OF DE GERE MOVEERDE STJl JL TS M JL JD. STAATKUNDIG KLUGTSPEL. boor. gr. ja. s c it jsl s m In Leeven Med. Docter. Zijnde dit het Agtfte Stuk van 'sMans nngelaaten Schriften. IN DEN HAAG, BIJ J. PLAAT.  Geen Exemplaaren worden voor echt erkend, dan die aldus onderteekend zijn:  VOORBERIGT. Dit ftukje doelt ongetwijffeld op Robefpierre; ten minlïen in het jaar 1794 is het door mijn zaligen Vader opgefteld. Onder de menigvuldige Plans van Conftitutie voor de Franfche Republiek, was ook inzonderheid dat, waarbij aan een foort van Confeil (TEtat een vorstlijken magt, en een niet min vorftlijk inkomen werd opgedraagen: dit plan kwam niet tot ftand; maar in de daad bereikte Robefpierre de hoogte, bij * dit  iv VOORBERIGT. dit Plan voorgefchreeven. Had Schasz zijn Crispijn willen fchetzen naar het origineel, naar Robefpierre, dan had dit ftukje, in ftede van een vermaaklijke klugt, een bloedig Treurfpel geworden! dan, de waare Wijsgeer, wanneer hij toch even goed zijn heilzaam oogmerk bereikt, wil veel lieverdoen lachen , dan doen fchreïen. Wat de Pcrfoonaadjen betreft; wij kunnen ze niet volgens gewoonte opgeeven: uit de befchrijving der toneelen blijkt het van zelve. De Uitgeefster.  CHLISMJKT; O F D E GEREM O VEERDE' S T JL T S JU JÖ. EERSTE TONEEL. Het Toneel verbeeld een vertrek in een Logement. JWENEL, CRlSPljN. C R I S P IJ'N. Zwijg, in 's Hemels naam ! zwijg van geweeten, plïgr, verantwoording, en al die duiveljagerij! — Wat heeft een Volksvertegenwoordiger, en dat nog oneindig meer zegt, wat heeft een Staatsraad daar mede te maa- ken ? Hoor eens, Burger! alle jaaren worden u in klinkende fpecie, veertienduizend gulden toegeteld! —rSakkerloot! 'er is geen eene Held uit de oude gefchiedenis,, of hij zou voor dat geld zijn Vaderland verrsaden, —'■ ja ! de geheele Christenheid 'er voor aan de Turken verkogt hehben. A m e-  * C R I S P IJ N. M E N Ji. Maar, Crispijn! ik ben als Staatsraad aangefteld, ergo! ik moet met mijn consciëntie raadpleegen. c r i s p ij n. Met uw consciëntie? — In een geweldige lach uitberftende. Met uw consciëntie? — Veertienduizend gulden i — en dan nog consciëntie? — Een conscientiëufe Staatsraad! ha! ha! ha! dit is een flaatkuHdig wange- drogt! — ha! ha! tl E N Ë 'L. Gij lacht, Crispijn! . maar lacher» -is. geen reden -feeven. crispijn, ernftig. Ik weet het, Burger! ik weet het: maar moet men ook reden geeven, wanneer men op den vollen middag, -•n bij een onbewoikten hemel, zegt, dat de zon fchijnt? M e K E l. Wel aeen; — maar evenwel, —— CRI.»-  STAAÏSRAAD, »<* GRIS P IJ N. Ja! dat vervloekte, maar even wei, is altoos de ftruikelfteen, waarover het gros der rtervelingen, die het meeste nut kunnen doen , den hals breekt, en waardoor de overigen, die als de Waard van Bijleveld meêslente- ren. de dupe van de hiftorie worden. Antwoord mij kort en openhartig. Zijt gij geen Staatsraad? II ENE L. Dat ben ik, ja? C R I S P Ij N. Warrom hebt gij het n laaten maaken? M E N E L. Waarom? — waarom? — wal dat is een sartïge vraag! ik ben het geworden door de volksilem, en vooral door een bijzondere beftuuring der Voorzien..... C R i s p ij N. Zwijg! zwijg, Burger! noem dat woord niet. — Ik zal 't u beten zeggen. Gy zijt Sta»d*raad geworden door een vaa die grülige invallen, der Fcrtuin, waardoor iet menschdom altoos in de luuren gelegd word. Hou- ■ A 2 derd  4/ C R I S P Ij ft. en meer, listige en doortrapte gaauwdieven waren 'er op uit, om jaarlijks een gagie van veertien duizend gulden te winnen, en vermits zy het onderling niet eens konden worden, en 'er over harrewarden als oude hoeren, gunden zij het liever u, dan hunne tegenpartij. —* 't Is hier, Zijn hped afneetnende. Het zij met allen eerbied gezegd, volgens het oude fpreekwoord: daar twee honden vegten om een been, loopt 'er een derde meê heen. Af E N E li. Gij rraakt mij een compliment dat gansch niet vleijende voor mij is. G R I S P IJ N. Wanneer, -— Burger! — wanneer heeft Crispijn n ooit gevleid? • en wanneer hebt gij u bij mijne aanmerkingen kwalijk bevonden? — fpreek! M E N E L. ' N)o:*t, mijn lieve Crispijn! nooit. Be roem immers altoos op uw trouw, uwe bekwaamheid en ongemeen doorzicht in de duilterfte zaaken. ' GRIS"  STAATSRAAD. 5- C R i s p ij N. Dat doet gij ook, Burger! en ik hoop u nieuwe itof tot zulk een roem te vérfchaffen; — mits, dat gij de goedheid hebt, om mij te gelooven en m:jn veritandigen raad te volgen. M E N E L. Dat wil ik gaarne doei, en om 'er de klaarde bewijzen van te geeven, vraag ik u, — op uw geweeten af, — wat ik doen moet nu ik llaatsraad ben? C R I S P IJ N. Staatsraad blijven! —■ M E N E L. Maar hoe kom ik aan de bekwaamheeden, die 'er t«e vereischt worden? CRISPIJN. Ik zou u met uw eigen wartaal kunnen beantwoorden en zeggen, die zelfde bijzondere Beftuuring, die u aan dit vette amt geholpen heeft, zal 'er u de groote bekwaamheeden wel bijgeeven;maar,Crispijn wil niet fpotlen. M E N E L. Geef mij dan een emftig antwoord. A 3 ' c R *  # C R. I S P IJ N. C R I S P IJ N. Gij vraagt, hoe gij aan de noodigebekwaantheedentot bediening van uw amt komt, niet waar? m e n e t. Juist dat is de vraag. C tt i S p ij K. Kunt gij wel geld tellen? M E Itf E l. Welk een vraag, Crispijn! ben ik geen Koopman?- C -R I S P lj JJ. Ja! rrwar kam gij wel boven de dufeend gulden tellen? M E N E l. Gij Ikekt de rpot met mij. —- Ik kan al het geld wel tellen, dat ia IJr w. AHtatudanantcuvre».! Uw Varfer heeft u, in uw jeugd, bij: de Staatsopvoeding, verwaarloosd, waarae- «igï 6 Mi B N E L. En hoe dat? C R J S P IJ N. Waan gijniet m de wiej* gelegd, om nog éénmaal Land en Volk te regeeren ? M E N E L. Dit heeft mij» Vader ten minden zeer dikwijls van mif gezegd; vooral, wanneer hij zig in de roef van een trekfèhuit; op een postwagen; of ia een talrijk gezelfchap ievond- C R I S p ij N- En moest dart uw Vader, na dat hij a als Regent in de wieg had gelegd, ook niet gezorgd hebben, om, als Regent, u, met den kop omhoog.; den buik vooruit; & handen zo, te hebben leerea lpopen en wandelen? M £ K I L, Crispijn! Crispijn! gij maakt het bitterfte pasquil op befchaafcfesa.vrije Repn$$c! C R I S-  STAATSRAAD. u C R I S P IJ N. Dit is de eenigfte weg iet haarer verbetering. Een aanzienlijke dwaas is niet vatbaar voor de redenen van het gezond verftand; ditispaarlen voor de zwijnen getooid; neen! — maar hij is vatbaar voor befpotting en uitlachging. En, burger! is het niet veel gcmaidijker om een d waalend menseh door lachen, dan door kunftig ïedefifteren te verbeteren. M E N E l" Crspijn! gij zijt een nieuw foort van Wijsgeer. —Maar heeft deeze Staatsëxercitié nu lang genoeg geduurd? C R i S P IJ N. ■Nog een oogsnblik, burger! marcheer nu -eens voort, zo als ik u geleerd heb. Ik zal van deezen kant u tegenkomen als een zogenaamd gemeen burger, cenooer of ambagtsman, en zal u groeten; — groet mij dan ook, zoals 't een Staatsraad past. MEMEL. Kom aan al weer. Hij komt, ma (^jiriftecraatenmars, Cris- pij>i  » C R I S P IJ N. pijn te gcmoete, en groet hem zo gulhartig en vriendlijkals elk waar Burgervriend zijn Medeburger zou groeten. Is tiet nu zo goed ? C R I S P IJ N. 't Is verdoemd liegt! > Is dat een wyze van groeten voor een Staatsraad? foei! foei! het gelijkt nergens naar. M E N E L. Hoe moet ik dar. doen ? — Ik wil gaarne leeren. C R I S P IJ N. Ik zal 't tt wijzen. Kom mij eens tegen. . Ik zal de rol van een Staatsraad fpeelen. Hij ftapt,. met de volle deftigheid van eenAriftccraat. Mcnel groet nederig. Crispijn ziet barsch en met verontwaardiging op hem neder, en gaat , zonder groet, hem voorbij. \ Kijk, burger! zo moet het weezen. ME NEL. ■ Maar, Crispijn! zulk een norfche onbeleefdheid is in 't ge-  STAATSRAAD. H ,'t geheel niet gefchikt om de tarten en de geneegenheM der burgers te winnen. C R I S P IJ N. Maar wat hebt gij met de harten en de geneegenhe^ van zulke burgers toch te maaken? Wat nut, wat voordeel kan dit jan rap en zijn maat u "toch aaribren- gen? Zijt gij geen Souverein? Wint gij ♦s jaarlijksch geen veertienduizend gulden? £a moeten decze flaaven niet voor u ploegen, zaaien eft maaïen j wat boer zal ooit aijn hoed tegen zy& paard of zijn ezel afneemen ? M E N E I*. Maar, een boer? een smbagtsman? ■ C R I S P IJ N. Moet, indeoogen van een rechtfetapen Staatsraad niet meer zijn, dan een ezel of een paard! — Hoe! drommel zal hij anders het fatzoen van zijn ampt kunnen ophouden? • M E N E L. Door eerlijkheid, braafheid, vérftand, deugd, burgeriiefde, —•.... —.' OKI»-"  ** C R. I S P IJ N. CRISPIJN. In Gods naam; zwijg, geen een woord meer. —- Ik declareer rond uit, dat gij onbekwaam zijt tot den post van Staatsraad. MEN BE. Dat heb ik reeds lang bij mij zelve gedeclareerd, en ondertusfchen, ik moet het zijn; men dwingt'er mij toe! C R I S P IJ N 't Is ongelukkig, waaragtig! dat de vrije Republikeinen hun belang niet beter kennen! waarom verkiezen ze mij en mijns gelijken niet, tot zulke moeilijke en gewigtige posten? M E N E L. Ik wenschte wel, dat ze u, in ftede van mij, verkoo zen hadden. C R I s p Ij N. Wat zegt gij daar? Is die wensch u ernst? — M E N E L. Volkomen ernst, Crispijn! —— want ik bid u wat nut  STAATSRAAD. üttt'heeft "het 'Vaderland van de exercitie, die gij flirj daar geleerd hebt? CRIS.f IJN. Wat -behoeft het Vaderland daar nut van te hebbeo? M £ N I In Wie heeft 'er dan nut van? C R 1 S P IJ N. Gij! en is dit niet genoeg? m E N E L. Maar als het Vaderland door zulke fbeiruurdets mrlooren gaat? C R I S P IJ N. Patiëntie! wanneer gij maar behouden blijft. — Wat raakt u het Vaderland ? M E N E L, met verontwaardiging Crispijn! —— wat zegt gij daar? —— C R I S P IJ N. 't Geen demeefte menühen .denken. .Maarmaak . n  i6 CRISPIJN. n niet moeilijk! Gy behoeft niet langer Staats¬ raad te weezen ais gij zelve wilt. Weet gij dan niet, dat men mij dwingen kan onl het te zijn? C R I S P IJ N. Dat weet ik zeer wel. M E N E L. Wel nu dan? G R I S p ij N. En]echter, ik herzeg het, gij behoeft het niet langer te blijven dan gij wilt, M e N e h. Verklaar u nader. C R I S p IJ N. i Word gij Crispijn, eii ik zal Menel worden. m e N E L Een fchoone vinding! — waaragtig! Een Crispijn in den Staatsraad! te r i s-  STAATSRAAD. 17 c r 1 s p ij n. . Even als of ik daar de eenigfte Crispijn zou weezen! Hoe veele Crispijns zitten 'er niet op de ïloelen der ee- re? 't Is waar, ze zijn niet als Crispijns gekleed; - maar hunne daaden, Burger! moet ik meer zeg- gen? • M E N E L. Maar als ik Crispijn, en gij Menel word, dan zal de waereld ons niet kennen. c r iï'' s p ij Ni Des te beter. M E N E E. Maar men zal u niet willen gelooven, wanneer gij ■ voor Menel uitgeeft. C r 1 s p U N. Al kwam'er een aap uit Oost-Indien, die zei, dat hij Menel,de verkoozen Staatsraad, was, men zou hem, in dit geval, gelooven De volkskeus is heilig. — Maar taa't de zorg ?an mij bevoolen. Men kent uw perzoon hier niet, en de mijne ook niet: dus om te worden B dle  .18 . C 111 S P IJ N- die we niet zyn, hebben we flegts van klederen en ge•b:i;;rden te veranderen. n »b«4 E L' ... ' Welaan! ik zal 'er de proef van neémeri. ik ben liever Crispijn dan Staatsraad, ó' Arm niench- dom! hoe word gij bedroogen ! C R I S P IJ N. Ja! dat is geen nieuws. TWEEDE TO NE E L. Het toneel is veranderd, en vertoont thans een vorst lijke en pragtiggemeubiteerde dejeuné zaal. Cri spijn', den Staatsraad verbeeldende, zit aan ten tafel, waarvan het dekkleed rood fcharlaken, en met breede gouden franjes omzoomd is. Op dceze tafel ftaat alles, wat men een Koning tot een majeftueas ontbijt zou opdi.' ■• fthênï"° '• > ' .'.£'• 4— kan hij niet vvagten? De Bediende valt op zijn knïén, en kruipt dus agterwaards. crispijn, ontbeet en hebbende geeft een wenk, waarop eenige Dienaars hoogsteerbiediglijk hem naderen, de een met een geflopte tabakspijp, de ander met een vuurcomfoir, de derde met een morgenliqueur, cn zo vervolgens. Dit alles Worl hem van tijd tot tijd cangebooden. C R I 5»  STAATSRAAD. sjj c R i s p ij n, rookn\de. Secretaris! doet ons daagelijks gebed. menel, op/taande en Jut daagl.\ks gebed kezende. Vrijheid! Heil der fieryelingen! , Hoogde goed der Maatfchappij! Hebt ge uw troon bij ons gevestigd, Geef, dat hij bedendig zij. Broederfchap ! en gij, Gelijkheid! Gij voert hier het hoogst gebied: Leert ons fteeds uw wet betrachten: Wijkt uit onze harten niet. Laat hét menschdom voor u bukken, Wij daar van de vrugten plukken. Amen! Geduurende het kezen der agt eerfte regels blijft Crispijn, 'on'dgtzaam en onoplettende voortrooken en drinken.- doch zo dra Menel ann de twee laatfte regels komt, legt hij fchieljfA alles neder: vouwt de.handen faamen en I t/i E 4 die,  24 C R I S P IJ N. die, metfmeekende oogen, hemelwaards, genoegzaatn cp dezelfde, wijs als de Vorsten en Grooten, in hunne paleizen, gewoon zijn, wanneer zij om de bevestiging hunner troonen bidden. C R i s p Ij n. Secretaris! zult gij mijn papieren in gereedheid brengen? •I's gftxsited (id Jïb ,'l990 menel. Ze zijn reeds in order , burger Staatsraad.! —; c r i s p ij N. Dan kan ik nog wel eèn pijp rooken. da kk»» tn >b k oafi 3 *rl £)e Bedienden komen als vooren, om Crispijn al het rookgereedfehap aan te bieden. crispijn, rookende. Vermoeid van ftaatszorgen; afgemat door maatfclmp. 1'jke bezigheden, is dit het eenigftè oqgenblik mijner rust. De Bedienden tot wie deeze- woorden inzonderheid  STAATSRAAD. 2S heid gerigt fchijnen te worden, befchouwen, met een eerbiedig medelijden, den rookenden Staatsraad; en geeven, door hunne houdingen en.gebaar den, te kennen, dat zij den burger Crispijn beklaagen en bewonderen, uithoofde zijner belangiooze vaderlandliefde, die, onvermoeid, zig aldus voor de belangen van 'f Algemeen opoffert. Een bediende, met al den flaaffchen eerbied der voorigen. Burger Staatsraad! c r i's p ij N, trosch. Wel nu? bediende. De Afgezant van Koning Pompernikkel verzoekt gehoor bi] den Burger Staatsraad- crispijn, van zijn (loei opdringende; zijn pijp neder leggende en zijn glas met liqueür nederzettende. De Afgezant van Koning Pompernikkel ? B 5 e e-  26" G R I S P IJ N. bediend è. Dezelfde ? burger Staatsraad! crispijn, tegen dm Bedienden. Schielijk, fchielijk dan den Barbier en'Paruikmaaker! -deadlijk de'audientiezaal'in gereedheid, en gij üllen in bw beste klederen. Tegen menel. Secretaris! het Vaderland, — ' .Rssnoü-t vn ,ssè AFGEZANT. £eer veel. -Oneindig meer dan gij denkt. hafewrf O» »ü-!Bd'«t»a' . .mi riiWJK ■::>■ <{jf C r i S P Ij n. Laat eens hooren. ^ iwwTO-jCTjïm»»,! n„D t 5 .-),,.«tibgTOS 33 ebj.:3 n; xno AFGEZANT. Maar zult gij 'er.uw voordeel mede doen? ■ c r 1 s p ij n. Zou ik niet? — Wat Staatscrispijn leeft 'er, die ooit' koorn van de molen fluurt? AFGEZANT. Wel nu, luister dan! Het Staatstoneel waar op gij eer» * zo  STA A'T,$ J^'A D 3*. zo voornaamen rol fpeelt, is thans. —-r— Crispijn zij geloofd en gedankt! — in zodanig eene gefteldheid, dat het niet misfen kan o^Koniüg'Pompernikkel moet, . met uwe hulp en medewerking, — volkomen in zrjne oogmerken flaagen.. c ft t pp0Oi.4 ' ' ■ 'r En wat zijn zijne oogmerken? afgezant. Koning Pompernikkel wil Staatsraad worden. crispijn, hevig lachende. Ha! ha! ha! Koning Pompernikkel, Staatsraad? HaJ ha! haj Staatsraad? hij! -— afgezant. Lach zo veel gij wilt, mijn lieve Crispijn! — maar de zaak is zo vreemd niet. —— De meeste uwer Medeleden Zyri Pompernikkels zonder kroon: de! Overigen zyn Crispijns, en inet dat al, het volk is 'ér mede v te vreeden. — Wat kwaad derhalyen zou het kunnen, wanneer 'er in den 'Staatsraad eene Pompernikkel meer, en eene Crispijn minder wis? C 4 CMS'  4o CRÏSPIJM. C R I S P- IJ N. Hoe meent gij dat? .—— eene Crispijn minder, en eene Pompernikkel meer? AFGEZANT. Ik zal 't u zeggen. Koning pompernikkel wil Staatsraad worden op dezelfde wijs als gij het geworden zijt. — Gij word het in ftede van Menel; hij wil het worden in ftede van u. C R I S P IJ N. Bij mijn ziel! dat zou een meefterftukje van mij weézen, een zo vet en zo luifterrijk amt, zo maar weg te finijten. AFGEZANT. Niet wegfmijten; maar ten duurften verkoopen, —— Crispijn! CRISPIJN. iAh, ha! dat laat zig hooren. — De zaak is toch zo vreemd niet. -— Maar de conditiën ? AFGEZANT. Als gij Koning Pompernikkel tot Staatsraad maakt in -2 i h y , +■ 3 uw  STAATSRAAD. 41 uw plaats, dan zult gij , zo lang hij het is, zijn tradement in uw zak fteeken,. en nog tienduizend guldens 's jaarlijks daarenboven. c r i s p ij n. Top ! Koning Pompernikkel zal Staatsraad weezen ! — zo waar als ik Crispijn ben, hij zal het weezen, . • en dat nog deezen dag". afgezant. - Ik geloof niet noodig te hebben, om u te onderwijzen, • op wat manier gij dit ftaatsbedrog zult ter uitvoer bren- Sen? ■ ,w tl q 8 I fl ' crispijn, trotsch. Ik ben immers Crispijn derhalven! afgezant. Ik neem het voor mijn rekening om u den Koning hier in huis te leveren, zonder dat 'er een fterveling iets vaa zal weeten. c r i s p ij n. En op wat wijs zal dit gefchieden ? Hier dien ik vooraf wel iets van ffi weeten. C 5 a F"  43 .CRISPIJN. afgezant. Ik zal hem u in een groote kist toezenden. C R I S P IJ N- Bon! Dan zal er niemand erg in hebben, en in ajle gevallen , als de zaak mislukt en ten kwradften uitvalt, dan kruip ik in de kist ; met al mijn ge ■ ' CRISP I) W POMPERNIKKEL. Door 't zelfde gat, daar ik 'er nou door uit kom. — Maar zeg me iens, je mot me niet pieren, ben ik nou daar ik weezen mot? EEN BURGER. Hier fchuilt meer achter. EEN ANDER BURGER. 't Is vast verraad. EEN HERDE BURGER. Wij moeten 't onderzoeken. POMPERNIKKEL. Hoe kijk jij lui zó vreemd ? ; ken je dan Keuning Pompernikkel niet meer? lk heb het Land gere¬ geerd, en toen hebben ze me weggejaagd, waaragtig! — en nou kom Ik weer om je Land te regeersn. KRUIJER. Jij het Land regeeren ? Wel lieve God! , POMPERNIKKEL. Wel denkje dat ik dat niet ken? , wei ik ben'er' voor  STAATSRAAD. 0 voor in de wieg geleid. — Maar zonder gekken, ben ik hier nou bij den Staatsraad Crispijn? > want ik mag niet eer uit mijn kist komen, heit me vrouw gezeid. eenige burgers, met verontwaardiging. Bij den Staatsraad! Koning Pompernikkel bij den Staatsraad! — verraad! verraad! in arest! in arest! enz. burger Maar burgers! is het de waare Koning Pompernikkel wel ? een ander. Dat is geen vraagenswaard; dat kunt gij aan zijn gekke figuur duidlijk genoeg zien, pompernikkel. Mannen! kijk, ik ben vroom, en daarom zweer ik niet l:gU maar ik wil er een eed voor doen, dat ik Keuning Pompernikkel ben! bij mijn zondige ziel! ikbeahet; geloof me! K r u ij e r. Wel wr.tte aartigekeunigcn heit onze L'eveheer dan ge- fchapen.' Onder-  C R.I S P IJ N. i Ondertüsfchen dit voorvalt met Pompernikkel, tl Crispijn, J/e dSAR geragd gehoord heeft, door een vensterraam naar buiten, en geeft door gebaarden en houdingen te kennen, dat ! hij zig voor verkoren rekent. BURGER. Burgers! wij hebben hier bewijzen genoeg, dat dé Staatsraad Crispijn een landverraader is: laaten wij nu de handen uit de mouw fteeken. DE MEESTE BURGERS, Naar de Guillottine! naar de Guillottine! POMPERNIKKEL. Kaarde Guillottine? ■ wel verbaasd. ■ Tegen de Kruijer. Hoor vriend! ik ga weer in de kist leggen; fluit jij het dekzel maar weer vast toe, en breng mij daarje me van daan gehaald hebt. Hem eenig geld geevende. ■ Daar! dat is voor je moeite. Ik heb met die lui niets te maaken.  STA AT5RAAD. 61 k r u.ij e r , m-ir/y/A/jPompernikkkcl in de kist fluit. ■ Ik geef er den drommel van om dien zotten keuning weer 't huis te brengen: zij mogten mij ook eens' naar de galge-. linie brengen. Hij gaat op de kist z;iren. ver scheiden burgers, Hoppende en fchellendeaan het huis van Crispijn. Wij moeten er in! — Met goedheid óf geweld! Trapt open de deur! Breekt af het huis! Hij moet er uit. — Wij moeten dien fchelm hebben, enz. Terwijl de Burgers geweld gebruiken, om de deur opentebreeken, poogt Crispijn hetvenjlerraam uit te klimmen, om het over het dak te ontkomen, dat hem echter niet gelukt. Onder een verfchriklijk gefchreeuw en geraas, berst de deur eindelijk ópen; eenige Burgers vliegen naar binnen en naar boven; agterhaalen den