|l' 44^     VAN Weder we r kin gen INDEN STAAT. {POLITIEKE REACTIEF.)   VAN WEDE RWE RKINGEN IN DEN STAAT. {POLITIEKE REACTfEN.) NAAR HET FRANS CS door J. G. H. H A H N. - / INDE HAAG, By IZAAC v^n CLEFF. JAAR V. i 7 99-  ROU SSELIN vie de Hoche Et tant de ruines révoiutïonaires nefont-elles pas un éternel préfage, de la mine inévitable de tous ceux qui fe méprendraient encore, jusqu'a abandonner les principes? En leveren dan alle de puinhopen , door den ftroóm der Rêvolutic aangerecht, gene geftadige profetie tp? kondigen zij den mvermijdelijhen ondergang van allen niet aan, welke zich nu nog zo verre zouden kunnen vergis/en, om zelfs de beginselen te laten varen ?  AAN DEN LEZER. w ij beleven in Europa enen zeer groten ommezwaai. Het is ene omwending van denkbeelden; en haar eigenlijke fpiïngveder is het menfehlijk hart. Perfonen werken; pcrfoonlijke driften woelen in dezelve. Zij brengen haar tot (land. Ook is het onmogelijk de bedoeling van zaken altijd te weren; maar het hoofddoel, de grond en tevens de eindelijke ftrekking is: Waarheid en Reden. Deze omwending van denkbeelden verfchilt oneindig veel van alle voorgaande, welke de loop der eeuwen onder de mentenen daargefteld heeft. Ik, altans , heb nimmer van enige omwending van denkbeelden gehoord, die men ten aanzien van het einde waartoe zij , hoogstwaarfchijnüjk, zal geleiden, met de tegenwoordige vergelijken kan. Het Mozaïfch ftelTel, liet Chriftelijke, het Mahomedaanfchè; (Godgeleerde befchouwing buiten!) de Hervorming zelve behoorden alle tot den overgang van oude begrippen tot nieuwe. Zij bragten onder de menfehen zeer grote veranderingen te wege. Hei bm-gerli;• * 3 kc  AandxnLezsr. ke en ftaatkundige werden er geheel anders door gewijzigd. Ook gaven , zij aanleiding en gelegenheid tot oorlogen, verwoestingen, moord en plunderingen ; zij verftrekten er, altans, ten voorwendfel toe; en dit getuigt voor Europa de hiftorie der Hervorming allerbijzonderst. Maar de Omwending , wier aanbrekenden ttchtendftond wij zien, doet rechtsftrceks de eerfte beftanddelen des maatfchaplijken levens aan ; zij betreft het gehele beftaan en beftuur van alle Volkeren. Hare zuivere leer is zo algemeen, zo eenvoudig, zo treffend en zo bekoorlijk, dat zij. voor alle tijden, plaatfen en menfeben past. Deze Omwending, nu, is het werk van gezond verftand en waarheid. Wij hebben haar te danken aan de voortreflijke drukkunst, zij werd door hun gedreven, welke in de drie laatfte eeuwenen bovenal in deze, de gevaailijkfte aller flavernijen, de flavernij des verftands openlijk aanrandden en beftreedden; fchoon die mannen zeiven, het gevolg hunner werken, zelden voorzagen en nooit juist berekenen konden. De Omwending, rijpte in Amerika; in een gedeelte van die nieuwe wereld, welke de Koningen gewaand had- ; den  Aan den Lezer. vit itn dat to"t gansch andere einden gevonden was. Zij brak door in Frankrijk. —— Hier vielen er ontzettende tonelen voor; en geen wonder. De gefchiedboeken der Volkeren leveren, misfchien, gene drie voorbeelden op van alleenheerfchingen , die zo lang geftaan hebben , als het Franfche Koningrijk. Het oude ftelfel had er gedurende bijna veertien eeuwen wortelen gefchoten. Derzelver diepte is , dus, naartedenken; derzelver uitgebreidheid kondigde de hevigheid 'des ftrijds met hat nieuwe ftelfel aan; en de famenfpannïng van Koningen , Adelijken, Geestlijken en Regenten , moest denzelven verbitteren. Daar is er die zulks voor deze agt jaren openlijk voorfpeld hebben. ( * ) Midlcrwijl, wannéér 't mij vrij flaat te gisfen saar het ontwerp der aanbidlijke Voorzienigheid, zou.ik denken: dat de rede, waarom de ftrijd met het oude ftelfel van maatfchaplijke inrichting in ( * ) Onder dezen , heb ik bij zonderen eerbied voor de nagedachtenis van den braven j. p. RABAULT-SAINT-ET IENNI, Hij ftierf op het Schavot in wintermaand 1793. Cisi It crime qul fait la honte; & tien pet Vechafautf # 4  yin Aan den Lezer. ia Frankrijk en niet elders begonnen is, nergens anders in moet gezocht worden, dan in den heiïfgen W9 van het Opperwezen, om de verbetering van den toeftand der Volkeren te befpoedigen, de verlichting kragtdadig te bevorderen, de vatbaarheid voor maatfchaplijk geluk te verzekeren; en, vooral, door Frankrijks overwigt de onmogelijkheid te vefügen, dat nét nieuwe ftelfel wederom vernietigd worde. Ik zeg met opzet: de volmaking der Volkeren; omdat ik denk dat, welke dobberingen er ook nog plaats mogen hebben, hoe lang ook het rijzen en dalen der dingen nog gerekt worde; de ftaatsverwisfeling in Europa, echter, Van nu af aan reeds beflist is; om dat de uitzettende kragt der beginfelen zo veel groter wordt , naar mate dc tegenfrand geweldiger is; om dat de bpweging, de ontzachlijke fchok der Volkeren van Europa , hare trillingen aan de andere werelddelen fchijnt te moeten mededelen; inzonderheid bij de fleeds toenemende gemeenfehap van het gehele Menschdom. En waarlijk! ftel eens dat de Omwending aangevangen was door een ander Volk, zwakker en kiener, minder ondernemend en minder enthufia- ftiesch  Aan den Lezer. ix ftiesch dan her-Franfche; wat dunkt U Lezer 'zou de ganfche Omwending niet reeds lang te niet gemaakt zijn? zou de vereende magt der tegenftanders zodanig zwak Volk niet al aanftonds verpletterd hebben ? zou derzelver magt wel iets onbeproefd gelaten hebben, om elk ander Volk de lust tot dergelijke pogingen te doen overgaan? moet ik het droevig voorbeeld van Polen, het ongelukkig Polen , aanhalen ? Is hetzelve niet fprekende en onder onze ogen gebeurd? bewijst het niet zonneklaar de onnatuurlijkheid van dien toeftand, waarbij de begeerte, de vurige en redelijke begeerte van millipenen menfchen moet bukken en onderdoen voor den wenk van zeer enkele fterflingen. Ja! zo de Natie, welke den eerften ftoot aan deze Omwending gaf, anders geftemd en getemperd was geweest: Europa zou nog verre afzijn van het punt waartoe het reeds gevorderd is; zo het Franfche Volk, geen Volk van Helden was, gelijk het wezenlijk is: de Franfche Républiek zou niet beflaan; de uitflag van den ftrijd zou wisfelvalliger en onzekerder wezen ; Europa zou enen dertigenen tagtig-jarigen oorlog te duchten hebben. * 5 In-  x Aan den Lezer. Intusfchen wil ik, in genen dele , de dwalingen wechpratèn, de zedeloosheid verbloemen, of d» gruweldaden ontveinzen, welke de Franfche Omwending bezwalken. Deze bladeren kunnen van het tegendeel doen blijken. Ook ben ik gansch geen voorftander van éne algemene Républiek. De ondervinding heeft geleerd dat zelfs in de domme eeuwen en bij het later ftelfel van Europa, dat is.- bij het leenroerige ftelfel, (want aan de behandeling van buitenlandfche zaken door het oude Rome , kan geen vrijman met bedaardheid denken,) éne alkenheerfching fteeds ene onmogelijkheid gebleven is; en, insgelijks, zal éne algemene Républiek , bij -het nieuwe ftelfel, altijd ene ongerijmdheid opleveren. Eer zal, bij den eenmaligen en God geve! fpoedigen triomf der beginfclen, de eeuwige vrede daargeftcld worden. Ik kan zelfs in het geheel niet zien dat het algemeen erkennen en volgen der grote beginfelen overal enen gelijken vorm van Ihatsheftuur vordert. Er zijn algemene regels van gezondheid, maar etis geen algemeen- geneesmiddel. Wie zal beweren dat alle menfehen hetzelfde dekfel en voedfel behoeven, dat zij alle dezelfde levenswijze^behoreu te  Aan den Lezer. sï te verkiezen, dat allen gelijkelijk dienen te handelen en te wandelen; om dat zij, in den gezonden zin, aan elkander volkomen gelijk zijn ? Maar ik wil dit alléén te kennen geven:. dat de laatfte tien jaren dezer eeuw niet zonder wederga in de gefchiedenis der menfchen zouden zijn , wanneer, indien tijdkring, ene andere Natie de hoofdrol gefpeeldhad, dan die, welke te recht ên in weerwil van grove gebreken, de grote heet. Immers Lezer! omwendingen en ftaatsvervvisfelingen van, vroegere dagen hebben wel punten van vergelijking met omwendingen en ftaatsvcrwisfeüngen van lateren tijd; het ware anders ene onmogelijkheid geweest deze bedenkingen te fchrijven; doch, ik geloof niet te min, dat er niets is, 't welk de hiftorie der Franfche Omwending evenaardt, het zij dan met opzicht tot het gewigt, de belangrijkheid, hoeveelheid en verbazende fnelheid der gcbeuitenisfen, het zij ten aanzien der befchouwing van den loop en de natuurhjke ftrekking derzelve; het zij, eindelijkmet betrekking tot de berekening van hare waarfchijnlijke gevolgen en gelukkig einde. Het zou, aan den enen kant, de grootfte dwaasheid zijn, ftouteüjk te Willen voorfpellen, welke het lot zal zijn dier lauden,  xii Aan den Lezer. den, waarin de Omwending het eerst geboren en overgebragt werd ; maar 't is , aan den anderen kant, het werk van den praktifchen gefchiedkundigen hier over zijne gisfingen te maken. Dezelve zullen zo veel meer waarfchijnlijkheids hebben, naarmate zijde vorderingen des menfchlpcn verftands in het oog houden, en gegrond zijn op het nadenken van vorige en gelijkfoorrige,fchoon ongelijke, gebeurtenisfen. Is dan Frankrijks Omwending, gelijk ik vast denk en vurig wenfeh, de bron van verbetering des toeftands aller Volken; za! het rijk van waarheid en gezond verrtand uit naar geboren worden; levert de hifiorie van haren loop enen fchat op van voorfpellingen en tevens van geduchte waarfchuwingen: welk menfebenvriend kan dezelve, dan, met koele onverfchilligheid befchouwen? Mij koomt, bijzonderlijk, voor, dat niets van meer belang is dan de overtuiging: dat de vloed van dwalingen en misdaden, welken wij zagen opftuiven, geenszins tot het nieuwe ftelfel behoort; dat hetzelve, in tegendeel, dien uitfluit; dat hij ongelukkig met de invoering der nieuwe maatfchaplijke erde verbonden is geraakt; dan dat de redelijke oproer»  Aan den Lezer* xiii merker dit verband, dat famenweefzel, op generlei wijze behoort aantemerken, als een natuurlijk of noodzaaklijk gevolg der invoering van het nieuwe ftelfel; neen, maar dat hetzelve moet toegefchreven worden aan laffe onverfchilligheid, dwazen tegenfrandjzelfzoekenden eigenbaat en dolle overdrevendheid. 1 Dit gefchrijf zal, miefchien, aanleiding geven ter ftaving van deze heilzame overtuiging; ene overtuiging Lezer! welke gefchapen ftaati om der Revolutie zeer vele harten te winnen j wier juistheid te duidelijker opgehelderd; wier algemeenheid te meer onder de menfchen verfpreid zal worden, naar mate men de gefchiedenis der Franfche Omwending nauwkeuriger onderzoekt, der zedeloosheid leert toerekenen, wat harer is; en', de eigenlijke beftanddelen der Revolutie, in hare eenvoudige fchoonheid, befchouwt. Dan, behalve dit algemeen en zeer treffend belang der filofofie van Frankrijks Omwending, lokt zij der Bataven aandacht, wekt zij hunne deelneming, allerbijzonderst. Ik zoek noch bij anderen , noch bij mij zeiven, enig fmartelijk gevoel te verlevendigen. Niets zou mij  xiv Aan den L e z e rJ mij zo zeer verdrieten dan den draad optefporeit van gebeurtenisfen die, hoezeer zij ook mijn hart doorboord hebben, evenwel, bij de befchouwing des grooten «mmezwaais, zeer kleine voorwerpjes zijn ; maar dit zal ik zeggen: dat de Franfche Revolutie op de .Bataaffche wel eens anders had kunnen; en waarom zou ik er niet bijvoegen? wel eens anders had mogen werken Ondertnsfchen belet dit, in genen dele, dat het Bataaffche Volk aan hetFran. fche, dat onze Omwending aan die van Frankrijk oneindige verpligting heeft; en ik geloof dat hetgeen kwaad kan deze telling, wat nader bij,te onderzoeken. Zo lang zedelijkheid en goede trouw, die van oudsher den roem der Bataven uitmaakten; en dezelve, Gode Zijdank! ook nu nog kenfchetfen, de Républiek niet verlaten: zo lang ook zullen weltevredendheid, gelatendheid, bezadigdheid, matigheid orde, huislijk geluk en alle hare zalige gevolgen in dit Land wonen. Zo lang men dit Batavia, dat welligt het Iaagft, land van den aardbol is, boven water zal houdra; zo lang ook zullen de Ingezetenen Zeevaart en Koophandel drijven. Ik neem hier de woorden in den ruimften ziSi en ik vinda: dat de ligging, de land- aard  Aan den Lezer.. xv aard cn de ondervinding deze voorspelling opiaveren. Uit die twee natuurlijke bronnen vloeide de aloud* ■welvaart dezer landen voor.' Zij waaren dan eens rijker; dan eens meer geftremd. Maar ik hoop en denk flat 'zij nimmer geheel opdrogen zullen. Dan, de zonderlinge vcorfpoed der verenigda Nederlanden, in de vorige en in de eerfte jaren dezer eeuw, is alléén toetefchrijven, of moet ik zeggen , alléén te danken aan de nietigheid van andere Volken. Koophandel en braafheid vestigden den bloei dezer landen , lang voorden afval van Spanje; en het is een loutere trek van eigenliefde, mogelijk ook van zogenaamde ftaatkunde, welke den toeftand der Nederlanderen voor de oprechting van het GeKienebest zo armzalig affchilderde, om de verbeelding Biet het volgende werk des te zoeter te ftrelen; maat de buitengewone aanwas van welvaart, na den dood ran Filips den II. werd geenszins door de deugdelijkheid van onzen ftaatsvorm veroorzaakt, doch door de ondeugden van den vijand, door zijne fouten ea de gebreken van andere Starendommen. En gelijk het hier de plaats niet is, om breed te Weiden in gefchiedkundige zaken; 20 zal ik eenvoudig  xvi Aan dek Lezer. dig vragen of het niet waar is dat Nederlands te recht geroemde en zo hoog gedegen welvaart fteeds daalde , naarmate de nijverheid van deszelfs geburen begon optewakkeren en de zon der verlichting bij andere Natiën optegaan? Ik zal meer bepaald vragen : of het' républiekeirifche beduur der verenigde Nederlanden wel veel nuts gedaan heeft gedurende deze twee eeuwen ? of de historie dezer toevallige républiek gene gedadige flagen van Aridocratie en Monarchie oplevert ? of dezelve iets anders hebben te wege gebragt dan daatkundigé wederwerkingen, nu eens tegen perfoneu en dan eens tegen denkbeelden ? of wel Landbouw, Fabrieken en Koophandel veel meer voordeels dan nadeels genoten hebben uit den kwalijk famenhangenden ftaatsvorm ? uitgenomen, echter, de rechtftreekfche vaart naar Oost-Indien. Deze hebben wij te danken aan den afval van Spanje; en dus aan 't Gemenebest; want indien de Tijran, in de laatfte jaren van zijn ondeugend leven , de gemeenfchap met de Nederlanden niet verboden had aan zijne nieuwe onderdanen de Portugezen; indien zijn opvolger in den jare 1590 de vrije vaart op Spanje en Portugal niet belet had, zouden de Nederlanderen, welligt, den weg om Afrika  Aan den Lezer. xvii ka zeiven niet gezocht hebben, terwijl zij te voren gewoon waren de Oosterfche waren in de havens van die beide rijken te vinden. Laat mij niet te veel omhalen. De oorzaak, de bron des zwakken en kwijnenden toeftands van de ftaatsgefteldheid der Républiek, op zich zelve befchouwd en afgefcheiden van de buitengewone voortftoting van een of ander genie en van het voordeel dat de landzaten, uit de omftandigheden van andere Natiën , wisten »e trekken: welke was die ? immers gebrek aan Eenheid; vereniging van Kerk en Staat en Eritfche invloed. — De kragt der heerfchappij van deze drie kwalen heeft de gezondheid van den Staat geftadig osdermijnd; en het is alleen aan de twee natuurlijke hoofdbronnen van ons welzijn, aan goede zeden, naamlijk, en nijveren handel toetefchrijven , dat de Staat der vereenigde Nederlanden het nog zo lang uitgehoudeniheeft. Het is de famenloop van die driedubbele bron des kwaads, door welken uitgelegd kan worden, hoe het mogelijk is, dat ene Natie welke den verbazenden moed toont, om drie volgende geflachten van zich zelve aan hare onafhanglijkheid opteofferen, naden Munfterfcben vrede, echter, op den weg der volmaking van haren Staat fteed» * * m  sjni Aan den Lezer. ftil gedaan heeft; als of het niet zeker ware dat Volkeren, zo wel als enkele menfchen, bij zodanigen ftilftand, het fpoor van waar geluk ras bij— fter raken. Of zijn eenheid en ondeelbaarheid toverwoorden? zijn dezelve, door nieuw verkregen aanzien , te hoog opgevijzeld? neen zeker! dat men de zuivere leer van den algemenen wil, of van 's Volks oppefmagt, voer een ogenblik ter zijde ftelle; dat men er eens niet aan denke, zo 't mogelijk is, dat deelbare oppermagt een gochclfpel is; het beloop van Neêrlands gefchiedenis bewijst, immers toch, dat het gebrek van eenheid de uitwendige en tederde belangen van den Staat, niet zelden, deerlijk getroffen, en deszelfs inwendig beftaan en beftunr, zonder ophouden en op duizenderlei manieren , gemarteld heeft. Men kan naargaan hoe dat gebrek zich reeds in de Spaanfche tijden meer en meer verhief, naarmate de vijand enige rust verleende, hce het plaatfen van een affchijnfel van hoge overheid in de unie zelve van dat gebrek getuigt; hoe daardoor 't gedurig herftel van rt Stadhouderfchap, bij zulk een onevenredig bondgenootfehap genoegfaam noodzaaklijk werd; hoe, door  Aan den Lezek^ xix door hetzelve gebrek, alle pogingen tot hervorming van den Staat mislukt zijn , zo wel dê vroegere en reeds ten tijde van het lange heiland aangelegde, als de pogingen bij de grote Vergaderingen in de vorige en in deze eeuw vertoond; hoe, eindelijk, door dat gebrek, zelfs na onze Re'volutie, het Lichaam van Staat aan het gevaar van verfterving ter nauwernood ontkomen' is. • De beste Mannen hebben deze heilzame eenheid, zonder welke de aanwending der algemene kragten en het weren van willekeur indedaad onmogelijk waren, aan de Républiek fteeds toegebeden. Men heeft er nooit toe kunnen geraken en zonder Frankrijks Omwending, welke de onze daargefteld heeft, lagen wij nog in den ou» den draaikring te worflelen. Want meer verkies ik er niet van te zeggen. Ik verkies van het tijdftip waarop die eenheid, naar mijn inzien, gevestigd is, van de tegenftrevingen en van andere betwisbare zaken niet te reppen. —— Misfchien doet zulks de hiftorie; misfchien ook niet. Maar dit zij. genoeg: de eenheid beftaat,- en wij heb. ben haar beftaan aan Frankrijks Omwending te danken. Het Fidéralisme was de eerste en * * s vracht-  xx Aan den Lezer* vrucbtbaie bron van ons ftaatknndig onheil; het Volk zelf beeft die bron door het aannemen der Staatsregeling gedopt; en ik beklaag den genen die ze, hier of daar, wederom zou wenfchen te zien opwellen. De andere zetel van inwendig kwaad was de vereniging' van Kerk en Staat. Ik durf niet zeggen, dat .zij voor de oprechting van 't Gemenebest aanwezig was. Zij was het, altans, niet in dien zin waar in ze het naderhand geworden is. Er zijn , meen ik, voorbeelden genoeg in de zestiende eeuw van hogere en lagere amptenaren, die bekend donden als toegedaan aan de nieuwe leer. Maar ik durf wel verzekeren, dat de rampzalige koppeling van Kerk en Staat een treurig gevolg geweest is der overdrevene wederwerking tegen de ontmenschte en dwaze handelwijze van den Tijran. Zij is daarna door den geest van Mmirits gevestigd. In verdraagzaamheid omwandeld, heeft zij zeker vervolgens iets verloren van haren hatehjken fchijn, maar tot de ontbinding dier onnatuurlijke banden is het nimmer gekomen. Derzelver nadeel voor waarheid, reinen Gedsdienst en den Vaderlande is voor twee jaren, bij de eerde Natio- na-  Aan den Lezers xxi «ale Vergadering, openlijk voldongen. Het is de Bataaffche; het is, dus, de Franfche Revolutie aan welke wij het los fpringen van die verderflijke banden te danken hebben. De derde en zeer bijzondere oorzaak der Staritsrampen, waar van de Franfche Omwending den Staat ontheven beeft, is: de Britfehe invloed. Ik wil niet eens fpreeken van die perfoonlijke neigingen, welke het voedfel van partijfc happen en anglomanie waren; maar ik bedoel die ftaatkundige verbindtenis met Engeland, welke den Lande ene aancenfchakeling v:m vernederingen, krenking van recht, roof en plundering van bezittingen, verlies van go?d en bloed , ja, 't nijpetidfte gevaar des beftaans zeiven gekost heeft. I!c laat de ondankbare trouwloosheid en de trotfche fehennisfen daar, welke de Républiek van 't "Britfehe Hof, federt haar ontftaan , tot deEngelfche Revolutie van 1688 geftadig heefc mseten ondervinden; en zulks zo wel in de jaren van vrede, als in die van drie oorlogen. Maar ik heb altijd geoordeeld dat het natuurlijk verval van dezen Staat, door ene bijkomende en geheel toevallige oorzaak , verfneldwas. Ik geloof dat Let tijdftip dier verfnelling behoort afgeleid te worden * * 3 van  xxir 'Aan den Lezer. van dat noodlottig ogenblik, waarop de Bondgenoten den Stadhouder op de trappen des Engel» fchen troons droegen. Willem de III werd toen een Engelschman, fchóon in Engeland niet bemind; hij verftnaadde de belangen van zijn Vaderland ; hij bezorgde aan hetzelve niet eens de herroeping der akte van Navigatie van 't jaar 1651, hoewel deze, bij haren oorfprong, kwanswijs gekleurd was door gevoeligheid aan de Oranjegezindheid der Staten. Hij bragt de Re'pubiiek zoetelijk af' van hare ftaatkundigc beftemming: behoorlijken invloed op 't Noorden. Hij brouwde haar veel meer nadeels dan zij ooit voordeels getrokken heeft uit de beide verdragen met Engeland van 't jaar 1674, terwijl hij den, daartoe zeer ongefchikten, Staat fleepte in den allerverderflijkftcn oorlog over de Spaanfche troonsopvolging, welke voor zijnen dood bepaald werd; en welke aan *t Vaderland niers gebaat heeft dan dien zogenaamden Voormuur ( barrière ) wiens bouwvalligheid en Hechting, door OoMenrijk zeiven , enen ieder bekend zijn. En het Engelsch gedrag is, ten aanzien van den Staat, in deze eeuw, nog dimmer geweest. Men brenge zich de gebeurtenisfen vooi  Aan den Lezer, xxiii voor den geest voor, op en na den vrede van Utrecht; het vlammen naar en het aanhitfen deiberoerten van 1747; het niet gedogen dat een vroeger en voor de Républiek veel beter ontwerp, bij den Akenfchen vrede, gevolgd werd; de fchreeuwende feiten ten aanzien van onze wereloze Zeevaart, bij den Oorlog van Engeland tegen Frankrijk in 't jaar 1756; de duldeloze overheerfching en roofzucht in de Oost, bijzonder federt 30 a 40 jaren; de handelwijze voor, in en na den jongften Engelfchen oorlog; voor, in en na 't jaar 1787; voor, in en na de Omwending, Men bedenke vooral, dat het de kragt der beginfelen en 't waar belang van Frankrijk alléén zijn , welke dezen Staat van den ondergang bewaard hebben; dat het uit zeer vele gebeurde zaken in 1794 en 1795 blijkt dat het Britfehe Minifte-t rie der Républiek verwoesting toedacht; dat waleneer het zo waar was, als de Engelfche zendelingen verfpreiden en als 't Code zij dank! onwaar is , dat het Bata affche Beftuur van de hand des. Franfchen Bewinds moest vliegen: wij ook dan nog de vorige Britfehe verbindtenis zouden behoren te veiwenfehen; wij Qok dan nog dien onzaligen toeftand aan het bedrijf des Britfchea Hofs, zonden #.%4 moe-  xxiv Aan den Lezer. moeten wijten. En men befluite of de Rc"- publiek niet gelukkig door de Franfche Omwending van hare aankleving aan Engeland verlost is. Onderwijlen gelieve men te bedenken: dat hier de vraag geenszins is, of het Hof van Verfailles de Republiek niet zeer dikwijls en zeer grovelijk benadeeld heeft? De Franfche Omwending heeft de vernietiging van 't Koningfchap, anders gezegd , van erflijkheid en willekeur ten doel gehad. Zij wierp het oude ftelfel onder de voet. Zij baande den weg tot het ftelfel der beginfele», terwijl het Britsch Minifterie dit laatfte niet alleen befchimpt, maar ook het oude ftelfel te vuur en te zwaard wil in wezen houden. Ook is de vraag niet: of niet Neder¬ land, behalve zijne grote Mannen en onfterflijke Helden, zeer vele brave en uitmuntende Regenten gehad hebbe ? Wie zal dit in twijfel trekken, zo wel van Stadhouderlijke, als van Stadhouderloze dagen ? noch, eindelijk, is de vraag: of er niet zo wel grote fchatten in deze eeuw gewonnen zijn, als in de vorige ? Misfchien veel groter, bijzonder tusfehen de jaren 1748 en den laatften Engelfchen oorlog. Enkele rijkaarts en Nationaal ongeluk verenigen zich niet zelden. Maar  Aan den Lezeb. xxv Maar de vraag is: of de drieledige oorzaak des ftiirtands der Répubiek op het pad van volmaking niet wechgenomen is door de Re'volutie van 1795? of deze niet te danken is aan Frankrijks Omwen irig ? en of het nu niet afhangt van der Bataven wil en moed, om zich het nieuwe ftelfel eigen te maken, gelukkig en voorfpocdig te worden? Het is waar: de Révolutie heeft den Vaderlande veel, en in allen opzichte zo veel gekost als dit Land, ontbloot van inwendige kragt en een gewrocht van kunst, enigszins lijden kan; maar om dit billijk te beoordelen, meet men de omftandigheden van 1795 gadeflaan. Men moet, vooral, in aanmerking nemen dat de 'Républiek dien neteligen toeftand verfchuldigd was aan haren vorigen draai in den Engelfchcn kring. Ook zal geen redelijk man beweren dat de Républiek nu reeds gelukkig is. Maar hoe was zulks mogelijk ? Hoe kon men ploegen , zaaijen, maaijen en oogsten te gelijk ? fmartelijk is de opmerking, maar zeer juist; dat er velen onder ons gevonden worden, die ijverig en welmenend na de Révolutie gehaakt.hebben en die nu, of van dezelve afkerig, of daaromtrent onverfchillig en zo koud, als ijs zijn. ** ^ Wat  xxvi Aan den Lezer. Wat toch is hier de rede van? deze.- dat zij de tusfchenftand tusfchen de Omwending en haar einde ganfchelijk over het hoofd gezien hebben; dat zij doel en middelen volkomen verward hebben; dat hunne verwachting, door de verbeelding opgetogen, tot overdrevendheid overgeflagen is; dat, wel verre van te rekenen op enig onheil, of enige te leurftelling te gemoet te zien, zij, in tegendeel, vastelijk bouwden op het dadelijk genot des heils der Omwending, met, of kort na hare aankomst; dat zij , niets minder dan te vrede mei den ftaat van tegenwoordige offering , de goede gevolgen te min achten, die de Omwending hebben moet, wordt ze wel gebruikt, die zij altans hebben kan; en, eindelijk, dat listige Ariftokratea en Oranjevrinden zich daarvan bediend en zulke menfchen voor de zaak der Omwending volmaakt onbruikbaar gemaakt hebben. . Niemand zal, ten laatften, in twijfel trekken of er beftaan zeer vele perfoonlijke en gevoelige grieven. Maar geen Républiekein van den echten flempel kan er zijn, die zich des niet blijmoedig, getroosten zou, wanneer maar het Vaderland gered wordt. Bekruipt hern eens ene zwakke bui: hij  Aan ben Lezer. xxvjï hij kan zich ittmers opbeuren, door de treffende voorbeelden in Frankrijk^ onder onze ogen voorgevallen ; en door het geen nog dagelijks in de Franfche legers gebeurt. De brave man wordt even zo wel door den vijandelijken kogel getroffen , als de onbrave. Dat dan al het gezegde, of liever het aangeftipte, de natuur onzer Omwending uit het ware oogpunt doe befehouwen. Gelijk dit kleine Noord-Westelijke hoekje des vasten lands van Europa, door zijne liggingen den landaard-met recht genaamd wordt, een gezegend p 'ekje grotids : gelijk het fteeds belang-' rijk is geweest, voor ons geheel werelddeel: zo geloof ik, dat hetzelve, bij het nieuwe ftelfel, niet alleen gerust en voorfpoedig zal kunnen zijn en blijven, maar ook dat onze Revolutie aangemerkt en behandeld wordende, als een fchakeltje der grote Omwending, voor het gehele Menschdom van veel belang is. De Bataven hebben, dus, alle rede om te juichen dat zij reeds zo verre gevorderd zijn. Hun belang vordert , dat zij de Franfche Omwending meer en meer. leren kennen; dat zij haar edel doel meer en meer leren beminnen en helpen treffen ,• dat zij vooral, uit de aandachtige befchouwing harer geduchte verfchijnfe- len,  xxviii Aan dkn Lezer. Jen, die nuttigheid opzamelen waarvoor dezelve zo uitnemend gefchikt is. Het koomt mij, bijzonderlijk, voordat men zijne gedachten niet genoeg kan ophelderen op het ftuk van ftaatkundige vyerkiug en wedervverking, (politieke tie cnrêact ie.~) De maatfchaplijke orde behoort tot de redelijke wereld, of tot het rijk des verftands. — In hetzelve is 't onmogelijk de kragt van werking en wederwerking zo te bepalen, als in de natuurlijke of lichaamlijke wereld. Hier is wederwerking altijd gel'jk aan werking; maar in den Staat veroorzaken ook wel voorgaande bewegingen van menfchen of denkbeelden , volgende tegenbewegingen ; werkingen hebben ook wel hare wederwerkingen; doch, naar den aard der driften , overtreft de tegenbeweging dikwijls de beweging zelve; en gelijk de taal gene juiste woorden heeft, om iedere klimmende toeneming van wederwerking in den Staat te beftempelen : zo wordt hier door verwarring van denkbeelden veroorzaakt. De kragt der woorden op onzen geest is ongelooflijk; en hoe meer men met zekere woorden ziet fchermen, hoe geduchter de invloed is van derzelver betekenis: zo veel meer ook; dient men op derzelver onbeftemdheid achtteflaan en het daaruit ontftaande nadeel te weren. De  Aan den Lezer. xxix De hiftorie der vereende Nederlanden levest ene daartoe te gefchiktere gelegenheid op, om dat, inde eerde plaats, de zogenaamde nieuwe gefchiedenis niet meer dan twee eeuwen bevattende zich niet moeilijk laat overzien; om dat, in de twede plaats, alle de beroerten van de Revolutie van Maurits, of liever van het fluiten des twaalfjarigen bfcftands af, tot aan die van 1787 toe, als werkingen enwederwerkingen, behoudens het oude ftelfel, knnnen en behoren befchouwd te worden. Ook zelfs na de Omwending van 1795 kan men ©phelderingen genoeg vinden op't ftuk van werkingen wederwerkingin den Staat; maar »ij dacht dat ik daartoe zeer ongefchikt was. Ik bepaalde mij dan bij de eigenlijke befchouwing der Franfche omwending, fchoon ik zeer wel berekende dat of mijn werk niet deugen zou, of dat er zaken in moesten voorkomen op onze voorledene en tegenwoordige oniü; • ■ .".'.ien tocpaslijk. Dit fchroomde ik niet, want mijn oogm. juist: nuttig te zijn, met vermijding van perioonlijte haatlijkheden. Ik wilde, dan, mijne denkbeelden dies aangaande op het papier brengen en tan dicnftc mijner Landgenoten uitgeven; toen mij het weikje van den Franfchen Bur-  xxs Aan den Lezer. Burger B. Conftantm handen kwam. HetzeJvt li gedrukt in Germinal de5 vijfden Franfchen Jaars ; en voert ten titel: D*s Réactions Politiques. Van den fchrijver weet ik volfirekt niets; niet of hrj enige rol gefpeeld heeft; niet eens of hij nog leeft. Maar zijn Werk trok even daardoor mijne aandacht des te meer*' Er was geen gevaar van vooringenomendheid. Ook vond ik in hetzelve, naar mijn gevoel, zo veel gezond verftand , zo vele kennis van zaken en menfchen, zo veel zuiver Re'publiekanisme, dat ik den tijd niet beter dacht te kunnen hefteden dan door hetzelve inon» ze Nederduitfche taal overtebrengen. Straks begon ik te werken; maar ik merkte fpoedig dat ik er gene enkele overzetting van maken kon \ niet alleen om dat ik er hier of daar enig denkbeeld meende te moeten tusfchenvoegen, of uitlaten; maar ook, om dat fommige plaatfen te fterk getuigmis droegen van het tijdsgewricht, waar in zij gefchreven waren. Men leest ze niet zonder genoegen, maar op de bijzondere omftandigheden te Parijs in 't voorjaar van 1797 toepaslijk, vond ik ze minder belangrijk, altans minder verftaanbaar voor den Bataaffchen Vrijheidsvriend. Ik heb ook de zinnen wat minder langen den ftijl voorden Nederduitfchen Lezer wat dtii-  Aan dek Lezer. xxxi duidelijker zoeken te maken. En het is daar» om, dat ik op het Titel-blad gefchreven heb : naar het Franfch, en niet: uit het Franfch; fchoon er in mijn werkje bijna gene denkbeelden voorkomen, die het oorfpronglijke niet uitdrukt, waar toe het, altans, niet rechtftreeks geleidt. Mijn vurige wensch is: Vrijheid en Vaderland, door dit gefchrijt, genen ondienst te bewijzen. In de Haag den 30 van Lentemaand, Jaar V- J. G. H. HAHN, I N-  INHOUD enBLADWYZER DER HOOFDSTUKKEN. hoofdstuk, i. Van de foorten van rvt- derwerking. Bladz. I. hoofd st. ii. Van de pligten des Bewinds bij wederwerking tegen menfchen. 17. hoofdst. in. Van de pligten des Bewinds bij wederwerking tegen denkbeelden. 27. hoofdst. iv. Van de pligten der openbare fchrijveren bijwederwerking tegen denkbeelden. 5>2. hoofdst. v. Over het gedrag van fomntige fchrijvers in tijden van Omwenteling. ^6. hoofdst. vi. Waarop kunnen de vrienden van Verlichting en Vri)heid hunne hoop vcstigen? . 55. hoofdst. vu. Van de onfeilbaarheid der beginflen. ■ 68. hoofdst. viii. Van willekeur en derzelver onberekenbaar rampzalige gevolgen. > 08. hoofdst. ix. Befluit. m i2£.  VA N WEDERWERKINGEN IN DEN S T A A T. EERSTE HOOFDSTUK, Van de Jborteh van wedtrvcrking. De timmering van een ftaatsgebouw behoeft hechtheid. Deze beftaat in de overeenkomst der inrichting van den üaat met 'sVolks geest. Hoe kan het gebouw anders ilerkte en duurzaamheid beloven ? hoe kunnen de inftellingen van een Volk beilendig zijn en geluk aanbrengen , wanneer ze met deszelfs heerfchende begrippen niet ftroken? — Bij zodanige overcenftemming zal men nimmer eigenlijk gezegde omwendingen ontwaren. Schokken, mogen er A ge-  i Hoofdstuk. I. gebeuren, ontzettingen van perfonen plaats grypen, menfchen verftoten en door andere menfchen vervangen worden, partyen ter nedergeveld door hunne wederpartijen; maar de inftellingen houden ftand, zo lang ze uit denzelfden toon lopert, waarop 's Volks algemene denkbeelden geftemd zijn. De gelykmatigheid van toon behoedt dezelve. Doch zo dra de inftellingen nier meer flaan op 'sVolks geest en denkwijze; en die ontftem. ming tot zekere hoogte klimt: zo dra ook moet de regeling des ftaats te niet lopen. Omwendingen worden dan onvermijdelijk ; en derzelver neiging is ftecds tot herftel der overeenftcmming. Schoon de bewerkers eener omwenteling (de Revolutionairen ) foms een ander oogmerk hebben, de omwending zelve nogtans heeft nimmer ene andere (trekking; zij koomt op dat herftel neder of zij heeft de ontbinding van den ftaat ten noodlottigcn gevolge. Bijaldien de omwending met den eerften flag zulk een doel treft; bijaldien zij, zonder hetzelve enigszins te overfchreden, op het zelfde ogenblik aanvang neemt en eindigt; kan men haar befchouwen als enen niet ongemaklijken en fpoedigen overgang, genoegfaam onmerkbaar en altoos zonder gevaar van wederwerking. Zo~ j da-  TwEDÏRLEIK 'WEDERWERKING. 3 danig was het lot der omwendingen van Zwitfer. land in de veertiende eeuw; van de verenigde Nederlanden voor twee honderd jaren , van Noord-Amerika in onze dagen. Zij werden door gene wederwerkingen bezoedeld. Edoch wanneer ene omwending verder gaat dan tot herftel der overeenftemming tusfehen'sVolka geest en de ftaatkundige inftellingen; wanneer zij of inftellingen doet geboren worden, die 's Volks heerfchende denkbeelden geheel voorbylopen,ofer te niet doet die met deszelfs begrippen ftroken: dan heeftzodanige omwenteling zeer zekerwederwerking of réaftie ten gevolge: waarom ? om dat de gelijkheid van toon tusfehen 's Volks begrippen en inftellingen niet meerbeftaat; omdat de laatfte niet langer ftand houden dan door on natuurlyken dwang; om dat'verllappende ontfpanning het ogenblik doorgaans kenmerkt van het einde ener te fterke fpanning. Herinner u "de engelfche hiftorie der vorig* eeuw. Jakob del., die na Elifabeth den troon be» klom, was een waar tijran. Hij zo wel als zijn zoon Karei de I. bejaagde ene onbeperkte magt; zij meenden dat hun niets zo zeer kon dienen dan dweepzieke partijdigheid voor het roomfche ftelfel van dien tijd. De omwending was dus gericht tegen het Pausdom. Dan zij ging veel A 2 ver-  4 Hoofdstuk. Ij verder. Het was niet alleen de tomeloze heerfdiJ zucht van Krottiwelldie fruitte, maar wel dege-1 lijk de vernietiging van het Koningfchap voor en na het Protectoraat. De geest der toenmalige Engelfchen was daar toe niet geftenidi Ook Volgde in den jaare 1660 ene zo geweldige wederwerking dat, na verloop van agt en twintig jaren, ene nieuwe omwending alléén in ftaat was de zegepraal van dat zelfde Pausdom te weren, het welk men ten koste van zo veel bloeds en fchatten gefnuikt had. En , hoezeer de afichafïïng des Köningfchap3 in Frankryk niets minder dan onnatuurlijk was toen dezelve plaats had; hebben wij echter de overdrevendheid der franfche omwending in enen anderen zin te bejammeren. Haar loop was gelijk aan* dert' geweldigften ftroom. Wij zagen denzelven opkomen, aanwasfen, zwellen, tot de vervaarlijkfte hoogte fteigen, alomme inbreken en met ene woedende vaart zodanig overftorten, dat er niets fcheen te zullen blijven ftaam Wat was de rede van die ontzachlijk verfchijnfel ? het doel der franfche omwending was vernietiging van hatelyke voorrechten en erflijke waardigheden, gelijkheid en vrijheid in den gezonden zin. Maar welke er dan ook de oorzaken van geweest zijn ; zij fnel  TWED fcRLEIK WEDERWERKING. 5 fnelde haar doel oneindig voorbij; zij floeg de handen aan den eigendom van perfonen en- zaken. Hier van daan ene verfchriklijke wedcrwerking. Een ieder weet welke omzichtigheid er nodig is geweest en tot welke maatregelen men heeft moeten komen, om het herftel van voorrechten te beletten. Op het ogenblik dat zodanige overdrevene omwending gefluit wordt; op het punt des ftilftan-Js wordt dezelve doorgaans met kragt binnen hare grenzen terug gezet. En och of men zich daar mede vergenoegde! maar niet zelden flaat men dan over tot het andere uiterfte. Men deinst terug; men fpringt zelfs achteruit, naar mate men te veel vooruit gefneld had, Overdrevendheid deed het doel voorbylopen; wederwerking plaatst het weder op enen te verren afftand. Zij doet het herftel van echt modéramisme of billijke matigheid ophouden; en viert den teugel aan kleinmoedigheid of aan wraakzucht. Wederwerking in den ftaat kan menfehen ten voorwerp hebben 5 zij kan ook denkbeelden treffen. — Naar gelang daarvan behoort men haar te onderfcheiden in wederwerking ■tegen perfonen of menfehen; en wederwerking tegen denkbeelden of zaken. De eerfte: wanA 3 . o«w  6 Hoofdstuk. T. neer ontzette Beftuurders de magt in den ftaat weten te herwinnen; en dezelve gebruiken tot het oefenen van wraak tegen die menfehen, welke hen te voren onder de voet geworpen hadden; —— de twede: wanneer denkbeelden, door ene omwenteling fchijnbaar . verdreven allengskens wederom opborrelen en de nieuwe orde van zaken in het riet fturen. Gerechte ftraf van fchuldpligtigen is gene wederwerking ; ook niet de wederkering tot gezonde denkbeelden. De wet vordert de eerfte; de reden brengt tot de laatfte. Maar het onderfcheidend kenmerk van wederwerkingen beftaat daarin: dat de plaats der wet, door willekeur; die der reden, door hartstocht ingenomen wordt; dat er gene rechterlijke onderzoekingen meer plaats hebben, maar verbanningen ; dat men de waarde of onwa'arde van denkbeelden geheel niet gadeflaat of overweegt, maar dezelve onbezonnen afkeurt en verwerpt. Hoedanige nu zijn de uitwerkfclen der twefoortige wederwerking? Wanneer zij menfehen treft, dat is te zeg- gen, wanneer vorige onderdrukten het zelfde geweld tegen hunne onderdrukkers bezigen waarvan zij weleer de flagtoffers waren; daa  TwEDERLKlË Wl DER WERK ING. ? dan worde de rampzalige ftaat van omwendieng vereuwigd. Immers onderdrukking 13 deszelfs kiem; en ik weet niets waar door die kiem meer gekoesterd en uitgebroeid kan worden , dan door weder»vcrlang van dezen aard. Zij veffchaft geftadig voedfel en aankweking aan druk, geweld, list, willekeur. Wederwerking tegen denkbeelden verflikt de vrucht der omwendingen. Zij verijdelt den besten voortgang des menfclielijken verftands en doet het oude gefieep van dwalingen en misbruiken weder voor den dag komen. Door wederwerking tegen menfehen wordt het deerniswaardig geflacht , welk dezelve moest ondervinden , verwoest ; door wederwerking tegen denkbeelden wordt zelfs de nakomelingfchap getroffen, Gene brengt enkele ongelukkigen om hals ; deze ftraft het geheel met fufheid, dompelt het tegenwoordige en de volgende genachten in die zelfde akelige duisternis, waaruit het eerste met zo vele moeite gered was en uit welke redding de nakomelingen zo veel heils zouden hebben kunnen wachten. ü républiekeinsch Beftuur! wilt gij ene aaneenfchakeling van rampen voorkomen of breA 4 ken  $ ï. Hoofdstuk. ken : zorg met voorzienigheid en kragt dat gene -wederwerking tegen perfonen ooit of ooit doorfh ; — en begeert gij dat die vele en geduchte rampen, welke helaas! onvermijdelijk fchenen , den Vaderlande tot enig nut gedijen : befef dan hoe noodzakelijk het is de wederwerking van denkbeelden te fluiten en dezelve als het ware te' verftompen. Wederwerkingen tegen menfehen zijn gevolgen van voorgaande werking , m.iar tevens oorzaken van toekomftige wederwerkingen. Hoe vaak gebeurt het dat de eerst onderdrukte partij op hare beurt onderdrukker wordt! Is het te verwonderen , dat wanneer een man, een man vooral die te toren zelf wandadig was , het flagtoffer wordt gemaakt van ene woede die hij ja ! ten vollen verdiend kan hebben, maar welke hij op ene ongeregelde en onwettige wijze moet ondervinden , is het te verwonderen dat zodanig iemand den zetel gaarne wederom beklimmen zou ? Is het niec te vrezen dat hij ten dage zijner zegepraal enen dubbelen aandrang zal gevoelen tot buitenfporigheid ? Eerst : in zijn Hecht hart, waaruit zijne vorige misdaden fproten; — ten anderen in het pijnlijk gevoel der wanbedrijven bij en na zijn val begaan, in zijnen wrok ovejj.  TwEDErLËIE WlDÏRWÏRK ING, p over dezelve; hoe zeer deze misdrijven, wel ingezien, ook al op zijne eigene rekening komen , daar ze niet Hechts de ftraf zijner vroegere ondeugden uitmaakten, maar indedaad derzelver onvermijdelijke gevolgen waren. Langs dien weg worden de rijkfte bronnen van eindeloze rampen geopend ,• alle banden worden yerfcheurd, alle grenzen Overtreden; en alle partijen worden even fchuldig. Wandaden worden geftraft door nieuwe wandaden; het edel gevoel van onfchuld , waardoor de bewustheid van het verledene met kalmte de toekomst doet afwachten, verdwijnt,- en een geheel elendig genacht wordt door gevloekte willekeur bedorven en verre buiten de wet gedreven. Vrees en wraakzucht, woede en wroegingen des gewetens: hoe vele en hoe fterke drijfveren! Denkt Lezers ! aan de onzalige wederwerkingen die wij gedurende de ontzettende franfche omwending beleefd hebben. De dolfte wraakzucht is fteeds blind. Deze blindheid gaat niet zelden zo verre, dat de woedende wraak hen fpaart die haar het eerst wekten. Zij ontziet zich niet. bun vergiffenis te fchenken; en hecht aan die vergiffenis gene andere A £ voor-.  lo Hoofdstuk I* voorwaarde dan dat diezelfde menfehen haar geleiden en doen nederkoraen op den kop der werktuigen hunner eigene wanbedrijven. Het droevig gevolg is dat deze zelfde leidslieden zich nu aan het hoofd plaatfen van wederwerkingen , waartoe hunne eigene daden aanleiding gaven; en dat dezelve eren daardoor verfchriklijker worden» Het is niet mogelijk dat een gevoelig man wreed zij. Aandoening bekoelt de felfte woede. Het aandenken aan voorwerpen, die ons eenmaal dierbaar waren, verfpreidt over alle onze gewaarwordingen zekere foort van droefgeestigheid. Maar laffe en lage wreedaards, die geen ander middel weten om hunne begane misdaden uittewisfehen dan nieuwe misdaden, hollen eindeloos voort. Hunne bedoeling is geenszins het aandoen van fmart, maar vrees en angst beheïen en drijvenze..; bij het overgaan tot ontmenfehte daden is gene wechflepende geestdrift de beweeggrond, maar koele berekening; en boe meer zy op hunne ftoelen beginnen te beven , hoe eer zy aan het moorden flaan. Byaldien het in Frankrijk mogelijk geweest ware de woedende menigte , te midden der .wederwerking, eensklaps fn enen fpiegel te doen in:  TWEOERLÏIË WEDERWERKING. • II zien; bijaldien dc getrouwe beeldtenis der belhamels zich daarin vertoond had in alle kare naaktheid: zou zij dan niet terug gebeefd hebben? zou de menigte niet overtuigd geraakt zijn dat hare aanhitfers altoos niet beter waren dan de voorwerpen tegen welke zij aangedreven werd? helaas! dit was onmogelyk. Integendeel de* woede nam toe en de verblinding werd hoe langer hoe groter. O Beklagenswaardige menfehen ! Gij zaagt niet dat uwe gidfen u nergens anders om tot wrede woestheid vervoerden dan om der rechtvaardigheid zeiven te ontduiken! Gij voeldet niet dat zij om gene andere rede tot den moord hunner medewustigen kwamen dan om hunne eigene medepligtighcid uit het oog te doen verliezen! Gij bemerktet niet dat de oorzaak, waarom de onverlaten de nationale wraak in wreedheid ontbonden, daarin alléén beftond, dat zij zeiven haar ontfnappen , haar fteeds vooruit wezen wilden. Wij kunnen deze akelige voorbeelden niet alleen befchreven vinden in de gefchiedenis der franfche omwending, maar ook wij hebbenze beleefd; velen hebben ze met hete tranen betreurd; de laatfte nakomeling zal dezelve fteeds bejammeren en het is onbegrijplijk daq  ï2 Hoofdstuk- I. dat er nog menfehen zijn die wederwerkingen van dien aard niet fchuwen als de pest. Het fs waar dat onder hare Hagen wel eens deze of gene fchuldige kan getroffen worden ; maar toomt dit voordeel voor de Maatfchappij in vergelijking bij het onberekenbaar nadeel der vestiging des rijks van misdaad en willekeur? Is echter de voortduring dezes onzaligen rijks geen onmisbaar gewrocht van dergelijke wederwerking?— Ook leert de ondervinding dat de allerftrafwaardigfte booswichten de Hagen der wederwerking niet zelden weten te ontduiken; en geen wonder: het zwenken kost hun niets; zij zijn Haven der uitkomst en draijen met alle winden. En nu van wederwerkingen tegen denkbeelden. Zij mogen zo bloedig niet zijn , maar Zïj zijn even nadelig. Dezelve komen neder op de wederopwekking van oude vooroorde, len en verkeerde misbruiken die de omwending fcheen te niet gedaan te hebben. De hoogte dezer ftaats - ziekte is wederkering tot het afgezworen ftelfel; en het behoeft bijna geen betoog dat terwijl ene ftaatshervorming zonder perfoonlijke onheilen en algemene rampen ongelukkig niet mooglijk fchïjnt te zijn, de eerfte nogtans door wederwerking tegen denkbeelden onvergoed, de laatfte van alle vruch?  ÏWEDÏRLEIË WEDEEWERÏCINQ. IJ Vrucht verftoken blijven. Omwendingen kosten veel* zeër veel en in allerleien zin : maar dat zij dan ten minsten de bron des kwaads in den ftaat floppen, de misbruiken beteren, de vooroordelen verdrijven ! Doch wederwerking tegen denkbeelden heropent de eerfte, doet de andere herleven en verdubbelt de kragt der laatfte. Zij verijdelt het ganfche doel der omwending; hare middelen zijn vol gevaars en bitterheids. Zij vergoedt gene rampen; zij laat de puinhopen liggen en belet de herbouwing; met één woord: zij boeit de volkeren op nieuw,zij klinkt dezelve in hare oude kluifters, doch niet zelden geverwd in menfehen-bloed. Begeert gij Lezer! dat ik u den menschkundigen grond aanwijs van wederwerking tegen denkbeelden? hij is gelegen in die gefteld» heid van 's menfehen geest, waar door hij * door een of ander dierbaar gemis getroffen, zijne fmart nimmer bepaalt bij haar eigenlijk voorwerp, maar uitftrekt tot alles wat hetzelve omringde. — Raadplegen wij ons zeiven. Deelt zich het zoete des verleden tijds in onze verbeelding niet mede aan de geringfte bijzonderheden? zijn wij niet gewoon de onverfchilligfte voorwerpen te hechten aan de meest dierbare, wanneer wij onze kindsheid of den ou« dea  iV Hoofdstuk. I. den goeden tijd in ons geheugen terugroepen? Zo gaat het ook met den fterfling wiens perfoonJijk geluk, bij de algemene omkering, daar henen zeeg. In plaats van zijne droefgeestigheid te beperken, ftrekt hij dezelve uit tot de onverfchilligfte zaken. Hij beeldt zich in dat het herftel van zijn geluk volftrekt onmogelijk is, ten ware alles wederom daargeiteld wordt, dat voorheen met zijnen geluk, ftaat te gelijk aanwezig was. Hij heeft zelfs de verkeerdfte en hatelijkfte misbruiken lief gaan krijgen; hij moge dezelve te voren afgekeurd hebben , maar hij befchouwtze nu als onaffcheidbaar verknocht aan het geluk dat hij derven moet. Uit dezen trek van 's menfehen hart ontftaat niet alleen de bezwaarlijkheid der volmaking van het nieuwe ftelfel, maar ook de verbetering van het oude zou daardoor belet worden. Immers ik ken gene zo zekere aanleiding tot bijgelovige eerbiedenis dan wanneer men, uit vrees van de delen eens famenftels niet weder te zullen bijeenbrengen , hetzelve niet durft ontleden, noch de delen afzonderlijk onderzoeken. Wij vergeten dat wij het niet meer beftaande even eens moeten beoordelen, als of het nooit beftaan had. Wij moesten er orn den-  Tweder-leië Wederwerking. J5* denken dat, gelijk in gevallen van omhaling, het nadelige eri fchadelijke alléén diende geveld te worden; zo ook de herftelder zich behoorde te houden bij het nodige en nuttige. — Maar, wanneer wederwerking tegen denkbeelden den ftaat teiftcrt: ziet men eerst de wederkering tot de oude vooroordelen ; en, kort daar na wordt de verflaving veel groter, de onderwerping veel onbegrensder dan wanneer men van dezelve vooroordelen nimmer had durven wijken. Het is dan niet genoeg de vrijheid gewonnen te hebben , verlichting en beginfelen te hebben doen zegepralen ; het is niec genoeg dien dubbelen fchat magtig geworden te zijn ten koste van ongehoorde opofferingen; het is niet genoeg hemel en aarde bewogen re hebben tot het eindigen van den ftaat van offering ; men behoort daarenboven zorgvuldig te letten op terugksatfing; hoe dieper het indrukfel der werking van de omwending was, hoe zekerder ook de te. genwerkende bewegirtff moet zijn ; nuar de« zelve wordt dodelijk voor den ftaat zo dra ze een , ogenblik langer duurt dan volftrekt noodzaaklijk is. Men kan daar m~t gene geaoegfame zorgvuldigheid tegen waken  %6 Hoofdstuk. ï. ken. Het herftel aller vooroordelen zou an^ ders voorbereid worden ; en eerlang zou er geen ander fpoor meer over zijn van de verandering, die men had willen bewerken, dan puinhopen, fchaide en ene zee van tranen en bloed. TWEDF  Hoofdstuk II. De plict van het enz. ij TWEDE HOOFDSTUK. Van de pligten des Bewinds bij wederwer* king tegen menfehen. Het eerste hoofdftuk heeft de twederleië foort van wederwerking in den ftaat behoorlijk , zo ik hoop , ©qderfcheiden. Naar gelang dezelve plaats heeft tegen menfehen of tegen denkbeelden, verfchilt ook de pligtsbetrachting der bewindslieden fremehrbreedte. De enige weg bij wederwerking tegen menfehen is: onwankelbare rechtvaardigheid. Zo het Beftuur zich zeiven geen meester maakt yan den loop der wederwerking, wordt het door denzelven wechgefleept. Zo men aarzelt de keten van misdaden te breken, neemt derzelver aaneenfchakeling geen einde; en het Vaderland betreurt te laat dat het den bewindsmannen ontbrak aan moed van hoofd en hart. Maar het Bewind kan zich, onder het vervullen van dezen pligt, niet zorgvuldig genoeg wachten voor zekere gevaarlijke klip. Zij bcftaat in de verwaarlozing des forms en in een B over-.  18 Hoofdst. II. Depligt van het bewind overdreven acht flaan op klagten en geroep van vorige onderdrukten tegen hunne onderdrukkers. Het lijdt geen twijfel dat men den onderdrukten billijke voldoening fchuldig is; en hoe beter een Beltuur gefteld is , zo veel minder mag het den aandrang tot zodanige voldoening afwachten. Verfchuiving of uitftel daarvan vloeijen niet altijd voort uit onwil der beftuurderen, maar zij bewijzen fteeds dat er nog iets is dat anders behoorde te zijn. Edoch deze voldoening , hoe pligtmatig dan ook, behoort de palen van ftrikte rechtvaardigheid nimmer te overfchreden. Behalve dat gunstbewijzen het vermoeden van partijdigheid Herken, doen ze toon en vorderingen der klagers rijzen ; terwijl het de pligt van het Bewind is dezelve in toom te houden. Een zwak Bewind doet juist het tegenovergefielde. Het durft geene ftrenge rechtvaardig, heid oefenen; en zelfs het gedoogt dat wederwerking tot de uiterfte hoogte klimt. Rampzalige vreesachtigheid! Het Bewind wenfcht den ondergang der ondeugd van ganfeher harte, maar het wil geen gevaar lopen dat geftrengheid eenmaal op zijn eigen kop te huis kome. Trouwens zodanig is het hart der menfehen gefield: blindheid is de eeuwige gezellinne van vrees.  BIJ WEDERWïRKING TEGEN MENSCHEN. IP vrees. Het zwakke Bewind wordt door angst bekropen en raakt] het fpoor geheel bijfter; het verbeeldt zich, dat zijn onvermogen veel groter is dan het zich wezenlijk bevindt; en die waan klimt weldra zo hoog , dat het eindelijk daarin zelve een middel van gerustheid en verzekerdheid meent te ontdekken. — Zie hier deszelfs antwoord wanneer iemand gerechte wraak vordert: wij verfoeijen met u deze wandaden, doch het is ons niet gegeven dezelve te ftraffen; is dit niet gezegd; wreek u zeiven? want het Bewind kan u niet helpen. En wanneer iemand herftel van wreedheden tegen hem gepleegd koomt te eifchen, zegt zodanig. Bewind: wij bedroeven ons met u, wij zuchten met u over deze verregaande woede, maar wij kunnen er u niet aan ontrekken. Wil dit niet zeggen verdedig u zeiven? heet dit geen teken geven rot burgeroorlog? wordt de onfchuld op deze wijze niet genoopt totmisdaad? de misdaad tot wederftand? alle Burgers tot het uiterfte*geweld? Ja! het ondeugend rijk van list en geweld wordt alsdan gevestigd en uitgeroepen ; het Bewind laadt de. ontzettende fchuldj op zich van zo vele en zulke grote misdaden als men ziet bedrijven. Wee den beftuurder die, tot behoud zijner onzijdigheid B a tus-  20 Hoofdst. II. De pligt van het bewind tusfehen oude en nieuwe aanflagen, zijne magt niet durft gebruiken en, in plaats van het roer der regering met klem te behandelen, nergens anders op bedacht is dan hoe hij zijn aanwezen zal verlengen. Ondertusfchen bedriegt hem ook deze laffe hoop. Te vergeefs wil hij de ontzegging van recht goed maken door ftrafloosheid van buitenfporigheden; te vergeefs waant hij zich daardoor enen aanhang te zullen werven. Wie is er in tegendeel die niet afkerig izou worden van een Bewind, dat hem noodzaakte misdadige of zedeloze wegen inteflaan, ter bereiking van het gene wat hij rechtmatig van de wet kon wachten? liet dulden van onwettigheid, het verdragen van willekeur zijn dermate nadelig voor een Bewind, dat er zelfs de dankbaarheid van bevoordeelde Burgers niet mede gewonnen wordt. Op die wijze vereent het Bewind aller haat tegen zich; van den fchuldigen , wien het overlaat aan ongeregelde ftraf met' verwaarlozing der wet; van den onfchuldigcn, wien het tot misdaad drijft. Het Bewind mist het voordeel van geftrengheid, maar het ontgaat derzelver hatelijkheid in genen dele. Wie zijnjjhet die zich doorgaans aan het hoofd  BIJ WEDERWERKING TEGEN MENSCH jN. «I hoofd Hellen van Volksbewegingen die de plaats innemen van gerechtigheid? de meest overdrevenen , de minst befchroomden, de dollen en woesten. Mannen des bloeds merken de verontwaardiging die er opging tegen vorige wreedaards of fljchtaards; zij maken zich dezelve ten nutte door er den toon aantegeven; zij verkragten eerst de wet in hunne behandeling va,n enkele perfonen ; en, volgens den eigenaardigen weg van zedeloze ongebondenheid, ziet men hen weldra de wet zelve met voeten treden. Hoedanig is derhalve de pligt des Bewinds bij wederwerking tegen perfonen ? Hetzelve behoort onvatbaar te zijn voor drift en zodanige vastheid en fterkte te hebben , die op zich zelve, op eigene kragten fteunt; het behoort alle vreemde hulp als onmogelijk te befchou_ wen; en de partij, waaraan het te hulp fchiet, aiet minder te bedwingen dan de partij welke het moet treffen. De man die de wraak der wet vooruitloopt is even zo fchuldig, als hij die haar verdient heeft. Maar het is ten dien einde noodzaaklijk dat het Bewind volkomen afftand doe van bedwelmende vleijerij. Het is waar : gefiadige,kalmte en vermyding van alle driftigheid wekt gene op. B 3 ge-  22 Hoofdst. II, Dï pligt van het bewinö getogenheid of geestdrift, Fr zullen gene gelukwenfchingen plaats'hebben, gelijk wanneethet Bewind eer fchittering dan pligtsbetrachtlng bedoelt. Gene Burgers, blakende van tomeloze drift, zullen er Het onftuimig offer komen branden van grenzenloze dankbaarheid. Een ieder fchreeuwde: heil en glorie aan Frankrijks Conventie! toen zij, door de kragt der wederwerking wechgefkvpt, het Vaderland liet bezwangeren met nieuwe rampen welke zij had -kunnen voorkomen. Niemand zal uitroepen : heil en glorie aan het Bewind ! wanneer hetzelve, trouw aan rechtvaardigheid, de oude misdrijven doet ftraffen of altoos derzelver gevolgen ftuit, doch tevens gene nieuwe wandaden in den' omgekeerden zin wil dulden. Dat het Beftuur fteeds ene partij voor zich behoeft: is een verkeerd denkbeeld door de omwending zelve voortgebracht. Elke factie in den fiaat vindt er zijne rekening bij en zoekt hetzelve aantekweken. Gene factie is er die het middenpunt niet zou wenfehen te worden, gene die niet zou begeren, dat hare befchutting door het Beftuur van niets anders afhing dan van kaar eigen wenk. Hoe meer gij de historie der factiën van nabij gadcflaat, hoe levendiger gij overtuigd zult  BIJ WEDERWERKING TEC£N MENSCHSN. 1% zult worden, dat de gemaakte aanmerking gepast is en altijd fteek houdt. Het is onverfchillig of de bron, waaruit zodanige waanwijze vordering vloeit, ijdelheidzij of hoogmoed; maar het is zeker dat dezelve fteeds gevolgd of verzeld wordt door de meest ongerijmde redeneringen. Iedere factie beroept zich op het Voik; maar alle factiën gevoelen, zeer wel dat hare Volkftem, dat die meerderheid waar mede zij voor den dag komen in plaats van beftendig en zeker, Hechts vluchtig en, als het ware-, in enen gedurigen ftaat van golving is. Zij pasfen °er wel op, die wisfelvallige meerderheid, die overeenftemming van enen dag te onderfcheiden van de beftendige en duurzame meerderheid, die den algemenen wil uitmaakt ' en even zo min falen kan, als de bijzondere wil, die niet dwaas of onzinnig is, zijn eigen ongeluk kan willen. Het Bewind zou, naar de les der factie-z.chtigen, fteeds op het gevoe-, len hunner wispelturige meerderheid moeten loeren; en hoe onftandvastig dan ook en fchaduwachtig dat gevoelen mogt zijn, zou het Bewind er fteeds naar moeten grijpen. De taal der factiën is deze: Geen Bewind mag (iUftaan dan in hst middenpunt zyner ware belangen Is hetzelve nog niet bereikt, beft 4 vindt  54 Hoofdst. II. Ds pligt va» het bewino vindt het Bewind zich daar buiten , het behoort er onophoudelyk naar tos te ftreven* Het kan zich niet vestigen dan op het ogenblik der bereiking van dat punt, waarin de, famenlopende ftralen des emvangs zich duurzaam verenigen. Wie ziet niet dat dergelijke becldfpraak, fchoon uit de eenvoudiger Natuurkunde ontleend , door hare overdragt duister en onnauwkeurig wordt en door overdrevene toepasfing valfch? zij verwart onze denkbeelden en verwekt harfenfchimmen die niet te bepalen zijn. Op die wijze zou het voorkomen, ais of het middenpunt der belangen van het Bewind zodanig een tastbaar en voor aller ogen duidelijk pont was , dat er op het ogenblik van ' deszelfs bereiking een eenparig gejuich van goedkeuring moest opgaan. Het tegendeel is waar; en vooral op het einde ener omwending. Gedurende haren loop zijn de belangen van allerleië foort in onophoudelijke wrijving geweest; de oude belangen zijn nog niet dood ; de nieuwe zijn jong en fpreken fterk: het is niet onnatuurlijk dat een ieder van zijn eigenbelang het middenpunt des Bewinds begeert te maker. Het is zeker fdat.het Bewind, z©  EY WEDERWERKING TEGEN MENSCHEN. ' 2£ zo het zich met geen mannen moed verzet , tegen den fnellen en dikwijls ftrijdigen ftroom dezer onderlinge belangen; zo het zich geftadig heen en weder laat flingeren, nimmer ftevigte, fterkte, achtbaarheid of vertrouwen kan of zal bekomen. Wat dan behoort het Bewind te doen? onbeweeglijk en pal te ftaan ; de woelingen en botfingen der belangen van perfonen en klasfen kalm te aanfchouwen; het verbrijzelen derzelve aan zijne voeten met gelatenheid aftewachten. Dat deze heilzame onaandoenlijkheid des Bewinds de belangzoekers van allerleien aard noodzake hetzelve te omringen t zich op de beste wijze te fchikken , elkander te verdragen en ook, in weerwil van zich zeiven, mede te werken tot herftel van orde en rust, tct bewerktuiging van het nieuw maat. fchaplijk verdrag ! Zal een bekwaam veld^ heer, die zijn verftrooid leger weder begeert te verzamelen, den ftandaart gedurig heen en weder laten voeren? zal hij denzelven van de hoogte af doen dragen en in de vlakte aan iedcren vluchteling aanbieden? zal hij hem te midden van elk klein hoöpjen doen planten, telkens weder doen uitrukken en naar elders overbrengen? — of zal de bevelhebber veel B 5 Hc'  t6 Hoofdst. III. De pligt van het bewind liever den ftandaart op deze of gene hoogte döen plaatfen, op dat hij aller ogen trekke, aller fchreden befture; en op dat alzo het tiiteengeraakte Volk naar één punt, als het ware, gefleept worde? Het driftige, perfonele en voorbijgaande moet allengskens bedaren , in gene aanmerking meer komen en uit het oog verloren Worden. Kalmte zonder hartstocht en onwankelbare gefiradigheid nemen de plaats in! dat het Bewind zich verheffe en zelfs niet meer gedenke aan de fchokken der omwending! dat het zich vergenoege met het flipt volgen der regelmaat van de wet ! dat het gene andere goed: eurihg meer najage ! o dat hetzelve zijne waarde zoek-e in getrouwe aankleving aan deszelfs befchrevene pligten, aan de ftaatsregeling die altijd dezelfde is! o dat het alle luidruchtige toejuiching verfmade ! zij is de dochter van wispelturigheid en luim; en verandert vaak in dof gejuih DER  BTJ W2DER.W. TEGEN DENKBEELDEN, tf DERDE HOOFDSTUK. Fan de pligten des Bewinds by vederwerking tegen denkbeelden* Bij wederwerking tegen menfehen koomt al* les aan op beredeneerde vastheid des Bewindsj maar bij wederwerking tegen denkbeelden is het grote punt: deszelfs omzichtigheid. Bij de eerfte behoort het Beftuur werkzaam te zijn en kragt te oefenen; bij de laatfte moet het handhaven. Bij géne eischt het welzijn van den ftaat dat het Bewind alles in het werk Helle wat de wet 'enigszins voorfchrijft; bij déze mag hetzelve niets hoegenaamd veroorloven dat de wet niet volftrekt gebiedt. Wederwerkingen tegen denkbeelden kunnen twederlei voorwerpen hebben. Zij treffen inftellingen of gedachten. Inftellingen moeten tijd hebben ; gedachten niets dan vrijen loop. De eerfte worden langzamerhand en als van zeiven geregeld en gevestigd; de andere hebben tot ontwikkeling en opheldering niets nodig dan geheel onbelemmerd te blijven. De werkzaamheid des Bewinds is uit den aard  38 HOOFDST. III. DepIIGT van HET bewind aard zeer ondcrfcheidcn. Moet dezelve plaats hebben tusfehen perfonen en perfonen:- zy beftaat in de oefening van ene weerhoudende en beteugelende kragt. De aangeftelde magten behoren te beletten, dat de ene burger des anderen rechten niet krenkt. Dit is klaar en behoeft gene woorden. Maar er is boven dien twederleië andere mogelykheid dat het Bewind werkzaam zy; vooreerst : tusfehen perfonen en inftellingen. Hier behoort deszelfs werking zich te bepalen by befchutting en inftandhouding; ten anderen: tusfehen perfonen en denkbeelden. Hier mag het Bewind nooit en in geen geval enige werking willen doen. Wanneer de ene of andere inftelling, wettigIyk ingevoerd zynde, in werking gebragt wordt, zullen er zich fteeds vele afkeurders opdoen. Het Bewind behoort er zich niet aan te ftoren; het behoort zelfs niet te willen beletten dat fommigen hunne ftem tegen de inftelling openlyk verheffen. Dat hetzelve veeleer gene onderwerping verlange dan volgens den form en de wet! dat het gene kennis drage van tegenkanting! dat het billyke gehoorzaamheid onderftelle; en de inftelling moedig handhave! derzelver zegepraal is langs dien weg zo zeker, als de wet, , de  BY WEDERW. TEGEN DENKBEELDEN. de regelmaat des forms en de loop des tyds onweérftaanbare hulpmiddelen uitmaken. En niet minder fpringt de noodzaaklykheid in het oog dat geen Beftuur de handen fla in het ryk der denkbeelden. God beware hetzelve van ooit overtui.ing te willen gebieden of begrippen voortefchryven en te bevelen! maar wanneer een waaïheid-minnend Beftuur het zo ver gebragt ziet, dat een valfch gevoelen, het welk te voren als een heilig leerftuk geëerbiedigd werd, gefnuikt en omvergeworpen is: O dat dan het Beftuur de betreuring van dat gevoelen nimmer kwalyk neme,- dat het de uitdrukking der openbare bejammering nimmer vcrbiede,- dat het de eer der onverdraagzaamheid aan het verworpen gevoelen niet toewyze! ja het Bewind behoort de kennis des aanwezcns van jammer enj beklag te ontveinzen ! derzelver invloed en gewigt zullen allengskens afnemen, naar mate het verouderde gevoelen, zelf min geacht en.de betreuring door het Bewind als over het hoofd gezien wordt. — Laat een ieder het oude verkeerde gevoelen, naar lust en goedvinden, ontzenuwen en beftryden. Er zullen zich ftryders genoeg op doen, zodra het hatelyfc vermoeden ophoudt, dat de verwerping door niets anders onderfteund wordt, dan door  3° HOOFDST. III. DE PLIGT VAN HET BEWIND door geweld en kragt. Laat toch alle poging varen tot bedwan? van denkbeelden: daden alleen zyn vatbaar voor dwang en, wanneer gy U altyd houdt aan dezen onfeilbaren regel, zult gy zien hoe men de verworpene begrippen eerlang zal beginnen te onderzoeken, te waarderen , te beoordelen; hoe dezelve den natuurlyken loop van alle gevoelens, dieniet veradeld worden door vervolgzucht en onderdrukking, geenszins ontwyken kunnen en, eindelyk, hoe dezelve weldra zullen ophouden onder de leerftukken geteld te worden. Recht en reden wyzen dezen weg aan. Voorzichtigheid cn gezonde ftaatkunde dulden niet dat het Belruur enen anderen volge. Wederwerkingen tegen menfehen hebben maar één doel: wraak; zy hebben maar één middel ter bereiking van 'tdoel : overtreding der wet. Men kan derhalve demogelykheid van bepaalde misdaden vooraf berekenen; en het is de heilige ver* pligting der beftuurderen dezelve te voorkomen. Maar de mogelykheid der wederwerkingen tegen denkbeelden is oneindig; en hare middelen zyn het nog meer. Waar zou men beginnen, waar eindigen zo men de veelvuldige foorten van openbare en bedekte onderkrui- pin-  BY WEDEK.W. TEGEN DENKBEELDEN. pingen wilde optellen, waardoor de omwending ondermynd en- de weêrftuit der verwerping van het oude ftelfel voorbereid kan worden? indien het Bewind, in plaats van ten dezen enkel te behoeden, te befchutten, fteeds werkzaam wil zyn en zyne werkzaamheid geftadig begeert te vertonen: dan doemt het Bich zelf tot eindeloos werk; dan zal men het eerlang in den wïnd zien fchermen en harfenfchimmen beftormen; dan wordt het tot vernedering van zich zeiven gedreven; en zulks ter zake, van voorwerpen die anders genoegfaam onmerkbaar waren. Aldus worden des Bewinds pogingen, die het by aanhoudendheid doet en geftadig vernieuwt, kinderachtig en befpotlyk;het wankelt in zyn ftelfel of liever het heeft er geen; en zyne handelingen vloeijen uit gene andere bron meer voort dan uit willekeur. Zodanig Bewind flaat over tot onrechtvaardigheid , om dat het fteeds iö onzekerheid dobbert; het worde bedrogen , on> dat het onrechtvaardig is. VIEH-  3* Hoofdst. IV. Der schrijverev pligt VIERDE HOOFDSTUK. Van de pligten der openbare fchryveren by •wederwerking tegen denkbeelden. Wie behoren zidh te verzetten tegen wederwerkingen , waarvan de voorwerpen denkbeelden «yn? wie kunnen zulks met de meefte vrucht doen? zy die de Volken pogen te verlichten en den Volksgeest te befturen. Immers wederwerking Van dien aard behoort tot het ryk des verftands; en gene menfchelyke wet kan denkbeelden treffen, kanze altans bedwingen. Iedere poging van den Wetgever tot dat einde is vermetel; — 2y is dwingelandy. Kan men niet billyk onderftellen dat er zekere foort van heilzaam verdrag in wezen is? 'behoort de verlichte man, de vriend van reden •en verftand, die openlyk de pen voert niet gerekend te worden het volgende beding met de wettig aangeftelde magten gemaakt te hebben ? „ Ik zal gene moeite fparen om fchadelyke „ dwalingen en vooroordelen tegen te gaan en „ uitterooijen; ik zal U zoeken te bewaren „ voor dennadeligen invloed van dezelve: maar » Gr  BY WEDERW. TEGEN DNKBZELD KN. 33 ju.Gy zult my van uwe zyde waarborgen te„ gen tJlerleïë onwettige en geweldadige onder„ nemh g. Ik zal uwe regelmatige inftellingen ,., met de onweêrftaanbare kragt van verftand „ en overtuiging omftuwen: maar ik.moet ook „ ftaat kunnen maken op de befcherming der „ wet, wier toepa'sfing u aanbevolen is. Maar gelyk in elk verdrag zo hangt byzonderlyk hier alles af van wederzydfche ftipte trouw. Derzelver ichennis, zelfs ene geringe afwyking daarvan, by de ene party baart by de andere altyd lauwheid en onverfchilligheid. Hét vermoeden alleen dat een Bewind zich overgeeft aan moedeloosheid of zwakheid verftompt de beste pennen. Ook kan het Bewind zich niet .genoeg wachten van iedere vrymoedige beoordeling zyner daden euvel optenemen, of daar in gedurig voedfel van wantrouwen en achterdocht te vinden? het behoort zelfs gene openbare bezwaren te fchromen, wanneer zy flechts binnen de palen van gehoorzaamheid aan de wet blyven. Maar dezulken , aan den anderen kant, die daar willen en durven voorlichten, mogen zich ook in gene dubbelzinnigheden verlustigen. Zy mogen zich zelfs gene enkele gedachte veroorloven die het wantrouwen des Bewinds kan gaande maken of aanftoken. Die C is  34 Hoofdst. IV. Der schryverbn pligt is een zo teder punt en luistert zo nauw, dat zij er nooit te zorgvuldig opletten kunnen; al is het, dat anders de openlijke verklaring hu.mer gevoelens zodanig wantrouwen niet verdient. Schrijvers van naam en invloed, die heimelijk onverzettelijke aanklevers zijn / van oude en geliefkoosde vooroordelen, onteren hun achtbaar beroep, wanneer zij bedektelijk aanhangers zoeken te maken voor hunne eigene bijzondere gevoelens, terwijl zij den fchijn aannemen, als of zij den volksgeest wilden gemeenzaam maken met de aangenomen' beginfelen Zij prediken wel niet rechtsftreeks opftand, noch hitfen hunne medeftanders daartoe openlijk aan; maar door hun fchandelijk misbruikt vernuft, door hunne valfche redeneringen beroven zij de reden van hare waarde in de- ogen des volks en benemen haar allen invloed en gezach. ——• En dit niet alleen; maar, terwijl het vertrouwen verliezen der genen, die in het Bewind zijn, brengen zij de vrije taul van den verlichten man, den vriend des vaderlands, die uit zucht voor deszelfs welzijn de pen voert, in blaam en achterdocht. Wie kan er echter aan twijfelen  : 1Y WEDERW. TEGEN DENKBEELDEN» 35 felen dat deze saai heilig en onfchèndbaar behoorde te zijn ? immers zij bedoelt niets anders dan het nut van hun die beftuurd worden en de beveiliging van dezelve tegen allerleien druk. C a V IJ F-  gó" Hoofdst. V. ber. schryveren gedra» V IJ F D E HOOFDSTUK. Over het gedrag van fommige Schryvers in tyden van omwenteling Men kan het niet ontkennen: de loop der tijden heeft den ijver van fommigen vernauwd, het heeft velen wars gemaakt van een républikeinsch Beftuur. Het denkbeeld van verpligting tot werkzame vaderlands - liefde wekt niet zelden fchrikbeelden, droefheid en afkeer. Dit is indedaad te bejammeren, want er zijn mannen onder die van dienst hadden kunnen wezen; dan het is niet anders; en de volgende bedenkingen kunnen misfchien van nut zijn. Hoe heviger fchokken ene omwending veroorzaakt, des te fneller en dieper is dikwerf de val der misdaad; maar ook daardoor, wordt het gevaar te groter dat diezelfde val de heiligfte waarheden medefleepr. Waarheid in het afgetrokkene en echte républiekeinfche beginfelen, of altans derzelver fchijn, vindt men fomtijds gehecht aan zedeloosheid en wanbedrijf. Door die vereniging wordt de voortref- lijk-  IN TYDSN VAN OM WENTELING^ 3? lijkheid van het ware en goede niet alleen ontIuifterd; maar zij heeft ook het treurig gevolg dat, bij inftorting van het rijk der zedeloosheid, de voortgang en zelfs het behoud van waarheid cn verlichting in gevaar komen. Dit gevaar is groter, naar mate waarheid en verlichting met het rijk van ondeugd meer of min nauw famengeknoopt waren. Trouwens die famenhang, zodanig verband is ten uiterften rampzalig. Het rijk der zedeloosheid kan niet duren; het moet daveren; en de oorzaken der verhaafting of vertraging van deszelfs' val zijn misfchien wel optegeven, maar geen onderwerp der tegenwoordige bedenkingen. Hoe nauwer nu deze of gene belangrijke beginfelen verbonden waren, of fchenen te zijn, met het verftoorde rijk van zedeloosheid, hoe meer de eerfte delen in het afgrijzen door het laatfte verwekt; hoe mocijelijker de beginfelen ftaande blijven bij den val der zedeloosheid. Wilt gij de rede hier van weten ? zij is gelegen in de kragt der famenvoeging, der aaneenhechting, der koppeling van denkbeelden. Toen ontmenfchte Europeanen voor drie honderd jaren den godsdienstvan Jefus in het nieuwe wereld - deel wilden voortplanten; toen zij niet alleen geftadige C 3 M*  ; denkbeelden is even dodelijk voor bet geluk der menfehen en Volkeren, het zij waar  IN TIJDEN VAN OMWENTELING. 4l waarheid en verlichting moeten lijden door fchijnbare verening met zedeloosheid, het zij een valsch gevoelen, hoezeer het anders uitgediend had cn verliep , nieuw leven verkrijgt dbor mishandelingen van deszelfs- aanhangers. Wie ziet niet dat deze mishandelingen , aan den enen kant verbittering veroorzaken, aan den anderen kant medelijden verwekken? Wie zal ontkennen dat op die wijze de ongerijmdheid zelve door vervolgzucht en onverdraagzaamheid vereeuwigd, de waarheid miskend cn de ftuitendfte dwaalbegrippen aangekweekt worden? Zo heiligde in den jare 153 4 de Leijdfchehervormende kleermaker die misbruiken, waar op het anders de herdopers te recht geladen hadden. Hij wierp zich te Munfter op als Koning in Sion. Zijn gedrag was zo fchandelijk en ontmenscht', dat het de algemene verontwaardigingfpoedigdeed rijzen totverfoeijing Dit gevoel deelde zich mede aan het oordeel over zijne leer; het hechttejZich aan hetzelve dermate vast dat, na den rechtvaardigen dood van Jan van Leijden, geen Munfterlander meer van iets dat naar hervorming geleek wilde horen. De fakkel van verlichting werd dus in dat gedeelte van "Westfalen geheeliijk uitgeC 5 bluscht;  42 Hoofdst. V. dïr schrijveren gedrag feluscht; en de nakomelingfchapj zucht er misfchien nog onder. Zo pleitten de godloosheden der zendelingen van Robcfpierre, ftaande het fchrikbewind, tegen de leer van gelijkheid en vrijheid. Zij hadden haar in den onbefchaamden mond, maar tradenze trouwloos met voeten. De folteringen van onfchuld fterkten de wanbegnppen der koningsgezinden, vuurden hunne woede aan en vergiftigden hunnen wederfland. Dit alles werkt de famenknoping, de verenigpig van denkbeelden op >smenfehen geest en hart,- en zulks niet tegenftaande het zeer waar, is dat, eigenlijk gefproken , de kragt van waarheid en beginfelen' niets gemeens heeft met het afgrijzen welk de misdaad inboezemt, of het medelijden door gefolterde onfchuld verwekt. Het is aan weinigen gegeven het vermogen van den famenhang van gedachten en aandoeningen te weêrftaan. Men vergeet meest dat men den ftorm der driften moet laten bedaren, voor het opmaken van vonnis over denkbeelden. —■ Om duidelijker te fpreken: geen verflandig mensen, geen welmenend vriend van  IN TIJDEN VAN OMWENTELING; 43 van zijn Vaderland vooral behoort te treden in onderzoek naar de waarde der beginfelen , waarvan de gevallene misdaad zich bediende ; hij behoort zodanig onderzoek uitteftellen tot betere tijden en intusfchen te berusten in,of mede te werken tot,bedwang van wanbedrijf, onder, welk voorwendfel ook het zelve gepleegd wordt. Zo niet: zijn dwaling en bedrog onvermijdelijk. Wie kan in de hitte des ftrijds den üandaart kennen en onderfcheiden ? moet niet de grote zaak eerst zijn, meester te worden van hun die denzelven toevallig in handen gekregen en daarenboven nog fchandelijk misvormd hebben? Hoe dringend noodzaaklijk is het dan niet dat men op het einde ener omwending vaartvel zegge aan al het overdrevene en wederkere tot bezadigde , koele en juiste begrip? pen! Het zijn niet alleen de Bewindsmannen die de kunst moeten leren om het bevel regelmatig te voeren; maar ook zij, over welke het beftuur gaat, zijn geheel vreemd in het ftuk van, als vrijmannen , aan den algemenen wil te gehoorzamen. Waren we niet federt onze geboorte gewoon aan het gezach ener  '44 Hoofdst. V. der schrtjvbren gedrag ener onwettige regering? leerdenwe het niet in alle zijne naaktheid befchouwèn en, als niet fteunende op 's Volks oppermagt, ver'fmaden? immers predikte men ons den opftand; fchilderde men ons de overheerfching en flavernij in alle hare affchuwlijkheid. Maar fchoon wij thans door de omwenteling henen geworfteld zijn en een beftuur daargefteld zien op wetnge gronden 5 hoe moeilijk is het nogwns de overtuiging te erlangen, en bijzonderlijk naar dezelve te leven, dat vrijheid in de daad volftrekte en onweêrftaanbare regering der wet is! hoe ligt worden velen tot herhaling van denzelfden opftand verleid, welken zij re voren met recht en reden befchouwd hadden als heilig tegen dwingelanden, list en geweld! Voorwaar.' het is voor een nieuw Bewind ene allermoeilijkfte en tevens aller hachelijkfte zaak zich ftaande te houden. Het moet zich zelf gewennen aan de kunst van behoorlijk te regeren; en het] is daarenboven deszelfs zware pligt, het Volk te vormen tot de niet min moeilijke kunst van betaaroïijk te gehoorzamen. Het is dan te wenfehen dat een ieder, die enigen invloed kan oefenen op het doen geboren worden der hebbelijkheid van regelmatige  IN TIJDEN VAN OMWENTELING. 4£ tige ondergefchiktheid, zich aan het Beftuur gelieve te hechten. Zonder dat kunnen orde en rust nooit herboren worden; maar integendeel wordt de ongelukkige neiging tot tegenftand fteeds aangewakkerd, welke door moedeloosheid en flapheid van het Bewind fpoedig in wederfpannigheid en oproer kan ontaarden. Zonder dat zullen de leden der hoge regering dat vertrouwen op zich zeiven nimmer wederom erlangen, hetwelk de toevlucht tot willekeur en geweld onmogelijk maakt; en zij die beftuurd worden zullen anders nooit komen tot die ondergelchiktheid, welke den vrijman betaamt en , welke alléén hen behoeden kan tegen regeringloosheid of overweldiging. 'Wanneer enig fchrijver zich hatelijke inboezemingen veroorlooft; wanneer hij met overdrevendheid afkeurt of op ene treffende wijze zijne nutteloze fpijt betuigt : wie gevoelt dan niet dat dezelve niet Hechts zodanig Bewind beledigt, waarvan hij afkerig is, maar ook, dat hij'in het algemeen alle denkbeelden van orde verwaarloost ? hij werpt enen nieuwen hinderpaal op aan1 derzelver herftel; hij veftigt 'sVolks misnoegen en maakt het hebbelijk; hij veroorzaakt de ongelukkige  45 Hoofdst. V. Der schtjveren gedrag ' ge mening des Bewinds dat willekeur onver-, mijdelijk en ;heilzaam is. Hier ziet men Burgers die balorig worden en volitrekt weigeren zich te onderwerpen: daar zijn er die, door fcbrik bevangen, aan wettige bevelen voldoen, maar zich fchadeloos zoeken te ftel- len door mishandeling van anderen. Dit zijn de gevolgen van zulke onvoorzichtige fchrijvers voor het algemeen. Maar voor zich zeiven kunnen zij ook het nadelig gevolg hunner verkeerde handelwijze niet ontgaani Hunne vertogen mogen gegrond en welgefchreven zijn; hunne bezwaren mogen op de rechtmatigheid zelve fteunen: zij verliezen gewigt en invloed, zo dra ze met perfonaliteiten en verkeerde zinspelingen doorvlochten en ontfierd zijn. Deae overladen werk en maker, beide, met minachting en oneer, zelfs bij de kwaadwilligen die eerst fchenen toetejuichem ■— Wanneer een fchrijver gevoelen doet dat hij den vorigen ftaat van zaken of vorige Bewindslieden betreurt en , in denzelfden adem, bitfe aanmerkingen laat volgen nopens ene of andere fouten in de Republiek, geeft hij zonder twijfel aanleiding tot vermoeden tegen hem, dat hij dien vorigen ftaat van zaken  IN TYDEN VAN OMWENTELING. 47 ken of de vorige Bewindslieden'ook-«weder terugwenscht; en dat hij zijne jammerklagten over het verledene en zijne gispingen van deze of gene tegenwoordige misbruiken daarom alléén opdischt, om dat hij zich verbeeldt of dat die misbruiken' aan de Bewindslieden * welke hij verwenscht, voordelig, of dat ze met dezelve enigszins verbonden zijn. Op die wijze duurt de ftaat van gisting voort; en hét heilloos zaad van misnoegen, .bedilzucht,' vitterij en kwaadwilligheid worde alomme geftrooid. Zonder over de bedoeling van1 zodanige fchrijvers te willen oordelen, kan men van hun gefchrijf zekerlijk zeggen, dat het zeer gefchikt is, om den ftaat ivan gisting der hoofden en harten te rekken en den gang der omwending weder te rug te drijven. Door hun gefchrijf krijgen velen wanfmaak en afgrijzen tegen de verhevene leer van gelijkheid en vrijheid; de misdaden van fommige Volksverleiders vervullen hun hart met fchrik; én zij verzetten zich tegen de kragt der waarheid en aangenomen' beginfelen, welke hun verftand anders zou toejuichen, door de fraartelijke herinnering van geledene grieven. Het  48 Hoofdst. V. der schrijveren gedrag Het zij echter verre van mij te betwisten dat ook deze foort van fchrijvers mannen oplevert die weleer aan de goede zaak wezenlijke dienden bewezen hebben; maar het fchijnt, als of zij de gewoonte van ftrijden zodanig aargenomen hebben, dat ze het worftelperk niet verlaten kunnen. Zij zijn er als het ware hoogmoedig op, de geregelde orde van zaken even zo wel aanteranden en te ondermijnen, als zij weleer het ftelfel van list en geweld beftreden. Zij kunnen even min de waarheid en deugd ongemoeid laten als voorheen de valschheid en ondeugd. Onverfchillig hoe zij hunnen moed koelen en misbruiken, fchijnen zij er op uit te zijn denzelven alle hoegenaamde waarde te benemen. Zij kreunen zich aan gene berekening der graden van nut of onnut; en hunne eigenlijke zaak is niets dan wederftand als zodanig. O rampzalige misvatting! die den prijs van tegenftand in den tegenftand zeiven zoekt; die er eer infjelt om zich als tegenftander te vertonen, terwijl nogtans de waarde, zo wel als de eer van allen tegenftand, alléén in het oogmerk van denzelven gelegen is. Deze fchrijvers kunnen het den loop der om-  IN TYDEN VAN OMWENTELING. 49 omwending niet vergeven dat zij zich verftoken zien van een gedeelte hunner glorie. Velen hadden op zulk ene fnelheid van den ftroom der omwending niet gerekend. De eer van ene of andere zegepraal, zonder overwinning, verdwijnt al te fpoedig in rook. Daar is er zelfs die verwaand genoeg zijn om zich in te beelden dat zij den toon moeten geven aan den Volksgeest; dat hunne denk- en fchrijftrant niet alleen op de publieke opinie zeer veet invloed moeten hebben, maar zelfs datze een allerwezenlijkst gedeelte uitmaken des maatfchappelijken geluks. Daar is er die niet geloven kunnen dat het herftel van orde in de ma'atfchappij ; mogelijk of duurzaam zijn kan, zonder herftel van hunne opperheerfchap- P'j- Hieruit ontftaat die bitterheid tegen menfehen en zaken; hieruit die razernij om zich telkens wederom van dezelfde wapenen te bedienen, in weerwil van derzelver verftomping; hieruit die wrevel, die verontwaardiging doormengd met ene foort van verwondering, dat de oude flagen niet meer treffen; hier uit, eindelijk , die onverzetbare [fpijt dat zij niet meer in trek zijn, als voorheen \ en het leedwezen D dat  go Hoofdst. V. der schkyveren Gedrag ' dat zij overal doen doorftralen over het niet meer beftaan ener orde van zaken , waarin zij op den voorgrond geplaatst waren. D:ze fpijt mag enigzins kinderachtig wezen, maar waarlijk zij is niet geheel onnatuurlijk. Men zou toegevendheid omtrent haar kunnen gebruiken. Men zou de overdrevene eifchen, die zij doet geboren worden., kunnen vergeven en met den mantel der.liefde bedekken; zo maar de menfehen, die haar aan den dag leggen, gene verkeerde wending aan 's Volks geest zochten te geven ; zo maar de middelen, welke zij aanwenden, het Vaderland niet dreigden met het grootfte kwaad. — Dan wie kan het ontveinzen? de wederwerking, welke zij wenfehen daarteftillen, zou geducht zijn en algemeer. Wcrwaards men de ogen flb'at ziet of hoort men Hellingen opdisfehen en vooroordelen prediken , die men dacht dat voor altijd vergeten waren. Deze bedenkingen zijn even zo zeer toepasfelijk op de voorftanders des fchrikbewinds, als op die van andere ondeugende ftelfel y. Evenwel het is niet hopeloós dat fchrijvers van zodanig allooi wederkeren tot beginfelen die  ÏN TYDEN VAU OMWENTELING. é| die zij nu fchijnen te verlaten , doch aan welke zij te voren hunne trouw geheel verpand hadden; tot beginfelen, wier aankleving de bron hunner eerfte glorie geweest is; en die, tot welke bummfporigheden zij dan ook ten voorwendfol gediend hebben, bij gene mogelijkheid ooit of ooit iets kunnen verliezen van hunne wezenlijke kragt op verhevene zielen en verlichte verftanden. Er is in de kunst zelve van denken, overwegen cn üuderen zekere onwaardeerbare ftrekking tot reden en verftand, tot vrijheid en onafhanglïjkheid. De lettervriend die zich ter goedertrouw verzet t^gen de geftelde magten in zijn Vaderland verkrijgt . onder het oefenen van dien tegenftand, ene hebbel jkheid die aliengskens verandert in volftrekte en edele noodzaaklïjkhcid van openbar ren wederftand aan al wat naar willekeur zweedt. Er zijn zekerlijk flechthoofden en flech tharten die voor gene verbetering vatbaar zijn, die niet eens fchijnen te luifteren naar de tuchtiging der omftandigheden; maar er zijn ook verlichte mannen, die zo ras zij de overheerfching, welke ons drijft, in hare naaktheid zullen aanfehouwen; zo ras zij de diepte des . afgronds zullen peilen, waa.ia D a zij  52 Hoofdst. V. der. schryveren gedrag zij en het ganfche Vaderland geftort zouden worden, door hunnen afkeer van fommige menfehen en zaken; ook even zo ras zullen wederkeren tot hunne oorfpronglijke beftemming. — Ja! een voorgevoel verzekert er mij van: zij hadden nimmer den wil de edele zaak te verraden, die zij nu fchijnen verlaten te hebben; zij zullen de menfehen vergeten en zich weldra wederom fcharen rondom dezelve. O blijde hoop! wij zullen de oude en nieuwe vrienden der Vrijheid eerlang vereend zien onder hare heerlijke banieren. De Lezer zal van mij niet vergen, dat ik hem de week - dagbladen en andere gefchriften opnoem, die men van tijd tot tijd ziet t* voorfchijn komen en welke hier bedoeld worden. Mijn oogmerk is nuttig, maarniet hatelijk te zijn. Ik begeer zelfs het beftaan van nieuwspapieren of tijdfehriften in het geheel niet aftekeuren. Het is waar: de gelukkigfte talenten moeten dikwijls fchipbreuk lijden wanneer zij gehouden zijn alle dagen, weken, of maanden een bepaald werk te leveren. Men kan gene goede en nuttige werken fchrijven zonder tijd en onafhanglijkheid van hoofd en hart; en het  IN TYDEN VAN OMWENTKLING; .53 het is niets minder dan vreemd dat tijdfchrijvers, die lezers moeten lokken en datrdbör gedrongen zijn om derzelver luimen en zwevende begrippen te vleien, fchrijvers die op gezette tijden moeten gereed zijn meestal noch tijd hebben noch vrijheid. — Niets geleidt zo zeer tot overdrijving dan de nood om door ftcrke aanmerkingen te treffen; en de gedwongen begeerte om zijne lezers, door het verhalen van amcdotes, te vermaken baart gewoonlijk kwaad-; fprekendheid. Bovendien zijn perfoonlijke en letterkundige twisterijen genoegfaam onaffcheidbaar van het beroep van zodanige fchrijvers. Deze waarheden zijn hard; maar met dat al niette ontveinzen. Want hoezeer tijdfchriften dikwijls een allerkragtigst, fomtijds het enigst, middel opleveren tegen perfoonlijke onderdrukking, waarvan geen beftuur van menfehen altijd vrij kan blijven; kan men zich niet onthouden vervuld te worden met een dubbelen afkeer van zulke tijdfchriften, die dit hulpmiddel door deszelfs misbruik hatelijk en vruchtloos maken. ' Het kwaad welk deze foort van zedeloosheid te weeg brengt is onberekenbaar. De ware vrienden van Vrijheid en Vaderland worden D 3 niet  £4 Hoofdst. V. der. schrijver en gedrag, piet alleen rehoond en ontmoedigd ; maar on-: zegjhelc hoop wordt langzamerhand verijdeld. Overwinningen, gevaren, opofferingen, Aromen bloeds, millioenen fchats, alles wordt nutteloos. Ten laatften ovtrfchreeuwen de lasten ars alles; en het jammerlijk gevolg is dat een Volk, der vrijheid weleer volkomen waardig , door gefiadigw ntrouwen geflingerd, eindelijk tot diepe elende en flavernij daalt. ZES-  •Hoofdst. VI. de hooi»' enz. §5 ZESDE HOOFDSTUK. Waarop binnen de vrienden van verlichting en yryheid hnnne hoop vestibe n ? De nationale geestdrift is niet 'weinig verdoofd; de lauwheid neemt toe; het bederf fchijnt voorttekruipen. Maar mogêu en moeten dan de ware Républiekeinen hunne hoop op even? mogen -dj hunne fenone uitzichten laten varen? mogen zij wanhopen aan de atópmifl» den ftaat van ware gelijkheid en vrijheid? O neen! hunne zaak, de zn-ak 'der menschrieid zelve, is niets minder dan verloren. Zij zullen haar niet te fchande maken door ze te verlaten, noch gedogen dat zij verkragt worde. Is hunne wil niet redelijk? fteunt dezelve niet op waarheid en overtuiging? of is er eenonu .êrftaanbaarder vermogen onder de menfehen bcke d dan de vastheid van zodanigen redelijken wil? De ware Républiekeinen zullen nimmer ene tomeloze sverheerfching dulden; ook genewijV- ging van het oude juk. Zij zullen akijd D 4 even  56 hoofdst. VI. DE HOOP DïR VRIENDEN even afkerig blijven van zodanig républiekeinsch beftuur, welks hoofdfpil willekeur zou zijn, als van den onzaligen toeftand waarin wcefte onbefchoftheid den boventoon flaat, de beginfelen verdringt en de waarde van den mensch en burger geheel te niet doer. Of zou 's Lands heil en glorie van iets anders afhangen dan van de zegepraal en vastheid des zuiveren républiekeinfchen Itelfels? zou niet het heil zelfs ener onvoorzichtige menigte , die hare ware vrienden miskent, daarmede ten nauwften verbonden zijn ? Wie kan er aan twijfelen ? de redding van het gansche Vaderland is de edele taak der ware Républiekeinen. Zij alléén vzijn dien erepost waardig. Zij alléén kunnen het herftel van orde vestigen. Zij alléén kunnen de kokende driften bedaren van die grote klasfe warme Patriotten die zo ligt in beweging te brengen zijn; en welke zo wel hunne kragten, als hunne rechten kennen. Niemand verftaat de taal dezer^ klasfe dan de ware Républiekeinen. Zij alléén kunnen haar n et reden bellieren, want het koomt thans op het verftand en niet op het hart aan; overtuig ig is de zaak en niet het wekken  VAN VRYHEID EN VERLICHTING» 57 Van geestdrift; inboezeming van vertrouwen en gene verfchrikking. Ondertusfchen ziet men dat de vrienden van Vrijheid en Vaderland een diep ftilzwijgen houden. Wat mag hier van de rede zijn? kleinmoedigheid of moedeloosheid zal het wel niet wezen ; maar mogelijk minachting "of verfmading. Zij fchijnen de aanflagen niet te tellen die er gefmeed worden; zij (laan {ene menigte fchriften in den wind die Europa overftromen en verraad ftoken. Evenwel er is niets ten aanzien van wederwerking dat men gering mag tellen, want er is niets dat zonder werking en gevolgen blijft. Gij waant en bedriegt u deerlijk, dat gebrek aan goede trouw en eerlijkheid, ja zelfs dat het dwaze en bcfpotlijke van onophoudelijke veranderlijkheid en geftadige tweifelirjg de {lagen afweren of verijdelen kunnen die men in. den geest des Volks voorbereidt, om ten zijnen tijde geflagen te worden. De ware vriend echter, van vrijheid en verlichting wanhope geenszins aan enen goeden uitflag! Hy heeft, integendeel, alle rede om daar op ftaat te maken. Mogt ik het ge* luk hebben, hem, in deze billijke verwachting', door dit gefchrijf, te verfterken! D s Ijaat  58 Hoofdst. VI. Dé hoop der vrienden Laat hij de waarheid onbewimpeld en met luider ftemmé voorftaan; laat allen, die haar en de Républiek oprechn lijk zijn toegedaan , den eeuwige en onveranderlijke beginfelen openbare hulde dóen; laten zij het geweld der vooroordelen, die men hief én naar weder zoekt optewekken , ter n der vellen ; én, daar men de ar.ncenfch: ltt&fig» d-r beginfelen'alomme zoekt te verduifteren , laten zij dezelve in het helderst daglicht plautfen! mogten zy de-vrienden des Vólks wel leren énderfcheiden, maar tevens kloekmoedig be* tCügelen in dwang houden ! —— Dat de ware Rép .bliekeinen zich icharen rondom het Bewind, voor- zo verre het regelmatig beftaat, wettig handelt en het overdrevcne mat;.:t ! Zij z .dien en kunnen de Beituurderen van het bedwelmende der willekeur hoeden; zij zullen de gelukkige ontwikkeling bevorderen van het herftellings vermogen, ?t welk de ftaatsregeling in zich b..-vat; hoe» zeer misfchien buiten weten van vele voórftanftanders derzelve. Met zi lke voornemens bezield is het de zaak der Républiekeinen geenszins de handen flap te laten hanger; maar eerst en vooral behoren zij de zodanigen te bedwingen cn, als het  VAN VRYHRID EN VERLICHTING. S9 het ware, met fchande te overladen die de heiligde grondbeginfelen overdrijven. ■ Het herftel van maatfchaplyke orde is anders een harfenfchim ; de vestiging van het rijk der beginfelen ene onmogelijkheid. Ook heeft men gezien hoe'velen dier overdryvers onderdanige 'dienaren zijn van de uit omst ;der ding -n; hoe dezelve zich aan de fla/ernij der omftandighedén verflingeren en vaak ge. reed zyn, om willekeur te ftrelen. Maar zie hen nu eens: zy durven zich opdoen als menfehen die zich geflrenglyk en ftiptlijk aan de vaste regels der reden- en boven natuurkunde houden. Dan gebeurde za¬ ken hebben geen keer; derzelver geheugenis kan niet uitgewischt wordei. Laat mij mogen v:agen: of dergelijke burgers de leer", waarvan zij te voren den mond vol hadden, niet volkomen gelügenftraft hebben? of zij zich zeiven niet reeds vooraf wederlcgd hebben? of hier door de tegenftrijdigheid van zodanig gedrag niet ten vollen geftaafd wordt ? D /.elf 'e menfehen die weleer en nu wederom de onbepaaldftë vrijheid der drukpers inroepen waren er zeer tegen , toen zij haar beftaan niét meenden nodig te hebben, of liever toen hun eigenbelang vorderde dat de drukpers niet langer  6o Hoofdst. VI. de hoop der vrienden ger vrij was. Wat zeiden zij toen? men moest het kwaad voorkomen in plaats van het te ftraffen. Zij beweerden dat fommige tijdfchriften en dagbladen een aller gevaarlijkst vergif opleverden, een vocht dat den goeden en dillen Burger ijlings 'bevong en van de ene uitfporigheid tot de andere verleidde; het was de pligt des Bewinds het goede Volk hiertegen te waarfchuwen en te behoeden. Wat vermag de famenloop der omdandigheden niet! diezelfde perfonen worden thans in ene tegenovergeftelde richting voortgeduwd. Er heeft drijd plaats tusfehen de wettige magt en het vooroordeel of ingenomendheid. De verdedigers der laatde begeren dat de drukpers van alle hoegenaamde banden ontheven worde. Zij keren weder tot verftand en reden, nu zij de magt niet meer in handen hebben; zij wenschtten den loop der omwending te dremmen en terug te dringen; hunne drift is zo groot dat zij bet gezond verdand, de vrije denkbeelden cn vrije drukpers inroepen en geheel voorbijzien, dat de redding des Vaderlands uit deze zelfde hulpbronnen voortgevloeid is. Er is een trek die de omwentelingen kenfchetst: de ftoutmoedigc ligtvaardigheid, naam- lyk,  VAN VRIJHEID EN VERLICHTING* tfl lijk, waardoor de ene ftaatspartij hare eige» redeneringen verwerpt, hare geliefkoosde {tellingen volkomen laat varen en zich niet fchaamt het ganfche redenbeleid in alle de leerftukken van hare wederpartij op hetzelfde ogenblik optevatten, met vuur te verdedigen en in dadeiyke oefening te brengen. Zo zegt de gefchiedenis: dat de Griekfche en Trojaanfche Helden zich, oudtijds, aan de oevers van den Scamander plagten afteftrijden; dat zij vervolgens van wapentuig wisfelden; en dat zij dan enen nieuwen ftrijd aanvingen. De hiftorie van Engeland is vol van dergelijke voorbeelden ten tijde der oorlogen van Karei den I. Het was een zonderling fchouwfpel, zegt Clarendon, (f) de heftigfte koningsgezinden gehechtheid aan de flrengfte rêpubliekeinfche denkbeelden te zien voorgeven; en hen, daarentegen, die de républiek wezen, lijk toegedaan waren, niet zelden, genoodzaakt te zien koninglijke maatregelen te verdedigen. In het tiende Jaar der engelfihe républiek, zegt C t) Minifter en vertrouwling yan Karei den II.  in flavernij en ongeluk geklonken. ■ Toen nu de grote omwending aanbrak, wier uchtendftond wij beleven, dacht bijna niemand aan ondergefchikte of twede beginfelen van ftaatkunde. Der meesten ijver voor de grondbeginfelen was dermate ontftoken en aangevuurd, dat men de onderhorige beginfelen geheellijk vergat. ■— En evenwel dit zal eeuwig jammer blijven; [wij zouden met die geleidende waarheden |der ftaatkunde gemeenzaam geworden zijn; wij zouF 4 den  88 Hoofdst. VIL van de beginselen. 1 den ze op ons zeiven en op onze betrekkingen hebben leren toepasfen. Hier door zonden zij ook, gelijk de hoofd-of grondbeginfelen der zedekunde, beteren algemener bekend en even min, als deze, verworpen zijn geworden. Trouwens, de keten der zedelijke waarheden fchijnt Heviger geklonken te zijn; de grondbeginfelen der zedekunde zijn, tenminstenin het verftand der meeste menfehen duidelijker aaneengefchakeld; en, daar geen derzelve zich onder ons vertoont op zich zelven en alleen ftaande, misfen zij ook dien hatelijken fchijn van vijandichap en vernieling, waaronder menfehen en zaken altijd voorkomen, wanneer ze uit hun verband gerukt worden. Het is, echter, zeker dat, indien men de zekundige grondbeginfelen van hare ondergefchikte waarheden roekeloos wilde al'fcheiden , dezelve even zo noodlottig zouden zijn voor de onderlinge betrekkingen der menfehen , als het burgerlijk leven gepijnigd wordt cn zelfs den cbod ondergaat ? wanneer de eerste beginfelen der ftaatkunde, buiten enig verband met ondergefchikte waarheden, ter bane gebragt en met geweld doorgedreven worden. Een voorbeeld heldtre mijne denkbeelden, op .'waarheid te ffreken opligt; ondemisfchen' waar  Hoofdst. Vil. van de beginselen. 8$> waar zou het henen met het gezellig leven , zo men dit beginfel, op zich zeiven ftaande , aannam en het voldrektlijk wilde volgen ? Dat hier die duitfche filofoof antwoorde , wiens redenkundige gedrengheid hem dermate vervoerde, dat hij beweerde; dat ook dan het liegen misdadig zou zijn, wanneer ftruikrovers en moordenaars mijnen geliefden zoon nazetten; wanneer de dierbare vluchteling zich in mijn huis verfchool; en dat ik ook dan den fchelmen, die hem op de hielen volgden, aanwijzing van zijne fchuilplaacs zou moeten doen, wanneer zij, in hunnen euvelmoed, naar denzelveu bij mij kwamen te vragen. Neen , geen redelijk fehepfel kan den pligt tot waarheid ooit verdaan, of op zich nemen, dan ondergeleide van onder gefchikte beginfelen. Maar, zegt men, welke zijn de middelen ter ontdekking van die twede of geleidende beginfelen, welke het eerde grondbeginfel behoeft? Hoe kan men zelfs tot het vermoeden geraken dat dezelve aanwezig zijn? Waar zijn de kenmerken des bedaans van iets dat volkomen onbekend is? Zie hier mijn antwoord. Zo menigmaal de waarheid van een grondbeginfel bewezen^is, maar deszelfs tocpaslijkheid onmogelijk fchijut; F 5  9ö Hoofdst» VII. van de beginselen. zo dikwerf ook kunt gij vastftellen dat het hapert aan uwe onkunde van het tusfehen - beginfel , waar in het middel ter toepasfing ligt opgefloten. Om nu dit laatfte te vinden, beginne men met het eerfle beginfel zo nauwkeurig mogelijk te bepalen; men befchouwe hetzelve in alle zijne betrekkingen;-mendoorlope denganfchen omvang. Het gevolg zal zijn dat men den band vindt waar door het met een ander beginfel verbonden is; en het is in die fchakel , in dat verband, dat het middel van toepasfing doorgaans beflaat. Doch, wanneer dit nietgebeurt, behoort men het nieuwe beginfel, waar toe men geleid is, op zijne beurt te omfchrijven. en te bepalen. Weldra zullen wij een derde beginfel aantreffen ; en alzo, door vlijt en arbeid, het einde der keten onmisbaar in handen krijgen. Ik fprak zo even van pligtmatige waarheids betrachting; en tot meerdere duidelijkheid, wil ik hetzelfde voorbeeld volgen. Dat beginfel op zich zclven gelaten is volkomen ontoepaslijk. Het gaf der famenleving den doodilcek; de menfehen wierden beesten. Ouderen, bij voorbeeld, zouden de onvoeglijkfte, maar fchuldeloze, vragen hunner kin-  Hoofdst. VII. van de bkginsele». 91 kinderen onbewimpeld moeten beantwoorden-, zij zouden in derzelver tedere harten, het vergif van zedeloosheid en ondeugd moeten droppelen, Maar he t onheil der maatfchap- pij wordt niet minder daargefteld, wanneer gij de verbindende kragt der waarheid-zegging durft lochencn; dan beftaat er gene fchaduw meer van vertrouwen; dan wordt alle zedelijkheid los gefchroefd en de famenleving is een hel op aarde. Het koomt er, derhalve, op aan hoe men de wijze van toepasfing zal vinden; en ten dien einde volge men mijnen raad. Men befchouwe en omfchrijve het beginfel ten nauwkeurigften, Waarheid te fpreken ispligt. Wat is pligt? is niet deszelfs" denkbeeld onaffcheidbaar van tegenoverftaand recht ? niemand kan enen pligt te betrachten hebben, waar tegen eens anders recht niet overftaat. Daar gene rechten zijn, daar zijn ook gene pligten. Waarheid te fpreken is,bij gevolg, geenpligc dan ten aanzien van hun die op de waarheid recht hebben. Hoe kan nu enig menfeh op waarheid recht hebben, wanneer hij door dezelve niet alleen geleid, maar zelfs bepaald, ge-  92 Hoofdst. VII. van de beginsels:?. gedrongen en fgenoopt wordt tot het befchadigen van, zijnen medemensen ? Indien ik mij niet bedrieg, wordt het beginfel op die wijze toepaslijk. Door nauwkeurige befchouwing verwierven wij de kennis van deszelfs verband met een ander beginfel; en de verbindtenis van die twee beginfelen loste de zwarigheid volkomen op. Gaat nu het onderfcheid eens naar tusfehen onze manier en de haastige verwerping des gehelen beginfels. Zou niet de man, wien de ongerijmde gevolgen van volftrekte waarheids betrachting getroffen en verbijfterd hadden, tot fchelden en razen overflaan-tegen alles wat aftrekking heet? zou hij niet ligt tot die hoogte geraken dat hij hare bruikbaarheid in de famenleving volkomen ontkende ? zou hij niet vervallen tot zedeloosheid cn gedreven worden tot willekeur? De fchok door zodanig iemand aan het ganfche ftelfel van zedelijkheid te geven zou, voorwaar!geducht zijn; en waar hield de voortgang van dien fchok op ? maar hebben wij niet integendeel het juistepad der waarheid gevonden? hebben wij niec,door aandachtige befchouwing van het grondbeginfel, deszelfs verband met een ander beginfel aangewezen? ligt niet in dat verband het veilige middel  HOGTDST. VIÏ. VAN DE BEGINSELEN. 9$ del ter toepasfing? is niet op die wijze alle gevaar van willekeur en onzekerheid verdwenen? Het denkbeeld is misfchien nieuw, doch het koomt mij voor van de hoogfte aangelegenheid te zijn, naamlijk: elk beginfel bevat het middel zijner toepasfing, of in zich zeiven , of in zijn verband met, in zijne betrekking op een ander beginfel. Men verwerpe , dan, nimmer enig beginfel welks ontwijfelbare waarheid eens bewezen is; hoedanig ook de fchijnbare gevaren mogen zijn die hetzelve zouden kunnen verzeilen. Men trachte veeleer hetzelve te omfchrij ven, te bepalen, met de beginfelen die eenigszins in denzelfden kring liggen te vergelijken en famen te binden.- Men zal op die wijze zeer fpoedïg alle zwarigheden opgeruimd zien. De dadelijke oefening en behoorlijke toepasfing des be- ginfels zullen eerlang gemaklijk worden. Dit vordert de natuurlijke famenhang der waarheden, zo wel als de aard des menfchlijken verftands het medebrengt. Ene tegenovergeftelde leerwijze, of de verwerping van een waar grondbeginfel uit hoofde van deszelfs niet blijkbaare toepaslijkheid, kan onmogelijk fteek houden. Om bepaald te  94 Hoofdst. VII. van de beginselen te fpreken : zij is in zich zelve ongerijmd en in de gevolgen allernadeligst. Ongerijmd: om dat ze zich zelve omverftoot, te veel en dus niets bewijst. Men beweert wel dat algemene denkbeelden en afgetrokkene beginfelen loutere voorwerpen zijn van, misfchien geleerde, maar indedaad ydele wetenfchap; men zegt dat ze zo nutteloos als op het gemene leven ontoepaslijk zijn; doch men fchijnt niet te willen bedenken dat die verzekering, die uitfpraak zelve, een algemeen denkbeeld en afgetrokken beginfel oplevert. Immers die mening wijst gene bepaalde gebeurtenis, geen feit aan; maar ene algemene uitkomst. Zij levert een zeer algemeen denkbeeld op over de waarde, naamlijk, van aftrekkingen; en wie ziet niet dat de beftanddelen van zodanig denkbeeld niet dan aftrekkingen kunnen zijn? • Men fchermt tegen de afgetrokkendheid der beginfelen , met niet minder afgetrokkene beginfelen. Men fchijnt optebouwen het geen men omver wil floten. Men fluurt zich zeiven in het riet; men maakt zijne eigene wapenen onbruikbaar. Zo vervielen de vroegere en latere twijfelaren aan redenlijke zekerheid tot waren onzin. Onder voorwendfel van voorzichtige wijsheid begonden zij met alles in i het onzekere tt  Hoofdst. VII. van de beginselen. 95 te ftellen; maar eerlang geraakte hun verftani zodanig aan het fchemeren dat zij, op het laatst, niet eens meer durfden verzekeren dat hunne ziel in ftaat van twijfeling was. De ongerijmdheid daargelaten, is deze leer in de twede plas.ts allerverderflijkst ; want zij, {lort onfeilbaar in den afgrond van grenzenloze willekeur. Beftaan er gene beginfelen, waar is er enig punt van vastheid ? Het wentelende rad der omftandigheden levert dan het enige richtfnoer; en over deszelfs wisfelvalligen loop oordeelt elkeenling(individu) op ene onderfcheidene wijze.. Men wordt "geftadig geflingerd en, dan door deze dan door gene gebeurtenisfen, herwaards en derwaards geftoten; zodanig, dat de beste koppen, op het einde, beginnen te duizelen en gene bezwaarnisfen enig vast punt van fteunfel kunnen erlangen. Trouwens, waar aan zoudt gij U houden? waarop zoudt gij U, met enig vertrouwen beroepen, wanneer alles onbeftendig en dobberende is? wech daa met allen onderfcheid tusfehen recht en on-« recht, wettigheid en onwettigheid. De beginfelen zijn er de ware fteunfels van; en,wanneer de grondzuilen inftorten, kan immers het gebouw niet blijven ftaan; wat zal het heilloos overfchot zijn? de woefte infpraak van harts.  5>5 Hoofdst. VII. van de beginselen. hartftocht en ziedende driften zal den weg der willekeur banen; de kwade trouw en het eerloos listweeffel zullen van willekeur misbruik zoeken te maken, de razernij tot wederftand zal zich, op hare beurt, van wille* keurs wapenen willen bedienen , 'ter beklimming van den troon des geWelds en der onderdrukking ; met één woord : willekeur zelve zal de gehele maatfchappij overheerfchen.... en haar zij verwenfching en vloek! want zij is even geducht voor de ondeugd welke zij dient,' als voor de onfchuld welke zij treft. ' Laat ons dan , van nabij, befchouwen welke gevolgen de willekeur moet hebben» — Ik verbeelde mij getoond te hebben dat, wanneer de beginfelen nauwkeurig befchreven en flipt gevolgd worden, hunne ouderlinge fteun, vèrband en ondergefchiktheid de oefening gemaklijk maken en alle zwarigheden doen verdwijnen. — Ik zal nu trachtende bewijzen dat willekeur, zo onbepaalbaar alt zij dan is, en zo onmogelijk als het wezenlijk is hare gevolgtrekkingen en dolende voortgangen vooraf te berekenen, in den grond evenwel nooit in ftaat bevonden zal worden, tot het ' uit den weg ruimen en voorkomen van die i zwa-  Hoofdst. VII. van de EEGiN?in.r.n. 07 zwarigheden en ongemakken, wier knoop zij fchijnt doortehakken. Reden ' en ondervinding Ieren eenftemmig dat, wanneer de hoofden ener hijdra in den ftaat door willekeur afgehouwen worden, dezelve geftadig wreder voor den dag komen. — In hier in kan men den neutel vinden van een niet ongewoon verfchijnfel in tijden van omwending: dat', naaml'ijk, de warmfte en flimste vrienden van het oude ftelfel de borst opfteken en het meest in de lucht zijn, wanneer willekeur en geweld op zijn felst woeden. Eh geen wonder: zij berekenen dat hunne kans 'voor eeuwig verloren is, of op die wijze we'der fchoon' moét wórden. G H00-:  $g Hoofdst. VIII. van willekeür. AGTSTE HOOFDSTUK. Van willekeur en derzelver onberekenbaar rampzalige gevolgen. Voor dat ik mij in het ftrijdperk begeef tegen willekeur en derzelver voorftanders, verwacht mijn lezer ongetwijfeld het bewijs dat ik niet fcherme tegen harfenfehimmen; maar aantoon dat er wezenlijk de zodanigen zijn die Willekeurig handelen. Gaat, zegt gij, de historie der factiën naar .'nooit fchaamde zich een deelgenoot der benaming van dezelve, al was die nog zo hatelijk; maar als een vriend van willekeur wil niemand ooit te boek ftaan. Ene factie van willekeurigen is er nimmer geweest. -«=» Gewis LczerJgemaklijkheid, meer dan opzet , brengt er doorgaans toe,- misverftand doet wanen dat men niet willekeurig handelt, meer dan dat veinzerij en opzetlijke loosheid zich willekeur zouden veroorloven. Ondertusfchen zijn hare gevolgen en uitwerkfelen helaastl maar al te wezenlijk; hoezeer willekeur zelve meer beftaat, gelijk alle ondeugden, in het nalaten van het geen gedaan moest  Hoofdst. VIII. Van willekeur. 09 moest worden dan in het dadelijk bedrijven van kwaad. Zij heeft, gelijk de geleerde fpreken, een ontkennend beftaan. Bedrieg ik mij niet, dan koomt het juiste denkbeeld van willekeur neder op gebrek aan regelmaat, aan bepaalde grenzen en vaste zekerheid. Men kan immers niet tegen fpreken dat nauw» keurige reglementen en bepaalde voorfchriften lastige en verdrietige dingen zijn; dat de ftipte gebondendheid aan dezelve het goede fomtijds beletten kan, welk wij ons verbeelden dat wij, buiten dezelve, zouden kunnen^daarftellen ; en dat de gemoedelijke naarkoming alloos moeite en onaangenaamheden verfchaft. Hoe ligt kan het, dus, gebeuren dat ook de beste en eerlijkfte man onverduldig wordt onder zodanige banden! en van daar, tot derzelver verbreking, u de ftap zeer klein. Op dat zelfde ogenblik , echter , neemt het rijk van Willekeur een aanvang; en het beste fcart van de wereld kan de geduchte gevolgen van een zorgloos ogenblik niet meer berekenen, noch voorkomen, noch op ene geregelde wij.ze ftyiten. Hier uit blijkt hoe de poging ten betoge der nadelen van willekeur, door het affchilderen harer gevolgen, volftrekt ijdel en vruchtloos G 2 zou  iOO ÏÏOOFDST. VÏIÏ. VAN WILLEKEUR; Zou zijn ; indien ik niet vooraf de kenmerkei tekende, waaraan men haren aard en natuur kent. Want Lezer! al gelukte het mij alle die nadelen met juistheid en klem te befchrijven, doch ;.o, dat ik flechts de gevolgen toonde van willekeur, zonder opgave waarin zij eigenlijk beftaat2 wat zou er dan gebeuren? een ieder zou'mij gelijk geven; maar geen menfeh zou mijn gefchrijf op zich zeiven willen toegepast hebben. Niemand zou het zich aantrekken; veeleer zou de flaaf zelf van willekeur zeggen : ja! willekeur is ondeugend cn allergevaarlijkst, maar ik verklaar op mijne burgertrouw dat ilc er enen afkeer van heb; mijne denk- en handelwijze hebben er geen zweemfél van; zij -hebben er niets gemeen mede. Ziet-hier dan Landgenoten! de opgave der kenmerken van de voorftanders van willekeur. ii erftelijk zijn allen, vrienden van willekeur, die de waarheid, zekerheid en kragt der grondbeginfelen ontkennen of in twijfel trekken.- Immers er is niets op de wereld en kan cf niets beftaan dat bepaald en zeker is, of het geleidt tot beginfelen. Dit is volftrekt en zonder enige uitzondering waar, zo'wel ten aanzien van gebeurde zaaken , als ten aanzien van denkbeelden en vertland, met driewoorden.: ten aan-  Hoofdst. VIII, Van willekeur. ioi aanzien van alles wat gezegd kan worden beftaan te hebben, of bepaald te zijn. Maar willekeur is het gebrek van bepaaldheid, van het niet daarzijn van beftemdheidj en gevolglijk is het duidelijk eriklaar dat al, wat ftrijdig is met de beginfelen, tot het rijk van willekeur behoort. In de twede plaats behoren zij onder de voorftanders van willekeur die beweren: dat er tusfehen befchouwing en oefening, tusfenea wetenfehap en praktijk, een onoverkomelijke afiland is. Wie toch' kan iets opnoemen dag vatbaar is voor bepaling en zekerheid, dat bij gevolg vatbaar is voor wisfe oefening; en dat evenwel geen voorwerp zou zijn van wetenfehap ? en, derhalve, valt alles onder het willeken-* rige, dat niet nauwkeurig beftemd kan wor~» den, of geen voorwerp tot wetenfehap oplevert. Zij alle, eindelijk, zijn mannen van willekeur, die met de oude fchoolfche wijsgeren, bewéren dat iets in de ene wetenfehap waar, in de andere valsch kan zijn; (théologiee ve-> rum, philofophice falfum,) en die op grond van deze armhartige uitvlucht, met den En-, gelschman Burke , durven leraren: dat de eer-» fte grondwaarheden 5 fchoonop zich zei ven be* wezen, evenwel ftaatkundig valsch kunnen zijn. Zij laten, dkm overeenkomftdg, de grondwaar-* Q 3 h&  io2 Hoofdst.' VIII, Va» willekeur. heden varen ; zij geven liever gehoor aan om» Handigheden van het ogenblik, aan beweeg, gronden welke uit gene andere bron voortvloeijen dan uit die der vooroordelen , zwakheden en herinneringen van gebeurde zaken, die het verlangen naar wederwerking , of de zucht tot tegenwerking en wraak , doen geboren worden en aanzetten. Alle deze zaken komen op loutere onbeftemdheid, onbepaalbaarheid en ftfaigering neder. Zij behoren dus onmidlijk tot beï rijk van willekeur. Hoe ontzettend groot is, derhalve, het getal van vrienden van willekeur ï terwijl het alléén de naam dier verfchriklijke ondeugd is». welken men fchroomt en zelfs algemeen ver-, affchuwt. Wat toch mag hier de rede van zijn ? eenvoudig deze. Gelijk de wandelaar den mist nog verre van zich af waant, of ten minften denzelven voor zich henen ziet, fchoon hij ér al werkelijk midden in fteekt; zo ook kan de beftuurder tot willekeur vervallen, zonder het te merken; want dezelve heeft gene genoegzaam zeksre kenmerken, om te onderkennen dat men tot haar nadert, en te weten dat men er zich reeds in bevindt. Te»  Hoofdst. VIII. Van willekeur. 105 Ten einde, nu, te meer overtuigde worden van het nadeel der willekeur ten aanzien der maatfehappij, vergelijke men derzelver invloed op wetenfehap, zedekunde en de orde van ftaat. Zekerlijk was het gedaan met al wat wetenfehap heet, zodra er willekeur de handen in had. Als vastheid cn bepaling ontbreken, is ware wetenfehap onmogelijk. Zij is gelegen ifc de uitkomst van gebeurde zaken, of in die van . juiste redenering; zij is uit haren aard zeker cn wis; en, bij gevolg, het tegenovergeftelde van willekeur. Trouwens, het rijk van deze heeft zich nimmer gemengd in dat der wetenfehappen; om dat dezelve doorgaans in ge', nen ftrijd, en zelfs niet in aanraking, r;ijn mét perfoonlijk belang. Waar is bij voorbeld de be-langzoeker, wien wiskundige of natuurkundige waarheden in den weg (laan ? En met opzicht tot de zedelijkheid, ook zij vond in willekeur haar zeker graf. Immers, zedekurjde is een famenftel van regels waarop elk menfeh, in betrekking op zijne medemenfehen, behoort te kunnen rekenen. Bijaldien er, der halve, gene regels meer beitonden, zou er ook gené Zedekunde meer zijn. Dan ef is niemand die geen' aanhoudend belang heeft bij zedrkunG 4 de;  i©4 Hoofdst. VIII. van willekeur. de; er is niemand wiens belangen er niet op den duur en ten nauwften mede verbonden zijn. Zie daar de rede waarom bijna ieder fterfling door de natuur gedreven wordt, om zich tegen het invoeren van willekeur, in dezen, te verzetten. Wetcnfchappen en zedekunde gedogen , dus, geen van beide enige willekeur , fchoon op rechtstreeks ftrijdige gronden. De eerfte:om dat er geen perfoonlijk belang in betrokken is; de andere : om dat eens ieders bijzonder belang daarmede op het nauwst verenigd is. Ook in het ftaatkundige zijn gene inftellingen tegen willekeur beftand.. Waar toch koomt gezonde ftaatkunde op neder. Immers op een famenftel van regels waar op de bijzondere le den der maatfehappij volkomen ftaat behoren te kunnen maken; willekeur fluit het denkbeeld van regelmaat uit. Zij laat gene vaste reke. ning toe; zij is, dus, het tegenovergeftelde. van gezonde ftaatkunde. Evenwel is,ten opzichte van het ftaatkundige,de zaak geheel anders gefteld dan ten aanzien van, wetenfehap en zedekunde. Wij hebben gezien, hoe het niet beftaan van enig Yerrjand tusfehen eigenbaat en de wetenfehappen ; en in tegendeel P hoe het beftendig aanwezen van dar. ver-  IToofdst. VIII. Van willekeur. 105 verband tusfehen zedelijkheid en' perfoonlijke belangen, de zekere waarborg is tegen willekeur; doch her ftaatkundige mist het een en ander. En de rede is niet moeilijk te begrijpen; want fchoon al ftaatkunde verfcheidene punten' van aanraking heeft met het bijzonder belang; zo zijn nogtans dezelfde*punten niet gelijkmatig voor een ieder, noch voor denzelfden perfoon beftendi'? dezelfde, noch onmidlijk werkende. Gevolglijk is de invloed, van willekeur op ftaatkunde van enen ganfeh anderen aard dan die op het rijk der wetenfchappen, of op zedekunde. Hier uit blijkt dan ook, waarom willekeur zich van oudsher vertoonde in het vak van ftaatkunde; waarom hetzelve vak er zo bijzonder voor gefchikt is; want omGoddelijkeneerdienst behoort men hier niet te denken. ■ Het is waar: in denzelven is onder de menfehen meer willekeur gepleegd dan in enig' ander voorwerp; maar hij behoort op generleis wijze tot het onderwerp onzer tegenwoordige bedenkingen. Hy kan noch gerangfehikt worden onder het rijk der wetenfehappen, noch onder <|at der betrekkingen van het ene lid der maatschappij op het andere , noch op ftaatkundige G 5 in-  tó6 Hoofdst. VIII. van willekeur. inftellingen; hoezeer tot dit laatfte altijd m;sbruikt. Maar om het nadeel van willekeur op hötftaatkundig vak in een juist daglicht te ftellen, befchouwc men het Beftuur onder een drieledig oogpunt, vooreerst: ten aanzien zijner) inftelling; ten twede: met betrekking tot zijne werking; en ten derde: voor zo veel de zekerheid van deszelfs leden betreft. Laat mij dit wat nader uitpluizen. Staatkundige inftellingen zijn, in de eerfte plaats, niets anders dan verdragen Men kan zich geen verdrag of overeenkomst voorftellcn, zonder juiste en vaste bepalingen. Daar, nu, willekeur en bepaling elkander uitfluiten of volmaakt ftrijdige zaken zijn, blijkt het immers klaar, hoe de vastigheid en het aanwezen van ftaatkundige inftellingen volkomen onbeftaanbaar zijn met willekeur. Niets kan er uitgedacht worden dat dezelve meer ondermijnt en verwoest. Ik weet wel dat er zelfs onder de voorganders van willekeur, onder hen die de toepaslijkheid der beginfelen' op de menfchlijke infteH'ingcn durven lochenen, gevonden wor. der,die haar niet ten vollen bot wenscfiten te vieren , maar veeleer het willekeurige ftelfel begeerden te lenigen en op zekere hoogte tegen te hou-  Hoofdst. VIII. van willekeur* 107 .kouden; doch er kan gene ongerijmdere hoop bedacht worden. Orn willekeur te verzachten cn op zekere hoogte te -fruiten, zou men haar juifte grenspalen moeten ftellen; en zo dra dit mogelijk was, hield zij op willekeur te zijn; Dusdanig is de aard van het willekeurig ftelfel dat men het, in den ftaat, ofallerwege gevoelt, of nergens; het moet ten minften zich overal, in iedere tak kunne» doen gevoelen» al heeft zulks niet met de daad plaats; het vermogen inoer er zijn al is er de dadelijkheid niet.—Wij zullen, zo aanftonds, zien van hoeveel géwigt het onderfcheid is tusfehen het vermogen van willekeur en derzelver dadelijk aanwezen. Zij verwoest al wat zij aanraakt, om dat zij alle gcrustftelling te niet doet; en daar dezeniet is, aldaar is het beftaan zelf volkomen onzeker; want ook het aanwezen, het beftaaa hangt af van gebeurlijkheid en toeval. In den zin van gezonde ftaatkunde zijn er gecne burgerlijke inftellingen, die niet fteunen oprechtmatigheid , dat is t» zeggen, op den algemenen .wil en deszelfs juiste gevolgtrekkingen. Hieruit volgt dat elke ftaatkundige inftelling, van welker rechtmatigheid men niet doet blij-^ ken, dat is, welke men willekeurig zoekt door te drijven,op verwoesting van ien ftaat neder- koomt;  rog Hoofdst VilT.' van willekeur. koomt; en dit;js zo waar, de ontbinding van den ftaat is er een zo noodzaaklijk gevolg var, dat alies in dat geval, op losfe fchroeven gefteld wordt. Er is gene zekerheid meer, zodra willekeur Hechts ene fchakel der maatfchaplijke orde ingenomen heeft. Het twede oogpunt uit welks befchouwing het heilloze van willekeur blijkt, is de werking van het Bewind; - want hoezeer zij daaraan fpoed fchijne bij te zetten, ja, hoezeer zij de vertoning make van fterkte en kragt, zo berooft zij dezelve werking, nogtans, van duurzaamheid en regelmatigheidEen Bewind dat zijne toevlucht neemt tot willekeur geeft aan anderen dezelfde rechten in handen, die het zich zeiven aanmatigt. Het verliest, derhalve, meer dan het wint; het verliest alles. Wordt niet een Volk , welks beftuurders tot hetzelve durven zeggen : Uwe wetten zijn ongenoegfaam, Uwe inftellingen voldoen niet; wordt dat Volk niet gerechtigd om, op zijne' beurt, den beftuurderen toetevocgen? bijaldien onze wetten niet voldoende zijn, begeren wij andere; maar waar blijft dan op dat zelfde ogenblik alle wettigheid des Beftuunrs? kunnen zij, die dan regeren, wel gezegd worden een Be~ ftuuï  Hoofdst. VIII. van willekeur. 1:9 {tuur uittemsken ; of is derzelver gezach op iets anders gevestigd dan op louter geweld? want. het ware al te oribefcha'amd, indien men het gros det menfehen voor zo'onnozel wilde hou* den, dat zij de volgende taal des Beftuurs verdragen konden : Gij hebt U aan deze of gene banden onderworpen, óm Van deze of gen» kragtdadige befcherming zeker te zijn; maar Wij vinden goed U die befcherming te ontnemen, doch Gij zult de banden blijven dragen'. 'Uw deel zij, :aan den enen kant, de volheid der belemmeringen des maatfèhapKjkèn levens; en, aan den anderen kant, zult Gij bloot gefield zijn aan alle de toevallige rampen van den woesteii rtatuurftaatv Hoe verfchriklijk dit zeggen ook zij, het is', buiten twijfel, de waarachtige taal vair elk willekeurig Bewind. De pligten des Volks en de pligten van het Bewind ziju fteeds-wederkerig. Wordt de'na^ tuur der betrekking van het Bewind op het1 Volk door de wet beftemd', 'de betrekking des' Volks op het Bewind xalïn diezelfde wet te vinden zijn; maar levert willekeur den ma'atftaf Van de betrekking" des Bewinds op het Volk j dan is er ook niet dan een zeer willekeurig ver-* band tusfehen datzelve Volk en het Bevvind^- Kn  jrO HoCjFST. VIII. VAÏT WILLEKEUR. En die zij genoeg te-r ftaving van de twede Helling. Maar nu moest ik, inde derde plaats, betogen dat onder het rijk van willekeur de leden des JBewinds alle zekerheid derven. En waar is de man die,in geval van nood, enige veiligheid ka* .vinden in het ftelfel van willekeur. Wanneer gij iets tegen uwe vijanden onderneemt langs den weg door de wet aangewezen, kunnen uwe vijanden dezelfde middelen tegen u niet aanwenden, want de wet is daar; zij i# bepaald en uitdruklijk; zijkan den onfchuldigen niet treffen. Doch uwe vijanden kunnen u de flagen van willekeur zo wel toebrengen, als zij dezelve van u moeten ondervinden, want willekeur is uit den aard geheel onvast, onbegrensd en flingerendc; hare flagen treffen fchuldigen en onfchuldigen. Het is niet ongewoon, maar zeer te bejammeren : dat in gevallen van famenzwering, de ftipfte naarkoming cn langfame voortgang van den vorm der rechtspleging, velen tegen de borst is. Indien het den famenzweerderen gelukt was, hoort men vragen: zou-> den zij dan wel den langen weg des vorms tegen ons gevolgd hebben? ik antwoorde neen; maar het .is daarom, dat Gij denzelven v<*l-  IICOFDST, VUT. VAN WILLEKEUR. Iïï volgen moet. Daarin beftaat het onderfcheidend kenmerk tusfehen U en hefi ; daarin ligt de grond van uw recht om hen te ftraffen; daarin het verfchil tusfehen den vriend van orde en den anarchist. Willekeur is de overgang tot anarchie. Deze aanmerkingen; zijn, indedaad, zo duidelijk en eenvoudig, dat ik het bijbrengea van voorbeelden voor onnodig houde. Laat mij volftaan met den hartlijken wensch dat* door ene herhaalde befchouwing der geftadige afwisfeling van omftandigheden, de over-? tuiging eindelijk eens algemeen geveftigd worde , dat niemand in 't Vaderland in ftaat is, dat er gene partij in hetzelve ooit: genoeg magt kan hebben , om zich met grond te kunnen verbeelden, dat zij niet vroeg of laat dezelfde handelwijs zal ondergaan , welke zij te voren serst jegens anderen te werk ge. fteld heeft. Ware het mogelijk de ijslijkheden des fchrikbewinds, welks Woede de glorie depfranfche omwending zo vele maanden verduisterde, koelbloedig te ontleden; zou het klaar blijken dat het zelve niets anders was dan het toppunt van willekeur. En liet het beftek van dit boeksken toe, hier, eene nauw- keu>  fit Hoofdst. VIII. van willekeur» keurige vergelijking 'te maken met het Schrikbewind, welk nu reeds enige.jaren in Ierland geheerscht heeft: de heilloze aanvang van' willekeur, hare fnelle voortgang, woeste middelen en treurige gevolgen zouden een ontzettend tafreel opleveren van hare fteeds klimmende hoogte; derzelver befchouwing zou ons hart, zekerlijk, met fchrik cn afgrijzen vervullen; en ; misfchien niet zonder rede,' de inftorting van dat fchrikbewind doen voóripellen. Men zon dan zien hoe wéinig er de beginfelen, bedoelingen en benamingen toe doen, die willekeur voorwendt of waarmede zij hare wandaden kleurt; men zou verbaasd liaan over de treffende gelijkheid der heilloze uitwcrkfelcn van het ene en het andere willekeurige Bewind ;, men zou, eindelijk,-ten vollen overtuigd worden.dat het ene of andere fchrikbewind nergens anders in verfchilt dan in trappen; en dat deszelfs rampzalige gevolgen even zo min berekenbaar zijn, als die van alle willekeur. —— Maar dit zou mij te ver henen leiden. Men kan, in dezen , de aanvanglijke beginféJen niet te zorgvuldig mijden ; want het is cn blijft ene volftrekte onmogelijkheid de' boogie van willekeur te bepalen, haren loop naar  Hoofdst. . VIII. van willekeur. 113 haar welgevallen te fluiten en voortekomen, dat zij niet tot de uiterfte buitenfporighedcn gedreven worden. Ja Lezer! er is geen twijfel aan of zij zal daar toe komen, zo dra men haar durft aanranden. Hoe toch is het immer mogelijk ene zaak te bepalen, die uit haren aard onbegrensd is en wier middelen van verdediging, insgelijks, eindeloos zijn? wanneer het eens zo ver koomt dat willekeur voor zich zelve den ftrijd begint, dan is er geen flagboom meer die haar tegen , houden kan; dan verbrijzelt zij alle banden en vernietigt allen tegenftand; dan doet zij het onding geboren worden dat daar heette: het fchrikbewind. Deszelfs zwarte hiftorie fïaaft onze aanmerkingen maar al te duidelijk. Herinner u flechts hoe dat révolutionair Bewind , van Robefpierre zelfs, geenfchijn had van wettige inftelling, niet. tegenftaande al het gezwets en de kwakzalverij van deszelfs woefte uitvinders ; herinner u hoe zij, met alle hunne drogredenen, overfloegen tot de uitfpor.^Ite wandaden; hoe zij alle formaliteit in den wind iloegen, zich aan gene wet hoegenamd; aan generlei bepalingen bekreunden,- hoe zij gevolg, lijk gene fchaduw van waarborg of zekerheid H meer'  114 HO0FBST. VIII. VAN WILLEKEUR. meeroverlieten. — Hier door wordt de nietigheid enes willekeurigen Bewinds, ten aanzien zijner inftelling , volkomen bewezen. Maar wilt gij de verlamming van de werking des Bewinds, door willekeur, naargaan: bedenk dan o Lezer! dat het révolutionair Bewind, door genen anderen weg dan dien van willekeur geheerscht hebbende , ook op denzelfden weg zijnen ondergang vond. Het derfde alle waarborg, om dat het op gene wet gevestigd was. Het fteunfel zijner kragt en werking was de ongeregelde en onbegrensde magt ener enige en oproerige Vergadering '; en wat is er beiland tegen wederwerking die op zodanig beginfel volgt? Het revolutionair Bewind leverde in zijnen oorfprong; geboorte , levensloop en bedrijven ene aaneenfchakeling op van wetteloze, ondeugende en wrede daden; deszelfs verwoefting was, dus, het uitwerkfel van rechtvaardige en heilige woede. Wilt gij , ten laatften , in de gefchieSm van het Robespierranisme een treffend bewijs vinden der ongenoegfaamheid van willekeur, tot veiligheid en zekerheid der leden van het Bewind: breng u te binnen hoe die onverlaten aan hun einte kwamen. Zij had-  Hoofdst,. VIII. van willekeur. 115 hadden gemoord zonder rechterlijk onderzoek, of door het middel van willekeurige uitfpraken; zij vielen op dezelfde wijze. Zij hadden vogelvrij verklaard; en ook dit verfchriklijk lot werd hun rampzalig, maar rechtvaardig, deel. Ondertusfchen is dit het nog niet al. Het ftelfel van willekeur is niet Hechts nadele, wanneer het de misdaad dient; maar het is toch hoogstgevaarlijk, al werkt het tegen misdaad. Hoe zou het immer mogelijk zijn. dat het eigen werktuig van wanorde en onreden een goed middel van herftel opleverde? Trouwens, op het zelfde ogenblik, dat enige zaak idoor willekeur daargefteld wordt, voelt een ieder dat zij haar eigen werk weder kan omverhalen; en dat het voordeel, welk willekeur oplevert, niet ftidérs dan Schijnbaar is; want willekeur laat gene duurzaamheid toe ;, en zonder duurzaamheid is er op de wereld geen voordeel mogelijk. niets gefchiedt er op die wijze, of het doet terftond het denkbeeld van onwettigheid cn onbêftendigheid geboren wórden. Zekere bewustheid . dat het alzo gebeurde nietig en van onwaarde is, kan niet ontgaan worden; noch ook de vrees, of liever de verwachting ontH % veins d  ïi6 Hoofdst. VIII. van willekeur. veinsd dat al hetzelve eenmaal te niet zal gedaan worden; ook dan wanneer het goede bedoeld en de uitwerkfelen niet nadelig waren. Is het niet de hoop op duurzaamheid die onze harten verbindt aan het goede dat wij doen? en, echter, kan niemand deze blijde hoop koesteren die het goede,door willekeurige middelen, daarftelt. Want willekeur van heden bereidt of baant den weg voor willekeur van morgen; en, niet zelden, zijn de uitWeikfelen der laatfte tegenovergefteld aan die der eerlte. Hieruit ontftaat een nieuw kwaad gevolg: dat men, naamlijk, onzekerheid en wisfelvalligheid zoekt te vergoeden door geweldadige middelen. Men waant den ouden heldenmoed "naartebootfen, de fchepen te verbranden , het terugwijken onmogelijk te maken; men is niet te vrede met te zaaijen voor de toekomst , maar men wil dadelijk oogsten, en, ten einde aan het geen men daarftelt, duurzaamheid te verfchaffen en veel leven te maken, wordt het zelve overdreven. Men verbeeldt zich nooit genoeg te kunnen doen, om zijn werk te zuiveren van de onuitwischbare vlek van Willekeur waarin het  Hoofdst. VIII. van willekeur. 1x7 het zijnen oorfprong had. Men flaat over tot de alleruiterfte middelen, terwijl men , in derzelver aanwending, ene waarborg voor het toekomende zoekt; en, met één woord, bij gebrek van lievige grondveften des gebouws , heeft men de roekeloze dwaasheid den grond omtevroeten en enen peillozen afgrond te graven. Zo worden , in tijden van omwending , wandaden geboren en door nieuwe wandaden opgevolgd; zo kan men, bij wederwerkingen, gene buitenfporigheden vermijden. De woeste ftroom van dwalingen en misdaden wordt niet geftuit; het ogenblik des ftilftands wordt niet geboren, voor het ophouden van al wat willekeur heet. Maar het is moeilijk dat punt des tijds juist te trefTei . Hoe vaa!c gebeurt het dat willekeur blijft voortwoeden, al verandert zij van naam, al ondergaat zij wisfelingen van gedaante ! het is indedaad zeer zeldzaam onder de menfehen dat , bij verftoring des rijks van willekeur, hetzelve in eens overgaat tot de heerfchappij der wet. De braven vleien er zich al ligt mede; hunne dwaling is bedenklijk. Zij wanen dat het fteeds tijds genoeg is de uitwerkfelen van H 3 wil.  uS Hoofdst. VIII. van wïllekeur. Willekeur wettiglijk te bekragtigen. Zij befchoiiwen haar als een noodmiddcl ; en het gebruik, dat zij er van willen maken, bepaalt zich bij de opruiming van alle hinderpalen die het goede in den weg ftaan; hun heilig oogmerk is, langs den weg der wet, alles wederom te herftellen , wat zij eerst door middelen van willekeur omgehaald hebben. Maar het gevaar van dergelijke handelwijze is uitftekend groot. ,Ook de goede krijgen ligt ene hebbelijkheid van willekeur, wanneer zij er zich eens aan overgeven; zij delen dezelve mede aan de bedienden, door wie zij werken; de zodanigen altans, die er wel bij ftaan, maken zich deze verderflijke gewoonte eigen; en,gelijk er niets gemaklijker is, niets dat alle zwarigheden zo zeer vereffent; zo verkrijgt die hebbelijkheid van willekeur duurzaamheid. Men vindt er zich wel bij; en de dadelijke invoering van het rijk der wet wordt,' van das tot dag, uitgefteld en ten laatften onbepaaldelijk verfchoven; terwijl men het beftaan van willekeur * veel langer uitrekt dan bet eigenlijke voornemen was. Men ifchermt | zeer veel met den naam van Machiavel* Sommigen beweren dat's mans ftaatkunde en zedelcer in den grond volmaakt  Hoofdst. VIII. van willekeur. 119 maakt gezond waren. Ik laat dit daar. i Maar, wanneer men Machiavellisme in den gewonen zin neemt, is deszelfs onderfcheidend kenmerk dat alles in een land op losfe fchroeven ftaat, dat willekeur de opperheerfchappij voert. Trouwens, zij geeft oneindig meer aanleiding tot misbruik van magt, zij is aan hetzelve veel dienstbaarder dan enige vaste an bepaalde inftelling, hoe. gebrekkig ook dezelve zijn moge. Ook, ziet men, dat ware vrijheids vrienden zeer onvolmaakte wetten nog oneindig verkiezen boven een ftelfel dat de handen leent aan willekeur; en waarlijk niet zonder rede! daar het mogelijk is Vrij te blijven onder ene zeer gebrekkige wetgeving; maar willekeur alle vrijheid volftrekt uitfluit. Zij is dan de grote vijandin der vrijheid, de bedervende kanker van alle Volksinftellingen, de kiem des doods, die men|noch verHikken , noch bij het opkomen geleiden of wijzigen kan; maar die men met wortel en tak be. hoort uittcrooijen. Ja, ik fchroom de verzekering niet: dat byaldien de Volkeren ongelukkig genoeg waren, om gene regelmatige inftellingen te kunnen ontwerpen, zonder het verfchriklijk pad van willekeur te betreden, of bijaldien, na het ontH 4 werp,  120 Hoofdst, VIII. van wiLLELEuR. werp, de regelmatige invoering buiten hetzelve onmogelijk was; dat het alsdan zaliger ware, gene burgerlijke inftellingen te begeren; neen, maar ieder opkomend denkbeeld daartoe in ons hart te fmoren , zich zei ven overtclaten aan het noodlot, en, naar gelang zijner Kragten, ofte ftreven naar tijrannijcn overhcerfching van andere Volkeren, of zich aan dezelve gedwee te onderwerpen. Maar, terwijl de heiligde afkeer van willekeur onze harten doordringt, behoren wij zorgvuldig te waken tegen verwarring en roekeloze toepasfing van haar begrip. Ik zie mannen, die het anders zeer wel menen, tot deze dwaling vervallen en voor willekeur houden, dat geen willekeur is. Ik zie dat zij , daardoor zelfs, tot het ongelukkig befluit komen, dat willekeur niet altijd onvermijdelijk en fomtijds noodzaaklijk is. Of is dan de ruimte, die de wet bepaalt en toedaat aan de Werking des Bewinds, hetzelfde als willekeur? en moet hij, die dus denkt, niet yervallen tot een dezer twee uiterden.? Dat hij, naamlijk, of gene ruimte ter wereld toedaat, of gelooft dat de ruimte geheel onbegrensd moet zijn. Wie ziet niet dat, in de eerde onderftelling, het werktuig van daatdil moet ftaan *  Hoofdst. VIII. van willekeur. lal ftaan, daar de raderen, volftrekt gene fpeling hebbende, telkens onderling ftoten? wie gevoelt niet dat, bij de andere ftelling, het werktuig ras in duigen valt, door gebrek van verbindtenis der delen en hare gehele loslating? Wij hebben reeds in Europa verfcheidene Repnbliekeinfche Staatsregelingen'zien te voorfchijn komen, en evenwel ontbreekt het nog aan algemeenheid van een nauwkeurig begrip van Conftitutie of Staatsreling. Ook heeft men tot nog toe niet bepaald die foort van eerbiedenis, welke ene ftaatsregeling vordert. Hier door is het dat men het oneindig getal van middelen, die vrije Volksinftellingen anders ten behoeve der vrijheid opleveren, niet kent en verwaarloost, Hier door dat men derzelver plaats zoekt te vervullen door willekeur ; terwijl men vergeet hoe bedrieglijk en gevaarlijk zij is. Ene ftaatsregeling is de waarborg van 's Volks vrijheid; en bij gevolg, is, aan den enen kant, alles conftitutioneel waardoor die vrijheid verzekerd wordt; en, aan den anderen kant, is niets conftitutioneel wat daartoe niet leidt. Men vindt er, die de bepaalde voorfchriften der ftaatsregeling tot alles willen uitftrekken. Bedrieg ik mij: of ftelt men op die wijze haar H 5 be-  122 Hoofdst. VIII. van willekeur. behoud aan oneindige gevaren bloot? Heet dat niet het fchip van ftaat in ene holle zee werpen en tusfehen rotfen en klippen brengen ? Er zijn, ontwijfelbaar, heilige grondregels, zo onfehendbaar, dat alle de Nationale magten met elkander dezelve niet mogen kwetfen. Maar de regelmatige vereniging van die magten kan ook alles doen wat met die gronden niet ftrijdt. Onder ons, bij voorbeeld, zijn van dien aard de hoge vertegenwoordiging des Volks in twee kamers gefplitst, gene waardigheden erflijk te verklaren, noch de aanzien!ijkfte in één perfoon te verenigen, onafhanglijkheid der rechtbanken , onfehendbaarheid der eigendommen door de ftaatsregeling gewaarborgd, verzekerdheid van nooit willekeurig gevangen genomen, öf gehouden te worden, van niet te recht te ftaan dan voor zijnen natuurlijken rechter, van nimmer getroffen te kunnen worden door terugwerkende wetten; en enige andere niet zeer talrijke beginfelen. Dit alléén is conftitutioneel of ftaatsregelma. tig: de wijze van uitvoering wordt döor de wetgeving bepaald. In bijzondere maatregelen, in alle zogenaamde wetten van adminiftratie of beftuur is niet^ anders Jcaatsregclmatig dan dat, in het nemen van  HoÖFDST. VIII. VAN WILLEKEUR.. 1^3 van die maatregelen, in .het maken van zodanige wetten, de form, bij de grondwet bepaald, flipt naargekomen worde. Met juistheid en reden, hoort men de ftaatsregeling inroepen. Ook te recht wordt er gezegd : de ganfche ftaatsregeling; maar er bij te voegen, niets dan de ftaatsregeling is zo dwaas, als ongerijmd. — Mij koomt voor dat de taal der wijsheid deze is: de ftaatsregeling, de gehele ftaatsregeling; en al wat nodig is om dezelve in werking te brengen en aan den gang te houden. Wanneer de leden der wetgevende en uitvoerende magten deze beginfelen getrouwlijk aankleven, heeft het Beftuur nooit enige maatregelen van willekeur nodig. Wanneer zij er van afwijken, vervalt het er telkens toe. Een gebod voor te fchrijven dat onuitvoerbaar is, pligten opteleggen die niet te vervullen zijn: is de grootfte van alle dwaasheden; én nogtans een Volk kan dezelve niet ontgaan ; het moet er de treurige gevolgen van ondervinden. zodra het meer van zijne beftuurderen vordert dan onbezwcke trouw aan de conflitutionele beginfelen; en het niet nemen van enige andere befluiten dan naar den form door de grondwet bepaald, voor alle Burgeren gelijk en in zich zeiven volkomen zeker. Wacht  124 Hoofdst. VIII. van willekeur. . Wacht u toch o Volkeren! voor ene ftaatsregeling dermate benauwd, dat zij, in gevalle van noodzaaklijkheid, de vrijheid der beweging van uwe beftuurderen zou belemmeren. Ja! de grondwet behoort die vrijheid niet ongebonden te laten en zelfs hare grenzen te bepalen; maar zij behoort haar in gene boeijen te ftaan en te onderdrukken. Geen Volk kan anders den weg van willekeur vermijden. Heerschzucht loert fteeds op de gelegenheid tot het inilaan van denzelven; zij zal geen voorwendfel laten voorbijflippen. • Ook kan men anders gene omwendingen voorkomen, noch wederwerkingen weren. — Beide zijn onmogelijk zonder willekeur. De eerfte gebruikt haar tot verwoesting; de andere tot herftel. Indedaad, het geen zonder willekeur een middel van hervorming zou zijn, wordt door dezelve in ene onwending omfchapen, dat is te zeggen, in ene geweldadige omkering. Het geen zonder willekeur een wezenlijk herftel zou opleveren, wordt, door haar, ene wederwerking , dat is, ene oefening van wraak en woede. i ne-;  Hoofdst. IX. besluit. 1*5 NEGENDE HOOFDSTUK. Êejiuit. Het oogmerk van dit werkje was drieledig. Ene ernftige waarfchuwing tegen wederwer. kingen; het wekken van behoedfaamheid tegen willekeur; en de poging ter vestiging des rijks van de beginfelen. Ik denk dat, wanneer ik Hechts een der drie leden van mijn oogmerk heb mogen treffen, hetzelve in zijn geheel bereikt wordt. Zodanig is de gelukkige kragt der waarheden en van derzelver aaneenfchake- O mijne Landgenoten! befeffen wij alle de rampzaligheid van wederwerkingen, laat ons dan toch al wat naar willekeur zweemt fchüwen, als de pest; wederwerKingen zijn altijd in het gevolg van willekeur. Is deze ene plaag van verwoesting en fchrik, laat ons dan nimmer wederwerkingen gedogen; zij vestigen het gevloekte rijk van willekeur. — Eindelijk, willen wij en wederwerkingen en willekeur ontgaan, willen wij ons tegen beide waarborgen , laten wij ons dan geheel verpanden aan de beginfelen. Het zijn dezelve en dezel. ve  ss6 Hoofdst. IX. besluit. ve alléén, die ons tegen wederwerkingen en willekeur kragtdadig behoeden kunnen. Waar kan men ooit een beftendiger rustpunt vinden ? hoe zullen de révolutionair® trillingen een einde nemen, de ftaatkundige Itormen bedaren , de oorzaak van woeling en beroerte wechgenomen worden; hoe anders dan in en doot het ftelfel der grondbeginfelen? Gezond verftand en waarheid zijn de zekerfte leidsvrouwen onzes levens; en, naar mate de kragt der grote beginfelen , door vereenvoudiging cn redelijk betoog, veld wint, naar mate die kragt wisfer en algemener werkt; naar diezelfde mate vermindert het vermogen van boze driften. Zij hebben eerlang geheel geen vat meer,- zij verlaten den ftrijd; zij geven het op vcor waarheid en overtuiging en vallen weder, als voorheen, op enig voorwerp dat nog onzeker en betwistbaar is. Zo ontbrandt, in onze dagen, geen vuur des oorlogs meer om lijfeigendom of leenroerigheid. Zo zijn de tijden voorbij, waarin bijgeloof en dweepzucht den Volkeren van Europa zo veel bloeds en zo veel fchats kostten en, hoe zeer derzelver ftuiptrekkingen zich faier èn daar nog doen gevoelen, is nogtans de  Hoofdst. IX. besluit. ia? de rol van bijgeloof, ten aanzien van' godsdienst, meest overal verwerende geworden. Het is waar: erflijkheid en hare ongerijmde gevolgen wekken nog verdeling en haat; de zuivere leer van gelijkheid vindt nog beftrijders of ondermijnders : maar dit koomt nergens van daan dan dat de beginfelen, ten dezen , nog niet klaar genoeg betoogd, niet algemeen genoeg erkend en aangenomen zijn. Over honderd Jaaren zal men juist zo ove^ de erflijkheid denken en fpreken, als wij hec nu doen over leenroerigheid en flavernij. — Een voorwerp te minder in de blijde toekomst voor de onftuimigheid der hartstochten! Hoe meer jte leer der beginfelen zich uitbreidt, hoe duidelijker zij opgehelderd en hoe Heviger zij gevestigd wordt ; zo veel meer ook worden de. woede en bitterheid der driften gelenigd. Het ogenblik van volkomene zegepraal der beginfelen is het zalige punt des vredes. En dit moet opdagen. — Laat het eigen' belang fpartelen , laten kokende driften tot bloeddorftigheid en woestheid drijven, laten zelfs bijzondere perfonen, ja gehele Volken" vergaan! het licht zal niet in duisternis, de waarheid niet in logen veranderd worden; en haat  128 Hoofdst. IX. besluit. haar rijk zal eindelijk zegepralen. Zié hoe de boze driften aan het deinzen zijn, hoe zij van fchrik en angst Adderen , hoe de geregelde voortgang van het ftelfel der beginfelen, fomtijds helaas ! door zedeloosheid gefluit , haar , geftadige flagbomen in den weg Helt. — Ik voor mij twijfel geen ogenblik dat de wil der Voorzienigheid en de owweêrftaanbare kragt der zaak onze goede verwachting billijken; en den wenfch en de hoop van alle ware vrijheids- en Volksvrienden bekronen "zullen. Ondertusfchen moet ik hier ene aanmerking bijvoegen, die mij voorkomt, veel licht te verfpreiden. Het ftelfel der beginfelen wordt zekerlijk door omwendingen aanmerklijk bevorderd ; en de zogenaamde groten der aarde fchijnen er anders niet aan te Willen. Deze woedende zevenjarige Oorlog , waarvan wij misfchien het felfle nog te wachten hebben , de daaruit ontflaande omwentelingen oncwikkelen zeker de kragt van dat ftelfel en zetten aan den voortgang der grote omwending ene onbegrijplijke fnelheid bij. Maar de omwendingen zeiven verfchillcn van het ftelfel hemelsbreedte. Er is tusfehen die beide zaken gelijke afftand, als er is tusfehen oorlog  Hoofdst. IX. besluit. 129 log eh vrede, tusfehen overwinning en het gevecht. Een moedig Volk fchroomt geen oorlog; maar deszelfs doel is en blijft fpoedige vrede. Een ware held neemt de kans waar en vermijdt het gevecht niet; maar zijn oogmerk is zegepraal. Zo vliegt de Republikein in de omwending; maar niet uit vermaak in verwoefting, niet uit blinde drift, maar om de zegepraal der beginfelen te verhaaften. En geen wonder : de fchets van het tafrecl, dat de vestiging der grote beginfelen oplevert, is indedaad verrukkende. Staatkundige berekeningen in eenvoudigheid en juistheid weinig verfchillende van de zekerfte wetenfchappen, onfeilbare grondregels voor algemene inftellingen, de volkomenfte gerustftelling en heiligfte waarborg voor elks perfoonlijke rechten, veiligheid en zekerheid van onze bezittingen, aanwijzing van enen regelmatigen weg ter verkrijging van billijk onderhoud, volmaakte onafhanglijkheid tusfehen menfehen en menfehen , onbepaalde ongehoorzaamheid aan de wet, gelukkige wedijver van allerleië perfoonlijke talenten en bekwaamheden, gehele opheffing van die gewaande voorrechten en on* derfcheidingen, wier bezit het hatelijk vermoeden von aanmatiging niet kan ontduiken,' I ter-  130 Hoofdst. IX. bzsxuit. terwijl zij noch op den algemenen wil* noch op het belang van allen fteunen ; óvereënüemming van het geheel, regelmaat en vastigheid der delen, helderheid van overtuiging en wetenfehap, behoedzame en wisfe toepas- fir.g. Zie daar de hoofdtrekken van het maatfchaplijk leven onzer nakomelingen. Het zal, met één woord, de vereniging zijn van het algemeen en bijzonder geluk ; het zal den eigendom des armen zo wel verdedigen , als de loopbaan openeu en beveiligen voor het grootfte genie. De triumf van dit ftelfel is het werk der ecuwen; en wat zouden de ftuiptrekkingen van het ogenblik daar tegen vermogen? — IN iet, als of verdwaasde tegenftand en overdrevene fpljt gene rampzalige fchokken meer konden daarftellen. — Goéde Hemel! dit zien wij beter. Maar federt de onophoudelijke vorderingen van 'smenfehen geest, door de ichoonfte van alle zijne uitvindingen, de edele drukkunst, verzekerd en beveiligd; federt ook is er, o zalige waarheid! geen inval van barbaren meer mogelijk , gene famenfpanning van onderdrukkers en dwingelanden meer te duchten , geen lokaas en inroeping van oude vooroordelen meer in ftaat, om de boeijen des ver-  Hoofdst. IX. besluit. 131 verftands te herfmeden en het ftelfel der beginfelen terug te drijven. Neen! verlichting moet zich uit haren aard uitbreiden, de menfehen moeten zich door gelijkftelling verheffen; en geen geflacht zal door een ander opgevolgd worden, zonder een duidelijk fpoor op den weg der waarheid natelaten.