LUCIFER.1 e n BEËLSEBUB;, OF HET DROMMELSCHE CQMMITTfc V A S kaadgeelvinö.  Jm. klu 'JL .Jt ■J) ■ >Ji vl. f*8L O ff -J.. <■ 'J . ï t, t a h ' o ^TTJMI/i03 :ili:)üJilM1^0>i([ M fs i v a a □ (f a a a  LUCIFER. /• E N BEËLSEBÜ1, op het DROMMELSCHE COMMITTE. van t, R A A D G E E V I N G. KLUGTIG BLTSPEL. door j. «au ^ e m ^ s z; in l f. even med. d o c t o *.. i ^— Zynde dit het Tweede Stuk van 'sMins nageJaaten Schriften. IN DEN HAAG, By ]. P L A A "W i 7 9 <*»  •;'• 3 «io isd ivjt.- '<5ér  BEËLSEBUB. S der tegenwoordige waereld interigten. —-• Hij had eene menigte plans in den kop. LUCIFER. Ja! die heeft hij altijd. Maar wat goed plan had hij? BEëLSEBUB. Bij de meeste menfchen , zei hij, mij laatst, zit de Duivel nog in 't hart. De Wijsgeeren doen hun best wel, om de Hel en al haar ap-en dependentiënwegteredeneeren, maar dit wil'er nietgemaklijkin. Onze godgeleerde Noodhulpen zwijgen wel van ons op de Kanzeis, ten minften fpreeken van ons niet anders, dan in den uitterften nood; de grootfle hoop lacht en fpot wel met ons, zo lang alles voorden wind gaat,— maar in den donker of op hun fterfbed zijn ze nog even zo benaauwd voor ons als ooit te vooren. LUCIFER. Apollionnetje heeft gelijk. —, De Wijsgeeren hebben goed praaten: zo lang hunne Toehoorders zelts geen wijsgeeren worden , zullen zij geen geloof vinden, BEëLSEBUB, Derhalven , ging het jonge Duiveltje voort, is onze A 3 zaak  6. LUCIFER en zaak nog zo hooploos niet. 'Er is zeer veel kans om weder zo fterk in aanmerking te komen, als in de dagen van ouds. LUCIFER. 6 ! Dat zou een zegen weezen ! — Maar op wat wi,;s toch? BÉCLSEBUB. Qua' Hel en qua Drommel, zei hij, LUCIFER. Ik kan wel hooren, dat hij veel in Vergaderingen komt. BEëLSEBUB. Zullen of kunnen wij nimmer een goed figuurmaaken. ;— Al die fpreukjes zijn uit de mode. — Maar wij moeten nieuwe gedaanten, nieuwe naamen en nieuwe manieren^aanneemen, LUCIFER. En dat in onzen ouden dag ? BECLSEBUB. Ja! Burger Lucifer! men moet zo veel doen, om  B, E Ë L S E B V t, 7 met eere aan de kost te.kemen, — en als wij het daar mede nog maar krijgen kunnen. LUCIFER. Gij hebt gelijk, Burgex Beéirebub! maar wat moetan wij dan doen ? M at is zijn plan? BEëLSEBUB. Dat zal hii u zelf best kunnen zeggen. lk Se* loof, dat hij te huis is. Ik zal hem eens roepen. — Tusfchen de ff eet van een rots roepende. . ApoUionnetje! — Apollionnetje! — Ikhoop.dat hij mij booren mag. LUCIFER. Hoort gij geen gerugt ? BEËLSEBUB. Ik hoor geduurig iets rollen, even als of het ra» Terre donderde. LUCIFER. Gij moest nog eens roepen. BEëLSEBUB, roepende. Apollionnetje: Apollionnetje.! A 4 «•  8 LU CIFE R fm LUCIFER. Hoort hij nog niet ? — 't Is of hij zinkings op zijn trommelvliezen had. BEëLSEBUB, roepende. Apollionnetje.! — Apolli Nu hoor ik hem. Hij roept, ja! LUCIFER. Daar is hij a}, TWEEDE TONEEL. LUCIFER, BEëLSEBUB , APOLLIONNETJE, BEëLSEBUB. ': Is of gij doof waart. Gij laat mij de keel aan iluk fchreeuwen. APOLLIONNETJE. K|?m het mij niet kwalijk, Oom Bcëlfebub! ik was Dezig met die oude donderklooten naar de zolder te brengen, en die dingen rammelden zo, dat ik u «iet hooren kon. ■ v j | l u>  BEËLSEBUB. 9 LUCIFER. En waarom brengt gij die donderklooten naar de zolder ? APOLLIONNETJE. Om dat ze mij, in de fpreekkamer, inden weg leggen, Oom! LUCIFER- Wat moet 'er dan in de fpreekkamer gebeuren? APOLLIONNETJE. Ik zal ze opruimen, Oom! die verroeste blikfemfchigten , die 'er zo veel eeuwen geleegen hebben, heb' ik maar op de vuilnishoop gegooid. BEËLSEBUB. Wel zo, gooit gij ons armoedje zo maar weg? —. Onze boel, APOLLIONNETJE. Ja! God betert, het is 'er ook een boel na! Kijk, Oom ! ik ben geen eerlijk man , alsj'er aan de tjen millioenen blikfems voor een oortje oud ijzer zat. A 5 LV"  ra L U C I V E . R e ic L V C I I E t, ,k31 I 3 9 «i Maar, als nu dc fpreekkamer opgeruimd Es, wat APOLLIONNETJE. Dan is'mijn plan , om ons\)üd aanzien j'onzclangmlooren achting, onf .bejnrvsen .crediet wedfir cncfer het menschdom te herllellcn. LUCIFER. En dat in de fpreekkamer ? APOLLIONNETJE, trotsck. Jat Oom!'en dat in de fpreekkamer! LUCIFER. . o Mijn lieve Neef! wanneer gij dat doen kunt, dan zult gij u aan de Hel en al zijn Drommels hoogst verdienstlijk maaken. BEëLSEBUB. Is dit rtifsfchien dan reeds het begin van uw plan , waarvan gij mij gefproken hebt ? APOLLIONNETJE. Ja' Oom! * tr  6 -E Ë L S E B U A. iï BEëLSEBUB. Zijt gij dan nu al aan 't werk. Wij zaten 'er pas over te redeneeren. A P O L L I O N N E T T E. Ja! gij doet eyen gelijk de goede, yroome Patriotten daar boven op Gods aardbodem doen. Gij redeneert 'er over, en na 'er over geredeneerd te hebben , blijft gij met dc werklooze armen over elkander Zitte'n . : ondertusfehen komen 'er anderen , die niet redeneeren, maar die toetasten,, en alles na::r zig ftrijken, • en zie daar, dan {taan die fraaie Redenaars net te kjjkeri atefnptjongens, die hun zondagsduiten verfpeeld hebben. • Oom! het fpreek- woord zegt, die wat hebben wil moet'er op uit moeven. LUCIFER. Maar zeg mij ook eens wat van dat plan! Ik weet 'er, tot nog toe, niets van. APOLLIONN ET J E. Het beftaat eenvoudig hierin, om, in naarvolging van het revolutionaire menschdom, een Commisfiete benoemen, die haar permanente zitting zal houden in onze fpreekkamer, onder de benaaming van ; Com- mis-  ia LUCIFELen ffiisfïe tot Raadgeeving, en die gehoor zal verleenen, en raad zal verfchaffen, aan alles wat 'erkomt, om 't even of men voor dan tegen de zogenaamde goede zaak is. —— LUCIFER. En waartoe moet die raadgeeving dienen ? APOLLIONNETJE, ineen geweldig lachen uitbcrflende. Ha! ha! ha! ha.' LUCIFER. Wel nu! gij lacht! antwoord mij! APOLLIONNETJE. Wei zou ik niet lachen, mijn lieve Oom Lucifer! ha! ha! ha! gij vraagt mij, waartoe die raad¬ geeving dienen moet? — Gij! gij! vraagt mij dat? — Ha l ha! ha; doorfleepen mensch- en waereld- kenner! gij fpot voorzeker met uw armen neef. ■ LUCIFER. Ik doe waarachtig niet. Om!  BEËLSEBUB- 13 APOLLIONNETJE. Oom! het menschdom is thans in een foort van revolutionaire beweeging, die niet ongelijk is aan de keorts. Die beweeging, of laat ik liever zeggen , die koorts, zal, of het bloed zuiveren , en de gezondheid, dat is het geluk der flervelrngen , bevorderen ; of zij zal doodlijk voor hen worden: het laatlie is onze zaak, Oom f LUCIFER. Maar wat zal onze raadgeeving hier toé doéh ? AP OLLIONNETJE. Zeer veel! door onze raadgeeving zullen wij alles In de war helpen, — en, — wat ons betreft, — in troebel water is goed visfehen i verftaat gij mij, Oom? LUCIFER. Ja! nu begrijp ik u. > Gij wilt zeggen, dat als de menfehen niet vrij, niet verftandig en niet gelukkig worden, dat ze dan van zelf weder in onze klaauwen vallen, en bij den Drommel tebiegtkomen moeten? APOLLIONNETJE. Recht zo, Oomf BE-  ii % u c i f i) r jr f B E C L S E B. V B. Maar, wie zult gij tot deezc GommisGe van Rasdgeeving benoemen ? APOLLIONNETJE. Wie anders dan beiden mijne- O omen Lucifer en Bcelfchub, die,- vnjn• 't begin der'waereld af, ree is in, foortgciijke Commisfies getvecst. zijn. B E ë L S E B U _B. Wij zullen een fchoon figuur maakeri,! traofc ooi win jhJ «jcfgoEEt asiio 7ex 16 wmsM J APOLLIONNETJE. Excufccr mij, Oom ! gij zult een zeer goed , en bij, tiitftck deftig: fi.ar-r.rr maaken , ingevallen gfj.flegts verkiest, om mijn■ r».1te volgen. ... ff e c i SE 8 u'-b'; . « BlaO , [fat I En -wat is die raad ? A P' O L L I O N NE T J E. Gij weet, (Jam'; fehoon voorgedaan is reeds méér dan half vcrf.:,gt; — en, het. uitwendige doet, bij' het gros van- Adamskinderen, genoegzaam alles af. —' Laaten wij dcè'zc fpreuker, te "pas brengen.'— Ik ken de revolutionaire waèrelA, — en ik weet, hoe zij' bij den uwordcfl. ~——AIk heb een doosje, waarmede ik wonderen zal verrigten. Maar wagt een oogenblik; ik zal 't gaan haaien. der-  b ê. ë'l's e b ü'h:1 ïi DERDE T 6 Bfl £ 12 L. L Ü C I F Ê R, BEeLS'EBUB. . | Tt9tl C I'F E R» Schoon 'er geen jongen komen, die het de oudera verbeteren, dunfcï mij eéhter, burger Bvilfebub! dat ons neefje Apollionnetje een uitzondering op deezea algemeenen regel inaakt. BEëLSEBUB. Dat dunkt mij ook, en ik geloof, dat, wanneeï wij zijn raad volgen, wij 'er wel aan toe zullen weezen. LUCIFER.. 't I's waar, oude luiden laaten zig niet gaarne <3oor «lie jeugdige wijsneuzen den weg wijzen; maar ciit is een zwakheid der ffervelhigen, daar wij, Duivels, al lang over heen zijn. BEëLSEBUB. Daar komt bij al weer te rug. VIER-  lö LUCIFER en *********************** VIERDE TONEEL. LUCIFER , BEëLSEBUB , APOLLIONNETJE. APOLLIONNETJE. Hier ben ik met mijn doosje, en nu zullen wij beproeven , of het waar is, 't geen ik gezegd heb. LUCIFER*' Ik heb veel doosjes van mijn leeven gezien, maar nooit was ik nieuwsgieriger naar een doosje dan naar dit. BEëLSEBUB. Met dit doosje moet dan het geheele revolutionaire menschdom in de hiuren gelegd worden ? APOLLIONNETJE. . Zeer zeker, Oom! zie hier! Hij opent het doosje , en haalt 'er twee brillen uit. Dit is nommer één. Daar. l u-'  BEËLSEBUB* *7 lucifer. Befpot gij onzen ouderdom? Wat züllen wij met deeze brillen doen ? APÖLLtONNÉTjÉ; Op uw neus zetten; lucifer. Maar ons 'gezigt is nog goed. apollionnetje; Dat zegt 'er niets aan. Al was uw gezigt riog zesmaal zo goed* Zet hem op. lucifer; Maar een bril optezatten; Zönder hem iïoodig « hebben. apollionnetje; In de waereld hebt gij hem hoognoodig, en Vooral in de Commisfie waarin gij gefield zjjt'i lucifer. Dat begrijp ik niet. Eén bril mët bert goed gezigt! B i P fit  iS LUCIFER, en APOLLIONNETJE. Hoor, Oom! al' die thans onder het geleerde menschdom eenig aanzien wil hebben, moetvolftrekt een bril op zijn neus zetten, ,en, ze 'er geen twee minuuten op een dag van afneemen. Hij moet 'er mede over firaat en in huis loopen. -— Hij moet''er over heen, en 'er doorheen kijken, —en vooral, moet hij den bril .op hebben , wanneer hij ineen Vergadering of in een Commisfie zig .bevind. Gij zoud niet gelooven, welk een achtbaarheid de bril aan een Lid bijzetr, ■en; welk eeji vertooning van diepden- 3 kende wijsheid hij zelfs een Domkop maaken doet! — Wanneer men zulk een gebrild Lid van de tribune be. fehouwt, dan is het, in dé oogefi der meesten, niet anders, of men ziet Salomon in al zijn heerlijkheid. - L UC I F E li. Beroerde Salomons! BEëLSEBUB. Die Luiden van de Tribune hadden dan ook wel. brillen noodig.'tén 'einde deeze vergLiasde gekken van ds weezenlijk verltandigen te kunnen onderfcheiden. A PO' LLIONNETJE. Ja! Oom! dat kan welweezen; maar ondertusfthen dc menfchen zijn zo ;#en of ze door een kroon, door  B E . È* L 'S E 'P U L e n 19 door een bef, door-eon pruik, of door een bril be* droogen worden, dat komt alles op één uit. — Ons, • geloof ik, verfcheelt het zeer weinig met wat aaswij 'den fterveling vangen. De bril is tans voor u - onontbeerlijk , en derhalven, BEëLSEBUB, Cti L U C I F E 8, elk een bril opzettende. \ Ah l zie daar dan. j , ■ ood I A p o L li qn'ne tj e, twee f]'c:pen tilt heldoor Cl • i'iod — ' Bceifebub! laa.cn. wij dan maar uk- faijden. -jy-y., „ ,. .. I ■ u ■ ' ***********.^«^*^^^.^^ V IJ F D E TONEEL. Apollionnetje, eenige Jonge drommeltjes5 allen met brillen op den neus en ?net jjerpen omhangen. apollionnetje. Kinderen ! het is van daag Kermis in de Hel • wij moeten eens braaf .vrolijk weezen. Zij danzen een commicq Ballet. einde van het eerste be d rijs* * * é TWEE-  B E E.L S E B U.B., 27 T W E E■ D E B E D RTF. EERSTE TONEEL. Het Toneel ver her ld 'een ander Hol in de Hel, doch, dat derwijzen opgeschikt en toege li ' is , dat 'er gev. eglijk een; Commisfie haare zitting in houden lan. Be ve fie fels en meubelen zijn cverêénkomfig- het o.gmerk , waartc.e ze gebruikt worden. LUCIFER, BEëLSEBUB, met bril; fjerp en gebedenboe je, aan een tafel zittende: BEëLSEBUB. Daar zitten we nu, Burger! Als ons Neefje ons maar niet in de luuren lejt. LUCIFER. Dat hoop ik niet. BE,ëLSEBUB. Mij dunkt ik hoor hem tegen iemand praaten. L ü-  «8 LUCIFER bn lucifer. Dat doet hij óok. Hij brengt ons zekerlijk klanten. *********************** TWEEDE TONEEL. lucifer, BEëLSEBUB, APOLLIONNETJE, burger klapwiek. klapwiek tegen apollionnetje, onder het binnenkomen. Wel verbaasd en verfchriklijk ! wat al Coinmittés! — Hier een Committé! daar een Committé! ginder een Committé! Men kan geen voet verzetten, of men ftruikelt over een Committé' — Als het Vaderland nu niet behouden word, dan weet ik het niet. apollionnetje. Langs deezen weg, Burger! klapwiek. Ja! burger! ik weet hier den weg niet. Wel jemini joosje! dit is een mooi Committé! ;— En ei kijk, wat aartige Committéslcden ! —- Wel diezien '•r grappig uit. •—« Op  BEËLSEBUB 09 Op eenigen affiand Lucifer en Beëlfebub, met verwondering, befihouv ende, dl. intusfchen een ceftige houding aanneemen. Menfchen zijn het niet, en drommels kunnen het niet ztjn i Maar wat zijn hét dan ? Ei, burger Kamerbewaarder! zeg mij eens, wat zijn dat voor fehepfels ? APOLLIONNETJE. Burger! denk op wat plaats gij zijt! Spreek met meer eerbied van uw Overheid! KLAPWIEK. Wel nu! wel nu! ik Vraag maar wat voor fehepfels het zijn ? APOLLIONNETJE. Het zijn fuper verftandige Mannen, dat kunt gij aan hunne brillen zien. K L A P W I EK. Ei, ei, aan hunne brillen? wel wat je ■zegt. APPOLLIONNETJE. Het zijn de waardige en bekwaame voorwerpen . te recht door het Volk tot da hoogde eereposten • , ■ t ■' v#r-  3» L U C I P ER e N verheéven; in 't bezit van het grootfle vertrouwen, •en voorzien mee de uugebreidite magt; -i—— e;i dit alles .word beweeZen door hunne f jerpen. ;sn rA «bffimoib n» .itfri -ntix n^ 'oJtt9t/t3" KLAPWIEK. Wel ijslijk, fteekt 'er zo veel in een fjerp? • Ik durf ze haast niet aanfpreeken. BEÜLSEBTJB. Treed nader,: Burger! wij zitten hier orn,: uw.e belangen te bevorderen, indien gij verkiest om ze ons voor te draaien, en zo gij 'begrijpt, dat gij onzen raad. of onze hulp behoeft.- KLAPWIEK. . Wel, Burger! je maakt me.beteuterddoor zo veef onverdiende beleefdheid. .riüiE nsund aaoud nrs LUC iqpi E R. Wees vrijmoedig, BurgerV wij doen niet ander* dan onzen pligt betragten. K & A l"  B E E ' L S E B U B. |g K LAP W I E'K. Kijk, daar'ben. ik waaragtig van aangedaan. De traanen komen mij in de oogen. 't Was ie wenfchen dat alle- Committés zo waren. LUCIFER. 'Maak ons niet weemoedig, BurgerI ep deezengc-; Wigtigen post hebben wij fterkte van ziel noodig. KLAPWIEK. Dat geloof ik. —— Nu, onze lieve Heer ondwftcunt u ook merkelijk. BECLSEBUB. Adres aan alle onze Committenten. Maar, Burger'. vermits wij overkropt zijn met de belangrijkfte ftaatsbezigheden, zouden wl| verlangen, dat gij tot de zaak kwaamt, die gij ons zoud willen . voordellen. KLAPWIEK: Wel, Burger! wel met zeer veel pleifier; wel foei i ik zou geen rechtfchapen Vaderlander wcezen, wanneer ik u, door mijn pispraatjes, den tijd ontflal, die geheel aan de Natie toekomt.  33 L U C 1 F E R e w LUCIFER. Wat is dan uw voorflel, Burger? — Maar maak j het wat kort. klapwiek. Zo kort als mooglijk is, Burger! Gij moet wccten, dat ik heel veel zin heb, ,om ook in de regcering te korten. ~ Kijk! ik win 'er geen doekjes orm Ik zeg u zo maar gul en rond weg, wat mijn mecning is. LUCIFER. Daar doet gij braaf aan , Burger ! In een Committé , daar men vrij met elkander fprèekt, moet men dergelijke voorneemens, ook niet onder ftoelen of | banken fleeken. ÖEëLSEBUÖ. Maar, Burger! gij hebt immers dubbele kans om in de regeering te kunnen komen ? KLAPWIEK. o Ho! ik verfta' ü; gij wilt zeggen, om dat ik rijk ben, en om dat ik een mootje Rok aan heb, niet waar ? B E-;  B E Ë .L S ;E B U B. m B.E ë L S E B U B. Wel j^; en is dar geen recommandatie,ge- aoeg ? KLAPWIEK. Voor deezen was het genoeg, Burger! toen wij nog door ons gelijken werden aangefteld: maar nu is het geheel anders ! Slapperdcmallemosterd! nu kiest het Volk zelf zyne Regenten , en nu zweert en vloekt het bij kris en bij kras, dat het geen andere Vertegenwoordigers of Regenten wil hebben , dan die verftandig, (taalkundig , bekwaam en eerlijk zijn. BEëLSEBUB. Wel nu ? ..KLAPWIEK. Wel nu? — Eerlijk ben ik, dat is waar!—maar verftandig, dat geloof ik niet; want tusfchen ons gezegd , de heele waereld zeid, dat ik een zot ben. .LUCIFER. Wel nu! laat dat zo zijn, des tegrooter kans hebt jij, om aan 't roer van ftaat te komen. KLAPWIEK, : Eiliève, en gij hoort dat ik zeg, dat het volk niet anders dan verftandige luiden wil verkiezen. C  $4 LUCIFER en L U e I F E R. "Hcbt gij dit liet volk zelfs hooren zeggen? KLAPWIEK. Niet alleen hooren zeggen, maar zelfs hooren uitfehreeuw'en. LUCIFER. Maar hebt gij ook het volk zien doen, hetgeen het gezegd en uitgefchreeuwd heeft ? KLAPWIEK. Neen! waaragtig niet! wel neen! het geleek 'er niet naar +- Bij mijn ziel! gij brengt mij daar te binnen , dat zeggen en doen twee dingen zijn. LUCIFER. «i-jS9(Jïtv uif tKMKQH -Jibrisih-JV f..-.F ;  B E È' L S Ë Ü tl m LUCIFER, Gij hebt het geld, niet waar ? KLAPWtEK. ja ! Burger! God zij geloofddat heb ik, en ik heb het met eere. L U C I F E H* Des te beter. —- Maar hoe veel rnooïe tokkei hebt gij ? KLAPWIEK. ^- Hoe veel ? laat eens zien. —i— Op zijn vingers tellende* Mijn roode is een; mijn blaauwe is twee; nog een donkerblaauwe; een mansgreine en dat paerel1 kleurtje, dat 's vijf: drie zwarten , en die groen geftreepte, dat is negen , en dan nog een pompadourtje, dat is tien ; —4 daar zijn dan dé vesten en broe* ken hij; dat begrijpt gij, LUCIFER* En hoe dikwüs trekt gij een andere rok aan ?  3ö LÜCÏF ÈR en klapwiek. Hoe dikwils ? ja! dat weet ik niet recht; om de drie of vier weeken, of zo dikwils als'tin mijn hoofd komt. lucifer. Om in de regeering te komen , moet gij alle dag. een ander kleed aantrekken. k l a p w i e k. 'Watje zegt? zou 'er dat goed voor weezen? — ■wel dan laat ik 'er nog tien pakken bij maaken. Maar, Burger! alle dag een ander pakje! dat ftrookt immers niet met de gelijkheid, met de burgerlijkheid. acH lucifer. Daar moet het niet 'mede ftrooken. klapwiek. Maar elk heeft die woorden in den mond. lucifer. Gij moest ze ook onophoudelijk in den mond heb- . ben , maar 'er nooit naar doen. klapwiek. Wel foei, dat zou valsch zijn. LU-  BEËLSEBUB. 37 LUCIFER. Wanneer gij 'er zo over denkt, komt gij nooit in de regecring. — Begrijp dat woorden geen klederen zijn : de eerden moet gij gebruiken , en de laaiden aantrekken. K L A P W I E k. Gij hebt gelijk. Burger! hoe kan ik ook zo dom weezen! woorden zijn wis en waaragtig geen rokken of broeken, en voor zo verre als het alle beiden onzen lieven Heers fehepfels zijn, moet men 'er gebruik van maaken, en dat kan men doen. BEëLSEBUB. Burger! gij bebt den fchoonften aanleg tot de regeering dien men wenfehen kan. KLAPWIEK. Ik bedank u wel zeer, Burger! — maar nog ecne vraag: zou zulk een fjerp wel oP mijn gekleurde rokken pasfen? LUCIFER. Burger! deeze fjerp heeft de verwonderlijke cigen- fchap, dat zij op alle rokken past. Ter zyde. „ Maar niet op alle menfehen." C 3 klap-  3* LUCIFELen klapwiek. Ik bedank u voor uw raad. — Maar weet ik nu genoeg, om in de regeering te komen ? lucifer. Gansch niet, klapwiek. Wat moet jk dan nog meer weeten ? l u c i f e b. Gij hebt immers Clubs, Sociëteiten, Grondvergaderingen , of zo als men die bijéénkomften noemt? klapwiek. 6 Bij douzijnen, en in mijn ftad van het beste foort, lucifer. En hoe dikwils verfchijnt gij in dezelven ? klapwiek. Nooit, —« lucifer. Hoe i nooit! ~— En waarom niet» KLAP-  B E Ê'h S E B ü B » » KLAPWIEK. Ja! Burger! dat durl ik hier wel zeggen: het komt, warempeling ! hij mij niet uit minachting of verachting voort;' maar onder die hurgeriuidjes, die daar komen, fchoon ze zulke mooije rokken niet aan hebben als ik, zijn verfcheiden heele verftandige bollen, die daar uuren agter elkander over ftaatszaaken kunnen redeneeren, en dat wel op de preekitoel, —- en kijk, daar zie ik geen kans toe, ? en als ik 'er kwam, dan zou ik ook moeten preeken, — en, om je de waarheid te zeggen , dan zou ik kaal van dereis komen: want ik ben 'er niet wijs genoeg toe. LUCIFER. Burgert die nedrighei 1 iro3t gij afleggen, of gij komt nooit op het kusfen. Maar hoor eens, hebt gij die preekende burgers weieens apart o\er deflaatkunde hooren redeneeren ? K L A P W I EK. Wel jemiui Joosje! alle avonden, tot laat in den nagt toe, zitten ze aan mijn huis over de (taalkunde» te'preeken ! o ho! het heeft mij al zo veel ankers Wijn gekost. LUCIFER. Dat wil ik gelooven, Maar veritaat gij die Predikatiën ook. C4 KLAP-  40 LUCIFER i # KLAPWIEK. ' Wel'om je de waarheid te zeggen , neen! hier en daar is 'er zo een enkel woord in , dat ik verfta, zo als Vrijheid . Gelijkhei 1, Brocderfchap, Vaderlandliefde en dergciijken , maar van 't overigen begrijp ik net zo veel als mijn kat: evenwel ik hoor het gaarnet want kijk, die woorden worden op zulk een vericnriklijken mooijen toon uitgefproken, dat 'er een msnfchen hart van verdaagt: zomtijds klinken ze ook, net of het donderde, en vooral als het wat laat in den nagt word, want dan is het ftil, begrijpje? LUCIFER,» zyde. „ En dan zijn de koelen gefmeerd." 0)'cr!uid. Burger!^ de luiden van die bijéénkomften zijn immers de luiden , die de Regenten moeten verkiezen ? KLAPWIEK. N Wel ja, Burger ! zeer zeker , want ze zijn het volk. LUCIFER. Nu, vervoeg u, dan daaglijks in de Vergaderingen yan dit volk! fleek den buik vooruit; den kop in de hoogte; vlieg de Predikftoel op; breid de armen uit; verhef uw (tem, en predik uit al uw magt over dc Vrijheid, de Gelijkheid en de Broederfchap!' klap- .  BEËLSEBUB. 41 KLAPWIEK. Wel, daar da ik een gat van in den Hemelt —— Ik prediken ? — Ik , in een Volksvergadering het woord VOeren! Wel, Burgers! wel Burgers! ze zouden me uitlachen. LUCIFER. En waarom zouden ze u uitlachen ? KLAPWIEK. Wel geen mensch zou mijn Predikatie verft aan, •—* en, bij mijn Mei! ik zelf ook niet. LUCIFER. Toen gij, zo als gij zegt, die Burgers uit de Club, aan uw huis hebt hooren Prediken, toen verftond gij ze ook niet; — maar hebt gij,ze toen uitgelachen? KLAPWIEK. Wel neen! in 't geheel niet. — BEëLSEBUB. Wel ïiü, even min zullen ze ook u uitlachen. BEëLSEBUB. En wij kunnen u zelfs verzekeren, dat hoe minder zij uwe redenvoeringen of aanfpraaken verdaan of begrijpen, hoe minder zü 'er om lachen zullen. C 5 KLAF"  4a LUCIFER e-n KLAPWIEK. Kijk, als dat zo is, dan ga ik ook op de Preckftoel. LUCIFER. 't Is voor u dc naaste weg, om in de regecring te komen. Alleenlijk draag zorg, dat men u wei¬ nig of liever in 't geheel'niet begrijpt; uitgezonderd de berugte woorden van Vrijheid , Gelijkheid en Broe- derfchap! Maar Apropos! hebt gij een goede item ? KLAPWIEK. - Een (tem als een klok. —Kijk ik ben 'er nretgrootsch op, want het is een gaaf van onzen lieven Heer; maar rk kan fchreeuwen, dat men 't een half uur verrehooren kan. LUCIFER. o! Dat is bij uirftek. Maar hebt gij nog al veel ïariatien, of ftemhuigingen als gij zo hard fchrecuwr. KLAPWIEK. Dat laat ik u zelf beoordeelen , ik zing. al de Pfal* men Davids, zogoed als. de beste voorzanger. ui-  8 E ËT ü S E B U B. 43 LUCIFER* Dan is de zaak gewonnen. — Ga dan gerust heen, Burger! Trek een mooijen rok aan: vcri'chijn in de Volksvergaderingen: bulk op de P.redikftoel: brom daar de onverdaanbaarfte wartaal: fpreek de woorden Vrijheid , Gelijkheid , flroederfehap , nu eens vleemende, dan eens fchielijk, dan eenslang-' zaam, dan eens zagtjes en dan weer donderende uit, mits altoos verltaanbaar! ■ BEëLSEBUB. En, öm zeker' te weezen van 's volkstoejuichinj, verzoek dan den avond te vooren, wanneer gij den volgenden dag predikt, een douy.ijn of anderhalf van uwe Toehoorders, die groote, fterke handen hebben, en die (leeds gewoon zijn, om in de Vergaderingen het hardde te fchreeuwen en het hardde te klappen ; — ontlvial deeze op oen goed glas wijn , • en Zie u, bij de eerde verkiezing Regent! — KLAPWIEK- Burgers! uw raad komt mij overheerlijk voor. Ik' ga 'er daadlijk gebruik van maaken. — Mag ik ook weeten , 'hoe veel ik in uw fchuld ben ? LUCIFER, Mets. KI'aP-  44 LUCIFER ft ft KLAPWIEK. Hoe, niets? bij zulk een aanzienlijk Com¬ mitté ? LUCIFER. Zo als gezegd is, Burger! niets: want tot nog toe neemen de Committés geen geld voor hunne advijfen. KLAPWIEK. Dan bedank ik u duizendmaalen, Burgers! als gij bij mij komt, zo goed weerom. *********************** DERDE TONEEL. LUCIFER, BEëLSEBUB, LUCIFER. Wat dunkt u, Vader Beëlfebub! als zulke luiden het roer in handen krijgen , zal 'er dan van Schip en laading wel veel te regt komen ? BEëLSEBUB. Ik wist niet, dat onze zaaken op Gods'aardbodem nog zo wel Honden. Als dat zo voortgaat, dan geraakt de Hel op nieuw in den brand.  BEËLSEBUB. 45 lucifer. Ja! Apollionnetje heeft het ons wel gezegd. Maar houd u ftil; daar komt weer wat. ■ *********************** VIERDE TONEEL. LUCIFER^ BEëLSEBUB , APOLLIONNETJE, een COMMISSARIS VAN de ARISTOCRAATENCOMMISSARIS.Mijne Heeren! ik ben de Afgezant der Ariftocraaten. BEëLSEBUB. De eer der Zitting, Mijnheer! apolli onnetje, hem een floel gtevende. Zet u neder, mijn Heer! COMMISSARIS. Niettegenftaande mijne hooge Committenten, bij andere insgelijks zeer aanzienlijke Committés, raadf lesfen en voorbeelden ter regeling van hun gedrag, in overvloed konden bekomen, hebben zij echter aan dit uw Committé de voorkeur gegeeven, om 'er mij, als gelastigden, heen te zenden.  «S . L V C 1 F È K e h e E ë L S E b U b. ■~Wj-vm4en 'i,n f].rr.s slié Wlu'jkbBédflrii En om hier tc be*§. ia - tc Qaagétf , • moei gij panijfchappen-ftooken en en-  B E~E L S E B U B. 55 onderhouden. De meeste menfchen willen iwuten en harrewarren, en zomtijds een vuistpartijtje hebben ; wel nu, laat hen hun hartophaalen; draag flegts zorg, dat zij het om beuzelingen doen, en dat zij niet uw gezelfehap, maar elkander bij de oóreh krijgen: dit zal hen verzwakken en u ver Herken : dit zal hen onderwerplijk maaken , eb u op den zeul verheffen. LUCIFER. Hebt gij nog meer raad noodig, mijnheer! C O MM IS SARIS. Neen ! mijnheeren! de rest zal ons eigen hart ons wel zeggen. LUCIFER. Daar twijffclen wij niet aan. COMMISSARIS. Uit naam van alle Ariftocraaten heb ik de eer u hartgrondig te bedanken. D 4 V Y F-  S« LUCIFER en *********************** VYFDE TONEEL. LUCIFER, efi BEÖLSEBUB. L U C I F K R. Hoe geneegen zijn de Menfchenkinderen, om ons in dc hand te werken! BEëLSEBUB. Hadden wij ons 'er maar wat eerder medebemoejd , misfchien waxen we nu al grondwettig herfleld geweest. LUCIFER. Dat geloof ik ook. Maar dat laat komt, komt •ok. , BEëLSEBUB. Wie^zullen we daar hebben? .% y '4 ZES-  BEËLSEBUB. 57 *********************** ZESDE TONEEL. iücjfkh, beëlsebub, apoihonNetje, een BOE*. BOEK- Hier ben ik immers bij het Commetje toe van Raadgeeving ? LUCIFER. Ja! burger! gij zijt hier te regL boer. Wel God dank! Kijk ik ben een boer; maar het fchreit tot den hemel, zo als ze bij die andere Commetjei tee ons Aandelen. —— 't zijn, jandome» groote heeren, daar, as je 'er burger tegen zegt, dan kijken ze je an as oorwurmen: wel we zijn immers burgers, en een boer is immers net zo goed als zo'n lidmaat van een Commetje tee? Kijk, me vaartje zeit altijt; jongen ! dat zijn de Goden-,' die we gemaakt hebben! Is 't niet zo, burgers ? B E ë L S E b U b- Zo is het, burger! zo en 'niet anders. - D 5 E O E  58 < [L U C I F E ff e n BOER. . . Wel nou dan, dan moest het ook overal zo weezen ; maar dg moesten die Commetjes tee im'deli mij ook niet as een kwaa jongen van Herodes naar Pilatus ftuuren , en mij Jiiet voor den zot houden p of mij de deur voor d.en.. «pus toegooijen, net as of ik cen> lèhobbejak was. LUCIFER. - Dat is juist geen gelijkheid of broederfchap. BOER. • f As 'er, bij mijn zieterd, as 'erecn heer met een mooije rok an komt, dan, janftramme! doen ze aj de deuren open, zo-dat 'er-wel een volle'hooiwagen kan binnenrijden; dan geeven,.ze hem een gouwe ftoel, en dan hooren ze naar afzijn gelul, netzolirjeus, as mijn grootje naar een -preek uit de kattekismus. ls. i,-ib' fij 9S-«S os . Ibcnóri rrab ioi iiaiift-jl'fsrt LUCIFER. 't Gaat al zo, burger! BOER. En kom ik, of mijns gelijken, dan, fcUedrement! dan moet ik eerst drie vier uuren wagten; dan mot ik den volgenden da?, en dan weer, en dan al weer den volgenden dag weer komen , en as ik 'er dan nog binnen komen kon ; welja!- pfui; die hemel is voor $ boe-  B E Ê' L S E B U 5^, boeren niet; — dan komt'er een(Suikretaris, ofzo'n ding, die, as ik hem fpreeken wil, mij met korte woorden zegt, dat.de Heeren het zo-^ruk hebben, dat ze mij niet fpreeken kunnen , en dat ik lieverdaar of daar naar toe zou gaan. - Nou! wat wil ik doen? ik arme fukkelaar ga dan daar en daar naar toe; - maar, as ik dan daar'en daar kom, dan is het, bij mijn ziel! weer net,het zelfde. — En as ik dan al, daar en daarliet geluk héb, om die groote Hanzen te fpreeken, dan ben ik, God betert, nog net zo na als van te voeren,. en dikwils nog meer agter uit. Kijk, 't is om dol en raazende te worden. Ik ben maar een boer, 't is waar, maar zulk een behandeling doei mij meer zeer, dan of ze mij een mee door mijn bek gaven. lucifer. Burger? wij zijn volkomen tot uw dienst, ingevalIe i wij u , in het een of ander geval, raad kunnen gcc-. Vnfrnn Hmê'M& t&Bdté-.:ÉSft9UV- nijrrr nes !ornofe boer. Kijk, jelui fpreekt nog als regte Commetjes tee lui; . ' maar die andere luisooTe i; doch ik wil' 'er niet meer van fpreeken. — Hoor, ik ben hier excepris gekomen, om. je raad te vraagen. Mit korte woorden zei ik het je zeggen. Luutcr. t, xr-  öo L-UCIFXK-iir LUCIFER, ! Zeg op. -— BOER. F Zo as de grootc Lui zeggen, dan is het Vaderland in gevaar, ik weet het, waaragtig, niet; maar dis gröote lui motten 't wceten, want ze worden 'er daaglijks tiendubbeld voor betaald; —- dus eij zeggen het, en ik mot het gelooven. Maar het Vaderland is dan in gevaar, en dan'is het mijnpligt, om het Vaderland te helpen ! is 't niet zo, burgers ? BEëLSEBUB. Ongerwijffeld. BOER. Wel nou, dan wil ik ook zo lang vegten , totuat. het Vaderland buiten gevaar is. ■ Want kijk , jan- dome'. aan mijn Vaderland moeten zij niet komen, of zij komen aan mijn oogappel. ■ ■ Die mijn Vaderland kwaad doet, doet mij kwaad ; en die 'ei zijn vuurige nagels niet af wil houden, daar zal ik öj» ïnfhijden, dat het dondert. LUCIFER, Dat is ook het waare. S O I ÏU  BEËLSEBUB. ffl BOER. Nou luister dan, -— Nou ben ik verzogt om do wapens voor mijn Vaderland optevatten, en om de vijanden van onze grendels te jaagen. — Kijk, dat wil ik met hart en ziel doen; want ik word vuur en vlam as ik maar denk, dat die hondekinderen van vijanden weer in ons land zeilen komen. — 6! Ze hebben, de leste keer, zo Godsjammerlijk met ons geleefd. E U C I » E R. Maar wel nu ? gij kunt immers de wapens draagem ? BOER. Ja! ik ken wel: maar ik mag niet; daar heb- je den duivel. BEëLSEBUB» En waarom moogt gij niet? «* jttt BOER. Dat zei ik je kort en zaaklijk zeggen. Mijn vade? wil 't niet hebben. — Mijn broer wil 't niet heb-' ben, Mijn Oom wil *ï niet hebben, en, fakker- loot! of dit nog geen volks genoeg was, — de Pastoor wü 't ook nier hebben.  LUCIFER en E U C I F E R. En om wat reden will-n zij het niet hebben ? BOER. Hoor! mijn vader is oud en krom en blind, en kan niet meer werken. Mijn moeder is ook oud, en lam én heit beenen zo dik as mijn middel. Mijn broer heit zijn rechterarm gebroken, en is zo Godsjammerlijk door onze llier met de hoornen in zijn agterquartïer geftoken, dat hij gaan, men zitten., noch leggen kan. En mijn Oom, deeze heit lekdoornen en ex- traröügen , en allerlei foort van zwecren, zo dat je hem niet aan kunt vatten, oi het bloed en de materie druipen langs je kneukels. LUCIFER. En de Pastoor ? • B O E R. Deeze is dik en vet, en heit een leeven, wat benje me kostlijk, zo as de Pastoors maaken, dat ze altoos hebben; en, dan heit hij zomtijds ook een fjerp om , zo as -jijlui daar om je lichaam hebt, en zo 'a fjerp brengt ook goeije duiten op , dat verzeker ik je, daar hij niet voor,hoeft te eggen of te ploegen. Zo, dat met een'woord, het mes fnijd bij onzen pastoor aan alle kamen, begrijpje ?  BEËLSEBUB öj LUCIFER. Maar, wat zegt dc Pastoor 'ér van. BOER. Wat hij 'er van zeit ? ja! hij is niet heel en al de plank mis. Hij zeit, en 't is waar, je vader kan niet werken ; je moeder kan niet werken ; je broer kan niet werken, en je oom kan niet werken; zij bennen allemaal oud, arm en ongelukkig, en, zeit hij tegen me, as jij nou foldaat word, 'dan motten ze allemaal van den honger fterven! en dat zou bij mijn ziel! me hard vallen. Want, laat ik je tusfchenbeiden zeggen, we hebben een ftukje land* dat ik moederziel alleen bewerk, en van de inkomften van dat {tukje land, onderhoud ik mijn Vader, mijn Moeder , mijn Broer en mijn Oom , en .de Pastoor krijgt 'er, in 't pasfant ook zo wat van; i— as ik nou Soldaat word, dan leit dat land daar; dan komt 'er niets van, en dan lijd al den fantenkraam gebrek. LUCIFER. Ja! burger! maar het Vaderland is toch in gevaar- BÓER. Wel zo begrijp ik het ook ; maar de Pastoor zeit* «at ik' den grootften dienst aan 't Vaderland bewijs, wan-  64 LUCIFER, en ■wanneer ik zo veel ongelukkigen aan brood help; wanneer ik het land bebouw ; want, zeit hij, zonder de boeren kunnen de Sóldaaren riet leeven. Nog zeit hij, dat ik vrijwillig Soldaat word; dat ik'er niet toe verpligt ben, zo lang ik 'er niet toe gedwongen word, en dat 'er leegloopers en andere . kwanten genoeg zijn, die dienst kunnen neemen : en wanneer ik dan evenwel zeg van Soldaat tc willen . worden, dan fcheld hij mij uit voor een Vader en Moedermoorder, cn God w eet waarvoor niet al meer.-— In alles heit hij juist wel geen ongelijk; — maar evenwel mijn Vaderland in gevaar, zo as de Commetjes tee lui zeggen; kijk, dat is geen brok om door te flikken. t, u c i r s h. Hoor, burger! die Pastoor is een ariftoeraat. BOES. Ja! dat geloof ik ook, en dat zijn ze mcost allemaal. LUCIFER. Laat gij vader en moeder, broeder, oem en fiuk3e land gerust aan hun lot over! — Wees een rechtfchapen Vaderlander, een waardige zoon der Vrijheid! Vargeet het geen agter u is, en houd niet anders onder  seè'lsebub. % der 't oog dan 't gevaar van uw Vaderland! — Weg te wapen! elk oogenblik, dat gij hier vertoeft is een misdaad! BOER. Ja! ja! ik ga te wapen vliegen. — Maar geef ma fchiclijk nog eens raad! boe ftel ik het, as ik nou te buis kom, en ik vertel haar dat; waaragtig, ze zeilen me niet lasten gaan. lucifer. Wat hebt gij te huis noodig. —r- Verdeediger van bw Vaderland! het is niet bij uw Vader of Moeder, maar op de grenzen van ons land, dat gij uwe vijanden zoeken, aantasten, overwinnen, of fterven moet. BOER. Nou wagt ik geen oogenblik meer; je maakt me zo heet as een koolenvuur. Aju! Heenloopende dcch fchielijk terugkerende. Maar, apropo! waar zijn de grendels van ons land? BEëLSEBUB. Loop maar al regt uit, dan komt gij 'er van zelfs. e » o * ^  *$ LUCIFER en ' boer. Goed! goed! Tc wapen! te wapen! te wapen ! ZEVENDE TONEEL.1 LUCIFER, BEëLSEBUR. LUCIFER. Dus vangen we vijf vliegen met éëne klap. —— Wie daar ? i ! $********* ************** AGTSTE TONEEL lucifer, BEëLSEBUB, apolli&nnetje , ligtzi el gekleed ah een ligt wis • e:i een lar.ge fabel op zijde. ligtziel, windrig en fchielijk fpreekende. Burgers! f.ns compliments. Hij gaat zitten. 'Vrijheid, Gelijkheid, Broederfchap, en dus de eer der  B E Ë L S E B U B. 67 •der Zitting. —=-* Ik ben een beete Vaderlander ; een vui.rige Vrijheidszoon ; geen koffiehuis, geen heiberg, geen kroegje is''er, of ik predik'er .de godlijke leer van het patriottismus. Ik giet ze mijne medeburgers met volle teugen in de keel, en doe ze hen wier uitzu eeten, deer de Cavmagnole te danzen. -— Met de meisjes onderhoud ik ten volmaakte ?ustcrfch?j>: die * lieve wigten maak ik tot rechtfehapen Bataaffche vrouwen Met een woord ik leef vrij; zonder iemand te ontzien, en die mij te na komt, Op zijn fat el Jlcande. Vaincre 011 mourir! LUCIFER. >' t- V'L™ »irüwrr isn. [tf} na os. , ns* Gij zijt de fteunpilaar der Vrijheid. « • • sx»b nó ,1 • ; mm L I G T Z I„E L. Maar daar komt eene vervloekte, lelijke historie tusfehen beiden,' waarover ik gaarne met u fpreeken wilde. Gij zijt immers het Committé van Raadgeeving? LUCIFER. Dat zijn wij, burger! fpreek! ; 3,7/-.-.- ) tótoU» LIGTZIEL. Ik heb de beurs van mijn ouden man zo fchóo'n van Ei ' ;éë  68 LUCIFER en de huig geligt, dat hij, bij mijn ziel! naauwlijks weer waar hij langer van leeven zal; evenwel heeft hij nog een klein fommetje, dat mij in mijn loopbaan van Vrijheid, Gelijkheid, Broeder- en Zusterfchap wonder wel te pas zou komen: maar, LUCIFER. Wel nu ? LIGTZIEL. ' Daar krijgt de oude het in 't hoofd, de duivel weet hoe, om mij aanteraaden, ja ! half te dwingen , om als vrijwilliger dienst te neemen; en om, op 't veld van eer, zo als hij het noemt, mijn vaderland te befchermen; de vrijheid te verdeedigen , en overdekt met lauwrieren, èn de zakkQn vol geld weder tekee- ren Dit draagt hij zo fclioon voor, dat ik zom- tijds zwakke oogenblikken heb van 'er naar tc luistc- cn Evenwel fmaakt het vrije, losfe leeven mij onëindig beter, dan om daar, met mijn bagagie op den rug ; den fnaphaan op fchouder, en de geeuwhonger in de keel; digt in de gelederen, op een gepakt, «uren en dagen lang te marcheeren, om mij emdl.jk ,, af, ter eere van 't Vaderland te laaien doodschieten ,' .Wat dunkt u, burgers! ik kom uw wijzen raadinneemen; Zal het niet onëindig nuttiger weezen , dat ik hier blijf; dat ik laat vegten al y« vegten wil, en dat ik voortga, om bij flesfchen  BEËLSEBUB. 69 en glazen; bij mooije meisjes enfnoeperigevrouwen, de leer der Vrijheid te prediken , en ze de Vaderlandliefde met alle kragt inteltampen ? om alle flijmerigen te geneezen , door ze den buik opentefnijden , en ora alle ariftocratie uit de waereld te verbannen , door de ariftocraaten den hals te doen breeken ? Spreekt voor de vuist, burgers ! is dit mijn plan niet veel beter , dan dat van mijn ouden kakkebroek ? LU C I F E R. Uw plan is het beste. Word geen Soldaat; maar blijft de Vrijheid prediken, op dezelve wijs, als gij tot nog toe gedaan hebt! zulke luiden zijn ons onontbeerlijk. Dat kleine fommetje van uw va¬ der zal zegen hebben, met zulk een zoon. BEëLSEBUB. Zijn 'er nog veel zulke Vrijheidspredikers als gij zijt, burger? LIGTZIEL. J 0 Ho! met honderden, zo niet met duizenden 1 BEËLSEBUB. Ga dan gerust heen, en verkondig in alle Koffiehuizen en kroegen, dat het Vaderland behouden is' E 3 fcfi e t-  78 LUCIFER. f n LIGTZIEL. Vrijheid, Gelijkheid, Broederfchap, een fles Wijn, of een Meisje ! *********************** NEGENDE TONEEL. L U C I F E-R, BEëLSEBUB. LU C I FE R. • Wat' dunkt u, Vader Beëlfebub ? BEëLSEBUB. Mij dunkt dat het niet beter gaan. kan dan het gaat. Houd u ftil. *********************** . TIENDE TONEEL. tUCrFER, BEëLSEBUB /APOLLIONNETJE, C aT SC H I S E E RL ENDEN. CATECHISEerlend EN, op een langzaam . ;, . ■ r teemenden toon. rrlij in den weg, ten einde te nioogen weeten „, ■ r. n en  BEËLSEBUB. Maai- zou u Weleerwaarde ons ook gelieven te zeg-, i , ! 1"" 84 " gen.'  72 LUCIFER en gen, in welke duisternisfen en donkerheeden gij onzen raad begeert t CATECHISEERLENDEN. Indien gij luiden , mannen Broeders! geene vreemdelingen in ons Jeruzalem zijt, dan zult gij weeten» en het u bekend zijn, dat de leer der zogenaamde Vrijheid regelrcgt inloopt tegen de gezonde , de eenige en onvervalschte leer van onze voorvaderlijke Kerk ! — dat men thans ons geloof van ailen kanten ondermijnt, en dat-, zo de Vrijheidszoonen hunnen hcilloozen, wensen in dit Rijk erlangen, het gedaan is met de Kerk, — of dat op een uitkomt, met derzelverLeeraars, als men dieniet langerbctaalenzal. En — Zwaar lij \ zu ten 'e. Helaas! ware dii het ecnigfte nog maar! maar ook onze predikatieboeken , waar door millioenen zielen geiligt en g- zalig! zijn geworden, raaken derwijzen in verachting, dat men ze niet (legt? voor fcheurpapier en vecgertjes verkoopt; maar dat ook geen een Boekverkooper meer de Copie van onze predikatiën koopen wil ! dus is de Kerk der geioovigen Franfchcn ; dus zijn de Leeraars; dus zijn de godgeleerden werken, en bij gevolg ook al de zielen der Christenen in een allcrafgrijslijkst gevaar' — En het is ten deezen opzigten, dat ik uw hoogwijzen raad verzoek, wat mij in deezen te doen Haat? L u-  BEËLSEBUB. li LUCIFER. Welëerwaarde zeer geleerde Heer! — de droevige omftandigheeden, waarin gij en uwe Collega's zig bevinden, zijn ons zeer wel bekend; voorlang hebben wij 'er reeds op gedagt, en derhalven zijn wij thans genoegzaam in fiaat, om u raad te kunnen geeven. CATECHISEERLENDEN. Welke eene verwonderlijke befmuring. BEëLSEBUB. Om u de volleediglte bewijzen te geeven , van het beL.ng, dat wij in de Franfehe kerk (lellen , en van onzen godzaligen ernst, waarmede wij de ftaatszaalam van dit Rijk behartigen, zie daar, dit gebedenboekje ! — het is onze Alpha l CATECHISEERLENDEN. o! Daar zijn 'er dan nog onder de magtigen en aanzienlijken , die hunne knién voor den Baal nietgeboogen hebben l — Het gebed.nboekje met vuurigheid kusfchcnde. Plegtanker van onzen ftaat! met u (laan of vallen -\vij! Dir gebedenboekje is , voor mijn ziel, als een helfchijnend licht, dat onverwagt in een llikdonkere duisternis opgaat. Es i< u-  24, L U. C I F, E R, E N B E ë L S E B U B. „•Wij gclooven ,het. — Maar Mallen wij u nu eens gpeden raad geeven.? CATECHISEERLENDEN. Mijne ziele hijgt en fnakt 'er naar! LUCIFER. Houd dan,'-ah vhvcn bcftendigeii *grdndfjag tinder 't oog, dat de woorden van Vrijheid, Gelijkheid, Eroederfchap , en wat 'er meer "van dien aart is, bij hefigros der menfchen, niet anders dan bloote woorden zijn, dat zij zbr met de. enkele. klanken daarvan vei-genoegen, en datzij nooit tot de waare betekenis van de zalven, zulhu doordringen , of de daardoor betekende zaak enfftig-zullen begieren i-zo lang men hen flegts niet tegen fpreekt, en zo lang pen zig maar niet vermoeit, om hen deeze fpeelpopjes en ftokpaardjes afteneemen.■.— Gij lt H^re.i Gpdge|e§rden ! .wienhet aan ge_ea menfchenkeirii; bejjpor.de' te ontbreeken, waar-, om weet gij dit ook niet ? — of, zo, gij het weet, waarom maakt gij dan van deeze kennis geen gebruik, ten voordeele van de kerk ? CATECHISEER LENDEN. Hoe kunnen wij Jct.tar gebruik van maaken ? LU-  BEËLSEBUB. 75 • LUCIFER. Ik zal 't u zeggen. — Gebruik die woorden op den kanzei, even zo als men ze in de raadzaalen en focie- ■ teken gebruikt: fpreek ze op een fchoonen, verheven en inneemenden toon uit: bedondert'er dé luisterende en gaapende menigte mede, en, na ze dus treffende uitgebroken te hebben , doe evenwel uw zin ! J.! zo het de belangen der kerk of uwe eigen belangen vorderen, doe recht het tegendeel! BEëLSEBUB. Dus, bij voorbeeld: zeg tegen uwe Toehoorders:; Stervelingen! gij zijt waarlijk' vrij! gij hebt onvervreemdbaare rechten! gij hebteene onfehatbaare waardij*! Gij zijt menfchen, dat is te zeggen, gij zijt de voortreflijkheid en het geluk zelve ! Dit gezegd hebbende, kunt gij 'er, zonder den miniton aanfloot te geeven, onmidlijk op laaten volgen : Stervelingen! gij zijt de flaaven der zonden : de gevangenen des duivels : gij kunt u uit u zelve niet roeren of beweegen : gij zijt doode klompen : gij zijt nietwaardigen ; gy z\jt verdoemden en vervloekten, en melaatsch van de • , hoofdfchedel af tot de voetzooien toe i en dergelijken [ meer. CATECHISEERLENDEN. Ja! maar, mijnheeren!. hoe zullen onze toehoorders het laatfte met het eerfte overéénbrengen ? L U-  ?S LUCIFER en- lucifer. Op dezelfde wijs als zij alle uwe Godgeleerde ilelzels overéénbrengen. BEëLSEBUB. Wees gerust: zij zullen het eerfte met genoegen hooren, en gek genoeg zijn , om het laatfle al fidderende te gelooven. catechiseerlenden. Ik ben overtuigd, dat gij gelijk hebt. •— Wij zullen het bewerkftelligen , en wanneer het wel gelukt, dan is, •— en de Kerk, — en het Vaderland, en •ns traftement behouden. LUCIFER. Ik verzeker u het zal wel gelukken. catechiseerlenden. Mijne Heeren! ontvang mijne dankzegging en mijnen zegen. Ik ben uw ootmoedigen dienaar en Broeder in den Heere. ELF-  BEËLSEBUB. 77 *********************** ELFDE TONEEL. LU C I F É R , BEëLSEBUB. LUCIFER. Dccze Broeder in den Heere zal de overigen wel naar den drommel helpen. BEëLSEBUB. Zulke geestlijke wervers zijn onbetaalbaar voor ons. LUCIFER. Daar komen nog al meer klanten, 't Is ', drukke neering. !*********************** TWAALF DE TONEEL LUCIFER, BEëLSEBUB, APOLLIONNETJE, EEN WIJSGEER. W IJ S G E E R. Neemt het mij niet kwalijk, Burgers of mijne Heeren! zo als gij heeten moogt; maar ik geloof, dat ik hier verkeerd ben. L W»  v.g LUCIFERe \ '. lucifer. Gij. zijt hier bij het Committé van Raadgeeving. w ij s g e e r. Ja! daar zogt ik ook naar. Maar! ■ brillen op, en fjerpen om ! ■ Houd mijne vrijpostigheid ten goede! vaarwel! Hij wil fchielijk vertrekken. lucifer. Wijsgeer! vertoef een oogenblik ! Zij doèé hun fjerpen; en zetten kunne bfiil.n af. Daar legt uwe ergernis. wysgeer, ter zijde. „ De duivel mag boos weezen; maar hij is toeh „ edelmoedig." Overluid. Uwe zelfverloochening behaagt mij: het is de eerde, die ik nog bij uwe amptgenooten aangetroffen heb, fchoon het de geringfte is, die een redenlijk mensch doen kan. j, v-  B e ' e L s 'e B u L 79 ..!Y- vfa «OTb-nc « iol! ftfvijbrro «i iij • i#* :r LUCIFER. Gij fchijnt misnoegd. Wat reden toch heeft de Wijsgeer om de waereld met zulk een barsch gelaat aan te kijken. W Y S G E E R. - Een reden,- die niet anders dan u verheugen kan.— Ik heb de zuivere leer der vrijheid, gepredikt, s— Ik heb de heilzaame gelijkheid, die op gezonde Maatkunde en het heilig recht van den.mensch gegrondvest is, allerwegen aangepreezen en getragt in te voeren.— Ik heb de Broetfërfchap,- dat' is';' de weezenlijke menschlievenheid, die rijk is in alle maatfcr:apiijke,cn verheven deugden, verkondigd.;—7- Ik heb de fier,velingen den weg geweezen , om hunne dwinglanden te vellen, en cm vaii deeze gelegenheid het fchoonfte gebruik tot hun geluk te maa'ken! en na dit alles gedaan te hebben ! na dat de ftervelir.gen mij gehoord; mij bejoofd, ja! bezwoeren hebben, van mijn raad te zullen volgen , vliegen zij in de vergulden kluisters, die hen te gemoete rammelen, en waarop de naam van Vrijheid gelclireeven ftaat! krommen zij den nek onder een nieuw juk van nieuwmodifche tijrannen , cn worden duizcndmaalen ongelukkiger, dan immer te vooren. LUCIFER. Wijsgeer! een weinig meer menfehenkennis, eea v , wei-  So LUCIFER enz. weinig meer ondervinding, en deeze dwaaze handelwijs der flervelii-'gen zal u niet meer verwonderen.— Hei rif er u de gefchiedenisfen , en noem mij hét-volk, dat immer die vrijheid en dat geluk verkreeg en bezat , ' t gij uwe Landgenooten bezorgen wilt. ■ Laat u tie geestlijkheid der fpreuk. niet ergeren ; maat geloof, dat het ten allen tijden waaris, en ten allen tijtien waar zal blijven:, dat, om de mei fchen, over 't algemeen genomen , het zekerst en fpoedig.-t naar de hel te doen wandelen, men hen den weg ten Hemel aanprijzen en aanw ijzen moet. w y s g e e s. Vorst der duisternis! gij hebt gelijk. Ik erken uwe overwinning. Aan het ongelukkige menschdom is niets meer te doen. Een edele wanhoop vervoert mij! Stervelingen! word wat gij wilt! Ik laat u aan uw noodlot en aan deeze gebrilde Drommels over! — Ik heb genoeg aan mij zelve, en begraaf mij in de eenzaamheid. DER-  BEËLSEBUB. 81 *********************** DERTIENDE TONEEL. LUCIFER , EEèLSÉEUE, APOLLIONNETJE. LUCIFER. Laaten wij deezen Knaap ftilletjes laaten loopen. Zó een doet onder .de menfchen, ten onzen opzigten , meer kwaad , dan een driedaagfche pest, of een leger van honderdduizend Barbaaren. LUCIFER. Als de ftcrvelingen dergelijke Gidfen kwijt raaken, dan dwaalen zij van zelve naar ons toe. APOLLIONNETJE. .r^Lisrbl Er ftaan nog een menigte Luiden daar buiten , dl* verlangen om binnen te komen. LUC I F E R. Wel nu, zullen wij ze niet binnen laaten komen? BEëLSEBUB. Hoe is men gewend op aarde, om in dit geval te doen? F A P • L  82 LUCIFER en APOLLIONNETJE. Om de waardigheid van het Committé optehouden, zegt men gemeenlijk, dat veelvuldige bezigheeden nosdzaaken , om het gehoorgeeven tot een volgend tijdftip uitteftellen. BEëLSEBUB. Maar wij hebben geene veelvuldige bezigheeden: APOLLIONNETJE. Daar heeft men ze ook niet. 't Gefchied al¬ leen, om veel vertooning te maaken, en des te gemaklijker een pijp te kunnen rooken. L V C X 9 % R- Dan zullen wij doen zo- als men op aarde doet, en fcheiden. EINDE YAN HET TWEEDE BEDRIJF. £? ER*  BEËLSEBTUB. g3 *********************** DERDE B E D R 13 F. EERSTE TONEEL. Het Toneel verbeeld een andere grot in de Het, doch waar hier en daar, en nu en dan, eenigi vlammen gezien worden. LUCIFER, BEËLSEBUB» BECLSEBUB» Getrouwe Medemakker in de onhailen van zo veeIe eeuwen! Nimmer had ik durven denken, zulk cene hertelling te aanfehouwen, als waar van wij thans getuigen en deelgcnooten zijn. LUCIFER. Vader Bcëlfebub! tot welk een uiterften men immer komt, nooit moet men dè hoop of den moed Verlooren geeven. Ook het ongeluk is o nïand- vastig, en de rampen zijn voorbijfnellende Ziet gij die vlammen wel? Zij vermenigvuldigen aan alle zijden! Wéldra ftaat de Hel in een vollen gloed, en zijn wij in onze volle heerlijkheid. Fa tt'èh-  84 LUCIFER en BEëLSEBUB. Waar toeft onze waardige Apollionnetje? Er ontbrak nog iets aan onze zeegepraal, zeihij, dathij in deeze oogenblikken voltooijen wilde. LUCIFER. Verlaat u gerust op hem. Hij kent de waereld: hij kent onze belangen, en hij is getrouw. BEëLSEBUB. Ik ben blij Ie, dat hij ons telkens met zijne uitvindingen verrascht Ik vervvagt wederom een grootsch ftukje van hem. Daar komt hij. *********************** TWEEDE TONEEL. LUCIFER, BEëLSEBUB, A P o L L I o n- wetje, itn menigte kleine drommel tj es , die allen b z g zjn met de böuwfloffen van een trom te draagen, en welke Wtiwfióffèn oviréênkomflig zijn met de Luiden, d'e 'er op zitten moeten. lucifer. Mij i lieve Apollionnetje! wat betekend' dit nu wi^r? apollionnetje. Laat mij begaan, Oom! uwe grootheid moet heden ten toppunt fteigeren. ^  BEËLSEBUB. SS Tgen ce D rommeltje?. Komt, Kinderen! laaten wijden troon bouwen. Hij helpt hen in het homven van den troon, dit ten grootften deelen is faamgefteld, uit veelen en f.hoon'Jeurige rofen. Boven op den zeiven werden tv ee ftoeln g,ze:, ïi et al de verft rfelen dtr Revolutie , inzond,, hei l munten ondt r deeze verfierfelen uit, het beeld d r Vrijheid , tijr.de een loute, e fchaduuw; kei beeld der Gelijkheid , zijn 'eeenvielhoehige ruuwe en [ere pe rots, waarop n et gouden htteren gefclireeven Ja. t: 'tis alles even gQ\\]k\ en het beeld der Broedcdchap , zijnde dit een guillot. ne, met dit opfchrift: Onze Vriend, of den kop af! De overige verfierfelen beftaan uit linten, jchilden, vrijheidshoeden, enz. LUCIFER. Dat word een meesterflukjc. APOLLIONNETJE. Het beste moet nog volgen , Oom ! — Tegen de Drommeltjes. Zie zo ! nu is alles in order. Schaart u nu rondom F 3 den \ ■  8 vcrgèetendc het waare oogmerk hunner roeping, zijn, onder andere nieuwe enfraaiklinkende naa-  BEËLSEBUB. *9 naamen , en omhangen met al de fierasden der vrijheid , zelfs Koningen geworden, die alle de voorige faamgenomen , verre weg overtreffen. LUCIFER. Wij twijffelen 'er niet aan. SPREEKER. De uitwerking deezcr ftaatsomwending kunt gij gedeeltlijk zien , aan het uitwendig vertoon , dat wij maaken. Wij dansten om de boomen der vrij¬ heid; onzefchoenen zijiry;erfleeten, en nergens opent zig een fonds waar uit wij ons nieuwen kunnen aarr- fchaffen. Wij zongen Vaderlandfche liederen; wij werden dorflig en hongerig; maar nergens is'er een Mozes, die voor ons verkwikkend water uit de fteenrots flaat; nergens vinden wij den (taatshemel zo barmhartig, om manna voor ons te laaten regenen! — Wij vloogen naar het flagveld en keerden overdekt met glorie, maar teffens ook met -wonden en gefcheurde klederen, te rug ; de glorie heeft men ons ganfeh en al laaten behouden; maar onze wonden zijn vervuild, en onze klederen zijn niet gelapt of herfteld geworden! — Wij hebben onze bewindsluiden in de hoogte getild, en hen rijk gemaakt; zij hebben ons in den afgrond van armoede en ellenden nedergeblikfemd; onze beurzen ledig gemaakt; onze maatfehaplijke voordeden aan hunne Neefjes en Nigtjes weggegeeF s ven»  90 LUCIFER en ren, en, om ons te beletten, van bier tegen intedruifchen, hebben zij ons deeze ketenen aangedaan ! Kebben zij alle hoop verdoofd, en het vuur-rvan vrijheids en vaderlandsliefde voor eeuwig in onze harten uitgbluscht, — en, — lucifer. Houd op! wij weeten reeds genoeg. Eene vraag .flegts. ; De Bewindsluiden , welken de oirzaa- keri zijn, dat gij die vrijheid niet geniet, waar voor gij uw goed en bloed hebt opgeofferd, en die u in een nieuwe doch erger flaavcrnij, in onövcrzicnlijke jammeren gedompeld hebben, hebt gij deezen met uw vrijen wii verkoozen ? SPREEKER. ja! —— Wij'konden totBeAvindsluidenverkiezen, -die wij begeerden. r lucifer. r - ...., ; En hebt gij met vrijwillig aan dccze bewindsluiden alle magt en gezag opgedraagen ? spreeker. Dit hebben wij gedaan. lucifer, op ccn bT'fchen toon. Volk!  B E Ê" L S E B U fl\ 91 Volk! wat klaagt gij dan nog ? »—- Word dan ge_ reo-eerd, „word dan overheerfcht, word dan verdrukt en"vertrapt, door de geenen die gij zelfs daartoe verkoozeu , die gij zelfs alle majt en gezag daartoe gegeeven hebt! uwèftfafis rechtvaardig! en vfiltgijden besten raad volgen, zwijgt dan en lijd gedul lig, of vreest den blikfem, dien gij zelve »efmcei hebt, en die , volgens uw eigen begeerte, u Hen kop zal verpletteren , wanneer gij dien kop tegen uwe nieuwe Tijrannen verheffen darft. ^ *********************** V Y F D E TON E E L. LUCIFER, BEëLSEBUB, APOLLIONNETJE, DE volkscommissie»! EEN GROOTE DROMMEL, DOOR EEN MEKIÖTE G r ö oT e vuurSPUUWENDE DROMM ELS GEVOLGD, ÏENIGE kleine . DROMMELTJES. - ? ( degrooté drommel, al danzende met zijn gevolg op het toneel komende. Victorie ! victorie! ca ira! ca irai .Vicboriq! victorie ! enz. ■ !$M - * Lu-  9» LUCIFER in LUCIFER. Wat is 'cr gaande ? DE GROOTE DROMMEL. De ganfehe Hel ftaat in vollen brand ; en is reeds honderdmaalen zó heet dan ooit te vooren. Victorie ! victorie! AL DE DROMMELS. Victorie! victorie! victorie! DE SPREEKER, met de ultterjle verbaasdheid. Hoe! — zijn wij hier in de Hel? LUCIFER. Nergens anders. SPREEKER, tegen de overige Leden der Commisfie. Burgers! dan zijn wij uit het Vagevuur in de Hel gevallen. —— Vlugten wij zo dra mooglijk is. Zij  BEËLSEBUB. 95 Zij vlugten, en worden door de Drommels befpot, uitgelachen en met vuur en vlammen om de ooren ge/lagen , waarin Lucifer en Beëlfebub een zonderling vermaak fchijnen te fcheppen. *********************** ZESDE TONEEL. lucifer, BEëLSEBUB, apollionnetje, groote EN kleine drommels. lucifer, Jppollionnetje omhelzende. Lieve Neef! ontvang mijne dankerkentnis! aan «1 alleen is de Hel haare herftelling verfchuldigd. BEëLSEBUB, hem insgelijks omhelzende. Nimmer vergeet ik den dienst dien gij ons beweezen hebt. . , apollionnetje. Uwe tederheid beloont mij boven waardij, mijne Oomen ! ik heb niet anders gedaan, dan het geen elke eerlijke Drommel verpligt is, en 't geen ik zo menigvuldigen maaien op Gods aardbodem gezien heb. L ¥-  94 LUjCIFER |V BEËLSEBUB. LUCIFER. 'Wij zullen uwe trouw naar verdienden weetcn te beloonen. BCELSEBUB. Gij groote en kleine Drommel*! Dcelgenootenvan ons geluk en van onze vreugd! Komt, vieren wij deezen dag overéénkornftigjdeszelfs grootheid. Er word een Duivelsballe: ..gedanstdat wet e , vervaarlijk donderen en blikf.men eindigt. EINDE VAN HET DERDE EN LAATSTE B E D R IJ F,