É 1095 C3V  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catah bi. Geschenk van Tooneelsluhken , 18,41.  DE GEEST VAN DOCTOR. SCHASZ, INDE KERK; IN DE RAADZAAL EN IN DE KROEG. KL UG TIG BLTSPEL. DOOR JF. Jl, S € 2ËC S Z i IN tEEVïN MED. DOCTOR. Zynde dit het eerfle Stuk van '5 Mans nagelaaten Schriften. IN DEN HA AG R B Y J. PLAAT, * 7.0 *   VOORBERIGHT. Schasz bedoelde in zijn keven niet anders dan vermaak cn kering. Hij.poogde- de menfehen gelukkig te maaken, door ze om hun eigen gebreken te doen lachen, ten einde zc gcmaklijker tot verbetering t& brengen :Jn zijne nagclaaien fdriften, die mj van tijd tot tijd zulten ui! geer cn, blijft dit het hoofd - oogmerk van den nu zaligen Schrijver. Ieder wagtte zig derhahren, om toepasfïngen te maaken, die men niet roUcedig bewijzen kan; want aile tóepasjingen van émgen najlccp komen v'oor rekening van hem', die ze maakt, en Schasz heeft in zijnen nog icevenden vriend een verdesdlger, die oneindig gedugter vijanden beflreden en overwonnen heeft. DE TJ-IT GEEF STER.  PERZOONEN. ï>e on zich baar e geest van docter schasz. lücine, Dogter van Schasz. teRüinand, Vriend van Schasz. leander, Een Municipaal. een prediker. een koster. . een doodgraatej, een waard. De zwijgende Perzoonen beftaan uit mismaakte ichimmen van Geestelijken , Aristocraten, enz en uit een Man mee hoornen en een Paardenpoot.  DE. GEEST ïa s DOCTOR SCÜASZ, IN DE KERK; IN DE RAADZAAL, EN IN DE KROEG. È E R S T E JS E D Rt F. EERSTE TONEEL. 'Het Totteel verbeeld een groote Kerk van binnen, en JJegts door een lantaarntje verlicht. PREDIKER, KOSTER, DOODGRAAYBR* KOST E i. Twijffct geen oogenblik, mijnheer! of zij zal komen. Zij fielt te veel belang in ae zaak. PREDIKER. Maar hoe is het mooglijk, dat een meisje gelijk Lucine, in fpookert en geesten kan gelooven ? a #oob»  2 ï)C GEEST'van D O 0 D G K A.A V E E. Ei, mijnheer! - hoe is het mooglijk, dat een many^gafijk'gij^ 4n cfcrf^Drommcl gelooft? '■ t .• . ■ . ■ P, R & D I K E R. Ja! maar vriend! dit is het heliig geloof onzer Vaderen. ' DOODGRAAVERi Dan Ls dit zekerlijk het geloof van haar moeder. —- Maar , Domme! denkt gij dat er 'geen fpook is i . .. ..■ « ™ \n fj' n ., ,f ' ' P'R E 'D t K V R.L 1 - : Tiet fe er niet, en 't kan 'er .niet zijn; want het ItrijJ-mot onze leer. K O 'S' T E K, En-met het gezond verband. D O O D „C.R. A A Y E R. ' jjgt mag mee ftrijden waar mede het wil: •—maar fpook i.s er ; — want, -}— ik heb het met mijn éigen oogen gezien, —en, — met uw verlof, mijn gezigt gaat veel vaster en zekerer dan uw PREDIKER. ' S tiovoCBg fl£j n«j3;>s ast /isiooqi oi , -'.cfnuj ftébt gii fpook gezien? * -coc« A s p O O D-  D O'C TOR S C II AS Z. g d O O d G R A.' A V E "R. . •wi i" '■» yib w-'yf-iiJad wu jorn Whft jari tti&Vt! Wis en waaragtig! — Dhar In dien hoek: op die grafzerk, en dat wel meer dan eens. s-.s. jüffö HivYs !»a-a soa o o a prediker. .:viX- n ^ïihobrtov; f?»J tlfe tb.4x1 '.Cl eKf „ En hoe zag er dat fpook int ? . H d o o d G r CA A-V Ë r. - • - " povpsi 3P isb «tioimoofihi; .qfljoo'ïs Blaauw en brandende ; — omtrent net zo als cfe vlam van een' groote zwavelftök. i .'>.»-•* ö I KJ-B-rï-' ■ i i'IA En wat gedaante had liet? ■ n o ■j d O O d' G 41 A-,^!^tjÉ }Jt# -jj Je] Allerlei gpdaantc.n. Dan. eens. was het gis. een gloeiend doodshoofd: dan weer als een klein kinS ; dan als een kerkuil j dan weer ^ ,rfn ^an^etjs dat; prediker. Verbeelding! loutere .verbeelding, . . , • d O O d O r- A' -a;-v;'ea#i Verbeelding ? —: xlat ik vaoc mijn zondige oogen zie? .. .' TT p r s"d 'i k e r, boos wordtnae. — c ïiairi 'jQ nob lÉSf 51 tjg idèH 5tÖ^[*3 Al had gij'liet'gezien , dan is het er evenwel •soï- '■" - A 2 ntét j  4 DE GEESTvan niet,'en dan moogt gij het nog niet gclooven , ——want het flrijd met uw belijdenis, die gij als een geloovig christen hebt afgelegd. doodgraaver, ttf Z.yJe. „ Die Dominés zijn toch wonderlijke menfchen. Dat men ziet mag men niet gclooven, en dat men niet ziet moet men gclooven. Het zijn dc grootftc ariftocraaten, die cr locven." KOSTER. Als ik het wel heb, dan hoor ik Lucine aan de deur. D O O D G r A AVER. Ja! er word geklopt, —1 Ik zal eens opendoen.' ********************** TWEEDE TONEEL. 1ucine, PREDIKER, KOSTER, DOODgraaver, DE ONZIGBAARE GEEST van DOCTOR SCHASZ. lucine. Hoe , Koster! hebt gij zo veel gtzeifthap mede gcbragt? — Hebt gij tegen den Doniiné? — K »St  DOCTOR SCHASZ. koster. Alles gezegd, mijn lieve jufvrouw! want In gemoede moet ik vcrklaaren, dal ik deezc zaak niet •ver mij neem: hij is een geleerd man , een dienstknegt des Heeren, die u beter op den weg zal breitgen, dan ik. doodgraaver, tCI" Zljda. „ Ja ! of van den weg af." koster. 'Daarenboven, — hij is uw minnaar, |— en,— ftclt het tederfte belang in uw welzijn. — Hij zorgt voor uw gezondheid. l V c i n e. Voor mijn gezondheid ? — ben ik dan aiek?-— koster. Juist niet ziek, — maar, —, maar,' — l u c i n £. Wel nu ? — wat maar ? —. koster. Maar niet wel bij 'thoofd. a 3 m  É P E G E E S T v a w l u c i n e. Burger Dominé ! ben ik niet wel bij 't hoofd4? — fpreek! doe uw woord geftand ! ... . prediker. Niet wel bij 't hoofd! waarde Lucine! kijk, dat is wat veel gezegd. -— De kofter drukt zig wat fterk uit. — Ik heb gezegd, dat uw hcrsfengcftel, ontroerd en beroerd, door de hevige aandoeningen over den fchielijken dood van uw vader, wat veel gefchokt is geworden , en dat, lucine. Dcrhalvcn mijn hersfens overhoop liggen. Wanneer ik niet wist hoedaanig het met de hersfens van een geeftl.ijken geftcld ware, dan zou ik u de'cze uitdrukking kwalijk noemen; — nu vergeef jk ze q. *- . prediker. / Wij zullen dit verfehil aan zi> plaats laaten, mijn 'jicve Lucine ! en liever over wat anders fprceken. L u c i n Mi.sfchicn. over de reden van- raijnkoijist in deeze kerk, . m • • i pre-  DOCTOR S C.II.A S Z. jr prediker. j .. r Dat zegt gij zeer wel, Lucine ! i— Als uw vriend, als uw minnaar, en dat nog meer zegt, als uw Iceraar en zielverzorger, bid,, fineek en vermaan ik u:, om toch die dwaaze en ergerlijke gedagten te laaten vaaren , van hier den geest uwes vaders te willen komen raadpleegen. — De Man is dood, — en, — De fchouders op haaiende. hij is ter plaatfe van waar niemand wederkeert. koster. Hij is in .de eeuwige rust. p.r e d i k e r, met geestlijken ernst. Dat zou ik niet dnrven zeggen.. —.Schasz heeft geleefd en is geftorven als een ; — maar zwijgen wij hier van ; dit is een te tc der ftuk , om het in de. tegenwoordigheid van een dogter aanteroeren. lucine. ö! Gij behoeft u om mijnen wil niet tc genecren. — Burger zielverzorger! Lucine is een Dqgterhaaren wijsgecrigen Vader waardig. ' ' p r e d 'i «!•*•'*« Tjgtiffo ' (iaiossct- fflj töhtV iotit'1 i-Tms nolji-w Ik weet het, en het fmert mij. r^Ikwenschte A 4' dar  f DE GEEST van dat het anders ware. — Maar, Lucine! een wijsgeeres te weezen, en dan nog in fpookerij te gelooven ? — Doet deeze vraag u niet verdommen ? lucine. o Neen 5 prediker. Heeft Schasz immer in fpook geloofd ? lucine. Neen.' nooit. ■ prediker. En gij gelooft er In ? «— Lucine! —- lucine. Ik weet niet wat gij fpook noemt: maar dit weet ik, dat ik in den geest van Schasz geloof, die zo aanftonds hier zal komen. doodgraaver, ter zijde. ff Ik wenschte dat ik al 'thuis was." Prediker. Lucine! Lucine! uwe groote geleerdheid brengt u tot raazernij, zo als die te mcermaalen wijlen uwen heer Vader tot raazernij gebragt heeft! —- o Arme Stervelingen ! dit zijn de wran, ge  DOCTOR. SCHASZ. § gé vrugten van het ongeloof, van de philofophi» én de waereldwijsheid die uit den duivel is. doodgraaver, döodlijk verfchrikt, op het zien van een blaauwagtig» vlam, die uit es» graf. zerk oprijst, doch die door de anderen niet gezien word. Och! och! daar hebje 't al! daar bebja 't al! PREDIKER. Wat is het? Wat is het? DOODGRAAVER. Och! mijnheer, burger, Dominé! zo dra als gij van den Duivel fpraakt, ftak hij zijn zwarten kop , daar uit dat graf, — daar! • prediker. Begint gij tc raaskallen ? Er is niets op die grafzerk te zien. - doodgraaver. Dat geloof ik wel, er is nu ookmets^ meer op maar daar zo aanftonds, A S Wet  p ; BE'GEEST v A \ Met dondert cn blikfhmt. Och J ;@eh!. Hoor en zie je dat nu ook niet? . • •' . prediker,. Waarlijk ik hoor het, cn ik ontroer cr van tot in mijn bthnenfte. doodgraaver, door een onzichbaare hand een flag krijgende. t Ooi, oei.»joelj. -. Genade , allerliefst fpookje! genade • koster. Het is hier niet veilig. — Laaten wij vertrekken. r. ötf ü kW — il jsW prediker. Dat 'zal bds't weezo-n. 1— Mijn hart klopt mij zo ggweidig j dpt ik-naauwlijk-s-adem, kan haaien. doodgraaver. ' •> — .fjpij jn'j Ha 'i;. . , • . 1 Ik kom althans nooit weer in de kerk. koster. Hier, Dominé ! deezea weg. de gees-t, overal waar zij willen uitgaan hen te geinvet roependé.' Ezels! ; dood-  DOCTOR SCHASZ. i% d 0 o d g r a a v E r. Ik fterf van angst. degeest, Ezels! — prediker. Koster! is hier geen agterdeur ? koster. Ja: Wij zullen daar uit zien te gaan, de geest. . Ezels I — doodgraaver. Ba! ■— Mijn handen en voeten zijn al dood. «■> Och! mijn arme vrouw en kinderen 1 Laaten wij hier heen loopen ! — de geest. Ezels! — doodgraaver, Wij zijn ezels, en nog erger zo je wilt; maar in 's Hemels naam laat ons arme zondaaren genadigtijk pasfeefcn. de geest.. Ezels! — do 0d-  ., 15 E GEEST van ■ popdgkaaver, Jlil tegen den prediker en koster Hoor eens hier! —■ Wij zullen cr geen zonden aan doen als wij het fpook bedriegen. — Dominé! loop jij dien weg!—Jij Koster! loop jij dienweg, en ik zal dien weg loopen: — kijk, de geest is. toch niet driedubbelJ, en dan komen cr vast twee van ons vrij. koster, Dat is wel overlegd. — Komt! —' Zij hopen alle drie een onderfchei' den weg. ~ . de geest, van alle drie de kanten-. Ezels! — doodgraaver. Ja! nu zyn wy mannen des doods. Zij gaan met de ruggen tegen elkander Jlaan. Burgers! laaten wij elkander (lijf vast houden ; als wij dan toch naar de kelder gaan, dan gaan wij ten minden in compagnie. r re-  DOCTER SCHASZ. n prediker, dcor een otizichbaare hand een Jlag krijgende. Ach! ach ! — welk een vreccslijke flag. DOODGRAAVER. Ja! Dominé! d3t fpook bruit er gansch niet zagt op toe. •—• Sta vast maar. — Sta vast. —* de geest, uit het ge-wulf der kerk . roepende. Ezels! — DOODGRAAVER. Ja! wel arme duivels van Ezels. Geloof je au nog in geen fpook, Domme? — he? PREDIKER. Ja ! maar de leer der heilige kerk , —« doodgraaver. Zwijg dood uil; want het fpook mag van die leer niet hooren, of het word raazende. Een harde dondevflag, en \blikjcms fan rondom. De Prediker, de Koster en Daodgraarer loopen, in den uitterften angst, cn-er het toneelen yiugten emdlijk in dén predik/loei. Door*.  14 DE GEEST vAii doodgraaver, tegen den Prediker, die over den rand van den predik/Joel heenkijkt. . Dominé! houd jc hoofd binnen. . PREDIKER. . ;. ! Ik bén hier immers op mijn "eigen territoir. doodgraaver. Ja! zo lang als de Drommel het toelaat'; -—"en het zal best weezen, om dien ouden Heer ook hier te vriend te houden: hij mögt ons anders eens removeeren. koster. Och! — wat ben ik benaauwd! de geest. Lucine! — lucine, die alles bedaardhjk heeft aangezien. t Mijn Vader! v - . . D ,E. °' E E h&t éfe*S»j Jtei^illl>,«aA>w.a »«\ •«¥«» , w*<*> *  . DO C'T 01' S C ÏI A S -Z. tfr 'l u c i 'n e, ' ' Wie zou aan deeze trekken den' grooten Schasz ne kennen? •" 1 v h * ■ « c ö - ' de- «.eé'.s T. 9§hoj (':'"''''1 • " ' • • h'.; ïisO — .!:'J'it>ad «J|sim;s':' De Ezels zyn in hun hok; maar ook In dat hok varoekm ze mij, ' - '; • °- •'"" j wa D O O .D C R A A V E f. o Barmhartige" Hemel'! DE GEEST. e,rêll0 ïuhav •jljjtns'll — lino :■—■•' izb*J?-\ Lucina! — ik' moet u alleen fpïeeken. Gcbi.cd, rm>,Vad,er.j , ilm ',f ken mi het yervsiijfjap^de kerk in den predtkjloel. ti 'M 3i-CvI ! oborri üoo es , rnosl ! snbjiJ , moV DE P iR.X'ï» ï Jt E.a, K 'O S T É , R, gn j DOODGRAAVER, dood/yï , verfc/irikt. Och! och! — help, — moord! enz. ■ J W T PRE-  l6 DE GEEST vu prediker. Wat zijn dit voor dingen ? doodgraaver. Het zijn jonge duiveltjes. —• Och» och! — zii zijn zo ruig als beeren. — Oei! oei: Het dondert. De Prediker, Koster en Doodgraavcr, vlugten van den predtkftoel, en hopen, met de uiterjle verbaasdheid., heen en weder. prediker. Waar bergen wij ons! — Hemel: verlos ons vae den Boozerf* d o o ü g r a a v e r. Dominé: Dominé • kom hier. — De deur (laat open. — Kom gaauw J prediker, tegett Lucine, Kom, Lucine! kom, ga ook mede J Laat ik u «it de klaauwen des duivels redden! TWEE-  DOCTOR S C AIS Z. r? lucine, Hem een Jlag geevende\ dat hy van het toneelvliegi. Red 'er u zelve uit. ********************** DERDE TONEEL. lucine, de geest tan schasz lucine. Wanneer dcezc Luiden in hun eigen leerftellingen geloofden, dan zouden zy immers niet gaan vlugten J de g e i s t. Zo veel verfchilt de menfch van zig zelve ,'LuCine! wanneer hy hetfpoor der waare wysgeerte be.zyden loopt. h ü c i n è. In uw leeven, mijn Vader! hebt gij dit Zo dife. werf gezegd, — en, — na uw do«d, bevestigt gij zulks ? de o k Jt i t. Ik heb eenc waarheid aan het «enichdom vpj* * Ko*  i8 DE GEEST van kondigd, mijn Dogter.' die het, tot deszelfs geluk, zal ondervinden, zo dra het in dien afgefcheideu ïbat zal gefield zijn, waarin ik gefield ben. ■ Maar, het is mijne beftemming niet meer , om voor de dooiende ftervelingen te prediken. De geltorven Schafz zou even weinig op hunne vcrfloktu harfen vermoogen, als de leevcnde Sehaiz. ■•' \ lucine. Helaas! —< de geest., Mij is alleen vergund , om voor uw geluk te aorgen, Lucine! I x u c i n e. Beste Vader! * de geest. Gij inbet een Gade hebben, mijn Dogter! die uwer waardig is! om deeze reden , heb ik het' Rijk der Geesten verhaten. —r Die geestlijke Ezel behoorde tot het getal uwerminnaa:s: — Wat dunkt u ? ■— Bemint gij hem ? —— liÖBI NE. jUtat de bloedgeur fpreeken, die zig over mijne >\ an-  D O CTER SCHASZ. ig wangen verfp'reid. — Ik fcha'am mij het allergeringfte gevoel van liefde, dat immer, ten zynen opzigten, in myn hart op kwam. DE GEEST. Mijne wensen is vervuld! Lucine ! zvftk een Geestfijke moest voorzeker mijne nagedagtenis vervloeken! —t- Hy heeft een kap- itiet bellen gerrtéikt, en Schasz gebruikt de vryheid om ham die kap met bellen optezetten. — Hy heeft aan een braadworst een fcherpe punt gefleepen , en , Schasz durft die gefleepen braadworst hem om de ooren llingeren, . Zulk een Geestlijken zoudgy in uwe armen knellen; zoud'gy aan uwen boezem dflk- jcen! Lucine 1 gij zöud, of mij, -— of:hem moeten haaten! — Gy zoud, — LUCINE. Houd .op, mijn vader! Deeze kerkelijke Arlequtn , ik wil zeggen, deeze Dominé is myn min» naar niet meer. DE GEEST. 't Is genoeg. -— In de Raadzaal hebt gij oofc een Minnaar, — en aldaar verwagt ik u. Mijn Vader! —-•  26 DE GEEST' VAN Knielende. Mijn Vader. —- DE GEEST. Wat is het, lieve Lucine ? LUCINE. , Eene bede aan u! i D E G E E S t, Spreek mijn Dogter! LUCINE. - Gij weet ho* lief ik u had! gij zijt geftor- Tcn! Och! Iaat mij nog eenmaal uwe gedaante zien! — Verhoor-uwe Dogter, mijn Vader! -—- D È GEEST. Wat verzoekt gij van mij, Lucine! immers is een geest onzigbaar ? LUCINE. Laat mij flechis uwe gedaante zien. Ik wil «iet indringen in de geheimen van het geestcnverblijf; ««*-,. neen! mijn Vader! ik wensch alleen maar een fchets van uwen toeftand te aanfehouwen. • • ■'. DE  DOCTER SCHASZ af "DE GEEST. • " En waarom wenscht gij zulks ? LUCINE. Om dat, volgens de godgeleerden, gij u thans in een afgrijslijken ftaat bevind! om dat de Rechtsgeleerden bewogen , dat gij niet geftorven zijt, en om dat uwe verftandige Leezers hartlijk lachen, zo dikwijs zij van uw dood hooren fpreeken, j DE GEEST. Ik zal aan uw verzoek-voldoen, Lucine! maar op voorwaarden, die gij heilig moet naarkomen. LUCINE. Ik zweer het. Noem mij flegts die voorwaarden, DE GEEST. Alles wat gij hoort of ziet moet een eeuwig geheim in uw hart blijven. Zo lang gij het Tafereel mijner geestlijkeomftandighceden aanfchouwt, moet gij onbeweeglijk ilil flaan blijven, wat 'er ook gebeuren mag, LUCINE. heb dit reeds bezwooren, mijn Vader! ■—1 B 3 » «  23 DE GEEST, vas "*£ .> ct a j ' ' .h -a > J J >1 de o e e s u Zo dra alles verdweenen zal zijn, moet gij u naar de Raadzaal begeeven. lucine. Gij zult 'er mij vinden. Onder een gefladig donderen 'en blikfemen , word het Toneel volmaakt licht. Uit een dföken damp, die zig aan een der hoeken van de i Kerk vertoont, treed de gedaante van Schafz hervoort. Zy is groot en fchoonvan gejlalte; blank en bhozende van kleur, 'gelijk den fchoonflen Jongeling. De kleeding is rijk en ƒrag tig, en met goudenjlarren bezaaid. Bet hoofd is met 'laurieren gekroond. Twee ge. vleugelde Maagden bevallig in V witgekleed, /trekken tot geleidflers van Schasz: terwijl dejleep van z.yn mantelgedraagen word, door eenige fcheele , .kromme, geboggelde, mismaakte , koddige gekleedde geestelijken en Aristocraatcn , die pijnlyke weezens trekken , en door een man met hoornen en een paardenpoot worden voortgezweept : de zweep van deezen Man beflaat uit een zaamhangenden bundel van boekjes, te naasten bij van dat formaat, als de gewoone Catechismusfan, Hellenbroekcn enz. jjce^  D O C T E R SCHASZ. afc neuzel trein marcheert fiaatig het tmcelrcnd, en failleert, een iegelijk hunner op zy» eigen wijze ; de vérrukte en'fiitfaande Lucine. Geduurende deezen marsch hoort men een gepast muziek. Na dat Schasz en de twee Maagden , en vervolgens ook Lucine vertrjk ken zyn, danzen de Geefflijken en Ajiftocraaten, onder aanvoering van den Man met de paardenpoot, een Comicq- ballet. E INDE van het EERSTE BEDRYF. ********************** TWEEDE BEDRYF. EERSTE TONEEL. liet Toneel: verbeeld een Raadzaal; in 'i midden ziet men een groote tafel, en op dezelve papier, intpottenen andere fchrijj'behoeften. Rondom deeze tafel fdan floelen, waarvan een onder allen de anderen uitmunt, als zynde de foei van den Prefident; voor welks plaats ook eenyvooren hamer ligt, Voor der s is hieralles, wat tot een Republikeinfihe. Raadzaal beltoort. B 4 / L u"  34 DE GEEST vis fcüeiNE, DE ONZIGBAARE GEEST VAN D0CTER SCHASZ. DE GEEST. ' Lucine! ~ itrciKl. Mijn Vader! . DE GEEST. Ik heb u in deeze Raadzaal geroepen, ten einde gij uwen (taatkundigen Minnaar, den Burger Leander van naby, en in zijn waar caractcr, zoud lccren lcennen. Het volk bleef het volk, — en Lucine f — het verkoos hem tot Municipaal! LUCINE. Gij zult my te naauwcr aan u verbinden, rhyn Vader! wanneer gy my, en Leander, en de Municipaalen , en dus ook het Volk, leert kennen. DE GEEST. Leander komt. —t— Verberg u in den een of anderen hoek. : Luister wat hij zeggen ; en zie wat hij doen zal. — Het is uit de woor*lea en daaden, dat men den fterveling kent. Is -J-  BOCTER SCHASZ. *i lucine. Ik zal gehoorzaamen. ********************** TWEEDE TONEEL. lucine, de geest van schasz, leander. leander, in dsn fmaak der geleerden met een bril op, en gekleed ah een Petitmaitre; ingevolgen van 't welke ook allo zijne gebaarden en houdingen zijn ingerigt. Ik ben Municipaal.' Met vergenoegen zig zelve beziende er» lachende. Municipaal! — Ja! ja! het volk weet wel, welke luiden het aan zijn hoofd Helt. — Warempcling, als het mij en mijns gelijken niet had , hm kwam 'er niet. Mijn Moeder heeft 'er mij ook voor in de wieg gelegd : dikwils zei ze , Zoon! draag je wel, want nog eenmaal zult gij het Land1 regeeren. B 5, Mca  3£ DE GEEST van Men kan ook wel zien, dat ik van fatzoenlyke bui- zc ben. -— Ik heb goede manieren , cn om verftandig te weezen, heb ik een bril op myn neus. ' Hy wandelt eenige kceren op en neder. Wat is die ftaatszerg toch een' veifchriklijlist lastig . ding! Daar heb ik nu van de morgen een half nur vroeger moeten opftaan alj ik 'gewend ben! Daar moeit de meid koffiewater voor mij apart kooken, en daar heb. ik.alleen, moederziel al!e:n, moeten ontbij" Jen, — cn dat alles om toch maar op mijn tyd in den Raadteweczen. Ja! de poft van Municipaal, ik z.eg en ik herhaal het, is een allerlaftigfte poft. liet cenigfte genoegen dat er voor mij op zit, is, dat mijn buuren, mijn vrienden en bekenden, my veel beleefder groeten en zelfs voor mij uit den weg loopen, Kyk, zeggen ze, daar gaat mijnheer de burger Municipaal ! en als ik dan zomtijds wat hard aan. flap , dan zeggen de Jongens: Het Vaderland moet zekerlijk in gevaar weezen; want mijnheer de Municipaal loopt zo! o ! Dat ftreelt my zo. —— 't Is ook al wat te zeggen, zo teder van zijn burgers bemind en gerefpefteerd te worden. Trouwens ik ben het ook dubbel waardig. %  PpCTER SCHASZ. 2* lucine, tev zydc. „ p Myn ann Vaderland ! deezcn verkieft gij, en van de zulken durft gij uw heil verwagten! — " leander. Maar, waar drommel blijven myne Medemunieipaa]pa —— Zouden ze zig verflaapen? Op zyn horologie Ijkende. 't Is evenwel' al lang tijd. De klok heeft al geflagen. Het fchijnt wel of het municipalifeeren alle menfcheii zo zeer niet ter harten gaat als mij. ■ Nu, het is ook allen wel even na , maar niet even nut. rr Na eenig bedenken. Maar daar fchict my iets te binnen. Nu weet ik waar het aan fchort. ■ Myn Medemunicipaalen hebben gifteren een vrolyke partij gehad; de nieuwe Am- tenaar heeft hen getractccrd; cn zo zullen, ■ met een klein knipje, zekerlijk wat laat naar bed zijn gegaan, cn nu wat uitflaapen, of pijn inliet hoofd hebben. Ja! ja) zo is het ook, en waaragtig, dan is het intefchikken, want als er iemand zig dronken mag zuipen, dan is het de Staatsman, die de hccjc Maatfchappij op zijn duim doet draaien. l u-  *S DE GEEST vam l u c i « e, ter zyde. „ Helaas! zo Staatsman, zo Maatfchap- pij!! o Mijn Vader! gij zijt van pas geftor- ven! " leander. Als dat het geval is, dan komen ze in 't geheel niet en dan kunnen wij geen vergadering houden. Met zeer reel nadruk. Maar geen vergadering te houden? . 0 ! dit was onverantwoordelyk voor onze Committenten. > Wy moeten wel deeglijk vergadering houden! Maar, kan ik dit alleen doen? Waaromniet? — Heb ik niet ruim zo veel verftand en bekwaamheid als honderd andere .Municipaalen ? . Zijn ze, tusfchen ons gezegd, geen kwaajongens, in vergclij. ' king met mijn perzoon ? l v c i n .e , ter zyde. Ach! droevige waarheid ! " leander. Ik zal derhalven Vergadering houden, en zc veel beter dirigeeren, dan wanneer er die wysneuzen; die veelweetendcn en zogenaamde memchenvriendcn bij zyn.  OCT ER SCHASZ. lly treed naar de Jloel van den Pr.fid:nt. Vermits de Vergadering, wil zij wel beftuurd worden , een Prefident moet hebben, én cr niemand der Leden anders prefent is dan ik, competeert mij het recht, om mij zelve Prefident te maaken. — Secretaris ! fiat inferno ! en voeg er teffens bij, dat dit geen nieuwigheid is, vermits hetzelfde zeerdikwils fn volle cn luisterrijker vergaderingen plaatsheeft. Omkykende. Maar dat 's waar; de Mini fiers zyn bij hun Prin_ oipaalen. Er is geen Secretaris, derhalven zal ik Notulen houden. Hy fchryft. „ De Notulen der voorigc Vergadering gerefuseerd en geapprobeerd." f ,, By abfentievan den tydlyken Prefident, is zonder prejudicie voor't vervolg, met.unanieme Memmen , tot Prefident ad interim verkooren den burger Leander." „ Zynde het Prcfidium , na eenige -bygebragte bedenklijkhcedcn , door gcmelöen Burger aangenomen. "... • • !'-,J ;'1 ••' •' '•' „ De nieuwe Prefident begint- zijn amt met een ' ficrlyke cn gepadïe aanfpraak. " „ fiat infertio." Zie ■JI * -■  3j DE GEEST van Ziezo,; nu kan ik vergadering houden , en al wat ik doe, voor wel en wettig gedaan, doen gelden. l v c i n e, ter zyde. „ Heeft dit aapenfpel nog geen einde ? leander, met den hamer kloppende ; zig buigende en koerende, even geiyk een Prefident in een volleedig geconjli11'tuierde Vergadering gemeen/yk doet. Heeft er iemand van de Leden eenig Rapport iiittebrengen ? — Niemand ? Zijn er ook eeni- ge Propofitien te doen ? — Gecne ? — Moeten er ook Commisiien benoemd worden ? — Nier een ? — Dan zouden wij deeze Vergadering kun nen befluiten, indien de Prefident zelf geen voor ücl te doen had: niet qua Prefident, maar qua Lid. Zig rem , met' geduurige verandering van Jlem, vraagende cn antwoord gêevende. 1 Prefident! mag ik het woord verzoeken? Gyliebt het woord, Burger! Er is een Ontvangcrsplaats open, en mijn broeder Werkwarfeh is-een braaf, eerlijk doch behoeftig Man, zou de Vergadering hem nicc met' dat Amt' gelieven te begunrtrgen? Ik  ÖOCTER SCÖASZ. jt Ik zal 't in rondvraag brengen , Burger! —" Medeburgers 1 mag ik uwe advifen hoorea ? —• De meerderheid is er voor. Ik zal vervolgens deConclufic opmaaken. — Unaniem gedecreteerd; Burger! uw broeder Werkwarfch is Ontvanger. Prefident! ik vraag het woord. Burger! gij hebt het. Er moeten twee eeïrte klerken aangefield worden, en hier toe draag ik deeze Vergadering mijn beiden Neeven Grijpïü en Lichtziel voor. Burgers! gij hebt het voorftel gehoord'. Zullen wij GrijpSl en Lichtziel tot klerken aanfiellen | — Bij acclamatie goedgekeurd cn gedecreteerd. — Secretaris! fiat infertio. Prefident! ik vraag het woord. Gij hebt het woord , Burger! Ik heb gehoord, dat er eenKoftcr moetweezen_ Gij hebt abuis, Burger! er is et reeds een aangefield. — Dat is zo, Prefident! maar deeze Koljcr is een ketter, en moet cterhalvcn de werf af. Dat is ook zo, Burger! 'Derhalven ftcl ik mijn Oom Gewillig voor; 't is waar, hij is in zijn hart wel een bittere Oranjeklant, maar hij heeft een fuper, fuperfyi^verfiand van toorens, vail chooren , pijlaaren, preekftoelen grafzerken, ftoelen ciï met een woord, van alles wat tót de waare kerk behoord ^volgens het getuigenis van. hee«.  DE GEEST va~n heeren Kerkmeesters alias flijmgasten; en daarenboven is hij ook almagtig (terk orthodox. Ik zal 't in rondvraag brengen. Burgers! zulk een man moet Kotter weezen. — Bij dubbele acclamatie gedecreteerd. Secretaris! fiat infertio. Na gefchreeven te hebben. Zie zo! Nu heb ik mijn broeder, mijn Neefs en mijn Oom aan een goed ituk brood geholpen. — Kyk ! dat heet nog eerft met vrugt vergadering houden en Municipaal te wcezen! — o ! De burgers doen zo \yys' en zo wel, dat ze mij cn mijns gelijken het bewind in handen geeven. Zij zullen er zig altoos överheerlyk bij bevinden. Burgers ! wanneer er geene propofitien meer te doen zijn, dan zal ik de eer hebben, om deeze Vergadering tc fcheiden tot morgen ogtend ten tien uuren. Hy fchryft ; doch zo als hy gefchreeven heeft, beweegen de Notulen zig langzaam , en vaaren eindlyk ten hemel^ Hy oogtdezelven naar, met de uitterfle verbaasdheid en fchrik. Wat is dit? ' Barm—har — tigc Hemel,— wat|—is—dit? de o e xs t, waar van de Jlem als uit den intkoker fchynt voort te komtn. Pre-  DOCTER SCHASZ, «2 Prefident! ik vraag het woord. leander. dood/ijk otttjïeld. Och! Och! — God bewaare ons. —- De intkoker vraagt het woord. de geest.' Prefident! ik vraag het woord! Hoor» gij het wel? — leander. Ja! burger, —- intpot! — Ja! —ikhoor, —< hoor het — zeer wel. d £ géést, De Notulen , die gij zo wettig gehouden hebt, vaaren ten hemel, en weet gij de reden wel waai öm? — leander, fidderende. Neen! — burger! neent die weet Ik niet. waaragtig! ik weet zeniet. — Maar, burger intpot! —— d e g eest, tniteen donderende Jïemi > Ik ben geen burger intpot. -  34 DE GEEST va n 't e a n d e r. Nu! nu! de burger, die je dan weezen moogt; , jk respecteer alle burgers. lk zal zien dat ik hier van da.an kom. Hij wil van zijn plaats gaan; doch aan welken kant hij zig ook keert, komt htm ten blikfem te gemoet. Afgrijslijk; waar ben ik toe gekomen ! Och! had ik ook maar r* huis getlecven. ik zal hier nog qua Prefident fterven. de geest. Prefident! l e a W d b E. Bur, —Burger! — w* — wat — belieft, _ u? —• de geest. De reden , waarom uw Notulen ten Hemel zyu gevaarcn, is eenvoudig deeze,' om dat zij aldaar gerefumeerd en geapprobeerd moeten worden. L e A n d e r. Wel zo ! Wel zo! ——  DOCTER SCHASZ. BS DE GEEST. Het zegt weinig, om zig hier op aarde op d» eere geftoeken tc dringen ; het zegt weinig om zig aldaar vet te mesten ten kosten van een geheel volk, en om aldaar het algemeen belang, ten behoeven van zijn vuig eigenbelang, te verraaden;— maar het zegt alles , om eenmaal rekenfehap tg geeven, aan die opperftc en geftrenge Rechtvaardigheid , die, in den Hemel, over onze bedrijven te recht zit. Leander! ook daar worden Notulen gehouden, — en wee uwer, en wee allen die u gelijk zijn, wanneer in die Notulen niet aangetekend Haat, dat gij in uw post, als Muni* cipaal, eerlijk, verftandig en rechtvaardig gehandeld hebt. Het dondert. LEANDER. Och! — och! was ik liever nooit Municipaal geweest. Wat ben ik doodlijk benaauwd. DE GEEST. Prefident! ik vraag nog eens het woord, LEANDER. Spreek, Burger! fpreek: gij hebt zo veel woord als gij zelf maar wilt. Och l och 1 C 2 PB  26 DE GEEST vak de geest. .Gij gevoelt uw eigen onbekwaamheid, om een rechtfchapen Municipaal tc weezen ; — maar Leander ! waarom zijt gij dan Municipaal geworden? leander. Waarom ? — waarom ? — wel, — wel, om dat het Volk, het mij gemaakt heeft. de geest. Het Volk? leander. Ja! waaragtig, burger int. . . ik wil zeggen, burger Dings! het Volk. Gij kunt het aan het Volk zelfs vraagen, in dien gy mij niet gelooft de geest, met nadruk- -Het Volk ? Ja ! bij mijn ziel! het Volk. —. 6 Ho ! het doet nog wel fliinmer keus. , .de geest, Dan zal het Volk ook.de helft van uwe ftraf draaien. .—. Leander! blijf Municipaal.' I F*  D O C f E R S C H A S Z. |f L E A N D E R. Ik bedanke u. — Er valt een zotskap met bellm ep zijn hoofd. Och! wat is dat? wat is dat? DE GEEST. ,4. ■Een eereteken, dat u past, Leander! — Het zal op uw hoofd vast groeien. . . L E A M D E I. Vastgroeien? — Hemel! men zal mij uitlachen. DE GEEST. Geen nood! — Men zal juist daarom u tot hooger cn gewigtiger posten verheffen. — Het is de geest -van Doftor Schasz, die u zulks voorfpelt. LEANDER. Hoe ! — de geest van Docter Schasz ï DE GEEST. Ja! Leander! dezelfde. ' LEANDER. Komt Docter Schasz dan na zijn dood fpooken ? C 3 D E  SS DE GEEST van de geest. Hij komt, en hij zal blijven fpooken, en hij zal wel inzonderheid fpooken, om u en uw's gelijken de moedernaakte waarheid te zeggen. leander. Eilieve! — dat zal 'er wel uitzien. Maar, burger Geest! is nu de Vergadering gefcheiden? de geest. Neert Prefident! ik vraag nog eens het woord. leander. Nog al eens het- woord? — Och! och! wil ik niet liever een extraordinaire Vergadering doen beleggen ? de geest. Dat behoeft niet. — Ik heb flegts weinig te ZPggen. Bemint gij mijn dogter Lucine ? leander, na eenig bedenken. Ik geloof, — ja ! de e e s t. Spreek onbewimpeld, Leander! — en wanneer gó  DOCTER SCHASZ. 3S> gij dit doet., dan geef ik u de volkomenfle vrijheid, om ongehinderd naar huis te gaan. ■ * preek, begeert gij haar tot uw vrouw ? leander Wel als ik dan mijn hart regt uit mag . zeggen, neen! — dan heb ik ze liever ni« dan al. 'T * D e G n ! r, En waarom niet ? leander. !•:...'; f"' Om dat, zo lang als ik Municipaal ben, en zo lang als gij komt fpooken, v ij wis en waaragtig altoos overhoop zullen leggen. de geest. Nu fpreekt gij de taal 'van uw hart, Leander 1 vertrek in vrede. lucine, te voorfchijn treedende. Leander! • leander, haar op 't lijf hopende, en fc/iielijk te rug deinzende. • -wttw^aafir* atf vos ~- , gs&ios r ; I u<& Och! och! nog al meer fpooken L Oei! oei! oei^ Hij loopt fchielijk weg. C 4 DER»>  DE GEEST va-n i DERDE TONEEL. lucine, de geest van schasz. de geest. .Lucine! lucine. Mijn Vader! s i D E EEST. Kunt gij Leander nog beminnen ? ■ lucine. Welk een vraag? — Ben'ik uw Dogter niet? ■ de geest. Gij zijt het! — Maar antwoord mij. — Bemint gij Leander? lucine. Zou ik den zotskap, — zou ik den Landverderver beminnen ? — Befchaam mij niet langer', wijsgeerige Schasz! ~ ' ce  DOCTER SCHA S 2. 4* d e geest. Goed! ^ wagl u in de kroeg' EINDE van het TWEEDE BEDRYF. ********************** D E R D E B E D K Y F. EERSTE TONEEL. Het Toomel rerbeeld een kroeg; voorzien van alles wat tot een tap en drankwinkel behoort. lücine.deonzichtbaaregeest van docter schasz. d e geest. Mijn Dogter'. lucine. Mijn Vader! de geest. Zet u hier neder. Zie en hoor! en weet Mie K\ver waardig is!' C5 , ' Va11  4i DE GEEST vas Van uwe zorg en voorzigtigheid, verwagt ik mijn geluk. Zij zei zig aam een tafeltje ter zijde het toneel. ********************** TWEEDE TONEEL. lucijt», DE geest van schasz, de waard. de waard, koffie brengende. Wat zegt gij nu, Burgeres! word gij nu niet op trw wenken gediend ? het woord koffie is nog naauw van uw lieve lipjes, en zie daar, — ftaat ze reeds in haar volle monteering voor u. t u c i n E. Gij zijt verwonderlijk gaauw. t> e waard. Dat moet ik ook in mijn affaire weezen, Burgeres! Oppasfen is de boodfchap. Vooral in deeze Re-  I / DOCTER SCHASZ. 43 Republikeinfche dagen, dat zekerlijk, voor mijn neering, dagen'van het uiterlte gewigt zij11 til C I B / Hoe,' Kastelein! — dagen van 't uitterfte gewigt. _ Hoe hangt toch uw neering met de Republikeinfche gezindheid zaamen ? DE WAARD. Is het mij vefgund u nederig en ootmoedig te magen, of gij ook tot de Republikeinfche order behoort. LUCINE. Zeer zeker, en ik ftel 'er mijn eer in. DE WAARD. Wel dan, mijn.allerlieffte Burgeres', danfteektgij zeer zeker, óp dit oogenblik, de gek met mij. L u e I N E. Hoe dat; mijn Vriend ? DE WAARD. Wel dan weet gij immers wel, dat de Republikeinfche dagen, dorftige dagen zijn, waar tegen ik de heüzaamfte remedien in mijn winkel heb? h v  44" BE GEEST van lucine, ter zyde. " Helaas ! ellendige Republikeinen ! " de geest, uit esn hoek roepende-, Kastelein! de waard, denkende dat het een zyner 1 klanten is.- Ik kom. Wat belieft u ? de c e e s t , uit een anderen hoek. Geef een borrel. de waard. Hoe? — ik dagt. flat gij daar waart. Zie daar een glaasje. de geest, wederom uil een anderen hoek. Kastelein! de waard. Hoe duivel heb ik het met je ? — Als ik daar kom, ben je hier, —'■ en als ik hier kom ben je weer daar, en nu ben je 'er nog niet. ' de  DOCTER SCHASZ. Ai, de geest, uit een ander* hoek. ■ Kastelein i geef me een borrel. de waard. Benje nu we.er daar? Hier heb ik een glaasje. de g e e s t , weder uit een anderen hoek. Kastelein! — wilje aan me verkoopen of niet ? de waard. Wel loop naar de galg. Ik kom geduurignaar je toe, — en, —■ dan ben je er niet. de «eest, nogmaals uit een anderen hoek. Kom dan hier, Kastelein! de waard. Goed! nog eens geprobeerd. Terwijl hij met het volle glaasje naar den hoek gaat. waar hij denkt dat dt Jlem van daan komt, word het ongemerkt ledig. de geest, uit een anderen hoek. ' Kastelein! bedient gij uwe gasten met lod^e glaasjes ?  46 DE GEEST van de waard, met den uiterjle 'verbaasd^ heid befpeurende dat hei g/aasj leedig is. Hoe ? — Hee ? — Het glaasje ledig, — en zo aanftonds nog vol in mijn handen ! — Dat begrijp ik niet. de geest. Kastelein! de waard, verbijsterd. Wat bliefje? de geest. Is dit ook Republikeinsch ? ********************** DERDE TONEEL. lucine, de geest van schasz, dewaard, ferdinand. ferdinand: Kastelein I hoe lang zal ik nog naar myn borrel wagtcn? d >  DOCTOR SCHASZ. 47 de waard. Geen ©ogenblik, Burger! maar als ge dan hier; dan daar , en dan weer op een andere plaats zajr, dan mogt de drommel u vinden. ferdinand. Ik heb nergens anders geweest dan ©p mijn kamer.'' de waard. Ha! ha! wat zoud ge mij willen wijs maaken. Gij hebt mij van alle kanten. van boven en van ter zijden geroepen, en , —- ferdi na nd. Ik heb geen mond opengedaan. de waard Dan zijt gij zekerlijk een buikfpreeker, die fprceken kan zonder zijn lippen te verroeren. eerdinand, zig nederzettende. Voor zo verre ik weet, Kastelijn! ben ik geea buikfpreeker. \ de waard. 't Is onmogeljk! —— 't Is onbegrijplijk! —» waar-*  4Ï DE GEEST vam waaragtig! —- En hoe komt dan het glaasje Zo fchoon uit, of het uitgetikt was? — Zo op het oogenblik heb ik het vol in mijn hand, en vier 'flappen doe ik van daar tot daar, eu zie 't is leeg ! —• ferdinand. Dat laat zig gemaklijk begrijpen , Burger 1 d l WAAR d. Eilieve Burger! leg mij dat eens uit, als 't u gelieft. ferdinand. Dat zal ik met weinig woorden doen. — Gfj hebt het glaasje uitgedronken. de waard. Kijk, als "dat waar is, dan mag de jenever een ■ bakileen in mijn maag worden. —- lk heb het aan 'mijn lippen niet gehad. — Zo had ik het; zoging ik 'er mee heen; zo was ik hier ? zo was ik daar, — en , — of ik ben geen eerlijk man, —< wip was het uit. perdinand. Loop heen, Gek! — zet mijn glaasje daar maar neder. de |  DOCTOR SCHASZ. 4) de waard, .het glaasje nedergezet \ hebbende, zegt in het heen¬ gaan. 't Is onbegrijpelijk, bij mijn ziel! 't is volftrekt onbegrijpelijk. ********************** VIERDE TONEEL. lucine, de gees-t van schasz, ferdinand. ferdinand, die niet gewaar wórd, dat de i waard vertrekt; maar zig verbeeld, dat hij agter hem Jlast , en in die voorönderjlelling voort redeneert. Ja! Kastelein! 'er zijn nog wel onbegrijpelijker zaaken. de geest, met dejlem van den waard. En eilievc Burger! wat zijn dat toch zo al voof zaaken ? X) F s a*-  DE GEEST van . ferdinand, rooiende. Dat zal ik u zeggen, Kastelein ! het zijn de tegenwoordige zaaken van onze Republiek. de geest. Ei, ei, van onze Republiek ? — Wel wat je zegt! En wat bedoelt gij daar zo al mede ? ferdinand. Bij voorbeeld , Kastelein! wam het zou te lang aanloopen om alles op te noemen en aantehaalcn. Ik woon op een Dorp, waar genoegzaam al dc Inwooners beste Patriotten, en, zo zij zee-°-en, vuurige Bataaven zijn. de geest. Zo zij zeggen ? ferdinand. Ja! Kastelein.' zo zij zeggen. Gij begrijpt immers, dat men deerlijk zou mistasten, wanneer men de Luiden, in dat geval, zo maar blind weg op hun woord geloofde! .— Het zijn al geen koks dis lange mesfen draagen. Ook is liét hiér dikwils veelgefchreeuw en weinig wol. 4ü $ q be  DOCTOR SCHASZ. Si DE GEEST. Ja! ja! zo is het al heel dikwils. Ga nu maar voort. FERDINAND. Op dat Dorp heeft men, al van jiaren hcrwaards, gefchreeuwd ever D^spoóten, Ari'locrar.ten, eri wie weet vv'ètëe luiden riet al meer. ■ De rechten van den mensch; de vrijheid; de broederfcHap en de gelijkheid, 8! dat waren Heilig lommen van den eerden rang' dèezen zou men invoeren ; tot ftand brengen; ia fbnd houden, en zo al voort. DE GEEST. Zo als men allerwegen plegtig bezweert, cn Zo als de boerenjongens al van buiten kunnen opzeggen. FERDINAND. Om al die fraaie dingen magtig te worden , heeft men duizenden van gevaaren getrotfeerd; heeft men nog meer duizenden aan guldens verfpild; heeft men zig van 't hoofd tct de voeten gewapend, en heeft men alles in rep en in roere gebragt. En! . nu het 'er toe komt, DÉ GEEST, nu! — " ~<  S'2 DE GEEST vak ferdinand'. Np is ■ men op mijn Dorp even zo wijs, en zo gelukkig als te voorcn. Men heeft de despooten , de arlltócraaten, de dwingelanden en zo voort naar den drommel gejaagd ; men heeft gecasfecrd en geremoveerd, zo dat ik waarlijk dacht, dat wij nu den kwaaden hoek te boven waren , en dat ons Vaderland buiten gevaar was ; ■ ten minften moest ik dit denken, uit de honderde nationale linten , die ik zag vliegen ; uit de kostbaare yrijheidsboomen, die ik zag planten, en uit de brieven en Publicatien , waar boven ik met letters van een duim lengte, las: Vrijheid, gelijkheid, brocderfchap! Dan! al die plaatzen van deeze geremoveerde knaapen moesten vervuld werden. Nu zal het blijken , (dagt ik tergoe- dertrouw bij mij zelve,') dat het Volk, van zijne Souvereiniteit bewust; zijn eigen waardij voelende, en zijn waar belang kennende, zig beftuurders zal verkiezen, onder wier bewind het gelukkig zal worden! In een geweldige lach uitbarjlende. Maar, ha! ba! ha ! ha! de geest, Wat deed het Volk ? f e r-  DOCTOR SCHASZ. 53, ferdinand. Wat het Volk deed ? Ha! ha! ha! de geest. Uit uw lachen moet ik befluiten, dat het wat goeds deed. ferdinand, lachende. Wat goeds! — ha! ha ! ha ! — wat goeds! -ha! ha! ha! — het volk van mijn Dorp, w-t goeds! ha! ha! ha 1 de geest. Gij maakt mij nieuwsgierig, Burger \ : zeg mij ia Godsnaam, wat deed het Volk dan toch ? ferdinand. Het verkoos die gcenen tot zijne bewindsluiden , die hets* nog geen drie dagen te vooren , met unanieme Memmen voor zotten , voor fchreeuwers, voor flijmgastcn , voor eigenbelangzoekers, voor ariftocraatep , en God weet wat niet al meer, C en dat met grond en met reden , ) had uitgefchol- (jen. . Met volk van mijn Dorp zwoer, dat het niet anders begeerde, dan een billijke revolutionaire , verftandige en burgerlievendc regeeringsvorm , en , de eed is nog naauwlijks aan de D 3 wol-  54 r D E ,G E E S T van.; wolken, of zij, die zo plechig gezwooren hebben, ftellen mannen aan 't roer van regeerin-gï — Cik fpreek van mijn D.,rp, Kastelein! —) dié zo als ik zeg voor' geen oortje verfiand hebben; of die bij 't algemeen gebrandmerkt (taan, voor fchur- , ken;'voor wanre dwingelanden "en Burgeronderdrukkers! ö Kastèfcin wat .heb ik gelachen, toen ik deezff verkiezing zag! Ha ! ha ! ha ! -- ' Daar liep dat zotte, dat onhandelbaare Volk, even gelijk een kind, dat het vuur wil blusfehen en 'er -teen potje met olie in fmijt. de geest. Gij zijt een wijsgeer met een (terken geest, — of, — gij zijt geen menfehenvriend. ferdinand. Ik zal tragten het beiden tc weezen. d £ geest. ■ Is het een menfehenvriend, die met het ongeluk der menfehen lacht ? ferdinand. Gansch niet, Kastelein! maar ik lach niet met het ongeluk '-van de menfehen, of het Volk op mijn' Dorp. ■.'../•.' de  DOCTER SCHASZ. 55 D B GEEST. Waar laeht gij dan mede ? FERDINAND. Met hunne dwaasheeden, met hunne grilligheedèn,' met hunne fpoorlooze verbeeldingen, met hunne gemaklijkheid, om zig te laaten beguichclen, ' en met een woord, om alles wat Indedaad belachlijk is, en waardoor zij, -misfchien, — misfchien, zeg ik, gelukkig zijn. DE GEEST. Gij wilt zeggen, Burger! dat de gekken de ' kaart krijgen , en dat de kinderen zalig zijn, wanneer ze met een rinkelbel of met een pop fpeelen. FERDINAND. Dat is een verftandige aanmerking., Kastelein ! die ik van u niet verwagt had. DE GEEST. Maar, burger! zult gij door uw lachen het Volk op uw Dorp verbeteren ? FERDINAND. Ik zal het ten ■minftcn door mijn lachen niet-engelukkiger maaken. — Hoor eens! Kastelein! ik D 4 heb  56 DE GEEST van- heb voor dat volk , ter goeder trouw en van ganfchcr harten, de wsarcvryhcidgeprcoïkt, cn zulks met al den ernst, die zo groot een zaak verdiende: hét voik op mijn Dorp luisterde met al den aandagt, dien ik wenlchcn kon ; het klapte in de handen ; het riep bravo! het juichte mij tcc: — cn — toen het dit gedaan had; toen het in zijn ziel overtuigd was, dat ik gelijk had, gaat het echter heen , en fchopt, Zo als ik reeds mecrmaalcn gezegd heb, ccm'ge gekken , fehurken en anstocraatcn in de regeering. Ik bid u, mijn lieve Kastelein ! wat wijsgeer, wat rnenfehenvriend zou hier niet in ccn hevig lachen Hitbcrftcn ? — de geest, Hoe! — ferdinand. Het volk van dit Dorp, zou hij immers moeten denken? is een kind, en vil een kind blijven, —en ik wijsgeer, ik ben zo zot om 'cr een man van te wiilen maaken ! , Misfchien laeht de wijsgeer meer om zig zelve dan oni het volk. de geest. En, na dat de wijsgeer uitgelachen heeft, geeft hij dan den moed tot. alle herftcl, tot alle verbeten ring-  DOCTOR SCHASZ. 57 ring verloorcn ? en laat bij dan het volk aanzijn eigen onberekenbaar noodlot over? FERDINAND.. Gansch niet, Kastelein! gansch. niet'. hij lacht met het volk, enkel cn alleen om dat hij ziet, dat het volk wil en moet lachen , wil het gezond cn gelukkig blijven. — Op dezelfde wns lacht een tederminnend Vader met zijn ziek cn n> hoofdig Kind, vermits hij bespeurt, dat het, vooreerst,' volstrekt niet anders weezen kan, en ten tweeden om dat het lachen een heilzaam middel ter geneezing is. — Kastelein! ik leef geheel voor het volk; en, is dat volk niet tc geneczen door de voorfchriften van het gezond verfend j noch door het zigbaar genot der waste vrijheid, wel nu dan zal ik mij vernederen, om voor Hansworst te fpeelen en om dat volk, al lachende, zolang metzijri eigen ketens om de ooren tc flaan, tot het wijzer en gelukkkigcr word! — Ik ben een wijsgeer, Kastelein! 't is waar! — tnaar ik wil toffer» ook een menfehenvriend weezcu. —Kan ik het volk op mijn Dorp niet in ernst gelukkig maaken, —wel nu, dan ben ik vindingrijk genoeg, om het tc midden in de ellenden, te midden in de flaaverny, dat lachend geluk te doen fmaaken, waar voor dat volk vatbaar is! — Kastelein! — ik zal lachan,D S c»  58 DE GEEST vak en — en het volk op myn Dorp zal met my" lacher;. LUcine, die, geduurende al dien'tyd, met goedkeurende verwondering, en zigbaar vergenoegen, naar Ferdinand geluisterd heeft. — Ter zyde. „ Grootmoedige ziel! Rechtfchapen Batavier ! Gy zult het beeld van myn Vader worden! — " ferdinand, omkijkende. Maar, Kastelein! Hoe ? — gy zyt 'er niet ? Van allen kanten van het toneel word, met allerlei flemmen, geroepen. Kastelein ! een borrel! —- Kastelein! een borrel ! Kastelein, enz. , ferdinand, met verwondering opJlaande. Wat is dit? welk eengefchreemv! en ik zie niemand ! aanhoudend geschreeuw! Kastelein! een borrel! Kastelein! een borrel! enz. ferdi-  DOCTER SCHASZ. 59 ferdinand. Dis historie begrijp ik nier. ********************** V Y F D E TONEEL. lucine, de geest van schasz, fer. din a nd,.öe\ waard; , : de waard, mei verbaasdheid hinnfi»^0: komer.de. Mijn God! Burger! is dat fchreeuwen! — Ik dagt dat mijnheele huis in brand Mond! Welk een vervloekt leeven, cn dat om een borrel. • • ' * ' S «" " ferdinand. Kastelein! ik heb niet geroepen» | . d £ ' w a. a k' d Hebt gij niet geroepen? -r- Wel daar fla de drommel door heen ! — Gij fchreeuwt of gij vermoord werd, — en nu ik kom, wilt gij mij knollen voor cittrocnen verkoopen, en zeggen, dat gij Biet geroepen hebt. « , f e r-  co DE GEEST van f E r d 1 n a n d. Kastelein.' zo als ik. zeg; op mijn woord van eer, ik heb u niet geroepeni de waar d. Burger! op mijn woord van eer; het is zo als ik zeg • gij liegt het. ferdinand. Mijn vriend! ik neem u deeze uitdrukking niet kwalijk; want ik. verklaar u heilig, dat ik niets van dit alles begrijp.— Evenwel, kunt gij zelf getuigen , dat ik niet geroepen heb, om, dat ik, zo op het oogerjblik, nog met u fprak, de. waard. War zegt gij, — Burgen _ Hebt gij zo op het oogenblik nog met mij gefproken ? ferdinand. Ja! Kastelein! — maar net zo als het met uw glaasje ging , is het ook met u gegaan. Zo fiond gij agter mij, — en — toen ik omkeek, U wip waart gij weg. d E  DOCTOR SCHASZ. 6t de waard. Burger! waar over hebt gij met mij gcfproken? ferdinand. Over het volk van mijn Dorp. de waard. Ah ah! nu hoor ik eerst, dat gij mij in de lui-• ren legt Burger! ik heb een ganfche poos in de ftal bij de Paarden geweest, en zo gij mij niet gelooft, kunt gij het daar gaan vraagen. ferdinand. Gaan vraagen, Kastelein ? in de Stal, aan de paarden? — Schoone getuigen , die uwer waardig zijn Neen dan heb ik eene getuige die duizendmaal beter en geloofwaardiger is. d k waard. En wie is dat? f'erdinand, op Lucine -wijzende. Deeze Burgeres, die!u agtcr mij heeft zien daan", cu die ons ganfche gefprek heeft aaugehoord. de waard, tegen Lucine1 Burgeres i «— doe der waarheid hulde! — fpreek, cve Engel! ik onderwerp mij aan uw vonnis. l'u-  62 'DE' GEEST va ft LUCJNÏ. Kastelein! alvoorens ik uitfpraak' doe, verzoek ik u om een glaasje liqueur: ik heb zogewéidig gcfchrikt. de waard. Ja! van dat gelehrecuw, niet waar? Ik4ieb 'er ook van gcfchrikt —- Nu, ik zal u iets greven. dat excelent goed is voor de fchrik. Hij gaat naar een klein raatje, waar uit hij tappen vuil.. •de geesTj kraan van het vaatje roepende, zó dra de waard -die opengedraaid heeft. Kastelein! gij zijt geen Bataaf! — uw drank is. te dun. "'de waard, dood lijk ontfield , én hei - glas weg/mijtende. Och!" öCh! — de Duivel zit in 't vat. de geest, uit een grooter vat roe* ' • r M«v -li* « pende* ( " \'Uw drank is te dun! Kastelein! DE  DOCTER SCHASZ. 03 de waard, wegkopende. Oei! oei f oei! oei! 't is de Duivel zelfs, ********************** ZESDE TONEEL. lucine, de geest van schasz, ferdinand. ferdinand, na naauwkeurig rondgezien te hebben. tegen Lucine. Na mij over alles verwonderd te hebben, verwonder ik mij nog het meest over u. lucine. Over mij? ferdinand. Gij ziet en gij hoort dit alles, en gij blijft zo bedaard als o'f 'er niets gebeurde*: ik moet 'er uit befluiten, dat gij van 't geheim weet ,• want een geheim is het vast, vermits de betoverde tijden al lang voor bij zijn. DE  64 ' DE GEEST van lucine. Die betoverde tijden zouden kunnen wederkeeren. ferdinand. Ja! maar zogemaküjk niet.— Maar, Burgeres! heeft de Kastc'tein niet agter mij geftaan ? heb ik niet tegen hem gefproken, en heeft hij mij geen antwoord gegeeven ? lucine. Neen! Burger.. Ferdinand. Hoe! ik heb hem immers hooren fpraeken ? lucine. Gij hebt niet. eerdinand. Heb ik niet ? Wie heeft mij dan telkens be* fcfceid gegeeven? lucine. De geesrvan DoSer Schasz. j»er»  DOCTE& SCHASZ. *S F E R D I N A N eH V£f warring. Van Schasz ? — van mijn besten vriend ? — Maar. welk eene verbijstering! - Gij vertelt mij (breuk. L Burgeres! _ Ach! uwerpotrernij is voor my tc (mardijk. DE GEEST. Ferdinand! — mijn Dogter fpbt met u nitt. FERDINAND. Wathoorik? Schasz !_ Boezemvriend ! —- ik hoor uw ftcm! — Ach! — Ach! waar zijt g1J ? DE GEEST. Hier ben ik, Ferdinand ! — maar geen fterflyk oo- kan my aanfehouwen. — Getrouwe deelgenoot in mijn zcvenjaarlg zwerven ! om «Wen wrl, en om den wil van Lucine, ben ik het Rijk dergeesten voor eenige oogenbiikkca ontweeken, .« " F E R D I N A N D. Hoe! dit is dan die Lucine, waarvar, Ik ZWO veel gehoord heb; maar 'die het mij nimmer gebeuren mogt te zien? — Dit is dan die waardige Dogter van mijn Boezemvriend? — Dat onbekende voorwerp mijner tcderlle geneegenheid ? , .  66 DE GEEST van DOCTER SCHASZ. R! b e g | e s t. Zij is het zelf, Ferdinand! cn het fiaat nu aan u beiden, om elkander voor'altoos gelukkig te maaien. —.'! j , .: . F e R d i n A, *' P. Lucine! gij hoort het.' vu c in e, in de. artmn van Ferdinand vliegende. Ik gehoorzaam aan mijn "Vader, cn aan mijn hart Mijn Ferdinand: — F E R DI N A N h, Mijne Lucine!' ' ' deo eert. . Mijn taak is volbrag;. — Ik vaar andermaal'tcn hemel. — Mijne kinderen!, uw vader zegent u.— Vaarwel! LUCINE C11 FERjDINANB. I knielende cn met opgeheevcn landen; terwijl de Geest, onder een zagt en en rJiengskvis vcïdv.-ijnevid muziek, voorbnderjkid word optevaaren. Mijn vader! — Mijn vriend! — EINDE van het DERDE en LAATSTE BEDIJRR