflacht van roeland le fe vre,hetwelk de Baronnie gekocht had, uitgeftorven zyn. de, werd deze heerlykheid, wegens fchulden, door de erfgenamen in het jaar 1564, verkocht aan Hertog erik van Brunswyk, Heer van Woerden. Deze ruilde Liesveld in lateren tyd aan philip, Graaf van Hohenlohe, van wien het kasteel aan den huize van Oranje en Nasfau overgegaan, en nog hedendaagsch een eigendom is van onzen Prins w r l lem den V, van Oranje, Erfftadhouder der Nederlanden. Na het vertrek van den Hertog erik van Brunswyk, werd dit fchoon kasteel door die van Dordrecht, Gouda en Schoonhoven af'gebrand, zyn-' de in het jaar 1572 door de Staten ingenomen , benevens het kasteel Loevenftein en eenige fteden Het werd naderhand voor een gedeelte weder herA a 3 bouwd,  574 KABINET VAN NEDERLANDSCHE bouwd, met een bosch van opgaande bomen verfierd, en door den Drosfaard bewoond. Rade maker heeft ons twee gezichten nagelaten van het kasteel, gelyk het zich in het jaar1631 vertoonde; zy vertoonen ons die fterkte aan twee zyden, en in beide de tafereelen kan men van deszelfs oude fterkte de kenmerken zien in den zwaren ronden toren. Willem fredrik, Prins van Nasfau% Stadhouder en Gouverneur van Vriesland, Groningen en Ommelanden, bevestigde op den 14 may van het jaar 1637 alle deszelfs voormalige privi. legiën, en vermeerderde dezelven met deze volgende aanmerkelyke handveste: „ Willem frederik, Grave van NasJbu%y , Catfenelbogen, Vianden, Diets, Spiegelberg, &c. Heere en Baron van Bcyl/lein en Lies» „ velt, &c. allen en een yegelyken, dien 't be„ hoort, doen te weten: Alfoo de Onderfaaten en Gemeene Inwoonderen der voorfz. onfer ,, Baronye van Liesvelt, als Gelkenes, Amers Gra'j, velant, Achterlandt en Peulwyk ons ontfangen en erkent hebben voor haren rechten Erf-Heer , re, en daarop ons den behoorlyken Eedt en Huldinge gedaan; ons demoedelyken verfoe„ kende, te willen confirmeeren, en approbee„ ren alfulke Privilegiën en Hantveften , als 3, Wylen den Doorluchtigen en Hoog gebooren ,, Heere, Erik, Hertoge van Brunfwyk en Lu,, nenbarg, &c. Baron van Liesvelt, onfen veel „ geliefden Heere en Oom, ploogl. Memorie, v henluyden gegunt en gegeven , by fyne Brieven „ van den 17 Maart 1570. Confirmeerende en „ beveiligende by defelve de Privilegiën en Hant-. 3, veften van wylen Francais van Heemfleede, Rid5, der, en insgelyks Baron van/, itsvelt, in datum '■ 3, den  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 375 „ den 11 Jamiary 1541. Dat wy met geenmin„ der liefde , affeótie en goede gunfte genegen „ zynde, omme onfe goeden Ingefetenen te be„ neficieren, en foodanigen verfock favorablyk „ toe te ftaan, alle de voorfz. Hantveftcn cn „ Privilegiën goetwilliglyken geconfirmeert, ge„ ratificeert en geapprobeert hebben; gelyk wy „ 't felve ratificeeren, confirmeeren, en appro5, beeren by defen, in manieren als volgt. „ Item, in den eerflen, en fal een Heer ofte 5, Vrouwe van Liesvelt niemant vangen enftoken „ van fynen Onderfaten, die ge-erft en gelandt „ is in het Landt van Liesvelt, dan die fyn lyf „ verbeurt hadde. Dan waar daar yemant, die „ geen Landt ofte Erve en hadde, in de Heer„ lykheyt voorfz. en eenen Man gequetft hadde ,, ter doodt toe, cn in perykel van fynen lyve „ ware; ofte eenen quaden eedt gedaan hadde; „ ofte andere foo groote feyten; die fal dieHee„ re ofte Vrouwe mogen doen vangen, ter tydt „ toe, dat hy goede ge.erfde borge gefet hadde, ,, daar die Heere mede bewaart ware, en fyne „ fchade aan verhalen mogte. „ Item,- waar't fake, dat yemant doodt holde „ van Paarden, verdrinkte. of in 't vuur ver. „ brandt worde, ofte diergelyken in cenigerma„ nieren onverfienlyk doodt bleve, (dat Godt „ verhoeden wille;) foo mag men die menfche „ ter Kerke brengen, en doen aarden, fonder „ verbeuren; behoudens, dat men gehouden fal „ wefen, den Heere ofte fynen Schouten te „ kennen te geven, om die te befchouwen, in „ tegenwoordigheyt van twee Schepenen, of „ Gefworens; en by gebreke van hen-luyden, „ by twee andere goede gebuyren; welke Schou„ ten gehouden fal wefen, die Perfoon te bcfchouA a 4 }J wen  37Ö KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ wen binnen twaalf uuren, naar dat by de ken,, nilfe daarvan fal gcbadt hebben, en daar of betalen den Heer een Loot Silver. ,, Item, foo wie fvn WeteKnge gelaakt wort, ,, binnen de Heerlykheyt voorfz., die fal vei> ,, beuren van eiken eygen , eeneu Engelfchen ,, Stooter, tot vieren toe, en niet meer. „ Item, is eiken vecht-boete thien Schellingen, „ en een Hooft-wonde, in het Gerechte van „ Gravelandl is thien Ponden , maar in Gelkenejfe „ maar thien Schellingen, als een Vecht-boete. ,, Item, des Hoeren - Thienden fal blyven op „ den ouden herkomen, te weten, van allen „ Koorn- Greyncn , den elfden Schove. Item , van der Smalle - Thienden, fal die „ Thiendenaar mogen kiefenuythetmeerder-deel „ van de Lammeren, Baggen en Ganfen; en fal „ hebben, van twee, drie den elfften Penning; ., vier, vyf cn fes een half; en vanfeven, acht, ,, negen, thien, elf, twaalf en derthien een ge„ heel; en van veerthien een anderhalf, en foo „ voort naar advenant. „ Item, van een Kalf, fal men geven, een Oirt van een ouden Leeuw, en van elke Voele eenen halvcn ouden Leeuwe. ,, Item, alle Huys. werven en ander Kcnnip. „ landt, dat vry geweeft is, by tyden van wylen Rnelant, Heere tot Liesvelt, myn zaliger Heer „ Vader, die fullen vry blyven van Thienden, „ en alle andere Werfven en Landt, dat men t'federt tot Kcnnip.landt gemaakt heeft, of ,, ook maken fal, en bezaayt wert, fal betalen ,, elk Hondt drie Stuyvers. „ Item, van de Na-koop fullen fy betalen , van v eenen Mergen in den Ambachte van Gelkeneffè, « daft  EN KLEEFSCHË OUDHEDEN. 377 j, dat verkocht werdt, feventhien ftuyvers, in ,, Gravehndt veerthien ftuyvers, in Achterland* ,, en Peuhvyk thien ftuyvers. ,, Item , van elke Tonne Biers, die men tapt „ en verkoopt, fullen fy den Heere geven van 5, Accyns, en dat den Huysman felver inleyt en „ drinkt, fal niet geven en betalen. „ Item, die bezegelde Brieven, die gemaakt „ worden binnen- die Heerlykheydt voorfz. van Verkoopinge, Losrenten, of anders, fullen den Schout daar af betaalen van Zegelen twee ftuyvers, den Gefworens drie ftuyvers, en „ den Klerck voor fyn fchry ven een Braspennink. ,, Item, elk fal fyn Landt mogen belaften met Renten, fonder den Heer daar yet van te geven. „ Item, foo waer panden en pant-keeringe „ gefchiet, en fal geen fchattinge gefchien, aan „ eenigen goeden, 't gewys van de Pandinge fal „ eerft gedaan fyn met Vonniffe, en die Vonniffe „ daar af fal men ftaden van d wars-nacht tot dwars. „ nacht, en die onrecht heeft, fal in Gelkeneffs „ verbeuren vyfthien ftuyvers, en in Grayelandt thien Ponden. ,, Item, van Geleenden gelde enarbeyts.loon, „ fal men recht doen, van dage tot dage. „ Item, waar yemant fyn goet afhandig ge„ maakt, dat hy deugdelyk bewyfen konde hem „ te behooren, dat fal hy mogen aanvangen „ binnen de Heerlykheyt voornoemt, metten „ Heer, fonder verbeuren; ende en konde hy 't „ niet bewyfen, dat het fyn goet waar, fal die „ aantafter verbeuren tegens den Heer thien Pon„ den; en foo veel fal ook verbeuren die 't goet „ eerft den anderen ontvreemt hadde, en boven 5, dien gebannen, of in boeten, breuken, cor3, reétien foo groot en kleyn, als naar de ge!eA a 5 gent-  378 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ geutheydt van der faken met regt gewyft fal „ worden ; het welk die Heer onderfoeken en „ beregten fal, op de koften van ongelyk, „ Item, of daar eenige Man ofte Vrouwe flor„ ve, daar Weeskinderen agter bleven, foo fal „ die Heer een goet bequaam Man fetten, die „ niet wraakbaar en is, by de regte geboren Voogt; welke Vooghden goede folvente ge„ erfde Borge fetten fullen, binnen der Heerlyk„ heyt, om 't goet te regeeren , tot profyt van „ den Weeskinderen, en geen goet belaften, „ noch verminderen, daar genoeg is om te leven „ van de Bladinge. En fullen Jaarlyks gehouden „ wefen defclve Voogden te doen goede rekenin„ op St. Pietersdag, adCathdram, bydenHee„ re van den Lande, of fynen ware gemagtigt, , daar by roepen die 't aangaan mag, ofte daar „ by hooren fonder dewelke men niet doen cn „" fal. En wie van de Voogden in gebreeke wan re die rekeninge te doen, die fullen elks ver„ beuren jegens den Heere, voor d'eerfte reyfe „ drie 's Heeren Ponden. En insgelyks fouden „ verbeuren, die geroepen waren, en niet en „ qunmen, om die rekeninge te hooren; en op „ alfoo menigen dag, die hem daarnaar van den Heere beteykent ware, en niet en dede alfoo " voorfz. is, fouden op eiken dag verbeuren, ' uyt haren eygen goeden, thien 'sHeeren Pon. H den, en nochtans fouden die Voogden rekc, ninge doen en voldoen, of men fal dat altyts " mogen komen panden en fchatten, als regt is van Weeskinderen goet, tot kofte van. den genen die in gebreke ware; wel verftaande, ' of 't gebeurde, dat tot eenigen tydt, die gekooren Voogt niet bequaam en ware, die Weeskinderen goet te regeeren; foo fal die Heere by „ de  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 379 „ de naafte Vrienden eenen bequamer daartoe „ ftellen, op Voorwaarden voorfz. Item, die Heer zal tot zyne geliefte alle „ jaars die Gefwoorens ofte Schepenen verfetten, „ ofte eensdeels van dien, en weder ander inftel. „ len, daar nut cn bequaam toe wezende, zullen ,, hen eenen behoorlyken ecdt doen en afnemen, j, en dat ten tyde als men den ommeflag doet, „ ofte als 't hem beft goet-duncken fal. „ Item, die van Gelkenejjfe zullen van nu voor„ taan haaren Buerdinge hebben, op een Dings3, dage, en van Gravelandt, Acht er landt, erxPeal„ wyk op eenen Donderdag. En waar 't dat die Dingsdage quamen op eenen grooten Heyligen ,, dage, alsdan zal men die Regt-dagen houden, „ 's daags daaraan; en wairt ik Francois van Lleern„ ftede, Heere tot Liesvelt, &c. alle deze voorfz. ,, poinóten, Privilegiën en Regten vaft, getrouw „ en geftadig gehouden wil hebben, ten eeuwi„ gen dagen, voor my enmyne nakomelingen; ,, Zoo hebbe ik Francois voorfz. mynen Ze„ gel, &c. „ Hebben voorts onfe Onderzaten gegunt en „ gegeven, gunnen en geven mits dezen naar „ haar luyder verfoek, alzulkepoinótenhier naar 3, befchreven. ,, Item, dat nu voortaan gene Wees-kinderen 3, haar zelfs voogt wezen en zullen voor agtien „ Jaren. hare goet niet te bezwaren, nog doen „ bezwaren in geender manieren, 't en waar dat „ hy 't merkelyk van doen hadde, fonder noch,, tans dat die Mombers vorder geen rekeninge „ nog bewys van doen fullen, tot veerthien „ Jaren. „ Item, zoo wie den anderen quetfen ofte 3, wonden, die zal gehoudea wezen die boete te -.3  380 kabinet VaV nederlandsche „ betalen, 'ten ware hy konde bewyzen, dat de „ gewonde hem eerft aangevochten hadde. „ Item, of het geviele, dat yemant eenige „ koop dede, hoe 't zoude mogen wezen; zoo verre yemant berouw hadde van dien, diemag „ 's anderen daags daar uyt varen; mits betalende „ den Wyn-koop, zoo verre hy quam ter pre. s, fentie van twee Schepenen , en daarvan re- nuncieerde. Item, zoo wie nu voortaan eenige Landen „ koopt, die zal den Heer den nakoop gunnen en geven, voor 't Recht daartoe ftaande, zoo 11 verre de Heer die naaftinge van dien zelfs niet en begeerde. „ Item, dat Ingezetenen malkander buyten „ 's Lands nieten zullen mogen doen arrefteren, „ op de hoogfte boete van den Lande. ., Item, dat niemant fpreken en zal op den , Eed van de Schepenen ofte eenige Officiers, [] ofte ook denzelven eenigfints injurierende, 't j, zy in rechte, ofte daar buiten, op gelyke boeten en correctie van den Heer. Item, dat niemant en zal mogen eyfch by , gefchrift nemen, ten ware boven thien Carolus* " Guldens, maar zal het zelve verbalyk en by monde afgedaan worden. , Item , dat niemant 't Buer-recht genieten "al, dan de geene die alhier vuyr en licht houd.' " En zullen voorts blyven in heur vigeur en " effc&e alle Rechten, Ordonnantiën, en deugdelykc Coftumen, die onze Onderzaten tot nog toe gebruikt hebben. En alzoo wy boven dien nodig en dienftig gevonden hebben, de voorfz. Privilegiën en 'L Hantveften met eenige Articulen te amplieren " en verbeteren, zoo tot betere onderhoudingc „ van  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN, 3§r van goede Politic, voorftant van Juftitie, en „ afweringe van alle ongeregeltheden, vechte„ ryen, en moetwilligheden, waaruyt dikwils 3, veele droevige inconvenienten en uytkomften veroorzaakt worden; als ook om het ftuk van 3, confiscatien van goederen, uyt zake van eenige ,3 grove delicten voorvallende, tot een zekere 3, fomme te redigeren en exprefferen. 3, Zoo hebben wy.geordonneert, en geftatueert, „ dat voortaan ymant van onze Onderdanen eenen 5, dootflag, ofte ander delict, confiscatie van 3, goederen medebrengende,' begaan hebbende, 3, boven de lyf ftraffe verbeuren zal hondert Pon3, den , van XL. Grooten 't Pont, boven de „ mifen van Juftitie. „ En vorders, tot weeringe der voorfz. info„ lentien en vechteryen, die dikwils door de 3, kleynheyt van de boeten te eerder werden ge3, pleegt, naar het exempel van onze nabuyren, „ geoftroyeert, geordonneert, ende de voorfz. 3, boeten geaugementeert hebben, als volgt : „ Eerftelyk, dat voortaan alle de gene, die „ ymant in toornige gemoet aangrypt, en met „ vuyften, Kannen, Meffen, Steen, Hout, of„ te andere Wapenen of inftrumenten flaat, fteekt, ,., werpt, ofte hout, verbeuren zal een boete „ van vyf Ponden, van XL. Grooten 't Pont in „ Gravelandt, in Gelkene/Je die drie gelyke Ponden. „ Item, indien zulks in de Kerke gefchiede, „ ofte dat ymant met eenige merkelyke wonde „ ofte quetfure werdc geinfligeert, daar door den „ gequetfen in perykel waar ge weeft, ofte ver,, lemt, ofte verminkt, geworden; zal zoodaap nigen delict boven de voorfz. boete, arbitra}> lyken gecorrigeert werden. „ Als hem ymant ondei ftaat te komen Voor de deu.  382 KABINET VAN NEDERLANDSCHE 3, deure van andere, by dachofte nacht, aldaar met voeten, ofte met geweer op de deuren ofte venfters flaat; zal verbeuren gelyke boete' 5, als in het laaft voorgaande Artykel. Ende indien hy dc glazen inflaat, zal verbeuren dub- ,, bele boeten; die hy mede verbeuren zal, zoo ,, hy by forfe in huys wil wezen, en daar in komt, zonder eenige in 't huys zynde te quetfen, of- „ te daar uyt te doen gaan; en eenige in 't huys quetfende, of met forfe daar uyt dryvende, „ zal verbeuren twintig gelyke Ponden, boven ,, arbitrale correctie ih zulken gevalle, na ver- „ eyfch van de zaken. „ Dat niemant langer mesfen by hem zal mo- „ gen hebben, als in de lengte van zeven duymen „ de lemmer, tot haar ordinaris brootmesfen; „ op verbeurte van vyf en twintig Hollandfche „ ftuyvers, zoo dikwils ter contrarie wert be- „ vonden. „ De gene, die moetwillich op ftraat, ofte' ,, op 's Heren wegen, als ook binnen yemants ,, huys, met mesfen fchrapt, ofte met ftenen „ werpt, zonder yemant te quetfen ,zal verbeu5, ren dertig gelyke ftuyvers; en zoo daar yemant gequetst wert, zal verbeuren vyf ponden in „ 'sGraveland, in Gelkenesfe drie gelyke Ponden * „ En dat alles onvermindert en zonder prejuditie „ van den gequetften, ofte anderfints geoffen„ deerde haar actie, injurie, fchade en intreften , „ die zy zullen mogen met recht vervolgen, daar „ en zo zy te rade zullen bevinden. Alle Chirurgyns zullen gehouden wezen den „ Balliu ofte zynen Stadhouder te laten weten, „ 't zy mondelinge, ofte door een billet, zoo „ wanneer zy-luyden yemant onderhouden heb. ,, ben, die met een kèurwonde of quetfure daar „ eenig  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. $8$ „ eenig perykel in gelegen is, gequetst is, voor „ het leggen van de twede Pleyfter of Verband, „ met uitdrukkinge vandennaamdesgequetff.cn, „ en gefteltenisfe van de wonde, op de boeten van zes Ponden. „ De eerften Aanvechter zal gehouden wezen de boeten te betalen mette kosten daaromme „ gedaan. „ En indien getwyffelt,en niet bewezen wert, „ wie de eerfte Aanvechter is geweeft; zoo zul„ len de boeten by de gene, die haar gemeen „ zyn, mette koften half worden betaalt; on„ vermindert den onfchuldigen zyn regres tegen „ den genen, die hy bewyzen zal hem eerft ger„ greüeert te hebben, om zelve te repeteren, 't „ gene hy totten boeten en koften zal hebben „ betaalt. „ Alle onze Ingezetenen zullen bezorgen, dat „ van half Maart, tot den leften Mey, daar aan „ volgende, alle hare Honden een Klippel aan „ den hals zullen flepen, op de boete van dertig „ Stuyvers; met dien verftande, dat deze boete „ geen plaats en zal hebben over de kleyne Hon. „ den, die pasferen konnen den ring, tot zulken eynde op het Buyten-Hof van onzen Caftelege. „ flagen, na dewelke in de refpeétive Dorpen, „ op zeekere bequaame plaatfe gelyke ring op de„ zelve mate zal gezet werden. „ Alle welke voorfz Oude Privilegiën en Hant„ veften, mitsgaders de Articulen by Ampliatie „ daarby gevoegt en geordonneert, wy den voorfz. „ onze goede Ingezeetenen onzer Baronye een„ paarlyke hebben gegunt en verleent, om voer. „ taan geobferveert en onderhouden te werden na „ behooren. Gegeven op onzen Caftele van „ Liesvelt, den 14 Mey 1637. DE •  384 kabinet van nederlandsche de stad SCHOONHOVEN, In holland. Schoonhoven is gelegen in het oostelyk gedeelte van Zuid-Holland, aan de linker zyde van de revier de Lek, in de Kritnpener waardt, digt by de grenzen van het fticht van Utrecht, omtrent drie uuren van de kleine ftad Oudewater ,ïc\mms tegen over de kleine fterkte Nieuwpoort, uit de puinen van welke ftad men meent dat Schoonhoven zo niet geheel ontftaan, ten minften meer bevolkt zyn zoude. Door de ftad loopt eene gracht, welke uit den 2s/el geleid, zich in de Lek ontlast; de plaats trekt zeer vele voordeden uit de daar door en voorbyvlietende wateren, en was weleer zeer beroemd wegens de uitmuntende lekkere zalm, die aldaar gevangen werd, doch hedendaagsch vooreen zeer groot gedeelte verlopen is. Wanneer men aan de befchryving van Schoon' "hoven door van berkum geloof kan flaan,zou men op vele plaatfen in den omtrek van die ftad, ter diepte van vier voeten of daaromtrend eene dunne korst van kleiaarde befpeuren, en onder dezelve eene veel dikkere vanfchapenmist, doormengd met riet, welke nog hedendaagsch de kleuren reuk dier mist zou hebben behouden; ten blyke dat die landftreek in vroegere tyden moet bewoond geweest zyn door fchaapherders. Die fchry.  en kleefsche oudheden. 385 fchryver verhaalt terftond daar op, dat deze mist zo wel aan de oost als westzyde der haven onder den grond gevonden wordt, en hem verzekerd is, dat zy zelfs aan de overzyde der Lek zou gevonden worden (*). Dat Schoonhoven van de vroegfle tyden af een aangenaam plaatsje geweest moet zyn, blykt uit den naam , hoewel de fchryvers omtrend deszelfs oorfprong verfchillend denken. „ In den „ blaffert der goederen van de Utrechtfche Kerk « onder o d i b a l d u s , dus luidt de redekaveling „ van van berkum in de voornoemde be» fchry ving (t), vindt men drie hoeven in Wil» „ ligen; van gelyken in Havenfche; en nog een „ brief van Bisfchop Burchard, op den 13 augus„ tus 1108, een heer Frederik van Haveskedrechp H gemelt, deze plaatzen weet ik niet als in ons ,, Schoonhoven te regt te brengen; zynde hier waar„ fchynelyk een veer van overoude tyden, welke „ diergelyke overvaarten, van ouds Trecht, of ,, Drecht genoemd worden, en waarom 'er vele „ plaatzen hier te lande met dien naam van „ Trecht of Drecht eindigen. Dit zoude dan zo „ veel zyn, als of men zeide, de overvaart aan „ 't havefie, waartoe men gemakkelyk den naam „ van Havefihe brengen kan, zo dat Havefche en „ Haveskedrecht, een en dezelfde naam, en de „ oude naam van Schoonhoven zyn zoude; zynde „ hier een klein Haventje aan de Lek ter plaatze, „ alwaar de Sevender in de Lek vloeide, welk ha„ ventje, door het graven van de Botterjloot, ineen „ groter haven verandert is; aan dewelke 'tzedert ,, de (*) h. vak berkum, Befchryving van Sdmnhwen„ bJadz 1. * (f) Ibidem, bladz. 5, 6, 7. IV. deel. Bfa  3.86 KABINET VAN NEDERLANSDCHE » de naam van Oude haven, nog binnen Schoonho' ven bekend, gegeven is, als men aan de over„ zyde van de Lek, het fteedje Niemvpoort, het >, geen zo wel nieuwe haven, als nieuwe ftad be„ tekenen kan, gefticht heeft: En alhoewel dit » laatfte plaatsje een poort tot haar wapen voert, n kan men uit het wapen, het geen lang daarna » is aangenomen, niet befluiten, dat het woord >, Poort in Niemvpoort, meer een ftad of poort, als » haven zoude betekenen. Als men na het af„ dammen der kreeken, en Oudehaven een nieuwe 5> te Schoonhoven aanleide, dan deze, om hare „ fchoonheid, de naam aan de ftad Schoonhaven, s, zedert in Schoonhoven veranderd, gegeven heb,, ben. Dit zo zynde, zoude Schoonhoven haar „ opbouwinge niet aan de Nieuwpoort, gelykzom„ mige willen, verfchuldigd zyn; maarSchoonho* » ven, voor zo veel deszelfs oude haven aangaat, ,, aanleidinge tot den naam van Nieuwpoort gege„ ven hebben. De namen van Havefloot, als floot „ of gracht langs de haven, en Havcftraat in Schoon„ hoven bekend, onderfteunen het gevoelen, dat „ deze ftad haar naam van haven zoude gekregen hebben. Doch het waarfchynelykfte is , vervolgt die „ fchryver een weinig verder, dat de ftad haar „ naam van de welgelegenheid der haven ontleend „ heeft, dewyl ze onder den naam van Schoonho„ ven van ouds in gedrukte cn ongedrukte jaar„ boeken bekend is. Hoe haven in hoven verwis„ feld zy, kan men ligtelyk uit de oude letter„ fpellinge en uytfpraak ontdekken; wanneer men „ hoer voor haer fchreef; en gelyk nog heden de „ naburige ftigtfe landsluyden voijer voor vaifer , ii of vader uitfpreken. W. VAN  'en KLEEFSCHE oudheden. 387 W. van goudhoeven ZCgt (*) , dat Schoon. hoven haren naam ontleend heeft van de vruchtbare en menigvuldige boomgaarden, meestal in ap. pelbomen beftaande, welken aldaar in den omtrek geplant geweest, en welken 'er nog alom te vinden zyn; anderen willen, dat de ftad dus genoemd geweest zy, naar de veelvuldige lusthoven, welken daar rondsom te vinden waren (f); doch wanneer dit zo is, moet de tyd die flreken merkelyk veranderd hebben, doordien ik niet eenen eenigen lusthof, welken dien naam in den vol. ften zin verdient, daaromtrend kan aantreffen, ten zy men eene gehele rei van kleine tuintjes, waarin eenig moes groeit, en voor het overige uit boomgaarden beftaan, met den naam van Lusthoven wil bcftempelen. Willem heda(§) noemt deze ftad in het Latyn Bella Curia, en fchynt haren naam dus te willen afleiden van het fchone hof, hetwelk eertyds aldaar geftaan heeft. Cornelis aurelius (**), weleer de leermeester van den beroemden erasmus van Rotterdam, noemt deze ftad Bello Portas, beteekenende zo veel als Schoon haven, waartoe de goede en bekwame haven aldaar aanleiding zou kunnen gegeven hebben. P.bru g. man wil zelfs, dat Schoonhoven, voor de eerfte bedyking van de Lopiker waard, den naam van Schoon haven zou gedragen hebben, van wegens de goede rhede, haven en fcheepsberging aldaar ; maar dat, na de voornoemde bedyking, denaam in Schoonhoven zou zyn veranderd, ter oorzaak van (*) Byvoegfelen op de Kronyk van Holland, bladz. 89. (f) H-van heussens Oudheden, twede deel, bladz, AÉt, ; (j) Hifi. Episc. Ultraj. pag. 205. (**) in Batavia, Lib. 1. pag. 23. Bb 2  388 kabinet van nederlandsche van de vermakelyke landeryen als anderszints, daar in den omtrek te vinden. Sommigen zelfs willen, dat de ftad weleer Schoonauwen zou gefpeld geweest zyn, betekenende zo veel als fchone auwen, beembden, velden of weilanden (*). Men kan niet met eenigen grond beweeren, van Schoonhoven eerder gewag gemaakt te vinden, dan omtrend het jaar 123 2, als wanneer floris de vierde, Graaf van Holland, ten gevalle van den Bisfchop van Utrecht, otto den XXXVI, met grote kosten, eenen binnendyk heeft doen maken van Schoonhoven tot Utrecht, en voorts van Amcrongen tot op het hoge Zand (f). Hoewel men uit gene fchryvers den ouderdom van deze plaats hoger op kan delven, dan tot den aanvang der dertiende eeuw; gist men nogthans, dat aldaar vele eeuwen vroeger een gehucht geftaan heeft, ter plaatfe, waar die ftad in lateren tyd gebouwd is. Vanberkum (§) meent, dat dit gehucht het Haveke of Havekesdrecht genoemd was, en ftelt den ouderdom van hetzelve hoger, dan den ouderdom van Gouda. Nu zegt hy, vindt men in eenen brief van andries van cuyk, Bisfchop van Utrecht, reeds in het jaar 1139 gewag gemaakt van Gouda, toen Golda gefchreven, een dorp of gehucht, en in het jaar 1272 tot eene ftad verhoogd; en terwyl Schoonhoven altoos den voorrang boven Gouda gehad heeft, hoewel de laatfte plaats, ten tyde der Heren, de eerstgemelde in grootheid verre te boven ging, is het zeer waarichynelyk, dat Schoonhoven dezen voorrang (*) Co rn. kylian. Etymolog. pag. ir. (f) Cron. joh. de beKa, pag. 75. W. heda, Hijl. Episc. Ultraj. pag. 20S. A. matth. Amieü. Tom. V. pag. 230. (§) H. van berkum, befchryving van Schoonhoven, pag-. 8.  en kleefsche oudheden. 389 rang door haren ouderdom verkregen heeft. Dus moet Schoonhoven, naar zyn gevoelen, weleer onder eenen anderen naam bekend geweest zyn. Als'een bewys van derzelver ouderdom geeft hy op, dat deze plaats al bewoond geweest is, en eenen naam gedragen heeft, voor het afdammen der kreeken de Sevender, VlmoïBotter/loot, doordien het fchynt, zegt hy, dat wanneer men eerst aangevangen had, met haar te bewonen na die afdamming, zy eenen naam op dam eindigende, zoude hebben aangenomen, gelyk Amfteldam, Rotterdam, Schiedam, Giesfendam, Alblasfterdam en diergelyken. De geheimfchryver stralen gaat 'nog verder, en zegt, dat men van Schoonhoven reeds gewag gemaakt vindt in de eerfte bedyking van den Lopiker waard, in het jaar 860; ja zelfs dat die plaats reeds in het jaar 787 zou bekend geweest zyn. Ondertusfchen brengt hy gene bewyzen, hoegenaamd, by, om zyne gezegden teftaven; dus moet men op de verhalen van dezen Heer niet bouwen, die nog te ongegronder zyn, doordien hy wil, dat de plaats te dier tyd reeds onder den naam van Schoonhoven zou bekend geftaan hebben. Met meerderen grond zou men kunnen geloven, dat'er in het jaar 1010, wanneer de Noormannen de Lek opzeilden, ter wederzyden van die rivier vele inwoneren waren; het is waarfchynelyk, wegens de gelegenheid van onze ftad, dat hier toenmaals reeds woningen waren , en 'er Veel ligt reeds een gehucht of buurt aanwezig was. Melis stoke, welke die plaats Scoenhoven fpeldt, noemt haai- reeds eene ftad, en fpreekt van dezelve en van haar kasteel, omtrend het jaar 1300, als toebehorende aan den HeerNicolaas van cats; hy zegt:  3tofrjtê m?t fjem öe Stennemaer/ <£n ter ^2rfftï ten e&etaf/ fere fefföe toeren af. jaen Qrjfne ï?oe aiaacr te ra&e / 3©at «Kii b£ff nu teerfïe Dabe. J|er Niclaes van Caefs toag fj?Oï{jt (3te S^orbrecfjt; en riem allen ismUI 3£at öejöt toare but bt to?ebe/ «En men öe öcrcïj ene fïitöe (SLt Scoenhoven üaet feri &0n"e/ 2Btnnen tosjSC*). Deze cats was Ridder, en voogd over den Graaf floris den V, afkomftig uit de oude verdronkene kleine ftad Cats, in Noord-Beveland, en de eerfte , welke de ftad Gouda met muuren omringde. Jan de eerjle, negen en-dertigfte Bisfchop van Utrecht, fchonk in den jare 1280, aan voorgemelden Heer nicolaasvancats en den zynen, zynde de inwoners van Schoonhoven, de vryheid van tollen en pasfagegeld in het fticht van Utrecht, met eenen brief, luidende, uit het Latyn vertaald , als volgt Qf): „ Johannes, door Godts genaade Biffchop van ,i Utrecht, wenfcht allen den geenen, die den „ tegenwoordigen Brief zullen zien, de eeuwige „ Zaaligheit in den Heere! Het zy u lieden ge„ zamentlyk bekendt, datwy, Heer Nicolaas van „ Cats, Ridder, uyt infigt van zyne deugtzaam„ heid, en om de meenigvuldige dienften, die hy ons en onze Kerke dikmaals gedaan heeft, „ mits- (*) Melis stoke, Rymkronyk, derdedeel, bladz. 190. (f) II. van heussens Oudheden, IL deel, bladz. 466.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 391 „ mitsgaders om veelderhande perykelen en moei,. jelykheden, zoo omtrent zyn Perfoon, als in „ zyne Goederen, voorde welke hy zich zeiven, „ ons en onze Kerke van Utrecht ten gevalle, „ bloot geftelt heeft, gemaakt hebben, onzen getrouwen Man en VafalderUtrechtfcheKerke; en dat wy zulks niet gedaan hebben met de Goe. „ deren, welke de Utrechtfche Kerke aangewonnen hadt; maar met onze eygene Goederen, ,, die wy hem uytgekeert hebben. Daarenboven „ hebben wy, dewyle zyne verdienften zulks vereyffchen, met het overleg van dePrelaaten „ en Dienftmannen der Utrechtfche Kerke goedt„ gevonden, het Leen, 't welk wy hem gefchon,, ken hebben, te vergrooten, op dat hy ons en „ onze Kerke dies te gewilliger ten dienft zoude „ ftaan: En daarom vergunnen wy hem, dat „ zyne Mannen, binnen zyne Stadt Schoonhoven „ woonende, door ons Stift van Utrecht, tewa„ ter en te landt mogen reyfen, en weder-keeren, „ zonder eenige Tollen, of Palfagie-gelden te „ betaalen. Ter getuygeniife dezer zaake, heb„ ben wy het tegenwoordige Gefchrift, het wel„ ke met ons eygen Zeegel, met het Zeegel der ,, Utrechtfche Kerke, en met dat van onze Dienffc„ mannen, Heer Zweder van Abcoude, Heer Zwe. ,, der van Bodenichcm, en Heer Zweder onzen „ Maarfchalk bezegelt is, aan den voornoemden „ Heer en Ridder ter handt geftelt. Gegeven ,, in 't Jaar 1280. op St. Paulus Bekeeringe." De Graven van Blois, af komftig uit het geflacht der Heren van Avesnes, zyn eenen geruimen tyd Heren van Schoonhoven en Gouda geweest, welken tytel zy ook in hunne brieven opentlyk gevoerd hebben. Dezelven hebben aan de burgers van Schoonhoven, wegens hunne goede en getrouwe B b 4 diens-  39* kabinet van nederlandsche diensten, van tyd tot tyd verfcheiden voorrechten verleend; welken in zeker boek, met de hand gefchreven, worden opgeteld, en in de volgende order eikanderen volgen (*): Het eerfte voorrecht is hun verleend in den jare 1326, door johan van Blois, Heer van Schoonhoven, luidende als volgt: „ Jan van bloys, Heere van Scoenhoven ,, ende van der Goude, doen condt allen luyden, datwy, om bede willen, verfoeck ende gerech5, te live, die wy dragen tot onzer Stede van „ Scoenhoven, onze luyde van der Stede voernt. „ gegeven hebben, willekeuren ende geven, om 5, ene verberinge heurs Rechts endeHantveften, die zy hebben van onzen Voeders: Dat voert 3, gheenl Man, die onfe Poerter is aldaar, ende in wittelicken huwelycken fit, jeghens ons 5, meer verbeuren mach, dan d'ene helfte van „ zyne goederen, behoudelycken zyne Wyve „ der andren helfte. Voert zo hebben wy hem „ gegheven, wilkoeren ende gheven, dat onze „ Poertere-Kynderen aldaar, die inhems zyn, „ ende in haars Vaders ende Moeders broede zyn; 5, voert meer jegens ons niet meer verbeuren en „ moghen van heurs Ouderen goeden , danthiene „ Pont Hollants. Ende want die dinghen, die „ in goede meningen gezet zyn, en om doechde 3, dicwille verbetert worden, ende in ertheyden „ gebefich; zo willen wy, dat defe voerfz. poyn- ten ftaan zullen ende gedueren t'onfen weder3, feggen. Ende all zonder archelift te verftane, „ om dat wy deze poynten vaft ende geftade „ houden willen, in de manieren dat voorfz. is; ,, zoo (*) H van heussens Oudheden, II.deel, bladz. 463.  en kleefsche oudheden. 393 5, zoo hebben wy daar up t'eenre oirconde dezen openen Brieff gegeven, bezegelt mit onze Ze„ gelen. Gedaan ende gegeven, op onzen Borch „ tot Scoenhoven, op Sinte Barharen.da.ch, in 't „ Jaar ons Heeren duyfent drie hondert zes ende ,, twyntich, &C." Graaf jan van Henegouwen gaf aan de ftad, in den jare 1346, de volgende handveste: » Wy Johan van Henegouwen,Heere „ van Beaumont, maken condt en kenlicken allen „ luyden: Dat wy gegheven hebbende, ende „ gheven, onzen goeden ende getrouwen luyden „van Scoenhoven, om menighen getrouwen dienft, „ dien zy ons gedaan hebben, allefo wye dat „ enen onnozelen vrede brake, dien hy zeiver „ mitter hant niet gegeven en hadde, die fall niet „ meer verbueren dan vyff ende twyintich Pondt „ Hollandtfche, uytgefat doetflach ende laemte. „ Ende dit fall dueren tot onfe wederfeggen, off „ onfer nacomelingen, alle punten te verftaan „ fonder argelift. Ende om dat waar is, zoheb„ ben wy dezen brieff opene bezegelt mit onfen ii Zegele. Gegeven tot Sinte Geerdeberghe, in 't „ Jaar ons Heeren 1346. des Manendages naSin,i te Pouwels-diLch Ccnverjio." ■ Daar op volgt de volgende brief, door jan yan Blois, in den jare 1356 aan de ftad verleend: Jan van Blois, &c. Heer van Scoenho„ ven ende van der Goude, doen condt allen luy„ de: Dat wy voer ons ende ons Nacomelingen „ overgegeven hebben, ende vercoft, onzen „ lieven ende getrouwen luyden van Scoenhoven „ ende hueren nakomelingen, erffelickendeewe„ lick, den Wynt ende Wyntmolen, van onzen „ vorfz. Stede van Scoenhoven, om vyff ende twyntich lïb. Holl. 'sjaars, fulcx payments, B b 5 „ ah  3P4 KABINET VAN NEDERLANDSCHE » alfe men daar van onfen Renten te nemen ple„ gen; the betalen onfen Renthenten aldaar, „ off onfer Nacomelinger, die nu is, offnamaals » wefen zall, op Sinte MartinusMSGs, in den „ Wynter naaftcomende; ende alfoe voert van „ Jaar tot Jare, op den zeiven Sinte Martyns„ Miffe; alzo onze luyden voernt. voort meer » fetten mogen, het zy binnen die Veilen, off » buyten by der Stede, daar zy willen, alfoe „ menigen Wynt-molen, alze hem goetdenótde „ Stede oirbaar , uptzy genoech doen van de ,, Molenftad, den genen dies 't erve wezen zalle. Noch nyemant en fall voort meer enighe ros„ mole zetten, binnen onzer Stede van Scoenho. „ ven voerfz. dandietwe, daar van oudts geweeft hebben , ten zy oirlove onzer goede luyden „. voerfz. Ende wy, off onfe Erffnamen me, „ fullen voortane ghenen Moeien zetten, noch „ doen zetten, binnen die Vryheytvoerfz. noch „ op hondert Roeden daarna; ende binnen deze „ coop zo zullen alle onze Wyntmolen binnen „ Scoenhoven, en daar omtrent, die nu zyn, mit „ allen haaren toebehooren, onzer luyden van „ Scoenhoven voorfz. dies Wynts en der Molen „ gebruyken, tot haaren geboege (genoegen,) „ erffelyck ende ewelyck, te verflane zonder al,, rehande argelift. Ende want wy willen, dat „ dit vaft ,ende geftade blyve, in alle manieren „ alsfe voorfz. is, zo hebben Wy daar op t'cenre „ oirconde dezen openen Brieff gegeven, bezegelt „ mit onzen Zegele. Gedaan ende gegeven, op „ onze Borch van Scoenhoven, in 't Sinte Barbare„ dage, in 't Jaar ons Heeren 1356." Willem de goede, Graaf van Holland &c. heeft in den jare 1322 aan die van Schoonhoven, ten verzoeke van ^ynen broeder jAN van Hem. gou-  en kleefsche oudheden. 39$ gouwen, de tol-vryheid in geheel Holland gefchon. ken; ook geordonneert, als Schepenen te Schoonhoven, omtrent het wyzen van vonnisfen eenige zwarigheid vonden , dat zy by die van Dordrecht daarover zouden raadplegen; en voorts nog andere voorregten in een brief verleend, van dezen inhoud: Wy Willem > Grave van Henegouwen, „ van Hollant, van Zeelant, ende Heere van j. Vrieslandt, maaér. kondt ende kenlicken allen „ luyden: Dat wy, om bede en verfoek van on„ fen lieven Broeder, Heeren Janne van Henea gouwen, Beaumont, gegeven hebben zynen Poor„ ters, wonende binnen de Poer te van Schoenhojf ven, alzulke Vryheden, als hier na gefcreven U ftaat. In den eerften, dat zy Tollen-vry varen „ zullen voer alle onzen Tolle van onzer Graaf„ fchap van Hollant, ende alzo vry te wezen, n alfe anders onfe Vryen Steden. Ende nergent -,, fcot te geven van hoeren goede, danne binnen „ Scoenhoven, alfe varre alfe zy haar Poertrecht ,> houden als recht is; utegezet onfe oude bede, „ ende onfe oude fcot, dat wy van ouds gehadt » hebben. Voort, wat Scepenen wyzen van „ Scoenhoven recht te wezen binnen Scoenhoven, „ ende wes vonniffe des zy niet vroot en zyn, dat zullen zy hallen T'ordrecht. Dan zo wyedie 3> vrede breket, die binnen Scoenhoven genomen is, „ die zal 't beteren mit zynen live, ende mit zynen 13 goeden, alfo varre alfe hy daar ojf verwonnen wordt 33 met Scepenen, ojf met twee w machtigen Poert er s „ van getrouwen bedde, elcktotc thien Ponden gegoet, off daar hoven, ende den vreden fal men houden, „ alzoe wyde alfe die zonne up. ende toegaat. Voert ,, nergens te Recht te flaan, dan binnen vryen ,, Steden, het enzy dat zy hem ver wilcoren voer „ eeni-  396 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ eenighe ghewaarde fuchtere, ende voer zeven „ bueren, off voer Scepenen, off dat zy ergent „ misdaden, ende menfe metter verfcher daat be„ grepe, dat zouden zy beteren, alfoe dan Recht „ ware, daar zy misdeden; allere ftucken voer„ zeyt zonder argheeden, ende behouden onzer „ Heerlicheden , ende onzer Gravelyker gewelt. „ Ende omme dat wy willen, dat alle deze dingen „ voerfz. well ende vaft, zeker ende geftade go„ houden blyven, van ons ende van onzen na» „ comelingen, hebben wy hem dezen Brieff ge„ geven, bezegelt met onzen groten zegele vt„ hangende. Gedaan in den Hage, desDyncxda. „ ges na Afeye-dach, in 't Jaar ons Heeren 1322." Guy, Graaf van Blois &c. heeft hun in den jare 1395, ten voordeele van de Bastaarden, het volgend voorrecht verleend: „ Guy van Chastillon, Graave van „ Bloys, Heere van Ave/nes, van Beaumont, van „ Scoenhoven, ende van der Goude, maiken ken„ lick allen luyden: Dat wy voer onze nacome„ melingen, om bede wille ende verzoek onzer „ liever ende getrouwer luyden, in onzer Stede „ van Scoenhoven, ghevryet hebben, ende vryen „ tot ewyghen dagen, van dezer tyt vort, alle „ die Baftaarden, die daar nu wonen, off hyerna ,! comen zullen, ende onze wonachtige Poerters daar zyn, in dezer manieren: Datwy, noch „ onze nacomelingen van beftorften, om hoeren „ goeden nyet eysfchen en zullen, mer dat zydt erven mogen, ende laaten op haaren naaften " maghen, alfe ofte zy van ghetruweden bedde „ ware, zonder argelift. Ende om dat wy dit geftade ende vaft houden willen, als voerfz. is, zo hebben wy des tot eenre oirconden de„ zen openen Brieff bezegelt mit onzen zegel „ Ge.  en kleefsche oudheden. ƒ97 „ Gedaan ende gegeven tot Noyon, in Tierafche, ,, den eerften dach in Julio, in 't Jaar ons Hee„ ren 1395." Na den dood van Heer guy voorfz., dewelke gene kinderen heeft nagelaten, zyn de heerlykheden van Beaumont, van Beaufort, van Schoon* hoven en van ter Goude, vervallen, aan albert yan Beijeren, Graaf van Holland en van Henegou. wen; dewelke in den jare 1398, de volgende handvest aan deze ftad gegeven heeft: „ A albrecht, by der Gods genade Palens. „ Grave op ten Ryn, Hertoge in Beyeren, Grave „ van Henegouwen, van Hollandt, van Zeelant, „ ende Heere van Frieslant, doen condt allen », luyden: Dat wy, om kenlycken oerbare, nut„ fcap endeprofyt, onzer goeder Stede van Scoen,1 hoven, ende Inwoender Poerteren gegeven ende „ verhuert hebben , geven ende verhueren in „ erffpacht derfelver onfer Stede, voer ons ende „ ons nacomelingen , onze Hop.azynze binnen „ derzelver onzer Stede, om vyfftich Vranck„ ryckxe ouder Schilde jaarlicke Renten, om te „ betalen, en wt te reycken alle jaar op Sinte Lamhrecht-Dach; ende oirloven ende confen„ teeren onze getrouwen Burgemeefters ende „ Scepenen van Scoenhoven, die nu tertytzyn, „ off namaals wezen zullen, dat zy tot aïre tyt, „ als zy des te doen zullen hebben, om nutfcap „ ende profyt onzer Stede voerfz. denHop-azyn- ze voerfz. uit anderen haaren azynzen hogen < ;, ende lagen mogen, tothoere wille, endeprofyt „ van onze Stede, zonder ons off onzen nacome. „ lingen daar om vorder te verfoecken. Ende „ van dezen voerfz. azynze zal onze Scout van „ Scoenhoven, die nu ter tyt is, off naamaals we. „ zen zall, den Burgemeefters wtvluchtingen en- » de  398 kabinet van nederlandsche n de wtpandinge doen, tot alre tyt, als zy des „ te doen zullen hebben. Ende van fulcken nut„ fchap profyt, als van den azynze voerfz cornen $t zall, zullen zy onzer goeder Stede van Schoen„ hoven rekeningen ende bewyzinge doen , als re„ delyck ende coflumelick is; dat zall gedueren » tot ewigen dagen. In oerconde dezen Brieve „ bezegelt mit onze Zegellen. Gegeven in den ,i Hagen, up ten vyff ten dach in Januario, in 't „ jaar ons Heeren 1398. na den loop van onzen „ Hove." Drie jaren daarna verleende dezelfde Graaf hun ook. de volgende voorrechten: ,, Aalbrecht, by Goeds genaden Palens„ Grave up ten Ryn, Hertoge in Beyeren.. Grave „ van Henegouwen, van Hollandt, van Zeelandty ,', ende Heere van Vrieslandt, doen condt allen „ luyden: Want onze goede Stede Scoenhoven, „ ende hoer inwoender, mede - Poerteren, mit „ zommigen anderen Ambochten daar ontrent „ gelegen, aan ons gecomen zyn, by bede ons „ lieffs neve Grave Guy en van Bloys, daar Godt „ die Ziele off hebben moet, die onsgeredt ende ,, ontfangen hebben, tot hoeren rechte Lants„ heere: Zo hebben wy, om meningen trouwen „ dienften, die die zelve onze Stede ons en onze „ Voervaderen tot menyger tyt gedaan heeft, „ ende oft God wi]l noch doen zall, ende om „ zonderlingen lieften, die wy daar toe dragen, „ meynyger ende begeerte onfen voorfz. Stede, „ te houden in zulken Vryheden, ende Goeden, „ ende Rechten, als zy waren by tyden ons lieffs » neven , des Grave van Bloys voerfz. Ende » hebben daarom hen gegeven zulcke poynten „ ende Privilegiën , als hierna gefcreven flaan» » In den eerften hebben wy gegeven, ende geven „ on-  en kleefschë oudheden. 39q „ onzer Stede van Schoenhoven, ende allen horen „ Inwoenderen, den Poerteren, die vry goede „ lande off erve copen off vercopen willen, vryen „ luden, dat zy vrylike doen mogen, zonder die „ vryen goeden off erve te belaften mit eniger „ wilkoer off fcotbaar te maken. Behoudelyken „ waar dat fake, dat eenich Poerter van Scoenho» ven' enighe verwilkoerde , of fcotbaar lande „ cofte, die zouden tot ewigen dagen fcotbaar „ blyven. Voert, want wy onfe Tolle, die tot „ Ammers placht te leggen, eer onze Stede van „ Scoenhoven aan ons quam, nu in derzelver onzer „ Stede van Scoenhoven geleythebben: Zo hebben „ wy onfen voorfz. Stede, ende allen hoeren „ Inwoenderen, den Poerteren, die nu zyn, off „ namaals wezen zullen, gegheven, endegheven „ zulker vryheyt, gewoenten ende haarcomen te „ ghebruken, als zy voertyts gedaan hebben, by „ onzen Voervaderen tyden Hendrik J ans van „ Henegouwen, ons oems Grave Jam, ende Gra„ ve Guy en van Bloys tyden, onzen neven, dier „ God gedencke; dat is te weten: Dar. men van „ geenrehande goede dat tot Scoenhoven te coep „ comt, en onze Poerters aldaar copen off ver„ copen, Tollen nemen en zall, alzo verre als „ mendatflyt, ende verteert, binnen onze Stede „ voerfz. Mair want dat zy enich goedt cofteu, „ ende niet en fleten, noch en verteerden binnen „ onzen Stede van Scoenhoven, ende voort ver„ coften alzoe dat men dat van daar voreden op„ waart, of nederwaart, daar zouden wy onzen f. rechten Toll of hebben. Voert zo en zall on'» ze Tolner tot Scoenhoven, die nu is, of namals „ wezen zalJ, geenrehanden Tollen of ongelt „ nemen, van zulken goeden of penwaarden, als dat die ommezaten gezeten omtrent onze voerfz. „ Ste-  409 kabinet van nederlandsche „ Stede aldaar tot weke-marckt brengen, of weder van daar voeren zullen. Voert zo geven wy onzen voerfz. Stede van Scoenhoven, ende ,\ hoeren inwonende Poerteren, Tollen-vry te „ varen, totten ewygen dagen, voer onzen Tol„ len te Heusden, gelyckt dat onze Stede van „ Dordrecht, ende anders onzen vrye Steden al„ daar varen. Voert zo hebben wy geconfir3 meert, ende confirmeren alzulcken Hantveften , " Vryheden ende Rechten, als onze Stede van Scoenhoven vercregen heeft in voertyden van \, Heeren Jan van Henegouwen, van Grave Jan, 5, ende van Grave Guy van Bloys, dien God genadich zy, na inhouden der Brieven, die on„ ze Stede voerfz. daar of heeft. Ende, want , wy voer onze goede Stede van Scoenhoven ende „ hunne inwonende Poerteren, die nu zyn, of „ namaals wezen zullen, allen dezen poyntenen „ vryheden voerfz. ende elcke byzonder vafte ende geftade houden willen, ende gehouden „ willen hebben onverbroken tot ewigen dagen , „ zo hebben wy van onzen rechter wetenheit „ dezen Brieff doen bezegelen mit onzen zegelen , „ hier an gehangen. Gegeven in den Hage,^ op ,, ten vyf en twyntichften dach in Auguflo, in 't „ jaar ons Heeren 1401." Alle deze privilegiën, handvesten, vryheden enz. heeft ka rel, Hertog van Bourgondiën, in lateren tyd Keizer, in den jare 1515 bevestigd met den volgenden brief: ,, K a e r l e , by der graeye Gods, Pnnce van ,, Spaangen, vanbeydedeSecilien, van Jerufalem9 3i &c. Èerts-Hertoge vanöefienryck, Hertog van „ Bourgondiën, &c. Allen den ghenen, die dezen ,, onzen Brief zullen zien, Saluyt: Van wegen ons beminden Burgermeefteren, Scepenen, en»  en kleefsche oudheden. 401 „ ende Raydt onzer Stede van Schoenhoven, voer ., hem, ende die gemeyne Borgeren ende In„ gezetenen derzelver Stede, es ons tegen„ woerdelick verthoent, ende te kennen ge„ geven geweeft , hoe die zelve thoenderen „ ende Inwoenderen van dieze begift ende „ gedoteert zyn van vele fcone Privilegiën , j, Hantveften , Vryheden , ende Exemptien , ., hemluyden gegonnen, ende gegeven, by dy,, verfchen Heeren van Schoenhoven, Graven ende „ Gravinnen van Hollant; hebben oick tot nu ,, toe gebruyckt van vele goede oude gewoenten ,, ende poffeffien, welcke Previlegien, Hantves,, ten, Vryheden, Exemptien, Gewoenten, „ ende poffeffien, hem thoenderen by onzen „ Voerzaten, Graven ende Gravinnen van Hollant, ' „ te meer Honden gefirmeert ende gheveftigt zyn „ geweeft. Ende want die voern. thoenderen „ in 't gebruyken van hoeren voerfz. Privilegiën, „ Vryheden , ende oude poffeffien, dagelycx „ vercort, ende hem die niet well onderhouden „ noch geachtervolcht en worden; zo hebben zy „ oetmoedclyck gebeden, ende verfocht, die „ zelve Vryheden, Privilegiën, Exemptien, ou„ de gewoentpn ende poffeffien, tot deze onze „ hulpinge ende aancomt aan de heerlickheit ons „ Lande van Hollant te willen veftigen, confir„ meren, ende believen, ende die te doen onder„ houden, ende hem daarop verkenen ende doen „ expediëren onze Brieven in behoerlyker voir„ men. Zo eyft, dat wy deze zaken overgemercl:, „ ende daarop gehadt 't advys van onzen Reke„ ningen in den Hagen, genegen wezende ter bede van de voernoemde thoenderen: Wy „ hebben, by goede advyfe, ende deliberacye „ van Rayde, geconfirmeert, belyeft, geaporoIV. deel. Cc beer  4CU KABINET VAN NEDER LAND S C HE ê beert ende ghevefticht, confirmeren, believen, „ approberen ende veftigen mits dezen Brieve, „ alle alfulcken Privilegiën, Hantveften, Vryhe„ den, Exemptien, Ghewoonten ende Poffeffien, » als zy hier voerteyts van den Heeren van Scoen. h hoven, Graven ende Gravinnen van Hollant, » duechdelyck vercregen ende gëbruy£t hebben; » behoudeliek, dat die voern. thoenderen gehou» den zullen wezen, dezen Brieff te prefenteren » in onzer Reken-kamere in den Hage, eer zy „ van den inhouden ende effe&e van dien zullen » moghen gebruycken, om aldaar geregiftreert te n worden , tot ellicx zekerheyt. Ontbieden „ daarom ende bevelen, onzen lieven ende ghe„ trouwen Cancelier, Prezident, ende luyden „ van onzen grooten ende Secreten Rayden,Gou» verneur, Stedehouder, Prezident ende Luyden „ van onzen Rayde ende Rekeningen in Hollant, „ ende allen anderen onzen Rechteren, Jufticyea ren, Officyeren, Dyenaren, ende Onderzaten, wyen dat aanghaan oft anroeren mach, ende „ elcke van hem b}'zonder, zoe hem toebehoeren „ zall, dat zy die voern. thoenderen ende hueren „ naarcommers; doen laten ende ghedogen van „ deze onze gracye, confirmacye ende approba„ cye, ende van al den inhouden van dezen ge„ bruycken, vaftelyck, vredelyck ende volco„ melyckgenyeten ende gebruycken, zonder hem „ te doen off te laaten gefcyeh enich hinder, „ letzel, off moeyeniffe ter contraryen: want „ alfo ons ghelieft. Des t'oirconden, fo hebben „ wy onfen Zegel hier aen doen hangen. Gegeven „ in onfen Hove in den Hage in Hollant, den » laatfte dach van Junio, in st Jaer ons Heeren duyfent vyf hondert ende vyfthiene." In  fcN kleefsche oudheden. 403 In het toneel der véreenigde Nederlanden (*), vind ik aangetekend , dat de ingezetenen van Schoonhoven, door jan van Blois, den tytel voerende van Hertog van Gelder en Graaf van Zutphen, en door machtilda, deszelfs gemalinne, met zekeren brief, getekend 17maart 1372, te Arnhem, begiftigd zyn met de tolvryheid van alle hunne goederen in de landen van Gelder en Zutphen; doch dat deze privilegie door de inlandfche beroerten in onbruik geraakt zynde, hun in lateren tyd betwist is; ondertusfchen wordt deze brief in het voornoemd handfchrift, waarin nog. thans alle de andere ftaan, niet gevonden. H. van berkum (f) vei'haalt, dat die van Bommel dit voorrecht, nog ten zynen tyde omtrend het jaar 1700, genoten, en dat Schoonhoven van dit voorrecht verftoken werd, doordien die van Bronkhorst, de overhand gekregen hebbende in het land van Gelder, jan van Chatillon of Blois, en zynegemalinne machti ld a, nimmer', voor wettige bezitters van het land van Gelder gehouden, maar hen daaruit verdreven hebben. Sommigen willen dat Schoonhoven in het jaar 1303 nog gene bemuurde ftad, en niets dan een vlek met een kasteel zou geweest zyn; doch dat Heer jan van Henegouwen,broeder van wil. le m den Goeden, Graaf van Holland, deze plaats, benevens Gouda en Tertholen in Zeeland, by erfenisfe verkregen hebbende , de eerfte met poorten en muuren zoude hebben omringd, en dat zy, door den ondergang van Nieuwpoort, fchuins tegen over dezelve gelegen en door de (*) Twede deel, bladz. 190. (f) Befchryving van Schoonhoven, bladz. 15. (5) W. van go ud hoe ven, bladz. Sp. S. van xe e bwen, Batav, llluftr. bladz. 1304. CC 2  404 kabinet van nederlandsche de Gelderfchen verwoest zynde, omtrend den jare 1320 eene kleine zeer aangename ftad geworden is. Doch wy hebben reeds aangetoond, dat m e l i s stoke, op het jaar 1300, van Schoonhoven als van eene ftad fpreekt; waaruit dan volgt, datzy voor dien tyd met muuren moet omgeven geweest zyn. Want in het jaar 1303 of daaromtrend heeft Heer witte van Haemflede dit kasteel door de Kennemers en Friefen doen beleegeren, met blyden doen befchieten, en eindelyk by verdrag veroverd (*). M. z. b o x h o r n i u s (f) tekent aan , dat jan van Henegouwen , broeder van willem den Goeden, Graaf van Holland, het kasteel van Schoonhoven, doordien het van ouder, dom vervallen was, in den jare 1312 in beter aanzien heeft doen herbouwen. Daaruit alleen kan men befluiten, wegens den ouderdom van dit flot. In het jaar 1359 verzamelde jan van Arkel, zeven-en veertigfte Bisfchop van Utrecht , een magtig leger. en trok met hetzelve tegen Schoonhoven op. Die uit de ftad, kennis krygende van zyne aankomst, trokken hem te gemoet, en leverden hem flag; doch deze onderneming viel ongelukkig voor hem uit, doordiende zynen geflagen,en de Ridders gysbert van Langerak, herpeTus van Liesveld en coenraad van Oosterwyk , benevens vele burgers gevangen genomen werden (§). In het jaar 1375 is de gehele ftad Schoonhoven, benevens het karmeliten klooster, hetwelk eerst in den jare 1330 door ] an van Henegouwen gefticht was, door eenen fchielyken en onverwachten brand (*) Lu dolf Smits, Schatkamer, pag. 311, (t) Toneel van Holland, bladz. 270. (S) Ibidem.  en kleefsche oudheden. 405 brand ten eenemaal vernield geworden (*); zynde ter gedachtenis van dit treurig ongeval het volgend Latynsch vers vervaardigd: SCoonhoVen Injlgnh, CVMCLaVjlo deVorat Ignh. waarvan de grote tal letteren het jaargetal aanwyzen. Een diergelyk ongeluk trof de ftad ten tweden male, op St. Margarete, dag, in het jaar 1518, ter vergoeding van welke laatfte ramp, kar el, Graaf van Holland, haar, op den 22 augustus van het gemelde jaar, het voorrecht vergund heeft, „ om, (gelyk hy zich in eene handveste ten voor3, deele van Schoonhoven uitdrukt,) te verleenen „ en te confenteeren , dat alle die genen, die „ binnen de Limiten van Kraaijeflein, en van de „ Vlietbrugge gezeten zyn , en namaals zitten „ zullen, Accynze tot onze fteede profyte en behoef voortaan gelden en betalen zullen, in ,, alle manieren, of de zelve binnen onze voor- fchreve fteede woonachtig waaren." enz. Uic het begin dezer handvest blykt ook, dat die brand 320 huizen, 3 kloosters, eene poort, en eenen toren vernield heeft, en onder het getal der verbrande huizen gerekend werden 9 olymolens, alle de fmeden, alle de bouwlieden , alle de rademakers en fchuitemakers met hun huisraad, en meestendeel alle , die ambagten en neeringen doen (f). Toen de ongelukkige jacoba van Beijeren. Gra- (*) W. van goudhoeven, Kronyk, bladz. 403.' Boxhorn, Toneel van Holland, bladz- 209. (|) II. van beekum, Befchr. van Schoonhoven, bladz. 334. Cc 3  406 kabinet van nederlandsche Gravinne van Holland (*) , zich in het jaar 1424 in Henegouwen bevindende, vernomen had , dat haar gewezen gemaal, Hertog jan van Braband, in dien tyd van haar gefcheiden, alom in Holland. Zeeland en Friesland gehuldigd was, kon zy geenfints met goede oogen aanzien, op eene zodanige wyze van hare vaderlyke goederen ver. ftoken en beroofd te worden. Zy raadpleegde derbalven met hare vrienden, wat haar in dezen te doen ftond, en kwam met dezelve overeen, om zich van eenige fteden enkasteelenini?o//^«j, ware het mogelyk, meesteresfe te maken. Ten dien einde zondzyrLORis van kyfh o e k met eenig gewapend volk voor Schoonhoven, om de ftad te overmeesteren, gelyk zulks ook gefchiedde, door behulp van fommige burgers, welken de party van die Gravinne waren toegedaan , en die haar de ftad goedwillig over gaven. Doch WILLEM COULSTER en ALBREGT beyling, op het kasteel leggende met vyftig kloeke en wel ervaren foldaten, wilden zich niet over geven. Derhalven maakte floris van kyfhoek, met behulp der burgery, terftond grote toebereidfelen, om het flot te beleegeren en aan te tasten, doch ontmoette eenen zo fterken tegenftand, dat hy zes weken lang voor hetzelve lag. Eindelyk de voorburg der fterkten, benevens eenige bolwerken veroverd hebbende, maakte hy een geweldig vuur op het kasteel, en beftormde het meer dan eens. Waarfchynelyk zou hy nog meerderen tyd voor hetzelve verfpild hebben, wanneer de bezetting, door gebrek aan levensmiddelen, niet genoodzaakt geworden was, om zich behoudens lyf en goed, over te geven, be- (*) Goudhoeven, Kronyk, bladz. 449.  en kleefsche oudhepen. 407 behalven de perfoon van albertbeyling, welke ter befcheidenheid van vrouwe ja co ba werd overgeleverd. Deze kreeg vervolgens een maand verlof, om zyne vrienden te gaan bezoeken, op zyne zaken order te ftellen, en alsdan weder terug te komen, hetwelk hy onder eede beloofde. Vertrokken zynde, kwam hy op den gezegden tyd weder terug, en werd, op bevel van vrouw jacoba, des nachts op eenen molenwerf levendig in de aarde bedolven (*). Dit aanmerkelyk geval heeft de Heer jacob van der does in verfen gebragt, en daarin beyling vergeleken met den Romeinfchen regulus, welke het fterven minder fchuwde dan op zyn gegeven woord weder te keren. Al. dus drukt hy zich uit (f): Schoonhoven, anderfmts van outs genoemt Schoon-haven , Dat, was 't niet eens verbrant, en in zyn afch begraven, Noch mooglyck heden was de Jchoonfie Stadt van 't Lanti Dat veel belegert is, nochtans maar eens vermant. Een Stadt, die Beyling, met zoo grooten lof kan noemen, Als Romen op de trouw van Regulus mach roemen. Den eerften die ontfach de trouw meer als de doot, Dewyl hy vluchten konde, en nochtans niet en vloot, Die als hy het Cajleel niet op en wilde geven Aan Vrouw Jacoba, maar met vyftich wel bedreven Soldaten was gefint, te flryden tot de doodt, Maar in het laatft geperft, door over groote noodt, Dit in te ruymen aan Kyfboek en zyn Soldaten, Op voorwaardt, dat men goet, en leven haar zou laten, ( Gelyk aan yder die beloften wierdt voldaan, ) Alleen moftfterven, en genadeloos vergaan. Die, (*) H. VAN BERKUM, bladz. 340. (f) In zyn 'sGravenhage. bladz. 72, C c 4  408 kabinet van nederlandsche Die, tegens woordt, en trouw , en Oorlogsrecht verwezen Ter doodt, (maar in zyn doodt nog fterven noyt volprezen^ Een maant verkreeg, om na zyn vrienden en zyn goet Voor 'f laatft noch eens te zien, en op zyn vrye voet Geftelt, die zware firaf door fchrick niet is ontvloden, Maar na die tyde fieh felf heeft weder aangeboden Aan de Gravin; die niet bewogen door die daadt, En trouw, hem levendig in t^aard" bedelven laat. Ondertusfchen fchynt de Heer van der does in zyne verfen te kennen te geven, dat aan beyling genade toegezegd, en met hun tegen het recht van den oorlog, en tegen het gegeven woord gehandeld ware; wanneer hy dit wezentlyk gedacht heeft, vergist hy zich; doordien alle onze gefchiedfchryvers eenparig getuigen; dat beyling op genade en ongenade aan kyfhoek overgegeven werd. Aan den anderen kant fchynt het nogthans ook zeker, dat beyling, na verloop van den bepaalden tyd terug kerende, zich verzekerd gehouden heeft, van genade te zullen verwerven, waarin hy zich echter deerlyk bedrogen vond. In het jaar 1424, verbande Jonkheer ja cob van gaasbeek, Stedehouder van Holland, alle de tegenftrevers van janmb Braband uit die provintie (*). In de vasten van dat zelfde jaar, vergaderde genoemde Stedehouder zeer veel krygsvolk, en beleegerde de ftad Schoonhoven aan alle zyden, met behulp der gezamentlyke poorters uit de fteden van Holland, Zeeland en Friesland, hoewel de fteden ter Goude, Oudewater, den Briel en Zierikzes daarvan uitgefloten waren, en zich met dien oorlog niet wilden bemocijen. Schoonhoven aldus van al- (*j W. TiH goudhoeven, Kronyk, bladz. 450.  ËN IfLEEFSCHE OUDHEDEN. 409 alle kanten beleegerd zynde, werd met zwaar gefchut befchoten, en bleef veertien weken gefloten. De beleegerden hadden onder anderen aan hun hoofd vyf Ridders en twintig edelen, alle ervaren oorlogsmannen, welken de Had heldhaftig hielpen verdeedigen, vele uitvallen deden,en dikwils met groten buit en vele gevangenen in de - ftad terug keerden. Geduurende dien tyd, trok eene bende uitgelezen dappere foldaten der bezetting, by nacht, uit de ftad, kwam voor Rotterdam, maakte zich van vele daar leggende fchepen meester, en voer met dezelven de Lek op naar Schoonhoven. Die van Rotterdam zulks vernemende," vergaderden ylings de weerbaarfte burgers hunner ftad, en volgden de Schoonhovenaars op de hielen, onder het gefchal van trompetten, en de banniere der ftad, ora hun den roof weder afhandig temaken, of wegens de geledene nadeelcn eenen bloedigen ftryd met hun te wagen. De partyen elkander ontmoet hebbende , ontftond 'er een bloedig gevecht, hetwelk ten nadeele der Rotterdammers afliep , waarby velen der hunnen fneuvelden en de overigen met bebloede koppen naar huis moesten keeren. De Schoonhovenaars, die de overwinning behaald hadden, bragten vele Rot« terdamfche gevangenen, de ftadbanier en den geroofden buit met blydfchap en zegepralend in hunne ftad. Nadat de edelen en de fteden van Holland vieren-twintig achtereen volgende weken voor Schoonhoven geleegerd geweest waren, zonder iets van aanbelang uit te richten, veelminder de ftad te overmeesteren, zonden zy eenige gezanten tot den Hertog van Cleef en den Graaf van Meurs verzoekende aan beide deze Heren om te willen Cc S ko-  4IO kabinet van nederlandsche komen, ten einde een beftand van zes weken te mogen fluiten, opdat een iegelyk ongehinderd naar huis zoude kunnen vertrekken, hetwelk ge. fchiedde; en de beleegering werd op den dag van Si. Jam onthoofding opgebroken. In het jaar 1488 (*) kwam j ohanvan Naald* ivyk, een der ridderen, de Hoekfche party toegedaan, met duizend foldaten en vele fchepen voor Schoonhoven, om die ftad te beleegeren; doch hy werd door de burgery met zo veel moed en dapperheid ontfangen, dat hy genoodzaakt was onverrichter zake, en met verlies van zeer veel krygsvolk, en verfcheiden fchepen te wyken. Wegens deze en meer andere dappere bedryven der Schoonhovenaars, heeft de ridder c. huyg e n s, in zyne lofdichten op de fteden van Holland en Westfriesland, deze ftad aldus fprekende invoerd: De beurt en wederbeurt, van 't nimmer Jlaande radt, Daar 's Werelds Wet op draait, heb ik op 't ruimjl gehadt, Nog is myn overfchot, van de eertyds fchoone Hoven, De peters van myn naam, voor andere te loven. Watfchaadmy 't op enneêrl 'k heb mannelyk geleén, En meefl al winnende, minfl wy kende, gejlreên; Maar evenwel gejlreên. Landtvoogden, die de Jlangen Van dit gebiedt berecht, 'k weet meer als Salm te vangen; Of 't wéér op 't prangen quam, denk hoe ik voormaals deé, En field in 'tWaapenboek: Schoonhoven ftaat voor twee. Sedert dat Schoonhoven in den jare 1397 weder aan de domeinen van Holland is gekomen, hebben de Graven daar altoos eenen kastelein aangefteld; welke waardigheid in den jare 1425 bekleed is, (*) Boxhorn, Toneel, bladz. 280  en kleefsche oudheden. 411 is, door den Schildknaap willem van den coulster, die, gelyk wy aangetekend hebben , op het kasteel belegerd werd. Hem volgde de Heer gerrit van poelgeest, in den jare 1A58 aldaar overleden. In het jaar 1460 was de ridder lodewyk van treslong kastelein van dit kasteel. Na hem lodewyk van pro et Moerkerke, in het jaar 1527, enz. (*). Schoonhoven pronkt met eene parochie-kerk, welker ftichting zeer duister is; men weet alleen met zekerheid dat zy den heiligen Bartholomeus is toegewyd, en dat de pastoor door de Duitfche ridders, te Utrecht wonende, plagt benoemd te worden, doch de koster en fchool voogd werden door den Graaf van Holland aangefteld; welke laatfte, wanneer hy niet ter plaatze zyner bediening woonde, jaarlyksch niet meer dan drie ponden vlaamsch tot bezolding trok Cf). H. van berkum, in zyne befchryving van die ftad (§), gist. dat 'er in het jaar 1375, toen de ftad, benevens het klooster afbrandde, nog gene parochie - kerk geweest zou zyn, maar dat die van Schoonhoven in het geestelyke, toenmaals gedeeltelyk onder Berg ambacht, gedeeltelyk onder Willige Langerak behoord hebben; ,, dit, „ vervolgt hy, moet niemand wonder fchynen, „ dewyl men zo hier als elders, zelfs in zeer ou„ de fteden, gelyk als Nimmegen, vindt, dat de „ parochie kerken buiten de fteden gelegen wa„ ren, en onder andere kerken, gelyk Vianen „ on- (*) W. van goudhoeven, Byvoegfelen op de HoII. Kronyk, bladz. 89. S. van leeuwen, üatav: Illujlrata, bladz. 1304. (t) H. vanheussen Oudheden, JI deel, bladz. 460. (J; Befchryving van Schoonhoven, bladz. 385.  4Ï2 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ onder Hagefteyn, weleer behoorden. Ik meen „ vast te ftellen, dat de Schoonhovenfche paro. „ chie-kerk niet voor den tyd van Jan van Cha„ 'tilïoni Graaf van Bloys, gefticht is, of zelfs „ niet voor zyne opvolger en Broeder Guido van „ Bloys, dewelke daar onder getrokken zullen heb„ ben dat gedeelte van de ftad, aan de oostzyde van „ de Zevender gelegen, het geen weleer onder „ Willige Langerak behoorde; en waarvan het „ komt, dat nog eenige huyzen aan dien kant ge,; legen, jaarlyksch aan de kerk van Willige, de „ een meer, de andere minder, moet betalen." Dus verre de voornoemde fchryver, van welken te wenfchen ware, dat hy zyne ftelling door gronden betoogd, en dus aanleiding gegeven had om deze zaak verder te onderzoeken. Voor de hervorming ftonden in deze kerk verfcheiden altaren , aan welken zes kleine vicariaten gemaakt zyn, die weleer met redelyke inkomften voorzien waren, doch door het inbreken der Bakkerwaal, by Lekker dam zeer veel zyn verminderd. Die genen, welken wy aangeteekend vinden, zyn de volgende: Het eerfte altaar was toegewyd aan de maagd Maria; daar aan behoorde een vicariaat, belast met drie misfen ter week. Het twede altaar was toegewyd aan St. Nikolaas], voorzien met een vicariaat, weekelyks met twee misfen belast. Het derde altaar was toegewyd aan den Heiligen Geest, en met een vicariaat voorzien. Het vierde altaar was toegewyd aan«SV. Elegius, of Eloy., voorzien met een vicariaat, waartoe de volgende renten behoorden: Zes  en kleefsche oudheden. 413 Zes morgen lands Nog verfcheiden landeryen. ƒ18: o:Nog eenige landen en huizen . 36:18:te famen ƒ54:18: Het vyfde altaar was toegewyd aan St. Christin mus, of volgens anderen aan St. Jodocus, voorzien met een vicariaat, wekelyks met eene misfe belast. Het zesde was aan St. Ew aldus toegewyd, en met een vicariaat voorzien. Het zevende altaar, toegewyd aan St.'Theabal* 'dus, was voorzien met de volgende inkomften: 5 morgen lands te Langerak, en van een huis, jaarlyksch 3 guldens. Het agtfte altaar was aan St. Laurens en St. Bar* hara toegewyd, en voorzien met de volgende inkomften : 5 morgen lands in Berg*ambacht, en 7 morgen lands in Gilkenesfe. Het negende altaar was aan St. Jan den doper toegewyd, en voorzien met de volgende inkomften; 5 morgen lands in Berg'ambacht, en op een huis by dzVischbrug 4 ponden vlaamsch, H. van berkum (*), die ook tien altaren opnoemt, en daar by voegt, dat de vicaryen dezer altaren, ter begeeving ftonden aan de Heren van Schoonhoven, dat dezelven waarfchynelykdoor hun begiftigd, en te famen met de kerk opgericht waren, wil nog daarenboven, dat 'er een hoog altaar pp het choor geftaan heeft, hetwelk aan "den heiligen Bartholomeus toegewyd geweest is. In (*) Befchryving van Scliosnhovsn, bladz. 388.  4T4 KABINET VAN NEDERLANDSCHE In den jare 16*57 is de kerk voor een groot gedeelte veranderd en verbeterd. Het choor heeft de lengte van 68, en eene breedte van 78 voeten; en de kerk is lang 118, en breed 96 voeten , alles Rbynlandfche maat. De gemeente wordt thans bediend door drie predikanten, beborende onder de klaslis van Gouda en Schoonhoven. De toren is omtrend het jaar 1650 byna geheel vernieuwd; men verhaalt dat de voorgaande gemeen, flecht en laag geweest is. De tegenswoordige is zeer fierlyk van Benthemer Heen opgehaald, doch, het zy dan door zyne zwaarte, het zy door de zwakke fundamenten der kerk waarop hy ftaat, aan de oostzyde overgezakt; en reeds binnen in de kerk, gelyk ik meen, door eenen dikken pyler onderfchraagd. In dezen toren hangen drie klokken, bekend onder den naam van eene grote, eene kleine en eene wachtklok, welken denkelyk uit den;vorigen toren genomen, en in dezen geplaatst zyn. Ook vindt men daarin een uurwerk, waarop het jaargetal van 1592 te lezen ftaat. De grote klok hadt den naam van Bartholomeus , en in haar rand onder aan, leest men de volgende woorden: St. Bartliolomaus is mynen naam, Tot geluy van Gode ben ik bequaam, Willem Moer, en Jasper zyn Broer hebben my gemaakt, In het Jaar 1510. Op deze klok ziet men het wapen van Henegouwen, en dat van Schoonhoven; zy is omtrend het jaar 1757 geborften, het welk men op den jaarlykfchen bededag eerst ontdekte, toen die verba- zen*  en kleefsche oudheden. 415- sende aardbeeving door geheel Holland gevoeld werd. Uit den toren nedergelaten, woog zy 3396 ponden, wordende op de waag gewogen, en daarna naar Somere gevoerd, waar zy door den klokgieter alexius petiet, vergoten, en weder in den toren opgehangen is, hebbende by. na het zelfde gewigt behouden. Op de klok, onder den naam van de kleine klok bekend, ftaat, Maria, Maria, en het jaargetal 1410, zynde de overige letteren onleesbaar. Op het wachtklokje vindt men: Se. Salvador is mynen naam, Myn geluy zy Gode bequaam. Ao. 1540. (*). In deze kerk legt begraven de Heer jan van wynbergen, op wiens zark men een groot graffchrift vindt uitgehouwen. Aanmerkelyker is het graf van den Heer o l rvier van noort, een beroemd zeeman, welke in het jaar 1598 uitgevaren, en in het jaar irjoi weder terug gekomen is, zynde hy de eerfte der Nederlanderen geweest, welke een tocht rondsom de waereld gedaan heeft; deze beroemi de man vereerde by zyne terugkomst aan de ftad ; Schoonhoven, een fchoon ftuk metaal gefchut, in het jaar 1578 te Utrecht gegoten, hetwelk met i hem, volgens zyn graffchrift, de reis rondsom i de waereld gedaan heeft (f). Het ftuk gefchut, ! hetwelk aan de oostmuur der kerk geftaan heeft, is, zegt men, gebruikt, voor het klokkenfpel op ; het raadhuis. Op C) Befchryving van Schoonhoven, bl. 40,1. (t) Ibid. Bladz. 408.  41Ó" kabinet van nederlandsche Op de zark van het graf van gemelden olivier van noort, ftaat een fchip, voorts een kleed met ftarren bezaaid, waarop een aardbol , en daar onder zyn wapen; onder het wapen en kleed leest men dit volgendlatynschgefchrift: Hic Me ejl, totum velis qui circuit orbem, A Magellano quartus Oliverius. dat is: Hier ritst Heer Olivier (van Mort,-) na Magellaan, De vierde, die tefcheep de aarde is omgegaan. En daar onder: „ Hier rust de Ed. Heer Olivier van Noort, in „ zyn leven Capitein- Admiraal, ende Capitein„ Generaal over de eerfte vloot, die uit deze s, Nederlanden, door de ftraat Magellant/s, dege„ hele Waereld heeft omgereyst: Sterft den 22 „ february 1627 (*) " De dichter j. nuyen ff), zingt van dezen vlootvoogd, op de volgende wyze: En Schoonboov', of een flad met hovenfchoon voorzien, Celegen aan de Lek: Haar Groote Kerk en Toren Sint Barte/ toegewyt, fluit 't graf van die te voren De Werelt .om en om bezeilt, en hier zyn boord En Haven koos; wiens naam was Olivier van Noort In deze kerk ligt nog begraven klaas louwerense blom, welke in het jaar 1549 den eer- (*) Befchryving van Schoonhoven, bl. 409. tft Befchryving van Batavien, bl, 31.  en kleefsche oudheden. 417 eerften windmolen uit Holland naar Spanje over, gebragt heeft (*),. In het jaar 1525 wierd te Schoonhoven een plakaat van Keizer kar el den V. afgekondigd, behelzende een geftreng verbod, dat gene kerkelyke noch kloosterlyke perfonen, eenige roerende of onroerende goederen meer mogten erven, noch by koop mogten verkrygen als onder zekere bepaalde voorwaarden. Waarfchynelyk is deze afkondiging in gemelde ftad gefchied, doordien aldaar, volgens de aantekening van j. de la tor* üe, toenmaals vyf kloosters waren, namentlyk> Het voornaamfte van alle deze kloosters was het Karmelieten of Jacobynen klooster in het jaar 1330 gefticht, en in het jaar 1365 afgebrand,, gelyk wy zulks hier voor hebben aangeteekend. Dit klooster is nogthans weder herbouwd door jan van Chatilleu, Graaf van Bloys en Heer van .Schoonhoven, welke aldaar op het kasteel zyne gewoone verblyfplaats had (f). Het twede was een Nonnen klooster van de •orde van St. Augustinus, genaamd het St. Elifaleths ■ convent, doordien die kerk aan St. Elifabetk was toegewyd. Van dit klooster, hetwelk meü rhet kapittel van Zion by Delft vereenigd was, en onder deszelfs opzicht ftond, kan by johan. iLin de rb orn .(§) nader hefcheid gevonden worden. Voorts was 'er een St. Agnes - convent, ftaande in de koeftraat, en in hetzelve werd de derde re;gel van St. Franciscus onderhouden. In de aften •van het klooster te Qudewater., en van Marienpo'4 (*) 'Befchryving van Schoonhoven, bl. 413. CP Ibid. bladz. 515. ■{§) In Natit. Episcop. Daventr. cap, a,. ÜV.;D,E;EA. D.d  4l8 kabtnet van nederlandsche buiten Leiden, wordt van dit convent gewag gemaakt ; doordien uit het klooster van Schoonhoven dat van Oudewater, en uit dat van Oudewater dat van Marienpoel is voortgekomen. Ook heeft 'er een mannenklooster op de oude haven geftaan, van hetwelk men mede in de Jaatstgemelde akte gewag gemaakt vindt; ten ware dan, dat dit klooster op de oude haven, met dat van St. Elifdbeth een en het zelfde geweest is. Nog is te Schoonhoven een oud mannenhuis gefticht, en met een vicariaat begiftigd, hetwelk jaarlyksch 62 guldens inkomen had. Dit oude mannenhuis, weleer het Cellebroers klooster, is in het jaar 1656, 1658 en 1689 herbouwd en verbeeterd. Men heeft hier ook een weeshuis, een Remonftrante en Roomschgezinde kerk, welke laatfte gemeente in den patriotfchen tyd, even voor het jaar 1787, eene nieuwe en vry grote kerk, met verlof der toenmalige regering, gebouwd heeft. De regeering van Schoonhoven beftaat uit eenen Bailluw, twee Burgemeefteren , zeven Schepenen eenen twintig Vroedfchappen, zevenentwintig Eleóteuren of Verkiezers, en eenen Secretaris De verkiezing van Burgemeefteren en Schepenen gefchiedt op St. Martyns-avond, waarvan men eene handvest ziet, reeds van den jare 1297 (t), inhoudende: • Dat men alle Jaar binnen dezelve Stede, op ^Martyns-Avont zoude vernieuwen de twee Bur" germeefteren, en de zeven Schepenen." " Dit is by jan van eelois, Heer van Schoon- (*) H. van berkum, Befchr. van Sehoonhven, bladz. 480. Cf) H. van rhyn in h. van heusens Oudhdsn, tWC de deal, bladz. 468. 5- i.  en kleefsche oudreden. 419 Schoonhoven bevestigd, en op St. Barktra's-dag des Jaars 1356 geamplieerd op de volgende wyze: „ Dat niemand Schepen of Raad in der Stad ,, zoude mogen wezen, hy en hadde daar zesjaa,, ren in gewoont, en ware gegoet tot iooPon„ den Hollands, of bet." Hertog maximiliaan en Vrouwe maria, hebben zulks op den 20 Juny des Jaars 1480 vernieuwd , en dus geamplieerd: „ Dat binnen der Stede van Schoonhoven, by „ den Schout, Burgermeefteren, en Gemecnen „ Rade, zouden werden gekozen, 27 goede,no,, table, en bequaame Perzoonen, gegoet we„ zende tot 300 Ryns- Guldens, of daar bove; „ dewelke in toekomende, jaarlyx zouden kie„ zen vier goede, notabele,en bequame Pcrzoo„ nen, daar uit te ftellen zeven Schepenen, by „ den Grave van Holland, of in derzelver ab„ fentie, by den Stadhouder en Raden; indien „ ymand quame te fterven, of zyn Poort regt te „ verliezen, dat deze 27 wederom in plaats zou„ den zitten." Dit alles is door Keizer kar el den V. op den 26 o&ober des jaars 1542, en door Koning Philips op den 4 november des jaars 1550 nader bevestigd. Het ampt van Bailluw, is eene bediening, welke hedendaagsch door den Stadhouder begeven wordt, voor het gehele leven ; dat van Haastrecht en de landen van Blois is aan hetzelve gehecht (*_). Burgemeesteren zyn waarfchynelyk nooit meer dan twee in getal geweest, en moesten weleer aldaar gewoond hebben zes jaren, aleer zy tot de- (*) Befchryving yan Schoonhoven, bl. 4.62 Dd 2  420 KABINET VAN NEDERLANDSCHE deze waardigheid konden verkoren worden; doch volgens oktrooy van den 24 juny des jaars 1728 , kan te Schoonhoven iemand tot Burgemeester verkoren worden, welke een inboorling van Holland zynde, drie jaren aldaar gewoond heeft, burger is, of eene burgerdochter ten huwelyk heeft. Zy bekleden die waardigheid fomtyds een jaar, gemeenlyk twee, en zelden drie jaren, kunnende deze waardigheid niet langer dan dien tyd door hun bekleed worden (*). Schepenen, die ten allen tyde, ten getale van zeven geweest zyn, mogen ook niet langer dan drie achtereenvolgende jaren dienen (f). De Vroedfchappen werden weleer op een entwintig bepaald, doch in het jaar 1714 verzochten de ftadsbeftierders om dezelven tot op veertien te laten uitfterven; zedert dien tyd is het getal van 17 bepaald gebleven, tot in het jaar 1748, toen de leden van dit kollegie door den Prins weder tot 21 gebragt zyn (§). Tot de publieke gebouwen dezer ftad behoren het kasteel, waarvan wy reeds eene korte befchryving gegeven hebben, en waarvan men wil, dat de overblyffelen nog in den kruidtoren, ten noorden van de Lopiker poort ftaande, zouden te vinden zyn. Het raadhuis is een tamelyk gcedgebouw,verfierd met een torentje, waarop een klokkenfpel geplaatst is; men leest in den gevel van hetzelve het .jaargetal van 1593,hetwelk doet vermoeden, dat het in dat jaar die uitwendige gedaante ontfangen heeft, waarin men het hedendaagsch be- fchouwt, (*) Befchryving van Schoonhoven, bladz. 465. (\) Ibid. bladz. 470. -(jj) Ibid. bladz. 470, 473- 47&  EN KÏ.EEFSCHE OUDHEDEN. 421 fchouwt. Voor de balie van het ftadhuis ftaat het jaartal i6ir, waar uit men mag befluiten, dat dezelve in het voorgemelde jaar daaraan gebouwd is; want wanneer men vertrouwen kan op eene afbeelding van Schoonhoven, door guicciardin , in zyne befchryving der Nederlanden, dan had het ftadhuis, ten minften de toren , eene andere gedaante, dan hedendaagsch. Men wil dat dit raadhuis door vrouw jacoba zou gefticht zyn , doch men brengt gene bewyzen voor dit gevoelen by ; mogelyk zyn die vernield door den feilen brand, welke men wil, dat in den jare 1444 net gehele raadhuis zoude verteerd hebben. In de vroedfchapskamer, voor den fchoorfteen is hedendaagsch nog eene fchildery, verbeeldende vrouwe jacoba naar het leven, door een keurig penfeel gefchilderd; en naast deze beeldtenis leest men: Op den 7 April 1452, leyde Beer Gerrit van Poelgeest den eerften fteen van het Stadhuis, In Burgemeesters en Vroedfchapskamers, han* gen zeer aardige tapyten, en op de tafel in Burgemeesters kamer legt mede een zeer konftig en fraai geborduurd kleed , zo veel waardiger te befchouwen, doordien het een en ander weleer te Schoonhoven gewerkt is. Voor het ftadhuis, op het ftenen overwulffel is eenen ronden kring van ftraatftenen, waarin men zegt, dat eene vrouw genaamd marrigje ARiENS, op den 4 oétober van het jaar 1597 , wegens tovery geworgd, en tot asfche verbrand is. Dit vonnis, zo zonderling, en aantonende de diepe bygelovigheid der toenmalige tyden, komt ons voor, hier een plaats te verdienen: Alzo Marrigje Ariens, dogter te Projen in Dd 3 „ Gel-  422 KABINET VAN NEDERLANDSCHE j, Gelderland, oudt omtrent 70 jaren , tegen* ,, woordig gevangen, vrywillig en buyten Ban„ den van Yzeren, beleden en bekend heeft, „ dat zy geleden, omtrent agt Jaren, gewoont „ heeft te Vianen, onder den Wind-moolen, en „ wezende genoeg disperaat van armoede, op „ een Avondftond, by haar omtrent die voorfz. „ Molen gekomen, of verfcheenen is een jong ,, Mansperzoon, ofte in fchyn van een Perzoon wandelende, hebbende zyn handen in zyn zy„ de, lang van ftatuur, gekleed in zwart habyt, 3, dewelke zy getuygde, meende te wezen een van de Wagten, roepende over zulks hem „ Hola : en die voorfz. fchynende Perzoon , ,, fprekende tegens haar, zeide onder anderen, 3, wilt gy my geloven, het zal uw anders ,, gaan, en beter met uw wezen, ik zal u 3, brengen, daar gy genoeg, en geen gebrek „ hebben zult, dewelke, als haar dogte, was „ de vyand van de Helle, en dat zy verfchrik3, kende in huis is gegaan, en in haar klederen „ op het Bedde geflapen. „ Item; en dat zy 's anderen daags, 's mor„ gens vroeg in den dageraad opftond, om haar „ Gevoeg te doen, aan de ftede Veften, en dat 5, aldaar, uit de ruigte of Neetelen, haar weder. om verfcheenen is, de voorfz. Perzoon; zeg- gende, en zig weder aangevende, zoo zy van ,, Godt zoude willen afgaan, hy zoude haar bren. ,, gen daar zy genoeg zoude hebben,rhoudende ,3 haar ftaande onder den voorfz. Moolen; zo „ dat zy ten leften confenteerde, en beloofde „ hem; en gaf haar die voorfz. vyand wat in de „ hand, het welk haar dogte te wezen een fchoon ,, ftuk Gouds; zeggende tegen haar, gedenk my „ daarby, in fchyn van Trouwe; nemende we. jj der  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 423 „ der van haar agterfte vinger op een na, aan „ de regter hand, een ftukje , met een linkje j, van de nagel aan het uyterfte lid , welke vinj, ger altyd blaauvv en koud is , waar in zy ook „ geen gevoelen heeft; enzeyde die Vyand, dat hy hiete Heynken, en dat zy gevangene hieten 3, zoude Marrigje Heynkens. „ Item; en dat ze met den voorfz. Vyand ,, vleefchelyk heeft te doen gehad, en gecon„ verfeert, en ook meermalen als Man en Wyf; 3, en van haar gefcheiden zynde, heeftin hetBed,, de gevonden, in plaats van het voorfchreve 3, ftuk Gouds, vuiligheid als kinder-drek. ,, Item; en dat die Vyand haar doen een pot- jen gegeven heeft met falve, als Viriesfem Qnis,, fchien Viri Semetï) van Menfchen, ofte wit 3, Padden rith; en die zy daar mede ftryken, of van ingeven zou, die zoude betovert zyn, en „ beloofde zy den vyand, als zy het potjen ont- fing, te zullen doen, al wac haar die vyand ,, zoude beveelen. ,, Item; dat zy Balthazar, een fchoenlapper 3, tot Vianen, in een kanne biershetilymofvuy„ ligheit van Litzen, wasfchende in de floten, 3, gedaan heeft, laten drinken, en hem betovert heeft gehad. Item; en dat, omtrent vier Jaren, de Vyand by 3, haar kwam, zeggende, Ariaan Leeners en gunt u geen goed; en dat zy gevangene daarop ant- woorde, zo gunne ik haar, dat ze in zulke zwarigheyt mag komen, daar ik in geweest ,, ben, en dat haar zo veel ziekte en quellagie aangedaan moge worden, dat zy my daarmede ,, vergeten was; en dat de Vyand haar toen con,, fent gaf, dat ze met de voorfchrevene Ariaan Leeners doen zoude, dat haar beliefde; en heeft D d 4 ,, 's Avonds  424 KABINET VAN NEDERLANDSCHE s, 's Avonds laat die' deür van Ariaan voorfz, „ open gevonden, en is in Huis gekomen, en J} heeft de voorfz. Ariaan Leeners geftreken met s, de voorfz. falf in 't flaap van haar hoofd, en „ is Ariaan terftont zeer krank geworden, ende „ werde ook altemet van den Vyand gekwelt. „ Item; dat zy gevangene, wonende te Utrecht. '„ een Jaar geleden, flapende op haar Bedde, de 4, Vyand haar opgenomen en gebragt heeft te „ Vianen, en dat zy Ariaan Leeners, zittende by 3, den vuure, nam, en worp ze op het Bedde, 5, en dat Ariaan niet en wiste, wie het haar dede, 5, en dat zy de voorfz. Ariaan, leggende op het ,, Bedde, met die falf ftreek op haar hand, wel- ke hand terftont lam was, en dat haar die Vyand „ weeder te Utrecht bragt. „ Item; en dat zy zittende in den Hof van „ Ariaan Bouwense, Sakkedraager, daar zy dien tydt woonde, vlooijende haar klederen, en dat aldaar de Vyand by haar gekomen is, zeg- „ gende tegens haar , Keeltje en gunt u niets 3, goeds, en gy woond daar mede, maar ze was u. liever kwyd, en diergelyke, dus gunt haar weder geen goed, al zoude zy kreupel en lam H worden, datze haar Brood niet winnen en mag; en dat ze daar na ging tot Gys den fchipper, kopende een Wittebrood van zeven duiten, 't " welk zy Neeltjens gaf, in welk Wittebrood zy ' met haar Vinger geftreken hadde van de voorfz. ! falve, ende, als Neeltje van het voorfz. Wit- " tebrood gegeten hadde, is ze betovert geweest, en krank geworden, datze haar nederlyf niet „ magtig en is. „ Item; dat zy vertoornt zynde op de dochter van Balth Claasfe , genaamt Jannicken , om w dat ze gezeyt hadde, dat zy gevangene een To-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 425 „ Tovenaarfter was, en dat zy op een Morgen3, ftond van den Vyand is gebragt ten huize van „ Balth Claasfe, ten venfter in 5 en vindende „ Jannicken voorfz. flapende, heeft op haar Lip„ pen gefmeert, vuyligheit van het werk met „ Saehrmil, (waarfchynelyk Saegmeel') en gerith „ van flangen, hetwelk de Vyand haar gebragt „ hadde ten haaren huizen, en dat hetzelve in ,, haar ligchaam gekomen, voorts gegroeyd is, „ dat ze nooit gezondheid heeft gehad. „ Item; datze gekogt hebbende van Cryn Aal„ hertz, een vierdel Olys, en, Cryne voorfz. Dogter haar kap verzettende, zeyde zygevan„ gene, hadde ik van dat hair, ik zoude onze 5, Lieve Vrouw daar een Hoeyken van maken, enz. s, en dat zy uit de kam, daar die Dogter haar 5, maar mede gekemd hadde, leggende op een 3, kiste, toog weinig hairs, en dat zy die Dogter ,, bokkende in 't meeten van oly, dat haar op 3, het hoofd leyde, denkende in haar hert, dat 5, Dogters hair overeind ftaande, en weder tot „ eene dot lopen zoude, hetwelk alzo gefchiede, en was daarmede betovert, en dat zy ten tyde 3, als zy gevangen werde, ftond ten Huize van 3, Fop Jansfen, alwaar ftond mede een Jonge, „ dewelke zy aanroerende, zeyde, gaa gy hee3, nen, waarna ftaat gy enluystert; en na dat de 3, Vyand doen denzelven door haar heeft beto,, verd gehad, (want des Jongens hairen op het ,, hoofd krompen, als of't uitgetogen hadde ge- worden;) waardoor de Jongen zeer yslyk riep ,, en kreet, lopende gints en weder; al fuysfe„ bollende, zodat de Gebuuren, en veel andere Menfchen vergaderde, en dat onder anderen „ een zeyde; Feex, zegent den Jonge, 't welk D d 5 „ zy  4^6 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ zy deede, en was de Jonge weder als voren, tt en dankte haar gevangene. Ten laatften, dat zy anders nooyt is ver„ huwet geweest; maar dat zy een half Jaar met Michiel den kuiper, in de Nieuwpoort, in on„ echte Huis gehouden heeft. „ En Schepenen gehoort den Eysch en Con„ clufie van den Bailliuw, en gezien de voorfz. vry willige belydenisfe, en daarop gehaalt het Advies en Confulcatie van Regtsgeleerden, „ fuftineerende de voorfz. Bailliuw, alzo het „ gene voorfchreve ftaat, zyn zaken tenteerende „ tot bederf van veele goede Menfchen, en con„ trarie gedenken en praótyken, Wetten en or„ donnantien, en zulks behoorende geftraft te worden, anderen ten onverfchrik, zy op alles „ met rypigheit gelet en geconfidereert, daarop „ te letten en te confidereeren ftond, daartoe „ van de hooge overigheid vermaand zynde, doende regt condemneeren, de voornoemde ,, gevangene gebragt te worden ter plaatfe, daar „ men gewoonlyk is crimineele Juftitie te doen , „ en aldaar geworgd zynde, voorts in denvuure verbrand te worden tot ftof, en abfolveeren „ haar van verder Eysch en Conclufie, by den Eysfcher op haar gedaan en genomen, verklaa. ren alle haare goederen verbeurd, tot Profyt „ van de hoge overigheden: Actum by Schepe- nen ad idem tempus, den 18December, 1597." Hoedanig de ftad Schoonhoven zich in het jaar 1630 vertoonde, ziet men in de honderd twee en zeventigfte konstplaat, leggende de ftad toenmaals niet alleen rondsom in het geboomte, maar zy was, gelyk nog hedendaagsch van alle zyden, met weilanden omringd. Ten  en kleefsche oudheden. 427 Ten tyde van den Spaanfchen oorlog, in het jaar 1572 (*), heeft de Graaf van der Mark, uit naam van den Prins van Oranje, alle de fteden van Holland, voor rekening der Staten, met weinige moeite veroverd; doch Amjlerdam, Woerden en Schoonhoven bleven de zyde van Spanje behouden. Het was daarom, dat de voornoemde Graaf van der Mark, Schoonhoven beleegerende, haar met grof gefchut befchoot, en geweldig benaauwde. De daar binnen leggende bezetting beftond uit een vaandel Duitfche foldaten, onder het bevel van zekeren hopman lastcoot genaamd; welke zich beroemde de ftad zeer gemaklyk te zullen kunnen houden; doch toen 'er eene bres gefchoten was ter lengte van omtrend tw.ee roe. den, begon de moed hem te begeven, voornamentlyk toen hy zag, dat de burgery ongenegen was om haar leven verder te wagen. Hy trok dus benevens zyne foldaten, op den eerften öétober uit, waarna de burgery zich terftond op zekere voorwaarden, onder de gehoorzaamheid der Staten, overgaf. Van der Mark de ftad in bezit nemende, vond in dezelve de monnikken van het klooster der regulieren uit den Hem, even buiten Schoonhoven, welken daar binnen gevlucht waren; dezelven werden door zyn volk zeer mishandeld, voornamentlyk eenen dirk van der goude, die zy dood ftaken, en twee anderen, die zy aan eenen notenboom, tegen over het ftadhuis ftaande, ophingen. Eenige jaren daarna ontfing gillis van barlaimont, Heer van Hierges, welke in de plaats van den Graaf van Bosfit, wegens Spanje bet bevel (*) P. 2os, Oorfprong der Nederl. beroerten, eerfte deel, zesde boek, bladz. 277.  428 kabinet van nederlandsche vel voerde, den last van Don louis de re.' quESENS, om fommige plaatfen in Holland aan te tasten (*). Ingevolge dit bevel, maakte hy zich in het jaar 1575 meester van Buuren en Oudewafer, in welke laatfte plaats de Spanjaarden een verfchrikkelyk toneel van brand en moord aanrechtten. .De Prins van Oranje fchreef toen aan die van Schoonhoven, datzy op fommige plaatfen de dyken zouden doorfteken, en dus de landen onder water zetten, om den vyand daardoor te verhinderen , van eenige beleegering aan dien kant te beginnen; doch door de eigenbaat van eenen zekeren Burgemeester, werd dit bevel niet volbragt, doordien dezelve eenige morgen koorns te veld had, hetwelk zeer voordeelig ftond en daardoor zou zyn geruïneerd geworden; en toen men het daarna te werk wilde ftellen, was het te laat. Het wondert my ondertusfchen , dat de Heer h. van berkum, in zyne befchryving van Schoonhoven, niet een eenig woord van dit geval gewaagt. De Heer van Hitrges ondertusfchen, maakte ten zynen voordeele gebruik van deze nalatigheid; want veinzende naar Gouda te trekken, kwamhy op den 12 augustus van het gemelde jaar voor Schoonhoven, welke ftad hy terftond met eene geduchte magt beleegerde. De Prins daarvan bericht ontfangende, zond den Franfchen kolonel de la garde terftond der waards, welke, niet tegenftaande de beleegeraars de ftad hadden ingefloten, middel vond, om met vier fchepen, geladen met volk en oorlogsbehoeften, daar binnen te komen; het vyfde fchip werd in den grond ge- fcho- c*) P. bor, Nederl. beroerten, agtfte boek, bladz. iao*  en kleefsche oudheden. 429 fchoten, waardoor omtrend 30 foldaten het leven verloren. De la garde in de ftad komende, werd, uit last van den Prins van Oranje, tot Gouverneur aldaar aangefteld. Hy gaf terftond bevel, om de zwakfte plaatfen te verfterken, doch vond de burgery zeer onwillig om hem de hand te bieden. De Prins fchreef uit Dordrecht aan dio vanGouda , om door alle de Huizen en gaten zo veel waters als mogelyk ware in te laten, om daardoor Schoonhoven voordeel te doen. Hy zelf deed ook verfcheidene kaden doorfteken, waardoor het water meer en meer hoger wies. Hierges intusfchen fpande alle zyne vermogens in, om te beletten, dat de ftad genen verderen onderftand van buiten mogt ontfangen. Meermalen hield hykrygsraad, in de tegenwoordigheid van welken, hy twee burgers uit Schoonhoven deed ondervragen, een van welken tot hem was overgegaan; voornamentlyk onderhield hy hen wegens het water, vragende, of hetzelve binnen den tyd van tien dagen wel zo hoog zou kunnen wasfen , dat hy de beleegering zou moeten opbreken ? zy antwoordde hem , dat zulks onmogelyk ware, en hy, zelfs binnen den tyd van 15 dagen of langer, niet door het water zou kunnen verhinderd worden. Zy wezen hem ook middelen aan, om het ingelopen water van het land weder af te tappen, en gaven hem raad, waar hy het gefchut planten, en de ftad befchieten moest. De Prins van alles kennis ontfangende, ontbood nog twee kapiteinen, namentlyk Jonker gerrit van Egmond en joost hoek, van .meening zynde, om dezelven met het wasfend water mede binnen Schoonhoven te zenden. Hierges ondertusfchen zette de beleegering voort en  430 kabinet van nederlandsche en deed 26 ftukken gefchut van Utrecht halen, en voor Schoonhoven planten. Zo rasch hy alles dacht in order te hebben, zond hy eenen trompetter naar de ftad, en eischte dezelve op. Deze ontfing van den fchildwacht het volgend antwoord : „ De Gouverneur flaapt nog, en heeft my ge„ last hem niet te wekken." Met dit antwoord keerde de trompetter weder terug. Hierges over dit antwoord niet voldaan, beval de ftad te doen befchieten, en maakte daarmede eenen aanvang, eerst met drie ftukken, en vervolgens met al het overig gefchut, hetwelk den gehelen dag doorwroet zo veel verwoedheid voortgezet werd, dat de vyanden de borstweering en muuren geheel omverre fchoten, en 'er bres genoeg was om ftorm te lopen; doch vermits het daar toe reeds te laat in den avond was, zond Hierges des nachts eenig volk uit, om de ftads grachten te befpieden, ten einde haar den volgenden dag met vrucht te kunnen beftormen; men bevond toen, dat de muur wel driehonderd fchreden nedergefchoten lag. Dela garde merkende, dat de ftad niet te houden ware, dat het aan bouwftoffen'ontbrak, om de bres weder te ftoppen , en de burgery daarenboven zeer onwillig was, belag eenen krygsraad, waarin goedgevonden werd, om, doordien de hoop op uitkomst geheel verdwenen was, de ftad veeleer te verlaten, dan de burgery nodeloos op te offeren. Hy verzocht dus den vyand om te capituleeren; en hem werd foegeftaan, dat hy, benevens al het krygsvolk, met wapenen, vaan. dels en bagage zou mogen uittrekken, gelyk zulks dan op St. Bartholomeus-èzg. den 24 augustus namentlyk, gefchiedde. De  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 43I De Prins ondertusfchen was nog geduurig bezig om middelen te beramen, hoedanig hy de twee vendelen foldaten, onder gerrit van Egmond enjoosTHOEK, in de ftad zou kunnen krygen:, doch horende, dat het kanonneerenophield, begon hy te twyffelen aan de overgave der ftad, waarvan hy binnen weinig uuren de bevestigende tyding ontfing. Hy zond derhalven het vaandel van Jonker gerrit van Egmond naar Woerden, en het ander binnen Gouda; beducht zynde, dat de vyand, zo niet beide, ten minften eene dezer beide fteden zou komen aantasten, waarom hy ook verfcheidene kaden en dyken deed doorfteken, om het voornemen van den vyand te beletten. In het jaar 1577 (*) * werd de Graaf van Bosfu, uit naam der Staten Generaal, afgezonden, om over Utrecht naar Holland te reizen, en die van Amfterdam, Haarlem en Schoonhoven aan te moedigen , om tot de Unie toe te treden, en pogingen te doen, om de bezetting uit Haarlem en Schoonhoven te doen trekken. Om zulks te doen, zond de Graaf zynen geheimfchryver jaques stalpert van der wille, aan den Gouverneur en de Staten van het noorder kwartier , om van hun 20000 guldens te ligten, en daarmede de voornoemde foldaten te betalen en te doen vertrekken. Deze penningen werden, na vele zwarigheden , eindelyk opgebragt, hoewel 'er nog wel eene maand verliep, aleer de foldaten uit Haarlem en Schoonhoven vertrokken. Echter waren die van Holland zeer te vreden, door die fteden zo goedkoop in handen te krygen, en van de bezetting ontflagen te worden. Die (*) P. eor, Nederl. Beroerten, tiende boek, bladz. 210".  43^ kabinet van nederlandsche Die van Schoonhoven ondertusfchen, zonden den Burgemeester gerrit vancouwenhoven en den Thefaurier elbert melchtors, als Gecommitteerden van hunne ftad, met eene procuratie, gedagtekend 27 january 1577, aan .den Prins; welke hun, volgens de pacificatie van Gend, voldoening toeffond, beftaande in de navolgende punten , en aldus luidende : In den eerften, op 't ftuek van der Religier „ Dat die van Schoonhoven zullen moghen behou,, den, ende gebruycken die oude Catholycke „ Roomfche Religie ende exercitie van dien, die „ zy-luyden nu ter tyt hebben; zonder dat zyne „ Excellentie , ofte Staten van Hollandt, ofte „ yemant anders, van wat Lande, conditie, of „ qualite het zy, den voornoemden van Schoon* hoven daaromme zullen doen ofte laaten ghe5, fchieden eenich onghebruyck ofte belet, in „ eenigher manieren; noch ook dat binnen die voorfchreve Steede yet geattenteert werde, „ dat tegens die gemeene ruft ende vrede zoude mogen zyn, en de Inlanders tegens die voor. „ fchreven Catholycke Roomfche Religie, ofte 3, teghens Gheeftelycke Perzoonen, haaren Goe.„ deren, Kercken, Capellen, Cloofteren, ende ,, dierghelycken, die zy-luyden oock t'haaren 5, gelieven zullen mogen reftaureren, repareren ende opmaacken, zonder dat yemant ter canfe van dien zal mogen worden geinjurieert, ghe« „ irriteert, ofte door andere ghelycke Acten ge„ fchandalifeert; mits dat wederomme ter con« .„ trarien niemant by haar in zyne confcientie „ onderfocht, ofte ter caufe van dien gerecher„ cheert ofte gemolefteert werde, volgens die .,, voorfchreven Pacificatie; ende fal yeghelyck .„ „de poffeffie van zyne goedenrmoghen aanvaar-  en klèèfsghe oudheden. 433 jj, den , ende hem reguleren , zonder voorder ,, ordonnantie ofte admiffie daar toe te behoeven, alles achtervolghende de voorfehreven Pacifi„ öatiè. „ Ende zoo veele het beleyt van der juftitie aangaat, fal die felvegheadminiftreert worden, ,, volghende die oude Privilegiën, Couftüymeri „ ende Gewoonten voor date dezer troublen al„ daar gheobferveert , zoo wel in het ftellen , „ kiezen, ende vernieuwen van die van der Weth, ,, Vroetfchap, Treforiers, als alle andere Offi„ eieren ende Dienaars der voorfehreven Stede; 3, fonder de felve Previlegien, Couftumen endé 3, Gewoonten te verminderen, ofte eontrarieri 3, in eenigher manieren continuerende by haarë 3, ofEcien den Secretaris ende Bode ofte Roedra,, ger nu teghenwoordich zynde, volghende ,, haare beleninghe ende verpachtinghe tot de3, felve officien. Maar zoo veele het Officie, van s, Bailliufchap ende Schoutet aangaat, zullen haaf 3, dies aangaande reguleren, zulex zyn F. G. by 3, advys van de Staten, ende die van der Camer ,, van der Reeckeninghe tot Delft hierinne zullen ordonneren, na die ordonnantie by advys van den Staaten daarop ghemaaól:, in de voorfz. ,, Camer zynde, ende gheduurende tot anders zy 3, gheordonneert; ende en zullen gheenen Bur,, gheren ofte Inwoonders der voorfz. Stede tér eerfter inftantie in rechte betreeken, nochtè ,, gheene faacken bericht moghen worden, dari ,, by die Weth der voorfz. Stede, ofte manneii van Bekys refpeclivelyek, als naar rechte, eh3, de die oude Previlegien d'zelver Steede zouden 5, moghen medebrenghen, ende by appel, rë„ formatie, reduftie, ende dierghelycke vódf „ den Provincialen Raadt van Hallam «7 hü töi IV. deel. Ë'8 n Öelfi  434 KABINET VAN NEDERLANSDCTIE „ Delft zynde, volghende die Privilegiën des ,, Landts van Hollandt, ende daarnaa voor den ,, grooten Raadt tot Mechelen. ,, Belanghende het heffen van den Excyffen, „ ofte Importen, zullen in regard van haare ar3, moede ende groote fchaade, den tyt van drie 3, eerftcomende Maanden, ende deze teghen„ woordige verpachtinghe in Hollandt, gheduy- rende d'zelve moghen verhooghen, ende ver3, leeghen, ende tot haare Stads•prouffyt ghe3, bruycken; als oock uyt ghelycke regard ende ,; funderlinghe gratie, dezelve Stadt, haare Bur3, gheren ende Inwoonders, van alle contribu3, tien ende impofitien, die op de ghemeene 3, Landen van Hollandt omgheflagen zullen wer- den, denzelven tyt van drie Maanden gheduy,, rende geheel vry ende exempt zullen zyn; en* 3, de denzelven tyt noch overftreecken zynde, ,, voor de prorogatie tot zulcx moghen verzoec3, ken; ende alsdan op haare qualite ende armoede 3, werden ghelet, ende naar behoeren op ghedi„ fponeert; in welcken regard als boven by die 3, voorfehreven Staten, zoo op die generale la- ften van Hollandt ende Zeelandt, als opdiepar- ticuliere fchulden van Cooren ende andereghe,, meen provifie ende amunitien, daar mede de 3, Magiftraten derzelver Stede, oft eenighe Bur3, gheren derzelver in haar luyder privé, noch in „ eede belaft moghen zyn; fulck gratieufelyck 3, innefien zal werden ghenomen, dat zy-luyden 3, in alle het gheene moghelyck ende redelyck ,, gheholpen ende ontlaft zullen worden; uyt die Generalite van Hollandt ende Zeelandt; ten 3, welcken fyne die voorfz. van Schoonhoven in het ,3 ftoppen ende dicht-maacken van haar doorghe„ fteecken Dycken, uyt de gheftelde middelen, ,, vol-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 43J volghende die aéle by die van Hollandt daar aff „ zynde, oock terftont, ende zoo haaft die „ knechten uyt die zelve Stadt ghetrokken zullen „ zyn, gheholpen zullen worden; oock met 3, gheen garnifoen weder werden belaft, dan „ by hoochnoodighe noodt, ende het Lantswelj, vaaren fulcs vereyfchende; die alsdan noch tot „ ghemeene Landts coften van Hollandt ende Zee. s, landt onderhouden zullen worden, ende haar „ in heur voorfehreven Catholycke Roomfche~R.e~ „ ligie, noch exercitie van dien, nochte den „ gheenen, die d'zelve profiteeren, gheen beleth „ ofte hinder moghen doen. Alles op die penen, in die voorfehreven Pacificatie begrepen; vol„ ghende alle het welcke die voorfz. van Schoon„ hoven heur als voorfz. onder zyn F. G. Gou„ vernement begheven; ende zyn mits deze ende van nu onder deszelfs protectie aangheno„ men ende ontfanghen; omme, zoo haaft het „ teghenwoordige Garnifoen uyt die zelve Stede ,, zal zyn vertooghen, ende in 't zelve die voor„ fchreven Pacificatie in't handelen, traficgueren ende negotiëren in alles te ghenieten voor ,, alle haare Burgheren ende Inwoonders. „ Aldus overcomen, veraccordeert, ende be„ floten, onder die fignature ende feghel van den „ voorfz. Heere Prince van Oraangien, ter een„ re; Gerrit van Couwenhoven Burghemeefter, en„ de Egbert Melchiorfz. Treforier der voorfchre„ ven Stede van Schoonhoven,als GhecommitteerB, de van weghen die zelve Stadt, ter andere zy„ de; binnen der Stede van Middelburgh, op ten 20 dach van Februario, Anno 1577. Ende was „ onderteyekent Guillame van Najfau Wat la„ gher Gerrit Couwenhoven, Egbert Melchiorfz. E« 2 ' „ heb»  436 kabinet van nederlandsche „ hebbende bezyden een opgedrukt Zeegel van roodt wafch." Sedert dien tyd is Schoonhoven weder een Lid van Holland geworden en gebleven, doch de godsdienst is kort daarna veranderd. By h. v a n heus se n vinde ik aangetekend, dat de laatfte opènbaare pastoor te Schoonhoven, ingevolge de getuignis van den pastoor van Lckkerkerk, van het Roomschgezind geloof is afgeweken. Ook verhaalt hy uit m a rt. s cho ok , dat deLutherfche en Gereformeerde godsdienst in het jaar 1575 door lieven van den borre, en da- ViD timmerman te Schoonhoven zouden inge• voerd zyn. Mart. soermans ondertusfchen meldt in zyn kerkelyk register, dat petrus johannes uittenbogaard, in het jaar 1566, gereformeerd gepredikt, daarna de vlucht genomen heeft, doch wederom gekomen zynde, in het jaar 1575 naar Delft vertrokken is. Schoonhoven bleef toen in rust tot dat de zaken der Remonftranten en Contra-Remonftranten wakker werden, waaronder die ftad ook merkelyk geleden heeft. De Regeering van Schoonhoven was in den jare 1613 eensgezind denkende omtrend de Remonftranten met de Staten van Holland,enbefchermde den Predikant wittius aldaar, die zeer tot de verdraagzaamheid overhelde, Ondertusfchen begon men reeds te dier tyd verdeeldheid te zaaien onder de gemeente; men befchuldigde tot groot misnoegen der magiftraat, den predikant wittius van onrechtzinnigheid, en in het jaar 1614 waren 'er 60 leden der gemeente, die niet meer te Schoonhoven ter kerke gaan wilden, maar den Contra • remonftrantfchen predikant samuel van den borre navolgden, en he>  en kleefsche oudheden. 437 het avondmaal by hem hielden. Men begon de Remonftranten te fcheldén, en beftempelde hen met den naam van Slykgeuzen. De jongens, om het gemeen tegen hun op te ruien, liepen des avonds aan hunne deuren, trapten die open, fchreeuwende : Sa Boer Legt uw roer Dtgt aan uw neus, En Jchiet den Jlykgeus. De Contra-remonftrantfche fchoolmeester van Lekkerkerk, zyne gaven in de goddelyke dichtkunst willende beproeven, maakte twee Contra-remonftrantfche liedjens, welke te Groot Ammars in het byzyn van den predikant samuel van der borre en eenige Schoonhovenfche burgers, opentlyk werden voorgelezen, Dezelve werden Vervolgens in Schoonhoven verfpreid. Ook hadden de Schoonhovenaars, welken zich afzonderden, met medewerking van den laatstgenoemden predikant eene afzonderlyke kerkenraad benoemd, noemende zich de Doleerende kerk, en door het een en ander werd de verwydering meer en meer groter. De Contra.remonftranten, begonnen het in het jaar 1617 geweldig te roeren binnen Schoonhoven; zy predikten aldaar in eene loots, die terftond op last van den Magiftraat werd afgebroken; op den 26 february predikte in de ftad een predikant van Waveren, men nam den predikant gevangen, en geleidde hem ter ftad uit. Ook op den 5 maart predikte petrus paludanus, deze werd door de dienaars van den Bailluw van den predikftoel gerukt, in eene fchuit gezet, en door vier fchippers weggevoerd. Toen op den 4 augustus des jaars 1617 de £e 3 Sta-  438 kabinet van nederlandsche Staten van Holland by meerderheid van ftemmen befloten hadden, dat de fteden tot eigene beveiliging waardgelders zouden mogen aannemen, nam Schoonhoven op den 20 november van dat zelfde jaar een befluit om tot hare gerustheid ook diergelyke krygslieden aan te nemen, temeer, daar zy op haar bezetting niet kon vertrouwen, daar dezelve zich buiten kennis der Magiftraatvan kruid en lood voorzien had. Op den 11 january des jaars 1618 kwam Prins maurits des nachts te Schoonhoven en vertrok ook wederom des nachts, mogelyk om de vroedfchap over te halen, van ter ftaatsvergadering, tegen den 10 january beroepen, hare ftem te geven tot het houden van eene fynode, doch wanneer deze de rede was, welke hem derwaards dreef, mislukte zyne poging, doordien de ftad de zyde der ftaten van Holland getrouw bleef aankleven, tot dat maurits op den 29 augustus van dat jaar, befloot om oldenbarneveld gevangen te nemen , en de Regeering in de ftemhebbehde fteden te veranderen, welke verandering by de ftad Schoonhoven eenen aanvang nam, en de Regeeringen op gelyke wyze in de andere fteden veranderd zynde, was 'er geen twyffel meer aan, of de nationale fynode te Dordrecht zou ingewilligd worden, gelyk zulks dan ook gefchiedde. Geduurende het houden dier fynode, werden de predikanten te Schoonhoven van galen en wittius van hunnen dienst ontzet, de laatfte werd naar 's Hage ontboden, aldaar zeven of agt weken in gyzeling gehouden, eindelyk van zynen dienst als leeraar ontzet,met opzegging van alle kerkelyke gemeenfchap, en met bevel om binnen de ftad Schoonhoven niet te mogen komen. Hy werd geduurende eenige jaren  en kleefsche oudheden. 439 ren nog fchromelyk benevens anderen zyner geloofsgenoten, vervolgd, gelyk van berkum het een en ander breedvoerig befchreven heeft in de befchryving van Schoonhoven (*). Toen in het jaar 1785 de burgery van Amers. foort, even gelyk die van Utrecht, hare bezwaren by de Regeering aldaar inleverde, hare geconftitueerden wilden erkend hebben, en tot vyfmaal een weigerend antwoord ontfingen, verzocht eindelyk een der geconftitueerden de namen te rao. gen weten van de heren, welken hun verzoek te. genftonden, verklarende te gelyk die heren niet meer voor hunne vertegenwoordigers te zullen erkennen. Deze namen werden' den geconftitueerden , trecton genaamd, opgegeven. In eene buitengewone vroedfchap, niet zonder Itrubbeling belegd, werd haar verzoek door de minderheid toegeftaan, maar door de meerderheid op den volgenden dag weder om verre geworpen. Deze integendeel, hadden eene buitengewone vergadering belegd, en niet alleen alles wat'er ten aanzien der burgery geëischt was, voor nul en van geender waarde verklaard, maar door eenen brief aan de gedeputeerde Staten om krygsvolk verzocht, ten einde hare handelingen krachtdadig te kunnen onderfteunen. Dit alles gefchiedde onder protest der minderheid. Dit krygsvolk , ten getale van 400 mannen zo ruitery als voetvolk, kwam zeer fpoedig binnen Amersfoort, en die onverwachte gebeurtenis wekte eene algemeene verbaasdheid en beweeging niet alleen in Utrecht, maar in verfcheidene fteden van Holland. De geconftitueerden en gecommitteerden der burgeryën , deden dus niet alleen eene uitnodiging, vin- (*) Bladz. 531—50*. Ee 4  44© KABINET VAN NEDERLANDSCHE waarby alle fehutteryen van Nederland en alle ge* wapende genooHfchappen , zo wel binnen de provincie van Gelderland, Ovrrysfel en Holland, als mede in de naastgelegene Generaliteits • Landen , waarin bezettingen lagen, op het allerernftigsten allervriendelykst verzocht werden, om by het ontfangen van eenige patenten tot uittrekking hunner bezettingen, of een gedeelte van dezelve , hun per expresfe kennis te geven, zo wel als van de fterkte van het volk, tot den marsch gecommandeerd, enz. De ftad Dordrecht gaf terftond daarop een antwoord ten genoege der burgery. De zelfde geconftitueerden en gecommitteerden deden op den 29 augustus een verder addres aan de vroedfchap, om rondgaande brieven aan de bondgenoten af te vaardigen, en de vroedfchap befloot daartoe. De inhoud dezer brieven kwam hier op uit: dat de broederfchap verklaarde gene de minfte kennis gehad te hebben van de vergadering der gedeputeerde Staten op faturdag den 13 augustus, veel minder van attaché verleend te hebben aan de patenten voor het krygsvolk buiten Amersfoort gerukt, maar daar tegen te hebben geprotefteerd. Dat voorts de rondgaande brieven op naam der Staten dier provintie, door Heren gedeputeerden, buiten toeftemming der ftad waren afgevaardigd; verzoekende derhalven al dit gebeurde niet op hunne rekening te willen ftellen, enz. Zeer vele fteden, en zelfs de Staten van Holland, trokken zich de zaak der Amersfoortfche burgers aan; in vele fteden leverden de burgers verzoekfchriften by hunne regeeringen in, om ter Staatsvergadering vertogen te doen, tegen het inrukken, van krygsvolk in de ftad Amersfoort , en de zaten  EN KLEEF S CHE OUDHEDEN. 441 ken daarheen te helpen bellieren, dat aan het krygsvolk , aldaar ingetrokken, voor zo verre het op Hollandfche repartitie ftond, bevel gegeven wierde om terug te trekken, en dat zodanige voorzorgen genomen wierden, dat geen krygsvolk meer, ter betaling van Holland, of ter Generaliteit ftaande, of hulptroepen van dezen Staat, tegen eenige provintie, fteden of leden van dien , gebruikt wierden; en eindelyk dat 'er omtrend de patenten nadere bepalingen mogten gemaakt worden; zodanige verzoekfchriften werden aan deregenten overgegeven, door een groot getal burgers onderteekend, te Dordrecht, te Schoonhoven, in %s Hage, te Leiden, te Rotterdam, te Gorinchem, te Alkmaar, te Heusden, te Amfterdam,te Gouda, te Schiedam, en te Purmerende. De Heren gedeputeèrden van Schoonhoven deden op den 27 augustus ter Staatsvergadering het voorftel tot bovengemelde einden, als de verzoekfchriften der burgeryen inhielden; by welke gelegenheid zy aan haar Edele Groot Mogenden verklaarden, dat de Heren hunne principalen het voorfz. inroepen van troupen, befcbouwden als een opentlyk attentaat op de burgerlyke vryheid, waarvan de gevolgen niet alleen voor de provintie van Utrecht, maar ook voor deze en andere provintien ten uiterften nadeelig zouden . kunnen worden, en dat dit niet het gevoelen van de Heren hunne principalen alleen was, maar ook van zo veele weidenkenden door de gehele republiek ; van allen, welke de innerlyke waarde van een lurger van dit gemeenehest kennen, van allen, welken begrypen, dat niet het volk om de regenten, waar de regenten om het volk zyn; van allen welken durven erkennen, dat het geweldadig /moren der volks/tem te Amersfoort, inderdaad eenefchendingvan Ee 5 dfi  442 KABINET VAN NEDERLANDSCHE de hoogheid van het gantfche volk van Nederland was. in wier boezem de radicale Souvereiniteit berust, en op welks naam de respeótive Staten, alleen by verteegenwoordiging, hun hoog gezag oeffenen; dat het is het opentlyk verklaarde gevoelen van zo vele notable burgeryen in Nederland, inzonderheid in deze provintie, en allerbyzonderst van een aanzienlyk getal uit de burgery, welke de Heren "hunne principalen ter vergadering van Hun Edele Groot Mogende vertegenwoordigen. Dit voorftel van Schoonhoven, werd door de gedeputeerden van Dordrecht, Gouda, Schiedam, Alkmaar en "Purmerende terftond ten fterkften onderfteund, en de zaak kommisforiaal gemaakt aan het groot hefoigne. Schoonhoven had te dier tyd een genoodfchap gewapende burgers, hetwelk een der beste corpfen mogt genaamd worden; allereerst werd hetzelve gecommandeerd door den Heer fredrik de groot, en vervolgens door den Heer sweitze r. Wy moeten thans een oogenblik ftilftaan, by de verhinderde reis van de Princesfe van Oranje. van Nimmegen naar 'sHage, waarin Schoonhoven mede betrokken geweest is. In den nacht van den 28 juny des jaars 1787, ontfing de bevelhebber de lange, welke aan Goe-jan Verwelk, jluis bezetting hield met het genoodfchap van Goum da, bericht, dat een voornaam perfoon den volgenden middag door Schoonhoven en Haastrechtzou reizen, en ten dien einde te Nieuwpoort en Haastrecht 15 paarden tot voorfpan befleld waren. De bevelhebber vermoedende, dat zyne Hoogheid of eenigen der zynen onverwagts in de provintie komen, en gevolgd konden worden van eene menigte, die de onlusten begunstigden, welken  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 443 ken alsdan kwalyk zouden te fluiten zyn (*), nam het befiuit, om den Generaal van ryssel van dit geval kennis te geven, met verzoek, om ten fpoedigften eenige ruiters tot verfterking. Ondertusfchen zond'hy een detachement van zestien fchutters, benevens eenen kapitein en luitenant naar de Glybaan aan de Flist, met bevel, om te zorgen dat gene perfoon, welke by den fouverein als vyand erkend was, daar voorby reed, maar die aan te houden, en tevens omtrend de aangehoudene en deszelfs gevolg alle befcheidenheidin het oog te houden. De twintig ruiters, onder het bevel van den luitenant vanmarle. door den Heer de lange gevraagd, reden ook naar de Fitst. Dit volk in flilte aan de Fitst gekomen zynde , verdeelde zich in twee partyen; het eene gedeelte vatte post aan de Glybaan op het zandpad, en het ander gedeelte vooraan in Bonrepas, op den kleiweg, zodat 'er geen rytuig, van Schoonhoven of Tsfelftein komende, hun kon ontfnappen. Ten half vier uuren kwam de ftoet van de Princesfe daar aan; in eene vooruit rydende chais zaten de Heren bentinck, Quartiermeester Generaal, en de Graaf stamfort, welke door den fergeant ADAMSCHOUTENen twee fchutters werden tegen gehouden, hoewel de voerman, door harder te ryden, zulks zocht te beletten. De Heer bentinck vrieg hun, wat zy hebben moesten ? en de fergeant antwoordde, dat hy moest weten wie zy waren, en wie in de andere rytuigen zaten* De Heer bentinck noemde toen eenige namen die de fergeant niet wel verflond, en daaronder de (*) Beknopte historie der onlusten, IV. deel, bladz. 55.  444 kabinet van nederlandsche de Princes van Pruisfen, maar niet de Princes vaïl Oranje, waarom de fergeant verzocht dienamen op fchrift te mogen hebben. Toen zeide de Heer bentinck: laat uw officier by my komen, waarop de fergeant antwoordde: dat die zulks niet zoude doen, maar hem, wanneer hy wilde aftreden, by zynen officier zoude brengen. Dit deed hy, en daar gekomen zynde, vrieg hem kapitein van leeuwen, wie hy was, en welken zyn gezelfchap waren ? waarop hy antwoordde: vier Dames. Kapitein van leeuwen hernam: wie is Mynheer dan? enhy, bentinck, deQuartiermeester Generaal. Hem werd verder gevraagd van waar hy kwam en werwaards hy ging, en antwoordde: van Schoonhoven naar 'sHage. De luitenant brotter vrieg hem hetzelfde, en ontfing een zelfde antwoord , met by voeging, dat men hem op zyn woord van eer moest gelo. ven, hem niet moest ophouden, en daarom verzocht om hem op zyn woord van eer te laten pasferen. De luitenant zeide daarop, dat hy niet twyffelde, of hy was een man van eer, maar dat hy ook moest vertrouwen, dat zy hunne eer fielden in het betrachten van hunnen pligt, en het waarnemen van hunne orders; waarop de Heer bentinck vrieg, of hy dan niet pasfeeren mogt? en ten antwoord kreeg: ja, maar dat hy niet kwalyk moest nemen, dat men hem verzelde; — tot hoe verre ? — tot op eenen zekeren affland; hy verzocht, dat men dan wat fpoed zoude maken, want dat 'er de Princes van Pruisfen by was; daarop werd geantwoord, dat men evenwel ftapvoets zou moeten ryden, dewyl de manfchap niet tegen de paarden kon lopen.] Hiermede eindigde hetgefprek, de Heer bentinck ging naar zyne chais, en. de Heren van lee u.  en kleefsche oudheden. 44^ leeuwen en brotier zonden de tydingnaar de Goe-jan Ferwclkjlws, dat de Princes met haar gevolg aan de klist aangekomen en aangehouden was. De kapitein van leeuwen ging met vier mannen voor de rytuigen uit; de luitenant brotier liet de Princes tusfchen de geleederen , met geprefenteerd geweer ftaande, doorryden, verdeelde zyne manfchap by de rytuigen, by iedere koets twee, en by iedere chais één man, en floot met de overigen het gevolg. Toen zy tien minuten in deze order voortgegaan waren, trad de Heer bentinck van zyn rytuig, en verzocht den Heer van leeuwen tefpreken, aan wien hy klaagde, dat het zo langzaam voort ging; dat Mevrouw de Princes van Oran/ebybet gezelfchap zynde, niet gewoon was zo langzaam te ryden; waarop de kapitein ten antwoord gaf: dat zy zo gaauw zouden marcheeren als doenlyk ware. Nog een kwartier uurs verder gereden zynde, zag de Heer vanleeuwen ruiters aankomen ; tot dezelven genaderd zynde, vrieg hy den bevelhebber van dezen, wie hy was, van waar hy kwam, en welke orders hyhad? deze antwoordde: dat hy de luitenant vanmarle was, van Hun Edel Mogenden te Woerden afgezonden ; dat zyne orders waren, alles wat hem aan de Vlist ontmoette, aan te houden, en van zyne verrichting rapport te doen. Ondertusfchen fprong de Heer bentinck wederom van zyne chais, vervoegde zich by den luitenant der ruitery, en zeide: ,, Mynhëer, ik ben hiergearres. „ teerd van die auxiliairen, ik verzoek dat gy my ,, daarvan ontflaat, opdat wy onzen weg mogen „ vervolgen." De Heer van marle vrieg hem, wiehy was? DeQuartierraeester-Generaal ben*  44Ö kabinet van nederlandsche bentinck was het antwoord; waarop de Heer van ma rle de fchouders ophaalde, en toen de Heer bentinck daarby voegde, dat Mevrouw de Princes van Oranje in het gezelfchap was, haalde hy weder de fchouders op , en zeide: „ ik heb orders om alles aan te houden." Toen verzocht de Heer bentinck dat hy zich by de koets van Mevrouw de Princesfe wilde begeven , waar de Heer bentinck met hare Hoogheid fprak, en deze den Heer van marle vrieg: wie hy was, en welke orders hyhad? dezelve gezegd hebbende, zeide hare Koninglyke Hoogheid : pourquoi nous arrete ton , nous de fommes pas des gens armés. De Heer bentinck zeide tot de Heren van marle en van leeuwen, dat het hier de plaats niet was om te arresteeren, dat zulks op de grenzen moest gefchied geweest zyn; waarop de Heer van leeuwen antwoordde , dat men op de grenzen mogelyk gene orders gehad, of zyn pligt niet gedaan had. Toenfchreef de Heer van leeuwen een briefje aan Hun Ed. Mog. te Woerden, en gaf het mede aan den wachtmeester, dien de Heer van marle met zyn rapport naar Woerden zond. Voorts overleiden die beide Heren om naar Haastrecht voort te marcheeren; doch doordien dat dorp zeer oproerig was , oordeelde men veiliger om den weg naar Oudewater te nemen, ten einde de Princes niet mogt verfchrikken door oproerige beweegingen , en dus in gevaar komen. Dit voorftel werd aangenomen. Toen men den Ysfeldyk opreed , wilde het volk, op dien dyk in grote menigte ftaande, dat men links om zoude ryden, en ook de Heer bentinck zag met bevreemding, dat men de paar.  en kleefsche oudheden. 447 paarden rechts om leidde; ondertusfchen werd de weg naar Haastrecht afgefneden, en bezet door den kapitein verzyl, welke, op de ontfangene tyding van het arresteeren van Mevrouw de Princes, terftond met tien mannen naar Haastrecht gemarcheerd was, om het detachement te verfterken, en dezen tweefprong te bezetten. Ook zond de Heer van marle agt van zyne ruiters naar dat onrustig dorp, om den Heer verzyl te onderfteunen, en de rust aldaar te bewaren. Men trok dus den weg op naar Oudewater, tot aan de Goe-fan Verwelk/luis, alwaar Mevrouw de Princes ontfangen werd door den Heer van genderen, luitenant der Goudfche artillerie, met een detachement van zes mannen, hetwelk de pont van het veer bewaarde, waarmede hare Koninglyke Hoogheid, benevens haar gevolg, werd overgezet. De Heer van genderen behandelde de Princes met vele beleefdheid, en overgevaren zynde, bragt hy haar in het huis van adriaan leeuwenhoek, onder het prefenteeren van het geweer der fchildwachten, die de toegangen bezet hielden. Het gezelfchap, hier aangekomen, beftonduit de Princes, de Heren bentinck en stamfort, de Freule van wassenaar.sTarrenburg, den kamerheer van randwyk, eenige kamerdienaars, lakeijen en verder ge volg; by zich hebbende twee zwaar geladen koetfen, met zes paarden befpannen, een lakei te paard, en drie kapchaifen; in de laatfte van welken een Heer zat in het groen gekleed, welke aan de Vlist verzocht voorby te mogen ryden, als naar Rot~ ter dam moetende, en niet tot het gevolg behorende , welke chais naderhand evenwel den trein van Goe-fan Vtrwellefluis naar Haastrecht ledig volgde. Toen  44§ kabinet van KEDERIiAWDSCHÏ Toen de Princes in het gemelde huis in eene ka<* mer gebragt was, bragt de Heer van genderem aan hareKoningl. Hoogheid zodanige ververfchingen,als op die plaats te krygen waren;doch hare Hoogheid bedankte daarvoor, en deed uit hare koets eenige fpys en drank halen. Nadat de Princes met de Heren bentinck, randwyk ensTAMFORT, en de Freule van wassenaar omtrend een half uur gefproken had, begon har» Hoogheid met den Heer van genderen te ipreken, en vrieg hem, of de officier der ruiters order gehad had om haar te arresteeren ? waarop hy antwoordde, zyne orders niet te weten, maar te geloven, dat hy dezelfde orders had ais zy. De Princes beklaagde zich, dat zy gewapender hand aangehouden was, dat het den Heer bentinck geweigerd was, met zyne chais en eenen der officieren naar de commisfie te Woerden te ryden,' om van het aanhouden kennis te geven; waarvan de Heren van leeuwen en brotier zeiden, niets gehoord te hebben. Vervolgens viel het gefprek nog eenigen tyd over onverfchillige za. ken, en ondertusfchen kwamen de Heren Gecommitteerden te velde over Woerden aan; by hunne aankomst ontmoeteden zy den Heer van toul o n , eenen van hunne mede Gecommitteerden, op zyne terugreize van Rotterdam, waar hy eene commisfie had afgelegd. Deze fleer verhaalde hun, in het doorryden van Gouda vernomen te hebben, dat het gemeen, in en by de ftad, voornamentlyk op Stolwyker fluis en aan den Haastrechtfchen dyk, op het gerucht dat 'er een aanzienlyk perfonaadjen verwacht werd, in grote menigte famengevloeid was. Terftond na hunne aankomst aan de Goe-fan Verwellefluis, verzochten en verkregen de Gecom- mit-  en kleefsche oudheden. 449 mitteerden by de Princes gehoor. Zy vonden in het_ verblyf der Princesfe niemand , dan twee fchild wachten voor den deur geplaatst. De Heer blok deed aldaar het woord, en begon met zy* ne verbaasdheid te betuigen, wegens hetaanhou. den der Princesfe, dat zy gelast waren, om naar het oogmerk van deze onverwachte reis onderzoek te doen, die, gelyk zy meenden, ondernomen was buiten weten der Staten van deze provintie, en dat wel na eene zo lange afwezigheid, juist in een tydftip, waarin de Prins zich boven Utrecht aan het hoofd van een groot aantal troepen van den Staat bevond; een verfchynfel, hetwelk o-e. heel het land, en voornamentlyk de provintie van Holland, eene gegronde vrees voor eenen inval aangejaagd had, en het geen Hun Edele Groot Mogende had doen befluiten, om eene commisfie te benoemen, ter verdeediging der gemelde provintie en der ftad Utrecht; dat Gecommitteerden dierhalven de Princesfe niet dieper in de provintien konden doen voort reizen, zonder daaromtrend het goedvinden der Staten eerst te verftaan, om hetwelk te vernemen, zy nog voor hun vertrek van Woerden eene postbode naar 'sHa oorfprong van dezelven . . 399 Arkel, (dorp van) quohier der verponding . 31? .. kerk aldaar . ibid- ■ Rechtsgebied . 318 beftier derdyken ibid. Asperen, (de ftede) legging - 352 - 1 ouderdom . ibid. - - klooster aldaar gefticht • - 354 - gefchiedenis ibid. » tafel in de kerk opgehangen . . 362 . kerk en graffchrif- ten . 363 1 behoort onder de ciasfis van Gorinchem 365 ■ " - Quohier van verponding . . ibid. - Neering der inwoneren . . ibid B. Beylinc (aibert) levendig in de aarde bedolven . . bl.407 Borstius, Predikant te Rotterdam, fpoort het gemeen tot oproer , 6j Brassier (jacob) befchreven - . 118 Briel {den) ingenomen 49 C. Charlois , droevige gebeurtenisfen by dit dorp 84 D. Da THENUS (petrus) zyn leven . . 184 Dekker (j.) trekt uit tegen de boeren van Oud Beijerland . . . 238 ■ doet eene plegtige intrede binnen Dordrecht met de zynen . 240 Delft krygt het Bailluwfchap over Schieland, doch moet het nederleggen . 7 Delvenaars kopen debrugvan den Heer van Spangen iZ Delfshaven, naams-oorlprorf; ! t » 19 £;//.-  BLADWYZÈR. Ddfsbaven , waar gelegen bl.tq —— -wanneer ?eftichr ib. voorrech en 23 , 24 ■ voor ledigen koophandel . . 25 —— timmerwerven aldaar • . if> * dyken en (luizen ib. —— gebouwen ibid. —— voorrechten aan de kapeUany verleend . 27 — > beseven en inkom- ften van den pastoor 20 —— waaronder de kerk na de Hervorming behoorde ... 30 — Hoekfche en Kabeljauwfche beroering ibid. »' Spaanfche beroerten . . 31 Diederik de vyf de, wint het kSsteel Tsfelmonde 134 Diederik de IV, fneuvelt or.verwagts binnen Dordrecht . . 172 Dordrecht (lelt Bailluw en andere aniptenaars aan te Merwede . . 152 ■ Sc. Nicolaas kerk, weker de parochie-kerk der Heerlykheid Merwede 154 — hare dichting onbekend ♦ • ibid. - gisfingen daaromtrend . • ibid. ■ choren van dezelve '55 • kapfjIFen, altaren en fchilderyen derzelve ibid. — brandt af . iW\ 1. - wordt herbouwd 156 ■* eerde proteftantfche leerrede daarin , wanneer gehouden . . ibid. «—— ——■ klokken . 157 Dordrecht een gedeelte der ftad behoort onder de heerlykheid Me rwede , bl. 160 Schouten van agt dagen . . ibid. ■ ■ befchryving daarvan . . ibid. ■ - oorfprong daarvan 161 gisfingen omtrend den oorfprong der ftad 163 '■ onderzo' k wegens baren waren oorfprong 167 waarfchyrrelyk door Graaf diederik kort na den jare icoo gefticht 168 » tolhuis daaromtrend gefticht . . 169 ■1 - ■ ■ eerfte ftadhuis waar geftaan heeft . ibid. - de ftad aanvangs van weinig belang 170 had eertyds flechts eene kapel . 171 — welke langfaam ver¬ groot wordt . ibid. ■ Graveftraat binnen de ftad, waarom dus genaamd . . 171 de ftad van tyd toe tyd vergroot . 173 ■ gefchiednisder ftad ibid. ■ lydt veel in de Hoekfche en Kabeljauwfche twisten . . 175 » bolwerk binnen de ftad opgericht . 176 —— door de burgery veroverd . . 177; - watervloed aldaar in 1411 . . .180 ■ Andere merkwaardige gebeurtenisfen aldaar 182 fynode aldaar be(chreven . . r87 Dor-  BLADWYZEK. Dordrecht pest binnen de ftad . b!.a3i . beweeging aldaar in 1672 . . 232 »' beweeging wegens het eeuwig edict . ibid. » woede tegen de ge¬ broeders de witte aldaar . ■ 235 »■... 1 gevoelen van die ftad wegens de magt van den rrins . . . 236 . de burgery bewaart de rust in 1787 . 238 ■ verovert op de oproerigen vele ammunitie 240 . 1 de burgery ontwapend de boeren in den Al Uasferwaard enz. . 242 ■ de ftad geeft zich over aan de Pruisfen ibid. » ■ huifen der ftad 243 » .1 quohier der verponding . . ibid. . legging der ftad 244 r 1 eerfte ftem in Staat waardoor verkregen ibid. . ftapelrecht 245 . , muntrecht . 246 , befchryving der munt 247 . rechtvan£x«e 248 1 gedaante der ftad 249 1 ■ regeering . ibid. - gilden . 252 . penllonaris ibid. - watergerecht ibid. fpant de hoge vierfchaar van Zuid-Holland ib. - gemagtigden der ftad , . . ibid. * ~ is aan de eene zyde eene landftad . 253 . gisfmgen wegens de * plaats van het oude ftadhuis bl. 254 Dordrecht het tegens woord ig ftadhuis befchreven 155 ■ beurs der ftad 257 ■ waag . 258 - chirurgyns gildekamer . . ibir'. — Lombart . 259 ■ . kerken binnen Dordrecht . . ibid. » fchuttery en doelen . 261 ■ ■» voormalige fcholen 263 m ' geleerde mannen 265 ■ adelyke geflachten 266 E. .Edict, (eeuwig) wat beteekende . . 232 Erasmus (desiderius) befchreven . nö G. Cjeselius (korneiis) van zyn ampt ontzet ende ftad Rotterdam ontzegd 55 —— weigert te vertrekken . . 55 vertrekt naar Schiedam . ibid. wordt te Edam beroepen . ibid. Gorinchem, naams-oorfprong . 280 "—— ouderdom 282 — legging . 285 — — dorpen daaronder behorende . 280 _— kerk en toren 287 ■ — groote der ftad 288 . G#.  BLAD W YZER. Gorinchem , markt aldaar bl,28g — ■ aanmerkelyke dra- ren . . ibid. voorftad . ibid. ■ behoorde weleer onder den Bisfchop van Utrecht . 290 • Burgten 291 ■' had tot in de XVde eeuw hare eigene Heren . . 292 » ■■ ■ . begraafplaatfen der Heren . ibid. — ———— gefchiedenis 2Q5 — ■ —- brave daad der Prinsgezinden . 300 » waereldlyke ge¬ bouwen . . 303 • ■■ ■——• geestelyke gebouwen . . 304 » het huis waarin de groot uit den keffer kwam . . 305 ■ vermaarde mannen ; . ibid. ' regeering ibid. .— quohier van verponding . 306 ■ ■ - veer by de ltad ibid. G o ve r t met den bult, (licht het kasteel te Tifelmonde 133 Graterüs (samoel) predikt oproerig te Haarlem • . « • 59 Groot (pieter.de) Penlionaris wordt gedreigd te Rotterdam . ibid. ■ — ftelt vergeefsch voor de belhunels te vatten 60 ■ ■ wordt gedreigd 63 • wykt naar Antwerpen . . . ibid. Groot (hu go de) wordt befchuldigd het eedboek van Rotterdam veranderd te hebben . bl. 56 Groot (hugo de) opLoevenftein gevangen . 273 4 zyne werkzaamheid aldaar . ibid. —————zonderlinge vlucht 274 111 — komt te Gorinchem ibid. * — vertrekt naar Bra¬ band en fchryft aan de Staten . . 275 • '— reist naar Frankryk, en wordt daar met alle achting ontfangen . ibid. — 1— fchryft aldaar zyne verantwoording ibid. — ■ komt weder naar Holland doch moet weder uitwyken . . ibid. ———— vertrekt naar Hamburg en Rostok, waar hy derft . . ibid. ■ '•— Medaille ter gedachtenis zyner vlucht uit Loevenflein geflagen 276 Gyselaar (de) befchu'digd ... 81 - ■ Penfionarïs van Dordrecht, doet een voordel om de magt van den Prins te bepalen . 236 H. Heukelom, (de ftede) naamsoorfprong . 338 — ouderdom 339 >— tolvryheid 34r ' —•— munt aldaar geflagen . 342 * *— gefchiedenis ibid. ■— Hantvesten 343 — «*— rivier en poorten • • 35a He#.  BLADWYZER. Liesveld, oud adelyk geflacht van dien naam . bl.372 ■ wordt verkocht 373 ■ wordt verbrand en herbouwd . ibid. — voorrechten 374 Loevenjlein, (huis te) waar gelegen . . 267 door Hertog albrecht van Beijeren beleegerd . . ibid. door de Spanjaarden bezet . 269 , kloekmoedigheid van eenen osfenkoper, oiu het kasteel te veroveren ib. ■ gebeurtenis al- daar in 144Ó . 271 r- gevangenen al¬ daar in 1650. . 277 —— vruchtsloos op- geëischt in 1672 . 278 - quohier der verponding . . 279 * behoort onder de ciasfis van Ggrincbem ib. Lu meyoverrompeldy?»2/?crdam . . 52 ' ■ gevangen genomen 123 M. tmx, (philip van) uit het geflacht der Heren van Spangen . 17 Maurits, (Prins) verandert de regeering van Rotterdam . . 56 *~ wordt misnoegd opDECRooT . ibid, Merwede, (huis te) damhuis eener amziuilyko baandery 140 1 puinen daarvan ibid. — verfchillead; gevoe? 3 lens Heukelom, quohier der verponding . . bl.gso ■ —— behoort onder de ciasfis van Gorinchem 351 " ftadhuis en Re- geering . . ibid. " " ■ Heer der ftad ibid. Honingen, (kaste§I)onbeketid wanneer gefticht . 121 r — befchryving 122 J- Iakob, eerfte Graaf van Hoome, wordt monnik 329 Jan van Beijeren binnen Dordrecht gehuldigd . 178 ■ onaangename gevolgen daarvan 379 K. KlEV! t (de) veroordeeld en vrygefproken . 64 L. Jjerdam, (de ftede) waar gelegen . . 329 —— oorfprong der ftad . • 33° » gefchiedenis 332 . ■ kasteel ♦ 335 ■ menigmaal ver¬ woest . . 337 .—. grafftede ibid. Leeuwen, (simonvan) overtuigd van dwaling wegens Rotterdam . 39 Liesveld, (het kasteel) ftamhuis der edelen van dien naam . . 371 »"■ naams-oorfprong ib. ■ — waar gelegen ibid. f ""» wanneer gebouwd ♦ 372  BLAD VVYZER, lens wegens deszelfs oorfprong . . bl. 142 Merwede, (huis te) waarfchynelyke naams - oorfprong . . 145 ■ gefchillen wegens de bezitting . 146 m wanneer gefticht 149 » ' eerfte Heren daarvan opgefpoord . 150 behoort thans aan Dordrecht . 15 » 1 befchryving daarvan uit de kronyken . 152 wat onder die heerlykheid behoort . 153 - voorrechten en achterlenen . . ibid. - ■ erfpachten en nakoop • • 154 ■—- parochie-kerk ibid. - kapel en gasthuis 157 - magt der Heren van de Merwede . 158 O. o van Arkel fterft aan eene wonde . 349 OvERSCHrE (herman van) geboren te Overfcbie . 12 Overfcbie, naams - oorfprong wordt bedykt 2 verfchillende gevoelens wegens den loop van dien dyk . ibid. —— waaronder behorende ... 4 vaart aldaar . 5 — weg aldaar en gefchil daarover . ibid. - — wordt beflecht en hervat . . 8 >—- quohier der verponding . . . ibid. Overfcbie, kerk aldaar bl. 9 —— verbrand en her. bouwd . . ibid. — toren en trans ibid. begeving van het pastoors ampt . ibid. fchulden en armoede der kerk . ibid. waaronder de kerk behoort federt de hervorming . ... 11 ————- moet veel lyden in de Hoekfche en Kabeljauwfche twisten • ia R. R.emonftranten krygen den naam van flykgeuzen 56 Rotterdam, waar gelegen 32 ■ — fabelachtige ver¬ tellingen wegens haren oorfprong . . 33 •—- hare ftichting onzeker . . . 34 — van waar haar naam ontleend . 35 ■ eerfte bevolking 3« ———— bewaüing en bedyking . . 37 reeds vroeg eene ftad 38 . handveste daarvan ... 40 quohier der verponding • . 41 — vordering in den koophandel aldaar . 42, voorrechten ibid. • — beroerten . 43 ■ wordt verkleind . r" 44 * wordt vergroot 45. huizen aldaar ib. ■ »— brand aldaar 45 Roi'  BLADWYZER.' Rotterdam, Spaanfche beroerten aldaar . bl. 47 overrompeld door lu mei . . 52 - bloedbad aldaar 53 » wordt vergroot aan de waterzyde . 54 •- 1 met bolwerken verfterkt . . ibid. _. twist tusfchen de predikanten aldaar 55 — roept Prins wil¬ lem den (II, tot Stadhou der uit . . 57 ■ oproer aldaar . 60 » Staten jacht aldaar aangehouden . 62 ** plondering daarop gevolgd . . ibid. —1 ander oproer aldaar in 1690 . . 64 in 1747 . . 70 de burgery aldaar wil de ampten verkocht hebben . 71 »■ beweeging wegens de wynkopers in 1750 76 * geeft eene lyst over van de nadeelen door Engeland geleden . 77 ■ — — verzoekt convooy in 1778 . 78 — burgertwist . 8i ■ Hoofdpoort aldaar 82 » andere poorten 85 " ftadhuis . ibid. -— ftadhuis waar wel¬ eer geftaan h eft 85 • vertrekken in hei- zelve . . 87 verwulfde kelder ib. ■ heurs aldaar 88 » Admiraliteit* hof 90 Rotterdam, gefchut-gietery bl.90 - gemeenelands huis . . ibid. ■ wisfelbank en bank van leening . 91 • hallen . 93 ■• I.atynfche fchool ib. ■ West-lndifcheMaat- fchappy • 94 doelens . ibid. — molens . ibid. landswapenbuizen 95 ■ grote of St. Laurens kerk . ibid. is langzaam in lui- fter geklommen . 96 • 1 toren gebouwd aan dezelve . . ibid. '—■ altaren aan de kerk gefticht . . 97 - kapellen en vicariaten . . ibid. ■ > befchryving van den toren . 93 orgels in de kerk 99 • begraafplaatfen ib. - zuider kerk . 110 - nieuwe kerk ibid. Prirsfe kerk ibid. ,— Walfche kerk ui " Engelfche kerk Schotfche kerk ■■■ Remonftrantfche-, Menonite en Lutherfche kerken . • U2 • Roomscbgezinden kerken . • ibid. fynasogen . ibid. kloosters . ibid. kapellen . 114 gasthuizen . 115 ——— vermaarde mam 1 'i6 Rot.  BLAD WYZ E R." Rotterdam, fcïiutteryen bl.u8 • Regeering . 119 ■ Rechtsgebied 120 Rotterdammers graven eene grafc, de Schie genaamd 1 — -privilegie daar van . . 3 — willen de brug van den Heer van Spangen kopen, doch zulks mist hun . . 17 Ruiter (hesman de) zoektzich meester te maken van Loevenftein . 269 RïK,(jACOB SIMONSZ de) rust een oorlogfchip uit 48 zeilt naar Engeland 49 Rysbergen, (het dorp) waar selegen . . 369 ■ — hoe veelhetgedragen hteft in de novenale bede . . ibid. »- kruiskerk aldaar, onder de ciasfis van Breda behorende . 370 S. Scbie, ook Schye genaamd 1 waar haren aanvang neemt « . ibid. ', waar voorby loopt ib. Schoonhoven, (de ftad) waar gelegen . 384 gronden rondsom die ftad . ibid. :— naams-oorfprong • 385 k verfchillende namen der ftad . 387 I wanneer het eerst van de ftad gewaagd wordt 388 • vryheid van tol¬ len . . 300 ' voorrechten 391 Schoonhoven, (de ftad) vervalt aan albert van Beijeren • bl. 397 ■ handvestendoor hem verleend . ibid. '■ andere voorreek» ten door volgende Graven 40a ——— wanneer be- muurd . . 403 afgebrand 404 1 wordt genomen 406 - 1 *— oude gefchiedenis . . 408 (lichting der kerk zeer duister . 411 • ■ altaren derzelve ... . 412 > de kerk aldaar veranderd en verbeterd 414 ■ de toren vernieuwd . ibid. - — klokken in dezelve . ibid. - — grafftede in de kerk . . 415 ■ 1—wetten van Keizer kakel den V wegens de kloosters . . 417 ■ — kloosters aldaar ib. * —- andere geestelyke gedichten . 418 — regeering ibid. ■ — ftadhuis . 420 • ■ rondeftenen kring in hetzelve, waarin eene toveres verbrand is 421 " gefchiedenis" in den Spaanfchen oorlog 427 ■ wanneer dejGods- dienst daar veranderd is 436 " ■ ■—— twist tusfchen de Remonftranten en ContraRemondranten aldaar ibid. Schoon-  BLADWYZER. Schoonhoven, (de ftad) gefchiedenis in 1785 . 439 —— arresteering der Princes te . 442 refolutien 453 komst der Pruisfen aldanr . 456 SlMONIDES, ( SIMON ) brengt het gemeen in beroering . 59 Soermans (martin) in 's Hage verbrand . 129 Spangen, (huis te) van waar afkomftig . 13 ' 1 deerlyk befchadigd en herbouwd - 14 « weder verwoest en herbouwd . ibid. » lydt weder veel nadeels door het veroveren van Rotterdam . ibid. vergoeding deswegens by vonnisfe . ibid. geheel verwoest en puinen van hetzelve 16 » ' houten brug by het huis . . . 17 Synode van Dordrecht , zie Dordrecht. W. ^Watergeuzen , gefchiednis 47 Werkendam, (het dorp) waarom dus genaamd . 366 . legging- ibid. —— gefchiedenis ib. ■ » quohier [der verponding . . ibid. -■■ tweemalen afge¬ brand . . 368 ■ ■ - haven aldaar ib. ■ kerk en toren ib. • tegens woord ige Heer van het dorp ibid. Willem de 111 tot Stadhouder te Rotterdam uitgeroepen . . bl. 57 Witt (de) Ruwaard van Putten, weigert denafiUni van het eeuwig edict te ondertekenen . . 58 ■——-onderteekent gedwongen . . ibid. Witt, (de) Raadpenfionaris , ontwerpt het eeuwig edict . . 232 Woudrichem, (deftad) naamsoorfprong . .319 waar gelegen 320 aan wien behoord heeft . . . ibid. vryheid van tollen . , . 321 ■ gefchiedenis 322 — quohier der verponding . . 326 ■ dorpen daaronder behorende . 327 ■ kerk aldaar, wanneer gefticht . ibid. • toren . 328 — — behoort onder de ciasfis van Gorinchem ibid. — kloosters ibid. Y. tsfelmonde , waar gelegen 126 puinen van eene kapel daar gellicht ibid. ; ■ naams - oor¬ fprong' . . ibid. ' hoedanig inge¬ deeld . 127 kerk waaronder behorende . 128 • wanneer reeds bekend 133 > kasteel aldaar, door wien gefticht ibid. Ti-  BLAD WYZ ER. DRUK-FEILEN. Bl. 27, reg. 17 van bovengaat bevestigd, hes bevestigd wordt. — 48. 14 vanboven, ftaat ontfangt, /<« ontfing. "* ~" 5 van onderen, ftaat bioedgierigen, lees bloed¬ gierige. *~ 67- 4 van boven, ftaat deze zyne woning, lees zyne woning. — 94- 12 van onderen,y?3atherbouwd, lees volbouwd. — 99' 1 van onderen, ftaat en eindelyk, lees en if eindelyk. — IOI. 16 van boven, ftaat in eenen zeegevecht, leef in eenen zeeftryd. — 128. — 16 vanboven, ftaat 1492 , lees 1462. — 169. 15 van boven, ftaat moesten, lees moest. — 269. —— 11 vanboven; ftaat minder aan geluk, leesmee* aan geluk. — 278. —— 8 van boven, ftaat r t e sis, lees piessij. — 287. —■- 11 van boven, Jtmt opgemetzeid , lees opg©< inetzeld. Tsfelmonde, wordt beleegerd ' ' . •: bi-'3* 11 1 — geheel verwoest 137 - —— herbouwd 138 «—' afgebroken en weder herbouwd 139 1 quohier der verponding . . ibid. Z. Zon ne mans, (arend) legt zyne vroedfchaps plaats te Rotterdam neder bl. 59 Zoutman flaat de Engelfchen . . 81