/^«r ,UATSCH DER NEDERt LETTERK. &JJ ™ LEIDEN. Catal. bi. Geschenk van Tooneelstukken, 1841.  LUCIFER. *» BEELSEBUB, C U M S O C OF HET C O M 2YI X T T k VAN GEHEIME CORRESPONDENTIE. ■ BEHELZENDE DE HELSCHE GEHEIMEN, WAARDOOR DE BESTE MAATiSCHAPPY VERLOOREN GAAT. STAATKUNDIGE SATIRE. DOOR J9 A» SCHASZ, IN LEEVEN MED. DOCTOR. Zknde dit het zevende fluk van 'sMans naargelaaten Schrift&n. INDEN HJlJlGE, jT J. PLAAT. ^ETTEEJL/  Geen Exemplaaren worden voor echt erkend, i.m die aldus onderteekend zijn:  VOORBERIGT. D it ftukje, fchoan iets grooter zijnde dan dc voorgaanden, heb ik echter in geen twee linkjes willen vérdeelen, vermits ik daardoor den Leezer, die gaarne iets dergclyfcs, in eens agter elkander afleest, gansch geen dienst zou gedaan hebben; waarom ik befloot het in eens de Begunstigers van den nu zaligen Schasz medetedeelen» * 2 Al-  iv VOORBERIGT. Alweder waarfchuuw ik alle zodanige booze geweetens , die bier of daar hun beeldtenis gefchetst zullen vinden , om liever te zwijgen en zig te verbeteren, dan o-n 'er water om vuil te maaken ; want hun zaak zou het weczen, om volleedig te bewyzen, dat zij 'er door bedoeld geworden waren. En hier mede beftendig heil! De Uitgeefster.  LUCIFER, BEËESEBUB* c u m soa OF HET C O m M X T T M VAN GEHEIME CORRESPONDENTIE. BEHELZENDE DE HELSCHE GEHEIMEN, WAARDOOR DE BESTE REPUBLIEK VERLOOREN GAAT. EERSTE BRIEF. BUpiPER AAN BEËLSEBUB, "\_J\ EVE VADER WnaraTtifT Gij bekommert u zonder oorziak over den tü^envvoordigen loop der zaaken. Hoe nieer v ind deltervclingen maaken , hoe minder zij ietsM-eeA zen*  2 LUCIFER en BEÜLSEBUB. 'zenlijks uitvoeren. Schreeuwers zijn geen Helden, Gij zult zien , dat wij eerlang triumfeeren , en dat al- les, wat gij als nadeelig befchouwt, tot ons voordeel medewerkt. Ga maar beftendig voort met uwe Correspondentie. — Ik ben blijde,~ dat onze jonge Duiveltjes a zo wel bedienen. Ik twijffelde half en half of zij, door de verkeering onder 't menschdom, niet bedurven zouden worden. Nu zij die proef hebben doorgedaan , zullen zij 't wel verder brengen, en tot verftandige, eerlijke Duivels op-wasfchen, die het fatzoen van de Hel weeten optehouden. Meld mij toch fpoedig, wat nieuws gij van de aarde hebt. Wat de zuidöostlijke hoek van de Hel aanbelangt , waar ik mij thans bevind, hier is alles in order : 'het is 'er weder zo heet als over duizend jaaren. Ook is hier ean bijzondere blijdfchap over een Geestlijken, die uit den zuidhoek van den Hemel is komen vallen, een weinigje westlijker als van waar wij zijn nedergebuiteld. Hij was in een vreeslijk verfchil geraakt met eenige andere Geestlijken, mede aldaar, over het oude en nieuwe Licht; —, wat dit voor een ding is weet ik niet, 't is zekerlijk weer een grap van het een of ander jonge duiveltje, dat in  LUCIFER EivBEK'LSEBUB. 3 in het hart van deezen of dien Prediker onder de zon heeft post gevat; doch het mag weezen wat het wil, dergelijke wisfewasjes raaken ons niet: — althans dceze weleerwaarde is, bij appèl nominal, geremoveerd, en verweezen tot onze Prifon: hij 'heeft een .Jinagtig lang protest gefchrecven ; doch, zo als gij weet, daar boven worden geen protesten aangenomen. Veel en gewigtig nieuws heeft hij ons medegedeeld. Hij" kakt fchoon uit; want hij rekent geen de rriinfte verpligting meer te hebben aan de Aviilocraaten , (zo noemt hij ze,) die hem deeze kool gefloofd hebben. Onze Secretaris Belial heeft de moeite genomen, om zijn verhaal in order optefchrijven ; ik zend het u hier neffens. Ik heb noodig geoordeeld, om het in onze Notulen te doen inferrearen. In het kort meld ik u meer. Ik ben enz. LUCIFKRj P. S. Wat ik u bidden mag, zena toen eens een bekwaam Duiveltje naar t t t, daar woont een Smit die gaarne Reprefentant wilde worden; doch hij ziet 'er geen kans toe. Die Man is voor ons te winnen. Vdlé. A 2 Ei-  4 LUCIFER in BEËLSEBUB. EXTRACT UIT HET REGISTER DER DECKEETEN VAN HET HELSCHE COMMITTE VAN GEHEIME CORESPONDENTIE. Dj Secretaris Belial, als gecommitteerd tot onder, z. e!c van den uit den Hemelgevallen Geestlijken, cbet het navolgend Rapport: RAPPORT. Op last van het Committé heb ik mij 'daadlijk begeeven naar N". 35, zijnde het verblijf der Heeren Geestlijken Ik vond den Weleerwaarden en zeer geleerden Dominé, die ten onderwerp van mijn onderzoek moest vei ftrekken , in een hoek zitten, verre afgefcheiden van zijne Collega's, die hem met nijdige oogen begluurden , en die hem, zo als dikwils onder de varkens, op een groot kot, gefchied, uit hun gezelfchap gebeeten hadden. Zijn Weleerwaarde was openhartig genoeg, om mij een nieuw Plan van famenzweering tegen het Pairioitismus te ontdekken ; hetwelk, mijns oordeels, Zïcr geknikt is, om, zo het wel gelukt, meer dan dö helft der VaUerlandfchc kraamerij in duigen te doen vailen. De  LUCIFER en BEELSEBUB. 5 De Geestlijken, zo wel die reeds ontflapen, als die nog op aarde zijn, hebben , wat de meerderheid aanbelangt, een onderling geheim contract gemaakt, om, elk in zijnen kring, de geloovige Christenen in de vaste verbeelding te brengen , dat het Patriotn'stismus regelregt inliep tegen den Godsdienst; da1 men in het zelve hoofdzaaklijk niet anders bedoelde, dan de kerk te ondermijnen , en de heilige leer hunner vaderen en voorvaderen den doodüeek te geevcn. Hij meende zelfs datdeParnasfynsook tot ditgeest^jk Eedgefpan waren toegetreeden, en dat deezen zig fterk maakten , om, uit de boeken der Croniken , te bewijzen, dat het Patriottismus, op de. keper befchouwd zijnde, een gatisch ongeoorloofde ; onreine en onheilige zaak was, enz. Allerwegen had men derhalven, op de kanzeis, reeds begonnen, om, ingewikkeld , maar echter v.crftaanbaar genoeg, de goede Gemeenten te beduiden, dat men zich niet door allcrL'i nieuwighccdcn moest laaten wegfleepen ; dat de Rechten Godes veejal ftrijdi» waren met de zogenaamde Rechten van den mensch; dat men de oude paaien niet terug moest zeiten; dat men den Keizer, (alias den Prins,) moest geeven dat des Keizers was; dat 'er e;n wee A 3 word  6 LUCIFER en BEiiLSEBUB. word uitgedonderd over het Land, wiens Koning, (aüas Reprefentant, ) een kind was, enz. De meeste Toehoorders verftonden decze gehoeven leuzen, — en — vervloekten , in hunne harten an in hunne binnekameren , het Patriottismus. Hierin werden zij verfterkt , door de zogenaamde huisbezoekingen, catcchifatien, biegt en dergelijken , en ook — dcor de ondervinding. * Zijn Weleerwaarde begreep dus, dat alle de Tempels der Vrijheid weldra zouden inftorten ; dat defterke (tieren van Bafan de ftootendc hoorens zouden verliezen; dat de Godloozen, (bij hem de Patsietten,) zouden verftuiven even gelijk het kaf voor den wind , — of zo als de fmalle gemeente het uitdrukt» dat zij, als gedroogde drekhoopen, ven den dijk zoud n waaien , en de werf afmoeten, enz. ' Gevraagd zijnde of het getal deczer geloovige Toehoorders cok groot was? antwoorde hij mij: derzelvcr getal is legio! Gevraagd zijnde, wat men in den Hemel van iact ondermaanfehe patriottismus dagt? — antwoorde hij mij; dat men 'er in het geheel geen vreeze meervoer had; dat men het aldaar befchouwde als een grooto wa-  LUCIFE-R en BEËL SEBÜB. ? waterbel, die, bij een ftortregei, zig vooreen korten lijd, op de oppervlakte des waters vertoont. Waarnalk zijn Weleerwaarde verliet. Dit houdende voor gedaan Rapport blijve ik, na toewenfching van heil en duivelfcbap , B e l i a l. *m*m%*** ••***= ********** TWEEDE BRIEF. beëlsebub aan lucifer. beste vriend'. Vermits ik meer dan gij op den aardbodem verkeerd heb, is het natuurlijk, dat ik meerder kennis van de nienfchen heb opgedaan dan gij. lk befchouw de hedendapgfche ftervelingen als, meer dan ooit, vatbaar voor veele en zeer groote verbeteringen, die volmaakt gefchikt zijn, om ons rijk een einda te doen A 4 nee-  8 LUCIFER en BEÊLSEBUB. neemen. - Met deeze mijne ftelling, weet ik, dat gij den fpot drijft; maar; mijn lieve Lucifer! bedenk toch, dat wij, in onze qualiteit, als Opperhoofden van den afgrond, , onze vijanden niet te klein moeten achten. Het heeft flegts in de mode te komen, en de Hel word een ijdele hersfen- fchim ! De fatfoenlijke Luiden alleen gelooven nog in onze duivelfche Republiek, ten minsten veinzen 'er in te gelooven, wanneer het in hun kraam te pns komt; maar wat zegt het gros des Volks; of het zogenaamd Canailje? Spotten zij niet, op hunne wijze, met onze huishouding? Hoe dik" wils fpreeken zij niet, al boertende, van 't huisje naast den Hemel ? Van dat de Hel reeds zo vol is, dat zij 'er niet meer binnen kunnen, zo dat zij in het venster zullen moeten zitten ? Van het voorrecht, om geen Turf of Hout aldaar meernoociig te hebben, en zo al voort? ■> 't Is waar, dit zijn Iaage', onheilige en ergerlijke uitdrukkirgen, zo als de gemoeilijke vroomen zeggen; maar ondertusfehen zien Wij , als Menfch en Staatkundige duivels , er de algemeenc Volksgeest uit. Hoe kan men, in goeden erns , gelooven in iets, waarmede men zo openlijk en zo rondborstig den fpot drijft? — De Geestelijken kunnen deeze menfehen niet bekeeren; wantSanfculottifche Wijsgeeren ziende , wat het  LUCIFER en BEÊLSEBUB.' 9 weezen der zaak betreft, blijven zij uit de Keil» en dus buiten het bereik hunner oude conftitutioneele boetpredikatiën. Het rapport van onzen Secretaris, betreklijk den geremoveerden Geestlijken, heeft mij zekerlijk een riem onder 't hart gedoken; maar of de invloed, deezer gewijde infecten wel zo groot is, als gij u fchijnt te verbeelden, daar tvyijffel ik hard aan. Ik beken, dat de Geestelijken, met al het goede en kwaade, cat zij bezitten, taamlijk ftark in trek komen, maar verder ook niet, dan het mefde onderfcheideii eigenbelangen ftrookt; het is derhalven een loterij, of zij al of niet voor ons medewerken! dan, dit, zal de tijd moeten leeren. Op uw aanfchrijven heb ik daadlljk Apollionnetje, die juist bij de hand was, — naar den Smit te 111 "•ezonden. Ik heb twee Brieven van hem ontvangen waarin hij mij verfbg geeft van zijne verrigiingen, en die ik hier neffens voeg. Ik twijffel geen oogenblik, of gij zult over ons Neefje ten hoogden voldaan wcezen. Waarmede heil, enduivelfchap. BEÊLSEBUB. A s DERDE  ro LUCIFER Eif BEÊLSEBUB. DERDE BRIEF. APOLLIOJJNE TTE aan BEÊLSEBUB. TEDERGELIEFDE Oom! De Smit is ons! Ik heb een verdoemd fpel met dica Karei gehad , eer ik hem in 't lijf kon vaaren ? *n Naar mijn gedagten zat 'er een andere geest in zijnWijf, die dwars tegen mij ovérftond; want fchcon de tegenfpraak en tegenfporteling der getrouwde Vrouwen , op zig zelve, zeer groot is, was deeze zo verbaazend fterk cn almagtig, dat ik ze nergens anders dan aan een bovennatuurlijke oirzaak,' — dat wil zeggen, aan de -werking van een homelfchen of belfciien geest, kon toefebrijven. —*- ]k Z'A u mijn geval vertellen, en dan kunt gij zelve 'er over oordeelen. Ik vond onzen Vriend aan zijn aambeeld, bezig zijnde met een ouden rooster te rcpareeran : zijn vrouw ftond bij hem en hield het volgende gefprek. Ziet  LUC 1 ^ EREN BEÊLSEBUB. tt Ziet gij zelve niet, mijn lieve Man ! hoe gelukkig het dille leeven van den burger is, die zig buiten alle ftaatsiiraten en daatszaaken houd ? die van zijn eigen vlijt en handarbeid leeft en eet? die dceds zijn pligt betragt, en die door allen, die hem kennen, bemind en geacht word ? jfa! kind! zei de Smit, daar is zo al wat aan. Intusfchen ging hij voort met het ijzer te fmeeden, volgens de bekende klank; ter int, ierink, tinkt tink ! tink ! Cij hebt flegts de ondervindi-g tc raadpleegen , om overtuigd tc worden, dat Gij en uws gelijken ongelukkig, ja! bedurven zijn, wanneer zij het waagen .óm zig op de doelen der eere te zetten. Terink, terink, tink.' tink.' tink.' Om een daat te regecren ; om èen Volk gelukkig tc maaken en het beste ecner maatfehappij, daartcfte-1len en te bevorderen, is het niet genoeg, een eerlijk hart te bezitten, en ktfhdigheëden van zijn ambagt te hebben ; is het'niet genoeg flegts oppervlakkige denkbeelden te koesteren, wegens den beste» ftaatsvorm en-de regte middelen om 'er toe te gcraaken ! — men moet 'er alle de deelen van kennen, ea  12 LUCIFERbn BEÊLSEBUB. en het geheel van kunnen overzierj en beöordeelen: fïudie en ondervinding van veele jaaren brengen alleen deeze onontbeerlijke verèischten en bekwaamheeden voort. Terink, Teiink, tink! tink! tink! Maar mijn waard (Ie ! oordeel zelf of gij dit aibs bezit, 't Is waar gij hebt uitmuntende kennis van allei foorten van ijzer; gij maakt overheerlijkefpijkers; maar een Republiek is geen ijzerwinkel en de Leden daarvan zijn geen fpijkers , die gij, naar uw welgevallen , met of zonder koppen kunt maaken. Met uw verlof, vrouw.' gij vergeet Robespierre.' 'deeze maakte de Franschjes met en zonder kop. En zoud gij immer een Robespierre willen worden ? Z?7"-zarom niet, wanneer het noodig was ? Wanneer het nood;gwas? Hoe! kan het dan immer noodig zijn , om de menfehen door het zwaard te bekeeren ? — Wat anders maakt de hoofdtrek van een Dwingland uit, dan dat hij de zielen dwingt om zijne gevoelens te omhelzen, of, zo-Mij tegenüand ontmoet, dat hij de liyhaamen verplettert? — Iemand met  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 13 met geweld tot een Patriot te maaken , is even het zelfde als een ketter, die hardnekkig weigert zig te bekeeren , ten vuure te doemen! Terink, terink, tink! tink! tink! . Volg derhalvcn mijn raad; verzaak de begeerte die gij gevoelt, om Reprefentant te worden! zij is de dood voor uwe rust, en het graf voor den welvaart van uw huisgezin. De geringde ftaatshoogte is voor ü een glibberigen rand van een diepen afgrond: naauwlijks zult gij 'er uwe voeten op gezet hebben, of gij ploft van boven neder, en verzinkt in een poel van de afgrijslijkde ratnpen ; terwijl gij duizenden ongelukkigen in uwen val zult medefleepen. Terink, Terink, tink! tink', tink! Laat het regeeren over voor de zulken , die 'er bekwaamheid toe hebben, en, is het volk dwaas en koppig genoeg, om 'er onbekwaame, geheel ongefchikte Perzoonen toe te verkiezen , wees gij dan ten minden zulk een edelmoedig Vaderlander, om uw Vaderland niet in een onherlielbaar verderf te helpen dotten, enz. Op deezen toon redeneerde de Smittin nog een geruimen tijd voort, en uit her-geen ik u van haar ge- n.e!J  14 LUCIFER u BEÊLSEBUB. meld heb , kunt gij gemaklijk opmaaken,. dat zij docr een hooger geest bezield was, die haare lippen fpreekendc maakte; want dergelijke denkbeelden kan men, Kj het aambeeld noch in de keuken, zig nijt eigen maaken. Gij begrijpt, mija lieve 'Oom! hoe mijn hart brandde, om insgelijks den Smit in 't lijf te vaaren, «i hem den geest der weifpreekenheid medetedeelen, dan hiertoe was in 't eerst geerie geleegenheid, vermits hij den mond digt gcflooten hield, en zo dikwils ik hem inden neus kroop, geniesde hij zo geweldig, datife: 'cr telkens, als een kogel uit een kanon, weer uit vloog. Gij zult verkouden worden, Man! zei de Smïttiii nu en dan. Zekerlijk zei zij dit zonder erg; doch de geest die in haar zat, deed het ongetwijffeld om mij te befpotten en te trotfeeren. De rooster eindelijk in behoorlijke order gelapt en gerepareerd zijnde, gaf de Smit die aan zijn jongen , om ze te huis te brengen; terwijl hij zelve, met zijn Vrouw, naar een klein opkamertje ging, om aldaar een boterham met een kopje chocolade te gebruiken. Hier dagt ik fchoone geleegenheid te zullen hebben, om  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 15 om in 't lighaam van den Smit te zullen komen. Ik zettede mij op een korstje kaas, dat ik wel voorzag, dat hij het eerst zou afbijten , zo als ook gefchiedde ; doch naauwlijks was ik aan den mond van den floktfarm gekomen, of een lievige braaking, dreef mij met al het gekaauwde weder te rug, en wel tien voeten verre de Smitswinkel in. Het lijd geen wijffel, of dit was het bedrijf van den geest, die de Smittin bezielde, wiens zaak het niet was, om mij tot zijn tegenpartij te hebben. Gij hebt gisteren wat al te veel drank gebruikt op de Sociëteit! zei de Smittin. Ik heb waarlijk niet, antwoorde de Smit, maar 't is een vervloekt llukje kaas, dat mij te fchielijk in de keel fchoot. Dan moet e,ij wat voorzigtiger eeten! dus ging de 'Smittin voort. Gij eet ook altpos zo verbruid fchielijk, enz. Ik beproefde het vervolgeus nog eenige reizen; maar telkens met denzelfden uitflag, waarop eindlijk de Smit en Smittin [beüootcn om hem tegen dennagt een purgatie te laaten inneemen, vermits deeze btaa- kinj  16 LUCIFER en BEÊLSEBUB. king noodwendig uit een vervuilde maag voort kwam. Uit dit alles befpeurde ik wel, dat 'er voor mij vooreerst geen geleegenheid zou weezen , om ter plaatfe mijner beftemming te komen ; want ai had het mij al gelukt, om bij den Snit van boven in te fluipen, dan zou die vervloekte purgatie mij fchieüjk weer van onderen hebben uitgedreeven. ' Ik bef] iot dus een beter tijdftip aftewagten, en bèvlijtigde mij onderwijl, om het caraSer van den Smit, tot in den grond toe, te leeren kennen. Hij was een karei van ongemeene lichaamskragten ; dit wist hij zelfs ook; want fteeds droeg hij 'er zijn roem op, en alle Zondagen ging hij wcdJingfchappen aan met zijn medecollega's, wie het zwaarste nuk ijzer het verste draagen kon, welke weddingfchapptn hij aitoos won, vermits, als het zijn beurt was , hij zijn aambeeld opnam en eenige fchreeden verre droeg, dat geen der andere ijzeren Helden hem kon naardocn. Uit deeze Simfons eigcnfchap trok hij dit befluit, dat hij het Vaderland, boven alle anderen van dienst kon zijn, wanneer het Op fterkre aankwam. Zomoeten de dwingelanden vallen! waslijn zcgswoord, wanneer hij het aambeeld op den grond plofte.  LUCIFER ï.n BEÊLSEBUB. 17 te. Jlldus moeten de Tijrannen verbrijzeld wor» den! riep hij, zo dikwils hij, met een zwaaren hamer, een dik ijzer te pletteren floeg. Uit deeze trekken, die de oogen der fatzoenlijke ftervelingen veeltijds ontglippen, maakten zijne burgerlijke buuren gereedlijk op, dat de Smit een vuurig en fterk Patriofwas, overwaardig om in het bewind van zaaken geplaatst te worden , waar hij deeze zijne talenten van verbrijzelen en verpletteren bet best aan den dag kon leggen. Insgelijks had de fmeedende burger een vervaarlijke groove ftem, zo dat, wanneer hij in de kerk een pfalm medezong, men hem boven orgel en andere zingers uit hooren kon ; waarom de Voorleezer hem al voor lang vriendlijk verzogt had, om, geduurende het gezang , aan het einde der kerk te blijven ftaan. — Zijn buuren bewonderden deeze keel en longbekwaamheid even zo zeer als zijne lighaamskragt; want, zeiden zij, dit maakt hem zeer gefchikt tot fpreeken in een groote Vergadering: elk een zal hem aldaar kunnen hooren: niemand zal hem kunnen overfchreeuwen, en aan zijn pleiten voor de Volkszaak zal hij de groot/te kragt en nadruk weete» bij-tezetten. B ïfj  !8 LUCIFER en BEÊLSEBUB. In het District, waar de berugte Smit woonde, had men een Club opgerigt, en niets was natuurlijker, dan dat onze fterke Man 'er Prefidcnt van was gewordeiii Voor 't overige was hij dom, zonder oordeel, zonder vernuft; maar van een goed .geheugen, zo dat hij etlijke termen, die het meest in den fmaa'i vielen, promt van buiten kon, en ze ook allerwegen uitbromde. Zo dikwils hij de woorden Ariftocraat, Despoot, Tijran, enz. uitfprak, was het niet anders dan of men even zo veele donderflagen hoorde, en ftond hij, bij dit uitfpreeken , op het fpreekgeftoelte , ■dan kon men zig een Lisfabonfche aardbecving vei beelden , zo afgrijslijk floeg hij met zijne vuisten op de lesfenaar: iets,- waardoor deeze haatlijke woorden nog oneindig haatlijker wierden. En hier mede , mijn lieve Oom ! geloof ik, u ge. nocg gezegd te hebben van het Caracter deezes mans, om 'er het overigen bij u zelve uit te kunnen opmaaken. Vermits ik naar elders geroepen word, moet ik thans met fchrijven uitfeheiden: morgen echter hervat ik mijn verhaal, dat u misfehien reeds te lang is voorgekomen; doch houd mij dit ten goede! ik ben nog een  LUCIFER èn BEÊLSEBUB. 14 een jong Duivclije, wiens hersens, zo als men onder de menfehen zegt, nog uiet geflooten zijn. Heil en Duivelfchap! appollionnetje. • vierde brief. APPOLLIONNETJE AAN BEÊLSEBUB. 1 BESTE OOM'. Bij deez-cn zet ik mijn verhaal voort wegens den Smit, die uwen aandagt niet geheel onwaardig is. Den ganfehen avond, en bijna den halven nagt, was de Smittin bezig met zo gezond en zo bondig over de zaak .in questie te redeneeren, dat ik alle hoop verloren gaf, om immer deeze prooi magtig te 'zullen worden; te meer, toen de Smit, namettraaneu in de oogen het avond-gebed gebeden te hebben, zig r.aar zijne iiefkoozende Bedgenoot keerde, en met den heiligden eed, dien hij immer gewoon was te doen, haar zwoer en beloofde, van alles wat ia zijn vermogen was, te zullen aanwenden, ten B 2 einde  29 LUCIFER b» BEÊLSEBUB. einde te beletten , dat men hem Reprefegtant maakte. Hier mede kuschte hij haar vuuriglijk goeden nagt en viel in flaap. Vermits deeze agterneef van Vulkaan gewoon was om met een open mond te flaapen, zou ik overvloedige geleegenheid hebben gehad, om naar binnen te fluipen, indien de doortrapte geest, die in zijn Gade huisveste, mij telken? daarin niet gedwarsboomd had; want zo dikwils ik hem op de lippen zat, begon de Smit zulke hevige winden optegeeven, dat ik hals over kop de' werf weder afmoest. Ik nam dus al weder geduld. Na dat de Smit des morgens zig gekamd, gewasfchen en ontbeeten had, kleedde hij zig in zijn zondagspak, vermits het Grondvergadering was, die hij gewoon was getrouwlijk bijtewoonen. Alvoorens hij uitging onderhield zijn vrouw hem, geduurende meer dan een half uur, over den eed dien hij 's avonds te vooren gedaan, en het voorneemen dat hij genomen had, en dit deed zij met zo veel welfpreekenheid en nadruk, dat de arme Man de traanen over de wangen liepen, en hij andermaal en nog fterker zwoer, van haar raad te zullen volgen. De Smit was een flerke tabakkaaiiwer. Ik kroop der-  LUCIFER en BEÊLSEBUB. ai derhalven in zijn doos; zettede mij op een tabaksbiaadjï, en hij, onderweg, een pruimpjeneemende, bereikte ik mijn oogmerk en nam daadlïjk bezit van »sMans hoofd. Zo weinig, mijn lieve Oom! weet de mensch hoe de Duivel hem in 't lijf komt. — Gij begrijpt dat de geest van de Smittin hier niet bij tegenwoordig was, anders ware het mij nimmer gelukt. Thans was het mijn zaak geworden , om den arglistigen in zijn eigen net te vangen. Mijn plan wasbevoorens, om hem zig zelve als Reprefentant te doen aanprijzen, doch de gedaane eed lag den Smit zo verbruid zwaar op het hart, dat hier in 't geheel niet aan te denken was: dus beüoot ik, om mij van een kunstje te bedienen, dat ik eenige voornaame ftaatsmanncn heb afgekeeken, dat is, om hem, welfpreekende , en met breed vertoon van bekwaamheid, aan het Vólk, dat de verkiezing doen moest, te doen betoogen, dat hij tot de regeeringspost geheel ongefchikt en onbekwaam was. Ik verkreeg dus. een dubbel voorrecht, vermits zijn hart volmaakt zou inftemmen met alles wat ik zijn hoofd zeggen liet. Naauwlijks was hij in de Grondvergadering, of hij beklom het fpreekgeftoelte. Hij gaf een wenk met B 3 zijne  22 LUCIFERen BEÊLSEBUB. zijne hand, en alles om hem heen verzonk in een diepe ftilrc: waarop hij aldus zijne gepaste aanfpraak begon: medeburgers! Uwe achting voor mijne geringe verdiensten is mij niet onbekend: ikheb ze te veelvuldige maaien ondervonden, dan dat ik niet weeten en vooruitzien zcu, dat zij, bij deeze plcgtige geleegenheid, een flap [ ten mijnen opzigten, flaat te doen, die, fehoon met het beste oogmerk, echter niet anders dan hoogstgcvaarlijk en ten uitterstcn verderflijk, voor u en voor mij, weezen en worden kan. De post van Reprefentant is eene dier allergewigligfte posten, waartoe flegts weinigen bekwaam zijn. De Volksvertègenwoördiger is de Atlas, die, als 't ware, de Maatfchappij op zijne fchoudefs torscht! wee! het arme Volk, wanneer zijne kragten niet toereikende zijn , om dien gedugten last te draagen , of wanneer onvoorxigtigheid- of losheid ze van zijne fchouders doet glippen ! wee; het arme Volk, wanneer die Vertegenwoordiger geen eerlijk hart bezit, en boos of verraadcrlijk ge«oeg is, om het heil en belang van het algemeen, moedwillig, onder den afgeworpen last te verpletteren • Om  LUCIFER bn BEÊLSEBUB. 23 Om een Volk te vertegenwoordigen moet men het grondig kennen', en om het grondig te kennen moet men een uitgeftrektc menfehenkennis bezitten; moet men door eene langduurige ondervinding onderweezen zijn.Om een Volk wel te regeeren, moet men de regeer-, kunde bondig verdaan; moet men uitgeleerd weezen in de daatkunde, zo wel in die, waarvan de Dwingelanden gebruik maaken, als van die, welker heilzaame lesfen, door den Staatsman , die de waare Volksvriend is, gsvolgd worden. Van dit alles weet ik niets, mijne Medeburgers! — Het ontbreekt mij geenzins aan een eerlijk en goedwillig hart; maar, de overige onontbeerlijke verëisch- tcn mislende, wat baat mij dan zulk een hart ? Het zou u, ter goeder trouw, ia een onberftelbaar verderf ftorten! Weet dit alles, mijne Broeders! en doet met dee' 7C weetenfehap uw voordcel; — ik wil zeggen, gaat mij in uwe keuze voorbij, en verkiest tot uw Vertegenwoordiger een Man., die alle de verëischten bezit" welke ik u zaaldijk .gefchetst hebt, doch waarvan gij zelve ten vollen overtuigd zijt, dat ze bij mij niet gevonden worden! Dan zal uwe keus u vereeren! dan zal de verkoozenen het Volk geluk B 4 Wff  34 LUCIFER ïn BEÊLSEBUB. kig maakcn en het Nageflagt u deswegens danken en degenen! Ik hebbe gezegd. Deeze aanfpraak had de uitwerking, die ik 'er van verwagt had. Alle de Toehoorders bewonderden den Redenaar. Nimmer , dus zeiden zij, heeft deeze Smit alzo gefprooken ! Eenigen hunner gingen zelfs zo verre, om de zo fchielijk ontwikkelde bekwaamheid van den Yzerkoning aan een bijzonderen hemelichen invloed, bij wijze van wonderwerk, tcetcfchrijven. Hij word ons sis met den vinger aangeweeztn! riepen anderen. Gelukkig, dus dagten de meesten , dat wij deezen Man in tijds entdekt hebben! wie zou zo veel vernuft; zo veel welfpreekenheid; zulk een diepe kinnis en zo uitjleekend een braafheid en eerlijkheid, aan het aambeeld, of by den blaasbalk gezogt hebben ? en dergelijke gezegden meer. Mijn beste Oom! wanneer ik geen Duivel van afkomst was, dan zou zo veel Ioffpraak mij hoogmoedig gemaakt nebben; want wie anders dan uw liefhebbende Neefje had hier de lippen van den Smit fpreékende gemaakt? Het gevolg van deeze hiftorie was, dat de Smit tot Reprelentant verkoozen werd. De  L 0 C 1 P Ë R i§ BEËLSEBD6 25 De goede Mm ittJefldè zig dapper tegen deeze keus te verzetten: doch vermits lk hem, op die oogenblikken , geheel aan zig zelve overliet, vond hij zg oveiweldigd; nu moest hij het opgecven, .crj zig dc verkiezing laatcn welgevallen. Wat hierover met dc Smittin is voorgevallen zal ik u niet vertellen: 't zij u genoeg gezegd, dat ik triumfeerde over den herr elfehen ofhclfchcn geest, die haar bezielde; want dat 'er onder onze ionge Duiveltjes verraaders zijn, daaraan twijlTel ik geen oogenbük. De Smit heeft reeds Zitting genomen. Ik heb hem verlaaten; want ter plaatfe, waar hij Zig thans bevind, Zijn meuschlijke Duivels genoeg, die hem, teil "onzen voordeele, wel bezielen en doen fpreeken zullen. Zo gij weder iets aan de hand hebt, befchik dan over uwen gehoorzaamen Nee*, ap o L LI om N e r JE. j m Bs V Y F D E  *6 LUCIFER en BEÊLSEBUB. V Y F D E BRIEF. belial aan lucifer. waarde meester! Ik heb niet verzuimd om, ingevolgen uw geëerd bevel, ons ten hoogftea bekwaam Duiveltje Klikkedoori-sje naar de Patriottifche Waereid te zenden, ten einde eens te zien, hoe dc zaaken gefchaapen ftaan, en eens de hoogte tc noemen, hoe verre wij gevorderd zijn. Ik heb reeds berigt van hem ontvangen , het welk ik u bij deezen doe toekomen : gij zult 'er hoe langer hoe meer door bevestigd worden , in die groote waarheid, dat de menfchen, door alle tijden heen, zig zelve bcfiendig gelijk blijven, wat het weczen der zaak aangaat, en dat het alleen de uitwendige vorm der zothceden is', waarin zij van de voorige eeuwen verfchillen. Ik heb nog andere Duiveltjes afgevaardigd, waarvan ik u, op zijn tijd, verflag hoop te geeven. Mij in uw geëerd aandenken beveelende, blijf ik naar toewenfching van heil cn aanbod van Duivelfchap! belial. ZESDE  LUCIFER kn BEÊLSEBUB- «7 <.><»><.><•><'><'><'><•><■><■> ZESDE BRIEF. KLIK K-E DOORIS JE AAN BE LI AL. BURGER SECRETARIS! Met het grootde vermaak van de waereld heb ik uwen last gedecltlijk reeds ter uitvoer gebragt. Ik ' zet mijne ondervindingen op 't pap'er; want anders: vrees ik , dat ik, uit hoofde van derzelver veelvuldigheid , een menigten daarvan zou vergeeten weezen, alvoorens mijn aarcifche reis ten einde was. — Ik verzoek u wel zeer verfchooning voor mijn ftijl, die juist niet befchaafd of fierlijk is ! Ik fchrijf u plat weg de waarheid , zonder mijn arm hoofd met mooie woorden te breeken. Zo dra ik op aarde kwam voni ik een boer, die, met de armen over elkander geflagen, in zijn eenzaamheid, op een afgemaaid-Hooiland ftond , en er zeer misnoegd en wanhoopig uitzag. Hadden hier omftrceks boomen gedaan , ik ware in 't denkbeeld gekomen, dat hij zig had willen ophangen; dan! dit wat  28 LUCIFER e n 1 B E Ë*"l S E B U B. Wat het geval niet! fpocdig verloste hij mij uit de onzekerheid waar in ik mij, in den eersten opflag, bevond, want op een toon van het bitterfte ongenoegen riep hij uit. Ter blinks en ter blaks! waar hagel blijft toch ons geld? Dat weet ik wel! riep u uit het tondeldoorje, 't welk hij in zijn hand had, cm zijn pijp aan te tteeken, en waarin ik mij; onzichbaar had nedergezet. De Boer verfchrikte toen hij deeze ftem hoorde: hij keek bij hèrhaaling in de rondte , en geen menschlijk weezen, zo verre hij van zig af kon zien, befpeurende, werd hij zo bleek als een dooden ; terwijl zijn tanden klapperden, en zijn kniën tegen elkander ftieten. Sakkerloot.' zei hij, zo veel als hij uitbrengen kon, •wat is dat nou weer voor een hagenaarfche klt/gt? Ik hoor de flem van een mensc/i en, kijk.' ik zie niemand. Uw geld, riep ik andermaal met een donderende ftem, word geftolen en verkwist! Naauwlijks had ik dit gezegd, of de Boer fmeet het *ondeldoosje zo verre als 't vliegen kon, en liep, met den  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 29 den doodangst op 't gelaat* naar de ftad, en de Sociëteit in. Ik was er eerder dan hij, en zettede mij op den rand van een glaasje bittere Jenever, dat gecommandeerd was geworden, door een LU van hetCommitté de Surveillance. (*) Begut! riep de Boer toen hij binnen trad, kijk', nooit van men leeven heb ik zo gefchrikt. — len borrel Kastelein! De Kastelein gaf hem een borrel. Het lid van 't Committé de Surveillance greep ook zijn glaasje; dronk, en ik Hoop in zijn waakzaams; breinkas. Slapperdekrooten! dus vervolgde de Boer toen hij zijn glaasje fc'.ioon uitgedronken had; ien dommené zou er de koorts van op zen lijf ebben gekreegen. Ver- (*~) In 'c Hollandsen, Committé van Waakzaamheid. De Leezer houde onder 't' oog', dat de nu zalige Schasa dit zijn werk in Parijs fchreef, en het op de gebreken var» den tijd van Robefpierre toepaste. Dit zij eens vooral gezegd.  30 LUCIFER 'en BEÊLSEBUB. Vermits de boer ten minsten twintigerlei foorten van dergelijke uitdrukkingen bezigde, die allen met de heftigfte, docli natuurlijke, gebaarden vergezeld gingen, kon het niet misfen of hij moest den aandagt van de Omftanders tot zig trekken, en door vraagen en hervraagen eindlijk genoodzaakt worden, om zijn hiitorie van dien dag te vertellen. Wat is er dan gebeurd? vroeg een der Leden van het Zeeweezen, die over de kamer waggelde even gelijk een Schip , bij een dwarrelwind op de Noordzee. Wat cr gebeurd is? zei ds Boer, dat zei ik je zeggen. 1 Potboonen! as 't me nog iens gebeurd ; kijk, dan ben ik mors dood. ■ Maar, nou, On- zelievenheer bewaart de zijnen. Wel nu, zeg het ons dan, Boer'. Ja! ja! maar jijlui bent zo verbruid haastig. . Ik mot eerst nog eens drinken. . Kasteli,n. Wat gelieft de Burger ? Geef me nog een borrel; maar doe er ien beetje in van dat goed, weetje, dat bon is voor 't fchrikken. Ja! ja'. Huisman! ik zal 't u geeven. Hei',  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 3» Hei, hei, hoor nog iens hier! Wat gelieft u? Geef me een fehoone pijp. Sakkerbaklïien! ik mot er iens op rooken. Toen dc Boer gedronken; geflopt en zijn pijp aangefboken had, begon hij zijn gefchiedcnis op naarvolgende wijze: Daar flónd ik, janitramme! moerziel alleen op men hooiland. Men kop liep me rond, en ze heit al lang op hol geweest; - want kijk op den duur zo veel geld te motten opbrengen, en niet te weeten waar et blijft, of zonder er ooiteen zandtepitje voordeel van te hebben, of er ooit ien roojen drommelfchen duit van wet te zien; — te weerflag! dat's omdol te worden. fHct Lid van het Committé de Surveillance fpalkte beiden zijn ooren op, en fchoof digt bij den Boer. Aanftonds kwamen de gedagtenin hem op, om hier zijn pligt te betragten , zo dra de fpreeker geëindigd zon hebben.] • Nou, zo as ik zeg, daar ftond ik. Wil ik iens rooken? dogt ik; welja! kom.' en wip haalde ik men  3-2 LUCIFER en BEÊLSEBUB. men tondeldoosju voor den dag en fioeg vuur, as of het zo blikfemde; want al zag ik het zelfs, ik hebien «aal en ien ftien, daar geen wejrga van is. Nou, ander 't vuur (laan , doge ik alweer in mijn eigen, over het geld, en, waar hagel en bakfteen! het toch ge-, Bïeeven mogt zijn! — en kijk! om dat men hart er zo vol van was, kon ik men bek' niet houen, maar ik riep hard op: waardrommelblijfttochons geld? ei die woorden waren naauw van men lippen, of vervloekt, daar komt ien menfehen ftem uit mijn ton. reld .osje, en die roept teugen me: Dat weet ik -Kei! — Kijk daar ging ien gril over mijn ganfche lijf, en ter bliks, wie zou er niet fchrikken, as hij «° fermiljaar door zen tondeldoosje word aangefproken? Evenwel geloofde ik nog niet, dat het uit men doosje kwam , maar ik keek in de rondte, om te zien of de ien of de.aer ook agter me ftond; maar ja wel, cr was God noch goe Mensch in velden of wegen te* zien, — en kijk, toen ik dat merkte, begon mijn hart te poéperen, net as ien paard, dat ienpurgaatie in 't lijf heit. Ik ftond nog ien poosje, net of ik bedonderd was, mit het tondeldoosje zo in me hand, dat al beevende been en weer ging, en kijk, terwijl ik ftond te ftar- öogen  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 33 öogen op men doosje, komt er, porfchraptme ! weer een ftem uit voort, die teugen me roept, maar veul harder dan te vooren: jou geld word geflolen en verbist! — Toen dogt ik niet anders of ik verzonk door den grond! — Ba! zei ik, en gooide het tondeldoosje wel honderd voet wijd weg! — Daar fpeiüt de duivel mee! riep ik, en ik liep, as of ik ien bien om een duit had, hier naar toe; en daar hebje nou de heelc hiftorie : wat zegje er van; Toei de Boer geëindigd had, lag het Lid van het Committé de Surveillance , met zeer bedenklijke en geheimzinnige gebaarden zijn pijp neder; dronk zijn glaasje uit, en vertrok. - Gij kunt gemaklijk de inblazingen gisfen, waarmede ik zijn harten hoofd vervulde. De Boer had zijn pijp nog niet uitgerookt, of er verfcheen een Bode, in zijn uniform op de Sociëteit, die in last had, om den Boer aantezeggen, dat hij, beneffens zijn tondeldoosje,, binnen vierentwintig uuren voor het Committé de Surveillance verfchijnen moest. De arme drommel beefde als een meiblad. Ik heb ummers gien kwaad gedaan? vroeg hij al zugtende; as er al iets miszeid is, dan heit men tondeldoosje de q fchuld,  34 LUCIFER en BEÊLSEBUB. fchuld, en ien mensch is ummers voor gien tondeldoosje verantwoordelijk ? Daarom moet ge uw tondeldoosje medebrengen, ^ei de Bode. Maar, zei de Boer, in*zijn eerlijke eenvoucljfcei'j, zei ien verftandig commetje tee zig dan met zulke ftrontwisfewasjes ophouwen ? Wees voorzigtig in uw fpreeken! antwoorde de Bode: een tondeldoosje, dat de fpijker zo regtopzijn kop flaat, is geen ftrontwisfewasje. Dat is bet ook niet! riepen eenigc fpotboevcn, die den Bode op zijn woord vatteden. De Boer zogt zijn tondeldoosje, 't welk hij met de Hip van zijn rok opvattede, even als ware hij ban» geweest van er zig aan te branden, en liep er aldus mede naar 't Committé de Survellance , waar hij hu èp de tafel voor den Prefident nederfmeet. De Artikelen examinatoir, waarop de Boer gehoord werd, waren de naarvolgende. r. Gelooft gij niet dat de Vrijheid het hoogde geluk eener Maatfchappij uitmaakt.? Am-  LUCIFER en BEESEBUB. *: Antwoord. Welja 'k, dat gloof ik. 2. Erkent gij niet, dat Let dc pligt van elk Burger is, om-die Vrijheid te verkrijgen en te behouden? Antwoord... Wis en waaragtig, en daar heb ik nooit aan getwijffeld. 3. Moet elk Burger dan, in zijn kring, niet alles doen tot dat einde, wat in zijn vermogen is ? Antwoord. Dafs gien vraagenswaard: 4. Moet hij, die voor de Vrijheid de Wapens kan draagen , zulks niet d»en ? en moet- hij, die er geld voor geeven kan , zulks niet opbrengen ? Antwoord. Jawel.' jawel! mam' alles in ,t ordentlijke. . 5. Is het gacn zugt tót oproer, wanneer iemand zig beklaagt, dat hij te veel geld opbrengt voor een Vrijheid, die men nimmer te duur koopen kan, om dat Ze nl«t gemist kan worden» Antwoord, Ter bliks, men kan het Êrood wel te duur bemalen, as de  2<5 LUCIFER BËELSEBUB. Bakker een dief is; en zo as je weet, het Brood ken men neg minder misfen. 6. Moet het oproer niet geftraft worden? Antwoord. j Wel zónder twyjjel, 7- Toen gij vroegt, waar uw geld bleef,'hebt gij toen bedoeld, dat geld, 't welk gij voor 't Vaderland en de Vrijheid opbrengt ? Antwoord. Ja! ja.' wat wou ik etanders door gemeend hebben; waar men andere geld blijft, dat weet ik zeer wel. Kijk, daar kan ik je van elke pennir.g rekening van geeven. 8. Kunt gij bewijzen, dat zulk geld als gij bedoeld hebt, geftolen en verkwist word ? Antwoord. Sakkerloot! denkje dan dat ik in 't geheim ben? Zeilen ze mij dat zeggen? Vracg dat an de groote Heer en, die dikwils niet weeten, waar htm het geld van daan komt anwaaijenl 9. Hebt  LUCIFER en BEËLSEBITB. 37 o. Hebt gij niet gezegd, dat dit geld geftolen en verkwist word? Antwoord. Wel neen! bij men ziel, niet. Daar zei ik men bek wel van houen. Daar, dat tondeldoosje, dat daar legt, dat heit het gezeidi vraag het maar. 10 Ziet gij ons, eenegecontinueerde Magt, voor zo onnozel aan, dat wij gelooven zouden, dat een tondeldoosje fpreeken zou ? Antwoord. Kan onzelieveheer niet alles doen, hek — Heit de ezel van Brokkoek voor deuzen ook niet gejproken? Watbtiefje? ii. Erkent gij niet, dat gij u fchuldig gemaakt hebt aan oproerige taal; aan lastering van de hoogde geconftitueerde Magt, en dat gij detwegensgcftr«ftmoet worden ? Antwoord. Jandomé! Wel neen! dat erken ik niet. Is de geccntfeerde Magt gelasterd, wel nou, daar leit het tonteldoosje, dat heit et gedaan: dan mot da geflraft worden ! begrijp je ? C3 *  38 LUCIFER en BEÊLSEBUB. Ik heb u deeze Artikelen- examinatoir dus uitvoerig willen mededeelen, om dat ze woordelijk zo in de Notulen van het Committé de Surveillance geleezcn worden , en het allergewigtigfte zijn van alles, wat er in gevonden word. Aan de vrugr.cn zult gij den boom kennen. Toen de Boer geantwoord had moost Mj buiten Haan, en nu begon er een ernfiige en breedvoerige deliberatie, wat met deezen Boer verder aan te vangen. Thans dagt ik het mijn beurt van fpreeken te weezen , waarom ik mij andermaal in het tondeldoosje tiederzettede. Eerst liet ik een zagten donder over dcgroenlakenfche tafel rollen, terwijl ik een biikfem uit het Nomlboek deed voortkomen , die boven het hoofd van den Prefident eenige oogenblikken ftand hield, in dc gedaante van een dreigend Zwaard. Dit herichiep alle de Commirté's Leden in rocrlcoze en ijskoude beelden : hunne oogen draaiden allen , even als werden zij door geweldige ftuiptrekkingen aangetast; terwijl hunne monden onbeweeglijk gaapten , te nabij zo als de houten koppen, die de Drogisten op hunne vensters zetten, en die men Goudfche Gaapers noemt. { Thans  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 39 Thans rees het tondeldoosje overëinde, — en op dat oogenblik fcbeencn de Leden van het Committé den geest te geeven! - lk heb in last, dus fPrak mec de taal des donders, uit het overëinde ftattide tandeldoosje; om □ eenige waarheedcn te zeggen, die misfchien ter uwer verbetering zullen ve.ftrekkén. Ishetwaare WaakzaatnhUd, die enkel bet orzigt over beuzelingen houd? die den geenen ongemoeid laat die tonnen gouds te zoek brengt, en die een onnoaelen Boer om zijn tondeldoosje te recht roept ? Zijn zij egte Republikeinen, die den mug uitzuigen 1 cn den kameel doorzwelgen ? kunnen deeze het Land behouden, daar zij, of opzetlijk ofuifonkunde, zig zelve in beuzelingen verliezen ? Opent uwe Notulen 1 leest wat zij behelzen'. Ziet 0f gij er gewig.igcr zaaken in ontdekt, dan die *» ^tondfcldoosjc, en zegt mij, of het de taal des laster, of desoproers zij, wanneer men zegt, dat s.UMB geld verkwist of gcftolcn word? Laat den Boer nu binnen ftaan ! geeft hem een vermaning of firaft hem ! maar legt dan eerst uw eigen gewecten een eeuwig ftilzwijgen op. C 4  40 LUCIFER en BEÊLSEBUB. Hier zweeg ik, en het tondeldoos-je legde zig op dezelfde plaats, waar het gelegen had. De Boer werd weggezonden. Het Committé fcheidde , en alle de Leden van het zelve deeden den volgenden dag afftand van hunne posten. Na zulk een aanfpraak geroerd ; overtuigd : ja ; bekeerd te worden , duid mtsfcbien een dwaaiend hoofd, maar echter een eerlijk hart aan, dat ons het meesten in den wegftaat, enhet was hierom , dat ik dit kunstje te werk ftelde, ten einde Luiden uit de baan te knikkeren , die. nog veels te eerlijk waren. Anderen hebben reeds de plaats van deezen vervangen , welken zig door geen fpreekende tondeldoosjes vervaard laaten maaken. Bij een nader geleegenheid meld ik u mijne overige waarneemingen. Bij provifie ziet gij hier uit, dat wanneer de Waakzaamheid te veel opium gebruikt heeft, de veiligheid niet groot kan weezen voor de geenen, die bewaakt worden, en juist dit komt in onze kraam te pas. Gij zult hier van voorloopig wel kennis willen gecven ter plaatfe waar 't behoort. imi . Heil en Duivelfehap! Klikkedoorisje. Z E-  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 41 ZEVENDE BRIEF. eklial AAN LUCIFER. waarde meester! Het kan u gansch niet onverfchillig zijn, hoe een voornaam en wijsgeerig Patriot over den tegenwoordigen toeftand van zaaken denkt; niet zo als hij 'er over in 't publiek denkt, fchrijft of fpreekt, maar zo als, in zijn onbeluisterde binnenkamer, de egte, zuivere gevoelens vau zijn eerlijk hart zijn. Gij weet •dat het, in deezen tijd, op den aardbodem des Heeren even zo onveilig is, om, in 't ftuk van 't patriottismus , de naakte waarheid te zeggen, als het was ten tijde van het verbranden der ketters. Wij hebben dus alle belang te nellen in het ontdekken van dergelijke boezemgehcimen, waar volgens wij veel beter hoogte kunnen ncemeu, dan bij duizenden openbaare gebeurtenisfen. Gij kent de bekwaamheid van ons Duiveltje KortC 5 . ftaart-  42 LUCIFER en BEË.LSEBUB. «aartje; ik heb 'er hem op los geflimrd, en hoe hij in dien last geilaagd is zult gij best uit den neflensgaanden brief kunnen vernecmen. Heil en^Duivelfchap. b e l i a l. ♦ ■ AGTSTE TONEEL. KORTSTAARTJE AAN D E SECRETARIS BELIAL. vriend secretaris!- Moeilijker fchepzel om te doorgronden dan den Burger, waar aan gij mij hebt afgezonden, heb ik nimmer aangetroffen. — Het was even zo kunltig 'zijn waare denkbeelden uittevorfchen, als om goud uit een keifteen te haaien. 't Is mij voiitrekt onmooglijk, om u een doorloopend, aanééngefehakeld ftelzel van 'sMans geheim pat-  LUCIFER en B E E L S E S ü B' 43 patriottisch geloof optegeevcn. Ik heb fjcgts zijne gedagten, ten dccacn opzigten, als 't ware, hij Hui'ken en brokken kunnen verzaamelen, en ze aldus op 't papier gefield; welken ik u dan ook als zodanig toezend, verkiest gij, om 'er een geheel uit te formeeren? zulk een arbeid is, ongetwijfeld, het allerbest aan u toevertrouwd. Zie hier dan de fragmenten, vcetftoots weg , zo als ze mij in de handen vielen. * * * 't Patriottismus, zo als 't vooröuderfteld; beredeneerd, en begreepen word in den tcgenwoordigen tijd , kan een weezenlijken zegen voor liet arme iMenschdom worden ; kan verre weg de meeste M.-jatrch-ippijen hoogstgelufckig maaken, ingevallen i men , na zo veelvuldige befpiegeltngen, cindtijk cen-s tot het werkdaadigc overgaat. * % * Het Patriottismus is flegts een andere, — misschien .verrnomden naam,. vandewaarc deugd, : en den eenigen Godsdienst. In 't weezen van 1 de zaak bedoelt het patriottismus niets anders, dan om de dwaalende flervelirgcn tot het pad van piigt; tur.  44 L U C I F E;R e n BEELSEBUjB. totdc vöorfchriften van redenjen gezond verdandwe. dertcbrengen. Men begrijpe de pügt van een RIensch zo men wil; het zuiver Patriottismus bepaalt in deeze» niets, wanneer men flegts door pligt dat geene ver (laat, wat den mensch gelukkig maakt, -eti wat hem» overéénkomftig zijn waardigheid en geluk, doet handelen. — Alle godsdienftgezindheeden kunnen hunne onderfcheiden geloofsbegrippen behouden , cn re gelijk de eerfte Patriotten weezen, bijaldien zij flegts zig-de deugd voordellen als den eenigenlweg tot geluk, en zij van deeze Avaarheid zo fterk overtuigd zijn, dat zij, tot dit einde, niet anders dan volurekfr deugdzaam, willen weezen. * * * Het patriottismus dcrhalven niets anders zijnde, dan de weezenlijke godsvrugt of deugd, dat is, eene onvermoeide dreeving naar de hoogde volmaaktheid, is het onmojglijk dat het onder het bereik van weezens kan vallen, die noch naar volmaaktheid tragten ; noch dezelven begeeren ! Die vlugt is te hoog voor het gros der dervelingen! Echter is het zeker, dat veelen rechtfehapen Patriotten begeeren tc zijn ; maar hoe zijn ze het? — Even gelijk veele menfehen Christenen willen zijn , niet-om het waare weezen van het Christendom deelagtig te worden; maar om 'ér • de  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 4* de voordeden van te genieten, en om dat het Christendom een foort van paspoort is, waarmede mea veilig de Christenlanden pasfeert. * * # Het patriottismus ftaat gelijk met het Christendom; men gsbruikt het, om zijn eigenbelang te bevorderen, en vermits de waereld verkeerd is; of, zo ak een groot Man zegt, in het booze ligt, kan men her tot,zulk een laag en verachtlijk einde, met zeer veel vrugt, gebruiken, wanneer men 'er flegts deu uit. wendigen mantel van omhangt, en 'er getrouwüjk de fprcekwoorden en leuzen van op de (.lippen en op den hoed neemt. * * * Eerlijke , braave, doch minkundige Luiden beminnen het Patriottismus en tragten de voorfchriften van het zelve getrouwlijk te volgen, doch zij gaan 'er door verlooren ! — en wat is 'er de reden van ? — Schurken en Intriguanten noemen zig ook Patriotten , en maaken een even verfchriklijk misbruik van het patriottismus, als de onwaardige Geestlijken, door alle eeuwen heen, van den heiligen Godsdiensi gemaakt hebben. Robespierre heeft de onge- loo-  46 LU C 1 F E R E N BEÊLSEBUB. loovigcn wel niet verbrand; maar echter tij duizenden den kop daefi verliezen. Deeze fchurken worden 'er rijk en groot bij. * * * De:mecste menfehen doen zig, als't ware, met geweld, voor Patriotten doorgaan, zonder het in de daad te weezen: anderen, die van de tegenpartij zijn, bcöordeelen, volgens de gedraagingen deezer Patriotten, het patriottismus, en moeten het verfoeijen, omdat de grond hunner beöordeeling valsch is. * * * Een waar Patriot ziet dit alles m«t het grièvendst leedweezen, en befluit 'er te recht uit, dat het zuiver Patriottismus even zo weinig opgang kan maaken als de weezenlijke deugd of godvrugt. * * * De heerschzugtige; de Dwingland en dergclijken, ontleenen van hier hunne bewijzen, dat het patriottismus niet anders is, dan een ondermijning van alle wettig gezag; dan cene omverftooting van alle maatfchapliike order; den een bejaaging van eigen voor deel, enz. en zij hebben volmaakt,gelijk, wanneer het  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 47 hetgelrag van het gros der Patriotten de maatftok vai\het Patriottismus is. * * # . De natuurlijke gevolgen van dit alles zijn, dat het Patriottismus geen zigbaare voordeden voor de MaatYchapijj te wege brengt; dat het de waare Patriotten bedroeft en moedloos maakt; dat het de Vcrraaders van de algemeene belangen een middel te meer verfchaft, om de Maatfehappij te bederven, en aan de Vijanden van het Vaderland een gemaklijken weg ©pent, om de heersehzugt en het geweld andermaal ten troon te verheffen. ï|? "fe *v Dit zijn beklaaglijke zaaken ; doch aldus en niet anders Zijn ze'.! ■ en wanneer wij, in dit geval de waarheid voor ens zelve verbergen, dan werken wij onze Vijanden in de hand die niet anders dan kinderen der duisternis zijn. * $ * Blij de meeste menfehen is het Patriottismus gee» beredeneerde weetenfehap; maar een loutere verouder-  48 LUCIFER en BEÊLSEBUB. ' dcrftelling. Patriot te weezen , dit gelooven zij op hooren zeggen zonder onderzoek, is goed , en derhalven zijn ze Patriot, cn vervloeken en vervolgen allen de geenen, die , veelal even zo werktuiglik als zij, verklaaren geen Patriot te zijn! en van hier alle verwarring, alle twist, en fchrikbaarende toneelen. j * * * " FJie men, [in Vrankrijk,] den eenen dag aanbad, Werd den anderen dag vervloekt. La Faijette, NecJter, ja! Lodewijk de Zestiende zelfs, waren op het eene oogenblik, in zegening, en in het volgende, op een verhaastte vlugt, of onder de doodlijke Guillettine! Men heeft vivat Robespierre! vivat Marat! vi~' vat Danton! geroepen; maar wat is 'er van deezen geworden ? Men heeft de Jaoobijnen tot den Hemel toe verheven! kort daarna deed men hen tot in den afgrond nederploffen ! men heeft de gemodcreerden., om zo te fpreeken, te vuur en te zwaard vervolgd ; het leed niet lang, of zij werden de Befchermgoden, en men aanbad ze, men heeft het patriottismus in de uitterste geftrengheid en barbaarschheid gezogt! naderhand vond men het in gevaarlijke toegeeflijkheid en verderflijke zagtheid! — Wat is toch de oorzaak van  LUCIFER en BEÊLSEBUB'. 4$ Tan deeze wankelbaarheid in een zaak , die zo klaar kan zijn als het Patriottismus ? Wat anders , dan dat men het Patriottismus bloot bij den naam kende * en dat men, in de beöeffening van dcrzclver voorschriften , louter voorondcrftelde , dat het daar of daar In beftond. * * * Op dien voet het Patriottismus doende zeegepraalea én voortplantende, en zulks gefchiedende door driftige onkundigen , door vermomde Ariftocraaten ; door wraakgierige heerschzugtigen en eigenbelangzoekers* kan het niet misfen , of het Patriottismus, dus kwa. lijk begreepen; moet haatlijk en verderflijk worden. * * * Wanneer het Patriottismus, in zulk een toedragt van zaaken , eenig algemeen voordeel aanbrengt, dan is het louter toevallig, fcj die het algemeen voordeel bedoelen zijn zeer weinig; en zij dichet beweren kun ien, zijn nog minder in getal. Eigenbelang is :eën clgcmeene drijfveer, en 't vond nooit fchoonei (dekkleed , dan den mantel van Godsdienst of Vaderlandsliefde'. p waar  50 LUCIFER en BE ELS EB UB. Waar men, alles Vaderlandsliefde of Patriottismus durft noemen, kan nooit goede order, nooit geregeld béftuur gevonden worden. Heden zal het Vaderlandliefde heeten, een Koning den kop voor de voeten te leggen, en zijn troon in een puinhoop te hervormen! morgen noemt men het Vaderlandliefde, Wanneer men den troon weder opbouwt, en 'er een nieuwen Koning opzet. — Even gelijk het in dcezen de Koningen en de trocncn vergaat, eveneens vergaat het ook. de Volksbeftuurders en de eerege- ftoelten. Heden bekoir.t men den tijtel van een egt burgervriend, en men word in het bewind gedrongen : morgen fchildert men u af als een vermomden Ariftocraat, en uw val is zeker. Heden zulk een Regeeringsvornj ; morgen een regttegenovergeltefde, * * * De verftandigen, die teffens eerlijk zijn, zien dit en houden zig fchuil; de boozen hebben geen belang om hen te zoeken, en plaatfen zig zelve aan 't roer van Staat. Het Volk fchreeuwt om bekwaame, eerlijke en verftandige Mannen voor de Regeering; doch het verzet geen enkelen voet om ze optefpeuren: het  LUCIFER- en BEÊLSEBUB. $i het is den ijlhoofdigen zieken gelijk, die den ervaaren Arts te huis laat, en zig ten prooi overgeeft aan den eersten Kwakzalver de'beste.; die een verfchriklijk getier maakt en met een klugtigen Hansworst op hst theater verfchijnt. In de onkunde; de drift en ligtgeloovigheid des Volks is de eerfte bron van alle . maatfchapüjk kwaad te vinden. * * * Misfchien is het niet onmooglijk om, door den fchrik voor brandffapels en fchavotten , den ftervèling het geloof in te boezemen; maar het gaat in 't geheel niet aan, om, langs dien weg , aan ledige hoofden verftand in te prenten. Men kan een Dwaas verpletteren ; maar niet wijs maaken. Is 'er nu zonder verftand geen Patriottismus, op wat wijs zullen dan de Volken Patriotten worden ? Langs den weg van verlichting en overtuiging, zegt men, cn het is de waarheid; maar dit gaat ruim zo langwijlig 1 in 't werk', als dat men water door een molenfteen wil gieten. * * * Verre weg de meeste Stervelingen zijn niet anders iangroote, ondeugende fchooljongens: het Gouver- D 2  ja LUCIFER én BEÊLSEBUB*. nernent is de Schoolmeester; rrnar , wee dien fchool-i fneester, -wanneer deeze zijne Leerlingen zig eene verkeerde vrijheid en gelijkheid in het hoofd prenten ! de droevige noodzaaaklijkbcid dwingt hem, om 'tnvtfcti ft(,k over hsen te leggen , en te zeggen: Dit *jn uwe Rechten! — . Veel word 'er over het Patriottismus gezegd en gefehreeven , dat overheerlijk is ; doch men rekent zonder den Waard! Men ontwerpt een fraaie tekening van een fchoon Paleis; maar men vergeet, dat men geen andere bouwftoffen heeft dan klei, fparrén en riet, waar van fnen, op zijn best genomen, een ellendige hut kan firarrtenftellen. Men bouwt een fchip in de haven, dat zo groot' is, en zo diep gaat, dat bet nooit in zee kan komen. De kamerwijzen vermaaken zig in het formeeren van Patriottifche ftelzels, met dezelfde vrugt als-de kinderen in het bouwen van fneetiwhuisjes: zo dra de Zon 'ér over opgaat, verfmelten en verdwijnen ze. Het is niet geheel hooploos, om iets goeds van de. me,ifchen te maaken, of dat op een uitkomt, om heii'  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 53 hen in rechtfchapen Patriotten te hervormen: ma« dit is het werk niet van een jaar, maar van een eCuw. _ jpy zijn Patriotten! roept de menigte, en ondertusfcheja hebben deeze Patriotten nog alle de vooröordeelen ; driften ; zotheeden en gebreken , die zij van te vooren hadden, en die men, even als een oud kleed, moet uitfchudden en afleggen, wil men in een geheel nieuw gewaad te voprfchijn treeden. Het is oneindig gemaklijkcr een nationale cocarde op den hoed te"zetten, dan de waare grootheid van ziel aanteneemen. Door de cocarde word men uitterlijk 'een Patriot; door de waare grootheid van ziel alleen kan men het in de daad worden. De Maatfchappij is gelijk aan een oude broek; rn.cn kan ze lappen en digt maaken; maar, zonder wonderwerk , kan men ze in geen nieuwen herfcheppen. — Het patriottismus zal eenigegroove gebrenen herftellen ; zal eenigegoede dingen doen gebooren worden; matte het geen er de Vaderlandfche D gters van zingen , of 't geen 'er de vrijheidlievende Redenaars van uitbranmen, dit £al nooit gebeuren. D 3 Met  54 L U C IFERen BEÊLSEBUB. * * * Met dit alles is het dc pligt van elk eerlijk, braaf, en zijn Vaderlandbeminnend Burger, om een Patriot te weezen of tc worden, even zo wel als hij gehouden is, om een deugdzaam. Man te zijn. ■ ■ De uitflag moge weczen zo zs wil; maar welgedaan te hebben kan niemand berouwen. Het Patriottismus flaat hierin met de deugd gelijk, dat het zijn eigen belooning medebrengt. Enz. Om het gedrag van dcczen Burger te befludesren . mijn lieve Secretaris! hier toe behoort vrij wat meer tijd. zo gij zulks echter begeert, hebt gij flegts te bcveelen. Ik wagt op uwe orders en blijf, na toewenfehing van heil en duiveifchap, kort staartje. NEG E N D E BRIEF. klikkedoorisje 3311 e eli al. ' Burg 'e Secretaris! Ik deel u al weder mijne ondervindingen mede. Onze zaaken beginnen hoe langer hoe fchooner te ftaan: indien het zo voort gaat, dan is do Hel binnen korte jaaren in alle haare rechten en prcrogativcn herteld,  LUCIFER en BEÊ LSEBUB. 55 field, en het Patriottismus voor eeuwig verlooren. Oordeel zelf. Ik heb de proef genomen of de Clubs; Vaderlandfche Sociëteiten en dergelijke Burgerbijéénkomftén, niet te vernietigen waren, zonder tusfchenkorast van eenig hoog gezag of geweld. Ik ben begonnen met de Club, ter fprcuk voerende, la defenfe des droits de Uiamme'. de uitilag van deeze mijne onderneeming zal ik u melden. Toen dee.-c Club het eerst werd opgerigN had dezelve een ongemeenen toeloop, elk beijverde zig, als om ftfijd, om 'er Lid van te worden ; geld aan tegeeven ; voordellen te doe i, enz. Dc Rechten van den Mensen, riep men, Ó! dat zijn kostlijke zaaken! daar van hangt al ons geluk; alle onze glorie, af; wij moeten ze in werking -brengen! Wij zullen-ze tegen alle tijrannen verdeedigeh'. Het eerfte dat men deed was, dat men een fraaie Vlag van kostbaar fatijn liet vervaardigen, waarop met groote gouden letteren gefchreeven ftond: Rechten.van den Mensch. Onder deeze Vlag Werden de verklaaringen, de celen, en water meer van dien aart gevorderd werd, pleïtftaatig afgelegd, Deeze. Vlag werd bij alle opD 4 t0£-  56 LUCIFERenBEËLSEBUJ. togten, feesten , jaarvieringen, enz. door jonge onbevlekte Maagden, rond gedra3gen, als het Heiligdom; als de Ark van de Club, — en wee de vuile vinger, die ze dorst aanroeren! Vermits er op gefchreven fiond: Rechten van den Mensch; vermits een iegelijk deeze heerlijke woorden van 'den ogrend tot den avond in den mond had, werd men emdlljk bedagt, om er aan de LedenVari de Club eenc verklaaring van te geeven. Dit fcheen wel te yooronderftellen, dat men, zonder die woorden of klanken te verdaan, dezelven, zo maar op goed geloof aan, tot eenfpreuk had aangenomen; doch deeze voorönderdelling geld alleen maar ten opzigten van het gros der Leden; de eerftegrondleggers, drijfyeeren, beftuurders, of zo als men ze noemen wil, verdonden die woorden, ten minden de geheime oogmerken, die men er mede had, zeer wel. D3adlijk deeden er zig verfcheiden Redenaars op, die e'k om 't zeerst het fpreekgeftoelte opvloogen , en met lange eh korte, met donderende en fleemende redenvoeringen, de gaapende en luisterende Gcmeenr te beduidedep, wat eigenlijk de Bechten van den Mensch voor dingen waren. ■— De Gemeente boortje;' 77— klapte in de handen ; — riep, bravo! ■ ^.ng naar huis, —'en, aldaar gevraagd zijnde, paf ten  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 57 ten antwoord; dat zij zeer veel gehoord, doch niets begreepen had. In 't eerst floegen de Redenaars allen op het zelfde aambeeld; want, ten opzigten van de Rechten van, den Menseh, fchenriden zij in 't wild, en bleeve» zij in' algemeene en onbepaalde bewoordingen hangen. Naderhand eehter, toen zij tot meer bijzonderheeden wilden overgaan en daadlijke toepasfingen maaken, geraakten zij met elkander overhoop en in de war; want dewijl elk hunner een afzonderlijk Oogmerk en eigenbelang had, werden de Rechten van den Mensch, ingevolgen van dien, verklaard, dat is te zeggen, verdraaid en verwrongen. Het was, zo als gij vermoeden kunt, heden mijn zaak, om van deeze oogenblikken mijn gebruik te maaken : beurtlings bezielde 'ik nu deezen dan dien fpreeker, en ik bragt het eindlijk zo verre, dat zij al len, als uit eenen mond verklaarden , dat 'er geene eigenlijks gezegde Rechten ven den Mensch waren. Dit was zo bondig en zo breedvoerig betoogd , dat de goede Gemeente zig, tegen wil en dank, genoodzaakt vond , om het te gelooven ? zij kon echter niet naarlaaten, met allen nadruk en de'hoogfte verD 5 won-  S8 LUCIFER en BEÊLSEBUB. wondering, te vraagen: waartoe men dan zo breed, in den beginne, van de Rechten van den Mensch had opgegeeven? waarrce men dan zo veel geld had opgebragt ? en waarvoor men dan zo veel tijd en moeite yji-fpild had ? Alle deeze vraagen werden door de Redenaars, die bij de inftandhouding van deeze Club groot belang hadden , door andere vraagen, beantwoord. Hebt gij, dus fpraken zij, niet alrcede veel vooruit, op de üwinglandlche dagen van het voorig gevloekt Bc- ftuur? ■ Hebt gij niet een fchitterende Vlag? een 'fatijncn Standaard, die boven uwe hoofden wappert, ftaat er niet met gouden letters op gcfchrccven: De Rechten van den Menshfen blikfemt dat edele vrijheidsgoud de oogen uwer gewcezen Tijrannen niet blind ?'— Hebt gij niet een licrlijkcn Vrijheidsboom; omhangen en opgepronkt rr.ct al dc kenmerken van een waarlijk vrij Volk: Hebt gij niet boven alle uwe openbaare aanplakfchriften de godlijke woorden van Gelijkheid, Vrijheid en Broe derfehap ? Kunt gij jaiet onder uwen Wijnftok en Vijgenboom ; • of zo gij 't anders verkiest, in uwe Societensvcrtrekken ; Committé's Kamers en Nationaalc Koffiehuizen , gaan nederzittcn en aldaar uwe Vaderlasdfche borrels crinken? — Is er een Despoot, die ti uwe volle tcu-  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 50 teuRcn zal betwisten ; fteekt elk niet veeleer cc Broederlijke band uit, om den Vaderlanden 4>-ker ran uwe hand te ontvangen, en aan zijr.e dorstigs lippen te zetten ? enz. Dergelijk een wederlegging, op dealgemeene-kiagten, w^as bij'provifie genoeg voor de meeste Clubiaanen , die er ook zo gerust"op naar bed gingen, alsoi ze door een hemelsch Heirleger van Engelen hen toe- gefproken waren geworden : maar, è'enigen, • hoewel zeor weinigen, lieten er zig zo gemaklijk niet mede afzetten , en beduidden de "Redenaars , d* al die dingen, die zij zo fraai en zo belangrijk hadden argefchilderd, loutere bagatellen waren, die, wanneer men het weezen der zaak miste, op niets anders konden uitloopen, dan tot eeuwige fchande der Patriotten, als die zig aan klatergoud vergaapten;- en tot verderf der Huisgezinnen van de Clubsleden , als dje hunne beröcpsbczigheedeu verzuimden en verwaarloosden, om over ean fatijnen Vlag of Vrijheidsboom te delibcrecren ; welke de)ibef atien nimmer d:-oogsmonds konden gefchieden, en waarvan men daarenboven nog alle de onkosten betaalcn moest, enz. De Redenaars hoorden nog naauw.lijks. deeze tegenwerpingen , of zij deeden de fpreckgeftoekèn van hunne  'go LUGIFERbn BEÊLSEBUB. hunne verdeedigingen daveren: Is dan, vroegen zij onder anderen: de. Vrijheid zo fchielijk te vestigen, als men een Boom kan planten? Kunnen dc Rechten van den Mensch zo fpoedig in werking gebragt worden , als men een fatijnen Vlag kan naaijen en ophangen? Kan men hetMaat- fchaplijk geluk even zo gemaklijk en zo fmaaklijk indrinken, als een glaasje jenever met zuiker? Kunnen de Ariftocraifche gevoelens zo fchielijk uitgedelgd worden , en van onder de Zon verdwijnen als een flesch Wijn ? Behoort tot dit alles geen tijd en geduld i — en is Keulan en Aaken op eenen dag gebouwd ? Het is zo ! riep de menigte: dit alles kan zo fchielijk niet in zijn werk gaan! wij moeten en wij zullen geduld hebben ! Kastelein! nog een glaasje! — De weinige Verftandigen en Doorzigtigen z weegen, en kwamen, bij voorraad, niet weder in de Sociëteit: na verloop van eenige dagen bedankten zij voor hun Lidmaatfchap , De Beftuurders van de Club waren blij .ie, dat deeze veiftandigen vertrokken , vermits zij daardoor van veele lastige vraagen bevrijd werden , waaropzij nimmer regtllreeks konden antwoorden , zonder den grootcn hoop te ergeren: het fpect hen echter, dat * ■ ■ dooi  LÜCIFERénBEE LSEBUB. 6* door dit vertrek hun getal geminderd was ; want ook hier was het waar; dat in de veelheid der Leden de heerlijkheid van den Preüdent beftond. In deezen kleinen nood liet ik hen niet verlegen. Ik bezielde een kleeranaakersknegt, die, na een ganfchen nag-t , llaaploos on vol gedagten, op de glorie en den welvaart van het lieve Vaderland, te hebben doorgebragt, den volgenden Societeitsa'vond een propofuie deed,' die met unanime Hemmen werd goedgekeurd , en waardoor de Beftuurders huiïne wertfchen vervuld zagen. Elk, dus fprak hij met de flem en houding van een Dorppredikant; elk is verpligt om, in zijn kringJ het zijne toe te brengen, tot bevordering van vrijheid en geluk. Dit heeft mij bedagt doen zijn, om, daar de boom der vrijheid geftorven is, aan ulieden veörteftellen , om een nieuwen Vrijheidsboom te planten ; want kan het Vaderland zonder Vrijheid niet beftaan, dan kan het Volk ook geen Vrijheidsboom misten. ■ Dat kunnen wij ook niet! riep de menigte. Vermits nu, dus ging de vrije Naaije» voort, dérgelijk een boom een heerlijk zinnebeeld is van onze vrijheid , behoort hij niet rm.ar zo eenvoudig weg geplant'  rfc LUCIFER en BEÊLSEBUB. plant te worden, gelijk alle andere gemeeneboomen ! dit ware der vrijheid te kort gedaan ! neen ! maar overéénkomftig de waardij en de grootheid van de betekende zaak, moet ook het teken behandeld wortien. Dit lijd geen tegenfpraak! riep het Volk in volle gemoedsovertuiging uit. Ik ftcl derhal ven verder voor,'om deczen boom te; planten met alle pragt, ftaatfie en plegtighcid, die 'er aan toegevoegd kan worden , en om een Commisfie. te benoemen, die een Plan formeert, van 't geen 'er tot zulk eciic zo'hsuchlijke als vaderlandfche plegtigheid behoort! utianflends een Commisfie benoemen! was het algemeen geroep, en vermits het een zeer goede gewoonte is, in alle Vaderlandfche Vergaderingen , om den Voorlieller altoos tot Lid van zulk een Commisfie, in de eer-fte plaats te neemen, werd de Kleermaakersknegt het vervaardigen van een Plan tot het planten, van een Vrijheidsboom toebetrouwd. Deeze Burger kweet zig zo voortreflijk van den hem opgelegden last, dat binnen weinig dagen 'er een Vrijhei'dsöptogt en boomplanting plaats had , die zo wel  LUCIFER i* B EELSEBUBr °3 wel de Wijzen als de Dwaazen verwonderd en verbaasd deed daan. Hij had al de goden van Ovidius, cn al'de monfiers van Ambrofius Paree te hulp genomen.. Hij had de ganfche ftad, oud en jong, rijk cn arm uitgenoodigd , om in ftaatlie mede te gaan: hij had weerente bezorgen, ,dat alle degeencn, die weigerden in den trein mede te/trekken , en die het waagen dorden, om uit hunne huizen naar de plegtlgheid tc kijken, voor Aridocraaten uitgefcholden , en, door zijne zoonen ofdogters der vrijheid, mishandeld werden : beurtlings liet hij pfalmen zuigen en . de Carmagnole danfen, met een woord , dit feest was een verfchriklijke dooréénhaspeling van vernuft en van'wanfmaak: van vreugde en verdriet: van order en buitenfpoorigheid! juist overéénfiemmende met de meeste volksbreinkasfen! Algemeen echter was het genoegen; en het getal der Leden van de Club groeide derwijzen aan, dat hun gewoon gebouw niet groot genoeg meer -was, en men hen een der kerken afftond, waar alles gellegt en vernield werd, wat zweem naar iets heiligs had! =■ En nu geloofde men alles voor de vrijheid cn het vaderland gedaan te hebben 1 — Nu was het de dag der Intriguanten! deeze fchreeuwdcti tegen alles, wat zij uit de voeten geruimd wilden  6* LUCIFER en BEÊLSEBUB, den hebben , en noemden het misbruiken , hunne vijanden gaven zij den naam van verraaders, en vermits' zij de gecontinueerde Magten tot hunne beulen en bijlen gebruikten, verdween alles wat hén tegen- flond, of liever, zij hadden geen tegenftand meer. Het natuurlijk gevolg was, dat dc wetten zwecgen ; dat de gerechtigheid dc wijk nam; dat de onrechtvaardigheeden en geweUenaarijeqi elkander, bij digte drommen, op de hielen flapten ; dat de menigte dit niet alleen begon te zien, maar ook op eenedeerlijke wijze gevoelde, en dat zij eindlijk ophielden " Leden van de Club te zijn. ' De Beltuurders hielden nog een korte poos hun onderdrukkend gezag ftaande; doch de vloek des Volks zijnde, moesten zij 'er ook de voorwerpen van woede van worden; men dreef hen weg, en de Club werd geflooten. Wat dunkt u', mijn Vriend! Is dit niet de beste weg, om een Club of Sociëteit ait de w;êreld te helpen? voorde geenen, die nog overig zijn heb ik foortgelijke huismiddeltjes. Deeze Voks- bijéénkomften, verftandig ingerigt, en voorzigtig en éérlijk bellüurd, zouden doodlijk worden voar dó be-  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 6$ belangen van de Hel! Het voegt ons niet flegts» om ze te verdelgen; maar om ze ook gehaat en gevloekt te maaken! Tot onze troost zijn 'er etlijke Sociëteiten, werwaards gij geen Duivel behoeft heen te zenden: men heeft ze flegts «an zig zelve over te laaten, om ze te beierven. Over 't 'algemeen heb ik waargenoomen, dat ik ds beste Luiden , die het meeste nut zouden kunnen toebrengen, geen Clubbisten zijn: dat zij, die eenig gefchikt fchijnen, om alles in verwarring te brengen, de hoofden en orakels der Clubs worden: dat men het patriottismus afmeet naar de Clubs, en dat men beiden minacht of veracht/, en eindlijk, dat men inzommige oorden een remedie hier tegen heeft uitgevonden , die ongelijk boozer dan de kwaal is ; men heeft naamlijk 'er drink en koffiehuizen van gemaakt, waar de Vaderlandsliefde in de volle bekers verdrinkt, of op dikken wolken van tabaksrook ten hoogen hemel vaart. Heil en Duivelfchap! KI.IKK.EDO O X! S J i. *" v g TIEN-  66 LUCIFER en BEÊLSEBUB. TIENDE BRIEF. KLIKKEDOORISJE AAN B E L IA L. burger secretaris! Onder de voordeden, die wij reeds, in grootengetale , op het patriöttifche menschdom behaald hebben , behoort ook die, dat,de meesten zig met bloote woordenklanken vergenoegen en van tiet patriottismus een foort van koopwaar maaken, 't geen zij veil hebben Voor den geenen, die het meesten bied. Ik zal u dit bewijzen uif het voorbeeld van den burger Goedhart, die ik, in een uur van uitlpanning^gewoon was, tot mijn fpeelbal ter' gebrüi'keri, en van welks nuttig gebruik ik verpligt ben , u rekenfchap te geeven. De eerde keer, dat ik hem aantrof, vond ik hem bij *t vuur zitten. De avond was lang; de vorst geftrwig; zemtijds viel '*r fyne jagtfneeuw; dan weder loeide  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 67 loeide de fnerpende oostenwind, en dit alles werd , Goedhart ten allernadruklijkde. gewaar, uit hoofde , dat hij zijn venders had. afgehangen en tot brandhout gekapt; dat zijn glazen niet digt waren, en dat dei; kap van zijn fchoorfteen was afgewaaid, en een verichriklijke- verwoesting in zjn dak had aangerigt, in welke artikels tot nog toe geen hertelling hadkunnen gefehieden. Zijn liukeïeen lag over zijn regte: met . de voorde vinger van zijn regtehand peuterde hij in.een groot, gat, dat aan de hiel van .zijn kous was, en hem denruimen toegang verleende, tot klouwing zijner kak^ hielen. Met de pink van dc linkerhand boorde hij in zijn neusgaten, omtrent in denzelfden fmaak als die> j zekere Prins, wanneer hij in den Schouwburg zig ; bevond, en niet in flaap was gevallen. Op een tafeltje, ter zijde hem»- dond een flesch, fcharrebier, meteen gebroken bierglas: een ander zou dit voor medicijnen hebben aangezien, want om het uur gebruikte hij. 'er omtrent een theekopje yam- r? Dit was echter geen.gierigheid; —— neen! maar d$ arme Drommel had niet anders en hij moest 'er den gansch godlijken langen avond bij toekomen. - Op dat zelfde tafeltje! lagen eenige. raauwe aardajE_2 pel*;,  6S LUCIFER en B ê"E L S E B U B. pels, waarvan hij 'er zomtijds wat afnam, om ze onder den heeten asch te braaden, en die hij, met de uitterfte greetigheid binnen floeg, zo dra hij ze met lijn knipmesje probeerde en gaar bevond. Buiten deeze bezigheid fcheen hij in diepe, afgetrokken denkbeelden verzonken, waaruit hij niet anders gewekt werd, dan door het ftraatgefchreeuw van: Broeders met appelen al heet! al heet! —— of van : warme Oliekoeken , enz. Deeze woorden , die zekere onvervulbaare wenfehen in zijn hon* gerige maag deeden gebooren worden, fcheenen onverdraaglijk voor zijn gehoor; want zo dikwils hij 'er flegts de eerfte fijllabe van hoorde, flopte hij zijn ooren toe, tot tijd en wijlen hij begreep, dat de benijde Koopvrouw zijn ftraat gepasfeerd was. Hier, m'jn lieve Secretaris! zult gij zekerlijk geemlijk en grommig worden, om dat ik u een hoope beuzelingen vertel; maar word dit niet: heb geduld, en wagt eerst het einde van deeze historie af; dan zult gij zien, hoe 'er uit een verachtlijk mostaardzaadje een groote boom kan groeien! Plaatslijke kundigheeden genoeg opgedaan hebben* de, moest ik tot het binnenfte van 'sMans geest doordringen, vermits ik vastlljk voorgenomen had, bm vin  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 69 van deeze nietwaardige hoop potaarde een overheerlijk vat ter eere te maaken. Hij zat eenigzins met den rug naar het tafeltje gedraaid , zo dat hij, zonder zig omtekeeren , aan 't eene einde van het zelve niet zien kon, wat 'er aan 't andere Voorviel: op dit ein.le lag ik een dikke dubbele boterham van keurlijk DeHsch wit brood; vet gefineerd met Leijdfcke boter, en daarop, wat de eene fneede aanbelangt, fuperbe Goudfehe kaas, en op de andere fneede, excellent Sehoonhovens rookvleesch. De naamen deezer Steden hebben hier geen de minste betekenis, zo als gij mooglijk zoud denken, en 'er uw hoofd mede breeken, om de geheimen uittcvorfchen, die de aardfche Leezers altoos geneegen Zijn te vermoeden, dat in foortgelijke verhaalen opgefiooten liggen. Eenige oogenblikken zat de mijmerende Goedhart zonder omtezien ; — maar toen hij omkeek, -— o! wat pen is in (laat, om 'sMans verwondering, verrukking en blijfchap , op de aanfchouwing vau deeze hemelfche lekkernij, te befchrijven ? — Hij vloog overëinde; fioeg de handen faamen en hemelwaards; greep vervolgens in elke hand een fneede, en beetbeurtüngs, met de graagte van iemand, die E 3 de  70 L ü C I F E R en BEÊLSEBUB. de githonger heeft, nu van het rookvleesch en dan van de kaas; en eerst, toen de geheele boterham de grenzen van zijn maag gepasfeerd was, begon hij zig te verzinnen van waar dit gefchenk hem toch gekomen'mogt zijn. Hij had eigenliefde genoeg om, na veelvuldig hooföbreeken, zig tc verbeelden, dat hij, als een anderen • Elias , wonderdaadig was gefpijst geworden ; dat juist wel geen raavens hèm dit avondmaal gebragt hadden; want deeze vogelen waren te groot, dan dat ze door hem niet gezien zouden geworden zijn ; ,doch hij begreep, dat zulks door de vledcrmuizen kon verrigt weezen, als welken wel meer gewoon ■ waren , hem in den laaten avond of ftilfen laagf, een bezoek te geeven. Toen hij aan de vledermuizen dagt, teek hij teffens in de fchoorfteen; doch hier bezweek Goedhart .van loutere blijdfchapl -— Hij zag 'er twee hammen en eenige gercokte worsten in hangen; . een verfchijnzel, dat , zeden onheuchlijkt; jacren, nimmer in zijn fchoorfteen was te zien geweest, cn waarvan , zo als - gij begrijpt , ik de veroirzaaker . wa«. ïn zijn broodkas-ging het evaiéens toe, en toen hij  LUCIFER en BEELSE B£ B. 71 hij haar bed zou gaan, viel hij, in plaats van naar ouder gewoonte op een ftroobosch, op een taamlijk goed bedde neder! Goedhart verbeeldde zig niet anders dan dat hij betoverd was, en bad vuuriglijk in zijn avondgebed, dat deeze betovering mogt blijven voortduurun. Hem aldus tot mijn oogmerk voorbereid hebbende ; want een ftaatsduivel kan nooit met vrugt op .een hoofd werken, als de maag ledig is, begon ik een ander fpel met hem. Na dat hij, geduurende ,een dag drie a vier. zig wel gevoed had, en warm en vergenoegd bijzijn vuur zat, begon ik m hem te redeneeren, 't geen hij aanmerkte als uit zijn eigen geest voortkomende. Ben ik niet een groote Gek, dus luidde zijn alleenfpraak, dat ik hier zo met de handen over. elkander blijf zitten, en dat ik, daar 'er thans zo veel geld te winnen is en te winnen zal weezen ,. met bioote woorden te verkoopen, hier, of van den honger en de koude zit te vergaan en te veruijven, of op de genade en .barmhartigheid van dc vledermu.izen.zit te wagten > Zuilen .de lekkere boterhammen da» altijd uit de wolken komen vallen' zullen de Engelties altoos hammen en rookworsten in mijn fehftor'E 4 üeen  ean vast. Geen ampt is 'er zonder last. Het zwaarfte moet het zwaarfte wcegen. Die belastingen vordert, moei 'er ook veiligheid voor verfchaffen, en is het werk groot, dan moet men het zig getroosten, of anders zijn bediening nederleggen : maar die arbeid is zo zwaar niet, en 'cr is, op verre naar, zo veel niet aan vast, als,gij u zelve wel verbeeld. Reeds zijn 'er een reeks van wetten , waar van eene langduurige ondervinding het nuttige en het gebrekkige heeft leeren kennen ; het eene zou men kunnen behouden en het andere verwerpen: misfehien is 'er hier of daar iets, dat, in den tijd des opfcels, goed was; doch dat met de tegenwoordige reden en omftandigheeden niet ftrookt: doch hoe weinig moeite  ïii LUCIFER en BE tl SE II UB. kost hot, dit uitteziften, en 'er iets, overeenkomSïg onzen tegenwoordigen toeftand, voor in de plaats te ftellen? enz. Knipoog zei amen op al wat zijne Gade hem verder, in deezen fmaak, en op dit fmk voorhield, en het befluit wasj dat hij den volgenden dag zig ver* voegen zou bij de Commisfie, die de raadsheerlijke Infcru&ie had opgefteld, ten einde dezelve over dit kostlijk ftuk te onderhouden. De Raadsheer ging ten beitemden tijde naar de Commislïe , en vermits het omftreeüs elf uuren voor den middag was, ftonden de kelderflesfchen met bitter , klaar en rood, alsmede de roemertjes, in volle order reeds op de groene tafel. Knipoog verkreeg zonder eenig bedenken de eer der zitting; terwijl het voor een groote onhoflijkheid zou geacht geworden zijn, wanneer men hem niet, met unanieme volle teugen , welkom geheeten had. Thans was het oogenblik mijner onzigbaare werking daar. De Prefident van de Commisfie was altoos gewoon uit een glaasje apart te drinken, ten einde zeker te weezen van de hoeveelheid vogt, die hij naar binnen flingerde, het viel mij dus gemaklijk hem in 't lijf te komen. Knip-  ■L U C I F E R en B E L L S E B U B. n3 Knipoog begon zijn redenvoering, waai bij hij hoofd.zaaklijk, edoch op zijne eigene bijzondere wijs, aarï 4e Commisfie vooriblde , de fchadelijkheid cn bet gevaarlijke van zijn Inftru&ic als Raadsheer, en dat tragtede hij tc doen volgens de gronden hem , door zijn bedgenoote, aan de hand gogeeven, en met beroeping ep zijn geweeten. De Leden der Commisfie kceken Knipoog met de citterfte verwondering aan: eenige hunner meenden , dat hij met Elijmgasterij, en andere dat hij met Oranjeklanterij befinet was geworden. De Prefident inzonderheid, in wiens hersfenpan ik niet weinig rondfpookte, gevoelde een vuur van edele Vaderlandliefde , zo als hij het noemde, om den zwaarmoedigen fpreckcr te wederleggen. Tot vijfinaalen tce floeg hij met zijn hamer, om gehoor en ftilte te verkrijgen ; want terwijl Knipoog nog fprak, gromden en morden deezen; terwijl anderen uitriepen: Tut! tut, met die Kinderklap! — Wat geweeten! fchijt geweeten! laaten wij liever eens drinken! wij dagtcn dat Knipoog een gansch ander Karei was, en dergelijken meer. Burger Knipoog! dus fprak de Prefident; hoe is 't mogelijk, da: een Man van uw verftand endoorzigt, ^ mt  H4 LUCIFER.ek BEÊLSEBUB. met zulk een kinderagtig, met zulk een zot gemoedsbezwaar voor den dag durft komen ? U breedvoerig te willen wederleggen, zou in ons een zeer bekrompen verftand aanduiden! Dat gij ongelijk hebt in uwe ftelling, als of de door ons gegeeven lnftruftie fchadelijk en gevaarlijk zou weezen, is zo klaar als den dag. lk zal flegts weinige woorden gebruiken, om dit mijn gezegden te bevestigen. Knipoog greep een glaasje, en begon airede berouw te krijgen, dat hij zig; over zulk en ftrondbagatel, als een ontwaakte confeientie is, bij deeze wijsgeerige Commisfie vervoegd had. Zijt gij, dus ging de Prefident voort, met zulk een kragt van uitfpraak en welfpreekenheid, als men , tot nog toe, niet van hem gehoord of vernomen had: Zijt gij, burger Knipoog! niet aangefteld geworden door het Volk? Was het de-wil, de uitdruklijke wil van een gansch Volk niet, ( *} die u tot Raadsheer begeerde ? was het niet de veréénigde ftem van zulk - ... een f_*) Er waren negen duizend Stemgerechtigden, die> dit is waar, allen plegtig werden opgeroepen; doch niet meer dan honderd dertien verfcheenen 'er in de Grondvergaderingen : van. deeze honderd dertien had Knipoog" zevenentwintig Hemmen, en daarmede had hij de meerderheid en werd hij Raadsheer. '  LUCIFER en B>E ÈL S E B U B. 115 een gansch Volk, dat u tot dien gewigtigen post van Raadsheer beriep? Was deeze ftemme des Volks niet als de ftemme Gods, en gevoeldet .gij nie in uw binnenoren , die onwederftandlijke overtuiging ■} dien onwederftreefbaaren aandrang, waardoor allega-. fchikte voorwerpen tot de Regeering, in deeze onze dagen, als met een hemelfchen hand , tot op de ftoelen der eere geleid worden ? Ja! ja;, zei Knipoog; terwijl hij bitter begon te fchreïen. . Wel nu dan! burger Raadsheer! waarover bekommert gij u dan? Door het Volk, door den Hemel geroepen en aangefteld, kan het niet misfen, of'gij hebt alle de noodige bekwaamheeden tothet amt, dat men u gegeeven heeft! Immers b^fchuldigt gij u zelve niet van onkundig en van oneerlijk te weezeH? . ' r.rt, •'•;•>• uur ioü \hn f. .-otl iloV In 'r geheel niet, burger Prefident! Bij gevolg zijt gij ook kundig en eerlijk, en dan mits het nooit of uwe overtuiging is goed. Niet alleen dat gij dit getuigenis van u zelve geeft, dit zou mooglijk bij veelen weinig afdoen; maar een gehéél Volk getuigt het zelfde van u; want hoe zou het u anders tot Raadsheer verkoozen kunnen H 3 heb-  u6 L U C I F è R en. BEÊLSEBUB. nebben? Immers kan het Souvereine Volk geen flegte keuze doen ? — Knipoog was hiermede ten vollen overtuig'. Het lag hem op de lippen, om te zeggen, dat zijn Wijf hem tot deezen zotten ftap gebragt had; doch vermits een der Leden van de Commisfie, in zeer geheime Correfpondcntie met haar was, hield hij het voorzigtig binnen. Ik beo eert verftandig, eerlijk en bekwaam Man, zei Knipoog bij zig zelve, want, h'jtvolk heeft mij verkoozen: ware ik- niet gefchikt tot den Raadsheerspost, het Volk zou ze mij niet opgedraagen hebben: ben ik gefchikt voor dien post, en behoort daar toe, dat ik volgens overtuiging moet vonnisfen ? dan is mijn overtuiging ook altijd goed; want dit hoort tot de welwaarneeming van mijn amt, en het Volk heeft mij het amt gegeegen, met oogmerk, dat ik het wel waarneemen zou. En zie dsar, mijn lieve Oom! het thans daaglijks beredeneerd grondbeginzel van den Raadsheer KnipÖbg, waarop hij, gerust weg , laat kopafflaan , geesfelen, bannen, en dergelijken. j. Gij bezeft ligtlijk, werwaards dit grondbeginzel de Maatfchappij zal heenleiden!. Ik hoop flegts dat het aL  LUCIFER en BEÊLSEBUB. i!? algemeen'in de Gerechtshoven mag worden aangenomen ; om het aanteprijzen cn in trein te brengen, beo ik. Knipoog op de gcdagten gebragt, om er een verhandeling over tc fchrijven : reeds heeft hij 'er de afdeeling der hoofdftukken van gemaakt, Het eerfte, behelst een betoog, dat dit grondbeginzel volmaakt ftrookt met de Revolutionaire rechtvaardigheid. Het tweeda, dat het zeer wel overéénkomftig is met de gedecreteerde Rechten van den Mensch en Burger. - . 'jf.'-jt'-.eL ' i "?-:'1b % 'C-i^'i'- Het derde, dat men laags deezen weg alle Rechtsgeleerden kan misfen, en des noods de Wetten 'er bij. Het vierde, dat dus doende alle verftandige, eerlijke Luiden , (dat zijn natuurlijk allen de gcencn, die door het Volk verkooz'cn worden,) in de geleegenheid zijn, om Raadsheer te kunnen weezen. _^ ^ '' Het vijfde, is een betoog van de nuttigheid en gemaklijkheid van dit grondbeginzel. ■ Het laatfle, is een fierlijke aanfpraak aan het Pauïottifche Valk, om het met dergelijke grondbegmH 3 zeis  nS LUCIFER en BEÊLSEBUB. seis geluk te wenfchen, en het crnftig te vermaanen , om zig ootmoediglrjk te onderwerpen, aan alle de gerechtelijke uitfpraaken, die 'er immer op gebouwd mogten worden, enz. Nog iets heb ik u medetedeelen, dat wel eenig onderzoek van uwe zijde verdient; het beftaat hierin. Ik heb opgemerkt, dat de Vrouwen , wat het weezen der zaak aangaat, thans veel bondiger en gegronder ovér het Patriottismus redeneeren, dan over 't algemeen de Mannen , waarvan , onder anderen, Mevrouw Knipöog alhier ten voorbeeld kan verftrekken. Dit is een vreemd verfchijnzel, en indien het waarheid is, het geen ik vermoed, dan hebben wij van dien kant een gedugten tegenftand te verwagten. Vraagt gij, wat ik vermoed? ik zal 't u zeggen. — Het Duiveltje Heihoutje fpeelt, naar mijn gedagtën, den Verraader: hij bezielt de Vrouwen bij alle geleegenheeden, waar't 'er op aan komt, om het egt Patriottismus tegen de drift en yerftandloosheid der Mannen te verdeedigen! , en of dit niet genoeg ware, hij gaat, zo mij verzekerd is, van een groot en ten hoogden gevaarlijk .ontwerp zwanger, om naamlijk de order van zaaken, die, ten onzen voordeele s s tot  LUCIFER en BEÊLSEBUB, 1*3 tot" 11 u toe heeft ftand gehouden, ganschlijk om te keeren! Hij wil dus de Mannen verfteeken van alle bewind en gezag, dat zij zo veele eeuwen hebben uitgeoefend, en voortaan door de Vrouwen hunne plaatfen doen vervangen. Ik behoef u niet te zeggen, dat de Hel altoos de regeering der Vrouwen heeft tegengewerkt, om reden, dat het alsdan het arme Menschdom ongelijk veel beter zou gaan, en dat, wanneer 'er in de tegenwoordige omftandigheeden zodanig een Vrouwemregeering tot Mand kwam, wij den Afgrond wel fluiten en te Huur ofte Koop mogen hangen. Zeker althans is het, dat 'er in 't heimlijk te f 11 reeds een vergadering van Vrouwen, tot dat einde, gehouden is, waaromtrent het Duiveltje Langpootje n het best onderrigten kan. Ik zal de vrijheid neemen, om, uit uw naam, hem te zeggen, dat hiju, aangaande deeze zotte hiftorie, eens een breedvoerj« rigen brief moet fehrijven. Heil en Duivelfchap! BVJBOBASTA» Bi yyp-  t20 LUCIFER enBEELSEBUB. VYFTIENDE BRIEF. Lanopootje aan Lucifer. waarde OOt/.! Uw Neefje Bubbobafta heeft mij gezeg.1, dat gij gaarne onderrigt zoud willen zijn, wegens het gedrag van het Duiveltje Helhouije , als het welk hem , en zulks met reden , zeer verdagt voorkomt. Ik vertoef 'er geen oogenblik op, om 'er u alles van te melden, wat mij 'er van bekend is. , Heihoutje heeft altoos een bij uitftek bekwaam Duiveltje, geweest; hij was vlug; doorzigtig; oordeelkundig en wonder wel befipraakt: de Hel heeft zeer groote diensten van hem ontvangen , cn wij kunnen niet dan'met grievend leedweezen zien, dat hij thans, zo als 't fpreekwoord zegt, zijn rokje heeft omgekeerd, en nu zo fterk tegen ons is, als hij weleer voer ons was. •t YV f H Ik m  , L U C I F E R en 3 E Ë L S E B U B. 121 , lk geloof veilig deeze verandering van Heihoutje te kunnen toefchrijven aan een ontmoeting, die hij, in September van 1787, met een Engel uit den Hemel heeft gehad; — te nabij aan deeze verbooden plaats zekerlijk komende, kreeg hij van dien gevleugelden Burger een zo vervaarlijken oorvijg, dat hij wel honderd duizend mijlen wegsheen fteof, en voor mirakel in een brandenden kalkoven leggen bleef, tot ik toevallig hem gewaar wordende, hem mede nam, cn weder tot zig zelve bragt. Of nu, door de aanraaking van deeze benaclfche hand, die hem die vermaledijde opftopper gaf, zijn Conftitutie veranderd is geworden ; dan wel, of zijn hersfens hier door' getroubleerd zijn , zou ik niet durven bepaalen ; maar zeker is het, dat hij, van dat zelfde oogenblik nf, geheel, ten ónzen opzigten, veranderd is. , Op dat tijdftip gaf ik 'er den Secretaris Belial kennis van, cn deeze heeft mij verzogt en gelast, om op dit gevaarlijk Duiveltje een waakend oog tc houden ; zo als ik dan vervolgens ook gedaan heb. Meer dan eens heb ik befpeurd , dat hij'overal, waar hij flegts kan, de partij tegen ons trekt, en dat hij, bij voorkeur , de Vrouwen tot zijne werktuigen verkiest. HS Het  122 LUCIFER en BEÊLSEBUB. i Het eerfte dat-.ik, van die natuur., van hem befpeurde, was in het geval van een Vrouw van een Vertegenwoordiger ; deezcn burger had ik tot een ftelregel doen aanneemen , om geene middelen te ontzien, ten einde aan 't roer van ftaat te blijven; en inzonderheid, om, zo als mee het noemt, aan het laadje te zitten. 0,n dit oogmerk te bereiken , was bij nu voor, dan tegen het Volk ; was hij, nu een heeten Jacobijn: dan weder een kouden flijmgast; was hij, nu een fansculot, die met den bouthakker en waterhaalder gearmd ging en uit één glas dronk; dan weder een Ariftocraat. die, met een bril op, alle gewoone of daaglijkfche menfehen over 't hoofd zag; of, met zijn fjerp om, hen tegen "t lijf en bijna doormidden liep. Zomtijds bragt hij advijzen uit, die op billijkheid; rechtvaardigheid èn algemeen Volksgeluk gegrond waren ; en dit deed hij, wanneer hij vooruitzag, dat zij door de Stemgerechtigden of Kiezers, die hij alsdan nodig had zouden toegejuicht worden.' - Zomtijds deed hij het tegendeel, en bragt advijzen uit, waarin de diepfte verachting voor het Volk doordraaide, en de despotieke magt ten hemel toe verheven werd; en dit deed hij, wanneer hij, in het een of ander geval , de gunst of de hulp der Ariftocratifche partij behoefde, ■ Wonderlijk was het, dat zo wel het Volk  LUCIFER en'BEEL SEBUB. 123 Volk als de Ariftocraaten riijne voorige beleedigingen telkens vergaten en ■hem hielpen , zo dra hij hen flegts weder met zijne 'vleierijen aan boord kwam. Hier over waagde hij het eens zig tegen zijn Vrouw te beroemen; deeze was een goede Huishoudfter; in 'tgeheelgeen Staatkundige, en in dat geval zelfs anders gansch onverschillig'; voor 't overige een weinïgje aan den vroomen kant; doch niet fiijf' of femelagtig, en vooral geen redeneerkundige ! maar deeze Vrouw werd eensklaps zo geheel het tegen övergeftelde van het geen zij bevoorens was, dat ik in 't eerst begon te vermoeden, dat een he- melfche geest haar bezielde. Zij betoogde, met eene allesbetoverendawelfpreckcnheid, aan haaren Egtgenoot, dat deeze zijn roem loutere fchande was ; dat de voordeden , die hij langs deezen weg behaalde, niet anders waren dan voorbij vliegende fchaduwen !■ dat beiden de partijen hem eindlijk vervloeken en verderven zouden! dat hij een oneindig genoeglijker; gelukkiger en zaliger leeven zou leiden, wanneer hij regt door zee ging; zijn pligt betragtede, eu wel deed zonder omtezien, al moest hij 'er dan ook droog brood om ceten, enz» Dit was van zo veel kragt, dat de Vertegenwoordiger te nabij veertien dagen agter elkander een eerlijk  1-4 LUCIFER en BEÊLSEBUB. lijk man wierd, en hij zou het nog zijn, bijaldien het mijn zaak ware geweest, om hem aan zig zelve ef aan zijn Vrouw overtelaatcn. i In dien jusfidtón, tijd befpeurde ik, dat het geen homclfche , maar een helfche geest was, die hier de hand in 't (pel had; ,„»r.r ric o-npde Vrouw beroemde zig op dit haar ver¬ mogen , met een foort van trotschheid, cie in geen ander fchepzel dan in een Duivel kan vallen. Mijn ©nderzoek voortzettende ontdekte ik weldra ons Helhoutje, die ik deswegens onderhield, doch die mij fchamperlijk toeduuwdc; dat de waercld lang genoeg bedroogen was, en dat het eenmaal tijd werd, op haarc verbetering bedagt te zijn. De deugd werd dus door dit Duiveltje gepredikt, waar van ik echter weinig vrugt vcrwagtede; want het geen de Engelen niet gedaan kunnen krijgen, zuL- len wij ook wel moetjsn laaten zitten. On- dertusfeheu ftem ik toe, dat dit zijn gedrag ons ontzachlijk veel moeite berokkent, en dat, al wist hij 'er maar een zieltje mede te winnen, dit een weezenlijk verlies voor dc Hel is. Eindelijk begon Uelboutje, om zo te fpreeken, in 't groot te werken. Hij maakte zig meester van 't heofd van een jonge jufvrouw , die bij eene verwonderlijke fchoonheid, ook een gezond verftand ; door-  I LUCIFER BEÊLSEBUB. I2J doordringend oordeel cn diep doorzigt bezat. Zij had veel en met vrugt geleezen ; zij was flegts in zo verre fentimenteel als- genoeg was, om haar de eenzaamheid genoeglijk tc maaken, en om in gezel1'chappen met haars gelijken te kunnen verkeeven , zonder ftroef of fluitende tc weezen. Zij had een tdeie onbefchaamdheid om de waarheid te zeggen, cn zij fprak die met zulk eene godlijke indringlijkfeeld, dat men alle gevoel moest uitgefchud hebben , wanneer men 'er, zo al niet geheel door overtuigd, ten minsten niet hevig door gefchud en beroerd werd. Al aanftonds deel hij een grootsch denkbeeld in haaren redeneerenden geest gebooren worden ; naamlijk dit: Of het menschdom 'er niet veel beter aan toe zou wcezen , wanneer het roer van regeering ia de handen der Vrouwen kwsia ? Hoe meer zij hier over dagt; hoe meer zijdegefehicdenisfen raadpleegde, zo van den voorleden als van den tegenwoordigen tijd, en hoe meer zij de zo zeer verfchillende caraèlers van Mannen en Vrouwen met elkander vergeleek; hoe meer zij bevestigd werd in de gedagte, dat zodanig een zonderlinge omwenteling van het uitgeftrektlte nut voor de faamenleeving wcezen zou. Hier  i2<5 LUCIFER en BEÈ'LSEBUB. Hier kwam bij, dat de ondervinding van Heihoutje haar onmMlijk veel dingen voorden geest deed zweeven, die zij gemaklijk onderfcheiden kon, of zij uit haar zelve voortkwamen, dan of ze hunnen oorfprong aan eenen vreemden invloed verfchuldigd waren ; doch die echter van zo veel kragt en gezag bij haar bevonden werden, dat zij al aan Honds befloot, om haar Plan tot daadlijkheid te brengen. Jiafvrouw Philipine, want zo was de naam van dit lieve fehepzel, ging derhalven uit op thee en koffiegezelfchappen, — iets dat zij anders nooit deed; — bezogt haare buurvrouwen en buurvrijsters, en maakte 'er een praatje mede. 't Is waar gemeenlijk begon zij haar gefprek, met het koude of warme; natte of drooge weder; vervolgens met de nieuwe uitgekomen mode; of met de huislijke historiën van gisteren: maar altoos eindigde zij met het een of ander verftandig gefprek, over den tegenwoor- digen toedragt van Staatszaaken; , *i.ï.: oei Apf-bbaohwl isf> r> 5 1 ■ -j,iü n*.i.'.:'h'jf;t!os.is !/j ;::oiiL-or.'s3 »S issïufc 09 :or!n»v , Ö*;.' tiki 0$l'$A ii[ <;nio étóöv 1 ••. UE';p3s1d IS »  Ij8 LUCIFER en BEÊLSEBUB. Ik word op een expeditie geroepen, en vind mij dus genoodzaakt deezen aftebreeken. Met den eersten zend ik u het vervolg deezer Vrouweiihiftorie. Heil en Duivelfchap! i.angpootje. ZESTIENDE BRIEF, iANepooTjE aan lucifeu, waarde oom! De invloed, die de redenvoering van Philipine, op feaare Hoorderesfen, maakte, was reeds zeer groot; maar dezelve verkreeg, om zo te fprecken, een onbeperkt alvermogen , toen zij de vorderingen en verrigtingen der hedendaagfche Staatsmannen fchilderde, en duizende gebeurtenisfen en bijzonderheeden bijbragt, als zo veele onwederleglijke bewijzen, vanhcst  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 139 geen zij, ten opzigten van de geüfurpeerde meerderheid der Mannen, gezegd had. Ik zal uw geduld niet vermoeien, mijn lieve Oom! om u alle deeze haare gezegden medetedeelen: wij kennen, nog beter als zij, de Perfonaadjen , die op het tegenwoordig Staatstoneel de hoofdrol fpeelen. Dus breedvoerig uitgeweid hebbende, vervolgde Philipine haare redenvoering aldus: Waar blijkt dus de meerderheid der Minnen in dit geval, . . Mooglijk beftaat ze hier in , dat zij meerder en zotter gefchreeuw kunnen maaken, over beuzelingen, die zij als zaaken van gewigt uitkrijten! ■ Dat zij losfer, ligtvasrdiger en flordiger zijn in het behandelen van de weezenlijke belangen , en de waare glorie van het Vaderland! Dat gij, oneindig beter dan wij, gefchikt en gezind zijn, om alles te verwarren en door een te haspelen, terwijl zij voorwenden, de geftoorde rust te herftellen en de verwrongen order van zaaken te verbete- reni Misfchicn zijn zij oneindig bekwaamer dan wij, in het intrigueeren, om op de eeregefioelten te geraaken, die zij, of als een winstgsevende koopmanfehap, of als de ladder tot hunne gewensch- te afgodifche hoogte befchouwenl Misfchicn kun-  140 LUCIFER en BEÊLSEBUB. kunnen zij gcmaklijkcr dan wij hun geweeten geweld aandoen en verkragten, en zijn zij minder vies van de middelen, hoe laag en boos ook, om hunne ftaatzugtige oogmerken te bereiken! — Misfchicn hebben zij meerder moed om het Vaderland aan deszelfs 'ganschlijken ondergang te waagen ; en bezitten zij minder gevoelvan eer en pligt"; minder fchaamte, om, wanneer zij hunne eergierige wenfehen niet anders vervuld kunnen krijgen, met onze eerfte, en haatlijkfte vijanden aantelpannen ! om haar eigen Partij te verraaden cn te leveren! en dm, ten kosten van al wat wil, hun'haan koning te doen kraaien! Maar, geeft dit de Mannen dc bevoegdheid; het recht, om de regeering, met uitfluiting der Vrouwen , zig alleen aantemaatigen ? — Moeten wij daarom verfteeken blijven van het algemeen natuurlijk voorrecht, om naamlijk insgelijks over onze eigen zaaken te befchikken ?— Moeten wij daarom ons, als onwaardige, zo niet als verachte Slaavinnen , in bet ftof , aan de voeten der manlijke Despooten krommen , en op alle hunne bedrijven uitroepen: Heeren en Hoofden! uwe wilgefc/iiedet ad, Zegt men, dat het niet beter zal gaan, wanneer de Vrouwen het bewind helpen voeren? — dan, vor-  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 141 vorder ik bewijzen voor dit gezegde! en daarenboven , durf ik het veilig aan eene onpartijdige yierfchaar van Mannen, ter finaale uitfpraak overiaaten; of de zaaken van Staat; de beltuuring der Maatfchaplijke belangen; de Rtgeering , of zo als men 't noemen wil, wel erger gaan kunnen , dan zij tot nog toe , gegaan hebben ? Na dat Philipine nog zeer veele waarheeden, in dien zelfden fmaak , gezegd had, befloot zij haare redenvoering met deeze woorden : Welaan, mijne Vriendinnen! laaten wij dan niet langer zorgloos en werkloos blijven nederzitten! laaten wij niet langer bloote aanfchouwfters blijven van zaaken en gebeurtenisfen, die ons zo van nabij betreffen! Immers hebben wij, Vrouwen, ook een Va-* derland, waarvan de vrijheid en het geluk ons ter harte gaat? Immers zijn wij ook Leden der Maatfchappij, aan welker opbouw cn bloei wij insgelijks onzen arbeid verfchuldigd zijn ? Immers zijn wij ook Menfehen, aan wien dezelfde Rechten als aan de Mannen moeten worden toegekend , en welke Rechten het ons past tc genieten en te handhaaven ? ——> Vreezen wij niet voor de tegenwerking van hen, die ons, wat het openbaar beftuur aangaat, liever aan hunne voeten, dan aan hunne zijden willen zien! Wij  Ï42 L U C I F E R EN BE'ÉL SEBUB- Wij zullen eene rechtvaardige zaa.c verdeedigen, en ■wanneer wij zulks doen met moe%l; verftand; voorZigtigheid en ftandvsstigheid; dan kan de zeege ons niet ontftaan! De vreemdheid onzer onder¬ neeming moge opzien baaren ; maar de uitkomst zal onze hoofden met de lauren der verdiensten bekroo- nen! Het geen een groot Man voorzien en gezegd heeft, zal, door ons, zijne vervulling-krijgen. Door de Vrouwen , Qdus profeteerde hij, op wijsgeerige gronden,) zal de waare Staatshervorming daargefleld worden'. Dat de redenvoering van Philipine algemeen werd» toegejuicht, behoef ik u niet te zeggen: gij kent den aart der Vrouwen. De zaak zelve is zekerlijk voor het grootfte gedeelte nieuw, en daarom vrees jk, dat ze niet geheel zoncer gevolgen weezen zal,— en zo dit gebeurt, dan zitten wij, arme Duivels, 'er mede in de konkels. Zeer gemaklijk kende ik, uit dit alles, den woelenden geest van Heihoutje: de jonge Jufvrouw had zekerlijk een gezond verftand en uitmuntend vernuft en oordeel; maar om dus te redeneeren, moest 'er hooger tusfchen beiden komen. ,Dan, zo wel als ik mijnhelfchen Confrater hier kende,  LUCIFER b « B E "E L S E B U B. 143 de» werd ik ook door hem gekend. De reden¬ voering moest hij zijn loop laaten, evenwel poogde hij dien zo veel te beletten en te (tuiten als maar mooglijk was; het tij door de oude Dames aan 't hoesten te helpen, wegens de kruimeltjes der chocolaat en meermansbefchuitjes, die hij bewerkte, dat hen in de keel bleeven (leeken: of door de jonge Jufvrouwen te doen geniezen , uit hoofde van dc prikkelende kragt, die hij aan hunne malfche en lekkere fnuifjes bijzettede, waarvan een veelvuldig neusfnuiten het gevolg was: het omvallen hunner ftooven; het breeken hunner waaijers; het denken aan hunne eeuwiggetrouwe Minnaars, enz. waren ook van die kleine beweegingen en afleidingen, die bij elkander genomen, toch een aanmerklijk geraas uitmaakten, en waardoor Heihoutje niet anders poogde, dan om, voor ditmaal, de redenvoering uitteftellen, ten eindo 'ze niet door mij gehoord, en overgebragt zou worden. Dan, de aandagt der Vrouwen is altoos grooter ea beftendiger, en komt ligter alle hinderpaalen te boven , dan die der Mannen. Deeze fehijnbaare toevalligheeden, en wel kleine, maar opééngeftapelde beletzelen, hinderden niets ter waereld; noch aaa de vuurige Spreekfter; noch aan de greetigtoeluiste- rende  144 L U C I FLtl' en BEÊLSEBUB. rende Gemeente ,' die 'er in zo verre niet door gehinderd werd, dat men, op dit gansch nieuw toneei, het Gordijn behoefde te laaten vallen ! Heihoutje had •dus het verdriet, dat ik de geheele redenvoering van Philipine hoorde, en getuige was van de fterke -werkingen , die" dezelve op de Hoordcresfcn maakte. . Dan, toen. Philipine 'er aan toe kwam, om haar eigenlijk gezegd Plan open te leggen, waarbij zij de zekerfte en beste middelen aan de hand geeft, om-, in dit geval vrij wat meer te doen ,' dan bloote befpie- gclingen te maaken, fpande Heihoutje al zijn kragten in, om de voorleezing hiervan te doen mislukken, waarin hij taamlijk vrij wel flaagde. Door het hoog ophaalen van een (huifje geraakte Jufvrouw Philipine zo geweldig aan 't hoesten , dat de Ieezing met horten cn ftootcn, en dus genoegzaam onverftaanbaar, gefchiede: toen het hoesten ophield veroorzaakte hij het lieve Meisje zulke hevige vapeurs; winden , enz dat elke volzin 'erdoorgeftoord werd, en toen hij bemerkte, dat dc ijverige Leezeres al evenwel voortging, had hij de onbefchofdheid haar een zo hevige buikpijn te doen gevoelen, dat zij genoodzaakt werd, om het Vaderlandsch Gezelfchap op reces te doen fcheiden. Het géén ik dus van dit Plan ben te weeten gekomen is zeer weinig, en beftaat hierin. i.  L U 'CIFCKen BEELSEBU B. 14: ï. Dat mc:i S&r'ït dit Vroirwengczclfehap tot een aanzienlij'; getal zou tra*ten te brengen. a. Dat men zulks doen zou fn een zelfden fmaak genoegzaam als de Vrijmetfclaars. 3. Dat 'er eenige .uiterlijke tekens zouden plaats hebben. Bij voorbeeld; het ophouden van de japon: met de linkehand , naar voorên roe. —■ (*) Het leggen van de middenftc vinger van de linkerhand op den regtenduim van den geencn , die men aanfpreckt n Het aanbieden van een fnuifje, uit een zwart doosje, met witte ijvoirc lijstjes of randjes, cn dergelijke kleinlghcedeu meer, waardoor de Dames aan elkander bekend worden. 4. Eerst zou men kringvergaderingen, of kransjes houden, jufvrouwen , die deeze tekens aan elkander gaven, zouden eerst, quafi op een thee - of koffijpartijtje, bij elkander komen: daar elkanders geest beproeven , en , vertrouwen in elkander ftellende, als dan een afzonderlijk gezelfchap formeeren, ter beireiking van het groote oogmerk. ■., ,'yy m a?^npb; 1 ; 5- 1» C*D Toen Schasz dit fchrcef was deeze mode van Japon ophouden nog niet beleend. Wanneer dit een' teken vaii dit Vrouwengezebchap is, da.i is het heden al vrij aanaienlijk in getal. •om . k "■• - . .  146 LUCIFER en BEÊLSEBUB. 5. In deeze kringsvergaderingen zou de zuiverde vriendfchap; de volkomenfte eendragt en zusterfehap meeten heerfchen. Dc volftrekfte geheimhouding zou 'er een der hoofdpligtcn van uitmaaken. 6. Deczc kringvergaderingen , wanneer zij tot een vasten ftand waren gekomen, zouden als dan , z-onder dat zij 'er moeite toe behoefden te doen, van de eerfte Vergadering, aan welker hoofd jtfvrouw Philipine zig zou bevinden, inftruaicn ontvangen , hoe zig verder te gedraagen. 7. Alle onkosten zouden door eene zeer rijke Dame gedraagen worden. 8. Om zo veel mooglijk, tot tijd en wijlen, onbekend te blijven, zou men de tekens veranderen , zo dikwils men het goedvond. Dit is alles wat ik, tot nog toe, van deeze faamenzweering heb kunnen vernecmen: ik vertrouw echter, dat het reeds meer dan te veel zal weezen, om u deswegens nadenken cn voorzigtigheid intebo-zemen; want wanneer dit ontwerp doorgaat, dan mogen wij de matten wel oprollen. Hier  LUCIFER ën BEËLSÈBUB. 147 H;cr mede acht ik- voldaan te hébben aan mijn» verpligting. Heil cn Duivelfchap! langpo ot je. ZEVENTIENDE BRIEF. droeskopje aan belial. burger secretaris! Met ongemeen vermaak heb ik den.last volbragt* dien gij mij gegeeven had. Ik heb Willem en Wille-' mijntje een bezoek op hun Engelsch kasteel gegee» veft, en mijn rol zo gefpceld, als dezelve met mooglijkhci.1 gefpeeld kan worden. Verbeeld u een groot, oudmodisch kasteel ; met dikke zwaare muurön, 6n breeJe, diepe gragten omK 2 gee-«  LUC f F E R ex B E E L S E B U B. gecven : terwijl ctlijke fterke torens hunne grijze kruinen hcmelwaards verheffen ; fchoon ze thans nergens anders toe dienen, dan om eenige zwaluuwen te huisvesten; want de vijanden, die''gr"weleer voor fidderden , zijn reeds meer dan een paar eeuwen in den Heldenhemel geweest. Eenige vertrekken van dat kasteel zijn, volgens den finaak deezer eeuw, In rvornid, en verfchafien aan 't gezond vernuft, dje zonderlinge verfcheüdcnhei.1, die, in ecnen oogojfflag, en de voorige, en de tegenwoordige dagen, aan onze verbeelding zig ter befchouwing doet gecven. É*en grijze fchildwagt ftond aan de voorpoort: hij zag 'er zo barsch en zo eerwaardig uit als het kasteel zelfs, zonder evenwel dien fchrik inteboezcmen, dien het weleer deed. Hij liet mij ongevraagd pasfeeren, vermits ik de menschlijke gedaante van des Prinfen Barbier had aangenomen. t De Barbier, die anders, op dit uur, bij Willem, ter baardfehrapping,- komen moest-,'had ik, onverwagt, zulke hevige kramptrekkingen in zijn kuiten doen krijgen, dat hij den eenen voet voor den anderen niet zetten kon , en-vermits deeze kramptrekkingen hem, op , zijn turfzolder, overvielen, moest hj ardaar'blijven liggen, zonder dat. hij iemandterpe-tno.cjij ü h « • " * . * pén  LUCIFER enBEELSEBUB. 149 pen kon, om aan Willem tc gaan zeggen, dat hij tuiten ftaat was, om ie komen. Een grommige Kamerdienaar kwam mij in 't gemoet.loopen. Hij zag 'er vrij flordig in dc klederen uit; zijn linnengoed was allerwegen vol wijnvlakken cn fmcerige vingergrecpen. Is zijn Hoogheid rpeds bij"de hand? vrQeg ik.. . Ga het kijken ! Maar kunt gij het mij niet zeggen? Loop naar de bl .... ml Hoe zijt gij zo gramftoorig? Wat icheelt 'er aan? ! 't Is uw zaak niet. Gij zijt regt een Engelschman. Al was ik de duivel; wat raakt het u ? Maar ik moet zijn doorlugtige Hoogheid fcheeren. Scheer zijn vaer en zijn moer ook! het bruit mij niet. Hier mede wipte de Kamerdienaar, door driej vier kamers heen, en buiten mijn gezigt, K 3 ( Ver-  iso LUCIFER en BEÊLSEBUB. Vermits ik vergeeten had mij te informeeren naar die kleine omftandighceden , die het baardfehrappen van zijn Hoogheid vooraf gingen en vergezelden, ftond ik cenigzins vericegen. Eindlijk kwam 'er een zwarte jongen, uit een anderen hoek, voor den dag fpringen, Hij meende mij voorbij tc fcButó ven. Knaapje! vroeg ik, is zijn Doorlü^t'.ge Hoogheid al bij de hand? De Mcor begon uit al zijn magt tc lachen; trok vervaarlijke fmoelcn tegen mij; klopte op zijn agterkwartier; maakte eenige bokkenfprongen j fprak geen wcord en liep heen. In Londen, dagt ik bij mij zelve, is men zelfs den duivel te flim. Ik ftond eenige oogenblikkcn, en kwam in 't vermoeden, dat men misfchicn hier geen complimenten gebruikte; maar regt toe regt aan gewoon was, om op zijn Doorlugtige Hoogheid aan te loopen. Volgens dit denkbeeld tikte ik aan een der Kamers, die mij het aanzienlijkfte toefcheen. Entrez: werd 'ervan binnen geroepen, Ik.draaide de deur op en trad binnen. Hier  LUCIFERenBE E"L SEBUB.iji Ilier zag ik een jonge Engelfehc Dame zitten , genoegzaam halfnaakt; met de verleidlijkfto fchoonhcid op 't geiaat, en het verhittendite vimr der wellust in haar oogen. Zo dra zij mij zag, rees zij overeind» cn deed eenige treden naar mij toe. Is de baan klaar? vroeg zij zagtjes, en zonder mijn antwoord at'tewagten, huppelde zij als een dankende Vcnus een andere kamer in. Hier begon ik te vermoeden of niet wel het een of ander Duiveltje mij een poets wiide fpeelen, en mij beletten om Willem te fpreeken. Wat oogmerk een heifchegoest hier echter mede zou kunnen hebben, begrijp ik niet, want immers hebben wij allen maar een belang ? Ik bedagt mij eenige oogenblikken en volgde de fchoone op 't fpoor, — dan, eer ik nog ter plaatfo kwam, daar zij haaren loop voleindigd had, hoorde ik drie zeer onderfcheiden geluiden, als de donderende , verwijtende ftem van Wilhelmina; — de verbaasde en beteuterde ftem van Willem, en de om vergiffen isfmeckende ftem van de Engelfche Dame ! — Wat 'er gebeurd was is ïigtiijk optemaaken, en dat ik, in mijn qualiteit als Barbier, hier voor zou moeen boeten, was zeker, vermits het mijn fchuld zou K. 4 wee-  IJ2 LUCIFER e~n B E fi LS E B ü B. weezen, dat de Baan hier maar gansch niet klaar was geweest. Ik liet daarom mijn aangenomen gedaante vaaren, en plaatfte mij onzichtbaar, op de poeijer'doos van het vertoórnde Meisje, dat welhaast in haar Kamer wede: te rug kwam; rood als vuur; hekreeten en gehavend, en meer vloeken en verwenfehingen over den Barbier, uitbraakendc, als 'cr, zedert de fchepping der baarden, over alle Barbiers, van alle tijden en Volken , zijn uitgefproken geworden. Zij wierp zig in een wanhoopige geftalte in haar fauteuil. Het leed maar weinige oogenblikkcn, toen de eigenlijke vleeschlijke Barbier het Kasteel kwam opzukkelen: de kramp had den armen Drommel derwijzen getroffen, dat hij niet dan met pijnlijke en langzaamc treden kon voortkomen. De deur der Dame ftond open. Hij keek 'erbinnen en zei zagjes: Fanny'. ik zal u waarfchmnven, als de baan klaar is. . Vermits de geweldige napijnen , eenige misljjke trekken op zijn gelaat formeerden, en Fanny dit noodwendig als een befehimping over het gebeurde moest opvatten, daar zij hem voor- den zeifden Perzoon nam, kon het niet mtsfirfl , of zij moest in een  L'UCIFERen BEÊLSEBUB. 153 geweldige gramfchap losbersten. Als een hclfche furie vloog zij van haar ftoel, en met al haar vingers en nagels den onfchuldigen Baardfcbrappcr in 't gezigt, wraar zij zulke deerlijke verwoestingen' aanrigtede, dat garifche ftroomen bloeds langs 's mans das; overhemd; vest en broek nederliepen. ■ Daar Dieven/lag! zei zij; toen zij eindlijk haar Vrouwlijken moed gekoeld had: tiaar! riuhebt gij uw loon! ga nu lieen en waarfchnuw mij als da baan klaar is. Dit gezegd hebbende; fmcet zij de deur van haar kamer met geweld agter zig toe1, en wierp zig andermaal , maar met een eenigzins bevreedigde wanhoop , op haar voorige zitplaats neder. Wat de Barbier aanbelangt, hij was zo godsjam-, morlijk door de fcherpgenagelde fchoonheid geteisterd j dat hij het niet waagen dorst, om zijn officie bij zijn Doorlugtigo Hoogheid waartencemen , waarom hij zagtjes het Kasteel af kroop en weder naar; huis hinkte. Den volgenden dag, na dat Fan¬ ny met Willem gefproken had, kreeg den Barbier zijn Dcmisfie. — Te vergeefsch tragtede hij de rejen van deeze ongenade uittevorfchen. — Dit gcK 5 val  ?54 LUCIFER en BEÊLSEBUB. val trof den armen H..ls zodanig, dat hij thans dc teering heeft. Uit de menigvuldige vrugtloozc poogingen, die ik telkens aanwendede, om in de kamer van Willem te komen, werd ik hoe langer hce meer vëjrfterkt in het denkbeeld, dat een hooger Magt dan de mijne, niij hier ten kragtigften tegenwerkte, waarom ik befloot een weinig geduld te neemen, cn te beproeven, of ik door een krijgslist in mijn oogmerk Aaagen kon. Dc poeijerdoos van Fanny was mijn hoofdquartier, en hier had ik» alle ongemerkte gelcgcnhccden, om dc gefprekken , tusfehen haar en haar Kamenier gehouden, te beluisteren. Deeze gefprekken waren zomtijds van gewigt, en gaven mij in verfcheiden opzigten, zeer veel licht. Het doet mij vreemd , zei de Kamenier eens, dat onze goede Loboor nog zo veel van u houd, daar hij weet, dat gij van Patriouiiche denkwijze zijt. Hoe kan u dat vreemd dunken ? antwoordde Fannv. Willem, zegtg!j, is een Loboor; wel nu dat is immers een van die foort van honden , die vrienden  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 155 den zijn van alle handen, die hen carcsfeeren willen. Gij drukt zijn caracier zeer natuurlijk uit; maar evenwel zijn Staatkunde, ■ Zijn Staatkunde? (.Hier berstte Fanny in een hevig lachen uit.) Zijn Staatkunde ? Wel nu, ja.' zijn Staatkunde.' Is loutere verwarring van zig zelve, en van anderen die hem hooren en gelooven willen. Twee bekoorlijke oogen doen al zijn Staatkunde fmelten als fneeuw voor de zon. — Er zijn flegts een paar bevalligkusfchende lippen noodig, om wit papier van hem te maaken, waarop men alles kan fchrijven, wat men wil. Misfchien zsud gij vtel een Patriot van hun kunnen formeeren ? Dat was geen kunst'. Geen kunst} — ( Hier lachte de Kamenier op haar beurt. ) Ge»n  ï5<5 LUCIFER en BElLSEBÜS. Geen kunst ? — En waarom hebt gij het dan niet airede voor lang van hem gemaakt ? Öm dat het mijn beftemining niet is het Staatkundige Menschdom te bederven. Zou het Menschdom door IVillems Patriottismus dan bedurven worden ? Nog erger dan het nu is. Hoe is het mooglijk ? Hebt gij dan de gefprekken van den Burger * * * * niet beluistert ? Is dat die Burger, die hier daaglijks bij zijn Hoogheid komt f — Dezelfde! — Maar hoe zou ik die kunnen beluisteren ; zit fluiten zig altoos zo zorgvuldig op, dat 'er geen, genaaken aan is ? Ik zal u de geleegenheid bezorgen, om hem eens te kunnen hooren , en dan kunt gij zelfs oordeelen, En hier mede wees Fannij aan haar Kamenier een Zij-  1 h Ü- C I F E R e n BE^L-SEBUB. fjjfr Zijkamertje, en in het zelve een klein Cabinetje, dat iret een dun befchotje tegen 's Printen geheim veri tjsek aan kwam. Daadlijk verliet ik de poeijerdoos cn plaatfte mij in een oud fpijkergaatje, waar ik tenens in het geheimvertrek zien kon, evenwel zonder 'er binnen te kunnen komen ; want bij het gaatje zat een donkergroene fpinnekop, die, zo dikwils ik poogingen deed om binnen te komou, zijn poot opligtede, 'c wek voor mij van dezelfde kragt was, als. of Lucifer zijn be-> veclenden Schepterzwaaide! die Spinnekop werd ongetwijtfeld door 'een hooger Magt bezield. Ik be^ floot derhalve;» voor .ditmaal irrij-met luisteren te verI genoegen. De Burger +. verfcheeti- omtrent half twaair gtirén voor den midd;;g. Alle deuren werden zorgvuldig geftooten j na Hat bevoorens 'er ftrikte order l^gjéevén was, om niemand ter gehoor bij zijn Doorlugtige Hoogheid toetelaaten; maar alles weg te ftu,uiea\ met dit compliment; dat zijn Hoogheid zwaan» hoofdpijn had, en.niemand tu fpraak ken liaan. Al aanftonds bemerkte ik; dat de Burger ' , | ; dezelfde Perzoon wffa die, te Amfterdam, zig,zeor *rti *i <*J ,.»>v 'fiZ'tV'. veel.  158 l U c i F e r\e n beelse8u s. veel moeite had gegccvcn , een geruimen tijd geleeden, om een bevreediging of verbroede¬ ring, tusfchen de Patriotten en de Oranjevrienden te bewerken : die, in den Haag, op een zeker Koffihuis, of Kamer, met ronde woorden tegeneenige rcdenecrende Vaderlanders zei: jor.gens'. wij moeten de zaak met Willem maar zien te vinden; want we wei-den to:h even hard gekuld! [ 't zijn 's Mans eigen woorden.] Het verjchee:t immers verdomd weinig, of we door de kat of de Kater gekrabbeld worden ? — ( * ) Het begin van 't gefprek was, a 1'ordinaire, . 't Is reedlijk warm! — Het zal donderen! —{j. oe n verkoelende drank is thans goed! dat is een heerlijk liqueur! Van waar heeft uw Hoogheid die? —>—r- Engeland is een overheerlijk Land! De tijd, hoop ik, komt, dat wij die nog eens in *t Vaderland zullen drinken! — Uw Hoogheid ziet 'er nog SchaSz zihfpcelt hier zekerlijk op een Hiftorie, üe weezenlijk gebeurd is , Vermits hij goede Correspondentie in al dit foort van zaaken had: wat 'er echter van zij, kan ik niet zeggen : ik heb alle papieren van den nu zaligen Schrijver vüjtig doorzogt; doch wegens deeze xaak., geen woord verder gevonden, Acr.m. van di Uitjccffler.  LÜCIFER en B E BB SE BU B. i& nog bizonder wel uiti i— Ja! ik ben gezond; — Cod onderiteufii mij! A vous! — en derge- lijken meer. En thans begon het volgende gefbrek. Uw Hoogheid weet, wat ik u gisterenvoorgefteld heb? — Ja.' zeer wel. Heeft uw Hoogheid 'er zig op bedagt? Ik heb 'er, zeer voorzgtg en zijdelirgs, met haare Koning.'ijke Hoogheid over gefproken • doch zij vind 'er gauseii geen 'behangen in. Vind haar Koninglijke Hoogheid 'er geen behaagen in ? — Dit is onbegrijplijk. Mijn Wijf is vervloekt trotsch. Zij zou haar kop verliezen, als zij maar reparatie van eer kan krijgen. Maar ingewikkeld verkrijgt ze immers, volgens mijn Plan , reparatie van eer. Ingewikkeld? — Ba' dat t's haar op verre naar niet genoeg! Het moet openlijk en zonder om- vre~  k6$ LUC I FE Ren BEÊLSEBUB; wegjtf gef/lieden, .en dat wel in een veel Jlcrker fmaak, als in het jaar van 1727. — God bèwaare ons! nog fterker als tóen ? Moet dan alles vermoord worden ? Ten naasten bij -sft- Begrijp echter niet, dat haar gevoelen mijn gevoelen is. — De Bauiuvaz zeggen, dat Willem gek is; dit is moog- lijk; maar Willem bezit een goedhart. De Bataavèn, Prins! zeggen 'er bij, dat het uw fchuld niet is, dat de omwenteling van 1787 plaats had. Ja', zo als ik- zeg; om dat ik geen ver/land genoeg bezit, om een dergelijke omwenteling te kunnen bewerken. Excufeer mij, Prins! . Nu! nu', wind 'er maar 'geen doekjes om.' —« */ Is waar, noch mijn hoofd, noch mijn hart was 'erinftaat toe; en, daar fel ik mijn e-er i;:. Vorst! gij overtuigt mij hoe langs hoe meer., dat. gij waardig zijt, de vriend der Bataavcn te worden.  LUCIFER en BEÊLSEBUB. iït Ik zou 'e ook wel willen weezen, mits dat ik maar volkomen verzekering had. Hoe kunt gij meer verzekering hebben, dan gij mi reeds hebt? — Alle uwe Vrienden, — zij zelfs die voor u de verregaandfte uitterften gepleegd hebben , — ontvangen niet flegts vergiffenis; — durven niet flegts den kop vrijmoedig en ongehinderd opfteeken ; — zijn niet alleen bij eenige bewindvoerende Patriotten in aanzien en achting; — maar men geeft hen zelfs pennoenen en amten, die groot en belangrijk zij n; men verkeerd 'er broederlijk mede, en aan een volmaakte verééniging ontbreekt niet anders, dan de een of andere uitwendige plegtigheid. Ik wil 't gelooven ; dóch dit gefchied niet anders j . dan bij die geenen, die men Siymgasten noemt.—* De lieete, of' 'Jacobijnfclve, of revolutionaire Patriotten denken zo Vriendbroederlijk niet over mij en de mijtten, En wat doet het af, mijn lieve Prins! of deeze Dollemannen ongunstig over u en de uwen denken? — Die zogenaamde Slijmgasten maaken verre weg de grootfte meerderheid onder ons uit; het zijn de Luiien, die het meeste geld en het grootfte creL dist  i6a LUCIFER en BEÊLSEBUB. djet hebben; het zijn de Luiden, die niet volgens hersfenfchimmige denkbeelden ; maar overéénkomftig den aart der zaak; de billijkheid; de gemaatigdheiden rechtvaardigheid redeneeren ; het zijn de Luiden , die eerlang het roer van Staat in handen zuilen krijgen! (*) met een Woord, het zijn de Luiden die meest gefchikt zijn, om uwe beste en vertrouwdfte Vrienden te worden.' I Dat is alles waar! ?naar zal die Partij blijven zeegepraaien ? — zal de dolle Partij niet eind/ijk triumfeercn f . Triumfeeren ? — niets onwaarfchijnlijker; niets onmooglijker dan dat! — 't Is waar, deeze Jacobijnen, of Revolutionairen, of zo als men ze noemen Wil, hebben eenige zeer goede gfondbeginzels, die, wanneer ze voorzigtig, verftandig en bedaard, worden opgevolgd, u en alle uwe Nakomelingen, voor altoos , buiten Nederland, ten minften buiten het bewind van zaaken, zouden houden; ,—i maar, 't is 'er verre af, dat deeze Revolutionairen voorzigtig en verftandig, en nog minder bedaard, zouden handelen! l_ zij zijn gelijk aan dien orbn- (*)' Men gelieve onder't oog te houden, dat Schas» dit werk gefchreeyen heeft voor den jaare ir9ö.  LUCIFER en BEÊLSEBUB. 163 dronken en dollen Metfelaar, die met zijn kop tegen. de muur liep, om 'er een gat in te maaken! iets, het welk hij, nugteren en bedaard zijnde, zeer gemaklijk en met weinig moeite had kunnen yerrig- • lk geloof, dat g:j gelijk hebt. En, mijn waarde Willem! voeg hier onze Staatkunde bij. Deeze wilde Paarden laaten wij in de Weide, waar zij niemand fchaaden kunnen , om cri om vliegen, tot dat zij moede en mat daar nedervallen, en in die tijdltippen wceten wij zeer wel onzen flag waarteneemen , om hen tfefl breidel in den hijgenden bek te wringen. Heb ik ook niet wel gehoord, dat gij die eerfM Baazen van den honger laat Jlerven ? Ten minden, zo zijeen anderen dood hebben, is het geenzins de fchuld der Slijmgasten. — Niet dan in den uitterften nood, en wanneermen hen volftrekt niet vom - bij kan, krijgen zij een amtje; penfloemje of zo iets.! evenwel word 'er zurg gedraagen , dat zij geen voet in 't heilige der heilige krijgen ; of, zo zij 'er, bij ongeluk, in komen, dan'zijn de zaaken indiervoegen befteld, dat zij, in weerwil van L 2 al  164 LU CIFER EN BEÊLSEBUB. al hun gefchreeuw en boeha, 'er geen kwaad, ten uwen opzigten, doen kunnen. Maar, zo als ik zeker weet, in de Grondvergaderingen , wannier 'er gewigtige zaaken verhandeld, of groote verkiezingen gedaan moeten worden, dan komt die Partij niet op, welke gij zegt, dat mij zo zeer geneegen is l Dat is zo, Prins! maar hier uit moet gij meer tot uw voordeel dan tot uw nadeel befluiten ; want daar alles nu reeds ten uwen toekomstigen behoeve befchikt en beflischt word, nu uwe heimlijke vrienden niet opkomen; hoe veel te beter zullen uwe zaaken dan niet gaan, wanneer zij eens met eenpaarigheid hunne ftemmen verheffen, en uw Aanhang 'er zig mede veréénigd ? ——— Mijn Aanhang 'er zig mede veréénigd? Hoe? —- Dit zal zij zeker doen. En wanneer? Zo dra de Franfchen hunne overwinningen voltooid , en de algemeene Vreéde daargefteld zullen hebbent want als dan is alle hoop voor uwe liefhebbers  LUCIFER en BEÊLSEBUB. i'6j bcrs verloeren, en dan zijn ze verpligt om van twee kwaaien het minsten te kiezen, en wat Regceringsvorm kunnen zij dan beter de voorkeur geeven, dan aan die, welke het meest naar de Stadhouderlijke-ge- lïifct 2 - Volg derhal ven mijn raad, Vorst! want wanneer gij een weinigjenaar de Patriotten zweemt, en de Patriotten zo veel naar u zweemen, dan zaj. de overéénkomst fchielijk te treffen weezen. Tot dus verre het gefprek hebbende aangehoord, befpeurde ik dat Willem begon te wankelen, om den raad van den Burger * * * * te volgen, waarom ik begreep oat het goed zou zijn, hem te bezielen. Ik nam derhalven de gedaante van een vliegje aan, ten einde aldus door het gaatje te fnappen, waarvoor de Spinnekop de wagt hield. Dan, de Spinnekop zag mij aankomen, en, vertoornd over de list, waarmede ik hem poogde te verfchalken , kroop hij door het gaatje; vervolgde mij op het befchotje aan den binnenkant van het Cabinetje, en greep mij aan. De Kamenier van Fanny die hier te luisteren ftond, zag ons gevegt; nam haar panteffel, en floeg ons beiden, met eenen, llag, dood. L 3 &  tëS LUCIFER en BEÊLSEBUB: • In dit geval weet gij , dat wij geesten aanltonds moeten wederkeeren, tot de plaats, van waar wijgekomen zijn., ik kan dus geen verder berigt leeve-, ren.. „• Heil en Duivelfchap! «ictósws fien&-u4i<ï'aÉ ir;.r; Ql^sh^^S^.^--' A'r broeskopje. E I N D E.