KABINET VAN NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN.   KABINET van NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE O U D H E D E N, OORSPRONGLYK BESCHREVEN door MATTHEUS BROUËRIÜS van NIDEK, R. G. e n ISAAC l e LONG. Verrykt met 300 koperen plaaten, dook ABRAHAM RADEMAKER, Thans ter verdere volmaaking der vaderlandfche gefchiedkunde vermeerderd; met veele ' koperen plaaten van voornaame meesters vermenigvuldigd, en met aantekeningen uit laatere en geloofwaardige gefchiedfchryvers verrykt door A. B. STRABBE. agtste deel. Te AMSTERDAM, nr ƒ. A. CRAJENS'CH OT. md c c e 111.   KABINET van NEDERLANDSCHE en KLEEFSCHE OUDHEDEN. DE STAD WYK TE DUURSTEDE, In, het Sticht van utrecht. Dat deeze Stad voor één der aileröudfte van 't aloude Bataviën gehouden moet worden, wordt van die geenen beweerd, welke zich verbeelden, dat ze reeds ten tyde van tacitus, ptolomeus en plinius, onder den naam van Batavodurum (*), bekend geweest zoude zyn; deeze naams-afleiding worde van fommige Geleerden voor veel waarfchynlyker geacht, dan dat men daardoor Batenburg zou moeten verftaan (f). De geleerde Profesfor a. mat the üs ftelt nogthans dien oorfprong in twyffel, zich daarop grondende, dat aldaar nooit eenige Overblyffelen of Oudheden der Romeinen gevonden zyn, (*) b. de jong he Batav. Dom. defol. pag. 26. (t) l, smids, Schatkamer, pag. 27, 28. en 380. VIII. deel. A  2 kabinet van nederlandsche zyn, gelyk wel elders, daar dezelve hun verblyf gehad hebben; willende justus lipsius, dat men de Stad Batavodurum aan de Waal moet zoeken (*). Wyk te Duurftede is gelegen aan den Rhyn, of veel.meer aan de Lek, tusfchen Rhcenen en Kuilenburg; behoorende onder de kleine fteden van het Sticht van Utrecht; ook niet verre van deeze Hoofdftad, gelyk mede van Arnhem en Nymegen llegts drie mylen afgelegen. In de oude Chronyken komt ons Duurftede veelmaalen voor, onder de benaaming van Doreftadum, ook wel van Ficus en Villa Dorcftadum ; daar door Vicus en Villa eene Stad verftaan wordt. Het fchynt in den beginne llegts een Kasteel geweest te zyn, onder welks befcherining met der tyd eenige huizen gebouwd zyn, tot dat het allengskens tot eene Stad is aangegroeid, welke den naam Wyk, of eigenlyk fVich, kreeg; uit hoofde dat dit woord in de oude Duitfche taal, onder anderen, ook eene Stad betekent (f); waarom de naamen van zeer veele piaatfen dien uitgang hebben. Dit Duurjiede is niet alleen eene Stad, maar zelfs eene zoo vermaarde Stad geweest, dat Keizer karei, de Groote, de _ gelegenheid van Utrecht in de agtfte eeuwe willende aanwyzen, zeide, dat zy beneden Duurftede lag; ten blyke, dat ze nog beter, of immers niet minder bekend en vermaard was, dan Utrecht; waarom hy ook Duurftede met het Paleis van Nymegen, en met de vermaardfte Steden gelyk ftelde (§). Om de groot- (*) a. mat th. de Jure Gladii, pag. 419. CD a. matth. de Kolil. pag. 802. (§3 alti.nc, Not, Cerm, Inf. Tom. i. pag. 54. .  en kleefsche oudheden. 3 grootheid van Duurftede aan te wyzen, wordt verhaald, dat daarin, geduurende derzelver bloeijendften ltaat, vyf en vyftig Parochie-kerken geftaan zouden hebben. Dit vindr men uit anderen by joh. de beka (*) befchreeven, doch niet breeder dan, men zegt; waaruit blykt, dat deeze Schryver zelf geen geloof daaraan geflagen heeft. Om deeze reden heeft ook de Geleerde h. buchelius (f) daarop aangetekend, dat daardoor op zyn best alle de Parochie-kerken verftaan moeten worden, welke in het gantfche ftads- gebied en in de onderhoorige dorpen ftonden, welker getal naauwlyks zoo groot geweest kan zyn. Ten tyde der vreeslyke overftroomingen van de woeste Noordfchc "Volken, in de agtfte eeuwe, is deeze Stad verfcheide maaien verwoest geworden ; zoo men meent omtrent de jaaren 835, 836 of 837; als mede 847, en 864 of 882. Want de jaargetallen deezer gryze oudheid verfchillen in de Chronyken. Daardoor heeft zy haaren luister geheel verloren, en zy, die eertyds den Zetel der Normannifche Vorften was, heeft daarna verfcheide eeuwen genoegzaam woest gelegen. In laatere tyden vindt men veeltyds dit onderfcheid, dat door Wyk eigenlyk de Stad, maar door Duurftede het Kasteel verftaan werdt Van het Kasteel zullen wy in de volgende Verhandeling fpreeken, en hier eigenlyk van de Stad handelen. _ Deeze Stad Wyk heeft in den beginne haare eigene Heeren gehad, welke Heeren van Wyk ge- (*) Chron. pag. 23. (t) J'oid. in Not. 29. b. (§) a,. mat til de jfure Gladii, pag. 404, A 2  4 kabinet van nederlandSChe genaamd werden. Derzelver Stam uitgeftorven zynde, is zy in de handen der Heeren van Gaasbeek gekomen. De Latfte dier Heeren heeft eindelyk deeze Heerlykheid verkocht, behoudende voor zich llegts het Vruchtgebruik, 't welk hy eindelyk aan Bisfchop rudolph van diepholt en de Scaaten van Utrecht mede heeft afgefhan. Daarop heeft de Bisfchop in den jaare 1449, met toeftemminge der Staateu , JVyk wederom met muuren omtrokken, van nieuws tot eene Stad gemaakt, en dezelve met Stads-Privilegiën begiftigd. Welke Privilegie aldus begint (*): Wy rudolph van diepholt, by der „Genaden Godts Bisfchop tot Utrecht, doen „ kondt allen Luden, dat Wy onzer Stadt van „Wyck, haare Poorters ende Onderzaten, woo„ nende binnen ofte buiten in den Gerechte van „ Wyck, in vermeringe harer Privilegiën ende „ Vryheden, uit rechter gonsten, met rypen „ rade, ende goeder voorzienicheyt, gegont en„ de gegeven hebben, gonnen ende geven mit , defen onfen Brieve, alfe dat die felve onfe , Stede van Wyck wefen fal een Lit onfes Ge,1 {lichts van Utrecht, in mate onfer ander Ste„ de, &c." „ Wy johan van meer ten, Schout, „ Dirick van Houdaan, Jacob Wonder, Jan van Ryn Hermansfen, Willem Stevens/en, Heinrick „ van Glinthorst Dirickfen, Elias van Scherpen„feel, Jacob Woeckenfoen, ende Jan die Wyt „ Jam/oen, Scepen tot Wyck, doen kondt allen „ Luyden: Alfo die Edele ende Mogende , onfe v lieve Heere, Joncheer JaCob, Heere tot „ Gaas- (*) a. Matt 11. de Jurc Qludii, pag. 409.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 5 „ Gaasbeeck tot Apcoude, tot Putten ende tot „Strien, aangefien den last van oorloge, die „ fine Edelheyde verduchtende ware te comen in „ den Geftichte van Utrecht, &c. mit goeden „ voorfienigsn rade geordineert ende bevolen „ hadde, te maken fekere Dreyboomen, ende „ andere dingen van reparaciè'n, om fine Stede h van Wyck te Herken, te befchudden, ende te „ bewaren; dragende tot meere gelden, dan de „ Stede van Wyck mit hoeren Renten betalen „mocht; ende om dele nootfaken van repara„ tiè'n voorfz. te volbrengen, ten besten ten 99 orber, mit den alingen Gerechte van Wyck H voorfz., ene ommefettinge over den gemenen „ Poerteren, elck na finen goeden geordineert „ ende bevolen hadde uyt te panden , als Heeren-Schout, fo dat behoort. EndedieSchout mitten Gerechte ommegaande then huyfen , „ omme die gelden of panden te halen; fo en „ isfer Uittel of geen geweest die 't geven wou„ den, mer hebben dat gemeen Gerecht voorfz. „ mit al te onredelycke felle dreychwoorden, 9» gaande aan heuren lyve, overloopen, ende „ die panden gekeert geweldelycke, in verbeur„ nisfen heurs lyfs, &c. Ende dit aldus ge„ fchiet, ende ghekomen ter kennisfen van onfén 99lieven Joncheer voergenoemt, treckende die „ geweltlycke faken voorfz. voor hem, als Heere „van Wyck, al gelyck oft finen perfoon felve „ gedaan waar: Soe hebben fine Edele Mogent99 heyden enige van defen quaetften rebeliygen „doen vangen; ende belyen heure grote misda„ den, bekennende waij verbeurt te hebben daar 99 aan iyf ende goet, te weten Go/en By, Willem 99 Velinck; Jan van Zulen Glafemaker, Jan van „Zyll, Eerst van Hollant, Willem Sammcl, A 3 „ Heyn-  6 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Heynric Sammel, znéeAernt van Elten: Nog„ tans, ter bede van onfen Genadigen Heere van Utrecht, van den drien Staten des LanÉs, van den Capittel van Wyck, mit mer goeden „Lieden, Mannen ende Vrouwen: Soe heeft „ onfe lieve Joneneer voergenoemt, gratie „ doende den voergenoemden misdadigen gefa„ mentlyck, ende elck byfonder, heure ver„ beurde lyven wedergegeven : Behoudelyck ee„ nige correélien van eerbaren Offerande, ende „ van zekere Bedevairden, die fy elcx byfonder „ op certynen dagen ende tyden dair voer doen, „ ende goet betoen wederomme feinden fullen, „ die voirfz. Bedevairde wai! ende te vollen ge„ daan te hebben , eer dat fy in eenige van ons „ voergenoemt Joncheers Landen of binnen „ Wyck weder comen fullen mogen; op die ver„ beurnisfe van heuren lyve, een ygelick byfon„ der. Ende boven al ,'t voorfz. foe fal een „ ygelick van den misdadigen voergenoemt bli„ ven ftaan in ons voornoemde Joncheers han„ den, ende fyn gevangen bliven in fulcker voe„ gen, dat hy altyt binnen drien dagen, nae ma'M ningen ons voergenoemden Joncheers, bi finen „ Edelen monde, of bi finen Brieven , of fine „ Nacomeiingen, weder incomen fal op Duerjle„ den .gevangen, in aller manieren als hy dair voir gevangen geweest heeft, &c. Soo hebben defe voergenoemde misdadigen gefame„ lyck, ende elcx byfonder openbaarlyck, op der „ plaatfe te Wyck, voor onfen lieven Joneneer „ mit finen eerbaren Rade ende Gerechte, ende „voor alle den gemeenen Volcke, mit opge„ rechten vingeren, geflaafts ' eedts, lyflicken „ ten Heyligen geiworen ende verwillecoort op „ haar Ivf, gelyck hierna van woorde te woorde  EN KLEEFSCHE OUOHEDES. 7 gefchreven flaat: Wy fweren, alfo onfe lieve • Joncheer van 'Gaesbeeck, als Heere van Wyck - ende van Duerfteden, ons onfe lyff, dat hy " mit recht nemen mocht, wedergegeven heeft; fo fullen wy houden ende volbrengen dat hy " ons in dien faken overfeggen fal. Voort fo " fweren wy, binnen defen naasten tien Jaren " uytter Stadt van Wyck mitter woon niet te va" ren, ten fy by confent van onfen lieven Jonc' heer voornoemt, ofF fynre nacomelingen : " Alfo moet ons Godt helpen, en alle fyne Heyl ligen! Den Wilcuer: Ende waar 't, dat wy tot eniger tyt contrary den voirfz. eedt deden, " of tegen 't geen dat onfe lieve Joncheer voir„ genoemt ons overfeggen fal: So wilkoren wy, „ende kennen nu, alsdan, ende dan als nu, verbeurt te hebben ons lyf ende goet, om des „ aan ons mit den fweerde te richten, tot allen „ plaatfen dair wy bevonden worden, aan onfen „ hve > gelyck of wy mit Vonnisfe van Schepenen of Mannen van Leen verwyfec waren. Ende hoe dat wy defen eedt ende wilcoer voorfz. " gedaan hebben, ende alle 't geen dat onfe lie„ ve Joncheer voergenoemt ons feggen fal, hebben wy gebeden den Schout ende Schepenen " der Stadt van Wyck, op enen ygelicken mis„ dadigen voergenoemt, elcken byfonder fyne ,' misdaden in 't lange, al gelyck als hy die be„ lyt heeft, &c. om dat aldaar te bewaren ende te houden erflyck ter euwiger memorien, in „ flerckenisfe van defen Brieve ende faken voirfz. „In oirconde der waerheyt, fo hebben wy „ Richter ende Schepenen voirfz., ter bede van „ den voirgenoemden misdaadigen defen BriefF „ befegelt mit onfen Segelen uythangende. A 4 „ Ge-  8 KABINET VAN NEDERLANDSCtJE „ Gegeven in den Jaar ons Heeren Duyfent „ vierbonden f even en vyftich, op ten twintichjlen dach in Januario."" Ingevolge van dien hebben Schout en Gerechte der voorfz. Stad Wyk van toen af aan, en vervolgends, zelfs tot heden toe, het Recht van den Zwaarde geöeffend en behouden. Alhoewel nu de Bisfchoppen en de Staaten van Utrecht van tyd tot tyd aan Wyk de hand gehouden hebben, heeft nogthans deeze Stad nooit wederom het hoofd behoorlyk kunnen opbeuren. Hoedanig dezelve in den Jaare 1640 zich van buiten, met haare oude Wallen en Muur-Torens, vertoonde, heeft rademaker ons in de 262% Afbeeldinge naar 't leven voor oogen gefield. Tegenwoordig is dezelve nog in eenen foberen flaat, en weinig verbeterd. En fchoon zy édne der kleine Steden van het Sticht van Utrecht is, blykt nogthans dat ze reeds vóór meer dan anderhalve eeuwe van weinig gezag moet geweest zyn, nademaal dezelve in dePauslyke Bulle, wegens de grensfcheidinge van het Bisdom van Utrecht, niet eens gemeld werdt, volgens de Aantekeningen van den Oudheidskundigen h. van rhyn (*). Nogthans blykt uit verfcheide Stichtingen in de midden.eeuwen, en uit de milde giften aan de Geestelykheid, dat ze toen in eenen bloeijenden flaat geweest is. Zeer aanzienlyk was de Parochie-kerk , die in de Roomschgezinde tyden aan St. Jan den Dooper, als Patroon, was toegewyd. Dezelve pronkte met eenen zeer zwaaren vierkanten Toren, en was van binnen tamelyk ruim van begrip. Gys- C ) Oudheden, tweede Deel, pag. 223.  en kleefsche oudheden. 9 Gysbert, Heere van Duurftede en/Jbkoude, heefc in de voorfz. Kerlc, in den Jaare 1366, een Kapittel van twaalf Kanonniken opgerecht, en met goede Inkomften voorzien. De Kerk zelve bezat veele Landeryen, Renten en Inkomften , volgens eene zekere daarvan voorhanden zynde Lyst, door h. van hkussen uitgegeeven (*), beftaande in meer dan 400 Morgen Lands; bedragende, met de Erfpachten, Erf-Renten, Memorie-Renten en Huis-Renten, jaarlyks 1870 Guldens, 8 Stuivers. Daarenboven Honden in de gemelde Kerk veele Altaaren, aan welken ook Vikaryen geliicht, en met veele Inkomften begiftigd waren. In 't Choor ftondt een Altaar van 't H. Kruis t aan 't welk de Heeren van Duurftede en Gaasbeek een Vikarye gefticht hadden, ter eere van St. Christoffel en Mariinus, waarvoor alle weeken een Misfe geleezen moest worden. Tot deeze Vikarye, welke door de voornoemde Heeren zeiven vergeeven werdt, behoorden 24 Morgen Lands, welke jaarlyks 110 Guldens opbragten. 'Er was ook een Altaar van St. Jan den Dc-O' •per, benevens een Vikarye, gefticht door egidius de brüyn, welke insgelyks door de gemelde Heeren vergeqven moest worden. Daarby was eene verbindLenis van drie Misfen 's weeks te leezen; ook moest de Vikaris daar ' ter plaatfe woonen. Hiertoe fchynen onder anderen, aan Huishuuren, Erfpachten, enz. 40 Guldens jaarlyks behoord te hebben. Nog (*; Oudheden, tweede Deel, pag. 228. A 5  ÏO KABINET VAN NEDERLAXDSCIin Nog was 'er een Vikarye aan 't Altaar van St. Magdalena, voorzien met de volgende Inkomften : Vier Morgen Lands op de Oude Wetering. Drie en een-halve Morgen op het Lang' Jleeg. Nog een Akker aldaar. Een en een-derde van een ft.uk Lands. Deeze Landen bragten jaarlyks op 65 KeizersGuldens, Nog eene Rente van-2 Guldens, 2 Stuivers. Daar benevens een andere Vikarye van Vors» felaar, mogelyk naar de Stichters of Vergeevers aldus genoemd ; daartoe behoorden 10 Morgen Lands, tot Cothen gelegen, jaarlyks 33 Guldens opbrengende. Voorts een Vikarye aan St. Elifahcths - Altaar. Daartoe behoorden 12 Morgen Lands, en een Huis, ftaande by de Markt, jaarlyks opbrengende 12 Guldens. Verder een Vikarye aan St. Thomas - Altaar, voorzien met de volgende Goederen en Inkomften : Het zesde-deel van het Veer. ƒ 61: — : — Drie Morgen Lands, gelegen op den Hoorn ƒ 44: — : — Nog uit een Bogaard. . . ƒ 2: 2: — Uit een Akker ƒ 2:2: — Nog uit een Bogaard. . . ƒ 5: — : — Bedragende te famen . ƒ114: 4: — Nog een Vikarye aan St. Agatha's- Altaar, voorzien met de volgende Goederen en Inkomften: Een  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. H Een Huis. . . . . . . ƒ 4:10: — Vier en een-halve Morgen Lands aan Wykerjloot. . ƒ 84: — : —■ Twee en een-halve Morgen Ibidem ƒ 40: — : — Twee en een-vierendeel Morgen op den Hoorn. . , ƒ 40: —: — Vier en een - halve Morgen aan de Wykerjloot. . . -ƒ 84: — : — Bedragende jaarlyks . ƒ 252:10: — Ook vinde ik een Vikarye aan 't Airaar van St, Jofeph; doch de Inkomften daarvan niet gemeld; gelyk 'er buiten twyffel, door den tyd en de verandering van de Religie, veele andere zyn verduisterd geworden. Buiten de Stads Vesten heeft ook een Kapelle van 't oude Kerkhof geftaanwelke reeds vóór den jaare 1586 is afgebrand. In deeze Kapelle hadden de Heeren van Gaasbeek een Vikarye gedicht, ter eere van 't H. Kruis en van St. Brigitta; met verbindtenisfe van 'er 's weeks zoo veele Misfen te doen, als door een bekwaam Priester behoorlyk konden geleezen worden. Tot deeze Kapelle behoorden onder anderen 4 Morgen Lands in Wyk, jaarlyks 23 Guldens opbrengende. Men vindt een zekeren Brief, gefchreeven aan de Regeering van Wyk, gedagtekend toe Utrecht den 19 November des jaars 1567, ■waarin aan de Kerkmeesters van Wyk ten laste gelegd wordt, dat zy in langen tyd geen rekening gedaan hebben; hun gelastende, van 's Konings wege, van alles ten eeriten eene juis-  12 KABINET VAN NEBERLANDSCHE juiste rekening op te geeven; zo als nader blykt uit den Brief zeiven, welken wy hier mededeelen: Ecrfaeme, Discreete! ,, Alfoo onlangs tot onfer kennisfe gekomen „ is, dat in langen tydt de Kerckmeesters van „ Wyck geen reeckeninge gedaan en hebben van „ haarl. adminiftratie ; het welcke te vervreem„ den is, als wefende tegen 't gebruyck van „ goede Policiën, en allen Kercken getrouwen „ dienften, die men henl. van Goodts-wegen „ fchuldich is: Zoo is 't, dat wy UL require„ren, ende van 's Conincks-wegen ordonne„ ren, te committeren twee uyt uwe Collegie, „ die het informeren zullen, op dc Goederen, „ Linden, Renten en Inkomen, die de voor„ fchreve Kercke zedert veertich Jaren her„ waarts gehadt, genoten ofte ontfangen heeft, ., daarvan te maacken goede Inventaris. Ende „ indien daarvan eenige partyen veralieneert, „ verouystert ofte vermist zyn, die felve met „ Juftitie te doen wederkrygen , indien defaacke „ daartoe bevonden wort geoisponeert. Ende „ des niettemin den Inventaris, ofte Copie van „ dien, te leveren in handen van Kerkmeesters „ jegenwoordich: Daar wy oock toe genomi„ neert hebben Ghysbrecht van der Cleef; ordonnee rende defelve Kerckmeesters, ende den „ genen die na defen gecommitteert fullen „ worden, volgens den voorfcLreven Inven* „ taris, jaarlycks in uwen handen te doen „ reeckening van haar ontfanck ende uyt„ geef, mitsgaders reliqua in handen van » die  en kleefsche oudheden. 13 „ die geene die 't behooren fal. Gode be„ volen. „ Gefchreven CUtrecht, den 19 September, » 1567. (Onderteekent:) d. de gouda. ,, 't Opfchrift was: Aan de Eerfaame, Dis„ creete, Burgermeesteren, Scheepenen en Raaden der Stadt van Wyck ". Binnen de Stad Wyk is ook een zeker Gasthuis gefticht, waarin een Vikarve was opgerecht, ter eere van St. Ewaldus en St. Elifabeth; welks Vicaris gehouden was daar ter plaatfe te woonen , en 's weeks eene Misfe te leezen. By jacob de la torre, in zyn Roomsch Verhaal, worde onder anderen gewag gemaakt van een zeker Klooster van Adelyke Jufvrouwen, tot Wyk gefticht, waarvan wy geen nader befcheid weeten te geeven. By den gemelden j. de la torre ftaat ook geboekt, dat aldaar mede geweest is een vermaard Klooster van Reguliere Nonnen; doch zonder nader bericht (*). Mogelyk werdt daardoor verftaan het Nonnen - Klooster van St Dominicus- Orden (f), gefticht in den jaare T399, door willem van Ahkoude gysbertszoou, Heere van Dumflcde, en mar ia, deszelfs Echtgenoote; door bevordering van huibert schenk, (*) h. van heuss en, Oudheden, tweede DeeJ, nasr, 529. (t) b. de jonghe Batav, Lom, defol, pag. a De Conjlitutie der Zusteren van Predikaer- Orden , ghefcreuen (met een feer nette handt „ en fraay geconditioneert;) in 't jaer ons Heren Du/ent vierhondert ende XXII. op Sinte Laurens „ Martelers -Oólaue , gheëyndet , ende vol„ brocht per Mams Fratris Nicolai, Ordinis „ ejusdem". Dewyl dit Gefchrift nooit gedrukt is, zal ik, rot bericht van den Lezer, hem den korten inhoud van de Capittelen 'mededeelen. Deeze Confiitutien zyn verdeeld in XXXI. Capittelen. Dus handelt Cap. 1. Van den Ambocht der Kerken. 2. Van Nighen. 3. Van der hulpe der Doden. 4. Van Vasten. 5. VanderSpife. 6. Van der Collacien. 7. Van Zieken. 8. Van der Latinghe. 9. Van den Bedden. 10. Van den Cledinghe. 11. Van ghemeenheit der dinghel 12. Van den Communizieren: Ende van fee-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 15 fceren ende wafchen der Hoefden. 13. Van den Swighen. 14. Van den Ontfanghen. 15. Van den Nouicien, ende van hoerre aenwifin. ghe. 16. Van der Profesfien. 17. Van der Scolt. 18. Van der Middel-fcolt. 19. Van der waer Scolt. 20. Van zwaere Scolt. 21. Van der alreszwaerfle Scolt. 22. Van den Ontlopende. 23. Van Kyefinghe der Priorinnen. 24. Van Infettinghe der Suppriorin. 25. Van d.'n Circarinnep. 26. Van der Keluarin. 27. Van den Arbeit. 28. Van der Tymmeringhe. 29. Van inganc ende wtganc der Hufer. 30. Van den Capittel. En 31. Van orlof der Hufer. Daar na volgen eenige Lesfen en Leeringen voor de Nonnen. Daar achter Haat St. Augustinus Regule. Eindelyk leest men op het einde: „ Dit fyn die Ammonicien ende ConfHtucien „ des Meysters van der Oerden, Meyster Tho„ mas de Firmo ". Wy hebben niet kunnen nalaaten dit "hier te melden, nademaal 'er weinig of niets van die Klooster gedrukt en gemeen gemaakt is. Ik zal hier niets anders by voegen, dan dat de Boogfchutters te Wyk van ouds jaarlyks gewoon geweest zyn , openlyke blyken van hunne bekwaamheid te toonen; ter verheerlyking van welke plegtigheden zy, in den jaare 1527, den Bisfchop hendrik van Utrecht, en den Graaf floris van Holland, verzocht hebben dezelve te komen bywoonen (*). Wyk (*) l. houtens, de Rebus Ültraj. Llb. IV. pag. pj.  'l6 kabinet van nederlandsche Wyk behoort tot het Over - Quartier van het Sticht van Utrecht, en de vryheid van Wyk flaat op de Lyst der Morgentallen aangeflagen voor 2081 Morgen, 50 Roeden, van welke, volgens het Manuaal, 25 Stuivers van 't Morgen betaald moet worden. By Duur/lede is een Dam in den Rhyn gelegd, welke het begin van den Neder-Rhyn is. Zoo vermaard als deeze Stad in 's Lands vroegfte Jaarboeken , om haare oudheid en koophandel, geweest is, zoo veel heeft zy in de jongstvoorgaande jaaren, wegens de onlusten , aldaar plaats gehad hebbende, van zich doen fpreeken. Het begin deezer onlusten wordt gedagtekend van Herfstmaand des jaars J783. Zy hebben te veel gerucht gemaakt, dan dat wy niet het gefchiedkundig gedeelte derzelven, zoo kort een naauwkeurig verhaal kan toelaaten, den Leezer zouden mededeelen. 't Is ten overvloede bekend , dat onder de aanmaatigingen van den geweezen Stadhouder, welke met het welzyn van Staat of Stad onbeftaanbaar waren, en by veelen als zodanig geoordeeld werden, ook geteld werden de Recommandatiën, door welke Zyne Hoogheid, in gevallen , in welken dezelve geen recht van verkiezing of aanflelling hadt, alleenlyk eenige perfoonen, als hem aangenaam zynde, tot het bekleeden van deeze of geene posten aanprees; welke Reeommandatiën echter door den tyd, op zeer veele plaatfen, na genoeg de kracht en het gezag eener wettige verkiezing verkreegen hadden. Deeze gewoonte, die byna nergens met goede cogen befchouwd werdt, mishaagde ook den Wy-  en kleefsche oudheden. Wykenaaren, die dezelve als een middel aanzagen , om het gezag des Stadhouders tot eene onwettige hoogte te doen ftygen, en als inbreuk doende op het recht der Wethouderfchap, aan welke het, volgens de Privilegiën, toekwam, het opgeeven van een zeker bepaald getal van peribonen, aan hun bekend, en, naar hun inzien, best bevoegd tot de byzondere posten of ampten ; terwyl het recht des Stadhouders alleenlyk mede bragt, uit de voorgeitelde perfoonen eene verkiezing te doen. In Herfstmaand des gemelden jaars vergaderden een aanzienlyk getal Burgers van Wyk , en ontworpen een Verzoekfehrift, dat vervolgens by de Regeering werdt ingeleverd, behelzende hunnen wensen, en verlangen , dat de Recommandatiën of Aanpryzingen van den Stadhouder, by 't maaken van de Nominatien en 't begeeven der Commisfien, voortaan mogten worden afgefchaft. "Voorts werdc in dit zelfde Verzoekfchrift op de weering van nog een misbruik aangedrongen , dat insgelyks te Wyk plaats hadt, naamlyk, dac de Leden van Regeering, die llnts lang, naar goeddunken, elders hun verblyf hadden, 'vsPt vervolg verplicht zouden worden, binnen de Vryheid der Stad hunne vaste en befhendige woonplaats te houden. Overëenkomftig met hec verlangen der Ondertekenaaren, werdt op die Verzoekfchrift een gunftig belluit by de Regeering genomen. Tevens werdt de Vroedfchap te raade, zyne Doorluchtige Hoogheid van die belluit behoorlyk kennis te geeven, en ten dien einde den voorzittenden Burgemeester van ossenbero, den Oud-Burgemeester du bois, nevens den toege voegden Secretaris van schaick, naar den Haag aftevaardigen. VIII. deel. li Ten  18 kabinet van nederlandsche Ten blyke dat her der Vroedfchap, in het genomen befluit, ernst was, werdt nog vóór het einde des jaars by dezelve vascgeffceld, ten fpoedigften eenen aanvang te maaken met het beraamen van een Plan, volgens welk in 't toekomende, de vervulling der Commisfien, wier begeeving aan de Vroedfchap ftondt, geregeld zoude worden. De Burgemeester verhel, nevens den Oud - Burgemeester van ossenberg, en fr"ïkenius, en den Secretaris van schaick, ontfingen behoorlyken last, tot het maaken van 't bewust Ontwerp, om voorts van den uitflag hunner raadpleegingen aan de Vroedfchap kennis te geeven. Op dit gedeelte van het Verzoekfchrift der Wykfche Burgers, 't welk inhieldt, dat de Leden der Regeering voortaan zouden verplicht zyn, binnen de Stad of derzelver Vryheid hun beftendig verblyf te houden, hadt niet alleen de Vroedfchap een toeftemmend befluit genomen, maar tevens bepaald, dat de Regenten, die weigeragtig bleeven om hieraan te voldoen, geoordeeld zouden worden van hunne Raadsplaatfen vervallen te zyn. In dit geval bevonden zich de Heeren de jonkheere en curtius. Om deeze zaak, zo veel doenlyk,_in der minne by te leggen, vondt de Regeering goed deswegens met den Stadhouder in onderhandeling te treeden, ten einde door deszelfs tusfchenkomst de gemelde Heeren van gedachten te doen veranderen; doch daar de Stadhouder, zo als overbekend is, gewoon was alle zodanige verkeerdheden met zyne goedkeuring te bekrachtigen, liep alles vruchteloos af. De Magiftraat, zich aan het eigendunkelyk gezag van den Stadhouder weinig bekreunende, vondt  en kleefsche oudheden. ip vondt goed, op den vierden van Sprokkelmaand des jaars 1784, de Regeeringsposten der gemelde Heeren, uit hoofde van hunne ongehoor-. zaamheid aan een wettig Stedelyk befluit;, voor opengevallen te verklaaren; maaktnde tevens voor de eerfle maal gebruik van de vastflelling aangaande de Recommandatiën. Op eigen gezag, en zonder de aanbeveeling van den Stadhouder af te wachten, werden de opengevallene posten door de Wethouderfchap opgedragen aan de Heeren christiaan haantjens en tielemancornelis leckering. Om deeze handelwyze te verdeedigen, zondt de Regeering eenen Brief aan den Stadhouder van den volgenden inhoud: doorluchtigste, iioo0geeooren vorst en heer! „ Wy hebben de eer gehad Uwe Doorluchtige Hoogheid, zo door eene Commisfie als per Misiive , kennis te geeven van onze Refplutiën van den 23 September, als ook van den 6 Oótober 1783 , door welke wy, op de lterkfte en rechtmaatige klagten onzer braave Burgeren en Ingezeetenen, hebben bepaald, dat zodanige Regenten, welke zich met 'er woon buiten deze Stad mogten bevinden, zo als de Heeren A. de Jonkheer e en Mr. P. J. Curtius zich alhier ter woon zouden moeten vervoegen , of verftoken zyn van hunne Raadsplaatfen. Wy verzochten, met gepasten eerbied, dat Uwe Doorluchtige Hoogheid hierop gunitig reflectie zoude flaan, en zodanige Regenten, welken hieraan niet mogten voldoen, niet langer als Raaden zouden worden gecontinueerd; wy hoopten, dat Uwe Doorl. B 2 Hoog-  20 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Hoogheid aan dit ons verzoek zoude hebben voldaan, daar deze onze Refolutie niets dan billykheid en plicht ademde. , Dan in deze onze hoop en verwachting te leur zynde gefield, hebben wy, op de nadere billyke inflantie onzer Burgeren en Ingezeetenen , op den 29 Oflober 1783 , befloten, aan de Heeren de Jonkheere en Lurtïus te doen aanfchryven, om vóór primo December eerstkomende zich' met 'er vaste woon binnen deze Stad te ftabileeren, en dat wy, by gebreke van dien, zodanige maatregelen zouden neemen, als wy, tot genoegen onzer Burgery en conferyatie der rust, zouden oordeelen te behooren. Wie, Doorluchtig Vorst! kon op zodanige billyke Refolutiën en aanfehryving anders verwachten, dan dat meergemelde Heeren de Jonkheere en Curtius, zo tot vervulling van hunnen plicht, als tot voldoening aan het reikhalzend verlangen der braave Burgery , en de confervatie der openbaare rust, welke zy hebben bezweren zich terflond hier zouden hebben ter woon begèeven, ten minflen vóór dien door ons bepaalden tyd, ruim genoeg, om hunne zaaken daarna gevoeglyk te kunnen fchikken. Dan , wel verre van dien, hebben gemelde Heeren zich daaraan, en door pretenfe en niets om het lyf hebbende declaratiën en aanbiedingen, onttrokken. . " Daar dit gedrag zo zeer ftrydrg is met den plicht van eenen Burger , en veel meer met dien van een braaf Regent en Burgervader , zo zeer flrydig is het met de gehoorzaamheid, aan de Refolutiën der Magiflraat verfchuldigd, en niet anders dan de hoogfle verontwaardiging, zo van Uwe Doorl. Hoogheid, a!s van ons en onze wel-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 2 1 weldenkende Burgeren en Ingezeetenen verdient, was het geenszins te Verwonderen, dat onze Burgery, door een Request, van hetwelk wy de eer hebben gehad Uwe Doorl. Hoogheid een Copie authentiek toe te zenden, by ons nader en fterker aandrong, om aan onze plichtelyke Refolutie, en aan hunne biüyke verwachting ten fpoedigften te voldoen. „ Wy appuyeerden dit hun verzoek met onze bede, dat Uwe Doorl. Hoogheid, om verfcheidene daarby geadftrueerde redenen, de posten van Raaden in de Vroedfchap, door meergemelde Heeren de Jonkheere en Curtius bekleed, geliefde ten fpoedigften vacant te verkiaaren: wy hebben daarby onder het oog van Uwe Doorl. Hoogheid gebragt, de groote en drei» gende onheilen, welke van de gramfchap eener te recht vertoornde Burgery te wachten waren: onheilen, die den ondergang van de gantfche Provincie, zo niet die van de geheeleRepubliek, konden naar zich fleepen. Wy verzochten te gelyk, dat Uwe Doorl. Hoogheid ons met eenige refcriptie dieh aangaande geliefde te honoreeren; gelyk Hoogstdezelve ook, op den 24 December daaraanvolgende, heeft gedaan. „ Dan uit deze refcriptie hebben wy te recht moeten befluiten , dat dezelve was eene complete toeftemminge van de Souverainiteit onzer Regeeringe, om in dezen ons na onze genomene Refolutie te gedragen, en die door onze eigene en wettige Magt, in onzen boezem berustende, te doen uitvoeren. „ Immers het zoude Uwe Doorl. Hoogheid ten hoogften beleedigd zyn, indien men zodanige explicatie aan deze refcriptie van Uwe Doorl. Hoogheid weigerde; dewyl men dan zoude B 3 moe-  %'% KABINET VAN NEDEKLANDSCIÏE ïtio.eten befluiten, dat Uwe Doorl. Hoogheid het voor zich te laag of te gering achtede, om zich, het zy als gezagvoerende, het zy als raadgeevende, in te laaten met de duurfte belangens en verzoeken van eene gantfche Stedelyke Regeering, ftemhebbende in Staat, en te gelyk dat Uwe Doorl. Hoogheid, door het declineeren van een plichtmaatig en op alle gronden van billykheid en recht fteunend verzoek der Burgeren, eenige aanleiding en aanprikkeling zoude willen geeven tot landverdervende onheilen, welke van de woede eener getergde Burgery te duchten zyn ; onheilen, die vóór ruim dertig jaaren onze geheele Republiek jammerlyk gefchud, en op den oever van derzelver ondergang gebragt hebben. „ Daar wy nu de gramfchap der anders goede en ftille Burgery, door het uitgerekt dilay van hun plichtelyk en eerbiedig aan ons gedaan verzoek, van dag tot dag zagen toeneemen, en op het poinct van door eene langere vertraaging, in de fchriklykfte woede uitteberften , hebben wy het van onzen onvermydelyken plicht geoordeeld, geen oogenblik langer met het toeftaan van hun, te meermaalen en gedurig herhaald, verzoek,(waarvan de Copie authentiek,hier nevensgaande, ten bewyze verflrekt) in deezen te moeten aarfelen, en niets te moeten fpaaren, wat tot behoudenis dier rust, welke wy zoo plegtig en duur hebben bezworen, als ook tot handhaving van ons wettig gezag, kon verftrekken. „ Waarom wy , op den 4 Febr. jongstleden hebben befloten", een gunftig appoinclement te verleenen op de meergemelde Requeste onzer Burgeren en Ingezeetenen, en diensvolgens de Raads-  en kleefsche oudheden. 23 Raadsplaatfen van de opgemelde Heeren A. de Jonkheere en Mr. P. J. Curtius, vermits hunne disöbedieniie aan een wettig genomen Magiflraats-Refolutie, en hunne verachting van het allerbillykst en plichtmaatig verzoek dier Burgeren, welkers Reprefentanten zyzyn, vacant te verklaaren. „Edoch, daar het allergevaarlykst is, vooral in deeze conjunéture van tyden, dat de bedieningen van Politie en Juflitie, door vacatures in de Magiftraats-posten zouden worden verhinderd of vertraagd, hebben wy, op een Request onzer Burgeren, van hetwelk wy de eer hebben eene Copie authentiek aan Uwe Doorl. Hoogheid toe te zenden, den volgenden dag befloien, de openjlaande Raadsplaatfen, volgens onze wettige Magt, en conform het RegecringsReglement deezer Provincie, te vervullen met de Perfoonen van Christiaan Haantjens en Tieleman Cornelis Beckering. „ Wy hebben geoordeeld Uwe Doorl. Hoogheid hiervan kennis te moeten geeven, en wy twyffelen niet, of Hoogstdezelve zal deeze onze poogingen, aangewend tot behoud en confl.rvatie van de rust deezer Stad, het welzyn en het belang der Burgeren, en het wettig gezag der Regeering , billyken. In welk vertrouwen wy, enz." Ingevolge van dit befluit werden, by de eerstvolgende verandering der Wethouderfchap, de gemelde Heeren haantjens en beckering, nevens twee oude Regenten, op de Nominatie gebragt, en, ongeacht het Protest, door Zyne Hoogheid daar tegen gedaan, tot Burgemeesteren verkoren. Weshalven de Heer haantjens in Wynmaand des jaars 1784, in deeze hoedaB 4 nig-  24 kabinet van nederlandsche nigheid, naar Utrecht vertrok, om aldaar, als Afgevaardigde van wege de Stad Wyk, de Vergadering der Staaten by te woonen. By deeze gelegenheid den Provinciaalen Eed moetende afleggen, en gevoklyk dehandhaavingvan het berucht Regeerings- Reglement des jaars 1674 bezweeren , verklaarde de Heer haantjens genegen én bereid te zyn om op dit Reglement den Eed te doen, voor zo verre hetzelve inftemde met alle de Privilegiën, Handvesten en Gerechtigheden van den Lande van Utrecht, en de drie Leden van dien, als ook met de oude wettige welherbragte Costumen. Over deeze verklaaring viel gefchil onder de Staatsleden. De Heeren Geëligeerden en Edelen waren van oordeel, dat men op zodanige verklaaring den Heer haantjens niet tot den Eed,, en dus ook niet ter Staatsvergaderinge, konde toelaaten. Alleenlyk verfchilde van hun de Heer van renesse van wilp, in het eerfte, en de Heer van schalk wyk in het tweede Lid. Deezen waren met de Stad Utrecht en de overige Steden, van oordeel, dat de Heer haantjens, op zyne verklaaring, behoorde toegelaaten te worden , zo wel tot het doen van den Eed, als om in de Vergadering zitting te neemen. Eene zodanige handelwyze der Staaten was, zo Slis ligt te denken is, der Wethouderfchap van Wyk by Duurftede ten hoogften onaangenaam, en werdt door haar als beleedigend befchouwd. Zy toonde haar ongenoegen deswegens in eenen Brief aan de Staaten van het Gewest, van den agtften van Slagtmaand, van «len volgenden inhoud: edele-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 25 EDELE -MOGENDE HEEREN! „ Daar het Zyne Hoogheid beliefd heeft, uit eene door ons aan Hoogstdenzelven toegezonden Nominatie van vier Raaden, ingevolge de fuhfifteerende Regeeringsform, tot Eurgemeesteren deezer Stad te eligeeren Christiaan Haantjens en Tieleman Ce-melis Beckering; zo hadden wy , mede ter voldoening aan de ordre der Regeering, gecommitteerd voornoemden Heer Christiaan Haantjens, om wegens deeze Stad ter Vergadering van UEd. Mog. fesfie te neernen, zo als voornoemde Heer Christiaan Haantjens dan ook daartoe ter laatster Vergadering van UEd. Mog. is gecompareerd. Dan, wy zyn zo door gemelden Heer Haantjens, als door den mede Heer Gecommitteerden deezer Stad, geïnformeerd, dat genoemde Heer Haantjens, als Lid der Vergadering van UEd. Mog. m den Provinciaakn Eed zullende genomen worden , na prasieclure van denzelven Eed, heeft verklaard, bereid te zyn , den Eed ook te doen op het Provinciaale Regecrings • Reglement van den jaare i6~i\, voor zoo verre hetzelve met alle de Privilegiën, Handvesten, en Gerechtigheden van den Landen van Utrecht, en de drie Leden van dien, als ook de oude wettige en welherbragte Costumen, inficmt; dat UEd. Mog. op deeze verklaaring gedifEculteerd hadden, den Heer Haantjens tot het doen van den Eed te admittee. ren, en alzo onder dezelve ter Vergadering van UEd. Mog. wegens onze Stad fesfie te doen neemen. • Wy kunnen, Ed. Mog. Heeren! niet bevroeden , welke de redenen mogen geweest zyn, waarom de Heer Haantjens op die zn e vcrklaaB 5 ring  20 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ring niet tot den Eed is toegelaaten, als UEd. Mog. gelieven te overweegen, dat het Formulier van den Provinciaalen Eed bevat: Ik beloove ende zweer e, alle Privilegiën, Handvesten, ende Gerechtigheden van den Lande van Utrecht, ende de drie Leden van dien, als ook de oude wettige ende welherbragte Costumen, te zullen voorfiaan , ende helpen defendeeren , ende handhaven, enz.; en dat of wel by het llot van den Eed is bygevoegd: ende dat ik mede puncluelyk zal obferveer'en ende nakomen het Reglement, nopende het be{iel ende beleid van de Provinciaale Regeeringe in den jaare 1674, hebben wy vertrouwd, dat men het Formulier van den Eed niet contradictoir aan dtgzelfs inhoud te begrypen hebbe, te weeten, dat het Reglement begreepen moeste worden, geene andere kracht of werking te kunnen of te mogen hebben, dan voorzoo verre hetzelve bevonden werdt, met alle de voorfchreeven Privilegiën, Handvesten, en Gerechtigheden van deezen Lande, en de drie Leden van Staat, als ook de oude wettige en welherbragte Costumen in te Jlemmen: in welke gedachten wy nog te meerder verfterkt worden, als de Heeren Gecommitteerden van UEd. Mog. tot de bezwaaren van de respective I'ngezeetenen deezer Provincie, by derzelver uitgebragt Rapport ('t welk UEd.Mog., ten fine van onze Confideratiè'n, aan ons hebben doen toekomen) alle het fcrupuleufe, dat hem anderzins, ingevolge van den door hem gedaanen plegtigen Eed tot obfervantie van dit Reglement, kwam te verbinden, van Hun Ed. werdt weggeruimd, als zy zich te binnen hragten, hoe zy by dien zelfden Eed, welke hen tot de obfervantie van dat Reglement verbondt, in de allercerjle plaats gezworen hadden: alle Privilegiën, Hand-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. *7 Handvesten , en Gerechtigheden van den Lande van Utrecht, en de drie Leden van dien, als ook de oude wettige en welherbragte Costumen te zullen voorflaan ende helpen defendeeren en handhaven; voegende UEd. Mog. Gecommitteerden hierby, en dat de klagten en bezwaar en van *s Lands Ingezeetenen juist haare betrekking hadden tot zoo veele inbreuken, als dezelve vermeenden by dit Reglement op de Privilegiën, Handvesten, en Gerechtigheden van den Lande van Utrecht, en de drie Leden van dien , toegebragt te zien , hebben zy vermeend, zich hieraan niet te kunnen ofte mogen onttrekken, alles naar den inhoud van het voorfchr. Rapport, ter confirmatie dat de voorgemelde Eed, na haare waare fanctie, niet ^anders kan begreepen worden, op het Reglement te kunnen en mogen gefchieden, dan voor zoo verre hetzelve met de voorfchr. bezworen Privilegiën, Handvesten , Gerechtigheden, enz. injiemt. Waarom wy niet anders hebben kunnen oordeelen , als dat het hier bovengemeld Declaratoir van den Heer Haantjens volkomen conform was aan het eenige oogmerk, waartoe de voorfchr. Eed wordt afgevorderd; want, daar wy by het aan ons toegezonden Rapport van voorn. UEd. Mog. Gecommitteerden, ten aanzien van den tyd en de wyze der invoeringe van het voorfchr. Reglement, geremarqueerd vinden, „ dat het „ zeer te' wenfchen ware, dat 's Lands gefchie„ denisfen geene bewyzen opleverden van dier„ gelyke ichreeuwende onrechtvaardigheden , „ als de drie (zoogenaamde) overheerde Provin„ ciën, en allerbyzonderst deeze Provincie, in „ dien tyd zyn aangedaan, door hen, aan wien „ zu'ks net allerminst voegde, door Vrienden , „ Kagebuuren, en Bondgenooten, meer dan „ door  28 KABINET VAN NEDERLANDSCIIE „ door den vyand zei ven;" zeggende vervolgens, „ dat die zelve Bondgenooten niet te vreden „ waren met deeze Provincie, niettegenflaande „ de ernitiglte inftantiën en protestatien van. „ 's Lands Staaten geabandonneerd, en aan de „ genade en ongenade van den naderenden vy„ and overgelaaten te hebben, zy daarenboven „ van zich konden verkrygen, na dat de Provin„ cie maar even van dezelven was verhaten» nog „ zwaardere ongelukken tot alle haare ongeluk„ ken toe te doen, haar in den hartader aan te „ tasten, en tegens alle regelen van recht en bil„lykheid, contrarie derzelver duure verplich„ ringe, uit hoofde van het eerfle Artykel der „Unie, binnen Utrecht gefloten, haar te ont„ neemen die Privilegiën, Rechten en Gerech„ tigheden, in welker bezitting de vyand zelf „ haar ongeftoord gelaaten hadt ;" pofeerende al verder: „ tot dien einde moesten op eene „ gantsch wederrechtelyke, en met de gronden „ dier Unie ftrydende authorifatie van Hun „ Hoog Mog., of liever van de Gedeputeerden „ van maar vier Provinciën, alle Regenten los„ gemaakt, en geene nieuwe Regenten aangefleld „ worden , dan op zodanige conditiën , als men „ goedvondt aan dezelve voortefchryven; en „ het is aan deeze fatale omftandigheden van „ dien tyd (zeggen UEd. Mog. Gecommitteer„ den) dat dit Reglement zyne waare origine „ verfchuldigd is, en dewelke te gelyk op de „ nieuw aangefhelde Regenten zoo veel invloed „ hadden, dat zy niet alleen zich daar tegen niet „ durfden verzetten, maar ook weldra zodanig „ daaraan gewenden, dat derzelver taal, uitwy„ zens de Registers van dien tyd, meer over„ eenkomst hadt met die van Onderdaanen onder „ ee-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 29 „ eene despotieke Regeering, als dezelve paste „ in den mond van vrye Nederlanders, men zwy„ ge van den Souverain zeiven"; daar met relatie tot de vernieuwing van dit Reglement, in den jaare 1747 voorgevallen, Heeren Gecommitteerden, „als een overbekende zaak, waarvan „ fommige Uwer Ed. Mog. Leden nog zouden „ kunnen getuigen, voordragen, hoe ook in „ dien tyd, niettegenftaande de poogingen van „ 's Lands Staaten, om het Stadhouderschap te „herftellen, op eenen voet, overëenkomftig „ met deszelfs primitive inftitutie in deeze Pro„vincie, de reïntroductie van dit Reglement, „ op eene gewelddaadige wyze is doorgedron„ gen, en aangenomen heeft moeten worden"; daar met relatie tot den wezenlyken inhoud van dit Reglement , Gecommitteerden van UEd. Mog. geen zwaarigheid maaken openlyk te verklaaren, „ dat 'er (hunnes erachtens) in hetzelve „ vier voornaame gebreken gevonden worden, „ die te weeg brengen, dat hetzelve voor de „ Provincie fchadelyk, en voor de Regeering „ drukkende is", en dat als een eerfte hoofdgebrek is, „ dat dit Reglement, wel verre van „.naast en meest overeentekomen met deRegee„ ring van de Provincie, gelyk die van ouds „ was, in tegendeel daar mede ten eenemaal „ contrariëerende, en ook zelfs in veele opzich„ ten ftrydig is met de Privilegiën, Handvesten, „ en Gerechtigheden van den Lande": aange„ zien, in de tweede plaats, daarby te veel wil„ iekeurigs wordt overgelaaten in de uitöeffening „ van het gezag, 't welk daarby aan den Stad„ houder gegeven wordt" en ten derden, deSte„ delyke rechten der Provincie daar door verkort „ worden; terwyl als een vierde, daarby voor- „ komt,  30 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ komt, dat by hetzelve aan de Provincie ontnomen wordt een gedeelte van derzelver eigen„ dom , die nimmer door tydelyke Regenten „ weggefchonken konde of mogte worden." Daar het, ingevolge van het bovengemelde Rapport, in diervoegen met het Reglement van Anno 1674 alzoo naar waarheid gelegen is, en UEd. Mog. Gecommitteerden geene zwaarigheden gemaakt hebben, .daarvan aan UEd. Mog. die ouvertures en voordragten te doen, zullen UEd. Mog. ons niet kwalyk moeten neemen, dat wy UEd. Mog. rondborstelyk verklaaren, niet te begrypen, welke de redenen kunnen uitmaaken, om op de admisfie van onzen Gecommitteerden te difficulteeren; want offchoon de Heeren Gecommitteerden tot het meergemelde Rapport UEd. Mog. wel advifeeren, „ dat, han„ gende UEd. Mog. déliberatiën over de be„ zwaaren, en tot dat een nieuw Reglement op „ de Regeering deezer Provincie by UEd. Mog. „ op eene wettige wyze gearresteerd zal zyn, „ het tegenwoordige Reglement van volle kracht „ en waarde blyven, en door alle de Regenten „ geobferveerd en gemaintineerd moet worden" , kunnen wy niet anders begrypen, dan dat UEd. Mog. Gecommitteerden door de obfervantie en maintien van dat Reglement (zullen Hun Ed. zich als hier boven gelyk zyn) geene andere zullen verftaan hebben, als die, welke, na den aart en het oogmerk van hetzelve, met de Privilegiën, Handvesten en Gerechtigheden van deezen Lande, en de drie Leden van Staat , als mede de oude wettige en welherbragte Costumen, inftemmen, en dus beantwoorden aan dat Declaratoir, waaronder onze voorfz. Geconftituëerde bereidvaardig is geweest den Eed op hetzelve Reglement te prcesteeren. Het  en kleefsche oudheden. 3! Het is om alle deeze redenen, dat wy UEd. Mog. verzoeken, zich op dezelve te recapituleeren, wanneer wy vertrouwen dat 'er by UEd. Mog. geene difficulteiten zullen kunnen overblyven, om den Heer Haantjens op zyn Declaratoir niet alleen tot den Eed toe te laaien , maar onder hetzelve ter vergadering van UEd. Mog. van wege deeze Stad de verzochte fesfie te accordeeren, en waartoe wy op hec vriendelykfte infteeren, dat dit een en ander by UEd. Mog. in deliberatie worde genomen; en daar wy op goede gronden vertrouwen, dat UEd. Mog. by een ftilftaan op het gunt voorfchreven zullen bevinden, dat het meergemelde Declaratoir van den Heer Haantjens van dien aart is, dat hetzelve volkomen inftemt, niet alleen met het betoogde van UEd. Mog. bovengemelde Gecommitteerden ; maar met de waare fanftie van den te prsesteeren Eed; zoo is het, dat wy UEd. Mog. al verder verzoeken , voornoemden onzen Gecommitteerden onder hetzelve ter deezer Vergadering tot den Eed toe te laaten, en hem van wege onze Stad fesfie te accordeeren, hetwelk wy van UEd. Mog. hooglte equiteit tot maintien van onze Stads Rechten en Voorrechten vertrouwen en verwachten; terwy'wy, na UEd. Mogende in Gods heilige protectie bevolen te hebben, ons tekenen, enz. Intusfchen was .de bovengemelde Verklaaring van den Heere haantjens, raakende het Reglement van den jaare 1674, eene der oorzaaken, om welken dit Reglement by fommigen nader ingezien en in ernftige overweeging genomen werdt; waardoor men eerlang in hetzelve verfcheide artikelen aantrof, welke geoordeeld werden aan rechtmaatige bedenkelykheid onder- he.  32 kabinet van nederlandsciie hevig te zyn. De zaak kwam eerlang in den Raad, doch werdt aldaar niet algemeen uit het zelfde oogpunt befchouwd. Sommigen wilden het behouden, anderen aan een kant gelegd hebben. De zevenè'ntwintigfte . van Zomermaand des jaars 1783 was bepaald, om het lot van het Reglement te beflisfen. Met de meerderheid van ééne ftem werdt befloten, dat, voor zo veel het Stedelyke betreft, en ter regeling van de Huishoudelyke bezwaaren noodig geoordeeld werdt, de Regeering zich ontOoeg van den Eed, op het meergemelde Regeerings - Reglement gedaan, terwyl hetzelve, in zoo verre het tot het Provinciaale betrekking hadt, in deszelfs oude waarde gelaaten werdt. Na dat de Heer van ossenberg ter Staatsvergaderinge te Utrecht van dit befluit kennis gegeeven hadt , hoorde hy ftraks hierop de klaagftemme der Ridderfchap opgaan , over deeze eigendunkelyke handelwyze, en vervolgens de Regenten van Wyk, welke tot het neemen van dit befluit hadden medegewerkt, voor onbevoegd verklaaren, om ter Staatsvergaderinge te verfchynen, zoo lang het tegenwoordig Reglement nog niet vernietigd was. Daarbenevens namen de drie Leden van Staat, de Ridderfchap, Geëiigeerden en Steden, het befluit, uit het midden hunner eene Commisüe van drie Heeren, één uit ieder Lid, naar Wyk by Duurftede te zenden, om aan de Regenten, of wel aan de Meerderheid, onder het oog te brengen het verkeerde van den genomen maatregel, onderzoek te doen naar den toedragt der zaake, en tevens naar de aanvoerers van dezelve, zoo binnen de Stad als elders buiten de Provincie woonagtig. Door de laatsten zouden ,  en kleefsche oudheden. 33 den, zo men wil, bedoeld worden de Heeren franciscus adkianus van der kemp, toen Leeraar der Doopsgezinden teLeyden, en p! chastelein. Secretaris van 's Lands Univerfiteit in de gemelde Stad, en Schout van Leyderdorp. Zeker is het, dat beide deeze Heeren dikwyls geraadpleegd werden, veel invloeds hadden,"en ieder over een Vaandel Schutters het bevel voerden. Eene andere zaak veroorzaakte ten deezen* tyde onder de Regenten eene merkelyke oneenigheid, en onder de Burgery, of fommigen van dezelve, geen gering misnoegen. De vast. Helling eener Publicatie by de Staaten 's Lands van Utrecht, in het begin van Hooimaand, was hier het ftruikelblok, waarvan de merkwaardige inhoud deeze is: „ De Staaten van den Lande van Utrecht doen te weeten: Dat onlangs aan ons zyn ingediend zekere Renuesten op den naam van diverie Perfoonen, zich noemende Burgers en Ingezeetenen deezer Provincie, inhoudende, als het ware, een Voorfchrift, op welke wyze, naar de gedachten van de Supplianten, voor 's Lands welvaart en behoudenis door ons behoorde te worden gewaakt, en langs welke wegen, volgens hun gevoelen, de ondergang van dit gezegend Gemeenebest koude worden voorgekomen; en behelzende alzo, onder voorWendfd van zorge voor het algemeen belang, verfcheidene doleantiën en verzoeken , voorgesteld in zodanige expresfiën en tournures, welken klaarlyk aantoonen, dat de inftellers en bevorderaars van de Ondertekening van dezelve Requesten, het genoegzaam vertrouwen op ons, hunne wettige Hooge Overheid, (wien nogthans, te famen met en benevens de andere VUL deel. C h0O-  KABINET VAN N E D E KL A N D SC HE 34* hooge Bondgenooten, de zorg voor de behoud°nis van dit Gemeenebest alleen is aanbevolen-) als fnede de behoorlyke achting voor dezelven en andere aanzienlyke Collegiën en Perfoonen van Regeering hebben verboren; terwvl ook, na behoorlyk onderzoek, aan ons is sebleeken dat de aanzoekers en bevorderaars der Ondertekening van dezelve Requesten, in eenise Distriden deezer Provincie niets hebben onbeproefd gelaaten, om, 't zy door hun zeiver ofte"door anderen, veele In- en Opgezeetenen te doen tekenen, noodigende daartoe met alleen zeer veele Perfoonen, welke noch leezen noch fchrvven kunnen, maar zelfs Kinderen van o, 12, en dergelyke jaaren ; en voorts, voor verre het grootfte gedeelte, zodanige Tekenaaren admitteerende en opzoekende, welke, volsens derzelver eigen bekentenisfe, mets van den inhoud dier Requesten wisten , of zo al van den inhoud eenigermaate onderrichting ontfangen hadden echter, *t zy uit hoofde van hunne geringe vermogens, ofte door gebrek aan tyd, of van behoorlyk onderwys, niet in flaat waren, om zich eenige rechtmaatige denkbeelden te vormen van de zaaken, daarby voorkomende, en die dus ook de gegrondheid der klagten, m de voorfchreveri Requesten voorgeiteld, niet begreepen hadden, of nog waren begrypende; declareerende de meesten, de voornoemde Requesten alleen te hebben ondertekend in navolging van anderen, of ten gevalle van alzulke rondloopers en aanvoerders; terwyl zelfs fommigen eene geheel andere bevatting hadden van het oogmerk van de voorfz. Requesten , dan waartoe dezelve waarlyk zyn geprefemeerd geworden ; gelyk het ook niet onduidelyk te be-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 35 merken geweest is, dat de aanvoerders de ondertekening alleen hebben bevorderd en getracht te bevorderen, om'hunne byzondere oogmerken te bereiken, of aan hunne gemaakte liaifons te voldoen: en offchoon het zeker is, dat in alle wel beftierd wordende Landen, en dus ook in net byzonder in dit vry Gemeenebest, de toegang tot de Hooge Overheid, en de onderscheidene Collegiën van Regeering, aan geene In- of Opgezeetenen kan of behoort te worden belet of moeijelyk gemaakt, gelyk zulks ook onze intentie met is by deezen te doen, mits die addresfen gefchieden op eene behoorlyke wyze, en behoudens den eerbied en gehoorzaamheid, welke alle In- en Opgezeetenen aan eene Wettige Overheid verfchuldigd zyn; mitsgaders dat de zodanigen verftaan, wat zy verdoeken , en ieder in 't byzonder eene genoegzaame kundigheid hebben van de zaaken, doJeantien en verzoeken, by hunne geprefenteerde Requesten voorkomende, zonder dat zy ten deezen kunnen volitaan met zich te beroepen op de kundigheid van anderen, onbevoegd om de respective In- en Opgezeetenen te reprefenteeren, of op hunnen naam de algemeene belangen te behartigen ; zo kan nogthans het opltellen, ter tekening leggen , of ronddragen en inleveren van Verzoekfchriften, door zó veele ongequalificeerden en der zaake geheel onkundige Perfoonen, enkel en alleen in navolging _ van anderen, en ten gevalle van eenige weinigen, die, ter bereiking van hunne byzondere inzichten, hunne begrippen door zodanige Requesten gaarne voor de waare en algemeene Stemme des Volks zouden trachten te doen doorgaan, ondertekend, niet anders worden C 2 aan-  36' kabinst van nEderlandsche aangemerkt, dan enkel ingericht om de publieke rust te ftooren, mistrouwen tusfchen Regenten en de In- en Opgezeetenen te verwekken, twist en tweedragt te bevorderen , en daardoor aanleiding te geeven tot verwarringen, desorders, haatelykheden en vyandfchappen; al hetwelk, ten laatften, ten gevolg moet hebben een onherftelbaar bederf der goede Inen Opgezeetenen, en een totaalen ondergang deezer Republiek. „ Weshalven Wy, hoe zeer genegen al het gepasfeerde, met opzicht tot de voornoemde Requesten, voor ditmaal aan te merken, als meer gefchied te zyn uit onkunde of door misleiding, dan met een boos opzet, nogthans na rype deliberatie, voor den welvaart van den Lande, en tot voorkoming van zulke ruïneufe confequentiën, noodig hebben geoordeeld daar tegens de goede Op- en Ingezeetenen van de Stad, Steden en Lande van Utrecht te waarfchouwen, en mits deezen van nu voortaan allen en een iegelyk, van wat ftaat_ of conditie hy ook zoude mogen zyn, te verbieden eenige zodanige, als hier voor gezegde, onbehoorlyke Requesten, Supplicatiën of Addresfen, hoegenaamd, ftrekkende tot de hier voorgemelde eindens, en aan de refpeftive Collegiën van de Regeering houdende, aan anderen ter tekening aan° te bieden, daar mede rond te loopen, of wel dezeiven in Herbergen of andere Huizingen te doen voorleggen, omme door een merkelyk aantal, invoegen voorfz., te worden getekend, direct of indirect, op poene dat de zodanigen, welke contrarie dit ons verbod bevonden zullen worden gedaan te hebben, als Verftoordcrs Van de gemeene Rust, bevorderaars  en kleefsche oudheden. 37 aars van tweedragt en. verbreeking van hec vertrouwen en den eerbied, aan de wettige Overheid verfchuldigd, naar inhoud van de Placaaten van dén Lande, zonder eenige verfchöónmg zullen worden geftraft; en vermaanen Wy by deezen wel ernftigiyk alle In- en Opgezeetenen, zich te onthouden van zodanige aan hun voorgelegde Requesten en Addresfen te tekenen, op pcene, dat zulke Medetekenaaren ieder ;i 't byzonder, wegens al hetgeen in zodanige Requesten is vervat, aanfpraaklyk en verantwoordelyk zullen worden gehouden. Ordonneerende en bevelende Wy allen Officieren en Rechteren binnen deeze Provincie, regens de Overtreeders van dit ons Placaat, zonder eenige verfchooning te procedeeren, en te doen procedeeren. En op dat, enz." Ingevolge het oogmerk der Staaten werdt deeze Publicatie ook naar Wyk by Duur/lede gezonden, om aldaar afgekondigd te worden. Doch, even als dezelve van wegens de Stad Utrecht eenen mcrkelyken tegenftand ontmoet hadt, werdt zy ook hier geenszins gunftig ontfangen. Veelen waren van begrip, dat zy hierdoor in hunne vryheid en voorrechten wezenlyk benadeeld werden. Verfcheide Leden der Vroedfchap, en onder dezelven wel byzonder de Burgemeester haantjens, verzetteden zich uit alle hunne magt tegen de afkondiging; echter kreeg de meerderheid de overhand. Sedert werdt door de Geconftkueerden en de Gecommitteerden der Schutterye een rsadruklyk Protest daar tegen ingeleverd. C 3 Schoon,  38 kabinet van nederlant)sche' Schoon, zo als wy reeds gezegd hebben, de Regeering van Wyk by Duurftede zich by de Meerderheid wel van den Eed op het Stedelyk Reglement ontflagen hadt, was dezelve echter niet Staatelyk vernietigd , weshalven de Heer haantjens, in 't laatst van Zomermaand, ten dien einde in den Raad eenen voorflag deedt, die gunstig aangenomen, en waarby tevens vastgefteld werdt, aan de Geconftkueerden en Gecommitteerden uit de Burgery van het befluit der Vroedfchap kennis te geeven. De gemelde Gemagtigden ondertusfehen, als *t ware onkundig van dat befluit, verzochten op den vierden van Hooimaand gehoor in de Vroedfchap, om'opening van het beflotene voor de Burgery te vraagen. Een van hun deedt by die gelegenheid, uit aller naam, de volgende aanfpraak, met verzoek dat dezelve in de Notulen van den Raad mogten worden geïnfereerd. edele achtbaare heeren! Geconftkueerden en Gecommitteerden van deeze Burgery neemen de vryheid, zich by UEdele Achtbaare te vervoegen, om zich by hunne Committenten van hunnen plicht te kwyten. Uwe loffelyke poogingen voor de vryheid , voor het welzyn van deeze Stad en Provincie, Edele Achtbaare Heeren! tot dus verre zoo moedig doorgezet, in weêrwil der magtige tegenkantingen der verfchillende belaagers onzer vryheid, in weêrwif van het gemis der onderfteunïng van magtiger Leden van deeze onze Souveraine Provincie: uwe loffelyke poogingen, cn het dringend gevaar, 't welk elders der Inge- zee*  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 39 zeetenen heiligfte rechten dreigt, ons plichtbezef, hebben ons deeze vrymoedigheid ingeboezemd. — Wy zyn geïnformeerd, Ed. Achtb. Heeren, dat UEd. Achtb. omtrent de poincten van bezwaar, in zo verre deeze het domestieke deezer Stad betreffen , overeenkomftig de vuurige verlangens onzer Committenten, eene refolutie zouden hebben genomen. Dit bericht gaf ons dies te meer genoegen, daar onze Committenten met fterk, fchoon eerbiedig, ongeduld, deeze afdoening te gemoet zagen, weetende, dat omtrent deeze poincten, als pure domestiek, alleen de deliberatiën van UEd, Achtb. kunnen in aanmerking komen , terwyl derzelver bekrachtiging alleen uit hunnen boezem moet gehaald worden, zal de nieuwe wet op vaster grondflag rusten, dan het Reglement van 1674. — Geconftkueerden en Gecommitteerden weeten, dat het vernietigen van dat Reglement, het arresteeren der Provinciaale poincten, behoort afgedaan te zyn, om volledig te kunnen zeggen, dat de laatfte hand gelegd is aan' de domestieke bezwaaren; maar zy weeten ook, Ed. Achtb. Heeren! dat hierdoor geene verandering omtrent het reeds gearresteerde kan te weeg gebragt, of eenige waarde aan hetzelve bygezet worden. — Dit alles verplicht ons, Ed. Achtb. Heeren! indien onze informatiën, gelyk wy vertrouwen, gegrond zyn, op last onzer Committenten, zo ernftig als eerbiedig, van UEd. Achtb. omtrent het gearresteerde opening te vraagen, ten einde UEd. Achtb., wanneer zy het aan hunne Committenten medegedeeld hebben , en zy door deezen gelast zullen wezen , zulks van den kant der Eurgers, in derzelver naam, te bekrachtigen, volkomen in flaat C 4 te  4-0 kabinet van nederlandsche te ftellen, om, zodra de overige Provinciaals poincten van gelyken in order gebragt, zodra de overige Leden van Staat gereed zullen wezen, ter Staaten Vergadering zulks volledig te kunnen inbrengen, en aan hetzelve de laatfte hand te leggen. Deeze aanfpraak geëindigd zynde, werdt aan Geconftkueerden en Gecommitteerden bericht, dat de Vroedfchap reeds drie Leden benoemd hadt, om hun van alles behoorlyk verflag te te doen. Deeze waren de Heeren haantjens, van ossenberg en verhel. Drie dagen daarna hielden zy eene byëenkomst in de Kamer der Vroedfchap, en gaven de gemelde Regenten kennis, dat, met voorkennis en ten genoegen van Burgers en Inwooners, op eene Raadsbefchryving, by de Meerderheid_ der Leden, een nieuw Reglement op de Regeeringsbeftelling der Stad Wyk by Duurftede was vastgefteld, om nader Staatswyze bevestigd te worden, en hetzelve te doen dienen tot nadere bevestiging van het Conftkutioneele der gemelde Stad. Geconftkueerden en Gecommitteerden dit verflag met genoegen aangehoord hebbende, verzochten daarop verlof om den Trom te mogen doen roeren, en door dit middel de Burgers byëen te doen roepen, ten einde deezen, 't geen nu door de Regeering, by voorraad, was vastgefteld, plegtig mogten bevestigen. Hierin bewilligd zynde, werdt daarop aanftonds door den Heer david bruin, g. z., Luitenant Kolonel der Burgery, daartoe bevel gegeeven. Aangezien het thans een regenagtige dag was, werdt de Gemeente, in ftede van de gewoone verzamelplaats voor 't Stadhuis, in de Groote Kerk ter vergadering opgeroepen. Ten half één  en kleefsche oudheden» één uur was aldaar eene groote menigte Burgers famengevloeid. Na eene behoorlyke fhüte en eendragt verzocht te hebben, deedt de Heer schilge, één der Geconftitueerden, de volgende aanfpraak. eraave medeburgers! ' „ Eindelyk is dan het langgewenscht oogenblik gekomen, dat wy kunnen gezegd worden, onder de vrye lieden eene plaatfe te verdienen. Te vooren waren wy in fchyn vry, maar in de daad kruipende flaaven, dies te meer te beklagen , daar wy waanden niets te behoeven, indien wy llegts met eene gemaatigde geftrengheid beheerscht werden. „ Het heugt u nog, Wykfche Burgers! dat de kinderen wegliepen voor fommige Regenten, — dat bejaarden terug keerden, en eenen anderen weg inüoegen , om den vernederenden blik van eenen trotfehen Aristocratifchen Stadhouderlyken afhangeling te ontwyken. Dat juk hebt gy met uwe harde vuisten verbryzeld, en — die onwaardigen zyn uw gezicht ontvloden, en door geene even verachtelyke even trotfche Aristocraaten, die den Stadhouder tevens met het Volk zouden wenfehen te vernederen, om alles te kunnen inzwelgen, Gode zy lof! vervangen. Neen , Burgers! uwe tegenwoordige Repraefentanten zyn, voor het grootfte deel, waardige Lieden — Mannen van eer en deugd —tot eerbiedige hoogachting, tot uwe gioeijende dankbaarheid, tot de dankbaarheid uwer kinderen gerechtigd. „Uwe Repraefentanten, Wykfche Burgers! hebben u opgeroepen, om uwe bezwaaren teC 5 gens  4-2 KABINET VAN NEDERLANDSCHE gens het fchandelyk Regeerings-Reglement van 1674 intebrengen. — Uwe Repraefentanten hebben de ^ confideratiè'n van Geconflitueerden en Gecommitteerden met uw onbepaald vertrouwen vereerd, door u tot het in orde brengen, het uit den weg ruimen der bezwaaren gevolmagtigd, ingenomen de poincten, het domestiek befluur deezer Stad betreffende, naamlyk, het 3de en 4de Hoofdfluk over den Raad en het Collegie van Gecommitteerden uit de Burgery , vastgefleld, overeen komflig met uwe begeerten ons van alles opening gegeeven, en ons in flaat gefield, om ons jegens u, onze Committenten, van onzen plicht te kunnen kwyten. „ 't Is nu volledig in alles overèenflemmende met uwen wil. 'Er ontbreekt alléén, dat wy, in uwen naam, volgens onzen last, de, dus verre provifioneel gearresteerde poincten, door onze ondertekening bekrachtigen, en door onze openlyke verklaaring in eene Heilige fundamenteele Regeerings- wet voor 't befluur deezer Stad veranderen, om ze in diervoegen aan de Vroedfchap toetevertrouwen, ten einde dezelve, als bevattende uwen gedeclareerden wil, te onderhouden, en te doen onderhouden, zo lang* gy zulks met het welzyn deezer Stad en Burgery beftaanbaar zult keuren. „ Van dit oogenblik, Medeburgers! hebt gy eenen onafhanglyken permanenten Raad. — Op ditoogenblik kuntgy, des verkiezende, het Collegie van Gecommitteerden uit uw midden tot fland brengen. Zoo verre is de groote taak door de medewerking uwer loffelyke Vertegenwoordigers afgedaan, maar meer nog blyft 'er overig. „ De  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 43 'ft De Provinciaale poincten moeten nog vastgefteld worden, en het is onze plicht, onze geeerbiedigde Vertegenwoordigers, in zo verre onze Stad in die poincten belang heeft, op allerlei wyze te fteunen, te fterken. Zy verdienen het dubbel, en, indien al deeze of geene onder hun meer ons beklag en medelyden, dan zelfs onze eerbiedige liefde verdiende, die zullen, dit vertrouwen wy, daar zy niet anders kunnen, daar zy nu den duidelyken wil des Volks kennen, uit een waar eigenbelang het voetfpoor hunner braave Amptgenooten drukken; en dan ook zullen zy ondervinden, wat het zeggen wil, door een vry, door een moedig en onverzettelyk Volk bemind, befchermd te worden. „ 't Is onze plicht, Wykfche Burgers! om op dien voet voort te gaan, als wy hebben begonnen. Wy hebben, het is waar, den eerden Heen gelegd, op welken het gebouw der Burgerlyke Vryheid van deeze Provincie, van deeze Republiek, zal moeten opgetrokken worden; maar 'er blyft nog veel overig. Met ilïl te Haan zouden wy eerlang achteruit deinzen eerlang de klem uit de vuist verliezen eerlang door dien zelfden doodelyken flaap, welke ons haast voor altoos in de armen eens willekenrigen monarchaalen Stadhouders zoude hebben doen nederftorten — worden overrompeld. Wy moeten voortgaan, braave, moedige Medeburgers ! wy moeten — ja ik durve zeggen, wy zullen ons best doen, om kundiger te worden ons best doen, onze kinderen in hunne Rechten en Plichten beter te onderwyzen, ons best doen om den edelen Wapenhandel meer en meer tot volkomenheid te brengen, ten einde in ftaat te zyn, om onze vryheid, onze rechten en bezit- tin-  44 kabinet van nederl andsciie tingen, onze Vrouwen en Kinderen, desnoods, met de wapenen tegens elk en een iegelyk te verdeedigen. Ja, wy moeten, wy zullen ons best doen, om onze kostwinningen te verbeteren, om het gevoel van onze waardigheid als menfehen, als vrye lieden, door onze onafhanglykheid van anderen, niet te verdooven, niet uit te blusfehen. Medeburgers! viert jaarlyks deezen heugelyken dag — duit nimmer den minffcen inbreuk op deeze nu vastgeftelde Wet! — En God zal met ons zyn, en blyven". De Heer schilge deeze aanfpraak geëindigd hebbende, las aan de vergaderde Burgers voor het Raadsbefluit van den drieëntwintigflen van Zomermaand, nevens het nieuw ontworpen Regiement van Regeeringe. Toen vraagde hy, of iemand hunner eenige bedenkinge in 't midden te brengen hadt. Dit eenftemmig met neen beantwoord zynde, fcheidde de Vergadering. Voorts werden Geconftitueerden en Gecommitteerden, in den naam des Volks, gelast, het nieuw Reglement te ondertekenen en te bekrachtigen , zo ras hun een behoorlyk affchrift daarvan ter hand gefield zou zyn, gelyk federt gefchied is. Ten blyke van het genoegen der Burgery over het verhandelde op dien dag, was de Vergaderplaats van het Burger - Genootfchap, tot Zinfpreuk voerende: Van Kluisters wars van Slaverny; de Zinfpreuk is hier, Dood of Vry, dien zelfden avond zeer fraai verlicht. De Meerderheid der Regenten, welke met het Volk ééne lyn trok, verëerde die vrolyke Byëenkomst met haare tegenwoordigheid. Het was zeer nacuurlyk te voorzien, dat, ingevolge de tegenwoordige denkwyze der Wykfche Burgery, het voorheen gemelde befluit der Staa-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 45" Staaten 's Lands van Utrecht, om den Afgevaardigden der Stad uit de Staats-Vergadering te weeren, zo lang men aldaar niet van belluit en maatregelen veranderde, niet onopgemerkt gelaatenzou worden. Geconflitueerden en Gecommitteerden althans waren van oordeel, aan hunnen plicht niet te zullen voldaan hebben, indien zy hun ongenoegen, en dat hunner Committenten, over dien Houten Hap, niet openlyk betuigden, en by de Regeering ten krachtigften aandrongen, om zich tegens het befluit van 't Lands Staaten te verzetten, door het beraamen van gepaste maatregelen, bekwaam om dezelven van ontwerp te doen veranderen. Het Vertoog, 't welk zy, ten dien einde, op den agttienden van Hooimaand des jaars 1785 ter Vroedfchaps- Vergaderinge inleverden, was van den volgenden merkwaardigen inhoud. Aan de Ed. Heeren Blirgeineeste. ren en Regeerders der Stad Wyk by Duurftede. „ Geeven met fchuldigen eerbied te kennen de Geconflitueerden en Gecommitteerden uit naam der Burgery van deeze Stad, hoe zy federt korten tyd door zoo veele duidelyke blyken des belangloozen yvers van UEd. Achtb. voor het welzyn derzelve, zo geheel en al aan UEd. Achtb. en derzelver belangens verknogt, dat zy deeze van hunne eigene onaffcheidbaar keuren , thans , tot hunne onuitdruklyke fmarte. gedrongen worden hun zielsverdriet, en met hetzelve de oprechte gevoelens hunner harten, in den boezem van UEd. Achtb. uitteftorten.' » Dat  40 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „Dat het UEd. Achtb. niet voorkome, als of deezer Stads Burgery, en in derzelver naam Geconflitueerden en Gecommitteerden, in dit oogenblik eenig misnoegen voeden, eenige klagten inbrengen wilden tegens UEd. Achtb.! De Ondergetekenden vinden zich , Gode zy dank! niet in dit geval. Verfchillende denkwyzen mogen eens verfchillende begrippen ten voorfchyn gebragt, en flaande doen houden hebben, Geconflitueerden en Gecommitteerden hebben het genoegen, de betuigingen der vuurigfle dankbaarheid van hun en hunne Medeburgers te vernieuwen ; en de grond van deeze hunne dankbaarheid is de grond van deeze hunne fchuldplichtige eerbiedige demarche. „ Met ontroering — met verbaasdheid — en een byna onbedwingelyk misnoegen, hetwelk reeds zoude zyn losgebarflen, waren Geconflitueerden en Gecommitteerden niet overtuigd, dat UEd. Achtb. gedrag in alles hunne goedkeuring verdiende, en den geflrengflen toets des Rechts doorflaan kpnde, — vertrouwden zy niet op UEd. Achtb. cordaate flandvastigheid, zodra en zo lang zy op de onderfleuning eener tot alles gereede Burgery flaat konden maaken, — met zulke flerke telkens verwisfelende gewaarwordingen, alleen door het bezef, hoe noodzaakelyk de bedaardheid ware, in dit allergewigtigst tydflip, getemperd, vernamen Geconflitueerden en Gecommitteerden, dat Hun Ed. Mog de Staaten deezer Provincie hadden kunnen goedvinden, den Heer Gedeputeerden deezer Stad de fesfie in de Staatsvergadering, en vergadering van Heeren Gedeputeerden te ontzeggen. „ Zitting te ontzeggen aan den Gedeputeerden deezer Stad in de Staatsvergadering en Gede-.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 4? deputeerde Staaten is een inbreuk op de voorrechten van UEd. Achtb., en zulks te doen, om dat UEd. Achtb. de domeflieke bezwaaren afgedaan, en zich in zoo verre van den eed op 't Reglement van 1674 ontflagen hadden , gelyk zy bevoegd en verplicht waren, is tevens een inbreuk gedaan op Stads- en Burger-rechten , welke UEd. Achtb. voor een alweetend God bezworen hebben te zullen handhaven; in welker handhaving elk Burger, volgens zynen Burger-eed, UEd. Achtb. verplicht is tot zynen jongflen levensfnik te onderfleunen. „ Geconflitueerden en Gecommitteerden zien te duidelyk de angstbaarende gevolgen, welke voor deeze Stad, voor der Ingezeetenen Vryheden en Rechten zouden zyn te duchten, indien Hun Ed. Mog. zoo willekeurig, dat 'er geen tweede voorbeeld, zoo lang de Republiek geftaan heeft, is aan te wyzen, dezelve zouden kunnen verminderen, opfchorten , vernietigen; om niet te bevroeden, dat UEd, Achtb. zich verplicht moeten vinden, om zich tegens zulk eene arbitraire refolutie te handhaven ; maar bezeffen tevens , dat het voor UEd. Achtb. van aanbelang is, der Burgeren gevoelens en voornemens kundig te worden , en uit dien hoofde is het, dat Geconflitueerden en Gecommitteerden UEd. Achtb. by deezen verwittigen, dat deezer Stads Burgery nimmer zal dulden , dat hunne achtbaare en waardige Burgervaderen in hunne Rechten verkort, in hunne Perfoonen, in hunne goederen, in de voordeden , met de Posten of Commisfien , welke zy bekleeden, verknogt, benadeeld zullen worden, 't zy onder fchyn van recht, of door openlyk geweld; -ernaar dat zy alles zal opzetten,  48 KABINET VAN NED ER.LANDSCHE ten, om UEd. Achtb. by het vol genot van dit alles , tegens elk en een iegelyk met goed en bloed te handhaven. „ En even ernftig denken Geconflitueerden en Gecommitteerden over hunne eigene, over hunner Medeburgeren belangen, en even volkomen houden zy zich van UEd. Achtb. handhaving van het geen hun dierbaarer is, dan hun leven , verzekerd. Hunne belangens , hunne voorrechten, hangen aan een zyden draad. Hunne belangens hangen van de willekeur af; hunne vryheid, hunne veiligheid is te gelyk met die van UEd. Achtb. op losfe fchroeven gefield, en derzelver vernietiging kunnen, mogen zy niet onverfchillig aanfchouwen. „ Geconftkueerden en Gecommitteerden weeten , wat zy zich zeiven, wat zy hunne Vrouwen en Kinderen, hunne Nakomelingfchap, wat zy aan deeze "hunne Geboortcflad,. aan £antfch Nederland zyn verfchuldigd; en hierom wenden zich Geconflitueerden en Gecommitteerden, uit naam hunner Medeburgers, tot UEd. Achtb., met het eerbiedig, doch ernftig verzoek : „ Dat het UEd. Achtb. behaagen moge, zoo lang die Refolutie van Hun Ed. Mog., met betrekking der zitting deezer \ Stads Gedeputeerden in de Vergadering der ■ • Staaten, zoo wel als in die der Heeren Gedeputeerde Staaten, niet zal zyn ingetrok„ ken, — zoo lang aan deeze Stad hier ora„ trent geen genoegen gegeeven, en den „ Heere Gedeputeerden zyne achterftallen, in„ dien zulks door deeze feitelyke_ ontzegging „ der Vergadering plaats mogt vinden , niet „ vergoed worden, om hoe eer hoe beter „ een plegtig en bondig Protest over deeze  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 49 „ handehvyze van Hun Ed. Mog. ter Staaten ■ Vergadering te doen inleveren , mee „ declaratie van alles, het ^een intusfehen ter „ Staatsvergadering gerefolveerd moat worden „ voor informeel, krachteloos, nul, en van eee„ ner waarde te zullen houden. Vervolgens gelyktydig te declareeren , van zoo lang geene „ 1 rovinciaale lasten ten Comptoire der Provincie » te zullcn inbrengen , maar deeze daadelyk in te „ houden, en ter gocdraaafcing van al'es te zul,, len aanwenden, 't welk Hun Ed. Mog. mogten „ goedvinden terug te houden; met byvoeging „ van alle de gevolgen, uit deezen ongehoorden „ftap van Hun Ed. Mog. te duchten, ter verv antwoording van Hun Ed. Mog. over te laa„ ten,_ — van alles, indien dit niet baatte, aan „ de wtegreerende Leden van 't Bondgenootschap, door eene circulaire Misfive, met den „ geheelen toedragt van zaaken, en verzoek om „ hunne goede officiën by Hun Ed. Mog.; om „ hunne bemiddeling , in zoo verre deeze zaak „ voor c arbitrage kan fuscepdbel gemaakt wor„ den , en by derzelver muslukking krachtdaadi^'dige hulp, of ten minften verhoeding, dat de „Militaire magt, op hunne repartitie ftaand„herwaarts geleid worde, volgens de Art der „ Unie van Utrecht, kennis te geeven , zoo en in„ diervoegen, als UEd. Achtb. het voor 't welzyn „ van deeze Stad, ter handhaving vanderBurge„ ren vryheid en rechten, ter verdediging derge„ fchonden achtbaarheid van deeze Stads Reeeering, het gefchiktfte' zullen keuren; ~ ver„ zoekende alleen nog G^conftuueerden en Ge„ committeerden, dat het UEd. Achtb. verder mo„ ge behagen, om deeze Vroedfchaps-vergad" -ring P ?econtinueeren, tot 'er finaal door UEd. Achtb Vlli. DEEL. D ;?eer;  50 kabinet van neberlakdsche een befluit zal zyn genomen, en hetzelve, door " het oproepen der geheele Burgery , op last van UEd. Achtb. aan hun bekend te maaken, ten ein" de UEd. Achtb. in flaat te Hellen, om te kunnen oordeelen, in hoe verre zy in den nood op „ eene Burgery ftaat kunnen maaken, in welker „ naam Geconflitueerden en Gecommitteerden UEd. Achtb. verzekerd hebben, dat deeze goed en bloed wil opzetten, zoo ter befcherming „ haarer vryheid en rechten, als ter verdeediging van UEd Achtb. en derzelver handhaving". 't Welk doende enz. Terwyl by de Vroedfchap over den inhoud van dit Verzoekfchrift geraadpleegd werdt, ontfiug dezelve eenen Brief van de Gedeputeerde Staaten 's Lands van Utrecht, waar by dezelve te kennen gaven, eenige Heeren benoemd te hebben, om met de Wykfche Regenten in onderhandeling te treeden, en, ware het mogelyk, dezeiven te overtuigen van het onregelmaatige en wederrechielyke van het befluit der Meerderheid, als mede hun te verzoeken, zodanige Heeren ter Staatsvergadering te zenden, die voor alsnog van den Eed zich niet ontflagen hadden geoordeeld, alzo zy de overige daar toe als onbevoegd aanmerkten. Deeze aanfehryving deedt de raadpleegingen der Vroedfchap over het verzoekfchrift der Geconflitueerden en Gecommitteerden afbreeken, én haar tot een gepast antwoord aan Hun Ed. Mog. bepaalen. Welhaast was men hier mede gereed. Op den voorflag van den Burgemeester haantjens werdt op den zesër'tivintigflen van Hooimaand de volgende Brief ontworpen en vast- ge-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 51 gefield, en voorts aan de Vergadering der Gedeputeerde Staaten afgezonden. EDELE MOGENDE HEEREn! Wy hebben wel ontvangen eene Misfive van den 19 July jongstleden, waarby de Heeren UEdMog. Gedeputeerden aan ons te kennen geeven j enz. (Hier volgt de geheele Brief van Hun Ed. Mog., waar van wy hier voor den inhoud opgegeeven hebben.) Wy willen niet ontveinzen, Ed. Mog. Heeren ! dat wy die Misfive tot onze verwondering ontfangen hebben, als wy reflecteeren , „ dat het poinót, raakende dé Magi„ ftraats-beftellingen van Stad en Steden, be„ hoort onder die byzondere poinéten , waar „ mede Geè'ligeerden en Ridderfchap zich niet „ vermogen te bemoeijen, maar verbleeven is aan „Stad en Steden," dermaate, dat UEd. Mog. Gecommitteerden, by derzelver uitgebragt Rapport van den eerflen September 1784, op dat fujet aan UEd. Mog. hebben geadvifeerd, dat de arrangementen en precautiè'n, door de Stedelyke Regeeringen met derzelver Burgeryën gereguleerd en geplaneerd kunnen worden , en daarom dit aan dezelve Regeerders hebben overgelaaten, NB zonder in het Reglement daarvan te mentioneercn, ten welken einde UEd. Mog. aan ons dat Rapport, om ons daaraan te gedragen, hebben toegezonden. Wy hebben dus, in gevolge.het recht aan ons competeerende, bepaald het aandeel , dat onze Burgery in de aanftelling haarer Regenten voortaan zoude en behoorde te hebben, op zodanig eene wyze als overeenkomende is met het voorgemelde aan ons toegezonden Rapport, naamlyk als ter voorkoming van kuiperyD 2 en,  5n K-WSlNET VAN MEDERLASDSCHE en kabaaien, en andere defurdres, meesc gefchikt geoordeeld is. En geconfidereerd dit, op het R°cht onze Stad competeerende, ook aan ons is overgelaaten, zonder dat daarvan in het voorgeichreeven Reglement is gementioneerd , en dienvolgende ook nimmer een objeft worden kan, om in dat Reglement te infereeren, hebben wy by het applaneeren van hetzelve geoordeeld, dat, daar wy met onze Burgery het recht en de magt hadden, om hetzelve te reguleeren en te applaneeren , en dat de vooriiemmende Leden , even weinig als de andere Steden zich daar mede konden of vermogten te bem'oeijen, dat wy dan ook volkomen bevoegd waren, om, voer zoo verre die arrangementen en yastftellingcn betref en, het Reglement van den iaare 1674 buiten werking te ftellen, en onze ÈurP-ers daadelyk te ftellen in dat genot der aanftelllng van hunne Regenten , op zodanig eene wyze als UEd. Mog. door het voorfchreeven aan ons toegezonden Rapport avouëeren, dat wy gerechtigd en bevoegd waren. Wy hebben ons wel gewacht éénen ftap, hoe gering ook, verder gegaan te zyn, als het Recht, dat UEd. Mog. mtdruklyk aan Stad en Steden toegekend hebben. Wy hebben daarin geenszins op eene irreguliere of onwettige wyze geprocedeerd, ten ware UEd. Mog. dit zouden gelieven te vinden daarïn, dat onze Refolutie met meerderheid van ftemmen zoude genomen zyn ; — doch dan, het zy ons gepermitteerd het reguliere van die conclufie temogen adftrueeren, uit alle zodanige bdluiten, als Ter Vergadering van UEd. Mog., met eene disfentieerende meerderheid, genoegzaamfederteen reeks van tyden zyn genomen, zonder dat men immer heeft beweerd, dat de Leden van de luc- cum-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 53 cumbeerende minderheid daarom decompetentfte en gefchiktfle Leden, ter Vergadering van UEd. Mog. by praaferentie van de prevaleertnde meerderheid , behoorden gecommitteerd te worden. UEd. Mog. zullen ons gelieven te excufeeren, dat, daar wy, als integreer ende Leden van de Souver aine Vergadering deezer Provincie, in onze alleen pure en zuivere domeftieke Stads Regeerings-BeHelling niets anders gedaan hebben, dan het geen regulier, wettig is, en aan ons toekomt, zonder daar door eenige de allerminfte atteinte te hebben toegèbragt aan het fubfistcerend Provinciaal Reglement, waarover de befchryving regens den tienden Augustus eerstkomende is uitgegaan , zo zullen UEd. Mog. ons wel gelieven te excufeeren, ons daarover met eene Commisjie, op de gronden by voorgemelde Misfive van UEd. Mog. Gedeputeerden ter nedcrgefield, in eenige conferentie te kunnen komen, alzo zodanig eene conferentie op die gronden by ons van geen vrucht zoude kunnen zyn, nadien wy, wel verre dat wy van oordeel zouden zyn, dat onze handelwyze in deezen zoude aanloopen tegen de Rechten van deeze Provincie, vertrouwen van geen ander Recht gebruik gemaakt te hebben, dan van dat Stedejyk Recht, waarby wy en onze Burgers, door UEd. Mog., uit hoofde van den eed op het Reglement van Anno 1674 , behooren gehandhaafd te worden. Wy verfeeren dus in dit vertrouwen, dat UEd. Mog. ons en onze Burgeren by dat recht wel zullen gelieven te conferveeren , en dus onaangezien hetzelve, en het gebruik dat wy daarvan op de begeerte van onze goede Burgery gemaakt hebben, gelet hetzelve alleen van het nog fubfisteerend Provinciaale Regeerings-beftel is, onze Stad ook wel zullen gelieven te bewaaren D 3  54 kabinet van nederland sche by dat Recht, het welkfalva omnireverentia in het vermogen Van UEd. Mog. niet zoude zyn, om, als een Lid van UEj. Mog..fouveraine Vergadering, haar daarvan te ontzetten, of paaien te (lellen", en dus, dac UEd. Mog. in de Vergadering van Staaten zullen gelieven te ontfangen zodanigen Gecommitteerden, als, in den Provinciaalen Eed ftaande , door ons zal worden afgezonden, terwyl wy in een contrarie geval ons verplicht oordeelen, voor onze Stad en Burgery, tot behoud van onze Rechten en Voorrechten, te protesteeren , zo tegens die refolutie by UEd. Mog. ter laa'fter Staaten Vergadering genomen, als die UE i M ;g. in deezen nader zullen neemen, ten einde ons en onze Burgery daar tegen te maintineeren, zodanig als wy , uit hoofde van ons Recht, vermeenen zullen te behooren. Hier mede", enz. De Gedeputeerde Staaten den Brief van Wyk ontfangen enoverwoogenhebbende, beantwoordden dien, drie dagen laater, in de volgende bewoordingen. EDELE, ERENTFESTE, VROOMe! „ Ter Vergaderinge der Heeren Staaten is den 27 deezer ingekomen en geleezen UEd. Misfive van daags te vooren, houdende beklag wegens het gerefolveerde ter Vergadering van hoog gemelde Heeren Staaten op den 15 deezer, met relatie tot hetgeen wy, by onze Misfive van den 19 daaraanvolgende, breeder aan UEd. hebben te kennen gegeeven, en hebben Hun Ed. Mog. ons wederom geauthorifeerd, UEd. te in- for.  EN KLEEFSCriE OUDHEDEN. J5 formeerën, dat Hun EJ. Mog. niet weinig zyn gefurpreneerd, by gemelde UEd. Misfive te zien nedergefteld, dat het poinét der Magiftraats - beftelling was gebleeven aan de refpeétive Magiftraaten, en dus ook UEd., in_zoo verre, dat qe verdere Leden van Staat, en alzulks defuuveraine Vergadering deezer Provincie, d.iarm^de niets te doen zouden hebben , en het in tegendeel v^ftaan aan de Magiftraat vmlVyk zich ten deezen opzichte van de nakoming van het Provinciaale Reglement der Regeeringe van den jaare 1674 te ontdaan, en van den eed, deswegens afgelegd, te dispenfeeren, en dit wel op fundament, dat by het uitgebragt rapport d.r Hetren Gecommitteerden den eerflen September 1784 zulks zoude zyn vastgefteld, zonder in het Reglement Reformatoir daarvan ietwes te mentioneeren, en ten welken einde dat Rapport aan UEd. onder anderen zou zyn toegezonden , betuigen niet te begrypen, hoe UEd. zodanige pofuien hebben goed gevonden ter neder te ftellen, daar immers UEd. niet kunnen onkundig zyn, dat het gemelde rapport nimmer in eene Staats - refolutie is veranderd, maar alleen ingediend als een Ad-,, vis, van hetwelk Hun Ed. Mog. zodanig gebruik zouden kunnen maaken, als zullen vinden te behooren; in geval Hun Ed. Mog., na ontfang der gevraagde Confideratien van zyne Doorluchtige Hoogheid, mogten oordeelen eenige nadere fchikkingeri en veranderingen omtrent het, Reglement op de Regeeringe te introduceeren. Dus UEd., zoo lange Staatsgewyze geene fchik-; kingen deswegens zullen gearresteerd zyn, uit. hoofde van een gedaan rapport en ad vis van eene, Staats • Commisfie, geen recht ter waereld is geboren , om zich van den eed , op welke alle ReD 4 gen-  56 KABINET VAN NEDEREANDSCHE genten, ter Vergaderinge van Staaten, in de Regeering deezer Provincie zyn geadmitteerd geworden , te omflaan, ten zy dan dat even daar door inhabiel wilden worden in de Regeeringe te continuëeren. En naardien wel uitdruklyk in denzelven eed is gefield, datikmedeponStuëlykzal obferveeren en nakomen het Reglement nopens het bejlel en beleid van de Provinciaale Regcering, in den jaare 1674. ter Vergaderinge gearresteerd enz. zoo ipreekt her v,n zeiven, dat, zoo lang deeze eed niet is vu-anderd, ofte eenige fcbikkingen Staatsgewyze daaromtrent gearresteerd zyn,' niemand eenige fesfie ter Vergaderirg van Hun. Ed. Mog. ofte de Heeren ordinaris Gedeputeerden kan behouden of bekomen, welke zich-, niet in allen deele aan denzelven eede meent te' moeten houden, zynde het geheel andere zaaken een Advis deswegens ter Vergaderinge uittebrengen , ofte conform zodanig advis eenige fchikkingen vastteflellen, - zulks het in deezen mets ter zaake doet, of di'e Refolutie binnen Wyk met eenpaarigheid, dan met meerderheid is genomen geworden, dan voor zoo verre die Leden, welke zich niet voor ontflagen hou-' den van den eed, van welke zy ook by hunne Mede- Regenten , buiten concurrentie van de overige Leden van den Staat, niet hebben kunnen ontflagen worden, alsnog in denzelven eed flaande, ook even daar door kunnen behouden of bekomen eene fesfie, waarvan de overige Leden zich zeiven hebben geëxcludeerd. UEd. zullen dus gelieven te verneemen, dat het niet de Minderheid is, welke bevoegd is, om aan de Provinciaale Regeering deel te hebben , maar alleen diegeenen, welke zich aan de Wetten en Reglementen der Provincie verbonden  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 5? den rekenen , en daartoe zich verplicht achten hunnen eed te obferveeren, mitsgaders zodanige Schikkingen, op welke deeze eed Staatsgewyze is vastgefteld : en vertrouwen wy, dat UEd. by nadere overweeging van zaaken zelfs zullen moeten oordeelen, dat niemand als Lid der Regeering kan worden erkend, dan die zich teffens onderwerpt aan de conditie, waarop hy tot de admisfie van dezelve is toegelaaten, zulks wy dan alsnog moesten inhaereeren, hetgeen by onze bevoorens aan UEd. toegezondene Misfive is vervat; terwyl wy teffens gcauthonfeerd zyn , denzelven te communiceeren, dat de Heeren Staaten ook eenpaarig hebben geperhsteerd by het voorige door Hun Ed. Mog. gerefolveerde, en verhoopen, dat UEd. de handelwyze, by de Meerderheid der Magiitraats Leden binnen Wyk te Duur/lede gehouden, by nadere reflexie wel zullen aanmerken, als tegen alle orde aanloopende, waarvan de Heeren Hun Ed. Mog. Gecommitteerden vertrouwen dezelve nader te zullen kunnen overtuigen; en dat UEd. inmiddels wel zodanige Heeren,zoo ter onzer Vergadering als die van Hun Ed. Mog. de Heeren Staaten, zullen geheven te committeeren , welke zich ftiptelyk aan den eed, by alle Regenten, wanneer aldaar zyn geadmitteerd, afgelegd, verbonden rekenen. Hier mede enz. Die van Wyk hielden zich te wel overtuigd van de rechtvaardigheid hunner zaake, vonden te veel fteuns in de goedkeuring, met welke de Burgery hunne befluiten en maatregelen hadt bekrachtigd , om door ffil te zwygen dit antwoord E> 5 on-  58 KABINET VAN NE DERLANDSCHE ongemerkt te Jaaten gelden. Slegts weinige da. gen na den ontfangst des Briefs van de Staaten, in het begin van Oogstmaand, zonden ze de volgende Misfive tot wederantwoord op denzelven. EDELE MOGENDE HEEREN! „ Het heeft UEd. Mog. beliefd, ons door de Heeren, DEd. Mog. ordinaris Gedeputeerden, te doen refcribeeren op onze Misfive, ter laatfte Vergadering van UEd. Mog. ingekomen, waarby aan ons wordt voorgedragen UEd. Mog. furprife, over het by onze Misfive ter nedergèftelde, dat het poinét der Magiilraats - beftellmg vyas verbleeven aan de refpective Magiltraaten , en dus ook aan ons in zoo verre, dat de verdere Leden van Staat, en alzulks de fouveraine Vergadering deezer Provincie, daar mede niets te doen zouden hebben. „ Het moeit ons, Ed. Mog. Heeren! dat wy van gelyke onze furprife over het contrarie gevoelen van UEd. Mog. moeten te kennen geeven, als wy, voor zoo veel onze Stad een integreerend Lid van de fouveraine Vergadering deezer Provincie was, ons nimmer in het verbond van Unie hebben begeeven, als onverminderd en met voorbehouding van onze Stad èn Ingezeetenen van dien, derzelver fpeciaale en particuliere Privilegiën, Vryheden, Exemtien, Statuten, loffelyke en welherbragte Costumen, Ufantien, en alle andere onze Gerechtigheden, waarby wy ons dan ook by vervolg hebben gemaintirmerd, als wy by de articulen, gefloten tusfchen Geeligeerden en Ridderfchap deezer Provincie, den 13 February 1587, nevens de Stad Utrecht, en verdere Steden, expresfelyk hebben bedongen  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 59 gen, dat Geeligeerden en Ridderfchappen hen niet zullen bemoeijen met het ftellen van de Magiftraat in deeze Stadj mitsdien de Magiftraatsbeftelling, met hetgeen daaraan dependeert, nimmer gebragt is tot de bemoeijingen van UEd. Mog., het zy men de Leden van ÜEd. Mog op zich zeiven, of te famengevoegd, befchouvve; maar in deeze Stad, even als de Stad Utrecht, dit poinct aangaande, zodanig gebleeven by haare oude Rechten en Wetten, dat zy tothetmaintien in dezelve zeer te recht van L.Ed. Mog. heeft gereclameerd den eed op het Reglement van den jaare 1674, waar by wel uitdruklyk is bezworen, om de drie Leden van Staat, waar van deeze Stad een integreerend Lid is, by derzelver Privilegiën, Handvesten, en Gerechtigheden, als ook by de oude wettige en welherbragte Costumen, te zullen voorftaan, defendeer^n en handhaven. „ Wy herhaalen derhalven, Ed, Mog. Heeren ! onze furprife, dat UEd. Mog. tegens onze Stads Rechten en Privilegiën aan, het fouverain gezag van UEd. Mog. Vergadering zouden begrypen te willen extendeeren over ons Stedelyk Recht, concerneerende als voorsz. onze Magiftraats-beftellingen, waartoe onze Stad en derzelver Burgeren en Ingezeetenen zoo zeer in haar geheel zyn gebleeven, dat wy onder geen ander verftand, dan dat het UEd. Mog. volftrekte meening was, om ons daarby te zullen bewaaren en handhaven, het aan ons toegezonden Rapport nopens het Concept-Reglement reformatoir, hebben ontfangen', en inziende, bevonden, dat, hoe zeer hetzelve als een Advis zoude kunnen befchouwd worden, om daarop eerst, na ontfangst der gevraagde Confideratien van zyne Hoogheid, Staats-  6o KABINET VAN NEDERLANDSCIIE Staaiswyze gerefolveerd te worden, in hetzelve Rapport ofce Advis wel duidelyk onderfcheiden zyn die zaaken, welke tot het algemeen Provinciaale Regeerings - beitel behooren, en die, welke als domesuek zodanig ter befteliing en - pk* neering van de Magiftraaten ofte StedelykeRegeennge, met derzelver ;Burgeryen, behooren overgelaaten te worden, zonder daarvan in het Reglement te mentioneeren; en dat dus twee zaaken, van den anderen onderfcheiden daarïn ook duidelyk gefepareerd zyn voorgefteld; dat wy ons, wat het applaneeren van onzer Burgeren bezwaaren betreft, als onder anderen ook is het reguleeren van onze Stedelyke Magiftraatsbeitelhng, alsnog vertrouwen ons niet bedrogen te kunnen vinden in de intentie en daarby uitgedrukte meening van UEd. Mog., om ons daartoe bevoegd te houden, en dus aan UEd. Mog. toekennen de toegenegenheid, welke UEd. Mog. aan ons, als integreerende Leden van Staat, plegug by Eede beloofd hebben, te zullen praesteeren, daarby hand te houden, en te maintineeren. „ Dan moeit het ons zeer, dat UEd. Mog. Heeren Gedeputeerden aan het oogmerk der toezending van dat Rapport een geheel anderen zin, voor zo veel ons Stedelyk Recht betrefc, trachten te geeven, hoe zeer wy by onze Misfive ter voorkoming van hetzelve duidelyk hebben vertoond , dat wy in deezen niet uit krachte van het Rapport, maar uit hoofde van het toegezondene Rapport, ingevolge van het recht, aan ons competeerende, hebben bepaald het aandeel, dat onze Burgery in de aanüeJJing haarer Regenten voortaan zoude behooren te hebben, en hetwelk aan ons, als vooren gezegd, by Rapport ea Advis wordt toe-  'jEN KLEEFSCHE OUDHEDEN,. 6"l toegekend, dermaate dat de uitöeffening van dac Recht ook nimmer een object worden kan, om in dat Reglement te infereeren, zonder dat aan onze verrichtinge obfteeren kan de eed, op welken UEd. Mog. Heeren Gedeputeerden ftellen, dat alle Regenten ter Vergaderinge van Staaten in de Regeering deezer Provincie zouden zyn geadmitteerd geworden , en waar toe gemelde UEd. Mog. Gedeputeerden ons voorhouden, dat wel uitdruklyk in denzelven eed zoude zyn gelleld, dat ik mede poncluëlyk zal obfervseren en nakomen het Reglement nopens het be/lel en beleid van de Provinciaale Regeering, in den jaare 16/4. ter Vergaderinge gearresteerd; dan Ed. Mog.. Heeren! is het juist deeze eed, welke wy in onze verrichtinge ons hebben onder het oog gehouden , als wy begreepen hebben, dat onze eed alleenlyk disponeert wegens de obfervantie en nakoming van dat Reglement, nopens het beitel en beleid van de Provinciaale Regeering, en geenszins van de particuliere Stedelyke Regeering, welke laatstgemelde altoos in deeze 'Provincie by de Regeeringsleden op derzelver aankomen, niet Staatswyze, maar alleenlyk Stedelyk, te vooren by de Magiftraaten van de Steden is geprsesteerd en afgelegd, en de eed op het beleid van de Provinciaale Regeering, (als gefepareerd van die der Magiftraats- beflelling) by de Regeerings-Leden wordt geprsesteerd dan, wanneer zy ter Vergadering van Staaten werden toegelaaten, — wy' dus niet begrypen kunnen, hoe het mogelyk is, dat UEd. Mog. Heeren Gedeputeerden aan den Provinciaalen eed eene andere extenfie komen te geeven, als met de natuur en het oogmerk van den eed, en verders ofte anders niet, overeenkomt, daar het immers ken-  6Z KABINET VAN KEDERLANDSCHE lcennelyk is, dat de Heeren Regeerders der Stad Utrecht,: by alle byzondere voorvallen en omHandigheden , hunnen Stedelyken eed hebben geamplieerd, gedresfeerd, en gecorrigeerd, zo als zy oordeelen te-behooren, zonder daarïnne UEd. Mog ofte iemand te moeijen; zo als het Stads Plakaatboek daarvan de bevvyzen oplevert, en thans nog tot een eclatante ftaal of preuve verftrekt de ligting van alle die notabele pasfagien uit den eed , waarvan de Heeren Regeerders derzelver Stad by Misllve , afgezonden den 23 September 1783, aan zyne Doorl. Hoogheid kennis hebben gegeeven, en welke nevens het antwoord van zyne Hoogheid daarop met den publieken druk zyn gemeen gemaakt. En is het niet eene openlyk bekende zaak, dat de Regeerders der Stad Amersfoort tot hier toe hebben geacquiefceerd in een Reglement of Articulen van Regeering, door den overledenen Heer Stadhouder aan hen voorgefchreeven den 12 December 1750, en federt ingevoerd, en waarop alle Heeren Regenten van die Stad beëedigd zyn, zonder dat UEd. Mog. tot hier toe begreepen hebben, dat iemand van de Regenten van de Stad Utrecht, of van de Stad Amersfoort, daar door inhabiel zou zyn geworden, om te continueeren in het Provinciaal Regeeringsbeftuur, veel min, dat UEd. Mog. daarom begreepen hebben, iemand van die Stads Regenten uit de Vergadering van UEd Mog. te weeren; in tegendeel hebben UEd. Mug. begreepen, dat het een en ander is concerneerende der Steden domeftieke Magiftraatszaaken en beftellingen, en daarom hetzelve, als flrekkende tot nut en welvaren van Stad en Burgery, (zo als de Magiltraat der Stad Utrecht zich in boven*  SN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 63 vengera. brief aan Zyne Doorluchtige Hoogheid uitdrukt) welke by ons de hoogde wee moet zpu onverminderd, zonder eenige infpraak of bt> moeijing van UEd. Mog. hebben iaacen uitoeffenen, en waarïnne onze Stad met de andera Steden een gelyk recht heeft, zo dat zy in alles, wat het puure domeftiek van Stads Regeeringsbeftel en Stads bewind betreft, niemand (en dus ook, behoudens UEd. Mog. waardigheden en achting) geene der drie Leden van UEd. Mog. het zy famengevoegd, of gefepareerd, boven zich als Souverainen erkennen, dan alleenlyk God en het Folk. „ Hetwelk wy te meer verplicht zyn te avanceeren, als in onzen Stedelyken eed 'geene de alderminfte mentie, hoe ook, van obfervatie van het Reglement van 1674 wordt gemaakt; even min als zulks voorheen in den eed van den Raad der Stad Utrecht worde gevonden. „ Wy vertrouwen dies in gevolge van een ons en onzen Burgeren bevoegd en competeerend Recht, voor zoo veel onze Stads domeftieke Regeerings - beitelling betreft, eene verandering in onzen Stedelyken eed, concernee* rende de Magiftraats-beitelling, te hebben kunnen en mogen maaken, zonder dat die verandering op eenigcriei wyze praejudicie kan aanbrengen in het waare en alleen bedoelde oogmerk , waartoe de refpeótive Regeerings - Leden, ter Vergadering van Staat, tot den eed op het Provinciaal Regeerings-Reglement worden toegelaaten: en voor zoo verre wy daaraan by erreur eene breedere extentie mogten gegeeven hebben, als niettemin met het waare oogmerk van dezelve, en het Recht onze Stad  Ö"4 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Stad en derzelver Burgeryen ontegenzeggelyk toekomt, — zo kan daaruit vooral tegen onze Stad en het Recht, dat de Burgery ten fine van repraefentatie ter Staats-vergadering toekomt, geene argumenten, hoe ook, opgemaakt worden , als in deezer Stads notoir en inaliënabel Recht alleen in confideratie komt, in zoo verre, dat offchoon eenige Leden van de Regeering het oogmerk van den Staats-eed mogten oordeelen op eene andere wyze te moeten°begrypen, als de Meerderheid der jegenswoordige Leden van onze Magiftraat, en dus met UEd. Mog. Gedeputeerden eens in dat erroneufe be* grip verfeerden, dat dezelve eed zoude moeten befchouwd worden te zyn als eene conditie ," waaraan_ ieder Lid der Regeering, om zich tot de admisfie van de Staatsvergadering toegelaaten te zien, zich onderwerpt, — dit tegen Stads en der Burgeren notoir Recht nimmer in aanmerking komen kan, als het een Regent op geene wyze toegelaaten is, om in zyne qualiteit als Repraefentant van deeze Stad , en alzo egaal en gelyk zynde met alle de byzondere Leden, compofeerende UEd. Mog. Vergadering, zich te onderwerpen aan een Reglement, diametraal aanloopende tegen het Recht en oppergezag deezer Stad , in den haaren zo notoir competeerende, en het 'er dus niet op behoort aan te komen, wat uitlegging een of ander Regent, en ook UEd. Mog. zelve, aan den eed op het Provinciaal Regeerings - Reglement zouden vermeenen of oordeelen te willen ceeven; maar dat alleenlyk in aanmerking moet komen , welke uitlegging daaraan overëenkomllig aan Stads- en Burger-Rechten en Privïlegien behoort en moet gegeeven te worden, als  en kleefsche oudheden. (SS ais wy begrypen, dat een Eed niet contradictoir aan zich zeiven behoort te zyn, hetwelk ontegenzeggelyk is; zo wanneer men in het begrip van UEd. Mog. Heeren Gedeputeerden zoude willen komen; als het niet kan wederfproken worden,dat zoo onmiddelyk by het opleezen van den Provinciaalen Eed, voor zoo verre deeze Stad een integreerend Lid van UEd. Mog. Souveraine Vergadering uitmaakt, door alle de Leden bezworen is, en NB. alle Privilegiën, Handvesten, en Gerechtigheden van' dezelve, als een Lid van Staat, zoo wel als haare oude Wetten en welherbragte Costumen, te zullen voorftaan, helpen defendeeren en handhaven, mitsdien de Periode, waarop UEd. Mog. Heeren zich gelieven te fundeeren, nimmer anders dan gefubördineerd hieraan kan begreepen worden, en dus, dat de punctuëlyke obfervatie, en 't nakomen van het Reglement van 1674, nooit moet uitgelegd worden, in te loopen of te contrariëeren aan de notoire Rechten, de drie Leden van Staat, ieder op zich zelve, en dus ook deeze Stad in het byzonder competeerende. „ Waarom het ons onbegrypelyk voorkomt, dat UEd. Mog. Gedeputeerden, zonder reguard te neemen, dat onze Stad, als integreerend Lid van Staat, een zoo goed recht competeert als eenige van de byzondere Leden van Staat, en daarïn met dezelve volkomen gelyk ftaat, en parallel is, een argument willen opmaaken uit eene prsatenfe conditie, welke nimmer geëxteerd heeft, en zo dezelve by erreur eens geëxteerd mogt hebben , alsdan uit hoofde van het inaliënabelst recht, aan deeze Stad toekomende, door eene onwettige daad van haare Gecommitteerden, nog geene prasjudicie, hoe ook, zoude VIIÏ. deel. E heb-  66 KABINET VAN KEDE11LAN2SCHE hebben kunnen aangebragt worden; en daarom is het, dat wy ons over die zoo finguliere uitdrukking, relatief tot het argument, opgemaakt uit de toelaating ofte admisfie, niet genoeg kunnen verwonderen , als wy, daarby ftilftaande, niet hebben kunnen begrypen, dat zulks vloeide uit de pen van UEd. Mog. Gedeputeerden, ondertekend door een Burgemeester der Stad Utrecht, en dus voortkwam uit Leden van eene Commisiïe, welke in allen gevalle in aanmerking zouden genomen hebben, dat hunne Misfive, en de middelen van dien, waren ingericht tegens eene Stad en Burgery, welke tot de Souveraine Vergadering deezer Provincie even zeer gerechtigd, en een zoo goed recht hadt, als eenig Lid van Staat, en tot de beftelling over haare eigene domestieke Rechten en Privilegiën een zodanig bevoegd recht hadt, dat, wel verre om zich daarin te fubmitteeren aan eenige willekeurige ofte overftemmige dispofitie van haare medeintegreerende Leden, zy integendeel gerechtigd en bevoegd zyn, het maintien in alle dezelve, van UEd. Mog., als een recht, hun competeerende, te eifchen, en op den Eed van UEd. Mog., aan hen mede gedaan, allerërnftigst af tevorderen , gelyk zy zulks by deezen op het allernadruklykst doen, met inhsefie van hun voorig Declaratoir, dat zy over Rechten, hun zoo notoir competeerende, buiten ftaat zyn , om daarover met de gedecerneerde Commisfie , voortvlo. ijende uit UEd. Mog. als derzelver medeintegreerende Leden, in eenige conferentie te kimnen treeden, als wy ons met UEd. Mog., die in deezen als Leden van Staat geconfidereerd, niet meerder dan wy, ofte wel onze Stad en Burgery zyn, in praejudicie van onze Stad en der  en kleefsche oudheden. 67 der Burgeren Recht, als Medeleden van "Staat, in geene onderhandeling ofte conferentièn, welke by wyze van authoriteit, om ons aan dezelve, ten onrechte aangemaatigde fuperioriteit, zoo mogelyk te fubmitteeren, gedecerneerd zyn, in eenige onderhandeling, hoe ook, kunnen inlaaten, maar dezelve, als nog moeten blyven declineeren, en UEd. Mog. verklaaren, dat wy den flap van UEd. Mog., waarby onze Gecommitteerde, niettegenffcaande het recht, onze Stad en Burgery, als integreerende Leden van Staat, competeerende, buiten de Vergadering van UEd. Mog. gehouden is, als een onwettige inbreuk op onzer Stads Rechten en Privilegiën befchouwen, en waartoe UEd. Mog., zoo te famen, als ieder Lid in het byzonder, onbevoegd zyn, en wy daartegens alsnog niet alleen protesteeren , maar UEd. Mog. Befluiten, ten onzen reguarde, voor onwettig, en aan welker nakoming en voldoening wy ons nimmer zullen houden, verklaaren; en bovendien op het allerferieuste betuigen, zo UEd. Mog. onzen Afgevaardigden gelieven te blyven refufeeren , dien wy gelast hebben, van het Recht, onze Stad competeerende, gebruik te maaken, en zich daarin te handhaven, dat wy alsdan, tot foutiën van ons Stads Recht, zodanige middelen zullen by de hand neemen, als wy als een mede-integreerend Lid van Staat, tot maintien van dat ons indisputabel Recht, zullen oordeelen te behooren. „ En hiermede beveelen wy UEd. Mog. in de befcherming van God Almagtig, en blyven" enz. Genoegzaam algemeen was het gevoelen, dat de Heeren franciscus adkianus van DER KEMP en P. C CHASTELEIN, boven E % reeds  ÓS KABINET VAN N E D E R L AN D S C II E reeds vermeld, rykelyk deel hadden aan het ontwerpen en opftellen deezer Stedelyke papieren. Inmiddels is het zeker, dat deeze beide Heeren zich meestal binnen Wyk te Duurftede ophielden , en met Leden van Regeeringen, en ma Geconftkueerden en Gecommitteerden , eenen zeer gemeenzaamen omgang hadden, en veelvuldige conferentiën hielden. Geduurende dit alles verfpreidde zich een fchrikbaarend gerucht door de gantfche Stad. Men luisterde elkander in 't oor, en het liep voort van mond tot mond, datKrygsvolk naar de Provincie in aantogt was, met oogmerk om de begeerte der Staaten klem "by te zetten, en de Wykenaars tot onderwerping te noodzaaken. Schoon men naderhand ontdekte, dat dit gerucht een valsch en verdicht uitflrooifel was geweest , floeg men 'er echter op dien tyd geloof aan, en nam, ingevolge van dien, gepaste maatregelen. De Vroedfchap vergaderde buitengewoon; de Krygsraad hieldt eene byëenkomst; men maakte de noodige Schikkingen op het bewaaken der Stads poorten , en men vaardigde eindelyk eenen nadruklyken Brief aan de Gedeputeerde Staaten af. Daar benevens liet de Regeering van Wyk, omtrent deezen tyd, eene circulaire Misfive aan de overige Steden des Lands van Utrecht, naamlyk Utrecht, Amersfoort, Rhccnen, en Montfoort, afgaan. In deezen Brief beklaagde zy zich ten fterkflen, over het niet toelaaten van Afgevaardigden haarer Stad ter Staatsvergadering,"ja, dat zelf de Stad ter gemelde Vergadering niet befchreeven werdt. Eindelyk liet de Wykfche Regeering den Bondgenooten desgelyks haar misnoegen blyken over het onlangs voorgevallene, naamlyk het inrukken  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. Óp ken van Krygsvolk binnen Amersfoort, en nam tevens het befluit, om by de Provinciën Holland, Friesland en Overysfel, ter wier betaaling dit Krygsvolk ftondt, op het terug ontbieden van hetzelve ten fterkften aan te dringen. Schoon het nieuwe Regeerings-Reglement tot nog toe niet Staatelyk bekrachtigd was, werdt echter in Wynmaand des jaars 1785 voor de eerfte maal gebruik van hetzelve gemaakt. Volgens één der Artikelen, daarin voorkomende, zouden uit de Compagniën zestien Burgers tot kiezers gekoren worden , om vervolgens eene Nominatie van een dubbeld getal Burgemeesteren uit te brengen: zo als thans gefchiedde. Ter gelegenheid van het zenden deezer Nominatie, als mede die der Schepenen, aan den Stadhouder , werdt men tevens te raade, Zyne Hoogheid een gedrukt Exemplaar van het nieuwe Reglement te doen toekomen, om tot derzelver naricht te dienen. Doch men liet thans na eene lyst der Raaden te zenden, naardien de beflelling van Zyne Hoogheid, op het aanblyven of veranderen van dezelven, volgens het nieuwe Reglement, voortaan afgefchaft was. _ De Nominatie, vergezeld van eenen Brief, houdende verzoek van uit dezelve^ de Electie te willen doen, aan Zyne Hoogheid gezonden zynde, werdt deeze daardoor ten uiterften misnoegd, en betuigde daarop, in eenen Brief aan de Heeren Gedeputeerde Staaten der Provincie, op den negentienden van Wynmaand te Utrecht buitengewoon vergaderd, zyn hoogfte ongenoegen deswegens. De Stadhouder beklaagde zich in denzelven over den inbreuk, door deeze informeele Nominatie op de Regeerings - Conftitutie 's Lands van Utrecht gemaakt, als mede over E 3 den  70 KABINET VAN N E D E R L A N D S CII E dt-n indragt, door het voorflellen van het nieuwe Reglement te Wyk, op de Rechten en Pra> eminentien, by het Regeerings-Reglement der Provincie aan de Stadhouderlyke waardigheid verknogt, by welke Zyne Hoogheid dienvolgens verzocht gehandhaafd te worden. En vermits Zyne Hoogheid verklaarde, uit eene zodanige informeele Nominatie van Eurgemeestcren geene verkiezing te kunnen doen, verzocht dezelve aan de Staaten, dat de Regeering van Wyk genoodzaakt mogt worden, eene andere Nominatie aan hem Stadhouder te doen toekomen, ten einde daardoor in flaat gefield te worden, om op etne wettige wyze eene verkiezing van Burgemeesteren en Schepenen te kunnen doen. Eindelyk verzocht Zyne Hoogheid in gemelden zynen Brief aan de Staaten, dat dezelve, uit aanmerking der nabyheid van den twintigflen van Wynmaand, den gewoonen dag der Regeeringsverandering te Wyk, de Wethouderfchap dier Stad op den tegenwoordigen voet geliefde te continuè'eren , tot dat Hun Ed. Mog. zodanige Schikkingen gemaakt zouden hebben, als ter handhaving van de Provinciaale Regecringsgefleldheid in 't algemeen, en van de rechten e-n praeëminentien der Stadhouderlyke waardigheid in 't byzonder, noodig geoordeeld zouden worden. De Heeren Gedeputeerde Staaten deezen Brief overwogen hebbende, befloten deeze zaak te brengen ter Staatsvergadering, welke tegen het begin van Slagtmaand befchreeven werdt; en om tevens een affchrift van gemelden Brief aan de Regeering van Wyk te zenden, met by voeging dat, ter voorkoming van Regeeringloosheid, raadzaamst geoordeeld was, de tegenwoordig in dienst  en kleefsche oudheden. 71 dienst zynde Burgemeesteren en Schepenen te iaaten aanblyven, tot dat d.swegens, by de Heeren Staaten der Provincie, nadere Schikkingen gemaakt zouden zyn. De Burgery hiervan kennis bekomen hebbende, vergaderde op den twintigften van Wynmaand, den gewoonen dag van de verandering der Regeering, vóór het Stadhuis, Het Collegie van Gecommitteerden, onder welke zich thans ook bevondt de Heer en Mr. a_ de nvs, verzocht, dat aan hun , zo wel de Brief van de Staaten als dien van den Stadhouder, ter hand gefteld mogten worden. Dit hun verzoek ingewilligd zynde, deelden zy den inhoud mede aan de Burgery, welke hierop verklaarde, het nieuw gemaakt Reglement te willen doen ftand houden en handhaven; protesteerende wyders tegen allen indragt op der Stads Rechten, zo door de Staaten, als door Zyne Hoogheid, gelyk mede tegens het continuè'eren der thans dienende Regenten. Intusfchen begon het gerucht meer en meer algemeen te worden, en geloof te vinden, dat men iets gewelddaadigs tegen Wyk in den zin hadt. Hierom wendde zich het Genootfchap van Wapenhandel, uit zestig Man beftaande, tot dat van Utrecht, met ernftig verzoek om, des noods, van hetzelve byftand te mogen bekomen; doch het antwoord op dat verzoek was, zo als fommigen wel verwacht hadden, niet zeer gunftig. De reden hiervan was voornaamlyk daarin gelegen, dat het aanzoek gedaan was door byzondere Leden , in plaats dat de Geconftkueerden van Wyk, zo als fommigen gewild hadden, vooraf met die van Utrecht jn onderhandeling getreeden waren. Misfchien deedt E 4 clee-  72 KABINET VAN NEDERLANDSCHE deeze weigering de Wykenaars dies te eerder tot een uiterfte middel befluiten, waartoe men niet dan in de dringendfte noodzaaklykheid overgaat; naamlyk, het neemen van eene proeve om het omliggende land onder water te zetten. Ook vervoegden zy zich aan de Vergadering van gewapende Burger- Genootfchappen te Leyden, om van dezelve, ingevalle zy vyandig aangevallen mogten worden, de noodige onderfteuning te erlangen. Op den tweeden van Slagtmaand werdt in de Vergadering der Staaten 's Lands van Utrecht, buitengewoon befchreeven, om over de zaak van Wyk te raadpleegen, by de meerderheid, het befluit der Gedeputeerde Staaten, in Wyn. maand genomen, goedgekeurd, om naamlyk, naar 's Stadhouders begeerte, de tegenwoordige Regeering provifioneel te laaten aanblyven, en om tevens aan de Regeering dier Stad een bepaalden tyd te ftellen, om binnen denzelven eene Nominatie van Burgemeesteren en Schepenen te maaken, op den gewoonen voet, overeenkomftig met het Regeerings-Reglement der Provincie, om vervolgens deeze Nominatie aan den Stadhouder, tot het doen van eene verkiezing, te zenden. Staande deeze Vergadering werdt by dezelve ingeleverd een Brief van de Regeering vmPFyk, in antwoord op dien der Gedeputeerde Staaten van Oogstmaand, hier boven geplaatst. Zy verzocht in denzelven, dat Zyne Hoogheid, van wegen de Staaten, van de redenen, ter ihaarer verdeediging ingebragt, nader onderricht mogt worden, als mede aangaande de wettigheid der toegezondene Nominatie : doch hierop werdt niets befloten, wordende de verdere over-  en kleefsche oudheden. 73 overweeging tot eene nadere byëenkomst uitgefield. In deeze Vergadering werdt nog over eene andere zaak, de Stad Wyk betreffende, gehandeld , die van geduchte _ gevolgen was. Een onlangs in de Nieuwspapieren geplaatste circulaire Brief aan de Bondgenooten, gedagtekend te Wyk 14 Oólober 1785, en van a. n. delafaille, en hendrik schilge als Secretaris getekend, was het onderwerp, waar tegen de Ridderfchap zich met nadruk verzette, als oordeelende denzelven meerendeels gefchreeven te zyn op aanflooking van vreemdelingen, die te Wyk geen vaste woonplaats hadden. De Ridderfchap, die deezen flap hieldt als een openbaar attentaat op de Hoogheid des Lands van Utrecht, en als flrekkende ter verllooringe van de openbaare rust en veiligheid der Provincie, deedt den voorflag, dat den ProcureurGeneraal behoorde gelast te worden, een ernflig onderzoek te doen omtrent deeze zaak, de aanleggers en dryvers van dezelve gerechtelyk te vervolgen, en het recht van den Lande tegen de fchuldigen te handhaven. Agt dagen daarna vergaderden de Heeren Staaten van Utrecht op nieuws, en namen het befluit, om de Regeering van Wyk te doen toekomen eenen Brief van den volgenden inhoud. edele, erentfeste, vroome! Ingevolge van het gepofeerde by onze Misfive, aan UEd. den 2den deezer gefchreeven, hebben Wy op heden nader in deliberatie gelegd het Contenu der Misfive van Zyne Doorl. HoogE 5 heid,  74 KABINET VAN NEDERLANDSCHE heid, den Heere Erf - Stadhouder deezer Provincie, betrekkelyk het formeeren en overzenden van twee Nominatiën, ten fine van Electie tot Burgemeesteren en Schepenen, voor den aanllaanden jaare, binnen de Stad Wyk, door UEd. gedaan, met hetgeen daaraan voorts is geaccrocheerd: zo hebben Wy dienaangaande goedgevonden UEd. te informeeren, datWy de voorfz. prsetenfe Nominatiën van Burgemeesteren en Schepenen, met alle den aankleven van dien, als ftrydig met de goede order, het Recht van den Lande , en met de alsnog fubfilteerende Regeerings-Conftitutie, houden voor informeel, dezelve mitsdien by deezen declareeren voor nul en van onwaarde, UEd, overzulks aanfchryvende, omme zonder uitftel, immers binnen den tyd van agt dagen na den ontfangst deezer Misfive , te treeden tot het formeeren van eene Nominatie, zoo van Heeren Burgemeesteren als van Schepenen voor den loopenden jaare, mitsgaders omme dezelve aan Zyne Hoogheid, als Erf - Stadhouder deezer Provincie, te iaaten toekomen , in diervoegen en verder op zodanige wyze, als van ouds gebruiklyk is geweest, alles in conformité van en ten fine, als by het alsnog fubfifteerend Regeerings-Reglement van den jaare 1674, met continuatie inmiddels van de Leden van den Magiflrraat, en van den Gerechte binnen Wyk, in derzelver functiën respective, zo wy hen daarïnne thans, ingevolge van onze aanfchry ving. van den 2den deezer, zyn continuëerende, met verdere referve, in cas van onverhoopte weigering, van zodanige nadere dispofitie, a!s Wy, tot maintien van de goede order, en tot voorkoming van alle desordres in het beleid van de Politie en Juftitie binnen de Stad  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 75 Stad van Wyk, naar gelegenheid van zaaken noodig zullen oordeelen. Hier mede, enz. De Regeering van Wyk den Brief der Staaten van Utrecht ontfangen hebbende, fchreef daarop het volgende nadruklyk antwoord. EDELE MOGENDE HEEREN! „ Uw Ed. Mog. Misfive van den gden deezer, met aanfchry ving, om, zonder uitllel, immers binnen den tyd van 8 dagen na derzelver ontfangst, te treeden tot het formeeren van eene Nominatie van Burgemeesteren en Schepenen, en dezelve, ten fine van Electie, aan den Stadhouder deezer Provincie te doen toekomen, in voegen, en op zodanige wyze, als van ouds gebruiklyk is geweest, hebben wy op zyn tyd wel ontfangen. „ Wy kunnen het niet ontveinzen, Ed. Mog. Heeren! dat het ons ten uiterfben gefurpreneerd heeft, in de bovengem. Misfive geen eenige rescontre te hebben ontmoet van alle die redenen, welke, in onzen Brief van den laatften der voorige maand , ter juftificatie van onze handelwyze geallegueerd zyn, en waarvan wy geene zwaarigheid gemaakt hadden, UEd. Mog., ais onze Bondgenooten, en die mede de handhaving onzer Stedelyke Rechten bezworen hebben, te informeeren, zonder dat wy evenwel gelyktydig uit het oog verloren hadden, dat wy, alsReprefentanten onzer Stad en Burgery, en als uitmaakende een Medelid van Staat deezer Provincie, en dus, met de gezamentlyke Leden van Staat, de  76 KABINET VAN NEDERLANDSCHE de Vergadering van UEd. Mog. compofeerende, als egale partyen te confidereeren waren, zodanig dat, in zaaken vanverfchil, de eene party, zoo min als de andere, bevoegd was, Rechter te zyn en vonnis te vellen; alleen maar dit onze bedoeling geweest zynde, om, door eenVriendnabuurlyk voordragen der waare redenen en motiven van ons gedrag, niet te kort te willen doen aan de regelen eenes Bondgenooifchaps, door de zelfde Wetten van wellevendheid en openhartigheid onderling gelieerd, en om, zo veel mogelyk, van onzen kant te contribuëeren tot herftel der harmonie, en wegneeming der discrepance, welke, federt eenigen tyd, noodlottig tusfchen UEd. Mog. en ons Collegie heeft plaats gehad. „ Te meerder, en dit kunnen wy thans met geene ftilzwygendheid voorbygaan, furpreneerde ons de Ciaufule van bovengedachte Misfive, xvaarby UEd. Mog. te kennen geeven, dat, in cas van onverhoopte weigering, zodanige nadere dispofitie, door UEd. Mog. tot muintien der goede orde, en tot voorkoming van alle desorders in het beleid van de Politie en Jujlitie binnen onze Stad, naar gelegenheid van zaaken genomen zou worden, als UEd. Mog. zouden oordeelen te behooren: Immers begreepen wy, dat zulk eene bedreigende Ciaufule in geenen deele te pas kwam by eene aanfchry ving, gedaan aan eenen der Medeleden van den Souverainen Staat onzer Provincie; of, zyn wy dan, uit hoofde der aan ons geweigerde Sesfie in het Collegie van UEd. Mog. ipfo fafto vernederd tot den ftaat der Hooge- of Ambagts - Heerlykheden , welke, als onmiddelyk onder de bevelen van den Souverain on-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 77 onzer Provincie ftaande, zich zulkfoortige Claufules, in Aanfchryvings-brieven van dien aart, zouden moeten laaten welgevallen! Neen, Ed. Mog. Heeren! in weerwil der voor eenen tvd geweigerde Sesfie ter "Vergadering van UEd. Mog.,. blyven wy niettemin^, als onafhanglyke Magiftraats- Leden van onze Stad, dezelve waardigheid en achtbaarheid , als vooren, behouden; en het is ook uit dien hoofde, dat'wy, wat den inhoud van UEd. Mog. aanfchry ving betreft, ons, naar tydsömftandigheden, confequentelyk aan ons zeiven gedragen zullen, zonder ons daarin door eenige dreigende aanmaaningen, veelmin Ordinatoire Conclufiè'n, van wien ook, eenigermaate te laaten interrumpeeren. „ Intusfchen kunnen wy evenwel niet afzyn, UEd. Mog. by deezen openhartig te betuigen, dat wy niets hartelyker verlangen, dan, tot herftel der federt eenigen tyd gebroken harmonie tusfchen UEd. Mog. en ons Collegie, en om van onzen kant niet in gebreke te blyven, van, ter bevordering der goede zaak onzer Provincie en der respeótive Steden van dien, alles te contribuëeren, om een bekwaam middel te zien daargefteld, waarby wy, als voorheen, in onafgebroken vriendfchap en vertrouwen onderling konden blyven harmoniëeren; eene zaak, Ed. Mog. Heeren! tot welker daarftelling ons gewislyk de gelegenheid niet zou gemist hebben, zo wanneer aan onze Stads Gedeputeerden ter befchryving den weg niet gefloten ware geweest, om ter tafel van UEd. Mog. met een byna gelykluidend Declaratoir, als dat van fommige Ütrechtfche Regenten, zich, omtrent den Pro-  78 KABINET VAN N E D E RE A NDS C HE Provinciaalen Eed op het Reglement van 1674, te hebben kunnen expliceeren. Hier mede, enz". Ook zondt de Regeering, weinige dagen laaur, eene nieuwe Nominatie aan den Stadhouder, verzeld van den volgenden Brief. DOORLUCHTIGSTE HOOGGEBOREN VORST EN HEER.' » Te Yerge.efsch hebben wy ons dus lang met eene Refcriptie van Uwe Doorl. Hoogheid op onze aan hoogstdezelve toegezonden Misfive, en met eene Eieftie, uit de daarby geannexeerde Nominatie van Burgemeesteren en Schepenen, gevleid -. m tegendeel heeft het ons gemoeid, 2ï eCT S?^1™1? aanfchryving van Hun Ed. Mog. de Staaten deezer Provincie, te verneernen, dat Uwe Doorl. Hoogh., uithoofde van fommige bedenkingen op die gezondene Nominatie, zich by HunEd. Mog. geadresfeerd hadt daar wy veeleer verwacht hadden, dat Uwé Doorl Hoogh., indien hoogstdezelve eenige reeele bedenkingen op de toegezondene Nominatie badt, dezelve natuurlykerwyze by ons zou hebben geopperd, ten einde ons in ftaat te ftelJen, om, uit kracht van onze Souveraine Maat dezelve zodanig uit den weg te ruimen, als mei onze Stads Rechten eenigzins bejiaanbaar geoordeeld kan worden. 6 „ Dan echter, daar wy ten allen tyde eenegen D0°rl; H°°th' «egeftgnaieerdfte blyken te peeven, dat wy 'er verre van af zyn om aan de Erfiyke Rechten van het Stadhouder- fchap  en kleefs'che oudheden. 79 fchap eenige de minfte atteinte toe te brengen, even zo ver, als van het vermeerderen van onaangenaame gefchillen, vooral in deeze tyden, zo hebben wy goedgevonden, op fpeciaalen aandrang van onze goede Burgery, Uwe Doorl. Hoogh. by deezenvriendelyk te compelleeren tot het ten fpoedigften gebruik maaken van de Magt, waaraan wy aan hoogstdezelve niet het minfte hebben zoeken te derogeeren, om, uit onze hier nevensgaande Nominatie, de noodige Electie tot Burgemeesteren en Schepenen voor den loopenden jaare te doen", enz. De Vergadering der Staaten ontfing weldra bericht van Zyne Hoogheid, wegens den ontfangst van deezen Brief, en de daarby aan hem toegezondene Nominatie, waarömcrent hy oordeelde geene befchikking te moeten maaken , zonder alvoorens het belluit van Hun Ed. Mog. deswegens verftaan te hebben. Doch aangaande dit ftuk kwam men thans tot geen befluit; dan, omtrent de befchryving van Wyk ter Staatsvergadering, werdt vastgefteld, den gewoonen Brief te zullen doen afgaan, mits daarin vermeldende, dat de Afgevaardigden ter Dagvaart verplicht zouden zyn, den gewoonen Eed af te leggen. Ook werdt de voorllag, welke onlangs gedaan was, om den Procureur Generaal te gelasten, het neemen van informatiën, wegens het invoeren van een nieuw Stedelyk Reglement te Wyk, ter deezer gelegenheid in een befluit veranderd. Thans verfpreidde zich in de Stad Wyk het gerucht, dat door de Staaten der Provincie van Utrecht aan den Procureur-Generaal, mitsgaders aan den Raadsheer mu ft niks, last en magt was  SO KABINET van nederlandschë was gegeeven om crimineel onderzoek te doen naar zodanige Burgers en Ingezeetenen, welke eenen Brief aan de Bondgenooten hadden laaten afgaan, waarin zy, in gevalle van vyandigen aanval van buiten, om hulp verzocht hadden. De Burgemeester haantjens, hiervan onderrecht, deedt hierop, in eene Vergadering der Vroedfchap den volgenden voorflag: „ Dat „ hy, zoo door particuliere als publieke berich„ ten, geïnformeerd was geworden van eene ter „ laatste Staatenvergadering uitgebragte Refolu„ tie der Heeren Edelen, waarby dezelve ad „ animum neeroen de circulaire Misfive, aan het „ Bohdgenootfchap gefchreeven door Gecommit„ teerden uit de Burgery deezer Stad, den i4den „ van de afgeloopene maand Oélober, en ondertekend door den Heer a. n. delafaille, „alsmede door iiendrik schilge als Se„ cretaris. Dat het afvaardigen van die Misfive „ door de Heeren Edelen, by die hunne Refolu„ tie, befchouwd wordt, als eene zodanige de„ marche, in zich bevattende een openbaar atten„ taat tegen de Hoogheid deezer Landen, enftrek„ kende tot verjlooring van de publieke rust en „veiligheid binnen dezelve, en daarom gepropo„ neerd hebben, den Procureur-Generaal te ge„ lasten, deeze zaak ten Jerieuste te examinee„ ren , en daar na te informeeren , ten einde het „Recht van den Lande, tegens den fchuldig bevonden wordenden waar te neemen. En dat dit voorftel by d. Leden van Staat tot eene for,, meele Conclufie zoude gebragt zyn, waaruit „ mitsdien crimineele onderzoekingen, ten laste van verfcheide Burgers deezer Stad, liaan ge55 boren te worden, ftrydig tegens het Recht sa deeze Stad in crimineele zaaken competee- 55 ren-  ÉN KLEEFSCHE OUDHEDEN. %l j, rende, alzo de Schepens-Barak deezer Stad „ kennisfe neemt van alle misdaaden, geene „ uitgezonderd y even als de. Stad Utrecht, en j, daaróm, wanneer in cas fubject na-r het ge,, voelen van de Heeren Edelen, „ een zodanig ,, attentaat, zelfs tegen de Hoogheid deezer Lan~ „de, door Burgers deezer Stad mogte begaan „ zyn, (trekkende tot verflooringe van de pu« „ blieke rustj de authorifatie ad informandum „ niet hadt behooren verleend te zyn op den ,, Procureur- Generaal van den Hove, maar op ,\ den Schout deezer Stad, ten einde by denzel„ ven het Recht van den Lande tegens den „ fchuldig bevonden wordende waar te neemen. Dat aan hem Burgemeester dus voorkomt, dat die op den Procureur - Generaal verleende authorifatie aanloopt tegens het Recht, deei5 ze Stad en Burgery van ouds competeerende, en zoo als Hun Ed. Mog. in den voorl jaare, „ wanneer Hun Ed. Móg. begreepen, dat alhier „ eene beweeging van oproer en tumult plaats „ gehad hadt, al nogthans ter contrarie daar£ op niet door den Procureur - Generaal, maar 5, door den Schout deezer Stad hebben doen informeeren , als daartoe alleen bevoegd. Dat „ het mitsdien aan hem Burgemeester voor- kwam , dat de Regeerders deezer Stad vooral „ behoorden zorg te dragen, dat de Burgers in „ deezen by hunne aloude Rechten en Voorrech„ ten ongefchonden bewaard blyven, én mits„ dien, dat dezelve niet geëvoceerd worden „voor eenen anderen Rechter of Rechtbank, „waar voor zy, 't zy by wyze. en toe infor» s, matie, niet behooren ; afgetrokken, of in 'c „ crimineele te recht gefield te worden; en dat dus daartegen aan de. Burgery de verëischte , VIII. DEBL. F „ Ad.  g2 kabinet van n e b e rl a n d sc he „Advertentie en Waarfchouwing, ook met interdictie, behoorde gedaan te worden, als ^ mede met last om van de bevelen, die zy „ daartoe mogt bekomen, aan deezen Raad „ immediaat kennis te geeven, ten einde dan „ voor onze Burgers daar inne te doen, als „ ter handhaving van onze Stads- en der „ Burger - Rechten bevonden zal worden te behooren ". De Vroedfchap dit voorftel overgenomen, en vervolgens nader overwogen hebbende, ver* leende daaraan haare goedkeuring, en veranderde hetzelve in een Befluit; daarby verklaa* rende, van des wegens aan de Burgery de noodige opening te zullen geeven, met de vereischte waarfchouwing aan een ieder, om voor zich zeiven toe te zien, en op zyne hoede te wezen. In de Vergadering der Staaten van Utrecht, welke in 't begin van Wintermaand werdt gehouden, werdt by den aanvang derzelve, door den mond van den Secretaris, den Afgevaardigden van Wyk aangezegd, dat zy op geene andere voorwaarden, dan het doen van den gewoonen Eed, toegelaaten konden worden. De Heer haantjens gaf hierop tot antwoord, den Eed op geene andere wyze te kunnen doen, dan overêenkomltig met het befluit van de Vroedfchap zyner Stad, welke op geen anderen voet haare Afgevaardigden zou zenden. Op dit antwoord werdt by de Vergadering befloten, de Heeren van Wyk aan te zeggen, dat zy, geduurende hunne weigering, ter Staats - Vergadering niet toegelaaten konden worden. Omtrent deezen tyd hadt te Wyk een voorval plaass, dat merkelyk opzien baarde. Te Ameidt lag  en kleefsche oudheden. 83 lag eene bende Voetvolk in Schepen, fterk zeshonderd man; voor deeze vraagde de Qjrartiermeester Generaal, Graaf van bentink, aan de Burgemeesteren doortogt door de Stad Wyk. Straks eischten deezen vifie van het Patent. Vermits hetzelve onbepaald was, gaven Burgemeesteren hem tot antwoord, dat de marsch naar Arnhem, over Vianen, Kuilenburg, Beuzekom, enz. veel korter was, dan door de Provincie van Utrecht; waarby zy nog voegden, dat, hangende hunne gefchillen met de Staaten, zy geen Krygsvolk op het grondgebied hunner Stad konden gedoogen, en nog veel minder binnen de Stad; en dat zy befloten hadden, ingevalle men één van beiden onderftondt, dit te zullen aanmerken als eene daad van geweld, tegen welke zy zich insgelyks door gewelddaadige middelen zouden verzetten. Deeze rondborftige taal deedt den Quartiermeester van zyn aanzoek afzien, en het Krygsvolk den togc neemen over Wageningen, zonder het Stichtfche grondgebied aan te doen. Met zoo veel onrust, en in eene gefbadige onzekerheid, wat eindelyk het lot van de Stad Wyk zou zyn, liep het jaar 1785 ten einde. Louwmaand van het volgende jaar was llegts een weinig over de helft verloopen, toen men aldaar een nieuw verfchynfel zag, tot nog toe zonder voorbeeld; naamlyk het vervullen van eene Raadsplaats door de Burgery, overêenkomltig met het nieuwe Stedelyk Regeerings • Reglement. Nadat de Heer david buutn georgesz., Oud-Burgemeester en Raad, wegens zyne klimmende jaaren en wankelbaare gezondheid, verzocht hadt van zyne Raadsplaats ontflagen te F 2 wor-  84 kabinet van nederlandsche worden, en dit verzoek hem toegedaan was , gefchiedde de vervulling op eene plegtige wyze. De Vroedfchap was byëengekomen, en het Gerecht vergaderd. De Burgery, door het roeren van Stads Trom opgeroepen, kwam in de Groote Kerk te famen. De Gecommitteerden der Burgery, in hunne Kamer op het Stadhuis vergaderd , verzochten gehoor by de Vroedfchap. Dit hun toegeftaan zynde, verzochten zy, dat de Raadsplaats van den Heere OudBurgemeester bruin, welke zy vernomen hadden te zyn opengevallen, zittende deeze Vergadering vervuld mogt worden; dat dit het verlangen van de Burgery en van het Collegie van Gecommitteerden was, en dat de Vroedfchap, zo als de Burgery vertrouwde, insgelyks geen anderen . wensch zou voeden. De Raad dit voorftel aangehoord, en in het verzoek bewilligd hebbende, ging de Burgery over tot het maaken van eene Nominatie, uit welke vervolgens tot Vroedfchap werdt verkoren de Heer hendrik schilpe, die ftraks daarop den Eed deedt, en kort daarna zitting nam. In 't begin van Lentemaand werdt door de Regeering van Wyk, by Publicatie, eenen iegelyken Burger, In- of Opgezeeten van de Stad en derzelver Vryheid , gelast, geene bevelen van iemand, buiten de Magiftraat en het Gerecht, te gehoorzaamen, flrekkende om dezeiven voor eene andere Rechtbank te trekken; maar in tegendeel van alzulke bevelen aanftonds kennis te geeven aan de Magiftraat of het Gerecht : met bedreiging, dat al wie bevonden werdt hiertegen te hebben gehandeld , naar vereisch van zaaken geftraft zou worden. Al- I  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 8j Alhoewel het nieuwe Stedelyk Reglement reeds in waarde gehouden , en daadelyk "achtervolgd werdt, was hetzelve tot nog toe niet ftaatelyk ingevoerd en beëedigd. De twintigfte van Lentemaand, de dag, die tot het verrichten van dezelfde plegtigheid te Utrecht beftemd was, werdt te Wyk insgelyks hiertoe bepaald. De Raad was by tyds vergaderd, gelyk mede het Collegie van Gecommitteerden ; terwyl de gantfche Burgery gewapend voor het Stadhuis verfcheen. Naauwlyks hadt men met het werk eenen aanvang gemaakt, of zes Raaden vonden zwaarigheid in hec doen van den Eed; doch de zes overigen verklaarden daar toe bereid te zyn. Op eene plegtige wyze werdt dit door hen verricht. Daarop floot de gantfche Gemeente eenen kring, en leide, blootshoofds, den Eed met veel deftigheid af. Nu drong zy op afdoening van zaaken, ten aanzien van de weigerende Regenten; doch deeze volhardden by hun befluit: waarom de Burgers weigerden van daar te vertrekken, vóór en aleer men, met opzicht tot de ongezinde Raaden, tot een bepaald befluit gekomen zou zyn. Alle aangewende moeite, om de Gemeente tot andere gedachten te brengen, was vergeefsch. De aanblyvende Vroedfchap, benevens de Gecommitteerden, aarfelden omtrent het doen van eenen beflisfenden ftap, zo lang zy den uitflag van zaaken te Utrecht niet vernomen hadden. Elk oogenblik werdt van daar bericht verwae-ht, doch ondanks de genomene maatregelen bleef dit achter. Eindelyk liet de Burgery zich, ten opzichte van het aanblyven der weigerende Raaden, gezeggen, op de belofte der Vroedfchap, van 's anderendaags op F 3 nieuw  86 KABINET VAN NEDERLANDSCHE nieuw te zullen vergaderen, gelyk roede op het dringend verzoek der Gecommitteerden. Het overige van den dag werdt doorgebragt met vruchtelooze poogingen, om de weigeraars van den Eed tot andere gedachten te brengen; terwyl de onzekerheid van den afloop der zaaken te Utrecht by fommigen eene fchroomlyke gisting, by anderen vertwyffeling en verflagenheid, veroorzaakte. 'Er waren eenigen, welke voorfloegen om niet uit de wapenen te gaan, ten zy al* voorens aan hunne begeerte voldaan ware. 's Anderendaags vergaderde de Burgery andermaal vóór het Stadhuis. Van nieuws werdt alle viyt aangewend, om de weigerende Raaden met de overigen te doen inftemmen. Het zoo zeer verlangde bericht van Utrecht werdt fteeds reikhalzende te gemoet gezien. Het uitblyven van hetzelve deedt de driftigften aandringen , dat de weigerende Raaden den Eed moesten afleggen, of dat anderszins hunne posten voor opengevallen verklaard, en door anderen vervuld behoorden te worden. Met veel moeite haalde men hen over, om dit tot na den middag uit te ftellen. Doch de tyding van het voorgevallene te Utrecht verwekte eene nieuwe gisting in de gemoederen. Op den eisch der Schutters en Wagtvryè'n verklaarde de Vroedfchap de weigerende Raaden van hunne posten vervallen te zyn, en befloot dezelve op nieuw te vervullen. Thans ging de Burgery uit elkander, na dat de aanfteliing van twee nieuwe Raaden aan dezelve bekend gemaakt, en met_ een drievouwdig hoezée beantwoord was. Weinige dagen daarna werdt door de dienstdoende Schutters en Wagtvrye Burgers een Dankadres by de Vroedfchap ingeleverd, ter betuiging van hun genoegen over het verrichtte, by  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. §7 by de invoering en beëediging van hit Regeerings - Reglement. De tyding van het voorgevallene te Wyk in» tusfchen welhaast by de Heeren Staaten van Utrecht bekend zynde geworden, is ligt te denken, dat zy dien handel niet onopgemerkt konden laaten voorbygaan. 'Op hunuen last fchreeven de Gedeputeerde Staaten aan Burgemeeste» ren en Regeerders van Wyk, in 't laatst van Lentemaand, den volgenden Brief, ten geleide, dienende van eene Refolutie van Hun Ed. Mogende. EDELE, ERENTFESTE, VROOMEi „ Hun Ed. Mog. de Heeren Staaten deezer Provincie, kennis bekomen hebbende, dat, geduurende den loop der voorige week, eenige Regenten van Wyk by Duurftede van hunne Posten daadelyk zyn ontzet, en anderen in derzelver plaats aangefteld, hebben deswegens zodanig gerefolveerd, als UEd. uit het hier nevensgaande Extraft zullen kunnen zien, hetgeen wy noodig geacht hebben UEd. by deezen te laaten toekomen, om UEd. dienaangaande te mformeeren. Hier mede", enz. Extraft uit de Refolutiën van de Ed. Mog. Heeren Staaten 's Lands van Utrecht. Mercurii den 29 Maart 1780". „ Hun Ed. Mog. de Heeren Staaten's Lands van Utrecht hebben, na rype deliberatie, eenpaarig verklaard de uitzetting van de Heeren p ^ Raa-  88 kabinet van nederlandsche Raaden w. verhel, l. b. frykenius, ïsbr, srtjyn, h. van mierloo, n. van bern, en w. de ruyter,!en de aanfteliing en beëediging van anderen in hunne plaatfen, «e casfeeren, en te houden voor geheel wederrechtelyk, nul en van onwaarde, en gerefolveerd , dat dezelve in de wettige bezittingen hunner Raadplaatfen tot den 20 Oétober aan« ftaande zullen worden gemaintineerd. Voorts dit aan de Perfoonen, ip hunne plaatfen inden Raad gefield, zal worden geïnterdiceerd en verboden eenige acte van Magiftrature te exercee» ren, op pcene van Hunner Ed. Mog. hoogfle pdignatie. En zyn wyders verzocht en gecomipitteerd de Heeren van cockengen, van sterrenburg, van HTOLPHAARSDÏKj van amzrongen, van SCHQJIA1JWEN, Van zuylen, de twee regeerende Burgemeesteren der Stad Utrecht, en eerften Burgemeester van Amersfoort, om met Commisfarisfen, by den Hove Provinciaal zelve te benoemen, te overleggen de beste en meest convenabele wyze, op welke de ferieufe intentie van Hun Ed. Mog. efficaciëuslyk zal kunnen worden geëxecuteerd, en ten effecte gebragt". De Staaten der Provineie, op den twaalfden ?3n Grasmaand des jaars 178Ó te Utrecht wederpm vergaderd zynde, werdt de zaak van Wyk by Puurflede van nieuws op het tapyt gebragt. De Heeren Gemagtigden, in de bovenftaande Re? folutie van 's Lands Staaten genoemd, deelden aan dezelve mede een Concept-Placaat, houdende eene verklaaring, dat de zes afgezette Raaden der Stad Wyk by Duurftede alsnog zyn en blyven in het recht van hunne ampten en bedieningen, en yoQr zoo veel zy feitelyk daarvan zyn ont>  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 89 ontzet, getne 1de Staaten dezehen daarin weder willen hebben herjleld en gemaintineerd; houdende wyders alles wat binnen de Stad Wyk by Duurftede gefchied is, zoo in het afzetten als aanfiellen van Raaden, mitsgaders het doen en afneemen van eenen nieuwen Eed, als eene fchadelyke en onwettige nieuwigheid, Jlrydig tegen het hoog gezag en de bevelen der Staaten , en tegen de vastgefielde form van Regeering der Provincie, enz. op pozne dat die geenen, welke , zich tegen deeze 'bevelen der Staaten verzettende, iets zullen doen vf onderneemen, hetwelk met deezen hunnen uitdruklyken wil Jlrydig is, daarover, als verfioorders der gemeene rust, enz., ten Jlrengfien, ook zelfs, naar exigentie van zaaken, met den dood gejtraft zullen worden, welke zy wilden dat in de Stad Wyk afgekondigd zou worden, met byvoeging, dat de Hoofd-Officier behoorde te worden gernagtigd, om zulks ten fpoedigften in 't werk te ftellen, en, in gevalle hy eenigen tegenftand ontmoette, hem den noodigen byftand te verleenen. Ondanks de tegenkanting der Afgevaardigden van de Steden Rheenen en Montfoort, en ook van eenigen der Stad Utrecht, werdt dit Advys in een Staatsbefluit veranderd, en in gevolge den Procureur-Generaal gelast, zyne Crimineele Procedures te beginnen tegen zodanige perfoonen, als hy vermeenen zou te behooren. Intusfchen zaten de Regenten en Burgers van Wyk geenszins ledig. In de onzekerheid hoedanig hun bedryf opgenomen zou worden, en of men niet veelligt tot gewelddaadige middelen mogt overgaan, vondt men raadzaam gepaste maatregelen daartegen te beraamen. Ten dien einde werdt van alle kanten gefchut, kruid en lood aangevoerd, de toegangen naar de Stad F 5 ge-  po KABINET VAN NEDERLANDSCHE geflopt, en de bruggen vóór de poorten afgebroken; voorts werden de Huizen zodanig ingericht, dat het omleggende land rondom de Stad fpoedig onder water gezet kon worden. In één woord, men flelde zich in flaat, om, ingevalle de Stad door eene gewapende Krygsmagt vyandig werdt aangevallen, aan dezelve eenen moedigen tegenftand te kunnen bieden. Van het Placaat der Heeren Staaten van Utrecht, waarvan wy boven gefproken hebben, hadt men te Wyk niet zodra een voorloopig bericht ontfangen, of 'er ontflondt eene hevige gisting in de gemoederen. Veele Burgers verzamelden in de Kerk, ten einde te beraadflagen, wat in dit hachlyk tydflip behoorde gedaan te worden. Na eenig overleg kwam men ten laatsten tot het volgende belluit: „ De Gecommitteerden der Burgery te verzoeken, om, uit naam der Burgery, aan de Ed. Achtb. Magiftraat te verklaaren, dat de Burgery zeer gevoelig was, zoo over het niet toelaaten dier Stads Gecommitteerden in de Staaten Vergadering, als vooral over de wederrechtelyke handelwyze der Heeren Staaten ten opzichte dier Stad, als welke aan dezelve Stad tot hiertoe nog niet hadden laaten geworden de Notulen van Hun Ed. Mog. Vergadering, waardoor de Stad buiten flaat bleef, om 't geen in dezelven ten nadeele dier Stad gevonden werdt, te kunnen beantwoorden. En voorts, dat, daar die Burgery, ten opzichte haarer politieke RegeeringsbefteJling, geen Wetgeever, dan de Stem des Volks, erkende, en uit dat beginfel ook alle haare daaden in deeze dagen voortgevloeid waren, zy niet kon gedoogen, dat van wegens Hun Ed. Mog. eenige Pu-  en kleefsche oudheden. 91 Publicatie, de domestieke Regeeringsbeftelling dier Stad betreffende, zoude gefchieden: en daaröm verzocht, dat de Magiftraat het afkondigen van zodanige Publicatie, of de adfiftentie daartoe, aan den Gerechte dier Stad geliefde te interdiceeren, en dat, indien zulks, in weerwil van dien, echter gebeurde, dan door eene nadere Publicatie van de Magiftraat ilico mogt worden gedeclareerd, dat die Publitie werdt gehouden voor informeel, en van geene waarde, en dus geen effect forteeren kon, en gehouden moest worden, als niet gefchied, met renovatie der Publicatiè'n, deswege te vooren gedaan, en met inhaeile van zekere poene tegen de geenen, welke zich daar naar niet gedroegen; declareerende die Burgery verder, dat zy, uit hoofde van haaren plegtig geftaafden Eed, het Collegie Van Heeren Gecommitteerden zoo wel, als de Magiftraat dier Stad, op alle mogelyke wyze, zelfs met goed en bloed, by het nieuw geïntroduceerd Regeerings - Reglement tegen att>-oppofitie zouden befchermen". Van dit befluit der Burgery gaven de Gecommitteerden kennis aan de Wethouderfchap, die ten zelfden tyde buitengewoon vergaderd was, en onderfchraagden hetzelve met hunne voorfpraak. Drie dagen daarna kwam binnen Wyk de Hoofd - Officier dier Stad, Graaf van keg teren, verzeld van den Utrechtfchen Advocaat gobius, en der Pander van het Hof, om de Afkondiging te doen, waartoe hy den noodidigen byftand verzocht. Doch de Magiftraat, vooraf opening wegens het Placaat verzocht hebbende, weigerde dezelve haare bewilliging tot  92 KABINET VAN NEDERLANDSCHE tot de afkondiging en aanplakking; waarom de Heer Hoofd - Officier nog dien zelfden avond, onverrichter zaake, te Utrecht terug kwam. Ondanks het Paaschfeest, 't welk den volgenden dag inviel, werdt door de Gedeputeerde Staaten eene buitengewoone Vergadering belegd, in welke den Graaf van resteren andermaal gelast werdt, zich den volgenden dag naar Wyk te begeeven, en aldaar de Afkondiging te doen, zonder het trekken van de klok, en zonder byftand van 't Gerecht. Dit door den Hoofd - Officier verricht zynde, liet de. Regeering van Wyk onmiddelyk daarop eene Tegen-Publicatie doen, waarover de Burgery haar genoegen in een Dankadres te kennen gaf. Door deeze goedkeuring der Burgery aangemoedigd, zondt de Vroedfchap van Wyk eenen Brief aan de Gedeputeerde Staaten, waarin zy de bevoegdheid haarer Burgery, tot het uitzetten der zes verlaatene Raaden, en tot de aanftelling der nieuw verkozenen, nader betoogde; zich tevens beklagende over het voorgevallene ter Staats-Vergadering, met opzicht tot haare Stad; met by voeging in het flot des Briefs, van alle geweldige middelen, weiken ter uitvoering van het jongfte Placaat, dat zy nogmaals voor nietig en van onwaarde verklaarden , by de hand genomen mogten worden, op gelyke wyze en door dezelfde middelen te keer te zullen gaan, en niet dan met opoffering van goed en bloed bezwyken. Van dit befluit gaf de Regeering, ten zelfden tyde, kennis aan den Heere Stadhouder, ten einde dezelve, in zyne hoedanigheid, zorg mogt dragen, om, zonder haare uitdruklyke bewilliging, geene Pa-  EN KLEEFSCKjlE OUDHEDEN. 93 Patenten naar haare Stad te verleenen, voor Krygsvolk, ftaande ter repartitie van Utrecht, of van eenige andere Provincie; zullende zy allen aanmarsch van Troupen, naar haare Stad of derzelver Grondgebied, als eene daad van openbaar geweld befchouwen. Ten zelfden dage gaf de Regeering bevel tot het houden van Weeklykfche Bedeflonden. In .deezen ftaat bleeven de zaaken te Wyk tot in 't laatst van Bloeimaand, toen'er een voorval plaats hadt, dat niet weinig opfchudding verwekte, en zeer verre uitziende gevolgen hadt. Op den negenè'ntwintigften dier maand,- 's namiddags ten vier uuren, verfcheen in de Stad de Pander van het Hof, joannes valburg, verzeld van eenen Hofbode. Zyne boodfchap was het doen van drie Citatiè'n 'tot crimineele dagvaarding. De eerfte was ingericht tegen de Heeren haantjens, beckering, van leeuwen, van ossen berg, schilge en berenburg, in de hoedanigheid van fungeerende Magiftraatsleden; de tweede betrof dirk volkmars, cornelis s am, jan van wep.el, jacobus hoogvlied, als nieuw aangeftelde Raaden;. de derde was ingericht tegen Mr. adriaan de nts, Gecommitteerde uit de Burgery. De grond deezer Citatiè'n was het invoeren en beëedigen van het nieuwe Reglement, het afzetten en verkiezen van nieü■ we Raaden, en het niet tegenwoordig zyn by dc afkondiging van der Staaten Placaat. De Pander deedt zyne twee eerfte Citatiè'n by de Heeren van wepel en beckering. Van daar begaf hy zich naar 't huis van den Heere berenburg. Hier zyn Exploict willende doen, gaf deeze tot antwoord, hetzelve buiten kennis van Bur-  94 Kabinet van nederlandsche Burgemeesteren niet te kunnen aanneemen, weshalven hy den Pander verzocht hem te wSen verzeilen naar het huis van den Burgern^ er haan tj e ns. Doch naauwlyks hadt de Pander hier de Citatie gelfzen, of hy Werdt in verzekering genomen door eenen Deurwaarder en de Stads Herberg overbragten, alwaar hy, Z0Z der toegang, door eenen Deurwaarder, een Bo- DenHX/eWaPfdeB.Ur.gerS' hew™d «*rdt. Den Hofbode werdt vryheid verleend, om naar Utrecht terug te keeren. De reden waarom men den Pander arresteerde, was, om dat hy?S en'£?K-d?ARe^™£> Stads'jS-sdSe en Grondgebied door zyne Exploten gefchon- tZ< r ï rSederC Werudt ^ U1C de Hefberg fn Stads Gyzehng overgebragt. 6 De Bode van het Hof ;te Utrecht wedergekomen zynde maakte het lot, den Pander overgekomen bekend. Hierop verfcheedenvol' dfef Stad gGraanfen ^ de Hoo«-Offider dier btad, Graaf van regteren, om oo ftaanden voet den Pander uit zyn arrest te doen ontflaan, en alle de Papiepea/me?w^?hy^ Wyk was verfcheenen, aan hem terug te doen geeven. Doch zyne zending was te vergeefs vermits het Gerecht tot antwoord gaf, dat het buiten kennis der Regeering in deezen niets doen konde, en daarom zyn Wel Ed. GeS naar dezelve verwees. w* Niet zodra hadt men de tyding deezer vruch* telooze onderneeming te Utrecht ontfangen, ?weede?evSUt7erde ^ befloten tweeden van Zomermaand eene buitengewoone fader7ne:gadeTgie befch^. In de!^Ver! gadenng werdt door Heeren Gedeputeerden den  en kleefsche oudheden. 95 den voorflag gedaan, om, uit aanmerking der omflandigheden van de Stad Wyk, en alle dus lang vruchteloos aangewende poogingen, dezelve door den fterken arm tot reden te brengen, en ten dien einde eenige Afgevaardigden, begeleid door een gepast aantal Krygsvolk, derwaarts te zenden, om aldaar alles op den ouden voet te herftellen, en de Stad tot gehoorzaamheid te brengen. De overweeging van deezen voorflag werdt tot nadere gelegenheid uitgefteld; doch intusfchen werdt het Hof door de Staaten gelast eene Afkondiging te doen, in welke aan die van Wyk Reprefaille of Schaèverhaaling gedreigd werdt, ingevalle den gevangen Pander eenige mishandeling werdt aangedaan. Van deeze Publicatie werden eeni» ge Exemplaaren naar Wyk gezonden, om aldaar voor Regenten en Burgers tot bericht te dienen, met byvoeging van eene ernftige vermaaning, om den Pander, hoe eer hoe beter, uit zyne hechtenis te ontflaan. Het Gerecht van Wyk, wel verre van aan de Burgers en Ingezeetenen eenige kennis van deeze Publicatie te geeven, ftelde dezelve in handen van den eerften Burgemeester, om vervolgens door denzelven in de Vroedfchap gebragt te worden. Die van Wyk waagden het zelfs nog eenen ftap verder te gaan. Zy deeden eene aanfchryving aan hunnen Hoofd- Officier, die zyn gewoon verbJyf te Utrecht hieldt, om binnen den tyd van vierentwintig uuren zich binnen hunne Stad te laaten vinden, ten einde aldaar het Officie tegen den Pander valburg waar te neemen; of, ingevalle hy hierin nalaawg bleef, dat zulks alsdan door den voorzittenden Burgemeester haantjens verricht $oa worden,  9<5 kabinet van nederlanösche den. Daarentegen werdt de Hoofd - Officier door de Scaateri van Utrécht gelast, geene Crimineele Rechtsgedingen tegen den Pander te onderneemen. Middelerwyl begon men te Wyk meer en meer geloof te flaan aan het fints lang verfpreide gerucht, wegens ëene. gewelddaadige onderneeming tegen deeze Stad. Om zich, zoo veel doenlyk was, daartegen te dékken, werdt omtrent deezen tyd vastgefteld het oprichten van een Corps Groene Jagers, voorzien van de noodige wapenen, om gebruikt te worden ter plaatfe , daar men zou oordeelen deeze Bende het meest noodig te hebben. De Heer franciscus adr* van der kemp werdï tot Kapitein, en de Heer c. p. ckastelein tot Luitenant van dat Corps aangefteld. Daarenboven lieten de Leden des Krygsraads van dit Corps, 't welk tot Zinfpreuk voerde Pro -pacc & bello, eenen 'cicculairen Brief af* gaan aan alle de gewapende Genootfchappen der Nederlanden, waarby zy, uit aanmerking, dat welligt eerstdaagster Staatsvergadering, tot geweldige middelen tegen hunne Stad befloten zou worden, hun daarvan kennis gaven* op dat deezen zich by tyds zouden kunnen gereed houden, om, op de eerfte tyding van den aanmarsch van Krygsvolk naar Wyk, zich derwaarts te kunnen begeeven, ten einde met verëenigde krachten dit attentaat op de Burgerlyke Vryheid, zo als zy zich uitdrukten, te kunnen tegengaan en afweeren. Ten zelfden tyde nam de Regeering een befluit, waarby deeze uitnoodiging goedgekeurd en gepreezen werdt; en om hun, welke het aanging, tot deelneeming op te wekken, werdt, omtrent het  EX KLEEFSCHE OUDHEDEN. 97 het midden van Hooimaand t te Wyk de volgende Afkondiging gedaan. „ Burgemeesteren en Regeerders der Stad Wyk by Duurjlede, met genoegen geïnformeerd zynde, hoe verfcheide Ingezeetenen der byzondere Provinciën gedeclareerd hebben, genegen te zyn, om deeze Stad en Burgery, als het nood aal zyn, volgens het verbond der Unie, tegen alle geweld ert overheerfching van deszelfs Stedelyke Rechten, te komen verdeedigen en befchermen; doch dat die braave Nederlanders gaarn vooraf eenige verzekering hadden van de protectie der Magiftraat deezer Stad, van welke zy, ingevalle van zodanige adfiftentie, behooren te jouïsfeeren; hebben na rype Deliberatie goedgevonden en verftaan, gelyk Hun Ed. Achtb. goedvinden en verftaan by deezen, „ dat een „ iegetyk, welke ter zaake voorfz. zich herwaarts „ naar deeze Stad zal begeeven, met alle mogelyke „ proteclié van de Magiftraat, en het gewoone „ Burger - Recht deezer Stad, zal begunstigd, en „ van het noodige Logement en Alimentatie voor~ „ zien worden, en dat boven dien alle dezelve, „ des bègeerende, tien Jluivers 's daags tot hun „ verder onderhoud genieten zullen s" en eindelyk , „ dat de Gekwetsten, mitsgaders de Wcdu„ wen en Weezen der Gefneuvclden, hun leven „ lang geduurende, behoorlyk zullen onderhouden „worden", terwyl de Magiftraat deezer Stad genoegzaame voorzorg, omtrent een bekwaame voorraad der noodige levensmiddelen, zal in het werk ftellen; qualificeerende Hun Ed. Achtb. by deezen het Provinciaal Corps vrywillige Jagers alhier, onder de Zinfpreuk Pro pace bellót om ten dien einde Contributiën, welke elders voor deeze Stad gefchieden, te ontfangen, om VIII, deel. G daar»  p8 KABINET VAN N Ë t> Ê R L A N I>S C H E daarvan, zoo verre dezelve verftrekken zullen, de voorfz. betaalingen te doen , en verders alles te verrichten, wat het zelve Corps, tot Dcfenfie deezer Stad, zal oordeelen te behooren. „ En zal deeze tot een ieders naricht (more Jolito') worden gepubliceerd en geaffigeerd, mitsgaders door den druk gemeen gemaakt". Intusfchen dat die van Wyk gepaste maatregelen , ter befcherming van de Stad en derzelver Vryheid, beraamden, bleeven de Staaten te Utrecht niet ftil zitten. Want op den zelfden dag, waarop de zoo even gemelde afkondiging te Wyk gefchied was, werdt ter Staatsvergadering binnen Utrecht, ten nadeele van het Corps Jagers , een befluit genomen, van den volgenden inhoud: „ De Staaten van den Lande van Utrecht doen te weeten; alzo Wy in ervaringe gekomen zyn, dat eenige perfoonen of Leden van de Schuttery der Stad Wyk by Duurftede, onder voorwending van te behooren tot zeker prastens Genootfchap, onder den tytel van geIegalifeerd Provinciaal Corps groene Jagers binnen de Stad Wyk by Duurftede, zich niet ontzien derzelver eigendunkelyk aangenomene Veldtekenen alömme binnen deeze Provincie te dragen, even als of dit pretenfeiyk alzo genoemde Corps door ons zoude zyn gelegalifeerd, offchoon wy nimmer zodanige qualiteit of tytel aan dezelve hebben verleend: Zoo is 't, Dat Wy, uit aanmerking van 't gunt voorfchreven, ^ ter wegneeming van alle misleiding en twyffeling in deezen; en op dat voorzeide perfoonen of Schutters zich niet langer ten onrechte dien tytel mogten arrogeeren, en op fundament van dien, zich het dragen van gepre- ten-  én kleefsche OUDHEDÈNf. 0 |5éeze Abtdy is in vervolg van tyd zeer magrig géworden, en pronkte weleer met den gfQotfchen Tytel yan Koninglyke Abtdy. Dezelve heeft, volgens eene zeekere Lyst, ver over de 2200 Morgen Lands bezeeten, behalven nog jaarlyks peer dan 2000* Guldens aan Renten. De Landeryën rondom het Klooster bedroegen alleen wel jööq' Morgen. Daartoe behoorden mede de Tienden van den Polder van Marienwaart; gelyk rnede de Dagelykfche of Laage Jurisdictie , en de yrye Jagt. Zy roemde ook op Privilegiën van fchat- {*) p. scriverius, Ond-Dataviën, pag. 146. Vj) Annales Ihtl. Li'b. VII. pag. 168.  55. n KLEEFSCHE OUDHEDEN. IlO fchatvry te wezen van Gelderland, Dyk fchouw en Wateringe, enz. Nog bezat dezelve verfcheide Vogelkooijen, Thinfen, Tienden, Erfpachten, Veenen, benevens andere vaste Goederen en Inkomften, welken zekerlyk alle jaaren eene groote fom Gelds opbragten (*_). Paus martinus de vyfde heeft in den jaare 1417 , op het verzoek van den zoon des Heeren van Buur en, Proobst van Men, aan deeze Abtdy de Regalia toegeftaan. Onder de rampen , welke deeze Abtdy zyn overgekomen, is één der voornaamfte, dat dezelve in den jaare 14 0.7 , door toedoen van rudolph van diepholt, Bisfchop van Utrecht, in den brand geftoken, en byna tot den grond toe verdelgd werdt: al haar Koorn, Beesten en Gereedfchappen werden geweldigerhand geroofd, en negen Monniken uit de Abtdy naar Utrecht gevoerd, alwaar zy eenen geruimen tyd, op zwaare kosten, gevangen gehouden werden. In den jaare 1493 is het Klooster nogmaals door fnoode guiten, zich de Garde noemende, onder aanvoering van eenen gysbert piek, uitgeplunderd, en van alles, waaronder veele kleinodiën en kerkfieraaden waren, beroofd geworden. Omtrent dien tyd was deeze Abtdy in eenen zeer flegten ftaat, nademaal by de verkiezing van jacob dalde totProobst, in den jaare 1500, het getal der Broederen, zoo binnen als buiten het Klooster woonende, niet meer dan 29 Mannen beliep: de Gebouwen waren ook in eenen flegten toeftand; en, volgens de rekening van *) h van heüsd en Oudheden, tweede Deel, pag. 335\ H 4  £20 kabinet van nederlandsche yan rutgert i?e man, Proobst van deeze Abtdy, beliepen de fchulden meer dan zevenhonderd duizend Guldens. Dat de Monniken deezer Abtdyë zeer ongeregeld leefden, blykt niet alleen uit het liegt beuier van zaaken, door de: Abten en andere Opperhoofden , maar ook daaruit, dat in den jaare "1550, HüGO DE goijer, Prior van Marienwaart', door GERRIT van bommel, een Broeder van het zelfde Klooster, met een broodmes zodanig in den flinkerarm gekwetst werdt. êlat hy kort' daarna is 'komen te ffcerven. Johan van hoven is tusfchen de jaaren 1571 eri '1577 de laatfte Abt van dit Klooster geweest ; alzo na zynen dood geen Abten van hetzelve meer verkoren zyn. Wat de aanzienlykheid der oude Abten van M~ariëhwaart betreft , hiervan ftrekt onder anderen tot getuigenis, dat in zeker Verbond, in jden jaaré 1226", tusfchen den Graave van Gelder jen. den Bisfchop yan 'Utrecht gefloten, de Abten fan Marienwaart gemagdgd werden, om hem, ^ie het gemelde Verbond kwam te breeken^ ybor eenen Banneling te mogen uitroepen, eri als eenen zodanigen door een ieder te doen my'rien (*). Dat van deeze Abtdy door de Vorften van fvd_ tot tyd veel werks gemaakt is, blykt daar }jit', dat niet alleen deRoomfche Koning lod ewVk vam beijeren, in het tiende jaar zyns Ryks,'maar ook maximiliaan, Aartshertog yan Oostenryk, in 'den jaare 1483, daar nai yrjilippus, mede Aartshertog van Oostenryk, m den jaare 1504, en maximiliaan de eer- p) Por?T. Hifi. Gelr. pag. 954., &c.  £n kleefsche oudheden. " 121 jle, in den jaare 1511, dezelve, benevens alle haare Goederen , in hunne befcherming genomen , en daarvan opene Brieven verleend hebben. Die van maximiliaan is van den volgenden inhoud (*): 1 Maximiliaan, door Godts genaade „ Aarts - Hertog van Oostenryk, Hertog van ■ Borgonje, van Lotteringen, van Brabant, van „ Limburg en van Gelder landt; Graaf van Vlaan„ deren, van Artois en van Zutfeen; Markgraaf „ van t H. R. Ryk; Heer van friesland, Sali' nes en Mechclen, wenscht den Edelen Man, „fredeUik, Heer van Tsfeljlein, fynen ge„ trouwen en beminden, fyne gunst eq allerhan„ de heyl! Alfoo Wy begeeren, dat de Kerken „ en Kerkelyke Perfoonen, en vooral de Reli„ gieufen, voornamenflyk die van onfe Landen, „ met hunne Goederen en 't geene hun verder „toebehoort, onder onfe befcherminge ftaan ; „ en dat zy in haare Gerechtigheden tegens al„ lerhande beledigers door ons geholpen wor„ den; óp datfe, van alle uyterlyke belemmerin„ gen ontflagen zynde, Gode mét Godtvruchtïg„ heit en in rust mogen dienen: Soo is het, _dai „ wy goedtgevonden hebben, de befcherminge „ van de Religieufe Mannen van de Abdye van „ het Convent en van het Klooster van de Weert, „ van cle Premonjlreit- Order, onder het Bisdom ,, van Utrecht; mitsgaders, die van hunne Men„ fchen en Goederen, daar wy van herten voor beforgt' zyn, en die wy eene gunftige gene„ gentheid toedraagen, uwe voorfichtigheit in „ ons afwefen aan te beveelen; en Wy verfoeken „ ern- (+j h. van heusden,Oudhedea,tweedeDeel,pag.334. H 5  11% kabinet van nederlands€hL „ ernftelyk en nadrukkelyk op u , en Wy bidden <* „ u, dat gy, door eene zorgvuldige naarftigheit „ en voorfichtig overleg, het Convent ènKloos„ ter der gemelde Abten, in desfelfs Goederen, „ Befittingen en Gerechtigheden, op alle moge„ lyke wyze voorftaat, en handthaaft; en dat „ gy hen door geene Menfchen, wie dat het „ mogen zyn, geweldig en onbehoorlyk laat ver„ drukken; of hun , en de anderen eenige fchaa„ de laat aandoen; maar dat gy den geenen, die „ fulks mogten beftaan, uyt kragt van ons ge„ fag, 't welk wy willen dat gy in deze faak fult „bekleeden, met behoorlyke ftraffe fult hebben „ te kastyden. „ Gegeven by Marienwacrt, onder onfen „ Naam; dewelke wy, om dat ons Groot-Zegel „ met by der handt was, met ons Waapen be„ krachtigt hebben; den 9 Junii, in 't jaar des „ Heeren 1483 ". (Was aldus onderteekent:) MAXIMILIAAN. (Lager ftondt:) Door myn Heer den Hartog, b e a v A l. Deeze Abtdy, welker naam Marienwaart zo veel betekent, als de Waart of het Eiland van Maria, werdt daarom door den Geleerden johaN knippenberg (*) te recht Jbbatia Infula B. Maria, dat is, de Abtdy van '£ Eiland der Zal. Maria, genaamd.» Dezelve is thans geheel geruïneerd, en haare Goederen en Inkomften zyn verbeurd verklaard; zynde, in plaats van (*) Hifl. Ecchf. Ducal. Qclria, pag. 68.  en kleefsche oudheden. 123 yan deezen, aan den Bisfchop van Roermond, wien dezelve waren toegeweezeri, door den Koning yan Spanjen andere Inkomften bezorgd. DE STAD B U U R E N, in gelderland. Deeze Stad, ook wel Bueren en Buiren genaamd, die waarfchynlyk tot het oude Graaffchap van Teisterband behoort, is gelegen in de Provincie Gelderland, aan de Rivier de Lings, en het Water de Meulengracht, als op eenen driefprong, tusfchen de Steden Kuilenburg, Wyk en Thiel, in eene zeer vermaaklyke en vruchtbaare Landftreek, naamlyk de .Neder ■ Betuwe. De Edele lodewyk guicciardin (*) en deszelfs Vertaaler en Vermeerderaar petrus mont anus geeven van deeze Stad het volgende getuigenis: f! „Bueren en is gheen Leen, noch byvanck van Geldre, ghelyck ettelycke fchryven , maar „ een Lant op zichzelven alleen ; nochtans „ binnen de palen des Hertoghdoms gheleghen, „by den Voet Linghe, op een kleyn Water„ vlietken, eertyds geheeten de Meulen • gracht. „ Het ligt eene Myle van Tiel, ende is een re„ delyke Stadt, groot in 't ronde 1500 Tre„ den". Doch (*) Befcbryvingen der Nederlanden, pag. 148.  Ï24 kabinet van nederlandsehe Doch de Geleerde j. j. pontanus, en deszelfs Vermeerderaar a. van slichtenhorst (*) verzetten zich tegen deeze verklaaring, en toonen zich daar over niet weinig gebelgd, zeggende: Dat beide de Landen van Bueren en Culem„burg, van oudts af, door een Leen-bandt „ aan Gelder landt vast zyn, kan met reden niet „ geloochent worden; zoo dat ik my niet min „over guicciardyn moet vergrammen, als „ over hem verwonderen, wanneer hy miszaakt, „ dat Bueren een Celderschheen, of in Gelder landt „ beklemt zy; en alhoewel geene redenen melden„ de, dit gevoelen dryft, dat het is een Graaffchap „ op^zyn eige handt. Zoo leest men immers, dat „in'tjaar 1298, otto, Heer van Bueren, met „zynen Soon alard, hare Burgt van Bueren „ t'eenemaal in handen van reinold hebben „ overgelevert, van hem en zyne Erven te Leen ., verheven, en tot hunnen dienst en verzoek v t'allen tyden belooft te openen , zïp- noemen„de, zyne getrouwe Lieden. Dat°meer is, „ alard van Bueren heeft in 't jaar 1343 zich „ in eenen Brief verbonden, van zyne Kinde„ ren, die hy nu hadt, of namaals mogt win?, nen, in geenerlei wyze te zullen mannen of „ wy ven, dat is uithuwelyken, noch zyne Heer„ lykheit aan eenigen Heer of handt" brengen, „ ofte leenen, hy en deede het met raadt ende „ geheit van zynen Lieven Heer, den Hertog „ van Gelder, Dit gaat wat verder dan de ge,, woone Leen-plicht, en fmaakt eenigzints naar „ eigenhorigheit. Behalven dat de Broeders, „ wil» C) Ge'derrcheGel-h^ denisfcn, Eerfte Koek, pag. 50.  ïn kleefsche oudheden. i2£ „willem en reinald van Guligh, Herto55 gen van Gelder, by twee onderfcheide HandIj vesten, de eene gegeven op Saturdag na Allerheiligen, in 't jaar 1379, d'andere m 't „ jaar 1402 , wanneer zy daar by van de St. jans" Ridders vermaan doen, die in hunne Landen 'gezeten waren, en hun goedt daar leggende hadden , onder dezelve befchiedentlyck uit" drukken, de Bevelhebbers van Arnhem , Nieuw- megen, Ingen en van Bueren. Zoo dat nader- hand Vorst arnoudt, vermits de blyckelyke „ ontrouw van zynen Smal-Heere en openbaa- ren Vyandt, Heer wtllem. 'c Landt vaii " Bueren in den grondt heeft bedorven , en dè " Stadt zelve hem afgenomen ; daar na in Leen, " en in Pandtfchap uitgegeven aan gerard, *' oudtften Soon van Culemhurg, en in 't jaar " 1449 de Vryheden van zyne getrouwe lui- den van Bueren en Bofichem geftandt gedaan. Hieruit blykt, dat Buur en zekerlyk een Leen van den Graaf van Gelder geweest is. Dit wordt mede door den Geleerden arnoud buchelius bevestigd, welke zich, in zyne Aantekeningen op de Utrechtfche Gefchiedenisfen van willem heda (*) , op het voorftaande getuigenis van pontanus op 't jaar 1298 beroepende, in 't leven van willem den XLI. Bisfchop van Utrecht, zegt: „ Ten tyde van deezen Bisfchop heeft de „ Heer van Buur en zyn Kasteel, te Buur en gelegen. tot afkooping van een Vreede , aan „ den Graaf van Gelder overgegeeven, en het „ van denzelven wederom te Leen ontfangen; „ waar- ' (*) Hift. Epifc. Uliraj, pag. 320. Not. g.  i2f5 KABINET VAN NEDERLANDSCHÉ „ waarvan het béwys in de Gelderfche Gefchie- denisfen van pontanus, in 't zesde Boek, „ op 't jaar 1298 ftaat aangetekend". Buuren heeft van ouds zyne eigene Heeren gehad, welke daarom Heeren van Buuren genaamd werden; doch dezelve zyn daarna tot Gradven verheven: in de volgende Verhandeling van het Kasteel van Buuren, waarop de Graaven hunne Relidentie plagten te houden, zat hiervan breeder gefproken worden. Hoedanig Buuren zich hedendaags voor 't oog opdoet, heeft ons rademaker in twee zeer fraaije Gezichten, hïer bygaande, vertoond, zoo als dezelve door hem naar 't leven getekend zyn. Het eerfte, getekend No. 267, verbeeldt de Stad Buuren aan de Landzyde, zoo als dezelve naar de zyde van de Kerk, (verfierd met eenen fchoonen Toren, wiens bovenfte gedeelte volgens het Bouwkunftig ontwerp van den vermaarden Architect post opgehaald is;) benevens de omftaande Huizen, gezien wordt. Het tweede Gezicht, No. 268, vertoont öris wederom een gedeelte van de Stad Buuren, aan de zyde van de Linge, zoo als dezelve van den Linge-Dy k af over de Linge gezien wordt,' en zoo als zich derzelver omtrekmuur, en ouderwetfche Muur- en Wagt- Torens thans nog op. doen. Omtrent het Geestelyke behoort de Kerk van Buuren, federt de Reformatie, onder de.Synode van Zuid-Holland, in welke Buuren eene Klasfis op haar zelve maakt. Deeze Stad is tot den jaare 1603 onder de Klasfis van Gorinchem geweest, doch alstoen daar van afgefcheiden. In den jaare 1606 verfcheen Buuren op de Synodr als een halve - Klasfis; doch 1626, en vervolgens,  1 x^^'J"* WÖLES WA.ER T yan. Aaterav t7'~ 3bj • TE B UREN   EN kleefsche oudheden. Ï2J gens, als een geheele Klasfis. Beneffens Buuren behooren onder deeze Klasfis de Steden Kuilenburg, fsfeljlein en Leerdam, als mede de volgende Dorpen: Asch, Beuzichem, Buurmalfem, Erichem, Zoelmont, en Tricht. Deeze Klasfis vergadert gewoonlyk driemaal in 't Jaar op Dingsdag, by beurten, over de Kerken, als (i.) Beloken Paafchen; (2.) Veertien dagen vóór de Synode; en (3.) op den eerften Dingsdag in de maand September, Naar 't Waereldlyke rekent de Heer simon van leeuwen (*), dat, benevens de Stad Buuren, de volgende Dorpen onder het Graaffchap Buuren behooren, naamlyk: Erichem, Ravensway, Buurmalfem, Zoelmont, Tricht en Beuzichem. Twee gewoone Jaarmarkten worden te Buuren gehouden; de eerlte op Maandag na beloken Paafchen, en de andere op St. Lambertus - Dag; waaruit de Heer h. van heusden (f) gist, dat St. Lambertus mogelyk de Patroon ofSchutHeilige van de Parochie-Kerk geweest is. In de Roomschgezinde tyden is binnen de voorgemelde Kerk, onder anderen aan St. An* nen° Altaar, een altydduurende Vikarye gefticht geweest. Binnen deeze Stad heeft eertyds een NonnenKlooster geftaan, onder den naam van St. Barbar a's-Huis bekend, volgende den derden Regel van St. Franciscus, en behoorende onder het Kapittel van Utrecht. Eertyds is 'er ook een Commandeurfchap van de Ridders van Maltha geweest, ftaande on« (*"} Batavia Illuflr. pas. sop. (t) Oudheden, cweede Deel, pag. 353.  i28 KABINET VAN NEDERLANDSCK2 onder de Balye of het Land - CommandeurfchaD van Utrecht. Zoo wel gedurende den feilen Spaanfcheri Oorlog, als by de overftrooming der Franfchen van' deeze Landen, in den jaafe 1672, heeft Buuren mede veel geleden; waarvan terftond, by de Verhandeling van 't Kasteel , nader gefproken zal worden. Men telt te Buuren byna 200 Huizen. HET KASTEEL VAN B U U R E Ns ÏN GELDERLAND. Het Slot of Kasteel van Buuren, pas even buiten de Stad Buuren gelegen, is van ouds de Refidentie- Plaats der Heeren, naderhand Graaven , en eindelyk van de Drosten deezer Heerlykheid, en van dit Graaffchap geweest. Wanneer dit Slot eigenlyk gefticht zy, als mede of de oude Heeren van Buuren hunnen naam van dit Slot ontleend, of hetzelve naar hunnen naam genoemd hebben, is ons niet gebleeken. Ondertusfchen gaat het vast, dat het Gejlacht der Heeren van Buuren reeds in de twaalfde Keuwe is bekend geweest; 't welk niet  EN KLEEFSCHE OUDHEDENï 120 alleen door den Historiefchryver j. eeka (*), in 't leven van diederik van are, den XXXIIften Bisfchop van Utrecht; maar ook door deszelfs ouden Vertaaler (f) duidelyk gezegd wordt. Ook bevestigt zulks de Geleerde a. buchelius (§), niettegenffcaande hy voormaals 'er aan getwyffeld hadt (**); en Dr. lud. smids zegt, dat het Kasteel reeds omtrent het jaar 1145 in wezen was (ff). In den jaare 1435 werdt Buuren belegerd door Hertog arnoud van gelder en Heere johan van kuilenburg; welke laatste, om de onkosten te vinden,. Beuzithem of Beuzekom voor 8öoo Rhynfche Guldens verpandde. De Stad gewonnen zynde, werdt Heer willem van buuren verdreven, en ftierf balling buiten 's Lands; vermits hy, tot gruutc fchadc van zyne Onderdaanen, zich in den jaare 1428 tot een' onverzoenlyken vyand van den Hertog Van Gelder verklaard hadt. Hertog arnoud Van gelder, Buuren veroverd hebbende, was daar mede zoo zeer in zyn fchik, dat hy door grootfpraak zich liet ontvaren i Buuren zal myn beste goed wezen ; doch dit gezegde kwam hem naderhand zeer duur te ftaan ; vermits hy in den jaare 1465, door zynen eenigen Zoon adolph van gelder, gevangen genomen, en op het Kasteel van Buuren zes jaaren in hechtenis gehouden .s r « werdt, (*) In Ckion. pajj. 63, Cf) ant. matth. /ir.al. Tom. VI. pag. 106. (,§) In Not. ad w. hed. pag. 190. d. 2. (*♦) Ibid. cortf. cum r.ot. in j. de buk. pag. 63., Szu 66. n. Ctt) Schatkamer, pag. 48. VIII. DEEL. I  I30 kabinet van nedereandsche werdt, terwyl de Zoon zich inmiddels, in des» zelfs plaats, tot Hertog deedt huldigen (*). Deeze wonderbaar Gefchicdenis is door swi? der van kuilenburg, die dezelve fehynt beleefd te hebben, op.de volgende wyze zeer koddig befchreven (f) „ Anno M. CCCC. LXV. ving Hertog „adolf van gelre zynen Vader, daar „ groote onlust door veröorzaakt werdt. Gevaa„ gen te Gr ave op het Huis, gevoerd te Lohit „ op het Tolhuis, en voorts naar Buuren. „ God den Heer geclaaght, End1 Maria 4ie reyne Maagt, „ Hoe een forst end'1 mogent Heer, ,, Weder Godt en weder eer± „ Jammerlyck ende onve^rfchu/t „ Uit den fynen li verdoelt. ,, Een minlyck maaltyt hy hadt „ Mit fyne Furjlinnen, dair hy fat „ Mit Hertoeh AdoJpli fynen Soen, '. ! . „ 4/s gewoenlick was te doen; ■ Mit al fo minnelycker tale , „ A!s Christus deed in 'i Avontmale, „ Dat hy zyn Jongeren had ge/eert; Hoort hoe dees Maaltyt is verkeert. . , „ Dees Mogende Furst is opgejiaan, „ In zyn camer te bed gegaan, „ Intentlic in fyn gebeden , . ,, Om te hebben rust en vreden. Daar hebben fy die door op/oopen; *t Kint heeft tot den Vader geropen : • „Hef O a. matth. Anal. Tom. VI. pag. a86 en a83. CD Ibid. pag. 2^3, &c.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. £gl i> Het i* uyt, geeft u gevangen! ,, Ts? ^o. Frederik van Egmondt, h En jan van Rosfum tfelver flont ; „ Enfyn /'Nymegen op V &to gefet. ,, Jan van Rosfum, dit alde ca!, ' „ Cast zeylen 50 Meeren, „ Most 'l Lant helpen re geer en , Die quant mitten eerfien quyt. ,, Wat is daar voort gefchiet ? Daar wort genomen dees Mogende Vorst, ,i In een koude winter en harde vorst, Bloots-hoofts daar hien, „ Dat zeer erbermelick was te fien. 3, Boven die Soen, die wel gemaackt, i, Heeft V Kynt den Vader gansth verfaackt^ „ Segel, Briefend Was, Syn geworpen in (Tas. (Siet hoe dees verwoede honden, ,, Samfon den Reus hebben gebonden.') „ End' is op St. Juliaans- Nacht, -5, Van dane op Tol - huys gebraeht. ,» {Wie quaat doet, die fcouwt het licht, So feyt ons die Scrift voor richt,) Van daar is hy voort -gevoert, „ Te fluiren , als ghy hebt gehoert. „ (Joleph wen in Ëgypten gebracht, „ Doe hemfyn Broeders hadden vercracht.) % De>' Jaren fes , dees Farst daar fat, „ Onder die Joden, niet vele hat. 5, Wesfel van Boetfelaar was daarby, »> Jan van Horst, Reyner van Dey, „ Bartout van Driel, Peter van Bloe; s> Syfongen, fy fprongen , fy waren vroe ; ,, Sy waanden V Lant dat was gewonnen: 3, Heer Godt 't en was niet wel verfonntn, I % S,WU  I32 KABINET VAN NE D E RL AN D SC Kfi- Wie namen dit Jpel by der hant? „ Dat deden die van Bylant. „ Gerrk die joede, Jan die Cock, ,, Ende Cornelis van Merwyck, ,i Jan van Rosfum, Heer van Zoden , Was 't Regiment mede bevoelen. „ Heer Wynant van Arnhem , utideen van Dyl, ,, Hadde 't Lam van Gelre veyl, „ En hebben fo lange te famen gejaacht, &c. Om den Lezer het groote onderfcheid der Dichtkunde, tusfchen dien tyd en den tegenwoordigen te toonen, volgt hier de zelfde Gefchiedenis , door den Puik-Dichter klaas bruin in Dichtmaat gebragt {*): ,, Dit is h't Slot, waarop twee Eeuwen ruim geleên, „ Een Treurfpel is gefpeeld, zo vol afgryslykheên, „dis ooit een Dichter uit de Griekfche Schriften haalde; „Een wreede Zoon, niet waard dat hem de Zon bejlr aaide , „ Een tnonfter der Natuur., die, door een flinkfe trek, „ Zyn'' Heer en F ader zelf de voet zette op den nek, „ En 't Gelders Hertogdom door list zich eigen maakte ; „ De goede Vorst, men denk? hos dit hem trof en raakte, „ Wierdvan dien beul half naakt, blootshoofds, in flrenge kou, ,, Gebragt naar Lobit, daar hyjmolt bynaar van rouw, ,, Tot dat -hy eindelyk hier xes Jaaren bleef gevangen, „ Eer hy zyn vryheid door bemiddeling kon erlangen. „ Wat ziel word niet door fchrik van zulk een' hoon bezwaart f „ De wilde dieren, zyn meedogener v'an aart. ,, Garfias, dien 't my lustte eens op V Tooneel te voeren, „Was zo affchuwlyk niet, hy liet zyn bloed ontroeren „ Door losfe wulpsheid in het opgaan van zyn jeugd; „Mamr (*) KleefiVne en Zuid • Holl. Arcadia, pag. 150.  en klf.efsche oudheden. 133 „ Maar deeze, in ryper tyd, ontbloot van eer en deugd, „ Met 'i Moeders wreeaen wrok , 6 gruwel', aangefpannen, f,Liet Vader liefde, dfmaad' uit zynen boezem bannen'. „Een Moeder flyft, helaas', d'jntaarden Zoon tefnood, ,, ln 't Jlreng mishandelen van haaren bedgenoot. „ Kan 't moog'lyk zyn ? ik beef.. Ai koud het my ten gcede , Reisbroeders > dat ik niet meer fchryf van zulk een woedt. Dewyl fommige Lezers buiten twyffel begeerig zullen zyn van deeze opmerkelyke Gefcniedenis nader befcheid te weeten, zulLn wy hun dezelve uit de aantekeningen van den arbeidzaamen w. van gouthoeven (*_) mededeelen. In den jaare 14(53 ontftondt 'er eene zeer groote tiveedragt in den Lande van Gelder, tusfchen Hertog arnoud van gelder, en adolpu, zynen eenigilc-n Zoon, waartoe die van Nymegen de aanleidende oorzaak waren» Want deezen, zeer te onvreden wegens de Justitie , door den Hertog tegens de Ingezeetenen van Drielt ter uitvoer gebragt, hadden deswegens eenen byna onvcrzoenlyken haat tegen hem opgevat; en bemerkende, dat adolph, zyn Zoon , een jong, kloek en aankomend Jongelinggeworden was, begonnen zy katuarina van kl.euf, Hertoginne van Gelder, zoo wel als haaren Zoon, wakker aan te haaien, en gaven hen vervolgens zelfs te verftaan, dat zy voornemens waren den Zoon Hertog van Gelder te maaken, en deszelfs Vader, hunnen Heere, in hechtenis te zetten. Oin zulks ter uitvoer te brengen, vereenigden zy zich met die van Zutphen en Venlo\ doch die van Roermond waren, zoo (*) Holl. Chronyk, pag. 474 en 475. I 3  Ï34 kabinet van nejüerlanoschjs weegen. Om deeze reden werdt den Ineezeetenen van Roermond door die van FenlcXdvt groote overlast aangedaan, en veel fchale oe gebragt; waarom de Herto» L« ftraffe pehnnrii- «.uT "ercoS «en op zwaare icrarre geboodt, zulks voortaan te laaten IVhar die van fenlo, de bevelen van den Hmoe vei fmaadende, raadpleegden re i"i 7 "ert0S vei" Nvmeeen en Tup'eeSde?> « gelyk met die van a tt' Reedden eenen aanflae te4n den ouden Hertog, onder het voorwendfef0d"t hv onbekwaam was her Hw ,uu'7cututl> aac ny ren • dit h,Z? hertogdom langer te belt e- ??»lo bezu J jÜtï R°ermnd meer dan die va« r cmo begunihgde, en meer andere derpelvke onwaarheden. De ion^e ?1'r derSeiy,bourbon, en van Vrouwe agnes, Dochter van zyne Zuster; waarvan Graaf kakel van charloys, Zoon van Hertog Philips, mede een Dochter hadt. By deeze Vrouwe katharina verwekte Heer adolph van gelder eenen Zoon, kaAel* I 4 er-  W kabinet van nederlandsche en eene Dochter philipPE genaamd, die naderhand met den Hertog van Lotharingen 'm 't Huweiylc tradt, en eindelyk Nonne ftierf. Dit Bruilofcs-Feest werdt, in den jaare 14 na dat alle dingen tus- m afgSor^n0glnne "V"8™ Z°°n en aigtiproktn waren, kwam de oude Herto- ginne voor '« Slot van Grave, en werdfdoor Hertog arnoud met minzaamheid ontfangen Kort na Nteuw Jaar kwam Heer aboJb met eenen kleinen Hofftoet, ook binnen GW ' en werdt by zynen Vader wél ontfangen. 'Te mge dagen daarna waren zy alle zeer vroJvk bv malkander, voornaamlyk Heer adolph ei To„! v illem fpeelende famen in 't Schaakbord mr SfSe^8^ 0nd-«etfp;deXam , "^7 heer a-dolph de aankomst van * tL F A3'f£™ met hunne Aanhangers in ftijte bekend maaken. Derhalven ftondt hy op en Vloekende dat Jonkheer fredrik mogt me! * de  en kleefsche oudheden. ij/ de dansfen; doch deeze weigerde het, ging naar zyne Slaapkamer, en begaf zich ter rust, gelyk de oude Hertog arnoud insgelyks deedt. Ondertusfchen kwamen 'er Gedeputeerden wélgewapend op het Slot, daar zy door de Hertoginne en haaren Zoon opgelaaten waren, en klopten met hun allen tegen de deur van 's Herlogs kamer, willende, dat hy zoude opftaan, en daar buiten komen ? Lieve Kind! zeide de Hertog, ik heb nu geen lust om te dansfen ! laat my met rust, ik zal't op een' anderen tyd verbeteren ! Deeze woorden naauwlyks gefproken hebbende, braken zy de kamerdeur met geweld open , en ftonden daar met bloote mesfen; roepende en fchreeuwende: Geef u gevangen ! De Hertog dit ziende, vroeg terllond naar zynen Zoon, en toonde voor denzelven eene groote zorgvuldigheid, zich verbeeldende, dat het vreemde vyanden waren, die hem, benevens zynen Zoon, wilden gevangen neemen. Toen kwam Jonker adolph voor den dag, en riep zynen Vader toe: Beminde Vader ! Geef u gevangen $ want het moet nu aldus wezen! Daarop zag de Hertog zynen Zoon met betraande oogen aan, en gaf hem ten antwoord: ö Myn Zoon! Wat doet gy my? Het gewapende Volk daar op toefchietende , vatte hem als een dief en moordenaar, en leidde hem, pas half gekleed zynde, over de graften, alwaar die van Nymegen hem verwachteden. Men zette hem op een paard, terwyl Moeder en Zoon hem volgden. Onderwegen badt hy zeer vriendelyk, dat zy hem toch niet naar Nymegen zouden brengen ; doch anders waar zy wilden. Dies bragten zy hem op ?t Slot te Lobit, en daarna op het Kasteel te Buuren, alwaar hy zes jaaren gevangen zat. Dit ï $ veiv  I38 kabinet van n e d erl a n d s cii e verricht zynde, iiet Jonker adolph zich te Nymegen, Zutphen, Venlo en Arnhem huldigen, alwaar zy hem voor hunnen wettigen Heere en Hertog aannamen. Desgelyks geichiedde vervolgens op alle Plaatfen, behalven alleen te Roermond, welke Stad zich fteeds onzydig heeft gehouden. Hier uit blykt, dat het Kasteel van Buuren in dien tyd al vry fterk geweest moet zyn, nademaal de jonge Hertog hetzelve fchynt gehouden te hebben voor de allerveiligfte Plaats, om 'er zynen Vader op te bewaaren, vermits zyne geheele regeering en welvaart daarvan afhanglyk was. Omtrent den jaare 1500 heeft Keizer maximiliaan de eerfte de Heerlykheid Buuren tot een Graaffchap verheven, waardoor de Heeren van dien naam vervolgens den tytel van Graaven voerden. Doch in'dien tyd werdt Buuren niet meer door zyne eigene Heeren bezeeten, nadedemaal Hertog arnoud van gelder den Heer willem van buuren, die hem afgevallen was. in den jaare 1435 reeds daarvan beroofd , en deeze Heerlykheid aan zynen Broeder, Heer willem van egmond, opgedragen hadt; waardoor Jonkheer fredrik van egmond de eerfte Graaf van Buuren wierdt. Door Huwelyk van anna van egmond, eenige Erf-Dochter van maximiliaan van egmond, Graaf van Buuren, enz. met Prins willem den eerjlen van oranje, is dit Graaffchap in den jaare 1551 aan 't Huis van oranje e;n nassau gekomen, en tot na de omwenteling des jaars 1795 gebleeven. Het Kasteel van Buuren js niet alleen fraai en wél-gelegen, maar ook vry fterk. Güicciak- di n  |2n kleefsche oudheden. 139 din zegt, dat hetzelve i$6q treden in den omtrek groot is. Daar deszelfs bezitter, de Prins van oranje, een geflagen vyand van Spanjen was , heeft dit Kasteel in den Spaanfchen Oorlog reeds veel geleden, niettegenfhaande hetzelve met vier groote Torens en drie fGrachten verflerkt was. Terwyl de bovengemelde Prins willem van oranje, by den aanvang der binnenlandfche beroerten, buiten 's Lands week, werden alle zyne Goederen aangeflagen , en daar onder mede Bicuren door de Spaanfchen bezet. DochdePrins daarna wederom in 't Land komende, vondt middel om, in den jaare 1572, door zekeren Kapitein vogelenzang, den Kastelein van 't Kasteel van Buuren met list gevangen te krygen, een gedeelte van de bezetting daaruit te lokken, en deeze Sterkte zelve te bemagtigenf waarna hy Krygsvolk van Gorinchem ontboodt, en het Slot door hetzelve deedt bezetten. Dit duurde niet langer dan tot in den jaare .1575, wanneer de Heer van hierges, Gouverneur van Gelderland, van de Spaanfche zyde, de Stad en 't Kasteel van Buuren met veel Volk deedt belegeren, veele Werken daarvoor opwierp, en met vyftien Hukken Gefchut fterk befchoot. Bres gefchooten zynde, belïormden zy de Stad; doch vonden weinig tegenlland, nademaal al wat vluchten konde op het Kasteel week , en de Stad ter plundering van den vyand overgaf. Het Kasteel vervolgens zqo veel te heviger aangetast wordende, werdt genoodzaakt zich mede over te geeven; en de bezetting konde niets meer bedingen , dan zonder Vaandelen en Wapenen uit te trekken (*). Echter hebben (*) cuicciARD. Bsfchr. der Niderl. pag. 148.  14-0 kabinet van nederlandsci7e ben de Spaanfchen het niet lang in bezit gehouden. Geduurende den Franfehen Oorlog van den jaare 1672 heeft deeze Plaats mede last moeten lyden. Want niet fterk genoeg zynde , om de Franfche magt het hoofdje bieden, terwyl de Maarfchalk van Turenne met een aanzienlyic Leger naderde, verzocht en verkreeg zy 'Sauvegarde, zoo wel voor de Stad, als voor 't Kasteel en de onderhoorige Dorpen. Dus hielden de vyanden het Graaffchap in bezit tot in den jaare 1674, wanneer zy hetzelve, nadelnwooners zeer ftreng gehandeld te hebben, wederom moesten verlaaten. Van den hedendaagfchen ftaat van het Kasteel van Buuren heeft rademaker ons drie zeer fraaije Gezichten medegedeeld, welke alle in den jaare 1719 naar 't leven getekend zyn. Het eerfte, getekend No. 269, verbeeldt de Voorpoort, den Ingang en de Brug van het gemelde Kasteel; benevens een gedeelte van deszelfs fierlyk beplante Wallen, langs een hooge Laan naar de Stads- Poort uitzicht hebbende. Het tweede, No. 270, vertoont ons het voorgemelde Kasteel, van vooren , by den Ingang van hetzelve, op zyne flinkerzyde te zien; benevens de daaraan gebouwde Stallingen aan den linkervleugel, hebbende van binnen eene groote en ruime Binnenplaats, en daar achter het groote Kasteel met zyne vier Torens. Het derde, getekend No 271, verbeeldt het groote Kasteel van achteren, en op zyne rechttrzyde, gelegen in zyne Binnengrachten, en .met twee ryën hooge opgaande Boomen beplant. Dit achterfte gedeelte is by uitneemendheid wc5! onderhouden, hebbende, bthalven veele fraaije Ka-  j£8 Tnyany van t KASTEEL vanBlTREN ViP U TUltmxJLa- fait ~ ~~L " _. 17U J TE BUREN aiui de Euujc '~ 2S0   t XASTEEL yan B UREN van Vooren- '7'~ KASTEEL yan BUREN yan afteren   ê n kleefsche oudheden. I4t Kamers en Vertrekken, eene fierlyke overwelfde Binnenplaats, op veele Pylaaren rus- tende. \.' Van 't Kasteel van Buuren heeft de zinryke Dichter klaas bruin ons de volgende Poëtifche Schets medegedeeld (*); hetzelve noemende : „Een Graaffchap óp zich zélf, weliei" niet Meen geacht, „Door erfenis aan 'i Huis van Nasfau toegeweezen, , „Daar Fredrik menigmaal zyn zorgen heeft geneezen, ,, Met Lauren ovirlaan tot heil van Nederland. „ Ai, ziet dit bosch eens in, Koe dicht en hoog geplant Staat dit geboomte , wie zag ooit iets aangenaamers ? „Nu eens tt Kasteel bezien met zesmaal twalef Kamers, „Met twee paar Torens, en drie Grachten, diep en wyd, Een heeriyk werk, tot nog voor 't woeden van den tvd, „ Die V al verfiind, verfchoont, en ongefchend gebleeven, „ Alwaar men nog den roem van de oudheid in ziet leeven ; }iByzo-.der als men 't oog op deez1 Triumfzaal flaat, „ Die ieder Hof vertrek in pracht te boven gaat. „Ziet daar de Afbeeldingen van de overwonnen Steeden, „ Van Willen)* jongllen Zoon, Vorst Fmt'rik fel h'Jlreeden, 3. I n overweldigd, naar het leven afgemaalt, M^aar in het Kunstpenfeel mét hem als zegepraalt: „In ieder tafereel blinkt zyn ontzaglyk wezen, ,, fVaar voor de Spanjaard {leeds moest fidderen en vreezes, Het Kasteel van Buuren is de gewoone R-. fidentie van den Drost van Buuren , die, benevens drie Schouten, over hetzelve, de Stad en onderhoorige Dorpen, het opzicht heeft. (*) Zuid-Holl. Arkadia, pag. 148 en 149. h e t  14* KABINET VAN NEDERLANDS CHÉJ HET Huis WAARDENBURG, IN GELDERLAND. YavIT}* ^ der Kmst-Ha«ea van Prenrlerl u- komt 008 hier voor ^ *7*<£ ï vertoonende het Huis Jvcr. aennurg, of Waardenburg, geleffen in fi/./^r Sov" te wLten 1 ! fieZlc£C Vande Stad ^mmell te weeten, voor t grootfte gedeelte geruïnep^ getekend is. Schoon het nu door de verladende Oorlogen, endenallesverteerenden tydTzich an eenen flegten .ftaat opdoet, ziet men nogthans ken yvnoU1-de over^^e ftukken eTbrX If tr 7°°™™ mec verfcheide Torens en over gyif ]lt1?teHen'-ro^met 5~S gem, aat dit Huis m a.'oude tyden een zeer mV weest is, dat mogelyk vóór vierhonderd iaaren reeds m wezen was, en waarfchynlyk deVewoone Refidentie- of Verblyfp/aats der Edel! Hel zfenlvfheS?3? (#) is ' ^Jkers a „. zienlykheid in dien tyd zelfs uit de over^ehlee. vene muurbrokken /an dit trots Vu^inc \ nu (*) A» MATTH, ^«a/. Tom. VI. psg. 28.  j3n kleefsche oudheden. 140 nu nog met verwondering befchouwd kan worden By gelegenheid dat in 1547, en eenige daarna volgende jaaren, over het Hertogdom Gelder eene Hoofdfom van vyfè'nzeventig duizend Guldens was omgeflagen , werdt de gemelde Schattinge eerst verdeeld over de vier Quartieren van dit Hertogdom, en vervolgens onder dezelve nader jrefmaldeeld. In gevolge van dien beliep de Quote van den Tielerwaard 5844 Guldens, van welke Werdenburg en Nerinen te famen moesten dragen en opbrengen de fomma van vierhonderd zevenendertig Guldens, een Stuiver, vyf en een Quart Penning; volgens de aanwyzing van den Oudheidskundigen Jo'kcr SÏa'+thys van der ho e v e n, ■ in zyne Hand' yest-Ckr'onyk (*>, uit de Papieren van wylen deszelfs !Oud- Oom Jonker gidion van der h o e v e >v, in den jaare 1571 Raad en Rt|ntmeescrr Generad van Gelderland. En aangezien dit, op; eene post na, (begrypende Thiel en Zandwyk, welke geen vyftig Guldens meer beloopt,; de hoogfte Quote is, zoo blykt daaruit , dat deeze ook onder de aanzienlykfte Plaatfen'van dit Quartier gerekend werden. — Zy, die aan beuzelingen geloof geeven, maaken elkander Hkts, dat eerryds op dit Huis de beruchte Doctor faustius zyn verblyf gehouden L'icft. (*) a. ji AïTH. Anal. Tom, VI. pag. 77 en 8». d %  kabinet van nederlandSchE DE STAD ■T H t E L, in gelderland. T. hiel is eene Stad in Gelderland, in de 7^' h. van heusden, Oudheden, tweede Deel, pa& 360, &c. 366. r Ctj a. Matth. Anal. Tom. VI. pag. 341. K a  I4§ KABINET VAN NEDER.LANDSCHE eenigen tyd daar na een ander maakfel daarop getimmerd; hetwelk nog in wezen is. In den jaare 1380 heeft men. het Kruiswerk van de Kerk aan de JNoordzyde, en in den jaare 1394 aan de Oos^zyde, beginnen te herbouwen. In den jaare 1403 is de vernieuwing aan de Zuidzyde gefchied, tot dat men eindelyk in den jaare 141 o dit getimmerde te famen gefioten heeft. Volgens zekere aantekening zou in den jaare 1431 wederom een nieuwe Toren aan deeze St. Martyns-Kerk van den grond af opgebouwd, en het Kruiswerk tot aan den top van de Kerk getrokken zyn. Doch, volgens een ander bericht, is dit Gebouw in den jaare 1440 wederöm afgebroken; de aarde, om vaster grond te hebben, tot de derrie toe, uitgedolven, gefcherpte paaien van 15 of 16 voeten lang daari'n geheid, en met overgrocne kosten en arbeid eindelyk elfen geftampt; daarna met zooden gedekt, en daarop eindeïyk den Steenen Vloer gevestigd, waarop de tegenwoordige Toren rust. In de Roomschgezïnde tyden hebben de Priesr ters van de Duitfche Orden het bewind over deeze Kerk gehad; zynde de Kommandeur van het Duitfche Huis te Utrecht, de Patroon of Begeever van deeze Pastory geweest. In de zelfde Kerk was onder anderen een Altaar, aan St. Catharina en Barbara toegewyd, en daaraan eene altydduurende Vikarye of Kapellanye gefticht, welke van 's gelyken door den Kommandeur van het Duitfche Huis voornoemd begeeven werdt. Maar nademaal de Renten en Inkomften deezer Parochie - Kerk zoo gering waren, dat de Begent 'er njet fatfaenlyk van Jee ven konde, • heeft  en kleefsche oudheden. 149 heeft georgius van egmond, Bisfchop van Utrecht, na het openvallen van de bovenftaande Vikarye, ten verzoeke van albert van egmoN'D., Kommandeur van 't Duitfche: Huis te Utrecht, als derzelver Begeever, en varr ar ent van den bok, Pastoor en Regent derzelver Kerke, op dat de Pastoor 'er gemaklyker van leeven konde, deeze Vikarye met de Parochie - Kerk verè'enigd, volgens Brief ia dato 10 Juny 1546. hubert en hendrik van doornik^ weleer Vikarisfen van deeze Parochie-Kerk , hebben binnen Thiel eene Bibliotheek of Boekery gefticht; ten behoeve van welke Meester rudolph Kok of koek, in den jaare 1554, alle zyne Boeken maakte. De Duitfche Heeren, welke te Thiel plagten te woonen, hebben daar reeds vroeg hun verblyf gehouden. Hun eerfte Huis ftondt buiten de Stad, te Hemen, alwaar hetzelve in den Jaare 1270 door de Orde getimmerd werdt» Maar in den jaare 1328 heeft de Land-Kommandeur johan van hoenhorst met de Kanonniken van St. Walburg eenige Goederen verruild; waarop de Kanonniken naar Arnhem trokken, en de Kerk van St. Walburg overgaven ; als wanneer de Land - Kommandeur het Huis te Hemert liet afbreeken, en hetzelve by St. Walburg binnen Thiel verplaatsie. In dien tyd was Thiel nog Brabandsch. Binnen Thiel hebben eertyds ook verfcheide Kloosters geftaan, 'ten minften twee Mans- en twee of drie Vrouwen-Conventen. Daar was een Mans • Klooster van St. Dominicus-Orden, eerst gefticht in den jaare 1399, K 3 voor  J5© KABINET VAN NEDERLANDSCHE voor dertig Broeders, dicht onder de Stad Thiel, byde Kapelle Maria, mSandwyk; maar dit flegt opneemende, is hetzelve in den jaare 1435 in een Nonnen • Klooster van de zelfde Orde veranderd, waartoe de eerfte Nonnen van Wyk te Duurftede zyn aangekomen. Dit Klooster, dat aan Thienden alleen 1872 Guldens Inkomften hadt, is in den jaare 1513 voor een groot gedeelte afgebrand, en in den jaare 1572, by verandering van de Religie, ten eenemaal verdelgd, zoo dat de grond, waar op hetzelve eertyds ftondt, in den jaare 1579 in Weilanden veranderd, en de puin by de Stad Thiel geëigend is. De Nonnen zyn naar Thiel gevlucht, en aldaar in het Klooster van St Cecilia, zynde van de Orde der Reguliere Kanonnikesfen , aangenomen j tot dat na de Reformatie de Nonnen alJen gskens zyn uitgeftorvcn. Daar is ook wejëer een Klooster van Francisiaaner Nonnen geweest, onder de benaaming van St. Agnieten- Klooster, 't welk in den jaare 1447 door den Bisfchop van Utrecht bevestigd was. Aan hetzelve werdt in den jaare 1478 eene Kerk getimmerd, welke tot heden toe is blyven -ft;aan. ' Cellehroeders hebben hier ook een Woo«inge en Kerkje gehad; 't welk nog in zyn geheel is gebleeven, Ook heeft 'er, even buiten de Dam-Poort, eene byzondere Kerk geftaan, ter plaatfe daar thans de Stads - Waag is. Van alle de voorgemelde Geestelyke Gebouwen binnen Thiel wordt ons, in de tegenwoordige keurige Prent-verzameling van kademaker, llegts één Gezicht medegedeeld, naamlyk No. 273, vertoonende het geruïneerde ach-  en kleefsche oudheden. 151 achtergedeelte, of Choor, der Kerke binnen Thiel, aan de Stads Wallen ftaande; gelyk hetzelve zich tegenwoordig, binnen 's Muurs, nog voor het oog opdoet. Zeer zonderling is het volgende Recht van de Stad Thiel, naarrriyk: dat de Steden Buuren en Kuilenburg, en derzelver Ban; als mede alle de Dorpen van de Neder « Betuwe en den Thielerwaard, gelyk ook fommige in 't Ampt tusfchen Maas en Waal, te famen een getal van 72 Dorpen uitmaakende, federt aloude tyden verplicht zyn, zes weeken lang ,'s jaars aan de Stad Thiel te komen Burg- werken, (dus luidt eene oudeuitfchryving van den jaare 1433) dat is, aan de Sterkte van de Stad te arbeiden; welke dienstbaarheid, tot believen der Heeren van de Wet, telkens met een zekeren Penning gelost en afgekocht werdt. De Heer 5. van leeuwen (*) voert dit Recht mede aan, om te bewyzen , dat Thiel de Hoofdiiad van het Graaffchap Teisterland geweest zou zyn. De Thielcrwaard, hier gemeld, rekent de voorfz. s. van leeuwen te beftaan in de volgende Dorpen: Kapel,. Avezaat, Zoelen, Wadenojen, Zenoven, Ophemert, Varik, Zenuaart, Asfelt, JDpynen, Neerynen, Waardenburg, Gel' dermalfen, Meteren, Thil, Deyl, Haften, Enfpyk, Helluw, Rumpt, Herwynen, Gelkom, Wajejlein en Vuren. Doch by Jonker matthys van dek hoeven (f) vindt men eene andere Lyst, welke omtrent verfcheide Plaatfen van de voorgemelde verfchilt; volgende op dezelve de Plaat- «"*) Bat. Illufir. pag. 208. (t) HandTeit-Chronyk, Eerde Deel, pag. 80. K 4  153 kabinet van nederlandsche Plaatfen in deeze orde: Tiel en Zandwyk, Beest Renoy met Marienwaard, de Heerlykheid Dalem, Werdenburg en Nerincn, Sendwenen, Ophemert, Varik Hees/el, Oppinen, Est, Geileken, Rumbde, En/pik, Deyl, Meteren, Geldcrmalfen, Wadenojen, Drempt, Tuyl, Haeften, Hellowe, Herwynen en Vuren. Deeze Waard plagt eertyds een Half-Eiland te zyn; doch omtrent den jaare 1597 heeft Heer dirk hg, Amptman van Ihiel en den Thielerwaard, eene doorfnydine m de Linge in de Waal doen maaken ; waar door de Thelerwaard een Eiland geworden is waarop men niet dan te water kan komen. Thiel heeft federt van ouds door vyanden vuur en watersnood veel geleden, In den jaare Ï009 (*), en meermaalen, heeft deeze Plaats de verwoestingen der wilde Noormannen ondervonden. In den jaare. i3aa is ze door Hertog reinoud den tweeden voor het grootfte gedeelte afgebrand, en van Muuren ontbloot. In den jaare 1372, ten tyde van de binnenlandfche verdeeldheden der Heekerfchen en Bronkhorsten, werdt ze, daar zy het met den eerften hielde door den Hertog van Gulik, als tot de party des Jaatsten behoorende, by verrasfehing ingenomen, maar door die van Utrecht herwonnen en ontzet (f). In den jaare n36 is de Stad voor £ grootste gedeelte, en in den jaare 1420 geheel en al afgebrand, zoo dat 'er niets bleef ftaan dan St. Walburgs- en St. Martyns - Kerken, het lölhins, benevens tien andere Huizen. In den jaa- O w. hed*. ffiff. Ultraj. pag, 63. ,C2, &c. vl &ï£r& M Tom• v-pag-26* &c-Tom'  en kleefsche oudheden. 153 jafctë *528> toen deeze Stad door Keizer karel dek vyfden met 20000 Man, in drie Legers verdeeld, zeer ftreng werdt aangetast, heeft dezelve zich boven anderen wel gekweeten, zulks dat zy eindelyk den Vyand noodzaakte onverrichter zaaken wederom af te trekken (*). Ter gedachtenis van deeze manmoedige daad leest men nog hedendaags, aan den Gevel van de Buurenfche - Poort, de volgende Latynfche Vaerfen (f): JJpice qui tranjis, hanc portam, moenia,turres, Tormemis, Jaculis, quam lacerata feris; lortius exfurgam Batavorum Gentis asvlum, Pre quibus ut viel, pmlia dura mihj. Geduurende den zwaaren tagtïgjaarigen Spaanfchen Oorlog heeft Thiel, door veelvuldigen overlast der Spaanfche en Waalfche Bezettingen, wederom veel moeten lyden; doch, van deeze onaangenaame Gasten verlost zynde, begaf zy zich aan de zyde van den Staat, onder de befcherming van Prins willem van oranje, en deszelfs Broeder Graaf jan van nassau, Stadhouder van Gelderland. De Prins van Parma deedt wel zyn best in den jaare 1397, om zich wederom meester Van de Stad te maaken, daartoe zoo wel geweld als list in 't werk Hellende, doch te vergeefs; naardien de Stad, door het goede beleid en de getrouwheid van dirk: vyg, Heer van Zoelen, Amptman van Thiel, enz., en zyne onder hebbende Soldaaten, op kos- C) a. matth. /Inal. Tom. I. pag. 163, &c., (f) j. m. flbnderüs. Geld. Onwinb. pag. 9. K 5  154 KABINET VAN NEJD E R L AM D SCII E kosten van de Stad geworven, wel befchermd, en van alle gevaar verJost werdt. Toen in den jaare 1672 de Franfchen deezen Staat overflroomden, bevondt Thiel zich in eenen zeer flegten ftaat; de Fortificatiën oud en vervallen, zonder Magazynen noch Bezettinge zynde, en geen gelegenheid tot onderftand vin* dende, werden 'er Gedeputeerden naar den Hertog van Turenne gezonden, en Franfche Sauvegardes verzocht; waardoor deeze Stad tot in den jaare 1674 door de Franfchen bezet bleef; doch toen verlaaten werdt. In Zomermaand des jaars 1787 trof de Stad Thiel de fchandvlek van dat voor altoos befchreijenswaardig jaar, door de Schandtooneelen, die hetzelve in ons Vaderland opende, de alles vernielende plundering. Niet door de bezoldigde Landsknechten, die op andere Plaatfen eenen verfoeijelyken rol gefpeeld hadden, om, als 't ware, hunnen afgod te wiérooken, maar door het verachtelykst fchuim der Stedelingen, werdt hier het Schandtooneel geopend. Op den agtè'ntwintigften van Zomermaand, tegen den avond, verzamelde vóór het huis, in 't welk de Burger-Sociëteit haare byè'enkomften hieldt, een groote hoop flegt Volk, en drong met geweld in hetzelve. Door den moedigen tegenftand van den Kastelein, en nog twee andere perfoonen, werden zy genoodzaakt fpoedig het huis te ruimen; waarna zy, door het infmyten van glazen en andere baldaadigheden, evenwel hunnen moed tegen hetzelve koelden. Het hollend paard nu eens den teugel uit den bek gefchud hebbende, was hetzelve niet meer te bedwingen. Met eenen fchrikwekkenden fpoed rende het nu door de gantfche Stad, overal  SN KLEEFSCHE OUDHEDEN. I55 al de merktekens zyner woedende raazerny ach* terlaatende. Meer dan honderd huizen ondervonden de baldaadigffe geweldplegingen door de fchendzieke handen van het Thklfche graauw. 't Was den Geweldenaars niet genoeg tegen glazen en glasraamen te woeden; maar zy baanden zich ook, ginds en elders, eenen weg tot in het binnenfte der Wooningen, en vernielden of fchonden aldaar de kostbaarfie Meubelen en waardigfte Papieren. Nevens verfcheide anderen trof deeze ramp den Remonftrantfchen Leeraar. Men verzekert, dat, behalven andere fchade, zekeren Heere franken toegebragt, ten zynen huize voor eene fomme van meer dan dertigduizend Guldens aan Landfchapsbrieven en andere Papieren, met eene uitzinnig woedende hand verfcheurd zyn .Onder dit alles waren de rampzalige aangevallene Burgers niet geheel_ weereloos, en zonder verdeediging. By fommigen ontmoette het eerloos gefpuis eenen moedigen tegenftand. Dus verhaalt men, dat terwyl op het huis van den Heere riemsdyk een aanval gefchiedde, deszelfs Echtgehoote, geholpen van haare twee Zoonen en eene Dienstmaagd, uit de bovenraamen eene hagelbui van fleenen onder den hoop worp, terwyl de Heer riemsdyk zelf, van beneden, zoo dapper onder de menigte vuur gaf, dat hy eenigen nedervelde. Het fchieten uit het Societeitshuis koste insgelyks meenig eenen het leven. Ondertusfchen hadt deeze tegenftand eene geheel andere uitwerking, dan de Verdeedigers zich voorgefteld hadden. De Plunderaars, inzonderheid gebeeten op de Leden der Sociëteit, dreigden nu dezelve te zullen vermoorden, zo dra  I56 kabinet van nedereandsche dra zy ze in handen kreegen , in gevalle zy het fchieten niet Haakten. Daarenboven wierdt de toevloed van Volk voor dit Huis. allengskens talryker. Het een en ander, gevoegd by den toeftand, dat hun van elders geene hulp werdt toegefclukt, bragt hen ten laatsten tot het befluit, orn het Huis heimelyk te verlaaten; waarna het fpoedig een prooi eener geheele plundering wierdt. De baldaadigheid werdt hier door meer en meer opgewakkerd, waarvan hefe gevolg was, dat op meenig ander huis dergelykeaanvallen, met den gewenschten uitflag, gewaagd werden. Daardoor werdt het veele Thielenaaren zoo bang gemaakt, datzy, 'om niet de rampzalige prooi van verderen overlast te worden, tot het beklaaglyk uiterfte beflooten, hunne Wooningen en Vaderflad te verlaaten , om , tot lyfsbehoudenis, elders eene veilige wykplaats te zoeken. Thiel, zegt de Eerwaarde Heer j. m. flenderus (*), is eene zeer fraaije en dicht bebouwde Stad; doch, wegens de engte der Straaten, niet zeer luchtig, met eene Voorftad, Zandwyk genaamd, en Kleyberg. Deeze Stad heeft veele heerlyke Gebouwen, als de St. Mariens-, St. Walburgis-, St. Agnieten- en St. Ceciliën - Kerken; een fchoon Raadhuis, het Hof van Ar kei, de Kommanderye, het Amptmans - Huis, de School en het Tolhuis; een Gasthuis, Weeshuis, en Ziekenhuis buiten de Poort, als ook veele goede Burgerhuizen. Dezelve heeft vier Poorten. De Fortificatie is naar de oude manier, beflaande in Muurtorens ©n Rondeelen, gedekt met eene enkele, ook ten deele dubbelde Wateren Gelderl. Onwinb. pag. 9. &c.  en kleefsche oudheden. 157 tergracht. Dóch vóór de Zandwykfche • Poort ligt een Ravelyn,, met eén. Gracht; en vóór de Westluinfche- Poort , naaf den kant van de/^aaJ, een Halve-Maan met een Werk, byna als een „Kat daarom gelegd, benevens een Bolwerk. Ook ligt 'er aan de eene zyde, tegenover de St. Martens - Kerk , daar 't Ziekenhuis ftaat, op Collarts-wal, tusfchen de twee Grachten, een Bolwerk. De gelegenheid is, aan de eene zyde, aan de Waal, den Waaldyk aan beide zyden: aan de Landzyde, laag Land, met eenige Huizen en Haven aan de Stads-Poorten. Om deeze Verfterkingen te verbeteren, daartoe geeft de bovengemelde Heer flenderus het volgende aan de hand. Aan de zyde van de Waal zou men, tot verbetering van de Kapitaale Fortresfe, vóór de Westluinfche-Poort, het werk kunnen maaken als een Bolwerk, met een Schietkat. Aan of op den Waaldyk, naar den kant van Nymegen, ook een Bolwerk. Men zou van de Kleyburgfche- Poort, ten deele op de Werf, ten deele op den Buitendyk, ook een' Bolwerk of een Ravelyn 'kunnen leggen; als mede van de hoogte, daar de Gasthuis-Molen op ftaat, een Kat kunnen maaken. Tot Buitenwerken: Een Ravelyn, gelegd vóór de Gordyn, tusfchen het Bolwerk van de Westluinfche- Poort, en het Bolwerk daar het Ziekenhuis in ftaat; of meer Ravelynen, om den Dyk beter te befcherrnen. Dus^ ook aan beide zyden van den Waaldyk, vóór 't Bolwerk aldaar, te leggen een Con» trefcherp vóór de Ravelynen, rot aan den Dyk en de Waal, gelyk mede op de Werf; en dan verder de beide Dyken door Werken afgefneeden, en in tyd van nood doorgeftoken. Aan de Landzyde moet de fterkte ook in 't watex gezocht  I58 KABINET VAN NEDEKLAlSDSCaï zocht worden; kunnende de verwerking met min of meer Fortificatie - Werken, en by gevolg ook met min of meer fterkte en onkosten, als by trappen opgemaakt worden. De verdere ontwerpen van den meergemelden Heere zullen wy, om ons te bekorten, hier voorbygaan. Men telt alhier byna 600 Huizen, en 3000 Ingezeetenen. De Regeering aldaar beftaat uit negen Raaden, waaronder twee Burgemeesters en zeven Schepenen zyn, en verder één Secretaris en een Collegie van veertien Gemeentslieden. De Rechter der Stad Thiel heeft de voorzitting in Schepensbank. HET SLOT TE L Y N D E N, IN GELDERLAND; sehoorende aan het geslacht van dien naam. Het Slot van Lynden of ter Lee, ons door rade m1 ak E r in de 27411e Prentverbeelding naar 't leven vertoond, zoo als het zich in den jaare 1520 opdeedt,is niet meer in wezen ; doch is daarvan alleenlyk, in de Polder de Mars, nog eene oude Ruïne te zien. De Heerlykheid van Lynden, die aan 't Geilacht van Lynden haaren naam gegeeven heeft, is  en kleefsche oudheden. 159 is gelegen in de Provincie Gelderland, in de Neder -Betuwe. In den jaare iroo" kwamen, van eenen togt naar 't Heilige Land, in Friesland aan homma homminga, t. zalyng, valekiüs ockinga, godofried roorda, s. camminga, focko ïotma, elk o liaukema, en een Lotharingsch Ridder arnold. Deeze was een jonger Zoon uit het Huis van Aspremont, en trouwde helena van Boefichem, die hem waarfchynlyk deeze Heerlykheid Lynden, waarvan hy de eerfte Heer van zyn Geflacht geweest is, ten huwelyk aanbragr. Terwyl zyne Nakomelingen, den naam van Aspremont laatende vaaren, alleen den naam van Lynden behouden hebben. Christophorus butkens gaf in 't jaar 1626 uit: Annales de la Maifon de Lynden, en werdt door Geleerden van die Eeuwe, met naamen scriverius, matth^us en anderen, fterk gegispt, als hadt hy terkwaader trouw, en uit vleijery, valfche ftukken in dat Boek voortgebragt: dan, door den I werkzaamen vlyt van den Profesfor bondam, in 't nazoeken der Gelderfche Charters, is bevonden, dat de Stukken, door butkens aangevoerd, wel deegelyk aanwezig zyn, en geenszins vervalscht; en dat, daar zyne Annales volkomen inftemmen met de meest geachte Chronyken, dezelven ook alleszins geloof verdienen: alleenlyk is het eerfte Charter, 't welk alleen betreklyk is op eene donatie van albericus, abullf, en moet niet op Lynden., maar op Leusden toegepast worden, gelyk hetzelve by heda gevonden wordt. Doch dit is niet aan de kwaade trouw van butkens te wyten; maar aan eene verkeerde Copy van dezelve, die onder de Charters van het Geflacht van Lynden is berusten-  iöo kabinet van n e d e r l an d S C HE tende geweest j en waarfchynlyk aan butkens met andere Stukken is gefuppediteerd geworden. Het oude Kasteel van Lynden is zeer fterk geweest, en in ftaat om zynen Vyanden hec hoofd te bieden. Dit fchynt ook de Burgzaaten zoo Hout gemaakt te hebben, dat dezelve^ onder anderen in den jaare 1318 i*), ten tyde van fredrik van zirik, Bisfchop van Utrecht, dikwyls uittrokken, de Ingezeetenen van 't Bisdom van Utrecht veel fchade toebragten, zwaare Schattingen afdwongen, en zelfs een groot gedeelte van 't Kasteel van Dillenburg afbranddeden en ter neder wierpen. Somtyds voeren zy ook over den Rhyn, plunderende en roovende des Bisfchops Karren en Wagens, met Proviand en anderszins geladen. Over deeze fchade en overlast klaagde dé Bisfchop by Graaf reinoud vam ccldckj doch alzo deeze Graaf kort daarna door zyn eigen Zoon, reinoud den zwarten , gevangen, en op 't Kasteel van' Montfo'ort een geruimen tyd in hechtenis gehouden werdt, kon hy van dien kant geen hulp bekomen. Derhalven trok de Bisfchop in •Holland, en verzocht Graaf willem om onderftand; 't welk deeze hem bewilligde, en onder het bevel van Heer jan Van arkel toezondt. Vervolgens trok de Bisfchop met dit Hollandfche Leger vóór Lynden, welk Kasteel hy niet alleen vermeesterde, maar ook het Steedje Bommel en de omliggende Dorpen, welke gezamenlyk verbrand werden; noodzaakende hen (*) JOH. DE BEK A , ChrOIl. pag. III. ANT. MATTH. /Inal. Tom. v. pag. 812. w. vam goüTHOEVEN, Holl, Chron, pag 370.  en kleefsche oudheden". l6l hen daarenboven den Bisfchop fchadeloos te ftellen, en het Kasteel van Dillenburg op hunne kosten te herbouwen. De Heerlykheid van Lynden is in 't Gedacht van dien naam verbleeven tot het jaar 1409, wanneer margaketha, Erfdochter deezer Heerlykheid, ongehuwd geftorven is. Wanneer de Graaf van Gelder reinoud, in , den jaare 1339, door den toenmaaligen Keizer, tot den rang van Hertog verheven werdt, en hem vier erflyke Hofbeampten werden toegeftaan, bekwam die der ik van Lynden het Ampt van Erffchenker, 't geen ook op zyne Nazaaten als een Leen vervallen is; tot dat zyn Kleinzoon, ook dieder ik genaamd, alleen eene Dochter nalaatende, dit Ampt vervallen is op den Heer van Hemmen, zynen Neeve. In 't jaar 1327 vermaakte diederik, Heer van Lynden , zyn Gerichte, hoghe en leghe, te Lynden, aan den Abt van St. Paulus te Utrecht, en werdt dezelve Gerichte dan ook terftond aan den Graave van Gelder verpacht, voor den tyd van 44 jaaren, om twee vette Beeren 's jaars ; evenwel, gelyk uit een Charter van den jaare 1339 blykt; zonder by deezeJaarpacht te willen verhinderen, verkorten of verminderen de hooge, lege en Grondheerlykheid der Heeren van Lyndenwelke Jaarpacht van tyd tot tyd vernieuwd is, tot dat -in de zeventiende Eeuwe dezelve Gerichte in Erfpacht genomen is van de Staaten van Utrecht, als vertreedende de plaats van den Abt van St. Paulus. Waar uit dan ook is voortgevloeid, dat Lynden tweeheerig geworden is , gelyk nog heden aldaar het Gerichte half door de Provincie van Gelderland, en VIII. deel. L half  jö2 kabinet van nedeulandsche half door den tydelyk'en Heer deezer Heerlyfe. heid befteld wordt. In den omflag van 75000 Guldens, welke in den jaare 154.7 over Gelderland gefchiedde (*), beliep de Quote over het Ampt van de NederBetuwe, 4383 Guldens, waar in Lynden of Lienden 326 Guldens, 19 Stuivers en 11 en drie-quart Penningen betaalen moest; zynde op drie na de grootste Post In het Dorp Lynden of Lienden flaat eene Parochie-Kerk, in welke geduurende deRoomschgezinde tyden twee Vikaryè'n gefticht zyn, de eene ter eere van de H. Drievuldigheid, en de andere van de Maagd Maria (f). Het Huis, Kasteel of Slot van Kreonenhurg ïss onder anderen, eertyds by het Geflacht van Lynden of Lienden bezeeten;_ 't geen mede in de Ridderfchap van Holland is befchreeven geweest (§); gelyk, op de Lyst der Ridderfchap en Edelen, welke op de Dagvaarden van Holland befchreeven zyn, bevonden wordt, dat jonker anthony van linden, Heef van Kroonenburg, op den 5 July des jaars 1622 daar by is tegenwoordig geweest (**). (*) m. van der hoeven, Charter-Chronyk, Eerfte Deel, peg. 77 en 79. ff) ii. van heusden, Oudheden, Tweede Deel, pag, 436. (§) s. van leeuw in, Batavia Ulujlr, pas. 1284.. C") Ibid. pag. 777- het   *7f ' 3 u*^* v- Slot Hemmee ^  en kleefsche oudheden. 1C3 HET SLOT TE HEMMEN, in gelderlandj BEHOORENDE AAN DEN BARON VAN LYNDEN tot HEMMEN. fjct Slot van Hemmen, waarvan de bygevoegke 27511e Prentverbeelding , even gelyk de voo* rige No. 274, waarfchynlyk uit het Werk van butkens, Annales de la Maifon de Lynden, genomen is , was voormaals aldus; doch is thans in eene geheel andere gedaante, zynde in den jaare 1757 uit den grond nieuw opgebouwd, en vertoonende thans een van de fchoonfte moderne Kasteelen van Gelderland. De hooge en vrye Heerlykheid van Hemmen is in den jaare 1361 in 't Geflacht van Lynden gekomen, door aanhuwelyking van een jonger Zoon uit dat Geflacht, met een Erfdochter van Hemmen, federt welken tyd het nog tot op heden in dat Geflacht gebleeven is. De Geleerde cüferus is in deeze Heerlykheid gebooren ; zynde zyn Vader geweest Landfchryver van 't Ampt van Over-Betuwe, en woonde toen alhier. Deeze Heerlykheid was voormaals een vry Keizerlyk Leen; doch is in 't jaar 1657 het eerst tot een Leen aan de Staaten der Provincie L 2 op*  104 kabinet van nederlahdsche opgedragen, en is federt van hun verheft. Zy heeft hooge, laage en middelbaare Jurisdictie, en behoort, wat de Amptslasten becreft, onder het Ampt van Over-Betuwe. Derzelver ligging is in eenen aangenaamen oord, aan de eene zyde belpoeld door het Riviertje de Linge, over 't welk de Heer van Hemmen een Tol heeft; terwyl de Zandweg, die vóór omtrent dertig jaaren dwars door de Betuwe gelegd is, en van den Rhyn- tot den Waaldyk ftrekt, eenen altyd gemaklyken toegang verichaft, zoo wel naar Nymegen als naar Holland Het Ampt van Erffchenker des Hertogs van Celre is als een Leen vervallen op diederik van Lynden, tweeden Heer van Hemmen; voorts op zynen Zoon jan, die hetzelve met een Bouwhof, daaraan verknogt, en gelegen onder Eist in Over - Betuwe, in den jaare 1452 aan gerrit, Heer van Kuilenburg, verkocht (*). ^In 't jaar 15Ó6 was diederik van Lynden, Heer van Hemmen, eenen van de Gedeputeerden naar margaretha van parma, om eene byè'enroeping van de Staaten der Provincie te verzoeken. Deeze diederik, eene eenige Dochter nalaatende, trouwde dezelve uit aan haaren Neef, fkans van Lynden, van wien deeze Heerlykheid, van Vader tot Zoon, tot op den tegenvvoordigen Heer vervallen is. (*) A. matth. dnal. Tom, VI. pag. 2pr. li e   27° 3 AKRNHEM *3"' £77 5 JANS-POOJRT tf-JtrnTitm  EN KLE E ï SC HE OUDHEDEN. IfjJ DE STAD A R N H E Mj, IN GELDERLAND. HaERNEM, AARNHEM, ARNHEIM, ARNHEM, of hoedanig de Naam anderszins ook gefpeld worde, houden fommigen voor de zelfde Plaats, welke by tacitus onder de benaaming van Arenacum voorkomt; en fchoon myn oogmerk niet is zulks hier te betwisten, moet ik nogthans bekennen , nevens anderen, aan die voorgeeven te twyffelen (*). Ook heb ik elders meermaalen te kennen gegeeven, dat hec my zeer onvoegelyk toefchynt, dat men DuitfcheNaamen van Latynfche benaamingen en woorden tracht af te leiden. Om dit te ontgaan , hebben anderen geoordeeld, dat deeze Naam van de twee Duitfche woorden Arend en Hcim afgeleid moet worden; en dat Arnheim zoo veel betekent,, als een Heimt Huis, Wooning of Verblyf van Arenden , welke zich eertyds in de Bosfchen, die zich tot de plaats, daar nu Arnhem, ftaat, uitgeftrekt hebben, in menigte bevonden, en hun verblyf aldaar gehad hebben. Doch anderen willen hierdoor geene Vogelen, die men Arenden (*) l. smids Schatkamer, p-g. ai. h. van heusdbn» Chdhedsn, tweede Dtel, pag. 409. L 3  Jö"v5 KABINET VAN NEDERLANDSCHE den noemt, verftaan hebben, maar wel eenen zekeren aRent of arnoud, die hier zyne Wyk, Heim of Wooning verkoren zou hebben, en naar wien deeze Plaats Arents - Heim genaamd zou zyn, 't welk metter tyd, by verkorting, in Arnhem veranderd kan zyn. Wy zullen in deeze twyffelachtige zaak geen uitfpraak doen; maar laaten ieder zyne vryheid hierover naar goedvinden te denken. Deeze Stad is zeer oud, en men geeft voor, datjunus c^sAR, reeds vóór de Geboorte van Christus, derzelver Ingezeetenen, tot erkentenis van hunnen moed en dapperheid in den Oorlog, met het Stads- en Burger- Recht van Romen begunftigd zou hebben. Verfcheide andere Oudheden van omtrent dien tyd gaan wy liefst met ftilzwygen voorby. Arnhem is thans eene tamelyk groote, welbewoonde, fraaije en fterke Stad, in de Provincie Gelderland, aan de rechterzyde van den Rhyn, een halve - Myl van de plaats, alwaar deeze Rivier zich in twee armen verdeelt, waarvan de eene den. naam van de Waal aanneemt; twee Mylen van Nymegen, en even zoo ver van Boesburg. Arnhem, in 't Zuidergedeelte van de Veluwe gelegen, is de Hoofd- en Moederftad van het Landfchap deezes Naams, als mede van bet vierde Quartier van Gelderland, waaronder de Steden Wageningen, Hattem, Harderwyk en Elburg behooren. De Veluwe ftaat onder het bevel van eenen Drosfaart, welke daarvan den Tytel voert, en onder wien, over de ondergeiegene Dorpen, byzondere Schouten aangéfteld gyn. Dit Landfchap wordt op drie plaatfen, naamlyk van den boezem der Zuider - Zee, van den Rhyn, en van den Tsfel befpoeld; waar door  en kleefsche oudheden. 167 door hetzelve tot de Visfchery zeer gelegen is. Ooit heeft hetzelve eenige niet onvermaaklyke Boschjes, waarïn zich "Wild onthoudt. "De Feluwe- Zoom ftrekt zich uit aan dc eene zyde tot by Zutphen, en aan de andere zyde tot aan Wigenïngen, en is met zeer fchoone Beemden en Weilanden voor de Beesten voorzien. De bekwaame gelegenheid van de doorvloeijende Beekjes heeft ook gelegenheid gegeeven, om eenige Papiermolens op de Feluwe op te richten. In aloude tyden hebben de eerfte Foogden% daarna de Graaren, en eindelyk de Hertogenvan Gelderland binnen deeze Stad hun Hof en hunne Refidentie gehouden. Thans wordt dezelve nog het Harte van Gelderland genoemd; zynde aldaar nog de Stoel of het Opperfte Hof, benevens de Leen- en Rekenkamer der Provincie van Gelderland. Van de Stad Arnhem wordt ons door rademaker, in dc 276"^ Prentverbeelding, een fraai Gezicht vertoond, in den jaare 1630 naar/ 't leven getekend, en dus in den ftaat, waarïn zich deeze Stad vóór byna twee Eeuwen bevondt; doch deeze Afbeelding komt genoegzaam met de hedendaagfche gefteldheid der Stad overeen; alzo aan dezelve, behalvcn de Fortificatiën, fints dien tyd weinig veranderd is. Deeze Stad heeft vyf Poorten, waarvan de St. Jam-Poort de kostelykfte en aanzienlykfte is, gebouwd in den jaare 1537, op bevel van den bcruchten Hertog karel van gelder, om uit dezelve het aannaderende Leger van Keizer ic are l den vyf den het hoofd te bieden. Dezelve heeFt ook, op kosten van de Burgery, niet ver van daar, een ongemeen zwaar en iterk fteeL 4. , nen  lC8 kabinet van nederlandsche nen Rondeel doen bouwen, met een ftevigen fteenen Voet en Bolwerk verfterkt. Van de voorgemelde Poorc en van het Rondeel wordt ons in de 277^ Prentverbeelding insgelyks een fraai Gezicht vertoond, in den jaare 1640 door rademaker, in den ftaat zoo als zich het een en ander toen bevondt, naar het leven getekend. Maar aangezien de wyze van belegeringen ie formeeren, en Steden aan te tasten, federt den tyd van ruim eene Eeuwe geweldig veranderd is, heeft men noodwendig ook andere Verfterkingen moeten uitvinden en aanleggen, waar mede zoo wel Arnhem als andere Steden van tyd tot tyd gefortificeerd zyn. Van buiten vertoont de Stad zich zeer fierlyk. Binnen dezelve geniet men eene zeer gezonde lucht, dewyl aan de Noordzyde eenige hoogtens als Bolwerken rondom dezelve liggen, en 'er zoo dicht over hangen, dat de fchraale IsToorde-Wind de Stad niet aandoet; maar daar over heenen waait, en dus zyne bulderende kracht meerendeels de nabuurige Betuwe en de Scad Nymegen doe.t gevoelen. Eertyds heeft 'er, tot aan de Stads-Poorten toe, een groot en zeer vermaaklyk Bosch geftaan ; doch hetzelve is, in de harde belegering van philip van oostenryk, geheel uitgeroeid. De meeste Burgers hebben, zoo wel buiten als binnen de Vesten, vermaaklyke Boomgaarden, Lusthoven en Tuinen, welke, voornaamlyk geduurende de ongelukkige jaaren 1672 en 1673 veel geleeden hebben. Aan den kant van de Feluwe , op den weg naar Utrecht, ligt een hooge Zandberg, van wiens verheven kruin men de omliggende Lage Feluwe met zonderling vermaak kan overzien.  en KLEEFSCHE oudheden. IÓp zien. Wat dieper de Veluwe in ligt nog een andere,heuvel of hoogte, welke Pot- of Vul-Aarde uitlevert. Onder de Stads - Gebouwen komt ons, als het aanzienlykfte, voor, de Hoofd- of ParochieKerk, eertyds aan St. Martinus toegewyd, en daarom St. Martyns - Kerk genaamd; doch federt het jaar 1453 is deeze Kerk van naam veranderd, en aan i>t. Eufebius, Paus, toegewyd; wiens gewaande Reliquien uit de Abtdy van Pruim in 't Land van Trier derwaarts gebragt zouden zyn. Om deeze reden is de Pastory deezer Kerke, in de Roomsch gezin de tyden, ook altyd door een Geesteiyken uit de voorfz. Abtdy bediend geworden; vermits de Pastoor ter benoeming van den voorgemelden Abt en Abtdy ilondt. De voornaamffce Pastoor werdt Regent genoemd, en dezelve heeft ten minften veertien Vikarisfen onder hem gehad, welke deeze Kerk bedienden; waaruit blykt, dat 'er een grooten toeloop derwaarts geweest moet zyn. Maar ten tyde toen een willem van meerbach voor zyn leven Vikaris van deeze Kerlc was, verloor dezelve zoo veel Volk, 't welk in andere Kerken liep, (om wat redenen wordt niet gemeld;) dat Paus martinus de vyfde, op zyne klagte, met de volgende Bulle daar in order moest ftellen (*): „Martinus, Bisfchop, de Dienaar van „ Godts Dienaaren, wenscht aan fynen bemin„ den Soon, den Abt van St. Paulus Abdye, „ de (*) h. van iieüsden, OudheJen, tweede DjüI, p»ar. 411.  170 kabinet van n e dek.eands c h e „ de Zaaligheid en den Apostolifchen Zeegen! „ Wy hebben de kiagten van onze beminde „ Soonen, den Abt en het Convent van de Ab„ dye Pruym, van St. Benedictus Orden, onder „ het Aarts-Stift van Trier, Patroonen van de „ Parochie-Kerke der Stadt Aarnhem, onder „ het Sticht van Utrecht; mitsgaders van willem van meerbach, voor fyn leven Vi„ caris van defelve Kerke, ontfangen; hierin „ beftaande : Dat alhoewel dat hy voor de Paro„ chiaanen van de gemelde Kerke, op de be„ hoorlyke en op de gevoegelyke daagen en uu„ ren de Misfen leest, en andere Goddelyke „ Dienften verricht, haar de Kerkelyke Sacra„ menten toedient, en Godts Woordt voorftelt, „ of doedt voordellen ; nogtans fommige van „ de gemelde Parochiaanen, de voornoemde „ Kerk verachtende, volgens haar eygen welge„ vallen naar andere Kerken van dezelve Stadt „ loopen, om daar op Sondaagen, Feest • daa„ gen, en op andere Daagen, de Misfen en an„ dere Kerkelyke Dienften by te woonen, en de „ Kerkelyke Sacramenten van vreemde Pries„ ters te ontfangen: Waarin zy de fchikkinge „ van de algemeene Kerk-Vergaaderinge komen „ te verachten, en maaken, dat de gemelde „Vicaris de gewoone Offer- penningen van „ haar niet ontfangt; tot geen kleyne fchaade „ en befwaarnis van den Vicaris en de Parochie„ kerk voornoemt. Dierhalven beveelen Wy „ u , door dit Apostolifche Gefchrift, dat gy, „ indien de faake foodaanig gelegen is, de „ voornoemde Parochiaanen, na voorgaande „ Vermaaninge, door een Kerkelyk Straf- Von„ nis, allebero.p btiyten geflooten, doch de reeden alleen vooraf gegeven en gehoort heb- „ ben-  EN" KLEEFSCHE OUDHEDEN. IJl „ bende, fult hebben te dwingen, om de andere „ Kerken en Priesters te verlaaten, en op Son„ daagen, Feestdaagen, en andere Daagen, „ weder naar hunne voorfz. Kerk te gaan,. ook „ de Misfen en de Kerkelyke Dienften daar by „tewoonen, Godts Woordt daar te hooren, 5, en 'er de Kerkelyke Sacramenten te ontfanh gen: En dat gy de geene, die tot getuygen „ benoemt fullen zyn, en uyt gunst, uyt haat, ), of uyt vreefe, achter fullen blyven, door een „ diergelyken Straf-vonnis, alle beroep buyten ' „ geflooten, fult dwingen aan de Waarheid gc„ tuygenis te geven. Niet .tegenflaande dat aan „ fommigen door den Apostolifchen Stoel ver„ gund mogte wefen, datfe by dag niet opge„ fchorst of in den Ban gedaan konnen worden, „ door Pausfelyke Brieven, die zoodanige ver„ gunning niet volkomentlyk uitdruklyk en van „ Woordt tot Woordt vermelden. „ Gegeven te Romen by St. Maria Major, „ den 16 van December, in 't fesde Jaar van „ ons Pausdom." Zoo het fchynt heeft deeze krachtige Bulle van den Paus evenwel geenszins het vermogen gehad, dat het verloop daardoor gefluit is geworden, en dat het Volk geen verlangen naar nieuwe Heiligen heeft doen blyken; om welke reden de oude Dienst aan St. Martyn opgeheven , en de nieuwe St. Eufebius, in deszelfs plaats, tot Patroon van de Kerk aangefleld zal zyn; van wiens hulp, als een nieuwe Heilige, naar de gewoonte van die Kerk, zekerlyk een groote ophef gemaakt zal zyn. Aanmerkelyk is het volgende Glasvenflcr, in deeze Kerk gefchilderd. Hetzelve is door den Abt van Pruim, in het Gebied van Trier, aan de  172 kabinet van nedehlandsche de Kerk gegeeven; en daarin wordt verbeeld den naam en de gedaante van pipyn, Koning der Franken, als Stichter van Pruim. Daar tegenover flaat in een ander Glas de naam en de afbeelding van Keizer lotharius, als Monnik van Pruim, benevens de Wapens en Schilden der Vorften van Manderfclieid, Lemgouw en Baaden. De gift van dit Glas gefchiedde in den tyd, toen den Abt van Pruim het Oppergezag over deeze Kerk,en het aanflellen van derzelver Pastooren toekwam. Deeze Hoofdkerk is, als zynde een Kruiskerk, een heerlyk en zeer trots Gebouw, praaiende met een aanzienlyken, zwaaren en hoogen Toren , die verfcheide maaien verhoogd is; naamlyk in den jaare 1650 één en dertig Voeten, en in den jaare 1651 nog eenige Voeten opgehaald. Hoedanig zich, zoo wel de Kerk als de Toren , tegenwoordig vertoonen, is in de 27611e Prentverbeelding duidelyk te zien. Toen de Roomfche Religie hier nog in haaren bloeijenden ftaat was, heeft deeze Kerk veele Altaaren gehad, van welken wy de volgende vinden aangetekend: St. Stevens-Altaar. Het Altaar van de Apostelen St. Simon en Judas. St. Salvators-Altaar. St. Petrus en Paulus- Altaar, met eeneVika^ rye begiftigd. Het Altaar van Maria , met eene Vikarye en Inkomften voorzien, door wynand ridder. Daar was ook nog een ander Altaar van Maria, /oorzien met eene Vikarye, welkers begeeving aan den Hertog van Gelderland toekwam. Het  en kleefsche oudheden. *73 Het Altaar der Prebenden, die met den last der Zielen bezwaard waren. Het Altaar van St. Maria Magdalena. St. Catharinen Altaar. St. Jacobs- Altaar. Het Altaar, van St. Agatha, of van St. Margaretha, welks Vikaris door den Plebaan van Arnhem benoemd werdt. St. Barbara s- Altaar. St. Andries-Altaar, tot hetwelk Schepenen en Burgemeesteren van Arnhem het Recht van voorflelling hadden. Het Altaar van St. Nicolaas. St. Jan Evangelist"s- Altaar, dat mede den naam van St. Catharina hadt. Het Altaar van St. Anthony, en St. LaurensAltaar in de Sacristye. Binnen deeze Kerk werdt in den jaare 146» orde gefield, dat het Feest van St. Hieronymus voortaan hoog - flaatelyk , en door eenen plechtigen Feestdag gevierd zou worden; ten verzoeke van arnoud, Hertog van Gelder, enz. In den jaare 1423 zyn door de altydduurende Vikansfen deezer Kerke, tot uitbreiding van den Godsdienst, en tot bylegging van gereezen krakeel, eenige Ordonnantiën en Statuten gemaakt, welke in den jaare 1428 door Bisfchop fredrik, en in den jaare 1431 door Bisfchop s we der, beide van Utrecht, bevestigd zyn. Vervolgens zyn de voorfz. Statuten in den jaare 1451 door de gemelde Vikarisfen bevestigd, en ook ten deele vermeerderd, ten overflaan van den Kardinaal nicolaas de ca sa. En ten einde de Vikarisfen deeze Kerkelyke Ordonnantie zoo veel te getrouwer mogten onder-  174 KABINET VAN NEDERLANDSCHE derhouden, waren zy verplicht den volgenden Eed te doen: „ Ik N. fweere, door defe Godts Heylige „ Evangeliën, die ik met myne handt aanraake, „ dat ik de Ordonnantiën en Gewoontens der „ Choor - Gefellen zal onderhouden; dat ik de „ Goederen der Heeren niet fal vervreemden; „ dat ik de vervreemde Goederen, volgens myn „ vermoogen en beste kennis, zal zien wederom „ te krygen, dat ik de Geheymen des Capittels „ niet zal'ontdekken; dat ik geene krakeelen of „ onëenigheden zal ftooken , en den geenen, die „ dezelve ftookt, niet zal aanhangen. Zoo helpe „my Godt, en deze Heylige Euangeliën! (*)". Binnen in deeze.Kerk is, onder anderen, begraven de vermaarde ka rel, de eerfte deezes Naams, de agtfte Hertog van Gelder, en in eene fraaije verhevene witte marmerfteenen Tombe bygezet. In 't voorbygaan moet ik hier nog aantekenen, dat eene der Stads Poorten naar St. Eufebius, den laatsten Patroon deezer eerfte Parochie-Kerk, door de wandeling de Sebis-Poort genoemd wordt; zynde de naam Eufebius in kromtaale dus misvormd. De tweede Parochie - Kerk te Arnhem ftaat in eenen anderen hoek van de Stad, verder van het midden, en meer naar 't einde toe, zynde mede een Kruiskerk, veel fraaijer dan de eerstgemelde, en pronkende met twee gelyke fteene Torens; zoo als in de Prentverbeelding No. 276 vry duidelyk gezien kan worden. Deeze Kerk, aan (*) h. van heus den, Oudheden, tweede Deel, pag. 414.  en keeefsche oudheden. 175 aan St. Walburgh toegewyd, was eertyds voorzien met een zeer aanzienryk Kapittel, dat eenen geruimen tyd te,vooren eerst te Thiel gefticht, doen m den jaare J328 van daar herwaarts overgebragt is. De oorzaak deezer verplaatzin»worde voorgegeeven gefchied te zyn, 01» dat ze hier in eene veilige plaatje zouden woonen; gelyk met veele omftandigheden, zoo wel aangaande de verplaatzmg, als derzelver oorzaaken, verhaald wordt, in zekeren wydlufcigen Brief van reiwoud, Graaf van Gelder, van den jaare 1315 en van cüido of cuy, Bisfchop van Utrecht, van den jaare 1351, welke by h. van heusden (*) nagezien kan worden. Doch de waarfchynlyker reden van deeze verhuizing der Kanonniken fchynt geweest te zyn (f), dat zy de Ingezeetenen te Thiel door veelvuldige afpersingen en knevelaaryen zodanig uitgeput en overheerd hadden, dat deezen, balöorig geworden zynde, den Kanonniken op het lyf vielen en.allen, die hen het eerst voorkwamen, doodfloegen; fommigen, die aldaar in St. WalburghKerk op den Toren de vlugt namen, van boven uit den Toren op ftraat fmeeten; en die het ontkomen waren uit de Stad banden; tot dat ze eindelyk genoodzaakt werden Thiel te verlaaten, en zich binnen Arnhem te beaeeven. 6 Dit Kapittel te Arnhem heeft in een n Proobst en twaalf Kanonniken beftaan, zynde eene zeer vermaarde Proobstdy, en van ouds met vaste Prebenden voorzien. De f*) Oudheden, tweede Deel, pag 4i4. Uj Ibid. pag. 365.  I76 kabinet van n e d e r l an d sc iie De begeeving deezer Kanonnikaaten en Prebenden, toe den jaare 1470 aan den Proobst dier Kerke toebehoord hebbende, heeft deeze, van toen af aan, zyn recht aan den Bisfchop van Utrecht afgeflaan, enz, in gevolge van deezen Brief (*): „ Wy johan militis, Proost van de Col„ legiale Kerke van St. Walburg te Jarnhem (f), „onder het Bisdom van Utrecht, begeeren, „dat aan alle en ieder Christen-Geloovigen, „ dewelke den tegenwoordigen Brief zullen zien, „ leezen, of hooren leezen, kundig zy „ Wy hebben Godtvruchtiglyk overwogen, „ hoe dat de begeevinge van de Canonniks„ dyen en Prebenden der voornoemde Kerke „ van Aarnhem, den Proost, die 'er dan is , „ toekoomt, en toebehoort; en dat de gemel„ de Proosten zeer zelden of nooyt in dezelve „ Kerke voorfitten of refideeren; en dat hier „ door waarfchynlyk gefchieden moet, dat on- „ p-utte en onbequaame Perfoonen tot der „ Kerken gevordert konnen worden. Dierhal- ven, op dat de dienst des Heeren in de „ voornoemde Stadt mag aangroeijen, en de „ gemelde Kerk van bequaame Perfoonen, die „ aan 't Capittel derzelver Kerke bekendt zyn, „ en het wel verdient hebben, voorfien mag „ worden; zoo willen wy, en wy ftaan het „ toe, dat de Hoogwaardige Vader en „ Heere in Christus, de Bisfchop van Utrecht, „ of (*} h. Tan hsvsden, Oudheden, tweede Deel, pag. (t) Daar ftaat Utrecht, in de plaats van drnhem, t welk een drukfout ïal 7ya.  en kleefsche oudheden. ïf? „ qf de Heylige yader en Heere in Christus, « de begeeving verandere; zoodanig te „ weten, dat wy van de begeevinge der voor* „ noemde Canonnyksdyen en Prebenden, de„ welke alleenlyk twaalf in getal zyn, afftap„ pen; en dat de begeevinge derzelve Canonnyks„ dyen en Prebenden den voornoemden Heere >, den Deeken en na dezen ten eeuwigen „ tyde toebehooren; tot getuygenisfe van het „ bovenftaande, hebben Wy dezen Brief ver„ leent. „ Gegeven in 't jaar 1470. Daags voor de „ Boodtfchap van de H. Maaget Maria ". In deeze Kerk is, onder anderen, Proobst geweest de vermaarde willem heda, te Eg" mond gebdoren, welke de levensbefchryving der Bisfchoppen van Utrecht met veel lof te boek gefteld heeft. Hy is niet alleen Secretaris Vari Philip pus den eerfien , Koning van Spanjen, geweest; maar heeft ook de Waardigheden bekleed van Proobst en Aarts-Diaken van Am" hem, Kcnonnik van St. Salvator, en Deken van St. Johannes te Utrecht. Hy was ook Kanonnik* te Antwerpen , in welke Stad hy in den jaare 1525 geflorven is (*). Als mede pontus heüteuus, een Delvënaar van geboorte, die verfcheide Historifché Boeken befchreeven heeft, en in den jaare 1603 geftorven is (f). Nog johan baptista gramaye, 19 Antwerpen gebooren, doch van Gelderfche afkomst, Pauslyke Protonotaris, Proobst van Ami hun, (•) val. and. Bihlitth. Beig. pag. 318. (t) Ibid. pag. 781. VIII. DEEL. M  j^S KABINET VAN NEDERLANDSCHB hem, Aarts-Diaken van Utrecht, Historiefchry* ver van fommige Vorften en Provinciën der Nederlanden (*). . , , , r , In de Roomschgezinde tyden heeft het deeze Stad mede aan geen Kloosters ontbroken. Tot in den jaare 1417 heeft een zeker gezelfchap Adelyke Dochters en Weduwen, benevens andere eerbaare Vrouwsperfoonen, in gemeenfchap gewoond in een zeker Huis over de Beek, achter het Huis van arnoud van geuitkuisen, welke toen aan Hertog reinoud den IV. van Gelder en Gv.lik verzochten haar toe te ftaan, zich te doen opfluiten, en Nonnen te worden; 't welk de Hertog niet alleen toeftondt; maar nog daarënboven haar van alle Prenten en openbaare Lasten ontheven heeft, volgens eenen verzegelden Brief, daarvan zynde. Dit Klooster werdt vervolgens bekend onder de benaaming van de Nonnen over de Beek. IVa dat by hetzelve een Kerk gebouwd was, heeft de voorgemelde Hertog een aanzienlyk gedeelte van het gewaande Kruis des Heeren van Dodenweeri herwaarts doen brengen, en in de gemelde Kerk vereerd, JMa de Reformatie is het Klooster in onbruik geraakt, en de Kerk tot een Wapen- en Gevangenhuis voor de Soldaaten gemaakt. Aan het Noordëinde van de Stad vertoont zich de Woonplaats der Ridders van Modus, en daarna van Maltha, ook wel ff*. Jans-Heeren genaamd, naar St. jan den Dooper, dien zy voor hunnen Patroon eeren. Derzelver Kerk, de St. -fans-Kerk genaamd, is van zulk een ou* (•) val. ahdSi BiUioth. Belg. pag. 45*.  en kleefsche oudheden. I79 ouderwets en vreemd maakzel, dat men onder den gemeenen man elkander wys maakt, dat ze reeds vóór de bekeering tot het Christendom gefticht zou zyn door Heidenen, welke daarïn hunne afgoderyen pleegden; en dat ze daarna tot den Christelyken Godsdienst ingewyd zou zyn. Schoon dit nu, naar alle waarfchynlykheid, een verdichtfel der Monniken genoemd mag wordenis het nogthans zeker, dat dezelve zeer oud is; blykende onder anderen, dat men van dezelve vindt aangetekend, dat deeze St. Jans-Kerk van ouds op de Marktdagen den Tol plagt te ontfangen van alle de Waaren, welke op de Veluwe ter Markt gebragt werden ; doch dat deeze dienstbaarheid in den jaare 1240 door Graaf otto afgekocht is. In zekere Handvest van den jaare 1397 werden deeze Ridders en hun Kommandeur, door Hertog willem, naar 't voorbeeld van zynen Grootvader reinoud, en zyne Oomen reinoud en eduard, zoo wel omtrent hunne Perfoonen als Goederen, in zyne befcherming genomen, en alle hunne Voorrechten bevestigd. Ook werdt hun, naar 't voorbeeld zyn er Voorzaaten, vergund, dat, wanneer iemand iets op hen te zeggen mogt hebben, zy voor niemand als voor den Vorst, of deszelfs Gemagtigden, te recht zouden mogen ftaan ; „ gebiedende daarom al„ len zynen Amptluiden, Richters, Onder„ Richters en Panderen, dezelve trouwelyk „ van zynentwege te befchutten ; in geene „ zaake te laaten benadeelen; hunne Goede„ ren niet te bekommeren, of Vonnisfe daar„ over te vellen ; ten ware uit zyn zonderling p bevel". M & De«-  l8o kabinet van nederlandscke Deeze Vryheden en Voorrechten zyn in den jaare 1402 door Hertog reinoud, willem s Broeder, van woord tot woord vernieuwd. De Oudheidskundige h. .Van rhyn, uit wiens Werk dit getrokken is (*), toont aan, dat slichtenhors r deeze dingen verkeerdelyk aan de Duitfche Ridders toefchryft, naardien dezelve eigenlyk de Maltheefer Ridders raaken. ï'-ndo In den jaare 1425 is deeze St. fans Kerk door den zwaaren brand , welke byna de gcheele Stad vernielde, wel eenigzins befchadigd; doch door de milddaadigheid van den Raad wederom prachtiger opgehaald, dan zy te vooren was; zynde daar nog een tweede Toren aangemetzeld. Aan het Zuidè'inde van de Stad ftondt weleer het Minnebroeders - Klooster, met zyne Kerk; in welke het hart van den vermaarden Hertog karll van gelder, in ,een Zilveren Koffertje, gebalfemd bewaard werdt. Aan het Oosté'inde, over de Beek, ftondt eertvds het ruime, en zeer gemaklyk getimmerde Jgnieten- Klooster , waarvan de Nonnen gehouden waren den Regel van Augnstinus op te volgen. Deeze Nonnen hebben in den jaare 1404 haar eerfte verblyf in de Stad gekreegen, en tot na de Reformatie.behouden; als wanneer men dezelve allengskens heeft laaten uitfterven, terwyl haare Inkomftsn door 't Gemeene Land benaderd zyn. C*5 Zie h. van heus den, Oudheden, tweede Deel, M|. 418 en 431. §. 7.  en kleefsche oudheden. igr Sedert^ van ouds zyn 'er ook verfcheide Gasthuizen binnen Arnhem gefticht, tot noodzaakelyke hulp van allerlei foorten van arme en gebreklyke menfchen. 'Er is onder anderen geweest het St. PietersGasthuis, gefticht by de Poort van Rheenen binnen Arnhem, en met een byzonder Kerkje voorzien. Ook is 'er geweest een St. Nicolaas-Gasthuis, hebbende mede een eigen Kerkje. Doch het voornaamfte deezer Gasthuizen was dat van St, Catharina, federt van ouds Godsweert genaamd; nademaal hetzelve, zoo in ruimte als in grootheid en menigte van vertrekken en gemakken, als mede in overvloed van inkomften, boven alle de andere, welke ten behoeve van arme, noodlydende en gebreklyke menfchen open ftonden, de kroon fpande. Hetzelve is door s e i n o u d den eerften, Graaf van Gelder en Zutphen, in den jaare 1306 gefticht, volgens den Stichtings-Brief, door pontanus eerst in 't licht gegeeven. En dewyl makia, Zuster van Graaf reinoud, binnen Hattem mede een Gasthuis gefticht, en met het Gasthuis aldaar, Godsherg genaamd, verëenigd hadt, heeft de gemelde Graaf het Gasthuis van zyne Zuster maria van dat van Hattem wederom "afgefcheiden, en het eerstgemelde met zyn eigen of St, Catharinen-Gasthuis te Arnhem verëenigd; waardoor Godsberg te Hattem en Godswecrt te Arnhem twee verfchillende Gasthuizen zyn gebleeven. Vervolgens gaf de voorgemelde Graaf reinoud Jast, dat 'er by dit St. CatharinenGasthuis eene Kerk gebouwd zou worden. Ten dien einde ontboodt hy den Deken en de KaM 3 non-  i§2 kabinet van n e d e liL a n d S Cg e ponniken van Zutphen, om deeze Kerk binnen Arnhem te bellieren; mits in hunne Kerk te Zutphen Vikarisfen aanftellende, om aldaar de plichten van hunne Prebenden waar te neemen. Derhalven fchreeven de Deken en de Kanonniken voorgemeld, in den jaare 1312, aan den Paus, om tot deeze verplaatzing verlof te verzoeken; doch wat antwoord hun daarop gegeeven werdt, is my niet gebleeken (*). Sommige hebben gemeend, dat dit Gasthuis, 't welk Godsweert genaamd is, niet binnen Arnhem, maar in de Veluwt, onder Bommel, geftaan, en het zelfde geweest zou hebben, dat thans 's Heerenweert genaamd wordt; doch het tegendeel heeft h. van heüsden met eenen verzegelden Brief aangetoond (f). Dit Catharinen • Gasthuis is vóór weinig jaaren, uit de Bakktrfiraat, in het Klooster over de Beek verplaatst. Dat dit Gasthuis voor oude afgeleefde, kreupele en dolle menfchen, als ook ten behoeve van gewonde Soldaaten opgerecht was, toonden de volgende Latynfche Vaerfen, welke vóór hetzelve geleezen werden: fits defesfa labore Seneltus, Claudus & Amens, Uospitïo fruitur ; eurat fua vulnera Milet. Behalven het oude Gasthuis was 'er nog een ander, van 't welk een zeker Hopman jacob de wild de eerfte en voornaamfte Stichter geweest is. Daarè'nboven was 'er ook nog een Pesthuis. Bui- (•) Zie h. van heuïden, Oudheden, tweede Deel, P»g- 432. §• 10. (f) Md* pag. 420.  en kleefsche oudheden. 183 Buiten en onder het Gebied of bereik van Arnhem hebben mede eenige Kloosters geftaan» Behalven de Abtdy van Redinchem (tonden 'er van ouds , en in de Roomschgezinde tyden, nog drie Kloosters omtrent de Stad, alle drie niet ver van daar, in eene zeer vermaaklyke en luchtige Landsdouwe. Den eerften voorrang geeven wy biilyk aan het Convent der Reguliere Kanonniken van St. Augustinus - Orden , in de Latynfche taaie Marue-Fons, of Marien-bom, doch doorgaans Mariëndaal genaamd, gefticht in den jaare 139a door verfcheide Priesters en Geestelyke Broeders, uit het vermaarde Klooster van Windesheim, niet ver \nn Zwolle, dicht by den Tsfel gelegen; om welke reden Mariëndaal de oudjie Dochter van Windesheim genaamd wordt. Deeze Stichting is gefchied op het Landgoed van den Edelen Heere wynand van arnhem, welke, benevens Heer arnoud van gruithuizen, by Hertog willem van Gelder verlof, en door deszelfs voorfpraak, de toeftemming en de verdere Privilegiën van den Bisfchop van Utrecht daar toe verwierven. Het tweede was het Convent Monnikhuizen, van de Karthuizcr-Orden , gefticht in den jaare 1308 door reinoud den tweeden, Graaf van Celder, en deszelfs Echtgenoote leonora, Prinfesfe Dochter van den Koning van Engeland; vermaard door de Graftomben van verfcheide Vorften en groote Heeren, weike hunne rust daarin verkozen of verkreegen hebben. Tot de Stichting van dit Klooster heeft het volgende voorval aanleiding gegeeven, M 4 Adolph  j84 kabinet van nederlandsche Adolph van der mark, Bisfchop van Luik, met zyne onderhoorige Luikenaars overhoop leggende, werdt door zynen Bloedvriend, den Graaf van Gelderland, reinoud den tweeden, onderflennd. De Graaf by den Keizer in Italiè'n zynde, namen de Luikenaars den kans waar, deeden eenen inval in zyne Landen, en vernielden alles, waar ze flegts by konden komen , te vuur en te zwaard. De Graaf te huis komende, verfterkte zich met eenige hulptroupen, en zocht de Luikenaars op. Deezen zich van 's gelyken verfterkende, booden hem het hoofd ; waar uit een vreeslyk gevecht ontftondt; doch met^ eenen zodanigen uitflag, dat 'er volgens eenige Schryvers 4000, volgens andere gooo, doch volgens een' zekeren Luikfchen Schryver wel dertig duizend Luikenaars op het llagveld fneuvelden. Tot boetpleeging van dee. ze flachting werdt het gemelde Karthuizer* Klooster gefticht, en terftond na het gevecht met het opbouwen een begin gemaakt. Het derde deezer Kloosters was Bethania genaamd, gefticht voor Nonnen van St. Augus\inus-Orden, doch welice met 'er tyd den naam van Jufvrouwen hebben aangenomen. Hetzelve is in den jaare 1419 door f red rik, Bisfchop van Utrecht, ingewyd, ten verzoeke van Graaf jtEiNotiD van Gelder, De eerfte Regent van dit Klooster is geweest johannes A kempts, de Broeder van den vermaarden tiiomas a Kempis, wiens Werk, de Navolginge Christi genaamd, niet alleen by alle de verfchillende Gezindheden is uitgegeeven, en met ftichting geleezen wordt; maar ook tot dat einde in de meest bekend^e taaien van Europa is overgezet; 't welk  en kleefsche oudheden. 1%$ 't welk al iets zeldzaams, en weinig Schryvers gebeurd is. De eerstgemelde johannes a kimpis heeft, onder andere Schriften, een Chronyk van St. Agnes-Berg befchreeven. Tegenwoordig liggen de beide Kloosters, door de woede der Beeldftormers , geheel en al onder den voet, zoo dat 'er niet dan eenige geringe muurbrokken en puin van overgebleeven is. Onder die geenen, welke de Geestelykheid van Gelderland, en voornaamlyk die van Arnhem, ongemeen begunfligd hebben, munt uit Graaf reinoud, de eerfte deezes naams, zoo als wy ten deele reeds hebben aangewezen. Doch dezelve heeft zich, door zyne overtollige milddaadigheid, ten eenemaal ongelukkig gemaakt; zoo dat hem nagegeeven werdt, dat het hem in de harsfenen fcheelde. Om derhalven de verdere verkwisting zyner Goederen te verhinderen, werdt hy door zyn eigen Zoon, met toeflemming van zyne Echtgenoote, vastgezet, na dat hem alle zyne Steden, behalven Arnhem alleen, afgevallen waren. En offchoon willem de goede. Graaf van Holland, zich daar mede bemoeide, en tusfchen Vader en Zoon een Verdrag bemiddelde, duurde het echter niet lang, of de Zoon, op de'heerfchappye vlammende, liet zynen Vader nogmaals in hechtenis neemen, waarïn hy tot zyn dood gebleeven is. Onder de Edelen deezer Provincie heeft, onder anderen, het aanzienlyk Geflacht der Heeren van arnhem mede in milddaadigheid, en Sachtingen in de Kerken en Kloosters van Amhem, uitgemunt. Daarenboven is het aanmerkelyk, dat in het Geflachtwapen deezer Heeren een Arend in en boven het Schild flaat; waar door het gevoelen van die geenen geflyfd fchynt M 5 'te  186 KABINET VAN NEDERLANDSCIïE te worden, welke den naams-ooriprong van Arnhem van de Arenden afleiden. De Markt te Arnhem pronkt met veele groote Gebouwen, onder welken dat van den beruchten Krygsman en Keizerlyken Veldheer marten van rossum uitmunt; die, in fpyt van alle Krygswetten en gevoeglykheden , altyd, met de toorts in de vuist, aan de vlammen opofferde hetgeen door het zwaard vcrfchoond werdt, even als of met branden en blaakcn de grootfle roem behaald kon worden: van deeze woedende drift hebben, , ten tyde van Keizer ka rel den vyf den, in wiens dienst hy eigenlyk was , fchoon hy weinig deszelfs bevelen opvolgde, verfcheide Plaatfen de droevige ondervinding gehad; tot dat hy eindelyk door de pest werdt weggerukt. Dit heeft de Puikdichter klaas bruin in de volgende Dichtregelen kortelyk begreepen (*): „ Ziet daarjle Markt waarop, by veele praal - gebouwen , Het huis van marten ftaat, die uit van rossum Sproot, Die lust in V moorden fchiep en tevens wreed en fnoodt ,Voor anderhalleve Eeuw veel Steden overheerde, ,, Eer '/ wankele geluk hem wars den nek toekeerde, ,, Toen V pestvuur fterker was dan al zyn oorlogsdaê». Deeze Held, wiens knevels over einde reezen, wanneer hy aan 't vechten ging, was te Bommel gebooren, en is in het Dorp Rosfem, onder Bommel behoorende, in de Parochiekerk, in eene prachtige Tombe, begraven. Toen zyn graf eens na zynen dood geopend, en hy met de C*) Kleeffche Arkadir, pag. 68.  en kleefsche oudheden. 18? de Kist, op bevel van den Kardinaal and re as van oostenryk, naar den Bosch gevoerd werdt, vondt men twee Buskogels aan beide zyden van hem liggen; „ even eens, (zegt slich„ tenhorst,) als of hy zelfs na zynen dood „ nog vuur en vlam fcheen te blaazen; gelyk „ ook zyne Huizinge te Arnhem, by hem getim„ merd en bewoond, alsnog eenige Nikkers en „ Veldduivelen , met hoorens op den kop, ge„ wapende Krygsluiden, en andere vreeslyke „ dingen, van buiten is vertoonende ". Hy heeft een eenige Dochter nagelaaten, welke flom gebooren, en in eenzaamheid in een huis buiten Utrecht opgevoed was; doch in volwasfen ouderdom in een warrig Proces gewikkeld, en te Utrecht by de Rechters ontboden zynde, kwam haar iets zeldzaams voor, waar door haare tong ontbonden, en haar de fpraak federt bygebleeven is ; 't welk ik niet heb kunnen nalaaten hier als iets zonderlings te verhaalen (*). Anselmus de boodt, een Werkje over de Edele Gelteenten gefchreeven hebbende, heeft aangemerkt, dat 'er omtrent Arnhem een foort van valfche Diamanten gevonden wordt, dergelyken 'er ook uit Frankryk, Bohecmen, Silefie'n, Engeland en Hongaryè'n komen. Arnhem heeft federt van ouds meenigmaalen de rampen van den Oorlog ondergaan. Geduurende de binnenlandfche Gelderfchc beroertens werdt deeze Stad, in den jaare IS72, door Graaf O Zie lud. smids Schatkamer, pag. 298, &e. en. h. van heüsden, Oudheden, tvvsede Deel, pag. 373. $. l  1 85 KABINET VAN KEDE11LANDSCHE Graaf willem van blo is met geweld veroverd. Van 's gelyken is dezelve, in den jaare 1473, door Hertog karel den Stouten vermeesterd, eene zwaare Schatting afgedwongen, en van de Archieven op 't Stadhuis beroofd. En fchoon die Stad in den jaare 1492 haaren wettigen Hertog karel van gelder wederom toeviel, werdt ze nogthans in den jaare I5°5 door philip van oostenryk, welke aan Hertog karel van gelder den Oorlog verklaard hadt, belegerd, beftormd, veroverd, en toe den jaare 1^14 in bezit gehouden; als wanneer de laatstgemeJde Hertog zich door list wederom daar van meester maakte. Ondertusfchen is het aanmerkelyk, dat, geduurende den zwaaren tagtigjaarigen Oorlog, de Spanjaarden nooit meester van deeze Stad hebben kunnen worden, In den zwaaren overval der Franfchen, in den jaare 1672, heeft Arnhem, na eenigen zwakken tegenftand, eindelyk voorde Framfche magt moeten bukken; wanneer de Franfchen tot in de maand May 1(574 daar van meester gebleeven zyn, en deeze Stad inmiddels eene onuitfpreekelyke fchade toegebragt hebben ; wordende kort daar na, op bevel van Prins willem van oranje, in hoedanigheid als Stadhouder, de Magiftraat veranderd. In de beruchte jaaren 1747 en 1748; waarïn de Oranjegezindheid, by veelen diep in 't harte gevestigd, op de meeste Plaatfen van ons Vaderland gevaarlyke beweegingen veroorzaakte; beweegingen , waarvan in de heerschzucht van 't Huis van Oranje en derzelver medeftanders de oorzaak gezocht moet worden, heerschte ook binnen Arnhem de gevaarlyke tuimelgeest, welke onze iNatie ongelukkiglyk, ten allen tyde, fchynt  en kleefsche oudheden. l8p fchynt vooringenomen te hebben, 't Is bekend dat de Staaten van Gelderland reeds in den jaare 1722 Prins willem den vierden tot Stadhouder hadden aangefteld. Sints dien tyd vernam men aldaar geene beweegingen, die Waardigheid betreffende. Het gerucht nogthans van de oproerigheden en beweegingen, in andere Provinciën voorgevallen, ftrekkende, om den Stadhouder van Gelderland, Friesland en Groningen, Prinfe . w 1l l e*m kakel hendrik friso, de Stadhouderlyke Waardigheid ook in de vier overige Gewesten te doen opdragen, fpoedig derwaarts overgewaaid zynde, maakte de gemoederen gaande, en veelen begeerig om aan het Stadhouderlyk gezag eene verdere uitbreiding te-geeven. De eerfte beweegingen hierover gebeurden te Arnhem. Het Gemeen hadt 'er den mond vol van. Lieden van aanzienlyken rang, die van tyd tot tyd in zeker Wynhuis byëen kwamen, fpraken insgelyks onder elkander, hoe het wenschlyk en heilzaam voor den Lande zou zyn, indien de Wethouderfchap van hunne Stad konde befluiten, om het Stadhouderfchap erflyk te verklaaren, op de zelfde wyze als in andere Provinciën gefchied was. Op zekeren avond deedt één van het gezelfchap den voorflag, of het niet geraden ware, ter voorkoming van alle onaangenaamheden onder het Gemeen, tot dat einde een Verzoekfchrift by de Regeering in te leveren. Straks werdt deeze voorflag greetig goedgekeurd, en van elk hemelhoog gepreezen. Middelerwyl ging de beker lustig rond op den goeden uitflag; doch tevens werden de vreedzaame neigingen door den wyndamp verdreeven. Omtrent middernacht roerde men de trom langs de flraaten, floeg  igo KABINET VAN NEDERLANDSCHE floeg allerlei fchimpende redenen tegen de Regeering uit, ontrustte voorts de Burgery door aanhoudend fchieten met Snaphaanen, en deedt alles gepaard gaan met den gewoonen Oproerkreet Vivat Oranje! Vivat de Prins! De Regeering, dit als een voorfpel eens naderenden Oproers befchouwende, deedt eenige Manfchappen der Bezettinge in de wapenen komen, om de aanvoerders van deeze nachtvreugde op te fpooren. Zy vonden eerlang eenen Jongeling, welke de trom geroerd hadt, die flraks, nevens zekeren Ambachtsman, in hechtenis genomen werdt. Sommige andere handdaadigen verfchmlden zich voor eenige dagen buiten de Stad. Sints etlyke dagen vernam men nu geene oproerige beweegtngen meer, hoewel fommigen , onder de hand, niet weinig oproer kraaiden, tot dat het fcheiden van den Provinciaalen Landdag te Nymegen, zonder dat op denzelven, raakende de groote zaak, iets vastgefteld was, de gistende gemoederen in lichterlaaiie vlam zette. Men zag dus, reeds in den vroegen morgen van den dertienden van Wintermaand, eene groote meenigte Volks vóór het Stadhuis famènrotten, onder een onöphoudelyk gejuil van Vivat de Prins onze Erfjladhouder! Na. zich met deezen kreet een poos vermaakt te hebben, drong de meenigte in het Stadhuis, in de verbeelding van de Regeering aldaar vergaderd te zullen vinden. Doch alzo zy 'er niemand vonden, beflocen de driftigften zich aan de huizen der Heeren te vervoegen, en hen te noodzaaken op ftaanden voet te vergaderen, en op het voorftel van 't Gemeen te antwoorden. Met flaande trommen en  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 191 en vliegende vaandels werden alle de Regenten, en twee derzelven, misleiden om dat men op dezelve een kwaad oog hadt, met Bajonetten op de Snaphaanen, naar de Vergadering geleid. Het eerfte, dat nu van de Wethouderfchap geëischt werdt, was het opdragen aan Zyne Hoogheid van alle de Praeëminentiën der Stadhouderlyke Waardigheid, op den zelfden voet als de Prins dezelve in Holland en Zeeland hadt Ontfangen. De Heeren, met dien voorflag belemmerd , verzochten tyd van beraad; doch het Volk hadt hier geene ooren na: eenigen van den ruwlten hoop drongen aan op een oogenbliklyk toeftemmend antwoord; hetwelk hun, uit vreeze voor verdere verbittering, gegeeven werdt. Doch deeze bewilliging fcheen op verre na niet toereikende te zyn om de rlist te herftellen. Het Volk, dat eerst eenigermaate op eene verzoekende wyze gefproken hsdc, dorst nu der Regeering gebieden, den Jongeling, die in den voorigen oproer de trom geroerd hadt, en nog in hechtenis zat, op vrye voeten te ftellen. De Regeering, voor ergere gevolgen beducht, voldeedt aan deezen buitenfpoorigen eisch. Maar nu begon de baldaadigheid eerst recht ten vocrfchyn te treeden. De geflaakte Jongeling was, om zyne mismaakte lighaamsgeftalte, een voorwerp van befpotting, en wegens zyn flegt gedrag by alle Braaven veracht. Thans namen hem vier kaerels op hunne fchouderen, en droegen hem, als in Zegepraal, voor de Heeren van de Wet; dezelven voorts dwirsgende, één voor één, hem de hand, en voorts eenige Dukaaten tot eene verëering te geeven. Hier mede  IQ2 KABINET VAN NEDER LA N D S 0 H Ë de niet vergenoegd, werden de Heeren nog bo«. vendien genoodzaakt der muitzieke meenigte te. belooven, 'den in triumf rondgevoerden Jonge-, ling, als niet in ftaat om voor zich zeiven den, kost te winnen, zyn leven lang in het Gasthuis van onderhoud te zullen verzorgen, en aan de zoogenaamde eerfte. Burgertafel te doert aanzitten. Ondanks alle deeze afgeperfte bewilligingen, was de rust onder het Arnhcmfche Gemeen nog zeer ver te zoeken. Thans zich verbeeldende, de Regeering geheel naar hunne hand te kunnen zetten, eischten de Oproerigen de herftelling van Stads Voorrechten, welke, naar hun voorgeeven , fints eenen geruimen tyd merkelyk befnoeid waren; voorts dat de Regenten niet langer dan drie jaaren zouden aanblyven; en eindelyk het afzetten van fommigen, welke zy by naamen noemden, van hunne Ampten. . Het was der Regeering gemaklyk te voorzien, waarop dit alles eindelyk zoude uitloopen, en dat, indien men met inwilligen voortging, eene geheele omkeering in het Stadsbewind te vreezen ware. Hierom liet ze eenigen der voornaamfte welmeenende Burgers onder de hand polzen, wegens hunne gezindheid om, in deezen hachlyken toeftand van zaaken, der Regeering tegen verder geweld de behulpzaame hand te bieden. Deezen, zich daartoe genegen toonende, bewoogen wederom anderen om met hun eene gemeene zaak te maaken. Reeds den volgenden avond namen ze bezit van het Stadhuis, en deeden het met Burger -Schildwagten bezetten. Zy hadden zich onderling verbonden geweld met geweld te keer te gaan, de Regeering tegen het Graauw te befchermen, en alle kwa-  en kleefsche oudheden, 193 kwalykgezinden den lust tot verdere geweldpleegingen te beneemen. Voorts werden de Wagten der Bezettinge verdubbeld; ieder half-uur deeden eenige manfchappen de Ronde door de Stad. Hierdoor>werdt het hollend paard wel eenigzins gebreideld, doch niet tot ftilftaan gebragt. _ Geen nacht byna verliep 'er, in welken niet hier of elders in fommige huizen de glazen werden ihgellagen. Zelfs werdt men nu en dan handgemeen; twee Burgers en één Soldaat bekwamen , in eene dier ontmoetingen, doodelyke wonden. Gelyk een gevaarlyk onweder fomwylen eenen geruimen tyd van verre loeit, en eindelyk over het hoofd der bevreesde aanfchouweren uitbarst, even zoo ging het te Arnhem. Veelen waren niet zonder reden beducht, dat het muitzuchtig Graauw, dén eenen of anderen tyd, tot grootere gewelddaadigheden zou uitfpatten. Dit gebeurde ook in de daad in Louwmaand des volgenden jaars 1748. Op den negenden dier maand werdt aldaar de Landdag geopend. Van deeze gelegenheid bedienden zich de misnoegden , om by denzelven een zoogenaamd Verzoekfchrift in te leveren, in zeer onbetaamlyke bewoordingen opgefleld, waarin de volgende vier zaaken door hen begeerd werden: 1. Dat men Zyne Hoogheid, zonder eenige uitzonderingen of bepaalingen, tot Erflïadhouder zou uitroepen ; 2. De heritelling en bevestiging van alle Stads Privilegiën ; 3. Dat men de Regeering driejaarig zou maaken; 4. Een categorisch antwoord op alle deeze verzoeken tegen den volgenden morgen. Vreemd is het nogthans, dat niemand den inval kreeg van de opdragt der Souverainiteit, die weleer Prins willem den VUL deel. N der-  194 KABINET VAN NEDERLAN D S CHE derden opgedragen, doch van hem voorzichtiglyk van de hand geweezen was. De Regenten, misfchien op de toegezegde hulp der Burgeren fteunende, gaven op deeze Poinólen een antwoord, dat geenszins naar den fmaak der muitzuchtige meenigte was: aanftonds {treeft dezelve naar het Stadhuis, alwaar de Landjonkers en Stads Regenten vergaderd waren. Dewyl de deur gefloten was, vloog 'er ftraks een hagelbui van lleenen door de glazen. Eenige Burgers hierop toefchietende, om hunne Overneid tegen den moedwil te dekken, werden van den misnoegden hoop met het blank gtweer ontfangen, met dat gevolg, dat aan beide zyden eenigen gevaarlyk gekwetst werden. De Wethouderfchap, met ontfteltenis deeze opfehudding ziende, liet aan den Bevelhebber der Hesjifche Troupen, die binnen Arnhem in bezetting lagen, om byftand vraagen; doch hy weigerde dien niet alleen, onder voorwendzel van zich met zaaken, het Stadsbeftuur betreffende, niet te willen bernoeijen; maar gaf bovendien aan de wagthebbende Manfchap, onder wier oog het geweld gepleegd was, een uitdruklyk bevel van zich binnen de Hopfdwagt te houden, en, wat 'er ook gebeurde, geenen voet te verzetten. Hier derhalven geen huip vindende, liet de Wethouderfchap door de geheele Stad de trom roeren. Op dit teken van onraad verfcheenen de Burger - Bevelhebbers op hunne Loopplaatfen ; doch veelen van hunne Manfchappen bleeven achter; en zy, die nog verfcheenen waren, betoonden zich onwillig of befchroomd, om op de woedende meenigte aan te trekken. Hierdoor be-  EN" KLEEFSCHE OUDHEDEN. 195 bekwam het gefpuis den moed , om door nog Zwaarer dreigementen de Wethouderfchap ter bewilliging te noodzaaken; temeer, nademaal het, naar men verhaalt, door eenige voornaame Heeren van Zutphen en Nymegen in zyne haldaadigheid geftyfd werdt. 'Door 't een eh ander waren dus de Heeren van 't Arnhemfche Quartier gedwongen, de begeerte van het oproerig Graauw in alles te bewilligen , den Prins te ontflaan van den Lastbrief, op welken hy, in den jaare 1722, tot Stadhouder was aangenomen, en hem de magt op te dragen, om, indien hy zulks geraaden vondt, de Regeering der Provincie te veranderen. Door deeze inwilliging kwam eindelyk de Stad eenigzins tot rust. Men vernam wel, nu en dan, nog eenige baldaadigheden, door het inwerpen der glazen aan de huizen van Burgeren , die geoordeeld werden te veel naar de zyde der Regeering over te hellen ; doch men hoorde federt van geene openbaare oproerigheden. Niet minder viel in Oogstmaand des jaars 1783 binnen deeze Stad eene opfenudding voor, die van ver uitziende gevolgen was. De gelegenheid hiertoe was de volgende.. Naby de Groote Kerk lag een Kerkhof, 't welk de Wethouderfchap, door verkoop, afgeftaan hadt aan eenen ryken Jood, meijer genaamd, die, by de gemelde Kerk een zeer prachtig Huis gebouwd hebbende, dit Kerkhof noodig hadt, om hem tot een Voorplein voor zyne Wooning te dienen. Men luisterde elkander in 't oor, dat de overdragt gefchied was, inzonderheid door de bewerking van een voornaam Lid der Regeering van die Stad, die aan den Jood veel Gelds fchuldig was. Hoe het zy, in' plaats van het oude, hadc de Magiftraat, op y N 2 ee-  I96 KABINET VAN NEBEBLANDSCBË eenigen afftand buiten de Stad, een nieuw Kerkhof doen vervaardigen, en van den omgelegenen grond, door eenen Ringmuur, behoorlyk affcheiden. Op den tweeden van Oogstmaand deeden de Heeren eene Afkondiging, waar by zy de Ingezeetenen vermaanden, zich van de nieuwe Begraafplaats te bedienen. En vermits de Persloop, federt eenigen tyd, zoo hier als elders fterk gewoed hadt, begeerden zy, dat de Lyken der Diakonie-armen, aan die ziekte overleden, insgelyks aldaar begraven zouden worden, ten einde om aldus, ware het mogelyk, den verderen voortgang der aanfteekende kwaaie te voorkomen. Meer dan eens heeft men aangedrongen, en met fpreekende bewyzen geltaafd, op de nuttigheid en noodzaakelykheid der affchafnnge van het overblyffel des alöuden bygeloofs, het begraven van Lyken binnen de Muuren der Steden, vooral in en omtrent de Godsdienflige Vergaderplaatfen. Doch, daar het bygeloof te diepe wortels in de harten der menfchen gefchoten fchynt te hebben, is het voor alsnog bezwaarlyk, om met eenen goeden uitflag dat bygeloovig en verderflyk ftelfel, dat aan de tyden van domheid en onweetendheid zynen oorfprong verfchuldigd is, met wortel en tak uitteroeijen. De Amhemfclie Burgers fcheenen insgelyks van dien Geest gedreeven te zyn. Niet zodra was de bovengemelde Afkondiging gefchied, of 'er ontftondt gemor onder eenige Ingezeetenen; zy weigerden aan het gebod te voldoen, en begeerden dat het oude Kerkhof herlleld zou worden. Om het gereezen misnoegen, ware het mogelyk, in zyne geboorte te fmoo-  en kleefsche oudheden. fmooren, beleidde de Gezworene Gemeente eene Vergadering, waarïn belloten werdt, zich by den voorzittenden Burgemeester te vervoegen, en denzelven onder het oog te brengen, dat, hoewel zy voor zich zeiven van de heilzaamheid der beraamde fchikking op het begraven overtuigd waren, zy nogthans zich verplicht oordeeN den op de intrekking van het genomen Belluit aan te dringen; naardien zy anders geen middel zagen, om het Gemeen in rust te houden, maar in tegendeel voor zeer nadeelige gevolgen beducht waren. In tusfchen ftierf de Vrouw van een Sergeant van het Krygsvolk, 't welk te Arnhem in bezetting lag. De Kolonel o^uadt, Bevelhebber van het Krygsvolk, gaf, met voorkennis der Regeering, terftond last, dar het Lyk van die Vrouwe nog dien zelfden avond, ten agt uuren, op het nieuwe Kerkhof begraven moest worden. Hierdoor begon het gemor onder het Gemeen te herleeven: men riep openlyk en by aanhoudendheid, dat de Publicatie op het begraven ingetrokken moest worden- Doch de Regeering, voor de beraamde fchikking goed recht en reden meenende te hebben, weigerde hier aan te voldoen. Dit deedt de opfchuddirig hand over hand toeneemen. De geheele Bezetting kwam hierop in de wapenen, en bezette het Stadhuis, terwyl zy intusfchen, op last der Bevelhebberen, met fcherp laadde. Behalven den fchrik en de ontroering, by de Burgery hier uit ontftaan, oordeelde dezelve daarenboven in haar recht benadeeld te worden, als zynde het, in gevalle van eenig gevaar, 't welk de Regeering mogt dreigen, haare post, en niet die der KrygsbezettinN 3 ge,  I98 KABINET VAN NEDERLANDSCHE ge, om de Wethouders te befchermen. In eene Vergadering van den Burger - Krygsraad, die op ftaanden voet beleid werdt, nam men het befluit, der Wethouderfchap den dienst der Burgery aan te bieden, en te verzoeken , dat deeze de Militairen mogt aflos/en, en zelve Hunne Wel Ed. Gr. Achtb. bewaaren. Gereedelyk en met genoegen werdt deeze aanbieding aangenomen. Terflond hierop verfcheen eene der zes Burger • Compagniën onder de wapenen, en nam gang naar het Stadhuis. De vyf overige Vaandels hielden zich intusfchen gereed, om te verneemen hoedanig de Krygsbeze.tting zich zou gedragen. Doch deeze hadt niet zodra den aantogt der Burger-Compagnie vernomen., of zy bewees dezelve de behoorlyke Krygsëere, gaf haaren post gewillig over, en, trok vervolgens af. Onder dit alles was het bovengemelde Lyk boven de aarde gebleeven. Den volgenden dag, Zondag den derden der maand, gaf de Bevelhebber van het Krygsvolk last om hetzelve buiten de Stad, op de aangewezene plaats, te begraven. Ter voorkoming van allen moedwil, en op dat het Lyk niet door geweld weggenomen zou worden, deedt de Bevelhebber van het Krygsvolk het graf, tot 's anderendaags op den middag, door eene gewapende Bende bewaaren. ■ Hoewel het Gemeen de begraving van des Sergeants Huisvrouwe niet geftoord hadt, voedde het nogthans deswegens eenen heimelykenwrok, die fpoedig uitbrak. In den nacht .tusfchen Zondag en Maandag werden hier en daar verfcheide baldaadigheden en ftraarfchenderyen gepleegd, en aan de huizen van Regenten de gla .  en kleefsche oudheden. 100 glazen ingeflagen. Dit verwekte eenen zoo geweldigen fchrik onder de Regeering, dat zy, op den vierden der maand, de Afkondiging op de begraving buiten de Stad introk. Toegeeflylceid aan de zyde der Wethouderen, in tyden van opfchuddinge, wordt, daar dezelve als flapheid befcnouwd wordt, dikmaals een bron van meer baldaadigheid, en doet by het oproerig Graauw den moed groeijen. Dit althans gebeurde te Arnhem. . Een deel flegt Volk hadt niet zodra de jongde Afkondiging vernomen, of het rukt in groote meenigte te hoop, trekt naar buiten naar het nieuwe Kerkhof, breekt met geweld de yzeren hekken open, waar mede het gefloten was, haalt het bewuste Lyk uit het graf, en draagt het, onder een fchrikwekkend1.ge}uil van Hoezee ! de Stad rond, tot vóór het huis des Bevelhebbers. Van hier nfcm men vervolgens gang naar de St. Jans-Kerk, alwaar het, onder klokken -gelui, ter aarde befteld werdt. Na deeze verrichtingen begaf zich eene talryke Schaaré, beftaande meest uit opgefchooten Jongens en flegte Wyven, naar het nieuwe Kerkhof. Hier rameiden zy den Ringmuur omver, wrongen de yzeren deuren uit derzelver hengzeleh , torsten dezelve , ondanks _ haare zwaarte, naar de Stad, tot vóór het huis van den Jood meijer, en liepen voorts rond by de huizen, om eenen drinkpenning te vraagen, ter btlooning van dit bedryf. [ Op het overige gedeelte van den dag, 't welk in taamlyke flilte ten avond liep, voLde eene zeer onrustige Dingsdag. Een fchrikwekkend gerucht vloog door de gantfche Stad, dat men naar Nymegen gezonden hadt om Krygsvolk, i. N 4 welk  200 kabinet van nederlandscue welk dienvolgens reeds in aantogtwas, om den oproer te beteugelen, en de muitelingen in verzekering te neemen. De Heer bekking, nevens eenige anderen, vervoegden zich hierop by de Burgemeesteren van hamel en pronk, om van dezelven te verneemen, wat 'er van het gerucht, wegens de komst van Krygsvolk, ware. Hoewel deeze Heeren verklaarden daar van geene kennis te hebben, het voldeedt echter niet: men bleef nog al ongerust. Van hier dat de Kapiteinen der Schuttery ftraks byëenkwamen, en, met voorkennis van de meerderheid der Wethouderfchap, vervolgens hunne manIchappen naar den Rhyn brug en de Veeren zonden, om aldaar post te vatten. Alle de Ponten en Booten, welke op de Rivier lagen werden aan de zyde der Stad gehaald, en dé Schipbrug afgebroken. Doch alle deeze behoedmiddelen werden noodeloos bevonden • althans het gevreesde Krygsvolk kwam niet' ten voorfchyn; 't zy dan, om dat het gerucht der nadering een ongegrond uitftrooifel, of om dat het bevel tot deszelfs optogt ingetrokken was. Na de dus bedaarde opfchudding, welke naar fommiger gevoelen, een opgèlteld en doorgeftoken werk was geweest, kwam de Stad voor eene wyle tyds, in rust, om in 't ver' volg, zoo als wy nader zien zullen, wederom geftoord te worden door gruwelen en fnoodheden, waar van het herdenken het gevoelig hart doet fidderen. De Burgemeesters pronk en schimmelpenning van der oije verzochten en verkreegen federt hun ontflag; eenige andere leden der Wethouderfchap, die insgelyks hunne posten wilden nederleggen, werden overgehaald om in het bewind te^blyven. Door  en kleefsche oudheden. 201 Door dit voorgevallene ontftondt binnen Arnhem eene gisting in de gemoederen, welke alle vreedelievende en rustmirmende Ingezeetenen met angst en fchrik. vervulde , en de rechtmaatige vreeze gaande hieldt, > dat de fmeulende vonk, ten eenigen dage, vlam zoude vatten, en ten dake uitflaan. Het nieuwe Kerkhof, fchoon weder herfbeld, bleef voor veelen nog al e=n fteen des aanfloots. De toegeefiykheid der Regeering, by de voorige woelingen betoond, was als een prikkel en fpoorflag voor 't Gemeen, om eerlang met zyne eifchen op nieuw ter baane te komen. Dit gebeurde, met 'er daad, in het einde van Hooimaand des jaars 1784. Misfchien om te beproeven wat de Regeering thans in haar fchild voerde, vervoegden zich fommigen uit de Burgery aan dezelve, met verzoek, zo 't heette, dat in de famenftelling van den Ringmuur, door welken het Kerkhof afgefloten werdt, eenige verandering gemaakt mogt worden. _ Men deedt dit verzoek met den bygevoegden eisch, om daarop een beflisfend antwoord te mogen bekomen, uiterlyk vóór den tweeden van Oogstmaand eerstkomende, den dag op welken het gebeurde van het voorleden jaar zoude verjaaren. Middelerwyl liep door de Stad het fchrikbaarend gerucht, dat men eerlang een dergelyk pproertooneel, als voorheen, zou aanrichten, en de muuren van het Kerkhof, die thans in den voorgaanden ftaat herfteld waren, met geweld omverre haaien. De huizen van den voorzittenden Burgemeester h. brantzèn en van den Gemeentsman bekking, hoewel deeze bekend ftondt. voor een yverig voorftander van 's Volks rechten, werden met plundering geN 5 dreigd.  203 kabinet van nederland s c ii e dreigde. Behalven eenige anderen, welken een dergelyk lot boven 't hoofd zon hangen ; werden daarenboven: nog genoemd de huizen van vyf Gecommitteerden uit de Burgery, welke men onlangs van hunne, posten Jiadt verlaaten, om dat: zy geweigerd hadden,, in.te Hemmen en mede te werken in.de geweldige maatregelen der doldriftige y ver aars; alzo zy. van oordeel waren,, dat.de goede.zaak-der Vryheid en Voorrechten door dezelve: meer nadeels dan nut werdt toegebragt. Deeze en-foortgelyke geruchten liepen, fints eenige dagen, door de Stad, met eene flrydige uitwerking, naarrflaate van eens ieders byzondere denkwyze. Eenigen fchrikten tegen den tweeden van Oogstmaand. Anderen floegen geen geloof aan de dreigende roaare; indien, zoo dachten en zeiden zy, het Gemeen waarlyk van oproerigheid eh plunderzucht zwanger ging, zou het niet vooruit loopen met derzelver aankondiging, en dus den fbrken arm wakker maaken , om dezelve te verydelen. Dus fchynt 'er ook de Regeering over gedacht ie hebben : althans men zag geene de minfte • voorzorge of behoedmiddelen gebruiken, om den gedreigden ftorm af te weeren. Eerlang bleek het, dat de verfpreide geruchten geene bloote bedreigingen waren. Op den gevreesden tweeden van Oogstmaand zag men j m den Voormidag, een goed getal fiegt gefpuis te hoop loopen, en gang neemen naar het Kerkhof, vóór het huis .van den Jood meijer; zy waren van een ladder, touwen en een ketting voorzien. Een uit de Bende plant voorts. den ladder tegen het yzeren Hek, rukt 'er den Lantaarn af, en maakt vervolgens een dik touw aan  en kleefsche oudheden. 20j aan het boveneinde van het Hek vast. Zyne makkers gaan hierop aan het trekken, en haaien het gemelde Hek, binnen weinige oogenblikken, onder den voet. sj . . Zodra dit voorval in de Stad ruchtbaar werdt, gaf men daarvan kennis aan den Burgemeester e kantzen, die thans het gewoone Onderzoek van de Jeugd in de Latynfcne Schoole bywoonde. Op deszelfs Befchryving kwam ftraks de Wethouderfchap byëen, die tot twee uuren vergaderd bleef, en andermaal in den achtermiddag famen kwam. Volgens befluit, in den Achtbaaren Pvaad genomen,-werdt den Bevelhebber van het Krygsvolk quadt gelast, Schüdwagten op het Kerkhof te plaatfen, het huis van Burgemeester brantzen met eenige Manfchap te bezetten, en voorts Ronden te laaten doen door de Stad, ter weering of verftrooijing van alle oproerige famenrottingen. Dit bevel, gelyk mede de uitvoering van hetzelve, fcheen geenszins in den fmaak van den Burger-Krygsraad te vallen. Althans eenige Leden van denzelven vervoegden zich nog. dien zelfden dag by den Bevelhebber q^uadt, met verzoek dat hy de Schüdwagten van het Kerkhof wilde wegneemen, en de bewaaring van hetzelve, zoo wel als van de rust der Stad, voor de Burgery overlaaten. Doch deeze, met reden, daarop geantwoord hebbende, daar toe geene vryheid te hebben, en de fchriftlykë bevelen der Regeering te moeten opvolgen , vervoegden zich de Afgevaardigden van den Krygsraad, met het zelfde verzoek, by den Burgemeester brantzen, die hun te gemoet voerde , dat de noodige fchikkingen .op het Krygsvolk reeds gemaakt, en 'er, zyns .oordeels-, gee-  204 kabinet van ne d e u l an d s ciie geene redenen waren, om den gegeevenen last in te trekken. Volgens fommigen zou de Burgemeester 'er nog bygevoegd hebben, dat het voorgaande jaar geleerd hadt, hoe de Burgery zich ligtelyk voor dusdanige dienstbewyzen konde doen gelden, en daarvoor vorderen de inwilliging van gewaande Rechten. Wat hier ook van zy, de Heer brantzen wees het gedaane verzoek, en dus de aangebodene hulp der Burgery, kloekmoedig van de hand. Dien zelfden avond, terwyl de Militaire Ronde reeds op ftraat was, kwam op eene plaats der Stad, de Boomtjes genaamd, zekere van resteren, tusfchen welken en de Krygslieden eenige woorden gewisfeld werden. Deeze beweerden, dat de Burger hadt geweigerd voor hun te wyken: terwyl van resteren zulks ontkende. Hoe het zy, van woorden kwam men eerlang tot daaden. Een Granadier bragt hem, met den kolf van den Snaphaan, eenen zoo gevoeligen ilag toe, dat hy gewond naar huis keerde. Het gerucht van deeze ontmoeting vloog fpoedig door de Stad. De verbittering tusfchen de Burgery en het Krygsvolk, die reeds lang gefmeuld hadt, ontfing hier door nieuwe kracht, en 't liet zich nu aanzien, dat het fmeulend vuur fpoedig in lichterlaaije vlamme zou uitbarlten. Dit gebeurde nog in dien zelfden nacht. Van de Burgerwagt, thans op de Waag vergaderd, onder bevel van den Heere troost, werdt eene Ronde door de Stad gezonden. Het zelfde gefchiedde van wegens het Krygsvolk van de Hoofdwagt. Omtrent een uur na middernacht ontmoeten de beide Ronden elkander in de Turffiraat, Spoedig rees 'er gefcfail tusfchen bei-  en kleefsche oudheden. 20$ beiden, wie voor de andere in 't wyken plaats zoude maaken. Beiden weigerden het volftandig; het gefchil moest dus door geweld beflist worden. Men geeft vuur op elkander. Op het gerucht van dit fchieten worden ftraks eenige Burgers van de Waag hunnen makkers ter hulpe toegefchikt. Eenigen van deezen, zegt men, verfchoolen zich in een klein Gangetje, en gaven van daar vuur op de Soldaaten, onder het voorby trekken naar de Hoofdwagt. Twee Officieren, en een van dezelven zeer gevaarlyk, benevens verfcheide Soldaaten, werden hier door gekwetst, en een Grenadier doodgefchoten. Het gezicht van deezen gefneuvelden Spitsbroeder, welken men, nevens de gekwetsten, op de Hoofdwagt bragt, deedt de woede van het' Krygsvolk nog heviger uitbarflen. Zy begonnen nu te fchieten op de Waag, van waar men, aan de zyde der Burgery, hun niet fchuldig bleef. De Overfte quadt, ondertusfchen, dit gevecht met fchrik en aandoening verneemende, zondt eenen Officier naar de Waag, en liet den Heere troost ernfbig vermaanen, men zou toch uitfcheiden met fchieten, alzo 'er geen houden aan zyn Volk ware, en hy hetzelve niet langer konde bedwingen, van op de Waag ftorm te loopen; 't welk, indien het gebeurde, van een verfchriklyk bloedbad ftondt gevolgd te worden. Op. deeze waarfchouwing nam het fchieten een einde. 's Anderendaags vergaderde de Gezwoorene Gemeente, zoo wel als de Regeering der S1 ad. De voorzittende Burgemeester brantzen werdt, door eene bende gewapende Grenadiers, van zyn huis afgehaald, en naar het Stadhuis ge-  2o6 kabinet van nederlandsghe geleid. Zodra de Regeering byëengekomen was, werdt de Burgery, door het roeren van de trom, opgeroepen; zy kwam fpoedig op de been, en ^ bezette het Stadhuis aan alle kanten; zoo dat 'er niemand konde op- of afkomen. Eenige Afgevaardigden der Burgery vervoegden zich hierop aan de Regeering, en verzochten om herilel van hunne Vryheden en Voorrechten , waarom zy reeds eenen geruimen tyd hadden aangehouden. Doch zy bekwamen tot antwoord K dat de Regeering hieraan de toeftemming niet konde geeven, uit hoofde der Commisfie, in het einde des jaars 1783 door de Staaten van het Gewest benoemd, aangaande de vorderingen der Zutphenfche en Arnhcmfche Burgeryè'n; dat dit onderzoek nog niet ten einde geloopen zynde, de Regeering eener Stad de befluiten der Hooge Overigheid niet konde voorüitloopen ; en genomen dat men iets inwilligde, zulks, van wege 's Lands Staaten, als nietig en van onwaarde verklaard zou kunnen worden. Geduurende deeze raadpleegingen hadt de Regeering, niettegenftaande de Burgery het Stadhuis naauw bezet hieldt, middel gevonden , om, langs eenen heimelylcen uitgang, haaren Secretaris hof aan den Overften quadt te zenden, met een bericht van haaren toeftand, en deswegen de noodige bevelen. Met ftillen trom bragt deeze fpoedig eenig Krygsvolk op de been, en deedt het aanrukken naar het Stadhuis. Dit baarde zulk eehen fchrik onder de Burgery, dat dezelve langzaam afzakte, en het Stadhuis verliet, in den loop laatende eenige Snaphaanen, die haar terilond werden nagezonden. Voor ditmaal kwamen de opfchuddingen hier  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 207 hier mede toe bedaaren. Sedert heeft men eenige belhamels in verzekering genomen , en eenen derzelven met geesfeling; en eene opfluiting voor zes jaaren geilraft. Eene zonderlinge rechtspleeging werdf, in 't laatst van Grasmaand des jaars 1786, in deeze oproerige en deerlyk gefolterde Stad geöeffend. Zy was het gevolg van oproerige beweegingen, aldaar vporgevailen, en van eenen affchuwelyken moord, door de muitemaakers, in de hitte hunner toomlooze losbandigheid , gepleegd. Beide deeze voorvallen verdienen met recht, dat wy den Lezer een omftandig verhaal daarvan mededeelen. Den gantfehen winter hadt men in geduurige onrust en vreeze doorgebragt, van wegens het losbandig gedrag van zeer veelen onder het Krygsvolk, 't welk aldaar in bezetting lag, en by aanhoudendheid aan Itraatfchenderyen en baldaadigheden , onverhinderd, den ruimen teugel vierde. Zoo zwaardrukkende wierdt deeze overlast, dat de Gezwoorene Gemeente, uit-, maakende het tweede lid der Stadsregeering , by het Hof Provinciaal haare klagten jnbragt, verklaarende: dat men thans, na genoeg, zich in den zelfden toefland bevondt, als de grondleggers, van het Gemeenebest der Verëenigde Nederlanden in den jaare 1574 , die , onder andere bezwaaren, ook inzonderheid klagtig vielen over der- onlydelyken overlast, welken zy van de Spaanfche Knechten leeden. De bron van het kwaad fc\: en wel byzonder te febuilen onder het P igiment van Baden Durlach. Althans , na dat hetzelve uit Arnhem naar elders venrokken was, heerschte binnen de Stad mer- ke-  208 kabinet van nederlandsche kelyk meer ftilte en bedaardheid; behalven eenige weinigbeduidende voorvallen, welke onder eene talryke Krygsbezetting altoos gebeuren , vernam men nu geene in 't oogloopende wanbedryven. De rust bleef nog al voortduuren , fints hec eerfte Bataillon van den Generaal Majoor van douglas binnen de Stad was getrokken. Eene volmaakte eensgezindheid fcheen tusfchen de Burgers en de Krygsbezetting plaats te hebben. Nogthans was deeze aangenaame famenleeving van korten duur. Met de aankomst van de Gardes Dragonders, en na het vertrek der Karabiniers, fcheen de goede orde en ftilte tevens de Stad verlaaten te hebben. De Soldaaten van het Regiment van doüglas, wier gedrag om hunne ondergeschiktheid en bezadigdheid, tot nog toe lofwaardig was, fcheenen op eenmaal van denkwyze veranderd te zyn. Het eerfte bewys hiervan befpeurde men aan de Tamboers, die, in plaats van den gewoonen trommelflag, 's morgens en 's avonds, nu het aloude Wilhelmus van Nas/ouwen lustig begonnen te roeren. Dit aanftootelyk gerommel, in de toen heerfchende denkwyze der Arnhem' fche Burgery, werdt welhaast gevolgd van daadelyke mishandelingen der Burgers, aan hunne huizen, bezittingen en perfoonen. Eene talryke bende van het Krygsvolk, met Zydgeweeren gewapend, welke fommigen bloot in de hand, of onder den arm droegen, vervoegde zich, op zekeren avond, vóór de Burgerwagt, met de fchroomlykfte vloeken en dreigementen, fchreeuwende, dat de beste der verdoemde Patriotten maar zou ten voorfchyn komen. Ter-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 209 Terwyl de Burgers den Burgemeester vAN ECK van deeze moorddreigende uitdaaging kennis gaven , begaf de oproerige Bende zich naar de Marktplaats, en deedt aldaar de lucht weêrgalmen, en tevens het hart der vreedelievende Ingezeetenen van angst en vreeze fidderen, door het luidruchtig gillen en tieren van Oranje boven! de Patriotten naar den donder! Van daar, met een fchrikwekkend gedruis, hunnen weg vervolgende door de Turffiraat, voegde zich by hen een Soldaat van dundas, met het ontbloote Zydgeweer in zyne hand , by herhaaling roepende : Komt hier verdoemd Vee, komt hier de beste ! Anderen fchermutfelden met de blanke Sabels tegen de Burgers, welke zy op ffcraat ontmoetten , en noodzaakten dezelven , hier en daar , in de huizen hunne moordzieke klaauwen te ontwyken. Eindelyk doet een hoop van agt of negen Soldaaten, eenen Korporaal aan 't hoofd hebbende, eenen aanval op eenen onfchuldigen weerloozen Burger, dirk hendriksz genaamd, terwyl dézelve, met een Roomkannerje in de hand, over de Markt, naar de Beek ging, grieft hem, zoo aan het hoofd als aan het lighaam, met meer dan dertig wonden, en laat hem, zwemmende in zyn bloed en.zieltoogende, op ftraat liggen. Hy overleedt, na verloop van weinige dagen, aan zyne kwetzuuren, nalaatende eene verlegene Weduwe met vyf onnozele Kinderen, waarvan het oudfte nog geen agt jaaren telde. Het bloeddorftig gefpuis vervolgde intusfchen zynen weg naar het huis van tenen Wondheeler, willem sterk genaamd, lloeg 'er alles kort en klein, aan deuren, venfters en glazen , onder de onmenschlyke barbaarfche bedreiging , van alles wat hun op ftraat ontmoette, VIII. deel. O Kin-  2IO KABINET VAN NEDEK.LAND5CHE Kinderen van zeven jaaren niet uitgezonderd, te zullen vermoorden. Het pleegen van deeze ongehoorde en hoogstftrafwaardige feitelykheden was niet zodra ruchtbaar geworden , of men nam den Korporaal in hechtenis, als welken naging, in het pleegen van den affchuwelyken moord, voornaamlyk de hand gehad te hebben. Na eenigen tyd zittens, ftelde men hem echter wederom op vrye voeten, onder handtasting en belofte, van ten allen tyde, op de eerfte dagvaarding, voor den Rechter te zullen verfchynen. Veel geruchts veroorzaakte deeze loslaatïng: te meer, nadat, in fommige Nieuwspapieren, openlyk verhaald werdt, dat deeze flaaking gefchied was, niettegenftaande drie geloofwaardige getuigen, onder plegtigen Eede, verklaard hadden, dat de ontflagene Korporaal mede deelgenoot geweest was aan den afgryslyken moord. Wat van de echtheid en waarheid van zulk eene verklaaring zy, ftaat ons niet te onderzoeken. Onze zaak is alleen gebeurtenisfen te vernaaien , tot welken ook behoort het gedrag, na het algemeen worden van dit gerucht, by de Arnhemfche Wethouderfchap gehouden, en de zeldzaame rechtspleeging, op haaren last uitgeöeffend. i Onder de geenen, by welken het gerucht aangaande het ontflag des Korporaals, ondanks de ingekomene bezwaaren, geloof hadt gevonden, bevondt zich ook de Schryver eens Briefs, geplaatst in het bekende Weekblad, dc Post van den Neder - Rhyn, op No. 433, volgens de dagtekening gefchreeven te Arnhem. Om den Leezer eehigermaate in ftaat te ftellen, over het gedrag der Arnhemfche Regeering, federt ge- hou-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 2.11 houden, te kunnen oordeelen, zullen wy het gemelde Nommer, voor zoo verre het dit voorval betreft, hier in zyn geheel mededeelen. By wyze van vooraffpraak werdt de Brief, aan den Schryver of Verzamelaar van den Post gericht , voorgegaan van deeze Inleiding: „ Kun„ nen UEd. goedvinden het nevensgaande in „ uw nuttig Weekblad te plaatfen, zulks zal den „ Schryver zeer aangenaam zyn. —- Wy wor„ den hoe langs hoe meer onderdrukt en vervolgd; doch wy groeijen_ tegen de verdruk„ king aan. — Deezen dag is de Korporaal van „het Regiment van douglas, welke door „ drie geloofwaardige beëedigde getuigen is ver„ klaard medé deelgenoot van den wreeden en „ verfoeijelyken moord geweest te zyn, los ge„ laaten, en geheel op vrye voeten gefield: — „ dit heeft den Burgermoorders op nieuw een „ riem onder het hart geftoken, — die bloed„ dorftigen zien nu, dat het Horten van on„ fchuldig bloed een aangenaam offer is; — wy „ hebben nu weder niets dan de bitterfte gevol„ gen te wachten; — reeds is weder een on„ fchuldig perfoon zoo gewond, dat dezelve „ thans nog in het grootfte levensgevaar is; — „ gelukkig dat de braave Soldaaten van het „Regiment van sommerlatte zoo zeer be„ trachters van menschwaardige plichten, als „ vrienden van onze Burgers zyn; - deeze „zyn zeer op onze hand; — die van dou„ glas hebben 'er reeds gevoeligepreuves van „ gehad". „ Ik ben uwe aanhoudende Leezer. „ Arnhem, „ i April 17 86." G 2 „ Zou-  212 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ Zoude men eenen openlyk onreeht„ doende Magiftraat niet aldus mo„ gen aanfpreeken ? ? , Ontmenschten! hoe lang zult gylieden voor , het van rechtvaardige wraak gloeijende aange, zicht van den Alweetenden God (zo 'er nog , eenigen indruk van een ontzagchelyk Opper3 wezen by ulieden huisvest) en voor het oog , der geheele onpartydige waereld, tegen uwen , eed, uwen plicht en uw gemoed voortvaaren , onrechtvaardig te handelen? — of denkt gy, lieden, dat het mogelyk zy, verfoeijelyke on, gerechtigheden met den dekmantel van laage , Refolutiën en Publicatiën te bedekken voor , het doordringend oog des hoogen Gods, en de , oplettendheid der braave weldenkende Natie? , Neen, myne Heeren! vleit u hier niet me, de: — uw rampzalige toeleg wordt daar door , te meer ontdekt! het gefchrei uwer Burgeren , om wraak tegen u klimt tot den Hemel, en , hunne jammerklagten worden door de Recht, vaardigheid zelve voor den troon van hunnen, , maar ook uwen Rechter gebragt, — eenRech, ter, by wien geen aanzien des perfoons geldt, , en in wiens handen te vallen uw zeker en ver, fchriklyk lot zyn zalj ja, myne Heeren! zo , 'er een God is, (en dit getuigt zelf het minfèe , ftofje,) zal ook zyne brandende toorn vroeg of , laat op uwe hoofden nederftorten, en u of uw , huis, voor ons oog of voor het oog van ons , Nageflacht, tot een rampzalig fchouwfpel van , zyne wreekende gerechtigheid ftellen! welke , monfters overtreffen niet ver die Rechters, , die aan opzettelyke boosdoenders, in plaats , van verdiende ftraf, hunne gunst bewyzen! — , kan  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 213 , kan 'er een grooter gruwel bedacht worden, , dan dat zy, die verplicht zyn, hunne Burgers , by hunne goederen, eer en leven tegen alle , geweld te beveiligen, hen ten prooi laaten van , moordzuchtige fielten, en aan de moordenaars , meer dan overvloed van tyd, en eene nooit , gehoorde gelegenheid overlaaten, om te ont, fuappen, op dat zy (wiens hart krimpt niet , niet gedrongen zouden zyn, aan hunne mis, handelde Burgers recht te doen! is'er grooter , onrecht te bedenken, dan dat Rechters, ge, noodzaakt zynde tegen wil en dank de deelge, nooten aan den jammerlykften Burgermoord te , vatten, dezelven van meer gemak en aange, naamheden des levens verzorgen, dan zy in , hunne eigen wooning genooten, en na hen dus , eenigen tyd in bewaaring te hebben gehouden, , hen onfchuldig verklaaren, en op vrye voe, ten ftellen! is daar door aan die laaghartige , fchurken niet weder een nieuwe moed inge, boezemd, om in hunne moorddaadige aanfla, gen gerust voort te vaaren! moeten uwe ramp* , zalige en ongelukkige Burgers niet thans da, gelyks de bittere wrange vruchten van deeze , God-tergende ongerechtigheid fmaaken! —, of is het aan deeze uwe handelingen niet alleen , te wyten, dat het thans door wandaaden alöm , beruchte fchuim van Neêrlands Krygsvolk da, gelyks nu op de openbaare ftraaten Triumf! , Vivat Oranje! — Oranje boven! fchreeuwt! , (ö onuitwischbaare fchande voor Oranje!) de , Almagtige ziet en hoort het, — en — Hy , zal het bezoeken! , Zyn niet anderen door onrechtvaardigheid , om de onfchuldigfte misdagen vervoegd, en , wreed mishandeld? — Ach, myne Heeren! O 3 , zo  214 KABINET VAN N E D E RL A N I> S C 11 E , zo het u niet onverfchillig is, de vloek of , de zegen des gantfchen Volks te zyn, — zo , het u niet onverfchillig is, God tot eenen be, minden, Jiefderyken Vader, of tot eenen , grimmigen Rechter te hebben! — keert we, der tot uwe fchreijende Burgeren! hoort zelfs , nog Hamerende Kinderen rechtmaatige wraak , fehreeuwen tegen uwe handelingen! — en , wat zal eene ongelukkige Weduwe! wat zullen , onnozele Kinderen van eenen gruwelyk , vermoorden Vader niet eene eindelooze ftoffe , vinden, om het geftorte bloed van uwe han, den te eifchen! — dat onfchuldig bloed, welks , ftorting gy niet alleen door gepaste middelen , had kunnen voorkomen, maar, geftort zynde, t ook wreeken! — of is eene opzettelyke, , wreede moord van dat gewigt niet, datRech, ters alles infpannen, om dat onfchuldig bloed, , door eene allerèrnftigfte en krachtdaadige op, fpeuring der handdaadigen en eene rechtvaar, dige ftraföeffening, van hunne hoofden en van , hunne Stad te weeren? — nog eens, myne , Heeren! betreurt uwen verzuimden, uwen , jammerlyk verzuimden plicht! — keert weder , tot uwe door u verlaatene Burgeren! knielt , met boetvaardige traanen voor eenen wree, kenden God, — of verwacht, dat, fchoon , gylieden hier op deeze waereld de hand des , bloedwreekers mogt ontkomen, het ontzag, chelyk oogenblik echter nadert, in hetwelk gy , vallen zult in de handen des Almagtigen! — , Hy is een verfchrikkelyke wreeker van het on, fchuldig bloed! , Steunt niet op uwe geboorte, op uwen , rang ! — uw thans toegefchroeid geweeten zal , u, in nw ftervensöogenbiik, met gloeijende , vin-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 215 , vingeren op uw krimpend hart drukken, dat , het verachtfte ftofdeeltje meer is by God , dan gy! , Befchouwt uwen tegenwoordigen ftaat met , oogen, welke niet beneveld zyn door de fchan, delyke eigenbaat! gy zyt elendig, —- rampzalig! — of is het niet rampzalig, vuige flaaven , te zyn van eenen Tiran, die alleen fchynt ge, booren te zyn, opdat in hem zoude blyken, , hoe groot de langmoedigheid Gods over eenen , booswigt zy ? — befchouwt gantsch Neder, land u niet, van al wat immer met den luister, ryken naam van Regeering is bekleed ge, weest? — befchouwt het beste, het welden, kend gedeelte der Natie u niet als befcher, mers van een rot moorddaadige boosdoen, ders? — nog eens, gylieden zyt elendigen! , gy zyt rampzalig! , Zyn 'er onder u, myne Heeren! — , nog eenige weinigen, die een afgryzen van , deeze gruwelen hebben, — gy, wier geweej ten fiddert op het aandenken der plaatsgry, pende ongerechtigheid! — waarom maakt gy, lieden u door zwygen medeplichtig en fchul, dig aan bet worgen der wraakroepende Ge, rechtigheid? — beeft gy meer voor eenen , lafhartigen bulderenden Volksverdrukker, dan , voor den God van Nederland ? — Is het gee, ne onachtzaamheid voor u zeiven! — is het , geene ontkenning van uwe eigene waarde, ;— , is het geene ontluistering van die Majefleit, , welke zich in u, als Vertegenwoordigers des , gantfchen Volks, ten toon fpreidt, dat gy , zelfs geen moeds genoeg hebt, om eenen Op, roerkraaijer, die zich tegen het uitdruklyk bevel van den Souverain met eene Oranje - kus 04' , ver  21(5 KABINET VAN NEDERLANDSCHE , verfiert, dat oproerfein te doen afleggen, , vóór dat gy door eenen Afgevaardigden des, wegens den wil van eenen afwezenden on, rechtvaardigen verneemt, terwyl dus onder, tusfchen de Stad op Oranjes-geboortedag door , eenen moedwilligen Oproerkraaijer beroerd , wordt? — , Zo 'er dan waarlyk onder ulieden zyn, (en , geen Burger uwer Stad wil alsnog hieraan twyf, felen) die met afgryzen de plaatshebbende , gruwelen befchouwen, zy zyn verplicht hunne , ftem, met die der klaagende Burgery, te ver, heffen tegen het onrecht, het geweld, de oni derdrukking! — gy zyt dit verplicht, myne , 1 ieeren! niet alleen om uwe Burgeren , maar , ook om u zelfs wille, op dat men u verönt, fchuldigen, en naar uwer waarde fchatten, , eeren en beminnen kan, — zo gy hiertoe , niet fpoedig befluit, zo gy hiertoe geen moeds , genoeg bezit, wyt het dan aan u zeiven, dat , zy, die uwe denkwyze niet kennen, u als , medeplichtigen aan alle de gruwelen uitkry, ten j — en zy, die uwer gevoelens bewust , zyn, u als de lafhartigfle flaaven verachten, , ja u nog meer vervloeken, dan hunne dwinge, landen, die openlyk voor Vrienden en Be» , fchermers van geweld en onrecht uitkomen ! , Groote Regeerer der Waereld! — Gy ziet , de ü tergende onderdrukkingen , welke de , braave Bewooners eener aanzienlyke Stad tot , hier toe geduldig moeten verdraagen! Gy , weet, dat hunne verwachting op menfchelyke , hulp byna ten einde is! Gy kent de Boosdoen, ders en hunnen opzettelyken moorddaadigen , toeleg! hunne verborgene famenzweeringen , zyn voor Uwe heilige oogen in het helderst  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 217 , daglicht! — Vergun ons, dat wy vol eerbied , Uwe almagtige hulpe, voor het oog van , gantsch Nederland, van U fmeeken; — by , U is nog redding tegen den magtigen ftroom , onzer Vyanden te vinden! — ö God onzer , Vaderen! — Redder der Elendigen in tyden , van benaauwdheid! — geef moed aan de , vreesachtigen, om belangeloos voor het be, lang en het behoud hunner Burgeren, op hec , voorbeeld van zoo veele braave Regenten, , kloekmoedig uit te komen ! — bekeer de mis, leide, op dat zy gedenken aan den heiligen U , gezwoorenen Eed! — verdelg de onverbeter, lyke en opzettelyke Boosdoenders, de faam, gezwooren Onderdrukkers van Vaderland en , Vryheid! — ftel hen tot een' affchrik! — , dat hun lot dat van Corah, Dathan en Abiram , zy! — op dat ieder bekenne, dat de God , van Nederland een Redder zy der onfchuldig , onderdrukten, en een Straffer der Booswigten! , Voor het laatst, Gy Regeerers der onder, drukte, mishandelde Burgery! fpot met alle , klagten der onfchuldigen! — lacht met de , taal van ons hart! — doch weest verzekerd, , dat gy misfchien zeer fpoedig uwe ontaarte , handelwyze zult beklaagen! die tyd is veelligt , nader by dan gy denkt! — en beeft dan voor , de rechtvaardige wraak van eenen vertoorn, den God, en voor de wraak van een jammer, lyk getergd Volk! -— een Volk, hetwelk , thans zyne waarde en kracht heeft leeren ken, nen! — een Volk, dat geduldig zich, eenen , langen tyd, aan de onderdrukking kan en wil , onderwerpen, doch hetwelk, der verdrukking , moede, eindelyk als een getergde Leeuw zal , opfpringen, u, en uwe Godlooze medeflanders 0 5 , ver-  £18 KABINET VAN NEDERLANDSCHE , verpletteren , zoo dat 'er van u niets meer zal , overblyven, dan de vervloeking van uwen , naam en de verachting van uw rampzalig , nakroost'! Zulk eene hartige en vrymoedige taal voerde de Arnhemfche Brieffchryver, die zich onder de letteren V. P. S. verborgen hieldt, uit hoofde, ongetwyffeld, van zyn vermoeden of onderftel]ing, dat zulk eene Aanfpraak, door derzelver plaatzing in een veel geleezen Weekblad, voor het oog der geheele Natie gedaan, gevolgen konde hebben, en gewisfelyk, by de Regeering van Arnhem, zeer hoog genomen zoude worden. En, in de daad, indien de Wethouderfchap eener aanzienlyke Stad onfchuldig ware aan het aangetygde verzuim van uitöefTening van recht en gerechtigheid, kon dezelve, in het tegenwoordige geval, niet in gebreke blyven,althans, voor het oog haarer Burgery, hiervan openlyke aankondiging te doen. Dit gefchiedde, op den tweeëntwintigften van Grasmaand , in eene openbaare Afkondiging, in welke zy, „ hoewel „ het beneden de waardigheid van een rein ge- weeten rekenende, af te daalen om zich te „ zuiveren van diergelyke verfchrikkelyke aan„ tygingen, nogthans , uit aanmerking van „de zwakheid der ligtgeloovigen, ter ken„ nisfe van de zodanigen bragt, dat, wel verre „ dat de bedoelde Korporaal door drie geloof„ waardige getuigen zou verklaard zyn, mede„ deelgenoot aan den moord geweest te zyn, „ zich geen een enkele getuige tegen hem heeft „ aangeboden". Voorts daagde de Regeering, op het plegtigfte, eenen iegelykuit, die eenige bewyzen tegen den Korporaal mogt hebben, de-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 21^ dezelve niet te verzwygen, maar ze aan Hunne Wel Ed. Gr. Achtbaarheden op te geeven. Na deeze Afkondiging werdt der Gemeente voorgeleezen, een Belluit der Arnhemfche Regeering, inhoudende het vonnis, welk dezelve hadt goedgevonden over het meergemelde Weekblad te vellen. Volgens hetzelve, na dat een Stads Roedendrager alle de Exemplaaren van het bewuste Nommer opgehaald, en ter Stads Secretarye gebragt zou hebben, zou dit, zo als het vonnis luidde, vuil en oproerig Libel, als onwaardig om door het daglicht befchouwd, en in de famenleving getolereerd te worden, openlyk, voor zoo veel het daarïn voorkomende oproerige betreft, op een daar toe opgericht Schavot, door des Scherprechters handen, tot asch worden yerbrand. Voorts moest een Stads Roedendrager aan alle Boekverkoopers en Boekhandelaars aanzeggen en verbieden, om het Tyd: fchrift dc Post van den Neder'Rhyn, voor het toekomende, binnen de Stad Arnhem en derzelver Rechtsgebied, direct noch indirect, niet aan te neemen of te verkoopen, op eene boete van honderd Goudguldens, en by wanbetaaling van lyfftraffe. Met eene gelyke bedreiging werdt, aan alle Herbergiers, KofFymeesters en ; Sociëteiten, verboden, den Post ter leezinge i voor te leggen, of toe te laaten. Na deeze Afkondigingen volgde de ftaatelyke i uitvoering van het gevelde vonnis. De Oader) fchout met zyne Dienaars plaatsten zich op het i Schavot. Een vuur was reeds by voorraad aan; gelegd. _ Thans naderde de Scherprechter, houI dende in zyne hand het ten vuure gedoemde ' Nommer, worp voorts hetzelve in de vlammen, i en droeg zorge dat het tot asch verteerd werdt. Ee-  220 kabinet van nederlandsche Eene talryke meenigte van Aan fchouweren was getuige van deeze ongewoone Rechtspleeging. Sedert fchreef de Regeering van Arnhem eenen brief aan de Utrechtfche Wethouderfchap, met verzoek om den Boekverkooper g. t. van paddenburg, Uitgeever van het gemelde Tydfchrift, gerechtelyk af te vraagen, wie hem het veroordeelde Nommer hadt toegezonden, ten einde om tegen den Schryver en Zender van hetzelve, ex Lege Diffamari, voor den H ove van Gelderland eisch te doen. Een geruimen tyd verliep 'er, zonder dat de Schryver bekend werdt, of op iemand zoo veel vermoedens viel, dat de Heeren van Arnhem grond meenden te hebben, om hem in Rechten te betrekken. En, in de daad, elk was nu in de verbeelding, dat des Schryvers naam wel voor altoos in duisternisfe zoude blyven, wanneer men, in Zomermaand, gantsch onverwacht , in de Nieuwspapieren de volgende Bekendmaaking las : „ De Ondergetekende hadt „ naauwlyks met veel bevreemding vernomen, „ dat de Magiftraat der Stad Arnhem hadt kun„ nen goedvinden No. 433 van het Weekblad „de Post van den Neder. Rhyn, openlyk, door „ Beuls-handen te doen verbranden, inzonder„ heid wegens een daarin gevonden wordende „ Aanfpraak aan eene openlyk Onrecht doende „ Regeering, of met even veel blydfchap ont„ ring hy bericht, dat door de Magiftraat dier „ Stad aan den Ed. Gr. Achtb. Gerechte der „ Stad Utrecht was aangefchreeven en ver„ zocht, alle mogelyke Devoiren, ter ontdek„ king van den Schryver of Auteur te willen „ aanwenden ; hetwelk den Ondergetekenden „ eenen geruimen tyd heeft doen afwachten, „ wat  en kleefsche oudheden. 22t „ wat daarin door zynen Competenten Rechter „zoude worden verricht; dan, daar het den „ Ondergetekenden toefchynt, dat die van den „ Gerechte der Stad Utrecht van gedachten zyn, „ dat in deezen door Hun Ed. Gr, Achtb. niets „ behoort te_ worden gedaan, vindt de Onderge„ tekende zich verplicht te declareeren, dat hy „ is de Steller en Schryver van bovengemelde „ Aanfpraak aan eene openlyk Onrecht doende „ Regeering; zullende afwachten, welke Actiën „ tegen hem door de Magiftraat der Stad Am„ hem zoude mogen worden geïnftitueerd. „ pieter 't hoen, „ Rentmeester van 't Coll. Willebrordi „ Utrecht,„ 2oJuny 1786". Ondanks het vonnis, over het papieren kind van den Heer 't hoen geveld, en daadelyk ten uitvoer gebragt; als mede de zwaare bedreigingen tegen den Schryver, indien hy mogt bekend worden, uitgeflagen, is ons echter niet gebleeken, dat gemelde Heer 't hoen door de Arnhemfche Regeering ooit gerechtelyk is aangefproken. Of de Arnhemfche Wethouderfchap, uit hoofde van 's Mans algemeen bekende ervarenheid in de dagelyks voorvallende gebeurtenisfen, geenen kans zag om hem van misdaad te oyertüigen, of dat zy de gerechtelyke vervolging achterwege liet, om dat dezelve aan haare Rechtbank niet onderworpen was, zullen wy niet onderzoeken , maar aan het oordeel en de uitfpraak van deskundigen overlaaten. Geen  222 kabinet van nederlandsche Geen minder woedende en vernielende rol, dan die thans plaats hadt gehad, fpeelde de plundergeest der baldaadige Krygslieden, in Zomermaand des volgenden jaars 1787, bjnnen deeze Stad. De Heeren Staaten van Gelderland goedgevonden hebbende twee Compagniën van van stokken in hunnen dienst en foldy te neemen , werden dezelven binnen Arnhem in bezetting gelegd, 't Geen vóór twee jaaren gebeurd was, hadt thans insgelyks plaats. Het binnenrukken van nieuwe manfchap was als het fein van nieuwe tweedragt. Het dreigend gelaat en eenige baldaadigheden van Soldaaten jaagden den rustbeminneude Inwooneren eene niet ongegronde vreeze aan, dat de voorgaande oproerigheden welhaast vernieuwd zouden worden. De Kastelein c. limpers, het geduurig voorwerp van veeier haat, en meermaalen van derzelver woede, ondervondt allereerst de gegrondheid van dit vermoeden. Met eenen geweldigen aanval op zyn huis en haave werdt het plunderfpel begonnen. In den uiterlten nood, die hem met eenen geheelen ondergang dreigde, by gebrek aan andere hulpmiddelen, van het recht van zelfverdeediging gebruik maakende, fchoot hy onder den muitzieken hoop; die daarop, van lafhartige vreeze bevangen wordende, ylings de vlugt nam. Dit fchieten en vlugten bragt elk op de been, en de gantfche Stad in beweeging. De Burgery hoopte vuurig, dat, ter voorkoming van verderen moedwil, van den kant der Regeering voldoende maatregelen beraamd zouden zyn. Nogthans verklaarde de voorzittende Burgemeester aan de Burgerwagt, geene verdere bevelen tot ftilte en rust te kunnen geeven; maar  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 423 maar beloofde, 's anderendaags de zaak in den Raad te zullen brengen. Onder dit alles viel de duisternis; doch met dezelve vermeerderden ook de oproerigheden en plunderingen , en duurden tot omtrent middernacht, wanneer dezelve eenigzins bedaarden; , hoewel niet alleen door de voorzorge der Ronde doende Militairen, van eenen van welken verhaald wordt, dat dezelve vuur gaf, waarfchynlyk tot geen ander oogmerk, dan om de eenigzins bedaarde gemoederen van nieuws gaande te maaken. Op Woensdag fcheen de boosheid een Rustdag te houden; doch 't was alleen om, even gelyk de eerlyke Daglooner, na eenen vermoeijenden arbeid zyne krachten herfteld te hebben, met vernieuwden moed het werk te hervatten. Want alles, wat de woedende plunderzucht en uïtgelaatenfte moedwilligheid kan uitdenken of te werk Hellen, leverde de volgende Donderdag uit, in zulk eene ruime maate, dat het eerlyk gemoed zich naauwlyks kan verbeelden, dat de menschlykheid tot dien trap van verbastering kan overflaan. Aan alle oorden der Stad hoorde men van niets anders, dan van aanrandingen van Burgers, fchenden van huizen en inflaan van glazen , oproerig fchreeuwen, dreigen yan moorden en plunderen, en 't geen verder de toomlooze woede kon uitdenken: en dit alles, zonder dat men, ter beteugeling "van het geweld, eenige middelen fcheen te kunnen vinden. Vertwyffeling, woede, angst en vreeze waren de verfchillende aandoeningen , welke in de harten der Burgeren elkander van tyd tot tyd afwisfelden , en het hoogffce toppunt van edele verontwaardiging beklommen, toen zy vernamen,  • 224 KABINET VAN N E D E K. L AN D S CHE men, dat die God- en eervergeetene Booswigten, op eenen Bakkersknecht, rydende, zonder iemand leed te doen, met zynen Broodwagen door de Stad, waren aangevallen, en hem, met hunne Sabels, verfcheide zwaare wonden in het hoofd hadden toegebragt. Een eerlyk Officier, het gruwehtuk verneemende, fchoot toe, en redde, met gevaar van zyn eigen leven, den ongelukkigen uit de handen der moordenaaren. Onder zoo veel lydens, en het aanfchouwen van dusdanige hemeltergende ongerechtigheden, werdt eindelyk de Burgery met eene edele wraakzucht , of liever eene lofwaardige aanprikkeling ter wettige zelfverdeediging, bezield. Elk begreep nu. dat het meer dan tyd was, of om , met voorkennis van de Wethouderfchap, het plundergeweid eenen breidel in de mond te leggen, of huis en have te verlaaten, en elders eene wykplaats te zoeken, daar men althans zyns dierbaaren levens zeker was. Welhaast zag men, tot het eerfte, aanzienlyken en minvermogenden de handen in een flaan. 'Er werdt eene Vergadering belegd van een goed aantal Arnhemfche Burgers, in welke zelfs de Leeraars der Hervormde Gemeente tegenwoordig waren. En, in de daad, men hadt een algemeen belang by de weering van het geweld: want de Geèst van vernieling waarde zoo wel om de huizen der Geestelyken als der Waereldlyken. Van hier, dat in eene Vergadering zelden hartlyker eendragt heerschte, dan die nu werdt gehouden. _Na bedaard overleg kwam men, kort na den middag, tot het befluit, om eenige Afgevaardigden, uit Leden der Gemeente, des Krygs- raads  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 22J raads en der Burgerye beftaande, aan den voorzutenden Burgemeester re zenden, ten einde van denzelven Vroedfchaps - Vergadering te verzoeken. Dit toegedaan, en den tyd der famenkomst op dien zelfden namiddag ten vyf uuren bepaald zynde, begaven zich, op den bepaalden tyd , de voorheen benoemde Afgevaardigden naar het Stadhuis, gevolgd van een groot getal der aanzienlykfle Burgers, en van de meeste, zoo niet alle Stads - Predikanten. De afgevaardigde Heeren by den Raad ter gehoor toegelaaten zynde, droegen aldaar de belangen der Burgery voor, op eenen toon, welken het gevoel van onverdiend geweld en overlast eigenaartig in den mond legt. Niet te vergeefs waren hunne redenen. Alle de Leden der Vroedichap, zelfs de zulken, over welken de Burgery zich, jn andere opzichten, verbeeldde e?ond tot misnoegen te hebben, toonden zich gereed om aan de flemrne der klaagers. gehoor te geeven , en, ter beteugeling van den fchendzieken moedwil met hun de handen in een te flaan Spoedig bleek het nu, wat, in eene oproerige btad, de eensgezindheid vermag, wanneer Re. fhfvVJ1 Burgera ééne ^ trekken; ^ hoe J?nï 7. f™5^™™^ aterlingen in hunne donkeie fchuilholen kruipen, zo dra zy eenen krachtdaadigen tegenftand ontmoeten. Het le^d niet lang, of men hoorde niet meer van een is geweld: want ook den Krygslieden werdt nadruklyk aangezegd, dat zy zich voor verdere muitery zorgvuldig te wachten hadden, en dat der Burgery verlof gegeeven was, om, des noods, geweld met geweld te keer te mogen «aan. Sedert de Reformatie behoort de'Kerk van Arnhem onder de Klasfis van OyerWeluwe, zyn- VIII. DEEL. P J ^  22,6 kabinet van nederlandsche de de vyfde in rang van Gelder land, en wordt deeze Kerk door drie Predikanten bediend. Deeze Klasfis zit éénmaal 's jaars, den derden Dmgsdag na Paafchen, en eenige volgende dagen; oi zo 'er een Bededag tusfchen Paafchen en den derden Dingsdag invalt, agt dagen laater Onder de Geleerde Mannen, te Arnhem gebooren, zyn, onder anderen, de volgende vermaard: c Hendrik aquilius, welke een traai Gelderach Chronykje gefchreeven heeft. Regnerus tengnagel, die insgelyks veele Befchryvingen van Steden, en Gefchiedenisfen van zyn Vaderland heefc opgefteld. Christoffel brouwer, een zeer geleerd Tefuit, die over verfcheide Oudheden van Puitschland gefchreeven heeft. Everard van revdt, Raad van wiliem lodewyk, Stadhouder van Friesland, wiens Nederlandfche Gefchiedenisfen veel roem verdienen, en door dionisius vossius in *t Latyn overgezet zyn. Reinier en fredrik van den zanden; welke laatfte een Werk van de GelderJche Leenen gefchreeven heeft, dat door zynen Broeder joh an nes van den zanden in 't licht gegeeven. is. . Eenige anderen gaan wy, kortheidshalve, hier voorby. De Regeering aldaar beftaat uit 12 Burgemeesters, die ook Schepenen en Raaden zyn , en den Rechter aan hun hoofd hebben. De Gezwoorene Gemeente beftaat 'er uit 48 Perfoonen. Het getal der Huizen wordt 'er op 1225 begroot. HET  en kleefsch.fi oudiiide». 22? HET HUIS TE ROZENDAAL, in gelderland. By gelegenheid dat de kunstminnende rademaker onsjn de 27111e Prentverbeelding een heerlyk Gezicht van het alöm vermaarde AdeJyk Huis Rozendaal heeft medegedeeld, door hem paar 't leven getekend, zo als het zich in den jaare 1670 opdeedt, kunnen wy hier niet nalaaten den Leezer het een en ander van dit uitmuntend Lust-Slot mede te deelen; meerendeels ontleend uit de Dichtkundige Befchryving van hetzelve door wylen den Wel Eerw. Heere Johannes d'outrein, in zynen fVegwyzer door de Heerlykheid Rozendaal, laatfte Druk .Dlt hoogadelyk Lusthuis ligt in de Velum niet ver van Arnhem, tusfchen een Beek en een Bosch, in 't gezicht van Nymegen; aiöm verlierd met ongemeen veele hoogtens en laagtens, en weergalooze Fonteinwerken. Nogthans is de omliggende Landftreek meest een dorre, fchraale en onvruchtbaare Heide: van welke de Heer d'outrein aldus zingt „ Kom ik van Aarnhem af, +k vind eerst een dorre Heyde , „ Daar boom nog bloem en wast; geen Klavernke weyde, P 2  228 KABINET VAN MEDER.LAHDSCHE „Maar IPoesteny; daar V wild gedierte Jig onthouwt, „Dat door den Landman niet befaaii word nog bebouwt. „ Maar Jirax daarna geniete ik 't opgepropt vermaken „ yan V heer lyk Roofcndaal. & e. Hoedanig die Slot zich daar opdoet, wordt op de volgènde wyze befchreeven (*) : „ Nu lust het my ook eens, mst nog langzaamerfchreeden, „ Naar het hoogaadlyk Slot, al peinfende te treden, „ Dat pragtig lig vertoont, van een krystallen vloet „Rondsom omringt. Die hier een wéér-vertooning doet „Als 't klaarJle Spiegelglas: Twee Gevels en een 'lor en, „ Vervaarlyk dik van muur, vertoonen (ig van voren, „ yan waar men het geftgt heeft op den fchoonen Hof. ,, De yioed befwommen word van Swaanen , Ganfen , of „yan Eenden, naar het valt. De vlugge Duiven tieren „Hier wonderwel. Men fiet die door elkander fwieren „ Dan in, dan uit een aantal hokken , aan den wand „ Gehangen van het plein. Men Jietfe ook aan den kant „Des waters drinken, enfigwasfchenindefiroomen.&c. Van de Stichting en aloude gelegenheid van Rozendaal vinden wy, een weinig verder (f), het volgende bericht: „ "t Is overoud, al voor vierhondert Jaar gefticht, „Door Vrouw Eleonoor, te dier tyd Hertoginr.e „ Van Gelder, foo als ons' Pontanus brengt te binnen. „ {Sy was een Konings fpruit van V magtig Engeland, „ Aan Hertog Reginald verknogt door huwlyxband) „ Doch door'/ noodlot verrascht, heeft fy 't werk moeten faken, „Soo dat het langen tyd gehad htejt, om te raken „ Ut C*) Rag. 57. U) Pa3 57-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 22p Tot zyh voltooying. Is ook eens weer afgebrandt, », Wanneer de Heekrens en Brouchorfters 't gantjche Land, „ Door hunnen twist alom in rep en roere fieldden, „En alles, f elfs door vuur en fweerd, ter neder veldden. „Daarna heeft Reinald van Gulik het weer herjielt, ,, Soo fierk , dat Hy daarin voor vyandlyk geweld „Syn Leven en fyn fchat feer wel beveyligt keurde, „ Toen het Croatsch geweld de rust der Veluvv fleurde» „ V IVas hier dat Eduard fyn broeder Reinald hield ., Gevangen eenen reex van Jaaren. Hy vernield „Hem niet, maar zogt hier door alleenlyk te beletten „Dat Hy, uit eerzugt, fig niet tegen hem fouw fetten. „Dit fchryft van Slicfitenhorst, Ik volge maar fyn les. „In '/ vyftien hondert Jaar en dertig en nog fes 9 Heef* Hertog Carel defen Burcht ter gift gegeven „ Aan Willem , Heer van Scherpeijfeel, voor al fyn leven „ En voor fyn Erven , in een vollen eigendom. „ Des raakt' het uit de hand van het Hoog Vorftendom. „Van daar is >j eindelyk, door köoping, toegevallen „Aan het Hoog Edel Huis van Donh, te faam met allen „De Heerlykneden en Voorregten, die daar aan „ Gehegt zyn, foo als dat in Rechten moest bef/aan. „Dat heeft dit fchoone Slot een ruymen tyd befeeten, „Doch a" aller netjlen tyd bekenne ik niet te weeten,) „Alleen is my bekent, dat uit dit Huis, door trouw, „Ermgard Elifabetb van Dorth wierd egte Vrouw .„Van Robbert, Heer Baron van Aarnhem in fyn leven, „Land-Drost van Veluwe , en fulx tot fyn dood gebleven. „ Syn Dogter Janna Margarita is getrouwt „ dan haaren Neef, Heer Jan van Aarnhem , beyde oudt. „Boven de tagtig Jaar (*), die foo fy neg brieeven ,, Twee ■ (•) Te weten, toen de Heer d'outriun dit dichtte , in den jaare 1716, doch in welk jaar de !a?tstgemelde Heer nog is overleeden; volgens het Treur-Dicht, pag. 69. P 3  ï<$0 KABINET VAN KEDEKLANDSCHE „ Twee Winter - Maanden, op den tienden, fullen geven ,, Hun Guloe-Bruiloft. Een feer wenfchelyke dagh! „Dien 'k wenfche dat ik met dit paar beleven mag! „ /Jan defe Heerlykheid zyn vast felfs Hals - gerichten, „ 'i Heeft Drost en Scheepens , die een volle Regt. bank flichten. Wanneer het noodig is. Nog is de hooge Jagt „ Van Herten ern Regaal des Roofendaals. Die magt „ Alleen den Roofe daal en Dooreweerth is eigen. „Wie V anders onderneemt, het Jagt - gericht fal dreigen. „ Doch deze Heerlykheid is aan fyn laatfien Heer „ Oneindig veel verpligt, die daar foo veel en meer „ Heeft aan verbetert, dan de voorige met allen „le famen ; foo men die nog fiet op heden brallen. Wanneer men over de eerfte Brug, en door de eerfte Poort gaat, welke laatfte altyd open ftait, ziet men ter rechterhand, langs de Vyvers, ee ie fteene Wooning voor den Hovenier of Kneclit. Vervolgens verfcheide hokken voor Honden, Visch- en Jagt gereedfehappen, Ry tuigen, Brand* en Timmerhout, en allerlei rommeling. In 't verfchiet vertoont zich eene netgevlamde witte Piramide, met Oesterfchelpen fraai verfierd. De tweede Poort, roet een Valbrug voorzien, is van fteen, en wordt by nacht gefloten. Hier ziet men de Wapens van den Heere en Vrouwe tusfchen twee Vaazen; alles van hout gefneeden, doch als fteen opgemaakt. Op de eerfte Voorplaats ziet men de Paardenftallen, met den aankleeve yan dien. Op de Bordes komende, vertoont zich opwaarts een Uurwyzer, en daar by dit volgende Yaersje, door wylen den Edelen Heere van Rozendaal zeiven gedicht: Wenk  EK KLEEFSCHE OUDHEDEN. 231 • Denk hoe uw uur en tyd Als deeze fchaduw flyt; Dewelke gy zelfs zyt In V leezen alreeds kwyt. Door de Poort op 't Bovenplein komende, dat met klinkers bevloerd is, ziet men aan dfe eene zyde van 't Huis veel Gevogelte, in drie Volières verdeeld. In den uiterften hoek van dit Plein ftaat een Brand/puit, in een byzonder huisje; doch welke in den zwaaren Brand, den 12 Maart des jaarS) 1714 op Rozendaal ontftaan,door dat de vlam te hoog was, veel te kort fchoot, waardoor een aanzienlyk gedeelte- van dit adelyk Gebouw tot asch verteerde; fchoon het echter wederom ten eerften herbouwd werdt. Bezyden dit Brandfpuitshuisje ziet men eenige Knechtskamers en Hoenderhokken De trap opgaande, komt men in de Keukens. Uit de grootfte Keuken gaande, komt men in eene fchoone Gaandery, beflaande het geheele Binnenplein aan de eene zyde, breed Q, en lang 58 Voeten. Aan de andere zyde komt men door een glazen deur op een Balkon, van waar men. een overheerlyk uitzicht heeft; zynde gefchikc om 'er een pyp tabak te rooken, dat, uit vreeze voor brand, in 't Huis niet toegelaaten. wordt. Aan het einde ziet men twee deuren, uitgang hebbende , de eene in de Eetzaal, en de andere in een Kamertje, alwaar het Tafelgoed, enz. bewaard wordt. Buiten de Gaandery hangt de Eetensklok, om het hier en daar verftrooide Arbeidsvolk op de Plaats ter maaltyd te doen P 4 fa-  23^ kabinet van ned erlandsche famenkomen. Deeze Gaandery is van boven met Delftfche Bloempotten verlierd. By den ingang van 't Huis komende, ziet men ter wederzyden twee fteenen Pylaaren, pronkende die ter rechterhand met het adelyk Wapen Van van dorth, en die ter {linkerhand met dat van boecop, zynde de Wapens der Groot-Ouders van de tegenwoordige Edele Bezitters, of wel van den Baron tork; en daar by het Jaargetal i6if5, wanneer deeze Wapens daar geplaatst zyn. Van binnen is dit Huis met zeer veele, ruime en aanzienlyke Kamers, Gemakken en Vertrekken, tot allerlei gebruik, voorzien; en niet alleen met vee'erlei kostelyke Meubelen en Huisraad deftig verfierd; maar onder anderen ook met veele fraaije Schilderyen opgefchikt, onder welke de Afbeeldingen van zeer veele Doorluchtige en Hoogadelyke Perfoonaadjen uitmunten; welker Befchryving wel door den Eerw. Heere d'outrein berymd en opge* fteld, maar niet door den druk gemeen gemaakt is. De veelvuldige Wandelwegen, Plantaadjen, Dreeven , Grotten , Sprongen , Kommen, Priè'elen, Watervallen, Beeldwerken, en dergelyken, zyn in zestien Gezichten afgebeeld, en, benevens den Platten-Grond van geheel Rozendaal, in het bovengemelde Werk gevoegd,ook door wylen den Heere d'outrein breedvoerig in Dichtmaat, befchreeven, en alöm met heerlyke toepasfingen verrykt, te ver buiten ons beftek, om dit alles na te volgen. Dus zullen wy flegts nog met écn woord gewag maaken van den zoo genaamden Koningsberg, op  en kleefsche oud }i eden. 233 op welken wylen Koning william een zeer fraai agtkant fteenen Lusthuis, ter zyde voorzien met een daaraan gehechte ronde Keuken, beneden een koelen Kelder, en boven een lood,en Plat en Koepel, gefticht hadt; om, by geval, wanneer hy van het jaagen vermoeid was, aldaar wat uit te rusten. Doch de Hemel, het anders gefchikt hebbende, heeft deezen Vorst uit het leven gerukt, alfoorens dit Lusthuis nog volbouwd was. De Gezichten, welke men van deeze hoogte befchouwt, zyn Zoo wonderbaarlyk fraai, dat de Heer d'outrein zich, met groote verwondering, van dezelve dus laat hooren (*): Wat luisterryk vertoog i,Doet zig hier rondsom op! welke eedele gezigten „ Den Vorst ook noopten om dit Lusthuis hier te fligten. „ Bier zie ik Roofendaal van boven in fyn fchoont; „Daar weder Aarnhem zig aan myn gezigt vertoont, „ En ginder Nimwegen , en Eist ter halver wege, Daar Huysfen, Sevener en Cleef ook is gelegen „In 't hangen van den berg: Doch nader, Wcster voort: „ De Velpfche Toren naast het uitziende oog bekoort, „ Dat tusfchen beiden weidt niet dan op paradyfen; „En Koren - velden, die dan daalen, dan wéér ryzen, „ Als zig opligtende om van u te zyn befchouwt. „ Dit weergaloos gezigt my opgetogen houwdt. „ 't Is niet dan groen en geel en wit, door een gemengelt. „ V Word door den zilvren Rhyn doorfneden, die zig ftrengelt, „ En kronkelt als een Slang, langs groene boorden heen, „ Die fieeds zyn wateren doet vloeijen naa beneén. „Maar wat zie ik daar verre, op eene hoogt'' gelegen? O P*S. 46". "H" P5  234 KABINET VAN NEDERLANDSCHE „ Het is den Elterenberg en V Klooster, dat vlak tegen „Het Kleeffche over ligt; die al-om loopt in V oog. „Wat wondert (Vant een Stad (»ƒ Lusthuis) dat om hoog „Is op een berg gebout, niet kan verborgen blyven. Aldus was dit aloude,Rozendaal. reeds vóór den jaare 1318, een Vorstelyk Slot, dat daarna met Torens verfterkt, tot een Krygs-Kasteel toegerust, met muuren van meer dan 14 Voeten dik voorzien (*), en in ftaat geweest is zynen Vyanden, in verfcheide Oorlogen, het hoofd te bieden (f); nogthans meermaalen veroverd en verbrand (§); eindelyk in befchaafdere Eeuwen tot zulk eene overheerlyke Lustplaats herfchapen, die van eene ontelbaare meenigte van Reizigers, uit alle verre en naby gelegene Gewesten, jaarlyks als een Aardsch Paradys befchouwd wordt; waarom de meergemelde keurige Dichter klaas bruin (**) zich daarvan aldus laat hooren: 3.' Hoe verlustigt zich '/ nieuwsgierige gezicht, V Geen uit de duisternis van naarheid, nu een licht Van 'tfehoonjie voorwerp ziet, dat iemand ooit kan wensfen ? ,, *t Hetrurifchc Gebergt'', 't geen afziet op Florensfen, „Kan niet bevalliger, niet aangenaamer zyn. „Ai ziet, myn Vrienden, ziet den kronkelenden Rhyn, „ Die Arnhem flroomt voorby, welks fterelyke Toren , „En Bolwerk, dicht beplant, een ieder kan bekoren: „Ziet 't roemryk rozendaai,, met recht aldusgenoemt, „ 't Geen uitblinkt als een Roos, by '/ minder veld-gebloemt. (*) l. «mids Schatkamer, pag. 298. (t) Ibid. Item. A. MATTii. Atial. Tom. II. pag:. 89. (§ Ibid. Anal. Tom. II. pag. 106. n8, &c. Kleeffche Arkajia, pag. 58. (**) Ibid. pag. 60, 61. BET   '7» i isjT , ■""V-f* ï HUIS * ROSENBAEL %y .4crnT,em 2yg . , 11 1 -. . "3" . .4 lt.,.l.;„A,r nu- RYNKOM  en kleefsche oudheden. 235 HET DORP R Y N K O M, in gelderland. Rhede, rhedichem, renkum, renkom, rïnkom, of hoedanig deeze naam ook anderszins gefpeld of gefchreeven mag worden, waarvan men in de oude Schriften eene groote ongelykheid ontmoet, is een Dorp en Gerecht op de Veluwe, niet ver van den Rhyn, aan deszelfs 'rechterzyde, tusfchen Arnhem en Wageningen. Volgens de aanmerkingen van h. van heusd e n (*) moet dit Dorp zeer oud zyn, nademaal wichman, Graaf van Zutphen, die omtrent den jaare 700 leefde, onder anderen de helft van dit Dorp aan de Abtdisfe van Elten, tot eene Gifte, gefchonken heeft; 't welk naderhand door de Keizers otto den Grooten, otto den derden, en lotharius den tweeden bevestigd zou zyn. Met 'er tyd is het aan byzondere Heeren gekomen, welke deeze Plaats als eene Heerlykheid te leen bezaten, en den Tytel van Heeren van Rhedichem, of, zoo als de hedendaagfche uitfpraak doorgaans is, Heeren van rEnkom genaamd worden. Vol- (*) Oudheden, tweede Deel, pag. 406".  2$6 kabinet van nederlandscue Volgens het getuigenis van den Geleerden pontanus worden hier nu en dan eenige Oudheden gevonden. Onder anderen fpreekt hy van eenen zekeren ouden Penning, welke in zynen tyd daa* gevonden is, en door hem, in zyne Gelderfche Gefchiedenisfcn, befchreeven wordt. De oudheid deezer Plaats blykt ook eenïgzins aan de Parochie-Kerk, die, in haare gedaante, kentekenen van eene groote oudheid draagt. Hoedanig dezelve zich van achteren, met haar Choor én vierkant ftevig Torentje, met het Kerkhof omringd, in den jaare 1630 naar 't leven opdeedt, heeft ons rademaker, in de i79»e Prentverbeelding, in een fraai Gezicht vercoond. De Kapelje van onze Lieve Vrouwe van Redichem is van ouds zeer vermaard geweest, uit hoofde van een zeker Mirakel - Beeld van Maria, 't welk in den jaare 1380 daar gekomen is. Weshalven Hertog reinoud Van gelder, met toeflemming van f r e d r i k , Bisfchop van Utrecht, een Reguliers - NonnenKlooster, van de Orde van St. Augustinus daarin gefticht, en inden jaare 1399 met twee Vikaryen begiftigd heeft; de eene ter eere van St. Jan Baptist, en de andere van St. Catharina, zynde, tot derzelver onderhoud, de Goederen, Renten en Inkomften, zoo wel van de Kapelle, als van de Altaaren en de Vikary, in den jaare 1405 aan de Nonnen toegeweezen. Tot vermeerdering van Godsdienftigheid heeft Koning karel van Frankryk , in den jaare 1401, in deeze Kapelle vereerd, een ftuk van 't zoo genaam-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 237 naamde Heilige Kruis, en van de Doornen- Kroone van Christus. Tot verbetering van deeze Stichting" heefc Hertog keinoud voornoemd nog aan die Klooster gefchonken zekeren Weert, hem toebehoorende, aan of in den Rhyn, toen genaamd Gerrikens - Weert. Voorts ftondt hy toe, dat de Goederen en Renten, welke de Nonnen, in dit Klooster gaande, medebragten, vryëlyk daar ontfangen zouden worden ; en dat dit Klooster, tot het beloop van duizend oude Goude Schilden Erflyke Renten jaarlyks toe, aan Renten.,'Landen en Goederen in zyne Landen mogt koopen ; mits dat zy nogthans geene eigene, fchatbaare, noch Heerlyke Goederen in den Lande van Gelder mogten koopen, of aan haar trekken: neemende voorts het gemelde Klooster, met alle deszelfs Perfoonen, Goederen, Renten,. Privilegiën en Rechten, in zyne zonderlinge befcherming. Daar benevens genoten zy het zonderlinge Recht, van voor geen Waereldsch Rechter of Rechtbank betrekken te mogen worden; behalven alleen voor den Hertog en deszelfs Opvolgers, de Hertogen van Gelder, of voor de geenen , aan welken deeze zonderling bevel daartoe gaven: en byaldien de Geestelyke Perfoonen des voornoemden Kloosters, of derzelver Booden, of Goederen , voor eenig Waereldlyk Gerecht geroepen werden, zouden ze terftond voor den Hertog en deszelfs Hoogen Raad mogen appelleeren, volgens Privilegie van den jaare 1408. Daar door is dit Klooster, dat onder Dorenwaart Leenroerig was, doch onder het Kapittel van  238 kabinet van ne d e rl and sc l'e van Windesheim behoorde, onder de benaaming van hu Klooster van Maria van Redichem, niet alleen z^er vermaard, maar ook groot, ryk en aanzier.lyk geworden Ten tyde van Hertog reinoud van gel* der is het Gasthuis te Dodenwaart, in de Neder-Betuwe, van daar in het Klooster te Redichem overgebragt, met de Tienden, en alle deszelfs toebehooren; welk Gasthuis voormaals is gefticht geweest door de Vrouwe van Valkenburg, en door walraven, Heere van Br ederode, in den jaare 1410 aan dit Klooster gegeeven, benevens de Tienden, Groot en Smal, van 500 Morgen Lands. • In deeze Kapelle ftonden, onder anderen: drie Altaaren, naamlyk; van de Lieve Vrouwe van St. Jan Baptist, en van St. Catharina ' Tot het Lieve Vrouwen- Altaar behoorden de volgende Goederen: Een Erve in Redichem, geheeten Cortenberk. Zes Morgen Lands, ibidem. Nog één Morgen en vyftien Roeden. Tot St. Jan Baptisten. Altaar behoorden onder anderen: Zeventien Morgen in het Dorp Hoesden. En tot St. Catharinen Altaar deeze Goederen : Zeven Morgen in Ravenswaay, en waarfchynlyk nog andere, die door den tyd verduisterd zyn. Daarenboven bezat het Klooster, onder He. nrcn, Zetten, Randwyk, Appeldoorn, Driel, Aesteren, Dodenwaart, en elders, nog veele Wooningen, Landen, Hoflieden, Boomgaarden,  en kleefsche oudheden. . 239 den, Renten en Inkomften; waar van, onder anderen, uitmunt, één van 100 Guldens jaarlyks, aan het Klooster gemaakt door zekere Jufvrouw, halewich genaamd. Ten tyde van de verandering der Religie is dit Klooster geheel en al verdelgd, zoo dat van hetzelve naauwlyks eenige geringe puinhoopen en vervallen muurbrokken overgebleeven zyn. Schoon 'er nu niets meer van het Klooster te vinden, en het gewaande Mirakel-Beeld reeds voorlang naar Utrecht overgebragt is, is 'er echter, zelfs nog heden, een groote toeloop van Godsdienftige Roomschgezinden, die derwaarts Bedevaarten doen, volgens het • getuigenis van den meergemelden h. van heus- den (*). Dicht by het Dorp ftaat het oude Slot Gronsfort, 't welk door de Heeren van Lynden , die 't reeds lang bezeeten hebben, wederom vertimmerd , en rondom met groote Bosfchen beplant is; nademaal zy daar veele Landgoederen aangekocht hebben. (•) Oudheden, tweede Deel, pag. 408. XL E T  240 KABINET VAK NEDEKLANDSCHE het DORp L E E R S U M, in 't sticht van utrecht. ' Het Dorp Leerfchem, thans Leerfem of Leerftm genaamd, behoort onder het Over • Quartler of ™ i ' met v% van de Adel^e Huizen, van Amerongen en Zuilenjlein. Dit Dorp is ■Leenroerig aan het Sticht van Utrecht en ftaat 10 „ ™ySt der Morgentallen aangeflagen voor 378 Morgen, waarvan, volgens het gewoone Manuaal, 25 Stuivers van ieder Morgen betaald moet worden. 6 uZf aÓ\B°rP ^ °"S RADEMAKER, in de 28ofte Prentverbeelding, een zeer fraai Gezicht medegedeeld, zoo als hetzelve zich in den jaare 1630 opdeedt, en alstoen naar 't leven getekend is. In hetzelve vertoont zich voornaamlyk de "let zeer .groot» d°<* met eenen tamelyfc hoogen en vierkanten fteenen Toren voorzien is. Dezelve was van ouds, in de A>lT?geZinde/yden' aan den Aarts. Engel pffnZ t0e^wy^ Cn de inh«Wiging in deeze 11 e l WC/dt d°^* den Aartsdiaken van Utrecht gedaan. Tot deeze Pastory behoor- den,  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 241 den, onder anderen, de volgende Goederen (*) : Zes Morgen Lands, opbrengende ƒ 20: —: — Een Hofftede ƒ I0: — : _ Een en een - half Morgen Lands ƒ 7 • — :' — Een Hofflede en een Morgen Lands ƒ 5: _ ; Een Streep Lands . . . . ƒ 3:—": Yan Willem Cruyt . . . . ƒ 2:10:—. De Kerk van Doorn . . . . ƒ xli'x} Pieter Amerongen . . . . ƒ 1; ; , Bedraagende jaarlyks . . ƒ 50: 1: — Nog aan Inkomften : Van de gemeene Buuren 5 Amersf oorder Mudden Rogge jaarlyks. Nog een Mudde Boekweit. Nog een Mudde Rogge. . Mogelyk waren 'er nog meer andere, die ons niet voorgekomen zyn. Sedert de Reformatie behoort de Kerk te Leerfum onder de Klasfis van Rheenen en Wyk, zynde de derde in rang van het Sticht van Utrecht. Dit Dorp is tot den jaare 1699 met Amerongen gecombineerd geweest; doch is toen daarvan gefcheiden, en in tegendeel gecombineerd met Derthuizen en Ginkel, welke door één Predikant bediend worden. In het jaar 1748 telde men aldaar ruim 70 Huizen. (*) 11. van heusdek, Oudheden, rweedeDeel, pDg. 311. VIII. DEEL. HST  242 KABINET VAN NEDERL-ANDSCI1E HET VALKHOF BINNEN NYMEGEN. Volgens de fchikking der Kunsttafereelen van dit Werk, worden ons, in de drie nevensgaande Prentverbeeldingen, drie zeer fraaije Gezichten van het aloude Paleis of Slot Valkhof, ftaande binnen de Stad Nymegen in Gelderland, voor oogen gefield, zoo als dezelve, op twee onderfcheidene tyden, naar 't leven getekend zyn. Het eerfle, No. 281, vertoont ons dit Valkhof, aan de Waterzyde, langs de Rivier de Waal, van de zoo genaamde Hoenderpoort en 't Belvidere af te zien; benevens zyn hoog verheven Toren , ftaande op den Ringmuur der Stad; van waar men, om deszelfs hoogte, rondom een uitneemend fchoon en vry uitzicht heeft; aldus naar 't leven getekend in den jaare 1631. Het tweede Gezicht, No. 282, verbeeldt het vermaarde Valkhof, aan de Landzyde, gelegen op den Hoenderberg, verfterkt met aloude, zoo wel ronde, als kantige Muur- en WagtTorens, zoo als dezelve zich naar den kant van het Kalverbosch en de Burgpoort vertoonen, mede in den jaare 1631, en dus nu byna twee Eeuwen geleden, naar 't leven getekend. Het  2.SV 73 Ji,U„^-/^ T yAZiKHOF u NlMWEGEN Water zy -**   232 \.1 R.,.ün*kvj7<:it- ' ^ t Valkhof van luwe mJIomynse-kapee ' t Valkhof Z$3   ËN kleefsche O Ü d h É d e N» 243 Het derde Gezicht, No. 283, verbeeldt een klein gedeelte van de Binnen-plaats op het gemelde Valkhof; benevens zekere aloude en zeer vermaarde Kapelle, zoo men meent van Romeinsch maakzel; en een fluk van den Omtreksmuur, met ronde venvulfde Boogen daarïn gemetzeld; alles aldus in 't koper gebragt, zoo als het zich in den jaare 1670 naar 't leven vertoonde. De naam Valkenhof of Valkhof zou, zo als fommigen meenen, zoo veel betekenen als Waaien - Hof, Vandaalen - Hof, ja Franken - Hof (*), doch dit is zoo zeker niet, als wel, dat het een groot, zeer fterk en overoud Kasteel is (f). De Geleerde johannes smetius (§) zegt ons : „ Dat het Valkhof vóór de tyden van den „ Roomfchen Keizer claudius reeds is be„ woond, en zeer lang van te vooren moet heb„ ben gedaan, blykt onder anderen by Zilvere „ Penningen, welke alle in een Kanneken, om„ trent het fundament van haar muur, ten tyde „van claudius of nero zyn begraven, en „ in onze tyden wederom uit de aarde gegra„ven". De Geleerde j, van som eren (**) noemt dit Valkhof des Vor/lendoms-Burgt, en betuigt, „ Dat 'er veel van zoude kunnen gezegd wor,, den, van de tyden van jülius cjEsar af, „ welke door fommigen voor den Stichter van a dit C*) lüd, smids Schaikamer, png. 249 en 345. ^f) HEN ft. aquil Chron. Gelr. pag, 65. (§) Chronyk van Nymegen, pag. 45. (**) Befchryving van Baraviën, pag. 393. Q.3  244 kabinet van nederlandsche ,, dit Slot gehouden wordt ; met welken de Batavieren in een vriendelyk Verbond geweest „ hebben" Dit fchynt zekerer te zyn , dat Keizer kar el de Groote deeze Burgt te Nymegen heeft doen vernieuwen (*;. Deeze Vorst, die het Pvyk der Franken 't allermeest heeft voortgezet, en binnen Nymegen Koning gemaakt werdt, heeft, n, xa zesgen van regino, drie Keizersjloelen of Opper Hoven gefticht., den eerften binnen Aken, den anderen te Nymegen op de Waal, en den derden te Thïunville of Diedenhoven; en hier, met zyne Nazaaten eodewyk, karel den Kaaien, an anderen , over de 300 jaaren veeltyds zyn Hof en Koninglyken Stoel gehouden (f). „Wien is onbekend, (zegt j. van some„ ren (5),) de voorzorge, die kakel de Groote „ gehad heeft voor den Burg te Nymegen; die „ eginhart zelf Palatium operis egregii, dat „ is, een Paleis van uitmuntend werk , gelieft te „noemen. En w. heda noemt het Palatium „ publicum, dat is, een openbaar of gemeen Pa„ leis, als aan geen byzonderen Heere gebonden „ zynde". Van de oudheid en heerlykheid van dit Gebouw zingt de meergemelde j. van someren: ,, Sïet dit is oude Hof, daar d'eerfte Bataiieren „Uyt haar aaloude Stadt, de Vaandels deden fwieren : „ Wanneer haar Jlercken arm voor Xanten won den [lach, Waardoor de Vryheyt weer haar oude luyster fach. » Dat J. smetius, pag. 58. (T ' j. van'som eu en, pag 397. (§) Ibid. pat. 393.  i EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 2 1.5 „Dat van de >Vsal bevloeyt, het Walen-Hot' wil nieten, „ Of dat de Waaien dat in ouden tydt verlieten; /ƒ anneer de Batavier eerst in het Eylandt quam, „En met een ruyme flteeck der France Landen nam. „Seyt iemant Frzncken-Hof, ick fegger weynigh tegen, „Want Vranck of Vry te zyn, is vry veel aangelegen. „Nu heeft de fnelle tydt daar V Valck- Hof voor gefte'.t, ,, Den Burgh van V Vorltendom, met def?n naam gefpelt. „Wie danck ik meest van al, defVorften, die de Kroone „ Van'ttLoomfcheKeyzer-ryckeerstaan'/ publiek quamtoonen, „ Om dit hy uw gehouw fyn wallen heeft geftudt ; Of Karei die V bewaart voor V donderendt gefchudt ; „ Offou het Fredrik zyn, oj Vrouw Catryn van Cleven , „Die aan uw hooge Top zyn luyster hee''t gegeeven : „Ick danck u al te maal, maar alder meest den 'lydt, „ Waar door uw oude Naam door foo veel Eeuwen rydt. Dit Vorftelyk Paleis heeft van tyd tot tyd veel geleeden. In den jaare 838 is dit Valkhof, of de Burgt te Nymegen, door dcDeenen in den brand geftoken, en deerlyk in de asfche gelegd {*). In den jaare 880 hebben de Noormannen de Stad verfterkt, en hun Winterleger aldaar genomen. De Roomfche Koning lodewyk kwam dezelve wel belegeren, doch tevergeefs; en na deszelfs vertrek hebben zy niet alleen haare Werken, maar ook het groote en flerke Paleis in den brand geltoken. en zyn vervolgens het water afgevaaren (f). In den jaare 1047 heeft Godfried, Hertog van Lotharingen eaBraband, met toedoen van de Vlaa* O j smetius, pag. 60. CD Ibid, pag. 63. Q3  §,0 kabinet van jjedejlandschi! Vlaamingen en Hollanders, Nymegen overvallen, en het Koninglyk Paleis, dat, wegens de voortreffelykheid zyner Werken , zyns gelyken niet hadt, in den brand geftoken. Zekere Kleeffche Chronyk verhaalt, dat Keizer hendrik de derde, van den voorgemelden Hertog binnen Nymegen belegerd zynde, door Graaf dirk van kleef en andere Grooten is ontzet geworden; doch dat het Paleis , niet lang daar na, door de voorfz. Vyanden des Keizers is verbrand , en dat Keizer hendkik den voornoemden Graaf van Kleef tot dankbaarheid voor 't ontzet, met de Burgt en den Tol van Nymegen beleend heeft; op voorwaarde, dat de Graaf van Kleef, jaarlyks tegen den laatften der maand November, den Keizer drie Stukken Scharlaken Lakens zoude leveren (*). In den jaare n 55 heeft Keizer f red rik, bygenaamd Barbarosfa of Roodbaard, het Valklof, \ welk ten deele door brand en bederf der Vyanden gefchonden was, doen vernieuwen, en de Stad Nymegen met Muuren en Wallen verbeterd (f). Daar van ftrekt ten bewyze de volgende Latynfehe Infcriptie, welke op een' grooten Steen, eertyds op St. Stevens - Kerkhof uitgedolven, ftaat uitgehouwen ($); 4nm milleno, poftquam falus efl data feculo , C?nteno jun&o, quinquageno quoque qiiïnto, Ck- (*) j. smetiüs, pag. 6>, 68. (f) Ibid. pag. 69. (§) cuicfciARD. Befchr. der Nederl. pag. 138. j. smbTius, Chron. van Nymegen, pag. u, c. GORis, Délicet è fentour de Leide, pag. 179.  en kleefsche oudheden. 247 Cffifar i» orbe fitus, Fridericus, pacis ami.cus, Lapfum, confraElum, yetus, in nihil ante redaStum, Arte nitore pari reparavit opus Novimagi, Julius in primo tarnen exjlitit ejus origo, Jmpar pacifico reparatori Frederico. Deeze Infcriptie is door a. van slichtenhorst (*), veel .duidelyker ais door j. smet 1 u s, aldus in Nederduitfche Vaerfen overgebragt : „Als duizent, honderc, en noch vyf - en-vyftich Jaaren, „Na'tHeil, dat'/ Heilig Lam ons wierf, verfcheenen waren, „Heeft Keizer Frederik, een vriend van vreed' en trouw, „Aan het vervallen, en Jchier heel vernielt gebouw „Vétp Nymegen, op nieuw zyn ouden glans gegeven: ,, V Welk Cxfar allereerst had uit den grondt verheven, „ Die, al bezat hy fchoon noch eens zoo grooten Ryk , „Dien grooten Vrede-Vorst nochtans niet was gelyk. In denjaate 1248 heeft Graaf willem van holland, als Roomsen - Koning, het Valkhof, benevens het Ryk van Nymegen, met zyn toebehooren, aan ^ynen Neef, otto den derden, Graaf van Gelder, voor de fomma van zestienduizend Marken fyn Zilver verpand. Deeze fomma is daarna, in den jaare 1254, met nog vyfduizend Marken verhoogd, onder belofte, dat de Keizer, in gevalle van aflosfing, het Paleis voor 't Ryk zou behouden, en aan geene andere Heeren verpanden (f). In (•) Gelderfche Gefchiedenisfen, I. Deel, pag. 35» Ct) J. smetius, pag. 71, 72. Q.4  24S kabinet van nedeblandscke In den jaare 1473 w Nymegen door Hertog Karel van bourgondién, doorgaans den Stomen genaamd, belegerd, doch het Valkhof, als een grootsch Gedenkteken van julius cmsar, by hem verfchoond geword.n. In den jaare 1523 is 'er onlust gereezen tusfchen Hertog karel van gelder en de Stad Nymegen; en fchoon 'er in den jaare 152? eene verzoening getroffen *ferdt, heeft nogthans de voornoemde Hertog weder eenig misnoegen tegen de Stad opgevat, en derhalven in den jaare 1529 getracht, gewapenderhand in dezelve te komen ; doch zulks mislukkende, week hy toornig naar U Huis te Middelaar, en vertoonde zich als Vyand tegen de Stad. Des zondt dezelve eenigen uit den Raad en van de Gemeente by hem, om hem wat ter neder te zetten; doch deeze werden gevangen gezet, en liepen'gevaar van hun leven, nademaal hy hen met den dood dreigde. Hier door werden de Burgers genoodzaakt hunnen Hertog, met deszelfs geheele Krygsmagt, in te neemen. Deeze binnen gekomen zynde, eischte de Sleutels van de Poorten en het den Egmondfchen Toren , tegen over het Hof, omver werpen; ook Valkhof met een binnenwal verfterken. Doch in 't volgende jaar 1530 werdt 'er wederom door de Stad een Verdragmet den Hertog gefloten, volgens hetwelk hy hunne Privilegiën bevestigde, hun beloofde geene Vesting ten nadeele van de Stad te zulien maaken, en dat de Stad, van wegens zyneDieriaaren, geen fchade zou hebben, alzo hV voor dezelve betaalen wilde. Maar in den jaare 1 *±r hebben de Burgers zich van het Valkhof meetel gemaakt, en alle de Vcrftéricingen, door HeX toé  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 249 tog karel gemaakt, onder den voet geworpen. In het daar aan volgende jaar 1538 is, tusfchen den Hertog van Gelder en die van Zutphen , te Nymegen een Traótaat gefloten, waarby Hertog willem van gulik als Befchermheer, en, na 't affterven van Hertog karel, tot Erf-Heere van het Landfchap werdt aangenomen. Kort daarna reedt Hertog willem met 300 Ruiters binnen Nymegen, werdt aldaar ingehuldigd, en ftelde dirk s i ngendonk, op het Valkhof, tot zynen Stadhouder aan (*). Hetgeen verder ten aanzien van het Valkhof is voorgevallen, heeft hetzelve met Nymegen gemeen gehad, en zal in de naastvolgende Verhandeling, waar wy eigenlyk van de Stad handelen, voorkomen. Dies zullen wy flegts nog iets van het weergalooze zoo genaamde Bclvidere hier byvoegen. „ Onder alle de fieraaden van de Stad, (zegt „de Eerw. Heer j. m. flenderus (f);) is „ het oude en fchoone Kasteel, ftaande op een „Berg, uitfteekende boven de gantfche Stad, „van julius CjEsar (zo men zegt) gebouwd, „ of immers hernieuwd, om 't omliggende Land „ te overheerfchen en te ontdekken, Valkhof „ genaamd, met een Belvidere, met recht zoo „ genaamd, wegens deszelfs wydluftig, en zeer „ vermaaklyk uitzicht, ter aanfchouwinge van „ Landfchappen, Steden, Dorpen en. Water„ vloeden ". Van O J. smetius, pag. Ï19 tot 125. Ct) Gelderl. Onwinb. pag. 17. Q5  250 KABINET VAN NEDERLANDSdiE Van dit Valkhof zingt de zoetvloeijende Dichter klaas bruin (*) aldus: „ . . Naar 't Valkhof toe, daar C&hx hield zyn wooning, „ Waarop hy fpeelen liet zyn Duitfche Krygs - vertooning. „ Wat poorten, oudheids roem, wat muuren zien wy hier? v DWs enkel reuzenwerk, niet naar de nieuwe zwier „ Daar 't zwakke muurgejielgeen balken kan verdraagen, &et „Wal baart dit groot gebouw niet al verwonderingen, „ In oms , die nimmer zien dan pragt van nieuwe dingen , Daar Holland /leeds meê praalt vol luister en waardy ? „ Doch 't een en 't ander maakt een fchoone fchildery. Vervolgens fpreekt die Dichter van het hoogverhevene Bclvidere als volgt ; „Nu eens deez7 Torentrans beklommen met behagen ,,Wat dunkt u,mag deez1 plaats met recht den naam niet dragen „Van Schoongezicht, hier word het keurig oog niet moe: „Boe lacht deez" Landfireek ons met al haar Schoonheid toe ? „6 B ELVID ERE! 6 Schat van veel veranderingen l „Het lust ons tot uw' roem eens vrolyk op te zingen. GEZANG OP DE GEZICHTEN VAN HET BELVID ER.E te NT ME G EN. Stem: Windeken daar het Bos af drilt. Hoe praalt dit Schoon gezicht omhoog, Van het gebergte voor ons oog? „ Daar van boven, „ Woud en hoven, Streelen 't aangenaam gezicht, „ Wyl ons de zon met glans verlicht. „ 's Her- (*) Kleeffche Arkadia, pag, 21.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 2$l „ 's Hertogenbosch men ginder ziet, ,, Ook Graaf en Wezel in V verfchiet, „ Dat haar wallen ,, Nooit vervallen, ,, Maar /leeds blyven in den Jland, „ Elk als een voormuur van ons Land, Hier ziet gy ook het heuvelig veld, j, Daar ons laatst het Fransch geweld „ Kwam befpringen. ,, Met zyn klingen. Door verrasjing als weleer, „ Maar V wierd gefluit door tegenweer, „ Zie nu de Waal aan cC and're zy', „ Met haar vlug en fnel gety', ,, 't Geen met Jlroomen, ,, Hof en boomen „ Dikwils fchielyk overftort, Schoon V aan geen dyk of paalwerk fchort, ,, Nymegen, oudheids roem en lof, „ Met uw heer lyk Valkenhof, „ Dat uw muuren ,, Eeuwen duur en, „ Als een bolwerk van den Staat, ,, Nooit overwonnen door verraad. Volgens de befchryving van 'Dr. ludolph smids (*) van 't Valkhof, is de ingang van hetzelve eene hooge Poort, welke doorgaande, komt men op eene ruime Plaats. Aan de rechterzyde van dezelve is een Muur, vol groote XsTisfen, waarïn de gevangene Wolven hedendaags (*) Schatkamer, pag, 345, 346.  252 kabinet van nederlandsche daags ten toon gefield worden. Binnen de gemelde Muur flaat een agtkante Kapelle, beflaande in een Koepel, van binnen met vreemde Monflers befchilderd, enz. In dezelve is een Steenen Gaandery met Pylaaren, hedendaags tot een hok gebruikt wordende, om 'er brandhout voor den winter in te bergen. Vervolgens komt men aan 'c ruime Huis Valkhof, met breede Trappen opgaande; hebbende van binnen een ruime Voorzaal, wyde Kamers, diepe en verwulfde Kelders, alles zwaar van Muurwerk. Eindelyk nog een vierkanten Toren, hebbende eene zeer groote Poort; doch hedendaags met fleenen toegemetzeld en onderfleund. Van deeze Poort kan men geen gebruik bedenken, en fommige gelooven , dat dezelve door Reuzen gemaakt zou zyn. Ondertusfchen is de grond, in zyn geheel, by gisfing, wel zoo hoog als het Stadhuis van Jmfieidam. Alvoorens hier van af te flappen, oordeelen wy het gevoeglyk, van de oudheid van dit Hof hier nog het volgende by te voegen. De Oudheidskundige Jonker matthys van der hoeven (*) zegt 'er van. „ Hier binnen (te weeten binnen Nymegen) „ leit het zeer oude Kasteel Hesfelbergh, of „ Hesforum Mons; fommige achten dit het Ge„ bouw te zyn van c/esar, maar dat het naderhand, zoo door caroltjm magnum, „als f rede ricum, Roomfchc Keizeren, ge„ repareerd , vergroot en verbeterd zy ge„ weest". Dee- (*) Charter-Chror.yk, Eerfte L>e:I, pag. 7 en 8.  en kleefsche oudheden. 253 Deeze benaaming wordt by anderen Hesfenberg gefchreeven, en fchynt beter toegepast te worden op een der Heuvelen , daar I%megen op gelegen is, dan op het Slot Valkhof. De naam Hesfenberg of Hesfenburg fchynt van de Hesfen ontleend te zyn; waarfchynlyk om den oorfprong op de Hesfen toe te pasfen. Dit fchynt eenige overeenkomst te hebben met hec gevoelen van den Geleerden s. van leeuwen, welke zegt (*; : „ Dat de Burgt „ en het Kasteel te Kymcgen door de Katten, „ met hunne aankomst, omtrent 60 jaaren na „ Christi geboorte, gebouwd is, met of bene- vens hec Oppidum Batavonim, nu Batenburg, „ tot bevryding van hetzelve Land, daar zy „ben ter nederzetten, immers niet eerder kan „ g maakt zyn, om dat zy het ledig en onbe„ woond vonden, is veel waarfchynlyker, dan „dat men Keizer julius, of Keizer clau„ d 1 u s , uit misduiding van het opfehrift van „ zekeren gevonden Sceen, tot Stichter van „ deeze Burgt v/il maaken; op welken Steen de „naam van ca jus julius, claudius pu„dens gevonden werdt, welke met cajus „julius Cjïs ar, of met de benaaming van „ Keizer claudius, géén gemeenfchap heeft; „ nademaal julius en claudius algemeene „ Voornaamen der Romeinen geweest zyn, die „ veelen konden toegepast worden; behalven „dat hier nog pudens ftaat by gevoegd, wel„ ke benaaming onder de Romeinfche Gellachten i} niet zeer bekend is. Op deezen Steen wor- „ den (*) Bat. Illuftr. pag. 176.  254 kabinet van n e d e rl an d sc he „ den ook geen Karakters gevonden, die naar „ Nymegen gelyken; op welke Burgt fommigen „willen, dat claudius civilis zyn optrek „ en verblyf zoude genomen hebben; gelyk „ nog tegenwoordig de bewooning en 't bezit „ van denzelven Burgt aan eenen der voornaam„ fte E-'cien van 't Land, onder den Tytel van „ Burggraaf, vergund wordt, naar 't voorbeeld „ van de Burggraaven van Leyden. Ook ftaat „ hier aan te merken; dat de form en 't maak„ zei van deezen Burg, met den Burg van Ley„ den wel overeenkomt, en daarom, als om „ andere dergelyke omftandigheden, dat naam„ lyk de een op het eene, en de ander op het „andere einde, het geheele ingenomene Land „ befluiten, by fommigen geoordeeld wordt, „ dat deeze twee Burgten op één en denzelven „ tyd gebouwd zouden zyn ; niet van de Ro„ meinen, maar van de Katten en Batavieren „zeiven; waarom ook de naam van Batavorum „ Oppidmn, en Lugdunum Batavorum aan dezel„ ve Steden gegeeven zouden zyn. Doch dit „wordt, aangaande Lugdunum Batavorum, by „ anderen alleen op de Stad toegepast; als mee„ nende, niet zonder reden, dat de Burg te „ Leyden by de Romeinen, ten tyde van het opschieten van Corbulo's Graft, omtrent 10 of „ 12 jaaren te vooren, gebouwd is; en wordt „ by cluverius met goederedenen tegenge„fproken, dat Nymegen het rechte Oppidmn „ Batavorum zou zyn, alwaar claudius civi« „lis zyne Verblyfplaats heeft gehouden; maar „ dat het van Batenburg te verftaan zy; dat „ vry wat meer Landwaarts li^t, en alsnog met „ den zelfden naam bekend is". An-  en kleefsche oudheden» 255 Anderen zyn van gevoelen (*), dat julius casar de eerfte Stichter van deeze Burgt niet geweest zou zyn; maar dat hy denzelven herbouwd, verbeterd, en in den fmaak der Romeinfche Gebouwen herfleld zou hebben. Dit zou wel het naast en waarfchynlykst met het gevoelen der geenen overeenkomen, welke meenen, dat het eerfte beginfel een Heidenfche Kapelle of Offerplaats geweest zoude zyn, in welke door den Priester de aanftaande gelukken of ongelukken onderzocht en voorzegd worden. Maar nademaal zulks meest in de open lucht en in de Bosfchen, ten minften onder een open Verwulf, plagt te gefchieden, weeten wy niet of zulks hier mede overëengebragt kan worden; en uit dit alles oordeelen wy, dat in deeze duistere zaak kwalyk iets met zekerheid befloten kan worden. Behalven dat de Romeinfche Penningen, gebroken Lampjes, Potjes, Pannetjes, enz. als mede ander koperen en yzeren Huisraad, zoo nu en dan hier en hier omtrent gevonden en opgedolven, onwederfpreekelyke bewyzen zyn, dat eertyds de Romeinen omtrent deezen Heuvel gehuisvest hebben (f). (*) s. van leeuwen, Bat. Illuftr. pag. 177. (t) l. smids Schatkamer, pag. 347. d e  250 kabinet van nederlandsche DE STAD NYMEGEN, in gelderland. „ Nu langs den Waalkant eens de fthoone Stad befchouwd, „ Gelyk Jerufalem op heuvelen gebouwd. „8 Vlugge en wyde Jlrooml die met den Rhyn uw' Vader, ,,De kroon der oudheid draagt, 6 fchoone waterader! „ Hoe ftreelt gy ons gezicht, waar V oog zich wendt en keert. Aldus begroet de zoetvloeijende Dichter klaas 3ruin (*) de Stad Nymegen» en wy met hem. Dezelve vertoont bykans de gedaante van een gefpannen Boog, waarvan de voorbyvlietende fchoone, diepe en fchipryke Rivier de Waal de Pees, en de Landzyde den Boog fchynt aan te wyzen ; liggende voornaamlyk op vyf bergjes of heuvelen, welke genaamd zyn Hesfen- of Hesfelberg, de Mariënberg, de Gruitberg, de Klokkenberg, en de Hinnen-, Hnener- of Hoeverbcrg. Deeze Bergen moeten de Inwooners, om met elkander gemeenfcnap te houden, met weinig gemak geduurig op- en af' klimmen. Het (*) Kleeffche Arkadia, pag, 24 en 25.  f XaJ'-^r/cil- CLEEF "** Tuuümakcrl'cctt t&dü HERSTEGE-POORT tot JVlmvejen zSj _^   en kleefsche oudheden. 257 Het Hertogdom Gelder en het Graaffchap Zutphen zyn reeds , federt verfcheide Eeuwen, in een Bondgenootfchap verëenigd, 't welk by de Ridderfchappen en Steden, in hoedanigheid als Souveraine Staaten, beftierd werdt. Het geheele Landfchap werdt, vóór de jongfte Omwenteling des jaars 1795, by den Stadhouder, Kancelier en Raaden befchreeven. Geduurende de Landdagen werden de gemeene zaaken meest door Gedeputeerden befproken, en alsdan in ieders Quartier gebragt, waar niet de Hoofdftad of de vier Hoofdlieden, maar de eerfte Officier prefideert. De vier Quartieren , waarïn Gelderland verdeeld wordt, voeren den naam naar de vier Hoofdlieden, Nymegen, Roermond, Zutphen en Arnhem, welke Steden ieder aan eene byzondere Rivier liggen , naamlyk aan de Waal, de Maas, den Tsfel en den Rhyn. Van •deeze vier Steden zegt men tot een gemeen fpreekwoord : nymegen, de oudjle. roermond, de grootfie. zutphen, de rykjle. arnhem, de lu^tigjle of vermaaklykjie. De vier Quartierlyke Vergaderingen worden door de vier gemelde Hoofdlieden befchreeven, voorgefleld en befloten. Nymegen, doorgaans met den grootfehen Tytel van 't Ryk van Nymegen pronkende, is het eerfte Quartier, wiens Burggraaf des Ryks op den Landdag nu en altyd de eerfte Stem heeft gehad. Onder dit Quartier behooren eigenlyk drie Steden, naamlyk, behalven deHoofdftad, Thiel VUL deel. R en  458 KABINET VAN NEDERLANDSCHE en Zak - Bommel of Bommel. Eertyds werden daarcoe nog gerekend de drie Steden Gr ave, Leerdam en Buuren; doch deeze drie Heerlykheden zyn, geduurende de Egmondfche Regee* ring, van hetzelve afgerukt. De Heerlykheid van Ghent, in de OpperBetuwe, plagt rnede eertyds een Stem onder de Steden te hebben, nadat Hertog karel van gelder dezelve, in den jaare 1506, aan Jonker Hendrik Van ghent, om zyne getrouwe dienden, gefchonken hadt. Nog tegen woordig fchryven Ghent, Batenburg en Maas - Bommel zich eenige Stads - Rechten toe. De Ampten, tot Nymegen behoorende, zvn de zes volgende: het Ryk Maas en Waal, de Over • Betuwe en de Neder - Betuwe, de Tielcrwaard, benevens Beest en Renoy. In deeze Ampten liggen, onder anderen, óq volgende Heerlykheden en Ridderlyke Huizen, als: Oy, Perfmgen, übbcrgen, Grocsbeek met Hcumen, Malden en Beek; Doddendaal, Batenburg met Horfum, Lienen en Leur; Oyen en Dieden; Balgoy, Gent, Homoet, Millingcn en Pander en? Loenen, Meinerswyk en Welf er en; Rosfem en Heefelt; Leede en Linde; Wolfsweert en Doornik ; Daalhem, naast de Stad Gorkum of Gorinchem, ftrekt zich tot binnen die Stad uit. Voorts Poederoijen, Neder - Hcmert, Ammeroijen en Wel; Hedels omtrent Crevccosur en Brakel (*). Men rekent het getal deezer Heeren-Huizen en Erf- Heerlykheden over de vyftig te zyn, van welke fommigen Halsrecht voeren, anderen llegts Dagelyks Gerecht oeffenen. On- (*) m. van der hoeven, Charter-Chronyk . eerfte Deel, pag. 7 en 9.  en kleefsche oudheden. 259. Onder Nymegen behooren ook nog vyf bé» roemde Forten, die met een talryk Garnizoen bezet en bewaard worden, als: 1. Schenken' fchans, 2. Knodfenburg, 3. Nasfouw, 4. St. Andries, en 5. één op den Hemerfchen Weert (*). Nymegen is het eerfte Quartier j en heeft j fchoon dezelve voor het grootfte gedeelte het laatst aan Gelderland gekomen is, nogthans^ (volgens de Öudheidskundige smetius, Vader en Zoon (f),) ten opzichte Van de óüdheid, magt en het aanzien der Stad, Zöndef tegenfpraak, de eerfte plaats boven alle de'andere Steden behouden. Ook hebben de voorgemelde SchryVers, uit veele oude Reliquien, Boeken en Schriften beweezen> dat Nymegen eertyds is geweest de eerfte, eenigfte, oudfté en aanzienlykfte Stad van de Landen tusfchen Rhyn en Waal, of hier omtrent tot de Zee toé gelegen; dienvolgens nog klaare overblyffelen van z.ulken luister behoudende, en eene vryé Ryksftad blyvende. Nymegén, in't Latyri Noviomagum genaamd; fa de Hoofdftad van het gantfche omliggende' Landj aan de Zuidzyde van de Waal; zynde eene zeer vermaaklyke en genoeglyke Plaats j ter zaake van haare omliggende fchoone Landefyen, en voortreffelyke Bosfchaadjen, van waar" men de zeilen der Schepen op de vier Rivieren ; de Waal, de Maas, den Tsfel en den Rhyn ce gelyk kan befchouwen. De naam Nymegen toont blyken van de oudé Celten afkdmftig te zyn. Sommige leiden haaren oorfprong af van magus, eenen der eërfté £0- (*) Chronyk van Nymejen, png. 1, &e. {Y) Opdragc, pag. V 3, ex Oppiéu Batavorum. R a  2fjO kabinet van nederlandscue Koningen van Gallië. Andere zeggen, dat 'er de Cimberen ook deel aan hebben ; en j. smetius getuigt, dat niemand van alle de geenen, die van den ouden oorfprong deezer Stad gefchreeven hebben, haar laater dan ten tyde van gajus juLius caesar ftellen. Cornelius ta ci tu s maakt gewag van Oppidum Batavorum. of de Stad der Batavieren, door de oude Batavieren , voor hun Volk gebouwd; na dat zy zich in deeze Landen hadden ter neer geflagen, als de eerfte toevlugt en de Hoofdftad, naar welke claudius civilis, een Overfte der Batavieren, zich begaf gedutirende den Oorlog, waarïn, na dat hy omtrent Xanten ongelukkig geftreeden hadt, de Romeinen in hunne belangen de neerlaag kreegen: maar na dat hy, dezelve met de wapenen niet langer kunnende befchermen, alles wegfleepte en het overige verbrandde , week hy naar het Eiland der Batavieren. Daar uit meent j. smetius klaar te blyken, dat die Stad beneden de verdecling van den Rhyn, en boven de verëeniging van Maas en IVaal, en wel aan de Zuidzyde van de Waal, alwaar de overvaart op het Eiland is, gelegen heeft. Te meer, nademaal men langs deeze geheele zyde, behalven alleen te Nymegen, nergens eene plaats vindt, op welke de omftandigbeden deezer gefchiedenis beter toegepast zouden kunnen worden; gelyk j smetius de Vader, in een byzonder Boek in de Latynfche Taaie, genaamd Oppidum Batavorum, met zeer veele bewysredenen beweerd heeft. Van het zelfde gevoelen is mede j, van someren, in zyne Befchryving van Bataviën (*); alwaar hy niet O) Pag. 3661 en vervolgen?»  en kleefsche oudheden. 2öi niet alleen nadruklyk tracht aan te toonen ; maar ook de tegenftrydige gevoelens te wederleggen, dat daar door geenszins Wyk te Duurftede, Batenburg of Xanten verftaan moeten worden. In tegendeel beweert de Oudheidskundige s. van leeuwen (*), volgens de aanwj^zingen van den Geleerden ph flippus cluverius, *breedfpraaklyk, dat door Oppidum Batavorum geenszins Nymegen, maar Batenburg verftaan moet worden. Doch het lust ons niet deezen twist hier op te haaien; de Leezer begeerig zynde dit gefchil verder te onderzoeken, dient de aangehaalde en andere Schryvers daarover zelf na te zien, en zal daar by bevinden, dat niet Nymegen, maar Batenburg, de hoofdftad der Batavieren geweest is. Dat Nymegen eene aloude Stad is, wordt door niemand betwist; doch derzelver Stichting is voor 't naast onbekend, als mede, van wien of wanneer dezelve deezen naam gekreegen heeft. Dat 'er de Romeinen eertyds gewoond, of hun verblyf gehad hebben, is onbetwistbaar, door de meenigte van allerlei Romeinfche Oudheden en Penningen, welke van tyd tot tyd aldaar gevonden en opgedolven zyn (f). Na dat de Romeinen deeze Landen moesten verlaaten, zegt j. smetius (§), is Nymegen in het oude Verbond der Batavieren en Franken gebleeven. En toen kort daarna dé Erflanden der Batavieren, door ongelukkige veranderingen al- ',*) Batavia Illmtr, pag. 176 en 177. Korte Iiefchry-. ving van Leyden, pag. 295, &c. CO h smetius, pag. 7, &c. CS) Pag' 9- R 3  kabinet yabj n e d e r l a n d s 9 iib allengskens verdeeld zynde, onder de nieuws heerfchappyën der Graaven en der Bisfchoppen vervielen, ' heeft de Hoofdflad Nymegen alleen den Koningen van Aufirafiën , of den Keizeren gehoorzaamd; en 't hoogfte gedeelte van het Eiland, vóór en omtrent deszdfs Stad, den puden naam van Batavïén of Betuwe, zelfs tot nu roe, fLndvastig behouden. Yan het aloude Hof binnen Nymegen, thans by den naam'van 't Valkhof bekend, hebben ^y in de yoorige Verhandeling breedvoerig gefprp,ken; en hetzelve werdt door j. smetius (f) voor een oud Werk der Batavieren gehouden; 't welk door Keizer karel den Grooten, lodewyk den Godvruchtigen, en andere volgende Keizers, doch voornaamlykdoor Ïbedrik barbarossa, allengskens herpouwd en verbeterd is geworden. Op dit „Hof is ook,'in den j«re 11Ó5, Keizer hendrik, $e Opvolger van Keizer fredrik voornoemd, gebooren; wiens Zoon fredrik de tweede, geszelfs Zoon Hendrik de zevende, Nymegen met geheel uitneemende Voorrechten begunftigd hebben, welke door de volgende Keizeren, voornaamlyk rudolph de tweede, met bondige, bezegelde Brieven bekrachtigd zyn (f). , .Alhoewel nu willem, Roomsch Koning^ den jaare 1248, aan otto den derden, @raaf van Gelder, de Burgt en het Ryk van Nymegen, onder zekere voorwaarden, vooreen fomma van opgefchotene Penningen verpand ïeefc ($)> heeft nogthans Nymegen het Reoiit (*) Pag. 10.' (t) Ibid. pa^r. ia en 13. (§) Ibid. pag 13» w. he da, Hifi. Uitraj. pag. 208.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 263 des Landfchaps, de Eere van eene Ryksftad te zyn, benevens alle de Rechten en Voorrechten, welke de Keizers haar op verfcheide tyden gegeeven en vermeerderd hadden, volkomen behouden. Toen naderhand de Graaven, daarna Hertogen van Gelderland, meester van Nymegen wierden, hebben dezelven van tyd tot tyd, alvoorens zy hun gebied aanvaardden, zelfs de laatlte Koning philippus de tweede, alle de voorfchreevene Rechten, Vryheden en Gerechtigheden, beloofd te zullen onderhouden, en zulks met gezegelde Brieven bevestigd Aanmerkelyk is het, dat de drie Dorpen, Hees, Neerbosch en Hatert, onder Nymegen behoorende, benevens een gedeelte van Oy en Lent, gemeenlyk het Schependom van hymegen genaamd, en derzelver Inwooners, volgens het gemeene Burgerrecht geregeerd worden. Het nabuurige Gebied, aan de zyde van de Waal, zynde het voornaamfle van 't gantfche Land, wordt het Ryk van Nymegen genaamd. Deszelfs Gerechts-Bank is in Burgerlyke zaaken de hoogfte, in Halszaaken de eenigfte, op 't Hof, voor den Burggraaf en twaalf Schepenen van Nymegen. Het andere Ampt, 't welk tusfchen Maas en Waal ligt, ftaat in Pandfchap van de Stad Nymegen; welke Stad den Amptman, die mede Rechter en Dykgraaf aldaar is, als ook de Onder - Officieren, aanftelt. Ook zyn 'er eenige Dorpen over de Maas en Waal, welker Rechtszaaken, na dat 'er van haar vonnis geappelleerd is, te Nymegen afgedaan worden. R 4 Die  ZÓd. kabinet van nederlandsche Die van Nymegen gebruiken federt van ouds hunne eigene Wetten, Rechten en Gewoontens, en hebben magt om dezelve, naar hun goeddunken, te fteilen en te veranderen. In Hals- en Burgerlyke zaaken vonnisfen zy, zonder Appél op den Keizer,, de Vorften. van Gelderland, of van iemand anders; behalven, dat zekere Vonnisfen in 't Bqrgerlyke by de Schepenen van Aken, by overeenkomst uic dezelfde Stukken, andermaal overzien mogen worden. Zy hebben het Recht van Gouden, Zilveren en Koperen Penningen te munten, en den prys van 't Geld te fteilen. Zy hebben hunne eigene Tolkamer. Ook hebben zy hunnen zoo genaamden Blok, in welken de oude Brieven, Charters en Registers opgefloten worden, enz. Voorts, om het in 't korc te zeggen, zo heeft Nymegen mede alles, 't geen de andere Ryksfteden, onder den naam van Regalen en Hoogheden, bezitten; en is mede een voornaam Lid van 'c oude Hanzee-Ver. kond. Nymegen heeft eertyds, onder de Graaven van Egmond, voor dezelve dapper geftreeden, en den Hertog karel van bourgondién, in den jaare 1463, niet dan na eene zwaare belegering ontfangen; na wiens dood, het zich weder aan de oude beloofde trouwe aan de Egmonden verbindende, door Keizer maximiliaan te vergeefs belegerd, en door karel van egmond vruchteloos met list belaagd werdt. Maar na dat willem van gulik, in Egmond's plaatfe gefteld, hyVenh, in den Jaare 1543 , Gelderland aan Keizer karel overliet, heeft Nymegen, benevens de andere Staa-  en kleefsche oudheden. • 20^ Staaten, denzelven karel als Hertog ontfangen; doch in den jaare T579, met haar Quartier, de Unie van Utrecht aangenomen. En alhoewel Koning philippus de tweede zich, in den jaare 1585, van deeze Stad meester maakte, werdt hy nogthans genoodzaakt dezelve wederom te moeten verlaaten; waarna zy, in den jaare 1591, onder het beleid van Prins maurits van nassau, met de Vereenigde Provinciën ingelyfd, en, behoudens haare byzondere Voorrechten, in het Verbond derzelven aangenomen is. Behalven de Stads-Muuren en Vesten, is Nymegen daarè'nboven nog met verfcheide Werken en Sterkten van tyd tot tyd voorzien; en voornaamlyk in de zeventiende Eeuwe met veele Buitenwerken, die zich verre in 't ronde uitflrekken, verfterkt. Aan den Waterkant heeft de Stad zes Poorten, en vyf aan de Landzyde. Een derzelven, genaamd de Herjiecgen-Poort, heeft ons rademaker, in de 284-fte Afbeelding, in een fraai Gezicht vertoond, in dien ftaat zoo als dezelve zich in den jaare 1640 bevondt; naamlyk aan den buitenkant van de Stad, wanneer men van de Mooker-Heide afkomt; met ronde Storm-Torens op de oude wyze verfterkt, en ten deele vervallen. Langs de Waal heeft de Stad, behalven de Poorten, mede nog eenige Schiet-Rondeelen en groote fteene Bolwerken, van binnen verwulfd, en van boven met aarde bedekt; voorts langs den geheelen Waterkant met het noodige Gefchut tot befcherming voorzien. De oude Burgt, of het Keizerlyk Paleis Valkhof, ftrekt tot een heerlyk gedenkteken van d^ R 5 oud-  ZÓ6 KABINET VAN NEDERLANDSCKI3 oudheid der Stad. Dit Hof ligt zeer ruim aar} de Waal, op eene fteile hoogte, alwaar men llegts aan eenen kant langs de vlakte kan aankomen , omringd met flerke Muuren en hooge Torens van Duiflïeen, behalven op fommige hooge plaatfen, waar door weêr en wind het een en ander afgefleeten, en met gebakkene Steenen herfteld en vernieuwd is. Deeze Burgt heeft drie groote Plaatfen, en twee Kapellen, van welke de grootfte met twee omgangen van agt Pylaaren onderfcheiden is; naar de gedaante, zo men meent, van die, welke te Aken en te Parys onder de benaaming van de Kapelle bekend zyn. In dezelve zyn twee oude Infcriptiè'n. Van deeze Burgt, voornaamlyk van derzelver middenflen Toren, is een uitzicht, waar van veele Reizigers verzekeren, dat ze nooit elders iets genoeglykers gezien hebben. Hier is een boog van eene wonderlyke grootheid; en de gantfche Burgt is een zeer doorluchtig gedenkteken van de eerwaardige en gryze Oudheid, zelfs van wegens de onderaardfche Boogen, en kunflige Pylaaren, De omtrek van de Stad en haare Vesten, eertyds kleiner geweest zynde, is in den jaare 1467 verder uitgebreid, met een nieuwe Muur, Wal en Graft afgefloten, en de Voorlieden met het Hol daar binnen getrokken. Van de oude Poorten zyn 'er nog twee overig; hebbende van boven de gedaante van Torens, en beneden van Regenboogen. De buitenfte Muur is zeer hoog van Steen opgehaald, en op zekere tusfchenwydten met Torens voorzien. Sommige derzelven *yn iS voeten dikker dan de Muur. Een der Torens, met een dubbelden kring van Muurfpitfen voorzien, wordt den Kraonenburg- fchen  en kleefsche oudheden" 267 fihen Toren genaamd, en fteekt in hoogte boven de anderen uit. Naast denzelven, naar 't Oosten, in 't opperste gedeelte van de Stad, is de Graft geheel zonder water, doch ongemeen diep. Ten Noorden ftaat de Heefel - Poort, aan welke deeze Infcriptiè'n geleezen worden: HIC ÏES imperii. Dat is: Hier is de voet des Ryks-. En aan de andere zyde: HIC usque jus STAVRIiB, Dat is: Tot hier toe het Recht van de Staur,, Voorts nog: melior est bellicosa eibertas, g.uam servitutus pacific a. Dat is: Beter is de firydbaare Vryheid, dan de vreedzaame Slaverny (*_). Sommige Schryvers, als onder anderen Hendrik soeteboom (f), geeven voor, dat radbodus, een Koning der Friefen, in de zevende Eeuwe de Franken uit Nymegen verdreeVen hebbende, aan de bovengemelde Poort de voorfz. Infcriptiè'n zoude hebben doen ftellen; om daar mede te betekenen, dat daar het'einde van 't Ryk van Stavoren was; 't zy dat hier door Stavoren verftaan moet worden Friesland, of dat Fries- (*) j. smetius, pag. fl8. (li) Ópgaug van Stavoren, pag. 54.  SöS KABINET VAN NE D E IlL A N D S C H E Friesland toen Stavoren genaamd werdt. Maar nademaal zelfs de Friefche Schryvers over de betekenis deezer woorden veel verfchillen (*), en dit gantfche verhaal weinig geloof verdient' wordt de betekenis van Stavria, die in den eerften opflag duister is, naar onze gedachten, zekerlyk beter door Staur vertaald, gelyk hier door j. smetius gefchiedt; als betekenende Staur zekere Steur, Schatting of Tol, welke tot Nymegen toe betaald werdt (f), gelyk de Geleerde p. scrivekius met onwraakbaare bewyzen heeft aangetoond (§). Van de HeefelPoort, tot den Waal- Stroom toe, plagt eertyds de Graft te zyn, die 's Winters tot een Haven voor de Schepen verftrekte; gelyk 'er ook, niet ver van daar, vóór korte jaaren nog eerst een Haven, met een Wal en Muur befloteri, gemaakt is {**). De Stad zelve, met eenen ryzenden en daalenden grond op veele heuvelen liggende, heeft aanleiding gegeeven, dat 'er wel negen Straaten of Plaatfen m dezelve zyn, welke met den naam van Berg of Heuvel bekend ftaan. In 't hoogfte einde van de Stad ziet men drie zypende Poelen, als wykplaatfen van geduurige Waterloopen, uit verborgene fprongen voortkomende. In de meeste Straaten ftaan gemeene Putten, van eene ongemeene diepte, die het zwellen of daalen van haare wateren, niet aan de Waalt maar aan de Maas te danken hebben. Van (*) Zie h. van heusden's Oudheden, vyfde Deel, pag. 233. (t) Zie l. smids Schaikamer, pag. 322. (§) Vid. gotfr. hegeni ui liinei. pag. 48. (**, j. smetius, p*g. 28.  en kleefsche oudheden. 2ÓO Van ouds, in de Roomschgezinde tyden, zyn in deeze Scad veele Kerken en andere Geestelyke Geftichten geweest, waarvan 'er thans nog tien met Torens onder de openbaare Gebouwen geteld worden. De grootfte en voornaamfte Kerk is aan St. Stcphen, den eérften Martelaar, toegewyd geweest , en in dezelve was een Collegie van Kanonniken gefticht. Zy is verfierd met 35 Pylaaren, zeer voortreffelyk naar de kunst gewrocht , en daarom by de ervarenfle Bouwmeesters zeer hoog geacht. Aan het Noordëinde wordt de Blok, waarïn de oude Schriften liggen, met yzeren Sloten wel bewaard. In 't Choor wordt nog vertoond het Graf van catharina van bourbon, HuisvrOUW van Hertog adolph van gelder; rondom omvangen met zestien Wapenfchilden of Quartieren, en boven op hetzelve haare Beeldtenis van koper. Dicht by deeze Kerk is de School, van buiten verfierd met de Beelden der twaalf Apostelen, Engelen en Kerkenleeraars; benevens de Schilderyen van het laatfte Oordeel en de tien Geboden. Daarenboven heeft men thans nog in de Stad de Br oer en-, Mariënberger-, St. Jans-, Reguliers- en Hesfenbcrger- Kerken; allen overblyffels van oude Kloosters, tot dit gebruik gefchikt; waarvan ten eerften nader. Sedert van ouds zyn hier mede twee Gasthuizen , en by dezelve twee Weeshuizen, en twee Oude Mannenhuizen ; behalven nog twee Ziekenhuizen, die 'er van nieuws bygevoegd zyn, om, in gevalle van nood, tot Pesthuizen gebruikt  '270 kasinet van nederlandschë bruikt te kunnen worden. Ook is 'er nog een ander Godshuis en een Dolhuis. Ten dienfte van den Burger en Koopman, is deeze Stad ook met eene bekwaame Waag voorzien. Men ziet hier mede een heerlyk Raadhuis. Hetzelve pronkt met eenige welgemaakte Beelden van de Keizeren, welke aan Nymegen eenige gunften beweezen hebben. In \ inkomen ftaat ha Beeld van eenen Keizer in volle wapenrusting. De zwaarden, die men eertyds tot het ftraffen der misdaadigers gebruikte, plagten geheel bloot boven de hoofden der Burgemeesteren opgehangen te worden. Hier wordt ook nog tot eene gedachtenis bewaard het zwaard, waar mede de Graaven van egmond en Van hoorne, ten tyde van den wreeden Hertog van al ba, te Brusfel openlyk onthoofd werden. Het Wapen deezer Stad beftaat in eenen tweehoofdigen zwarten Arend, op een goud Veld, hebbende op zyne borst een gouden Leeuw, op een Hemelsblaauw Veld. Dezelve is ook met een Kroon gedekt, 't welk van ouds het teken van het opperfte Gebied Verbeeldde. De Wapenhouders zyn gemeenlyk, aan de eene zyde een zwarte, en aan de andere zyde een goude Leeuw. De Burgers vallen hier meerendeels zeer hoogmoedig, en ftandvastig in 't onderhouden van hunne oude manieren en gewoonten. Tot het recht van Burgerfchap zullen zy gewoonlyk gee* ne Vreemdelingen toelaaten, dan die zy oordeelen hun tot eere te zullen verftrekken. Onder hert  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. tft helft zyn 'er niet weinige in den Wapenhandel, gelyk mede in de Letteröeffeningen en Geleerdheid beroemd, waar toe de Hooge-School hun ten hoogden voordeelig en dienltig is. Sommigen Van hen toonen genegenheid tot den Koophandel , onder welken men de Osfenweiders, Schippers en Brouwers rekent, waar toe de gelegenheid der Stad zeer gunftig is: wordende, onder anderen, eene ongeloöflyke meenigte van zeker welbekend Bier, Mol genaamd, naar alle de omgelegene Provinciën en Plaatfen verzonden, voornaamlyk in het Zomer. Saifoen, om dat deeze drank fterk verkoelt. Veele Edele Huisgezinnen, wier Voorouders geduurende den Spaanfchen Oorlog elders geweeken zyn, rekenen van hier hunnen oorfprong, en weeten hier de huizen hunner Voorouderen aan te wyzen. Deeze Stad, meesc op eene hooge plaats liggende, is ten Westen en Noorden het meest verheven; en dewyl de huizen van gebakken Sceenen opgehaald, en met blinkende Leijendaken gedekt zyn, geeft zulks van buiten en van verre een fraai gezicht, voor die geenen, welke derwaarts komen , allermeest uit de tegenovergelegene Betuwe, of voor hun, die de Waal open afvaaren. Niet minder is het vermaaklyk, voor een groot gedeelte, uit hunne huizen. de fpitfen der Torens van de omliggende HeerenHuizen, Kasteelen en Kerken der nabygele* gene Steden en Dorpen te kunnen befchoawen. De omliggende Landen zyn doorgaans zeer vruchtbaar. Ten Zuiden is de Landftreek ten deele boschachtig, ten deele draagt ze Moeskruiden , Aardvruchten, Raapen, Koorn en veele Boom-  272 KABINET VAN NEDERLANDSCHE Boomvruchten. Dergeiyken brengt ook het andere gedeelte ten Westen veel voort. Ten Noorden wordt de Stad door de Waal, een wyden arm van den Rhyn, befpoeld ; welke boven en beneden haaren boezem kromt, en zich aan dien kant uitftrekt langs de vruchtbaare Landftreek, de Betuwe genaamd. Dit Gewest wordt doorfneeden door de Grift, zynde een Vaart, welke in den jaare 1608, ten koste van de twee Steden Nymegen en Arnhem, door de Dorpen Lent, Alst en Eken gefchoten werdt, om tusfchen de voorgemelde twee Steden met Trekfchuiten over en weer te kunnen vaaren; fchoon Keizer h end rik de zevende reeds in den jaare 1310 hadt toegeftaan, dat tusfchen deeze twee Steden een hooge weg, en een Grift tot de Vaart, gemaakt zou worden. Van Nymegen ziet men over de Betuwe heen het Gebergte, en de blaauwverwige Landen van de Fe luwe. Niet ver aan de Oostzyde van de Stad ziet men het Beekje de Meer in de Waal vallen. Hieromtrent zyn zulke fchoone Weilanden, dergeiyken men elders naauwlyks zal vinden. Ter_ rechterhand, naar den kant van Kleef toe, ziet men zeer veele hooge Heuvelen, en aldaar by JJhhergen veele Fonteinen en Waterfprongen. Hier vindt men eene weérgalooze verandering van Bergen en Dalen, Bosfchen en Velden, Wei-en Bouwlanden; vertoonende in de daad eene onvergelykeJyke Lustplaats, zynde byna het geheele jaar groen , behalven alleen wanneer 'er fneeuw ligt; waar door de Stad aan dien kant zulke voortrefFelyke uitzichten heeft, als 'er naauwlyks in Italië gevonden worden: zoo dat de Reizigers zich over deeze ongemee- ne,  £n kleefsche oudheden. 273 ne, heerlyke en natuurlyke vertooningen niet genoeg kunnen verwonderen. Volgens de gedachten van den meergemelden j. smetius (*), zou deeze Stad reeds eenen geruimen tyd vóór den jaare 300 met den Haam Noviomagum of Nymegen bekend geweest zyn. Dezelve fielt ook vast, dat het Christen Geloof reeds omtrent dien tyd hier bekend en openlyk beleden is. Omtrent den jaare 692 zou de Parochie - Kerk by het oude Kerkhof te Nymegen gebouwd zyn (f). In den jaare 1196 (§) heeft alardus, Graave van Nymegen, gelyk de Burggraaven toen genoemd werden, benevens ida, zyne Gemaalin, binnen Nymegen een Hospitaal gefticht, genaamd het Huis van St. Jan, welke flichting Keizer hendrik de zesde met be* I zegelde Brieven bevestigd heeft. Men meent dat omtrent dien zelfden tyd ook het Klooster Mariënburg binnen Nymegen gebouwd is, 't welk Hertog reinoud de eerjie daarna aan de Premonjlreiten overgaf; belastende , dat de Abt van Mariënwecrt in 't Sticht van Utrecht het opzicht daarover zou hebben (**). In den jaare 1272 (ff) hebben de Burgers van Nymegen, in de plaats van de oude ParochieKerk, die buiten de Stad ftondt, de nieuwe Kerk op eene vrye plaats, die, met goedvinden (D Chionyk van Nymegen, pag. 49, 51, &c (t) ibid. pag. 56. (§) Ibid. pag. 7Q, x (**) Ibid. (ff) Ibid. pag. 73. VUL deel. S  274 kabinet van nederlandscai den van Koning willem, in den jaare 1254 daartoe beftemd was, volbouwd; welke Kerk in den jaare 1273 door albertus magnus, Bisfchop van Regensburg, is ingewyd, welke Bisfchop bevel gaf, dat men jaarlyks op den eerften Zondag van Pinxteren, uit de nieuwe Kerk, naar de plaats en 't Kerkhof van de oude Kerk zou gaan; en j. smetius voegt daar by: „ Dat deeze daad, van zoo in Procesfie te „ gaan , te Nymegen eerst begonnen zynde, „ daarna in veele andere Plaatfen is nagevolgd". In den jaare 1293 (*) zyn de Prediker-Monniken allereerst te Nymegen gekomen; dewelken eene Kapelle werdt ingeruimd, ter plaatfe alwaar zy namaals de Prediker-Breuren-Kerk en Klooster getimmerd hebben. Omtrent den jaare 1336 (f) is het Klooster der Minnebroeders of Obfervanten binnen de Stad gefticht. In den jaare 1339 is de Kapelle te Ubbergen gefticht (§). In den jaare 1358 is het oude H. Geest-Huis in de St, Anthony's Kapelle veranderd (**). In den jaare 1375 is de Kapelle te Hat er t gefticht (ff). Wanneer catharina van beijeren, Echtgenoote van Hertog willem van Gelderland, in den jaare 1400 den dood voelde naderen, verkoos zy by Testament haare Graf- O Chronyk van Nymegen, pag. 76. Ct) Ibid. pag. 81. (§> ibid. ('*) Ibid. pag. 85 en 86. lij" j smrt101, pag. 00.  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 275 Grafftede in de Broeren-Kerk te Nymegen, en ftierf den 11 November van dat jaar (*). Den 27 November des jaars 1429 geraakte de Kerktoren te Nymegen, op den klaaren middag, in den brand, en verteerde tot asch, zonder dat de naastgelegene Gebouwen eenigzins befchadigd werden. Door dit ongeval fmolten zeven Klokken, waarvan de eene, ten opzichte van 't geluid, haars gelyke hieromftreeks niet hadt; zynde zoo groot, dat, binnen den rand, _ twaalf mannen aan eene ronde tafel konden zitten; en binnen den tyd van anderhalf jaar waren 'er wederom zeven nieuwe Klokken in de plaats gehangen (f). Den laatften May des jaars 1441 is 'er eene Overeenkomst gemaakt, dat geene Geestelyke Perfoonen, 't zy binnen of buiten 's Lands gezeeten, eenige Renten of Goederen , na deezen tyd, in deeze Landen meer zouden mogen koopen (§). In den jaare 1449 is de Kerk en het Klooster op den Hesfenberg gefticht (**). . Den 9 Oclober des jaars 1454 is een Bevel uitgevaardigd, inhoudende, dat geene geordende Geestelyke Perfoonen, binnen het Schependom van Nymegen, eenige Goederen, 't zy gereede of ongereede, van hunne Ouders of Vrienden zouden mogen erven (ff). Nademaal de Parochie van Nymegen zich, in den jaare 146*2, verder dan een Duitfche Myl (•) j. smetius, pag. 94, (t) Ibid. pag. 10a. (§ ) Ibid. pag. 104. (**) Ibid. pag. 107. (tt) Uid. pag. 108. S 2  2~i6 kabinet van n'edeklan d s ciie Myl buiten de Stads Muurcn uirftrekte, en meer dan 3000 Zielen onder dezelve behoorden, heeft men toen op het oude Kerkhof, waar eertyds de Hoofdkerk geflaan hadt, een Kapelle gebouwd, en daarïn eenen Vikaris aangefteld (.*). Omtrent den jaarè 1465 hadt de gróorite Kerk te Nymegen dertig Altaaren, en even zoo veele Vikarisfen (f)- Na dat catharina van bourbon, Dochter van Hertog karel van valois, en Gemaalinne van Hertog adolph van gelder, in den jaare 14.69 , te Nymegen overleden was, werdt zy in 't Choor bygezet; waar men thans nog haar verheven Graf, en haare' afbeelding in 't koper, benevens haare zestien Quartieren, en de twaalf Apostelen, ziet uitgehouwen (§). Toen Nymegen in den jaare 1473 door Hertog karel van bourgondién belegerd werdt, hebben de Stedelingen allé de Kloosters vóór de Stad afgebroken, enz. In den jaare 1536 is 'er geordonneerd , dat niemand van eenige geordende Kloosters of Perfoonen, na dien tyd, eenig Land, Huis, Erflfénis, Renten, Thienden of Pachten, in't Schependom van Nymegen gelegen, zou mogen koopen, of doen koopen, heimelyk of in 't openbaar, op geenerlei wyze; op pcene van verlies van al het aangekochte, Vwelk alsdan aan den Hertog van Celder, en aan de Stad Nymegen vervallen of verbeurd zou zyn (**). ; - , In (**) J. SMETIUS, pag. IIO. itJ Ibid. pag. in en 112. (§") ïbid. psj. 112 en 113. (•*; Ibid. pag. 123 en 124,  en kleefsche oudheden. 2?7 In den jaare 1544 is de Latynfche Schooi te Nymegen, met haare gehouwene Beelden, eerst volbouwd, en tot het gebruik gefchikt (*). Toen 'er in den jaare 1555 eenige Jeiuiten allengskens binnen .Nymegen waren ïngeilopen, zyn dezelve, op bëvel van den Raad, uit de Stad gebannen (f). Op den 21 May des jaars 1566 is de groote Kerktoren te Nymegen ," als mede de Toren van Millingen, doof deh bïixem afgebrand {§). In het zelfde jaar hebben de Gereformeerden voor de eerflemaal binnen Nymegen beginnen te prediken; doch waarover niet weinig beroertens ontitaan, zyn (**). . Daarna, naamlyk dm 27 February des jaars 1579, werdt tusfchen de Gereformeerden ende Roomschgezinden, ten o verftaan van den Stadhouder Graaf jan van Nassau, een Verdrag gefloten, waar by den Gereformeerden, benevens de Kerken van St. Jan en St. An~ thony, het Prediker-Klooster, met de wooningen voor de Predikanten, werdt ingeruimd (ff). De beruchte harten schenk , die van de laagfte Krygsdienffcen tot de waardigheid van Veldöverfte opgeklommen, en door leicest e r Ridder geflagen was, door heimelyk verftand met eenige Burgersj in den jaare 1589 eenen aanflag op Nymegen gefmeed hebbende, welke hem mislukte, verdronk destyds in de WaaU (*) J fMETIUS, pag 126. (t) Üid- pag. 128. (§) Ibid. pag. 130. (**) Ibid, psg. 130, &c. lbi.1, pag. 149 en 150. S 3  273 kabinet van nederlandsche Waal. Het lighaam opgevischt zynde, werdt by vierendeelen aan de vier voornaamfte Stads Poorten opgehangen, en het hoofd eerst by de St Anthonys-Poort op een pen gezet, daarna wederom afgenomen, en in eenen Toren in een Kist bewaard. Maar na dat Prins maükits de Stad ten voordeele van de Staaten heroverd hadt, werden de ftukken, volgens Krygsgebruik, in de groote Kerk, in de Grafftede der Hertogen van Gelder, eerlyk begraven (*). m In den jaare 1590 is de groote Kerks-Toren binnen Nymegen afgefchoten (f). Den n October des jaars 1591 is de Stad Nymegen door Prins maurits, na voorgaande belegering, veroverd, de Gereformeerde Godsdienst bevestigd , en deeze Stad met haare Onderhoorigheden federt onder het Gebied van de Heeren Staaten Generaal gebleeven (J), tot na de omwending van zaaken des jaars 1795. In den jaare 1671 heeft Nymegen, na eene zwaare belegering van de Franfchen, zich eindelyk moeten overgeeven. De Franfchen bleeven meester van dezelve tot in den jaare 1675, toen zy deeze Stad, nevens andere, wederom moesten verlaaten. In den jaare 1678 werdt deeze Stad tot een Handelplaats, over eenen Vreede met Frankryk, verkoren; die aldaar ook kort daar na is gefloten geworden. Men weet uit 's Lands Gefchiedenisfen dat Prins willem de derde, in Lentemaand des jaars *) j. smetius, pag. 151 en 152. ' t ■ ibid. pa?. 152. de-  en kleefsche oudheden. 301 der ik den negenden, met eenige Inkomften van Graanen uit den KleefJchen Molen, en eenig Hout uit het Ryks-Woud begiftigd. De Kapucyners hebben hier eerst in den jaare 1652 eene nieuwe Kerk en Klooster gefticht, met toeftemming van fredrik willem, Keurvorst van Brandenburg; volgens deLatynfche Infcriptie, op een' Steen uitgehouwen, en vóór de gemelde Kerk geplaatst. Hier is ook een Bagynen- Klooster, van St. Augustinus - Orden, den Berg Zion genaamd, die zich eerst voor weinig jaaren hebben doen influiten. De Gemeente van de Gereformeerde Religie heeft hier in den jaare 1600 haar begin genomen, en toen in een zeker Huis, de vyf Ringen genaamd, begonnen te prediken. Doch dit Huis haar te bekrompen zynde, heeft zy eenige jaaren daarna, in 't midden van de Stad, eene zeer nette Kerk gebouwd. Maar vermits dezelve binnen weinig jaaren wederi om te klein wierdt, heeft zy, in den jaare 1676, een andere Kerk, die wel eens zoo groot dan de voorige was, gefticht; volgens de Latynfche Infcriptiè'n aan dezelve te Ieezen. De Luthcrfchen hebben hier mede eene fchoone Kerk, in den jaare 1620 gebouwd, en, zoo 't fchynt, in den jaare 1622 voltrokken; welk jaar aan de Steenen-Poort van 't Kerkhof, in de Frontefpies, geleezen wordt. De Mennoniten hebben 'er vóór weinig jaaren, met vergunning van den Keurvorst, insgelyks een zeer net Kerkje gebouwd. In deeze Stad ftaan ook twee Gasthuizen, twee Armen-Hoven, een Weeshuis, en een Armendienaars • Hof; welk laatste door Hertog  302 kabinet van ne de rlandsche tog adolph, voor oude, afgeleefde en onvermogende Hovelingen en Hofbedienden ;, opgericht; en uit zyne eigene Domeinen met goede Inkomften begiftigd is. Hetgeen thans tot de Stads-Waag verftrekt, wordt de Middelpoort genaamd; en men meent, dat het in oude_ tyden eene van de Stadspoorten geweest is, zynde Torensgewyze getimmerd. In deezen Toren hangt de Brandklok, welke by ongemak van brand, en als men misdaadigers naar de Rechtplaats brengt, geluid wordt. Aan de eene zyde van deeze Middelpoort ziet men het Stads Wapen, verbeeldende drie Klaverbladeren op een rood Veld, met eene bygevoegde Latynfche Infcriptie, waaruit blykt, dat dit werk in den jaare 1683 vernieuwd is. Aan de andere zyde vertoont zich de Afbeelding van eümenius khetor, en daar onder eene groote Latynfche Infcriptie, waarïn onder anderen verhaald wordt, dat deeze eümenius rhetor door de Romeinen van Rome ontboden zou zyn, om de Jeugd der Galliërs te leeren, en in de Romeinfche Wetten te onderwyzen, voor de fomma van 600 Sestertiën 's jaars; en dat, toen hy voor verdiend Salaris eene merkelyke Som te goed hadt, hy die aan de Stad gefchonken, en voor den Landvoogd der Galliërs eene fchoone Oratie gedaan heeft; waarop hem de Stad voor zyne weldaad met een Standbeeld heeft vereerd, gelyk hetzelve thans nog aldaar gezien wordt. De Stad is doorgaans redelyk wel, en met ruime Huizen betimmerd; op de Straaten ftaan gemeene Putten, van eene groote diepte, welke, even als die te Nymegen, het ryzen en daa-  en kleefsche oudheden. 3°3 daalen haarer wateren niet aan den Rhyn, maar aan de Maas te danken hebben. Men ziet hier twee Markten, de groote en de kleine. Op de kleine wordt 's Woendags, en op de groote des Saturdags Markt gehouden; zynde beiden zeer fierlyk met Lindeboomen beplant. Voorts zyn hier nog drie Jaarmarkten , naamlyk van St. Pieter, St. Bartholomeus en St. Severinus haare benaamingen ontleenende. i De Burgers en Inwooners vallen uit den aart zedig, vlytig en getrouw, en onderfteunen elkander naar vermogen, in gevalle van brand en andere ongemakken. Veelen geneeren zich van den Landbouw, en fommigen van den Koophandel ; onder welke laatscen de Hout- en Zaadverkoopers, als mede de Osfenweiders gerekend worden. Onder de aanmerkenswaardige Gefehiedenisfen, alhier gebeurd, wordt .onder anderen gerekend, dat in den jaare 1666 de Vreede tusfchen de Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, en den Bisfchop van Munfier hier ter Stede gefloten is. In 't zelfde jaar, op den 28 Juny, is lodewyk Leo» poldus, Prins van Brandenburg, hier gebooren. In het volgende jaar 1667 is het Huwelyk van de Prinfesfe van Oranje met den Hertog van Simmeren hier voltrokken. De gelegenheid van de omliggende Landftreeken buiten Kleef, kan niet zonder verwondering befchouwd worden, en dezelve lokt jaarlyks in den Zomer een groot getal nieuwsgierigen, uit de nabuurige Gewesten, derwaarts, wier oog zich niet genoeg verzadigen kan. Het  304 kabinet van nederlandsche Het getal der Tuinen en Hoven, welken de Klevenaars 5 & 600 treden buiten de Stad hebben, is in de daad veel grooter, dan dat der Huizen in de Stad; allen beplant met de kostelykfte Aard- en Boomvruchten, in welker aankweeking en verbetering ieder den anderen poogt te overtreffen. Behalven nog dat men hier zoo veel Zaad-, Boom-, en Aardvruchten in 't wild ziet wasfen, als naauwlyks elders in de Hoven te vinden zyn. De weergalooze Plantaadjen, welke men hier overal ontmoet, moedigen ons aan, om de Stad eens buiten om te wandelen. Buiten de Nasfouwfche Poort ontmoet men één van de heerlykfte uitzichten, die 'er bedacht kunnen worden; voornaamlyk ter "linkerhand, alwaar in den Hof, weleer den Heer van Wachtendonk toebehoord hebbende, de Vorst johan maurits van nassouw zyne Begraafplaats hadt gedestineerd, en tot dat einde tegen het Oosten, in 't hangen van den Berg, een Huisje doen gereed maaken, 't welk daar nog gezien wordt. Naderhand heeft die Vorst deezen Hof doen vergrooten. en beflooten 'er een uitfleekend fchoon en kostelyk Huis te timmeren ; waar toe hem de beroemde Hagenaar post, en de Generaal dopf, als Architecten de hand booden. Hier ziet men ook de Nasfouwfche Jllée, in "den jaare 1653 door den gemelden Vorst aangelegd , zynde de heerlykfte en fraaifte van alle de Wandeldreeven hier omtrent, beplant met ruim 600 Lindeboomen , ter lengte van meer dan 2600 treden. In 't midden is een breede Koets- en Wagenweg, en aan weêrzyden een gemaklyk Voetpad; alles zoo dicht belommerd, dat  en kleefsche oudheden. 305 dat men 'er voor een zwaare regenvlaag onder fchuilen kan. Aan den dwarsweg liaan eenige huizen. Daar ziet men den zoo genaamden Zandberg; waarop men naar Kleeffche Diamanten kan zoeken; en aan deszelfs voet rydt men de Paarden in 't Wed. Wanneer men den dwarsweg over, en wat dieper voortgaat, ontmoet men een yzeren Py« laar, waarop voor deezen een Cupido ftondt; doch door de Franfchen daar'afgefchoten is , en beneden zyn vier yzeren Zicplaatfen. Hier ziet men wederom vier Ailées, die met het Gezicht alle tegen den Berg aanloopen; en gezamentlylc met groote Nooten- en Kastanjen-Boomen beplant. In één van deeze AHées fchieten de Gilden of jonge Manfchap des Zomers naar den fchyf, om eenen Zilveren Beker. Door één van deeze Ailées ziet men een' Berg, door Vorst maorits opgehoogd, genaamd Kyk in de Pot. Op denzelven heeft men een uitneemend heerlyk uitzicht; want men ziet 'er Emmerik, Kalkar, Moyland, benevens eene meenigte van Torens, Dorpen en Huizen. Van deezen Berg loopen wederom zeven Ailées! af; en men heeft op denzelven, over behaalde overwinningen , meermaals Vreugdevuuren afgeftoken. De Nasfouwfche Allèe verder opgaande, ziet men nog eene Allée, die op den Berg Kyk in de Pot, en omtrent 40 treden verder weder een andere, die op den Vreugden'-Berg aanfchiet, alle met Denneboomen beplant. Aan 't einde ziet men nog vier Ailées, loopende op Etteren, Kyk in de Pot, het Dorp Qualburg, en een van Denneboomen, uitkomende"in de groote Allée, VIII. deel. V eer-  306 kabinet van nederlandscee eertyds, door den Keurvorst van Brandenburg, van Kleef naar Xanten aangelegd. Een kwartier uur gaans van het einde der Nasfouwfche /Jllêe ligt een Boeren Huis, de Rcefe-Put genaamd; hebbende een Put in een Boomgaard, met eene verwonderlyk ffcerke Echo , wanneer men daarin roept; waardig om eene wandeling derwaarts te doen. De Vreugden - Berg heeft desgelyks een uitmuntend uitzicht. Vorst maurits hadt daar op een Zaaltje, als een Grot, doen timmeren , met Basten van Boomen, Mos, Zeefchulpen, Spiegeltjes, enz. opgelierd; doch in den jaare ió6'p is hetzelve, by.ongeluk, tot den grond toe afgebrand. In deszelfs plaats is een ander gezet, 't welk nog heden aldaar gezien wordt. Na dat Vorst maurits, om den Franfchen Oorlog, in eenige jaaren niet te Kleef was geweest, heeft dezelve hier, in den jaare 1678, begonnen een kostelyk en prachtig Huis voor zich te bouwen, om 'er in te woonen; en, in zynen hoogen ouderdom, zyne overige dagen, in rust en ftilte door te brengen. Dit Huis, fchoon niet zeer groot, is nogthans van binnen met zeer fchoone Vertrekken voorzien. Onder anderen ziet men daar een Zaaltje , op welks Vloer het Kruis van de Johanniter-Orden, waarvan hy Ordens- Meester was, afgebeeld flaat. Boven dit Zaaltje flaat een fierlyk Torentje, en naast dit Huis heeft men de Wooning voor een Portier, Stallen, enz- benevens een Hof. Hy liet het naastgelegen Boschje met Planken en Palisfaaden, tot eene Diergaarde, affluiten. Men ziet daar ook twee Waterkolken, ftaande in de eene een Vrouwenbeeld op een Grot; als mede den Paa-  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 307 Paapenberg, op welken hy een Loveren Hut hadt laaten zetten, in welke fomtyds voor hem gepredikt werdt. Van hier ziet men ook rondom verfcheide Ailées naar de laagte loopen. Hier 'is nog een andere Berg, de Spitsberg genaamd, dien hy heeft doen ophoogen, en met Denneboomen beplanten. Niet verre van dit Huis ziet men een zeker Muurwerk, Halvemaanswyze gemetzeld, en van binnen met allerhande oude Romeinfche Steene Beelden, Infcriptiè'n, groote en kleine Kannen, Potten, wonderlyke Hoorens, Lampen, en ander dergelyk oud Huisraad opgefchikt. Dit alles achtte de meergemelde Vorst hooger, dan alle zyne andere Gebouwen en Plantaadjen, die hy ooit in zyn leven hadt doen maaken, zoo wel in Brafilië, als in Hoog- en Neder- Duitschland. Alle de voorfz. Romeinfche Oudheden waren door hem, met veele moeite, en in veele jaaren byè'en verzameld; zynde meerendeels in deeze Gewesten in den grond gevonden. Veele waren van Xanten gekomen, en ook eenige in eenen. zekeren Kelder, onder den Quartier-Toren en op 't Hof te Kleef, gevonden. Men ziet hier ook, in het midden van dit Halfrond, eene verhevene Graftombe, van yzeren Plaaten, welke de gemelde Vorst te Siegcn hadt doen gieten, verfierd met alle de Stamwapenen van deszelfs Doorluchtig Huis van Nasfau. In deeze^ Tombe heeft het Lyk van dien Vorst, in den jaare 1(579 in zyn 72ftejaar overleden, een half jaar gerust; doch is naderhand naar Siegen gevoerd, en aldaar by zyne Voorouders bygezet. V 2 Wat  308 kabinet van ne de rla n d sche Wat verder voortgaande, komt men aan het Dorp Qjialburg, 't welk geoordeeld wordt ten tyde van de Romeinen reeds in wezen geweest te zyn. Die Dorp is in den jaare 1499 door de Gelderfchen in den brand geftoken. Deeze hebben toen ook het oude Klooster Beedtberch uitgeplunderd. Wanneer dit Klooster eigenlyk gefticht zy, is onbekend; doch men meent, dat het reeds vdór de agtfte Eeuwe gefchied moet zyn. Hetzelve werdt, in den jaare 1124 , door Graaf arnoud den tweeden, ten dienfte van de Premonjïreiten-Orden, met veele voortreffelyke Renten en Tienden begiftigd. Eindelyk is het in een Vry Adelyk Waereldlyk Sticht veranderd; en toen hetzelve, door den Ncderlandfchen Oorlog, geheel buiten ftaat gebragt was van bewoond te worden, is het binnen de Stad Kleef overgebragt. In de Kerk van dit Klooster liggen begraven, Graaf arnoud de tweede, benevens deszelfs Gemaalinne, in den jaare 1163 overleden; als mede Graaf otto de cerjle, in den jaare 1311. Op den Hêuw, een klein Dorpje hier omftréeks, heeft maiigaretha, Moeder van Hertog adolph, in den jaare 1378 een Huis gefticht, 't welk door den laatflen Hertog voltrokken werdt; ten dienfte van een zeker Genootfehap van Priesters, welke de Jeugd, voornaamlyk de jonge Graaven en Hertogen, onderwezen; doch hetzelve is thans niet meer in wezen. Plet Dennenbosch is zeer vermaaklyk, en kan zeer verre gezien worden , liggende op eene Heide, vierkant, en rondom met een Wal afgefloten. Hetzelve is 's Winters en 's Zomers even  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 309 even groen, en daar door dies te vermaaklyker. Door hetzelve loopen verfcheide Ailées, en men vindt 'er allerlei Wild. Wanneer men de Haagfché* Poort uitgaat, komt men ten eerften op eenen zeer fraaijen en breeden Straatweg, aan weêrzyden met jonge Lindenboomen beplant. Dezen langs gaande, komt men aan den alöm beruchten Kleeffchen, Lindenboom, een pronkjuweel van deeze Stad* en reeds zoo oud, dat men van deszelfs Planter y of den tyd der plantinge, niet dan by gisfing weet te fpreeken. Deeze vermaarde Linden-, boom is in drie Verdiepingen boven malkander: afgedeeld, waarvan de benedenfte de breedfta is, en de twee volgende naar boven fmaller toeloopen. De onderfte Verdieping is verfierd met agt Torenswyze opgefèhotene Boompjes; en desgelyks ook de tweede Verdieping; maar de derde is in verfcheide gefchorene ronde Bollen afgedeeld. De onderfte uitbreiding rust op agt Stylen , rnet een Leuning aan den anderen gehecht ; en de Stam is met een Koker bekleed, om het infnyden van naamen en jaargetallen van de Kykers, die denzelven dagclyks, zelfs yan verre Plaatfen, komen befchouwen, te verhinderen. Boven .op den top van den middenften Stam ziet men een verguld Vaantje, met hec Wapen van Kleef y zich naar den wind beweegen. Deeze zoo 'bekende Boom, wiens gelyken naauwlyks ergens bekend is, hebben de Krygslieden, in verfcheide Oorlogstyden, dikwyls gedreigd; af te kappen,'t welk de Stads-MagiltraaC telkens met groot geld heeft moeten afkoopen. Ten dienfte van deezen Boom is een Man expres aangefteld, welke het opzicht daarover heeft, V 3 den-  3IO kabinet van nede rlandsche denzelven fnoeit, opbindt, en verder de hand daaraan houdt. By deezen Lindenboom ftaan eenige fraaije Herbergen , waarin de Reizigers hun gemak kunnen hebben. Onder den Lindenboom doorgaande, ziet men daar eene nieuw bepoote Linden-Allée, loopende tot aan 't Rykswoud. Ter zyden ligt het Dorpje Materborn, waar de meeste Klevcnaars hunne Landgoederen en Hoflieden hebben. < Achter dit Dorpje is de Juftitie-plaats, beftaande in een driekante Galg, enz. op een dorre Heide ftaande. Wanneer men de Heibergfche Poort uitkomt, ziet men een kort Alléetje, zoo ver als de Straatweg zich ftrekt, en daar by een fraaije Lindenboom. Ter flinkerhand, den weg inflaande, komt men aan een Steenen Kruis, met het jaargetal 1538. Men wil, dat een Opzichter van 't Woud aldaar vermoord zou zyn. In 't afhangen van den Berg, welke de Windmolen- Berg genaamd wordt, om dat 'er een Steenen Windmolen op ftaat, in de 28(5"e Prentverbeelding vertoond , worden de Misdaadigers gerecht, die ten zwaarde verweezen zyn. Op deezen Berg heeft men in den jaare 1698 begon' nen Wyngaarden te planten. De Kleeffche Berg is door fredrik den derden, Keurvorst van Brandenburg dus genoemd, van nieuws opgehoogd , en met Ailées beplant. Deeze Berg is de hoogite in dit gantfche Gewest, en zou, zoo als gegist wordt, met de hoogte van de Zwaan op den Zwaanen - Toren gelyk komen. Boven op den kruin is een fraaije Lin-  EN KLEEl-SCHE OUDHEDEN, 3II Lindenboom geplant, en rondom met Zicbanken voorzien. Van deezen Berg loopen elf verfcheide Ailées naar de laagte, waar onder één op den Hof - Toren, één op den Sterrenberg, één op Elten, één op Arnhem, en één op Nymegen: ook loopt 'er eene Allée aan den voet des Bergs in 't rond. Van deezen Berg heeft men het alleruitmuntendst Gezicht, dat met oogen aanfchouwd kan worden. Men ziet daar de Stad Kleef voor zich als in eene laagte, fchoon op drie Bergen verheven. Men kan daar ook meer dan twaalf bemuurde Steden befchouwen en optellen. , Men ziet 'er de Schepen langs den Rhyn en de Waal heen en weer vaaren : ook kan zich het oog vermaaken in de heerlykfte Landsdouwen , welke als met Dorpen, Bosfchen, Rivieren, Plantaadjen, Bergen en Valleijen bezaaid zyn. Aan den voet van deezen Berg ligt een Boschje, dat het Hellings - Bosch genaamd wordt. Hier zyn twee Zvd*Bergen, werwaarcs men door afioopende Ailées kan wandelen, die de Smcelenberg genaamd worden. Niet verre van daar ligt de Stads-Berg, en daarop een Bosch , 't welk de Stad Kleef in eigendom toebehoort, zynde haar in den jaare 1370 door Graaf adolph van der mark gefchonken. De Cavarynfche Poort werdt voor deezen de Oude of Oude Rhynfche Poort genaamd. Deeze uitgaande, komt men wederom in eene voortreffelyke Allée van Lindenboomen, welke in fierlykheid met de Nasfouwfche het naast overeenkomt. Deeze Laan loopt tot aan de Diergaarde; en wanneer men deeze doorwandelt, V 4 ^ komt  312 kabinet van nederlandsche komt men aan een vermaaklyk Bergje, dat naar den Eigenaar Lammersbcrg genaamd wordt. Aan den voet van dit Bergje ligt een Hofftede , op welker Poort eertyds gefchreeven ftondt: Als de Plant is groot, Zoo is de Pooter doot. Maar Vorst maurits deeze Spreuk, aan zich zeiven en veele anderen benevens hem, onwaarheid bevindende, liet deeze Spreuk door den Eigenaar uitdoen, en ftelde daar voor in plaats : Souwen , graavett, planten, laat u niet verdrieten; Zoo zult gy, en die na u komen, genieten. De vermaarde Keurvorftelyke Diergaarde, hier naby liggende, is omtrent twee uuren gaans in den omtrek; hebbende daar binnen omtrent even zoo veel Weiland als Bosfchaadje. Rondom is dezelve met Palisfaaden dicht bezet, en aan de Woudzyde daarenboven nog met een levendige Beukenhaage afgefloten. Dezelve heeft vier Poorten; doch niemand mag met Honden by zich daar binnen komen , of moet dezelve rnet een touw aan den Halsband leiden; ten weiben einde tot bericht voor ieder Poort gefchreeven ftaat: De Honden hebben hier geen quartier, In deeze Diergaarde ziet men eenige honderden van Herten, waar van fommige zeer groot, en eenige fpierwit zyn; ook andere met  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 3 ü3 met witte blesfen of kollen voor 't hoofd. Des Zomers weiden ze met meenigte in 't gras, en m de Bosfchen; maar 's Winters, als de Aarde met Sneeuw bedekt is, worden ze met hooi gevoerd; ten welken einde verfcheide Stallingen met Krebben in 't Bosch gemaakt zyn. Men ziet ook hier en daar Bakken met Zout en Leem gemengd ftaan; opdat het Wild daar uit kan lekken, tot ververfching en gezondheid. Wanneer men uit de Cavarynfche Allée in de Diergaarde komt, dan ziet men, door de Poort gaande, aan de flinkerhand een' hoogen Berg, den Waaijen-Berg genaamd, die zeer fteil opgaat. Ter flinkerhand naast dien Berg is eene groote meenigte van Wegen en Ailées door het Bosch, onderfcheiden met gefchilderde Bordjes, waar op derzelver naamen liaan. Onder deeze is 'er een genaamd Elsken Heer Beerndts Wegsken, dus genoemd naar zekeren Minnebroeder uit het Klooster te Kleef, Heer beerndt genaamd, die, wanneer hy op Zonof andere Heilige Dagen, in zeker Dorp, Donsbrugge genaamd, en achter de Diergaarde gelegen, den Dienst ging waarneemen, altyd gewoon wös langs dit wegje te gaan; daar hem dan een zeker Vrouwsperfoon, elsken genoemd, gezelfchap kwam houden, om hem den weg te verkorten; 't welk, daarna ruchtbaar wordende, aan dit Wegje tot heden toe dien naam heeft gegeeven, en doen behouden. De Molenberg, dus genaamd naar den Steenen Molen, daarop ftaande, zo als boven reeds is gezegd, is met zeven Ailées beplant. De Springberg is door Vorst maurits opgehoogd. Op deszelfs top flaat een fraaije LinV 5 den-  314 KABINET VAN NEDERLANDSCHE denboom, en van daar telt men twaalf Ailées, naar de laagte loopende, naamlyk : I. op eenen der Torens van 't Hof te Kleef; 2. op het Steedje Griet; 3. op den flompen Toren te Emmerik ; 4. op Griethuizen; 5. op Elterenberg; 6. op Doesburg; 7. op Arnhem; 8. op Nymegen; 9. op Kranenburg; 10. op den Kleeffchen Berg; ii. op het Materbornfche Torentje; en 12. op den Kleeffchen Lindenboom. De Springenberg, aan wiens voet men een ronde Gaandery en Fonteinen ziet, heeft zyn uitzicht op den Elterenberg. Hier is een Slangen"weg gemaakt, om denzelven zoo veel te gemaklyker op- en af te klimmen. Voorts is 'er nog de Boterberg, aan wiens voet het huis van den Fonteinmeester ftaat; en van dien Berg loopen drie vermaaklyke Ailées naar de laagte. Achter in 't Bosch, in de Diergaarde, onthouden zich doorgaans de grootfle Herten. Daar is ook een weg, welke de Moor dw eg genoemd wordt; en men ziet op denzelven een groot houten Kruis ftaan, ten teken dat daar iemand vermoord is. Aan het einde is eene ruime Heide, de Donshrugger-Heide genaamd, waarop zich eene groote meenigte van Konynen onthoudt : ook vertoonen zich eenige Bergjes op deeze vlakte, en men leest 'er op een Bordje het Romeinfche Graf, om dat de oude Inwooners des Lands hier eertyds de Romeinen geflagen zouden hebben. In deeze Diergaarde ftaat een fraai Lusthuis, Waterburg genaamd, tusfchen twee Vischryke Vyvers, by Vorst maurits begonnen; maar b, der  EN KLEEFSCHE OUDHEDEN. 35? „ der dat de voorfz. Graaf, of desfelfs Erfge„ naamen, eenig Recht of Eigendom op het „ voorfz. Landt zal behouden; en dat hy daar„ enboven in den Ban zal blyven, ter tydt toe, dat hy de achtergehoudene Renten ten „ vollen zal betaalt hebben. En na ien doot „ van den voorfz. Graaf, zullen deszelfs Erfge„ naamen, van Erfgenaam tot Erfgenaam, ten „ eeuwigen daage, het voorfz. Landt, onder „ een vaste Rente, gelyk boven gezegr is, uic „ handen van de Abdisfe, die 'er dan zyn zal, „ ontfangen; en zy zullen zig insgelyks, op „ peene van den Ban op heeter daadt bmden„ de, tot het betaalen van dezelve Rente ver„ binden. En by aldien zy zulks binnen het „ Jaar na den doodt van den Grave, in wiens „ plaatfe zy komen zullen; niec gedaan zullen „ hebben; zullen zy van dien tydt af verftee„ ken zyn van al het Recht van opvolginge, „ dat zy op 't gemelde Landt hadden; en het ,, Landt zelfs zal tot de Abdisfe en de Kerke „ van Elten vry wederkeeren. In de voorfz. „ Gifte of Vergunninge, die wy den gemelden „ Grave en deszelfs Erfgènaamen gedaan heb„ ben, hebben wy uitdruklyk en met naame „ uyt bedongen , en bedingen door dit ge„ fchrift wederom uyt, de Inkomften of Befit„ tingen der Canonnyken van Elten; te weten , „ zoodaanige Inkomften en Befittingen, als ken„ nelyk is, dat de gemelde Canonnyken in „ Nardingerlandt befitten; en zullen de Graaf „ voorfz. en desfelfs Nazaaten te weeg bren„ gen, dat de Ingezetenen van Nardingerlandt, „ dewelke dezelve Canonnyken zoodaanige Ren„ ten moeten opbrengen, haare Renten of fn,, komften, zonder eenige moeyelykheit daar Z 3 „ over  358 kabinet van' nederlandsc iie „ over te maaken , aah de voorfz. Canon„ nyken betaalen, op zulke tyden en plaatfen, „ en in zoodaanige Munte, gelyk zy van oudts „ fchuldig waren, en altydt betaalt hebben, j, Nog hebben wy uytdrukkelyk, en by name J? uyt bedongen, en wy bedingen in dezen Brief „uyt, onfe Vafallen, dewelke eenige Goede„ ren, in Nardingerlandt leggende, van ons te s, Leen ontfangen hebben; op welke Goederen ,, de Graaf en desfelfs Erfgènaamen geen recht 5, en hebben. Maar aangaande die Goederen, „ in Narditigerlant gelegen, dewelke de Ridder „ Gilbertus (*) van Jmejielle gekogt of beko„ men heefc van onfe Vafallen, die dezelve „ van ons te Leen ontfangen hadden; vermits „ zoodaanigen Koopinge, of Verkoopinge, of „liever Vervreemdinge, nooyt door onfe handt „ of met onfe toeftcmminge gefchiedt is; zoo „ hebben wy ze den gemelden Grave en des9, zelfs Erfgènaamen verleent, en beneffens het „ gemelde Nardingerlandt ter befittinge gege„ ven. En ten eynde al het bovenftaande ten „ eeuwigen daage vast en beftendig mag bly„ ven; hebben Wy dezen Brief met ons Zee„ gel bezeegelt, aan den meergemelden Grave „ en desfelfs Erfgènaamen overgelevert. „ Gedaan en gegeven op Vredelant, in 't „ Jaar des Heeren M. CC. LXXX. op den „Dag van St. Jan Euangelist". Deeze overgifte van Nardiugerland, enz heeft Graaf floius erkend, en beloofd de bedongetie Rente daar voor jaarlyks, aan de Abtdisfe van Elten in der tyd zynde, te zullen betaalen, in eenen byzonderen Brief, doorhem ge- (*) Cifelbertus, of Gysl/ert.  en kleefsche oudheden. 359 gegeeven (*), welke byna woordelyk met den Brief van de Abtdisfe overeenkomt, en dus onnoodig hier te herhaalen; waarom wy flegts het flot van denzelven hier laaten volgen, behelzende de bevestiging en het Ban-Vonnis van johannes, verkoren Bisfchop van Utrecht, aldus luidende (f): „ Dit alles is gedaan, in de tegenwoordigheic „van onfen Eerw. Heere Johannes, verkooren „ Bisfchop van Utrecht, Ten oirkonde dezer „zaake, hebben wy den tegenwoordigen Brief „ met ons Zeegel, beneffens het Zeegel van den „ verkooren Bisfchop voorfz. doen bezeegeien. „En Wy Johannes, door Godts Genaade ver„ koor en Bisfchop van Utrecht, verklaaren „ opentlyk, dat al het geene hier boven uytge„ drukt ftaat, in onfe tegenwoordigheid ge„ fchiedt is: En wy hebben, met uitdrukkelyke „ toeftemminge en met believen van den voorfz. „ Heer Grave Floris, hec Ban-Vonnis, om van „ dien tydt af aan te gelden, gevelt, en Wy „ vellen het zelve door dit gefchrift, indien de„ zelve ooyt in het betaalen van deze Rente na„ laatig ware, gelyk hier boven breeder ftaat „ uitgedrukt. Ten oirkonde van het bovenftaan„ de, hebben wy het tegenwoordige Gefchrift, „ op 's Graven verzoek, met ons Zeegel bezee„ geit. „ Gegeven in Vredelant, in 't Jaar des Heeren „ M. CC. LXXX. op St. Servatius - dag". Daarenboven werdt 'er nog, tusfchen de Abtdisfe van Elten en Graaf floris den vyf den, aan- (*) a. m att h. Anal. Tom. VI. pag. 53. (t; Ibid. pag. 55. Z 4  360 kabinet van neder l'a n d s ciie aangaande de Goederen waaromtrent zy met gysbert van amstel verfchil hadt, onder de hand dit volgende Verdrag aangegaan (*): „ Wy godelendis, Abdisfe der Kerke „ van Elten, betuigen met dit Gefchrift, nade„ maal de Doorluchtige Man Floris, Graaf van „ Hollandt, ons Landt in Nardingherlant tot een „ vaste Rente van ons ontfangen heeft, tus„ fchen hem en ons deze Overeenkomst of Verdrag is geflooten, dat by aldien de Ridder „ Gijelbertus van Amftelle aan den gemelden Gra„ ve, het genoemde Landt, met beter of meer„ der Recht mogte bewyzen hem toe te behoo„ ren, als de gemelde Grave van onfent wegen „ zoude konnen eysfehen; dezelve dit Land„ fcuap aan ons zal konnen wederom geven, en „ van de beloofde Rente werdt quytgefcholden. „ Doch betreffende de Tweehondert Ponden, „dewelke ons dezelve tegens St. Jacobs-dag „ aanflaande belooft heeft te betaalen, uit „ hoofde van het voorfz. Verdrag, zal dezelve „ nogtans gehouden zyn aan ons te voldoen; „ en by aldien dezelve voor dien Koop de ge„ melde Penningen betaalt mogte hebben, zal „ hy dezelve niet wederom mogen eysfehen. Tot „ getuygenisfe van het geene voorfz. is , heb„ ben Wy dezen Brief met ons Zeegel doen „ bevestigen. Gegeven te Vrecdelandt, in 't „ Jaar des Heeren M. CC. LXXX. den derden „ Dag na St. Servatius ■ dag ". Hoedanig in het daarna volgende jaar de toeftemming der Overdragt van geheel Nardingerland, door het geheele Konvent van £/- ten (*, a. matiii, Anal. Tom. VL pag. 57.  JEN KLEEFSCHE OUDHEDEN. %6t ten gefchied is, blykt uit den volgenden korten Brief (*) : „ Wy Koster, beneffens het gantfche Con„ vent, zoo wel Canonnyken als Canonnykesfen „ der Koninglyke Abdye van Elten. maaken aan „ een iegelyk békendt, dat wy de Voorwaarde „ of fchikkinge omtrent het Landtfchap Nardin„ gerlant, tot onfe Kerk behoorende, door „ welke het zelve door Mevrouwe onfe Abdisfe, „ onder een Jaarlykfche Rente is verleent en „ opgedraagen, aan den Doorl. Heere Floris, „ Graven van Ho Handt, volgens den inhoudt „ der Brieven van den Grave, en door: de Abt„ disfe verleent, voor goedtkeuren, voor wel„ gedaan houden , en goedertierendtlyk begun„ ftigen. Dit verklaaren Wy onder het Zeegel „ van onze Kerk, 't welke wy aan den tegen„ woordigen Brief gehangen hebben, „ Gegeven te Elten, in 't Jaar des Heeren „ M. CC. LXXXI. op St. Andries-Avondt". Van ouds heeft de Abtdisfe van Elten, als Vrouwe van Nardingerland, het Recht van Perfoonfchap over Naarden, enz. gehad, welke Perfoon gewoon was den Regent of Pastoor der Kerke aan te ftellen. Doch naderhand is daar over, tusfchen de Abtdisfe van Elten en den Proobst en 'c Kapittel van St. Jans - Kerk te Utrecht, verfchil ontftaan , en omtrent den jaare ii 84 dus beflist, dat de Abtdisfe en den Proobst deeze begeeving by beurten zouden doen; volgens Schriftelyk Verdrag, by den Profesfor &. MATTHiEUs (f) in 't licht gegeeven. Na C*) a. matth. Anal. Ton. VI. pa'. 57 en 58. (t) Ibid. pag, 58 öü Co. Z 5  362 kabinet van n e d e r-l a n d s c ii e Na de overgifte van Nardingerland aan den Graave van Holland heeft de Abtdisfe van Elten geen het minfte Recht meer tot het Perfoon* fchap behouden, gelyk h. van heusden (*), op het voetfpoor van den Profesfor a. matth*us, ten onrechte bericht, en door h. van rhyn (f) met .reden wordt aangetoond; nademaal zy alle haare rechten aan den Graave van Holland hadt overgegeeven: 't welk, onder anderen, ook daar uit blykt, dat over dit Perfoon' of Patroonfchap naderhand meerrnaalen verfchil is voorgevallen ; naamlyk, niet tusfchen de Abtdisfe van Elten, maar tusfchen den Graave van Holland, als derzelver Recht verkreegen hebbende, en den Proobst van de St. fans-Kerk te Utrecht,'t welk zoo hoog ging, dat zelfs de Paus zich daar mede bemoeijen moest. Onder andere Inkomften, aan de Abtdy van Elten gegeeven, was mede de Tol op den' Tsfel, doorgaans de Kater- of Koter - Tol genaamd, waarvan in den Brief van Keizer otto gewag gemaakt wordt. Deeze fchynt vóór den jaare 1241 door de Abtdisfe, onder anderen , aan een' zekeren Padder rudolph in Erfpacht gegeeven, maar, by gebrek van goede betaaling, wederom aan de Abtdy vervallen te zyn (§); waarna de Abtdisfe adelheyd of aelheidis, in den jaare 1241, deezen Tol aan Schepenen en Raad der Stad Deventer in eeuwige Erfpacht heeft overgegeeven, voor 20 Ponden 10 Schellingen Deventcrfche Munt aan het Konvent, en 7 Schellingen Deventcrfche Penningen aan (*) Oudheden, tweede Deel, pag, 273. (f) Ibid. paj. 275. Qy a, m atth. Anal. Tom, VI. pag. 60 en 61.  en kleefsche oudheden. 363 aan de Abtdisfe, jaarlyks op St. Martyns-dag te betaalen. Daar van vindt men in de Aften der Stad Deventer het volgende aangetekend: „Anno 1241. Abdisfe Aelheyt, Dekeninne „ Heylwich, is defen Cater- Tol in euwigen Erf„ pacht gedaen aan Schepen ende Raedt van „ Deventer, jaerlicx om 921 Gulden vol ge« „ wicht, na dat dezelve door quade betalinge „ eens Ridders Rudolph aan de Abdye was ver„ vallen". Hier van werdt niet alleen door de Abtdisfe aan de Stad Deventer eenen verzegelden Brief verleend, gedagtekend den 1 May des jaars 1241 (*); maar de Abtdisfe fchreef ook op den zelfden dag een' Brief aan den Bisfchop van Utrecht, met verzoek om die van Deventer in 't bezit van deezen Tol te willen ftellen. In tegendeel gaven de afgezondenen van de Stad Deventer aan het Sticht van Utrecht mede een bezegelden Brief over, tot verbindtenis om de beloofde Penningen op te brengen. Over deezen Tol is op verfcheide tyden, niet die van Arnliem, Harderwyk , Naar den, Amersfoort, Kampen, Zwolle, enz. verfchil geweest, waar mede de Abtdisfe van Elten fomtyds gemoeid werdc, om hetzelve by te leggen (f). In den jaare 1337 ontftondt 'er desgelyks verfchil, tusfchen de Abtdisfe van Elten en de Stad Deventer, over de Waardye van de Erfpachtspenningen; 't welk aan hendrik, Proobst van Etn- (*) a MATTfi. Anal. Tom. VI pag. 61. c. dumbar, Befchr. vm Deventer, I. Deel, psg. 466, &c. (|J Uil. pag. 62. schrassert, 13e'rchr. van Harderwylt, I. Deel, pag. 218.  364 kabinet van nederlandsche Emmerik, en ude van mekeren, Rechter van den Graave van Gelre in de Velmve gefteld, en, volgens eenen verzegelden Brief, in het volgende jaar 1338 bygelegd werdt (*). Eindelyk kwam men overeen , dat de geheele Pacht voortaan met 91f Gouden Overlandfche Keurvorftelyke Rhynfche Guldens betaald zou worden. In den jaare 1467 heeft de Stad Deventer aan het Klooster van Elten, op deezen Tol, 700 Rhynfche Guldens opgefchoten, met belofte van jaarlyks 35 Rhynfche Guldens temogen korten; doch eenige jaaren daarna is deeze fchuld wederom afgelost en betaald. Na dat deeze Erfpacht tot in ' t laatst van de zestiende Eeuwe, jaarlyks, met 91 f Guldens betaald was, is dezelve federt tot 320 Guldens 5 Stuivers verhoogd; gelyk dezelve nog jaarlyks voldaan wordt (f). Van de Abtdy van Elten, benevens haare Kerk en verdere Gebouwen, wordt ons door rademaker, in de 29411e Prentverbeelding, eene zeer naauwkeurige Afbeelding vertoond, gelyk dezelve zich thans nog bevindt; behalven alleen, dat het achterfte gedeelte van de Kerk, of het geruïneerde Choor, geheel weggebroken, en daar door de akelige vertooning deezer rampen der geheugenis onttrokken is. Alyoorens wy van Elten affcheiden, moeten wy hier nog aantekenen, dat, by gelegenheid van het Verdrag, 't welk tusfchen het Sticht of de Abtdy van Elten, met bal de rik, Graave C*) g. dumbar, Befchr, van Deventer, I. Deel, pag. 46 8 en 469. Cf) Ibid. pag. 46^.  en kleefsche oudheden. 365 ve van Kleef, en deszelfs Gemaalinne adela, Dochter van wichman, Graave van Zutphen, in den jaare 996 door Keizer otto den derden te Nymegen bygelegdis, balderik en adela bewogen werden, van mede, gelyk hun Vader, eene Geestelyke Gedachtenis na te laaten; ten welken einde zy, in den jaare 1002, met bewilliging van herebertus, Aarts-Bisfchop van Keulen, in het Dorp Zepfflich, ter eere van St. Martyn , een Collegie van Kanonniken gefticht hebben, volgens het getuigenis van dit oude Latynfche Vaersje: Zeflicenfe, Comes Balderkus & Adela Tcmplum Condunt, Herbertus, quod tibi Christi donat» Dit Collegie is in vervolg van tyd, hoe langer hoe meer, met Tienden, Visfcheryen en Collatiën wel begiftigd; doch eindelyk, met bewilliging van Paus eugenius, in den jaare 1436, door Hertog adolph den eerjicn naar Kranen* burg overgebragt. Balderik en adela naderhand overleden zynde, zyn wel in de Kerk te Zepfflich, door hun gefticht, begraven; doch in den jaare 143 6, by gelegenheid van het verplaatfen der Kanonniken, mede naar Kranenburg gevoerd, en aldaar wederom begraven. De Lands-Vorften zyn Advokaaten der Kerk van Zepfflich, en hebben aldaar de Collatie van alle de openvallende Beneficiën. Dit alles volgens het getrouwe Verhaal van den kundigen Rechtsgeleerden egbert hop (*). het C*) Befchr. voa Cleef, pag, 109.  %66 kabinet van nederlandsche HET DORP OUD SE VENTER, in 't land van kleef. Seventer , zeventer, sevenaer , zevenaar, of hoedanig die woord anderszins gefpeld en gefchreeven wordt, is de naam van twee Plaatfen, de eene een Dorp , en de andere een klein Steedje, beide in deeze Gewesten gelegen. Volgens den meergemelden Geleerden EGbert hop (*), zou deeze naam ontleend zyn, of van zeven Koorn- Jaren of Air en, van wegens de vruchtbaarheid deezes Gewests; of van wegens eene zekere Reliquie van zeven hairen van de Maagd Maria, welke in een van de beide Kerken deezer Plaatfe bewaard zouden zyn ^geworden. Volgens de fchikking der Kunst-Tafereelen van rademaker, wordt ons in de 295^ Afbeelding vertoond, een zeer fraai Gezicht van Oud Seventer, van vooren tegen den Toren aan te zien; zynde een zeer oud en ftevig Gebouw; doch de Kerk geheel vervallen. H. VAN (*) Befchr. von Cleef, pag, 63,  J -Ei TEJln KR G   en kleefsche oudheden» 3Ó7 H. van heusden zegt (*), dat dit Dorp, in eenen Brief van Hertog reinoud van den jaare 1313, Zevenere genoemd werdt; maar tegenwoordig Alt Zevenaar, 't welk; zoo veel is als Oud Sevenaar. Dit Dorp rekent hy in de Opper-Betuwe te liggen, en zegt, dat de Kerk deezer Plaatfe tot eene Parochie- of Moederkerk gefticht, en aan St. Martyn toegewyd is. Ondertasfchen behoort dezelve thans onder het 'Gebied van Kleef, en wel onder de Stad Emmerik (f); ftaande de Pastory tegenwoordig ter benoeming van den Koning van Pruisfen. HET STEEDJE NIEUW SEVENTER, in 't land van kleef. Nieuw-seventer is geen Dorp, maar een Steedje, en wordt voor een der Onder-Steden van Emmerik gerekend (§). Hetzelve is in het Gebied van de Lymers gelegen, en behoort onder het Hertogdom van Kleef (**). Van dit Steedje wordt ons in de 2g6Re Afbeelding een zeer fraai Gezicht vertoond, gelyk hetzelve zich (*) Oudheden, tweede Deel, pag. 454., (t) Ibid. pag. 445. (§) egb. hop, Befchr. von Cleef, pag. 63. ("*) 11. van heus dek, Oudheden, tweede Deel, pag. 454.  368 kabinet van nederlandsche zich in den jaare 1640 naar 't leven opdeedt, en door rademaker in 't Koper gebragt is. De Parochie- Kerk, welke zich hier vry groot en aanzienlyk opdoet, was met een'fraaijen Toren verfierd, aan St. Andries toegewyd, en van binnen met zes Altaaren voorzien; ftaande de begeeving van den Pastoor , volgens een oud gebruik, ter verkiezing van de Burgery, 't welk door den Koning van Pruis/en bevestigd is. Doch deeze Kerk is niet meer in wezen, zynde vóór eenige jaaren door de vlammen verteerd. In dezelve zou de zoo genaamde Reliquie van de zeven hairen der Maagd Maria eertyds bewaard zyn geworden, waarvan deeze Plaats mogelyk den naam ontfangen_ heeft. Nieuw seventer is eertyds Geldersch geweest; maar, geduurende den Gelderfchen Oorlog door Hertog eduard tegen zynen Broeder reinoud, voor 5800 Oude Schilden aan Graaf engelbert van der mark verpand, doch door Hertog willem in den jaare 1382 wederom gelost; tot dat Hertog reinoud dezelve in den jaare 1406 wederom voor 10000 Oude Schilden aan Graaf adolph van der mark verpand heeft; als wanneer dezelve deeze Plaats veel verbeterd en een fraai Kasteel daarin gebouwd heeft. Hertog j o h a nmes de tweede heeft dezelve in den jaare 1487 met Stads Gerechtigheid, vrye Wyn - Accynfen, en vryheid van den Tol te Huis/en begiftigd; en betreffende de Bier-Accyns , dezelve heeft dit Steedje voor 50 Oude Schilden ïn Erfpacht. h e t   spó' Gennep ■' x**~**^-'fc Nieuw Seventer é?7 ^.  en kleefsche oudheden. 369 HET STEED JE GENNEP, in 'r land van kleef. , Volgens de fchikking der Prentverbeeldingen van rademaker komen ons hier onder No. 297 en 298 voor, twee zeer fraaije Gezichten van het Steedje Gennep, gelegen in 't Hertogdom Kleef, aan de Niersjlroom, tusfchen de Steden Grave en Venlo, by de Maas, ten deele nog, op de oude wyze, met Storm - Torens verfterkt. Men wil, volgens egbert hop (*), dat Gennep van een zeker Geflacht deezes naams, 'c welk hetzelve bezeeten , of mogelyk gefticht heeft, deezen naam ontfangen hebbe. Dit was van ouds eene Heerlykheid, en, volgens de Gelderfche Gefchiedenis - Schryvers, een Leen van Gelderland, 't welk naderhand aan de Heeren van Brederode heeft toebehoord. Deeze, fterk van Familie zynde, hebben in den jaare 1413 eene onderlinge Verdeeling tusfchen Broeders en Zusters gemaakt; naamlyk tusfchen jan, walraven, willem en margaretha van brederode, getrouwd met jan, Heere van (*) Pag. 41, &c. VIII. deel. Aa  37° kabinet van nederlandsche van Hinszberg en Loon; volgens welke marga* retiia. voor haar deel de helfc van Gennep en Leeuwenburg verkreegen heeft, op voorwaarde, dat jan van hinszberg en deszelfs Gemaalin het Slot Lovejlein, binnen Gennep door hen gebouwd, binnen 't jaar zouden flegten, behalven alleen den Toren, op welken een Windmolen ftondt: ook deeze Heerlykheid niet buiten kennis van hunne naaste Bloedvrienden vervreemden; en dat zy malkander voorts onderling by 'r bezit van de toegedeelde Goederen befchermen zouden. Deeze jan, Heer van Hinszberg, en de Echtgenoot van Vrouwe margaretha, dus Heer van Gennep zynde, kantte zich tegen Hertog adolph van kleef, en onderfteundeHertog willem van den berg, met wien adolph in oorlog was ; waarop een Veldflag in Klevcr}iam'volgde, by welken adolph van kleef de overwinning behaalde: ook, onder anderen, Heer jan van hinszberg gevangen kreeg, welke voor zyn Rantzoen 10400 Oude Schilden moest belooven te betaalen: maar nademaal hy geen geld hadt, gaf hy daar voor de helft van Gennep, met alle derzei vér Gerechtigheid, over, en werdt in den jaare 1426" op dien voet ontflagen. De overige helft behoorde in eigendom aan de twee Gebroeders, gysbert, Proobst te Utrecht, en reinoud van brederode, ■welke hun Recht, by wyze van Koop, in den jaare 1441 voor zeventigduizend Guldens aan Hertog adolph afftonden en overdroegen. Hier door is deeze gantfche Heerlykheid aan 't Land van Kleef gekomen , en tot op den huidigen dag gebleeven.'. De  en kleefsche oudheden. 371 De Gelderfchen geeven voor, dat Gennep voormaals een Leen van Gelderland geweest is, nademaal het in dat Gewest ligt ingefloten ; daar by voegende, dat Hertog reinoud zich zeer beklaagd zou hebben, dat jan van hinszberg het als vry Allodiaal Goed gebruikte, zonder, naar 'c voorbeeld zyner Voorzaaten, het Leen te verheffen. Toen nu Hertog retnoud, in den jaare 1437, adolph van kleef tot de Leen verheffing noodigde, eischte deeze, dat de Gelderfchen eerst bewyzen moesten, dat deeze Heerlykheid voormaals altyd Leenroerig geweest was; maar aangezien het aan de noodige bewyzen ontbrak, heeft men het'daar by moeten laaten berusten. In den jaare 1599 heeft de Graaf van der lippe, Bevelhebber der Troupen van den Westphaalfchen Kreits, de Stad en het Slot van Gennep, in den naam van het Ryk, veroverd; en in de jaaren 1602 en 1614 werden dezelve door Prins maurits, ten voordeele van de Heeren Staaten, vermeesterd. De Vesting worde het Gcnneper-Huis genoemd, liggende niet verre van de Stad, ter plaatfe waar de Niers zich in de Maas ontlast, zynde zeer fterk, en werdt in den jaare 1641 door de Troupen van den Staat, op de Spanjaarden, met accoord, veroverd (*). Doch naderhand is het een en ander, by Verdrag, aan Brandenburg ingeruimd, en wordt uit dien hoofde, federt dien tyd, by den Koning van Pruisfen bezeeten. (*) abr, saur's Statte Buch, pag. 586. Aa 2 het  372 kabinet van ne d e re a n d sc he HET HUIS TE MIDDELAAR. Het Huis Te Middelaar, welks Afbeelding ons hier onder No. 299 voorkomt, door kademaker naar 't leven getekend, is eene aloude en ouderwetfche Sterkte, gelegen m t Quartier van Nymegen onder Gelderland, niet verre van Gennep , by de Rivier de Maas. Deeze Sterkte fchynt in den jaare 1388 zekeren Edelman arnoud van hoemen toebehoord te hebben: want deeze zich by de Brabanders gevoegd, tegen de Gelderfchen verklaard, en deezen veel kwaads gedaan hebbende, trok Hertog willem van gelder uit Nymegen , en maakte zich meester van de Sterktens van van hoemen, naamlyk van Hoemen, Middelaar, Maurik en /Jmerfoy, ja hy kreeg zelfs den overgeloopenen arnoud gevangen; doch door tusfehenkomst van Vrienden werden zy daarna wederom verzoend (*). In den jaare 1418 heeft Hertog reinoud van gelder het Huis te Middelaar, benevens het Rykswoud, aan adolph van kleef voor eene zekere fomma Gelds verpand (f). In (*) j. smetius, Befchr. van Nymegen, pag. 93(f) joh. u nip pk nb. Hifi- Bed, Gelr., pag. 118.  ,1 Jljtkniakv- fettt- ■ DeStadt Gennep Z$£_ y^^-^it- ^ HirJS & Middelaar    I s I p< I c i j O !  en kleefsche oudheden. 373 In den jaare 1529 heeft Hertog karel van gelder, terwyl hy met die van Nymegen overhoop lag, zyn verblyf op Middelaar genomen, en zich van daar als Vyand tegen de Stad verklaard ; welk verfchil echter daarna wederom is bygelegd (*). HET KLOOSTER van S t. AAGT. fjet aloude Klooster, 't welk ons in de 300^2 deezer Prentverbeeldingen van rade m a k e r naar 't leven vertoond wordt, in de gedaante, zo als hetzelve zich vóór byna twee Eeuwen, naamlyk in den jaare 1620, bevondt, is gelegen in 't Land van Kuik. tusfchen de Steden, Gennep en Grave, aan de Rivier de Maas, en draagt den naam van St. Jagt, waarfchynJyk om dat het aan deeze gewaande Heilige was opgedragen, en tot derzelver eere ingewyd. Hier mede zullen wy de laatfte Lade van die Kabinet, en te gelyk van het gebeele Werk (*) j. smetius, pag. lil. Aa 3  374 kabinet van ne d e r l an d s c h e, enz. Werk fluiten, met den hartelyken wensch , dat de Leezers, in het befchouwen en leezen van hetzelve, zoo veel genoegen mogen vinden, als wy het met vermaak befchreeven hebben; waar uit alsdan zal blyken, dat wy onzen arbeid en tyd daaraan niet te vergeefs hefteed hebben. einde van het agtste en laatste deel. BLAD-  BLADWYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKE N. A. J$agt (Klooster van St.), waar gelegen . bl. 374 1 ■ naams- oorfprong . ibid. ylbbatia Infulce B. Maria. Zie Marienwaart. jtrnhem (de Stad) , naams oorfprong . 165 —-—————■"* is zeer oud. i6(5 ' waar gele¬ gen . . ibid. ■ was eertyds 4e Refidentieplaats der Graaven en Hertogen van Gelderland, en alsnog liet opperfte Hof, benevens de Leen en Rekenkamer van die Provincie . . 167 ■ heeft - vyf Poorten, waarvan de St. jans - Poort de kostelykfte en aanzienlykfle is . . ibid. - Steenen Rondeel aldaar *68 ■ heeft binnen haare muuren eene zeer gezonde lucht . . ibid. ■ 11 vermaaklyk Bosch aldaar geheel uitgeroeid ibid. 1 hooge Zandberg aan den kant van de Vetuwe ibid. Arnhem, StadsGebouwen bl.169 - »amnerkelyk Glasvenfter in de St, Martinus-Kerk aldaar . . 171 - Kloosters binnen de Stad . . 178 ■——— Gasthuizen van St.Pie- - ter, St. Nicolaas en St. Ca. tharina , 1S1 1 ■ Pesthuis . 182 ——— Kloosters buiten en onder het gebied der Stad 183 ■ rampen des Oorlogs door deeze Stad ondergaan 187 11 oproerige ceweegingen in de jaaren 1747 en 1748 aldaar voorgevallen 188 ■ opfchudding des jaars 1783 aldaar, 'ny gelegenheid van een by de Wetheuderfchap, door verkoop, afgeitean Kerkhof aan den Jood METER . 195 ■' plundering en baldaa- digheden, door de Krygslieden in den Jaare 1787 aldaar gepleegd . . 222 " geleerde Mannen aldaar gebooren . S2f» n Regeering en getal der Huizen . . ibid. Aa 4 B,  KLAD W Y Z E * R. B. 33 erg (Kleeffche), door wien dus gèrjoemd bl. 310 . uitmuntend gezicht aldaar . 311 Berg (StacsJ te Kleef, Bosch op denzelven behoort aan de Stad . . ibid. Beuzichem door joha» van kuilenburu verpand 129 Brienen, een Dorpje in 't Land va!1 Kleef, alwaar de Gereformeerden hunnen Godsdienst oefFenen . 317 Butkens (Christophor u s) geeft de jinnales de la Maifm de Lynden in 'c licht • • '59 . • wordt van kwaade trouw verdacht gehouden , doch door Profesfor bondam verdeedigd ibid. Buuren (de Stad), ook wel Bueren of Buiren genaamd, waar gelegen . 123 ■ was voormaals een Leen van den Graaf van Gelder . . 125 ■ —• heeft van ouds zyne eigene Heeren gehad, welke daarna tot Graaven verheven zyn . • 126 ■ Dorpen onder het Graaffchap beboorende 127 . Jaarmarkten aldaar ge¬ houden . ' . ibid. ■ Nonnen-Klooster eertyds aldaar geftaan hebbende ibid. ■ heeft door den Spaanfchen Oorlog en de overftroomirg der Franfchen in 1672 veel geiteden . 12Ü Buuren, getal der Huizen al" daar . ■ . bl. 128 ■ (Kasteel van), waar gelegen . 128 . was van ouds de Refidentie-Plaats der Heeren , naderhand Graaven van Buuren, en eindelyk van de Drosten ibid. _ - tyd van deszelfs Stichting onzeker ibid. in is niet al¬ leen fraai en wel gelegen, maar ook vry fterk 138 ■ ■ heeft in den Spaanfchen Oorlog veel geleeden . 139 . •• wordt door zekeren vogelenzang bemagtigd, en den Kastelein van 't Kasteel gevangen genomen ibid. -.- " - . — Drost, heeft, benevens drie Schouten , het opzicht oïer de Stad, het Kasteel en de 011devhoorige JJorpen 141 Bylant (Huis te), waar gelegen . . 320 1 tyd van deszelfs Stichting onzeker 321 ■ ■ 1 aan wien tocbe- hoorende , ibid. D. Deventer (de Stad) neemt de Koter - Tol op den Tsfel in eeuwige Erfpacht 362 Diamanten (V.alfche) omtrent Arnhem gevonden 187 Doorfnyding, uit de Linge in de H'aal, maakt de Thielerwaard tot een Eiland 152 Duur.  B L A D \y Y Z E R. Duur/lede (Kasteel te), deszelfs Stichter onbekend bl. ,110 - geen Romeinfchen oorfprong te hebben . ibid. ~ beftondt reeds vóór de Stichting der Stad tVyk , ibid. 1 ■ - was van ouds het eigendom der Graaven van Benthem ibid. ' ■ wordt door de Heeren van Abkoude van de Bisfchoppen van Utrecht te Leen gehouden in * deerlyke mishandeling der Heeren van Brederode op dit Slot na E. Elsken Heer Beerndts IVegsken by Kleef, waarom dus genoemd . 3)3 Elten (Neder-) , waar gelegen 349 —— dus genoemd, om zyne laage ftandpïaats 350 Elten {Hoog ), waar gelegen 351 1 — Abtdy en Klooster aldaar gefticht,en me*t den ■ ontfangst van den Tol op den Tsfel begiftigd ibid. . Emmerik (de Stad), waar gelegen . 328 1 ■ naamsüorfprong ibid. ■ is eene zeer oude Plaats. « 330 ■ 111 1 geeft zich aan de be- • fcherming van den Graaf van Gelder en Zutphen over 333 1 ' wordt met nieuwe Pri- < vilegiën, enz. begiftigd 334 Emmerik (de Stad) aan Kleef verpand . bl. 335 ■ is eertyds eene van "de Hanzee-Steüen geweest 336 ■ » wordt aan den Keurvorst van Brandenburg afgedaan, en van denzelven in bezit genomen . 339 1 - Infcriptie boven eene der Stads Poorten ibid. ■ Kerken ibid. " zonderling geval des Kosters van St. Aldegondis' Kerk aldaar . 345 1 Broederfchappen ibid. ' 1 ■■ Kloosters 346 ■ geleerde Mannen 348 G. Cj eider (Hertog a rn o u d van), zyne grootfpraak by de verovering van Buuren . t2q 1 wordt door zynen eenigen Zoon gevangen genomen , en op het Kasteel van Buuren zes jaaren in hechtenis gehouden ibid. " koddige befchryving van deeze Gefchiedenis 130 ■ de zelfde befchryving door klaas bruin 13 2 *" ,' nader bcfeheid daar¬ van . . 133 Gennep (het Steedje), waar gelegen . 369 • • 1 naams- oorfprong . ibid. 11 . 1. ■ behoort aan den Koning van Pruisfin . . 371 Gooiland wordt door de Abtdisfe van Elten aan den Aa s Graa.  BLADWYZLR. Graave van Holland opgedragen . bl- 355 Gronsfort (Slot), waar gelegen 239 I H. "Hemmen (Slotte), in den jaare 17 57 uit tien grond ■ nieuw opgebouwd 163 _ door aanhuwelykitig in 't Gedacht van Lynden gekomen . 'bid. , ( Heerlykheid ) was voormaals een vry Keizerlyk Leen . • ibid m heeft hooge, laage en middelbaare Jurisdictie _ p derzelver ligging ibid. Hendriksz (Dirk), een Burger van Arnhem , wordt door eenen hoop van agt of neaen Soldaaten, eenen Korporaal aan 't hoofd hebbende, met meer dan dertig wonden gegriefd, waaraan hy na verloop van weinige dagen overleedt 209 , bericht deswegens in het Weekblad de Post van den Neder- Rhyn 210 i Afkondiging van de Wethouderfchap van Arnhem daartegen gedaan 218 1 . Vonnis over het gemelde Weekblad, dat door Beuls handen verbrand wordt 219 H ierges (de Heer v a nj , Gouverneur van Gelderland, belegert de Stad en 't Kasteel van Buuren . 139 Hoen (Pi et er 't) maakt zich in de Nieuwspapieren als Schryver der Aanfpraak aan eene openlyk onrecht doende Regeering bekend bl. 220 Hoven (Johan van) was de laatfte Abt van het Klooster Marienwaart 120 L Irmgard, Graavinne van Zutphen, begiftigd de Domkerk van Keulen met het Collegie der Kanonniken te Rees, enz. • 323 K. K empis (Johannes a) Schryver eener Chronylc van St. Agnes-Berg 185 Kleef (Graaf adolph van) wordt gevangen binnen Rees gebragt; doch wederiim gedankt . 324 Kleef (Land van), Rivieren 291 „ —— vermaarde Bos- fchen . . 202 1 - oude Inwoo¬ ners lyden veel overlast ibid. . . verdeeling 293 Kleef (de Stad), naamsöorfprong . 290. 319 -— is de oudfte der zeven Hoofdfteden des Lands 294 — Slot aldaar . 295 — is met heerlyke Privilegiën begiftigd . . 297 — ligt op drie Bergen, in da gedaante van een klaverblad 298 —• is in vier Quartiercn afbedeeld . . ibid.' — Raadhuis bezienswaardig ibid. Kleef,  B L' A D W Y Z E R. Kleef, (de Siad) Kerken en Kloosters . bl. 299 "•— Gasthuizen, enz. 301 Sta"ds Waag of Middelpoort 302 gemeene Putten op de ftraaten . . ibid. "-— Markten . 303 "-— aart der Burgers en Inwooners, en aanmerkenswaardige Gefchiedenisfen ibid. •—* Plantaadjen rondom de Stad 3°4 ' Reefe-Put 306 Vreugdenberg, heerlyk uitzicht , . ibid. ~Dennenbosch 306' Juftitie-Plaats der Stad 310 Keurvorftelyke Diergaarde 312 — Haven der Stad 318 Kroonenburg (Slot van), eertyds by het Geflacht van Lynden of Lienden bezeten 162 L. Leerfum (het Dorp), waar gelegen . 340 — ' inkomften derPastory . 241 m ■ »■ getal der Huizen . ibid. Lindeboom (Kleeffche), een pronkjuweel van die Stad, is zeer oud .- 309 Lynden (Slot te) is niet meer in wezen . 158 » 1 waar gelegen geweest • 159 . ■■ ■— is van ouds zeer fterk geweest 160 „ r wordt door fredrik van zirik, Bisfchop van Utrecht, belei gerd en vermeesterd bl. 160 M. Ma, •ie,2 weert of Marienwaart (de Abtdy), waar gelegen . . 117 " » oorzaak van derzelver Stichting 118 ■ ' i. pronkte weleer met den grootfehen Tytel van ' Koninglyke Abtdy ibid. »■' ' haare Privilegiën, enz. . . 119 w wordt door Paus martinus de Regalia toegeftaan . ibid. rampen , deeze Abtdy overgekomen ibid. ■■ aanzienlykheid der oude Abten van dit Klooster 120 • - ■ deeze Abtdy door de Vorften in hunne befcherming genomen 121 ■' ■ opene Brief van maximiliaan, AartsHertog van Oostenryk, daaraan verleend . ibid. 1 ■■ betekenis van den naam deezer Abtdy 122 Middelaar i^Huistej, waar gelegen . . 372 ■ >" •• wordt aan Hertog adolf van kleef verpand . . ibid. Monniken der Abtdye Marienwaart leeyen zeer ongeregeld . . 120 N. Nymegen (de Stad), haare gedaante en liginng 256  BL.-ADWYZER. Nymegen (de Stad), pronkt met den grootfteti Tytel van 't Ryk van Nymegen bl. 257 —■ Ampten tot Nymegen behoorende . 258 . Heerlykheden en Rid- derlyks Huizen aldaar gelegen ibid. —- . - Forten tot Nymegen behoorende . 259 „ — naamsüorfprong der Siad . . 259 , haare Slichting onbe¬ kend • . 261 . Ryk van Nymegen , waar in beftaat 263 • — Werken en Sterktens der Stad . üó5 »i ■, ■ vergrootiiig derzeive 366 ■■ Heefel-Poort, haare Infcriptiën . 267 > de Stad heeft eenen ry^enden en daalenden grond , en ligt op veele heuvelen 268 — zypende Poelen en gemeene Putten ibid. . Kerken en andere Gees¬ telyke Gedichten 269 —« Waag en Raadhuis 270 " Wapen der Stad ibid. - "» geaartheid der Burgers ibid. ■ de Stad heeft van buiten en van verre een fraai gezicht . . 271 » ■ haare omliggende Landen zyn zeer vruchtbaar ibid. ■ ■ '■ zy wordt ten Noorden tan de PVaal befpoeld 272 ■ m ■ Parochie - Kerk, wan¬ neer gebouwd 273 nieuwe Kerk aldaar ibid. Nymegen (de Stad), Kloosters aldaar gefticht bl. 274 1 Kerktoren geraakt in "brand, waardoor zeven Klok« ken fmelten . 275 1 Kapelle op het oude Kerkhof gebouwd 276 1 Latynfche Sc\\oo\,wxa.~ neer volbouwd 277 » Jefuiten uit de Stad ge¬ bannen . • ibid. . verovering der Stad door Prins maurits 278 . overgave aan Ac Fran¬ fchen . . ibid. . Vreedehandeling aldaar gefloten . ibid. ——— onlusten en beroerten deeze Stad betreffende 279 Regeering aldaar 390 O c^ualburg , een Dorp in 't Land van Kleef 308 R. Rees (deStad), waar gelegen 322 . naamsöorfprong ibid. .. Klooster aldaar gefticht 323 ■ ■ ■ ■ wordt met een Muur ingelloten, en met Privilegiën begiftigd . ibid. » als. ook met de vryheid van de Tollen, enz. 325 . ondergaat van tyd tot tyd veele rampen 326 ■ vermaaklyke ligging langs den Rhyn, en v;rfterking 327 Rossum (Marten van;, Keizeriyk Veldheer 187 Ros-  BLA D WYZER. R o s S u m (M a r t e n v a n), zyn Huis aan de Markt te Arnhem, by hem getimmerd en bewoond, vertoont van buiten alsnog eenige Nikkers en Veldduiveien, enz. bl. 187 **' »zyne eenige Dochter , ftom gebooren, wordt de tong ontbonden; waar door haar federt de fpraak is bygebleeven ibid. Ro utc ens- (£>/•.), eén der Regenten, wordt, wegens oproer, te Nymegen onthoofd . 284 Rozendaal (Huis te) , waar gelegen . . 227 ■ > Befchryving van hetzelve . . 230 — 1 ■ Wandelwegen, Plantaadjen, enz. . 232 ■ zoo genaamde Ko* ningsberg en Lusthuis 233 Ryhkom (het Dorp), waar gelenen . . 235 *1 Oudheden, aldaar ge vonden . . 236 *"—~— Voorrechten, welke de Nonnen in het Klooster aldaar oudtyds genoten 237 • Bezittingen van dat Klooster, dat thans geheel verdelgd is 1 339 S. Schenk (Marten), Krygsöverfte , verdrinkt in de IVaal by Nymegen 277 Seventer (Nieuw) wordt voor ■ een der Onder-Steden van Emmerik gerekend 367 ■ 11 1 " " waar gelegen ibid. Seventer (Nipuw) behoorde eertyds tot Gelderland Dl. 368 ■11 ■ (Oud-), een Dorp, naamsöorfprong 3Ó6 " " waar gelegen 367 Spuy - Graaf (de) een zeker Water . 317 T. 1 Thiel (de Stad) , waar gelegen 144 is, naar fommiger vermoeden , de Hoofdftad des Graaffchaps van 'Leisterbansl geweest < . ibid. is eene der oudfte Steden van Gelderland ibid. naamsöorfprong 145 oudfte KeTk aldaar 146 Parochie-Kerk, wanneer gefticht . 147 — - het bewind over deeze Kerk ftondt eertyds aan de Priesters van de Duitfche Orden . '48 Bibliotheek aldaar gefticht 149 —~— Kloosters binnen die Stad 153 —— Zonderling Recht der Stad ï5ï heeft federt van ouds door vyanden , vuur en watersnood veel geleeden . 152 wordt door Hertog reinoud voor het grootfte gedeelte afgeorand, en van Muuren ontbloot ibid. —- door Keizer karel den vyfden aangetast, noodzaakt hem tot den aftogt 153 heeft in dentagtigharigen Spaanfchen Oorlog veel moeten  P L A D W Y Z E R. ten tyden; en vervolgens zich aan de zyde van den Staat begeeven bl. 153 Thiel wordt door de Franfchen van 1672 tot 1674 bezet 154 —.— Schanritooneel aldaar in 1787 door de allesvernielende plundering geopend ibid. korte Bcfthry ving der Stad 156 • aanwyzirg hoe de Vertier- kingen aldaar te verbeteren 157 getal der Huizen en Inge- zeetenen, en Regeering 158 Thielerwaard, Dorpen, welke daartoe gerekend worden V. Valburg (Joannes), Pander van het Hof van Utrecht, verzeld van eenen Hofbode, verfchynt in ffyk te Duurftede, 0111 aldaar drie crimineele Citatiën te doen 93 ui wordt door eenen Deurwaarder en twee Stads Boden in verzekering genomen , en in Stads Gyzeling overgebragt 94 l wordt gevom.isd, ontflagen, en op vrye voeten gefteld • • i°4 Valkhof (mi) binnen Nymegen 242 ■ in is groot, fterk en overoud . 243 »n wordt door Keizer karel den Grooten vernieuwd '. . 244 heeft van tyd tot tyd veel geleedqn 245 Valkhof (Het), Belvidere aldaar bl. 249 Gezang op de gezichten van hetzelve 250 mi » Befchryving van die Hof . . 251 ■» " ■* gelegenheid van 't zelve . . . 266 Vredefiein (het Huis) in Gel> der land . 115 W. Tf^lardenburg ( het Huis) , waar gelegen . 14* . is in alöude tyden een zeer uitneemend, groot en fterk Slot geweest ibid. Wolfswaart (het Huis), waar gelegen . 116 Wyk te Duurftede (de Stad), waar gelegen . 2 ■ . . in de agtfte Eeuwe van tie Noordfche Volken overftroomd 3 » heeft in den beginne haare eigene Heeren gehad . , ibid. » " ■ geraakt in de handen der Heeren van Gaasbeek . . 4 rooolph van diepholt met muuren omtrokken , en met Stads Privilegiën begiftigd . ibid. ——». - is in de middeneeuwen in eenen bloeijenden •ftaat geweest . 8 Over-Quartier van het Sticht van Utrecht . i°> ff'yk  BLADWYZER. Wyk te Duurftede, Dam, al daar in den Rhyn gelegd-, is het begin van den NederRfy» . bl. 16 1 onlusten aldaar voorgevallen ibid. " '" worden door de kracht der wapenen gede'npt . . 105 Z. Zwaanen-Toren te Kleef, Infcriptie . 295 Zwaard, waar mede de Graaven van egmond en van h 0 o r n e , ten tyde van den Hertog van alba, te Erusfel onthoofd zyn, wordt nog tot eene gedachtenis te Nymegen bewaard 27q B E-  BERIGT voorden BINDER. Plaat 262 tot 26% . . over Bladz. 115 264 — 265 . . iió 266 — 267 . . i2<5 268 — 269 \ ( I4o 270 — 271J ■ 272 —- 273 . ■ —— —1— 144- 274 — 275 • • —— l63 2.76 — 277 . . 165 278 — 279 . . 235 280 — 281I > 242. 282 — 283 ƒ 284 —285 • • 256 286 — 287 . . 320 288 — 289 . . 328 290 — 291 . . 339 «92 — 293 . . 349 • 294 — 295 . . •— 366 296 — 297 . . 369 298 — 299 . . — 372 3°° 373