NEERLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af tot op den tegenwoordigen t yd. TWEEDE DEEL. Beginnende met denjaare 1655 en eindigende met 1781. Te AMSTERDAM, By PETRUS CONRADI. Te HARLINGEN, By V. van der PLAATS. MDCCLXXXIIL   INHOUD D lè S TWEEDEN DEELS. 56. Verfclieide Zeegevechten en Veroveringen van den Fice-Admiraal Middel de Ruiter, tegen en op de Algerynen^enz, in 16*5 ;waarby de ontmoeting van den Engel/chen Kommandeur Withorn , die in volk vrede de Hollamdfche Koopvaardijvloot wilde opbrengen. 57. Zeejlag tusfehen Jacob van Was/enaar, Heere van Obdam, Luitenant - Admiraal van Holland, en den Zweed/chen Admiraal Karei Gustaaf Wt'angel, voorgevallen in de Zond, in 1658- 58. 59. Stoutmoedige Landing van M> de Ruiter, op Funen, in 1659, by welke gelegenheid de Kommandeurs Cornelis Evertszoon en de Wilde , de Schoutbynacht Brakel, en de Kapiteins Jan van Amftel én Albirt Mathyszoon grooten dienst deeden. 60. Herovering van het Kasteel Takorary of Witzen op de Engel/chen, door Middel de Ruiter, in 1665, ten dienfte der West - Indifche Compagnie. 61, 62. Verovering van de Sterkte op Kormantyn, op de Engel/chen, door Middel de Ruiter, fchoon, met het uiterst gevaar, verpligt zynde tusfehen twee klippen door te roeien, daar eene yslyke branding ging; de Sloepen en Booten werden, door de fterke ftorting, hol over bol, onder eikanderen ge/meeten; fommige raakten vol water, andere in den grond: en niettegenjlaande dit alles , bragt men elf honderd man aan land. 63. Zeejlag tusfehen den Heer van Obdam en den Hertog van Jork, in de Noordzee, in 1Ó65 , in welken de Luitenant - Admiraal Anke Stellingwerf en de Luitenant Kortenaar fneuvelden. 64, 65, 66, en 6j. Zeejlag van vier dagen, tusfehen Middel de Ruiter , en de Engelfche Admiraals Prins Robert en Monk, waarin de Engel/dien drie en twintig Oorlogfchepen verhoren, en wy drie duizend man als Krygsgevangenen in onze havens opbragten. 68, 69, en 70. Zeeflag van twee dagen, tusfehen de Ruiter en Monk, by Noordvoorland, negentien dagen na den viorgaanden. + a 71»72,  INHOUD. 71, 72,73 ,en 74. Het vluchten der Engel/chen voor de Nederland/die Vloot. ' Roemruchtige tocht der Nederlanders naar Chattam en Rochester, onder beleid van Kornelis de Wit en Michiel de Ruiter, in 1C67, by welke landing de Nederlanders den Engel/dien voor omtrent vyf tonnen gouds aan Jcheepsbehoeften afnamen. Hier gaf de Kapitein Jan van Brakel een blyk van onverzaagdhnd, die alle Helden van Europa mag tarten; hier gaf Kornelis de Wit een blyk van yver, die alleen zynen naam onjïerfelyk maakt , /pringende in het heet/te van den Jlryd tevens met de Ruiter in eene /oep, om alles van naby te zien, en door zyne tegenwoordigheid elk een hart onder den riem te Jleeken. Hier moesten de Hertog van Jork, de Generaal Monk, en de Hertog van Albemarle met eigene oogen den roem der Engelfche Zeemagt zien verdwynen, in den brand van byna de gan/clie Engel/die vloot. 75. en 76. V;rvolg van den tocht naar Chattam. Verfilmde gevechten der byzondere Esquaders tegen de Engel/dien, op de rivier vati Londen en elders , zynde g'ansch Engeland ontrust, uit vreeze voor eene nieuwe landing. 77-, 78,79, en 80. Zee/lag tus/chen de Vereenigde Engel/che en Fran/che Vlooien, en die der Nederlanders, by Soulsbaay, in 1672; wanneer op de Vloot Geerard Has/elaar , Coenraad van Heemskerk en Johan Bergh als Vrywilligers dienden, drie der Lyfwagten van, K. de Wit aan zyne zyde wierden doodge/chooten, eti de braave van Gent fneuvelde. 81. Lierzang op den tegenwoordigen tyd. 82. en 83. Zeegevecht der Nederlanders tegen 'de Vereenigde Fran/die en Engel/che Vloot, by Westkappelf op Sdiooneveld. De Engelfche en Fran/chs Vlooteh overtroffen. hier de Nederlandfihe in getal en grootte van /diepen beide. Zy befloegen de Zee, zo verre men zien kon, en waren fterk honderd en vyftig Zeilen. Niet tegenjlaande dit '/loegen 'er de Nederlanders door; etlyke Vyands fchepen /prongen in de lucht of wierden in den grand geboord; meer'dan dertig wierden hun onnut ge■maakt: en onze Vloot kwam behouden binnen. 84- Zee/ag van den Admiraal de Ruiter tegen de Vereenigde Fran/che en Engelfche Vloot, onder Prins RoberS en den Graave d* Kstrées , by Westkappel op Sdiouneveld, in 1(573. In 'welken tweeden Slag hy de beide Vyan-  I N H) OUD. Vyandelyke Vlooten, die heminmagt verre'overtrof• fen, op de-vlugt dreef, en uit Zee joeg, met omtrent - drie duizend dooden en gekwetften. . Sc en «6. Zeejlag van Middel de Ruiter, tegen Prins Robert en den Graave d' Estrées, by Kykduin en de Beider, waarin de Nederlanders door hunne meerdere vaardigheid in de behandeling van 't Kanon al wederom de overwinning behaalden; alle onze fchepen , op vier na behielden de zee, en herjielden hunne fchade ten anker liggende ; de Engel/chen daarentegen moesten alle naar hunne havens keeren. 87. Verovering der Eilanden Bel-Isle en Narmoutiers s 'door den Luitenant,-Admiraal Tromp, in 1674. 88. Zeegevecht tusfehen Michiel de Ruiter en Du Quesne s 'omtrent Stromboli en SalincL, in 1676. _ < 80 Zee/lag van den Luitenant-Admiraal Michiel de Rui' 'ter en den Heer de la .Zarda , tegen de Franfche Vloot, onder den Heer du Quesne, by het Eiland Sicilië, omtrent den berg JEtna. 00 Gevecht van den Luitenant-Admiraal Kornelis I romp 4e.van de Vereenigde Engelfche en Nederland/che Vloot, .'onder de Adhürdalen Rusfel en van Almonde , tegen "die der Franfchen , onder den Graave van Tourville , omtrent de Kaapen de la Hogne en Barfleur , in 1692. 91. Gevecht der Kapiteins van der Zaan en Taalman tegen drie Fran/che Oorlog fchepen, by Kaap Lezard. Gevecht van den Kapitein Broeder tegen vier Franfd'e Oorlogfchepen, in 1692. 95. Hehldigt op zommige Helden, die vervaard zyn van de vryheid der Drukpers. * 3 96. Kloek-  453 ZEESLAG tu ss c ii en j. v. WASSENAAR Oorlogs, zag zig de Koning van Deneraarken wel drain de engte gebracht, en in gevaar van, met zyne veroverde Steden, zyn geheele Ryk te verliezen; want karei, custaaf, Koni.ig van Zweeden, zyn toeleg op Polen, alwaar de kans des Oorlogs hem den nek toekeerde, ter zyde zettende, viel in het Deeniche Holfleiir, noodzaakte bi ld e het fiicht Bremcn te verhaten, en binnen Frederiksode eene fchuilplaats te zoeken; doch deeze Stad binnen korten tyd mede ingenomen, het eiland Funcn bemagtigd zynde, en de Koning van Zweeden eeme landing op het eiland Zeeland gedaan hebbende, met oogmerk om de lloofdltad des Ryks, Koppenhagen, zelve aan te tasten, werdt frederik de derde genoodzaakt eenen fchadely. ken vrede te verzoeken, welke door bemiddeling des Ambassadeurs van Engeland , deu Heer meadow, te Rotfchild, tot Hand gebragt wierdt. De Rotfchildfche vrede was echter van korten duur. De Koning van Zweeden klaagde, dat fredsrik de III de voorwaarden van denzelven niet nakwam, naar behooren, en Helde zich in ftaat om den Oorlog met kragt te hervatten , ingevolge van 't welk hy, ten tweedemaale, in Deensch Zeeland viel, en't beleg floeg voor Koppenhagen, 't Slot Kronenburg werdt dooiden Admiraal wrang el bemagtigd , doch de Stad Koppenhagen, te zeer verfterkt, was niet wel te winnen, waarom Koning karkl gustaaf zich vergenoegen moest me: dezelve ingeüooten te houden. De Staaten der vereenigde Gewesten zagen ondertusfchen deu voortgang der Zweedfche wapenen met verdriet, en vreesden voor belemmering van de Vaart door de Zond, wanneer Zweeden hier van meeiter wierdt: de Hechte toeftand,in welken Denemarken thans op nieuws gebracht was, deedt hen derhalven befluiten hun voorneemen te volvoeren, om namelyk dit Ryk met hunne gan. fche Zeemagt by te ftaan, 't welk door den vrede van Rotfchild' was achter wege gebleeven. Agt en dertig vendelen Soldaaten werden, onder den Kollonel p ucn l e r , in Wynmaand naar Koppenhagen ingefcheepr, 's Lands Vloot, vyfendertig fchepen fterk, geleidde deezen on-  enKAREL GUSTAAF WRANGEL. 459 cnderftand, onder bevel van den Ileere vak wassenaar-, die last hadt, om Denemarken tegens de Zweeden te helpen, en den Koophandel in de Oostzee te befchermen. Daarenboven was hem 't verdelgen der Zweedfche vloot onder w s a ngel, die agt en dertig, of volgens anderen agt en veertig, of vier en vyftig fchepen fterk was, en de Zond bezet hieldt, heimelyk aanbevolen, 't Belang van den Koophandel, die, van alle tyden, voor de zenuw van den Staat gehouden is, eu byzonder die op de Oostzee, welke toen zo groot en uitgeftrekt was, dat de fchepen van dit Gemeenebest, derwaarts vaarende, ten deezen tyde, geacht wierden, aan vragt alleen, meer dan zes en dertig maal honderd duizend guldens in 't jaar te verdienen, wikkelde dus den Staat diep in eenen kostbaaren kryg, die in dit jaar, en in het volgende, met veel hevigheid gevoerd werdt. Op den zeventienden October liep de Heer van obdam met de Vloot in Zee, beftaande in agt en dertig fchepen van Oorlog, zes Fluitfchepen, die Soldaaten, levensmiddelen, krygstuig enz. voerden , vier Branders, zes Galjoots en nog agt en twintig andere fchepen , zo Galjoots als Fluiten, met allerleyen leeftocht gelaaden. Omtrent het einde deezer maand' kwam de Vloot onder het Schager rif, wanneer, op den voorgaanden zes en twintigften September, het (lot Kronenburg, na een beleg van drie weeken aan de Zweeden was overgegeeven, en Koppenhagen, alwaar zich de Koning bevondt, belegerd gehouden wierdt. De Zond was nu door de Zweeden geflootcn, niet alleen door dien zy het (lot Kronenburg in hunne magt hadden, maar ook door hunne Oorlogsvloot, welke dezelve bezet hieldt. De Nederlanders werden derhalven genoodzaakt tegens hetgefchut van twee Kasteelen, en dat der Zweedfche Zeemagt in te drin. gen, en 'er door te breeken om den Koning van Denemarken te omzetten. Op den derden November kwam de Nederlandfche vloot achter de Lap,* (een zandplaat voor de Zond gelegen,) door tegenwind ten anker. De ZweedLl! 2 fche  . 46b ZEESLAG tussche n J. v. WASSENAAR fche Admiraal wr angel, hebbende acht en dertig fchepen onder zyne vlag, van welke veele met een groot aantal van Engelsen en Schotsch bootsvolk voorzien waren, lag aan de andere zyde om den doortocht te beletten. De Nederlanders werden geduurende omtrent vier dagen achter de Lap opgehouden, tot dat op den agtften November de wind gunlliger wierdt, en met eene ftyve koelte uit den Noorden begon te waayen, De ^eer van w a s s e n a a r , niet gewoon eenige gelegenheid te Verzuimen, maakte ook van deeze gebruik, en ging, met het aanbreeken van den dag, inet de Vloot onder zeil, hebbende dezelve in drie Smaldeelen of Esquaders verdeeld, van welke hy zelf over den middel tocht geboodt, terwyl hy het bewind over den voortocht aan den Vice -Admiraal wttte corneljszoon de witte, en dat over de achterhoede aan den Vice-Admiraal pieter i-lo ris zoon, beide mannen van beproefde dapperheid, hadt opgedraagen. Omtrent ten agt uuren kwant de voortocht in het midden van de Zond, tusfehen de kasteelen Kroonenburg en Elzenburg ; beide gelegen op de oevers der Zee, of op de boorden van de Zond, het een in Zeeland, het ander in Schoonen. Wanneer nu de Nederlandfche fchepen recht tegens over de Kasteelen kwamen, verzuimde de Koning niet om hen uit de beide Sterkten met gefchut te begrqetcn, en hy zelf, zegt men, toen op Krooner.burg zynde, ftak met eigen hand het eerfte Huk af. Weinig fchade deedt ondertusfchen dit fchieten aan de Nederlandfche vloot, welke, in het midden doorzei. lende, door de kogels naaüwelyks konde worden bereikt, 's Mor • gens tusfehen negen en tien uuren naderde, met weinig verlies, de Nederlandfche Zeemagt die van den Admiraal wrange l , welke haar opwachtte ; en de üryd nam eenen aanvang in het gezicht van den Koning en de Koningin van Zweeden, de Prinfes zyne Zuster, gemaalia van Graaf magnus de la gaude, en den oudflen Prins van Holftein Gottorp, welke, benevens veele andere Grooten des Ryks, op het (lot Kroonenburg vergaderd waren. Ongelukkig was byna de Prin.  en KAREL GUSTAAF WRANGEL. 461 Prinfes, des Konings Zuster, in het aanfchouwen van het ge. vecht, getroffen, doordien een kanonkogel tot in de kamer, in welke zy zich bevondt, doordrong. De ftryd was ter wederzyden geweldig en fcherp. De Zweeden gebruikten hunne meelte magt tegens den Luitenant Admiraal , en de twee Vice - Admiraalen ,• niet onwaarfchynelyk in hoop van de kleinere fchepen gemakkelyk te zullen konnen vernielen , wanneer de drie Opperbevelhebbers waren uit den weg ge« ruitnd. In het heetfte van den ftryd werdt de dappere witte corneliszoon dli witte, na het betoonen van de uiterlte kloekmoedigheid, daadelyk gekwetst en zyn fchip, ten hoogden befchadigd, door de Zweeden genomen. De braave Viceadmiraal ftierf weinige oogenblikicen daar na, ook ging zyn  op de EN GELSCHEN. 499 te ontdekken, namen zy hunnen weg door een kreupelbosch; en op-dat men hen van de vyandclyke Negers mogt konnen onderfcheiden, hadt ieder van hun een lap of das van Sleeswyker linnen om den hals. De Engelfchen, die met hunne Negers de Nederlanders kloekmoedig afwachtten, weeken, al fchietende, op de aankomst der Nederlanderen te rug, en betwistten hen den grond voet voor voet. Toen men te Adja gekomen was, werdt van zommige voorgefteld om aldaar te blyven vernachten, of ten minnen het volk wat te doen rusten; doch dewyl men 'er geen versch water vondt, befloot men tot aan den naasten berg voor 't Kasteel voort te trekken , en aldaar tot den volgenden morgen te blyven liaan. Midlerwyl zag men zes van 's Lands Oorlogfchepen onder het Kasteel loopen , en hetzelve befchieten: eenige vrywilligers zich hierop ter zyden van den berg begeeven hebbende om den vyand te befpieden, werden hem weldra gewaar, doch ui: zyne musketten zodanig begroet, dat zy in aller yl te rug trokken, om den hunnen hier van kennisfe te geeven. Ter zelfder tyd zagen zy, dat de Engelfchen, met hunne Negers, drie Velditukksn boven op den berg geplant hadden, en dewyl zy daar uit , niet zonder nadeel voor de onze, fterk begonden te fchieten, begreep men duidelyk dat deeze post onveilig , en het noodzaakelyk was, om nog dien zelfden avond, aan den vyand dit voordeel Qqq » te  '500 VEROVERING van M. de RUITER te beneemen, en zich meeseer van het gefchut te maaken. De Graaf van hoorde voerde derhalven zyne bende aan, en trok, het ff rand verlaatende, iangs eenen binnenweg, welke hem was aangeweezen, door 't kreupelboscb, alwaar hy minder door 't gefchut befchadigd konde worden, recht op de Engelfchen aan. Hy liet tevens aan den Kapitein van der zaan bericht geeven van deezen binnenweg, en hem verzoeken denzelven ook met zyne Matroozen in te flaan, en hem te volden. De Negers, die by de Matroozen waren, toonden groote kloekmoedigheid, en het gantfche Leger raakte dus naar den top des bergs in aantocht; men poogde zulks wel, van den kant der Engelfclun, door geduurig fchieten te beletten, doch vruchteloos, Eindelyk bereikte men, fchoon met veel moeite en gevaar, het oogmerk, en de iïngelfchen, zir-nde dat het onmogelyk was deezen post langer te behouden, verlieten denzelven, en tevens hun gefchut, 'tvvelk den Nederlanderen in handen viel. De gevluchte Engelfchen waren onder het Kasteel ge weeken, en de Nederlanders, meester van den berg, die flechts een gootlingsfchoot van de flerkte afftondt, zagen zich voor het kanon van dezelve bloot gefteld, 't welk men onophoudelyk op hen loste, doch naardien het wat te hoog gepointeerd was, weinig fchade deedt. Men begreep echter dat ook dit geene plaatze van vcrblyf was, te minder, om dat  op db ENGELSCHEN. 501 dat de byliggende valey geenerh.mde verkwikking voor het volk opleverde. Men befloot derhalven de overwinning te vervolgen, en nog dien zelfden avond de proef te ncemen, of men dezelve niet voltooyen en het Kasteel met ftormen zoude konnen bemagtigen. De ftormladders werden dus, ingevolge van dit befluit, aangevoerd, en den Matroozen, die dezelve droegen, bevolen, eikanderen van naby te volgen, op dat dezelve in gereedheid mogten zyn wanneer men het Kasteel genaderd was. In deezen aantocht vondt men grooten tegenftand, inzonderheid van de Kormantynfche Negers, die, aangevoerd door hunnen Overlte jan kabesse, een bitter vyand der Nederlanderen , en een dapper Man, hun den weg op de hardnekkigfte wyzc betwistten. Zy lagen in de valey en 't kreupelbosch, geiyk men in 't kooren ligt, verfpreid, waar ut zy, zonder ophouden , met musketten fchooan. Doch de zwarte Hulpbenden der Nederlanderen bekroopen hen, gelyk men eenen Vo^el bekruipt, om hen te vl-rjuagen, en de Soldaatcn en Matroozen drongen zo (lerk aan, dat zy eindelyk achter uit weeken, en zich in hunne Negerye - of Dorp, begaven, van waar zy, als uit eene verfchansfing, met de groottte kloekmoedigheid, telkens uitvielen. Eindelyk evenwel werden zy ook van daar verdreeven, en de Negers vielen in hun Dorp , 't welk onder het Kasteel lag, en Haken 'er aan alle kanten den brand in. Dit gaf aan de Belegeraars een zeer groot voordeel, Qqtj 3 dewyl  goa VEROVERING van M. de BUITER dewyl de vlam en rook de Vyanden belette in 't zien. Het Kasteel gaf toen wel van alle kanten vuur, en fchoot met kogels en fchroot op het naderend Le^er; doch de Nederlanders en Zwarten trokken met zo veel onvertzaagdheid voort, dat zelts hunne vyanden hier over verbaasd ftonden. Door den rook begunftigd, trokken zy, met verhaasten tred, onder het gefchut en de muuren van 't Kasteel, en fchooten van daar op de Engelfchen, die zich, ter verdeediging, op de muuren vertoonden. Ondertusfchen wierden de ftormladders geplaatst, en wanneer de Matroozen dezelve begonnen op te klimmen, en handgranaaten naar binnen tc werpen , ontzonk den Engelfchen de moed, welke, niet meer ter hunner befcherming konnende bybrengen, om lyfsgenade riepen, de roode bloedvlag, die op den waren ftondt, ftreeken , en verfcheide witte vlaggen, ten teken dat zy zich overgaven ter befcheidenheid van den Overwinnaar, uidtaken. Dit gefchiedde echter zo fchielyk niet, of verfcheide matroozen waren reeds over de muuren en in 't Kasteel geklommen ; een van des Admiraals matroozen rukte de Engelfche Vlag, die van 't Kasteel woey , af, en een ander plantte de Staaten vlag in derzelver plaatze. Thans werden de poorten geopend, en, tegens den avond, omtrent vier uuren , zag men zich van deeze fterk te meester. Verfchrikkelyk was de woede en wanhoop van jan k a b es se, den aanvoerer der Kormantynfche Ne-  op de ENGE LSCHEN. 503 Negers. Na zich met onbezweeken moed, toe hét uiterile toe, verdedigd te hebben , ziende dat het onmogelyk was langer het geweld der Nederlanderen te wederflaan, begaf hy zich naar 't Kasteel, en de lont in de hand genomen hebbende , poogde hy dezelve in 't buskruid te fteeken, om dus zich zei. ven, vrienden en vyanden, met eene gemeene nederlaag te verdelgen; doch de Heer selwyn, Opperhoofd der Engelfchen, belette dit wanhoopig befluit , waarop Kabesfe , gezwooren hebbende zich nimmer aan de Nederlanders over te zullen geeven, naar de batterye vloog, en zich voor de musketkogels bloot Helde, in hoop van aldaar eene zekere dood te zullen vinden; doch ook aldaar zyn voorneemen niet bereikende, dreef hem de fpyt, toorn en wanhoop tot het uiterile. Hy fneed, toen de Nederlanders op 't Kasteel kwamen , zyn' eigen Zoon, twee Slaaven en zich zeiven, den hals af, en wierp zich van de batterye. Zyne Negers, hem in dien ftaat vindende, brachten hem naar Groot Kormantyn, alwaar hy den geest gaf. Men vondt in het Kasteel, dat van fteen gebouwd was, en drie bolwerken hadt, agt en twintig ftukken kanon , benevens agt en vyftig Engelfchen, behalven de Slaaven. Na 't vermeesteren van het zelve werdt het ter plondering overgegeeven , doch zorge gedraagen , dat niemand der Krygsgevangenen eenig leedgefchiedde, 'twelk echter moeijelyk viel de Ne-  504 VEROVERING op de ENGELSCIIEN. Negers te beletten , vermids die hen allen aan hunne woede zochten op te offeren. De Heer de ruiter voer den volgenden dag aan land, Helde op alles goede orde, bezette het Kasteel met twee en vyftig man uit de Vloot, tien uit het Volk der Wesiindifche Compagnie,«en nog tien Negers, in 't geheel twee en zeventig koppen ; de overige manfehap wederom aan boord hebbende doen komen , ligtte hy, op den twaalfden February, het anker, en kwam op den volgenden dag, met een zeer gering verlies, behouden op del Mina te rug.  NEE RL AND S HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGENW OORDIGEN TYD. No. 63. Zeejlag tusfehen den Heer van Obdam en den Hertog van Jork, in de Noordzee, op den veertienden Juny des jaars 1665. De Algemeene Staaten, den overmoed der Engelfchen , die , volgens hunne eerlyke gewoonte, overal en alles wat hun voorkwam , roofden en pionderden , met geen onverfchillig oog langer kon* nende aanfehouwen , gaven eindelyk order , na veele vruchtelooze vertoogen aan het Engelsch Hof dien aangaande gedaan te hebben , dat de Oorlogfchepen van den Staat alle de Engelfche fchepen , het zy ten Oorlog , het zy ter Koopvaardy toegerust , ook binnen de paaien van Europa , zouden Rrr aan-  SoS ZEESLAG tusschen 013DAM aantasten , vermeesteren en opbrengen , ter tyd toe dat de Koning van Groot- Britanje de , gepleegde vyandfchap zoude hebben doen vergoeden , of dat daar over eenig verdrag zoude zyn getroffen ; bevoelende aan de Admiraliteiten eenige Jigte Fregatten , zo fpoedig mogelyk , in Zee te zenden , om alle de Engelfchen, die ze aantreffen konden, te bevechten en te veroveren. Ondertusfchen wierdt in Nederland , gelyk ook in Engeland , eene groote Oorlogsvloot toegerust, en terwyl dit gefchiedde , vondt men eindelyk in Engeland goed den Oorlog af te kondigen , in welke verklaaring, met grooten ophef van woorden , den Staaten , als de eerfte aanrechters en pleegers van vyandfchap , c om dat zy namelyk den Heer d b ruiter last gegceven hadden, het geftoolene weder te haaien , ) de fchuld van deeze Vredebreuk wierdt te laste gelegd. De Engelfche Vloot , eerder dan de- Nederlandfche in gereedheid zynde , liep onder het gebied van zyne Koninglyke Hoogheid, den hertog van jork op den eerften Mei in Zee , fterk zynde omtrent honderd en tien zo groote als kleine Oorlogfchepen benevens twee en twintig Branders en Kitzen. Zy vertoonde zich twee dagen naderhand voor Texel als willende de Nederlanders door hunne groote magt uitdaagen ; doch op den agtften der gemelde maand wierdt zy door eenen zo zwaaren ftorm beloopen , dat verfcheide fchepen zeer gehavend wierden , dê Vloot verfïrooid geraakte, en zich genoodzaakt zag wederom hunne havens binnen te loopen. Op den drie en vier en twintigften zeilde de Nederlandfche Vloot , over welke het bewind aan den Baron  en den HERTOG van JORK. £07 Baron van wassenaar, Heere van obdam, was opgedraagen , uit Texel : dezelve beflondt uit honderd en drie Oorlogfchepen , zeven Jagten , elf Branders en twaalf Galjooten , voerende vier duizend agt honderd negen cn zestig Hukken kanon , en een en twintig duizend , zes honderd en een en dertig man. Deeze was misfehien de fchoonlte Vloot , welke immer de Noordzee op haaren rug heeft gedraagen, en van welke men met reden iets groots verwachten mogt ; doch het Oorlogsgeluk hangt niet zelden van veele wisfclvalligheden af ; en dit land in 't byzonder heeft met de geringfle magt meer dan eens de grootfle overwinningen behaald. De Engelfchen , hunne fchade ondertusfchen herfield hebbende , flaken ook eerlang weder in Zee , en het duurde niet lang of de Vlooten kwamen in elkanders gezicht, en men maakte zich van wederzyden tot het gevecht gereed. Op den twaalfden Juny namelyk, bevonden zich de Nederlanders , ten Zuid-Oosten, vyf mylen van de Engelfchen , wanneer de wind , die toen uit het Oosten woei , geduurende den nacht, naar het Zuidwesten draaide , cn daar door voor de eerstgenoemden zeer nadeelig wierdt. Niettegenflaande echter de vyanden het voordeel van den wind genooten , hieldt de Hollandfche Vloot reeht op het Esquader van Prins Robert , 't welk de voorhoede uitmaak, te, aan. Op den veertienden , 's morgens ten drie uuren , was men eikanderen zo na by gekoomen , dat het gevecht een begin nam. De Heeren obdam, jan evertszoon, cornelis tromp, stel - Rrr 2 lino-  5o8 ZEESLAG tusschen OBDAM, lingwerf , sebastiaan centen, eil Ceili* gc anderen , lloegen dwars door Prins robert heen , waar door , dewyl van weerskanten gewend moest worden , eenige tyd voorby liep , eer het gevecht hervat wierdt. Ten zes uuren , floegen deeze Vlooten ten tweedenmaale door eikanderen; doch daar het Esquader van den hertog van j o r k , zonder vechten , geduurig boven den wind liggen bleef , was het den Nederlanderen oumoogelyk de loef van hem te winnen ; zy waren reeds boven Prins robert gekoomen, en zeilden dwars tusfehen de Engelfche Vloot door , wanneer de Graaf van -sandwich , die het bevel voerde over de achterhoede , op kwam , en des middags , omtrent een uur , de Nederlandfche Vloot in tweën fciieidde. Met deezen wierdt derhalven ook fchutgevaarte gehouden , gelyk met Prins robert, 't welk tot drie uuren duurde. De Heer van obdam, vervolgens de royal charles , waar op de Hertog van jork geboodt , op zyde gedraaid zynde , begon tusfehen hen beiden een allervreeslykst gevecht , treffende eikanderen met geheele laagen , zo dat aan de zyde van den Hertog, de Graave van SALAttTA falmouth, Lord muskerry , de Heer boyle, tweede Zoon van den Graave van borlington, wiens bekkeneel 's Hertogs band kwetfte , benevens verfcheide van zyner Hoogheid dienaars , die digt by hem Honden , wierden doodgefchooten. Tot hier toe wae de Admiraal obdam ongekwetst geblecvcn , doch het fchip , het zy door 's vyands, het zy door eigen vuur in brand geraakt zynde , vloog met eenen allergewcldigflen flag , benevens  EN DEN HERTOG VAN JORK, 5of nevens vyf honderd man, van welke Hechts vyf geborgen wierden, in de lucht. Dit deerniswaardig ongeval verwekte eene algemeene verflagen beid onder de Nederlandfche Vloot , en gaf geenen geringen moed aan de Engelfchen ; en dewyl zelden een ongeluk alleen koomt , geraakten drie Nederlandfche fchepen aan eikanderen vast, waar door zy , zonder eenig beduur zynde , heenen dreeven : deeze weerlooze daat wierdt door de Engelfchen gezien, en niet ongemerkt gelaaten; zy zouden, 'er eenen Brander op af, die ftraks in een de vlam bracht, welke wel dra tot de andere beide overfloeg: veele van de manfchap wierden gered, zommigcn verdronken. Ondertusfchen hadden de Heeren tromp, tjerk de vries cn swart het Engelsch fchip de tha~ rity, Kapitein wilkinson, van zes en veertig ftukken, zo zeer gehavend, dat het-zelve door den Kapitein de haan genomen wierdt, en vervolgens opgebracht. Sebastiaan cenxiïn, voerende het fchip Oranje, lag eenigen tyd zonder hulp, en vocht met de grootlle dapperheid; hy waagde het den Graave van sandwich aan te tasten, cn met zo veel geluks, dat hy het fchip vermeesterde, en meer dan een uur lang de Prinfe vlag van het zelve deedt waayen , na dat hy *er de blaauwe vlag hadt afgehaald: dit fchip werdt echter door den Royal James, gevoerd by Prins Robert, ontzet; doch ook dit hadt zo veel geleeden, dat het de Graaven van portland en marlboroug onder zyne dooden telde. Eindelyk wierdt deeze braave Held zodanig befprongen, dat het fchip, na dat het nog langen tyd teKr 3 gcns  3H ZEESLAG vak M. de RUITER gelfchen, als de eerite verbreekers der Vrede, by te Haan ? ingevolge waar van de Verklaaring des Oorlogs op den 25 January 1666 volgde. In de volgende maand February wierdt ook tu.-fchen den Koning van Denemarken en Hun Hoog Mogendeneennaauwer verbond geflooten; zodat Nederland, door twee, zo magtige als getrouwe Bondgenooten onderfleund, met vernieuwden moed en krachten zynen Vyand bedoor onder de oogen te zien. Van den kant der Engelfchen wierdt derhalven, zo wel als dien der Nederlanderen, de fpoedigfte voortgang gemaakt tot het uitrusten eener geduchte Zeemagr. Tegens het einde der maand May liep de Engelfche Vloot, over welke aan Prins robert cn den Generaal monk het Opperbewind was opgedraagen, in Zee; dezelve bellondt uit een en tagtig fchepen, welke van vier duizend vier honderd en zestig nukken kanon voorzien, en met een en twintig duizend en vyf en tagtig koppen bemand was. De Nederlandfche Vloot, onder het Opperbewind van den Admiraal michiel de ruiter, die eenigen tyd in Texel was opgehouden, ligtte, op den eerften Juny het anker, en Hak op deezen en de twee volgende dagen mede in Zee, beftaande uit een en negentig , zo groote als kleinere , fchepen, vier duizend zeven honderd en zestien ftukken kanon, en twintig duizend vierhonderd en twee en zestig man. Deeze twee ontzagchelyke Vlootcn kwamen in elkanders gezicht, op den elfden Juny. Men hadt den gcheelen nacht ftilte gehad, doch in den morgenftond veranderde de wind, en begon met een ftyve koelte uit den Zuidwesten op te waaien. Deeze verandering was voor de Nederlandfche Vloot zeer nadeeUg, zo dat dezelve genoodzaakt wierdt het anker uitte werpen, gelyk tusfehen Duinkerken en Noordvoorland, [ den hoek van Engeland, die tusfehen het Canaal en de Rivier van Londen uitfteekt] omtrent zeven of agt mylen Oost Zuid Oost van de Engelfche kust, gefchiedde. Hier moetende blyven liggen., naardien wind en ftroorn tegen was, wierden de Nederlandfche  tegens PR. ROBERT en MONK. 515 tendfche buitenwachten de Engelfche Vloot, omtrent ten negen uuren, gewaar, en gaven zulks door het bepaalde Sein, op dat ieder zich ten ftryd bereiden mogt, te kennen. Het eerfte ongeluk 't welk der Nederlandfche Vloot overkwam, was het verlies van het fchip Gelderland, waarop de Heer van gent geboodt. Door het ftampen van de Zee verloor het zyne fokkemast en boegfpriet, en tevens brak de groote Marszeils-Raê, agt of tien voeten van der.ok, in ftukken, waarom het zelve , op bevel van den Admiraal, als geenen dienst meer konnende doen , fchoón het een der voornaamfte fchepen van de Vloot was, naar eene der naaste havens wierdt gefloept. De Heer van gent ging ondertusfchen op het fchip van den Kapitein gotskens over. Een uur na dit ongeval, ten elf uuren, zag men de Engelfche Vloot naderen, waar op het gebed gedaan, en vervolgens gefchaft wierdt, terwyl de Heer de ruiter, die voorheen de Opperhoofden der fchepen tot hunnen plicht had aangemaand, niet naliet den zynen moed in te boezemen. Tegen den middag gaf de Luitenant Admiraal het teken om onder zeil te gaan, doch dewyl de holle zee de meeste fchepen belette hunne ankers te ligten, wierden veele genoodzaakt dezelve te kappen. Beide de Viooten geraakten dus onder zeil, en de Heeren tromp en van mèppel, die door hunne ligging de naaste aan den Vyand waren , het eerst in gevecht; het zelve was vinnig , en 'er wierdt van beide kanten met groote dapperheid gevochten. De Heeren de ruiter en van nes kwamen vervolgens met hunne byhebbende Esquaders aan den Mag, en gedroegen zich, volgens gewoonte, met voorzichtigheid en moed. De Engelfchen hadden in dk gevecht wederom den wind, doch thans tot hun nadeel, dewyl deeze in de holle Zee hunne fchepen zodanig over bakboord deedt hellen, dat het onderfte gefchut genoegzaam niet gebruikt konde worden, of meest in het water fchoot, daar in tegendeel de Nederlanders, hun gefchut geheel tot hunnen dienst hebbende, den vyand veelmeer fchade konden toebrengen. Men bekreunde zich derhalven Sssa over  5i6 ZEESLAG van M. de RUITER over den wind niet, maar liet den Engelfchen dit gewaand voordeel behouden. Met groote kloekmoedigheid wierdt het gevecht, zowel van de zyde der Engelfchen, als van die derNederlanderen, voortgezet ; men wendde flag op flag tegen eikanderen aan : menfchen, fchepen, masten, Hengen, zeilen, alles gevoelde de woede' waar mede gevochten wierdt. Omtrent ten vier uuren kwam een vyandlyk Fregat van de blaauwe Vlag, voerende vyftig Hukken, den Heer de ruiter op zyde, en wierdt van denze! ven zo hevig befchooten , dat het, na de laatfte laag ontvangen te hebben, te gronde ging. De fchepen van het Esquader der Luitenant Admiraals cornelis evertszoon en tjekk iiiddes de vries, die aan het begin van het gevecht geen deel hadden kon! nen neemen , door dien zy te hoog in den wind van de Vloot waren, geraakten, tegens den avond, met den vyand in een zeer fcherp gevecht; de Engelfchen namelyk, tot omtrent vyf uuren de grootfte dapperheid getoond hebbende, vonden zich toen genoodzaakt te wenden , en voor den wind moetende omhouden, om de Vlaamfche banken te myden "kwamen zy recht op de gemelde Esquaders aan, welke zich ook zo lofTelyk kweeten, en den vyand met zo groote dapperheid ontvingen, dat hy gedwongen wierdt af te Wyken. Dewyl veele der Engelfche fchepen zo reddeloos gefchooten waren, dat hun voortgang 'cr grootelyks door vertraagd wierdt, gelukte het den Nederlanderen eenige van dezelve die 't meest lywaarts lagen, in het wenden, af te ujyden. ILt fchip de Swiftsbire, met driehonderd en tagtig koppen bemand , van zeventig meest metaalen ftukken voorzien , en door den Ridder barkley, als Viceadmiraal der witte Vlag, gevoerd, zag zich door den Kapitein h end rik adriaansz. aan boord geklampt, en, na eenen dapperen tegenweer, genoodzaakt overtegeeven. DcRidder barkley vocht met zo groote onversaagdheid, dat hy, poogendeonder het enteren, nog eenige zyner veroveraars af te maaken, cn weigerende zich gevangen te laaien ueemen, met een' piftool kogel  te gek s PR. ROBERT en MONK. gi? Jfogel in de keel getroffen wierdt; hy liep hierop, zich gewond gevoelende, naar de hut, alwaar men hem vervolgens met uit» geftrekte armen op de tafel dood vondt. Zyn fchip was zodanig reddeloos gefchooten , dat het nauwelyks langer zee konde houden, waarom de Kapitein hendrik adriaansz, wiens fchip ook zeer veel geleeden hadt, met zynen prys, naar 'c Goereêfche gat afzakte. Het fchip de Zevenwouden, van vier en zestig ftukken en tweehonderd zeventig man, 't welk, in het voorgaande jaar , door de Engelfchen den Nederlanderen was afgenomen, wierdt door den Kapitein willem van der zaan, die de vlag. als Schout by nacht in een der fmaldeelen van 's Heeren ikomps Esquader voerde , vermeesterd. Deeze namelyk, hadt, benevens eenige andere fchepen, dwars door de Engelfche Vloot heen geflagen , wanneer hem een groot Konings fchip, 't welk twee branders by zich hadt, ontmoette. Van der zaan, ziende, dat hy het grootst gevaar liep van in brand gedoken te worden, en, door dien zyn fchip geheel reddeloos gefchooten was, inde onmogelykheidzynde, om by den wind te wenden, wierdt genoodzaakt zyn fchip voor den wind om te draayen, en met de Engelfchen Zuidwaarts heen te zeilen, waardoor hy de branders, die hem niet volgen konden, gelukkig ontkwam. In deeze vlugt was het, dat hy het fchip de Zevenwouden, van het Engelsch Esquader afgefneeden, ontmoette, waarop hy, onder het zeilen zyne brasfen, fchooten, boelyns, wand en loopend touwwerk, zo veel mogelyk,herftellende,terftond jagt maakte, en het eindelyk achterhaalde. Hygaf hetdaadelyk de laag, die ook niet onbeantwoord gelaaten wierdt; doch vervolgens, met de grootfte kloekmoedigheid, enterende, zag hy zich wel dra meester van het zelve, en zond het, onder bevel van zynen Luitenant, naar Texel op, voorneemens zynde om zich weder by de Vloot te voegen; doch op den volgenden dag bevindende, dat zyn fchip zodanig befchadigd was, dat ny 'er nauwelyks Zee mede bouwen konde, en daarSss 3 om  5iS ZEESLAG-van M. de RUITER om niet in ftaat om dienst te doen, voor dat het herfteld was, richtte hy zynen loop naar Goéreê. De Kapitein jacod ANöriesz. swart, die de Getrouwe George, na dapperen tegenweer, genomen hadt, bracht het zelve ook naar Goêrei, niet langer in ftaat zynde om in Zee te konnen blyven, dewyl hy niet alleen door 't fchieten van den vyand , maar ook door het enteten in zulk eene holle Zee, zo reddeloos was geworden, dat hy by den wind geen zeil voeren konde; zyn groote mast was door een zes en dertig ponder tot in 't hart geraakt, daar en boven was hy onder water getroffen, zo dat hy gevaar liep van te zinken. Geduurende die kloekmoedig gevecht was ook het fchip van den Luitenant Admiraal tromp aan zyn rondhout zodanig befchadigd, dat het, by ongeluk een ander Nederlandsen fchip aan boord komende , alle zyne masten en boegfpriet verloor. Ter zelfdcr tyd wierdt ook den Schout by nacht van nes zyn fokkemast afgefchooten, waar door zy beide genoodzaakt wierden op andere fchepen over te gaan, de Heer tromp op het fchip De Provincie van Utrecht, en van nes op het fchip Groot Hollandia , alwaar zy wederom hunne vlaggen lieten waayen, eu in het loffelyk betrachten van hunnen plicht voortgingen. Ongelukkiglyk raakten ondertusfchen twee der Nederlandfche fchepen , benevens hunne dappere Bevelhebbers , verlooren; nameiyk het fchip Duivenvoorde , gevoerd by den Kapitein otto van treslong , een van de ruiters Byftanders , en het fchip het Hof van Zeeland genoemd , over 't welk de Kapitein Simon Blok het bevel hadt. Beide deeze fchepen raakten in brand , zeer waarfchynelyk door de proppen, die, uit hunne eigene, of andere Nederlandfche fchepen, gefchooten, door den wind weder te rug wierden gedrceven. De beide Kapiteins lieten hier, met veelen van hun volk, het leven. Het fchip Duivenvoorde kwam al brandende zo naby aan Klein Hollandia, dat het zelve zeer groot gevaar liep van aan het zelve vast en mede in brand te raaken. Dis  . tegens PR. ROBERT en MONK. 5rj> Dit gevaar ondertusfchen, 't welk het fchip van den Kapitein Svekt van gelder, van zo uaby dreigde, verloste den Prins van monaco en den Graave de guiChë van den zekerden dood, door dien zy, zo digt aan Klein Hollandia zynde, uit het Galjoen van treslongs brandend fchip, met diie van de hunnen, overfprongen, en aldus hun leveu in veiligheid (lelden. Na dat de Engelfchen dan, tegens den avond, gewend hadden, en de Nederlandfche Vloot voorby gezeild waren-,, wierp de Generaal monk, met eenige zyner fchepen, het anker , om zyne Vloot by een te verzamelen, en de fchade aan zyn eigen fchip gelecden te herliellen; doch de Heer d e li uit er zulks ziende, deedt ook de zynen wenden, en zette het recht op de Engelfchen aan , waardoor deeze genoodzaakt wierden hunne ankers in aller yl te kappen, en zich wederom in. Haat van tegenweer te (tellen. In dit vernieuwd gevecht, waar in de Nederlanders boven ea tusfehen de Engelfche vloot heen liepen, hadden de eerden het geluk geen fchip te verliezen; men vocht thans wederom met de grootde dapperheid. Do Generaal monk verviel in ly van den Luitenant Admiraal van nes , waarop een allerhevigst gevecht volgde, zonder dat een hunner beiden zy. nen vyand konde vermeesteren. Een groot Engelsch fchip van de blaauwe vlag, van, omtrent zeventig dukken, kwam den Heer bk ruiter, ten zeven of agt uuren in den avond, op zyde, en wierdt zodanig getroffen, dat het terdond te gronde ging. Omtrent dien zelfden tyd betoonde de Engelfche Schout by nacht van de witte. vlag , joiik hakman, voerende het fchip de hjurie, van vier en zeventig dukken en vier honderd dertig man, de grootde kloekmoedigheid. Van zyne Vloot afgefneeden, wierdt hy door den Admiraal de ruiter en anderen zeer derk bevochten en befchadigd. Men zondt hem eenen Brander aan boord, welke ook wierdt sangedooken; doch met handfpaaken en riemen weerde hy hem af. Men zondt eenen tweeden, welke hem aan boord kwam,.  520 ZEESL. van de RUITER, tegen ROBERT en MONIC. kwam, en ook in brand geftooken wierdt; doch ook deezen wist hy zich' kwyt te maaken, en den brand in" zyn fchip te blusfchen; het achterfchip ondertusfchen wierdt door het vuur aangetast, waarop twee of drie honderd man van zyn volk uit wanhoop buiten boord fprongen : veelen verdronken , terwyl zommigen door de Nederlanders geborgen wierden. Een derde Brander poogde hem vervolgens aan boord te leggen, doch eer hy na genoeg by kwam, fchoot hy hem in den grond. Toen het donker wierdt, wist hy zich, na de allerfchoonlte tegenweer, van zyne vyanden te ontflaan, en zeilde Ooscwaart op, zonder dat men, hoe 't met hem afgeloopen zy, heeft konnen gewaar worden. Noodlottig was ondertusfchen deeze hardnekkige tegenftand voor de Nederlanders, dewyl de laatfte fchoot , na welke de Engelfche Schout by nacht de vlugt nam, den braaven Luitenant Admiraal cornelis evertszoon, een man van beproefde dapperheid , doodelyk kwetste. De duisternis verhinderde vervolgens het gevecht verder voort te zetten; men zag ter zelfder tyd een Engelsch fchip' branden, zonder dat men weet of het gebluscht zy. Ten trerr uuren hieldt men met fchieten op, en de beide Vlooten vergaderden hunne fchepen by eikanderen. ('/ Vervolg op den volgenden Numer.)  NEERL ANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af tot op den tegenwoordigen tyd. No. 65. Zeejlag van vier dagen, mtusfchen michiel de ruiter, en de Engelfche Admiraals Generaal prins robert en monk, op den elfden Juny en volgende dagen des jaars 1666. (V Vervolg van den voorgaande» Numer.') GEVECHT VAN DEN TWEEDEN DAG. X^e beide Vlooten hielden zich den ganfchen nacht bezig met hunne geleedene fchade, zo veel mogelyk, te herftellen, en zich op nieuws ten ftryd gereed te maaken. Nauwelyks was de dag aangebroken, of de Heer de Ruiter feinde alle de Hoofdbevelhebbers en Kapiteins aan zyn boord, om te weeten hoe ieder Ttt Schip  5aa ZEESLAG van M. de RUITER Schip gefield ware, en tevens om hun nieuwen moed in te boezemen. De Nederlandfche Vloot beftond toen nog uit groot vyftig Schepen, welk getal door den Heer tromp, die 's nachts van haar geraakt was, met twaalf of dertien vermeerderd wierdt. De Engelfche Vloot, ook groot vyftig Schepen fterk, zag men omtrent anderhalve myl, boven die der Nederlanderen , te loefwaart liggen. De wind was toen omtrent West Zuid West, en 't weder veel gemaatigder dan op den voorgaanden dag, zo dat men nu het onderfte gefchut zo wel als het bovenfte konde gebruiken. Wel dra bevonden zich de beide partyen in gereedheid om het gevecht te hervatten : met gelyke kloekmoedigheid wendde men naar eikanderen toe , de Nederlanders Noordwest, de Engelfchen Zuid over. Wanneer de twee Vlooten eikanderen genaderd waren, lag de Heer de ruiter, met zyne Vloot, ook Zuid over, om dus met de vyanden den zelfden koers te houden; doch de Engelfchen, het voordeel van den wind ter zyde ftellende, hielden het draagende op de Nederlanders aan , en liepen voor wind op hen in. De ruiter hieldt echter zynen koers, en dus zeilden de Vlooten elkandcren voor by, zonder dat eenig fchip van de Engelfchen of Nederlanderen verloorcn wierdt. Dit gefchiedde echter niet zonder eikanderen van wederzyden fterk te befchadigen, zelfs was het gevecht hevig, fcherp en bloedig. Na  tegens PR. ROBERT en MONK. 523 Na dat de Vlooten eikanderen dus vechtende waren voorbygezeild, zocht ieder, zo fpoedigdoenlyk was, zyne fchade te herftellen, 't welk te beter gefchieden konde, door dien de wind liggen ging, en de fchepen van kalmte bleeven dryven. Dit duurde tot om* trent tien of elf uuren, wanneer de koelte begon te wakkeren, en de vlooten weder in beweeginge kwamen. De Nederlanders hadden toen het voordeel van den wind in zo verre, dat de meeste hunner fchepen boven de Engelfchen konden heen zeilen, uitgezonderd echter de Heer tromp, die, met vyf of zes van de zyne, beneden den vyand heen moest. De Luitenant Admiraal van nes , die toen den voortocht hadt, en de Heer de ruiter zeilden, met hunne byhebbende fchepen, te loefwaarts van de Engelfchen heenen, dezelven door hun gefchut merkelyke fchade toebrengende. Omtrent den middag was men zo verre gekomen, dat de Heer d e rui ter het dienftig oordeelde om van nader by te vechten, waar om hy fein deedt van aan te vallen; doch naauwelyks was hy ten halven van de Engelfche vloot voortgezeild, wanneer hy in 't midden van dezelve zeer geweldig hoorde fchieten. De voorzigtige en op alles acht geevende Held vermoedde hier uit, dat eenige zyner fchepen aldaar in nood en van den vyand omfingeld waren , waarom hy belloot met zyn onderhebbend Esquader daar op in te vallen, en de zynen te redden, terwyl een gedeelte der vloot, volgens zyn bevel, zich van hem affcheidde, en zuidwaarts aan hield. Ttt a De  524 ZEESLAG van M. de RUITER De uitkomst leerde dat zich de Heer de ruiter in zyne gisfing niet bedroogen hadt; want na dat hy zich tot in het hart der vyandlyke vloot eenen weg hadt gebaand, zag hy den Heer tromp, die op het fchip van jacob cornelisz. swart , de Provincie van Utrecht, was overgegaan, van alle kanten door den vyand ingeflooten, en, fchoon hy zich met eene meer dan gewoone dapperheid verdedigde, in groot gevaar van eindelyk onder de veelheid van hun getal te zullen moeten bezwyken. De dappere tromp namelyk, in ly van de Engelfche Vloot zynde, was met de grootde onvertzaagd" heid , benevens den Vice - Admiraal van der hulst, en de Kapiteins p ie ter salomonsz., de haan, en van amstel, in den vyand ingebroken, welke hen geheel, met grooteovermagt, hadden ingeflooten, en alle middelen aangewend om hen te vernielen. Het fchip de Spiegel, waar op de Heer van der hulst het bewind voerde, hadt langen tyd tegens drie Engelfchen geflagen, waar door het geheel reddeloos gefchooten was, de groote mast verlooren, vyf en dertig dooden en zestig gekwetsten gekreegen hadt; onder de eerften bevondt zich de Vice-Admiraal zelf, die door eenen Musketkogel in de linker borst gefchooten wierdt. Het verlies van deezen Held was zeer te beklaagen, dewyl hy zich ten allen tyde een dapper en verftandig man betoond hadt. Het fchip van den Kapitein swart, waar op zich  tegens PR. ROBERT en MONK. 525 zich de Heer tromp bevopdt, hadt meer dan dertig dooden en vyftig gekwetften, en was aan rondhout en touwwerk zeer befchadigd; niet minder hadt het fchip Kalantsoog van den Kapitein de haan, en de Frybeid van den Kapitein van Amflel, geleeden : de eerfte hadt een en twintig, de ander elf dooden, en beide veele gekwetften. Het fchip de Liefde, waar op de Kapitein piet er salomonsz. gebood, was, toen de Heer de ruiter, met zyn Esquader tot hulp aankwam, door eenen Engelfchen brander aangefto. ken; de Kapitein echter wierdt met het grootst gedeelte zyner manfchap , fchoon ter naamver nood, gered. Deeze vier fchepen, te zeer befchadigd om verder op dien tyd van dienst te zyn, wierden vervolgens uit het gevecht gefleept, en naar Texel opgezonden. De Engelfche Admiraal der witte vlag, ziende, dat ook de ruiter, met zyn Esquader, zich thar.3 midden in zyne vloot bevond, dewyl de fchepen van tromp reddeloos gefchooten waren, begon zagtjes met zyne branders af te zakken, om ook deezen, ware het mogelyk, in te fluiten, en te vernielen; doch de fchrandere Nederlandfche Vlootvoogd merkte wel dra zyn oogmerk, en ftelde het tevens te leur, door Zuidwaarts aan te wenden, en zich met minder befchadigde fchepen te vereenigen. Hier in gelukkig gedaagd zynde, voerde hy op nieuws de Nederlandfche zeemagt tegens de Engelfche aan , en het gevecht wierdt met groote dapperheid van wederzyden hervat, Ttt 3 Aan  gaó ZEESLAG van M. de RUITER Aan beide kanten wierden de fchepen aan masten, rondhout , zeilen, touwwerk, enz. zeer gehavend; doch de Nederlanders verlooren verder geene fchepen, daar in tegendeel de Engelfchen verfcheide in de loop lieten. Een fchip van het Esquader der roode vlag, van meer dan zestig ftukken, zag men, omtrent den middag, by de voorfte fchepen der Engelfche vloot te gronde gaan» Een ander van de blaauwe vlag, voerende tusfehen de vyftig en zestig ftukken, zonk ten drie uuren na den middag , na dat het van den Heer de ruiter, in het voorby zeilen, de laag ontvangen hadt. Een derde van de witte vlag, van groot vyftig ftukken, dat met den Viceadmiraal de liefde geflagen hadt, wierdt zodanig doorboord, dat het aan zyne zyde ten afgrond daalde. Een vierde, ook van de witte vlag, voerende omtrent vyftig ftukken, zonk een half uur naderhand , in het Esquader van den Heer de ruiter, hebbende de Kapitein van meeuwen aan het zelve, in het voor by zeilen, de volle laag gegeven. E en vyfde, de zwarte Arend , of bet wapen van Graningen genoemd, 't welk in den voorgaanden herfst, wanneer een zwaare ftorm de Nederlandfche vloot vcrftrooide, door de Engelfchen genomen was, trof het zelfde noodlot; want, met den Kapitein Marreveld flaags geraakt zynde, die zyne geheele laag ten dien einde gefield en op het zelve gelost hadt, wierdt het zo doorboord , dat het terftond in der zee verzwolgen wierdt. Een zesde zag men vervolgens, in het midden  tëgens PR. ROBERT en MONK. 5a? den der Engelfche vloot, te gronde gaan, na dat het eenigen tyd met een Sjouw of noodteken gezeild hadt, zonder van iemand hulp ontvangen te hebben. Een zevende wierdt nog naderhand door eenen brander aan geftoken en verbrand. Geduurende dit hevig gevecht waren de Engelfchen te loefwaard; men zeilde dus tegens eikanderen heen, tot dat twee hunner fchepen wierden afgefheeden; dezelve wierden fel befcöooten en fterk befchadigd, doch niet veroverd. In den namiddag wierdt den Admiraal de ruiter de groote fteng afgefchooten, welke met vlag en wimpel op het fchip nederviel; te gelyk raakte een gedeelte van zyn wand reddeloos, waar op de Heer van nes, ziende dat de Admiraal in deezen toeftand was, daadelyk achter hem zeilde, om hem, indien hy 't noodig oordeelde, te helpen; doch de Heer de ruiter vondt niet geraaden zyn fchip te verlaaten, dewyl het een der beste, welbezeildfte en weerbaarfte fchepen van de ganfche vloot was; maar zondt den wimpel met eene floep aan boord van den Vice - Admiraal, met bevel van denzelven, onder zyne Admiraals vlag, als Generaal te laatén waayen, toe ■ zo lang hy zelf wederom in ftaat zyn zoude om dien te voeren, en zeilde een weinig in ly van de vloot, om zich met allen moogelyken fpoed wederom in ftaat te ftellen. De Heer van nes , die toen als Generaal hec bewind voerde, beval zonder uitftel weder naar den Vyand te wenden, en het gevecht te vervolgen, 't welk  528 ZEESLAG van M. de RUITER enz. welk met onverminderden moed gefchiedde. Na dat de Nederlanders tweemaalen den vyand, onder een verfchrikkelyk fchieten, waren voor by gezeild, en ten derden maale tegens den avond wendden, om hem wederom aan te vallen, vonden de Engelfchen niet geraaden om hen op te wachten , maar vervolgden hunnen koers, en weeken, alle hunne zeilen byzettende, naar hunne kust: zy wierden hier toe temeer genoodzaakt, doordien hunne vloot tot op agt of negen en dertig fchepen verminderd was; want behalven de zeven fchepen, welke dien dag gezonken of verbrand waren, hadden veele, die aan masten , zeilen en wand reddeloos gefchooten waren , zonder den Generaal monk 'ervan verwittigd te hebben, de wyk naar Engeland genomen. Daar en boven ftaken zy zelfs het fchip St. Paul, dat zy in het voorgaande jaar op de Nederlanders veroverd hadden,in brand, dewyl zy vreesden, dat het, daar 't reeds veel waters in het hol hadt, in de handen der Nederlanderen vallen zoude. Niet weinig wierdt de moed in de Nederlanders aangewakkerd op het zien van 's Vyands vlugt; men zette alle zeilen by, en wendde alle mogelyke vlyt aan om hem, die door het laatfte wenden der INederlandfche vloot veel was voor uit geraakt, te achterhaalen. doch de nacht en opkoomende ftilte beletteden zulks , en maakten wederom voor dien dag een einde aan de yslelykheden, welke de gevreesde woede des Oorlogs na zich ileept. (*t Vervolg op den volgenden Numer.")  NEERLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af tot op den tegen woord1gen tyd. No. 66: Zeejlag van vier dagen, tusfehen michiel de ruiter en de Engelfche Admiraals Generaal prins robert en monk, op den elfden Juny en volgende dagen des jaars ié66. Q ,t Vervolg van den voor gaanden Numer.) GEVECHT VAN DEN DERDEN DAG. J)e nacht, die al het gefchapene van zynen arbeid verkwikt, en rust verfchaft van zyne bezigheden , ■was voor onze vlootelingen niet anders dan een werk» zaame dag; de verkreegene fchade te herflellen, en zich tot eenen derden Zeedag gereed te maaken , hieldt den braaven matroos onophoudelyk bezig, terwyl de Opperhoofden den tyd in diepe overdenkingen doorbrachten, hoe zy hunne overwinning volmaaken, den roem huns Vaderlands met den hunnen vereeuwigen, den vyand verjaagen, en hem de magt van weder op te koomen beneemen zouden. INaauwelyks hadt zich de opgaande Zon aan de Vvv Uoster-  530 ZEESLAG van M. de RUITER Oosterkim, vertoond, of de Nederlandfche Vloot fpande alle haare krachten in om den Vyortd te bereiken ; men zette ly-, bramzeils, en al wat helpen konde, by, om hem te naderen. De wind woey uit het Noordwesten, doch met geringe koeke, waar door de voortgang niet naar wensch gelukte. Ten zeven of agt uuren [einde de Heer van nes de Hoofd - Bevelhebbers en Capiteins aan zyn boord, en beraadflaagde met hen, hoe men best den Vyand aantasten en vervolgen zoude. Het kloekmoedig .befluir viel, dat men op denzelven zoude trachten in te breeken, om hem, ware het mogelyk, met vereenigde magt te vernielen, of ter overgaave te dwingen. De Heer van nes zoude, ten dien einde, met zyn Esquader, in het midden zeilen, dc Heer tromp aan ftuurboord, en de Heer kankert aan bakboord blyven van den Generaal. Hoe veel voorfpoeds men zich ondertusfchen van dit dapper befluit en wyze fchikking , met reden, beloofde, zag men zich echter in deze hoop te leur gefield, doordien de Generaal monk, met zyne deerlyk gehavende vloot, zynen koers West Zuidwest vervolgde , beflooten hebbende het gevecht te myden, en zyne veiligheid te zoeken in de rivier van Londen. Men kan Ondertusfchen aan dien dapperen Zeeheld den verdienden lof niet weigeren; zyn aftocht was geregeld, en hadc geen zweem van eene verhaaste vlugt. Hy hadt namelyk zyne fchepen, die 't meest reddeloos gefchooten, en minst bekwaam waren om dienst te doen, in eene linie voor aan geplaatst, en de  tegehs PR. ROBERT en MONK. 531 de grootfte en beste fchepen in eenen rang achter aan, om dus de zwakfte tegens den vervolger tc dekken : en om te beter op alles agt te konnen gecven, bleef hy zelf de achterfte van allen en naast by den vyand : dewyl nogthans zommige zyner fchepen zo zeer befchadigd waren, dat zy de vloot niet volgen konden, en daar door gevaar liepen van in der Nederlanderen handen te vallen, deedt hy eenige van deeze, na dat hy 'er het volk hadt afgenomen, verbranden. De beide vlooten deeden vervolgens, geduurende deezen ganfehen dag,haar uiterfte best, de eene om te wyken, de andere om te achterhaalen; en tegens den avond waren de Heer van nes en de Vice - Admiraal de liefde zo verre genaderd, dat zy de Engelfchen befchieten konden. Dan dewyl het gros der vloot zo fterk niet hadt konnen zeilen, wierden zy verhinderd om in te breeken, het niet raadzaam achtende zich met twee fchepen tegens de ganfche Engeifche Zeemagt in gevecht te begeeven. 's Namiddags, omtrent twee ■uuren, hadt de Engelfche vloot, van de toppen der masten, eene andere vloot, die ten West Noordwesten van baar afwas, in het gezicht gekreegen, en dewyl men Prins robert tot hulp verwachtte, veranderde zy haaren koers, West ten Zuiden en West Zuidwest aan, om zich dus met dezelve te konnen vereenigen. Door deeze verandering van koers bereikten de Engelfchen wel hun oogmerk; want het was waarlyk Prins robert , die met verfche fchepen aankwam om den Heer monk te onderfteunen; doch ook daar door kwamen zy zo naby aau de zandplaatcn, Vvv 2 die  53* ZEESLAG van M. de RUITER die voor den mond van de rivier, van Londen liggen, dat de Ridder georg askue, Admiraal der witte vlag, voerende het fchip the Royal Prins van twee en negentig metaale ftukken, en met zes honderd twintig koppen bemand, omtrent ten vyf uuren 'savonds, op zeker zand, de Galper genoemd, vast raakte. Dit ongelukkig toeval was een zwaare flag voor de Engelfchen, en zeer hard voor een' uitmuntenden Zeeheld, gelyk de Heer askue, die de grootfte kloekmoedigheid geduurende het gevecht betoond, meer dan honderd en vyftig dooden op zyn fchip hadt, en thans alleen op uitdruklyk bevel van zynen Generaal, nevens de ganfche Vloot, naar de rivier van Londen week. Hy deedt wel zyn best om door fchieten, fi-nen , en andere middelen, zyne Land- en Krygsgenooten ter zyner hulp en redding aan te fpooren; maar alle de fchepen der Vloot, en zelfs van zyn eigen Esquader, het zy ze zich zo naby de zandbank niet durfden waagen , het zy de vrees voor de Nederlanders hen te fterk vermecsrerd hadt, vervolgden hunnen koers, zonder iets tot zynen byftand aan te wenden. Dï Nederlanders ondertusfchen verzuimden deeze voor hen zo fchoone gelegenheid niet, maar omzingelden hem wel dra met verfcheide fchepen. De Lui-, tenant Admiraal van nes liep met zyn Esquader mar hem toe; doch andere, die nader by waren, kwamen hem voor, en het fchip Gouda, gevoerd by den Schout by nacht sweers, waar op de Heer tromp toen was overgegaan, was binnen weinig tyds,  tegens PR. ROBERT'en M.ONK. 533 tyds, met twee Branders, op zyne zyde, welke hem zeker zouden aangefleeken hebben, indien niet de Admiraal askue, thans van a*le hulp ontbloot, cn zonder eenige hoope van gered te zullen worden, de Admiraals vlag hadt doen flryken, en zich ter overgave aangebooden. De Branders, die reeds naby het fchip gekomen waren, wierden derhalven, ingevolge het Sein, daar toe van den Heer Tromp gegeeven, verpligt af te houden. Ook wierdt de Heer jacob philifszoon, Kapitein op het fchip van den Schout by nacht sweers, met eenige manfehap, afgezonden om den Admiraal askue benevens zyne Officieren en den Predikant af te haaien, en op het fchip Gouda over te brengen. IVlen ligtte vervolgens alle de Engelichen van het,fchip, en bracht deeze gevangenen met Galjooten aan de Nederlandfche fchepen, waar op zy vercccld wierden. Met grooten weerzin zagen zich de Engelfchen dus gevangelyk medevoeren, waarom zom« migen,die men in de Galjooten deedt overgaan, door * de geichutgaten weder in 't fchip kroopen, tot dat men eindelyk het gefchut binnen boord haalde, en de gaten toemaakte. Ondertusfchen was de Admiraal de ruiter, die zich wel in ly, maar altoos digt by de Vloot gehouden hadt, wederom in dezelve gekomen, zynde zyn fchip nu herfteid. De Heer van nes trok hierom zyne wimpel weer in , welke de Heer de ruiter op nieuws waayen liet. Niet lang hier na raakte het fchip van den Heer askue weder vlot, doch de Heer de ruiter, oordeelende dat het dc NederVv v 3 land-  534 ZEESLAG van M. de RUITER landfche vloot merkelyk belemmeren zoude, cn dat de Engelfchen in het gevecht, ('t welk men thans wederom te gemoet zag, dewyl de hulpfchepen, waarmede Prins robert aankwam, reeds in 't gezicht waren,) al hun vermogen zouden infpannen om hetzelve te herneemen , gaf bevel om het terftond in brand te fteeken, gelyk daadelyk in 't werk wierdt gefteld. Dus zag men dit fchoone fchip,. het grootfte , voornaamfte en weerbaarfte van de ganfche Engelfche vloot, door de vlam verteeren , en vervolgens, toen het vuur aan 't kruid kwam, met zyne twee en negentig metaale ftukken in de lucht vliegen. Men merkt als eene byzonderheid op, dat dit Admiraalfchip, benevens zynen Beftierder, juist op denzelfden dag, één jaar laater, den Nederlanderen in handen viel, op welken de Heer van obdam met het fchip de Eendracht ongelukkiglyk in de lucht was gevloogen. De Heer askue wierdt op den . volgenden dag, des morgens, meteen Galjoot, onder bcwaaring van den Vaandrig elzevier, naar 's Gravenhaage opgezonden, en van daar vervolgens naar het Hot Loeveftein in bewaaring overgebracht. Tegens den avond en omtrent ter zelfder tyd, op welken the Royal Prins op de Galper vast raakte, zagen de Nederlanders twee en twintig Engelfche Oorlogfchepen uit het Zuidwesten aankoomen, waar by zich nog drie andere Oorlogfchepen, die uit de rivier van Londen kwamen, of ten minften van de Engelfche kust, voegden, zo dat deeze nieuwe hn'pvloot vyf en twintig fchepen uitmaakte. Over dezcl-  ■ tegens PR. ROBERT en MONK. 535 dezelve voerde Prins robert het bevel. Nimmer kwam eenige hulpvloot ter beter uur dan deeze, dewyl de Engelfchen zonder dezelve niet in ftaat geweest zouden zyn het gevecht te hervatten. Prins Robert namelyk was, 'sdaags voor het begin van den flag, met eenige fchepen naar het Kanaal gezonden, om aldaar, en uit de havens van Plymouth en Portsmouth, nog eenige andere fchepen by zich te verzamelen , en met die vereenigde magt de Franfche vloot onder den Hertog de beaufort, welke men vermoedde met eene Vloot in aantocht te zyn, om de West te gemoet te loopen en te bevechten; doch dewyl hy geene Vloot ontmoette, cn zeer waarfchynelyk van het langduurig gevecht tusfehen de Nederlanders en Engelfchen bericht, benevens zyn opontbod, ontvangen hadt, kwam hy thans den zynen te hulp. Toen de Nederlandfche vloot die van Prins robert aan zag koomen, zeilde het Esquader van Zeeland en Vriesland naar hem toe, met oogmerk om hem af te fnyden en te bevechten; doch hy , dit ziende , ontweek hen , en zeilde recht op de Engelfchen aan, met welken hy zich in den laatèn avond vereenigde. De Generaal monk zich vervolgens aan boord van Prins robert hebbende doen voeren, om hem van 't geene 'er in deeze drie dagen was voorgevallen bericht te geeven , wierdt by hen beflooten om den volgenden morgen het gevecht met vernieuwden moed en krachten te hervatten, en de voortocht aan Prins robert ten dien einde opgedraagen. , . Gaarne  536 ZEESLAG van de RUITER enz. Gaarne hadden de Nederlanders gezien dat het gevecht deezen dag algemeener ware geworden, doch de Heer m o n k hadt zulks voorzichtiglyk, te veel verzwakt zynde, gemyd; dus verlooren zy toen alleen het fchoone fchip van den Heer askue, behalven die de Heer monk zelf hadt laaten verbranden, en waar van het getal, volgens het bericht, 't welk de Engelfchen 'er zelve van gegeeven hebben, drie uitmaakte. De Engelfche vloot, dus verlterkt zynde met vyf en twintig frisfe fchepen, beltondt thans uit zestig of een en zestig: de Nederlanders telden vier en zestig, doch die alle,door het gevecht van twee dagen, cn het vervolg van den derden dag zeer befchadigd waren, terwyl het volk door waaken en vermoeidheid grootelykswas afgemat: van de overige der Nederlandfche vloot waren drie gezonken of verbrand, en de andere of met pryzen naar de Havens gel oopen, of zelve masteloos binnen gefleept, of om de reddelooze te fleepen van de Vloot afgezonden. Dus Honden de zaaken, wanneer men tegens den volgenden dag op nieuws een allerhevigst gevecht te gemoet zag, waar toe ook van .weerskanten de noodige fchikkingen gemaakt wierden. By een volgend Blaadje zullen wy 'er dc byzonderheden van mede deelen. ('/ Vervolg en Slot op den volgenden Numer,)  ■ NEERLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. Van de vroegste dagen af tot op den tegenwoordigen tyd. Nó 67. Zeejlag van vier dagen, tusfehen michiel de ruiter en de Engelfche Admiraals Generaal prins» robert en monk, op den elfden Juny en volgende dagen des jaars i665. (Vervolg en Slot van den voorgaanden Numer.) GEVECHT VAN DEN VIERDEN DAG* an beide kanten wierdt wederom de nacht doorgebracht in toebereidzelen te maaken tot den vierden Zeedag , door welken men den Oorlogskans poogde te bepaalen, de overwinning aan eenen kant te verzekeren , en het lot van eene der beide Vlooten te beflisfen. De Heer de ruiter, een zwaar gevecht te gemoet ziende , zeilde p g'eduurende den nacht, met klein zeil Oostwaart aan , óm de zanden te vermyden, en meerder ruimte te hebben, 's Morgens vroeg feinde hy eerst den Krygsraad en vervolgens alle de Kapiteins aan boord, beraaraende met hen, wat tót aller roem en voordeel te doen üöndt, Dit Verricht hebbende, moedigde hy hen allen door deeze woorden aan : „ Hier ziet Gy de Engelfche , daar de Nederlandfche Oor„ logsvlooc. Wat de Engelfchen op ons vermogen, hebben j, de voorige dagen geleerd. Deezen ftryd, waaraan 't wel of „ kwalyk vaaren hangt, hebt Gy nog met my uit te houden. „ De magt om *t Vaderland te verdeedigen is in uwe hand „ gefield. De Heeren Staaten, de Vaderen des Vaderlands, „ onze Bloedverwanten, onze Vrouwen en Kinderen, de die»„ baarde panden, haaken naar den gelukkigen uitflag. WW «I  533 ZEESLAG vak M. de RUITER „ toch den zegekrans. dien Gy in 't gevecht van drie dagen zo „ manhaftig hebt verkreegeu , niet laaten ontrooven. 't Is „ dezelfde vyand, dien Gy gisteren vluchten zaagt. Toont „ u dan als Soldaaten. Beter is 't voor 't Vaderland te fter„ ven, dan, als fchelmen loopende, het zelve ten prooi der „ vyanden te laaten. Gy moet vechten voor de vryheid, of „ llaaven worden, en in de Engelfche kerkers, van ongemak, „ honger en flank vergaan. Indien gy malkanderen trouvvelyk „ byflaat, is de overwinning, door Gods zegen, in uwe ., hand. Gy ziet den vyand vast naderen. Met de tong vak >, thans niets meer te doen , nu moet men me: de vuist „ vechten." Na 't eindigen deezer korte doch moedige redenvoering, begaf zich een iegelyk, als met nieuwen yver bezield, naar zyn fchip, en na eenen korten tyd waren de Vlooten eikanderen zo verre genaderd, dat het gevecht een begin konde neamen. 's Morgens ten agt .uuren namelyk bevonden zich de beide Vlooten tusfehen het Voorland van Engeland en de Vlaamfche banken , op vlakke Zee , omtrent agt mylen van de vaste kust. De wind waaide toen uit den Zuid Zuidoosten , waar door de Nederlandfche vloot, de loef hebbende, met haare drie Esquaders , omtrent ten half tien uuren, aan drie plaatzen , op den vyand inbrak. " De Vloot was thans zo verdeeld, dat de Luitenant Admiraal 'sakkert, die de Zeeuwen en Vriezen aanvoerde, de linker vleugel uitmaakte. De Luitenant Admiraal van nes, en de Vice Admiraal de liefde geboodeu de rechter vleugel. De Heer de ruiter hieldt het midden, terwyl de Luitenant Admiraals tromp en van mepi'el, als de achterhoede hebbende, hem onderfteunden. Heteerfte gevecht van dien dag was zeer zwaar, duurende omtrent derdehalf uur; de Nederlanders waren in 't zelve door de Engelfchen heen gedagen, en daar door zommige van hunne fchepen wat verftrooid geraakt; hierom wendde de Heer de ruiter met de ganfche Vloot wederom, en liep dus Zuidwaarts over naar den vyand toe, die hem vol moeds opnieuws afwachtte; dit gefchiedde omtrent ten twaalf uuren. ïltt zelfde deedt de Heer ds bus ter tea derdenmaale 's na. mid*  tegens PR. ROBERT en MONK. 539 middags ten drie uuren , waar door veele fchep cn befchadigd , en zommige verlooren wierden. Drie der Nederlanders wierden in brand gefchooten , doch twee daar van nog wederom gebluscht; ramde Landman , gevoerd by Kapitein uitenhout , van Zes en veertig ftukken, fproug vervolgens, met zynen braaven Bevelhebber, in de lucht. De Luitenant Admiraal van nes en de Vice Admiraal de ï, i e f d e , die tot het Esquader van den Admiraal de Ruiter behoorden, met hunne Smaldeelen, in den allereerften aanval de voorhoede gehad hebbende, kwam de Heer de liefde den Vice Admiraal van het Esquader van Prins robekt, ophebbende tachtig metaale ftukken, zo naby, dat de nokken hunner raês eikanderen naauwelyks mis draaiden. Dus liggende gaven zy eikanderen laag op laag, zo veel het gefchut lyden konde, geduurende omtrent een glas, waar'door zy beide, en aan hunne fchepen en aan hun volk, zeer veel fchade leeden. De groote raê van den Nederlandfchen Vice Admiraal ftortte van boven neder; daarenboven wierdt hy van eenen vyandelyken Brander gedreigd, terwyl de Engelfche Vice Admiraal, van zyne ongelegenheid trachtende gebruik te maaken, hem met andere fchepen, die hy by zich hadt, zocht te omringen en te bezetten. De Brander kwam digt aan zyn boord, en zoude hem waarfchynelyk veel nadeels hebben toegebracht, indien niet een Soldaat, achter opftaande, den Engelschman met de en. terdregge van boven neder gefchooten hadt. De Kapitein willem boudewywsz. van eik, met zyn Fregat, bet twsrthr van Nymegen, hielp tevens den Brander afweeren, welke vervolgens aan eenen Nederlandfchen Brander, die in brand gefchooten was, vast raakte, en met hem verteerde. De Generaal de ruiter, de Luitenant Admiraal van nes , de Schout by nacht van nes, en'andere fchepen, fpoedden zich daar en boven ter zyner hulpe, zo dat het fchip uit den llag geraakte, 't welk de Heer de liefde zynen Kapitein aanbeval, om ten fpoedigften te herftellen, gaande hy zelf over op het fchip Utrecht, dat door den Kapitein eland du isois gevoerd wierdc Let ip \aii Prins bobert, 't welk een voornaam deel X x x a. in  £4° ZEESLAG van M. i>? RUITER i'n den flag genomen hadt, werdt van alle tanten zeer docjnageld, en zelfs in dien Haat gebracht, dat een Nederlandfche Brander het zelve poogde aan b«.ord te klampen, en aan te fieeken, 't welk ook waarfchynelyk gelijkt zo.ude zyn, indien niet een Engelfche Brander zich ter zyner hulpe gereed gehouden, en het Nederlandfche Brandfchip aangefteeken hadt, waar door zy beide verboren gingen. Het verlies van deezen Brander fleepte nog dat van een ander Engelsch fchip naar zie'.'.; want by ongeluk aan het zelve vastgeraakt zynde, wierdt bet, benevens deeze twee Brandfchepen, door de vlam verteerd. De Prins van monaco en zyn Schoonbroeder de Graaf de guiche, die zich by den Heer de ruiter, als vrywilügers , aan boord bevpnden , toonden, geduurende den pnfehen flag, de grootde kloekmoedigheid; de Graaf wierdt door een* fplinter van 't gefchut in zynen arm en aan zyne hand gekwetst, doch niet gevaarlyk ; en fchoon hy een der onvertzaagditc mannen zyner eeuw was, erkende hy echter nimmer eenig denkbeeld gehad te hebben van de ysfelykheden welke hen :haiis omringden, cn de Veldflagen zeer verre te boven gingen. Ondertusfchen was ook de Heer tr o m p , beneffens het fchip \an den Schout by nacht sv/eers, en eenige andere fchepen van zyn Esquader, in een langduurig en fcherp gevechc geweest met yericheide Engelfchen, waar door zyne fchepen zo reddeloos waren gefchooten, dat men genoodzaakt was dezelve, buiten het gevecht te brengen, om ze, zo veel gefchieden ' konde, wederom te herftellen en gereed te manken. Kapitein jacob wiLLEMsz. eroeder, die het fchip den Dom van Uirecbp voerde, wierdt, na dat hy zyne gropcefteng " veriooren hadt, door den Generaal jiosk aangetast, en door eenen Brander gedreigd. Alleen, zonder hulp zynde, enden allerzekerften dood voor oogen hebbende, vondt hy zich door 't geduurig beuken van zynen vyand, zodanig afgemat, dat hy genoodzaakt was zyne vlag te ftryken, waar op de Engelfchen met hunne floepen aan boord kwamen, en he* fchip beminden. Weinig' tyds daar na echter wierdt dit fchip door de Nederlanders hernomen, en den Kapitein te rug gegeeven. Schoon de beide Vlooten, geduurende het gevecht van den ganfehen dag , zeer veel hadden geleeden, was echter dg over- win-  tegens PR. ROBERT en MONK. 541 winning onzeker gebleeven, en hadt zich tot dus verre aan geen* yan beide kanten byzonder bepaald. De Heer bh ruiter 'dan ziende, dat reeds de Zon begon te daalen, en echter vastelyk beflooten hebbende met deezen dag een einde te maaken yan dit vreesfelyk gevecht ,'t welk hen vier dagen lang hadt bezig gehouden , gaf eindelyk , zonder zich over het voordeel van den wind meer te bekreunen, het bepaalde teken , om van alle kanten gelykelyk op den vyand in te breeken, en denzqlyen te enteren. Was het gevecht, geduurende dien ganfdieu tyd, zeer hevig geweest, thans wierdt het ailerverfchrikkelykst. De Luitenant Admiraals van kiep pet. en tjerk iiiddes de viUfiï, benevens de Vice Admiraals n anke-ut, sqhram en koen, pet. s, verzeld van den Schout by nacht bruinsvelt, en alle de Kapiteins, die boven den wind waren, braken met de grootfte onvertzaagdheid in, en ftreeden dapper. De Luitenant Admiraal van nes, de Vice Admiraal de liefde, de Schouten by nacht van nes eu evertsz., waren met eenige fchepen beneden de Engelfche vloot, en de Generaal de RurrEit met de overige Nederlandfche fchepen'er boven, welke, te gelyk aanvallende, het mkldenite gedeelte der vyandelyke Vloot zodanig tusfehen hen beiden beklemden, e.1 van alle kanten bevochten, dat de Engellchen, na een alJeryuurigst gevecht van meer dan anderhalf uur, zich wederom op de vluctit begaven. Dit gefchiedde ondertusfchen zo geregeld niet als op den voorigen dag, in tegendeel, geraakten zy 'er ten eeoemaal door in verwarring. De witte vlag , , met agt of tien Oorlogfchepen , de lyzeilen bygezet hebbencïe , zette het Noordwaarts heen. De Admiraals van de roode 'en blaauwe vlag liepen hy den wind over Baar de En. gel fche kust; ook alles by haaiende wat hunne v.lugt konde rerhaattcn. Prins robert meende wel het nogmaals tegens de Neder(anders aan te wenden, doch vondt met zich zeiven genoeg te doen; want zyne fpriet en groote njast, geheel doorfchooten, yielen buiten boord. De Generaal monk ontving twee ge., vaarlyke fchooten in zyne kruidkamer, en verfciieide andere dij zyne groote mast onbruikbaar maakten; zyne voormast X x s 3 was  542 ZEESLAG vak M. de RUITER was daar en boven zwaar befchadigd, zo dat dit alles hem belette eenig verder bewys te geeven van zyne kloekmoedigheid. Alle de Nederlandfche fchepen, die te dier tyd, op het gemelde fein van den Heer de ruiter , eenig Engelsch fchip aan boord konden koomen, hadden ook het geluk het zelve weg te neemen. Hier van gaf de Schout by nacht bruins^ velt een doorflaand bewys; want twee Engelfche Fregatten, die aan eikanderen vast lagen, aan boord klampende, heeft hy dezelve alleen veroverd. ■ Korten tyd. echter mogt hy zich over dit voordeel verheugen, dewyl de Engelfchen, door de algemeene verwarring, naar het fchynt, niet genoeg bezet hebbende konnen worden, van die gelegenheid gebruik maakten, en zich wederom van hunnen veroveraar ontfloegen. Doch ook deeze hunne vreugd was van korten duur; want de Kapitein paauw, zulks ziende, maakte'er terftond jagt op, en het gelukte hem zich van beide meester te maaken. Het een, de Bul genoemd, was zodanig doornageld, dat hetniet langer Zee konde houden, en te gronde ging eer men het in eenige haven konde binnen brengen. Het ander, de Esfex, van agt en vyftig ftukken, wierdt in Texel opgebracht. Op dezelfde wyze ging het met nog een ander Engelsch Oorlogfchip, 't welk, genomen zynde, zich wist vry te maaken , doch ook naderhand hernomen, en in Texel opgebracht wierdt. De Vice Admiraal koendeus veroverde, en bracht mede in Texel binnen het fchip de Nagelboom, gemonteerd met twee en zestig ftukken, en bemand met twee honderd en vyftig koppen, 't welk door lafheid cn verraadery van het Bootsvolk, in het voorgaande jaar, den Engelfchen was in handen gevallen. De Kapitein rutii maximiliaak maakte zich meester van het fchip Couvertine, waar over de Kapitein perca het bewind hadt gevoerd; dit fchip hadt twee en vyftig ftukken op, en was met honderd en negentig koppen bemand; het zelve wierdt in 't ©oêreêfche gat binnengebracht. Behalven deeze, die den Nederlanderen in handen vielen, vcrlooren de Engelfchen nog twee fchepen; het een van het Esquader der witte vlag ging 's avonds ten zes uuren te gronde, het ander ging denzeJfden gang , weinig tyds naderhand. Zeer waar'.ehynelyk is het, dat 'er meer fchepen zullen gezonken zyn, dewyl  tegens PR- ROBERT en MONK. 543 dewyl veele zodanig gehavend waren, dat zy nauwelyks Zee bouwen konden. De Engelfche Vloot, In deezen deerlyken ftaat zynde, wierdt van naby door de Nederlanders vervolgd, en hun verlies zoude grooter geweest zyn, indien niet, 'savonds omtrent zeven uuren, eene dikke mist ware opgekomen, welke de vluchtende begunftigd , en de vervolgers in 't najaagen verhinderd hadt: dezelve wierdt vervolgens zo zwaar, dat men geene fcheeps. lengte van zich zien konde. Het wierdt derhalven niet alleen zeer onzeker, maar tevens gevaarlyk den vyand verder te vervolgen, dewyl hier door de Vloot van een hadt konnen raaken, en tevens op de zanden en banken Vervallen, die van het Voorland verre in Zee uitloopen. De Heer de ruiter deedt derhalven de gewoane ƒ«!«. Jcbooten, om de Vloot te verzamelen, en maakte dus een einde aan dien langduurigen en bloedigen Zeeflag. Met fchaamté en fchande bedekt kroop de Engelfche vloot, onder begunftiging der mist en de duisternis des nachts, haare havens binnen, terwyl de Nederlanders, met klein zeil , geduurende den ganfchen nacht , bleeven dryven , om te zien of ook de vyand zich wederom zoude durven vertoonen; doch 's anderen daags niets meer van denzelven, zelfs niet van de ftengen der Nederlaudfche fchepen, te zien zynde, vondt de Heer de ruiter goed, naar de beftemde verzamelplaatze, de Wielingen, te zeilen, alwaar hy nog dien zelfden dag, met zyne Vloot, zestig fchepen fterk, behouden aankwam. Dat deeze flag een der bloedigften was welke immer voorviel, blykt uit het groot aantal dooden en gekwetsten, welke op beide Vlooten gevonden wierden. Behalveu den Luitenant Admiraal evertszoon en den Vice Admiraal van der hulst, hadden de Nederlanders den Schout by nacht stachhouwer, de Kapiteins otho van treïlong, heter salomonszoon, PIETEH jansz. uiten ii out', wouter wyngaard, adriaan houttuin, simon blok, en omtrent agt honderd Matroozen en Soldaaten, die hun roemruchtig leven voor het Vaderland opofferden, verlooren. HeÉ getal der gekwetsten beliep omtrent elfhonderd en vyftig, onder welke de Kapitein cornêlis viktol, die vervolgens, t«  544 ZEESL.'van de RUITER tegsn ROBERT en MONK. te Hoorn, aan zyne wonden overleedt. Daar en boven kostte deeze (lag den Nederlanderen vier fchepen, welke in dènzelven verbrandden. Het verlies der Engelfchen was ondertusfchen ongeiyk grooter. Het getal hunner dooden beiiep , naar *ï geen men verhaalt , omtrent vyf of zes duizend man ; doch 't geen zekerer is , en uit hunne eigene opgave 'blykt, is dat'er, behaiven 't volk, dat, op hunne verbrande, in den grond geboorde en gencmene fchepen, geblëeven was, vyf honderd een en twintig dooden , en twaalf honderd veertig gekwetsten, cp de rest hunner Vloot zyn geteld Onder de dooden waren de twee Vice Admiraals willem bakk. let en christoffel mings, benevens verfcheide Kapiteins. Van de onvertzaagdheid van den Ridder Barkley hebben wy voorheen gefproken; niet minder moedig was het einde van den Heer mings. Deeze, door de llrot gefchooten, wilde zich niet laaten verbinden, maar bleef, meer dan een half uur, op het achterfchip Maan; terwyl hy zyne keel, om 't bloed te Helpen , met zyne vingeren toe hieldt , bevelen gaf, en de zynen tot hunnen plicht aanmaande , tot dat een tweede fchoot hem door den hais ging, en een einde maakte aan zyn leven. Omtrent drie duizend Engelfche gevangenen, ten dceleuitde fchepen geligt, ten cieele uit de gezonkene fchepen geborgen, of uit Zee opgevischt, wierden in's Lands havens opgebracht; de Admiraal askue, benevens zyne Onderbevelhebbers j bevonden zich onder dit getal. Drie en twintig Oorlogfchepen hadden de Engelfchen daar en boven verlooren, waar van zeventien verbrand , in den grond gefchooten en gezonken waren; zes andere wierden in verfchiliende Nederlandfche havens opgebracht, als de Swififure, de Getrou. den volgenden Numer.~) * * * * * * * Wordt uitgegeeven te Amfterdam by Petrus CoNRADi,teHarlingenbyV. van der Plaats, en is verder te bekomen onder anderen te Dordregt by A. Blusfè en Z., Rotterdam D. Vis , J. de Leeuw en J. Bronkhorst, 's Hage J. Tbierry, C. Menfing, C. Plaat, J. C Gutteling en J. P. Wynants, Delft J. de Groot, LeidenL. Herdingb en B. Onnekink, Utregt Wed. J. van Scboonboven, A. Stubbe en B. Wild, Hoorn L. Vermande, Middelburg P. Gillis/en en C. Bohemer 9 Vlisfmgen Tb. Corbelyn, Weesp jF. Houtman, Franeker D. Romar, Leeuwaarden G. Tresling, G. M. Cabais, A. Siccama9 en Seydel, en te Groningen by L* Huifingh  NEER.LANDS HELDENDAADEN TER ZEE. Van de vroegste dagen ap tot op den tegenwoordig en tyd. No. 69. Zeejlag van twee dagen, tusfehen de ruiter en monk, by Noord» voorland, op den vierden en vyfden Augustus des jaafs 1666. ('f Vervolg van den voor gaanden Nuffler.') J~Jer. fchip Gelderland, waar op de Heer willem joseph van gent geboodt, een van 's Admiraals byftanders, wierdt zeer reddeloos en zyne groote fteng afgefchooren; hier door in gevaar geraakt zynde, begaf hy zich eenigermaaten buiten den vyand, en Wierp het anker uit, wordende vervolgens, door het Advysjagt Schiedam, onder bevel van den Kapitein jacob pietersz. swart, uit het gevecht gefleept, en in de naafte haven gebracht. Zzz Eet  554 ZEESLAG van TWEE DAGEN Eer echter zulks gefchieden konde , wierdt hy door eenen Engelfchen Brander gedreigd, die hem Waarfchynelyk zoude aangefteeken hebben, indien niet de Kapitein jan van braak el zulks verhinderd hadt. Deeze namelyk, zich met zyn bfamdfchip '/ Lammetje Qjieek, in het fcherpfte van 't gevecht tusfehen de ruiter en monk onthouden hebbende, wierdt in den grond gefchooten, en zonk by het fchip van zynen Admiraal. Braakel redde zich met zyn volk in de floep, en voer itoutelyk naar den Engelfchen Brander, die het op van gent gemunt hadt, waar op de Kapitein, na dat hy zyn eigen fchip in brand geftoken hadt, met de zynen de .vlucht nam. Een andere Nederlandfche Brander wierdt ook in brand gefchooten, doch het grootst gedeelte van deszelfs manfehap op het fchip van den Heer de ruiter geborgen. Onder dit vreesfelyk gevecht wierdt de Kapitein ruth maxi mili aan dood gefchooten; ny hof het been vermorsfeld en weggenomen; hogenhoek in den buik gekwetst, zo dat ook zy beide den adem uitbliezen. Het zelfde lot trof jurriaan poel, Kapitein op het Fregat de Vrede. Schoon door het verlies van zo veele braave byftanders verzwakt, hieldt echter de Heer de ruiter, door eenige weinige Kapiteins, wier naamen niet bekend zyn , onderfteund, het gevecht dapperlyk uit, en boodt fterkerr wederftand. De Luitenant Admiraal van nes, die den Heer DB  5Ó"o ZEESLAG van TWEE DAGEN. zaakt, om van de floep, hem door zynen Admiraal toegezonden, gebruik te maakcn , en over ftaag van den Kapitein de haan af te boegzeeren. Deeze ftryd duurde tot tegens den avond, wanneer het geheele Engelsch Esquader van de Blaauwe vlag genoodzaakt wierdt de vlugt te neemcn. De ftilte was oorzaak , dat men het zelve niet achterhaalen konde; de Heer tromp ondertusfchen vervolgde het geduurende den ganfchen nacht, 't welk hem naderhand tot eene misdaad wierdt gerekend, dewyl hy het Hoofdesquader badt bchooren te onderrtcunen. Door de hitte van 't gevecht en zyne aangeboorene kloekmoedigheid vervoerd, fchynt de Heer tromp op het overige gedeelte der Vloot, 't welk hy misfehien fterk genoeg rekende, minder acht te hebben geflagen; en niet onwaarfchynelyk zoude men deeze daad,als een bewys van dapperheid,hebben geroemd, indien de voorhoede, cn daar door ook het Hoofdesquader, met meerder voordeel hadt geftreedenj dus wordt eene en dezelfde verrichting, aldikwyls, of voor een heldenftuk of voor eene misdaad gehouden, naar maate dat de bykoomende , zomtyds toevallige, omftandigheden verfchillen. Zie daar hoe het met deezen flag op den vierden Augustus afliep : een gedeelte der Nederlandfche Vloot vondt zich genoodzaakt te wyken; een gedeelte der Engelfche begaf zich op de vlucht. (V Vervolg en Slot op den volgenden Numer.)  NÈERLANÖS HELDENDAADEN TER ZEE, van de vroegste dagen af tot óp den tegenwoordigen tyd. No. 70. Zeejlag van twee dagen, tusfehen de ruiter en monk , by Noordvoorland, op den vierden en vyjden Augus. tus des jaars 1666^ ( 't Vervolg en Slot van den voorgaanden Numér.) GE/VECHT VAN DEN TWEEDEN DAG. De Generaal de ruiter lag, geduurende den ganfehen nacht, Zuid Zuid Oost over, en hieldt zich vlytig bezig met alles te herftellen, de lekken te ftoppen, de kardoezen té Vullen, het touwwerk te fplitzen en te knoopen. opdat men het fehip wederom konde bellieren, en den vyand weêrftand b.e. den, dewyl eene herhaaling van't gevecht onvermydelykwas.Aaaa  5^4 ZEESLAG van TWEE DAG EN waren ingebroken, zy dezelve, of ten minlten het grootst gedeelte, zouden bemagtigd hebben; doch zy hielden zich geduurig achter de ruiter en zyne fchepen, en fchooten onophoudelyk voor uit, 't welk door de Nederlanders uit hunne achterfte ftukken beantwoord wierdt. Het voornaame oogmerk der vyanden fcheen om den Admiraal in handen te krygen, gelyk blykt uit eenen brief van den Generaal monk, die zich gevleid hadt, den roem te zullen hebben, van dien grooten Zeeheld, welke zo zeer uitmuntte onder de dappcrfte mannen , in Engeland te brengen, waarom hy ook het grootst geweld deedt om zyn fchip te verbranden, gelyk hem, omtrent den middag, zeer na by gelukte. De Heer monk namelyk liet eenen Brander, een fchoon fchip, dat een Oorlogsfregat geleek, door eenige van 's Konings Fregatten aanvoeren , welke met eenen voorwind van achteren oploopende, het fchip de zeven Provinciën , waar op de Heer de ruite r thans geboodt, aan bakboord meende aan boord te leggen, en vervolgens te verbranden. Hy was reeds zo na by gekomen , dat hy geen Scheepslengte meer van het Admiraalfchip af was, en de Engelfchen 'er zich reeds uit begaven , uitgezonderd één man, die aan't roer Itoudt, en een ander, die den brand in 't kruid zoude fteeken. De ruiter , onbedeesd en voorzichtig zelfs in dengrootften nood, den Brander ziende aankoomen , gaf bevel om vier floepen te bemannen, en daar toe eenig volk uit zyn eigen fchip en uit die van de Kapiteins van meeuwen, vollen hoven, en de bois teligten, om met dezelve op den Brander los te gaan , wanneer men oordeelen zoude dat het tyd was , om hem af te weeren en aan te tasten. Vier Franfche Heeren, de Ridders van loeraine, couslin en cavoy , benevens den Baron de busca, die zich, geduurende het gautfche gevecht , aan boord van den Admiraal bevonden hadden , begaven zich mede in eene der (loepen, om den Brander te bevechten. Naau^  TUSSCHEN de RUITER' en MONK, 565 Naauwelyks was de Brander zo na by gekomen ,als wy boven ge • zegd hebben, of de ruit e r deedt fchielyk het roer in ly aanboord leggen, en de zeilen aan ftuurboord ombrasfen, en deeze verftandrge handelwyze maakte, dat de Brander, achter pm, het fchip glad mis draaide , waar op de Ruiter hem de 'laag gaf, en de floepen deedt aanroeyen. Op de aankomst van deezen ontzonk den Engelfchen de moed, en zich niet veilig oordeelende voor de mus. ketten , die geduurig op hen vuur gaven , zochten zy zich, door in de floep te fpringen, of door zwemmen, te redden, en ftaken zelve den brand in hun Brandfchip. Een Engelsch Oorlogfchip van twee en zeventig ftukken , dat den Brander zo verre hadt aangebracht, liep groot gevaar yan door deszelfs vuur verteerd te worden; doch dit ontkomen , enden Heer van nes op zyde geraakt zynde , wierdt het zpdanig door deszelfs gefchut gehavend, dat het op de ly fmeet en krengde. De Franfche Heeren, die in de ruiters floep waren, wilden toen met groote kloekmoedigheid de Engelfche floep naroeyen en veroveren; doch dÊ1 Admiraal, vreezende dat zy zich door al te grooten yver zèudeu laaten vervoeren, en te verre van hem af raaken , liet de Hoepen te rag roepen, met verbod van zich verder te waagen, zeer verheugd van zo gelukkig dit vyandelyk geweld ontkomen te zyn. Na het mislukken van deezen toeleg om het Admiraalfchip te verbranden , zocht de Heer honk het zelve op eene andere wyze te bemagtigen , namelyk door het in den grond te booren. Hy voerde derhalven zo veele fchepen aan , als hem mogelyk was, en naderde met dezelve zo na by, dat zy in het voorby zeilen geheele laagen op het zelve losten, en wel met zo veel geweld , dat alles fcheen te zullen van een ryten en barften. De dappere Admiraal, die altoos in deu grootften nood den Aaaa 3 groot-  566. ZEESLAG vim TWEE DAGEN grootden moed betoonde, ziende, dat het onmogelyk ware dit geweld langen tyd te wederdaan , en hy zich in het uiterde gevaar bevondt van of in de magt des vyands te vallen , of in den grond gefchooten te worden, verviel nu eindelyk tot zulk eene vlaag van hoopeloosheid , dat hy , in tegenwoordigheid van zynen Schoonzoon, den Heer de witï r , zich in deeze woorden uitliet : „ ó God ! hoe ben „ ik zo ongelukkig I is 'er nu onder zo veele duizenden van kogels niet den die my wegneemt? De Heer „ de witte, dien't ook nimmer aan moed ontbrak, ant„ woordde: Vader, hoe fpreekt gy zo vertwylfeld ? en wilt „ gy enkel derven, laat ons dan opwenden, in 't midden van ,, den vyand inloopen, en ons dood vechten! " Op deeze redenen kwam de Held weder tot zyne gewoone bedaardheid , en zeide: ,, Gyweet niet wat gy zegt; indien ik dat deed, „ was 't alles verlooren ; maar als ik my zeiven en deeze „ Schepen kan behouden en afbrengen , kan men 't werk ,, naderhand hervatten." Korten tyd daarna kwam 'er uitkomst ter behoudenis: want de Heer de kuiter, die geduurende den geheelen tyd Zuid Oost en Zuid Oost ten Zuiden aangezeild, en 's morgens ten negen uuren reeds tot op drie mylen van Westkappel genaderd was, kwam thans de banken zo naby, dat de Engelfchen zich niet verder durfden betrouwen, of hem najaagen; waar op de Heer monk fein deedt, en de vyandlyke fchepen, het een voor en 't ander na , begonden af te wenden. Onder de Kapiteins, die den Heer de ruiter het ge? trouwst hadden bygedaan, was ookDAViD vlug, die zich den meesten tyd achter hem gehouden, en het gevecht der Engelfchen gebroken hadt. Ondertusfchen was mea wederom verfcheide fchepen opgezeild, die van de Vloot waren afgeraakt ; daar en boven ontdekte men nog drie , die in den voorgaanden nacht te loefwaart waren geloopen. De Engelfchen, die, toen zy afwendden, hen mede ontdekten , zonden veertien van  TUSSCHEN de RUITER en MONK $57 van hunne fchepen af, om ze te onderfcheppen en te vermeesteren ; doch de Heer de ruiter, de Hoofdbevelhebbers en Kapiteins, die zich by hem bevonden, aan zyn boord gefeind hebbende, beval den Vice-Admiraal bankbrt, met de minst befchadlgde fchepen en Fregatten, ten getale van agttien, benevens twee Branders, zich in de Spleet te begeeven, om Zich aldaar kruisfende te houden, en te verhinderen, dat de nakoomende fchepen door den vyand wierden weggenomen, welke last, door gemelden Vice - Admiraal , zo wel wierdt uitgevoerd, dat hy de drie afgedwaalde fchepen fedde , en de Engelfchen noodzaakte van hen af te houden. De Heer de ruiter vervolgde toen met zyne fchepen Zynen koers, en kwam nog dien zelfden dag, met hen, voor deDoorlö, een gat dus genoemd, behouden ten anker, van waar hy vervolgens naar de Wielingen verzeilde. De Heer tromp, die, gelyk voorheen gemeld is, geduurende den gantfchen nacht, de blaauwe Vlag vervolgd, en dezelve tot aan de Engelfche kust gejaagd hadt, bevondt zich 's anderen daags met zyn Esquader omtrent de Galper, en ziende dat de vyand geenen ftand durfde houden, vondt hy geraaden om de Zuid te wenden, den Heer de kuiter op te zoeken, en hem , zo 't noodig ware, te onderfteunen. In zyne te rug komst zag hy het gros der Engelfche Vloot opwaarts aanlaveeren, zonder eenig fchip der Nederlanders te zien; in den avond echter ontdekte hy het fchip van den Luitenant Admiraal tjerk hiddes de vries ; dog dewyl het nog vlag , nog bramlteng op hadt, begon hy te vermoeden , dat het met 's Lands Vloot niet zo gelukkig, als hy wenschte, was afgeloopen. Hy nam derhalven dit fchip, dat zeer doornageld was , onder zyn Esquader , en kwam , zyne reize voortzettende, op den morgen van den zesden Augustus, zonder een «enig fchip to hebben verboren , voor de' Wielingen, Hos  568 ZEESLAG van TWEE DAGEN. Hoe ongelukkig ook deeze Zeeflag voor de Nederlanders, door 't verliezen van zo veele braave Bevelhebbers , moge uitgevallen zyn, was echter hunne fchade voor 't overige merkelyk minder dan die der Engelfchen , als misfende niet meer dan de twee fchepen, Ter Tholsn en Sneek, terwyl *cr meer dan Zes van de vyanden vernield waren; Deeze echter behielden de Zee, en ook daar in alleen belfonds, hunne geheele overwinning. Wordt uitgeaeeven te Amfterdam by Petrus Conradi, te Harlingen byV. van der Plaats, en i 5 verder te bekoraen onder anderen te Dordregt by A. Blusfê en Z,, Rotterdam by D. Vis, J. de Leeuw, eri f. Bronkhorstj 's Hage J. Thierry, C. Menfing, y, Ct Gutteling,'C. Plaat en J. P. PVynants, Delft ¥. de Groot, Leiden L. Hcrdingb en B. Onnekink , Utregt Wed. J. van Schoonhoven , A. Stubbe en B. Wild',Hoorn L\ Vermande , Middelburg P. Gillisfen en C. Bohemer, Vlisfingen Th. Corbelyn, Weesp J. Hout' man, Franeker D. Romar, Leeuwaarden G. Tresling, G. M, Cahais,A. Siccama, en J. Seydel, en te Groningen by L. Huifmgb.  NEERLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af tot op den tegen woordigen tyd. IVo. 71. Het vluchten der Engelfchen voor de Nederlandfche vloot, op den elfden September des jaars 1666. Zagen wy in den voorgaanden Zeeflag den braaven de ruiter, in de volmaaktfte orde, voor de groote overmagt der Engelfchen, met weinige fchepen, al. vechtende wyken, thans zullen wy befchouwen hoe deeze zelfde Held, weinige weeken naderhand, dien zelfden vyand kloekmoedig op de vluchr dreef. ' Nauwelyks namelyk was 's Lands vloot, op den zesden Augustus cn volgende dagen, op de plaatze haarerbeftemming, in de Wielingen te rug gekomen, of men doeg de handen aan't werk om debefchadigde fchepen weder te herftellen, en bekwaam te maaken, om den vyand het hoofd te konnen bieden. Eene Vloot te herftellen enontzagchelykte doen in Zee verfehynen, was toen Bbbb «t  570 DE ENGELSCIIEN VLUCHTEN ter tyd het werk van eenige weinige dagen; zo veel vermag yver, zo veel de waare meening van dezelve in Haat te willen brengen. Op den vyfden September, een maand na dat zy ingevallen was, liep de Vloot weder in Zee , befhande in negen en zeventig fchepen en' Fregatten van Oorlog, en zes of zeven en twintig Branders. Het ongelukkig verlies van de Luitenant Admiraals evertszoon en de vries, de Heeren koenders en andere braave Bevelhebbers, en het ongenoegen, 't welk tusfehen de Heeren de ruiter en tromp, zedert den Iaatflen flag, hadt plaatze gegreepen, en waar door de laatstgemelde, tot nader opzeggens toe, van den dienst verwyderd was, veroorzaakte eene groote verandering in de Hoofdbevelheb • bers van 'stands v]00t# De Kollonel van gent was aangefteld tot Luitenant Admiraal over de fchepen van Amllcrdam; de Schout by nacht sweers tot Vice-Admiraal, en de Kapitein jan gideonszoon ver burg ii tot Schout by nacht. De Kapitein dav i d vlug wierdt tot Schout by nacht over de fchepen van 't Noorderkwartier bevorderd; de Vice Admiraai bankert tot Luitenant Admiraal, de Schout by nacht kornbms evertszoon tot ViceAdmiraal, cn de Kapitein Jan mathyszoon tot Schout by nacht over de Zeeuwfche fchepen. De Vloot wierdt weder in drie esquaders verdeeld, waar van het eerfte onder den Luitenant Admiraal Generaal ftondt, het tweede onder den Heer van gent, en het derde onder den Heer baskert. Op den agtfteu September kwam de Heer de ruiter, met de vloot 's avonds, tusfehen Duinkerken en Nieuwpoort ten anker , hebbende het Noordvoorland van Engeland omtrent vierdehalf myl west ten zuiden van zich. Schooi*  ROEMRUCHTIGE TOCHT. 575 Roemruchtige tócht der Nederlanders naar Chattam en Rochester, onder beleid van cornelisde wit en michiel de ruiter, op den twintigften en vier volgende dagen van Juny, des jaars \66p D e Engelfchen, verfcheide gevoelige flagcn van de Nederlanders, in het voorgaand jaar, ontvangen hebbende , waren thans nog niet weder in Zee verfchéenen; ook zag men by hen weinig toerusting ten oorlog; het zy de verfchrikkelyke brand, welke in de voorgaande maand September de ftad Londen getroffen, en meer dan twaalf duizend huizen en tachtig kerken vernield hadt , hunne krachten hadt gefnuikt , het zy men in den waan gebracht was, dat ook in Nederland weinig of niets tot verfterking in 't werk gefield wierdt, en men zich dus tegens hen beftand oordeelde. Voortvaarendheid ondertusfchen en moed fcheenen haaren zetel ten dien tyde in ons Gemeenebest gevestigd te hebben , en bezielden niet minder 's Lands wyze Vaderen, daa hen wien zy de uitvoering van den oorlog hadden toevertrouwd. Doch, dewyl de ondervinding geleerd hadt, dat de ruggefpraak, welke van lyd tot tyd, tusfehen de Gevolmagtigden der Heeren Staaten en de Hoofdbevelhebbers der vloot, gehouden moest worden, niet zelden vertraaging, in het uitvoeren van zommige oogmerken, veroorzaakte, hadt men beflooten, twee of drie hartige en ftandvastige mannen van kennis en, beleid, uit de hooge Regeering te verkiezen, om, met volle  s?6 ROEMRUCHTIGE TOCHT. volle magt voorzien, in de Vloot op Zee, en in de expeditten zelve gebruikt te worden. _ DeHeerRaadpenfionaris jan de wit was in het najaar des voorgaanden jaars, ten dien einde, naar de Vloot -egaan: thans wierdt zynen Broeder corpus* de wit, Ruwaart van Putten en Burgermeester der Stad Dordrecht, deeze last opgedraagen, welke op den vierden Juny, als Gedeputeerde en Gevolmagtigde van hunne Hoogmogenden, in Texel, m 's Lands vloot , aankwam. De Zeeuwen en Vriezen, die men ook verzocht een lid uit het midden hunner derwaarts te zenden, vonden zulks toen niet goed, weshalvenalks alleenlyk aan den lieer Ruwaart wierdt overgelaaten. ('/ Vervolg op den volgenden Numir. )  NEERLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af tot op den tegen WOORD1GEN t y d. No. 72. Roemruchtige tocht der Nederlanders naar Chattam en Rochester, onder beleid van cornelis de wit en michiel de ruiter, op den twintigften en vier volgende dagen van Juny, des jaars \66j. ("t Vervolg van den voorgaande» Numer.} D e Algemeene Staaten, hoewel de» Oorlog moede zynde, hadden echter beflooten denzelven niet te eindigen, voor men iets groots hadt uitgevoerd, en wilden dus den vyand dwingen den vrede van hunne hand teontvangen. Men ziet, met welken geest onze braave Voorvaderen bezield waren, wanneer men in de Inftructie van den Heer de ruiter, aan wien wederom het Opperbewind over 'sLands vloot was opgedraagen , leest. " Dat Hy, na Landfoldaaten ,, enz, ingenomen te hebben, zynen cours zoude zet- „ ten naar de rivier van Londen. Dat men „ dezelve zoude inzeilen. ——— Dat men vervolgens Cc cc „de  5?* ROEMRUCHTIGE TOCHT de rivier van Chattam of Rochester met gewapend „ klein Vaartuig, Branders, en zo veele Ourlogfche„ pen, als doenelyk zoude zyn, moest oploopen, om „ aldaar te vermeesteren of te vernielen zodanige En,, gelfche fchepen, die men voor of omtrent Chattam, ,, cn elders op de rivier, zoude vinden. Dat ,, men de Koninglyke Magazynen, Provifie en Ammutiitle van Oorlog, die men te Chattam mogt vinden, „ zoude verbranden , of op andere wyzen onbruikbaar ,, maaken. — Dat men ten dien einde de Landfol- „ daaten en Mariniers, op de Vloot zynde, met een aantal van Matroozen, voet aan land zoude doen zetten, zo om de Sterkten eu Blokhuizen , die de uitvoering van 'tvoorfchreeven voorneemen zouden kon„ nen verhinderen, te bemagtigen, als om de onder„ neeming zelve met te meer nadruk te helpen uitvoeren, enz." Met dit heldhaftig oogmerk liep de Vloot, op den zesden Juny, uit Texel in Zee, en zette haaren cours naar de Maas, alwaar zy, op den negenden cn tienden, door verfcheide Fluitlchepen met Landfoldaaten en arf dere behoeften verfterkt wierdt. Den Kommandeur van ber zaan wierdt in dien tusfehentyd bevolen met zeven fchepen voor of bezyden 'sLands vloot, op kundfehap te kruisfen , op alle vreemde fchepen acht te geven, doch zich 's avonds weder by de vlag te voegen, ten ware hy oordeelde de vluchtende fchepen te konnen innaaien en vermeesteren, maar zelfs, in dat geval, niet langer dan eenen nacht van de Vlag te blyven. Na dat de Vloot van alles genoegzaam voorzien was, ligtte men het anker, en zeilde naar de Engelfche kust. Op den vyftienden bevondt men zich omtrent vyf  waar CHATTAM S7s vyf of zes mylen van dezelve, voor en bulten de rivier van Londen, wanneer, met het aanbreeken van den dag, de wind zeer fterk uit het Zuidwesten begon te waayen, en in korten tyd zodanig toenam, dat 'er een zwaare ftorm uit ontfiondt, die de Vloot noodzaakte eerst met fok en bezaan te zeilen, en vervolgens de fok in te neemen, de raês te ftryken, de ftengen te fchieten, en het anker in den grond te laaten loopen. Door dit onverwacht onweder beloopen, leedt Je Vloot vry wat nadeel, veele fchepen dreeven langen tyd om, andere tboelden van hunne ankers, dewyl de Zee zeer hoog ging. De Vice - Admiraal de liefde verloor een anker; de Schout by nacht van nes een kabel; de Luitenant Admiraal van gent drie kabels en twee ankers, en zyne boot ging te gronde. De Vice-Admiraal sweers was weggedreeven; de floep van den Kapitein marrevelt wierdt in den grond geflagen, gelyk ook de boot van den Schout by nacht verburgh. De Heer jan van nes de oude verloor een anker, boey en boeyreep. Elant du bois drie touwen en een anker; joost verschuur een anker; jan du bois een anker en een tOUW; hendrik adriaans? ch jan de haan ieder twee kabels en een anker. De Brander van o 6 rrit forens wierdt gemist. Niet tegenftaande deezen tegenspoed befloot men met yver en moed het voorneemen uit te voeren, en wanneer men, op den zeventienden, met'sLands vloot voor 'sKoningsdiep was ten anker gekomen, deedt de Heer de ruiter de Kollonels van gent en dolman aan zyn boord koomen, hen beveelende eene lyst op te maaken, om de Land- en Zee-foldaaten zodanig op de Oorlogfchepen en ander Vaartuig te verdeden, dat men dezelve gefchikCccca relyk  5ro ROEMRUCHTIGE TOCHT telyk aan land konde zetten, om iets van gewigt te onderneemen. Den zelfden avond maakte de Heer de ruiter zynen last.en het voorneemen van op Chattam los te gaan, ar.n den Krygsraad bekend , cn men befloot met zeventien van de ligtfte fchepen en Fregatten , benevens vyf Advysjachten en. ander klein vaartuig, zo dra mogelyk, 'sKonings diep op te zeilen , en te trachten zich meester te maaken van tien of twaalf Fregatten en twintig Barbadosvaarders, die men wist, dat in de Hoop by 'sGravenfend lagen; vervolgens zoude men de rivier van Rochester nader onderzoeken , en zien wat 'er meer door dapperheid te behaalen was. Het bewind over dit Esquader wierdt aan deu Luitenant Admiraal van gent opgedraagen , wordende hem tot Vice-Admiraal toegevoegd de Heer l e liefde, en tot Schout by nacht de Heer da- v i d v l ü g. \}c Heer de wit, die liet van zynen plicht oordeelde deezen tocht zelf mede by te woonen, om op alles, tot des te beter en fpoedigcr uitvoering, de vereischte bevelen te konnen geeven, begaf zich, op den negentienden Juny, met het aanbrceken van den dag, van de Luitenant Admiraal de ruiters boord, naar het fchip de Agatba, by den Luitenant Admiraal van gent. Ten vier uuren gingen zy met den voorvloed onder zei!, en laveerden met eenen Zuidwesten wind het Konings diep op. De Vice-Admiraal sweers, die benevens den Kapitein de wiedt en vyf Fluitfchepen, met Soldaaran gclaaden, door den ftorm van de Vloot was afgeraakt, kwam toen wederom by deze' ve, 't welk, fchoon men zonder hen nogthans het voorneemen zoude uitgevoerd hebben, eene aanzicnelyke verfterkiflg gaf, en groote vreugde onder de Vloo- telin-  kaar CHATTAM. 59? boven het Kasteel van Upnor, dicht by Chattham, tegen welke de Nederlanders j zonder het onophoudelyk vuur van het gefchut en van de musketten te ontzien, op (levenden. De Kommandeur kornelis jacobszoon van der hoeven, voerende het brandfchip Rotterdam , was de eerde die 's Konings Oorlogfcheoen naderde; hy zeilde het fchip the Old James, Admiraalfchip van de witte Vlag, voorby, en klampte the LoyalLon ion , Admiraalfchip van de blaauwe Vlag, aan boord, en vervolgens den brand fteekende in zyn fchip, bracht hy denzelven tot het vyandlyke over. Een tweede Brander, die den Kommandeur van der hoeven onmiddelyk volgde, begaf zich naar the Old James, en (lak denzelven insgelyks in brand. Een derde geraakte gelukkiglyk aan the Royal Oake, Vice - Admiraalsfchip van de witte Vlag, en deedt het zelve een gelyk lot ondergaan. Dit fchip geraakte zo fchielyk in brand, dat binnen weinige oogenblikkcn de vlam naar boven doeg, en het zelve verteerde; doch de James en Loyal London brandden niet genoeg, waarom men, vreezende, dat de Engelfchen trachten zouden om dezelve te blusfchen, genoodzaakt wierdt aan ieder van deeze nog eenen Brander toe te zenden, waar door zy verders vernield wierden. Het verlies dcezer drie fchepen, de grootde en weerbaarde van de ganfche Engelfche vloot, welke ieder tachtig dukken gcfchuts voerden , was van het grootst belang, en zoude met een vierde vermeerderd zyn geweest , indien niet de Marmouth, een nieuw fchip, met een (lomp galjoen , de rivier opgeloopen, en dus ter ïiauwernood dit groot gevaar ontfnapt ware. Gaarne zoude men het vervolgd, en de rivier verder ingeloopcn hebben, doch de voorzichtig, beid ontraadde zulks, niet alleen om dat dezelve aldaar Eeee 3 eng  598 ROEMRUCHTIGE TOCHT eng is , en verfcheide rekken in den wind waren, maar ook om dat de Engelfchen verfcheide fchepen aldaar hadden laten zinken, wier plaatze niet aangetekend konde worden, en dus den doorgang zeer gcvaarlyk maakten voor eenen iegelyk die daar van onkundig was. 's Namiddags ten drie uuren was dit alles verricht, en wel in 't gezicht van den hertog van jork en den Generaal monk, hertog van albema r l e , die , 's daags te vooren nog op de drie fchepen geweest zynde , zich thans te Rochester of daar omtrent onthielden. Vol woede en fpyt zagen deeze twee dappere Bevelhebbers den roem der Engelfche Zeemagt, nog onlangs zo ontzagchelyk, in vlam en rook verdwynen , en dus het verbranden der Koopvaarders in het Vlie, na tien maanden tyds, met den brand der Koninglyke Oorlogfchepen betaald gezet. Deeze roemruchtige overwinning kostte den Nederlanderen zeer weinig, dewyl zy, zo wel op de Oorlogfchepen als op de Branders, nauwelyks vyftig, of volgens anderen naaüwelyks dertig dooden hadden, en zeer weinige gekwetften. Agt brandfehepen wierden flegtstot di groote werk gebezigd, terwyl de Oorlogfchepen genoegzaam geen nadeel leeden. Ondertusfchen was het verlies der Engelfchen verbaazend groot, en men bracht hun gevoeliger flag toe, dan misfehien in zes gelukkige Zeedagen haddc konnen gefchieden; want behalven het vernielen van hun aanzienlyk magazyn, en de flerkte van het eiland Chapeyj behalven omtrent twaalf Fregatten en Branders, welke zy in de rivier hadden laaten zinken, wierden'er agt van hunne voornaamfte fchepen veroverd of verbrand , waar van wy de lyst, op dat deeze Heldendaad voor de Nakomelingfchap niet als te breed ongc-  naak CHATTAM. 599 opgcgeevcn zoude fclrynen , zullen ter neder nellen. Van hen namelyk wierdt de Royal Cbarle<, van tachtig ftukken , genomen , gelyk ook de Jonathan , van vier en veertig. De Caroius Qjiintus, van vier cn vyftig ftukken kanon, wierdt verbrand, en liet zelfde lot trofee Matthias, die een gelyk getal van kanon voerde, het Jlot van Hovingen van zestig ftukken, de Old James of Royal James van zeventig of tachtig, de Loyal London, en de Royal Oake, beide van tachtig. Na het verbranden der Koninglyke fchepen haalden de Nederlanders dien avond nog tien ftukken gefchuts van het land; braken en hakten alles, wat tot toerusting van fchepen dienen konde,in ftukken,en ftaken 'er den brand in. Vervolgens bleef men dien nacht liggen, niet anders dan of men op de veiligfte Reede geweest ware , en rustte tot den volgenden dag, wanneer het Esquaderxnet de twee genomene fchepen, die naderhand te Goëreê opgebragt wierden, de rivier van Rochester, in de beste orde, wederom begon af te zakken. De Luitenant Admiraal de ruiter geraakte toen met het Fregat Harderwyk , 't welk by den Heer van gelder, zynen Stiefzoon , gevoerd wierdt , aan den grond; doch het hoog water afgewacht hebbende, dreef by vervolgens tot "den eerften boom , of de plaatze , alwaar de Engelfchen hunne fchepen en Branders hadden doen zinken; hy voer toen van daar benevens den Heer d e wit , met eene floep, naar het gros van 's Lands Vloot, en kwam 's avonds, omtrent Quinenborg, behouden aan zyn fchip te rug. De andere fchepen volgden langzaamerhand, zommige van welke ook aan den grond geraakten ,doch zonder gevaar. Dit alles gefchiedde wederom in het aanzien van den hertog, van jork en den Generaal monk, die een leger van twaalf  ö09 ROEMRUCHTIGE TOCHT. twaalf duizend man by een hadden doen trekken , en den oever der rivier met het zelve vervulden ; gaarne hadden zy het afzeilen der Nederlandfche vloot verhinderd ; doch hunne poogingen waren vruchteloos, en dienden alleenlyk om het verder landen voor te koomen. Vervolgens wierden verfcheide Esquaders van de vloot afgezonden, die de kusten van Engeland bezetten, verfcheide fchepen verbrandden , en de ganfche kust in vreeze hielden. De Heer de ruiter hieldt zich in en voor de rivier van Londen, en bezette dezelve zodanig dat 'er geen fchip in of uit durfde, gelyk wy in eenen volgenden Numer nader zien zullen. Dus zagen wy den trotzen Brit voor de Nederlandfche wapenen van angst krimpen op zynen eigen oever, en in zyn roofnest, geduurende omtrent twee maanden, opgeflooten; hoe veele braave Vaderlanders zouden niet thans hun leven insgelyks blymoedig in de waagfchaal " Hellen, om den trouwloozen vyand de vernederende gedachten van 't gebeurde by Chattam te herinneren!  NEERLANDS HELD EN DAADEN TER ZEE, VAN de vroegste dagen af tot OP den tegenwoordigen tyd. No. 75, Vervolg van den tocht naar Chattam; verfcheide gevechten der byzondere Esquaders tegen de Engelfchen, op de rivier van Londen en elders, in den jaare 1667. J^)é zeeghaftige Nederlandfche Vloot, tot San den mond der rivier afgezakt, wierdt in verfcheide Esquaders verdeeld, welke de kusten van Engeland in bedwang en vreeze moesten houden,- blyvende de Luitenant Admiraal de ruiter, met agt en dertig fchepen, vier Branders en eenige Ad vys-jachten, op de rivier van Londen, om dezelve voor alle uitgaande cn inkomende fchepen te fluiten*- Midlerwyl llevende de Heer van gent ,met zeventien fchepen, eenen Bran der, drie Galjoots en een Fluitfchip met krygsvoorraadj naar Hitland, om vervolgens het Eiland Fero te bezoeken; de Vice Admiraal cornelis evertszoon zeilde met elf fchepen en drie Galjoots naar de Hoofden, om aldaar te kruisfen; en de Commandeur van der zaan vervoegde zich, met zeven F fff fche-  6*02 VERVOLG van den TOCHT fchepen , tusfehen Harwits en 's Konings diep, om niet alleen den vyand afbreuk te doen, maar tevens om kendfehap van zaaken te bekoomen, en als dan de Vloot op de rivier te waarfchuwen. Hierop zondt de Heer de ruiter, op den negen en twintigften Juny, vierhonderd en vyftig man uit, onder bevel van den Kollonel palm, en den Majoor brede.rode, met booten en floepen, om op het Eiland Chapey te landen, en van daar eenige ververfching te haaien voor de Vloot. Zonder eenigen tegenftand te ontmoeten, trokken zy het ganfche Eiland dóór, cn kwamen 'savonds met eene menigte fchapen en hoenders te rug. De Heer de ruiter hadt ten ftriktften bevoolen de Inwooners niet kwalyk te handelen , maar hen te fpaaren, verfchiilende dus zyne handelwyze geheel van die der Britten, welke hunne wreedheid de ongewapende en weerlooze Inwooners voorheen hadden doen gevoelen: zelfs wierden eenige weinigen, die hunnen plicht hier omtrent vergeeten hadden, ten ftrengften geftraft. Dewyl men ondertusfchen kennis? ïtreeg, dat men te Londen eene aanzienelyke menigte Brandfchepen in gereedheid bracht, vondt de Heer de Ruiter geraaden, de rivier weder af te dryven, om niet met zyne Vloot door dezelve in gevaar te worden gefield, dewyl de Branders in flecht water veel beter en zekerer aangebracht konden worden dan in de ruime Zee. Hy begaf zich derhalven, met zyne onderhebbende fchepen,voor 'tNoordvoorland, Soulsbay en Olfernes; en bezette dus de rivier geheel  naar CHATTAM. 603 heel van buiten. Weinig viel 'er ondertusfchen voor; de Heer van gent ontdekte wel van verre omtrent twintig zeilen in en voor Harwits, ook flondt hy gereed om dezelve aan te casten; doch gewaar geworden zynde, dat het flechts gemeene Koolhaalers waren, vondt hy niet geraaden zyne magt tegens onvermogenden te gebruiken. Terzelfder tyd zonden Hunne HoogMogenden den Graave van Hoorn-,met zo veele Compagnien van zyn Regiment, als by der hand waren, naar de Vloot, om het Krygsvolk op dezelve te verfterken. Midlerwyl hadt de Luitenant Admiraal zyne Vloot in verfcheide kleinere Esquaders, op nieuws, verdeeld, om met dezelve de ganfche Zee van Harwits tot voor 'sKonings diep, en van daar tot aan het Noordvoorland en Marigat, te bezetten, en de rivier van Londen geheel geflooten te houden. Deeze fchikking, hoe wys ook anders, behaagde echter den Algemeene Staaten minder, om dat zy vreesden, dat de Engelfchen die wyken uit, de rivier van Londen voor blyk van vreeze zouden aanzien, en dat daar dooide vrede vertraagd mogt worden, tot welken de vyanden thans, by de onderhandeling die te Breda wierdt gehouden, met veel grooter buigzaamheid en gemakkelykhcid het oor leenden dan voorheen. Zy fchreeven derhalven, dat men, na den vyand zo veel afbreuk te hebben gedaan, als mogelyk was, de rivier van Londen wederom zoude opzeilen, en wel tot 'sGravcfand toe, of zelfs hooger op, indien men't doenlyk oordeelde, om dus den fchrik, waarmede geheel Engeland, over 't gebeurde te Chattam, ver. F fff z. vuld  6o4 VERVOLG van den TOCHT vuld was, levendig te houden. Dit bevel opdenvyfdea July in'sLands vloot gekomen zynde, ontboodt de Heer de Ruiter alle de Hoofdbevelhebbers, door het laaten waayen van eene Witte vlag, by zich aan boord, zynde de Esquaders zo geplaatst, dat van het een tot het ander de jeinen gezien konden worden. Men hcfloot derhalven de rivier weder op te zeilen, 't welk de Heer de ruiter, op den zesden July, mot dertig fchepen deedt, hatende de Vice-Admiraalcn cornelis evertszoon en enne doedes star, met de overige fchepen, voor de rivier en omtrent Harwits, kruisfen. Na dat men verfcheide Nederlandfche Schippers, die de rivier kundig waren, naar de ondiepten cn banken, die in dezelve gevonden worden, gevraagd, en van dezelve bericht gekreegen hadt, dat zy voor de fchepen van dit Esquader niet verder bevaarbaar Was, dan tot de Kalkovens, omtrent een kanonfchqot boven 'sGravefand, zondt men den Luitenant 'Admiraal b ankert, den Vice - Admiraal sweers en den Schout by nacht vlug, met veertien van de minst diep gaande fchepen en twee Branders, naar 'sGravefand,met bevel om daar te blyven, indien'er geene vyandlyfce fchepen gevonden wierden doch om ze hooger op te vervolgen indien zy 'er eenige vernamen. De Helden, welke op deezen tocht mede wierden afgevaardigd, waren de Luitenant Collonel palm, de Kapiteins nicolaas naalhout, jacob cornelisz. swart, wytze beyma, roelof ketelaar, jacob pie-  naar CHATTAM. 605 pietersz. vinkelbosch, pieter magnuszoon, jan maauw, jan paulusz. van gelder, dirk de munnik en jan gyzels van lier. Dien zelfden avond zeilden, by toelaating van den Heer de ruiter, eenige Vlaamfche fchepen, die Soldaaten ten diende van den Koning van Spanjen in hadden, door cle Vloot. Van den Kapitein van dezelve vernam men, hoe zeer de angst het hoogmoedig hart der Engelfchen vermeesterd hadt, dat zy namelyk omtrent Wollits en Blakwal negen groote fchepen in de rivier hadden laaten zinken, en nog op andere plaatzen daar omtrent vyf in den grond gehakt, 't welk met zo groote verhaasting cn verbaasdheid gefchicd was, dat zommige van dezelve nog ten deeie gelaaden waren; dat hier door de doorgang zo eng was geworden, dat men 'er met kleine fchepen naauwelyks konde doorkoomen. Verders vernam men uit denzelfden, dat zy den oever der rivier met meer dan honderd en zestig ftukken kanon , ter wederzyden, bezet hadden, en dat hy, voor agt dagen, te Londen vyftien Branders gereed en ten vollen bemand gezien hadt. Op den morgen van den zevenden July voerde de Heer bankert het hem gegceven bevel uit, en wierp het anker omtrent een gootelingfchoot beneden 's Gravefand. Dewyl men ondertusfchen geene vyahdlyke fchepen vondt of ontdekte dan meer dan anderhalve myl hooger op, en nader bericht kreeg, dat men te 'sGra» vefand eene .battery hadt opgericht van vyftig ftukken , beflooten de Heeren de wit en de ruiter, F fff 3 die  6o6 VERVOLG van den TOCHT die zich aan boord van den Heer b ankert hadden begeeven, wederom met de Vloot af te zakken tot voor Quinenburg, en aldaar post te vatten, 't welk 's namiddags wierdt uitgevoerd; op den volgenden dag zakte men nog wat verder af tot aan de Baayde Noord* en verdeelde de Vloot in dier voegen, dat men de m vier van Londen geheel geflooten hieldt. De Graaf van Hoorn, op den agtflen July, met de Compagnien van zyn Regiment, tot verflcrking der Landmilitie, in de Vloot gekomen zynde,beraadflaag. de men, of het niet mogelyk ware eenigen aanflag te lande te onderneemen. Men hadt wel gelegen, beid eenige kleine Steden en Dorpen te pionderen, cn in brand te fteeken.; doch dewyl de Engelfchen toen, zedert eenigen tyd, de Nederlandfche gevangenen vry meedoogend en menfchelyk behandelden, en men zulks ook beneden de agtbaarheid van de wapenen van den Staat oordeelde, befloot men liever eene kans te waagen tegen de flerkte van Harwits. Men Helde derhalven orde op alles wat tot deezen aanflag dienftig konde zyn; verfcheide fchepen wierden uitgekoozen, om de Landtroepen, die, ten getale van duizend man, onderden Kollonel dolman, de flerkte aantasten zouden, te onderfleunen; men gaf nog daar en boven aan vier honderd Matroozen, onder den Schout by nacht vlug en de Kapiteins swart en lus, bevel, om ftormladders aan te brengen, granaaten te werpen,en met zwaare bylen en touwende palisfaden om verre te hakken en om te haaien , en de Heer de Ruiter zeilde, met het gros der Vloot, op den tien-  naar CHATTAM. 607 tiénden 's morgens, van voor Quinenburg,. naar Harwits, alwaar hy 's avonds behouden aankwam. De wind, op den Volgenden dag, tegen zynde,konde men genoegzaam niets uitvoeren; doch op den twaalfden liep men tot binnen dén vuurboot van Olferes en, zo naby de Sterkte als mogelyk was. Vervolgenswierden de Soldaaten en Matroozen aan land gezet; doch dewyl de Engelfchen alle bakens niet alleen hadden weggenomen, maar zelfs de boomen omgehakt, körtde men het gat van Harwits niet inzeilen, en de ondiepte belette de fchepen naby genoeg te koomen, om het Fort eenig nadeel van belang toe te brengen. Ondertusfchen trokken de Soldaaten en Matroozen in goede orde voort, en zo na onder het Fort, dat zy op het zelve begonnen te itormen, de ladders te planten, en hun geweer te gebruiken; doch van den kant der Engelfchen wierdt zo fterk met fchroot gefchooten, en de Bevelhebbers bevonden, de Sterkte van nader by befchouwd hebbende, dat 'er geene mogelykheid was dezelve te vermeesteren, zonder genoegzaame hulp der fchepen: hierom befloot men wederom af te trekken, om zich, zonder gegrond vooruitzicht van te zullen flaagen, aan geen verder gevaar bloot te Hellen. De Engelfchen poogden midlerwyl dien afcocht te verhinderen, ten welken einde de Graaf van suffolk, met eenige Ruiters en Soldaaten, het volk van den Graave van hoorn, dat ter bewaaring def booten en floepen, tot eene achterhoede gelaaten was, zocht te verdryven en te Haan. Geduurende langen tyó  6oS VË1V. van den TOCHT naar CHATTAM. tyd wierdt "er van weerskanten met groote hevigheid gevochten, doch de Graaf van hoorn verdedigde met de zynen den post, hem toevertrouwd, met zo groote braai heid, dit de Engelfchen, tegen den avond, na hec ondergaan der Zon, gedwongen wierden af te wyken,en daar doorkreegen de Nederlandfche Soldaaten gelegenheid om wederom in goede orde naar hunne vaartuigen te trekken, met welke zy, zonder genoegzaam eenig verlies geleeden te hebben, behouden aan hunne fchepen gebracht wierden. De eer van eenen braaven aftocht verzoette dus het verdriet der mislukte onderneeming. Men keerde vervolgens naar de rivier van Londen te rug, welke men, gelyk voorheen, bezette; de Schout by nacht van der zaan bleef ten zelfden einde, met acht fchepen, voor het gat van Harwits, en de Vice - Admiraals evertszoon en star wierden naar het Noordvoorland gezonden, om aldaar den vyand het inkoomen te beletten. Dewyl men vernomen hadt, dat eerstdaags veertig Engelfche Smyrna's en Straatsvaarders door het kanaal in Engeland verwacht wierden, onder geleide van vier of vyf Oorlogfchepen, wierdt de Vloot verdeeld, en de Heer de ruiter zeilde het kanaal af, met het Esquader der Hoofdvlag, om alle opkoomende Engelfche fchepen te vermeesteren of te vernielen, en tevens de kusten en havens, aldaar liggende, zo veel doenlyk zoude zyn, te befchadigen, terwyl de Luitenant Admiraal van nes de rivier van Londen Zoude blyven bezetten. ' (U Vervolg en Slot op den volgenden Nunter. )  NEERLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGEN WOORDIGEN TYD. No. 76. Vervoig van den tocht naar Chattam 5 verfcheide gevechten der hyzondere Esquaders tegen de Engelfchen, op de rivier van Londen en elders, in den jaare 1667. ('t Vervolg en Slot van den voor gaanden Nunier.} ^^a eenigen tyd met tegenwinden gezükkeld te hebben, die den Engelfchen gelegenheid gaven orri hunne Vloot in veiligheid te brengen; na het eiland Whicht,vervolgensPlymouth,en daarna Dortmouth, door hunne tegenwoordigheid in de grootfte angst en verlegenheid gebracht te hebben; zeilden onze Helden met den vloed te rug tot dwars voor Torbay, alwaar1 zy het anker wierpen, en beflooten alhief eenen aanval te doen, om kundfehap te ktygen in welke haven zich de genoemde Koopvaarders en hunne geleiders begeeven hadden. Menbefloot ten dien einde drie' ligte Fregatten, drie Galjooten en zes floepen te ge bruiken. 's Avonds ten tien uuren f van den vyf en Gggg twia-  6ia VERVOLG van den TOCHT twintigften July, ging de Heer de ruiter met dé* zelve onder zeil; doch dewyl het flil weder was konde men weinig vorderen j waarom hy beval met fcheepsriemen te roeyen, en de fchepen door booten te laaten voortfleepen. Omtrent middernacht echter begon de wind op te wakkeren, en, uit den Noordoosten blaazende, bracht hen dezelve, binnen korten tyd, dicht voor Torbay, alwaar zy het anker wierpen , om den dag af te wachten. Naauwelyks was de Zon den gezichteinder genaderd, of de floepen gingen van boord, om te Torbay te landen, gevolgd wordende van de Fregatten. De Engelfchen, die geduurende den ganfchen nacht vuuren langs de kust hadden aangefleken, om eikanderen van de tegenwoordigheid des Vyands kennisfc te gecven, zagen niet zo dra de booten binnen het bereik van hunne fnaphaanen, of zy gaven op dezelve onophoudelyk vuur; doch deeze roeiden, in weerwil hunner poogingen om het te beletten , geftadig voort tot voor de haven, welke zy in 't inkoomen peilden. De Engelfchen, de floepen zo naby ziende, voegden zich aan troepen by een, en fchreeuwden, als wilde menfehen. De Nederlanders ondertusfchen bleeven wachten op de Fregatten, die, by hen gekoomen 'zynde, met het gefchut op de Engelfchen begonden te fpeelen, en hen wel dra op de vlucht dreeven. Hier op rceiden de floepen tegens de mouille, en flaken twee ledige koopvaardyfchepen, die zy daar vonden , in brand. Al het volk van het dorp liep, op dit gezicht, vol fchrik den berg op, laatende alles in de magt  maar CHATTAM 611 magt van hunnen vyand, die echter te edelmoedig was, dan dat hy eenig nadeel' aan hunne huizen of bezittingen toebracht. Men bezichtigde en onderzocht het gat van Torbay; een ieder keerde weder aan zyn boord, en men ging wederom onder zeil, om de Engelfche fchepen elders op te zoeken. De Heer d e ruiter veranderde dikwyls zynen cours, cn hielde dus de gcheele Engelfche kust in vreeze ,• 't gelukte hem ondertusfchen niet een eenig fchip tc ontmoeten, waarom hy, na door nog eenige fchepenverfterkt geworden te zyn, naar de Sorlings bcfloot te zeilen; en van daar kwam hy wederom op den agtften Augustus voor Plymouth, van waar men, op den volgenden avond, eene floep, met eene witte vlag voor op,uit de haven zag koomen, met welke hem de tyding gebracht wierdt, dat de vrede volkomen gellooten was. Van den kant van den Luitenant Admiraal de ruiter namen on« dertusfehen de vyandelykheden, van dit oogenblik af, nog geen einde, dewyl Hunne Hoogmogenden hem, terwyl hy tusfehen Plymouth enFalmouth kruiste, gelastten , met dc Vloot in Zee te blyven,cn met het plee. gen van vyandfchap voort te gaan, ter tyd toe, dat de ratificatie der vrede, welke binnen eene maand gefchieden moest, haar volle beilag zoude gekreegen hebben. De Heer de Ruiter oordeelde derhalven best, zich bewesten en bezuiden de Sorlings eenige dagen op te houden, om te zien of zich daar eenig Engelsch fchip zoude verwonen, doch vruchteloos' dewyl de Nederlandfche vloot eenen zo algemeenen fqhrik veroorzaakte, dat geen fchip te voorfchyn kooGggg % men  6i% VERVOLG van den TOCHT men durfde. Men befloot vervolgens hen wederom in hunne havens op ce zoeken, waar toe men, na met eenige floepen eene landing op een eilandje, waar van de Inwooners de vlucht namen, gedaan, en eenige fcha» pen en ander vee voor de vloot 'er afgehaald te hebben , met de haven van Foy een begin maakte. Door tegenwind liep echter ook deeze onderneeming teniet, en vervolgens ontving de Luitenant Admiraal, op den laatflen dag van Augustus, bericht van Hunne Hoogmogenden, dat de vrede te Breda geratificeerd was, en tevens bevel om, na den vyfden September, in het kanaal en de Noordzee geene vyandlykheden meer te pleegen, welke ook op bepaalde tyden buiten hetzeb» ve zouden ophouden. De Heer de Ruiter bleef nog eenigen tyd, met zyne fchrikverwekkende kielen, in Zee kruisfen,cn kwam,vol roems,op den vyftienden October, behouden in Goerêe binnen. De Luitenant Admiraal van nes was ondertusfchen, geduurende al dien tyd. in en voor de rivier van Londen gebleeven, en hadt op den agt en twintigften Juli bevel ontvangen van de Heeren Staaten, om met zyne vloot de rivier wederom op te loopen , en de Engelfche oorlogfchepen, die met eenige branders in de Hoop waren gekomen, en welke men vreesde dat laager af zauden zakken, aan te tasten, te vernielen, te veroveren, of te verjaagen, en den vyand in geduurigen fchrik en vreeze te houden. Daarenboven was hy gelast, het werkvolk, dat aan de herftelling van het Fort Charnesfe arbeidde, in het opzeilen of wederkeeren, met zyn gefchut, zo veel mogelyk was, te verhinderen cn te befchadigen. De  kaar CHATTAM. fSi3 De Heer van nes zeilde dan, volgens deeze bevelen, op den tweeden Augustus,met zyne Vloot, de rivier op, en kwam tot boven in 't rak van de Hoop, alwaar de Engelfchen, onder bewind van den Vice - Admiraal Spragh, die de Blaauwe vlag voerde, met vyf Fregatten, zeventien Branders, en veele kleine vaartuigen, ten anker lagen. Men naderde den vyand tegen den middag; de Admiraal meppel hadt den voortocht, en de Kapitein nicolaas KAalhoüt wierdt met agt Branders gelast voor uit te loopen, en den vyand aan te tasten, terwyl hem de Admiraal dekSjen zoude. De Engelfchen, den Nederlandfchen Kapitein vol moeds op hen ziende aankoomen, maakten terftond hunne zeilen los; zy wachtten hem evenwel in, tot dat hy by hunne Branders gekomen was; doch toen deeze vol fchriks hunne touwen kapten, en naar 'sKonings Fregatten liepen, namen zy in de grootfte beangstheid mede de vlugt. De Heer naalhout deedt ondertusfchen zyn best om hen te achterhaalen, en geraakte eindelyk onder de Engelfche Branders; doch dewyl deeze zich zo digt onder de Fregatten hielden, was het niet mogelyk de Fregatten zelve aan te tasten, waarom hy genoodzaakt wierdt zich met het bevechten der Branders te vrede te houden. De opkoomende ftilte was hier den Nederlanderen nadeelig: want de Engelfchen brachten, door middel van hun klein vaartuig, hunne Branders zo naby de onzen, dat zommige zich zeiven moesten aanfteeken, en andere dus in brand geftoken wierden. In dit gevecht, Gggg3 'tvvclk  6h VERVOLG van den TOCHT 't welk eene allerysfelykfte vertooning maakte, hadden de Branders alleenlyk deel, zonder van weerskanten eenig Oorlogfchip te konnen aanileeken; do Nederlanders verlooren elf Brandfchepen, de Engelfchen agt; doch hunnen Admiraal wierdt in het achterfchip groote fchade toegebracht, terwyl geen der Nederlandfche fchepen eenig nadeel leedt. Eindelyk geraakten de vluchtende Engelfchen tot onder het Kasteel van 's Gravefand, 't welk een onophoudelyk vuur maakte op de Nederlanders, die hen vervolgden. De Heeren van nes en meppel wierpen derhalven hun anker ter plaatze van waar zy de Engelfchen verjaagd hadden, en hielden aldaar den volgenden dag post, wanneer de vyand, 'snamiddags, hoopende de Nederlanders, wegens 'f verlies hunner Branders, minder moedig te vinden, een weinig begon te naderen. De Heer van nes zakte hier op af, om meerder ruimte te krygen, en wierp tegen den avond het anker, waarop de Engelfchen, na dat men eenigen tyd fchutgevaarte gehouden hadt, wederom afwerken. Ondertusfchen zag men met het aanbreeken van den volgenden dag een en twintig zeilen, met eene ityve koelte uit den Oost Noordoosten, voor den wind, uit Harwits aankoomen. De Heer van nes, weetendedat de Engelfchen op de rivier van Chattam ook zes Branders in gereedheid hadden, en dat de fchepen, met welke hy op den voorigen dag was flaags geweest, aan de eene zyde eene halve myl van hem ten anker lagen, terwyl die van Harwits san de ande-.  naar CHATTAM. 6i5 andere zyde hem genaakten, befloot, terilond te ankeren, en den vyand kloekmoedig af te wachten. De (helheid, waar mede die van Harwits naderden, was zo groot, dat men nauwlyks tyd hadt, öm fprcnkels op de touwen te fteeken, of de vyand begon reeds op hen aan te zetten. De Kapitein n aalhout , die de voorde lag, moest het eerde geweld üitdaan; men zondt twee Branders op hem af, met welke men hem meende te verbranden. De Heer naalhout, ziende het dringend gevaar waar in hy gebracht wierdt, weerde zich met de grootde dapperheid, en, fchoon zeventig man van zyn volk in Zee fprongen, wist hy echter in allen fpoed zyn anker te ligten, en met fchaveelen vry te geraaken. De twee Engelfche Branders vergingen dus door hun eigen vuur. Den Schout by nacht van Zeeland, jan matthyszoon, kwam ook een Brander voor den boeg, door welken hy zyne boven blinde deng kwyt geraakte \ hy weerde echter den Brander af, die daar op door zyne eigene vlam verteerde. Deeze drie brandende fchepen brachten ondertusfchen de Nederlandfche vloot in groot gevaar, dewyl zy midden door dezelve heen dreeven. De Heer van nes hadt ze voor en achter zich, doch alles liep gelukkig af, zo dat 'er de onzen geen fchade door leeden. Vervolgens wierdt nog een andere Brander der Engelfchen in den grond gefchooten, waar op deeze, ziende, dat hier niet anders dan nadeel te haaien was, de vlugt namen, loopende alle te loefwaart onder den wal, boven de Nederlanders h eenen, om zich met de andere Engelfchen ,  616 VERV. van den TOCHT naar CHATTAM. fchen.die binnen lagen, te vereenigen. Alhoewel men dit niet beletten konde, fchoot men echter geweldig op die welke men konde bereiken, zo dat men twee hunner aflheedc, jaagende den eenen in eene kleine haven beoosten Cfaapey, en den anderen aan den grond, welke vervolgens zich zeiven in brand Hak. Dewyl de vyand zich na dien tyd niet weder durfde verwonen, bleef de Nederlandfche vloot gerust op de rivier van Londen, tot dat dezelve eindelyk mede van het fluiten der vrede kennis kreeg, en, met lauweren en 's vyands buit belaaden, gelukkig naar het Vaderland te rug keerde. Wy hebben ons in het befchryven van deezen roemruchtigen tocht, die den Ned.-rlanderen ten allen tyde tot een onfterfiélyke eer, den trotfehen Brit tot eeuwige fchande en vernedering zal flrekken, meer in byzonderheden ingelaaten, dan de aart van dit werk fchynt mede te brengen; doch indien het flrekken mogt, om den alouden moed en voortvaarendheid by hen te doen herleeven, wien men 'sLands verdediging en befcherming heeft toevertrouwd , elk rechtgeaart Nederlander zoude van vreugde juichen, en wy de heerlykfte vruchten plukken van onzen arbeid. * * *  NËÊRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VA-N DE VROEGSTE DAGEN AF TOT ÖP DEN TEGENWOORDIGE!} TYD. No. 77. Zeejlag tusfehen de Vereenigde Franfche en Engelfche Vlooten, en die der Nederlanders, hy Soülshaay, op den zevenden Juny , des jaars 1672. Jrïoe weinig Nederland op de plëchtigfle verbintemsfen met Engeland bouwen kan, leerde ook het jaar 167^. Nimmer fcheen de zoete vrede zich duurzaamer géves-» tigd te hebben , ha dat de Triple Alliantie des jaarS 1668 tusfehen Engeland, Zweden én dit GemeenebesÉ was tot ftand gebracht, nadat een Verbond van önderhn* gen byfland, en een ander ter befcherming Van wéderzydfchen koophandel, tusfehen Engeland en Nederland, door de zorg en yvervan de twee uitmuntendfte mannen hunner eeuw, de Heeren temple eriüE wiT, geflootenwas; doch wat vermogen Verbintenisfen, indien de goede trouw dezelve niet bekrachtigt! De Koning van Frankryk, door het drievoudig verbond, in zyne oogmerken omtrent de Spaanfche Nederlanden gefluit , zag het zelve met geen goed oog Hhüh aa0j  ZEESLAG by SOULSBAAY. 623 raadeu zoude zyn 3 om den vyand, dus verfterkt, in het Kanaal, of by 't eiland Whicht flag te leveren , dewyl aldaar voor 's Lands reddelooze en befchadigde fchepen geen haven nader by was, dan die van St. Sebastiaan of Corunna , twee Spaanfche plaatzen, die omtrent honderd en vyftig mylen van Whicht waren afgelegen; maar dat men zich tusfehen de Wielingen eu de Maas, omtrent vyf of zes mylen van het land posteeren zoude , om aldaar de achterblyvende fchepen, die in gereedheid gebracht wierden, af te wachten , en daar na den vyand het hoofd te bieden. Dit befluit wierdt door een afgezonden vaartuig aan Hunne Hoogmogenden bekend gemaakt, en tevens verzocht , de fchepen en Branders , die nog ontbraken, ten allerfpoedigften gereed te doen maaken en in zee te zenden. Ondertusfehen was de Kapitein wytze beyma, met het fchip de Steden, by 's Lands Vloot gekomen, en vervolgens wierdt dezelve met nog vyf fchepen en twee Branders verfterkt, waar by naderhand nog drie Advysjachten en zes Branders uit Zeeland kwamen. Eindelyk zag zich de vloot op den een en twintigften May met nog twee fcheepen uit de Maas, den drie en twintigften , met nog drie fchepen, eenen Brander, twee Snaauwen, en den zes en twintigften, met nog drie Oorlogfchepen, vyf Branders en twee Snaauwen vermeerderd. Ondertusfchen hadt men negen Engelfche fchepen in het gezicht gekreegen, waarop de Luitenant Admiraal van Ghent bevel kreeg om op dezelve jagt te maaken; doch zy vlugtten de rivier van Londen op, en wierpen het anker voor het Kasteel van Charnesfe, zo dat men hen aldaar niet met eenige gegronde hoop van eenen goeden uitflag konde aantasten. De Opperhoofden hadden in dien tusfehen tyd beflooten zich voor 's Konings  ó*4 ZEESLAG by SOULSBAAY. nings diep te posteeren, en aldaar de vereenigde vyaii» delyke Vloot af te wachten. Ter middernacht , van den zeven en twintigften May, kwam de Kapitein al monde van de buitenwacht aan boord van den Admiraal de ruiter, met tyding, dat hy op den zes en twintigften , 's avonds, by de vereenigde Vloot was geweest, tusfehen Goodwinzand en de Duinkerker banken , en dat dezelve omtrent tagtig fchepen fterk was; de Heer bankert verklaarde vervolgens het zelfde gezien te hebben; doch de Vloot, 's anderen daags in goede orde omtrent den Galpar gekomen zyn. de, vernam geenen Vyand. Op den negen en twintigften echter, wanneer de Ne« derlandfche Vloot Zuidwest aan gewend hadt, zag men, 's morgens ten negen uuren, de vyandelyke Vlooten, die in den wind van hun waren , en de loef hadden, op haar aankomen. De Heer de ruiter hieldt het recht op haar aan, houdende zyne Vloot, zo veel mogelyk was , in goede orde en rang. Tegens den middag was men eikanderen zo na gekomen dat mert den vyand zeer wel konde onderkennen en de Vlaggen onderfcheiden. Men telde omtrent honderd en in de dertig zeilen , en men ftelde zich in ftaat om hen met alle kloekmoedigheid het hoofd te bieden. Doch hoe zeer de vyand het voordeel van den wind hadt, ftak hy het echter in den wind op, wanneer hy flechts eene myl van de Nederlanders af was. Men hieldt het 's nachts zo digt by eikanderen, dat men devuuren terwederzyde Kien konde, doende de beide Vlooten haar best, de eene om de loef te krygen , de andere om dezelve te behouden. C* Vervolg op den volgenden Numer.y  NEERLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af totop den tegen woordigen tyd. No. 78. Zeejlag tusfehen de Vereenigde franfche en Engelfche Vlooten, en die der Nederlanders, hy Soulsbaay, op den ze oenden Juny, des jaars 1672. ( '* Vervolg van den voor gaanden Numért ) C)p den dertigften May geraakte men wederom van eikanderen, en het harde weder verftrooide de Nederlandfche vloot, gelyk ook die der vyanden; doch op den volgenden dag herzamelde de Heer de ruiter de verftrooide fchepen, en den vyand weder in 't gezicht gekregen hebbende, poogde hy herri tot het gevecht te noodzaaken, maar vergeefs; hy hieldt zich boven den wind, en wendde het wederom van de Nederlanders af. De volgende dagen wierden met najaagen en ontwyken doorgebracht; het weder was zo ongunliig, dat de Admiraal de ruiter het ongenoegen hadt zyne groote raê en grootmarszeilraê door den harden wind in ftukken te zien breeken; zyn yver en bekwaamheid herftelde echter alles in weinige uuren. liii Óp  636 ZEESLAG by SOULSBAAY. hadt , ontkwam , hoewel gekwetst, met zwemmen, en wierdt geborgen. De Luitenant hadt een diergelyk geluk, want in het water gefprongen zynde, wierdt hy door de Sloep van den Brander» die het Schip hadt aangefteeken, opgevischt en aan boord van den Admiraal de ruiter gebracht. De L. Admiraal van ghent, wien de geleeden hoon nog niet vergeeten was, endoor der Engelfchen hoogmoed, om het weigeren van het ftryken der Vlag voor het Koninglyk jagt de Merlin, ter ftraf was gex-orderd , hadt zich met de grootfte kloekmoedigheid tegens de Blaauwe Vlag gewend, en zoude, daar hy reeds den fchrik zyner wapenen aan den vyand deedt gevoelen , hoogst waarfchynelyk de eer der Nederlanderen ook daar met kracht hebben gehandhaafd, indien niet reeds in den beginne van het gevecht een noodlottige kogel zyn voor het Vaderland zo dierbaar leven hadt weggenomen. De Luitenant Admiraal bankert was met zyn Esquader op de Witte Vlag, die meest uit Franfche fchepen beftondt, aangezeild, en daar mede in eenen zwaaren ftryd geraakt, welke echter van korten duur was : want de Graaf d' Estrées, waarfchynelyk zyne fchepen zoekende te bewaaren, wendde het wel dra van den Nederlandfchen Admiraal af, en lag het Zuidwaarts over, wordende van bakert gevolgd, en op eenen vry grooten afftand befchooten, dewyl het onmogeiyk was hen in te haaien. Zommigen echter verzekeren , dat een der grootfte Franfche fchepen wierdt in den grond gefchooten. Ondertusfchen bleef de Heer de ruiter met zyn Esquader nog geduurig in gevecht met de fchepen der Roode Vlag; doch door de groote ftjlte was men van weêrs,-  ZEESLAG by SOULSBAAY. 637 weêrskanten niet in ftaat om de fchepen te beftieren, waarom zy onder malkanderen dreeven: dit ftrekte in het houden van goede orde tot groote hindernis, en veroorzaakte , dat de fchepen, die eikanderen op zyde kwamen, zich onderling zodanig befchadigden, dat veele naauwelyks langer in ftaat waren cm Zee te konnen bouwen. Voor heldenmoed was dus hier de fchoonftc gelegenheid om zich te toonen, en ook ontbrak het niet aan de zodanjgen "die hier hunne naamen vereeuwigden. Het gelukte den Nederlanderen hier aan de Engelfchen eenen gevoeligen flag toe te brengen. Een hunner grootfte fchepen, voerende zeventig ftukken, wierdt door eenen Brander aangefteeken en verbrand. Twee andere, omtrent gelyk van grootte, wierden in den grond gefchooten , en veele zodanig gehavend , dat 'er vervolgens verfcheide van zonken, of verbrandden. Van de Nederlanders wierden 'er negen of tien Branders vernield. Een groot Engelsch fchip fchoot 'er vyf of zes in brand. Het fchip de Jofua, gevoerd by den Kapitein jan dik, wierdt in den grond geboord , en Staveren , waar op de Kapitein daniel elzevier geboodt , na eene heldhaftige verdediging, genomen. Na het ongelukkig fneuvelen van den Heer van ghent bleef zyn fchip, gelyk ook het grootfte gedeelte van zyn Esquader, 't welk vruchteloos feinen wachtte van zynen Admiraal,boven den wind hangen, en vervolgde het gevecht niet gelyk voorheen. Door deeze flapheid der Nederlanderen vonden de Engelfchen der Blaauwe Vlag gelegenheid, om zich voor een groot deel by de Röode Vlag te voegen, en daar door met Verdubbelde krachten op den Heer de ruiter aan Kkkk 3 te  NEERLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af tot op den tegenwoord1gen tyd. J\ o. 80. Zeejlag tusfehen de Vereenigde Franfche en Engelfche Vlooten, en die der Nederlanders, hy Soulsbaay, op den zevenden Juny, des jaars 1072. (V Vervolg en Slot van den voor gaanden Numer.} m r j^hans kceren wy weder tot den Luitenant Admiraal van nes, van wien wy reeds boven gewag gemaakt hebben. Toen de Heer d e ruiter 's namiddags het met de Engelfchen om de Zuid wendde , wakkerde de koelte uit den Noord Noord Oosten, en de Heer van nes, zyn Marszeil, 't welk in Hukken was gefchooten, vernieuwd hebbende, volgde met zyn Smaldeel zynen Admiraal. In deezen tocht ontdekte hy , dat de Kapitein van brakel in onmagt lag , en niets meer ter zyner redding of tot afbreuk van den LUI vyand  642 ZEESLAG by SOULSBAAY, vyand konde verrichten : hy zond hem derhalven" den Kapitein aars en met zyn Fregat, en liet hem uit de vloot ileepen , en in Zeeland binnen brengen. Deeze uitmuntende Zeeheld hadt by deeze gelegenheid wonderen van moed getoond , en den vyand groot nadeel toegebragt ; . doch ook was zyn fchip ten eenemaal reddeloos gefchooten ,. en het getal zyner dooden en gekwetften beliep meer dan honderd en vyftig man , onder welke laatfte ook de braave Kapitein zelf was. Niet minder hadt het fchip Jaarsveld, waar op de Kapitein bois geboodt, geleeden; deszelfs proote mast was afgefchooten , en de bezaansmast in ftukken ; het zelve raakte echter mede nog gelukkig uit de Vloot, en in het Vaderland binnen. Ondertusfchen kwamen verfcheide Engelfche fchepen, voor den Heer van nes , en de fchepen die hy by zich hadt , overloopen , waar op tusfehen hen een hevig gevecht zyn aanvang nam. Een der Engelfchen werdt aan boord ge. klampt, en door de Nederlanders tot fhyken gebragt; een ander groot fchip van den vyand wierdt zo reddeloos gefchooten , dat het genoodzaakt wierdt zich buiten het gevecht te begeeven. Van nes hadt toen Hechts zeven of agt fchepen by een, benevens den Admiraal sweers, die een weinig voor hem was , en , even als hy , met den Hertog van jork , en den Vice" Admiraal en Schout by Nacht der Roode Vlag, poogde in gevecht te  ZEESLAG by SOULSBAAY. 64} te koomen ; doch met den vyand voortzettende raakte hy by de fchepen van den Heer van ghent, met welke hy wederom , daar de Engelfchen wat afzakten , op hen los" ging. Hier mede bezig , zag hy de ruiter, alleenlyk van twee of drie fchepen onderfteund (want veele konden door de ftilte belet niet opkoomen ) in het midden van den vyand , die nog de Blaauwe Vlag af zondt om deezen Nederlandfchen Held verder te benaauwen. Doch van nes j hem op het voetfpoor volgende , gaf den Schout by nacht der Blaauwe Vlag tweemaalen de laag , zo dat zy afweeken en achter de ruiter omhielden. De Engelfche Vice - Admiraal bevondt zich inmiddels met zes of zeven fchepen wat te loefwaart, en hieldt het draagende op den Schout by Nacht van nes aan, Deeze ondertusfchen was zo reddeloos gefchooten, dat hy waarfchynelyk zich niet zoude hebben konnen verdedigen , of het gevaar ontkoomen , ten zy zyn Broeder de Luitenant Admiraal ter zyner hulpe ware toegefchooten. Op de aankomst van deezen weeken de Engelfchen af, en Haken het ftraks by den wind ; waar op het fchip van den Schout by Nacht van nes uit den flag naar Zeeland gefleept wierdt , fchoon hy zelf op het fchip van den Kapitein laucourt overging en aldaar zynen plicht bleef betrachten. Ter zelfder tyd kwam het fchip van den Heer van ghent, en andere fchepen, die tot zyn Esquader behoorden, LI 11 2 naar  644 ZEESLAG by SOULSBAAY. naar de ruiter toe, waar op de Engelfchen van de Roode Vlag wendden,en boven van nes heen liepen ; die der Blauwe Vlag , die zich aan ly van hem bevonden , leidden het ook om de Noord , en voegden zich by hunne landgenooten. De Nederlandfche vloot vereenigde zich ook gedeeltelyk weder ; doch de Engelfche om de Noord van haar afloopende, fcheidde de nacht hst gevecht. De Heer bankert, die met den grootften moed gevechten en de witte vlag genoodzaakt hadt te wyken , kwam ook nog voor den nacht weder by de Vlag , zynde hy , fchoon gering, aan zyn been gekwetst. Deeze flag was een der hardnekkigflen, en over het algemeen een der ysfelykften, welken men immer befchouwde , en van zo groot een belang voor de Nederlanders , dat 'er voor hun alles van afhing Cl hunne vryheid misfehien voor altoos vcrlooren geweest ware, indien zich niet de overwinning aan hunne zyde bepaald hadt; ook hoorde men den grooten Admiraal de ruiter zedert ze*™ n dat hy wel veele Zeedagen hadt bygewoond \ „ doch nooit in fcherper of langduuriger gevecht geweest was". Men verhaalt dat hy op dien danvyf en dertig honderd maaien het kanon ,clost° en alleen omtrent vyf en twintig duizend ponden buskruid hadt verfchooten. Schoon de vyand hier door zeer aanmerkelyke fchade hadt bekomen, hadt echter ook het fchip van  652 LIERZANG, Het is door zijn bellier, Dat Maas noch fiere Zeeuw Verzelden Neêrlands Zeebanier, In 't zog van Amllels Waterleeuw. Die moest alleen, alleen, hier baat geen tegenwrijten, De Koopvloot gadeflaan, Een fterk're magt des vijands (laan, En op de Doggersbank het ipitfche punt afbijten. Dit wil niet in mij op. Geen Kroost van Vorstlijk bloed Geeft dus zijne eer, en 't Land de fchop, Het Land! dat hem zo rijklijk voedt. De Zeeuw ,'t is waar, bleef weg, hij moest den krijgsroem misfen, De Brit loerde op zijn Staat: De Bruin had wind noch vloed te baat. Hij (laaft dat immers met een reeks getuigenisfen. 'k Geloof niet, dat een man, Van linksen bedrijf bewust, Zo godvergeeten wezen kan, Dat hij den dapp'ren Zoutman kust. En, is het ook al zucht des Hertogs voor de Britten, Dat, bij een dille Zee, Vlak in 't gezicht van Tesfels reê, De kloekfte Kiel der Maas blijft op een' Zandplaat zitten? Dit  LIERZANG. 653 Dit heeft geen kleur of fchijn. 'Erwas een Loots aan boord: De Bruin zoude ook wel wijzer zijn: En waagen 't niet op 's Veldheers woord. Dat Schip, dat kostlijk Schip ftiet evenwel aan ftukken Door klotzend golfgedruis. Van Braam moest met de Vloot naar huis. Dan, zeg:— Watmensch voorziet, en weert alle ongelukken? Maar , roept een gaauw verftand, Hoe dat men 't wende of keer', Hij dringt zich in 't bewind van 't Land , Dit 's klaar, hier baat geen loochnen meer. Hij is de flagpen aan des Stedehouders wieken: Hij voert ook alles uit. De Prins neemt nimmer een befluit Of 't moet eerst naar den aêm van zijnen Mentor rieken,. Dit eischt een fterk geloof. Een Vorst, een.Vorst, mijn vrind I Zou, voor alle Eigenliefde doof, Zich laaten leiden als een kind. Dit zoude een' zeldzaamheid voor heel de waereld wezen. Doch, waartoe meer betoog ? Oranje ziet uit eigen oog. Dat kan een ieder, zelfs in Nieuwspapieren, leezen. Mm mm 3 Dan,  6$6 L I E R Z A N G. De lieve Vrede' is best, Men moet zo ftijf niet fhtan Op vrije vaart: bet Britsen Gewest Heeft.Neerland dikwijls welgedaan, Ook menigmaal gered in buldrend oorlogsweder, Uit dreigend lijfsgevaar. Ik roep U op, ó h'aczna.u! Bedecht dit pleit voor mij, — Ik leg mijn' diclitpen neder. Na alle deeze redekavelingen blyft men nog even onzeker nopens onze tegenwoordige droevige figuur, gefield in vergeiyking met de verrigtingen by Chattam, Soulsbaay enz. —— Vraag Wagenaar naar de redenen, geëerde Lcezer! Lees zyne befchryving van Amfierdams vermogen en invloed, zyne uitlegging der Tractaatcn in dat Werk te vinden, lees zyne Vadcrlandfche Historie, befchouvv daar den invloed der Regeering ten tyde der de witten, van willem den derde», en vroegere en laatcre Staatsdienaaren cn Vorlten, en zoek eindelyk zelf het beGuit. In onzen volgenden Numer verwagtc de Lcezer den Zcellag by Westkappel van den 7 Juny 1673.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGENWOORDIG EN TYD. No. 82. Zeegevecht der Nederlanders tegens de Vereenigde Franfche en Engelfche Vloot, hy Westkappel, op Schooneveld, op den zevenden Juny, des jaars 167%. X3aar wy ons in dit werk niets anders hebben voorgefteld dan de Heldendaaden onzer Landgenooten ter Zee te befchryven, op dat zy den tegenwoordigen inboorling de deugden zyner Voorouderen toonen , en hem aanfpooren mogen ter navolging van dezelve, zullen wy ons in geene byzonderheden inlaaten, omtrent den rampfpoedigen ftaat, in welken zich Nederland ten deezen tyde bevondt, of aangaande de fchandelyke onlusten en verdeeldheden waar door de roem van dit Gemeenebest bezwalkt , en het zelve op den oever gebragt wierdt van deszelfs onherftelbaar bederf. Genoeg is het gezegd te hebben, dat de goede Voorzienigheid, die menigwerf dit Land voor zynen val behoedde, het zelve ook toen op eene niet gewoone wyze bewaarde. Nnnn Me.  66o ZEEGEVECHT by WESTKAPPEL, welgemoed, beloofden eikanderen niet te zullen verhaten, en baden 's Hemels zegen af, tegen den vyand. Voorts wierdt alles tot den flag gereed gemaakt , en niets verzuimd van 't geene men ter verdeediging noodig oordeelde. Op den tweeden Juny verhinderde de ffilte de beide Vlooten by eikanderen te komen , en op den derden wierdt dezelve, door eenen zo fterken florm uit den Zuidwesten , met dikken regen , gevolgd, dat zy in elkanders gezicht, op twee mylen afftands, ten anker moesten blyven liggen, 'sAnderen daags was de ganfche Nederlandfche vloot nog by een, en hadt van den wind genoegzaam niets geleeden ; doch de florm toeneemende , verlooren verfcheide fchepen hunne ankers, hoewel zonder ander nadeel te lyden; het zelfde wierdt in de vyandelyke Vloot ontdekt. De Heer de ruiter zondt vervolgens, op den vyfden Juny, aan ieder lid van den Krygsraad een' beflooten brief, waar in hy hun vraagde, ,, of men „ daar, op Schooneveld, op 't voordeeligst liggende , ,, den eerften aanval van den vyand zoude afwach„ ten, volgens 't geene op den dertigflen May, ten overftaan van de Heeren lodenstein en de „ wildt, was beflooten; dan of men meer voor,, deels op den vyand zoude hebben, en dienst aan „ den Staat doen, indien men denzelven eerst ging ,, aangrypen?" Eenpaarig wierdt door alle de leden geantwoord: ,, dat zy bleeven by 't geene voorheen op den dertigflen beflooten was, en dat men „ deu eerften aanval van den vyand behoorde af te wachten, ten ware men meer voordecis kreeg, dan men tot nog toe hadt ; en als dan mogt befluiten, „ den  op SCHOONEVELD. 661 ,, den vyand aan te grypen." Op den zesden woey het Bramzeils koelte, met ongeftadig, mistig en regenachtig weder, 't welk tegens den avond opklaarde, loopende de wind West Noordwest. Den zevenden verjaarde de dag, op welken men, 'sjaars te vooren, den vyand voor Soulsbaay hadt aangetast, en deeze bragt ook thans de Vlooten wederom aan eikanderen. Na het vroegfchaffen feinde de Heer de ruiter den Krygsraad aan zyn boord, waar by beflooten wierdt, dat elk zyne kabels zoude inkorten , zo verre dat de ankers flegts op en neOr zouden ftaan, om, wanneer de vyand afkwam, dezelve tefchielyker te konnenligten. Alle de leden van den Krygsraad waren ondertusfchen nog niet van des Admiraals boord gefcheiden, of men zag de vereenigde Vloot, in de gedaante eener halve Maan, gelykelyk op de Nederlanders af koomen, van wien zy de loef hadt, dewyl de wind, gelyk gezegd isj, naar 't West Noordwesten was geloopcn. Thans vertoonden zich de twee vyandelyke Zeemagtcn tegens' elkanderen, doch in eene zeer ongelyke gedaante. De Engelfche en Franfche vlooten overtroffen die der Nederlanders in getal en grootte van fchepen beide. Zy befloegen de Zee, zo verre men zien konde. Men hadt omtrent honderd en vyftig zeilen geteld , onder welke tusfehen de tachtig en negentig groote fchepen en Fregatten van oorlog waren, 's Lands vloot daar en tegen beflondt flechts uit twee en vyftig fchepen van oorlog , twaalf Fregatten , veertien Advysjachtcn en vyf en twintig Branders , maakendc in alles ruim honderd zeilen uit. Nnn n 3 Schoon  662 ZEEGEVECHT BV WESTKAPPEL, Schoon dit verfchil zeer aanmerkelyk was, verminderde het echter den moed der Nederlanders niet; de Matroozen noemden hunne Vloot bet klein hoopje, en verlieten zich meer op hunnen Bevelhebber dan op hunne magt. Den Heer de ruiter, die groote godvruchtigheid voegde by zyne uitneeraendc dap^ perheid, hoorde men zeggen, „ dat hy , om dat „ zyne Vloot klein fcheen, te grooter vertrouwen „ hadt van eene goede uitkomst, en dat hy dezelve ,, van gods almagtigen arm, niet van zyne Zee„ magt, verwachtte." Prins robert, die het fchip de Royal Charles voerde, hadt thans de voorhoede ; de Graaf d' estrees den middeltocht, cn de achterhoede beftondt uit het Esquader van den Admiraal spragh. Vyf en dertig lichte Fregatten waren van 't gros der vyandelyke Vloot afgezonderd , en zeilden voor uit; want de vyand was van gedachten, dat dc Nederlanders, op het zien van hunne groote overmagt, de vlugt zouden neemen, wanneer deeze gefchikt waren om de vlugtende te vervolgen en aan te tasten; dan deeze Fregatten, voor den wind afkoomendc, begonnen reeds van verre te kanonneeren, 't welk van zommige Matroozen aangemerkt wierdt als een bewys dat zy bang waren, dewyl zy fchooten eer ze raaken konden. Ondertusfchen volgde de vereenigde Vloot in goede orde, en de Graaf 3? Estrées, de Noordelykire zynde, kwam de eerfte met den Heer tromp, 's namiddags ten een uur , in gevecht. Men zeilde , al vechtende, met eikanderen Noordoost heen, zoekende de Heer tromp den wind te winnen door geduurig op te loeven. De Vice-Admiraal s c h r a m , die van clit  op S C II O O N E V E L D • 663 ëit Esquader den voortocht hadt, was de eertte die, door eenen noodlottigen kogel getroffen, zyn leven voor 't Vaderland opofferde. Ondertusfchen wierdt ook de voorhoede des vyands met zo groote dapperheid aangegreepen, dat zy zich genoodzaakt vondt tc deinzen, 't welk de ganfche Vloot in eenige wanorde bragt. De Heer de ruiter hieldt zich met zyn Esquader, zo dicht mogelyk was, by dat van den Heer bank e r t , en boorde met hem dwars door de Engelfchen heen. Hier in begunffigde echter het geluk hem meer dan den Zeeuwfchen Admiraal; want waar de ruiter met zyn fchip vuur gaf, maakten de vyanden plaatze, en weeken, 't welk hem fchertzende zeggen deedt, „ dat de vyanden nog ontzag hadden voor de Zeven Provinciën ". De Luitenant Admiraal bankert daar en tegen verloor zyn voorfleng en groot Marszeil, en zyn Esquader raakte in eenige wanorde; doch de Heer de ruiter, dit ziende, liep naar hem toe , ontzette hem , cn herflelde de orde. Omtrent deezen tyd kwam een Franfche Brander op den Luitenant Admiraal van Nes af, doch viel achter het fchip om, en verrichtte niets. De Heer bankert, met den Admiraal de ruiter weder vereenigd, bracht de Engelfchen eenigzins aan 't wyken , en, na dat zy met hunne beide Esquaders dezelve voorby geloopen waren, hadden zy ze in onorde gebracht, en een merkelyk getal huner fchepen van het gros afgefneeden. 'Er was dus kans , om, daar zy 'er den wind van hadden, dezelve te veroveren; doch de Heer de ruiter, altoos oplettende op de ganfche Vloot, oordeelde het niet geraatlen hen te vervolgen , maar djenftig den H«er tromp op  664 ZEEGEVECHT by WESTKAPPEL, enz. op te zoeken , dien hy vreesde in gevaar te zyn , dewyl hy hem met zyn Esquader niét zag opkoomen. Hy beval derhalven terftond Noordwaarts te wenden, en den Heer tromp op te zoeken , 't welk gelukkig ten zes uuren tegens den avond gefchiedde. Hier door vereenigde hy wederom de gehcele Nederlandfche Zecmagt, waar over de vyanden hunne verbaasdheid betuigden , en 't welk voor 's Lands Vloot van het alleruiterst gevvigt was, dewyl zy thans met vereenigde krachten den vyand weêrftand bieden konde. (V Vervolg en Slot op den volgenden Numer.) Wordt uitgegeeven te Amfterdam by Petrus Conradi, te Harlingen by V. van der Plaats, en is verder te bekomen onder anderen te Dordregt by A. Bhisfè en Z., Rotterdam by D. Fis, J. de Leeuw, en J. Bronkhorst, 's Hage J. Thierry, C. Minfing, J, C. Gutteling, C. Plaat en J. P. Wynants, Delft f. de Groot, Leiden L, Herdingh en B. Otmekink , Ütregt Wed. J. van Schoonhoven , A. Stubbe en B. Wild,Hoorn L\ Fermande , Middelburg P. Gillisfen en C. Bohemer, Vlisiingen Th. Corbelyn, Weesp J. Hout* man, Franeker D. Romar, Leeuwaarden G. Trcsling, G. M, Cahais,A. Siccama, en J. Seydel, en te Groningen by L. Huiftngh.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGENWOORDIG EN TYD. No. 83. Zeegevecht der Nederlanders tegens de Vereenigde Franfche en Engelfche Vloot , hy Westkappel, cp Schooneveld, op den zevenden Juny, des jaars 1673. ('t Vervolg en Slot van den voor gaanden Numer. ) N immer wierdt eenige voorzichtigheid beter van pas en met gelukkiger gevolg in het werk gefield. De Heer tromp naamelyk hadt den byftand van den Heer ds r u iTERten allerhoogftcn noodig. In het midden dervyan. den lag hy, tusfehen Prins r o b e r t en andere fchepen , in een zwaar gevecht, en liep gevaar, dat zyne dapperheid voor des vyands overmagt zoude hebben moeten bukken. Zyn volk begon ook reeds moedeloos te worden; doch hy hadt hen door de hoope op ontzet getroost en ftaande gehouden ; en wanneer hy eindelyk den Heer de ruiter zag naderen, riep hy vol blydfchap uit ; „ Mannen , daar is Bestevaar , die koomt ons helpen! Ik zal hem ook niet verlaaten Oooo n z0  666 ZEEGEVECHT by WESTKAPPEL, „ zo lang ik adem kan fcheppen." Men kan zich eenig denkbeeld vormen van de hevigheid des gevechts, waar in zich de Heer tromp vondt ingewikkeld , wanneer men in aanmerking neemt , dat eerst zyn groote raê en voorfleng wierdt afgefchooten ; dat hy toen op het fchip de Prins te Paard overging , 't welk zyn groote mast verloor , cn dat hy zich vervolgens op een derde fchip , Amflcrdam genaamd, begaf, van waar hy tot aan het einde van 't gevecht de Admiraals Vlag het waayen. Het aankoomen van de Heeren de ruiter en bank e r t , met hunne Esquaders*, deedt den Heer tromp en de zynen adem fcheppen; want de vyanden weeken toen van hem af, en zommigen zetten, als door fchrik bevangen, hunne bramzeils by. De Nederlandfche vloot zeilde vervolgens met de vyanden Zuidwaarts heen, cn bevocht hen met voordeel. Niettegenftaande de vereenigde vloot, geduurende al dien tyd, het voordeel van den wind hadt, durfde zy echter niet op de Nederlandfche inbreeken , maar fchetn veel eer haar best te doen om van dezelve af te raaken , daar 's Lands vloot in tegendeel, zich , zo veel mogelyk was, digt by den Vyand hieldt, waar door zy 's Avonds meer dan twee mylen verder in Zee was, dan by den aanvang van 't gevecht. Met de grootfte kloekmoedigheid wierdt geduurende deezen tyd by veelen gevochten. Kapitein willem van kuilenburg, die het fchip Deventer voor Amfterdam voerde , en onder het fmal. deel van den Heer de ruiter vocht , wierdt laat in den namiddag , toen deeze Admiraal tusfehen het Rood en Blaauw Esguader inboorde , dooreen groot Fransch fchip , onder gebied van den Kapitein jean gab a-  opSCHOONEVELD. 669 tusfehen ontving een veel grooter nadeel. Niet alleen verloor zy agt of tien Branders , die of verbrand, of in den grond gefchooten wierden , zonder iets uitgevoerd te hebben maar ook verfcheide groote fchepen van Oorlog. De Heer de rui- „ ter zag een Engelsch Fregat van omtrent vyftig ftukken in de lucht fpringen , zonder dat 'er iemand van geborgen wierdt. Het Fransch Fregat, la Frtponne, van zes en dertig ftukken , en twee honderd man, onder bevel van den Ridder de sourd 1 s, wierdt in den grond gefchooten. Een gelyk lot trof le Foudroyant , van zeventig ftukken , en omtrent zes honderd man, gelyk ook nog twee andere vyandelyke fchepen. Twee groote Engelfche fchepen, the Cambridge en the Refolution waren zo doornageld en reddeloos gefchooten. dat Prins robert genoodzaakt wierdt dezelve naar Engeland op te zenden. Het fchip de Rupert , van zeventig ftukken , onder bevel van den Kapitein hoibert, wierdt mastcloos gefchooten door den Heer tromp, en zoude genomen zyn geweest, indien niet eenige Franfchen het hadden ontzet. De Engelfche Kapitein witham reves bracht eenen Brander te ly waard van deezen Nederlandfchen Admiraal; doch de Brander durfde het niet waagen om hem aan boord te klampen, en reves raakte zodanig in den drang, dat hem de Heeren storig en wetwang te hulp moesten koomen om hem te ontzetten. Weinig fcheelde het daar en boven , of de Graaf d' ossery ware door eenen Nederlandlchen Brander aangefteeken. Behalven de fchepen die zwaar befchadigd en onbruikbaar gefchooten wierden , verloor dus de Ocoo 3 vyan-  6f9 ZEEGEVECHT by WESTKAPPEL, vyandelyke Vloot, met de Branders, meer dan veertien fchepen. Veele der Nederlanders waren ook zeer reddeloos; want behalven dat van den Kapitein van kuilenb urg, en de gemelde fchepen van den Heer tromp, wierdt ook de voorfteng van het fchip de zeven Provintien, vac den Heer de ruiter , in ftukken gefchooten , zo dat hy genoodzaakt wierdt zyn looze fteng op te zetten. Een Engelfche Brander kwam hem , door den rook zyner aanvoerderen begunftigd , zo dicht by, dat men 't roer flechts konde overleggen , waar door hy misliep ; de Brander wierdt ondertusfchen door 's Heeren de ruiters gefchut zodanig gehavend, dat het volk in de floep vluchtte , na dat zy hunnen Brander vruchteloos hadden aangeftcken. Hier zag men weder een voorbeeld van de Nederlandfche edelmoedigheid; want als de floep onder het fchip bleef hangen , ftelde iemand voor om ze in den grond te booren; doch de Matroozen , door edeler geest bezield, antwoordden, „ dat zulks Moordenaars werk „ zyn zoude , en dat men die arme Menfchen moest „ laaten vaaren , dewyl zy geen kwaad meer doen „ konden Weinig ondertusfchen fcheeldc het of het fchip de Tftipiter ware in 's vyands handen gevallen. Op het zelve wierdt naamelyk 's namiddags , daar het van de Vloot afgefcheiden was, een Engelfche Brander afgezonden. De Kapitein pieter bakker, deezen willende afweeren , geboodt eenig volk om ten dien einde in de floep te gaan ; doch 'er begaven zich zo veele in, dat naauwelyks de helft der manfehap aan boord bleef, waar door men het fchip niet genoegzaam meer  op SCIIOONEVELD. 671 meer konde verdedigen. Hier op klampten hém de Engelfchen , die dit niet ongemerkt voor by heten gaan , aan boord, vermeesterden het fchip , en hielden het geduurende twee uuren in. Het wierdt hun dus niet gegund zich hier op lang te mogen beroemen ; want de Kapitein, ziende dat de Nederlandfche vloot met voordeel vocht, cn dat de Engelfchen weeken , nam zynen flag waar, ontweldigde den Engelfchen zyn fchip , en bracht het weder onder de Vlag. Jonker engel de ruiter, verloor zyn Fokkemast, rae en marszeil, en kreeg, in het voor by zeilen der Engelfchen, elf gekwetften en eenen dooden. Over het geheel was de Nederlandfche vloot niet minder gelukkig geweest omtrent haar Volk dan omtrent haare fchepen; want behalven den vice-Admiraal schram en den Schout by Nacht vlug, die beide als braave mannen hier op het bed van eer hun leeven lieten , hadt men flechts de Kapiteins jacob van beeoïs en kornelis de boer, die aan zyne wonden overleedt, verlooreri. De Franfchen daar en tegen telden onder hunne dooden den Kapitein dothinas, die langen tyd zeer dapper tegens den Heer tromp hadt gevochten, benevens de Heeren vidam des croix, en rombran, en veele vrywillige Ede. len. De Engelfchen verlooren de Kapiteins fowles, worden, ferich en hamilton. Te recht zeide derhalven de deugdzaame zo wel als dappere de Ruiter ; „ dat god merkelyk aan zyne zyde ge,, weest was ; dat Hy het Volk en de Bevelhebbers '„ in zulken dichten hagel van kogels wonderlyk bewaard , en door eene zo kleine magt wonderen » ge-  676 ZEESLAG bv WESTKAPPEL, ken , te verhelpen, deeden de Heeren de ruiter, van nes en andere Bevelhebbers hun gefchut aan de loefzyde uittrekken , waar door de fchepen wat opgerecht wierden, 't welk tevens door 't opgyen der zeilen wierdt geholpen. De Heeren tromp en spragh vochten beide met de grootfte kloekmoedigheid. Het voormarszeil van den Heer tromp wierdt in ftukken gefchooten ; doch deeze vernielde ook door zyn gefchut het groot marszeil van den Engelfchen Admiraal , en de groote fteng van eenen zyner medeftanders. Hy was toen voorneemens om den Heer spragh aanboord te klampen , doch twee vyandelyke Branders digt by zich hebbende , wierdt hy genoodzaakt inzonderheid op zyn eigen behoud te denken, en weerde hen af. Naderhand verloor nog de Heer tromp zyn groote Bramfteng , ook wierdt zyne Admiraalsvlag van boven neder gefchooten j doch hy richtte haar wel dra weder op , en vervolgde het gevecht gelyk voorheen. De ViceAdmiraal zweers, het bewind voerende over een Smaldeel van tromps Esquader, zeilde met de Oliphant veel harder dan de andere fchepen , waar door veele hem niet volgen konden. Hier uit onftondt merkelyk nadeel voor de Nederlandfche Vloot. De Heer zweers namelyk , voor uit zeilende, raakte met den Admiraal en ViceAdmiraal der Blauwe Vlag in een zeer hevig gevecht, alleenlyk verzeld zynde door de drie Fregatten  op SCHOONEVELD. 677 gatten van de Kapiteins de jong, hardwyk en no 1 rot , terwyl de andere Kapiteins , onder zyn Smaldeel behoorende, en hem niet kunnende volgen , in plaatze van, volgens hunnen plicht, zich by hunne vlag te vervoegen , zich naar den Heer tromp begaven. Zweers, hier door van die hulp , waar op hy ftaat hadt gemaakt , ontbloot, wierdt door den vyand zo reddeloos ge• fchooten, dat hy zich 's avonds omtrent agt uur genoodzaakt zag van hem af te houden , en , ter zyner herftelling, by den wind op te locven. De Heer de ruiter, die het terftond naar de fchepen van het rood Esquader gewend hadt, raakte met Prins r o b e r T en anderen in eenen allergeweldigften ftryd , welke echter niet lang duurde , omdat veele fpoedig het roer omdraaiden , en de vlucht 'namen. Verfcheiden fchepen van zyn Smaldeel ftonden hunnen Admiraal in dit gevecht met de grootfte getrouwheid by. De Heeren van brakel , ewik en Jonker jan van geld er hielden zich voor hem , Jonker engel de ruiter , de Schout by nacht van nes, en de Heer panhuizen dicht achter hem, en wan* neer van brakel, die altoos' de dapperheid zelve was, zodanig befchadigd wierdt, dat hy zich voor eenen korten tyd , om zich te herftellen, uit het gevecht moest begeeven, ftondc van gelder in zyne plaatze als eene rots, en befchutte zynen vader en Admiraal voor het vyandelyke gePp pp 3 weid,  678 ZEESLAG by WESTKAPPEL, weid , tot dat van brakel wederom gereed was, en zynen post zelf vervulde. Vervolgens zocht men den prins robert eenen brander aan boord te brengen , doch deeze toeleg mislukte. Jonker engel de ruiter floeg, benevens eenige andere fchepen , dapperlyk tegens dien Engelfchen Admiraal en twee groote Franfche fchepen , welken hy veel nadeels toebracht; hy zelf verloor ook zyne beide ftengen , zyne groote en mars.zeils rae , en veel wants wierdt in ftukken gefchooten ; zyn verlies aan volk was echter zeer gering, als hebbende niet meer dan vier dooden en agt of tien gekwetften. De Luitenant Admiraal van nes lag eenigen tyd op zyde van een groot Engelsch fchip , 'twelk hy de fokkerae in ftukken fchoot. Vervolgens hieldt hy neffens eenige van de zynen langen tyd fchutgevecht met de Vice - Admiraalen van de Roode en Witte Vlaggen en nog zeventien of agttien Engelfche en Franfche fchepen , die zich by een hadden gevoegd, zonder echter aan weerskanten iets op eikanderen te veroveren. Het Esquader van den Heer bankert, die over de achterhoede het bewind hadt , raakte met dat der Witte Vlag , onder den Graave d' es. trees minder in gevecht , dewyl het meer zeil voerende fpoediger vluchtte , en dus zo ligt niet achterhaald konde worden. Prins robert, die,  op SCHOONEVELD. 679 die, gelyk gezegd is, tegens den Heer de ruiter hadt geflagen, zag zyn Admiraalfchip , the Royal Charles , zo gehavend, dat hy genoodzaakt wierdt op den Ouden Souverain over te gaan. Ondertusfchen ge. naakten de Vereenigde Vlooten meer en meer hunne kusten, en de nacht was reeds zo verre gevorderd, dat men, geene voorwerpen meer konnende onderfcheiden, verplicht wierdt aan het gevecht een einde te maaken. Op deeze wyze eindigde deeze tweede Zeeflag, waarin de Nederlanders geene fchepen en maar zeer weinig volks hadden verboren : en hoewel van den Vyand Hechts één fchip verbrand, en twee in den grond gefchooten waren , was echter de overwinning voor de Nederlanders van het hoogst belang, en ftelde hunnen roem in het heerlykst licht, doordien zy twee Vyandelyke Vlooten, die hen in magt verre overtroffen,'aangetast, vervolgd, op de vlucht gedreeven, en uit Zee gejaagd hadden. De Nederlanders daar en tegen bleeven in Zee, zonder in hunne havens binnen te loopen; zy begaven zich, na vruchteloosde Vyanden gezocht te hebben, naar hunne, voorige legplaatze op Schooneveld, om van daar op de vyandelyke beweegingen te letten, en het Vaderland tegens hunne aanflagen te behoeden. Opdat niemand moge denken, dat ons de zugt tot het Vaderland vervoerd heeft om Neêrlands Heldendaaden te vergrooten, zullen wy hier by voegen, hoe zeker geagt Engelsch Schryver zelfs in Londen zig heeft uitgedrukt nopens dit gevecht. „ Ten laatften „ moe.  712 ZEEGEV. by STROMBOLT en SALINO. Galeyen, die 's daags na den flag wederom by de Vloot gekomen waren, naar Palermo llecpen , voegende 'er de twee voorraadfchcpen by om den Heer sc iie y van 't noodige te voorzien. liet water liep ondertusfchen met zo veel geweld in het (chip , dat men niet in (laat was om het zelve met pompen boven te houden; het ging ook 's morgens ten negen uuren, eer men Palermo, of eenige andere haven, hadt konnen bereiken, te gronde , wordende echter het volk geborgen, en vervolgens op de Vloot verdeeld. Dit was het eenige fchip dat de Nederlanders vcrlooren, daar de Franfchen, gelyk boven gezegd is, ten minden een groot Oorlogfchip, volgens anderen twee, en drie Branders kwyt raakten: daar en boven waren ook verfcheide fchepen zo reddeloos gefchooten, dat zy in langen tyd geenen dienst meer doen konden. Ook was hun verlies in volk groot, dewyl volgens hunne eigene berichten , [fchoon zommigen het getal op vyftienhonderd bepaalen, ] meer dan vierhonderd dooden in hunne Vloot gevonden wierden,onder welke men verfcheide Bevelhebbers van rang telde. De Heer du quesne zelf, de Heer de valbelle , Hoofd vaneen Esquader, de Heer chaber Kapitein, de Heeren fequieres,des goutes, coviton, de twee bossieres, mic iie l , c iie val i. ier, en andere waren , fchoon niet gevaarlyk, gekwetst. De beide Vlooten blecven vervolgens in Zee; doch fchoon deHeer de ruiter de vyanden tot een tweeden dag uitnoodigde, vonden zy toen niet goed zich in denzelven in te laaten , vertrekkende vervolgens de Franfche vloot naar-Mcsfina, cn die der Nederlanders naar de Kaap van Mclasfo , kruisfende in het Kanaal van Lipari en Roücalmo.  NEËRLANDS HELDENDAADEN f E R ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGEN WOORDIGEN TYD. iVf. 89. Zeejlag van den Luitenant Admiraal Michiel de Ruiter en den Heer de la Zarda, tegens de Franfche vloot, onder den Heer du Quesne, hy het eiland Sicilië, omtrent den berg Mtna, op den twee en twintigsten April des jaars 16/6. De groote de Ruiter, wien noch verzoeken , noch beloften, noch aanbiedingen van groote eer of rykdommen in zynen plicht konden doen wankelen, of, waar toe hem de Onderkoning pp de fterktle wyze aanzocht, beweegen, om zich langer omtrent Sicilië op te houden , maar die zynen dienst alleenlyk aan zyn Vaderland hadt toegewyd , was reeds, na dat de zes maanden, welke de Heeren Staaten hem en zyne Vloot aan den Koning van Spanje hadden toegertaan, verftreeken waren , op zyne terug reize naar Nederland, wanneer hy tegenbevel ontving , ingevolge van welk hy naar de Castiliaanfche' ftroomen terug keerde, om geduurende nog andere zes maandendenBondtgeiloot van dit Gemeenebest, door zynen dapperen arm, te onderfchraagen en by te liaan. Geduurende eenigen tyd hieldt hy zich omtrent Napjls op , en van daar naar Palermo gezeild zynde, vereenigde hy zich met de Spaanfche vloot, en ftelde zynen cours naar Augusta, in den beginne van voorneemen zynde deeze Stad aan te tasten; doch van welk voornee  7i4 ZEESLAG uy het men hy afzag om'zyne Vloot niet zonder zekerheid eener ge. lükkige uitkomst te verzwakken. Omtrent middernacht van den e;n en twintigften Aprif ontving hy eenen brief van den Marquis v a y o n i , hem verwittigende, dat de Franfche vloot, die zich geduurende dien tyd te Mesfina hadt opgehouden, de haven was uitgezeild, en voor Catania gezien. Op den velgenden dag liet de ff eer d b kuiter, 's morgens vroeg, alles gereed maaken om den Vyand flag te leveren ; doch denzelven niet in Zee ontdekkende, en van het Land geene kondfehap kunnende krygen, dewyl de ftranden aan alle kanten door Vyandelyk Krygsvolk bezet waren, riep hy den vereenigden Krygsraad zameu , by welken eenpaariglyk beflooten wierdt, de Franfchen op te zoeken, en aan te tasten, waar men ze ook zoude vinden. In gevolge van dit befluit ging men 's avonds ten negen uuren met den Landwind uit de Baay van Augusta onder zeil, en wanneer men, 'smorgens van den drie en twintigften, met de Vloot omtrent drie mylen benoorden deoze Stad gekomen was, kreeg men met het op • gaan der Zon de Franfche Vloot te !oefwaart,zo verre als'toogreiken konde, in 't gezicht, waayende de wind Noordwest met eene labbre koelte. De Franfchen, die, na den laatftenZeeflag, hunne Vloot in de haven van Mesfina met alle vlyt herfteld hadden, van alles ten vollen voorzien, en door verfcheide kloeke fchepen verfterkt waren, maakten thans eene Vloot uit van dertig fchepen van Oorlog, drie Fregatten en zeven Branders: dezelve wierdt in vier Esquaders verdeeld, wasr overde Heeren du ques. NE, gabaret , DEFRr-uilly ü' hum IE r es en d' A lm e ka 5 het bewind voerden; was bemand met tien duizend zes honderd en zes cn zestig koppen. en voerde twee duizend een honderd en een en zeventig ftukken gefchms. De Nederlandfche Vloot daar en tegen beftondt thans, na verlies van het fchip Esfen , in zeventien Oorlogfchepen, zes Snaauwen , vier Branders en twee Voorraadfchepèn ; zy voerde, in het geheel, agt honderd en twee en vyftig ftukken kanon, en was bemand met omtrent vier duizend en vyf honderd Matroozen. De Spanjaarden hadden hier wel tien  EILAND SICILIË. 715 tien fchepen bygevoegd, doch bekenden zelve, dat 'er flechts vier of vyf onder waren die van eenigen dienst konden zyn. De zeven of agt Galeyen, die by de Vloot waren, konden slleenlyk daar toe van nut zyn, om fchepen , die reddeloos gefchooten waren , uit het gevecht telleepen. Het Admiraalfchip der Spaanfchen , onder bevel van den Heer fkancisco perevie fre 1 re de la zarda, was van zeventig Metaale ftukken voorzien en bemand met zeven honderd en veertig man. De Franfchen , wier Vloot , gelyk gezegd is , eerst vier Esquaders uitmaakte , verdeelden dezelve vervolgens in drie; voerende de Heer d' alm er as den voortocht, de Heer du quesne den middeltocht , en de Heer gabaret de achterhoede aan, De Nederlanders verdeelden zich in twee Esquaders , waar van de Heer de ruiter den voortocht, en de Vice-Admiraal de haan de achterhoede beflierde; de Spaanfchen maakten een derde Esquader uit, en hadden thans den middeltocht. De beide Vlooten eikanderen nu in het gezicht hebbende, wendden ook naar eikanderen toe , en waren omtrent den middag al fterk genaderd; doch toen wierdt het zo dood uil, dat men vanwederzyden niets vorderen konde, waarom de Heer de ruiter de gedachten, van dien dag (laags te raaken, reeds vaarenliet; als 'er egter in 't kort een luclije uit den Zuidoosten opkwam, wilde debraave Held dit voordeel niet verzuimen, maar zeilde , de loef hebbende , voor den wind op den vyand aan. Hy liet toen , benevens de andere Hoofdbevelhebbers, het beraamde teken doen, en men haalde de Voormarszeilen tegens de Mast, ten einde een iegelyk op zynen rang zoude koomen, en zich begeeven naar den post die hem was aangeweezen, gelyk met de flriktfte nauwkeurigheid gefchiedde. Dus in orde gefchaard hieldt men het draagende op de Franfchen aan, die de Nederlandfche en Spaanfche Vloot in de gefchiktfte orde inwachtten. Het was omtrent vier uuren na den middag, wanneer men, ia het srezicht van den berg /Etna, daar men Noordoost van af zeilde, zo verre gekomen was, dat de Franfchen onder bereik V v v v 2 waren.  7/24; ZEESLAG b * ii ë T waren van het gefchut. De beide voorhoeden , onder beftiep van de Heeren te ruiter en d' almeras, genaakten eikanderen 't eerst , en openden , van wederzyden met waaren Heldenmoed , het gevecht. Men vocht terftond met zo veel verwoedheid, dat het fcheen , als of men 't gene aari den tyd ontbrak, (dewyl 't reeds zo laat op den dag was, ) door de fcherpte van den ftryd wilde uit. winnen. De Heer de ruiter liep tot dicht by den Luitenant Generaal alme ras; en de andere fchepen der beide voortochten malkanderen genaderd zynde, hielden een verfchrikkelyk fchutgevecht, in 't welk van weerskanten veele hun leven op eene roemruchtige wyze verlooren. De Siciliaanfche Zee fcheen in een vuurbraakenden ./Etna veranderd, en vuur en vlam en rook vervulden den dampkring. Terwyl de Nederlandfche voorhoede dus met deu vyand in een allergeweldigst gevecht was, zag men den middeltocht, onder bevel van den Heer de la za RuA, vry verre in ly van zich af; de Bevelhcbbar der Spaanfchen ftak wel by, en fchoot hevig, maar op eenen zo grootcn affland, dat'cr dc vyanden niets door leeden. Hier door wierdt tevens veroorzaakt , dat de Heer d e h a a n , die het bewind voerde over de achterhoede, de Spanjaarden moetende volgen, zo veel laater aan den vyand kwam. Door dit laat bykoomen vondt zich de Admiraal de ruiter met zyn Esquader genoodzaakt , op dat hy van de vyanden niet omringd , of afgefneeden moge worden , hen met de zeilen op dc raas: liggende in te wachten , en alle de laagen van een groot gedeelte der vyandelyke Vloot, dat hem in de beste orde voor by zeilde, te ontvangen; doch hy brandde ook zo vreeslyk met zyn gefchut op hen los, dat veele alle hunne zeilen by maakten, en voor den wind afhielden , om van zyn treffen ontflagen te worden. Men verhaalt, dar, omtrent deezen tyd, de Heer de ruiter iemand met eene Sloep naar den Spaanfchen Admiraal zondt, met verzoek om met zyne fchepen af te koomen, en 'er by liet voegen dat hier groote kans was ore eene groote overwinning te behaalen, indien zy flegts een Weinig helpen wilden; dat ook de Spaanfche fchepen daar op.  EILAND SICILIË. fé$ een weinig afkwamen, doch zo langzaam dat het genoegzaam avond was eer zy den voortocht bereikt hadden. Daar en boven zegt men, dat de Spaanfche fchepen zo flegt voorzien waren , dat zommige nauwelyks drie honderd ponden buskruids aan boord hadden; doch de kleinhartigheid van eenige der Bevelhebbers fchynt de voornaame oorzaak geweest te zyn, waarom zy hunne bondgenooten zo weinig onderlteunden, en debelan. gen van hun eigen Vaderland zo fchandelyk verwaarloosden. De order des verbaals gebiedt my thans gewag te maa« ken , van deu noodlottigen flag door welken liet vereenigd Nederland getroffen wierdt, in den Perfoon van hunnen grooten Admiraal, den uitmuritendften Zeeheld, den braaven de HUiTERt Terwyl zich deeze namelyk in het voorfte van het gevecht met zyn Esquader ■ zag ingewikkeld, cn zo kwalylc van de andere wierdt gevolgd,, trof hem de wreede kogel, die vervolgens een einde maakte van zyn doorluchtig leven, cn den Staat beroofde van eenen Held, die het Vaderland zot menigwerf uit de dreigendfte gevaaren verlost, en den vyand, fchoon Merker in magt, genoodzaakt hadt zich van onze kusten, met fchade en fchande, ie verwyderen. Op het Zonnedek Maande , gaf hy alom zyne bevelen, en moedigde de zynen tot dapperheid aartj'hy hadt dus geduurende een groot half uur met onbezweeken moed gevochten, wanneer het voorfte meerder gedeelte yan zynen linker voet door eenen kogel wierdt weggenomen; ook wierden de beide pypen van't rechter Been , omtrent een handbreed boven den enkel, met zwaarc kneuzing en vermorzeling in ftukken geflagen; daar en boven wierp hem dezelfde fchoot van het Zonnedek af, zo. dat hy van eene hoogte van zeven voeten nederviel, zonder zicb evenwel verder dan met eene wonde aan het hoofd, doch van klein belang, te kwetzen. — Zommige egter twyftelen, of Hem niet die laatfte wonde door een ftukfehroots wierdt toegebracht, cn of niet de pypen van zyn rechter Been door den val gebroken waren, Deeze waren de eerfce kwetzuuren van eenig belang, die hy, fchoon zo dikwerf aan duizende van gevaaren blootgefteld, geduurende zyn leven hadt ontvangen. Niet zelden doet de ramp ,deu Bevelhebber overgekomen, den moed der Soldaaten of Matroozen Yvvv j ver-  ?i* ZEESLAG ey het verflappen; doch het ongeval van den grooten de ruiteh hadt hier eene tegengeftelde uitwerking : want in plaatze van moedeloos te worden, fcheen het zien van het bloed van deezen field dat der Matroozen te verhitten, en deedt hen met ver. dubbf 1de krachten en dapperheid den vyand bevechten. Zyn eerfte Kapitein, Gï bard k alleKBERGH , die vervolgens het bewind overnam, liet niet na een ieder tot zynen plicht op te wekken, en ftelde binnen fcheepsboord zodanige ordres, omtrent het bedryf der verdere Officieren , Matroozen en Soldaaten, dat niemand, het zy vriend of vyand , konde merken , dat den Admiraal eenig onheil was overgekomen, of dat hy niet tegenwoordig was. De gewonde Admiraal , naar de Kajuit gebracht zynde, nam, niet tegcnflaande dc fmerten , wel;e hem zyne kwetzuuren veroorzaakten, nog deel in het gevecht, raadende nog in zommige gelegenheden wat men doen moest, cn wanneer hy het gefchut hoorde los branden, wekte hy nog geduurig den moed der zynen op, hen toeroepende: „ Houdt moed, myne Kinderen, houdt moed; zo moet men doen om dc Zege te bevechten." la het midden en hectfte van het gevecht, d:.t zonder ophouden wierdt vervolgd, wierden de groote Steng en Fokkeraê van 't fchip de Spiegel, onder den Kapitein schei, van boven neder gefchooten ; zo dat deeze, om niet in der vyanden vloot te dryven, zich genoodzaakt vondt, het'fchip door zyne floepen van zyne:: post Cn buiten fchoots van 's vyands gefchut te laaten boegzeeren , wordende het zelve vervolgens , benevens dat van den Kapitein uiterwYk, op last van den Marquis de la v a vo k a , Generaal der paleyen, naar Sartgosfa gefleept. Het fchip de Lseii-Mn, ge.voerd door den Graaf van stvrüm, die zich altoos zeer dicht by den Heer d 2 ruitek hieldt, kreeg eenige fchootea onder water , en daar en boven zo veel fchade, dat hy bezwaarlyk zee bouwen konde; hy hieldt het echter gaande zonder te wy. ken of te z.vichten. Van de Nederlanders wierdt, omtrent ter zelfder tyd mét den Admiraal, de lieer Kapitein noirot £waatjyk in zyn linker been gekwetst , aan welke wonde hy Vervolgens ©verleidt. Schoon dus dc Nederlandfche vloor, o!"  728 ZEESLAG by het EILAND SICILIË. avonds ten zeven uuren, van de ganfche vyandelyke Vloot, die met hen de vlucht nam, gevolgd. De Vice-Admiraal de haan, die, met de fchepen der achterhoede, de Spaanfchen volgde, raak'.e tegens den Schout by Nacht gabaret , die verfcheide dappere Kapiteins, als de Heeren de lhe ny, de la FAYdTTE, de lange ron, debeaulieu, en andere onder zyn Esquader hadt, in gevecht , 't welk echter van korten duur was, door dien de geheeie Franfche Vloot de wyk nam. Na dat men den Vyand tot agc uuren 's avonds in den Maanefchyn vervolgd hadt, vondt de Heer de ruiter 's anderen daags goed naar Saragosfa te zeiien, hier toe bewoogen wordende zo wel door den befcha» digden ftaat, waar in zich verfcheide zyner fchepen bevonden, als door het dreigend ouweder, 't welk op den volgenden dag uitborst. Hy richtte dus zynen loop derwaarts, en kwam op den drie en twintigften , tegens den avond, in de baay dier Stad , met zyne Vloot ten anker. Behalven de reeds genoemde vcrlooren de Franfchen in deezen flag nog verfcheide voornaame en dappere Mannen ,en meer dan dertien wierden zwaarlyk gekwetst ; onder de Matroozen en Soldaaten was hun verlies ook zeer' aanzienelyk ; doch fchoon dat der Nederlanders , wat het getal betreft , onvergelykelyk minder ware,dit gevecht kostte hen, die tegens eene ganfche Vloot in waardy zoude hebben konnen opwee. gen, den grooten de ruiter, 's vyands schrik* pe eer zyns vaderlands.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af tot op den tegen woordigen tyd. N. 90. Gevecht van den Luitenant Admiraal Corneils Tromp tegens de Zweeden, omtrent den Zuidhoek van Geland, op den elfden van Juny, des jaars 1676. De Koning van Frankryk , door de Vrede , welke de Nedeilanders met eenige hunner vyanden ge. trollen hadden, nu van de hulp der Engelfchen , als ook van die der Bisfchoppen van Munfter en Keulen ver« fteeken , trachtte zich door nieuwe verbonden met andere Vorsten wederom ontzachelyk te maaken , en wist ten dien einde het Zweedsch Hof te bewcegen, om met Nederland te breeken, en daar aan den Oorlog, op den agttienden van Juny des jaars 1675 ,te verklaaren. Te Lande viel echter de Oorlog voor de Zweeden niet gunfh'g uit, cn dewyl men ook ter Zee hunne magt wilde fnuiken , hadden de Algemeene Staaten beflooten, in het voorjaar, gezamenlyk met den Koning yan Deenemarken , eene Vloot van veertig fchepen , uit vyf cn twintig Deenfche en vyftien Nederlandfche beftaande, lil de Zond te zenden. Het bewind over dezelve wierdt opgedraagen aan den Heer tromp, welke op den zevenden van May uit Texel in Zee ftak, en weinige dagen daar na op de reede van Koppenhagen aanlandde. Omtrent deezen tyd was 'er tuslchen de Zweedfche en XXSJS Deert-  ?aa GEVECHT tegens de ZWEEDEN Deenfche VJooten een Zeegevecht voorgevallen, waar in zich de Oorlogskans ten voordeele der Deenen bepaald hadt, en dewyl deeze thans de verfterking der Nederlanders ontvangen hadden, wierdt beflooten dc Zweeden wederom te gaan opzoeken, en hen tot eenen tweeden flag te noodzaiken. Op den agtften Juny van voor Koppenhagen onder zeil gegaan zynde, kreeg men den volgenden dag de vyandelyke Vloot in 't gezicht, welke eeu getal van omtrent vyftig, zo groote als kleine fchepen, uitmaakte; deeze echter fcheen het gevecht, niet tegenflaande het voordeel van den wind, te willen ontwyken , dewyl zy, afle zeilen bygezet hebbende, Oostwaarts aan vooruit zeilde. Ce fterke wind, die Zuid ten Oosten woey, begnnfligde wel aan den eenen kant den Heer tromp, die alle zyne krachten infpande om den vluchtenden Zweed te achterhaalcn; doch gaf ook aan den anderen kant eene grootere fnelheid aan deezen en bragt tewege, toen deeze zynen cours in de duisternis van den nacht veranderd hadt, dat de beide Vlooten , op den morgen van den tienden , eikanderen waren uit het gezicht geraakt. Dus vondt zich tromp verplicht eenige Fregattenen ander klein vaartuig af te zenden , om de Zweedfche Vloot wederom op te zoeken, 's Middags ten twaalf uuren gelukte het hem haar wederom in het gezicht te krygen, en vervolgens fein gegce ven hebbende tot jaagen, dreef men haar, met Zonnen ondergang, tot voor by Erdholm,en op den elfden Juny was men,'s morgensten elf uuren, zo dicht by dezelve genaderd , dat men baar noodzaaken konde om by te fteeken, en zich in ftaat te flellén van zich te verdedigen. Ondertusfchen waren de beide Vlooten tot byden Zuidhoek van Oeland genaderd, en de wind hadt eenen anderen keer genomen , waayends thans uit den Zuidwesten, zo dat de vereenigde Vloot dit voordeel boven haaren Vyand hadt. Om-  724 GEVEGT tegens dë ZWEEDEN, zen geflaren hadt, wierdt het fchip van den Admiraal, '/ Ryks zwaard genaamd, 't welk zes en negentig ftukken voerde , cn met zes honderd en vyftig koppen bemand was, zodanig in zyn groote Mast getroffen dat dezelve over boord viel, en daar op de vlag geftreeken en het fchip overgegêevéti wierdt. Ook dit fchip trof het allerbeklaagenswaardisfst ongeluk. Naauwelyks hadt het geftreeken, en om kwartier geroepen,of zulks wierdt , uit aanmerking van des Admiraals dappere verdediging,, niet alleenlyk toegedaan , maar ook de floep afgezonden om den braaven Zeeheld af te haaien ; doch een der Nederlandfche Branders, ziende het fchip zonder groote mast, lag zich aan zyn boord, niet tegenflaande hy zag dat de Admiraal geftreeken hadt, en men hem fcir.de en toeriep om zich te verwyderen, en niet aan te klampen: en dus wierdt dit fchip, wyl alle aangebrachte hulp vruchteloos was , met alle rnanfehap Hechts omtrent vyftig uitgezonderd, te jammcrlyk vernield. Die deerniswaardig ongeluk gefchiedde 's avonds unit! ent zes uuren, wanneer de Zweeden, ziende zich op ééneu dag van hunne beide Admiraals beroofd, in aller yl cn in alle verwarring de vlucht namen. Het fchip de Neptantu, met zestien mctaalcn cn agt en twintig yzere (hikken voorzien, en met honderd agt en negentig koppen bemand, wierdt door den Kapitein van zyl veroverd; een fchip van gelyke grootte viel in handen van eenen anderen Kapitein, wiens naam wy niet hebben kunnen ontdekken. Deyzere Wagen, voerende vier en veertig yzere ftukken en twee honderdman , wierdt door den Kapitein iiardenbrok vermecsterd, en onder Bornhólm opgebracht. De Kapitein poort bemagtigde daar en boven een Fregat van zestien ftukken gefchnts, en een ander van s?es nukken wierdt ook door  OMTRENT OELA ND. 7*5 door de Nederlanders genomen; Behalven dit verbaazend groot verlies der Zweeden in deezen Zeedag, verlooren zy ook nog verfcheiden fchepen in hunne vlucht. De Kapitein dekker, een groot fchip vervolgende t joeg het zelve op ftrand; doch de Zweeden, vreezende dat het in 's vyands handen vervallen zoude, ftakert 'er den brand in, en vernielden dus hun eigen fchip. Drie andere vyandelyke Oorlogfchepen raakten op de Noorder Oorden aan ftrand, en nog een hunner grootfte ftootte by Westcrwyk op de klippen, en verging. Zie daar het voor de Zweeden ongelukkig gevolg van . deezen ysfelyken flag, in welken deDeenen en Nederlanders niet één fchip misten ; zelfs hadt niet één zyn mast of fteng verlooren. Tot tweemaalen toe raakte de brand in het fchip van den Heer tromp, welke echter telkens gelukkig ge luscht wierdt; zyn zeil en touwwerk was befchadigd, en hy hadt eenige fchooten on • der water gekreegen; doch dit alles wierdt door de zorg des Admiraals eerlang volkomen herftcld. Onder de dooden telde men zynen eerften Kapitein , den Heer adriaan akksrsloot. De tweede Kapitein, de > Heer izaac tiieunisz. van a-nten, die voor zyne dapperheid een beter lot verdiende, verloor door een' vyandelyken kogel zyn rechter arm, en de Kapitein der Landmilitie een zyner oogen. Voor het overige vondt men over de honderd zo dooden als gekwetften op zyn fchip. De andere Nederlandfche fchepen hadden veel minder gcleeden. De Zweedfche vloot wierdt dus tot onder Stokholm gejaagd, en de Heer tromp keerde met alle zyne fchepen naar de Zond te rug, en wierp het anker in de Koogerbocht. Xxxx 3 V*t*  726 VEROVERING van Verovering van de Zvicedfcbe Vesting Ui/ïad, door den Heer Cornelis Tromp, op den zesden July des jaars 1676. 2^eer groot was de vreugde in Coppenhaagen over de behaalde overwinning in den voorgaanden Zeeflag, en dewyl voortvaarendheid de verkreegene voordeden veelXyds vergroot, begreep de Koning van Deenemarken, daar hem het geluk fclieentoete lagchen, eene zofchoone gelegenheid niet te moeten laaten voorby gaan, maar van dezelve gebruik te maaken , om dus eene grootere zege op zynen vyand te bevechten. Hy zondt derhalven bevel aan den Heer tromp om zich metzyneOorlogsvloot naar Uiftad te begeeven, om, zo 't mogelyk ware, aan dien kant op 't eiland Schoonen eene landing te doea, terwyl de Koning zelf, met zyne landmacht, trachten zoude 'er in te trekken. Ingevolge hiervan ligtte de Nederlandfche Admiraal het anker, en zette de {levens derwaarts, koomende op den vyfden July omtrent de Stad, welke hy den volgenden dag, naar krygsgebruik, door eenen Trompetter opeischte. De Heer van verssen, Gouverneur van deeze plaatze , was ondertusfchen niet flaauwhartig genoeg, om zich door eene diergclyke aankondiging te laaten affchrikken ; hy antwoordde kloekmoedig, dat hem de Stadwas aanbetrouwd, gelyk aan den Heer tromp de vereenigde Vloot, en dat hy van zynen kant, als een eprlyk man en dapper foldaat, de vesting tot het ui- terfls  ?34 ZEESLAG OMTRENT BEVEZIER. moeten afbyten, en dat de Franfchen, hen van hunne Bondgenooten verlaaten ziende, zodanig op het achterfte Smaldeel van den Heer evkrtzen indrongen, dat het geheele Esquader , fchoon 'er van al'en , niemand uitgezonderd, met leeuwenmoed gevochten wierdt, groot gevaar üep van geheel vernield te worden: en zulks zoude voorzeker ook gebeurd zyn, indien niet zo wel beleid als dapperheid het hart der Bevel» hebberen bezield hadt. Van alle de Nederlandfche fchepen kwamen flechts drie, in ftaat om verderen dienst te doen, wederom te rug. Veele hadden hunne Masten verlooren; andere waren zo doornageld , dat zy naauwelyks Zee konden bouwen, en 'er zommige van zonken; andere wederom waren geheel onbruikbaar gefchooten: een wierdt door den vyand medegefleept, na dat de Opperhoofden dood, en het fchip zelve geheel buiten ftaat was geraakt. En fchoon ook veele der Franfche fchepen in dit verwoed gevecht, 't welk , zonder ophouden , tot 's avonds ten vyf uuren duurde, veel gelecden hadden , was echter het verlies der Nederlanderen ver het grootste, hebbende het eenige voordeel, 't welk deeze noodlottige flag medebracht, daarin beftaan, dat hunne dapperheid in het fchoonfte daglicht gefield, en de roem der Nederlandfche Bevelhcbberen openlyk door den vyand zeiven verbreid wierdt, terwyl het verlies van 't gevecht, zelfs door zyne Landgenooten, aan de vuige bloohartigheid vau torrington wierdt toegefchreeven. Het was ook in deezen flag dat de braave Schout by nacht van biiakel, benevens j.»n dik, en andere dappere Helden, hun voor het Vaderland zo dierbaar leven eindigden; doch om zich een naauwkeurig denkbeeld te vormen van den akeligen toeltand der Vloot na deezen flag, zal de navolgende lyst, door den Luitenant Admiraal ever t zen aan Hunne Hoog-Mogeuden toegezonden, konnen dienen, en tevens om de naamen der Helden, die zich met den grootften lof gekweeten hebben, by de nakomelingfchap te vereeuwigen. Naauw-  740 GEVECHT op de HOOGTE van CASTRO. Dapper Gevecht van de Kapiteins Broeder en Bontemantel tegens drie Pranfche Oorlogfchepen en twee Fregatten, op de hoogte van Castro, in de maand January des Jaars 1692. D ewyl het Oorlogs vuur tusfehen Frankryk en dit Gemeenebest nog niet gebluscht was , en de Koning van Spanje mede tot de Bondgenooten van Nederland en Engeland behoorde , waren de Kapiteins broeder en bon te mantel gelast eenige Spaanfche en Engelfche Koopvaardyfchepen te geleiden naar de havens hunner cestinatie. De reize was reeds gedeeltelyk gelukkig volbragt, wanneer zy , op de hoog< te van Castro gekomen zynde, door drie Franfche Oorlogfchepen en twee Fregatten, die geduurende den nacht in de vloot geloopen waren , wierden aangetast. De. Oorlogfchepen voerden van veertig tot twee en vyftig, en de Fregatten dertig en zes en dertig ftukken kanon , zo dat de overmagt over de beide Geleiders zo groot was , dat 'er niets anders overig fcheen, dan het gehee-, le Convoy aan de Befpringers over te geeven. De braave Kapiteins echter beflooten, zich deeze prooy niet zo getnakkelyk te laaten ontweldigen ; en niet tegenftaande de ongelykheid van het getal en de zwakheid hunner fchepen , begonnen zy het gevecht met de uiterile manhaftigheid, en gaven hier door tyd aan hunne onderhebbende Koopvaarders om zich door dc vlucht te redden en te ontfnappen. Van weerskanten wierdt met ongelooffelyken moed gevochten, tot dat eindelyk de beide Nederlandfche fchepen, van alle kanten door den  GEVECHT op de HOOGTE van CASTRO. 741 den Vyand omringd, in den grond gefchooten wierden. De Heer bonte mantel zelf fneuvelde in het gevecht, en van alle zyne braave Manfchap wierden flechts. zeven of agt man geborgen; gelukkiger liep het met den Heer broeder, zynen heldhaftigen lotgenoot, af, zynde die, met omtrent zestien van zyn volk, na langen tyd in zee te hebben omgezworven, op een der Franfche fchepen, waar op de Ridder de sanges het bevel voerde, opgenomen, te St. Jean de Luz aan land gebragt, en vervolgens, om zyne betoonde dapperheid , op vrye voeten gefield. Weinig reden hadden de Franfchen om zich op hun geluk in deezen flag te beroemen ; want , behalven dat zy hun oogmerk misten, en zich flechts van eene ledige Buis en een klein Engelsch vaartuig meester maakten, was een hunner Oorlogfchepen zodanig gehavend, dat het korten tyd na het Gevecht zonk, terwyl de twee andere zo veel geleeden hadden, dat zy niet dan ter naauwer nood in hunne havens behouden binnen kwamen, Zzzz 3 Zte*  742 'ZEESLAG van de ENGELSCHE Zeejlag van de Vereenigde Engelfche en Neder* landfche Vloot, onder de Admiraaien Rusfel en van Almonde, tegens die der Franfchen, onder den Graave van Tourville , omtrent de Kaapen la Hogue en Barfleur , op den negen en twintigften van Bloeimaand des jaars 1692. I3e onttroonde Koning van Engeland jacobus, op allerleye wyze door de Franfchen onderfteund om wederom de Rykftaf in handen te krygcn , hadt een Leger van meer dan twintig duizend man, uit Franfchen, Engelfchen, Schotten en Ieren beftaande, op de been gebracht , met oogmerk om met het zelve naar de kusten van Groot Brittannie over te fteeken , en Koning willem uit dat Ryk te verdryven. Om deeze onderneeming gemakkelyker te maaken hadt de Koning van Frankryk eene Vloot van vier en veertig Oorlogfchepen te Brest in Bretagne by een doen brengen , en het bevel over dezelve aan den Graave de tourville opgedraagen. Dewyl de winden de Nederlandfche Vloot, fterk zes en dertig fchepen van Oorlog , onder den Luitenant Admiraal van almonde, belet hadden om zich met de Engelfche, die uit omtrent veertig Oorlogfchepen, onder bevel van den Admiraal hussel, beftondt , te vereenigen , hadt de Koning van Frankryk in Grasmaand bevel gezonden aan zynen Vlootvoogd x  75° ZEESLAG van de ENGELSCHE ' nimmer zag men zo veel fchoone fchepen te gelyk vergaan. Na deeze, waarlyk wreede, doch in den ftaat des Oorlogs , voortreffelyk uitgevoerde ondernecming , die in 't gezicht van Koning j ac obus, aan 't hoofd van een Leger van twintig duizend man, verricht wierdt, vervoegde zich dc Schout by nacht roo kb , met alle zyne fchepen, wederom by de Vloot. Zie daar het einde van dit hardnekkig gevecht, waar van naauwelyks eenige eeuw een voorbeeld kan opleveren; nimmer zag men grooter verlies aan den eenen, nimmer kleiner aan den anderen kant. Naauwelyks ontkwamen 'er dertig fchepen van de geheele Franfche vloot, zynde de overige alle of verbrand, of in den grond geboord, of in de lucht gefprongen, of op de klippen en Rranden in ftukken geftooten. Het getal hunner dooden, 't welk zeer aanmerkelyk geweest is, gelyk men denken kan, wordt te ongelyk van weerskanten opgegeeven , dan dat men hier omtrent iets met zekerheid zoude konnen bepaalen. Van de Nederlandfche fchepen was niet één fchip gebleevcn of vergaan, doch de zeven Provinciën, gevoerd door den Heer eviïRD dii liefde, hadt veel geieeden, en was zo lek gefchooten , dat het naar Portsmouth moest worden opgezonden, om zich te herftel- len,  en NED ER LANDSCHE VLOOTEN. 7Si ten , en Amfterdam , waar op de, Heer kornelis van der zaan geboodt, was met veertig fchooten doornageld. Het getal der dooden beliep op alle de Nederlandfche fchepen flechts negen en vyftig , en dat der gekwetften vyf en zeventig. Van de Engelfchen was mede niet een fchip weg geraakt, fchoon ook zommige fterk befchadigd waren ; hun verlies in volk was insgelyks gering; doch zy betreurden het gemis van den Heer carter, Schout by Nacht van de Blaauwe vlag, een dapper Man , die door veele herhaalde blyken van moed , 's Volks achting , en zyns Meesters liefde verworven hadt; gelyk ook dat van den Kapitein hastings, die , vol moeds op de Sandwich vechtende , door eenen noodlottigen kogel zyn leven geëindigd hadt. De overwinning was dus volkomea aan den kant der Bondgenooten, en wierdt ook rondelyk by de Franfchen toegeftemd , dewyl zy hunne Vloot op de vlugt gejaagd zagen, en aan alle kanten deerlyk gehavend, zonder een eenig fchip van hunnen Vyand of genomen of vernield te hebben. Dezelve wierdt voornaamelyk, by de Franfchen, toegefchreeven aan de overmagt der vereenigde Vloot , die omtrent tachtig fchepen Iterk was , daar de hunne, naar 't getuigenis van den Admiraal russel zeiven, geen vyftig fchepen haaien konde, of, volgens 't geene wy boven, uit Franfche fchryvers, hebben aangehaald, uit niet meer dan  7& ZEESLAG van de ENGELSCHE enz. dan vier en veertig beftondt. Ondertusfchen is het zeker , dat zy, zonder de dapperheid der Bondgenooten te hoog te verheffen , of die der Franfchen te veel te verkleinen, geflagen wierden door een veel geringer en kleiner getal dan zy zelve waren; want door de ftilte en 't mistig weder hadden maar zeer weinige van de Engelfche Blaauwe Vlag en van de Nederlanders gelegenheid om deelgenooteu te worden van het gevecht, 5t welk, indien 't zich anders hadt toegedraagen, waarfchynelyk oorzaak zoude geweest zyn, dat de geheele Vloot vernield ware geworden.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN de vroegste dagen AF TOT O? den tegenwoordigen tyd. No. 94. Gevecht van de Capiteins van der Zaan en Taalman tegens drie -Franfche Oorlogfchepen, hy Kaap Lezard,op den een en dertigflen van Oogstmaand des jaars 1692. D e twee Capiteins van der zaan en taalman, voorheen reeds beroemd wegens hunne dappere daaden ter Zee, door de Algemeene Staaten gelast zynde om de Koopvaarders van St. Ubes in de havens van deezen Staat binnen te geleiden, waren ten dien einde uitgezeild, en reeds, op hunne te rug reize naar 't Vaderland, op den een en dertigflen Augustus omtrent Kaap Lezard behouden aangekoomen. Hier zynde ontdekte men van de Steng van het fchip van den Heer taalman drie kloeke Oorlogfchepen , welke alles in het werk fcheenen te Hellen om hen in tehaalen. Bbbbb De  75* GEVEGT tegens VIER gat van vier en twintig, en de laatfte over een van agttien ftukken kanon, fchaarde deeze zyne kleine Vloot in orde , doende het kleinfte Fregat als ^Schout by Nacht voor uit zeilen, en het grootfte als Vice - Admiraal achter aan, terwyl hy zelf den middeltocht uitmaakte. De Franfche fchepen zeilden de Nederlanders voor by , zonder iets vyandelyks te onderneemen, alhoewel zy meer dan twaalf Koopvaarders hadden konnen affnyden en neemen , doordien dezelve verfpreid waren. Hun oogmerk was anders. Men ontdekte namelyk nog een groot fchip , 't welk ook op het Convooy aankwam. De Vyandelyke fchepen, weetende dat het een hunner Landgenooten was , gaven aan het zelve feinen , waar op het naderde. Vervolgens hielden zy Krygsraad , cn kwamen toen op de Nederlanders af. De twee kleinfte fchepen fchooten ;;ecr fterk van verre , zonder evenwel veel nadeel toe tc bren* gen : het grootfte lag den Heer broeder aan boord, doch wierdt zodanig ontvangen , dat het wel dra genoodzaakt wierdt wederom af te houden. De avond ondertusfchen bragt te wege, dat hef gevecht nietalgemeener wierdt; de Vyand liep boven het Convooy , en zeilde met het zelve Zuidwaarts aan. Op den zestienden 's morgens kwamen zy gelykerhand op de Nederlanders af, en na fein gegeeven te hebben dat ieder zyn' man aan boord zoude leggen, Wierdt 'er met de grootfte kloekmoedigheid gevochten. Het grootfte fchip lag het wederom aan boord  FRANSCHE OORLOGSCHEPEN. 759 boord van den Capkein broeder , die, ongeluk, kig door eenen noodlottigen kogel getroffen , het leven liet; doch die na hem het bevel op zich nam verdedigde zich met gelyken heldenmoed , en floeg den Franschman af, niet tegenftaande nóg een tweede ter zyner hulp was toegefchooten. De Schout by nacht der Nederlanders, die , gelyk voorheen gezegd is, flechts agttien ftukken voerde, was niet beftand tegens 't groot geweld van het Oorlogfchip, dat hem beftreedt, en viel, na eenen dapperen tegenweer, in 's vyands handen ; doch de Vice - Admiraal , door eenen der Koopvaarders, die zich mede in den rang gefield hadt, onderfteund, floeg den vyand zo kloekmoedig af, dat hy genoodzaakt wierdt zich buiten het gevecht te begeeven. De Koopvaardyvloot hadt zich in dien tusfchentyd by eikanderen gevoegd , en fchoon de FranW fche fchepen dikwerf op hen fchooten , hadt niemand de vlag geftreeken. Na dat het gevecht dus eenen geruimen tyd geduurd hadt, de vyanden zwaar befchadigd waren, en zelfs een hunner fchepen de bezaansmast was buiten boord gefchooten, liepen zy voor den wind achter de Koopvaarders om , met oogmerk , om zich thans van dezelve meester te maaken , doch de dappere voorzorg der Geleiders verhinderde hen ook hier in, door hen te vervolgen en te verjaagen. Van  76o GEV. tegens VIER FR. OORLOGS. Van de geheele Vloot vielen derhalven flechts negen of tien fchepen in hunne handen , die door de kleine magt der Nederlanders niet hadden konnen gered worden ; de overige kwamen alle behouden in hunne havens te rug. Wordt uitgegeeven te Amfterdam by Petrus ConRADi,tc 1 ïarlingenbyV. van der Plaats, cn is verder te bekomen onder anderen te Dordregt by A. Blusfé en Z., Rotterdam D. Vis , J. de Leeuw en Bronkhorst, 's Hagc J. Thierry, C. Menfing, C. Plaat, J. C. Gutteling en J. P. Wynants, Delft J. fa Groot, LeidenL. Herdin^h en B. Ónnekink, Utregt iWed. j- van Schoonhoven, A. Stubbe en B. Wild, Hoorn £,. Vermande, Middelburg P. GiUisfen en C. Bohemer, Vlisfmgen Tb, Corbelyn, Weesp jP. Houtman, Franeker X). Romar, Leeuwaarden G. Tresling, G. M. Cahais, Siccama, en Seydel, en te Groningen by L, Huiftngb.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af tot op den tegen woord igen tyd. No. o> ■ Ego me nunc denique natum Grafulor. jfi lk onzer Leezeren heeft gewis belang in dc Vryheid der Drukpers , die onatfcheidelyfee Gezellin van de Vryheid der Republiek, de eenige fteun byna die ons Gemeenebest nog over is gebleeven in deze Verwarde tyden. Wy hoopen daarom onzen Leezeren vermaak te doen met hun onder 't oog te brengen zeker Vaars', door een onzer Vrienden ontworpen., by gelegenheid dat dit ons laatfte plegtankcr Mond verboren: te gaan, indien naamelyk zekere aanhang1, die lchroomt hunne daaden in openbaaren druk te zien bekend gemaakt , hunnen zin kreeg. Ouder Neêrlands Heldendaaden , fchoon niet onmiddelyk de Zeevaart betreffende, moet men zonder tvyylfel (tellen cis poogingen der braaven , om dat gedeelte onzer Vryheid , _van meer'belang dan men in den eerften opflag denkt,'te handhaaven. Zie hier den Stryd tusfehen pen en d eg £ n. Ccccc D e  7?o GEVECHT tegens DRIE toond. Deeze, in gezelfchap van het fchip de groote Pool, op den zes en twintigften November des jaars l5o3, van Alicante, onder zeil gegaan zynde, be> vondt zich op den agt en twirltigften, 's morgens, naar gisfing, omtrent tien mylen beoosten Kaap deGates. 's Middags kreegen zy drie fchepen in het gezicht, en vreezende dat het Roovers waren, fpanden zy alle hunne vermogens in, om den wal te bereiken; hunne gisfing was maar al te gegrond, doch hunne poogingen vruchteloos: want naadat de tyd van omtrent drie glazen verloopen was, kwamen hen de Roovers op zyde, en alles wierdt tot eene kloekmoedige verdediging gereed gemaakt. De Roovers voerden kloeke fchepen, zynde het eene van zes en vyftig, het andere van zes en dertig, en het derde van dertig ftukken kanon. Deeze laatfte kwam het eerst op Kapitein iiodoiip af, welke, na dat hy hem terftond de volle laag hadt gegeeven, ook door die van zes en dertig ftukken aangetast wierdt, zo dat 'er toen een allervreesfelykst gevecht ontftondt. Omtrent agt uuren zagen zy hunnen metgezel, die door het grootfte fchip der Turken was aangevallen, in brand, en ter zelfdcr tyd klampte hen een hunner partyen aan boord, die binnen weinige oogenblikken , meer dan honderd man overwierp, en alle zeilen deedt afkappen en nedervallen. In deezen akeligen toeftand , waarin geene hoop ter  TURKSCHE ROOVERS. 771 ter ontkooming overig fcheen, begaf zich de braave Kapitein hodorp met zyne manfchap in de Schans en Bak, waar uit zy zich met den grootften heldenmoed verdedigden; doch als de Turken ook tot in de Schans doordrongen, alwaar eenige Springkisten geplaatst Honden, liet 'er de Heer hodorp den brand in fteeken, en met Roovers met al in de lucht vliegen. Vervolgens deeden zy eenen uitval, en wel met een zo gelukkig gevolg, dat zy de Roovers van het halve dek verjoegen, en het zelve weder vry maakten. Het was thans omtrent drie uuren. Ondertusfchen waren de vyanden nog meester van het voorfte gedeelte van chet fchip, 't welk zy met wel zestig man bezet hadden. Om hen ook van daar te verdry ven, deedt de Kapitein veele handgranaaten onder den hoop werpen, en tevens met kanon langs het fchip fchieten, waar door een vreesfelyk bloedbad onder de Roovers wierdt aangericht. Wanneer dit gevecht dus elf glazen geduurd hadt, waagde men het eenen tweeden uitval naar vooren te doen, en daarin wierdt zo gelukkig gevochten, dat de Vyand zich genoodzaakt zag het fchip ce ruimen , en zy het zelve , na het touw gekapt te hebben, waar mede zich de Roover aan hun fchip hadt vastgemaakt, geheel wederom vry kreegen. Veele der geënterden vcrlooren hier by hun leven, de overige ontkwamen door zwemmen. By deezen laatften Ddddd 2 uit-  f?2 GEVECHT tegens DRÏE uitval wierdt het been van den Kapitein, die tot hier toe ongekwetst was gebleeven, door een musketkogel getroffen, en in Hukken gefchooten. Na dat zy dus van hun fchip wederom meester waren geworden , duurden zy hetzelve, zo veel de reddelooze werktuigen zulks toelieten, naar den wal toe; terwyl de Turk, zulks ziende , hen van achteren kwam inzeilen , doch waar op zy zo hevig fchooten, dat dezelve doorging , en hulp ging zoeken by zyne makkers, die, hem verzeilende , nu alle drie afkwamen , om nog eenmaal hunne krachten te beproeven. Tot hier toe hadt het geluk de dapperheid niet verlaaten ; maar de wind omloopende en van het land afwaayende , was het deeze dappere Helden onmogelyk hun oogmerk te bereiken , en hunne befpringers te ontgaan. Ook was het fchip niet langer tot tegenweer bekwaam: hierom nam Kapitein ho.dorp het kloekmoedig befluit, om 'erden brand in te fteeken, en dus te verhinderen, dat het in de hand der Roovers viel. Hy redde zich zeiven met alle zyne manfchap in de boot, neemende nog twee gevangene Turken, die geënterd hadden, met zich, terwyl 'er van zyne manfchap niet een eenige door hen veroverd Was. Op  TURKSCHE ROOVERS. Op den negen en twintigften ging de braave Kapitein met de andere gekwetften over op een der Spaanfche Galeyen, welke hen ontmoetten, terwyl de andere Helden, die nog gezond waren, met de boot verder naar land voeren. Ddd dd 3 G#-  79° VEROVERING van GIBRALTAR. den middag echter zag men hen benevens hunne Galeven VVestwaart, op de hoogte van Kaap Mallaga, waar op men alles byzetre, cn hen, geduurende deu ganfchen nacht, vervolgde. Op Zondag, den vier en twintigften van Oogstmaand, bereikte men de voorfte fchepen der vyanden, welke de vereenigde Vloot in eene linie van twee en vyftig fchepen en vier en twintig Galcycn afwachtten, zynde in het midden veel fterker dan in de voor- of achterhoede, waarom ook deeze met de Galeven * in vieren verdeeld, waren verfterkt. Dc linie der Bondgenooten beftondt ook in twee en vyftig fchepen, dewyl de Admiraal van der dussen, eenige dagen te vooren,met zes Nederlandfche cn vier Engelfche Oorlogfchepen, naar Tercera was gezonden. Omtrent ten tien uuren ving de ftryd aan, wanneer de vyanden, alle Zeilen byzettendc, door de linie der Engelfchen poogden heen te breeken; dit opzet echter wierdt gefluit, en het gevecht duurde, van weerskanten met alle dapperheid, tot twee uuren in den namiddag, wanneer 's Vyands voor. hoede aan dc Engelfche, onder bevel van de Ridders clodesly, shovki en lue, een open gaf, gelyk ook hunne achterhoede aan de Nederlanders tegen den avond. De Vyanden hadden geduurende dit gevecht veel te lyden; de> Marqnis de la villettb, die met dc voorhoede (laags was, kreeg eene Bombe in zyn fchip, welke 'er den brand in bracht, en hun noodzaakte uit het gevecht te wyken; eene andere trof liet fchip van den Heer de beli s le, die zich ook van de Vloot moest afzonderen, wordende van verfcheide andere, deerlyk gehavend, gevolgd. Ondertusfchen waren ook verfcheide fchepen uit de verdeelingyan den Admiraal, en van de Schouten by nacht eyn.g eu djlkks, verplicht ge- WOï-  VEROVERING van GIBRALTAR. ?0l worden de linie verlaaten, uit gebrek aan kogels, welke zy voor Gibraltar hadden verfchooten, waar door het gevecht, voor den Admiraal 2élyer. cn de fchepen de St. George cn Sbrewsbury, zeer zwaar viel. De nacht fcheidde de Vlooten van een, en maakte een einde aan het gevecht. Het verlies der Franfche fchepen in deezen flag is niet zeker , fchoon zy zelve bekenden vier Oorlogfchepen en eene Galey verlooren te hebben; dat der manfchap echter was zeer aanzienJyk, dewyl de LAiLLY os lorKAïne, Hoofd van een Esquader, dc Heeren bslisle, trakd, de lanion, de gemaux, de gonevi0n,de la ROCHEeil de verancay, Kapiteins; de lieer talon, Commisfaris derZeezaaken;deHeer bkodeaux, Kapitein van een Fregat, de Heeren rousset, sou ma 3 re, du lut, de FRIC'AMBAUT , de beaufort en de tassu, Luitenants; imblbvat, morel de Ridder de chateau renaud, Zoon des Maarfchalks van dien naam, galfien en n oulam vijl, ie rs, Vaandrigs; mitsgaders nog twee Pagies desGraaven van thoulouse, in het gevecht waren dood gtbleevcn. Onder de gekwetsten telde men den Graave de thoulouse zeiven, Groot Admiraal van Frankryk; den Heer de iïelingues, Luitenant Generaal, die, zyn been verlooren hebbende, eerlang aan die wonde overleedt; den Marquis de herbant, Intendant van de Vloot, welke ook aan zyne wonde is geftoryen; den Heer du casse, Hoofd van een Esquader, en chateau r e n a u d , de Graa« ven de 1'helipbaux, c om min ges, de Heeren court, de hauz, de blatierbs, de sommei, de terreville, BëNET, gabaret Cil d'augoulin, alle Kapiteins van fchepen van linie: den Secretaris yan den Admiraal en fiistoriefchryver van Frank»  79a VEROVERING van GIBRALTAR. Frankryk, den Heer de valincourt; tien Luite. nants en negen Vaandrigs, van welke alle de naamen bekend zyn, behalven nog veele Gardes Mariniers, ert andere die niet genoemd worden. Uit dit zeer groot getal van gefneuvelde en gekwetste Bevelhebbers is Hgtelyfe op te maaken, dat het geheele verlies van den Vyand zeer aanzienelyk geweest moet zyn-. cn dewyl liet verhaal der Franfchen zelve meldt dat zeven hunner fchepen door bombcn getroffen en buiten ftaat gebracht waren om dienst te doen, blykt het, hoe weinige redenen zy hadden , om zich dc overwinning toe te kennen. Van de Engelfchen was niet een fchip geblccven, doch de Nederlanders vcrlooren het fchip Albemark van vier cn zestig ftukken kanon, 't welk na den flag door ongeluk in brand raakte, en in dc lucht fprong. Onder dc gefneuvelden, waar van het getal zes honderd en vyf en negentig beliep , telde men twee Engelfche Kapiteins cn den Nederlandfchen Kapitein lynsl agér, Welke onder dc dapperfte verdediging door noodlottige kogels gedood wierden. De gekwetften bepaalde men op omtrent twee duizend. Deeze Zeeflag was te roemruchtiger, om dat de Vloot der vyand-n omtrent zes honderd ftukken kanon meer voerde dan die der Bondgenooten, en dat dc fchepen van deeze, door den langdnurigën dienst, vuil en die der Franfchen fchödn waren, en eindelyk dat de Vereenigde Vloot, veel van haaren krygsvoorraad voor Gibraltar verlooren hebbende, ia magt veel zwakker was. Dewyl het jaargetyde zeer verre was verloopen, keerden de beide Vereenigde Vlooten, na een fterk Esquader tot befcherming der Portugeefche kusten,en totbyftand voor Gibraltar te hebben achtergclaaten, met lauweren belaaden, naar haarc havens te rug.  706* VEROVERING van BARCELONA. wensen, gerchieden, vermits de wind te fterk uit den Oosten woey, en het weder zeer ongunftig was. Zo dra de Vloot voor Barcelona gekomen was, hadt ook de Onderkoning, Don francisco de velasco, die binnen de Stad geboodt, alle de buizen en voeragie , buiten dezelve, een uur in 't rond, in brand laaten fteeken,om hier door de belegeraars te belemmeien; doch met zo weinig vrucht, dat 'er voeragie genoeg over bleef voor zo langen tyd als men ze noodig hadt. Ondertusfchen was de Prins van hessen-darmstad met twee Fregatten voor uitgezeild, om te onderzoeken, hoe de zaaken ftonden, en voor hoe langen tyd de Stad van voorraad voorzien ware. Op den drie en twintigften begon de ontfeheping, en wierdt zo gelukkig volbra^t, dat daar by niet één man vcrlooren wierdt, door dien de Landlieden, in plaatze van dezelve te beletten , alle hulp toebrachten , en Koning karel voor hunnen wettigen Vorst erkenden. Deeze ontfeheping gefchiedde drie kwartier uuTS van de Stad, by de rivier Basfor, aan den Oostkant van Barcelona. De Vaartuigen brachten ieder reize drie duizend man te gelyk aan land. By de eerfte waren twee honderd Granadiers, die terftond by de gezegde rivier post vatten. Binnen den tyd van vyf uuren hadt men reeds meer dan vyfrien Battallions aan land gebracht, en zyne Katholyke Majefteit begaf zich in een Jacht, om de ontfeheping van naby te konnen befchouwen. Op den vier en twintigften wierden de Dragonders ontfehcept , en trokken terftond naar de afgeftoken Legerplaatze , die flechts een kwartier uurs van de Stad, en door de natuur zeer fterk was, als hebbende ter  VEROVERING van BARCELONA. 79? ter linker hand de Zee en ter rechter de rivier Sechia, terwyl het achterst gedeelte door veele beekjes en gebroken land gedekt wierdt. Omtrent deezen tyd ontving men bericht, dat de Stad genoegzaam van brood, doch vaii anderen voorraad zeer fchaars voorzien was: om deeze reden ftond de Onderkoning aan een iegelyk toe, de Stad te verlaaten, en zy die eenigzins verdacht waren van voor het Huis van Oostenryk geneigd te zyn, wierden tegens wil en dank genoodzaakt dezelve te ruimen. Tot den zeven en twintigften was men bezig, met de goederen en krygsgcreedfchappen aan land te brengen , en toen kwamen dc Inboorlingen cles lands, ten getale van vier duizend man, by iie belegeraars , hen voorziende van vee , paarden , karren , enz., zo dat zy zich eerlang in fiaat bevonden, om de Stad aan te tasten. Om het Krygsvoik aan te moedigen, befloot Koning karel zelf aan land te gaan: dit gefchied zynde deedt de ganfche Vloot drie Saivós, om dus de Inwoonders van Barcelona te doen weeten , dat. de Koning waarlyk tegenwoordig was, 't welk van zommigen was in twytTel getrokken. Verfcheide dagen verliepen 'er vervolgens met alles verder in gereedheid te brengen, tot dat de Prins van hessen-darmstad aan den Graave van peter b 0 r o u g 11 voorfloeg, om het Kasteel eerst aan te tasten, ten einde dus de Stad des te gemakkelyker te dwingen. Dit voordel door den Graave, die zich aanboodt om als vrywihige mede te gaan, aangenomen zynde, wierden de ladders en verdere werktuigen, op den veertienden September, in gereedheid gebracht, en 's avonds ten zes uuren eene bende van duizend man afgezonden Ggggg 3 naar  79§ VEROVERING van BARCELONA. naar Seria, niet verre van het Kasteel. Een andere troep van duizend man ontving bevel, om 's nachts den zelfden weg te neemen , en, zo 't noodig ware, de eerften te onderfteunen. De Dragonders trokken naar den post het gedekt« Kruis, om te verhinderen, dat de bezettelingen eenen uitval deeden met hunne Rukerye. De donkerheid des nachts ondertusfchen, en dc Hechtheid der wegen, die genoegzaam onbruikbaar waren, veroorzaakten, dat zy niet eer aan den berg kwamen , voor dat de dag begon aan te brceken; en toen gaven eenige vysmdlykeMiquelats, hen ontmoetende, terftond kennis van hunnen aantocht, zo dat zy, voor het kasteel en de Stad komende , alles in gereedheid vonden om hen te ontvangen, 't welk met een hevig vuur uit al hun kanon en musketten gefchiedde. Niet tegenftaandc dit ysfelyk vuur, drongen de Dragonders echter, zommige met handgranaatcn, andere met den degen in de vuist, door den bedekten weg heen tot aan degrafc, hebbende zich van het gordyn , dat zonder bezetting was , meester gemaakt. Vervolgens gelukte het hen een der bolwerken te bemagtigen, en den vyand te dwingen om in het kasteel de wyk te neemen. Tot hiertoe was het geluk' den Bondgenooten gunftig;doch dc Prinsvan h e sscn-barmstad, twee bolwerken voorby trekkende, om eenen gunltigen post in te neemen, wierdt door een musketkogel aan zyne dye zodanig getroffen, dat hy, dewyl het bloeden niet te ftempen was, zyn nuttig leven eindigde. De dappere krygsbenden vervolgden echter hunne overwinningen, cn veroverden het Fort St. hehram, met vyf Hukken kanon; daarna wierdt liet fterke Fort MmêjonU befebóoten,enwelmet zo veel geluk, dat, op den zeventienden, cea  VEROVERING van BARCELONA. 709- een der bomben, in het kruidmagazyn vallende, het zelve, benevens een gedeelte der muuren en poorten, in de lucht deedt vliegen. EenNederlandsch Officier, wiens naam ongelukkig niet genoemd wordt, drong daarop, met eenige uitgeleezene manfchap, terftond, met den degen in de vuist, op het kasteel aan, veroverde het zelve, en maakte meer dan drie honderd man krygsgevangen. De Graaf van peterborough liet hier op van den Gouverneur de Stad op nieuws opeifchen, doch een weigerend antwoord bekoomen hebbende, wierdt beflooten dezelve met geweld te vermeesteren, ten welken einde 'er eene trancbêe geopend, en eene batteiye van agt en veertig ftukken wierdt opgerecht. Vervolgens deedt men de Oorlogfchepen en bombardeer galjoots, zo veel mogelyk, naderen, om dus de Stad voor de kracht van het gefchut te doen zwichten. Op den agt en twintigften begon men dc Stad de uitwerking van deeze batteryen te doen gevoelen,en nadat de Heer van almonde, 's daags te vooren, twee honderd en vyf en twintig Conftapels, benevens hunne handlangers, uit de fchepen van den Staat derwaarts hadt gezonden, begon men bres te fchieten. Dit wierdt vervolgeus, onder het aanbrengen van het noodige kruid en fcherp uit de Vereenigde Vloot, met zulk een' yver voor'gezet, dat de Graaf van peterborough, op den derden October, wanneer hy de bres bekwaam oordeelde om ftorm te konnen loopen, op nieuws eenen Trompetter naar de Stad zondt, om den Gouverneur tot overgave aan te fpooren ■ doch daar ook deeze onverrichter zaake te rug kwam , begon men wederom fterk te fchieten , 't welk den volgenden dag even fterk aanhieldt, tot d it tegens den avond de Brigadier stak-  loo VEROVERING van BARCELONA. s tan hope als Gyzelaar binnen de Stad , en de Graaf ribera, in de zelfde hoedanigheid naar het leger wierdt gezonden, waarop een ftilftand van wapenen volgde , en over de voorwaarden der overgave gehandeld wierdt. Deeze onderhandelingen duurden tot den negenden der maand October, wanneer de Capitulatie geflooten en getekend wierdt. Na de overgave van Barcelona volgden de meeste Steden in den omtrek het voorbeeld van deeze Stad, en Koning karel zag zich in het geheel Prinsdom van Catalonië, en in de Steden Lerida, Urgel en andere voor wettigen Vorst erkend. De Krygsvoorraad wierdt vervolgens wederom aan boord der fchepen gebracht, welke korten tyd daar na hunne ankers ligtten , en naar Lisfabon te rug keerden , alwaar vyf en twintig Engelfche onder den Heer john laks, en vyftien Nederlandfche, onder den Schout by nacht van wassenaar, overwinterden , keerende de Heeren almonde en shovel, na hunne dappere verrichtingen, naar huis, terwyl Koning karel, wien koninglyke hulde beweezen wierdt, zich te Barcelona bleef ophouden.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGEN WOORDIGEN TYD. No. ioo. Da, Pater, aagurium, atque anmis illabere nostris ! v i R u. Jjjet onlangs medegedeeld Vaers, de Stryd tus> fchen Pen en Degen, heeft een ongemeen genoegen gegeeven; wy hebben "er zodanige loftuitingen over hooren uitboezemen als wy zcdigheidshalve niet willen herhaalen. Het zy genoeg dat wy van den zelfden Vriend op nieuw vereerd zyn geworden met eenige regelen Digts, welke in de tegenwoordige om > Handigheden veel nut kunnen doen. Gezegend en tevens beklagenswaardig Vaderland! Wat hangen u al gevaaren boven het hoofd, welke vernederingen zullen u nog treffen, hoe zult gy nog uit overvloed tot armoede keeren, zo gy niet by tyds u door Deugd en Wysheid laat geleiden 1 Watbaaten de voorbeelden onzer Voorouderen indien zy niet tot navolging flrekken, wat baaten uwe bezittingen zo Hhhhh g }  8oa NEËRLANDS HELDENDAADEN gy ze niet in eere houdt? Te vergeefs heeft men voor eenen de Ruiter, van Galen, Kortenaar, Tromp en anderen, oper.br.are eeretekenen opgeregt, indien het eigenlyk doel hunner verrigtingen uit het oog wordt verlooren. Te vergeefs , ja zelfs tot verzwaaring onzer zonden, ftaan dezelve te praaien in de Kerken, indien wy niet tevens met een Gödsdièttftig oog onze aandagt vestigen op de zegeningen waarmede wy verwaardigd zyn boven zo veele andere Volken als ons omringen. Te vergeefs eindelyk zyn wy vrye Burgers van een Gemeenebest, indien wy, ongevoelig voor die ohgemeëne genade, de waardy van onzen ftaat niet bevatten, dat kostelyk erfdeel roekeloos verzuimen te bewaaren, en aan den eerften Geweldenaar ter prooie geevcn. Akelige denkbeelden ! Wy hebben reeds eenige dappere Voorvegters verlooren: Krull, en Bentinek gefheuveld ; en Volbergen en Melvill , reeds by den aanvang, in dc handen des vyands! Helden egter, voor wier agting de vryheid van fchry ven niejnadeelig zal zyn. Zy zyn overal en door ieder met hartlyke genegenheid geroemd, en zullen het altoos blyven. Van waar hebben dan zommigen de inbeelding dat wy, vrye Nederlanders, reeds alle begrip hebben verlooren, ja zelfs geene onderfchciding meer weeten te maaken tusfehen goed cn kwaad? Neen, God dank, zo verre is het nog niet. Nog kunnen wy zeiven over ons Lot befchikken. De Algoedheid heeft ons als Israëls Volk de vryheid gegeeven van kiezen. Laaten wy dan zeggen : wy zul*  TER ZEE. 803 zullen den Hcere dienen; da: is, dc regten handhaaven die God ons gefchonken heeft. — Wy hebben nog Helden zo in den Raad als op de Vlcot. Wy hebben Öorthuys, voor wien een Engelsch Oörlogfchip dc vlag geftreeken heeft j wy hebben nog eenen Dedcl, die&, ook verre van verdagt te zyn by zyne Medeburgers, altcos het voorwerp is geweest van hunne liefde", en , vooral zeden: hét jaar .1762 , doorgekeel Nederland byna is aangebeden. Wy hebben nog eenen Zoutman en andere Helden van den Doggersbank, en nog veelen, zo wy hoopen naar den aart der liefde, fchoon wy de fpreekende bewyién van hunne trouw niet hebben ondervonden. Ter vergrootingevan 't getal der braaven kan het volgend Yaers dienen. Befchouwt het met aandagt,alle onze Leezers! en wy twyfelen niet of gy zult u opgewekt vinden om Neêrlands Heldendaaden ter Zee, en het nut daar uit vloeiende, te hoogcr te waardeeren, vooral van de tegenwoordige eeuw, daar de voorbeelden zo fchaarsch zyn. In onsen volgenden Numer verwagte de Leezer een Zeeflag in 1706', benevens twee Gevegten tegen Algierfche Roovers, het een in 1707 en het ander in 1723, en daarmede flappen wy by gebrek van eenige verrigtiug van belang, tot 1762 over, op de ftraksgemelde dappere Verdediging van onzen gcagten bedel. * * * * * Hhhhh 2 TWEE-  TWEELEDIGE AANSPRAAK 805 Wie ooi: van fcepters droom', 't gehik van vrye Staaten Befehaamt het magtigst Ryk vol ruiters en foldaaten, Door wydverfpreide weelde en mildert overvloed, Die zonder hovaardy eene eedle fierheid voedt. De welvaart bloeit gerust by dierbezwooren Wetten, Waartegen list noch magt zich veiiig kan verzetten; De Vierfchaaf fielt geen Heer voor zyn geringften knecht; De beste is hier de grootfte; elk (leunt op 't heilig Recht. Een Monaiehy vertoont wel ryker praalfieraadeu, In marmer en albast, en gloeiend goud, belaaden Met veelerlei gefteent, met zilver afgedeeld, En paerelpracht, die op azuur en purper fpeelt: De febhtrende Afgod wordt van Grooten aangebeden, De Hofftoet lonkt zich fcheel aan duizend lieflykhedfin» De Hofftad fcluitert luide, elk volgt den finaak van 'e-Hof; De Dichtkunst zelv', helaas ! befmet zich met dien lof. Maar zie in 't open Veld de elendige Armoê zwoegen; Zie hoe ze klappertandt met hongrig ongenoegen ; Zie vruchtbaare akkers woest, geen weiland, nic:s gezond, Eu dikwerf huis noch Itujp, veel mylen weegs in 't rond. De teering flaat om 't hart, hoe bly de kaaken bloozen. ó Vraatig Hof! hoe fcherp, hoe fteeklig zyn uw roezen. De Goudmyn lescht geen dorst, maar op den gouden berg Knielt menig dwaas geüacht van reuzen voor een dwerg, 6 Duitfche Zevenftar! ó Leeuw met zeven fchichten; ó Helden! die zyn roem tot alles moest verpligten; ó Vaadren! zou uw Volk in 't einde ook dus geaoeid . . .? Neen! liever zink' de grond, met alles wat 'er bloeit. Men zag ook altoos hier, zelfs in dq vroegfte tyden, Verraaders, die't Gemeen dien bloei, dat heil, benydden, En om een Opperheer tot onbepaald bewind Te heffen hart en ziel verzwoeren , helschgezind. Dat tuig' de raazerny der Kabbeljaauwfche vlaagen, Te droef berucht door Vlaamlche cn Hollandfche oorlogsplaagen, Door Hartog Flips gedempt, maar met een yzren ftaf, Die Hoeksch noch Kabbeljaauwsch verfchoonde»ofaêmtogt gaf. Hhhhh 3 Dat  8o5 TWEELEDIGE AANSPRAAK Dat tuig'de fnoode R.aad, die Barneveld deedt fneeven, En die noch fnooder moord aan 't Broederpaar bedreeven, En *t ge'en ons in deeze eeuw beliep zo onverwacht, Na dat ze in voorfpoed fehier ten halven was volbragt. ó Neêrianclsch bloed! is ook dat zaad uit u gefprooten ? Waar zyn, ö Amfterdam! uw dondrende Oorlogsvlooten ? 6 Belt, Levant, ó v/yde Atlantifche Oceaan! Zyn wy't, dien gy weleer ten dienst heb: moeten ftaan? Ja! roep: de DöggersbaHfc, 't zyn noch die zelfde Braaven. Maar. .. Keen! ó neen ! ': gaa: wel: wy teilen weinig (laaven Voor een omelbren ry van Mannen, wier gemoed De Deugd aanbidt, en 't Récht, Gods vinger, hulde doet. Wy kennen 't kwaad, wy zyn gewaarfehuwd voor die pesten,: Zo vloeie ons 't b!y geluk weêr toe van Oost en Westen 3 Hoewel de balfemkruik met al haar geuren (Hakt, Daar flechts één doode vlieg te diep in 't vet verzinkt. Dooriuchte Gyzelaar! uw roem zal nimmer daalen, En de uwe, ó Visfcher! moet omtrent die leiftar draaien, Zo lang de zilvre Maan den moeden Zeeman troost, Op 't ongebaande Zout, daar ze ebbe en ty verpoost. Triomf! 's Lands glorie ryst. 'k Zie Berkel reedsheriïellen „ En tot den Pol, wien geen vervolging meer zal kwellen; Misfehien den eerften, die ooit billyk loon ontiing, Daar zulk een heilig Recht voor zulk een Vierfchaar hing. Hoe lokt uw lieflyk licht ook vrye en vroome Vriezen, Die noch van jaar tot jaar hunne Overheden kiezen, De Haarens, Ejffiagaas en Beymaas, Oostergoo, Drie Goos! die ftaan voor 't fpits; het kleinst getal is bloó. Mogt zulk een edel vuur veele andren meer bezielen , Geen Brftfche roofharpy zoude ooi: aan Hollands kielen Kaar vuile klaauwen liaan. Maar zacht ! de Lente koom' s Die wreevlige overmoed zal fineken als een droom. Gy, Nederlanders, die de Vryheid kunt waardeeren, Vertrouwt u op de zorg van dees beproefde Heeren; Gy andren, fpiegelt u aan 't wrokkend Israël, Door Gods Proleet beftraft op 't Goddelyk bevel. Hoe  aan bï soes VRYE NEDER LANDEÏIS. 807 Hoe zyt ge , riep hy uit, ( f ) op uw verkeerde wegen , Tot zulk een top van woede en raazerny gefleegen , Dat gy een Koning eischt, en God , die 't al regeert, Met fnoode ondankbaarheid vol fchimp en fmaad onteert ? Heeft God u niet befchermd, geleid op alle uw paden , Uw glorie niet gefterkt door onnavolgbre daaden, Van Mozes af tot op dit zegenryk gedacht ? Wat baatte uw Vyand ooit zyn dreigende overmngt ? Zo wel als Faro wierd in 't Roode Meir begraaven, Zaagt gy den Filiftyn, ten prooi van gier en raven Gedonderd over 't veld, ontelbaar als hetzand Der zee : vergeet gy dus de vvondren van Gods hand? 't Is God die voor u ftrydt, en altoos heeft geftreeden; Want God verandert niet , zo gy door booze zeden , En wederfpannigheên, zyn grimmigheid niet fart. In Gods naam ! doch gy kent naast God myn zuiver hart, 6 Uitgeleezen Volk! weleer Gods welbehaagcn, Gunt Samuel noch decs voldoening weg te draagen Eer hy ten grave daalt, dat zyn oprecht gemoed Uw flraf gefchut hebbe, en uw veegen Staat behoed. Maar neen! gy luistert niet: Hier moet een Koning vaeezen, Dan heeft dit Moeiend Ryk geen Vyand meer te vreezm ; Die wapens ons ten ftryde, en neeme op zynen troon Het heilzaamst evenwigt in acht van flraf en loon. Welaan ! 't geen gy begeert, zal ook eerlang gebeuren; Maar weet cat gy te laat uw moedwil zult betreuren: Hoort, zo die Koning eens is over u gefield, Wat u te wachten ftaat van "t Koningklyk geweld. Hy zal zich zetten op zyn trotfen Oorlogswagen, Eu uw geliefde Zoons, in 't flaafsch gareel geflagen, Als Dienaars, of misfehien als Ruiters , voor zich' heen Doen draaven door het (lof, vermoeid en afgeftrecn. Zy zullen niet voor u noch voor hun kindren vechten, Maar voor den Koning en zyn wettelooze rechten , Ter. • Cl') 1 Samuel VIII.  8r>S AaSdénocIi VRYE NEDERLANDERS. Terwyl hy wreevlig, en van hovaardy verblind, Geen deugden loont, maar zich aan vleiers naauw verbindt. Dan zult ge een blopden guit zien over duizend (tellen Als Overile , en een Man van moed zal vyftig tellen, Voor ougemeene gunst, mar hy zo veel gebiên : De Koning volgt zyn wil, gy moet het zwygend zien. Ook zullen zy geprest des Konings akker ploegen , In 't oogften van zyn oogst bedrukt en augflig zwoegen , Zyn helm, zyn betfkelaar , cn yzren harnas fmeên , En doen al wat hem dient tot afbreuk van 't gemeen. Uw Dochters, 't minlyk kroost, waarop de Moeders hoopen, Dat teêr gedacht zal mede uw dwaasheid duur bekoopen, By Kruidbereiders, by den Keukendienst, of by Den zuuren deesfem van een fchaamle Bakkery. Noch meer : hy zal eerlang uwe akkers ook berooven; Uw Wynftok, uw Olyf, de glorie uwer hoven, Neemt hy in ftreng bedag, en geeft ze aan 't fnocd gefpuis Dat zynen troon omringt, cn toejuicht niet gedruisc'n. Van 't geen u overfchiet, om dat gy toch moet leeven , Zult gy, rampzalig Volk, voor 't minst de tienden geeveu , Ten dienst des 4ovclings, die, in zyn weidfche pracïn, U naauw uit gunst den naam van menfchen waardig acht. Uw Knechten, Maagden, en uw beste jongelingen, Zal hy tot zyner, dienst en arbeid greetig dwingen ; Uw lastvee gaat niet vry, uw kudde wordt vertiend , Tot dat gy zelv' in 't eind hem ook als knechten dient. Dan zal dat heilloos lot een droef gejammer baaren. Help God! waar is ons heil, waar is ons heil gevaaren? „ Wy hebben 't roekeloos verbannen. Groote God ! Hoe zinken wy in fchand, helaas! 't Heelal ten fpot. „ Verplet den Dwingland, Heer ! en maatig onze elenden." Maar God, dien gy nu hoont, zal dan zich van u wenden; En Samuel, die dit maar al te klaar voorziet, Befeft in eeuwigheid geen einde aan uw verdriet.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT Ol DEN TEGEN VVOORDIGEN TYD. No. 101. Zeegevecht van zes Nederlandfche fchepen , tegen een Fransch Esquader, binnen Dog. gerszand, op den tweeden Octuber des jaars iyc6. I3at waare kloekmoedigheid voor eene te groote overmagt moet zwichten, wordt niet dan te dikwerf door de ondervinding bevestigd, en de Kommandeur braak, die met recht onder de dappere Helden, welke dit Nederland heeft voortgebracht, geteld mag worden, Itrekte ten bewyze deezer waarheid. Deeze namelyk, benevens de Kommandeurs de wit en ravens, en de Kapiteins meyer, gouwenaar en corlee, ter geleide eener Koopvaardy Vloot uit de Oostzee te rug gekomen zynde, was het Doggerszand genaderd, wanneer een Fransch Esquader , uit zeven zwaare fchepen beftaande, onder den Ridder fourbin, hen ontmoette en terftond jagt op hen maakte. Het duurde ook niet lang of de Esquaders waren met eikanderen in gevecht. De Franfchen ,ongelyk fterker in gefchut, fchepen en manfchap , hadden zich zodanig verdeeld, dat ieder van hen aynen man zoude aantasten, terwyl het zevende hunli iii . ntr  Sio ZEEGEVECHT binnen DOGGERSZAND. ner fchepen, minder zwaar zynde, de andere te hulp zoude koomen,om zulke, die zy tusfehen beiden bezetten konden, te febielyker te overmeesteren. Het was 's morgens omtrent agt uuren, wanneer de Kommandeur braa ii zich door den Franfchen Bevelhebber zag aangetast. Met eene onvergelykelyke dapperheid wierdt'er van weêrkanten gevochten, en fchoon het gevecht niet zeer lang duurde, wierden echter de beide fchepen zo reddeloos gefchooten, dat geen van beiden langer bekwaam ten ftryde was. De Kommandeur der vyanden wierdt genoodzaakt zich ten anker te begecven, om door dc toegebrachte grondfehooten geen gevaar van zinken te hebben; zynde daar en boven aan want en rondhout zo befchadigd, dat hy niet in Haat was den ftryd te hervatten. Het fchip van den Heer bra/sk, die reeds in het begin van den flag, door een noodlottigen kogel getroffen, gcfncuveld was , raakte inbrand, en daar door zag de manfchap zich genoodzaakt, het zelve te verhaten , en hunne behoudenis te zoeken in dc booten, wordende door den Ridder fourbin alle geborgen. Kapitein meyer , die geduurende eenigen tyd tegens twee vyandlykefchepengeflagen hadt, wierdt door verfcheide kogels zodanig gekwetst, dathy korten tyd daarna overleedt, 't welk den moed der zynen wel aanwakkerde, om als leeuwen te vechten , en hunen dapperen Bevelhebber te wreeken; doch eindelyk moesten ze, niet beuand tegens de overmagt, voor dezelve bukken, wordende het fchip, na de kloekmoediglte tegenweer, genomen. Beter gelukte het Kapitein corlee: deeze namelyk in een zwaar gevecht geraakt zynde met eenen der Vyanden, hadt het geluk denzelven zo te havenen, dat hy verplicht wierdt af te houden, en zyne veiligheid in de vlugt te zoeken, Dus van  ZEEGEVECHT binnen DOGGERSZAND. 8ii van zynen befpringer ontflagen, wendde hy zich naar den Kapitein gouwenaar, die tegens twee fchepen vocht en gevaar liep van door dezelve genomen te worden, en onderfleunde zynen landgenoot met ze veel krachts, dat de beide Vyanden genoodzaakt wierden te wyken. Ondertusfchen hadt het fchip van gouwenaar reeds zo veel geleeden , dat het, onder water getroffen zynde, begon te zinken, en het volk, zich in de omnogelykheid bevindende, om de lekken te Moppen, of door pompen het fchip boven te houden , genoodzaakt wierdt het zelve te verlaaten , gelyk zy dan ook allen behouden aan boord van Kapitein corlee overkwamen. Ondervvylen waren ook de Kommandeurs de wit en havens met de Franfchen in gevecht geraakt, en hadden met zo veel kloekmoedigheid geftreeden, dat ieder hunner den Vyand hadt op de vlugt gedreeven. De laatfte voegde zich, na zich met zo veel roems uit deezen flag geborgen te hebben , by de Koopvaardyfchepen , met welke hy het om de Noord wendde, om hen dus uit de handen hunner Vyanden te redden. Het voornaam oogmerk wierdt dus door onze Helden bereikt. De Heeren de wit en corlee kwamen met veele Koopvaarders, onder hun geleide, behouden in Texel binnen; een groot gedeelte raakte gelukkig in het Vlie, en de overige in andere na> buurige havens, zo dat van de gantfche Vloot, buiten het fchip van den dapperen meyer, genoegzaam niet een door de Vyanden bemagtigd wierdt. Iiiii s C  ALGIERSCHE ROOVERS. 813 eene dappere verdediging vereischt wierdt. In den beginne toonden zy Prinfe Vlaggen, doch nader by gekomen zynde, lieten zy eene Roode Admiraals Vlag, met drie Geele halve maanen, waayen, en wierden voor den Admiraal van Algiers, voerende het fchip de Roos, van veertig ftukken , en bet Witte Paard, van zes en dertig ftukken, gekend. Op eenen korten afftand tastten zy den Heer overfeld van achteren , en van ter zyden, met een onophoudelyk en vervaarlyk gefchreeuw aan, terwyl uit hun gefchut en musketten zo fterk gevuurd wierdt, dat de Nederlander onvermydelyk in den grond zoude geboord geweest zyn, indien de ftryd met zo goede orde, als ontembaare woede, ware aangevoerd geworden. Omtrent twee glazen duurde dit vreesfelyk gevecht, wanneer de Turken, die meer dan zes of zeven honderd man aan boord hadden, het befluit namen om te enteren. De Admiraal wierp zich derhal. ven aan boord van de St. Cbristoffei, by de valreep, met oogmerk, om zo veel volks over te werpen, eer de Nederlandfche Kapitein gereed was , dat hy denzelven, door 't getal, overweldigen mogt; doch hier omtrent vondt hy zich in zyne meening geheellyk bedroegen , dewyl de Heer overfeld eene zoontzachelyke hagelbuy van Musket-en Kanon-kogels, van Koevoeten, Schroot, en diergelyk moordtuig, op 's Roovers fchip deedt werpen, dat zy, om zyne eigene uitdrukking te gebruiken , als Verkens fchreeuwden, en van zyn fchip ftooven als muggen, terwyl 't Algietyns want en rondhout tevens zo befchadigd wierdt, dat de Roover niet lan_ ger bekwaam was om eenigen verderen aanval te kunnen doen. De Bevelhebber van 't fchip bet Witte Paard bleef nog eenigen tyd, met het zelfde geweld , de St. Christoffel befchieten; doch ziende dat de Admiraal Iiiii 3 af-  8i4 GEV. tegen TWEE ALG. ROQVER.S. sfgeweeken, en te zeer befchadigd was, om weder op te koomen, hieldt hy ook eindelyk* na vier glazen ftrydens, af. In het wegzeilen ftreek de Roos , van vooren en van achteren, de Admiraals Vlag neder , waar uit men befloot , dat de Bevelhebber zelf gefneuveld was ; het fchip was daar en boven zo doorfchooten, terwyl tevens de blinde raê weg, en de Marsfchooten in ftukken waren, dat het vry zeker is, dat het dc wal niet zal hebben kunnen bereiken. De Heer overfeld liet wel alle zyne zeilen byzetten, om dc Roovers té vervolgen, en hen, ware het mogelyk, op nieuws aan te tasten en te vermeesteren; doch daar hy ook zelf vry reddeloos was gefchooten, en de nacht den Vyand begundigde, wierdt hy verhinderd zyn oogmerk te volvoeren. Het geen in dien flag te verwonderen was, is dat, niettegcnftaandc de ysfelykheid van het gevecht, op de St. Cbristpfftl', niet den doodcg.vonden wierdt; verfcheide echter, hoewel ook weinige, waren gekwetst, hebbende de Zeilmaaker eenen arm verlooren, en de Kajuitwachter eene wonde op de borst ontvangen door eenenmusketkogel, terwyl zommige andere ligter gewond waren. Het fchip, de boot, en inzonderheid de Kajuit waren vry veel befchadigd; ook waren honderden van kogels door het touwwerk en dc zeilen gevloogen , en de Bezaansftag en ander loopend want in ftukken. Dit alles echter verhinderde den braaven Kapitein niet, om zyne reize voort te zetten en gelukkig te volbrengen, dewyl hy, na eenigen tyd door ftilte opgehouden geweest te zyn, op d.n zeventienden behouden te Kar dix aanlandde.  Gevecht van Schipper Pieter Valk tegen twee Algier fche Roovers, omtrent Gibraltar, op den vierden van Hooimaand des jaars 1723. De gelukkige vruchten van eenen gewenschten Vreda plukkende, hadt zich het gezegendNederland, geduurende langen tyd niet in demoeyelykenoodzaakelykheidgevonden , om, of zyne bezittingen tegens eenen wreeden vyand te verdedigen, of zynen roem door Oorlogsdaaden ter Zee verder te vestigen. Van tyd tot tyd echter zag dit Gemeenebest zynen koophandel, door de roofzuchtige aanvallen van'Algierfche Kaapers, groorelyks ontrust: want fchoon 'er geen daadelyke OorJogtusfchen deeze beide Volkeren was afgekondigd, roofden echter de Ah ierynen overal, waar zich de gelegenheid daartoe aanboodt, en pleegden dikwyls groot? geweidenaaryen, even gelyk m,u de Engelfchen te midden van den diepften vrede , onzen Koophandel , ongeftraft , te fchandeIyk heeft zien bcnadeelcn, en als bloeddorftige roofvogels de klaauwen flaan, aan ongewapends en op de verbonden geruste Koopvaarders. Onder de on gelukkigen , welke van deeze Roovers wierden aangevallen, bevondt zich onder andere pieter valk, welke op den twee en twintigften May van AÏidanre vertrokken, en op den vierden Juny omtrent vier mylen van Gibraltar gekomen zynde, op eenigen afifand van zich twee fchepen ontdekte, die, onder vermomde vlaggen , hun best fcheenen te doen om hem te naderen. De fnelhcid dcezer vaartuigen maaaktë wel dra het ontvlugten onmogelyk, waarom Schipper val k, wiens fchip twee en twintig ftukken kanon en zes en dertig man op hadt, zich in Haat van tegenweer Helde, indien deeze fchepen iets vyandelyks mogten in het oog hebben. Niet lang daar na wierden zy voor twee Algierynfchc Roovers gekend,  ZEVEN ENGELSCHE SCHEPEN. 810 beftaande, geleidde, was de Heer salomon dedel, de jonge, die in dit geval de fchoonfte blyken van dapperheid betoonde, en zich als een Held en Man van eere, dien de belangen van zyn Vaderland waarlyk ter harte gaan, kennen deedt. Op Zondag, den twee en twintigften van Oogstmaand uit Texel gezeild zynde, ontmoette hem, op dien zelfden namiddag , een Engelsch Oorlogfcheepje , dat tien ftukken kanon voerde, en the Hazard Chahup genaamd was. De Engelfche Kapitein j. john den Heer dedel op zyde draayende, deedt hem door eenen zyner Officieren kennisfe geeven, dat hy bepaalde bevelen hadt, om alle de fchepen, die naar Franfche of Spaanfche havens gefchikt waren, te doorzoeken cn aan te houden, en begeerde, ingevolge hier van, dat men hem vryheid zoude geevcn om zulks in 't werk te dellen, omtrent de Koopvaardyfchepen, die tot het Convooy van den Heer dedel behoorden. Het was 'er echter wei verre van daan, dat de braave Kapitein dit onredelyk verzoek zoude inwilligen ; hy antwoorddde rondbordig : „ dat, ingevolge het „ verbond, in den jaare 1674 tusfehen dit Gemee„ nebest en het Ryk van Groot-Brittannie ge„ flooten, een zodanig onderzoek niet konde noch „ mogt geëischt worden, en dat hy nimmer zou„ de toedaan , dat een eenige der fchepen, die „ onder zyn geleide waren, en geene Cotatrabande „ goederen in hadden, onderzocht wierde." Alleeia Kkkkk * deel-  82o GEVECHT van S. DEDEL tegen deelde hy aan den Engelfchen Kapitein den inhoud van de laadingen mede , die aan boord van zyne onderhebbende fchepen gevonden wierden ; waarop deeze, doch niet voor 's nachts, van hem afhieldt. Met het aanbreeken van den volgenden dag wierdt 'sLands Oorlogfchip op nieuws gepraaid, door the Tryal Cbaloup, van zestien ftukken, gevoerd door den Kapitein cunigiiame, die, op dezelfde wyze als de voorige Engelschman , het doorzoeken der fchepen vorderde; doch deeze , ook een weigerend antwoord bekomen hebbende , fcinde the Hunter Cbaloup, gevoerd by den Kapitein vergier , en gaf hem last om op den Heer dedel te pasfen , terwyl hy zelf met the Tryal nlar de Reede van Duins te rug zeilde. Ondertusfchen vervorderde het Nederlandsch Convooy zyne reize , tot's avonds van den vier en twintigHen; want toen de Hoofden doorzeilende , deedt the Hunter Cbaloup verfcheide fchooten, en [einde met vuuren, 't welk van dat gevolg was, dat men op den vyf en twintigften, 's voormiddags, zeven Engelfche fchepen, zo groote als kleine , het Convooy zag naderen. De Bevelhebber van dit Esquader, de Heer adams , voerende de Diana , een Fregat van twee en dertig ftukken en twee honderd cn dertig man, kwam de Dankb .arbeid digt op zyde, en riep den Heer dedel toe, dat hy de Koopvaarders  ZEVEN ENGELSCHE SCHEPEN. 8»i ders doorzoeken wilde; zendende ten dien einde, terwyl de braave Nederlandfche Kapitein hern, toeriep, dat hy zulks nimmer gedoogen , maar geweld met geweld zoude te keer gaan, eene Chaloup naar het Fregatfcheepje de Maria Elizabeth, dat onder het Convooy behoorde, en naar St. Sebastiaan gefchikt was. Kapitein dedel , dit ziende , deedt terftond op de Chaloup vuur geeven, cn zeilde 'er met zyn fchip op in, om de doorzoeking te beletten; doch de Chaloup hieldt af eer hy 'er by konde. weezen. Vervolgens zondt hy eenen zyner Officieren met eenige Soldaaten naar ieder der drie andere Koop* vaardyfehepen, met uidrukkeiyk bevel, om alle Engelfche' Chaloupen van boord te houden , en zulks, indien 't niet anders gefchieden konde , met geweld te beletten. Ondertusfchen deedt Kapitein adams , die «afe Dankbaarheid wederom op zyde gezeild was, den Heer dedel, door twee Officieren, met de Chaloup aan hem afgezonden, aanzeggen, dat by eenen gehouden Krygsraad beflooten was, om dc Koopvaardyfchepen onder zyn geleide, het mogtkos* ten wat het wilde, te doorzoeken, en dat men inet fcherp op hein vuuren zoude, indien hy ondernam om hen hier in met geweld te verhinderen. De Heer dedel antwoordde kortelyk, doch met de grootfte kloekmoedigheid, dat hem deeze Kkkkk 3 be-  $2» GEVECHT van S. DEDEL tegen? bedreiging geenszins vervaarde, en dat hy, hoe ongelyk ook in magt, nimmer zoude toelaaten, dac de fchepen, onder zyn geleide, door eenige Vaartuigen doorzocht wierden , zo lang het in zyn vermogen was zulks te beletten. Met dit antwoord wierden de Engelfche Officiers naar hunnen Bevelhebber te rug gezonden, welke weinige oogenblikken daarna drie zyner Chalou. pen , met vliegende Vlaggen, naar de Koopvaarders deedt roeyen, om, in fpyt der Nederlanders, hunne laadingen te onderzoeken. Zonder uitftel deedt derhalven de Heer dedel, ten hoogften over deeze behandeling gebelgd, met fcherp op deeze Chaloupen fchieten, en daar op begon de Diana, die hem kort op zyde lag, op hem te vuuren, 't welk van den kant des braaven Kapiteins niet lang onbeantwoord bleef. De beide fchepen raakten dus , in weinige oogen ■ blikken, in een hevig gevecht, waarin van weêrkanten met woede gevochten wierdt; het zelve hadt omtrent een half uur geduurd, wanneer de Heer dedel met een musketkogel aan den neus getroffen, en daar door genoodzaakt wierdt het halfdek voor eenigen tyd te verlaaten. De overige Engelfche fchepen, die tot hiertoe ilegts aanfehouwers geweest waren van het gevecht, ziende dat de Diana alleen niet in ftaat was, om den Heer dedel te dwingen, begonnen thans ook hun gefchut tegens de Dankbaarheid te gebruiken; een deezcr, een  ZEVEN ENGELSCHE SCHÉPEN. 823 een fchip van vyftig ftukken, the Cbestef genoemd, «ngevoerd door den Kapitein iiey, onderfteunde zyne landgenooten met kracht, zo dat eindelyk de Nederlandfche Kapitein, niet langer tegens eene zo groote overmagt beftand, genoodzaakt wierdt zich over te geeven. De Engelfchen dus, met verkrachting van alles wat by befchaafde Volkeren heilig gerekend . wordt, en door overmagt meester zynde geworden , zonden terftond wederom hunne Chaloupen uit, die de Koopvaardyfchepen in bezit namen, welke benevens het Oorlogfchip naar Duins geleid wierden, alwaar zy op den negen en twintigften ten anker kwamen. Op 's Lands fchip hadt men twee dooden en elf gekwetften gekreegen , onder welke laatfte de dappere Kapitein zelf geteld wierdt: ook was het fchip , beneffens het want en loopend touwwerk , merkelyk befchadigd. Het geen men op de trouw en het gegeeven woord van eenen Bondgenoot, wien men uit argwaan te fchandelyk behandeld hadt, niet hadt willen gcloovcn, wierdt by een nog fchandelyker onderzoek in Engeland bewaarheid gevonden. Men zag naamelyk, dat geen der Koopvaardyfchepen iets mgélaaden hadt, 't geen of als contrabande, of met de verbonden onbeftaanbaar, zelfs met een En. gelsch oog befchouwd, geoordeeld konde worden, waarom men dan ook, hoe ongaarne, verplicht wierdt de fchepen en laadingen vry te geeven. Daarenboven hadt men reeds voorbeen den Heer dedel vryheid ver*  824 GEVECHT van S. DEDEL. verleend, om wervvaarts hy wilde te zeilen,ten bewy. ze, dat de Engelfchen zelve het gedrag van dien braa» ven Held billykten, en diensvolgens hun eigen ftilzwygend afkeurden. De Algemeene Staaten waren ten uiterften voldaan over de betoonde trouwe en kloekmoedigheid van hunnen waardigen Kapitein; en niemand is 'ertot op dit oogenblik onder de rechtgeaarte Nederlanders, die zich niet gelukkig acht, den braaven salomon dedel onder zyne befchermers tc tellen, terwyl een iegelyk dien braaven Bevelhebber den wierook van dankbaarheid toezwaait.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VfcOEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGENWOORDIGEN TYD. No. 103. Gevechten van de Heeren Kapiteins, Satinck en van Volbergen tegen de Engelfchen, in de Maand January des jaars 1781. T hans leidt ons de orde des verhaals tot den byzonderften Oorlog, welken immer de Staat gevoerd heeft; tot eenen Oorlog waar in zo veele onbegrypelykheden zich opdoen , dat zelfs het grootfte vernuft zich in de ontknooping der byna on?eïoofielyke tegenflxydigheden verlegen vindt ; tot eenen Oorlog, waar in dit voorheen zo agtbaar Gemeenebest tot een fpot zyner Nabuuren geworden is, en in zynen eigen boezem tekenen draagt van de vuigfte lafhartigheid of de fnoodfte ontrouw. De Heldendaaden derhalven, welke in deezen Oorlog getoond zyn, zullen weinigen zyn; en beter re het misfehien de pen neder te leggen, om niet aan het Nageflaoht te doen zien, hoe zeer Nederland van zich zeiven ontaart is, indien niet eenige weinige dappere Mannen zich de achting hunner Landgenooten hadden waardig gemaakt, en aan gansch Europa getoond, dat de oude Vaderlandfche dapperheid no^ LI 111 „iet  8e6* GEV. van SATINCK en VOLBERGEN niet geheel in onze harten is uitgedoofd, maar dac dezelve, fchoon te rug gehouden, nog denzelfden vyand denzelfden fchrik in't hart zou jaagen, door welken hy in de voorige Eeuw in zyn eigen roofnest wierdt opgeflooten gehouden, indien flechts aan het uicgefbrekt verlangen van 's Lands Ingezetenen voldaan, en hun gelegenheid gegeeven wierdt om te voorfchyn te mogen treeden. Wy zullen ons niet ophouden met eene befchryving van de allerfchreeuwendfte geweldenaaryen, welke de Engelfchen , geduurende langen tyd, ter Zee pleegden, om onzen Koophandel en Scheepvaart te vernielen; van de onvoorbeeldelyke langmoedigheid,met welke dit Gemeenebest de bron van zyn beftaan zag aantasten en opdroogen; van de onverdraagelyke trotsheid van het Engellche Ministerie, en deszelfs Gezant by deezen Staat; wy zullen ons niet inlaaten in het verhaal der onoplosbaare byzonderheden, welke de eindelyk afgeperlte Oorlogsverklaring tegen Engeland voorgingen, verzelden en volgden; wy zouden ons, dus doende, te veel van ons oogmerk verwyderen , en verhinderd worden om binnen dien kring te blyven , welken wy ons zei ven hebben voorgefteld. Het zy derhalven genoeg gezegd te hebben, dat Engeland, welk, gelyk altyd, den bloey onzer Scheepvaart en Koophandel met een nydig oog befchouwde, o-eduurende eenen geruimen tyd,doordefchreeuwendfte onrechtvaardigheden en rooveryen de Zee onveilig gemaakt hebbende, eindelyk den Oorlog tegen deezen Staat  tegen de ENGELSCTÏEN. 8ao derhalven is naauwelyks te befchryven, wanneer hy, in Duins gekomen zynde, vernam, hoedanig de zaaken tusfehen dit Gemeenebest en Engeland gefchapen ftonden. Hy wierdt benevens zyne Officieren krygsgevangen verklaard, en zyn fcheepsvolk naar Tenderen,omtrent vyftig mylen van Duins, gevangelyk weggevoerd. Geen beter lot trof den Kapitein van volbergen. Deeze naamclyk, even onkundig van den Oorlog als de Heer satinck, wierdt op den eerften January des jaars 1781, door het Engelsch Oorlogfchip de I/is, van vier en zestig ftukken kanon, aangevallen. De braave van volbergen ontving zynen befpringer, gelyk het eenen rechtgeaarten Nederlander betaamt; hy verdedigde zich met de uiterile kloekmoedigheid, en met een zo gelukkig gevolg,dat hy, niet tegenftaande de ongelykheid hunner fchepen, den Engelschman deerlyk havende, hem dwong af te houden, en hem, naar alle waarfchynelykheid, zoude genomen en opgebracht hebben, indien hy daartoe eenige bevelen gehad hadt. Het gevecht tusfehen deeze fchepen was zeer hevig, hebbende de Kapitein van volbergen daar by tien dooden en twintig gekwetften gekreegen; onder de eerften wierdt een Adelborst geteld, en onder dêlaacften was den Commandeur der Soldaaten zyne rechterhand, en den Ziekentrooster zyn been aïgefchooten: de Kapitein zelf hadt eene lichte wonde in het aangezicht ontvangen. Dc I/s hadt, uit h.t geene men 'er van na konde fpooren , veel meer vcrlooren en LI111 3 veel  Ï30 GEV. van SATINCK en VOLBERGEN veel geleeden; het wierdt daarom den Kapitein, jutton genaamd, zo kwalyk genomen, dat hy, hoewel veel flerker, den Heer van volbergen niet hadt konnen vermeesteren, dat 'er een krygsraad belegd wierdt, voor welken hy verplicht was zich te verdedigen, en van de aangewreeven blaam van lafhartigheid te zuiveren; het welk hy echter niet zodanig fchynt te hebben konnen doen, dat hy daar door een fcherp verwyt konde ontgaan. De Heer van volbergen, dus van deezen geweldigen beIpringer ontflagen, meende nu zyne reize te vervolgen; doch wierdt kort naderhand, ten tweeden maale, door een Engelsch Fregat van zes en dertig ftukken, aangevallen , het welk hy, op dezelfde wyze als de Ifis, dapperlyk affloeg, en dwong van zyne gewelddaadigc oogmerken af te zien. In deeze beide gevallen, toonde dc braave Kapitein, gelyk ook zyne manfchap, de grootfte kloekmoedigheid; en het is te bejammeren, dat deeze waare Held geene kennisfc hadt van de Oorlogsverklaaring, van welke zyne befpringers verwittigd waren, dewyl hy hen beiden opgebracht, en dus der Engeftcheu hoogmoed zeer gevoelig gefnuikt zoude hebben , indien hem maar de bevelen, om den vyand afbreuk te doen, niet ontbroken hadden. Op den vyfden January ontmoette hem het Engelsch Oorlogfchip de IFarwick, gevoerd wordende door den Kapitein keith elphingstone. Deeze gaf terftond bevel om den Nederlander aan te tasten,  tegen de ENGELSCHEN. 831 ten, en dus raakte de Heer van volbergen , binnen den korten tyd van vyf dagen, ten derden maale in gevecht. Met denzelfden moed ontvingen de dappere Schepelingen deezen beflryder. De braave Commandeur der Soldaaten, wien reeds in het eerfte gevecht zyne hand was afgefchooten, hadt zich in het tweede even onverfchrokken op zynen post getoond, en geboodt den zynen , in deezen derden flag , op het half dek ftaande, met geene mindere heldhaftigheid dan voorheen. Gelyk naar 't voorbeeld van den Vorst de Onderdaan zyne daaden richt, fcherpt de onverzaagdheid des Bevelhebbers den moed der minderen; doch gelyk veele honden der haazen dood zyn , en de dapperheid zelve eindelyk voor overmagt moet zwichten, zag zich ook ten laatften de roemwaardige vak volbergen genoodzaakt te bukken voor het her* naald geweld en de vernieuwde magt der Engelfchen. De Warixiicb naamelyk was een hecht fchip , het welk benevens zyne manfchap niets geleeden hadt:het Want en fchecpstuig van den Nederlander daar en tegen was rfiec weinig befchadigd, en van het dapper volk een gedeelte doodgefchooten, een gedeelte gekwetst, en allen afgemat door de herhaalde gevechten,zyndein dit laatfte echter hechts een man dood gefchooten, doch verfcheide gewond, onder welke de Adelborst san. derus, van Delft geboortig, korten tyd daarna, aan zyne ontvangene kwetzuuren overleedt. De Heer van volbergen, die het misfehien  8ja GEVECHT tegen de ENGELSCHEN. fchien nog al verder tot het uiterfte zoude hebben laaten koomen , indien hy maar hadt geweeten, dat hy met verklaarde vyanden te doen hadt, en met zyn ondérhebbende manfchap als Krygsgevangenen behandeld zoude worden, gaf zich dan eindelyk over; doch niet voor dat hy ook zynen aanvaller deerlyk hadt gehavend; hebbende de Engelsman in zynen brief, aan de Admiraliteit van Groot - Brittannië gefchreeven, zelf bekend dat zyne zeilen , masten en want geheel in Hukken waren gefchooten. Te Spithead opgebracht zynde, ontving hy het onaangenaam bericht van den Oorlog, die tusfehen Nederland en Groot Brittannië plaatze hadt; doch wierdt van zyne vyanden met dien eerbied, welken men eenen waaren Held fchuldig is, bejegend, terwyl de dankbaare Nederlander den nr.am van volbergen in zegening houdt. 'c Lot van het Oostindïsch Compagnie fchip, de Catharina ïVilhehmna ,vvas niet guniliger, dewyl het zelve reeds op den zevenden January , door het Oorlogfchip de Perfeus, genomen en in Duins wierdt opgebracht. Dit fchip, deelende in de ongelukken der twee dappere Oorlogfchepen, wierdt vervolgens, met dezelve , naar de rivier van Londen gevoerd, alwaar het geld , ter fomme van honderd duizend Ryksdaalers, 'er uitgenomen, en naar de Bank gebracht wierdt.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGÉN AF TOT OP DEN TEGENWOORDIGEN TYD. No. 104. Gevaarlyke togt van A. de Roock, Kapitein op 's Lands Fregat de Eendracht, op den negen en twintigflen January des jaars 1781 , van Lisfabon naar de West-Indien afgezonden. Dat de waare heldenmoed daar aan gekend wordt 4 dat men zynen Vyand niet alleen met onverfchrokkenheid onder het oog durft zien , denzelven met geweld wederfiaat, en dwingt om voor de kracht van 't kanon te bukken; maar ook daar aan , dat men , te zwak zynde, om met hem in het ftrydperk te treeden, zyue aanvallen door voorzichtigheid vermydt; zyne oogmerken daar door verydelt, en met onbedeesde bedaardheid zich midden doorzyne wachten en hinderlaagen eenen weg weet te baanen, en alzo zich zalven en zyne manfchap voor den dienst des Vaderlands te behouden ; is eene Mmmmm waar-  §4ö GEVAARLYKE TOGT van A. de ROOCK. fchepen , zo dat de onderneeming niet alleen vruch* teloos zoude afgeloopen , maar ook de Eendracht in des vyands handen zoude gevallen zyn. De Heer de roock ligtte derhalven , op den negentienden , het anker, en ftelde zynen koers naar de Franfche Eilanden , om aldaar nader bericht te bekoomen , hoe 't met de andere bezittingen van den Staat gelegen ware. Het regenachtig en buyig weder verhinderde hen om naauwkeurig de hoogte te neemen , zo dat zy , op den twee en twintigften , door het zien van het Eiland Tabago , bevonden , dat hen de ftroom te fterk om de Noordwest hadt afgetrokken. (Vervolg op den volgenden Numer.)  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE, VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGENWOORDIGEN TYD. No. 105. Gevaarlyke togt van A. de Roock, Kapitcin op 's Lands Fregat de Eendracht, op den negen en twintigften Janaury des jaars 1781, van Lisfabon naar de West - Indien afgezonden. (ft Vervolg van den voor gaanden Numer.") Op den zelfden namiddag ontdekten zy een driemast fchip te loefwaart van zich , en te lywaart een Kotter; de eerfte maakte in den beginne fterk jagt op de Eendracht; doch, dezelve nader befchouwd hebbende , vondt hy niet goed digter by te koomen, en ftelde zynen koers , 's namiddags ten drie uuren , achter om , op eenen afftand van omtrent eene halve myl. Hier op deedt de Heer de Nnnnn roock  64a GEVAARLYKE TÖGf van roock wenden , en alle zvne zeilen byzetten , om , ware het mogelyk , dit fchip te befnyden en aan te tasten; maar dewyl het de vlucht nam , \vas men niet in Haat om het in te haaien , of tot opbrasfen te dwingen : dewyl nogthans dit fchip eene Engelfche vlag en wimpel waayen liet , zondt men het eenige kogels toe , waar van een door zyne zeilen neen vloog. De Kotter, ziende zynen metgezel zyn heil zoeken in eene verhaaste vlugt, volgde zyn voorbeeld, en nam denzelfden koers met het Fregat, 's Avonds , omtrent half agt urnen , deedt de Heer de roock op nieuws wenden, en zeilde Noord Noordwest aan , dewyl de beide vyandelyke fchepen door de duisternis waren uit het gezicht geraakt. Op den volgenden dag befloot men om te onderzoeken, of men op het Eiland Tabago versch water zoude konhen bekomen , oih dat riien de Franfche Eilanden Martinique of Guadeloupe niet konde bezeilen • doch wanneer men het zelve genaderd was j ontdekte men wel dra , dat het door de Engelfchen fterker bevolkt was , dan men zich in den beginne hadt verbeeld : rrien vondt het derhalven ongeraadeii hier het anker te Werpen, maar zeilde tot Grenada voort. Den drie en twintigften zeilden zy den Noordoostelyken hoek van dit Eiland voorby , wanneer, *s namiddags ten een uur, een kanonfchoot gedaan wierdt, waar op de Heer de roock der Staaten vlag en wimpel vertoonde , en dezelve door een fchoot verzekerde : vervolgens wierdt 'er een tweede fchoot gedaan en de Franfche vlag opgeheeven. Men hieldt dus den koers digt langs de wal, worden-  A. p e R O O C K. 843 dende daar van hoek tot hoek gefchooten, waarfchynelyk om het Gouvernement kennisfe te geeven van de aankomst van een Nederlandsch fchip. Ten vier uuren kwamen zy voor de haven van Grenada , alwaar 2y ccn Fransch Ooslogs Fregat, van zes cn dertig (hikken, vonden liggen, 't welk met negen fcliQ «en begroet , en met een gelyk getal beantwoord wiedt. Vervolgens deedt men eene ■r elf fchooten, waar op het Kasteel , by het Gouvernement, een gelyk aantal , ter beantwoording, liet afvuuren. Daar na kwam de Kapitein vao dc haven aan boord van de Eendracht, cn verwelkomde den Heer du roock, uitnaam van den Gouverneur, den Graave van do rat, hem de reden zyner komste vraagende, en tevens verzoekende dat hy dien avond aan land wilde koomen , om den Gouverneur te begroeten. Deeze verplichtende uitnoodiging wierdt geenszins door den Nederlandfchen Kapitein afgeflagen; hy begaf zich terftond , benevens zynen vriendelyken geleider, naar de 'wal, maakte zyne opwachting by den Gouverneur, en ontving, na de redenen zyner komste, en de gevaaren , welke hy gelukkig ontworfteld was , verhaald te hebben, van denzelven naauwkeurig bericht wegens den toeftand waarin zich de Nederlandfche Colonien bevondenVan deezen was het, dat de Heer de roock verltondt , dat ook St. Martin in de magt der Engelfchen;, gevallen was,, en dat Curacao zeer waarfchynelyk voor hun geweld mede hadt moeten bukken; dat rodney, de Held, die zich met eene fterke Vloot van verfcheide Weerlooze Eilanden hadt meester gemaakt, by de eilanden boven den wind, met drie en twintig fchepen van linie Nnnnn 2 kruis-  844 GEVAARLYKE TOGT van kruiste; dat pakker, te Jamaika met ee i aa Ier Es~ quadtr O;rlogfc'ienen lag; dat de dappere krull zich tegen vyf Engelfchen roemruchtig verdedig! , en het leven in dat gevecht verlooren hadt , za dat, de Engelfchen, doordien het Fransen Esquader, van vyf fchepen, te Fort Royal la?, eu de Spaanfchen byna alle naar de Havana waren gewecken , volkomen meester waren van de Zee by de Eilanden baven den wind. Dewyl , door den langduurigen tocht , de Eendracht veel geleeden hadt, en zi lek geworden was , dat men alle vachten , zelfs met een ftilliggend fchip , pompen moest, maakte de Heer de roock van deeze gelegenheid gebruik, om hetzelve te herltellcn, Hy liet dan, op dm vier cn twintig.'len Maart, het fchip in de haven van Grenada haaien, het kanon, en andere zwaarte, uit het voorfchipnaar achteren brengen dewyl van vooren het meeste water inkwam, en alle Timmerlieden te werk tyen om het digt te maaken. Op den dertigflen was men in deezen arbeid zo verre gevorderd , dat, aan Stuurboords zyde , alles herfleld was , wanneer een Franfche Konings Schooner, van Martinique , aldaar aankwam, in hebbende honderd Soldaaten, om de manfchap van Grenada te verfterken. De Kapitein , by den Heer de roock aan boord gekomen zynde, bracht hem, uit naam van den Gouverneur bericht, dat de Admiraal rodney , na duizend man gelaatcn te hebben op het Eiland St. Eultatius, met zyne geheeje vloot van daar gezeild was, uitgezonderd agt fchepen van linie , die, Fort Royal geblokkeerd hielden; dat hy thans te St. Lucic lag , alwaar agtduizend man wierden ingeicheept , benevens veele mortieren cn andere krygs- voor-  A. de ROOCK. 545 voorraad, en dat de Gouverneur van Martinique van gedachtea was , dat misfehien de Engelfchen eenen aanval op 't Eiland Grenada zouden waageh. De Heer de roock vervolgens verzocht zynde, om, indien hy aldaar nog eenigen tyd witde vertoeven, zyn fchip te laaten verwerken , oordeelde het best te vertrekken; weshalven hy , na den Officier Voor zyne m<. eite dank gezegd te hebben, 's nachts water deedt haaien, en den volgenden dag naar zee ging. Niet lang hadden zy hunne reize vervorderd, wauneer de Kapitein den Krygsraad te zamen deedt koomen , denzelven de bevelen van den Schout by nacht Graave van byland openbaarde, en deszelfs gedachten verzocht te weeten , omtrent het geene hun thans te doen ftondt, of men naamelyk waagen zoude om naar Curacao te zeilen , dan of men de te rug reize naar Nederland zoude aanneemen, aangezien, door 't wegneemen van St. Euftatius, aan de voornoemde bevelen niet konde worden voldaan. Met eenpaarigheid van ftemmen befloot men, zonder nuttigheid zich niet verder- te waagen, door naar een Eiland, 't welk reeds in 's vyands handen was, te zeilen , maar tusfehen de Eilanden Portorico cn Hispaniola door te loopen , om met allen fpoed naar 't Vaderland te keeren , en aldaar de tydingen van 't geene men in de Wesl-lndiën vernomen hadt, over te brengen: men befloot hier toe met te .meer reden , om dat de voorraad en fcheepsbehoeften reeds merkelyk begonnen te verminderen , het fchip lek geworden , en de fpykerhuid zodanig door de wurmen doorknaagd was , dat 'er reeds eenige planken, onder water, waren afgeraakt. N n n n n 3 's Nachts  $tf GEVA AR.LYKE TQGT van 's Nachts tusfehen den vierden en vyfden April zeilden zy tusfehen de Eilanden Portorico en Hispaniola door; doch nauwelyks waren zy in de westpas» faat gekomen, of men bevondt, dat , door het werken van het fchip , de lekkaadie zodanig vermeerderde , dat het water ieder wacht, tot zes.tien duimen, boven peil, by de pomp, aangroeide. Deeze bedenkelyke toeftand wierdt niet weinig verergerd, wanneer, op den drie en twintigften, de wind zeer hevig uit het Noorden begon te blaazen, en daar door de Zee zo onftuimig en verbolgen wierdt, dat zy, terwyl het fchip zwaar werkte, op den volgenden dag, het ganfche Galjoen en Botteloef aan Stuurboordszyde weg nam. De vyf en twintiglte , wanneer het weder wat bedaarde , wierdt ter herftelling van de geleedene fchaden befteed. Op den laatfien April was men tot op de Noorderbreedte van veertig graaden , twee en twintig minuten, cn op de lengte van 337 graaden en 12 miruuten gevorderd» wanneer,'s avondsten vyf uuren, een Brigantyn fchip , twee of drie ftreeken aan ly Voor uit gezien wierdt, dat by den wind kwam op zeilen, en dus fterk naderde : ten zeven uuren was het by de Eendracht gekomen , van welke de Hegr de roock eene Deenfche vlag deedt afwaayen , welke echter terftond , toen de Brigantyn eene Engelfche vlag zien liet, voor eene Nederlandfche verwisfeld wierdt. Men hieldt hier op tevens af, en achter deii Engelschman omgeloopen zynde , riep men hem toe, dat hy op moest brasfen, 't welk -te gelyk met ecae fchoot vergezeld wierdt. Het volk ondertusfchen, door 't geene het in de WestIndien gehoord cn gezien hadt, ten hoogden op de Engel-  A. dè RÖÖCK. &47 kngelfchen verbitterd, was nauwelyks in zyne woede te bedaaren; doende in plaatze van eene fchoot, om de lag te verzekeren, vier fchooten metfcherp, uit de ftüurboords batterye , en zoude voorzeker de geheele laag hebben afgefchooteh, indien niet met geweld het vuuren door de Bevelhebbers gefluit ware. ï)e Brigatyn, welke de Diligence genaamd, ën dóór het Nederlands ch gefchut reeds aan masten en touw* werk befchadigd was , ffreek hierop zyne vlag, ert gaf zich aan dén Heer de roock over, welke, na dat hy den Schipper met zyn Volk, uit zes man en eenen Koopman beflaande , met zyne Chaloup aati boord hadt laaten haaien, hen de reden vroeg, waarom zy niet gevlucht, en of zy onkundig waren Si%n den oorlog van den Staat der Vereenigde Nédèrlftfti'ders tegen Erigeland ? de Koopman antwoordde hier op, dat hy reeds van de Vredebreuk, te Cork zynde, kennis hadt gekreegen, maar dat zy de Eendratfft voor geen Nederlandsch fchip hadden aangezien. De Héér de roock, dus volkomen zeker, dat 'de vy'aridlykheden der Engelfchen 'tegen de Ingezetenen van dit Gemeenebest, zo te water als tè'fatïde, overal gepleegd wierden , nam het fchip in bezit, ftellende op hetzelve den Luitenant zegers, benevens negen man, met bevel om hetzelve in eene der havenen van den Staat op te brengen. Dit fchip, van Cork koomende en naar Nieuwjorfe beftemd, was gelaaden met agthonderd en dertig vaten Bloemmeel en eenige Botervaten, en van hét convooy, uit omtrent vyftig fchepen beltaande, die door een fchip van linie en een fregat geleid wierden, en zes duizend man landtroepea voor America aan boord hadden, door zwaar weder afgeraakt. Pewyl  94a GEVAARLYKE TOGT van A. de ROOCK. Dewyl de Brigantyn een goede zeder was, die zelfs by den wind de loef van de Eendracht winnen konde, befloot de Heer ov. roock denzelven by zich te houden, en nam hem, wanneer men voor of van den wind moest zeilen, op het fleeptouw,'twelk de reize zeer weinig vertraagde. Op den agtcntwintigften Mei, wanneer zy tusfehen Ysland en het eiland van Fero gekomen waren, ont. dekten zy vier groote fchepen Westwaarts van zich, die om de Oost zeilden. Vermoedende dat het Nederlandfche Oost-Jndischvaarders zyn zouden, liet de Heer de roock naar dezelve toe houden, om ze te verkennen; vervolgens zeilde hy, op den afftand van een halve myl, te loefwaart , met hen heen , laatende eene Deenfche vlag waaien, welke door het loefwaardfte naast by zynde fchip , door het ophyzen van eene diergelyke vlag, terftond beantwoord wierdt. Doch de andere fchepen toonden geene vlaggen, en dewyl het fchip, dat naast by was,:te klein fcheen voor een Oost-Indisch fchip , dagt de Heer de roock, dat het mooglyk Engelfche fchepen waren, waarom hy te loefwaart bleef, en , geene mooglykheid ziende om tegen zulk eene overmagt iets met voordeel te onderneemen , eindelyk alle zeilen deedt byzetten om hen te ontkoomen; 'twelk gelukte. ( Vervolg en Slot op den volgenden Numer.")  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT Ö ff DEN TEGENWOORDIGEN TYD. No. 106. Gevaarlyke togt van A. de Roock, Kapitein op '* Lands Fregat de Eendracht, op den negen en twintigften January des jaars 1781 , van Lisfabon naar de West - Indien afgezonden. ( 't Vervolg en Slot van den voorgaahdeh Numer. ) D e volgende dagen Viel'er niets byzonders voor ;maar wanneer men, op den tienden Juny , volgens beftek, reeds digt aan 't land van Stad in Noorwegen meende te zyn, zag men, dat de langduurige tegenwinden ben wel zeventig mylen westwaards hadden doen $£dry ven, en dat men in liet gezicht was van de Eilanden van Fero. Omtrent deii middag, toen meri de Zuidpunt dier Eilanden naderde, ontdekte men, ten Zuiden en Oosten -va 2ich', zes zeilen, die van den top konden gezien O o 0 0 o wor-  8$o GEVAARLYKE TOGT van worden, en van welken, tegen den avond, een driemast Fregat by hen kwam ; hetzelve hadt re vnoren zyn groot Bramzeil gegyd, en 't groote Marszeil geftreeken, waarfchynlyk ten teken van verkenning voor zyne Makkers. Vervolgens toonde dit fchip een Engelfche wimpel en korten tyd daarna eene Engelfche vlag. De Heer de roock oordeelde het niet voorzichtig , eenige vlag of wimpel te toonen, maar liet de Diligenge voor uit zeilen, afwachtende wat deeze Kaaper mogt onderneemen; doch wanneer dezelve tot op een kanonfehoot genaderd was, ftak hy wederom by den wind op, en haalde zyne vlag en wimpel neder. 's Nachts liet Kapitein de roock. valfche koerfen ftuuren , dewyl hy vermoedde , dat zich aldaar veele vyandelyke kruisfers ophielden; cn de ondervinding toonde, dat hy zich hierin geenszins had vergist; want hoewel de fchepen van den voorgaanden dag op eenen zeer verren afïland van hem waren, zag men op nieuws , tegen den avond , te lywaart, twee andere vaartuigen , die 's nachts jagt op hem maakten. Een van dezelve, een Kotter, zeilde zo fnel, dat hy 's morgens van den volgenden dag, omtrent drie uuren, op een vierde van eene myl genaderd was; het ander fchip, een Brigantyn, minder fnel zeilende, bcvondt zich nog te ly waart, op eenen afftand van anderhalve myl. De Heer de roock liet wederom de Diiïgenge voor uit zeilen, en wachtte den Kotter, die in het Kielwater van de Eendracht was , in , met oogmerk om hem, zo hy nader kwam, aan te tas» ten. Doch hy, zulks ziende, hieldt af, en zeilde naar zynen makker, blyvende met denzelven éénen koers hou-  A. de ROOCK. * . ■ §51 houden met de Eendracht, waarfchynelyk in hoop van meerder hulp te zullen ontdekken, om als dan, wanneer de overmagt groot genoeg zyn zoude, op de Eendracht aan te vallen : de dikke lucht egter, welke opkwam, en hen uit het gezicht deedt verdwynen, verydelde dit voorneemen. Uit dit alles ziet men , hoe gcvaarlyk het, van wegen de menigte van vyandelyke fchepen, voor Koopvaarders zy , om , zonder geleide , benoorden Engeland om te vaaren , en dc noodzaakelykbcid om, wil men den Koophandel niet geheel verlooren zien gaan, ook daar de Zenuw van ons Vaderland te bcfchermen. Na eenen zo gevaarlykcn togt was men gelukkig genoeg om, op den vier en twintigften Juny , Texel in het gezicht te krygen ; en dewyl de wind niet gunllig was , om volgens voorneemen in 't Vlie binnen te loopcn, befloot men naar Texel te zeilen, alwaar men, benevens de Brigantyn , dn Diligence, 's avonds ten half agt uuren, behouden aankwam. De Staaten bekwamen dus een egt maar droevig bericht van de rampen onze West-Indien overgekomen, nuttig vooral om hen de vereischte maatregelen te doen neemen , ten einde verdere onheilen te weeren. * * * * * * * Ooooo 2  GEVECHT van WILLEM KRUL. «55 proeven. Derhalven ziende , dat men , zonder zich aan eenen zekeren ondergang bloot te fïellen, van deeze batteryen geenen dienst hebben konde, gaf Kapitein van halen aan den Luitenant van dam bevel om dezelve in te haaien, en de poorten te fluiten. Ondertusfchen ging het gevecht zynen gang, en, hoewel zeer ongelyk in magt, bleef men den vyand geenszins fchuld'g, tot dat eindelyk de braave Schout by nacht, die, op het half dek ftaandc, het bevel voerde, en den zynen moed in fprak, docr eenen vyandelyken kogel doodelyk getroffen, nederviel. De Heer van halen ontving deeze treffende tyding van den Luitenant de jong, juist wanneer hy in de kuil kwam, om den braaven Bevelhebber bericht te brengen van den toeftand der zaaken beneden ,• tevens wierdt hem door den Commandeur der Soldaaten , uit last van den ftervenden Schout by nacht, aangezegd de vlag te ftryken, dewyl het niet mogelyk was, om langer aan de overmagt te wederftaan. Kapitein van halen, die toen het com. mando op nam , begaf zich daarop naar het halfdek, om , indien het gefchieden konde , nog het gevecht aan te houden; maar hy vondt het ondoenlyk, en niemand ongetwyffeld zal hem hier in van eenige lafhartigheid konnen befchuldigen, wanneer men in aanmerking neemt, dat het fchip Mars van niets anders dan twaalf twaalfponders , vier  è56 GEVECHT van WILLEM KRUL. vier zesponders, en eenen drieponder gebruik konde maaken, terwyl de Monarch in tegendeel, uit veertien twee en dertig ponders, veertien agttienponders, negen negenponders en twee agttienponders Koronnades onophöudelyk vuur gaf, en hier door zo veel nadeels hadt toegebracht, dat de Mars aan want en rondhout reeds zeer reddeloos was , en vier dooden en drie en twintig gekwetsten bekomen hadt; liggende daar en boven nog de Panther van zestig Hukken , als een waarborg, op een kanonfchoot te loefwaarts, en de Sibille op eenen wat verderen aflïand. 'Er bleef derhalven geene hoop meer overig om, door langer te vechten, eenig voordeel of eer voor 's Lands vlag te behaalen men gaf hierom, door overmagt gedwongen , het fchip aan den vyand over , terwyl de onfterffelyke naam van den braaven krul en deszelfs dappere Onderbevelhebbers en Scheepsvolk by alle rechtgeaarte Nederlandersin zegening blyft.  858 GEVECHT van MELVJIX en OORTHUIS, fregatten hadden hen naauwelyksmede in het ooggekreegen, of hysden hunne vlaggen, op, en fcheenen op de Nederlanders jacht te maaken, die hen , na het toonen hunner vlaggen en wimpels, met klein zeil inwachtten , en het gevecht aanbooden : daar toe fcheeneu echter de Engelfchen , op dien tyd, geenen lust te hebben, dewyl zy afhielden; doch vervolgens deeden zy verfcheiden feinen, en kwamen ten tweeden maale op de Nederlanders af, maar met het zelfde gevolg als te vooren. Voorby Ceuta gekomen zynde, waren de beide Engelfchen ten derden maale zo verre genaderd, dat het gevecht onvermydelyk fcheen;waarbm de Heer oorthuis, die op het fregat den Brie/, van zes en dertig (hikken , het bevel voerde, ber evens de Heer melvill, Kapitein van de Castor, van gclyke grootte , hunne vyanden aan ftuurboordszyde de volie laag gaven, zonder dat die hun echter beantwoord wierdt: want de Engelfchen hielden op nieuws af, en duurden met hen het naauw van de ftraat door, waar na zy , als fnelicr konnende zeilen, omdat zy met koper verdubbeld waren, voor de Castor en den Briel over gingen, en vertooning maakten , als of zy hunne reize wilden vervolgen. Van tyd tot tyd echter veranderden zy hunne beweegingen en koers, dan eens bydraayendc , dan wederom feinen opfteekende , zo dat de beide Nederlandfche fchepen ineen geduurig alarm wierden gehouden, fchoon ze niets liever wenschten , dan om den ouden Vaderïandfehen moedeeraan te doen , en den vyand van die Gemeenebest te bevechten. De ganfche dag liep in deeze onzekerheid voorby , cn wanneer men, op den dertigflen, op eene Noorderbreedte van omtrent zes en dertig graaden en agttieu minuuten gekomen was , liepen de Engelfchen , met het  tegen twee ENGELSCHE FREGATTEN. 859 het aanbrceken van den dag , de Nederlandfche Fregatten zo fterk op , dat men een algemeen alarm floeg, en ieder zich met blydfcliap naar zyncj) post vervoegde. De Vlaggen van weerskanten opgehysd zynde , gaven de Engelfchen , waar van de een dertien ftukken in de laag voerde , en n g eenige op het half dek hadt, en de andere van vier en veenig ftukken voorKien was, het eerfte vuur , 't welk door de Heeren melvill en oorthuis terftond wierdt beantwoord. Ieder nam vervolgens eenen der Engelfchen voor zyne party, flaande de Heer oorthuis tegen the Creicent, en de Heer melvill tegen de Flora , gevoerd wordende door de Kapiteins thomas pa- k en ham Cl! william re ere williams. De ongelyke uitkomst van het gevecht , fchoon met gelyke dapperheid door beide de Helden gevoerd , ver. plicht ons van den eenen cn anderen afzondcrlyk gewag te maaken ; wy zullen derhalven eerst den Heer oorthuis volgen , cn daar na bericht geeven van 't geene 'er tusfehen de Castor en de Flora voorviel. Naauwelyks hadt dc Fleer oorthuis aan the Cres~ cent de volle laag gegeeven, of hei gevecht wierdt van wederzyden met heldenmoed voortgezet ; men fchoot zonder ophouden, zo wel van Stuurboord en Bakboord , als van achteren envanvooven ; zo dat de Heer oorthuis , in dit gevecht, 't welk van 's morgens ten half vyf, tot omtrent acht, en dus ruim drie uuren duurde, meer dan twaalf honderd maaien vuur gegeeven , en vyf duizend ponden buskruid verfchooten hadt. Ook waren de poogingen en het geweld van den Nederlandfchen Kapitein niet vruchteloos , dewyl de Crescent zo reddeloos gefchooten wierdt , Ppppp % dat  86o GEVECHT van MELVILL en OORTHUIS , dat hy naauwelyks langer in ftaat was om beftierd te konnen worden. Eindelyk trof hem de Heer oorthuis met zo veel krachts , dat , na dat want en zeilen in flarden , en de Vlag twee maaien van boven neder gefchooten was, de groote en bezaans-mast voor over op het fchip nedervielen, 't welk tevens zo veele van de vyandelyke manfchap befchadigde , dat hun gekerm allerysfelykst was, en het bloed de fpygaten uitliep. Na dit ongeval was de Engelschman in geenen ftaat langer van tegenweer, en wanneer de Kapitein oorthuis hem toeriep, dat hy zich overgeeven moest, of dat hy hem anders in den grond zoude booren, ftreek hy de vlag, en gaf door roepen en weeuwen met den hoed te ken» nen, dat hy zich in handen ftelde van zynen overwinnaar. Tot hier toe hadt dus het geluk den heldenmoed van den braaven oorthuis begunftigd, doch fcheen hem te verlaaten op het oogenblik dat hy de vruchten van daar plukken zoude; want fchoon het Engelsch Fregat zich hadt overgegeeven, was ook de Briel in het gevecht zo reddeloos gefchooten, dat hy van zynen jprys geen bezit konde neemen. De floep naamelyk van the Crefcent lag onder zyn tuig en masten befchadigd, en die van den Nederlandfchen Kapitein waren zo doornageld, dat zy geen Zee bouwen konden; met het Fregat zeiven 'er naar toe te wenden, was onmogelyk, doordien masten, ftengen, raês, want, zeilen en wat dies meer zy, zodanig doorfchooten waren, dat de groote mast, in den voormiddag, op eene hoogte van twee en twintig voeten boven dek, met alles wat 'er aan vast was, buitenboord viel, en veek kooyen en andere fcheepsbehoeftcn mede nam. Daar  tegen TttEE ENG ELS CUE FREGATTEN. 8t5* Daar cn boven hadt de manfchap, fchoon veel min-, der dan die van den vyand, voor zo verre men hadt konnen zien , en uit de berichten opmaaken, zeer aanmerkelyk geleeden , zynde zes man doodgefchooten, een met de mast over boord gevallen en verdronken, en drie en veertig gekwetst, van welke kort daar na vyf aan hunne wonden overleedcn. De dappere o o r tii lm s moest zich derhalven met den roem van zynen vyand overwonnen te hebben vergenoegen, fchoon hy den zei ven niet mede neemen konde, dryvende deeze langzaamerhand naar de Flo-* ra, die tegen den Heer melvill hadt geflagen, cn hem vervolgens op het fleeptouw nam, en met zich voerde. Na dat Kapitein oorthuis zich, zo veel mogelyk, wederom in Haat gellcld hadt om te zei-, len, en eindelyk een nieuwe fok hadt aangeflagen, nam hy zynen weg naar Cadix, alwaar hy met zyne dappere manfchap behouden aankwam. Met minder voorfpoed hadt ondertusfchen Kapitein melvill tegen de Flora gevochten. Deeze naamelyk in den beginne van het gevecht gezocht hebbende , om een der vyandelyke fchepen tusfehen beiden te krygen, was ongelukkig genoeg, dat met dc derde laag, die hy ontving, de groote Brasfen en Marszeilsboelyns wierden afgefchooten, waar door zyn Marszeil tegen viel, en hy verhinderd wierdt om dit zyn oogmerk, 'twelk hem zeer tot voordeel geweest zoude zyn, uit te voeren; hier door raakte het fchip ook zelf eenigermaate reddeloos, zo dat, toen ieder afzonderlyk met een vyandelyk Fregat in gevecht kwam, de Castor zich minder vaardig redden konde. Ondertusfchen zondt de Heer melvill zynen vyand zo veel kogels en fchroot toe, als het gefchut en Ppppp 3 de  86*s GEVECHT van MELVILL en OORTHUIS , de musketten konden uitgeeven ; doch met eene grootere overmagt te doen hebbende, gelyk uit de agttienponders bleek, die in zyn fchip gevonden wierden , en de fokkebrasfen, boelyns en genoegzaam al het loopende touwwerk in ftukken gefchooten zynde, raakte het fchip buiten bedwang , welke ramp nog daar en boven vermeerderd wierdt, door het ftiilen van den wind. Terwyl men dus op den afltaud van een pistoolfchoot eikanderen aan boord lag, en dapperlyk vocht, gelukte het de Fiora Kapitein melvill , tot driemaaien toe, dwars voor den boeg te gaan liggen „ en de laag van vooren te geeven, terwyl deeze, offchoon zyne Brasfen tweemaalen hermaakt en weder afgefchooten waren, met alle zyne zeilen tegen, in onmacht lag, en geenen tegenweer bieden konde, dan alleen uit de voorlte ftukken. Om echter den vyand , zo veel mogelyk , te benadeelen , gaf de Heer melvill, van ftuurboordszyde, de laag aan het Fregat, waar mede de Heer oorthuis in gevecht was, konnende dus , daar liet hem niet mogelyk was de Fiora met meerder nut te befchieten, the Crcfcent, van dien kant, ook in alarm houden. Ondertusfchen raakte hy geheel reddeloos, wordende de groote en fokkc-raê van boven nedergelchooten, gelyk ook de Marszeilsraes, dc drie voorlte Hukken in de batterye gedemonteerd, en van dc vier volgende het boord met de ringbouten en boxhoorns weggefchooten , zo dat deeze niet weder te boord konden gehaald worden; daar en boven wierden de twee achterfte ftukken de trompen af- of ingefchooten. Dus bleeven alleenlyk drie ftukken in de laag onbefchadigd , met welke men echter, gelyk ook met het Huk in de Conftapels kamer, eenen gcriümcn tyd ge^n fchoot doen koude, omdat de  •tegen twee ÈNGELSCHE FREGATTEN. 863 de vyand altoos zig zo veel vooruit hieldt, dat dezelve op hem niet gepointeerd konden worden. Nadat dus Kapitein melvill alles vruchteloos hadt in 't werk gefteld, om zyn fchip voor den wind om te krygen, of wel met de ftuurboordszyde naar den vyand te wenden; cn het gevecht op deeze wyze, geduurende twee en een half uur, genoegzaam boord aan boord, hadt aangehouden, de masten van de Castor zodanig doorfchooten waren , dat zy buiten boord dreigden te vallen, terwyl 'er byna niets geheels meer was aan 't overige van het tuig en zeilen; na dat verfcheide grondfchooten het fchip zo doornageld hadden , dat het water by de pompen, die ook gedeeltelyk in ftukken waren, tot vyf en een halve voet was aangegroeid , en alle hoop, om eens adem te fcheppen, verlooren was; terwyl van de manfchap twee en twintig man, waar onder de Luitenant meldall en twee Onderofficieren gefneuveld, en twee en dertig gekwetst waren, onder welke de eerde en tweede Luitenant, de Gebroeders bloys, vyf Onderofficieren, de tweede en derde Timmerman geteld wierden; terwyl dus alles in eenen hoopeloozcn toeftand was, wierdt de Heer mel< v 1 l l eindelyk genoodzaakt, door het ffryken van zyne Vlag , een einde te maaken aan het gevecht, 'twelk uit reddeloosheid niet langer konde vervolgd worden. Na de hardnekkigfte en tevens kloekmoedigfte verdediging, zag zich dus de braave melvill genoodzaakt om zyn fchip aan den Vyand over te geeven, weinige oogenblikken voor dat the Crescent zyne vlag ftreek , en zich aan den lieer oorthuis onderwierp. De reddelooze toeftand ondertusfchen van deezen verhinderde hem om van zynen prys bezit te neemen , gelyk wy voorheen reeds gezegd hebben. Kapitein williams der-  864 GEVECHT van MELVILL en OORTHUIS. derhalven ziende, hoedanig ook de Z?fZe/gehavend was,' nam zynen metgezel met zich op het fleeptouw, ter» wyl hy de Castor bezet hebbende, den Kapitein op zyn fchip medenarri. De goede Hemel echter fcheen niet te dulden, dat eene zo dappere verdediging, welke de beide Nederlandfche Kapiteins getoond hadden, de verdiende vruchten geheel miste , en datde trouwlooze Brit roem en voordeel zoude wegdraagen van den weerloozen ftaat des braaven melvills, wordende het Hollandsen Fregat de Castor, benevens het Engelsch Fregat the Crescent, 'twelk voor den Heer oorthuis geftreeken hadt , door twee Fregatten der Franfchen, die aan dit Gemeenebest, geduurende deezen oorlog, dc trouwde hulp ge. toond, en de uitmuntendde dienden beweezen hebben, korten tyd naderhand hernomen, terwyl de Flora, haaren prys en metgezel verlaatende, zich ter naauwernood door de vlugt redde. Ter eere van den dapperen oorthuis is zyn afbeeldsel in 't koper gebragt , en dit Vaers daatby uitgegeeven : Zie hier, Civilis Kroost, de Bloem der Waterhelden, Wiens moed enkrygsdeugdde eer van Neêrlands vlag' herftelden, Den dapprea oorthuis, die de opgaande BritfcheMaan,* By 't dondren van 't gefchut, verbleekt deed ondergaan, Den vuigen Luiperd voor den fleren Leeuw deed wyken, En Albion het eerst den trotfehen wimpel ftryken. Kastieljes zuidkust zag hem ftryden op haar vloed, En dacht op nieuw, met fchrik, aan Hollands ouden moed. Wien ge ook bekroonen moogt, verdrukte Batavieren! Deez' Held voegt de eerlteling van uwe krygslaurieren. * Tbc Crescent: de Naam van 't vyandlyke fchip;  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT 9» DEN TEGENWOORDIGEN TYD. No. 108. Zeedag van den Schout hy nacht Jatt Arnold Zoutman, tegen den Vice - Admiraal Hyde Parker, hy Doggersbank, op den vyfden van Oogstmaand des jaars 1781. J^indelyk naderen wy dien heuchelyken dag, op welken, ter vervulling van den wensch aller rechtgeaarte Nederlanderen , ter redding van den gefchonden roem van dit Gemeenenebest , en ter beteugeling en befcliaaming van onzen zo irotfchen vyand, als nydigen Bondgenoot, de oude Nederlandfche moed het hangend hoofd wederom opheft, en der waereld tot haare verwondering toont, dat het zelfde bloed nog door de aderen fpeelt van deu Naneef, wiens braave Voorvaderen den roofzieken Brit meer dan eens de Zee met fchande deeden ruimen. Niemand onzer Leezeren is 'er die niet merkt dat wy den roemryken flag by Doggersbank beoogen, die op eenmaal de fchande heeft uitgewischt, waar mede de Nederlandfche Vlag bevlekt was : van. deezen zullen wy thans gewag maaken, en met denzelven dit ons Werk ten einde brengen. Qqqqq NimmeJ  *5d ZEESLAG b* D0GGERSJ3 ANK. Nimmer was dit Land tot zulk eene laagte vervallen, als waar in men het , zo wel binnen als buiten lands , toeu befchouwde. Het wierdt eindelyk eens tyd , zeide men ce recht, dat de Nederlandfche Vlag wederom in Zee gezien wierdt, welke niet zo grooten luister daar voorheen plag te waayen ; het wierdt tyd, om te toonen dat de kon st van oorlog ter zee te voeren niet geheel verleerd was, en dat het heldenvuur, niet ten eenenmaale in de Nederlandfche boezems was uitgedoofd. Gansch Nederland reikhalsde derhalven met de vuurigfte verlangens , dat eindelyk aan zyne welgegronde wenfchen voldaan ftondt te worden; en naauwlyks kan men zich een denkbeeld vormen van de blydfchap, die eenen iegelyk bezielde, wanneer onze Helden, ten dien einde, op den twintigften July, uit Texel in Zee ftaken. Over deeze kleine Vloot, gefchikt om de Koopvaardyfchepen, voornaamelyk naar de Oostzee beftemd, te geleiden, was het Opperbevel aan den Schout by nacht jan arnold zoutman opgedraagen, welke, op den gemelden dag, het anker voor Texel ligcende, naar het Vlie zeilde, om van daar de Oorlogfchepen en Fregatten , die zyn Esquader verfterken zouden, benevens de Koopvaarders, af te haaien. Doot tegenwind opgehouden kwam zoutman niet voor den vyfentwintigften voor het Vlie ten anker, en aldaar zyne ver» fterking gevonden hebbende, zeilde men met tweeën zeventig Koopvaarders, op den eerften van Augustus, van daar. Jammer egter dat de vier gereed leggende fchepen, van de Maas en Zeeland, in gebreke bleeven om zig te voegen by de Vloot, waardoor de overwinning volkomen, en de ganfche Engelfche Vloot in onze havens opgebragt zou kunnen geweest zyn. De Vloot beftondt toen uit zeven fchepen van Oorlog en agt Fregatten, van welken wy de fterkte en de naamen der Bevelhebbers hier nevens zullen voegen , om dezelve tegen die der Engelfchen, met welke zy vervolgens in gevecht raakten, te vergelyken. De  ZEESLAG by DOGGERSBANK. • Be Admiraal de Ruiter van vier en zestig ftukken , gevoerd ty den Schout by nacht zoutman. Holland van vieren zestig ftukken, gevoerd by den Kapitein salomon dedel. De Admiraal Generaal van vier en zeventig ftukken, gevoerd by den Kapitein van kins heiig en. De Admiraal Piet Hein van vier en vyftig ftukken, gevoerd by den Kapitein van braam. De Batavier , mede van vier en vyftig ftukken, gevoerd by den Kapitein baron van bentinck. Be Erfprins van dezelfde grootte, gevoerd by den Kapitein braak. De Argo van vier en veertig ftukken, gevoerd by den Kapitein s r k iukgii, De Fregatten, welke deeze fchepen van Oorlog verzelden, waren de Zephyr , Bellona , Amphitrite , Medenblik en de Eensgezindheid , alle van zes en dertig ftukken kanon, en ftaande onder bevel van de Kapiteins w irtz, haringkarspel D ekK Eli, van W o enz Ét , van K y n e- velt en bouritius; daar en boven bevonden zich by deeze de Eendracht, de Dolplyn en de Kottef 'Ajdx, die gevoerd wierden door de Heeren g ii a v e van rechteren, Kapitein mulder en grave van weldkren , en ieder van vier en twintig ftukken voorzien waren. Dit Esquader, waar by nog eenige Uitleggers en Advysjagten waren, met naaraen de Z-'ehaars, de Zwaluw, de Spion, &e Kemphaan en de Brak, was in twee fmaldeelen verdeeld, van welke het eene onder bevel van den Schout by nacftt zoutman zoude blyven , om naar de Zond teftevenen, terwyl het andere onder den Ridder van Wint s b er g e n, de Oost Indifche fchepen , die ia Noorwegen waren binnen geloopen, en te Drontheim lagen, zoude af haaien. Deeze kleine Vloot, welker fchepen geenszins van de zwaarfte waren wanneer men dezelve met die van andere Mogendheden vergelykt, alwaar zelfs geen vier en vyfriger onder fchepen van linie gerekend wordt, hadt onder haare befcherming twee en zeventig Koopvaardyfchepen, die naar Petersburg, Riga en Nerva beftemd waren : men zoude deezen door de Noordzee en 't Schagenrak tot aan het Kattegat geleiden, Qqqqq 2 «  S6"S ZEESLAG by DOGGERSBANK. cn ftak ten dien einde, op den eerden van Augustus des jaars 1781, in Zee. Tot 's avonds ten vyf uuren bleef men dryven , om de Vloot in orde te Hellen, en dit verricht zynde, zette men de reize, met fchoon weder en eenen gunftigen wind, voort. Op den vierden, toen men omtrent Doggersbank gekomen was, veranderde de wind in hun nadeel; en fchoon zy verfcheiden fchepen gepraaid hadden, om kondfchap van de Engelfchen te bekomen, waren zy hier in niet gedaagd, 's Na. middags ontdekte men van verre twee Kotters, op welken men jagt maakte , doch die met den avond ontfnaptcn. 's Zondags, den vyfden van Augustus, wanneer men zich nog op dezelfde hoogte bevondt, ontdekte men, met het aanbreeken van den dag. een groot aantal vreemde fchepen, in het Noord - Oosten van de Nederlandfche Vloot, waar op terftond alles in gereed, heid gebracht, en tot eene dappere verdediging wierdt klaar, gemaakt. De wind was toen Noord • Oost, met eene bramzeils koelte; de Nederlanders lagen om de Noordwest, en de Her. Heller van den verwelkten roem zyns Vaderlands, de braave zoutman, gaf fein om zich in flagorde te fchaaren, over Bakboord met Stuurboordshalzen toe ; doch een weinig daarrn wierdt de flagorde over de andere boeg gevormd, over Stuurboord met Bakboordshalzen toe. Ondertusfchen verloor de dappere Held de zorg voor de Koopvaarders geenszins uit het oog, doende aan dezelve een teken, om te ly waart af te wyken, terwyl hy hen door eenige Fregatten, onder het bevel van den Kapitein van Rynevelt, deedt dekken. Midlerwyl kwam de Kotter de Ajav , onder den g k a & ve van welderen, bericht brengen, dat de Vloot, die men op eenen afftand van omtrent twee mylen van zich zag, een vyaudlyk Convooy was, dat op den zes en twintigften der voorgaande maand uit de Zond gezeild was, en elf fchepen van Oorlog en vier Kotters ten geleide hadt. Deeze, onder bevel van den Admiraal p jiiker, veel fterker in gefchut en manfchap dan die der Nederlanders, waren de volgende. De Forütude, waar over de Vice-Admiraal pa»kf. r en Kapi.  ZEESLAG by DOGGERSBANK. 863 Kapitein robertson het bewind voerde, droeg vier en zeventig ftukken kanon. De Prinfes Amelia, die tachtig ftukken voerde , ftondt onder den Kapitein macartnsy. De Berwich, van vier en zeventig ftukken, wierdt gevoerd door den Kapitein ferguson. De Bienfaifant , ftaande onder bevel van den Kapitein Braithwaite, voerde vier en zestig ftukken. De Buffalo, gevoerd door Kapitein truscott, ophebbende zestig ftukken. De Preston , van vyftig ftukken , wierdt gevoerd door Kapitein gramh. De Dolphyn, die vier en veertig ftukken voerde, ftondt Onder den Kapitein blair. De Artois wierdt gevoerd door den Kapitein macbride, en droeg veertig ftukken. De Latona van agt en dertig, de Belle Poule van zes en dertig, de Cleopatra van twee en dertig, en de Surprife, een Kotter van tien ftukken kanon, ftonden onder bevel van de Kapiteins parkke, patton, murray en den Luitenant juvett. De andere kleinere vaartuigen zyn niet bekend. 's Morgens ten zeven uuren toonden de Engelfchen hunne vlaggen, en kwamen, na dat zy hun Convooy te loefwaart onder befcherming van eenige Fregatten gelaaten hadden, met agt fchepen van linie, naamelyk de Prinfes Amelia, de Fortuude, de Berwicb, de Bienfaifant, de Buffalo, de Preston, de Dolphyn en de Artois, met eene houding vol van van vertrouwen, op de Nederlanders af. Deeze, wier linie uit zes fchepen en een Fregat beftondt, als de Erfprins, de Admiraal Generaal, de Argo, de Batavier, de Admiraal de Ruiter, de Admiraal Piet Hein en Holland, de Engelfchen ziende aankomen, wachtten hen, na dat zy ook hunne vlaggen hadden opgehyst,met bedaardheid in,hebbende de Heer zoutman, de Ajax, de Dolphyn en de Bellona by zich gehouden, om de feinen te herhaakn, en om andere voorkomende dienftea te verrichten. Qqqqq 3 Be-  %?a ZEESLAG bv DOGGERSBANK. Behalven de genoemde agt fchepen, welke door den Vice» Admiraal parkek zeiven aldus zyn opgegeeven, verzekeren de onzen , dat zy nog daar en boven eenen Driedekker van negentig (lukken hebben gezien. Hoe het zy, de Engelfchen waren naauwlyks op zulk een afftand gekomen, dat men vermoeden kon onder het bereik van hun kanon te zyn, of da Heer zoutman gaf bevel om dc bloedvlag op te -hysfen; terwyl zy, eene blaauwe en roode geus onder clkanderen van de voorbramfteng laateude waayenr, en moedig op het voordeel van den wind, met volle zeilen , als een zwerm van roofvogels , dwars op de onzen inliepen , als of Kunne meening waar, terftond flechts door alles heen te booretr, en hunne klaauwen in de Koopvaardyvloot te flaan. Maar zy draaiden by. Eensklaps zag men hunne onderzeilen opgegyd, allen noodeloozen toeftel uit den weg geruimd, de lonten in 't kruid; en overal met fchoot op fchoot den aanval werkfiellig gemaakt. De Vice Admiraal parker plaatftë zich recht tegen over bet fchip van den Nederlandfchen Bevelhebber , en ieder ch-r vyanden koos zyne party, of liever, zo hy waande, zyne wisfe prooi, zo dat beide de linien in een oogenblik aan de waagfchaal hingen Aan boord van den Vice Admiraal was de vetmeetelheid zo uitgelaaten, dat men 'er luidkeels riep: „ Neemt die groote Boot met 64 Draaibasfen maar fcfiiélyk „ weg, dan zal ons het overfchot geen moeite kosten'*. Doch deeze hoonende Verftnaading ontving wel haast het antwoord, dat zy verdiende. Het gevecht was binnen weinig minuten allerhevigst, dewyl het aan weerskanten , met groote dapperheid , op den afftand van een kleine fnaphaanfehoot , gevoerd wierdt. Het voordeel van den wind, het grooter getal van fchepen en van kanon, en de meerdere zwaarte van deeze beide, deedt de Engelfchen met veel vertrouwen vechten; doch dit alles verflaauwde zo weinig den moed der Nederlanderen, dat de zelve hier door veeleer wierdt opgewakkerd, als weetende dat hunne Voorvaders niet zelden met eene kleinere mag: as erootcre der Engelfchen verflagen hadden. De  ZEESLAG sv DOGGERSBANK. bjt De Bevelhebbers, de mindere Officieren en Gemeenen brandden ook reeds, zedert langen tyd, van verlangen, om hunne krachten tegen dien trotfchen #wand te beproeven, err den bezoedelden roem van 't Vaderland te zuiveren van zyne fmetten. Hunne minderheid fcheen hun kracht te geeven, en 't geene den moed in Engelfche zielen zoude uitgebluscht hebben, ontdak den hunnen. De keurige Leezer, die uit het bovengemelde reeds heeft opgemerkt hoe veel meer gefchut de Engelfchen in hunne linie hadden, zal ook ligtelyk begreepen of onderdeld hebben dat hunne kogels doorgaans veel zwaarder dan de onze moeten geweest zyn. Indien wy nu, volgens het gevoelen van kundigen, overweegen hoe zeer het in een Zeedag, om 's vyands fchepen en tuig te befchadigen, op de hoeveelheid van yzer, die men hem toefchiet, aankomt, en wel voornaamelyk op de onverdeeldheid van hetzelve, dan moet ons in deeze gedeltents der Engelfche overmagt, de dapperheid van da Onzen, die 'er zeer wel van bewust waren, tot in het diepst van den boezem ontroeren. E en kundig Officier in onzen Zeedienst heeft opgemerkt, dat de ganfche Engelfche linie in eene laag 4347 pond yzer braakte; waartegen de Hollanders niet meer dan 3474 pond op hunne beurt konden toebrengen. Een yerfehil van 873 pond, laag op laag! Wegens het klein getal der Nederlandfche fchepen, hadt men ook de Argo, van vier en veertig dukken, in de linie geplaatst; dezelve wierdt, in den beginne, door diDolpbyn, en vervolgens door dtBtmvicb, van vier en zeventig dukken, aangetast, tegen welken de braave sta ui nou zich op de kloekmoedigde wyze verdedigde. Zoutman beproefde zyne krachten , met vier en zeventig [tukken, tegen den Engelfchen Vice Admiraal, met tachtig .gewapend; hierby kwamen een Driedekker en Zeventiger, die eikanderen verpoosden, om onzen Schout by nacht af te matten. Het fchip Holland van vier en vyftig dukken, waarop de Heer dedel geboodt, raakte wel dra in gevecht tegen de Dolphyn,  <57* ZEESLAG b? DOGGERSBANK. Dolphyn van vier en veertig; doch niet lang naderhand kwam Je Artois van veertig deezen te hulp, zo dat de braave Ne. derlandfche Kapitein t h:n vier en tachtig ftukken te flaaii hadt. De Heer van braam, die flechts met vier en vyftig ftukken gewapend was, verdroeg manmoedig bet geweld van tachtig, waar mede hem de Prinfes Amelia aanviel. De Batavier, van gelyke fterkte als de Admiraal Piet Hein, wederftondt den Heer braithwaite, welke over de Bienfaifant, die vier en zestig ftukken voerde, het bevel hadt. KiNSBERGtN floeg, met de Admiraal Generaal van zes en Steventig ftukken, tegen de Buffalo van zestig, en de Kapitein van braak, met de Erfprins van vieren vyftig Hakken, tegen de Preston van vyftig. Zie daar , hoedanig , in den beginne , de wederzydfche Vlooten aan elkander raakten: vervolgens echter wierdt deeze fchikking veranderd, dewyl zommige fchepen het gevecht verlaaten moesten, en door andere vervangen of onderfteund wierden. Reeds in den aanvang van het gevecht, met de derde laag, wierdt de dappere Baron vanbentinck, die de Batavier geboodt, door een kanonkogel , in de linker fchouder doodelyk gekwetst, zo dat hy genoodzaakt wierdt het halfdek te verlaaten, en het bevel aan zynen Kapitein j. u Bosch, die toen by de tweede battery het opzicht hadt» over te draagen. Deeze, ten dien einde geroepen zynde, en de trap oploopende , wierdt door eenen zwaaren fplincer, welke een' man naast hem dood floeg, aan zyn been gekwetst, doch niet gevaarlyk, dewyl de laars, waar op de fplinter afftuitte, de vermorsfeling belette. Boven gekomen zynde , vondt hy den braaven Bevelhebber in zyn bloed baadende, doch even bedaard als voorheen, moedigende nog met zynen beftorvenen mond de menigte aan, om als braave mannen de eer huns Vaderlands te helpen handhaaven. ('t Vervolg en Slot op den volgenden Nttmer,) m  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGEN WOORDIGEN TYD. No. 109. Zeejlag van den Schout by nacht Jan Arnold Zoutman, tegen den Vice-Admiraal Iiyde Parker, by Doggersbank, op den vyfden van Oogstmaand des jaars 1781. (ft Vervolg en Slot van den voor gaanden Numer.') T)e Baron van eentinck verbonden en naar beneden gebracht zynde, zette Kapitein bosch, met onverfchrokkett moed het gevecht voort, zo dat de Bienfaifant, na omtrent ■anderhalf uur geflagen te hebben, tot op den afftand van eenen zespouder voorzigtig afweek, blyvende echter van daar nog geduuriglyk vuur geeven. Naauwelyks hadt deeze de Batavier in zo verre verlaaten, of een ander Engelsch fchip, van vier en zeventig ftukken, kwam hem dwars op zyde, en gaf hem tot driemaalen toe de volle laag, waar door de kruisfteng en vlag van agteren van boven neder raakten, en de vetfchansfing in het groote want in brand vloog. Dit alles ontftelde den dapperen bosch zo weinig, dat hy de vlam binnen korten tyd bluschte , en in plaatze van de neer gefchootene vlag een geus deedt ophyzen, terwyl hy onophoudelyk dênfchoonfien tegenftand boodt. Rrrrr Dit  674 ZEESLAG by DOGGERSBANK. Dit fchip, dt Berimcb, verliet toen de Batavier, enkwans dwars op de Argo af, die, gelyk gezegd is, eerst tegen de Dolphyn geflagen hadt. Eene zo verbaazend groote overmagt trof dit Fregat dermaate, dat deszelfs dappere Bevelhebber, de Kapitein star in au, aan den Schout by nacht kennis deedt geeven, dat hy reeds zo veele dooden en gekwetften hadt bekomen, en zyn fchip zodanig was doorfchooten, dat hy geene kans zag om het een kwartier uurs langer uit te houden. Op de Argo naamelyk was met zo groote kloekmoedigheid genreeden , dat door de menigte van dooden en gekwetften , en het reddeloos gefchooten tuig, naauwlyks meer dan drie ftukken gebruikt konden worden. Zoutman, door deeze onaangenaame tyding geenszins verfchrikt, als vastelyk beflooten hebbende, oin met zyne Helden te verwinnen of te meeven, gaf bevel aan Kapitein staringh, die zich reeds ongelooflyk dapper gekweetcn hadt, om de linie te verlaaten totdat hy zig wat herfteld zou hebben. De Ridder van k i n s b e r g e n , ziende de linie geo. pend door het afwykcn van de Argo, drong behendig terftond met zyn fchip in om dezelve te fluiten, waarin hem Kapitein bosch behulpzaam was, fluitende met de Batavier naar den post van staringh aan, daar hy fchoone gelegenheid mogt gehad hebben, om met zyne afgeweekene aanvallers, de Bienfaifant en de Berwicb, noch eens aan den rei te gaan; doch deeze vonden, naar het fchynt, de party wat ruw. Ondertusfchen is het jammer dat deeze behendigheid van den Ridder een Engelsch fchip gelegenheid gaf tot vlugten, dat anders waar. fchynlyk voor hem had moeten ftryken. Staringh hadt evenwel van dien tusfehentyd, van flegts een kwartier uurs, gebruik gemaakt, om het aan ftukken gefchooten tuig, met fplitzen en knoopen teherfteüen, terwyl hy zelve en de mindere Bevelhebbers veel moeite hadden om het volk te beletten van op de Bienfaifant, die nog al op dien afftand vruchteloos bleef fchieten, te antwoorden, fchoon het van geenen dienst geweest zoude zyn. Geduurende al dien tyd waren de Engelfche Vlceadmiraal en de  ZEESLAG by DOGGERSBANK. «75 de Hollandfche Schout by nacht als brullende Leeuwen flaags geweest. Eindelyk van weêrzyden ongeduldig dat de overwinning zo lang in twyffel Mond, namen zy gelyktydig hun befluit; zoutman om te enteren, park er om eene afwending te maaken , waardoor hy , den Bevelhebber niet kunnende vermeesteren, de ganfche linie hoopte in verwarring te brengen. Het afdeinzen van de Argo, waarvan wy gefproken hebben, fcheen hiertoe eene bekwaame gelegenheid aan te bieden; en zeker, 't was zyn tyd om de eerde gelegenheid greetig aan te grypen. Toen pa'eke» met het ftraksgemeldè inzigt zeil maakte , waren zoutm a n s enterbylen vaardig. Hy maakte dan zyn opzet werkftellig, en liep, gevolgd van een der zwaarfte Engelfche fchepen, benevens de Bienfaifant, die toen ook wederom met nieuwen moed afkwam , zo digt onder de Batavier , als of hy voorhadt dir fchip aan boord te klampen. Dit echter was zyne meening niet: want wanneer hy op eenen zeer kleinen afltand gekomen was, befchoot hy, benevens zyne twee metgezellen , waarin hy nog door een Fregat geholpen wierdt, de Batavier zo geweldig, datBOSCH, niettegenftaandc hy dit helfche vuur met kloeken moed beantwoordde, en den vyand uit de ftukken, die nog bruikbaar waren, met dubbeld fcherp begroette,' zodanig gehavend wierdt, dat het fchip een wrak geleek, cn niet langer op eenige wyze te regeeren waf. liet nieuw geweld iiaamelyk van vier fchepen en de vernielende hagelbui van gloeyendê kogels hadt al het loopend touwwerk, het wam, de (lagen, zeilen, enz. zo getroffen, dat alles in fbrdeh was; de fokkeraa viel in het fchip, de groote raa lag met de bakboordsnok op liet boord, de ftuurreepen waren in ftukken; in één woord niets was onbefchadigd. Ter goeder uur liet kinsbeegeh zyn fchip eenige ftreeken afvallen , 't welk den fchyn voor den vyand maakte als of hy week: doch eensklaps oploevende, braakte hy zulk een gewei • dig vuur op het voorfchip van den Engelfchen Admiraal en de andere fchepen, dat deeze moedige befpringers, den lauwer zo fcloedig niet begeerende , hunnen aanval Maakten. Rrrrr 2 't LieP  p6 ZEESLAG by DOGGERSBANK. 't Liep nu tegen den middag, en men was ruim drie uuren in het vuur geweest, wanneer de Nederlanders zo heet wierden, dat de Bevelhebbers niet dan met groote moeite de drift'van het volk befticrden. Hadden de Engelfchen die zelfde dapperheid gehad, niemand hunner had ooit zyn krytgebergte, en misfehien ook weinigen van de onzen'hunne duinen,'ooft wederom befchouwd. Maar zy b greepen dit te klaar, en de Engelfche fmaak, zich hierin niet wel naar die Oudhollandfche ftrengheid kunnende fchikken, bragt hen tot het gemaatigd befluit om een einde van het Treurfpel te maaken. Zy namen hun affcheid zonder groeten, Haken by den wind op, enkoozen de veiligheid. Niettegenflaande verfcheiden onzer fchepen grondfehooten gekreegen hadden, en byna allen aan masten en verder tuig zeer befchadigd waren, bleef echter het Nederlandsen. Esquader, beneden winds van den vyand, meer dan een half uur nog in flagorde liggen, met de zeilen op de boorden der fchepen, ten teken dat men den vyand, indien hy nog lust mogt hebben, afwachtte; doch dewyl hy geene beweeging maakte om af te komen, maar veeleer zyne vlugt voortzette, hieldt eindelyk ons Esquader, omtrent vyf uuren 's avonds, naar het convooy af. Doch de Batavier , die in alles befchadigd was, bleef onbeweeglyk liggen, niettegenflaande met uUe moogelyke vlyt aan het herflellen van rtuurrcep, brasfen, fchooten, en wat dies meer zy, gearbeid wierdt, zo dat Kapitein b o s cn zich genoodzaakt zag het fein te doen van niet te konnen volgen. Vyf Engelfche fchepen, ziende in welken toeftand de Batavier gebracht was, fcheenen lust te hebben om zich van deszelfs magteloosheid te bedienen, en hem op nieuws aan te tastenen te neemen. Deeze toeleg bleef voor 't fcherpziend oog van den waakzaamen Schout by nacht 20 weinig verborgen, dat de twee Fregatten de Venus en de Ampbytrite aanflonds bevel van hem ontvingen, zich ter zyner hulpe te fpoeden, gelyk zonder eenig tydvtrlies gefchiedde. Ondertusfchen kwamen de Engelfchen voor den wind met zo veel fpoeds op hem af, dat het Nederlandsch fchip waarfchynlyk in hunne klaauwen ge-  ZEESLAG by DOGGERSBANK. 877 gevallen ware, voor dat het eenige hulp van de nog al te ver af zynde Fregatten ontvangen konde, zo niet de dappere bosch zich zeiven, door eene raeesterlyke trek,uit deezen nood hadt weeten te redden. Bemerkende naamelyk, dat de vyanden het op hem gemunt hadden , liet hy terftond het fein van niet te konnen volgen nederhaalen, en de vlag weder ophyzen , waarop die moedige Engelfchen , geenszins verwachtende eeriigen tegenftand te zullen ontmoeten, van hun oogmerk afzagen, en in aller yl by den wind opftaken. Ondertusfchen hadt men het tuig met allen yver in zo verre herfteld, dat men het fchip in beweeging kreeg, en daar mede voor den wind naar de andere fchepen toe zeilde, alwaar de Heer bosch bevel ontving om naar de eerfte haven de beste te zeilen, gelyk dat bevel ook aan de andere fchepen van het convooy gegeeven wierdt. Dus eindigde dan dit gevecht, waarin de braave zoutman, en zyne heldhaftige tochtgenooten, de fchande van hun Vaderland uitwiscluen, en deszelfs kwynenden roem deeden herleeven. De reddeloosheid der fchepen verhinderde hen den vlugtenden Brit te vervolgen, waarom zy zich vergenoegden met de eer van met kleiner magt den hoogmoedigen vyand te hebben afgeflagen, en genoodzaakt de vlugt te neemen. Dus wierd ten minften de fnorkery van den Ridder Yorke ter toetze gebragt, die gezegd had „ dat twee Engelfche Fregatten „ genoeg waren om den Hollanderen ter Zee de wet voor te „ fchryven". Dat hier van weerskanten met geen flaauwen moed, maar dapperlyk geftreeden was, toonde zo wel de Nederlandfche als Engelfche Vloot, die beide deerlyk gehavend naar de wederzydfche havens te rug keerden. Het fchip Holland, 't welk onder bevel van den Heer oï.dul het eerfte een allerhevigst vuur verduurde, doch op zyne beurt een diergelyk tegen den vyand uitbraakte, hadt meer dan vyftien honderd fchooten gedaan, en was zodanig doorboord, zo wel onder als boven water, dat, niettegenftaande wel honderd gaten ge. ftopt waren, men tegen den avond omtrent veertig duimen Rrrrr 3 water  S?3 ZEESLAG by DOGGERSBANK. waters in liet fchip vondt, 't welk ondanks het onophoudelyk pompen zo geweldig toenam, dat men 's nachts by krygsraad befloot het gefchut over boord te werpen ; gelyk ten ipoedigiten gefchiedde. Deeze voorzorg echter hadt de gewenschte uitwerking niet; want het water wies van oogenblik tot oogenblik, en het gevaar van te zinken was onvermydelyk voor handen; dies wierdt men genoodzaakt het fchip té verbaten, en op het Advysjagt de Spion overtegaan. Deezeoverfcheping gefchiedde omtrent ten twee uuren in den naaren nacht, onder een zwaar onweder van donder cn blixem , en was te gevaarlyker om dat de nood haast vereischte, en men flechts van ééne floep gebruik kon maaken, zynde de andere allen in ftukken gefchooten. Hier doot wierdt veroorzaakt, dat men nog eenige weinige zieltoogendcn aan hun ongelukkig lot moest overlaaten, dewyl men zich geen oogenblik langer op het fchip duride betrouwen. Ook zag men, terftond na dat men van boord gegaan was, de groote mast vallen, en het fchip te gronde gaan, zonder dat men in ftaat was iets van de goederen te bergen. De Admiraal Generaal hadt ook, hoewel dit fchip, ars zynde het grootfte, van den vyand het meest wierdt ontzien, veel geleeden , en aan masten en touwwerk groote fchade bekomen; doch ook niet zonder die aan den vyand dubbel betaald gezet te hebben. Kinsbergen, die voor het ge vecht de zynen met eene korte aanlpraak tot dapperheid hadt aangemoedigd, deedt twee vyandelyke fchepen, waar van het eene vier en zeventig ftukken voerde , en het andere het Admiraalfchip was, na verlies van masten en ftengen, het ge. vecht verlaaten , en gaf daar door den H:er b r a a k gelegenheid, om een deezcr twee, die befchadigd voor by hem heen zeilden , verder zo te groeten , dat het zich vervolgens t' zoek maakte. De Argo, fchoon flechts vier en veertig ftukken voerende, wierdt onder 't opzicht van den Heer staringh zo geducht voor den vyand, dat een fchip van vier en zeventig ftukken, met verlies van fokkeraa, gedwongen wierdt af te houden. De  ZEESLAG by DOGGERSBANK. ZEESLAG by DOGGERSBANK. 879 De kleine fchepen, hoewel niet in de linie geplaatst, deeden echter ook hun best om den vyand afbreuk te doen: de gelukkigfte waren het Fregat de Bellona, onder bevel van den Kapitein haringkarspel dekker, en de Kotter de Jjax, onder den Graave van we ld eee n. Deeze, beftemd om de feinen te herhaalen, laadden hun gefchut, kwa. men nu en dan eens naderen tusfehen de fchepen van linie, die ter lengte van een kabeltouw van eikanderen lagen, en fchooten dapper op den vyand, waar na zy wederom achter de linie weeken, en zich als voorheen gereed maakten: dit gefchiedde niet zonder goed gevolg, dewyl de Jjax, met zyne voorftukken van zes en dertig pond, de mast van een fchip van vier en zeventig ftukken ten onbruik fchoot. Leverden voorgaande Zeeflagen nu en dan wel eens voor» beelden op van lafhartigheid, die zich by den eenen of anderen plaatfte, en hem zynen plicht deedt vergeeten of llaauwmoedig betrachten, de flag van Doggersbank toont ons overal dappere Helden, die lyf en leven voor hun Vaderland veil hadden, en deszelfs roem kloekmoedig handhaafden; niemand onder hen allen was 'er, die zich niet als een kloekmoedig Nederlander kweet, en de zucht om den ouden roem te doen herleeven blaakte hier zo zeer, zelfs by den gemeenen Matroos, dat men hem eer in zynen yver te rug moest houden dan denzelven aanfpooren; getuige hun geduurig roepen van boezee, zelfs in het heetfte van 't gevecht, en daar de kogels nis hagel nedervielen; en hoe zy, zwaar gekwetst, en in haast verbonden, ylings op hunne posten te rug kwamen om den ftryd te helpen voortzetten. Maar niemand heeft zich, als van de Engelfche zyde, fchuldig gemaakt aan 't laaghartig gebruik van verbooden fcherp. Het getal der dooden op de Nederlandfche Vloot liep op honderd en twee en veertig, dat der gekwetsten op vier houderd en drie. Onder deeze laarften bevondt zich de Baron van bentin es, die, op de Batavier het bevel voerende, doodelyk in de fchouder getroflën wierdt, en tot fmert van alle braave Nederlanders, die hem de dankbaarfte nagedachtenis toe.  88o Zeeslag by doggersbank. toewyden, 's nachts tusfehen den drie en vier en twintigften Augustus den adem uitblies. Indien men het bericht der Engelfchen gelooven mag, telden zy in het-geheel flechts één honderd en vier dooden en drie honderd en negen en dertig gekwetsten, doch onder welke verfcheide Hoofden en mindere Bevelhebbers waren, zynde de Heer macartney, die op de Prinfes Amelia hot bewind voerde, gedood, en den Heer Grame, Kapitein van de Prestonden arm afgefchooten. Hunne fchepen hadden niet minder dan die der Nederlanders, volgens hun eigen bericht, geleeden, en veele waren zodanig gehavend, dat zy, gelyk wy voorheen gezien hebben, het gevecht verlaaten moesten, en ter naauwer nood in ftaat waren om hunne havens te bereiken. Zie daar, waarde Landgenooten! de befcliryving van den eenigen doch roemryken Zeeflag, welke in deezen oorlog tegen den Brit gevoerd is. Wy zagen in het beloop deezes werks, hoe zeer onze Landaart, in heldenmoed en dapperheid ter Zee, ten allen tyde heeft uitgemunt; wy zagen dat het tegenwoordig gedacht van zyne Voorvaderen niet ontaart is, dat het zelfde bloed nog in zyne aderen droomt, welk den trotfehen Engelschman meermaalen van fchrik, zelfs in zyne fchuilhoeken , deedt beeven, en dat flechts de gelegenheid ontbreekt, om zynen wrevel te fnuiken, en hem met fchande naar zyne kusten te verjaagen. Indien de oorlog voort mogt duuren, vleyen wy ons, dat onzen Leezeren nieuwe ftof van vreugde over het gelukkig handhaaven van de eer van Nederland verfchaft zal worden ; de tegenwoordige tyden doen ons zulks met een gegrond vertrouwen hoopen. Indien echter het zwaard wordt in de fchede gedoken, en de vrede een einde maakt aan alle vyandelyke ontmoetingen, dan zal de laatde Zeeflag, de flag by Doggersbank, geen onaanzienlyk einde maaken aan die reeks van fchoone Heldendaaden, waardoor zich dit Gemeenèbest achtbaar heeft gemaakt in het oog van alle volkeren op den gansfchen aardbodem.       •INHOUD. $6. Kloekmoedig gevecht van Schipper Hendrik Hodofp, tegen drie .Turkfche Roovers. Gevecht van Schipper Christiaan Vlies, op de hoogte van Lisfabon. 97. Gevecht van de Vereenigde Nederland/che en Engelfche Vloot, tegen die der Franjchen en Spaanfchen , in de haven van Vigos, in 1702. 98. Hardnekkig Gevecht van den Kapitein Roemer Vlak tegen de Franjchen, op de hoogte van Lisfabon, in 1703. Vmovering van Gibraltar, en daar op gevolgde Zeejlag van de Vereenigde Engelfche en Nederland/che Vloot tegen de Franjche , voor Mallaga, in 1704. 99. Verovering van Barcelona, door de Vereenigde Nederland/che en Engelfche Vloot, in 1705. 100. Aan/praak aan de nog vrye Nederlanders. DigtJiuk. 101. Zeegevecht van zes Nederland/che /diepen tegen een Fransch Esquader , binnen Doggerszand, in 1706. Gevecht van Kapitein Jonas Frederik Over/eld, voerende het /chip de Groote St. Christoffel, tegen twee Algier/che Roovers, in 1707. Gevecht van Schipper Pieter Valk tegen twee Algier/che Roovers, omtrent Gibraltar, in 1723. 102. Gevecht van Salomon Dedel, den jongen, tegen zeven Engelfche Schepen, in 1762. 103. Gevechten van de Kapiteins Satinck en van Volbergen tegen de Engel/chen-, in 1781. 104. 105 en ic6. Gevaarlyke Togt van Kapitein A. de Roock , in 1781, van Lis/abon naar de West-Indien afgezonden. Gevecht van den Schout by nacht W. Krul tegen drie Engel/che Oorlog/chepen , in 1781. 107. Gevecht van de Kapiteins Melvill en Oorthuis tegen twee Engelfche Fregatten,-den 30 Mei 1781. 108. en iog. Zeejlag van den Schout by nacht J. A. Zoutman tegen den Vice - Admiraal H. Parker , by Doggersbank, den 5 Auguttus 1781. NEER-  NEERLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGENWOORDIGËN TYD. No. 56. Verfcheide Zeegevechten en Veroveringen van den Vice- Admiraal Michiel de Ruiter te~ gens en op de Algerynen enz., in den jaare 1655. Terwyl de Ertgelfchen en Hóllanders in den Voorgaanden oorlog hunne krachten tegens eikanderen verfpüden, hadden de Zeeroovcrs van Barbaryen van deeze gelegenheid gebruik gemaakt; en niet alleen aan de fchepen Van den Staat, miai ook aan die van alle andere Christen Vorften zeer veel nadeel* toegebracht. Zy bleeven niet meer in de Straat met drie of Vief fchepen by eikanderen, gelyk voorheen, maar liepen ook naaf buiten, op de kusten van Portugal, en aan deeze zyde van Kaap St, Vincent, met kleine Vlooten , zelfs zomvvylen van meet dan twintig fchepen, om hunne ftrooperyen voort te zetten." Ja hunne vermetelheid ging zo verre, dat zy het naauw Van de Straat flopten, waar door vecle fchepen der Christenen van allerleye Gewesten hun als in den mond liepen. Dewyl het ondertusfehen van de hoogfte noodzaakelykheii was, dat de moedwil deezer Barbaaren beteugeld en hunn# fchelmfche handelwyze geftraft wierdt, hadden Hunne HoogMogenden den Heer de ruiter, met vyf Oorlogfchepen, in den jaare 1654, naar de Middellandfche Zee gezonden, ten geleide der Koopvaardyfchepen, en ter beveiliging van den Handel. Hy volbracht wel zynen aan hem gegeevenen last, en geleidde de Koopvaarders veilig ter plaatze hunner beftemming, doch de Roofnesten hielden aan me: de fn.oodtfe blyken van hunnen diefachtigen aart te geeven. Kkk De  450 ZEEGEVECHTEN van M. de RUITER De Heer de ruiter vertrok dan ten tweedenmaaJe met agt Schepen en Fregatten van oorlog en twee Jachten, onmiddelyk naar de kust van Barbaryen, en naar de Middellandfche Zee. Zyn lastbrief, geteekend op den 29 Juny des jaars 1655, behelsde, „ dat hy alle de Barbaarfche fchepen, „ op de Ingezetenen van deezen Staat roovende, met n;,ame „ die van Tetuan, Algiers, Tunis en Tripoli, waar zy die „ zouden mogen bejegenen of aantreffen, op deeze zyde van „ het Koningryk Kandia, zouden bevechten, veroveren, ver„ branden of vernielen, zo als best doenlyk zoude weezen. „ Voorts dat zy de moedwillige Renegaaten, door het recht van „ voetfpoeling, met den doodzonden ftrafFen', maar anderen, „ m hunne jeugd, of by andere gelegenheden daar toe ge„ dwongen , en die zich omtrent Christen Slaaven goedeme„ ren hadden gedraagea, en berouw toonden, by het leven „ behouden, en op de fchepen verdeden; de Turken of „ Mooren in het openbaar verkoopen, en de penningen over„ maaken of overbrengen; maar de Christen Slaaven, op hun „ vertrek, vry aan land zetten, of op de fchepen houden, e:i „ naar hunne bekwaamheid in foldy ontvangen". Hy werdt daar en boven gelast, om de onlusten, welke tusfehen den Staat en de Regeering van Salee, over het neemen van een fchip, gereezen waren, by tc leggen, eu de onderlinge vrede te bevestigen. Op den agttienden July met zyne kleine Vloot uit Texel uitgeloopen zynde, begaven zich omtrent vyf en vyftig Koopvaardyfchepen, die naar verfchillende landen en havens beftemd waren, onder zyn geleide: hy landde gelukkig met vier en veertig vau dezelve, zynde de andere elders heen gevaaren, indebaay van Radix, van waar hy terftond zynen loop richtte naar Algiers. Den Kommandeur de wilde, benevens de Kapiteins sweebs en vjh salingen hadt by voor uit gezonden om het land te verkennen en te verfpieden; deeze fchepen lagen voor die beruchte Roofftad , toen Vde ruiter zelf, op den dertigften der Maand, in het gezicht van dezelve kwam, en bericht ontving, dat 'er vyf fchepen op de reede, eu nog zes of zeven binnen de Moelje gezien waren. 'sAvonds  TEGENS de ALGERYNEN. 45£ 's Avonds was hy met agt fchepen en twee branders, ( waar toe men de twee Jachten gereed gemaakt hadt) tot op een kanonfchoot na, aan de Stad genaderd-; en het anker op twee en veertig vademen waters hebbende laatcn vallen , liet hy van alle de fchepen EHgelfche vlaggen en wimpels waayen, om dus de Roovers te misleiden, die wel met kleine vaartuigen van land kwamen, maar zich niet te digt onder het bereik der Vloot durfden begeeven. Men befloot dan om des nachts, wanneer de wind van het land naar Zee zoude waayen, de Branders onder de Moelje, en aan de Rooffchepen te brengen; doch de ffilte was oorzaak dat dit beiluit niet ten uitvoer gebragt kon worden. De Turken waren daar en boven zodanig op hunne hoede, dat het niet mogelyk was iets met voordeel op hen te onderneemen, weshalven men het anker ligtte en vertrok. Op den zeventienden September, na dat de Vloot, geduurende al dien tyd, vruchteloos hadt omgekruist, en door het weder en andere omftandigheden belet was eenig voordeel op de Roovers te behaalen, bemagtigde de Heer de ruiter eene Turkfche bark, waar van de Kapitein, een Spaansch Renegaat, en der Christenen gezwooren vyand, aan den nok van de fokkeraa wierdt opgehangen. Twee dagen naderhand ontdekte men onder andere een groot fchip, 't welk , na 'er jagt op gemaakt te hebben, voor het Admiraalfchip van Algiers herkend wierdt. Dit fchip , 's jaars te vooren van de Hollanders genomen, en toen het Rad van Avantuur genoemd, droeg thans den naam van den Gulden Dadelboom, en voerde agt en dertig Hukken , benevens twee honderd en vyftien man, en daar onder vyftig Christen flaaven, die door dwang dienden, 't Gejaagde fchip richtté zynen loop recht naar Orzila, eene Turkfche flad in het Koningryk van Fez, omtrent zes mylen van Tanger, aan de Spaanrche Zee gelegen. De Kapitein, mede een Renegaat, en in Ierland geboren, raakte tegens den avond in de haven van Orzila, en liep zo na aan de Stad.dat hy nauwelyks van den grond vry lag. De ruiter volgde hem, en kwam een uur voor Zonnen ondergang zo digt by denRoover, dathy hem nog, voor dat het donker wierdt, diie volle laagen gaf; daar en boven liet hy uit de musketten fterk op hem vuuren, 't welk alles door den Turk met groote Kkk 2 dap-  4f2 ZEEGEVECHTEN van M. de RUITER dapperheid beantwoord werdt. De ruiter poogde wel hem van het land af te fnyden, doch zulks was ondoenlyk , dewyl zich de Roover, te digt aan het Steenrif, dat voor de Stad lag, geplaatst hadt Ondertusfchen kwamen ook de Kapiteins van salikgen en van der zaan derwaarts; men wierp het anker op zestien vademen waters uit, en rne'n Helde eenige floepen op de brandwacht, zo digt by het Rooffchip, dat men het volk konde hooren (preeken. Den volgenden morgen naderde men, zo veel mogelyk, den Roover, die nog al verder was te rug geweeken; doch toen men op hein vuur begon te geeven, kapte hy den kabel, en liet het tegens den wal loopen, fpringende de Turken in grooten getale over boord; andere, die met eene boot meenden te ontvluchten, werden in den grond gefchooten, zo dat zy in het zwemmen hun heil moesten zoeken. Tien (haven, poogende ook door zwemmen hunne vryheid weder te winnen, gaven door geroep en tekenen te kennen, dat zy Christenen waren, weshalven de Ruiter zyne floep heen zondt om hen te bergen, het welk gelukte, niet tegen (taande uit het Roofïchip onophoudelyk met musketten op hen gevuurd wierdt. De Kapitein namelyk, een onverzaagd man, hielde zich met vyftig of zestig Mooren nog op het fchip, dewyl men 't niet aan boord klampen konde, om dat de Zee altoos met geweld op deeze kusten aanrolt. De ondiepte belette daar en boven zo na by te kooinen als men wel gewenscht hadt. Ondertusfchen (tiet het Rooffchip zo hard tegens den grond, dat het hier door, en door veel fchietens , vol water raakte , en op zyde gevallen zynde , dus onbeweeglyk bleef zitten. Het fchip dan in dien flechten toefland gebracht ziende, bafloot men eenige booten en floepen te bemannen , om het zelve te veroveren , of in brand te fteelcen. De Kapitein van der zaan en van berchem voeren ten dien einde met veel dappere mannen derwaarts; doch aan 't fchip genaderd zynde, vonden zy nog meer dan vyftig Mooren aan boord, die, door den kloekraoedigften tegenweer, het overkoomen trachtten te beletten, weipende alles v\at hun voorkwam, zwaare kogels. yzeren bouten , koevoeten , mookers, enterbylen, fckoot, lantaarns, en ander gereedfehap, hunnen bo- fprin-  TEGENS be ALGERYNEN. 453 fpringeren op het lyf'. Eenige fchooten met musketten van boven neder in de booten en floepen, ook losten zy op hen drie ftukken gefchuts, zo dat zy genoodzaakt wierden, met verlies van eenen dooden, en wel dertig gekwetsten, wederom af te wyken. De Keer de ruiter dan, ooraeelende dat men met voordeel hier niets meer konde onderneemen, en ziende dat het rooffchip genoegzaam in den grond en verlooren was, befloot het zelve te verlaaten, en elders zyn geluk te gaan beproeven. Men maakte des avonds zeil, en kwam den volgenden dag by eenige andere Kapiteins van de Vloot, welke men verdeeld hadt, om met meer nutte konnen kruisfen. Na dat men verfcheide Turkfche fchepen veroverd , verbrand, in den grond gefchooien, of op het flrand gejaagd' hadt, ontdekte de ruiter, op den negen en twintigften Novene ber, omtrent Orzila weder gekomen zynde, twee ichepen, doch de aanftaande nacht verhinderde iets tegens dezelve te ouderneemen. Den volgenden morgen echter, wanneer dczelva voor den vergulden Arend, van zes en twintig ftukken en twee honderd en vyftig man, en voor de St. Katharina, van twintig ftukken en twee honderd man, herkend waren, befloot men ze aan te vallen, niet tegenftaande zy zo digt by de Stad lagen, dat hunne kabsls aan 't land waren vast gemaakt, en de wind zeer hard woey. Dit befluit dan genomen zynde, werdt terftond met de groottte kloekmoedigheid volvoerd. Dr. ruiter namelyk , liep den Arend zo digt op zyde, dat hy met de Turken Ipreeken konde, en wierp het anker op vyf vademen water uit , durvende, uit vreeze van aan den grond te raaken, niet nader by koomen; hy werdt onderfteund door den Kapitein adelaar, welke zich digt achter hem plaatfte. De Kommandcur de wilde, ziende dat de ruiter het op den Arend gemunt hadt, zeilde, benevens den Kapitein vans a. Lin gen by de Katharina, en liet nevens haar het anker vallen. Naauwelyks waren zy alle dus ten anker gekoomen, of het weder fcheen hunr.e oogmerken te begunftigen,de wind (lilde, en de Zee werdt effen, niet anders dan oi men in eene haven gelegen hadt. Die vaadeStad, alle deeze toebereidzelen beKkk 3 fchou.  454 ZEEGEVECHTEN van M. de RUITER fchouwende, begonden de vyaudelykheden eerst, fchietende op de Nederlandfche fchepen, 't welk wel dra door de Peoovers gevolgd werdt. In den beginne fchoot de kuiter en zyn Esquader niet, doch toen zy alles in gereedheid hadden , en wel geankerd lagen , gaven zy zonder ophouden vuur, begroetende met zoveel krachts de Stad en de Rooffchepen, dat de eerlte, omtrent den middag, tot zwygen gebracht wierdt, en de witte vlag deedt waayen. Men hielde derhalven op met de Stad te befchieten , tot dat zy, na eenigen tyd, wederom met enkele fchootcn begon, welke haar echter met drie of vier dubbele beantwoord werden. De beide Rooffchepen leeden ondertusfchen geene geringe fcha de, en niet beltand tegens het geweld hunner befpringers, begon bunne tegenweer eindelyk zeer zichtbaar te verflaauwen. De Heer de ruiter , toen zyne Kapiteins aan boord gezcind hebbende, liet van saliNgen en adelaar, wier fchepen veel ondieper gingen, hunne ankers lïgten. om t e beide Roovers aan boord te klampen , en om zelf nader by te zyn ging hy op het/chip van van sa lik gen over. Terwyl ondertusfchen dit alles gefchiedde, zag men, dat de Katharina begon te zinken, en dat de Mooren met eene groote bark van het fchip naar de Stad vlooden. Men vervolgde hen derhalven met drie groote floepen , om de Christenen, waar het mogelyk, te behouden; verfcheidewer» den dus gered, doch de meeste hadt men reeds 's nachts landwaarts in gezonden. De Arend werdt derhalven thans alleen liet doel onzer Helden : men befloot hem te enteren, 't welk met een zo goed gevolg werdt uitgevoerd, dat hy na eenigen tegenweer veroverd wierdt. Het fchip, fchoon zeer doornageld, werdt zo veel mogelyk herfteld, en door den Kommandeur de wilde in Mallaga binnen gefleept. Op den tweeden December , ontmoetten de Schout by nacht verveen, en de Kapitein van der zaan negen Turkfche Roovers , doch door dien zy alle het op de vlugt zetten konde men hen niet naderen. De Heer de ruiter , in het volgende jaar, na dat hy de ?ce van Roovers gezuiverd hadt, door hunne Hoog Mogci.den te huis ontboodtn zynde, nam derwaarts, met zyn on-  TEGENS de ALGERYNËN. 45$ ondcrhebbend Smaldeel, de reize aan; en in het begin van April eene vloot Koopvaardyfchepen, te Kadix gevonden hebbende , weike zynen byftand en befcherming verzocht, nam hy dezelve onder zyne vlag , en vervorderde zyue reize. ' Hoewel de befchryving van deeze reize minder tot ons oogmerk fchync te dienen, is echter de ontmoeting, welke hy met eene andere, niet minder diefagtige, foort van Roovers, hadt, in deeze tyden byzonder, te merkwaardig, dan dat wy ze met ftilzwygen zouden voorbygaao, te meer dewyl de herinnering van de mannelyke bandelwyze van onze voorvaderen misfehien zal konnen dienen, om ons over onze eige werkeloosheid befchaamd te 'maaken, en aan te zetten om hunne lofFelyke daaden na te volgen. De vloot dan, gelyk gezegd is, van Kadix vertrokken zynde, kwam gelukkig op de kusten van Engeland, met het welk ons Gemeenebest onlangs eene bellendige vrede geflooten hadt; omtrent Douvres ontmoetten hen zeven Engelfche Oorlogfchepen, welke door den Kommandeur wit hork geleid werden, en door het gezicht van rykgelaadene Koopvaarders waren aangelokt. De Engelfche Bevelhebber, volgens den roofzieken aart, dit volk misfehien meer dan die van Algiers, Tunis, of Tripoli , natuurlyk eigen, zonde eenige Sloepen aan boord van den Vice - Admiraal de buiter, hem laaiende aanzeggen, dathy last hadt van den Protector kromwel, om alle de Koop. vaardyfehepen, die uit Spanje kwamen, in Duins op te bren. gen, verzoekende dat men het geliefde toe te iaatcn. De inhoud van zynen brief, ten dien einde aan d e ruiter gezonden, is recht Engelsch, eu van deezen inhoud: Eerwaarde Heer! „ Eene vriendelyke groetenis! Hoopende de goede vrede, ,, die tusfehen onze en uwe Staaten gemaakt is, te onderhou„ den, is myn verzoek, dat ik de Koopvaardyfchepen, met „ U van Kadix komende, mag mede neemen, om dezelve „ naar myn welgevallen te mogen handelen: indien niet, zo „ ben ik genoodzaakt die aan te tasten, en met geweld mede „ te voeren, dat ik niet gaarn zoude doen. Ik hoope datGy „ dit  455 ZEEGEVECHTEN TEGENS de ALGERYNEïfc „ dit myn verzoek zult toeftaan: nadien de Regeering van Ea* „ geland tyding heeft, dat deeze fchepen, die onder uw ge„ leide zyn , zilver en geld , dat aan onze vyancten de Spanjaard „ den toebehoort, in hebben, dat ik geenzins kan laaten pas„ feeren. Diens volgens hoope ik dat UEd; de oorzaak niet „ zal zyn, dat men tusfehen de wederzydfche vlooten eenig „ menfchelyk bloed vergieten, of iet doen zal dat UEd.: hier „ na niet zoude konnen verantwoorden. Dit is al wat ik voor „ deezea tyd UEd : hebbe te fehryven, , In het Fregat „ Geusbary, in Zee, den 20 van April 1656. „ UEd: lievende Vriend, KommandeurwiELiAw withorn. robert kolmer. jan kandelaar. d a n i e l b a k e r". De Heer de kuiter, deezen byzondercu brief geleezen hebbende, antwoordde, dat de Koopvaardyfchepen in Duin? geene ooodfcbap hadden, maar in 't Vaderlanden te Amfterdam moesten zyn, weruiaarts by ze zoude geleiden, en dat by die geenen, welke ze zouden poogenaan te baaien, vyandelyk zoude aantasten. Daar en boven fchreef hy aan witiiorn, hem te kennen geevende; „ dat'er niets, dat den vyariden toebe„ hoorde, in zyne vloot gevonden wierdt; dat hy vastelyk „ beflooteu hadt dezelve te verdedigen en te befchermen „ zo lang hy volk of magt zoude hebben, en dat hy „ niet konde gelooven , dat de Heer Protector bevelen zoude „ hebben konnen geeven, om eenige vrye fchepen, i„ 0M „ Land t' huishoonnde , te belchadigen of op te brengen" Gelyk geen Engelschman der reden gehoor geeft zo^lan^ zich eenige hoop opdoet, om in zyne ftrooperyen te flaagen " en dan eindelyk menfchelyk wordt, wanneer hy ziet dat zyn vermogen om dezelve door te zetten, tekortfehiet, deedt wit horn nog verfcheide maaien by den Heer bE ruiter aan] zoek, om de Koopvaardyfchepen te mogen mede neemen 1 doch .deeze beltendig blyvende by zy„e verzekering, dat hy niet ongeftraft zoude toelaaten, dat er Hechts eeneenigfehip doorzocht wierdt, hieldt witiiorn af, ziende dat hy geer» overmagt genoeg hadt om dapper te zyn. De vloot kwam ■derhalven behouden met haare fchatten te huis.  NEER.L ANDS HELDENDAADEN TER ZEE. ■van de vroegste dagen af tot óp ' des tegen woordigen tyd. Nó. 57- Zeejlag tusfehen jacob van wassenaar, heere van obdam, Luitenant Ad' miraal van Holland, en den ZweedfchenAdmi • raai ka rel gust aap wrangel, voorgevallen in de Zond, op den agtften November des jaars 1658. "Wanneer iri den jaare 1656 de Oorlog woedde tusfehen den' Koning van Poolen en dien van Zweeden, en de laatfte hier door de handen vol werks hadt om den zeiven met roem voor zy n Ryk uit te voeren, befloot frederik III, Koning van Denemarken, in het volgende jaar, van deeZe gelegenheid gebruik te maaken, om zich wederom in het bezit te ftellen van die Landen en Steden, welke voor veertien jaaren zynen Vader christiaan V, door de Zweeden overvallen zynde, waren afgenomen. Hy brak dan den vrede met het nabuurigRyk, zondt,onder den Veldmaarfchalk and reas bilde, zyn leger in het Sticht Bremen, en ontweldigde den Zweeden verfcheide vestingen. Doch daar niets zo onftandvastig is als het geluk des LH 0m'  EN KAREL CUSTAAF WRANGEL. 463 wrak gel, de Vice - Admiraal bielkenstern en andere werden door het Nederlandsen kanon zodanig doornageld, dat zy gedwongen wierden zich uit het gevecht te begeeven. Drie Zweedfche fchepen werden veroverd, en agt in den grond gefchooten of verbrand. De Nederlanders' verlooren niet dan het fchip van den braaven Vice• Admiraal de witte, Brederoode, 't welk, gelyk gezegd is, te gronde ging. Het getal der dooden op de Zweedfche vloot beliep meer dan duizend , dat der Nederlanderen omtrent vier honderd. , met veele gekwetsten. Daar en boven bemagtigden zy om. trent vier honderd cn vyftig Zweedfche gevangenen. De ftryd duurde omtrent vyf of zes uuren; dezelve was van weerskanten met de grootfte kloekmoedigheid voortgezet, tot dat eindelyk de Zweedfche vloot afweek, of te loefwaarts liggen bleef, zonder op die der Nederlanders, welke door den wind en ftroom van zelfs afdreeven, wederom af te koomen. De Heer van wassenaar, ziende dat de vyand geenea lust meer betoonde om het gevecht te hervatten, bereikte volkomen zyn oogmerk, namelyk den vryen doortocht door de Zond; hy zette ten dien einde zynen loop, met zyne byhebbende fchepen, naar het eiland Huena of Ween, omtrent het welk hy den Deenfchen Admiraal bielke ontmoette, die wegens den Herken Noorden wind verhinderd was geworden de Nederlanders tegens de Zweeden te onderfteunen, en op den volgenden dag werdt de KojJonel puChler met zyne Soldaaten, aan welke de Oorlogsvloot ten geleide gediend hadt, voor Koppenhagen ontfeheept. De Zweedfche vloot week, na het eindigen van 't gevecht, onder het flot Kroonenburg, doch de Koning, dezelve daar niet zeker achtende, gaf bevel, dat zy binnen de haven van Landskroon, eene Stad van 't Landfchap Schoonen, recht tegens over het eiland Ween , in zoude loopen. Het lyk van den braaven Vice - Admiraal de witte werdt door den Koning van Zweeden op de alleredelmoedigfte wyze aan de Nederlanderen wederom ter hand gefteld: het zelve, name-  NEERLANDS HELD END AADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGLKWÓOROIGEN TYD. No. 58, Landing van m de ruiter op Funen, op den tienden November des jaars 1659. Schoon de ftaat des Óorlogs tusfehen de Zwesden en Deenen veel minder ongelyk was geworden, door de toegezondene Nederlandfche hulp , bleef echter het vuur tusfehen deeze beide volkeren branden , en de gewenschte Vrede fcheen nog verre af te zyn. Mmm D«  46*6" LANDING van M. de RUITER. De Heer van obdam, die, volgens den last Hunner Hoogmogenden ,. met de ganfche Vloot te Koppenhagen overwinterd hadt , alwaar zyne tegenwoordigheid van de grootfte nuttigheid geweest was, om door zyne Matroozen en Landfoldaaten het beleg te helpen uithouden, en de geweldige aanvallen der Zweeden te wederftaan , bevondt zich dus in het begin des jaars 1659 in Deenemarken. De Heeren Staaten hadden ondertusfchen , een einde willende maaken van dien Oorlog , welke ook hun tot nadeel lïrekte , in het laatst van het voorige jaar, eene tweede Vloot uitgerust van omtrent veertig fchepen , over welke het Opperbewind aan den groo&ten michiel de ruiter was opgedraagen. Deeze Vloot hadt de bemiddeling, 0f, zo deeze vrugtloos afliep , de vernedering der Zweeden , ten oogmerk , waartoe vier duizend Landfoldaaten, onder den Kollonel killegrew , naar Denemarken over gevoerd Honden te worden. Een fterke opkoomende Vorst , in den jaare 1658 , en naderhand gebrek aan volk , was oorzaak dat deeze Vloot niet voor den twintigften van Bloei' maand gereed kon zyn om Zee te kiezen. De Heer d e ruiter hadt dezelve in drie Esquaders verdeeld over een van welke hy zelf het bewind hadt , en waar van hy het beltier der beide andere aan den Vice - Admiraal johan bvertszoon , en ja n corneliszoon meppel , die den. dapperen pi eter. floriszoon, in de waardigheid van Vice - Admiraal was opgevolgd , toevertrouwde. Of  LANDING van M. de RUITER. 467 Op den tienden Juny kwam de Vloot in den mond van de Balt , en voegde zich, weinige dagen laater, by die van den Luitenant Admiraal obdam; zo dat de Nederlandfche Zeemagt, tot hulp der Deenen uitgezonden , toen beftondt uit agt en zeventig Oorlogfchepen , zes of zeven Branders , en negen of tien Galjooten : dezelve was met dertien duizend Matroozen en Soldaaten , behalveu de vier duizend, die door de Vloot werden overgevoerd, bemand, en voerde omtrent drie duizend en twee honderd (lukken kanon. Onderwyl werden verfcheide wapenfehorfingen ea onderhandelingen gehouden , tusfehen de Zweedfche, Deenfche en Nederlandfche Gemagtigden, welke altoos vruchteloos afliepen , en het vuur des Oorlogs meer ontftaken dan uitbluschten , terwyl de Engelfchen, door hunnen verraaderlyken invloed, zynde ook , zo als zy voorgaven, ter bemiddeling der beide Noordfche Kroonen , met eene Vloot van twee en veertig fchepen , onder den Admiraal Eduird Montagu , in de Balt gekoomen , de zaaken trachtten op de lange baan te fchuiven , en den Koning van Zweeden onder de hand te begunftigen. Dit uitftel op uitftel ftrekte den Nederlanderen tot verdriet , en de Heer de ruiter fchreef aan het Kollegie ter Admiraliteit te Amfterdam , dat bet werk , zo veel by zien konde , by de Engelfcben op geene goede moer lag , boewei zy goede woorden gaven. Koppenhagen bleef ondertusfchen belegerd, cn werdt aan den Zeekant door de Zweedfche Mmm 2 Oor-  LANDING van M. ce RUITER. 469 Koppenhagen , bezette de haven van Landskroon , verfpreiddè zyne fchepen in en omtrent de Zond , plaatfce eenige fchepen tusfehen Elzenburg en 't eiland Ween , en maakte de ganfche kust onveilig. De herfst ondertusfchen naderende , belette hem het weder en de Aroom iets van belang te verrichten. Hier kwam by, dat de Zweeden geenen ftand durfden houden en in de havens hunne veiligheid zochten. Hy hadt wel gelegenheid om de kleine fteden van Ejzeneur en Elzenburg met fchieten te befebadigen en te bederven; doch te edelmoedig zynde om nadeel zonder nut toe te brengen, maakte hy hier yan geen gebruik. Aan de Nederlandfche Gezanten, die te Koppenhagen waren , gaf hy echter van den toeftand der zaaken kennis, met byvoeging : „ dat hy geen kans zag om den Zweeden eenige afbreuk „ te doen, zo lang zy met hunne fchepen in hunne „ havens blccven liggen, en dat men op de eene of „ andere plaatze eene landing, door behulp der ?, Vloot, met het Krygsvolk iq het werk moest „ ftellen". Na veel draaleus werdt de Vloot eindelyk van Manfchap voprzien, en na dat zich de Deenfche Admiraal bi elke by dezelve gevoegd hadt, ging zy, in alles omtrent honderd fchepen fterk, op den zesden November , naar het eiland Funen onder zeil. Op den agtften was zy tot voor Nyburg genaderd , en men befloot terftond eene landing te onderneemen; doch de Zweeden op hunne hoede, en niemand van  op de ENGE L SC HEN. 49- Kegers van Del Mina en Maurée , welke, door fchikking van den Generaal valkenburg, de Nederlanders zouden verzeilen en onderfleunen. Gelyk net een wys Opperhoofd betaamt, niets, dan na op alles goede ordre gefield te hebben , te onderneemen , gaf de Heer de ruiter bevel , dat men met het werpen van handgranaaten den aanval zoude beginnen , dat de flormladders door de Matroozen zouden worden aangevoerd, dat deeze met pieken en pistoolen den weg zouden baanen , en dat daarop de algemeene ftorm zoude volgen. Op den zesden February ligtte de Vloot het anker, en geraakte in den namiddag voor by Adja, tot by de flerkte van Annemabo , van waar men eenige kogels aan de Vloot toezond , welke op gelyke wyzebeantwoord werden, zonder eenige mcrkclyke fchade toe te brengen, 's Avonds kwam men niet verre van Annemabo, alwaar men het anker uitwierp , omtrent eene halve myl van Korrnantyn. De Negers van Fautyn hadden den Generaal valkenburg verzekerd, dat zy op de geflechce flerkte van Adja eene Prinfevlag zouden doen waayen , en dat dit het teken zoude zyn , dat zy gereed waren om de landing te begunfligen. Niet weinig ongerustheid baarde het derhalven , dat men noch Prinfevlag, noch Negers aan ftrand gewaar Wierdt j en dat , niettegenftaande dc Neger , die Ppp s als  492 VEROVERING yam M. de RUTSR als Oyzelaar op het Schip van den Heer de rüv. ter was, beloofd hadt, dat zy den volgenden nacht zouden koomen , niemand vernoomen wierdt. Met. het aanbreeken van den volgenden dag , ontdekte men nog geene Prinfevlag ter beflemder plaatze. Men wachtte derhalven tot agt uuren ? wanneer beflooten werdt met de landing voort te gaan. Ter zelider uur kwamen wel vyf honderd kanoes met twaalf honderd gewapende Negers van Del Mina en Maurée , tot hulp der Vlootelingen. Hier op werden de Matroozen en Soldaaten met booten en floepen naar land gevoerd , wordende gevolgd van de Negers. Terwyl men hier mede bezig was, zag men eenige gewapende Negers te zamen trekken, met hunne Vaandeltjes; doch deeze fcheenen geene vrienden te zyn , dewyl zy geen 1'ein deeden. Weinig tyds hier na zag men de flerkte Annemabo in de lucht fpringen , waar door de Engelfchen, zo men meent , gehoopt hadden , alle de Nederlanders op éénmaal te zullen verdelgen ; zy zouden naamelyk een ftuk lonts by het buskruid gelegd hebben , en, denkende , dat de Nederlanders derwaarts zouden gaan om te pionderen , zoude het buskruid in brand geraakt zyn om met de flerkte tevens den vyand te vernielen. Het fprong derhalven te vroeg , en dit zelfs deedt den moed der onzen opwakkeren. Toen men voor Adja genaderd was , en in eene kleine baay meende te landen , werdt de man- fchan  op de ENGELSCHEïi 493 fchap door meer dan twee duizend Fautynfche Negers gefluit. Deeze , van 't verdrag met de JNederlaiïders geilooten , of onkundig , of nog aan de Engelfchen gehecht gebleeven , hadden zig achter de klippen, in kreupelbosfchen , en achter hunne met zand gevulde fchuitjes, verfchoolen , en fchooten met allen yver en moed uit twee (tukjes kanon en veele musketten om de landing te verhinderen. Hunne poogingen werden door het Kasteel van Kormantyn onderfteund , waar uit onophoudelyk op de booten en floepen werdt gefchooten. Twee mannen werden hier door in d e ruiters boot gekwetst , twee kanoes in den grond, en eenen Neger het hoofd afgefchooten» Eenige Negers der hulpbenden raakten nog met hunne fchuitjes aan land , begaven zich naar de gefprongene flerkte van Annemabo , en pionderden het weinige dat zy daar nog vonden. De Engelfche vlag met den ftok , die n:-g 'was blyven ftaan , haalden zy 'er af, en brachten dezelve aan de ruiters boord, wien zy ze , ten teken hunner gedienftigheid, vereerden. Het geene de landing daar en boven nog moeielyker maakte was , dat ter zelfder tyd de Zee zeer hoog ging, en zo hard tegens den wal aanfchoot, dat de vaartuigen zeer groot gevaar liepen van om verre geworpen te worden. De Heer de ruiter, op alles agt gecvende , en ziende aan hoe vccle zwaarigheden dcezc landing onderPpp 3 hevig  494 VEROVERING van M. de RUITER .hevig was, zondt den Vice - Admiraal meppel, benevens den Schout by nacht van nes derwaarts om te gaan zien , hoe de zaaken Honden. Deeze by de booten en floepen gekoomen zynde , oordeelden met de Kapiteins die de manfccap aanvoerden, dat het roekeloos , ja zelfs onmogelyk was , de landing in deeze omftandigheden voort te zetten : men befloot derhalven dezelve thans te ftaaken , en keerde , al vechtende , onverricht,* zaake , wederom naar boord. De Negers van Maurée keerden naar huis, met belofte van op den volgenden dag 's morgens vroeg wederom te willen koomen; die van Del Mina werden op de fchepen verdeeld. Dit ongelukkig begin ontflelde de Opperhoofden niet weinig; men meende door de Pautynfche Negers bedroogen te zyn , ingevolge van 't welk de Gyzelaars in de boeyen gezet wierden ; doch kort daar op kwam 'er een Neger aan boord van de buiter, welke uit naam van hunnen Overfle verzekerde , dat hunne trouw ftandvasdg was, doch dat de Nederlanders te vroeg gekomen waren, en naar 't beloofde teken hadden behooren te wachten ; dat zy niet gereed hadden konnen zyn» om dat zomm'gc onder hen nog niet tot de zyde der Nedcrlanderen waren overgehaald. Ily vernieuwde daar op zyne belofte , en verfcheide andere Negers kwamen dien zelfden dag by den Admiraal aan boord, om hem van hunne oprechtheid te verzekeren , en gaven tot onderpand van dezelve nog  op üe ENGELSCHEM. 495 feog eenige Gyzelaa'rs, onder welke 's Konings Broeder en Zoontje waren , een kind van zes of zeven jaaren. 's Morgens van den agtflen Febraary , voor den dag, deed de ruiter alle de Opperhoofden aan zyn boord koomen, en beraamde met hen alles wat tot den aanilag noodig geoordeeld wierdt. Vervolgens werdt het gebed gedaan , ora 's Hemels Zegen over de onderrteeming af te {mekken , en de Kok fchafte tydig en rykelyk op, om het volk kractu en moed te geeven. Nauwelyks brak de dag aan , of de Manfehap wierdt in de booten en floepen ingefcheept; zy verzamelden zich omtrent het fchip van den Admiraal , en voeren van daar in goede orde naar Annemabo, gemoedigd wordende, naardien nu de Fautynfche Negers eene Prinfevlag, het beloofde fein, van het gefprongen Kasteel lieten waaien. De Negers, met hunne Kanoes veel vaardiger door de barning konnende koomen dan de Nederlanders , kwamen het eerst aan land; de andere manfehap volgde in goede orde, fchoon met het uiterst gevaar, verplicht zynde tusfehen twee klippen door te ropijen, waarop de Zee zodanig brandde, dat het ysfelyk te zien ware. Sloepen en booten werden door de fterke ftorting, hol over bol, in groote wanorde , ortder eikanderen gefmeeten, zommige raakten vol waters, andere in den grond. De floep ,der Westindifctie Compagnie , door den Generaal t val,.  426* VEROVERING op de E^GELSCHEN. valkenburg van del Miim gezonden, was de eerde die het land bereikte , maar weidt te gelyk dwars tegens 't land geflagen, zodat zy vol water en vervolgens in ftukken raakte. Al het ander vaartuig ftondt een diergelyk lot te wachten,waarom veele hunne dreggen uitwierpen, en, tot den middel toe in 't water, naar land waadden. ('/ Vervolg en Slot op den volgenden Nuffier.) * * * * « ♦ * * Wordt uitgegeeven te Amfterdam by Petrus Conradi, te Harlingen by V. van der Plaats, en is v?rder te, bekomen onder and°ren te Dordregt by A. Blusfè en Z., Rotterdam by D. Vis, J. de Leeuw\ en Bronkhorst, 's Hage J. Thierry, C. Mmfmg C. Plaat en % P. Wynants, Delft J. de Groot, Leiden L. Herdingh en B. Onnekink , Lhregt Wed. '*f. van Schoonhoven , A. Stubbe en B. Wild, Hoorn 'L. Vermande , Middelburg P. Gillisfe'i en C. Bohemer, Vlisfmgen Th. Corbelyn, Weesp f. Houtman, Franeker D. Romar, Leeuwaarden G. Tresling, G. M,Cahais, A. Siccama, en J. Seydel, en te Groningen by L. Hutfingb.  NEERLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af tot op den tegenwoord1gen tyd. No. 6*2. Verovering van de flerkte te Kofmantyn , op de Engelfchen, door michiel, de ruiter, op den agtflen February 166$. ( Vervolg en Slot van den voor gaanden Numtr,) J^it alles vertraagde de landing, zodat het reeds negen of tien uur was eer al het volk, waar van veele door nat waren , voet aan land gezet hadde. Hoewel men thans in zo verre zyn oogmerk gelukkig bereikt hadt , was hun toeftand echter, op dat oogenblik , allerelendigst, en misfehien be« vondt zich nimmer een Leger in akeliger omftandig* heid; van alles ontbloot en onmagtig om hunne Wapenen te konnen gebruiken, Honden zy als weer* looze fchaapen ten doel van hunne vyanden; en indien deeze kennis gehadhadden van den erbarmelyken ftaat van hunne befpringers, zouden vyftig gewapende Qqi man-  498 VEROVERING van M. de RUITER mannen hen allen hebben konnen vernielen. Al hun kruid namelyk, alle hunne musketten waren nat geworden, hunne lonten uitgedoofd, de watervaatjes door de Zee aan ftukken geflagen, en alle hunne voorraad weggefpoeld. Men zondt derhalven tenfpoedigften om ander kruid en lont te haaien, ieder droogde zyne wapenen, en fchoon hier mede veel tyds doorgebracht wierdt, raakte men eindelyk in ftaat om tegens den vyand te konnen vechten. Ondertusfchen hadt de Admiraal de kuiter, benevens den Krygsraad, eenen brief gezonden aan den Heer francois selwyn, Agent der Engelfchen op de kust van Guinea, en Opperhoofd van het Kasteel Kormantyn, waarin het Kasteel opgeëisch":, cn reden gegeeven werdt van dit vyandlyk bezoek. Doch selwyn antwoordde, niet genegen te zyn het Kasteel over te geeven, maar hetzelve tot het uiterst toe te zullen verdedigen. Men moest damnet geweld, 't geene men zonder het zelve niet konde , tragten te verkrygen. Ten dien einde deedt men het gelande Volk , toen elf honderd man fterk, omtrent den middag, in goede orde voort rukken, voorzien van ftormladders en ander gereedfchap tot hun oogmerk dienft-'g. Deeze hielden het ftrand, of de rechterhand, tervvyl de Negers van del Mina en Maureé, hulpbenden der Nederlanders, en ook omtrent elf honderd man uitmaakende, de linkerhand hielden. Meer kundig in dat gewest, en om de hinderlaagen der Kormantynfche Negers te  S'io ZEESLAG tusschen OBDAM, gens den Kapitein smith op de Mary kloekmoedig geflagen hadt, in brand geraakte , en in de lucht fprong,. en hy, 1'choon geborgen, aan zyne wonden, vol roems, overleedt. De Admiraal jan e vertszoon vocht, geduurende langen tyd, met onbezwee» ken moed , tegens twee Engelfche fchepen, beide Seconden van den Hertog van jork, welke hy zodanig havende, dat zy genoodzaakt wierden af te houden. Ongelukkig miste een Brander, dien men op den Royal Charles hadt afgezonden, want het fchip draaijende, aan 't welk hy genoegzaam vast was, geraakte hy voorby. Onder de geene welke zich daar en boven roemruchtig kweeten, was ook de Kapitein coenders, en de Luitenant Admiraal atjke stellingwerf, die ongelukkiglyk door eenen kogel dwars door 't lyf gefchooten wierdt. Een diergelyk ongeval trof ook den Luitenant kortenaar, die, dapper vechten, de tegen de Royal Catbarina, |in zyn been getroffen wierdt, en ftraks den adem uitblies. De Schout by nacht c orneli s e vertszoon, hier omtrent zynde, en bericht ontvangen hebbende van den dood van kortenaar, riep zynen Broeder den Luitenant Admiraal jan evertszoon toe , dat hy thans de vlag als Admiraal moest voeren, waar op deeze, toen de wimpel uitfteekende, zich wederom in het heetst van 't gevecht begaf, en, na van 's morgens drie uuren tot 's avonds zeven uuren , heldhaftig gevochten te hebben, naar de Maas, met eenige andere fchepen afzakte. Hy hadt in dien tyd tusfehen de dertien en veertien duizend ponden kruid verfchooten, zeventien fchooten onder water  en den HERTOG van JORK. 511 water gekreegen, dertien dooden en meer dan veertig gekwetsten. De Hertog van jork, ziende dat zommige fchepen afzakten, en andere niet meer fcheencn op te koomen, geboodt den Vice Admiraal lauson met eenige anderen, op de voorfte fchepen der Nederlanders aan te vallen en dezelve te verjaagen; doch deeze wierdt met zo groote dapperheid ontvangen, dat lauson, in zyne knie getroffen, eerlang den geest gaf. Cornelis tromp, die onophoudelyk 'als een leeuw geftreeden, den zwakken hulp gebooden, den lafhartigen in hunne vlucht gefluit , en tot hunnen plicht te rug gebracht hadt , Vondt zich eindelyk genoegzaam alleen onder de vyanden en van allen verlaaten ; van den Schout by nacht cornelis evertszoon en den Kapitein swart verzeld, lloeg hy tot vyfmaalen toe midden door den vyand heen, en na den zeiven, zo veel mogelyk, gehavend te hebben , keerde hy tegens den nacht behouden naar Texel te rug. Verfcheide fchepen wierden dus ongelukkig vernield , en eenige weinige andere vielen den Engelfchen door lafhartigheid hunner beflierders, wier fchandelyke naamen ter eeuwige vergetelheid gedoemd behoorden te zyn, in handen; zommige wierden door de kwaade trouw, of vuige bloóheid van het fcheepsvolk overgegeeven, zo dat deeze flag den Nederlanderen op omtrent zeventien, zo groote als kleine, fchepen te flaan kwam, waar tegens de Engelfchen ook verfcheide hunner fchepen genomen of vernield zagen, en meer dan agt honderd man, behalven de gekwetsten, verlooren hadden. De  gia ZEESLAG tüsSchen OBDAM en JORK. De ongelukkige uitüag van dit gevecht was derhalVen minder aan de dapperheid der Engelfchen , dan aan de trouwloosheid van zommige Nederlandfche Kapiteins, en noodlottige toevalligheden toe te fchryVen; en hoewel men zich in Engeland zeer fterk op denzelven beroemde, klokken luidde, vreugdevuuren aanftak , en meer andere tekenen gaf van blydfchap, was echter deeze uitgelatenheid van korten duur, en de fchande, met welke zommige lafaarts , in deezen flag, de wapenen van dit Gemeenebest bezwalkt hadden, wierdt eerlang, door de dapperheid der rechtgeaarte Nederlanders, zodanig uitgewischt, dat zy tevens het voordeel der Engelfchen verdwynen deedt, en dezelve met wroeging en oneer overlaadde. Schoon dit Werk rieds over de helft gevorderd zy, heiben de Uitgeevers geoordeeld den tytel van bet Tweede Deel niet te moeten afleveren, eer bet ganfebe Werk ten einde is; dewyl zy eerst dan bet nette midden kunnen bepaalen waar dezelve geplaatst moet worden, en de beide Deelen dus by bet binden of innaaien op eene egaals dikte kunnen worden gebragt.  NE ERLANDS HELDËNDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af tot d P' den tegenwoordig en tyd. No, 64. Zeejlag van vier dagen, tusfchéti michiel de ruiter, en de Engelfche Admiraals Generaal prins robert « monk, op den elfden Jutty en volgende dagen des jaars 1666. Terwyl de oorlog voortduurde, en de Algemeene Staaten aan den eenen kant alles in het werk fielden , om, behoudens hunne eer en waardigheid, de Vrede aan de Ingezetenen deezes Lands weder te geeven, maar ook tevens aan den anderen kant niets verzuimden, om zich, door eene ontzagchelyke Vloot, in Haat te ftellen om den Vyand het hoofd te bieden, toonde de Koning van Vrankryk, dat hy even getrouw de Tractaaten mee de Vereenigde Nederlanden handhaafde, als de Engelfche Koning dezelve fchandelyk verbroken hadt; want, na het aanwenden van vruchtelooze poogingen, om beide Volkeren met eikanderen te verzoenen, waartoe zich de Nederlanders gene« gen toonden, ziende, dat Engeland geene Vrede begeerde, maar zelfs zyne trotsheid , volgens gewoonte, den ruimen' teugel vierde, befloothy, volgens het verbond, in April 1662;,' met de Algemeene Staaten getroffen, dezelve tegens de EnSss gelfclïena'  TUSSCHEN de RUITER en MONK. 555 ce ruiter altoos in den grootften nood kloekmoediglyk byftondt, was, terwyl deeze tegens monk vocht, met den Vice Admiraal derRoode vlag en eenige andere fchepen Haags geraakt. Twee der Engelfche fchepen wierden^ in den grond gefchooten, en de andere zo zwaar befchadigd, dat zy gedwongen wierden af te wyken. Na verloop van korten tyd echter kwamen zy te rug, en vervolgden het gevecht met groote hevigheid. Toen . de rook hem toeliet van te zien , merkte hy , dat eenige zyner fchepen zodanig befchadigd waren ,• dat zy begonnen te wyken, waar op de Engelfchen met te grooter woede op hem en de zynen aanvielen. Dewyl hy veele dooden en gekwetften hadt, en zyn fchip zeer reddeloos gefchooten was, oordeelde hy best de wykende fchepen met klein zeil te volgen, om hen dus, zo veel mogelyk, te befchermen. Hy hielde zich ondertusfchen, benevens den Heer de kuiter, geduurig in ;'t voorde van de Vloot, naast aan den vyand, en verhinderde dus, dat men de reddelooze en wykende fchepen niet verder konde befchadigen. De ruiter, fchoon door zo veele vyanden te gelyk beftreeden, toonde, geduurende den ganfehen tyd, de mannelykfte ftandvastigheid, in hoope dathy nog van achteren door het Amfterdamseh en Noórdhollandsch Esquader, door de fchepen die tot het Hoofdeïquader behoorden, of- door het wenden van de Zeeuwen en Vriezen ,• ontzet zoude-worden. Zzz 3 . Doch  55ö ZEESLAG van TWEE DAGEN Doch het vras te vergeefs gehoopt. Onderwylenwaszyn fchip, aan ftaand en loopend wand, rondhout en masten, zodanig befchadigd, dat men 't niet langer naar behooren regeeren konde; daarenboven was het getal zyner dooden en gekwetften zo groot, dat hy niet meer in ftaat was, het gefchut genoegzaam te bezetten. Hyvondt derhalven geraaden, het meeste gros der afwykende fchepen met klein zeil te volgen, dewyl hy anders gevaar liep om van dezelve te wor^ den afgefneeden. Hy week echter al vechtende , en zeilde langzaam Zuidwaards aan 5 de flappe koelte liet daarenboven niet toe groote vaart te maaken, 'c welk hy ook te minder zocht, dewyl hy nog altoos hoopte, door 't een of ander Esquader onderfteund te zullen worden, om dan wedergelykerhand met elkanderen op den vyand aan te vallen, Dien zelfden avond kwam hy nog by het Zeeuwsch en Vriesch Esquader, en verftondt wel dra wat de oorzaak geweest was, waarom het zelve reeds zo vroeg was begonnen te wyken. Na dat namelyk de twee Luitenant Admiraals johan evertszoon en tjerk hiddes de vries, met hunne onderhebbende fchepen, het Engelsch Esquader van de Witte vlag, dat den voortocht hadt, van ter zyden kloekmoediglyk aangetast hadden, wierden zy beide door ongelukkige fchooten getroffen, beide verlooren zy hun leven, na dat ieder een been was afgefchooten. De Vice Admiraal koenders, met verfcheide wonden doorboord} bezweek insgelyks onder 't ftorten van  TUSSCHEN de RUITER en MONK. 557 van zyn bloed. De Vice Admiraal bankert, in 't midden der Engelfchen beflooten, vochc tot dat zyn fchip ter Tholen onder hem begon te zinken, 't welk daar op door hem verlaaten, en door de Engelfchen verder verbrand wierdr. Het fchip Sneek viel den Engelfchen ook in handen, doch zo befchadigd, datzy 'er insgelyks den brand in ilaken. De Kapitein hendrik vroom, voerende het fchip de Waakende Boey, die mede tot dit Esquader behoorde, wierdt ook dood gefchooten. Het fneuvelen der beide Luitenant Admiraals , en van den Vice Admiraal, veroorzaakte eene zo algemeene verflagenheid en wanorde, dat het ganfche Esquader den moed liet zakken , en reeds ten een uur begon te wyken. Het Bootsvolk wierdt daarenboven, op het fchip van den Vice Admiraal, oproerig, en dwong zyne Bevelhebbers tot de vlucht. Men hadt derhalven in 't Zeeuwsch en Vriesch Esquader zeer ongelukkig gevochten; en men is in het algemeen van oordeel, dat de groote ftilte, waar door de Nederlandfche Esquaders, te veel van el. kanderen verlpreid, verhinderd wierden om zich te vereenigen, en gelykerhand aan te vallen , oor-» zaak geweest zy, waarom zich de overwinning niet aan den kant der Nederlanderen bepaalde, In het voorbygaan hebben wy van den Heer tromp* melding gemaakt, en van zyn gevecht met het Esquader der Blaauwe vlag; thans zullen wy het zelve nader befchouwen. Eenigen tyd na dat de' Admiraal de ruiter tegens de Zzz 3 R00.  558 ZEESLAG van TWEE DAGEN Roode vlag gellagen hadt, maakte de Heer tromp zeil, en kwam eindelyk by de Blaauwe vlag, die onder het bevel Mondt van den Heer tere ïvii as smit ii. De Engelfche Schout by nacht, met eenen Brander, op een der voorde Nederlandfche fchepen aankoomende, poogde het zelve in brand te deeken; doch bereikte zyn oogmerk niet: want de Schout by nacht van der zaan fchoot denzelven, na een kort gevecht, in brand. Daar na kwam ook de Admiraal van de Witte vlag met een brandfchip af, doch wierdt door den Heer tromp, en zyne bydanders, de Kapiteins van amstel en de haan, manmoedig opgewacht; men hieldt eenigen tyd fchutgevaarte, tot dat men eindelyk kans zag een Engelsch fchip, dat zynen Admiraal verzelde, door by den wind te knypen, te boven te zeilen, en af te fny* den. Dit fchip, de Refolutie genoemd, met zes en zestig dukken voorzien, en bemand met drie honderd en'veertig koppen, wierdt ten ecnemaal reddeloos gefchooten, en vervolgens door eenen Brander aan« gedeeken. Van alle de manfchap wierden flechts vyf en veertig geborgen , moetende de overigen in 't vuur of water vergaan. De Luitenant Admiraal van mep pel en de Vice Admiraal sweers raakten, omtrent terzelfder tyd, in een fcherp gevecht tegens de Engelfchen , inzonderheid de eerde , die geduurende verfcheide uuren den Vice Admiraal der Blaauwe vlag op zyde lag, Van weerskanten wierdt dapper ge-  TUSSCIÏEN de RUITER en MONK. 559 bevochten , tot dat de I leer van m e p f e l zynen vyand, die tot drie of vier maaien met versch volk verfterkt was geworden, dwong by te fteekcn, en over Haag té wenden. Het fchip van den Admiraal van meppel was ondertusfchen ook zodanig gehavend , dat het nauwelyks meer Zee houden kon: bet hadt reeds vyf voeten waters in, de benedenfte laag kruid irondt in het nat, en begon merkelyk gevaar teloopen van te zinken. Met groote vlyt kreeg men 't echter weer digt. De groote mast was op wel zeven plaatzen doorfchooten. De ftilte veroorzaakte , dat men, eenmaal by eikanderen gekomen zynde , niet gemakkelyk weder wyken kon, maar door moest vechten, tot dat men beide zo verre befchadigd was, dat men 't gevecht moest ftaaken, of gelukkig genoeg was van zynen vyand in den grond te booren. Eenige Kapiteins van het Noorderkwartier ftonden den Luitenant Admiraal van meppel getrouwelyk by; deeze hadt meer dan honderd dooden en gekwetften. De Schout by nacht 'r hoen wierdt. dood gefchooten. Den Kapitein ysbrand clemenszoon, op het fchip van den Heer van meppel, wierdt het been verbryzeld, en de twee Luitenants zwaarlyk gekwetst. Daar na poogde de Admiraal der Blaauwe vlag , jeremias smith, met zynen Brander, het fchip van den Kapitein de haan aan te fteeken; doch de Brander, eenige floepen gereed ziende om hem af te weeren, en tevens eenige fchooten ontvangende, vondt zich genood- zaakt,  5 kend. De Engelfche en Franfche vlooten lagen ten anker, en die der Nederlanders vertoonden zich zo onverwacht en fchielyk voor de Baay, dat veele hunne ankers kappen moesten om onder zeil te geraaken, en zich in orde te ftellen. Gelyk de Nederlanders waren ook zy in drie Esquaders verdeeld; de Hertog van jork, die als Admiraal des Ryks het opperbevel hadt, voerde het Esquader der Roode vlag in het midden. De rechter vleugel beftondt uit het Esquader van de Witte vlag, onder welke zich de Franfche fchepen bevonden , en wierdt door den Graave d'estree s, Vice-Admiraal van Frankryk, aangevoerd. De Blaauwe vlag, die den linker vleugel uitmaakte, ftondt onder bevel van den Admiraal eduard montague, Graave van Sandwich. De Hertog van jork voerde het fchip IiH a dt  628 ZEESLAG by SOULSBAAY. de Prins, of, volgens anderen, de Si* Michiel, met eene Koninglyke vlag van boven. De Engelfchen en Franfchen, met veel verhaasting, onderzeil geraakt zynde , leiden het om de Noord. De Nederlandfche vloot, die het voordeel van den wind hadt, fchoon de koelte gering was , zakte langzaamerhand naar de vyanden toe. De Luitenant Admiraal de ruiter liet de lloode vlag onder de Bezaansraa waayen, welk teken ten aanval bepaald was. Hy leidde het met zyn Esquader om de Zuid, en poogde by het Engelsch Esquader van de Roode vlag te komen. De Luitenant Admiraal b ankert, den zelfden loop houdende 8 zocht de Witte vlag, onder welke de Franfchen waren, aan te tasten. De Luitenant Admiraal' van ghent ftelde zynen cours naar het Esquader der Blaauwe vlag, 't welk het Noordelykite was. De drie Esquaders zeilden, elk in den rang van hunne drie Smaldeelen, byna als in eene rechte lyn benevens eikanderen : de Heer de ruiter in het midden; de Heer bankert aan de linker; de Heer van ghent aan de rechter zyde. De twee Oorlogfchepen met hunne Branders, uit ieder Smaldeel gekoozen, maakende een getal van zes en dertig fchepen, zeilden, volgens gegeeven bevel, voor ieder Esquader een weinig uit, wordende van het lighaam der Vloot gevolgd, 's Morgens tusfehen zeven en agt uuren nam liet gevecht een aanvang, het fchrikkelykfte misfehien dat immer voorviel. De Heer de ruiter met zyne Esquaders op de Roode vlag aanzeilende, zeide tegens zynen Opper* Huurman, terwyl hy hem met den vinger wees op den Hertog van jork: „Stuurman zeger, dat's ons man. " De Stuurman , zyn muts Iigtende , antwoordde, volmoeds, „ Myn Heer, dat zal u gebeu- „ ren,"  ZEESLAG by SOULSBAAY. c*so „ ren," en bracht het fchip op een pistoolfch oot na aan dat van den Engelfchen Admiraal: deeze toen wendende, lagen de beide fchepen zyde aan zyde, en de volle laag hierop uit het Engelsch fchip gegeeven zynde, wierdt wel dra op dezelfde wyze beantwoord. De weinige koelte wierdt hier door, zo als men zegt, doodgefchooten, cn door den rook het gezicht grootelyks belemmerd. De ysfelykheid van het gevecht , 't welk hier op volgde , kan men zich bezwaariyk in zyne eigen gedaante verbeelden. Het fchip de Zeven Provinciën lag den Hertog omtrent twee uuren op zyde , en zy fchooten onophoudelyk met zo veel geweld op eikanderen , dat beide fchepen geheel reddeloos wierden. Het gefchut van den Nederlandfchen Admiraal wierdt met zo veel vaardigheid beftierd, dat het fcheen als of men enkel met musketten fchoot. Eindelyk, ten negen uuren, viel de groote fteng des Hertogs met de Roode vlag van boven neder, en, indien de ftilte het niet belet hadt, zoude het groot gevaar geloopen hebben van door de Branders aangefteeken te worden. Ily hieldt het derhalven van zynen geduchten tegenftreevcr af, en wierdt genoodzaakt zich op het fchip Londen te begeeven, van waar men vervolgens de Admiraalsvlag zag waayen; hy waagde het echter niet deu Heer d; ruiter op nieuws te naderen. De Kapitein jonker engel de ruiter betoonde, terwyl hy in zyns Vaders Smaldeel vocht, dat hy geenszins van deszelfs deugden ontaart was; zyne kardoeskisten geraakten, geduurende het gevecht, tweemaaien ledig; hy fchoot een Engelsch Oorlogsfchip, waar mede hy flaags was, de groote fteng af, maar zyn fchip wierdt ook aan de groote fteng en bezaansraê liii 3 zeer  630 ZEESLAG by SOULSBAAY. zeer befchadigd; zes fchooten ontving hy onder water, drie zyner ftukken wierden de trompen afgefchootcn, en hy zelf door eenen grooten fplinter op de borst zodanig gekwetst, dat hy in drie dagen naauwelyks geluid kon geevcn. De dankbaarheid verbiedt ons te zwygen , hoe veel deel zelfs byzonderc perfoonen hadden in den roem van hun Vaderland, 't welk zy naar hun vermogen op de loffelykfte wyze onderfteunden. Men telde namelyk drie vrywilligers op 's Lands vloot, die ieder met. een zeker getal bootsgezellen, op eigen kosten aangeworven en uitgerust, de eer van hun beleedigd Vaderland ophielden. Deeerfie, gerard Hasselaar, uitliet Burgemeesterlyk genacht van dien naam geiprooten, vocht met veertig Matrooozen , alle met platte mutzen, met rood Fluweel geftoileerd, op het fchip de Befchermer, onder den Kapitein david swerus, in het esquader van den Heer de ruiter; maar ter" wyl hy wonderen deedt van kloekmoedigheid, fneedt een noodlottige vyandlyke kogel den draad zyns moedigen levens af, en deedt hem midden in 't gevecht op 't bed van eere fneuvelen. De tweede coenraadvan heemskerk, zoon van den kundigen en beroemden Raadsheer, joiian van heemskerk, bevondt zich met vyftig Matroozen , met ronde mutzen , met blaauw Fluweel gevoerd, op het fchip van den Heer van ghent de Dolpbyn, alwaar hy met den grootften moed vocht, en zonder gekwetst te worden, de welverdiende lauweren plukte van zyne Vaderlandsliefde en dapperheid. De derde , joiian b erg ii, een rechtsgeleerde, uit eerlyken ftam van Naarden afkomftig, doch Vaandrig der burgcrye te Amlterdam , hieldt zich met agt Matroozen, alle met groen Flu wee ■ len  ZEESLAG by SOULSBAAY. tf3I ien mutzen , op het fchip de ftad Utrecht, by den Kapitein johan bont , onder het fmaldeel van den Vice Admiraal de liefde, en hadt ook het geluk, met roem belaaden, onbefchadigd tot de zyne te rug te keeren. De Heer de wit hieldt zich, geduurende het ganfche gevecht, boven op, om het fcheepsvolk aan te moedigen, en, zo 't noodig ware, bevelen te geeven; drie zyner lyfwachten wierden aan zyne zyde , door een kanonkogel, nedergeveld, andere gewond. Hy zelf, fchoon aan duizend gevaaren blootgefteld, ontkwam onbefchadigd, en verdiende de dankbaarheid der nakomelingfchap , welke hem , fchoon by zommige misleide en verbasterde Landgenooten te fchandelyk geweigerd, de edelaartige minnaars van hun Vaderland tot op dezen dag toekennen. De Luitenant Admiraal van nes was reeds in den beginne van den flag met verfcheide fchepen van zyn fmaldeel naar den Vice-Admiraal en Schout by nacht der roode Vlag geloopeu, en zeilde met hen, onder een onophoudelyk vuur van weerskanten, om de Noord. De ftilte ondertusfchen verhinderde hen wel dra eenigen weg te fpoeden: zy dreeven met eikanderen heen, op eenen zeer kleinenafftand; hun gevecht was allerhevigst, en duurde meer dan anderhalf uur, niet zonder groot nadeel van beiden. De rook en damp bragt te wege dat men niet van zich af konde zien en toen de Heer v a n n e s , na dat dezelve wat was opgeklaard,verfcheide fchepen rondom zich inden grond gefchooten zag, vreesde hy, dat de Kapitein van braak el, wien hy miste , onder dit getal mogt zyn; doch de tyd leerde vervolgens, dat de braave Held voor 't Vaderland bewaard gebleevenwas, enden Vyand de gevoeligfte flagen hadt toegebracht. Omtrent den  ZEESLAG by SOULSBAAY. den middag geraakte het Engelsch fchip de Royal Catbaritte , van tachtig ftukken kanon, en gevoerd by den Kapitein john chichely, voorliet fchip van den Admiraal van nes overftaag; zy hielden langen tyd fchutgevecht, doch als een Brander den Engelschman aan boord roeyde , ftreek hy de Vlag en gaf zich over. De Brander geraakte ondertusfchen in brand, en de Heer van ne s,met zyn achterfchip tegens denzelven aandryvende, liep groot gevaar van door deszelfs vuur te vergaan; hy ontkwam het echter, doch met de grootfte moeite. De Engelschman, die ook den Brander hadt weeten af te weeren, wierdt vervolgens door den Nederlandfchen Admiraal in bezit genomen, de Kapitein 'er afgehaald benevens een gedeelte van het Volk , en Nederlandfche bezetting 'er op gelegd. Terwyl ondertusfchen de Heer van nes op nieuws den vyand opzocht om zyne begonnene overwinning te vervolgen, maakten zich de Engelfchen wederom meester van dit fchip , gebruik maakeiide van de achteloosheid hunner overwinnaars, en brachten het naderhand in eene hunner havens behouden binnen. ('/ Vervolg op den volgenden Numer.")  NE E RL AND S HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGEN VVOORDIGEN TYD. No. 79. Zeejlag tusfehen de Vereenigde Franfche en Engelfche Vlooten, en die der Nederlanders, hy Soulsbaay, op den zevenden Juny, des jaars 1672. ('*• Vervolg van den voor gaanden Numer.) J3e Kapitein van brakel, die het fchip Groot Hollandia voerde , en, gelyk voorheen gezegd is, gelast was, om, nevens vyf andere, het Esquader van den Heer du ruiter met eenen Brander voor uit te zeilen, moest met het fmaldeel van van nes tegens de Roode Vlag vechten; maar driftig en vol moed zynde, beftondt hy, fchoon tegens gegeeven bevel, de ftoutfte daad, die immer eenig Zeeheld ondernam. In rt begin van het gevecht namelyk zeilde hy ter rechterhand af, om de Noord, vergezeld van zynen Brander, over welken dirk de munnik het bevel voerde, en begaf zich regelrecht naar den Admiraal der Blaauwe Vlag, montague , Graave van sandwich, en fchoorjt Kkkk ' s dee-  634 ZEESLAG by SOULSBAAY. deeze, benevens verfcheide andere Engelfche fchepen onophoudelyk op hem fchoot , loste hy zyn gefchut niet, maar vervolgde zynen weg, tot dat hy Je Royal James, 't welk toen zyn kanon had gelost, op zyde was gekomen; hy maakte 'er zich terftond aan vast, en loste de geheele'laag, met zo veel nadeel voorden Vyand, dat zeer veele gedood en nog meer gekwetst wierden. Het allerysfelykst gevecht, 't welk hier op volgde, tusfehen zo ongelyke partyen, is met geen pen te befchryven. Van brakel lag aan boord van den Engelfchen Admiraal, gelyk een boot nevens een groot fchip, voerende hy namclyk niet meer dan drie honderd man en twee en zestig ftukken, terwyl de Graaf van sandwich meer dan duizend man en honderd en vier ftukken kanon op hadt. Op deeze wyze lag hem de braave Nederlandfche Kapitein meer dan ander! half uur aan boord, fchoot zonder ophouden, en bracht montague in zulken ftaat, dat hy, gelyk zyn Luitenant vervolgens verklaard heeft , zich zoude hebben overgegeeven, indien van brakel eene Vlag gevoerd hadt. Van tyd tot tyd kreeg hy verfcheide floepen met versch volk , en zocht door zyne overmagt het fchip van zynen dapperen vyand te vermeesteren; doch wanneer de Engelfchen van het zelve boven meester waren , verdedigde zich van brakel zodanig van beneden' dat hy hen dwong het fchip wederom te ruimen! Eindelyk wierdt echter het fchip van van brakel zo reddeloos gefchooten, dat het geen zeil meer voeren konde; ook fchoot montague verfcheide Branders, die op hem afkwamen, in den grond; doch het Admiraalfchip was ook tevens zodanig gehavend, dat het, \van-  ZEESLAG by SOULSBAAY. 635 wanneer het door eenige fchepen van het Esquader van den Heer van ghent vervolgens wierdt aangetast, na dat het zich van Brakels fchip hadt laaten loshakken, en reddeloos doen heenen dry ven, naauwelyks meer in ftaat was om zich te verdedigen. De braave Admiraal gaf evenwel tot aan den middag blyken zyner dapperheid, en wederftoudt met moed het geweld zyner vyanden. Omtrent dien tyd meende de Vice-Admiraal sweers hem aan boord te leggen, en hem te vermees teren; doch ziende, dat de Kommandeur jan danielszoon van rhyn, met zyn brandfchip de Vrede , naar hem toe zeilde , veranderde hy van voorneemen, en hieldt van hem af, na dat by hem de laag gegeeven hadt , waar op de Brander hem aan boord klampte, en in weinige oogenblikken zyn oogmerk bereikte; dit fchip was zodanig door van brakel getroffen, en doornageld, dat het, zonder in de lucht te vliegen , verbrandde , dewyl het kruid nat geworden, en het fchip reeds aan 't zinken was. De manfchap poogde in het water het vuur te ontwyken. De Admiraal montague meende zich in eene floep oftoot te redden, maar de menigte volks, die rondom dezelve zwom, en 'er in trachtte te komen, deedt de boot wel dra te gronde gaan. Dus verloor deeze kloekmoedige Bevelhebber, benevens eenen , of volgens andere, twee zyner Zoonen, na de heldhaftigfte verdediging , zyn leven elendig in het water , wordende by Vrienden en Vyanden, om zyne uitmuntende bekwaamheden , zeer betreurd. — Verfcheide andere Mannen van aanzien verlooren tevens met den Vice. Admiraal van Engeland hun leven. De haddok, die het bevel als Kapitein op de Royal James gevoerd Kkkk a hadt,  638 ZEESLAG by SOULSBAAY. te vallen.' Doch deeze, die nimmer het roer voor den vyand draaide, verdubbelde ook tevens zynen moed en oplettendheid, en 'er wierdt van weerskanten met te grooter hevigheid gevochten. Ondertusfchen kwam de Kapitein panhuizen aan boord van den Heer de ruiter, en gaf hem kennis van den dood van den Luitenant Admiraal van ghent, welken men befioot geheim te houden, terwyl de Heeren de wit en ds ruiter aan den Kapitein bevel gaven, om de Admiraals-vlag van het zelfde fchip te laaten waayen, en met het Esquader wederom op den Vyand aan te vallen, gelyk met de grootfte naauwkeurigheid gefchiedde. In den beginne van het gevecht lag de Heer deruiter het om de Zuid, maar dewyl de Engelfchen het om de Noord leiden, volgde hen onze Admiraal, geduurende den tyd van omtrent twee uuren , en drong de Engelfchen zo fterk tegens den wal, dat zy gedwongen wier1 den hunnen loop wederom te veranderen. Hier door geraakte men zo dicht by het land, dat men uit het fchip van den Heer de ruiter, terwyl de rook in 't wenden wat opklaarde, de menfehen en huizen aan den wal duidelyk konde onderfcheiden. De Engelfchen, dus wederom om de Zuid gewend hebbende, maakten groot zeil om boven de Nederlandfche vloot te geraaken ; doch de ruiter, wiens aandacht niets ontglipte, zulks bemerkende , liet ook alle zeilen byzetten , om hun oogmerk te verydelcn, en den wind te behouden. Het gelukte hem, en dit zoude hem nog meer voordeels gegeeven hebben, indien de koelte wat ware opgewakkerd; ondertusfchen vleide hy zich, dat dit veranderen van cours hem nader by den Luitenant Admiraal banjert, die de Franfchen najoeg, zoude brengen, cn  ZEESLAG 15y SOULSBAAY. 639 cn aan beiden gelegenheid geeven om eikanderen by te ftaan. Men vocht ondertusfchen zonder ophouden. De Heer johan herman, een dapper man, van wien wy voorheen gewag gemaakt hebben, en die thans met de waardigheid van Schout by Nacht der Roode Vlag bekleed was, lag den Heer de ruiter met eenige van de zynen lang op zyde, of nevens hem; men toonde van wederzyden de grootfte kloekmoedigheid, zonder evenwel eenig beflisfend voordeel op eikanderen te behaalen. Tegens het vallen van den avond geraakten vyf Engelfche fchepen van de Blaauwe Vlag, en daar onder de Vice-Admiraal, te Ioefwaart boven den Heer de ruiter, en maakten toeftel om met twee Branders op hem af te komen, terwyl hy toen niemand anders, dan den Kapitein philips van almonde en een Snaauw omtrent zich hadt, zynde de andere fchepen wat verder van hem afgefcheiden. Indien 't den Engelfchen toen niet aan moed ontbroken hadt, zouden zy waarfchynelyk den Nederlandfchen Admiraal in het grootst gevaar gebracht hebben ; doch in plaatze van hunne Branders aan te brengen en te onderfteunen, bleeven zy boven den wind liggen. De Branders ondertusfchen waren ftoutmoediger, en fchoon niet onderfteund kwamen zy evenwel op hem aan. De Heer almonde, en de Kapitein van de Snaauw, hunnen plicht kennende, fielden zich tusfehen het fchip de Zeven Provinciën en de Branders. De ruiter, wiens beide floepen reeds in ftukken waren, zoude hen op zyn gefchut hebben moeten ontvangen, weshalven almondes dapperheid , door de Snaauw onderfteund, van het grootfte nut was. Wat moeite ondertusfchen deeze braave man-  ©4ö ZEESLAG by SOULSBAAY. mannen met hunne floepen en gefchut in het werk fielden , zy konden niet beletten, dat de eene Brander in zyn Bezaanswand vast geraakte, en ongetwyfFeld zoude hy het ongelukkig flachtofFer geworden zyn van zyne getrouwheid, indien hem niet zyne bedaardheid en handigheid gered had: want de Brander eenen korten tyd fmeulende, deedt hy het wand afkappen, en maakte zich dus vry van dien geduchten vyand, die vervolgens door zyn eigen vuur verteerde. De tweede Brander, minder moedig, nam op dit gezicht de vlugt, en zocht heul by zyne Landgenooten. Ondertusfchen kwamen de Nederlandfche fchenen. die te loefwaart gelegen hadden , wederom nader by hunnen Admiraal, en het geVecht wierdt hierop met vernieuwden moed voortgezet. Vervolg en Slot op den volgenden Nitmer»}  ZEESLAG by SOULSBAAY. 645 van den Heer de ruiter veel geleeden, hebbende verfcheide fchooten onder water ontvangen , en zeer reddelooze masten , raê , want en zeilen. Het getal zyner dooden beliep omtrent dertig, en even veel dat der zwaar gekwetften. Opmerkelyk was by deeze gelegenheid de hardvochtigheid van zekeren Matroos , die , het ongeluk gehad hebbende van zynen arm te - verliezen in het gevecht , met de grootfte gezwindheid , zonder iemands hulp , naar beneden liep , en zich naar de Kombuis begaf, alwaar men bezig was de gekwetften in te laaten Aldaar gekomen zynde, riep hy met eene fterke ftem en nog vol moeds: „ Sta" ruim ! Hoe ftaat Gy hier en hoetelt ? Al „ was een' kaerel de kop afgefchooten , Gy zoudt „ 'er geen hand aan liaan" ! en hier mede liep hy, door, en fprong , als of hem niets deerde , naar beneden. Schoon verfcheide fchepen der Nederlanders , welke 't meest in gevecht waren geweest, veel geleeden hadden , namelyk dat van de Heeren van ghent , sweers , de ruiter, van nes, brakel en andere , was echter hun verlies , indien men dat van den Luitenant Admiraal van ghent uitzondert , van weinig belang. Daar en tegen dat der Engelfchen. zeer aanmerkelyk. Want behalven den Admiraal montagu verlooren zy omtrent agttien Kapiteins of Ridders van hoogen ftaat, negentien waren zwaar gekwetst, en het getal hunnér dooden en gekwetften beliep meer dan vyf en twintig honderd man. Daar en boven LUI 3 vvas  fJ4Ó ZEESLAG by SOULSBAAY. was het getal der gevangenen , die op de Nederlandfche Vioot verdeeld wierden , en uit de Engelfche gczonkene , veroverde of verbrande fchepen genomen of geborgen waren , zeer groot. De Nederlanders vcrlooren geen fchip , dan Westergo, 't welk 's nachts na den flag in brand raakte, en in de lucht iprong. De Heer de ruiter , zyne overwinning trachtende te vervolgen , zeilde met 's Lands Vloot, geduurende den ganfehen nacht , met eenen Oosten Wind, Zuid-Zuid-Oost aan , in hoop van de vyanden den volgenden morgen wederom aan te treffen • doch de vereenigde Vloot toonde geenen lust om het gevecht te hervatten, en zeilde geduurig, fchoon zy het voordeel van den wind hadde , cn van de Nederlanders tot aan den avond toe vervolgd wierdt , voort , zonder te durven afkoomen. Men befloot derhalven naar de Zeeuwfche kust te zeilen , aldaar het anker te werpen , en de vyanden af te wachten , indien zy moeds genoeg mogten hebben , om , daar de gunflige wind hun gelegenheid toe gaf, her gevecht te hervatten. De vyand vervolgde ondertusfchen zyne vlugt, en voerde de fchande zyner nederlaag met zich. Na dat wy dus den Leezer deezen Zeeflag hebben verhaald , moeten wy nog gewag maaken van eenige byzonderheden. Zie hier de eigen woorden van Cornelis de Witt. „ Het Gevecht heeft met ,> groote hevigheid gecontinueerd den gantfehen dag „ tot L en  ZEESLAG by SOULSBAAY. 647 „ tot Zonnen ondergang ; zodanig , dat de Heer „ de Ruiter verklaart, nooit in zo continueelen „ en langduuriger Gevecht geweest te zyn. Het „ getal der dooden op ons Schip kan ik niet fpe„ cificeeren , alzo dezelven aanftondts over boörd „ zyn gezet: maar dit kan ik zeggen , dat van „ de twaalf Soldaaten , tot myne Helbaardiers, „ met een Sergeant uit de Compagnie van den „ Heere van Ruitenburg, die omtrent my , en „ eenigen boven de Stuurmanshutte , hebben „ gellaan , negen levendig ovcrgebleeven zyn , en „ van dezelven een twee beenen afgefchooten , „ en noch een of twee zwaar gekwetst, die ap„ parent mede flerven zullen. Ik hebbe my conti„ nueelyk gehouden voor de Stuurmanshutte , en, „ als ik moede was , op een ftoel gezeten , om „ alle comportementen te beter te konnen remar„ queeren , enz. De Luitenant van den Admiraal montagu, die , na 't verbranden van zyn fchip, gelyk verhaald is , op de ruiters fchip was gebragr, en daar alles wat daarna , tot den laaten avond toe , was voorgevallen , met zyne oogen hadt gezien , kon zich niet genoeg verwonderen over 't beleid en de dapperheid van den Nederlandfchen Admiraal. Opgewogen van verwondering zei hy 's avonds „ Is „ dat een Admiraal ! Dat is een Admiraal , een s, Kapitein , een Stuurman , een Matroos en een „ Soldaat; ja die man , die Held, is dat alles te » gelyk". Nog  648 ZEESLAG by SOULSBAAY. Nog een woord van den braaven van ghent. Het dankbaar Vaderland heeft hem zyne verfchuldigde eere niet onthouden. Terftond is zyn Lyk met een Galjoot opgezonden, in den Haage gebalzemd, en daarna te Utregt met groote eeretekenen begraaven. Het Choor der Domkerk pronkt met zyn graf; men ziet den Zeeheld hier in wit marmer afgebeeld , en deszelfs lof met gulde letteren vermeld. D. O. M. HIC SITUS EST GULIELMUS J O S E P H b a r o de g e n d t. NOBILISSIMA ET ANTIQUA APUD GELDROS PROSAPIA. ILL. COIL. AMSTEL. THALAÏSIARCHA. LEG I. CLASSICAR TRIBUNUS. H2EREDITARLE MAJORUM VIRTUTIS EXEMPLUM. INTER QUOS MARTINÜM ROSSEMIUM, FULMEN 1LLUD BELLI, WALRAVIUM ET OTHONEM, BARONES DE GENDT,AVUNCULOS CLARISSIMA BELLO CONTRA TRES PHILIPPOS NOMINA, NÜMERAV1T. WE STRENUÜS, FRUDENS, INVJCTUS. HOSTIUM MAKI TERRAQUE TERROR ET TREMOR. CELEBERRIMA IN TIIAMESIN EXPEDITIONE PER TOT AM EUROPA.M NOBIÜS. VERUS PIRATARUM SCOPULUS QUOS BATAVIS MAE1 INFEtTOS DISIECIT , CCP1T, COMBUSSIT. SIC MAGNIS REBUS FORTI EIDELIQUE OPERA GESTIS , VII ID. JUN. ANNO M. DC LXXII. PBiELIO CONTRA BRITAN^JICAM GALLICAMQUE CLASSES TORMENTO PROSTRATUS, FORTEM ANIMAM BEO CREATORI UEDDIDIT. AVETO VIATOR. mon. hoc. ill. pot. D. RERUM marit. ill coll. amstel. CURATORES. p. c. i. m>  NEËRLANDS HELDENDA ADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGENWOORDIG EN TYD. No. 8t. Quidquid dellrant Reges , pleetuntur Achhi. Hor at Ep. /, 2, 14. "Wat zal men in NEËRLANDS HELDENDA ADEN zeggen van de jaaren 1781 en 1782? Men fpreekt, in de onderfcheidene Numcrs , geduurig van onze magt in voorige jaaren en van de voortvaarendheid onzer Voorouderen ; men ftcit dezelve ten voorbeeld voor het tegenwoordig geflagt, en wat dies meer is. Maar is onze magt waarlyk wel groot? Of wordt zy niet naar bchoorenbeftierd? Waarom anders verrigt onze Republick thans zo weinige Heldendaaden ter Zee? Dus redekavelt men dagetyks by monde , dus- redekavelt men insgelyksby gefchrift. Wy zullen mooglyk ter zyner tyd op deeze vraagen antwoorden , maar thans by voorraad een Vaers mededcelen, 't welk eenigzins fchertzend tot eene aangenaame verpoozing kan ftrekken voor de Leezers der voorige Heldendaaden, Mmmm Een  6>o LIERZANG. Een ieder fchrijft en wrijfc Van Neêrlands Staatsbeftier , En finet, daar zucht of haat hem drijft, Met ftroeven inkt het blank papier. Terwijl de trotfche Brit, met plonderzieke handen, Geverfd in burgerbloed , Ons aangrijpt op den vrijen vloed , En fleept uit Oost en West ons' fchatten naar zijn' ftranden. Dees' roept: het gaat niet recht Met Neêrlands Staatsbewind; De Mof, helaas ! is Meesterknecht, Eu al te Brittenlands gezind. Oranje hangt aan hem. Dat zeggen zelfs de Heeren Der IJ en Amftelvest, De Vaders van het Vriesch Gewest, En aod'rea , die hem noode in hof en land begeeren. Die vat de pen ter hand , En geeft in zijn gefchrift Aan 't gantfche Volk van Nederland, Een tastbaar blijk van heete drift. Een derde Schrijver , in verrukkinge opgenoomen, Neemt de eêlfle kunst te baat, En zingt, op veelerleie maat, Met dichterlijken zwier, van duurverboden Boomen, fiso  •LIERZANG. 651 Een vierde Huift, niet min Vol gloeiend ijvervuur, Met losfen toom het Schiïjfperk in. En ach! —- hoe menig Palinuur, Die trouw te roer ftaat op het Schip der zeven Staaten , Krijgt hier een ftoot of fchram , Wel meest de Raad van Amfterdara , Dees' kan men 't minst van al thans ongefchonden laaten. Doch zegt, ai zegt het mij, Gij , die zo ruim zo rond , In Onrijm of in Poëzij, Ons voorpraat, is uw' taal gegrond ? Hier geldt geen Volksgerucht! —— Hebt gij gewisfe blijken, Dat Neêrlands Legervoogd 't Verderf der Koopvaardij beoogt, Uit een' te tterke zucht voor de Overzeefche Rijken? Wat, fchreeuwt m' in arren moed , Eischt gij bewijzen ? ach ! Wij hebben die in overvloed i Hij moeit zich met hetZeegezag , Vertraagt den Scheepsbouw, zendt van onze Zeekasteelea Nu hier, dan daar, flechts een, Maakt looslijk het Gelei te kleen, Opdat de Roof harpij alom den baas moog' fpeelen. Mmmm 2 Het  654- LIERZANG. Dan , 't geeft niet weinig ftof Tot veel verwondering, De Veldheer is altijd aan 't Hof Van zijn doorluchten Kweekeling. Zo zegt men; maar, dit valt gemaklijk uit te leggen, 't Gefchiedt uit dankbaarheid. Het ware een louter onbefcheid Deu Leidsman zijner jeugd het Prinslijk huis te ontzeggen. Is 't mooglijk, zoude een Vorst, Die een Batavisch hart, Een Burger hart, draagt in de borst, 's Lands heil, tot aller Vroomen fmart, Aan 't rooversrot ten prooie uit Staatkunde overgeeven ? Weg Schrijver met dien droom, Gij waart met uw Oranjeboom En uwe Schikgodin veel nutter t'huis gebleeven. Maar, 't woelziek Albion Tast toe, het rukt en plukt Den veegen Staat, van daar de zon Des morgens rijst, en 's avonds bukt. Dit voelen wij. — Dan, wie is oorzaak van dat jammer ? Die vraag is bijster zotf Zo graauwt een raare Patriot.' Gaa, Dichter! gaa toch heen, vraag dat den Amfterdarfliner. Di«  LIERZANG. 655 Die maakte, om Koopgewin, Met een oproerig Volk, Een band van onderlinge min, En trok op ons den Britfchen dolk. Door hem werd alles aan den fleren Gal gezonden, Ter ftijving van zijn vloot: Maar, ftraft hem onze Bondgenoot, Hij fchreeuwt: geweld, geweld! beroept zich op verbonden. Kreeg dat berucht verdrag, Die ftootfteen voor den Brit, In alles toen zijn vol beflag? Een dwaaze fchrooin belette dit! Wij (leunen op 't verbond, en zenden onze Vlooten Van 't een naar 't ander Rijk: Hier zijn we aan Engeland gelijk, Dat heeft, zelfs eer dan wij, de vrucht 'er van genooten. Het dringend Zelfbelang Blijft buiten een verband, Men fluit niet tot zijn ondergang: Dus fprak nog korts een grijs Verfland. Dit kunt ge, voer hij voort, de Rechtsgeleerden vraagen. Maar, of die Staatsman dut, Of plegtige eeden zijn onnut. Ach Bibel! die mij leert, te kleeven aan Verdragen. De  658 ZEEGEVECHT by WESTKAPPEL,- Menigvuldige fiormcn hadden de Engelfchen in den jaare 167a verhinderd, om weder in Zee te verfchynen, of iets vyandelyks op onze kusten te onderneemen, en dus viel in dat jaar niets verder voor, dan ?t geen wy voorheen onzen Leezeren hebben medegedeeld. Het jaar 1673 gaf meer flofs ter betooning van heldendaaden , en de Nederlandfche moed hieldt zich roemruchtig ftaande in 't midden eener groote overmagc van vyanden. De Prins van Oranje, aan het roer der Regeering gefield zynde, wist de goede verfiandhouding en vriendfchap tusfehen de Heeren de ruiter en tromp weder aan te kweeken, en te weeg te brengen, dat de laatstgenoemde wederom in zyne waardigheid gefield wierdt, en onder den Heer de ruitkr het bewind van een Esquader op zich nam. By de Engelfchen zo wel als by de Nederlanders wierdt de toerusting ter Zee met allen yver voortgezet. De eerfte fielden tot hunne Hoofdbevelhebbers aan den Prins robert als Admiraal der Roode Vlag, johan herman tot deszelfs ViceAdmiraal, en john chicheley tot Schout by nacht. Eduart spragh geboodt als Admiraal over de Blaauwe Vlag. john kempthorn als ViceAdmiraal, en de Kapitein norbury als Schout by nacht. Het bevel over het Wit Esquader wierdt aan den Graave d'estrées opgedraagen. De Nederlanders verdeelden ook wederom hunne Vloot in drie Esquaders, waar van het eerfte door den Heer de ruiter aangevoerd wierdt, hebbende tot Vice-Admiraals den Luitenant Admiraal van nes, en den Vice - Admiraal de liefde, tot Schout by nacht den Heer van nes. Het tweede flondt onder bevel van den Heer bankert, de Vice-Admiraalen e v e r t s-  op SCHOONEVELD. 659 evertszoon cn star en den Schout by nacht vlug. Over het derde voerde de Heer tromp het bewind, waarin hy door de Vice-Admiraals sweers en schram onderfteund wierdt. Op den vyf en twintigften May ontving men doorde Advysjachten, die men hadt uitgezonden , bericht, dat de Vereenigde Franfche en Engelfche vloot zich omtrent het Eiland Whicht begon te verzame» lcn, en groot honderd fchepen van Oorlog, behalven de kleinere, fterk was. Op deeze tyding kwam ook die der Nederlanders by een, en men hieldt op den dertigften algemeenen Krygsraad, by welke gelegenheid de Heer de ruiter de Afgevaardigden van den Staat, de Heeren lodenstein eu de w 1l d t , en alle Hoofdbevelhebbers , by welke de grootfte eensgezindheid gevonden wierdt, ter maaltyd ontving, en de goede vriendfchap tusfehen alle de leden verder herflelde. Op den eerften Juny noodigde de Heer tromp den Admiraal de ruiter, benevens den Krygsraad, aan zyn boord; doch de maaltyd was nog niet geëindigd , wanneer , omtrent ten vier uuren, de buitenwachten door Seinen te kennen gaven, dat zy de vyandelyke Vloot in het oog hadden. Niet lang naderhand ontdekte men op de Nederlandfche fchepen van om laag de Engelfche buitenwachten en voorloopers, en van boven van de fteng hunne ganfche magt. De dag ondertusfchen liet toen niet toe het gevecht te beginnen ; doch men befloot om op den volgenden, de Nederlandfche vloot, zo veel mogelyk, op haar voordcel te houden, en met de ebbe onder zeil te gaan, om de vyanden eenige mylen nader by te koomen, De Bevelhebbers en Matroozen waren alle Nnnn 2 wel-  o v SCIIOONEVELD. 667 gabaret, zeer fcherp bevochten. Zyn Marszeil van boven nedergefchooten zynde, lag hem de Franschman aan boord, en ziende dat hy dus reddeloos was, zocht hy hem te enteren, waarop hand tegen hand gevochten wierdt. Een gedeelte van het volk, ten getale van meer dan dertig, verliet reeds het fchip, cn vluchtte met de floep naar het Advysjacht de Kater, voorgeevende dat hun fchip aan 't zinken was. Niettegenflaande dit alles verdedigde de Kapitein zyn fchip met de uiterile kloekmoedigheid. De Ridder de lery, oudfle Luitenant van het vyaudelyk fchip, die de eerfte op het Neerlandsch fchip overfprong , hadt zich reeds meester gemaakt van de bak, wanneer de Kapitein van kuilenburg, van eenigen der zynen gevolgd, eenen fterken uitval deedt uit het achterfchip. Hy greep den Luitenant by het kruis, 't welk hy om den hals hadt, rukte het hem af, en zoude hem ter aarde geworpen hebben , indien niet de Heer de rivaux , een vry willige , hem was te hulp gekomen. De Heer de la chabotiere, tweede Luitenant van het fchip , wierdt met drie pistoolfchooten en eenige fabelhouwen doodlyk gekwetst. Verfcheide andere wierden door de Matroozen van den Nederlandfchen Kapitein verflagen , en vier of vyf op 't halfdek door zyn eigen hand ter neder geveld. Hier door wierden de Vyanden genoodzaakt het fchip weder te veria aten, en hun anker te laaten valhn , om dus van het zelve af te raaken. Zommige vernaaien, dat de Vice-Admiraal de liëfd e , met het Advysjacht de Kater , ter zyner hulp toefchoot, en dat daar op de Franfchen, het jacht voor een Brander aanziende, denHeer van kuilen, burg verlieten. Ondertusfchen hadden zy voor ïumOooo % r*cn  663 ZEEGEVECHT by WESTKAPPEL, nen aftocht eenig vuurwerk in zyn fchip weeten te brengen , waar door brand ontftondt , die echter nog gelukkiglyk gebluscht wierdt. De Heer van kuilenburg hadt in dit ysfelyk gevecht meer dan zestig dooden, en vyf en zestig gekwetften bekomen, en zyn fchip was zo reddeloos gefchooten, dat het niet langer Zee bouwen konde; het Fransch fchip hadt ook zo veel geleeden, dat men het naderhand, volgens zommigen, heeft zien zinken. Marinus wiLLtMszooN, die als Kommandeur het Zeeuvvfche Brandfcliip denarend geboodt, bracht zyn fchip tegen eenen vyandelyken Brander aan , die op het punt was om het fchip ter Feere , van den Kapitein Kift la, aan te fteeken; het gelukte hem, en beide deeze vernielende werktuigen verteerden eikanderen. Twee Amfterdamfche Branders gingen vervolgens vrugteloos vcrlooren. De een, de Salamander, wierdt door den Vyand in brand gefchooten, de ander, het Wapen van Emmerik, meende een groot vyandelyk fchip aan te fteeken , doch dreef brandende voorby. De Kommandeur dirk de jiunnik klampte met zyn Brandfchip, de Maria, een' Engelschman kloekmoedig aan boord ; doch deeze wist 'er zich van te ontllaan, waar door ook deeze zonder nut verteerde. Een vierde Brander, Zwolle, genaamd, wierdt door zynen Kommandeur, abraham schyve, nog naderhand zelf in brand geftooken , hier toe door ftilte en bekomene rampen genoodzaakt zynde. De Sloep van den Kapitein vlak, met elf man, vloog met eenen Franfchen Brander in de lucht. Zie daar het verlies 't welk de Nederlanders leeden in deezen flag: geen één fchip wierdt by hen Vcrlooren of gemist. De vereenigde Vloot ender- tus-  672 ZEEGEVECHT by WESTKAPPEL , enz. „ gedaan hadt". De Nederlandfche vloot dus weder vereenigd zynde , gelyk voorheen gezegd is , zeilde met den Vyand, al vechtende, Zuidwaarts heenen, tot 's avonds omtrent tien uuren, wanneer de nacht belette het gevecht verder te vervolgen , en men het anker ter zelfder plaatze uitwierp, alwaar de lag begonnen was , naamelykop zestien of zeventien vademen waters , omtrent vier mylen ten WestNoordwesten van Westkappel. Wordt uitgegeeven te Amfterdam by Petrus Co_NRADi,teHarlingenbyV. van der Plaats cn is verder te bekomen onder anderen te Dordreo-t bv A. Blusfé en Z., Rotterdam D. Fis , % de Leeuw en J• Bronkborst, 's Hage J. Tbierry, C. Menjitig C. Plaat ,J.C. Gut teling en J. P. IVynants, Delft J. de Groot, Leiden L. Herdingh en B. Ónnekink, Utren Wed y. van Schoonhoven, A. Stubbe en B. Wild, Hoorn L. Vermande, Middelburg P. GiUisfen en C. Bohemer Vlisfingen Tb, Corbelyn , Wcesp J. 'Houtman, Franeker D. Romar, Leeuwaarden G. Tresling, G. M. Cabais, A. Siccama9 en J. Seydel, en te Groningen by L. Huifingb.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGEN WOORDIGEN TVD. No. 84. Zeedag van den Admiraal de Ruiter , tegens de Vereenigde Franfche en Engelfche Vloot , onder Prins Robert en den Grave d Estrées , hy Westkappel op Schooneveld, op den Veertienden van Juny , des jaars 1673. 'sX3aags na ^en voorigen flag , wanneer men bezig was om , met alle moogelyke vlyt, de fchepen te herftellen , en tot een nieuw gevecht gereed te maaken , zag men de vyandelyke Vlooten omtrent twee en eene halve myl ten West Noordwesten ten anker liggen; en wanneer men eenige vaartuigen op kondfchap hadt uitgezonden , ontving men bericht, dat dezelve honderd en agt zeilen fterk waren ; dezelve hadden dus eene ver« mindering ondergaan van meer dan dertig zeilen> Pppp waag  674 ZEESLAG by WESTKAPPEL, waar van zommige vernield , andere reddeloos waren opgezonden. Op den negenden Juny ligtte 's Lands Vloot met het opgaande ty het anker, zeilde wat zuidwaarts, en plaatfte zich in goede orde op zeventien vademen waters. Op den vyfden dag na dat de vloot van den voorigen Zeeflag was te rug gekoomen, vondt zy zich wederom in ftaat om den vyand het hoofd te bieden ; en daar zo wel de matroozen, als de Bevelhebbers vol moed waren , befloot men den tyd niet vruchteloos of lafhartig te laaten verloopen , maar den vyand ten fpoedigften aan te grypen, en van voor de Nederlandfche kusten te verjaagen. Ook ontbrak het niet aan bevelen en aanmoedigingen van Hunne Hoog - Moogenden en den Stadhouder om den roem des Lands te helpen verdedigen. De Gedeputeerden der Algemeene Staaten kwamen , op den veertienden, aan boord van den Heer de ruiter, en dewyl het befluit, om den vyand te gaan bevechten , door hen wierut goedgekeurd en bevestigd , wierdt ook het zelve , zelfs in hunne tegenwoordigheid , uitgevoerd. De Admiraal de ruiter namelyk gaf terftond fein om onder zeil te gaan, en op den vyand aan te vallen. Omtrent ten tien uuren vertrokken de Gedeputeerden naar hunne Jagten, en ten elf uuren was 's Lands vloot onder zeil geraakt , ftellende haaren cours Noordwestwaarts op den vyand aan. De Vereenigde Vyand, ziende dat de Nederlanders op hem afkwamen, maakte ook zeil,  op SCHOONEVELD. 675 zeil, en fcheen hen te willen inwachten ; maar wanneer zy nader by kwamen, durfde hy hun het hoofd niet bieden, maar liep Noordwest ruimfchoots af. Met volle zeilen vloodt hy naar de Engelfche kust; doch het gelukte den Nederlanderen, die hem kort op de hielen zaten , hem in zyne vlucht teachterhaalen, en aan tegrypen. Dit gefchiedde omtrent vier of vyf uuren in den namiddag. De wederzydfche voorhoeden , door de Heeren tromp en s p r a g h aangevoerd , openden het gevecht ,omtrent ten vier uuren. Een weinig laater genaakte de Heer de ruiter met de zynen het Hoofd- Esquader der Roode Vlag onder Prins robert ; en de L. Admiraal b ankert, die over de achterhoede het bewind hadt , raakte met het Esquader der Witte Vlag, onder den Graave d' estrees, aan den gang. De Heer de ruiter was voorneemens op zynen vyand in te breeken ; doch dewyl deeze 't geduurig draagende hieldt, en voor den wind afliep , was zulks ondoenelyk, en men konde hem niet tot ftand krygen. Men vocht dus, terwyl men nevens eikanderen zeilde , onophoudelyk met groote hevigheid , de Franfchen cn Engelfchen vluchtten naar hunne kusten, de Nederlanders vervolgden hen. Dewyl de wind vry hevig was , en de fchepen te veel helden, konde men in 's Lands Vloot de onderfte laag van het gefchut genoegzaam niet gebruiken. Om dit ongemak , 't welk zeer tot nadeel konde verftrekPppp 2 ken,  68o ZEESLAG by WESTKAPPEL, enz. „ moeten de Engelfchen bekennen, dat zy hier, ,, tot hunne groote verwondering, geleerd heb„ ben dat het Hollandsch Buskruid kragtiger is „ dan het onze. Prins Robert keerde met ver„ lies van veel manfchap, "en deerlyk gehavende „ fchepen, naar de Teems. De Uollandfche Admi„ raai de Ruiter daarentegen hadt weinig fchade ge„ leeden , en tevens getoond dat hy nooit zyne plaats „ verliet, dan om den Vyand het hoofd te bieden". Ook wierdt met brieven van Londen verzekerd, dat de Engelfchen en Franfchen in de beide laatfte Zeedagen omtrent drie duizend dooden en gekwetften hadden bekomen, volgens hunne eigen bekentenis ; dat de Engelfchen krompen van fpyt om dat men ze uit Zee hadt verdreeven , en dat 'er groote twist was tusfehen de Engelfchen en Franfchen, geevende de een den anderen de fchuld der nederlaag. Terftond na den flag gaf de Ruiter kennis van de uitkomst des gevechts, verzoekende tevens om nieuwen voorraad van buskruid en fcherp , ook rondhout , kardoespapier , naainaalden en garen, zonder 't welk men zig van 't buskruid niet naar behooren meer kon bedienen ; voorts eenige kippen lont. 't Welk wy hier aanroeren om te toonen tot welke geringe zaaken zich ook de zorg van een Bevelhebber moet uitftrekken, dewyl gebrek van 't allerkleinfte op een Schip of Vloot van onbegrypelyk groote ge. volgen kan zyn.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af tot op den tegenwoordigen tyd. No. 85. Zeejlag van Michiel de Ruiter , tegens Prins Robert en den Graave d' Estrées , by Kykduin en de Helder , op den 21 Augustus des jaars 1673. W egens de vereenigde Vyandelyke Vloot wierdt, geduurende eenigen tyd, niet anders dan door losfe geruchten vernoomen; men wist dat de vyanden de rivier van Londen waren opgezeild, en zich in ftaat Helden , om op nieuws in Zee te verfchynen, en hunne geleedene nadeelen en behaalde fchande uit te wisfchen. Op den agtentwintigften July echter vernam de Heer de ruiter uit eenige der brandwachten , die hy ter halver Zee op kondfchap hadt gezonden, dut zy de Vlooten 's avonds te vooren onder zeil, en gereed om de rivier van Londen uit te koomen, gezien hadden. Zy begrootten het getal der fchepen op groot honderd en dertig; doch over Ostende kreeg Qqqq men  682 ZEESLAG by KYKDUIN men nader bericht, dat zy met honderd en vyf en twintig Oorlogfchepen in Zee kwamen , voorzien met eenige duizend landzoldaaten, cn iets groots, het aantasten der Zeeuwfche kusten namelyk , voor hadden. Daar het nu beter is voor te koomen dan voorgekomen te worden , gelyk ook de groote de ruiter, door ervaaring geleerd hadt , gaf hy bevel om onder zeil te gaan , en zich in goede orde te nellen , gelyk nog op den zelfden dag gefchieddc. Op den een en dertigften kreeg men de vyanden in 't gezicht, en wanneer op den volgenden dag de Vlooten eikanderen naderden , en men niets anders verlangde en te gemoet zag, dan met dezelve Haags te raaken , was men niet weinig verwonderd , haar, na eenen korten tyd fchyn gemaakt te hebben als of zy de Nederlanders wilden inwachten , op nieuws te zien vluchten. Onder de verfchiliende gis. fingen , welke over dit vreemd gedrag der Vyanden , veel fterker dan de Nederlandfche Vloot, van hunne bekomene fchade herftcld', en van alles op nieuws voorzien, in het hart der Bevelhebbers opkwamen, vondt niets meer ingang, dan dat dit vluchten geveinsd ware, en dat zy maar alleen de vloot der Nederlanders van de Vaderlandfche kusten zochten af te trekken, om dus te gemakkelyker Zeeland aan te doen. Men befloot derhalven wederom op Sciiooneveld post te vatten, en hen aldaar in goede orde te verwachten. Hoe recht men geoordeeld, en hoe voorzichtig men gehandeld hadt, leerde de uitkomst; want in het begin van de maand Augustus zag men den Vyand voor den wal, en van den tweeden tot den zesden wierdt hy voor de Maas, Scheveningen, Zand- voort,  en de HELDER. 683 voort, Wyk op Zee, Egmond, Petten, de Helder en Texel van tyd tot tyd vernoomen. Alhoewel dit Gemeenebest, aan alle kanten van Vyanden omringd , zich in den allergevaarlykften toeftand bcvondt, kon echter noch de welberaaden moed van 's Lands Vaderen en der Bevelhebberen van deszelfs Zeemagt, noch de yver der braave Ingezeetenen zulken overmoed verkroppen; 't gefpuis te verjaagen, was het algemeen geroep, en ieder bracht het zyne by, om ten minftcn den gehaaten vyand van de kusten af te weereu. 's Lands vloot ontving order om uit te loopen , zy ligtte op den zevenden haare Ankers, eu de vyand verdween. Van deezen dag af tot aan den negentienden bleeven de beide Vlooten in Zee , of ten anker, van tyd tot tyd van plaatze veranderende , het zy om de kusten te beveiligen, het zy om op elkanders beweegingen te beter acht te geeven. Op den twintigtTen, wanneer de wind 's nachts te vooren uit het Oosten was begonnen te waayen , ging 's Lands vloot wederom onder zeil, en ftevende Noordwaarts aan; doch vermits de koelte gering was, vorderde zy weinig : ten tien uuren kreeg men de vyandelyke Vlooten in 't gezicht; doch ook deezen dag fcheencn zy geenen lust te hebben om het gevecht te beginnen, en zeilden , niettegen[taande zy den wind in haar voordeel hadden , by den wind voort. Ondertusfchen liep dezelve Oost Zuid Oost, en 's morgens van den een en twintigften , bevondt zich de Admiraal de ruiter, by het krieken van den dag, met 's Lands Vloot in het gezicht van de Hollandfehe kust, tusfehen Petten en Kamperduin . «aauwclyks twee mylen van het land. De Vyanden lagen toen in ly van hem, zodathy, door zich, geQqqq a duurende  684 ZEESLAG by KYKDUIN duurende den nacht, dicht aan den wal te houden, den wind van hun gewonnen hadt. Dit voordeel achtte de groote en voorzichtige Held van te veel belang , dan dat hy het zoude verzuimen: hy deedt terftond fein om zich in orde te fchaaren, en op de vyanden aan te vallen, 't Bevel was naauwelyks gegeeven, of 't wierdt met yver uitgevoerd , en men zag ook tevens dat zich de Franfchen en Engelfchen in orde fchikten, en de Nederlanders met klein zeil inwachtten. Gelyk voorheen waren de wederzydfche Vlooten in drie Esquaders verdeeld. Het Hoofd Esquader door Prins robert aangevoerd, voerde de Roode Vlag, en hadt tot Vice - Admiraal joiian herman, en john chichely, Schout by nacht. Over het Esquader der Blaauwe Vlag geboodt de Ridder eduard spragh, benevens de Schout by nacht Graaf van ossery. De Witte Vlag beftondt uit Franfche fchepen, en over dezelve hadt de Graaf d' estrées het bewind. Toen de Nederlanders eerst op den vyand toeliepen hadt de Heer tromp den voortocht, de Heer pe ruiter het corps de bataille, en de Heer bankert de achterhoede. Doch toen de Vyanden omtrent ten half agt uuren tegens hen aanwendden , deedt de Heer de ruiter fein om ook te wenden, en liep met 's Lands vloot voor den wind om dus te eerder met den Vyand Haags te raaken. Door dit wenden kreeg de Heer bank ert de voor-, en de Heer tromp de achterhoede. Omtrent ten half negen uuren was de Heer bankertzo na aan 's Vyands voorhoede , door den Graaf o' estrées aangevoerd , gekomen , dat het gevecht een begin konde neemen. Hy viel 'er ook terftond op in ,• vervolgens  en de HELDER. 685 gens tastte de Heer de ruiter het Roode Esquader aan, en de Heer tromp het Blaauwe onder den Ridder spragh. De ftryd wierdt derhalven in weinig tyds algemeen, fchoon niet overal even hevig. Het Fransch Esquader namelyk hieldt zich vry achterlyk, en liet zich niet recht ,in den flag in, hoewel het den Bevelhebber noch aan" beleid noch aan moed ontbrak. De Schout by nacht echter, de martel, vol moeds den roem van zynen Landaart willende ophouden, kwam met eenige fchepen yan het Esquader van den Heer bankert in zulk een fcherp gevecht, dat hy in brand gefchooten wierdt, en de vlammen ter nauwernood bluschte ; by wierdt derhalven genoodzaakt zich onder de andere fchepen van zyn Esquader te bergen , hebbende zes en dertig man vcrlooren , en zich zeer beklaagende, dat men hem niet hadt bygeftaan. De Fleer b anke r t zelfwas eenigermaate van de zynen afgeraakt , en door de Franfchen in groot gevaar gebracht van te verbranden ; zy zonden namelyk eenen Brander op hem af , die hem zeer naby kwam; doch welken hy echter nog gelukkiglyk wist te myden, zo dat hy vruchteloos gefpild wierdt. Vervolgens dreef hy de Franfchen om de Oost, alwaar zy in den wind" hangen bleeven, zonder eenigen fchyn te maaken van wederom af te koomen. De Vice - Admiraals evertszoon en enno doedes star vervolgden hen ; doch zy. weeken meer en meer, en zochten hunne behoudenis in de vlucht. Terwyl de Heer bankert dus het Fransch Esquader uit het gevecht dreef, was de Heer de ruiter met zyn Esquader , tegens dat van Prins robert, in eenen vreeofelyken ftryd geraakt. VerQqqq 3 fcheide  686 ZEESLAG by KYKDUIN. fcheide maaien iloeg men door elkandercn heen , z9 dat nu de een dan de ander de loef hadt. Veel voordeels gaf het den Nederlanderen zo vaardig te zyn in het behandelen van 't gefchut, dat zy met hun kanon zö ras als met musketten fchooten, driemaalen tegens de vyanden eens. De Heer de ruiter zocht geduurig Prins robert te naderen, doch deeze was van vier of vyf Branders omringd, en wierdt van zyne Byftanders met de grootfte trouw befchermd. Tiet gelukte evenwol den Nederlandfchen Admiraal eenige wanorde in zyn Esquader te brengen , zo dat het eenigzins van elkander raakte, en de Branders van hem afdreeven. Met hunne Brandfchepen zochten de Engelfchen veel nadeels te doen , en waren 'er ook ongetwyffeld zeer geducht door, vermits zy van dezelve wel agt cn twintig in hunne Vloot hadden; coch de Nederlanders namen 'er hun verfcheide met hunne floepen af, en noodzaakten hen andere zelve in brand te fteeken. Een deczer Branders, de Luipaard genaamd , een Pinas, met twintig koppen bemand, en zes yzere ftukken, gevoerd wordende door mattheus borRes, wierdt door het volk van den Heer de ruiter veroverd, en naderhand op zyn bevel verbrand. Omtrent ten tien uuren, wierdt het mistig, en begon te regenen, 't welk omtrent een uur duurde, doch geene verflaauwing in het gevecht veroorzaakte. Vervolgens raakte de Luitenant Admiraal van nes met nog zes of zeven Engelfche fchepen in een gevaarlyk gevecht , dewyl hy de voorfte van zyn Smaldeel was. Zyn Bezaansroede wierdt midden door gefchooten, en al zyn Rondhout zodanig befchadigd, dat hy zich naauwelyks langer in ftaat bevondt om zich te verdedigen. Dus  en de HELDER. 687 Dus liggende zag hy, ['t geen tot hunne eeuwige fchande gezegd moet worden,] drie Kapiteins van zyn Smaldeel boven hem, die geen werks maakten om in den roem hunner Eandgenooten te deelen ; en fchoon hy. een Snaauw naar hen toezondt, om hen te beveelen van nader by te koomen , verlieten zy fchandelyk hunnen Admiraal , en bezwalkten zich met eene onuitwischbaare blaam. Wanneer de mist en rook wat opklaarde, zag de Heer van nes, die allé zyne vermogens hadt ingefpannen, om den vyand wederftand te bieden, en ook hun geweld wederfhan hadt, drie hunner fchepen branden; en terwyl hy bezig was om voor zyn groot Marszeil, dat in Hukken was , een Voor - Marszeil aan te liaan , en zich weder gereed te maaken, was Prins robert met nog eenige andere Engelfche fchepen hem voorby gefchooten , de blinden voor de Boeg byzettende , en ligt af voor hem heenen loopende, om zich dus uit het gevecht te begeeven; doch dewyl zy het voor de ruiter niet konden overhaalen , wierden zy genoodzaakt wederom by te fteeken. De Luitenant Admiraal bankert, ziende dat hy de Franfchen niet tot ftaan konde brengen, vondt niet geraaden dezelve verder te vervolgen; en om zich niet te verre van het gros der Vloot te verwyderen, oordeelde hy het best te rug te keeren, cn wendde het diens, volgens naar het Esquader van den Heer de ruiter, by 't welk hy zich voegde, om het Vyandelyk Esquader der Roode Vlag met zo veel te meer gewelds aan te tasten. Dit gefchiedende, wierdt Prins robert van alle kanten aangegreepen , en men maakte op hem en de zynen een zo vreesfelyk vuur, dat hy tegens het zelve niet langer beu* and was ,  «588 ZEESLAG by KYKDUIN en de HELDER. was, en genoodzaakt wierdt Noordwest heen te dein* zen. Vruchteloos wachtte hy op hulp van zyne Bondgenooten, die onophoudelyk Oostwaarts heenen liepen. De Heeren de ruiter, van nes en b a n k e r t vervolgden Prins robert en zyn Esquader tot omtrent twee uuren na den middag. Ondertusl'chen was de Luitenant Admiraal tromp met zyn Esquader, vechtende tegens dat der Blaauwe Vlag, met het zelve , naar 't Noorden, ten eenemaal uit het gezicht geraakt. Derhalven oordeelde de Heer de ruiter het noodig Prins robert niet ver» der te vervolgen, maar met de zynen te wenden, den Heer tromp op te zoeken, en , des noods , te ontzetten en by te Maan. Verzeld door de Heeren bankert en de zynen, zeilde hy diensvolgens voor den wind af, terwyl het fchieten, dat hy ten Noordoosten van zich hoorde, hem tot eene baak verftrekte. Prins robert, zulks ziende, en even getrouw voorden Ridder spragh, als de Heer de ruiter voor zynen tromp, wendde insgelyks , en zeilde aan bakboord, doch even buiten fchoots van de Nederlanders, eene ftreek met hen heenen. De Graaf d' estrées volgde met zyn Esquader de Engelfchen , doch op eenen vry verren afftand. Het gevecht tusfehen het Esquader van den Heer tromp en de achterhoede der Engelfchen hadt, 's morgens omtrent ten negen uuren, een begin genomen. Hy zelf wierdt van den Admiraal spragh, met het topzeil op de mast, kloekmoediglyk ingewacht. ( V Vervolg en Slot op den volgenden Numer.)  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen'af tot op den tegen woordigen tyd. No. 86. Zeejlag van Michiel de Ruiter, tegen Prins Robert en den Graave d' Estrées, by Kykduin en de Helder, op den 21 Augustus des jaars 1673. ('< Vervolg en Slot van den voor gaan den Numer.") D e Vice-Admiraal zweers opende , met zyn Smaldeel , den ftryd, en greep de voorfte fchepen der Blaauwe Vlag , John kempthorn en den Graave d'ossery, met heldenmoed aan, en weinig tyds daar na kwamen de beide Admiraals aan eikanderen , elk gevolgd wordende van de zynen De Heer zweers drong zo fterk op kempthorn aan, dat hy aan 't geweld van zyn gefchut geenen genoegzaamen weêrftarid langer konnende bieden , gedwongen wierdt af te deinzen , welk voorbeeld de meeste fchepen der Blaauwe Vlag volgden , terwyl hen de Nederlanders van naby in het oog hielden , eu noodzaakten om zich te verdedigen. De Heeren Rrrr tromp  6-qo ZEESLAG by KYKDUIN tromp cn spragh bleeven ondertusfchen met hunne fchepen , de Goude Leeuw en de Royal Prins , zonder zeil te reppen , nevens eikanderen liggen , vechtende onophoudelyk met gefchut en musketten , geduurende omtrent zeven glazen , of vierde half uur, met zulk een byzonder geluk voor tromp , dat het even ongelooflyk fchynen moet als het waarachtig is. Geduurende drie geheele uuren naamelyk, van een vierendeel • uurs na elven , wierdt, niet tegenftaande van wederzyden als Leeuwen gevochten wierdt, op het fchip van dien braaven Zeeheld , onder meer dan vierhonderd en zeventig menfchen, niet een eenige gedood of gekwetst. De meeste kogels vloogen mis of over het fchip heenen. Het fchip van den Heer spragh wierdt ondertusfchen zo gehavend , dat hy , 's middags ten twaalf uuren, genoodzaakt wierdt de vlucht te neemen , ge. volgd wordende door den Heer tromp, die hem niet verlaatcn wilde , maar verder zo reddeloos fchoot , dat alle zyne zeilen in flarden , het rondhout in ftukken en de bezaansmast van boven neder raakte. Onder de Manfchap leedt hy insgelyks een zeer aanmerkelyk verlies , dewyl op zyn fchip omtrent vier honderd dooden en drie honderd gekwetften gevonden wierden. Vyftien of zestien fchepen van het Blaauw Esquader ftonden den Heer spragh met de grootfte getrouwheid en dapperheid by , en dewyl tromp den Engelfchen Admiraal geduurig vervolgde , raakte hy diep onder de vyanden verward en bezet, en wierdt van alle kanten door hen zodanig getroffen, dat ook zyn fchip deerlyk gehavend wierdt. Dikwerf bevondt hy zich in het allerdringendst gevaar, door de menigvuldige Branders, die hem aan boord wierden gezonden; hy weerde ze echte*  en de HELDER. 691 ter alle zo wel gelukkig als kloekmoedig af, cn zag ze vruchteloos vernield of vergaan. Van den grootften dienst was voor den Heer tromp in deezen (lag zyn eerfte Kapitein, de Heer thomas tobias, welke de fchoonfte blyken gaf van zyn beleid en kloek, moedigheid ; doch eindelyk wierdt het fchip de Goude Leeuw door de menigte der vyanden zo doornageld , dat de masten dreigden buiten boord te zullen vallen. De Heer tromp zondt het derhalven buiten de vloot, en ging zelf op de Komeetfter over, van waar hy de Admiraals vlag deedt waayen, houdende zich geduurig omtrent de Royal Prins , van 't welk ook de Heer spragh verplicht wierdt over te gaan op het fchip de St.George. Deeze verliet echter de Royal Prins niet, maar, daar hetzelve groot gevaar liep van veroverd of verbrand te worden, befchermdehy het zo veel hy kon. Het zelfde wierdt ook beoogd door den Heer kemp th 0 r n , die met zyn Smaldeel daar mede naar toe wendde, waar door dit Admiraalfchip zo omringd wierdt, dat 'er geen kans was om het zelve te bemagtigen of door Branders te vernielen. Dit alles echter gefchiedde niet zonder een geduurig en fcherp gevecht, in het welk wederom de Heeren tromp cn spragh, als braave voorgangers , een zeer aanmerkelyk deel hadden. De&. George wierdt hier wederom zo reddeloos gefchooten , dat de Engelfche Bevelhebber ook dit fchip gedwongen wierdt te verhaten. Hy begaf zich derhalven in zyn floep, met voorneemen om zich naar de Royal Cbarles te begeeven, doch naauwelyks hadt hy tien floepslengten geroeid , of een noodlottige kogel , die dwars door de S(. George heen vloog, trof de floep, en brak haar zodanig, dat hy hst gaf om terftond te rug te roeijen, cn weder naar het verhaten fchip te keeren; doch 't Rrrr t- was  oo2 ZEESLAG by KYKDUIN. was te laat: want eer men binnen het bewerp der touwen komen konde, zonk de floep , cn men zag dien dapperen Admiraal, den braaven spragh, die de fchoonfte blyken van zynen heldenmoed menigwerf gegeevcn hadt, en om zyne heuschheid van vrienden en vyanden beide hooggefchat wierdt, zyn roemruchtig leven op eene jammerlyke wyze in het water eindigen. Hy wierdt van de Engelfchen gevonden met het hoofd en de fchouders boven water en echter zonder leven , hebbende zyne armen door eene doodelyke kracht zo vast geklemd om eenig deel van de floep, dat men ze niet dan met groote moeite wederom los kon krygen. Met hem verdronken de Heeren litleton , sm ithe en andere , doch zyn Luitenant wierdt nog half levend gered. Ondertusfchen wierdt by het Esquader van den Heer tromp , tegen het Blaauw Esquader, nog met groote hevigheid gevochten , cn het was omtrent deezen tyd a ten vier uuren in den namiddag , dat de Heeren deruiter cn bansert, met hunne Esquaders, by hem kwamen. Jammerlyk was het toen met het Blaauw Esquader gefteld: byna alle de fchepen waren deerlyk befchadigd, veele hadden hunne masten of ftengen verboren, en andere rampen geleeden. De Royal Prins wierdt mastcloos door een Fregat gefleept, en dezaaken ftonden zo gefchapen, dat het geheel Esquader veroverd zoude zyn geworden, indien niet Prins robert, met de zynen, het zelve ontzet hadt. Fly hadt ten dien einde alle zeilen bygezet, en daar hy omtrent gelyktydig met den Nederlandfchen Admiraal aankwam , voegde hy zich, gelyk deeze by trom p, by het Esquader der Blaauwe Vlag. De Graaf d' ossery lag toen aan 't roer van de Royal Prins , met twee Fregatten by zich, by welke Prins robert nog twee andere voeg-  en de HELDER. 693 voegde, om dit fchip nog meer te verzekeren en te befchermen. De Luitenant Admiraal tromp fcbikte zich met zyne byhebbende fchepen ender de Hoofdvlag, en omtrent ten vyf uuren ftaken de Heeren de ruiter, van nes, bankert en tromp wederom by, en op de vyanden, die toen de loef hadden , aan, waar op eene vernieuwing van het gevecht, niet minder verfchrikkelyk dan voorheen , volgde. De ganfche Zee ftondt als in vuur cn vlam , die door den dikken rook, gelyk Blixemftraalcn uit eene donkere lucht, uitbarstte. Elk verging hooren en zien door de duisternis van des Buskruids damp en de Donderdagen van zo veele duizenden ftukken gefchuts, en het balderen van éene zo groote menigte van musketten, die onophoudelyk vuur gaven. Het verfehrikkelyke van den oorlog ter Zee vertoonde zich hier aan alle kanten. De Dood vloog in gedaante van kogels, bouten, fchroot en fplinters aan alle zyden, terwyl een ysfelyk gekraak en geknars van al wat getroffen wierdt de ooren vervulde. De Zee wierdt met nukken van fchepen en ligchaamen, door meer dan eene foort van dood weggerukt, bezaaid. Zommige moesten door het fcherp, andere door fplinters, andere door 't vuur, andere wedetom door 't water ftervcn. 't Gekryt en gejammer der gekwetften en ftervenden vervulde de lucht, en zoude de wreedheid zelve tot mededoogen hebben moeten beweegen, indien niet het geraas van alles, 't welk tot deeze verwoesting en elendemedewerkte, hadt verhinderd, dat het gehoord wierdt. In dit ysfelyk gevecht wierdt Prins robert door de zynen manhaftig bygeftaan , en fchoon vyanden zynde, verdient hunne trouw , dat ook hier hunne naamen vereeuwigd worden. John herman, d' ossery, kempthorn, de.Kapiteins davis , stout, legge , be r r y , e ar n l y , stuik- Rrrr 3 lant,  694 ZEESLAG by KYKDUIN lant, karter en anderen, waren de braavs Helden , die hun leven voor hun Vaderland en hunnen dapperen Admiraal roemruchtig in de waagfchaal fielden. Doch niet tegenilaande dit , drongen de Heeren de ruiter., van nes, bankert en tromp zo fterk op hen in, dat zy niet dan ter naauwernoodhct Admiraalfchip van den ongelukkigen Ridder spragh, en andere befchadigde en reddelooze fchepen , konden befchermen, en uit den flag fleepen. Men wendde wel alle moeite aan om de Royal Prins met Branders aan te fteeken , doch hy wierdt door de omliggende fchepen zo wel befchermd , dat men hem niet aan boord konde koomen. Een der Nederlandfche Branders raakte aan drie Engelfche Fregatten vast, doch dewyl hy flechts fmeulde , zonder in brand te vliegen , ontkwamen de Engelfchen het gevaar. Omtrent ten half zeven uuren wierden twee Engelfche Branders benevens een Oorlogfchip door het vuur verteerd, en een ander Oorlogfchip zag men zinken. Het Jacht de Henriette ging, aan de zyde van den Graave d' o d s e r y , te gronde. De Graaf d' es trees lag, op eenen tamelyken afftand boven den wind van Prins robert , met zyn Esquader, doch toonde geenen lust om al te koomen. Eindelyk wierdt Prins robert, omtrent zeven uuren , genoodzaakt ten tweedenmaale te wyken , en door de Nederlanders tot na zonnen ondergang gevolgd. De nacht begunftigde de Engelfchen in hunne vlucht, en in het redden hunner gehavende fchepen , die weggcfieept wierden : zy keerden weder naar hunne havens, en ruimden de Zee , laatendc dezelve aan hunne Overwinnaars over. In  en de H Ë L D E R. 695 In dit hardnekkig doch zeeghaftig gevecht ver« looren de Nederlanders geen een fchip, maar beklaagden 't verlies van verfcheide dappere Mannen. De beide Vice - Admiraalen jan de liefde en 1 zaak zweers oiferden hun dierbaar leven voor 't Vaderland op , en de Kapiteins jan van gelder , des Heeren de ruiters behuwdzoon, david sweerius, HENDRIK VISSCHEReil dirk jobsz. kiela fheuvelden in 't midden der overwinning. Joris van andringa, des Admiraals Secretaris en Jonker hendrik van ebden wierden met fchroot in de beenen gefchooten. De Kapitein jan dik was zwaar aan zyn been, en jan de jong aan zyn oog gekwetst. Voor het overige vondt men zo weinig dooden en gekwetften ia 's Lands vloot , dat in 't ganfche Esquader van Amftcrdam niet meer dan een en zeventig dooden en honderden twintig gekwetften geteld wierden. Behalven den Heer tromp , van wiens geluk wy boven melding gemaakt hebben , hadden ook veele andere fchepen, fchoon in 'thevigst van 't gevecht geweest zynde, weinig verlies, en ondei deeze de Heer de ruiter, dien men midden in den Slag hoorde zeggen: „ Ik „ bidde u, zie dit werk eens aan , zie de Kogels „ vliegen, hoor ze eens fnorren en huilen , ea „ evenwel ons want ftaat nog , en ons volk is nog „ meest gezond". ■■■ Behalven vier of vyf Branders , waar van een , doch zonder verlies van volk , in den grond gefchooten wierdt , kwam de Vloot geheel wederom ten Noordwesten tusfehen Texel en het Vlie behouden ten anker ; allcenlyk waren vier fchepen, namelyk van de Heeren tromp, de iiAAN 5 van BRAKIiL en de JONG zo fterk  696 ZEESLAG by KYKDUIN en de HELDER. fterk befchadigd , dat men ze op moest zenden . om binnen gaats herfteld te worden. Alle de andere bleeven in Zee, en hcrftelden hunne fchade ten anker liggende. Met de Engeliche Vloot was het ondertusfchen geheel anders gefield , dezelve was zodanig gehavend en reddeloos , dat zy noodzaakelyk de Zee verhaten moest. Daar en boven was hun verlies aan dooden en gekwetften zeer aanmerkclyk. In liet fchip van Prins robert alleen vondt men zestig dooden of doodelyk gekwetften , en oneindig meer in dat van den Heer spragh, gelyk wy boven gezien hebben. Behalven het onherftelbaar en zwaar veriies van dien grooten Admiraal , betreurden zy veele dappere Zeehelden , wille ai reves, meyman en andere, benevens de Land-Kapiteins de reve en meveywater, eu de Heer may, die vrywillig diende. De Ridder kempthorn, de Kapiteins courtney, ha wart, en jbunihgs waren gewond. De Franfchen hadden weinig gevochten , en dus ook weinig vcrlooren ; zy misten ech•ter den Kapitein d' estival , en onder de gekwetften bevonden zich de Ridder iuont br un eu de Kapitein jaques de oleron. Een of •twee van de Engelfche fchepen hadt men zien zinken , en zes of zeven verbranden. De Kapitein van brakel hadt eenen Brander genomen , die men vervolgens opzondt. Veele van deeze wierden door de Nederlanders vernield ; doch ook daar in -beftondt thans het groote nut en voordeel der overwinning , dat men den vyand op nieuws verjaagd , en het, van alle zyden beftreeden, Vaderland, van dien kant befchermd en beveiligd hadt.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGENWOORDIGE^ TYD. No. 87. Verovering der Eilanden Bel - Me en Narmoutiers, door den Luitenant Admiraal Tromp, op den drie en twintigften en volgende dagen van Juny des Jaars 1674. J3e Staaten van dit Gemeenebest , door den vreede, die met Engeland , op den negentienden van February des jaars 1674 , getroffen , en te Westmunster geflooten wierdt , de handen ruimer hebbende gekreegen , beflooten eerte gedugte vloot in gereedheid te brengen , om tegens de Franfchen niet alleenlyk langer verdedigender wyze te vechten, maar hen ook met dezelve aanvallender wyze in hunne bezittingen te gaan beftooken. De Vloot, ten dien einde in gereedheid gebracht, beftondt uit agttien fchepen van oorlog , voerende van zes en zestig tot tachtig ftukken , vier en twintig van vyftig tot zestig, twaalf van veertig Ssss wt  öo8 VEROVERING van tot vyftig , twaalf Fregatten van dertig tot zes en dertig; waar by agttien Branders , een gelyk getal Snauwen , vier en twintig Fluiten, mitsgaders twaalf groote en twaalf kleine Galjoots gevoegd wierden. De Heer tromp , wien het bewind over een Esquader was opgedraagen , liep , twee en dertig fchepen fterk, omtrent den zeventienden van May, uit Texel in Zee, cn twee dagen laater op Schooneveld gekomen zynde , voegde zich de Heer de ruiter , met eenige fchepen, by hem. Op den agtften van Juny was men voor Torbay ten anker gekomen, en de Heer de ruiter fcheidde zich ter dier tyd van de Vloot af, en nam met zyn Esquader de reize naar de Wesrindien aan, terwyl de Heer tromp naar de Franfche kusten ftevende , om aldaar den vyand te ontrusten , en , zo mogelyk, aan te tasten. Over het krygsvolk, 't welk zich op de fchepen bevondt, en ter onderfteuning van eene landing dienen nioest, hadt de Graaf van hoorn het bewind. Hy was op het fchip van den Heer tromp overgegaan , om met denzelven , by voorkoomende gelegenheden, te beter te konnen raadpleegen. 's Avonds van dendrie en twintigften van Juny kwam de Vloot, die in drie Esquaders verdeeld was, en waar over de Luitenant Admiraals tromp, bankert en van nes het gebied voerden, dicht onder het Eiland Bel-Isle ten anker. Men zondt aan den Gouverneur eenen Trompetter om het Eiland op te ei* fchen;  BEL-ISLE en NARMOUTIERS. 699 fchen; doch dewyl deeze antwoordde, dat hy het niet zoude overgeeven , maar met kloekmoedigheid verdedigen, gingen de Heer tromp en de Graaf van hoorn , door de Heeren van zommelsdyk, stek, d' aigremont, en anderen verzeld, met de boot naar land , om een bekwaame plaatze, uit te zoeken, gefchikt om hetzelve aan te doen. Men bevondt, dat niet verder dan een musketfehoot van den wal eene diepte was van vier vademen, zo dat ligte Fregatten tot daar toe komen konden , om de landing door hun gefchut te onderfteunen. Op den zeven en twintigilen wierdt, des morgens met het krieken van den dag, het fein ter landing gegeeven , waarop de Soldaaten en daar na de Matroozen zich in hunne floepen begaven, gedekt wordende door twee Fregatten, die men op eenen kleinen afftand van eikanderen dicht aan den wal geplaatst hadt. Vol moeds ondernam het volk deezen tocht, en fchoon de vyand op het hooge een klein Retrenchement hadt opgeworpen, waar uit van tyd tot tyd gefchooten wierdt, deedt hy echter geen nadeel, en de Fregatten fchootenzo hevig, dat het vyandlykgefchut weldra tot zwygen gebracht wierdt. Een' der Franfchen, die zich wat te veel bloot gaf, wierden de beide beenen weggefchooten, waar op de andere zo vervaard wierden, dat zy hunne Verfchansfingen verlieten, en zich in alleryl op de vlucht begaven. Hier op fprongen de Nederlanders uit hunne boo. ten ter halver lyf in 't water , cn kwamen alle, Ssss 2 zon  7oo VEROVERING van zonder verlies van een eenig man, behouden aan ftrand. 's Morgens ten tien uuren was de landing gefchied , en het inncemen der verlaatene werken was de eerfte bezigheid. Vervolgens begaf men zich, in orde gefchaard, verder landwaarts in. De fpitswagens, zynde kleine flagboomen of balkjes met pennen bezet, in het vierkant aan elkandcren gehecht, en op raderen voortrollende , wierden, daar zy met Muskettiers gevuld waren , door zommige voortgetrokken ; deeze dienden om de Ruitcry, by aldien dezelve op het Eiland gevonden wierdt, te fluiten. Andere trokken de veldftukken , welke de Granadiers volgden. Langs eenen moeyelyken en bergachtigen weg trok dus dit Leger voort op het Kasteel aan, en 's avonds tot aan het zelve genaderd zynde , vatte men op den afftand van omtrent eene musketfehoot post. Het Kasteel , dat zeer fterk , op eene rots gelegen , en byna onverwinnclyk was, dewyl men het van buiten niet konde ondermynen, om het te laaten fpringen, wierdt ondertusfchen door de oorlogfche* pen befchootcn, cn beantwoordde ook op zyne beurt, uit twee honderd ftukken kanon , zyne belegeraars. Het was daar en boven voor zes maanden van voorraad verzien, en door den Heer fouqet aangelegd. Men raadpleegde of men het ook te lande iniluiten cn belegeren zoude; doch wanneer men deszelfs fterkte, en den tyd in aanmerking genomen hadt, wolken, om het meester te worden, vereischt zoude worden, befloot men liever hier van af te zien; en el.  BEL-ISLE en NARMOUTIERS. 701 elders het geluk te gaan beproeven. Men vergenoegde zich derhalven het Eiland , dat veele , doch meest arme Dorpen bevat, en voor het overige vruchtbaar is in koorn cn vee , nog eenige dagen bezet te houden; men dreef ook eenig vee by één, 't welk men ter verversfching aan boord bracht. Den inwoonderen gefchiedde buiten dat geen leed, willende de Bevelhebbers geene landen bederven, dewyl zulks den Staat niet tot voordeel (trekken konde ; en hier omtrent waren de bevelen zo geftreng gegeeven, dat een foldaat, dien men met brandftichten bezig vondt, terftond gearquebuzeerd, en twee andere, die zich in 't plunderen te buiten gingen, gehangen wierden. Op den negen en twintigften liet de Graaf van hoorn den aftocht blaazen , en op den volgenden dag kwam de manfehap, wederom behouden aan boord. Wanneer men op den tweeden van July het anker geligt hadt, en onder zeil gegaan was, zette men den cours naar Narmoutiers, alwaar men op den tweeden dag aankwam; doch men ftelde de landing uit tot 's anderen daags, dewyl het gety te verre verloopen was. Ondenusfchen ging de Meer tromp met eene floep de gefchiktfte plaatze uitkiezen, om het ftrand aan te doen , en met het aanbreeken van den dag wierden twee kanonfehooten gedaan, ten teken dat de landing een begin moest neemen. Een iegelyk viel dus met de grootfte vaardigheid en moed in het vaartuig en dewyl men dezelfde voorzigtigheid ook hier, als te Bel - Isle, gebruikt hadt, van namelyk door twee Ssss 3 Ere-  702 VEROVERING van Fregatten bet krygsvolk te dekken , gaf zulks aan het zelve de grootde veiligheid in het betrachten van zynen plicht. De vyand bevondt zicli tusfehen de zeven en agt honderd man fterk , en hadt eene verfchansfing gemaakt , waar uit hy , gelyk ook van achter eenen muurvan 't Dorp, duizenden van fchooten deedt; doch ziende , dat de landing , dss niet tegenftaande, in de beste orde voort ging, nam hy de vlucht, verliet het Eiland, en begaf zich naar het vaste land van Poitou. Ook verliet hy het Kasteel, zo dat de Nederlanders, 's morgens ten zeven uuren geland zynde , terftond aldaar de Prinfe vlag plantten, gelyk ook op de Moolen. In het Kasteel vonden zy eenigen krygsvoorraad ,- welken zy, benevens zeventien ftukken kanon , langs het ftrand bemagtigd , in de vloot brachten. In deeze landing, welke in veele opzichten ge. vaarlyk was , en niet dan met de grootfte dapperheid konde ondernomen worden, hadden de Nederlanders honderd en vyf en dertig dooden en gekwetften gekreegen, onder welken ook eenige Bevelhebbers waren , zynde het getal van dezelve merkclyk vergroot geworden, door eenig ongeval den Colloncl stek overgekomen , wanneer hy , den voortocht hebben, de, het land meende aan te doen; hy hadt namelyk het ongeluk van met zyne floepen fchielyk aan den grond te raaken, en op eenen zeer kwaaden hoek te vervallen, alwaar het vol klippen was, en zy weldra  BEL-ISLE en NARMOÜTIERS. 703 dra geheel vast zaten: het volk moest derhalven door het water het land zien te bereiken; doch de ongelyke en blinde gronden waren oorzaak, dat- veele met geweer met al onder water raakten , waar door zy verhinderd wierden zich tegens den vyand, die hen aan het ftrand opwachtte, en onophoudelyk vuur gaf, te konnen verdedigen. Kloekmoedigheid echter en vlyt verwinnen alles , en fchoon de Franfchen , indien zy van het voordeel hunner plaatzing gebruik hadden gemaakt , zeer waarfchynelyk het landen zouden hebben konnen beletten, zy namen, gelyk gezegd is , de vlucht, en lieten de Nederlanders van het Eiland meester. Het eerfte waar mede men zich bezig hieldt, was de Vloot van voorraad en van verversfehing te voorzien ; Vee, Hooy , Hout , en veele andere noodwendigheden wierden aan boord der fchepen gebracht ; en vervolgens goed gevonden hebbende eene brandfchatting van veertien duizend Ryksdaalers uit te fchryven , nam men, tot zekerheid der betaaling, eenige van de voornaamsten des Eilands als Gyzelaars mede. Men veroverde behalven het gezegde nog verfcheide fchepen , welke tot byzondere gebruiken onder de Vloot verdeeld wierden. Na dat men eindelyk tot aan den drie en twintigften, geduurende drie weeken, het Eiland in bezit ge* houden hadt, wierdt by de Bevelhebbers beflooten het zelve weder te verlaaten : men deedt echter alvoorens het Kasteel fpringen , de Werken langs het  ? e c o u x , doodgefchooten, en de Kapitein cocous gevaarlyk gekwest, waar door dit Esquader in eenige wanorde raakte, niet tegenftaande de Ridder valbella , die het gebied na den dood des Admiraals overnam, al wat mooglyk was in het werk ftelde om de fchade te herftellen, en hier toe door de zyne dapperlyk wierdt oflclerfteund. De Heer du quesne, die gtlladig by den wind had gehouden, om den Spaanfchen Admiraal te naderen, ziende, dat hy niet opkwam, maar zich achterlyk hieldt, zette alle zyne zeilen by , om by zynen voortocht te komen, en denzelven, tegens den Heer de u u it e n, by te flaan. Doch dewyl de Spaanfchen, op bevel van dsnNederlandfchen Admiraal , wat nader begonnen te koomen, keerde zich de Franfche Bevelhebber wederom tot hen, waar op eenig, hoewel geen zeer bloedig, gevecht volgde. Eenige weinige Spaanfche Vlamingen echter onderfcheidden zich, en vochten met zo veel dapperheid , dat de Nederlanders zich niet hadden behoe • ven te fchaamen, indien zy tot hunne Laudgenooten behoord hadden. De ftryd van het Esquader van den Heer de ruiter, tegens dat van den Heer d' a l m b r a s , wierdt geduurende al dien tyd met dezelfde hevigheid voortgezet, en wel byzonderlyk omtrent het fchip van den Admiraal , het welk zich digt by het reddelooze fchip van den Graave van s t y r u m hieldt, om*tzelve te befchermen, en tevens ook de vyanden, dia daar, tot acht in getale, voor by zeilden , eu waar onder zich twee Schouten by Nacht bevonden, beftendig het hoofd boodt, en wyken deedr. De vaardigheid waar mede men op dit fchip, en op die welke deszelfs Seconden of byftauders waren , het gefchut behandelde, was vervvonderlyk, zo dat men niet traager, dan of men Musketten gebruikt hadt, met het Kanon fchoot; en hier door , 't geene van 't grootfte nut is in een Zeegevegt, wierden de vyanden zo wel afgeweezen, dat een iegelyk van hen de wyk nam , wordende's avondj  OMTRENT OELAND. f23 Omtrent ten twaalf uuren wendde de Vyand tegens den Admiraal tromp aan, en het gevecht nam, met de grootfte dapperheid aan wederzyden , zyn begin. De Ryksraad kreüts, die als Opperbevelhebber over de Zweedfche Vloot het bewind voerde, tastte den Nederlandfchen Admiraal aan, doch met een zo ongelukkig gevolg, dat het fchoone fchip de drie Kroonen, met honderd cn vier en dertig Metaale ftukken gewapend, en met elf honderd koppen bemand, op zyde viel, cn weinig tyds daarna in de lucht fprong. Dit rampzalig toeval was alleenlyk het uitwerkzel eener onvergeeflyke onvoorzichtigheid: de Heer icr.euts namelyk hadt, wanneer hy de Deenfche en Ncdcrlandlche Vlooten zag naderen, bevel gegeeven, om het gefchut van de eene zyde in de poorten te laaten brengen, om ten tyde van het gevecht met geheele laagen den vyand te konnen ontvangen ; doch ter zelfder tyd gebiedende over den anderen kant te wenden, vielen alle deeze ftukken, die het Bootsvolk vergecten hadt vast te binden, over, waar door het fchip omfloeg; en,daar in deeze verbaazende wanorde de lonten in het Buskruid raakten , fprong het binnen zeer korten tyd in de lucht. De Zweeden wierden door liet verlies van hunnen Admiraal zodanig verbaasd , dat hun de moed fcheen te ontzinken , cn zy het met dc ganfche Vloot op de vlucht fielden. De Heer tromp echter, dit ziende, belette zulks, en gaffein om met het gros van zyne Vloot op den Vyand in te booren. Hy zelf zocht den Admiraal der Geele vlag, den Ryksraad graaf wachtmeester, op, ging hem op zyde liggen , en hieldt met hem en met zynen byltander een hardnek» kig gevecht, waar in, zo wel van den kant der Zweeden als van dien der Nederlanders , met alle braafheid wierdt gevochten. Na dat men dus meer dan drie gla,Xxxx 2 zen  ZWEEDSCHE VESTING UISTAD, 71? terfte toe zoude verdedigen , indien men goedvondt dezelve aan te tasten. De Nederlandfche Admiraal , dit antwoord ontvangen hebbende, zondt daarop vier Fregatten en drie Galjooten naar de Stad om dezelve te befchieten; doch vermits het dood ftil geworden was, konden dezelve voor den volgenden dag niets uitrichten , wanneer zy , tot op een musketfchoot gena* derd zynde, een onophoudlyk vuur maakten, *s Namiddags voegde de Heer tromp nog vier andere Fregatten by deeze , en deedt een zo geweldig vuur maaken, dat zich niemand op de wal durfdevertoonen. Na dat hy dus de bezettelingen in bedwang hadt gehouden, en verhinderd van dien kant grooten tegenweer te bieden, zette hy tusfehen de twee en drie duizend Soldaaten en Matroozen, aan beide zyden van de Stad, aan land. De Zweeden poogden wel, met zeven honderd Ruiters en honderd vyftig Voetknechten, deeze landing te verhinderen; doch dezelve wierdt door het gefchut derFregatten en Sloepen zo wel gedekt, dat het volk gehikkiglyk aan den oever raakte, en de Zweeden genoodzaakt wierden, om, met verlies van omtrent honderd en vyftig man aan dooden en gekwetften, te rug te wyken, en wederom in de Stad te keeren, terwyl de Deenen van beide zyden recht op dezelve aan trokken, 's Avonds omtrent ten zes uuren gaf de Heer tromp bevel, om van wederzyden de Stad ftormen-! derhand aan te tasten; doch zondt, voor datzulks werkftellig gemaakt wierdt, wederomeenen Trompetter,om de Zweeden dit voorneemen aan te kondigen, en heu tot overgaaf aan te maanen. Geheel anders dan de voorgaande wierdt deeze ontvangen: want de Ingezetenen kwamen terftond by geheele hoopen voor den dag, en gaven bericht, dat de Zweedfche bezetting geweeken was,,  728 VEROV. van dé ZWEEDS. VEST. UISTAD. was , en de vesting verlaaten hadt ; doch tevens mynen hadt aangelegd, welke ter beftemder tyd haare noodlottige uitwerking zouden voortbrengen. De Deenen namen derhalven terftond bezit van de Vesting, maakten de mynen onnut, en befchanften zich in dezelve zo vast, dat zy, indien het Zweedlche Leger ware te rug gekomen , het zelve zouden hebben konnen wcderftaan. De Nederlandfche Admiraal keerde met zyne fchepen roemruchtig te rug, hieldt den Zweeden ter Zee in geduurige onrust, en voegde nog in de maand September de vesting Christianopel bydc overwinningen van zyne Deenfche Majefteit.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE, VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGENWOORDIGEN TYD. No. 91. Gevecht van den Heer Commandeur Bin&kes, tegens den Graave d' Estrées, voor Tabago, op den derden Maart des jaars 1677. Terwyl de Heer cokeelis tromp, op bevel der Algemeene Staaten, de, Deenen tegens de Zweeden befchermde, en, gelyk wy boven gezien hebben, den roem zyns Vaderlands en dien van deszelfs Bondgenooten ftaande hieldt, was de Heer Binckes, in den voorigeu jaare, met een Esquader van zeven fchepen van Oorlog, drie Advysjachten, voerende ieder twaalf en veertien ftukken kanon, eenen Brander en twee Advysgaljoots, naar de rivier van Cajana gelievend, en na dat hy het Eiland , benevens het Kasteel bemagtigd hadt, van daar naar Tabago onder zeil gegaan. Aldaar gelukkig aangekomen zynde, en zyne kleine vloot door eenen Franfchen prys van vierentwintig ftukken verfterkt hebbende, vatte hy post, om het Eiland tegens de onderneeming der Franfchen in veiligheid te flellen, en te befchermen. Reeds eenigen tyd hadt hy zich hier opgehouden, wanneer hy de Franfche vloot, onder den Graave d' e s t r e t s, die hem vervolgde , gewaar wierdt. Dezelve beftondt uit veertien fchepen, en was zo fterk bemand, dat zy ook hierin die der Nederlanders verre overtrof. Na dat de braave binckes alles gereed hadt doen maaken, om den vyand kloekmoedig het hoofd te bieden, zag men hem op den twee en twintigften van February de landing onderneemen en volbrengen, dewyl men niet raadzaam oordeelde de Nederlandfche magt te verdeelen, om dit te beletten. Op den drie en twintigften deedt de Franfche Admiraal het Fort opeifchen, en op de weigering van den Heer binckes de belegeliag beginnen, verfchansfingen opwerpen, en alles werk- Yyyy mns  73o GEVECHT voor TABAG O. ftellig maaken , om zich van de Nederlandfche bezittingen meester te maaken. In verfcheide aanvallen wierden de Franfchen met groot verlies te rug gedrecven; ook deeden de bomben, welke zy wierpen, zeer weinig nadeels, doordien zy het fort niet bereikten. Deeze belegering duurde tot aan den derden Maart, en dewyl de Nederlanders in hei bezit bleeven van de fterkten en van het kasteel, en dus meester waren van het gefchut, vermoedde men niets minder, dan dat de Franfchen het zouden durven waagen, om met hunne vloot de baay in te zeilen, waar in de fchepen der Nederlanders, fchoon geringer in magt, echter wel gewapend, en op hunne hoede, ten anker lagen. Met geene geringe verwondering zag men derhalven, dat zich de vyanden onder zeil vertoonden, cnvol woede de baay inliepen, met oogmerk om de daar liggende Nederlandfche fchepen aan te tasten en te vernielen. Ter zelfder tyd waagden zy eenen laatften geweldigen aanval te lande op het Fort; doch alhoewel zy den florm tot driewerf toe met allen moed hervatten, wierden zy echer afgeflagen , en genoodzaakt te rug te keeren, met achterlaating van hunne gereedfehappen , en met verlies van meer dan honderd en vyftig man aan dooden, waar onder verfcheide Bevelhebbers van rang w rm : zy kreegen ter zelfder tyd over de tweehonderd gekwetften, die zy, gelyk men ui: de gevangenen vediondt, mede gefleept hadden. Dit gevecht te lande was zeer hevig van wederzyden; doch dat, 't welk in de baay tusfehen de wederzydfche Vlooten vooorviel, zo ysfelyk , dat 'er naauwelyks eepig voorbeeld van een vieesfelyker inde Gefthiedenisfen te vinden zy. De Heer binckes hadt zyne fchepen in de gedaante eener halve maan gefchikt, om dus den vyand wederftand te bieden. Het voorfte fchip der Franfchen raakte reeds aan den ingang der baay, met het fchip '£ Wapen van Leiden, van vier en dertig ftukken, en drie en zeventig man, in een zo geweldig gevecht, dat beide fchepen in brand raakten en verteerd wierden; de vlam floeg vervolgens over in het fchip bet buis te Kruiningen, van zes en vyftig ftukken, en honderd en agt en twintig man, zo dat ook dit in de asch wierdt gelegd; het zelfde ongeval trof, onder een onophoudelyk fchieten, le Glorieuv, het Adminulfcbjp van deu Graave d' es trees, dat met twee cn zeventig  GEVECHT voor TABAGO. 731 ventig metaale fhkken voorzien, en met vier honderd vyf. en veertig koppen bemand was; en het fcheen dat seene der vechtende dit deerlyk lot ontgaan zoude. Geduurende den • gantfchen dag hieldt dit wreed gevecht aan, zo dat ook eindelyk de fchepen de goude Star, 'Popjesburg en Middelburg , voerende agt en twintig, vier en twintig en zes en dertig ftukken kanon, na. verlies van alle rondhout, en na de heldhafdgfte verdediging, door den brand vernield wierden. De Spbaera Mundi, een Fluitfchip met voorraad gelaaden, van twaalf, de Hertog van Jork, van zes en twintig, en de goii' de Munnik van een en dertig ftukken kanon , trof, tegens den avond, een dergelyk lot; zo dat, van de gemelde Nederlandfche Vloot, zynde ook de Brander en een Advysjacht een prooy der' vlammen geworden, alleenlyk de fchepen de Befeberming, van den Admiraal, van vyftig [takken, de Provincie van Zeeland, van vier en veertig, en de Alcum, een Fran' fche Prys, van vier en twintig ftukken, dien men, met het zakken van 't water, aan ftrand hadt laaten loopen, fchoon niet weinig befchadigd, behouden over bleeven. Niet geringer was het verlies der Vyanden: want behalven de twee fchepen, waar van wy reeds melding gemaakt hebben, vondt zich de gantfche Vloot, omtrent den avond, zodanig gehavend en afgemat, dat hun gefchut tot zi\ygen gebracht was, en zy hun best deeden, om met het overfchotde br.ay uit te boegzceicn. Twee hunner grootfte fchepen, le Specieux van agt en vyftig en /' Intrepide van vyftig ftukken kanon, die te diep de baay waren ingeraakt, vielen in de handen der Nederlanders, en vergoedden dus eenigermaate'n hun geleeden verlies; Le Defendent, voerende twee cn zestig, en Le Galant, voerende vyftig metaale ftukken, hadden beide hunne groote bezaansmasten en voorftengen verloorcn, en ontkwamen ter nau.ver nood uit de baay. Een Brander was daar en boven byhet inzeilen in fiuk* ken gefchooten, en een Snaauw verbrand, zo dat aan wederzyden de fchade even groot konde gerekend worden. Deeze aanflagen mislukt zynde, bleeven echter de Franfchen tot aan den twaalfden omtrent en op het Eiland; en fchoon zy in dien tyd nog nu en dan eenige flaauwe poogingen deeden om de overige fchepen te verbranden, wierden zy telkens met verlies afgeweezen.en genoodzaakt van hunne onderneeming af te zien, en onverrichter zaake naar huis te keerea. Zee-  73* ZEESLAG OMTRENT BEVEZIER. Zeejlag van de Vereenigde Engelfche en Nederlandfche Vloot, tegens de Franfchen, omtrent Bevezier, op den tienden van Hooimaand des jaars 1690. D e Koning van Frankryk, met ongenoegen gezien hebbende, dat de Algemeene Staaten zich wapenden, en hunne magt, zo wel te water als te lande, ter onderfteunjng van Engeland, vermeerderden, hadt om deeze redenen, [ ten minden dit was het voorwendzel, ] op het einde des jaars j688 eene Oorlogsverklaring tegens dit Gemeenebest uitgegeevcn , waar op ook die van wegen Hunne Hoogmogendheden tegens Frankryk in het voorjaar des volgenden jaars gevolgd was. Dan daar het ons oogmerk alleenlyk is, de Heldendaaden onzer Landgenooten ter Zee te befchryven, het zy derzelver uitkomst al of niet gelukkig ware, zullen wy van 't geene in dit jaar te lande voorviel geen gewag maaken , maar ons tot de ongeftadige hoofdltof bepaalen, die in den jaare 1690 wederom nieuwe Hof ter vermeerdering Van den roem der Nederlanderen opleverde. De Staaten, namelyk, in het najaar van 1689, den Secretaris der Admiraliteit te Amfterdam, den Heer de wildt, naar Engeland gezonden hebbende, om met Koning wil! tiAM, ter wiens onderfteuning deeze oorlog eigenlyk gevoerd wierdt, over de uitrusting der Vloot te raadpleegen, hadden Hechts dertig Oorlogfchepen uitgerust; ' van welken eenige onder bevel van den Vice Admiraal geleih evertzen, Broeder van Kornelis Evertzen , na het overbrengen van dé Koninglyke Bruid van Spanje, mariaanna, naar Ferrol, zichbezig hielden met in de Straat te kruisfen, terwyl de andere, onder bevel van den Luitenant Admiraal kornelis EVERï-  ZEESLAG OMTRENT BEVEZIER. 735 everTZEN, zich by de Engelfche Vloot voegden, welke onder den Admiraal herbert en den Graave van torrington, in Duins lag, doch vervolgens naar St. Helena verzeilde. Om deeze dus vereenigde Vloot op te zoeken, was de Franfche Vloot, over welke de Graaf de tour* vills het bewind voerde, en meer dan tagtig Oorlogfche. pen fterk was, op den drie en twintigften van Zomermaand, van Brest in Zee geftoken, en hieldt zich aan de kusten van Engeland op , met oogmerk, zo het fcheen, om tevens eene landing in dat Ryk te ondemeemen , dewyl zy twaalf duizend man Landmilitie aan boord hadt, Het duurde tot in het begin van Hooimaand, eer de Vlooten in elkanders gezicht kwamen. De Engelfchen zo wel als de Nederlanders beflooten terltond eenen Zeeflag te vvaagen, om den vyand van de kusten te verwyderen. De voortocht der vereenigde Vloot, die Hechts vyf en vyftig fchepen fterk was, wierdt door'den Heer evertzen aangevoerd, de middeltocht ftondt onder het bewind van den Admiraal herbert, en de achterhoede wierdt geleid door den Graave van tohr 1 NGTocf. Op den tienden, met het aanbreeken van den dag, zeilde de vereenigde Vloot, met eenen Oostelyken wind, naar de Franfche, en was haar omtrent ten agt uuren, op de hoogte van Bevezier, zo naby gekomen, dat het gevecht der voorhoede, met 's vyands Esquader van de Blaauwe Vlag, ten negen uuren een begin nam; wordende, onder een geduurig en hevig vuur, omtrent tot den middag gevochten, wanneer de Franfchen , zeer veel geleeden hebbende, met alle zeilen by te zetten , poogden af te houden. De ftilte liet niet toe hen te vervolgen, eu, was teffens oorzaak, dat de Vlooten niet van eikanderen konden fcheïden, waarom het gevecht ten tweedenmaale begonnen wierdt, doch met eene voor de Nederlanders verfchillende uitkomst. De lafhartigheid, namelyk, van den Graave van torrington, die zich fchandelyk buiten fchoots hieldt, was oorzaak dat de Nederlanders genoodzaakt wierden byna alleen het fpits te Yyyy 3 moeten  ZEESLAG OMTRENT BEVEZ1ER. 755 Naauwkeurlge lyst'of ftaat, waar in 's Lands Vloot zich heeft bevonden, na het gevecht met de Franfchen, op den tienden July 1690. Wegens het Collegie van de Maas. Schout by nacht van brakel, dood, 't fchip Velum, van zestig ftukken, al het rondhout onbruikbaar. Kapitein piet er zon, Maagd van Dort, van zestig ftukken, groote masten ander rondhout reddeloos. —— convent, Provincie van Utrecht, van vyftig ftukken, groote mast en voorfteng reddeloos. Wegens 't Collegie van Zeeland. Vice-Admiraal van der putten, Gekroonde Surg, van twee en zestig ftukken, op bevel verbrand. Kapitein de bok», Cortiene, van vyftig ftukken, Fokkcmast, Want en Bezaansmast onbruikbaar. 1 mosselman, Veere, van zestig ftukken, in zyn rondhout geheel reddeloos. Wegens 't Collegie van Amfterdam. Luitenant Admiraal evektzen, by Kapitein tol, Hollandia , van zeventig ftukken, het roer reddeloos, verfcheide fchooten onder water, doch kan in Zee herfteld worden. Schout by nacht schey, Prinfes Maria, van twee en negentig ftukken, de mast en genoegzaam alles in ftukken, cn in alles reddeloos; heeft vier en twintig duizend en agt honderd ponden kruid verfchooten; honderd en veertig fchooten in het fchip, zo onder als boven water; en honderd en dertig door de Fok, enz. Kapitein van zyl, Reigersbergen, van vier en zeventig ftukken, al het rondhout reddeloos. 1 taalman, Stad en Lande, van twee en vyftig ftukken, zonder Boegfpriet, groote en Fokkemast onbruikbaar. kuiper, Castricum, mede van twee en vyftig ftukken, alle de masten onbruikbaar. > van der zaan, Agatba, van vyftig ftukken, Groote en Fokkemast op veele plaatzen doorfchooten. ■ swa an, Noord- Holland, van vier en veertig ftukken, al het rondhout onbruikbaar. Wegens  736 ZEESLAG OMTRENT BEVEZIER. Wegens 't Collegie van Noord-Holland. Vice • Admiraal callenberg, West - Vriesland, van twee en tagtig ftukken, Groote Mast en Raê onbruikbaar. Kapitein kalf, het Wapen van Alkmaar, van vyftig ftukken, ten eenemaat onbekwaam. 1 Aldus oogefteld in 's Lands fchip Hollandia, omtrent twee en eene halve myl dwars van Bevezier, den elfden July 1600. Zie daar de lyst der fchepen, welke nog in ftaat waren om hunne vlag te volgen, en met dezelve in het gezicht van den vyand het anker te werpen ; veele wierden daarenboven in den flag zeiven vernield, en naderhand vermist, gelyk de volgende aantekening uitwyst. Lyst van 's Lands fchepen, die na het gevecht met de Franfche vloot vernield of vermist zyn. Kapitein van eer go es, het fchip Vriesland, van agt en zestig ftukken, by den vyand, na dat het masteloos gefchooten was, veroverd en verbrand, Schout by nacht jan dik, dood, het fchip Noorderkwar. tier, van zeventig ftukken, op ordre in den grond geboord. Kapitein dekker, 't Wapen van Utrecht, van vier eu zes lig ftukken: gezonken. van der poel, de Maagd van Enkhuizen, van twee en zeventig ftukken, tegens de wal en daarna verbrand. . boord hei, dood, Elswoud, van twee en vyftig ftukken, tegens de wal. _..— snel, de Maas, van tweeën zestig ftukken, onder zeil, draagende naar de haven van Hastings. calis, Tboolen, van zestig ftukken , onder zeil naar 't gat van Reye, Commandeur brahel, Brander, in den grond gefchooten. ■ m u 1 z e v a k g e r , Brander, onder de wal verbrand , zonder te weeten door wat toeval. thams z , Brander, in den brand gefchooten. Aldus opgefteld in 's Lands fchip Hollandia, onder zeil voor de rivier van Londen, den zeventienden July, 1690. (Getekend} C. Evertzen.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGEN WOORDIGEN TYD. No. 92. Hardnekkig en kloekmoedig Gevecht van Schipper Leendert Koene. voerende het Nederlandfche Koopvaardyfchip de Romein » tegens drie Turkfche Roovers, 1691. D e kust van Portugal was zedert eenen geruinleu tyd door de Barbaarfche Zeefchuimers zeer onveilig geweest, zo dat veele fchepen van verfchillenden kndaart in hunne roofzuchtige klaauwen gevallen waren ; en fchoon ook zommige met de grootste dapperheid den Wreeden vyand hadden pnogen af te weeren, was echter hunne overmagtveeltydszo groot,dat zelfs de kloekmoedigfte genoodzaakt wierdt te bukken. Het gebeurde echter zomwylen, dat 'er iemand gevonden wierdt, die gelukkig genoeg was hunne overmagt te trotzeeren , cn den roem der overwinning weg te draagen : hier van hadt een Portugeesch fchip, eenige weinige maanden te vooren, een trelfelyk voorbeeld gegeeven , als hebbende zich,geduurende eenen geheelen dag, tegens vierMgtelynfche Roovers, verdedigd, en dezelve genoodzaakt Z z z z met  733 GEVECHT TEGENS DRIE met fchande de vlucht te neemen. Niet minder dapper gedroeg zich de manfchap van den Nederlandfchen Schipper leende rt koene, welke het tegens drie deezer Roovers met eene verbaazende kloekmoedigheid eenen ganfchen dag uithieldt, en behouden te rug kwam. Op de hoogte van Barles namelyk gekoomen zynde, wierden zy drie Turken, die hen najaagden , gewaar, van welken de cerfte, die zes en veertig ftukken voerde , al ras na genoeg kwam , om van dezelve gebruik te maaken. Hy gaf terftond aan de Romein de volle laag; de tweede, die vier en dertig, en de derde, die agttien ftukken kanon op hadt, volgden terftond het voorbeeld van hunnen roofgenoot; zo dat zich de Held leendert koene in weinige oogenblikken van hen omringd, en niets anders te gemoet zag, dan of in den grond gefchooten, of, na verlies van alles, tot eene eeuwige flaaverny verweezen te worden. Met den grootsten heldenmoed beflooten de braave Zeemannen het uiterst te waagen, en te beproeven wat waare dapperheid te wege konde brengen. Tot zesmaalen toe wierdt hun fchip in brand gefchooten , welken zy telkens gelukkig wisten te blusfchen , en tot vyfmaalen toe enterden de Mooren, doch zy floegen ze klockmoediglyk af, en dwongen den Turk, die niet gedood wierdt, met fchande te rug te keeren. Na dat eerst een Matroos, vervolgens de Kapitein, daar na de Oppcrlimmerman dood gefchooten, en eindelyk ook de Oppcrftuurman zwaar gekwetst was, nam dirk monsesz., een Matroos,het commando tusfehen deks op zich , en vocht met gelyke heldhaftigheid als voorheen gefchied was, tot dat nog twee van de drie Roovers hen op nieuws poogden te enteren, en reeds veel volks overvvierpen. Thans ont- ftondt  TURKSCHE ROOVERS. 73S> ftondt'cr het wreedste bloedbad dat men zich verbeelden kan, en dewyl de meeste van de manfchap gekwetst waren, fpraken zommige van zich over te geeven; doch dirk monsesz. befloot met den Conftapel zich liever met twee vaatjes kruid in de lucht te laaten vliegen , dan zich aan de flaaverny van die honden te onderwerpen. Om derhalven nog eene uiterile pooging te waagen , bragten zy twee ftukken naar vooren, en fchooten den Turken zodanig in de boeg, datzy, indien ze niet in den grond wilden, genoodzaakt wierden af te houden, en eindelyk fchandelyk te vluchten. Dit gevecht duurde van 's morgens ten agt tot 's avonds ten zeven uuren. De Romein was, gelyk men denken kan, deerlyk gehavend. Van de Hut, de Kajuit, de Zeilen, het loopend Want, en wat dies meer zy, was niets geheel gebleeven, en van de geheele Equipagie Hechts elf man, zo Officiers ais Matroozen, gezond, zynde de andere, of in de woede van het gevecht gedood, of gekwetst. Het verlies der Turken , zo aan hunne fchepen als aan hunne manfchap, was zeer aanmerkelyk, zynde het getal hunner dooden en gekwetsten op drie of vier honderd gerekend , het welk te waarfchynelyker is , door dien een der Mooren , welke gevangen genomen wierdt, verklaarde, dat, toen hy onder 't enteren over kwam, reeds meer dan honderd dooden op zyn fchip gevonden wierden. De braave Helden brachten, zo veel mogelyk, hunne reddelooze masten en zeilen weder in orde, vervolgden hunne reize, en volbrachten ze gelukkig. Zzzz % Dapper  en NEDERLANDSCHE VLOOTEN. 743 voogd, om de Engelfchen aan te tasten, eer zich de Nederlanders met hen vereenigden. Dan de wind ondertusfchen Oostwaards keerende, wierdt de Heer de tourville door denzelven Vertraagd om de bevelen van zynen Meester uit te voeren, terwyl de Nederlanders hier door gelegenheid verkreegen om naar het Kanaal te ftevenen, en de lang gewenschte vereeniging met de Engelfche Vloot gelukkiglyk te volbrengen. Op den agt en twintigften van Bloeimaand ftak de Vereenigde Vloot, onder bevel van den Engelfchen Admiraal, uit de Baay van St. HelenainZee, en dewyl men de vyandelyke Vloot opzocht , kreeg men haar, met het aanbreeken van den volgenden dag , omtrent zes mylen van de Kaap Barfleur , in het gezicht. De Voortocht der Franfche Vloot , of het wit Esquader, aangevoerd wordende door den Marquis d e amfreville, beftondt uit veertien fchepen; de middeltocht, of het wit en blaauw Esquader, ftondt onder bevel van den Graave de tourville, en was uit zestien fchepen zamen gefield; de achterhoede, welke de blaauwe vlag voerde, wierdt geleid door den Heer gobaret. Van de Vloot der Bondgenooten hadden de Nederlanders , onder den Admiraal van almonde, den Voortocht; de Admiraal russel geboodt den middeltocht , die de Roode Vlag liet waayen; de achterhoede , of de blaauwe vlag , ftondt onder den Admiraal asleby. Van weerskanten wierdt terftond alles tot den flag gereed gemaakt, de wind echter, die eerst eene topzeils koelte woey uit den Zuidwesten , verflapte langzaamerhand , en was oorzaak dat de Vlooten niet voor tien of elf uuren aan eikanderen kwamen. Het  ?4+ ZEËSLAG t3gen de FRANSCHEN. Het Esquader onder den Vice - Admiraal gerrit kallenberg was het eerfte, dat met de voorfte Franfche fchepen het gevecht begon ; het zelve was zeer geweldig en duurde meer dan zeven glazen , tot dat eindelyk de vyand , aan alle kanten reddeloos gefchooten , cn een zyner fchepen hebbende zien zinken , begon af te wyken. De Nederlandfche Helden zagen dit met te grooter leedweezen aan , doordien de ftilte hen verhinderde hunne overwinning volkomen te maaken , en de vlugtendert te vervolgen. Ondertusfchen hadt ook, omtrent ten zelfden tyde, het gevecht van het vyandelyk Hoofd- Esquader , on» der den Heer de tourville, tegens de achterfte Nederlandfche fchepen , en liet Gros der Engelfche Vloot, onder gebied van den Admiraal russu, een' aanvang genomen, en wierdt met zo veel hevigheids vervolgd, dat in weinige oogenblikken de lucht zodanig met rook bedekt was, dat men geene voorwerpen meer op eens kabels lengte kon onderfcheidén : dit duurde omtrent vier geheele uuren, wanneer de Franfche Admiraal, na de fchoonfte proeven van dapperheid te hebben gegeeven , en na dat zyne groote raê van boven neder was gefchooten , zich genoodzaakt vondt, het gevecht te verlaaten. Hy liet zich , door dien dc wind flaauw en zyn fchip deerlyk gehavend was, door zyne floepen wegfleepen. ('t Vervolg en Slot op den volgenden Namer.)  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af tot OP den tegenwoordigen tyd. No. 93. Zee/lag van de Vereenigde Engelfche en Nederlandfche Vloot , onder de Admiraalen Rus fel en van Almonde, tegens die der'Franjchen, onder den Graave van Tourville, omtrent de Kaapen la Hogue en Barfleur, op den negen en twintigften van Bloeimaand des jaars 1692. ( V Vervolg en Slot van den voor gaanden Numer.) Op het gezicht dat de Admiraal de tourville, een man die ieders achting om zynen heldenmoed verdiende, de vlugt nam , volgden de fchepen van zyn Esquader dat voorbeeld, en zetten alles by wat hen van het gevecht verwyderen konde; 's avonds echter omtrent zes uuren, wanneer de wind naar het Oosten geloopen was, vervielen zy in het Aaaaa Blaauw  746" ZEESLAG van de ENGELSCHE Blaauw Esquader der Engelfchen, en raakten met het zelve op, nieuws in eenen zwaaren, ftryd, welke tot omtrent elf uuren des nachts voort duurde, tot dat zy eindelyk in de grootfte verwarring dwars door de En» gelfche vloot heen floegcn, om zich door de vlugt te redden. In deezen laatften flag hadt hun Esquader zeer veel gelecden, en kort daar na zag men drie hun» ner fchepen in de lucht vliegen. De mist en duisternis van den nacht lieten niet toe den vyand verder te vervolgen; 't bleef ook den geheelcn tyd ftil; doch met den ochtend van den dertigflen van Bloeymaand blies de wind wakker op, uit den Oost Noord Oosten. De vereenigde Vloot , zich toen omtrent de hoogte van Kaap la Hogue bevindende , zag die der Franfchen , omtrent twee mylen van zich, en maakte'er terftond jagt op; doch eene zeer fchielyk opgekomene ftilte was oorzaak, dat de Vlooten toen niet aan eikanderen kwamen. Men wierp derhalven het anker, om niet door den ftroom te rug gedreeven, noch van den Vyand verwyderd te worden ; doch lichtte echter het zelve weder tegens 's avonds ten elf uuren , wanneer men geduurende den nacht, by den wind, voort zeilde, zo veel men konde. Des anderen daags week het eene gedeelte der Franfche vloot verder in het Ras van Aldernay, terwyl het andere gedeelte naar den wind zeilde, en in het Westen ging  en NEDERLANDSCHE VLOOTEN. 747 ging ankeren. De Ridder john asiiby, Admiraalder Witte Viag, wierp, benevens de fchepen ede het verst voor uit waren, en die der Nederlanders, mede het anker uit, om de beweegingen van den vyand gade te Haan, en denzelven, indien de gelegenheid gunftiger mogt worden, aam te tasten, 'sMorgens, omtrent agt uuren, kreeg de Admiraal russel onder den wal wederom eenige Franfche fchepen in het gezicht, liet daar op terftond zyn anker kappen , en fein doen aan zyne byhebbende fchepen om zyn voorbeeld te volgen, ten einde deeze fchepen, die wegens den Merken Mroom genoodzaakt wierden het Ras van Aldernay te verlaaten, te vervolgen; doch den Ridder de la valle, zynen Vice - Admiraal , liet hy met eenige fchepen achter, om de vyandelyke, die in de Baay Cherborough geloopen waren, te bezetten, terwyl hy zelf, zonder uitftel, jagt' maakte op de fchepen, die hunne behoudenis zochten in de Baay van la Hogue. Op den eerften Juny vervoegde zich dc Ridder ashby wederom by den Admiraal russel, en bracht eenen Brander, welken hy den vyanden hadt afgenomen, met zich, zonder de vyandelyke fchepen, welke hy vervolgde , te hebben konnen achterbaaien , dewyl zy hunne wyk naar de klippen van de Eilanden Aldernay, Jernfey en Gernzey, genomen hadden. Gelukkiger cn . Aaaaa 2 met  74* ZEESLAG van de ENGELSCHE met veel grooter voordeel volvoerde de Ridder de la valle zyne onderneeming; hy zondt namelyk eene floep met eene Witte Vlag naar land, om deu vyanden aan te zeggen, dat zy hunne gekwetften, welke zich in de Engelfche fchepen bevonden, zouden koomen af haaien; doch dewyl zy zulks weigerden , liet hy den brand fteeken in drie der fchoonfte fchepen van de geheele Franfche vloot. Dit ongelukkig lot namelyk trof le Sokil Royal, een zeer kostclyk fchip , dat honderd en tien metaale ftukken kanon voerde. en dooiden Heer de tourville ze!ven als Admiraalfchip was gebezigd geweest; l'Admirable,van honderd ftukken, van den Heer de beaüjeux; en k Fort, van zestig ftukken, onder bevel van den Heer de la rougere. De Franfche vloot, die dus hier en daar verfpreid lag, en voor een groot gedeelte dcerlyk was gehavend , wierdt ondertusfchen onophoudelyk door afgezondenc Esquaders van de Vereenigde Vloot vervolgd. Op den tweeden Juny waren de Ridders ashby, de valle, en verfcheide Nederlandfche Kapiteins , die geen gering deel hadden in de behaalde overwinningen , wederom by den Admiraal russel, die, gelyk gezegd is, over de ganfche Vloot het bevel voerde, gekomen,liggende by la Hogue ten anker, werwaarts de Franfchen wederom uit de klippen van Aldernay enz., welke eene niet al te veilige fchuil-  en NEDERLANDSCHE VLOOTEN. 74£> fchuilplaatze uitleverden, geweeken waren. De Admiraal , dus zyne magt wederom verfterkt ziende, gaf bevel aan den Schout by nacht r o o k e , om met eenige fchepen van den derden en vierden rang, benevens zes Branders , en veele Barken en Sloepen, naar den vyand te wenden, en denzelven alle mogelykc nadee toe te brengen, 's Avonds, omtrent zes uuren, waren deeze afgezondene by het land gekomen, en maakten een onophoudelyk vuur op de daar liggende Forten en fchepen; doch dewyl zy niet digt genoeg naderen konde.i, befloot men in den beginne de Branders door de floepen te laaten voortroeyen ; maar men veranderde dra van voorneemen , en dc floepen zelve wierden, wel gewapend, op den vyand afgezonden. Dit gefchiedde 's avonds omtrent negen uuren, en wierdt zo gelukkig uitgevoerd, dat zy, voor dat de nacht aankwam, nog zes groote fchepen, waar onder vyf driedekkers, in brand ftaken. Een ysfelyk gezicht voorwaar voor de menfehelykheid , doch een fchoon vreugdevuur voor zegepraalendc Oorlogshelden! Dan het bleef hier niet by; dezelfde floepen, haaren tocht vervolgende , verbrandden 's anderen daags morgens nog tien vyandelyke fchepen, waar onder vier van veertig of vyftig, doch de meeste van zeventig tagtig en honderd ftukken kanon. Een diergelyk ysfelyk lot ondergingen ook veele Koopvaardyfchepen en andere kleinere vaartuigen, en Aaaaa 3 nim-  754- GEVECHT tegens DRIE De Heer van der zaan was by de onbezeildfte fcliepen vry verre achter uit,weshalvende Heer taalman, onkundig of het vrienden of vyanden waren, "zyn Marszeil op dc Steng liet brasfen, ten einde hem in te wachten. De gemelde drie fchepen, welke Engelfche Geuzen en Vlaggen lieten waayen, kwamen ondertusfchen nader, en gaven redenen om te twyffelen of zy niet wel Franfchen zyn mogten. DeCapitein tulman derhalven, zyne floep en boot uit hebbende laaten ' zetten, maakte zyn fchip tot tegenweer gereed, en wendde het voor den wind naar den Beer van der zaan, terwyl de Koopvaardyvloot vast voortdreef. Omtrent een uur na den middag waren de drie Oorlogfchepen zo naby die der Nederlanders gekomen, dat men hen toe roepen en' vraagen konde, van waar zy kwamen? doch het antwoord , 't welk men daar op ontving , ondekte maar al te duidelyk dat het vyanden waren: want, na dat zy de Engelfche Vlaggen geRreeken, en Franfche in derzelver plaatze hadden laaten ophyzen, saven zy terftond de volle laag uit het kanon en de musketten. De Heer taalman vermaande derhalven zyn Volk, om ook nu hunne gewoone dapperheid 'te toonen,en beantwoordde den vyand met den grootftcn heldenmoed; zesmaalen was hy hem reeds voorby gezeild, wannaer hy zag, dat het fchip van den Heer van der zaan, die zich geduurende den tyd van zes glazen op de braaffle wyze verdedigd haclt, voor den wind afliep, en korten tyd daarna veroverd wierdt. Dit gezicht gaf eene groote verflagenheid onder het volk, doch de dappere Bevelhebber wist hunnen moed te doen herlecven, en zeilde nog twee maaien, onder een onophoudelyk fchieten van weêrskanten, den Vyand voorby. Ondertusfchen  FRANSCHE OORLOGSCHEPEN. 7$$ fchen hadt de Nederlandfche Kapitein de twee Franfche fchepen , die hem aangevallen waren , zo reddeloos gefchooten, dat zy hem verlieten, en niet meer vei richten konden dan heen te dryven, of voor den wind af te lenzen, Het derde Franfche fchip, midlerwyl bezig geweest zynde met twee of drie Koopvaarders te veroveren, kwam hierop met volle zeilen op hem aanzetten, en tastte hem met alle woede aan, waar tegens zich de Held wederom kloekmoediglyk verdedigde. Eindelyk kwam ook het eerfte fchip, waar tegens hy langen tydgeflagen hadt, hem ten tweedenmaale aanboord liggen, zo dat hy thans een aan bakboord en een aan ftuurboord hadt. In deezen uiterflen nood poogde hy wel eenige ftukken kanon achter uit te krygen, om de Vyanden, die zich zomwylen achter hem plaatftcn, te befahieten; doch kon dit niet werkftellig maaken, doordien hem hiertoe de gelegenheid ontbrak. Ondertusfchen was de dyning der zee zo groot, dat het water, door het flingeren van 't fchip , aan den bovenkant der poorten inftortte, en aan de andere zyde weder üitfpoelde , en zelfs verfcheide ftukken van bak-aan fluurboord wierden gefnieeteri ; waar door men, om 't gevaar van zinken te ontgaan, verplicht wierdt het gefchut in te haaien en de poorten te laaten vallen. De Zon was thans reeds ondergegaan, en dewyl het laatst gekomen Franfche fehip met den boegfprict over de gallery lag , en .'er geene uitkomst te wachten was , begon het Volk om kwartier te roepen , en dus viel ook dit fchip eindelyk, na de dapperlte verdediging, in de magt der vyanden. De fchepen die den Heer ta alman veroverden, waren genaamd Se Moderé cn Ia Perk, van vyftig ftukken en drie honderd en vyftig man, geBbbbb a voerd  y$6 GEV. tegens DRIE FRANS. OORLOGSCHEP. vocrd wordende door den Ridder de fourbin en den Heer d' evry. Het fchip van den Kapitein van Der zaan, die-reeds in den beginne van het gevecht met drie musketkogels gekwetst was geworden, en kort na zyne verovering overleedt, hadt voor den Ridder saugier, de het Oorlogfchip le Maure, van gelyke grootte, voerde, moeten ftryken. De braave verdediginghunner geleiders hadt aan de Koopvaarders gelegenheid gegeeven, om genoegzaam alle te ontvluchten , en in Engeland binnen te loopen, zo dat 'er niet meer dan twee of drie in des Vyands banden vielen. Gevecht  GEV. tegens VIER FR. OORLOGS. 75? Gevecht van den Kapitein Broeder tegens vier Franfche Oorlogfchepen, op den vyftienden en zestienden November des Jaars 1692. D c dappere Kapitein broeder, van wien wy reeds voorheen melding gemaakt hebben, was met een Convooy van omtrent zeventig fchepen, op den agtften November , uit de Zond vertrokken, en hadt het zelve tot aan het Zand geleid , wanneer hen, 's middags van den vyftienden , een fchip in ly ontmoette 't welk eene Engelfche vlag liet waayen , doch genaderd zynde , deedt vermoeden een der Vyanden te zyn. 's Nachts in de Hondewacht hoorde men tweemaalen fchieten, 't welk, fchoon niet met fcherp gefchiedende , echter als geen goed teken wierdt opgenomen , gelyk het ook by de uitkomst bleek niet geweest te zyn ; want met den dageraad vertoonden zich te loefwaarts drie andere fchepen , twee groote van meer dan veertig ftukken , en een klein van agtüen of twintig. De Heer broeder, die een fchip van veertig ftukken voerde, en verzeld was door de Kapiteins cornelis hogenbroek en du pon * waar van de eerfte het bevel hadt over een FreBbbbb 3 gat  De DEGEN en de PEN. DEGEN. -Fop! Dame Dubblepunt; gy toont veel fchoone gaaven, In puik van Proze en Poëzy; Maat past het u zo hoog te draaven Tot ergernis der braaven. Dat ge u durft Hellen boven my? 't Wordt tyd , fchoon lief, dat ik uwe eigenliefde tuchtig. Myn Vorstlyke Afkomst, zo doorluchtig, Wierd nimmer ïtralfeloos gehoond: 'k Heb lang uw tederheid verfchoond; Maar ga met uw geitel te raade, Eer 't werk zyn Meester loont, 't Geldt nu myne uiterile ongenade. PEN. Heb dank, Baron! het fchynt wel vreemd Dat gy zo veel geduld noch neemt. Men ziet toch fteeds in uwe oploopendheden Een zwier van goede zeden, Iets trefiyks, dat voor 't minst naar eerlyke Armoê zweemt. Zyt gy wat op uw zeer getreeden; Heeft myn vrymoedigheid u wat te veel gefard; Vergeef het me, en verduur die fmart Met uw grootmoedig hart. Elk heefc zyne aangebooren lusten: Gy kent myn aard; ik kan niet rusten. DEGEN. 'k Verbiede u ook het krabblen niet, Noch 't kladden, mits dat gy myn aadlyk recht ontziet. Zie toe ! gy zoudt het duur bekoopen, Zo ge u vervoeren liet .. 'ER.  De DEGEN e» bi PEN. \6% pen. Kortom, ik mag dan noch wel op vergifnis hoopen ? degen. 'k Ben edelmoedig: die 's het (lot. pen. Vermeetle Zot! degen. Iïoc.1 p e re. Zwicht! of 't zal u eeuwig rouwen. Ga met den tyd te raade, en leer uw pligt befchouwen: Op zulke gronden moet gy bouwen, Doorlachte en dappre Baanderheer! De Waerold is zo dwaas niet als weleer, 't Geweld bedwong weleer de Reden, En 't flrekte een Vreemdeling tot eer, De tiranny te voên door buitenfpoorigheden, Ja door gefchondene ccden. Een Erf heer kreunde zich aan wetten, noch aan 't recht, Dat meest aan oproer hing, of aan een blind gevecht, En achtbaar Staatgefchil wierd op 't Schavot belheht. Aan vangen , fpannen, bloedvergieten, Was dc oppente Eer gehecht. Toen mogt uw heldenaard, mat roem dat wit befchieten. Zie toe! die dagen zyn voorby. Men dankt het 's Hemels gunst, en naast de<: Hemel my. degen. Ondraaglyk dier! waar zyn uw zinnen? Gy past op paal noch perk. Gedrocht! wat ge immer moogt beginnen, Moet gy vooraf myn gunst niet winnen ? Wat aanzien hebt gein Mof en Kerk, Als ik niet voor u ftryde, en uw Plakaaten fterk? pen. Verraader! moet ik u niet ftreng en flraf begieren, Met uwe uitheemfche en fchotfche zwieren; Ccccc a Of  'M DeDEGENen de PEN. Of Kerk en Hof en Burgery Waar' 't fpeeltuig haast van uw vermomde taazerny ? Wat zondt ge in die verwarring (paaren? d e g e &, Ik zorg voor Scepters en Altaaren. Maar Burgers...! dat verachtlyk ftof.... De naam klinkt ree is te grof. Dat zeefchüim ftfnkt by Kerk en Hof. Men duldt ze voor *t Altaar. mits du zy blindling knielen. Geen Hof gedoogt oneedle zielen. ten. Wy zien 't 'er (leeds van krielen. Hoe 't zy, het Hof is om den Burgerftaat, Die nimmer billyk wordt verfmaad; En Adel, op de proef bezweeken. Kan door geweld noch looze treken, Veel min door fchendig landverraad, Ooit glorie kweeken Ja, de Adel, die zyn plig: vergeet.,. d e g e n. Heeft noch iets godlyks, dat gy 't weet Al is 't u leed. r e K, Iets dat elk vry gemoed zal vloeken. d e g n n. Cy fcliimpt veelal uit donkre hoeken , By muffe boeken, Op glansfen en bekoorlykheên, Waartoe dc weg, Madam, u glad is afgefoeéo, pen Voor my (taan duizend wegen open , Daar gy angstvallig op moet hoopen. Berooide Vrind! Men kleeft uit nood aan uw bewind, Daar ik uit liefde toegang vjad, d e-  De DEGEN en de PEN. 765 degen. Zo ftaat het u zeer fchoon, dat ge alles durft bedillen. p e n, Ik heb myn ernst, en ook myn winterfehe Avondgrillen. Maar dus, terwyl men boert en lacht, Om flechts den traagen tyd te fpillen,Wordt menigmaal groot nut betracht. d e g f. n. En groot bederf, door wulpfche zeden , Die gy blanket, eu geestig weet te kleeden, Te kleuren met een fraai vernis, Waarvan de reuk vergiftig is. pen. Hoor toe: 'k bén niet gewoon, gelyk een Mof, te zwetfen. •k Wil u in 't kort myn Pro eu Contra fehetfen. Uwe Excellentie zette vry, Haare Adeiyke hoovaardy, Vooral dees grimmigheid, zo lang wat aan een zy. degen. Mejuffer, 'k moet noch orde Hellen Op meer dan drie dozyn Duellen, Dies maakt het kort. p e n. Duellen, Snoeshaan! Gy? degen. Duellen, fnoode Feeks! jazeker, dat voegt my. pen, Ei! wil het niemand meer vertellen. :t Pistool is nu aan de eerde keur In alle affaires van bonneur ; En dag op dag ziet gy met recht verfrnaaden Uw kart en terts, en weidfche flankónnaden» Die haaien nu geen roem in top. Men fchiet elkandren door den kop : Dat 's aadlyk fpel; dat laat zich rustig hooren. Ccccc 3 Gy  766 De DEGEN en de PEN. Gy hebt uw waardigheid verlooren, Zodra die Mode is door de Britten ingefteld. Dies gaf u beest, en ruim dat veld. degen. Ik zweer . . ! PEN. Ik heb u lang een dageraad gezwooren. Wat zweert uw Hoogheid , zo vol tooren? degen. Gy zult gekratst, gevild, doorpriemd, gekorven, en . . . pen. Gy weet dat ik Onfterflyk ben. En elk weet dat uw Naam , om niet te derven , .Van my de zegels moet verwerven. degen, De zegels der Onflerflykheid ? pen. Van myn geringe hand, tot uwen dienst bereid. degen. Rampzalige ! pen. 61 Laat af van fchelden. Patroon, daar ben ik thuis , trots duizend Helden. Maar 't roer in ly, vlak tot de hoofdzaak, eins voor al; En daar meê peis of kryg, wat u believen zal. Ik wil myn feilen niet verbloemen: De naakte waarheid is te fchoon; Geen zwart wordt wit, hoe zeer wy 't roemen. Gemaaktheid flaat een valfchen toon. My wordt zointyds 't gebrom gewecten Van Redenaars en Bniodpoëeten , In 't dof geknield om gmist of loon, Omtrent een haatelyken troon. Ook fchyn ik 't Onrecht toe te laate i, Als Prokureurs en Advokaateu De  De DEGEN t» de PEN. 76? De onnoozelheid van Weeuw en Wees Berooven zonder fchaamte of vrees, In weerwil zelfs van myn Plakaaten. Ik dien ook de Artfen menigmaal Tot merklyk voedftl van de kwaal, Tot dat de Dood het leed bepaal'. Maar wie kan tegen 't Misbruik waaken, Dat inbreuk maakt op alle zaaken, Om dat het menschdom weinig deugt, En zich in dwaasheid meest verheugt? Hoor nu 't Gebruik : ik koester fraaie Kunsten; 't Vooroordeel wordt door my verneêrd; Ik gruw van fnoode gunsten: Door my is 't dat men denken leert, Oneedlen Wellust fchuwt, en 't waar Geluk waardeert. Ik pleit voor goede en wyze wetten, 'k Ontzeg den haviksklaauw zyn roof; Ik zuiver de Eer van fnoode fmetten; Ik doem het heilloos Bygeloof, En, 't geen noch zwaarder valt, de Vleiery ten Hoov'. Als nu -een Hoofdman ons begrimt met trotfe wenken, Meineedig durft 'sLands welvaart krenken, Het een verzuim op 't ander hoopt, 't Palladium verkoopt, Zich diep in dronkenfchap verloopt, En allen, die oneerlyk denken, Door zyn verfoeilyk voorbeeld noopt, Om tot zyn dienst, ten fchimp van wettige Oppermagten, De onnoosle Vryheid te verkrachten: Als gy dit aanziet, zacht cn (lil, Of onderfteunt met looze treken, Om ftraks ge-reeder, naar zyn wil, Uw Meesters naar den ftrot te fteeken: Dan is 't myn zaak den hoon te wreeken, Waardoor men 't lieve Vaderland, Des Vyands prooi, gedoupeld ziet in fchand, Daa  7<58 De DEGENen de PEN. Dan is 't myn hoofdzaak, Hem,en zyn gevolg, te dreigen. Dat recht is my natuurlyk eigen. Die bron wordt nimmer uitgeput, 'k Heb ook, al heet ik zwak, myn ruggeiteun en flut; De Drukpers ïs myn grof gefchut Zy overtreft de zwaarde donders Eu bükfems van uwe achtenveertigponders. Had Rome dat geweer gehad, Toen Cezar opkwam uit Farzalië , als wat wonders, Die Schelm had Rome nooit geplonderd van haar fchat. De item des Volks roemt braave, en breidelt boozeHeeren. Gy, demp uw onbefcheiden Waan: Die wyzen raad veracht, moet door bevinding leeren, Hoe ligt het zei! kan ovefflaan. Ga, Jonker 1 'k heb met u gedaan. (In onzen volgenden Numer verwagte de Leezer de gevegten der Schippers Hendrik Hodorp , en Christiaan Vlies, de een tegen vier, de ander tegen drie Turkfche Roovers.)  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGENWOORDIGEN TYD. No. 96". Kloekmoedig Gevecht van Schipper Hendrik Ho dorp, tegens drie Turkfche Roovers, óp den agt en tvointigften November des jaars 1693. (jTelyk de dapperheid van byzondere lieden even weinig ter vergetelheid behoort gedoemd te worden, als die, welke ten aanzien van geheele Vlooten betoond wordt, zullen wy, daar we voorheen van meer diergelyke voorbeelden hebben gefproken, ook van die zeldzaame kloekmoedigheid gewaagen, welke hendrik hodorp in een gevecht met drie Turkfche Roovers tot veeier verwondering heeft beDdddd toon4  GEVECHT tegens DRIE Gevecht van Sch'pper Christiaan Vlies, tegens drie Algier/che Roovers, op de hoogte van Lisfabon, op den agt tienden Februari des jaars 1694. "V^an den zelfden aart als het voorgaande , en niet minder roemenwaavdig, was de dapperheid van Schipper christiaan vlies, voerende het fchip de St. yan. Hier mede van Amfterdam naar Maltha vertrokken zynde, wierdt hy door drie Roovers aangetast, tegens welke hy zich op de klo-kinoediglle wyze verdedigde. Op den agttienden January namelyk tot op de hoogte van Lisfabon gekomen zynde, ontdekte hy vroeg in den morgènftond drie fchepen in ly , welke Hollandfche vlaggen lieten waayen , en hun best deeden om by hem te koomen. Schipper vlies, met recht vreczende , dat het Roovers mogten zyn , maakte terftond alles tot een gevecht gereed, en zeilde tegens hen aan,dewyl 'er toch geene mogelykheid was, om hen te ontzeilen. Nauwelyks was hy hen tot op een gootelingsfchoot genaderd, of hy flak wederom by den wind, en zeilde met klein zeil met de Vyanden heenen. Deeze ondertusfchen vertoonden zich toen onder hunne eigene gedaante: want de Nederlandfche vlag geftreeken hebbende, fielden zy de Turkfche in dcrzelver plaatze, en wierden gekend voor den Admiraal, Vice Admiraal en Schout by Nacht van Algiers, voerende zestig, vyftig en veertig Rukken kanon. Niet tegenftaande deeze ont-  AL GIERSCHE ROOVERS. 775 ontzaglyk groote overmagt, befloot echter de braave Held zich niet over te geeven, maar tot het uiterfle toe te verdedigen. De Admiraal, die de vlag van boven voerde, was vooruit gezeild, en kwam hem het eerst aan boord. Omtrent ten negen uuren voor den middag enterde hy, en maakte de beide fchepen aan eikanderen vast; het vinkenet echter verhinderde hem om volks genoeg over te werpen , en zich van het fchip meester te maaken. Hy liet wel zes of zeven Turken het groote wantoploopen, doch deeze wierden wel dra door de draaibasfen, die de Nederlandfche Schipper in de Hut en Gallery geplaatst hadt, van boven neder gefchooten. Met de trom, pen van het gefchut lagen zy ondertusfchen tegens elkanderen, en door het he.vig en aanhoudend vuur wierdt eindelyk de Roover zo gansch reddeloos gefchooten, dat hy gedwongen wierdt af te houden; maar nauwelyks was deeze geweeken, of de Vice-Admiraal nam zyne plaatze in, doch met geen grooter geluk dan zyn voorganger: want na een langduurig en wreed gevecht, wierdt ook deeze buiten ftaat gefield om het langer gaande te houden. Vervolgens kwam de Schout by Nacht, en toen ook deeze reddeloos gefchooten was, de Admiraal ten tweedenmaale wederom. Deeze laatfie bleef den Schipper aan boord liggen tot den ondergang der Zon, wanneer hy wederom zo befchadigd was, dat hy verplicht wierdt een einde te maaken aan het gevecht 't welk nu langer dan negen uuren geduurd hadt. Schoon het getal der dooden by dc Roovers ver het grootst was, telde Schippervlibs wel negentien op zyn fchip, en agttien zeer zwaar gekwetften. Wanneer zy van hem weeken, was zyn fchip tot zesmaalen toe in brand ge-  776 GEV. tegens DRIE ALG. ROOVERS. geweest, doch telkens waren de vlammen gelukkiglyk ge» bluscht. Het zelve was ondertusfchen zodanig befchadigd , endoor zo veele grondfchooten getroffen, dat, welke moeite men ook aanwendde, het water geftadig in het ruim aanwies, tot dat het, 's avonds tusfehen negen en tien uuren, met de Stuurboord zyde en Masten op het water neder viel. De grootfte elende volgde derhalven op de uitmun» tendfte verdediging, en de nacht, die op de zyde van het fchip wierdt doorgebracht, terwyl zy aan de baaren en koude waren blootgefteld, was allerverfchiikkelykst. In dit alles ontzonk hen echter de moed niet, maar de floep en boot, daar zy doorfchooten waren, met ftukken van dekens, geflopt hebbende, maakten zy dezelve gereed om weder naar land te zeilen. Zonder eenigen voorraad, zonder Compas, Kaart of Boog, ondernamen deeze Helden, met hunne twee elendige Vaartuigen, de reize, en kwamen, na agt dagen emzwervens, en na dat zy veelen door honger en koude verlooren hadden, eindelyk op den zes en twintigRen aan de Kusten van Portugal, ten getale van zes en dertig, behouden aan.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT Ö» DEN TEGENWOORDIGEN TYD. No. 97. Gevecht van de vereenigde Nederlandfche en Engelfche Floot, tegens die def Franfchen en Spaanfchen, in de haven van Vigos, op den twee en twintigften van IFynmaand des jaars 1702. ï~Ïet ongenoegen zo van deezen Staat, als ook van den Keizer en van het Hof van Engeland, tegens den Koning van Frankryk en den Hertog van Anjou, die tot Koning van Spanje gekoozen was, zo hoog geklommen zynde , dat men den oorlog tegens deeze beide Ryken verklaard hadt, was men van den kant der Nederlanderen , zo wel als van dien der Engelfchen, geduurende dit ganfche jaar bezig geweest, met het uitrusten eener ontzagchelyke Vloot, op welke een bekwaam getal Soldaaten ftondt ingefcheept te worden, om eene landing op de kusten van Spanje te ondemeemen. Eceee 'pe  778 GEVECHT in de HAVEN De dood van Koning wille m hadt deeze uitrusting wel eenigermaaten vertraagd; doch evenwel wierdt dezelve eerlang tot Mand gebracht, zo dat 'er twintig fchepen van rang, onder 't bevel van den Luitenant Admiraal philips van almonde, in Zee ftaken, die zich, in Zomermaand, met de Engelfche vloot, dertig fchepen fterk, vereenigden. In het begin van Hooymaand liep dezelve uit de baay van -St. Helena in Zee , doch wierdt eerlang, door tegenwinden, genoodzaakt in Torbay ten anker te koomen, van waar zy, niet voor den eerften van Oogstmaand, andermaal in Zee ftak. Aan den Admiraal rooke was het opperbevel over de vereenigde Vloot opgedraagen , en de Hertog van ormond geboodt over de Soldaaten , die op een groot getal Vaartuigen waren ingcfcheept. Men ftelde terftond den cours naar de baay van Kadix, en daar kwam de geheele Vloot, op den drie en twintigften. ten anker. De Franfche Oorlogfchepen en Galeyen, die aldaar op de Reede lagen, weeken hier op terftond tot achter de Puntaalen. Men bevondt, dat de Stad, die men gedacht hadt te zullen konnen overrompelen , van volk en voorraad zo rykelyk voorzien was, dat het niet raadzaam geoordeeld wierdt iets op dezelve te onderneemen. Men fleet derhalven twee of drie dagen met te beraad (laagen over 't geene 'er te doen ftondt. Ondertusfchen verftondt men, dat de Inwooners van Kadix hunne beste goederen geborgen hadden in Porto St. Maria, een open vlek, tegens over de Stad, op de vaste kust van Spanje. Men befloot dan om dit Vlek te gaan pionderen, tegens het gevoekjn echter van eenigen,' die oor-  van VIGOS. 779 oordeelden , dat men de Landzaaten behoorde té overtuigen, dat men niet als vyanden kwam, maar alleenlyk om hen van de overheerfching der Franfchen te bevryden, en onder het gebied van het Huis van Oostenryk te brengen. De landing gefchiedde echter op den zeven en twintigften, in de Bulsbaay, digt by Porto St. Maria, welk vlek, benevens Rota en de verlaaten flerkte St. Katharina, wierdt uitgeplonderd. Men onthieldt zich hier eenige dagen, zonder iets meer te onderneemen, dan eenige vruchtelocze aanvallen op de Sterkten in deezen oord; waar na het Krygsvolk, gebrek aan levensmiddelen beginnende te krygen, wederom aart boord ging. Omtrent deezen tyd ontving de Admiraal rooke bericht, dat de Graaf van chateau rena ud, met eenige Franfche Oorlogfchepen, de Spaanfche Zilvervloot, veilig geleid hadt tot binnen de haven van Vigos, op de kust van Gallicie; weshalven hy zich door de Nederlandfche Bevelhebbers liet overhaalen, om derwaarts te ftevenen, en aldaar het geluk hunner wapenen te beproeven. De Vloot, door onftuimig weder en tegenwind opgehouden zynde, kwam op den twee en twintigften van Wynmaand, voor Vigos ten anker, en, hoewel het inkoomen zeer moeyelyk viel, vervolgens behouden in de haven. Het weder was zo deinzig en duister , dat men uit Vigos de Vloot niet ontdekte, voor dat dezelve reeds voor de haven geankerd lag. De Franfchen poogden toen wel, door een hevig vuur te maaken, het inkoomen te beletten; doch men zeilde dezelve , des niettegenftaande, in, tot op drie mylen van Rodondello, alwaar de Franfche Vloot en Spaanfche Eeeee 2 Gal-  ySo GEVECHT in de HAVEN Gallioenen in eene engte lagen, en, zo zy waanden, veilig, onder de befcherming zo van het Kasteel als van de Batteryen, die aan weerskanten der Rivier met gefchut beplant, den ingang, die daar en boven door eenen boom van masten, raês, kabels, ketens, vaten, en wat dies meer is, gellooten was, konden beftryken. . Wanneer de ganfche Vloot geankerd lag, riep de Heer rooke alle de Opperbevelhebbers aan zyn boord, en men befloot, daar toch de geheele Vloot, niet zonder gevaar, tot deeze onderneeming gebruikt konde worden, vyftien Engelfche cn tien Nederlandfche fchepen af te zenden, om dezelve uit te voeren: ondertusfchen zou men deeze met alle de Branders ouderfteunen; ook zouden de Fregatten en Bombardcergaljoots dezelve volgen, terwyl de groote fchepen, in- , dien hier toe gelegenheid mogt zyn, achter deeze laatfte zouden zien door te dringen. Daar en boven befloot men, dat het Krygsvolk 's anderendaags zoude landen , op de Sterkte aan dc Zuidzyde vau Rodondcllo aantrekken , en dezelve aantasten , om vervolgens van daar te gaan ter plaatze alwaar men den vyanden de grootste afbreuk doen konde. Doch dewyl men van de diepte der Rivier geheel onkundig was , vondt men raadzaam, den aanval door de kleinüe fchepen te laaten beginnen, en, om den moed der manfchap aan te wakkeren, op dezelve alle de vlagvoerende Bevelhebbers te plaatzen-. Ingevolge van dit befluit , tradt de Hertog van ormond met groote vlyt en vaardigheid, met omtrent twee duizend man, aan de Zuidzyde der Rivier, zonder eenigen tegenfland, aan land, en trok met  van VIGOS. 781. jnet een groot gedeelte van dezelve recht op de Sterkte aan, welke den ingang der haven, alwaar de boom lag, dekte. Tusfehen deeze en het gebergte vertoonde zich eene groote menigte Franfchen , van zommigen op omtrent vyf honderd voetknechten begroot, welke, na eenige fchermutzelingen, te rug gedreeven wierden, en in de Sterkte hunne wyk namen. Na het bemagtigen der Batteryen weeken de Vyanden in een oud kasteel, of tooren, waar uit zy zich eenigen tyd dapper verdedigden; doch wanneer zy de poort openden, om, gelyk zy naderhand verhaalden, eenen uitval te doen, drongen de Granadiers 'er op in, en overweldigden het. Men vondt hier drie honderd Franfche Mariniers , vyftig Spanjaarden , cn veertig ftukken kanon. Terwyl de Hertog van ormond dus bezig was de vyanden te lande te beftooken, hadt de Admiraal, 's morgens ten negen uuren, het teken gegecven om de ankers te ligten, gelyk terftond gefchiedde ; de linie wierdt gemaakt, en men zeilde op den vyand aan. De voorhoede was ondertusfchen nauwelyks onder het gefchut der Batteryen gekoomen, of de opkoomende ftüte noodzaakte haar het anker wederom te werpen; maar wanneer 'er, 's namiddags, omtrent twee uuren, eenige koelte kwam, kapten die 't naast aan den vyand waren, hunne kabels, andere ligtten hunne ankers, liepen op den vyand aan, en verdroegen deszelfs onophoudelyk vuur , tot dat zy 'aan den boom genaderd waren. De Vice-Admiraal h 0 b s 0 n brak 'er met zyn fchip de Torbay in eenmaal door; doch de andere van zyn Smaldeel, en de Vice-Admiraal van der goes met de zynen deinsEeece 3 den  GEVECHT in de HAVEN den te rug, om met te grooter geweld tegens den boom aan te zeilen. Na dat dezelve eindelyk ten eenemaalverbroken was, wierdt de aanval met de grootste dapperheid begonnen , en, na eene korte doch fchoone verdediging, gelukkig volvoerd, waar toe liet goed beleid der Landmilitie niet weinig mede werkte; want op het oogenblik, dat de fchepen voor den boom gekoomen waren , en de volle laag kreegen van de Batteryen, deedt de Hertog van or m o n d de Sterkte aangrypen, dwong haar tot zwygen, en veroverde ze. In den beginne maakten de vyanden een vreesfelyk vuur; doch nauwelyks waren dc afgezondene fchepen door den boom gekoomen, of de verwarring wierdt algemeen, en ieder zocht zich te redden, of te verhoeden , dat 'er, zo weinig mogelyk, in hunne handen viel. Het Fransch Oorlogfchip de Bourbon wierdt terftond aangetast door den Heer van der go es, en bemagtigd, 't welk zo veel fchriks baarde onder de overigen, dat de Heer chateau R(-,naud bevel gaf, om de fchepen in brand te fteken, te laaten fpringen, of tegens den wal te zetten, op dat zy den Bondgenooten niet in handen mogten vallen. De Engelfchen en Nederlanders deeden hun best om deezen toeleg te verydelen. De eerften bemagtigden vier Oorlogfchepen en zes Gallioénen , de laatften zes Oorlogfchepen en vyf Gallioénen. De overigen verteerden door hun eigen vuur; of wierden door de Engelfchen cn Staatfchen in den grond geboord, zo dat 'er van agt en dertig zeilen niet een ongenomen of onvermeld bleef. De Zilvervloot hadt, naar men rekende, de waarde van  VAN VIGOS. 783 van omtrent twintig millioenen ftukken van agten, in goud en zilver, aan boord gehad, van welken de vyanden omtrent veertien millioenen hadden geborgen; de overige zes vergingen met de Gallioénen, of vielen den Bondgenooten in handen. Van de Koopmanfchappen, die ook op twintig millioenen gefchat wierden , hadt de vyand flechts een vierde gedeelte konnen bergen. De helft van dezelve was vernield, en de overige vierde wierdt alleen tot buit gemaakt. Aanmerkelyk is het, dat deeze geheele onderneeming flechts door vyf Engelfche en drie Nederlandfche Oorlogfchepen,voornaamelyk, wierdt uitgevoerd, alhoewel 'er, gelyk voorheen gezegd is, vyf en twintig fchepen toe verordend waren, en dat dezelve niet meer dan dertien dooden en een'en dertig gekwetsten aan de Nederlanders hadt gekost , zynde op het fchip van den Heer van der cobs, Vice - Admiraal van de Maas, niet meer dan vyf dooden en weinige gekwetsten,. De Engelfchen hadden ook zeer weinige dooden en gekwetsten, en geen der Bondgenooten hadt een eenig fchip verlooren; dat van den Vice - Admiraal hobson, die, benevens van der goes, de eerfte door den boom was heen gebroken, hadt groot gevaar geloopen van verbrand te worden , dewyl een vyandelyke Brander het zelve reeds hadt aangefteeken; defpoedige hulp van den Nederlandfchen Vice-Admiraal hadt het gevolg daar van echter gelukkiglyk weeten voor te koomen. Na deeze roemruchtige overwinning raadpleegde men om met dc Vloot te Vigos te overwinteren, waar toe zommige fcheenen te neigen, zich verzekerd houdende , dat men uit Portugal van levensmiddelen zoude kon-  734 GEVECHT in de HAVEN van VIGOS. konnen voorzien worden. De Admiraal rooke ondertusfchen drong fterk aan op het vertrek der Vloot, en daar op befloot men onder zeil te gaan. De Engelfchen keerden derhalven naar hunne havens, gelyk ook de Nederlanders, en beiden kwamen zy, met roem en buit belaaden, voor het einde van Slachtmaand, behouden te rug. Wordt uitgegeeven te Amfterdam by Petrus CoNRADi,teHarlingenbyV. van der Plaats, en is verder te bekomen onder anderen te Dordregt by A. Blusfé en Z., Rotterdam D. Fis , J. de Leeuw en .?• Bronkhorst, 's Hagc % Thierry, C. Men/in"- C. Plaat, J. C. Gutteling en J. P. Wynants, Delft yl de Groot, LeidenL. Herdingh en B. Onnekink, Utregt Wed J. van Schoonhoven, A. Stuhbe en B. Wild, Hoorn L. Vermande, Middelburg P. Gillisfen en C. Bohemer, Vlisfingen Th. Corhelyn, Weesp y. Houtman, Franeker D. Romar, Leeuwaarden G. Tresüng, G. M. Cabais, A. Siccama, en y. Seydel, en te Groningen by L. Huifingb.  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER Z EE. van de vroegste dagen af tot op den tegen woordigen tyd. No. 98. Hardnekkig Gevecht van den Kapitein Roemer Vlak tegens de Franfchen, op de hoogte van Lisfabon, op den een en twintig ften van Bloeymaand des jaars 1703. 13e LUfebonfehe Koopvaardyvloot , beftaande uit Nederlandfche en Engelfche fchepen, vertrok, op den een en twintigften van Bloeymaand, van de reede dier Stad, cn wierdt begeleid door twee Oorlogfchepen, op welker een, genaamd Maiderberg, en voerende vyftig ftukken kanon, de Kapitein roemer vlak, reeds voorheen beroemd door zyne dapperheid, het bewind voerde, terwyl het ander, van vier en dertig ftukken, door den Kapitein b o-r e e l geleid wierdt. By de banken van St. Ubes gekomen zynde, ontmoetten zy de Koopvaardyvloot van die plaatze, onr der geleide van drie Oorlogfchepen, daar de Kapitein Ff fff fr O.  736* HARDNEKKIG GEVECHT op de fromand, en de Commandeurs teengs en de wit het bevel over hadden, Deeze vereenigde Koopvaarders maakten eene Vloot van honderd en dertig fchepen uit, en hunne geleiders eene van vyf, waar van dat van den Heer vlak het grootfte was. De Graaf van wallensteyn, Ambasfadeur des Keizers, en de Heer kok, Afgezant van den Keurvorst van Meutz, hadden zich by deezen ingefcheept, om met hem naar Nederland te ftevencn;de reize wierdt ook met eenen aangenaamen Avind begonnen. Naauwelyks echter waren zy omtrent tien mylen van land gekomen, of zy wierden van verre vyf kloeke fchepen gewaar, welke nader gekomen zynde, wel dra voor Franfche Oorlogfchepen wierden gekend , die , onder bevel van den Markgraave va?. coTtlegon, uit Brest naar de Straat verordend waren, en aldaar kruisfende, de Koopvaardyvloot ontdekt hadden, en thans beweegingen maakten om dezelve aan te tasten. Het waren zwaare fchepen , die van zeventig tot twee en negenti"ftukken kanon voerden: (traks daarop fchaarden zich de Franfchen in flagorde, en na jein gegeeven te hebben, kwam een ieder van hun op zynen man aan, doch wierden door de Nederlanders, fchoon meer dan eens zo zwak in gefchut en manfchap beide, kloekmoediglyk ingewacht. Het gevecht nam, 's morgens ten elf uuren, eenen aanvang, en duurde tot aan den avond, met eene ongelooffelyke hardnekkigheid van den kant der Nederlanders. Het fchip van den fleer vlak wierdt deerlyk gehavend, deszelfs groote mast overboord gefchooten en zodanig doorboord, dat het weinig tyds na het gevecht te gronde ging. Den braaven Kapitein zeiven wierdt, reeds in het begin van den ftryd, door eenen kanonkogel, de arm weggenomen, aan welke wonde hy vervolgens iJÊBM  HOOGTE van LISSABON. 787 gens zyn roemruchtig leeven eindigde, fchoon hy, na het ontvangen van dezelve, met alle bedaardheid, die men van een' ervaren Zeeheld verwachten kon, zyne hevelen bleef geeven. Den Franfchen Bevelhebber, welke tegens den Heer vlak floeg, was de groote raê van boven neder gefchooten, en ook de andere zodanig getroffen, dat men nim* mer heviger ftryd tusfehen tien fchepen gezien heeft. Eindelyk echter moest de dapperheid der braave Bevelhebbersvoor deal te groote overmagt zwichten, waar toe niet weinig medewerkte, dat de Vyanden, behalven het voordeel van hunne magt, ook nog dat van den wind hadden, en de Nederlanders, door de ftyve koelte, verhinderd wierden, naar behooren gebruik te maaken van hunne onderfle laag gefchut. De braave geleiders wierden dan genoodzaakt oni zich aan hunne Befpringers over te gecven; doch hadden door hunne kloekmoedigheid de Vloot bewaard, zo dat 'er van alle de fchepen, volgens zommige, niet een, volgens andere , flechts drie of vier in de handen der vyanden vielen, hebbende de overige zich in de havens van Portugal geborgen. Ff fff 3 Ver-  r?8 VEROVERING van GIBRALTAR. Verovering van Gibraltar , en daar op gevolgde Zeeflag van de vereenigde Engelfche en Neder, landfche Vl ot tegens de Franfche, voor Mallaga, op den eerften en dertienden van Oogstmaand des jaars 1704. D e Vereenigde Engelfche cn Nederlandfche Vloot, die den Aartshertog kar el van oostenryk , als mededinger naar de kroon van Spanje, in het begin van Lentemaand, te Lisfabon gebracht had , was van daar wederom, onder bevel van den Ridder rooke en den Vice-Admiraal kallenberg, in Bloeimaand , naar de Straat en Middellandfche zee, ouder zeil gegaan, om eene landing omtrent Barcelona te ondernecmen, en zich van deeze Stad te verzekeren. De Prins van Hesfen Darmfiad, die zich op de vloot bevondt, hadt heirhelyfc verhand binnen Barcelona, en verzekerde de Bondgenooten van de genegenheid der hiecste Ingezetenen en van dc Kataloniërs üi het gemeen om Koning kar el te erkennen. Deeze toeleg echter mislukte, eu dc Vloot keerde , na drie dagen vertoevens voor Barcelona, in Hooimaand wederom naar de Straat, wanneer zy, tot op de hoogte van Gibraltar gekomen zynde, het befluit nare, om deeze Stad aan te tasten. Agt honderd man , Engelfche en Staatfche troepen , wierden aan land gezet , die terftond de toegangen ftedewaarts gingen bezetten. Hier op wierdt de Stad uit naam van Koning kar el opgeëischt, cn , op bekomen wei-  VEROVERING van GIBRALTAR. .789 weigerend antwoord , vinnig befchooten uit de 'Esquaders onder de- Schouten by nacht byng en paulus vActf der dussen, en vervolgens door de geheele Vloot. De Kapitein w hit aker, met eenige Matroozen aan land geflapt zynde, was gelukkig genoeg om een groot gedeelte van 's vyands gefchut te overweldigen, en hier duor hunne magt zodanig te verzwakken, dat de Gouverneur, ten tweeden maale tot overgave aangezocht zynde, in geiprek verzocht te komen , en de Stad by verdrag opgaf. Na deeze roemruchtige verrichting zcüde de vereenigde Vloot de Middellandfche Zee wederom in en verfiondt uit de Brandwachten, dat ze de vyandlyke Vloot, fterk zes en zestig Zeilen , onder den Graave van thoulouss, tien mylen boven den wind, ontdekten. Men hieldt derhalven Krygsraad en befloot het Oostwaart van Gibraltar aan te leggen om haar te ontmoeten, en in gevecht in te wikkelen. Om de Vloot te verfterken , wierden 'er duizend Mariniers uit Gibraltar geligt, en dewyl de vyanden des nachts afwendden, zette men alle zeilen by om hen in te haaien, en tot een gevecht te noodzaaken. Op den twee en twintigften deedt men een der vyandlykc fchepen , by Fignecola , ftranden , 't welk , door zyn eigen volk, in brand wierdt geftoken, cn korten tyd daar na in de lucht vloog. Op den volgenden dag zag men geene Brandwachten of vyandlyke fchepen meer, weshaiven de Admiraal, beducht, dat zy, dooi middel van hunne Galeyeu, ten Westen der vereenigde Vloot en de wal mogten poogen door te raaken, Krygsraad hieldt, waar hy beflooten wierdt, het naar Gibraltar te wenden , indien 'er voor den avond geene fchepen vernomen wierden. Op Fffff 3 deu  NEËRLANDS HELDENDAADEN TER ZEE. van de vroegste dagen af tot op den tegen woordigen tyd. No. 99. Verovering van Barcelona, door de Vereenigde Nederlandfche en Engelfche Vloot, op den negenden van fVynmaand des jaars D e Engelfche en Nederlandfche Vlooten, die, gelyk wy voorheen hebben aangetoond, in het voorgaande jaar wederom,voor het grootst gedeelte, naar de Vaderlandfche havens waren te rug gekeerd verfcheenen in het voorjaar des jaars 1705 op nieuws in Zee, en kwamen , onder bevel der Admiraals shovel en almonde, verzeld van vyf duizend man Landtroepen, waar over de Graaf van peterborough het bewind voerde, in Zomermaand, op de Taag, voor Lisfabon, ten anker. Dewyl, gelyk bekend is, het groot oogmerk van deezen oorlog was, om Koning ka rel op den Ggggg Trooa  794 VEROVERING van BARCELONA. Troon van Spanje te plaatzen, en de Prins van hessen-darmstad meende zeker te zyn van de genegenheid der Ingezetenen van Katalonië en Valence, om gemelden Vorst te erkennen , wierdt deeze bewoogen om den tocht, dien men derwaarts voor hadt, in perfoon mede te onderneemen. Koning karel ging, ingevolge deeze verzekering, in Hooimaand, aan boord van het Engelsch fchip the Ranelagh, ftak met de Vereenigde Vloot in Zee, en tradt eerst te Gibraltar aan land, alwaar hy voor wettigen Koning van Spanje erkend wierdt. Van hier voortzeilende tot in de baay van Altea, wierdt hy, met gelyke eer, door de Ingezetenen ontvangen; en een hoop Spanjaarden, in het naaste gebergte, zich insgelyks voor Koning karel verklaard hebbende , maakte zich , ten zynen behoeve, meester van de Had Dcnca. Het was op den twee en twintigften van Oogstmaand , dat de Vloot in de baay van Barcelona ten anker kwam. Eer wy echter met het verhaal, hoe deeze Stad door de Bondgenooten wierdt in bezit genomen, voortgaan, zullen wy van de ligging dier plaatze vooraf eene korte befchryving geeven , om des te gemakkclyker eenig denkbeeld te vormen van de omltaudigheden, welke deeze belegering verzcldcn. Barcelona, een der oudlte Steden van Spanje ,.en weleer eene Volkplanting der Karthagers, aangelegd om de overwinningen der Romeinen, die na het vermeesteren van Frankryk uit Italië overkwamen, en zich ook van Spanje meester wilden maaken , te fluiten, is in eene vlakte, digt aan Zee, gelegen, en van eene haven voorzien, waar in niet dan Galeyen cn kleine Vaartuigen konnen inkoomen. Aan den mond dier haven ontmoet men een  VEROVERING van BARCELONA. 795 een zogenaamde Plattefortné, die met zwaar kanon beplant is , ter verdediging tegen alle vyandiyke aanvallen , benevens eenen tooren, die, in de gedaante eener pyramide gebouwd, tevens tot eene vuurbaak dient. De Stad zelve is geheel verfterkt en omvangen met tien bolwerken , en eenige ouderwetfebe toorentjes. De Graft is op zommige plaatzcu niet zeer diep, en de bedekte weg nog niet geheel voltooid. De Citadel, of het kasteel, Montjonis geheeten , ligt aan de Westzyde op eenen berg, en beheert de ganfche Stad. Langs de gcheeleZeeftreek vindt men een effen en plat land, 't welk vruchtbaar en bebouwd is, wordende door verfcheide rivieren en kanaalen, van het gebergte afloopende, bevochtigd. Omtrent eene myl van de Zee begint zien het land te verhoogen, terwyl verfcheide bergen en heuvelen, op de wyze van een halfrond, (Jmpbitsater vol wyngaarden, lusthuizen en geboomte, eene allerfehoonfte vertooning maaken. Zie daar de befchryving der Stad, zo als ze zich bevondt, wanneer zy door de Vereenigde Vloot wierdt aangetast en veroverd, cn welke verovering op de volgende wyze gefchiedde. Als de Vloot namelyk, op den twee en twintigften Augustus, 's morgens ten negen uuren, voor Barcelona ten anker gekomen was, begonnen die der Stad', van een der bolwerken, dat digt aan Zee gemaakt was, op eenige transportfehepen, die wat te naby aan land waren gezeild, te kanonnceren, doch brachten weinig nadeels aan dezelve toe ; ook maakten de andere bevveeging om hun volk te ontfchepen, Dit konde echter op dien dag niet naar Ggggg a wensen  TWEELEDIGE AANSPRAAK NEDERL ANDERS, , Nederlanders, die, vervreemd van hooflche zeden, Als mannen van verftand , volhardt met vaste fchreeden Op 't glansryk fpoor der Deugd, uw Oudren zo bekend, En Tiranny weêrltaat, die alle pligten fchendt; 't Zy dat ge, in 't Staatsbewind met achtbaarheid verheven , Aan 't jongde Nageflacht een voorbeeld wenscht te geeven Van ongekreukte trouw en onverfaagden moed, In 't onweer dat zo zwaar uit alle ftreeken woedt; 't Zy dat ge in mindren rang, fchoon treflyk van vermogen, Den zwakken Handel (leunt, wiens grondvest wordt bewoogen Door al dat Britsch geweld en Britscbgezind verraad, Waarvan dit tydgewricht zo deerlyk zwanger gaat: Gedoogt dat u myn lier verfchülulgde eer bewyze, U gloriekransfen wyde, uw Raadsbefluiten pryze, En toebreng' wat ze kan, op dat ze u verder noop', Al (lygt uw wakkre vlyt reeds boven alle hoop. Gy andren, hoe genaamd; maar ach! wie noemt u anders Dan laffe, laage, ontaarde en fnoode Nederlanders? Gevloekte pesten vaii dit fchoon Gemeenebest, Verkankerd fchuim, duikt in uw zwaddrig (langennest. Maar neen ! gy hebt uw gal gebraakt, uw gif gefpoogen, Treedt nu, indien gy durft, 's Lands Vaadren onder de oogen. De Vryheid leeft door hen, en praalt in volle kracht: Zo gy noch Staatzucht voedt, ziet waar ze u heeft gebragt. Myn lier , myn hoogfte lust, hoe kuunen uwe klanken De Vaderlyke zorg dier braaven beter danken, Dan niet een bly vertoog van 't onwaardeerbaar fchoöti Der Vryheid, die zich nooit laat kluistren aan een troon? Wie AAN DE NOCH VRYE  Sis GEVECHT tegen TWEE Gevecht van Kapitein Jonas Frederik Overfeld, voerende het fchip de Groote St. Cbristoffei, tegen twee Algierfche Roovers, op den negenden Maart des jaars 1707. D e Algierynen, welke in 't nauwkeurig acht geeven op plechtige verbonden, en 't heilig waarneemen van het recht der Volkeren, de wilden van Europa, de Engelfchen , tot navolgers hebben; de Algierynen, zegge ik , maakten wederom, volgens hun recht van Convenientie , de Zeën onveilig , en verrykten zich, ten koste van andere volkeren, door hunne zeefchuimeryen. Verfcheide ongewapende en weêrlooze fchepen waren de ongelukkige flachtolfers geworden van hunne roofzucht, en veele voorbeelden hadden geleerd, hoe weinig ftaat'er te maaken viel, op de vleyendlte beloften van deezen bedriegelyken en trouwloozen Landaart, De dapperheid alleen bewaarde den braaven Kapitein overfeld,dat hy het getal dier rampzaligen niet vergrootte. Deeze namelyk, in February, met andere fchepen onder zeil gegaan zynde, vervolgde zyne reize gelukkig tot dat fcy op den negenden Maart, op de hoogte van zeven en dertig graaden, dertig minuten, ruim twintig mylen van de wal gekomen zynde, twee fchepen ontdekte, die hem, toen van het Convooy afgefcheiden, zochten by te koomen. Onkundig wie dezelve zyn mogtcn, deedt hy echter alles op zyn gewapend Koopvaardyfchip, de frroote St. Christoffèl, in gereedheid brengen , wat 'er tot eene  8i6 GEV. tegen TWÈE ALG.ROOVERS. gekend, waar van de een, voerende Tiet fchip de groott Zon van Algiers, van zes en vyftig, en de andere van zes en veertig ftukken kanon voorzien was. Na dat zj omtrent een uurfchutgevaarte gehouden hadden, wierdt het dood ftil, waar door de Turken gelegenheid kreegen om den Nederlander op zyde te leggen, en met het derde glas in de dagwacht zo na aan bakboord by te komen , dat zy enteren konden. Omtrent anderhalf glas duurde deeze pooging om volk over te werpen; doch hier in wierden zy zo kloekmoedig tegengeftaan, dat zy gedwongen wierden af te houden. Zy bezochten het echter ten tweeden maale aan fluurboord; doch, fchoon zy geduurende drie glazen in dit hun hardnekkig voorneemen bleeven volharden, en 'er van weerskanten vreesfelyk gevochten wierdt, met geen grooter geluk dan te vooren: want na vyf en veertig man verlooren, en verfcheide grondfchooten ontvangen te hebben, moest de Algieryn zyne prooy verlaaten, en , om niet te zinken, krengen. Van deezen dus ontflagen kwam de tweede op nieuws aan boord van den Heer valk, en herhaalde ook tot twee maaien toe zyne pooging, om het fchip , door enteren, te overweldigen; dan hy wierdt insgelyks met heldenmoed afgeflagen niet alleen , maar ook genoodzaakt de vlugt te neemen. Eene zo dappere verdediging verdiende ongetwyffeld een beter lot, dan 't geen deeze braave Helden te beurt te viel: want kort nadat hen de Roovers verlaaten hadden, ont ■ dekten zy, die flechts dertien man meer aan boord hadden , welke gezond waren, eenen zo ysfelyken brand in hun fchip, dat zy gedwongen wierden het zelve te verlaaten , en met de boot te vluchten. De Turken, dit ziende, zonden drie barkasfen op hen af, om zich van de manfchap meester te maaken; doch ook de handen van deeze ontfnapten zy gelukkig, en kwamen behouden te Marfeille aan.  N E ER LANDS HELDENDAADEN TER ZEE. VAN DE VROEGSTE DAGEN AF TOT OP DEN TEGENWOORDIGEN TYD. No. 102. Gevecht 'san den Heer Salomon Dedely den jongen , tegen zeven Enge'fche Schepen, op den vyf en tvcintigften van Oogstmaand des jaars 1762. De Vrede , in het begin deezer Eeuw, tusfehen Nederland en de andere Oorlogvoerende Mogendhc3 den geflooten , bleef ongefchonden , tot dat 'er, inde jaaren 1745 en 1746, nieuwe onlusten reezen tusfehen dit Gemeenebest en den Koning van Frankryk, van welke niemand , ten zy geheel onkundig in 's Lands gefchiedemsfen, de gevolgen onbekend zyn. Ter zee ondertuslchen viel 'er niets van eenig belang voor ; want fchoon de Nederlandfche Koopvaardyfchepen , van tyd tot tyd, door de onderdaanen der oorlogende Mogendheden , byzondcrlyk de EngelKkkkk fchen,  8i8 GEVECHT van S. DEDEL tegen fchen , groot nadeel leeden, was echter nimmer hieruit eenige daadelykheid ontdaan , dewyl zy alleenlyk de weerlooze en ongewapende vaartuigen aantastten , en ztilke,dïe onder geleide van de Viag van deezen Staat zeilden , ongemoeid lieten. Geduurende veele jaaren hadt men zich, öp onderfcheiden tyden, over deeze roof- en plonderzucht der Engelfchen te beklaagen, terwyl de jaaren 1756 en 1757 daarvan inzonderheid zeer onaangenaame voor» beelden opleverden; doch nimmer hadden de Engelfchen aan hunne trotsheid eenen zo ruimen teugel gevierd, of ze hadden ten minden altoos infehyn de plechtige verbonden en het recht der Volkeren geëerbiedigd; maar in den jaare 1762 lichtten zy het masker af, en zochten, door den geest van de vervlocktde hoogmoedigheid en heerschzucht aangeblaazen, zelfs de Vlag van den Staat aan hunne willekeurige en diefachtige grilligheden te onderwerpen. Deeze bedrieglyke Bondgenooten namen ingevolge hier van het befluit, om de fchepen van het Gemeenebest, het zy met, het zy zonder geleide vaarende, te onderzoeken, en gaven de eerde proeve hier van, op den vyf en twintigden van Oogstmaand des jaars 1762 , wanneer eenige Koopvaardyfchepen, onder geleide van één Oorlogfchip, hunne reize ongedoord meenden te vervorderen. De Bevelhebber, wien het bewind over dit fchip, de Dankbaarheid genaamd, was opgedraagen, en die de Koopvaardyvloot, uit vier fchepen be-  tegen de ENGELSCH EN. 827 Staat afkondigde, en denzelven dus noodzaakte, om ook van zynen kant eene Oorlogsverklaaring tegen dat Ryk in het licht te geeven. Alhoewel een Vredebreuk van den Brit reeds langen tyd was vooruit gezien, cn van kundigen voor onvermydelyk gehouden, was echter de Zeemagt van dit Gemeenebest, die in zich zelve zwak was, nog daarenboven verfpreid, zynde van tyd tot tyd enkele Oorlogfchepen, of naar de Middellandfche Zee, of naar de West - Indien gezonden, zo dat 'cr geen Esquader van eenig belang in gereedheid was, om iet tegens den trouwloozen Engelschman te onderneemen. Behalven de menigvuldige Koopvaarders, met welke de Zee als bedekt was, en die eene waardye van meer dan vyftien millioenen guldens uitmaakten; behalven de enkele Oorlogfchepen, die men, gelyk gezegd is , naar Zee hadt afgevaardigd, waren nog twee Oorlogfchepen, op den vyf en twintigften December des Jaars 1780, en dus eenen daglaater, na dar men van het vertrek des Engelfchen Gezants, in 's Hage, kennis hadt, op hoog bevel, voor de Maas, in Zee ge* loopen, terwyl ter zelfder tyd, het fchip der Oost - Indifche Maatfchappye, de Vrouw Catharina Wilhebnina, onder bevel van den fchipper van pro yen, om voor de kamer Rotterdam naar Batavia te ftevenen, zyne ankers ligtte, en de reize begon. Geen van deezen was tegen de toen reeds bekende Vredebreuk gcwaarfchuwd, en dus was men met reden beducht, dat dezelve den vyand in handen zouden vallen. De Kapitein j. s a t i n c k , die 'er een van was, Lllll 2 e»  8a8 GEV- van SATINCK en VOLBERGEN en voor de Maas was uitgeloopen, voerde dc Prinfes Carolina van vyftig ftukken kanon, en was naar Lisfabon beftemd,' de Kapitein a. j. van volbergen, de tweede, hadt het bevel over het fchip Rotterdam, dat, gelyk de Prinfes Carolina, ook vyftig ftukken voerde, cn met drie honderd koppen bemand was, moetende, volgens zyne orders, naar.de West -Indien de reize aanneemen. Gelukkig raakten deeze fchepen in Zee,• doch de Heer satinck was naauwelyks in het Kanaal , omtrent Calais , gekomen, of twee Engelfche Oorlogfchepen, Rellonu en Marlborough, ontmoetten" hein, cneischten, dathy zich aan hen zoude overgeeven. Schoon onkundig, dat de oorlog tusfehen de beide Staaten verklaard was, vondt echter de braave Kapitein deeze behandeling der Engelfchen zo gewelddaadig, dat hy niet alleen niet befluitcn konde, om hunne trotsheid in te volgen, maar integendeel, niet tegenftaande hunne overmagt, alles in gereedheid deedt brengen, om deezen aanval met kloekmoedigheid te wederftaan. Omtrent een half uur hadt zich de Heer satinck met allen lof tegen den vyand verdedigd , wanneer deeze hem voorflocg, om het gevecht te ftaaken, cn hem naar eene Engelfche 'naven te volgen. De Nederlandfche Kapitein, voor wien de Engelfchen zorgvuldig verhorgen hielden , dat het oorlog was, ftemde in deezen voorflag, niet andersdenkende,dan dat de fchending van 't recht der Volkeren, in het voorgaande jaar den Graave van byland aangedaan, thans in hem vernieuwd wierdt;: zyne verbaasdheid der-  334 GEVAARLYKE TOGT vak waarheid , die zo algemeen is aangenomen , dat ilc aan het doorzicht myner Leezeren te kort zoude doen, indien ik dezelve verder wilde trachten te bc> toogen. De dankbaarheid verbiedt ons derhalven te zwygett van hen, die door den vyand, als 't ware, ingeflooten , de grootfte behendigheid hebben betoond, om hunne toevertrouwde magt aan zyne roofzieke klaauwen te ontrukken , en, onmagtig om de menigte te wederflaan , hunnen gewigtigen last gelukkig hebben volbracht, zonder zich aan onnoodigc gevaaren bloot te Hellen, die de belangen des Vaderlands groote nadeeleu zouden hebben konnen toebrengen. Van deezen aart is de handelwyze van den Kapitein a. de roock, welke, na van den negen en twintigften January tot den vier en twintigften Juny des jaars 1781, byna onophoudelyk onder de vyanden gezworven te hebben, hun fcherpziend oog heeft weetcn te ontglippen , en, na het volbrengen van zynen last, behouden in 't Vaderland aan te landen. De Kapitein a. de roock bevel ontvangen hebbende, om met zyn onderhebbend fchip, de Eendracht, naar Lisfabon te zeilen, ligtte op den vyftienden van Slachtmaand des jaars 1780, zyne ankers, en was gelukkig genoeg, om op den zestienden der volgende maand, voor dat de Engelfchen nog in die gewesten eenige vyandelykheden gepleegd hadden , op de Taag behouden aan te koomen. Vervolgens wierpen de Schout by nacht Graaf van byland en Kapiten coerman daar insgelyks hunne ankers, zynde de Kapitein sa tink, wel< ke , benevens andere , ook tot dit Esquader behoorde , in zyne reize derwaarts , door de Engel-  A. de ROOCK. 835 gelfchen genomen, gelyk wy voorbeen gezien hebben. Op den twee en twintigften January ontving men, dooreenen Koerier, tyding, dat de E ngclfche Ambasfadeur, uit 'sllage, zonder affcheid te neemen, vertrokken , en de Oorlog door Groot-Brittannie aan