KABINET van HEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN,   KABINET van NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN, O ORSPRONGLYK BESCHREVEN door MATTHEÜS BROÜËRIUS vanNIDEKjR. G. e n ISAAC le LONG. Verrekt met 301 koperen platen, door ABRAHAM RADEMAKER. Thans ter verdere volmaking der vaderlandfche gefchiedkunde vermeerderd; met vele koperen platen van voorname meesters vermenigvuldigd , en met aantekeningen uit latere en geloofwaardige gefchiedfchryvers verrykt door J. H. REIS I G. zesde deel. Te AMSTERDAM, by j. A. CRAJENSCIIOT. mdccxciv.   Ut- . 1-* ^""^-J"^ : jy^r Si Maria tot utreci*- -1 ^"^J^ WlTTEVROVrVTE-PoORT tot Utredtt nz i —i   ~'3 i A ÏSZ^Ï Int pJETER -l>AtfT btnnen. Utrechtr I A TtoUwtrjhib Ija ITETER-PATsTT binnen Utrechtr   J1"'"""i"VÈ"^ (ïcriariiuente DOMS KKK K lot Utrechtr WRaJ,mA'-Jiear WlTTEVROUWE -KEKK tot Utmc7itr \   .1 njJanJurrie. ' wo) J T GEHECHT aant 2a*r-Jei-ek t£ Utrechtr mS J Geertje fe xrtrecktr   S*AGNITE & ütrechtr 'S7° ————————— . 2y-t Dolhuis & vtrecAir ****   I J Plompe-Toren tot utrcdr- 7 J 222 K. XaJcmila-jlat JB YZjHOZJDER S —TOREN tot Utrecht '*S°   PELLUS-POORT by Utrecht aan de Tocrftadtr 224 . y^malvjcar PelÈUS-PoORT by Utrecht- *'   KABINET van NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN. Vervolg van de beschryving der stad utrecht. vervolgen thans de oude gefchiedenisferi der ftad Utrecht, zo ryk in geestelyke en waereldlyke geftichten, in geestelyke voorrechten van vroegere eeuwen , en in wisfelvalligheden van voormalige en latere tydperken , dat men zeer gemaklyk eenige boekdeelen met die gebeurtenislen zou kunnen aanvullen De oude kerkelyke gefchiedenis der ftad is van zeer veel belang, en doormengd met de zonderlingfte gevallen: waarom zy ook voornamentlyk het onderwerp van onze befchouwing zyn zal. De afbeeldingen door den kundigen rademaker van de kerken , kloosters , torens enz. der ftad Utrecht, gegraveerd, en overwaardig om door konftenaars gezien te worden, laten wy van Plaat 210 tot Plaat 224 achter elkander volgen. VI, deel, A De  % KABINET VAN N E D E RL A N 1>S C IIB De ftad Utrecht is zeer bekwaam gelegen, en voorzien met brede en fchone wegen, leidende tot de nabuurige landen en fteden. De raadsheer BOOTH heeft daaromtrend de volgende niet onaartige opmerking genomen ; namendyk , dat men van Utrecht, op eene gewone dagreize, kan komen tot de afgelegenfte van meer dan festig bemuurde fteden, alsmede dat men geduurende eene gehele maand, op iederen dag in eene byzondere ftad het middagmaal kan houden, zonder nodig te hebben ergens anders de nachtrust te nemen dan in Utrecht. Die ftad legt zo aangenaam als ergens eene ftad in geheel Nederland. De bekwame gelegenheid aan zo vele trekvaarten; de grote en meestal wel onderhoudene wegen ; de toevloed der inwoneren uit de omleggende fteden en dorpen, op markt- en andere dagen ; de koophandel ; de grootheid en pracht van zeer vele opentlyke en burger gebouwen ; de brede wel gepalveide Araten ; de frisfche lucht, niet vergiftigd door moerasfige uitwaasfemingen ; het beroemd zoet water, het welk in -Amfterdam en andere plaatfen zo menigvuldig gedronken wordt, de vruchtbaarheid der landftreek, en de overvloed van alle levensbehoeften , maken de ftad volkryk, aangenaam en welvarend. In de ftad bloeit niet alleen de koophandel, maar de konften en wetenfehappen zyn ook niet weinig aldaar in aanzien. Behalven zeer vele fcholen, die men zekerlyk onder de besten van ons land kan reekenen, heeft men aldaar eene hoge fchool, die in redelyken welftand is. Ook is 'er eene openbare boekery, waarin een noemenswaardige voorraad van goede boeken , in alle vakken van kunften en wetenfehappen. ■ Het  ËN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 3 Het omleggend land rondsom de ftad is zeer vruchtbaar en vermakelyk; het beftaat uit koortilanden,. goede weiden, en goede veenen. Ook brengen de omleggende landftreken zo vele fruiten van appelen en pceren voort, dat de ongelooflyke toevoer van dezelven , niet alleen de gehele provintie Utrecht maar een groot gedeelte van Holland en andere provintien fpyst. De marktlieden en alle reizenden vinden zeer Veel gemak en gerief in de provintie van Utrecht. Tc lande reizende vinden zy onder anderen,naar dë ftad willende trekken, eene goede fteenweg van de zogenaamde Bilt af, welke ter lengte van een uur gaans ftad waards leidt, en voor ruim vier eeuwen gemaakt is. Te water kan men de ftad naderen langs zeer goede rivieren, gelyk den ouden Rhyn, de Vecht en den Tsfel, alsmede door twee grote vaarten, de eene voor omtrend vier eeuwen naar de Lek toe, en de andere voor omtrend eene eeuw naar den Hollandfchen Rhyn nederwaards gegraven. De rivieren en graftcn hebben eene onderlinge gemeenfehap met de ruime buiten graften die rondsom de ftadsmuuren, en met de beide binnen graften, welken de ftad in de lengte doorlopen, en eertyds op bevel van de regeering en gildens gegraven zyn. De oude graft namentlyk werd gegraven, weinig tyds na den zwaren brand, die in den jare 114 . de ftad ten twedenmale voor het grootst gedeelte vernielde; de nieuwe graft werd ten dele omtrend het jaar 1300, en kort voor den jare 1400 gedolven. De buitenwateren zyn rykelyk voorzien van heerjyken visch. Meer dan dertig ftenen bruggen leggen over de twee graftc-n der ftad. De voornaamfte is voor het ftadshuis, en dient voor eene ftads A 2 plaats.  4 KABINET VAN NEDERLANDSCHE p'aats. Eenige anderen worden tot markten gebruikt, hoewel de ftad buiten dien rykelyk van markten voorzien is, gelyk daar zyn' de paardenen beestenmarkt, doorgaands Vreêburg genaamd, naar het kasteel, het welk weleer aldaar geftaan heeft. De zuivel- en hoender markt is op de Marienplaats; alsmede de gdnzen- vogel- vischen varkenmarkten Men vindt ook twee koornmarkten, namentlyk de hoge, van het boveneinde der ftad by de Reguliers, en de lage, aan het benedeneinde, op de Neude. Negen ftraten en fteden eindigen op dit plein de Neude, het welk daardoor zeer gefchikt is tot eene algemeene loopplaats voor foldaat en burger, hoewel ieder gedeelte der ftad zyne byzondere loopplaats heeft. Diergelyke gedeelten plagten 'er weleer vier te zyn: als ten eerften het bovenfte, van den Roden toren of de Tollefïeegpoort af, tot aan de Smeebrug toe, met de dwarsftraten, welken naar de wallen uitlopen; het twede gedeelte ftrekte zich van daar af tot aan het ftadhuis; het derde van het ftadhuis tot aan de Veebrug; en het vierde en benedenfte van de Veebrug tot aan de Waardof Weerdtpoort. Alle deze gedeelten hadden hunne ftraten, en dwarsftraten, en ieder gedeelte ftond onder Hoofdmannen, welken om die redenen de hoofdmanr.en der vier vierde deelen genaamd werden. Het kerfpel van de Buurkerk, als het oudfte en voornaamfte, bevatte de twee middelfte vierde delen; de kerfpelen van St. Nico/aas en St Geertruid , bevatte alleen het bovenfte, en het kerfpel van St. Jacob bevatte het benedenfte vierdedeel. . De voornoemde kerfpelen hebben hunne byzondere parochie kerk en torens; doch die van St. Jacob is niet alleen door zyne hoge en fierlykë . fpiis,  e n kleefschd oudheden. 5 fpits, maar ook wegens het klokkenfpel, het welk vry harmonieufer is dan dat van St Nicolaas toren, in het boven gedeelte der ftad, op verre na de aanzienlykfte. Hoewel beiden, volgens den fmaak van voorgaande ecuwen, zeer wel gebouwd zyn. De Buurkerk droeg ook de naam van Maria da mindere, tot onderfcheid van de kollegiale kerk, die mede den naam van Maria voerde. Door de wandeling werd zy genaamd de Buurkerk, en in het latyn Ecclefia Civilis en popularis (*). In deze kerk plagt, op het voetfpoor der oude heidenen , de raad byeen te vergaderen, en de willekeuren werden aldaar gemaakt; zy werden ook fomtyds met den naam van buurfpraken beftempeld, doordien het buuren waren, welken dezelven opftelden. In later tyd plagten de kapittelen in de kerken byeen te komen. Som nigen zyn van gevoelen, dat deze kerk in vroegere tyden den naam van St. Michiel zou hebben ge. dragen (f . Volgens het verhaal van jacobusdela torre zou de buurkerk gefticht zyn in den jare 1156. Weleer was zy in twee delen afgefcheiden, en had twee byzondere pastoors. Volgens de bereekening van florentinus van heermale, Licentiaat in beide de rechten, kanunnik van St. Salvators kerk, en kommisfaris van den Utrechtfchen Aartsbisfchop fredrik schenk, zyn aan die kerk ten minften agt of negen duizend kommunikanten geweest. De gemelde van heermale heeft inhet jaar 1569de kerken be- zich- ■CJ9 h- van hïüss£n Utrecht: Oudheden, 11de deel. Pladz. 71. (t; Ibidem. A 3  6 KABINET VAN NEDERLANDSCHE zichrigd, cn in dezelvcn zo vele proven gevonden , dat men redenen heeft om zich over dit groot aantal re verwonderen. Men telt onder anderen daarin de volgende altaren op: ("") het lioog altaar', het altaar van het heilig kruis; het altaar der zielen; van St. Michiel', van St Anna; het altaar der drie Koningen; van St. Thomas;van St. Nikolaas; van St. Katharina; van Marias op-, dreigt; van St. Laurens; van de heilige Engelen; van St. Crispinns en Crispinianus; van Cosmos en Damianus; van St? Jacob; van St. Pieter en Paulus; van St. Eligius; van de Heilige Drievuldig-, field; van Vitus en Modestus; van de vier gekroonde martelaren; van St. Barbara; van St. Pieter; van St. Adrianus ;vnn St. Stephanus, de eerile martelaar; van St. Maria ter Sneeuw; van St. Lucia; van Su Franciscus; van St. Gengulfus in de kapelle van Drakenburg; van St. Barbara; van Huybert; van ÓV. Elifabeth; van ó>. CAr&ifq^/,- van St. Mar ten ; van de bedrukte moeder, en meer anderen.. Aan deze altaren waren ge-, iticht eene menigte Vikariaten, Misfen, en andere dienften, welken ter begeving flonden van de ftichters, burgemeesters, kerkmeesters,gilden en broederfchappen. Deze broederfchappen werden genoemd : de broederfchap van het heilig kruis, van de kramers; van der -zielen; van St. Anna ; van deRoomfche; van de Heilige Drievuldigheid; van onze lieve vrouw; van den H. Geest; van der Lof; van St. Jacob; van Aller zielen • van het hoogwaardigst Sacrament; van de kleine Kalander, van St. Petrus cn Paulus; van (*) A. mat th. de fundat. Ecclef. pag. 160 & 173. h» van h bussen, Oudheden 2de deel, bladz. 71.  ; e Jf kleefsciie oudheden. J van St. Sebastiaan; van St. Anthonius; van St.' Rochus en van St. Adrianus. Ook was er eene kapel van den raad met een altaar daar in , /taande by den toren aan de noordzyde van de kerk. Deze kapel werd de raadskapel, fomtyds ook de overfte-kapelle genaamd. In de ftads akten vindt men daarvan het volgende aangetekend: „ A°. 1448. 's Woendaachs den 10 dach in Aprille, Sleten Scepene, cnde Oudermans,uit „ dat Ly/'e mit den Lappen niet meer bidden en fel om Godes wille, bi eweliken uit der Stat te wefen; ten waar dat fy van goede fo arm „ worde, dat fy's van node behoefde, ende fy „ fel der Overft'en Kapelle tot Buer-lCerk geven „ XV. dufent Steens." De?.e zogenoemde lys met de lappen fchynt eene welgeftelde bedelaresfe geweest te zyn, wet ke alleen uit fchraapzucht, en niet uit noodzakelykheid beedelde. De kerk had weleer zeer aanzienlyke Kerkmeesters , namentlyk ; de Burgemeesteren, en de twee voornaamfte dekens van de gildens. De ftads vaandels werden ook in de fakristy van die kerk bewaard. Deze fakristy was opgevuld raet kerkelyke gewaden, vaten, rokken van diakonen en onder diakonen, kasuifels, fluwelen en zyden kappen, gouden en zilveren patenten of fchotels, kruiken, keiken enz. doorgaans zeer kunstig gewrocht en met edelgefteenten omzet. Alle deze bovengemelde kostbaarheden waren op den 25 Maart van het jaar 1437 aan de kerk by laatften wille nagelaten, door johannes uten-elsweert, kanunnik te Utrecht, en regent van het een gedeelte der parochie kerk van St. Maria, door de wandeling de Buurkerk genaamd, ter verA 4 ge'.  8 kabinet van nederlandsche gelding van dat geen het welk hy door de voornoemde parochie kerk genoten had ; alles vok gens eenen gezegelden brief daarvan verleend (*). Onder andere /lichtingen in deze kerk gemaakt, was 'er eene aan het altaar van de Heilige Drievuldigheid, om op alle zondagen een fchepel tarwe, een goed gebakken brood, en op het brood eenen halven ftuiver, onder dertig arme menfchen uit te delen. Herinnerenswaardig is het ook te zeggen, dat in den jare 1538 binnen deze kerk begraven is, de ridder albertus van leeuwen, welke by zyne gemalinne mariasalm verwekt heeft vier en twintig kinderen, namentlyk twaalf zonen en twaalf dochteren. Hy zag alle zyne kinderen gehuwd , gaf aan ieder hunner een zeer deftig huis, en eene jaarlykfchc rente van drie honderd guldens ten huwelyk. Hy heeft het genoegen mogen beleven om met zyne kinderen, aangetrouwde kinderen, en kindskinderen, ten getale van 284 menfchen, aan ééne tafel te mogen zitten. Zyne gemalin is weinig tyds na hem, namentlyk in den jare 1540 overleden tf). Deze kerk is geheel vervallen. Het Choor is weg gebroken; de altaren en beelden zyn afgeworpen , en de kerkfieraden weggenomen; het genoemde Choor is ten dienfle van het gemeen, en om meerdere ruimte in het gaan te-mogen hebben , op bevel der regeering geflecht, ingevolge deze refolutie. „ Anno 1586. Manendachs den 20 Junii Ge„ refolveert by den Rade , dat men de Erven „ aan, - (*) A. ma tt. defundat. Ecclef. pag. 170. (|) Ibid. pag. 166, 167.  en kleefsche oudheden. 9 , aan de Noordt-zyde van de Buyr - Kerk, ter „ Kerken behoeff fal vercopen, om metHuyfen te betimmeren, op zekere jaarlixfen uytganck; „ desgelycks te vercopen de Choren te Buyr-Kerk, om aldaar een ftraat te vinden; mits aan 't „ Cruys-werek de Kerck met een Muyr weder,, om toemakende." Daarop heeft deze verkoping wezentlyk voortgang gehad, en is onder anderen in den maand Augustus, volgens gehoudene aanteekeningdoor: „ Daniël de Cofter te Buyr-Kerck in coop ge„ goft, 't Hout-werck te Buyr-Kerck, in de „ Choren ende Sacriftye, om XL. Guldens, ze„ ker kift van uitgefcheiden." In den Jaare 1579 zyn de overgeblevene fieraden uit de kerk genomen, volgens deze Refolutie. „ Ao. 1579. ^en 11 January. Ten verfoecke „ van de Kerckmeefters van de Buyr-Kerck , zyn ,, by den Raat gecommitteert, Lubbert van Cleef Kurgemeefter, Johan Buth, Cornelis Wynter, ,, Henrick van Zuylen, ende Pieter van Sypenes, „ omme te gaan in de voorfz. Kercke, ende al-. „ daar by inventaris te lichten de Ornamenten, „ de Kercke voorfz. toecomende, die men aldaar „ noch bevinden zal." Op welke wyze de verandering van den Godsdienst, in den jare 1566 binnen Utrecht is voorgevallen , wordt door den Roomschgezinden Heer h. van heussen (*) op eene verachtenswaardige wyze „verhaald uit een gefchrift van dirk verheul, gefchiedfehryver van het kapittel van St. Maria A°. 1594. Volgens zyn voorgeven zou daarin onder anderen het volgende ftaan: „ Dat (*) Oudheden twede deel, bladz. 173, A 5  10 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ Dat een verloonen Norbertyner-Monnik, uit de Abdye van Middelburg, in de Maandt Juny 1566. buiten de Tol/leeg- Poort op zyn Kalvi. „ niaanfch Gepredikt heeft, in den Bogaart der j, Duitfche Ridderen. Dat dezelve Norbertyner„ Monnik, in Wereldtfch gevvaadt, als hebbenj, de eene Vrouw Gctrouwt, wederom in 't zel5, ve Jaar gepredikt heeft op den 24 Augufly. „ Dat daar op een opftandt onder 't Volk is ge„ komen; en dat die van de Nieuwe Gezindtheit een Kerk in de Stadt wilden hebben. Dat den „ 25 Augufly een van de Nieuwe Gefindtheid van „ Delft gekomen, en een Mandemaaker van zyn „ Ambacht. ook in den voornoemden Bogaard „ gepredikt heeft. Dat die Delvenaar in de Stadt „ Utrecht, by eenen Dirk Kater Bankerot t'huys lag, welke laatfte een Man van een vuyl leven ,., en hanteringe was, zynde van Amfterdam der- waarts komen vlugten. Dat die Mandemaker „ tot Meedehelper hadde , een anderen Delve3, naar, Adriaan Menninck genoemt, zynde de „ Soon van een afgevallen Paap. Dat defe Gaften 's namiddags een deel diergelyke Maats , als „ Cornelis Spaan, Jacob Kolyns, Flor is de Schey* „ maker, cn eenige Schoenmakers aan haar moer „ gekreegen hebben; en daar op een, of meer „ Kerken, om 'cr haar Vergaaderinge in te hou„ den , geöyfcht hebben. Dat zy , na dat de j, Raad haar eenigen tyd met goede woorden gepaayt hadt, eindelyk in de Buur-Kerk waren „ ingebrooken; dat zy naderhandt op de Preekj, Heeren, de Minnebroeders , en de St. Jacobs3, Kerk gevallen zyn; dat zy vervaarlyk aange-< 3, gaan , en alles t'onderfte boven gefmeeten 3, hadden." Hoedanig het Bcelde-florrnzn certyds in deze Kerk  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN". II Kerk begonnen is, blykt onder anderen uit de volgende Sententie (*): „ Alfo Philips Evertffen, MelTe-maacker, bui„ ten pyne ende banden van yzere, bekent heeft, ,, dat hy op een Saturdach, wefende St. Bartho,, lomeus-dach, Ann. 1566. een Predicant van „ de nieuwe Religie, mit zekere andere vyf oft „ fes Perfonen uit die Stadt langs die Grafte „ heeft helpen brengen, in de nieuwe Predicatie „ buiten de Stadt Utrecht, hebbende een Roer s, voor zyn geweer; en den zeiven Predicant, als die Predicatie uit was, geconvoyeert, ende j> geley gedaan heeft, tot Jutfaas, mit 28. Per„ ionen, ende van daar weder comende mit zyn 5, Roer in St. Geertruden-Keick, met Gillis Spaans „ outfte Soon en Knecht geweefi: te hebben, „ alwaar de ecrfte Beelt-ftormerye gefchiede. „ Dat hy voorts raat gegeven heeft den Beelt„ ftormers , om het hangende Beelt van onze „ Lieve Vrouw in de Buyr-Kereke, af te crygen. „ 't Welcke zyn feyten van groote rebellicheyt „ ende feditie, die niet en bebooren ongeftraft „ te blyven. Soo is 't, dat wy CommiirariiTen „ 's Lants van Utrecht, uit den naam van de „ Conincl. Maj. onfen aldergenadichften Heere, deur ipeciale Ordonnantie van de Excellentie „ van den Hertoge van Alba, als Gouverneur „ ende Capiteyn Generaal van den Lande van „ herwaarts over, &c. gecondemneert hebben, ende condemneren by dezen den voorfz. Philips „ Evertffen, mit de koorde gefbraft te worden, „ zulks dat die doot daarna volcht; ende vercla„ ren alle zyne Goeden, hoedanich, ende van „ wat (*) A. matth. defundit. Ecclef. pag, 16$, 170.  12 KABINET VAN NEDERLANDS CHE wat qualiteyt die zyn, ende waar die oock ge- legen zvn , geconfisqueert tot behoeff van „ fine Majeftevt. Aétum , ende gepronuntieert tUtrecht, den 27. Decemh. 1568. Ter prefen„ tie van CommifTarilTen , ende my Subituyt- Griffier onderteyckent." Zie hiér nog eene aanmerkelyke Sententie, uit hoofde van Beeldftormerye, ten zei ven dage geWeezen, en ter uitvoer gebragt (*): ,. Alzo Jan van Amerongen , Baftaart, Slote„ maacker buiten pyne ende banden van yzere „ beleden en geconfefleert heeft, dat hy des ,, Sonnendaachs na Bartholomei, Anno 1566. op ten middach, op Sir.te Marien - Kerckhoff ge- weeft is, mitten SectarilTën; alwaar tuffchen „ den Burgemeefter der Stadt Utrecht, ende den 5, zeiven Se&ariflen zeker accoort gemaact is ; ende hy, niet tegenftaande by denzelven ac„ coorde gefeyt was, dat die faacken van den 5, Beelden aan ftucken te fmyten, aan zoude ftaan noch acht daghen, op ten zei ven dach Gerrit j, in de by/, die uyt fynen huyfe feeckere Hamej, ren nam, mit beide zyn Sonen, na die Buerv Kercke gevolcht is, hebbende een Knevel-ftaf „ zonder yzer in fyn hant, ende den Kerck-, „ fchenders den wech gewefen heeft, hoe fy „ luyden in de Kercke comen zouden ; hem luy, „ den wyzende den Toorn-deure. Ende dat hy „ Amerongen , na die deure open geflagen was „ van de voorfz. Buer-Kercke, terwylcn die s, Beeldftormerye in de Kercke "voornoemt ge„ fchiede, mit eenige andere Perfonen, die hals„ geweer hadden, die Kercke-deure bewaart „ heeft; ende van daar, wezende des Stads Offi- „ Ciant, (*) A. matib, de fundat. Ecclef. pag. 168.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 13 » ciant, by den Borgemeefters entboden, niet „ vertrecken en wilde. Dat hy in gelycke ma„ nier die deure bewaart heeft, mit geweer, van Sinte Geertc, ende van Sint Nicolaas- Kercke „ binnen Utrecht, als die Beelden aldair ontftuc„ ken gefmeten worden; ende dair gebleven is, „ ter tyt toe die voorfz. Beelden vernielt zyn „ geweeft. Dat hy voorts , Dynsdaacghs dair „ aanvolgende, mit den Beelde-ftormers fedi„ tieufe Gemeente geweefl; is , by den Staten „ ende Regeerders der Stadt Utrecht, alfe een „ accoort gemaa& werde Soo ift, dat wy Com,, mifTariiTen 's Lants Utrecht, op het feyt van „ den troublen gecommitteert, doende recht, „ uit den naam van Coninl. Maj onfen alrege„ nadichtten Heere, door fpeciale Ordonnantie „ van zyn Excellentie den Hertoge van Aha, „ als Gouverneur ende Capiteyn Generaal van „ den Landen van herwaarts over, &c. gecon- demneert hebben,en condemneeren by dezen, „ den voorfz. Johan van Amerongen, mitter „ coorde geftraft te worden,zulcks dat die doot ,, dairna volght; ende verclaren ,alle zyne goc„ deren, hoedaanich ende van wat qualiteyt die „ zyn, ende waar die oock gelegen zyn, gecon„ fisqueert,ten profyte van deMajelteyt. Aólum „ ende gepronuntieert tUtrecht, den 27 Decemb. „ 1568. Ter prefentie van de CommilTariiren , ,, ende my Subftituit-Griffier.'' Eertyds plagt het Stads - Vaandel opentlyk in de Buurkerk bewaard te worden; doch doordien hetzelve in den jare 1455, door fbmmigen tot oproer misbruikt was , werd des zonüags na paafchen van het gemelde jaar het volgend bcfluit genomen, volgens de onderftaande aantekc- ring,  14 kabinet van NEDÈRLANDSChE ning uit het Buyr fpraack hoek der ftad Utrecht, begonnen in den jare 1453 „ Alzo de Perfonen hierna befchreven , die „ onderdages Vergaderinge gemaackt, ende ge- wapender hant mit onfer Stads-Banier op ter „ Plaats geweëft zyn, dat hare gefette ftede niet „ en was, daar zy den gemenen Gilden grootelic angebroecl; hebben:Hierom fo netmtmen hun „ hoir Borgerfcop. Dit naabefchreven zyn die Perfonen, &c. „ Ende, omme dan immer te verhoeden, dat „ onze Stads - Banier in aldusdanigen ,* oft in „ diergelycken Vergaderinge binnen onfer Stadt „ niet meer en come, nog gebracht en werde; „ hieromme is onzer Stats - Banier, mit Schut„ ten, Pilgoenen, beide 't Rode ende 't Witte, „ by overdracht der meenre Gilden , geleit in ,, eenre kisten, befloten ftaande in der Sacriftien in onze Buer - Kerck, daartoe ordineert. Hier„ omme, fo waart die Raat ende Gemeen Gilden „ van Utrecht enen ygelicken, waar 't fake, dat „ ymant, hy waar 't wie hy waar, mit dcnen „ conterfeyt Banier , oft fchuyf- winpel, toe „ eeniger tydt namaals binnen onfer Stadt, in „ eenigerVergadenngequame,dat men diegene, „ die dat deden, alsdan flaan ende vaan mach, j, zonder misdoen, ende die Gemeen Gilden fullen ,, haar Hoift-heer wefen, van den genen die dat „ mit machten wederftonden." Weleer plagt men eene weekelykfche markt op het kerkhof van de Buur-Kerke te houden; doch dezelve is, in den jare 1391 door bevel der regeering, van daar op St, Marienplaats verlegd, volgens een belluit op den dertien avond van khet gemelde jaar (f). 5J De (*3 A. MATTH. de fundat. Eccleft p^, x6§, Q) Ibidem pag. ió£. ^ " •  ên kleéf.sciie oudheden. • 15 „ De Raat van der Stat out ende nywe is over„ gedragen, dat men van dezer tyt voort ghene „ Merckt, noch veylinghe houden en fal op 5, Buer-Kerck-hof, bi een koer van een Pont,alfo „ diekeals 't ymant verbrake. Ende die Merckt, ,, alfo als men op Buer-Kerk-hof haar toe gehou- den heeft, zal men voortaan houden op St. „ Marien Plattfe, ende daer fafeen ygelick vry 5, ftaen, ende niemantgeen geit of geven." In de Buurkerk was het, werwaards de Bisfchoppen zich begaven, zo rasch zy in de ftad gekomen waren, en gehuldigd zouden worden. Wanneer zy aldaar het waereldlyk kleed uitgetrokken, en het geestelyk gewaad aangelegd hadden, gingen zy uit de Sakristye dezer kerk naar de zogenaamde Borchbrugge, welke tusfehen den Dom en de Buurkerk legt. Aldaar werden zy door de geestelykheid ontfangen, en met deftigheid en luister, met kruisfen en vaandelen naar de hoofdkerk geleid. Naauwlyksch hadden zy aldaar den eed afgelegd, of zy werden in het bewind gefteld, en •op den troon geplaatst; dit wordt onder anderen, byde intrede van arnoldus van hoorn, in de groote Nederlandfche Latynfche kronyk, volgens de aanteekeningen van a. matth^us, op de volgende wyze verhaald ; en daarmede fteint overeen, het geen men van philip van Bourgondicn in de ftadfehriften vindt aangetekend (*_), „ Daerna ginck myn Genadige Heer in de „ Buer- Kerck, ende voort in de Sacriftye, daer „ hy fyn harnasch uyt dede, 't welk die Cofter „ aanveerde, ende van hem geloft worde. Ende s, dede lange Cleder an, een Beff op ten arm, j, ende een oude Bonet op zyn hooft. Van daar „ wart • (*) A. maxth. defundat. Ecdef. pag, 1O7.  l6 kabinet van nederlandsche „ wort zyn Genade, met Proceiïïe van de vyf Godshuyfen, komende op ter Borchbrugge, ges, haalt in den Dom, midden in de Kerck. Voort „ wort hy geleyt in 't groot Capittel-huys, daar j, zyn Genade der Kercken en der Staten Rech3, ten, ende den Lant-Brief ook bezegelde ende „ bezwoer. Ende daarna wert zyn Genade ge3, bracht op 't Choor. Doe wert gefongen ende J? gefpeelt op ten Orgelen Te Deum laudamus." De twede parochie kerk is die van den Heiligen Nicolaas, welke by h. van heussen als de derde in rang voorkomt. Zy is mede zeer oud, en hare ftigting onbekend. Hoewel nu deze kerk eene parochie kerk was, ftondzy nochtans onder den bisfchop, en gedeeltelyk onder den domproobst van Utrecht. Door overeenftemming dezer twee, werd zy in den jare 1250 (*) aan de duitfche Ridders gegeven, met behoud voor den Proobst van het Synodus recht, het welk hem jaarlyksch moest worden opgebragt. Deze was eene zekere fchattingj welke door de priesters, die jaarlyksch een of tweemaal ter Synode verfchenen , moest opgebragt worden. Op welke wyze deze kerk aan de voornoemde Ridders in het jaar 1250 werd opgedragen, blykt uit den volgenden brief, welke in de Latynfche taal verleend (f), en door den heer h. van rhyn (§^) in deze bewoordingen vertaald is: „ Henricus, door Godts genaade verkoo„ ren Biifchop der Kerke van Utrecht, en G. „ Prooft derzelver Kerke, wenfchen allen den „ geenen, die den tegenwoordigen Brief zullen ,, zien, (*) A, matih. dèfimdat. pag. 180. &c. (t) Ibidem, pag. 181. (S) Oudheden, twede deel, pag. 79.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN". 1? „ zien, zaaligheit in den Heere. Het zy van •„ alle kundig, dat wy aan den Meefter en Broe* „ deren van 't Duytfche Huys der H. Maaget Maw te Utrecht vergunt hebben, een volkomen „ vryheit, om binnen de Muuren van Utrecht* „ neffens de Kerke van St. Nicolaus, te timme,, ren; en dat wy ook defelve Kerk, met haara „ Inkomften, tot onderftandt van 't H. Landt vólkomentlyk aan haar gegeven hebben, om ,, dezelve door een altydt-duurendt Recht te be„ fitten, en door haare Broeders, dewelke Pries„ ters zyn, te bedienen. Waar voor zy alle „ Jaaren te Utrechtfche Ponden aan den Dom. P. Jrooft, die het dan zyn zal, ten eeuwigen „ dage zullen opbrengen. Behoudens ook de a, Synodale Rechten, dewelke gemelde Prooffc „ van dezelve Kerke gewoon is te trekken. En „ op dat niemandt deze onze vrywillige êifte „ by wat gelegentheit dat het zy, zoude konner! „ verbreken, hebben wy den tegenwoordige!! ,, Brief, na dat defelve door onfe Zeeeels en „ door de Zeegels van de volgende Prelaaten, „ onfe beminde Broederen in Chriflus, te weeten „ den Do^Deeken, de Prooften van St. Salva. „ tors Kerke, van St. Lebuinus Kerke te Devenj, ter, van St. Pieters, St. Jam en Maria's Ker „ ken te Utrecht, mitsgaders van den Prooft te „ Tiel, bezeegelt was; aan den voornoemden >, Meefter en Broederen ter handt geftelt. Ge„ daan in 't Jaar 1250. daags voor het Feeft van i} den Apoftel Jndreas.'' Deze gifte is door conradus, Aartsbisfchop vm Keulen, als Metropolitaan van 't Utrechtsch Bisdom, inden jare 1252 bevestigd f»); waarby aan pas- 81. MaTTH. jefund.it. m*| 566. VI. dkel. U  18 kabinet van nederlandsche aan den Kommandeur en de broederen van hei Duytfche Huys te Utrecht, niet alleen het geven van de St. Nicolaas-Kcrk en 't geen daartoe behoorde, bekrachtigd; maar ook volkomen machl gegeeven werd., „ Om binnen de Muurcn van Utrecht, bencf „ fens de Kerk van St. Nicolaas voorfz. te mo^ „ gen bouwen &c." Om deze vergunning nog krachtiger te maken is dezelve door den Pausfelyken Legaat, in date Antwerpen, den 20 augusti 1254.mede beves tigd (*), en daarvan krachtige bezcegelde Brie ven verleend. Doch hoedanig deze gifte ook mogt bevestigt zyn, dezelve heeft, volgens de aantcekeningei van den Heer h. van rhyn, geen voortgan gehad (|). Want de Duitfche Ridders hebben nie daar, maar buiten de ftad een huis gebouwd waarvan wy in het vervolg nog iets moeten me den. Dit huis heeft byna eene gehele eeuw g liaan. En toen zy naderhand, ten tyde van d« Bisfchop jan van Arkel'm de ftad kwamen, 01: fingen zy echter de kerk van St. Nikolaas niet bezit, maar hun werd eene plaats by de St.Markerk aangewezen, waar zy een huis en kerk bou\ den. Eindelyk heeft Keizer kar el de vyfdt het klooster der Karmeliten aan anderen overg geven, en hun eene plaats om te bouwen aa gewezen by de St. Nikolaas kerk ; weinig ty daarna gaf hy hun de kerk zelve over , ond voorwaarde, dat zy voortaan alle de kerkely die (*) a. matth, de fundat. pag. lil. h. van heussi pag. 79. 1 (f) Zie hem in de aanteekenmg op H. van heussi, ede deel blad/, üi.  en kleefsciie o tTD heden. 19 clienften, welken door den onderpastoor verricht werden, zouden waarneemen; en dat zy aan de pastoren, welken Ridders van denDuitfchen orden* en doorgaans uitlandig waren , zouden opbrengen, wat de onderpastoors aan hun plagten te geven. Daardoor gebeurde het, dat de prior der Karmeliten, ook naderhand tot prior van St. Nikolaas benoemd werd. De Heer h. van h e ijsse n verhaalt dit, en daaruit blykt, dat het gezegde van h. van rhyn, dat namentlyk de giften aan de ridders van het Duitfche huis gedaan , geen voortganghebben gehad, niet verfhan moet worden van het bezit der St. Nikolaas kerk ■ doordien zy hier uitdrukkelyk pastoors van St. Niko* laas genaamd worden; maar wel van de plaats of grond om te betimmeren, doordien zy niet daar. maar elders hun huis gebouwd hebben. Deze St. Nikolaas kerk ftaat aan de vesten, en naast dezelve heeft weleer het Karmeliten klooster geftaan. In vroege tyden had de kerk twee torens, van dezelfde gedaante, gelyk nog op de St. Paulus kerk kunnen gezien worden. Doch ten tyde van de verandering van den Godsdienst, is een der torens ook veranderd, en een weini^ lager en ronder gemaakt, om het uurwerken de klokken daarin te plaatfen. Hiervan vindt men het volgende aangetekend (§). j, Claas Coeman is den 18 Jany 1581. betaalt, „ van dat hy den Tooren van St. Nicolaas de 9, leyen afgedaan heeft, 't welck hem by bueren j, aanbeftaayt was, om elf Gulden. „ Den- (*) Zie hem in de aanteekening op h. van hsussen 2de deel, bladz; 102. Q) Ibidem b!adz. 81. ii) &< MATIHi de fundat. Ecclef, pag. 183 6' 184, 13 2  10 kabinet van nederlandsche „ Denfelfden is aanbeftaayt het decken van 't „ bewufte Kapken van St. Nicolaas Speel-toorn, „ vermogens zeker befteck daarvan gemaakt, „ voor de fomme van hondert en negen Gulden, „ Twee Gulden voor de Soon. ,, Het Uyrwerck is aanbeiïeet te maken Ann. „ 1581. aan Mr. Goort Wouterjfen, Horologiea, maker tot Amfterdam, van de Kercmeefters a, Jan Wyerffen, ende Cornelis Stevenffen, de Geu9, fen Backer, voor 900 ende vyftich Gulden. „ Is geaccordeert wegens XL Clocken, gego„ ten by Thomas Both. Alles . volgende Oótroy „ ende Afte van ^confent der Stad Utrecht, ge„ dateert den 1 Mart. 1581. ,, Roelof Janffen van Royen heeft d'adrniniftratie „ gehadt, van de Penningen, gedeftineert tot het maken van het nywe Uyrwerk, ende daar „ van rekeninge gedaan, den 9 Februar. 1586." Uit zekeren verzegelden brief, door h. van heus se n opgegeven, blykt het, dat 'er in en omtrend het jaar 1315 mede twee pastoors in deze parochie kerk geweest zyn , even als in de Buurkerk, waarvan wy hier boven gefproken hebben. De parochie dezer kerk was groot; en het was daarom dat de priesters gewoon waren te paard door de parochie te ryden, en op die wyze de zieken te bedienen; welk paard in de parochie, en ten kosten van de dezelve, moest onderhouden worden. Gelyk men zien kan uit den volgenden brief van het jaar 1346 door den Hoogleeraar anth. MATTHius eerst 'mhet Latyn uitgegeven (*), en op de volgende wyze door den Heer h. van rhyn vertaald ff): Jo- (*) ManuduBio ad jus Canon, Lib. II. Tik VII, pag. 172. (|j Oudheden twede deel, in de aantekening bi. ti.  en kleefsche oudheden". ï* „ Johannes, door Godts genade BhTchop. „ van Utrecht, wenfchc aan den beminden Heere „ in Chri/lus, Albertm Deeken der Emmer ikfcha „ Kerke, onder ons Stift behoorende, Zaaligheit „ in den Heere! U zy bekendt, dat wy door 't „ openbaare gerucht verftaan hebben ; en dat „ ons, door verfcheide Menfchen, zoo Mans„ als Vrouws-perfoonen, (zynde arme Paro„ chiaanen van St. Nicolaas Kerke te Utrecht* „ dewelke verre van de handt, doch evenwel „ binnen de paaien der gemelde Parochie-kerka ,, woonden;» te kennen is gegeven, dat 'er ze„ dert X. XX. XXX. XL, L en LX jaren, min „ of meer, ja van ongedenkbaare tyden af, be„ halven een korten tydt die laatst verftreeken „ is, uit kragte van een regtmaatigen en bejaar„ de gewoonte, altydt een Paardt gehouden en „ onderhouden is geweest; en opentlyk , we„ reldtkundiglyk , onverbreekelyk , vreedtzaa„ miglyk, gerustelyk plagte gehouden en onder„ houden te worden, en als nog gehouden en onderhouden moet worden. Welk Paardt op „ zeekere plaats binnen gemelde Parochie moet weyden en gevoedert worden, ten dienfte van „ de gemelde St. Nicolaas -Kerke, en van de re- genten derzelve; en byzonderlyk, om de Sa„ cramenten t'allcr uuren, als het noodfg waar, „ aan de gezegde Parochiaanen te konncn bedie- nen. En vorders, dat het gemelde Paardt, „ onlangs geftolen, en aan de voornoemde Pa„ rochie ontdonkert is, tot groot nadeel van „ gemelde Parochie, en gevaar van de zielen der Parochiaanen; tot zo verre, dat hierdoor een „ getal van de Parochiaanen, zonder de Sacra„ menten te ontfangen, uyt dit leven is gefchey» den. En nademaal wy fulke dingen , volgens B 3 n dei  22 kabinet van ned e rl and s cii e „ den pligt van ons Herders-Ampt, niet mogen „ en niet konnen gedoogen ; zoo beveelen en „ beiasten wy , volgens onzen pligt, aan u, „ Deeken voornoemt, omtrent het boven ver„ haalde, zonder eenig geraas of form van reg- ten, en op de getuigenis van dezen brief, be„ hoorlyk onderzoek te doen. Gegeeven in 't 9, jaar onzes Heeren M. CCC. XLVI. op vrydag 3, na het Feest van St. Valentinus." Volgens de aanteekening van den meergemelden van heermaalen, zyn 'er al vele altaren en Vikariaten in deze kerk geweest, waarvan onder anderen de volgenden by hem en elders bekend ftaan. Namentlyk: Het altaar van St. Agatha en daaraan drie Vikariaten. Het altaar van St. Nikolaas met een Vikariaat. Het altaar van de heilige maagd ter Ween, met een Vikariaat. Het altaar van de heilige maagd ter Blydfchappen, filet een Vikariaat. Tevens waren 'er nog Vikariaten van de zogenaamde heilige maagden St.Margaretha, Agatha, en Barhara. Alle de altaren hadden hunne broederfchappen en onder dezen heeft de broederfchap van de allerheiligfte drievuldigheid, zo wel in aanzien als rykdom boven de andere broederfchappen uitgemunt, zo lang de priesters, welken dat altaar moesten bedienen, en door de wandeling Katzenaars genaamd werden , in aanzien waren , en hun gezag gehandhaafd werd. Doch de drie broederfchappen , die der heilige drievuldigheid, van St. Agatha, en St. Nikolaas, zyn de eerften geweest, die door de verandering der tyden, en de onachtzaamheid dér opzichters tot niet liepen, cn te gronde gingen. Door-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 23 Doordien de monnikken van het Karmeliten. klooster, ecrtyds zo digt aan deze kerk, en op het kerkhof bouwden, dat niet alleen dit, maar ook de naaste gebuuren grotelyksch daardoor belemmerd werden, 'klaagden dezen deswegens, en zy verkregen het volgend vonnis (*). ,, Alfo myn Heere, den Grave van Hoochflra„ ten, Stadthouder Generaal van Hoïlant en van Utrecht, door dachten, hem van wegen de „ Religieufen, Prior ende Broeders van den s, Conventie der Carmeliten binnen dezer Stadt „ Utrecht gedaan, te kennen gegeven was, van 3, dat die van de Wet alhier, adhererende eenige „ Borgeren , woonende ontrent den voorfz. „ Kloofter, zouden willen een ftrate ende ganck j, maken, dwers door 't voorfz Kloofter; ende hadden airede feeker appoinétement provifio„ neel daarvan gegeven; daar uit fcheen eenige „ oneere ende confufie in de voorfz, Religie te „ mogen gefchien; fekere Brieven aan my, Jasa, per van Hogclande Heer KenynJjTen, eerfte Raadt „ prefiderende in den Hove vzn Utrecht ,gefchre. ven heeft, dat hy , als Stadthouder^ fulck „ oneere ende confufie naar zyn vermogen be„ geerdet te fchuwen , ende te beletten ; my daarom bevelende, dat bym'y, genomen uyt ,, den voorfz. Rade, ick zoude gaan in 't voorfz. „ Cioofter,en nemen infpeétieoculair dervoirfz. „ plaatfe; by my ontbieden die voornoemde Re„ ligicufen, en eenige van de Wet, mitsgaders 9, eenige van den Buere, ende onder hen lieden te „ vinden een expediënt ende middel, dienende „ tot befluytinge van den voornoemden Cloos„ ter, ende profyte van den Borgeren ende j, Ge- (*) A. matth. de fundat. Ecclef. pag. 184. &c. B 4  24 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ,, Gebuyren daaromtrent woonende; oft indien ,, ick daar in vonde eenige merckelicke zwaric,» heyt, dat ick hem tytlich zoude overfcriven , na breder luyden des Briefs, in date den 27 „ Augufii leftleden. Achtervolgende 't welck, „ ben ick Jafpar voorfz. met my nemende Rut„ gert van der Kerck Raadt ende Mr. Cornelis Anthoniffen , oie Raadt ende Rentmeefter GeM neraal Keyzerl. Majefteyts in zyne Erflanden 3, van Utrecht, den 10 Septemb. 1534. gegaan in der Kercken van Sunte Nicolaas, binnen de„ zer Stadt van Utrecht. Daar fynde, by ons quamen Jan van Cuylenhirch Schout, Lubbert. van Alendorp, ende Jan van Cuyck Schepenen 3, der Stadt van Utrecht;Heer Jan Bemmel Prior, a, Broeder Gysbert Hack , ende Joannes Haffeit 3, Carmeliten , Daam Pauweljfen Kerckmeefter , Gherit Dircxfen Snyer, Adriaan van Rqffum, „ ende naderhant Willem van Rojfum, Parochia- nen in denzelven Kerfpele van Sunte Nicolaas; „ den wekken ick vertoont hebbe den voorfz. 3, Brieve, inhoudende die Clachte an myn Heere ,, van Hoochfiraten als Stadthouder gedaan, ende „ zyn voorfz. bevel; begeerende van denzelven 3, partyen te hooren haar fchelen, ende te zien 3, die plaatfe daarop de queflie viel, om een midr3, del van accoord te vinden, oft anders te doen 3, naar behoren, ,, So hebben ons de voornoemde Prior ende '„ Senioren getoont een wech, die fy feyden hun„ lieden beuolen te fyn open te houden, aan de 3, Zuyt-weft-fyde van den Pande, lopende dwers over dat Kerck-hof aan de Noort-fyde van 3, denfelven Pande; ende dat 't felve alfo blyven zoude, waren fy ende haar Conventualen op „ haar Dormiter geheel ontvreyet, alfo alle nach- „ ten  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. %$ jj, ten voir hoire Cellen zoude mogen cornen „ licht gefelfchap, mans, vrouwen, en andere, „ fingen en fpelen , gelyck op een openbaar „ fbrate; 't welck feer ontamelick, onredelic, ,, ende fchandaleus wezen zoude; befonder alfo fy mede in den Convente jonge Vrouwkens hebben, die daar deur oorfake van quaat conden mogen krigen; begeerden daaromme, dat j, wy, tot confervatie ende eer van haar Reli„ gie, daarinne wilden verfien. Daarop by den voornoemden Kercmeefters ,, ende Gebeuren gefeyt worde,dat dieTimmeragie „ ende Muyren van den Pant gemaaét waren op „ haar-lieder Kerck-hof, daar hoer ouders be„ graven waren; ende dat over het Kerck - hof „ altyt geweeft haddeeen doorganck, omme by tyden van noot ende oorloge, aan de muyren, „ ofte van brande, om water te loopen ; 't „ welcke de voornoemde Conventualen, fonder „ hoer-lieder confent, niet behoort hadden te ,, floppen; waarom fy Kerckmeefters ende Buy„ ren 't felve den Schout ende Gerichte van 3y Utrecht te kennen gegeven hadden. „ Die Partyen in 't lange gehoert, ende aan„ merckende 't gemeen profyt van der Stadt, „ ende Inwoonders van dien, byzonder dat die „ doorganck over 't Kerckhof altyt geweeft is ; „ hebben by confent van beyde partyen genoech „ in haaren rechte bewaart worde; daarvan die ,, Conventualen oock geen Gagen en hebben ; ,, immers werden die Beyrlieden noch groote,, licks genoech befwaart,ende van haaren Kerc,, hove vervreemt; begeerende daaromme te „ blyven by der voorfz. Uytfprake. Die yoor,, noemde Schout ende Gedeputeerden van den „ Gerichte van Utrecht, zeggende, alle 't gunc B 5 „ by  2,6 KABINET VAN NEDERLANDSCUE „ by de Wet van Utrecht in defen gedaan ware, „ is gefchiet by confent ende wille van den Prior „ ende Conventualen aan die een fyde,ende van „ den Kercmeefters ende Gebuyren van Sinte Nicolaas Kerfpele aan die ander fyde; ende dat fy fulcx uytgefproken hebben , tot eendracht „ ticheyt van beyden Partyen, ende gemeen pro„ fyt der Gebuyren ende Borgeren. Die voor- noemde Prior ende Conventualen feggende, dat ,„ fy daarinne niet willichlick hadden geconfen„ teert, dan alleen om te doen ceflèren die be3, roerte ende vergaderinge van de Gebuyren, „ hopende nochtans daarna te blyven, by 't gunt „ henlieden van wegen Keyferl. Maj. toegefeyt „ was; ende en wilden den Borgeren ende Ge3, buyren nergens inne vercorten, maar hun-lie„ den enen doorganck laten neffens derKercken, ,, ende by tydenvan noode endeProceffien oock die ander doeren openen, als voorfprooken is „ geweeft. Die Kercmeefters ende Gebuyren zeg„ gende, dat die ganck neffens derKercken hen,, lieden niet en zoude dienen, alfo ten tyde als 't „ regent, die goede luyden nat zouden worden, j, van den drop der goten van de Kercke comen£, de; ende 'tPant daar over makende, zoude die s, veynfteren der Kercke hoir licht benomen wor,, den; mit veel meer andere redenen, elck van j, partyen -tot heur voornemen allegerende; den welcken partyen wy Gecommitteerden voorfz. „ met diverfche middelen gepoocht hebben te „ accorderen , hen-lieden, ende byzonder den „ Kercmeefteren ende Buyr-lieden vertonende, „ dat door die uytfprake 't geheel Convent zou„ de ontvryet fyn. ? Welck, die Gefchickte van „ den Gerechte genoech bekenden; dan feyden „ haar uitfprake gedaan te hebben by confente „ van  EN KLEEFSCI-IE OUDHEDEN. 2J „ van paityen. Naar lange communicatie met„ ten voirnoemden Partyen gehadt, hebben wy ,, Ja/per van Hogelande Principaal Commiffaris, „ Rutgert van der Kercke, ende Cornelis Antho„ nijjen Raden voorfz. gefegt , geordonneert, „ feggen, ende tiyt crachte van der Commiffien „ voorfz. ordonneren, dat die voornoemde Prior „ zoude van ftonden aan openen,die Ganc naaft „ aan de Noert-fs de van de voorfz. Kercke, fo 3, wel in de Noort-ooft, als in de Noort-wefi> „ fyde, makende den doorganck van der Poorten „ fo breed , ofte luttel brceder , als die in 't „ Noort-weft eynde ftaat. Wekken doorganck „ altyts, foo wel by daghe, als by nachre open ,, fal ftaan. Hy zal oic de goten van der Kercken „ doen lydenonder de aarde,invoegen,dat door „ den regen niemant van den genen, die daar „ voorby gaan, befpertelt, oft in heur-lieder „ fchoenen nat fullen worden. Ende tot meer„ der gemack van den Buyr-lieden, ende deur „ rydende Perfonen, fal die Prior van Honden „ aan die wech an die fyde der Kercken doen „ ftraten, ende met fteenen beleggen, van den „ eenen ganck tot den anderen, gelyc die in de 3, Weft-fyde der feluer ganck nu geftraat is ; zo „ dat die Borgeren ende Buyren tot allen tyden „ daarover onbeflickt fullen mogen gaan. Sal die „ Prior oic mogen maken, een dwars-muyr nef. „ fens der voorfz. ftraten, ende in de muyr ma„ ken een doer ofte Poerte, jegens aan die Kerc. „ doer aldaar, ende fo wyt als die felfde - Kerck. „ doer is, om daarmede 't Hof by nacht te fluy„ ten. Behouden dat die zelve deure altyt met „ die voirnoemde Kercke geopent, ende geflo„ ten zal worden; ten eynde die goede luyden „ tot heur beliefde by dage heur dooden daar „ ful.  tS kabinet van nederlandsche „ fullen mogen begraven, ende die Graven van. „ heur Ouders ende Vrienden befoecken : Be„ houden oock, dat die Prior oft zyn nacome„ lingen, nu, noch in toecomende, denzelven. s, dwers-muyr fo hooch en fullen mogen ma„ ken, dat het licht van der voorfz. Kercken „ daarmede benomen oft belet werde. Sullen „ oic den Prior ende Conventualen voirfz. by „ tyden van Proceflie, bybrande, oirloghe,oft „ andere nootzaken, by daghe ende by nachte, „ als 't noot wert, openen beyde de doeren van „ der Poorte, flaande aan deNoirt-fyde van den „ voorfz. Pande: Ende dit al fonder prejudicie „ van ymants recht, ende ter tyt myn Heere „ die Stathouder voorfz. partye gehoort, anders. „ fal ordonneren. „ Aldus gedaan binnen der Stadt Utrecht, ter „ plaatfe, daghe, ende jare als boven. In ken. „ niffe van dezen, hebben wy Jafper van „ Hogelande, Rutgert van der Kerck ende Cornelis ,, Anthoniffen, Raaden ende Commifiariifen voorfz.. „ dit onderteyckent. Ende onder (tont Jafper „ van Hogelande, Heer Kenynsfen, &c." De derde Parochie-Kerk, of de vierde volgens, h. van heussen, is die van St. Geertruid, Wanneer dezelve eigentlyk gefticht zyr is onzeker. Nogthans weet men, dat de eerfte en oudilet kerk van St. Geertruid of St. Geerte , buiten de muuren van Utrecht geflaan heeft, en reeds voor, den jare 1231 is gebouwd geworden. (*); blykende uit eene zekere oude kronyk van de Ridders van den Duitfchen huize, waarin men vindt aangetekend: „ Dat de Commandeur Antonis van Prinshagen tyn> (*) a. maiiKi de Fundat. pag.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 20 £ tymmerde op Heeren Zweden goet van Ringen* „ £org£, buten der Stat van Utrecht, aan die „ Weftzyde van dat oude Kerck-hof, daar Sinte a, Geertruden Kerck placht te ftaan, eer zy binnen 3, der Stadt gezet wert.... Ende dit was be3, gonnen te tymmeren in 't jaar ons Heeren 3, 1232. (*y Ook wordt in eenen brief van den jare 1248 gefproken, van het huis der broederen van den Duitfihen orden, by de kerk ïan St. Geertruid, flaande buiten de muuren van Utrecht enz. enz. (f> In later tyd is deze kerk verplaatst en in de ftad herbouwd; doch de tyd, wanneer zulks gefchied is, blyft mede onbekend. Waarfchynelyk zal het omtrend den jare 1319 geweest zyn, doordien men in zeker gefchrift van het Regulier* klooster tot Utrecht vindt aangetekend. (§). „ Gysbert Oede , onze Mede • Cannonnyk in 9, St. Martinus Kerke, heeft de Parochie - Kerk van St. Geertruyd tot Utrecht beftiert, na dat „ ze onlangs van nieuws gebouwt was, in den j> jare 1319, of daar omtrend." Deze laatstgemelde kerk is het, welke thans nog in wezen is. In deze kerk waren onder anderen de volgende Vikariaten. Een in de Sacristy. Een aan St. Nikolaas altaar; een aan St. Marien altaar; een aan het altaar van het heilig kruis; een aan het altaar van Lochorst; een aan St. Geertruids altaar; drie aau St. Barberen altaar; een aan het altaar, gelticht ter eere van den naam Jejus. In deze kerk was onder anderen een broeder- fchap, £1 fu-f ATTH- * Fmdat- PaS' 579. & in Prafathne. {t) Ibid. p.!g. 182. ' (S; Ibid. pag. 224. £? in pr(ef%  30 kabinet van nederlands c he fchap, in het jaar 1513» op den naam van St, Jnthoni gefticht. Welke voordeelen deze kerk weleer van het. uitgeven der graflieden trok, blykt onder anderen uit den volgenden Graffteêbrief van eenen dirk de wit Jqnszoon , uitgegeven in het jaar 1440» en luidende als volgt (*) : Wy Steven van Wee, ende Peter Jasperjfen, ,, als Kerckmeeflers in der tyt, der Kercken van 5, Sunte Geertrnyt, binnen Utrecht, doen condt ,, allen Luydcn, dat wy belyen ende kennen,„ voor ons ende voor onze nacomelingen, Kerck*1 meefters; dat wy van wegen der Kercken 'ge„ gonft ende gegeven hebben, gunnen ende ge„ ven mits dezen Brief, Dirc die Wit Jamfoon, „ ende zyn Erfgenamen, peurlick om Gods wil„ le, ende zyn goets dienften wille, ende met be„ wyfinge zynre aalmiffe, die hy onfe Kercke „ voorfz. uit minne goetlick gedaan ende bewe-, „ fen heeft, ende hy noch doen mach; een Graf„ ftede, gelegen in der Kercke in *t middel, by 3, Lochor ft geftoelte, daar die Kercke Zuydtwaart, ,-, ende Dirc de Wit voorfz. Noortwaarts met haare „ Grafflede naast gelegen zyn, Welcke Graffte. „ de voorfz Dirck de Wit voovg&üOQmt, ende zyn ,, Erfgenamen, hebben ende houden zal van der „ Kercke voorfz. ten eeuwigen dagen, durende ,, onbecroont, zonder enich wederfeggen van ymant. Ende tot wat tyden deze voorfz. Graf,, ftede geopent wert, zo zullen die Kerckmee,, fiers in der tyt, tot behoef onfer Kercken daar „ van hebben een Pont Stat Pay van Utrecht, zo „ dicke ende menichwerff dat geboerde, ende „ niet meer. In kenniffe der waarheyt hier of, :> zo (*) a. matth. de Futidjtt, pag. 17;.  en kleefsche oudheden. 31 „ zo. hebben wy Kerckmeyfters voorgenoemt on« „ fer Kerc-Seegel aan dezen Brieff gehangen. Ge„ geven in 't jaar ons Heeren M. CCCC. ende j, veertich, op ten vyfden dach in Augufto." Aan 5/. Geertruids kerk voornoemd is onder anderen in den jare 1483 een zekér huis cn huis erve, by uiterfle wille vermaakt, flaande in de St. Geerden/leeg, waarvan onder anderen dit gezegd wordt (*). „ Allen den genen &c. doen wy verflaan, dat „dat ons kenlyeken 'is , dat' Karflyn Reyers „ Aarnts-foons -dochter, Stevens - Weduwe van der „ Brug, over die derde doer ginck, ende gaf over ,, ende maackte, mit hoers gecoren Mombaars hant, daar fy mit recht ende mit oordeel aan „ quam, die Kercke van St. Geertruden t Utrecht, ^ die Hufinge ende Hofftede, gelegen in St. Geer,, den-Steghe &c." By welke gelegenheid de Hoogleeraar a. Matth/Eüs, de fpreekwyze in dezen brief, van over die derde doer ginck, verklaart en opheldert met de volgende keur : (f) „ Voort is Out Raat ende Nywe overdragen, mit gemeenre Morgenfprakeri van allen Gilden," „ dat die Scepene van Utrecht, en feilen over ghe„ nen eygéndom, giften, plechten, loften, noch „ maken flaan, ten zi op een Rechten Dingsd„ dach mit gefpannen Rechte voer die Bancke; „ ten waar, dat ymant alfo crank ware van ziec„ heden, dat die Schepenen docht, dat hy ter „ Bancke of in 't Gerecht niet comen en mochte, v die foude gaen over dat derde Huys, ende fo „ mochten die Scepenen, daer over ftaen." .DeZe ' (*) a. matth. de Fundcit. pag. 178. (f) Ibid. pag. 179..  g2 KABINET VAN NEDERLANDSClIÊ- 2e gewoonte is hedendaagsch buiten gebruik, en diergelyke befchikkingen kunnen gefchieden in de tegenwoordigheid van den Schout en vier Scheepenen. De vierde parochie kerk, welke by h. vak heussen als de twede voorkomt, is die van St. Jacob, doorgaans genaamd Jacobus den meerderen. Wegens de oudheid of ftichters van deze kerk is alles een diep geheim. Dat dezelve voor den jare 1359 in wezen geweest is, blykt onder anderen uit den volgenden brief, waarby Hendrik van Langerak eene zekere hofftede aan dezelve opdraagt, om daar voor ten eeuwigen dage zekere dienflen ten zynen behoeve te doen. Deze brief is van den volgenden inhoud: (*_) „ Allen den genen, die defen Brief fullen fien, of horen leien, doe ick verftaen. Hendrik „ van Langerache, Burger te Utrecht , dat ick, „ machtig mynre finnen, ende wetende mynre 5, reden, mit vryen wille, puerlyck om Godts wille, voor mynre ouder fielen, voor Peter„ nellen myn wyfs fiele, ende voor myne fiele )a gegeven nebbe, ende geve , in rechten ael,, moesfen, der Kercke Sinte Jacob te Utrecht* „ myne Hofftede , die gelegen is op ten Camp daer willoegs te wonen plagt,tusfchen der hof» „ ftede, daer alyt en de Griete de baghynen ,, op wonen; aan de oefter-fyde ende tuflchen „ der Hofftede daer johan myenberch nu „ op ftaet; aan de wefter-fyde,mit allen rechte, „ alfo als ze my die voorfeyde Hofftede toebehoort; Eeuwelicken te bruycken ende te be» „ fitten, in allen manieren ende voirwaerden, als fe hierna befchreven ftaet, alfo dat die „ Kerck» C) !■ mat th. de Fundat. pag. 175.  en kleefsche oudheden. 33 „.Kerckmeyfters der voorfeyder Kercke, die nu „ feyn, ofte wezen zullen in der tyt; jaarlycx „ uytreycken zullen, uyt dezer voorfeyder Hof«, ftede , den gemeenen Priefteren, die in der ,, Kercke tot Sinte Jacop voorfeyt gerent zyn, tot raynen jarichtyde , acht Grooten. Van „ welcken acht Grooten voorfeyt, hebben zul. „ len , die Priefters voorfz. s'avonts.te Vigi,, lien , die daar tegenwoordich zyn , vier „ Grooten , ende die ander vier Grooten die „ Priefteren voorfz. die des morgens in der }, Kercke voorfeyt Miffe lefen, ende myn Graf 3, begaan. Ende mede zullen die Kerckmeefters ,, voorfeyt, uyt der fel ver Hofftede uytreycken „ tot myn Jarich tyde, den Cofter van der voorfz. „ Kercke, acht Penningen ,. ende daartoe acht ,, Grooten tot jarich tyde Peternellen myn Wyf, „ voorfeyt, jaarlix haar Memorie mede te doenc, „ in allen manieren als hier voor tot mynen „ jarich.tyde befchreven is, en den Cofter acht „ Penningen. En om dat ick Ilenrick voorfeyt wil, dat deze dinghen vaft ende ftade bly veil „ euwelycken ende onverbroken, foo heb ick „ dezen Brieff befegelt mit mynen Segel t'cnen ,, oirconde. Ende om die rrieerre bircohde ende „ vefteniffe, zo heb ic gebeden Jahah van Con. „ po/Jelle, Gheraard vloeten, ende Tydeman Zouden„ betlch Gerards -fone, mynen Swageren, mynré „ Dochter. Mannen, dezen Brief mit my te be„ fegelen. Ende wy Johan 'van Compoftelle, „ Gheraard van Vloeten , ende Tydeman Zouden* 3, balch voorgenoemt, hebben om beden Willé Henricx van Langherake ons Zweers voorfeit, „ onfe Segellen mede aan dezen Brief gedaan ,, t'enen oirconde : Ende gelooveh mede,, mit 5, goeden trouwen , voor ons ende voor OnTë Vi. deel. C „ Erf-  34 kabinet van nederlandsché j, Erfgenamen, ende voor onfe nacomelingent ot deze Gifte vaft ende ftade te houden , ende „ deze voorfz. Hofftede nimmermeer ane te ta„ len , noch tiegen dezen Brief te zeggen, in „ geenre manieren mit enigerhande faacken, in „ wat manieren datt'et toecomen mochte. Ge„ geven in 't jaar ons Heeren M. CCC. negert „ ende vyftich , des Dinxdakhs na Sinte Mar3, grieten dach." Van de altaren en Vikariaten, welken eertyds in deze kerk gefticht waren, hebben wy de volgenden opgetekend gevonden, en mogelyk zyn "'er nog meer geweest. Een Vikariaat in het Choor der heilige maagd* Een Vikariaat in het Choor van het heilig kruis, aan het altaar van St. Agnes en Katharina. Een Vikariaat in hetzelfde Choor, aan de noordzyde. Een Vikariaat aan het altaar van de heilige Apostelen Petrus en Paulus. Een Vikariaat aan St. Jans altaar. Een Vikariaat aan St. Judccus altaar. Twee Vikariaten aan St. Elifaheths altaar , of van de twaalf Apostelen. Een Vikariaat aan St. Vi&ors altaar. Een Vikariaat aan St. Stephanus altaar. Een Vikariaat in de kapel van de Heiligs maagd, recht tegen over de kapel van St. Andries. Twee Vikariaten aan St. Agathas altaar. Een Vikariaat aan St. Jacobs altaar. Een Vikariaat aan het altaar by de doopvonte van St. Andries kapel, is gefticht door zekeren priester theodorus johannïs of dirk Janssen, en twee Vikariaten in dezelve zyn in den jare 1563 gefticht door alid a ansem salms-dochter. Een Vikariaat in de kapel van de heilige maagd, door de wandeling de Blau Kapel genaamd. In de St. Machutus kapel werdt de dienst gedaan op den naam van de pot der armen, doch om welke re.  EN KLÈEFSCHE OUDHEDEN. 35- redenen , is onbekend. Een Vikariaat aan het altaar van St. Urfula, in St. Andrks kapel. Een Vikariaat aan het altaar van den Almogenden God* van de heilige maagd Maria, van den Apostel Andreas, van de heilige Urfula, Margaretha en Apollonia-, en van alle de heiligen, flaande in de kapel en aan het altaar van denzelven heiligen Nicolaas, aan de zuidzyde by de deur; hetzelve is naderhand overgebragt naar de kapelle van het heilig kruis. Reeds in het jaar 1342 werd in eenen brief gewa? gemaakt wegens het altaar van liet heilig kruis. Ook is 'er een Vikariaat geweest aan het altaar van St. Leonardus ter Fonteinen. In de kapel van St. Machutus voornoemd , werden de ziekëlyke kinderen gebragt, welkert kromme en verdraaide leden hadden, en door de wandeling Machutge of Machuts kinderen genoemd werden. Deze St. Machutus werd by anderen St Malo , St. Machom, St. Machout, Machuter^ Maclovius en Macliavus genaamd. Daarenboven zyn 'er in deze kerk, gelyk in dé anderen , verfcheidene broederfchappen geweest. Onder anderen was 'er eene broederfchap van het heilig Sacrament, tot deze kerk behorende, welken aan dezelve kerk een glas met hare wapens vereerd heeft. Doch de alleraanzienlykfte en vermaardfte van allen, fchynt geweest te zyn de broederfchap van het heilig kruis. Deze is eerst in den jare 1383 gefticht, cn gefproten uit een gewaand mirakel van het heilig kruis in het jaar 1305. Deze ftichting is vervolgens vernieuwd in den jare 1487 , en daarby bepaald , dat de broederfchap zoude beftaan in een getal van lod perfonen,namentlyk in 60 broeders, 40 zusters, en niet meer; welken aan zekere voorfchriftert en wetten gebonden waren, gelyk breder in den £ 2 ftidi-  %6 KABINET VAN NEDES.L ANDSCHE ftichtingbrief ftaat uitgedrukt (*). In de ftads akten vindt men van dezelve nog het volgende aangetekend ff): „ Anno 1546 Des Donderdaags den 9 Sep. ,, tember belieft by den rade, dat die waskeers5, maker van dezer Stadt, tot dezer Stadt cofte, jaarlyks leveren zal een Toortfe van vyf Pont ,, Was, tot behoef van 't Heylich Cruys Broeder„ fchap t'Sint Jacob, omme die zelve na ouder „ gewoonte by enen Stats-dienre op hoir refec„ tie dach geoffert te werden." Deze Parochie van St. Jacob was van eene grote uitgeftrektheid, doordien volgens zeker handfchrift (§) daaronder behoorde: „ De Weg van de Stadts - Cingel, tot Outwyk toe en boven de Landeryen van Outwyck tot aan de Gilt-poort; met het recht van 'er te gaan, en met een Waagen te ryden, zoo dikwils als de Kerk of de Parochiaanen deze dienft„ baarheit wilden gebruyken. Tot dien einde „ was de Abdye van Outwyk gehouden den weg „ effen en gelyk te4 laaten; zoo dat dezelve bequaam was om 'er te gaan, en 'er met den „ Waagen op te ryden. Ook was dezelve ge„ houden den Sleutel aan de Kerekmeefters te „ geven, om de gefloote Gangen en Steegen by de Gilt-poort en bezyden d'Abdye te openen. „ Aldus is op den 11 Juny A°. 1603. door den „ Raadt uitgeweezen , het geding der Abdiffé van Outwyck, dewelke de Kerekmeefters ende „ Parochiaanen van St. Nicolaas Kerke voor „ hooger Recht-bank hadde gedaagt." On- (*) A. matth. dc'Nobüitate. pag. 576. &c. (f) Ibid. & de fundat. pag. 174. (§) H. van heüssens Oudheden, twede deel, bladz. 77.  en kleef5ciie oudheden. 37 Onder deze parochie was ook de Voorftad begrepen, welke deWeerd genaamd werd, alwaar in vroegere tyden gene kerk, maar flechts eene kapel ftond, gelyk henricus thaborita ge. tuigt (*y zeggende: ■ ,, Hy is hy Utrecht geweeft in een zeeker Vlek, 't welke in 't Nederduytfch de Weert genaamt „ wordt; en daar geen Kerk met een Doopvon,, te, maar flegts een Kapelle ftondt. Dan de „ Paftoor van St Jacobs- Kerke beeft daar eenen „ Kapellaan aangeftelt; en daarom waren dein„ gezeetenen van dit Vlek deszelfs Onderdaanen, „ en hy bediende haar de Sacramenten." - Om deze redenen heeft de 'St. Jacobs'kerk weleer fomtyds twee pastoors gehad. En onder an. deren heb ik gevonden, dat de beroemde gefchied. fchryver willem heda in zynen tyd dit pastoorsampt mede bekleed heeft. Onder de pastorye van St. Jacob rekende men de twee volgende adelyke huizen , namentlyk : Veen, vermeld in den jare 1076, en Uterweerd's met Golum in het jaar 1300 Weleer ftonden 'er'nog vyf Kathedrale en Kollegiaale kerken in Utrecht, welken de voorgemelde parochie kerken, zo wel in pracht als goederen , verre overtroffen ; doch van dezelven zyn nog flechts vier in wezen. 1 Volgens de aantekeningen van den raadsheer booth, is de eerfte dezer Kathedrale en Kolk. pale kerken, de Domkerk, als de hoofdkerk der ftad , gefticht ter eere van St. Manen , welke federt de vroegfte tyden voor den patroon van het fticht van Utrecht werd gehouden. Deze kerk is daarna,ten tyde van den Bisfchop balderik her- (*) A' MAT TH, defundat. pag. 174. ■ • C 3  P kabinet. van nederland. schj5 herbouwd , en door adelbaldus omtrend het jaar 1015 vernieuwd; en eindelyk heeft de Bisfchop hendrik van vianden in den jare 1224 begonnen , doch niet voltooid , om die kerk met graauwe Benthemer ftenen op te halen; van buiten bereikte hy zyn oogmerk, doch inwendig werden alleen de pylaren en bogen daarmede opgehaald , die daarenboven met konstig" en fierlyk uitgehouwen bytelwerk verfierd zyn. In die kerk zyn zeer vele graftomben van verfcheiden bisfchoppen en andere vorften. By en aan deze kerk is in het jaar 1321 begonnen, en festig jaren daarna voltooid, de alom beroemde Doms toren, gelyk men zulks leest uit het onderftaand versje, thans nog aan dien toren te lezen (*). Doe men fchreef M. CCC. XX. en een Leyt men van my den eerjien [leen; Daarna M, CCC. twee-en-tachtig Was ik volmaackt,fo men fiet waarachtig. Deze toren . hoe dik , zwaar , en hoog, is nogthans in alles zeer geëvenreedigd. In denzelven hangen twee - en - veertig klokken, tot het groot en kleiner geluide; het klokkenfpel in denzelven hangende is uitftekend fraai, en kan , doordien het zo hoog in dien toren geplaatst is, zeer verre gehoord worden. De twede Kollegiale of Kathedrale kerk, was de St. Salvators kerk , welke ten tyde van den Graaf van Leicefter, als ftadhouder, werd afgebroken. De raadsheer booth oordeelt, dat deze kerk de oudfte van alle de kerken geweest (*) A. mat th. deftmdat. pag. 31.  en kleefsche oudheden. 39 is, en daarom de oude Munfter genaamd wordt. Ten minften is deze kerk den Dom in oudheid gelyk , en met dezen laatften, gelyk men gelooft, door willebrordus gefticht; ook zyn in dezelve geweest de graftomben van de oudfte bisfchoppen, van wenfridus of bonefacius af, tot aan hungerus toe, welke tomben voor het afbreken der kerk aldaar vertoond werden. Van de vroegfte tyden af heeft men verfchilt, over de oudfte en eerfte kerk in Utrecht (*). De oudheidkundige h. van rhyn fchryft in zyne aantekeningen op de oudheden van van heus. sen (j) daaromtrend het volgende: „ volgens „ het verhaal van beka is de kapelle van 't H. Kruys allereerst, voor St. Maartens, voor „ St. Sahator s. en voor alle andere kerken ge„ timmerd geweest. Hetzelfde getuigt ook „ heda: en zoo zou zy niet geftaan hebben in „ de kerk van St, Sahator. Maar wat wil b e k a 9, zeggen, als hy van St, Bonifacius fchryft, dat j, hy binnen de ftad Utrecht een kerk van regu„ liere kanonnikken (want zo moet coznohitalium „ Canonicorum vertaald worden) heeft gefticht, dicht paaiende aan de oorfpronkelyke kapelle j, van St. Sahator? oratorio St. Sahator is primor„ diali vicinam et contiguam. En door deze kerk ,, der reguliere kanonnikken , verftaat hy St. „ Sahator s kerk, of oude munfter, gelyk hy met „ uitdrukkelyke woorden getuigt. Die eerfte of „ oorfpronkelyke kapelle van St. Sahator zou „ dat de kapelle niet zyn van 't H. Kruys ? Ik „ meen ja; want men vindt, nogte by beka, „ nochtc by heda, nochte elders, eenig be- „ fcheyt (*) A. matth. denobilit. pag. 171. &c. W Twede deel, Wadz. 18. C4  4© kabinet van nederlands che- 3, fcheyt van eenige kerken, die voor de rechte 3, kerk van St. Sahator gefticht zouden- zyn, als de kerk van St. Thomas dewelke over lang reeds vernielt was; het kerkje of de kapelle van 't 3, H. Kruys, ende kerk van St. Maarten. Dit 3, zoude eenig licht konnen geven omtrend het 3, bekende verfchil , tusfchen de kanonnikken ,3 van St. Maartens en St. Sahators kerke, ovei? 3, het recht van een nieuwen bisfchop te verkie3, zen, van welk verfchil eenige exempelen te vinden zyn in de Historie der CJcrechtfche Bisfchoppen. Hetzelfde zoude ook groot licht geven omtrend het andere verfchil, of St. Sal5, vators kerk gefticht is door St. Willebrordus of ,, door St. Bonifacius. Volgens beka en heda 3, (ik zou 'er by voegen, volgens de groote kronyk van Nederland, indien dezelve alles wat 3, ze van Utrecht heeft, niet uit beka en hed a ,, had getrokken.) Volgens beka dan en h e d a , 3, heeft St. Willebrordus eene kapelle of kerkje, a, ter eere van 't Heylig kruis getimmert dicht 3, by de plaats, daar het kerkje van St. Thomas 3, had geftaan: in dat kerkje heeft hy eene doopvonte gefticht. Naderhand heeft hy een groote kerk, St. Martinus ter eere, doen bouwen. ,, Daarna heeft St. Bonifacius een grooter kerk 3, van St. Sahator, gebouwt naast aan het oude 5, kerkje van St. Sahator; waardoor de eerfte „ kerk van St. Sahator vervallen, en in het vergeetboek geraakt zal zyn. Ind ien dat eerfte kerkje van St. Sahator hetzelfde is, met het a, kerkje van 't H. Kruys, gelyk wy nu onder,, ftellen, en gelyk ons als zeer'waarfchynetyk 5, voorkoomt; kan het in een zeekeren zin ge,, zeit worden., dat St. Sahctors kerk gebouwt is door St. Willebrordus , en ouder is als St. Maar.  EN kleefsghe oudheden. 41 St. Maartens kerk; omdat de nieuwe kerk van St. Sahator voor dezelfde wordt gereekent „ met de oude, als zjmde in de plaats van de ,, oude gekoomen ; naast, en als op de plaars „ van de oude gebouwt; en als de naam van de „ oude overgenomen hebbende. Ook kan men „ zeggen dat St. Maartens kerk de oudfte is , ,, cn dat die van St. Sahator eigentlyk gefticht „ is door St. Bonifacius; omdat het evenwel een „ andere kerk was als de eerfte Sahators kerk." Van ouds werden de kerk en het kapittel van St. Sahator, oude Munfter, en die van den Dom en van St. Maarten , nieuw Munfter genaamd : waarvan de hoogleeraar anth. matt'h^üs (*) de volgende redenen geeft: doordien St Sahators kerk, aan den heiland, dat is Christus, en aan de allerheiligfte maagd Maria was toegewyd, en deze perfonen veel groter zyn •dan St. Maarten; of. hierdoor, terwyl de St. Martens kerk meermaals veranderd en vernieuwd is geworden, gelyk onder balde rik, adelboldus, hendrik van vyanden, enz. terwyl de St. Sahators kerk (volgens beka in het leven van we nfridus) aitoos dezelfde gedaante heeft behouden, cn geheel ongefchonden gebleven is. Wat de namen Dom en Munfter belangt, welken zo menigmalen hier en elders voorkomen, daaromtrend is de Heer a. matthjeus van meening (f) dat de naam Dom by verkorting af•komftig is van Domus en Dominicum, om te beteekenen, dat het, het huis des Heren, of de kerk des Heren was. Beteekenende de Domkerk zo veel ' als (*) de Fundat. pag. 53. . (fj Ibidem, pa%. j.  42 kabinet v^n n ed e ri^a nd sghe als de Metropolitaan kerk, dat is: de lisfchoppelyk» of hoofdkerk. Daaruit is de naam Domheren ooi? zeer gemaklyk af te leiden. De geleerde goldastus (*) beweert,dat de afleiding van Dom, beter van Dominus dan van Dominicum wordt afgeleid. De naam Munfter wordt volgens de betekenis van kil i aan (f), genomen voor de grote, Kollegiale en Kathedrale kerk , van Monafteriutn, beteekende een klooster, hetwelk van ouds Munfter genaamd werd. Goldastus^) vermeent dat de naams rede daarin legt, doordien de kanonniken eertyds in de bisfchoppelyke fteden, daar Mun. fiers zyn, weinig van de monnikken verfchilden; zynde eerst opgefloten, maar. daarna waereldlyken geworden , volgens a. matthsus (**), De meergemelde goldastus geeft nog eene andere afleiding aan de hand quafi monflrofa, als Monftraus, of buitenfporig groot hoven andere kerken. Utrecht is van ouds, eigentlyk ten tyde van Willebrordus tot een aartsbisdom verheven, doch heeft die waardigheid moeten derven; maar ten tyde der Spaanfche regeering is het aartsbisdom weder in zynen luister herfteld. Want keizer k a r e l de hervorming pogende te fluiten, en de geloofsdwang hier te lande niet opentlyk hebbende kunnen invoeren , werd te rade om zulks te doen onder den dekmantel van nieuwe Bisdommen op te rechten. Nadat hy nu de regeering aan zynen zoon Philippus had overgegeven, (*) In Thejauro PraQico pag.$-óz. KILI AN Vide EtymEdit' 1566. pag. go £? 91. Ct) P»g- 328. (fi) Tftef. praB. pag. 652. (**) de Fwidat. pag. 53 de mbilitat. pag. 171.  en kleefsche oudheden. 4# ven, heeft deze onmenschlyke dwingeland, na vele tegenftribbelingen , de voormalige pogingen van zynen vader dadelyk ter uitvoer gebragt. Ten dien einde werden de kerken van Utrecht, Kameryk, Atrecht en Doornik, allen in de Nederlanden gelegen , van de buitenlandfche provintien , namentlyk: Rheims, Keulen enz. afgefcheurd; vervolgens veertien aanzicnlyke fteden, namentlyk Mechelen, Antwerpen , Haarlem, Deventer, Leeuwaarden, Groningen, Middelburg, s Hertogen* hosch, Roer.nonde , Namen , St. Omer , Tperen , Gend en Brugge, van hare oude bisdommen, te weten van Kameryk, Utrecht, Luik, Ter Wanen en Doornik afgenomen, tot bisfchoppelyke fteden verheven, en vervolgens van de voogdy der vreemde Bisfchoppen ontflagen. Onder dezelven werden drie Metropolitaan fteden aangefteld, na. mentlyk, Kameryk, Utrecht en Mechelen, waardoor de twee eerften haren ouden luister van aartsbisfchoppelyke hoogheid wederom kregen, en Mechelen werd daarmede andermaal vereerd. Onder het aartsbisdom van Mechelen werden gebragt zes kathedrale kerken, of bisfchoppelyke fteden , namentlyk Antwerpen , Gend , Brugge , Yperen, j''Hertogenbosch en Roermonde. Onder het aartsbisdom van Kameryk vier bisdommen, namentlyk, dat van Atrecht, Doornik, St. Omer -en Namen. En eindelyk onder Utrecht vyf bisdommen , namentlyk van LIaarlem, Middelburg, Deventer, Leeuwaarden en Groningen. Alles ingevolge eene bulle van Paus pauluj den vierden , van den jare T559. Uit deze bulle blykt, dat de aartsbisfchoppelyke ftoel van Utrecht, behalven de fteden, dor. pen, welken aan ieder van deszelfs onderhorige bisdommen onderworpen waren s en toegewezen wer.  44 kabinet van nederlands che werden;-' behalven nog de vier fteden Amersfoort, Wyk te Duurfl".de, Rhenen en Montfoort , en de zeventig dorpen welken onder dat aartsftift behoren ; nog de volgende fteden en dorpen van het graaffchap Holland, als mede van de hertogdommen Gelderland en Kleefland, onder zyn geestelyk gebied had : Dordrecht , Delft , Leiden , Gouda, s'Gravenhage, Rotterdam, Gorkum, den Br iel, Schiedam. Woerden, Schoonhoven Oudewater, Naar den, Weesp, Muiden, Tsflelsflein, Leerdam, Vianen, Heukelom, Asperen, Geervliet, Goeree ,■ Vlaai-dingen , sGravefande , Ameide en Bomtnenc , behalven een groot aantal dorpen onder Holland gelegen. Voorts de fteden Arnhem, Wageningen, Kuilenburg, Buur en en Thiel onder Gelderland ; en eindelyk Emmerik, Huysfen, Zcvè' naar, Griet en Griethuizen onder Kleefland. Ondertusfehen zyn 'er wegens deze verdeeling ende inkomften zeer hevige verfchillen gerezen , doch welken thans aan te halen, buiten ons beftek zyn. In de Domkerk, waren volgens het gevoelen van fommigen reeds veertig kanunnikken aangefteld ten tyde van willebrordus, tot welk getal het kapittel vervolgens altoos onveranderd gebleven is, hebbende een Proobst tot deszelfsopperhoofd ! welke by uitzondering boven die van de andere kerken, de Groot Proobst genaamd werd. Het choor dezer kerk, nog hedendaagsch in wezen, is groot en ruim; eertyds heeft in hetzelve een altaar gedaan, het welk aan St. Martett toegewyd was. Daarenboven had men rondsom het choor en den buik der kerk verfcheidene kapellen. In iedere kapel ftond een altaar, en aan deze altaren waren altoosduurende kapellanyen of  en KLEEfSCHEoudheden. 47 of vikariaten gefticht, welken door een aantal van vyf vikarisfen bediend werden. In den omgang van het choor ftond het volgende op eenen blaauwen fteen uitgehouwen, met grote letteren: „ Johannes van Westenda, Canonnik te Utrecht, jiicker „ van XII Fïkary-priesters, die op nieuw zyn ingefleldS Johannes van elswaart,mede kanonnik te Utrecht, heeft aan de noordzyde van dezelve kerk, in de kapel van St. Stephanus, een ander vikariaat gefticht, ter eere van God Al. magtig en van Maria Magdelena; of ten minften de ftichting vermeerderd in het jaar 1447. Rudole, bisfchop van Utrecht, heeft in het jaar 1454 nog twee andere vikariaten gefticht, in .dezelve domkerk, in de kapel, waarin zyn lyk begraven zou worden ; ter eere van God, van Maria, van St. Martyn, van St. Elifaheth van Thuringen, en van alle de heiligen. Dit vikariaat mogt aan niemand begeven worden, dan aan hem die reeds priester was , of tot die waardigheid binnen, het jaar ftond gewyd te worden. «Uit de akten van St. Mar tem kerk blykt, hoe dikwils en door wien dezelve gewyd is ; welke altaren daarin geftaan hebben,en welkeReliquiën daarin gebragt zyn. Deze akten luiden aldus : „ Wy hebben bevonden, dat de Dom-Kerk van „ St. Martinus te Utrecht, drie-maal is gewydt. „ Eerft,ten tyde van St. Adelboldus, dewelke de „ Stichter van gemelde Kerk is geweeft. Maar wat voor Biflchoppen daar in geholpen hebben, ,., is onbekend want daer werd geen fchrift van „ gevonden. Ten tweeden , door St. Bruna, „ Aarts-Biffchop van Cculen, methulpevan Ale. xah*  46 kAÖINET VAN NEDERLANDSCHE -„ Zander, Biflchop van Luyk, Andreas Biflchop 5, van Utrecht, Wcrnerus, Biflchop vanMunfter ,, Anharcus Biflchop van Cameryck. Ten derden $ 3, door Heer Philippus, Aarts- Biflchop van Ceulen , met hulpe van Godefridus Biflchop van Utrecht, j, en Raymundus Biflchop van Tpporie. Het Hoofd. ,y Altaar is ingewydt, ter eere van den Aarts3, Biflchop Martinus, zoo als het nu noch door de tweede wyders is gefticht. De eerfte plaat,, zing is op een holle pilaar, waar in zeer kofte- lyke Överblyffels van Heiligen beflootenzyn: „ Welke pilaar geen een der Biflchoppen, de welcj, ke daar, na de afbrandinge van de Kercke, ver3, fcheenen, in de tweede Ofte derde wyinge heeft 3, durven openen. Deze pilaer heeft in haar op,, per-vlakte feven holletjes, met feven kasjes van ,, Reliquien: Maar wat vóór, en welker Reli3, quien dat het zyn, is onbekend: Want daer 3, werd geen Gefctirift van gevonden. Op deze ,, pilaar, en op de gemelde Reliquien, is een vier,, kantig Outaar geftelt, hebbende eene planting, \, onder wiens Zegel de volgende Reliquien befloo„ ten zyn: Die van deH ApoftelPetrus; van den ,, H. Apoftel Thomas; van den eerften Martelaar ,, St. Stephanus; van den Martelaar Georgius; van 3, de H. H. Martelaaren Marcellinus en Petrus ; „ van dentreflèlykenen Fleyligen Aarts-Biflchop „ Martinus; van den Biflchop en Belyder Severus ; ,, van de Maagd Agnes; van de Maagd Lucia. ,, Buiten de planting, naar het Zuiden, is het bloed ,, van St. Jan denDooper, zynde in een Kryftal „ befloten. Naar het Noorden zyn Reliquien van „ den H. Azrts-Biiïchop Martinus; te weten, een „ Beentje van zyn Rugge-graat; zynde heteenigj, fte.. 't welke de gemelde Biflchop Godefridusïn j5 de derde wyinge daar heeft bygevoegt. Dit  CN KLEEFSCHE OUDHEDEN* 4? alles is geplaaft rondom het derde Outaar: Want ,» in de derde wyinge zyn noch drie andere Ou. „ taaren t'zamen gewydt, te weten, dat van 't H. Kruys, dat van St. Maria, en dat van Se. <,, Dionyfius. Het Outaar van 't H. Kruys, 't welj, ke door Myn Heer den Kardinaal Martinus ins, gewydt is, beheUt eenige Overblyfzelen van ,, 't H. Kruys, cn van den H. Apoftel St. Barthd* lomcus; met eenige Reliquien van de Martelaa3, ren Marcellinus en Petrus; van den Martelaar Blafius; van den Martelaar Stephanus; van den 3, Martelaar Pancratius; van den Martelaar Ro- mams; van de Maagd Juliana; van de Maagd j, Concordia-. Het Outaar van de H. Maagd Ma. ria, 't welk eerft door den Heer Godefridus, „ en naderhand door den Heer Wilbranduszaliger gedagteniffe, en Biflchop van Utrecht is inge,, wydt; en nu, gelyk men ziet, op een andere „ plaats is gebragt; behelfl: iets van de Klederen der H, Moeder, en eenige Reliquien van de „ Moorfche Martelaaren, en meer andere Reli;, quien. In het Outaar van St. Dionyfius, 'twel„ ke gewydt is door den Heer Raymundus Biflchop „ van Tpporie, worden eenige Overblyfzelenbe„ waart, van den H. ApoftelPaulus; met eenige „ Reliquien van den Martelaar Dionyfius; van den ,-, Paus en Martelaar Urbanus^ van deMaagetito„ gida, en het Kribbetje des Heeren. Dit alles is „ Verricht, den 21 July, in 'tJaernadeMenfch. 3, wordinge des Heeren, M. C.LXXIII. inde VI. 5, Indiktie." Behalven meer andere Reliquien, werd aldaar eertyds vereerd het hoofd van den Heiligen Andreas, hetwelk van Kuilenburg of uit de Abtdy van Marienwaard, of van daaromtrend gebragt aynde, met vele plegtigheden, door den Dom- proobst^  4$ kabinet van nederlandsche proobst sueder van Kuilenburg in de kerk werd gedragen. Onder het altaar, hetwelk onderden boog by de deur ftond, dóór welke men gewoon was naar de orgels te gaan, waren nog meer andere rel;quien. Op dezelfde plaats legt begraven sueder uterlo, welke de eerfte ftichter en begever van dit altaar geweest is- Weleer lag aldaar een fteen, met het volgend opfchrift: „ Dit zyn de Reliquien, dewelke in dit Outaar ,, bewaart worden, en dewelke de Heer Zueder ,, Uterh, Prooft en Aarts Diaken dezer Kerke „ van Utrecht, en de Stichter en Begiftiger van ,, dit Outaar alhier heeft vergadert. Eerftelyk, „ van het Hout des Heeren; van het Graf des Heeren; van den Kelk des Heeren, waarin hy „ den Wyn in 't laatfte Avondmaal heeft gecon„ facreert; van de H. H. Apostelen Petrus,Bar. ,, tholomeus en Mattheus; en van den Euangelift „ Lucas; van de Maagden Catharina, Agatha,en ,, Margareta; van deH.H.Biffchoppen Nicolaus, en Theobaldus; van Willebrordus Aarts Biffchop „ van Utrecht ', van de H. H. Martelaaren Mau„ ritius, Cyriacus, Viïtor en Profeclus; van de ,, Zaalige Biffchoppen Lazarus en Ludgerus; van „ de H. H. Onnofele Kinderen; vandeElf-duifendt „ Maagden} van de H H. Mooren. Het gemelde ,, Outaar is in 't Jaar ons Heeren M.CCC.LXVIf. „ ingewydt, ter eere van den AlmagtigenGodt, ,, van de H. Maagt Maria; van den H. Apoftel „ Petrus; van de H. H. Bifichoppeh Martinus en „ Theobaldus, en van de H. Maria Magdalena. „ De Verjaar-dag van de wyinge, valt op het „ Oftaaf van Pinxteren. De gemelde Prooft en „ Aarts Diaken Suederus is geftorven, inhetjaar „ onfes Heeren M.CCC.LXXVÜ.opden22Dag „ van April, en hy leytalhier begraven. Zyne Ziele rufte in vrede. Amen! Vol.  EN KLEE FSCIIE OÜÖ HEDEN. 49 Volgens de akten van denjaare 1522 werden fommigen van deze reliquien alle jaren eens, en anderen om het zevende jaar aan het volk vertoond , om door het volk vereerd te worden. Ook was 'er eene order, op welken van de feestdagen het een en ander ten toon zou gefteld worden , en hoe vele kaarsfen telkens by de reliquien zouden branden. Tot een klein voorbeeld daarvan , zullen wy hier te boek ftellen, wat 'er moest gefchieden op den feestdag van den patroon dezer kerk en van het gehele fticht. Op St. Martinusdag werden alle de reliquien ten toon gefteld, en van des avonds te voren ftonden 28 kaarsfen in den omloop te branden, behalven de kaarsfen van de maagd Maria De priester, welke den dienst verrichtte, verfcheen alsdan met een wierookvat in zyne hand uit het Choor , tot voor de reliquien van St\ Adrianus en 'St. Eligius. In de eerfte en twede vespers ftonden twee kaarsfen te branden , het welk altoos op de vier voornaamfte hoogtyden in gebruik was. In het oktaaf van St. Martinus ftonden er flechts drie kaarsfen voor zyne beeldtenis te branden. Doch op zyn fterfdag werd 'er na twaalf uuren gepredikt, en den priester of prediker eene zekere hoeveelheid wyns gegeven. Op den dag van de overvoering van St. Martyn ftonden de reliquien mede ten toon, en alle de kaarsfen te branden;na twaalf uuren des middags werd 'er gepredikt, en den prediker andermaal eene hoeveelheid wyns gegeven. Zekere lieden, questiers genaamd, werden ook met eenigen der voorgemelde reliquien buiten de provintie gezonden, voornamentlyk, naar HoU land, Gelderland en Friesland, om door het vertonen van dezelven offerpenningen by het volk VI. deei,. D in  50 kabinet van nederlandse he dn te zamelen; ten dien einde waren zy voorzien en ,gemagtigd met opene brieven , zo wel van den bisfchop, van den graaf, of van andere he.ren, welker landen zy doortrokken, om genen te.genftand te ontmoeten, hoewel zulks nogthans menigmaal gebeurd is. In den Dom zag men weleer verfcheidene graftomben en andere begraafplaatfen der UtrechC-fche Bisfchoppen , met derzelver infehriften. Onder anderen was 'er eene, van fredrik van Blankenheim, het welk buitengewoon kostelyk •was. Deze graffchriften kunnen in den latynfchen druk van Batavia facra nagelezen worden. In den Dom werd ook een zogenaamd doodboek gehouden, gelyk in alle de andere voornaamfte kerken van Utrecht, waarin de gevallen en den fterfdag van verfcheiden domheren ftonden aangetekend. Ook was 'er eene zekere order, volgens welke de Deken en het kapittel van den Z>j»z, uit de goederen van de proobstdy, op zekere gezette tyden en feestdagen, met verfcheide foorten van fpys en wyn moesten bediend worden. Weleer was deze kerk van fchilderyen en beelden opgepropt. Doch door den alöm bekenden beeldenftorm in het jaar 1572, en de daarop gevolgde verandering van den Godsdienst, zyn alle de altaren afgebroken , en alle de kerkfieraden verftrooid en weggeraakt. Toen de Franféhen in het jaar 1672 deze landen kwamen overftromen, en onder anderen ook meester waren van de provintie van Utrecht, herHelden zy den roomfchen Godsdienst, by welke gelegenheid johannes, Bisfchop van Castorien, .en Pausfelyk vikaris menigmaal gepredikt heeft. Na het vertrek der Franfchen in het jaar 1674, ; toen  E \T KLE£FSCIiE O VD II £ 3e i\\ £1 toen de herftelde Godsdienst wederom werd ingevoerd, is deze kerk op eene zeer deerniswaardige wyze gehavend, doordien de ..gehele buik tusfchen den Toren en het Choor, benevens de verbazende zware pylaren, door het geweld der itormen nederftortten en vernield werden , en niets dan het Choor is blyven ftaan. Een honderd zestien jaren te voren had de Toren ook zeer veel geleden door een diergelyk onweder. Hoedanig de geteisterde Domkerk zich vertoonde na den vreesfelyken orkaan in het jaar 1674, ziet men in de twee honderd vyftiende afbeelding van den konftenaar rade maker, gelyk die puinen zich opdeden , wanneer men van de zyde van het Choor, naar den Toren zag. De aartsdiaken of proobst van St. Maartens of de Domkerk, welke altoos den naam voerde van Domproobst, of proobst van Utrecht, gebruikte een eigen zegel. . Ook had hy van oude tyden herwaards een zeer uitgebreid rechtsgebied door het bisdom vari Utrecht.. Dit rechtsgebied heeft zich, volgens oude fchriften, uitgeftrekt over de vier ambagten van Vlaanderen, Walcheren', Schouwen, Zuidbeveland, Borfelen , alle de dorpen van Zeeland, de ieerlykueid van Putten, Zuidholland (in de naauwe betekenis genomen,) Delfland',Rhynland,Kennemerland, Texel, Amjlelland^ de Betuwe en het Gooiland. Een zeker oud handfehrift van de Utrechtfche kerk luidt aldus: „ Van dit Goyland, ftaan de volgende Plaatfen „ onder den Grooten Aarts-Diaaken: UTRECHT* „ en deszelfs Kerken; te weeten ; De Buur-Kerk', „„ St. Jacobs-Kerk, St. Nicolaas-Kerk, St. Geer,5 truycis-Kerk. Amersfoort, Zeyfl,Jiünmk3 Cothen3 D 3 Qyer-  52 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Over- en Neder-Langbroek , Doorn, de Kapel}, len in Darthuyfen en Driebergen, Leerfchem , Amerongen , Woudenberg , Scherpenzeel, Leus5, öfe«, Hoeflaaken, Soefi; Baarne, Erna, Eme„ nejfe, Weflbroek en Maarfèn." Een ouder handfchrift voege W nog de volgende plaatfen by: als, Oostveen, Waveren, Oudamflel, Amfterdam en Amjleheen. 'De St. Sahators-kerk, van welke wy in het voorbygaan reeds iets gezegd hebben , was de twede'der Kathedrale en Kollegiale kerken. Dezelve ftond tusfchen de kerk van St. Marten of den Dom, en die van St. Paulus, grenzende zo digt aan deze beiden , dat 'er naauwlyks eenige kleine toepaden tusfchen beiden gelaten waren, waardoor het gaan naar de eene en andere belemmerd werd. Tusfchen de kerken van den Dom en van St. Sahator, was gene andere fcheiding dan een rioel tusfchen de twee kerkhoven. Ook ltond de St. Sahators.kerk zo digt aan 's Bisfchopshof, dat 'er gene meerdere ruimte tusfchen beiden was, dan voor één mensch om daar tusfchen beiden te kunnen doorgaan. Dus was dit gedeelte van de ftad zo digt betimmerd, dat de kerken van St. Maarten en St. Sahator, het Bisfchopshof, en het klooster van St. Paulus, allen op eene en dezelfde plaats uitkwamen. De Domkerk bezat zulk eene grote menigte van zogenaamde reliquien, dat zy om die redenen "heiliger werd genaamd, dan de andere kerken. Onder anderen vertoonde men aldaar de gebeenten van St. Bonifacius, en van twaalf of dertien zyner medgezellen, welken in den jare 1425 in houten kasjes zyn opgeflotcn. Ook werden aldaar bewaard de beenderen van St. Gregorius, die in het jaar 1421 uit de ftenen tombe geligt, en in  e n kleefsche oudheden. 53 in houten kasjes gedaan werden. Ook rekende men tot de reliquien eenige overblyffelen van de heilige bisfchoppen albricus,fredericus, en ludgerus. Men vertoonde aldaar ook een kruis, het welk in den zwaren brand van het jaar 1148 , welke byna de gehele ftad, en zelfs de kapel van het heilige kruis verteerde, onverbrand zou gebleven zyn; zynde alleen door den rook zwart gebleven,en daarom na dien tyd doorgaans "hei «warte kruis genaamd. Volgens g. lappius werd dit kruis in den jare 1527 nog in deze kerk gezien, In dit Godshuis worden ook bewaard een zilveren en vergulden herdersftaf; en een zilveren my ter of bisfehopshoed; welken door den. bisfchop gebruikt werden , wanneer hy in het. bewind gefield werd. In eene der zogenaamde krochten of kelders was een Mariabeeld, waarvoor fommigen gehele nachten lagen te bidden, en waartoe een afzonderlyk gebedeboekje vervaardigd was. Eigentlyk waren onder deze kerk twee krochten of kelders; eene grote, en eene kleine. Dezelven waren, zo wel als de kerk zelve,met verfchcidene kapellen en altaren voorzien, die ten minften door zeven-en-twintig vikarisfen bediend werden. Volgens zekere ordonnantie van het kapittel dezer kerk van den jare 1326, bevonden zich onder anderen daarin de volgende vikariaten en altaren: Het groot altaar, dat van St. Andries; van St. Jan den Evangelist; van St. Nikolaas ; van St. Pieter; van St. Bartholomeus; van de tien duizend Martelaren; van de heilige Maria en vati St. Barbara. Ook was 'er eene kapel des keizerryks, waarvan de keizer mede kanonnik was.>De prebende, D 3 wel-  54 KABINET VAN NEDERLANDSCfiE welke hem gegeven werd, noemde men de keïserlyke prebende. Doch hy begaf dezelve aan tweekapittelheren , welken daar voor gehouden waren, om voor den welvaart van den keizer en van het ryk te bidden. Dezen werden-prebendarisfen en kapellanen van het keizerryk genaamd Nog had men in deze kerk aan de noordzyde eene kapel van den H. Martinus en Anthmius; aan welke zyde de ftichter der gemelde kapel begraven lag, onder dit graffchrift: „ In het jaar 14*6 den 2 September, is overleden, de eerw. Man en Heere Wouter Grau„ wert, Deken van deze kerk, ftichter en Begif„ tiger van dit Outaar; wiens ziele God genadig » zy-" Daar was ook eene kapelle van Bronchorst, en. eene bidplaats van Montfoort. De graffteden en tomben van de eerfte verkondigers des geloofs, ftonden gedeeltelyk in de kerk , gedeeltelyk in de kelders. Wegens het alleroudfte graf van St. Willebrordus had men gene volkomene zekerheid ; doch in tegendeel geloofde men zonder twyffeling, dat die van St. Bonifacius en zyne medemartelaren tot hun gerus toe, aldaar te vinden waren. Onder die graftomben munteden uit die van St. Rixfridvs en van St.Frederikus, by welken nog meer andere zogenaamde heilige perfonen van hun geflacht begraven lagen. In deze kerk was een oud aanzienlyk en deftig kapittel , ftaande onder het opzicht van eenen proobst of aartsdiaken. Dit kapittel plagt van oude tyden af een groot gezag te hebben, en een kerkelyk en waereldlyk rechtsgebied te voeren; gelyk onder anderen klaar blykt uit den volgenden brief j ten behoeve van hetzelve verleend. » Wi  en kleef s che oudheden.. $.$ „ Wi Johan , bi der Genaden Gods Bifcop. ÏUtrecht, macken condt, allen den ghenen die v dezen Brief zullen zien oft hooren lezen: Dat wi bekent hebben, ende bekennen, den De„ kenen ten Kapittel van Oudemunfter t'Utrecht, „ haar daghelix Gerecht in onzer Stat van Utrecht te voeren, alzo vry, ende in alfulcken manie„ ren, alfe Ridders ende Knapen voeren in on- fen Lande , die daghelicx Gerechte hebben, „ zonder alrehaode archeyt. Voert verbieden ,., wy onzen Scout ende onzen Richter van U Utrecht, dat hi niet aan en tafte des Dekens cn. „ des Kapittels Gerecht voorfz. In oerconde des ,3/Briefs bezegelt mit onzen Zegel. Geghevent „ in 't Jaar ons Heeren M. CCC. en dertich, op „ Palmdach," Onder de proobften der St. Sahators-kerk werd zeer geroemd zekere walterus, die omtrend het jaar 1200 geleefd heeft. Deze vermaakte by uiterften wille alle zyne goederen, benevens zyn huis en zyne landeryen , welken hy over den Rhyn by de ftad hadde leggen , tot onderftand van het heilig land, begeerende tevens, dat alles verkocht, en het geld van het verkochte, aan, drie perfonen zoude gegeven worden , welken voor drie ponden in het heilige land zouden'gaan. dienen, Voorts worden nog onder deze proobften geteld Wilhelmus van en c ke v o 1 rt , kardinaal, bisfchop van Tortofa, en proobst in het jaar 1525. Doch hy ftond zyne waardigheid af aan zynen, neef michiel van enckevoirt, welke.in, den jare 1556 overleden, en in de St. Sahators kerk begraven werd, volgens dit graffchrift: „ De Erfgenaamen en Vrienden van den Voor„ trcffclyken Heere Michiel van Enckevoirt, deD 4 *> wel-  $6 kabinet van nederlandsche 3, welke zeer goede arms zynde, met grooten lof „ Prooft en Aarts - Diaaken van gantfeh Kempen3, landt, en van deze oude Kerk is geweeft; en 3, daar by de Neef was van den Hoogwaardigen 3, Heer Willem van Enkevoort, (Kardinaal van 3, S. S. Johannes en Pat/lus, en voorheene Bis3, fchop van Utrecht ;) hebben dit Graffchrifc 35 t'zyner gedachteniffe opgerecht. Hy is geftor3, ven, den i Mey 1556. en te Luyk in St. Lam. 3, hrechts-Kerk begraven. Gy Reyfigers gedenkt 3, zyne Ziele het eeuwige Koninkryk toe te „ wenfehen." De afbeeldzels der beide van enckevoir* den) ftonden langen tyd op de glazen van het Choor afgefchilderd. Dat de waardigheid van proobst dezer kerk zeer hoog geacht werd , blykt onder anderen daaruit, dat Paus adrianus de zesde, zelfs toen hy den pausfelylfcen zetel reeds beklommen had, zich niet ontzag om daarmede te pronken, gelyk men onder anderen ziet uit zekeren bezeegelden brief, aldus beginnende: (*). ,. Adriaan des Heyligen Stoels van Romen 3, Paus , de fefte, ende Proeft VOudemunftcr „ t'Utrecht; maken condt allen Luyden : Dat 3, voor den weerdigen Heer , Mr. Geryt van «, Zuggeroy , Canoniek ende Thefaurier \"Oudc. s, munfter voorfz. onfen Officiaal ende Vicaris, „ als onfen Stadthouder in allen zaken van onzer 3, Prooftyen Leen-goederen , ende voor onfen 3, Leenmannen hier na befchreven, gecomen is, s, Jan van RodeArents-Sone;ende droech ons op, 9, ende gaf ons over , uyt fynen vryen moet, „ wil- (*) a. matjb. it fundat, pag. 72.  en kleefsche oudheden. 57 „ wille, &c. Gogheven in 't Jaar ons Heeren „ M. CCCCC. XXII. den 10 dach van Decemb," De kerk van St. Sahator had , gelyk de andere kerken, hare bjzondere fchool en fcholieren , welken in alle foorten van wetenfehappen , en inzonderheid in de muziek werden onderwezen. Oudtyds werden op fommige plegtige dagen Wel eens voortreffelyke maaltyden in deze kerk gehouden, waarvan men onder anderen een voorbeeld vindt aangetekend by de inhaling van Hendrik van Beyeren, als Bisfchop van Utrecht. „ Anno 1524 des Woensdachs na Sinte Ma„ theus-dach, des heiligen Apoftels, Item, s'an„ derendages, alfe Donredags, na zyner Gena„ den blyde Inkomfle , dede fyn Genade een „ kostelycke maaltyt van Vleysch ende Visch in de Kercke van Oudemunfler. Ende die „ ouerfte , out ende nye , mitten Cameraers , „ ende fommige van den Scepene, Rade ende ,, Dienres, faten aan de Zuytzyde van 't Kruys„ werek, voer 't Kapittel-huys, an twee lange „ tafelen enz. (*)." Hoedanig de heren van Oudemunfler in den jare 1391 aan de regeering eenige penningen opfchoten, tot het volvoeren van het doorgraven der memve graft (f), om by brand en andere onheilen meerder waters by de hand te hebben, en op welke voorwaarden dit gefchied is, kan men duidelyk zien uit den volgenden brief: (§) „ Wy Borgemeefteren, Scepenen, ende Ge„ meene Raedt der Stadt van Utrecht, doen kont „ ende kenlic allen Luyden: Dat ons die Heeren „ van (*) a. matth. de Fundat. pag. 54. (fj Zie hier voor bladz. 3. (j) A. matt» de fundat. pag. 60. D 5  53 KABINET VAN NE D ER L A ND 5 C II2 „ van Oudemunfler 'É Utrecht geleent hebben , „ anderhalf hondert Guldens, die fy ons toege,', feyt hebben te geven, onfe nieuwe Graft e in de ,, Oudelle mede te doen graven, ende Bruggen ,, mede te maken; alfo verre als 't binnen den. 3, eerften drie jaren naestkomende, gereekent. ,, als van St. Laurens avont naest verleden, uit3, comt by den Plompen -Toorn, gelyck datt'et ,, by St. 'Servaes incomt. Ende of 't niet vor3, der en quame, dan voor St. Peters Amey3, de, gelycke datt'et by St. Servaes incomt, fo „ en fouden fy maer'hondert Gulden ons daer5, toe geven. Ende fo fullen wy dan den Heeren ,, voorfz. die vyftich Gulden weder geven, die fy ons dan meer geleent hebben, fo wanneer ,, wy's van hen vermaent werden. Ende dit „ doen fy van rechter gunften, ende van rechts,, weghen. Maer is dat faecke, datt'er niet door 3, een comt van St. Peters Ameyde of, by den Plompen -Toorn toe, binnen den voorfeyden 3, drie Jaren, als voorfz. is, fo fullen wy den „ Heeren voerfz. heer voorfz. anderhalve hon3, dert Gulden, die fy ons geleent hebben, als 3, voorfz. is , weder geven, fo wanneer wy's ,3 van hen vermaent worden, fonder argelift. „ In oerconde des Briefs befegelt mit onfer ,, Stadt-Segel. Gegheven in 't Jaer ons Heeren ,, M. CCC. een ende inegentich, des Frydachs na ,, Sunte Bonifaes - dach." By andere gelegenheden , en ook tegen den vyand, hebben de heren van dit kapittel mede fömtyds de behulpzame hand aan de regeering geboden. Dit bragten zy onder anderen by tot hun voordeel, toen de regeering, weinig tyds na de verandering van den Godsdienst, befloten had, de kerk van oude Munfter af te breken, om de ftra-  EN KLEE FSCHE OUDHEDEN. 59 itratcn daaromtrend ruimer te maken, en dezelven met meer gemaks te doen betreden : doch' het was vruchteloos, doordien de raad in het jaar 1587, op den 17 May een befluit nam: ,, Dat men'jegens Saturdach acht dagen uytfchryven foude, ende vercopen alle de Mate„ naaien van Oudemunfier- Kerc, ter fortificatiebehoeft defer Stadt. Den ifrdito, heeft fyn Genade door Engelbertus verfocht, furchean,, tie van XV. dagen, van de verkoping van „ Oudmunfter-Kerck " • Daarop verzochten die van Oudmunfter, dat die van de vier andere Kollegien hen mogten ondersteunen, en 't afbreken beletten. 1 ,-, Den 3 July hebben de vier Kollegien binnenC/^ec^,gehoort hebbende 't aengeven van 3, de Heeren ende Capittele van Oudemunfier ,, t''Utrecht, belooft, ende beloven by defen, „ henlieden t'affifteren met hant ende mont,fon„ der coften nochtans ; ten eynde die Kercke ,, van Oudemunfier niet gedemolieert ofte gerui,, neert en worde; allés in conformité van voor5-, gaende beloften, hen-lieden daer van gedaen." 1 Deze vertogen mede vruchteloos afgelopen zynde, vervoegden de Heren van Oudmunfter zich, wederom by den Graaf van Leicester, om als' ftadhouder het afbreken voor te komen. De Graaf vervoegde zich derhal ven by de regeering, gelyk uit het volgend befluit blykt: ; „ Den 8 July de Raet op huyden geladen fyn3, de, om te hooren lefen de Miffive van fyn ,, Excellentie, van Date den 13 Juny, daerby „ fyn Excellentie de vercopinge van de Oude. ,\ mun fiers - Kerk furcheert, ende in flate hout, i tot partyen daer op gehoort, by zyn Excellen59 tie daer op gedifponeert fal. fyn na behoren; „ ende  6® kabinet van nederlandsche ,, ende dat de Raet ten dien einde ymant uyt „ den haren foude committeren aen fync Excel- lentie , met de redenen hoirs voornemens. „ Ende daer op gedelibereert hebbende , heeft ,, gerefolveert, dat met de vercopinge fal fuper„ federen, ende terftont ymant committeren aan fine Excellentie, om de voirnoemde furchean„ tie afgedaen te mogen hebben. Den 28 July zyn gelefen de Brieven, die aen fyn Excellen- tie gefonden fullen worden, nopende 't verco3j pen van Oudemunjler, ende Sint Pieters-Kerck" Inmiddels wendden alle de Kollegien verder hunne uiterfte pogingen aan, om de QudemunflerKerk in ftaat te houden. ,, Den 18 Augufty hebben de Kapittelen van „ de vyf Godshuyfen gedeputeert, Hermeien ende ,3 Montzima , omme hen - lieden te transporte- ren, neffens fyn Excell, den Grave van Lel3, ceftcr, Gouverneur ende Kapiteyn, &c. ende 3, aldaer te wederflaen ende refifteren die demo3, litie ende afbreken van de Kercke van Oude3, munfter , die de Regeerders van de Scadt van 3, Utrecht voorgenomen hebben te doen ; mits daer toe gebruyekende alfulcke Requeften, Middelen ende Redenen, als daervan geconci,, pieert fyn. Ende beroerende die Coflen, ter 3, caufe van defen gedaen, ende noch te doen, „ hebben de voorfz. Heeren in deliberatie ge3, houden, of fy die fullen helpen dragen, of niet?" Die poging was weder vruchteloos, want den 7 November werd by den Raad befloten: ,, Dat men procederen fal met de vercopinge ,, van de Materialen van Oudemunfier - Kerck ; „ omme met die Penningen daervan comende, de ichulden, daer defe Stadt inne verlopen is, 5) te  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. • 6l „ te vervullen , ende de nootelicke fortificatie in het toecomende jaer te vervolgen ; ende ,, dat men hiervan op huy'den publicatie, ende op Saterdaghe de vercopinghe doen fal." Daarop befloten die van de vyf kollegien, regens deze verkoping een Interdict te doen. „ Den 8 dito d'Heeren Dekenen ende Capit„ telen van de vyf Collegien binnen Utrecht ver- ftaen hebbende, dat die Regeerders van mec„ ninge fyn te vercopen die Materialen van de „ Kercke van Oudemunfier, niet tegenftaende „ d'interdictie van d'Excellcntie des Graven van „ Lcicefter, uyt den naem van hcn-liedcn geobti- neert, hebben goedgevonden, ende fyn over„ eencomen, dat men die Regeerders die voorfz. „ A£te van Interdictie fel infinueeren, die om ,, vrede wille, cn om die voorfz. Regeerders „ niet te vertoornen , tot noch toe opgehouden „ is. Den 9 dito hebben de voorfz. Capittelen „ gedeputeert Haeften in den Dom, Deken t'Cto,, demunfïer, Afch te St. Peters, om die Regeer,, ders in 't vruntlick te verfoecken , alvoren ,, d'voorfz. Infinuatie te doen, dat haerliedcn ,, gelieve te fuperfederen met de demolitie van ,, de voorfz. Kercke, met vertoninge vand'Acle „ van Interdictie van zyn Excellentie." Doch deze pogingen waren wederom vruchteloos. 5> Den 10 dito, op de Requefte, van wegen ,, de vyf Collegien overgegeven , nopende de ,, demolitie van Oudcmunfters - Kerck geftelt: De Raet, omme redenen haer daer toe moveren3, de, perfifteert by haer voorgaende refolutie „ op defe fake genomen. Den n dito. terwyle dat het Klockgen luydende was leftwerf, om „ te procederen tot vercopinge van Oudemunfiers- „ Ker-  6'i KABINET VAN N E D E RL A K DS CHE „ Kerke, is in den Rade verfchenen Jan Aerts„ jen, Deurwaerder van de Heeren Raden van ,, Staren; infinuerende die van den Raet defer „ Stede fekere Aéle ende Kommisfie, by de Hec -„ ren- Raden van Staten op haer gegeven, ,die „ hy opentlick gelefen heeft, ten eynde die van 3, den Rade defer Stadt, hen daerna' fouden heb. „ ben te reguleren. Ende de Raet hier op ge„ communiceert ende gedelibereert hebbende, „ heeft, om redenen, daer van . fy de Heeren „ Raiden van Staten fullen adverteren, geperfi„ fteert by voorgaende Refolutie, als dat men „ met de vercopinge voortvaren fal.. Den 14 3, dito. is in den Rade gelefen, die Miffive van „ antwoorde aan de Heeren Raden van Staten, 3, op Infinuatie,hen luyden gedaen by Jan Aerts. 3, fen, heur-lieder Deurwaerder nopende .Oude3, munfters- Kerck, ende is by den Rade geappro» 3, beert." , Vervolgens heeft de verkoping van de materialen van Oudemunfier voortgang gehad, en men begon deze kerk zeer fpoedig af te breken. Nogthans deden de vyf kollegien toen eene laatfte poging om het verder afbreken voor te komen. „ Den 18 November. Myn Heeren Dekenen „ endeCapittelen van de vyf Godshuyfen binnen ,, Utrecht, geüen hebbende zekere Requefte op j, haarlieder name geconcipieert, aan myn Heere „ den Grave van Nieuwen aar, Stadthouder over j, die Stad, Steden, ende Landen van Utrechti „ daar by verfocht wort, dat zyn Genade door „ zyn authoritcyt zoude believen te beletten, die 3, verdere demolitie ende af breeckinge van de „ Kereke van Oudemunfier, ofte ten minften fur„ cheantien van defelve demolitie, tot dat par„ tyen ge hoort, by fyn Excellentie vorder ge-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 63 „ difponeert zoude zyn ; zyn eendrachtelyck s, overgecomen ende geaccordeert, dat men de„ felve Requefte zyn Genade fal prefenteren, fo „ die geconcipieert is. Ende die voorfz. Dekc„ nen ende Capittelen mede gefien ende gehoorc „ hebbende, zekere twee Miffiven, d'een ge„ fchreven by d'Heer en Mr. Folcart van Mont„ zima , ende d'ander by Roftert van Honthorfi , j, Canonicken Ü Oudemunfier voorfz.; zyn van „ gelycken gerefolveert , ende hebben goetgei „ vonden, önvermindert die voorfz. Requefte, „ dat die Gedeputeerden wefende in dexi,Hpge, „ zullen by Requefte verfoecken aan den Rade „ van Staten , ten eynde haar Ed. believe te „ fchryven. Brieven van Recommandatie aan de „ Excellentie des Graven van Leicefter, Gouvcr„ neur Generaal, &c. omme van zyn Excellentie te mogen obtineren vorder Provifie tegeris die Magiftraat der Stadt Utrecht, ten einde zy j, als noch defifleren van vordcre demolitie ende ,, afbreeckinge van de Kercke van Oudemunfier voorfz." Dit alles is nogthans mede vruchteloos geweest, en men heeft de kerk verder tot den grond toe afgebroken. „ Den 28fc». November heeft de Raadt aan den anderen Cameraar Strkk belaft, alle Stecnen, van Stads-wegen uitbedongen, in 't ver. copen van Oudemunfiers Kerk getrouwelyck te „ doen vergaderen, ende brengen ter plaaticn, ,, hem by myn Heeren Borgemeefteren gedcfigneert; ende om hier op fpeciaal toelicht te „ nemen, ende inventaris te maken van 't gc„ tal, foerte, ende gedaante der fteenen, ende „ anderfints. Dat ter voorfz. plaatfe gebracht j, zullen worden, en gecommitteert Henrick van „ Nyen-  6"4 KABIKE T V A N KEDERLANÜSCHE „ Nyenrode. Den laatften November hebben ,, d'Heeren van den Dom gegonft de Heren van Oudemunfier, dat die Executeurs van d'overle,, den Heeren, begraven wetende in de Kercke ,, van Oudemunfier, dezelve zullen mogen van daar brengen, ende begraven in de Dom-Kerke, „ ter oorzaacke, dat die Regeerders der Stadt Utrecht niet op en hielden met die demolitie „ der Kercke van Oudemunfier; ende dit om goe,, de liefde ende confraterniteyt te mogen onder. ,, houden; ende dit voor deze rcyze, zonder't „ zelve te willen trecken in confequentie; mits „ dat die Executeurs daartoe verwilligen zullen die Vrienden van d'overleden Dom-Heeren, ,, in wiens Graffteden fy-lieden die voorfz over„ leden van Oudemunfier zullen begeeren te be„ graven. Den i December is aan de copers van „ de Materialen van Oudemunfier, door den Raadt toegefeyt veertich Gulden , voor dat „ fy tot haaren cofle aangenomen hebben op te ,, breken, ende te brengen in de Loodfe daartoe ,, verordineert, alle de Materialen, die de Stadt „ uitbedongen heeft. Den 15 dito, aangaande „ de Sarcken tot Oudemunfter, is gerefolveert, „ dat men dezelve ter Stadts behoeff by een ver„ gaderen zal,latende reftitutie doen den genen, die airede eenige van dien wechgehaalt heb„ ben. A°. 1588. den 29 April is gerefolveert „ by den Raadt, dat men de blauwe Sarcken „ ende Steenen, gecomen uit Oudemunfter^Kerck, „ ook(plus offerentif) aan den meeftbiedende ver„ copen zal. Den 16 Mey is gerefolveert, niet ,, tegenftaande voorgaande Refolutie, dat men „ een ygelyck, die tot eenige Sarcken, gecomen „ uyt Oudemunfters Kerck, gerechticht zyn, in„ finueren fal, dat fy fulex betoont hebbende, „ die  EN KLEEFS C HE OUDHEDEN. „ die wechhalen, ende dat men daarna de over„ blyvende Sarcken, metten Autaar, Dorpel, „ ende Voet-fteentgens; mitsgaders alle andere „ Hert-fteen, leggende in de Loodfe van den „ Dom, mede gecomen uytte voorfz. Kercke, „ openbaarlyck den meeften daar voor biedende ;, vercopen fal. Den 29 Augufiy heeft de Raadt „ geordonneert Giehs van 'Èoboke en Wermbout ,. Henricks, Coopers van de Materialen van „ Oudemunfters-Kerck, dezen dach voor den Avont „ op te brengen, in handen van GysbertvanVoorft y Cameraar, de fomme van Duyfent Gulden, op „ afcortingh van 't ghene fy ter caufe voornoemt „ fchuldich zyn; fonder van des te doen in ge„ breken te blyven, op pene van op Morgen ten „ acht uren by den Gerechte ofte Pantvercopers „ dezer Stadt, voor de vier duyfent Gulden, die „ fy fchuldich zyn, datelyck geëxecuteert, ende „ t'hare oock datelick vercoft te worden. Den „ 23 Ottober heeft de Raat geapprobeert de Ver„ copinge van Sarck-fteenen ende Blaufteen, ge-, comen uit Oudmunflers Kerck, ende alle Steen„ werck doen uytbedongen, ende noch in efieis, j> (uytgefcheyden de Sarck-fleenen, by confent „ des Raats wechgehaalt;) voor de Somme van „ Driehondert vyf ende dertich Gulden, gedaan „ om gereet geit. A°. 1589. den 24 February „ heeft de Raat geordonneert, de Copers van „ de Materialen van Oudemunfier Kerck, aan den „ eerften Kameraar zouden moeten opbrengen en „ betaalen, in minderinge van de reflerende „ Koop-penningen, de fomme van duyfent Gul„ den, volgende de fommatie hen-luyden by den „ Deurwaarder Medenblick gedaan, op pene van „ executie ". VI. DEEL. E Dit  66 kabinet van nederlandsche Dit allw is door den beroemden hoogleeraar a. m atth-Eüs uit de oorfpronglyke akten van den Raad en de vyf Kollegien getrokken, endoor ons den lezer in deze order medegedeeld. Aan het kapittel van Oudemunfier, werd ver. volgens in de abtdy van St. Paulus een plaats aangewezen, alwaar zy Iedere dien tyd hunne vergaderingen hebben gehouden. Dit kapittel had 20 prebenden, en uit die genen, welken deze prebenden bezaten , werden de Proobst, de Deken , de Scholasten, en de Thefauricr verkoren. Onder de kapellen, van ouds aan deze kerk gebouwd, was 'er eene, welke genaamd werd de kapel van Bronkhorst; doordien dezelve gefticht was door jan van b ronk hors t , Proobst en Aartsdiaken van St. Sahators- kerk, verkoren Bisfchop van Utrecht, en geftorven den 25 July des jaars 1316. Eene andere kapel was 'er van St. yi&or, ter gedachtenis van de vernieuwing van welke, dit volgend infcript in Benthemer fteen werd uitgehouwen: „ Pieter Ivan Stcynen, Proobst defer Kercke i „ heeft defe Kerck doen vernieuwen." Volgens oude brieven van deze kerkblykt, dat dezelve 517 morgen lands, 19 hoeven, en 52 viertels bezeten heeft. De derde kollegiale kerk, was de St. Pieters kerk, gefticht in dezelfde eeuw door St. bernul phus, eerst pastoor van Oosterbeek in Gelderland, en naderhand de twintigfte Bisfchop van Utrecht, wiens graf tot in het jaar 1675 ongeroerd gebleven, doch toenmaals geopend en ver. plaatst is, om de kerk te herftellen, welke door eenen geweldigen ftorm zeer befchadigd was. Pok ftond ter zyner gedachtenisfe een gedicht op den  ek k L e e f s c h e oudheden. 6? den muur. Meer dan eenmaal heeft deze kerk de rampen van brand ook beproefd. Onder anderen is dezelve eenmaal afgebrand ten tyde van h e nd r i k den vierden , door de achteloosheid zyner hovelingen, doch door zyne milddadigheid werd dezelve in het jaar 1075 weder herbouwd. Deze kerk heeft van de vroegfte tyden af, vele kapellen, altaren en vikariaten gehad, waar* van onder anderen de volgende nog bekend zyn: Het altaar van het heilig Kruis, welks inkom* Hen getrokken werden door twee zielen-priesters , en de goederen behoorden den koster. Het altaar van 5/. Sirnon en Judas; van St. Jacohus en Christophorus; van Christophorus alleen; van St. Jaft den Doper j van St. Jan den Evangelist; in de krocht; van St. Thomas; van St, Nikolaas; van St.Steptemis en Laurentius; van -St. Philippus erf Blajius; van St.Blafius alleen; van St. Maria; van St.Vic* tor; van St. Maria Magdalena; van St. Barthololomeus; van St. Anthonius, Maria en de apostelen St. Petrus en Andries; van St. Andries alleen; van St. Katharina; van St. Urfula; van.de Heilige, Driekoningen , enz. By alle deze altaren waren ook vikariaten gefticht. Ook was 'er eene kapel en een altaar van St. Petronella, gefticht in'het jaar 1524, door de gemagtigden van den uiterften wil van anthony van winsen, kanon, •nik van St. Pieters-kerk, . Deze kerk had weleer ook eene krocht of kelder , voor eene onderaardfche kerk, welke met altaren enz. voorzien was; gelyk 'er onder anderen een van St. Jan den Evangelist geftaan heeft. Deze krocht is naderhand in eenen wynkeldef veranderd (*Y HeÈ (*) a. mat th. ie FurJat. rag 6$. E 2  68 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Het kapittel van St.Pieter is van ouds aanzienlyk en ryk geweest, en beftond uit dertig pre' benden. Uit de kanunnikken welken deze prebenden bezaten, werden de Proobst, de Deken en de Scholasten verkoren. Deze kanunnikken waren gehouden naar zekere voorfchrifcen te leven. De aartsdiaken van St. Pieter plagt de geheele Feluwe onder zyn rechtsgebied te hebben, beftaande uit 40 parochie - kerken. Gelyk de apostel St. Pieter gereekend ward voor het hoofd van dit twaalftal, dus muntte de kerk , aan dien apostel toegewyd , ook uit in rykdommen , cn was eene der oorzaken, waarom de kanunnikken ten tyde van oorlog en andere verlegenheden , groten onderftand aan de ftad hebben bewezen. Toen onder anderen in het jaar 1482 deze ftad met den Bisfchop david deerlyk over hoop lag , leenden of bragten de kloosterlingen, om dien oorlog met des te meer nadruk te kunnen voortzetten, de volgende kleinodiën aan de ftad, gelyk uit het onderftaand gefchrift blykt (*): ., In den Jare ons Heeren M. CCCC. LXXXII. 0, op den eerften dach van Auguftus, hebben die „ Eerfame Heeren Deken ende Kapittel St. Pie„ ters Wtrecht, vruntelyck geleent der Stadt „ Utrecht voornoemt, aen handen der eerfame ,, goede Mannen Adrian van Ryn, Borgermees„ ter, Beernt van Groenevelt, ende Tyman IsbrantOverfte Oudermans der Stadt Utrecht voer„ genoemt, alfulcke Klenodien als hierna be„ fchreven ftaen ende benoemt. Item VII. Groo„ teBrutfen, wegende te famen XXXI. Marck Silver. Item VII. Brutfen geamilgeert, ende » drie (*) A. matth. dt fundat. pag. 115,  en kleefsche oudheden, 6$ „ drie Steenen, wegende t Tarnen XVIII. Marck en vyftalf Loot Suluers. Item 2 Silvere Scho„ telen, Wierook - vat, een Wierook - fchip, een ., Silveren Paes, twee Silvere Pullen, een deel ,, Silvere Bellen; wegende te famen XV. Marck ,, XIII. Loot Sulvers. Item die VIII. Groots „ Brutfen voorfz. elck Marck voor Gout ende „ maecken gerekent IV. Rynfche Gulden Kur„ rent. Facit Gout ende maken te famen C. ende „ XXVI. Rynfche Gulden. Item van den anderen „ V. Brutfen , van Gout ende maken , elck Marck III. Rynfche Gulden. Item Summa totlus, „ van maken ende vergulden voorfz. CLXXII. „ Rynfche Gulden Kurrent. &c." Twee keurige tekeningen van rademaker N°. 213 en 214, doen ons een gedeelte van het St.Pieters-pand van binnen befchouwen, met deszelfs ftenen verwulfde bogen, pylaren, verval, len en brokkelende muuren en andere oudheden, gelyk dezelven zich in het jaar 1660 vertoonden. De vierde kollegiale kerk is de St. Jans-kerk, welke mede in de elfde eeuw, en door denzelfden ftichter als de voorgaande , namentlyk St. Bernulphus, gefticht is. Deze kerk is eigentlyk aan St. Jan den doper en geenzints aan St. Jan den evangelist toegewyd , gelyk onder anderen blykt uit het zegel der kerk, op het welk het haïren kleed ftaat afgebeeld. Want ieder kapittel tot Utrecht had weleer zyn eigen zegel en wapen, alle welken door den geleerden anth. matth. in het licht zyn gegeven (*).. Deze kerk ftond onder de byzondere befcherming van den Paus, gelyk zulks blykt uit d» volgende bulle (f). „ f-fi C*) a. matth. denobilit. Lib.ll tap. XII. pag. 272,^5. (t; Idem de Fundat. pag. 120. E 3  %0 kabinet van nederlandsche ',, Innocentius Eiffchop, Dienaar der Die, naaren Godts, vvenfcht fyncn beminden Soo nen, den Deeken en den Canonnyken van St. „ Jam-Kerke te Utrecht, Heyl en Apoftolifchen „ Zeegen! De Apoftolifche Stoel is gewoon aan s, de Godvruchtige begeerten, en de eerlyke Ge-. j, beeden der geenen, die iets op denfelven ver„ foeken , een goedertierende goedtgunftigheit te betoonen : Weshalven wy, welbeminde „ Soonen in den Heere! door uwe rechtmaatige j, Gebeeden bewoogen zynde, uwe Kerk en uwe 3, Perfoonen , met alles wat zy tegenwoordig 3, rechtmaatiger wyfe befit, of in 't toekomende' 3, op een rechtmaatige wyfe door Godts hulpezal 3, mogen bekomen; onder St. Pieters en onfe ei- gene befchermingen aanneemen; byzonderlyk, 3, het vierde gedeelte van de Tienden op Schon,, wen en van Fronakker; en de Kerken met de 3, Tienden van de Waïl, de Dubbele, de Hire, 53 en de Edke; en daarby de Kerken, de Tien3, den ende Landthoeven van Bo/lncken; en van Balgoie ; en de Kerk van Schor el, met hare 5, Kapelle en Tienden; en de Landthoeve van f, Geisborne , in Nodeke , Alfinchoye , Lintvelde, 3, Ovoke cn Twent, Ohalre in de Vclmve, en in Everiksdorpe;en daarby het recht en de inkom„ ften die gy hebt in Nardinklcndt; het Foreest Wier', de. Hoeve Mydrecht, met de Kerk; het ,3 lant, de Tienden, en het verdere Recht 't „ welke gyl. daar befit , met alles dat daaraan s, behoort; foo als gy hetfelve tegenwoordig 3, rechtmaatiglyk en vreedzaamlyk geniet. Al a, het welke wy voor Ul. en voorgemelde onfe „ Kerk, door ons Pausfelyke Gezag bevestigen; en uyt kracht van het tegenwoordig Gefchrift 33 bekrachtigen. H.etzy danniemantgeöorloft&c.  en kleefsche oudheden. 7r „ Gegeven te Later anen, den vyf den February, in het achttiende Jaar van ons Pausdom." Deze kerk had een zeer groot kerkhof, het welk voor by de vleeschhal, tot aan het Begynhof toeliep, en volgens hendrik bommë» lius, het honger-kerkhof gemamd werd. Ook heeft deze kerk,gelyk de anderen,meer dan eens door den brand zeer veel geleden, voornament. lyk in de jaren 1148 en 1276. En doordien het kapittel niet vermogend genoeg was, om de kerk weder te doen herbouwen , werden 'er eenige aflaten toegeftaan aan die genen welken tot den herbouw wilden medewerken; en wat deed men in dien tyd niet om vergiffenis van zonden te erlangen. "Daarenboven kreeg men door de nabuurige kerk in Westphalen eenen belangryken onderftand. De St. Jans-lerk was weleer met gene mindere zogenaamde reliquien voorzien , als de andere kerken. Men vond in dezelve daarenboven vele andere fleraden en oude gedenktekenen. Onder dezelven zyn voornamentlyk hedendaagsch nog merkwaardig, een breedvoerig en deftig graf. fchrift,ter eere van buchovanmontzema; en een ander op johan van Renesfe, Deken van de St. Jam kerk, en zoon van adriaan van Renesfe. Ook was in deze kerk een kapittel van twintig kanonnikken , bezittende een gelyk getal praebenden , en voor dezelven twintig Vikarisfen. Onder deze prebenden is die de aanmerkenswaardigfte, welke ter eere van St. Jan en van St. Ni* colaas is opgerecht door pieter van blankenberg, wouter van de velde en Siseljïertus, door de wandeling genaamd E 4 cer-  72 kabinet van nederlandsche gerrit claaszoon; allen burgers van Utrecht. Deze proebende was wel verre van uit eigene beweeging gefticht tezyn; zy werd gefticht ter boeting van eenen manflag, door hun begaan aan den Heer Mr. ulricus van diepenheim, kanunnik van deze St. Jam-kerk, volgens de liitfpraak van florïs van wevelinchoVen, Bisfchop van Utrecht, als goede man in het verfchil geroepen, het welk daarover ontilond. Van deze uitfpraak zyn verzeegelde brieven verleend. Het beftier van het voornoemd kapittel was opgedragen aan eenen proobst en deken. De proobst bezat het zonderling voorrecht van ih de landen zyner proobstdy, het hoog, middelbaar, en laag rechtsgebied te mogen oeffenen. De proobstdy was zeer aanzienlyk, en van eene °rote uitgeftrektheid , lopende tot aan de ftadspoorten. Ook had die proobst het recht van den zwaarde; het recht om halszaken kwyt te fchelden; om vry geleidbrieven te verlenen, om ordonnantiën te maken,alsmede om eenig geld voor zyne blyde inkomfte te eisfchen, gelyk vorften doorgaans gewoon zyn. De proobst had ook het recht van patroonfchap gelyk het doorgaans genaamd werd of van voorftelling over de kerk van Mydrecht, en andere nabuurige pastoryen. Na de hervorming vermeende de kerkenraad dat recht te hebben doch het werd hun door de ftaten van Utrecht af! genomen, en aan de Gravinne van Solms, toegewezen in de jaren 1695 en 1696. De proobst had onder anderen ook het hoog, middelbaar, en laag rechtsgebied over de dorpen Mydrecht, Wilnisfe , Achttienhaven , Uithoorn , Thamen, en de gehuchten daar onder gelegen \ de  en kleefsche oudheden. 73 de fegeering van Utrecht heeft thans het hoog rechtsgebied aldaar in handen. De proobst, het recht hebbende van den zwaarde, was gewoon zyne brieven met rood lak te zcegelen; terwyl de andere kapittels niet anders dan met wit en groen wasch zeegelden. Omtrend dit St. Jam-kerkhof flaat nog aan te merken,dat burgers van Utrecht, wanneer zy tegen de overigheid dreigden op te ftaan, of ook als zy in hevige verfchillen met eikanderen lagen, doorgaans gewapend op het St. Jam - kerkhof by een vergaderden. En daarom werd dit kerkhof het welk oudtyds veel groter en wyder was, volgens johannes bommelius, Campus famis, dat is, hongersveld genaamd, het welk buiten tegenfpraak, zegt de hoogleeraar matth^eus, zynen oorfprong heeft van hunne boosheid en vinnigheid tegen eikanderen, welke zo verre gaande was, dat zy noch om honger noch om dorst naar huis wilden gaan. Daarenboven was dit kerkhof de plaats, waar het volk viermalen 's jaars moest byeenkomen , of, gelyk men toen fprak, gemeene morgenfprake moest houden. In eenen ouden brief van het jaar 1455 i genaamd den gildenbrief, ftaat het vol. gende te lezen: „ Item.So fel men op St. Joham-Kerckhof, tot „ eeuwiger daghen durende, vier gemeene Mor- gen-fpraaken alle Jaer hebben;te weten telken * des eerften weken - daghes, na dat onfer Stadt „ Syfen vercoft wefen feilen; ende dair fel men " ïfe" een Reliek in fynen Gilde den Gilde„ Bneff, op dat den gemeenen Gilde -Broederen „ dat inhouden des Briefs in 't hoeft blive, om „ een igehc hem daarna te rechten." Men ziet thans in de St. Jam-kerk nog verE 5 fchei-  74 kabinet van nederlandsche fcheiden kentekenen van de vroegere tyden. Onder anderen een aanzien!yk glas gegeven door thomas van nykerken, Choor - Bisfchop \TanUtrecht, en Deken van de Su Jans-kerk, ter eere van zynen weldoender, den Graaf hendrik van r>e palts. Tn dit glas, flaande aan de noordzyde van de kerk, flaat de gemelde hendrik nog tegenwoordig afgebeeld, omhangen met eenen mantel; doch de daarby gefehrevene lettere zyn door ouaerdom ten dele onleesbaar geworden. De beide Heren enckevoirden, waarvan wy hier voor reeds gefproken hebben, ftaan nog op de glazen van het Choor afgebeeld. Het tegenwoordig Choor is in den jare 1556 opgebouwd, waartoe onder anderen johan inge winkel , proobst van de St. Jam-kerk te Deventer, en van de kerk van Xanten, het zyne merkelyk heeft bygedragen. Keizer conradus heeft, met toeftemming van Paus eugenius denderden, het recht om eenen bisfchop van Utrecht te verkiezen, afgeflaan en gefchonken aan de proobften, Dekens, en kapittels van de hoofdkerk (namentlyk de St. Martens- Of Domkerk') en der St. Sahators-kerk. Doch door den tyd hebben ook de drie andere kapittels aan dit recht deel gekregen. Wanneer nu iemand met eenparigheid van ftemmen door alle de kapittels tot bisfchop verkoren was, zeide men, volgen de fpreekwyze van dien tyd: dat Jiy gekomen en gepostuleerd was, van wegens de pre. laten en kapittels der vyf Godshuizen. De kanonnikken van Utrecht, welke federt eenige eeuwen herwaards ook waereldlyke heren waren, Honden zo flerk op hun recht, dat zy, om het te bewaren, zich tegen den Paus zei ven heb.  en kleefsche oudheüen. 75 hebben aangekant. De paus heeft echter door den tyd de handen ook daarin gekregen, en zyne maanden gehad , welken pausfelyke maanden genaamd werden. Alle kerkampten, binnen deze maanden openrakende, werden door hem begeven. En vermits in verfchil was, van wanneer het begin der maand moest gerekend worden , heeft paus nikolaas de vyfde in het jaar 1451 uitgewezen, dat zy op den eerften dag, met het cp' gaan der zonne, zouden beginnen. De vyfde en laatfte der Kollegiale kerken in Utrecht, was die van St. Maria. Dezelve is hare ftichting aan het volgend geval verpligt. Keizer hendrik de j^verzeld van conradus Bisfchop van Utrecht en anderen, trok in het jaar 1076 naar Italien, om de oproerige Mildnezen tot gehoorzaamheid te brengen. Terwyl zy voor dc ftad Milaan lagen, werd zekere kerk, buiten de ftadsmuuren ter eere van onze lieve vrouw gefticht , door de foldaten afgebrand. Daarop deed conradus de gelofte om tot verzoening van den hemel over deze fchending, eene dergelyke nieuwe kerk ter eere der H. Maagd te bouwen. Terftond na zyne terugkomst voldeed hy ook aan zyne gelofte,ftichtende onder de ftadsmuuren van Utrecht eene kerk, van dezelfde gedaante als die gene welke buiten Milaan verwoest was; hy begiftigde dezelve met grote inkomften, en de keizer bood daarin milddadig de hand. Deze gehele gefchiedenis is in eenige Latynfche verfen vervat, die zelfs nu nog by het Choor op de pilaren der kerk gelezen worden. Deze kerk was met verfcheide kapellen voorzien. Onder anderen was 'er eene aan de noordzyde, gefticht door anseljvius, kanonnik van die kerk, en kapellaan van floris den III, Graaf  76 KABINET VAN NEDER LA XDSCHE Graaf van Holland; doch dezelve werd door DIRK den zevenden, mede Graaf van Holland, rykelyker begiftigd, onder voorwaarde om de gedachtenis van hem en van zynen vader jaarlyksch daarvoor te vieren, volgens verzeegelde brieven van het jaar 1198. Deze kerk was eertyds mede verfierd met vele en zeer deftige altaren. Onder anderen was 'er een altaar ter eere van het heilig kruis, waarvan reeds in eenen brief van den jare 1293 werd gewag gemaakt. Tot deze kerk behoorden dertig kanonnikken i welken een gelyk getal prebenden bezaten, flaande onder hunnen proobst of Deken; alsmede vyf en twintig vikarisfen, om den dienst der vikariaten , kapellen en altaren waar te nemen. De Heilige Maagd, de patronesfe der kerk , werd in dezelve by uitnemendheid gevierd; voornamentlyk op den 2 february, als zynde de feestdag van hare reiniging. Op dien dag zag men in dezelve te famen vloeien: de geestelykheid, de gehele regeering en eene talryke menigte van het gemeen, ten einde den plechtigen omgang of de procesfie mede by te wonen, welke alsdan, met waschkaarsfcn in de hand , door de gehele ftad ging- De Deken en kanonnikken van deze kerk waren verpligt, zich naar gereegelde plechtigheden te fchikken, welken hun in een zeker Ceremonieboek waren voorgefchreven, aldus beginnende : „ Als de Klokken, om de Getyden te fingen, ,, geluydt hebben, komen wy in 't Choor, in ,, ons Canonnyks-Gewaadt; met een kleedt tot ,, de hielen toe nederhangende ; zonder hooge „ Schoenen , maar met Muylen of Pantoffels. », Want  EN KLEEFSCHEOUDHEDEN. 77 „ Want men raag onder de Goddelyke Dienften „ op geen andere wyfe in de Kerk verfchynen; „ ten ware, dat men 'er miffchien flegts door „ palTeerde. En dan moet men nog achter de eerfte Pilaaren, en niet onmiddelyk voorby de „ Deuren van 't Choor paffeeren. Niemandt „ mag onder de Kerkelyke Dienften, met zyn „ Canonnyks-Gewaadt aan , in den Buyk der „ Kerke ftaan, fitten, of wandelen; te weten 5, zoodaanig, dat hy van de geenen, die in het Choor zyn, gefien kan worden. „ In het Choor getreeden zynde, gaan wy naar „ het Geftoelte, 't welke ons aangeweezen is; „ en fingen de Kerkelyke Dienften, met alle „ mogelyke zeedigheit &c." „ Niemand zal vermogen in het Choor te fla„ pen , en niemand zal vermogen door het „ Choor te wandelen, dan die de dienften moet 3, waarnemen. „ Die het autaar bedienen, mogen gene rin. gen dragen, noch handfchoenen aan hebben. „ Niemand mag met gedekten hoofde eenigen „ dienst in het Choor verrichten. „ Als het Choor zingt, mag niemand met iets „ anders bezig zyn, het zy met ftudeeren, noch ,, met iets te lezen. „ Het is aan gene vikarisfen of bedienden ge,, oorloofd, in het geftoelte boven de kanonni„ ken te zitten noch te ftaan. „ Als 'er eene zielmis, of een hoog-mis bui„ ten de order, in het Choor gelezen wordt, en „ een fcholier met zyn Choorrok aan, de misfe „ dient, is het niemand, die een geftoelte heeft, „ geoorloofd aldaar te zitten ofte ftaan, zonder zyn kanonnjksgewaad aan te hebben. Doch „ die  78 KABINET VA NT NËDERLA NDSCIIE „ die iets nodig heeft, mag wel met zedigheid „ door het Choor pasfeeren. 5, Als het Choor aan beide de zyden gezeten is, of om te bidden plat ter aarde legt, mag „ niemand in het Choor komen, of daar buiten „ gaan. Doch als alleenlyk de eene zyde van het «, Choor gezeten is, mag men aan" de andere „ zyde binnen komen of buiten gaan. Insgelyks» „ als het Evangelie, het zy in de misfe. of in de p metten voor de Homely, of wanneer het geloof, ,, het vader ons, of de lofzangen Benediéus ma„ gister of Hunc dimittis gelezen worden , mag „ niemand van zyne plaats, behalven hy die den ,, dienst verricht. Ook is het dan aan niemand ,, geoorloofd te zitten, van welke waardigheid „ hy zyn moge. „ Als 'er eenig prelaat in het Choor komt of „ uitgaat, moeten alleen die genen, welken aan „ die zyde van het Choor zitten, voor hem op„ rvzen. Doch als hy naar het midden van het „ Choor gaat, om eene lesfe te lezen of een vers ,,'te zingen, moeten beide de zyden van het ,, Choor voor hem opryzen, en dus ook wan„ neer hy naar'zyne plaats gaat. „ Indien een kanonnik of Choorgezel onder „ de kerkelyke dienften en als de andere kanon„ nikken en Choorgezellen, zitten, in het Choor „ komt, moeten zy altemaal voor hem opryzen. „ Dus ook als hy onder de metten eene les gele„ zen, of een vers gezongen heeft, en weder „ wanneer hy naar zyne plaats terug keert. Maar „ die van lager rang zyn, moeten voor hem, als „ zy in het Choor komen of daar uitgaan, eer„ biedigheidshalven het lichaam buigen. „ Als 'er gezongen wordt per diverja enz. gaan „ dc  en kleefsche oudheden. 79 „ de fcholieren uit het Choor, terwyl de kanon-, ,, nikken en Choorgezellen in het Choor blyven. Na de kollekta fancla Maria enz., mag nie.„ mand in het Choor noch daar uit gaan. ,, Tusfchen het outaartje,. het welk aan de voeten van den bisfchop conradus onzen 1, ftichter fiaat, en. tusfchen deszelfs graf, mag niemand pasfeeren ten tyde der Rerkelyke „ dienften, ,, Indien een fcholier tot de andere zyde van „ het.Choor moet overgaan,om daar te blyven; „ moet hy eerst uit het Choor gaan en dan door „ de andere deur naar de andere zyde van het „ Choor overgaan. „ Wanneer de kanonnikken en Choorgezel„ len, met hun gewaad aan, naar de openbare ,, vergaderingen der kerke, naar de omgangen, „ of naar de algemeene kapittels gaan, of 'er van 3, daan komen, mag niemand der genen, die een „ geftoelte onder de kanonnikken heeft, zonder „ zyn kanonniksgewaad aan te hebben, hen in de „ kerken of op de ftraten te gemoet gaan, of in „ hun gezicht verfchynen; maar hy mont., uit eer» „ biedigheid voor hunnenftaat, voor hunwyken. Wanneer en hoedanig men in het Choor moet Jlaan. „ Men kan op drieërhande wyze in de Kerk „ en in het Choor ftaan: de eerfte wyze is van ,, recht uit te ftaan; te weten als de Kanonnik„ ken van de eene zyde van het Choor met hunne aangezichten gekeerd zyn naar die van de andere zyde. En in het algemeen gefproken , moet het Choor altyd recht uit ftaan, ten zy „ dat wy om het zingen van een vers naar het „ autaar of westen moeten zien. » De  8o KABINET VAN NEDERLANDSCüE „ De twede wyze is van zyn aangezicht in het ftaan naar het oosten te keren. En het Choor „ ftaat altyd naar het oosten in 't begin van alle ,, de getyden , tot dat men Sanbla Maria be,, gint te zingen; uitgenomen nogthans als 'er ,, een nachtpfalm gezongen wordt; insgelyks als „ 'er in de getyden, of onder de misfe, gelezen „ worden zonder kollekte; ook onder de mis, „ als het gloria in exeljis gezongen wordt; ook „ als 'er in denzelven lofzang gezongen wordt: wy loven u; wy gebenedyden u; wy aanbidden u; „ wy verheerlyken u; wy bedanken'u; neemt onze ., gebeden aan; die aan de rechterhand des Vaders zit, ontfermt u onzer. Ook als het Evangelie „ gelezen wordt; als 'er gezongen wordt: Ikge„ loof in eenen God, en hy is mensch geworden door. ,, den H. Geest, uit de maagt Maria?' „ De derde manier is naar het westen te ftaan; ,, hetwelk dan alleenlyk gefchiedt als het Evan„ gelie gelezen wordt in den A/ont. Het Choor „ keert zich evenwel naar het oosten, als het den Diaken antwoordt: Gloria tibi Domine. „ Daij is 'er nog eene andere manier van ftaan, ,, welke alleen plaats heeft in de Scholieren; te „ weten, als zy naar het midden van het Choor „ gaan, met hunne aangezichten naar malkander „ gekeerd, en ziende naar de heren van hunne „ zyde. Dit gefchiedt in het befproejen met „ het wy water; in het bewieroken, en in het „ kusfen van het Evangelieboek, na het lezen „ van het Evangelie (*)." Het Oxaal van deze kerk, gelyk ook van de anderen, was buitengewoon prachtig. Johan oem, een burger binnen Utrecht, hermaakte in het (*) h. van HUttssfiN,Oudheden 2dedeel,bladz.56,58.  en kleefsche oudheden. 8l het jaar 1545 dit Oxaal, volgens een beftek, hetwelk hem gegeven was door den kanonnik johan schorel. Ook was 'er een houten ftoel voor de wederfpannige en halftarrige kanonnikken, waarin hunne dyen en benen tusfchen twee palen geklemd en gepynigd werden. De gedaante van dezen ftoel ftaat befchreven in de crimineele praftyk van mill m u s, welk bock in het jaar 1551 te Parys gedrukt is. Ook zag men 'er de tombe van den bisfchop conradus, welke deze kerk gefticht heeft. Deze tombe is met grote ftatie overgebragt in het Choor, hetwelk in het jaar 1421, omdat het eerfte, dat naauwer was, door ouderdom verviel, van nieuws is opgebouwd. W. heda verhaalt (*) dat de gemelde conradus, XXlIfle bisfchop te Utrecht, op eenen woensdag in de paaschweek, als hy na het lezen der heilige misfe in het bisfehopshof in zyne eenigheid bezig was met te bidden, door eenen zekeren Fries, welke op zyn leven liep, dood geftoken werd in het jaar 1099, op den 24. april, nadat hy den tyd van vyf-en-twintig jaren het bisfchoppelyk bewind had gevoerd. Demoordenaar ontkwam het door de vlucht, doch werd naderhand gegrepen, en op bevél van den Keizer, aan den halze geftraft. Men geeft de redenen, waarom hy omgebragt werd, en de perfonen, welken daar aan handdadig waren, zo verfchillend op, dat wy het buiten ons bellek rekenen, om hier in verder door te dringen, en vervolgen den draad van onze gefchiedenis. Weleer liet men in de St. Maria-kerb aan de gemeente eenen fteen zien, meteen opfchrift van de (*) w. heda, ffist, Ultraj. VI. deel. F  82 kabinet van nederlandschb de godvruchtige gravinne irmetrudis, welke daarin geprezen werd als eene weldoenfter van St. Maria's-kerk. Ook zag men 'er het af beeldzel van den h. jhenricus //, waaronder eenige Latynfche verfen ftonden. Daar zyn nog tegenwoordig drie hoornen, ieder van eenen eenhoorn, dewelken federt eenige eeuwen aldaar met verwondering zyn te zien geweest, en waarop reeds in vroege tyden deze Latynfche versjes zyn gemaakt. Jam templum Maria, Cafaraum deern Hoe primum decor at ccetus honejlior, Tema et Cornua dein Monocerotis. De Deken lambertus van der burcht verklaarde dat deze hoornen eene vereering waren van henricus den 7F, en dat ze van hem aan het kapittel gefchonken waren tot vermeerdering van Gods eer; tot aankweking van den Goddelyken dienst; en op dat God zyne ziel en de zielen van zyne vrienden genadig zoude zyn. De Spanjaarden, de Franfchen, en de Gelderfchen, hebben daarin dikwils gading gehad, en dezelven alomme opgezocht. Doch zy worden nog tegenwoordig , als een eerwaardig gedenkteken der oudheid, te Utrecht bewaard (*). De fchrandere van rhyn maakt wegens de zeldzaamheid dezer hoornen , waarvan men zo breed opgeeft, de volgende aanteekening (f): a, deze hoornen,zegt hy, wierden hoog gefchat, ,» en (*) H. van heussen. Oudheden twede deel, bladz. 58. (t) Ibidem, in de aanteekn: bladz. 61.  en kleefsche oudheden. 83 ,5 en anth. matth^eus verzekert ons, dat ,, men zelden eenhoornen van zulke dikte en „ lengte had gezien. Men plagt veel werks van „ diergelyke eenhorens te maken. Het wordt „ voor wat wonders vertelt, dat 'er op de brui,, loft van kar el den Jlouten zeven echte en ., oprechte eenhorens te zien waren. Deze ho„ rens van Utrecht waren recht, niet krom, niet „ bogtach^ig, gelyk de horens der harten, enz."' Iets lager vervolgt hy: „ het is volgens het ge> „ tuignis van t hom as bartholinus ge„ beurd, dat 'er te Rome een is verkocht voor „ negentig duizend kronen. De redenen van „ deze lief hebbery was om dat 'er eene wonder„ lyke tegengiftige kracht aan deze hoornen „ werd toegefchreven; geen vergif was zo ver„ derfelyk noch krachtig, of het tegengif der gemelde hoornen werd nog voor krachtiger „ gehouden. Maar na al het opgeven van de eenhoornen, „ heeft men naderhand beginnen te onderzoe„ ken, of'er zulke beesten, gelyk de eenhorens „ van de ouden befchreven zyn , wel op den „ gantfchen aardkloot gevonden worden." Hy brengt de gevoelens van verfcheiden latere fchryvers daaromtrend by, en eindelyk het gevoelen van bartholinus daaromtrend mede: „ In 5, onzen tyd (dus fchryft bartholinus) is ,, de prys van den eenhoorn merkelyk gedaald, „ nadat hy door den groten handel der kooplieden overvloediger hier te lande is ingebragt, en het dier zelf bekend is geworden. Want onze „ koopluiden geduurig naar Tsland en Groenland. „ varende, hebben aldaar gevonden , het geen onze voorouders zo geroemd hebben, als in Indie en in het oosten te< vinden zynde, naFi „ ment-  84 kabinet van nederland sc he ,, meritlyk , de zee-eenhoorn of de walvisch , 5, welke in Tsland door de ingezetenen Ncrvehl „ wordt genaamd. Deze eenhoorn heeft in het ,, opperile kakenbecn een eenigen tand. Dit is ,, de tand (vervolgt bartholinus) die te vo„ ren door een ieder opgegeven is voor den op„ rechten eenhoorn.... Ik durf verzekeren, dat 3, alle eenhoorns, zo velen als'er tot nog toe met 3, dien naam zyn te voorfchyn gekomen, geno3, men zyn uit den gemelden vischtand, (tot dus „verre bartholinus, waarop h. van ,, rhyn verder laat volgen). Dit begint een merkelyken afflag te geven aan onze Utrecht,, fche eenhorens, want zyn zy niet anders dan „ de tanden van zekere walvisfchen, dan zullen „ ze veel ligter, nu de walvischvangst zo ge„ meen is , bekomen kunnen worden. En ze ,. moeten ook zeer gemeen zyn geweest; want „ bartholinus gebruikte dezelven tot een 3, deftig en tegengiftig zweetmiddel, en had al ,, verfcheiden ftukjes, ten dienlle der arme lui. ,, den, verbeezigd. Hy getuigt uitdrukkelyk dat de Utrechtfchc eenhorens zulk flag van wal„ visfchen waren. Ik heb op verfcheiden plaat„ fen, zegt hy, ftukjes van de beruchte eenho3, rens bekeken; ik heb in verfcheide fchatkame„ ren, te Utrecht, St. Denys en elders , gehele ,, eenhorens gezien, maar die waren altemaal zo ,, gelyk aan dezen walvischtand, als het eene ei 3, kan zyn aan het ander." Men ziet daaruit wat men het volk op den mouw gefpeld heeft, en gelyk het gegaan is met deze onwaardeerbare eenhorens, is het buiten twyffel ook gelegen met eene menigte reliquien van zogenaamde heiligen. In den jare 1582 ftond men fterk in beraad, om ook deze kerk, gelyk die van Si. Sahator, af te  EN KLEEFSCIIE OUDHEDEN. 8j te breken, en de penningen, daarvan komende, te belleden, om de onkosten goed te maken , welken tot verftcrking der ftad worden befleed, dit blykt onder anderen uit de ftadsakte van het gemelde jaar 1582 , waarin onder anderen het volgende ftaat aangeteekend (*): „ Den 1$ May. Alfo op gilleren by den Raadt „ gerefolveert is, ter Fortificatie behoeff defer „ Stadt, an te taften, eenige Kerken, daar men ,, 't meefte geit of meent te crigen : So is op „ huden'naader gerefolveert, dat men antaften „ fal de Kerck van Sinte Marien; fo daar vele 3, Materialen an fyn , van Loot, Yfer, ende ,, Duyc-fteen ; daar men terftont geit af lal con,3 nen crigen. Ende omme 't felve te effeótuee„ ren , ende toe te fien datt'er niet geftoolen „ noch ontdragen en worde, fyn gecommittcert, „ Jan van Berck anderden Cameraar, Corne/is 3, Wynter , Joachim van Schadenbroick, Jacob de „ Ryck, Henrick van Veen, Ellen van Hels dingen, 3, Jacob de Pottere, Maillart Cup, ende Corndis van Malfen Raden. De Raat heeft oock Jan 3, van Berck anderde Cameraar gecommitteert, ,, ende committeert by defen , omme van den Cofter t'Sinte Marien af te vorderen die Sleu3, telen derfelver Kercke ; ten eynde hy defelve voor een corten tyt fal mogen gebruyeken, in faken hem belaft. Den 16 dito. Geordonneert ,, publicatie te doen, van dat hem niemant en „ vervordere, eenige Materialen van Sinte M?. „ rien.Kerck an te taften, verdragen, of ver. „ nielen, buiten den Commiffaris, op pene van „ de Kaack. Den 26 dito. Op huden , den Raat ,, geladen zynde, ende horen lefen hebbende, » de (*) A. matth, de fundat. pag. 142, F 3  %6 kabinet van nederlandscue •„ de MifhVe van fyn Excellentie, van date den Ij 22. defer Maant, angaande de afbrekinge van 5, Sinte Marien-Kerck; heeft gerefolveert, dat ,, men defelve Miffive metten eerften beantwoor3, den lal, pareerende ondertusfehen de Bevelen „ daar inne verhaalt. Den 18 Juny. Gelefen in „ den Rade, de Brieven van fine Excellentie an 5, die Staten gefchreven,nopende 't cafferen van 5, den eerften Staat, ende het demolieren van Sinte Marien-Kerck. Den 25 dito. Die Bur3, germeefter Peter Foeye , Floris van Wede Sce3, pen, Jacob de Pottere Raat, ende Mr. Herman 3, van de Pol Schepen Secretaris, fyn gecommit,, teert, om te reyfen an fine Excellentie; ende 5, te defendeeren die caffatie van den eerften „ Staat, ende die demolitie van Sinte Marien- Kerck. Den 8 Augufly. Den Cameraar Berck „ is abfolute macht gegeven, om 't Loot van „ Sinte Marien-Kercke gecomen, te vercopen, 3, fo na hy kan, ten eynde de Fortificatie haren „ voortgang hebben mach." Hieruit blykt, dat men de kerk heeft beginnen aan te tasten, en een gedeelte van het lood enz. daarvan reeds had afgeligt, waardoor zy gevaar liep om,door regen en vogtig weêr, binnen korten tyd, geheel te bederven en te vervallen; doch door de zonderlinge vlyt aan den meergemelden Deken lambertus van der burgh, is de toeleg van dezelve verder af te breken, vernietigden de kerkweder dak- en vak- digt gemaakt. De kerk is nog in wezen, doch wordt zeer flecht onderhouden; het Choor is aan de fchrynwerkers gegeven om hunne kramen daarin te mogen hebben; de romp der kerk wordt, met vergunning der overigheid, door de Engelfchen gebruikt, om hunnen Godsdienst daarin te oeffe- nen.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 87 nen. En voor eenige jaren, heeft men den dikken en hogen toren , om den duiffteen met al het fteenwerk daartoe behorende, afgebroken en verkocht, om hetzelve tras of cement te malen. In vroegere tyden heeft deze kerk eene heerlyke boekery gehad, waarin vele en deftige handfchriften gevonden werden, doch dezelven zyn meestal verloren gegaan -. Maar men vindt nog een groot aantal oude papieren en documenten tot deze kerk behorende, welken in de brievekamer,by een gedeelte andere bullen, in zeventig kasjes bewaard worden (*). Utrecht had van zeer vroege tyden af twee zeer vermaarde Mans - abtdyen. De eerfte was van de orden van den Heiligen Benedi&us, en ter eere van St. Paulus omtrend het jaar 998 of eigentlyk in het jaar 1006, op Hohorst of den Heiligenberg buiten Amersfoort gefticht; die abtdy werd in lateren tyd binnen Utrecht gebragt, doordien dezelve ter cerstgenoemder plaatfe, niet veilig genoeg gerekend werd voor den overval der vyanden. Zy ftond aan de noordzyde tegens de kerk van Oudemunfter aan gebouwd. De Abt van dit klooster was weleer in groot aanzien , en had op de landdagen eene plaats onder de heren van den eerften rang. II y voerde het hoog gezag en had zyn eigen rechtsgebied, alsmede eenig rechtsgebied binnen de ftad ,. waarover zyn eigen fchout het opzicht had. Hy had zyn eigen leenmannen, dienstmannen, leenhof, rechters, en een hofftoet gelyk een vorst. Nogthans betrof het rechtsgebied van den Abt, in het fticht van Utrecht, eigentlyk het burgerlyke, maar geenzints eenige halszaken. Dit rechtsgebied (*/ A. matth. de fundat. pag. 158. F 4  §8 kabine/t van nederlandsche bied oeffcnde hy door zich zeiven of door anderen. Onder anderen vindt men aangetekend op het jaar 1317, dat Graaf reynoud van Gelder, van den Abt van St. Paulus het gerecht van Licnden heeft ontfangen voor den tyd van 44 jaren, of anders geduurende het leven van den Abt.tegens eene zekere fomme in het jaar. Alsmede, dat Hertog eduard van Gelder, in den jare 1367, van den Abt van St. Paulus heeft ontfangen, het recht van Lienden en Driel, geduurende het leven Van den Hertog, mede tegens betaling van eene zekere fomme jaarlyksch. Dus had de Abt buiten twyffel het recht, om misdadigen te grypen, om dezelven aan den hals te ftrarfen, ja zelfs om ze met de wapenen te vervolgen, doch alles buiten het fricht. Ook had hy daar leenmannen , die hem trouw en manfehap beloofden en fchuldig waren, ook waren zy gehouden om hem in den oorlog te dienen. De Ridder floris van lienden heeft in den jare 1190 de abtdy van Si. Paulus onder anderen begiftigd , met het recht van patroonfehap over de kerk tot Lienden enz. Volgens eene zekere pausfelyke bulle van Paus alexander, was het aan den Abt van St. Paulus te Utrecht verboden , een klooster , konvent , of kapelle, het zy van religieufe noch waereldlyke maagden te laten opbouwen, of eenige reeds gebouwde kerk te veranderen in een Religie - huis , ter wydte van drie honderd voeten, omtrend de plaatfen, welke aan de plaats der minderbroeders paalden. In den beginne der Nederlandfche beroerte , namentlyk in den jare 1580, is deze abtdy by nacht uitgeplonderd , de monnikken verdreven enz. Vervolgens is zy mede door de regcering aangetast, met toeltemming van den Graaf van Lei.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 89 Leicester. Het orgel werd uit de kerk genomen, in de St. Jacobs -kerk gebragt, en aldaar van de twee orgels een orgel gemaakt. Ook was de kerk mede reeds veroordeeld om verkocht en afgebroken te worden, doch door het opbrengen van 2500 guldens geraakte zy vry van deze uitfpraak. Wy hebben nodig geoordeeld aan onzen lezeren dat gene mede te delen , wat daaromtrend is voorgevallen , cn in de ftads akten befchreven ftaat (*). „ A°. 1586. den 1 Juny. Gerefolveert by „ den Rade, dat d'Artilierle-Meefters van der „ Stadt, ter Ammonitie van der Stadt behouff, „ fullen aenvaerden een oude Clock, hangende „ in den Toorn van Sinte Pauwels. „ Den 3 dito. Is gerefolveert by den Rade, dat „ men terftont aantallen fal, alle de Kloeken ,, t''Oudemunfier, t'Sint Peter,ende Sint Pauwels, ' j, ende'defelve datelick vercopen ; ende mit de „ Penningen daervan comende, opcopen fal een „ goede quantiteyt van Buspoeder ende Salpeter, f, tot voorraet jegens den comenden noot. Ende „ daer toe fyn gecommitteert Joncker Timan Sloot „ Schepen, Vincent Vincentsfen , ende Claes Paj, tersfen Raden. „ Voorts is gerefolveert, dat men van Stads. „ wegen vorder provifie van Rogge opdoen fal, „ tot vyf- of fes.duyfent Guldens toe, ende ora „ de Penningen daertoe te vinden, ende verfo. „ kert te fyn, fal men aantallen ende vercopen .„ de Materiaalen van Sinte Pauwels Kercke, mit :,, het Pant van dien. Den 7 dito. Nopende 't vercopen van Sint „ Pauwels Kerck, is gerefolveert, dat men daer „ vaa C) matth. de Fundat. pag, 218. . F s  QO KABINET VAN NEDERLANDSCHE ,, van een belleek ende conditiën maken, ende ,, uytfehryvinge doen fal, jegens fekeren bequa„ men dage; ende midler-tyt verfoecken fyn 3, Excellentie approbatie van de vercopinge van ,, defelve; te communiceeren de Refolutien des ,, Raets, nopende de Kloeken ende Kercken ge3, nomen, ende daerop approbatie te verfoecken; „ voirts van de Fortificatie aen de Vaert, ende van der Stadt te fpreken. „ Den 22 dito. Jacob de Pottere Schepen, heeft, ,, in prefentie van de Hopluden gerapporteert, „ dat fyn Excellentie op gifteren verclaert had,, de, dat men mit de Kloeken te vercopen wel voortvaren mochte. Waeromme gehoort, uyt „ het rapport van de Gecommitteerden defer „ Stadt, dat fyn Excellentie geconfenteert heeft, ,, dat men de Kloeken t'Oudemunfier, t'S'mt Peter „ ende Sint Pauwe/s aentaften fal mogen ; foo „ heeft de Raet, om fulx te effectueren en te ,, voltrecken, gecommitteert Joachim van Scha„ denbroeck Schepen, ende Cornelis van Malfen 3, Raet. ,, Anno. 1587. Den 23 Juny, De Raet heeft „ Jan Hermansfen van der Goes, Kerckmeefler „ van St. Jacob, laft ende commiffie gegeven, „ om het Orgel t'Sint Pauwels te lichten en te „ halen, ende t'felve weder te brengen in Sint 3, Jacobs-Kerck, tot wederopmakinge van 't Orgel ,, aldaer , daer onlancx verfcheyde Pypen uyt „ geflolen fyn. „ 's Manendaechs den leften July. Is by den Rade „ gerefolveert, dat men tot Fortificatie behoef defer Stadt, op Woensdach toecomende ver,, copen fal, alle de Materialen van Sint Pau3, wek-Kerck. ,3 *s Manendachs den 7 Augufiy. Geordonneert, ( „ te  en kleefsche oudheden. 91 te namiddage voirt te varen mit de vercopinge van Pauwels- Kerck. „ Den 12 dito. De Raet der Stadt Utrecht, ge,, hoort 't rapport van de Gecommitteerden op ,, gifteren, gebcfoigneert hebbende met die van „ St. Pauwéls heeft de prefentatie by die van Sint Pauwels gedaen, geaccepteert; te weten, dat „ fy, ten eynde haer Kerck onvercoft mach bly„ ven, ter fortificatie-behoeff dezer Stadt, ful„ len opbrengen, twee duyfent en vyf-hondert „ Gulden ; te betalen d'een helft binnen acht „ dagen, ende d'ander helft binnen veertien da,, gen daerna; mits dat men van de Staten van „ Utrecht verwerven fal confent tot gelycke fom- me, omme hare Goederen dair mede te mogen „ befwaren. „ Uit. Augufly. Coenraet Strick, andere Came„ raer, is gecommitteert tot den ontfanck van ,, de vyf-en - avintich honderd Gulden, by die van Sint .Pauwels belooft op te brengen, ten „ eynde heur-lioder Kercke onvercoft foude b!i„ ven; om geëmployeert te worden tot fortifi„ catie behoeff defer Stadt." , Eenige jaren daarna , is een gedeelte dezer abtdy, of veeleer het grootst gedeelte van dit Convent, vervaardigd tot het Hof provinciaal, met alles wat daartoe behoorde, waarvan in de akten van het Hof provintiaal het volgende flaat aangetekend: ,, Den ii Maart A°. 1596. heeft myn Heeren „ de Staten gelieft, het Hof Provinciaal te accomoderen t'Sint Pauwels in de Abdye; ende is „ 't voorts verfproken, dat den Deurwaerder, „ die Reken-kamer mit het Timmer-huys tot „ fyn re wooninge foude hebben; ende voorts, „ dat men in den uytgaenden tyt het Capittel- „ huys  02 KABINET VAN NEDERLAND3CUE „ huys foude accomoderen tot de kleyne Rolle, „ ende tot het Warm-huys van da Suppooften „ van den Hove, ook niede tot de Pynich-camer j, voor de misdadigen." Voorts is de gewezene kerk dezer abtdy, aan die van het kapittel van oude Munfter gefchonken, en tot hare vergadering aangewezen, in de plaats der afgebrokene kerk. De twede mans-abtdy was het klooster van Oostbroek, alwaar men naderhand een vrouwenConvent by gebouwd heeft, waarom het den naam kreeg van vrouwen - klooster ; deze abtdy ftond buiten de witte vrouwen poort, aldus genaamd naar de nonnen, welken in het wit gekleed gingen. De naam van het eerfte klooster was ontleend van den brockachtigen grond, op welken hetzelve reeds omtrend den jare 11x3 gefticht, en aan de maagd Maria en St. Laurens toegewyd werd. Aanvangs was dit een dubbeld klooster, voor mannen en vrouwen ; doch naderhand te klein wordende, heeft men voor de nonnen een byzonder klooster op den grond der abtdy gebouwd. Men is van gevoelen, dat het Nonnen - klooster niet alleen aan St. Laurentius, maar ook aan St, Vincentius toegewyd was. Het klooster had eene kerk op zich zelve, welke van de kerk der abtdy van Oostbroek onderfcheiden was. Aanvangs ftonden de nonnen flechts onder eene prioresfe, doch door de rykdom en weelde bedorven, moesten zy eindelyk eene abtdisfe over haar aangefteld zien. De kerk had eenen dubbelden toren,.en deze door ouderdom vervallen zynde, heeft men in het jaar 1519 eenen anderen beginnen te bouwen; ook is een gedeelte van het klooster, het welk door ouderdom inzakte, in het jaar 1536 vernieuwd. Dit  en kleefsche o'udheden. 93 Dit klooster is door den tyd zeer ryk geworden. Tot de landeryen van den Abt behooren ook de heerlykheid Zuilen , zo niet geheel ten minften voor een gedeelte. Deze heerlykheid werd in den jare 1446 aan den Grave van Ooster. yant in erfpacht uitgegeven. Eindelyk, in het heetst van den oorlog met Spanje, na verfcheidene onderhandelingen tusfchen den Abt en de ftaten, en nadat alvorens de klokken weggenomen , en ten behoeve van de oorlogskosten verkocht waren, zyn beide de kloosters, opdat de vyand niet in dezelven zou nestelen , benevens de fchone toren , tot den grond toe afgebroken. In de 216de prentverbeelding wordt ons een keurig uitgewerkt gezicht medegedeeld , waarin de kerk, en een gedeelte van het witte vrouwenklooster, flaande binnen Utrecht by de witte vrouwen poort, gelyk dezelven zich in het jaar 1661 vertoonden, onder het oog gebragt. Men had nog eene twede vrouwelyke abtdy van adelyke nonnen, namentlyk die van St. Servaas. Zy waren van de Cisternienfen orden, en ontringen hunne oorfprongelyke ftichting in Ahfiede omtrend het jaar 1227. Doch zy werden door willebrandus van Oldenburg , den vyf-endertigften bisfchop van Utrecht, in ae ftad overgebragt, en met rykere inkomften voorzien. De bisfchop ligt, volgens zyne eigene verkiezing , in deze kerk begraven. Toen ka rel de Vde door de overdragt van h end rik van Beyereny heer van het flicht geworden was, verkreeg hy tevens van den Paus het recht,om eene Abtdisfe in dit klooster te benoemen. Volgens de ongedrukte papieren dezer abtdy, is derzelver gebouw in het jaar 1678 geheel af- ge-  94 kabinet van nederlandschë gebroken, en in de plaats van hetzelve heeft men huizen en tuinen gebouwd tot geryf der burgery. Niets van de gehele abtdy is ftaan gebleven , dan een zeer klein Choor der kerk , waarin nog eenige graflieden en wapens van edellieden gevonden worden. Onder de gewezene Abtdisfen werd eene eeisabeth von Amftel, welke omtrend het jaar 1549 regeerde , zeer geprezen ; men zegt van haar, dat zy het gebouw der abtdy veel verbeterd, alles in eenen goeden ftaat gebragt, vele landeryen voor de abtdy gekocht, alle fchulden afbetaald, en vele gelden op renten uitgezet heeft. En dit alles niettegenflaande de veelvuloige knevelaryen en verfcheidene fchattingen , welke zy geduurende haar beftier heeft moeten opbrengen. Weleer ftond 'er binnenbreek ook een klooster van reguliers vrouwen of maagden , welken kanonnikesfen genaamd werden, en St. Agnes tot patronesfe hadden. Dit klooster ftond by de kerk van St. Nikolaas, doch wanneer en door wien hetzelve gefticht is, blyft geheel onzeker en onbekend (*): de volgende infehriften, zeggen de oorfpronglyke fchryvers van dit Kabinet van Oudheden, fchynen veelmeer eene herbouwing dan ftichting van dit gebouw te kennen te geven. Aan de buitenkant van den muur was weleer een fteen, waarop met vergulde» letteren het volgende in de Latynfche taal te lezen ftond: „ Deze Kerk heeft de Heere gefticht, tot Lof „ en Glorie van fynen Grootdaadigen Naam, in „ 't Jaar 1512." In (*') A. matt 11. de fundat. pag. 242.  en kleefsche oudheden. 95 In 't verwulfzel van 't Choor werd het volgen* de, doch al mede in 't Latyn, gelezen : „ In 't Jaar XV. hondert XVI. is St. Agnes„ Kerk, dewelke ook dc Calvarien-Berg genoemt werd, voltrokken, tot Lof van den Almogen„ den Godt." Aan de noordzyde van de Kerk Haat het volgende te lezen: „ In 't Jaar M. V. hondert XXXVI. is over„ leden, de Heer Henricus van Doesburch, Pater „ van defen Konvente, Fundateur van deza „ Kercke." Op den zark flaat in 't Neder duytfch: „ AQ. XV, hondert 36. den VI. Dag April, 9, Heer Henrick van Doesburch, Reólor van defen », Hufe, Fundateur dezer Kercke." Dus bid ic die hier gaat verbi „ Leest den Pater noster voor mi. Amen. Zekere johannes van de pol had twee of drie dochters in dit klooster; hy heeft dat deftig geb ouw, het welk de Spinkamer genaamd werd, op zyne kosten laten bouwen, en daarenboven nog 1000 guldens tot een uitzet aan zyne dochters gefchonken (*). Het gebouw van dit klooster, hoewel veranderd en vertimmerd, is tegenwoordig nog in wezen. Een gedeelte van hetzelve is tot een werk. huis, doch het grootst gedeelte tot een weeshuis bekwaam gemaakt, en doorgaans het kinderhuis genaamd. In de 219de prentverbeelding ziet men het St. Agnieten-klooster, thans het kinderhuis, met (*j H. vak hïüsjïh Oudheden, twede deel, bl. 100.  96 KABINET VAN NEDERLANDSCHE met zyne fraaije plantaadje, grenzende aan de ftads wallen ; alles gelyk zich zulks in het jaar 1670 vertoonde. In de 220ftc prentverbeelding, ziet men in een ander fraai gezicht, op en langs de ftads wallen, by het kinderhuis of St. Agniete, mitsgaders langs het dolhuis naar de zyde van de Tollefteegs-poort; volgens eene afteekening van het jaar 1661. Het dolhuis, ftaande by het St. Nikolaas-kexkhof tot Utrecht, cn in de laatstgemelde afbeelding vertoond, werd in het jaar 1461 gefticht, volgens eenen verzcegelden brief, gegeven in het gemelde jaar, des Manendachs na St. Paulus Cönverfio (*), aldus beginnende: „ Wy Borgemeiftcrs, Scepenen , Rade enda „ Gemeyne Oudermans, van den ouden Rade, ende van den nieuwen der Stadt van Utrecht,doen „ kondt ende kenlyck, allen den genen, die de- fen onfen Brief fullen fien oft hooren lefen. „ Alfo Willem Aemtfoen Saliger gedachten ,' in „ fynen laatften leven ter eere Godts gegeven „ ende befproken heeft, den Broederen van St. „ Barbaren ende Bartholomeus Gafthuyfen fUtrecht, „ fekere aalmiffen, tot behoeff der armen elendi„ gen Dollen menfehen , indien die Broeders ,, voorfz. binnen jaars na fynre doot een Huys „ daartoe begrypen, om die daarin te herbergen : „ Soo is 't,dat die Broeders voorfz. op die goet„ heytGodts eendrachtelyck overcomen fyn, om „ tot fynder Godtlyker eeren een Huys daartoe „ te begrypen, alfo dat nu gelegen is by St. Ni„ colaas-ÈLerckhoff t'Utrecht, aan den Brenck ; „ ende dat te timmeren ende te funderen in der „ al- (*) II. van heusskn Oudheden, twede deel, h\. 124.  en kleefsche oudheden. 97 „ alderbefter forme, tot behoeff ende tot profyt „ der armen, elendigen, dullen, ende rafenden „ Menfchen, die van node fel wefen gefoannen „ ofte gefloten te houden leggen, ende'die in ,> der tyt geen onthout hebben en feilen, alfe „ tot fes Perfonen toe, ofte daar onder ; ten „ waar off dat Gafthuys naarmaals meer ver3, mochte, die binnen der Stadt van Utrecht off „ der Vryheyt fyn, ofte boven drie Jaren daarin „ woonachtich geweeft fyn , ende anders nie„ mant; ten waar by willen ende confent der. „ vier Overften onfer Stadt,in der tyt wefende 5, ende van de Bewares van St. Barbaren ende St. Bartholomeus Gafthuyfen voorfz. oft van „ noode waare, ende anders niet, om die daar „ in te ontfangen, te herbergen, te leggen, en-. „ de te doen havenen. Ende 't gene Godt onfen „ Heere , ende die goede luden daartoe geven ende verlenen , fal men haar uytreycken tot ;, haar nootroften, alfo verre als 't ftrecken fal." De inkomften van dit Dolhuis, welken aanvang gering waren, zyn van tyd tot tyd vermeerderd: voornamentlyk federt dat het St. Martens gasthuis, geftaan hebbende buiten de witte vrouwen poort, werd afgebroken, opdat de vyand daarin niet zoude nestelen, en de ftad dus in benaauwdheid brengen ; alle de inkomften van dat Gast. huis gingen toenmaals aan het Dolhuis over. Ook ftonden weleer tcUtrecht twee huizen van reguliere kanonnikken. Het eerfte op de nieuwe graft, by het Hof van Paus adri anus den zesaen, achter de St. Pieters-kerk, in de Regenboog en werd doorgaands het Jerufalems-huis genaamd. Het was in den jare 1447, uit het St. Hieronymushuis te Delft voortgekomen, en daar werd eene Hieronymus-k\\oo\ by gefticht. De kerk der VI, deel, G Hiers)-  J)8 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Hieronymiten is in het Ammunitie-huis der heren Jiaten ~mn Utrecht, en het klooster in eene woning voor den Rector, en de meesters in de Triviale fcholen, eertyds ook een gedeelte van hetzelve voor de Pauperes of arme fcholieren veranderd. Doch deze laatften zyn nu by de Burfalen in het Frater - huis of by het kollegie van St. Willebrordus gevoegd. Het twede ftond op die plaats alwaar thans het weeshuis ftaat, op de oude graft rjamentlyk. De kanonnikken werden daaruit verdreven, en fints dien tyd is het tot dit weeshuis bekwaam gemaakt, en alle de inkomften van het voorgaande Convent zyn aan het weeshuis toegewyd. Aanvangs woonden de Saccyten of Zakbroederen, zynde Franciskanen van den derden regel van St. Franciscus, in het gefticht. Deze werden aldus genaamd, doordien zy zakken voor hunne kleding droegen. Doch in het jaar 1290 verwisfelden zy de zakken met het reguliers-gewaad, doordien de orde der zakbroederen toenmaals is afgefchaft. Dit reguliers-klooster was toegewyd aan Maria en de twaalf Apostelen, en de Monnikken werden door de wandeling de Regulieren genaamd. Behalven het reguliers vrouwen Convent van St. Agnes, waarvan wy hier voor gefproken hebben, was 'er nog een huis van reguliere maagden, gefticht in het jaar 1418 in de voorftad de Weert; doch wegens de menigvuldige aanvallen der vyanden, is het in het jaar 1513 binnen de ftad gebragt, in zekere ftraat, de Regenboog genaamd. Dit klooster was Jerufalem genaamd, federt welken tyd ook het bygelegen fteegje tot dezer uur toe den naam van het Jerufalems-Jleegje ontfangen heeft. Het Minderbroeders-klooster binnen Utrecht, is ge-  en KLEEFSe-he OUDHEDEN. CjQ gefticht in het jaar 1246 op het plein der St. Jam" kerk. Voor dien tyd ftond aldaar een kloosterhuis , hetwelk den proobst van St. Jam-kerk toe • behoorde; doch deze verkocht het in het jaar 1247 aan de Franciskanen, welken door vermeerdering van ftichtingenook hun klooster hebben vergroot. Met de verandering, door de hervorming voorgevallen , zyn de Minderbroeders verdreven , en petrus dathenus heeft in den jare 1571 in deze kerk allereerst den hervormden Godsdienst verkondigd. Doch nadat de grote kerk in den jare 15 81 aan de Gereformeerden was ingeruimd > is de Minderbroeders-kerk, benevens de nabuurige. kerk Jerufalem, tot den grond toe afgebroken; doch het klooster is veranderd, ten dele in een ftads Ammunitic-huis en Looyhal of'het Zegel-huis, en voor het grootst gedeelte tot een vergaderplaats der heren ftaten van Utrecht, verder tot rekenkamer, revifiekamer, alwaar ook de Dykgraaf en Heemraden van den Lekdyk bovendamsy vergaderen, alsmede tot andere nodige vertrekken. Het klooster der Dominikanen , anders ook Jakobyncn en Predik-Monnikken genaamd, binnen ^Utrecht, was een zeer fraai gebouw, doch werd in den jare 137a geweldig door den brand befchadigd. Toen deze Monnikken in het jaar 1579 aanleiding gegeven hadden tot oproer, werden zy uit de ftad verdreven (*), vervolgens werd hunne kerk en hun klooster afgebroken, en de grond verkocht om burgerhuizen op denzelven te bouwen, volgens ftads akten van de jaren 1580 en 1583 (f). Van dit klooster is dus niets dan den naam overig gebleven, zynde de Jakobyne-firaat. Eertyds heeft hier ook een klooster van gefeboei- êt (*) A. matt. de fundat. pag. 259. &c»(tj Ibidem, psg. 263. G s  ioo kabinet van nederlandsche de Karmeliten geftaan; het was gebouwd op de Nieuwe-ftraat, ter plaatze daar weleer het Sa Aagten-gas thuis, en hedendaagsch een gasthuis, en de Katharyne .kerk ftaat. Keizer karelde vyfde eene plaats tot het bouwen van een kasteel , by de Katharynen-yoort uitgekozen hebbende, heeft de huizen en kerk der Malthefche ridders, aldaar wonende, omtrend het jaar 1529 verplaatst, en deze ridders in de woningen der Karmeliten overgebragt, Aan de laatften gaf hy eene andere plaats by de St. Nikolaas-kerk; naderhand heeft hy hun de kerk zelve toegewezen, onder zekere voorwaarden (*). De eerfte aankomst dezer Monnikken te Utrecht was in het jaar 1468, doch ten tyde der hervorming zyn zy wederom uit de ftad verdreven, en. het klooster is in een weeshuis veranderd. Eindelyk is het in 1585 geheel afgebroken, en de bouwftoffen zyn tot verfterking van het kasteel gebruikt. Nog was 'er weleer een dubbeld klooster , zo wel voor mannen als vrouwen van Sa Brigitta orden, gelyk 'er verfcheiden diergelyke kloosters ook op andere plaatzen waren ; hoewel de mannen en vrouwen door Cellen en andere gebouwen van eikanderen afgefcheiden waren. Van deze orden waren 'er twee kloosters binnen Utrecht. Het eerfte werd eigentlyk Sa Bri. gittd"s-k\ooster genaamd, gefticht in het jaar 1484 en bewoond door Brigittynen, die niet opgefloten waren. Het andere klooster der Brigittynen, in den iVyngaard in de oude Belle ftaande, was door Nonnen bewoond die opgefloten waren, en eene veel naauwere regel moesten onderhouden. Het laatstgemelde klooster is veel ouder dan het eerfte , en men vindt, van hetzelve reeds gewag gemaakt in het jaar 1444- Mogelyk dat het gasthuis , (_*) a. matth. de Fundat. pag, 99. &c.  X N KLEE7JCHE OUDHEDEN". ICI huis, hetwelk by het klooster der opgeflotene Brigittynen ftond , naderhand in het Brigitten. klooster veranderd is. Tegenwoordig is het geheel vernietigd; flechts twee kamers zyn van hetzelve blyven ftaan, waarin de AalmoeJ'eniers hunne vergadering houden. De Brigitten zyn in het jaar 1583 uit de ftad verdreven, doch aan de zwakken is een zeker jaargeld toegeftaan. Ter eere van St. Alexius, was 'er ook binnen Utrecht een klooster van Alexianen, doorgaans Cellebroeders genaamd , welker pligt was om de kranken op hun doodbedde , en de lyken der overledenen te bezorgen. Het is onbekend, wanneer het gefticht werd; men weet flechts dat'er eene kapellany of een altoosduurend vikariaat in was, gefticht ter eere van de heilige Drievuldigheid; van de H. Maagd Maria, van St. Jan den Evangelist, en St. Martinus Bisfchop van Tours ; van dezen laatften vindt men reeds eenen verzegelden brief van den jare 1460, zo dat dit klooster reeds voor dien tyd in wezen moet geweest zyn. Tot Utrecht ftond ook een klooster digt by dat van St. Servaas, genaamd St. Maria Magdalena, ook wel, het Convent van Maria de Egyptenaresfe; gefticht, gel yk men meent, omtrend het jaar 1443. In hetzelve woonden zodanige vrouwen, welken zich eerst aan onkuischheid fchuldig gemaakt, doch daarna zich bekeerd hadden, en naar den derden regel van St. Franciscus leefden. Van dit klooster zyn nog eenige overblyfzelen, ook is 'er nog eene fteeg, naar dit klooster, de Magdalenafteeg genaamd. Onder de parochie van St. Nikolaas, aan het kerkhof van de St. Nikolaas • kerk, ftond weleer ook een zeker vrouwen klooster, het St. Nikolaas Convent genaamd. Van dit klooster vind ik G 3 geeft  102 KABINET van NEDERtandsche geen gewag gemaakt by den Hoogleeraar a. matth;eus. Dit klooster heeft in het jaar T337 eenen aanvang genomen, door zekeren Priester henrick van der stoue genaamd, welke daartoe zyn huis en hof vereerde. In het jaar 1394 begonnen de zusteren van dit nieuwe huis volgens zekere bevelen van den raad te leven. In het jaar 1399 hebben deze zusters, benevens die Van St. Cecilien en St. Urfula, den derden regel van St. Franciscus aangenomen, om befloten te worden. In het jaar 1407 en eenige jaren daarna, hebben zy met het aankopen van verfcheiden huizen, en nieuwe timmeragien, het klooster vergroot. In het jaar 1422 kregen zy nieuwe privilegiën, haar eigen altaar en priester; cn zyn met het klooster van St. Agnieten te gelyk befloten geworden. In het jaar 1448 is de kapel gewyd: In hetjaar 1460 kregen zy verlof om hare doden in de kapel te begraven, en in het jaar 1462 om eenen toren met eene klok te bouwen. Door eene zware pest in het jaar 1471 ftierven 'er zo vele zusters, dat "hare doden niet meer in de kapel konden leggen, buiten dien werd dezelve ook te klein; zy kochten daarom in het jaar 1473 een nabuurig huis, en bouwden in het jaar 1474 eene nieuwe en grotere kapelle, welke in het jaar 1476 gewyd werd. In het jaar 1477 kregen zy verlof om ook andere doden by haar te mogen begraven. In deze kapel of kerk ftonden drie altaren; namentlyk: Het hoog altaar , een aan de zuid- en een aan dé noordzyde. Dit alles is in zeker pergamenten boek, in dit klooster gefchreven, opgetekend; het behelst deszelfs gehele ftichting, met den aankleve van dien ; ale ook het daartoe behorend Doodboek, waarin zelfs nog aanteekeningen gevonden v/orden tot aan het jaar 1650. Dit band- fchrift  en kleefsche oudheden. IO3 fchrift behoorde weleer den geleerden Fteer h. van heus se n (•), en werd gekocht door den Heer le long , een der oorfpronglyke fchryversvan dit kabinet. Het klooster is omtrend het jaar 16co in een tuchthuis veranderd. • Het klooster van St. Cecilia ftond weleer op de oude gracht, tusfchen de St. Jans- en ^-bruggen. Het is gefticht en met inkomftc-n begiftigd door dirk van der a, en dcszelfs huisvrouwe lucia, ten behoeve van adelyke Nonnen, welken daarin waren opgefloten, cn uaarom de bejlotene zusteren genaamd werden, ftaan de onder het zogenaamde kapittel van Utrecht. In dit gewezen klooster is thans de Munt der heren ftaten van Utrecht. Het klooster van St.Urfula, werd, wegens derzeiver zogenaamde Gezellinnen , doorgaans het klooster der Elf duizend maagden genaamd, ook wel in de wandeling Braam Dole , welke naam van deszelfs ftichter. abraham dole fchynt af komftig te zyn. Dit klooster werd in het jaar 1412 gefticht, en de Nonnen leefden naar den derden regel van den Heiligen Franciscus. Van dit klooster is niets overig gebleven dan de kerk, waarin nog begraven wordt; het bovenst gedeelte wordt gebezigd'tot een Theatrum Anatomicum, en het overig gebouw is in andere woningen veranderd. Weleer ftonden hier ook twee kloosters, welken Bethlehem genaamd werden. Het een voor mannen, en het ander voor vrouwen. Het eerft» werd in het jaar 1276 met het Duitfche huis vereenigd , maar het twede is bewoond geworden door opgeflotene Nonnen, die onder het zogenaamde* kapittel van Utrecht behoorden. Door wien, (*) Oudheden, tweie dee\ bladz. 173. G 4  104 kabinet van nederland s c ii e wien, en wanneer deze kloosters eigentlyk gefticht zyn, is onzeker. Het laatstgemelde is thans geheel weg, en in tuinen veranderd. Hier was ook weleer een Begynhof, bewoond door Begynen, die op hetzelve hare eigene kerk hadden ; het ftond by de witte vrouwen -poort, recht tegen over de witte nonnen. Dit hof en de» kerk zyn beidon nog in wezen. De goederen, van de Begynen die binnen het gebied van dit hof kwamen te overlyden, verftierven aan hetzelve, ten ware zy by uiterften wille daarover befchikt hadden. Zy vermogten nogthans het huis, waarin, zy woonden, aan niemand te maken, welke buiten het Begynhof gehuisvest was, waarvoor in het i'aar 1384 eene zekere ordonnantie verleend is. )it Begynhof is reeds oud, ten minften men vindt reeds in eenen verzeegelden brief van het jaar 1292 gewag gemaakt van een Begynhof binnen Utrecht, De Ridders van Rhodus , daarna Ridders van Maltha, ook wel St. Jans-Ridders genaamd, hebben twee huizen binnen Utrecht gehad. Aanvangs hadden zy de St. Katharynen- kerk, by de Katharynen - poort, alwaar weleer het Karmeliterklooster ftond, in bezit; doch Keizer ka rel de vyfde, genegen zynde, om, op Fredenburg by de Katharynen-poort, een kasteel te bouwen, ontnam den Maltheferen dit gebouw, en gaf hun het klooster der Karmeliten op de nieuwe graft, en de Karmeliten bouwden voor hen zei ven by de St. Nikolaas-kerk een nieuw klooster, gelyk blykt uit de akten van den jare 1529, door den Hoogleeraar A. matthjeus uitgegeven. Deze Ridders bouwden eene andere kerk, ter plaatze daar dezelve nog tegenwoordig Haat, ter eere van St. Katharina. Hedeudaagsch, wordt de Gereformeerde Gods-  •en kleefsche oudheden. I05 Godsdienst nog daarin waargenomen. Een gedeelte van het huis is tot een Hospitaal voor gewonde en kranke foldaten in gereedheid gebragt, en een ander gedeelte is aan erven verdeeld en verkocht. De Duitfche Ridders hebben mede een huis tot Utrecht gehad. Hunne orde voerde den naam van St. Maria, en had in het jaar 1212 haren oorfprong in Syrië». Na het veroveren vznjerufalem. door de Sarrazenen ftevenden zy naar Europa, en kwamen eerst in het jaar 1231 binnen Utrecht. Deze laatftgemelde kommanderie der Duitfche orden is eene vorstelyke woning, en in den ouden ftand gebleven; in dezelve werden de kommandeurs en prebendaten van die orden onthaald, en de ftadhouder en andere vorsten namen daarin gemeenlyk hunnen intrek, volgens de aantekeningen van den Heer booth. Ook is Utrecht van vroege tyden af voorzien geweest, van verfcheiden grote en kleinere gasthuizen, zo binnen als buiten de muuren gelegen. Na dat 'er eene zekere kapel ter eere van St. EUfabeth gefticht was, waarvan de ftraat by den nieuwen weg, den naam nog draagt, heeft everard souDENBALGin den jare 1491 een zeker gasthuis of liever weeshuis daarby gefticht. De plaats alwaar deze kerk of kapel op ftond, werd in vroegere tyden het St. Katharynen.veid genaamd , en lag aan de St. Katharynen - poort, welke plaats thans Vredenhurg genaamd wordt, naar het kasteel, hetwelk Keizer kar el de V, na het afbreken van deze kerk, aldaar had doen bouwen. In den oorlog met de Spanjaarden, toen het oude Weeshuis met de kapelle van St. EUfabeth, door het fchieten der vyanden,zeer befchadigd werd, fchonk de regeering het Convent der G s Me.  Ï05 KABINET VAN NEDERLANDSCHfe Regulieren, benevens hunne kerk, goederen en inkomften aan de weeskinderen. Het gasthuis van St. Quintyn , ftaat daar ter plaatzc, welke weleer de" Oudelle, dat is, het oude Dal genaamd werd, aan den wal teUtrecht, onder het rechtsgebied der kanonnikken van Oudemunfter. „ De plaats op welke het getimmerd werd, was „ al vry groot, te weten van St. Paulus-brugge, „ tot St. Servaas-brugge toe. Zie h. van heus- „ SE N (*)." Dit is getrokken uit de aantekeningen van den Hoogleeraar a. matthjeus (f). Doch wanneer men het naauwkeurig by hem naziet, zal men bevinden, dat deze ruimte eigentlyk de uitgeftrektheid van het gerecht der heren van Oudemunfter , en niet van het gasthuis was. Dit gasthuis is gefticht door de Keizerinne magaretha, en door machteld van wulverhorst, huisvrouwe van johanaleman, bastaard van Henegouwen, natuurlyke'zoon van Graaf willem den derden, en dus bastaardbroeder van willem den vierden. Weieer was het in twee delen gefcheiden , gedeeltelyk om behoeftige vreemdelingen, cn gedeeltelyk om behoeftige ftedelingen byftand te bieden. Volgens het verhaal van den Raadsheer booth zocht de regering, na verloop van tyd, dit gefticht tot een pesthuis te gebruiken, doch dè"Regenten poogden zulks door een fmeekfehrift by gregorius van Egmond, Bisfchop van Egmond, te beletten. Deze zaak bleef hangen zonder beflisfing, waarop martinus van leeuwenburg, domheer ven Utrecht,en agnes, zuster van (*) Oudheden twede deel, Wadz, 115, tf) ie fundat. pag. 337, 338.  en kleefsche oudhed-en. iot van albertus van leeuwenburg, mede domheer van Utrecht ,in het jaar 1567 een nieuw pesthuis uit den grond op deden bouwen, en het. zelve rykelyk begiftigden , makende aan hetzelve alle hunne goederen, Dus begaat h. van heuss en een of twee misflagen, wanneer hy deze vertimmeringen op het jaar 1564 bepaald, én dezelve toefchryft aan anna van leeuwenburg. Het gasthuis van St. Agatha ftond in de nieuwflraat, alwaar tegenswoordig de kerk van St. Katharina ftaat. Naast hetzelve ftond eene kapel , waarin een broederfchap van St. Agatha was. Digt daarby ftond eene ftoof of kachel, ten dienfte der armen , gefticht door petrus ut en-leen, burger van Utrecht, in het jaar 1366. De tyd der ftichting van dit gasthuis is onzeker. Dit gasthuis is in het jaar 1468 in een Karmeliter - klooster veranderd, toen men aan deze Monnikken vergunde om in de ftad komen ; doch ver-volgens is het in het huis der Malthefer ridders veranderd, van welke verandering wy hier voor' breedvoeriger gefproken hebben. Thans wordt het gebruikt ten dienfte van gewonde foldaten en kranke vreemdelingen, en ftaat onder het opzicht van den kommandeur der Duitfche Ridders. Het gasthuis van St. Mattheus en Margaretha werd gefticht in het jaar 1367 door den domheer gysbertus van walenborg by de Neude, omtrend de St. Jans-kerk, op het zogenaamd St. Jans-veld of St. Jans-kerkhof, waarvan wy elders gefproken hebben; het wordt doorgaans het Margareeten-hof genaamd. Het gasthuis van St. Eligius, door de wandeling St. Eloyen of St. 'Loyen-gasthuis genaamd, ftaat  108 kabinet van n ed e r l a nd sch e ftaat niet ver van St. Marias-kerk, in deboterftraat, doch het is onzeker door wien of wanneer het gefticht zy. Nogthans is het zeer waarfchynelyk, dat zulks door het fmidsgilde gefchied is niet alleen doordien St. Eloy voor den patroon der fmids wordt gehouden , maar ook doordien dit gild benevens de huismeesters nog in het jaar 1430 het bewind over hetzelve voerden. Öok blykt uit zekeren bezeegelden brief van het gemelde jaar , door den ftadhouder, Graaf van Hoochftraten, verleend, dat deze den gemelden beftierderen toeftond, om voor den tyd van één jaar door het gehele fticht eene bede te mogen eisfchen, ten behoeve van dit gasthuis, om het in deszelfs fobere inkomften te ouderfteunen (*). St. Bartholomeus - gasthuis, ftaande in de lange Smeefieeg, fchynt eertyds volgens de aantekeningen van den Raadsheer sooth, Appollonia's-gasthuis geweest te zyn. Wanneer of door wien het eigentlyk gefticht is, blyft onzeker. Men weet dat willem heer van Abkoude en van Wyk te Duur/lede , dit gasthuis door milde giften rykelyk heeft verbeterd, blykende zulks by den ope~ nen en verzeegelden brief, welke daarvan voor handen is (f;, zo dat h. van heussen (§> de ftichting van hetzelve verkcerdelyk aan dezen heer toefchryft. Het gasthuis van St. Barbara, is in de veertiende eeuw gefticht, door zekeren burger van Utrecht, bakker genaamd. Het ftaat naby de ' brug, welke naar hem den naam van Bakkersbrue ontfangen en behouden heeft. In later tyd, na! ment- (•) de fundat. pag. 387. (t) Ibidem, pag. 389. ($) Oudheden, twede deel, bJadz. 115.  EN KLEEFSCHE oudheden. IOQ «nentlyk in het jaar 1414, zyn de inkomften van dit gefticht veel vermeerderd, en daaronder behoorde een kerkje of kapel, mede aan St. Barbara toegewyd. Dit gasthuis was gefticht ten behoeve van arme, zwakke en zieklyke menfchen, en tot hetzelve behoorden eenige zoge^ raamde geestelyke maagden, welken belofte van zuiverheid gedaan hadden , en verpligt waren , om de armen en kranken op te pasfen; waarvoor aan dezelven onder anderen, door frederik van blankenheim Bisfchop van Utrecht, in den jare 1394 eenige aflaten werden toegeftaan. Het gasthuis van den heiligen geest nam eenen aanvang in het jaar 1307 door de milddadige giften van den Heer ermbrecht, den zoon van ermbre cht,envan zyne echtgenote sophia. Dezen gaven tot de ftichting zeer belangryke goederen, om van dezelven een gasthuis, onder den naam van 't Geesthuis te ftichten, cn, volgens den ver zeegelden brief van dat jaar , aldaar de arme Huysjitten te fpyzen, en te vervullen, ter eere yan den H. Geest, enz. De ftichting kort daarna, door guido Bisfchop van Utrecht goedgekeurd zynde, werd het gasthuis terftond by de BorchBrugge, tegen over St. Martens-toren gebouwd. Het St. Jobs-gasthuis ftaat in de Katharynen voorftad , buiten Utrecht. Wanneer , of door wien het gefticht is, blyft onzeker. Buiten twyffel is zulks gefchied ten behoeve van arme en ellendige menfehen, en voornamentlyk voor de zodanigen, die gelyk weleer job het lichaam met boze zweren aangevuld hadden, en met melaatsheid befmet waren. door welke kwalen eertyds vele menfehen van de kruistochten uit het heilige land wederkeerden. Het fchynt ook, dat die armen , welken met venuskwaleu aangeftoken waren, daar.  HO kabinet van n e d e r l an d s c;ii e daarin gebragt werden , doordien de geleerde lappius van waveren getuigt, dat 'er omtrent het jaar 1645 nog een bord in dit gasthuis plagt te hangen, waarop onder anderen de volgende woorden gelezen werden: om te genezen Spaanfche klieren cn Napelfche zweren De kapel van dit gasthuis, ten tvde der binnenlandfche oorlogen tusfchen de fhtcn en hendrik van Beyeren afgebrand zynde, werd dezelve onder de regeering van Keizer kar el den vyf den, omtrend het jaar 1530 wederom herbouwd. In deze voorftad was ook het Ellendige Kerkhof, op hetwelk die genen begraven werden, welken door beuls handen geftorven waren. By hetzelve was eene kapel gefticht. St. Justus-gasthuis met deszelfs kapel, was eene ftichting in de Tollefteens voorftad, doch het werd door deDuitfche knechten in den Spaanfche» oorlóg afgebrand, en vervolgens afgebroken vol. gens de ftads akten van het jaar 1587. „ Den 17 April heeft de Raadt geordonneert, „ de Huysmeesters en gemeene broeders van Se. „ Joostcn- Gasthuis , in de Tollefteghe, dat fy 't „ zelve Gasthuys, eensdeels verbrant ende vernielt zynde, voirts afbreken ende ruimen met „ ten eerften ; mits vercopende de Materialen „ van dien, tot behoeiT van 't Gasthuys by „ kennisfe van Coruelis Wyntcr, ende Jan jacoL „fen van Wyckerfloot, Raden." Den 29 April is het bevel vernieuwd, om het gasthuis binnen agt dagen af te breken. In de voorftad van de witte vrouwen'ftond ook weleer het St. Manhal-gasthuis; doch hetzelve is m het jaar 1583 in den Spaanfche» oorlog geheel afgebroken, doordien het te digt aan de vesten Itond , en voor de ftad gevaarlyk werd geoor. dceld,  SN KLEEFSCHE OUDHEDEN. III deeld , wyl de vyand daarin zou kunnen nestelen : alle de goederen van hetzelve zyn daarop aan het Dolhuis toegewezen , volgens de ftads akten van maandag den 13 January 1585. ,, Gerefolveert, dat men Si. Marthe-Gasthuys, „ gelegen voor de Witte Vrouwen-poort , of „ doen breken, ende de Materialen van dien ver„ copen fal, ter fortificatie behoeff defer ftadt; „ ende de goederen, zo mobile, als immobile, „ derfelve Gasthuys, heeft den Rade gegost ende gegeven tot behoeff van den armen ellendigen „ Menfehen, die in 't Dolhuys onderhouden wor„ den. Ordonneerende de Regenten van Sinte Marthe-Gasthuys die te obedieeren , ende de „ Huysmeesters van 't Dolhuys na de voorfchreve „ goederen uit te zien, op pene van fulx op hem „ te verhalen." Het gasthuis van het Heilige kruis, ftond buiten dezelfde poort, en was beroemd; doch doordien liet ook aan St. Sebastiaan .Adriaan en Julianus was opgedragen, werd het ook fomtyds naar dezelven genaamd. Wanneer, of door wien het eigentlyk gefticht zy, is onzeker, doch het blykt, dat het reeds voor den jaare 1412 in wezen was. In den aanvang van den Spaanfchen oorlog , liep dit gasthuis groot gevaar om, gelyk vele andere, geHoopt te worden, docb het is tot dus verre be. houden overgebleven, en de kerk van het heilig kruis, daarby behorende, alleen afgebroken. Doordien de gasthuizen meermalen wegens de toewyding aan verfcheiden heiligen , meer dan een naam ontfingen, is derzelver aantal niet juist te bepalen. Daardoor fchynt het onbekend te zyn, waar eigentlyk het St. Jacobs- gasthuis ge. ftaan heeft, hetwelk , volgens een befluit des Raads van den 29 April desjaars 1588, ftond ver-  112 KABINET VAN NEDERLANDSCUE verkocht te worden, gelyk uit het ondergaande blykt: ,, Gerefolveert te vercopen St. Jacobs - Gast„ huys, om t zelve Gasthuys te bezien, ende „ beftek te maken, daarop men het vercopen zal „ mogen , zyn gecoramitteert Maillart Cupere „ Schepen, ende Jan van Hemen, Raat." Eertyds ftonden 'er nog twee gasthuizen evenbuiten Utrecht; het eene van St. Manen in de voorftad de Waardt, en het andere 'van St. Anthony daar buiten op het hose land; ieder met zyn eigene kapel voorzien. Weleer was hier ook nog een gasthuis van de drie Koningen; een gasthuis van de Apostelen, in de Jufrouwen/lraat; eengasthuis van Apollouia, en meer anderen ; alsmede nog verfcheide partikuliere Kapellen, waarvan fommigen tot andere gebruiken gefchikt, anderen afgebroken of door den oorlog verwoest zyn geworden , waarom wy ons daarmede niet zullen ophouden. Onder de kloosters, ftaande even buiten Utrecht en in de voorfteden, waren weleer beroemd het klooster der Adelyke maagden van St. Benediclus orden, doorgaands de Abtdye te Oudwyk genaamd ftaande buiten de witte vrouwen - poort, op den weg naar de Bilt. Dit klooster is in het jaar u3r gefticht, doch de kerk in 1171 voltrokken. De Abtdisfe werd eertyds door het Convent geko. zen, maar nadat de Keizer meester van het fticht was, heeft hy die zelfbenoemd. Na de verandering van den Godsdienst, befloot men in het jaar 1580, om deze Abtdy af te breken; in het jaar 1582 weid reeds de toren gefloopt; doch het klooster bleef ftaan tot in 1584, toen het, gelyk men vermoedt, met voordacht werd in den bi and geftoken, nadat reeds by den Raad befloten was, om ' de  en kleefsche oudheden. II.3 de Abtdy af te breken, en de afbreuk te verkopen. Van de gehele Abtdy is thans niets meer overig dan de grond, de tuin, en een gedeelte van den muur , binnen den omtrek van welken de Abtdy geftaan heeft. Vredcndaal was weleer een beroemd mannenklooster van reguliere kanonnikken,mede buiten de laatstgemelde poort gefticht, in het jaar 1419 , doch in het jaar 1585 door ons eigen volk afgebrand , opdat de vyand daarin niet mogt nestelen en de ftad overlast lyden, De afbreuk werd 's jaars daaraan tot geld gemaakt. Buiten de Waardpoort ftond ook weleer een KathuijQr-klooster, gefticht door Sweder van Ab-, conde in den jare 1393, en door denzelven met inkomften voorzien. Dit klooster werd genaamd liet nieuwe licht; of ook Bloemendaal, naar de plaats waar het gefticht was. Aarnout van tricht, proobst van Se. Jans - kerk, gaf daartoe in den jare 1392 zeker landgoed in erfpacht, hetwelk twintig morgen groot en Bloemendaal genaamd was, waarop de kerk en het klooster gebouwd werden. In den aanvang der Nederlandfche, beroertens zond de regeering eenig volk tot be. zetting in dit klooster , opdat de Spanjaarden hetzelve niet in een kasteel voor hun mogten veranderen; doch doordien dit volk den Monnikken overlast deed, werden de laatften in het jaar 1579 in de ftad gehuisvest, by kornelis van mierop. De regeering handelde in het volgend jaar vruchteloos met de Monnikken, wegens het afbreken van dit klooster; waarom dezelve, in weerwil van die geestelyken, het klooster deden aantasten, afbreken, en tot den grond toe Hechten, wordende de afbreuk, gelyk die van Oost* broek, tot het verfterken der ftad gebruikt. De VI. de el. II boe»  114 kabinet van nederlandsche boekery der Monnikken, welke ongemeen fraai was, werd in het Choor der St. Jam-kerk geplaatst. Doch wy hebben ons reeds zo lang bezig gehouden met de veelvuldige geftichten ; derzelver getal in Utrecht is zo groot geweest, dat wy nog velen met ftilzwygen moeten voorbygaan, en hier alleen nog by voegen, dat 'er van zeer vroege tyden af, binnen Utrecht , ook eene grote menigte armenkamers en huisjes in verfcheidene achterftraten by uiterflen wille vermaakt, en met weeklykfche en andere uitdeelingen voorzien zyn , tot onderftand der noodlydende en arme inwoners. Ook had men een Spinhuis opgericht door den Heer Mr. e verhard van de pol, om de jeugd van het beedelen af te houden. Van alle de overgebleven kerken, Godshuizen, Gasthuizen enz.worden 'er, volgens de rekening van den Raadsheer booth, nog dertien kerken en kapellen , benevens vier gasthuizen tot den openbaren gereformeerden Godsdienst,en tot onderwys der kinderen gebruikt. Mogelyk de laatfte,hoewel buiten twyffel eene der gewigtigfte en noodzakélykfteftichting, is het oprichten van eene Illustre School binnen Utrecht, in het jaar 1634 met goedvinden van de Heren Staten van Utrecht gefticht. In het jaar 1636 is dezelve, tot luister der ftad, tot eemJkademie of Hoge School verheven ;by welke gelegenheid de geleerde gysbert voetius werd aangefteld tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid , doende hy den 13 Maart ouden ftyl eene zeer fraaije redenvoering in de domkerk. Utrecht is doorgaans wel bebouwd. Behalven de zogenaamde geestelyke gebouwen , waarvan wy breedvoerig hebben gehandeld, ziet men daar nog  en kleefsche oudheden, "5 nog vele grote en aanzienlyke, zo wel publieke als partikuliere gebouwen; gelyk daar zyn, het Bisfchopshof by den Dom; het Raadhuis op de plaats, en anderen. Het getal der burger huizen werd door den Raadsheer bo oth tot over de vier duizend gebragt; zeer velen van dezelven zyn voorzien met fchone kelders, en verwulffels onder de ftraten, die doorgaans wyd, luchtig, en hoog boven het water zyn. Boven zeer vel© prachtig nieuw gebouwde huizen, worden 'er niet weinig anderen gevonden, van eene aanzienlyke. oudheid, grote, en fterkte; op dewelken in tyda van oorlog of vrees voor vyandelyke aanvallen, gewapende fchutters gelegd werden , onder het bevel van Hoofdmannen ftaande. Diergelyke huizen waren, Hazenberg, van over vele jaren tot der Schepenen-huis, en daarna ook met Lichtenberg te famen, tot het ftads-raadhuis gereed gemaakt, het welk eertyds in het Schoonhuis plagt te zyn. Voorts het huis ten Qudenfterren, of het Keizerryk; alwaar hedendaagsch de Stadswaag en het Accyshuis is. Ruytenberg, Hoog ftraten en Cranenburg, bekwaam gemaakt vóór de Godshuizen van St. Barbara en St. Laurens: Rodenburg, in de St. Paulus Abtdy getrokken ; Aastein in het Cicilien en Dromenburg in het Braamdolens-kloostet veranderd. Frefenburg, Groenewouw, Soudenbalg ook Oudaan; Laar ook ten Harte genaamd; Dra. kenburg , Cronenburg , Landskroon , Compoftelle, Boventorp : Nog Hamerflein , Paeijenburg, Den-, marken, Pallaes, Blei/efteyn , Blankenburg , ten Aern, ten Putte, Schorrenberg, Walken flein, Leyfiflein, Clarenburg, Mailenburg , Schonegge , Voleftein, Lookhorst, Maer en daal, Palkendaal, kabinet van nederlands c he mede Leeuwenberg genaamd; Brandaa, Damafche ; Raaphorst, Nywenoorde, Luttikenhuis, Grauw aart, Rofendaal, Beyarden, Nyenhuis, Ten Velde, Vinkenburg , Colenberg , Putruweel, Ten Weerde of Ter Weer, Cranenftein, Walenburg, Proeyfenburg, Schinkelenburg, Ten Spiegel, Vroedeflein,Ter Weyde , Holenhorst, Sterrenburg, TVs Gaarde , Foeyten. burg , Gunterberg , Ermbrechtftein, Loenenburg, Snellenberg, Libaart, Bochout, Ryneftein, cn eene menigte andere ftamhuizen der oudfte en voornaamfte geflachten van Utrecht; uit welken ook zeer velen van de oudfte Edelen des lands gefproten zyn. Iets zeer zonderlings, en het geen de ftad Utrecht onder alle de Nederlandfche fteden alleen mogt te beurt vallen, is, dat een van hare burgers, onder den naam van adrianus& Zesden, den pausfelyken ftoel beklommen heeft. Deze Paus werd niet alleen binnen Utrecht geboren, maar bekleedde aldaar ook in later tyd de aanzienlyke waardigheid van Proobst van St. Sahators -Kerk. Hy ftichtte in het hart der ftad een zeer prachtig Paleis, het welk nog heden onder den naam van 's Paufen Huizinge bekend is. Deze Paus adrianus werd in den jare 1459 van geringe burgerlieden geboren; zyn eigentlyke naam was adriaan florissen , doordien zyn Vader f l o r i s z genaamd was, en den toenaam boeyens voerde. Van zyn ambacht was de laatstgemelde een fcheepstimmerman, en hanteerde daarby eenen kleinen houthandel; gelyk de heer casparus burmanus uit gegronde bewyzen aantekent, berustende dezelven weleer in handen van den heer cornelis booth (*,). De (*J h HADEIANö VI. pag. 397.  en kleefsche oudheden. lift De jonge adrianus was van eenen zeer leerzamen aart. en leerde de gronden der Latynfche taal gedeeltelyk te Utrecht, en gedeeltelyk te Zwol in Overysfel. Van daar werd hy naar Leuven gezonden, om in zeker kollegie, het varken genaamd, zich in de Wysgeerte te oeffenen, en verkreeg aldaar door zyne fchranderheid de eerfte plaats onder de redenkonftenaars en wysgeeren. Vervolgens ftudeerde hy in het kollegie van den H. Geest in de godgeleerdheid, en muntte welhaast boven anderen in deze ftudie uit. Daardoor werd hy in het jaar 1491 Doctor in de Heilige Godgeleerdheid, welke kosten door Vrouwe margaretha, toen Weduwe van k a r e l den Stouten , gedragen werden. Weinig tyds daarna werd hy Kanonnik der St. Pleters-kerk te Leuven, en dus Hoogleeraar in de Godgeleerdheid; ook werd hy wegens zyne uitmuntende vroomheid door de Kanonnikken tot Deken verkoren, uit hoofde van welke bediening hy Onder-Kancelier der Akademie wierd. Daarenboven was hy Deken van O. L. Vrouwen - Kerk te Antwerpen, als mede Kanonnik en Thefaurier van St. Marids-kerk,en Proobst tot Oudemunfter, binnen Utrecht. Keizer maximiliaan A eerfte riep hem van Leuven, en ftelde hem aan tot leermeester over zynen neef karel, welke in later tyd, onder den naam van den vyf den, als Keizer geregeerd heeft, om denzelven in alle nuttige wetenfehappen én goede zeden te onderwyzen. Ferdinand, Koning van drragon, benoemde hem, door de medehulp van zynen neef karel den vyf den, tot Bisfchop van Tortofa. Keizer karel gebruikte hem naderhand tot het bellieren van zyne ryken, en door dezen werd hy na den dood H 3 vaa  Il8 kabinet van nederlandscue van Ferdinand tot Onder-Koning van Spanje aangefteld. Na dat Paus l eo de tiende hem onder den tytel van St. Johannes en Paulus tot Kardinaal had Verheven, werd hy eindelyk in het jaar 1522 met eenparige Hemmen van alle de Kardinalen, uitge. nomen van eenen eenigen, en het geen zo gevallig als zonder voorbeeld was, op de verkiezing niet tegenwoordig zynde, tot de hoge waardigheid van Paus verheven. Behalven aan den Keizer, had adrianus zyne verkiezing tot Paus meest al te danken aan dé Kardinalen de MEDicis.en ca tetanus. Deze laatfte was vol y vers voor hem, doordien de lof der deugden en verdienflen van adrianus geheel Duitschland en de Nederlanden vervulden. Hy had de godgeleerde werken van adrianus gelezen, en wist dat de Theologanten van Leuven, alvorens zy de leer van martinus lutherus veroordeelden, met adrianus hadden geraadpleegd, als den voortrcffelykften voedfterling van hunne hoge fchool. Cajetanus kwam daar door op het denkbeeld, dat de kerk zodanig een opperhoofd, als hy wasa moest hebben, als zynde allerbest bekwaam, om deze zogenaamde nieuwe fekte, waar tegen cajetanus eenen groten haat voedde, met wortel en tak uit te roeien. Hy fprak dus met zo veel lof en aanpryzing van adrianus, dat hy alle de Hemmen ten zynen voordeele overhaalde. Franciotus, Kardinaal ursinus., was de eenigfte , welke daaromtrend van een tegenflrydig gevoelen was , en verklaarde, dat hy, om in eene zaak van zo veel gewigt te vonnisten , op de enkele bedriegelyke getuigenis van horen zeggen niet begeerde te bouwen. Op deze wyze wordt het geval door p. jovius ver. haald,  en kleefs che oudheden. U$t liaald, welke door leo den X. tot pausfelyk gefchiedfchryver was aangefteld ; en op wiens berichten men, volgens de getuigenis van den kundigen & van heussen, men zich met meerderen grond verlaten kan , dan op de gezegden van guicciardyn, welke toenmaals Stedevoogd van Parma was, en opteekend: dat de eerfte ftemmen op adrianus gevallen waren, zonder dat iemand eenige bedoeling gehad had om hem te doen verkiezen, en dus met geen ander inzicht, dan om dien dag met onbeflist te ftemmen door te brengen. Adrianus ontfing de tyding zyner verkiezing te Vittoria in Spanje (*_), en na een beraad van zeven dagen, nam hy op den iöFebruary, na het lezen der misfe, de pausfelyke waardigheid aan. Ten dien einde ontbood hy drie van zyne gemeenzaamfte vrienden by zich, en fprak hen in dezer voegen aan: „ Tot nu toe heb ik gewacht, met deze Waar„ digheit aan te nemen, vreezende het pak van „ zulk een zwaare laft op myne fchouders te „ torffen; fchoon 't my niet onbewuft is, dat „ 'er in dit leven, en voornamentlyk by dezen „ tydt niets gemaklyker, nog aan de Menfehen „ aangenaamer is, dan het Biffchoplyke , en „ voor al het Pauffelyke Ampt, indien het zon„ der oplettentheit, met de Menfehen te vb/en, „ en alleen om den Menfehen te believen, ge. „ oeffent werdt. Maar daar is niets, 't welke „ de Menfehen met grooter vreefe behoorden te „ aanvaarden; indien zy voor oogen hadden de „ fcherpe reekeninge, welke zy Godt eens zul- „ len (*) GfiORO. mosiko in vita üads. VI. pag. k. 3. H 4  520 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ len moeten doen , indien zy zig anders ge„ draagen, dan onze Opper-Vorft Chriftus tot „ zynen dienft bevoolen beeft. Maar vermits „ ik bedugt ben, dat uit myne weigeringe grooa, ter onheylen voor de Kerk zouden "konnen „ volgen; zoo is het, dat ik, fteunende op de „ Goddelyke hulpe , voorgenomen hebbe dit 3, Heylige Ampt in uwe tegenwoordigheid te „ aanvaarden". Met dit befluit vertrok hy mar Rome, en heidom aldaar, als Paus, den troon; na dat hy alvorens , wegens zyne onverwachte verheffing, zeer vele gelukwenfchen ontfangen had. De inwoners van Utrecht waren met zyne verheffing tot den pausfelyken ftoel zo zeer doordrongen van blydfchap en genoegen , dat zy dezelven alom opentlyk deden blyken , waarvan men het volgende in de akten der ftad van den jare 1522 vindt aangetekend: (*) Donderdages na Agnetis. „ Die Rait out ende nye heeft bevolen, den „ Overften out ende nye te congratuleren, Eer „ te bewyfen, endeTriumphe te doen, ter eeren ,, ende lieften, dat Meyfter Aryaan Floriffc, ge. „ boeren borger ^Utrecht, Cardinaei des Tytels „ der Heyliger Martelaren Johannis en Pauli, „ Biscop van Dmhufen , nu Paus der Heylige „ Chriften Kerken van Rome gecoren is". En in zekere akten ,, genaamd Buerfpraken'» leest men: Des (*) 4p. bukman Nu m in A/iai. hadr. VI. pag. 2*2 h *53» 254,  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. Ï21 Des Vrydags op Sinte Paulus -avont Converfionis. Alfoe, na dode van onzen Heylichften Va,, der Leo, die Paus van Roemen, die alre Hoich„ weerdichfte in GodVaider, ende Heer Meyffer „ Adryaan van Utrecht, onzer Stat geboerenBor- * „ ger, by der gratiën Goids onlancx leden Paus , des Heyligen' Stocls van Roemen gccoren is, ,, foe om God van Hemel-ryck dair aff te loeven ende te dancken ; is by den Ecclefien ende „ Stadt van Utrecht geordineert ende overgedra- gen, Generaal Proceffie te doen, ende te hou- den, en Dynsdage naaftkomende mitten EeF„ weerdige Heylige Sacrament, ende allen Hey,, ligen Reliquien, in alre manieren als's dages 5, na Magdalene gefchiet, binnen om der Stadt,, graft van Utrecht. Voert is geconfenteert, ,, dat elck goet Borger als dan , ter eeren Goids, „ en allen Heiligen Reliquien, mit bernde tocrt,, fen voer in der Proceflien mede dair feilen „ moegen gaan. Ende die Rait gebiet dairom„ me, dat men en Dynsdaige naaftkomende den „ heelen dach , gelyck den Heyligen Sondach „ vieren , ende die Proceffie devotelick after de „ Overften ende Rait navolgen, ende eeren fel. „ Ende desgelycks foe heeft ons genedigc Heers „ Vicarius geboden, in 't Sticht over al den dach „ voirfz. oick te vieren; 't welck elck Lantman „ fynen Paftoer in 't Lant voort feggen mach. „ Dat oick een ygelyck zyn ftrate hier en byn„ nen van fneeu, ys ende vulniffe ruymen ende „ fchoen-maken fel, by 't verboeren van een „ Pont, daar alle onfe Stads-dienres hoege en „ lege Koermeyfters off wefen feilen. Voert „ foe heeft die Raat gefcicl vier oudermans , alfe Dirck van Zulen, ende Ihomas Jan/ze, H 5 „ bo-  122 KABINET VAN NEDERLANDSCHE » boven, Hendrick Zem ende Jan Loelofs, bene„ den , omme en Dynsdage naaftkomende op „ elcke brug boven der Ouder Graften trium„ phelike vueren te doen maken; ende foe wye „ boven dat fcoenfte vuer maiót, fel hebben „ enen prys van twee Vaten Byers, mitten zys; „ ende desgelycx beneden, dair die gefcicte „ voerfcreven Koermeyfters off wefen feilen. „ Des foe heeft die Rait verboden, dat nyemant M als dan off hier en bynnen vechtelick off perj, lement en make, noch enige onfedicheyt, mit „ fneevlocken off anders en bedrieve, by zware j, correctie , tottes Raits goetduncken, want men dat fcerper rechten fel dan op een andej, ren tyt". Zelfs beloofde en fchonk men ook eene premie aan den genen, welke de beste vreugdevuuren zou gebrand hebben. Des Woensdag na Sunte Pauwlcs-dag Converfionis. „ Die Rait heeft gekent, die de Backe-hruggers „ den hoichften prys feilen hebben , van dat „ Triumfelick Vueren, ter eere van onzen Hey. „ lichften Vaidcr Meyfter Aryaen van Utrecht, „ nye gecoeren Paus van Roemen ,• des fellenfe „ hebben noch een vat Byers. Ende desgelycx „ Sunt Jacobs-brug, die Volre-brug, Sunte Geer„ trudenbrug, ende die Gaeren-brug, feilen oick „ elcx noch een vat Byers hebben, voer hoer „ excellenfte vueren in den truimfe voerfcreven". Aan de armen werden liefdegiften ieder van een wittebrood uitgedeeld: Des  en kleefsche oudheden. 123 Des Manendages na Ocili. „ Die Raat laat weten allen ermen: luyden, „ dat die Stadt van Utrecht, om God te loven ende te danken , van dat die alreheylichfte Vader in Chrifto, Meyfter Aryaan van Utrecht, „ Paus te Roemen gekoeren is; eiken ermen Men„ fche om Goids wille gheven fel, een Weyten„ broet van enen halven Stuver, dat men dey„ len zei nu te namiddaige te eenre uren in de „ Buerkerk. So wye der Aalmiffën behoeft, mach „ alsdan ter goider tyt komen, ende vergaderen op Baer-Kerk-hoffzonder enich parlement te „ maken , off onfedigheyt te bedriven ; want „ indien yement anders dede, woude die Raat „ fcerpelick aan den misdadigen corrigeren". Na dat hadrianus tot Paus verheven was, deed men niet alleen ter zyner eere van nieuws eene procesfie door de gehele ftad, maar de regecring nam zelfs in overweeging, of men niet boven de ftads poorten den naam, de tytels cn het wapen van hadrianus in fteen zou uithouwen. Des Vrydags na Mauricii. Totter Proceffien, die men doen fel, ter „ eeren van onfen Alreheylichften Vader den ,, Paus van Roemen, Adrianus Sextus, geboeren ,, Borger van onfe Stadt van Utrecht, dat hy te „ Roemen gecroent is geworden; ende want men j, doen, off om Goids wil geven fel, ende of „ men zyne Tytel, Wapen ende Naam voer den s, Poerten in blauwen fteen fbttcn fel? &c. is „ den Overften bevolen den oirber ie doen". De  124 kabinet van nederlandsche De bode, welke de eerfte tyding der verkiezing van adrianus tot Paus te Utrecht bragt, was willem herman korsgensse, Welke VQOr deze blyde mare by voorraad eene vereering ontfing van agt Philips-guldens. Des Woensdages na Sunte Pauweles-dachConverfionis. „ Belieft by den Raide Willem Hermen Kors. j, genjfe, voir die goede nye Tydinge, hy aan„ gaande dat Meyfter Aryaan van Utrecht Paus „ van Roemen gecoeren is, yerftgebracht heeft» „ te hebben acht Philips Gulde voert yerft. &c". Waar na hem vervolgens nog zoo lang hy leefde, eene jaarlykfche rente van hondert ponden werd toegelegd. Des Saterdages onfer liever Vrouwcn-avont Purificatio. „ Is by Rait, out ende nye, ende met een„ drachtelick confent van den gemeynen Gilde „ belieft, hondert Ponden 's Jaars tot live Wil„ km Herman Korsgenfft, voer zyn goede nve „ tydinge, hy der Stadt, als voerfcreven is „ yerft gebracht heeft", * De zendeling, die de eerfte tyding van 'sPaus. fen kroning bragt, ontfing een vereeringe van vyf Keizers-guldens. Des Manendages na Fibloris. ,, Belieft by den Raide, voir ons Dienre, die „ de yerfte tydinge brencht, dat diePaus Meyfter „ Aryaan van Utrecht te Roemen gecront was, ,, vyf Keyzers Gulden".  EN KLEEFsCHE OUDHEDEN. 12$ Op bevel der ftads-regeering, werden ook ter eere van den Paus, als geboren burger der ftad, eenige misdadigers, welken van zware euveldaden overtuigd waren, en op den hals gevangen zaten , onder zekere voorwaarden ontflagen , waarvan hier twee voorbeelden worden aangewezen. Des Manendages na Pauli converfionis, „ Scepenen, Raide ende Oudermans, geneygt j, wezende tot gratie, ende goedertierenheyt off genade te doen, ter eeren ende weerdicheyt ,, van onfen Heylichften Vader Meyfter Aryaen „ van Utrecht, r>u nye gecoeren Paus vmRoej, men , heeft Ghyshert Claejje , alhier van den „ Maarfchalk Aryaen van Pallaes, van wegen „ onfen genedigen Heer van Utrecht beclaacht „ wefende, dat hy zekere ryze, toebehoorende „ Kors Janffe, van enen Weert aan der Lecke9 „ dair queftie om is, tuffchen den Heeren van den Doem ende Oudemunfier ter eenre, ende „ Jan van Zuylen van Blafenborch ter andere zy,, den, boven bezetting van den Pander ende die „ Scout aan de Vaart, wechgevuert heeft, van dier misdaat, dair hy zyn lyff aan verboert „ had, gratie gedaan. Dan hy fel Korsjanjje, „ die den weert op Weerden recht befteken heeft, ,, zyn helft van de ryze ende teen, foe wel die „ penninge van de vercofte, als die gefneden „ ende befette ryzen, laiten volgen, ende daar aff vernuegen. Voert fal Ghyshert voirfcre„ ven behoirlicke oirvede doen in Brieve, hier3, omme nyemant, noch oick Kors Janfie, noch „ nyemant van zynre wegen te misdoen, noch „ doen misdoen , noch geen onftantaffige faic- „ ken  126 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ ken meer bedriven fel, by 't verboeren van „ zyn lyff; ende by fel voert reyfen tot Roemen, 3, tot onzen Heylichften Vaider den Paus voir. „ fcreven, ende dancken zyn Heylicheyt van 't „ ghene die flat van Utrecht zynre Heylicheyd „ ter eeren hem zyn lyff gegeven heeft, ende „ bethoen dair off brengen; ende dat bynnen 3j drie Maanden naaftkomende; off hy zei dair 3, cn thenden ut 'er Stat ende Stat vryheyt we3> zen, ter tyt toe hy gedaan zei hebben, als j, voirfcreven ftaat." Als voren. „ Scepenen, Raide ende Oudermans, geneygt j, wezen de tot gratie ende genaden te doen, ter s, eeren ende weerdicheyt van onzen Heylichften 3, Vader Meyfter Aryaan van Utrecht, nu nye „ gecoeren Paus van Roemen, heeft ArentOttenfe j, om dat hy zyn Vaider ende Moeder groet overlaft aangedaan, die geflegen, ende doir „ die glasvenfteren geworpen heeft, dair hy „ zyn lyff an verboert had ; van dier misdaat „ gratie gedaan; dan hy zei behoirlieke oirvede ,, doen in Brieven, hieromme nyemant te misj, doen, noch doen misdoen , noch oick gheen „ onftanttaftige faicken meer te doen, op zyn „ lyff; ende voert te Roemen reyzen, tot onzen „ Heylichften Vader den Paus voirfcreven, ende ,, dancken zyn Paufelicke Heylicheyt ter eeren " h^™zyn lyff £eSeven hccft, ende bethoen dair „ off brengen, ende dat bynnen drie Maanden „ naaftkomende; off hy zei daar en thenden ut „ er Stat ende Stat vryheit wezen, ter tyt toe „ hy gedaan zei hebben, als voirfcreven ftaat; „ ende hy zei oick zyn Vaider ende Moeder. in „ pre-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I27 3, prefentie van de Vive, voer zyns Vaiders doer a, op zyn knyen om vergifniffe bidden." Naauwlyks had men binnen Utrecht de aangename tyding ontfangen , dat Adrianus als Paus was uitgeroepen , of de ftaten , de ftad en de geestelykheid van Utrecht, alsmede het kapittel van Oudemunfier, waarvan hy proobst was, wenschten hem in brieven alle geluk met deze opperwaardigheid. De brief, welke de geestelykheid hem ten dien einde fchreef, was onder anderen van den volgenden inhoud: „ Na een hertelyk kuilen van uwe Geheyligde ,3 Voeten, Aller Heiligfte Vader ! Allergenaa»i digfte Heere! Nademaal Godt, die de Herten 3, peilt, om de veelvuldigheit van uwe Wetenj, fchappen en Deugden, en om de vroomigheit „ van uw leven, die in u zoodaanig uitmunten, „ en waarvan de Hoog-waardigfte Heeren Kardi„ naaien foo veel hadden hooren fpreeken, uwe „ Heiligheit, die in Deugden, Wysheit, Geleert,, heit en Godvruchtigheit ten hoogften uyt„ munt, als een nieuw vat van Verkiefinge, tot 3, luyfter en glorie van den Chriftelyken Godts„ dienft, Üpper-Biffchop heeft gemaakt: Soo is ,, het, dat wy uwe Heiligheit, de Algemeene „ Kerke, het gantfche Chriftendom, doch voor„ namentlyk de Kerken en de Stadt van Utrecht, „ dewelke wy meenen dat met deze verheffinge ,, wel zullen ftaan, veel geluks wenfchen. Het ,3 geluk is algemeen ; de vreugde is hier ook al33 gemeen. Nooyt is 'er in deze Stadt zoo een „ eenpaarige blydtfchap over eenige zaak geweeft. „ Wy gelooven, dat dit alles door-Godts be3, fchikkinge gefchiedt is. Dewyle het dan ge- „ fchiedc  Ï2§ KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ fchiedt is, gelyk het Göde behaagde ; foö bidden wy hem ootmoedelyk, en wy fullen „ niet ophouden met hem by dag en by nagt te „ fmeeken, dat hy aan uwe Heiligheit fyne goej, dertiere handt toereyke, op dat gy het Ampt „ der PaufTelyke dienftbaarbeit, 't welke u op„ geleydt is, tot lof en glorie van den naam on„ fes Heeren Jefu Chri/ïi, tot verheffinge van 't „ Geloove, en tot bevorderinge van den vree„ de, van het welvaaren en van de gerustheit „ des Chriftendoms moogt bedienen. En wy. „ bidden uwe Heyligheit, met alle needrigheit, „ om den Welftandt, den Luyfter, de Voorrechten, en de bevorderinge van onfe Ker„ ken. door fyn gefach te onderfteunen. „ En daarenboven bidden wy den Allerhoog„ ften, dat hy uwe Heyligheit tot vertrooftin,, ge van fyne H. Kerk bewaare. Uyt Utrecht, „ den 5 February, A°. 1522. Uwer Heiligheit. „ Allerootmoedigfte en Allergeneegenfle Ka„ pellaanen: De Prelaten, en de Capütelen der vyf Kerken van Utrecht. De Paus, hier over zeer voldaan, antwoordde ook op deze gelukwenfchingen aan ieder in het byzonder. Het antwoord aan de geestelykheid en de kapittels der vyf kerken was van den volgenden inhoud: ADRIANUS VI. PAUS. „ Beminde Soonen! Wy wenfchen u de Zaallg. heit, en den Apoftolifchen zeegen. Onfe be- 9, min-  en klëefsche oudheden". 129 ,j minde Soon A. van Amerongen heeft ons on>, langs den Brief ter handt geftelt, waarin Gyl, >, ons geluk-wenfcht, over onfe verneffinge tot » den top van 't Opper - BhTchopdom; en hy „ heeft ons mondeling verflag gedaan, hoe dat » Gyl. een uyterfte blydtfchap, door verfchey,» de teekenen, foo in 't openbaar, als in 't by„ fonder hebt vertoont. Hier over zyn wy ten, 5, hoogftcn verheugt geweeft ; niet om dat de „ waardigheit van't Opper-BhTchopdom, waar „ meede gy ons geluk wenfehte, ons aangenaam „ was; (Want, gelyk wy daar nooyt begeerig „ na geweeft zyn; foo hebben wy,alsfe ons van ,, felfs aangeboden wierdt, een grooten fchroom „ gehadt om dezelve aan te nemen, ter oorfaake van de overgroote laft die 'er aan vaft is.) „ Maar om dat het ons feer lief en behaagelyk „ was, in de Geeftelykheit van onfe Geboorte„ ftadt, fuik een Godtvruchtigheit tot Godt, „ en fuik een geneegentheit t'ons- waarts, te be„ fpeuren. Dicrhalven, alhoewel dat wy goedt „ genoegen gehadt hebben in de gclukwenfchin„ gen van alle onfe goede Vrienden , die ons „ van alle kanten toegefchikt wierden; foo heb„ ben wy egter een byfonder vermaak genomen „ in de uwe. Want nadien wv door 't Genoot„ fchap van 't felve Vadcrlandt, en door den „ bandt van onfen ouden ommegang, naeuwer „ onder elkander, als met andere Menfehen ver„ eenigt. zyn; foo is het, dat gyl. reeden hebt, „ om de Eere, de welke ons door defe Verhef. „ finge toegekomen is, voor uwe eygene eere te „ reekenen. Doch op dat defe nieuwe Waar„ digheit, voor ons en voor 't Chriftendom niet „ onnut of fchaadelyk en worde ; fal het uwe „ pligt zyn, Godt forgvuldig te bidden, op dat VI, deel, I J>byj  I30 KABINET VAN NEDERLANDSCHË „ hy, dewelke ons uyt het ftof tot defe opperfte „ Waardigheit verheven heeft, ons ook de kracht en fterkte na Ziele en Lichaam verleene, om „ defelve waardigheit tot Zaaligheit te bedienen. „ Van gelyken fult gyl. die geneegendtheid tot „ ui. en tot uwe Kerken in ons befpeuren, de„ welke een allerbefte Vader gehouden is aan fyne lieffte Kinderen te betoonen. Gegeven „ te Saragoffa , onder den Viffchers-Ring, op „ den 1 Mey M. D. XXII. In 't eerfte Jaar dat n wy hetPauffelyke Ampt aangenomen hebben." Op dc Vouwe ftondt: C. H E S I U S. Het Opfchrift was: Aan onfe beminde Soonen, de Deekens en de Capittelen der vyf Kerken van Utrecht. Een andere brief van den Paus, gefchreven aan het kapittel van St. Sahators-kerk tot Utrecht in het byzonder, in antwoord op deszelfs gelukwenfching wegens zyne verheffing tot de hoogfte waardigheid der kerk, was van den volgenden inhoud: ADRIANUS. VI. PAUS. „ Beminde Soonen! Wy wenfchen u de Zalig„ heit, en den Apoftolifchen Zeegen! Dat gyl. „ over onfe verheffing tot het Opper-Biffchop„ dom foo hertiglyk verblydt zyt geweeft, en ,, ons daar over met foo veel geneegentheit ge„ luk'gewenfcht hebt, is ons feer aangenaam ge„ weeft. Doch wy hebben ons daarover geen- „ fints  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. „ fmts verwondert; want het kon niet anders „ zyn, of gyl. moeit ten hoogften verheugt „ zyn, dat gy den geenen, dien gyl. in fynen „ geringer ftaat altydt ten hoogften bemint,, en „ voor uwen aller toegeneegenften Meede-broe. 3, der en Landtsman aangefien hebt, verheven „ faagt, tot eene waardigheit, dewelken by de menfehen voor de allergrootfte werd aange- ïïen, en die waarlyk ook de allergrootfte is. ,, Dierhalven hebben wy van de eene kant wel „ groot genoegen genomen in uwe pligt-bewy„ finge, maar van de andere kant bevinden wy „ ons door defe waardigheit, om den overgroo„ ten laft die 'er aan vaft is, in ons gemoedt be„ fwaart. Want wie is 'er, die fyner fwakheit bewuft is,en niet foude fchrikken, fiende foo ,, een over groot pak van allerhande forgen op „ fyne fchouderen leggen? Daarom fou het ons „ onvergelykelyk aangenaamer zyn geweeft, in „ onfe Proosdye fonder hooger Ampten onder ul. „ te leven, als foo verre boven onfe geringheit ,, verheven te worden. Maar wy zyn Godts „ dienaaren; Wy mogen fynen wille geenfints „ tcgenftreven. . En dewyle het grootfte pak , ,^ ook de grootfte fterkte om het felve te kon„ nen draag'en, vereyfcht, fal het uwe plicht j, zyn , by Godt, den gever van alle gaven g „ door yverige Gebeeden aan te houden, op dat hy ons de kragt geve, om dit Pauffelyke Ampt 3, foodaanig te bedienen, dat'de glorie van fynen Heyligen naame daardoor verbreydt worde; > „ en dat het ons, en de kudde der Geloovige, ,, die ons toevertrouwt is, tot een gelcgentheit ,, verftrekke van onfe Zaaligheit te bewerken. »9 Verder fuk gyl. omtrent die faaken, die het belang en de eere van uwe Kerke, en van ü). I % j, 31  132 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ al te maal in 't byfonder raaken, defelve ge„ negentheit in ons bevinden; dewelke gyl. als „ wy in geringer ftaat waren, altydt in ons be„ vonden hebt. En wy fullen , hoopen wy , niet fchynen te zyn van het getal der geenen , „ dewelke gewoon zyn, alsfe tot Eer-Ampten „ komen, haareZeeden te veranderen, en haare „ oude Vrienden te vergeten. Gegeven te Sara55 £0JTai. &c' a^s vooren." Op de Vouwe ftondt: C. H E S I U S, Het Opfchrift was: Aan den Betken en liet Capittel der Utreehtfche Kerke,. De brief aan de regeering der ftad Utrecht was van den volgenden inhoud: „ Aan de beminde Soonen, de Burgermee/leren en de Magiftraat der Stadt Utrecht. ADRIANUS. VI. PAUS. „ Beminde Soonen ! Wy wenfchen UI. de „ Zaaligheit en den Apoftolifchen Zeegen! Uyt „ uwen Brief, en uyt het verhaal van den be. minden Soon A.van Amerongen, onfen goeden „ Vriendt, en geduurigen Tafel -genoodt, heb„ ben wy verftaan , hoe dat gyl. eene ongeloof„ lyke vreugde en blydtfchap uyt onfe verkie„ finge tot het Pausdom hebt opgevat. Dit ,, is ook gebleeken uyt de Proceffien, die gyl. „ daarom gedaan hebt, uyt de milde Aalmoefen, „ die gy den armen hebt uytgereykt, en uyt de 55 an"  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. Ï33 andere teekenen van eene overftroomende „ blydtfchap. Defe blyken van .uwe geneegent„ heit hebben ons voorwaar een feer groot ge„ noegen gegeven; om datfe buyten alle twyffel „ uyt een groote liefde tot Godt, en uyt een „ fonderlinge geneegentheit tot ons zyn voort,, gekomen. En het is geen wonder, dat de ver„ beftinge van uwen mcede-burger tot den hoog„ ften top van 't Apoftel -Ampt, UI. tot een „ uyterfte vreugde verftrekt heeft; daar gyl. hem, als hy nog foo aanfienlyk nieten was, „ van fyne jongheit af, fulke liefde hebt toege„ draagen; en voornamentlyk,dewyle gyl moet „ rekenen, dat al de Eere, en al de macht, die wy door defe verheffinge verkreegen hebben, „ dienftig is voor uwe eygene belangen. Wy „ hebben nooyt naar defe waardigheit geftaan; „ en toenfe ons van felfs aangebooden wierdt, ,, zyn wy 'er niet over verblydt geweeft, en „ fulks, om de overgroote fwaarte van den laft, daar wy onfe kragten te fwak toe kenden. 4Viaar na ohl ijcl vruue genen, naac, net gemei„ de pak op onfe fchouders te leggen, vreesden „ wy fyne ongenaade op onfen hals te fullen „ haaien, indien wy het om onfe eygen ruft en „ gemak weigerden aan te nemen; dewyle wy de Kerke daardoor in gevaar geftelt foud,en hebben van in een fcheuringe te vervallen. „ Nu fal uwe pligt vercyffchen, door meenig„ vuldige gebeeden by Godt aan te houden, op „ dat hy ons de fterkte geve, van defen laft, die „ anders niet te draagen ware, tot fyne eere te „ konnen draagen. Wy fullen van 's gelyken, „ by gelegentheit van faaken, aan Ul. en aan „ uwe vportreffelyke Stadt foodaanige blyken „ yan geneegentheit fien te geven, dat een ieder ' I 3 „ mer«  134 kabinet van neperlands che 3} merken kan, dat wy ons aan ons Vaderlandt, 3, en aan onfe Meedeburgers te hoogften, gelyk 3J onfe plicht vereifcht, gelegen laten zyn. Ge= p geven te Saragojja, &c. als vooren." (Geteekent:) C. H E S I U S. Hy deed op den laatften der maand Augusty Opentlyk zyne intrede binnen Rome, en werd den 2 feptember gekroond. Dat zyne verheffing hem niet zeer tot genoegen flrekte , getuigen zyne brieven opentlyk; ook was hy, doordien hy in een zeer hachelyk tydftip den Pausfelyken zetel, beklom, menigmaal gewoon te zeggen: „ Dat hem aangenamer geweest ware de fchole 3, te Leuven loffelyk te bellieren, als te Rome op „ den Pausfelyken ftoel zittende, het Christen- dom, als het welk toen met allerleye onhei,, len gedrukt wierdt,eninmagt zeer verminderd 3, was, te regeeren." Hy bezat eene voorbeeldeloze bezadigdheid en fterkte van geest; en niets kon hem zodanig treffen, dat hy uit zyne gewone gemoedsgefteltenis geraakte. Doordien de leer van Luiher reeds zeer vele, vorderingen gemaakt had in dien tyd, en Paus adrianus de VIzeer daar tegen yverde, dunkt het ons niet ondienftig onzen lezeren een kort verflag van den opkomst en voortgang dezer leer hiermede te delen. In het jaar 1516 floten de Keizer, de Koning van Frankryk, en de nieuwe Koning van Spanje karel 'de twede, een verbond van vriendfchap binnen de ftad Brusfel. Men beloofde onder an" 'v " ' ' ' :" ' *" " ' de-  en kleefsche oudheden. I35 deren by deze plegtigheid, dat elk in het byzonder een aanzienlyk leger tegen de Turken zou op den been brengen; een ontwerp, het geen Paus leo de X den Christen vorften had in het hoofd gebragt. De Paus wist zich heerlyk van dit verbond te bedienen, om aan geld te komen: Hy deed 'alöm, en ook hier te lande, volle aflaat van zonden prediken in het jaar 1517, voor allen die de hand leenden tot den oorlog tegen de Turken, en ftelde de aflaatbrieven op eenen zo lagen prys, dat hy niet twyffelde, of iedereen zou dezelven gretig kopen. De predikftoelen daverden van de nuttigheid der aflaten, terwyl de Paus alom zyne zendelingen had, om de daarvan komende gelden in te zamelen. De Aartsbisfchop van Mentz, welke deze aflaatpredikers in Duitschland moest aanftellen , zond de Jacobynen of Dominikanen naar Saxen, daar nogthans de vorige kruisvaarten in dit land door de Augustynen gepredikt en aanbevolen waren. Deze verandering, van hoe weinig gewigt, gaf echter gefchil, en uit dit gefchil wil men de hervorming afgeleid hebben, welken geheel Europa zo zeer verbaasd, en met zo veel lichts beftraald heeft. Maarten luther, een Augmtyner Monnik , en leeraar der Godgeleerdheid aan de nieuwe hoge fchool te Wittenberg, voer in gefchrifte hevig uit tegen de JacobynerMonnikken, welken de aflaten in Saxen predikten , en doormengde zyne gefchriften met fcherpe aanmerkingen tegen de aflaten zeiven. Hy werd in openbaren druk wederleid, en dus genoodzaakt tot een nader onderzoek over het fluk der aflaten, en over het gezag van den Paus om dezelven te verlenen. Weldra ontfing hy meerdere verlichting, en anderen werden door hem de ogen geopend, doorI 4 dien  Xl6 kabinet van nederlandscïié dien hy vele^ misbruiken en dwalingen aan het daglicht bragt. De Paus bekreunde zich aanvangs weinig aan l u th e r of zyne leer. De priesters voeren voort om op zyn bevel aflaten te prediken hoewel men reeds ontdekt had, dat hy de penningen, welken 'er van kwamen,tot geheel andc, re einden wilde beezigen, dan tot eenen oorlog tegen de ongelovigen. Hy had onder anderen, een gedeelte van het geld, het welk mt Duitschland komen moest, toegelegd aan zyne zuster magdalena de Medicis. gemalinne van franciscus cito, natuurlyken zoon van Paus innocentius den agtjlcn. Doch weinig tyds daarna vernam de Paus, dat de leer van l u t h e r vele aanhangers vond, en dat eenige vorften van Duitschland dezelve begunstigden , waarom hy hem mar Rnme deed dagvaarden. Doch luther verzekerd, dat hy aldaar niet zou vrygefproken worden , beriep zich op eene algemeene kerkvergadering. Het verkopen van aflaten hier te lande, was niets ongemeens. Dus verwonderde men zich ■deswegens niet. De Hollandfche kloosters veilden de aflaten aan de gemeente, cn vergaderden hielen daar fchatten. De regeering der byzondere fteden, alwaar aflaten te koop waren, gaf hiér* van aan de naaste fteden kennis, en verleende vrygeleide aan misdadige kopers, tot zekeren beftemden tyd. Doch daar men het veilen van aflaten hier te lande vergunde, was men tevens begerig om te weten, wat 'er tegen gefchreven werd. De fchriften van luther waren onge twyffeld hier reeds bekend in het jaar 1518 en in het volgend jaar werden zy opentlyk verkocht In Oostfriesland, by üitdrukkelyke toelating van de» Graaf edzar, eenen van die Duitfche vor. ften,  en kleefsche oudheden. * 137 ïien, weiken de leer van luther reeds hadden omhelsd. Ook hadden pieter damaszoon van der myle, Burgemeester, en eloris oem van wyngaarden, PenflO- naris van Dordrecht, zich in dit zelfde jaar, reeds tegen fommige aanhangers van luther, daar ter ftede, verzet. En waarlyk, het was geen wonder, dat de leer van luther hier ingang vond; daar de gehele Nederland/the kerk, reeds meer dan eene eeuw, naar de Hervorming verlangd had. Philips van Bourgondien , welke toenmaals den bisfchoppelyken zetel van Utrecht bezat, fcheen niet tegen eene hervorming te zyn. Hy fprak met zyne gemeenzame vrienden menigmalen over het verbeteren van misbruiken; als onder anderen, over het verminderen der feestdagen , over het beteugelen der kncvelaryen van proviforen en dekens; over het aanitellan van goede priesters, en het afweren van domme en fnappende papen, gelyk men 'er velen onder de bedelmonnikken vond, alsmede over vele andere zaken, allen de hervorming der kerke bedoelende. Een groot gedeelte van het leven der heiligen hield hy voor grollen, lezende, in dc plaats van die nietswaardige levensgefchiedenisfen, de heilige fchriften, welker gemeene Latynfche overzetting hy gewoon was met die van erasmus te vergel lyken. Ook betuigde hy zeer te verlangen naar dien tyd, in welken den Geestelyken het huwelyk mogt vrygelaten worden. Sommigen fchryven dit verlangen toe aan zyne byzondere genegenheid voor de vrouwen. Van den Paus°, de Kardinalen, en van geheel hetRoowfche Hof, het welk hy gezien had, fprak hy met de diepfte verontwaardiging , en verklaarde opentlyk, dat de heidenen beter plagten te leven, dan zy, di? I 5 thans  13$ kabinet van ne* erlandsche thans aan de Christenen de wetten voorfehreven* Onder eenen Bisfchop, welke zodanige gevoelens koesterde, was het geenzints vreemd, dat het volk aan de leer van luther eenig gehoor gaf. Desiderius erasmus zelf, het wonder zy-, ner eeuw, hield met dezen Bisfchop briefwisfeling, en verfterkte hem in diergelyke gevoelens. Hoewel nu Keizer maximïlia an in den aanvang van het jaar 1519 overleed, en geheel Europa in eenen bloedigen oorlog gedompeld werd, wegens de opvolging tot de keizerlyke waardigi heid, welke zich twee magtige vorften,namentlyk de Koningen van Frankryk en van Spanje, aanma. tigden, welke poging echter aan beiden mislukte, doordien karel, naderhand in de gefchiedenisfen 20 beroemd geworden onder den naam van Keizer karel den vyf den ; ■— hoewel de Nederlanden daarenboven door binnenlandfche onlusten beroerd werden, zich daar tegen verzette. De leer van luther waarby nu nog andere hervormers, waren opgeftaan, werd daardoor geenzints benadeeld, maar drong van tyd tot tyd met krachtdadige flappen voort. De kanonnik ul r i c h z w i nglius had in het jaar 1519 ook reeds begonnen, met te Zitrich in Zwitzerland opentlyk tegen het Pausdom te prediken, en eenen merkelyken aanhang gekregen. Hy en luther fielden zich in den aanvang alleen tegen de aflaten, en tegen het gezag van den Paus om dezelven te verlenen. Hunne leer vond hierom veel ingang by de menigte , voorlang overtuigd van de tomeloze heerschzucht der Pausfen, van welken fommigen zich ook, door andere wanbedryven, verachtelyk gemaakt hadden. Geheel Duitschland ontfing derhalven da fchriften van luther met graagte; zelfs toen hy, allengs verder gaande, verfcheidene dwalingen en  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I30 en misbruiken der Roomfcbe kerk aanwees,' vond hy, by verfcheiden vorften en vrye fteden van het Duitfche ryk, zo veel gehoor, dat zy zich opentlyk voor voorftanders der hervorming verklaarden. In de Nederlanden begon men ook hoe langs hoe meer het oor te lenen aan de hervorming. Doch omtrend dezen tyd zag men eene bulle van Paus leo den X in het licht verfchynen, by welke luther en luthers leer en fchriften veroordeeld werden. De Paus begeerde dat deze bulle alom zoude gelezen worden. In de Nederlanden bragt hy zo veel te weeg, dat de Leuvenfche hoge fchool, welke de leer van l uther reeds in het jaar 1518 veroordeeld had, nu befloot van zyne fchriften in het openbaar te doen verbranden. Dit gefchiedde ook op andere plaatzen, waardoor luther aangefpoord werd, om de pausfelyke bulle, en zelfs de dekretalen, door een vonnis der hoge fchool van Wittenberg, insgelyksten vuure te doen doemen. Karel de V. zocht thans de vriendfehap van den Paus, die hem in den oorlog, waarmede hy van Frankryk gedreigd werd, zeer te ftadekomen kon. IIy trok derhal ven eene lyn met Paus leo tegenLUTHER, die,in het jaar 1521 gedagvaard,op denRyksdag van Worms verfcheen, aldaar geboord en veroordeeld werd. Hierop volgde een keizerlykplakaat, den agtften van bloeimaand gedagtekend, ingericht aan het gehele Duitfche Ryk niet alleen, maar ook aan de erflanden van den Keizer, waaronder de Nederlanden begrepen waren. • Mar ten luther werd in dit plakaat voor eenen bekenden ketter verklaard, en in den ryksban gedaan. Het lezen en bewaren zyner fchriften werd elk verboden, en de wethouders ontfingen bevel om dezelven alom te doen verbranden. Voorts behels-  i^o kabinet van nederlandsche helsde dit plakaat ook een verbod van bet herdrukken dier fchriften, en van het drukken en uitgeven van fpotprenten tegen den Paus of anderen. Het werd befloten met een algemeen verbod" van iets over Godsdienstzaken te drukken , zonder behoorlyke toeftemming , en geftaafd met eene bedreiging van ftraffe tegen de overtreders, naar kerKelyke en waereldlyke rechten, waaronder, gelyk het gevolg geleerd heeft, ook de dood verftaan werd. Men hield den pausfelyken gezant, jeronimus alexajjder, voor den voornaamften opfteller van dit plakaat. Sommigen fchryven, dat 'er onder de Keurvorften verfcheiden waren, welken 'er gene kennis van gehad hadden. De Aartsbisfchop van Keulen was 'er een van. Ook is het zeer waarfchynelyk , dat men den Keurvorst van Saxen en andere Ryksvorften , welken zich opentlyk voor luther verklaard hadden, niet over een plakaat tegen hem zal gehoord hebben. Nogthans leest men in het plakaat zelf, dat het met den raad en toeftemming der Keurvorften en alle andere leden van het Roomfche Ryk, op den landdag vergaderd, gegeven was. Het werd , zonder veel tegenfprekens in de Nederlanden, en voornamentlyk in Holland en Zeeland, afgekondigd. Sommigen hebben ook hierin eene inbreuk op het recht der byzondere ftaten willen aanmerken, dat men hun vergde, een plakaat van zo veel gewigt ter uitvoer te brengen , over het inftellen van het welk , zy niet gekend noch gehoord waren. Ondertusfehen fchynt het aanvangs niet ftreng ter uitvoer gebragt te zyn. Doch toen de Keizer, in het volgend jaar , francois van den hulst tot Raad van Brahand had aangefteld, om onderzoek te doen door de .Nederlands naar Lutherfche fchrif.  'en kleefsche oudheden. 141 fchriften en aanhangers der nieuwe leer, kwam 'er een nieuw plakaat in Holland uit, waarby elk, die luthers leer eenigzints toegedaan was, binnen dertig dagen na den negen-en-twintigften van grasmaand voor hem gedagvaard werd, omme daer af, dus luidt het plakaat, „ bermhertelyck 5, ende met mifericordie geinflrueert, gftepurgeert, en ghecorrigeert te worden" Dit plakaat werd federt van verfcheiden diergelyken gevolgd , en onder anderen in het jaar 1525 van een, waarby het houden van openbare of heimelyke vergaderingen , in welken het Evangelie , de Epistelen Panli en andere geestelyke fchriften gelezen en overwogen werden, ftrengelyk verboden werd. Men had onlangs bet nieuwe Testament , uit de Hoogduitfche overzetting van luther, in het Nederduitsch vertaald,cn in het jaar 1523 te Amfterdam doen drukken. Nu is het zeer waarfchynelyk, dat het zo even aangehaalde plakaat, het gebruik dezer vertaling bedoelde. Sedert dien tyd begon men met meerdere geftrengheid de aanhangers van de nieuwe leer van luther te behandelen. "Jan de bakker, Priester te Woerden, was de -eerfte, welke, omtrend den tyd van het uitgeven van dit laatfte plakaat in Holland, om kettery in 's Hage geworgd en verbrand werd, welk deerlyk 'lot naderhand vele andere brave lieden getroffen heeft. Sommigen ,uit Leiden, Haarlem, Amfterdam en andere plaatzen, werden op de kasteelen te Muiden, te Rupelmonde, te Vilvoorden, en elders gevangen gezet. Gematigde lieden ondertusfehen veroordeelden deze geftrengheid De Schryver van het leven des Bisfchops van Utrecht verklaart zich in de opdragt aan de landvoogdesfe , rondelyk tegen zulke Monnikken, die, ten tytnnen hyzonderen voordeele, 't gezag der vorftinne, ti-  Ï42 kabinet van nederlandsche tirannifcherwyze, en zelfs St gene fchrikkelyk te zeggen was , tot bloedflortens toe, durfden misbruiken. De ,ïeei der hervorming won, ondanks alle tegenkantingen en vervolgingen, veld, en had in het jaar 1520, ondanks het plakaat van Worms en alle de andere plakaten, hier te lande uitgekomen, in Duitschland en in de Nederlanden zeer veel opgang gemaakt. De Keizer, belemmerd met den oorlog tegen Frankryk, was geenzints vermogend geweest, om het plakaat van Worms behoorlyk ter uitvoering te doen brengen. De leden van het Duitfche ryk, in het jaar 1523 te Neurenberg by een gekomen, hadden honderd bezwaarpunten tegen het Roomfche Hof opgefteld, en begeerd, dat 'er eene vrye Kerkvergadering iri Duitschland gehouden wierd, om hun des wegens de nodige voldoening te geven. Doch de Roomfche vorften, hielden eene afzonderlyke vergadering te Regensburg, en namen op dezelve het befluit, om het plakaat van Worms te doen in werkzaamheid brengen. . Dit zelfde vorderde de Keizer andermaal van alle de leden, in het jaar 1526 te Spiert by een gekomen. Doch hy verwierf meer niet dan een befluit, by het welk hy verzocht werd, om, binnen het jaar, eene Kerkvergadering in Duitschland te doen befchryven • in weiken tusfchentyd, elk zich, in hetftuk van den Godsdienst, zodanig zou moeten gedragen dat hy zulks voor God en den Keizer zou kunnen verantwoorden. De zaken van Europa waren nu in de vreesfe. lykfte verwarring. De Turken hadden omtrend .dezen tyd eenen inval in Hongaryen gedaan, en Koning lodewyk, welke met maria, zuster van den Keizer, gehuwd was , zo zeer in het naauw  en kleefsche oudheden. 143 naauw gebragt, dat hy met verlangen naar Duitfche hulp uitzag. Doch de verfchillen over den Godsdienst hielden de Duitfche vorften verdeeld; De Keizer zag zich buiten ftaat, om zynen fchoonbroeder by te fpringen. Ook fneuvelde l o d e* tvyk eerlang in eenen veldflag tegen de Turken. Voorts waren de boeren in Zwaben, in Frankenland* en in verfcheide andere oorden van Duitschland,, tegen de Edellieden, onder welken zy ftonden ? opgeftaan, verwekkende ten deele ook, onder voorwendzel van Godsdienst, eenen kryg, welke verfcheiden jaren geduurd heeft, en by den naam van Boerenkryg in de Duitfche gefchiede-* nisfen beroemd is. Onder den loop dezer onlusten verfpreidde zich de leer der hervorming meer en meer. Zelfs liet de Landvoogdes margareet zich in het jaar 1525 verluiden, dat zy eenige misbruiken onder de geestelykheid, waartegen luther gefchreven had , verbeteren wilde. Ten dien einde , in Holland gekomen , beval zy aan de kloosters: ,, niemand den]predik/loei toe te betrou„ wen, dan die voorzichtig, verflandig en van goede „ zeden was." Zy verbood: „ om het volk door „ verdichtfelen te ergeren." Ook wilde zy: ,, in „de fermoenen van luther noch van zyne leer ge.,, wag gemaakt hebben, zo min ah van andere keu „ ters, die hier voortyds geweest waren." Zy beoogde, door het verbeteren van eenige misbruiken, den voortgang der nieuwe leer te ftuiten. Doch het gelukte niet. Geheel Holland, en in het byzonder Delft en Amflerdam, werden in de lente van het jaar 1527 aan het Hof der Landvoogdesfe, van Lutheranery befchuldigd. De Regeering van Amflerdam maakte zich nog daarenboven te meer verdacht, doordien zy niet gedogen  144 kabinet van neder i. a nd s che gen wilde, dat hare poorters, ter oorzake van zulk eene befchuldiging, buiten het Graaffchap, te Leuven of elders, in rechten betrokken werden; met grond beweerende, dat zulks met hare privilegiën ftrecd. Doch ten Hove dreef men : dat alle de Nederlanden flechts e'éne provintie waren, waarom men oordeelde, dat die uit Holland wel konden gedagvaard worden in Braband of in ^Vlaanderen. Men ziet hieruit, dat de hervorming, in HoU 'Jand, van tyd tot tyd doordrong. Doch zy zou •ongetwyfreld meer ingang gevonden hebben, zo ■de Hervormers zeiven niet al te vroeg oneenig :gcworden waren. Zwingliüs, welke de hervorming te Zurich in Zwitferland aangevangen Jiad, geraakte omtrend het jaar 1525 in een hevig ■verfchil met luther , over de leer van het Heilige Avondmaal. Ieder hunner kreeg eenen aanhang. De Zwitferfche fteden, welken de hervorming" hadden aangenomen, verklaarden zich voor zwingliüs. Dus deden ook Geneve t Conflans, en andere nabuurige plaatzen. Doch in Duitschland hield men het in het algemeen met luther. De ontydige yver, met welken dit gefchil, van de eene en andere zyde, gedreven werd, verbitterde de gemoederen van beide de partyen, en boezemde velen groter afkeer in van de nieuwe leer, dan de plakaten die geduurig tegen dezelve uitkwamen, en de geftrenge ftraffen, welken men over de aanhangers van het nieuwe ftelfel uitoeffende. Dit verfchil en eenige anderen , federt dien tyd daar nog by gekomen, drongen ook door tot in de Nederlanden. De Keizer zocht zich van deze gefchillen te bedienen, om zyne oogmerken in Duitschland te bereiken. Op eenen Ryksdag te Spiers, gehouden,  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I45 den, deed hy befluiten: „ dat het plakaat van Worms overal ftand grypen zou, daar men het„ zelve tot hier toe had aangenomen. Doch dat „ men op alle andere plaatzen, den Godsdienst „ onveranderd laten moest, tot dat 'er, in eene „ algemeene Kerkvergadering, over gehandeld „ zyn zoude. De Lutherfche vorften zouden on„ dertusfchen den Godsdienst, op hunne wyze, „ mogen doen oeffenen; doch de Sakramentaris„ fen, dus noemde men de navolgers van z wi n„ glius, en Her dopers, eene nieuwe gezind„ heid, zouden van deze vryheid uitgefloten worden. Zelfs wilde men de laatstgenoemden , 3, met den dood geftraft hebben." De Keurvorften van Saxen en Brandenburg, de Hertogen van Lunenburg, de Landgraaf van Hesfen, de vorst van Arihalt en veertien voornaame Duitfche fteden, befpeurende, dat de Keizer de Hervormden onderling zocht te verdeelen, om hen naderhand met minder moeite in bedwang tekrygen, protesteerden opentlyk tegen dit befluit, zich van hetzelve op eene algemeene Kerkvergadering beroepende. Naar dit protest is hun en allen hervormden, fints dien tyd, den naam van proteflanten bygebleven. De Keizer was zeer te onvrede wegens dit protest. Het gaf hem veelligt gelegenheid tot eene vernieuwing der vorige geftrenge plakaten hier te lande. In wynmaand kwam 'er in Holland een plakaat in het licht, by welk de hardnekkige ketters van het mannelyk geflacht tot het zwaard, en de vrouwen tot de put, dat is, om levendig in de aarde te worden gedolven, veroordeeld werden. Relapfen, of de zodanigen, die eenmaal tot den roomfchen Godsdienst terug gekeerd waren, en andermaal afvielen, werden zonder genade ten vuure gedoemd. VI. deel,. K Naauw-  14-6 kabinet van nederlandsche Naauwfyks had de Kamerykfchc vrede den Keizer doen ademhalen, of hy befloot om zich in perfoon naar Duitschland te begeven, op eenen Ryksdag welke in zomermaand van het jaar 1530 ftond gehouden te worden. De proteftantfche vorften leverden aldaar hunne belydenis over, welke federt dien tyd , naar de ftad alwaar de Ryksdag gehouden werd, de Augshurgfche Geloofshelydenis is genaamd geworden. De Duitfche fteden , welken het met zwingliüs hielden, gaven eene afzonderlyke geloofsbelydehis in,alleen van de andere, in het ftuk van het Heilig Avondmaal verfchillende. Doch men kwam op dezen Ryksdag tot geen befluit. De Keizer gaf een nieuw plakaat uit, tot ftavingvan denRoomfchen Godsdienst, en om zich te beter tegen de proteftanten te fterken, poogde hy de Keurvorften te doen famenrcepen, om zynen broeder ferdinand tot Roornsch Koning te doen verkiezen. De Keurvorst van Saxen, welke zich hier opentlyk tegen aankantte , riep de andere proteftantfche vorften en fteden te Smalkalden byeen, alwaar in wintermaand een verdeedigend verbond gefloten werd, tegen elk, welke hun wegens den Godsdienst eenig geweld zoude aandoen. Zy konden nogthans niet verhinderen, dat ferdinand in Louwmaand van het volgend jaar, door de overige Keurvorften, te Keulen tot Roornsch Koning gekoren werd ; doch zy weigerden hém in die waardigheid te erkennen. Men hield in het jaar 1545 eene Kerkvergadering in Trente, waarin geduurende twee achtereenvolgende jaren niets uitgericht werd, dan dat de Spanjaarden de inzichten van den Paus en der Italianen geduurig dwarsboomden, waarom pau. lus de derde, toenmaals de Pausfelyke waardigheid  en kleefsche oudheden. I47 heid bekledende, de vergadering naar Bonome deed verleggen. Echter had men met een zeer klein getal van vyftig, zestig, zeventig, of ten hoogften negentig kerkelyken, aleer de vergadering verplaatst werd, kunnen befluiten,om over zeer vele gewigtige Hukken, in welken men met de proteftanten verfchilde, te beflisfen, en hunne uitfpraken beftempelden zy met vervloekingen; zo werd by voorbeeld het ftuk van rechtvaardigmaking,en alles wat daaraan hechtte, met vyf-en-veertig Godgeleerden beflist. Het ftuk der Sakramenten, met zestig Bisfchoppen, en dertig Godgeleerden. De Jefuit lainez merkte zelfs m het jaar 1562 op deze Kerkvergadering van Trente aan, dat de gewigtigfte geloofsftukken de kannonyke fchriften en het gezag der overleveringen betreffende, in het jaar 1547 , door minder dan vyftig Bisfchoppen, waren beflist geworden. De proteftanten wilden zich noch naar Trente, noch naar Bononie op de vergaderingen laten vinden , hoe zeer de Keizer daarop aandrong. Ook hield men in Bononie flechts twee zittingen, in dewelken niets bepaald werd, waarom zy opgefchort, en in het jaar 1551 in Trente. weder hervat werd. Uit den onverzoenbren haat, welke de Keizer tegen het alom verfpreid protef'antismis had opgevat, ontftonden de bloedigfte oorlogen, welken jaren lang Duitschland teisterden. In het jaar 1545 befchreef de Keizer de ryksvorften te Regensburg , onder voorgeven , van de gefchillen met de proteftanten in der minne te willen byJeggen., Doch zyn ware toeleg was om de proteftanten in den flaap te wiegen, en onverhoeds te overvallen. Ten dien einde had hy den Graaf van Buuren bevolen, de Nederlandfcjie benden ook K 2 naar  I48 KABINET VAN NEDERLANDSCHE naar Regensburg te geleiden. De proteftantfche vorften, niet onkundig van den toeleg des Keizers , verfchenen geen van allen op de ryksvergadering; doch hielden ondertusfchen heimelyke byeenkomften ; in welken zy de middelen beraamden, om den Keizer het hoofd te bieden, of hem zelfs aan te vallen. Toen zy gereed waren , deden zy den Keizer vragen, op wien hy het met zyne toerustingen gemunt had. Karel de vyfde begreep nu zeer duidelyk dat zyn toeleg ontdekt was, gaf flechts algemeen antwoord, en vaardigde terftond boden naar alle oorden af, om zyne benden te doen byeenkomen. Uit Duitschland verzamelde hy eene tamelyke magt. De Graaf van Buuren kwam met dertig duizend mannen voetvolk , en zeven duizend mannen ruitery, uit de Nederlanden over den Rhyn, naar Regensburg. De Paus zondocTAvio farnez ook meteen leger derwaards. De Keizer verzocht zelfs aan de proteftantfche vorften, die buiten het verbond van Smalkalden waren, om hem volk by te zetten, voorgevende, dat hy hunnen Geloofsgenoten , den oorlog niet aandeed om den Godsdienst, maar omdat zy zyne hoogheid niet erkennen, noch zich naar de rykswetten fchikken wilden. Doch terwyl de Keizer het volk zocht diets te maken, dat hy den krygniet voerde om den Godsdienst, maakte paulus de III by eene bulle in het Openbaar bekend, dat hy met den Keizer in verbond getreden was, om de ketters, door de wapenen, tot gehoorzaamheid der kerke te noodzaken; ja hy vermaande elk, om 's Hemels zegen, door vasten en bidden , over zo heilig een oorlog te verwerven. K are l de vyfde was zeer te onvrede over den inhoud dezer bulle. Doch de Paus zocht wel het uitroeien der prote- ftan-  en kleefsche oudheden. I49 ftanten , maar vreesde tevens voor den aanwas van de magt des Keizers. Zyne bulle ftrekte , om de proteftanten , die buiten het verbond van Smalkalden waren,en de zwitfers, af te houden, dat zy de zyde van den Keizer niet verkozen. Aleer nog de Duitfche met de Nedcrlandfche benden verëenigd waren, trok de Keizer op langs, den Donauw , om zich met de Italianen te vereenigen, welken vast door Tirol kwamen afzakken. Joan fredee.ik, Keurvorst van Saxen, en philips, Graaf van Hesfen , hoofden van het verbond van Smalkalden ,en onlangs door den Keizer in den ryksban gedaan, hadden een leger van tagtig duizend mannen voetvolk en tien dui> zend mannen ruitery op den been gebragt, en poogden daardoor deze vereeniging te beletten, hetwelk hun nogthans mislukte. Integendeel noodzaakte de Keizer hen, om eerlang hunne legerplaats by Ingoljladt te verlaten, cn eerst naar NieuwBurg, en van daar naar Donauwerd te wyken. Kort hierna geraakte de Graaf van Buuren gelukkig over den Rhyn, en voor by Frankfort en Nieuwhurg; waarna hy binnen weinige dagen te Ingoljladt aankwam, en zich by het Keizerlyk leger voegde. Toen befloot k a r e l den Proteftanten op de hielen te volgen. Doch dezen den flag ontwykende , die aan de zyde des Keizers ook niet fterk gezocht werd , braken op van Donauwerd, en legerden zich tot Nordlingen. Hier fcheen het tot eenen veldflag te zullen komen. De proteftanten, verdrietig geworden wegens de geduurige veldtochten, welken zy niet doen konden zonder het verlies van veel volks, fielden zich in flagorde. Karel fchaardezyn leger insgelyksch , gevende het bevel over den voortochtaanferdinand alvarez aeToledo, K 3 Her-  150 KABINET VAN NED E RL A ND S C II E Hertog van Aha, onder wien de meeste Nederlanden ftonden, die de Graaf van Buur en had aangebragt. Doch het kwam tot geen hoofdtreffen. De gehele veldtocht liep ten einde, zonder dat 'er tusfchen de wederzydfche legers, iets anders dan fchutgevaa'ten voorviel. De Keizer or.dcrtusfchen behaalde 'er zo veel voordeels by, dat hy zich in ftaat vond om het beleg van verfcheidene fteden te ondernemen, welken hem terftond werden overgegeven. Ook fheedt hy den proteftanten aan alle zyden aen toevoer af, cn bragt hen eerlang in eene 20 grote benaanwdhéid, dat zy hun leger in twee hopen deelden en aftrokken ; de Keurvorst van Saxen en de Graaf van Hesfen begaven zich ieder naar hunne byzondere ftaten terug. De Keurvorst van Saxen was 'er toe genoodzaakt, doordien hy tyding gekregen had, dat zyn Hertogdom door den Roornsch Koning ferdinand, en door Hertog mauritz van Saxen, welke, offchoon Luthersch, cn een neef van den Keurvorst, door den Keizer gewonnen was, te vuur en te zwaard verwoest werd. Verfcheiden vorften en fteden verzoenden zich toenmaals met den Keizer. De Graaf van Buur en nam Darwjiad cn Frankforth in. Augshirg en Straatsburg gaven zich federt dien tyd ook over aan den Keizer, die niemand in genade aannam, dan die zich voor vyand verklaarde van den Keurvorst van Saxen en den Landgraaf van IJcsfen. En hoewel het jaar 1546 dus ongelukkig x'oor de proteftanten ten einde liep, het volgend jaar was voor hun echter nog noodlottiger. De Keurvorst van Saxen in zyn land terug gekeerd , bemagtigde in korten tyd verfcheidene lieden, welken door den Hertog mauritz waren ingenomen. Zelfs noodzaakte hy hem en den  en kleefsche oudheden. 151 den Roornsch Koning, om Saxen te ruimen, en de wyk te nemen naar het Keizerlyk leger. Doch de Keizer, federt dien tyd , zyne gehele magt langs de Elve in Saxen gevoerd hebbende, leverde den Keurvorst byMalberg flag op den vier-entwintigften van zomermaand , overwon hem, en nam hem gevangen. De Landgraaf toen genen kans ziende, om alleen den Keizer het hoofd te bieden, maakte door tusfehenfpraak van den Hertog mauritz, en van den Keurvorst van Brandenburg, zynen zoen met den Keizer, die hem echter tegen verwachting gevangen hield. De Keurvorst werd eerst ter dood, doch naderhand tot eene eeuwige gevangenis veroordeeld. Hertog mauritz van Saxen werd tot Keurvorst verheven ; en de Keizer zag zich, na het overwinnen der twee voornaamfte proteftantfche vorften , meester van geheel Duitschland. Luther beleefde het ongeluk niet van de voornaamfte voorftanders zyner leer onder de Duitfche vorften. Hy was op den zeventienden van fprokkelmaand des jaars 1546", in zyne geboorte-ftad Isleben, overleden. In het jaar 1549 kwamen 'er wel op nieuw ge. ftrenge plakaten uit tegen de hervormden , zo wel in het Duitfche Ryk, als in Portugal en in de Nederlanden, waardoor vele lieden de vlucht namen, die,in de plaats van hunne veiligheid te bevorderen, in de handen vielen der inquifitie, doch de geduehtfte vervolgingen waren niet vermogend om eene leer te ftuiten, die de verftandigfte en redelykfte menfehen tot hare verdeedigers had (*). Dit (*) Zie wagena ar Vaderlandfche Historie, vierdedeel bladz. 415, enz. vyfde deel bladz. 280 enz, K4  152 kabinet van n ed e r l a n d s ch ë Dit achten wy genoeg om onzen lezeren aan te tonen, waardoor de Hervorming haar begin genomen heeft, welke tegenfpoeden zy heeft moeten doorworstelen, en hoe veel bloeds het gekost heeft, alëer de Roomfche vorften onvermogend werden, om de voorftanders cn navolgers der Hervorming verder te vervolgen. Wy her. vatten den draad van onze gefchiedenis. Doordien adrianus alle zyne gedachten gaan liet, om de fcheuring, door lutherus Jeer veroorzaakt, te dempen, zond hy franciscus cheregatus, Bisfchop van Interamna , naar Duitschland; doch deltalianen hadden zo wel op deze, als op de overige handelwyzen van den Paus zeer veel te zeggen, en de Roomschgezinden en de meeste Kardinalen waren zeer op hem misnoegd. De Romeinen berispten in hem, dat hy niet prachtig genoeg leefde; het ongenoegen der Roomfche hovelingen en kardinalen fcheen daaruit te fpruiten, doordien hy terftond by den aanvang zyner regeering de indulten der kardinalen vernietigde cn introk , waardoor zy voormaals vele kerkelyke ampten bezaten, van welken zy, hoe verre ook daarvan vergaderd, nogthans de inkomften trokken, of diergelyke waardigheden op eenen voordeeligen voet aan hunne vrienden bezorgden ; zonder die waardigheden immer in perfoon te bekleden, of naar de kerken om te zien, van welken zy nogthans de inkomften genoten. Naauwlyks was Paus adrianus verkoren, en was zelfs nog niet m halten aangekomen, of hy had het befluit reeds by zich zclven genomen, om alle die indulten te herroepen, hoewel hy zulks niet opentlyk deed afkondigen. Niet lang daarna, en toen hy nog in Spanje was, deed by de vernieuwde regels van de kantzelary van Sara-  en kleef5che oudheden. I£Jf Saragosfa afkondigen, en daarin alle de Refervatien of aanhoudingen van kerkelyke ampten, alsmede de Expeclativen of verwacht-gunften vernietigen en affchaffen. Sedert dien tyd heeft hy alle zaken , van welken aart zy ook zyn mogten, onder den visfchers-ring afgevaardigd. Sommige prelaten en geleerden trokken het in twyffel, of een Paus aleer hy gekroond ware, zich met de openbare zaken der regeering wel mogt bemoeijen? Zelfs, of hy den naam van Paus wel mogt voeren ? en of hy zich niet behoorde te vergenoegen met den tytel van verkoren Paus ? Deze vragen wierpen zy op, doordien het van ouds gebruiklyk was, dat men eenen Paus flechts Eleclus of verkoren plagt te noemen, zo lange hy nog niet gehuldigd was, ja , zelfs , hy bekleedde vóór zyne kroning de eerfte plaats niet onder de bedienden van het hof; ten ware dat hy dezelve reeds voor dien tyd bekleed had; integendeel behield hy den post, welke hy vóór zyne verkiezing tot Paus iekleed had, tot aan zyne kroning. En indien een verkoren Paus voor zyne kroning kwam te overlyden, werd hy, volgens paolo serpt, niet als Paus erkend. Dit fchynt ook te blyken aan eenen stephanus, welke in het jaar 752 tot Paus verkoren, doch voor de kroning'ge. ftorven , en niet onder de Paufen gerekend is, Doch in het jaar 1059 gar"nikolaus de twede een dekreet uit, behelzende: „ Indien een Paus, het zy wegens oorlog, het „ zy wegens dwarsdryven van fommige quaataar- digen, niet gekroond konde worden; dat hy ,, echter als Paus zoude mogen regeeren, en het „ beftier over de kerkelyke goederen waarnee. „ men." Deze wet werd gevolgd van eene andere door K 5 kl e»  154 kabinet van nederlandsche Klemens den vyfden, in welke aan de verkorens en niet gekroonde Paufen de magt gegeven werd, van welke adrianus de zesde zich bediende, en welke van den volgenden inhoud is: „ Gemerkt , dat zommige, zo als wy verftaan „ hebben, tegens de leere der Apostels, fteu., nende op haar eigene voorzichtigheid, of liever onvoorzichtigheid, en begeercnde te re„ dentwisten, over zaaken, omtrend dewelke 3, het haar niet oorbaar is te redentwiften; zig niet ontfien te beweeren, dat de Paus, voor ,, de plechtigheit van zyne krooninge, zich niet ,, mag bemoeyen met de begevinge, de aan zich ,, houdingen, en de difpenfatien van Kerkelyke 3, Ampten, of met het verleenen van eenige andere gunften; dat hy zich in zyne Brieven niet „ enkelyk Biflchop, maar gekoofen Biflchop, moet ,, noemen; en ook geene Bulle mag gebruyken , ,, daarin zyn naam uitgedrukt ftaat: Soo is het, „ dat wy willende de reukeloosheit van zoodaa,, nige Menfehen beteugelen; alle de geene, die ,, de ftoutheit zullen hebben, van by diergelyke s, gelegentheid eenige onzer Brieven, over wat zaake dat dezelve gefchreven zyn, en de welke „ van onfentwegen voor de plechtigheid van onze krooninge uitgekomen zyn , tegen te „ fpreeken, met het Ban-vonnis bezwaaren. Ge„ geven, &c." Naar deze bepalingen gedroeg zich adrianus de zesde, en deed ingevolge van dezelven verfcheidene verrichtingen voor zyne kroning. Doch hy verhaaste zyne kroning zo veel hem mogelykware, om de bedreigingen en vervloe. kingen te ontgaan, welken in de geestelyke rechten uitgedrukt ftaart, tegen diegenen, die zich buu  en kleefsche oudheden. ï55 buiten noodzaakelykheid voor hunne kroning met de regeering bemoeiden, waarom hy ook voor het overige niets van aanbelang voor dezelve deed. Op den dag na zyne kroning verklaarde hy, dat de Indulten der Kardinalen, federt den dag, op welken hun van zyne verkiezing kennis gegeven was, herroepen en vernietigd waren. Op zyn bevel werd in zyne nieuwe decreten der kantzclary een regel van deze herroeping ingelascht. Daardoor nu werden alle de begevingen van kerkelyke ampten, ingevolge de gemelde indutte gëfchied , nietig en krachteloos. De Kardinalen narnen dit zeer euvel op, te meer, doordien het buiten hunne kennis gefchied was, doch zy ontveinsden hun verdriet voor het oog, en hielden zich , als waren zy niet zeer gevoelig wegens deze behandeling. Niet lang daarna verminderde adrianus de VI het getal der Referendaris/en van dertig tot op agt perfonen, daardoor werd de haat der hovelingen ook opgewakkerd, hoewel fommigen deze zyne handel wyze goedkeurden, terwyl eene zodanige menigte nutteloos, en kostbaar was. Ondertusfehen werden ook de andere amptenaars zeer beducht, vrezende voor een zelfde lot, het geen hun ook buiten twyffel zou te beurt gevallen zyn, doordien de Paus daaromtrend reeds met verfcheiden mannen had geraadpleegd , om die redenen alleen, door hem uit andere gewesten ontboden. Doch de list van hun, welken, door het vernietigen dezer ampten, nadeel konden lyden, maakte zyne pogingen vruchteloos, en de ontbodene Raadslieden moesten, zonder iets uit te richten, naar de hunnen terug keren. Zo rasch adrianus gekroond was, verzochten vele gezanten van Koningen en Vorften by hem  IS6 KABINET VAN NEDERLANDSCHE hem gehoor; welken hy allen, en den rang dien zy bekleedden, ontfing, in hunne verzoeken behoorlyk beantwoordde. Ondertusfchen waren 'er buiten 's lands ook zeer vele zaken, waarmede adrianus de VI zich moest afgeven. De Turken fchenen geheel Hongaryen te zullen overftromen, en daartegen moest hy helpen waken. De Hervorming, door martinus lutherus in Duitschland begonnen , dreigde het gehele Christendom van den Pausfelyken ftoel af te fcheuren, en ook dit gaf hem de handen vol werk. Rhodus werd door de Turken belegerd en veroverd, zonder dat de Christen vorften veel daartegen fchenen in het werk te Hellen; het welk hem zo veel te meer kwelling baarde, en de ingefpannenheid van zynen geest vorderde. Alle deze zaken vielen voor in een tydftip, waarin Rome door eene hevige pest bezocht werd, waarom alles wat eenigzints van aanzien was de ftad ontvluchtte. En terwyl de Kardinalen , Aartsbisfchoppen, Bisfchoppen, Prelaten en Amptenaars van het Hof naar elders de vlucht namen, om deze bezoeking te ontgaan, lieten zy Paus adrianus alleen, en in de grootfte verlegenheid in Rome. Hy genoot dus weinig genoegen , geduurende zyne korte regeering. Doordien de voornaamfte Heren uitgeweken waren, moesten de kantzelary en de Rota gefloten worden, en alle bezigheden ftilftaan. Inmiddels floot de Paus zich met alle de zynen in zyn paleis op; niemand mogt uit de ftad, in het paleis, of by den Paus komen, dan die geen, welke geroepen werd; ook vermogt niemand uit het paleis ftads. waards in te gaan, of hy, welke dit deed, vermogt niet weder terug te komen. Deze eenzaamheid  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 157 heid ondertusfchen was den Paus niet verveelend; hy verkreeg integendeel eene zo onwederftaanbare zucht tot dezelve, dat hy tot aan het einde van zyn leven naar de eenzaamheid reikhalsde; waarover dan ook zeer vele klagten werden ingebragt. Hy verfleet dezen tyd nogthans 'niet in ledigheid ; want hy ftudeerde niet alleen met den grootften yver en naarftigheid ; maar ook had de kerk fints eenen geruimen tyd geen' Paus gehad , welke met zo veel yver de voorvallende zaken en bezigheden afdeed. En terwyl alles voormaals door de handen gegaan was van vele laffe bedienden, die, naar de fnedige inzichten van dien Paus, geen genoegzamen vlyt betoonden in het afdoen der zaken, floeg hy in perfoon de handen aan het werk, en wilde niets afgevaardigd hebben, alëer het onder zyn gezicht ware doorgegaan. Onder de misbruiken, door hem afgefchaft, behoorden het verminderen der nieuwe en onnodige amptenaren, het affchaffen om ampten voor geld te verkopen; de aflaten, welken door hare menigvuldigheid in verachting geraakt waren, veel fpaarzamer uit te delen, waar door dezelven reeds ten zynen tyde in meerdere waarde begonnen te ftygen. Hy had ook voorgenomen om de bedorvene zeden der ftad Romen te verbeteren; de Maranen uit te roeïen; de Godslasteraars, de woekeraars, de geestelyke amptverkopers ? en de Sodomyten ten ftrengften te vervolgen, en ingevolge de wetten te ftraffen, wanneer hy daarin door eenen ontydigen dood niet ware verhinderd geworden. Sommigen hebben hem nogthans van eenige gebreken en verzuimen befchuldigd; doch volgens  15 8 kabinet van NEDERLAybsCHÏ gens de beste getuigenisfen zyn deze gebreken aiJeen kleinigheden geweest, en dezelven zyn niet begaan, dan wanneer hy dacht dat hy zyne pogingen tot welzyn van anderen befteedde. Buiten twyffel heeft hy vele zaken toegeftaan, of door de vingeren gezien, om grotere onheilen voor te komen. Somtyds werden hem de dingen valfchelyk aangcbragt, en niet naar waarheid voorgedragen; maar ook fomtyds oordeelde men yecl te fpoedig in den eerften opflag, als hadde hy fommige zaken onvoorzichtig toegeftaan, die nogthans by de uitkomst bleken, gefchied te zyn met de grootfte omzichtigheid. Dat adrianus fommige onkosten befnoeide, geichiedde geenzints zonder heimelyke ontevredenheid en gemor van zyne gemeenzame vrienoen, en anderen. Want allen maakten eene verkeerde rekening, doordien hun van de giften, gaven en beloningen, welken zy van den eenen en anderen verwachtten, en waarop zy gebouwd hadden, na die algemeene reduttie. weinig te hopen overig bleef. Terwyl de Paus het een en ander poogde te hervormen; en nog met meerdere veranderingen en verbeteringen bezig was, werd hy door eene hgte koorts aangevallen, welke door zyne geneesheren aanvangs geoordeeld werd van weinig belang te zyn tot dat dezelve weldra in eene dodelyke krankheid ontiarte. Toen de koorts van tyd tot tyd zwaarder werd, deed hy zich naar het Vatu kaan voeren, riep de Kardinalen by eikanderen, beval hun het behoorlyk beftier der kerk, en benoemde eenen Kardinaal, namentlyk willem enckevoort, welke Dataris en Bisfchop van Tortofa was en van wien wy hier voren koitelyk hebben gefproken. De  en kleefsche oudheden. I59 De Kardinalen waren geheel ontevreden, dat zy willem enckevoort tot hunnen amptgenoot moesten aannemen ; niet alleen , doordien hy, als een vreemdeling , by de Romeinen geheel in geen aanzien was; maar tevens, om dat hy, weinig tyds geleden , nog zeer geringe en magere bedieningen bekleed had; zo dat zy hem niet waardig genoeg kenden , om tot eene zo hoge waardigheid op te klimmen. Meest alle de Kardinalen hadden met meer genoegen gezien, dat theod. hesius geheimfchryver van den Paus, van den Dataris tot het purper mogt zyn verheven; doch de Paus en de zynen begrepen het anders. Aanmerkelyk is het, dat adrianus, hoe genegen ook om enckevoort tot den Kardinaals hoed te verheffen, zeer vele moeite zou gehad hebben om de toeflemming der Kardinalen deswegens te krygen, indien zy verzekerd geweest waren, dat hy van zyne ziekte niet weder zou herfleilen. Enckevoort was dan in groot gevaar omtrend zyne nieuwe verheffing, doordien de Kardinalen,bya!dien zy eenen nieuw verkoren Kardinaal met fchele oogen aanzien, den nieuwling op alle bedenklyke manieren den voet weten dwars te zetten ; en byaldien de Paus vóór de plegtige bekendmaking was komen te overlyden,was zyne benoeming van gene de minfle waarde geweest. Doordien de Paus genoegzaam op zyn uiterfle lag, en de Kardinaalen geenzints zyne vrienden waren, hadden zy de plegtige bekendmaking zeer ligt kunnen uitflellen, en in dat geval ware enckevoort nimmer tot den Kardinaals hoed verheven geworden. Doch doordien zy waarfchyne. lyk gene gedachte hadden , op het zo flerk naderend uiteinde van den Paus, werd en bleef de  ióo kabinet van nederlandsche de nieuwe Kardinaal in zyne waardigheid bevestigd. Weinige dagen daarna, namentlyk op den 14 September van het jaar 15 2 3, kwam adrianus, in het twede jaar van zyne regeering, te overlyden, in den ouderdom van 64 jaren, 6 Maanden en 13 dagen; hebbende hy den Pausfelyken ftoel niet langer dan 20 Maanden en 6 dagen bezeten. De Paus was niet zo haast overleden, of w 1 llem lookhorst fchreef eenen brief van bekendmaking uit Rome aan den Deken van het kapittel van St. Maria te Utrecht , uit welken brief wy het voornaamfte hier onder zullen laten volgen (*): ,, Het geene nog meer te betreuren is, is dit, „ dat de gantfche Stadt beforgt is geweeft voor „ fyn opkomft; behalven de Gierigaarts , de,, welke by hervorminge van den rechtveerdigen „ en Heiligen Paus geleeden hadden. Soo als „ hy gelceft heeft, te weeten Vreedtfaamig , „ met Oplettenheit, Godtvruchtig en Heylig, is hy ook geftorven. Op fyn fterf-bedde heeft ,; hy, na de toeftemminge der Kardinaalen eerft „ verfocht te hebben, aan fyn oude Huysgenoo* „ ten , die gefaamentlyk opgefchreven waren, „ fyne roerende Goederen , die hy voor fyn „ Pausdom hadt aangewonnen, en uyt Spanje naar Romen medegebragt, by Teftament gej, fchonken en gemaakt. Hy voegde daar by, dat „ hy haar foberlyk voorfien hadt, na maate van ,, den arbeydt en de perykelcn die zy uytgeftaan „ hadden; doch dat hy, om haar teverryken, ,, de Goederen der Kerke en Kerketyke Ampten „ niet hadt willen misbruyken; gevende daarin „ een (*) Apptnd. apud Hedam, pag. 11, 12.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN, l5f „ een Exempel aan fyne Nazaaten. . . . Daar„ enboven heeft hy den Kardinaal. Enckevoort „ aangeftelt, (of hy 'er meer aangeftelt heeft, „ weete ik niet;) om alle fyne roerende en on„ roerende Goederen, die hy te Utrecht en te Leuven nagelaaten heeft , tot Godtvruchtige „ werken , en voornamentlyk tot onderhoudt „ van fyne arme Bloedtverwanten, en tot eeni„ ge Aalmiffen, voor de Zaaligheit fyner Ziele, „ te befteeden. Hy wierdt dikwils over fyn „ Begraaf - plaats, en begraveniffe ondervraagt; ,, maar heeft daar weinig op geantwoordt. Eg,, ter heeft hy den pracht en te grooten fwier „ omtrent fyn graf verbooden; waarin hy den „ Philofooph Anaxagoras navolgde, dewelke „ zeyde; Dat de Graven maar dienden tot een ,, bewys van de Rykdommen , maar' tot geen „ cieraadt van den doodt; dat'er geen geringer verlies voor de overleedenen was, als dat van „ haar graf; dewyle de wegen overal open fton„ den, 't zy naar den Hemel, 't zy naar de Hel- „ le Hy was foo zeedig , dat de on- „ deugentheit der Verleyderen daardoor afge„ fchrikt was. Syn ommegang wasvry, maar. „ niet uytgelaaten. Syne reedenen waren wel „ beleydt, en vol pit; foo datfe door de Ge„ leerden Delphifche Orakelen genoemt wierden, „ Op het bovenfte gedeelte van fyne Tombe ,, ftaat het volgende gefchreven, Dife heeft „ niets in fijn leven voor grooter ongeluk aange„ fiien, dan dat hy het Opper - gezag voerde. Ön„ der is de Tombe wit, wachtende nog na een „ Graffchrift. Op den eerften dag waren defe „ Veerfen aan het Lyk vaftgehecht: VI. DEEL. L, Gi-  IÓ2 kabinet van nederlandscke Cita Mors Adriana. Hinc Mors tam cita, quod mores & tempora nojlra Prava nimis. Talem nen meruere Virwn. O Mors! O Tempora! Dat is: Op den Ontydtgen Doodt van Adrianus. Wilt gy de reeden van fyn vroegen doodt verjhan? De tyden waren boos, ons leven ganifch bedorven: Dus waren wy niet waardt een Paus als ADRIAAN; Daarom is hy foo vroeg tot onfe ftraf geftorven. 6 Doodt! 6 Tyden! Hy werd op het Vatikaan, tusfchen de twee Paufcn pius den tweden en den derden, bygezet: ook vervaardigde men Latynfche verfen ter zyner gedachtenis, in welken op de onderlinge Godvruchtigheid van deze drie Paufen gezinfpeeld werd, door de woorden Pius en Pietas. Willem van enckevoort een Brabander van geboorte, vervolgens Bisfchop van Utrecht, en de eenigfte Kardinaal door adrianus verheven, bragt zyn lichaam over in de kerk der Hoogduitfchers, alwaar het in eene prach. tige graftombe ter aarde beiield werd, met het volgend infchrift: ADRIANUS. VI. Paus. Te Utrecht, een deftige Stadt «Nederlandt, j, gehoor en, terwyle dat hy een grooten afkeer heeft „ van den luyfter-der Wereldtfche faaken, is door de „ Overhelt, uyt eygen beweeginge, om fyn weergad„ loofe Geleertheit in de Geeftelyke Wetenfehappen , p en om de byna Goddelyke Gemaatigtheit van fyn al-  en kleepsche oudheden. ItfiJ }, allerfayverfte Gemoedt, aangeftelt tot Opper-Leer„ Meefter van Carel de tot Biftchop van Torto„ fa, tot Raadts- Heere des Konings , zi5 vö» a's Spaanfche Koningryken. Eyndelyk 3, ï'j hy, Joor Goddelyke hefchlkkinge, /« jj# afwee3, Opper - Biftchop van 't Chriflendom jtcsö ,, kooren. Hy heeft gekeft 64 Jaaren, 6 Maanden, „ 13 Dagen. Hy is geftorven op den 14 Septem* ,, ber, »*» V ^^w- 1523. ƒ« het tweede Jaar fyns Pausdoms: Willem Enkevoirt ydoor-deffelfs goed^ 33 heid en gefag Kardinaal-Priefïcr, onder den 1'ytel vö» S. S. Johannes tfyner 3, eere doen maaken." Men vermoedt niet zonder grond,dat adria^ kus door vergift is omgekomen. Dit fchynt niet alleen de voorgemelde willem lookhorst te verftaan te geven, wanneer hy zegt met deze woorden , dat de Paus zeer fpoedig van alle vermogens beroofd werd : „ Naar het „ paleis wederkcerende, het zy dat hy door al te „ grote hitte en arbeid afgemat was, het zy dat „ men hem kwaadaartig^ eten of drinken voorde. „ freld had , is hy ziek geworden." Zekere verfen van tarquillus molos sus, achter den voornoemden brief ftaande, fchyncn zulks c ck te verftaan te geven, zo niet opentlyk te bewerren. De fpïaak van vermoedelyk wanbedivf was door geheel Rome verfpreid. Sommigen waren in gevoelen, dat hy dit vergift zou hebben ingekregen op een gastmaal, waartoe hy dooiden Kardinaal carvajal genodigd was." Maar anderen zeggen, dat alle fpyzen doof den mondkok van den Paus waren toebereid, doch dat de Paus reeds krank zynde, van dezelve niet heeft L 2 ge-  16*4 KABINET VAN NE DE RL A ND S CIIE geproefd.' Des avonds echter nuttigde hy iets , en keerde alleen naar zyn paleis terug. De geneesheren oordeelden, dat het eene zinking was, welke uit het hoofd tot de lagere delen nederzakte. Deze zinking , wanneer het dan eene zinking geweest is, bleef meer dan dertig dagtn op de nieren zitten, waardoor hy tot aan zynen dood hevige fmarten moest doorftaan. Terwyl de Paus nog leefde, was het gerucht reeds verfpreid dat hy vergeven was. De geneesheren zei ven waren van gevoelen, dat hem in fpys of drank iets nadeeligs was ingegeven, of dat men hem eenen kwaden trek gefpeeld had, door vergiftigde brieven. Dit gaf aanleiding, dat de kapitein van 's Paufen lyfwngt, na voorafgaand onderzoek, eenige onderdanen van zekeren Hertog, welke deFranfche party toegedaan was, deed gevangen zetten. Doch terwyl men bezig was met deze zaak te onderzoeken, overleed de Paus ; waardoor de Kardinaalen thans meer hun werk maakten om uit het midden hunner een nieuw opperhoofd te verkiezen, dan zich aan het onderzoek der misdaad te laten gelegen leggen, te meer, doordien zy hem geduurende zyn leven , weinig liefde hadden toegedragen De nieuwe Paus bekreunde zich ook weinig om den dood van zynen voorganger te wreken, waardoor al!e onderzoek geheel bleef flekcn. Het vermoeden dat hy waarlyk vergeven'was, werd nog daardoor vermeerderd , doordien hy na zynen dood affchuwelyk werd,hoewel hy, in zyn leven , eene fchone en bevallige gedaante gehad had. Zyn lichaam was verfchrikkelyk gezwollen, en een der hovelingen riep op dit gezicht opentlyk uit: dat zyn meester door vergif was omgebragt. Ket was diezelfde hoveling , wien  en kleefsche oudheden. IÓ5 wien het nog heugde, dat alexander de zesde door vergif was omgcbragt, cn na zynen dood op eene ftrengelyke wyze opgezwollen,, en verfchrjkkelyk om te aanfchouwen was. Dit verwekte een hevig gefchil tusfchen de Spanjaarden en de Nederlanders. De eerften zeiden : dat de Nederlanders, welken den Paus altoos omringd en verzeld hadden, hem niet zorgvuldig genoeg hadden bewaakt, en den Paus door Franfche Keukenmeesters en Koks hadden laten bedienen. Dit vond te meer geloof, doordien de oorJog met Frankryk begon te ontbranden, en de Paus zich in een verbond tegen hen had ingelaten. Deze twist liep zo hoog, dat men bevel gaf om het lyk te openen. Dit gefchiedde, doch men zag in de ingewanden gene nadere tekenen van vergiftiging. Nogthans verzeekerde de eerfte geneesheer agr eda, dat adrianus de VI door vergif was omgekomen. Het prachtig paleis hetwelk adrianus de zesde te Utrecht gefticht heeft, cn hetwelk nog hedendaagsch zynen naam voert, is een belangrykfi nagedachtenis van dezen voogd der kerke. Van zyn paleis, het welk hy te Leuven in eigendom bezat, vormde hy dat Godgeleerd Kollegie, het welk in lateren tyd zo beroemd is geworden. De inkomften, welken hy aan dit kollegie maakte, waren genomen uit de goederen, welken hy voor zyn Pausdom had overgewonnen. Doordien het Aartsbisdom van Utrecht van eenen zeer hogen ouderdom is, en in voorgaande tyden zeer veel magts, gezags, en aanziens bezat, dunkt het ons niet onvoeglyk, om bydeze gelegenheid den lezer eene lyst mede te delen van deszelfs Aartsbisfchoppen, welken deze luisterryL 3 ke  166 kabinet van nederlandsche ke waardigheid, tot aan de ftaatsverandering be» kleed hebben. St. willebrordus, welke voor den eerften Apostel dezer landen bekend ftaat, die het volk tot het Christendom zou bekeerd hebben, wordt , volgens de aanwyzing der oude Gefchiedfchry veren , opgeteekend als den eerften Aartsbisfchop van Utrecht,die omtrend het jaar 696 aldaar leef* de, en in den ouderdom van byna 80 jaren zou overleden zyn. St. bonifacius,, wordt doorgaans voor den tweden Bisfchop gehouden; vóór het aanvaarden van die waardigheid, was hy winfridus genaamd , en even gelyk zyn voorzaat van EngelschSaxifche afkomst. Hy werd in den jare 754 of 755 vermoord. St. gregorius afkomstig uit Franken/and, ftaat in de'gefchiedenisfen als den derden Bisfchop van Utrecht aangetekend; men verhaalt dat hy in het jaar 776 in den ouderdom van 70 jaren over, leden zoude zyn. Alertcus, een Engehchman van geboorte, en neef van den laatstgenoemden gregorius, was de vierde Bisfchop van Utrecht. theodardus,thiedardus,of thiard, volgens de uitfpraak der Friezen, was de vyfde Bisfchop, en overleed, na deze waardigheid zes jaren te hebben bekleed. Harmak ardus, werd ook dik wils n e m o, carus, h armocak i u s , Cn haremakka* rus genaamd, was mede een Fries van geboorte. Sommigen willen dat hy 27, anderen, dat hy 15 jaren geregeerd zoude hebben Rixfhidus, de zevende Bisfchop, was mede een ¥ri$t van geboorte, St. frp,  en kleefsche oudheden. l6j S/.fredericus volgde hem als dc agtfte Bisfchop van Utrecht, en werd, gelyk men meent, in het jaar 838 vermoord. St, alfricus was de negende Risfchop, en heeft volgens fommigen. twaalf, doch volgens anderen flechts negen jaren deze waardigheid be. kleed. Egihardus of eginhardus, geheimfchryver van den Keizer karel den groten, en tevens zyn levensbefchryver, waarvan nog een zeer oud handfehrift op pergament voorhanden is, werd voor den opvolger van den laatstgemelden in het bisdom van Utrecht gerekend. St. ludgerus afkomstig van een Adelyke ffiiefète famiejje^ werd volgens de algemeene rekening gehouden voor den tienden Bisfchop van Utrecht, en overleed in het jaar 889. St. hongerus rekent me.n als elfde Bisfchop; hy was mede een Fries van geboorte, en is in eenen zeer hogen ouderdom overleden. Odilbaldüï was de twaalfde Bisfchop, en werd ook door fommigen egilbaldus ot egilbektus genaamd. Egiloboldus volgde dezen laatften als dertiende Bisfchop van Utrecht; doch zyn overlyden is zo onzeker, als vele der voorgaande-en volgende Bisfchoppen. St. radbodus de veertiende Bisfchop, rekent men afkomstig te zyn uit den ouden Koninglyken ftam van Friesland, en is in het jaar 918 overleden. Baldericus was de vyftiende Bisfchop, en overleed in eenen zeer hogen ouderdom in het iaar977- . Volcmarus de zestiende Bisfchop, was mede een Fries, en zou, volgens de mening van E 4 fora-  i<58 kabinet van nederlandsche fommigen, na den Bisfchoppelyken ftoel dertien jaren bekleed te hebben, in het jaar 989 overleden zyn. Balduintjs wordt gerekend de zeventiende Bisfchop geweest te zyn; hy heeft vier jaren geregeerd, en is in het jaar 994 overleden. St. aufuidus of ANSFRiousde agttiende Bisfchop, is, gelyk men wil,in het jaar 1008 of 1010 geftorven. ADELBOLDus,dc negentiende Bisfchop, was ,: volgens de oude kronyken , de eerfte der Utrechtfchc Bisfchoppen, die oorlog gevoerd heeft. Hy ftierf in het jaar 1027. St. bernulphus, heeft vele kerken gebouwd, was twintigfte Bisfchop van Utrecht, en is in het jaar 1054 overleden. Volgens fommigen zyn alle deze opgenoemde Utrechtfche Bisfchoppen , ten getale van twintig, of ten minftcn verrede meesten hunner, onder het getal der heiligen geplaatet, doordien zy een zeer Godvruchtig eh heilig leven geleid hebben. Doch anderen fchryven, dat de levenswyze der Bisfchoppen, na ;len dood van adej.boldus, grotelyksch veranderd is. Wilhelmu5 de een - en - twintigfte Bisfchop van Utrecht, was een Geldersch Edelman van geboorte, men getuigt van hem, dat hy in den jare 2075 of 1076 ontboetvaardig en ellendig geftorven zou zyn. Conradus de twee-en-twintigfteBisfchop, was uit Zv/abenland geboortig, en Werd in het jaar 1099 te Utrecht doorftoken , in eene kerk door hem zeiven gefticht. Bv r ch a r p u s de drie-en-twintigfte Bisfchop van Utrecht, wordt door fommigen geprezen, en overleed in het jaar 1113. Go-  en kleefsche oudheden. 169 Godebaldus de vier-en-twintigfte Bisfchop van Utrecht, was een man, welke van de deugden zyne voorzaten niet was verbasterd. Hy overleed in het jaar 1:28. Andreas van kuyk, was de vyf-en-twintigfte Bisfchop van Utrecht, en overleed in het .jaar n38. 'Heribertus, een Fries van geboorte, was de zeven-en-twintigfte Utrechtfche Bisfchop, welke, na de kerk twaalf jaren te hebben beftierd, in het jaar 1150 kwam te overlyden. Ten tyde van dezen heribertus, namentlyk omtrend het jaar 1145, verleende konradus^ derde, Roornsch Keizer, aan de kapittelen der Utrechtfche kerk het recht om eenen Bisfchop te mogen verkiezen. Dit recht is vervolgens door vele andeie Roomfche Keizers bevestigd. Voor dien tyd was de geestelykheid,met het volktc famen, meester van de verkiezing , en de goedkeuring ftond aan den Keizer; doch federt dat Keizer kon. radus afftand deed van zyn recht, ftond de verkiezing alleen aan de geestelykheid, met uitfluiting van het volk. Door dezen flap werd de gelegenheid tot vele kuiperyen geboren, doordien vermogende vorften , en hunne aanzienJykfte afhangelingen, hunne vrienden als om ftryd aan de kanonniken kwamen opdringen, waaruit zeer vele onlusten en hevige gefchillen voortfprof èn; Hermanüs van hoorn, de zeven-entwintigfte Bisfchop van Utrecht, was de eerfte over wiens verkiezing grote verfchillen ontftonden, doordien nog anderen benevens hem naar deze waardigheid haakten, tot dat hem eindelyk door tusfehenkomst van den Keizer k onrad us, den Biskhoppelyken ftoel werd toegewezen. Na^ 5 dat  170 kabinet va n nederlandsche dat hy de kerk zes jaren beftierd had, is hy in het jaar 1156 geftorven. Godefridus werd tot den agt-en-twintigften Bisfchop verkoren, en overleed in het jaar 3177. Zyn lichaam werd in de St. Martens-kerk te Utrecht begraven; en op zyne zark las men een Latynsch graffchrift, het welk in het Nederduilscït overgezet, aldus luidt: Ds Kerk-voogd Godefroy heeft 't machtig flot van Rhenen Gefchonken aan het Stift; en nog aan klaare fteenen Be flaoten Vollenho, JYionifoon en Korst gebouwt; En dat van Woerden, 'i welk de fladt getsugelt houdt. Balduinus de twede, negen. - en - twintigfte Bisfchop, was gefproten uit hetgefbtcht der Graven van Holland. Onder zyn beftier ondernam men eene kruistocht naar het heilig land. Hy overleed in het jaar 1195 of 1196 te Mentz. Na den dood van den voornoemden Bisfchop balduinus, kwamen dirk de zevende, Graaf van Holland, en otto, Graaf van Gelderland, ieder met eene zeer grote magt krygsvolk binnen Utrecht, en bragten, door kuiperyen en loze ftre. ken, aldaar alles in verwarring. Dit was van dat gevolg , dat een gedeelte der kanonniken den Domproobst theodoricus of dirk broeder van den voornoemden balduinus, weldra verkoren hebben; terwyl een ander gedeelte begeerde, dat arnoldus isenburg, proobst van Deventer, den Bisfchoppelyken ftoel zoude beklimmen. De laatfte werd door otto, en de eerfte door den Hollandfchen Graaf dirk gedragen ', doch Keizer hendrik de vyfde. bevestigde zynen neef door den ring en den herdersftaf, tot dat de Paus dit verfchil door zyne ui<-- fpraak  en kleefsche oudheden. IJl fpraak zou beflist hebben. Geduurende dit1 verfchil is Arnqldus de eerfte, die voor den dertigften Bisfchop gerekend wordt, in het jaar 1198 te Rome komen te overlyden. Theodoricus of diederik, zyn mededinger naar den ftoel, werd tot een-en-dertigften Bisfchop verkoren, doch hy had weinig genot van deze waardigheid. Want zich op reis naar zyn Bisdom begevende, overleed hy onder den weg, en werd te Paria begraven, waardoor de partyfchappen een einde namen. Theodoricus of üx^k de twede, werd tot den twee-en-dertigften Bisfchop verkoren, zyn eigentlyke naam was dirk van are: hy was proobst van Maflricht, en bevond zich in Italië, toen het Bisdom hem werd opgedragen. Nadat hy die waardigheid dertien jaren bekleed had, overleed hy in het jaar 1212 by Deventer. Otto de eerfte was drie-en-dertigfte Bisfchop van Utrecht. Hy was afkomstig uit het genacht der Gelderfche vorften. Hy was namentlyk de zoon van otto den tweden , en broeder van gerard den derden, beiden Graven van Gelderland; ook de broeder van adelheide, Gemalin ne van willem den eerden, Graaf van Holland. Hy berejkte niet meer dan agttien jaren, toen hy tot de Bisfchoppelyke waarde verkoren werd, waarom het Roomfche Hof zwaarigheid maakte, om deze verkiezing te bevestigen. De Paus werd verlangend om dien jongeling te zien,en ontbood hem.- otto nam de reis naar Rome aan, doch overleed reeds te Noordhuizen. Dit gebeurde in het jaar 1212, nadat hy tusfchen de drie en vier jaren den Bisfchoppelyken ftoel bezeten had. Op gyn affterven werd een Latymch graffchrift ver-  1?2 kabinet van nederlandsCHE vaardigd, het welk door den Geleerden h. van rhyn aldus in het Neder duitsch is overgebragt: f* Is Otto, die hier rust, de eer/ie van dien naam; Een Man van vorstlyk bloed: vraagt "t andre van de faam, Als hy reisvaardig ftond mar 't magtig Hof van Romen, Heeft hem een Jieeie koorts uyt 't leven weg-genomen. Ottö de twede, vier-en - twintigfte Bisfchop van Utrecht, was de zoon van bernardus, Graaf van der Lip. Hy werd op het verzoek deiGraven van Holland en Gelderland tot die waardigheid verheven. Hy vertrok mede naarSyriën ter kruisvaart, en werd, weinig tyds na zyne terugkomst in het jaar 1226, door het oproerig graauw van Groningen deerlyk vermoord, nadat hy het Bisdom 12 of 13 jaren bezeten had. Op hem , welke in de St. Martens-kerk te Utrecht begraven werd, is een Latynsch graffchrift vervaardigd . het welk in het Nederduitsch aldus is overgezet: Dees wakkre Kerkvoogd is ter kruys-vaart opgetoogen, Doch t'huys gekomen, fchiet het yfre harnas aan. En trekt de Drentenaars manhaftig onder d'oogen, Om de belegering voor Groningen te ftaan: Doch 't wilde en woeste volk, west 't leger te verrasfen; En te misleyden, door onkunde van het landt; Daar f dat fyn heyr bezet in 't midden der moerasfen, Daar fr.euvelt 'f beste volk, daar raakt hy zelfs van kant. Wilbrandus was de vyf-en-dertigfte Bisfchop van Utrecht, zoon van den Graaf van OU denburg, en reeds Bisfchop van Paderborn. Hy was zyne waardigheid verfchulriigd aan floris, Graaf van Holland, en werd, in Italien .zynde, ver-  en kleefsche oudheden. I73 verkoren; werwaards men terftond boden zond, om hem daarvan kennis te geven. Te Utrecht gekomen zynde, en bezit genomen hebbende van zyn nieuw Bisdom , was zyn eerfte werk de moordenaars van zynen voorganger te ftraffen. Deze Bisfchop was niet zo zeer beroemd wegens zyne geleerdheid en hcrdeiivke zorg , dan "wel wegens zyn doorluchtig gedacht, en zegeryke wapenen; hy was een geducht vorst, en beter Veldoverfte dan Bisfchop. Na eene regeering van agt jaren, overleed hy in het jaar 1233, of volgens anderen in het jaar 1236, niet verre van de ftad Zwol. Hy werd naar Utrecht gevoerd, en in de St. Servaes-YzrY, welke men wil,dat door hem zoude gefticht zyn, begraven, weleer zag men in deze kerk zyne graftombe, twee voeten hoog boven den grond verheven, met een La» tynsch infehrift, het welk in onze taal het volgende uitdrukt: ,, Willeb rand van Oldenburg XXXV. Bis„ fchop van Utrecht, eerfte van dit Nonnen-kloos- ter, van den orden van Cistertien, ligt hier „ begraven, hebbende VIII jaren geregeert." Volgens buchelius moet dit aldus verftaan worden, dat hy namentlyk het klooster van Abftede, aldus wegens de abtdy genaamd,herwaards overgebragt, en hier eene nieuwe abtdy en kerk gebouwd heeft. Otto de derde was de zes-en- dertigfte Bis. fchop, en werd door de kanorniken meteenpr.arige ftemmen tot die waardigheid verkoren. Hy was van eene doorluchtige afkomst, als zynde gefproten uit de Graven van Holland. Hy befteedde veel van eigen middelen, om het Bisdom uit de fchulden te helpen,in welken het,door de zware oorlogen zyner voorzaten , diep gewik- keid  1^4 kabinet van nederlandsche keld was. Hy was ook voogd over wildem den tweden, Graaf van Holland, welke daarna tot Roornsch Koning verkoren werd. Nadat hy zestien jaren als Bisfchop geregeerd had, kwam hy in het jaar 1249 te overlyden, en werd in de Domkerk begraven; op zyn zark leest men het volgend graffchrift: Als *C ftift met fchulden was belaaden, Qjiam Ono 't felve wel te ftaaden, Eu heeft het alles afgcdaiv. Hy ging daartoe zyn goedi verknopen; Des mogen wy met reden hoopen, Dat 't hem int eeuwig wel fal gaar.. Gosewinus, gefproten uit het oud en ade* lyk geflacht der heren van Amfiel, telt men als de zeven-en-dertigfte Bisfchop van Utrecht. 'Men is van mening, dat hy de zoon was van egidius, broeder van gisebertus den inreden, Heer van Am/lel. Hy was proobst van St. Jans. kerk, en werd wegens zyne zagtmoedigheid en eenvcuwigheid zeer geprezen ; doch dit heeft een andere aanleiding gegeven, om hem te befchuldigen van onachtzaamheid en zorgloosheid voor het algemeen welzyn. En het was ook om deze redenen, dat men hem, nadat hy twee jaren den floel bekleed had, van die waardigheid ontzette, hoewel hy, volgens anderen, het Bisdom vrywillig afflond. Henrikus de agt-en-dertigfte Bisfchop, was bygenaamd van Vianden; zoon van den Graaf van Vianden, en bloedverwant van den Bisfchop van Keulen. Deze heeft moeten oorlogen tegen de Heren van Amftel en van Woerden , welken zeer gebelgd waren wegens het afzetten van den voor-  en kleefsche oudheden. I75 voorgaanden Bisfchop gosewinus, hunnen bloedverwant. Om de Amftellaren te beteugelen , ftichtte hy het flot van Vreeland. De Domkerk, van ouderdom dreigende in tc ftorten,' heeft hy hechter en prachtiger herbouwd. Ook heeft hy het nonnen-klooster van St. Maria in Horst by Deventer zwaar begiftigd, en een kapittel te Steen•wyk gefticht. De Schryvers verfchillen zo wel omtrend den tyd zyner regeering, als omtrend zynen dood. De meeste Schryvers willen echter, dat hy in het jaar 1267 zoude overleden zyn. Het volgend graffchrift doelt op hem: Hy heeft den nieuwen Dom gefticht , En 't flot van Vredelandt doen bouwen, Daar 's vyawk grotre macht voor fv.'igt, Daar Martens-lladt op mag betrouwen. Hy was goedtaardig, vroom en recht; Het onrecht kan nooyt boven dryven, Zyn Hert was aan de Deugde gehecht; Dies fal zyn naam en faam beklyven. Johannes van Nas/duw was de negen-en-dertigfte Bisfchop; en hoewel men niet eigentlyk weet wiens zoon hy was, is het nogthans zeer waarfchynlyk , dat hy den vorften van Gelderland in den bloede beftond. Ten zynen tyde, omtrend het jaar 1282 , ontftond 'er binnen Utrecht een verfchrikkelyke brand, waardoor de kerken van St. Pieter, van St. Jan den Doper, van St. Maria, anders ook de Buurkerk genaamd, en de kerk van St. Ratharïna, benevens een groot gedeelte der ftad in kolen gelegd werden. Deze Bisfchop had by zyne aanftelling nog gene kerke. Jyke wydfels ontfangen, was daarenboven ongeleerd j  1/5 kabinet van nederlandsche leerd, en bezwaarde het Bisdom met vele fchulden; waarom hy, na eene regeering van twintig jaren van deze waardigheid afgezet is,of volgens anderen van dezelve afftand gedaan heeft in het jaar re ft 8. •Johannes van syrik, de veertigfte Bisfchop, was afkomstig uit het doorluchtig gefhcht der Lotharingfche Graven van Syrik. Hy is het geweest welke de verpande floten Vrcêland en, Montfoort, door den byftand van Graaf floris den vyfden, na een langduurig beleg veroverd, en volgens verdrag behouden heeft. In later tyd werd hy Bisfchop van Toul, en als zodanig ftierf hy in het jaar 1305. Willem de twede, een-en-veertigftc Bisfchop van Utrecht , was de zoon van waltherus van berthout, de vyfde van dien naam, en van maria van Auvergne, Heere en Vrouwe van Mechelen. Willem was de broeder van floris van berthout, en oom van sophia, welke met rein oud, den eerften Hertog van Gelderland., in het huwelyk trad. Doordien hy de leenen, welken.aan de kerk vervallen waren, weder opeischte, werd hy door de misnoegde edelen binnen Utrecht gevat, en heeft een geheel jaar in den kerker moeten doorbrengen. Naauwlyks was hy ontflagen , of hy trok naar Rome, om den myter neder te leggen, doch de Paus weigerde zyn ontflag aan te nemen. Daarop vergaderde hy een leger, en waagde eenen aanflag op de ftad Utrecht, doch zyne poging mislukte. Kort daarna waagde hy eenen veldflag, in welke hy op den 4 July van het jaar 1301 fneuvelde, nadat hy den Bisfchoppelyken ftoel vyf jaren, hoewel in geduurige onrust, bekleed had. Na eenige tegenkanting werd zyn lyk in de Domkerk begra- ven,  en kleefsche oudheden. I77 ven, met een Latynsch graffchrift, in onze taal dus luidende: Hier rust Wilhelmus, die te Mechelen gebooren, Den naam aanvaarde van Zyn vaderlyke fladt; Westvrieslandt overheerscht, moest na fyn wetten hooren. Maar ach.' hoe mislyk draayt het wisfelvallig Radt Der Atonture. Want, die pas met zeegetakken, Vol lof en glorie-ryk ter fi.idt was ingehaait, Die fiet zyn leger door den Graaf aan JIukken hakken, De Bisfchop rolt in 't fandt, de vyandt zegepraalt. Gul do van Avesne de twee-en-veertigfte Bisfchop , werd wegens verfcheidene zyner goede hoedanigheden zeer geprezen. Om zeer zuinig te kunnen leven, doordien hy met vele fchulden bezwaard was, ging hy voor eenigen tyd met ter woon naar Frankryk, om, terug kerende, zyne fchuldeifchers te kunnen voldoen. Op verzoek van den Paus woonde hy in het jaar 1311 de Kerkvergadering te Vienne by, op welke de orde der Tempelieren werd uitgeroeid. By deze gelegenheid werd hem eene Kardinaals-hoed aangeboden , welke hy weigerde , doch nam een jaarlyksch inkomen, het welk de Koning van Frankryk hem fchonk. In zyn Bisdom terug gekeerd zynde, beteugelde hy de muitende Stellingwervers in Friesland. Eindelyk na het zestiende jaar zyner regeering aanvaard te hebben, wierd hy zeer onverwachts op den 29 May van het jaar 1317 door een overval getroffen, het welk zo hevig was, dat hy daardoor uit het leven weggerukt werd, niet zonder gegrond vermoeden, dat men hem door vergif had omgebragt. Fredrik van syrik de drie-en-veertigfte VI. deel. M Bis.-  I78 kabinet van nederlandsche Bisfchop, was proobst van St* Pieter te Utrecht, en werd door het fterk aandringen van den Graaf Willem van Holland, tot de waardigheid van Bisfchop verheven; doch belaadde het fticht tamelyk met fchulden. Ten zynen tyde in het jaar 1320, op het feest van St. Johannes en Paulus binnen Utrecht, maakte men eenen aanvang met het bouwen van den beroemden Domstoren, waardoor de St. Martens- kerk niet weinig verfierd werd. In het jaar 1372 plantte men op denzelven het kruis met de vlag. Aan dezen Toren is by tusfehenpozingen gebouwd , en in het jaar 1382 voltrokken, gelyk het oude versje getuigt, het welk nog hedendaagsch aan denzelven gelezen wordt, en waarvan wy den inhoud hebben medegedeeld. Deze Bisfchop is in den jare 132a aan de jicht overleden. Jakob van oudshoorn, was de vier. en-veertigfte Bisfchop , en alvorens Deken van Utrecht. Hy was uit Hollandfchen adel gefproten. Zyne hoedanigheden worden door de Schryvers zeer geprezen; doch hy had weinig genoegen van zyne nieuwe waardigheid , doordien hy nog in hetzelfde jaar van zyne verkiezing aan eene ongeneeslyke krankheid kwam te overlyden, niet zonder vermoeden van vergeven te zyn. Johannes de vyf-en-veertigfte Bisfchop van Utrecht, was alvorens proobst van Kameryk, en gefproten uit de Heren van Diest, eene ftad in Braband gelegen. Hy werd tot de waardigheid van Bisfchop verheven, door Paus johannes den XXII. op het verzoek van johannes, Hertog van Braband, van willem, Graaf van Holland, en van reinoud. Graaf van Gelderland, nadat de wettige verkiezing der kanonniken van Iohannes, proobst van St. Sahator, en uit de  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 179 de baronnen van Bronkhorst gefprooten, door den Paus was vernietigd , nicttegenftaande by die xvaardigheid reeds eenigen tyd in bezit had gehad. De onregtmatige aanftelling van den Bisfchop johannes van die st was ook niet gezeegend; want hy beftierde het bisdom op eene zo zorgloze wyze, dat hy, met fchulden overladen, in het jaar 1340 of 1341 den geest gaf. Nicolaus de caputiis, was de zes-enveertigfte Bisfchop door den Paus aangefteld, in weerwil van de verdeelde Kanonniken. Doch hy vond de bediening van die waardigheid te lastig, lag dezelve reeds in het eerfte jaar van zyne aanftelling weder neder, werd daarna Bisfchop van Vercelle en Kardinaal, en Prior in deze hoer danigheid te Rome. Johannes van arkel was de zeven-enveertigfte Bisfchop van Utrecht; zynde een Zoon van johan, Heer van Arkel, en van er mi ngardis, de cenigfte dochter en erfgename van otto, Graaf van Cleef. Men verhaalt van hem, dat gene van alle de Bisfchoppen hem immer in krygskunde evenaarde; dat hy menigmalen te midden van het gevecht, met het harnas aan, tot in de benden der vyanden doordrong, en altoos door de fortuin werd begunstigd. Hy heeft aan de inwoners van Utrecht zeer vele vryheden gefchonken , maar het 'Sticht met zeer vele fchulden bezwaard. Hy heeft den bisfchoppelyken myter 22 jaren gedragen, werd in het jaar 1364 tot Bisfchop van Luik verheven, en is aldaar in het jaar 1378 komen te overlyden. Johannes van vernenburg,deagt-enveertigfte Bisfchop, gefproten uit de Graven van M 2 Ver-  l8o kabinet van nederlandsche Vernenburg, ging uit het bisdom van Munfter tot deze waardigheid over. Hy werd op zekeren tyd, een reisje doende om zich te vermaken , door zyne vyanden in de kleine ftad Goor verfchalkt, en door list gevangen genomen; zo dat hy zich voor eene grote fomme gclds moest los kopen. Doordien hy deswegens eenige goederen moest verpanden, klaagden de vyf Kapittels hem daar over by den Paus aan, en ondertusfchen dat deze zaak voor het Hof van Rome hing, kwam hy in het jaar 1371, in het zevende jaar van zyn beftier, te overlyden, niet zonder vermoeden van door vergif te zyn omgebragt. Arjioldus van hoorn, de negen-enveertigfte Bisfchop, was de zoon van den edelen Heer willem van hoorn, en bevond zich te Rome toen hy verkoren werd. Hy vertrok terftond daarop naar zyn nieuw Bisdom, en werd den 28 September 1371 met zeer veel luister binnen Utrecht ingehaald. Omtrend zeven jaren daarna is hy in het jaar 1377 beroepen tot Bisfchop van Luik, alwaar hy tien jaren daarna is geftorven. Florentïus van wevelichoven, was de vyftigfte Bisfchop van Utrecht, en ging uit het bisdom van Munfter tot deze waardigheid over. Men zegt, dat hy in godsvrucht voor niemand zyner voorvaderen behoefde te wyken. Op zyn uiterfte leggende, wees hy den omftanderen eenen fchat aan om zyne fchulden te kunnen betalen. Hy ftierf in het jaar 1393 in eenen hogen ouderdom te Hardenberg op de grenzen van Overysfel, na dat hy 15 of 16 jaren geregeerd had. Zyn lichaam werd naar Utrecht gevoerd, en legt in de Domkerk begraven. Fre-  • IN klee fsche oudheden. l8l Frederik van blankenheim was de een-en-vyftigfte Bisfchop, en heeft by fommige buitenlandfche fchryvers eenen niet al te goeden ■naam, hoewel hy by de nederlandfche fchryvers zeer geprezen werd. Nadat hy verfcheiden oorlogen gevoerd had, overleed hy in eenen tamelyken ouderdom op het flot Vollenhoven, in het jaar 1423, na dertig jaren den myter gedragen te hebben. Na den dood van frederik ontftond 'er een geweldig gefchil; doordien rudolf, zoon van den Graaf van Diephout, en waltherus van meurs, beiden van eenen ouden en vorftelykén adel, als mede-joH an van buuren, Proobst van Aken , cn van St. Maria - kerk te Utrecht, met hun drieën naar den Bisfchoppelyken zetel van Utrecht dongen. De twee eerften de meeste ftemmen hebbende , zonden beiden mar Rome, met verzoek, om door den Paus te worden bevestigd. Doch zyne heiligheid wees hun beiden af, en gaf het bisdom van Utrecht aan den Bisfchop van Spiets, aan wien hy zulks by het leven van frederik reeds beloofd had. Men is van gevoelen dat dezegunfteling rabanus moet geweest zyn, uit het adeiyk geflacht van Helmfladt. Deze geenen kans ziende om dit bisdom in vrede te bellieren, daar de Overysfelaaren zelfs rudolphus voor hunnen opperheer hadden aangenomen, verzocht den Paus, om dit bisdom op te dragen aan Suederus, zoon van den Graaf van Kuyleriburg. Deze werd daardoor tot den twee-envyftigften Bisfchop van Utrecht aangenomen, zynde reeds Aartsdiaken aldaar. Doch naauwlyksch had hy tien maanden met grote geftrengM 3 heid  ï82 kabinet van nederlandsche heid en zeer heerschzuchtig geregeerd, of men dwong hem de ftad te verlaten, cn in zyne plaats werd aangefteld Rudolph van diephout, welke drieen - vyftigfte Bisfchop van Utrecht werd. Uit deze verkiezing werden oneindige verwarringen, zware oorlogen, 's Paufen banbïikzem, en andere verwyderingen geboren. Doch rudolp door de meerderheid van ftemmen geëischt zynde, beftierde,onder den naam van Postulaat,het Bisdom op eene loffelyke wyze, en werd eindelyk,door bemiddeling, in het jaar 1433 door den Paus tot Bisfchop bevestigd, terwyl zyn tegenftrever suederus van kuylenburg , in het jaar 1439 £e Ba/el als Bisfchop van Cefarea overleed. Rudolf overleed in het jaar 1455, in het vier en twintigfte jaar zyner regeering. Na den dood van sueder van kuyle» bu*g verkoren fommige Kanonniken walraven van meurs tot Bisfchop van Utrecht, wordende deze keuze door felix, die in het Concilie van Bafel tot Paus was verkoren, terftond bevestigd. Doch doordien deze verkiezing en bevestiging voor onwettig werd gehouden, is hy by de meesten niet onder de Bisfchoppen gereekend. Gysbert van brederode . zoon van walraven, Heer van Br ederode, Proobst van St. Manen en van St. Sahator, werd in het jaar 1455, genoegzaam met eenpaarigheid van ftemmen, tot den vier-cn-vyftigften Bisfchop van Utrecht verkoren. Doch eenige gevluchte Kanonniken, te Amersfoort vergaderd, wierpen david, natuurlyken zoon van den Hertog philips van Bourgondien als Bisfchop op, tegen den genoem.  en kleefsche oudheden. 183 noemden gysbert, waardoor deze de bevestiging van den Paus niet kon verkrygen. Eindelyk, na eenen oorlog daar uit ontftaan, werd gysbert genoodzaakt, om in het jaar 1457 het Bisdom onder zekere voorwaarden af te ftaan aan david; en agt jaren daarna, namentlyk in het jaar 1475, overleed hy. David van bourgondien was derhalven de vyf-en-vyftigfte Bisfchop,zynde alvorens Bisfchop van Terroane geweest. Hy Jieeft nogthans het Bisdom van Utrecht niet in vrede kunnen beftieren, doordien aan engelbertus, broeder van den Hertog van Kleef, eenen jongeling van naauwlyksch agttien jaren, de regeering van het Sticht door eene fterke party werd opgedragen , tot dat Bisfchop david afgezet zou zyn, of afftand van zyne waardigheid zou gedaan hebben. Hier uit ontftonden zware beroerten, Utrecht werd in het jaar 1483 ftormenderhand ingenomen, en Bisfchop david op eenen wagen naar Amersfoort gevangen gevoerd, doch weinig tyds daarna ontfiagen, én door dwang in zyne waardigheid herfteld, waartoe de Keizer maximiliaan van Oostenryk hem de behulpzame hand bood. Eindelyk is hy, na eene regeering van ruim negen-en-dertig jaren, in het jaar 1496 op zyn flot by Duurfiede overleden. Frederik van baaden was de zesenvyftigfte Bisfchop , en werd met eenparigheid van ftemmen tot die waardigheid verkoren. Doch doordien hy geduurig in oorlogen was gewikkeld, en daarenboven te ftryden had tegen zeer vele partyfehappen, die het fticht geduurig verdeelden, befloot hy, om ftil te gaan leven, en wilde zyn Bisdom verwisfelen tegen dat van ilfe Doch dit werd hem door maximiliaanch M 4 ka-  I84 kabinet van nederlandsche karel van Oostenryk belet; maar eindelyk na eene regeering van twintig jaren ftond hy zyn Bisdom in het jaar 1516 af aan philip van bourgondien, en overleed kort daarna in Braband. Philip van Bourgondien, werd in het jaar 1516 tot zeven-en-vyftlgfte Bisfchop ingewyd; hy was een broeder van david van Bourgondien, welke als de vyf-en-vyftigfte Bisfchop voor hem geregeerd had. Velen hebben hem om zjne goede hoedanigheden zeer geprezen, terwyl anderen zeer uitgevaren hebben tegen zyne levenswyze en ongebondenheden, onder anderen, dat hy hun bastaard-zonen heeft nagelaten. Hy is na eene regeering van ruim zes jaren in het jaar 1524 te IFyk te Duurflede, in den ouderdom van negen-en-vyftig jaren geftorven. Hendrik van Beyeren, was de agt-en-vyftigfte Bisfchop van Utrecht, en werd van Bisfchop van Spiers tot deze waardigheid verkoren. Hy was.de zoon van philippus , Paltzgraaf en Keurvorst van Beyeren, en van de dochter van lodewyk, Hertog van Beyeren. Doch door de wanbedryven van den Hertog van Gelderland, welke zyn vriend niet was, ook het fticht op eene geweldige wyze beroerde, en zich zeiven meester maakte van Utrecht, moest hendrik van daar wyken. Doordien de fortuin hem dus den rug toekeerde, verzocht hy hulp van den Keizer, en verkreeg van karel den vyf den eenige hulpbenden, benevens eene fomme gelds, om dus de wederfpannigen te kunnen beteugelen ; doch onder deze voorwaarde , dat hy aan den Keizer, niet alleen dat geen , wat hem in het Sticht als Bisfchop toekwam, maar ook geheel het fydelyk rechtsgebied, in korte woorden, den ge. he-  en kleefsche oudheden. I85 helen eigendom van het fticht, het geestelyke daarvan uitgezonderd, zoude overgeven. Dit verdrag, buiten kennis der ftaten gefloten, werd weinig tyds daarna te Utrecht overgegeven, waardoor de ftaten overrompeld, verftrooid en overweldigd werden, zonder dat iemand, hoe onbefchroomd ook, een eenig woord daartegen dorst inbrengen; en de Bisfchop ontfloeg het volk uit den eed. Dit verdrag werd gefloten op den 21 Oclober van het jaar 1528. Op deze wyze heeft het fticht, nadat de geestelykheid en het volk zich naar de bevelen van den Keizer moesten voegen, deszelfs oude vryheid en luister verloren; en de volgende Bisfchoppen, nazaten van hendrik, werden van het gebied over het Sticht, en van het waereldlyk gezag en rechtsoeffening daardoor ten eenemaal en voor altoos beroofd. De Bisfchop hendrik, omtrend vyf jaren geregeerd hebbende, verliet Utrecht ,en keerde weder naar Duitschland terug. Daar berouwden hem weldra zyne vorige daden, doch het wa^te laat om dezelven te herftellen. Eindelyk werd hy Bisfchop van Freizingen of van Worms, en is in het jaar 1552 overleden. Willem enckevoort de negen-en-vyftigfte Bisfchop van Utrecht, was van Mafiricht afkomstig, maar te Mierlo in Braband geboren. Hy werd eerst kanonnik te Antwerpen, daarna proobst van St. Sahators'-kerk te Utrecht, door den afftand van adrianus den zesden, die den Kardinaals-hoed had ontfangen. Adrianus Paus geworden zynde, maakte enckevoort tot Dataris; daarna tot Bisfchop van 'Forto/a in Spanje, welke waardigheid de Paus zelve weleer bekleed had;en eindelyk maakte hy hem tot Kardinaal, (de eenigfte welke by benoemd heeft,) M j on-  ï86 kabinet van nederlandsche onder den tytel van Kardinaal - priester van St. Johannes en Paulus. Nadat Paus klemens den FII opvolger van adrianus den Whem, na den afltand van hendrik van Beyeren, tot Bisfchop van Utrecht verheven had, nam hy door gemagtigden van dit Bisdom bezit. Doch geduurende de zeven jaren, welken hy over het Bisdom regeerde, bleef hy te Rome-wonen, alwaar hy ook in den ouderdom van zeventig jaren is komen te overlyden. Sommigen Hellen zynen dood op het jaar 1534, maar anderen, hoewel zo het fchvnt verkeerdelyk, in het jaar 1536. Georgius van Egmond, de zestigfteBisfchop van Utrecht, was de zoon van johan, Graaf van Egmond, Abt van St. Amand, en heer van floogtwoudt en Eertswoudt. Hy is door verkiezing der kerken van Utrecht, op de benoeming van Keizer karel den vyf den als Graaf van Holland, in het jaar 1534 tot het .Bisdom verkoren, en door Paus paulus den vierden bevestigd. Hy kwam dus met eenen groten ftoet van vorften en edelen te Utrecht, alwaar hy in hetzelfde jaar tot Bisfchop werd gehuldigd. Deze kerkvoogd beftierde de kerk zo lang hy leefde in de allerdiepfte rust, tot groot voordeel van het Bisdom. In het jaar 1545 deed hy eene reis naar Friesland, ih gezelfchap der gouvernante maria, zuster van Keizer karel, en beiden werden zy door joiian van hasselt,Abt van Marienhof, op het prachtigst onthaald. Doordien Friesland naar den hervormden Godsdienst begon over te hellen, zond hy willem van der linden, bok genaamd lindanus, in later tyd Bisfchop vanRoermonde,en met dezen frans sonnius, daarna Bisfchop van Antwerpen, derwaards oiri den Roomfchen Godsdienst aldaar te handhaven, hoe  en kleefsche oudheden. 187 hoewel zy daar niet zeer gezien waren. Hy heeft zeer vele ordonnantiën gemaakt, en in het jaar 1555 gaf hy het eerfte glas in deSt. Jans-kerb te Gouda, flaande achter het Choor, aan de achterzyde van het grote altaar,en doorgaands het vyftiende genaamd, in de befchryving der glazen van die kerk-: Dit glas verbeeldde de doop van Christus door Johannes in de Jordaan, en de Heilige geest in de gedaante van eene duif op hem nedergedaald, met de woorden welke de ftem uit de wolken fprak, en die in de heilige bladeren kunnen nageflagen worden. Onder deze gefchiedenis ziet men het knielend beeld van dén Bisfchop, terwyl St. Harten als patroon achter hem ftaat, en aan eenen melaatfchen een aalmoes toereikt; verder ziet men twee handen met geld gevuld dooide wolken fteken, met dit byfchrift; Aperis tu mamm , exercens pietatem dat is : Gy doet uwe hand open, oefenende Godvruchtigheid. Verder is dit glas verfierd met de wapens van Egmont, Meurs, Arkel, Kleef, Lyningen, Zarwarden, Gulik, Bergen, Werdenberg, Baden,Wit. tenberg, Oostenryk, Zimmeren, Nas/au, Branden, burg, en Lotharingen. Dit glas is geteekend en gefchilderd door den konstrykenMeester di rk cr abeth in het jaar 1555- Nadat deze Bisfchop het Bisdom omtrend drieen-twintig jaren beftierd had, is hy op den 26 November van het jaar 1559 overleden. Zyn lichaam werd in de ryke Abtdy van Se. Amand, tuslchen Doornik en Valenciennes begraven,alwaar hy overleed. Doch zyn hart is naar Utrecht ge. voerd,  188 kabinet van nederlandsche voerd, en aldaar ter aarde befteld met een graffchrift ter zyne eere. Dit graffchrift is nog aanvvezig, en ftaat in het Choor der St. Martenskerk. Frederik schenk, de een-en-zestigfte en laatfte Bisfchop van Uereche , was een Utrechts Edelman, en uit de baronnen van Toutenhurg gefproten. Hy was leeraar in beide de rechten, en voorheen voorzitter derKeizerlyke gerechtskamer. Ook was hy regent en pastoor van de parochiekerk te Rhynsburg. Hy werd niet alleen wegens zyne verdienften en grote geleerdheid tot Bisfchop van Utrecht verkoren, maar ook doordien zyn vader joris schenk, aan Keizer karel den vyf den, in den oorlog tegen de Friezen grote dienften bewezen had. Hy werd den 13 November van het jaar 1561 gehuldigd tot Bisfchop ; volgens de gemeene rekening was hy de een-enzestigfte welke die waardigheid bekleedde, van willebrordus af te rekenen,de twede Aartsbisfehop, tot welke waardigheid Utrecht, federc het oprechten der nieuwe Bisdommen , weder herfteld was. Hy hield niet alleen in het jaar van zyn be. ftier, een Synode, en was op hetzelve, waarvan de befluiten in het jaar 1562 waereldkundig gemaakt werden, als voorzitter daarby tegenwoor. dig; maar ook in het jaar 1566 befchreef hy een ander Synode, tegens den 10 October,.om het Concilie van Trente zonder uitftel te doen aannemen. Hoedanig zyne onderhorige geestelykheid daartoe befchceven werd, blykt uit den volgenden brief van den vyftienden September , ten dien einde door hem aan den Abt van fiayeren gefchreven, en luidende aldus: „ Eer-  EN KLEEFSCHE OUD HEDEN. 189 „ Eerwaardige Heere, en opregte wel beminde Abt! „ Door ons Aarts-BiiTchoplyk gezag, het welk „ onderfchraagt werdt door de Ordonnantiën van ., zyn Koningl. Maj. en van de Mevrouwe de Hertoginne, Onze Landts-Voogdeffe; foo laa„ ten wy UL. weten, en wy verkundigen UL. „ dat 'er by onfe Aarts -Biffchoplyke en Cathe„ draale Kerke , in de Stadt Utrecht, op den „ thienden van den naaftkomenden Maandt O&o„ ber, des morgens, een Provinciaale Synode fal 5, begonnen en aangevangen, en, foo als wy van „ Godts genaade verwagten, ook naden eyfch „ der Kerkelyke Regelen ten eynde gebracht wor„ dén. Alle die van Rechts-wegen tot deze Pro- vinciaale Synode moeten beroepen worden , worden 'er toe beroepen; gelyk wy 'er UL. „ ook door den tegenwoordigen Brief, benevens de omleggende Abten van uwe Ordre, die on„ der ons Aarts-BiiTchoplyk gezag ftaan, toe „ beroepen: Begeerende, dat gy dezelve Abten „ in uw gefelfchap fult meede brengen, om al- daar raadt te pleegen, en te handelen over foo„ daanige faaken, de welke tot de glorie Godts, 3, tot den luyfter der Kerke, tot de eenigheitdes „ Geloofs, tot de verbeteringe der Zeeden, en „ tot de Zaaligheit der Zielen nut en dienftig ful„ len geöordeelt worden: Sullende Gy L. an„ ders, indien Gy L., 't welcke wy niet en ver„ trouwen , mogt achterblyven , vervallen in „ alfulke Kerkelyke ftraffen, als de gemelde Sy„ node goedt fal vinden UL. op te leggen. „ Vaartwel in den Heere! Uyt ons Slot te Duur' „ flede, den 15 September in 't jaar 1565." FREDERIK. Aarts-Bisfchop van Utrecht. Doch  10° kabinet van nEDErlandsche Doch nademaal fommige prelaten , voorna, mentlyk die van Friesland cn Ovcrysfel, niet- verfchenen om de Synode te komen by wonen, hoewel dezelve intusfchen op den bepaalden tyd geopend was; fchreef hy als Aartsbisfchop, en in den naam zyner mede-provintiale en onderhevige Bisfchoppen, in dato den 15 October eenen tweden , doch veel ernftiger brief aan hen, met bevel , om de Synode binnen twaalf dagen te komen bywoncn. Doch zy bleven desnicttcgenftaande onwillig; waarop de Bisfchoppen , behorende onder het Aartsbisdom van Utrecht, benevens de Bisfchop van Roerraonde, cn twee Abten, namentlyk van St. Paulus behorende onder het getal der Stichtfchen, en van St. Maria, behorende onder het getal der Gelderfchen, te Utrecht verfchencn, en met de Synode voortgingen. Men hield elf zittingen, dezelven begonnen den 10 en eindigden den laatften October, en in dezelven handelde men over dc verbeetering der zeden, en voornamentlyk over het aannemen der kerk-befluiten van het Concilie van Trente, tot welk laatfte de Bis. fchoppen en fommige prelaten terftond over gingen, cn het welk vervolgens met opene deuren opentlyk. door eenen Notaris afgekondigd werd. Sommigen wenschten wel dat men daarmede niet zo grote fpoed maakte, doordien zy, over fommige bezwaarpunten tegen de be fluiten van Trente, buitengewone gezanten aan den Koning en aan den Paus gezonden hadden. Ondertusfchen namen de prelaten der vyf Utrechtfche kerken hunnen toevlucht tot de Gouvernante margareet, aan welke zy hunne bezwaarnisfen en verkortingen in een fmeekfchrift voorftelden. Deze geestelyken hadden in-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. IQI inmiddels ook de drie ftaten der ftad en van het fticht van Utrecht aan hunne zyde gekregen, en tegens den 18 Augustus eenen landdag uitgefchreven, om over de benadeelingen der klagers te raadplegen. Ook ontfingen zy van de landvoogdesfe tot antwoord, dat men zorgvuldig zou nazien, alles wat 'er tusfchen den Bisfchop van Middelburg en den Aartsdiaken der Aartsbisfchoppelyke kerk gehandeld was, en dat alsdan alles naar billykheid afgedaan en gefchikt zou worden. Echter waren 'er nog altoos eenigen , welken hun misnoegen betuigden wegens het algemeen bekend maken van het Concilie van Trente , zonder dat men de aanneming van hetzelve m het algemeen heeft konnen doordringen, doordien hun het onbepaalde rechtsgebied en andere twyffelachtige zaken tegenftonden. Hierover ontftonden van tyd tot tyd nog hevige beweegingen , en men richtte weinig uit. De beeldenftormery, welke reeds fints het jaar 1566 op eene verfchrikkelyke wyze in de Nederlanden had gewoed, en het doordringen der daarop volgende hervorming, dreigden de Roomfche Ceremoniën en veelvuldige plegtigheden met eenen naderenden ondergang, welke onvermydelyk daarenboven nog fcheen bevorderd te zullen worden, door de geduurige twisten, waarinde prelaten onderling met elkander leefden. Na de pacificatie van Gend in het jaar 1576, welke niet lang ftand hield , volgde in het jaar 1579 de alom bekende Unie van Utrecht, en op deze volgde weinig tyds daarna eene Gereformeerde Regeering; met affchaffing van alles, wat na Roomschgezinde zeden zweemde. Dit baarde niet alleen binnen de ftad, maar ook in de gehele provintie van Utrecht eene zeer grote verandering.  192 kabinet van nederlandsche ring. By deze verandering werd de Roomfche Godsdienst aanvangs nog oogluikend toegelaten; doch kort daarna werd het oeffenen van denzelven, door de regeering, zo wel in het openbaar, als in het heimelyk verboden, alsmede het dragen van kerkelyk en kloosterlyk gewaad, terwyl de kerkelyke goederen werden aangeflagen, waarvan wy hier voor, by de verhandeling der geestelyke -gebouwen , kloosters en kerken , verfcheiden voorbeelden hebben aangewezen. De Aartsbisfchop schenk, heeft den ondergang van den Roomfchen Godsdienst in het fticht van Utrecht nog beleefd, doordien hy eerst op den 25 Augustus van het jaar 1580 in den ouderdom van 77 jaren is overleden. Met hem dan nam de ontzaggelyke magt van het Aartsbisdom een einde; die genen die zich na dien tyd den tytel van Aartsbisfchop van Utrecht toeeigenden, werden als zodanig niet erkend, uit hoofde van het openbaar affchaffen van den Roomfchen Godsdienst, ingevolge het eeilte plakaat der ftaten tegens de Roomschgezinden in den jare 1571 , enfteunende op eene grondwet der Roomfchen, inhoudende: ,, dat die geen, welv ke aan den Paus van Rome getrouwheid gezwo„ ren had, niet verpligt was om aan onroom„ fche vorften of overheden getrouwheid te be„ wyzen.'* Laat ons, aleer wy onze gefchiedenis vervolgen, nog een woord van de Unie van Utrecht gewagen. Het verdrag met Do» jan, en vooral het ver. bond van vereeniging door eenige landfchappcn te Brusfel gefloten , om den Roomfchen Godsdienst te handhaven en alom te bevorderen, was voor Holland en Zecland% daar de hervorming zo kracht.  en kleefscke oudheden. 193 krachtdadig was doorgedrongen, onaanneemlyk. De pacificatie van Gend was wel getroffen, doch de Prins voorziende , dat dezelve geenen ftand zou kunnen houden , ftelde alles in het werk, om de Hollandfche en Zeeuwfche fteden, die nog nergens in toegetreden waren, benevens het gehele fticht van Utrecht, aan zyne zyde te doen overhellen, om zich daardoor te Herken tegen de Nederlanden, die de zyde van Don jan zouden willen verkiezen. Men wil zelfs, dat de Koningin van Engeland, reeds in het jaar 1577, aan die van Gelderland, Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht geraden had, om zich door een onderling verbond te verëenigen, en hun in dat geval haren byftand beloofde. De Prins arbeidde ter dier tyd reeds heimelyk aan deze vereeniging, en had deswegens zyne zendelingen in de onderfcheidene Provintien, waaronder meester jakob muis, popke ufkens, karel ROORDA, duko martena en meester floris van HERMALEde voornaamften waren. Doch de fcheuring tusfchen Don jan en de ftaten, het vertrek van den Prins naar Bmband, de verbindtenis tusfchen de roomfchen en onroomfchen op het einde van het jaar 1577 s Hage werd ook eene Maatfchappy ontworpen, met verlof der regeering. Woerden was de laatfte ftad in de vereenigde gewesten, daar men ondernam eene Maatfcbarpv van koophandel op te rechten. De hoofdloS van alle deze Maatfchappyen beliep meer dan twee honderd tachtig millioenen. Aan de algemeene ftaten werden ook ontwerpen ingeleverd yan Maatfchappyen, die tot afdoening van'slands fchulden zouden ftrekken. Doch het duurde niet lang, of men zag de ydelheid van dezen handel. De Zuidzee-.aktien in Engeland, tot boven de dmzend ten honderd opgejaagd, daalden in den zomer allengskens; onaangezien de Bewindhebbers allerleie konften in het werk fielden om ze prys te doen houden. De fchuldeisfchers van den Haat waren misnoegd op de Bewindhebbers, om m %M voqrdeelige voorwaarden aan- bood ^  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 23! bood, dan men hen had doen hopen. De verboden Maatfchappyen van koophandel welker aktien nog fterken trek hadden, deden den prys der Zuidzee r aktien ook dalen. De daling deed elk, die hoog gekocht had, vrezen voor verdere daling. Men vond vele verkopers, en weinige kopers. De Bewindhebbers namen eindelyk hunne toevlucht tot de bank, dezelve zoekende te bewegen tot eene overeenkomst, die ftrekken zou, om de Maatfchappyen in Credit te houden; doch de toeleg gelukte niet. De aktien daalden hand over hand, van duizend, tot verre beneden de twee honderd, en eindelyk tot honderd en dertig ten honderd. Men ontdekte allengskens , dat men zich met eène ingebeelde hoop op grote winften gevleid had. In de vereenigde gewesten had de aktiehandel eenen zelfden inflag. De daling der Zuidzee -aktien in Engeland deed ze ook hier terftond dalen. De aktien in de meest ontworpene Maatfchappyen liepen geheel tot niet. De wethouderfchap van Amflerdam verbood allen Makelaars zich met dezen windhandel te bemoeijen. De aktiehandelaars werden alom, en vooral te Amflerdam, het voorwerp van algemeene befpotting. Men fchempte op hen in prenten en gedrukte fchrifcen. Men voerde fchouwfpelen ten toneele, waarin zy fchamperlyk werden doorgeftreken. Een koffyhuis in Amflerdam, daar zy gewoon waren te vergaderen, werd aangevallen door het graauw, en zou gevaar van plondcring gelopen hebben, zo de moedwil door Schouten en Gerechtsdienaars niet gefluit geweest was. De aktiehandel verviel in het kort, tot bystere fchade van velen, die lang verkopen moesten, of met papieren , welken niets waardig waren , zitten bleven. Velen geraakten buiten ftaat om hunne P 4 fchuld-  231 kabinet van nederlandsche fchuldeisfchers te voldoen Weinigen die het geluk gehad hadden van tot hogen prys te verkopen, hadden veel gewonnen by den windhandel. Doch de meeste Maatfchappyen , welken men alom voor had op te richten, werden zo rasch vergeten, dat men 'er in 't kort, naauwlyksch meer van hoorde fpreken. Van fommigen dezer Maatfchappyen zyn nog eenige geringe tekenen overgebleven. De voornaamfte fchryvers van den aktiehandel, hier te lande, hadden"zich midlerwyl gewagt voor misdaden, die hen ftraf baaimaakten voor het gerecht. Maar in Engeland werden de Bewindhebbers en voorname bedienden der Zuidzee- Maatfchappy eerlang gerechtelyk vervolgd, en onbekwaam verklaard tot het bekleden van eenige ampten. John law ook, de uitvinder van dit werk in Frankryk, werd genoodzaakt dat ryk te ruimen. Hy deed eene reis naar Venetië en naar Rome, begaf zich vervolgens naar Hanover, en kwam in Wynmaand van het jaar 1721 weder in Engeland, alwaar hy, vergiffenis verworven hebbende van den manflag , door hem te voren begaan, eenigen tyd zyn verblyf hield. Naderhand reisde hy wederom naar Venetië, waar hy in Maart van het jaar 1720 overleed. J Toen in het jaar 1740 het gemeen in Holland, in Zeeland, in Utrecht en in Overysfel, federt vele jaren de ftadhouderlyke regeering reeds lang ont wend was , en , gelyk men uicerlyk befpeuren kon, ook niet fterk weder naar eenen ftadhouder haakte, zo min als de groten , die, hoewel Gelderland, Friesland en Groningen den Prins karel hendrik friso allengs zochten te doen verheften tot de hoge waardigheden van zyne voorzaten, nogthans alles wat mogelyk was aanwend*  en kleef sche oudheden. 233 wendden, om den Prins daartoe alle hoop te benemen , wist men nogthans middelen in het werk te ftellen, om het gemeen te doen verlangen naar verandering. De oorlog, in hetlaatst van het jaar 1740 tusfchen de ftaten en Frankryk uitgeborften, gaf daartoe aanleiding, en in het byzonder het daarop volgend verlies der Barrière - fteden, en verfcheiden ongelukkige veldflagen. Reeds in het jaar 1742 verfpreiddemen, dat fommige Regenten door Fransch geld waren omgekocht, ten nadeele van den ftaat, en naarmate de oorlog onze grenzen naderde, naarmate vonden die onwaarheden geloof by het gemeen; dat eindelyk in den waan gebragt werd, dat de herftelling der ftadhouderlyke waardigheid hun en het land gelukkig zou maken. Het gemeen begon in 1747, even gelyk in het jaar 1672 te Vcere in Zeeland, in beweging te komen, doch niet op eene zo geweldige wyze, en van daar floeg de beweeging tot andere fteden over. Weinig tyds daarna kwam de fchuttery te Veere eisfchen, dat men den Prins tot ftadhouder verklaarde, het geen dan ook gefchiedde, wordende willem karel hendrik friso tot ftadhouder, Admiraal Generaal, en Kapitein van Zeeland uitgeroepen. Dit viel echter niet voor zonder alvorens te pionderen en andere ongereegeldheden te plegen, die door het krygsvoik moesten gefluit worden. Te Middelburg en in andere fteden van Zeeland was ook alles eensflags Oranjegezind; men raadpleegde te Middelburg onder anderen te lang naar den zin van het Janhagel, het welk op het Raadhuis niet alleen, maar in de vergadering drong, waar het, gelyk men verhaalt, een mes of twee door het vertrek deed vliegen. Wat zou men dus deen ? men moest terftond in de begeerte van het P 5 volk  234 KABINET VAN NED E R L A ND S CHE| volk ftemmen, en toen was het: Oranje hoven, alles wat men hoorde. Te Zicrikzee en te 1holen had men hevige opfchuddingen, en het einde van dat fpel was dat de Prins, door de ftaten van Zeelana , als ftadhouder over dat gewest werd aangefteld. Naauwlyks was die tyding vanZe & jMc   EN kleefs che oudheden, fijc) Opgaande boomen beplant, ten allen tyde van het jaar, zo wel in den winter als in den zomer, met groot vermaak op zyn gemak kan ryden en te voet gaan. Volgens h. van heussen (_*) heeft van ouds het Adelyk Nonnen- of Maagdenklooster van St. BenediStus - orden , Oudwyk genaamd, naby Utrecht, buiten de Witte -vrouwen* poort, op den weg van de Bilt geftaanj en een eigen weg of uitweg gehad, loopende naar den ftraatweg, en verder naar de Bilt. Eertyds ftond aldaar een zeer bevallig klein en vierkant Kapelletje naby den weg, onder de fchaduwe van het geboomte , hebbende de gedaante van eenen pylaar op eenen agtkanten voet; doch van deszelfs ftichtinge, of andere omftandigheden daartoe betrekkelyk, vinden wy in de Vaderlandfche Oudheden niets aangetekend. Al* leenlyk weet men hy overlevering, dat het den naam droeg van St. Petronellas Kapelletje, vermits het waarfchynlyk aan deze zogenaamde Heilige is toegewyd geweest. In de voorgemelde 22 5^ prentverbeelding ziet men dit Kapelletje op de Bilt in 't verfchiet ftaan, zo als zich hetzelve, gelyk mede het dorp, in 't jaar 1620 vertoonde. De volgende 226^ en 227^ afbeeldingen vertoonen ons dit zelfde Kapelletje van nader by; de eerfte zo als het zich van vooren en aan de linkerzyde opdeed, en de laatfte aan de linkerzyde en van achteren; gefchetst naar 't leven in de jaaren 1619 en 1620. Tegenwoordig echter is 'er niets meer van in wezen, zynde alles geheel afgebroken, en gelyk met den grond geflegt, zonder dat 'er thans eenig overblyffel van te vinden is. In C) Oudheden, twede deel, bladz. 154,  240 kabinet van nederlandsche In de lyst der Gerechten en Ambachts- Heerlykheden in de Provincie van Utrecht, met de grootte van ieders Morgentallen, volgens het Manuaal van 25 ftuivers voor ieder Morgen , ftaat Oostbroek, thans genaamd de Bilt, aangeflagen ter grootte van 1084 Morgen , zynde der Heeren Staaten Gerecht. In het jaar 1748 telde men aldaar 156 huizen. By de oude Gefchichtfchryvers word verhaald, dat walraven, bastaardzoon van b r e d e r ode, in den jaare 1457 alhier eenen manflag van twee perfoonen gepleegd heeft, ter gedachtenis van welken men daar ter plaatfe een fteenen kruis had opgerecht. De oorzaak van deezen manflag word ondertusfchen zeer verfchillende verhaald. Dr. ludolf smidts getuigt (*) volgens jan van leyden: ,, Dat walraven dit Hped buiten zyn's va. ders weeten , en dat de twee gedoode men„ fchen Haarlemmers waren, welke hem belette„ den te Za?idvoort een geftrand fchip met wolle „ naar zich te halen: 't geen naderhand zynen ,, gevangenen vader onder het pynigen werd „ opgelegd , als zynde met zyne kennis uitge. voerd." Doch h. van heussen verhaalt (jj: „ Dat nicolaas iperus, Burgemeester, „ cn gerardus noltwivs, Schepen, door „ die van Amersfoort naar david van bour„ gondien afgezonden zynde, om de magt „ van hem te verzoeken van eenige fchattingen „ op de geestelykheid te mogen heffen, aldaar „ door walraven, bastaardzoon van bre- „ de- <(*) Schukamer, bladz. 33. ("t) Oudheden, ^wede tieei, bladz, 207.   iZ7 it,Mm jiae Poortje. » Zeyst «Sf Petronejlla Kapel, ^ ikurftr  en kleepscheoudheden. 24.I „ de rode, gedood werden, en die door eeni„ ge fcheldwoorden, welke de Schout zich had „ laaten ontvallen, daartoe was aangezet." Wat 'er ook van zy, zeker is het,dat de moord aldaar gepleegd, en de waarheid daarvan door aantekeningen bevestigd is. Tegenwoordig ftaat aan de Bilt eene kerk, die nieuw en niet zeer groot is; by 't inkomen van het dorp ziet men dezelve aan de linkerhand. Deze kerk is, volgens het appoinctement van Hunne Ed. Mog. de Staaten 's Lands van Utrecht, van den 8 October des jaars 1650, geopend,met uitdrukkelyken last, dat de beroepinge eens Predikante van tyd tot tyd by de Gemeente gedaan zoude worden, overeenkomstig met deKerkenördeninge deezer Provincie; zonder dat iemand, nu of t eenigen tyde, eenig Jus Patronatus zoude mogen in 't werk ftellen; ingevolge werd aldaar als eerfte Predikant beroepen . lam bertus san derus, Jos. Trsxvr. t,Axvijs. inn±\, in üet jaar 1Ó52. De tegenwoordige Ambachtsheer van de Bilt is de Heer j. h. ewyck. het dorp Z E Y S T, In het Sticht van utrecht. De twee honderd agt - en - twintigfte prentverbeelding van rademaker vertoont ons een VI. deel. Q fraai"  24^ kabinet van ne de rl a n ds c ii e fraai gezicht van een zeer ouderwetsch poortje, eertyds in het zeer vermakelyk dorp Zeyst, in 't Sticht van Utrecht, tusfchen Karslergen en Driebergen geftaan hebbende, gelyk het zich in den jaare 1630 vertoonde; doch 't welk federt dien tyd afgebroken en geflegt is. Volgens h. van heussen (*) is Zeyst, niet meer dan een myl oostwaarts van Utrecht gelegen, het oudfte dorp van 'tBovenfticht, en was van ouds Setha genaamd. De kerk te Zeyst was van ouds de voornaamfte parochie van 'tBovenfticht, waarin, volgens oude gewoonte, de Bisfchoppen van Utrecht, na alvoorens te Utrechten te Amersfoort gehuldigd te zyn, onder het luiden der klokken plagten gehuldigd te worden. Deeze Bisfchoppen bekleedden het ampt van Opperkoster der kerk te Zeyst, een ampt, zo men verzekert, dat 's jaars wel dertig duizend guldens opbragt. Na de affchaffing der Bisfchoppelyke waardigheid hier te lande, is dat ampt aan de Prinfen van Oranje, en dus ook aan Willem den derden, in zyn leven Koning van Groot - Brittanje , opgedragen ; maar na zynen dood hebben de ftaten van Utrecht zich hetzelve toegeëigend. Aangezien de jaarmarkt te Zeyst op denójuny, zynde de dag van St.Robertus, valt, word gegist dat de kerk ter eere van dien heiligen is ingewyd. In de Roomschgezinde tyden werd de Pastoor aldaar door den Aartsdiaken van de Domkerk te Utrecht aangefteld. In de kerk te Zeyst heeft van ouds een altaar geftaan, 't welk aan St. Petronella was toegewyd. Aan dit altaar was een vikariaat ter eere van St. Pe- (*) Oudheden, twede deel, bladz. 207.  en kleefsche oudheden. 243 Petronella gefticht. De begeeving van dit vikariaat ftond in den jaare 1588 aan den Hoog Ed. Heere maximiliaan van baexen, Maarfchalk van Eemland. Ziet hier eene aanwyzinge van de Landen en Renten, tot de kerk van Zeyst behorende, voor zo verre dezelve tegenwoordig bekend zyn. 21 Morgen Lands, gelegen in Zeyst, bedroegen jaarlyks ƒ 70:-: - Aan Renten van de kerk te Bunnik. * is,.]. Zynde in "t geheel. . , fyi:-;. Het geen 'er verder geweest mogt zyn, is ons niet gebleeken. De Gereformeerde kerk aldaar behoort onder de klasfis van Amersfoort, zynde de tweede klasfis der Provincie van Utrecht. Sedert dat de Hervormde Godsdienst in het Sticht is ingevoerd, werd in de Gemeente te Zeyst tot eerften Predi. kant beroepen cornelius antonii, anders cornelis theunissen genaamd, een Monnik uit de Abtdye van Oostbroek, die zyn klooster verlaaten, en den Gereformeerden Godsdienst omhelsd had. In de lyst der Gerechten en Ambachts-Heerlyk. heden der Provincie van Utrecht, met de grootte van ieders Morgentallen, volgens het Manuaal van 25 ftuivers voor ieder Morgen, ftaat Zeyst met Driebergen en de Veenen te famen aangeflagen voor 667 Morgen 300 Roeden. In den jaare 1748 was het getal der huizen aldaar 111. Niet ver van het dorp Zeyst ligt de lustplaats van den Heer van Zeyst, zynde geen leen, maar vry eigen goed; het voorhof van deeze lustplaats is met een hek van overeindftaande pieken afgefloten; doch de beelden, welke van specht Q. 2 in  244 kabinet van nederlandsche in den jaare 1698 in prent heeft uitgegeeven , werden door ür. ludolph smidts in den jaare 1707, toen hy deêze lustplaats bezichtigde (*), 'er niet meer gevonden. In 't jaar 1767 kocht Mevrouw de weduwe van den berechten Graaf. van zinzen dorf deeze Heerlykheid, waarna zy met den Grave van dohna ïn 't huwelyk trad. Het Gerecht aldaar beftaat uit een Drosfaard, Schout,Secretaris en vyf Schepenen. Dit dorp is wel byzonder vermaard geworden ,. door de opkomst en woning der herrenhijthe ks, die zich in den jaare 1746 aldaar gevestigd, en verfcheide aanzienlyke gebouwen gefticht hebben , welke van tyd tot tyd merkelyk vermeerderd zyn. Men vindt aldaar tusfchen de 30 en 40 huishoudingen van die gezindheid, buiten die geenen, welke in het vrouwen-, broeder- en zusterhuis woonen. — Men zie over deeze broederfchap f.sjoerds KerkeL Gefchieden.desN.T. bladz. 812—854. Wy zullen hierna gelegenheid neemen, om over de onlusten, welke federt den gedreigden vyandelyken aanval van Keizer josephus den // op den Staat der Vereenigde Nederlanden het Sticht van Utrecht beroerd "hebben, en waarin het dorp Zeyst, nevens de hoofdftad en andere fteden en dorpen, niet weinig deel gehad heeft, een kort verflag te doen. Deeze fchikking dunkt ons de beste te zyn, om de gebeurtenisfen in haar wezenlyk verband en aanëenfchakeling voor te dragen , zonder dezelve door afgebrokene voorvallen, de eene of andere plaats betreffende, meer of min duister en onverftaanbaar voor fommige lezers te maken. (*) Schatkamer, bladz. 313. HET  en kleefsche 'oudheden. ! 245 het dorp Z U Y L E N, In het Sticht van utrecht. Dit vermakelyk dorp is gelegen in het Neder•Quartier van 't Sticht, omtrent een uur gaans van de hoofdftad , aan de rechterzyde van de Vecht. In zekeren ouden giftbrief, ten tyde van St. willebrordus verleend, word gewag gemaakt van eene plaats, Thule genaamd, waardoor men,naar het gevoelen van den Heer alting(*), het dorp Zuylen moet verftaan ; doch heda (f) wil, en mogelyk met niet minder waarfchynlykheid, dien naam up üc geUci-fche ftad Thiel toegepast hebben. Zuylen is eene Heerlykheid, die ten deele aan den Bisfchop van Utrecht, ten deele aan den Abt van Oostbroek heeft toebehoord, volgens eenen verlybrief van den Abt van Oostbroek des jaars 1446, en twee dito van Bisfchop david van Bourgondien van 22 Maart en 12 November des jaars 1458, alsmede volgens den brief van overgifte van vrouwe elisabeth van Kuylenburg, weduwe van johan van Luxemburg, Heere van Vyle, van 19 February 1510, en het verly van den Abt, prior in 't convent van Oostbroek, den 14 April deszelven jaars daarop gegeeven. En al- (*) Notit. Germ. Jnf. Tom. II. pag. 173. (f) Hifi. Ultraj. pag. 31, 33> 0.3  14^ KABINET VAN NEDERLANDSCHE alhoewel Bisfchop hen duik van Beyeren den Grave van Rennenberg met brief en zegel Zuylen als eene hooge Heerlykheid heeft opgedragen, heeft nogthans hy, noch eenig laater bezitter, het recht, aan eene hooge Heerlykheid toekomende, daar ooit geoeffend; zo als nader blykt uit het vertoog, in den naame van den voorfz. Grave van Rennenberg gedaan, om, even als zyne voorzaten, als Heere van Zuylen, en niet tot Zuylen, te mogen befchreven worden, onder belofte van, uit dien of anderen hoofde, geen rechten van hooge Heerlykheid te zullen oeffenen(*). Hedendaags is Zuylen leenroerig aan het Sticht van Utrecht, en gehouden, volgens de lyst der Gerechten en Ambachts-Heerlykheden in de Provincie van Utrecht, en de grootte van ieders Morgentallen, na rato van 512 Morgen 4 Hond 25 vierkante Roeden, volgens het Manuaal 25 Huivers van de Morgen te betaalen. Rademaker levert qna ccn zeer fraai gezicht van eene kleine kerk, of liever eene kapelle , in de 229^2 prentverbeelding, zo als dezelve zich in den jaare 1615 vertoonde, welke van ouds te Zuylen geftaan heeft. Eertyds was in deeze kapelle een vikariaat gefticht, ftaande ter begeevinge van den Heere deezer Heerlykheid. Volgens zekere lyst behoorden de volgende goederen tot de gemelde kapelle (f). Zes Morgen Lands te Maarfen. . ƒ 22: -: - Nog twee Morgen Lands. Nog vier Morgen Lands. Een Huis, ftaande op het voorfz. Land. De (*) Tooneel der Vereenigde Nederlanden, twede deel bladz. 400. (t) H.vah heuss en, Oudheden, twede deel, bladz, 22 7.  I " jSêt Slot te ^Maerstzn ^j* Oude Kerk te Ziylat   en kleefsche oudheden. De oudheidskundige h. van heussen tekent aan (*), dat willem, Graaf van Rennenberg, hier vooren gemeld, den 8 July des jaars 1546 overleden zou zyn, waarin hy eenen misflag fchynt begaan te hebben; want volgens de naauwkeurige aanwyzinge van vrouwe henri* ca van erf) Abtdisfe van 't vrouwen-klooster , fchynt de dag van zyn overlyden bepaald te moeten worden op den ir July 1545. Wy zullen daarom de woorden van laatstgcmelde vrouwe hier mededeelen (f). ,, Anno 1545. fierf Willem Grave van Rennen„ borch, op 't Huys tot Zuylen, den 11 Julii. ,, Hy wort gebalfemt. Zyn Hert begraven tot „ Zulen in de Ca pel. Zyn Inge want te Wefl„ broeck, ende 't Lichaam tot Ooflbroeck begra„ ven, op den 23 Julii voornoemt. Ick ginge „ mit ons Joffren ftaan voor onze Poort aan de „ Steen-wech; ende wachte mit ons Capellaan, die 't Cafuvel aan had, mit een Wy - quaft in „ zyn hant, ende twee van de jongfte Jofferen „ droegen 't Cruys ende 't Wieroock. Ende wy „ ginghen buyten die Vrenckpoort, ende bleven ,, ftaan by de Wagen-wech, daar men möojl3> hroeck vaart, zo langh , dat al die Wagens 3, voorby waren. Doe ginghen wy wederom." Het graffchrift van 't harte van den gemelden Graaf in de kapelle te Zuylen, was van deezen inhoud (§): ,, Hier leyt begraven, het Hert van den Ede3, len Heere, Weer Willem, Vrye Grave te Ren3, nenberch, Keer van Zuylen, Weflbroeck ende 3, Oudenhoern." Aan (*) Oudheden, twede dee!, bladz. 227. (f) A. matth. Anal. Tom. I. pag. 170. ($) a. matth. de Fundat. pag. 418. Q4  248 kabinet van ned E Rï> a ND s cii e Aan den muur las men het volgende: In 't Jaar ons Heeren cio. 10, xlvi. den 18 3, dach "in Juli, zo is aflyvich geworden, den 3, Edelen ende Welgeboren Heer, Heer Willem, 3, Vry-Graaff tot Rennenberch, Heer tot Zuylen ,, ende Weflbroeck, ende Heer tot Oldenhoerne; 3, daar 't Hert in dezer Capelle af is begraven, het Ingewant in Weflbroeck, ende het Lichaam j, tot Ooflbroeck" Volgens dit graffchrift fchynt h. van heussen het overlyden van rennenberg op den 18 July 1546 te ftellen, fchoon het met meer waarfchynlykheid op den 11 July 1545 moet zyn, volgens de aantekening der Abtdisfe van 't vrouwen-klooster, hier boven gemeld, die hem heeft zien begraven, en dus een ooggetuige daarvan geweest is. In later tyd, namentlyk in den jaare 1580 , toen de Abtdy met de kerk van Oostbroek werden afgebroken , op dat 'cr dc vyand niet in mogt nestelen, werd by den Raad der ftad Utrecht de volgende Refolutie genomen (*): „ Belieft by den Rade, dat de Caflelyn van t 3, Huys te Zuylen, uit de Kerck van Oiflbroec tot 3, finen cofte fal mogen halen, ende ewech bren„ gen, de Sepulture mit finen toebehoren leg3, gende op 't hoich Choor in dezelve Kercke, 3, van den ouden Grave Willem van Rennenberch, ,, mit nog de figure van denzelven Grave ende 3, zyn Huysvrouw." Ingevolge hiervan heeft men het lighaam van deezen Heer in een looden kist gelegd, naar Zuylen gevoerd, en by deszelfs hart in de kapelle begraven. Ziet (*) a. matt n. de Fundat. pag. 416.  en kleefsche oudheden. 249 Ziet bier nog het graffchrift van cornelia van cuylenburg, Gemalinne' van den Graaf van rennenberg, die reeds voor hem was overleden. „ In 't Jaar ons Heeren cio. ic. xli op ten „ xxiii. Junii, zo is aflyvich geworden , die „ Edelen Waalgeboren Vrouwe, Vrouwe Cor„ nèliajn die derde Dochter van Culenborch, Gra„ vinne van Rennenberch, Vrouwe van Zuylen, „ ende Weflbroeck, ende Vrouwe van Oldenhoeme; „ ende leyt begraven in 't Sticht van Ceulen, tot „ Kempen. Godt zy die Siel genadich !" Na dat de oude kapelle, in de 229^ prentverbeelding vertoond, afgebroken was, heeft men in haare plaats, ten dienfte van de Gereformeerde Gemeente te Zuylen, eene geheel nieuwe en fierlyke kerk gebouwd; hebbende een klein zeskantig klokkentorentje op den voorgevel, aan de zyde der Vecht. In den jaare 162^ den zr> january werd hier, op hoog bevél, door jan van dulmen een begin gemaakt, om op zondag voor den middag, uit de Poftille van buleus, der Gemeente voor te lezen. In den jaare 1621 gefchiedde zulks insgelyks 's namiddags uit de Catechismus van lansbergen. Hem werd ook opgegeeven wat hy op de Bededagen moest leezen. Daarna verzocht de Clasfis van Utrecht in 't jaar 1627 aan die van Amersfoort, alzo 'er merkelyke hoop van veel ftichting was, dat men op de bevordering van den Predikdienst met ernst mogt aandringen. In den jaare 1632 werd hier 's namiddags met veel vrucht gecatechifeerd. De Clasfis van Utrecht vernieuwde in 't jaar 1040 haar verzoek, om ter bevordering van den Q. S Pre.  2$0 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Predikdienst, ter plaatfe daar 't behoorde, met allen ernst aan te houden. In 't volgende jaar verzochten delngezeetenen, dat zy zei ven een eigen Predikant mogten hebben. Daar waren 18 Ledematen, van welken 12 te Maar/en en 6 te Westbroek ten H. Avondmaal gingen. Ook was het gehoor, zo wel des voor- als 's namiddags, vry fterk. Om die reden verzocht men den Staaten in den jaare 1642 , dat hier by proviiie een Predikant of Proponent mogt ■prediken; welk verzoek in het volgende jaar vernieuwd werd. Men zag toen om naar middelen, om de onkosten, welke tot den Predikdienst vereischt werden, goed te maaken; en men gaf daartoe in 't jaar 1645 last en bevél aan den Rentmeester der gebenificeerde goederenIn den jaare 1647 werd door de Clasfis van Utrecht haare aanmaaning vernieuwd, om de zaak, daar 't behoorde, met allen ernst voort te zetten. Nadat de Schoolmeester en Voorleezer naar de Meijerye van 's Hertogenbosch vertrokken was, werd de kapelle voor eenigen tyd gefloten, doch naderhand wederom geopend. Men verzocht toen appointement van Hunne Ed. Mog., dat by provifie door Predikanten en Proponenten aldaar gepredikt mogt worden; in welk verzoek na lang aanhouden bewilligd werd. Vervolgens kreeg men confent om ook een eigen Predikant te mogen hebben (*), ten welken einde de nieuwe kerk gefticht werd. De kerk van Zuylen behoort hedendaags onder de tweede Clasfis der Provincie van Utrecht, zynde C*) Zie h. van eheenen, Naamlyst van Utrecht, bladz. 152, 153.  en kleef5che oudheden. 251 de die van Amersfoort, en federt den jaare 16$x, toen die kerk eerst werd geopend, werd aldaar als eerfte Predikant beroepen henricusteckman, arnoldi fil., in het jaar j652. Zuylen heeft van ouds zyne eigene Heeren gehad, welker naam , volgens hunne wapenfchilden, van Zuilen of Pylaaren afkomstig fchynt te zyn; waarop de zoetvloeijende Dichter klaas b r u y n zinfpeelt, als hy van Zuylen zegt C): „ '{ Geen, zo men wil, zyn oorfprong telt „ Uit Eerkolommen der Colonnen, „ Een Roornsch ge/lacht, wanneer 't geweld „ Dit vry gewest heeft overwonnen; ,, Doch de Oudheid, fchoon nCer veel uit leert, „ Is meest door d'ouderdom verteert. Deeze Edelen, welke hunne Heerlykheid tot kort na den jaare 1300 in eigendom bezaten, plagten doorgaans hun vcrbiyf te houden op het oude kasteel van Zuylen, anders ook genaamd Soelen, volgens den oudheidskundige l.smids (f). Van dit ouderwetsch, doch zeer aanzienlyk gebouw, ftaande in het dorp deezes naams, laat de voorgemelde Puikdichter klaas bruyn zich aldus hooren (§): ,, Ziet hier 't Kasteel, met dikke Muuren ,, En Torefis naar de aloude pracht „ Gebouwd, om eeuwen te verduwen, ,, Daar 't Krygs~rammeiwerk vaak haar kracht » Ver- C*) Speelreis langs de Vecht, bladz. 9. (t) Schatkamer, bladz. 331. ($) Speelreis langs de Vecht, bladz. 10.  i52 kabinet van nederlandschb „ Vergeefs op heeft gefpild voor deezen; „ Nu heeft het voor geen oorlogsplaag „ Van bitfe Burgertwist te vreezen, „ Die onverzadelyke plaag, „ Belust, om tot haar wit te raaken, „ Op rooven, fchenden, moorden, blaaken. Dit kasteel, leggende zuidwaarts van Utrecht. aan de rechterhand, voert hedendaags den naair van 't Huis te Zuylen. Eertyds werdt hetzelve ir. erfpacht gehouden van de Abtdye van Oostbroek. doch is thans leenroerig van het Sticht van Utrecht, en als nog in wezen, verfterkt raet twee zeskante torens op de hoeken van den voorgevel, voorts met breede vyvers omcingeld. Het ligt omtrent een mutketfchoot ver achter de kerk te Zuylen, en is met een ruim voorhof, als ook net beplante laanen en tuinen voorzien. De drie Staaten des Lands van Utrecht hebben, op den 27 October des jaars 1530, dit huis benevens andere , volgens den verbandbrief van frederik van baden, den 20 Maart 151&, en de be. vestigingen daarna gevolgd, voor eene RidderHoffteede erkend. Toen in den jaare 1302 eleonora, dochter en erfgenaame van frederik van zuylen, Heere tot Zuylen, zich in 't huwelyk begaf met frank van borsselen van der Veere enz. is deeze Heerlykheid in 't huis van Borsfelen overgegaan. Doch elisabeth van borsselen, getrouwd met Heere jan van buuren, liet maar ééne dochter na, mede elisabeth genaamd , welke in den jaare 1475 in 't huwelyk trad met ge ra rdt, zoon van jan van kuylenburg, nalaatende jasper, Heere van Kuylenburg; die, benevens andere, de Heerlykheid  en kleefsche oudheden. 253 heid van Zuylen van zyne grootmoeder eleonora van borselen by erffenisfe kreeg. Van hem kwam deeze Heerlykheid aan zyne dochter cornelia, getrouwd met Jonker willem, Vryheer van Rennenberg, weikeu in den jaare 1510 met deeze Heerlykheid is beleend. Nadat dezelve weinig jaaren in 't geflacbt van 'Rennenberg geweest was, heeft Graaf herman van rennenberg deeze goederen overgegeeven aan joris lalAing, Vryheer van Vitte, enz. vader van willem lalaing, eerften Grave van Hoog ftraten. Joris lalaing liet Zuylen na aan zynen eenigen kleinzoon anthony lalaing, tweeden Grave van Hoog ftraten, dié het verkocht aan casper quinget. Ten behoeve van deezen en zyne nazaten is de huizinge van Zuylen, met derzei ver erve, groot omtrent drie Morgen, benevens nog twee Hoeven Lands, gelegen in de Ambachtsheerlykheid, door de gedeputeerde Staaten 'sLands van Utrecht, in plaats van erfpacht, onder zekere voorwaarden tot een onverfterflyk erfleen verklaard. Daarna heeft casper quiNGET deeze Heerlykheid verkocht aan adam van lokhorst, Heere van Alle. made. Deszelfs eenigfte dochter elisabeth van lokhorst trad vervolgens in 't huwelyk met Heere hendrik jacob tuyl van serooskerken, by wiens Wel Ed.geflacht deeze Heerlykheid nog hedendaags bezeten word. H ET  254 kabinet van ne D e rl and s che het slot te MAARSSEN, In 'e Sticht van utrecht. Denaam Maarsfcn, zegt de oudheidskundige h. van heussen(*), word in de lyst deigoederen, welke eertyds tot de Utrechtfche kerk behoorden, dan eens Mar/na, en lbmwylen Marfua gefpeid gevonden. Deeze naam word door fommigen, met Hortenfius, afgeleid van de Mar/act of Marft, in aloude tyden nabuuren van de Cathi of Katten, welke, den Rhyn afzakkende, daar een magtig kasteel , Maartfenbure genaamd, gebouwd zouden hebben, doch 't welk benevens meer anderen kasteelen langs den Rhyn liggende,door c;esar germanicus verwoest zoude zyn (f). Volgens den oudheidsminnaar Dr. l. smids (§) zouden de voorgemelde Mar. faci of Marfi volken geweest zyn, die in de Maaren, Moeren en Broeken , broekachtige landen of laage en natte velden zich onthielden. Dit zo zynde, fchynen zelfs deeze volken den naam niet aan deeze plaats gegeeven, maar veeleer van dezelve, of ten minften van de laage, drasfigeen nat. (*) Oudheden, tweede deel, bladz. 227. (D Tooneel der Nederl. tweede deel, bladz 61 ($) Schatkamer, bladz, 214 en 223.  en kleefsche oudheden. 255 natte velden en landen, Maaren en Moeren, ontfangen te hebben. Het kasteel van Maarsfen'ücmd eertyds in het dorp van dien naam recht tegen over de kerk; zynde, volgens h. van heussen, op de hier vooren aangehaalde plaats, eerst gebouwd geweestin het jaar 1083, doch in den jaare 1529 door steven van nyveldt vertimmerd en herbouwd. Deeze nyveldt, in eenen tyd van binnenlandfche beroerte aan een gemeen foldaat verboden hebbende in zynen vyver te visfchen, was oorzaak , dat eenige foldaaten, onder aanvoering van eenen christoffel langius, het flot overweldigden , alles pionderden , en hem zeiven, die meester van de Duitfche orden, en dus een man van aanzien was, van het leven beroofden (*). Dit flot of kasteel is in wezen gebleeven tot in den jaare 1672, toen de Franfchen , na dat zy een groot gedeelte deezer landen als een fnelle vloed overftroomd hadden, dit oude en fraaije flot in den brand geftoken, en verwoest hebben. De overblyffelen van hetzelve, zo als die zich in den jaare 1676 vertoonden, worden ons in de 23ofte prentverbeelding, door het. graveeryzer van rade maker zeer klaar voor pogen gefteld. Deeze puinhoopen zyn federt opgeruimd, en geheel en al tot in den grond toe opgegraven en weggenomen, en op derzei ver vlakte eene fraaije Hoffteede gebouwd door den Heer van lokhorst, welke thans den naam draagt van 'eHuis ter Meer. In 't jaar 1745 is de dochter van gemelden Heere van lokhorst van 't Sticht van Utrecht op nieuw daarmede beleend geworden, en thans (*) L. smid's, Schatkamer, bladz. 213.  2$6 kabinet van nederlandsche thans word dezelve nog voor eene riddermaatige Hoffteede erkend; volgens de lyst door de drie Staaten des lands van Utrecht beraamd, en den &7 Oftober des jaars 1536 daarvan opgefteld, ingevolge van den leenbrief, den 20 Maart des jaars 1512 door frederik van baaden, Bisfchop van Utrecht, gegeeven,en vervolgen mecrmaalen bevestigd. Over deeze verandering van het flot te Maarsfen laat de zoetvloeijende dichter claasbruyn zich aldus hooren (*_): ,, Daar legt de grond van 't Slot, gebouwt ;, Foor menig jaar door Meefter Steven, „ Die grooter zorg droeg voor zyn goud ,, En fchatten, dan voor 't dierbaar loeven, ,, Toen 't muitziek rot, door wraak verwoed, „ Van Utrecht hem hier kwam befpringen, ,, En deed hem fmnnrm in zyn bloed. „ Hy, die zyn geldzucht niet kan dwingen, „ Haalt, na veel leed en ongevals, „ De Doodtflraf dikwils op zyn hals. „ Nu kan Heer Lokhorft zich vermaaken, „ In 'c Landhuis op dat puin geftigt, „ Na 't Staatsbeftier en 't nodig waaken. „ 6 Welk een heuggelyk gezicht „ Doet zich hier op in alle deelen! „ Hier ziet men laanen, dicht beplant. Daar fchaduwryke Lujlprieelen, „ Ginds Klaverveld en vruchtbaar land, ■ Het (*) Speelreis langs den Vechtftroom, bladz. n.  én kleefsche oudheden. 2J7 Het naastgelegen dorp Maarsfen pryst dezelfde lichter, als: ,, Een groot en neeringryk Gehucht^ ,, Geleegen aan de friffe Jlroomen, „ Welks /laadplaats en gezonde lucht „ Kan meenig uit dé Steeden troonen. ■„ Om hier in eenzaamheid ie woonen. „ 6 Maarffen! 'f geen elk kan behoren% „ Ik heb my zelf in u verloeren. Maarsfen ftaat in de lyst der Morgentalleh voor' 00 Morgen aangeflagen , van welke , volgens et Manuaal. 25 ftuivers Van 't Morgen betaald loet worden ; behoorende onder het Gerecht an den Heer van Ter Meer. In den jaare 1748 erden te Maarsfen 134 huizen geteld. Het dorp Maarsfen fs ongemeen vermaaklyk n den blanken VecMfl'room gelegen, alöm beomd , eh meest aan beide zyden , met eene iks Van de keurlykfte en heerlykfte Hoffteeden , istplaatferi en Heeren-Huizen, ftrekkende ter •.fpanninge van de vermogendfte naast en verr afgelegene fteedelingen; elk als om ftryd verrd met de fraaifte Hoven en Plantaadjen; doorbeden met veele dicht beplante laanen en wanldreeven van veelerlei zeer hoog opgefchoten joomte; zynde de boomen Ook net gefnöeideri Tchoren, zulks dat zy zich als levendige groene inden vertoonen; terwyl men, dit dorp door.ndelende,zich niet anders kan verbeelden, dan :h in eene fraaije warande te verlustigen; waar1 hetzelve ook niet onaardig het Paradys onder de andere dorpen genöemd word, /I. deel. R Dé  256 KABINET VAN NEPERLANDSCHE thans word dezelve nog voor eene riddermaatig Hoffteede erkend; volgens de lyst door de dr Staaten des lands van Utrecht beraamd, en de 27 October des jaars 1536 daarvan opgefteld, h gevolge van den leenbrief, den 20 Maart des jaai 1512 door FREDERIK VAN BAADEN, Bi; fchop van Utrecht, gegeeven,en vervolgen mee maaien bevestigd. Over deeze verandering van het flot te Maar fenlzzx, de zoetvloeijendedichter claas bruy zich aldus hooren (*): ,, Daar legt de grond van 't Slot, gebouwt '„ Voor menig jaar door Meejler Steven, „ Die grooter zorg droeg voor zyn goud » Enfchatten, dan voor "t dierbaar leeven, Toen 't muitziek rot, door wraak verwoed, „ Van Utrecht hem hier kwam befpringen, „ En deed hem fmonren in zyn bloed. „ Hy, die zyn geldzucht niet kan dwingen, „ Haalt, na veel leed en ongevals, „ De Doodtflraf dikwils op zyn hals. „ Nu kan Heer Lokhorft zich vermaaken, ,, In 't Landhuis op dat puin ge/ligt, „ Na 't Staatsbeflier en 't nodig waaken. „ 6 Welk een heuggelyk gezicht „ Doet zich hier op in alle deelen! „ Hier ziet men laanen, dicht beplant. Daar fchaduwryke Luflprieelen, „ Ginds Klaverveld en vruchtbaar land. ■ h (*) Speelreis langs den Vechtftroom, bladz. 11.  én kleefsche oudheden. 257 ,' Het naastgelegen dorp Maarsfen pryst dezelfde dichter, als: ,, Een groot en nesringryk Gehucht, Geleegen aan de frijfe flroomen, „ Welks fiandplaats en gezonde lucht „ Kan meenig uit de Steeden troonen. •„ Om hier in eenzaamheid te woonen. „ 6 Maarflenl 't geen elk kan behoren $ „ Ik heb my zelf in u verhoren. Maarsfen ftaat in de lyst der Morgentallen voor 400 Morgen aangeflagen , van welke , volgens het Manuaal. 25 ftuivers Van 't Morgen betaald moet worden ; behoorende onder het Gerecht van den Heer van Ter Meer. In den jaare 1748 werden te Maarsfen 134 huizen geteldi Het dorp Maarsfen is ongemeen vermaaklyk aan den blanken Vechtfl'room gelegen, alöm bezoomd , en meest aan beide zyden , met eene reeks Van de keurlykfte en heerlykfte Hoffteeden , Lustplaatfert en Heeren-Huizen, ftrekkende ter uitfpanninge van de vermogendfte naast en verder afgelegene fteedelingen; elk als om ftryd verfjerd met de fraaifte Hoven en Plantaadjen; doörfheeden met veele dicht beplante laanen en wandeldreeven van veelerlei zeer hoog opgefchoten geboomte; zynde de boomen ook net gefnöeiden gefchoren, zulks dat Zy zich als levendige groene wanden vertoonen; terwyl men, dit dorp doorwandelende, zich niet anders kan verbeelden, dan zich in eene fraaije warande te verlustigen; waaróm hetzelve ook niet onaardig het Paradys onder' veele andere dorpen genoemd word, VI. deel. R Dé  *58 kabinet van nederlandsche De kerk te Maarsfen is zeer oud, zo dat de tyd van haare ftichtinge thans onbekend is. Op den bovendorpel van de kerkdeur leest men: ehldehart riciint. En op den benedenften dorpel heeft de oudheidskundige Rechtsgeleerde gysbert lappius van waveren geleezen: thidehart riciint. Doch deeze Infcriptien zyn door de geleerden tot heden voor enkele raadfelen gehouden; terwyl men niet kan nagaan tot welke taal zy behooren; want zo het geen Noormanfche taal is, zeker is het dat het ook geen Latyn is (*). Aan deeze kerk is door den Heere ferdinand van collen eene graf-kapél gefticht. Deeze Parochie-kerk, welkers kerkmisfe of kermis des zondags binnen het octaaf van MariaGeboorte gehouden werd , is aan Se. Pancratius toegewyd, welke daar oudtyds als patroon werd geëerd. De kerk zelve ftond onder den AartsDiaken van Utrecht. Volgens eene oude lyst hebben de volgende goederen tot de pastorye van Maarsfen behoord: Aan jaarlykfche Inkomften. . . ƒ24:-:. Van 5 Morgen Lands. . . . „ 24: -: - Een Huis met eenen fchoonen boomgaard. Nog eenige Landen. Daar benevens waren 'er ook 4 Morgen Lands, tot de kostery behoorende. In (*) HisU Ultraj. w. HfiDiE, pag. 13. l. smids Schatkamer , bladz. 214.  en kleefsche oudheden, 25Ó In de kerk ftond onder anderen een altaar, met" een vikariaat aan St. Michaël toegewyd; waartoe de volgende goederen behoorden: 3 Morgen Lands, gelegen in Maaten. De Smit aldaar betaalde jaarlyks. ƒ 3:.;. Willem gerritsz. . . „ 5:-:Nog was 'er een vikariaat, met last van eene misfe 's weeks te doen, gevestigd aan 't altaar van Maria en Si. Nicolaas. Daartoe behoorde ook eene zekere broederfchap, welke bezat: 4 Morgen Lands. Eene kleine Hoffteede van een Hond groot. Uit eene kleine Hoffteede. . f Sedert de Reformatie behoort de kerk van Maarsfen onder de Clasfis van Utrecht, en is tot eerfte Predikant aldaar beroepen franciscus taurïnus, petr. fil. in het jaar 1613. Niet alleen hebben veele Jooden van AmfterBam eigene en huur- hoffteeden of lustplaatfen te Maarsfen, werwaarts zy godum-ende den zomer en op andere tyden dikwyls af en aan reizen ; rnaar in en naby het dorp woonen ook veelê joodfche Familien, van welken fommige de eene of andere neering doen> en die in 't algemeen zó veel vryheids genieten, dat hun zeifis vergund geworden aldaar eene Synagoge, tot het oeffenen van hunnen Godsdienst, te mogen ftichten, zo als dezelve daar heden ook werkelyk gevonden word: wordende de welvaart van het dorp door het groot getal Jooden , welke aldaar gezeeten zyn, en die van andere plaatfen , welke aldaar een gedeelte van den zomer op hunne Hoffteedeü doorbrengen, niet weinig bevorderd. R i het  2Ó0 kabinet van nederlandsche HET HUIS O U D A A N> Aan de vecht fiaande. Op de lyst der Ridder - Hoffteeden, beboorende tot de Provincie Utrecht, zo als dezelve door de drie Staaten des Lands op den 27 October des jaars 1536 beraamd zyn, volgens den verbandbrief van fred erik van baaden,Bisfchop van Utrecht, den 20 Maart des jaars 1512 verleend , en federt meermaalen bevestigd, word onder anderen mede gerekend het huis Oudaan, ftaande aan de rivier dc Vecht, tusfchen Niemverfluis en Breukelen, aan het zandpad, fchuins tegen over het huis te Nieuwenroode, zynde leenroerig aan het Sticht van Utrecht. De oudheidskundigen fchynen eenftemmig van gevoelen te zyn, dat dit huis van ouds den naam droeg van Oud-Aa, afkomstig van het woordje Aa, zynde eene verkorting van Aade, betekenende in de oude Duitfche taal zoveel als water (*;; waarom verfcheide riviertjes, waterbeekjes, en andere wateren deezen naam voeren Cf), of met andere naamwoorden daaraan gekoppeld zyn; zulks dat de naam Oud-Aa omtrent hetzelfde zoude betekenen als Oude-Water. In vervolg van tyd (*) Zie meyee's Woordenfchat op 't woord Au, (tj L. smid's Schatkamer, bladz. r.   1—'■ J T Huis O UDstEM V _■ . — ^_ <^ 2e BUEUKEESE BKUG en O UT GUNTEMSTEIN  en kleefs che oudheden. 261 tyd fchynt de naam Oud-Aa in Oudaan veranderd te zyn , zo als dit huis tegenwoordig ook nog doorgaans dien naam draagt. S x,£ïL h^S °"Mn\ Ouden - Aa of Oud-Aa ligt, volgens de opgave van h. van heussen 50000 pasfen van £7/mvk, ter rechterzyde \an de ^rfe, aan de trekvaart, en rondom in 't water. Voorwaarts naar den weg pronkt het met een agtkantrg torentje, tusfchen twee oude wet fche trapgevels In de 23Ifte prentverbeelS wordt ons dit huis door rademakeu in een fraai gezicht vertoond , zo als het zich in den jaare 1719 bevond, en tegenwoordig nog voor in h?rg ^°etï Zyn?6 r°ndom zeer vermaak^ Lr A g€,b°omtf ë&gen , en fierlyk beplant. Aan de achterzyde gaat men over een brug f over den vyver hggende , in het Heerenhuis De eigenaar van dit huis is de Heer philibert de van we^^^6!6^"^^' een Gentenaar, van wegen* zyne liimvruuwc, de zuster van d •» Heeren van Oudaan, van welken de Heer taZ van der burg de laatfte geweest is • th™« echter word het, even als veeleHoffteeden daar? omtrent, verhuurd, zynde de laatfle ieenheerTn 't jaar 1736 geweest de Heer eugenius eran" ciscus de clerque. (*) Oudheden, twede deel, bladz. 287. R 3 het  202 kabinet van nederlandsche het dorp BREUKELEN, Aan de vecht. Buiten allen twyffel is dit dorp van eenen zeer hoogen ouderdom; vindende men onder anderen daarvan aangetekend, dat hetzelve in den jaare 1638, door zekeren Graaf rotgar of rotg arius , aan de kerk van Utrecht is gefchonken. In voorige tyden plagten de dorpelingen vm Zuylen hiermede hunne rechtbank te hebben. Naar alle waarfchynlykheid heeft de naam van dit dorp een zelfden ouifpiuug als die van Maarsen, naamlyk dat Breukelen van de drasfige en broekachtige Veenlanden dus genaamd werd; niettegenftaande deeze naam in de oude brieven en gefchriften Bracola, Broecke, Broeckede ,Broiclede en Brockenlandia word gefpeld gevonden, uit hoofde dat alle deeze benaamingen genoegzaam toonen eenen zelfden oorfprong te hebben. Dit vermaarde dorp is gelegen in het Nederfticht van Utrecht - aan de rechterzyde van de Vecht, tusfchen Maarsfen en Loenen. Hetzelve is zeer aanzienlyk, hebbende verfcheide ftraaten, veele winkels van allerlei necringen , en eene brouwery; zo dat het in alles eene kleine ftad gelykt. , . , Het Gerecht van Breukelen ftrekt zich tegen, woordig uit tot dicht by de ftad Utrecht. Eertyds 0 werd  en kleefsche oudheden. 263 werd het verdeeld in Keizerlyke Majefleits en in Proostdfs Gerecht; maar nu 'vnStaaten, Nieuwen, roodens en Proostdys Gerecht. Op de lyst van de Gerechten en Ambachts-Heerlykheden der Provincie van Utrecht, ten opzichte der Morgental. len, ftaat Breukelen in drie perceelen aangeflagen, te weeten: een groot 275 Morgen,en een ander groot 851 Morgen 2 Hond 44 Roeden, behoorende onder Nieuwenroodens Gerecht; alsmede 450 Morgen, behoorende onder St. Pieten Gerecht, van welke alle, volgens het Manuaal,, 25 ftuivers van ieder Morgen betaald moet worden. In Breukelen en het onderhoorig gebied werden in den jaare 1748 negen-en-tagtig huizen geteld. Rademaker vertoont ons in de 232^ prentverbeelding, in een zeer fraai gezicht, een gedeelte der huizen van Breukelen langs de Vecht, tot aan de brug; als ook de brug over de Vecht liggende, benevens Oud-Gunterflein aan de overzyde, een riddpi-manfïg huis, waarvan wy in't vervolg zullen fpreeken, en een gedeelte van den jaagweg of het trekpad, daar voor by loopende, alles in den jaare 1660 getekend,en door rademaker konstig in het koper gebragt. Toen de Franfchen in het ongelukkig jaar 16*72 onder anderen de geheele Provincie Utrecht bemagtigd hadden, heeft Breukelen zeer veel van hen moeten lyden ; waarom de zoetvloeijende dichter klaas b r u y n (*) daarvan aldus zingt: „ Wy zyn te Breuk'Ien, daar 't geweld ,, Weleer liet Franfche Slagzwaard zwaaide, „ Met d'onverzoenb'ren Moord verzelt, „ Die honderden van Lyken maaide; „ Men (*) Speelreis langs den Vechtftroom, bladz. 17. R 4  26*4 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ Men hoorde niet dan kreet op kreet; „ Men zag* & droevige vertooning! „ ó Gruiveldaaden! al te wreed Voor d'Allerchrifielykjlen Koning, „ (Wat viel 't den Landzaat hard en zuur!) „ Dit fchoon gewejl in vlam en vuur. Aangaande de kerk te Breukelen is ons niet gebleeken in wat tyd dezelve eerst gefticht, of aan wien ze toegewyd geweest is. In de Roornschgezinde tyden plagt de pastoor door den proobst van Oude-Munfter ingeleid te worden, als het recht daartoe hebbende. Tot deeze pastory be-, hoorden de volgende goederen en inkomften. Twee-en-twintig Morgen Lands, in diverfe Perceelen, geevende jaarlyks 65 guldens. In deeze Parochie-kerk ftond onder anderen een altaar, aan de Maagd Maria toegewyd, ter eere van welke ook een vikariaat rlaai- aan gefticht was. Tot dit altaar behoorden de volgende inkomften. Aan renten, erf- en landpachten 42 guldens. 16 ftuivers. Daar was ook nog een altaar ter eere van St. Anna gefticht, en met een vikariaat voorzien , waartoe de volgende landeryen en inkomften be~, hoorden: Zes Morgen Lands, benevens eenige andere ge-, ringe erven en pachten, te famen jaarlyks opbrengende 14 guldens. Nog was 'er een altaar van St. Pieter, insgelyks van een vikariaat voorzien. Dit laatfte werd door de Burgemeesters van Utrecht en den Heer van Nieuwenroode begeeven , en daartoe behoorden de volgende goederen. Vyf.  en kleefsche oudheden. 26*5 Vyf-en-twintig Morgen Lands; doch hoe veel dezelve opbragten word daarby niet uitgedrukt (*). Toen men op den 16, 17, 18 en 19 Maart des jaars 1705 tot den opbouw van eenen nieuwen toren den grondflag maakte, werden onder het graven verfcheide duiffteene tombes ontdekt, van 8 en 10, ja fommige van 12 voeten lang, doch van onderen zonder bodem. Dezelve lagen tusfchen de j en 6 voeten diep onder den grond,, met het voeteneinde naar "t oosten gekeerd. De fteenen van twee voeten lang, en één voet breed, waren ongemetzeld , en met zeer vaste klei aan malkander gezet. Daarin lagen beenderen, als van de allergrootfte menfehen van onzen tyd. Dr. ludolf smidts geeft ons hiervan bericht (f), uit de aantekeningen van cornelis kooten van bloemswaart ; doch zonder dat de een of ander verder zyn oordeel daarvan mededeelt. Sedert dat de Reformatie in deeze landen is ingevoerd, behoort de kerk van Breukelen onder de klasfis van Utrecht. De eerfte Predikant, welke den Godsdienst te Breukelen heeft waargenomen, was erasmus bekker, in den jaare 1589 beroepen, en kort daarna overleeden. Onder Breukelen hebben van ouds verfcheide zeer aanzienlyke floten en kasteelen geftaan; het voornaamfte daarvan was Nyenroode, of Nieuwenroode, niet ver van Breukelen aan de Vecht, hebbende zyn uitzicht * over den gewoonen wagenweg van Amflerdam naar (*) H. van heussen Oudheden, twede deel, bladz ft8ó, 287. ' * (t) Schatkamer, bladz. 44. > R 5  ±66 KABINET VAN NEDERLANDSCHE naar Utrecht, en over de Vecht. Dit flot is zeer oud, doch onzeker wanneer het eerst °efticht is. Men vind het ook op de lyst der Ridder-Hoffteeden van de Provincie Utrecht, welke, door de drie Staaten,op den 27 October des jaars 1536 alszodanig erkend zyn; maar het is leenroerig aan de graaflykheid van Holland. In dit flot ftond weleer eene eigene kapelle, waarin mede een vikariaat gefticht was, ftaande ter begeevinge van den Heere van Nieuwenroode. Nieuwenroode heeft de ramp ondergaan, van op den 7 September des jaars 1481 door die van Utrecht belegerd, ingenomen en verbrand te worden ; 't welk zekere oude Chronyk aldus verhaalt (*): „Die van Utrecht namen hoerBuflèn ende hoer „ Scermen mede, ende toghen voor Nyenrode, „ ende lagen daervoor, ende fcoten daer doer ende „ weder doer; alfo dat die gheen die daar op la- gen fpraeck hielden, njcLüic^heen die daer voor „ laghen, ende fy gaven 't op, behoudelick hoers „ lyfs, ende hoer goet, dat moft daer blyven; „ ende fy werden al gevangen; ende die Ruyters „ mit die Borgers van Utrecht fpolieerden 't, „ ende ftaecken 't aen, ende beraden 't. Ende „ dit gefcieden op onfer Vrouwen-Avont Nati- yitatis." Naderhand is dit huis wederom opgebouwd • doch in het jaar 1672 werd het door de Fran! fchen wederom in de asfche gelegd, by gebrek van de gevorderde zwaare brandfchatting niet opgebragt te hebben; een ongeval 't welk hetzelve met veele nabuurige edele huizen in dien tyd ge. meen had. C*) A. matth. Anal. Tom. II. pag. i, Zoo is 't, dat Wy. de voorfz. Opdrachte, over„ girte, ende uytlcheldinge believende , ende „ danckelyck nemende, (behoudens Ons, ende „ eenen ygelicken zyns Rechts;) verlyt ende „ verleent hebben, verlyen ende verkenen mits „ defen onzen Brieve, den voornoemden Heer j, Johan van Oldenbarneveld, dat voorfz Huvs „ Gunterfleyn, met feven Mergen Lants,'daar't „ lelve Huys op ftaat, breeder hier voren ge„ roert; te houden van ons , van wegen die „ Graaflicheyt ende Hoge Overicheyt van Hol. „ lam ende IVeflvrieüand, Heer Johan van Oldeu„ harnevels voornoemt, fynen Erven ende Nako„ mehngen, tot eenen Erf-Leene; ende te ver„ heergewaden als 't verfchynt met een rooden „ Sparwer , oft vyf Schellingen daar voren. „ Ende hier van heeft ons die voornoemde Heer „ Johan van Oldenbarnevelt Hulde, Eedt enda „ Manfchap gedaan, uU behoorde; daarbv aan „ ende over waren, als onze Leenmannen van *> goü?at> 9eer J°han Berck > Ridder, eerft „ Raadt, Penfipnaris der Stadt Dordrecht, Adriaan „ Duyck Heere van Outkarfpel, Jacob van Mie. „ rop, Clerck Ordinans van de Reeckencamer in „ Hollant, ende Egbert Cool onfe Grefiier van de „ Deenen. T oorconden defen onfen Brief be „ fegelt met onfen Grooten Segelle; 't welck Wv „ in gelycke faacken gebruyckende fyn. Gedaan „ in den Hage den 3 December, Anno XVI. hondert ende elf Was gefegelt met een Segel van Roden Wasfche, onder uithangende aan een dubbelden francynen fteerte. Op te plycke Stont: By den Staten van Hollant ende Wefl-Vrieslant: Ter relatie van den Stadhouder ende Leen-Mannen voor. r^emt; (ende geteekent) ,rr R- van Brederode. VL deel. S Hoe  274 kabinet van nederlandsche Hoe en op wat wyze dit adelyk huis, door den Heere johan van oldenbarneveldt gekocht zynde , op deszelfs fpecïaal verzoek , vervolgens voor een Ridderhuis of Hoffteede , zo wel door de Gedeputeerden als de Staaten 's Lands van Utrecht, erkend is , hebben wy noodig geoordeelt met de bygaande plechtige Aflens (*) aan te toonen. „ Aan myne Ed. Mog. Heeren, die Staten „ 's Lants van Utrecht,, ofte haar Ed. Mog. or„ dinaris Gedeputeerden, vertoont reverentelyck „ Johan van Oldcnbarnevelt, Heere van Berckel, „ Roderys, &c. dat hy ettelycke Maanden gele„ den verftaan hebbende, dattecoope was, het „ Huys te Gunterfleyn , met zyn toebehooren, „ ende dat het als hondert jaren geleden, t'zelve ,,, hadde toebehoort die van Everdingen , zyne „ Bloetverwanten; ende dat ongevaarlyk tweehon„ dert jaren te voren 't voorfz. Huys altyts aan ,, voornaame Edelluyden hadde behoort: Heeft „ goetgevonden 't zelve te coopen ; in meyninge „ aldaar zyn woonplaatfe te nemen, ten minftcn „ voor ettelicke Maanden in 't Jaar, ende daar„ na ymant van fyne Kinderen ofte Kints-kin„ deren aldaar met eenige luftre te planten; op „ vaft betrouwen, dat uwe Ed. Mog. geen fwa„ richeyt en fouden maacken 't zelve Huys, als „ hebbende alle qualiteiten van eenRidderhuys, „ naa d'ordre 's Lants van Utrecht vereyfcht, „ mede te houden voor een Ridderhuys, om die „ Vry- ende Gerechticheyden als andere Ridder. ,, Hoffteden te mogen genieten: Verfoeckt dier- „ hal. (*) A. matth. de Jurs Gladii, pag. 273, 274.  en kleefsche oudheden. 275 ., halvcn de Remonftrant, dat U Ed. Mog. be„ lieve hem daartoe verleenen behoorlycke Acte. Dit doende, &c." Ende was onderteekent: J. Van Oldenbarnevelt. Op de Marge ftond: „ De Gedeputeerden van de Staten 's Lants a, van Utrecht, gezien den inhouden dezer Re„ monftrantie, verclaren het Huys te Gunterfleyn „ te hebben die qualiteyten tot een Ridderhuys „ ofte Ridder-Hofftede, na de ordre 's Lants „ van Utrecht vereyfcht; 't zelve Huys over „ fulcx voor een Ridderhuys ofte Ridder-Hof„ ftede repeterende ende houdende, omme die „ Vry- ende Gerechtigheden als alle andere Rid„ der-Hoffteden te mogen genieten. Ordonne„ rende dezen, zo wel in de Secretarye van de „ voornoemde Heeren Staten, als ten Hove ge- regiftreert te worden. „ Gedaan ^Utrecht, den io December iórr. Onder ftond: Ter Ordonnantie van de voorfz. Gedeputeerde. Ende was onderteekent: G. de Ledenberg. Wy zullen hierop laaten volgen de Me der Staaten 's Lands van Utrecht, waarby Hun Ed. Mog. de voorfz. Verklaaring approbeeren, ratinceeren en confirmeeren. Sa „ Die  276 kabinet van nederlandsche ,, Die Staten van den Lande van Utrecht, op „ een generale Dagvaart ofte befchryvingeStaats„ gewyze vergadert zynde, gehoort het rapport „ van'haar luyder ordinaris Gedeputeerden, ende daaruit volcomentlyck verftaan hebbende de „ redenen , waaromrae de voornoemde Gedepu„ teerden op den thiende Decembris voorleden ,, verclaart hebben, het Huys te Gunterfleyn te heb„ ben die qualiteyten tot een Ridder-huys ofte Ridder-Hofftede vereyfcht, omme de Vry„ ende Gerechticheden, als andere Ridder-Hof„ fteden te mogen genieten: Hebben dezelve ,, verclaringe eendrachtelicken geapprobeert, ge„ ratificeert, ende geconfirmeert, gelyck haar ,, Ed. Mog. die approberen, ratificeren, ende confirmeren by defen. Ordonnerende defen j, fo wel in de Secretarye van haar Ed. Mog. als „ in de Griffie van den Hove , benevens de „• VOOrfz. eerfte Verclaringe geregiftreert te wor- „ den. Gedaan ^Utrecht, den 26 Mart. 1612." Onderftont: Ter Ordonnantie van myne voornoemde Heeren die Staten; En was onderteekent: G. de Ledenberch. De afbeelding van dat huis, zodanig als het zich in dien tyd opdeed, word ons door rademaker in de 233^ prentverbeelding in een zeer fraai gezicht voor oogen gefteld; vertoonende zich dat huis op zyde, en omtrent den ingang ; liggende rondom in zynen vyver, bezet mot dicht be-  *3i m Z--?""**"-^"- O UT - &UNTER S TEIN   en kleefsche oudheden. 277 belommerd geboomte enplantaadjen. In de 232^ prentverbeelding ziet men ook dit huis, tegen den zydgevel aan en langs de Vecht in 't verfchiet, tegen over de brug van het dorp Breukelen, waarop het gemelde lusthuis een zeer fraai en aange* naam uitzicht heeft. Nadat dit huis verfcheide eeuwen had verduurd, en in eenen bloeijenden ftaat onderhouden was, hebben de Franfche Krygs-troupen het, in den woedenden orkaan van het gedenkwaardig jaar 1672 in de maand September, na het verbranden der huizen Nieuwenroode en Ruweel, met buskruid doen fpringen, en van zynen ouden luister geheel beroofd. Naderhand is dit riddermaatighuis, op de voorgaande overgebleevene puinhoopen, herbouwd, uit het water opgehaald, en geheel vernieuwd. Schoon het nu niet zo zwaar van metfelwerk is, als voor 't verbranden, munt het echter in nieuwheid en heerlykheid boven het voorgaande uit; gelyk onder anderen uit de fraaije afbeeldingen, door den arbeidzaamen nicolaas visscher, in vyftien gezichten in 't licht gegeeven, duidelyk te zien is. Dit aanzienlyk riddermaatig huis, met den aankleve van dien, heeft voor eenige jaaren toebe. hoord den Wel Ed. Heere benjamin poelje, Ridder en Heere van Berkenroode (*); doch werd naderhand bezeeten by den Wel Ed. Groot Achtbaaren Heere Mr.ferdinand van col. len, Heere van Gunterfiein en Thienhoven; voormaals Gedeputeerde te veld en Hoofdofficier der ftad Amflerdam, vervolgens Burgemeester derzelver ftad; van wien het is overgegaan op deszelfs zoon (*) b* smid's, Schatkamer, bladz. iao. S 3  KABINET van nederlandsche zoon den Heere ferdinand van collen, Oud-Schepen en Raad der ftad Amflerdam. De luister van dit huis word door den zoetvloeijenden dichter klaas bruyn (*) aldus bezongen: „ 'k Zie Gunterfiein, dat praal - gebouw, „ Dat Lvfipaleis van Heer Van Collen, ,V Die Hooftfchout van beproefde trouw, „ Die 'i duizendhoofdig beejl voor 't hollen „ Aan 't T betoomt, door 't ryp verftand „ Een Cefar, in den Kryg ervaaren: „ Een Cato van ons Vaderland, „ Die nimmer zal zyn ziel bezwaaren, „ Om 'f recht te kreuken door verraad, „ Uit onverzaad'baare eigenbaat. „ De Flonkerfiar der Barnevelden, „ De Martelaar van Staat, wiens Lof Geen tong oit kan naar waarde melden, Was eertyds Heer van deezen Hof En 't Aad'lyk huis, zo wel geleegen, „ Welks ruime flandplaats, in '£ verfcliics „ Vol Bofchcieraad en Wandelweegen, „ Een nieuwen luifter aan deez' Vliet „ Kan geeven, voor nieuwsgierige oogen. „ Wat hert word hier niet opgetoogen. (*) Speelreis langs den Vechtftroom, bladz. 17. het  en kleefsche oudheden. 279 het gehucht NIEUWERSLUIS, In 't Sticht van utrecht. Dat dit gehucht zynen naam gekreegen heeft; toen aldaar de nieuwe Sluis of Schut/luis gemaakt werd > fchynt buiten alle tegenfpraak te zyn; doch wanneer zulks eigenlyk eerst gefchied zy, is ons niet gebleeken. Deeze Sluis, in het Sticht van Utrecht gelegen, dient om het zoete Vechtwater van den rechten Angftel, welks water reeds brak begint te worden, af te fchutten; want de Angftel word doorgaans in den krommen en den rechten Angftel onderfcheiden. De kromme Angftel loopt in het Sticht van Utrecht , van den OudkooperMolen naar de Aa, alwaar zy met eenen fteenen dam is afgefchut; maai de rechte Angftel, anders de Vaart genaamd, gaat recht uit naar de Nieuwe of Nieuwer-fluis (*_). Vermits nu de gewoone jaagfehuiten , vaarende tusfchen Amflerdam en Utrecht, als ook die, welke van daar, en van de tusfchenliggende dorpen Zuylen , Maarsfen en Breukelen, naar Amflerdam vertrekken, benevens eene meenigte andere kleine vaartuigen , fpeeljachten, roeifchuiten , enz. welke ten aanzien hunner grootte de fluis kunnen pasfeeren , te Nieuwer/luis moeten doorfchutten, en aldaar, als om- (*) L. smid's, Schatkamer, bladz. 19, 282. S 4  £80 kabinet van nederlandsche omtrent halfwegen de Vaart tusfchen Amflerdam en Utrecht, doch wat nader aan de laatfle ftad liggende, pleisteren, heeft zulks aldaar zo veel levendigheid veroorzaakt, dat daar omtrent met 'er tyd eene geheele buurt huizen gefticht is. In dit gehucht woonen voornamelyk veele jagers, om op de komende en gaande féheepen en vaartuigen te pasfen, die geen zeilen voeren, of het in den wind hebben, waardoor derzelver fchippers genoodzaakt worden, willen zy hunne reize vervolgen, om ze met jagers-paerden te laaten voorttrekken. In den hachlyken Spaanfchen oorlog poogde "sPrinfen volk in den jaare 1573, tot verligtinge van de belegerde ftad Haarlem, onder het bevél van adr 1 aan vygh, overfte van Gorlum, de Vecht te bezetten; doch zulks werd eerst te Breukelen, en daarna aan de Nieuwer/luis, te vergeefs ondernomen (*). Naardien de gewoone ryweg van Amflerdam naar Utrecht,van Nieuw er fluis af, dubbeld loopt; namelyk aan de eene zyde van de Vecht een kleiweg, en aan de overzyde een zandpad en weg hebbende , waarvan de eerfte meest geduurende den geheelen zomer, en de andere by nat weer, en geduurende den winter, bereeden word, heeft men te Nieuwerfluis eene aanzienlyke houte brug over de Vecht gelegd, om ten allen tyde deeze rivier, zo by dag als nacht, te kunnen pasfeeren; deeze brug heeft in 't midden een wip, om eene opening te kunnen maaken, door welke de fcheepen en fchuiten kunnen doorvaaren. Op den j57? ?' C' H00FT,S ' Iii£t01'ien> ?S^e Boek, op 't jaa?   znuJ"n^".Nii:uwersi.uis tomende ran Z.oE2fEN \ èil j Jfet -HUIS te KRONENRURG in %'eViunt: ■ '■  e n kleefsche oudheden. 28r den hoek by de brug en fluis woont de tollenaar, wien de fcheepen en rytuigen den gewoonen tol , fluis- , brug- en pasfagiegeld moeten betaalen, volgens de reglementen, welke daarvan gemaakt zyn. Rademaker heeft ons Nieuwer/luis in twee zeer fraaije prentverbeeldingen naar 't leven vertoond, zo als het zich in 't jaar 1670 bevond. De eerfte, getekend N°. 234,vertoont ons deeze buurt, zo als dezelve, van Utrecht komende, zich opdeed, benevens de brug, welke in dien tyd aan deeze zyde van het tolhuis lag. De tweede, getekend N°. 235 , vertoont ons dezelfde buurt, doch van de andere zyde , namelyk als men van Loenen komt, benevens de brug, die toen voorby het tolhuis lag ; doch federt de herbouwinge aan deze zyde gelegd is. Toen de Franfchen in het Noodjaar 1672 onder anderen het geheele Sticht van Utrecht onder hun geweld hadden, werd te Nieuwer/luis eene fterke fchans, of veeleer eene vesting met twee bolwerken, aan weêrzyden opgeworpen, en louter verfterkt, om het indringend geweld te fluiten. Hoedanig zich deeze fchans opdeed, ziet men in eene prent, die nog by verfcheide liefhebbers bewaard word. Na het ■ vertrek der Franfchen is dezelve geheel weggenomen, en het geweezen kerkje, ten dienfte der bezetting, vervolgens in een Gemeenc-landshuis van Amflerdam en Utrecht veranderd. Sedert eenige jaaren is aan deeze Nieuwer/luis een zeer aanzienlykFranschenDuitsch kostfchool gefticht, om de je,ugd in taaien en nuttige weetenfehappen te onderwyzen ; welke, door de be. kwaame gelegenheid van de veelvuldige fchuiten, dagclyks van Utrecht en Amfterftam met gemak S 5 af  282 kabinet van nederlandsche af en ann kan komen , en allen noodigen toevoer bekomen. Van dit Nkuwerfluis zingt de dichter klaas bruyn (*) aldus: „ Dit's Nieuwer-fluys, een kleen gehucht, „ Waar in men 't Kofljchool kan befchottwen, „ Het geen de jonkheid houd in tucht; „ Hier liet de nood een fterkte bouwen, „ Die 't wreed geweld van (f) Lodewyk Kon dwingen, door metaale monden. „ De moord, begru'fl van bloed en jlyk, „ Laat Recht noch Wetten ongefchonden, „ Wanneer ze met haar Jlagzwaard zwaait, „ En duizenden van Lyken maait. Niet ver van daar heeft, in den meergemelden bloedigen oorlog des jaars 1672, nog een fterke fchans gelegen, namelyk de Sterrefchans, welke ook by de liefhebbers nog in prent bewaard word. Deeze fchans is federt in eene vermaakelyke Hoffteede hervormd, den Heere david rutgers in eigendom toebehoorende, waarvan de meergemelde dichter klaas bruyn zich dus laat hooren (§): „ Deez1 Plaats ruft op de Sterre-Schans „ Gebouwt, toen 't Oorlog de ingewanden ,, Van ons Gemeenebeji bykans „ Doorknaagt had, met bebloede tanden! „ Nu («q Speelreis langs den Vechtftroom, bladz. 20. Ct) Lodewyk de XIV, Koning van Frankryk. (£1 Speelreis langs den Vechtftrooin, bladz. 19.  en kleefsche oudheden. 283 „ Nu blinkt zy als een Diamant, „ Omringt van de allerfchoonfte Linden; ,, Nu zien we een' Vyver net beplant, „ Zo fchoon als ergens is te vinden. „ Wat geeft de vrede een vrugtb'ren oeg/l, „ By 't Krygsgeweld, *t geen 't aW verwoefl. In deeze ftreek, namelyk tusfchen Nieuwer-fluis en Breukelen, een weinig landwaarts in, en ter {linkerhand van de Vecht, in 't gezicht van het dorp Ter Act, ligt ook het aloud adelyk huis of flot van 't huis Ter Aa, waarvan flegts eenige geringe puinhoopen zyn overgebleeven. Dit adelvk huis is omtrent den jaare 1159 dooreenen Heer wal ter of wouter gefticht; doch de wisfelvalligheden, welken hetzelve in de volgende vyf eeuwen zyn overgekomen, heeft de alvernielende tyd in vergeetenheid gedompeld. Men weet flegts, dat het thans nog leenroerig van het Sticht van Utrecht, en in den meergemelden oorlog des jaars 1672 door de Franfchen in brand geftoken en verwoest is; federt welken tyd het in puinhoopen blyft liggen , die zelfs dagelyks nog verminderen (*). Niet ver van daar ligt het dorp Ter Aa, 't welk in de lyst der Morgentallen van het Sticht flegts voor 86 Morgen ftaat aangeflagen, en volgens het Manuaal 25 ftuivers betaalen moet; zynde derhalven niet groot, doch vermaakelyk , en met eene niet onaanzienlyke kerk voorzien. Deeze parochie-kerk en het kosterfchap van dezelve, werden van ouds door den Heere van Ter Aa begeeven. De inkomften , zo van de kerk als van (*3 l. smid's, Schatkamer, bladz. 2, 3.  284 kabinet van nederlandsche van het kosterfchap, zyn niet bekend, nademaal de Heer van deeze plaats eenen Predikant van den hervormden Godsdienst, buiten last der Staaten van Utrecht, op de gemelde inkomften onderhoud (*). De Godsdienst alhier word door eenen Predi. kant bedient, ftaande onder de clasfis van Utrecht. Na het invoeren van den hervormden Godsdienst in deeze landen, is hier tot eerften Predikant beroepen cornelis fransz. poll e tz. het huis KROO-NENBURG, Aan de vecht. Een van de oudfte en aanzienlykfte, gelyk ook in de vooiiedene eeuwen een van de fterkfte Ridder- Hoffteeden, is buiten allen twyffel het huis Kroonenhurg, behoorende onder Holland, doch gelegen in het Sticht van Utrecht, tusfchen Loenen en Nleuwerflais, of wel aan het einde van het dorp Loenen , naar de zyde van de NieuwerfdHs toe. Den ouderdom van dit huis betreffende , oordeelt men hetzelve gefticht te zyn door Heer jan van kroonenburg, Ridder ten tyde van Graaf dirk den zesden, omtrent het jaar 1122. Deeze was de laatfte uit den eerften ftatn van (*) H. van heuss en Oudheden, twede deel, bladz. 287.  en kleefsche oudheden. 285 van kroonenburg, zynde te Leyden voor de rechtbank dood geflagen (*). Wegens de afkomst van dit hoog adelyk genacht van Kroonenburg vind men aangetekend by denarbeidzaamen sibolt van adelen van cronenburch, in dcszelfs ftamboek van eenige der edelfte en voornaamfte ge/lachten van HoU land, fierlyk met de hand gefchreeven, en daarby gevoegd de fraai getekende wapens, met hunne verwen behoorlyk afgezet, welk ftamboek eertyds berustende was onder één der eerfte famenftellers van dit werk 5 „ Dat de eerfte van dit Geflachte van Cronen„ burch is geweest Heer Willem, Bastaard Sone van „ Willem de vierde (f) Graaf van Hollandt, en was Ridder en Heer van Cronenburch. Hadde „ te Wyve Vrouw N. van Polanen , uyt den „ Huyze Wasfenaar; daar hy by wan, Heer Hen„ drik, Heer Gysbert, Heer Willem, Heer Jan „ en Vrouw Elifabeth van Cronenburch, die te ,, Man hadde Heer Floris van Alkemade Vader, en waren defe vier Sonen ook alle Ridders ge„ flagen." Na den dood van den gemelden Heere jan van kroonenburg is het huis Kroonenburg aan deszelfs neef, de vermaarde gerrit van velzen, in eigendom overgegaan, en door hem zelf bewoond. Toen nu de beruchte famenzweering tegen Graaf floris den vyf den, onder het beleid van den voornoemden gerrit van vel zen in den jaare 1296 uitborst, werd de gevangen Graaf, door de vloekverwanten, vooreerst op dit huis Kroonenburg, waarover gekkit van (*) L. smid's, Schatkamer, bladz. i2ö. (f) Dit zal de tweede moeten zyn.  285 kabinet van nederlandsche van vel zen als zyn eigendom te befchikken had, in hechtenis gebragt; doch het volk van alle kanten derwaarts komende toefchieten, geraakten de vloekverwanten in vreeze, dat men hem poogde te ontzetten , waarom zy hem naar het flot te Mui. den trachteden te brengen, met voorneemen, zo het fchynt, om hem van daar naar Engeland over te voeren. Doordien nu de verraaders door de omliggende ingezeetenen zo kort op de hielen gevolgd werden , dat het hen onmogelyk fcheen den Graaf, zonder tegenkanting van het volk, tot op het laatstgemelde flot te brengen, werd de ongelukkige Graaf onder weg, voornamelyk door toedoen van gerrit van velzen, vermoord. Deeze , de misdaad gepleegd hebbende , redde zich met de vlucht op zyn huis Kroonenburg; 't welk terftond belegerd, ingenomen en ter neder geworpen zynde, geraakte de voornoemde gerrit van velzen in hechtenis , en werd vervolgens voor deeze verraadery zeer zwaar geftraft. Dit voorval, by den ouden Rym- Chronyk-Schryver melis stoke, in het leven van Graaf floris den yyfden , aangete. kend, word nog omftandiger verhaald by lodewyk van velt hem, in zynen Spiegel Historiaal (*), door isaac le long in 't licht gegeeven, volgens het aloude handfchrift, op per. kement gcfchreeven, dat onder hem berustende was. De verdere vernaaien der meeste fchryvers van dit merkwaardig geval heeft de geleerde en arbeidzaame Heer cornelis van alkemaade byëen verzameld, en achter de uitgave van melis stoke gevoegd (j) , waar heen wy, om (*) 15'adz. 202 tot 207. CD Blad VVV 2 tot KKK.K.  en kleefsche oudheden. 28? om ons hier niet langer by op te houden, den leezer verzenden. Het ter nedergeworpen Kroonenburg, benepens de overige goederen van gerrit van velzen, uit hoofde van het gepleegd verraad verbeurd verklaard zynde, is niet lang een puinhoop gebleeven, maar binnen korten tyd wederom opgebouwd Omtrent het jaar 1340 kreeg het gemelde Slot eenen nieuwen Heer, namelyk willem, Ridder , uit den huize van Henegouwen; hebbende tot grootvader Graaf willem de goede, en tot grootmoeder johanna van valois, zuster van ph'ilippus de schoone, Koning van van Frankryk: doch zo wel deeze Graaf willem, als de Ridder willem, Heere van Kroonenburg, werden beide in den jaare 1345 door de Friezen doodgeflagen. In den jaare 1375 werd Kroonenburg door jan Van hoorn, Bisfchop vzw Utrecht, aangetast, veroverd ,uitgeplonderd, en opnieuw verwoest; nadat hetzelve eerst door het nieuw uitgevonden gefchut, met fteene kogels, hevig was befchoten. De Heer amelius van mynden en van ruwiel, Wouterszoon, in huwelyk hebbende Jonkvrouwe n. van kroonenburg, heeft in den jaare 1436 dit Slot, met deszelfs onderhoorigheden, van zynen fchoonbroeder gekocht. Toen Bisfchop david van bourgondien in den jaare 1483, nadat de ftad Utrecht met geweld was ingenomen, op een wagen naar Amersfoort gevoerd, en aldaar gevangen gehouden werd, deedt de Keizer m ax imili aan van Oostenryk (*) L. smid'i, Schatkamer, biadz. 187.  288 kabinet van nepsrlandsciie ïfjè onder anderen de Sloten Kroonenburg, Abkouds en Vreêland, als ook de Heer dirk van swieten het huis te Loencrfloot met veel krygsvolk bezetten, waardoor de Bisfchop wederom in den zetel van het Sticht herfteld werd. Toen Graaf hendrik van den berg, in 't felst van den winter des jaars 1624, eenen inval in de Velum deed, werd de brug te Loenen afgebroken , en de Vecht met byten open gehou. den; by welke gelegenheid die geenen , welke daaraan arbeidden, door den Heer anthony van lynden , Heere van Kroonenburg, met den warmen ketel gefpyst werden. Ondertusfchen deed het toefchieten van 's Staaten krygsvolk den vyand , meer bevrozen dan bebloed, dien bodem wederom verlaaten. Hoedanig zich dit aloude Slot in de voorleden e eeuwe vertoonde, heeft de arbeidzaame Rochman in een prent vertoond , waarvan ook eene afbeelding in de Schatkamer van Dr. l. smidt gevonden word (*). De Heer rademaker vertoont ons in de 236^ prentverbeelding nog een ander, en vry wat van de voorgemelde verfchillende, fraai gezicht , zo als zich dat Slot vóór den jaare 1672 aan 't oog vertoonde. Toen in 't laatstgemelde noodlottig jaar de Franfchen het Sticht van Utrecht kwamen overftroomen , werd by de Staaten goedgevonden ■Kroonenburg met krygsvolk te doen bezetten. Maar de vyanden , uit de veroverde hoofdffcad Utrecht komende, trokken den 1 Augustus langs den Daalfchen Dyk naar Kroonenburg, welk Slot zich den volgenden dag overgaf, waarna zy, het- zel- (*) L. smid's, Schatkamer, bladz. i8<5.  X37 juMm^rT hujs kronenburgh *3l „ i ^ x^mattrfc*- 'tKronenburg en Loenen 170   en kleefsche oudheden. 289 zelve wel bezet hebbende, verfcheide moedwilligheden bedreven, en wederom naar Utrecht te rug trokken. Den 5 dier maand werd dit Slot wederom door de Franfchen verlaattn, nadat zy alvoorens den zwaarften toren met buskruid doen fpringen,, en dus van deszelfs voornaamfte fterkte en luister beroofd hadden. De Heer rademaker vertoont ons in de as7fte prentverbeelding, in een zeer fraai gezicht naar den Rywcg toe te zien het Slot Kroonenburg, zo als het zich in den jaare 1676, beroofd van een gedeelte van zynen voorgaanden luister, na dat de Franfchen het grondgebied dezer landen ontruimd hadden, opdeedt. Sedert .eenige jaaren herwaarts is dit Slot doof den eigenaar, den Heere wittert van ter a a , Heere van Kmnnc.nbnrg, die hetzelve van den Heere van Mynden had gekocht, veel vertimmerd , waardoor zich hetzelve thans meer als een prachtig lusthuis, dan als een oorlog^-kasteel opdoet. Behalven den omliggenden vermaakelyken lusthof, en de heerlyke plantaadjen, zyn in het huis zelf bezienswaardig , niet alleen twee kelders , met zwaare verwulven onderfteünd, maar voornamelyk eene prachtige en ruime bo« venzaal , welkers bovenzokleringen, als ook rondom de wanden met wit plakwerk van de konftigfte Italiaanfche Meesters zeer heerlyk Ver* fierd zyn. Dit huis of deeze hoffteede werd weleer bezeeten by' den Heere dominicus f r a nciscus van camminga, als in huwelyk hebbende Mevrouwe de weduwe van den Heere wittert van ter a a , en thans by Vrouwe nicolaa geertruyd smissaart, wedü. we van den Heere Mr. ysbrand kieFt bal- d é , enz. VI. deel. T Van  200 kabinet van nederlandsche Van dit aloude Slot zingt de dichter klaas bruyn (*_): „ Ziet Haar 't aloude Kroonenborg, „ Welks Stichter in zyn bloed moejl baden, „ Daar Velzen zat vol angfi en zorg, „ Toen hy Graaf Floris had verraaden, „ En door eerf wreeden wrok vermoert, b Wat baart de hoogmoed al elenden! „ Wat brengtze niet al gruw'len voort, „ Wanneer ze een' Vorfi tot Vrouwenfchenden „ Weet aan te hitzen, tot zyn firaf, „ Waar door hy eerloos daalt in 'ï graf! Een gedeelte van het dorp Loenen behoort onder het Gerecht van Kroonenburg, hebbende eenen byzonderen Schout, benevens een eigen tol- en rechthuis, den Heere van Kroonenburg toebehoorenden onder wiens gebied ook vermaarde paardenmarkten gehouden worden. Dit Kroonenburgsgedeelte van Loenen, zo als boven gezegd is, onder Holland behoorende, ftaat in de lyst of het quohier der yerpondinge van alle de huizen en landeryen, mitgaders de verdere onroerende goederen , van geheel Holland en Westvriesland, federt het redres generaal van den jaare 1632, aangeflagen voor 20 huizen, benevens 364 Morgen 200 vierkante Roeden Lands, betaalende jaarlyks 1020 guldens 13 ftuivers 4 penningen. (*) Speelreis langs den Vechtftroom, bladz. 37. het  EN ICLEÈFSCHË OÜDHEbËN, 291 HET DORP t, O E N Ë N, Aan de Vecht» Dat het dorp loenen, gelegen aan de Vecht, tusfchen Vreeland en Nieuwer/luis, het oudfte dorp van het Sticht van Utrecht zoude zyn , zo als fommige Schryvers zich laaten voorftaan, kan, onzes bedunkens even zo bezwaarlyk beweezen worden , als dat deszelfs naam van Luna of de Maan afkomstig zoude zyn, uit hoofde dat men dit hemellicht ten tyde der heidenfche voorouderen aldaar geëerd zoude hebben; gelyk fommigen Zich insgelyks van Lunenburg, Hafelunen cn La. Hingen verbeelden (*). Niet zonder reden maaken wy zwaarigheid, om naamen van Nederlandfche dorpen van latynfche benaamingen af te lei. den; immers de verandering van één of twee Ietstèren in de fpelling kan in oude naamen zo veel duisterheid baaren, dat men derzelver afkomst bezwaarlyk kan nagaan , en voorzichtiger doet zyne onkunde te belyden, dan tot twyffelachtige afleidingen over te gaan^ afleidingen welke nog meer verwarring en duisterheid verwekken <, dan wanneer men den naamsoorfprong in 't geheel niet onderzoekt. Hiervan ftrekt ten voorbeelde de naam Loenen, die met het nabuurig en daar onder behoorende Loenerfloot waarfcbynlyk eenen Eèlf- (*) L. smid's, Schatkamer, bladz. 207. T 2  202 kabinet van nederlandsche zelfden oorfprong heeft. Nogthans word Loener(loot, immers zo men zich verheelt, in den zogenaamden Blaffert der goederen, omtrent den jaare 866" tot de St. Martens-kerk of den Bom van Utrecht behoorende , Lonaralaca genoemd (*), daar Loenen ons in de oude Rym-Chronyk van melis stoke , in 't leven van Graaf floris den vyfde», met den naam Lonen voorkomt, en dus een groot onderfcheid tusfchen beiden gevonden word. Onzes bedunkens zal deeze laatfte naam wel de rechte zyn, vermits zich daarin een Duitfche oorfprong fchynt op te doen; ook word in oude fchriften in de fpelling nog vry wat grooter onderfcheid en onregelmaatigheid gevonden, dan 'er tusfchen Lonen en Loenen is; zo dat de zulken, die deeze benaaming van Luna willen afleiden , onzes bedunkens , als blinden naar de kleuren tasten. De meergemelde dichter klaas bruyn verklaart zich ook voor dit gevoelen, wanneer hy zegt (f): „ Of Loenen, Luna hier beteékent, „ Als of men 't licht der volle Maan „ Had aangebein, is mis gereekent; „ Of heeft myn oordeel mis geradn, „ Ik wil 't wel om een beter geeven', ,, Maar Naam-afleiding heeft ,er veel' „ Van 't fpoor der reeden afgedreven, ,, Die herfferfchhnmen voor 't juweel ,, Der Waarheid hebben aangenomen, Om van een vlug ver [land te droomen. Dit ■ (*) Boxhor nii Tlieatr, Hall. pag. 34. (|) Speelreis langs den Vechtllroom, üiadz. 28.  en kleefsche oudheden. 2}3 Dit dorp 't welk door fommigen het Utrechtfche of Stichtfche Loenen, ter onderfcheiding van Loenen op de Velum, genoemd word, is, zó men meent, door Keizer otto den grooten in den jaare 953 aan de St. Hartens -kerk of den Bom te Utrecht gefchonken (*). De parochie-kerk te Loenen is een zeer aanzienlyk gebouw, dat groot en luchtig, en met eenen ongemeen hoogen toren voorzien is. Deeze kerk ftaat onder het gebied van Holland, en heeftin de Roomschgezinde tyden st. ludgerus, eerfte Bisfchop van Munfter, als befchermheilige erkend. Het Choor beftaat nog heden, gelyk van ouds, uit oude en zwaare moppen. Loenen is niet alleen groot en welbetimmerd, maar ook zo wel bevolkt, dat het beter naar eene kleine ftad, dan naar een dorp zweemt. In den jaare 1748 werden 'er 154 huizen geteld. Men vind 'er alle foorten van winkels,neeringen en ambachten; zo dat de geenen die te Loenen of daaromtrent woonen al het geen zy noodig hebben in het dorp kunnen bekomen, en, om zo te fpreeken, het geen zy daar niet vinden elders niet behoeven te zoeken. Loenen is ook van eene heerlyke brouwery voorzien; welkers bier, ge. brouwen uit den voorby vlietenden zoeten Vechtfiraom, zo fmaakelyk is , dat het zo wel van verre als naby gezocht, veel verzonden en gaerne gedronken word. Om die reden heeft men elders getracht, foortgelyk bier te brouwen , doch te vergeefs, vermits men nooit den geur en fmaak, aan 't Loener bier eigen, daarin heeft kunnen brengen. Dit dorp Loenen is by uitneemendheid verma- ke. (*) L. ïmid's, Schatkamer, bladz. zqS> T 3  2p4 KABINET VAN NEDERLANDSCHE kelyk gelegen. Niet alleen aan en langs de Vecht, maar ook aan de landzyde, zyn de ftraaten op de fierJykfte wyze beplant, de boomen net gefnoeid, gefchoren en' gefchuurd, als ook de wegen en voetpaden wel opgemaakt. Voorts word alles zo fiarlyk en net onderhouden, dat men, door of buiten en rondom het dorp gaande, zich niet anders kan verbeelden , of men wandelt langs aangenaame en belommerde laanen van de eene of andere groote Heerlykheid, en niet op de gemeene wegen. Bovendien leveren de vischryke Vecht, en andere nabuurige wateren, zeer fmaakelyken visch aan dit dorp, welke veeltyds door groote gezelfchappen, met koetfen, wagens, chaifen, jachten en fpeelfchuiten derwaarts komende , met grooten fmaak en genoegen gegeeten wordt; te meer, nademaal Loenen eene zeer 'gemakkelyke en voordeelige ligging heeft, zo voor hun die van Utrecht en verdere plaatfen van het Sticht, als die van Amflerdam en andere plaatfen in Holland komen, om zich aldaar voornamelyk in den zomer, zo te water als te land, ook zelfs in den winter over het ys, te komen vermaaken, en voorts gelegenheid hebben, om van daar verder langs de Vecht naar den kant van Vreeland, of over de fraaije brug van óq Vecht mar den kant van Loos* drecht, en verders naar 't Gooy een fpeelreisje te kunnen doen, en dus hun geld met vermaak verteeren; 't welk dit dorp zeer groote neering en welvaart aanbrengt : \ nardoor hier ook meer herbergen gevonden worden, dan in veele andere dorpen, welke echter fomtyds, vooral in den zomer , nog naauwlyks genoeg zyn, om alle de menfehen te kunnen bergen; te meer, nademaal men daar te gelyk gelegenheid heeft, om aan en langs  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 2(J5 langs üeVecht de naastgelegene fchoonfte heerenhuizen , lusthoven en plantaadjen te befchouwen, zo als 'er in 'c geheele land geen prachtiger gevonden worden; waarom fommige niet gelchroomd hebben , om Loenen een aardsch Paradys te noemen. Dit heeft ook den beroemden dichter klaas bruyn bewogen (*), den lof van Loenen aldus uit te galmen: „ Wy zyn te Loenen, 6 myn Vrinden! „ Wy zyn m 't Stickje Paradys: „ Kan iemand beter fiandplaats vinden , „ Daar ieder oogvermaak om prys „ Haar wond'reri voor 't gezicht doet praaien ? „ ó Neen, elk reiz' vry waar hy wil, „ Hier moet men in all' 't fchoon verdwaalen, „ Myn Zangfler ztt verftomt en flil, „ 't Ontbreekt haar1 Geeft aan kragt en woorden, „ In 't net befchryven deezer oorden. „ Een fchramTre Teekenaar kan hier „ Meer leeren, dan uit fchrift en boeken; „ Een Schildergeeft zyn trek en zwier „ Affchetfen op panneel en doeken, „ Als hy Natuur op 't Jchoonft befchouwt, „ By "t fchitteren der Zomefti-aaien; „ 't Zy hy een Akkerveld, of Woud, Of heerlyk Landfclpp af wil maaien, „ Of in 't verfchiet een pragtig Hofi „ 'ê Ontbreekt de Ketift hier aan geen /lof. Gelyk Loenen aan de eene zyde, naar Utrecht toe met het aloud en heerlyk flot Kroonenburg, ' lust- (*) Speelreis langs den V^htftroom, bladz. 28.  296 kabinet van ned erlandsciie lusthuis van den Heere van Loenen, KroonenburgsGerecht, pronkt, zo praalt ook het ander einde van het dorp, naar den kant van Holland, metde nieuwe en kostelyke lustplaats Loenen , het landhuis van den Heere van Loenen, Perfyns-Gerecht, hebbende zyn eigen Schout, rechthuis en rechtsban, waaronder behooren 450 Morgen Lands in de Morgentallen onder het Sticht van Utrecht, en 25 ftuivers van't Morgen bctaalende. Van deeze laatfte plaats zingt de meergemelde* dichter (*.): 0 „ 6 Welk een aangenaam gezicht „ Verheugt de Ziel in deez' plantagie.' „ Wie heeft deez" Lvftliof Mor gefticht „ Omringt van Laanen en Boffchagie? „ 's Is Heer Perfyu, rffc 'i tem^ recht, „ Als Leenheer van 'f vermaarde Loenen, „ Naar Ullykheid en'raad bejlegt: „ Wie wenscht om fchoone kmft-feft oenen, „ Die Vrouw Natuur in volle kragt „ Befchouwt, daar 't alles lonkt en lacht. De Heer rademaker heeft ons vm Loenen en Kroonenburg zeer fraaije gezichten in twee prentverbeeldingen medegedeeld. De eerfte Na 238 is een zeer bekoorlyk gezicht langs den Vecht' ftroom, hebbende ter linkerzyde het huis Kroonen'burg, zo als hetzelve zich opdeedt, vóór dat het door de Franfchen van zynen ouden luister be roofd werd, en in 't verfchiet het dorp Loenen, met deszelfs aanzienlyke kerk en toren ; alles door Speelreis langs den Vechtftroojn, bladz. 28,  1 *3P 2>e Kemk te Loenen ~ ~jf_ Den B EK G H aan ae VEGHT   en kleeesche oudheden. 297 door gernelden Heer rade maker in den jaare 1670 naar 't leven getekend. De tweede prentverbeelding N°. 239 vertoont ons een gedeelte van het dorp Loenen; doch voornamclyk de groote en aanzienlyke kerk, met haare fraaije en ongemeen hooge toren, van welken men het omliggende land veele mylen ver rondom kan befchouwen; alles vervaardigd naar de tekening in den jaare 1650 daarvan gemaakt. Nog maar weinig jaaren geleden is deeze toren by een zwaar onweer 's nachts door den blixem 'in brand geraakt, waardoor al het houtwerk verteerd werdt, zo dat 'er genoegzaam niets dan hetmetfelwerk van is blyven ftaan; maar dit nog goed en hecht zynde, werd door de milde gift van den Heere van loenen, en eene Collecte, by andere vermogende lieden, daar omtrent woonende,gedaan, zo veel geld verzameld, dat dezelve wederom van binnen met nieuwe halten -en zolderingen, als ook van boven met eene nieuwe kap voorzien, en daardoor wederom volkomen in ftaat gefield en hcrfteld is geworden, toteenen grooten luister van dit welvaarend dorp, dat in alles boven de omliggende en nabuurige dorpen uitmunt. in dit dorp word de Godsdienst door eenen Predikant bediend, behoorende onder de Clasfis van Amflerdam; en na het invoeren van den Hervormden Godsdienst in deeze landen, is in den jaare 1582 tot eerften Predikant alhier beroepen hendrik jansz. Toen de kerk te Nieuwer/luis in den Franfchen oorlog des jaars 1672 gebruikt werd, was thomas coenen, geweezen Predikant teSmima, in den jaare 1675 daartoe beroepen: doch deeze eenige jaaren laater geftorven zynde, is de Ge. T 5 meen-  20% kabinet van neder landsciiE meeftte weder onder Loenen gebragt, en de kerk tot een Gemeenlandshuis vertimmerd. Loener-floot is een Slot, gelegen tusfchen Loenen en Baambrug\ aan de gewoone trekvaart van Amflerdam naar Utrecht. Men meent dat het op den ouden Blaffen van den Dom te Utrecht, van omtrent den jaare 866, Lonarocala genaamd werd, en toen onder Loenen heeft behoord, doch de ftichter van het Slot is t'eenemaal onbekend, en door den tyd verduisterd. In 't jaar 1436 heeft boudewyn van s wiet en het huis te Loenerf loot gekocht, doch in den jaare 1490 wederom verkocht aan den Heere anthony van amstel, van mynden, en in laater tyd is hetzelve, zo wy meenen, in de familie der van amstel's bezeeten. Thans behoort dat huis aan de weduwe van den Heer ysbrand kieft balde. Recht tegen over het Slot , en bezyden het rechthuis, ftaat eene oude kapelle, in welke een vikariaat is gefticht geweest, dat ter begeevinge van den Heere van Amflel ftond. In deeze kapelle hebben de nazaaten van dit geflacht thans nog het recht van begravenisfe (*): doch tegen, woordig is dezelve tot een geheel ander gebruik gefchikt, vermits de waard uit het rechthuis 'er zyn turf en hout, benevens andere dingen van weinig belang, in bergt (f). Dit huis van Loenerfloot word tegenwoordig by wyze van eene Hoffteede verhuurd. Op de lyst der Gerechten en Ambachts - Heerlykheden van 't Sticht van Utrecht, in het Neder- Quar- (*) II. van 11 eusï en, Oudheden, twede deel, bladz. 286. (j) l. smiu's, Schatkamer, blad*:. 208.  en kleefs che oudheden. 299 Quartier , ftaan Loenrefloot, Oucoop en Ter Aa leenroerig aan het Sticht van Utrecht, en aangeflagen voor 705 Morgen groot, van welke, volgens het Manuaal, 25 ftuivers van het Morgen betaald word. het dorp DEN BERG, Aan de vecht. De vermaaklyke Vecht/hoorn, van Utrecht naar Minden vlietende, en zich aldaar in de Zuider-Zee ontlastende , heeft voornamelyk twee groote bogten, welke met eene rechte vaart afgefnceden wordende, twee eilanden maaken. Het eerfte en kleinfte is driekant, en genaamd de Nes, gelegen tusfchen Vreeland en den Berg. Dit eilandje word ook wel Re dalen-Eiland genaamd, naar den voorigen eigenaar , welke dit geheele eilandje, rondom in de Vecht gelegen, cn met een ophaalbrug aan het zandpad gehecht, tot eene prachtige Hoffteede heeft gemaakt, voorzien met eene voortreffelyke huizinge, fchuuren, ftallcn en verdere gebouwen , die tot het landleven even zo nuttig als noodzaakelyk zyn. Het tweede eiland, dat zyn naam van den Berg ontleent, is veel grooter, en niet ver van de Nes gelegen , of, om duidelyker te fpreeken , tusfchen Vreeland en den Hinderdam. Want. de loop  ZOO kabinet van nederlands che loop van de Vecht, van de Nes afkomende, achter het dorp den Berg, en door het dorp Niche, vecht eigenlyfe heenen fchietende, maakt aldaar een ongemeen groote bogt, en komt wederom, aan dc andere zyde van den Berg, naar den Hin* derdam toe, uitfchieten. Deeze bogt is door eene rechte vaart afgefneeden, waardoor het dorp den Berg aan deeze nieuwe Vecht of Vaart is komen te liggen; maakende de landeryen rondom den Berg tot een eiland, 't welk met een ophaalbrug over de Vaart met het zandpad vereenigd is. En dewyl door de voorgemelde affnyding het vaarwater voor fcheepen en fchuiten voorby den Berg gebragt is , word de oude en bogtige loop van de Vecht de oude Vecht, ook wel de ft Uk Vecht, genaamd. De vermaaklyke dichter jan de regt (*) heeft op deezen Vechtftroom een Vecht* zang gemaakt, 't welk hy aldus aanheft: „ 6 Veclvjïroom met uw blanke Zwaanen, Uw Vogels, Fïsfchen en geboomC, „ Uw Hofftiin en uw Jchoone Laanen, „ Alom met weelig gras bezoomd! En van het lieflyk gefchater der meenigte var» kweelende vogelen hier omtrent zingt hy: „ Zy vliegen over bloem en kruiden, Van -Nieavvenrode naar den Dom. „ Van Goudeftein naar *ï Slot van Muiden-, „ Gekaatst al heen en wederom. Onder de veelvuldige dorpen, aan de oevers van den Vechtftroom gelegen, is in het Sticht van Utrecht (*) Msngeldichten, bladz. 43.   . V £ad*sn Na dit Nederhorst, 't welk eigenlyk de naam van 't Hecrenhuis is, word dit dorp veeltvds ook Ne- (*) II. van heuss en, Oudheden, twede deel, bl. 279. (fj L. smid's, Schatkamer, bladz. 147.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. S©5 Nederhorst, ook wel den Berg tot Nederhrst genaamd. De vermaakelykheid van dit huis, dorp en de omliggende landftreek is vervat in de volgende regelen van meergemelden dichter klaas brurm (*), waarmede wy de befchryving van dit aangenaam dorp zullen befluiten. „ Het Aad'lyk Huis te Nederhorft, „ Welks grond een reeks van vajle muuren, „ En twee paar fterki totrens iorji, „ Gebouwt om Eeuwen te verduwen, „ Doch heden is men in 't gemeen „ Wat zuiniger op kalk en fteen. „ Ziet daar, nu kan men 't klaar beoogen\ „ ÈAloudheit toont in dit geflicht », Haar1 Eed"len zwier en groot vermoogen. „ Wat Dorp komt zich voor ons gezicht „ Zo hoog vertoornen aan deez' Vlieten? „ Het is den Berg: o die hier ftil „ Mag leeven zonder ziels - verdrieten, „ Bevryd van Staat- en Kerk-gefchil,' „ En 't geen de rufl verjloort wil myden, „ Behoeft geen Vorften te benydent (*J Speelreis langs den Vechtftroom, bladz. 31, 32. VI. DEEL. V het  306 kabinet van nederlandsche HET DORP B A A M B R U G, In 't Slicht van utrecht, verlaaten thans den bekoorlyken Vechtfiroom, en begeeven ons ter flinkerhand aan den krommen Angftel. Aan deeze Vliet, tusfchen Loenerjloot en Abkoude, en dus aan de gemeene trek. vaart. door welke de fchuiten, tusfchen Utrecht en Amflerdam, dagelyks heen en weer vaaren , ligt het vermaakelyk dorp Baamhrug, beboorende onder het Neder-Qtiartier van 't Sticht van Utrecht, ftaande op de lyst der Morgentallen, met Abkoude te famen, aangeilagen voor 1818 Morgen; van welke, volgens het Manuaal, 25 ftuivers van 't Morgen betaald word. Van dit dorp heeft ons de Heer abraham rademaker twee zeer fchilderachtige gezichten medegedeeld, beide in den jaare 1670 naar 't leven getekend; waarin tot heden nog weinig of geen verandering plaats heeft. Het eerfte N°. 24t verbeeld het dorp Baamhrug , zo als het zich vertoont, komende van Utrecht, lang den krommen Angftel en de gewoone trekvaart, den wagenweg en het zandpad, duikende de kerk in het daar by ftaande geboomte , waar boven de fpits van den toren zich een weinig verheft. Het tweede N?. 242 verbeeld hetzelfde dorp, 'zo  \ w I ïvteuOerjbxr t Slot te Avkou i44 Jiudcvüur-jkut ^ slot te abkou yan^innetv   en kleefsche oudheden. 30? zo als het zich vertoont, komende van Amflerdam langs het zandpad, hebbende het dorp met kerk en toren aan de rechterhand, en de ophaalbrug in 't verfchiet; onder en door welke den geheelen dag, en zelfs 's nachts, een ongemeen groote doortogt van fchuiten is, als zynde de gewoone vaart tusfchen Amflerdam en Utrecht. Recht tegen over de brug is een Hoffteede , op welke eertyds een beroemd kostfchool plagt gehouden te worden. In het dorp zelve, wanneer men de brug overgaat , heeft men ter flinkerhand de Vinkeveenfche Zwwe, langs welke men naar Vinkeveen, Willis, Mydrecht en de verdere dorpen in de ronde Veenen kan gaan; en ter rechterhand loopt de gewoone kleiweg naar het Slot en Dorp van Abkoude. In het dorp Baamhrug heeft eertyds een kapelle geftaan, behoorende onder de Parochie-kerk van Abkoude. In deeze kapelle was in den jaare 1545» door zekeren Priester, Heer mkt.ts genaamd» een altydduurend viKaftaat gefticht, waarvan , volgens het getuigenis van h.vanheussen (*} de brieven en befcheiden, raakende deeze ftichtinge, thans onder deszelfs erfgenaamen berusten. Mogelyk werd door deeze kapelle de kerk verftaan, die thans nog in wezen, en niet zeer groot is , hebbende eenen redelyk hoogen en fpitfen toren, zo als in de bovengemelde prentverbeeldingen van rademaker gezien kan worden. De kerk aldaar behoort thans onder de Clasfis van Utrecht, en na de Reformatie heeft dezelve, tot in den jaare 1633 > met ^e kerk van Abkoude ge* (*) Oudheden, twede deel, bladz. 286» V 2  308 kabinet van nederlandsche gecombineerd geweest. De eerfte Gereformeerde Predikant van Baambrug alleen, fcdert deszelfs fcheiding van Abkoude, wasPETRus deylius die na de fcheidinge van Abkoude aldaar verkoos te blyven. het slot van ABKOUDE, In het Sticht van utrecht. Buiten allen twyffel is het Slot van Abkoude gelegen tusfchen het dorp van dien naam en Baambrug, niet verre van, en in 't gezicht van het eerstgemelde, in aloude tyden de refidentieen verbiyfpwa de Edelen fees naams, cn een der fterkfte kasteelen van het Sticht van Utrecht geweest. Dit edel geflacht der Heeren van Abkoude is zekerlyk zeer oud,zo dat deszelfs oor Iprong thans onbekend is; nogthans blykt uit de overblyffelen van dit Slot, dat het door zeer ver mogende en ontzagchelyke Heeren gefticht moet zyn. Dat het reeds vóór den jaare 1085 in we zen is geweest, blykt uit oude brieven van dat jaar, waarin het Abekemvalde genaamd werd Dus komt het ook voor in eenen brief van den jaare .1186. In eenen brief van het jaar 1273 word van Sueder van Apekewalde gewag gemaakt: en in eenen anderen van het jaar 1328 ftaat de naam Abekewoude gefchreeven, fchoon men denzelven reeds in het jaar 1311 Abbecoude gefpeld vind; waar-  en kleefsche oudheden. 309 waaruit eindelyk, by verkorting, de hedendaagfche naam Abcoude of Abkoude, ja zelfs wel Abcou, fchynt gefproten te zyn (*). Indien gisfing hier plaats mag hebben, fchynt deeze naam van Waldtof Woud, of wel van Eikenwoud, afkomstig te zyn; ook is het niet geheel onwaarfchynlyk, dat hier eertyds dergelyke bosfchen geftaan hebben. Doch dit is-in allen gevalle flegts eene gisfing, die wy om eene betere geeven. De Edelen deezes Huizes, namelyk de Heeren van Abkoude, fchynen dit hun Huis of Slot reeds vroeg aan den Bisfchop van Utrecht opgedragen, en van denzelven te leen ontfangen te hebben. Immers komt het ons reeds als zodanig voor in den jaare 1268, als den Bisfchop toebehoorende, en een leen van Heer gysbert van abcoude; gelyk het ook naderhand door Heer gysbert van amstel, als de wapenen tegen den Bisfchop voerende, na het opbreeken des belegs van Vreeland, benevens veele andere omliggende floten en kasteden, verbrand en verwoest 1S hPden jaare 1328 is dit Slot door Heer su e- der, sweer, Of assuerus van züylen wederom herbouwd , waardoor het als uit de puinhoopen is verreezen. In laater tyd , toen gemelde Heer s we er den Grave willem eenipe hulptroupen had toegezonden, werd dit Slot, in den jaare 1345» door Bisfchop jan van arkel wederom belegerd en ingenomen (§). Toen werd Heer sweer, te gelyk met zyn zoon, gysbert van abkoude, genopdzaakt het vol- (*) A. matth. de Jure Gladii, pag. 4°°- (f) W. van goudhoeven's, Chronyk, bladz. 323. (ij) Ibid. bladz. 3^0. V 3  3IO kabinet van nedereandsche volgend verdrag,ten zynen groote nadeele, door dwang aan te gaan (*). „ Wy Sweder, Heer van Abcoude, ende Gys„ bert van Abcoude fyn Soon, Ridders, doen te „ weten allen luyden, die defen Brief fullen fien „ of hoiren lefen, mit kenniffe der Waarheyt • „ Dat wy m een gedragen fyn, mit onfen lieven „ Heer, Heer Johan van Arkel, Bilfchop tot „ Utrecht, fulcke voirwaarden ende eendrachtic s, heyt, als hierna befchreven ftaat. In den eer„ ften f dat onfe Heere voornoemt hebben ende „ vnlicken gebruycken fal, alle onfe Gerechte, „ alfo als ons die toebehoren , in den Kerfpel i, van Menen, alfo lange als hy leeft, ende hy „ Biflchop tot Utrecht is, ende alle die Rode „ Thienden, die in den voornoemden Kerfpel nu 3j fyn, oft comen binnen fynre tyt, als voor„ noemt is, beholden ende gebruycken fal, fon-. „ der eenich becroon of wederfeggen van ons, „ of van onfen nacomelingen. Voort fyn 't „ voorwerden , dat Wy Sweder ende Gysbert „ voornoeua, onr gunre Hooge Gerichten binnen „ den palen des Gefticbts ondenvynden en ful „ len, ende fyne Brieve of fyn's Officiaals niet „ hinderen , keeren , noch iveeren en fullen „ overmits eenich Gerecht oft Heerlicheyt, die „ Wy in des Geftichts palen voornoemt hebben „ off crygen mochten. Voert fyn 't voorwer„ den, fo wat Recht oft Heerlikheyt, dk óea „ Biflchop van Utrecht toebehoren mocht, bin. „ nen den Kerfpel van Wyck, dat wy ende onfe 5, nacomelingen die bewaaren fullen , ende bc„ richten, alfo lange als onfe Heere voornoempt „ Biflchop tot Utrecht is, van fynre wegen; ende jj me- (*) A. matth. de Jare Gladii, pag, 40J.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 3II -„ mede dat dagelickfche Gerichte van Leerfum, „ ende alfulk Recht als hem oft fynen Stichte „ toebehooren mochte,als van den Roede?i Thien„ den ghelegen in den Kerfpel van Amerongen, „ van hem hebben ende ghebruycken fullen. „ Voert hebben Wy hem ghelooft, ende loven „ met defen tegenwoordighen Brieve, by onfer „ feeckerheit fynre hulpere te wefen, ende hem „ fyne ende fyns Gellichts goet ende Rechte hel- pen te behueden, tegen alle die gene, die hem „ hinderen willen of wolden, nu oft namaals: „ Beholdelyck Ons, dat wy tot alre tyt onfen „ Heeren , dien hoir mannen fyn oft worden „ mochten, dat hair mochten helpen holden , „ ende weeren binnen hoir palen, ende niet meer ,, tegen onfen Heere voornoemt daar inne te „ doen, ende fcholt te quyten tegen onfen Hee„ re, daar wy onfe goet off hadden. Ende wan„ neer dat oock onfe Heere voornoemt onc„ braeckte , of dat hy geen Bisfchop fUtrecht ,, en waêr, fo weren alle voirwerden quyt,ende foe wat Brieven ckm- n/r up oeyder fyden ge„ geven fyn, fonder macht. Ende die Bilfchop van Utrecht die na hem quam, ende wy ende • , onfe nacomelingen bleven in alle rechte, dat den Geftichte van Utrecht of ons toebehoirde, l, eer defe tegenwoordige Brieve gegeven wert, „ ende defe voornoemde voorwaerden gemaackt weren. In oirconde des Briefs befegelt mit „ ons beyder Segele; ende om die meerre vefte„ niife wille , hebben wy gebeden Heer Johan ,, van Cuylenhurch, Heer van Woudenherch, onfen „ Lieven JNeve, ende Heer Johan vanBroeckhuy- [en, Ridders, defen Brief mit ons te befegclen „ tot eenen oirconde. Ende wy Johan van City„ lenburgh, Heer van Woudenherch, ende Johan V 4 » van  3Ï2 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ van Broeckhuyfen, Ridders, voornoemt, om be„ den wille Heer Sweders , Heer van Abcoude, „ ende Heer Gysbert, fyns Soons, foe hebben „ wy onie Segele mede aan defen Brief gedaan „ tot eenen oirconde. Gegeven op onfen Huyfe van Duir/ïeden, „ in t Jaar ons Heeren M. CCC. XLV. Sater„ dagh na St. Cathrynen - dach." In den jaare 1410 rees 'er verfchil tusfchen Heer jacob van abkoude en Heer jacob van lichtenberg, Proobst van St. Pieter te Utrecht, over handwisfel, nakoop, het dagelyks gerecht, tins en tienden, groot en klein, te Abkoude; welk verfchil aan frederik, Bisfchop van Utrecht, verbleeven zynde, door hem op de volgende wyze werd bygelegd (*). " frederick, by der Genaden Gods, Bis„ fchop VUtrecht, maacken kont allen Luyden: y, Dat twift ende fchelinge geweeft is, tuffchen 3j Jacob, Heere van Gaesbeeck, van Putten ende 9, van Strycn aan die een fyde; ende den Eerba„ ren Heere Jacob Vu» Lichtenlercb, Prooft onfer „ Kercke te Sint Peters t'Utrecht aan die ander „ fyde, daarvan fy, dingplichtich ende ten recht „ voor ons gekomen waren, roerende van Plant. „ wiffel, van Nacoop, van den daghelickfchen Ge. „ rechte, van Tins, van Tienden, gr cot ende kleyn „ tot Abcoude ende Vinckeveen, van feven ende' „ veertich Mergen Lants, geheiten ten Ouden. „ hoeve, ende van fes Mergen in den Broeck, „ rnitter VifTcheryen, geeheitencfe Meer; welc „ ker twift ende fchelinge neder te leggen tus„ fchen den partyen voergenoemt, een feggen daar „ tuilchen te feggen aan ons gebleven was; daar- {*) A. matth. de Jure Gladii, fag. 401.  en kleef5che oudheden. 313 „ op wy ons berieden, met onfen Vrienden van „ onfen Rade hiernaa befchreven, ende feggen al„ dus, naa fulcken betoon als wy gezien hebben, ,, ende ons die Prooft van Sinte Peter voorfz. daar„ af getoont heeft: Dat die Prooft van Sinte Peter „ voorfz. Hantwiffel, Nacoop, Gericht, Thins ende „ Thienden, grof ende cleyn voorfz. tot Abcoude ende l/inckeveen voorfz. die feven en veertich Mergen Lants, ende die fes Mergen, mitter Vis„ fcheryen, ruftelicke ende vredelicke ongehin„ dert ende ongelet, van Jacob Heere van Gaes„ beeck voorgenoemt, hebben , befitten, ende „ gebruycken fal, tot fynen beften oirbaar. Hier ,, waren over ende an, fleer Johan van Vianen „ van Beverweerde, Heer Johan van Zuylen, Heer ,, Johan van Schonauwen, Heer Melis IJ ten- Eng, Jt Heer Johan van Lymbeke Ridders , Jacob van „ Zulen , Johan van Clarenborch, Goitfchalck van „ Winfen, onfe Vrienden van onfen Rade, ende „ ander goeder Luyden genoech. In oirconde 5, des Briefs mit onfen Segel befegelt. „ Gegheven tot Ducfnae, in den Jare ons „ Heeren Duyfent vierbonden ende tien, des twin5, tichften daghes in Meye." Op wat wyze het Slot van Abkoude door den Heer van hetzelve van den Bisfchop van Utrecht te leen werd gehouden, en welk Gerecht dezelve daar in, en binnen zyne verdere Heerlykheden mogt oeffenen , is openbaar uit den volgenden brief des jaars 1411 (*_). „ Ick Jacob van Gaesbeeck, van Ab. „ coude, van Putten, ende van Stryen, Erfmaar5, fchalck van Henegouwen , maake kondt allen „ Luyden, ende bekenne: Dat ick met mynen „ vryen C*) A. matth. de Jure Gladii, pag. 406. &c. V 5  3T4 KABINET VAN NEOERLANDSCHE „ vryen wille,ende mitRayde ende guetduneken „ mynre Vrunden ende Magen , gelooft heb., ende geloove in goeden trouwen, dat ick die „ Stadt van Wyck, daar dat dagelicxe Gerechte „ mynre erve is, foo als ick die Stadt in beve., linge heb, van mynen Genedighen Heer, Heer 5, Frederick van Blanckenhem , by der Genaden „ Godts Bisfchop VUtrecht, nae inholt fulcke ., Brieve, als ick ende myne Voorvaderen van „ mynen Genedighen Heere ende fyne Voorvade„ ren, Bilfchoppen t'Utrecht hebbe, ende gehadt ,, hebbe, truwelyck ende wail fal doen verwaa„ ren,nae mynre macht,als een goet man fchul„ dich is te doen, tot behoeff myns Genedichs „ Heeren van Utrecht ende fyns "Geftichts van „ Utrecht. Voort fo geloove ick Jacob voornoemt, ,, in goeden trouwe ende by mynre eeren, voor „ myn ende voor myne Erfgenamen, dat ick myne „ Sloote Abcoude ende Duerflede, die ick van my„ nen Genedighen Heere van Utrecht, ende fynen „ Stichte toe Leen holde, noch van hem, noch „ van fynen nacomelingenBiffchoppen t'Utrecht, „ noch van den Geftichte van Utrecht nimmer„ meer vervremden, noch aan eenich ander Heer„ fchop brengen en fal: noch niemant die voor,, noemde Slote openen, noch onder doen en „ fal, daar myn Heere van Utrecht off fyn Ge„ fticht lafcof comen mochte, buyten wille ende „ confent myn s Genedigen Heere, fyne nacome„ lingen, ende fyns Geftichts van Utrecht; met die „ voornoemde Slote altoos ende tot ewighen daghe „ blyven fullen des Geftichts van Utrecht openen „ Slote ende Huyfe, hem daarvan te doen als een „ getrouwe Man van Leen ende Onderfaet fynen „ Heer fchuldich is te doen. Voort fo gelove „ ick Jacob voornoemt, dat ick uyt defe voor- ., noem-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 315 noemde Sloten, als Wyck, Abcoude, ende Duyr„ fteden , mit niemant oorlogen en fal , noch „ reede maecken , dan by wille ende confent „ myn's genedichs Heeren, fynre Nacomelingen, „ ende fyn's Geftichts van Utrecht; beheltelick my altoos, of ymant myn vyant worde, of ,, dat my geweldelick name, dat ick my dan wee„ ren mach; ende mede beheltelick my, dat ick „ mynen Heeren, Magen ende Vrienden mit myn's „ felfs lyve, ofte met mynen Vrienden altoos dienen mach, alfo verre als ick uyt ende inne ,, den voornoemden Sloten Abcoude ende Duer- fteden niemant en roove, noch en barne, noch „ fchade en doe, daar den Geftichte laft of come, j, fonder misdoen tegen mynen Genedigen Heer, zynen nacomelingen, off fynen Geftichte van Utrecht voornoemt. Voert fo geloove ick Ja„ cob voornoemt, voir my ende voir mynen Erf„ genamen, ende wilkoer alle defe voornoemde ,, punten te holden,ende te voldoen; ende waar „ dat faacke , dat ick in eenigen punten ver„ breeckelick worde, dat Godt verbieden moet, „ des ick my mit mynen eede niet afnemen en „ wolde : Soe bekenne ick, ende verwilkoer, „ my vervallen te wefen van allen mynen Goe„ den , Leen ende Eygen , in 't Gefticht van „ Utrecht gelegen; tot behoeff myns Genedigen Heeren van Utrecht, fynre nacomelingen ende „ zyn's Geltichts van Utrecht voornoemt, alle 9, argelift uitgefcheyden. Ende des tot eenen „ oirconde, fo heb ik mynen Segel met rechte ,, wetenheyt aan defen Brief doen hangen; ende „ hebbe voort in meerre getuyeheniffe der Waar., heyt gebeden, myne lieve Maghen ende Vrien- den, als Heere Johan van Suylen, Heer Johan „ van Schonauwen3 Heer Melis Uten - Enghe, Heer  316 kabinet van nederlandscre „ Johan van Lymbeke Ridderen, Herman van Stecnra „ ende Johan van Wyck; dat fy defen Brief mit „ my ende voor my befegelen willen. Ende Wy „ Johan van Suylen, Johan van Schonauwen, Melys „ Uten-Enghe , Johan van Lymbeke Ridderen, „ ende Herman van Steenre, ende Johan van Wyck, Baftert van Abcoude, bekennen, dat wy in ge„ tuycheniffe alre faken voornoemt, om beden „ wille , ons liefs Jonckheers van Gaasbeecke „ voornoemt, defen Brief over hem mit onfe „ Segelen befegclt hebben. „ Geghcven in Duyrfteden, XII. Daghen in „ Majo, in 't jaar ons Hccrcn Duyfent vierbonden ende twaalf" Heer jacob van abkoude had onder anderen het Slot van Abkoude aan zynen neef willem, Heere ten Berge, ten Bylant, en tot Hedel verpand, cn by testament gemaakt, indien hy zonder wettige kinderen na te laaten kwame tq iterven; mits dat,ingevalle hy,als vooren,eerst kwame te overlyden, zyne Heerlykheid Hedel of Heel aan Heer jawb van abcoude zoude overgaan, enz. Doch alzo in den jaare 1444 de opgefchoten gelden voldaan werden, ontfloegen zy elkander wederzyds van dit onderling gemaakt verdrag, invoegen dat ieder meester van zyn eigen goed zou blyven;gelyk blykt by den volgenden bezegelden brief (*). „ Jacob Here tot Gaesbeeck, tot Abcoude, tot „ Putte, ende tot Stryen, ende Willem, Heer „ ten Berge, ten Bylant, ende tot Hedel, doen „ condt mit defen Brieve, mit malcanderen over„ gecomen te weien, alle die punfte hiernae be„ fchreven, te weten: Dat ick Willem voorfz. „ quytfchelde, voor my, minen oren ende Erff, ge» „ lix meer geven vyftich Rynfche Gulden onfe ,, leven langh:Ende om dat dit noch te clcyn is, „ di&  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 321 die Slote voirfz. in reke te holden ende te be. „ waren, fo fel unfe Genedege Heer voorfz. dat „ voirt becoftigen, welc men dair meer to be„ hoeven feil. Ende dit aldus gedaen als voirfz. ,, is, fo fel ons Heeren Genade van Utrecht ons „ terftont mit fynen vyff Goedthuyfen Utrecht, „ weder maken die Stede van Wyck, mit beyde den Sloten, mit hoeren toebehoeren voorfz. „ tot rechter Lyf-tucht te gebruken, durende „ onfen leven lang. Behoudelike den Cafteley- nen oft Amptluden van den twee Sloten voirfz. ,, hore Penfien, elcs vyftich Rynfche Gulden des „ jaers. Ende na onfe doet, fo fel die Stede van „ Wyck, dat Huys tot Duerfteden, ende dat Huys tot Apcoude, mit allen hueren Gerechten ende „ toebehoeren , eweliken ende erfliken blyven „ aan der Kercken ende Geftichte van Utrecht, „ in alle vorwerden ende manieren vorghenoemt. „ Ende Wy Jacop vorfz. feilen ende mogen in „ die Stede van Wyck, ende op de Sloten vorfz. ,, varende wefen, ende komen onfe leven lang, „ vrilike die te gebruken, mer nir»r gehengen, ,, dat men myns Hccrcu Genade, den Gefticht, „ der Stat van Utrecht, ofte ement anders dair „ uyt befchadige,of hinderlic wefen fel, in eni„ ger wys. Ende die Amptlude van beide Sloten ,, voirfz. feilen fweren ons altyt daer in ende uyt te laten comen, als ons dat genoegen fel: Be- holdelike of ons Heeren Genade vorfz. die „ Kercke ende Gefticht van Utrecht enich van „ defen Stede ofte Sloten by ons ofte by on,, fen toedoen in eniger wys vervreemdet wor,, den, (dat God verhueden wil!) foe bekennen „ Wy ende belyen mit defen onfen Brieve, dat „ wy defe vorfz. overgegeven guede terftont „ claerlike verfuempt ende verboert hebben; aen „ handen onfes Genediges Heeren, der Kerken VI. deel. X „ en-  32i KABINET VAN KEDERLAXDSCHE „ ende Geftichts vorfz., ende mede dair toe alle „ ander guede, eygen off te Lenen, wair die ge„ legen fyn in den Geftichte vorfz. die wy nu „ hebben op datum des Brieves, oec verboert „ te hebben, aen handen als vorfz. ftaat. Ende „ wi Jacop vorfz. feilen onfe Genedige Heere, „ den Gefticht, ende die Stat van Utrecht voer„ taen guede gonft ende vrientfchap bewyfen tot „ alretyt; fo dat onfe Genedige Heere , die „ Ecclcfie, ende die Stat van Utrecht ons daer „ mogelike van bedancken feilen. Ende hebben hyerom vorder geloeft ende geloven , num„ mermeer te doen,ofte doen doen, tegens onfen ., Genedigen Heere, den Stat van Utrecht, ende „ der ghenen, die mit ons Heeren Gnaden op „ den Sonncndach op onfer Liever Vrouwen„ dach te Lichtmiffe des nachts ingekomen fyn, „ ende die Stat voerfz. in hoeren handen genomen „ hebben ; noch hoeren Dienre,te misdoen of te „ doen misdoen, in eniger wys van defer voerge„ roerde fake weghen,met hem truweliken ende J3 gehelifeen bi te bliven, ende hem altyt guede „ vrientfchap ende gonn.« tc bewyfen. Ende alle „ defe vorfz. punten ende vorwerden hebben wy „ Jacob vorfz. geloeft, ende geloven voir ons, „ onfen Erfgenamen ende Nakomelingen , by „ onfen truwen, ere ende fekerheit, nummer„ meer in ehiger wys te doen, ofte doen doeny „ tegens enich der punten vorfz. Alle ding fon„ der argelift. Inkennifie derwairheit,fohebben „ wy Jacop vorfz. om dat wy willen dat alle defe 3, punten te ewigen dagen vaft ende ftede blyven „ fullen, onfe Segel bi onfer rechter wetenheit „ aen defen Brieff doen hangen. Ende om meerre „ fekerheit ende vefteneife wille, foo hebbe wy „ gebeden den gebuertigen ende vromen Heeren „ Johan 3 Heer van Lannoy, van Furnes, ende 33 van  . en kleefsche oudheden. 323 van BoJJiiyt, Raet ende Keemerling myns Ge„ nediges Heeren van Bourgoengen, Statholder ,, fynre Landen van Hollant, Zelant ende Fries,, lant, ende mede den Scholte, Borgermeifters, „ Scepenen der Stede van Wyck , defen Brieff „ mede over ons te befegelen." Ende Wy Johan, „ Heer van Lannoy , &c. hebben onfe Segele, „ ende Wy Scolt, Borgemeifter ende Scepenen der Stede van Wyck, hebben der Stede Segele „ van Wyck voorfz. mede aen defen Brieff ge„ hangen, om bede wille ons lives Neven ende „ Joncheren Jacobs voorfz. „ Gegeven in 't jair ons Heeren Da/ent vyrhon„ dert negen ende viirtich, op Sunte Mathias-AnQUt 5, des Heyligen Apoftels." In den jaare 1527 kwamen eenige Stichtfche rovers , den Gelderfchen toegedaan , naar dit Slot, waarop de Bisfchop kort te vooren eenig volk had doen leggen. Het gerucht der wapenen bragt de boeren in 't geweer, 't welk de ftruikrovers zo vervaard maakte, dat zy zich liever aan de bezetting, dan in da handen der ongenadige boeren wilden overgeeven. In den zwaaren oorlogs-orkaan des jaars 1672, toen de Franfchen het grootfte gedeelte van het Sticht onder hun geweld hadden, liet de Prins van Oranje eenig krygsvolk, onder het bevel van Graaf m au rits, in het Slot van Abkoude post vatten ; als wanneer 500 Franfchen met trekfchuiten den 7 November van dat jaar in het dorp Abkoude kwamen. De boeren hierop landwaarts in vluchtende, ftaken de Franfchen het dorp op verfcheide plaatfen in den brand, en zy zouden het geheel in kooien gelegd hebben, zo zulks niet door de Weesper boeren en eenige foldaaten , welke tot ontzet kwamen toefchieten, X % ver.  324 kabinet van ne D e rl a nd s c"he verhinderd was geworden. Den 30 van die maand kwamen zy voor de tweede maal, om het geen nog van het dorp was overgebleeven mede in de asfche te leggen; doch de bezetting van het Slot deed eenen uitval, dreef den vyand te rug, en verhinderde deeze moedwilligheid (*). Dit Slot, dat federt onheugelyke tyden geruïneerd gelegen heeft, vervalt hoe langer hoe meer. Van de droevige ovcrblyffelen van dit Slot heeft rademaker in dit werk vyf fraaije afbeeldingen medegedeeld; waarvan de eerfte in den jaare 1700, en de vier laatfte in den jaare 1702 konftig naar 't leven zyn getekend. De eerfte afbeelding No. 243 vertoont het Slot van Abkoude van buiten, met zyne overgebleevene ronde en vierkante torens, gevels en muuren; waaruit gemaklyk op te maaken is, dat het in aloude tyden zeer fterk en ontzagchelyk is geweest. De vier volgende prentverbeeldingen vertoonen ieder een ander gedeelte van het binnenfte des Slots. In N°. 244 ziet men van binnen , by den zwaaren vierkanten toren, de naastftaande dikke zymuuren, met verwulfde boogen en uitgeholde nisfen; welker opftallen aan den buitenkant geheel nedergeftort, en in de gracht gevallen zyn. Nog ziet men in die prentverbeelding eenen hoogen trapgevel, zynde het overblyffel van een gebouw, 't welk daar tegen aan geftaan heeft. No. 245 verbeeld eenen zeer flevigen zeskanten toren, zo als zich dezelve opdoet binnen den omtrek van het Slot, met een gedeelte van den omtreksmuur, hebbende groote verwulfde boogen, O L. smtd's, Schatkamer, bladz. <5.  14" Jmt Slot u A uk oir t?"x l HaJe 5 : - : Nog 42 Morgen Lands, als ook eenige Renten, jaarlyks opbrengende. * 61 : 9:Bedragende te famen ƒ189 : 19: Sedert de Reformatie behoort de kerk van "Abkoude onder de Clasfis van Utrecht, en is tot het jaar 1633 met Baambrug gecombineerd geweest. De eerfte Predikant voor de beide dorpen Baambrug en Abkoude is geweest andries oosterbeek, en voor Abkoude alleen was de eerfte Predikant arnoldüs schoonhoven, in het jaar 1633, na de fcheiding der beide dorpen, aldaar beroepen. De fpits of kap van den toren, door den blixem verbrand, is voor weinig jaaren op nieuw herbouwd. De hooge Heerlykheid deezes dorps, aan het Sticht behoorende, is in twee Ambachtsheerlykheden verdeeld, waarvan de eene behoort aan het kapittel van St. Pieter te Utrecht, en de andere door aankoop in het jaar 1715 in eigendom is overgegaan aan den Heer theodorus de leeuw, wiens erfgenaamen dezelve als nog bezitten. Wy moeten ons thans , alvoorens van het Sticht Utrecht af te flappen,eenigzins ophouden, by het verhaal der onlusten, welke federt het jaar 1783 die Provincie meer dan andere van ons Gemeenebest op eene jammerlyke wyze beroerd heb.  en kleefsche oudheden. 333 hebben. De aanleidende oorzaak daartoe was de gedreigde vyandlyke aanval van Keizer josephus den tweeden op den Staat der Vereenigde Nederlanden , zo als wy boven reeds met één woord gezegd hebben. Bykomende oorzaaken hadden echter alvoorens den grond daartoe gelegd ; en deeze gedreigde aanval gaf aanleiding tot den wapenhandel, op hoog bevél van 's Lands Staaten, fchoon dezelve nogthans hier en daar uit een verfchillend oogpunt befchouwd werd. Sommigen befchouwden dit bevél, hoe zuiver het oogmerk der hooge Overheid ook ware, als eigendunkelyk, en als eeniglyk gefchikt zynde om burgers ter flagtbank te voeren. Anderen daarentegen hielden het voor het gefchiktfte middel, om huis en have, echtgenoote en kinderen, godsdienfh'ge en burgerlyke vryheid voor de woede van eenen roofzuchtigen vyand te beveiligen. De meerderheid der Staaten van Utrecht was dit laatfte gevoelen ten fterkflen toegedaan. Nadat in het begin van het bovengemelde jaar eene bende burgers, de zwarte Knechten genaamd,zich in den wapenhandel had beginnen te oeffenen, werd kort daarna door ruim zeshonderd Burgers by Burgemeesteren en Vroedfchappen een verzoekfchrift ingeleverd , ftrekkende tot het einde om van Hunne Ed. Groot Achtbaare te verwerven hunne veel vermogende medewerking, om de Schuttery op te beuren uit het diep vervat, waarin dezelve destyds verzonken was, en haar te brengen op eenen zodanigen voet, als meest konde dienen ter beveiliginge van Burgers en Ingezeetenen tegen buitenlandsch geweld en binnenlandfche onlusten , en dus ter verzekering van algemeene rust en goede orde. De Requestranten leverden te gelyk met dit verzoekfchrift in een ontwerp, be-  334 KABINET VAN NEDERLANDSC HE befr.aan.de in negentien Artikelen , volgens 't welk, huns oordeels, de Schuttery op de gevoeg, lykfte wyze kon worden ingericht. De Regeering ftelde dit verzoekfchrift in handen van Kolonel en Hoofdmannen, om hun gevoelen daarover te verklaaren. Doch eerlang kwam een tegen-verzoekfchrift in 't licht, getekend door vier-en-dertig perfoonen, waaronder ten minften agt vrouwen, welke eenflemmig verklaarden zich zelve aan te merken als onbevoegd , om zich met Regeeringszaaken te bemoeijen , en aan hunne Regenten nieuwe plans voor te fchryven; betuigende wyders in het gedaane verzoek niet te kunnen berusten,uit hoofde der meerdere bezwaaren, die, zo zy zeggen, notoir op de goede Ingezeetencn, weduwen en weezen zouden komen, indien 't voorfchreevcn plan werd goedgekeurd. Na dat dit tegenfchrift ingeleverd was, verliep 'er geen maand of verfcheide tekenaars, en wel de meesten, herriepen hun bedryf. Anderen gaven te kennen, dat hunne naamen, buiten hun medeweeten, onder het gefchrift gefield waren. De overige vervoegden zich wat laater by den Raad , met verzoek dat het meer gemelde verzoekfchrift mogt worden aangemerkt, als zynde door hen niet ondertekend of ingeleverd. Het bedryf der zogenaamde zwarte Knechten had weldra zeer gewigtige en ernftige gevolgen. Dit bedryf was oorzaak, dat men welhaast, in eene geregelde orde, de wachten begon te betrekken, en dat het Genootfchap van wapenhandel binnen korten tyd op eenen gefchikten voet gebragt werd. Om zich in den wapenhandel meer en meer te oeffenen, vergaderden van tyd tot tyd binnen UtrecH  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 335 Utrecht eenige liefhebbers in de weeskerk. Uit eigene beweeging, of op gedaane uitnoodiging, voegden zich by deezen eenige fchutters uit an. dsre Compagnien, gelyk ook eenige wachtvryen, welke, gezamentlyk met de vry willigen , zich zochten bekwaam te maaken tot de behandelingvan het geweer. Hieruit ontftond de naderhand zo algemeen bekend geworden naam van Vry'corpsy neemende hetzelve tot zinfpreuk Pro Patria & Libertate, dat is, voor Vryheid en Vaderland. Volgens het gemaakt ontwerp werd dit Genootfchap in lentemaand des jaars 1783 door de Vroedfchap goedgekeurd, en kwam in bloeimaand van hetzelfde jaar volkomen tot ftand. Dit ontwerp behelsde hoofdzaakelyk , dat heü Genootfchap zou beftaan uit een bepaald getal fchutters, uit alle de Compagnien zonder onderfcheid, en uit wachtvryen. Dat een Opperbevelhebber en een bekwaam aantal officieren over hetzelve het bewind zouden voeren. Dat het zich in bloei-, zomer-, hooi- en oogstmaand weekelyks, en geduurende de overige maanden maandelyks , in den wapenhandel zou oeffenen. Dat de leden van het Genootfchap, welke van de wacht vry zyn, zich vrywillig zouden verbinden, om, by onverhoopten algemeenen nood, zich onder de Compagnien, waartoe zy behoorden, te vervoegen. Voorts werd dit Genootfchap van vaandels voorzien, en de manfehappen, welke tot hetzelve behoorden, kleedden zich allen in uniform In 't eerst verrichtte het Genootfchap zyne oefl feningen in het zogenaamde Bisfchopshof, doch kreeg vervolgens verlof van de Regeering, om een ruim veld, aan de ftads fingel gelegen, het Starrebosch genaamd, daartoe te mogen gebruiken. De eerfte wapenoeffening werd hier ver. richt  336 kabinet van nederlandsche richt op den elfden van zomermaand, onder eenen'talryken toevloed van aanfchouwers. Sedert deezen tyd was men met allen ernst werkzaam , om de fchuttery der ftad in orde te brengen; 't welk ten gevolge had, dat in het begin van hooimaand een Reglement of Ordonnantie werd afgekondigd, waarin alles wat dienen konde, om de fchuttery op eenen geregelden voet te doen ftand houden, en aan de bedoelde oogmerken te doen beantwoorden, onder de volgende afdeelingen gebragt werd: cf) Getal der Compagnien, Bevelhebbers en Manfchap; Infehry ving der Schutterye; c) Uitkoopingen en Contributicn; d) Wapenen der Schutterye; e) Algemeene Plichten der Schutterye;/) Wapenfchouwing en Exercitiën; g) Betrekken en bezetten van Wacht en Posten ;#) Difcipline en Subordinatie; f) Verrichtingen van den Krygsraad. Zo wel de fchuttery als het Genootfchap van wapenhandel namen zo veel genoegen in alle deeze fchikkingen, dat men ter gedachtenis van de oprichtinge des Genootfchaps eenen gouden gedenkpenning, met gepaste op- en byfehriften , deed vervaardigen. De verdienftelyke Overys. felfche Ridder johan derk van der ca. pellen tot den poll, op den dag toen dit gedenkftuk in gereedheid was, de wapenöeffening bywoonende, werd door het Genootfchap daarmede begiftigd. In weerwil der zichtbaare begunstiging en aanmoediging, met welke de fchuttery en het Genootfchap van de Regeering vereerd werden, vond men echter binnen Utrecht ook dc zodanige , welke den wapenhandel in een ongunstig daglicht befchouwden, en, ware het in hunne magt geweest, niet gefchroomd zouden hebben dien  en kleefsche oudheden. 337 dien te verhinderen of wel geheel te weeren. Immers fchynt men zulks te moeten befluiten uit twee waarfchouwingen , welke omtrent deezen. tyd van wegens de Regeering afgekondigd werden. De eerfte was ingericht tegen „ fommige Koetfiers en Voerlieden, welke (naar inhoude des Plakaats) zich niet ontzagen op eene gantsch „ onbehoorlyke wyze tegen de gefchaard ftaande ,, en marcheerende Burger- en Militaire Wachten, ,, in te ryden, en daardoor niet zelden groote. ,, wanorde te veroörzaaken." By de andere waarfchouwing werd wel ernftiglyk aan allen en een iegelyk verboden, ten tyde als de Schuttery of het Exercitie- Genootfchap voorneemens was den wapenhandel te oeffenen, „ de Exercitieplaat,, fen te bezetten, of de exerceerende manfchap „ zo naby te naderen, dat dezelve daardoor zou „ worden belemmerd, veel min verhinderd." . - 't Zy nu in de aanmoediging en befcherming, welke de Regeering aan de Schuttery en wapenoeffening verleende, of wel in eenige andere oorzaaken de reden gezocht moet worden, zeker is het, dat van toen af aan de Burgery zich met zaaken, het ftads bewind betreffende, begon te bemoeijen. In 't begin van oogstmaand des jaars 1783 zag men hiervan het eerfte voorbeeld, in twee verzoekfchriften van een groot aantal burgers, by de Vroedfchap ingeleverd. By het eerfte verzoekfchrift werd ernstig aangedrongen, dat de Regeering voortaan behoorde te hebben eene vrye benoeming van Burgemeesteren en Schepenen , als ook eene vrye begeeving van alle ftads Ampten en Commisfien, zonder daarin afhangkelyk te zyn van eenige recommandatien. Het ander verzoekfchrift was getekend door VI. deel. Y drie  338 KABINET VAN NEDEREANDSCHE drie honderd en vier Burgers en Ingezeetenen, en behelsde een verzoek, dat de Heer en Mr. r y k l o f MiCHAër, van goens, Raad in de Vroedfchap , voortaan als verlaaten van dien post mogt verklaard worden, „ als in verfcheide publieke „ gefchriften voorkomende te zyn de Autheur van „ het zo zeer berucht gefchrift, genaamd: Poli,, tiek Vertoog over het waare fysthema der ftad Am. „ fterdam, alsmede van een uittrekfel van hetzelve, „ onder den naam van geest; voorts van een „ ander onder den tytel de zeven Dorpen in den „ brand, enz. Van welke aantyging zy fupplian„ ten hadden gemeend met recht van hem Mr. „ ryklof MicHAëLVAN goens te hebben „ mogen en moeten verwachten, dat hy zich op „ eene voor het publiek voldoende wyze zoude gezuiverd, of ten minften het voorbeeld van „ andere Regenten, tegen de publieke diffama,, tien ingeflagen, gevolgd hebben; dan dat hy, „ integendeel, alle hetzelve zich ziende aange,, wreven, en zyn perfoon en karaktergedeni. „ greerd in zodanige termen en op zodanige wyze, die een onfchuldig en eerbaar gemoed met „ geen mogelykheid zoude kunnen pasfeeren , „ zich niettemin omtrent dat alles zodanig had „ gedragen, dat hy, wel verre van die waardig„ heid te conferveeren, welke het karakter door „ hem bekleed vorderde; maar daarentegen door „ het verzuimen, en het niet maintineeren naar „ behooren van dat karakter in algemeene ver,, achting was geraakt, en dus door zyne gedra„ gingen, zo al niet direct, ten minften indi,, re6t genoeg, het zegel had gezet op alle de „ hem zo openlyk aangetygde befchuldigingen, „ waardoor hy zich onwaardig had gemaakt, om ,, lan-  en klëëfsche oudheden. 330 .-, langer als Regent gecontinueerd te worden, of 5, als Raad der ftad Utrecht in het Collegie der „ Regeering fesfie te houden, enz." De Vroedfchap , het verzoekfchrift geleezen en overwogen hebbende, nam het befluit, een affchrift van hetzelve te zenden aan den ftadhouder, met byvoeging eens briefs, ter onderfteuninge van het verzoek der Burgeren. Na den za'aklyken inhoud van het Request herhaald té hebben , laaten de Utrechtfche Regenten zich aldus hooren. Wy kunnen niet ontveinzen, DoorL Hoog Geboren Vorst en Heer! dat het alleen 't vertrouwen is, 't welk wy in Uwe Doorl. Hoogh. ftellen, hetwelk ons tot hiertoe heeft terug gehouden eenige demarche tot hetzelve einde, als AvaartOe voornoemde Request is ingericht , by Üwe Doorl. Hoogh. te doen Ook vleiden wy Ons fteeds, dat de Heer van goens op deezè öf geene wyze ons Collegie zoude verhaten ; Vooral daar wy van zyne eigenliefde die verwachting,hadden, dat het hem, aan wien de zö groote verachting en verguizing zyner medeburgeren niet onbekend zyn, volftrekt Onmogelyk zoude zyn geweest, deszelfs verblyf alhier te' Utrecht langer te continueeren. Dan terwyl 't ons toefchynt, dat de uitkomst in deezen aan onze verwachting niet zal beantwoorden,hebben wy gedacht aan ons zei ven verfchuldigd te zynj omme Uwe Doorl. Hoogh. te verzoeken in confideratie te neemen, hoe alleronaangenaamst het zy voor de Regenten deezer ftad, in hun zo aanzienlyk Collegie te zitten en te befoigneeren met een perfoon, wien zelfs de geringfte Burger ven acht, en die reeds voorlang uit allé gezelfchap. pen alhier uitgefloten is. Y i Öi%  34° kabinet VAN nederlandsche „ Om alle deeze redenen, dan hebben wy gedacht, het verzoek van onze Burgers en Inwooners aan Uwe Doorl. Hoogheid's ferieufe attentie te moeten voordragen, en eerbiediglyk appuijeeren , ten einde het Uwe Doorl. Hoogh. moge behagen denzeiven Heer van goens, tegen den 12 October aanftaande, in 't continueeren der Raaden voorby te gaan. „ Wy durven Uwe Doorl. Hoogh. verzekeren, dat zulks zal ftrekken tot een algemeen genoegen der Burgeren en Ingezeetenen van deeze ftad, en verder zal aankweeken derzelver liefde en hoogachting voor en vertrouwen op Uwe Doorl. Hoogheid's dierbaare perfoon en doorluchtig Huis, welke wy bidden dat lang in vollen luister mogen worden gefpaard, tot welzyn van ons lieve Vaderland. Waarmede, enz." Agt dagen daarna bekwam de Magiftraat van Utrecht van Zyne Hoogheid het volgende tot antwoord. „ Wy hebben op zyn tyd wel ontfangen UE. Misfive van den 12 Augustus,by welke UE. ons toezenden en gelieven te appuijeeren een Request, aan UE. geprefenteerd, met verzoek dat UE. daar, en zo het behoort, geliefden te effeftueeren, dat de Heer Mr. ryk lof MiCHAëL van goens als Raad van uwe ftad werde gecongedieerd. „ Wy zouden nimmer van ons hebben kunnen verkrygen, aan een diergelyk verzoek, zonder behoorlyke defenfie van den aangeklaagden, te defereeren ; daar wy , na dat de Heer en Mr. r. m. van goens, van verfcheide voor zyne eer nadeelige zaaken, zonder eenig voldoende hewys, werd befchuldigd, en daarop zyne demisfie uit de Regeering had geëischt, hem niet konden discon- ti.  en kleefsche oudheden. 341 tinueeren, zonder hem alvoorens gelegenheid te geeven, om zich te disculpeeren, en dat zulks, eene materie zynde van justitie, niet door eene politique dispofitie van ons ten zynen nadeele konde worden afgedaan, zonder hem eene verregaande ongerechtigheid aan te doen. Het is daarom, dat wy geoordeeld hadden aan UE. by provifie geen antwoord op de voorgemelde Misfive te geeven; dan de Heer en Mr. r. m. van goens verneemende, dat de meerderheid van UE. had kunven goedvinden, om te appuyeeren het verzoekfchrift tegen zyn perfoon ingericht, heeft geoordeeld niet langer met genoegen in eene Regeering te kunnen zitten, waardoor hy op eene zodanige wyze is behandeld, en heeft ons verzocht zyne plaats als Raad der ftad Utrecht te mogen nederlcggen , en dat wy hem zyne demisfie in de voorfchreven qualiteit wilden verleenen. „ Wy hebben gemeend dit zyn verzoek te moeten accordeeren, en kunnen niet afzyn aan UE. te refcribeeren, dat wy, alléén in aanmerking van het voorfchreven verzoek, den Heer en Mr. r. m. van goens zyne demisfie als Raad van UE. ftad hebben verleend, en daar by te voegen , dat wy oordeelen geen reguard te moeten flaan op accufatien of infimulatien, tegens wien zy ook zyn mogen, tot dat aan ons beweezen is, dat de befchuldigde perfoon waarlyk fchuldig is, aan hetgeen hem te laste word gelegd." De Heer Burgemeester van der dussen ontfing byna gelyktydig met dit antwoord eenen Brief van den Heer van goens, waarby dezelve verzocht, in zynen naame, der Vroedfchap kennis te geeven, dat, op zyne federt twee jaaren gexeïtereerde, en nulaatftelyk ten fterkften aangeY 3 dron-  34- KABINET VAN NEDERLANDSCHE drongene inftantien , het eindelyk san Zyne Hoogheid had behaagd, hem zyn öötfiag te geeven als Raad in de Vroedfchap van Utrecht; en dat hy, dienvolgens, zich van géröelden post ten vollen ontflagen rekende. Terwyl de zaak van den Heer van goensno" hangende was, werd insgélyks het eerstgemelde Gefchrift - aangaande de Regeeringsbeftelling en Commisfien, by de Vroedfchap in aanmerking genomen. Alle de leden der Vroedfchap op den vyftienden van oogstmaand bcfchreeven zynde, werd in hunne Vergadering befloten, in liet verzoek der Burgeren te berusten, en tevens om eene Commisfie van vier Heren, met eenen Secretaris, naar 's Hage tc zenden , ten einde daarvan aan Zyne Hoogheid kennis te geeven. De zucht voor den wapenhandel nam ïntusfchen meer en meer toe binnen Utrecht. De beftuurders van 't Genootfchap, om den wapenhand d nog verder aan te moedigen, en tevens de noodige penningen te vinden maakten een Programma bekend, voigens 't welk, onder meer andere fchikkingen , aan perlbonen buiten de ftad woonende gelegenheid werd gegceven, om het oogmerk deezer oprichringe te bevorderen , onder den naam van Honoraire en Extraordinaire Leden, welke, voor de toelaag van eene bepaalde fom, de vryheid verkreegen het uniform der officieren te mogen dragen. Omtrent deezen tyd werdt door de ftad het gerucht verfpreid . dat de bezetting, die zich thans binnen Utrecht bevond, met ten minfte nog één bataillon.zou vermeerderd worden, 't welk, als by veelen geloofd wordende, niet weinig bekommering veroorzaakte. Om de reeds plaats hebbende ongerustheid te weeren, en de onaange- naa-  en kleetsche oudheden. 343 naame gevolgen * welke daaruit zouden kunnen ontftaan, voor te komen, verzocht de Vroedfchap den Heere Stadhouder, by de aanftaande verandering van bezettingen, geen krygsvolk binnen de ftad te laaten rukken, vóór dat het tegenwoordig garnizoen dezelve zou verlaaten hebben. . ■'■ Desniettegenftaande kwamen in t laatst van herfstmaand patenten in de ftad uit 's Hage, aan den Colonei hoogenheim, inhoudende om met zyn bataillon uit de ftad te trekken, na het volk van pain, dat hem moest aflosfen, uitgetrokken zou zyn. Dit bevél, geenszins beantwoordende aan het zo even gemelde verzoek, en de vrees der burgery, deed de Vroedfchap, op den voorflag der gedeputeerde Staaten,onverwyld het befluit neemen, om het onlangs gedaan verzoek on nieuw, en nog fterker, by Zyne Hoogheid aan te dringen. Het behaagde den Heere Stadhouder hierop zodanige fchikkingen te beraamen, als met het ontwerp der Vroedfchap over^ eenkwamen, en ter gerustftellinge der Burgerye konde ftrekken. De Gemeente was met deeze handelwyze der Vroedfchap zodanig in haaren fchik, dat kort daarna ter tafel van Hunne Ed. Gr. Achtb. een adres werd ingeleverd, ondertekend door veertien honderd veertien Burgers en Ingezeetenen, waarby dezelve hunne dankbaarheid betuigden voor de vaderlyke voorzorge, by de Regeering aangewend, omtrent de gevreesde vermeerdering van krygsvolk binnen Utrecht. Het adres had echter nog eene andere bedoe. ling. By gelegenheid van het verzoekfchrift der Burgeren , raakende de affchaffing der recommandaticn, waarvan boven gefproken is, had de Y 4 Raad  S44 kabinet van nederlandsch Raad Mr. carel balthazar wii daartegen eene fterke aantekening by de " fchap ingeleverd, in welke hy de fuppliar fchilderde „ als misleide en verbysterde mcuc„ burgers, vergiftigd door finisterlyke, fophis„ tifche drogredenen van eenen woelzieken En3, gelschman (doelende op den Heer cordon); „ en als niet weetende, waarin de fubordinatie „ naar het begrip onzer voorouderen zoude be„ ftaan:" terwyl hy onderneemt het onderwerp van hun verzoek als nieuwigheden, en als zaaken waarmede de Burgers niets te doen hebben, te befchryven. .Dit alles werd door de fupplianten als ten uiterften beleedigende befchouwd: waarom zy verzochten ; dat de Vroedfchap den Heer wieling geliefde te noodzaaken, hun eene gepaste voldoening te bezorgen ; of, ingevalle hy zulks mogt weigeren, hem alsdan by voorraad omtrent alle ftads commisfien voorby te gaan. Hunne Ed. Gr. Achtb. verklaarden by wyze van Extract, in plaats van Appoinélement, ,, datzy, „ uit hoofde der in alles doorflaande loffelyke „ en gemaatigde fentimenten der goede Burgeren „ en Ingezeetenen, zich verzekerd hielden, dat „ dezelve met een waar betrouwen op de goede „ intentie en het doorzicht van Hunne Ed. „ Achtb. dienaangaande zodanige befluiten zou„ denneemen, als zy volgens het recht, uit de „ Conftitutie en Regeeringsform voortvloeijen„ de, in gemoede zullen oordeelen te moeten „ neemen." Kort te vooren had de Vroedfchap den Heere Stadhouder kennis gegeeven, datzy, uithoofde der vastgcftelde fchikkingen omtrent het formeeren van Naamlysten, en het begecven van Comn»isfien,ter dispofitie van de Vroedfchap ftaan de, noo-  en kleefsche oudheden. 34$ noodig had geoordeeld uit den eed, welke door de aankomende of aanbly vende Raaden moest gedaan worden, dat geen te moeten 3igten,'t welk eenig en alleen betrekking had tot Hun Ed. Gr. Achtb. huislyke verrichtingen. Het oogmerk deezer kennisgeevinge , fchreef de Vroedfchap verder , was op dat Zyne Hoogheid, vóór de aanftaande verzetting der Regeering, zulks goedvindende, den Hoofdofficier der ftad desaangaande zou kunnen verwittigen. In het antwoord op deezen brief fchreef Zyne Hoogheid, geenszins te kunnen goedkeuren de redenen, om welke de Vroedfchap de bedoelde periode uit den. Raadsëed had geligt, maar evenwel den Hoofdofficier provilïoneel wel wilde toelaaten den eed. af te neemen, met uitlaating van die periode. Doch de Vroedfchap het bovengemelde bericht, niet als eene raadvraaging, maar als eene enkele vriendelyke kennisgeeving aanmerkende , deed vervolgens, met uitzondering van zes leden, den eed met de bewuste uitlaating. De zucht voor den wapenhandel binnen Utrecht bleef nu niet alleen tot de Burgery bepaald, maar vond ook ingang by anderen. De ftudeerende jeugd, door het voorbeeld der Burgery getroffen , vond zich opgewekt om in haare voetftappen te treeden, en een bedryf, waarvan onze voorvaderen het eerfte voorbeeld gegeeven hebben , en dus te recht als loflyk en heilzaam werd aangezien , krachtdaadig te moeten onderfteunen. In 't begin van flagtmaand zag men hiervan een doorflaande blyk. Vier ftudenten , aan 't hoofd hebbende den Heer lith de jeude , zich hebbende doen aanmelden by den Burgerkrygsraad, ftelden denzelven ter hand eene beurs Y 5 met  54-6 kabinet va N NEDERt A NDSCHS met vyf honderd cn twee Guldens, door een aantal ftudenten byëengebragt, om te dienen ter goedmaakte der noodige kosten van de Burger-wapenöeffeninge. Dit gefchenk en de beweegreden tot hetzelve waren in 't algemeen zo aangenaam, dat niet alleen deKrygsraad, door den mond van den Colonel, daar voor zyne dankbaarheid betuigde, maar ook de Vroedfchap een befluit nam ter dankzegginge aan de ftudeerende jeugd, welke aan de gift deel genomen,en het den Heere lith de jeude toegezonden had. Terwyl dit alles voorviel, begon de Burgery zich fteeds meer en meer met zaaken der Regeering betreffende te bemoeijen. Een nieuw bewys hiervan zag men in wintermaand des jaars ï783- By gelegenheid van hetoverlyden van den Secretaris van romondt, de Raad Mr. jan van hinlopen in deszelfs plaats aangefteld, en dus eene Raadplaats opengevallen zynde, werd, door een aantal van zeven honderd vyf-en-twintig Burgers en Ingezeetenen, by Burgemeesteren en Vroedfchap feen Request ingeleverd, inhoudende een verzoek , dat Hun Ed. Gr. Achtb. thans geliefden gebruik temaaken van het recht, volgens de Privilegiën,zeggen deRequestranten, hun toebehoorende, om alle binnenstyds openvallende Raadsplaatfen te vervullen, zonder dat Zyne Hoogheid in deezen eenige befchikking konde maaken ; of ingevalle, onverhooptelyk, „ uit hoofde van de tot hiertoe plaats gehad „ hebbende deference,Hoogstdezelve mogtoor„ deelen over die vacature te moeten disponee„ ren , Hun Ed. Gr. Achtb. den alzo gedispi„ cicerden Heer niet geliefden toe te laaten." Burgemeesteren en Vroedfchap den Heere Stad- hou-  EN ICLEEFSGHE OUDHEDEN. 547 houder van dit verzoek kennis gegeeven hebben^ de, betuigde Zyne Hoogheid in deszelfs antwoord deswegens zyne verwondering en bevreemding,, befluitende hetzelve met deeze woorden: „ Wy „ vertrouwen, dat aan UEd. niet zal vergeeten „ zyn , op welken voet en wyze wylen onze „ Heer Vader de hem aangebodene Stadhouder„ lyke waardigheid van de Provincie Utrecht heeft „ aangenomen , en dat deeze waardigheid ver„ volgens erflyk zynde gemaakt, op ons is gede„ volveerd met dezelve voorrechten en prffiëmi„ nentien; en verwachten derhal ven , dat UEd. „ ons binnen korte dagen, volgens de onafgc„ brokene Ufantie federt het Reglement van „ 1674, kennis zullen geeven van deeze open„ ftaande vaceerende Raadsplaatfe, om door ons „ daarover te worden gedisponeerd. zo als wy, „ conform de Conftitutie en order der Rcgee- ring, zullen oordeelen te behooren." Niettemin , ongeacht dit fchryven van den Heere Stadhouder, werd in eene Vergadering van Burgemeesteren en Vroedfchap , in 't midden van louwmaand des jaars 1784 , befloten, by eene meerderheid van zes-en-twintig tegen twaalf ftemmen, aan de begeerte der requestreerende Burgeren te voldoen, en overeenkomstig derzel. ver verzoek thans, als ook in 't toekomende, te befchikken over de Raadsplaatfen , welken tusfchentyds zouden openvallen. De Vroedfchap ging derhalven reeds den volgenden dag, in eene buitengewoone Vergadering , tot de vervulling over, en verkoos tot Raad den Heer en Mr. PAUL ENGELBERT VOET VAN WINSEN, Heer van Zevenhoven, welke nog dienzelfden namiddag gehuldigd werd. De toevloed van men. fchen vóór het ftadhuis was by die gelegenheid zeer  343 kabinet van nederlandsche zeer groot, voornaamelyk om dat de Compagnie liet Papenvaandel, over welke de Heer voet Capitein was , den nieuwen Raad na en van het ftadhuis ftaatelyk geleidde. De Vroedfchap liet den Heer Stadhouder niet onkundig van het door haar genomen befluit; zy gaf hem daarvan kennis by eenen brief van den negentienden van louwmaand, behelzende eene verdeediging van haar gedrag, wordende daarin voornaamelyk op deeze twee zaaken aangedrongen: Vooreerst, fat in het Regeerings-Reglement van den jaare 1674 geheel niet befchiktis, over de begeeving der tusfchentyds openvallende Raadsplaatfen; en dat dienvolgens het recht, om dezelve te bcgeeven, in den boezem der Burgerye is blyven berusten, en dus door de Vroedfchap, als de Burgeren vertegenwoordigende,moet worden uitgeoeffend. Ten anderen, dat het recht tot de begeeving der Raadsplaatfen nimmer,door de Vroedfchap, aan de Heeren Stadhouders in den tyd formeel is overgegeeven, of aldus met effect heeft kunnen overgegeeven worden, zonder toeltemming der Burgerve, van al hetwelk geen blyk gevonden word. Uit alle deeze ftellingen trekt de Vroedfchap dit gevolg , dat vermits het Stadhouderfchap aan wylen zyner Hoogheids Heere Vader opgedraagen, op den voet zo als hetzelve by Zyne Koningl. Maj. van Groot - Brittanje , volgens het reglement van 1674, bekleed was, en in dit reglement van het betwiste ftuk geene uitdrukkelyke melding word gemaakt, de erflyke opvolging in de Stadhouderlyke waardigheid hier geen het minfte recht gaf. Byna in denzelfden tyd werd ter tafel van Hun Ed. Gr. Mog. de Staaten 's Lands van Utrecht gebragt zeker Request, ondertekend door tweeen-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 349 en-twintig honderd drie-en-veertig Burgers en Inwooners, meest van Utrechtsen verder van Amersfoort ,Wyk ,Montf nor t en omleggende Plaatfen,als ook van Maarsfen en Maarsfeveen. Dit Request behelsde onder anderen een verzoek, dat op het recht van hetuitgeeven van patenten eene nadere bepaaling gemaakt mogt worden, als zynde hetzelve, naar het gevoelen der Requestranten, zo als het thans werd geoeffend , aan zeer groote misbruiken onderhevig, en ten uiterften nadeelig voorde krygsmagt van den Staat. Dit Request werd nog door een aantal Burgers van Utrecht onderfteund, met een nader verzoek aan de Vroedfchap der ftad , dat Hun Ed. Gr. Achtb. hetzelve , ter Staatsvergadering , zouden gelieven aan te dringen. De Staaten betuigden hunne goedkeuring over 't genoegen, 't welk de Requestranten , volgens hun gefchrift, in verfcheide fchikkingen, by Hun Ed. reeds beraamd, verklaarden te neemen; doch voegden daar nevens, te vertrouwen en te verwachten, dat de goede In- en Opgezeetenen in de voortaan te neemene befluiten , raakende de voorgedragene punten, zouden berusten, zo als het ftille en vreedzaame Burgeren betaamt. Het liep aan tot in het laatst van fprokkelkelmaand , eer de Vroedfchap eenig antwoord bekwam op haaren brief aan den Heere Stadhouder, behelzen de de kennisgee ving aan Zyne Hoogheid omtrent de vervulling der Raadsplaatfen, welke tusfchentyds openvielen. In eenen zeer wydloopigen brief betuigde thans Zyne Hoogheid deswegens zyn ongenoegen, en klaagde over het onrecht, dat hem door dit bedryf werd aangedaan, als aanloopende tegen de rechten en prsëminentien.der Stadhoudeilyke waardigheid, zo als  S5Ö kabinet van nederlandsché als dezelve by het reglement des jaars 1674 bepaald, en in vervolg van tyd nader bekrachtigd en opgedragen was. Tot het onderzoek van deezen brief werden negen Heeren benoemd, drie uit ieder lid van den Staat. Als eene bvzonderheid vinden wy aangetekend, dat de Heere Van renesse van wulp, Heer van Vliet, voorheen bekend als een yverig voorftander van de Stadhouderlyke magt, thans verklaarde van gevoelen te zyn, „ dat de brief des Stadhouders voor ,, communicatie moest worden aangenomen, al„ zo hy vermeende, dat het tot der ftads rechten „ behoorde , de binnenstyds vaceerende Raads„ plaatfen te vervullen; en dat byaldien in het j, reglement van Regeering poincten waren, ftry. ,, dende met de oude Privilegiën, hy vermeende, dat de redresfen of mortificatien van dien fton„ den aan de Staaten, uit hoofde hunner Sou„ veraine magt." Niet zelden ftaan de gefchillen der aanzienlyken tot andere Clasfen over, van welke dan ieder op zyne wyze daaraan deel neemt; zulks had ook te Utrecht plaats. Veele onder de burgers koozen de zyde van de meerderheid der Regenten. Van de Idagte over 't eene bezwaar en misbruik in ftads- en ftaatsbewind kwam men tot eene andere, en men fprak van byna niets anders , dan van de noodzaakelykheid van herftellinge. De drukpers zelve zweette van gefchriftcn, welke van tyd tot tyd het licht zagen. Daar dit alles niet buiten kennis der Regeering plaats kon de hebben, werden verfcheide leden derzei ve daarover aangefproken ; zelfs waren veele Re^ genten op de zyde der klagende burgery. De zaak eindelyk in de Vroedfchap gebragt zynde, had ten gevolge, dat op den zeventienden van gras.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 35* grasmaand eene Publicatie werd afgekondigd , hoofdzaakelyk inhoudende: „ Dat Burgemeesteren en Raad der üadUtrecht „ ontwaar geworden zynde de bezwaaren en het daaruit voortkomend misnoegen, wegens de „ beftellinge der Staats- en Stads-Regeeringe , noodig geoordeeld hadden mede te concurree„ ren tot de Refolutie, op den 25 February des jaars 1784, ter Vergaderinge van de Ed.Mog. ,, Heeren Staaten der Provincie, genomen, tot „ het decerneeren van eene Staats-commisfie van „ negen leden , om door dezelve te doen onder„ zoeken en vervolgens teadvifeeren, op welke ,, wyze alle wettige bezwaaren der In- en üpge. „ zeetenen van hunne Provincie, uit den weg „ geruimd zouden kunnen worden, ten einde de eensgezindheid en goede orde onder de geza„ mentlyke inwooneren des lands geconferveerd „ en bevestigd blyven. Dat zy derhalven, om „ van alle zodanige wettige bezwaaren geïnfor„ meerd te worden , goedgedacht hadden, om ,a aan een iegelyk Burger en Inwooner, van wat ., ftaat of conditie hy zy, alleen uitgezonderd „ vreemdelingen, dienstboden, bedeelden en de zulken, welke binnen Utrecht geen vast ver„ blyf mogten hebben, den tyd van de eerfte „ vyf weeken na de afkondiging van Hunne Ed. „ Gr. Mog. Publicatie te bepaalen, om hunne „ wettige bezwaaren in gefchrifte te Hellen, en „ vóór 't verloop van dien bepaalden tyd ter Secretary van ftads Politie, ondertekend en ,, verzegeld, over te brengen j ten einde Burge,, meesteren en Vroedfchap , na expiratie van „ den geftelden tyd, in ftaat mogten zyn eene ,., juiste opgave der bezwaaren, overeenkomstig „ ftads rechten en met bewaaring van dezelve, „ ter  352 KABINET VAN NEDERLANDS CHE „ ter voldoening aan het gerequireerde van Hun „ Ed. Mog. uit re brengen, op dat genoegzaame „ middelen mogten worden uitgedacht, en aan de hand gegeeven, waardoor alle die bezwaa„ ren,en de daaruit opgereezen misnoegdheden, „ weggenomen, de eensgezindheid en het onder„ derling vertrouwen tusfchen de refpective „ Staats- en Regeeringsleden met de Burgers en „ Inwooners herlevendigd , bevestigd, en be„ ftendig gemaakt werden." Kort na deeze Publicatie werd by den BoekverkooperB. wild uitgegeeven een Concept - Reglement, waarin de voornaamfte punten, welke men begreep herftel noodig te hebben, waren uitgedrukt. In dit Reglement werd bepaald, dat de zogenaamde geëligeerden, eertyds de geestelyken, welke het eerfte lid van ftaat uitmaaken, hunnen post hun leven lang zouden bekleeden, en hun getal niet hooger dan tien zou zyn. By vacature van eene plaatfe, zou de ftad eene Nominatie maaken van een dubbeld getal, voorts de ridderfchap en de fteeden daaruit eene verkiezing doen , en de dus verkorenen den Stadhouder ter goedkeuringe voordragen. De beftelling over alle Proobstdyen, Kanonnikaaten en verdere Geestelyke Beneficiën, zou komen ten voordeele van het gemeene land. Het tweede lid van ftaat, of de ridderfchap, zou uit niet minder dan agt, en .niet meer dan twaalf altydblyvende leden beftaan. Ingevalle van eene vacature zou dit tweede lid zelf de benoeming en verkiezing doen, doch de twee overige leden zouden het recht van goedkeuring hebben. Ten aanzien van het derde lid van ftaat was bepaald, dat de leden der Vroedfchap hun leven lang zouden aanblyven , en by het openvallen eener Raadsplaatfe, uit de ■ Bur-  en kleefsche oudheden'. 353 Burger-Compagnien zekere kiezers benoemd worden, die'op het ftadhuis vergaderen, en eene Benoeming uitbrengen zouden van twaalf, zes en drie perfonen, uit welken de Vroedfchap de verkiezing zou doen. De Nominatie van Burgemeesteren en Schepenen zou den Stadhouder ter goedkeuring toegezonden worden. Voorts zouden zekere Gecommitteerden , ten getalle van zestien, uit de Burgery verkoren worden, ten einde den Burgeren in het handhaaven hunner voorrechten en vryheden behulpzaam te zyn. Deeze Gecommitteerden zou het vry ftaan Vertoogen by de Regeering te mogen inleveren , en uit hun midden een zeker getal Committenten af te vaardigen, om het doen van rekening door den The. faurier by te woonen; voorts zouden zy by het opleggen van nieuwe belastingen eene raadgeevende ftem hebben. Bovendien behelsde het ontwerp verfcheide punten van herftel, betreffende de Generaliteits- en Provinciaale Commisfien, het jagtgericht, alsmede de huwelyken van Prinfen of Prinfesfen uit het Stadhouderlyk huis, welke zich niet te na zouden vermaagfehappen aan Koninglyke Familien, dan onder duidelyke bepaa. lingen. Dit Concept-Reglement druischte dus regel, recht aan tegen het Regcerings - Reglement des jaars 1674,dat tot dien tyd toe ftiptelyk gevolgd was. Volgens dit laatfte verkiest de Stadhouder de Geëligeerden, of Leden van den eerften Staat, en ftelt, van drie tot drie jaaren, nieuwe aan, of laat ze aanblyven, naar zyn welbehagen. De Proobstdyen worden zonder Nominatie, en zonder iemands wederzeggen, door Zyne Hoogheid begeeven, terwyl alle de Kanunniksplaatfen, in de zes onëvene maanden openvallende, ten voor- VI. deel. Z dee-  354 KABINET VAN NEDERLANDSCHE deele van den Stadhouder verkocht worden. Naar welgevallen kan Zyne Hoogheid het Lid der EdeJen vermeerderen, en de plaatfen der overledenen worden door hem vervuld. De Raaden in de Vroedfchap worden jaarlyks door Zyne Hoogheid in dienst gelaaten of veranderd, zonder eenige Nominatie. Eindelyk moeten allen, die tot de waarneeming van eenige Generaliteits-Commisfien ftaan benoemd te worden, vooraf den Stadhouder voorgefteld, en, zonder dat Zyne Hoogheid reden behoeve te geeven, voor aangenaam of onaangenaam verklaard worden. Het zou ons weinig moeite kosten de gegrondóf ongegrondheid van het Concept-Reglement, door Utrechts Burgeren ontworpen , met onwraakbaare bewyzen, die voor geen wiskundige behoeven te wyken , daar te ftellen ; doch de voorzichtigheid gebied ons dit intricaat ftuk niet aan te roeren. Genoeg zy het ons te zeggen, dat dit Concept-Reglement naderhand eenen bron is geworden van verbazende onëenigheden en gewichtige gebeurtenisfen, waarvan wy in 't vervolg, zo veel ons beftek toelaat, eenig verflag zullen doen. De uitnodiging der Regeering aan de Burgery, begreepen in de Publicatie van den zeventienden van Grasmaand, had ten gevolge, dat eerlang eene meenigte punten van bezwaar ingebragt werden. De Vroedfchap zich in drie onderfcheidene byëenkomften onledig gehouden hebbende, om dezelve ftukswyze na te gaan, werd in de laatfte deezer Vergaderingen, gehouden op den zevcnen-twintigften van Bloeimaand des jaars 1784 , na leezing van alle de ingekomene ftukken, by dezelve het befluit genomen „ Copyen authen„ tiek van alle dezelve, met de naamen der On- » der-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 355 ?, dertekenaaren , by wyze van communicatie, „ tevens met vifie van de Origineelen, te Hellen „ in handen van negen Heeren. Gecommitteerden „ van Hun Ed.Mog., terwyl de Vroedfchap der „ ftad eene Commisfie van tien Heeren zou be- noemen , om alle de Punten van bezwaar te ,, examineeren, en daaruit zodanige af te zonde„ ren, welke, als alleen behoorende tot het huis,, houdelyk beftuur en de beftelling van ftads ,, Regeering, ook alleen ter beflisfing of befchik- king van de ftad dienen gelaaten te worden." Intusfchen maakten de negen Heeren, gemagtigd tot het overweegen der ingebragte bezwaaren , zo veel fpoeds met den hunopgelegden taak, dat zy , op den eerften van Herfstmaand , ter Staatsvergaderinge een rapport van hunne verrichtingen uitbragten. Ten zelfden dage werd aldaar ter Tafel gebragt eene Renovatie en Arapliatie van het Staatsbefluit des jaars x66j, de vermeerdering van het Lid der Edelen betreffende, nevens een Concept-Reglement Reformatoir, raakende de Regeeringsbeftelling der Provincie in 't toekomende. Men befloot toen de zaaken met allen mogelyken fpoed af te doen; ten welken einde de Gedeputeerde Staaten gemagtigd werden tot het doen van eene buitengewoone befchryving, zo dra de Heeren zouden gereed zyn; in welke vergadering de Heer Stadhouder zou verzocht worden zyne bedenkingen insgelyks te doen inleveren. Terwyl dit alles voorviel ontftond in de ftad eenige bedenkelykheid by dezulken, die op het volk den meesten invloed hadden , ten aanzien van het gemelde Rapport en Concept-Reglement; zy waren beducht, dat veelligt het plan van het nieuwe Reglement zou worden vastgefleld, vóór Z 2 dat  35# KABINET VAN NEDERLANDSCHE dat zy hunne bedenkingen daar tegen hadden kunnen inbrengen. Zy waren bovendien bevreesd, dat op de aanftaande Regeeringsverzetting in Wynmaand zodanige lieden zouden geplaatst worden , wier denkwyze met de hunne niet ftrookte. Hierom werden zy te raade vooraf eenige nadere bedenkingen op het Rapport der negen Heeren in te leveren, alsmede om te verzoeken, dat op den twaalfden van Wynmaand , den gewoonen tyd, geene verandering gemaakt mogt worden. Het verzoekfchrift, tot het laatstgemelde oogmerk dienende, werd in den tyd van drie dagen door zeventien honderd vier-en-tagtig Burgers en Inwooners getekend, en was van den volgenden inhoud. „ Geeven met verfchuldigden eerbied te ken„ nen de ondergetekende Burgers en Inwooners „ deezer Stad en Vryheid van dien, dat zy Sup. „ piianten zyn geinformeerd geworden,dat door „ de negen Heeren van de Stads-Commisfie dee. ,, zer Provincie, tot de Poincten van bezwaaren „ benoemd, op den i September deezes jaars, „ ter Vergadering van de Ed. Mog. Heeren Staa„ ten deezer Provincie was uitgebragt een zeer „ ampel Rapport, waarby onderzocht en gead„ vifeerd word welke middelen zouden behooren by „ de hand genomen te worden, om, met wegneeming „ van alle wettige bezwaaren, de harmonie en goede ordre binnen deeze Provincie, en onder de Inge,, zeetenen te herflellen en conferveeren. De uitvoe„ ring van welk zo zeer heilzaam voorneemen ,, welgemelde Heeren Gecommitteerdens van Hun „ Ed. Mog. vermeenen daar gefield hebben, door ,, het uitbrengen van een Concept van een Regies, ment Reformatoir, waarna de Regeering in de „ Provincie van Utrecht in 't toekomende zal worden „ be.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 357 „ bejïeld en beleid, gegrond op het betoog en de „ redenen by het advis der gemelde negen Hee- ren daartoe in het breede opgegeeven; dat, na 't uitbrengen van 't voorfz. Rapport en Con'„ cept-Reglement Reformatoir, hetzelve, inge„ volge van Hun Ed. Mog. genomene Refolu„ tie, voor de Staats en Stads Regeerings-Leden „ was gedrukt, en aan dezelve uitgegeeven, te„ vens met eenige Exemplaaren, welke aan de „ twee eerfte Ondertekcnaaren van de refpective „ overgeleverde Bezwaar -Poincten zyn ter hand „ gefield, door de tien Heeren Gecommitteer- den deezer ftad, met last, om daarop vóór den „22 deezer maand September de confideratien „ van de refpective Ondertekenaaren aan den „ Heer eyk, als de oudfte Heer in die Commis„ fie , over te brengen; dan waartoe, wegens ,, de hoogfte aangelegenheid deezer zaake, zo „ wel als de uitgebreidheid van dezelve, in zo „ een kort tydsbeftek geene mogelykheid zynde, „ was , om hetzelve bekwaamlyk te kunnen „ doen, van UEd. Achtb. verzocht eene ver„ lenging van dien tyd, ten minften tot den laat„ ften deezer maand September. De Onderge„ tekenden hadden wel gewenscht, dat de Hee„ ren Gecommitteerdens tot de Staats-Commisfie „ in deezen derzelver Rapport zo veel eerder „ hadden kunnen ingebragt hebben, dat alles na „ verëischte vóór den 12 October deezes jaars „ konde afgedaan zyn geweest, ten einde daar„ door de rust en tranquiliteit van de Stad en „ Burgery zoude kunnen verzekerd zyn geweest. „ Dan daar het met deeze hoogst aangelegene „ zaak in deezer voegen gelegen is, dat op den „ 6 October aanftaande eerst die befchryving be- paald is geworden, waarop het Staatsgewys Z 3 » on-  358 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ onderzoek en afdoening van de refpeéüve Bezwaar-Poinften ftaat ondernomen te worden, en dus in een tyd, dat ingevolge van het Re„ geerings-Reglement van den jaare 1674 , al be„ voorens aan den Heer Stadhouder zouden moe„ ten overgebragt zyn de Nominatien, ter ver„ kiezinge van Burgemeesteren en Schepenen, alsmede een lyst van de naamen der Raaden in „ de Vroedfchap deezer ftad, om jegens den 12 ,, October eerstkomende, op derzelven aanbly„ ven of afftellen te disponeeren. Dat aange„ merkt de fustenue van den Heere Stadhouder, „ tegens het verzoek van de Burgerye deezer „ ftad, aan Hun Ed. Mog. voorgedragen, noj, pens het recht, dat de Burgery deezer ftad heeft j, tot het aanftellen der tusfchentyds opengeval„ len Raadsplaatfen, door de Magiftraat deezer j, ftad als de Reprefentanten van de gemeene „ Gilden en Burgery te vervullen, en de daade„ lyke vervulling dier opengevallene plaatfen , „ conform aan 't zelve verzoek der Burgerye ,, deezer ftad, men met alle redenen beducht is, dat het zo lang uitftellen der Deliberatien van 7, Hun Ed. Mog. over het voorfz. ingebragte „ Rapport en Concept-Reglement Reformatoir van „ Regeering, de allerönaangenaamfte gevolgen, ,, zo ten aanzien van den Raad deezer ftad, als 3, Van het Recht deezer Burgers, na zich zoude ,, kunnen fleepen, vooral als het Reglement van „ den jaare 1674 zoude moeten verftaan worden van kracht en werking te blyyen, zo lang over „ het gemelde Concept-Reglement Reformatoir „ niet is gedisponeerd, en dat de Poincten van „ Bezwaar ook niet daadelyk waren afgedaan; „ en ingevalle de Heer Stadhouder eens ongeluk„ kig geinduceerd werde tot het gebruik maaken „ van  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 359 „ van zodanige verfchikkingen, als waartoe „ Hoogstdezelve ingevolge van dat Reglement „ zoude gelieven te begrypen gerechtigd te zyn, „ en dus meenigwerf zodanige Regeeringf-Leden „ uit derzelver posten te verlaaten, omtrent wel„ kers Perfoonen de Burgery geheel en al niet „ onverfchillig zoude kunnen zyn, zo min, als ,, derzelver plaatfen met anderen aangevuld te 5, zien, als welke zy, om hunne Reprefentanten te zyn, geheel en al niet zouden kunnen be„ geeren; of de' plaatfen van anderen te vervul. 3, len , welke verkiezen mogen niet langer te ,, continueeren, met de zodanige, die de Burgery „ deezer ftad niet aangenaam kunnen zyn. Dat de Burgery, aangemerkt deeze tegenwoordige „ gefteldheid, waarin haare zaaken met betrek. ,, king tot de overgeleverde Bezwaar - Poincten „ ftaan, vermeent, dat niets uit zyn geheel be„ hoort gebragt te worden, en dus dat, hangen,, de de Deliberatien, zo van UEd. Gr. Achtb. „ als van de Staatsleden deezer Provincie, om„ trent het Concept-Reglement Reformatoir , „ alles ten aanzien van de Regeering deezer ftad, „ immers ten aanzien van de jaarlykfche contis, nuatie, in deszelfs geheel behoorde te blyven, „ en dat daartoe de verëischte furcheance, daar „ en zo 't behoort, werde verleend. Het is dan „ tot voorkominge van alle onaangenaamheden „ en gevolgen, welke door 't vertragen en uit„ ftellen der afdoeninge der ingeleverde Bezwaar„ Poinften met den 12 October, ten nadeele van „ het Recht, zo van deeze Stads Burgery als van „ UEd. Groot Achtb., zouden kunnen ontftaan, „ dat de Ondergefchreevene vermeind hebben „ zich aan UEd. Groot Achtb. te hebben moe„ ten adresfecren , en op UEd. Groot Achtb. Z 4 ai (in  ■ ■ 360 KABINET VAN NEDERLANDSCHE 5, (in vertrouwen, dat UEd. Groot Achtb. met „ de Ondertekenaaren in deeze tot Stads en Bur„ gers welzyn zullen concurreeren) met den ver„ eischten eerbied te infteeren, dat UEd. Groot „ Achtb. daar en zo zulks behoort, zullen gelie„ ven te effeéïueeren, dat, ten aanzien van de anderzins gewoone jaarlykfche veriinderinge „ van de Regeering deezer ftad, hetzelve, han„ gende de Deliberatien over het voorgebragte „ Concept-Reglement Reformatoir, worde ge„ houden in ftaate en gefurcheerd; tot tyd en „ wyle dat de Bezwaar-Pomcten, dies betreffen. „ de, volledig en geheel en al zullen afgedaan ,, zyn, en dat van die furcheance aan den Heer Stadhouder de verëischte communicatie worde 9, gedaan. 't Welk doende " enz. De Provinciaale Staaten namen in hunne Vergadcnng, den een-en-twintigften van Herfstmaand gehouden,op dit verzoek een met hetzelve overeenkomend befluit, door de begeerde ftateering en furcheance te verleenen , en tevens vast te ftellen den Heer Stadhouder communicatie daarvan te doen. Omtrent deezen zelfden tyd gaf Zyne Hoogheid zyn misnoegen te kennen over de verrichtingen der negen Heeren Gecommitteerdens, en omdat hy, in het onderzoek der ingekomene bezwaaren, door dezelven niet behoorlyk gekend was. Zyne Hoogheid beklaagde zich, geene behoorlyke opgave te hebben ontfangen van de gronden van 't heerfchend misnoegen , en nog veel minder van de bezwaaren der In- cn Op^ezeetenen: eene behandeling (fchreef Zyne Hoogheid) waardoor dezelve niet alleen verftoken was van het wezenlykfte zyner voorrechten, maar ook  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 3^1 ook van de aangenaamfte der hem opgedragena plichten, het hooren en beteren, voor zo verre het in 's Prinfen magt is, van de bezwaaren van de In- en Opgezeetcnen der byzondere Gewe ten van dit Gemeenebest. Zyne 'Hoogheid verzocht dus nu op het ernftigfte, dat de bezwaaren aan hem overgezonden mogten worden, ten einde dezelve naar behooren te overweegen, en dus de waare middelen, tot herftel van eensgezindheid en goede orde, te kunnen voordragen. Wy bcfluiten hiermede dit Deel, om in den aanvang van het volgende de onlusten, welke federt het jaar 1783, dat nevens dat van 1787 een gedenkwaardig tydmerk in de Vaderlandfche Historie uitmaakt, ons Gemeenebest,en wel byzonder de Provincie Utrecht, op eene deerniswaardige wyze beroerd hebben, nader té ontvouwen, en de byzonderheden, de ftad en Provincie Utrecht betreffende, ecnigzins, en zo veel ons beftek toelaat, breedvoerig voor te dragen. EINDE VAN HET ZESDE DEEL. Z 5 BLAD-  BLADWYZER, DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. A. (Huis ter), waar gelegeu . . bl. 283 « 1 ligt thans in puinhoopen . ibid. Aartsbisfchoppen vnnUtrecht, Naaralyst derzelven 166 Abkoude (Slot van), waar gelegen . . 3o8 - vervalt hoe langer hoe meer 324 Abkoude (Dorp) is zeer vermaaklyk gelegen, en wel gebouwd . 326 • Kerk aldaar 330 ■ ditDorpisintwee Ambachtsheerlykhcden verdeeld , aan wien dezelve behooren . . 332 Aftiehandel in Frankryk en Engeland . . 226 in de Nederland- fche Provinciën . 228 Adrianus, een Burger van Utrecht, heeft den Pauslyken Stoel beklommen, onder den naam van adrianus den Zesden . 116 • zyne afkomst ibid. — aan wien hy zyne verkiezing tot Paus meestal te danken had . 118 Adrianus vermindert het getal der Referendarisfen van dertig tot op agt perfoonen . . bl. 155 fchaft veele misbruiken af . . 157 ■ wordt door eene ligte koorts aangevallen , die weldra in eene doodelyke krankheid ontaart 158 zyn overlyden 160 zyne Graftombe en derzelver opfchrift 161 zou, zo men vermoed, door vergift .omgekomen zyn . ." 163 ' 'zyn Paleis te Utrecht voert nog heden zynen naam . 165 Agnieten (iSV.) Klooster te Utrecht, thans het Kinderhuis • • • 95 Amftel (elisabeth van), Abtdisfe van St. Servaas 94 B. Baambrug (Dorp), waar gelegen . . 306 Kerk aldaar . . 307 Bakker (jan de), Priester te {Veerden , in 'i Hage om  B L A D W Y Z E R. om kettcry geworgd en verbrand . . bl. 141 Beeldeftormerye, hoedanig begonnen in de Buurkerk te Utrecht . .10 Vonnisfen deswegens . . 12 Berg (Dorp den), waar gelegen . . 300 één der vermaaklykfte Dorpen in het Sticht van Utrecht 301 Kerk aldaar, ftaat op eenen heuvel of kleinen zandberg ibid. ■ om op het Kerkhof te gaan, zyn twee gemetzelde trappen ibid. , gefchil- derd kerkglas door Keizer karel den Vyf den aan de Kerk gefchonken . 302 Beroerte binnen Utrecht in 1583. ■ . . 196 in 1598. 206 -in 1610. 207 i in 1618. 210 in 1662. 212 Beroertens hier te lande in 1747 en 1748. . 233 Bilt (De), eene vruchtbaarc ftreek lands . . 238 1 vierkant Kapelletje, eertyds daar geftaan hebbende . . 239 . nieuwe en niet zeer groote Kerk aldaar 241 jBfl«;/tfa'«s(Gcbeentevan St.) oudtyds in de Domkerk vertoond . . 52 Breukelen, een Dorp van eenen zeer hoogen ouderdom . . . 262 ■ oorfprong van deszelfs naam . . ibid. waar gelegen ibid. ■ hoe ver het Ge¬ recht van dit Dorp zich tegenwoordig uitftrekt bl. 262 Breukelen, hoe eertyds verdeeld . . 263 heeft in 1672 veel - van de Franfchen geleeden ibid. Kerk aldaar 264. D. Da thenus (petrus) verkondigt allereerst in den jare 1571 den hervormden Godsdienst m de Minderbroeders-kerk te Utrecht 99 Dolhuis te Utrecht, wanneer gefticht . . 96 Dominikanen (Klooster der) te Utrecht, in 1372 door brand befchadigd . 99 Domkerk te Utrecht, eertyds opgepropt van Schilderyen en Beelden . . 50 in 1674 door een orkaan zwaar befch?digd 51 werd eertyds, wegens hare grote menigte reliquien, heiliger dan de andere Kerken genoemd 52 •■— welke vikariaten en altaren in den jare i32Ódaar in gevonden werden 53 Graftomben iri dezelve . . .54 Kapittel in deze Kerk plagt van ouds een groot gezag te hebben ibid. in 1674 door een ysfelyk onweder iugeftort 216 Domproobst te Utrecht gebruikt een eigen zegel 51 ■ had oudtyds een zeer uitgebreid rechtsgebied . ' . ibid. Dood-  BLADWY2ER. Doodboek, in den Dom gehouden . . bl. 50 E. Enckevoirt (michiel van), Proobst der St.Saly*/e«-kerfc, zyn graffchiïft Enckevoirt (Wilhelmus van) Proobst der St. Salvators-kexk in 't jaar 1525, ftond in 't jaar 1556 zyne waardigheid af aan zynen neef . . ibid. F. Franfchen, overftromen deze landen in 1672. . 50 — heriuellen den roomfchen Godsdienst te Utrecht . . ibid. na hun vertrek in 1674, word de herftelde Godsdienst weder ingevoerd ... 51 G. Gfasthuizen te Utrecht 105 • buiten de Stad 112 Georgius van Egmond, Bisfchop van Utrecht, gaf in 1555 het eerfte Glas in de St. Jans-kzxk te Gouda 187 Grauwert (Wouter), ftichter der Kapel van den H. Martinus en Anthonius in de Domkerk . . 54 ——— zyn Graf- fchrift in die Kerk ibid. Gregorius(Beenderen van,5V.) voormaals in de Domkerk bewaard . , 52 GuNTERSTEIN(HuiS oud), waar gelegen , bl. 270 ' in 1672 door de Franfchen van zynen ouden luister geheel beroofd . . 277 1 naderhand herbouwd en vernieuwd . . ibid. H. H eda (willem), Pastor aan de St. Jacobs-kztk te Utrecht . . 37 Herdersftaf (Zilveren en vergulden), in de Domkerk bewaard . . 53 Hervorming, belagchclyk befchreven door h. van heus- sen . , p Hinderdam , eene buurt behoorende aan de Kerk van den Berg . . 303 Jans (St.) Kerk, door wien gefticht . . 69 ! aan wien toegewyd . . ibid. 1 ftond weleer onder de byzondere befcherming van den Paus ibid. ■ in dezelve werden weleer, behalven eenige zo genaamde reliquien , veele andere fieraden en oude gedenktekenen gevonden . . 71 had oudtyds een Kapittel van twintig Kanonnikken . ibid. voorrechc des Proobst van dat Kapittel ... 72 1 aanzienlyk- glas ia dezelve . 74 K.  BL ADWYZER. K. K spel des Keizerryks in de Domkerk . bl. 53 ■ van den H. Martinus en Anthdnius in de Domkerk . . 54 ■ van Brenckorst in de Domkerk . . ibid. Krochten of Kelders onder de Domkerk waren twee in getal . . ibid. waren met verfcheidene Kapellen en Altaren voorzien, die ten minften door 27 Vikarisfen bediend werden . ibid. Kroonenburg (Huis), eene Ridder-Hoffteede, waar gelegen . 284 wordt in 1672 door de Franfchen van deszelfs voornaamfte fterkte en luister beroofd 289 Kruis (Zwarte), een reliquie, tot in den jare 1527 in de Domkerk vertoond . 53 — zou in den zwaren brand van het jaar 1148 onverbraud gebleven zyn . . . ibid. L. Loenen (Dorp), waar gelegen . . . 291 — • naams- corfprong . 292 . 1 ParochieKerk aldaar . 293 is by uit- neemendheid vermaaklyk ibid. vvordveel- tyds door groote gezelfchappen bezocht . 294 Loenen, eene Lustplaats bl. 296 Loenersloot, een Slot, waar gelegen . ibid. Luther (Leerevan), verflag van haaren opkomst en voortgang . .134 M. en(Slotte),wanneer gefticht . 255 in 1672 door de Franfchen verwoest . . ibid. in deszelfs plaats naderhand eene Hoffteede gebouwd ibid. Maarssen (Dorp), waar gelegen . . 257 Kerk aldaar zeer oud . 258 _ Infcriptie op den bovendorpel der kerkdeur, en op den benedenften dorpel . ibid. —= — goederen tot de Pastorye van dat Dorp behoord hebbende ibid. Mariabeeld'm. eene der krochten of kelders in de Domkerk . . 53 Maria (St?) Kerk, oorzaak van haare ftichting . 75 ■ plechtigheden waar na de Deken en Kanonnikken van deeze Kerk oudtyds verpligt waren zich te fchikken . 76 haar prachtig Oxaal . 80 . drie Hoor¬ nen , ieder van eenen Eenhoorn, in dezelve te zien 82 —, ~— wordt thans door de Engelfchen gebruikt,  BLADIVYZER. bniikt, om hunnen Godsdienst daar in te ocfFenen Maria (St.) Kerkf oude papieren en documenten tot deeze Kerk behoorende, waar bewaard . 87 Minderbroeders - klooster te Utrecht , „ pp Montfoort (Bidplaats van) in de Domkerk . . thans in eene vermaaklyke Hoffteede hervormd. . ibid. Stoel (houten) in de St. Maria - kerk te Utrecht. 81 T. Trente (Kerkvergadering in) , wanneer gehouden. 140 Tombes van duiffteen, te Breukelen ontdekt. 265 U. u nie van Utrecht. 19a Utrecht (de ftad) gezichten van dezelve. . . 1 haar aangenaam leggen. . . 2 bloei derzelve. ibid. > Vruchtbaarheid i:i fruiten. . . 3 ■ Gemak voor de rei- zenden derwaards. ibid. Bruggen van fteen over de Graften. . 4 Utrecht  I3LADWYZER. Utrecht Markten. . bl. 4 Verdeeling. ibid. > Kerfpelen. ibid. De Buurkerk. 5 ■ Stichting derzelve. ibid. ■ ■ Altaren derzelve. 6 Broederfchappen aan deze altaren. . ibid. Kapel. . 7 Voormalige beftierde- deren der Buurkerk, ibid. Grote rykdommen der kerk. . . ibid. Aanmerkelyke graf- flede in die kerk. 8 ■ Langzaam verval dier kerk. . . ibid. ■ Het Choor weggebro¬ ken. . . ( ibid. — De overige fleradien der kerk weggenomen, ibid. ■ ftads vaandel weleer in die kerk bewaard. 13 Van daar weggenomen. . . ibid. . De Bisfchoppen bega¬ ven zich naar deze kerk , wanneer zy moesten gehul- - digd worden. . 15 ■ Twede Parochie-kerk van den heiligen Nikolaas 16 . Hare ftichting onbe¬ kend. . . ibid. ■ Onder wien zy ftond. ibid. . Afgeftaan aan de Duitfche Ridders. ibid. waar zy ftaat. 19 Torens derzelven ibid. ■ de Parochie-kerk van St. Nikolaas werd door twee Pastoors bediend, en was zeer groot . 2.0 Altaren, Vikariaten, en Broederfchappen aan deze Kerk behorende 22 Utrecht Klagten wegens het bouwen der Kar me li ten. aan deze Kerk bl. 23 Vonnis des wegens uit- gefproken . . 25 Derde Parochie-kerk, wanneer gefticht . 28 Verplaatfing dezer Kerk . . 09 Is nog in wezen ibid. ■ Vikariaten en Broe-. derfchappen . ibid. -'- Voordelen der Kerk wegens het uitgeven der Graffteden . . 30 Giften aan die Kerk gedaan . . 31 :- Vierde Parochie-kerk, wanneer gefticht . 32 • Giften aan dezelve ibid. Vikariaten en Altaren aan deze Kerk gefticht 34 Kapel van St. Machutus aan deze Parochie behorende . . 35 Broederfchappen der Parochie . . ibid. uitgeftrektheid der parochie. . 36 zy had twee Pastoors. 37 < Kathedrale en Kolle- giale kerken. . ibid. De Domkerk eerfte dezer Kathedralen. 37 Gefticht ter eere van St. Marten. . ibid. . • Herbouwd en vernieuwd. . . 3g < Toren en klokken van dezelve. . . ibid. — St. Sahators - kerk twede Kathedrale. ibid. wordt gedacht de oudfte van allen te zyn. ibid. Verfchil over de oudfte en eerfte kerk der ftad. 39 Utrïtht  BLADWYZER. B E- Utrecht Naamsoorfprong van het woord Dom. bl. 41 . Oorfprong van den Naam Munfter. . 42 , De ftad van ouds tot een Aardsbisdom verheven. ibid. . Moest die waardjg- digheid weder derven, ibid. weder daarin herfteld. ibid. ■ Kanonnikken in de Domkerk aangefteld. 44 Choor deezer kerk , Kapelle, altaren en vikariaten. . • ibid. _ . Hoe menigmaal de kerk gewyd is. . 45 . . Reliquien. ibid. Order ten aanzien van den Deken en het Kapittel 50 St. Sahators -kerk ftond tusfchen den Dom en de kerk van St. Paulus, als ook digt aan 's Bisfchopshof. • • 52 V. en (gerrit van) eertyds eigenaar van het Slot Kroonenburg. . 285 Verdrag van Vreede en Koophandel tusfchen den Koning van Frankryk en de Staten in 1713 genoten. 216* Verhaal der onlusten, welke federt het jaar 1783 de Provincie Utrecht beroerd hebben. . 332 Voetius (gysbert) eerfte Hoogleeraar in de Godgeleerdheid van Utrechts HogeSchool. 114 W. ^Vaardigheid van proobst der St. Sahators - kerk was oudtyds in hooge achting. . . 5Ö Walraven, bastaardzoon van brederode,manflag door hem aan twee perfoonen gepleegd. . 240 ■■ fteenen kruis ter gedachtenis van dit voorval aan de Bilt opgericht. ibid. Walterus , proobst der St. Sahators -kerk , wanneer geleefd. bl. 55 Z. Z e y s t , het oudfte dorp van 't Bovenfticht, van ouds Setha genaamd. 242 ■ Kerk aldaar, ibid. —7 Altaar aan St. Pe- tronella toegewyd. ibid. Landen en Renten tot dezelve behoorende. 243 vermaard door de opkomst en woning der Herrenhutters. 244 Zuylen, een dorp in het Nederfticht. . 245 Kapelle van ouds aldaar geftaan hebbende. 246 goederen tot dezelve behoorende. 247 kerk aldaar. 249 —— ■ had van ouds zyne eigene Heeren. 251 Zuylen (Kasteel van), waar gelegen. , 252  BERIGT voor den BINDER. Plaat flii tot 224 . . over Bladz. t "5 - 226 . . . 8 ^ &*7 - 228 . . . ^ " '229~23o . . . h6 231 - a3* • . . 261 ~33 - 234 . . . z76 - m - *3f . . . — a8l 237 - 238 . . . 288 239 - 240 . . . , 6 — l\lZ'T ' ' • —301 ,47- . . —325