ÏÖ95 D 30 A  HAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. / O ƒ 5" TE LEIDEN. Cj j 0 Catal. bi. . Geschenk van Tooneelstukken , 1841*  TEUNIS en TEUNTJE.   TEUNIS en TEUNTJE,   TEUNIS en TEUNTJE, TOONEELSPEL. MET ZANG. DOOR p. J. UILENBROEK. TE AMSTELD AM, B Y J. HELDERS en A. MARS, in de Nes. 1783. Met Privilegie. '■ V LETTE RK,/   TE AltsTELDAM, 8Ï J. HELDERS en A. MARS, in de Nes. i?j3. Met Privilegie" ^ T ~7Z^ V LETTERV / TEUNIS en TEUNTJE, TOONEELSPEL. MET ZANG. DOOR P. £ UILENBROEK.   VOORBERICHT. Zie hier eent navolging van den toinon et toi- nette. , Het Franfche Jluk, hoewel een goed geheel uitleverende, is, door kortheid van uitdrukking, op fommige plaatfen, byzonder in de ontknooping des onderwerp:, althans voor den aanfchouwer, vry duister. Ik heb getracht de duidelykheid en klaarheid, door eenige uitbreiding, te bevorderen; en ben ook, buiten dien, mynen voorganger geenszins fchroomvallig op de hielen gevolgd: gelyk zy, die 'er belang inzeilen, uit de vergelyking van het oorfprongkeh/ke (luk, tegen het myne, lichtelyk zullen kunnen gewaar worden. Of myne navolging, vooral met betrekking tot het uitmuntend muzyk van den heer gossec, wél gelukt is, en of ze verdient mede te werken tot verdringing van een aantal verwerpelyke kluchten, die den Amfteldamfchen fchouwburg te lang ontluisterd hebben, zyn vragen, welken de befcheiden kenners behooren te beantwoorden. Inge/lopen drukfeilen zal men gunstig gelieven te verfchoonen. P E  PERSONAADJEN. rots, een herbergier. teuntje, zyne dochter. antoni bertrahD) oom en doopyader wwTeunis. teünis, minnaar van Teuntje. stukpoort, een kaperkapitein» l$en matroos van Stukpoort. Het tooneel is in weder land. TEü:  TEUNIS en TEUNTJE, TOONEELSPEL. eerste bedryf. Het tooneel verheeld een zeehaven. Eenige matrozen syrt bezig een fchip te bevrachten ; anderen kalefaten een' boot; noch anderen arbeiden aan touwwerk. Aan de cene zyde des tooneels ziet men een vuurbaak ; aan de andere zyde, voorwaarts, een herberg, met banken en tafels > onder groene lommer. E E R'S TE TOONEEL. Stukpoort, alleen, drinkende, en rookende. ARIA. 'k Leef vry van zorg, van angstig kwenen, Van droefenis, en minnepynen : De liefde brengt doorgaands niets voort Dan plagen, die de zinnen krenken. Êo 't hart al eens naar teörheid hoort, 'e Word, onder't drinken, flechts bekoord Door 't meisje, dat we ons in doen fchenken, Als 't zoete fchelmpje weêrftand bied, Red ik my ras uit haar vermogen : Ik neem myn pypje, en myn verdriet Is dadelyfe in rook vervlogen; J'iflïomv Teunrjci. . Juffrouw Teuntje! A TWE'M.  a TEUNIS en TEUNTJE, TWEEDE T O O N E E L. stukpoort, teuntje. teuntje, van binnen. Ik kom !.. Op het tooneel komende. Wat is 'er van je dienst, mynheer? stuk poort, Teuntje vuriglyk befchouwtnde. Van myn' dienst, juffrouw Teuntje ?.. van myn' dienst ?... ö !... Breng my , intusfehen, als 't je belieft, reis een fles van dien zekeren wyn... teuntje. Bourdeauxfchen? stukpoort, als voren. Ja... neen... teuntje. Welken dan ? Bourgonjen ? Spaanfchen ? stukpoort. Ja, Bourdeauxfchen,... wat je 't liefst Lust,juffrouw Teuntje,... van myn' dienst! Terwyl zy den wyn haalt, neemt Stukpoort zyne pyp op, doch legt die terftend weder néér , en hervat zyn vorig gezang , maar met eene flaauwer en minder gevestigde jiem. Teuntje, te rug gekeerd, fchenkt een glas in, en brengt het aan de lippen, eer zy het Stukpoort aanbied. STUK-  tooneèLspel. n STUKPOORT, gedroiiken hebbende. Dat 's lekkere wyn! Ik heb dien nooit zo gced gedronken. TEUNTJE, neigende. ö Dat belieft je maar zo te zeggen, mynheer! 't Is Ene, intusfchen, lief.dat de wyn naar je' fmaak is. STUKPOORT. Als al het andere; en als gy ook, zoete Teuntje * als gy ook. TEUNTJE, zich Jlilzwygend buigende, en vervolgens vragende. Is 'er ook noch iets van mynheers dienst ? STUKPOORT. Wacht een beetje... Neem daar je plaats... Zeg my reis, weet je wel wat liefde is ? TEUN T JEi Liefde? STUKPOORT. Ja, ja, liefde! Je bent het fchoonfte meisje van de geheele haven; je bereikt reeds zestien jaar; en je Weet misfchien noch niet eens wat liefde is. TEUN T JE. Wacht, mynheer de kapitein, ik zei je reis een liedje zingen, dat zekere heer, die by ons logeerde, my geleerd heeft. A 2 Aria,  <. TEUNIS en TEUNTJE, ARIA. Elk meisje is teir Op 't woord van liefde ; Slaat de oogjes neêr, Als of 't haar griefde : , Maar ras verraad haar zoete fmart, Door 't gloeijendst rood, den grond van 't hart. De een weet zeer fyn 't gefprck te zwenken, Als had zy niets, door vlugtig denken, Daarvan gehoord; En dc andvc doet den minnaar fehrikken Door ftraffe blikken, ' 1 Als fel verftoord; De oprechtfte uit allen Laat zich 't gevallen, Maar fpreekt geen woord. STUKPOORT, drinkende. Hare eenvouwdigheid bekoort my. TEUNTJE. Gy, by voorbeeld, heer kapitein, gy, die overal geweest bent, heb je wel veel meisjes aangetroffen, die in dit ftuk oprecht waren ? STUKPOORT. Ik verzeker je, dat je de eerde bent. Maar, met die oprechtheid, zei je me wel willen toeftaan, dat een goed man, ftelreis,... zoals ik,... je geen leed zou aandoen? TEUN"  T O O N E E L S P E L. 5 TEUNTJE. H/ zou my zeer bang maken. Een kaperkapitein! Jk zou telkens vreezen, dat hy my... ja, wat weet ik het ?... dat hy my,... dood zou ftekei1. STUK POORT. • Dat begryp je recht verkeerd : ik ben de beste man der waereld. TEUNTJE. Ik zal 'er my niet op verlaten. STUKPOORT. Ik verzeker je, dat ik de goedheidzelve ben. By voorbeeld : toen ik, vóór drie maanden, op de kusten van Afrika kruiste, kreeg ik twaalf Algerynen gevangen ; ik liet hen in myn fchip de vryheid; de fchelmen wierden oproerig; ik zou hen de zwaarfte pynigingen hebben kunnen doen ondergaan ... TEUNTJE. ' En gy behandelde hen genadig? STUKPOOR.T. Wis en waarachtig! ik liet ze allen in zee fmyten. TEUNTJE. ö Jemeni! welk een goedheid! STUKPOORT. Dat is krygsrecht: 't is ons beroep te dooden en gedood te worden; elk zyn beurt. A 3 TEUN-  5 TEUNIS en TEUNTJE, teuntje. Inderdaad, een ileclit beroep! stuk poort. Zodat je, juffrouw Teuntje, geen' zin hebt in een* man, wiens beroep het is anderen te dooden ? teuntje, heengaande. In tegendeel. stukpoort, drinkende. Waarachtig, 't is een lieve meid. DERDE T O O N E EL* stukpoort, rots. stukpoort. Wat fchort 'er aan, vader Rots? Je ziet 'er, ragen gewoonte, zo droefgeestig uit. Ga zitten. Wy zullen eens drinken. rots. Ik heb een weinig moeijelykheid, waarvan myn dochter de oorzaak is. stukpoort. Als het anders niet is, dan zal ik 'er je wel van ontflaan: geef je' dochter aan my. rots. 't \s niet om haarr kwyt te worden dat ik moeije- ïyk-  TOONEELSPEL. 7 lykheid heb; maar, in tegendeel, omdat ik haar gaarn wensen te behouden. Zy is myne eenige dochter en de wellust van myn leven. Om haar beter voort te helpen in de waereld, heb ik, vóór drie jaar, alles wat ik bezat uitgeteld tot aandeel in een (chip, waarvan men federt niets gehoord heeft. Het lang wegblyven van dat fchip heeft my in myne zaken vry wat belemmerd, zodat ik genoodzaakt ben geworden van zekeren heerAntoni Bertrand, een' ouwen woekeraar, twee honderd guldens te leenen , om my in myne geringe affaires , zo veel mogelyk, te onderfteunen. stukpoort. ■ En nu vervolgt hy je waarfchynelyk,'om dat geld te rug te hebben. Hoor, vader Rots , geen droefheid: ik zal het je fchieten: dan ken je den fchraper voldoen. Tegenwoordig heb ik wel niets meer dan ik tot myne uitrusting noodig heb; maar ik wacht dagelyks geld. ROTS. Gy zyt al te goed, mynheer 1 ik ben u wel zeer verpligt. stukpoort. Ik, goed?... In 't geheel niet. Dit is zo myn liefhebbery. Het eerfle vyandelyke fchip, dat ik ontmoet, zal het my vergoeden. Ik vecht tegen de trouweloozc en roofgierige vyahden van myn vaderland niet, dan alleen om de behoeften van myne landgenooten te vervullen. A 4 KOTS.  6 TEUNIS en TEUNTJE, rots. Gy vecht dan uit een zeer edél en lofwaardig grondbeginfel. — Maar dit is thans de zaak niet Ik heb beloofd , en my by gefchrifte verbonden, den heer Bertrand het geld binnen den tyd van één jaar weder ter hand te (lellen, of, hem myne dochter ten huwelyk te geven ; niet omdat ik hem tot fchoonzoon begeerde, maar omdat ik hoopte hem in tyds myn fchuld te kunnen afbetalen, en dus van myn woord omtrent myne dochter ontflagen te raken. De tyd is middelcrwyl vcrftreken, en myn vervolger geeft my, ter vervulling mynpr belofte, geen uitflcl dan tot morgen. stukpoort. De ouwe duitendief bemint haar dan ? rots. Ja'; na zyn.geld, en het geld van anderen, is tmp Teuntje het eenigfie dat hy bemint. stuk poort. Wel, je moet hem de meid geven. Hy zal aan dan cenen kant fchrapen, en zy aan den anderen kant verkwisten: ö, dat zal een hccrlyk huishouên'uitleveren! Je zult ook de eerfte vader niet zyn, wiens fchulden door de dochter betaald worden. rots. Dit'is in zo verre goed. Maar, deze heer Bertrand heeft een' neef, die een brave en hupfche jonge is. STUK-  TOONEELSPEL. s STUKPOORT. Ho! ho!zeer verfiaanbaar. Teuntje zou liever-willen dat je de fehuldenaar van den npef dan, van den oom waart; niet waar? ROTS. Net geraden; en ik wou het ook liever: de jonge is vol goede hoedanigheden. STUK POORT. Ik geloof het wel; maar de geldkist van den ouwen is vol goede fchyven. ROTS. De rykdom doet ons niet gelukkig zyn:. ikzelf heb het ondervonden. Ik ben niet geboren voor den ftand waarin gy my geplaatst ziet; ik had- met reden naar een' aanzienlyken rang kunnen dingen; maar ik beminde Teuntjes moeder, die meesteres dezer herberg was, en ik heb haar beroep by de hand genomen. Nimmer ondervond ik het fchandelyk te zyn de gastvryheid te oefenen; en ik ben altyd van gedachten geweest, dat 'er geen (laten gevonden worden , die hunne bezitters onteeren ; maar wel, dat 'er menfehen zyn, die hunnen rang tot fchande verflrekken. STUKPOORT. Gy redeneert' zeer wel. 't Is ondertusfehen eene treurige ondervinding, dat men met dus te redeneeren doorgaands niet veel wint. ROTS. Word 'er dan zo veel verelscht~om gelukkig te zyn > A 5 ARiA.  ïo TEUNIS en TEUNTJE, ARIA. Gepaard met een deugdzame gade, Is ons geluk op de aard' volmaakt: Men vrecz' geen grievende ongenade, Als de cendragtsband niet word gcflaakt: Met ware liefde, en reine zeden , Geen' overvloed, een weinig wyn, En door geen boezcnifmait bellieden, Kan ieder licht gelukkig zyn. Als my 't belang van myne zaken Slechts één* dag aan myn huis onthoud. Wat blydfchap moge ik dan niet fmaken Zodra ik daar weêr worde aanfchouwd! Een kind zit op myn knie te loeien ; Een ander drukt myn hand met lust; Terwyl de moeder, onder 't ftreelen, My aan haar' boezem welkom kuscht. Ik zie my een goed maal bereiden: Geen dartle zwier komt daar te pas : Wy drinken, met de kindren, beiden, ÏSy beurten, uit het zelfde glas : De teêrfte vreugd van 't rein geweten Verrukt, verlustigt onzen geest; En Liefde, met. ons aangezeten, Maakt van dit maal voor ons een feest. 't Is om myn Teuntje het zelfde geluk te verfchaffcn, dat ik haar, naar hare neiging, wensch uit te trouwen. s TUK-  TOONEELSPEL. $i S TUKPOORT. Die denkwyze is, inderdaad, ten uiterlïe prysfelyk. ROTS. Slechts één énkel oogenblik in myn leven, voedde ik zucht tot fortuin; helaas! ik ben 'er voor gefiraft; ik voedde die zucht nochtans niet om mynentwüle. VIERDE T O O N E E L. STUKPOORT, ROTS, ANTONI BERTRAND. ROTS. Ach! zie daar den ouwen heer Bertrand, die Weêi komt om me te drukken. BERTRAND. Goeden dag, vader Rots; goeden dag, famen. ROTS. Goeden dag , mynheer Bertrand. STUKPOORT. Goeden dag, mynheer. Alten zwygen zy een poos, als of zy niet weten wat zy zullen praten. ROTS. Het fchynt dat de wind zuidwest loopt. BERTRAND. Ja, 't is een ftormwind. STUK'.  ja TEUNIS en TEUNTJE, stukpoort. Met dien wind moet men nooit denken te trouwen, heer Bertrand,... vooral niet op uwe jaren ! bertrand. Kom, kom! Je kent zekerlyk het fpreekwoord wel, heer kapitein: Met een nieuw fchip, en een' ouwen Huurman, is het veilig zee te kiezen. stukpoort. Ik geloof dat je reeds hoogbejaard bent? bertrand. Dat zal my niet beletten met juffrouw Teuntje onder zeil te gaan. stuk poort. Dat raad ik je ernstig af, mynheer Bertrand. bertrand. En wat meen je zou my verhinderen, om haar tot myn vrouwtje te nemen ? stukpoort. De gegronde vrees, dat je haar niet voor jezelven alleen zult kunnen behouden. bertrand. ó, Dat is myn zaak. stukpoort. Een ander zou 'er wel zyn zaak van kunnen maken. bertrand. Dat 's tot daar aan toe. Te-  TOONEELSPEL. 13 Tegen Rots. Te kent onze bepalingen. Je weet waar het op aankomt. Je moet befluiten. Ik heb reeds drie maanden gewacht. STUKPOORT. Het meisje zou noch wel langer kunnen wachten. BERTRAND. Je fchertst altyd, heer kapitein. STUKPOORT. Waarom niet, mynheer Bertrand? Gy vermaakt u met geld byëen te fchrapen 3 ik vermaak my met lagcnen : ieder moet zyn fpeelpop hebben. ROTS. Myne dochter is noch zo jong... STUKPOORT, tegen Bertrand. Indien je me gelooven wilt, moest je die zaak maar aan je' neef overlaten: hy zal je' plaats by juffrouw Teuntje wel vervullen. BERTRAND, verjloord. Ik heb jouw' raad niet van doen, monfieur kaper. ROTS, tegen Bertrand. Je ziet wel, dat mynheer de kapitein van myn gevoelen is: zo groot een verfchil van jaren in het huwelyk, als tusfchen u en myne dochter, kan niet dan onjeluk te wege brengen. DUO,  li TEUNIS en TEUNTJE, DUO. ROTS. Ecii jiaai, die, oud, Een jong kind trouwt, Maakt zekerlyk zyn reckning fout: Hy ieeft, helaas! In woest geraas: Altyd is 't morren; Altyd is 't knorren ; Spreekt hy van heet, zy fprcekt van koud: De hel word in dat huis gebouwd. Maar, waar 'er twee, gclyk van jaren , Uit liefde paren, Daar is 't dat de eendiagt zich onthoud: Wanneer een zucht Het hart ontvlugt Om cenig goed; Dan heeft de deugd Weldra, met vreugd, Dien wensch geboet. ROTS dl STUKPOORT* Maar hy , die, oud, Een jong kind trouwt, 1 Slaakt zekerlyk zyn reckning fout : Enz. ROTS. Wacht flechts nog eenige dagen, mynheer Bertrahd. Je weet, ik heb twee duizend guldens aandeel in het fregatfehip de fchoons Margaretha, dat eindelyk binnen kort vel te rug zal komen. S T Ü K-  TOONEELSPEL. 15 STUKPOORT. De fchoone Margaretha, gevoerd door kapitein Weêrkeer? ROTS. Het zelfde vaartuig. Heb je 'er iets nieuws van gehoord, kapitein ? S T-U K P O O R T. Vóór omtrent drie weken, vond ik het in Kadix liggen, om gekalefaat te worden. Het had een' prys van twee honderd last, met eene ryke lading uit de Oost komende, genomen, en brengt meer dan vier kapitaal winst aan zyne reeders mede. Het zal welhaast opdagen. Twee fehepen ryden in 't gezigt van deze haven ten anker, en wachten Hechts op het hoogfte water , om binnen te loopen. Mogelyk is de fchoone Margaretha wel één van deze beide fehepen. ROTS, Stukpoort omhelzende. Zou 't waarheid kunnen zyn !— Och, mynheer Bertrand , heb noch eenige dagen geduld. Ik wil je myn fchuld gaarne dubbeld betalen. BE R TR AM D. Ik kan je niet langer uitftel geven; op myn geweten! STUKPOORT. Het geweten is een teêr ding, mynheer Bertrand. BERTRAND. Ik ben altyd van die zyde zeer zwak geweest. STUK-;  16 TEUNIS e n TEUNTJE, s ïukpoor t. Ik wil gaarne gclooven , dat het je' fterke zvde juist niet is. bertrand. Ik geef om al die fchoone praatjes niets. — Vader Rots, ik wil je' dochter hebben : morgen moet zc mn me voor commisfarisfen gaan, of, je zult van myhooren. Hy vertrekt. VTF D E TOONEEL. stukpoort, rots - jeuntje, opkomende, zonder gezien te worden. rots. Ach! myn waarde heer kapitein, hoe veel ben ik je verpligt! Ik zal niet genoodzaakt zyn de neiging van myri lieve Teuntje te dwingen. teuntje, ter zyde. Ze praten van my. rots. En ik zal haar gelukkig kunnen maken, door haar aan Teunisten huwelyk te geven, met een kapitaaltje, dat evenredig is aan hünn' beider rang. Ik ga haar roepen , om haar zo veel goed nieuws te vertellen. Maar, de droes, daar is ze Ik geloof, waarentig, dat de pry ons beluisterd heeft.  TOONEELSPEL. 17 Tegen Teuntje. Wat deed je daar? teuntje. Ik nam de tafel af van mynheer den kapitein.— Vaderlief, wat ben je lang uitgebleven! Zy omhelst hem. rots. ja; ik was met Antoni Bertrand in gefprek. teuntje. Den neef? r 0 t Si Neen; den oom. teuntje. Je weet wel, dat zy beiden een' zelfden naam hebben ? rots. Ja ; maar tusfchen hen beiden is toch noch een groot onderfcheid ; niet waar ? teuntje, haar', vader weder omhelzende. El, ja, vader ! rot s. Ik weet niet wat ik van je zeggen zal : je flikflooit me van daag zo fterk. teuntje, hem geduriglyk liefkozende. 6 Vader, dat komt omdat ik je lief heb. rots, ter zyde, tegen Stukpoort. Zy heeft alles gehoord. B Te-  18 TEUNIS en .TEUNTJE, Tegen Teuntje. Wy fpraken van je uit te trouwen aan den ouwen heer Eertrand. Wy hebben ten dien einde eenige fchikkingen gemaakt. Van dit voornemen heb ik je noch niets gezegd gehad.' teuntje. Je Ppraakt van my uit te trouwen aan den ouwen heer Bertrand! rots. Ja, van je uit tetrouwen aan den ouwen heer Bertrand. stukpoort. Waarom haar zo te kwellen , ouwevrind? Doe haar het aangename nieuws, dat je haar te melden hebt, toch niet'koopen. Vaar ïntusfchen wel. Ik moet gaan: ik heb eenige manfchap noodig, om myn fcheepsvolk, dat veel geleden heeft, weder voltallig te maken : ik zal die trachten te vinden. — Aanvallig Teuntje,op je bruiloft hoop ik ten minfle tegenwoordig te zyn. Teuntje maakt eene befchroomde buiging, /preekt niet, ziet haar' vader aan, en is ten eenenmale ontjleld. ZESDE T O O N E E L. rot S, teuntje. rots. Je bent dan wel Zeer verlegen, om te zeggen, dat je Teunis bemint; niet waar, dochter? teuntje. Ik hem beminnen!... omdat hy nu en dan aan ons huis  T O ONEELSPEL. iq huis komt?... Je hebt hem zelf daar aanleiding toe gegeven, vader! Rots. Ja, dat heb ik gedaan, omdat ik herii bemin. Ik verbeeldde my, dat je met hem gelukkiger dan met een' ander' man, wie het ook wezen mogt; zoud zyn. Ik keur jelui beider denkwyzegoed. Tracht je'liefde niet te ontkennen, dochter: men moet niets dan 'tgeenfchandelyk is bedekken...Voel je ook eehig heimelyk verwyt? TEUN TJE. Ja, vader, het verwyt, dat 'ik je niét vroeger myrt hart ontdekt heb. ROTS. Ik kan dat ftilzwygen niet kwalyk keurën. Een jong hieisje bemint fomtyds eer zyzelve het weet. Hare ouders voegt het over haar hart, dat zyzelve noch niet kent, te waken. Wees gelukkig:' dit is alles wat ik begeer. De voorlpoed begunstigt myne wenfchenj en het zal je niet tot ongeluk verftrekken, my tot vader te hebben. Teuntje drukt haar' vader, met een levendig gevoel van liefde en dankbaarheid, in hare armen. Maar je bewyst my liefkozingen, die, naar ik gis i eigenlyk aan Teunis toebehooren. TEUNTJEi Neen, vader; zy behooren aan niemant dan aan u. Zo ik Tennis bemin , is het alleen omdat hy in goedheid van hart naar u gelykt. Luister: gisteren avond wandelden wy langs de haven met nichtje Margaretha; B 2 ter-  ao TEUNIS r. N TEUNTJE, terwyl wy fpraken... over onze liefde... wierd nichtje onpasfelyk: Teunis befpeurt het, en floot my, uit yvcr om haar behulpzaam te zyn, byna op den grond. KOTS. En je waart niet een wein'g jaloers ? TEUNTJE. In tegendeel , vader: ik omhelsde hem uit al myn hart... Doch kort daarop was ik 'er ten uitcrfte befchaamd over. ROTS. Met zulke gevoelens kunt gy beiden niet dan gelukkig wezen, lieve dochter. Ik ga naar de haven, om my te verzekeren van 't geen de kapitein my gezegd heeft. TEUNTJE. Ga 'er noch niet. ROTS. Waarom niet ? ;' TEUNTJE. Blyf hier. ROTS. Waartoe ? TEUNTJE. Omdat ik je niet durf zeggen, vader... dat Teunis hier zal komen. ROTS. Ei, ei! zo, zo!... Nu, je zult hem wel evenzo willen ontfangen, als of nichtje Margaretha onpasfelyk was. TEUNTJE. ö Neen , vader. ^ l'~  TOONEELSPEL. 2j ZEVENDE T O O N E E L. TEUNTJE, alken. Wat zal Teunis zich verheugen , wanneer ik hem zeg, dat myn vader... maar ik moet hem zeggen, dat zyn oom... neen ; ik moet hem eerst vertellen dat kapitein Stukpoort... neen!,., ó , myn hart is zo vol van myn geluk, dat ik niet weet wat ik eerst zeggen zal! ARIA. ó Heilryk uur! ó ftree'end blaken! 6 Zoete hoop, die my vervult! Als wc onzen minnaar haast gelukkig zullen maken, Wat toeft men dan met ongeduld! Myn teder hart , dat kwyncnd finacht, Door ongeduld op 't hoogst gedreven , Is ,"Sls de zee , die, door de kracht Van Zefirs aêm, op 't lterkst moet beven. Als zo veel liefde, in zo veel pfnen, Ontïlaat, dat ik in 't afzyn blaak; ó Teunis! dan zal uw veifchyneii My vast doen flerven van vermaak ! Maar wat Iaat hy my wachten!... Indien hy wist... Ha! daar is hy!... Neen; 'er is niemant... Ja, toch!... Het is zyn ouwe oom : ... wat ben ik ongelukkig! Ik zal naar binnen gaan. Zy vertrekt, zonder gezien te •worden. .i E3 AG T-  22 TEUNIS en TEUNTJ E, A G T S T E T O O N E E L. iertra nd, alleen. De kapitein had recht: ik heb het vaartuig herkend: 't is het fregat de fchoone Margaretha; 't ligt ter reede. Wy moeten nu geen' tyd verliezen: wy moeten de toefiemming van Teuntje trachten te verkrygen, t?rwyl wy die van haar' vader niet verkrygen kunnen. Indien hy dan het geld voor ons gereed heeft, zullen wy het ontfangen , zonder juist om den interest te vragen; daarvan zullen wy zwygen, dat fpreekt van zelf. Ny Zet zich op een bank neder. NEGENDE T O O N E EU bertrand, teuntje. teuntje, langzaam opkomende, en rondkykende, zonder Bertrand te zien. . Teunis komt noch niet. Wat valt het wachten fmartelyk!... Bertrand onverwacht gewaar wordende. Ach!... Gy doet my fchrikken. bertrand. Dat was myn meening niet, lieve Teifntje: ik tracht ' niet anders dan je vermaak aan te doen. teuntje. Wie! jy, mynheer Bertrand? fcEJU  TOONEELSPEL. 23 BERTRAND. Ja , bevallig fcbatje! je houd je even als of je niet wist, dat ik je bemin. TEUNTJE. Neen, zo hou ik me niet; ik weet dit wel; maar ik herinner my ook, dat myn vader my eens gezegd heeft, dat jy vyf en veertig jaar oud waart, toen hy trouwde. BE RTR AN D. De ouderdom doet niets tot de zaak , myn tortelduifje : je weet wel, dat droog hout veel eerder brand dan groen 3 TEUNTJE. Ja, maar het is ook veel eerder verteerd. BERTRAND, ter zyde. Zy bemint myn' neef: die liefde moet ik trachten te verdooven. Overluid. Ik zal je tot myne eenige erfgename benoemen, hartje! en Teunis zal niets hebben ; ook wil de deugniet trouwen. TEUNTJE. Hy wil trouwen, zeg je? en met wie? BERTRAND. Met een meisje, dat hem geenszins past. Indien ze. noch naar jouw geleek, myn engel, dan zou ik het hem kunnen vergeven ; maar... B 4 TEUN-  24 TEUNIS EN TEUNTJE, TEUNTJE. ó Hemel! bertrand. Wat fchort 'er aan, boutjelicf ? teuntje. Niets, mynheer Bertrand ; niets-met-al.; ■ Hy wil trouwen? bertra nd. • Ja; hy dringt ons, dat we onze toefiemming daartoe zullen geven. Ter zyde. Zo ik haar uit fpyt my kon doen trouwen... ja, dat ware goed... Wel, fatans! daar is Teunis: nou gaat myn geheele plan naar de maan ! TIENDE T O O N E E L. bertrand, teuntje, teunis. teunis, vrohk. H a! juffrouw Teuntje !... Gemelyk. Och ! daar is myn oom. bertrand, tegen Teuntje. Je ziet hoe kwaad hy is, omdat hy my by jouw ontmoet. teunis. Goeden dag, juffrouw Teuntje ! Wat zie je 'er zwaarmoedig uit! t e v n-  T O O N E E L S P E L, 2v TEUNTJE. • En jy luchthartig !... Ter zyde. De ondankbare ! TEUNIS, Met reden, dewyl ik zo op het oogenblik de fchoqni Margaretha gezien heb. BERTRAND, tegen TeuntjeRecht zo! Margaretha is de naam van zyn vryfter. TEUNTJE, ter zyde. Ach! nu verwonder ik my niet meer, dat hy haar met zo veel yver behulpzaam was... De trouweloozel BERTRAND, ter zyde. Zie daar een fchoon qui-pro-quo. Trachten wy hen van elkander >te verwyderen , om de ontwikkeling voor te komen. Overluid. Ga heen, Teunis; je ziet wel, dat jy juffrouw Teuntje verveelt. TEUNIS. Waarom zou ik juist heengaan , oom ? Misfchien zyt gy het, die haar verveelt. —— Wat toch deert je , lieve Teuntje? je praat gedurig by jezelve! TEUNTJE. Je hebt dan met zeer veel vermaak de fchoone Margaretha gezien ? B 5 TEU-  55 TEUNIS en TEUNTJE, teunis. Wat dat betreft, 6 ja! Men zegt, ze is ongemeen ryk... bertrand, tegen Teuntje. Je hoort het zelve! teuntje, tegen Teunis. Ik dacht niet dat je zulk eene baatzuchtige ziel had. teunis. Ei, maar,myn waarde vrindinihet is om uwentwille. teuntje. Om mynentwille!... Het is dan om my te beleedigen, mynheer, dat gy... Dit gedrag ftaat u zeer flecht, daar myn vader... teunis. Wel, aan het ftrand trof ik hem aan, waar hy tegen my zeide , dat hy je dit aangenaam nieuws wilde komen berichten. —— Maar, daar is hy reeds: vraag het hem nu zelve. Verdord! je maakt je moeijelyk zonder reden. b e r t rand, ter zyde. Nou zal de bommel voorzeker uitbreken. ELFDE T O O N E E L. bertrand, teuntje, teunis, rots. rots. Wat fchort 'er aan ? Ik vind jelui reeds aan 't ky- ven !  tooneelspel: s? ven ! Wacht ten minfle zo lang tot dat je famen getrouwd bent. teuntje, op eene edele wyze. Mynheer komt my hier beleedigen. teunis. Mejuffrouw zoekt ftof tot. twisten... Ik kan 'er niets, van begrypen. rots. Mynheer... mejuffrouw... Kom , kom! zoent elkan,deren af. teunis. Voor my, niets is my aangenamer. teuntje. Wyk te rug,mynheer., teunis, tegen Rots. Je ziet het. Dit is de vrucht van 't geen je tegeii my zeide, dat ik haar moest zeggen... bertrand. Zwyg, jonge ! jy hebt ongelyk; brui heen. teunis, vervolgende. Dat ik haar moest zeggen, dat de fchoone Margaretha t'huis komt, overladen met rykdommen, teuntje, tegen Rots. Gy hoort bet: zyn fchoone Margaretha! rots. Ja, zeker: de fchoone Margaretha , het fregat, waarop. ijs, al myn geld hefteed had. teu k-  ü8 TEUNIS en TEUNTJE, teuntje. Hoe!... een fregat ?... Ach ! vader... rots. Ja; ik heb je nooit hierover gefproken: toen ik myn geld daarop plaatfte , waart gy noch een kind. teuntje. Het is zeer flecht van u , mynheer Bertrand , op zulke hooge jaren zo vcrweêrd te liegen. Hoor, vader, ,hy heeft my verteld , dat Teunis die fchoone Margaretha wilde trouwen. teunis, Ik een fregat trouwen ! ha ! ha! ha! ha ! rots, tegen Bertrand. Is het u niet genoeg , huisgezinnen uit te zuigen ? Moet gy u noch toeleggen om vryers en vryflers tegen elkander op te hitfen ? Gy hebt een lage ziel, een' verachtelyken aart. Gelukkig ben ik in (laat om u te voldoen. Ik wil u nimmer weder zien. bertrand. Zeer goed. Je zult wél doen , my te betalen ; of... myne maatregelen zyn genomen. Hy vertrekt. rots. Ga ! men vreest de boozen niet als zy ontmaskerd zyn. TWAALF-  TOONEELSPEL; 25 TWAALFDE T O O N E E L. teuntje, teunis, rots. rots. Komt, kinders'. je hebt geen van beiden fchuld r zoent eikanderen weer af. teunis. ó Myn onfchatbaar geliefde Teuntje, ik bezweer u, dat nimmer..* H,elaas ! zy wil my niet hooren! rots. Maak voort, maak voort met all' die bezweeringen r. ik hoor je, ik! teunis. Zy verwaardigt zich niet eens om my aan te zien 1 teuntje. Ik durf niet. teunis. Waarom niet, lieve meid? teun tje. Wel, lieve jonge, omdat ik je verongelykt heb. teunis. Uw gedrag diende nergens toe dan om my van uwe tederheid te overtuigen , en de myne tot u te ver- grooten. ROTS,  3o TEUNIS en TEUNTJE, ROTS. Kom, kom ! dit alles moot vergeven en vergeten zyn. Teuntje reikt haar hand aan Teunis, die ze kuscht. Zoen haar af, durfniet! toe, lustig, zoen haar af, al is ze uw vrouw noch niet. Teunis omhelst Teuntje. Goed zo!... Maar nu lig jelui over hoop met detl ouwen heer Bertrand. teunis; Wat zwarigheid! 't Is waar, hy is myn oom,en zelfs myn peetoom; maar ik hang van hem niet af. ROTS. Hy heeft echter veel invloed op den geest van je' vader. Ik raad je hem voor te komen. De boozen hebben altyd ftreken. Hier begint zich het gebruisch der zee te doen hooren. Rots, die nu en dan de haven rond kykt, ziet Teunis aan, terivyl deze hem niet hoort, en de hand van Teuntje teder tusfchen de zynen drukt. De vryers hebben nooit gedaan Komt, haast je , binnen te komen: wy konden wel ftorm krygen. — Be beide gelieven fehynen zich van tyd tot tyd ten eenenmale aan hunne tedere neigingen over te geven. Wat is het aangenaam en verrukkelyk het geluk zyner kinderen onder zyne oogen te zien opluiken ! Hy brengt de Jloelen en tafels binnen, onder hst zingen van de volgende D UO.  TOONEELSPËL; 31 DUO. TEUNTJE. Neigt 's minnaars zin Naar vreemde min, Dat Iiem daarin *t Berouw verwinn* 1 Een nieuwe gloed Streel' zyn gemoed; Doch de inkeer fpoed. Zich op den voet. Helaas I een jong onfchuldig hart, Door drift verward, 0»tvlugt,in 't jagen naar gencujjt', Zyn ware vreugd. TEUNIS. Cecn' wuften zin, Maar trouwe min, Stort gy my in, 6 Myn vrindin ! Treft nieuwe gloed Goit myn gemoed; Myn inkeer fpoed* Zich op den voet! Gy leeft fteeds in myn teder hart > Vol Jiefdefmart; En '6 zoek myn hoogfte zielgeueugt* In uwe vreugd. TRIO, TEUNIS. Maar 't waait heel hard. ROTS. De lucht word zwart. TEUNIS. Ik zie aan de kimmen Een donderbui klimmen. ROTS. De loeijende zee Beukt woedend' de reê. Wat fchrikkelyk weder ! Wat aklig gezigt ! De blikfem fchiet neder m  32 TEUNIS en TEUNTJE, Met ysfelyk liclit. Wat aklig geziat In 't ysfelykst licht! liet fcheepsvolk, door winden En golven vermand, Poogt redding te vinden In 't rotijen naar *t ftrand: Maar, ydcl belhanl Het ziet, fcliier bezweken, Zyn riemen verbreken : 't Is met hen gedaan. ALLE D It !E. ö Gy, Hemelheer ! Zie gunstiglyk neêr; Dryf de onweersbui onder ; Betoom uwen donder. Einde van liet eerjle bedryf. T W E E-  TOONEELSPEL. 33 TWEEDE BEDRYF. EERST ETOONEEL. TEUNTJE, alken. ARIA. D e ftorm neemt eindélyk een' keer; De v\ind fchynt in den flaap te raken; En 't zoet der hoep, die ons doet blaken, Verkwikt, na d'angst, ons des te meer. De zon fcbiet hare (talen neêr; Het vee droogt zyne vachten wéér; 'r Gevogelt' klapt met zyne wieken ; De vreugd begint in 't hart te krieken; En 't is of zich de zee bedwingt, Nu 't fdleepsvolk weder vrolyk zingt. TWEEDE T O O N E E L. TEUNTJE, TEUNIS. TEUNIS. Teuntje! Teuntje! TEUNTJE. Wel nu ? TEUNIS. ö, Myn vader is te vrede: hy bewilligt in myn verzoek : hy heeft het gelukkig lot van uw' vader verftaan, en zal, volgens de welvoegelykheid, een bezoek C by  34 TEUNIS en TEUNTJE, by hem wegens ons afleggen. Dit alles veroorzaakt het geld. Wat zyn de lui daarmede ingenomen ! Zeg, Teuntje, bemint gy my meerder federt gy ryk geworden zyt ? TEUNTJE. Ja, wel degelyk, myn waarde, federt het oogenblik dat ik weet , dat gy de myne wierd: gy zyt al myn rykdom. TEUNIS. En gy de myne. Ik gevoel niets dan myn geluk! TEUNTJE. En het myne tevens. TEUNIS. Is dit niet het zelfde ? kunnen wy 't een zonder 't ander genieten ? DUO. TEUNIS. Naarmate we ons niet weermin (Treden, Naarmate ontvlamt ook onze gloed. Wanneer we in eene neiging declen, Word zy ftecds waarder aan 't gen.o:d. Ons wederzyds gedienstig leven Strekke onze min ten onderpand. Door kommer noch verdriet gedreven, Sticht onze ziel (Teeds zoeter bi and. Verveling is 'er nooit te vreezen Waar liefde 't hart in vlammen zot. Uw heil zal myn bedoeling wezen; Uw dierbre wil myn lioo'fU wet. TE SAMEN. Naarmate, enz. DER-  TOONEELSPEL. 35 DERDE T O O N E E L. TEUNTJE, TEUNIS, BERTRAND. EERTRAND, met eene kwaadaartige vrolyklieid; Komt, lustig, kinders, weest vrolyk! TEUNTJE. Wy hebben 'er uw verlof niet toe noodig; TEUNIS. En uwe tegenwoordigheid ook niet. BERTRAND. Oei loei! Misfchien! misfchien! Ey voorbeeld, zo ik je reis'vertelde, dat het fchip van vader Rots in het gezigt van de haven verging. Wel nou, Wat zegje? TEUNTJE. Zou het mogelyk kunnen zyn ! BERTRAND. Dit kan niet alleen zeer mogelyk zyn, maar het is zelfs waarachtig. TEUNIS. Wat ramp! Spant dan alles te (amen , om my volflrekt ongelukkig te maken! BERTRAND. ö, Dit is noch niet alles ! Je kunt Teuntjes vadei1 in de gyzeling gaan bezoeken. TEUNTJE. o Hemel ! C 2 TÈir.  oo" TEUNIS en TEUNTJE, TEUNIS. In de gyzeling!... Zo ik 'er by geweest ware, toen... BERTRAND. Hy is 'er alleenlyk in geplaatst, om hem zyn woord te leeren houden;... om anders niets! TEUNIS. Ach, oom!... TEUNTJE. Ach, mynheer Bertrand!... BERTRAND, /pottende. Aap, wat heb'je een' mooijen jongen! —6, Wat weet men nou fyntjes te zingen l Hen nabaauwende. „ Ach, oom! ... ach, mynheer Bertrand! '\.. Dit is de toon niet, waarop jelui ftraks tegen my (praakt. Ieder een beurt; dat is niet te veel. TRIO. TEUNTJE. Helaas! zie onzen tranenvloed. TEUNIS. Laat deerei is uw hart bewonen. TEUN T J E. Neem deel in onzen tcgenfpoed. BERTRAND. 't Is zwakheid deerenis te toonen. Gy lagchte ftraks met mynen gioed, En durfde zelfs myn teerheid lioonen. TE V-  TOONBELSPEL. 37 TEUNIS. Neem de l in onzen tegenfpoed. TEUNTJE. Laat deerem's uw I art bewonen. Helaas! zie onzen tranenvloed. BERTRAND. 't Is zwakheid deerenis te tooner. Gyzelf verhardde myn gemoed. TEUNIS. Sta op, Teuntje! onze gebeden zullen toch vruchteloos wezen. TE UNTJE. Wy kunnen niets op zyn gemoed verwerven. TEUNIS. Hoop niet hem te zullen vermurven : hy heeft een hart van ftaal... Ga uw' vader vertroosten, en verlaat H voor het overige op my. Hy vertrekt. BERTRAND, fchimpende. Zie daar, inderdaad , een' voortreffelyken voorflander! VIERDE T O O N E E L. TEUNTJE, BERTRAND. TEUNTJE. Heb ik dan niets van uwe goedheid te hopen , waarde heer Bertrand ? C 3 B E R-  38 TEÜN-IS en TEUNTJE, BERTRJISD. Ha! ba! ,, Van myn goedheid... van myn goedheid... waarde heer Bertrand !" Wat zyn die hekken geweldig verhangen! teuntje. Gy wilt dan dat ik van hartzeer zal fterven? bertrand. Neen; dat wil ik niet; maar ik wil geld hebben, en dat is rechtmatig, denk ik. teuntje. Gy zult dan myn' vader de vryheid niet wedergeven ? bertrand. Dit (laat alleenlyk aan u. Je hebt me tot zyn hechtenis gedwongen. Had je in tyds naar goeden raad willen luisteren, dan ware dit alles niet gebeurd. Dit zyn de gevolgen van de halltarrigheid. Zo moet men met fchade leeren wys worden. Teuntje vertrekt, veenende. V T F DE T O O N E E L. i ■ bertrand, alleen. Wy hebben wel gedaan ons hard te houden. Nou moeten wy ons uitgefchoten geld terug hebben, en dan bet meisje voor biüyken interest daarenboven. Wy zullen hen leeren met ons den fpot dryven. ARIA.  TOONEELSPEL. 29 ARIA. Berouw zy 't loon der trotfche fclioonen, Wier hart ondankbaar ons veracht. Het zoet der wraak moet my beloonen Voor al de fmaad my toegebragt. Dat zoet groeit aan , zelfs onder 't fmaken , Tcrwyl geen tyd het ooit verflind. Het zoet der min moog' dra vermallen, Maar 't vlugt zo ras als kaf voor wind. Rouw beloone Elk trotfclie fchoone, Wier hart ondankbaar ons veracht. Dat my het zoet der wraak bdoone Voor al de fmaad my toegebragt. Ivfaar, wat wil die zeebonk ? ZESDE T O O N E E L. BERTRAND, EEN MATROOS. DE MATROOS. Mynheer, zoud ge my hier ook ergens een' zekeren Antoni Bertrand weten aan te wyzen? BERTRAND. Ja, wel! die ben ik zelf. DE MATROOS, hem van het hoofd tot de ■ voeten bekykende. Gy! . Ter zyde. De kapitein beeft my zekerlyk" degelyk by den neus C 4 ge-  40 TEUNIS en TEUNTJE, gehad. M4\t , zo gekregen , zo gegeven , zegt het fpreek woord. Tegen Bertrand. Gy zyt het dan ? Dat is puik. Je fchynt my een hupsen kaereltje te zyn. Welaan , kameraad ! de wind is gunstig: wy moeten heen. bertrand. Goede reis! de mat roos. Je moet ten eerfïe je' plunjetje by elkander pakken: met het hoogde water, loopen wy de haven uit. bertrand. Wat is dat te zeggen? Heb je ook een' (nor weg? de matroos. / Noch ééns:, zyt gy Antoni Bertrand? bertrand. Ja, zekerlyk. de matroos, fchimpend*. Van eene vry goede geftalte ? bertrand. Van geene kwade, naar men zegt. Ja , ik be;: hét. de matroos, als voren. Omftreeks vyf en twintig jaar oud? bertrand. Iets meerder. ' ' DE.  T O O N E E\L SPEL, 41 DE MATROOS, als V0«n. Vy'f voet, vyf duim lang? BERTRAND. Iets minder. DE MATROOS, als voren. Met fchoone kastanjebruine lokken voorzien ? BERTRAND. Ik heb die ongemeen fraai gehad. DE MATROOS, als voren. Wél befneden van aangezigt ? BERTRAND. Dit is juist myn beeldtenis. Ja , ik ben het zélf. En zo een zeker meisje my verfmaad... DE MATROOS, ernstig. Verbonden voor den tyd van drie jaren, om te dienen op het fchip de geweldige! r. ERTRAND. Ik ben het niet, neen! waarachtig, ik ben het niet DE MATROOS, hem by de mouw vattende, Kom, kom! geen malle praatjes! je moet voort! ZEVENDE T O O N E E L. BERTRAND, DE MATROOS, TEUNTJE. TEUNTJE, in het opkomen, tegen Bertrand. Ach! mynheer, geef hem de vryheid. C 5 V "  42 TEUNIS en TEUNTJE, de matroos, 'zich verbeeldende dat tegen hem gefproken word. Dat is niet in myn vermogen. teuntje, tegen Bertrand. Je wilt dan dat hy in de gyzeling zal derven? de matroos. In de gyzeling ? dat kon hem wel overkomen. bertrand, tegen Teuntje. Alles wat gy zegt is zo goed als niets. de matroos, Bertrand by den arm vattende, en zyn' rotting dreigend opligtende. Ja , voorzeker! zo goed als niets. — Kom , paai! kom; je moet op (taanden voet voort : al dat talmen kan hier niet baten. Kom voort! teuntje, Bertrand by den anderen arm weêrhoudende. Och! mynheer Bertrand , ik bid je, vertoef één oogenblik; hoor my; laat u bewegen. bertrand, Neen , de duivel haal me! Ik hoor naar niets; ik wil met niets te doen hebben. Geld moet 'er wezen, geld ! Laat my met vrede! Hy poogt zich los te rukken. TRIO.  TOONEELSPEL, 43 t TRIO. teuntje , tegen Bertrand. Ik bid , mynheer ! ach ! hoor my aan: Myn vader zal van druk vergaan; Ach ! hoor my aan: Myn vad^r zal van druk verga: n, BERTRAND , tegen den matroos. Biui heen, brui heen; pak andrenaan: Wacht u- de hand aan my te liaan. Wat fnood beftaan! ö Hemel! ach ! ik ben verraén. de matroos, Bertrand gedurig met den rotting dreigende* Kom aan, kom aan , hier niet te (taan; Kom aan , naar boord gegaan, Naar boord :e;aan , naar boord gegaan: Kom aan, 't is u geraên! A G T S T E T O O N E E L, bertrand, de matrOos , teUNTje , ' stukpoort. STUK POORT. "Waartoe dient dan al dat fchrikkelyk geweld? de matroos, Bertrand by den arm hebbende. Deze fchelm, kapitein, wil niet méégaan. teuntje. Ach ! mynheer Stukpoort, zo gy iets over den heer Bertrand te zeggen hebt... s t U Kt,  4* TEUNIS en TEUNTJE, stukpoort. Ik ! Niet het minste. de matroos. Hoe ! is hy de knaap niet, dien gy my bevolen hebt aan boord te brengen ? stukpoort. Wie! hy Ik zou hem voor geen' pluimgraaf willen hebben. Inderdaad, indien ik hem geworven had, had ik een fchoone keus gedaan! teuntje. Ik bid u, mynheer Stukpoort, verpligt hem dan om myn' vader uit de gyzeling te ontflaan. stukpoort. Hoe! mynheer Bertrand, heb jy je' fchoonvader in de gyzeling laten zetten? Waarachtig, je bent een fraaije fchoonzoon! — Hoor, juffrouw Teuntje, ik weet geen beter middel om je' vader vry te maken, dan dat je dezen babok tot je' man neemt. te u n t je. Ongelukkige, als ik ben! Nu, mynheer Ber- trant, ricwyl het dan niet anders wezen kan... ó Myn Teunis!... stukpoort. Daar komt vader Rots : ik dacht dat hy in de gyzeling zat? wv Ar E -  TOOJ(niSP£Iv 45 NEGENDE T O O N E E L. BERTRAND, DE MATROOS, TEUNTJE, STUKPOORT, ROTS. TEUNTJE, naar haren vader vliegende, en hem om den hals vallende. 6 My n vader! BERTRAND, ter zyde. Hoe fatan zit hier de vork in den fteel ? Rots is op vrye voeten, en ik heb noch geen geld! TEUN TJE. Maar hoe! je bent reeds ontflagen? ROTS. Een» edelmoedige en onbekende hand Helt my in vryheid^ Aan haar ben ik het geluk verfchuldigd van u weder te zien , dochter. Jjy grypt de hand van Stukpoort , dien hy voor zyn? verlosfer houd. Kan ik óók het geluk niet hebben, mynheer Stukpoort , die waardige hand aan myn hart te drukken]? Stukpoort antwoord niet. My te beletten myne erkentenis aan myn' verlosfer te doen blyken, is de helft der bewezen weldaad my onthouden. Ach! myjjhecr!... STUK POORT, hem in de rede vallende. Ik bid om verfchooning : ik ben het niet, die u heb ont-  45 TEUNIS en TEUNTJE, ontflagen: ik zou zo veel omftandigheden niet maken. Zo op het oogenblik hoorde ik eerst dat men u had laten gyZelen. LAATSTE T O O N E E L. bertrand, de matroos, teuntje, STUKP.OOilT, rots, teunis. teuntje, tegen Teunis , die Schoorvoetende nadert6 Myn beste vrind! kom, fchielyk. Zy val hem by de hand, en trekt hem naar voren. Myn vader is reeds hier, op vrye voeten... Ziet °-e hem dan niet? stukpoort, tegen Teunis. Ha, ha, kameraad! ben je daar? Kom aan; je moet je gereed maken om naar boord te gaan : wy moeten vertrekken. teuntje. Hoe! Wat wil dit zeggen? te unis. Ja, myn lieve Teuntje, het is zo: ik moet vertrekken. Toen ik , door het verongelukken van het fchip de fchoone Margaretha, en doorliet gyzelen van je' vader, befpeurde, dat ik, op bevel van myn' vader, volfirckt van u afiiand zou moeten doen, kon ik niet befluiten langer in dit land te blyven, en u °de vrouw van myn' oom te zien: ik heb my verbonden met kapitein Stukpoort, en kom thans voor altoos affcheid nemen. STOK-  TOONEELS PEL. 47 STUKPOORT, verwonderd, tegen BertrandHoel is die jongeling je' neef? BERTRAND. Ja, hy is het zelf, voor wien men my waarfcbynelyk op eene arglistige wyze wilde doen doorgaan, toen ftraks die verdoemde matroos... STUKPOORT. Wel, daar ben ik blyd om. Ik zal de zaak zien te fchikken. Teunis fchynt een brave jonge; en, hoewel hy my drie honderd guldens gekost heeft... ROTS, fchielyk. Hy heeft je drie honderd guldens gekost? STUKPOORT. Ja , gewis. ROTS. Ach, Teunis !... ach, myn zoon!.. En gy zegt niets ? TEUNIS. Ik ben niet minder blyd u in vryheid te mogen zien» en u, vóór myn vertrek, te kunnen omhelzen. ROTS. En gy weet niet aan wien ik myne vryheid verfchuldigd ben ? gy kent myn' verlosfer niet ? TEUNIS. Ik wenschte hem u te kunnen noemen. ROTS. Wel, ikzelf zal hem my bekend maken : het kan niemant anders dan kapitein Stukpoort zyn. Jis-  48 TEUNIS EN TEUNTJE, BERTRAND, ter zyde. Hoe zal deze verwarring eindigen! Laat ons de kat uit den boom kyken. ROTS. Gy zult niet willen, myn zoon , dat ik zo groot eene Weldaad aan een' .vreemdeling verfchuldigd blyve , zo lang gy in ftaat zyt my die weldaad te bewyzen. Leen my het geld, dat hy voor my heeft moeten betalen : leen my de drie honderd guldens.. . Hoe ! gy weigert ze! TEUNIS. Ik heb ze niet meer. ROTS, met veel aandoening. Myn dochter! hy heeft ze niet meer! Zou Teunis , om my te redden... Welk eene ftreelende gisllng !... óTeunis!... Hy omjielst Teunis hartelyk. BERTRAND, ter zyde. Doen wy ons voordeel met dit ftilzwygen. Tegen Teuntje, met eene gemaakte goedhartigheid. Ik heb uw' vader in de gyzeling laten zetten : hy kan dus alleen op myn bevel 'er uit ontflagen zyn. 't Is alles maar veinzery. Ik heb hejmelyk last tot zyn ontflag gegeven. TEUNIS, met de uiterfle verontwaardiging. Gy , oom !... BERTRAND. Ja , ik , neef. Immers is de fchuld my noch niet betaald... STUK-  T O O N E E L S P E L. 49 stuk poort, tegen Bertrand. Verachtelyk fchepfel! voeg geen bedriegelyke list by eene onmenfchelyke fchraapzucbt. Tegen Tennis. Geen geheimen meer, brave jongeling! De waarheid moet 'er uit. Het geld , van my op hand ontfangen. hebt gy hefteed om Teuntjes vader uit de gyzeling te ontiiaan. De zaak is als de dag zo klaar. teunis. Nu 't 'er op aan komt, wil ik de waarheid niet te kort doen , fchoon ik geen' roem bedoel. Het is zo als gy zegt Om gereed geld te krygen, tot verlosling van een' braav' man , wist ik geen beter middel uit te denken, dan by u, kapitein, dienst te nemen. stuk poort. Zulk eene edelmoedige handelwyze kan niet onbeloond blyven. teunis. Het genoegen, dat ik in het verrichten van mynen pügt finaak, heeft my reeds de wezendlykfte belooning verfchaft. Myn oom kan het geen hy van Teuntjes vader te vorderen had by zyn' procureur m gereedheid vinden, zo deze het hem niet reeds aan zyn huis heeft gebragt. bertrand. Dit, denk ik, zoh ten minste redelyk wezen. D stuk-  jo TEUNIS en TEUNTJE, stukpoort. Gy, lieve Teuntje, gy ziet uw'vader in vryheid, en u dus ontlkgen van uwe belofte om dien hatelyken gierigaart uw hand als bruid te geven. rots. En gy ook, myn dochter!... Gy wilde om mynentwille uzelve ongelukkig maken!... om mynentwille u werpen in de armen van een' man, dien gy niet kunt beminnen! teuntje. Jk heb niets dan myn' pligt trachten te doen. rots. Helaas ! myn hart bezwykt onder het gewigt der verpligting tot liefde en dankbaarheid. STUKPOOUT. Ik wil het gaarne gelooven. Ikzelf, ik, die niet weekhartig ben , voel my fterk getroffen. Zie daar, beminnelyke Teuntje, het verbandfchrift van uw' minnaar : laat hy nu met u, in plaats van met my, onder zeil gaan. Gy zult my wel vergunnen u dit gering bruiloftsgefchenkje te vereeren. — En gy,Teunis,gy zyt nu niet meer myn, maar haar eigendom. teunis, tegen Stukpoort. Edele ziel! hoe aal ik u zo veel goedheid verbelden ? ÏEUH-  TOONE. ELSPEL. jt TEUNTJE, tegen Stukpoort. Beste der menfchen! zou ik uw fchoon gefchenk kunnen weigeren ? Tegen Teunis. Maar uw vader zal zyne toeftemming niet willen geven, nu wy arm zyn! STUKPOORT. Hoe! arm? zo lang my iets overig blyft, om met anderen te kunnen deelen, zullen myne vrinden niet arm wezen. Ik verlang het handgeld geenszins te rug; bekommer u deswegen niet; en... ROTS. 'V Neen, edelmoedig vrind ! het zal u te rug gegeven worden. Myn geluk is volkomen. De Hemel vervult op éénmaal alle myne wenfchen: de eerfte bekende, dien ik, in het komen uit de gyzeling,ontmoette, was kapitein Weerkeer. S T U K P O O R T. Hy is immers verongelukt met de fchoone Margaretha? ROTS. 6 Neen! Hoor de oorzaak van uwe dwaling: kapitein Weêrkeer had dit fchip, ter t'huis reize, vergund aan kapitein Reede , wiens vaartuig, niet langer in ftaat om zee te bouwen » gezonken is; en kapitein Weêrkeer is overgegaan op den bodem , dien hy prys gemaakt had, en daarmede is hy in onze haven binnen gekomen. Nu is wel de fchoone Margaretha verongelukt, maar onze D 2 voor-  52 TEUNIS en TEUNTJE, voornaamfte bezittingen zyn allen behouden op den veroverden prys. i teunis. Hemel! wie had zo vee! geluk op éénen dag kunnen verwachten! bertrand. Wat hoor ik! Het fchip van kapitein Reede is dan gebleven ? ö Hemel! Al myn vermogen was daarop. Ik ben ten eenenmale bedorven! Hier is voor my geene uitkomst! Ik ben wanhopig ! Ik zal my moeten verhangen! stuk poort. Wel, paai! doe dat maar: dan zal uw hartzeer wel overgaan. rots. Keen, mynheer Bertrand , ondanks uwe vervolgingen, vergeet ik niet, dat gy my dienst gedaan hebt. Gykunt, in uw ongeluk, op myn' byftand veilig vertrouwen. Leef by ons; en ik hoop u te overtuigen, dat men minder gelukkig is door geld byëen te fchrapen, dan * door het gulhartig met zyne vrinden te deelen. VA U-  TOONEELSPEL. 53 VAUDEVILLE. ROTS, tegen Tennis. ' Wat vreugd ik in my op voel ryzen, lk kan u nochtans niet bewyzen De erl;êntnis,die myn ziel bewoont; Doch, waar de vrindfehap voor moet zwichten, Dat zal de tedre min verrichten 1 Een weldaad blyft niet onbeloond. TEUNTJE, tegen Teunis. Natuur, en liefde, en vriudfcbap tevens, Vergelden, tot het einde uws levens, U , mild, de gunst aan ons betoond: Myn band zou vruchtloos daarnaar trachten ; Gy moet het van myn hart verwachten : De liefde laat niets onbeloond. T E B N I S. 6 Minnaars, die, te los van zinnen, Waant, dat uw fchoonen elders minnen, Ziet toe; 't is licht haar deugd gehoond: taat ge uw ftandvasiigheid niet varen, 7.y zullen ti haar tionw bewaren: De liefde laat niets onbeloond. STUK-  54 TEUNIS en TEUNTJE, STUKPOORT. Komt my op zee een kaper tegen, En durft hy my ten ftryd bewegen, Danblyft myn kruid noch lood verfchoond : Word Hechts één fchot my toegedreven Hem word de volle laag gegeven: Neen, Stukpoort laat niets on beloond. BERTRAND, tegen Stukpoort. Door u is Teuntje my ontnomen; Door u heeft Teunis haar bekomen ; Door u word ik met fchand' gekroond. Vervloekte vent! waart gy verzopen, Of langt gy van de galg gedropen, Zo blsef myn min niet onbeloond. ROTS, tegen de aanfehouwers. Bedilzucht, al te fchsrp in 't gispen, Dooft menigmaal, door 't ftreng berispen Den moed, die 's dichters hart bewoont : Toegevendheid doet d'yver groeijen ; Erkentenis dien weêr ontgloeijen: Een weldaad blyft niet onbeloond. choor.  TOONEELSPEL. 55 C H O O R. Toegevendheid doet d'yvcr groeijen; Eikcntenis dien wcór ontgloeijen: Zien we ons door u met gunst bekroond, Die weldaad blyft niet onbeloond. EIND E.  De Gecommitteerden tot de zaken van, den Schouwburg hebben, volgens Odlroy door de Heeren Staten van Holland en Westvrieslanjcl, den sden November, 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk van TEUNIS e bt TEUNTJE, Tnoneelfpel, vergund aan j. helders en a. mars. Geene Exemplaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één' der gemelde Gecommitteerden ontierteekend zyn. AmflcUan:, dm 6. Msi, 1783.