1122  /Ut VERZAMELING VA N STUKKEN, betreffende het gedrag der CURATEUREN van UOLLAND'S UNIVERSITEIT k , '.:. .... v ., T ^ i /|- 29. December 1796. . omme Mr. j. luzac dadelijk te herftellen, ten minften zijne Grieven nader te onderzoeken. . . 134—139, No. X. a. Extract uit de Decreeten van het Pro». vinciaal - Bejluur, 4. January 1797. inhoudende Misjive van Curateuren, met weigering om aan het Decreet van 09. December 1796. te voldoen en nader Decreet, ten einde hen als nog te injungeeren om te voldoen. 139—145» No. X. b. Uittreksel vit de letdsche mederduitsche courant van ig. Jan. 1797. inhoudende provocatie, met belofte . , van Premie , om de voorgevens bij opgem. Misfive vervat, en die aan» getoond worden valseh en onwaaragl tig te zijn, te bewijzen. . . 145—155. t3 No.XI.a.  Vi L ij s t der STUKKEN No. XI. a. Request van Mr. j. luzac aan 't Provinciaal-Committé, 16. Januaryi797. betreklijk tot de weigering en dilaijen van Curateuren, ten fine daarvan een einde te maaken. ; Pag. 155—158. No. XI. b. Missive van Curateuren aan 't zelve Committé, 30. January 1797. waarbij zij, op de reeds bij 't Beftuur afgekeurde en verworpen gronden , nogmaals weigeren aan 't Decreet te voldoen. . . 158. 159. No.XI.e» Extract uit de Decreeten van het Provinciaal-Bejluur, 6. Febr. 1797. inhoudende autorifatie op 't Provinciaal • Committé , om van Mr. j. luzac zijne Defenfie té requireeren. .... 159—161. No. XI. d. Aanschrijving van 't Departement van Algemeen Welzijn, 13. Febr. 1797» overeenkomftig laatstgem. Decreet. 161. 162. No. XII. Memorie van Mr. johan luzac aan het Provinciaal • Committé, 27. Fe* bruary 1797. inhoudende deszelfs Defenfie, ter voldoening aan 't Decreet van 29. December 1790» • • • io"3—240. No. XIII. a. Consideratien en advis van 'tProvinciaal- Committé, ter voldoening aan evengem. Decreet, 7» Maart 1797tot volkomen herftel en fchadeloos.ftelling van Mr. j. luzac. 241—270". No. XIII. b.  in deze .verzameling b-egreepen. vu No. XIII. b. Extract &tt de Decreeten van 't Pré( vineiaal -■Bejluur'', Icw'Mfiart 1797. omme ve-erfz.- ConfideratiSn en de ..MemAtie van Mr. j. Lüzac t6:doen • drukken. . . 11 ., . ipag.270. No. XIV*. a. Extkact Uit de Decreeten van het Provinciaal. Bejluur van Holland, 11. Maart 1797. inhoudende bepaaling van een dag tot afdoening . lequifïtie van zeker Bewijs aan de zijdevan Mr. j. lüzac. . . . . 277. 278. No. XIV. b. Extract als voren, 16. Maait 1797. inhoudende Misjive van, Mr. j. lu- ' ' • zac, betreklijk tot voorfz.. requifitie, 15. Maart 1797. . . 279—282.' Jtfotarieèl-Extra® van 't zelve Bewijs. 282. i'Nadere'. Rèfoluüe tdt opening/van t'i Origineel, door de Perfoneele Commisfie. . .. . . • 283. 284. 6 . „. m | .,i siq'V) mum No. XV. Na^eb, 4.0-yis yan d. van a^en, henbrz,, 20. Maart 4797. tot approbatie .van 't Advïs- van. *t Committé en volkomen herftel met indemnifatie van Mr. jT luzac 284—289. 1»» «W IV ' SS ft» toxbt) [ .ÜVX.U<4 No. XVI. Extract uit de Decreeten van het Pro.j vinciaal - Bejluur van Holland , 20. Maart. 1797» tot volkomen herftel van Mr. j. luzac., even of hij nimmer van zijne Profesficn was ontzet. . 289—201. >5J • ' 1 I . - -i t 4 No. XVII. a.  *m L ij s t dit stokken No.XVII.A.ExTïAcr^ia'ï'de Deereem~win het I 1 [vwn/ewdj Provinciaal '- T&fiuw tan Holland, 24. Maart 1797/ 9! inhoudende Misjive vaa.Curateu- . jen, in datoa3. Maart, met verklaring- " dat zij', als Republikeinenr - „ aan 't evengem. Decreet -niet „ kunnen gehoorzaamen , Pag. 292—294. voor.ts Resolutie , met daarop gevolgde benoeming van eeaq nieu-we. ^ommisfie, óm de zaak nader te examineeren, en inmiddels fttrthéance. .... 294. •I j<: 1 j"*i>rM .ör •""'"ito wcth' No-XVII.b. Extract als voren, 3. April 1797. houdende fuppletje van "den Burger Nolet in vóórfz. nieuwe 'Commisfie". . . . . 295. No.XVII.c. Riquestyan Mr. j. luzac aan 't [ vernieuwd ] Provinciaal - Bejluur , 4, April 1797. omme Copie ten zijnen koste van voorfz. Misfive van Curaicuicn, in gevolge van welke hij tn zijn wettig herkreegen recht was gefurcheerd. ' " . . • • 295—299. No.XVII. d. Extract uit de Decreeten van het [ vernieuwd ] Provinciaal - Bejluur ; waarbij voorfz. verzoek wordt geweesen van de hand. . . 299. No.XVIII.a.Extract als voren, 13. Mey 1797. inhoudende Misjive van Curateuren» waar bij zij te kennen gee- ▼en  in deze verzameling hegreepeni xt ven, dat ze inmiddels , en hangende de furchéance, niet het doen inaugureeren van hun nieuwberoepen Hoog - leeraer zullen voortgaan. . , Pag. 300» 30** •voorts Refolutie, waarbij dit wordt aangenomen voor Notificatie, onder mits. . . . 302. No. XVIII. e. Extract als voren, 8. Juny 1797inhoudende Notificatie, dat de Inauguratie door de onpasfelijkheii van den Beroepene niet was voortgegaan. . . 302.' No. XIX. M issive van Curateuren aan ReBor en Senaat, 6. September 1796. inhoudende verklaaring en bedreiging , in geval van verdere ftappen ten voordeele van Mr. jo-' tUN luzac. . . 303.304. f 5  «wwhi atfri csv trs.- ai.-j^usnl' Aantncrklijkflc Drukfeilen. VmheAcH pag. xxx. in de Noot: Lees : Vergelijk Art. xrr. der Rechten van den Mensch, zto even aangehaald. Pag. 240. in de Ondertekening, in plaats vani787.1eesi707. Pag. 284. boven aan No. xv. in plaats van 22. Maart 1797. Ieej 20. Maart 1797.  VOORBERICHT. AAN MIJNE RECHT- en WAARHEIDLIEVENDE MEDE-BURGERS. JBedroog ik mij hiet, wanneer ik, nu ruim eeii half-jaar geleden , mijnen Socrates als Burger befchouwd bijzonderlijk toewijdde aan hen, die onder mijne Landgenooten op eene deugdzame wijze Vaderland-lievend zijn; wierd mijne verwagting volkomen beantwoord door de wijze iW aarop zij mijn Werk jen ontfngen; gaven verfcheidetkn van hen, die ik zelfs V genoegen niet had per* /oonlïjk ie kennen , mij daarvan de ongevergde. blijken ; hechtten geachte Beoordeelaars der uitkomende Schriften het zegel hunner beöordeeling aan de algemeene goedkeuring; zag ik daarentegen hen, die Vaderlands -liefde wel in den mond, maar Deugd in V hart niet hebben, V zelfde Boekjen, met ter zij de-legging > met flilzwijgen, of met bekladden, die behandeling aandoen, welke ik reeds bij mijn Voorbericht voorfpeld had; was zelfs Soeraces als Burger befchouwd > in de oogen * van  ii VOORBERICHT. van èênen Rapporteur ter Vergadering van "t Provinciaal-Beftuur (*),niet min dan in die van de alhier te Lande aauweezige vier Curateuren Q) der Ho{landJche Univerfiteit, van zulk eenen gevaarlijken en verder/felijken aart, dat eeiten Leeraer, die zoo dagt, zoo /prak , zoo fchreef, zonder aarzelen het Leeraers-Ampt dadelijk ontzegd moest worden,; i— gebeurde, in een woord, ten opzigte van die uitgegevene en vertaalde Redevoering allis , wat ik bevorens mij had voorgefteld; — het is mij insgelijks niet moeilijk te gisfen, wat de uifwerkfels zijn zullen van de jegenswoordige Uitgave der Scukken, betreffende het gedrag der voorn. Curateuren in alles, wat ik van hen en hunne Medefi ander s, tot op den huldigen dag-, ondervonden hebbe. Verbaazing , aan de eene zijde, over de mogelijkheid van V openlijkst misbruik van magt, >— van eene zelfs niet verbloemde cverheerfching, in eenen tijd wanneer Vrijheid en Gelijkheid tot grondbeginfels van 't algemeen Bewind zijn afgekondigd; verontwaardiging ever de dadelijkheid van dat misbruik, zelve, over de geduurzaamheidder onderdrukking, over de floutheid, waarmede zij, tot verguizing der hoogde Magt van den Lande, /leeds is flaandegehouden; eindelijk (*) Zie het Stuk No. VIII. pag. 128. 129. (t) Zi« het Stuk No. X. a. pag. 144.  VOORBER IC II T, rai lijk een gemengd gevoel van verwondering en fmertelijke aandoening over het gelukken van een bedrijf', waarin alle ontzag voor 't oordeel van Tijdgenooten en Nakomelingfchap, op eene tot nu toe voorbeeldelooze wijze, is ter zijde gefield: —-Aan den anderen kant Maar dit gedeelte mij¬ ner voorwetenfehap zal ik liever agter wege laten : Zij, die de waaragtige begin/éls doorgrondden, welker leiding men in deze /leeds voortduurende mishandeling ten mijnen opzigte gevolgd heeft; — zij , die hen kennen , welken in /laat zijn zulke beginfels te koesteren en tot daadlijk.heid te brengen; — zij, die zig de moeite wel zullen willen geven deze Stukken te kezen, zullen mij ligt ontflaan van de fm er telijke taak , om-hen dat laat/ie gedeelte miju's voorgcvoels open te leggen. In de daad, het is niet dan fchooryoetende , Jat ik tot deze Uitgave kome. Een ieder, die weet waarin het waar geluk beflaa, en geleerd heeft, V zelve op prijs te /lellen , gevoelt ook ligtelijk, dat iemand, die zijne, eigene rust bemint, en tevens een afkeer heeft om anderen eenige onaangenaamheid te doen ondervinden, niet ligtelijk op den voorgrond treedt, om zig , in V aanzien van V algemeen, ten ftrijdperk te begeven , en zijne Tegenpartijen, zoo openlijk als hij aangevallen is, weder keer ige /lagen- toe te brengen : Noodweer alleen , plicht van zelfs - verdediging , inzonderheid ter handhaving zijner gefchondene eer , kan * s hem  n VOOIBERIC ÏI T. hem daartoe brengen. En dit is *f geval, waarin ik mij bevinde. — Zedert een geruimen tijd, uit hoofde 'mijner voljlandige verkleefdheid aan die grondbeginfels, die de zuilen zijn der mcnschlijke Zamenleeving, en zonder -welken geen orde of veiligheid, evenmin als de waare Vrijheid, in eenen Staat op den duur befiaan kunnen, het voorwerp geworden van den fnoodfien laster, en mondeling en fchriftelijk verbreid, liet ik ft eeds mijne rechtvaerdiging aan tijd en gebeurtenisfen over : En, toen die gebeurtenisfen, immers ten grooten deele , mij gerechtvaerdigd hadden , en mijne Lasteraers moesten befchaamen en doen verfïommen, vergenoegde ik niet te min mij met een diep ftilzwijgen , zonder hen immer hunne verkeerdheden , noch viondeling, noch fchriftelijk, onder V oog te brengen. Zag ik hen, die openlijke Voor ftanders van V moord-dadig Franfche Schrikbewind, en van alle die ontmenschte gruwelen van 't Jacobynendom geweest waren , door de omfiandigheden tot openbaar gezag verheven, ik fchreef mij ten ftrengen regel voor, in hen het tegenwoordige en niet het voorledene te befchouwen. Te midden in ds fchokken mij u's Vaderlands, was het getrouw volbrengenyan mijnen Burger-plicht mijne eenige begeerte , mijn eenig doel: En niets had ik liever gewenscht dan dit ftilzwijgen fteeds te mogen bei waaren, — Doch dit door mij zoo zeer verlangd lot fchijnt mij niet te hebben mogeh gebeuren. ~ Eens ■  VOORBERICHT. v Eensklaps ( door wiens toedoen almeest, zal ik voor als nog niet ontwikkelen) —- eensklaps verraderlijk overvallen, van V bewind mijns eigen* doms feitelijk ontzet, in mijne publij cqne betrekkingen wederrechtelijk aangerand, beroofd, gehoond, gefchonden; overvallen, zeg ik,s door hen , die wel-eer mijne openbaar e Laster aers in Weerlooste Schand - fchrij"ten geweest waren, en'zig nu van hunne pttblijcque Posten bedienden, om inzonderheid die gevoelens tegens mij te doen gelden, die zij, uit verbolgenheid en wraakzugt, zoo fchandelijk aan den dag leiden, toen ik in den jaar e 1794. alle pogingen ter beroering van 's Lands Univerfiteit weêrjiovd en daarin, ?net medehulp mijner geachte Amptgenoot en , gelukkigljk flaagde ; —» op die wijze overvallen en aangerand, behield ik nogthdns het ftilzwijgen : En , mij vergenoegende her/lel van den mij aangedaanen hoon bij de .hoogst - geconflititeerde Magt van den Lande te zoeken , zoo dra ik in de gelegenheid was zulks met eenige hoop van voldoening te ondernemen^ zoude ik dat ftilzwijgen, .verder behouden hebben, tot den tijd toe wanneer-, bij eindelijken uit(lag (*) mijner pogingen , ik verzekerd ware bij niemand, dan voor de Rechtbank der Tijdgenoe- ten (*) Het was met dit voorneemen, om tot den tijd* toe, wanneer toij- allé anders voldoening-ontzegd «h afgefóedets  «\ V O O R B E R I G H T. ten en'. Nakomelingfchap , reeht te zullen erlangen. Curateuren alleen, (immers één van hen,) hebben goedgevonden dit ftilzwijgen verders voor mij. ondoenlijk te maaken; en, even of het niet genoeg ware , dat de Schand- bladen, die der Regeeringloosheid toegedaan zijn , mij door het toedichten van gevoelens, die nimmer de mijnen geweest zijn, mij met hun zwadder bekladden; een zwadder, ''tgeen bij alle eerlijke lieden in zijne waarde ligt e lijk erkend wordt (*) moest -^«•-.aVA . . - jr ... •• l eene was, het Jlilzwijgen te bewaaren , dat ik bij mijne Memorie aan 't Provinciaal-Bejluur (No. III. pag. 49.) zeide : " Hij „ provoceert hen openlijk voor deze aanzienlijke Vergade» „ ring : Hij, zal indien hem geene andere genoegdoening tot handhaving van'zijne eer en goeden naam wedervaare, „ zulks doen voor 't oog van geheel Europa , en van het 5, laate Nageflagt. " — En mijn woord zal ik heilig houden. (*) Dus was het, dat in de goudasche courant Van Vrydag 24. Maart 't volgende Artikel gevonden werd : „ Nog is op den 20ften dezer , in weerwil van den aller„ hevigften tegenftand van eenige Leden, bij het Provinciaal,, Bejluur bcflooten , den lekenden Profesfor Mr. johan ,, luzac te Legden, welke om zijne gedecideerde Oranje„ denkbeelden, door Curateuren van 's Lands Univerfiteit al- daar, zedert een geruimen tijd was geremoveerd, en wel,, ke remotie door de Prévijioneele Reprefentanten des Volks van „ Holland zelve is bekrachtigd geworden , weder in zijne „ Posten te herfteilen ! — (Welk eene eerloosheid van dit „ af-  V*0 O R B E R I C II T. vn eene Misfive (t,), met bewijsbaare onwaarheden en „ afgaande Beituur! — Is dit recht doen aan den geest onzer „ Revolutie, of is dit het Volk verraaden? — Ja] fcbudt vrij uwe ooren, Dwingelanden! het goede, het deugdzaams ,, Volk, ten gevalle van een Liefhebber van Oranje, te ver„ raaien!) De Burgers Hoitsma, van der Jagt, van Marle, „ Harteveld, Goldberg, Ten Oever, Rogge, Losberg .Vermaat, 5, Catenius, Byl, Coermans, Gunst, Slootemaaker, Reyne, en ,, van Royen , konden zig daarom ook met deze Schurkerijen ,, niet vereenigen, en het was daarom, dat zij in de Notu„ len lieten infereeren, tot deze Refolutie niet geconcur„ reerd te hebben. " Om van de fchaamtehoze eerloosheid van den verachtelijken Schurk,. uit wiens volk-beroerende penne deze fchand-taal is uitgedropen, — om van zijnen jirajfekvzen laster te oordeelen , is het genoeg de publicque notorieteit zelve in te roepen , neffens alles 't geen mij, onder het Stadhouderlijk Bewind , aan de Univerfiteit is wedervaren. — Zij die onweetend mogten zijn van het gebeurde zedert 1783. tot 1792, is het genoeg naar het Stuk No. VII. te verzenden. Trouwens het is beneden een Man van eer zig met zulk een Schand-fchrijver op te houden: 't Is zelfs beneden hem, ii zodanig een geval, dien weg van Rechten in te flaan, dip zekerlijk in ons Vaderland , hoe Itout en ongeftoord de Eer ■ dieverij e het hoofd ook om hoog ftecke, nog heden te. gens openbaare Lasteraers open ftaat: 't Is beneden eta Man van eer zig die moeite te geven. Een ieder weet, dat de Vervaerdigers van zulke Schand-bladen , als te Goutfa, te Amjlerdam, en elders uitkomen, eene foort van vuurige Infeéten zijn, die door den Partij-haat, in tijden van open* 4 Ware  vin VOORBERICHT. m valfche betichtingen opgevuld, ook bij een openbaar Nieuws - blad, ter mijner bezwalking , aan de gehcele Natie medegedeeld worden. Zoo dra was die Misfive niet in 't licht geko. vien, of, tot zelfs, verdediging genoodzaakt, kondigde ik (*•) openlijk aan, » dat ik de onaan„ gendame taak (om ze naar verdiénflen te bc„ antwoorden^ vervullen zoude bij een afzonder„ lijk Bericht, 't welk eerlang in de Boekwinkels „ zoude te bekomen .zijn. " Dit kondigde ik aan; doch inmiddels fcheen de tijd te naderen , dat ik den eindelijken uitftag mijner zoo gegronde klagten bij V Provinciaal - Beftuur konde hopen. Gematigdheid, —» begeerte om hen, die in openlijke Posten dangefield zijn , zoo veel mogelijk , te ontzien, ~- liefde tot rust, —■ afkeer van alle wdelooze publicite'H in twist -^efchilhn, — eene füile bare gisting , als hij eene foort van aanfteekende verrotting, uitgebroeid, door de kwaadaartigheid aan hen, welken zij wil vervolgen of plaagen, heimelijk worden op 't lijf gezet, om hen te bijten; een beet óhdertusfchen, die gee.ne andere uitwerking heeft, dan eenige koitftondige jeukte en eene. vlek, welke, fchielijk weder verdwijnende; bij den kundigen Befchouwer flegts het denkbeeld levendig maakt van 't fchadelijk en afzigtig fchepfeltje , *t geen de oorzaak van die vlek is geweest. (t ) Te vinden onder de Stukken No. X. 4. (*}£ie het Stuk No. X. «i  VOORBERICHT. ix ftille hoop eindelijk , dat de Onderdrukkers vanhunne verkeerdheden zouden te rugge komen, immers eindelijk , na eenen zoo hardnekkigen , doek zoo nutteloozen tegen/land, in ■ 't oordeel eenefi recht - lievende Vergadering zouden berusten ; — ziedaar, ge-eerde mede-burgers! deredenen , die mij, niet tegen ft aande mijne Aankondiging, al verder en tot heden dcedcn zwijgen. Nu eindelijk, na dat deze laatfte hoop althans mede geheel is verdweenen, en eene gebeurtenis heeft plaats gegreepen, waar van in eenen wclge - ordenden Staat, — ik zwijge, in een Gemeêfiebest, waar Vrijheid en Gelijkheid de plechiiglijk beloofde grondregels van Regeering zijn , geen Voorbeeld is ; namentlijk — ** dat een eerlijk Bur. ,, ger, op de wederrechtelijkfte en willekeurigfte „ manier mishandeld, en door de hoogst - gecon„ ftitueerde Magt , na het regel ma tigst , het bedaardst , het voorzigtigst , het fchroomag* „ tigsr, onderzoek, op betoogde ên onwankelbaars ,, gronden van Recht en Waarheid, volkomen in „ zijne eer en post her ft eld, echter bij voortduu,, ring van de uitoefening dier rechten , dóór „ hen , die hem aldus onderdrukt hebben, wordt afgehouden en verftoken ; — " nu eindelijk , daar deze gebeurtenis aanweezig' is, en zedert drie maanden aanweezig blijft, ■«— nu is het on'vermijdbaar tijdftip-gekomen * om elk recht—«* waarheid . Jievend. ingezeten van Nederland, het *9 ■ *  x VOOREER ICH,T; tegenwoordig en V volgend Geflacht, kennisje van den aanleg , voortzetting , • en onverwrikbaare aanhoudendheid■ dezer onderdrukking en mishandeling , te doen draagen. En nochtans, waarde mede-burgers! doe ik zulks Jlegts. ten deele : Ik vergenoege mij de Stukken zeiven , niet alleen die van mijne zijde zijn ingediend of mij rechtvaerdigen, maar ook die van mijne Befchuldigers en Onderdrukkers, bijna zonder ecnige de minfte opheldering, in 't daglicht te doen verfchijncn. De opmerkzame JLeezer zal daaruit zien, hoe, na dai men op de geweldadigfie wijze mij van de beheering van mijnen eigendom gepoogd had te ontzetten , en daar toe het gezag ( *) van '/ Committé van Waakzaamheid , vervolgens dat der Provifioneele Reprefentanten van 't Volk van Holland, beiden met mijnen eigen gewceztu Schoonbroeder, wybo fynje, aan* t hoofd, had doen tusfchen beiden komen; na dat die pogingen , door mijne flandvastigheid, vrugteloos waren afgeloopen ; — Curateuren van 's Lands Univerfiteit goedvonden den flag , met welken men mij reeds vooraf in eenen fchendigen naamloozen Brief bedreigd had, — een fag, dis mij moest verpletten, en dien men nogthans tegens mij in mijn privé niet verder konde voortzetten, •— aan (*) Zie de Stukken fub No I, a; s.  VOORBERICHT. xi aan mij in mijne- publicque betrekking te doen gevoelen. I/ij zal zien, koe daar toe een valfche en onwaarachtige voordragt van "t gem. Committé, en eene reeks van niet min omvaaragtige, zoo -wel als onbeflemde en niets beduidende , voorgeevens , bij eene Refolutie van Curateuren C*) moesten dienen, en ■ zulks zonder mij van eenige Befchuldi-. ging, hoegenaamd, kennis te geven, veel min mij daar jegens te hooren; hoe die Refolutie , niet tegen faande den. aandrang der ftudeerende Jeugd, en de vierwerf herhaalde, doch /leeds onbeantwoorde , zoo mondelinge als fchriftelijke vertoogen van den Senaat, door dezelve Curateuren is doorgezet en volvoerd geworden ; hoe men echter de voltooijing van dit alles geduurende drie maanden hebbe verborgen gehouden , tot dat men meende van zijne zaak zeker te zijn door een beroep, V welk men zig niet behoefde te/chaamen-; hoe, inmiddels, de Vergadering van V Provinciaal-Beduur, meer getrouw aan de regels van waare Vrijheid en Gelijkheid, dan de -Provifioneele Reprefentanten zig omtrent mij betoond hadden, mijne, dadelijk na het entfangen der laai/le Refolutie van Curateurjn , gedaane klagten aangenomen en tot onderzoek gebragt hebbende , Curateuren niets onbeproefd hfibben gelaaten, om dat onderzoek te ontduiken, en de (*) No. II. A.  XII VOORBERICHT, de zaak fleepende te houden , offchoon het beroep , V geen zij voorgenomen hadden-, door dè ruchtbaarheid hunner handelwijze te mijw aarts >, vrugteloos was afgelopen ; De opmerk¬ zame Leezer zal zien , dat eindelijk, gedrongen om zig jegens mijne klaglen te rechtvaerdigen, met bepaaling en bewijs der Befchuldiging, uit kragt van welke zij mij van 't effecl eener plechtige twee-zijdige verbintenis willekeurig verfioken hadden, zij Curateuren gemeend hebben tè kunnen vol/laan met eene enkelde opgave van 'l gebeurde; dat de Vergadering van 't ProvinciaaïBeftuur, vooral mij niet lichcvaerdiglijk in V gelijk willende fiellen, hen ten tweeden maal in de gelegenheid gefield heeft, om mijn Beklag te ontzenuwen en mijne fchuld te ftaaven ; doch dat zij van die nadere gelegenheid geen gebruik gemaakt hebben als alleen om een zoogenaamd tweede Bericht (O **;z is geeven, al mede niets ten mijnen laste aan den dag leggende , veel min bewijzende, als alleen fechts het voorneemen om mij, zoomogelijk , verdagt te maaken, en den onverzetbaaren onwil , van den Steller inzonderheid, jegens mij met woorden en daaden bot te vieren. Het Provinciaal - Beftuur , (dit zal mede uit deze Stukken blijken,*) bij voorraad bevroedende), hoe (i) Onder de jegenswoordige Stukken Nb1, VI;  VOORBERICHT. xm hoe met mij in alle opzigien wederrechtelijk was gehandeld, en nogthans eene beflisfmg, die welligt voor Curateuren zeer gevoelig zijn zoude, willende vermijden , benoemde eene Perfoneele - Commisfie , om (zoo mogelijk) de zaak buiten eind* uit/praak te houden : En , hoezeer de mij voorgehoudene uitzigten, indien het mij flegts om voordeel nevens rust te doen geweest ware, ten uiterflen aanneemlijk waren, belettede nogthans de zorg voor mijne gefchondene, en (door een Pen/toen, hoe aanzienlijk V ook zijn mogte,") niet herftelde eer , niet minder dan mijne naauwgezetheid in het genieten of ontfangen van 's Lands Penningen , door V zweet en uit de zuur - gemiste behoeftens mijner Mede-Burgers zamen- gebragt, om die uitzigten aan te neemen: Curateuren daarentegen , hoe ook gedrongen, hoe ook van 't bedenklijke hunner handelwijze vermaand, bleven, aan. hunne zijde , halftarrig , om mij geene de min/Je genoeg-doening te geven, terwijl zij nogthans, in alles onverzetlijk, volhardden in hunne weigering, om den grond hunner handelwijze, ook met de minst voldoende preuves of aanwijzingen, goed te maaken : Ja , op dit zelfde tijdjlip, na dat eentweede beroep van een Man van verdienfen, van welk zij bij hun Nader- Bericht (2) getoond (2) .Zie No, VI, pag. 84.  xiv VOORBERICHT. getoond hadden de beste verwachting te hebben i al mede geheel mislukt was, zoo dra de Beroepene van het gebeurde in V zekere was onderricht geworden; — op dit zelfde tijd/lip, en' toen zij de begeerte der Vergadering befpeurden , om. mijne klagten gehoor te geven, — gingen zij over tot het dadelijk beroepen van een derden Perfoon, welke weinige jaar en bevorens een Letterkundig Werkjen aan den Curator Mr. louw van santen had opgedragen (3). Ondertusfchen was ook zorg gedragen, dat eene Misjive, reeds geduurende de vorige Zitting van V Provinciaal -Beituur vervaer- digd (3) Op pag. 93. van deze Verzameling, zeide ik in de Noot, dat dit Beroep van immanuel- gottlob hüschke gefchied was den zelfden dag , toen Curateuren voor de Perfoneele • Commisfie uit het Provinciaal ■ Bejluur waren verfchenen, dat is, Dingsdag 20. December 1796. Naderhand heb ik uit het Rapport der Perfoneele Commisfie zelve (No. VII. pag. 102.) gezien, dat 't zelve pmens Beroep gefchied is op den 15. December : Doch dit verfchil doet niets ter zaake. Het is uit het officieel bericht bi] 't Rapport zeker, dat de beroeping gefchied is, na dat Curateuren reeds kennis hadden van 't voorneemen der Commisfie , om ons, ten einda van fchikkingen, refpeftivelijk voor zig te ontbieden, zelfs daags vóór dat mijne verfchijning, den 16. December, bij de Commisfie plaats moest hebben; eene Aanfchrijving nogthans, omtrent welker eventueel effect al-mede eene zeer zeldzame toevalligheid heeft plaats gehad , die ik hier verzwijge.  VOORBERICHT. Xf digd, en door Curateuren aan den Senaat ingericht, aan denzelven nu eindelijk wierd overgegeeven ; en deze Misjive (4) moest, nevens de erkentenismijner goede hoedanigheden (eene erkentenis, die. ik zekerlijk moet denken aan de kracht der waarheid, meer dan aan gunst, fchuldig te zijn) uitdruklijk dienen, " om. de meerderheid der Leden „ van den Senaat met het zelfde lot te-bedreigen , 1, V welk ik ondergaan had, indien zij zig verder „ met mijne zaak (waarfchijnlijk bij het toen ver* ,, gaderd Provinciaal-Beduur} wilden inlaateu." Eindelijk verfcheen het Rapport der Perfoneele -Commisfie en. het daarop genomen Bef uit (5}. Het ontbrak niet aan Leden (*) , die, bij de baarblijklijkheid mijner Grieven, en bij het tot twee herhaalde reizen onvolleedig voldoen, aan de zijde van Curateuren, aan de verplichting, om de gronden hunner handelwijze bejlemd op te geven en genoegzaam te fiaven, meenden, dat de tijd nu reeds gekomen was, om mij recht te doen wedervaaren: Doch 't Provinciaal -Beduur oordeelJe , de maat van toegeevendheid aan hen , die met het publijcq Gezag bekleed waren, tot overlopen*s toe, vol te moeten mesten : Ten derden rnaale wierden zij, tot het voldoen aan die zelfde verplich' ting* (4) Zie dit Stuk fub No. XIX. (5) Onder deze Stukken No. VIII. (*) Zie het Advies van den Burger van Aken, fub No. IX.  xvi voorbericht^ ting , niet alleen toegelaaten maar beveeleridef wijze geroepen en gelast: Eene weigering , eene volilrekte weigering (6)^ is het antwoord van Curateuren geweest ; eene weigering ondertusfchen 5 yerzeld met nieuwe betichtingen en aantijgingen tegens mij, op V ogenblik zelve, dat zij, zig onttrekkende om de vorigên duchtig te fiaaven, voor* gaven in geene Beichuldiging jegens mij te willen treeden; aantijgingen almede ondertusfchen zoo on* voorzigtiglijk en blindelings gewaagd , dat derzelver valschheid dadelijk bewijsbaar is. Ten gevolge 'van V aanhoudend voorneemen , om mij, ook bij h min kundig Publij cq, door laster te onderdrukken , komt die Misjive van Curateuren in een openlijk Nieuw s-Papier in V licht: Zij worden ter fond door mij, op deplechtigfiewijze, ten bewijze uitgedaagd , — dat is, op eene wijze, die, naar V oordeel van elk Man van eer, geen midden tusfchen het voldoen aan den plicht van bewijs en de erkendefchenddaad van eerloozen laster overlaat; (■/) ■— en zij zwijgen ƒ — Het Provinciaal - Beftuur verwerpt de redenen van hunne weigering , en maant hen ernftig aan om te voldoen ( 8 ). — Het Provinciaal- Com- (6) Mlsfive onder deze Stukken No. X. j. (7) Zie de Stukken No. X. b. (8) Refolutie No. X, a. pag. 145.  Voorbericht. xvh Committéfchrijf» hen daartoe aan (9); en zij Weigeren'ten vierden maale : Zij weigeren op grond van die zelfde redenen, dis door de hoogst - geconflitueerde Magt rb&ds verworpen waren; en Zonder het minfte ontzag noch voor de welvoeglijkheid, noch voor de egards en de gehoor* zaamheid , die zij, zoo wel als de minfte Burger , naar de echte gronden van waare Gelijkheid, aan 't gezag der vertegenwoordigde Volks - Oppermagt verfchuldigd waren , rekenen zij zig gerechtigd\ om op die zelfde verworpene en reeds van de hand gewezene redenen zig nog eens te beroepen , en , even of ze niet reeds afgekeurd en dus krachteloos waren , ~*er zig toe te refereeren (10). Het Provinciaal-Committé had hen nogthans tijd gegeven; en V is niet dan op mijn aandringen , —- een aandringen , tot beweegreden hebbende het reeds ruchtbaar oogmerk, aan de zijde van Curateut en, om thijne zaak fleepende te houden tot een vernieuwd Provinciaal-Beiluur, V welk men zig, van toen af aan, uit hoofde der in 'twerk gefielde maatregelen , gunftiger voor hen beloofde ; — V is op mijn herhaald aandringen , ( 11} dat ik eindelijk in de ( 9 ) Zie de MisfiVe van Curateuren fub No. XI. b. (10 ) Zie dezelfde Misfive van Curateuren fub No. Xl.i* (n) Bij Requesc alhier fub No. XI, a.  xvi» VOORBERICHT. de gelegenheid worde gefield (12), om mijne volledige Verdediging (13) voor te dragen. Het Provinciaal - Committé rechtvaerdigt mij volkomen en advifeert tot mijne volleedige genoegdoening en herftel (14). Dit is niet genoeg : De Vergadering van 't Provinciaal - Beftuur eischt bewijs (15") van V fait, " dat men mijn aanblijven in mijne „ publycque Post af hanglijk gemaakt had van mijn „ afftand der behecring van mijn ouderlijk goed, „ welke mij*te ontwringen het hoofd-doel van de„ zen fchandelijken en geweld - dadigen aanleg „ was geweest: " Het geëischt Bewijs (16) wordt dadelijk ingezonden; en ten laatften, hoezeer ook recht en waarheid bij fommigen minder vermogend dan drift, vooringenomenheid, en partij fchap geweest waren, zegenpraalen zij ten volle; ik worde in de mij afgenomene of afgedrongene Tosten aan V Lands Univerfiteit volkomen (17) herfleld. Wie (12) Bij Refolutie van 't Provinciaal-Bejluur alhier fub No. XI. c. (13) Namentlijk bij Memorie aan 't Provinciaal. Committé, alhier fub No. XII. (14) Aivisvan 't Committé-Provinciaal fub No. XIII. a. (15) Bij Refolutie alhier fub No. XIV. a. (16) Zie de Stukken fub No. XIV. b. (17) Bij Decreet van 20. Maart 1797. fub No. XVI?  V O O R B E >R I C .H T. 'x« . Wie had, na eene zoo lang- duur ige worfteling' tusfchen de onfchuld en de onderdrukkende overmagc, na eene zoo moeilijk verkrsgene, zoo langzaam voortgezette , zoo grondig beproefde .rechtvaerdiging niet verwagt, — dat een Man, tegens men men geen fchaduw van eenig wezenlijk en bepaald verwijt had weten in te brengen , nu eindelijk in een Land, waar Regelmaat en Wet ge-eerbiedigd wordt, — wat , zeg ik ? — in een Land, daar de Gelijkheid tusfchen alle Burgers , wie zij ook zijn mogen, plechtig tot grondregel van Staat aangenomen eA bezworen is , —. dat, in zulk een Land , een Man, wiens onfchuld op zulk eene fchitterende wijze gelouterd is , nu eindelijk in flilte tn rust de vrugten van zijne, bij de hoogst - geconlHtueerde Magt van den Lande zelve, zoo duur, zoo plechtiglijk verworvene rechtvaerdiging , zoude plukken ? — Van de gebeurtenis zelve (*) zal ik , tot haare eindelijke uit'• , komst, (*) Elk eerlijk en rechtlievend Burger, — elk Ingezeten, die weet dat geen Land zonder orde en zekerheid voor ieder, wie hij ook zijn moge , beflaan kan ; — elk Liefhebber des Vaderlands, die den Hemel bidt, dat de heiilooze aandrift der fchandelijkjle en onbandigjle FaUte-zugt niet eindelijk alle paaien eener geregelde , aan recht, wet, en orde verbondene Re, geering omverwerpe; — elk Mensch, die gevoel en geweeten heeft, leeze met aandagt de Stukken alhier fub Numeris XVII. en XVIII. en vergelijke ze, in hunnen inhoud en zaffienhang, met al het geen bevorens in dezs zaak was gebeurd„  xx VOORBERICHT. komst, zwijgen f Het geduld, V welk ik'nu anderhalf jaar onder eene zoo geduurzame mishandeling geoefend heb, zal mij- 'tót dien tijd toe niet ontvallen: En al wat het algemeen en bijzonder Recht, al wat de gronden der menschlijke 'Zamenleeving mij ook, ten opzigte van deze 'laatft e-gebeurtenis , aan de hand geven , zal inmiddels , en terwijl *'£;zwijge , wat ook dien uit (lag zijn mog"ê^^nleh':vah zijne kracht verliezen. JVel- ligt zelfs, -daar die gronden zoo overbekend en tastbaar zijn , zal ydeze mijne moeite, wanneer ik ze neeme, overtollig gereekend worden. Althans bij voorraad ziet de opmerkende Leezer almede , dat tot grond van die gebeurtenis , waarvan de ftudeerende Jeugd, die zig maar weinige dagen in mijn herftel, ook boven mijne verwagting , verheugd hadde , het onschuldige flagtoiler geweest is , genoegzaam was een Brief van Curateuren , waarin niet alleen niets tot mijnen last, als alleen 'het eenvoudig oordeel van hen Curateuren, wordt bijgebragt, veel-min iets, waarvan de waardije door de hoogstgeconftitueerde Magt van den Lande, na het volledigst en wettigst onderzoek der zaak, niet reeds Beoordeeld was ; maar waarvan de eenige grond, bchalven dien, is eene volftrckte en openlijke onwaarheid: En deze onwaarheid, namentlijk , beftaat hierin , " dat de Profesforen „ der Hollandfche Univerfiteit geheel-en-al af„ hangiijk -zouden zijn van de willekeur en het „ goed-  VOORBERICHT. xa. „ goedvinden van hen Curateuren ; " en zij met hen , die men natuurlijk vooronder/lellen moet Mannen van de eerfle verdienfien in het moeilijk vak der zeldzaam grondig.beoefende IVctenfchappen te zijn , handelen kunnen als de Potiebakker met het ver acht elijkfke leem ,-hen nu eens maakende tot een vat der eere, dan weder hen tot het geringst huis- gebruik fchikkende , dan hen weg- werpende en onder de vertrapte fcherven ten mest - hoop doemende; eene magt , die ongerijmd, befpotlijk, onnatuurlijk , onbeflaanbaar , .— zoo ze immer beflaanhad, nu althans, in tijden van Gelijkheid , naar de afgekondigde en bezwqoren Rechten van den Mensch en Burger, waar tegen zulk een Turksch De,spotismus regelregt aandruischt, door niemand fchandclijker . ingeroepen of gebruikt zoude kunnen worden dan door hi.n , die zig als eer/ie Voorfianders van Gelijkheid en Vrijheid uitgeven. —— .Zij zeiven , terwijl ze aan de Vergadering , die mij volledig her field had , tegens haar eigen wettig en ■ onherroepbaar Decreet aan , aankondigen , dat zij nogthans , en niet tegenftaande het uitdruklijk verbod der Refolutie van 29. December 1796 , een ander, als Leeraer der Griekfche Profesfie zouden laaten inwijden (eene magt , in V voorbijgaan gezegd , die niet aan hen , maar aan Reclor en Senaat altoos heeft toegekomen) zij fpree- ** 3 ken  xxn v o o r Seri c ht. ken (18) van aanzoekén door hen bij voornaam* Geleerden gedaan; van onmatige eisfchen en voorwaarden , door deze Geleerden veorgeflagen ; van hunne onderhandelingen bij een verftandig en geleerd Jongman, den Burger immanml gottlieb huschke: Zij erkennen dus volmondig (men heeft ten dezen den letter der Statuten niet nodig) dat het beroep van een Leeraer aan de Univerfiteit is het refultaai van aanzoeken , van onderhandelingen, voorwaarden, aan de eene zij de gedaan of'voorge field, aan de andere zijde aangenomen; mitsdien dat het is eene tweezijdige verbintenis , die door eene der contra&eerende Partijen niet •willekeurig verbroken mag worden: -En, des niet te min, durven zij almede aan die zelfde Vergadering (10) ver zeekeren in het bezit te zijn van de magt, om de Profesforen te mogen afzetten ; eene magt, nogthans,waarvan zij niet voornemenszijn een wille kbürig gebruik te maaken: Maar; hoe veel flaat 'er op die hunne befcheidenheid in V gebruik hunner gewaande despotifche magt te maaken zij, blijkt, wanneer zij een onbefproken Leeraer van 7 genot eener, volgens hen zelve, wederzijdfche verbintenis ontzetten, op de enkelde vree ze , op de (18) Zie hunnen Brief aan het jegenswoordig Preyïnciaai-Bejluur fub No. XVIII. A. (19) Misfive fub. No. XVII. 4.  VOORBERICHT. xxm de vooronderftelde mogelijkheid, dat hij de Jongelingfchap tegens de aangenomene grond-beginfels van Vrijheid en Gelijkheid zoude konnen voorinneemen; grond - beginfels , welken zij dus niet mogelijk en jlegts met woorden ongunjlig voorgedragen, maar wezentlijk en met daaden ge fchonden en vertrapt hebben. Alle deze faiten zal de opmerkzame Leezer uit de jegenswoordig in V licht verfchijnende Stukken verneemen ; en dezelven, in hun verband befchouwende, zal hij niets meer nodig hebben, om zijn oordeel te bepaalen : Doch , echter , gelijk ik zeide, fchuive ik het gordijn maar ten deele open. Het overige zal ik, in de afwachting van den ui' terlijken afloop der laatfle zoo ongehoorde poging, tegens mij, door mijne Onderdrukkers ter -uitvoer gebragt, nog in de penne houden. Worde ik daneindelijk genoodzaakt, zal ik de Gefchiedkundige Befchouwing van 't gedrag der Curateuren, waar toe deze Stukken Jlegts deftoffe opleveren, aan mijne Landgenoten mede-deelen, en een Gedenkzuil oprichten, naar V welk de Nakomelingen hunne beb'ordeeling zullen kunnen inrichten over de Perfoonen en zaken,die zij in de Gefchied-verhaalen van dezen tijct zullen aantreffen, bijzonder over de getrouwe aankleeving aan die grond - beginfels, op welken de Natie de zoo plechtige belofte ontfangen heeft dat haar aanfiaande heil zoude gevestigd worden. — Geene vreeze zal mij hiervan weérhouden: Ver* * 4 mog-  xxiv VOORBERICHT. mogten reeds in den beginne, toen deze geweldige aanleg tegens mij in V hevigfte der uitvoering was, geene bedreigingen, dat men mij verders van mijnen eigendom, van mijne vrijheid tot den vrede toe beroven,/*? (konde men) nog wreeder met mij handelen zoude, vermogten zulke bedreigingen toen niets op mijnen moed, het zal 'er mij voor- zeeker ook jegenswoordig niet aan ontbreeken. Ik zal dan, wen ik ten laatften gedrongen worde , den waaren oorfprong dezer zake van den jaare 1792. af, dat is , van de eerfte uitbarfiing der gruwelen van het Jacobynendom en Terrorisme, tot op den huldigen dag , naaktelijk ontdekken \ de verfcheidene Refolutiën en Misfives , in alle haare. deekn , in haare beweeg - redenen , oogmerken , en inzigten , naar gaan; den gantfehen zamenhang derzelven befchouwen; de remotie im zonderheid van een Leeraer der Vaderlandfche Gefchiedenisfen, uit hoofde van het tot nu toe in ons Vaderland onbekende misdrijf van Ariilocran'e , ontleden , en doen voelen , welk dog het nadeel was, V geen men te wagten hadde van die Ariftocratifche denkbeelden , voorgedragen door iemand, dien men wist geen Lieveling van V Stadhouderlijk Gezag geweest te zijn; de gevoelens van zommigen der Curateuren, over de Pranfche, gebeurtenisfen pkt alleen zedert den jaare 1793. (welken Jan eigentlijk mijne misdaad uitmaaken) maar ook PAT tijdstip, uit hunne nog onder mij te*  VOORBERICHT. xxv berustende Correspondentie en eigene uitgegeevene Schriften, vergelijken met het misdrijf, V welk zij mij bij hunne Refolutie aantijgen, en met den. toon, welken zij, niet indachtig aan V geen zij zeiven bevorens gefchreeven hadden, meenen daarbij te kunnen voeren; het verbod, bij die Refolutie aan mij gedaan, met hunne eigene aanmoedigingen van vroegere tijden; den geheelen loop en V zamenweeffel hunner gedragingen met de grondbeginfels, welker zorgvuldige bewaaring het doel mijner Remotie zijn moeste; hun volflandig weigeren om in eenig onderzoek te komen met mijne op ene verdediging en 'bereidwilligheid, om mijne -zaak voor, de Rechtbank der Volks - vertegenwoordigers en der 'gantfche onpartijdige Natie te brengen. Tefens zal ik het Rapport van den Burger van ma rle-, in alle opzigten voor mij zoo beledigend als onrechtvaerdig, na eene naauwkeurige. ontwikkeling van alle deszelfs deelen en aanwijzing van deszelfs gronden, aan V oordeel dierzelve Natie onderwerpen: Want, daar het een gevolg' onzer jegenswpord'tge Regeerwgs-form is, dat zulk . een Rapport, met zoo weinig egards voor de waarheid, voor zig zelve, en voor mij zamen- gefield, aan \t Publycq door den druk opentlijk is medegedeeld geworden , is tevens ook een gevolg daarvan , en een recht daaruit geboren, dat een Burger, hij zij wie hij zij , die bij zulk een Rappor, gegriefd is, zijne Grieven aan dalzetie Nationaal **5 ::nü-  xxvr VOORBERICHT. Publycq kunne en moge mede - deelen : En van das recht zal ik mij vrijmoedig bedienen jegens den Burger v ah marle, en jegens allen, die verder zouden kunnen goedvinden zig van hunne jegens•woordige Posten te bedienen, om mij veilig, ten gevalle van hunne Vrienden, in mijne eer en goeden naam aan te tasten. Dan , voor als nog , vleijë ik mij, dat men, door de eindelijke voltooijing der tegens mij zoo veelvuldig gepleegde onrechtyaerdigheden, mij in die, voor mij zelve zeer onaangenaame, noodzaaklijkheid niet zal brengen. — Gebeurt het nogthans eindelijk , dan zal men mij van onbefcheidenheid niet befchuldigen, noch zeggen , dat ik , geduurende den loop der geheele zaak , de gefchrevene en andere IVapenen, die ik in handen hebbe (*) , niet tot het laaift'e ogenblik gezogt heb buiten gebruik te houden. Een (*) Hoe zeer ik fleeds gefchroomd heb van dergelijke Wapenen gebruik te mnaken, is gebleeken, toen ik ben genoodzaakt geworden de Misfive, waarvan een Extract-Authentycq alhier fub No. XIV- b. p. 282. gevonden wordt, in 't daglicht te brengen. De Burger van marle had zig veröorlofd bij zijn Rapport, onder meerdere onwaarheden, ook te zeggen (No. VIII. pag. 127. ) " dat de voorziening tot mijne „ remotie op begeerte van het Direüoire - Executif was geno„ men. " Ik had de gem. Misfive ten ontwijfTelbaare bewijze van de valschheid dier voordragt in handen: t- Echter zweeg ik daarvan geheel bij mijne Memorie van Verdediging,  VOORBERICHT. wtvit ■ Een enkeld flaaltje nogthans zal het niet onnutzijn , uit die Befchouwing van 'c gedrag, der Curateuren , en uit. de ontleeding van het Rapport van den Burger van marle, bij voorraad, alkier in te lasfcïien : Elders is daar van reeds met een enkeld woord ( i ) ge/proken. " En dat deze Po-„ litieke voorziening, de Burger van mar„ le) door Curateuren gedaan , niet van allert „ grond ontbloot is, wordt thans ten duidelijk/Jen „ bevestigd door de uitgaaf van zijne Oratie over „ Socrates als Burger befchouwd, waarin hij op. ,, pag. 107. zegt. Het komt mij voor, dat de na„ tuurlijke eigenfchap is van eene Volks - Regeering „ of Democratie, dat zij, door haar kracht of ge„ wigt, alles, hoe heilzaam en verftandig ook „ ingericht, wégfleept en omverwerpt, tot zij ein„ delijk op eene volflagene Tyrannie uitloope. Ik zie des niet,waar over hij kan gehoord worden, „ ten ging, en vergenoegde mij (No. XII. pag. 207.) dezelve asfertie op eene andere wijze te wederleggen. Ja! fprak ik elders van die zelfde Misjive , om te toonen, dat men mij, uit loutere wraakzugt, in mijne publycque Post aldus behandeld had, om dat men zig van mijn Goed en Eigendom niet had kunnen meester maaken, *t was alleen om een bewijs vaa misfehien nog tederer aart te fpaaren ! — Hiervan, almede, zal ik voor het tegenwoordige zwijgen! (1) Hier agter pag. 129. in de Noot op No. VIII. e» voorts in Nö.X. s. "p"ag. 1-51. - •■  xxvhi VOORBERICHT.. ,; ten zij om hem zijne AriiTocratifche gevöe„ lens te laten verdedigen, want deze alleen „ hebben aanleiding gegeven tot den genomen maat„ regel, en geene facta. — En hierin onder„ fcheidt zig dit geval met dat van den Burger „ Swaving. " Ik zal hier voor als nog niet ftille {laan bij de zoo aanmerklijke erkentenis, dat .men geene facta tot mijn laste had, maar enkeld gevoelens ( *) . — Ik zal niet fiille /laan bij de zoo zonderlinge /lelling , dat facta geene remotie verdienen, neemaar her/lel waardig zijn; doch dat daarentegen enkelde gevoelens , die men echter niet durft zeggen door den Befchuldigden ooit in zijne Post geuit te zijn (ge/leld,die gevoelens waren misdadig of flegts verkeerd} eene genoegzaame reden,opleveren , om ■ten eerlijk Man uit zulk eene Post, die hij bij wederzijdfche verbintenis bezit, ongehoord (y) en wil- (*) Het XIIde Artikel der Verklaring van de Rechten en Plichten van den Menschen Burger, voor 't Ontwerp van ConJlitutie voor het Bataaffche Volk geplaatst, brengt mede : " De „ Wetten kunnen alleen daaden en handelingen gebieden of verbieden, doch-nimmer- gedagten en gbvoelens. " (t) Art. XL van dezelfde Verklaring brengt mede: "Nie.;, mand kan veroor deel d worden, zonder te voren be„ hoorlijk op g eb o et en. te zijn, en alle Middelen vanver„ dediging, bij de Wet bepaald, gehad , te hebben. " De Reprefentant schimmelpenninck zeide in de Zitting dei  Voorbericht. xxix Willekeuriglijk- te weeren : Zulke flellingén, die ik liefst der Nationale Vergadering van 14. juny laatstleden (Dagblad No. 576. pag. 238.) met betrekking tot de zaak der Oude Friefche Regeerings - Leden : " ik laate mij in hunne zake . t, niet in: Dit zal de taak zijn van die van hunnen Raadeen „ van den Rechter , welke hen zal moeten beöordeelen. „ Maar het geen ik'voor mijn óogen zie, het geen Gijlie,, den allen ziet en hoort, is niet dan al te duidelijk! Het ,v is eene Politycque v.eröordeblino zonder gele„ oenheid van verweebing: Het is eene veröordee* „ ling zonder Rechter. En hoe noemt men zulks met ronde ,, Hollandjche woerden ? Ik meen ,'dat de waare naam daar voor „ is een politycque roof,—het uitwerk/el van het recht „ van den langflen degen. " — Dufdanig eenpoLiTycQUEit roof heb ik ondergaan: Vrugteloos heeft de Burger vak marle bij zijn Rapport getragt zulk eene wijze van poli' tycquelijk te rooven te rechtvaerdigen : Het herftel van dien, roof is mij door de hoogfte Magt wettiglijk toegeweezen: En echter tot heden wordt mij het genot van die üitfpraak onthouden ! Dat is met andere woorden : — Ik ben veroordeeld; men heeft mij van 't effect eener wederzijdfche verbintenis, wil* lekeurig en vid faüi, ontzet, zonder mij immer op te roepen, veel min behoorlijk op te roepen;, men heeft mij geen middel van verdediging toegelaten : Op dezen zoo blijkbaaren grond, onder anderen, ben ik, na 't volleedigst onderzoek, door de Opperfte Magt wettiglijk herfteld: En nogthans blijve ik, in een tijd van Vrijheid, zonder eenig nieuw bezwaar hoegenaamd, tegens mij ingebragt, —zedert bijna vier maanden, van de uitoeffening van mijne Post, en de Academifche Jeugd van het zoo hoog-nodig onderwijs» geheel verftoken!  *kx VOORBERICHT, ftëfst' niet onderzoeken zal, o f ze van den jaare 5565,. tot 1572. reeds bekend en in uitoefening ^geweest zijn, konde men verwagten in een Rapport, V welk de mogelijkheid vooronderfielt , dat m-ee'mg Land, —• men laat e ft aan in een vrij Geïnëéricf - best op Vrijheid en Gelijkheid, op de bezwooren naarkoming der Rechten van den Mensch en Burger gevestigd, formulieren (2) voor banden kunnen zijn, ( Formulieren, in het Politike, helaas ! ! ! op den tijd zelve, wanneer ze, ah gewetensdwang, in het Godsdienflige vernietigd en verbannen worden!) —-Formulieren — die voorschriften behelzen, wat men geloven' en onderwijzen mag ! <—- Ik zal eindelijk ■niet flille ft aan bij het tegenftrijdige van den Rapporteur van marle , die meent, " dat gevoe3 lens alleen zonder facta aanleiding kunnen j, en mogen geven , om iemand ongehoord van „ zijne wettig bezeten Post te ontzetten ; " en van eenen Curator zelve, die daarentegen (3)Schrijft, „ dat de meeste fchuld van den Burger j. luzac maar «eene verfchillendheid inpolitiekcn inzigt, „ het geen aan niemand kan kwalijk genomen wor„ den, zoo lang als het tot het speculative blijft;" terwijl ondertusfchen de Burger van marle er- (2) No. VIII. pag. 128. boven aan. Vergelijk Art. VIII. den Rechten van den Mensch, zoo even aangehaald, (3) Zie No. XIV. b. pag. 282.  VOORBERICHT. erkent, " dat geene fafta maar alleen gevoelens „ (dat is het fpeculative) aanleiding gegeven heb' „ ben tot de behandeling aan den Profesfor j. l v„ z a c aangedaan." — Edoch, dit alles voor ah nog ter zijde laaiende, bepale ik mij jlegts tot het gevoelen, om V welk mij zonder aarfelen het LeeraersArapt ontzegd had moeten worden: Want dit is de uitdrukking, waarvan Curateuren, dezelfde plaats als de Burger van marle uit mijn Werkjen „ (zekerlijk zeer toevallig,) aanhaalende, gemeend hebben (4) zig te kunnen bedienen. " En hoe„danig een Bellrijder der Volks - Regeering, „ (fchrijven zij;) wij hadden mogen zeggen ,, derzelver Lasteraer , die in haar de natuurlijke „ eigenfchap en kracht zegt te vinden , dat zij alle „ de heilzaamlle en verftandigfte inftellingen om„ verfmijt, tot dat zij eindelijk op eene volflagene „ Dwingelandije uitloope ? " Dus meenen zij de volgende woorden mijner Latijnfche Aanmerkingen op de Oratie de Socrate Civc (5) te kunnen vertaaien. Ik fpreke aldaar van de heillooze verandering der oude Wet, volgens welke geen Befluit aan de Volks-Vergadering te Athenen mogt voor gefield worden, zonder dat alvorens hetzelve door den Raad der Vijf-honderden was goedgekeurd : Ik doe kortelijk het onderfcheid gevoelen tusfchen de wijze van verkiezing en aanftelling ______________ van (4) Zie No. X. a. pag. 142. & I44. (J) Pag. io7.  xxxfi VOORBERICHT. van -den Romeinfchen Senaat, in welke wijze de re den'kon gelegen zijn eener foort-gelijke verandering te Romen , en tusfehen de benoeming en aanjielling van den Atheenfehen Raad, welke 'de reden , die te Romen plaats gehad had, geheëllijk uitfloot: En , na dat ik te voren de verbastering der bepaalde Attiflche Democratie tot 'eene onbegrensde en volftrekte Volks - Regeering had aangetoond, voege ik 'er bij ,'" dat de on,, beraden verwaarlovzing der heilzame Atti-, flche Wet, die het gezag van den Raad tot het „ maken van een Volks - befluit vorderde , in het ,-, alles om - ver - werpende overwigt van zulk eene „ volftrekte Volks -Regeering te zoeken fcheen (of „ welligt te zoeken was. ") — Sed Athenis nulla mutandi auc potius negligendi faluberrimi inftituti fuit caulTa , nifi iftud quod formac Dcmocraticae proprium eiTe videtur pondus,quo omnia,quam falutaria etiam & prudentiae plena , fecum trahit & praecipitat, donec prorfus ruat in Tyrannidem. — Wie is 'er, die iets berispelijks vindt in deze woorden , met zoo veel omzigtigheids uitgedrukt, daar ik niets ftellig verzeeker, zoo als de- Aitteur van het Rapport van den Burger van. marle en Curateuren mij weder , volgens hunne gewoonte, tegens de waarheid aan toedichten, maar met het voord videtur zegge,"dat het schijnt,dat eene „ volftrekte Volks - Regeering de eïgenfehap hebbe, „ om door haar overwigt alle inftellingen , tegens haar  VOORBERICHT, xxxiii 5, misbruik ingericht, o«j jwre #ë fmij- „ " — Ja! wie is 'er, al had ik zulks ftellig gezegd, z'£ /to «war waarheid kende zeggen , -— is 'er , ^/e kan ontkennen of afkeuren ? wie, zeg ik , als alleen een van beiden, of een arglistige Volks-bedrieger-, die, terwijl hij de Vêks - magt veinst ten tóp te vijfelen i niets dan zijne eigene grootheid en voordeel zoekt, niets dan het voldoen aan zijne nimmer verzadigde Eerzugt bejaagt ; — of wel een blinde Enthufiast , die, zonder ondervinding van menfchen noch van zaken , als een' dooiende Ridder indruischt tegens al wie zijne ijverende geest-drift weérftaat. en die, daar hij nimmer aan deze foort van kennis , maar aan beuzelagtige- of min jiuttige óeffeningen , zijnen tijd béfleedde, zig nogthans vermeet over hen , die van der jeugd af, naar de eerlijkfe grondbegïnfels, zig daarin bevlijtigd en hunne ongekreukte trouW fleeds aan den dag gelegd hebben , het roekelooste en onrechtvaerdigflé Vonnis uit te fpreeken ? Menflaat verfiomd, als men -zulk eene BefckuU diging met ernst, tot rechtvaerdiging der wille'keurigfie handelwijs , die althans zoo hemelsbreedte van de waare Volks - Vrijheid verwijderd is, in onze tijden ziet aanvoeren, en daarbij weet, dat 'er niet één Schrijver, noch van ouder, noch van laater eeuwen , over de Regeerings - Vormen gevonden wordt, die het zelfde als mijne aange*** klaag-  xxxiv VOORBERICHT. klaagde Noot niet gezegd en geleerd hebbe ; geen daarentegen (een Thomas Payne misjchien uitgezonderd,) die met mijne Befchuldigers en Aanklagers eene volftrekte Volks - Regeering, als mogelijk of wenfchelijk, befchouwd hebbe. Tijd en lust ontbreekt mij, om ze allen uit te fchrijven: Ik zal jlegts hen, die ik nu voor de hand heb, aanhaalen, en met plato , wiens woorden ik (zoo als ik elders (i) aanmerkte,) meer bijzontier op V oog had, alhier beginnen, Dees Wijsgeer , namentlijk , wiens liefde tot waare Vrijheid uit zijne Schriften genoegzaam kennelijk is, werd over den Staat van Syracufen geraadpleegd, na dat deze Staat en Gemeenebest van V juk der Tyrannie , V welk hetzelve geduurende V leven van den ouderen Dionyfius gedragen had, bij de vlugt zijnes Zoons, was verlost geworden. De Bloedverwanten van dezen zogten de Heerfchappye zijner Familie te her feilen : Een groot gedeelte van 'f Volk daarentegen meende, niet tegenfaande hunne ondervinding van vroegere tijden, hun geluk in eene volftrekte Volks-Regeering te vinden. De Nabefiaanden en Vrienden van den overleden Vrijheid- en Vaderland - Uevenden Dion vroegen plato, wat in dezen te doen? (i) No. X. b. pag. 151. No. XII. pag. 224. ( 2 ) Jgtfle Brief van plato Tom. III. Opp. p. 352. b. feqq.  VOORBERICHT. xxxv doen ? En wat was zijn raad ? —. Den veiligen midden-weg te houden , en de twee uit erf en, Tyrannie en volftrekte Volks-Regeering, evenzeer te mijden, om dat zij beiden aan den Staat hetzelfde kwaad berokkenden , beiden geweld nodig hadden om in ftand te blijven , beiden zig van alle gehoorzaamheid aan de Wetten door haare overmagt ontfoegen , en beiden , als een cirkel maakende , de eene op de andere uitliepen. — Hij herinnert de Vrienden van Dio '« de gelegenheid, „ bij welke Dionyfius aan V gezag was geko. „ men, — wanneer Siciliè'n in gevaar was, om „ door de Carthaginiënfers te onder gebragt en „ verwoest te worden; — den dienst, welken Dio„ nyfius toen door zijne dapperheid en beleid aan „ zijn Vaderland had beweezen: Dit dan alzoo „ voorgevallen zijnde, (zegt hij) was het geven „ van dat gezag niet meer dan eene rechtvaerdige „ dankbaarheid te betoonen aan hen, die de oor„ zaak vdn uw behoud geweest waren. Heeft na- derhand de Alleenheerfching van hen, die zig in „ een vrijen Staat het oppergezag aanmatigden, „ de magt, door 't Gemeenebest aan haar gefchon„ ken j niet wel gebruikt, zij heeft dit misdrijf „ reeds geboet; en laat zij het nog verder boe,, ten : Maar welke is doch deze boete, die nood> „ zaaklijk, met recht en met een goed gevolg , naar de jegenswoordige omftahdigheden van tijn den en zaaken , haar van uwen 't wege moge *** a „ we-  xxxvi VOORBERICHT. „ wedervaaren ? In de daad, indien Gijlieden gemakkelijk, en zonder groote gevaaren of moei„ rijkheden, U van hen köndet ontdaan, of indien „ zij daarentegen ligtelijk hun oud gezag weder konden in handen krijgen, dan was het niet wel „ doenlijk , U zulk een raad te geven , als het „ geen ik nu zal zeggen. Maar nu is het een nood„ zaaklijke plicht, dat Ge U van wederzijden voor „ den geest brengt en U herinnert, hoe dikwijls „ het U aan wederzijde reeds gebeurd zij , de bes„ te hoop te hebben en te denken, dat 'er nu al„ thans maar zeer weinig aan haperde, of Ge zoudt „ alles naar uwen zin kunnen fchikken en uitvoe„ ren; en hoe nogthans dat weinige , 't geen 'er „ U nu maar aan ontbrak , door allerhande toe„ valligheden aan wederzijde voor U lieden de oor„ zaak geworden zij van groote , ja van tallooze, „ onheilen : En verder zal het nimmer gebragt „ worden ; want altoos is de oude dand van za,, ken, wanneer men meent ten laatden eens daar* mede ten einde te zijn gekomen , als verbonden aan 't begin van een nieuw kwaad, 't welk daar„ uit geboren wordt: En het is 'er zoo mede: ge„ fchapen , dat alle onwettige allee n- ,, heersching en alle f o r m van onbe- ,, paalde volks-regebring , als in een „ cirkel, verlooren gaat , en. de eene „ op d'aNDERE uitlopende zig.daarin j, verliest. Dus zal de tijd eens komen , in- „ dien  VOORBERICHT. xxxvn „ dien gebeurt, 't geen waarfchijnlijk is, (hoe „ zeer wij den Hemel bidden,'er U voor te behoe„ den,) dac geheel Siciliën , bijna alle overblijf„ ftls van Griekfche taal en zeden bij haar verwoest „ en uitgewischt zijnde, zig vernederd zal zien tot „ den Haat van een Wingewest onder de heerichap„ pije der Carthaginiënfers (Phoeniciërs) of der „ (Opici) onbefchaafde Bewooners van staken. " " Op deze grond/lagen verder voortbouwende, raadt plato de Vrienden van Dio en de verdere Syracufanen ertifiiglijk aan " een -wettig, al ware „ het dan een- éénhoofdig Gezag , bij zig aan te „ feilen , doch aan /-Vetten verbonden , , welken „ dat Gezag en het Volk wederkeerig onder ver„ plichting bragten en Meesters over beiden wa-. ,, ren, zonder zig noch onder eene onwettige Al„ leenheerfching te krommen, noch zig aan den „ bedrieglijken en gevaarlijken fchijn eener onbe„ paalde Volks - Vrijheid te vergaapen , waaruit. „ voorzeeker de Tyrannie weder zoude geboren „ worden: Want (3) (zegt hij) hen, die fteeds ,, de inrichtingen en zeden van vrije luiden naarja„ gen , en die het juk der ilavernije als het erg„ fte kwaad fchuvven, — hen vermaane ik, dat zij ,, door eene onverzadeiijke begeerte naar eene on- „ tijdige en ongeschikte vrijheid niet ■« i .- . ,* .ï'mt (3) Tom. III. pag. 354. d. ♦** 3  xxx vni VOORBERICHT. „ t'eeniger tijd in de ziekte vervallen, met welke „ hunne Voorouders geworfteld hebben; —— de „ ziekte namentlijk, waaronder zij door eene al „ te groote regeeringl00 sheid gekwijnd „ hebben, om dat zij zig aan eene onmatige „ liefde tot vrijheid overgaven : Want de „ Siciliënfers, die voor de tijden van Dionyfius „ en Hipparinus het bewind in handen hadden , „ leefden toen , zoo zij zig verbeeldden, zeer gev lukkig, daar zij zig door eene ongebondene dar„ telheiden brood-dronkenheid lieten wegfleepen, en de beheerschers waren van hunne „ overheden zelve: Zij warenhet, die de „ tien Veldheeren, vóór de Regeering van Dia„ nyfius, afzetteden en veroordeelden , zonder „ eenen enkelden van hen naar 't voorfchrift der „ Wet re hooren of tot zijne verdediging toe te „ laaten , op dat zij niet zouden fchijnen aan ie,, mand , zelfs met recht en reden , onderdanig te „ zijn , nochteaan de wet , als hunnen „ heer, te gehoorzamen, maar op dat zij ,, in tegendeel altoos en in allen opzig„ te vrij zouden zijn : en van daar „ juist zijn de elkander volgende ty,, rannien onder hen ontstaan; want „ alle onderdanigheid en alle vrij„ heid, als zij boven mate is gestee„gen, is het ergste kwaad, *t geen „ men bedenken kan: maar in tsgen- „ deel,  VOORBERICHT. xxxij „ deel, binnen de maat bepaald, is ,, ze het grootste goed. De Onderdanig„ heid voorts, die binnen de maat is bepaald, is „ de Onderdanigheid aan God : De onmatige On„ derdanigheid is, die men den Menfchen bewijst. „ De Godheid nu voor de braven en verftandigen is de Wet, voor de ondeugenden en „ onverstandiger het vermaak van „ alles te doen, wat hen gelust." — Ziedaar dan, mijne waarheid - lievenCe mede-burgers, plato insgelijks beweezen een Leeraer te zijn, wien, als gefchikt om de Jeugd tegens de aangenomene gronden van vrijheid en gelijkheid voorin te neemen , en als durvende fchrijven, dat de volftrekte Volks-Regeering van die geaartheid is, dat zij veel-al op eene volflagene Tyrannie uitlope, — het LeeraersAmpt zonder aarfelen ontzegd zoude behooren te worden. Ondertusfchen zijn de voor/'peilingen , door hem in dien zoo lezenswaardigen Brief gedaan , bij de uitkomst niet dan te zeer bewaarheid geworden , daar het uiteinde van de blinde drift en de pogingen der Sicilië'rs in V algemeen, der Syracufanen in V bijzonder, om alle de fchijnbare geneugtens eener volftrekte Vrijheid deelachtig te worden, geweest is, dat zij hen eerst •weder onder 't wreede juk van den Tyran Agathocles bragten, daar na onder de magt der Volksheerfchers Hiero en Hieronymus ; en dat ze hen ** * 4 eïn-  sl VOORBERICHT. eindelijk , door het onvermijdelijk gevolg der innerlijke verdeeldheden , uit dien ftaat van zaken gebooren , onder de afwisfelende overheerfching der Phoeniciërs of jwz Carthago, en der Opici of Rewponers van Italiën , dat is, van Romen, voor altoos hebben doen bukken. Geen leerzamer Tafereel, in de. daad, dan de Gefchiedenis van 't oud Siciliën en van Syracufen , beurtelings en tot vier of vijf herhaalde reizen van de uiteifïe Volks-Vrijheid onder eene éénhoofdige Tyrannie , van deze ■wederom in eene volftrekte Volks- Regeering vervallen, en, onder beiden even ongelukkig, even beklagens-waardig , dien cirkel rondlopende, waar van plato fpreekt, en dien zijn eigen Vaderland mede herhaalde reizen heeft ondervonden. Zij alleen, die geheel vreemdelingen zijn in dit zoo nuttige vak der Oudheid, en derzelver minst gewigtige gedeeltens flegts beoefenen, of die hunne Staatkundige inlichtingen uit Volney, Thomas Payne, en foortgelijke Schrijvers van den dag gewoon zijn te haaien, zijn in ftaat zig te belgen, dat men dergelijke waarheden , die in den hedendaagfehen nagt der verwaarloosde Griekfche en Latynfche Letterkunde als bedolven en begraven liggen, voor den dag durve haaien. In plaats van een Leeraer der Oudheid te gebieden, zig in zijn onderwijs van alle flaatkundige aanmerkingen zorgvuldig te onthouden, deeden zij beter hem te verbieden « immer of ooit Plato , Xenophon, Po- j  VOORBERICHT, xli lybius, of Plutarchus, Cicero, Livius, of Ta9, citus, ja zelfs Homerus of Euripides , die allen „ vol ftaatkundige Lesfen en Aanmerkingen zijn , met zijne Leerlingen in handen te neemen, „ maar in plaats van dezelven Anacreon of Lon„ gus, Catullus of Paronius, tot onderwerp „ hun '* onderwijs te kiezen. " — Wie is 'er dog, onder de latere Schrijvers over de Griek/che Oudheid, die geene ftaatkundige Aanmerkingen gemaakt hebbe of niet gemeend hebbe te moeien maaken ? Het misbruik der Vvijheid is V betoog, waarmede de zoo fchrandere en doorzigtige als grondig geleerde en naauwkeurige ubbo emmius zijne Aanmerkingen over de Atheenfche Republiek heeft aangevangen: En welke is dog de groote verdienfie van den beroemden rol li n, in zijne Griek- ' fche en Romeinfche Gefchiedenisjen ? Zijn het niet de ftaat- en zede-kundige Aanmerkingen,- en komen dezen almede niet op het bef uit uit, dat ongebondene Vrijheid, met zede - hederf gepaard, (zoo als ze altoos gepaard gaan) op Slavernye en Tyrannie uitloopt? Heeft gillies nu nog zeer onlangs in zijne Hiftorie van Griekenland (4) niet met (4) Vol. I. Chap. 13. pag. 465. De Iaatfte woorden der aangehaalde plaats zijn in 't oorfpronglijke dezen : „ The innovation paved the way for the ftil greater changes „ begun twenty years afterwards , and gradually completed ** * 5 » by  xlh VOORBERICHT. met zoo veele woorden kortelijk aangemerkt dat geen, waarvan het omjlandiger betoog in de oogen der jegenswoordige Curateuren van Hollands Hooge-School alleen oorzaak genoeg is , dat mij het Leeraers- Ampt zonder aarfelen ontzegd moet worden? " Ariftides, (zegt hij) die bemerkte, dat „ het onmogelijk was den voortgang der Volks„ Regeering te fluiten, gaf tijdig toe aan men„ fchen , die wapenen in de hand en flandvastige „ fout hei d in V harte hadden: En, meteen ui„ terlijk vertoon van wel - te - vredenheid, maar „ inwendig met een grooten tegenzin, ftelde hij „ eene Wet voor, volgens welke de Atheniënfer „ Overheden voortaan zonder onderfcheid uit de „ vier Clasfen der Burgerije zouden verkoozen „ worden. Deze nieuwigheid baande den weg „ voor nog grooter veranderingen, die men twin„ tig jaar en daarna begon, en die trapsgewijze „ door Pericles voltooid werden ; eene Omwente„ ling , waarvan de gevolgen wel niet terfond ,, gevoeld werden , maar welken bij aanhoudend,, held meer - en-meer merkbaar werden, en ten „ laatften op den algeheelen val van Athenen en „ van gantsch Griekenland zijn uitgelopen. " Zie „ by Pericles; a Revolution , of which the coniequences „ were not immediately feit, but which continually became „ more fenfible , and jinally teminated in the ruin of Athens „ and of Greece. "  VOORBERICHT. xliii Zie daar dan alweder gillies , den vrijheiden waarheid-lievenden gillies, fchuldig aan de misdaad, dat hij de volftrekte Volks-Regeering, waarvan Pericles te Athenen de vol-voerder was, evengelijk ik in mijne Aanmerkingen op Soerates als Burger befchouwd ( 5) , in het haatlijkst daglicht gefteld hebbe, als de oorzaak zijnde geweest van den val van Athenen en van geheel Griekenland. -— Maar , indien ik van den gantfehen aanleg dier Aanmerkingen , welken aan de meergem. Curateuren zoo gevaarlijk en ftrafbaar zijn voorgekomen, alhier verders wilde fpreeken , zoude ik veel te ver uitwijden. Ik moet mij alleenlijk bepaalen tot mijne, in die zelfde oogen zoo fchendige, misdaad, dat ik gezegd zoude hebben, "dat ,, het de natuurlijke eigenfchap eener voljlrekie ,, Volks-Regeering is, dat zij alle de heilzaam■fle „ en verflandigjle injlellingen om-ver j'mijte , tot „ dat zij eindelijk op eene volflagene Dwingelan- „ dije uitkopen. " Wel aan dan / laat ik hier eenige Mede-pligtigen , die met mij fchuldig fiaan aan dit jchennis van ftaatkundige Ketterye / egens de aanflaande formulieren, welken, in ons Vaderland, voorschriften zullen be. heizen, wat men geloven (6) en onderwij- (5) Pag. 140. en volgenden. Pag. 167. en volgg. enz. (6) Agtervolgens 't gunftig vooruitzigt,/t welk ons daar¬ van  xliv VOORBERICHT. wijzen mag, — laat ik hier eenigen mijner Mede - pligtigen aanwijzen.. Immers plato alleen heeft geen gezags genoeg : Andere Ouden, gedeeltelijk door mij reeds elders (7) bijgebragt, zal ik mede niet noemen ; men mogt mij -weder befchuldigen, dat ik het gegrond gezag der Ouden misbruike: En zulks konde men gemaklijker doen, om dat men zig van allen plicht tot bewijs ontflagen, of daarboven verre verheven acht. — Laat ik dan maar nieuwere noemen. De onf erfelijke huig de groot, wiens woorden wij almede elders (8) vertolkten, was de eenigfe niet, die fchreef, " dat onder eene Volks-Re- » gee- van door den Burger van marle gegeven wordt bij 't Stuk, alhier No. VIII. pag. 128. Immers moeten 'er, volgens 't geen men aldaar vindt, zulke Formulieren in ons Vaderland met 'er tijd voor handen zijn, zullen wij niet altoos in 't geval zijn, " om zonder rechterlijk onderzoek, en dus ook „ zonder rechterlijke overtuiging, " veroordeeld en weg-gejaagd te worden : Want, volgens dezen Rapporteur, is 'er geen midden tusfchen eenen zoo - genaamden Revolutionairen ftaat, waar men afhangt van de -willekeur van hen, die onder den naam der Vrijheid regeeren, en tusfchen het voor handen zijn van foumulteren , die voorfchriften behelzen , wat men geloven en onderwijzen mag. C 7) Aanmerkingen op Socrates als Burger befchouwd, pag. 177. en volgg. (8) In dezelfde Aanmerkingen, pag. 163.  VOORBERICHT. xlv geering de oproerigheden fleeds den. Staat be* „ derven ;'— dat men bloot ftaat voor de zig zel- ve niet magtige drift van elk en een ieder ; dat, „ onder .7 Beiluur van 't Gemeen, deszelfs dwaas» ,, heid eene zekere zaak is ; dat. eindelijk, en „ met èen woord (om in. V -algemeen te jpreeken, „ en 7geen liet meeste plaats .heeft) .de Monar„. chje gefchikt is voor luiden van eene flaaffche ,, ge'dartheid; de dsmócra'tie' voor hen, „ die DE losbandigheid LIEFKOpZEN ; de „ Ariftoorat-ïe voor hen, die tevens en goede orde „ en Vrijheid beminnen. Edoch wat helpt mij h&t getuigenis van huig de groot ? — Hij almede (*t oordeel van eenen der Curateuren deswegens is mij bekend) — hij almede was fnet het euvel der Ariftocracifche ketteryé bej'met: ——- Laaten wij dan liever eenen Vreemdeling hooren : Het is d.e Opper - Rechter van Schotland, Lord kam es , in zijne Schetfen der Gefchiedenis van den Mensch (9). In zijne .. /:■.:>.. . .. . 1 . der- (9) Sketches of the Hijlory of Man Vol. I. pag. 3p3- Zie hier de eigene woorden : " Of all Goyernmeuts Democracy „ is the most turbulent: Despotism , which benumbs the „ mental facultiés, and relaxes every fpring of aétion , is in „ the oppofite extreme. Mixed Gpvernments, whether Monarchical or Republican, ftand in the middle: They promote aftivity, .but feldom any dapgerous excefs. Pure Democra-  xlvi VOORBERICHT. derde. Schets over 'de'mderfche'dene RegeeringsVormen handelende, begint hij met de volftrekte Volks. Regeering of Democratie aldus: «Van alk „ de Re geer ings. Vormen is de Volks-Regeering „ de wan-ordentlijkfle : Despotismns (of onbe„ paalde Alleen - heerfching,) welke de ziels-ver„ mogen s als doet bezwijmen, en alle veer'kracht „ van 't menschlijk bedrijf'verf 'apt, is aan het te„ gengefteld uiterfe: Gemengde Regeer ings- Vor- ritenat zij ze naar eene Alleenheerfching ofwel „ eene Gemeenebest-Regeering meest overhellen, „ houden het midden: Zij bevorderen de dadelijk- heid, maar zelden tot eene gevaarlijke uitfpat„ ting. — Zuivefe Democratie , gelijk die van „ Athenen, van Argos , van Carthago , is alle- „ zintS de ALLERSLECHTSTE regeering s- „ form van allen, ten zij wij het Despotismus „ uitzonderen. Het Volk ,; in wien de Opperfte„ Magt berust, is euvelmoedig in voor/poed, vrees„ agtig in tegenfpoed, wreed in zijne verbolgen„ heid, blind en kwistig in zijne toegenegenheid, „ en „ cy, Iifce thatof Athens, Argos, and Carthage, is the very „ worji Form of Government, if we make not Despotism ara „ exeeption. The People, in whom refides the Sovereign „ Power , are infolent in prosperity, timid ki adverfity , „ cruel in anger, blind and prodigal in affedion, and inca' „ pable of embracing fteadily a prudent meafure, _  VOORBERICHT, mm „ en onbekwaam om op den duur voorzigtige maat' „ regelen te volgen. " — Doch Lord Kames , zal men alweder zeggen , was met de Engelfche gemengde Conftitutie ingenomen. — Ja! wel-ligt, niet minder dan Locie, Montesquieu, John Adams, -en anderen van dat foort! ~— Laat en wij dan met eenen anderen raadpleegen , met eenen Man , die , zelve in een Vrij-ftaat geboren en aldaar gefchreeven hebbende, door niemand voor eenen vijand der Burgerlijke Vrijheid wordt gehouden. " Om tot onze „ Hoofd - Vraag weder te keer en (fchrijft f i) 1 „ burlamaqui, — namentlijk tot de vraag, ,, welke de beste Re geer ings - vorm zij,) — zeg „ ik , dat de beste Regeering noch eene Mónar- chie (ofAlleenkeerfching') is, noch eene vol„ ftrckte (of algeheele) Volks-Regeering. De .,, eer ft e dier Vormen is te fterk: Zij neemt te veel ten nadeele der Vrijheid (of zij vermin„ dert de Vrijheid te veel;) zij helt te veel over „ naar (i) Principes du Breit Politique, Partie II. Chap. 2. Pour revenir a notre Question principale, je dis, que le „ meilleur Gouvernement n'eft ni une Monarchie abfoluë, *» ni un Gouvernement pleinement populaire: Le premier eft trop fort; il prend trop fur la Liberté & penche trop è la Tyrannie: Le fecond eft trop foible; il livn trop les Pen„ p les a eux. mêmes j & il va a la cokfüsion bt i la „ l.ICJtKCfi. 1  xlvbï VOORBERICHT. „ naar Tyrannie (of Geweldenarye:) De tweede.. ,, (de volftrekte Volks-Regeering) is te zwak: 5-5 Zij levert de Volken ie veel aan hen zeiven over; „ en Zij heeft eene strekking tot wan" ïi orde en losbandigheid." Is dit, m ijne medeburgers! iets anders gezegd, dan dat zij de natuurlijke eigenfchap heeft, om alle de heilzaamfte en verftandigfte inftellingen om verre te fmijten ? Oordeelt men het getuigenis van eüuLAmAqui -almede niet genoeg, en maakt hem eene of andere oorzaak insgelijks verdagt bij hen , die , een ander ii-aar de maat van hun eigen hart afmeetende , meenen , « dat niemand zonder inzigten van •„ eigen-belang gewoon is te fpreeken ; "■ — welaan ! laat het niemand verveelen, dat ik de woor~ den van eenen , bij hen zeekerlijk meer geloof'waardigen , Geneeffchen Burger , den vergoden, zoo niet ontfterflijken, — Jean-jaques rous"s e a u, op dit zelfde onderwerp reeds door mij ge■beezigd ( 2 ), nog eens alhier ter neder fchrijve. ti Voegen wij 'er nog bij, dat "er geene Regeering „ is, zoo onderhevig aan Burger - Oorlogen en „ aan inwendige, beroertens, als de Volks -Regee,, ring, om dal 'er gene is , die eene zoo fterke „ en (2) Zie 't Stuk No. XII. pag. 175. alwaar de eigene woorden aangehaald worden van 't Contm-Sociol Liv. III Chap. 4.  VOORBERICHT. xut ■„ en zoo geduurige ftrekking hebbe, om steeds ",, van vorm te veranderen, flOch die gt~0O • U ter waakzaamheid of meer moeds vereisfcke, om „ in haaren lïand gehandhaafd te worden'? " Is dit wederom niet met andere woorden gezegd juist dat geen , Waarom mij , volgens V oordeel van Mr. g. j. h. hahn en van zijne Mede - Cura* teuren , het Leeraers - Ampt zonder aarfelen behoort ontzegd te worden ? —i Wie had ooit ge* 'dagt, dat ook jean-jaques rousseau fe&tn* ger dage door de Bezorgers van Hollands 'HoogeSchool onder de Ondermijners en heftige Beltrij* ders der Volks-Regeeringgefeldzoude worden ? < Maar het blijft hier niet bij. — Een Man, wien voorzeeker alle Vrienden der Volks -Regeering on-. der hunne vuurigfle en getrouwfle Tveraers in Ne* tlerlands - Wetgeeving tellen., en dien ik gaarne er* kenne onder het niet overgroot getal der zulkeH te. behooren , welken dezen ijver bij zuivere grond'* beginfels van eerlijkheid, welmeenetidheid, be* langloosheid, en zelfs-overtuiging voegen; — een Man, wiens braafheid zij , die van eene meer koele dehkenswijze zijn , nogthans algemeen eer* biedigen; — de vrijheid- lievende maar ook waarheid- beminnende en oprechte van hooff deelt in 'de vèröordeeling, die ik door Curateuren ben waar■ 'dig gekeurd, daar hij , door de droevige ondervinding van zeer nabij geleerd, en te eerlijk omhef getuigenis dier ondervinding te ontveinzen pf ** ** ' 'te  L VOORBERICHT. te wraaken, niet min fterk, ja flerker dan ik , over de gevaaren en onheilen eener volftrekte VolksRegeering, zelfs midden onder de Wetgeevers van 't Vereenigd-Nederland, heeft gefproken. Zie hier zijne uitdrukkingen , woordelijk uit het Dagblad der Nationale - Vergadering (i) overgenomen ! „ Wat de furveillance van het gantfche Volk aan„ gaat, dit is eene chimère : liet gantfche Volk „ kan in veele zaken niet waaken, om dat het >» gantfche Volk niet genoeg in zaken van den „ Staat verlicht kan zijn: Men kan het gantfcfie Volk wel opzetten en in beweeging brengen; * maar de furveillance [dat is, de daadlijke uitM oefening van 't Oppergezag in zaken van 'r „ openhaar Bewind^ — de furveillance van het „ gantfche Folk loopt altijd op verwar„ ringen uit. Dit zoude eene volstrekte „ democratie worden ; eneene volftrekte De- mocratie, zegt hobbes wel en te recht, is de „ aristocratie zelve , om dat het de Regeert ring is van weinige Demagoguen , die het Volk ,, flatteeren en geleiden. " — In de daad, dat de Voorflanders en Bevorderaers der volftrekte Democratie de geweldadigfte Ariftocraten door* gaans worden , (dit woord in zijne verbasterds betekenis genomen, dat is, de geweldig/Je en heersch* (i) No. 541. van Maandag 29. Mey 1797. pag. 1118. 1  Voorbericht. u lieerschzugtigfte Onderdrukkers;~) —• zulks leert de Menfchen-kenms, vm dat diezelfde drift van eigen-liefde, die hen de volftrekte Democratie , als het middel hunner eerzugt, d-yet omhelzen , hen bok, zoo dra zij meester zijn, in alle hunne handelingen bezielt : En , leerde het de kennis van V menschlijke hart niet, — dan Verbeelde ik mij,' dat de door mij uitgegévene Stukken het onloachenbaarst bewijs daarvan zouden opleeverett. Immers, wie is 'er die de boven-aangehaald: pasjages Van oudere en latere Schrijvers r daaronder van de ijverlgfte Voor ft anders der VolksVrijheid, met de mijnen èn met de daarop gebouwde befchuldiging van Curateuren vergelijkt, en die 's Lands Univerjitei't niet ongelukkig aéhte * ja ! de daarbij aangeftelde Leeraers niet hartgrondig beklage , aan zulke -ieöcrdeelingen, aan zulke Beöordeelaers onderheevig te zijn? Wie is 'er, die hen niet ongelukkig reekene, vooral in eert tijd, daar Vrijheid en Gelijkheid de afgekondigde grond-re gels van den Staat zijn. dat, in zulk een t ijd, zij, Leydfche Profes foren, nogthans alleen van V genot der Rechten van den Mensch en Burger zijn uitgefloten; — daar zij, als afhanglijke dienstknechten, zig bloot'-gefield zien , om, op het enkel goedvinden van zulke Rechters, of Hever van zulke Heeren en Meesters, zonder van eenige Befchuldiging verwittigd, veel-min in hunne verdediging daar jegens gehoord te zijn, zon* ** ** a • der  ui VOORBERICHT. der de min/Ie vorm of fchaduw van onderzoek of rechts-pleeging , — na eenen langen dienst, — na hunnen bijna geheelen leeftijd aan de Univerfiteit verf eten, — na alle hunne arbeidzaamheden tot hun Ampts- beroep , met verzaking van alle andere voordeden , eeniglijk ingericht en befteed te hebben , — in eenen gevorderden ouderdom, terwijl alle andere uitzigten voor hen reeds ophouden, - in de hen plegtig toegezegde befoldtng eigendunklijk verkort,ja! geheel afgezet, weggejaagd, en verft ooten te worden, — ver floot en zonder V recht te hebben , V geen den geringften IVaag-kruijer in ons Vaderland, — wat zeg ik, in ons Vaderland? - in alle Landen, alwaar orde ge-eer biedigd wordt, en geen Amptenaer , wie hij ook zij , boven V Oppergezag van den Staat verheven is , — 't geen den geringften IVaagkruijer of Vuilnis - voerder toekomt, — 7 recht, navientlijk, om, wanneer hij ten onrechte van zijne Bediening verftoken is, zig in 't laatfte resfort bij de hoogst-geconftitueerde Magt of bij den Souverain van den Lande te beklagen, en om aldaar herftel van geleden ongelijk te kunnen bekomen; — verftooten, door wie ? — door hunne geweèzene Leerlingen , door luiden , die baardelooze en onbedreevene Jongelingen waren op den tijd, toen deze door hen aldus weggejaagde Leeraeren reeds de grijze hairen droegen , die zij geduurende de veel-jaarige beoefening van goede Letteren, van Gefchied-  VOORBERICHT. lui fchied- of Rechts-kunde en van Deugd, op hunnen fchedel vergaderd hadden : — verfooten en •weg ■ gejaagd, zeg ik nog eens , door wie ? ■ door hen, die, weinige jaar en geleden, hunnen jeugdigen arbeid aan dien's Leeraers beöordeeUng onderwierpen , en nu (gelijk mij van éénen dezer Curateuren gebeurd is ) zig in /laat en bevoegd reekenen , om , tot vergelding van dezen en andere dienfen , onder zijne Beöordeclaers te. verfchijnen , en zig bij zijne Vervolgers te voegen ? — Zalige vruchten voorwaar der zedelijkheid van onze dagen ! — Wie is 'er, die zig V aangezigt door eene levendige aandoening niet voele gloeijen , wanneer hij leest, dat zulke Bcb'ordeelaers , daar zij voor aanzienlijke Voorf andersder Vrijheid en Gelijkheid willen doorgaan , het recht nogthans durven ftaande houden, cm in hunne willekeurige handelwijze, omtrent de Profes/oren der éerfte Univerfiteit van ons Nederland, geene andere paaien te erkennen , s geene andere regelmaat te gedogen, dan dat zij 'er (i ) geen misbruik van zullen maaken ? Wie is 'er die niet verbaasd /iaa, dat de enkelde verzeekering. , dat, volgens het oordeel dezer Curateuren, een Leeraer verkeerde begrippen aan de Jeugd zal inboezemen ( 2 ), genoegzaam zij, om hem, wiens gehee- le (1) Zie het Stuk No. XVII. A. (2) Zie hetzelve Stuk No. XVII. 4.'  uv VOORBERICHT. le leven hen logenfiraft, en die van zulke lasterlijke vermoedens door de hoog/ie Magt op de luisterrijk/ie wijze bereids was vrijgefproken, opnieuw, zonder eemge J'chadttw van. grand of bewijs, van de uitoefening van zijn wettig recht te verfeeken? — Wie is 'er eindelijk, die mij niet billijke en mijne, hoe zeer gedwongen , keuze niet rechtvaerdige, dat ik, na op zulk eene wederrechtelijke en hoonende wijze den bitteren kelk der onwaar digfle willekeur van luiden, tot wien ik weieer in gantsch andere betrekkingen geftaan had, te hebben moeten uitdrinken, viij zeiven, wiens ijverige gehechtheid aan V wel waarneemen mijner Post zij moeten erkennen, niet hebbe willen bloot feilen, om dien vergalden beeker der onverdiendfe vernedering, bij voorraad reeds voor mij gemengd, nog eenmaal te verzwelgen ; ~- dat is , met an* dere woorden, dat ik, tot behoud der eene Pro? fesfte , die Curateuren goedvonden mij nog te laaten, mij aan hunne zoo willekeurige en ongehoorde als onuitvoerlijke voorwaerden niet hebbe willen onderwerpen , of (zoo als zij het noemen ) naar hunne republikeinsche aanmaning niet (*) hebbe willen hooren. De handwas reeds opgeheven, om mij ook van de Leeraer - Stoel der ' Griek- (*) De hoonende bedreiging eener willekeurige wegjaa,ging is bij Curateuren , in hunne Misfive No. X. a. eene Re^uUikeinfche aanmaning, even gelijk het bij eene andere  VOORBERICHT. iv Griekfche Taal en Oudheid , onverhoord en onverdedigd, n'eg te jdagen, zoo dra \er maar nog eens hunner Misfives fub No. XVII. a. eene Republikeinfche rondtorfligheid is , wanneer zij aan de hoogst-geconltitueerde Magt verklaaren, "zig de uitvoering n'ret te laaten wel-ge „ vallen eener Refolutie, " door de moreek Perjoon van die zelfde Vergadering genomen na een onderzoek, geduurende 't welk zij tot vier herhaalde reifin geweigerd hebben aan hunnen plicht, als ondergefchikte Amptenaaren, met gehoorzaamheid te voldoen. — Hoe gaarne men ook alje zagtmoe» digheid bewaare, men kan zig niet onthouden van 't nadenken , wie in Vrankryk, geduurende de jaaren 1703. en 1794. insgelijks met den naam van Republikeinen pronkten ; ja wie nu nog, hoe 2eer bij een ieder veracht, gehaat, verfoeid, dien eer-titel, als bij uitfluiting van alle andere wel-nreenende Burgers, zig durven toe - eigenen. Men herinnert zig, dat Republikein bij hen beteekent iemand, die, zig alle Vrijheid en Onafhanglijkheid voor zig zelve aanmatigende, even daar door zig gerechtigd reekent, om over alle anderen vrijmagtig te heerfchen: En, zig zulks herinnerende, herleest men de even aangehaalde Misfives fub No. X. a. en No. XVII. a. niet minder dan den bcdreigenden en overbeerfchenden Brief aanReftor en Senaat, alhier fub No. XIX. nog eens, om in dat begrip, r. opens 't nieuw'gebruik van 't woord Repullikfin, bevestigd te worden. — Het is dan ook in dezen geest van cnafhanglijke en vrijmagtige heerfchapf/ye, dat Curateuren, aan *t Provinciaal - Bejluur fchrijvende, Holland's Univerfiteit de hunne noemen: " Wij oordeelden het voor de Neder ,, landfehe Jeugd aan onze Hooge School hoogst-belangrijk" (.Zie de Misfive fub No, XVIII. a.) — Tot nog toe, zoo ** ** 4 -lang  lvi VOORBERICHT. eens een H'aadaartlg en woelziek Jongeling gevonden werd, volgens wiens geheime aanbrenging gen lang de Univerfiteit beftaan heeft, gebruikten Curateuren, aan de Staaten van Holland fchrijvende. de uitdrukking van Wé Univerfiteit, uwe Hooge-School. Zij wisten, dat zij alleen Commisfai isfcn, tot beftuur derzeive, onder den plicht Vrfïi verantwoordelijkheid waren : De Staaten daarentegen, als met de uitoeffening der Souverainiteit bekleed, als BetaalsHeeren ffchoon geen willekeurige Heeren en Meesters) fchreeven 5 Onze Univerfiteit te Leyden , onze- Hooge - School: Maar de jegenswoprdige Curateuren , naar hunne meening volftrekt oppermagüg en geene de minfte verantwoording fchuldig zijnde, (zie No. XVII. a.) hebben dien ouden ftijl afgeichaft: en Leydens Univerfiteit is hunne hooge-school— Geen wonder | daar alle Profesforen leeme hutten , aarde potten , breekbaar in hunne handen zijn, en naar goedvinden. ronder dat Cmateuren aan iemand ter waereld reeken. Ixha;.-. van die daad behoeven tegeeven, door hen afgezet (,dif is lie; woord zelf, 't welk zij gebruiken,) en in hunne eens toegezegde en beloofde Traüementen verminderd kunnen wol oen. Gelukkige verandering, voorwaar j in tijden van Vujhad en Gelijkheid te wege gebragt! Nog in den jaare 1792. was de Univerfiteit zoo min de Hooge. School der Cu. ratcuren , en de Senaat zoo min hunne Afhangeling , die vrezen moest, dat zij zig over iets zouden belcen of •er iemand op zouden willen aanzien (zie het Stuk aihier No. XIX.) dat de meerderheid mijner Ampt-genooten,nevens mij, moeds genoeg hadden eene ongegronde fuftenuë" der toenmalige Curateuren, even- of der Univerfiteits zaken. m hunne befchikMpg alleen Honden, door legaale middelen te-  VOORBERICHT. lvij gen ik "mij eene uitdrukking; veroorloofd had, „ naar hun begrip , de Jongelingfchap , tegens „ V geen-zij als gronden van Vrijheid en Gelijk„ heid aanzien, zoude kunnen voorïn„ neem en. " Wat -eerlijk Man , wat deugdzaam Liefhebber en Voorftander van waare Gelijkheid is 'er, die den hals onder zoodanig eenebedreiging zoude willen krommen ? Ik ver meet e ■ ■ mij tegen te gaan, — en tegen te gaan met zulk een uifllag, dat wij eindelijk , door Curateuren zeiven, volkomen gerechtvaerdigd werden, daar zij erkennen moesten, " dat het Op „ per-beftuur der Univerfiteit, naar den uitdruklijken letter „ der'Statuten, niet bij üitfluiting'aan hen alleen, maar aan „ Rector , Curateuren, en Senaat, gezamentlijkjwzs toe,, vertrouwd. " Nu is de zaak van.gedaante veranderd; en Profesforen worden door een dreigenden Brief gewaar fchuwd , welke hunne daaden bij Curateuren als aangenaa)n of onaangenaam befchouwd zullen worden, en mitsdien welke de, aan dje gevoelens ge-evenredigde, gevolgen voor hen in hunne Postënfcouden kunnen zijn. — *tls dan eindelijk ook in dien geest, dat-Curateuren fchrijven (No.XVIII. a. pag iol.y „ den door hun beroepen Hoog-Leeraer een dag tot zijne„ plechtige Redevoering bepaald te hebben" een recht/t wei El den Rector, met mede- weeten van den Senaat, alleen toekomt die, wel is waar, de convenientit van Curateuren gaarne verneemt, maar uit loutere wel-levendheid', en overigensV recht heeft eenen onwettiglijk of kwalijk beroepen Leeraer niet tegenftaande den wil dtr Curateuren, van zijne Imwg%A ratie af te houden. '***> 5 ' ' 1  ivin VOORBERICHT. mij zulk ten Aankleever van Vrijheid en Gemeene-best-gezinde grondbeginfeh van der jeugd af aan geweest te zijn, dat ik mij fchaamen zoude, indien mijne Vaderlands-liefde, met die van te*, nen mijner Befchuldigers of Veroordeelaers, wie hij ook zijn moge, in de . fchaal gelegd, dezelve in iïandvastige zuiverheid en met 'er daad betoonde belangloosheid niet verre overtrof: En, ah zoodanig, durve ik zeggen, dat geen braaf Patriot, geen echte Vrijheids - Vriend, dat is, zulk een, bij wien Patriotismus met laaghartige Geldzugt niet gepaard gaat, zig aan dien band zoude kunnen of mogen leggen. Zij, die in de Schriften der Lceraers van aloude Vrij heil en Burger - Deugd bedreeven zijn, in zulke Schriften , nament lijk , die (gelijk ik ze noemde') aloude, of ouderwetfche Vrijheid en Patriorismus rop Godsdienst en Zeden gebouwd, aan V Menschdomprediken en aanprijzen, —-- zij kenn-ert en eerbiedigen benjamin hoadley , Bisfchop eerst van Bangor , naderhand van Winchester, als eenen der luisterrijkfte naamen onder dezelven: Zij weeten, dat nimmer de Kan fel meer en beter tot leering der deugdzame Republikeinfche grondbeginfeh gebruikt is dan door dezenberoemden Godgeleerdep. - Wel nu, wat zegt hij in de Leerreden (i_) door ÉO Hoadlkv ftxtee* Semons enz. (Sermons Tom. I.) p»g>.  VOORBERIC H TV li* door hem uitdruklijk gehouden tot beloog der Schadelijkheid en van 'i ongeluk eener volftrekte Alleenheerfching? — " Insgelijks (zegt hij) -wat „ betreft hep onderwerp, waarover wij haude„ len, — de Vrijheid, van welke wij fpreeken, „ is de Vrijheid eener Maatfchappije , die zig ge„ red heeft van alle de ongemakken , van alle de, „ fchadelijkheden en kwellingen der Wanorde 9, gelijkheid : En de Vrijheid, die ik bejehree„ ven heb , is eene bevrijding flegts van zulk „ foort van kwaad , waarvan het ons belang is „ bevrijd te zijn, en geenzints eene be /rijding va» „ zulke heilzame banden , als de reden zelve van ,, ons vordert te wenjchen en te verlangen , dat „ weezens, tot het gezellige leven gefchapën, 'er „ zig fteeds onder bevinden : Want eene flaking „ van die banden zoude een ftaat van elende zijn, . wel-t pag. 96. " So Iikewife , in the cafe before us, the Liberty „ we fpeak of, is "the Liberty of aSoeiety refcued from the „ Inconveniences and Evils of coifrusiON and iqiial> „ ty : And the Liberty I have defcribed, is a Freedem only „ from fuch Evils, as it is our Interest to be free from j not „ a Freedem from fuch good Rejttaints, as it is reafonable for „ us to wishand defire Sociable Creatures to be under: Which „ would be a State of Mifery , not to be defired by any rea„ fonable Creatures;and fuch a State, as, if we were once re„ duced to it, we fhould ftwdy and labour, as foon as poffi» „ ble, to chauge."  VOORBERICHT. „welken geene redelijke fchepfels kunnen begee„ren; — zulk een ftaat, dat, indien wij eens „ Vr toe gebragt waren wij alle onze vermoa gens en krachten zouden aanwenden , om daar„ in verandering te bekomen. " • Ikyrage, zijn dit geene uitdrukkingen, gefchikt •„ om de Jongelingfchap tegens de gronden van „ Vrijheid en gelijkheid te kunnen vo&rïn„ neemen ? " — Hoe ? de Gelijkheid is de hoofd-, zuil der Volks - Regeering: De volftrekte Gelijkheid is de eenigfte hoekfteen , waarop de volftrekte Volks-Regcering (zoo zij immer onder fterfelijke Menfchen beftaan heeft of beftaan zal) gevestigd en opgetrokken -moet worden: En nogthans fpreekt de Bisfchop hoadley van mais a n'avoir que i». fes égaux pour maitres, &c. '*  VOORBERICHT. tin* ze werd hij door den haat van eenige Individus i krachtdadiger en gevaarlijker dan die van eenig Stadhouder ooit geweest is, voor altoos uitgefloten. Dit zij genoeg , om tot een flaaltje te dienen van V geen mij te zeggen zoude vallen, indien ik eens tot de noodzaaklijkheid gebragt wier de , om , ter ontwikkeling der geheele handelwijze met mij gehouden, en ter ontleding van alles , V welk ik nu flegts aangeroerd heb , de penne verder op ts" neemen, en volbrengen moest, V geen ik bij mijns eer ft e Memorie (4) aangekondigd hebbe, " ten „ einde de Tijdgenooten, maar voor - al de onpar„ tijdige en onbevooroordeelde Nakomelingfchap , „ tot Rechter in te roepen , " en van dezelven dat recht te verwagten, V welk mij, wel is waar, van wegens de rechtvaerdigheid der hoog/ie Magt van dezen Lande reeds ten vollen is wedervaren , -naar waarvan het genot, door den blijvenden invloed der geeneu , die mij tot flagt-offer van hunne driften gemaakt hebben, mij op den duur wordt onthwden : Ik zal ondertusfchen den uitflag geduldig afwagten : Ik zal afwagten, niet alleen of mijn her fel, V welk flegts eene der wijzingen was der door mij gevraagde genoegdoening , voor mij yrugteloos zal blijven ; maar ook ., indien men dit met (4) No. III. pag. 32. en 33.  'uav VOORBERICHT. met de duur - bezworen plichten eener wel - geordende Regeering overeenkom/lig mogt reekenen, of vien mij tevens den weg der Juftitie zal fluiten tegens hen , die ik openlijk voor V oog der gantfche Natie aanklage " als de zulken, die zig niet om„ zien hebben hunne Posten te misbruiken, om mij ♦i tf»r/ en hunne magt , en alle menfch£n - vrees y en alle F?lks - vooroordeelen overleeft! ■ Op mijn Buiten-verblijf bij leyden den 14. July joh ajv luzac. NM.a.  m i a. EXTRACT uit het dac» blad van net verhandelde, ter Vergadering van de pro? ■visioneele repraesentanten van het volk van holland. vrijdag den 8 January 1796, des middags ten half één uure. Het tweede Jaar der Bataaffche Vrijheid, fJvwBO fynje , Praefident.~) H ct Committé van Algemeene Waakzaamheid heeft gerapporteerd, dat het zelve in de zaak van den Franfcben Leydfchen Courantier, op de gedane klachten door de Franfche Republiek, wegens de infertie van zeker Articul in Nu. 100 van het Supplement van dat Dagblad getijteld: Suite des Nouvelles de Paris du j Decembre, dien aangaande het volgend befluit hadt genomen; te we-' ten, dat den Burger E. Luzac. Eigenaar der gemelde Courant, zou worden aangefchreven om op heden te compareeren voor Commisfarisfen van het voorfz. Committé; dat gem. Commisfarisfen denA zei-  * stukken, betreffende N°. I. a. zeiven Burger Luzac, namens de Provifioneele Repraefentanten van het Volk van Holland, zouden injungeeren, om het gem. Art. in N°. 100 zijner Courant in het eerst-volgend N°. van zijn Dagblad te doen retradleeren, volgens een Concept, daar van ten genoege van dat Committé te maken, en Voorts hem gelasten om zich zonder verwijl van eenen anderen Redacteur, de Republikeinfche regeeringsvorm toegedaan , te voorzien , en daar Van binnen 8 dagen opgave te doen, en zoo telkens bij het aanitellen van eenen anderen Redacteur, zonder immer den tegenwoordigen weder te werk te /lellen, op poene van contrarie doende, dat zijn Dagblad finaal zal worden verboden; dat hij Luzac de aanneeming van dit alles plechtig zal moeten betuigen en de verzekering daar van afleggen in handen van het voorf. Committé: Dat, de Burger Luzac heden morgen gecompareerd zijnde, door hem de betuiging en verzekering, aan hem voorgehouden, was afgelegd geworden, en daar mede die zaak zoo verre was getermineerd. Waar op na deliberatie is goedgevonden het verrichte van het Committé van Algemeene Waakzaamheid in dezen volkomen te approbeeren, zullende hier van Extract aan het Committé van Algemeene Waakzaamheid, als mede aan de Gedeputeerden ter Generaliteit, gezonden worden, met Jast aan de laastgemelden, om daar van communicatie ter Vergadering van H. H. Mog. te doen. Ilec  N°. I. a. het gedrag der curateuren enz. 3 Het Committé van Algemeene Waakzaamheid heeft ter Vergadering gecommuniceerd, dat hetzelve door den Burger E. Luzac, bij gelegenheid van zijne comparitie voor het gem. Committé op heden, geïnformeerd is geworden, dat deszelfs Broeder Jan Luzac, Profesfor aan TsLands Univerfiteit te Leyden, tot hier toe Redafteur van de door hem uitgegeven wordende Franfche Leydfche Courant was geweest, waaxom het gemelde Committé gemeend hadt aan deze Vergadering te moeten voordragen, of de gemelde J. Luzac, welke als Redacteur der voorf. Fr. Leydfche Courant ileeds blijken gegeven hadt van zijne Ariftocratvj'che denkwijze, in zijne qualiteit als Profesfor aan 'sLands Univerfiteit te Leyden * vooral daar aan hem inzonderheid het doceeren der Vaderlandfche Gefchiedenisfen is toevertrouwd, niet zoude behooren te worden geremoveerd, daar zijn onderwijs van de fchadelijkfte en nadeeligfie gevolgen zoude kunnen zijn door den invloed , welke zoodanig een Hoogleeraar op de gemoederen der ftudeerende Jeugd moet geacht worden te hebben. -— Waar op na deliberatie is goedgevonden het voorftel te ftellen in handen van Curatoren van'sLands Univerfiteit te Leyden, om te dienen van confideratien ets advis. A 2 N°. ï*  4 stukken, betref end» N°. I. b. N°. I. b. EXTRACT uit de decreten der Vergadering van de fbovisioneele-reprae- sentanten Vail V volk van holland. dingsdag den 2. February 1796. Het tweede jaar der Bataaffche Vrijheid. Chugo gevers, Praefident,^ D c Praefident communiceert, dat, bij gelegenheid van zijne Audiëntie aan Curateuren over de Univerfiteit te Leyden, dezen hem hadden onderhouden over het Decreet dezer Vergadering van den 8. January laatstleden, rakende het voorlid van het Committé van Algemeene Waakzaamheid', wegens den Profesfor en Courantier Luzac, en het nadeel dat de-goede zaak uit de veortduurende Profes/ie zijner fentimenten, bijzonderlijk in het vak der Vaderlandfche Hijiorie, aan hem gedemandeerd, kan lijden, en welk voorltel op gem. 8. January aan Curateuren was gezonden om advis: En wijders dat zij Curateuren in den haaren reeds lang waren bedagt geweest, over het gevaar der bekende gevoelens van Jan Luzac, ten aanzien zij-  I.. b. het gedrag der curateuren enz. 5 zijner Profejjie in de Vaderlandfche Hiforie, en dat zij nu de officieele kennis hebbende gekregen, dat ook hij was de Schrijver van de Franfche Leydfche Courant aan hun zedert jaren bekend, zij ter dier gelegenheid over deze materie bepaal-dere deliberatien hadden aangelegd; maar dat zij zig, door de termen van het Decreet dezer Vergadering y. als hun advis requireerende, in eenigen twijffel vonden gebragt, en hunne deliberatien hadden gecontinueerd: Dat zij derhalven verzogten van dewaare intentie dezer Vergadering te mogen worden.gecertio* reerd, of naamlijk hun advis ten dezen eerst wierd gerequireerd, om naderhand door deze Vergadering zelve te worden gedisponeerd, dan wel, ofCurateurenover'sLands Univerfiteit, naar den aart der zake, hunne deliberatie ten dezen zouden behooren voort te zetten en te eindigen? Waarop gedelibereerd, en in aanmerking genomen zijnde de elucidatie door den Praetïdent zelve gegeeven, is gedecreteerd, om, bij alteratie van het Decreet van den 8. January laatstleden, raakende den Profesfor Jan Luzac, het voordel van het Committé van Waakzaamheid daarbij vermeld te renvoyeeren aan Curateuren van 'sLands Univerfiteit te Leyden, ten einde zij deze zaak in zodanige confideratien zouden, nemen, als dezelve tot bevordering van 't welzijn van gem. Univerfiteit zullen oordeelen te behooren, met la^t aan dezelA 3 ve  o stu«kïn, betrefende M°. I. s. ven, om van het geen ter dezer zaak door hun zal zijn verricht, binnen 14. dagen aan deze Vergadering rapport te doen. En zal Extraft dezes aan gem. Curateuren gegeeven worden, omme zig daar naar te reguleereq. dccord*. met de voorfz. Decreeten, Cgetekend) c. schepper. \ I. c. EXTRACT uit het dagblad van het verhandelde ter Vergadering van de pro vis 10. neele - representanten van het volk van holland. woensdag den 17. February 1796. des avonds ten half fes uur en. Het tweede jaar der Bataafïche Vrijheid. ( p. paülüs, Praefident. ) ^^Eisfive van Curatoren over 's Lands Univerfiteit te Leyden, houdende derzelver rapport wegens het verrichte omtrent den Profesfor Jan Luzac, (zie Dagbl. van den 8. January:) Waarop gedelibereerd zijnde, is goedgevonden het gegeven  N°.H.a. het gedrag der curateuren enz. f ven ontflag aan den Burger Jan Luzac, és Pro* fesfor Hiftor. Patriae, en het verdere verrichte ten dezen door gemelde Curatoren, te approbeeren. N°. II. a. Omme 's Lands Univerfiteit binnen leyden. EXTRACT mi de resolutie» genomen bij curateuren ever 's Lands Univerfiteit binnen leyden, genomen op maandag den 8. February 1796. Het tweede jaar der Bataaffche Vrijheü. Curateuren over 's Lands Univerfiteit te Leyden, ontvangen hebbende een Decreet der Provifioneele Repraefentanten van 't Volk van Holland, genomen op den a. February laatstleden, waarbij aan hun wordt gerenvoyeerd eene voordragt door het Committé van Algemeene Waakzaamheid ter Vergadering van gemelde Repraefentanten gedaan, bij. .een vorig Decreet van welgemelde Repraefentanten, in dato 8. January laatstleden uitgedrukt, en Jioudeftde, «• of joannes luzac, in zijne A 4 » 1U<*-  8 stukken, betrefende N°. II. a; „ qudliteit als Profesfor aan 's Lands Univerfiteit „ te Leyden niet zoude behooren te werden gere„ moveerd ,-uit hoofde dat hij, als Redac„ teur van de Franfche leydsche courant, „ fteeds blijken gegeeven had van zijne Ariftocra,, tifche denkwijze , als mede van zijne pogingen „ om de Franfche Revolutie, en dus ook de „ onze, beneevens alles wat tot een Republikein„ fche Regeerings - vorm betrekking heeft, in „ een hatelijk daglicht te feilen , en met zwarte „ couleuren aftemaalen, welke Sentimenten alle„ zints in een Hoogleeraar, aan wien inzonderheid „ het doceeren in de Vaderlandfche Gefchiedenis „ is toevertrouwd, van de allernadeeligfe gevol„ gen zouden zijn door den invloed, welke „ zodanige Per/bon op de gemoederen van de Stu„ deer en de Jeugd moet geacht worden te hebben; " ten einde zij deeze zaak in zodanige confideratie zouden neemen , als dezelven tot bevordering van 't welzijn van gemelde Univerfiteit zouden oordeelen te behooren: En overweegende, hoe zij zedert lang met het uitèrst ongenoegen hebben opgemerkt de Ariftocratifche gevoelens, en der Franfche en Bataaffche Revolutie ongunilige denkwijze, in de Franfche Leydfche Courant doordraaiende, en hoe zij nu door de beide voorgemelde Decreeten van de Provifioneele Repraefentanten des Volks van Holland ontwijfelbaar zijn onderricht, aan deneenen kant,  I^.'.II.a. het gedrag der curateuren enz, $ kant, dat de gemelde joannes luzac was de Autheur van dezelve Courant, en aan den anderen kant, dat het gevaar, dat daarin voor de zaak des Vaderlands mogt geleegen zijn, dat hij luzac de Hiforia Patriae aan 's Lands Hooge School bleef doceeren , een voorwerp mede heeft opgeleeverd voor de zorg der Vergadering van Holland zelve: —, Overweegende alzo de gronden, waarop het Com-. mitté van Algemeene Waakzaamheid gebouwd is, en hoe in de daad van den leeman t aan 's Lands Hoogefchool, bijzonder in het vak der Vaderlandfche Gefchiedenis, voor de Academifche Jeugd zeer veel afhangt, ten aanzien van derzelver aanfiaande beoordeeling en waarneeming van 's Lands tederfte belangéns : — Overweegende, hoe zij Curateuren al aanltonds, na de zo gunftige ommekeer van zaaken , zich ten dezen tot eenige bekende voorzieningen verplicht gevonden hebben : i Overweegende , hoe zij de denk- en leerwijze. der Hoogleeraaren, welke aan hun opzicht is toevertrouwd , nog des te meer hebben moeten ter harte neemen in een tijd, waarin ons Gemeenebest van alle kanten belaagd wordt: — Overweegende eindelijk, hoe de Profesfor joannes luzac zich dan ook des te meer aan de algemeene, en aan hunne bijzondere, opmerking heeft bloot gclteld, en hoe bijzonderlijk de voort duuring zijner Profesfie in de Vaderlandfche Hiforie schadelijk zoude zijn: A 5 Zoo  jto stukken, betreffende- N°. Ha. Zoo hebben welgemelde Curateuren over's Lands Univerfiteit, na rijp overleg, goedgevonden den voorgemelden joannes luzac te ontdaan als Profesfor Hiforiae Patriae, gelijk dezelve daarvan ontfiagen werd mits dezen : — En wijders om denzei ven emfig te vermaanen en aantebeveelen, gelijk dezelve vermaand en aanbevoolen werd bij dezen, om in het onderwijzen van de Criekfche Taal en Oudheid zig zorgvuldig van alle faatkundige aanmerkingen te onthouden , nog zig eenige uitdrukkingen te veroorloven, welke de Jongelingfchap, waarop het Nageflagt haarc hoop gevestigd heeft, tegen de thans erkende en aangenoomene gronden van Vrijheid en Gelijkheid zouden kunnen voorinneemen, of hen buiten fiaat ftellen dezelve naderhand bevoorderlijk te zijn, met verklaaring, dat het Curateuren wél gemeld onaangenaam zou zijn, om, wanneer hij Profesfor luzac deze hunne welmeening in 't vervolg niet nauwkeurig in agt nam , tot meer befisfende bef uit en te moeten overgaan, en van zijne bekende kunde , tot welzijn van de Univerfiteit, niet meer al dat nut te kunnen trekken, dat zij er billijk van verwachten. Nog hebben Curateuren het Traftement van den voornoemden Profesfor luzac, 't welk voor beide zijne Profesfien gefield was op ƒ 2000, thans voor zijne Profesfio Graecae Linguae, verminderd en bepaald op ƒ 1600, aanvang neemende op heden. En  N°. II. b. het gedrag der cürateuren enz. 11 En zal Extraci dezer aan opgemelden Profesfor Linguae Graecae joannes luzac werden eer hand gefield, ten einde zig daar naar te gedragen. (getekend) II. b. D e Ondergetekende, ontfangen hebbende Uwe •Refolutie, in dato 8. February laatstleden, vindt zig verpligt met alle gepaste gevoelens daarop te antwoorden: Dat hij meent geheel onaangeroerd te moeten laaten al wat bij de voorLz. Refolutie gepofeerd is met betrekking tot de redactie van de Leydfche Franfche Courant, noch dus te moeten mentioneeren de error in faclo- dat hij Ondergetekende bij. aanhoudendheid zoude geweest zijn algeheele Redatleur van voorfz. Blad, veel min van alle zodanige Artikels als daarin de Franfche Revolutie hebben betroffen, zijnde het flegts geweest zedert de komst der Franfche Troupesin ons Vaderland, dat Accordeert met de voorfchreevene Rejolutien. jac. de fremery. Aan de Burgers curateuren over's Lands Univerfiteit te leyden.  1 * stukken, betreffende N°. II. '£ dat de zorg voor zijnen Eigendom, niet minder dan de iever voor de belangens van zijnen eenigen Broeder, hem genoopt hebben die: taak weder op zig te neemen, en bij zijn gewoon toeverzigt het bearbeiden zelve Ook'te voegen, tot dat wederom een bekwaam Redacteur, in plaats van den vertrokkenen, daarvoor zoude zijn gevonden; Dat hij ook niet zal aanmerken", dat, voorde époque van den jaare 1793. de grondbeginfelen, in de redactie van dat Blad doordraaiende, zodanig zijn geweest, dat dezelve niet alleen de goedkeu* ring van 'meer dan één onder de jegenswoordige Burgers Curateuren van 'sLands Univerfiteit hebben weg-gedragen," maar ook hem de voortduuring der ongunst van het toenmalig Bewind hebben verworven: Dat het dus ten uiterfieh bevreemdend moet voorkomen, " dat de. Ondergetekende » vijandige gevoelens tegens de Franfche Revolu„ tie en ^derzelver grondbegicfels gehad zoude hc-b„ ben," terwijl het ondertusfchen juist geweest is in de jaaren 1789. 1790. i79i. en 1792. das geduurende den loop derzelve Revolutie, dat hij, in zijne betrekkingen tot 'sLards Univerfiteit, de uitwerkfelen van die ongunst en van'dat misnoegen heeft ondervonden, waarvan de Academifche Rer gisters nog heden getuigenis draagen. De Ondergetekende zal 'er mede niét bijvoegen, hoe hij nimmer denken kan, dat als een bewijs zijner afkeerigheid van echte Republicainfche grond-  fit * NMI. b. hetgsdrUg der curateuren enz. 1% grondbeginfels kan ftrekken het afgrijzen, 'twelk hij fteeds gevoeld heeft van die fchrik - toneelen van bloed-dorftige wanorde en voorbeeldelooze onderdrukking, die de Franfche Revolutie bezoedeld hebben, dewijl hij niet vermoeden kan, dat iemand ontkennen zal, dat de tafereelen daarvan in het bewuste Blad gefchetst, offchoon ook in der tijd door fommigen afgekeurd en gelaakt, nogthans door de uitkomst bewaarheid en door de welverdiende ftraf der Hoofden van dat Schrikbewind zijn geftaafd geworden; ja zelfs die gebeurtenisfen van dien aart, ook in haare noodlottige gevolgen, zijn geweest, dat de Vertegenwoordigers van 't Franfche Volk en de alhier refideerende Minister JNoël geoordeeld hebben aan hunne welmeenendheid voor ons Vaderland verfchuldigd te zijn, hunne Bondgenooten en Vrienden ernftig aan dezelven te herinneren, ten einde zij die affchuwelijke wanordres, die in Frankryk plaats gehad hadden , in hunne Revolutie zorgvuldig zouden vermijden. De Ondergetekende zal alle deze aanmerkingen en verfcheiden anderen, van niet minder toepasÜjkheid op de door hem ontfangene Refolutie, agterwege laaten, om dat hij zig verbeeldt, dat de publijcque- betrekking, tusfchen de Burgers Curateuren en hem als Profesfor beftaande, ook alleen, en geene andere, tusfchen hen ter wederzijde in aanfchouw kan komen, ter bëoördeeling der vraa-  14 stukken, betreffende N».U. B> ge, of aan hem, 'tzij als Profesfor in de Gefchiedenisfcn van ons Vaderland, 't zij als aangeileld tot onderwijs der Griekfche Literatuur, iets te verwij. ten zij, 'tgeen hem zodanige Refolutie verdiend zoude hebben , of zelfs 't geen aanleiding zoude hebben kunnen geeven tot de befchuldigingen daarbij vervat, en tot de verdere bedreigingen, die 'tflot derzelve uitmaaken. 't Zij hem dan veroorloofd flegts aan te merken, dat, gelijkerwijs hij zig zeiven zeer wel bewust is, nimmer of ooit iets gefchreeven nogte op eenige zijner Lesfen gezegd te hebben 't geen dienen zoude, om de Revolutie in ons Vaderland tegen te gaan, of om de waare gronden van eene wel-geregelde Republicainjche Regeerings -vorm in een haatlijk dag-licht te nellen, ('t geen voorwaar ook niet te wagten was van iemand, die van zijne verkleefdheid aan Gemeene - best-gezinde grondbegipfels fteeds, zedert zijne vroege jeugd, zo doorflaande blijken heeft gegeeven, en even uitdien hoofde onder 't vorig Be wind zo ongunflig is behandeld) zo ook hij zeer gerust het bewijs van zulke zijdelingfche befchuldigingen , die hij als een eerlijk man wraakt, of den grond van zulke vermoedens, van wie het dan ook zijn moge, inzonderheid (wat zijne Lesfen betreft) van zijne Toehoorders en Leerlingen, durft vragen; terwijl het verders eene fprekende preuve is der zaaden , die zijn onderwijs over de Vaderlandfche Gefchiedenis in  N°. ÏÏ. b. het gedrag der curateuren enz. 15 in den geest der hem toevertrouwde Jongelingfchap heeft ingeplant, dat de meesten derzelven door hunne Vaderlands-liefde, in de onlangs na de Revolutie hen toebetrouwde Posten , uitmunten, waarvan ( om van zijne Leerlingen van vroegere jaaren niet te fpreken) het genoeg zal zijn 'er drie aan te wijzen, die bij de Cornmittés van Algemeen Welzijn en van Juflitie te Amfterdam in de eerde Ampten van vertrouwen zijn aangefteld, zo als van ^ijne overige Toehoorders, tot wier vorming hij meent iets toegebragt te hebben, verfcheidene jegenswoordig de gewigtigfte Posten in en bij hetCommit-té van 't Bondgenootfchap, bij den Hove van Juftitic, bij deMunicipaliteitvan 'sHage,en elders bekleeden. Daar dit dan de yrugten van des Ondergeteken* dens onderwijs aan 's Lands Hooge-School zijn geweest, en een. niet minder fprekend bewijs zijner grondbeginfels en denkwijze voorhanden is in de Schriften dier Leerlingen, welken zij uit zijnen mond ontfangen hebben, (daar hij in geene tijdenhoegenaamd ooit gefchroomd heeft, die in ge* fchrift bewaard te doen blijven) moet het onop* loslijk voorkomen , dat de vrees voor 't nadeel, 'c welk hij als vijandig van eene Republicainfcae; Regeerings-Vorm in het toekomende doen zoudej zoo veel vermag, daar het bewijs van \reeds gebeurde, van 't geen hij onafgebroken zedert tien jaaren gedaan heeft, onlocheubaar, waereldkundig en voorhanden is. Edoch  16 stukken, betreffende N°. IL b. Edoch de Ondergetekende zoude meenen zig zeiven en (hij zege dit met fiducie) zijne gevestigde reputatie te kort te doen, met verder, en buiten zijn beftek, hier op fiil ce ftaan, even of het hem te doen ware, om eenig pecunieel voordeel te behouden, gelijk die zelfde delicatesfe hem verbiedt te doen opmerken, hoe hij, aan 's Lands Univerfiteit beroepen op een Traftement van agtien-honderd Gl. als Profesfor Linguae Graecae (daar het overbekend is , dat. de Appointementen der Hiforia Patriae nimmer of ooit, van de inftel» ling van die post af, hooger dan 200. Gl. zijn geweest) niet alleen ongehoord en zonder in de mooglijkheid van eenige verdediging of verantwoording gefield te zijn, van die Jaatfte befolding, en van alle de eventueele voordeden van de Profesfie Hiforiae Patriae wordt ontzet, maar noch, voor de dienften geduurende meer dan tien jaaren door hem aan de Univerfiteit, in 't onderwijs der Griekfche Taaie, gedaan , daarenboven met verlies van 200. Gl. aan die Post gehegt wordt gemulcteerd, — aan een Post, die buiten dien, meest in gratuite lesfen beftaande , een 'der minst voordeelige is, welke aan de Univerfiteit worden gevonden. Dan, welke ook de reden mogen geweest zijn, om mede ten dezen opzigte de voorwaarden ter zijde te ftellen , waarop de Ondergetekende zijnen dienst, bij de oorfpionglijke overeenkomst met de toenmaalige Curateuren , aan de Univerfiteit ter goe-  N°. II. W het gedrag der curateuren enz. if goeder trouwe heeft toegezegd, hij zal zig daarmede niet ophouden : Buiten eenig aanzoek van zijne zijde aan de ITooge-School geplaatst, en een veel lucraciver beroep hebbende laaten vaaren, om zijne zugt voor Studie en voor de goede Letteren te beter te kunnen voldoen, is de Ondergetekende niet gefchikt, om met dè BurgerS Curateuren deswegens in eenig beklag, hoe wettig en gegrond ook, te treden: Hij zoude zig veel-ligt boten alle het onaangenaame der gem. Refolutie lïellen, en, voortgaande zijne dienilen aan de Academie van zijne Vaderilad toe te Wijden , gehoor gegeeven hebben aan de zo vereerende als flerke inrtantiën van Rector en Senaat, in 't algemeen, en van alle zijne door hem hoog-geachte Amptgenooten » ieder in 't bijzonder, niec minder dan aan de teder* en aandoenlijke aanzoeken van het aanzienlijkilc eu talrijbt gedeelte der AcademifeheJeugd; initamseii en aanzoeken, waarvan de liefderijke en oprecht? uitdrukkingen den Ondergetekenden rijkelijk verzoet hebben al het leed, 't welk hij afflfcffzina bij deze gelegenheid zoude hebben moeten gevoelen, te meer daar deze'lven het volkoinenttc bewijs opleverden der onfchuld van den Ondergetekenden aan zulke grondbeginsels, denkwijze, of uitdrukkingen , als bij de Refolutie der Burgers Curateuren febijnen bedoeld te worden: Doch de teufte periode derzelve Refolutie belet hem aan de neiging van Zijn hart, aan hst verlangen van zijne hem met hmijl 8*  ÏB stukken, betreffende: N °. II. b. ne achting vereerende Amptgenooten, en aan de alles overtreffende aanzoeken der hem beminnende Academifche Jeugd te voldoen. Een ieder, die voor de gevoelens van een Man van eer vatbaar is, zal hier het ftilzwijgen van den Ondergetekenden ligtelijk uitleggen en aanvullen. Afhanglijk gemaakt van de heimelijke delatiën en onbevoegde beior deelingen of onderftellingen van een enkel kwaadhartig Jongeling, die zig onder zijne Toehoorders mogt bevinden; fteeds daardoor blootgefield, om, (gelijk nu bereids gefchied is) onverhoord veroordeeld te worden; eene Post, die hij zonder aanfchouw van pecunieel voordeel , in de volle verzekerdheid van deszelfs inamovibiliteit, ter goeder trouwe, aanvaard heeft, flegts precair en onder bedreiging bekleedende; eene voorwaarde 2ig voorgefchreeven vindende , die elk /kenner van Oudheid en Hiflorie - kunde voor onuif voerlijk zal houden ; eene voorwaarde, die niet minder vreemd is van de behandeling zijn's onderwijs , zoo als de Ondergetekende die bij 't aanvaarden van zijne Post, onder toejuigching van alle de braaffte en aanzienlijkfte Vaderlanders, heeft gefchetst, als van het oordeel van allen, die meenen, dat de leering en beöeffeningder oude Schrijvers de vorming van hart en verftand tot hoofdoogmerk moet hebben , vindt de Ondergetekende zig genoodzaakt zijn algeheele Post aan de Univerfiteit van nu af aan geheel neder te leggen, om 't geen  II. e. het gedrag der curateuren enz. f9 geen hem nog van zijnen leeftijd overfchiec aan het ftil beoefenen der Studiën, die de Oudheid reeds als de beste toevlugt in alle tegenheden heeft aangezien , mitsgaders aan de opvoeding der drie Zoonen, die de Hemel hem nog gelaten heeft, te befteeden. Echter, daar de voorbeeldige liefde en toegenegenheid der Academifche Jeugd bij den Ondergetekenden niet verdiend heeft, dat zij, in haare Studiën geitremd, het Aagt-offer worde dezer gebeurtenis, verklaart hij, dat hij, buiten eenige befolding van uwen 't wege, uit welken hoofde ook, te begeeren, maar zig van zijne betrekking als gefalarieerd Leeraar, van den datum van uwe Refolutie af, geheel ontflagen houdende , voortgaan zal zijne Academifche Lesfen te geven tot de groote Vacantie aanftaande, in hoope dat als dan door U , burgers curateuren ! in de vervulling der plaats, door deze zijne demisfie vaccerende, voorzien zal kunnen worden, ten zij nogthans uwe intentie, nopens 't verder hóuden zijner Collegiën , met zijne bereidwilligheid niet mogte overeenkomen , waarvan hij in dien gevalle verzoekt ten fpoedigften geïnformeerd te worden. leyden s.6 February 1796. (getekend') johan. luzac.  *• - .-Stukken, betreffende. - II. cv N°H. c. EXTRACT uit de resolutien bij curateuren over s Lands Univerfiteit binnen leyden op Den 20. Maart 1796. Ingekoomen zijnde eene Misfive van den Profesfor in de Griekfqhe Taal en Oudheid joan-lü2ac, gedateerd den 26. February laatstleeden , waarbij dezelve zijne Grieven voordraagt tegen de Refolutie bij Curateuren den 8. daar te vooren tea zijnen aanzien genooraen , en wijders verklaart van begrip te zijn, dat de laatfie periode van de voorfchreeve Refolutie hem belet zijnen dienst aan d'Univerfiteit naar eisch te blijven waarneemen, waarom hij zig dan verpligt oordeelde, gelijk hij dadelijk verklaarde te doen , om zijne Profesfie aan de Univerfiteit neder te leggen , zo nogthans dat hij zijne Collegien ten dienfic der ftudeerende Jeugd zonder eenige Wedde , Collegie - Gelden , of andere Jura te genieten , tor aan de groote Vacantie zoude blijven aanhouden : Zoo hebben Curateuren , naar rijp overleg, goedgevonden zig  N°. ll.c. het gedrag der curateuren enz. ai te laaten welgevallen , dat de voorgemelde Profesfor luzac zijne Profesfie in de Griekfche Taal en Oudheid met het einde van dit loopende Academifche Jaar zal nederleggen, terwijl Cura- v teuren tevens verftaan en gelasten, dat tot aan den 8. Augustus voor den gemelden Profesfor Ordonnantie van betaaling tot x6oo. Gl. in 't Jaar ter Secretarije zal werden opgemaakt, en na voorafgaande ondertekening van Curateuren afgegeeven. En werd de Secretaris gelasx aan den gemelden Profesfor luzac van deze Refolutie van Curateuren kennis te geeven. Accordeert met de yoorfchreeve Refolutien. (getekend) jac. de fremer?. e 3 N°.ni,  ** stukken, betref end* , N0, III. n«. iii. MEMORIE van johan luzac , Profesfor aan 's Lands Univerfiteit te leyden, tot reparatie van Grieven , hem door Curateuren van voorfz. Univerfiteit toegebragt. aan Dg BURGERS, LEDEN van HET PROVINCIAAL BESTUUR OVER HOLLAND. mede-burgers! Indien de Ondergetekende het volfte vertrouwen met hadde in de gevoelens van rechtvaerdigheid, en m de denkbeelden van wettige Regeering en juifte Vrijheid, welke hij nevens het bedaardst en best gedeelte der Natie, van den aanvang van uw Beftuur af, daarin met dankbaarheid heeft meenen f' erkenne«; indien hij in de gedagten ware, dat de Rechten van den Mensch en van den Burger bij U flegts iedele klanken zijn, gefchikt om onder dekmantel derzelven daaden van eigendunklijk gezag en overheerfching uh te oeffenen, rechtflreeks tegens die Rechten aandruisfchende, en deselven op de openclijkfte wijze verkrachtende; - g 2 hij  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 23 hij zoude tot den flap, dien hij heden doet, niet gekomen zijn, maar zig vergenoegd hebben het leed hem aangedaan, waarin zijne Amptgenooten en de ftudeerende Jeugd , daar door op het gevoeligst getroffen, niet minder dan de braafften en deugdzaamflen zijner Mede - Burgers , het hartelijkst deel genomen hebben , ja zelfs bij aanhoudendheid nog neemen , en de zo onverdiende, als hoonende, ja ongehoorde wijze, waarop hij ia behandeld geworden, in ftilte te verduuren, met die * kalmte en gerustheid van gemoed , die der verdrukte Onfchuld eigen is ; aan eene ahvijze en rechtvaerdige Voorzienigheid overlaatende, om hen, die de Belijders en eerfte Janvoerders van die ver' ongelijking geweest zijn, ten eenigen dage in hunne waare gedaante, grondbcginfels, en gedragingen te doen kennen; iets, waarvan, ge-eerde mede - burgers ! de publijcque geruchten heden ten dage reeds een aanvang fchijnen te maaken. Immers, hoe zeer de Rechten van den Mensch en Burger geene nieuwigheid zijn , neemaar de grondfiagen ten allen tijde geweest zijn van alle Regeeringen, op de Natuur-Wet gevestigd, en waar Recht en Juftitie ge - eerbiedigd werd, zal nogthans de Ondergetekende , daar eene reeks van Hellingen, tot voorfz. Rechcen behoorende , door of van wegen de Provifioneele Repraefentanten van het Volk van Holland, op den 31. January 1795' is gepubliceerd geworden, alhier ter neder-  '•4 stukken, betreffende N°. JIJT. Hellen het daarbij gezegde, « dat nooit de geringd „ fte bepaaling kan gemaakt worden aan het recht " van ieder Burger, om zijne belangen in te bren„ gen bij hun , welke de publijcque Macht toe" verCr0™d is j " gelijk mede een voorgaande Art,kel, waarbij verklaard wordt, « dat niemand „ gerechtelijk befchuldigd, gearresteerd, en ge„ vangen gezet mag worden , dan in zodanige ge„ vallen en volgende zodanige formaliteiten , als „ welke door de Wet zelve te voren bepaald zijn." De Ondergetekende zal in het onderzoek niet treden, waarom bij voorfz. Artikel flegts van gerechtelijke befchuldigingen en arrestatiën gefproJcen wordt, vermits het, in de eerfte plaats , zeker is, dat, in een wel - geregel de h Staat, daar geen ogendunklijk gezag noch overheerfching plaats heeft, niemand anders dan gerechtelijk van zijne goederen , bezittingen , bediening , eer, goeden naam, vrijheid, of leven, nog anders dan volgens bet voorfchrift der Wetten , ontzet mag worden ; <3anr doch, in de tweede plaats, indien het tegendeel waar was, dat iemand op eene andere wijze ^.n gerechtelijk bcCchuldigd, geresteerd, of gevangen gezet mogte worden , de Rechten van den Mensch en Burger op eene iedele fchim eh fchaöuw op eenen zand-grond van ingebeelde Vrij. hetd, zouden uitlopen, terwijl, eensdeels, de Wetten en Orde der Z.menleving niemand beveiligen zouden, indien hij anders dan gerechtelijk cn ' naar  Na. III. het gedrag der curateuren enz. 1.5 naar het voorfchrift der Wetten zijne goederen, ftand in de Maatfchappije, eer en leven konde verliezen , en anderdeels het oneindig gevaarlijker is de deur aan extra- judicieele en autoritative befchuldigingen, ontzettingen, arrestatiën , of gevangen ■ neemingen te openen, dan wanneer zulks ten minften nog gerechtelijk , dus met eenigen fchijn van judicieele form, gefchiedde: En, offchoon zommigen zulk eene handelwijze als Revolutionair (zo zij gewoon zijn zig uit te drukken) zouden willen befchouwen , is het nogthans onwederfpreeklijk, dat voorn. Provifioneele Repraefentanten van 't Volk van Holland, die reeks van grondbeginfels niet afgekondigd hebben als de grondflagen van een zogenaamd Revolutionair befiuur, neemaar als de gronden van alle beftuur in alle tijden, als de regels voor alle Volks-vertegenwoordigers, die hunnenpligt getrouw willen zijn, en als zekere en duidelijke grondbeginfelen, waarnaar zij zelve hun gedrag beloofden te beraamev en vast te zullen feilen; terwijl eindelijk, bij zo verre men in deze tijden gemeend heeft, wat publijcque Posten en Bedieningen aanging, extraju* dicieelijk te moeten handelen, de Ondergetekende nogthans vermeent , dat aan een Befchuldigden , bevorens hij ontzet worde, volledige kennis der Befchuldigingen tot zijn laste ingebragt, mitsgaders vrije en onbelemmerde faculteit van verdedi» ging d&arjegens, is gelaaten , immers (overeenB 5 kontf  êtf «tükken, betreffende N°. III. komflig met de Natuur-Wet) heeft behooren gelaaten te worden. Dit dan, naar de opinie van den Ondergetekenden, of liever naar de opinie van hen allen, die immer over de Rechten van den Mensch en Burger gefchreeven hebben, de gronden zijnde, waarop alle Burgerlijke Maatfchappijen gevestigd zijn (ten zij zij ophouden Burger - Maatfchappijen te zijn, en in eene zamenwoning van woeste dieren ontaarten, daar het beste recht fteeds is aan de zijde van het grootfte geweld) bevindt hij zig in het geval, waar in juist alle die Rechten ten zijnen opzigte (hij zegt het met eerbiedy maar met fiducie) ter zijde gefield, gefchonden, ja vertrapt zijn geworden. — In zijn afwezen, door beleid van hen, die hij alle reden heefc als zijne perfoneele vijanden aan te zien, onder den naam van het toenmaals fubfifïeerend publijcq Gezag,, overvallen met eene befchuldiging, die nimmer van wegens dat Gezag tot zijne kennis is gebragt; waar tegens hij nimmer in zijne verdediging is gehoord: Voor 'toog der geheele Natie, op fundament van eenen Brief van den Minister BLAUWte Parys, in een daglicht voorgedragen, 't geen elk onpartijdig Mensch weet onwaaragtig en valsch te zijn; een Brief ondertusfchen, die men zorge gedragen heeft voor den Ondergetekenden verborgen te houden, op dat hij geene gelegenheid zoude hebben dien naar waarheid te beantwoorden en de bron, waaruit de-  N". III. het gedrag der curateuren enz. sfy dezelve gefproten was, voor elk onbevooroordeel■den aan te wijzen: Zijnen Broeder, door de behandeling hem voor het toenmaalig Committé van Waakzaamheid (aan 'twelk gem. zaak gerenvoijeerdwas, die, volgens derzelver geaarcheid, naar het inzien van den Ondergetekenden, aan het Committé van Algemeen Welzijn behoord hadde) ten over ft aan van des Ondergetekendens eigenen schoonbroeder, aangedaan, genoodzaakt ziende hem Ondergetekenden, voor 'toog van 'tPublijcq, voor te dragen als zijnen Schrijver of Bedienden ,- hem, wien de geheele waereld, voorn, zijn Schoon Broeder en de aldaar mede praefent zijnde, Mr. johan valckenaer, zijn Neef, in tegendeel zeer wel wiften geen Bedienden van zijnen Broeder, maar zijn Mede-Eigenaar te zijn, zonder wiens toeftemming voorn, des Ondergetekendens Broeder zo veel te minder gerechtigd was zodanig engagement aan te gaan, als waar toe hij op dien tijd is genooddrongen geworden, daar zulks, volgens de fchrifcelijke Voorwaarden tusfchen hen onderling beftaande, geheel buiten zijne magt en vermogen was gefield: Te gelijker tijd vernemende, dat het alternatif voor hem Ondergetekenden was, " af te zien van allen toeverzigt, „ beftuur, of deelneeming aan zijn Goed en Ei„ gendom, en 'tzelve over te laaten aan hen, §i „ wier handen men zoude goedvinden 't zij zoda„ mg bewind en redaftic, 'tzij zelfs een gedeelte „ van  #8 stukken, betredende NMIÏ, „ van den Eigendom, te feilen, of wel ander„ zins (indien hij Ondergetekende zig daartoe on„ willig betoonde, en niet berustede inde uitvoe„ ring der belofte door zijnen Broeder gedaan} „ van zijnen publijcquen Post ontzet te worden; " waarin men tevens volmondig erkende, dat hij niets als roem verdiende, en door zijne bekwaamheden (zo als men zig uitdrukte) dienst aan de Univerfiteit gedaan had; tot welke alternative dan ook de Propofitie ter zijner remotie moeste ftrekken : Vervolgens in de daad, terwijl hij Ondergetekende, van zijne onfchuld bewust, midden onder alle deze aanvallen gerust en onbeweeglijk was, bij Refolutie van Curateuren (zonder immer of ooit in zijne defenfie gehoord te zijn) met ter zijde irelling van alle infiantièn, zoo door Reélor en Se•raat als door de ftudeerende Jeugd, daarjegens gedaan, van eene zijner Profesfiën beroofd; in zijne Appointementen willekeuriglijk verkort; en in zijne andere Profesfie (quafi) gecontinueerd onder bedreigingen, die , gelijk een Man , denkbeelden van eer hebbende, niet konde denken dezelven immer door een Man van eer ondergaan of aangenomen te zullen worden , Curateuren voor de hand zeer wel wisten, althans (naar 't denkbeeld 'tgeen de Ondergetekende zig gaarne van hen vormde) moesten weeten, voor den Ondergetekenr den (indien zij hem, op hunne beurt, voor een Man van eer hielden,,) met eene daadelijke en \ al-  Bh III. het gedrag der curateuren enz. *j? al-geheele Remotie gelijk te Haan: — Op deze wijze mishandeld en verongelijkt, vermeent bij bij U, Ge -eerde mede-burgers, niet de ge* Jchreeven Rechten van den Mensch en Burger, maar dac innerlijk, gevoel van de eeuwige NacuurWet en de onverbreekbaare plichten eener wel* geordende Zamenleeving, die in ieder eerlijk hart ingeprent zijn , te kunnen reclameeren: Hij vertrouwde zelfs wel-eer, dat Curateuren voor dat gevoel, niet doof zouden zijn ; en in-die hoop was het, dat hij, na hen niet alleen de onbillijkheid, maar de volftrekte onwettigheid, de wederrechtelijkheid en nulliteit van hunne handel, wijze ten zijnen opzigte onder 'toog gebragt, erj tegens de onwaaragtigheid van hunne befchuldigingen (voor zo ver zij in eenige bepaalde termen vervat waren) geprotegeerd te hebben, verklaarde zijnen Post , tegens zijnen wil en dank» te moeten nederleggen uit hoofde der Grieven* fcem bij hunne Refolutie zo notoirlijk aangedaan * maar al-wederom met geen ander gevolg, dan dat, zonder zig eenigzirvi in die Grieven in te laaten, of dezelven eenigzins te beantwoorden, neemaar dezelven , in tijden van Vrijheid, Gelijkheid , en Broederfchap , voorbijgaande met Zulk een diep. en verachtend ftilzwijgen , als men van deu wiilekeurigjlen Beheerjcher zoude hebben mogen verwagten ; even gelijk zij de vertoogen van Rector en Senaat , door eene plech-  $ö stukken, betref en de W.lïL plechtige Commisfie hen terzelver zaake onder 'toog gebragt, en naderhand fchriftelijk voorgedragen, tot heden, na verloop van vier maanden (voor zo veel de Ondergetekende weet) geheel onbeantwoord hebben gelaten; voorn. Curateuren , bij alle die onwaaragtige asfertiè'n en daarop gebouwde onbeftaanbaare maatregelen, mitsgaders zo hoonende als onverdiende bedreigingen (zo het fchijnt,) perfifieerende, bij eene Refolutie, die wel gedateerd is den 20. Maart laatstleden, doch tik den Ondergetekenden eerst op Donderdag, den 23. deezer maand Juny, door hunnen Secretaris is ter hand gefield, (zo dat de Ondergetekende voh komen buiten ftaat is geweest zig deswegens eerder aan deze Vergadering te adresfeeren) verklaaren, " dat zij goedgevonden hebben zig te laten wel„ gevallen, dat de Ondergetekende zijne Profesfie h in de Griekfche Taal en Oudheid" (terwijl hij eüdertusfchcn nimmer noch titel noch befolding als Profesfor in de Griekfche Oudheid gehad heeft > " met het einde van dit loopende Academifche „ Jaar zal nederleggen;" daar zij Curateuren tevens (quafi) verftaan en gelasten, "dat tot aan „ den 8. Avgufli voorden Ondergetekenden Ordon,, nantie van betaaling tot ƒ 1600. in'tjaar ter Se„ cretarije zal worden opgemaakt, en na vooraf„ gaande ondertekening van Curateuren afgegee„ ven"; even of de Ondergetekende laag en lafhartig genoeg zoude zijn, om van hunne handen eer»  N°.'III.- het gedrag der curateuren* »»«. %t een gedeelte van een Traétement te ontfangen, 't welk zij, met fchending en verbreking der overeenkomst, ter goeder trouwe door hem bij zijne beroeping en aanflelling met de toenmalige Curateuren aangegaan, zonder eenige erkende fchuld of wanbedrijf aan zijne zijde, of zonder eenig het minfte verzuim of manquement aan zijne verplichtingen bij de Univerfiteit, goedgevonden hebben arbitrairlijk voor eene vijfde part te verminderen. Bij die zelfde Refolutie van 20. Maart laatstleden zeggen zij almede, "dat hij verklaard heeft, on„ der de Grieven, bij hunne vorige Refolutie fub„ fdleerende , zijne Profesfie aan de Univerfiteit „ neder te leggen, zo nogthans dat hij zijne Col„ legien ten dienfte der ftudeerende Jeugd zonder „eenige Wedde, Collegie-Gelden, of eenige „ andere Jura te genieten, tot aan de groote Va„ cantie zoude blijven aanhouden;" maar al-wederom (ten blijke der attentie, waarmede der Univerfiteits zaaken door voorn. Curateuren ingezien en behandeld worden) abufivelijken grooten-deels -tegens de waarheid aan, daar de Ondergetekende nimmer, door het ontfangen van zijn verkort en befnoeid Trafteraent, de voorfz. Refolutie van Curateuren van 8. February, die hij houdt voor nul en wederrechtelijk, (al moeste dezelve dan ook blijven beftaan) voor deugdelijk en wettig willende erkennen, wel verklaard heeft, van wegens hen Cur;;ceuren, geene beJolding, uit welken hoof-  j2 stukken., betreffende N°. III. hoofde, te begeeren, en zig van zijne betrekking tot hen, als gefalarieerd Leeraar, geheel ontfiagen te houden ; doch nergens of ooit gezegd heeft, " dat hij afzag van allejura (terwijl hij ondertus„ fchen alle cncra droeg) veel min van alle Collegie* „ Gelden, die des Ondergetekendens privaat recht „. zijn, en voorn. Curateuren in geenen deele raaken." In deze omftandigheden , die hij naar waarheid heeft voorgedragen, zig bevindende, en zulk eene behandeling, onder het aandrijven van eenige Leden van 't wel-eer beftaan hebbende Committé van Waakzaamheid, en daarop gevolgde aggreatie van de toenmaalige Provifioneele Repraefentanten van V Folk van Holland , van wegens voorn. Curateuren voor zijne trouwe dienden , geduurende elf jaaren aan 's Lands Univerfiteit gedaan, ondervonden hebbende; erkent de Ondergetekende zeer gaarne, dat zijn befluit geweest is zig te vergenoegen alle zijne gedragingen, van het begin af dat hij zijnen ongezogten Post bij de Univerfiteit bekleed heeft; de OHaangenaamheden hem bij aanhoudendheid onder het voorig Stadhouderlijk .bewind, jaaren agter den anderen, aangedaan ; zijne ftandvastigheid in het voorfiaan der Burgerlijke Rechten en Vrijheden , bijzonderlijk met betrekking tot de wanordres der Omwenteling van 1787. tot de remotie van den Profesfor Bavius Voorda, tot onderzoek en ftraffe van 't wanbedrijf tegens den Student van Schaak, mitsgaders tot handhaving der  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 33 der Rechten van de Univerfiteit en beveiliging van den Perfoon van Mr. Pieter Jan Marcus ,voor het oog der gantfche waereld open te leggen, mitsgaders al het zelve met authentycque fitikken en be~ wijzen te ftaaven, en verder daarnevens in het helderst daglicht te plaatfen zijne remotie als Profesfor in de Vaderlandfche Gefchiedenisfen; defchandelijke en voor een Man van Eer fletrisfante ja ondraaglijke voorwaarden , waarop hem de Profesfie der Griekfche Taaie (quafi) gelaten wordt onder genot van een arbitrairlijk verminderd Tractement, (daar reeds die Profesfie een der minsc profijtelijke is aan de Univerfiteit,) en de motiven , die aan dit alles ten grondflag gediend hebben, om dus de Tijdgenooten, ja geheel Europa (waar door de hoon den Ondergetekenden aangedaan aan alle oorden weerklonken heeft en door de publijcque Papieren is aangekondigd geworden) maar voor-al de onpartijdige en onbevooroordeelde Nakomelingfchap tot Rechter in te roepen, en van dezelven dat recht te wagten, 't welk hij zig onder den blijvenden invloed der geenen , die hem reeds tot flagtofer hunner driften gemaakt hadden, niet konde beloven. Daar dog niets .teerder is dan het gevoel van een Man van Deugd en Eer, en geen mensch, die zelve eenig denkbeeld van die hoedanigheden heeft , zig veroorloft dat gevoel tot fpeelbal van zijn willekeurig goedvinden te maaken, konde ook niemand, die weet dat de OnderC ge-  34 stukken, betreffende N°. III. getekende zijnen bijna vijftig-jaarigen ouderdom , onbevlekt, als zodanig heeft doorgebragt, zig beloven , dat hij door zijn ftilzwijgen de fletrisfure , die men hem heeft pogen aan te doen, zoude erkennen , of zelfs zig laaten vervaaren door de bedreigingen tegens zijne perfoonlijke veiligheid en vrijheid, die hem in zijn eigen huis, door of van wegens de Bewerkers dezer mishandelingen, zijn gedaan geworden, indien hij zig mogte laaten invallen eenige gevoeligheid over de maatregelen, tegens hem genomen, te betoonen. Edoch, daar zulk eene eenvoudige verdediging voor 't oog van 't gantsch Publycq des Ondergetekendenseerftevoorneemenwas, heeft hij, bij nadere reflexie , geoordeeld, dat daarin een foort van hoon voor deze Vergadering zoude kunnen geacht worden opgefloten te zijn, even als of iemand, bewust van zijne onfchuld, en kalm door het getuigenis van een blank geweeten, moeste wanhoepen bij U , burgers, leden van het provinciaal bestuur! eenig rechtmatig redres van zijne Grieven , immers aanleiding tot zodanig redres, te bekomen. Deze wanhoop, dit wantrouwen op uwe onpartijdige rechtlievendheid, fcheen den Ondergetekenden geheel onverdiend, gemerkt de gehegtheid aan de heilige grondbeginfels van Wet en Ordre, mitsgaders de verwijdering van al wat zweemt naar het S3'ftema, waarvan des Ondergetckendens bekend afgrijzen de waare grond is der be.  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 35 befchuldigingen tegens hem ingebragt; welke ge* hegtheid en verwijdering het verlicht en deugdzaam deel van Hollands Volk in uw beituur geredelijk en met dankbaarheid erkent. Wat nu betreft de gronden van juftificatie, welke de Ondergetekende tot zijn verzoek zoude moeten allegeeren , (voor zo ver die niet uit het reeds hierboven gepofeerde blijkbaar zijn ) betuigt hij , dat zommigen van dezelven zo perfoneel en mitsdien van die delicatesfe zijn , dat hij zwarigheid maakt dezelve in een ftuk , 't welk veelligt eenige publiciteit zal bekomen , opentlijk ter neder re Hellen; maar tevens verklaart hij overbodig te zijn, om dezelven, 't zij mondeling, 't zij fchriftelijk, met een waaragtig Narré van zaaken, te rekenen van de anonyme Brieven af en van de bedreigingen jegens den Ondergetekenden , Waarmede deze zaak, (indien men daartoe vroegere gebeurtenisfen niet brengt) een aanvang heeft genomen, op te geven aan alzulke Commisfarisfen, als deze Vergadering uit haar midden, in geene betrekking ftaande noch tot het vorige Committé van Waakzaamheid, noch tot voorn. Curateuren of eenigt-n derzelven, tot onderzoek dezer zaak zoude goedvinden te benoemen. Althans de Ondergetekende, welk menagemeht hij ook voor publycque Posten en Perfonen ten dezen gebruike, kan niet verbefgen , dat de doorftekende ongegrondheid en onwaaragtigheid der motiven, bij de Refolutie vari C 3 CtK  $6 stukken, betreffende N°. III. Curateuren van 8. February 1796. bijgebragt, •flegts misfchien wel het minst overtuigend gedeelte is van het ongelijk en de injurie den Ondergetekenden aangedaan , en dat zij een veel grooter kragc ontkenen van den gantfchen toedragt en zamenhang der zaak , die hij, om der gevoeglijkheids wille , alhier flegts even aanroert. Ondertusfchen zal hij, bij dit zijn Adres, provifioneelijk niet verder gaan, en zelfs om die reden voor als nog niet aanroeren, 't geen bij gem. Refolutie gezegd wordt van den voordragt van V Committé van Waakzaamheid of van 't geen ter dier zaake in de Vergadering der Provifioneele Repraefentanten van 't Volk van Holland is gepasfeerd. Hij vertrouwt zelfs, dat 'er, vooral bij hen," die zig den ftaat van zaaken ten dien tijd herinneren , niet veel zal nodig zijn , om 'de wederrechtelijkheid der Refolutie zelve van Curateuren van 8. Febr. 1796. te doen gevoelen , meer dan de Ondergetekende daarjegens gezegd heeft bij zijne Misfive van 26". February, waarvan hij, gelijk ook van de beide voorfz. Refolutiën van Curateuren , de vrijheid neemt hiernevens fimple Copiën te voegen fub Nis 1. 2. en 3. Immers zal deze Vergadering uit die Stukken zien: i°. Dat de Befchuldiging van Curateuren ten zijnen opzigte gaat over een onderwerp , geheel buiten hun bereik, en waaromtrent, als in geen het minfte verband met zijne Post • t ftaan-  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 37 ftaande, aan hen, in hunne qualiteit, even min eenig opzigt of cenfuur competeert, als hij, deswegens, aan hen eenige de minfte verantwoording verfchuldigd is: 20. Dat zij Curateuren aan den Ondergetekenden geen reproche doen noch kunnen doen, 'tzij wegens het waarnemen van zijne Post in 't algemeen , 't zij in 't bijzonder wegens de gevoelens, die hij in die betrekking opentlijk beleden of, door zijn gedrag en daaden, heeft gemanifefteerd : 30. Dat, wel verre van daar, de gevolgen van het onderwijs van den Ondergetekenden de asfertiën van voorn. Curateuren volkomen logenftraffen , of liever hunne gewaande vrees en die van het Committé van Algemeene Waakzaamheid van- ongegrondheid en valschheid overtuigen: 4°. Dat, terwijl boven dien het bewijs van de leerwijze en grondbeginfels van den Ondergetekenden , bijzonder in het vak der Vaderlandfche Hiflorie, waarvan men hem eigendunklijk ontzet heeft, voor handen is in de Schriften zijner Leerlingen , uit jzijnen mond, zelfs onder het vorig Bewind * opgetekend; voórn. Curateuren niet alleen nietwes hoegenaamd daaruit, tot ftaaving van hunne handelwijze, kunnen bijbrengen; neemaar in tegendeel die Schriften, waarop de C 3 On-  $8 stukken, betreffende N°. III. Ondergetekende zig gerustelijk beroept, de valschheid van hunne befchuldiging of de iedelheid van hunne vrees in 't helderst daglicht ftellen; 5°, Dat, behalven 'tgeen den Ondergetekenden als Leeraar raakt, zijne gedragingen , zo in den Senaat als aan de Univerfiteit in 't algemeen, juist het tegenovergefield charaéler draagen van dat geen, 't welk voorn. Curateuren hem durven aantijgen: 6°. Dat, bijaldien de Ondergetekende onder de ■ cenfuur van voorn.-Curateuren ftond, over zaake», die niet dc mmfre betrekking hebben tot zijne Post aan dc Univerfiteit, de be«fchuldigingen, ten dien opzigte door hen ' . tegens hem ingebragt, zijnvague, in loute. re woorden, klanken, en onbepaalde asferticn beftaande, zonder vsste en juiste betekenis; en., ?r> zo verre aij zig veroorloven ■te .zet^gen, dat de Ondergetekende eene ongunftige denkwijze jegens de Bataafj'che Revolutie heeft gemanifesteerd', die meer bepaalde aantijging ( hij zegt het met fiducie bij deze Vergadering , en zal het opentlijk voor \ oog der geheele Natie en van gansch Europa verklaaren,) is.valsch, opgeraapt, onwaaragtig, enftoffe opleverende, om voorn. Curateuren (op welke wijze zulks dan ook zijn moge) t£| yerifica.tje van dezelve te conftringeeren : f\ Dat  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 3^ 70. Dat de voorwaarden en bedreigingen, waaronder aan den Ondergetekenden, bij het genot van een willekeuriglijk verminderd Salaris, de Profesfie der Griekfche Taaie wordt gelaten, op geenen voorafgaanden grond hoegenaamd fteunen, maar almede arbitrairlijk worden ter neder gefield, en van dien aertzijn, dat zij niet alleen hetrefpeft, aan een openbaar, Leeraar verfchuldigd, bijzonder bij zijne Leerlingen, om verre ftooten, maar zelfs de Zedekunde onteeren en verkrachten, 't Zij den Ondergetekenden gëoorlofd bij ieder dezer Poinclen, hoe zeer genoegzaam ontwikkeld, een weinig ftil te fiaan. En, wat dan het eerfte belangt, vermeent hij, dat niemand ontkennen zal, dat geen mensch ter waereld , eenige publycque Pose .bekieedende , gerekend kan worden zig onder de cenfuur gefield te hebben nopens zaaken of betrekkingen, met die Post niets gemeen's hebbende , zq lang hij dezelve Post getrouwelijk en met luifler waarneemt op eene wijze,dat niet gezegd noch bevveezen kan worden, dat de gevoelens door hem in 'tbijzonder gekoefterd, of de daaden doorhem als Individu gepleegd, den minften invloed hebben op het geen hij als publycq Perfoon verricht. Niemand dog kan verdaan worden aan zijne individueele Vrijheid en Onaf hanglijkheid verder gerenuncieerd te hebben dan onmiidelijk vereisebe C 4 worde  4° stukken, betreffende N° III. wordt tot het wel en behoorlijk waarneemen van het Ampt of Beroep, 't welk hij ftaat te bekleeden. Was dit anders, welke eene wijde deur wierd 'er niet geopend voor de Despoticque handelwijze en de •willekeurige gezagvoering van hen , die zig in eene publycque relatie boven andere hunne Mede - Burgers bevinden ? Zig hier verders mede op te houden, zoude zijn eene alom erkende waarheid te willen bewijzen. Nopens het tweede Point, daar 't zelve beftaat in eene negative asfertie , uit de Refolutie zeUe van Curateuren baarblijkelijk, behoeft de Ondergerekende 'er niets bij te voegen: Ja die Refolutie zelve getuigt, dat zij Curateuren (zo als zij zig uitdrukken) " van de bekende kunde van den On* „ t'c«:ctekenden nut hadden getrokken tot welzijn „ van de Univerliteir, " daar zij zeggen-, " dat „ het hun onaangenaam zoude zijn daar van in 'c „ vervolg, tot welzijn van de Univerfiteit, niet meer „ al dat nut re kunnen trekken, 't geen zij 'er bil„ lijk van verwachten. " Het zoude den Ondergetekenden veel - ligt niet moeilijk zijn te bewijzen het adveu, aan een der voorn. Curateuren door de kragt der waarheid afgepersr, " dat de Onderge„ tekende , in zijne Post ais Profesfor , niets als „ roem verdiende, en dat hij hoopte, als Profes„ for Luzac maar ophield Redacleur te zijn van de „ Franfche Leydfche Courant, dat dan de Unive'r„ fiteit nog lange (zo als hij meende te kunnen n zeg.  N°. ÏII. het gedrag der curateuren enz. 41 „ zeggen) de vrugten van zijne voortreffelijke „ bekwaamheden zoude genieten : " Zo dat de voorwaarde, waarop Profesfor Luzac zijne publycque Post zoude bèhouden , was de renunciatie van alle toeverzigt op zijn ouderlijk goed en eigendom; want dat de Ondergetekende , behalven die zorg en dat toeverzigt, fteeds was Redacteur van 'tzelve Blad, is eene onwaarheid, welke het Committé van Waakzaamheid heefc goedgevonden, tegens het uitdrukkelijk gezegde van des Ondergetekenden Broeder aan , bij de Provifioneele Repraefentanten van 'tVolk van Holland voor te dragen, en die ook aldus door voorn. Curateuren tot grond van hunne Refolutie is overgenomen, offchoon de Ondergetekende daarop nimmer gehoord zij, veel min dezelve ooit hebbe erkend. Op het derde en vierde Poincl merkt de Ondergetekende nog aan, dat de eenige regel, om over de gevoelens, grondbeginfels, en leerwijze vaneen openbaar Leeraar te oordeelen, naar zijn begrip, is in te zien of te onderzoeken, wat hij aan zijne Leerlingen onderwijst, en welke de gevoelens zijn j waaraan de Discipels, uit zijne Schoole voortgekomen , zijn toegedaan. De Ondergetekende provoceert bij dezen opentlijk voorn. Curateuren eenen enkelen trek uit de fchriften, door hem gedicteerd, op te geeven, die niet ademe liefde tot waare Vrijheid en deugdzaame Onafhanglijkheid, haat tegens onwettige en geweldige Onderdrukking, -— C 5 in  4i stukken, betreffende N°. III. in een woord, die niet ademe gevoelens, welken den waaren Republijcain, in tegenoverftelling van den bandeloofen Muiteling, en van den alles beroerenden of om - verre werpenden Anarchist, kenfchetfen en uitmaaken. Laaten zij, veelgSachte medeburgers ! laaten Curateuren eenen enkelen regel, immer door den Ondergetekenden gedicteerd, waarin eene andere denkwijze doorftraalt, voor den dag brengen: Daartoe zijn zij in geene eeuwen in ftaat! En wat zal het laate Nageflagt van onze tijden zeggen, wanneer het t'eeniger dage leest, dat Curateuren van de Hollandfche Univerfiteit, om de gevoelens en leer-, wijze van een Profesfor in de Griekfche Literatuur en Vaderlandfche Gefchiedenisfen te bëordeelen, onderzogt hebben, wat in de Leydfche Franfche Courant is gezegd of gefchreeven, in plaatfe van toe te zien, wat hij als Profesfor geleerd hebbe, en welken de vrugten van zijn onderwijs zijn geweest? Ja het verdient zijne opmerking, dat de Ondergetekende van zijne Post als Profesfor Hifloriae Patriae wordt ontzet, terwijl hij, zo uit hoofde der veelvuldigheid zijner andere Collegiën, als bij gebrek van genoegzaam aanzoek, in dat vak, geduurende de drie laatfie Academifche jaaren, geene lesfen heeft gegeeven, en dus althans ook geene aanleiding om deswegens jegens hem eenige befchuldiging te gronden. Trouwens het is niet het ongenoegen wegens het voorledene door hem als  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 43 als Profesfor verricht, maar de vrees voor het toekomende, die ten grondflage, zo van de voordragt van het Committé van Waakzaamheid, als van de Refolutie van Curateuren, verfïrekt. Tot voorbeeld der uiterfte onrechtvaerdigheid wordt door den Fabeldichter het verfcheuren van 'tLam voorgedragen over iets , 't welk door zijn Vader of Grootvader was verricht: Maar, ten minften, deze praetenfe misdaad was eene reeds gebeurde zaak : Doch de Ondergetekende wordt van zijne Post ontzet, niet om 'tgeen hij geduurende. den reeks van elf jaaren aan de Univerfiteit-reedsge<&jw; heeft, maar "uit hoofde der allernadeeliglte gevolgen, ,, die een Perfoon, zo als hij is, in het toekomen* „ de zoude veroorzaaken, door den invloed, wel„ ke hij geacht moet worden op de gemoederen „ van de fiudeerende Jeugd te hebben." Is 'er, behalven de Lesfen en de vrugt van het onderwijs van een openbaar Leeraar, in hen gade te liaan die zijne inftruclie hebben genoten, nog eenige andere regelmaat om van zijne gevoelens en grondbeginfels te oordeelen, dan is het voorzeeker het gedrag, 'twelk hij in 'tCollegie of Ligchaara, waar toe hij behoort, en in de verrichtingen, waar toe hij, als zodanig, van tijd tot tijd geroepen wordt, fiandvastig houdt? Rn welk is dan het gedrag van den Ondergetekenden, en als Lid van den Senaat, en als Reftor der Univerfiteit geweest? De bewijfen daar van zijn in authen- tyc-  44 stukken, betreffende N°. III. tycque Stukken voor handen, doch hier de plaats niet en voor als nog de tijd niet, om dezelven bij te brengen of publijcq te maaken. Een ieder weet, op wat wijze de Ondergetekende door Willem den Vijfden in de keuze als Rector, fchoon telkens op de Nominatie gebragt, geduurende drie agtereenvolgende jaaren is gepasfeerd, en hoe hij, vier jaaren agter den ander, door denzelven invloed van het Secretariaat van den Senaat is uitgefloten r Een ieder weet, hoe hij toen op een tijd, wanneer bijna niemand durfde fpreeken , met zeer weinigen zijner Collega's , tot maintien der veiligheid van 's Lands Univerfiteit, en tot herfiel van zijnen ten onrechte geremoveerden braven Amptgenoot Voorda, onvermoeide pogingen heeft gedaan, en hoe de meeste voorfiellen, daartoe betreklijk, in den Senaat ingebragt , uit zijne vrijmoedige Vaderlandfche penne zijn gekomen: Een ieder weet, welk moeilijk Rectoraat hem eindelijk zij te beurt gevallen; een Rectoraat des te moeilijker, om dat, terwijl hij zijne dagen en nagten befteedde, om, met al den iever en cordaatheid van een eerlijk en rechtlievend Man, eensdeels de rust der Univerfiteit te bewaaren, anderdeels aan dezelve alle recht, alle genoegdoening, alle veiligheid te bezorgen, welken zo de Senaat, als de ftudeerende Jeugd, volgens recht en billijkheid konden verlangen, terzelver tijd de fchandelijkfte Schotfchriften opgefteld, gedrukt en verfpreid werden, om het Publijcq,  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 45 blijcq, inzonderheid de Academifche Jeugd, jegens hem wantrouwend of zelfs afkeerigvan hem te maaken; Schotfchriften, waarvan het lasterlijk/Ie , kwaadaartig/le, en onteerendjie van dien zelfden perfoneelen Vijand van den Ondergetekenden (volgens narichten, die hij alhier uit discretie verzwijgt) afkomftig is geweest, die in zijne tot nu toe althans bekleede publycque Post de eerfte Grondlegger is geweest der vervolgingen, waar door men den Ondergetekenden tot llagt- offer van dien ouden wrok en haat heeft pogen te maaken; daar ondertusfchen, na dat'tzelveRectoraatte midden onder de eerftefchokken der jongde Revolutie was ten einde gelopen, de grijze en regt eerlijke, vaderlandfche,hollebeek de gevoelens van den ganfchen Senaat betuigde op eene wijze, met de volgende bewoordingen in de Registers van den Senaat geboekt; "Clar.hollebeek, Senior „ Facultatis Theologicae, nomine univerftSenatus, „ gratum Viro Magnifico teftatusfuit animum, pro „ re Academica his temporibusdifficillimis, qualia „ nempe Patriae noftrae antea non contigerunt, ed „ prudentia, ed fortitudine animi, Ulo jujlitiae ,, ac aequitatis fiudio, fimulque peritid cF mode„ ratione ge/la, ut ad ipf'um principe loco per„ tineat, quod fojpes fuperjit Academia. " — En 'tloon van dit alles, ge-cerde medeburgers, is binnen 'tjaar daarna, dat de Ondergetekende, die onder 'c vorig Bewind met zijne remo:ie was bedreigd en van een gedeelte vaa 't voordeel .zijnetPro-  45 stukken, betreffende N°. IIL Profesfie der Vaderlandfche Hiftorie, door mededeeling van die Post aan een anderen Amptgenoot, was verlfoken geworden, nu, in het tweede jaar der Bataaffche Vrijheid, uit kragte van eene aan hem nimmer gecommuniceerde befchuldiging, on» gehoord, onverdedigd, van diezelve Post ten eenemaal wordt ontzet, en van -het vijfde gedeelte zijner Appointementen, hem volgens uitdruklijke toezegging verfchuldigd, eigendunklijk wordt beroofd: En door wie ? door hen zeiven, die beter dan iemand anders weeten de cordaace, de recht-en vrijheid-lievende gevoelens, welken den Ondergetekenden geduurende zijn zo onlangs bekleed Rectoraat hebben bezield. Immers, even gelijk den jegenswoordigen Curator hahn zeer welbekend zijn alle de menées van hen, die aan den Ondergetekenden zo onverdiend voorfz. zijn Rectoraat verbitterd hebben, om dat hij hunne verderflijke en bloeddorftige gevoelens niet was toegedaan, even zo is hij zelf, die toen, als Secretaris der Vierfchaar van 's Lands Univerfiteit, aan den Ondergetekenden ondergefchikt was, en van hem in alle gelegenheden niets dan gedienftigheid, infchikkelijkheid, en behulpzaamheid heeft genoten, getuigen geweest van al 't geen door hem als Rector, in de Vierfchaar, met betrekking tot de beruchte zaak van den Student van Schaak , is verrigt; terwijl 'er almede niemand is, die door eigene ondervinding die zelfde fentimenten bij den Ondergetekenden beter heeft lee-  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 47 leeren kennen dan de jegenswoordige Curator pieter van lelyveld , pieterszoon "-, eene perfoneele ondervinding, die hem pi eter van lelyveld, pietersz. nu (_ zo als het gemeenlijk in 't ondermaanfche gaar) fchijnt aan te fpooren , om den dienst, welken de Ondergetekende hem, uit grondbeginfels van rechts- en vrijheids-liefde , in zijne naauwfte betrekkingen beweezen heeft , dusdanig te beloonen. En wat is dan dog de misdaad , waarom de Ondergetekende op die wijze behandeld moet worden? Het is, zo als het Committé van Algemeene Waakzaamheid zig uitdrukte , zijne Ariftocratifche denkwijze , of , zo als Curateuren fpreken, zijne Arijiocratifche gevoelens : Maar wat is eene Ariftocratijche denkwijze ? Wat zijn Ariftocrati. jche gevoelens? Wat is Arijlocratie? Zo als ze bij voorfz. Refolutie ter nedergefteld worden, zijn het vague bewoordingen , zonder bepaaling, zonder juist denkbeeld daar aan gehegt, en flegts gebezigd volgens't gebruik, 't welk men nu gemeenlijk in eenen populairen, doch haatlijken en verkeerden zin , daar van maakt, even gelijk onder de vrijmagtige Alleenheerfchers van 't Crimen Majeflatis; crimen eorum, qui crimine vacant. Ari. ftocratie, bij eenen kundigen, is de invloed, welken de aanzienlijkfle , de eerlijkfte , de braaftfe , in een woord , de beste Ingezetenen van eenen vrijen Staat, volgens eene vast - geftclde Orde en Wet-  48 stükken, betreffende N°.IIL Wetten, hebben op de Regeering van dien Staat, waarvan nogthans het algeheel bewind en de oppermagt berust bij het gantfche Ligchaam van 't Volk: En in dien zin ontkent de Ondergetekende zo weinig zijne AriftocratiJ'che gevoelens , zijne Ariflocratifche denkwijze, dat hij zelfs , als een eerlijk Man , meent daarop roem te mogen dragen, en opentlijk betuigt, dat, zonder eenig inmengfel van zodanige Arifiocratie, geen BurgerMaatfchappije, noch in haar zelve, noch met betrekking tot nabuurige Mogendheden, op den duur zig kan (taande houden. — Arifïocratie, voor het oog van een Voorilander van wettelooze losbandigheid , voor een Liefhebber van alle Burgerlijke wanordres , voor een Haater van alle noodzaaklijke ondergefchiktheid, is de gehegtheid aan Orde , Recht, en Wetten, dat is, aan de dierbaarde belangen der menschlijke Zamenleving; en in dien zin al - wederom belijdt de Ondergetekende niet alleen zijne Ariflocratifche denkwijze, zijne Ariflocratifche gevoelens, maar hij betuigt daarbij, dezelven tot zijnen jongften ademtogt te zullen behouden, offchoon hij zeer wel weete, dat dit eigentlijk de bron is van alle de wederwaerdigheden, die hem in de drie laatfte jaaren bejeegend zijn, en de oorzaak van alle de heimelijke bedreigingen tegens zijne veiligheid en leven, die hij almede in den loop van dien tijd heeft ondervonden: — Arifiocratie daarentegen, naar* het gebruik zedert ee- ni-  K°. III. ket gedrag der curateuren enz. 49 nige jaaren aangenomen, is de verkleefdheid aan het denkbeeld, dat het gantfche Volk ten behoeve van eenige weinige vermogenden of rijken, tot hun gerief, grootheid, en wellust is gefchaperi: En in dezen zin is de denkwijze of zijn de gevoelens vatt den Ondergetekenden zo weinig Arijlocratisch, dat hij van zijne vroege jeugd af tot heden die haatlijke grondbeginfels, misfchien meer en opentlijlijker dan iemand ïn ons Vaderland, heeft beltrceden: En hij provoceert Curateuren, om eene enkele pasfage bij te brengen, weike zijne Arijlocratie in dien zin bewijze: Hij provoceert hen opcntlijk voor deze aanzienlijke Vergadering: Hij zal, indien hem geene andere genoegdoening tot handhaving van zijne eer en goeden naam wedcrvaare, zulks doen voor 't oog van geheel Europa , en van het Iaate Nagcflagt: En, indien zij Curateuren deze hunne befchuldiging met geene bewijzen ftaaven kunnen, dan laat hij de geheele waereid beflisfen, onder welke verplichting zij , volgens dé Natuur-Wet en Burgerlijke Rechten, zig ten zijr nen opzigte gebragt hebben* 'c Zelfde moet de Ondergetekende aanmerken op het gezegde, 't zij van het gewezene Committé van Waakzaamheid, " dat hij blijken zoude heb,, ben gegeeven van zijne pogingen om de Fran„ fche Revolutie , en dus ook de onze, bene„ vens alles wat tot eene Republicainfche Regeen rings vorm betrekking heefc, in een haatlijü ï) i, dag-  fjo stukken, betreffende N°.III. „ daglicht te ftellen , en met zwarte couleuren af „ te maaien; " 't zij van Curateuren zelve, "dat ,y zij met het ui'terfle ongenoegen hebben opge„ merkt der Franfche en Bataaffche Revolutie on„ gunftige denkwijze in de Franfche Leydfche „ Courant doorftraalende : " Asfertiën alwederom gedeeltelijk vague, onbepaald, geen vasten zin op zig zelve hebbende; gedeeltelijk valsch, onwaarachtig , en (met eerbied voor deze Vergadering gezegd ) geheel calumnieus. Begreep het Committé van Algemeene Waakzaamheid door de Franfche Revolutie den gantfchen omvang derzelve, alle de gebeurtenisfen die dezelve en inzonderheid van den jaare 1792. tot July 1794. verzeld of uitgemaakt hebben, ja! dan erkent de Ondergetekende , dat hij dezelve in het waare daglicht en met echte couleuren heeft afgemaald ; Is dat waar daglicht haatlijk en zijn die echte couleuren zwart geweest, hij vraagt gerusrelijk, of dit zijn fchuld, dan wel de fchuld der zaaken en gebeurtenisfen zelve zij? Hij heeft altijd een afgrijzen gehad van het characler van een Volksbedrieger; en dus erkent hij gereedelijk , dat hij van zijne pligt gerekend heeft die Toneelen van onbegrensde wanorde, voorbeeldelooze wreedheid, woedende Partijfchap, bloeddorftige en geweldadige onderdrukking, fchandelijke verkwisting, algemeene beroving en fpolie, die de Franfche Revolutie gedurende meer dan 18. maanden bezoedeld hebben, voor zijne Landge-  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 51 genooten niet te verbergen , terwijl anderen op dienzelfden tijd dit alles als der navolging in ons Vaderland waerdig, en als tot het gelukkig uitvoeren van eene Staats-Omwenteling volftrekt noodzaaklijk, aan hunne Mede - Burgers durfden voordragen, ten einde onze anderzins zagt-geaarte Natie aan die ontmenschte en woeste denkbeelden te gewennen. Voorwaar de Ondergetekende belijdt, dat hij Robespierre, van 't eerfte ogenblik af dat hij naar den Democratifchen Scepter van Geweldadigheid Hond, in zijn echt character heeft erkend en voorgedragen : En , was 'er ten dien tijde iemand , die denzelven Robespierre , als ware het een Huis-God, in zijn Binnen-kamer eerde, de Ondergetekende kan zig niet verbeelden , dat dit verfchil van gevoelen, waaromtrent hij door de uitkomst zo luisterrijk gerechtvaerdigd is , en de indrukken, van dien tijd af opgevat en zedert gekoesterd , nu tot grondflag van zijne remotie zouden moeten dienen. Zijn die gevoelens van den Ondergetekenden een misdaad , hij heeft die misdaad gemeen met al wat eerlijk in Vrankryk zelve denkt, met verfcheidene der Franfche Reprefentantcn, met den Reprefentant Cochoh inzonderheid, dié ons Vaderland opentlijk geluk gewenscht heeft met de beftuuring der Voorzienigheid , aan wien het behaagd hadde de komst van zijne Landgenooten in ons Vaderland niet'te doen gebeuren op den tijd, wanneer de bloed-dorft'igeTijrannïje van 't Schrik-  5* stukken, betreffende . N°. III. bewind aldaar nog gevestigd was, vermits., zo dit gebeurd ware, het ongelukkig Holland deelgenoot van dezelve ondraaglijke én onherftelbaare rampen ware geworden. — Verftond in tegendeel het meergem. Committé en verftaan Curateuren door de Franfche Revolutie de vestiging eener waare, beft en di ge, en vruchtbaar e Vrijheid, dan is hunne befchuldiging zo geheel onwaarachtig, dat niemand de vernietiging der arbitraire Regeering m Vrankryk, (waarvan hij zelve meer dan eens de wrange vrugten gefmaakt heeft,) in eengunltiger daglicht dan hij heeft voorgedragen. Wat gevolg - trekking 'er nu wijders is van dc Franfche Revolutie tot de Bataaffche Revolutie, en waarom iemand, die verlcheidene époques der eerfl-e afkeurt, ook gezegd moet worden onze Revolutie, .benevens alles wat tot eene Republicainfche Regeerings - vorm betrekking heeft, in een haatlijk daaglicht te feilen, — dit is een redeneertrant, die men aan zijne eigene waardije zoude overlaten, indien dezelve niet moeste ftrekken tot g rondfiag. van den gevoeligilen hoon , een eerlijk Man aangedaan. De Ondergetekende vergenoegt zig voor het tegenwoordige de denegatie en provocatie , bevorens reeds gedaan, alhier op de krachtigfte en fterklte wijze te herhaalen. Betreffende eindelijk, het laatfte Poinct, zal niemand , die voor eenige reflexie vatbaar en geen blinde flaaf der Magt-hebbenden is, de Refolude van  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 53 van Curateuren Jeezen , zonder zig de volgende vraagen te doen : Waarop berust dog de vermaaning, de aanbeveeling, de bedreiging daarbij vervat ? Is 'er in de praemisfen iets, waarop dit gebouwd wordt? Waarom mogen, in het onderwijs der Griekfche Taal en Oudheid, geene Staatkundige Aanmerkingen gemaakt worden? Is het mogelijk , de Griekfche Hiltorie - Schrijvers , Redenaars, of Wijsgeeren , Homerus of Euripides zelve , waarvan 'er geen een is, die niet vol zij van Staatkundige Lesfen, te verklaaren, zonder Staat* kundige Aanmerkingen te maaken , om ze te doen verftaan ? Is het mogelijk de Atheenfche Oudheid en Regeerings - form te doen kennen, en de Staatkunde, waarop die gebouwd was, agter-wege te laaten ? Is de lludie der Oudheid de drooge kennis van woorden en fpreekwijzen , of de beredeneerde kunde van gebeurtenisfen , van perfoonen en zaaken ? Of verbieden Curateuren der Leydfche Univerfiteit, op het voetfpoor van hen, die drieste onwetendheid te baat riepen , ten einde zo veel te veiliger naar hunne eigene grondbeginfels en begrippen te regeeren , alles wat zij vreezen , het licht der overdenking en ondervinding over hunne aangsnomene principes en handelwijze te zullen verfpreiden ? Werd in het recht van de Eigenaars der Leydfche Franfche Courant de zo plegtig aangekondigde Vrij'heid der Drukpers gefchonden, wat is 'er almede van het niet min plegtig geproclameer-, D 3 de  £4 stukken, betreffende. N°. III. de oorlof om zijne gedagten en gevoelens aan anderen te openbaar en, indien Curateuren eener Univerfiteit op die wijze, in navolging van 't geen in den jaare 1619. gebeurde, zelfs van de enkele woorden en uitdrukkingen, die een Leeraar in zijne Lesfen gebruikt, zig meester maaken ? Heeft de gehoonde en bedreigde Profesfor "zig uitdrukkingen ,, veroorloofd, welkende Jongelingfchap, waarop „ het Nageflagt haare hoop gevestigd heeft " (om met Curateuren van Hollands Univerfiteit te fpreken, hoe zeer het anderzins niet wel te begrijpen zij, hoe het Nageflagt, 'tgeen nog niet aanweezig is, haare of liever zijne hoop reeds nu gevestigd kan hebben op de aanweezigeJongelingfchap, die, vóór de exifientie van dat Nageflagt, de Academifche Lesfen bijwoont,) — " heeft de Profesfor „ zig uitdrukkingen veroorloofd, welken dejonge„ lingfehap tegens de thans erkende en aangeno,, men gronden van Vrijheid en Gelijkheid zou„ den kunnen (het blijft al weder bij de voor„ onderftelde posfbiliteit en komt niet tot de we„ zenlijke daad') —zouden kunnen voorinneemen, of hen buiten flaat feilen dezelven nader„ hand bevoorderlijk te zijn ? " Heeft hij dit gedaan, waarom het niet duidelijk, ten zijnen laste, ter ncder-gefield ? Waarom met zulk eene bewijsbaare befchuldiging niet rondelijk voor den dag gekomen? Waarom eene ingewikkelde aantijging ia nlaats van eene cenfuur, zo als met de waerdigheid van  N°.HI. het gedrag der curateuren enz. 55 van Curateuren eener Univerfiteit overeenkomftig was ? Heeft de Profesfor zulks niet gedaan, of heeft de heimelijke aanbrenging, de fmiftre interpretatie van een enkel kwaadhartig Jongeling zo veel te meer in het duiflere moeten blijven, om dat zijne daad, in alle haare omftandigheden en betrekkingen, van die zwartheid zoude zijn, dat 'er de Menschheid van zoude gruwen, —- waarom dan zo ligtvaerdiglijk een Man , die ten minden eenige confideratie verdiende , ten toon gefield en met bedreigingen bejegend , die men zeer wel wist, immers behoorde te weeten, dat voor een Man van eer ondraaglijk waren? Of is een Profesfor aan de Leydfche Univerfiteit van zulk eene conditie, dat Curateuren met hem , met zijne befolding, met zijne eer , vooral in tijden van Republica'mjche Gelijkheid, mogen handelen, zo als een eenigzins billijk Meester zig omtrent den minften zijner Bedienden niet zoude veroorloven ? Of is het eene onwaarheid, 't geen door de beste Hiftoriefchrijvers is aangemerkt, " dat het der Dwingelandijs „ alleen eigen is heimelijke delatiën aan te neer „ men, tehooren, en aan te moedigen; ja dat de „ vermenigvuldigde fecrete Aanbrengingen het „ zekerst kenmerk zijn der heerfchende Tijran„ nije ? " En is het dan almede eene onwaarheid, dat het niet alleen de ongerijmdheid, maarde onrechtvaerdigheid zelve is, het tot en. de eer van een Leermeester af hangüjk te maaken van de E> 4. «&u*  §6 stukken, betreffende N*. III. clandeftine overbrengingen, van de misfehien kwaadaartige, misfehien uit onkunde onnozele uitleggingen en begrippen van onbejaarde Jongelingen? Of is het eindelijk niet alle convenientie vergeeten, alle decentie fchenden, ja de Zedekun.de zelve onteeren , wanneer men de Academifche Jongelingfchap maakt tot de verachtelijkfte wezens, die op den aardbodem zijn, —tot JJelateurs,— (ja *t geen eindelijk alles te boven gaat) — tot Benunciateitrs van hunnen Leermeester zelve : Want door wie doch anders als door Leerlingen kunnen Curateuren weeten, welke de uitdrukkingen zijn, die een Profesfor in zijne Lesfen gebruikt? Wat nu eigentlijk de grond dier zijdelingfche aantijging en der daarop gebouwde comminatoire aanbeveeling en vermaaning moge geweest zijn, verklaart de Ondergetekende niet te kunnen bevroeden : De Lesfen , die hij dit jaar gegeeven heeft over de Cyropaedie van Xenophon, welk Boek men weet gefchreeven te zijn ad exemplar perfeélae Reipublicae, doch inzonderheid zijne Lesfen deRepublicd Atticd, om welken dit maal te houden hij door eenigen zijner beste en braaffte Leerlingen was aangezogt , hebben zekerlijk gelegenheid gegeeven tot Aanmerkingen, die toepasfelijk zijn op een vrij Gemeenebest, waarin men bedorven grondre jrels volgt, en eigen - belang , kuiperij , wanerds en volks - bedrog fielt in de plaats van vader, ïandjche belangloosheid, wettige handelingen, goede  N°.III. het gedrag der curateuren enz. $j goede orde , eerlijkheid en deugd; tot betoog der waare Gelijkheid, die aan het Atheensch Gemeenebest in zijne luisterrijkfte dagen ten grondflag verftrekte, in tegen-o ver'telling der valfche Gelijkheid , die hetzelve ten val heeft gebragt: Edoch de Ondergetekende is zo weinig bevreesd ,dat deze Aanmerkingen aan waare, dat is, aan braave en deugdzaame Republicainen zullen mishaagen , dac hij dezelven allen ageer zijne onlangs uitgegeeven Redevoering de Soerate Cive geplaatst heeft, met de eigene woorden der oude Schrijvers, op welker oordeel en getuigenis die Aanmerkingen berusten. Ja ('tgeen hier alles afdoet) de Ondergetekende betuigt dit jaar in bovengem. zijne Lesfen geene andere aanmerkingen gemaakt te hebben, dan die reeds in de jaaren 1789. en 1790. door hem zijn opgefteld, en bij gelegenheid der behandeling van diezelfde materie aan zijne Leerlingen reeds toen voorgedragen: Dus men hem geene intentie kan toefchrijven, om iemand ter waereld te beledigen, verder dan uit de willekeurige toepasllng van algemeene regels een boosaartig Toehoorder zig zelve of de zijnen, in den nimmer vleijenden , nimmer bedriegenden fpiegel der Oudheid, zoude erkennen: Iets, voorwaar, waar toe het toenmaalig Bewind oneindig meer gelegenheid, dan een deugdzaam en bedaard Republicain, in die zelve Lesfen gevonden zoude hebben. De Ondergetekende vreest zig te lang opgebouD $ den  5S stukke n , betreffendt N°. III. den te hebben bij Befchuldigingen, die haare eigene waardije (om zo te fpreken) op haar voorhoofd gefchreeven met zig brengen : Maar hij heeft gemeend dit des te meer te moeten doen, om dat dezelven in verband ftaan met eene pasfage derzelve Refolutie van 8. February 1706. welke de Ondergetekende betuigt nimmer zonder het gevoel der hevigfte verontwaardiging te hebben kunnen leezen, " dat, namentlijk, zij Curateuren de denk„ en leerwijze der Hoogleeraaren, welke aan hun „ opzigt is toevertrouwd, nog des te meer heb„ ben moeten ter harte neemen in een tijd, waarin „ ons Gemeenebest van alle zijden belaagd wordt; en dat zij daarom al aanflonds na de zo gunftige „ ommekeer van zaaken zig ten dezen tot eenige be„ kendevoorzieningenverplichtgevonden hebben." Het gebeurde betreklijk de demisfie van den Profesfor Bavkis Voor da in den jaare 1789. was aan Curateuren niet onbekend: Zij zeiven zijn voorzeker met alle braaven in den Lande daarover ten uiterlien getroffen geweest, en hebben goedgekeurd de vertoogen (des tijds) door Rector en Senaat gedaan jegens die remotie in 't bijzonder, gelijk in 't algemeen tegens het recht en de faculteit , door Curateuren zig aangematigd , om de Profesforen van 's Lands Univerfiteit, naar hun bijzonder goedvinden en bene placitmn, te re moveeren : Zij wisten, dat het toenmaalig Bewind, welken dan ook deszelfs despoticque grondbegin- fels,  Nö. III. het gedrag der curateuren enz. 59 fels, naar het eigen oordeel van Curateuren, mogen geweest zijn, nimmer daar toe hadde durven komen, om Rector en Senaat in thefi in 't ongelijk te Hellen, neemaar dat hetzelve Bewind, volgens zijne gewoonte, de wederzijdfche fuftenuën onbeflist en in 't midden had gelaaten: Zij wisten derhalven, dat de fammus Imperans, immers die Vergadering, welke op dien tijd met de uitoeffening van het fummum Imperium bekleed was, de aangematigde magt van Curateuren niet erkend noch gewettigd hadde; dat derhalven hier althans gelden moest de regel, deliberante Principe nihil cfl innovandum; en dat zulks van hen, als Voor. jianders der her/lelde Vrijheid, te meer verwagt moest worden, daar de exercitie van zodanig willekeurig gezag omtrent de Profesforen eene daad zo niet van Despotismus uitleverde, ten minnen zodanig eene daad, die regelregt aanloopt tegens het Artikel van de Publicatie van 31. January 1795. volgens 't welk " de veiligheid beftaat in de ze„ kerheid van door anderen niet geftoori te wor„ den in het vreedzaam bezit van 't geen men wet„ tiglijk verkreegen heeft." En nogthans, hoe zeer dit alles aan Curateuren niet onbekend was, is de eerde daad, die zij terftond na hunne aanltelling, bij de heuchlijkfte en plechtigde folemniteit, verrigt hebben, geweest het uitoeffenen van dat arbitrair gezag, waarover de fummus Imperam, nimmer uitfpraak g?daan had, in de remotie van drie  oo STUEKEN, betreffende N9.III. drie Profesforen van 's Lands Univerfiteit : En, offchoon Rector en Senaat terilond daarjegens bij Misfive aan dezelve Curateuren zig beklaagd hebben met die kragt van taal, welke men van Mannen van eer en cordaatheid konde verwagten, (eene Misfive nogthans, die, gelijk andere foortgelijke vertoogen van den Senaat, bij de jegenswoordige Curateuren tot heden toe zonder eenig het minfte antwoord is gebleeven) is het eerfte, 't welk Curateuren daarna wederom verrichten, da ophaaling van diezelfde daad , over welker algeheele onwettigheid de Senaat, op dezelfde gronden die in de zaak van den Profesfor Bavius Voor da bijgebragt waren, zig zo nadruklijk beklaagd had, even of die tot voorbeeld van 't geen de Ondergetekende almede op zijne beurt ondergaan moest, konde verftrekken: Maar allergevoeligst is de fuppofitie, " dat de Profesforen der Leydfche Univer„ fiteit een meer bijzonder toezicht zouden behoe„ ven in een tijd, waarin ons Gemeenebest van „ alle zijden belaagd wordt; " eene fuppofitie, zo hoonend voor 't Ligchaam der Leydfche Profesforen in 't algemeen, zo onverdiend voor den Ondergetekenden , wiens Vaderlands - lievende belanglooze gevoelens niet door woorden maar door fprekende daaden gebleeken zijn , in 't bijzonder, —■ zo geheel ongepast, dat 'er iets verders van te zeggen den Ondergetekenden veel-ligt brengen zoude buiten die paaien van referve en dis-*  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 61 discretie, die hij zig bij deze zijne Memorie heeft voorgefchreeven. Heeft hij ondertusfchen aan U, ge-eerde medeburgers! zijne Grieven opengelegd, met die eenvoudige en nadruklijke rondheid , die het hart van een waarlijk vrijen en vrijheid-lievenden Hollander , in tegenoverftelling van een laag-kruipenden Vreemdeling, kenfchetst; heeft hij gefproken met dat levendig gevoel , 't welk in een verongelijkten Man van eer door de infpraak zelve van zijn blank geweten wordt opgewekt en aangevuurd, deze Vergadering van vrije en rechtvaerdige lieden zal den Ondergetekenden ligtelijk verfchoonen, en het verzoek billijken, 't welk hij bij dezen is doende^ dat hij, door tusfchenkomst van U, ge-achtb mede-burgers! genoegdoening voor zijnen aangeranden goeden naam en eer erlange, of ten minden in ftaat gefteld worde , om die (desnoods) door wettige Middelen tan Rechten van voorn. Curateuren te bekomen. Trouwens, indien de aanfpraak tot zelfs - verdediging , op de Natuur - Wet gegrond , het verzoek van den Ondergetekenden niet genoegzaam juftificeerde, wat zoude hij met meer fiducie reclameeren dan het getuigenis van wijlen den Burger pieter p au lus zelve, wiens woorden, fchoon zeer weinig overeenkomftig met de handelwijs door hem, als Curator, gehouden ten opzigte van den Ondergetekenden, (wien hij wel-eer in de tijden zij-  6% stukken, betreffende K°. III. zijner verdrukking, onder zijne vertfouwdite en behulpzaamfte Vrienden telde) nogthans daar door niets van hunne kragt noch van hunne toepaslijkheid op het jegenswoordig geval van den Ondergetekenden verliezen. In February van den jaare 1788. befchuldigd en ongehoord in zijn Ampt 'als Fiscaal ter Admiraliteit op de Maaze gefuspendeerd, drukte hij zig op den 12. February in een Aanfpraak aan den Raad terzelver Admiraliteit in dezer voegen uit : " Ik fteunde daarenboven op „ de bekende deugd en grootmoedigheid van Zijn „ Hoogheid " (dus fprak wijlen pi eter p au lus zes maanden na de Pruisfïfche Invafie van den jaare 1787. terwijl de Ondergetekende zig ten zeiven tijde de ongenade van 't Stadhouderlijk Hof verder op den hals laadde met opentlijk te fchrijven, " dat alle Omwentelingen, door geweld te „ wege gebragt , het zaad met zig mede voerden „ om op die zelfde wijze weder vernietigd te wor„ den ; " eene voorfpelling, die de uitkomst ten baarblijkelijkften heeft bewaarheid;) — "ikfteunde „ daarenboven (zeide hij) op de bekende deugd en grootmoedigheid van Z. H. als onder ande„ ren het Hoofd van dezen Raad, die nimmer dul„ den zou, dat ik van eenen Post, mij door de „ gezamentlijke Bondgenooten eenparig opgedra- gen , zonder dugtige redenen en gronden zoude „ worden beroofd; te meer, daar ik dit al tij b „ gehouden hadde (NB.) voor een derlof- » lij-  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 63 „ lijke staat - maximes van dit land, ,, waarop een ieder ingezeten met vol„ komene zeekeriieid zig kon verlaa- „ ten. — Ik houde mij ( vervolgde hij een wei,, nig verder) ten vollen verzeekerd l dat Uw „ Ed. Mog. met mij zullen toelhan, dac het voor „ een eerlijk Man, op wiens gedrag nimmer iets „ te zeggen is geweest, ten hoogiten hard moet „ vallen, zig van de waarneeming van deszelfs „ Post provisioneel te moeten onthouden* „ zonder dat ii ij direct of indirect „ daaromtrent is gehoord, en dat zelfs „ zo min met relatie tot het fchrift als tot den in„ houd van de zaak in quaclHe , en derhalven, ,, zonder dat hij daartegen eenige de" „ fensie heeft kunnen doen: —Daar ik, „ edele mogende heeren! niet alleen niet „ voorneeinens ben, mij aan dit onderzoek, in alle „ zaakcn , mijn Officie concerneerende, bij Uw „; Ed. Mog. te onttrekken, want mijne eer is mij *„ veel dierbaarder dan mijn leven; maar, daar ik „ dit zelfs met blijdfchap te gemoet zie, mij ver-» j, zeekerd houdende, dat dit niet anders dan tot ,. mijne groote fatisfaclie zal kunnen lirekken , en ,, ik niet anders verlang dan dat met dezelfde ma* „ te, waarmede ik in dezen dmptshalve anderen „ gemeeten hebbe, ook aan mij toegemeeten wor„ de. " — En ten flotte betuigde pieter paul u s zijnen wensch , dat die .grondbeginfels , om nie-  6t\ stukken, betreffende N°» III. niemand onverhoord, en buiten faculteit van defenfie, in zijnen Post te fchorsfen, of daarvan te removeeren, " de waarborg mogte blijven voor „ de veiligheid en zeekerheid der Amptenaaren en „ Bedienden van den Raad , die hunnen plicht wel ,, zouden hebben waargenomen, en dat een iege„ lijk van haar, aan anderen fteeds gedaan heb* „ bende het geen hij wilde, dat aan hem zelve „ zoude gefchieden , de beloning daarvan in den ,, Hemel van den Rechter der geheele Waereld „ eenmaal zoude mogen ontfangen ! " In eene nadere Aanfpraak aan denzelven Raad, almede in de Nederland/che Jaarboeken van de maand Maart 1788. te vinden, na de fterkfte klagten, dat men hem onverhoord vervolgde , en de nadruklijkfte inftantiën , om, volgens het voorfchrift van Recht en Wetten, in zijne defenfie gehoord te worden, drukte hij zig in de volgende bewoordingen uit, '* Ik heb derhalven gemeend ,, hieromtrent niet langer te moeten Itilzitten : Ik „ ben fterflijk: Ik ben getrouwd : Ik heb Familie; „ en ik wenfche mijne eer en goeden naam onbe„ vlekt ten graye te dragen : En, daar ik mij aan „. den eenen kant verzeekerd houde , dat deze tef„ fens de gevoelens zijn van een ieder Lid van de„ zen aanzienlijken Raad, ben ik aan den anderen „ kant volkomen geperfuadeerd, dat niemand van „ denzelven het niet alleen niet vreemd zal vinden, „ maar zelfs van mij moet verwagten, dat ik bij » Uw  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 65 ,, UwEd. Mog. als mijne eenige competente Rech„ ters, in zaaken mijn Officie concerneerende, op' „ het ernitigfte aanhoude, dat deze zaak op eene „ behoorlijke wijze ten fpoedigften mag worden ,, onderzogt en afgedaan; dat mij dEnwegvan rechten niet mag worden töegeslö- ,i ten: — En in der daad, ed. mog. hee„ ren! het recht, dat Uw Ed. Mog. aan derzeli, ver geringfie Amptenaar of Bedienden altijd „ hebben doen wedervaaren , — dat recht, zeg „ ik, zal of kan door Uw Ed. Mog. zeer zeeker ,, aan deszelfs (derzelver) eerften Minifter niet j, worden geweigerd. Een monarch, (NI3.) „ hoe onbepaald zijn vermogen over deszelfs Onderdadnen ook zijn moge , kan denzelven „ hunne volkomene defenfie tegens ingebragte be„ fchuldigingen niet weigeren. Het zou zelfs eene „ laagheid zijn te willen fupponeeren, dat een „ Vorst zoude willen , dat iemand onverfchillig „ ware omtrent zijne Eer. En, daar dit def„ halven althans het Syftema van Hun Hoog-Mo„ genden, wier grootfte eernaam altijd geweest is, ;, en nog fteeds zijn moet, de Hooge Vertegert„ woordigers te zijn van eene vrije en onafhang„ lijke Natie, nimmer zijn of worden kan, vleije ,, ik mij y dat Uw Ed. Mog. deze zaak ten fpoe„ digilen daarheenen zullen gelieven te dirigeeren, ,; dat mij prompt Recht en Juftitie gedaan ) en dat ü ik alzo in de gelegenheid gefteld wordemijnen Ë U Pose"  6*6" - stukken, betreffende N*. III. ,, Post bij Uw Ed. Mog. wederom, als voorheen, „ te kunnen waarneemen. " En ondertusfchen , 't geen pieter paulus zeide aan eenen monarch, hoe onbepaald zijn vermogen ook zijn moge, omtrent deszelfs Onderdaanen niet vrij te ft aan. dit zelfde is door hem, nevens zijne Mede - Curateuren, in eene vrije republycq , in tijden van gelijkheid en vrijheid, omtrent den Ondergetekenden, van alle hoegenaamde defenfie verftoken, ja nimmer zelfs van eenige befchuldiging verwittigd, in de grootfie uitgeftrektheid gepleegd. Dit is de eenige reflexie, welke de Ondergetekende zig op dc voorfz. pasfages zal veroorloven. Al wat hij meerder zoude zeggen, zoude hem veel-ligt buiten de paaien van gematigdheid en discretie vervoeren. Voor 't overige in den ftaat, waarin zijne zaak door de mishandeling hem aangedaan , en door de toenmalige wanhoop, om daarin bij hen, die het bewind in handen hadden, eenig redres te verkrijgen , gebragt is, kan de Ondergetekende zijn verzoek bij deze Vergadering niet anders dan generalijk inrichten, " dat het dezelve behaage, de Grie„ ven, op welke voorn. Curateuren geen regard „ hebben gelieven te flaan, en die zij zelve erken„ nen hen door den Ondergetekenden te zijn voor- gedragen, als nog te repareeren, en mits„ dien den Ondergetekenden de:voldoening, die „ hij meent hem verfthuldigd te zijn , te doen er- „' Jan-  N°. III. het gedrag der curateuren enz. 6? „ langen; fpeciaal voorn. Curateuren te gelasten, „ omme de Ariflocratifche denkwijze van den On„ dergetekenden, in dien zin dat hij daardoor in ;,, de Profesfie der Vaderlandfche Gefchiedenis ge„ vaarlijk zoude zijn, fpecifcq te bepaalen en met „ behoorlijke bewijjen te verifieeren, vooral zijne „ aj keerigheid van èene Republicainfche Regeerings-vorm , mitsgaders zijne ongunftige denk„ wijze jegens de Baiaaffche Revolutie ; voorts •>, hem Ondergetekenden jegens zodanige bepaalde >, en geverifieerde Befchuldiging zijne volledige en ., plenaire defenfie toe te laaten , ten einde, na alj, dus gehoord en vvederhoord te hebben, den On„ dergetekenden, indien hij fchuldig bevonden i, worde, zodanig te doen mul&eerèn offtraffen, als „ hij geoordeeld zoude worden verdiend te heb„ ben; en daar en. tegen , indien voorn. Curateu„ ren in de bepaaling van eene zekere en gede„ termineerde Befchuldiging, mitsgaders in der„ zelvcr verificatie, mogten deficieeren , hem On„ dergetekenden alsdan, tegens den hoon en lae„ fie hem onverdiendelijk aangedaan, volkomen të „ rcchtvaerdigen , als mede in integrum te refti„ tueeren : En eindelijk, voor zo verre mogte >„ begrepen wórden, dit alles geen object van 't „ onderzoek dezer Vergadering of van derzelver „ daartoe te benoemen Commisfarisfen te kunnen op„ leeveren , dat het als dan ten minfieri het goedi, vindeh der Leden van 't Provinciaal Belt uur' moge* E 2 # zijn,'  6S stukken, betreffende N°. III. „ zijn, den Ondergetekenden onverlet te verklaa„ ren, om zijn Recht tegens voorn. Curateuren bij „ ordinaris wege van Juftitie zodanig te vervorde„ ren, als hij zal oordeelen, tot vindicatie van zijne „ eer en goeden naam, het dienftigst te zijn. 't Welk doende, &c. (getekend) johan luzac. N°. IV. (^urateuren, niet tegen ft aande hen bij' de Misfive van 26. February was onder 'toog gebragt, " dat, al waren zij bevoegd „ en gerechtigd om den Profesfor luzac, „ ongehoord en zonder eenige de minfte form „ van kennis - neeming der zaak, van zijne „ Profes/ie der Vaderlandfche Hülorie te be„ roven, dan nog met die Profesfie , „ waaraan nimmer meer dan 200. Gl. Ap„ poinElementen gehegt geweest waren, hem „ ook niet meer dan 200. Gl. der hem toege„ zegde Appoinclementen konden afgenomen „ worden, " perffleer den niet te min in hunne eens aangenomene geweld - dadige handelwijze om, met vertreding der geheiligdpe trouw, die de band van alle verb'm- te-  N°. IV. het gedrag der curateuren enz. 69 tenisfen met het publycq Gezag zijn moet, zijne Appoinclementen als Profesfor in de Griekfche Taaie nog daar 'en boven met 200. Gl. te verminderen, zo bij hunne Refolutie van 20. Maart laatstleden, als bij het dadelijk toezenden,, in de maand Augufii 1796', eener Ordonnantie, waar bij het Vierendeeljaar's Traclement, 't welk in Mey vervallen was, aldus arbicrairlijk en vrijmagtig'door hen van f 500 : o : o op f 400 : o : o was gereduceerd: Des voorn. Profesfor deze onvolledige en wederrechtelijke Ordonnantie ter Secretarije van Curateuren door den Notaris benezet deed te rug brengen, met de ■ volgende mondelinge Aanzegging; - waarop zij Curateuren een diep filzwijgen hebben gehouden, zonder, ten opzigte van'tvolgen* de Quartaal, een der gelijken ftap te doen: " Dat Profesfor johan luzac ontfangen hebbende de hier neevens te rug gegeevene Ordonnantie ter fomme van vier-honderd guldens, en zig daar bij verftoken ziende niet alleen van een der beiden qualiteiten, in.welken hij aan 's Lands Univerfiteit is beroepen ,, maar ook het Tracliement, op 'twelk hij bij een bilateraal Engagement zijnen dienst aan de Univerfiteit heeft toegezegd, eigendunkelijk, zonder reden, en weder» rechtelijk verkort en verminderd, irks> E 3 èkn  stukken, betreffende N" .IV. dien mij Notaris pierre bene zet gecommitteerd heeft, om dezelve Ordonnantie ter Secretarije van Curateuren van 's Lands Univerfiteit te rug tegeeven, met Declaratoir, "dathij ProfesforjOH-an „'luzac nimmer of ooit eenige Ordonnantie van „ voornoemde Curateuren zal ontfangen, waar bij „ hij op eene onrechtvaerdige wijze in „ zijne wel-verkregene titels en appointementen, „ met verbreeking der wederzijdfche verpligling „ tusfchen voornoemde Curateuren en hem be„ ilaande, wordt benadeeld en gehoond, neemaar „ zig ten dien opzigte, en in't algemeen wegens „ de behandeling , hem door voornoemde Cura„ teuren aangedaan, jegens hen in die qualiteit, „ en in hunfirivé, alle Plecht en Actie referveert; " zig voorts refereerendezoo tot zijne Misfive op den 2.6 February laatstleden aan voornoemde Curateuren gefchreven , als tot zijne Memorie op den 27 Juny daar aan volgende aan \Provinciaal Bef uur van Holland overgegeven , en bereids verfcheidene weeken aan dezelve Curateuren in handen gefield:" " Dat voornoemde Profesfor johan luzac , uit overbodig menagement, dit Declaratoir door mij Notaris niet op de gewoone'wijze bij fchrif telijke Infinuatie heeft laaten doen, doch bereid is 't zelve dadelijk te efFectueeren, indien de Secretaris van voornoemde Curateuren zwarigheid mogte maken 't zelve Declaratoir, nevens de onvolledige Ordonnantie , van mij Notaris overtenemen. " N°. V.  N°. V. het gedrag der curateuren enz. 71 N». V. missive van Mr. johan luzac, bij toezending van een Exemplaar van Socrates als Burger befchouwd. Aan den Burger Voorzitter van het provinciaal - bestuur over holland, gc-eerde mede-burger] Ik vermeene niets bevreemdend's te doen, noch mij iets aan te matigen, 'tgeen, vooral in de tegenwoordige tijden, ongepast zoude fchijnen, wanneer ik U eerbiedig verzoek het nevensgaande Exemplaar van mijn nieuw uitgegeeven Werkjcn in uwe hoedanigheid, als Voorzitter van ''t Provinciaal Bejluur over Plolland, wel te willen aanneemen, en der Vergadering van mijnen 't wege aan te bieden. Ik heb hetzelve aan hen, die onder mijne Land-genooten op eene deugdzaame wijze Vaderland-lievend zijn, bijzonderlijk toegewijd: En aan wie derhalven zoude ik het beter ter bëoordeeling kunnen overgeevcn dan aan hen, die niet alleen die Mede - Burgers vertegenwoordigen , van wie ik'fpreke, maar die bijzonderlijk reeds meer dan eens de doorflaandfte blijken gegeeven hebben, dat de geest van zuiver Patxhwme% E 4 ds&  ■?» stukken, betreffende N°. V. dat is, de zugt voor '/algemeen welzijn zonder zijdelingfche inzigten, ia tegen-overitelling van blinde drift en Partijfchap of van \ vuig eigen-belang, hunne befluiten regelt, en mitsdien in hunne Vergadering den mestten invloed heeft. Edoch, behalven deze algemeene reden om mijn Gefchrift aan U, in uwe qualiteit, en door U aan de geheele Vergadering in handen te Hellen, is 'er eene meer bijzondere, die mij noopt. Mijne denkens- wijze en grondbeginfèls hebben aan hen, die jegenswoordig het Collegie van Curateuren van 'sLands Univerfiteit te Leyden uitmaaken, tot oorzaak of wel tot vqorgeeven gediend, waarom zij gemeend heb-r ben met mij te kunnen handelen op eene wijze, ,welke niet alleen , wat mij perfoonlijk betreft, aanloopt tegens de eerfe gronden van, reclit en. billijkheid, en in de Gefchied-Boeken der gezamentllijke Univerfiteiten van ons Vaderland geen voorbeeld heeft, maar welke boven dien in mijn perfoon (gelijk ook in vorige gevallen , fchoon eenigzints van, een ander foort) alle eerzugt om zig tot het onderwijs aan eenig Hoge - fchool te bekwaamen,, immers bij al wie eenigzints edel-aertig denkt en prijs fielt op eene eerlijke onafhanglijkheid, voor altoos den hart-ader affteekt. Ik heb deswegens mijne rechtmatige klagten bij uwe Vergadering ingebragt, en verwagte daar van, nu bereids zedert meer dan vijf maanden, herjtel. Ik oordeeJe dan , dat het voor haar belangrijk is mijne denk-  N°. V. het gedrag der curateuren enz. 73 denk-wijze en grondbeginjels van nabij te kennen: Nimmer heb ik mij derzelver gefchaamd: En, gewoon rondelijk te handelen en te fpreeken, heb ik, die van mijne eerfte jeugd alles voor de Republikein fche Regeerings-vorm van mijn Vaderland heb veil gehad en daarvan fteeds de doorflaandfte blijken heb gegeeven, en die nu ondertusfchen op de lasterlijkste wijze (men vergeeve de uitdrukking aan 't levendig gevoel der onwaarheid) befchuldigd worde, "even of ik alles, wat tot eene „ Republikeinfche Regeerings - vorm betrekking „ heeft, in een haatlijk daglicht wilde ftellen en „ met zwarte couleuren afmaaien; — gewoon, zeg ik, cordaat en onbewimpeld te handelen en te fpreeken, heb ik geen ogenblik gëaarfeld de denkwijze en grondbeginfels, die aan voorn. Curateuren in mij zo zeer mishaagen, opentlijk aan den dag te leggen, en allen, die eenig gevoel van waarheid en zuiver Patriotisme in hunnen boezem omdraagen, in ftaat te ftellen tusfchen hen en mij oordeel te vellen. Zijn de denkbeelden van Murger - deugd, die ik in vroegere dagen onder toejuigchingvan alle brave Vaderlanders voordroeg, en waarvan ik nu op nieuw de trekken door een levendig voorbeeld heb poogen te fchetfen, zodanig, dat een Leeraar, die van dezelven doordrongen is, van het opentlijk onderwijs in ons Vaderland geweerd en op de hoonendfte wijze , die men weet dat een IVlan van eer doorgrieven moet, be- E 5 hmr  f4 stukken, betreffende N°. V". handeld behoort te worden , ik zal mij des getroosten, wel weetende dat de Waarheid eeuwig en onveranderlijk is, en dat hij, die dezelve boven alles Heft, ook ligtelijk in ftaat is zig boven alle voorbijgaande en tijdelijke omftandigheden te plaatfen: Gebeurt het tegendeel, gê-eerde mede-burger.' en wedervaart mij ten opzigte der behandeling, mij door de anders - denkenden Curateuren van 'sLands Univerfiteit aangedaan, van uwén*t wege dat recht, waar op ik meene billijke aanTpraak te hebben, de openhartige belijdenis mijner gevoelens, voor 'toog der geheele Natie, zal U en de overige Leden van 't Provinciaal Befuur bij al wie waare Vrijheid, dat is, Vrijheid met orde en vervulling der Burger-plicht gepaard, lief hebben, doen kennen als zodanigen, die geen perfooncn, geën ampten, noch tijden aanzien , maar onpartijdiglijk recht doen wedervaaren, aan al wie rechtvaerdigheid en billijkheid voor zig heeft. En eindelijk, wat ook de uitkomst mijner zaak zijn móge, mijn verzoek is fiegts, dat dit mijn Werkjen, b ij • de Stukken daartoe behoren, de, onder de Archiven uwer Vergadering, nedergelegd moge worden, om en ««en bij de onpartijdige Nakomelingfchap' voor of tegen mij te getuigen. Heil, eerbied, en broeder fchap! (getekend) johan luzac. levden 4. December 1796. N°. VI,  N°.VI. het gedrag der curateuren enz. 75 N° VI. Tweede bericht ïwz curateuren (het eer/Ie, in de Zitting van den ia. September ingekomen, mij niet zijnde gecommuniceerd geweest, als dadelijk bij de Vergadering voor ongenoegzaam befchouwd, en verworpen.) l CURATEUREN om* hollands HÜOGE-SCHOOL binnen leyden Aan het provintiaal bestuur van h c» l la n d. mede burgers! hebben de eer gehad te ontfangen Uw nader Appointement marginaalvaxi den 12. September dezes jaars, op het Requestvan Mr. johan luzac, houdende Uwe begeerte, om van ons een nader gedetailleerd Bericht op gemelde Request te erlangen. Wij hebben daar uit opgemaakt, dat ons eerfle Bericht te kort en niet voldoende was geweest, in het welk wij beoogd hadden, voornamentlijk UI. het Decreet van de Provifioneele Keprefentanten van het Volk van Holland, van den \j, February dezes jaars, te herinneren, als waarbij de door  f6 stukken, betreffende N°. VI. door ons, met Mr. johan luzac, gehoudene handelwijze is goedgekeurd; om dus deze zaak als reeds afgedaan te doen befchouwen; en wij bedoelden daar en boven de grond aan te wijzen , die, benevens de dringende aanmaningen der Vergadering van de Provifioneele Reprefentanten van het Folk van Holland, op voordragt van derzelver Committé van Algemeene Waakzaamheid , ons tot die gehoudene en goedgekeurde handelwijze bewoogen had. Thans zullen, wij aan Uw nader gemanifesteerde oogmerk trachten'te beantwoorden. Wij zouden Uwe kiesheid beleedigen, door ons Bericht op dien toon te ftellen , waar op Mr. johan luzac heeft kunnen goedvinden zijn Adres in te richten \ Wij laaten ook het oogmerk daar , waar toe Mr. johan luzac in dit Stuk gewag maakt van .perfoneele beleedigingen hem bejeegend, die met de voorgefeldezaak of met Curateuren niets gemeens hebben; en het is alleen het onweerftaanbaar gevoel van verontwaardiging , het welk ons met een woord doet opmerken, dat luzac zijner hollende drift zoo verre toegeeft; dat hij ook de nagedagtenis van pieter. paulus fchendt, wiens vroegen dood de braven in den Lande zoo levendig betreuren ; terwijl wij anders niet eens. gewag willen maken van den perfoneelen haat, welken hij tegens zommigen, der Curateuren verraadt. Ter  N°;VI. het gedrag der curateuren enz. 77 Ter zaake ; Het Diretloire - Exécutïf van de Franfche Ilepublicq verzogc aan de Mi (lifters der Bacaaffche Republicq, bij het zelve relideerende, zijne ernftige klagcen bij Hun Hoog Mog. in te Jeeveren, tegen den Schrijver der Leydfche Franfche Courant, en voorzieninge tegen denzelven te eisfchen. De Vergadering van Hun HoogMog. zond de bezwaaren van het Diretloire - Exdcutif aan de Provifioneele Reprejént anten van het Volk van Holland, met verzoek van voorzieninge; bij welke Vergadering de zaak aan derzelver Committé van Algemeene Waakzaamheid wierd opge-_ dragen, om onderzoek naar den Schrijver van gemelde Courant te doen , en van Confidcratien ea Advis te dienen. Bij dit onderzoek nu bleek uit den mond van de-a Burger e ti en ne luzac, dat zijn Broeder , de Hoogleeraar johan luzac, was Redacteur van gemelde Courant : Hier van wierd door gemelde Committé van Waakzaamheid^ ter Vergadering der Provifioneele Reprefentanien den 8. January dezes jaars Rapport gedaan , en tevens de voordragt: *' Of johan luzac , in zijne quaütek „ als Profesfor aan 's Lands Univerfiteit te Ley den , niet zoude behooren te worden geremo„ veerd, uit hoofde dat hij, als Redacteur van de „ Franfche Leydfche Courant, fteeds blijken gew geeven had van zijne Ariflocratifche denkwijze, alsmede van zijne pogingen om de Franfche Rc- „ vo-  78 stukken, betreffende Nó. VI. „ volutie , en dus ook de onze , benevens alles wat tot een Republicainfche Regeeringsvorm „ betrekking heeft, in een haatelijk daglicht te „ ftellen, en met zwarte couleuren af te maaien , „ welke fentimenten allezints in een Hoogleeraar, „ aan wien inzonderheid het Doceeren in de Vader„ landfche Gejchiedenis is toevertrouwd, van de „ allernadeeligfie gevolgen zoude zijn, door „ den invloed, welken zodanige Perfoon op de ,, gemoederen van de ftudeerende Jeugd moet ge„ acht worden te hebben? " Dit Voorftel wierd aan ons gezonden om Advis, met het opfiellen van het welk wij ons niet Weinig verleegen bevonden, daar het zoo gefchapen ftond, dat wij gerustelijk durven verzeekeren en ons daar toe op het geheugen van die Leden uwer Vergadering, die ter dier tijd Leden der Vergadering van de Provifioneele Keprefentanten waren, beroepen , dat de Vergadering van Holland zelve, op den minften aandrang van onzen kant, den Profesfor l uzac geheel en al van derzelver Univerfiteit zoude hebben verwijderd, zoo als ook vervolgends, bij het van onzent wege gedaane Voorftel, op den 2. February, veele Leden hunne bekommering te kennen gaven, dat Curateuren beoogden die zaak te laaten zoo als zij was; terwijl wij, van onze zijde, in dien tijd wenschten hem de Profesfie in de Griekfche Taal te laaten behouden, fchoon wij egter reeds zedcrc lang , en vooroamentlijk toen Wij  'N°. VL het gedrag der curateuren enz. 79 wij op de legaal fte wijze onderrichc waren , dat hij was Redacteur der Leydfche Franfche Courant, begreepen, dat dé aan ons toebetrouwde zorg voor de Univerlkeit vorderde, dat in het tegenwoordig tijdftip aan hem, johan luzac» het onderwijs der Nederlandfche Jongelingfchap in de Vaderlandfche Gefchiedenisfen niet langer bleef toevertrouwd. Op deze beweeggronden was het dat wij den 2. February dezes jaars Commisfarisfen uit ons midden aan den Prefident van Holland afvaerdigden, wier voordrage het Register der Decreeten van dien dag, uit 's Prelidents mond, in het brcede opgeeft, en waar op, bij alteratie van het Decreet van 8. January, het Voorftel van het Committé vanWaakzaamheid aan ons wierd gezonden, niet om Advis, maar " ten einde wij deze zaak zodanig in ,, Confideratie zouden neemen, als wij tot bevor- dering van bet welzijn der Univerfiteit zouden „ oordeelcn te behooren. " De Vergadering egter gelastte ons, om binnea 14. dagen berigt te geeven van het geen wij ter dezer zake zouden hebben verricht: En het was bij deze gelegenheid , zoo als wij reeds boven aanmerkten , dat veele Leden hunne bekommering te kennen gaven, dat Curateuren beoogden om deze zaak te laacen zoo als zij was; waar door dan ook de last, om binnen veertien dagen rapport te doen, 'er wierd bij gevoegd. Ingevolge dit Decreet der Provifioneele Reprejentantm van February , namen  ft> stukken, betreffende N°. VI. men wij den 8. February 11. het befluit, "Mr. jo. „ han luzac van zijn Profesfie in de Vader„ landfche Gelchiedenis te ontdaan, en hem te vermaanen , zig in het onderwijzen van de „ Griekfche Taal en Oudheid, zorgvuldig van ,, alle Staatkundige aanmerkingen te onthouden , „ of zig eenige uitdrukkingen te veroorloven, wel„ ke de Jongelingfchap , waarop het Nageflagt „ haaren hoop gevestigd heeft," (dit moet zijn — zijnen hoop vestigt, op welke Grammaticaale fout de taai-kundige Requestrant niet zonder reden veel te zeggen heeft,) " tegens de thans erkende en „ aangenomene gronden van Vrijheid en Gelijk,, heid,zoude kunnen voorinneemen, of hen bui„ ten ftaat ftellen dezelve naderhand bevoorderlijk ,, te zijn : " Ook verminderden wij zijn TRACTEMENTk Wij meenden langs dezen weg het oogmerk der Vergadering van Holland bereikt te hebben, en aan den anderen kant, met de nodige voorzigtigheid, den Hoogleeraar luzac te hebben behouden voor de geheele Remotie, welke hij bijna van wegens de l}rovi/ioneele Reprefentanten des Volks van Holland ondergaan had. Ter voldoening aan onzen last, gaven wij van dit ons verrigte bij Misfive aan de Vergadering van Holland kennis, en hadden het genoegen, dat, op den 17. February daar aan volgende, de gem. Vergadering van Holland decreteerde, " dat zij het  N°. VI. het gedrag der curateuren enz. %\ gegeeven ontflag aan den Burger jan lu2aC, „ als Profesfor Hijloriae Patriae, en het verdere „ door -ons ten deze verrigte, approbeerde. " Wanneer dit ons Befluit door flflri johan luzac aan den Rector en Senaat van 's Lands Univerfiteit bekend gemaakt wierd, vaardigde dezelve eene Commisfie uit het midden van hun aan ons af: Met dezelve hebben wij op den 17. February in 's Hage eene Conferentie gehouden: Men deed ons den Voorflag, om de uitdrukkingen onzer Refolutie van den 8. February eenigzints te veranderen, op hoop dat j,an luzac dan zijne Griekfche Profesfe zou willen behouden : Zeer veele en zeer natuurlijke redenen beletteden ons des tijds buitengewoon , om alleen over deze zaak zoo fpoedig, als luzac misfehien gewenscht had, te vergaderen ; maar het is 'er zoo verre af, mede-burgers 1 dat wij toen ter tijd af keerig zouden geweest zijn van eene nadere verklaring onzer meening, dat wij aan de Commisfie uit den Senaat al aanfionds gevraagd hebben , " wat 'er omtrent de gezindheid „ ten dezen van Mr. Johan luzac zeiven te „ wagten zoude zijn ? " en waar op wij geen zeer bepaald antwoord kreegen. Eer wij ons nu op den voorflag, van wegen Rector en Senaat gedaan , hadden kunnen verklaaren, fchrijft Mr. johan luzac ons reeds op den z6. February eene Misfive, waarbij hij, na het voordellen van eenige bezwaaren tegen ons Befluit van F 8. Fe-  8a stukken, betreffende N°. VI. 8. February, geen verzoek doet, om daar in eenige verandering te maaken, maar betuigt " zig ge„ noodzaakt te vinden zijn algeheele Post aan de „ Univerfiteit van toen af aan neder te leggen ; " doch hij voegt 'er bij, " dat, bij aldien zulks met „ onze intentie niet ftrijdig was, hij, zonderèenige befoldiging van onzent wegen , uit welken „ hoofde ook, te begeeren, met zijne Academi„ fche Lesfen voort zou gaan tot aan de groote „ Vacantie, in hoope (en dit verzoeken wij U „ vooral op te merken) dat wij intusfehen voor„ zien zouden in de vervulling der plaats, door ,, zijne demisfie vaceerende; " terwijl hij nochthans bij die zelfde Misfive verklaart, " zig van „ den dag der voorfz. Refolutie te befchouwen „ voor ontllagen van alle betrekkingen als gefala„ rieerd Leeraar. " Hoe bepaald ons oogmerk, in het neemen der maatregelen omtrent Mr. johan luzac, ook geweest was , om hem in zijne hoedanigheid van Hoogleeraar der Griekfche Taal aan Hollands HoogeSchool te behouden, gelijk wij zulks in ons Bericht aan de Provifioneele Keprejent anten van 'f Volk van Holland te kennen gaven, doch in welke gun/iige geneigdheid het Adres en andere , zedert uirgekomene , Stukken van luzac niet weinig verandering te weeg gebragt hebben , konden wij, daar hij uit zig zeiven, op zulk eene fiellige wijze, zijne demisfie nam , niet anders dan dezelve aan- nee-  N?. VI. het gedrag der curateuren enz. 83 neemen. —• Doch wij begeerden niet, dat Mr. johan luzac, volgens zijn voorftel, zijne dienften nog eenigen tijd aan de Univerfiteit zoude blijven wijden, zonder daar voor beloond te worden : Waar op wij hem het wedde , volgens Befluit van 8. February laatstleden bepaald, beflooten te doen betaalen tot aan den daar op volgenden 8. Augustus. Uit deze voordragt onzer handelwijze omtrent Mr. johan luzac blijkt, dat dezelve zich voor.namentlijk tot twee daaden bepaalt, het neemen onzer Refolutie op 8. February laatstleden , waarbij wij Mr. johan luzac ontflagen hebben van zijne Profesfie Hiforiae Patriae , met de bijgevoegde aanmaaning en vermindering van wedden , en vervolgens het op den 20. Maart daar aan volgende aanneemen zijner door hem zelf vrijwillig gegeeven demisfie. Wij kunnen noch mogen thans meer in eene verdediging treeden van ons Bef uit van den 8* February laatstleden omtrent Mr. johan luzac» Het goedkeurend Decreet van de Provifioneele Reprefentanten des Volks van Holland, in dato 17. February daar op volgende , heeft onze daad gefantlioneerd en bekrachtigd ; en hier door is het de zaak der Vergadering van Holland zelve geworden. Wat betreft het aanneemen der demisfie van Mr. johan luzac, in zijne Misfive van 26. February aan ons gegeeven, dit was voldoen aan zijn uit• F s ge-  $4 stukken, betreffende N°VL gedrukt verlangen: Bij aldien hij naderhand berouw heeft gekreegen van zijnen onbezonnen ftap, gelooven wij, dat het gefchikter zoude zijn geweest, zulks op eene andere wijze, bij zijn Adres, te kennen te geeven , dan wel om, te midden zijner poging tot herftel der gevolgen zijner eigene verkeerde daad, niet alleen Curateuren, maar de Vergadering van Holland zelve, op eene wijze aan te vallen, die noch zijn hart, noch zijn verf and, eer aan doet. Wij hebben intusfchen niet ftil gezeeten, om de door de vrijwillige demisfie van Mr. johan luzac veroorzaakte vacature te vervullen , en vleijen ons dien ftoel eerlang door een man van verdienfen bekleed te zien. Wij vertouwen hier mede aan het Request van Mr. johan luzac zoo veel licht te hebben bijgezet als uwe verlangens ons toefchijnen te bedoelen ; want uwe wijsheid kan, zoo wij vermeenen , niet willen, dat wij alle de agterdogtige denkbeelden en aantijgingen van jan luzac ftuk voor fiuk zouden behandelen en ontzenuwen. Heil en Broederfchap. curateuren over hollands hooge school binnen leyden voornoemd. Ter ordonnantie van dezelve, (getekend') jac. de fremerï. leyden den 3. December 1796. A. l. b. 3. ft". VI. S.  Np. VI. b. het gedrag der curateuren enz. 85 N». VI. b. extract uit de gedrukte decreeten van de Ver gade* ring van het provinciaalbestuur van holland. 7, December 1796. O ntfangen eene Misfive van Curateuren over Hollands Hooge-School binnen Leyden, in dato 3. dezer, houdende derzelver Bericht op de, bij Appointement van den 12. September, nader in handen van dezelve Curateuren gefielde Requeste van Mr. johan luzac, den so.Juny aan deze Vergadering geprefenteerd, zijnde gemelde Bericht van Curateuren hierna volgende geïnfereerd, (Fiat infertio") Waarop, gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verdaan, Copie van het voorfz. Bericht, mee de Requeste in Originali, te ftellen in handen van de Burgers Forfïen , Temminck , van, der Spyk, en van Marle, om al het zelve nader te examineeren, en de Vergadering te dienen van Confideratien en Advis, F 3 N°. VIL  $ë stukken, betreffende N6. VII, N°. VII. REQUEST van Mr. johan luzac, • met inhtefie van zijne memorie van 2j. jfuny laatstleden , en voorts als in den text. 27. December 17^6. Aan de burgers, Leden van het provinciaal bestuur oyer holland, G eeft re veren tel ij'k te kennen joiian luzac, woonagtig te leyden.: Dat de Ondergetekende den 27. Juny laatstleden zig bij deze Vergadering heeft geadresfeerd, om te obtineeren reparatie der Grieven-, door hem bij Misfive van 2.6. February bevorens aan Curateuren over 's Lands Univerfiteit te Leyden, jegens derzelver Refolutie van den 8i derzelver maand, voorgedragen , dan welke Grieven zij bij hunne Refolutie van 20. Maart daar aanvolgende, fchoon eerst drie maanden na dien datum aan hem ter hand gekomen , geweigerd hadden te herftellen; immers „ dat, bij fpecifique opgave en verificatie der Be- fchul*  N°. VII. het gedrag der curateuren enz. 87 „ fchuldigingen, op fundament van welken vootn. „ Curateuren goedgevonden hadden den Onderge„ tekenden ongewaarfchuwd, ongehoord, onver„ dedigd , van ééne der Posten, doorhe;n aan de „ Univerfiteit bekleed , dadelijk en direcleüjk te „ removeeren , en, bij eene willekeurige „ vermindering van des Ondergetekendens Ap„ pointementen , zijn aanblijven in de andere „ Post ond?r die bepaalingen en bedreigingen te „ ftellen, die met eene geheele remotie gelijkfton„ den of in de daadeene indireble maar niet min effica„ cieufe en zeekere remotie waren , de Ondergetekende in ftaat gefteld mogte worden, om daar„ jegens zig zodanig te defendeeren, als hem in „ een Land, waar men recht en jurtitie eerbiedigt, en niemand onverhoord gecondemneerd mag „ worden, (naar zijn inzien) wettig competeert; " refereerende de Ondergetekende zig voor 't overige tot het Dispofitif der voorfz. Memorie , door hem den 27. Juny laatstleden aan deze Vergadering ge* prefenteerd ,* Dat de Ondergetekende, na bijna fes maanden eenig effeft of naricht van zijne zo gegronde klag» ten afgewagt te hebben , vernomen heeft, dat he.fr Bericht van voorn. Curateuren op zijne Memorie eindelijk was ingekomen, en deze zaak gefteld in handen eener perfoneele Commisfie van vier Leden dezer Vergadering , voor welken , op benlieder Aanfchrijving, de Ondergetekende zig F 4 dan  »° s tukken, betreffende N°. VII. dan ook op Vrijdag, den 16. December laatstleden , heeft geiifteerd , en bij die gelegenheid als nog heeft aangedrongen , " dat het Bericht van „ voorn. Curateuren, 'c welk zekerlijk de fpeci„ fique opgave der Befchuldigingen tegens hem, „ met derzelver vcrificarien, moest inhouden, aan „ hem gecommuniceerd moge worden, daar hij „ eerbiedig vertrouwde, dat in alle Landen , hoe ,, despotisch ook hunne Regeerings - vorm zijn „ mogte, maar althans vooral in eene vrije Re»» pttbücq , daar de Rechten van den Mensch en » Burger zo plechtig geproclameerd zijn gewor,, den, niemand van zijne wel - verkregene reek* „ ten beroofd , of in zijne eer en goeden naam „ aangetast mogt worden, zonder hem zijne wet„ ttge defenfie daarjegens te vergunnen; datCura„ tiuren zig geenziftts konden behelpen met de al. „ legatie , dat het geen zij jegens den Ondergete„ kenden verrigt hadden, bij Refolutie van de „ Provifioneele Reprefentanten van ' V Folk van „ Holland, in dato 17. February , was geappro„ beerd, vermits , in zo verre men zoude moetea „ voor onder feilen, dat de voorn. Provifioneele Re„ prefent anten geweeten hadden , dat de Onder„ getekende op zulk eene onbepaalde befchuldi„ ding, in vago , ongehoord en onverde„ digd , was geremoveerd , zodanige Refolutie „ der voorn. Reprefentanten aan een notoir de„ ft ft van nulliteit zoude laborecren , als „ firij*  N°. VII. het gedrag der curateuren enz. o> fïrijdende niet alleen tegens den ge h e i l i gd k n „ plicht eener Regeering in 't algemeen, maar „ bijzonder ook tegens die grondbeginfels, waar„ van zij zo kort te welgetrouwe naar-, „ koming in hun bejluur aan V Folk van Hol„ land, en aan ieder Ingezeten in 't bijzonder, „ hadden beloofd en verzekerd : Edoch „ dat hij die Refolutie der Provifioneele Repre„ fentanten veel-eer wilde aanzien als bij sub„ en obreptie in de waereld gekomen, en „ (om van andere faiten, die hij aan voorn. Burgers Commisfarisfen heeft opgegéeven, niet te cewagen,) als fieunende op de noodzaaklijks „ fuppofitie , dat de Ondergetekende behoorlijk „ in zijne defenfie was gehoerd; dat de Befchul„ digingen , tegens hem ingebragt, op waar„ heid fteunende waren ; en dat eindelijk Cura„ teuren recht hadden, om een Profesfor „ aan 's Lands Univerfiteit op dergelijke wijze ,, w i l l e keur i g l ij k te behandelen, van zijne „ Posten te removeeren, en in zijne plechtiglijk „ toegezegde Appoinclementen te verkorten; van „ al 'c welk ondertusfchen juist het tegendeel „ plaats had ; " hebbende de Ondergetekende , ten opzigte van 't laatfie Poinét, aan voorn. Commislarisfen de nodige Bewijzen overgegeeven, waaruit, onder anderen, confteert, " dat ook ten dien ,, opzigte de handelwijze van voorn. Curateuren „ is geweest onwüttig en wederrechtef 5 „ l ijk j  $0 stukken, betreffende N°. VII. „ lijk , zo dat onder 't vorig Beituur de gegron„ de klagten van Rector en Senaat, wegens de „ remotie van den Profesfor Voorda. niet zijn van de hand geweezen : " Dat de Ondergetekende nog heden op dit alles te meer fchriftelijk moet aandringen, om dat hij heeft kunnen befpeuren, dat het Decreet der Provifioneele Reprej'entanten van 2. February, waarop des Ondergetekendens remotie berust, van wegens hen Curateuren zeiven is geprovoceerd onder het voorgeeven, dat des Ondergetekendens bekende grondbeginfels of gevoelens over de Vaderlandfche Iiiftorie niet toelieten hem in de post van Profesfor der Vaderlandfche GefchiedenUfen te continueeren; grondbeginfels en gevoelens ondertusfchen, die aan wijlen den Curator pie ter pa ijlus, (uit wiens mond of boezem de Ondergetekende nogthans niet gelooft, dat deze uitdrukking is voortgekomen,) op zulk eenen Voet, gelijk alomme in ons Vaderland, (om • 'tzelfde woord te gebruiken,) bekend waren, dat in den jaare 1786". wanneer hij, Mr. piETER paulus, zelve geene lust of gelegenheid had, om de defenfie der ,Stad alkmaar jegens de laatfte en zeer uitgewerkte Memorie van den toenmaligen Stadhouder, over de aanftelling der Regeering aldaar, verder op zig te neemen, hij Mr. pi eter paulus zelve inperfoon, nevens Gedeputeerden der Stad alkmaar , (waarvan de Reprefentant de Kempenaer nog  N°. VIÏ. het gedrag der curateuren enz. o i nog in leven is) uit naam van de Regeering derzeive Stad en van de voornaamfte Leden der Vergadering van Holland, den Ondergetekenden aanzogten als de Perfoon, die uit hoofde zijner ftudiën in de Gefchiedenisfen des Vaderlands, maar nog veel meer uit hoofde:zijner bekende en beproefde vrijheid-lievende grondbeginfels en gevoelens, ten opzigte van die Gefchiedenisfen en van het Algemeen Staats-Recht, naar hun oordeel het best gefchiktwas, om de zo moeijlijk gemaakte verdediging der Stad alkmaar verders te volvoeren; een omflagtige arbeid, waaraan de Ondergetekende een gantfch jaar, onder de beflommering van zijne toen onlangs aanvaarde Post, heeft bedeed , zonder daarvoor, uit hoofde der Revolutie van den jaare 1787. die 'tafwerken van 'tzelve zo moeijlijke en volumineufe Stuk kort opvolgde, eenige de minde beloning of vergelding te pretendeeren, neemaar 'c zelve dellende bij zo veele andere opofferingen van moeite en tijd, voor de zaak der Vaderlandfche Vrijheid door hem gedaan, daar hij toen egter verre af was van de vervvagting j dat de beloning, :voor alle zijné moeite en betoonde bereidwilligheid, niet minder dan de verzoeting van alle de 'onaangenaamheden, die hij bij een gevolg derzelve Revolutie van 1787. heeft moeten verduuren, agt jaaren daarna hierin bedaan zoude, dat dc bekende 'grondbeginfels en gevoelens van den Ondergetekenden, bijzonder in de Vaderlandfche Gejchiedenis- jen,  stukken, betreffende N°. VII. fen, die men zig ter verdediging jegens de inkruipingen van den Stadhouderlijken invloed had weten ten nutte te maaken en tot hunnen dienst te gebruiken, zelfs aan éénen van hen, die'er zig toen van bedienden, (quafi) totyoorwendfel, tegen de notoirste waarheid aan, zouden [trekken, om hem arbitrairlijk en via facti van eene Post te beroven , waarin men uit zijne alom voorhanden zijnde gefchreeven Lesfen zig kan overtuigen, dat hij nimmer of ooit anders dan zuivere Republicainfche gevoelens gevolgd heeft; uit welke Lesfen, zo min als uit zijne woorden of daaden in zijne publijcque Post, men geen enKfiLD bf.wijs kan bijbrengen, die zulk eene wederrechtelijke en onderdrukkende handelwijs zelfs den minsten s ch ij n o f c o u- ■leur van rechtvaardigheid kan gee- ven; provocecrende de Ondergetekende, nopens zijne zogenaamde bekende gevoelens en grondbeginfels , opentlijk tot die Lesfen, waaruit de onwaarheid der bovengemelde Befchuldiging daadelijk en de facto, aan al wie dezelven gelieft in te zien, onlochenbaar kan confteeren: Dat, terwijl dergelijke eene bepaalde befchuldiging voor den Ondergetekenden tot heden is verborgen gebleeven, en hem nimmer of ooit eenige de minfte gelegenheid gegeven is, om zig daarjegens te verdedigen, zij nogthans fub - en obrepti- ve-  N°. VII. het gedrag der curateurèn enz. 93 velijk den grond gelegd heeft tot de voorn. Refolutie der Provifioneele Keprefent anten van 2. en 17. February 1796. en mitsdien de Ondergetekende had mogen verwagten, dat het ftellen zijner zaak in handen eener perfoneele Commisfie gelegenheid tot een behoorlijk onderzoek deswegens zoude hebben gegeeven, zonder dat het voorn. Curateuren, pendente deliberatione der hoogstgeconftitueerde Magt, geöorlofd warë inmiddels ietwes te attent eer en, waardoor de reparatie der Grieven, door den Ondergetekenden op zo evidente gronden van rechtvaerdigheid gereclameerd, ondoenlijk gemaakt zoude worden : Dat de Ondergetekende, de opentlijke vilipendie (*) der autoriteit (*) Na dat Mr. Johan Luzac op den i6\ December 1796. door de Perfoneele Commisfie uit het Provinciaal Beltuur was gehoord, werden de vier in Holland aanweezige Curateuren, hahn, van leyden van west-barendrecht, heter van lelyveld pieterszoon, en l. van santen, Dingsdag den 20. December, op gelijke wijze voor dezelve Commisfie gerequireerd; eene Conferentie, waarin zij zekerlijk befpeurden de genegenheid, die'er was om de wederrechtelijke handelwijze, door hen gehouden, te doen repareeren. Den zelfden dag derhalven gefchiedde door hen een beroep ter opvolging van Mr. J. Luzac als Profesfor in de Griekfche Taal, en wel van iemand, van wien daar toe nimmer te voren was gefproken : Twee dagen daarna werd dat beroep in de Nieuws-Papieren aangekondigd: Dus had aien {meenden zij) de zaak nu zo ver buiten haar geheel ge- bragt,  $4 stukken, betreffende N°. VII. teit van deze Vergadering aan derzei ver eigene gevoeligheid en handhaving , voor 't oog der Natie, overlatende, zig flegts bepaalen zal, om, met expresfe inhaefie van 't Dispofitif zijner Memorie van 27. Juny laatstleden, als nog te infteeren, " dat de befchuldigingen, door voorn. Curateuren „ tegens hem ingebragt, fpeciaal hun - liedervoor„ dragt, vervat bij het Decreet der Provifioneele„ Reprefentanten van 2. February laatstleden, „ mitsgaders derzelver ingekomen Bericht, inhou„ dende de verificatien en bewijzen van zodanige „ befchuldiging, aan hem gecommuniceerd mo .„ gen worden, en hem de weg geopend, om, „ door middel 't zij van een politicq , 't zij van „ een juftitieel onderzoek , zig daarjegens behoor„ lijk te verdedigen ? en op die wijze zodanig her„ ftel te bekomen, als een ieder Lid der Zamen„ leeving, die vermeent oarechtvaerdiglijk behan„ deld te zijn, zig in een :Land van Vrijheid en „ Juffiiie met reden mag beloven; of wel, dat, in ,, geval door deze Vergadering geoordeeld moge „ worden,, dat het ingekomen Bericht van voorn. U Curateuren geen geverifieerden grond of be„ wijs inhield der befchuldiging of voordragt, „ waarop het Decreet der Provifioneele Repre* „ J'en- bragt, dat ze onmogelijk, door de te vreezen Decifie van ^Provinciaal-Bejluur, lierfleld konde worden.  N°. VII. het gedrag der curateuren enz. 95 „ fentanten van 2. February laatstleden berust, „ het aan deze Vergadering behage, den Onder„ getekenden in de Profesfie der Vaderlandfche „ Gefchiedenis dadelijk te herftellen, en zijne Grie„ ven, bij Misfive van 26. Febr. 1796. aan Cura„ teuren voorgedragen, als nog te repareeren. " V Welk doende &c. (getekend') johan luzac. sl_ N°. VII. b. Extract uit de gedrukte decreeten van de Vergadering van het provinciaaljbestuur van holland. 27. December 1796. Js geleezen de Requeste van johan luzac, woonagtig te leyden; waarbij, met inhaefie van het Dispofitif ..zijner Memorie , van 27. Juny 1. 1., als nog infteert, dat de Befchuldigingen door Curateuren der Univerfiteit tegens .hem ingebragt , fpeciaal derzelver voordragt, vervat bij het Decreet der Provifioneele Reprefèntanten van a. February L L , mitsgaders derzei-  $6 stukken, "betreffende N°. VII.b. zeiver Bericht, inhoudende de verificatien en bewijzen van zodanige Befchuldigingen , als tegens hem zijn ingebragt, aan hem gecommuniceerd mogen worden, en hem den weg tot verdediging te openen , om dus herftel te bekomen ; of anders hem in de Profesfie der Vaderlandfche Gefchiedenis dadelijk te herftellen, en zijne Grieven, bij Misfive van 2.6. February 1796. aan Curateuren voorgedraagen , als nog te repareren. Waarop , na deliberatie , is goedgevonden de voorfz. Requeste , bij Appointement en zonder refumtie , te ftellen in handen der perfoneele Commisfie, in de voorfz. zaak benoemd, om Advis. N°. VIII. Extract uit de gedrukte decreeten van de Vergadering van het provinciaal - be« stuur van holland. 29. December 1796'. De perfoneele Commisfie, benoemd in de zaak van Mr. johan luzac, heeft het navolgend Rapport uitgebragt. De  N°. VIII. het gedrag der curateuren enz, 97 De Burgers forsten, temminck,' en van der spyk Aan Biet provinciaal-bestuur' van holland. mede-burgers ! " tiet behaagde UJieden bij Decreet van deze Vergadering, in dato 7. December 1. 1. Copie van het Bericht van Curateuren van Hollands Hooge-School binnen Leyden, op de Memorie van Mr. johan luzac, den 29. Juny aan deze Vergadering geprefenteerd, met de voorfz. Memorie in originali te ftellen in onze handen, om al het zelve nader te examineeren en der Vergadering te dienen van Confideratien en Advis; tendee« rende het verzoek, bij gemelde Memorie gedaan, daartoe , " dat 't dezer Vergadering mogt behagen „ de Grieven, op welke Curateuren geen regard „ hadden gelieven te Haan, en die zij zelve erken,, nen hun door den voorn. Mr. j. luzac te zijn „ voorgedragen , als nog te repareeren, en mits„ dien hem de voldoening, naar zijne gedagten „ aan hem verfchuldigd, te doen erlangen; Spe„ ciaal vootn. Curateuren te gelasten, omme de ,, Ariflocratifche denkwijze van hem, in dien zin, „ dat hij daar door in de Profeslie der VaderlandG „ fche  9s -stukken, betreffende N°. VIII. „ jche Gefchiedenis gevaarlijk zoude zijn, fpe„ ciflcq te bepalen, en met behoorlijke bewijzen „ te verifieeren , vooral zijne afkeerigheid van „ eene Kepublikeinfche Regeeringsform , mitsga„ ders zijne ongunfige denkwijze jegens de Ba„ taaffche Revolutie; voorts hem jegens zodanige „ bepaalde en geverifieerde Befchuldiging zijne ,, volleedige en plenaire defenfie toetelaten , ten „ einde,-na aldus gehoord en wederhoord te heb „ ben, hem, indien hij fchuldig bevonden worde, zodanig te doen mulcleeren of firaffen, als hij ge„ oordeeld zoude worden verdiend te hebben, en „ daar tegen, indien voorn. Curateuren in de be„ paling van eene zekere en gedetermineerde be„ fchuldiging,mitsgaders in derzelver verificatien, „ mogten deficieren, hem als dan , tegens den „ hoon en la/ie hem onverdiendelijk aangedaan , „ volkomen te rechtvaerdigen , als mede in inte„ grum te reftitueeren ; en eindelijk, voor zo „ verre mogte begrepen worden, dit alles geen „ object van het onderzoek dezer Vergadering , of „ van derzelver daar toe te benoemene Commisfa„ risfen, te kunnen opleveren, dat het als dan ten „ minften het goedvinden der Leden van het Pros, vinciaal Beftuiir moge zijn, hem onverlet te ver„ klaren, om zijn recht tegens voorn. Curateuren „ bij or dinar is wege van Ju fit ie zodanig te ver„ vorderen, als hij zal oordeelen tot vindicatie van „ zijne eer en goeden naam het dienfiigfte te zijn. „ In-  N°. VIII. het gedrag der curateuren enz. 99 „ Ingevolge en ter voldoening aan dit gerelpec* teerde bevel , hebben wij thans de eer aan deze Vergadering voortedragen : " „ Dat wij, na examen van de voorfz. Stukken en het bekomen van eenige nadere informatien , wel gewenscht hadden, en ook dadelijk daarop uk zijn geweest, om deze niet minder delicate als belangrijke zaak , welke bereids de aandagt van zeer veelen , zo hier , als elders , heeft naar zig getrokken , en door de wijze , waarop die'begonnen en doorgezet is geworden, noodzaakelijk naar zig heeft moeten trekken, eene zodanige keer te doen neemen , dat, zo veel doenlijk , aan allen , die daar bij direct geïntresfeerd zijn, eenig genoegen wierd gegeeven, en wij ons niet in de noodzaakelijkheid bevonden hadden , om dezer Vergadering te moeten dienen van Advis, op het verzoek zelve, het welk door Mr. johan luzac aan deeze Vergadering is gedaan, zo als dat is liggende. „ Dan, ge-eerde mede-burgers ! alle onze pogingen daar toe in het werk gefteld, met hoe veel ernst wij die ook vergezeld hebben doen gaan , hebben het gewenscht effect niet mogen erlangen; en de uitkomst heeft in dezen aan onze verwagting niet beantwoord, zoo dat wij ons thans verpligt vinden , om onze Confideratien en ons Advis aan Ulieden mede te deelen; waarin wij ons voorgefteld hebben te zullen te werk gaan met die onG 2 zij-  ioo «tukken, betreffende N°. VIII. zijdigheid, met die cordaatheid en met die equi» teit, welke gijlieden zekerlijk van ons verwagt, en welke de principes zijn, waarop deze Vergadering gewoon is te werk te gaan, en waardoor zij zig dan ook de hoog-achting en de dankbaarheid van het beste gedeelte onzer Medeburgers billijk verworven heeft; zonder ons eenigzints over de gevolgen te bekreunen , welke daar uit zouden mogen ontfiaan, ook dan zelfs, wanpeer wij vermeenen en aan deze Vergadering advifeeren mogten, .dat het verzoek, doorMr. johan luzac aan deze Vergadering gedaan , op gronden van billijkheid fteunde, en het zelve mitsdien aan hem, zonder onbillijk te zijn , niet geweigerd zoude kunnen 'worden. Met die gevoelens bezield, hebben wij liet verzoek zelve met vereischte attentie overwogen , a!s mede de gronden , waarop dat gefundeerd is geworden, en hebben daar mede vergeleken het Bericht van Curateuren , en het geen 'er verder in en omtrent deze zaak gebeurd was, voor zo verre wij daar van kennis bekomen hadden. — En het is uit dit onderzoek, medeburgers! dat aan ons in de eerfle plaats gebleken is, dat het generaale verzoek tendeert tot reparatie van de Grieven, welke Mr. johan luzac vermeent aan hem te zijn toegebragt, door de Refolutie van voorn. Curateuren in dato 8. February dezes jaars, waarbij hij ontflagen wordt als Profesfor in de Vaderlandfche Gefchiedenis aan de Hooge - School te Ley-  N°.VIII. het gedrag der cxnuctimxH enz. ioi Leyden , zijn Tractement op ƒ if5oo. verminderd, en de Profesfie in de Griekfche Taal aan hem gelaten , doch met bijvoegihge van eenige recommatidatien, welke hij vermeent gelijk te liaan met eene dadelijke demisfie; omtrent welk'generaal verzoek hij gepofeerd heeft, dat hij die Grieven aan Curateuren in eene ample Misfive, onder de Bijlagen Copielijk te vinden , voorgedragen had, doch dat die aan hem niet gerepareerd waren, en zulks niet tegenftaande de intercesfie van den Academifchen Senaat te Leyden, bij voorn. Curateuren in het werk gefield: „ Terwijl het fpeciaale verzoek van dien Burger daar heen tendeert, dat Curateuren fpecificq -zullen opgeven en verifieeren de Befchuldiging, op fundament van weïke die Refolutie genomen was; erf', bij onftentenis van dit een en ander, dat hij in in* 'tegrum , dat is, in zijnen voorigen ftaat ,,zal Worden herftëld, hebbende hij, indien hij fchuldfg bè- vonden worde, aan de wel verdiende- flraffe- zig wiet willen onttrekken, en 'er eindelijk een onverIet verklaren, óm in Juftitie zijne zaak te vervol» •gen, cafu quo bijgevoegd : Zoo dat derhalven het verzoek öm herftelling, zoo wel in de Profesfie van de Griekfche Taal, ab in die van de Vader* ' land'fcheGefchiedenis, aan Hollands Hooge-School „ het objecl: is, waar over deze Vergadering zal moeten disponeeren , en dus teffens het onderwerp onzer deliberatien en cohfideratien heeft uitgemaakt.,8 G 3 „ In  jos 4tukken, betreffende N°.VII. *' ïn de tweede plaats, dat die verzoeken gefundeerd worden, onder anderen , daarop, dat hij vóór zijne remotie de Poin&en van befchuldiging nooit geweeten heeft, en dat hij .daarop in zijne belangens niet is gehoord, of zijne defenfie heeft jkunnen allegueeren;? " " Dat dit te meer in het voorhanden zijnde geval noodzaakelijk was geweest, om dat hij de jPoincten van befchuldiging vermeent te mogen mtkennen; en dat die ook zelfs, zoo als die worden voorgedraagen, geen grond voor eene zodanige behandeling kunnen opleeveren; ja dat men in allen gevalle,met hem, uit hoofde van het bilateraal Contracl, waarin hij ftond en de voorfz. Profesfien aanvaard had, in diervoegen niet.zoude hebben kunnen handelen , zpnder,tegens alle principes van recht en billijkheid te zondigen:" «' In de derde plaats., dat Curateuren, offchoon die Memorie, behelzende dat verzoek en die gronden , breedvoeriger daar bij geadftrueerd, tot tweemaaien toe in hunne handen* is gefield, om daar' op te berichten, echter gemeend hebben zig in de me~ rites van die gronden en van de 'Refolutie van 8. February zelve, of wel anders van de remotie, niet te moeten inlaaten ,• maar eenvouwig te moeten voordraagen, wat ''er zij gefchied en voorgevallen-" u En eindelijk in de vierde plaats - dat Curateuren, hangende de voorfz: deliberatien van deze Vergadering, op den 15. dezer maand December be-  N°. VIII. het gedrag der curateuren enz. 103 bereids over de Profesfie in de Griekfche Taal gedisponeerd , en daarin eenen anderen beroepen hebben." « Dit alles aan ons alzo gebleken zijnde, ontveinzen wij niet, medeburgers! om van het laatlTe het eerfte te gewaagen, dat wij over deze demarche van Curateuren zeer gefrappeerd geweest zijn, en die om meer als eene reden niet verwagt hebben." " Immers kan 't aan geen hunner, die allen Rechtsgeleerden zijn, onbekend wezen, dat, zoo lang dc Hoogst- geconftitueerde Magt over iets delibereert, niemand intusfchen de zaak, waarover gedelibereerd wordt, mag brengen buiten haar geheel, en dat alle zodanige innevatien zijn volfirekt nul en geen efeèl behooren te forteeren: " . *« Zonder dat hier tegens eenigzins |a confidentie zoude kunnen komen, dat men zoude willen fiaande houden, dat de demisfie in;de Profesfie van de Griekfche Taal, als door Mr. johan .luzac zelve genomen, en niet aan hem gegeven, in dezen niet meer in aanmerking zoude kunnen komen; vermits, gelijk reeds geremarqueerd is, ook dit een object van de deliberatien en dispofitie van deze Vergadering was gemaakt en uitleverde, en men derhalven de Hoogst-geconftitueerde Magt niet behoorde vooruitteloopen; en dit zoude ook dienen tot folutie, wanneer men foms zoude willen allegueeren, dat 'er geene furcUaiice gevraagd, G 4  104 «Tukken, betreffende ' N°. VIIL reeJ min verleend is, waarmede Curateuren zig ook ■aar onze gedachten, in-het voor handen lijnde geval, te minder zouden kunnen behelpen, daar bij de Memorie zelve die Jurisprudentie, quod deliberante Principe nihil fit innavandum, door Mr. johan luzac is geallegueerden tenzijnen faveur ingeroepen geworden, en in allen gevalle de deference voor deze Vergadering dat ftil-zitten zoude hebben moeten aanraaden en buiten bedenking; .ftellen." ' Ook verdiende, ten minnen naar onze gedagten, wel zoo veel attentie, dat men de zaak inmiddels niet uit baar geheel bragt, dat Mr. johan luzac ftaande houdt, dat de demisfie in de Griekfche Taal niet is geweest eene vrijwillige, maar noodzakelijke daad, zoo dat hij moreel verpligt was, om die post onder zodanige, naar zijn inzien, fletrisfante bepalingen niet weder te aanvaarden, en dat dit de reden was, dat hij eerst zijne Grieven had voorgedragen over de Refolutie van $ February, en hij daar na egter zijns ondanks zig tot die daad genoodzaakt had gezien. " " Wanneer men toch, gelijk men verpligt is, meer let op de zaak zelve, als op de woorden, dan fchijnt het ten minsten hoogst-waarfchijnlijk, zoo niet volftrekt zeker, dat Mr. johan luzac de Profesfie in de Griekfche Taal wel zoude behouden hebben, ja hebben willen behouden, wanneer 'er maar die bepaalingen niet waren bijgevoegd geweest,  N°. VIIL hetgedrag der cub.ateürün enz. 105 weest', of daarna waren ingetrokken, onder welke men die Profesfie aan hem had willen laaten." «' En hier aan fchijnc geen twijflèl over te zijn, als men nagaat, dat, volgens het Bericht van Curateuren zelfs,' de Academifche' Senaat inftantien gedaan heeft; om die Conditiën weg te krijgen of te doen verzagten, als wanneer zij zig flatteerden, dat luzac zijne Profesfie zoude willen behouden; ten duidelijke preuve, naar ons inzien, dat Rector en Senaat die Conditiën en bepalingen van dien aart geconfidereerd, hebben, dat luzac onder die bepalingen niet wel de voorfz. Profesfie zoude kunnen blijven, doceeren, doch dat hij echter, onder eenige verzagtingen daarvan, die post wel zoude hebben willen behouden; waar uit dan vervolgens zoude kunnen worden afgeleid, dat de oorzaak van die demisfie niet zoo zeer bij Mr. j. luzac, als wel in de Refolutie van Curateuren van 8. February, gezogt zoude moeten worden; ja, wanneer wij hier bij teffens in overweeging namen, dat Curateuren het zoo doen voorkomen , als of zij wel genegen zouden zijn geweest, om aan die inftantie te defereeren, wanneer zij maar wat vroeger hadden kunnen bijeenkomen ; als mede dat zij hunne Refolutie van 20. Maart eerst op den 28 Juny aan voorn. Mr. j. luzac hebben doen ter handfiellen, en dus geen haast gemaakt hebben; dat voorts direct daarop dit Adres aan deze Vergadering is gemaakt geworden: Dat deze Ver-  to6 «TüKKtiT, letrefende N°.VïII. gadering met het eerst BerichtvanCurateurenniet te vréden, een nader Bericht heeft gerequireerd, en *ook nog met dat laatst Bericht geen genoegen hééft genomen, maar eene perfoneele Commisfie benoemd, om dit alles nader te examineeren, en dezer Vergadering te dienen van Confideratien en Advis, dan verbeelden wij ons in dat alles zoo veele motiven te vinden, welke Curateuren hadden behooren te doen fuperfedeeren met het inmiddels beroepen van eenen anderen Profesfor; dat, al was 'er niets meer, dit daar voor genoeg zoude zijn ' geweest, vooral,, daar Curateuren zelfs de uitmuntende kunde van Mr. j. luzac niet in twijffel trékken, zoo min ,als het nut , het welk de ftudeerende Jeugd van hem zoude kunnen trekken , gelijk dit ook niet wel in ferieufe twijffel te trekken is." " Trouwens men kan niet ontkennen, dat de Misfive, door Mr. j. luzac aan Curateuren gefchreven, ilond in een onmiddelijk verband met de Refolutie van den 8. February daar bevorens, en dat derhalven die Misfive ook naar de merites van de voorfz. Refolutie behoort te worden uitgelegd en opgevat, zo namelijk, dat, bij aldien de Grieven over de Refolutie van 8. February , door Mr. j. luzac aan Curateuren voorgedragen, gefundeerd waren ,dan ookdezywj ondanksgenomene demisfie uit een geheel ander oogpunt zoude dienen te worden hefchou wd, en veel-eer als een noodzaake- lijk  N0.yfII- het gedrag dér curateuren enz. 107 lijk- gevolg 'Van de bekomen remotie in het vak van de Vaderlandfche Gefchiedenis en van de voorfz. 4 zeer zeker voor hem onaangename en gevoelige, exhortatien ehConditiën, moet wórden aangemerkt, en niet zoo zeer als eene vrijwillige en op zig zelfs ftaande daad van hem zelfs , waar tegens hij niet gereleveerd zoude kunnen worden,, en waar over hij dus ook, met hoop van fucces, geen Adres aan deze. Vergadering zoude hebben kunnen maaken., " - „ En dit brengt ons dan van zelfs tot een onderzoek, van de gedane remotie iri de Profesfie van de Vaderlandfche Gefchiedenisfen , en de Conditiën, waar op aan Mr. j. luzac de Profesfie in Jiet Grieksch gelaten is, met een woord , naar een onderzoek van de merites van de Refolutie van 8. February 1. 1., waar omtrent, gelijk wij reeds geremarqueerd hebben, aan ons gebleken is, dat de Befchuldiging, waar op die remotie gegrond en die Refolutie is genomen, nimmer bevorens aan Mr. j. luzac is gecommuniceerd geworden , en dat hij dus onverhoord gedimitteerd geworden is. s' „ Wij ontveinzen wederom niet daar over zeer verwonderd te zijn geweest, vermits wij zulks noch met de gronden van recht en billijkheid, noch met de aangenomen principes, en afgekondigde Rechten van den Mensch en Burger, hebben kunnen overeenbrengen; en het kan derhalven dan ook geen verwondering baarém, dat Mr. johan lu.  «*5 «TüitBif, betreffende N#. VUT. luzac zig daar over in de eerfte plaats, en wel voornamelijk, beklaagt, zoo min als dat dit door Curateuren met stilzwijgen gepasfeerd is geworden ; waar uit wij teffens hebben afgeleid, dat de allegatie zelve der waarheid conform moet zijn, vermits Curateuren dezelve anders wel zouden gedesadvoueerd hebben , ja hebben moeten desadvoueeren, als behelzende-eene reproche te perem* toiren te applicabel, als dat Curateuren zig dezelve zouden hebben kunnen laten aantijgen, bij aldien die allegatie niet der waarheid conform was; terwijl ook uit dat ftilzwijgen niet onduidelijk kan worden opgemaakt, dat Curateuren zelfs begrepen moeten hebben, dat zijn beklag in dit opzigt van genoegzamen-grond niet ontbloot wasdaar zij toch anders, ter hunner juftincatie, wel zouden hebben getragt te bewijzen, " dat zij niet verpligt „ waren geweest, om Mr. johan luzac inzijne „ belangen tegen de opgegeven Befchuldiging té „ moeten hooren, " al was dit dan ook, naar hun inzien, niet zoo nodig meer gewéést. " „ Wij ondertusfchen zijn ("onder correctie) van opinie, dat Mr. j. luzac op die Befchuldiging vóóraf gehoord had behooren te worden; want, wanneer men de Natuur - wet, de billijkheid , het Recht, en de Schrijvers over de Rechten van den Mensch en Burger raadpleegt , dan vindt men overal bewijzen, " dat men niemand cn„ verhoerd veroordeelen mag, " voor al niet, wan-  N". VIIL het gedrag der curateuren enz. 109 wanneer men hem openlijk befchuldigd heefc. " ,, En wij weeten geen genoegzaame redenen, dat de gulden fpreuk, "Aadi& alterampartem , „ dat is: Hoor en wederhoor of hoor de weder,, partij, " gelijk dezelve in alle Vergaderplaacfen, alwaar Juftitie gehandhaafd wordt, te Ieezen ftaat, of behoort te ftaan, onbekend zoude behooren te zijn in de Vergadering van Curateuren van V Lands Hooge -School te leyden, met opzicht van een der Hoog - Leeraars , die zig beroept op een bilateraal Contracl, op een paclum Conventum, en op een uit dien hoofde verkregen Recht, mitsgaders op een onberispelijk gedrag. " " Wel is waar, dat zomroigen in twijffel getrokken hebben, of men verpligt was eene Befchuldiging, waarom men iemand van zijne Post, aan wien dezelve alleen tot kennelijk wederzeggen toe was opgedragen, hadgedimitteerd, voldoende te bewijzen , en zodanig iemand vooraf in zijne belangens te hooren : Doch, wat daar van in dat geval ook moge zijn, dit is zeker, dat het aan geen voorbeelden ontbreekt, dat zulks dan ten minften plaats moest hebben, wanneer men de PoinSien van ac* cujatie had opengelegd en geallegeerd; terwijl dat hooren nooit, voor zoo verre wij weeten, met grond geweigerd is aan iemand, die openlijk befchuldigd was, die zig op een Contract en gemaakte overeenkomst beriep , en die tot kennelijk wederzeggen toe dezelve niet bekomen had. „ Trou-  Mo stukken, betreffende N°. VIIL „ Trouwens die Maxime is althans aan deze Vergadering niet vreemd, ja het zoude wel ligtelijk eene belediging voor Uiieden kunnen fchijnen, waard/Ie j Medeleden van het Provintiaal Bejluur van Hólland! dit te willen betogen : Evenwel kan 't niet ongefaifonneerd voorkomen , dat wij, tot ftaving daar van, een voorbeeld van die heilzaame Maxime aan Ulieden herinneren, het welk nog versch in onzer aller geheugen is, en het welk veel iterker is, als het voor handen zijnde geval. Het ge. val is dit. " „ De Predikant Swaving te Oudewater was in die Post gefuspendeerd, ja zelfs naderhand, door de Provifioneele Reprefentanten van het Volk van Holland, gedimitteerd: Ondertusfchen was ook aan dien Burger geene gelegenheid gegeeven om zig te verantwoorden tegens de Befchuldiging ten zijnen laste voorgewend , en om welke hij gedimitteerd was geworden. Hij adresfeerde zig daar op bij Requeste aan de Vergadering van welgemelde Provifioneele Reprefentanten, en fpeciaal aan den toenmaaligen Voorzitter, nu wijlen Mr. P. Paulus, en vraagt op fundament van den hier voren aangehaalden regul gehoord te worden. De voorn. Prefident hem Heilig afgevraagd hebbende , „ of hij niet gehoord was in zijne belangen, " en dit met neen beantwoord geworden zijnde, wordt hem beloofd het Request nog dienzelven avond ter Vergadering te zullen voordraagen, het geen ook door  N°. VIII. het gedrag der curateuren enz. 111 door dien Voorzitter is gefchied , en het gevolg is geweest, dat, na een fcrupuleas onderzoek, bevonden is, dat de Provifioneele Reprefentanten gejub- en geobripieerd waren , en dat hij herlteld is in zijne Post, welke hij thans nog waarneemt. " „ Ziet daar dus een geval, door een van de Curateuren en de Provifioneele Reprefentanten zelfs alzoo behandeld; en hier in heeft deze Vergadering hen wel mogen navolgen : Ook kan deze Vergadering zich voorts over deze Staats-Maxime niet in kragtiger bewoordingen uitlaaten, als door dien Burger is gefchied, bij gelegenheid van deszelfs remotie, als Advocaat-Fiscaal ter Admiraliteit op de Maze, en welke pasfagien in de Memorie zijn geciteerd geworden \ en waarbij hij onder anderen die Staats-Maxime loffelijk noemt, volgens welke niemand zonder dugtige gronden en redenen van zijn Post mag worden beroofd, terwijl hij het ten hoogften hard rekent zich van de waarneming ' van eenen post, zelfsprovifioneel, te moeten onthouden, zonder dat hij direcl of indirecl daarom, trent is gehoord, en zonder dat hij daartegen eenige defenfie heeft kunnen doen. „ Al het welk in het voor handen zijnde geval des te meer ftringeert, daar Mr. johan luzac de Pointen van befchuldiging, in zodanig daglicht, als die zijn voorgedragen, en ten dien effefte dat hij daarom zoude mogen gedimitteerd geworden zijn, ten fterknen vermeent te mogen ontdenken; en  ir& itüikes, betref"ende N°. VIIL en het nogthans zeer zeker is, dat, buiten allen tegenfpraak, van de waarheid van de befchuldiging vooraf moet confteren. — Dit niet alleen, maar ook behoort 'er geen twijffel te zijn aan de relevance en applicatie van de Befchuldiging op de zaak in quastie: En zoude dan wel zoo zeer ten onrechte door hem zijn geavanceerd, dat hij als Profesfor in de Vaderlandfche Gefchiedenisfen, waarin hij in de drie laatfle Academie-Jaaren zelfs geene lesfen gegeven had , niets gedoceerd hebbende , of om gemelde redenen hebbende kunnen doen , het geen tegens de aangenomen principes ftreed, dan ook als Profesfor in dat vak om die reden niet heeft kunnen geremoveerd worden ? " „ Hebben daarenboven Curateuren van Hollands Hooge-School te Leyden wel iets anders, als eene vrees voor het toekomende , en de mogelijkheid, dat de Jeugd door hem benadeeld kon worden, in dit opzigt geallegueerd ? En kan men dan evenwel die vrees voor het toekomende en die mogelijkheid maar als een gerealifèerde daadelijkheid veronderïïellen, en daarop iemand van zijne Post ontilaan ? Wij vermeenen van neen ? Van de mogelijkheid toch gaat de confequentie niet op tot de dadelijkheid. — Voegt men hier nu bij, dat Mr. johan luzac fustineert in een bilateraal Contract te liaan met Curateuren , en dat hij niet kan worden gedimitteerd als om wettige redenen, en dan nog niet door Curateuren zelve ; eene fusie-  N°. VIII. het gedrag der curateuren enz. 113 tenue, welke altoos, om dit enpasjant te noteeren, door de Univerfiteit te Leyden is fiaande ge* houden, en waar van het contrarie tot heden toe niet is betoogd, zelfs niet in het geval van Mr. Èdvius Voorda, aan wien echter gelegenheid tot zijne defenfie gegeven was, en in wiens zaak ook Curateuren, hoe zwak dan ook die pogingen mogen geweest zijn, het pretenfelijk verkeerde van het ge* houden gedrag van dien waardigen Man hebben getragt te betogen bij hun Bericht aan de toenmaaligö Staaten ingeleverd; en dat hij daar en boven fiaande houdt, dat zijn Tractement niet konde vermin* derd worden; dan fchijnt Mr. johan luzac nog des te meer aanfpraak daarop, dat hij als nog in zijne belangens gehoord worde, te kunnen maaken.** „ Wel is waar, dat Curateuren in dit geval alle* geeren het gebeurde omtrent den Redacteur vah de Franfche Leydfche Courant; het gedaane voorftel van het Committé van Algemeene Waakzaamheid'} en den toenmalIgen geest van de Vergadering van de Provifioneele Reprefentanten van het Folk van Holland, "om, op den minfien aandrang van den kant van Curateuren , den Profesfor; „ luzac geheel en al van derzelver Univerfiteit ,, te verwijderen, " als mede daarbij voegert «* dö „ bekommering van veele Leden der Vergadering, „■ dat zij Curateuren de zaak zouden hebben wil. „ len laten , zoo als die was; " dat zij ook " de n Griekfche Taal aan hem wel wilden laten behouH „ den5  -114 stukken, betreffen de N°. VIIL -„ den, offchoon de zorg voor de Univerfiteit vorderde, dat hem het onderwijs der Nederlandfche „ Jongelingfchap in de Vaderlandfche Gefchiede„ nisfenuiet langer bleef toebetrouwd; " en daar -op dan laten volgen derzelver vrage, op den 2. February aan de Provifioneele Reprefentanten van het 'Folk van Flolland, gedaan , met het Decreet van dezelven van dien dag, en de daarop gevolgde approbatie van de gegevene dimisfie in dato 17. February daaraanvolgende. Dan , medeburgers 1 daar wij in dezen moeten dienen van Confideratien en Advis op het verzoek van Mr. johan luzac, zoo a's dat is liggende, cn wij (onder verbetering) niet zien kunnen, dat, de waarheid van alle die omftandigheden gefupponeerd wordende, dat alles aan dat verzoek hinderlijk is, maar naderhand meer zoude kunnen in confideratie komen , zo vermeenen wij ook niet nodig te hebben, ons daarover breedvoerig uittelaten, offchoon't ons echter (onderverbetering) is voorgekomen, dat, zoo dra de zaak van den Redacteur van de Franfche Leydfche Courant was afgelopen , en het Committé van AU gemeene Waakzaamheid'geen grond meervond, om deswegens iets meerder tegen den opgegeven Redacteur te onderneemen , het geenzins van het Departement van dat Committé was, om zoodanige propofitie te doen wegens een Profesfor te Leyden, te minder daar 'er Curateuren waren, en die zelve zoo veele zorge betoonden voor de be*  N9. VIIL het gedrag der curateuren enz. 115 belangens van de Hooge - School aldaar: Dat het voorcs geene brillante eloge voor de Vergadering van de Provifioneele Reprefentanten van het Volk van Holland is, wanneer men 'er van zegt, " dac „ dezelve op den minften aandrang den Profesfor „ luzac, geheel en al, zouden verwijderd, en dus „ even daar door onverhoord veroordeeld heb;, ben , " als 't geen zekerlijk met moeite zoude zijn overeen te brengen met den inhoud van de Publicatie van 31. January 1795 , welke echter be* helst die regels , welke welgemelde Provifioneele Reprefentanten tot eene c yn osu re voor hun te houden gedrag hebben vastgefteld, en als zooda* nigen aan den Volke bekend [gemaakt, gelijk uit de praemisfen duidelijk blijkt. „ Terwijl, ten opzichte van het Decreet van deze Vergadering, in dato 2. February, het welk, als niet in de gedrukte Dagbladen gevonden wordende , wij ons hebben doen exhiberen, het zekerlijk een Mandaat van een bijzondere foort fchijnt te zijn "de zaak, namelijk, in, zoodanige „ consideratie te neemen, als zij ter bevor,, dering van het welzijn van gemelde Univer„ fiteit zouden oordeelen te behooren ; en van „ hunne verrigtingen binnen 14. dagen Rapport ,, te doen; " waaruit wij althans, 't zij met allen eerbied gezegd, bezwaarlijk eene volledige Procuratie, om den Profesfor onverhoord te dimit* teeren, zouden hebben afgeleid. " H a „ En  li et stukken, betreffende N°. VIIL „ En eindelijk, mede-burgers, is 't eene waarheid , dat de dimisiie door de Provifioneele Reprefentanten is goedgekeurd; maar, daar het dwalen menfchel'ijk, en van de dwaling te rug te komen loffelijk is, zoo fchijnt 't ons toe, dat ook die goedkeuring, al is dezelve dan niet gefchied in de vooronderftelling, dat Mr. johan luzac voor dato van zijne remotie in zijne belangens gehoord was, in dezen aan het gedaan verzoek , om als nog gehoord te worden, niet meer behoort te obfieren , als de door de Provifioneele Reprefentanten zelve gegevene dimisfie aan den Predikant Swaving niet belet heeft, om die dimikfie nader te doen onderzoeken, en welk onderzoek door even dezelfde Provifioneele Reprefentanten is geordorttneerd geworden , door het Request te ftellen in handen van het toenmalig Committé van Algemeen Welzijn; gelijk dit trouwens altoos plaats grijpt, wanneer 'er aan deze Vergadering een verzoek tot intrekking van het een of ander Decreet wordt gedaan , en waarin fomwijlen de uitkomst aan de verwachting van den genen , die de intrekking vraagt, volkomen beantwoordt; zonder dat deze Vergadering een zoodanig verzoek , vooral wanneer het zelve op eenige plaufible gronden wordt voorgedragen , maar dadelijk van de hand wijst, op grond, dat het bij deze Vergadering alzoo gedecreteerd en even daar door onherroepelijk zijn zoude. „ Dit zijn , veel geëerde mede-burgers,  N°. VIIL het gedrag der curateuren enz. i17 gers ! onze Confideratien op de in onze handen gefielde Stukken; en, als nu, op fundament van dezelven, zullende dienen van Advis, zouden wij, vooral uit hoofde van de fpoedig op handen zijnde fcheiding van deze Vergadering ( onder correctie ) van oordeel zijn, dat deze Vergadering zoude behooren te decreteren : *' Dat 'er als nog termen zijn voor het onder„ zoek naar de merites van de Refolutien van Cu„ rateuren van Hollands Hooge-School te Ley,, den, in dato 8. February en 2.0. Maart 1. 1., ver„ geleken met de.Misfive van Mr. johan luzac „ op den 16. February bevorens aan hen gefchre„ ven , en het onderzoek daar van aan het Pro„ vinciaal Committé van Holland te demanderen ; „ en wel in dezer voegen , dat het voorfchreven „ Committé , van Curateuren van Hollands Hoo„ ge-School te Leyden, zouden moeten requiree„ ren, en Curateuren binnen veertien dagen, na ,, die requifitie, aan het voorfz. Committé bezor„ gen de precife Pointen van Accufatie, waar op „ Curateuren gemeend hebben derzelver Refolutie „ in dato 8. February 1797. te kunnen nemen: " *' Dat het Committé voorts die Pointen zal moe„ ten ftellen in handen van Mr. johan luzac , ten „ einde zijne plenaire defenfie, binnen veertien da,, gen daarna, in gefchrifte aan het voorfz. Commit„ té in te leveren , met vrijlating wijders aan het „ Committé, om, zulks nodig oordeelende, 't zij CuH 3 „ ra-  Ii8 stukken, betreffend' N°. VIIL „ rateuren, 't zij Mr. johan luzac , in derzelver be,» langens nader te horen, op zodanige wijze, als zij ,, zullen oordeelen te behooren; teneinde in ftaat te ,, zijn, om bij de eerfte ordinaire Bijeenkomst dezer „ Vergadering in de maand Maart, met overlegging „ van alle de in hunne handen gekomen Stukken, „ dezer Vergadering te dienen van Advis, of 'er al of „ niet termen gevonden worden, om Mr. johan „ luzac, als Profesfor in de VaderlandfcheHillo„ rie te Leyden, te herftellen, en als Profesfor in de „ Griekfche taal weder te admitteeren ? En dat in„ middels, en hangende de Deliberatien van deze Ver„ gadering over het voorfz. verzoek van Mr. johan „ luzac, alles behoorde te blijven in fiatu quo, „ zoo wel ten reguarde van de Profesfie in de Griek„ fche Taal, als in die van de Vaderlandfche Hifo„ rie, en dat Extract van dit Decreet zoude behoren „ gegeven te worden, zoo aan het Provinciaal'Com„ mittè^\% voorn. Curateuren en Mr. johan luzac, „ omme zich refpectivelijk daar na te reguleren. " " Mier mede, zeer ge-êerde medeburgers! zouden wij hebben kunnen eindigen, ware het niet, dat wij nog verpligt zijn geworden , om ook dezer Vergadering, ingevolge Ulieder last, te dienen van ons Advis op het Réquest door voorn. Mr. johan luzac, op den 27. dezer maand, aan deze Vergadering geprefenteerd, en ten zeiven dage zonder refumtie ten bovengemelden einde in onze handen gefield, bij het welk door hem, « roet ex- „ pres-  N°. VIIL het gedrag der curateuren enz. 119 „ presfe inhaefie van het Dispofitif zijner voorfz. „ Memorie, als nog wordt geiniteerd, dat de Be„ fchuldigingen, door voorn. Curateuren tegens „ hem ingebragt, fpeciaal hunlieder voordragt, „ vervat bij het Decreet der Provifioneele Repre„ fentanten van 2. February 1.1., mitsgaders der„ zeiver ingekomen Bericht, inhoudende de veri„ ficatien en Be wijfen van zoodanige Befchuldiging, „ aan hem gecommuniceerd mogen worden, en „ hem de weg geopend om door middel,'tzij van „ een politicq, 't zij van een juftitieel onderzoek, „ zig daar jegens behoorlijk te verdedigen , en op ,, die wijze zoodanig herftel te bekomen, als een „ ieder Lid der Zamenleving, die vermeent onrecht„ vaerdiglijk behandeld te zijn, zig in een Land „ van Vrijheid en Juftitie met reden mag beloven; „ of wel, ingeval door deze Vergadering geoor,, deeld mogt worden, dat het ingekomen Bericht „ van voorn. Curateuren geen geverifiëerden grond „ of bewijs inhield der Befchuldiging of voordragt, „ waar op het Decreet der Provifioneele Reprefen„ tanten van 2. February Iaastleden berust, het aan „ deze Vergadering behage, den Requestrant in „ de Profesfie der Vaderlandfche Gefchiedenis da„ delijk te herftellen, en voorts zijne Grieven , „ bij Misfive van 27. February 1796. aan Cura„ teuren voorgedragen, als nog te repareeren." " Daar evenwel de Requestrant bij het voorfz. Request alleen maar nader heeft getragt te betogen, H 4 „ dat  iso stukken, betreffende N°. VIII, f, dat niemand onverhoord mag worden veroor-r „ deeld; dat voorts ook het Bericht van Curateu? „ ren" (het welk wij gemeend hebben aan dien Burger niette moeten communiceeren, om dat onze met hem, even gelijk als naderhand met Curateuren, gehouden Conferentie alleen was aangelegd en ingericht om een vriendelijk Accommodement te treffen, en niet om de merites van het wederzijdsch gefustineerde te doen difcutieeren, waartoe wij ons onbevoegd rekenden ) " als nog aan hem behoort „ te worden gecommuniceerd ; dat de gedaane „ goedkeuring van de Provifioneele Reprefentanten „ natuurlijk bij fub- en obreptie moet zijn in de „ waereld gebragt, en aan hem niet zoude mogen „ obfteren, om dat de remotie zelve aan een de- fect van nulliteit laboreerde, als ftrijdig zijnde „ aan de Grondbeginfels op den 31. January 1795, „ gedecreteerd, en de Provifioneele Reprefentan- ten zich zeker zouden verbeeld hebben, of dat hij „ bevorens gehoord was, of dat Curateuren hem „ onverhoord mogen removeren en in zijn Traéte„ ment verminderen, waar van het contrarie met „ effect getoond was door den Senaat in de zaak ,, van Mr. B. Foor da; „ Dat wijders zijne bekende gevoelens hem al„ thans niet konden obfteeren, daar hij op verzoek „ van wijlen Mr. p. paulus, als die daar toe op dien „ tijd geen gelegenheid had, de Memorie voor de Stad Alkmaar tegens de laatfte Memorie van den Stad-?  N°. VIIL het gedrag der curateuren enz. 121 „ houder had vervaardigd, waaraan hij een jaar „ zonder voordeel gewerkt had, en waartoe hij ,, uit hoofde van zijne gevoelens verzogt was; en „ hij daarenboven zig gerust kon beroepen op de „ Discipels, welke hij gedoceerd had, en die „ hiervan een onlochenbaar getuigenis zouden kun„ nen geven; en eindelijk, dat deze Vergadering zelve zoude behoren te vindiceeren de laefie en „ hoon, dezer Vergadering toegebragt door der- zeiver deliberatien vooruittelopen, en de repa„ ratie van zijne Grieven ondoenlijk te maken": en daar dit alles, naar ons inzien, geene andere . verandering in ons hier voorengemeld Advis heeft gemaakt, als dat mogelijk deze Vergadering met aan het Committé, invoegen als daar bij is vermeld, het voorfz. onderzoek te demanderen, teffens zoude kunnen decreteren, " dat het voorfz. „ Bericht, met de Memorie van Mr. johan lu„ zac , en de daaraan geannexeerde Bijlagen, „ mitsgaders dit nu onlangs door hem geprefcn„ teerd Request, alsmede Copien van de Decreeten ,, van de Provifioneele Reprefentanten, in dato 8. January, 2. en 17. February 1796, benevens „ de Misfive door Curateuren aan welgemelde Pro,, vifioneele Reprefentanten, in dato 8. February „ gefchreven, zouden behoren te worden gefield „ in handen van het voorfz. Committé, om daar „ van zoodanig gebruik te maaken, als hetzelve zal ,, oordeelen te behoren, en metfpecjalen last, om H 5 ?? bet  122. stukken, betreffende N°.VIII. „ het voorfz. Bericht, te gelijk met de Pointen „ van Accufatie hier voren gemeld, en hetgeen „ door Curateuren verder aan hetzelve zal worden „ gefuppediteerd, copielijk, benevens de hier „ voren gemelde Copien der Decreeten van de „ Provifioneele Reprefentanten en Misfive van Cu„ rateuren, te ftellen in handen van voorn. Mr. j. luzac, om zijne defenfie daar jegens te „ kunnen geven. " « En maken wij derhalven als nog geene zwarigheid, om n et de voorfz. Ampliatie bij ons voorfz. Advis te perfifteeren: Submitteerende echter dit alles aan het meer verlicht oordeel van deze Vergadering. Heil en Broederfchap ! Ulieder Medeburgers ! 's ha ge den 28. December i/96. herman forsten. Het tweede Jaar der Bataaffche Vrijheid. m. temminck. j. a. van der spyk. « Waar na door den Burger van marle het navolgend afzonderlijk Rapport is uitgebragt. medeburgers! " Een Lid der Perfoneele Commisfie geweest zijnde, die zoo even gerapporteerd heeft, vind ik  N°. VIIL het gedrag der curateuren enz. i23 mij in de onvermijdelijke verplichting gefteld, om aan deze Vergadering te moeten verklaaren, dat ik mij met dat Rapport niet kan conformeeren, vermits ik de Remotie van Mr. johan luzac, door Curateuren gedaan, en door deze Vergadering gefanftioneerd, als allezints wel gedaan befchouw. Het komt hieraan op het maintineeren van het Decreet der Provifioneele Reprefentanten van den 17. February, het welk na mijne gedachten niet kan verbroken worden, zonder da waardigheid van deze Vergadering te compromittekren, en alles op losfe fchroeven to feilen. Indien , door de verandering der Perfoonen die een Collegie uitmaken, de geest van dat Collegie verandert, en, ten gevolge daarvan, de Decreeten , in eenen anderen geest genomen, verbroken worden, maakt men dat Collegie niet alleen bespottelijk, maar men ontneemt hetzelve alle klem, alle vastheid van Beduur, de zoo hoogstnodige standvastigheid, die onaffcheidelijk is van het vertrouwen, zonder het welkalleBeftuur zich zelve vernietigt." „ En kunnen wij ons, medeburgers! wel met eenigewaarfchijnlijkheidvleijen, dat'er eerlijke en bekwame Mannen zullen gevonden worden, die eenige adminiitratie zouden willen aanvaarden, ondergefchikt aan eene Vergadering, die op den eenen tijd iet goed keurt, dat op eenen anderen tijd gedesapprobeerd wordt ? " — Mij-  134 stukken, betrefends N°. VIII. „ Mijne Medeleden in de perfoneele Commisfie hebben gemeend, aan deze Vergadering te moeten advifeeren," dat johan luzac behoorde ge„ hoord te worden. " Hetfpreekt van zelf, dat dit verhoor zich niet verder kan uitfirekken, als tot zijne remotie als Profesfor Hiforiae Patriae, want hem te willen horen over zijne gegevene demisfie zou naar mijne gedagten tot niets anders kunnen verftrekken, dan, om hem te laten zeggen, "dat ,, hij, aan zijne hollende driften den teugel vie,, rende, een daad gedaan had, die hem nu „berouwde, en waarvan hij thans te rug ko„ mende verzogt herfield te worden; " En dit zou hij immers veel welvoeglijker bij een Verzoekjchrift hebben kunnen doen, het welk alsdan door deze Vergadering aan Curateuren behoorde gerenvoyeerd te worden, wijl ik mij niet kan verbeelden, dat deze Vergadering Curateuren zoude willen dwingen, om, zonder dat hun zulks verzogt wordt door een berouw heibende, die vrijwillig zich gedimitteerd heeft, denzelven, zoo maar aanfonds, te hejf ellen." „ Daar hij derhalven over niets anders dan alléén over zijne remotie als Profesfor Hiforiae Patriae kan gehoord worden, zal ik de vrijheid nemen, mijne gevoelens hieromtrent wat nader aan den dag te leggen, en deze Vergadering de omHandigheden, die deze remotie vergezeld hebben, onder het oog te brengen." » jo-  N°. VIII. het gedrag der curateuren enz. i „ johan luzac, van de vrees die de inkomst der Franfche Troupes hem veroorzaakt had, een weinig terug gekomen, had zich reeds eenige maaien fpeculatief in zijne Courant uitgedrukt, wierd hierover, door Lieden die hem wel wilden, ernstig onderhouden, doch aan deze aanmaningen zijn oor niet willende leenen, beklaagt zich het Dire&oire- Executief der Franfche Republiek over den Schrijver der Leydfche Franfche Courant: Hun Hoog - Mogenden ftellen deze klagten in handen van de Provifioneele Reprefentanten van het Volk van Holland om voorziening ; en, op voordragt van het Committé van Waakzaamheid van die Vergadering, wordt, behalven de maatregel , die tegen de fchrijfwijze dier Courantier genomen was, befloten, omtrent den Redacteur dier Courant, den Hoogleeraar johan luzac, als Redacteur der Courant, door zijnen Broeder, Etienne Luzac, opgegeven , als Hoogleeraar voorziening te nemen. — De gezindheid der Vergadering ter dier tijd om den Profesfor luzac daadlijk geheel en al van de Hooge-School te verwijderen is Ulieden bekend, medeburgers! die ook ter dier tijd Leden van dezelve Vergadering waart; doch, op voorftel der Curateuren zelve, wordt de zaak aan hun verbleven. Zij nu kenden de gezindheid der Vergadering van Holland: Door die Vergadering was hun gelast, op het voorfiel van het Com- mit-  f z6 _r . .stükken, betreffende N°. VIII. mittê van Waakzaamheid, tot de remotie te handelen. (*) Welken zagteren weg nu konden juist Curateuren bewandelen? dan alleen het vak der -Vaderlandfche Gefchiedenisfen aan johan luzac te ontnemen; en, om deze voorziening niet in de daad vrugteloos te maken, hem "tevens „ te vermanen, zich van alle faatkundige Aan„ merkingen te onthouden, en zich geene uitdruk* „ kingen te veroorlooven, die de Jeugd, aan zijn „ onderwijs toebetrouvvd, ,tegen de aangenomene „ grondbeginfels konden voorinnemen ?" Tot deze maatregel waren Curateuren verpligt, zo zij immer voldoen zouden aan den wil der Provifioneele Reprefentanten, en aan hun eigen oordeel over de politieke denkbeelden in de Leydfche Franfche Courant , zedert zij door deze Vergadering zelve onderrigt wierden, dat Profesfor johan luzac daarvan de Redacteur was, terwijl zij aan den anderen kant, tegen de hun genoeg bekende geneigdheid der Vergadering aan, hem aan de Hooge-School behielden. Doch ook deze maatregel maakt een gedeelte uit der voorziening , op begeerte van het Diretloire Executif tegen den Leydfchen Couevfswib n; • . , ■ , ..... . nar (*) Dat dit pofitif eene volftrekte onwaarheid is, blijkt 'dadelijk uit het Extraét der Decreeten der Provifioneele-Reprefentanten fub Num. I. a. b. De overige niet min valfche asfertien', waarmede dit Rapport is opgevuld, is het voor als nog de tijd niet te doen opmerken.  N°.VIII. het gedrag curateuren enz. 127 rantier genomen: (*) Deze door de Provifionele Reprefentanten goedgekeurde maatregel kan des -niet vernietigd worden, zonder de geheele zoo hoognodige voorziening te verminken. " " Het is hier rechterlijk onderzoek geweest, ten gevolge van het welk johan luzac als Profesfor Hijloriae Patriae geremoveerd is: Daar voor ■was deze zaak niet vatbaar ; en, offchoon ik in het gemeen politieke dispofitien fchuwe , zoo befchouw ik dezelve onvermijdelijk en noodzaaklijk, in een tijd dat het Volk, eene verbasterde Regerings - form moede , zig eene andere gegeven heeft, en, bezig die op eene bepaalde wijze te regelen , de gronden daar van echter aangenomen heeft. En deze noodzaaklijkheid wordt zoo veel dringender omtrent een perfoon, die juist die grondbeginj'elen aan de Jeugd onderwijst. " " Tot het daarfiellen van eene zoodanige/w//?/^ dispoftie kan vooraf dé per joon, omtrent wien dezelve gaan moet, nimmer gehoord worden, wijl, ingevalle men iemand hoort, eene rechtelijke overtuiging gevorderd wordt, en hier alleen eene zedelijke , die in hst gemoed van den geen, die den maatregel neemt, beftaat. " " Wan- (*) Dat dit al mede eene omvaaragtige asfertie is, is aan het Provinciaal-Bejluur uit eene eigenhandige'Misfive van eenen der Curateuren gebleeken.  Ifi8 stukken, betreffende N°. VIIL " Wanneer 'er geene Formulieren voor handen zijn, die voorfchriften behelzen, wat men geloven en onderwijzen mag, en des geene Wet waar aan die gevoelens en leerwijze , daar gefchil over is, kan getoetst worden, is een rechterlijk on. derzoek, en des ook eene rechterlijke overtuiging, onmogelijk. Curateuren konden derhalven in dit geval geene rechterlijke rol [pelen , maar moesten op zedelijke overtuiging handelen ; en hiertoe be* hoefden zij flegts het algemeen gevoelen te raadplegen , en de gevoe lens gade te flaan, die 'er z e d e r t 1793. in de Leydfche Franfche Courant doorftraalen, en waarvan johan luzac, volgens opgaaf van zijn Broeder, Redacteur was. " " En deze Politieke dispofitie zoude misfehien bij Curateuren niet voorgevallen zijn, om dat zijniet legaal wisten, dat johan luzac was Redafteur der Leydfche Franfche Courant (zoo als zijn eigen Broeder hem aankondigt;) maar de Provifioneele Reprefentanten van het Volk van Holland zeggen het hun, en vorderen, dat zij met hem handelen, meest overeenkom/lig het welzijn der Hooge-School: dit doen zij, en voorkomen zijne totaaleremotie, met gevolg eener volkomene goedkeuring van de Vergadering der Provifioneele Reprefentanten. En dat deze Politieke voorziening , door Curateuren gedaan , niet van allen grond onbloot is, wordt thans ten duidelijkfien bevestigd door de uitgaaf van zijne Oratie over Socrates als Burger befchouwd, waar-  N". VIIL het gèdr ag der curateuren enz. ti$ waarin hij op pagina 107. zegt. Het komt mij voor, dat het de natuurlijke eigenfchap is van eene Volks-Regeering of 'Democratie (*), dat zij, door haar kracht of gewigt, alles, hoe heilzaam en verftandig ook ingerigt , wegfieept en omverwerpt, tot zij eindelijk op eene volfagene Tyrannie uitloope. Ik zie des niet, waarover hij kan gehoord worden, ten zij om hem zijne Arifocratifche gevoelens te laten verdedigen , want deze alléén hebben aanleiding gegeven tot den genomen maatregel, en geene facta. -— En hierin onderfcheidt zig dit geval met dat van den Bur* ger Swavingi " Boven dien komt het mij voor, dat dit verhoor Zeer bedenklijke gevolgen zon na zich liepen , daar zulks met even veel recht, door alle, bij- en- na de Revolutie afgezette, Ampccnaaren en Miniftersi zou kunnen gevorderd worden : Waardoor niet alleen de grootfte verwarringen Honden geboren tc wor- (*) Op die plaats wordt van de Atheenfche, dus van eene Volflrekte, en van geene andere, Volks-Regeering gelproken. Dat voorts deze gezegdens, die de waarheid zelve zijn, niets anders behelzen dan 't geen Routfeau zelve gefchreveri heeft, Is reeds aan t Provinciaal-Bejluur onder 't oog geBragc; en dat het wijders 't gevoelen van Burlamaqui en van alle andere Schrijvers over hec Algemeen Recht is ^ zal elders, tot befchaming eener zuike allegatie, aangewezen worden* I  130 stokken, betreffende N°. VIIL worden, maar waardoor wij niets minder dan onze gcheele Revolutie zouden vernietigen. " " Volgens het advis van de meerderheid der Perfoneele Commisfie, zou dit onderzoek, dit hooren, door het Provinciaal - Committé gefchieden , hetwelk na dit afgelopene verhoor deze Vergadering zou moeten advifeeren. Naar mijn gevoelen echter is deze Vergadering uit den aart der zake verpligt (en dit hebben de overledene Staat en ook ten allen tijde zoo begrepen,,)om, in Academifche zaken , volstrekt geene bepaalingen te maken buiten Curateuren: Deze toch zijn commissarissen, door deze Vergadering benoemd, om. de Academie te beftuuren : Zij zijn, door de op hun gevallene keus, erkend te zijn bevoegde Rechters , ter beoordeeling van alles wat nuttig en dienftig is voor het onderwijs der Jeugd. " — " Nimmer hebben zig de Staaten onmiddelijk met de Academie bemoeid, veel minder tegen wil en gevoelen van Curateuren Profesforen gehandhaafd. Van deze gewoonte aftegaan, ware een doorflaand bewijs van mistrouwen omtrent hunne gehoudene handelwijs gegeven , daar zij integendeel het vertrouwen van deze Vergadering behooren te bezitten, zoo met betrekking tot hunne kunde, als met betrekking tot hun hart. — En het is almede op dezen grond dat ik advifeere, om te perfilteeren bij het Decreet van den 17. February : —■ Vermits Curateuren de gevoelens van jo-  N°. VIII. het gedrag der curateuren enz. 131 johan luzac zodanig beoordeeld hebben, dan zij in gemoede dezelve jchadelijk keuren voor het onderwijs der Jeugd, en men hun dat vertrouwen niet weigeren .kan; — en , bij eene Conferentie met uwe Commisfie gehouden , verklaarden te verlangen dat men hun overtuigde , dat de grondbeginfels van johan luzac, bijzonder zoo als hij die in zijne Oratie de Socrate Cive had voorgedragen , niet Jchadelijk waren. — Ik meen derhalven te moeten concludeeren, dat deze Vergadering het verzoek van Mr. johan luzac behoort te wijzen van de hand, en dienvolgens te perfifieren-, bij het wettig genomene Decreet van den 17. February. " (getekend) g. c. r. van marle. Waarop gedelibereerd zijnde, is goedgevonden, conform het bij eerst-gemelde Rapport gcadvifeerde te decreteeren; " dat 'er als nog termen zijn voor „ het onderzoek naar de merites van de Refoïutfen ,, van Curateuren van Hollands Hooge School te ,, Leyden, in dato 8. February en 23. Maart 1.1., ver„ geleken met de Misfive van Mr. johan luzac op ,, den 26*. February bevoorens aan hun gefchreven, „ en het onderzoek daar van aan het Provinciaa!„ Committé van Holland te demandeeren; en wel in „ dezer voegen , dat het voorfz. Committé, van „ Curateuren van Hollands Hooge - School te Ley„ den, zal moeten requireeren , en Curateuren, „ binnen veertien dagen na die requifitie, aan hot Is „ voorfü.  I5a stukken, betreffende W*. VUL „ voorfz Co-nmirré bezorgen, die precife Pointen r> van *4ccufa:ie , waar op Curateuren gemeend „ hebben derzelver Refolutie, in dato 8. February ,, 1796". te kunnen neemen: " „ Dat het Committé voorts die Pointen zal moe„ ten (lellen in handen van IV Ir. johan luzac , ,-, ten einde zijne plenaire defenfie, binnen veertien „ degen daarna, in gefchrifte, aan het voorfz. Com„ miné in te leveren, met vrijlating wijiers aan het „ Co-nmitté, om, zulks nodig oordeelende, 't zij „ Curateuren, zij Mr. johan luzac, in der„ zeiver belargens nader te hooren op zodanige „ wijze, als zij zullen oordeelen te behooren, ten ,, einde in ftaat te zijn , om bij de eerfte ordinaire „ bijeenkomst van deze Vergadering in de maand „ Maart , met overlegging van alle de in hunne „ banden gekomen Stukken, dezer Vergadering te „ dienen van Advis, " * of 'er al of niet termen „ „ gevonden worden , om Mr. johan luzac, „ „ als Profesfor in ce f~~.ie >:'.::;.;'':he H;r::rie :e „ ,, Leyden, te herftellen, en als Profesfor in ce „ Grie : cr.e T.-..-.1 weder cc- admirceeren? " En ,, li: inrr.iiie:?, en hsrgenie de d.iibera:;en van ,, deze Ve-gai.'rine over het voorfz. verzoek van ., Mr. johan luzac, alles Z3l blijven in Ham yy quo, zoo wel ten reguarde van de Profe fie inde „ Griekfche Taaie, als in die van de Vaderland„ fche Hiüorie : Terwijl ook teffens het Bericht „ van Curateuren voorfz. met de Memorie van Mr. » jo-  N°. VIII. het gedrag der curateuren enz. 133 „ johan luzac, en de daar aan geannexeerde „ Bijlagen , mitsgaders het nu onlangs door hem „ geprefenteerd Request, als mede Copien van de „ Decreeten van de Provifioneele Reprefentanten, „ in dato 8. January, 2. en 17. February 1796"., „ benevens de Misfive door Curateuren aan welge„ melde Provifioneele Reprefentanten, in dato 8. „ February, gefchreven, zal worden gefield in han,, den van het voorn. Committé, om daar van „ zodanig gebruik te maaken, als hetzelve zal oor„ deelen te behooren; en met fpeciaalen last, om „ het voorfz. Bericht te gelijk met de Pointen van „ Accufatie hier voeren gemeld, en het geen door ,, Curateuren verder aan hetzelve zal worden ge,, fuppediteerd, Copielijk, benevens de hiervoren „ gemelde Copien der Decreeten van de Provifip„ ncehReprefêntanten en Misfive van Cuia-euren, ,, te ftellen in handen van voorn. Mr. j. luzac, om „ zijne defenfie daar tegeus te kunnen allegeereu. " En zal Extract van dit Decreet gegeven worden, zoo aan het Provinciaal - Committé,als voorn. Curateuren , en Mr. johan luzac, omme zig refpcctivelijk daar naar te reguleeren De Burgers van Marle , Qoldlerg , Hoitrop t Boje, Meyieek, Holt s ma , Los verg, van lliym, Rogge , Fermaat , Plartevelt, Fortman , van Steel, van der Jagt, Slotemdker , ten Noevtr en Koeremar.s, hebben doen noteeren tot dit Decreet niet te hebben geconcurreerd. I 3 IN". IX.  134' stukken, betreffende N°. IX. N°. IX. Advis vctn d. van aken, Hendz. in de zaak van den Profesfor johan luzac, uitgebragt in de Vtrgadering van het p k o v i n- ClAAL-bk stuur Van holland. ap. 'December 1796. medeburgers ! Indien de eer, het leven en de bezittingen, van een Lid der Maatfchappij zaaken zijn , voor welke elk en een ieder, maar inzonderheid deze Vergadering, den zorgvuldigiten eerbied behoort te hebben , en ik daarmede vergelijke de behandeling, aan den Profesfor luzac wedervaaren, clan wil ik wel bekennen, diep getroffen te zijn over dat zwak, 't welk der menfchelijke Natuur, ook in dagen , waarin men anderzins aan Vrijheid, aan Gelijkheid, aan Rechten van den Mensch, openlijk hulde doet, nog bij aanhoudendheid fchijnt aantekleeven , van zig, in het beoordeelen der denkingswijze en daaden zijner Medeburgeren, te laaten behcerfchen door de gevaarlijke drift van eene overdrevene partijdigheid. Immers,om ten vollen overtuigd te zijn,dat Cu- ra-  N°. IX. het gedrag der curateuren enz. 135 rateuren van 's Lands Univerfiteit boven dit menfchelijk zwak , in het voor- handen zijnde geval , niet fchijnen verheven te zijn geweest, zal men niet meerder nodig hebben , dan hun gedrag, in dezen gehouden , Hechts oppervlakkig te befchouwen. En dan zal het zeer zeker niet in de gedachten van iemand opkomen, om hun te verdenken , alsof zij onkundig genoeg zouden zijn, om niet te weeten, dat eene Befchuldiging,totiemandslasteingebragt, bepaaldelijk moet inhouden, niet alleen de qualiteit van de misdaad, maar ook, wanneer, en op welke wijze, hij dezelve zou hebben bedreeven. Vergelijkt men nu hier mede de befchuldigingen, door het voormaalig Committé van Algemeene Waakzaamheid , bij de Provifioneele Reprefentanten van het Folk van Holland, tegen den Suppliant ingebragt, en welke zijne remotie ten gevolge hebben gehad, dan is het notoir, dat dezelve, m dit opzicht, aan het blijkbaarst defecl: laboreeren, dewijl zij beftaan uit woorden, zonder eenige bepaalde aanwijzing van zaaken, en mitsdien geen reguard meriteeren : Want wat betekenen toch de generale befchuldigingen, in de voordragt van het gemelde Committé van Waakzaamheid voorkomende, " als of hij (luzac) fteeds blijken had „ gegeven van zijne Ariflocratifche denkwijze, „ als mede van zijne pogingen , om de Franfche „ Revolutie, en dus ook de onze , benevens alI 4 ?  -$6 stukken, betreffende N°. IX „ les, wat tot eenen Republikeinfchen Regeering. „ form betrekking heeft, in een haatelijk daglicht „ voor te ftellen, en met zwarte couleuren afte„ maaien, " zonder dat hier bij bepaaldelijk wor. de aangeweezen, waarin dan toch die , zijne zoogenoemde, Ariflocratifche denkwijze beftaat, en waarin en bij welke gelegenheid hij die ftrafbaare pogingen heeft aangewend. En dit verdient nof* te meerdere opmerking , daar die denkwijze en die pogingen , volgends den inhoud der Acte van Befchuldiging zelve, tot op dat oogenblik ten minflen, nog generlei flegt uitwerkfel fchijnen gehad te hebben , alzo men al dit in vago geavanceerde tot een grond heeft gelegd, om te conciudeeren, dat „ dit een en ander van de nadeeligfie gevolgenzöz/^ „ zijn; " iets, 't welk aan ieder onpartijdigen Bcoordeelaar ten uiterften fingulier moet voorkomen. Daar nu de ondervinding evenwel heeft doen zien, dat Curateuren al het defedueufe dezer befchuldigingen niet fchijnen te hebben opgemerkt, en nog daarenboven van zig hebben kunnen verkrijgen, om niet eens den Befchuldigden, vooronderüeld al eens dat de zaak van hunne competentie was, (des neen) op hetgeen ten zijnen laste was ingebragt te hooren, en hem daar tegen zijne defenfie te laaten doen, maar in plaatfe hier van zijn overgegaan, om hem dadelijk, zonder verhoor en zonder defenfie, tegen een mutueel Contract aan, eu dus ten eenemaale willekeurig, te re-  N°. IX. het gèdrag der curateuren enz. 137 removeeren , zoo zullen Curateuren het mij dan ook ten goede duiden, wanneer ik het daar voor houde , " dat zij , door deze hunne handelwijze , „ al mede eene vlek hebben gelegd op eene Re„ volucie, die niet vooronderlteld mag worden „ met eenig ander oogmerk te zijn bewerkt , alt „ om de orde, de billijkheid, en de rechtvaar„ digheid aan de order van den dag te Hellen; " doch waar van de menigvuldige afwijkingen, welke helaas! van tijd tot tijd, hebben plaatsgehad, den eerlijken liefhebber van waare Vrijheid genadig hebben doen bloozen. Het zij mij vergund, medeburgers! om U al verder te doen opmerken, dat, al ware de Acte van Befchuldiging tegen den gemelden Profesfor vrij van alle die notoire defecten, waar aan dezelve nu is laboreerende , dezelve dan nog nimmer kon zijn een voorwerp van bemoeijing voor Curateuren, om dat hij, volgends die Acte, niet heeft misdaan in zijne qualiteit van Profesfor, maar in die van Redacteur van de Franfche Leydfche Courant, en dus in eene relatie, die geheel was afgefcheiden van zijne hoedanigheid als Profesfor aan 's Lands Univerfiteit, en waar mede Curateuren, bij gevolg, dan ook niets te maaken hadden. Zoo ontwijfelbaar zeker als dit is, even zoo waarachtig zal het, bij gevolgtrekking, zijn, dat, indien Curateuren, in dit geval, als onpartijdige en cordaate mannen hadden willen handelen, zij de BefchuldiI 5 gers  13f stukken, betreffende N°. IX.' gers hadden behooren te renvoijeeren aan den dagelijkfchen en competenten Rechter van den Suppliant in dezen. En , indien daarvan het gevolg was geweest een Vonnis ten zijnen laste, dan eerst zou het hebben kunnen gerekend worden, van de competentie te zijn geweest van Curateuren, om te onderzoeken, "of de Suppliant daar door was komen „ te vallen in zodanige termen, dat hij van zijn Pro,, fesforaat zou behooren te worden geremoveerd." Daar derhalven Curateuren zig eene zaak hebben aangetrokken, die mei was van hunne competentie, en daarenboven in de behandeling van dezelve op de willekeurig/ie wijze zijn te werk gegaan, ten dien effecte, dat het een en ander, bij elkander gevoegd, maakt, dat hunne Refolutie van den 8fl« February 1706, « waarbij joannes lu,, zac, als Profesfor in de Vaderlandfche Hiffo„ rie- wordt geremoveerd", in allen opzichte laboreert aan nulliteit, en mitsdien de approbatoire Rejolutie van de Provifioneele Reprefentanten van het Volk van Holland, (die ook nimmer kan genomen zijn, dan in de vooronderftelling, dat Curateuren de zaak na verhoor en defenfie hadden afgedaan) op eene daad, die uit zig zelve is nul, niet kan, immers niet behoort, te zijn van eenige applicatie, zooconcludeere ik, " dat deze Verga„ dering, door een op deze gronden gemotiveerd ,, Decreet, de remotie van den meergem. Profesfor „ zou behoren te verklaaren en te houden als niet ,, te  N°. IX. het gedrag der curateuren , enz. 139 „ te zijn gedaan", en hier mede te voldoen aan dat geheiligd principe, 't welk dezelve nog zo onlangs bij derzelver Publicatie van den 30. Juny laastl. in deze altoos belangrijke woorden heeft uitgedrukt, namentiijk; "van eene gelijke zorge te „ zullen dragen voor de wettige Rechten van alle „ haare Medeburgeren, hoe zeer zij ook in het „ Godsdienftige, of in het Staatkundige, van be•>■> gr'PPen °f denkingswijze van elkander zouden „ mogen verfchillen ". N°. X. a. Extract uit de gedrukte d ecreeten van de Vergadering van het provinciaal- bestuur Van holland. 4. January 1797. " Ontfangen eene Misfive van curateuren ' „ van 's Lands Univerfiteit te leyden , in „ dato 4. dezer, houdende de redenen, waarom „ zij vermeenen aan het Decreet dezer Verga„ dering van den 29. December 1. 1., in de zaak „ van Mr. johan luzac genomen, niet te kun„ nen voldoen, zoo als breder bij gemelde Misfi„ ve, hier na geïnferesrd, is vermeld". cu-  *4° stukken, betreffende N°. X. a.' curateuren van 's Lands universiteit te leyden aan Het provinciaal bestuur van holland. burgers provinciaale bestuurders! „ Wij hvbb' n ontfangen het Uittrekfel uit uw Befluit van den zo. December laatstleden, en haasten ons, eer wij de daar bij bedoelde Requifitie van het Committé - Provinciaal ontfangen, Uwlieden een Andwoord toe te zenden, waar toe wij ons onvermijdelijk verplicht reekenen." „ Het is bekend , dat zedert het begin onzer Staats-Omwenteling verfcheidene Perfonen, door eenen onaangenaamen doch noodzakelijken maatregel van zelfs -verdediging, van hunne Ampten en 's Lands Bedieningen ontzet zijn, om dat zij bekend ftonden en blijken gegeven hadden van gevoelens, die men voor de nieuwe Grondwet gevaarlijk oordeelde; dat ook de Curateuren aan Hollands Univerfiteit terftond, op eigen ingeven, 'drie Hoog-leeraars, die zig een zekeren naam verworven hadden, van den Leeraar-ftoel hebben meenen te moeten verwijderen. Het Beftuur heeft het ten voordeele van alle die Perfonen niet oorbaar of dienfiig geoordeeld -hunne zaak op nieuw te onderzoeken, dezelve te verhooren, en te vergelijken tegen gevorderde Befchuldigingen." „ Hoe  JM°. X. a. het gedrag der cürateurën enz. 141 „ Hoe zeer moesten wij dan niet verwonderd en verbaasd liaan,  N*.X. b. het gedrag der curateuren enz 15^ „ 't meest overeenkomjlig met de waardigheid der „ Menfchelijke Natuur, en V meest dienende tot -„ onze bejlemming voor 'thoogst- mogelijk geluk. " «« Edoch, om des te minder twijffel over te laaten , nopens den laster, in de aangehaalde onbeweezene aantijiging opgefloten, belooft de Ondergetekende eene Premie van honderd d u c a aten aan al wie (den Steller van voorfz. ongetekend Stuk niet uitgefloten) de waarheid der gemelde aantijging, 'tzij uit het meer-gemelde Werkjen, of uit eenig ander Gefchrift van den Ondergetekenden, zal aantoonen, ten genoegen en ter overtuiging van twee des kundige Mannen, aan weêrzijde éénen te kiezen, met magt om, in geval van verfchillend gevoelen, een derden fuper*arbiter nevens zig te aflumeeren; laatende de Ondergetekende voorts, bij ontftentenis aan de zijde van voorn. Steller, om aan deze opentlijke/offz#z#tie en provocatie dadelijk te voldoen, aan elk Mensch, die gevoel van eer en deugd heeft, wat 'er van dit gantfche Stuk te oorde&len, wat 'ervan des Stellers verfl and of hart te denken, en wie voor een eerlooze lasteraer te houden zij." leïden 17. January 179/. johan luzac. K 5 iCu"  154 «tukken, betreffende N°.X.s. I Curateuren, of wel die geen van hen, die de plaatfng van bovenfaande Misfive in het Leydfche Nieuws-Papier bezorgd had, even gelijk hij de Aanhaling der Noten op de Redevoering over Socratcs nodig geoordeeld had, zoude ook zeer gemakkelijk de plaats of plaatfen hebben kunnen aanwijzen, waar ik immer of ooit gezegd of gefchreeven had, " dat de Grieken of Romeijnen eene „ Ariltocratie zouden gepreezen hebben, die aan „ het Volk noch Oppermagt, noch recht van 1de„ zen, toekent:'''' Immers had hij moeten aantooiten, dat ik zelf aldus voor mij gevoeld of geoordeeld had; dat ik ooit geleerd of flaande had gehouden , " dat de oorfpronglijke Oppermagt „ niet in den boezem van 'tVolk berustte, of dat „ het Volk geen recht had, om op de keuze zijner ,, Overheden eenen wettigen en heilzaamen invloed „ te hebben:'''' Dit was te meer zijn plicht geweest, dit had de eer van Curateuren temmeer-gevorderd, daar zij, bij de fiellige en beweezene ontkentenis hunner Befchuldiging, nu voor Lasteraers en Eerrovers bij een ieder te boek gefield moesten worden. Ondertusfchen hebben zij tot heden, op zulk eene nadruklijke uitdaging, een diep ftilzwijgen gehouden; en 't eenig ft e, 't geen Mr. louw van santen heeft goedgevonden daarop te antwoorden, beftaat in deze weinige Regels, te vinden in de Leydfche Courant van 20. January 1797. " louw „ van santen getuigt voor ieder, die Vr be- „ lang  N°. X. b. het gedrag der curateuren , enz. 155 „ lang in fielt, dat de brief, op naam van Cura„ toren der Hooge • Schoole in de Leidfche Courant den 16. Januarii geplaatst, op tweewoordenna, „ die zes regels achter uit geraakt ziin, letterliik „ het Befluit is van Curateuren; en de /peiling zon„ der ij de ziine." Of nu hier mede, dat een lasterlijke Brief op Befluit van Curateuren gefchreeven is, de Leugen tot eene Waarheid wordt, en of dus Curateuren, boven alle andere Menfchen, in eene vrije Republijcq, het recht hebben vrijelijk den geen te lasteren, dien zij willen vervolgen en onderdrukken, even gelijk zij openlijk ftaande houden aan niemand van hunne daaden en verrichtingen eenige verantwoordingfchuldig te zijn, maar met de Profesforen arbitrairlijk en naar goedvinden te kunnen handelen, zulks wil ik hier, tot nader onderzoek, aan 'f gevoel van elk eerlijk Mensch overlaten.J N°. XI. a. Aan het provincia al-com» mitTé van holland. G eeft reverentelijk te kennen johan luzac, woonagtig te l e y d e n : Dat de Ondergetekende Zondag, den 1. January 1797, ontfangen heeft een KxtracT uit de Decreeten van het Provinciaal •Beftuur van Holland, in dato  $3$ stukken, betreffende N°.XI.a; dato den 29. December 1796. inhoudende de Refolutie van welgem. Beftuur op het Rapport, ten welven dage uitgebragt door de Perfoneele Commisfie in des Ondergetekenden's zaak benoemd; bij welk Decreet « het onderzoek naar de merites „ der Refolutien van Curateuren der Univerfiteit t> te Leyden > in dato 8. February en 23. Maart L 1., vergeleken met des Ondergetekendens Mis„ five op 26. February aan voorn. Curateuren ge„ fchreeven, gedemandeerd wordt aan het Pro„ vinciaal-Committé van Holland," en de wijze, waarop 'tzelve onderzoek ingericht zoude worden, regelmatig bepaald wordt bij zekere termijnen, die zo wel voorn. Curateuren als de Ondergetekende, bij het overgeeven hunner wederzijdfche Poincten van Befchuldiging of Verdediging, refpectiveJijk, gehouden zouden zijn te obferveeren, « ten „ einde dit Committé-Provinciaal in ftaat zoude „ zijn, om, bij de eerst ordinaire bijeenkomst van „ voorn. Vergadering in de mnand Maart eerstko„ mende, met -overlegging van alle de in hunne „ handen gekomen Stukken, dezelve in gem. zaak „ te dienen van Advis: " Dat, voorfz. Refolutie medebrengende, " dat „ Extract van dit Decreet gegeeven zoude wor„ den aan het Provinciaal - Committé, " de Ondergetekende vermeent onnodig te zijn de dispofitien, daar bij vervat, alhier wijdlopiger te melden, en dus alleenlijk zal bijvoegen, dat Curateuren  N°. XI. a. het gedrag der cüratïumn enz, 157; ren binnen veertien dagen na de requifitie gehouden zijn aan dit Committé te bezorgen de precife Poinéten van Accufatie, waar opzij gemeend hebben derzelver Refolutie, in dato 8. February 1795. te kunnen neemen: Dat ondertusfchen, na het delaijeeren van méér dan een half-jaar, aan de zijde van voorn. Curateuren, om bij het Provinciaal - Beftuur van Holland , door zodanige fpecifique opgave, het beklag van den Ondergetekenden over hunne onrechtmatige en onderdrukkende handelwijze te beantwoorden, mitsgaders uit hoofde van andere redenen en omftandigheden, de Ondergetekende niet dan te veel grond heeft te vermoeden, dat zij Curateuren , door verdere delaijen, deze zaak zouden kunnen en willen fleepende houden, tot dat veelligt, bij expiratie der aanfelling of bij vernieuwing van 't Provinciaal-Beftuur , de jegenswoordige Vergadering over hunne gedragingen, ten opzigte van den Ondergetekenden, niet meer zoude kunnen oordeelen en beflisfen: Weshalven de Ondergetekende zig keert tot dit Provinciaal-Committé met verzoek, "dat, de „ bovengemelde termijn van veertien dagen ver,, ftreeken en door voorn. Curateuren aan de re„ quifitie niet voldaan zijnde, zij, naar gronden „ van Rechte, van de faculteit, hen bijgemelde ,, Refolutie toegeftaan, om alsnog (na het vrug„ teloos verloop van een half-jaar) hunne Poinc- „ ten  158 stukken, betreffende N°.XI.a. „ ten van Befchuldiging tegens den Ondergete. „ kenden over te geeven, werden verklaard te zijn „ vervallen, en hij, bij tijdige communicatie der „ overige Stukken, in gemelde Decreet gemen„ tioneerd, in ftaat gefteld, den hem gefeldenter„ mijn te obferveeren, ten einde de welmeening „ der Vergadering van het Provinciaal-Beftuur „ door gezogte dilayen niet worde gefruftreerd en „ illufoir gemaakt." '/ Welk doende &c. (getekend) johan luzac. (geprefenteerd 16. January 1797.) N.. XI. b. curatoren van hollands* , hooge-school. aan Het p rovinciaal-COMMITTé van holland. mede-burgers! et doet ons zeer leed, dat wij ons verplicht vinden op uwe gë-eerde Aanfchrijving van den 43. dezer Louwmaand te moeten antwoorden, „ dat wij volharden met in geene nadere Befchuldi» g'ng> verhooren, of onderzoek van de zaak van „ Mr. Jan Luzac te kunnen treeden:" Wat be- „ treft  }NT0. XI. b. het gedrag der curateuren enz. 15^ trefc de reden van dit ons Befluit, beroepen wij ons op den inhoud van onzen Brief aan het Provin~ ciaal- Beftuur van Holland van den 4. van Louwmaand dezes jaars. Heil en Broederfchap. op last van Curateuren voornoemd (was get.) jac. de fremery. Gefchreeven /«leyden, den 30. van Louwmaand 1797. derde jaar. N°. XI. c. e x t r a c t uit de gedrukte decreeten Van het provinciaal-bestuur van holland. 6. February 1797. ** Ontfangen eene Misfive van het ProvinciaalCommitté, in dato op heden, houdende kennisgeving, " dat het zelve, ter voldoening aan het De„ creet van den 29. December 1, 1., in de zaak „ van Mr. johan luzac genomen, op den „ 23. January 1. I., van Curateuren van Hollands „ Hooge-School te Leyden had gerequireerd de „ precife Pointen van Accujatie- tegens voorn. „ Mr. Johan Luzac:" Dat Curateuren daarop hadden geantwoord, " dat zij volharden met in » gee'  ï6o «tukken, betreffende N°. Xl.c. „ geene nadere befchuldigingen, verhooren, of „ onderzoeken van de zaak van Mr. J. Luzac te „ kunnen treden," zig beroepende op den inhoud der Misfive aan deze Vergadering, van den 4. January L J., waar door het Committé zig dan ook buiten ftaat bevond, om aan den inhoude van het gem. Decreet te voldoen; meldende het Commitmitté verder, « dat op den 16. January aan het „ zelve door meergem. Luzac is geprefenteerd een „ Request, tendeerende, dat, indien Curateuren, „ binnen den geprefigeerden tijd van veertien da„ gen, aan de Reguifitie tot het bezorgen derpre„ cijé Pointen van Accujatie, waarop dezelve ge„ meend hadden de Refolutie van 8. February „ 1796. te kunnen neemen, niet mogten voldoen, „ dezelven zouden worden verklaard daar van te „ zijn vervallen en ver/loken, en hij, bij commu„ nicatie der overige Stukken, in het Decreet de„ zer Vergadering gementioneerd, in ftaat zoude „ worden gefield den hem geftelden termijn van veer„ tien dagen te obferveeren, ten einde de welmee„ ning dezer Vergadering door gezogte dilayen niet „ zoude worden gefruftreerd en elufoir gemaakt;" welke Misfive van Curateuren, benevens het Request van Mr. J. Luzac, ten dezen was gevoegd, verzoekende het Committé daarop de intentie dezer Vergadering te verneemen." „ Waarop, gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verftaan, " het Provinciaal. Committé bij » de«  .N'vXI.c. het gedrag der curateuren enz. 161 „ deze te autorifeeren , om de bij hetzelve voor,, handen zijnde Stukken, fpeciaal het laatp6 Be„ richt van Curateuren in de zaak van den Bur„ ger Luzac gegeeven, benevens de ten dezen. „ geproduceerde Misfive van Curateuren, te ftellen „ in handen van den gemelden Luzac, óm daarop, „ conform aan het Decreet van den aa. December „ 1.1., in zijne belangens te worden gehoord." „ En zal Extract dezes aan het ProvinciaalCommitté worden gegeven , tot informatie en naricht. " N° XI. d. gelijkheid, vrijheid, broederschap. In den hage den 13. February 1797. Het derde Jaar der Bataaffche Vrijheid. Het Departement van algemeen-welzijn van het 'provinciaal - committé van holland Aan Den Burger], luzac te leyden. mede-burger ! Ter voldoening van 't Decreet van 't ProvinciaalBeftuur in daro 6. February 1797. bekomt gij: L i". E*>  itft stuk kek, betreffende N'.XL». i°. Extract uit de Decreeten van de Provifioneele Reprefentanten van 'tVolk van Holland, in dato 2. Febr. 1795. a°. dito Extract uit derzelver Decreeten in dato 17. February 1796. 3°. Extract uit de Decreeten van derzelver Vergadering in dato 8. January i796. 4°. Misfive van Curateuren over Hollands Hoge- School te Leyden, aan 't Provinciaal -Beftuur gefchreeven , in dato 3. December 1796". 59. Misfive van dezelve Curateuren aan 't Provinciaal - Committé gefchreeven, in dato 30. van Louwmaand 1797. Ten einde binnen veertien dagen naonfangst dezer uwe plenaire defenfie ten dien opzigte in te leveren. Heil en Broederfchap. Het departement voorn. Ter ordonnantie van V zelve. Xvasgct.j U h flLOK> N°. XIII,  N°.XII. hel gedrag der curateuren enz. 16% Na XII [MEMORIE van Mr. jb- 5 han luzac, ter voldoening aan de Decreeten van het PROViNClAAL, - bestüür. van hólland, in dato ao; December ijoö.én 6 February 1797. mitsgadert dan de Aan* fchryving van VprÖvInciaal-cöMMitTé in daté 13. February 1797. J Aan het p ROv.iNclAAL-eoMMlTTiï van holland. mede-burgers! Öp den 14. dezer maand February heeft de Öri« dergecekeride ontfangen uwe Misfive, gefchréevën in 'sHage den 13. bevorens, verzeilende, ter voldoening aan 't Decreet van 'tProvinciaal-Beftuur in dato 6. February i797- vijf Bijlagen, « ten emde de Ondergetekende binnen 14. dagen na öntfangst zijne plenaire defenfie ten dien opzigte „• zoude inleveren." Het vijfde of laatfte der voorfz. Stukken is eene Misfive van Curateuren over Hollands HoogeSchool aan dit Provinciaal-Committé , in datö L a 30i  'i64 stukken, betreffende N°. Xll 30. van Louwmaand 1797. waar bij Curateuren zeggen, « dat het hun zeer leed doet, dat zij zig „ verpligt vinden op de Aanfchrijvingvan dit Com„ mitté, in dato den 23. derzelfde maand, te moek ten an[woorden, dat zij volharden met in geene „ nadere befchuldigingen, verhooren, of onder„ zoek van de zaak des Ondergetekenden te kun„ nen treeden; en dat, wat betreft de reden van „ dit hun Befluit, zij zig beroepen op den inhoud » van hunnen Brief aan het Provinciaal-Bef uurvan „ Holland'van den 4. van Louwmaandlaatstleden." Dezen laatften Brief van 4. Louwmaand heeft de Ondergetekende onder de voorfz. Bijlagen niet gevonden: Doch, daar dezelve door eenen der Leydfche Curateuren in eene openbaare Zitting van den jegenswoordigen Raad van Leyden, Vrijdag den 13. January, na het houden eener flerke Redevoering ten nadeele van den Ondergetekenden, is publicq gemaakt, en vervolgens ook den 16. January in de Leydfche Nederduit/the Courant aan de gantfche Natie is medegedeeld , behoeft de Ondergetekende naar deszelfs inhoud niet te gisfen : Een ieder, die 'tzelve Stuk gelezen' heeft, (en wie is'er, die 'tniet met verwondering geleezen heeft, indien het gevoel, bij dieleclure in elk eerlijk hart oprijzende , den misfehien te ilaauvven naam van verwondering kan draagcn) een ieder weet, dat daarbij gezegd wordt: « Wij kunnen „ dan ons niet inlaaten met eene befchuldiging, „ ver-  N°. XII. het gedrag der curateuren enz. 165 „ verhoor, onderzoek, vergelijking, of berhiddè„ ling met Mr. jan luzac, zo min als met eenig „ Vijand van onze Republicq;" daar ondertusfchen diezelfde Misfive weder opgevuld is met nieuwe aantijgingen, fommigen nog onbezonne. ner, anderen nog ongegronder of lasterlijker dan die, waarop men de autorifatie tot remotie van den Ondergetekenden had verkreegen, doch welken men nu met ftilzwijgen voorbijging, om de rechtvaerdiging van die remotie in eene pofterieure daad te zoeken. Nimmer was, zo veel hem bekend is, het doel van \ Provinciaal-Beftuur van Holland, dat Curateuren 'nieuwe befchuldigingen tegens hem zouden opgeeven; maar wel dat zij de reeds opgegevenen, die in vague, onbepaalde, losfe, onbcweezene, of niets beduidende aantijgingen en asfertiën beftonden, zouden bepaalen en verifieeren,, inzonderheid dat zij de ftellige ontkentenisfen en de provocatiën tot bewijs dier aantijgingen, vervat bij de Memorie van. den Ondergetekenden, zouden beantwoorden, en de Grieven, door hem , die nimmer in zijne verdediging gehoord was, bijgebragt, refcontreeren, op eene wijze, die voldoende konde gehouden worden bij eene Vergadering, welke tot ftclregel had de waare Gelijkheid'in acht te neemen, met aan een ieder onvertogen recht te doen wedervaar en- Een der hoofd-trekken doch, die Tyrannij en Onderdrukking kenfchetfen (om h even of' zij E 3 den.  l66 stukke n, betreffende Nó. XII. den Móriarcbalen fcepter zwaaijen , of zig onder \ Volks - masker verbergen ,) is . dat men zijn Medemensch, bij wjjze van ftrafte, van zijne goe* deren, ftaat, vrijheid, of leven berove, zonder hem de befchuldiging behoorlijk mede te deelen, en hem daarjegens onpartijdig!ijk in zijne Verdediging te hooren: Dit i§ ondertusfchen door Curateuren ten opzigte van den Ondergetekenden gefchied: Dit is gefchied onder eene Regeering, die Vrijheid en Gelijkheid niet minder tot grondflag moest hebben, dan zij 't zelve tof Boven - fchrift van alle haare Befluiten had aangenomen. En, nu de Vertegenwoordigers van 't Volk van Holland, de voldoening Yan hunnen plicht, mitsdien ook de liefde hunner braave Mede-Burgers, den duurzaamen wel Hand van 'c Vaderland, en de rust van, hun geweeten, niet in woorden en klanken, maar in daaden zoekende, een Ingezeten, van wien het cnlochenbaar zeker is, dat hij onverhoord is veroordeeld, gelegenheid willen geven, om zig tegens de ingebragte befchuldigingen te verdedigen,-— nu weigeren Curateuren te voldoen aan eene welmeening, die hen, naar de echte gronden van waare Gelijkheid, niet minder dan den ge^ ringften Bnrger behoorde heilig te zijn: Nu onttrekken zij zig aan de naarkoming der Befluiten van de hoogst - geconftitueerde Magt: Nu is hun plecht - anker de ftelregel van hem, die ons als. 't voorbeeld eenes doemwaerdigen Rechters wordt yoor-  N°. XII. het gedrag der curateuren enz. i6> voorgedragen, om dat, der boosheid ter veroordeeling eenes Onfchuldigen te wille geweest zijnde, 'tgeen eenmaal, hoe verkeerd ook, gefchreeven was, volgens hem, gefchreeven moest blijven. Edoch de Ondergetekende bezeft, dat deze aanmerkingen aan uwe aandagt, Gë-eerde medeburgers! te minder zullen ontflippen, om dat de weigering van Curateuren de hoogst-geconftitueerde Magt van den Lande nog meer beledigt, dan ze hem kan benadeelen: Zeker is het, dat hem nimmer eenige befchuldiging ten zijnen laste is medegedeeld; gevolglijk ook dat hij nimmer, noch door het wel - eer bellaan hebbend Committé van Waakzaamheid, noch door of van wegens eenige andere Commisfie der Provifioneele Reprefentanten van Holland, noch door Curateuren zelve , in zijne defenfie is gehoord: Volgens het eigen voorgeeven van Curateuren zelve, is het verder zeker, dat zijne remotie, als Profesfor in de Vaderlandfche Gefchiedenisfen, niet heeft plaats gehad op eigen ingeven van Curateuren , zoo als zij bij hunne Misfive van 4- January aan \ Provinciaal - Bef uur zeiden, ten opzigte van drie andere Profesforen, gebeurd te zijn; maar dat zij gehandeld hebben, ingevolge van eene Befchuldiging, ingcbragt door het gemelde Committé van Waakzaamheid, van 't welk des Ondergetekenden eigen Schoonbroeder, wijbo fynje, toen ter tijd ook Prefident van de Vergadering der ProL 4 *k  lóS stukken, betreffende Nr.Xil. vifoneele Reprefentanten, Mede-Lid was : Zeker is het eindelijk, dat die Befchuldiging aan Curateuren door de Provifioneele Reprejent anten niet heeft kunnen noch mogen ter hand gefield worden, om met den Ondergetekenden onverhoord, naar goedvinden en willekeur, te handelen: Zodanige arbitraire en onderdrukkende handelwijs .ftond hen Reprefentanten zelve niet vrij, vermits (om de eigene woorden van Mr. pieter paulus nog eenmaal te gebruiken , dewijl ze volkomen waar zijn) "een Monarch, hoe onbepaald zijn vermo,, gen over deszelfs Onderdaanen ook zijn moge, „ aan dezelven hunne volkomene defenfie tegens „ ingebragte befchuldigingen niet mag weigeren." Het geen eenen vrijmagtigen Koning niet vrij fiaat, was veel minder in 't vermogen eener Vergadering, die op Vrijheid en Gelijkheid gegrondvest was, en wier'wil noch meening zijn konde om, onder die geheiligde naamen, een Despotismus, voor eenen Monarch ongëoorlofd, uit te oeffenen.s Hadden nu de Provifioneele Reprefentanten in hunnen eigen boezem dat vermogen niet, dan konden ze het niet aan Curateuren der Leydfche Univerfiteit overdragen: Dan konden ze-aan dezen nimmer de magt geven, veel min die in hen voorondérftellen, om iemand, hij zij wie hij zij, veel min een Man, wiens jaaren, levens-fiand, en aan den Vaderlaride beweezene verkleefdheid, eenige aanmerking verdienden, als-?cware, op een zogenaamd no-  N°. XII. het gedrag der curateuren enz* i6p_ mtorium per fe, uit hoofde van faiten, waarover hij nimmer ondervraagd was, en die hij fteeds verre zoude geweest zijn van te erkennen, te veroordeelen en van zijne Post te ontzetten: Dan is mitsdien de daad. van Curateuren, niet alleen onrechtvaerdig in zig zelve, maar ook, wat de form betreft , ipfo jure nul en wederrechtelijk: En nimmer heeft eene zogenaamde fanftie der Provifioneele Reprefentanten aan die daad van Curateuren eenige kragt' kunnen bijzetten, om dat 'tgeen in zig zelve en in zijn oorfprong oabeftaanbaar is, door eene bijkomende fanétie, die even onwettig en onrechtvaerdig zijn zoude, nimmer krachtig en deugdzaam gemaakt kan worden. Daar dan nu a pofieriori het Provinciaal -Bef uur aan Curateuren tot drie herhaalde reifen de gelegenheid verfchaft heeft, om 't geen in den aanleg hunner handelwijze, ten opzigte van den Ondergetekenden, ontbroken had, en waarvan 't gebrek eene. notoire nulliteit met zig medebragt, te verbeteren en aan te vullen, in zoo verre namentlijk als het hen mogelijk was, om, tot rechtvaerdiging dier handelwijze, redenen bij te brengen , die voor 't oog eener rechtlievende Vergadering llée konden houden, — zal ieder, bij wien blinde drift geen. leidsvrouw en onderdrukkende parcijfehap geen beftuuriter is, zeer ligt het befluit opmaaken, waarom, na tweemaal op dc minst voldoende wijze hun Befluit tegens den Ondergetekenden geL 5 recht-  l?o stukken, betreffende N»# Xlt rechtvaerdigd re hebben, zij nu, tot fpecifique opgave van Befchuldigingen genoopt, al wederom tot twee herhaalde reilen weigeragtig zijn aan de ernftige aanmaaning van de hoogst - geconftitueerde Magt te gehoorzamen. Veel-ligt, al bekwam de Ondergetekende geene andere juftincatie bij zijne Land-en Tijd-genooten, vooral bij de onpartijdi, ge Nakomeiingfchap , zoude deze zo.o treffende omfiandigheid voor zijne eer genoegzaam zijn, en zijne Nagedagtenis als die van een eerlijk, cordaat, en waarheid-lievend Man, bij die van Curateuren in hunne gedragingen en maat - regelen, op het helderst doen affteeken. De Ondergetekende heeft zig bij deze zijne Verdediging den pligt van befcheidenheid en gematigdheid te ftreng voorgefchreeven, dan dat hij op deze praeliminaire aanmerking verder zoude ftilftaan. Alleen moet hij 'er bijvoegen, dat, daar Curateuren nu in gebreke gebleéven zijn, om, conform aan de Refolutie van 'tProvinciaal-Befiuur, in dato 20. December 1706, op te geeven de preciefe Poinclen van Accujatie, waarop zij Curateuren gemeend hebben derzelver Refolutie, in dato 8. February 1796, te kunnen neemen, de taak zijner Verdediging voor hem moeilijk en verdrietig is geworden; moeilijk, om dat hij zijne defenfie inrichten moet tegens befchuldigingen in vago, of aantijgingen, die in de daad geene befchuldigingen, maar iosfe vooronderfrellingen, zij»;  N°.XH. het gedrag der ctoateüren enz. *fl *ijn; verdrietig, om dat hij dus in herhaalingen moet vallen van 'tgeen hij reeds bij zijne Misfive aan Curateuren van 26. February 1796. en nog wijdloopiger bij zijne Memorie van 17 Juuy 1796, aan \ Provinciaal-Bejluur, tegens die onbepaalde en onzekere inculpatiën, heeft bijgebragt. Echter getroost hij zig een en ander, om dat hij uit de injunérie van welgemelde Beftuur aan Curateuren om zodanige precife Poin&en van Accujatte ah nog op te geeven, wettiglijk, als eene reeds gedecideerde zaak, meent te kunnen opmaaken, dat 'er in de Refolutie van Curateuren van 8. February, zoo min als in de Voordragt van'tG»*mittévan Waakzaamheid, (de waarheid van de zelve al eens aangenomen zijnde, offchoon die aan bewijsbaare onwaarheden laboreere) geene juiste 6pgave van eenige genoegzame Befchuldiging tegens den Ondergetekenden gevonden wordt; eene tweede omftandigheid al wederom , die, gevoegd bij de herhaalde weigering vbu Curateuren, om als nog die juiste opgave te doen, voor hem de volleedigfie juftificatie is en den indruk bevestigt, dien de lecture van die zoo voorbeeldclooze Refolutie niet alleen op den Academifchen Senaat, maar op alle luiden, die denkbeelden van recht bezitten en Waardceren, gemaakt heeft, en voorzeeker b.j de Nakomelingfchap , wanneer zij zig herinnert, dat die Refolutie in tijden van Vrijheid en Gelijkheid genomen is, nog verder zal maaken.  '7* stukken, betreffende ffo X1L De precife PoinSten van Befchuldiging, zonder welken geene veroordeeling had Rieden m.tsdien ontbreekende, weet de Ondergetekende geene andere leidraad te volgen dan dat hy het nader Bericht van Curateu en „ datod December n n htvan de maand September deszelfden Jaars L » ne handen niet gefte]d zijnd j » f^T Zd biJ »o verre daarin een£ fchnnbaare argumenten vervat zouden mogen zi n • vervolgens in de tweede plaats, ren ovefvloe^ ' bean woorden de losfe en onbeflemde aantiigtg van kwahjk-gezi„dheid regens de Franfche.Re^ 5 °f °°k *el ^« die van ons Vaderland v n zogenaamde Arifocratie enz.; de S f™cr b;paa,d fpreeken « Z***?*" «• ** Ondergetekenden, tl aanzien zijner Profesfie in de Fadtrlandfche h Z rte, door middel van welke dubbelzinnige Zrdragt de Refolutie der Provifioneele Repreftnn" T ^ T W* tot zijne remodeTm de waereld gekomen; en eindelijk' in de veerde Plaats naargaan de verdere dispofitiën, dl Cura teuren behalven het zogenaamd ontfiag der evengenoemde Profesfie, op eene nog hoonender wijze goedgevonden hebben tegens den Ondergetekenden te neemen. "«"gete Naar dit voorfchrift van orde, en uit hoofde dat U, Ge -eerde MEDEBURGERS, niet nodig heeft  - . y-;— • -* ïï3.33utz 'vi N°.XH. het gedrag der curateuren etiz. 173 heeft gefcheenen de Misfive van Curateuren "aan het Provinciaal Beftuur van Holland, van 4 Ja, nuary laatstleden, aan den Ondergetekenden te doen toekomen, acht hij het ook onnodig ïetwes te zeggen aangaande de nieuwe hefchuldiging, die zij, bij die Misfive, tegens den Ondergetekenden aanvoeren, op het ogenblik zelve wanneer zij weigeren hunne vorige befchuldigingen geftand te doen, en zeggen, " dat zij zig niet kunnen inlaaten met „ eene befchuldiging, verhoor of onderzoek, ten „ zijnen opzigte: " En deze nieuwe aantijging, die nog veel gemakkelijker dan de vorigen te wedérleggen is, en reeds door al wat eerlijk, braaf, en kundig onder de Natie is, op haaren prijs gefield wordt, — befiaat in de Aanmerkingen, waarmede hij de uitgave zijner Redevoering over Socrates ah Burger befchowwd onlangs verzeld heeft : " Al „ hadden (zeggen zij) wij in het begin van het „ verlopen jaar geen aandrang tot afzetting uit „ uwe Vergadering ontfangen , — zouden wij ons „ echter , na' het verfchijnen zijner Noten op „ zijn Socrates , in gemoede , zo wel als aan de „ Natie, verplicht achten, — hem zonder aarfc„ len het Leeraars - Ampt, te ontzeggen. " De Ondergetekende heeft zo weinig gevreesd die vonnis - velling, die hij van Curateuren konde verwagten, ook bij 't onpartijdig en weldenkend gedeelte der Natie, inzonderheid bij haare Vertegenwoordigers over 't algemeen , te zullen ondervinden, dat  174 stukken, betreffende N\XÜ. dat hij geene zwarigheid heeft gemaakt aan de Vergadering van 't Provinciaal- Beftuur een Exemplaar van 't zelve Werkjen toe te zenden. Hij wist vooraf zeer wel, dat zijn Gefchrift niet dan aan de Va* derlandlievenden zijner Landgenooten, die tevens deugdzaam zijn, kon behaagen: Aan heb ook alleen heeft hij 'c zelve toegewijd; en, dat hij zig in deze zijne verwagting niet heeft te leur gefield gevonden, bewijzen niet alleen zo veele goedkeurende dankzeggingen der braaffte Vaderlanders, die fchriftelijk onder hem berusten, maar ook de opentlijke beoordeelingen van dit zijn Werkjen in 't licht verfcheenen; goedkeuringen en beöordeeIingen, die, nevens gemelde Misfive van Curateuren, al wederom op de treffendfte wijze affteekende, eiken opmerkenden, aan U inzonderheid, geeerde medeburgers' genoegzaam toonen , door wat geest Curateuren ten zijnen aanzien 'gedreven worden, en almede eene vergelijking opleveren , die hunne denk- en handel-wijze tot bij de Nakomelingfchap zal doen kennen. Om flegts een ftaaltje bij te brengen, kan de Ondergetekende niet voorbij de pasfage alhier op te neemen, waar zij zeggen : " En hoedanig eeh beflrijder der „ Volks - Regeering f wij hadden mogen zeggen i, derzelver Lasteraer, die in haar de natuurlijke „ eigenfchap en kracht zegt te vinden, dat zij alle „ de heilzaamfte eh verftandigfte mfiellingen om*, ver fmijt, tot dat Zij eindelijk op eene voldagerie H Dwiö*  .N*. XII. het gedrag der curateuren enz. 175 „ Dwingelandije uitloope. " Bij Jt voorlopig Bericht tegens de lasteringen van dien openlijk verfpreiden Brief heeft de Ondergetekende reeds doen opmerken, dat de aangehaalde plaats, alwaar van eene volftrekte en onbepaalde Volks - Regeering, zoo als de Atheenfche was, en geenzints van eene gemengde , noch van eene reprefentative VolksRegeering gefproken wordt, berust op de eigene woorden van den vrijheid-lievenden Wijsgeer plato: Doch, wat nog veel verder gaat, het getuigenis van rousseau zullen Curateuren voorzeeker niet wraken. Dit zijn zijne eigene woorden in zijn Contracï Social, Livre 111. Chap. 4. ** Voegen „ wij 'er nog bij, dat 'er geene Regeering is, zo „ onderhevig aan Burger - Oorlogen en aan inwen„ dige beroertens , als de Volks - Regeering, en „ dat 'er gene is, die eene zo fterke en zo geduu„ rige lirekking hebbe , om fteeds van vorm te „ veranderen , noch die grooter waakzaamheid of ,, meer moeds vereisfche, om in haaren ftand ge„ handhaafd te worden. " Jjoutons, qu'il n"y a pas de Gouvernement ft J'ujet aux Guerres Civiles & aux agitations inteftines, que le Démocratique ou Populaire, paree qu'il ny en a aucun, qui tende ft fortement & ft continuellemem d changer de forme, ni qui demande plus de vigilance & de courage, pour étre maintenu dans la ftenne. — Indien den Ondergetekenden, naar *t oordeel der jegenswoordige Curateuren van Leydens Hoo*  clfS ■ stukken, betreffende N", XII. - Hooge.School., het Leeraars-Ampt zonder aar- - f'elen ontzegd moet worden , om ftellingen, die, ■den in 't Republikeinsch Vrankryk vergoden, rousseau dezelfde afzecting van hunnen 't wege - waardig gemaakt zouden hebben , dan is het niet ■ moeilijk te gisfen , in welken zin de hem aange- • tijgde Arifiocratie bij elk, die hersfenen in zijn hoofd en braafheid in zijnen boezem omdraagt, -opgenomen moet worden. Hier mede is dan ook beantwoord de pasfage van : hun Bericht van 3 December laatstleden aan 't Provinciaal Beftuur, waar zij zeggen, " dat het ,, Adres van den Ondergetekenden aan het Pro vin „ ciaal Beftuur en zijne anderen zedert uitgekomen „ Stukken niet weinig verandering in hunne gun* v> ftige geneigdheid ten zijnen opzigte te wege ge„ bragt hebben. " Het Adres is bij \ ProvinciaalBeftuur van dien aart geoordeeld, dat het rondborftig beklag van een Man van eer , waarbij hij • de cordaate taal der beledigde onfchuld fpreekt, verdiende , dat deswegens in onderzoek werd getreeden : Zijne andere uitgekomehe Schriften zijn door de braaffte Vaderlanders met goedkeuring ontfangen. Welke is dan de reden, waarom Curateuren heden over hem nog minder gunftig denken, als toen zij hem op de onteerendfte wijze behandeld hebben? — De inhoud van hunne zo even aangehaalde Misfive ; de verregaande bitterheid, die ze alomme ademt: de grondbeginfels , die men '«  N°.XII. het gedrag der curateuren enz. 177 'erin ontmoet; en de daarop gebouwde weigering zijn eene genoegzaame fleutel. Tot het evengem. Bericht van 3. December dan als nu komende, zullen de voorgaande aanmerkingen hem ontflaan van alle beantwoording van den aanhef, betreklijk " den toon, op welken des On„ dergetekendens Memorie (zoo zij zig uitdrukken) „ is geftemd geweest: " Men moet zig in de iituatie van den Ondergetekenden bevinden ; men moet het flagt-oifer eener in alle haare omftandigheden zoo haatlijke als fchandelijke intrigue zijn ; men moet alle de geheime drijfveeren en beweegraderen van die intrigue weeten; ze zelve perfoonlijk tegens zig in anonyme Brieven , mondelinge bedreigingen, beurtelings doormengd met verzoeken en beloften, hebben zien werken; de nauwfle betrekking hebben tot fommigen der voornaamlle Beleiders of Bewerkers, en dus hunne ongelooflijke handelwijze, waar voor men de Menschlijkheid naauwlijks vatbaar kon reekenen, tot in 't innigfte van 't hart gevoelen;-zijner eigene weldaaden en hunner fnoodheid bewust zijn ; — men moet dit alles, in zijne zoo grievende omftandigheden, met de volfte moreele verzekering weeten,— en echter genoodzaakt zijn, 't zelve met ftilzwijgen te bedekken ; — men moet daarbij nog alles voor 't Patriotisme veil gehad , de gevolgen van zijne verkleefdheid aan 't zelve jaaren agter elkander ondervonden, en dan eindelijk tot vergelding M op  178 4tukken, betreffende N°.XII. op zulke eene wijze, op naam van 't Patriotisme zelve, gehoond en beledigd zijn; — men moet, in een woord, zig in 't geval van den Ondergetekenden bevonden hebben , om te oordeelen , of die toon anders kon zijn bij iemand, die, naar maate hij fteeds prijs op zijne eer en goeden naam gefield heeft, aan derzelver belediging ook gevoeliger is. Ondertusfchen is het volftrekt abufif,.wanneer bij voorfz. Bericht gezegd wordt, « dat die „ perfoneele beledigingen , den Ondergeteken„ den bejeegend, met de voorgeftelde zaak of met „ Curateuren niets gemeens hebben. " In tegendeel die beledigingen, of liever die daadlijke mishandeling , om hem van zijnen eigendom in effeéte te ontzetten, immers de beheering van 't zelve te beneemen, niet minder dan de bedreigingen , die daarop gevolgd zijn, om hem tot ftilzwijgen en berusten te noopen , ftaan in het naauwst verband met het refultaat van alle die pogingen, dat is, met de hoonende Refolutie door Curateuren, zoo zij zelve zeggen, op aandrang van het Committé van Waakzaamheid, genomen. Curateuren zijn niet dan al te wel bewust, wie in dien aandrang, ter Vergadering der Provifioneele Reprefentanten, zoo wel als bevorens bij 't Committé van Waakzaamheid, de hoofd-rol heeft gefpeeld: De discretie belet den Ondergetekenden meer te zeggen : Zij belet hem gebruik te maaken van 't fchriftelijk bewijs, 't welk hij in handen heeft, van de hoop, die  N°. XII. het gedrag der curateuren enz. if$'. die 'er bij éénen der Curateuren was, dat, " als „ de Ondergetekende maar afzag van zijne relatie op zijn ouderlijk goed en eigendom, hij in zijn „ Post als Profesfor, waarin hij niets als roem „ verdiende, zoude continueeren, en dat dan de' „ Univerfiteit nog lange (zoo als die zelfde Cura„ tor meende zig te kunnen uitdrukken) de vrug„ ten van zijne voortreffelijke bekwaamheden zou- de genieten. " De Ondergetekende heeft die adveu, 't welk iets meer is dan een agterdogtig denkbeeld of aantijging, bij zijne vorige Memorie reeds aangehaald; doch het fchijnt aan de aandagc van den Berichter ontfnapt te zijn. Het is boven dien waereldkundig, op welk eene, in een despotisch Land zelfs ongehoorde, wijze des Ondergetekendens Broeder , voor 't toenmalig Committé van Waakzaamheid, is genoodzaakt geworden , eene belofte te doen, gegrond op eene vooronder* Helling, welke zij, die de Beleiders en Getuigen van die belofte waren, vooraf en van nabij zeer wel wisten onwaaragtig re zijn ; eene belofte , die in haar zelve zoo nul en onbegaanbaar was, als zij den Ondergetekenden gerechtigd zoude hebben , zijnen Broeder in rechten deswegens aan te fpreeken, indien hij niet bewust geweest ware van de manier, op welke ze was in de waereld gekomen, en van de noodzaaklijkheid, dat ze uit haare eigene natuur en geaartheid moest vervallen. Daar ondertusfchen Curateuren niet onkundig zijn Ma van  r8o stukken, betreffende N°. XII. van den zamenhang dezer gebeurtenis met de voordragt van 't zelve Committé van Waakzaamheid, bij de Provifioneele Reprefentanten van Holland, onder 't Voorzitterfchap zijn's schoonbroeders, tegens den Ondergetekenden als Profesfor, gedaan, en na verloop van vier weeken op nieuw weder aangedrongen en ten fterkften doorgedreeven, zal hij liefst niet treden in de goede trouw van het gezegde , " dat die mishandeling met de jegenswoor„ dige zaak of met Curateuren niets gemeens zoude ,, hebben. " Als hij zijne penne in de behandeling dezer ftoffe wilde toegeeven , zoude hij ten minnen moeten aanmerken , dat de bewustheid van eigen gevoelens ten zijnen opzigte bij 't zelve Bericht van 3. December heeft doen ter neder ftellen, „ dat hij bij zijne Memorie eene perfoneele haat „ tegens fommigen der Curateuren zoude hebben „ verraaden." Het is 'er zoo verre van daan, dat zulk eene gemoeds-gefteldheid hem omtrent hen zoude hebben kunnen doen werkzaam zijn, dat 'er, met uitzondering van den Curator lestevenon, (wiens aandeel in de gantfche behandeling dezer zaak zeer gering is,) 'er onder de vier overige jegenswoordige Curateuren , den Curator van leyden niet uitgefloten, geen is, die niet'blijken van des Ondergetekendens vriendfchap , ja van zijne behulpzaamheid en gedienfiigheid, in publicque of in bijzondere betrekkingen, hebbe ondervonden , mibfchien zelfs wel een of ander van hen o.p  N°. XII. hst gedrag der curateuren enz. 181 op een tijd , wanneer de bron der toenmaals tegens den Ondergetekenden, uit hoofde van zijne AntiAnarchifche gevoelens, verfpreide Schotfchriften aan dien jegenswoordigen Curator niet geheel onbekend was gebleeven. En zal dan nu zijne vijand* fchap uit zijne verdediging moeten blijken ? Of is het, door eene zonderlinge omkeering van denkbeelden, vijandjehap , wanneer men gevoelig aan mishandeling is, en in tegendeel vriendfehap, wanneer men een Man, wiens grondbeginfels van eer men jaaren herwaards gekend heeft, en met wien men op dien voet heeft omgegaan, om een partieel en incidenteel verfchil van gevoelen, tragt te beroven van zijn aanzien en van zijne reputatie , die hem dierbaarder is dan 't leven ? Heeft derhalven de Ondergetekende , door noodweer gedrongen , zijne klagten ingebragt met 'den nadruk van een doorgriefd gemoed, die nadruk is in geen anderen zin een blijk vaja vijandfehap , dan het maleditla waren, toen in de Fabel , bij des Ondergetekendens Memorie reeds bedoeld, de Befchuldiger tegens den Befchuldigden , die zig verdedigde , zeide : Ante hos fex menfes male-dixifi mihi. En, wat dan eindelijk het flot van des Ondergetekendens even aangehaalde Memode en de aldaar bijgebragte woorden van Mr. pietbr paulus betreft, die aanhaaling vermeent de OnderM 3 ge-  lS2 stukken, betreffende N°.XII. getekende geene hefie voor de nagedagtenis van dien beroemden Man , maar flegts eene onwraakbaare bevestiging van de gronden , waarop de Memorie gebouwd is, te bevatten. De Ondergetekende had met Mr. pieter paulus verfcheidene jaaren in gemeenzaame vriendfchap geleefd, hem blijken van achting en vertrouwen gegeven , en ze wederkeerig van hem ontfangen: Is het deel, 't welk hij, als Curator, genomen heeft in de mishandeling van zijnen Vriend, die geene andere fchuld had als een verfchil van gevoelens over gebeurtenisfen , omtrent welken de beöordeeling van den Ondergetekenden , door de uitkomst, volkomen is gerechtvaerdigd geworden; — js dat deel en is die behandeling ftnjdig met de eigene woorden van Mr. pieter paulus, deze tegenftrijdigheid is eene daad-zaak, die geene reden opleverde, om een zoo bellisfend getuigenis agterwege te laaten : Edoch, aan den anderen kant, wil de Ondergetekende ook niet ontveinzen , dat, indien eene ontijdige dood niet ware tusfchen beiden gekomen, veel-ligt de zoo geduurzaame mishandeling, door Curateuren den Ondergetekenden aangedaan, geene plaats gehad zoude hebben. Waarfchijnlijk zullen de Curateuren hahn, meter van lelyveld , en van santen, zig herinneren, welke daaromtrent de Refolutie was, korte dagen voor den dood van Mr. pieter paulus, naar zijne begeerte, waarfchijnlijk met me- de-  N°. X[I. het gedrag der curateuren enz. 183 dewerking van den Curator lestevenon, ontworpen , om de inftantiën, zoo van Redtor en Senaat als van de Academifche Jeugd, ten minften eenig gehoor te geven , en den Ondergetekenden aan de Univerfiteit te behouden : Waarfchijnlijk zullen zij zig herinneren , door wier tegenftand dat Project toen buiten executie is gehouden; en hoe het toegekomen zij, dat men zig gehaast hebbe om, wanneer het koud gebeente van Mr. pieter paulus naauwlijks was ter aarde belleld, in eene extraordinaire Bijeenkomst van Curatoren, op Sondag den 20. Maart 1706". gehouden, de Refolutie tot des Ondergetekendens fmaale en algehecle demisfie te neemen , doch echter dezelve zoo voor Rector en Senaat als voor den Ondergetekenden geheim hebbe gehouden , en ze eerst drie maanden na haar datum, toen men meende van een voldoend beroep in zijne plaats verzekerd te zijn, aan hem hebbe uitgegeven. Edoch , al wat hieromtrent verders gezegd zoude kunnen worden , zal hij, als niet rechtftreeks ter zaake doende, agter wege laaten. De Ondergetekende twijffelt, om die zelfde reden, of hij zig hebbe in te geven in 't verhaal, 't welk door Curateuren bij hun Bericht van 3. December gedaan wordt, nopens 't geen of door 't Committé van Waakzaamheid, of door hen zelve, ter Vergadering der Provifioneele Reprefentanten is yoorgeueld, gedaan of gerapporteerd. Alles moet M 4 dog  184 «tukken, betreffende N°. XII. dog uitkomen op deze Conclufie; " dat Curateu„ ren niet uit hunne eigene beweging gehan» deld hebben; dat de Vergadering van Holland, „ door 't Committé van Waakzaamheid aangezet, „ hen in de noodzaakelijkheid dier handelwijze ge„ bragt heeft; dat zij zelfs den Ondergetekenden „ gedeeltelijk aan dc Univerfiteit hebben willen „ behouden ; dat hunne daad door de Provifioneele „ Reprejentanten is goedgekeurd; en dat het mits,. dien niet meer hunne zaak is, maar de zaak der »» Vergadering van Holland is geworden. " Dit alles voor als nog in 't midden laatende, dan fiaat nog vast, dat, in een Land daar men recht en billijkheid eerbiedigt, naar de waarheid der befchuldiging en naar de voordragt van het Committé van Waakzaamheid onderzoek had behooren gedaan te worden, immers dat hetzelve Committé die befchuldiging en voordragt had moeten bepaalen en verifieeren ; den Befchuldigden de grieven ten zijnen laste, de opgave van zijnen Broeder zelve , en al wat tot deze zaak relatif was, mede-deelen, en hem deswegens hooren. Niet minder is het zeker, dat niets van dit alles heeft plaats gehad , en dat het 'er als nog op aankomt, « of die faiten, „ door het Committé van Waakzaamheid voorge„ dragen, en door Curateuren geïnhaereerd, waar„ achtig zijn? Indien ze waarachtig zijn, of ze in „ de daad fchuldig zijn ? Of die fchuld betrekking „ heeft tot de publvcque Post van den Onderge- » te-  N°.XII. het gedrag der curateuren enz. 185 „ tekenden? En dus éindelijk, of met hem in diè „ publycque Post is gehandeld, zooalshad behoo„ ren gehandeld te worden. " Is de voordragt van 't Committé van Waakzaamheid, door Curateuren tot grond hunner befchuldiging aangenomen, van waarheid en juistheid ontbloot; is de daar uit afgeleide fchuld geen fchuld; heeft die fchuld, in allen gevalle, geene de minfte betrekking tot de publycque Post van den Ondergetekenden; en is met hem, zoo als Individu dan als Profesfor aan '3 Lands Univerfiteit, op eene onwettige en onbeftaanbaare wijze gehandeld, dan fpreekt het van zelve, dat het gemelde verhaal hier in geene aanmerking kan komen. Trouwens , dat het Provinciaal Beftuur van Holland dit reeds aldus geoordeeld hebbe, blijkt uit deszelfs begeerte, bij Refolutie van 29. December laatstleden gemanifesteerd , ** dat Curateuren als nog de precife Poin„ ten van Accujatie zouden opgeven, waarop zij „ gemeend hadden derzelver Refolutie van H. Fe„ bruary te kunnen neemen. " Daar nochtans het Bericht van 3. December 1. 1. in zijne handen tot zijne plenaire defenfie is gefield, zal hij zig tot eenige korte aanmerkingen omtrent de faiten , die 't meest ter zaake doen, bepaalen. Nimmer of ooit is aan den Ondergetekenden , zelfs niet aan deszelfs Broeder, de Memorie van klagten van het Fransch Gouvernement, bij 't Bericht van Curateuren vermeld , bekend gemaakt, M 5 en  l8f5 stukken, betreffende N°. XII. en nog veel minder de zoo bittere Brief van den Minifter blauw , over datzelfde onderwerp; een Brief, die eigenlijk den grondflag tot deze geheele gebeurtenis gelegd heeft of moest leggen. Nimmer is noch een noch ander Stuk hem gecommuniceerd, of fchoon onder 't vorig Gouvernement dergelijke Misfives van klagten altoos in handen der Eigenaers van 't beklaagde Papier gefield wierden, om zig daarjegens te verantwoorden, waarvan , zelfs ten opzigte van 't Pruisfifche Hof, zulk een eclatant voorbeeld in den jaare 1784. geëxteerd heeft, dat des Ondergetekendens Verdediging op 's Lands Drukkerije is in 't licht gegeven. Nu in tegendeel heeft men alles verborgen gehouden : En , voor zoo veel de Ondergetekende, zoo wel de korte Note van 't Fransch Gouvernement als de Misfive van den Minifter blauw voor een ogenblik in handen van Mr. johan valckenaer gezien hebbende, zig den inhoud kan herinneren, weet hij niet, of 't waar zij, gelijk Curateuren melden , dat het Diretloire Executif zig daarmede hebbe ingegeven. Zeker is het , dat de alhier refideerende Minifter «oëL, van wien de Ondergetekende zeer weinige weeken bevorens blijken van vertrouwen en achting ontfangen had, geen deel aan de geheele zaak heeft genomen; dat, (na bevorens door anonyme bedreigingen verwittigd te zijn, " dateerlang een „ onweder op zijn hoofd ftond uit te barfien, 't „ geen den Ondergetekenden zoude verpletten,") eene  N°. XII. het gedrag der curateuren enz. 1 87 eene Note van klagte door den Minifter der Buitenlandfche zaaken is ter hand gefteld aan den Minifter blauw; dat deze die Note verzeld heeft met eene Misfive, in denzelfden geest opgefield als een naamloos Schotfchrift tegens den Ondergetekenden in den Somer van den jaare 1794. alomme , bijzonder in Leyden, verfpreid, fj't is hier de plaats niet, om 'er meer bij te voegen;) dat bij die Misfive de gevoelens van den Ondergetekenden over de Franfche Revolutie zedert de maand Augustus 1792. dat is, juist en bepaaldelijk , zedert dat de Franfche Revolutie een toneel van moord en fchrik was geworden, tot grondflag gelegd worden der maatregelen, die men tegens hem moest neemen, ter» wijl ondertusfchen de Note van den Minifter la croix liep over het allereenvoudigfte fait, over eene enkelde inexa&itude, zoo als 'er honderden in de redactie van een publijcq Blad kunnen influipen; eene inexatlitude ook , die door de eenvoudigfie retractatie gecorrigeerd is: Ze beftond hier in, dat 'er gezegd was , " dat de vreemde Mini fiers , te „ Parys refideerende , vertoogen gedaan hadden „ over de plotzelingfche terug zending van den „ Toscaanfchen Minifter Carletti." Het was waar, dat de vreemde Minifiers over zodanige vertoogen geraadpleegd hadden; dat de Venetiaanfche Envoyé fterk op dezelven had aangedrongen; maar ' t was onwaar, dat de vertoogen dadelijk plaats gehad hadden: En zie daar defchijnbaare aanleiding eener zoo éclatante  '18 8 stukken, betreffende N0. XII. fan te mishandeling aan iemand, die zoo veele blij-' ken van Vrijheids- en Vaderlands-liefde gegeven had, in een tijd van Vrijheid aangedaan ! Meer zal de Ondergetekende van deze gebeurtenis niet zeggen : Een ieder, die de Dagbladen leest, welken dagelijksch te Parys uitkomen, zal verbaasd liaan, dat zulk een erreur van wegens de Franfche Republijcq , daar de vrijheid der Drukpers rot zoo een hoog 'toppunt is geklommen, ftoffe tot klagten gegeeven hebbe. Nog meer verbaasd zoude hij ftaan , indien hij wist, wat al toen bij hen, die dezen aanleg hier te Lande befïuurden, voor een misdrijf werd gehouden , bij voorbeeld , de loffpraak , aan den Minilier Barthélemy te Bafel in de Leydfche Franfche Courant gegeven , terwijl zekere Partij toen aan 't rappel van dien verdienstelijken Staatsman in V geheim arbeidde, gelijk tevens aan dat van den Minifter n o ë l uit 's Hage; omftandigheden , in welken , bij de verwijdering van al wie zig tegens de Anarchifche grondbeginfels verklaard had, het insgelijks van aangelegenheid fcheen, dat de waarheids-liefde van het Leydfche Franfche Dagblad of tot zwijgen werd gebragt, of ten minften een breidel in den mond gelegd. Ondertusfchen laat de fleutel van dit alles, die de Ondergetekende vermeent hier niet gevoeglijk geplaatst te kunnen worden, zig onder anderen zeer gemakkelijk vinden in de gebeurtenisfen, die de Minifter blauw en anderen, ten tijde van  N'. XII. het gedrag der curateuren enz. 189 van hunne denunciatie tegens den Ondergetekenden , verre waren van te vermoeden, en welken echter niet lang daarna hebben plaats gegrecpen. Genoeg zij het hier nog bij te voegen, dat de Aanklagte van voorn. Minifter blauw in fubltantie en wezenlijk hier op neerkomt, "dat dc Onder„ getekende altoos , en dadelijk na de moord-to„ neelen van den Somer en 't Najaar 1792, een „ vijand en tegenflreever der Aanhangers van 'f „ Schrikbewind is geweest " Dit was ook de fubflantieele inhoud van het in 1794. te Leyden verfpreide Schotfchrift: In hoe verre nu dit ftand-, vastig afgrijzen van een Syftema, waarvan geen voorbeeld in de Gefchied-Boeken van 't Menschdom voor handen is, hem tot misdaad geduid , en met den naam van Arifocratie beftempeld moet worden , zal bij 't vervolg dezer Memorie eenigzints breeder aangeroerd worden. Inmiddels berust de geheele befchuldiging, voor zoo verre het eene befchuldiging is, opeeneonderftelling, die grooteudeels valsch is. Bij het Bericht wordt gezegd (bevorens had men het insgelijks bij de Refolutie van 8. February 1796'. hoofdzaaklijk gepofeerd) dat men nu op de legaal/Ie wijze onderricht was, dat de Ondergetekende was Redacleur der Leydfche Franfche Courant. En welke was dan die legaalfe wijze ? Uit den mond van den Ondergetekenden, door zijn adveu ? Immers neen ! hij is daar over nimmer gehoord; hij beeft  i oo stukken, betreffende N°„ XII. heeft het dus nimmer erkend. Uit het afgeperst adveu van zijn Broeder, ten overfiaan van des Ondergetekenden Schoonbroeder, wybo fynje, mede prejént zijnde Lid van 't Committé van Waakzaamheid ? Immers al wederom grootendeels tegens de waarheid ; want des Ondergetekenden Broeder heeft gezegd en ook niet anders kunnen zeggen, dan « dat 'er verfcheideneRedacteurs fuc„ cesfivelijkgeweest waren; dat de laatite, bij de „ inkomst der Franfche Troupes in ons Vaderland, „ in January 1795, was vertrokken ; zoo dat nu „ zijn Broeder, de Ondergetekende, om het Eta„ blisfement niet te doen uil liaan, zig weder met „ de algeheele redacïic had moeten belasten , tot „ dat 'er een ander bekwaam Redacteur zoude zijn „ gevonden. " In de daad , indien het eenigzints nodig was, of te pasfekwam, zoude de Ondergetekende naar waarheid kunnen zeggen, dat het verhaal der Franfche zaaken, met al haar aankleven, onder het Schrikbewind, dus juist in het tijdvak wanneer 't genoemde Dagblad door zijne waar. heids - liefde 'c meeste aaniloot gegeven heeft aan hen , die meenden dat de Franfche Revolutie in alle haare omftandigheden prijslijk en navolgingswaardig was, — dat dit zoo krachtig en waar verhaal der Jacobynjche Tyrannie, immers voor verre'het grootlte gedeelte, niet uit ïijne penne is gekomen : Maar deze allegatie zoude hem zelve niet minder ge-affecteerd voorkomen , dan het de uiter-  N°. XII. het gedrag der curateuren enz. 191 terfte adfeétatie is aan de zijde van Curateuren, dat zij Qquafij de voordrage van 't Committé van l'Waakzaamheid nodig hadden, om legaal geïnformeerd te worden, terwijl 'er geen van hen was, die wel-eer de betrekking van den Ondergetekenden tot voorfz. Nieuws-Papier niet ge weeten en goedgekeurd hadde; terwijl de jegenswoordige Curator Mr. louw van santen voorheen , in een Lof-vers op den Ondergetekenden, gezegd had , quas fupet Europa, Novellai ; terwijl Mr. pieter paulus in 1788. van dat zelfde Blad gebruik gemaakt had , om , bij een gevolg zijner vriendfehap met den Ondergetekenden, zijne Aanfpraaken doof geheel Europa bekend te maken op een tijd, toen niemand, die het Oranje-Bewind vreesde, onderdaan zoude hebben, zig zoo opentlijk den dienstvaerdigen Vriend van den gedisgracieerden Mr. pieter paulus te betoonen ; eene Correspondentie, waarvan nog fommige (lukken onder den Ondergetekenden berusten. — Doch roet deze nodclooze defenlie wil hij zig niet behelpen en.gewaagt 'er alleen van, om in 't voorbij gaan te toonen, hoe nnlliter en wederrechtelijk in alle opzigten met hem is gehandeld: Voor 't overige erkent hij gaarne, dat, in gevolge zelf van't geene hij wel - eer, ten tijde' van zijn beroep als Profesfor, aan den toenmaligen Curator, Mr. pieter van bleiswyk, had verklaard, en *t welk door dezen was goedgekeurd, hij nimmer heeft op-  iQï stukken, betreffende N°. XII, opgehouden het toeverzigt op de meergem. redactie te hebben, offchoon tot derzelver onmiddelijke bearbeiding eerst de bekende Historie - Schrijver Cerifier, en vervolgens ook anderen, zijn befoldigd geworden. Het verder verhaal van 't Bericht van Curateuren zal moeten dienen, om te toonen dat zij welwillend voor den Ondergetekenden geweest zijn, met hem de Profesfie der Griekfche Taais, nevens een verminderd Traftement, precario en onder de honendfte conditiën, te doen behouden. Voor eerst, doet dit alles weinig ter zaake , zoo dra blijkbaar is, dat de geheele Befchuldiging , waaraan zij hebben toegegeeven, ongegrond en onverdiend was. Ten tweeden had men van die welwillendheid mogen verwagten, dat Curateuren de Vergadering van Holland niet onkundig hadden gelaten van de Misfive van Reétor en Senaat aan hen geadresfeerd, zoo dra het gerugt van des Ondergetekendens voorgeftelde remotie zig verfpreid had ; van den fierken aandrang van zijne Amptgenooten in 't algemeen en bijna van ieder hunner in 't bijzonder, om hem te behouden; van de herhaalde bezendingen door Gedeputeerden van 't gantfche Ligchaam der Academifche Jeugd aan de Leydfche Curateuren, daar onder van de bloem dier Jeugd , zoo in deugd en kennis als in zuivere Vaderlands-liefde uitmuntenden; bezendingen , die eerst van de uitwerking waren, dat men het ter hand ftellen der Refolutie van re-  N*. XII. het gedrag der curateuren enz. 193 motie aan den Ondergetekenden eenige dagen opfchortte, maar die vervolgens, zoo wel als de vertoogen van den Senaat, voor den in dezen woelenden goest van haat-dragende Partijfchap moeitenzwigten. Alle deze omfiandigheden zijn voor de Vergadering van Holland door Curateuren verborgen gehouden: En, in plaats van een Advis, waarin dezelven werden voorgedragen nevens het nut, 'tgeen Curateuren zoo in hun particulier als bij hunne Refolutie van Remotie zelve erkenden, door den Ondergetekenden bij de Univerfiteit geprefleerd te worden, verhaalen zij: " dat, in de ver„ legenheid om zulk een Advis op te Hellen, (eene verlegenheid, waarvan de reden niet verre te zoeken is} " zij liever verkoozen volmagt te „ vraagen en te verkrijgen, om met den Onderge„ tekenden naar goedvinden en welgevallen te han« ,, delen. " Wel verre nu dat dit laatfie een blijk van welwillendheid geweest zij, gelijk men het bij 't Bericht fchijnt te willen doen voorkomen , betuigt de Ondergetekende, dat hij 't zelve aanziet als den grootften hoon en injuftitie, die hem konde gefchieden ; hierin , namelijk, gelegen , dat dus de weg tot eene arbitraire handelwijze gebaand word, zonder dat het nodig ware, bij de Vergadering van Holland zelve in eenig onderzoek te treden. Het Advis van Curateuren immers had gemotiveerd en op een voorgaand onderzoek gebouwd moeten zijn: Dit Advis, dit onderzoek en daar uic N ge-  194 stükkën, betreffende N°. XII. getrokken befluit, had de toets bij Tijdgenooten en Nakomelingfchap moeten kunnen doorftaan. Nu , in tegendeel, konde men arbitrairlijk handelen : Deze arbitraire handelwijze werd kortelijk gerapporteerd, dadelijk zonder verder omflag goedgekeurd; en door dezen weg was men gemakkelijk met den Ondergetekenden ten einde der zaak gekomen : Maar juist hierin vermeent hij, dat de nulliteit en wederrechtelijkheid der geheele Refolutie , zoo van Curateuren als van de Reprefentanten zelve, gelegen is : Nimmer konde, nimmer mogt men iemand veroordeelen, zonder hem ten minften de befchuldiging mede te deelen en daar jegens te hooren : Dit bragt het Recht der Natuur, dit bragt de veiligheid van elk Burger en Ingezeten mede: Zonder het getrouw naarkomen van dezen plicht, is alle Regeering geene Regeering meer, maar eene wetteloofe Tijrannije, eene Overheerfching , nog onwettiger , zoo 't mogelijk is, ten minnen nog haatlijker, wanneer zij onder den naam van Vrijheid wordt uitgeöeffend. Of zal men hier tegen zeggen, « dat hier geen rechterlijk on„ der zoek te pasfe kwam, om dat men tegens den „ Ondergetekenden eene politicque Dispofitie wil„ de neemen ? " Politicque Dispofitiën zijn fteeds bij alle waare Liefhebbers van Vrijheid op recht gegrond met reden een affchuw geweest, om dat ze in alle tijden, maar voor al in tijden van burgerlijke verdeeldheid, de werk-middelen waren van per-  N°. XII. het gedrag der curateuren enz, 195 perfoneelen haat, vervolging, onderdrukking, en onrechtvaerdigheid : Doch , toegegeven zijnde , dat 'er omftandigheden zijn, waarin politicque Dis* pofitiën, met billijkheid en gematigdheid gebruikt, te pasfe kunnen komen , dan nog, offchoon geen rechterlijk onderzoek de politicque Dispofitie kan voorafgaan , dan kan en moet nogthans een politicq onderzoek tot die politicque Dispofitie den weg baanen , en dezelve rechtvaerdigen : Maar te zeggen, de Dispofitie was polïticq en niet rechter* lijk, derhalven komt geen onderzoek hoegenaamd, noch rechterlijk , noch politicq , te pas, is (onder verbetering) een fophisma des te doorfteekender, om dat, wanneer 'er van een onderzoek door Curateuren te doen gefproken wordt, 'er van geen rechterlijk onderzoek de minfte questie is. Mr. l. p. van der spiegel is door eene politicque Dis* pofitie van zijne vrijheid beroofd; maar ten minften is die Dispofitie door een onderzoek zijner Papieren en Rapport vergezeld geweest. Nimmer tot nog toe had men ftaande gehouden, ** dat altoos, als men iemand hoort, en wel (NB.) „ om eene zogenaamde politicque Dispofitie te nee„ men, eene rechterlijke overtuiging gevorderd „ wordt. " En 'er bij te voegen, " dat, om ie„ mand bij politicque Dispofitie te beroven van „ zijnen ftaat, eer, aanzien, rechten, ja goederen „ en leven (immers 'c een volgt het ander) a l„ leen eene zedelijke overtuiging gevorNn „ derd  196' stukken, betreffende N°. X!L „ derd wordt, die in het gemoed van den geen^ „ die den maatregel neemt, beftaat; -— dit is een grondbeginfel, 't welk, onder het Beftuur van robespierre door de Conventie gefanctioneerd , door de ondervinding van deszelfs uitwerkfels, bij het aanrichten van eene algemeene plundering en onderdrukking, en het vergieten van ftroomen bloeds , bij al wie denkbeelden van rechtvaerdigheid en menschlijkheid bezit, tot een afgrijzen is geworden. » De Vergadering van Holland moest dan voorortderftellen, dat Curateuren tot zulk eene Refolutie tegens den Ondergetekenden niet gekomen waren, zonder aan dien zoo geheiligden plicht van hem te hooren eerst te voldoen, en zonder dus van de waarheid en relevance der befchuldiging volkomen overtuigd te zijn. Zonder die vooronderftelling, was het approbatoire Decreet der Reprefentanten van 17. February 1796. zelve eene daad van arbitrair en dus van onwettig gezag, ftrijdig tegens de grondbeginfels, waarnaar zij zoo plechtig aan de Natie beloofd hadden hun fceftuur te* zullen inrichten : En mitsdien, 't zij de toenmaalige Vergadering van Holland geweten hebbe, dat de Re* folutie van Curateuren zonder eenig voorgaand onderzoek , op eene befchuldiging in vago, genomen was, 'tzij ze het niet geweeten hebbe, het voorfz. approbatoir Decreet van 17. February is of op zig zelve onbeftaanbaar, of heeft ten minften nimmer  N°. XIT. het gedrag der curateuren enz. J97 mer eene wederrechtelijke daad in zoo verre kunnen fterken, dat het den verongelijkten niet vrij zoude ftaan daarvan bij die zelfde Vergadering, in tijden van meerder kalmte, herftelling te vraagen. Dat 'er, ondertusfchen, onder de Reprefentanten wel een of ander geweest is, die den Ondergetekenden (indien het in zijn vermogen geftaan had) tot belooning van genoten weldaden , van al zijn fortuin in de waereld , ja van zijne vrijheid, had willen berooven, zulks is niet dan te waereldkun. dig : Maar de Ondergetekende verklaart, en elk, die gevoel van eer heeft, zal 't met hem eens zijn, dat hij eene algehêele remotie verre prefereeren moest boven de fchandelijke Refolutie, door Curateuren ten zijnen opzigte genomen, en die men hem als eene benevolentie wil toereekenen, vermits eene algehêele remotie flegts eene enkele daad van onrecht zoude geweest zijn; en nu eene partieele remotie , met behoud van 't overige onder zoo vernederende voorwaarden , boven en behalven het onrecht daarin gelegen, nog de vooronderftelling inhield, dat de Ondergetekende een man was , in wien niet de minfte gevoelens van eer huisvesteden, en die om een ftuk broods in ftaat was zig den afhangelijkften, den meest precair en ft and, de onteerendfte voorwaarden te getroosten. Hij is dus verre af van in die zoogenaamde verfchooning eenige welwillendheid te erkennen ; eene welwiU lendheid, uit de opgevolgde handelwijze van CuN 3' m  ip8 stukken, betreffende 'N°.XII. raceuren , inzonderheid ten overfiaan van 't Provinciaal- Beftuur, en uit de bedreigingen, bij Misfive aan Rector en Senaat gedaan, indien zij zig verder in deze zaak wilden interponeeren , meer dan genoegzaam gebleeken. 't Geen verder bij meergem. Bericht genarreerd wordt, nopens den fiap door Rector en Senaat gedaan , om eene Commisfie aan Curateuren af te vaerdigen, ten einde door verandering in de Refolutie, door laatstgemelden den 8. February genomen , te effectueeren , dat de Ondergetekende zijne Griekfche Profesfie zoude willen behouden; nopens het delaijeererj van hen Curateuren zelve in het beantwoorden van dien voorfiag; en nopens de Misfive eindelijk door den Ondergetekenden op den 26. February, dus na verloop van meer dan ééne week zedert de gehoudene Conferentie, gefchreeven ; — dit gedeelte van 't Bericht zal de Ondergetekende zoo kort mogelijk behandelen. Zoo dra was hem de inhoud van die Refolutie niet ter kennisfe, fcLoon indireótehjk, gekomen, of hij begreep, dat een Leeraar aan de"Univerfiteit, wien men op die wijze voor \ oog der gantfche Natie, als 't ware, ten toon had gefield; wien men op het gevoeligfte in zijne eer gekrenkt had ; wien dus al zijn aanzien bij de Jeugd, en alle invloed op haar was benomen, een Post, waar van het aanzien en de Juister de ziel uicmaakt, niec langer konde noch moest bekleeden : Hij fchortte dus da-  N°.XII. het gedrag der curateuren enz. 199 dadelijk zijne lesfen op : En, offchoon de tedere gevoeligheid dierzelfde Jeugd, aan hem wegens de aangedaane mishandeling op de hartelijkfte wijze betoond; haare deelneeming in zijn geleden ongelijk (een enkelden Aterling of boosaartigen Woelgeest onder zijne Toehoorders misfehien uitgezonderd;) en haare, zoo door een aantal individueele inftantien , als door twee plechtige Deputatiën , gedaane verzoeken , dat hij zijne Post dog niet zoude verlaaten, hem genoegzaam ver waarborgden. dat de laster, hem aangewreeven, op haare gemoederen geen invloed had, beletteden hem nogthans de voorgefchrevene voorwaarden, waaraan zijn verdere precaire fland bij de Univerfiteit op de hoonendfte en ongehoordfte wijze verbonden werd, die verzoeken gehoor te geeven. 'c Zelfde moest hij aan de plechtige bezending van Rector en Senaat antwoorden : En, toen hij, na ter hand-(telling der Refolutie van Curateuren, die fchandelijke conditiën aan de beiden Commisfiën mededeelde , erkenden niet alleen zijne Amptgenooten , maar ook de Gedeputeerden der Academifche Jeugd . dat, hoe bereidwillig hij anderzints zijn mogce? om de beroving zijner ééne Profesfie, nevens de eigendunkelijke vermindering van zijn jaarwedde^ zig te getroosten , en het nut, 't welk Curateuren zelve erkenden dat hij aan de Univerfiteit deed ^ boven zijne rechtmatige gevoeligheid te ftellen^ het hem nogthans, als een Man eer, zoo lang zulN 4 'te  aoo stukken, betreffende N°. XIL ke voorwaarden bleeven ftand grijpen , onmoogJijk was hunne inilanciën gehoor te géeven , van welken zij zelfs in dien gevalle afzagen. Hier van derhalven de bezending en Conferentie met eene Commisfie uit den Senaat, waarvan het Bericht gewag maakt. Het Collegie van Curateuren was voltallig in 's Hage tot die Conferentie bij een gekomen. De Commisfie van den Senaat hield de noodzaaklijkheid voor, om den onoverkomelijken hinderpaal, welke den Ondergetekenden het houden van eenige Lesfen onder die bedreiging onmogelijk maakte , dadelijk weg te neemen : En nogthans fcheidden Curateuren, lieten de Commisfie vertrekken ; en fommigen kwamen zelve te Leyden te rug, zonder deswegens iets te antwoorden, veel min eene dispofitie te neemen. 'Er verliepen tien dagen, zonder dat zig daar toe nog hetminfie vooruic•zigt opdeed. Ondertusfchen werd de Ondergetekende door verfcheidene zijner Leerlingen te kennen gegeeven , dat , daar toen ook meer andere Collegiën, bijzonder in de Philoibphie en Taaien , uit hoofde van indispofitie der Profesforen , ftil Konden, zij naar huis, deze of gene zelfs naar de Univerfiteit van Utrecht, Honden te vertrekken , indien zij verzekerd waren , dat hij gene verdere Lesfen zoude houden. Deze klagten kon hij niet weêrftaan: En, daar hij ondertusfchen, behoudens zune eer en goeden naam , zig niet konde bloot ftellen aan de dadelijke effecten eener zodanige Re-  N'.XIL het gedrag der curateuren enz aoï Refolutie, welken hij , bij het hervatten zijner Collegiën , zoude hebben gehomologeerd, of ten minften gefcheenen hebben, ftilzwijgende daarin te berusten,, kwam hij eindelijk, na dat zijne zaak nu bijna twee maanden gedaurd hadde , tot het be* ■ fluit om , de voorfz. Refolutie blijvende fubfifteeren , liever dadelijk zijne demisfie te neemen en aan alle betrekking op Curateuren, als befoldigd Leeraer , te renuncieereu : Bij welk verhaal zij nogthans in hun Bericht hadden moeten voegen , dat hij, de arbitraire vermindering van de hem toegezegde jaarwedde voor wederrechtelijk en nul houdende, van de gunftige concesfie zijner aldus befnoeide Appointementen , tot 8. Augusty 1796. geen gebruik heeft gemaakt; en de eerfte Ordonnantie , die hem ten dien einde ter fomme van ƒ 400: — in plaats van ƒ 500: — werd ter hand gefteld , ter Secretarye van Curateuren, onder referve van zijn recht, Notarieel heeft te rug gezonden : De Ordonnantie van het tweede vierendeeljaars is hem nimmer aangeboden : En hij laat in t midden, waarom door Curateuren van deze omftaudigheid geene melding is gemaakt. Ondertusfchen blijkt uit het Narré van 't Bericht zelve, dat, niet tegenftaande het Decreet van 17. February, Curateuren zig zeiven gemagtigd befchouwden om in hunne Refolutie verandering ce maaken , en mitsdien dat zij in 't gebeurde niet zoo lijdelijk waren, als men het van agteren wil doen voor* N 5 k0"  aei stukken, betreffende N°.XII. komen; gelijk ook in de daad, zelfs na het ontfangen van des Ondergetekendens Misfive van 26. February , die verandering de wensch en begeerte van Mr. pieter paulus fchijnt geweest te zijn ; een wensch , die, door twee of drie andere Curateuren niet ge-agreëerd, (zoo als den Ondergetekenden is ter ooren gekomen,) door zijne dood binnen weinig dagen is gevolgd geworden. Dit zij dan genoeg ter beantwoording van het meergem. Bericht, voor zoo verre men zoude kunnen oordeelen , dat die faitea alhier eenigzints te pasfe kwamen, gelijk, in de daad, derzelver befchouwing niet weinig toebrengt om de nulliteiten en wederrechtelijkheden van die remotie, quoad formant, in 't helderst daglicht te ftellen. Derhalven tot het tweede Poinct toetreedende, om die remotie met derzelver aanklaeven , quoad materiam , ter toetfe te brengen, en mitsdien de Befchuldigingen , waarop ze gegrond zijn, te wederleggen , herhaalt hij het reeds bevorens gezegde, dat dit, flegts ten overvloede , door hem zal gefchieden. Immers vertrouwt hij, dat het doorhem bijgebragre, zoo bij zijne Misfive aan Curateuren, als bij zijne Memorie aan 't Provinciaal-Bef uur, genoegzaam is, om de ongegrondheid of irrelevance van die Accufatiën aan te toonen , te meer daar Curateuren niets ter waereld gedaan hebben of hebben kunnen doen , om die PoincTen van Accufatie eenige juistheid te geeven, veel minder om ze  N°. XII. het gedrag der ccrateurek enz. so$ ze door eenig precies bewijs uit des Ondergetekendens fchrifcen of lesfen te ftaaven. Ondertusfchen, daar het Provinciaal - Beftuur hem tot eene plenaire defenfie heeft toegelaaten, is hij niet ongevoelig genoeg , om daarvan geen gebruik te maaken , al liep hij dan ook gevaar om in eenige herhalingen van zijne vorige Memorie te komen. Het valt in 't oog, dat de voordragt door het Committé van Waakzaamheid, tot des Ondergetekendens remotie op den 8. January 1796. gedaan, uitdruklijk inhoudt de vraag, " of hij (NB.) in „ zijne qualiteit als Profesfor niet zoude behooren „ geremoveerd te worden , uit hoofde ( NB.) dat „ hij als Redacleur van de Leydfche Franfche „ Courant fteeds blijken gegeven had van zijne „ Ariftocratifche denkwijze enz. " Billijk ftaat een ieder verwonderd over dezen fingulieren zamenhang, of hij niet moest geremoveerd worden als Profesfor- om dat hij, naar hun begrip, misdeed als Redacleur. Indien deze laatfte qualiteit eenige onverbreekbaare betrekking had op de eerfte, zoo dat het een noodzaaklijk gevolg was, dat zijne fchuld in de laatfte qualiteit tevens zijne fchuld in de eerfte noodzaaklijk met zig bragt, dan zoude die vreemde vraag eenigzints fteê kunnen houden : Als een Hoogleeraar in de Godgeleerdheid gevaarlijke gevoelens als Predikant op den kanfel bragt, dan zoude men , ten tijde der onrustige jaloersheid op de rechtzinnige leer, hebben  iic-4 stükiïn, betreffende N°. XII.' ben kunnen vragen, « of een Profesfor in deze „ zijne qualiteit niet behoorde van de Univerfiteit „ geweerd te worden, om dat hij, als Predikant, „ fteeds blijken van onrechtzinnigheid gaf. " Maar in welk noodzaaklijk verband ftond dog de Leydfche Franfche Courant met de Profesfiën in de Griekfche Taaie en Vaderlandfche Gefchiedenis? Had men ten minften de vraag aldus niet behooren voor te ftellen: « Of johan luzac in zijne qua„ liteit als Profesfor aan de Univerfiteit niet zoude « behooren te worden geremoveerd, uic hoofde » dat hij, in die Post, dezelfde Ariftocracifche „ gevoelens leeraarde en voorftond, waarvan hij „ als Redacleur van te Leydfche Franfche Courant „ fteeds blijken had gegeeven. " In zulk een voordragt (de waarheid ofrelevance der aantijging in 't midden gelaaten) was ten minften eenige fchijn van reden en juistheid geweest: Nu integendeel komt de vraag eenvoudig hier op neder: " Of „ men zig van 't publiek gezag niet moest bedie„ nen , om johan luzac in zijne publycque „ Post te ftraffen over iets, waarin hij als Parti„ culier en in zijn privé had mishaagd ? " Dit voetfpoor, 't welk in alle tijden gefcheenen zoude hebben , door misbruik van magt , regelregt op geweld uit te Joopen, maar 't geen vooral onder eene vrije Folks - Regeering, en na de afgekondigde Rechten van den Mensch en Burger, als zoodanig befcb^ouwd moest worden, wordt ondertusfchen  N° XIL heP gedrag der curateurjcn enz. 805 fchen bij de Refolutie van Curateuren ingellagen: En de vooronderftelling van de geoorloofdheid dier handelwijze worde voorts met redenen bekleed, waar van ftraks eenigzints nader zal gehandeld worden. Voor als nog dezelven niet aanroereade, betuigt de Ondergetekende eerbiedig in 't gevoelen te liaan, dat, zoo dra hij aan zijne verplichtingen bij de Univerfiteit voldeed; zoo lang hij zijne Profesfiën met nut en naarftiglijk waarnam; zoo- lang men hem niet met grond konde te laste leggen, dat hij zig als Profesfor eenigzints te buiten ging , of Hellingen leerde , die men te recht gevaarlijk oordeelde met den ftaat van den Lande; dat zoo lang ook hem, even min door de Reprefentanten van 't Volk van Holland als door Curateuren , de effecten van 't mutueel engagement , 't welk hij met den Lande had aangegaan en aan zijne zijde volledig presteerde, afgenomen, of het doorhem ongefchonden bilateraal ContraB verbroken mogt worden. Als Redacteur der Leydfche Franfche Courant, (gefield hij ware zulks geweest) had hij met Curateuren niets gemeens s Hij was hen deswegens, zoo min als van eenige andere zijner particuliere daaden , verantwoording verfchuldigd. Zij konden, zij mogten in hem niets anders als den Profesfor befchouwen; en, zoo lang hen niet gebleken was, dat hij als Profesfor iets ftrijdig tegens zijn pligt gedaan had, Hond het hen in geenen deele vrij hem in die qualiteit, waarin een van hen fchreef,  so5 stukkèn, betreffend* N°. XIT. fchreef, dat hij niets als lof verdiende, te removeeren. Dit zelfs ('t zij met eerbied gezegd) was niet geoorloofd aan de Vergadering, met de fouvereine Volks-magt bekleed, om dat geen Souverein, 'tzij Volk, 't zij Monarch, de Rechten van den Mensch en Burger mag ter zijde ftellen. Had johan luzac niets als Profesfor misdaan, dan konde hij door hen in die qualiteit, met het verlies van zijne Post en een gedeelte zijner jaarwedde, niet gemulcleerd worden : Had hij als Redacteur der Leydfche Franfche Courant misdreven , dan was hij ftrafbaar niet als Profesfor, maar als Particulier; dan was de Jufticie aanwezig; dan Honden de Rechtbanken open: Dan konde men tegens hem als Redacteur politiquement disponeeren , indien men oordeelde, dat dit met de Vrijheid, inzonderheid met de geproclameerde Vrijheid der Drukpers, beftaanbaar was: Of liever men had reeds politiquement gedisponeerd : Maar dit was niet genoeg ; en , na dat de Ondergetekende volftandig geweigerd had, wat hem betrof, zig aan die' wederrechtelijke politique Dispofitie te gedragen, moest, *t geen hem als Particulier niet had kunnen benadeelen , jegens hem, als Profesfor , t' huis gebragt worden. Zij, die op zig neemen om het gedrag van Curateuren , als uit hunnen eigen mond, te verdedigen, fchijnen zeer wel te gevoelen het dringende, 't geen in deze redeneering gelegen is, e» daarom hun-  N'.XII. het gedrag der cüratëürjw enz, 207 hunne toevlugc te neemen tot eene asfertie , die men nergens noch in de voordragt van 't Committé van Waakzaamheid, noch in de Refolutie van Curateuren, noch elders in eenigen hunner Brieven of Stukken vindt, maar die, eerst onder de hand, uitgeftrooid , om de fenfatie, welke de behandeling, aan den Ondergetekenden aangedaan, algemeen maakte, te leeningen, nu zelfs op eene meer authenthycque wijze, zoo als de Ondergetekende uit opentlijke Stukken vermeent, gebeezigd fchijnt te zijn. Men geeft voor, " dat de maatregel, " (om het bilateraal Contratl, waaraan de Ondergetekende als Profesfor allezins voldaan had, eigendunkelijk te fchenden ) — " dat deze maatre„ gel een gedeelte uitmaakte der voorziening, op " begeerte van het Diretloire - Exécutif tegens „ den Leydfehen Cöurantier genomen. " Als in deze asfertie de minfte grond van waarheid was, dan zoude voorzeker die pretenfe begeer» te van het Diretloire - Exécutif door het Committé van Waakzaamheid wel tot grondflag van zijn voorftel gemaakt zijn ; dan zouden Curateuren daar van bij hunne Refolutie wel gewag gemaakt, dan zouden zij zig door dit fait alleen bij 't Provinciaal-Bef uur wel gejustificeerd hebben. $Xu in tegendeel brengt het ftilzwijgen deswegens, zoo van Curateuren als van 't Committé, de ongegrondheid van dat voorgeeven tot den hoogden trap van waarfchijnlijkheid : En deze waarfchijnlijk-  So3- stukken, betreffende N*.Xir.\ lijkheid verandert in zekerheid , als men in achc neemt, dat het Diretloire-Exécutif ten Onderge, tekenden , als Eigenaar of Redacteur van voorfz. Dagblad, in geenen deele kende. Des anderen daags, na dat des Ondergetekendens schoonbroeder en de verdere Leden van dat Committé zeiden uit den mond van etienne luzac vernomen te hebben, dat zijn Broeder was Redacteur, doen zij dadelijk het voorftel tot zijneremotie als Profesfor. Hoe kon daarbij 't Diretloire - Exécutif te pasfe komen ? Behalven dien , offchoon de Note van den Minifter de la Croix, zoo wel als de Misfive van den Minifter blauw, fteeds zorgvuldig voor hem zijn agtergehouden , durft hij nogthans verzekeren, dat in gem. Note niets het minfte is, dat ftrekking heeft om den Ondergetekenden in zijn perfoon, veel min als Profesfor, eenige onaangenaamheid aan re doen. En , indien hij niet onvoegzaam reekende van particuliere Correspondenten gebruik te maaken, zoude hij kunnen wonen, dat een aanzienlijk Minifter in dienst der Franfche Republycq, 't geen met den Ondergetekenden gebeurd was, hield voor eene daad van onrechtvaerdigheid, «zoo als 'er (gelijk hij zeide) in „ alle Revolutiën niet dan te veel plaats hadden , „ en die daarom de Ondergetekende als een goed* „ Burger zig moest getroosten. " Als hij zijne eigene oogen niet moest geloven', zoude hij zig niet hebben kunnen verbeelden , dat, tot recht- vacr»  N9. XII. het gedrag der curateuren enz. .200 vaerdiging der handelwijze met hem gehouden * men zig zoude hebben willen behelpen niet een 'voorgeeven, 't welk , belmlven deszelfs ongegrondheid infaèlo, de grootfte hoon is zoo wel aan dé Franfche Republycq als aan de Bataaffche onaf ttanglijkhetéziageè&Kïi even of het Fransch Gouvernement zijn gezag over ons Vaderland zoo onbewimpeld zoude uitoefenen, om de demisfie van een Hollandsen Ingezeeten te vorderen uit eene Post, die tot de publieke zaaken niet dë minfte betrekking had. Dc Note van den Minifter de la Croix was niets meer noch niets minder dan honderd gelijkfoortige klagten, die door den Baron van Thulëmeyer, en andere Minifters, onder 't vorig Bewind gedaan zijn : En, als men het fait in quajftie vergelijkt bij de onbegrensde vrijheid der Paryfche eii Brusfelfche Nieuws - Papieren, dan gevoelt men nog meer, dat die Note op dien tijd eene uitwerking was van den • tocnmaligen invloed, welken zekere Perfonen zig bij den Minifter de la Croix en fommige andere Leden van dat Gouvernement hadden weeten te verkrijgen; maar een invloed,■ die, tot wel- bekende eindens al te onvoorzigtiglijk gebruikt, weinige maanden daarna voor hen zeiven zeer onverwagte gevolgen heeft voortgcbragc; gevolgen, welken de Ondergetekende niet verder behoeft aan te duidem Wilde hij zig in perfonalitciten toegceven j zoo als hij ziet gedaan te zijn ter plaatfe daar iulks minst k.on vénvagc O wet'<  aio stukken, betreffende N*. XII. worden, dan zoude hij volledig ontwikkelen, wat 'er zij , " van het ernjiig onderhoud van den „ Ondergetekenden , door lieden die hem wel wil„ den , doch aan wier vriendelijke aanmaning hij „ 't oor niet heeft willen leenen. " Voor het tegenwoordige zal hij, het overige in zijnen boezem fmoorende, alleenlijk zeggen, dat dit onderhoud beftaan heeft in bedreigingen van wegens een of ander Lid van 't Committé van Waakzaamheid,h&m door den voornaatnen Aanlegger dezer geheele gebeurtenis aangedaan , opgevolgd door aanbiedingen van eene aanzienlijke Post en andere voordeelen , indien de Ondergetekende zig bij het Svftema, 'tgeen die zelfde Man in een door hem Vervaerdigd Tijdfchrift voorftond , en bij dat zijner Vrienden wilde voegen, en hen in die grondbeginfels behulpzaam zijn ; bedreigingen en aanbiedingen, die door den Ondergetekenden beantwoord ,°zoo' als een Man van eer en cordaatheid die beantwoorden moest, binnen zes weeken door de Misfive van den Minifter blauw, en door 't voorftel van 't Committé van Waakzaamheid, zijn opgevolgd geworden. — Meer dan ééne confidentie verbiedt hem zig hier over omftandiger uit te laaren. De Ondergetekende, ter zaake weèerkeerende, herhaalt met fiducie, dat hij, in zijne publieke qualiteit als Profesfor , wegens de Leydfche Franfche Courant, geene de minfte verantwoording fchuldig is: Doch , indien hij die fchuldig ware, zoude hijniet  N°. XII. het gedrag der curateuren enz. 2 ï t niet fchroomen zig te beroepen op de algemeene achting , welke dat Blad door onpartijdige waarheids-liefde , gematigdheid , en onwrikbaare verkleefdheid aan al wat eerlijk, menschlievend, en betaamlijk is, door geheel Europa heeft verworven : Gerustelijk zoude hij durven zeggen, dat hetzelve Blad nimmer dan aan ge we ld en aers mishaagd heeft, 'c zij ze aan een Koninglijk of Vorftelijk Hof 't gezag in handen hadden, 't zij ze, onder het mom der Volks - heerfchappije, door 't vergieten van 't bloed hunner Mede-Burgers, en door het vertreeden van de eerfte grondbeginfels der menfchelijke Zamenleeving, der Vrijheid den hartader afftaken : Van die algemeene achting hebben de bewijzen nimmer opgehouden, en ze worden nog dagelijksch ontfangen : Maar 't zoude zeef ongefchikt zijn van dezelven hier verder te gewagen. Wat is nu wijders de misdaad der Leydfche Franfche Courant ? Het Committé van Waakzaamheid zeide, " dat de Ondergetekende als Redacteur „ fteeds blijken gegeven had van zijne Arifocra„ tifche denkwijze, als mede van zijne pogingen „ om de Franfche Revolutie, en dus ook .de onze, „ benevens alles wat tot een Republikeinfche Re„ geerings-form betrekking-heeft, in een haatlijk ,, daglicht te ftellen, en mee zwarte couleuren af „ te maaien. " Curateuren zeggen , " dat zij ze„ derc lang met het uiterfte ongenoegen hebben „ opgemerkt de Ariftocratifche gevoelens, en der O 2 vi Fran.  Sla stukken, betreffende N°. XIL „ Franfche en Bataaffche Revolutie ongunftige ,, denkwijze in de Leydfche Franfche Courant ,, doordraaiende. " Van de zoogenaamde pogingen, om onze Revolutie in een haat lijk daglicht te feilen, en van des Ondergetekendens pretenfelijk aan de Bataaffche Revolutie ongunftige denkwijze , zal hij ftraks met een woord nader moeten fpreeken. Hij bepaalt zig, voor eerst, tot de Franfche Revolutie : En hij vraagt in de eerfte plaats , waar is de plicht aan een regtgeaart en oprecht Vaderlandsch-gezind vrijen Hollander voorgefchreeven, om over de Franfche Revolutie, in alle haare deelen , van haaren oorfprong tot dert huidigen dage, gunftig te denken ? Nog zeer onlangs gaf de groote en deugdzame Washington als ' een teken van waar Patriot isme aan zijne MedeBurgers op , geene Uitfluitende bewondering aart eene vreemde Natie toe te wijden, geen faafsch Afhangeling van eenig vreemd Volk of Mogendheid te zijn. Wel verre dan dat het eene verplichting zoude zijn de Franfche Revolutie in alle' haare deelen of gevolgen te prijzen, meent de Ondergetekende als Mensch genoopt, als Burger verpligt, en als Vryman gerechtigd geweest te zijn , om in de beöordeeling van die bijzondere deelen en omftandigheden de infpraak van een eerlijk , menschlievend, en gevoelig hart te volgen. Hij gelooft, dat de Nakomelingfchap verbaasd zal ftaan, wanneer zij leest, dat, onder eene vrije Re- gee-  N°.XII. het gedrag der curateuren enz. 213 geering, in een Gemeenebest, een publiek Perfoon van zijn Post ontzet is , alleen om deze reden , „ dat hij, in zijne beöordeeling over eene vreem„ de Natie, zijn geweten gevolgd, en naar zijn „ beste licht, als een beminnaer der Mcnschheid, „ heefc gefproken. " Tea tweeden vraagt hij , wat het Committé van Waakzaamheid, wat Curateuren door de Franfche Revolutie verftonden?' Moet men daar door verdaan het gantfche tijdvak zedert July 1789. tot op den datum der Refolutie, dus ook het eerde gedeelte der Omwenteling zedert de dechting der Badille tot het beftormen en overweldigen der Louvre ? Dan js de befchuldiging volkomen valsch en bewijsbaar lasterlijk, zoo door den inhoud van t bewuste Dagblad zelve, ais door de Correspondentie, welke Mr. p 1 e t e r p a ylus in dat tijdperk met den Ondergetekenden heeft onderhouden. Verdaat men integendeel de gebeurtenenisfen zedert Augudy 1792. voorgevallen, dan bedaat het misdrijf van den Redacteur der Leydfche Franfche Courant hierin , " dat hij deeds in een „ haatlijk daglicht gedeld en met zwarte couleu„ ren afgemaald heeft " de gcdeldheid van Vrankryk , geduurende een verloop van twéé jaaren , over 't welk het hoofd der nieuwe Franfche Weegeeving, Boisfy d'Anglas, in 't midden der Franfche Conventie zelve, zig in deeze woorden uitlier, „ Met is fmertelijk voor mij, U dit tafereel weder „ onder de oogen te moeten brengen ; Waarom ia O 3 11 bet  ai4 stiJkken, betreffende N°.XII. „ het in mijn vermogen niet deze Bladen onzer „ Gefchiedenis, deze Bladen met fchande over„ dekt en met bloed bemorst, uic te fcheuren, en „ aan de befchouwing der Nakomelingfchap te „ ontrukken , die fchrikkelijke tijden , wanneer „ Vrankryk als met Bastilles omtuind, met moord,, fchavöttert overladen, met bloed overftroomd, „ door Burger-Oorlogen verfcheurd, in zijne rijk„ fte Steden , in zijne vermaardlte Gedenkzuilen „ geknot, de verwoesting en de dood boven alle „ zijne Gemeentens zag waaren ? Waarom is het „ in mijn vermogen niet, in de fchaduw der ver„ getelheid die dagen te bedelven , wanneer de „ Onfchuld zoo vaak ten flagt-offer werd gefteld, „ de huisgezinnen verflrooid, de fchaamte onteerd, „ de bezittingen ter plundering overgeleverd, alle „ gaven , alle deugden in misdaaden herfchapen, „ en waarin de Volks-Vertegenwoordigers zelve, „ veroordeeld om de lijdelijke getuigen van zoo ,„ veele fchand - daaden te zijn , iederen dag het ,, ogenblik afwagtten, op 't welk hunne Beulen „ hen gebieden zouden de dood-draf te ondergaan? „ Maar, (dus vervolgt hij) — maar, wat zeg „ ik, medeburgers! verre van deze doodfehe „ Beeldtenisfen met eenen fluijer te willen bedekken, laaten wij veel - eer ze ons telkens voor „ oogen fchetfen. Laaten die duistere Kerkers , „ die verwilderde Committés, die bloed-dorftige „ Jacobynen ons Trimmer uit het geheugen gaan j ,5 Laa-  N°. XII. het gedrag der curateuren enz. 115 „ Laaten, even als die verzekerende bakens, op " onze ftranden, tot behoud der zeevaarenden ge,, plaatst, — laaten die fmertelijke en fchrikke„ lijke herinneringen aan de Staats-lieden , aan \, de Vrienden der Vrijheid in alle tijden , in alle „ Landen , tot feijn verftrekken , om de klippen „ der Regeeringloosheid, van *c valsch Patriotis„ me en van de geestdrijverij der Demagogen, te „ vermijden. " Het vervullen van dezen plicht, zoo nadruklijk door Boisfy-d'Jnglas afgefchilderd, heeft de Ondergetekende fteeds gemeend aan zijne Mede-Burgers , aan zijn Vaderland , aan de Vrijheid •, aan de Menschheid zelve verfchuldigd te zijn. Standvastig in zijne grondbeginfels van waar Patriotisme, van zuivere en geheel belanglooze Vaderlandsliefde, bezweek hij noch onder den haat van hen, die driftige voorftanders van het bloed - dorftig Jacobynfche Syftema waren, noch onder hunne opentÜjke bedreigingen , noch onder hec wantrouwen van eerlijker maar misleide Vrijheids - vrienden , noch onder het gevoel der verongelijkingen hem door fchotfchriften, fchand-verfen, en verguizing aangedaan , noch onder het anderlints fmerteiijk denkbeeld, dat zijne verkleefdheid aan waarheid en zijne zugt voor 't behoud zijn 's Vaderlands hem nu de eenige vergelding deden derven', die hij immer voor 't leed, door de Stadhouderlijke ilegee* ring hem aangedaan, zig beloofd had, — name- O 4 Hik»  tïi stukken, bet f effende N°. XII. lijk , de algemeene overtuiging zijner deugdzame gehegtheid aan de politique denkwijze over de. zaaken des Vaderlands , die hij eenmaal aanger noomen , en zelfs, toen veelen die tot hun voordeel verzaakten , opentlijk had beleeden. -r-, Hij meende, dat voor Europa, vooral niet voor zijne Landgenooten , verborgen moest worden de waaragtige ftaat van Vrankryk, op een tijd, « wanneer „ (om de woorden des Schrijvers der P'eldtogten, „ van Pkhegru te gebruiken) het geheele Land „ in razernij was vervallen; wanneer alle dc Furiën „ uit de Helle van haare ketenen fcheenen losge„ broken en haaren zetel onder de Franfchen ge„ plaatst te hebben; wanneer het grootfte gedeelte „ der Franfche Burgers dien beeldzinnigen rofc „ fcheenen aangetogen te hebben , die de eigen-. ,, fchap had om dol en onzinnig te maaken. " Die is de toon , waarop jegenswoordig zij zei ven in Vrankryk fpreeken, die de zuiverfte Republikeinen zijn : En , om dat de Ondergetekende , die nith-. raer in zijne beöordeeling zig door Partijfcbap , door drift, of door genegenheid heeft laaten misleiden, die nimmer, aan eigen-belang of aan men-, fchen-vrees geofferd , nimmer eenige overheerfching, van wie zij ook zijn mogte , gewierookt heeft, vroeger den plicht vervuld heeft, om den jluijer, waarmede men in de jaaren 1793. en 1794. die affchuwïijke gebeurtenisfen voor de oogen zijner Mede-Burgers wilde bedekken, mocdlglijk af te>  N°. XII.' het gedrag der curateuren enz. ai? te trekken; om dat hij ftandvastigheids genoeg had, zig alle bittere verwijten deswegens van zijne vorige Vrienden, daar onder veel - ligt een of ander jegenswoordig Curator, te getroosten, — daarom moest hij eene onteerende Refolutie ondergaan , tot grondflag hebbende, dat hij de Franfche Revolutie had pogen in een haatlijk daglicht te ftellen en met zwarte gouLEUREN af te maaien! ■ Immers, om zig te overtuigen, dat dit gezegde alleen zijne betrekking heefc op de Franfche Revolutie, onder het Schrik - bewind, en geenzints op het tijdvak , 't welk de gruwelen van September 1792. is voorafgegaan, durft de Ondergetekende al wederom gerustelijk zig beroepen op de Misfive van den Minifter b l a u w , welke die zwarte affchildering, en de verandering in des Ondergetekendens denkwijze , nopens de Franfche Revolutie , juist bepaalt tot het jaar 1793* dat is> gelijk waereldkundig is, tot den aanvang der Tyrannie van robespierre, en tot die ongeloof* lijke omkeering van alle menfchelijke plichten en denkbeelden , waaraan in Vrankryk zelve ( den aan-, hang van Babeuf'en foortgelijke zogenaamde Ter-, mristen uitgezonderd) niet dan met afgrijzen wordt terug gedagt. Trouwens'er zijn (behalven 't be* wijs der daad-zaak zelve) alhier geene gisfingen, nuch ook de Misfive van den Minifter blauw, nodig, daar in de Vergadering van 't Provinciaal-. O 5 Be-.  si8 stukken, betreffende Na. XII. Beftuur zelve, zoo als deszelfs gedrukte Decreeten aantoonen, met zoo veele woorden tot juftificatie der Refolutie van -Curateuren gezegd is: „ Curateuren konden derhalven in dat geval geene „ rechterlijke rol fpeelen, maar moesten op zede„ lijke overtuiging handelen; en hier toe behoef„ den zij flegts het algemeen gevoelen te raadplee„ gen, en de gevoelens gadefkan, die 'er zedert „ 1793. in de Leydfche Franfche Courant door„ ftraalen. " — Daar men dus niet fchroomt de époque van 1793. te bepaalen , erkent men dan niet tevens, dat vóór 1793. de Leydfche Franfche Courant, zoo veel als de waarheid toeliet, zig toegelegd heeft, om de Franfche Revolutie in een gunftig daglicht te plaatfen; en dat de gevoelens, welke zedert 1793. daarin doorftraaien, en de afkeuring verdiend hebben van hen, die nimmer ophielden dezelve tot in haare grootfe gruwelen voor ie ftaan en té prijzen , — dat die gevoelens geene andere geweest zijn , dan afkeer van Geweldenarije en onderdrukking, onder den naam van '$ Volks-gezag uitgeöeffend; haat tegens eenewreedaartige Anarchie ; afgrijzen van bloed-vergieten en vrijheid - fchreeuwende Burger - beulen ; liefde tot goede orde en Vrijheid op wetten en zeden gegrond? En, om dat de Ondergetekende die gevoelens zoude hebben doen blijken, (want in de daad in 1793. en 1794. is zijn aandeel in de behandeling der Franfche zaaken zeer gering geweest ,)  N9. XII. het gedrag der curateuren enz. 215) weesc,) daarom moet hij op de wederrechtelijkfte wijze van de redactie van dat Blad, zijn goed en eigendom , geweerd , en als Profesfor aan de Univerfiteit ( daar men erkende dat hij nut deed en allen lof verdiende) op eene voorbeeldelooze wijze mishandeld worden : Want de Ondergetekende durft gerust een ieder uitdagen eene enkelde pasfage uit voorfz. Blad bij te brengen , alwaar van de Revolutie, op haar zelve genomen , en in haare betrekking tot de vestiging van eene waare , duurzame , en vrugtbaare Vrijheid , ongunftig wordt gefproken. Men fchijnt al weder gevoeld te hebben , hoe ongerijmd het was eene zodanige mishandeling alleen te grondvesten op de denkenswijze van een Hollandsen Ingezeten over zaaken, buiten zijn Vaderland en bij eene vreemde Natie gebeurd. Daar-i om moest die denkwijze ook tot onze Revolutie betrekkelijk gemaakt worden. Het Committé van Waakzaamheid vraagt bij zijne voordragt van 8. January , " of de Ondergetekende niet behoort als „ Profesfor geremoveerd te worden, om dat hij „ als Redacleur van de Franfche Leydfche Courant „ blijken had gegeeven van zijne pogingen om de „ Franfche Revolutie, en dus ook de onze, tegen te gaan ? " Welke ds zamenhang van denkbeelden is, die door deze woorden dus ook aangeduid wordt, betuigt hij nauwlijks te kunnen bezeffen. Staan dan die beide Revolutiën in alles ge-  s.2o stukken, betreffende N°. XII, gelijk; en moeten de grondbeginfels, die men in de Franfche Revolutie . ook onder het Schrikbewind, gevolgd heeft, in onze Revolutie insgelijks gevolgd worden ? Dit is eene denkenswijze, waar voor zekerlijk alle brave en eerlijke Burgers den Hemel bidden, dat hij ons behoede. Maar wat is dan de gevolgtrekking, die het dus ook alhier moete aanduiden : Indien het getrouw affchilderen der gebeurtenisfen in Vrankryk zedert of zelfs zedert September 1792. beftempeld moet worden met den naam van tegenfiand tegens de Franfche Revolutie en dus ook tegens onze Re. volutie, dan laat de Ondergetekende gaarne aan 't oordeel van de Nakomelingfchap, wat 'er van onze tijden te denken zij: De eenige gezonde zin derbal ven, dien hij aan dat gezegde kan hechten, is, dat hij, door dje trouwe fchilderije, zijne Landgenooten gewaarfchuwd hebbe voor de fchrikkelijke elende, waarin zij zig door het inroepen van het Franfche Schrikbewind ftonden te Horten. In de' daad, de Minifter blauw, op wiens aanklagte deze Befchuldiging is in de waereldgekomen,heeft geene zwarigheid gemaakt, bij een openlijk Gefchrift, daarin roem te ftellen, dat 'er, toen die hloeddorftige Tyrannye op 'c felst aan 't woeden was, de dringendfte.pogingen gedaan zijn, om dezelve in ons Vaderland in te roepen. En voorzeker, daar de Ondergetekende zig in dien tijd door de fnoodfte fchotfehriften niet vervaaren liet, om,  tfï°. XIÏ. het gedrag der curateurèn enz. $tt als een eerlijk Man , de waarheid niet te durver! waereldkuhdig maaken , is hij in zoo verre' onze Revolutie, indien dezelve van 't invoeren van *t Franfche Schrikbewind moest afhangen , geheel ongunflig geweest. Of die geenen onder Curateuren , welken daaromtrent van hem verfchild hebben, dan wel hij, dc goedkeuring van brave Burgers en Menfchen - vrienden verdiend hebben, en of hij uit dien hoofde eene remotie zij waardig geweest, Zulks laat hij gerust ter toetfe brengen aan de gelukwenfchiMgen der Reprefentanten Cochon en Alquier, die ons Vaderland opentlijk geluk gewenscht hebben, dat onze Revolutie in die dagen van moord en geweld geen plaats gehad hebbe. En in de keuze , óf van eene algehêele remotie of van zijnen naam onder hen te moeten tellen, die in gerusten gcmoede meenen zig hunne denkbeelden van dien tijd tot verdienden te kunnen rekenen , verklaart hij de eerde verre te verkiezen; en ten dien prijs, van een Aanhanger van Robespierre geweest te zijn, den naam van Patriot niet te begeeren. Curateuren zijn een flap verder gegaan; en, de gevolgtrekking van de eene Revolutie tot de andere hatende vaaren, zeggen zij, " dat zij zedert lang ,, met het uiterde ongenoegen hebben opgemerkt de Ariflocratifche gevoelens en der Franfche en ,, Bataaffche Revolutie ongunflige.denkwijze in de „ Franfche Leydfche Courant doordraaiende. " Op deze aantijging dient eenvoudig tot antwoord. Men  stukken, betreffende N°.XIL Men toone eene enkele paslage, eenen enkelden regel, eene enkelde uitdrukking of woord , uit de Franfche Leydfche Courant, of uit eenig Gefchrift van den Ondergetekenden, die eene aan de Bataaffche Revolutie ongunfige denkwijze te kennen geeve : Hier toe provoceert hij gerustelijk een ieder, Curateuren inzonderheid: Indien zij in ftaat zijn een enkeld woord tot preuve hiervan bij te brengen, onderwerpt hij zig niet alleen aan de Refolutie van Curateuren , maar aan alle verdere correctiën, die zijne ontkenning zoude kunnen verdienen : Maar, zoo in tegendeel zij buiten ftaat zijn een fchaduw van bewijs voor hunne onwaaragtige Befchuldiging bij te brengen, dan reclameert hij niet alleen juflitie tegens zulk eene lasterlijke onderdrukking; maar hij betuigt de poena calumniae van Curateuren te zullen vorderen op alle plaatfen en ten allen tijden, waar hij maar immer zal vermogen. Dit is bijzonder 't object van zijn verzoek, " dat, in gevalle hem geene andere genoeg„ doening wedervaare , hij onyerlet verklaard wor„ de, om zijn Recht tegens Curateuren bij ordi„ naris wege van Jufticie zodanig te vervorderen, „ als hij zal oordeelen, tot vindicatie van zijne eer „ en goeden naam, het dienftigst te zijn. " Als een Vrij-man meent hij zijn bijzonder oordeel over de perfoonen, daaden , en gebeurtenisfen van zijnen tijd vrij te hebben : Maar hij is fteeds een te groot vriend van orde en rust in de Zamen- lee-  N°. XII. het gedrag der curateuren enz. acg , Ieeving geweest, dan dat hij immer iets gezegd, openlijk gefchreeven , of geleerd zoude hebben , 't geen ftrekken konde om orde en rust onder de geftelde Magten zijn 's Vaderlands te ftooren : En de onaangenaamheden , hem in zijne Post, onder 't Oranje-Bewind, zedert de Revolutie van 1787. wedervaaren, ftrekken genoeg tot waarborg , dat hij, uit hoofde van verkleefdheid aan 't zelve Bewind , geen reden hebbe, om een vijand der laatfte Revolutie te zijn. Na de befchouwing van 't geen men door zijne vijandfchap jegens de Franfche en Bataaffche Revolutie te verftaan hebbe, zal 't onnodig zijn lang te blijven ftilftaan bij zijne Ariflocratifche denkwijze , zijne Ariflocratifche gevoelens. Dezen dog zijn nergens anders in gebleken dan in zijne afkeuring der Terroriftifche of Jacobynfche gevoelens, die van 1793. tot het einde van 1794. in Vrankryk alles 't onderfte boven keerden, en waarvan de fchokken zig nog heden doen gevoelen. Deze beide misdaaden komen dus op 't zelfde uit : En, om dat de Ondergetekende altoos een vijand is geweest, ja een vijand zal blijven der Anarchifche Regeerings - form , die, onder den naarn van volftrekte Volks - Regeering , in eenen volkrijken en niet geheel onbedorven Staat, meest-al op Ge. weldenarije uitloopt, daarom is hij een Ariftocraat. Dat dit de denkenswijs van Curateuren is, behoeft men in geene twijffel te trekken , wanneer men  a'24 stukken, betreffende N°.XIL men weet, dat juist om die beöordeeling der gévoigen eener volftrekte Volks-Regeering Curateu* ren , bij hunne Misfive van 4. January, hem waardig óordeelen, gelijk men ook bevoorens uitkunne opgave, of door hun ingeeven , in de Vergadering van 't Provinciaal - Bejluur, hem waardig geoordeeld had , v dat hem zonder aarfelen het „ Leeraars - Ampt werd ontzegd ; " zig weinig herinnerende, dat men dan ook juist dezelfde uitfpraak deed tegens den zoo geroemden jean-jaques rousseau, gelijk reeds bevorens door hem is aangemerkt, en dat hij al verders bijna woordelijk den Wijsgeer plato gevolgd had, die te Athenen zelve fchreef, «* dat alle Volks„ Regeering op Tyrannye uitliep , en dat dus „ die beide Regeerings - formen fteeds een cir„ kei gewoon waren uit te maaken, zoo dat het „ heil der Volkeren alleen in eene getemperde Re„ geerings- form te zoeken was. " Elders zal de Ondergetekende veel-ligt gelegenheid hebben, deze gewaagde en onvoorzigtige berisping van Curateuren nader ter toetfe te brengen, en met de leer van burlamaqui en andere geachte Schrijvers te vergelijken. Bij deze zijne Memorie acht hij nutteloos over die pretenfe Arijlocratie uit te weiden: Zijne Schriften zijn in elks handen : En ieder weet , dat hij, bij 't aanvaarden van zijn Leeraars-Ampt, opentlijk zig voor eene Reprefentative Regeerings-form, bij Volks-keuze aan-  N°. XII. het gedrag der curateuren enz. aaj gefteld, verklaard heeft, dat hij, mits een Volk deugdzaam en onbedorven , gevolglijk voor eene verlichte en geheel vrije keuze vatbaar zij, die Re* geerings-form altoos voor de beste heeft gehouden; en dat hij, in 1785. in die gevoelens liaan* de, dezelven na 1787. is getrouw gebleeven. Men Helle dan eens , dat de beöordeeling der Regeerings-formen invloed had op 't verhaal der Gebeurtenisfen van ons Vaderland , dan oordeel© eenieder, of een Leeraer, die in zulke gevoelens ftaat, en wien de gantfche waereld weet van der jeugd af een liefhebber der Vrijheid en Onaf* hanglijkheid zijn 's Vaderlands geweest te zijn , aan eene Univerfiteit gevaarlijk zij voor 't onderwijs dier Gefchiedenisfen. De Ondergetekende verwondert zig, wanneer hij leest, " dat eene polittö„ que dispofitie onvermijdelijk en noodzaaklijk is , „ in'een tijd dat het Volk, eene verbasterde Re„ geerings - form moede , zig eene andere gege„ ven heeft, en, bezig die op eene bepaalde wij • „ ze te regelen, de gronden daarvan echter heeft „ aangenomen; en dat deze noodzaaklijkheid zoo veel dringender wordt, omtrent een perfoon , „ die juist die grondbeginfelen aan de Jeugd on„ derwijst. " Voor eerst, toonen des Ondergetekendens leer en fchriften genoeg, dat hij nimmer andere grondbeginfelen is toegedaan geweest dan die eener wettige Vrijheid en (konde hef Zónder te geweldige fchokken of te groot gevaar voor 'c P bS*  420 stukken, betreffende N°. XII. behoud van 't Vaderland zijn,) die eener Regeerings-form bij reprej'entatie. Maar, ten tweeden , heeft hij nimmer geweeten , dat hij aan de Univerfiteit geroepen was om de grond- beginfelen der Regeer ings-form aan de Jeugd te onderwijzen: Hij heeft nimmer geweeten, dat de Hifloria Patriae en het Jus publieum Patriae dezelfde vakken waren. Het Jus publieum Belgicum , dus ook, de grond-beginfelen der Regeerings - form van ons Vaderland , werden door eenen anderen Hoogleeraer gedoceerd , wien Curateuren insgelijks goedgevonden hebben, na eenen drie-en-dertig-jarigen dienst, van zijne Post te verlaaten, niet minder dan den Profesfor Hiforiae Diplomaticae , die misfehien ook gemeend heeft, dat de grond - beginfelen der Regeerings - form tot zijn onderwijs behoorde. De Ondergetekende heeft nimmer geoordeeld , zig daarmede te kunnen bemoeijen : Maar, voor zoo ver het aanweezen van ons Gemeene-bestberustedeophet affchudden van 't Spaansch Juk, heeft hij zig alleen bevlijtigd om de aloude Hollandfche Vrijheid, van haaren eerfien oorfprong af, alömme met den vinger aan te wijzen , en dus tegen te gaan een tegen - overgefleld Syftema , 't welk hem zoo ongegrond als firijdig met de goede zaak onzer Voorvaderen en met hunne eer was voorgekomen. Deze vindicatie der aloude Bataaffche Vrijheid in den Burgerfiaat is alomme in zijne Lesfen te vinden. De  N°. XII. het gedrag der curateuren enz. 227 De Ondergetekende kan niet voorbij alhier kortelijk aan te roeren, 't geen hij bij zijn Request van Dingsdag 27. December reeds heeft te kennen gegeeven ; namentlijk, de wijze, waarop door de dubbelzinnigfe uitdrukking de autorifatie op Cu* rateuren, om hem als Profesfor Fliforiae Patriae te removeeren, den 2. February 1796'. is in de waereld gekomen; eene dubbelzinnigheid zeer juist gefchikt om hen , die den Ondergetekenden niet kenden, te misleiden; gelijk dan ook dat Decreet van 2. February onder de gedrukte Decreeten niet is geplaatst, maar altoos fècreet, en voor hem inzonderheid is verborgen gehouden. Uit hetzelve blijkt, " dat, van wegens Curateuren aan den Pre„ fident, en door dezen aan de Vergadering, was voorgedragen, dat zij Curateuren in den haaren „ reeds lang waren bedagt geweest over het ge„ vaar der bekende gevoelens van jan luzac, ten „ aanzien zijner Profesfie in de Vaderlandfche Mi„ Itorie. " Wie is 'er , die deze uitdrukkingen dus hoorende , " van een gevaar, 't geen 'er zijn zou„ de in de bekende gevoelens van jan LuzAC,tert „ aanzien zijner Profesfia in de Vaderlandfche Hi* „ itorie, " daar door verftaan zoude gevoelens betrekkelijk tot de Franfche Revolutie zedert 1793? Wie is 'er, die zoude bevroeden, dat de Franfche Revolutie zedert 1793. in zulk een naauw verband Hond met de Vaderlandfche Hiftorie der Vdörige eeuwen ? dat een Leeraer, die over de gebeurte* P i iili*  ia8 stukken, betreffende N°. XIL nisfen in Vrankryk van de jaaren 1793. en 1794. niet gunftig dagt, daarom als Profesfor Hijloriae Patriae geremoveerd moest worden ? Wie zoude zulks vermoeden, daar 'er bij dat Decreet gefproken wordt van fentimenten bijzonderlijk in het vak der Vaderlandfche Hiftorie, en geen woord van fentimenten over het Bewind van Robespierre wordt gerept ? Wie is 'er , die niet in tegendeel vooronderftellen zoude, " bet gevaar daar in te „ fteeken, dat de fentimenten van jan luzac, „ ten aanzien der Vaderlandfche Bliflorie, gunitig „ waren geweest voor het Stadhouderlijk gezag ; „ mitsdien dat hij een Aanhanger was der Partij, die „ fteeds de grootheid zogt der Stadhouderlijke „ Waardigheid, ten kosten der Republikeinfche „ Regeerings-form en van de wettige Souveraini„ teit, door de Staaten, als dezelve reprefentee„ rende, uit-geöeffend. " Veele Leden der Vergadering, die den Ondergetekenden niet kenden, en niet wisten de dienften wel-eer door hem aan zijn Vaderftad, aan de Steden Rotterdam en Alkmaar , en aan de goede zaak des Vaderlands gedaan, moesten ter goeder trouwe in zulk een verkeerd denkbeeld , door zodanige dubieufe , men zoude haast zeggen, expresfelijk gezogte uitdrukkingen komen. Ondertusfchen, wat 'er van zij, weet een iegelijk , die eenig deel aan de zaaken van Holland vóór den jaare 1787. gehad heeft. Hij refereert zig ten dien opzigte tot zijn Requeste van  N°.XH. het gedrag der curateuren enz. sao van den 27. December 1796. en hij heeft zorg gedragen, dat de daarbij vermelde Memorie voor de Stad Alkmaar, wei-eer in 1788. door den Burger van Foreest, Lid van dit Committé , geleezen , heden onder een ander Lid van 't zelve Committé berust, om door hen, die zig door eigene oogen en lecture overtuigen willen, welke de fentimenten van den Ondergetekenden in het vak der Vaderlandfche Hiftorie zijn, ingezien te kunnen worden. Het is boven dien bekend, dat onder het vorig Bewind, 't welk waande, dat een Vaderlandlievend Leeraer 's Lands Gefchiedenis niet dan partijdig kon voordragen, de Profesfor adriaan kluit, tegens een Befluit door Curateuren in 1786. genomen , na de Revolutie van 1787. met eene verhooging van Tractement geautorifeerd werd, om mede, naar zijne leerwijze, Collegiën over de Vaderlandfche Gefchiedenisfen te houden: Het is bekend, dat daaruit als eene foort van onderfcheiding ontftond, zoo dat allen , die meenden de gronbeginfels der Revolutie van 1787. te moeten aankleeven, het onderwijs van zijnen Amprgenooc boven 't zijne Helden; dat fommige wel-meenende jongelieden door hunne Stadhouders - gezinde relatiën van hem wierden afgetrokken; en dat men zelfs eenmaal getragt' heeft hem in zijne Lesfen over de Hiftoria Patriae door infolentiën te ftooren. — Wie, die dit alles vernam, wie, — die wist dat de Ondergetekende van den jaare 1789. tot den jaare p 3 m%  Ê$ó stukken, betrefende N°. XIL 1793. van 't Rectoraat en Secretariaat om zijne Patriottifche gevoelens is uitgefloten, — wie zoude hebben kunnen denken, dat hem in 1706. in tijden van Vrijheid en Gelijkheid, na de vernietiging van 't Stadhouderlijk gezag, nog veel erger moest wedervaren ? Bij zijne Memorie van klagten heeft hij reeds opgemerkt, en hij zal het hier flegts ten overvloede herhaalen, dat Curateuren niet kunnen, niet durven zeggen, dat hij, als Leeraer, inzonderheid als Leeraer der Gefchiedenisfen van ons Vaderland, ooit iets gezegd, geleerd, of gefchreeven hebbe, 't welk hem voor de tegenswoordige orde van zaaken gevaarlijk zoude kunnen doen fchijnen ? Zijne fchriften, zijne gedicteerde Lesfen zijn voor handen : Hij provoceert hen opentlijk, om 'er iets uit bij te brengen, 't welk niet ademe liefde voor Vrijheid en Vaderland, gehegtheid aan waarheid , en eene naauwgezette onpartijdigheid in 't befchouwen der menschlijke zaaken. Zoo wel 't Committé van Waakzaamheid, als Curateuren neemen hunne toevlugt tot het toekomende, ja zelfs" nog niet eens tot de zekerheiden het toekomende, maar tot de mogelijkheid ; tot de allernadeeligfe gevolgen, van welken zijne fentimenten zouden zijn, door den invloed, welken zodanig Perfoon (NB.) Moet gehciit worden te hebben op de bemoederen vpn de ftudecrende Jeugd; tot het gevaar , dat daarin voor de goede zaak des Vaderlands  JN°. XII. het gedrag der curateuren enz. 231 lands mogte gelegen zijn; en wat dergelijke uitdrukkingen meer zijn , die, in een oogenblik van over - ijling goedgekeurd , nu zekerlijk van agteren niet zonder bloozen door Curateuren geleezen worden, en althans door niemand in de Registers, Vrijheid en Broeder fchap tot opfchrifc dragende, als beweeg-redenen der demisfie, arbitrairlijk aan een Beminnaar des Vaderlands gegeven, gezogt zouden worden. Twee fpreekende bewijzen waren 'er voor honden, indien men den grond der remotie door het gebeurde, en niet door de vrees voor de mogelijk* heid van het toekomende, had kunnen rechtvaerdigen : Namentlijk, des Ondergetekenden gedicteerde Lesfen en de Leerlingen uit zijn onderwijs voortgekomen. Beiden getuigden tegens Curateuren : Beiden toonden aan, dat zijn onderwijs gefchikt was, om liefhebbers van ons Gemeenebest, aanhangers der Republikeinfche Regeerings-form, en Voorftanders, maar bedaarde en rechtlievende Voorftanders, van waare Vrijheid en echte Gelijk' heid te maaken : Ja zelfs die Jongelingen, wier betrekkingen hen verkleefd aan den Stadhouder of 't Huis van Oranje maakten, en zig nogchans bijzonder aan zijne leiding toevertrouwden , hebben fteeds aan de Univerfiteit door hunne gematigdheid, eendragts - liefde , en verdere goede hoedanigheden, in hunne verkeering met jonge-lieden van eene andere denkens-wijze, uitgemunt. Zij die van de P 4  *3a stukken, betreffende N°. XIL jaaren 1788. tot 1794. de Univerfiteit gefrequenteerd hebben, zullen daarvan eenparig getuigen. Na 't geen door den Ondergetekenden in zijne vorige Memorie gezegd , en door Curateuren niet beantwoord is, vertrouwt hij deze Befchuldiging voor genoegzaam beantwoord, en dus zijne Verded,g,ng, i„ zoo verre hij die tegens aantijgingen in vago, inzonderheid tegens het onbepaalde Crimen van Ariftocratie heeft kunnen inrichten, voor voltrokken te mogen houden. Een enkeld woord zal hij van de vermindering van zijn Tractement en van de hoonende conditiën, waarop men hem (quafi) de Profesfie der Griekfche Taal wilde laaten, nog moeten fpreeken, offchoon, wat het eerfie aangaat, Curateuren bij hun Bericht almede een diep ftilzwijgen houden , zoo omtrent hunne bevoegdheid, om de eens toegezegde Tractementen der Profesforen aan de Univerfiteit , waarop dezen het beroep hebben aangenomen, aldus arbitratrlijk te verminderen , als omtrent de regelmaat door hen in deze vermindering van f 2000. —. 0p ƒ 1600: — gehouden. Ook verminderden wij zijn Traktement, zeggen zij: En in deze weinige woorden is alles befloten; daarmede is alles afgedaan. Doch daartegen ftaat vast : \\ Dat die vermindering medebrengt eene willekeurige verbreeking van een bilateraal Contra&: Dat de Profesforen hun beroep niet aanneemen dan op vaste voorwaarden, en op eene toezegging van een bepaald  N°.XÏÏ. het gedrag der curaTKuren enz. 233 paald Tractement, aan de eene zijde uitgeloofd, aan de andere zijde aangenomen : a°. Dat Curateuren, als contracleerende Partijen, zoo als zij bij de Statuten der Univerfiteit zelve uitdrukkelijk befchouwd worden , en gelijk door den Profesfor bavius voorda, inzijnezaak, niet minder dan door Rector en Senaat, is aangewezen, niet vermogen op eigene autoriteit, het engagement, door hen of hunne Praedecesfeuren aangegaan, geheel of gedeeltelijk te verbreeken, zoolang het, door de andere contracteerende Partijë,behoorlijk wordt naargekomen : 30. Dat dit nog ongeöorlofder is zonder onderzoek, zonder verhoor, zonder eenige fchuld of manquement door den Profesfor in officio begaan; ja zelfs dan, wanneer men bij die Refolutie tot vermindering erkent, " dat men van zijne „ kunde nut heeft getrokken tot welzijn van de „ Univerfiteit : " 40. Dat, zelfs in 't voorhanden zijnde geval, men geene de minfie regelmaat heeft gehouden, terwijl aan de Profesfie der Vaderland/che Hiftorie , welke men hem ontnam, flegts f 200. — Appointement gewoonlijk gehegt geweest waren , en daarvoor ook aan wijlen den Profesfor valcicenaer toegelegd, terwijl men dus, zijn Tractement met ƒ400. — verminderende, hem ƒ200. — verkortte als Profesfor Lingitae Graec-ae. en zulks tot belooning van den dienst, dien hij zoo belangloos., met verlating van een voordeeliger beftaan, aan de Univerfiteit toegezegd had, en ge' P 5 duU"  »34 stukken, betreffende N°. XII. duurende elf jaaren, niet zonder nut, volgens 't eigen getuigenis van Curateuren , aan dezelve had gepresteerd. Ten opzigte der voorwaarden, onder welken Cu. rateuren hem de gunst bewezen hadden om hem als ProfesXor Graecae Linguae te laaten, refereert de Ondergetekende zig eensdeels tot het gevoel van elk eerlijk en edelmoedig mensch, ten tweeden tot zijne Memorie van beklag : Hij zal 'er hier alleenlijk met weinige woorden van zeggen, dat die voorwaarden niet alleen onaanneemlijk, maar onteerender waren dan het ontflag als Profesfor Hifto* riae Patriae ,daar men nimmer dezelven heeft kunnen voorfchrijven, en met dergelijke hoonende bedreigingen verzeilen , zonder hem en zijn beftaan geheel te miskennen, ja zonder een zigtbaar oogmerk bij den waarjchijnlijken Ontwerper, om hem eene fletrisfure toe te brengen , welke hem niets overliet als de keuze tusfchen eene onuitwischbaare vlek of het algehêele verlies van zijne Post; dus om, onder fchijneener barmhertigheid, in de daad eene wreedheid tegens hem te pleegen: i°. Die voorwaarden beroofden hem van alle aanzien bij de Univerfiteit, en maakten zijn onderwijs onaangenaam en onnut: a°. Ze waren onuitvoerlijk, om dat, (ten zij men ten eenemaale onkundig zij van 't geen het hoofd-doel van de beöeffening der Oudheid uitmaakt, en de Literatuur in bijwerk of nietigheden plaatfe) men zeer wel weet, dat  N°.XII. hit gedrctg der curateuren enz, 235 dat noch Gefchiedkundige , noch Wijsgeerige, noch zelfs Dichterlijke Griekfche Schrijvers der beste tijden, veel min Archaeologie of Antiquiteiten, behandeld kunnen Worden, zonder de Staatkunde en de form dier Gemeenebesten te leeren kennen of daar op aanmerkingen te maken: 30. Ze waren tevens onaanneemlijk en fchandelijk, omdat ze hem geheel afhanglijk maakten van de geheime denunciatiën van den geringften , boosaartigften, of domften zijner Leerlingen : Nimmer konde hij eene enkelde Les houden, zonder ieder ogenblik te denken, dat elk woord dat hij fprak, onkundiglijk opgevat, kwaadaartiglijk uitgelegd, en verraderlijk overgebragt, hem konde blootltellen, om, zonder van die denunciatie iets te weten, of zig daarjegens te kunnën verantwoorden, op de hoonendfte wijze, tot belooning zijner trouwe arbeid, nutu & arbitrio Curatorum, van zijne Post afgezet te worden : Ja ! het bleef zelfs niet bij eene uitdrukking, die van de zijde van den Profesfor bedenklijk was : Het was genoeg, dat de mogelijkheid 'er was , dat zijne zeer onfchuldige uitdruk, king door eenen onnozelen en onkundigen, of wel door eenen waanwijzen en booshartigen Jongeling, opgenomen werd, op eene wijze, die niet gunitig fcheen aan 't geen zulk een Jongeling Gelijkheid zoude noemen: Want welke de Vrijheid, welke de Gelijkheid is, die door het Bataaffche Volk als grondbeginfels reeds toen aangenomen waren, daar van bc-  i%6 stukken, betreffende N°. XII. betuigt de Ondergetekende de juiste eh allezints voldoende definitiën volkomen te ignoreeren. Niets is 'er overig, ge-eerde mede-burgers! als een woord te fpreeken van 't oog-punt, waaronder hij vertrouwt, dat zijne gedaane klagten bij U, en bij alle onzijdige en waarheid -lievende Beoordeelaars , befchouwd zullen worden. Op het grievendst in zijne eer en goeden naam aangetast, en in de noodzaaklijkheid gebragt, om of de rechtmatigheid der handelwijze, tegens hem gehouden , te erkennen, of den flap te doen, die alleen overfchiet voor een Man van eer in zijne Post onverdiend , zonder hoop van redres , mishandeld, om, namentlijk, zijne demisfie te nemen, en, zijn leed aan den alvermogenden Wreeker van alle ongelijk overlatende , zijne dagen ampteloos door te brengen, verkoos hij het laatfte : Hij laat gerustelijk dit eene hollende drift noemen aan hen, wien zulks behaagt : Zij , die gevoelens van eer bezitten, en weeten wat het is, teder op *t fuk van zijnen goeden naam te zijn, zullen 'er anders over oordeelen : En , voor zoo verre deze laatften zouden meenen, dat hij , alvorens dus zijn ontflag te vraagen, zijne Grieven bij de toenmaalige Reprefentanten van Holland had behooren voor te dragen, zullen zij zekerlijk van die gedagten herkomen, wanneer zij flegts het Bericht van Curateuren lezen en de fchilderije befchouwen , die aldaar van den geest wordt opgehangen , waar door  N5.XII. het gedrag der curateuren enz. a$f door in dien tijd de meest invloed hebbende Leden derzelve Reprefentanten ten zijnen opzigte werden gedreeven. Geen berouw, wegens 't verlies van eene zeer matiglijk' befoldigde Post, was zijne beweeg-reden tot het beklag, 't welk hij bij 't Provinciaal-Beftuur gedaan heeft: Op zijne jaaren, in zijne omftandigheden, en met zijne denkenswijze, konde hij zig dat gemis getroosten: Zulks weeten zi j, die hem kennen : En , dat geen belangzugt zijn drijfveer geweest zij, in zijn aanhouden op reparatie zijner Grieven, hiervan zijn geen bevoegder Getuigen dan de Leden der Commisfie van \ Provinciaal'Beftuur , die hem per* fooneel gehoord, en , wat aangaat voordeel met rust verzeld, hem de aanneemlijkfte vooruirzigten hebben doen befchouwen. Van niemand minder dan van een Man, die des Ondergetekendens gedragingen toen van nabij had kunnen gadeftaan, konde hij dergelijke aantijgingen van een te laat gekomen berouw verwagten : De Leden der Commisfie zijn oog- en oor - getuigen geweest, dat hij het aanbod van onderwijs zonder Trablement gedaan heeft, hangende den tijd dat het onmogelijk fcheen hem te herftellen , veel liever dan geduurende dien tijd een Penftoen , zonder dienst te doen, aan te nemen. De Leden van den Academifchen Senaat weeten allen , dat het hunne iaftantie'n en die der brave Academifche jeugd alleen waren, die hem bewogen eenigen tijd af te wag- ten,  *3-8 stukken, betreffende N°. XIL ten , of het Curateuren behagen zoude , ten minften eenigzints, van hunne fletrisfante behandeling te rug te komen: Zij weten, dat het alleen de tergiverfatie van Curateuren in het beantwoorden der pogingen van den Senaat geweest is, die den Ondergetekenden genoodzaakt heeft, zijne algehêele demisfie te nemen , liever dan met fchande en oneer zijne Lesfen te hervatten. Geen herftel in zijne Post. maar herftel in zijne eer, herftel van gedaan ongelijk, is zijn primair hoofd - doel t Volgt daaruit natuurlijk herftel in eene Post, die hij meent met genoegen voor anderen , zoo wel als voor zig zelve, bekleed te hebben, dit is fleo-ts de confequentie der rechtvaerdigheid, die hij van 't Provinciaal-Beftuur heeft durven hoopen; eene hoop, waarin hij zig tot nog toe niet heeft zien te leur ftellen, en die hij, door uwe billijke medewerking, ge-eerde medeburgers! vastlijk vertrouwt, volkomen vervuld te zien. Die hoop, dat vertrouwen, maakten zijne aanmoediging uit, niet juist om als Profesfor herfield te worden ; (een zodanig beroep is van dien aart, dat het aan 't publicq Gezag niet meer onverfchillig behoort te zijn, of een gefchikt en beproefd Perfoon 't zelve bekleede, dan aan dien Perfoon, of hij zijn leven ten nutte der Zamenleeving op eene voor hem aangenaame wijze befteede;) maar om opentlijk, en voor 't oog der geheele rechtvaerdige Natie. de hem verfchuldigde juftitie te bekomen, 't zij zulkr  N°.XII. het gedrag der curateurjen enz. 339 zulks dan mogte zijn bij wege van een politicq onderzoek , 't zij door den ordinaris weg van Juftitie , mits maar alvorens zeker ware , " dat aan „ hen, die hem aldus mishandeld, en in zijne „ eer door injurieufe imputatiën gekrenkt had„ den, niet zoude vrijltaan, zig agter hunne pu„ hlieke qualiteit te yerfchuilen, om de wettige „ genoeg - doening te ontduiken. " In de daad , in een Land waar Recht en Wetten niet verbannen waren, zoude het de fchreeuwendfte hardheid geweest zijn, dat een eerlijk en onbefproken Man, in zijne tederfte betrekking aangetast, noch bij wege van politicque dispofitie , noch door middelen van Rechte, reparatie zoude kunnen erlangen van calumniën,waar onder men voor een tijd hem had weten te onderdrukken. De Staaten van Holland weigerden zelfs wel-eer den weg van Juftitie niet aan éénen donellus, dien men wist, uit hoofde van zijne verlland-houding met Leicester, den Staat en Vrijheid van den Lande een vijandig hart toe te dragen: Want het is volftrekt abufif , " dat de Staaten zig „ nimmer onmiddelijk met de Academie bemoeid, „ maar de Profesforen aan 't arbitrair goedvinden „ van Curateuren zouden overgelaten hebben. " In 't geval van den Ondergetekenden, waar men den naam der Provifioneele Reprefentanten zeiven heeft doen tusfchenkomen, is zodanig eene allegatie nog te meer onpas. En, waarlijk, dan zouden 'er geen vrijmagtiger Heer en dan Curateuren, dan zou-  £4© stukken, betreffende N°. XIIi zouden 'er geen afhanglijker wezens dan Profesforen der Leydfche Univerfiteit in ons geheel Vaderland gevonden worden , indien het waar mogt zijn , dat Curateuren met hen, met hunne posten, met hunne befoldingen, met hun aanzien, met hunne eer en goeden naam, naar goedvinden en willekeur mogten handelen , zonder dat 'er ergens voor Profesforen, noch bij 't hoogfte Gezag, noch bij de Rechtbanken, genoegdoening van ongelijk te bekomen ware. In den perfoon van den Ondergetekenden is der Univerfiteit zelve de grootfte hoon toegebragt, waarvan hij voor haar en voor zijne Amptgenooten , niet minder dan voor zig zelve, zodanig herftel durft verwagten, waar uit bij de gantfche waereld blijke , dat, zoo ooit, nu althans, bij de herftelde Vrijheid van 't Vaderland , zonder aanzien van perfoon, naar gronden van waare Gelijkheid , juftitie wedervaart aan hem , die gerechtigd is juftitie [te reclameeren : En in dit aangenaam vooruitzicht zal de Ondergetekende deze zijne Memorie befluiten. leyden den 27. February 1787. JOHAN LUZAC. N°.XIiI.  N°. XIII. a. het gedrag der curateuren enz, 241 N° XIII. a. Het provinciaal-committê van holland, Aan Het provinciaal - bestuur van holland. mede-burgers! II et heeft Ulieden behaagd, bij uw Decreet van den 29. December des vorigen jaars, aan ons te demandeeren het nader onderzoek van de zoo belangrijke zake^der Remotie van Mr. johan luzac, en wel in dezer voege , " dat wij van Cu» „ rateuren van Hollands Hooge-School te Leyden zouden moeten requireeren, en Curateuren bin„ nen veertien dagen, na die requificie , aan ons „ moeten bezorgen, die precife Poincten van Ac„ cufatie, waarop zij gemeend hebben tot de Re„ motie van Mr. johan luzac, als Profesfor in „ de Vaderlandfche Hiforie , volgens hunne Re„ folutie , in dato 8. February 1796. te kunnen „ befluiten, " en wijders, *« dat wij die Poincten „ zouden moeten ftellen in handen van Mr. johan „ luzac, ten einde zijne plenaire defenfie binnen Q 1, veer-  a 4 2 , stükkmy betreffende N9.XIII. a. „ veertien dagen daar na, in gefchrifc, bij ons in „ te leveren, ten einde ons in ftaat te ftellen, om „ bij de eerfte ordinaire Bijeenkomst uwer Verga„ dering , ja de maand Maart, met overlegging „ van alle de in onze handen gekomene Stukken, ., uwer Vergadering te dienen van Advis, of 'er „ al of niet termen gevonden worden, om Mr. jo„ han luzac, als,Profesfor in de Vaderlandfche Hi„ fiorie te Leyden, te herftellen, en als Profesfor „ in de Griekfche Taaie weder te admitteeren. " In voldoening aan dezen uwen gerefpecteerden last, hebben wij alaanftondsCurateurenaangefchreven, om ons, binnen veertien dagen, te bezorgen die precife Poinct-en van Accufatie, waar op zij gemeend hebben hunne Refolutie van 8. February 1796. te kunnen neemen. Edoch met geen ander fucces, dan dat wij, in .antwoord op deze onze Aanfchrijving, op den 31. January van gemelde Curateuren omringen eenen Brief, in dato 30. van Louwmaand, behelzende , „ dat zij volharden met in geene nadere befchul„ diging en verhooring of onderzoek van de zaak „ van Mr. jo,han luzac te kunnen treden, en „ zulks om redenen, vervat in hunnen Brief, aan „ Uwlieder Vergadering door hun gefchreven, in „ dato 4. January laatstleden. " Wij hebben gemeend , ter gelegenheid der ex* traordinaire bijeenkomst uwer Vergadering, op den 6. February laatstleden , dezen Brief te moeten brcn-  N° XIII. a. het gedrag der curateuren enz. ;a4£ brengen ter uwer kennisfe, te gelijk met een inmiddels ontfangen Request.van Mr, j. luzac,Waarbij hij.zegt, " niet, dan te veel grond te hebben „ om te vermoeden , dat :Curateuren , door verr „ dere dilayen, zijne zaak Zouden kunnen en wil„ len fleepende houden ,. tot dat veelligt, bij ex„ piratie der aanfielling- of vernieuwing 'van het „ Provinciaal- Beftuur , -de jegenswoordige Ver„ gadering over hunne gedragingen, ten opzichte „ van hem Ondergetekenden , niet meer zoude „ kunnen oordeelen en. beflisfen : Weshalven hij „ verzogt, dat de termijn van veertien dagen, aan „ Curateuren gepraefigeerd, verflreeken en door hen „ aan de requifitie niet voldaan zijnde , zij, naar „ gronden van rechten, van de faculteit, hen bij „ de Refolutie van 29. December toegeüaan, om „ als nog C na het vrugteloos verloop van een half ,, jaar) hunne Poincten van Befchuldiging over te „ geven, werden verklaard te zijn vervallen, en „ hij, bij tijdige communicatie der overige Stuk„ ken , in gemelde Decreet gementioneerdin „ ftaat gefield, den hem geftelden termijn te ob„ ferveeren, ten einde de wel - meening der Vergade„ ring van het Provinciaal-Beftuur door gezogte di„ layen niet werd gefrustreerd en elufoir gemaakt." En wij verzogten op die beide Stukken uw nader goedvinden te verneemen, welk goedvinden ons dan ook is gebleefcen in uwe Refolutie ten zelveil dnge genomen, en houdende in fubflantie, " düt, Q 2 t) bij  «44 stukken, betreffende N°. XIII.a. „ bij verdere weigering van Curateuren, uwe Re„ folutie van 29. December 1796'. haar effect., „ ten opzichte van Mr. johan luzac, voor „ zooverre hem betrof, moest forteeren." Ingevolge hier van hebben wij dan ook, zoo dra mogelijk, de nodige, en bij uw Decreet van 29. December gementióneerde Stukken, aan voornoemden Mr. johan luzac afgevaardigd, met Aanfchrijving, «< om ons daar op, binnen veertien ,, dagen, zijne plenaire defenfie toe te zenden;" aan welke Aanfchrijving ook door hem punctueelijk is voldaan geworden, door eene Memorie, bij ons op den 28. der jongstleden maand ingekomen; en het is, na naauwkeurige overweeging van gemelde Memorie, als mede van alle de Stukken ter dezer materie dienende, dat wij, als nu ter zaake tredende , de eer hebben het volgende voor te dragen: Dat de beantwoording der gewigtige Vrage, door Ulieden aan ons voorgefteld, *' of'er, naam„ lijk, al of niet, termen gevonden worden, om „ Mr. johan luzac, als Profesfor in de Vader„ landfche Hiforie te Leyden, te herftellen, en „ als Profesfor in de Griekfche Taaie weder te ad,, mitteeren," alleen kan en moet gegrond worden op een naauwkeurig onderzoek, " i°. op wel- ke gronden de Remotie zelve gefchied zij, en „ 20. in hoe verre de demisfie door Mr. johan „ luzac zeiven, als Profesfor in de Griekfche „ Taal gegeven , met die Remotie in verband „ ftaa,  N°. XIII. a. het gedrag der curateuren enz. 245 „ ftaa, en uit welk een oogpunt zij eigenUjk kun,, nen en moeten befchouwd worden." Om nu, in de eerfte plaats, ons tot het eer ■ e Poiuct te bepalen, zal het niet ondienftig zijn U met een kort woord te herinneren, welke eigenlijk de aanvang en verdere loop dezer zaake geweest zij. In het laatst van den jaare 1795, komt bij de toenmaalige Staaten - Generaal , van wegen den Mir nister der Euitenlandfche zaaken te Parys, eene Klagte in tegen zeker Articul van de Leydfche Franfche Courant. Dit Stuk, vergezeld van eene Misfive van onzen toenmaljgen Minifter blauw, werd door Hun Hoog-Mog gerenvoyeerd aan de Provifioneele Reprefentanten van Holland, ent door dezen wederom gefteld in handen van het Committé van Waakzaamheid, welk Committé bij deszelfs uitgebracht Rapport, boven en behalven de daar bij voorgeftelde voorzieninge jegens j. luzac, als Auteur der Leydfche Franfche Courant, goedr vind deze Voordracht te doen: " Of j. luzac, „ in zijne qualiteit als Profesfor aan 's Lands Uni„ verfiteit te Leyden, niet zoude behoren te wor„ den geremoveerd, uit hoofde dat hij, als Re* „ dacleur van de Franfche Leydfche Courant^ „ fteeds blijken gegeven had van zijne Arillocra: „ tifche denkwijze, als mede vaq zjjne pogingen; „ om de Franfche Revolutie, en di^s ook de onze^ „ benevens alles, wat tot een Republikeinfche Re^ *, gerings-form betrekking heeft, in een haatlijlk, Q 3 n  246 stukken, betreffend' N°.XIII. a: daglicht te ftellen, en met zwarte couleuren af te „ maaien,welke fentimenten allezins in eenHoog„ lceraar , aan wien inzonderheid het doceeren in „ de Vaderlandfche Gefchiedenis is toevertrouwd, „ van de allernadeeligfte gevolgen zouden zijn, door „ den invloed,welken zodanige Perfoon op de ge'„ moederen van de ftudeerende Jeugd moet geacht „ worden te hebben. " Hierop volgt een Decreet der Provifioneele Reprefentanten , waarbij aan Curateuren wordt gerenvoyeerd de zoo evengemelde Voordracht van het Committé van Waakzaamheid , omme dezelve in zodanige Confideratie te neemen, "alszij ter bevor„ dering van het welzijn van gemelde Univerfiteit „ zouden oordeelen te behooren;" en het is uit krachte van dezen Jaft, dat gemelde Curateuren in hunne Vergadering van den 3. February 1796. een Befluit nemen, niet alleen « om j. luzac, als Pro„ fesfor in de Vaderlandfche Gefchiedenisfe\ te „ ontflaan , met vermindering van vier - honderd „ Guldens in zijn Appoinclement, maar ook daar„■ enboven denzelven ernftig te vermaanen en te „ beveelen, om , in het onderwijzen van de „ Griekfche Taal en Oudheid , zich zorgvuldig te „ onthouden van alle) ftaatkundige aanmerkingen, „ noch zig eenige uitdrukkingen te veroorlooven , „ welke de Jongelingfchap tegens de thans erkende „ en aangenomene gronden van Vrijheid en Ge„ lijkheid zouden kunnen voori'nneemen ; " van welk  N°.XIÏLa.' het gedrag der curateuren enz. 24? welk hun Befluit zij Curateuren op den 17. February ter Vergadering dèr provifioneele Reprefentanten kennis gaven, niet dien gevolge dat het zelve aldaar ten zei ven dage werd goedgekeurd. Inmiddels had niet Profesfor luzac van deze zijne Remotie en verdere omftandigheden, bij ge* ruchte, kennisfe gekregen , of hij fchorfte dadelijk zijne Lesfen in de Griekfche Tale op , terwijl aan den anderen kant de Academifche Senaat, en de Bloem der Studeerende Jeugd, bij herhaalde bezendingen, den geremoveerden niet alleen hunne hartelijke deelneming kwamen betuigen , en hem tot het hervatten van zijn onderwijs poogden over te halen ; maar ook beiden door de krachdgfie inftantiën bij Curateuren deszelfs herftelling trachteden te bewerken; edoch met geen ander gevolg, dan dat men het ter hand ftellen der Refolutie van Remotie aan j. luzac eenige dagen opfchorfte, en voorts alle de gedaane aanzoeken, ook zelfs de Misfive en opgevolgde mondelinge voordracht, bij Deputatie van den Senaat, geheel onbeantwoord liet. In dezen ftaat der zaaken nu meende luzac niet langer te mogen ftilzitcen ; weshaiven hij, eenige 'dagen na den ontfangst der legaale kennisfe van zij-, ne ontzetting , het befluit nam, aan Curateuren deswegens zijne Grieven fchriftelijk voor te dragen, en wel bijzonderlijk hun daarbij te verklaaren, „ dat het hem, uit krachte der aangedaane fletris„ fure, zoo wel als van de zoo vernederende ea Q 4 »» ou«  *48 stukken, betreffende N'. XIII. a." „ onuitvoerlijke voorwaarde, hem ten aanzien zij„ ner Profesfie in de Griekfche Taal voorgefchre„ ven, als Man van Eer, onmogelijk was in die „ Profesfie te continueeren ; neen , maar dat hij „ zig genoodzaakt voelde op dien grond , zijne „ algehêele post als Hoogleeraar neder te leg■>■> gen i " welke Misfive dan ook eindelijk gevolgd werd van eene Refolutie van Curateuren, om Zig dit nederleggen te.laten welgevallen, en dus luzac als Profesfor in de Griekfche Tale en Oudheid ontflagen te houden ; eene Refolutie , van welke, offchoon op den 20. Maart genomen, echter niet dan drie maanden laater aan luzac werd kennis gegeven. Ziet daar, burgers! U den loop dezer zake in derzelver gewigtigfte bijzonderheden, zoo als zij bij de onderfcheidene Stukken zijn voorgedragen, en daar uit nader kunnen geverifieerd worden, fuccinclelijk ter herinnering voorgefield. Zonder nu bij alle de omfiandigheden, daar in vermeld, afzonderlijk te willen ftil ftaan, merken wij alleen aan, dat 'er in deze voordracht, ten aanzien der Remotie, (want van de pretenfe vrijwillige demisfie van de Griekfche Profesfie zullen wij in de tweede plaats fpreeken) zich voornamentlijk deze twee groote poincten ter overweeging opdoen; te weeten: 1. Dat de Remotie van Mr. j. luzac is geweest een geheel eigen werk van Curateuren, en geenzints een ftellige last van de Provifioneele Repre-  N'.XIII.a. het gedrag der curateuren enz 249 prefentanten: 2. Dat de Remotie is gefchied zonder aan luzac eenige communicatie van de Befchuldiging ten zijnen laste te doen, veel min denzelven in zijne defenfie te horen. Het zij ons vergund op beide deze gewigtige poincten een ogenblik met onze nadere overweeging ftille te ftaan. „ ï.De Remotie van Mr. johan luzac is „ geweest een geheel eigen werk van Curateuren, „ en geenzints een ftellige last der Provifioneele „ Reprefentanten." In de daad, wanneer men alleen wilde raadplegen met het geen door de Curateuren, zoo bij hun Bericht als anderzints, ter dezer zake is aangevoerd , dan zoude het kunnen fchijnen, als of zij Curateuren in dezen geheel lijdelijk geweest waren, en niets meer of minder gedaan hadden dan den manifesten wil der Provifioneele Reprefentanten op te volgen, zonder daar in anderzints dan als Gemagtigden werkzaam geweest te zijn. Het tegendeel intusfehen is uit den loop van het gebeurde voor ieder blijkbaar. Immers , hoe zeer het niet te ontkennen zij, dat dooihetCommitté van Waakzaamheid, bij deszelfs Rapport, een dadelijk Voorftel tot Remotie van luzac was gedaan, is het niet te min zeker, dat dat Voorftel door de Provifioneele Reprefentanten niet in een Befluit is geconverteerd, neen maar bij Refolutie van 8. January gefield in handen van Curateuren , " om daar op te dienen van ConfiJeraQ 5 » tiën  35° stukken, betreffende N°.XIII.A. „ tiën en Advies; " en wordt ook, ha dat Curateuren omtrent de waare intentie der Refolutie eenige elucidatie verzogt hadden, bijzonderlijk om te weeten, " of hun Advies gerequireerd was, ,, om naderhand door de Vergadering der Repre„ jent'anten zelve ie worden gedisponeerd, dan wel „ om naar den aart der zake zelve de delibera„ tiën te kunnen voortzetten en eindigen, " op dit hun verzoek, bij interpretatie, nader gedecreteerd , "de Voordracht van het Committé aan Cu„ rateuren te renvoyeeren, ten einde zij deze zaak ,, in zodanige confederatie zouden nemen, als zij „ ter bevordering van het welzijn der Univerfiteit „ zouden oordeelen te behooren. " De behandeling der zake werd dus geheel aan Curateuren overgelaten , en alles, wat ten dezen door hun gefchied is, komt ook geheel ter hunner'verantwoording; t geen nog te kragtigèr 'daar uit-blijkt, dat aan het flot van het zoo ëVengemelde intërpreraroir Decreet niet meer gevorderd wordt hun Advies, maar een Rapport van hun verrichte, zónder eenig voorfchrift, wat of hoedanig dit verrichte behoorde te zijn : Weshalven 'er dan oök geen de minde grond voor Curateuren overblijve, om hun bedrijf in dezen te doen voorkomen als geheel én alleen gegrond op eenigen ftelligen last, en zig alzo onder het gezag der Provifioneele Reprefentanten te verfchuilen, ook zelfs niet, offchoon die Reprefentanten naderhand het verrichte hebben goedgekeurd,  NVXIII. a. het gedrag der curateuren enz. i$t keurd , gelijk wij' zoo aanlronds bij onze Bedenkingen op het tweede poinét, waartoe wij thans overgaan, meteen woord, zullen aandringen. Betreffende het tweede poinct, dat, namelijk, Mr. y. luzac in zijne defenfie niet is gehoord, ja zelfs nimmer communicatie van eenige Befchuldiging tot zijnen laste op eene legaale wijze gehad heeft, om zich daar jegens, indien hij meende dit te kunnen doen, behoorlijk te dcfendeeren, merkt het Committé quod ad faclum aan , dat-hetzelve niet'fchijnt tègengëfproken te kunnen worden , of liever dat het, agtervolgens de Mislive van Curateuren aan het Provinciaal -Beftuur, in dato 3. December , als in confes/b gefield kan worden. Wijders , quod ad jus, kan men ook niet wel in twijffel trekken den regel, bij 't Rapport der perfoneele Commisfie van 29. December 1796. reeds ingeroepen, dat niemand onVerhoórd mag veroordeeld worden. Dit, in thefi, te willen adltrueeren, zoude zekerlijk overbodig zijn. En dus moet men, onzes bedunkens, erkennen, dat in de Refolutie van Curateuren een radicaal vitium reïideert , 't welk door eene opgevolgde approbatie van de Provifioneele Reprefentanten niet weggenomen heeft kunnen worden, eensdeels, om dat de Provifioneele Reprefentanten niet mogen gepraefumeerd worden de zaak met eenige andere wettige intentie aan Curateuren te hebben kunnen renvoyeeren,'dan om die behoorlijk te onderzoeken, en na  65* "stukken, betreffende . N°.XIII.a. nagedaan onderzoek te disponeeren; anderdeels, om dat dezelve Reprefentanten noch in 't vermogen , noch in de gewoonte waren om zelve anders te handelen, ofte om iemand door eenige nadeelige Refolutie , ongehoord, en buiten eenig voorafgegaan onderzoek , mitsgaders gedaan Rapport, te graveeren ; gelijk dan ook in de zaak van den Predikant Swaving te Oudewater, (zoo als bij 't Rapport der perfoneele Commisfie reeds aangemerkt is) zulks is gebleeken, en de Refolutie der Provifioneele Reprefentanten ingetrokken is , uit hoofde dat voorn. Predikant nimmer tot zijne verdediging was toegelaten: Maar in hypothefl, en in het voor handen zijnde geval, wordt dat zelfde radicaal viiium nog fterker, om dat de Befchuldiging beftond in een fait, waar van, voor eerst, de qualificatie onzeker en niets minder dan uitgemaakt was, en om dat , in de tweede plaats, dit fait wederom berustte op een ander fait, waarvan althans (indien de Befchuldiging op zig zelve relevant was) het adveu uit den eigen mond of uit de eigene penne van den Befchuldigden noodzaaklijk was, eer men hem konde condemneeren. Het fait, waar van het Committé vermeent, dat dc qualificatie onzeker en niets minder dan uitgemaakt was, is Arifocratie, Ariflocratifche gevoelens, eene Ariflocratifche denkwijze. Nu kan het Committé niet ontveinzen , dat dit eene befchuldiging is, waarvan de qualificatie of de  N°. XIII. a. het gedrag der curateuren enz. \$% de eigentlijke bepaling zeer moeilijk is, en althans geene zodanige fchuld medebrengt, die buiten bijkomende ophelderingen of nauwkeuriger daad-zaaken genoegzaam is. Edoch, al hadde diebefchuldigingvan^/-//?^^tifche fentimenten de nodige qualificatie, dan nog rustte zij zelve al wederom blootelijk op een fait, namelijk, dat luzac is geweest: i. de Redacteur der Leydfche Franfche Courant', 2. dat hij zulks is geweest zedert lang; 3. fpeciaal van dat gedeelte, waar in de ongunftige fchilderijen zijn , van welken bij de Refolutie van Curateuren wordt gefproken. Maar over dit fundamenteele fait althans, waar op alles berust, had de Befchuldigde gehoord behoren te worden, of hij hetzelve erkende; en zulks niet alleen, of hij de culpabiliteit van zodanige voordracht, zonder eenige verfchooning, erkende, maar wel fpeciaal, en in de eerfte plaats, over de drie poincten, zoo even gementioneerd, die louter facit zijn en hadden behoren geconftateerd te worden. Hoe kon men anders zeggen zulks legaal te weeten, zoo als Curateuren pofeeren? Is 'er eenige andere legaliteit, dan het adveu van den Befchuldigden, zoo lang 'er geen fchrifte* lijk bewijs tegens hem voorhanden is ? Ondertusfchen berust hier 't geheel bewijs op zekere ouverture, door den Broeder van Mr. jo» han luzac gegeven: Maar, voor eerst, was tot heden zulk eene mondelinge opgave van een Broe»  &54 stukken, betreffende . N°. XIII. a. Broeder geen legaal bewijs tegens zijnen Broeder: «2. Ontkent Mr. johan luzac, dat zijn Broeder zulks zoo algemeen heeft gezegd, als door het Committé van Waakzaamheids opgegeven: 3.Ontkent hij het fait zelve , op die wijze en in die uitge* ftrektheid,als 't voorfz. Committé van Waakzaamheid die mondelinge opgave heefc voorgedragen. Het Committé Provinciaal zal in deze bijzonderheden niet treden, dan voor zoo verre daar uit confteert, dat het onverhoord veröordeelen van Mr. johan luzac met zig medebrengt een radicaal defecl, 't welk de geheele handelwijs tegens hem vitieert , en 't welk ondertusfchen Curateuren, niettegenftaande tot vier herhaalde reizen hen de gelegenheid daar toe door deze Vergadering en 't Provintiaal Committé gegeven - is, geweigerd hebben te remedieeren, vooronderfteld zijnde dat zulks door eene fpecifique opgave van faiten hen was mogelijk geweest. Hier uit refulteert al verders, dat men zig vrugteloos beroept daar op , dat tegens hem flegts eene politicque Dispofitie genomen is , waar toe geen Rechterlijk onderzoek vereischt wordt; maar dan althans wordt 'er tot eene politicque Dispofitie een Politicq onderzoek vereischt; een onderzoek, dat niemand zal ontkennen, ten minften te moeten gaan over de gegrondheid of waarheid van het misdadig fait, zoo al niet over deszelfs qualificatie en graad van culpabiliteit. Had-  N°. XIII. a. het gedrag der curateuren enz. 255 * Hadden Curateuren onnodig geoordeeld te onderzoeken, of in de daad in de Leydfche Franfche Courant, haat lij ke , - dat is, berispelijke en onwaare voordrachten , nopens de Franfche of onze Revolutie, gedaan waren, dan ten minften had' den ze, door. hem te hooren, moeten onderzoeken ,j " ,of hij bepaaldelijk erkende, Auteur van „ die voordrachten te zijn; " 't geen hij ondertusfchen zegt te kunnen ontkennen, offchoon hij anderzints geene reden voor zig vinde, om die zelfde voordrachten te desavoueeren : Of zal men ftaande houden, dat niet alleen omtrent de qualificatie der delicten, maar ook omtrent hunne realiteit, dat is, omtrent de waarheid van 't geïmputeerde fait , eene zedelijke overtuiging genoegzaam is, die in het gemoed befiaat van hem, die denpoliticquen maatregel neemt? Het is niet te denken noch te hoopen , dat deze ftelregel,die 'tgrootfte grondbeginfel van'tSchrikbewind in Vrankryk heeft uitgemaakt, immer tot ftaving der Bataaffche Revolutie, ten verderve der Natie, zal aangenomen worden. Eindelijk moet het Committé, ten refpecte van ditpoinct, 'er nog bijvoegen, dat', voor zoo veel het Committé kan nagaan, nimmer tot de jongfte Revolutie toe, eenige dispofitie tegens een Profesfor aan de Leydfche Univerfiteit, zelfs niet ten overftaan der toenmalige Souveraine Vergadering, of door derzelver Commisfarisfen, genomen is, zon-  i$6 stukken, betreffende N°. XIII. a; zonder hem te hooren. Zulks heeft inzonderheid in de zoo ongelukkige jaaren van 1618. en 1619. plaats gehad, zoo ten opzichte der dadelijk afgeftelde Profesforen , als der anderen, die eenige onaangenaamheden ondergaan moesten : Dit had plaats bij deremotie van den Profesfor abraham heydanus: Dit had plaats in 't zeer recente geval van den Profesfor bavius voorda. En het Committé is van oordeel, dat niemand, die de eer eener Revolutie, tot herftel der Vrijheid ftrekkende, ter harte neemt, gaarne zien zoude, dat dezelve kennelijk ware en bleeve aan eene juist tegenovergeftelde handelwijze van 't geen plaats gehad heeft zelfs in tijden, die men, te recht, als ongelukkig voor 's Lands Vrijheid geweest zijnde, gewoon is te befchouwen. Dit, medeburgers! achten wij 'genoeg ten aanzien der twee groote ftraks door ons opgegeven Poinéten, uit welken en hetgeen daar over is gezegd, naar ons oordeel, genoegzaam gebleeken is; " i°. Dat Curateuren verkeerdelijk de gedaane re,, motie doen voorkomen als een bedrijf der Pro„ vifioneele Reprefentanten, ten minften als eene „ daad, regtftreeks op het gezag van dezen ver„ richt, en dus even verkeerdelijk daar op hunne „ eigene onverantwoordelijkheid, zoo wel als de „ wettigheid en validiteit derzelve remotie, trach„ ten te grondvesten: a°. Dat die remotie quoad „ formam laboreert aan een radicaal vitium, we- » gens  N'.XIII.a. het gedrag der curateuren enz. 257 „ gens het niet toelaten van Mr johan luzac, „ ter behoorlijke defenfie, bijzonderlijk daar hec „ in meer dan één opzicht aan kwam op fatten, „ van welker waarheid niet dan uit deszelfs eigen • „ adveu naar behooren konde confteeren." Het wordt tijd de zaak thans van eenen anderen kant te befehouwen, en dezelve, na tot hier toe flegts het oog gevestigd te hebben op de form, als nu ook quoad materiam in overweging te nemen, dat is, te onderzoeken, " op welke gron„ den de Remotie van Profesfor luzac door Cu,, rateuren gefchied zij. Wij ontmoeten die gronden beknoptelijk en als in éénen adem voorgedragen bij de Refolutie van 8«j February 1796. zoo als die te vinden is, in de Bijlagen achter de eerfte Memorie van luzac , fub N°. 1, en wij zullen, om in dezen aan derzelver kracht niets te kort te doen, de geheele voordrage daar van woordelijk alhier laten voigen. „ Curateuren , overwegende , hoe zij zedert „ lang met het uiterfte ongenoegen hebben opge„ merkt de Ariflocratifche gevoelens, en derFran- fche en Bataaffche Revolutie ongunftige denk„ wijze, in de Franfche Leydfche Courant door,, ftraalende, en hoe zij nu door de beide voorge„ melde Decreeten van de Prövifloneele Reprefen„ tanten des Volks van Holland ontwijffelbaar zijn ,, onderricht, aan den eenen kant, dat gemelde „ johannes luzac was de Autheur van deR „ zelve  258 stukken, betreffende N°.XIII.a. ,„ zelve Courant, en aan den anderen kant, dat het „ gevaar, dat daar in voor de goede zaak des Va„ derlands mogt gelegen zijn, dat hij luzac de „ Hifioria Patriae aan 's Land Hooge-School „ bleef doceeren, een voorwerp mede heeft op„ geleverd voor de zorg der Vergadering van Hol„ land zelve : Overwegende alzoo de gronden , „ waarop het Committé van Algemeene Waak„ zaamheid gebouwd is, hoe in de daad van den „ leertrant aan 's Lands Hooge-School , bijzon» der in het vak der Vaderlandfche Gefchiedenis, „ voor de Academifche Jeugd zeer veel afhangt, „ ten aanzien van derzelver aanltaande beöordee,, ling en waarneming van 's Lands tederfte belan„ gens: Overwegende , hoe zij Curateuren, al „ aanftonds na de zoo gunftige ommekeer van za„ ken, zig ten dezen tot eenige bekende voorzie„ ningen verpligt gevonden hebben : Overwe„ gende, hoe zij de denk - en leerwijze der Hoog„ leeraaren, welke aan hun opzicht is toever.,, trouwd, nog des te meer hebben moeten ter „ harte nemen in een tijd, waar in ons Gemeene.„ best van alle kanten belaagd wordt: Overwegen.„ de eindelijk, hoe de. Profesfor johan nes lu« „ zac zig dan ook des te meer aan de algemeene, 3, en aan hunne bijzondere opmerking heeft bloot „ gefield, en hoe bijzonderlijk de voortduring zij„ ner Profesfie in de Vaderlandfche Hiflorie fchadelijk zoude zijn. " „ Zoc  N°.XIII.a. het gedrag der curateuren enz. „ Zoo hebben welgem. Curateuren over 's Lands „ Univerfitek, na rijp overleg , goedgevonden den voorgemelden j,o hannes luzac te ont„ flaan als Profesfor Pliforiae Patriae, gelijk „ dezelve daar van ontflagen wordt mits dezen, „ en wijders denzelven ernftig te vermaanen en aan ,y, te beveelen, gelijk dezelve vermaand en aanbe„ volen wordt bij dezen, om in het onderwijzen „ van de Griekfche Taal en Oudheid zig zorgvul„ dig van alle Staatkundige aanmerkingen te ont„ houden , noch zig eenige uitdrukkingen te ver„ oorloven , welke de Jongelingfchap, waarop het „ Nagedacht haar hoop gevestigd heeft , tegens „ de thans erkende en aangenomen gronden van „ Vrijheid en. Gelijkheid zouden kunnen voorin„ neemen, of hen buiten ftaat ftellen dezelve na„ derhand bevoorderlijk te zijn ; met verklaring „ dat het Curateuren welgemeld onaangenaam zou „ zijn, om, wanneer hij Profesfor luzac deze „ hunne welmeening in 't vervolg niet naau-wkeu„ rig in agt nam , tot meer beflisfende Beiluiten „ te moeten overgaan, en van zijne bekende kun» „ de, tot welzijn van de Univerfiteit, niet meer „ al dat nut te kunnen trekken, dat zij'er billijk van verwagten. „ Nog hebben Curateuren het Tractement van „ den voornoemden Profesfor luz ac , \ welk „ voor beide zijne Profesfiën gefield was op twee„ duizend Guldens , thans voor zijne Profesfie Ra „ Grae*  a 6b stukken, betreffende N°. XIII. a, „ Graecae Linguae verminderd en bepaald op ., zestien- honderd Guldens, aanvang nemende op ,, heden. '* Veele en verfchillende bedenkingen doen zig hier als om ftrijd voor den geest des opraerkzamen befchouwers op edoch het Committé zoude meenen zijne taak verre te buiten te gaan, indien hetzelve gemelde Refolutie van ftuk tot ftuk wilde vergelijken met de Grieven, door Mr. johan luzac daar tegens ingebragt, en de remarques daar op door hem gemaakt, zonder dat aan de zijde van Curateuren flegts ééne derzei ven zij beantwoord ge.* worden. Het zal genoeg zijn, uwe aandagt te bepalen tot de volgende zeer gewigtige aanmerkingen ; en wel in de eerfte plaats , dat de eigenlijke befchuldigingen, zoo als zij bij de hier boven aangehaalde pasfage voorkomen, zijn geheel vague, en alleen beftaande in woorden, en onbepaalde asfertiën. Immers wat zijn toch de Ariflocratifche gevoelens, welke hier de plaats van misdaad moeten bekleeden? Is het denkbeeld, aan het woord Arifocratie te hechten, genoegzaam zeker bepaald, om, op krachte dier bekende qualificatie, ten allen tijde veilig te beflisfen, waar zij al, en waar zij niet, gevonden worde; of is niet veel - eer dat zelfde zoo vaak misbruikte, en van zijne oorfpronglijke betekenis zoo zeer verbasterde woord, van zulk eene wisfelvallige, van zulk eene verfchillende beduidenisfe, dat men, bijzonderlijk in deze da-  N°. XIII. a het gedrag der curateuren enz. 261 dagen, bij deszelfs onderfcheiden gebruik, naauweJijks de waare bedoeling, waar mede het gebezigd wordt, anders kunne of durve bepalen dan uit den geest des Spreekers, en overeenkomftig dezen te befluiten, of men 'er de hoogst-fchadelijke beginfels van eigenbaatige, trotfche, vermogende , heerschzugtige Volksverachters en Voorftanders eener met recht gehaate Familie Regeering door te verflaan hebbe, dan wel de rechtfchapene denkwijze der onverfchrokkene Handhavers van Orde, Recht en Wetten. 't Is waar, Curateuren hebben getracht het onbepaalde en onzekere des woords Arifocratie eenigzints te verminderen, door 'er, in navolging van het Committé van Waakzaamheid, hij re voegen , eene der FranJ'che en Bataaffche Revolutie ongunfige denkwijze: Doch wat zegt ook hier wederom eene ongunfige denkwijze ? Is ook deze uitdrukking niet even vague , even onbefemd en onzeker, als de andere? Wat verftaat men door de Franfche Revolutie? Binnen welk tijdvak wordt die door Curateuren befloten ? en tot welke gebeurtenisfen wordt ze uitgeflrekt? En wat is hier eene der Bataaffche Revolutie ongunfige denkwijze? Is dit de geheele Bataaffche Revolutie en de Affchafhng van het Stadhouderlijk bewind, ofwel eenigen der modificatiën van die Revolutie, in haaren aanvang of voortgang ? Eene tweede en niet min gevvigtige aanmerH 3 king  »62 stukken, betreffende N°. XIII.a. king is deze : Dat de pretenfe befchuldiging van Arifocratie y zoo als zij door Curateuren werd aangevoerd , om te gelden tegen luzac als Profesfor, alleenlijk is eene gevolgtrekking uit het geen hem ten laste gelegd is, als Reda&eur der Leydfche Franfche Courant; en, ten dezen opzichte, is aan het Committé voorgekomen, zeer relevant te Wezen, 't geen door meer- gemelden luzac bij zijne tweede Memorie op dit poin<5t is ternedergefteld ; weshalven 't Committé vermeent der waarheid fchuldig te zijn,dit gedeelte zijner defenfie alhier geheel over te neemen. Dus luiden op dit fujet zijne (zoo ons voorkomt) zeer gegronde remarques. ,, Het valt in't oog, dat de voordragt, door het „ Committé van Waakzaamheid tot des Onder„ getekendens remotie, op den 8. January 1796. ,, gedaan, uitdrukkelijk inhoudt de vraag: " " Of „ „ hij (NB.) in zijne qualiteit als Profesfor „ niet zoude behooren te worden geremoveerd, „ „ uit hoofde (NB.) dat hij , als Redacteur ,, „ van de Leydfche Franfche Courant, fteeds „ „ blijken gegeven had van zijne Arifocrati„ „ j'che denkwijze , enz. " " Billijk ftaat een „ ieder verwonderd over dezen fingulieren zamen,, hang, of hij niet moest geremoveerd worden ,, als Profesfor , om dat hij naar hun begrip ,, misdeed als Redacteur ? Indien deze laatfte „ qualiteit eenige onverbreekbaare betrekking had op de eerfte, zoo dat het een noodzaakelijk » ge-  N°. XIIT. a. het gedragder curateuren enz. 063 „ gevolg was, dat zijne fchuld in de laatfte quali„ teit tevens zijne fchuld in de eerfte noodzakelijk „ met zig bragt , dan zoude- die vreemde vraag „ eenigzins fteê kunnen houden: Als een Hoog-. „ Leeraar in de Godgeleerdheid gevaarlijke gevoe„ lens als Predikant op den Kanfel bragt, dan zou- . „ de men, ten tijde der onrustige jaloersheid op. „ de rechtzinnige leer, hebben kunnen vraagen , „ of een Profesfor in deze zijne qualiteit niet be„ hoorde van de Univerfiteit geweerd te worden , „ om dat hij als Predikant fteeds blijken van on„ rechtzinnigheid gaf' ? Maar in welk noodzake„ lijk verband ftond doch de Leydfche Franfche „ Courant met de Profesfiën in de Griekfche Tale „ en Vaderlandj'che Gefchiedenis ? Had men ten „ minften de vraag aldus niet behooren voor te „ ftellen? Of johan luzac in zijne qualiteit „ als Profesfor aan de Univerfiteit niet zoude be„ hooren te worden geremoveerd, uit hoofde dat „ hij, in die post, dezelfde Ariftocratifche ge„ voelens leeraarde en voor ftond, waar van hij. „ als Reda&eur van de Franfche Leydfche Cou„ rant fteeds blijken had gegeven ? In zulk eene „ voordragt- (de waarheid of relevance der aantij„ ging in 't midden gelaten ) was ten minften eeni„ ge fchijn van reden en juistheid geweest. Nu „ integendeel komt de vraag eenvoudig hier op „ neder : Of men zig van 't publijcq gezag niet moest bedienen , om johan luzac in zijne R 4 »  £04 stukken, betreffende N°.XIII.A. „ publijcque Post te firaffen over iets, waar in hij „ als Particulier en in zijn privé had mishaagd? „ Dit voetfpoor, 't welk in alle tijden gefcheenen „ zoude hebben, door misbruik van magt, regel„ regt op geweld uit te Ioopen, maar 't geen vooral ,, onder eene vrije Volks-Regeering, en na de af„ gekondigde Rechten van den Mensch en Bur„ ger, als zodanig befchouwd moest worden , „ wordt ondertusfchen bij de Refolutie van Cura„ teuren ingeflagen : En de vooronderftelling van „ de geoorloofdheid dier handelwijze wordt voorts „ met redenen bekleed, waar van flraks eenigzints ,ii nader zal gehandeld worden. Voor als nog de„ zelve niet aanroerende , betuigt de Onder°-ete„ kende eerbiedig in 't gevoelen te Haan, dat, „ zoo dra hij aan zijne verplichtingen bij de Uni„ verfiteit voldeed; zoo lang hij zijne Profesfiën met nut en naarftiglijk waarnam; zoo lang men „ hem niet met grond konde te laste leggen, dat „ hij zig als Profesfor eenigzints te buiten ging, of Hellingen leerde, die men te recht gevaarlijk „ oordeelde met den ftaat van den Lande, dat zoo r> hng OOK hem, even min door de Reprefentan„ ten van V Folk van Holland, als door Curateuren, „• de effeden van 't mutueel Engagement, \ welk „ hij met den Lande had aangegaan, en aan zijne „ zijde volledig presteerde , afgenomen , of het „ door hem ongefchonden bilateraal Contract ver„ broken mogt worden. Als Redafteur der Leyd-. „ fche  N°. XIII. a. het gedrag der curateuren enz. 265 „ fche Franfche Courant (gefield hij ware zulks ,, geweest) had hij met Curateuren niets ge„ meens: Hij was hen deswegens, zoo min als van eenig ander zijner particuliere daaden , verant„ woording verfchuldigd; zij kenden, zij mogten „ in hem niets anders als den Profesfor befchou„ wen; en, zoo lang hen niet gebleken was, dat „ hij als Profesfor iets ftfijdigs tegen zijn pligt „ gedaan had, ftond het hen in geenen deele vrij, „ hem in die qualiteit, waar in een van henfchreef, „ dat hij niets als lof verdiende, te removeeren. „ Dit zelfs ('t zij met eerbied gezegd) was niet „ geoorloofd aan de Vergadering met de Souve„ raine Volks-magt bekleed, om dat geen Souve„ rain, 't zij Volk, 't zij Monarch, de Rechten van „ den Mensch en Burger mag ter zijde ftellen. ,, Had johan lu?ac niets als Profesfor mis„ daan, dan' konde hij door hen in die qualiteit „ met het verlies van zijne Post en van een gedeelte „ zijner Jaarwedde niet gemulcteerd worden : Had „ hij als Redacteur der Leydfche Franfche Cou,, rant misdreven , dan was hij ftraf baar niet als „ Profesfor, maar als Particulier; dan was de Ju- ftitie aanwezig ; dan flonden de Rechtbanken „ open : Dan konde men tegens hem als Redac„ teurpolitiquement disponeeren, indien men oor„ deelde, dat dit met de Vrijheid, inzonderheid „ met de geproclameerde Vrijheid der Drukpers, „ beftaanbaar was; Of liever men had reeds pollti* R 5 »  s6"6 stukken, betreffende N°.XIII.a. „ quement gedisponeerd: Maar dit was niet ge„ noeg; en, na dat de Ondergetekende volftandig „ geweigerd had, wat hem betrof, zig aan die „ wederrechtelijke politique dispofitie te gedragen, „ moest 't geen hem als Particulier niet had kun„ nen benadeelen , jegens hem , als Profesfor, „ t'huis gebragt worden. " De derde en in het voor handen zijnde geval meest ftringeerende aanmerking, waar op het Committé uwe aandagt moet bepaalen, is deze : " Dat „ Mr. johan luzac, gelijk ook reeds bij het „ Rapport uwer Perfoneele Commisfie is aange„ drongen, de Poincten van befchuldiging, in zoo,, danig daglicht, als die zijn voorgedragen, en ten „ dien effecte dat hij daarom zoude mogen gedimi„ teerd geworden zijn , ten fterkfien vermeend te „ mogen ontken tien ! Wat zeggen wij , ontken,, nen ? dat hij Curateuren opentlijk en bij herhaa- ling heeft geprovoceerd, om uit eenige zijner „ Schriften, de Leydfche Franfche Courant zei„ ve üiet uitgezonderd, eene enkelde pasfage bij „ te brengen , welke zoude kunnen dienen ter ,, ftaving zijner pretenfe Arifocratifche en der „, Franfche of Bataaffche Revolutie ongunfiige ge,, voelcns, in dien zin , dat daar uit zelfs het min„ fte gevaar voor de belangen der goede zaak , in ., het vormen der aan hem toevertrouwde Jeugd, op eenigen grond te dugten zij. " En waarlijk déze provocatie wordt hier te meer van klem, wanneer  N°. X1II.a. het gedrag der curateuren enz. iuist deze Brie|, indien al de daar uit getrokkene li bijzonderheid van zoo een decifoir belang mogte „ gerekend worden, voorzeker niet anders kan be„ fchouvvd worden, dan als te behoren tot die za„ ken, van welken ik wel expresfelijk bij mijne „ eerfte Memorie gezegd hebbe, om der delicatesfe „ Wille, geene nadere opening te kunnen geven dan ,, aan eene vertrouwelijke Commifie, en onder het „ zegel der geheimhouding, gelijk ik dan ook, in„ dien zulks door die Commisfie rechtftreeks tot V beflisfing nodig geoordeeld ware, geene zwarig„ heid zoude gemaakt hebben, daar toe genoodv. drwgen, en hoe fmertelijk het mij dan ook, uit „ hoof-  N°, XIV. b. het gedrag der curateurem enz. 2 81 „ hoofde det naauwfte betrekkingen ', geweest „ ware, dat fait, waar toe nu juist voorfz. bewijs „ fchijnt gerequireerd te worden, op eene andere „ wijze te ftaaven. „ Op dien voet van officieele fecretesfe , maar „ ook op dien voet alleen, meene ik (desnoods) „ tot de begeerde vifie te kunnen en te mogen be„ fluiten, terwijl ik intusfchen , ter weering van „ alle ongunlïige vermoedens, den oorfpronglijken „ Brief zelve , onder geflotene Couvert, bereids „ in handen van den Prefident dezer Vergadering „ gedeponeerd hebbe , ten einde daar door, ten „ minften voorlopig, van deszelfs daadlijke exi„ ftentie te doen confteeren. " „ Eene verdere openbaar-making, gelijk ik die „ nimmer gebuteerd heb en ook mij vleije , dat „ dezelve nimmer van uwe zijde verder kan of zal „ begeerd worden, zoude in mijn oog te veel den „ fchijn hebben, als of ik de delicatesfe, aan het „ characler van een braaf Man eigen, had gefehon„ den , dan dat ik niet veel liever zoude afzien van „ alle kragt van defenfie , welke zoude mogen.ge„ rekend worden in deze allegatie gelegen te zijn , „ ja zelfs mijne algehêele zaak, indien zij, tegens „ verwagting , daarvan mogte af hanglijk gemaakt „ worden, aan deze gevoelens , die mij, zoo niet „ volftrekt plichtmatig, immers betaamlijk en mij,, ner denkens-wijze pasfende voorkomen, opöffe„ ren, te gelijk met alle die hope , welke uwe S $ » be'  a8a «tukken, betreffende N'.XIV.b. „ bekende billijkheid en rechcvaerdigheid mij reeds „ had ingeboezemd, om mij, door tusfchenkomst „ uwer Vergadering , in mijne zoo gevoeliglijk, „ maar zoo onverdiend , aangerande en gefchon„ dene eer en reputatie herfteld te zien. " „ Het is met dpze betuiging dat mij tekene, Uwen getrouwen en heilwenfchenden Mede - Burger, •leyden johan luzac. den 15. Maart 1 7 9 7- zeer - geacht medeburger en vriend ! „ De Misfive enz. De Minifter der buitenland„ fche zaken te Parys heeft wel geklaagd uit naam van het Diretloire over de Franfche Leydfche „ Courant; doch daar is van dien kant niet ge„ vergd geworden, dat den Profesfor jan luzac ,, uit zijn Po.st zoude gedimitteerd worden, enz. " „ Eene geheele andere zaak zoude zijn het di„ mitteeren uit den Post van Profesfor, daar in „ deze betrekking den Burger j. luzac niets als „ roem verdient. Zijn meesten fchuld in het ander ,, geval is ook maar eene verfchillendheid in poli„ rieken inzigt, het geen aan niemand kan kwa„ lijk genomen worden, zoo lang als het tot het „ fpeculative blijft, enz. " „ Ia-  N°.XIV.b. het gedrag dercurateuren enz. 2H3 „ Indien den Profesfor luzac, dus maar op» „ houdt om Redacteur te zijn van de Franfche „ Leydfche Courant, hoop ik, darde Univerfiteit „ nog lange de vrugten van zijne voortreffelijke be-„ kwaamheden zal genieten, enz, ■1 et „ Deze Brief enz. 's hage den i a. January 1796. Accordeert, voor zoo veel V ge-extraheerde aangaat, met zekeren Brief, gefchreven met de kennelijke hand van eenen der nog levende Curateuren van V Lands Univerfiteit alhier, mij onder gefchreven Notaris, te leyden refideerende, ge-exhibeerd* Huyden den 15. Maart 1797. p. benezet, Nois. Pltbl, Waar op, gedelibereerd zijnde , is goedgevonden en verftaan , " geen genoegen te nemen met „ het overgezondene Extract, en mitsdien den „ Prefident dezer Vergadering te qualificeeren , „ om aan de perfoneele Commisfie, welke in deze „ zaak is benoemd geweest, de door den Burger „ luzac onder geflotene Couvert overgezonde„ ne, en onder hem Prefident gedeponeerde, Mis„ five in questie te overhandigen, met qüaiifièa„ tie en last op gemelde Commisfie, om dezelve „ Misfive te openen en te examineeren , en aan de „ Ver-  484 «tukken, betreffende ■ N°. XIV. b. „ Vergadering op te geven, of dezelve met de aan„ gehaalde pasfage, in de Memorie van den gemel„ den luzac voorkomende , overeenfiemt , en „ hoe dezelve pasfage met het overige dier Misfive „ in verband ftaat; mitsgaders om, des nodig oor„ deelende, de geheele Misfive, voorzoo veel deze „ zaak betreft, met uitlaating der namen, aan deze „ Vergadering te communicecren. " En zal Extract dezes aan den Burger Forften, als eerst-benoemden, worden gegeven tot informa. tie en naricht. De Burgers Hartevelt, Hoitsma en Vermaat, hebben doen noteeren, tot dit Decreet niet te hebben geconcurreerd. N°.XV. Nader Advis van d. van aken, Hendrz. in de zaak van den Pro- 1 fesfor johan luzac, uitgebragt in de Vergadering van het provinciaal-bestuur van holland, 22. Maart 1797. medeburgers! Toen ik, op den 29.December des vorigen jaars, mijn Advis uitbragt in de zaak van den Profesfor luzac, kwam mij het wederrechtelijke zijner Re- mo-  W.XV. het gedrag der curateuren enz. a8y motie reeds zoo klaar voor, dat ik toen al op de, in het zelve gelegde , gronden veilig meende te mogen concludeeren, om dezelve te ftellen buiten effect, en deze zaak alzo wederom te brengen in zijn geheel. Hét behaagde Ulieden echter, om, conform het Advis van eene Perfoneele Commisfie , waarmede ik mij ook wel heb kunnen conformeeren, aan het Committé - Provinciaal in dezente demandeeren een nader onderzoek, en wel in dezer voege: " Dat het zelve van Curateuren „ van Hollands Hooge- School te Leyden zoude „ moeten requireeren, om binnen veertien dagen over te leveren de precife Poinblen van befchul„ diging tegen den voorn. Profesfor, om dezelven „ te ftellen in zijne handen , ten einde , binnen , veertien dagen daarna , zijne plenaire defenfie daartegen in gefchrifte te doen, alles ten einde „ om in de tegenwoordige Vergadering Ulieden „ te dienen van advies , of 'er al of niet termen „ gevonden worden , om hem, als Profesfor in de „ Vaderlandfche Hiflorie, aan 's Lands Hooge„ School te Leyden, te herftellen , en als Profes,, for in de Griekfche Tale weder te admitteeren. " En, toen het ter gelegenheid van onze jongstgehoudene bnitengewoone Vergadering gebleken was, dat Curateuren, op eene wijze, die gantsch niet overëenkomfiig is met de egards, die zij, in deze hunne betrekking, aan Uwlieder Decreeten verfchuldigd zijn, bleven volharden in de weigering,  &S6 stukken, betreffende N*°. XV. ring, om die preeife Poinclen van Accufatie optegeven,, vond Gijlieden alverder goed, hierop, henevens op de, ten zeiven tijde ter uwer kennisfe gebragte, Requeste van den Profesfor luzac, refolveerende, te verklaaren: " Dat, bij verdere „ weigering van Curateuren , uwe Refolutie van „ den 29. December des voorleden jaars haar ef„ fect, ten opzichte van Mr. j. luzac, voor „ zoo verre hem betrof, moest forteeren. " Ik heb gemeend, dit in- fubftantie aan Uwlieder aandacht te mogen: herinneren , om dat hier uit blijken kan, dat, hoe zeer Gijlieden, aan de eene zijde, niet faciel zijt geweest, om den voorn. Prolèsfor luzac in 't gelijk te willen ftellen, Gijlieden echter, aan den anderen kant, U het onderzoek van .deszelfs zaak , overeenkomftig Uwlieder plicht, ten ernftigften hebt aangetrokken, ten dien effecie, dat hier door, als ik mij zoo eens mag uitdrukken , de verplichting, om eenmaal over dezelve cordatelijk uitj'praak te doen, in die zelfde evenredigheid is vermeerderd geworden. Dat belangrijk iijdjiip , medeburgers.' is thands aan de order van den dag! Geene politique inzichten, geene believing van perfoonen , geene laffe vreeze zal op dezelve eenigen invloed mogen hebben, willen wij de zuiverheid van ons geweten bewaren voor Hem, die de geheimfte drijfveeren yan onze daaden, met een alziend oog, gade Haat. Met deze gevoelens bezield, heb ik de Befchul, 1 di-  N°. XV. het gedrag der curateuren enz. 287 digingen tegen den Profesfor luzac, en zijne Defenfie, ter voldoening aan Uwlieder welbehagen aan het Committé ■ Provinciaal toegezonden, mitsgaders de Confideratiën en het Advijs van hetzelve Committé, ten dezen aan Ulieden gefuppediteerd, nader onderzogt en geëxamineerd; met dat gevolg, dat het mij is voorgekomen, dat, hoe zeer alle de omilandigheden, welke tot de Remotie van den genoemden Profesfor aanleiding fchijnen gegeven te hebben, en daarmede vergezeld zijn geweest, wel zijn van dien aart, dat dezelve daar door .in ,een zeer ongunflig daglicht wordt gefield, men echter , om buiten alle verwarring en verbijstering van . denkbeelden te blijven, die omilandigheden zeer wel kan affcheiden van de hoofdzaak zelve , welke toch altoos eenvoudig hier op ter neder komt; ,, dat hij op vague en geheel en al in het wilde „ ter neder gefielde befchuldigingen, die met zijn „ Ampt als Profesfor niets gemeens hadden, zon„ der verhoor, veel min defenfie, en met verbre,, king van een mutueel Contract, en dus ten ee„ nenmaaie willekeurig, van zijn Post is ontzet: „ Door wie ? door een Collegie, 'twelk, over hem „ als Redacteur van de Franfche Leydfche Courant „ niets te zeggen hebbende, dus ook ten zijnen opzichte, in het voorhanden zijnde geval, was., ,, incompetent. " Wanneer men nu de zaak uit dit oogpunt befchouwt , gelijk ik verraeene dat behoort te ge- fchie-  »88 stukken, betreffende N°. XV. féhieden, en dan vervolgends in aanmerking neemt : i°. Dat Curateuren , niet hebbende willen voldoen aan Uwlieder Decreet, om eenige bepaalde befchuldigingen tegen den meergemelden Profesfor luzac op re geven, moeten vooronderfteld worden, 'ergeene te hebben, en dus daar toe niet in ftaat te zijn geweest: a°. Dat Gijlieden bij het nemen van Uwlieder Decreet van den 20. December des voorigen jaars , ingevolge van het welk Curateuren verpligt werden , de precife Poinclen van Accufatie optegeven, het reeds daar voor gehouden hebt, « dat de va„ gue en geheel en al onbepaalde befchuldigingen ,, ,, door het voormaalig Committé van Algemeene „ Waakzaamheid van Holland, tegen den Profes„ for luzac ingebragt, op zig zei ven ongenoeg„ zaam waren, om daar op zijne Remotie te fun„ deeren, " dewijls anderzints aan dat Decreet geen gezonde zin zou te hechten zijn : Waar uit dus eindelijk 30. Als van zelf voortvloeit, dat deze Vergadering, wil zij zig zelve gelijk blijven , het zij met allen eerbied gezegd, niets anders kan doen, dan eenen Man in zijne eer en waardigheid te herftellen, die, gelijk het althands nu completelijk van agteren blijkt, op geene andere, dan op vague befchuldigingen , en dat zonder eenig verhoor of defenfie , en dus volftrekt willekeurig , in de eene gefchonden, en van de andere ontzet is geworden. E«  n". xv. hst gedrag der curateurs* enz. a8$ En dit zal dan nu zoo veel te meer haare pligc pligt zijn, daar de gemelde Profesfor luzac, na eerst in deszelfs Juftificatoire Memoire alle deze vague befchuldigingen en onbepaalde as/ér tiën in derzelver waar daglicht te hebben geplaatst, zig vervolgends van dezelven , ten overvloede , vrijpleit, op eene wijze, die , in alle opzichten , aan ieder onbevooroordeeld onderzoeker niet anders kan zijn voorgekomen, als te zijn volkomen relevant, gelijk dit, in de Confideratiën van het Provinciaal - Committé, zoo voldingend is hetflögd geworden, dat het ten eenemaale overbodig zou zijn , hier eenig verder of ander argument bij te voegen. Ik verklaar dus, wat mij betreft, uit volkomene overtuiging, mij geheel en al te conformeeren met het, in dezen uitgebragt, Advies van van het Committé-Provinciaal. n°.xvl ; , Extract utt de gedrukte decreeten der Vergadering van het provinciaal-bestuur van holland. Den 20. Maart 1797. Aan de orde van den dag zijnde het Advis van het Provinciaal-Committé, op de zeer ample Memorie van Mr. johan luzac, den 10. dezer ter Vergadering ingekomen, betreklijk deszelfs remo-  ace» stukken, betrefende ..- , N*. XVI. tje alaProfesfor in de Vaderlandfche Hiflorie, volgens Refolutie van Curateuren van Hollands Hooge - School te Leyden van den 8. February 1796. enz. En in achting genomen zijnde, " dat de Remo„ tie van gem. Mr. johan luzac, zoo quoad „ formam, door hem niet toe te laaten tot eenig „ verhoor of eenige defenfie, hoegenaamd, zelfs „ niet over de fait en tot grond daar van gelegd , en die gedeeltelijk door hem ontkend worden, „ als, quoad materiam , door het vague , onbe„ ftemde , onbewézenej* irrelevante , en geheel „ arbitraire der Befchuldiging zelve , . in allen op„ zigte laboreen aan radicale gebreken; —- dat -„ ditvirieufe, ook zelfs in gevalle eener zoo ge„ noemde politique, Dispofitie ., in volle kragt „ blijft Hand houden, en door geene approbatoire „ Refolutie der Hoogst - geconfiif ueerde-Magt kan „ worden weg-genomen , maar die Remotie uit „ eigenen aart doet zijn nul en wederrechtelijk ;— „ dat zodanige arbitraire en wederrechtelijke han- delwijze allezints aanloopt tegens die Rechten „ van den Mensch en Burger, welken, gelijk zij „ zijn, en in alle tijden de grondllagen behooren „ te wezen van alle Beftuur, zoo ook door de „ Provifioneele Reprefentanten zeiven tot regels „ van hun gedrag openlijk zijn aangenomen ; — „ dat op deze gronden niet alleen termen gevon„ den worden , om Mr. j. luzac, als Profesfor „ in de Vaderlandfche Hiflorie aan 's Lands Hoo- » ge-  N°.XVI. het gedrag der curateuren enz. nat ge-School, te herftellen , maar ook dat die her„ ftelling, hoe eer, hoe liever, dadelijk behoorc „ te gefchieden : >— Mitsgaders dat de dimisfie, „ door voorn. Mr. j. luzac zelve, als Profes„ for in de Griekfche Tale, verzogt en genomen, ,, zoo wegens de fletrisfure, hem wederrechtelijk „ aangedaan , als wegens de hoonende, bezwaa. „ rende.,. en.onuitvoerlijke voorwaarden, waar„ mede het behoud dier Profesfie bij de Refolutie „ van Remotie verbonden Was , niet anders kan „ befchouwd worden dan te zijn een notoir gevolg „ dier Remotie,. en alzo jmet het in ftand blijven „ of vernietigen van deze te moeten kracht heb„ ben of niet : '* ~ Is dienvolgende goedgevonden en. verfiaan f* de „ gem. dimisfie van den Burger j, luzac, als Pro„ fesfor in de Vaderlandfche Hiflorie, te confi„ dereeren als niet gedaan , en meergenoemden „ Mr. j. luzac als zodanig , gelijk mede als „ Profesfor in de Griekfche Tale, wederom te ad„ mitteeren, in dier voegen als of hij nimmer van „ die Profesfiën ontzet pf ontflagen was geweest." En zal hiervan Extraift worden gegeven aan voorn. Mr. j. luzac, als mede aan Curateuren van 's Lands Hooge - Schoole te Leyden, tot hun naricht. De Burgers Catenhts , Hartevelt, Vermaat, van Marle , Slotemaker , Losberg , Gunst, van Royen, Meybeek , Ten Noever, van der Jogt, T a Hoitti  2p2 stukken, betreffende ' N°. XVI. Hoitsma , Koeremans , Uylenburg , Fortman -y Rogge, Reyne, en Goldberg, hebben tot het voorn! Decreet niet geconcurreerd. N°.XVII.a. Extract uit de gedrukte decreeten van 't {vernieuwd\ provinciaal - bestuur van holland. vrydag den 24. Maart 1797. VJntfangen eene Misfive van Curateuren over Hollands Hooge-School te Leyden, in dato 23. dezer, relanf het Decreet van het Provinciaal-Bejluur, ten opzichte van de herilelling van Mr. j. luzac, als Profesfor in de Vaderlandfche Gefchiedenis en Griekfche Taal genomen; zijnde gem. Misfive hierna volgende geïnfereerd. Curateuren over Hollands Hooge-School aan het provinciaal-bestuur van hetzelve Gewest. medeburgers! « "Wij hebben ontfangen hetExtraét uit uwe De„ creeten van den ae. Maart laatstleden , waarbij j> het U behaagd Mr. johan luzac, als Pro» fesfor in de Vaderlandfche Gefchiedenis en Griek»- fche Taal, te herftellen. ï „ In-  N°.XVII.a. het gedrag der curateuren enz. 393 „ Indien wij het Beftuur van 's Lands Ho< ge„ School — hadden in een Land, alwaar blind» „ gehoorzaamheid de eerfte pligt was, dan zou* „ den wij werkloos kunnen blijven, bij het De„ creet dat ons tot informatie is toegezonden; „ maar, door de Provifioneele Reprefentanten en „ door het Provinciaal - Bef uur van Holland, „ benoemd ter verzorging van Hollands Hooge„ School, zouden wij onzen pligt verzaaken, in„ dien wij dit ftilzwijgende lieten voorbijgaan. „ Wij hebben fteeds gehandeld, 200 als wij mee„ nen dat onze pligt van ons vordert, en de be„ wustheid daar van zal ons altijd eene genoegzaa. „ me belooning zijn. " „ Zoo lang wij in onze Posten blijven, zoo lang „ zijn wij verpligt jaloersch te zijn op het geen „ naar ons inzien het welzijn van Hollands Hooge„ School vordert ; en dan mogen wij niet ftilzwij„ gend aanzien , dat ons de benoeming der Profes* „ foren wordt ontnomen, of dezelve ons opgedron* „ gen. Nooit hebben de Staaten van Holland', „ noch te voren, noch in het geval van den Bur„ ger voorda verklaard, dat Curateuren geen „ Profesfor mogten afzetten. Wij zijn niet voor„ nemens een willekeurig gebruik van onze magt „ te maken; maar wij kunnen niet ftilzwijgende „ aanzien, dat een Man werde herfteld, van wien „ wij overtuigd zijn, dat hij de Jeugd verkeerde „ begrippen zal inboezemen. T 3 » Dit  394 stukken, betreffende N". XVIL a. „ Dit hebben wij met eene Republicainfche rond„ borfighèid U willen voordragen ; en zullen met „ een gerust geweten èen uitflag der nadere over„ wegingen uwer Vergadering afwagten. " Heil en Broederfchap ! Gefchreven in leyden den 23. Maart 1797. het derde Jaar der Bataaffche Vrijheid. Op bevel van Curateuren. (getekend) tacobus de fremert. Waarop , gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en veritaan, " de voorfz. Misfive, benevens „ alle de Stukken ter dezer zaak ingekomen , en „ de Decreeten daarin genomen, bij Extract dezes „ te ftellen in handen van de Burgers Chandon, „ Verhell, en van derjagt, om al hetzelve na„ der te examineer en, en te dienen van Confide„ ratiën en Advis; wordende inmiddels het effect „ van 't Decreet van den. 20. dezer gehouden voor „ gefurcheérd; waarvan aan Curateuren voornoemd, „ als mede aan Mr. j. luzac, bij Extract dezes,' „ zouder refumtie zal worden kennis gegeven. " De Burgers Forfen, Calkoen, Temminck, Vollenhoven , Meints , van Oosterwyk Bruin , Peelen, Bojè, Verhell, Klompenhouwer, Gildemeester, van Zwyndrecht, van der Kun, Spyker, van Halmael, van Hoogfraten , van Kempen , Bbomhuis, Geelvinck, Mol, Schryver, enlVetz* Ier, hebben doen noteeren, tot dit Decreet niet te hebben geconcurreerd. N°.XVII. b.  jf», XVII n.' ft* ^M3% AfCiniiCTM» m»2. *S>5 Extract uit' df gedrukte d ecreeten van V provinciaal- bestuur van holland-. maandag den ^. April 1797. Wijders is, vermits dc benoeming van de Burgers Chandon en van Zwyndrecht, tot Leden van het Provinciaal'Committé, en welke benoeming door dezelve Burgers is geaccepteerd, goedgevonden in derzelver plaats, rot de perfoneele Commisfie in de zaak van Mr. j. luzac, te benoemen den Burger Nolet, en in die over de verkiezing van Wel geboren-Mannen van Delfland, den Burger Wetzler. ^ N°.XVII.c. Reque*t van Mr. johan luzac, gcprefenteerd den 4. April 170?. Aan het provinciaal -bestuur over holland. Geeft reverenrelijk te kennen johan luzac, woonende teLeyden : Dat hij Ondergetekende, Woensdag den 22. Maart laatstleden, ontfangen hebbende de Refolutie van 't Provinciaal -Beftuur van Holland, bij deszelfs tóen afgelopene Zitting genomen , in dato 20. T 4 Maart  ■ *9ó *tük!CEN, betreffende N°.XVII.c. Maart bevorens, waarbij hij volledig herfteld werd in zijne Posten aan 's Lands Univerfiteit bekleed, en tegens de Refolutie van Curateuren derzelver Univerfiteit, in dato 8. February i?96. in integrum werd gereftitueerd, even of die nimmer ware in de waereld geweest, naauwlijks door den Academifchen Senaat wederom in zijne vorige Waardigheid, op Donderdag den 33. Maart, verwelkomd was, en de heropening zijner Lesfen, om aaa den op nieuw betoonden ijver en genegenheid der Academifche Jeugd te beantwoorden , naauwlijks t-gens den volgenden Maandag had aangekondigd, of hij ontving Vrijdag den 24. Maart, des avonds reeds laat, eene Refolutie, door deze toen vernieuwde Vergadering in haare eerfie Zittingen, den zelfden dag, zonder refumtie genomen, waarbij, op zeker Request of Misfive door of van wegens voorn. Curateuren aan dezelve Vergadering ingezonden , het effect der evengem. pas uit gevoerde Refolutie van 20. Maart werd gefurcheerd: Dat, hoe zeer de Ondergetekende de te-leur-Helling der Academifche Jeugd, op die wijze wederom in haare ftudiën gefiremd en in haaren loffelijken ijver gefluit, van gantfcher hart beklage, hij nogthans verre af is, om gemelde jongfte Refolutie als een praejudicie voor hem aan te zien, dewijl hem naar gronden van Rechten volkomen kennelijk is, „ dat eene politicque Uitfpraak, door eene Ver„ gadering, die met de uitoeffening der hoogfte Magt  N°.XVII.c het gedrag der curateuren enz. ,, Magt bekleed is, met volledige kennisse „ van zaken, na rijp onderzoek, en in de „ volkomenste form geflagen en uitgefpro„ ken, even min door die zelfde Vergadering of „ derzelver Succesfeuren in officio vernietigd of in„ getrokken kan worden, als het in de magt van „ een Rechter is, die in plaats van den Souverain „ ofte vice facrd in rechterlijke zaaken recht „ fpreekt, om deszelfs Gewijsde, eenmaal na „ volkomene inftruétie der zaak, en in de wettige „ form, geflagen en uitgefproken, te veranderen, „ te corrigeeren, of in te trekken : " Dat uit beiden, 't zij de Uitfpraak tusfchen Partijen politicq, »c zij ze judicieel zij, een jus quaeftum geboren wordt, 't welk, aan den belang - hebbenden eenmaal door de Souveraine of hoogfte Politicque of Rechterlijke Magt gegeven, hem (mits de form van procedeeren wettig en niet, zoo als bij de Refolutie der Provifioneele Reprefentanten van 17. February 1796. plaats had, bij gebrek van eenig onderzoek,ofte anderzints, geheel informeel zij geweest) door die zelfde Souveraine ofte hoogfte Magt niet weder afgenomen kan worden, eensdeels om dat niemand van een wei-verkregen recht, buiten zijne fchuld of misdaad , zelfs niet door den Souverain of hoogfte Magt beroofd mag worden , anderdeels om dat, indien het eenen individueelen of moreelen Souverain of hoogfte Magt geöorlofd was zijne ofte haare Uitfpraaken, in cauffd contraT g dl-  ao8 s tukkEN, lstreftv.de N°. XVII. c. diclorid, naar de wettige form geflagen, ite verdndere'n of /); trekken , 'er ras een einde aan alle Burgerlijke zekerheid zijn zoude, en eene Wel-geregelde Régeering weldra in wanorde en onregelmatigheid zoude verkeeren: Dat, op deze gronden volkomen gerust én verzekerd, de Ondergetekende geenzints over Uwlie^ der Refolutie van Vrydag den 24. Maart zig beklaagt , wel wetende , dat het de intentie dezer Vergadering nimmer kan geweest 'zijn 'het recht-, 't welk hij dóór de Refolutie van 20. Maart bevarens verkregen cn door geérie posterieure daad verbeurd heeft , te verminderen , te verkorten', ofte ook ('c geen in een wel -geregelden Staat onder verbetering voor onmogelijk moet gehouden worden) hem't zelve weder af te neemen: Dat hij al mede zig verzekerd houdt, dat de middelen en pofitiven van de gein. Misfive van Curateuren hem of zijn goed herkregen recht in geenen deele raken, dewijl, indien- zulks ware, deze Vergadering, bewust dat Curateuren tot vier herhaalde reifen geweigerd of getergiverfeerd hebben, om in eenige discusfie der zaak bij 't Provinciaal- Bef uur te komen, dezelven daartoe nu pof feflum en geheel intempefif niet zoude toegelaten hebben , veel min zulks gedaan hebben, buiten eenig verhoor van den Ondergetekenden , en zonder die Misfive in zijne handen te ftellen : Edoch, daar het nogthans niet wel mogelijk fchijnt, dat 't zelve Request of Misfive  N°.XVII.c. het gedrag der curateuren enz. 299 five van Curateuren aan hem en zijne zaak geheel onverfchillig zij, te minder daar 't eerfte gevolg geweest is het efe& der Refolutie van uwe Praedecesfeuren, in dato 20. Maart, te doenJurchee* ren, heeft de Ondergetekende gemeend hier omtrent, en tot confervatie van zijn wel - verkregen recht, niet geheel lijdelijk te moeten zijn, neemaar deze Vergadering te moeten adieeren, met verzoek, gelijk hij doet bij dezen, dat het haar wel-behagen zij hem Copie van voorfz. Misfive van Curateuren te doen geworden , en hem te autorifeeren, om dezelve Copie ten zijnen redelijken koste tér Secretarije te doen ligten. V Welk doende, &c. (geteekend) johan luzac. W.XVII.d. Extract uit de gedrukte decreeten der Vergadering van hst provinciaal-bestuur van holland. Ben 4. April 1797. Is gelezen de Requeste van johan luzac, wonende te Leyden, om de daarbij geallegeerde redenen verzoekende " Copie der Misfive van Cura„ teuren van 's- Lands Univerfiteit den 24. Maarc „1. 1. ten zijnen opzichte ingekomen, met auto,, rifatie om dezelve Copie ten zijnen redelijken ,, koste ter Secretarije te doen ligten. Waar-  - 3oo stukken, betreffende N°.XVII.d. Waarop , na deliberatie , is goedgevonden het verzoek, bij de voorfz. Requeste gedaan, t e w ijzfn van de hand, en hier van Extract aan den Requeftrant tot zijn naricht te geeven. N°.XVIiI.a. Extract uit de gedrukte decreeten der Vergadering van het provinciaal-bestuur van holland. Ben 13. Mey 1797. Ontfangen eene Misfive van curateuren van Hollands Hooge-School binnen leyden, in dato 12. dezer, ftrekkende tot kennis geving van den, door Curateuren voornoemd, bepaalden dag, op den 27. dezer maand, aan den Burger huschke, tot het doen eener plechtige Redenvoering ter aanvaarding van den Post van Hoogleeraar in de Griekfche Taal en Oudheid, en in de Penningkunde , zijnde gem. Misfive hier na volgende geïnfereerd. Curateuren over Hollands Hooge-Schoole binnen leyden, aan het provinciaal-bestuur van holland, mede-burgers! „ Wij oordeelden het voor de Nederlandfche „ Jeugd aan onze Hooge-School hoogst • belang„ rijk in de Griekfche Taal en Oudheid, en in de „ Pen-  N°. XVIII. a. het gedrag <&**curateuren,£»2. 301 „ Penningkunde , een Man te beroepen , van „ wiens geleerdheid, en iever in zijn onderwijs, wij „ ons den gimftigften uitflag konden voorfpellen. " „ Het aanzoek, dat wij daar toe bij meer dan „ één voornaam Geleerden deeden , mislukte ; „ vooral om de onmatige eisfchen en voorwaar„ den, welken wij in dezen tijd voor den Lande „ niet zouden hebben kunnen verantwoorden : „ Beter flaagden onze handelingen bij een „ verftandig en geleerd Jongman , den Burger „ imman gottlieb HUscHKE,dien wij in het „ voorleden jaar tot gewoon Hoogleeraer in de „ bovengenoemde vakken beroepen hebben , en „ welke het als toen aangenomen heeft. Meer„ malen zijn wij door hem aangezogt en gedron„ gen, om hem eenen dag te bepaalen, op wel„ ken hij, door eene plechtige Redevoering, een „ aanvang zoude maken van zijn openbaar onder,, wijs aan deze Hooge-Schoole. Wij hebben niet „ langer kunnen nalaten aan zijne rechtmatige vor„ deringen te voldoen , en goedgevonden hem „ daar toe den 27. dezer maand Mey te bepaalen, „ waar van wij de eer hebben Uwlieden bij deze „ kennisfe te geven. " „ Het is nimmer gebruik geweest, dat Curateu„ ren over Hollands Hooge - School, aan Uwlie,, den, of uwe Voorgangeren, de Staaten van Hol„ landen West-Friesland, bericht gegeven heb„ ben vau de beroeping of in dienstftelling van 5> ee-  301 stukken, betreffende N°.XVIIÏ.a. ,, eenige Hoogleeraeren aan gem. Hooge - School: „ Doch wij hebben het in dit geval dienftig ge„ oordeeld , ren einde voor te komen eene o«„ gunflige uitlegging van onze handelwijze , „ even als wij in het minste zouden trachten „ voor uit te loopen, of hindernis toe te brengen „ aan eenige Befluiten , die uwe Vergadering „ in derzelver wijsheid in het vervolg zoude mo,, gen oordeelen te moeten nemen. " heil en broederschap.' Gefchreven in leyden den 12. Mey 1797. het derdejaar der Bataaffche Vrijheid Op bevel van Curateuren. (geteekend) jacobus ce fremery, Waarop , gedelibereerd zijnde , is goedgevonden en verdaan, "de voorfz. Misfive aan te nemeu voor „ Notificatie, zonder dat echter de Vergadering „ hier door gerekend wil worden eenige atteinte „ te zijn toegebragt aan het eventueel te nemen „ Decreet in de zaak van Mr. j. luzac. " , En zal Extract dezes aan Curateuren voorn, tot informatie worden gezonden. N°. XVIII. b. Extract uit de gedrukte decreeten der Vergadering van het provinciaal-bestuur van holland. Den 8. Juny 1797. D e Prefident heeft vervolgens gecommuniceerd, van  N4. XVIII. e. het gedrag der curateuren enz. 303 van den Burger.hahn, uit naam van Curateuren van Hollands Hooge-School te Leyden, kennis bekomen te, hebben, dat de, Burger huschke, beroepen Profesfor in de Griekfche Tale en Penningkunde re Leyden, door onpastijkheid verhinderd is geworden zijne Inaugurale Oratie op den vastgcftc.lden:dag te doen. Het welk is aangenomen voor Notificatie. N°.XIX. 1. Curateuren van Hollands hooge- School aan regtorc» senaat, mede-burgers! Indien de Senaat of deszelfs Leden met Mr. tohan luzac verkiezen zig als -Mede-Bejchuldigers van Curateuren op te doen, verklaaren wij ons daarover kikt: te zullen belgen, of iemand'er op te willen aanzien, om dat hij bejaagd het geen hij meent zijn recht of plicht te zijn. Dog , indien dit het oogmerk van Profesforen niet mogtzijn willen wij U niet onkundig laaten, dat ons thans verdere flappen (*), ten voordeele van dien Man gedaan, onaangenaam zouden zijn , . ".'.! i" , en (*) Alle de vorige Jlappen, zoo mondeling als ichriftelijk door Reftor en Senaat gedaan, niet minder dan die van het gantfche Ligchaam der fiudeerende Jeugd, waren aan de zijd» va»  304 stukken, betreffende, enz. N8.XIX. en bij ons de vrees kunnen doen oprijzen, als of uwe meerderheid mee hem in die denkwijze inftemde , om dewelke wij hem voor het onderwijs aan de Nederlandfche Jeugd in de Vaderlandfche Hiflorie min gefchikt geoordeeld hebben, of als of Gij tot die hoogte met hem ingenomen waart, als hij met zig zeiven is, dog als wij niet volkomen zijn, zonder dat wij hem gaven, ge feepen verftand, of goede hoedanigheden ooit willen ontkennen. heil en broederschap! leyden den 6. September 1796. het tweede jaar der Bataaffche Vrijheid. Op last van Curateuren voornoemd. (geteekend) jacobus de fremery. van Curateuren fteeds onbeantwoord gebleven, tot dat eindelijk deze Misfive, twee a drie maanden na haar datum, aan den Senaat wierd medegedeeld , in het tweede jaar der Bataaf' fche Vrijheid gefchreven, op een toon en in een ftijl, die, tot nu toe in ons Vaderland buiten voorbeeld en ongehoord, aan de Nakomelingfchap (zoo die hier alleen uit zoude moeten oordeelen) voorzeker zoude doen geloven, dat de Bataaffche Vrijheid in een Oestersch Despotismus heeft beftaan. EINDE.  ■Bij a. én j. honkpop, te leyden , werden on. der anderen de volgende Werken uit gegeeven. t. luzac Oratio pe socrate cive, publice habita die ai.Februarii i?9S- quumMagiftratuAcademico a- bijet. Probationes & Ainotationes de s o crate ac de republicaattica, praefertim dis- quisitio de epistatis aC proedris atheniensium & de socrate epista- te, ad calcem adjeclae reperiuntur, 4" maj. ,,.„ socraïes als burger lefchouwd , in eene , plechtige Redevoering, uitgefproken op den 21.February 1795. bij het nederleggen van 't Refto» raat der Hollandfche Univerfiteit, door den zeiven uit het Latijn vertaald, met bijvoeging van f eenige Aaamerkingen en Ophelderingen , bijzon¬ der eener korte Schets van 't Atheensch Staats^ BeJluur , en eener Verhandeling over de beteekenis en 'X gebruik van 't woord Ariftocratie, tot op onzen tijd, in gr. 8TO 2de Druk. „ Oratio deEruditione altrice Virtutis Civilis, prae¬ fertim in Civitate libera, 410 maj. -1 Redevoering, ten betooge dat de Geleerdheid de Voedfter is der Burger - Deugd , vooral in een Vrij • Gemeenebest. Uit het Latyn vertaald door J. de Kruyff, in gr. 8™. ■ Exercitationes Academicae , contincntes Obfervationes in Euripidis maxime Hippolytum & in loca Veterum, ,nraecipne quae funt de Viniiüa Divina, 8V* maj. 3. Partes. S. Gratama, Befchouwing van de huit-Iïjke Slavernij j der Romeinen, in gr. 8vo. Prof. C. H. Trotz, Verklaring van de Grondwetten der Verëenigde Nederlanden, in 4.™. Mi. G. Noest Algemeen Staatsrecht, gebruiklijk in tijdenvan Vrede en in den Oorlog, opgehelderd uit de reden, en het recht der Natuur en der Volken; toegepast op de voornaamfte Gebeurdtenisfen in de Oude en Nieuwe Hiftoriën te vinden, in 'i bijzonder op de Gefchiedenis der Verëenigde - Nederlanden , doormengd met veelerlei Staatkundige Aanmerkingen en Regelen, aangaande het Burger lijk-Beftuur, in gr. 4'°. Ver.  j Verhandeling over hit Verjland van de Ordonnantie op den Seifl van Procedeeren in Crimineelé Zaaken ; mitsgaders Aantekeningen , bij verfcheidene Artikelen van die Ordonnantie ; door b. voorda, voorheen Hoogleeraar in het Romeinfch 'g en Hedendaagfche Recht aan 's Lands Hooge-School te Leyden , in gr. Ato. met het Portrait van den Profesfor. — Een onontbeerlijk Werk voor. allen,. die binnen den Lande van Holland en West-Friesland aan deuitoeffe. mng van het Crimineel Rechtsgebied deel hebben, mitsgaders die Amptshalven met hetbeleiden en vervolgen van Recbtszaaken belast zijn; en waarin tevens een Schat van. Vaderlandfche Gefchied - en Rechtskunde te vinden is .—f getuigen de Schrijvers der Vaderlandfche. Letter- oefeningen in kun Maandwerk in het -jde Stuk voor 1793. Rechtsgeleerde Obfervatien over de Inleiding tot de Holland-' fcheRechtsgeleerdheid van h. De groot,en Antwoord op 30 Vragen uit hetzelve Werk , met eenige Brieven daar toe behoorende, door-Mn h. van wyn, Mr. j. v. B. linden, en andere voornaame Rechtsgeleerden, s deelen compleet, in gr. Oétavo. De nagelateneWerkenvanMr.pi et er «oh* vervattende allerhande Obfervatien, Advijfen in zaken van Confideratie, algemeene Gronden en Regulen van Rechten, generale Folitique Maximen enz* in Folio. ' «5. de pittaval kort Verhaal van de berugtfte en merkwaardigfte Gebeurdtenisfen in Rechtszaken, met derzelver Vonnisfen bij een gebragt, 2 Deelen compl. in 8vo. u. en z. huber over de Hedendaagfche Rechtsgeleerdheid, vijfde veel verbeterde Druk , vermeerderd met veele nieuwe gewijsde zaaken &c., in gr. ato. j. voorda Interpretationes Juris Romani, 8 vo. Editio nova. f* RyoERBOS Obfervationes Juris Romani, 8vo. maj. g. h. vak vryhopf Obfervationes Juris Civiliis, 8vo maj. ji. f a g e l de origine & ufu Juris Romani in Hollandia.— nee non j. g. v. d. hoop de neceiTario Romani Juris, & fubinde quoque Canonici Juris,inHollandia ftudio, 8vo. b. hutdecoper's Proeve van Taal- en Dichtkunde, tweede belangrijke Uitgave, met vermeerderingen van den Schrijver en eenige algemeene nuttige Aanteekeningen van wij. len f. van lelyveld en n. hinlopen, met uitvoerige Bladwij zers, waar in de woorden in hare bij. zonderebeteekenis worden opgegeeven, en dus dit Werk onontbeerlijk is, voor elk die genegen is in eene zuivere • Nederd. Taal te fchrijven en tefpreken, 4 d. compl. gr. 8v<\