VADERLAND S CÖË H I S T O R I E, T W E E D E DEEL.   6 VADERLANDSCHE J759 de bleef niet te min by die gedagte, en dit was ook in deze tyd het doelwit van den Engelfchen gezant Torke; Wat de Republiek hem mogt voorflaan, hoe rcgtmaatig en billyk zulks mogt zyn, het wierd als niet voldoende van de hand geweezen; Hy begreep, volgens het gevoelen van Mylord Holdernesz, dat zekere goederen, die door het recht der Volkeren of door de Traóiaaten vry waaren verklaard, door de byzondere omftandigheeden der oorlogende Mogendheden , contrabande wierden; een gevoelen , waar door de handel in de Oosterfche en Noordfche producten, ten ecnemaalen wierd vcrl iiidcrd.zo wel alsdefcheepvaart der ingezetenen van dezen Staat naar de volkplantingen in Amerika, welke de \ryanden van Engeland toebehoorden, voor al wanneer de overfeheeping der goederen in die gewesten verhinderd wicrd,zo als het Engclfchc Miniltcric aandrong, niet tegengaande dezelve voor HolJandfche rekening met barken aangebragt wierden. Het handeldryvende gedeelte der Republiek, te zeer gevoelig over de onregtmatige bcgeertens van Groot Brittannie tegens de klaare uitdrukking der Traclaten, gaf te kennen, dat,  HISTORIE-BESCHRYVING. Q baarsheid gepleegd wierd; zy lieten het niet i alleen by het bederven en rooven van de goederen der fcheepslieden, by het openflaan en fteelen der koopmanfchappen, maar ook mishandelden zy Nederlandfch volk ; fchipper Haring Fkterfen, van Dordrecht naar Ceudres zeilende, wierd, na het wegnemen van zyne provificn en fcheeps behoeften s, gedwongen om zyn geld en horologie over te geven, en, op de eerste weigering , door twee geladene fnaphaanen hem op de borst gezet, door het trekken en fcheuren der deelen, welken de eerbaar heid verbied te noemen, ja door het branden van het vel van zyne handen, doormiddel van een ontftoken lont tusfchen zyne vingeren geplaast en geftadig met kruid beftrooid, genoodzaakt, zo dat hy, depyn niet kunnende verduuren, hetlaaste overgaf, en plaats maakte voor den ftuurman, die met nog meerdere onmenfchlykheid van deze barbaaren mishandeld wierd; waardoor zy, vrcezende het leeven daar by te zullen infchieten, eindelyk wierden zy ontbloot van j alles, als ook van de compasfen en zeckaar-j ten, waar door zy genoodzaakt wierden naar( Holland te rug te zeilen: Een ander vaartuig,, A 5 uit- 7S9«_ Wreed- ieden der Ingcl:hen geleefdan lic-e ■ïollands checpsolk.  HISTORIE-BE5CH3.Y VING. 5 l fchc mishandelingen gedüurende den tegen 17 woordigen oorlog , als met bezorgdheid dat — de Staat nog eindelyk eens daar in zoude worden ingewikkeld; want,aan de eene zyde langs de grenzen omringd met magtige vyandelyke legers, die, by eenen nadeeügen veldflag, het grondgebied van dit Gemcenebest ongelukkig tot den ftoel des oorlogs zouden kunnen maken, en van de andere kant beroofd van het recht der Tractaatcn waar by de Icheepvaard en handel moest ffaan of vallen; hadden zy nicc dan vooruitzigten van de allergevaarlykfte foort, waar aan niet als met fchrik en vreeze kon gedagt worden, aangezien, zonder infpanning van alle kragten en vermogens, de voorregten, door Gods oneindige langmoedigheid aan Nederland overgelaaten, onmogelyk behouden , en de liefelykc vrede, hoe voordeelig voor den lande, niet bewaard konde blyven , terwyl , by deze verre uitziende gevaaren, het vaderland met veelc andere tegenipoeden had te worflelen;wantbehalvendc woede der veepest, die in Zeeland, Holland, cn Vriesland, fteeds aanhield, had het ongedierte in verfcheidene landiirekcn van de Republiek 59».  12 VADERLANDSCHE ). bliek groote fchaade veroorzaakt; het dorp Stryen trof een ongelukkigen brand, waar door al deszelvs luifter in een oogenblik verwisfelde in eene deerniswaardige fchouwplaats van elende en armoede, meer dan 122 huizen wierden door het vuur verteerd, zonder dat de ingezetenen iets anders dan naauwelyks hun leven konden bergen. Ondertusfchen deed deKoning van Vrankryk door zyn gezant in 'sHage de fterkfte betuigingen van zyne deelneming in, de mishandelingen die de Hollandfchc fcheepen van de Engelfchen moesten ondergaan; zyne MajefteitbetuigdeaanhunneHoogMogende, ten uitterften geraakt te zyn wegens de ongcregtigheden, welken de handeldryvende onderdaanen van de Republiek van het Groot Brittannifche Hof moesten lyden , en deed Nederlandfch Hooge Magten aanmaa ■ nen, op den handel van hunne onderdaanen een meer byzonder gunftig oog te vestigen, aangezien het Engclfchc Hof de infehikkelykhcid, en het goed vertrouwen van hun ne Hoog Mogende , misbruikte; ja de Koning liet door den Graaf d' Jffry een gedeelte van zyn magt aanbieden, om de groote verongelykingen de Hollandiche vlaggen aan-  HISTORIÉ- BESCHRYIVNG. 13 aagedaan te wreeken, in vertrouwen, zo v. deze aanbieding al Wierd van de hand geweezen, dat echter Hunne Hoog Mogende zig niet zouden ontzetten over zyne Majefteits raagt en poging welke hy aanwende, om zyne vyanden te bedwingen, en de zeiven tor. den vrede te noodzaaken , zig verharende op de gelukkige vereeniging die tusfchen zyne Majefteit en dit Gemeenebest tot ftand was gebragt, waar door hy vertrouwde, dat al die kunftige aanzoeken welke men durfde doen, om aan Engeland byftand te verleenen, vrugteloos zouden zyn, zelfs ook dan, wanneer de Koning konde goedvinden eene onderneeming tegens de drie Koningryken van Groot Brittannien te bewerkftelligen; hoewel zyne Majefteit in het zekere meende onderrigt te zyn, dat, in eenige van de Provintien van dit Gemeenebest , de volftandige betragting van eene nauwkeurige onzydigheid zo ver wierd uit het oog verlooren, dat dezelve aan de geallieerde armee levensmiddelen wilden leveren. — Naauwelyks had Frankryk de Republiek op deze wyze behandeld, of Engeland, wel voorziende dat dit Gemeenebest, ongewapend  14 VADERLANDSCHE J7S9 ■ pend zyndc,fteeds bekommerlyk moest wezen voor de aandrang der oorlogende Magten, deed, door den Ridder Torke, geene mindere ieverige poging, om een fchynvan bezwaar, en klagten, tegens de goede ingezetenen van deze Republiek voortewenden; hy berigte, dat eenige kooplieden ten voordecle van Frankryk een verboden handel pleegden , dat zy ooriogs behoeften, uit de Ooftzec naar Holland overgevoerd, aan den vyand van Engeland leverden, hetgeen, aan den eenen kant, tegens de verbintenisfen volgens deTraétaaten lïreed, en, aan de andere kant,geheel en al tegens het denkbeeld van Neutraliteit aanliep; ook wilde hy , dat hunne Hoog Mogende zouden erkennen, dat de Koning bevoegd was om van deze Republiek maatregelen ter beveiliging te eifchen , het was, begreep hy, niet alleen door de groote toebereidfelen van Frankryk, dat dit Hof, het oogmerk van dien inval te willen doen, volkomen kennelyk maakte, maar ook geloofde hy, dat de Franfche Ambasfadeur daar van onderrigt had gegeven : De oplettenheid der Engelfche vlooten Itrekte wel om te beletten dat 'er opentlyk geene oorlogsbehoeften ?n Frank-  HISTORIE-BESCHRYVING. IS Frankryk wierden ingevoerd, doch het was 17 niet mogelyk , beweerde hy , om de ge- k heime middelen, tot bekoming van de-ge: zelve, af te fnyden, zo door het gebrui-^ ken van vreemde naamen, als met het'"! ne zenden langs de binnenwateren van de Re-de publiek tot in Vlaanderen , alles tot eenbl zigtbaar nadeel van het Groot Brittannifche Ryk, dat daar voor volftrekt behoorde gerust gefteld te worden, te meer, dewyl de de Koning, door zyn gezant, reeds eenige reizen zig by hun Hoog Mogende beklaagd had over het onderwerp der tranfporten, die, door de fortrcsfen van de Republiek, ten dienste van Frankryk, gedaan waren, om de ftaaten van zyne Majefteit te overweldigen, en waar van de Koning zeer veel met ftilzwygen was voor by gegaan, liever willende lyden, dan de verlegenheid zyner nabuuren vermeerderen, of de oorlogsvlam wyder te doen verfpreiden. Dit geveinsd ■gedrag van Engeland had geenzints eenerlei uitwerking by de onderfcheidene Provintien van dit Gemeenebest, zy, die wisten dat de koophandel in deze lande de eenige bron van welvaart voor de natie was, en dat de lchatten, daar uit te fcheppen, in weer- 59- . Ligte ■En!chezant er de ;ezeten van Repu-. ek.  15 VADERLAKDSCHÉ h weerwil der beperkte grenzen van deze Republiek, haar evenredig Helde met het ven mogen en den luister der geduchtfte Mogendheden, deze achten het eene onuitwifchbaare fchande zig zodanig door het Groot BrittannifcheHof te laten flingeren,het beginfel van hunne redenering verdeedigde dat gevoelen tegens de bedriegende handehvyze van Engeland , en de bevinding door de tyd, de opperfte Regter over de getrouwheid van deze bondgenoot, wettigde die gedagten. By deze onaangenaame omftandighederi ontftond nog een ander verfchil, betrekking hebbende tot het huishoudelyk bellier van deze Republiek : Haare Eoninglyke Hoogheid had een gunflig oor verleend aan den aanzoek van den Vorst Karei Kristiaan, Prince van Nasfau Weilburg, tot het voltrekken van een huwlyk met Mevrouwè de Princesfe Karolina, zuster van den minderjaarigen Heere Erfltadhouder, die, uit de Nasfaufche linie van Walram gefprooten, den Lutherfchen Godsdienst was toegegedaan, en onder de troupen van den Haat den rang van Generaal Major, mitsgaders Collonel en Capitem van een regiment voetvolk ?  htS TO RIE-BESÖHRYVÏKlGo ff vólk, en Gouverneur van Bergen op zoom \ i bekleede: Dan, dewyl de omfbandighedefl " der erfopvolging van het Stadhoudeffchap vereifchte, dat de Heeren Staaten Van de byzondere Provintien in dit Gemeenebest daar toe hunne toeftemming moesten verleenen, uit hoofde der bepaaling, dat de voorregten omtrend het Erfitadhouderfchap, zodanig het aan den overleden Prinfe Willem Karei Hendrik Frifo wa$ gegeeven, geeii plaats Itonde hebben, dan alleen in het geval wanneer de vroutvelykê afflammelingen, met byzonder goedvinden der Staaten, zouden trouwen aan een Prins belydenis doende van den waaren Christèlykén Godsdienst, zodanig als die in de, openbaare kerken dezer landen geleerd wierd , en niet bekleed zynde met Koning-; lyke of Keurvorftelyke waardigheid : Dit nu was het onderwerp van overweging der Staaten van de onderfcheidene Provintien, om dat, by gebrek van mannelyke afflammelingen van den thans minderjaarigen Erfltadhouder, de opvolging van meergemelde waardigheden aan de Prinfesfe Karolina zoude ten deel vallen, en, na haar overlyden, op derzelver mannelyke afflammelingB eiï Verfc'iiïem!e ge* roeiers >ver het luwelyk /an Prinó ès Careina mee k'n Prins ranWe't. >urg.  18 VADERLANDSCHE £759 en overerven ; hoe zeer nu de vrouwe Gouvernante, nog levende, a's moeder, in dit huwlyk had toegefremd , en daags voor haar overlyden de byzondere Provintien daar van had verwittigd, met verzoek van derzelver mede toeftemmingen, om daar door, in het voorkomend geval, de overerving der waardigheden, aan het Stadhouderfchap verbonden, voor de kin-' deren uit dezen echt fpruitende te verzekeren, en wel inzonderheid wanneer dezelve opgevoed wierden in de Gereformeerde Godsdienst, en op hun tyd daar van belydenis deeden, waaren echter eenige deileden van zommige Provintien zeer bezwaarlyk te overreden om tot dit plan de goedkeuring te verleenen ; Overysfei , Gelderland, en Vriesland , vonden goed by openbaare refolutie het zelve te erkennen, en het recht der opvolging aan devorftelyke kinderen toe te zeggen, wanneer dezelve , opgevoed in de Gereformeerde Godsdienst, zodanig als dezelve hier wierd geleerd , belydenis hadden gedaan ; dan in de Provintie van Utrecht waaren de gevoelens der drie leeden van ftaat omtrent dit fluk niet eenpaarig; de ftad Utrecht, en de ge- eli-  HISTORIE-BESCHR Y VING. tl èligeerde Raden , gaven hunne toeftemmingen, maar de Edelen en Ridderfchap maakten zwarigheid, deze oordeelden, dat zy, behoudens den eed aan den lande gedaan , dat genoegen aan Mevrouwe de Princesfe Karoüna niet konden geven, ten waare de Prins van Nasfau Weiiburg konde befluiten , alvorens belydenis te doen van de publieke Godsdienst dezer landens' aangezien zy Heeren Edelen zich op het heiligfte verpligt vonden tot het nauwkeurig nakomen van het reglement, op de erflyke fiiccesfic in het Stadhouderfchap be~ raamt, voor welker behoud zo veel voorzorg was gebruikt, en waar omtrent dit tegenwoordige geval het eerfte zoude zynj waar door 'sLands ingezetenen ongunftige denkbeelden zouden kunnen maaken van de wysheid hunner hooge overigheid, in' het nemen van befluiten, of van derzei ver ftandvastigheid in het handhaven van dien, Voor zo ver dezelve eene önmiddelyke be-' trekking hadden op 'sLands welzyn, enl< op welker welberaadentheid en onverande \ lykheid volkomen behoorde vertrouwd te* kunnen worden; dat ook wylen zyne Hoog-'' heid, een Vorst in Nederland geboren, enl B 2 in* Utrecht:he Ede:n flel:nzig . :gens hei uwlyk an Prin* s Karona met en /'rins trg.  *7S9 20 VADERLANDSCHE .in den openbaaren Godsdienst opgevoed, ' zulks dienstig voor den ftaat en nuttig voor de belangens van zyn huis had geacht, en, zig verlaatende op den eed, door de Regenten van den lande op dat reglement gedaan , het fterffelyke had afgelegd in een billyk vertrouwen, dat de Heeren Staaten het zelve in alle deelen zouden nakomen, en handhaven als eene altoos duurende grondwet der Regeeringe van den Lande; weshalven zy Heeren Edelen daar in niet konden toeftemmen , ten waare met de verandering der Godsdienst, voor het voltrekken van dit huwelyk door den Prins van Weiiburg aan te nemen. In Holland was het met de bedenkelykheden over dit ftuk, even als in Utrecht, Haarlem betoogde ter Staatsvergadering de grondwet van Staat in den jaare 174.7 vastgefteld , heilig en onkreukbaar te willen bewaaren , en uit dien hoofde omtrent dit teder poinét. van het daar by vastgeftelde voorfchrift niet af te willen gaan: Dordrecht keurde het ook in geenen deele gevoeglyk, nog raadzaam, aangezien zo wel denStadhouder als deStaaten by de onderhouding van de wet ten hoogften belang hadden, en cjat, de banden daar van eens  HISTORIE-BESCHRYVING. 21 eens los gemaakt zynde, men gevaar liep om i/ van den eenen ftap tot den anderen te ko- ~~ men, waar door het geheele zamenftel konde worden ondermynd: Delft tragte wel een plan van vergelyk dezer zwaarigheden te ontwerpen en aan de verfchillende leeden fmakelyk te maaken, doch het zelve wierd niet aangenomen; Zeeland, langen tyd over dit Huk befluiteloos gebleeven zynde, verklaarde eindelyk genoegen te nemen in het huwelyk van Haare Hoogheid, zoals ook Stad en Lande daar in volkomene toellemming verleende : In dezen toeftand verzogt het hooge paar verlof tot voltrekking van hunnen echt, by den Koning van Groot Brittannie, en by den Piincesfe weduwe van Orange en Nasfauw, als toeziende voogden over de Erfftadhouderlyke kinderen, en van den Heere Hartog van Brunswyk als beftierende voogd in de vereenigde Nederlanden , en van den regeerenden Hertog van Brunswyk als beftierenden voogd in de Duitfche Staaten, wiens befluiten door den eerst gemelden heer Hertog vervolgens aan den Prefident van Hun Hoog Mogende wierden bekend gemaakt, en ten zeiven dage aan de Staaten B 3 der S9-_  1759 22 VADERLANDSCHE ■ der Provintien overgefchreven, terwyl de Prins van Weiiburg by eigen handige brieven ook zig zeiven aan de byzondere Provintien aanbeveelde, met verzekering, dat hy, door dit huwelyk gehegt wordende aan de belangen van den ftaat, altoos hunne vriendfchap zoude tragten te verdienen; Pan de Heeren Staaten van Holland, menigmaalen over dit iluk geraadpleegd hebbende , konden zig daar omtrent niet vereenigen, maar vonden goed, uit toegevendheid, te verklaaren, dat zy de voltrekking van dit buwelyk zouden aanzien, zonder zig daar tegen te ftelJen, voor behoudens bier door eenigzins te willen fchynen af te wyken van de onveranderlyke wet, welke zy alleszints begeerden in haar geheel te houden, beveelende voor het overige den Heer Raadpenfionaris om den Heere Hertog hier van kennis te geven, en teffens te verwittigen, dat Hun Edele Groot Mogende voor Mevrouwe de Pn'ncesfe Karolina en den Prince van Nasfau Weiiburg dispenfatie van het gaan der Huwelyks geboden hadden verleend; Hunne Hoog Mogende Itemden, door de meerderheid van vyf Provintien, en veele der leeden in de twee overige, het hu^  HISTORIE-BESCHRYVING. 41 die beledigingen zjg reeds uitftrekten tot j in Suratte, en elders. Het was dus uit vol-" firekce noodzaak, na voorafgaande protesten , dat zy het Engelfch gefchut van de Moorfche Forten, voor by welken de fchepen moesten vaaren, hadden weg genooTtnen, waar tegen de bedienden van de Engelfche Qost.Indifche Compagnie zig vervolgens met zo veel geweld hadden verzet, en de Hollanders eindelyk,genootzaakt,het aangedaan ongelyk op dezelve wyze tegen te gaan, zonder oogmerk van d.e verbonden, die tusfehen Groot Brittannie in deze Republiek plaats hadden, te verbreeken. Dit getrouw voorftel overtuigde Hun Hoog Mogende, dat het aanhouden van de Engelfche vaartuigen in geenen deele konde worden gezegd , het begin te zyn geweest van de gepleegde vyandelykheden ; dewyl geweld met geweld af te kecren, een van de eerste en onbeiwistbaarste regelen was, die de natuur en het recht op gaven, waar toe de Nederlandfche Compagnie noodzaaklyk in Bengale een verfterking van magt noodig had, aangezien verfcheidene comptoiren verre van den anderen zyn gelegen, cn de gemelde Nabab een hoogmoedige en C 5 too- 760.  42 VADERLANDSCHE 176 Ditoomelooze dwingeland was, van wien dc "Nederlanders niets dan alles kwaads konden verwagten, zo bleek dat het ganiche verhaal der Engelfchen bezyden de waarheid , en hun gedrag in de Indien alleen daar na ingerigt was, om , voor hunne koophandel in Bengale, nieuwe kragten te ontvangen uit het verwoesten der Hollandfche bezittingen. Het gevoelen van het Groot Brittannifche Hof, van deszelvs handel en zeevaart op de vernedering deiRepubliek te willen opbouwen, blonk alömme ten zigtbaarsten door, en, men moet bekennen, dat, in deze tyd reeds, door een ongewapend vertrouwen op het bondgenootfehap met Engeland , de wysheid van dit Gemeenebest van haar ftuk wierd gebragt : De rykdommen van Afien , begreep het Britfche Ministery , zoude hun die van Europa onfeilbaar verzekeren ; Meesters van den koophandel in dat wacreld deel zynde , zouden zy , door eene gedugte zcemagt , America tot gehoorzaamheid aan dc onwettigfte voorfchriften kunnen dwingen; Voorwaar hun . toeleg was zodanig, dat, indien derzelver geweldige voornemens nietbepaald wierden, het  HISTORIE-BESCHRYVING. 43 het te vreezene gevolg voor de vryheid i en welvaart van deze Republiek , een akelig aanzien kreeg. Elk Christen fchaamde zig over! het- ontaart gedrag der Engelfchen in Bengale , niet alleen omtrent de Moorfche volkeren, maar ook met opzigt tot hunne Europeefche vrienden; men vond geen einde, wilde men , alle de wrede gebeurtenisfen, alle de voorbeelden van de door hun uitgehongerde en mishandelde Christenen in dat gedeelte der wacreld, op Jjellen; het fcheepje de Anna, toebehoorende aan eenige onderhoorigen van de Nederlandfche Compagnie in Bengale, had op de rheede van Bellafoor, dooreen, zwaren ftorm bcloopen, de ankers verloo-j ren, en, door verfcheide noodfehoten en, alle andere mogelyke feinen, van twee En-j gclfche lootsbooten hulp gevraagd, die,: in de plaats van toe te fchieten, hun vuur hadden uitgeblust, en, zonder aan het noodlydend fcheepje eenigen byftand te verleenen, het zelve, met zyne geheele lading en een gedeelte van de equipagie, lieten vergaan, waar door de eigenaars van dit fchip ailezints geregtigd wierden, van den Engelfchen Gouverneur en Raaden van Bel- 760. Wreed- leid der instel chen omrent de ^ederanders in ndiën.  T'7ÖC 44 VADERLANDSCHE jBdlafoor, vergoeding van fchade en nadeel te vragen, dewyl deze, de laasten van de Nederlandfche Compagnie hadden belet naar de Bellafoorfche rheede te varen, en dc andere met zulke onmenfehelyke gevoelens waren bezield geweest, dat zy, voorbedagtelyk, en moedwillig, dat vaartuig, in de uitterfte oogenblikken van gevaar hadden hulpeloos gelaaten. Bewindhebberen begrepen uit dien hoofde, dat zy niet alleen zig van den laster der Engelfchen volkomen hadden gezuiverd, maar ook dat zy bevoegd waren de byzondere befcherming van Hun Hoog Mogende te vragen , ten einde, door Hoogst derzclver msfehenkomst by zyne Groot Brittariniïche Majefteit, te bevorderen, dat 'er behoorlyke vergoeding wierd'gedaan van de geweldenaryen, door de bedienden van de Engelfche Compagnie in Bengale, tegens de Nedcrlandlche Compagnie gepleegd, en beveelen afgevaardigd aan de Britfche Gouverneurs en Raadèn aldaar, om alle openftaande verfchillen met de Nederlandfche Compagnie naar behooren af te doen, en zig te gedragen overeenkomstig de traftaaten en verbonden; doch dit berigt wierd door  Jïï Ö&roo: van de West- IndifcheCompag nie. 46 VADERLANDS-CE! 2 3. door middelen van llaatkunde, dan door wapenenen, het vaderland te verdeedigen j dus bepaalde zig , met het aflopen van dit jaar, het verfoeielyke der Engelfche trouwloosheid, cn defchandelykfte lafteringen, waar mede zy deonderhoorigen van dit Gemeenebest bctigten. Intusfchen waren de leden van de WestIndifche Compagnie dezer landen in de noodzaaklykheid, van by Hun Hoog Mogende aan te houden, om het dertigejaarig octrooi, dat binnen weinige dagen ftond af te loopen i nog één jaar te verlangen, waar op onder de Hooge Magten, over de meer dan gewoone tyd van octrooi , wierd geraadpleegd, op dat 'er, hangende deze overweegingen , waar in zeer veele bedenklykheden voorkwamen, aan de belangens van de ingezetenen geen nadeel mogte worden toegebragt. Zo ras het najaar begon, hoorde men de treurmaare der landlieden van rondsomme, de akkers lagen als verdronken doordemeenigvuldige gevallene ftortregens, de fterfte onder het vee ontftak zig met veel hevigheid , en wel byzonder in Friesland, Holland, cn in het Sticht, terwyl de doorbraak van  HISTORIE-BESCHRYVING. 47 van de rivier dyk ten oosten van de Stad i Arnhem, en by het land van Herwen en Aert, een groote overftrooming in Gelderland, en O verysfel, veroorzaakte; de haring Visfchery was zeer liegt, en de Walvisvangst geenzints gezegend, zo' dat deze tegenfpoeden, en de verdere onheilen die den fcheepvaart bejegenden, de voorfpoed van den koopman veel hadden vermindert: — Elk moest niet te min met dankbaarheid erkennen , hoe het aanbiddelyk Opperweezen, op een verwonderlyke manier, eene trouwe hoede en voorzorg voor den Staat droeg, want, de naby gelegene vyandelyke legers bleven , geduurende het onftuimig winter faifoen, langs de grenzen van dit Gemeenebest, zonder dat het zig tegens een onverwagten aanval konde dekken , dc Almagtige hand beteugelde fteeds de wateren, die dan deze en dan die gedeeltens van de Republiek met een ganfehen ondergang dreigden, zo dat de inwoonderen in eene gefteltheid verkeerden , zó hachgelyk aan den eencn, als voordeelig aan den anderen kant. Het Vorftelyk Huis van Nas/au Weiiburg wierd, op den 18 van wintermaand, gezegend 760.  50 VADERLANDSCHB 1761. Verfchi] onder de Regeerin** van Dordrecht. voegingen, zo dat die ganfche fchikking, in het vervolg, met een aantal nadere ophelderingen was vermeerderd, waar van het voornaamfte hoofd poincl bleef, dat de Regeering zig in twee clasfen verdeelde,en in die gefteltheid ftand hield tot den jare 1747 , wanneer de laaste verandering voorviel, by gelegenheid dat zyne Hoogheid toen de verkiezing kreeg van den Hoofdofficier , Burgemeesteren, en Schepenen, het geene bevorens door de oud Raad pleeg te gefchieden , en de Regeering van deze Stad dus met den Stadhouder te rade ging, afziende van de vroegere inrigtingen; hier door was het getal der leden van ieder clasfe welhaast zeer ongelyk geworden, de eene party beftond uit vierentwintig, en de andere uit zestien Magiflxaats perfonen, zo dat wel ras twee vyfden van de Regeering evenveel voordeels en gezags genoten, als drie vyfden van dezelve; weshalven, kort na het ovcrlyden van Mevrouw de Prinfes Gouvernante, eenige leeden van de Regeeringe dezer ftad beweerden, dat men de verbrookene oude overeenkomften wederom behoorde in overweeging te neemen, en de oorfpron-  hist0r1e-beschryving. 6 9 Gcmecnsman, buiten alle tegenfpraak was; ij op welke vpordragt de Heeren Staaten de gedagten van den Magiftraat vraagden, en, na gehoudene deliberatie, goedvonden de verkiezing van den Magiftraat te bevesti. gen, ten einde geene gelegenheid te verfchaffen, om de gemoederen van kwalyk gezinden te doen gisten, de tegenwoordige Regeeringsvorm aan het wankelen te brengen , en veele nieuwe onlusten te verfchaffen. — Eehalven deze en meer diergelyke verfchillen over de Rcgeerings beftiering in de fteden der byzonderc Provintien, die by den tegenwoordigen tyd onftonden, waaren 'er mede verregaande onaangenaamheden tusfehen de Sociëteit van Suriname, en de Provintie van Utrecht gebooren over het recht om voor één man te deelen in de ordonnantiën , ten behoeve van 'sLands voetvolk , maandelyks geflagen wordende, en dat wel wegens alle de compagnien, op de repartitie van de Provintie by den Haat van oorlog gebragt: De Sociëteit had, zeide zy,in 1682 de toezegging tot deze betaling, by eene formeele refolutie van de Heeren Staaten ontfangen, doch de voldoening was van tyd tot tyd zo verre ver- lil-  I/6l Vcrfchil tusfehen do P/ovintie U trecht en de Sociëteit van Suriname 60 VADERLANDSCHE . vertraagd, dat daar op reeds eene fomma van viermaalhonderd drie en veertig duizend zes honderd en tien guldens ten agteren was, waar van zy tegenswoordig de voldoening volitrekt nodig had, aangezien de bofch-negers in Suriname, tot eene groote menigte aangegroeid, ongehoorde roveryen pleegden, de plantagien afliepen, de blanken vermoorden, en alle goederen, mede namen , zo dat zy verpligt wierden met de voornaamste belang hebbende in de colonie van Suriname eene overeenkomst aan te gaan, om, boven de 600 Man reeds in Suriname zynde , en de compagnie artilleristen van 56 koppen, die dc fociteit uit haar eigen beurs onderhield, nog zes compagniën, ieder van 100 man, derwaards te zenden; waar door haare finantien geheel cn al wierden uitgeput, behalven datzynog bezwaard bleven met een vooruitzigt, dat deze maatregelen niet toereikende zouden zyn om het onheil volkomen te boven te komen. De Haten van Utrecht fchcenen echter van gedagten, dat zy van die verpligting der verouderde fchuid , eertyds met de West-Indifche compagnie aangegaan, ontflagen was, en hadden ter verga- dj-  HI8T0RIE-BESCH»RYVIWG. 85 eene byzondcre op te rigten, en alzo rege-ifl ring in regeringe te rnaken, zo als voortyds de provintien Zeeland , en Stad en Lande, zig op dit ftuk hadden verklaard, fchoon de Heeren Staaten van de eerst genoemde provintie naderhand hunne toeftemming hadden verleend. Niets echter konden de Staaten van Utrecht minder overeenbrengen, dan dat de Sociëteit zig beriep op eene eenparige bewilliging van alle de provintien, en wel uit kragte van de refolutie van hun Hoog Mogende , van den 5 October 1686, daar niets diergelyks, maar wel het tegendeel, uit de registers van de Heeren Staaten Generaal, gebleek, zo dat die veronderftelling op ganfeh onwaare gronden fteunde, even als ook de daarop geboude gedagten, als of de opge-. volgde betalinge van detoegeftaane fubfidie, over de jaaren 1683, 1684, en 1685, eene erkentenis en genoegen van die acte, ten dienste van de focieteit, medebragt, want, voor den jaare 1686 was 'er geene directe opening van het contract aan de refpective bondgenoten voorgekomen, weshalven daar uit te meer was op te maaken, dat, de zaaken van natuur en gedaante F 3 ver¬ ia /  Kaptei Haringmanwordt naar Bet bice gezonden. 102 VADERLANDSCHE elende op de twee fchepen van de Kapteins Cock en Pynappel te hebben doorgeflaan, veilig te Curacao aan, alwaar zy door de brave ingezetenen liefderyk wierden verkwikt. Dit toeval, dat de onheilen uit de verhinderde omloop van geld gebooren, nog vermeerderde, was voor de Nederlandfche eigenaaren en belang hebbenden in de plantagien, eene treffende ramp ; tot welker herflel, dezelve, benevens de Heeren directeuren, aan de Heeren Staten Generaal te kennen gaven, hoe zeer de noodzaaklykheid vereifchte om de kragtigfle pogingen aan te wenden, ten einde de oproerige Neger-Slaven tot hunnen pligt te doenwederkeeren, waar toe zy van Hun Hoog Mogende verzogten, zoo fpoedig doenlyk, ten minsten zes hondert man gereguleerde landmilitie, en twee fregatten van oorlog, naar de colonie te zenden, onder zodanige bevelen als zy tot dat heilzaam einde gefchiks? zouden oordeelen: Overeenkomstig met welk verzoek Hoogstdezelven goedvonden, 1 aan het collegie ter Admiraliteit in Zeeland aan te fchryven, om den Kaptein Haring-man, met het Lands fchip S. Maertens- dyk,  ' HISTORIErBESCHRYVING. TfO$ vyftig, en het andere honderd en vyf- en ij veertig koppen, in plaatfe van één fchip van vyftig ftukken, het welke zy met twee honderd vyf en negentig man, volgens refolutie van Hun Hoog Mogende , nog zouden moeten equiperen, en, tegens den aanftaanden maand October, naar den Middelandfchen zee zenden, of uit de gelden, die op de vooren gemelde petitie geformeerd zouden moeten worden, boven het genoemde capitaal; terwyl omtrent het fregat van het collegie in Zeeland diergelyke voorziening onnodig was, alzo dat alleen 'veranderde van de bepaaling der reis, en niet in de equipagie van fchepen. Inmiddels was het verzoek van directeuren, ten opzigte van het zenden van militie, dooide Heeren Hunne Hoog Mogende gedeputeerden tot de zaken van de West - Indifche compagnie, nader onderzogt, met bepaling, dat 'er een Regiment voetvolk, of het beloop van dien, naar de colonie zoude worden gezonden, en den tyd van den dienst op agtien maanden gefteld; doch die van Gelderland deeden daar by aanmerken, dat zy wel begrepen dat de belangen van den St^at, en het voordeel dat de onderG s daa- '63.  11 H'i VADERLANDSCHE 53. van wylen-de Baronnesfe van Goerts, die te Frankfort overleden was, eenige goederen aldaar willende invorderen, had hyzich by den Heere Land Graaf vervoegd, en een befluit van bezit neeming derzelve verkregen, waar omtrent echter, toen hy'er gebruik van wilde maaken, veele verfchillen onftonden; de Regeering was van gedagten, dat hy zyne rechten te verre uitïtrekte, en konde goedvinden niet alleen uit dien hoofde zig daar tegen te verzetten, de uitwerking van dat befluit tegen te fpreken, maar zelfs eenige goederen te arresteren, ja, uit vreeze dat de Graaf de gemelde nalatenfchap uit het Land zoude voeren, zyn perzoon mede aan te houden, zonder daar van aan de Heeren Staten Generaal eenige kennis te geven; zyne papieren te doen onderzoeken, en daar uit te nemen, al wat tot de zaken der boedel betrekking; had: De Heer Pestel, Secretaris van dezen gezant, deed oogenblikkelyk daar van aan hunne Hoog Mogende, en aan de vergadering van den Opperrynfchen Kreitz, welke te Frankfort wierd gehouden, van het voorgevallene kennis geven, daar by aan de laastgemelde vergadering berigtende, hoe  Htsf orie-éésciIryvinö. 115 zyne fouveraincn van het geweld te verwit-1 tigen, ja gcenerhande brieven af te geven,' zonder alvorens door den Officier, die hem ■bewaakte, te zyn ónderzogt; niemand was het geoorloofd hem te bezoeken, en aan de ftads poorten wierd bevel gegeven de huisgenoten en bedienden van een publiek Minister, met wiens principaalen men in goede vriendfehap leefde, niet te laten pasferen, zo dat de eerste tyding niet anders dari door een indirecten weg aan des gezant fecretaris was gekomen; eene mishandeling, waar by de rechten der volkeren, de banden door welken de natiën aan een geftrerigeld zyn, op het geweldigfte wierden vcrfcheurd, en het de ganfche wacreld in 't, oog liep, alzo de vervordering van eene byzonderezaak, eenenopenbaaren Minister niet ontzetten konde van de voorrechten en vrydommen aan zyne waardigheid gehegt: De veiligheid van Zyn perfoon was de voornaamste waarborg: De hoogste misdaad tegens den Staat, konde nauwclyks zodanig eene willekeurige geweldoeffening, als men indezen pleegde, toelaten: De papieren en registers van den openbaaren Minister waaren met geene de minste  HISTORIE-BESCHRYVING. "7 ren van het Hof van Casfel tegens dien Mi-1 nister , des te meer zulks de leeden van den opper Rynfchen Kreitz moeste aanfporen, om aan hunne nakomelingen de uitftekende yver voor de handhaving der wetten en goede orde te doen blyken ; zich zeiven dus eene voldoening verfchaffende, die evenredig ftond met de grootheid van het ongelyk hun aangedaan in den perfoon van cenen openbaaren gezgnt, die tot allen en een ieder van hun was afgevaardigd. Hunne Hoog Mogende zodanig een berigt van den fecretaris ontfangcn hebbende , vonden goed, wegens de geweldige behandeling die met hunnen Minister was gehouden, aan denHeereLandgrave der zei ver bevreemdinge te kennen te geven , agtende zulks eene verfmading te zyn voor dezen Staat, en eene verbreeking van het recht der volkeren, want, indien de Graaf iets had misdreeven, waar door hy het ongenoegen van den Vorst had op zig geladen, zo behoordende klagten daar over, volgens de regelen van betamelykheid, aan hun Hoog Mogende te worden gebragt, ten einde die, naar bevinding van zaken, mog. ten oordeelen. Deze overtreding verwekH 3 te 763L  ver- IïS VA DERLANDSCHE te zulke kennelyke redenen van bezwaar, zo dat de Heeren Staten Generaal niet konden nalaten, uit dien hoofde aan zyne Hoogheid den Heere Land Grave te kennen te geven, hoe zy verwagten, dat Hoogstdezelvj, hoe eerder hoe beter, den gezant op vrye voeten zoude ftellen, en daar benevens aan de Heeren Staten Generaal het ongelyk, hun daar door aangedaan, te vergoeden, ondertusfchen aan den Secretaris van den Ambasfadeur aanfchry vende, om van dat befluit aan zyne Keurvorstelyke Doorluchtigheid van Mentz kennis te geven, aangezien Hoogstdezelve voor hunne Hoog Mogende, en voor de waardigheid van hunnen Minister zeer veele oplettendheid betoonde, zo dat de Republiek zyne tusfchenkomst, tot bekoming van behoorlyke vergoeding verzogt. Op den zelfden dag, als deze bepaling door hun Hoog Mogende wierd genoomen, bekwam de Graaf van Wartensleben zynevryheid, aangezien de Keurvorst van Ments, die zaak zo zeer ter harte nam, als of men de veiligheid van zyn eigen karakter had gefchonden :" Ondertusfchen tragte de Land Graaf zig by de Heeren Staten Generaal te  HISTORIE-BESCHR YVING. ITO verontfchuldigen, voorgevende, dat de Heer Graaf van Wartensleben zig niet als Minister van wegens de Nederlanden aan Hoogstdezelven had aangegeven , maar als een byzonder pcrfoon, namentlyk als executeur van het Testament van Goertz; doch dit had een kwalyk gevolg, hun Hoog Mogende vonden zig te meer daar door beleedigd, als zig niet kunnende verbeelden, dat Zyne Hoogheid hen voor zo weinig verlicht hield, of zy, in twee zo onderfcheidene zaaken, zig de eene voor de andere zouden laten opdringen , gclyk Hoogstdezelven by antwoord zeer nadrukkelyk te kennen gaven, met byvoeging, dat zy diergelyk eene behandeling niet verwagc hadden van een Vorst, wiens huis, in menigvuldige opzigten, zo veel betrekking^ had, en altoos zo naauw verbonden was: geweest, aan deze Republiek"; waarömme| zy ook met deszelvs nietige uitvlugten ter! verfchooning zig niet zouden ophouden,, of in eenigcn opzigte toelaten, dat de na-< komelingen een voorbeeld konden vinden ,( dat zy het recht, het welke hun met allenatiën gemeen was, hadden verwaarloosd ,J fchoon alle Mogendheden dit geval met-onH 4 ver- Hun loog logende «tuigen evoclig e zyn iver de nishanelingoorden Land haaf 'an Hesen Casjel.  Ï20 VADERLANDSCHE overfchilligheid behandelden; Het zoude hun aangenaam zyn, indien de Vorst maatregelen beraamde volgens de regelen van billykheid en betaamlykheid, en geen oorzaak bleef dat zy hunnen toevlugt moesten neemen tot middelen, die zyne Hoogheid voorzeker zeer onaangenaam zouden zyn. Dit ernstig gedrag van de Heeren Staaten Generaal, was van zodanig gevolg , dat de Land Graaf, door eene indrukgebragte •befchryving van het gebeurde, en het aanbod, om, zo de regeering daar in te ver was gegaan, zodanige voldoening te ge-, ven, als met de billykheid overeenftemde , zig tragte te herftellen, en de verregaande onaangenaamheden dus weg te neemen; dan de Heeren Staten Generaal bleven by hun voorneemen, zy hielden zig ftandvastig by het befluit van eene genoegzaame vergoeding te moeten hebben, zy weigerden in eenig onderzoek te treeden van het byzonder geval tusfehen de regeering van Casfel en hunnen Ambasfadeur, zo lang zyne Hoogheid de Land Graaf het geweldige gedrag, en de fchending van het trecht der volkeren, niet had geboedt; dit was het recht alle natiën hehoorende, en een nood- za-  HISTORIE-BESCHRY VIN O. 121 zakelyk gevolg van het recht van gezant-1 fchap, dat aan alle fouvereinen toekwam;" de Republiek had fteeds zodanige gronden op dit ftuk geëerbiedigd, en zulk een gedrag gaf hun bevoegtheid, om zodanige behandeling voor hunne Ministers van andere Mogentheden te verwagten, zonder dat het iets konde baten, dat men zeidc, dat 'er gevallen waren waar in die betrekking ophield, en dat deze Minister, door zyn gedrag, zich daar in had gebragt; dit zoude meer gelyken na een verzetten tegens de ge-' meene gronden van de menfehelyke zamenleving, waar uit niets anders zoude kunnen voortvloeijen dan de nadeeligste gevolgen voor de zekerheid, vrede, en het geluk der volkeren: Hunne Hoog Mogende hielden de ontfangene verongelyking van dien aart, dat dezelve nauwelyks kon herfteld worden; dan dewyl zyne Vorstelyke Doorluchtigheid beloofde , om , wanneer de Republiek by die betooging van zaken geen genoegen konde nemen, hy als dan vergoeding zoude doen, zo konden zy niet afzyn om van deze zware belediging, voor het oog van de ganfche waereld ontfangen, eene meerdere genoegdoening als eene enH 5 kele lik.  124 VADERLANDSCHE ■ den wierd ingewikkeld : De Provintien van Gelderland, Utrecht, en Holland, waren in zeer onderfcheidene gevoelens gebragt, wegens de middelen om de geduurige overftromingen, byzondcr op den Neder Rhyn > de Lek en den Ysfel, voor te komen, en konden daaromtrent tot geene zekere bepalingen geraken; zy erkenden alle. hot groote gevaar cn nadeel, dat, in het vervolg daar uit was te vreezen, dan, in het uitdenken van dc middelen tot afkeering van het kwaad, bleef men onbepaald; men had , in den aanvang dezer eeuw, om den Rhyn van meer water uit dc Waal te voorzien , het zo genaamde Panckrfche gat, uit de eene rivier tot in de andere doorgegraven, by welke gelegenheid de Staten van Gelderland, Utrecht, en Overrysfel, eene overeenkomst hadden gefloten, waar by bepaald wierd, dat het water op den Neder Rhyn en Ysfel gelyk zoude worden verdeeld, doch, na dat de Staten van Overysfel zich hadden ontrokken van het onderhoud der daar toe nodige werken, was het toezigt op den Ysfel verminderd, cn de mond van die rivier zoda-  HISTORIE-BESCHRYVING 12? werpen en aanmerkingen door de profesfor Lullofs , en andere kundige Landmeters, wierden opengelegd, maar dewyl de gevoelens, wat voorflagen 'er ook gedaan wierden,niet konden vereenigd worden,zo fcheide deze vergadering onverrigter zaake, voornamentlyk, omdat die van Nymegen onveriettclyk aandrongen , op het bezorgen van het zo genaamde fchacr van Her-» wen, waar toe de gemagtigden van Utrecht niet konden bewilligen; dus keerden de refpeétive gelastigden tetugge; dan die van Holland, en van het Stigt, begaven zig by deze gelegenheid naar de Vaart, om de gefteldheid van de Lek te befchouwen, en ook daar van aan de Heeren Staten, hunne principaalen , een volkomen verflag te doen. — Alzo bleven de gewenfehte pogingen verydeld, tot groote bekommering voor de goede ingezetenen langs de rivieren woonachtig, die in het begin van Sprokkelmaand, de deerniswaardigfte onheilen der doorbraken hadden ondergaan; te Herwen was alles in de uitterste verwarring gcbragt, het water, op verfcheidene plaatfen van den dyk doorloopende, fpoelde de Jy- I7Q4-- Door- jraken langs den Rhyn en Yijil.  HISTORIE-BESCHRYVING. 133 tot deze zaak hoogst derzelver byzondere befcherming geliefde te verleenen, op dat' 'er zodanige fchikkingen mogten worden beraamd, waar door, het verdere ongeoorloofd gedrag, en de daar uit voor te komene verwydering, wierd verhinderd, eene pooging, welke, hoe zeer te wenfchen, echter niet zo gemakkelyk te verkrygen was, dewyl dusdanig een verfchil, waar toe Engeland het tragte te. brengen, zig gewoonlyk niet door de reden en het bewys alleen laat beflechten: De traétaten tusfehen de Republiek en Groot Brittannie in 1667, en 1674 gefloten, waren van te veel belang, dan dat daar in verandering konde worden toegeftaan, het waren de zekerste grondvesten van het behoud en de welvaard der beide Landen, de klaarste en duidelykste inrichtingen waar na men zig, in tyden van oorlog, wist te gedragen; dan deze verbonden, zo gelukkig gemaakt, en waar door alle.rampfpoedige verwarringen en onlusten konden worden verhinderd, beweerden de Engelfchen, dat, na den regten zin, hun vryheid lieten, om met den Nabab van Bengale zodanige verbintenisfen te mogen aangaan als zy goedvonden, daar I 3 de 1764..  17 61 f ï$6 VADERLANDSCHE -. vertrouwen, dat zulks het bekwaamste eij mogelyk het eenigste middel was, om al. Ie verdere verwyderingen voor te komen, en van beide kanten gerust te zyn, tot dat zyne Koninglyke Majefteit en de Heeren Staten Generaal, nopens de zin van de meer gemelde tra&aten, en het artikel van den agtften Maart, zestien hondert vyf en zeventig, zig nader zouden hebben verklaard. Eer dat deze aanfchryving aan den gezant nog was afgevaardigd, deeden Bewindhebberen der Oost-Indifche compagnie, op den 4 van Louwmaand, aan hun Hoog Mogende weder berigten, dat zy kennisfe hadden bekomen, hoe de bedienden van de Engelfche compagnie met den Koning van Kandia, tot nadeel van de Nederlanders, die met dien Vorst in oorlog waren, een onderhandeling hadden aangegaan, dat zy verregaande daadlykheden hadden gepleegd tegens de bezittingen, fchepen, en onderhoorigen van de Indifche Maatfchappy dezer Republiek; ja de plaatfen Natter en Tapanioely met geweld aan hun hadden doen ontruimen; want de aanvechting van deze gunstige gelegenheid die de Engelfchen ge- loof-  I40 VADERLANDSCHE daar het aan de ganfche waereld bekend was, dat niet alleen by het vrede verbond van Breda was bepaald, " Dat de vlooten of fchepen van de eene Mogendheid , in de haven van de andere komende , niets vyandelyks, of iets tot nadeel mogten onderneemen;" Maar dat ook, met opzigte tot Natter en Tapanioely, byzonder volgens de oude overeenkomften, met opzigte de wettige Regenten van die plaatfen aangegaan , en zedert van tyd tot tyd vernieuwd, was bepaald, dat dezelven beide behoorden onder de Nederlandfche compagnie, en dat de Engelfchen daar op geen regt hadden ; zo als de eerst gemelden ook in de daad in bezit van dezelve waren, toen de Kaptein Paisfcl den Refident van Mosfchel had gedwongen van daar te vertrekken, en zig, tegens de gemaakte overeenkomst by de traélaten , in de bezitting had gefteld door een daad van vyandfehap: Daaden, waar over hunne Hoog Mogende betuigden tetr uitersten verwonderd te ftaan , als kunnende niet zb ligt geloovig zyn, van te denken, dat zyne Majefteit zoude billyken, dat zyne onderdaanen zig de fchandelyke naam verkregen, van willekeurige verbond- fchcn~  142 VADERLANDSCHE (.. vestigd in de gevoelens, dat de deernis" waardige onheilen, in de laast gemelde colonie, nimmer zouden hebben plaats gekregen , indien het getal der blanken aldaar niet zo gering, en de overmagt van het getal der zwarten zo groot was geweest; hoedanig eene ongeregeldheid even het zelve was in Suriname, alwaar men, volgens het boek van de hoofdgelden, tegens een getal van meer dan zes en dertig duizend Haven, zo mans als vrouws perfoonen, niet meer dan dertien honderd blanken vond, het geene voorzeker een aller bekommerlykst vooruitzigt gaf, in geval de flaven gezamenlyk een oproer mogten beginnen, en als dan veelligt de Bofchnegers, die niet minder aanzienlyk veel in getal waren, zig daar byvoegden; uit welken hoofde directeuren van de focieteit aan hunne Hoog Mogende in bedenking gaven, dat, om evenredig te Haan aan de overmagt der flaven, cn ze meer in tucht te houden, ja zelvs om voor te komen, en toe te zien, dat zy niet ombetaamend wierden geftraft, of willekeurig gedood, als in vroegere jaren; eerst was bepaald van by tien Haven één blanke te moetten houden, hetr  Hl Sf ORIÈ-BÈSCHRY"viNÜ 145 was zonder eenig verhoor het zy van Gouverneur én Raden, of Van de Planters, het zy van hun, als geïntresfcerden, hier te Lande woonagtig; niet tegenftaande het Hellen of heffen van nieuwe lasten, by het 30 artikel van het octrooi, in den jaare* 1682, als een byzonder voorregt, aan de Planters was vergund, met zulk eene Uitwerking, dat daar van nooit, zelfs niet by de magten van den lande, zoude moge worden afgegaan, veel min in de tegenwoordige tyds omftandigheden , nu de colonie met zo veele by na ongedraglyke lasten bezwaard , zedert eenige jaren dé vrede met de Boschnegers getroffen, en door dezelven verfcheidene blyken hunner getrouwigheid in het aan en te rug brengen van gevlugte flaaven, gegeven was, daar, behalven dien, het houden van veele blanken voor de ganfche colonie verderflyk' bevonden wierd, aangezien de traclemen-l ten, en het onderhoud van zo veele blan-f ken op de plantagien , jaarlyks groote} fommen gelds beliepen, waar voor geener-: bande nuttigheid aan dezelve wierd toegebragt , en boven dien zo een aanmer•ielyk getal nimmer tot eene behoorly- fciagtcfi Ier beang hebendeniver her. >e fluit an hun loog bogende*  ïgO VADERLANDSCHE 17 Afloapei van het Oost In difch fch;p Ni jen' e verongelukt waren, en Nijenburg, gevoerd door Jacob Ketel, voor de kamer Hoorn naar Batavia gefchikt, dat op den 14 van Zomermaand, in het laast voorgaande jaar, door een bende oproerigen, meest Duitfchers, was afgelopen; zy hadden den onderftuurman dood geflagen , 16 anderen van het volk zwaar gckvvest, een meenigte gevleugeld en gebonden,het fchip beroofd, geplonderd, de geldkisten van de compagnie, op het halfdek opengemaakt, de daar in gevondene goudftaven en geldfpecien onder hun verdeeld, en onmenfchte wreedheden gepleegd; zy dwongen den fchipper en opperftuurman, naar kaap Nord te zeilen, of alwaar zy het eerst aan die kust zouden kunnen landen, en geraakten dus op de reede van Cajenne ten anker, na dat, eenige dagen vroeger, vier en zestig man, het fchip, dat zwaar aan den grond ftiet, hadden verlaten, die te Rio Grande gekomen, en van het Portugeefch opperhoofd met veel beleefdheid ontvangen zynde, vervolgens naar Phernambucq reisden, alwaar de Generaal, door een Geneesheer, die de Nederduitfche taal verftond, de zaak ontdekte, de muitelingen gevangen nam, in der-  HISTORIE-BESCHRYVING. 155 had kunnen verpligten, om voor de Re- ] geering van Kasfel meer eerbied te gebruiken; uitdrukkingen, die wel algemeen en zekerlyk uit drift over eene te verre gaande harde behandeling gebooren waren, en dus niet zo een groote misdaad konden worden gerekend, doch waar over Hoogst dezelven dan eerst zouden kunnen oordeel-en, als de bevoegde rechter in het Ryk daar over zoude hebben vonnis gegeven; terwyl inmiddels aan den Heere Grave van Wartensleben wierd aangefchreven, zigby provifie te onthouden van de waarneeminge zimer bediening by den Opper Rhynfchen Kreitz, en dus ook by het Hof van Kasfel, tot dat het hun Hoog Mogende behaagde, hem nader ordres te geven van die aldaar weder te hervatten, met welke bepaalingen deze verfchillen een einde namen, en plaats maakten voor nieuwe raadplegingen over andere onaangenaamheden, ontitaan tegen den Heer Colety, Conful Generaal van deze republiek aan het Hof van Marocco, die aldaar ten hove, vier en veertig jaren lang, in de hoogste achting was geweest, en op het onverwagtste een bevel ontving, om, binnen den korten tyd van drie dagen, des Kei-  176. Ongeno gen van den Ke zer van Marocct. tegens den Ne. derlandfchenConful. I56 VADERLANDSCHE l. Keizers ryken te moeten ruimen zonder shem eenige gelegenheid te geven van daar i.tegen de geringste betoogingen te doen, , alleen op het voorwenden, zo als de Gouverneur van Tetuan zeide, dat de Keizer in hem had befpeurd eenige zaken, welken met deszelvs wet niet overeenkwamen; deze Minister zig dus in zyne eere, en in die van zynen fouverein, aangetast ziende, deed alle poogingen, om hem op eene behoorlyke wyze te regtvaardigen van de lasteringen door kwalyk gezinden tegen hem ingebragt; men had hem fteeds gehouden voor een perfoon die niet in ftaat was eenig wanbedryf te plegen, en veronderftelde dus, dat het zekerlyk moest voor gekomen zyn door valiche verzinningen die men aan den Keizer uit kwaade inzichten had gedaan ; de tyd bevestigde zulks wel ras, aangezien dat Hof, bezyden alle waarheid, voorwende, dat hy provifien aan de Spanjaarden zoude hebben gezonden; zo dat hunne Hoog Mogende aan den Keizer fchreven, hoe zeer Hoogstdezelven zig verzekerd hielden, dat de Conful Colety, zig zeer wel zoude weeten te verontfchuldigen, wegens het geene, waar mede hy  HISTORIE-BESCHRYVIiïG. 157 by den zeiven betigt zoude mogen zyn, en j datzy met alle bereidwilligheid, vergoeding wilden doen, indien anders hun gebleek, dat de Conful zig waarlyk aan het een of ander had misgrepen, terwyl zy niet twyffelden, of hy Keizer zoude aangedaan zyn met dezelve genegenheid, welke de republiek gevoelde, tot handhaving van de onderlinge vrede en vriendfchap : Uit dien hoofde gelastigden Hoogstdezelven den Conful, om alle mogelyke middelen te gebruiken , ten einde zig met den Keizer te verzoenen, daar toe, ingeval hy reeds te Gibralter mogt zyn, naar Tetuan te rug te keeren, en gebruik te maken van de brafeletten, niet lang geleden, aan hem toegezonden, welken zy vertrouwden dat reeds aan hem zouden zyn toegekomen, ten ware dat hy beter oordeelde, de komst van een fchip van oorlog af te wagten, en daar mede als dan naar Tetuan over te Heken, terwyl hy inmiddels den brief van hunne Hoog Mogenden aan den Keizer zond, en hem kennis gaf, dat hy eerstdaags met een fchip van oorlog, onder bevel van den Grave vanByland, zoude volgen, die ten zeiven tyde een andere destinatie zoude heb-  J58 VADERLANDSCHE Kaptci Grave va Byland. vertrekt naar Gibralter. . hebben, en aan wien hy Conful opening zoude moeten geven, van alles wat hem wegens het gebeurde bekend was, of wat hem verders te verrigten ftond, tot onderhoud van de goede vriendfehap met den Keizer; op dat zy Heeren Staten Generaal gelegenheid mogten vinden, ten fpoedigften de verdere bevelen te verleenen, naar omftandigheid van tyd en zaken. Hoe wel het niet zeer geraden was, by dit faizoen van de naderende herfst, een fregat van veertig ftukken aan het gevaar van die reede bloot te Hellen, echter bood het collegie ter Admiraliteit van Amfter^dam zodanig een fchip aan, cn 'er wierd 1 bevel gegeeven aan den gemelden Kaptein, om, zo veel doenlyk was, zyn reis te verhaasten, Gibralter aan te doen, aldaar kennis te ontvangen , hoe bet met de zaken gefteld megt zyn , en Colety aan boord te nemen, om met dezelve naar Tetuan te ftevenen; doch, zo by deszelvs komst in de Straat, de Conful reeds in zyn post mogte zyn herfteld, als dan, na een ingenomen berigevan al het geene nodig was, ten fpoedigften te rug te keeren, en wanneer hy in tegendeel hem niet herfteld vond, als dan, zon-  HTSTORIE-BESCHRYVING. 159 zonder zyn perfoon en volk in gevaar te brengen, door iemand van het land zelve, den brief van hunne Hoog Mogende aan den Keizer af te zenden, benevens een brief van hem Kaptein tot geleide, waar by hy kennis gaf, dat hy gekomen was om de Misfive van de Heeren Staten Generaal te overhandigen, en 'sKeizers antwoord te rug te vragen, zonder iets anders te verhandelen ; vriendelyk verzoekende, dat hoe eer hoe beter berigt aan hem mogt geworden, aangezien hy zig niet lang op de reede van Tetuan zoude kunnen ophouden, tevens zorgvuldig in acht nemende, van den Keizer af te trekken van het oogmerk om iemand herwaards te zenden, en eindelyk, ingevalle de vrede tegens verwagting verbroken wierd, of zeer onzeker was te achten, dat hy als dan, op dc beste doenlyke wyze, daar van, aan de Confuls van den Staat in de zeehavens van Spanje, Frankryk, Italien, en Portugal, kennis zoude geven, om de fchippers en kooplieden daar van te waarfchouwen, ten einde op hunne hoeden te zyn, en aan de bevelhebberen van de fchepen van den Staat, van wegens hun Hoog Mogende aan te zeggen, omelkan- de-  176. l5o VADÉRLAHDSCHB i. deren, en de koopvaarders, zo veel mogelyk was, hulp te verlenen , of, ingevalle van volkomene vredebreuk, den vyand alle nadeel te doen , hoe wel tot deze laatste ordres geen gelegenheid te geven, ten ware hy zekere tyding had, en zulks in geenen deele te doen op losfe geruchten, die hem te Gibralter zouden mogen voorkomen, dewyl die, met alle reden, voor verdagt waren te houden: Men konde gewisfelyk, van wegen den famenloop der misnoegtheden tusfehen deze Republiek en Groot-Brittannie, genoegzaam twyffelen, of dit Hof alle behendige listen gebruikte, welken het by der hand wist te vatten, ten einde door een geveinsd gedrag , en openbaar geweld, de fcheepvaart en koophandel der Nederlanderen, in de Middelandfche zee alle afbreuk te doen; daarom was 'cr geen ftaat te maken op de tydingen , te Gibralter door de Engelfchen verfpreïd, met het inzigt van hun voordeel, en om de Re^ publiek de gevoeligfte flagen toe te brengen. De onzekerheid derhalven, opzigtelyk de vrede, die de Keizer van Marocco op het onverwagtfte zoude kunnen verbreken, ter-  HISTORIE-BESCHRYVINQ. l6l terwyl de te vooren geordonneerde equipagien ter zee afliepen, deed hunne Hoog Mogende bepaalen, van, door de Heeren Gedeputeerden tot de zaken van de zee, te doen overlgggen, wat fchepen van oorlog in gereedheid behoorden te worden gcbragü, om in zodanig geval te kunnen dienen, en welke fondfen daar toe wierden vereischt, daar op in te neemen de gedagten van de tegenwoordig zynde Gecommitteerden uit de refpeélive collegien ter Admiraliteit, ten einde die daar van konden berigten, en hun Hoog Mogende in ftaat ftellen, op de eerfte tyding van de vredebreuk, over de nodige fchepen tan oorlog te bevelen, aangezien hy Kaptein ten fpoedigften, over land, kennis zoude moeten geven van de omftandigheden waar in hy de zaken had gevonden en gelaten. Het leed niet lang, l of de grave van Byland was, met 's Lands ^ Ichip Zwieten, in de baai van Gibraltar aan- g gekomen, en fchreef aan de Staaten Generaal, dat de Nederlandfche conful aldaar, de brafeletten die reeds voor vier maanden uit den Haag waren verzonden, nog niet had ontvangen, zo als ook niet het horologie met fpeelwerk, dat door den Keizer 1764-. >e Graaf in By:nd arriert te ibraltar.  IÖ2 VADERLAND3CH3 van Marocco naar Holland was gezonden y om herfteld te worden, en waar by die vorst nog een nieuw diergelyk begeerde, al het welke waarfchynlyk eerstdaags aan de kinderen van den Keizer zoude moeten worden aangeboden, dewyl het zig liet aanzien, dat de ontftaane verfchillen zig ten beften fehikten, om de vrede welhaast beftendiger en duurzaam te maken, alzo de Keizer, niet alleen aan den Kaptein van Byland had geantwoord, op de misfive door hem wegens hun Hoog Mogende gezonden, maar ook een bark door den Gouverneur van Tetuan naar Gibralter had doen uitloopen, waarop zig een van zyne agenten bevond, met twee brieven, dc eene in deMoorfche taal met dcszelvs zegels, de andere in de Fran, fche taal, door zyne Majefteit ondertekend, en uit welke ten klaarlten gebleek , dat het ontftaane ongenoegen eenig en alleen betrekkelyk den perfoon van den Conful Colety was en in geenen opzigte tegens de Republiek , of derzelver handel en zeevaart, nademaal de Keizer betuigde, hem, uit hoofde van het verzoek by den Staat gedaan, wel te willen weder ontvangen; zonder dat men, met eenige grond, uit die om-  HISTORIE-B ES CHRYVTNG. 163 omftandigheden had kunnen afneemen , dat i hy had moeten vertrekken, alleen op dat den Vorst met meerder fchik buitengewoone gefchenken zoude kunnen vorderen, zo als de Confuls Butler en Colety, met opgaaf van een zeer uitgeftrekte lyst, hadden voorgewend; weshalven de laaftgemelde dankbaar behoorde te erkennen , dat alle de aan te wendene koften tot zyne herftelling wier ien gedaan, alzo hunne Hoog Mogende dit maal hem zeer ligt zouden hebben kunnen laaten daar hy was, en naar een ander perfoon, die den Keizer aangenaam konde wezen, om zien: De Conful Butler wierd derhalven gelast, ten fpoedigften, met Colety, naar Tetuan over te fteken, hem ten Hove te geleiden, met vier ftukken gebloemd ftof die van Londen waren ontvangen, en zodanige verdere gefchenken als reeds ingekogt mogten zyn; daar by voegende eene misfive van den Staat, en een behoorlyk compliment van dankzegging, voor de geneegene oplettenheid, welke de Keizer, op het verzoek van hunne Hoog Mogende, had beweezen , waar na vervolgens een ieder zig wederom naar zyn post zoude moeten begeeven. Niets kantede zig L 2 te- 704-  1764 I64 VADERLANDSCHE tegens de goede uitflag van deze bevelen, waar door de verftandhouding tusfehen de Republiek en den Marokkaanfchen vorst volmaakt herfteld wierd: Die treffende omwenteling ten goeden verblydde de Nederlandfche zeelieden en handelaars; doch de befluiten, ter beveiliging van de volkplanting in de Berbiccs, waar over reeds eenige maanden in fommige Provintien was geraadpleegd, vermeerderden geenzints dat aangenaam vooruitzigt, want, met zo veel kragt van reden als de Heeren Staaten van Holland beweerden, dat het volftrektnoodzaaklyk was, de direótie van deze volkplanting te bevryden van de betalinge der nodige artillery , die de Gouverneur, had overgenoomen van den bevelhebbenden officier der aldaar gebragte troupen, en ook althans nog eenigen tyd van het gewoone onderhoud der militie; houdende het eerfte poineï; als van geen aanbelang, aangezien van die goederen , by verkoop in de West-Indiën, een zeer geringe waarde zoude komen, en by het te rug voeren herwaards, door de koften en fchaden vry wat verminderen; terwyl, met opzigt van het tweede poincT:, eensdeels om de nuttigheid en noodzaaklyk- heid  HfTSTORTE-BESCHRYVING. 165 beid voor het behoud van de kolonie, an j derzints om de geruineerde ftaat en de ontblootting van de voornaamfte inkomften, niets welvoegzaamer was, dan in het zelve te bewilligen, zo dat, even als voor Suriname, voor de tyd van tien jaaren, dit onderhoud van gemelde troupen, op den ftaat van ooriog diende gebragt, met bevel aan de Directeuren, om te zorgen, dat het vastgeftelde getal volkomen bleef, de ontbreekende fteeds aangevuld, en daar van jaarlyks een lyst aan hunne Hoog Mogende ter hand gefteld: Met geen minder aandrang betoogden de Heeren Staaten van Friesland enOverysfel zwarigheden , om in die voorgeflagene middelen te bewilligen; weshalven hunne Hoog Mogende, hangende de raadplegingen over dit ftuk, goed vonden, de troupen van den Staat niet' boven noodzaaklykheid bloot te ftellen, aan! de heerfchende ziekte in die landftreeken ,1 maar alle die niet volftrekt vereischt wier-' den, tot beveiliging van de kolonie, in het' vaderland te rug te doen keeren; temeer, om dat de Hertog van Brunswyk aan Hoogst dezelven had bericht, dat hy, door een èrief van den collonel de Sa/re, kennis had L 3 be« DeStsacn Gene■aal doen ietrou>en uit de 3crbhe te ug konen.  166 VADERLANDSCHE bekomen, dat 'er reeds zeven en dertig plantagien op nieuws door de planters en Directeuren wierden bewoond: Dewyl nu dit corps troupen mceftendeels was famengefteld, uit onderofficieren en foldaaten, die zich alien vrywiJlig tot deezegevaarlyke onderneeming hadden aangeboden, verzocht de Hertog aan de Heeren Staaten Generaal, om de troupen, die ter demping van den opftand in de BerUces gebruikt waren, en zich in die onderneeming zeer loffelyk gekweeten hadden, by hunne te rugkomst, in dienst te houden. De Staaten van Holland vonden hier in geen zwarigheid , zy gaven zeer fpoedjg hunne toeftemming, in onderflelling, dat dezelvenals een Regiment Mariniers zouden gehouden worden. Ook bewilligden de Staaten van Overysfel, en die van Stad- en Lande, mede wel haast, in den gedaanen voorflag, waar na de overige provintien, die zich op dit fluk noch niet verklaard hadden, in 't volgende jaar insgelyks hunne toeftemming gaven. Ondertusfchen was de tyd zo ver gevorderd., dat verfcheidene Provintien in overweeging naamen om de meerderjaarigheid van  HISTORIE- BESCHRYVING. 1$? van den Prinfe Erfftadhouder, die eerst het : volgende jaar moest invallen, te vervroegen: Het Landkwartier, de Zevenwouden genaamd, deed ter ftaatsvergadering in Friesland daar van het openbaar voorltel, dat veelen zeer vreemd in de ooren klonk, ..en in geenendeele aan Haare Hoogheid, de Princesfe weduwe, Grootmoeder van den jongen Vorst, behaagde: Zy deed de Pleeren Gecommitteerden tot die zaak by Haar verfebynen, alzo zy, geduurende de min. derjaarigheid van den Erfftadhouder, de adminiftratie der zaaken in de Regeering waar nam; Zy gaf haare verwondering aan dezelven te kennen, en zeide, daarop de gedachten van haaren klein zoon te moeten inneemen, hoe wel zy wel bereid was, indien de Heeren Staaten zulks konden goedvinden, en de Prins het zig liet wel gevallen, om zig van de Regeering, die zy alleen uit zucht tot het welzyn der provintie had op zig genoomen, en tot groote last voor haare hooge ouderdom was, te ontflaan: Dan de Vorst vond in dat voorftcl geen behagen, en betuigde met veel ernst, niette zullen afgaan van de befluiten, omtrent de meerderjaarigheid en de voogdy met eenpaarigL 4 heid 765.  168 VADERLANDSCHE J765. Voorfiel om den ErrïUdhouderrneerderjaang te verklaren. heid vastgefteld. Haare Hoogheid gaf daar van op eene plegtige wyze kennis aan de Heeren Staaten, met de fterkfte verzekering van haar onveranderlyk aankleeven aan de belangens en het welzyn van de provintie , in welken zy den voornaamften leeftyd had doorgebragt, en veel genoegen had genooten; hoedanige veelvuldige eerbewyzen en uitneemende weldaaden, zy met dankbaarheid erkende; en eindelyk aan hunne Edele Mogende eene Memorie over gaf, waar in haare gevoelens nader waren vervat. De Gecommitteerdens deeden aan de Staaten verflag van hun wedervaaren ten Hove, de Memorie der Vorftinne overleverende , waar op de kwartieren van Oostergo, Westergo, en de Steden, gevoelig aangedaan over de zorg en waakzaamheid Kan haare Hoogheid, verklaarden, zeer verwonderd te zyn, dat zulk een voorftel van gewigt, ter deliberatie gebragt was, zonder te vooren het gevoelen van den Prinfe Erfftadhouder, en dat van de Prinfesfe Douariere, gevraagd te hebben, dat zy het zelve aanzagen, als ftrekkende om 'sLands vastgeftelde befluiten te verbree- ken,  HÏSTORIE-BESCHRY VING. XÓp ken, en de Vorftinne, fchoon zeer on- ] verdiend , het recht te benemen, dat haar " met eenpaarigheid van ftemmen was opgedragen; waarom het kwartier de Zevenwouden verzocht wierd, het zelve, als onaanneemelyk en hoonend voor de beide Vorftelyke perfoonen, weder in te trekken. De volmagten van dat kwartier daar op gevraagd zynde, bragten by die gelegenheid in, dat een der leden het bekende voorftel gedaan hebbende, en daar op omvraag gefchiedzynde,de meerderheid van het kwartier alleen verklaard had , wel te mogen lyden dat het in de kwartieren gebragt en mede gedeeld wierd, zonder dat het 'er iets meerder by gedaan, of eenig verder befluit daar omtrent genomen had, veel min te boek doen brengen: Alle de leden van het kwartier betuigden, dat ze niets het minfte van die voorflag geweten hadden, voor en al eer dezelve op het aller onverwagtst in hunne vergadering gedaan wierd; en dat het kwartier, nu vernoemende de welmeeningen van hunne Doorluchtige Hoogheden, om zich ftiptelyk te houden by het Reglement der voogdyfehap, daar in ten vollen berufte, en het voorftel aanmerkte L 5 als  J765 t>e Prit fêsfê weduwe va Oranje fietft. 170 VADERLANDS C H E .als nooit gedaan, behoudende voorts aan zich zelve om aan den Prinfe Erfftadhou"der te fchryven, en de Vorftinne weduwe, n voldoening te geevcn. Hier op wierd van het beflootene, doordeGecommitteerdens, aan haare Hoogheid kennis gegeeven, wel ke daar genoegen in nam. Niet lang overleefde haare Hoogheid dit voorval. Eene verzwakking van levensgeeften, door haare hooge jaaren veroorzaakt, fleeptc die deugdzaame Vorftinne eerlang in het graf. Het was op den 9 van Grasmaand, dat het den Allerhoogften behaagde MariaLouisa, Land Gravinne vanHesfencasfel, Vorftinne weduwe van Oranje, en Grootmoeder van den jonge Prinfe Erfftadhouder, en deszelven Zuster, de Vorftin van Nasfau Weiiburg, in het acht en zeventigfte jaar van haaren ouderdom, het tydelyke met het eeuwige te doen verwisfelen, tot groote droefheid der Stad Leeuwaarden, der provintie van Vriesland , van 't Doorluchtig Huis van Oranje en van alle welmeenende ingezetenen van dezen Staat, en het was geen wonder dat men over het overlyden dezer Vorftin rouwe bedreef, want zy wierd vooreen voorbeeld van Godsvrucht, deugd en  kistorïe-beschryving. IJl en Iiefdaadigheid gehouden, waar van de : Staaten van Friesland zelf, in hunnen brief van rouw beklag, aan den Prinfe Erfftadhouder, deze loffelyke getuigenis gaven; dat zy een allergezegenst middel in Gods hand geweest was, om den welvaart der provintie, met de uiterfte iever , daadelyk te bevorderen, op eene zo minzaame en vriendelyke wyze, dat zy de liefde en hoogachting van Regenten en ingezetenen van allerhande ftaat voor lange jaaren verkregen, en tot den einde toe volkomen behouden had. Het Vorftelyke Lyk wierd, volgens het Reglement, ten dien einde, door de Commisfarisfen der Staaten van Friesland, benevens de Commisfarisfen van het Vorftelyke Huis, beraamd en vastgefteld , den 13 van Zomermaand, op eene zeer plechtige wyze, bygezet in de Capel van de groote Kerk te Leeuwaarden, en ter zyde het Lyk vanHaarenDoorluchtigen Gemaal Joan Willem Friso geplaatst, 'sDaags na haare uitvaart wierd, door den oudften Predikant dier Stad, Schradtr, een plegtige lykrede, en drie dagen laater, door deszelfs zoon Profesfor Schrader, te Franeker, in de Academie Kerk dier Stad. een 76S._  J7ï Qneenig heidtusfchen he collegie ter Admi raliteit ei de West Indifche' compagnie. I?2 VADERLANDSCHE r-een keurlyke Lykzang, ter Haarer eere, opentlyk uitgefproken. De zorg der Magiftraatsbeftelling in Friesland kwam , na 't overlyden der oude Vorftinne, in handen der Vorftinne van Nasfau Weiiburg, volgens overeenkomst van den jaare i7S5-zy wierd door Hoogst dezelve geredelyk aan. vaard en tot de tyd van haars Broeders meerderjaarigheid beftierd, Aanmerkelyk was 't, dat alles, aan 't Hof der overledene Vorftinne, door den eerften en voorzittenden Raad in 't Hof van juftitie, nevens de Secretaris van 't zelve , verzegeld wierd, daar anders altoos de Magiftraat van Leeuwaarden, diergelyke verzegelingen plagt te doen. De dood van Haare Hoogheid veroorzaakte in de andere Provintien geene de geringfte veranderingen, en het beftel der Regeeringsbeftiering geduurende de minderjaarigheid van den Vorst bleef voor het overige buiten eenige betwifting; dan 'er ontftond ten zeiven tyde een ander onaangenaam verfchil tusfehen de Admiraliteit en West-Indifche compagnie dezer Landen, namenlyk, het voornoemde collegie ter Admiraliteit op de Maaze had goed-  HISTORIE-BESCHRYVING. jyy wordende 'er geen de minfte, verwarring of ongeregeldheid befpeurd. Ook was het weder dien dag zeer helder, aangenaam en gunftig, 't welk mede niet weinig tot de buitengewoone rechtsplecging toebragt. De plegtigheid wierd door een korte aanfpraak van den Leeunrigter, en een gebed van den Griffier, geopend, het duurde een groot uur, waar na de Leeunrigter en Leeunmannen naar het Stadhuis gingen, en zich op de Landfchapskamer in dezelve orde plaatften, als zy onder den Eikenboom gezeten hadden, waar op zy verder hunne rechtsplegingen van tyd tot tyd vervatteden, tot dat eindelyk naderhand de zaak ten vollen, door een minnelyk vergelyk, by gelegd en geëindigd wierd. De Republiek had, geduurende dit jaar, binnenlandsch alle gewenfchte voordeden en zegeningen; de vrede en vryheid bleef beftendig; alleen wierd het zo zeer bekende gefchil tusfehen die van Gelderland, Holland en Utrecht, met opzigt tot de Rivieren, grooter in zyn gevolgen, dan men wenfehte; die van Holland fchreven aan de Staaten van Utrecht, als dat zy geen de minfte grond vonden om te vermoeden, M dat 1765.  178 VADERLANDS CHE J?6S Vefi nieuwde verfchillen over de rivieren enz. . dat het jaarlyks aangroeijend bezwaar der Lek voornamenlyk herkomftig was uit de nabyheid der dyken, die eeuwen lang op dezelfde plaatfen, en op de dezelfde wyze hadden geleegen, zonder dat ooit, zelfs toen de verandering van den ouden Rhyn nog niet begon, daar over geklaagd was; nooit had de provintie van Utrecht op der. zeiver inlegginge zo aangedrongen dan tegenwoordig, na dat de rivier by Herwen was verloopen, en het water door ruime by-wegen naar den Neder-Rhyn afkwam; daarom waren zy Heeren Staaten van Holland niet van voorneemenom immer dyken naar binnen te leggen, op gronden, die geen dyk van behoorlyke zwaarte konden dragen; nooit zouden zy, in zulk eene groote onzekerheid omtrent de goede uitkomst en de heilzaame effeéien van zodanig eene onderneeming, den Alblasferwaard en de vyf Heeren Landen, aan onoverzienlyke rampen bloot flellen: Hunne Edele Groot Mogende befchouwden de zaak zodanig, dat 'er voor het Herwenfche beeter moest gezorgd worden, dan tot hier toe was gefchied, alzo zonder dat, en buiten het herftel van 'sGrae ven waard, met debe- zor-  HÏSTORIE-BESCHRYVÏNG. 179 zorging van den ring aan het bovenfte gedeelte van de rivier, alle verbeetering der' Lekdyken te vergeefsch zoude zyn: Den kring van den ouden Rynmond af tot aan den boven mond van het Pannerdenfche kanaal moest geflooten worden, dat belang had ieder des kundig zedert lang gezien; de Gelderfche Ysfel behoorde reeds vaarbaar te zyn, en het was te wenfchen dat die Rhyntak, inzonderheid by een hooge rivier, meer water ter ontlaftinge van den Neder-Rhyn en Lek konde afvoeren; waar toe in Gelderland, en byzonder omtrent Zutphen veele oorzaaken van verhindering wierden gevonden; zo dat de Staaten van Holland begreepen, dat 'er aan die van Gelderland behoorde gefchreeven te worden, hoe zeer de belangens ten opzichte van de rivieren, voor alle drie de provintien dezelve waren, en de nog te vreezene gevaaren teelendig bleeken te zyn, dat men niet, met vereenigde kragten, in eene heil. zaame eensgezindheid diemiddelen zoude zoeken by de hand te neemen, welke met hoop vangoedgevolg konden gebruikt worden. In de vroegere onderhandelingen over dit onderwerp , was men het fteeds eens geweest M 2 pin- ■765.  ï8o VADERLANDSCHE 176; Een vii visch ilranJ b de Vlie. ter, en Texel. [.omtrent de oorzaaken dezer rampen, dan 'er bleeven altoos hinderpaalen tegens het uitvoeren van de beste middelen tot het herflel, en dus ftond het ook thans met de zaaken, fchoon de Regeering van Kleef zo afkeerig niet meer was, als men zig, opzigtelyk het herdyken van 's Gravenwaard wel had verbeeld; de landen, ter wederzyden van den Nederryn en Lek geleegen, byzonder onder het Sticht en Zuidholland , bleeven by de naderende winter aan het zelve gevaar bloot gefield , alle de yverige poogingen der Staaten van Holland hadden geen het minfte goed gevolg, en het waare belang wierd uit het oog verlooren. In 't begin der laatfle maand deezes jaars had men een zeldfaam verfchynfel, 'er ftrani-de, by de Viieter en het eiland Texel, op een yzandplaat, een vinvisch van ruim zeventig voeten lang; Hy was door het volk van een fchuit, eenige dagen te vooren, in het gat gezien, welke zelvs eene dregge,.waar aan eenlyngeflagen was, in een van zyne neusgaten had geworpen, doch de visch zulks niet kunnende verdraagen, verliet het gat, en zwom naar Kykduin , waar door het volk de  HISTORIE-BESCHRYVING. l8l de lynkappen, en hunne prooi weêr verlaaten moest. De gewonde visch had zig echter van de dregge weeten te ontflaan, doch moest, op het drooge geraakt zynde, 'er evenwel zyn leven by infchieten. Hy was van gedaante omtrent als een zalm, met bruine en witte ftreepen, had een gladden Haart en rug, en een fpier witten buik, de Haart liep halvemaanswyze rond toe, de kop was met baarden als een walvisch voorzien, in ieder kaak i36ftuks, en het binnenfte van zyn bek met dik hair begroeit, zyn ooren zweemden vry veel naar varkens ooren, drie vinnen, waar na hy zyn naam voert, had hy op de rug, en ter zydenachter het hoofd, welke ovaal rond en bruin van verwe waaren. Zyn fpek was op het dikfte zes, en op het dunfte, twee duimen dik. Deeze ongewoone visch, die met hoog water vlot had kunnen raaken, wierd wel haast door de inwooners van Texel, afgemaakt, en zyn baarden, fpek, ënz.■ aan de meeftbiedende verkocht. i Met den aanvang van dit jaar, vierde} men te Amfterdam, op den 3 van Louw-j| maand, het Eeuwgetyde van het Aalmoe-1 feniers Weeshuis aldaar, zynde het even dienj M 3 dag 1765. _ ■.766. Het euwgefde van cc iaImoe« niets Veeshuis e Amterd3m.  1766 *3z VADERLANDSCHE dag^ honderd jaaren geleden dat de wees. kinderen in dit huis overgebragt waren. De Regeerendc Burgemeesteren benevens de Regenten en Regentesfen van hetzelve woonden het feest by, en wierden door een der weezen met een aanfpraak begroet, die de heer Burgemeefter Jonas Witzen met een heilwensch beantwoorde. De weezen wierden vervolgens op ham, gebraaden vleesch , wyn en andere ververfchingen, onthaald, hunne eetzaalen waren met allerhande kroonen en festonnen verfierd; hunne Edele Groot Achtbaare, hielden met de Regenten en Regentesfen, in de Regentenkamer, eene deftige maaltyd, na het eindigen van welke zich het aanzienlyk gezelfchap weder naar de eetzaalen der kinderen begaf, om aldaar een buitengewoonen avondmaaltyd te aanfchouwen, alles liep in order, en met gepaste vrolykheid, ten einde; Burgemeesteren wierden door de Regenten en Regentesfen bedankc voor de eere die zy aan het Weeshuis betoond hadden, waarmede het vieren van dit Eeuwgetyde, in het Weeshuis zelve, eindigde. Zondags daar aan volgende, maakten de Predikanten, in hun-  HISTCRIE-BESCHRYVÏNG. 183 hunne leerredenen, melding van dit feest, 3 met dankzegging aan God voor den tot" nog toe genotene zegen , en hart treffende gebeden om den aanhoudenden bloey van dit Godshuis, Intusfchen wierd by de naderende lente een aangenaam toneel geopend , door dat zyne Hoogheid, de Prins Erfftadhouder, den vollen ouderdom van achticn jaaren bereikt hebbende, zich op den Eerefloel zyner Doorluchtige voorvaderen zag verheffen. Des morgens op den 8 Maart kondigde het Hofryk 'sGravenhaage, door 't gebulder van eenentwintig ftukken gefchuts, de plechtigheid dier dag aan. Zyn Hoogheid begaf zich, na 't ontvangen der onderfcheidene gelukwcnfchingen van debezendingen der byzondere Gewesten, en 't bezweeren der commisfien van elk derzelven, ten elf uuren naar de vergadering der algemeene Staaten, welken op dien dag buitengewoon by een gekomen waren, en wierd door de Heer van Bronkhorst, die ter dier tyd voorzat, met een zeer gepaste aanfpraak verwelkomd. De Prins nam, na dat hy dezelve minzaam beantwoord , en den eed in handen van dien Heer afgeleid M 4 had, 7££  I84 VADERLANDSCHE i.had, zitting in den Stadhouderlyken ftoel, * aan het hoger einde van de taf ei. Vervolgens wierd zyn Hoogheid door de Heeren van Wasfenaar Katwyk, Cau, en d'Ablaing van Giesfenburg, naar den Raad van Staate geleid, en door eerst genoemden Heer, met een aanfpraak, aan dczelven voorgemeld, die den Heer van Boetfelaar beantwoorde. Ter vergadering van de Staaten van Holland, deed zyn Hoogheid, na dat hy aldaar door den Raadpenfionaris Sttin verwelkomd was, den eed, al ftaande, in handen van dien Staatsdienaar, na dat de Secretaris van der Mieden hem dezelven voorgeleezen had. Terzelver tyd droegen de Staaten van Holland aan den Prins de begeeving van alle de krygsampten, op de Jyst en betaaling van hunne provintie Haande, van vaandrig tot kolonel toe, benevens, fchoon op een byzonder formulier, ten dien einde vastgefteld, het opperhoutvester en jagermeesterfchap van hun Gewest op. Toen nam zynHoogheidin deRaadkamer van den Hove van justitie , aldaar plegtiglyk ingeleid zynde, als Opperpréïident, zitting in den Stadhouderlyken ftcei, en hoorde, by dceze plegtige gelegenheid, een  HÏSTORÏE-BESCHRYVÏNG. 185 een pleitgeding, en de gelukwenfchende i aanfpraaken, van drie Advocaaten, welken in die zaaken dienden. In het antwoord, het welk zyn Hoogheid, op de aanfpraak ter vergadering* van de algemeene Staaten gedaan, gegee-J ven had, had inzonderheid , de grootftc' dankbaarheid voor zyn Doorluchtigcnv voogd, den Hertog van Brunswyk Wolven-] buttel, uitgeblonken, die hem, volgens 'sPrinsfen woorden, in zyn tederejaaren, na 't fmertelyk verlies van vader en moeder, zo zorgvuldig opgevoed had, enwien hy ook hiervoor, gevoelende hoe veel hy aan Hoogst dezelven verfchuldigt was, al zyn leven blyken van dankbaarheid wilde geeven. Het was voorwaar dus ten uitterften aangenaam voor den Vorst, dat'er, nog ten zelfden dage, eene commisfie uit de algemeene Staaten benoemd wierd, om den Hertog van Brunswyk plegtig en hertelyk dank te zeggen, voor zyne uitmuntende diensten, den Lande tot hier toe beweezen, en voor zynen yver, arbeid, en zorge, ter opvoedingé van den Prinfe, met zo veel getrouwheid betoond; en dat men, op voorftel van zyn Hoogheid, tevens, M 5 door 766. De Her-, >g van runsi'ykWol;nbutteloor zyn oogdychap belankc.  l?6( Vreugde bedryven by 'sPrinlén meerderjiarigheid. 186 VADERLANDSCHE ;. door den Heer van Burmania, gezant der "Staaten aan het Hof van Weenen, vervolgens, na dankzegging aan het zelve voor de vergunde komst van den Hertog hier te lande, befioot te verzoeken, dat Hoogst dezelve , tot onderfteuning van den Erfftadhouder, en in den dienst van deezen Staat, mogt blyven volharden. De Staaten van Holland beflooten insgelyks, den Hertog, door den Raadpenfionaris, op het nadruklykfte, voor deszelvs yver en zorge , zo in de opvoeding van den thans meerderjaarig geworden Prinfe, als anders betoond, te bedanken, en tevens te verzoeken, om, als een blyk van hunne Edel Groot Mogende erkentenisfe, eene ordonnantie van tweemaal honderd duizend guldens, ten lasten van den ontvanger Generaal van derzelver provintie, te willen ontvangen. De vreugde bedryven die, by deze heuglyke gelegenheid, zo wel in de Hofplaats, als in alle de groote en kleine Steden van Holland, niet alleen, maar ook in andere plaatfen van de byzondere Gewesten, gepleegd wierden, de vertooning van pragtige illuminatien, konftige verlieringen en heer- lyke  HIST0RIE-EESCHRYVIN6. 187 lyke vuurwerken, overtrof aller wegen : die van den jaaren 1747 en 1748, zeer verre, zo in kunst als in vinding: In de zes andere provintien wierd zulks op hooge order uitgefteld, tot dat zyne Hoogheid in perzoon in ieder derzelven zou worden ingehuldigd. Op den twaalfden van Lentemaand, wanneer de Prins een voortreffelyke maaltyd op het oude Hof aan de bezendingen der Staaten gaf, wierd op voor. ftel van zyn Hoogheid, door de algemeene Staaten een talryke aanftelling van Generaals perfoonen gemaakt. De Prins Erfftadhouder zeiven, die kort te vooren, zyn gewezenen voogd, ten teken van zyne dankbaarheid, tot kolonel en ritmeester commandant van het escadron guardes du corps had aangefteld, benoemde nu ook, uit hoofde van de hem opgedraagen magt, eenige kolonels, kolonels commandanten, majoors, ritmeesters, kapteins, luitenants, kornets en. vaandrigs, in meest alle regimenten, ter betaalinge van Holland ftaande, Niet lang hier na, gaven de Bewindhebbers en Hoofddeelgenooten van de Oost-Indifche Maatfchappy , na alvorens door de algemeene Staaten, daar toe behoor- ■766.  l88 VADERLANDSCHE '<6. hoorlyk gemagtigd te zyn, in een afzonder"lyk gehoor, op den tweeden van grasmaand, aan den Prinfe Erfftadhouder het diploma over, by 't welke zyn Hoogheid het opperbewind over de gantfche Maatfchappye wierd opgedragen, op zulk een voet, als wylen deszelvs vader die waardigheid bekleed had. Zyn Hoogheid, die zulks gunstig aan nam, benoemde twee dagen laater, den Heer Thomas Hoope, om in alle de ver.; gaderingen, van de Maatfchappy zyn perzoon te verbeelden, in welke waardigheid die Heer, den tienden van Grasmaand, wierd erkend en ingehuldigd. De Staaten van Holland verklaarden insgelyks, eenige dagen laater, dat het hunne meening was, de verkiezing van bewindhebberen, in de kamers van deze provintie, uit een drietal van bevoegde perfoonen, aan zyn Hoogheid over te laaten. Ook keurden de Staaten van Holland, ten zeiven dage, het verrigte van hunne afgevaardigden ter algemeene ftaatsvergadering goed, omtrent de opdragt van het Gouverneur Genefaalfchap van de West-Indifche Maatfchappye deezer landen aan den Heere Erfftadhouder, welks diploma, gerigt op den zelfden voet  HIST0RIE-EE3CHRYVING. ÏOX zilvere gedenkpenningen geflagen en uitgedeeld; van daar keerde zyne Hoogheid over Bergen op Zoom, Breda, Oosterhout en 'sHertogenbosch, naar 's Gravenhaage te rug. De Prins Erfftadhouder bleef ondertusfchen niet lang in den Haag, maar begaf zich eerlang naar Utrecht, daar hy, den: agtften van Hooymaand aangekomen zynde, 's anderdaags, in de hooge collegien plegtiglyk ingeleid wierd , vervolgens gaf hy ten Hove een vonnis in een pleitgeding, en woonde daar na de redenvoering by, die door den Hoog geleerden Heer ¥. F. Reitz, in de JJomskerk gedaan wierd, betreklyk op den aart van het Stadhouderlyk ampt, de gelukkige gefteltheid van den tegenwoordigen tyd, en de pérfoonelyke hoedanigheden van den Prinfe Erfftadhouder. Het groot en pragtig vuurwerk, ten kosten der ftudenten, op de Neude opgeregt, wierd vervolgens door zyn Hoogheid zei ven aangeftooken, die twee dagen laater, na de burgers en ftudenten voor hunne goede gefchiktheid en yver bedankt en geprezen te hebben, de reize naar 't Vorstelyk Loo voortzette: By 1766^ De Prins neemd te Jtrecht. ikting in de booge rcrgade:ingcn.  Ver- fchriklvfci brand te Hilverfom. I92 VADERLANDSCHE . By die gelegenheid wierden de Burgers van de compagnie, het fortuin geheten, door hunnen Hopman M. S. J yan Muiden, metv een zilveren gedenkpenning, op deze gebeurtenis toepasfelyk, befchonkcn. Te midden van alle deze vreugde bedry. ven vertoonde zich een akelig tooneel ' van verwoesting in bet fchoone en volkryke Hilverfom, in 't Gooiland, het welke door een verfchriklyke brand by na geheel vernield wierd, waar door dit anders groot en wclvaarend dorp, eensklaps uit zynen welfland in de deerniswaardigfle armoede ge- ' dompeld wierd. De vlam begon op den middag van den vyf- en twintigften van Grasmaand, en nam zyn aanvang, doorhet fmelten van fmeer, in het huis van een joodsch vleesch houwer, ten naasten by in 't midden van 't dorp woonende, in welk zelfde huis, voor omtrent veertig jaaren, insgelyks brand ontftaan, cn toen een gedeelte van 't dorp in de asfche gelegd was. Thans wierd dit ongeluk veel zwaarder, de vlammen flocgen, door een feilen oosten wind gedreven, zeer fchielyk tot dc andere huizen over, zo dac het dorp op yerfcheidene plaatzen tevens in de brand geraakte. De  Hl 194 VADERLANDSCHE 5. met een ysfelyk geweld ter neder plotfte, verwekte eene nieuwe, verflagenheid. De kerk zelve, daar men, om dat deze vry verre van het huis des Joods , waar in de brand begonnen was, afflond, nog veel goederen had gebragt, geraakte in lichter laaije vlammen, welke met zulk een hevigheid daar in woedde, dat niet alleen de geborgen goederen verteerden, maar dat zelvs de grafzarken borsten, en de beenderen der Jyken, den volgenden morgen nog eeven fierk gloeiden, tot dat zy tot asch verteerd waren. Het Rechthuis, het huis van den Predikant en andere aanzienlyke gebouwen, wierden nu ten prooy van den vlam. De Predikant en deszelvs vrouw konden zich ter naauwer nood uit het vuur redden, maar niets van het hunne in veiligheid bergen. Verfcheide menfehen raakten , terwyl Zy anderen byftonden, door de brandende puinhoopen gekwetst. Het was reeds nagt eer men het geluk had van het vuur te kun, nen blusfehen, doch de elende der rampzaligen, die door het open veld troosteloos omzworven, nam met de duisternisfe meer en meer toe, daar hen niet alleen de noodwendigfte behoeften van eeten, drinken en, klee-  Ju De l Burgc. meeste Hasjh flerfc. Gefchil onder c kerkelyken in Friesland I96 VADERLANDSCHE >£. zestig jaaren overleden, de Heer Mr. Geleer rard Arnoud Hasfelaar, beroemd wegens de r gewigtige waardigheden die hy bekleed '"'''had, en door zynen yver in 't bevorderen der nuttigfte kunsten en wetenfchappen. Hy was Burgemeester cn Raad der ftad Amfterdam, benevens Bewindhebber der Oost-Indifche maatfchappy, en in den jaare 1747, als minister van dezen Staat, by den vredehandel te Aken geweest, waarop hem in 't volgende jaar, by de verandering der Regeering te Amfterdam, op aanbeveeling van den overledenen Heer Erfftadhouder, het Burgemeesterfchap wierd opgedragen. Hy was toen ook tot kolonel van de burgery verkozen, en in 't volgende jaar 1749 ftelde zyn Hoogheid hem aan tot zyn reprcfcntant in 't collegie der Edele Mogende Heeren Raaden ter Admiraliteit, in gemelde ftad, alwaar by de Burgemecsterlyke waardigheid achtmaal had bekleed. De meenigvuldige kerk-gefchiJIen, die, ^met eene onbetaamende yver, dan hier dan daar, door de Republiek hadden gewoed, wa'ren nauwlyks tot flilftand gekomen, of'er ontfprong weder eene nieuwe bron, door een leerreden van Gerardus Tkodorus 'd's Cock)  2Ef cn Ï98 VADERLANDSCHE tf.derzelver hoogfte verontwaardiginge, geene vraagftukken van zo veel invloeds op de openbaare rust, ooit of ooit, zonder voorgaand verlof van de hooge Regeering, in hunne vergaderingen te onderneemen om te beflisfen. Eenige der leden, die zulks zeer vreemd voor kwam, protefteerden niet alleen hier tegen , maar gaven zelvs eene remonftrantie van bezwaar in dezen over aan den Prinfe Erfftadhouder, als ook eene aan de Gedeputeerde Staaten zeiven? doch dezen verklaarden, by hun genomen befluit te zullen volharden , en gelastten de fuppli, anten zig daar ftiptelyk naar te gedragen, zullende, by gebreke van dien als verftoor' ders der gemeene ruste geftraft worden. Zyne Doorluchtige Hoogheid gaf op de remonftrantie der protefteerende leden, eenige maanden laater, te kennen, dat de zaak van de Cock finaal geëindigd en afgedaan was en dat de Gedeputeerde Staaten niet bedoelden, de klasfis in haare wettige Regten te benadeelen, welken hoogst dezeiven Prins beloofde, ten allen tyde op het kragtigfte te zullen handhaaven, mits de klasfis, van haare zyde zig fteeds afkeerig toonde van alles, waar door de rust, vrede  HÏSTORIS-BESCI-IRYVÏNC. ÏQ9 en eenigheid in de kerke geftoord zoude konnen worden. Gelyk de komst van Nederhndsch Erf-, ftadhouder tot de Regeering in het vader- < land met ongemeene vreugde bedryven gevierd was, zo had men ook dien dag te Batavia, met allerhande tekenen van blydfchap door gebragt, 's morgens en 's avonds was het kanon zo wel van de Bolwerken dier ftad, als van alle de fchepen, op de rede liggende, gelost. De vlaggen en wimpels der fchepen woeijen den gantfchen dag, 's avonds waren de aanzienlykfte heeren endames in 't generaal Gouvernement ter maaltyd, de geheele ftad was geïllumineerd, ja zelvs waren fommige Lusttuinen met fraaije decoratien verfierd , inzonderheid muntte het huis en de tuin van den Heer Nicolaas Hartzinck, extra ordinair Raad van Indien, in deftige en gepaste zinnebeeldige vertooningen uit, de tuin was door ruim acht duizend lampen, die den gantfchen] nagt brandende gehouden wierden , ver- < licht: Deze vreugde die 'er thans inBata-; via heerschte, wierd niet weinig vermeer-1 derd, door de gewenschte tyding, die men' 'er , eer nog de Lentemaand uit was, van ( N 4 CtU 1766. _ 'sPrintên comst tot le Regee'ing \v ord jok te Ba:avia ge« rierd. Vrederus» irhen de )ost-In- lifche tfaac chappy n den [oning an Can« ia.  Ï7( 2IO VADERLANDSCHE 7-anderen gevoegd wierd. De plaats waw zy vergaderden was by dc nieuwe kerk omtrent het buurfchap Rekken, onder de HeerJyiheid Borculo , in 't Graaffchap Zutphengeleegen: Aldaar maakten zy, na wederzyden de ratiflcatien der geflotene conventie te hebben uitgcwisfeld, een be ginmet het zetten der grcnspaalen, waar mede zy de geheele linie langs vervolgden, tot aan de Refhppcrbrug by Dinxperlo, onder de HeerlykheidBredevoortin 't zelfde Graaffchap , alwaar die beide territoiren met dat van Anhalt gefcheiden worden Na derhand hervatten zy op nieuws hunne conferentien, zo op 'C klooster te Hoogen. Buurlo, als te Winterswyk, over zeker recht van weide, koppel weide genoemd, t welk zederd menfchen geheugen , tusfehen de ingezetenen van wederzydfche landen, op de gjpnden van beide Mogendheden, over cn weder, had plaats gehad, en t welk niet zelden van veele oneenigheden cn onaangenaame voorvallen , die dikwyls van groot gevolg waren geweest, cn by vervolg van tyd nog zouden kunnen worden, vergezeld geweest was. Ditnetehge ftuk wierd egter insgelyks door wedcr-  HISTORÏE-BESCHRYVING. 211 zydfche Heeren Gecommitteerden veref- 1 fend en uit de weg geruimd , alzo zy te Winterswyk, zo ten opzichte van dat recht, als het zetten der grenspaalen, eene vaste overeenkomst floten, waar door alle verfchillen en oneenigheden , die langer dan eene eeuw, onder de twee nabuurige Staaten plaats hadden gehad, met eene bekwaame ontfcheiding van deze landen tusfehen de wederzydfche ingezetenen , eindelyk volkomen , tot beiderzyds genoegen , vereffend , beflooten en uit de weg genomen wierden , waar na de Heeren Gecommitteerden, in't vriendelyke van elkander vertrokken. De Geldcrfche Heeren lagen gezamentlyk by die geleegenheid een bezoek af by den Heere Keurvorst van Keulen, die ooi? tevens Bisfchop van Munfter was, en wierden door Hoogst dezelven niet alleen zeer, minnelyk en met groote betooninge van eerc ontvangen, maar ook pragtig ter middag maal onthaald, waar na zy, hunne commisfie geëindigd zynde, te Arnhem te rug kwamen. Intusfchen was 'er hier en daar, in het huishoudclyk beftier binnen de fteden en zommige Maatfchappyen , geduurende de ■ O 2 min- 7P> Regle- nent op JeRegee•ing te Leeuwaarden.  nc- 212 VADERLANDSCHE minderjaarigheid van den Stadhouder vry wat verfchil ontftaan, tot welker vereffening de Vorst thans wierd ingeroepen ; onder anderen behaagde het Hoogst dezelven, op verzoek van den Magiftraat en vroedfchap der ftad Leeuwaarden, een nieuw reglement op de Regeering aldaar vast te Hellen, waar by befloten wierd, dat de Magiftraat, als van ouds, uit vier Burgemeester ren, zes Schepenen en twee Bouwmeesters, ieder voor de tyd van vier jaaren zou beftaan ; zullende altoos de oudften, cn langst aan een in de Raad geweest zynde, afgaan, namentlyk een Burgemeester, en twee Schepenen, of een Schepen en een Bouwmeester: De vroedfehap uit veer. tig perfoonen beftaande , moesten al hun leeven lang in die waardigheid blyven, terwyl alle die Magiftraatsperfoonen, ieder ten minsten over de duizend daalders, aan vaste goederen, in de ftad Leeuwaarden of jurisdictie van dien zouden moeten bezitten, en Jedemaaten van de waare Gereformeerde gemeente zyn Geen Grietman, Byzitter, Fiscaal van een Grieteny, 3f gevolmagtigde wegens een Grieteny ten Landsdage, noch ook geen ontvanger Ge-  HTSTORIE-BESCHR YVINÖ. Zl% Héraal'j Secretaris, Gommis, Klerk, Post-j meester of andere bediende, konde in de Ma-" giftraat of vroedfchap weezen, veel min eenige leveranciers aan Gast- en Weeshui* zen , rentmeesters , ontvangers der boelgoederen, doótooren, chirurgyns , ftads werklieden , of zodanige die van de ftad eenig traclement trokken. 'Er zouden mede niet te gelyk in de Magiftraat of vroedfchap mogen zyn vader en zoon, of twee broeders ; ook geen zwagers of fchoonvaders en fchoonzoons, zo lang de band des huwlyks beftond , hoe wel zy by dit laatfte geval wel in de vroedfchap konden blyven. De nominatie van nieuwe Magiftraatsperfoonen moest alle jaaren , twee weeken voor nieuwe jaar , op maandag of vrydag gefchieden, door daar toe gequalificeerde burgers uitgebragt, terwyl van alle ftadsampten en bedieningen,op voorftel en recommandatie van de drie oudfte leden van de Magiftraat .zoude worden gedisponeerd, hoe wel tot gemelde ampten en bedienin-1 gen geen andere perfoonen mogten worden aangefteld , als die tot het waarneemen wel bekwaam waren, en niet eer in het zelve beveftigd, voor dat, behalven den O 3 ge-.  JU Befluitte beteugeling van het Haar lemmer meer. VADERLANDSCHE [.gewoonen eed,ook den eed van burger was afgelegd. De Magiftraat wierd verpligr. hunne ordinaris vergaderingen tweemaal ter weeke 'sdingsdags en vrydags, voor den middag, te houden, doch inde grootevacantie eenmaal 'sweeks, en de magiftraat en vroedfchap alle maanden. Voortszouden alle amptenaaren, geene uitgezonderd, by het aanvaarden van hun ampt, by eede moeten belooven , dit Reglement getrou'. welyk te zullen nakomen, en zo dezeJven, wie het ook ware, hier tegens, direct of indireél, mogte aangaan, oogenblikkelyk van zyne beneficiën, ampt, commisiie of Magiftratuure niet alleen vervallen zyn, maar ook zoude tegens dezelven naar dc wetten van den lande, worden geprocedeert. r 'Er wierd nu meede, met een meerder aandrang, werk gemaakt, om, door gewigti■ge befluiten den verderrfyken aanwas van het Haarlemmermeer te beteugelen: De Heeren Staaten van Holland vonden goed, dat de voorziening tegens deszeivs woede, die op zevenhonderd eenenzeventig duizend vierhonderd guldens zouden belopen, ten kosten van den lande tot effect gebragt zouden worden, mits dat dezelve voortaan door  KISTORIE-BESCHRYVING. 215 door het Hoog Heemraadfchap van Rhyn- ij land altoos in goeden ftaat wierd onderhouden; dat voorts de bezorging van den oever Van de kerkvaart van Leimuiden, langs de Grietpolder, insgelyks tot kosten van den Lande gefchiede , en mede door het Hoog Heemraadfchap van Rhynland bleeven bewaard. Dienvolgens wierden Dykgraaf en Hoog Heemraaden van Rhynland gemagtigd en gelast, om, met communicatie en overleg van de Heeren Gecommitteerde Raaden, de bezorging der oevers, van Leimuiden af tot aan de Swet, ten fpöedigften werkftellig te maaken, en voorts met de verdere werken , trapsgewyze voort te gaan, na de orde daar by voorgeflagen; als mede tot het doen van de bezorging van den oever van de kerkvaart van Leimuiden en de Grietpolder, en van de belanghebbenden in die droogmakery af te vorderen van aan haar te doen tranfporteeren het capitaal van vyfden duizend driehonderd en tagtig guldens vyftien ftuivers, door haar tot onderhoud van de zelve oevers belegt», wordende Gecommitteerde Raaden gemagtigd en gelast, de penningen, daartoe van tyd tot tyd nodig, aan Dykgraaf en O 4 Hoog 2:  J7 57. Hoog Heemraaden, op derzelvcr verzoek met bygevoegde fpecificatie waar toe dezelve mogten worden vereischt, te geven,met verdere last aan voorgemelde Raaden, om daar van jaarlyks aan de Heeren Staaten van Holland kennisfe te doen geworden,ondcr bVvoegmg tot boe verre de werken gevorderd waren. En ten laatften wierden de Geïmiteerde Raaden, zo wel al^ Dykgraaf en HoogHeemraaden vanRhynland,gelast, om de voorfehrevene werken, jaarlyks door des kundige luiden te doen opnecmen, of dezelve in goede ftaat wierden onderhouden, met aanwyzing der defeéten die daar aan gevonden zouden mogen worden, waar toe Dykgraaf en Hoog Heemraaden als dan ten eerften order tot derzelver berftelling zou den geeven, ten einde hier van jaarlvks eene behoorlyke kennisfe aan hunne Edele Groot Mogenden te kunnen geeven Die befluit der Heeren Staaten van Holland was, inzonderheid aan het dorp Aelsmeer zo aangenaam , dat Schout en Schepenen van voornoemde dorp, benevens de gequaW^ceerde ingelanden van dat Ambacht, den eenentwmtigflen van Grasmaand befloten! datnueerstmaalin dit jaar, op den twee- den  HISTORIE-BESCHRY VING. 235 zyne Doorlugtige Hoogheid verklaarde, i; dat, dezen flap van 't Hof, geen geringe" verwondering by hem verwekt had, naar dien hy, by een volieedig en onpartydig onderzoek, de zaak, volgens zyn oordeel, zodanig befiist had, als hy ten meesten nutte en welwezen van den lande, dacht te behooren, waarom het hem ook fmerte den Hove voor te moeten houden , dat de verbindende kracht en regtmaatige uitwerking van zyne uitfpraaken, hem als Stadhouder, volgens het reglement op de Regeering van den jaare 1748, onwrikbaar toekomende, by niemand minder dan by de Raaden van een Hof van juftitie, aan welks hoofd hy zeiven geplaatst was, in twyffel behoorde te worden getrokken. HetHofegter, nayverig op deszelvs wettige rechten, oordeelde zich bevoegd, ja zelvs verpligt, om des wege nadere vertoogen aan de Heeren Staaten van Friesland als deszelfs eenigen fouverein te moeten doen, waar in zy aan toonden dat het ftaatsbefluit ter bevestiging van den uitfpraak van den Erfftadhouder, niet alleen een beflisfing van de zaak in verfchil, maar ook een reglement voor het toekomende inhield, waar door de jurisdictie van  HISTORIE-BESCHRYVING. 237 den, maar tevens ook befloten, om de voor-1; ziening in een voornaam gedeeke, voor het toekomende te vernietigen, en door het inroepen van eene oude ftaatsrefolutie, genomen in eene omftandigheid van tyd, waar in de Stadhouderlyke waardigheid van genoegzaam gezag ontbloot was, zo niet geheel, ten minsten gedeeltelyk, buiten effect te ftellen , toonde hy zich niet onverfchillig te zyn over de wyze op welke zyne uitfpraak by hunne Edel Mogenden bejegend was geworden, en verzocht dierhalven van dezelven te mogen weeten, of gemelde refolutie van den jaare 1717» voortaan tot eenen regel en richtfnoer, in de verfchillen die tusfehen het Hof en den Academifchen fenaat in het toekomende mogten voorvallen, zoude moeten ftrekken, en of het de Staaten van Friesland ernst ware, om eene refolutie, die zo opentlyk tegens zyn gezag en recht van decifie in deeze en diergelyke gefchillen aanliep, te doen gelden. Dit verzoek was van die uitwerking, dat de gemelde Heeren Staaten goedvonden, hun befluit, het welk zy op de deductie van den Hove genomen hadden, in te trekken en by hunne eerste refolutie van den drie-  J7 Gefciiil tusfehen de Gede pu teerde Staaten van Friesland en de Stad Har. lingen. 238 VADERLANDSCHÉ ^drieëntwintigften van Bloeimaand des voorgaanden jaars te blyven volharden, het welke zyne Doorlugtige Hoogheid zo aangenaam was, dat hy opentlyk aan de Heeren Staaten zyn genoegen betuigde over den üitfiag dezer zaak, welke zo wel aan zyne hoop en verwagting had voldaan. Kort hier na befliste de Vorst ook een verfchil 't welk tusfehen het Hof van juftitie en den Magiftraat der Stad Leeuwaarden gerezen was, over eene aldaar gedaane evocatie van zekere proceduuren, door den Procureur Fiscaal van die Stad, voor der, zeiver rechtbank, ondernomen tegens zekeren burger, terzaakevaninjurien, die dézeiven den Magiftraat zoude hebben aange; daan, waar by zyne Hoogheid den Magiftraat in't ongelyk ftelde, verklaarende dat die evocatie wel en wettiglyk door het Hof gedaan was, als zynde beftaanbaar met de regten van deze provintie, in dat en foortgelyke gevallen.' Die onaangenaamheden wierden nogver.meerderd met dit volgende; verfcheidene kooplieden zo te Harlingen als elders, en zelfs buiten'sLands, hadden Zederd eenige jaaren gebruik gemaakt vande ftadsgragten teHarlin«i gen,  HISTORIE-BESCHRYVINC. 239 gen, om 'er hun hout het geen zy aldaar ver- . kogten, te plaatfen; dit had de Magiftraat" voor zo verre dezelve bevond dat zulks geen nadeel aan't gemeene land of de ftad deed, toegeftaan,dochwanneer deze toelaatingdoor het vervoeren van het geplaatfte hout, ter verkoopinge, op andere plaatfen, en niet in de Stad Harlingen zelve, zo als men eerst gewoon geweest was, misbruikt wierd, vond de Magiftraat goed het leggen van hout in de ftadsgragt, gedestineerd om elders ter verkoopinge gevoerd te worden, te verbieden, over dit verbod beklaagden zich egter twee houtkopers by de Heeren Gedeputeerde Staaten van Friesland, 't welk van dat gevolg was, dat welgemelde Staaten, by een dispofitief, de Magiftraat van Harlingen ordonneerde, om de fupplianten met die gemelde verrigtingen ongemoeid te laaten, op eene boete van vyfëntwintig gouden Friesfche ryders, in geval van overtreeding, tegens de heerlyk heid van dat landfchap te verbeuren. De Magiftraat van Harlingen vond deze ordonnantie van Heeren Gedeputeerde Staaten ten uiterften vreemd, en oordeelde dezelve een inbreuk te zyn op haar wettig recht en gezag,  2i 240 VADERLANDSCHE 67. gezag, het welk haar niet konde benomen worden, zonder haar bloot te ftellen aan de kleinagting, niet alleen van vreemden maar zelfs, van haare eigene burgers, te meer daar de handhaaving van het ampt'van ontfanger der boelgoederen te gelyk daar mede gepaard was, waar uit alle jaaren zes honderd guldens tot onderhoud van het flads weeshuis getrokken wierd. Vermits nu de Geputecrde Staaten hun dispofitief tegens de klagten der Magiftraat bleeven handhaven, was deeze eindelyk gedrongen de zaak voor den Prinfe Erfftadhouder te brengen cn dezclven te verzoeken hen inhun regt, zo als zy vermeenden hen toe te behooren, te herftellen. Zyne Hoogheid begeerig om deeze zaak naar 'sLandsaloude rechten en conftituticn af te doen, verzocht eerlang van de Heeren Gedeputeerde Staaten de overzending der ftukken die op deeze zaak betrekking hadden, dan de Heeren Gedeputeerde Staaten geantwoord hebbende voor als nog buiten ftaat te zyn om aan het verzoek van den Prinfe te voldoen, dewyl zy alle ftukken niet magtig hadden kunnen worden) zonden alleen de geenen die zy hadden kunnen krygen, waar opzyncDoor- lug-  HIST ORIE-BESCHRÏVING. 24.I lugtige Hoogheid niet lang wagtte om de zaak te onderzoeken, en ter tafel van de Heeren Staaten van Friesland te brengen i met verzoek, dat, dewyl nergens uit gebleek dat aan het collegie der Gedeputeerde Staaten, ooit of ooit, het recht vanopperfre magt over huishoudelyke zaaken was afgeftaan , en waar van het Hof van juftitie zelfs zo üitdrukkelyk was gelast zig te onthouden, dit collegie ernstig mogt worden bevoolen hun dispofitief, met de aankleeven van dien, in te trekken, en buiten eenige kragt te ftellen, ten waare dat 'er eenige redenen mogten zyn , waarömme Hun Edele Mogendcn oordeelden recht te hebben op het oeffenen van zulk een gezag in ftedelyke zaaken, in welk geval de Stadhouder verzogt dat hem zulks mogte worden voorgedragen, ten einde te beöordeelen in hoe verre zulks gegrond of onge* grond mogt zyn: Doch de Staaten van Friesland vonden zig met dit verzoek niet weinig belemmerd, dewyl zy aan deneenen kant gaarne genoegen wilden geeven aan 'sPrinfen begeertens, en aan den anderen kant overtuigd waren, niet bevoegd te zyn om hunne fouveraine magt te gébruiken, Q tot  242 vaderlan dsche 7. tot het vernietigen van een di,P0fitief, door het collegie van Gedeputeerde Staaten reeds al voor eenige jaaren verleend, aangezien zulks met de wetten der provintie zoude ftryden, om dat by dezelve wierd gemeld, dat als men zig by de decilien van Gedepu teerden Staaten bezwaard vond, men als dan binnen tien dagen daar van behoorJvk moest appelleren, % geen de Magiftraat niet had gedaan, zo dat het dispofitief, reeds te veel verouderd zynde, niet konde vermengd worden, weshalven zy verzochten dat zyne Hoogheid het ten besten wilde houden, dat zy Heeren Staaten hoewel ongaarne genoodzaakt waren zyn verzoek van de hand te wyzen. De Prins Erfftad-' houder was egter van gevoelen, bevoegd te zyn de zaak, uit krachte van zyn gezag om de Regeering by haare wettige conftitutie te bewaaren, af te doen, en gaf dierhalven aan die van Harlingen door eenen brief te kennen, dat dewyl hy Prin fe Erfftadhouder, het gefchil tusfehen hen en de Heeren Gedeputeerden Staaten van Friesland rypelyk overwogen hebbende, van oordeel was , dat de ftad Harlingen merkelyk m haar recht verkort was geweest, door  HISTORÏE-BfiSCHRYVIÏïG. 243 door dien het eene onwrikbaare waarheid 1 was en bleef, dat al fchoon die ftad tegens het dispofitief van 't collegie der Heeren Gedeputeerden niet had geappelleerd of'er zich op eenige andere wyze tegen verzet, het gemelde collegie zich toch niet in ftaat bevond, om eenige wet of refolutie, hoe genaamd, aan te kunnen toonen, waar door zy bevoegd waren geworden zich met de huizelyke zaaken der fteden te kunnen bemoeijen, waar door ook bovengemelde dispofitief, volgens recht, voor nietig en onbeftaanbaar moest worden gehouden, waarom ook hy Prinfe, tot handhaving van zyn wettig verkreegen gezag, het welke hy by alle opkomende gelegendheden, volgens recht wilde doen gelden, na rypedeliberatie goedvond, de Regeering der ftad Harlingen te bevelen, om op den ontvangst van zynen brief, hunne wettige genomene refolutie van den jaare 1762, op het leggen van hout in derzelver ftadsgragten, op nieuws te hernieuwen en den inhoud van dien tegens alle en een iegelyk, en inzonderheid tegens de twee houtkopers die over dezelve het eerste geklaagd hadden, daadelyk ter uitvoer te brengen, zonder zich daar van, q 2 door 767-  HISTORIE-BESCHRYVING. 245 voor het gunstig gehoor der hem voorge draagene klagten, en voor de befcherming en herftelling van het recht en gezag der Magiftraat, het welke dezelven altoos beloofde te zullen gebruiken, zo als zulks het meeste ftrekken zoude tot bereiking van zyne Doorluchtige Hoogheids heüzaarne oogmerken, namentlyk het handhaven van goede orde , en 't bevorderen van het welweezen hunner ftad en derzelver goede ingezetenen. Geduurende dat de Prins Erfftadhouder zich met dit geval onleedig had gehouden, was hem een andere en niet minder gewigtige zaak voorgekomen , die hem mede eenigen tyd bezig hield: De Magiftraat der Stad Sneek had insgelyks zyn bezwaaren over een dispofitief van de Heeren Gedeputeerde Staaten van Friesland, by zyne Doorlugtige Hoogheid ingebragt. Het was met deze zaak dus gelegen geweest: De Heeren Gedeputeerde Staaten hadden goedgevonden, in den jaare 1760, eenen' Dirk Roos, aan te ftellen tot ontvanger van den eigen geërfde ftaatslloreen rente, 't welke deMagiftraat vanSneek aanzag als eene ongehoorde en onbeftaanbaare nieuwigheid, waar toe dat collegie niet bevoegd was,enboven Q 3 dut [767.  248 VAD£RLANDSCHE i raeenen te behooren. De Heeren Gedeputeerden gaven daar op te kennen, dat zy het, wat detydelyke fesfie der leden ineen collegie betrof, met zyne Doorlugtige Hoogheid volkomen eens waren, doch dat het hun egter thans onmogelyk was open te leggen, welken de waare redenen cn vaste gronden geweest waren, op welken het collegie der Heeren Gedeputeerden van dien tyd, als de eenige en wettige rechters in die zaak, hun appoinétement hadden verleend, te meer nadien eenige derzelver, zich, wegens bloedverwant of zwagerfchap, den uitfpraak hadden moeten ontrekken , en daar door buiten ftaat waren, om eenige opening daar van te geeven, dat ook, verfcheide leden dier vergadering reeds overleden zynde, men alleen tot die ftukken toevlugt konde neemen, welken de partyen , ten pleidooy toegelaaten, den toenmaaligen rechtbank over gegeeven hadden, en naar welken het vonnis waarfchynlyk geveld was, ook gaven hun Edel Mogenden den Prinfe in bedenking, of het hun wel geoorloofd was, een gelchil, dat nu reeds in kracht van een gewysde over gegaan was, weder ter hand te neemen, en daar over op nieuw te raadplee-  HISTORIE-BESCHRYVING. 249 plëegéh, tegens de refolutie van het jaar i; 1589 aan, by welke refolutie de Staaten hunne Gedeputeerden verbieden, in geenerlei wyze te veranderen, het geen by derzelver voorzaaten eens gedisponeerd of geordonneerd was. Eindelyk voegden 'er Hunne Edel Mogenden by, dat het hoofd verfchil hun zodanig voorkwam, dat zy, indien zy des tyds als richters daar over geroepen geweest waren, ook eene andere uitfpraak zouden gedaan hebben, terwyl zy vermeenden, dat de rechten van de ftad Sneek, door het verleende dispofitief, zichtbaarlyk verkort waren, 't welk mede plaats had in het geval der ftad Harlingen. Zyne Hoogheid bleef echter by zyn gevoelen, dat het dispofitief, eene ongehoorde nieuwigheid was, en zelfs regtftreeks aanliep tegens de grondwetten , waar op het ftemrecht der ingezetenen van Friesland gevestigd was, als ook tegen de duidelyke inhoud van het reeds dikwils genoemde reglement reformatoir, van 'tv/elke zyne Hoogheid verklaarde nimmer degeringfte afwyking met onverfchillige oogen aan te zullen zien, waarom Hoogst gemelde ook aan de Staaten verzogt, dat het colQ. 5 legie  Hl 250 VADERLANDSCHE 7. legie der Gedeputeerden mogt worden gelast, om hun dispofitief, met de gevolgen en aankleeven van dien, in te trekken en buiten kragt te ftellen; met verdere last van zich voortaan zorgvuldig te onthouden van alles, waar door aan de rechten der fteden, of aan de grondwetten van den lande, eenig nadeel zoude kunnen toegebragt worden. De Staaten van Friesland, hoe genegen zy ook anders waren, om aan de verzoeken van den Prinfe Erfftadhouder, in alle rechtmatigheid en billykheid gehoor te geeven, vreesden egter, zo als zy ook aan zyne Hoogheid in Lentemaand deezes jaars te kennen gaven, dat het geval met de Magiftraat van Sneek, niet in alle deszelfs omftandigheden was voorgefteld, en dat 'er geene genoegzaame opening van de oude conftitutien in deezen gegeeven was, waar door de Heeren Staaten zich niet bevoegd achtten om de dispofitieven van hunne Gedeputeerden te veranderen of te vernietigen, dewyl zy oordeelden zulks te ftryden tegens de fundamenteele wetten en coftumen van hun Gewest, waarom zy den Prinfe verzochten, hen in dezen te verontfchuldigen, en het afwyzen van zyn verzoek niet aan onwil  HISTOB.IE-BESCHRYVING. 251 wil,, maar enkel aau onbevoegdheid toe te,i; fchryven. In deeze gefteldheid van zaaken, ~ befloot zyn Hoogheid, wederom gebruik te maaken van 't gezag, aan hem verleend, pm de Regeering van deeze provintie by haare wettjge conftitutie, volgens 'sPrinfên< meening te bewaaren, zo dat Hoog gemelde Vorst den zevenden van Grasmaand den Magiftraat der ftad Sneek gelastte, by eenen brief, om Dirk Roos, van dc ontvangers plaatfe der eigenerfde ftaatsfloreën te ontzetten, en eenen anderen van de waare Gereformeerde religie , indeszelfs plaats aan te flellen, zonder zich in de uitvoering van dien door eenige tegenhoudende bevelen, van wie het ook zyn mogte, te laaten aftrekken of verhinderen, door dien zyne Hoogheid oordeelde en goedvond, dat zulks, tot maintien van de wettige conftitutie der Regeering in de fteden en landen van Friesland, tot handhaaving van het duurbezwoorn reglement reformatoir, tot bewaaring der regten van de ftad Sneek, en tot voorftand der belangens van de goede burgeren en ingezetenen van dien, alzo behoorde. Men had niet anders te verwagten of de Rad '67.  11 252 VADERLANDSCHE •ó>. #ad Sneek, door den Prinfe Erfftadhouder ~" dus in 't gelyk gefteld zynde, enThaare Voorrechten gehandhaafd ziende, bleef niet lang in gebreke van aan de orders van1 zyne Doorlugtige Hoogheid te voldoen, welras, was deze zaak, volgens bevelen van den Stadhouder, volbragt, want zy hadden het bevel van Hoogst dezelven naauwlyks ontvangen , of Dirk Roos, wierd van zyn ontvangers plaatfe afgezet, en de oudfehepen johannes Looxmd, in'deszelfs plaatfe weder aangebreid, van welke verrichtingen zy den Prinfe by eenen brief van den tienden van Grasmaand kennis gaven, waar op zyne Hoogheid, den volgenden dag, aan de Heeren Gedeputeerden Staaten, met toezending van een affchri'ft der brieven aan de Magiftraaten van Harlingen en Sneek, te kennen gaf, dat de uitflag van verfcheide. nc gewigtige raadplegingen op den laatst afgeloopenen landsdag, en wel inzonder beidde twee refcriptien op zyne brieven, raakende de klagten van de'gemelde Magiftraaten, voor hem het tydftip werkelyk daar gefteld hadden, waar in hy, hoe ongaarne ook, zich verpligc en genoodzaakt had gevonden, om, ter handhaaving zo van de  HISTORIE-BES CHRYVING. 253 de wettige conftitutie der Regeering, als van de hooge rechten enpraerogativen, aan het Erfftadhouderlyk gezag'wettiglyk .verknocht, op de klagten dier fteden, zulke voorzieningen te doen, als in de brieven, aan dezelven gefchreven , vervat waren. 'sPrinfen handel wyze in deeze zaak, droeg egter verre na een ieders goedkeuring niet weg. Ter Staatsvergadering hier over geraadpleegd zynde , wierd van wegen het quartier van Oostergo het volgende advis lütgebragt, dat zy Heeren Gedeputeerden als nog van gevoelen waren, by hun voorige gedagte, omtrent het ontvangersfchap der floreën pligtige eigenaars buiten Sneek, in die voorledenen grooten landsdag gegeeven, 'te blyven volharden, en te begrypen dat, vermits de wettige rechten en de louverainiteit van het land , den volke toebehoorende , gelyk ook de wettige rechten van zyne Doorlugtigfte Hoogheid, aan de volmagten.ten landsdage, doorjaarlykfcheprocuratien, wierden aan bevolen te eerbiedigen en heilig te be waaren, ten landsdage niet konden worden verbrooken, of gerenvcrfeerd , maar een ieder by zyn recht en bezit moest laaten; dierhalven wilden zy Hee-  254. VADERLANDSCHE '•ren Gedeputeerden, tot weeringe van verdere verwarring inden Staat, en tot confervatie van de liefde en achtinge des volks voor de Heeren Staaten, en voor zyne Doorlugtigfte Hoogheid, eene Misfive aan Hoogst dezelven voort laaten afgaan , en in dezelve op eene zeer gepaste wyze aantoonen, zo als voorfchrcven was, dat zy volmagten, door de procuratien, niet bevoegd zyn, iemand, wie hy ook zy, uit zyne wettige rechten te ontzetten, en dus de fondamenteele wetten des Lands te vertreeden, doch indien het nodig waare, dat 'er verandering in 'sLands Regeering gemaakt wierd, zoude het nut en dienstig zyn, alle gequalificeerde ingezetenen byeen te roepen, om de volmagten, daar toe, by fchriftelyke procuratien te authorifeeren; Tegens dit advis vonden egter twaalf andere Heeren goed te protefteeren, betuigende, het geadvifeerde van het quartier niet alleen tegen te moeten fpreeken, maar het zelve volkomen af te keuren , als geenzins deel willende neemen in een advis, dat, volgens hunne meening alleen fcheen ftrekkende te zyn, om de rust en de gevestigde Regeering des lands te ontrusten en  HISTORIÉ-BESCHRYVING. 255 en deszelfs wetten te vertreeden, ten wel- ] ken einde dezelven dit protest niet alleen in het refolutieboek zouden doen aanteekenen, maar ook ter hand laaten ftellen aan de Heeren Gecommitteerden in het minder getal der andere quartieren, met verzoek, om het in hunne kamers te willen mede deelen. De meerderheid der volmagten van dit quartier deed ondertusfchen op het protest der twaalf Heeren aantekenen, dat zy, het zelve geleezen hebbende, het der moeite niet waardig achtten om het te beantwoorden; maar om de onwaarheid, daar in zynde, als dat het advis van Oostergo tegens de decifie van zyne Doorlugtigfte Hoogheid zouden aanJoopen, aan te toonen, verklaarden zy dat de decifie van zyne Hoogheid over het Sneeker werk van den ontvang der floreën pügtige eigenaaren, nooit was verzocht geweest, maar dat zyne Doorlugtige Hoogheid in tegendeel de vernietiging van het dispofitief der Gedeputeerden verzocht had, laatende voorts aan het oordeel van ieder onpartydigen over, om te beöordeelenof het advis van het quartier, dan of het protest van eenige weinige volmagten van 't zelve, alleen ftrekkende was, om de rust l6h  in 256 VADERLANDSCHE 7. rust en de gevestigde Regeering des Lands te ontrusten? Dat het ook boven dien te verwonderen was, dat 'er onder deze protefteerende leden vcelen waren, die toen de refolutie over deze materie in den grootenlandsdag genomen wierd, de ieverigfte en fterkften voor dezelve, daar zy thans zo fterk tegen protefteerden, geweest waren. Het quartier van Westergo hield de zaaken voor afgedaan, met intrekkinge der twee refolutien van den dertienden van Lentemaand deezes jaars. Zevenwouden bragt geen advis uit; en de gèvolmagtig: den uit de fteden waren van gedachten, zich het verrichtte van den Prinfe Erfftadhouder te laaten welgevallen , en daar in geheel te berusten, de gemelde ftaatsrefolutien insgelyks intrekkende, daar en boven wierd uit naam van het laatstgemelde quartier, den negenden van Bloeimaand een'brief aan zyne Doorlugtige Hoogheid gefchreeVen , waar in dezelve , met de grootfte erkentenisfe bedankt wierd voor de verleende befcherminge en handhaavinge van der fteden rechten en voorrechten. Vervolgens wierd den Prinfe kennis gegeeven van de verfchillende advifen in deze zaak en  HISTORIE BESCIlRYVItfG. 257 ën tevens verzocht om uitfpaaak over dezel- j Ven te doen. Zyne Hoogheid gaf in zyn ~ antwoord op dezen brief te kennen, allezints debillyke, gepaste, en welmeenende, gevoelens der kwartieren van Westergo en dé fteden te moeten goedkeuren, als wélken beiden, noopcns de wettigheid zyner verrigtingen volkomentlyk overreedt, getoond hadden te wenfchen, dat te gelyk met de intrekking der voorfchrevene refolutie van den dertienden van Lentemaand jongstleden, zelfs de minste overblyffelén van een, tusfehen hunEdelMogenden en zyneHoogh:, tegengefteld begrip, zouden verdwyrten, en Uitgewischt mogen worden. Verklaarendè verders geneegen te zyn om de ftilzwygendheid van het kwartier de Zevenwouden tcë te fchryven aan een niet geheel ongegrond begrip van het zelve , te weeten, dat zyne Misfive en bylaagen den elfden Van Grasmaand aan de Heeren Gedeputeerde Staaten gefchreven, en alleen hunne EdelvMogenden ter informatie gebragt, geert noodwendig onderwerp van deliberatie behoefde te zyn, zoo als ook daar toe, door zyne Hoogheid geen verzoek was gedaan, gelyk Hy tot verdere betooning van zyne geR neigd-  2jS VADERLANDSCHE i ncigdhcid, om de conditie van dit kwartierten besten te duiden, voor hunne Edel Moi genden niet wilde verbergen, dat Hybv het geeven dier opening aan het collegie der Heeren Gedeputeerde Staaten, geen ander oogmerk had gehad, dan langs dien weg hunne Edel Mogenden, eene welvocgelyke kennisfc te doen geworden, omtrent alles wat door Hoogst dezelven, in beide de gemelde zaaken, de fteden Harlingen en Sneek betreffende, was gedaan en verrigr. Gaarne, verklaarde zyne Hoogheid, hadHygcwenscht op den voet van die zelfde weiduiding te mogen voortgaan, en zyne Misfive al aanftonds tc kunnen befluiten met deaanwyzinge van eene regelmaatige conclufic, als welke, in het geval daar twee der vier kwartieren het verrigtte zich volkomen lieten welgevallen, en een derde kwartier hier in ftilzwygende berustte, als van zelfs voortvloeide ; doch dat hy tot zyn leedwezen zag, dat het kwartier van Oostergo niet alleen by zyn voorig advis bleef volharden , maar ook, zo als zyne Hoogheid zulks noemde, een hoogvliegend, allezints verbaazend,en tevens op de onderwerpen van zyne verrigtingen gansch ongevoegelyk en ontocpasfe-  HISTORIE-BESCHRYVIHG. 259 lyk, voorftel te voorfchyn had gebragt,het 1 welk zelfs op de gemoederen van verfcheide andere volmagten van dat zelfde kwartier, waare liefhebbers van hun vaderland, opregte welmeenende voorftanders van 's Lands fundamenteele wetten, en getrouwe hand. baavers der in den jaare 1748, onveranderlyk gevestigde Regeeringsform, fchoon thans de minderheid der tegenwoordige volmagten van Oostergo uitmaakende, zodanige gevoelige indrukken had verwekt, dat zy tegens dat advis een fchriftelyk protest lieten inleveren, en daar by met vollen ernst en nadruk betuigd hadden, dat het zelve alleen fchecn ftrekkende te zyn, om de rust en gevestigde regeering des Lands om verre te werpen, ja deszelfs wetten te overtreeden. Dat zyne Hoogheid niet wilde ontveinzen, dat Hoogst dezelve het bovengemelde advis en voorftel met betaamende koelheid en bedaardheid befchouwt hebbende, cn hartgrondig deel neemende in de bewaaring en vermeerdering der aloude roem en luister, die eene provintie, aan welke hy met de tederfte banden verbonden was, door de wysheid haarcr raadsbefluiten en door het gewigt en de welgefchiktheid R 2 haa-  2ÓO VADERLANDSCHE Ï767 haarer kamer advifen, niet dan met fmert had kunnen zien, dat dit kamer advis van Oostergo, in de registers der Provintie ingevoegd blyvende, even daar door aan die aloude roem en luister geene geringe ja zelfs zigtbaare vermindering zoude moeten toebrengen, als ftrekkende om het reglement reformatoir, door wyien 'sPrinsfen vader, Hoog loffelyker gedagtenis, tot eene onverbreekeiyke wet op het beleid van alle zaaken van politie en juftitie geëmaneerd, by alle de volmagten ten Landsdage, hooge en laage Magiftraatsperfoncn, en gevolgelykby alleamptenaaren in de Provintie met folemneele eeden bezvvooren, den bodem in te flaan, na dat deeze fundamenteele en onverbreekeiyke wet, door het dispofitief der Heeren Gedeputeerde Staaten, reeds handtastelyk overtreeden was geworden, hoopende zyne Hoogheid egter dat het volk van Friesland, de gequalificeerde of ftemgeregtigde ingezetenen van die Provintie te zeer verligt zouden zyn, noopens den aart hunner wezentlykfte belangens, als wel bewust hoe in het Stadhouderlyk gezag het fterkfte bolwerk ter befcherming van hunne wettige en wel verkregene rechten en  HISTORIE-BESCHRYVING. S.6t en vryheden gelegen was, dan dat zy ooit ] hier door misleid zouden kunnen worden," vertrouwende, dat de gevoelens van liefde en aankleeving voor zyn perfoon cn Doorlugtig huis te diep in de harten van alle edelmoedige en regtgeiiarte Fricsfen geworteld waren, dan dat zy benevens Hem, anders als met de uiterfte veragting zouden aanzien, de flinkfche wegen , en landverderffelyke kunftenaryen van fommigen , wien het aan geen verkeerde lust en geneigdheid zoude ontbreeken, om denvolke van Friesland, tegens overgeftelde gevoelens in te boezemen. Betuigende zyne Hoogheid verders liefst het gordyn te willen fchuiven agter de voorwerpen, waar door hy meer dan eens geleerd was wat hem te wagten ftond van zulken, die, zelfs midden onder het genot zyner wcldaaden, eene volftrekte afkeerigheid betoonden van hem en zyne wettige Regeering. Verklaarende eindelyk de beide zaaken, raakende de fteden Harlingen en Sneek, by zyne verleende brieven van authorifatie op de Magiftraaten dier fteden, te houden voor finaal afgedaan en dus wel te mogen lyden, dat alle raadpleegingen hier overby hunne Edel Mogenden R 3 wier-  Huwely! van den Prin(ê Erfftadhoudermet de Prinfcsfe yan Pruis fen. 262 VADERLANDSCHE . wierden ter zyden gefteld. De Staaten van Friesland namen bier genoegen in, en dus liep deeze netelige zaak, die zo veele oneenighcden in die Provintie te weeg gebragt had, ten einde. Temidden van deze Staatsverrichtingen, 'had Nederlands Erfftadhouder, beflooten hebbende zich tot heil van den Lande en van zyn Doorluchtig huis, in den echt te begeeven, zynen geheimen Raad en Requestmeester, de Barron de Latrey , aan wien zyne Hoogheid deeze zaak had aanbëvöo* len, naar Berlin gezonden, om dc Prinfesfe Frederica Sophia Wilhelmina van Pruisfen, eenige zuster van zyne Hoogheid, den Prins van Pruisfen, en nigt des Konings, voor hem ten huwelyk te ven. zoeken, gelukkig flaagde hy in zyn verzoek; 3t huwelyk wierd eerlang, met volkomene tocftemming der Koninglykc famielje, vastgefteld, en hier door het verband tusfehen de Doorluchtig? huizen van Branden, burg en Nasfauw, het welke voor honderd jaaren , door de dood van Louifa Henrietta, dochter van Frederik Henrik, en kleindochter van Prins Willem den eersten van Oranje, afgebroken was, nu, door de achterkleinkind  HISTORIE-BESCHRYVING. 263 kinderen van Willem Frederik van Nasfauw Diets, Stadhouder van Friesland, en Fre. derik Willem , Keurvorst van Brandenburg, weder herfteld. Zo dra de Prins Erfftadhouder van de Koninglyke toeftemming bewust was, maakte hy de Heeren Staaten Generaal, by eenen brief dien hy hun, door een zyner kamerheeren, den Graave van Marfai, toezond, zyne aanftaande echtverbintenisfe bekend ; waar op hunne Hoog Mogende beflooten, niet alleen den Prinfe voor die bckendmaakinge te bedanken , maar ook den Koning en deKoninginne, de Prinfesfe Douariere en de Prinfesfe van Pruisfen, wegens deeze huwelyks 'verbintenisfe geluk te wenfchen, by welke betuigingen hun Hoog Mogenden verklaarden , dat zy dit huwelyk niet alleen aan zagen als een zaak, die het hoogfte genoegen moest geeven aan een' Prins, die hen zo dierbaar was, en aan wiens huis zy zo groote verpligting hadden, maar ook als een band van die vriendfchap, waar mede zy reden hadden zich te vleijen, dat daar door, tusfehen zyne Koninglyke Majefteit en hen Heeren Staaten, onverbreekelyk gemaakt zoude worden. Wyders beflooten R 4 hun  T767- 26*4 VADERLANDSCHE , hun Hoog Mogenden den Graave van Mar., 'fai, die hen den brief van zyne Hoogheid overhandigd had, door den Agent van Bymont, een fomme van honderd ducaaten, in handen te doen ftellen, met verzoek, om die aan den courier, die met den brief overgekomen was, te behandigen, te gelyker tyd wierden de Heeren van Haeften en Bentinck, Heere van Rhoon, uit hun Hoog Mogenden gedeputeerd, om aan den Heere Jorke, Excraordinaris Ambasfadeur en pïenipotentiaris van zyne Groot Brittannifche Majefteit, van dit huwelyk bericht te doen, gelyk, door den Agent van By. mont , daar van kennis gegeeven zoude worden , aan de andere Ministers van den Keizer, Koningen, Prinfen, Potentaaten en Republieken , alhier refidccrende, en by eenen brief, aan de Ministers van den Staat buiten 's lands, met last en order, om daar van, daar het behoorde, de bekendmaaking te doen. De Heer Ver. eist, Gezant van hunne Hoog Mogenden aan het Hof van Berlin, de brieven van gelukwenfching aan de hooge perfoonen overhandigd hebbende, gaf de Koning, in de vriendelykfte uitdrukkingen, dien Minister te  HISTORIE-BESCHRYVING. 265 te kennen, hoe aangenaam het Hem was, 17 te verftaan , dat de verëeniging van den Prinfe van Oranje met de Prinfesfe, zyne waarde Nichte , hunne Hoog Mogenden zo veel genoegen verfchafte, voorts voegde zyne Majefteit daar by de fterkfte verzekeringen van deszelfs genegenheid voor den Staat, en den hartgrondigen wensch, dat deeze gelukkige gebeurtenis niet weinig mogte toebrengen, om de goede verftandhouding en vriendfehap tusfehen de beide Staaten meer en meer te bevestigen, eeven hartelyke betuigingen ontving de Heer Vereist van de Koninginne en de beide Prinfesfen, welken nogmaals door de Hoog gemelde perfoonen fchriftelyk, aan de Heeren Staaten Generaal in 't algemeen, en aan die der Staaten van ieder provintie, in 't byzonder, herhaald wierden. Ondertusfchen wierd de ondertrouw van het Doorlugtig paar , den zevenëntwintigften van Hooymaand, op 't lustflot Charlottenburg, plegtiglyk voltrokken. Het behaagde den Koning, die plegtigheid zelf te verrigten. Het Hef was in groot gala, en alle de Dames luisterryk gekleed De Prinfen en Prinfesfen van het Koninglyk Huis beR 5 von-  2.66 VADERLANDSCHE 5/.vonden zich in een byzonder vertrek, in een ander, naast het zelve, waren de Baron van Larrey, de Heer Vereist, en eene menigte zo van Staats- cn Buitenlandfche Ministers, als van verdere lieden van den eerften rang. Zyne Majefteit, den Heer Vereist genodigd hebbende, om de ceremonie by te woonen, en in 'c vertrek der Koninglyke Famielje gekomen zynde , hield aldaar, in tegenwoordigheid van het gantfehe Hof, eene korte redevoering, ontving vervolgens van de Prinfesfe bruid haaren ring, die rykelyk met gefteente omzet was, voor den Prins, haaren aanftaanden Gemaal, en van den Baron de Larrey dien van zyne Doorlugtige Hoogheid. Vervolgens verwisfelde dezelve die beide ringen , en ftak dien van den Prins bruidegom aan den vinger der Koninglyke bruid, Hellende dien van de Prinfesfe den Heere Lar. rey in handen. Na dat dit verrigt was, omhelsde de Koning zyne nichte met groote tederheid, en wenschte haar geluk, waar na de Doorlugtige Bruid , ook de gelukwenfehingen van de verdere Koninglyke Famielje en alle de aanwezende ftaatsdienaaren en dames ontving. Na deeze pligt- ple-  HISTORIE-BESCHRYVÏNQ. 267 plegingen, gaf de Heer de Larrey, het af-ij beeldzel van den Prins, kostbaar met brik lanten omzet, aan haare Koninglyke Hoogheid , die hem, daarentegen , het haare, insgelyks met brillanten verrykt, voorden Prins , haaren Bruidegom , overhandigde, Ondertusfchen heerschte 'er alhier te lande eene algemeene vreugde over dit huwelyk, zyne Hoogheid van 't Loo m den Haage te rug gekomen zynde, wierden 'er cenénr twintig ftukken gefchut gelost, alle de klokken geluid, en op het klokkenfpel gefpeeld , terwyl van de tooren der groote kerk , en van 't ftadhuis, oranjevlaggen uitgeftoken waren, en de begroetingen met het kanon op ieder uur herhaald wierden. Aan 't Hof van Berlin was men niet minder verheugd: De gantfche Koninglyke famielje was zo vergenoegd, dat zy de minfte blyken van iever , welken men hun daar voor betoonde, in acht nam en goed keurde. De Heer Bordeaux , 's Konings Boekverkooper, een Hollander van geboorte , had eene zeer fraaie groote Medaille , op dat Huwelyk betrekkelyk , en linten van eene nieuwe fmaak, zynde van oranjekleur, met drie groene ftreepen , ftaan.  268 VADERLANDSCHE 57.flaande de naamen van het Doorlugtig Paar langs de kanten , vervaardigd , als mede een vers aan den Prinfe opgedraagen, in een zeer klein formaat gedrukt, om als een verfierfel aan de zakhorologien te hangen. Deeze nieuwigheden bood hy der Koning, lyke Famielje aan, welke dezelven niet alleen met goedkeuring ontving, maar 'er zelfs een gunftiger gebruik van maakte , dan de uitvinder had kunnen denken, want de Koningin zelve flak het lint, waar aan de Medaille hing, ,door een der knoopsgaten van het kleed van den Heer Vereist, en deelde 'er vervolgens van uit aan alle de Heeren en Dames, die 'er tegenwoordig waren , terwyl de Koning het zelfde te Potsdam, aan de Generaals en alle de perfoonen van zyn Hof deed. Intusfchen wierden de Huwelykfche voorwaarden, den elfden van Oogstmaand, van wegen de Prinfesfe , door de Koninglyke Staats- en Kabinet Ministers, den Grave van Finckenftein, en den Baron van Hartsierg, en van wegen den Prins, door den Baron de Larrey getekend, waar op zyne Hoogheid, terwyl alles tot deszelfs reize naar Berlin gereed gemaakt was , den negentienden dier maand,  HISTORÏE-BESCHRYVIÏJG. 269 maand, plegtigaffcheid ter hooge ftaatsver- i gaderingen nam,.en drie dagen laater, zyne reize over Bentheim, Ypenburg, Montbrillant, Brunswyk en Brandenburg, aan nam, in welke plaatfen denzelven alle bedenklyke eerbewyzingen aangedaan wierden. Den eerften van Wynmaand kwam dien Vorst te Potsdam, daarhy, door den Koning op het tederfte ontvangen en omhelst zynde, met zyne Majefteit langer dan een uur in gefprek bleef, fpyzende vervolgens met den Koning, den Prins en Prinfesfe van Pruisfen , en de beide Prinfen van Brunswyk. De Heer Vereist, die in aanmerking van deszelfs verdienften, door den Koning, kort te vooren, tot den Graavenftand verheven was, wierd mede, tot een ongemeene blyk van achting, aan dezelve tafel genodigd. De Koning en het Hof zich twee dagen laater naar Berlin begeven hebbende , vertrok de Prins Erfftadhouder ook derwaards , die van kleederen veranderd zynde , geleid wierd in het zelve vertrek, waar in zich de Koning, de Koningin, en alle de Prinfen en Prinfesfen, by elkander bevonden. Zyne Majefteit lag toen de hand zyner Niehte in die van haaren j Brui. ÏÉÏL  in 27Ö VADERLANDSCHE g Bruidegom, die daar op zyne Bruid op het tederfte omhelsde, 's Anderendaags, den vierden van Wynmaand, wierd het hooge Huwelyk voltrokken , by welke plegtigheid alles gcfciukt fcheen om uit te munten. De Koning, de Prins van Pruisfen, de Prinfesfen van het Koninglyke huis, de Prinfen van Wurtenbcrg en Brunswyk, de hooge adel, de Generaals en andereperfoonen van rang, begaven zich, op het kostbaarst uitgedoscht, 'savonds te zes uuren, naar het Koninglyke flot, alwaar, in de zo genaamde wifte zaal, die keurlyk verlicht was,onder een verhemelte van rood fluweel, de trouw ftond voltrokken te worden. Na .dat het Doorluchtig Paar, door haare Majefteit- de Koningin en alle de Prinfesfen, in dat vertrek geleid was, wierd de inzegening verrigt, door den Heere Sack, opperconfiftoriaalen Raad en Hofprediker van zyne Majefteit, welken by die gelegenthcid een korte, doch zeer gepaste aanfpraakaan hunne Hoogheden deed, en de vuurigfte zegenwenfchen over derzelver hooge perfoonen uitfprak, waar op de ringen, onder het gebulder van twaalf ftukken kanon , in den tuin van 't Slot geplant en driewerf afge- fchoo-  HISTORTE-BESCHRYVING. 27Ï fchooten, verwisfeld wierden, terwyl het r jonggetrouwde Paar de gelukwenfchingen ~ van den Koning, de Koninglyke Famielje, en alle de perfoonen van rang ontving, deze plegtigheid wierd met een allerpragtigfte maaltyd, aan zeven tafelen in de witte zaal aangerecht,beflooten, en na dat de gebruikelyke fakkeldans gehouden was, wierd zyne Hoogheid met zyne Gemalinne, door hunne Majefteit, benevens de Prinfen en Prinfesfen, naar het Vorftelyk huwelyksbedde geleid. De Prins bleef zedert nog eenige dagen te Berlin , en ontving niet alleen de uiterfte tekenen van liefde en waare agting , maar "er wierden ook alle verlustingen en vreugdebedryven in 't werk gefteld , om zyne Hoogheid deszelfs verblyf aldaar aangenaam te maaken. Den twaalfden van Wynmaand nam egter het Doorluchtige Paar de reize naar deeze Landen aan, na tederlyk affcheid genomen te hebben, van alle de perfoonen der Koninglyke Famielje ; en twee dagen laater , met zyne Koninglyke Majefteit nog eens het middagmaal gehouden zynde , wierd de reize over Brandenburg , Maagdenburg en Schoningen, paar  272 VADERLANDSCHE' Vreugde bcdryver over dez Echtverbincenis. 57. naar Brunswyk voortgezet, van waar heli de geheele Brunswykfche Vorstelyke Famielje tot aan het Lustflot vergezelde, en uitgeleide deed; alhier nam het Doorlugtig Paar affcheid van de Brunswykfche Famielje en van den Prins van Pruisfen, die hen tot hier toe verzeldhad, en kwam, over Montbrillant, Diepenau,Osnabrug en Bentheim, den vyfëntwintiglten op het Huis ïwikkelo aan, alwaar den Graave van Wasfmaar Opdam , Hoogst dezelven op een treffelyk avondmaal onthaalde, terwyl dat lusthuis keurlyk verlicht was , en na den maaltyd een fraay vuurwerk afgeftoken wierd. Doch het geen hunne Hoogheden het meeste genoegen gaf, was de komst van den Hertog van Brunswyk Wolffenbuttel, die uit den Haage naar 't Loo gereisd was, om dezelven te verwelkomen , het geen die hooge perfonagien op het aangenaamfte verraste. Geduurende de reize van hunne HoogL heden herwaards , had men te Deventer, ondertusfchen alles in gereedheid gebragt, om de Vorstelyke echtgenooten te ontvangen. Drie boogen of eerepoortcn waren aldaar, op order van den Magiftraat, opge- rigtj  HISTORIE-BESCHRYVING. 273 rigt; de eene in de korte bisfchopsftraat, de andere op het kerkhof voor de Latynfche fchbole, en de derde even over de Ysfelbrüg, konstig verfierd met beelden en fchilderftukken, op het hooge Huwelyk toepasfelyk. Wanneer hunne Hoogheden aldaar de bergpoert inreeden, wierden 'er eenentwintig ftukken kanon los gebrand: De burgery Hond, ter wederzyden van die ftraa ten alwaar dezelven doortrekken moesten, in de wapenen, voor het posthuis wierd het Vorftelyke Paar door den Magiftraat begroet, vertoefde hier een half uur, en genoot eenhcerlykontbyt, hetwelk aldaar vervaardigd was, verders vervolgden zy den reis naar 't Loo, alwaar, na 't vallen van den avond, een fraai vuurwerk afgeftoken, en 't Lusthuis zelve voortreffelyk Verlicht wierd; zo als ook de huizen en eerepoorten te Deventer dien avond kostbaar geïllumineerd waren. Te Utrecht alwaar die hooge perfoonen, over Soestdyk, eenige dagen daar na aankwamen, wierden zy door eene deputatie der Staaten dier Provintie, zittende in twee kóetfen, ieder met zes paarden befpannen, begroet, en naar de ftad voorgereeden; deze HeéS ren 1767.  274 V A D E R L A N D S C K E ;ren waren de drie prcödenten van de drie leden van Staat, als den Baron iC Ablaing tot Giesfenburg, den Baron 1 uil van Serooshrken, Heer van Zuilen, en den oudftcn Burgemeester Kien, benevens den Secretaris van Staat, Barons Müan Visconti Te negen uuren 'smorgens reeden beide Hoog Vorftelyke perfoonen, met hun gevolg, de ftad in. Op de witte vrouwenpoort ftcnd de pauk met de trompetters van het aldaar in guarnifoen liggende regiment ruitery, welken zich by het inryden der poort lustig' lieten hoorcn, terwyl hunne Hoogheden door de officieren der burgery, die alle in uniform gekleed waren, met de fponton en vaandel gefaluëerd wierden; aan de Staaten kamer gekomen zynde, ontving het voorfchreven gezantfehap , hunne Hoogheden met nog zeven andere Heeren en de vrouwen der bovengemelde drie Gedeputeerde Heeren Prefidenten, aan de trappen, die met een tapyt belegd waren; zy wierden naar boven geleid, en aldaar meteen aangenaam muziek verwelkomt. In de vergaderkamer van hunne Edel Mogenden was een zeer kostbaar en net ontbyt klaar gemaakt, in een Koning- lyk  HISTORIE-BESCHRYVING. 275 lyk Saxisch porcelein fervies opgezet, terwyl 'er verders aan 't gezelfchap allerhande ververfchingen en morgenwynen aangeboden wierden. Ondertusfchen trokken deburgers, voorby deStaatenkamer tot aan de Katharynenpoort, alwaar ook een wagt ruitery geplaatst was. Hoog gemelde Vorftelyke perfooneh gingen te half elf uuren weder op reis, wordende op dezelve wyze weder uitgeleide gedaan, als by de aankomst gefchiede. — Te Woerden wierden zy ontmoet met een drievoudige falvo , van elf fchoten tevens, uit hét gefchut dier vesting. — Leiden had het genoegen zyne Hoogheid met deszelfs Gemalinhe, te drie uuren'snamiddags,binnen de ftad te zien. Het falvo uit het kanon der bolwerken, het fpeelen en luiden der klokken, en het trompetten gefchal van den toren, het geen 's morgens reeds begonnen was , wierd toen voor de derdemaal herhaald. Nauwelyks waren de voornoemde Vorftelyke Echtgenootcn in de ftad gekomen, of de burgerkwartiermeesters voegden zich by de koets, en geleiden dezelve tot aan de witre poort; zo dra het Vorftelyk Paar de ftad verhaten had, wierd aan S 2 het 1767.  Hl 2£f VADERLANDSCHE Miet zelve eene gelukkige reize ge wenscht, door het falvo uit het kanon. Tegen den avond wierd het ftadhuis, van welks toren een oranjevlag, zo wel als uit een der vengftcrraamen, woei, en verders de gantfche ftad , geïllumineerd ; voor het Stadhuis, waar van de toren met Iantaarnen , en de' vertrekken met verfcheide kaarsfen verlicht waren, ftonden drie ftaaken, te famen voorzien met negenendertig flambouwen, cn voor de Academie waren insgelyks driehaken opgerigt, te famen met vyfëndertig flambouwen. - Een ieder der ingezetenen bcyvcrde zich, om, door illuminatien, vercieringen en andere vreugdetekenen, zyne blydfchap en heilwenfchen over dit voltrokken vorftelyk huwelyk aan den dag te leggen. Het Doorluchtig Paar was ondertusfchen op het huis de Oranjezaal 's namiddags te vyf uuren aangekomen, alwaar zy door den Hertog van Brunswyk Wolffenbuttel, en den Prinfe van Nasfau Weiihur- opgewagt waren; Het ontving vervolgens de gelukwenfchinaenvandeHeerenGedeputeerden uit de Staaten van Holland, en uit de Heeren Staaten Generaal, van den Raid van Staat, en van de Ministers der vreemde Mo-  HISTORIE-BESCHR YVING. .2-77 Mogentheden, zo als ook eenige volgende dagen gefchiedde, zo door de Gecommitteerde Raaden, de Provintiaale en Generaliteitsrekenkamers, de Gerechtshoven, en den Magiftraat van den Haage, als door de groote commisfien van de Staaten der andere Provintien, en mede doordeHoogheemraadcn van Delftsland, Rhynland en Schieland, het groot watcrfchap van Woerden, en verfcheidene zo kerkelyke als andere collegien, neemende alle deeze begroetingen, den zevenden van Slagtmaand een einde. Ondertusfchen waren de inwooners van 's Gravenhaage vol verlangen, om het Doorluchtige Paar deszelfs intreede aldaar te zien doen, waar toe reeds alles vervaar-: digd en in gereedheid gebragt was. De Magiftraat had op zyne eigen kosten een pragtige eerepoort, tusfehen de bezuidenhoutfebe brug en de kafuariftraat, doen oprichten. Door de Hofbuurt was insgelyks eene fraaije eerepoort, onder het op. zicht van den kunstfchilder Dirk van der Aa, op het Buitenhof vervaardigd. Het was den negenden van Slagtmaand dat de openbaare intreede der beide Vorftelyke perfoonen S 3 met Plcgtige intreede fan hunie Hoogleden in s Hage.  1767. 278 VADERLANDSCHE met deuiterfte pragt en ftatie gefchiedde, onder het losbranden van eenentwintig ftukken gefchuts, en onder de toevloed van eene ongelooflyke menigte van aanfehouwers, waar van 'er een groot getal uitandereplaatfen van gantsch Nederland, zich dien dag naar den Haage had begeven om deeze ple?tigheid te zien. Hunne Hoogheden door de pragtige eerepoort by de bezuidenhoutfche brug gereden zynde, wierden aldaar door den Magiftraat verwelkomd, en dooide fchutterye, onder het roeren der trommel, met piek en vaandel begroet. Waar na die hooge perfoonen , door de voorpoort van den Hove, over het buitenhof, door de aldaar opgerigte eerepoort van de hof buurt, en door dc Stadhouderspoort, tot op het binnenhof reeden, terwyl op de klokken gefpeeld en dezeh en geluid wierden- De illuminatien welke 's avonds door de gantfche hofplaats aangeftoken wierden, waren niet alleen menigvuldig, maar ook ongemeen kostbaar, alzo elk zich op 't zeerst bcyverde om zyn vreugd en genoegen over deeze heucheiyke gelegenheid aan den dag te leggen; doch daar in alle zaaken de volmaaktheid ontbreekt, was het geen won-  HIS TORIE-BESCHRY VING. 279 wonder dat men zulks hier ook befpeurde,: want de harde Wind, die's namiddags ontftond, bluschte de meestender uitwendige verlichtingen zo veel uit, dat zeer weinige gedeelten van dezelven eenig bewys van cierlykheid overlieten, daar indien het weer ftil gebleven had, de toren der groote kerk, de beide eerepoorten, het eilandje in de vyver, welk eene heerlyke achtkante zaal vertoonde, de hotels van den Hertog van Brunswyk, van den Prinfe van Nasfauw Weiiburg, van verfcheidene buitenlandfche gezanten, en de huizen van veel andere lieden van rang, een verrukkelyk gezicht zouden uitgeleverd hebben. De openbaare vreugdebedryven, waar mede de Regeering en ingezetenen van de Vereenigde Ge westen hunne blydfchap over het hooge huwelyk van hunnen Erfftadhouder betoond hebben, waren zo algemeen, dat men zeggen kan, dat 'er geen ftad, ja geen dorp by na geweest is, waar in de ingezetenen deftblyden dag niet gevierd hebben, op welken Willem van Oranje met Wilhelmina van Pruisfen in den echt vereenigd is, en welke verbintenis ook, door veelcrhande goudo en zilverc gedenkpenningen, in verfcheideS 4 ne  J76. De Prii word al; opper Governeur Generaal tc Bjravia voorgemeld. 28o VADERLANDSCHE; \ne fteden van dit Gemeenebest gelagen, vereeuwigd geworden is. Met geen minder plegtigheid en vreugde was de voorlteliing van zyne Doorlugtige Hoogheid, als oppergouverneur Generaal van Nederlands Indie, den eersten van Bloeimaand, te. Batavia gevierd. De leden der Jndiaanfche Regeering , en andere Heeren van hooge waardig sheid en rang hadden zich reeds*" 's morgens voor zeven uuren, naar de buitenwooning van den Heer Gouverneur Generaal begeeven, de oud Governcurs, de Raad van juftitie, het collegie van Schepenen, de Kerkenraaden, zo van de Gereformeerde als Lutherfchc gemeente, de Wecsmees^ ters, en eene menigte van andere perfoonen, zo hooge als mindere gequalificeerden tot onderkooplieden toe, bevonden zich in devergaderzaal van de Hooge IndifcheRegeering. De Gouverneur Generaal begaf zich, met deszelfs hoog gezelfchap, uit°de tuin van zyne buitenwooning, in een koets met zes paarden befpannen, en aan weêrzyden drie hellebaardiers te voet, in hunne gewoone ftaatfiekleeding, benevens dc koffen der andere Heeren, alle met vier paarden, naar 't Generaaie Gouvernement. Dee-  HISTORIE-BESCHRYVINQ. ?8l Deeze trein pasfeerde door dubbelde reijen ] Chineefen, Mooren en inlandfche Chris-' ten burgers, en wierd, onder het flaan van den marsch, cn het geluid van pauken en trompetten, met vaandel en fppnton, by derzelver aankomst begroet. Na dat men op het kafteel eentreflykontbytgenoomen had, gefchiedde, inde vergaderzaal, de aankondiging der opdragt van de bovengemelde hooge waardigheid aan zyne Hoogheid, den Prinfe van Oranje, waar pp de eerste. Secretaris van 't Gouvernement, opentlyk, op de plaats der inftallatie, den eed van trouw en gehoorzaamheid voorlas, en door het geluid van trompetten, pauken, trommels, cn andere muficaale inftrumenten, zo als pok door een algemeene toejuiching van Vivat, beantwoord wierd, terwyl de gezamentlyke infantery los brandde, en het kanon op de wallen insgelyks gelost wierd ; het overige van den dag met vrolykheid doorgebragt zynde, was den volgenden avond binnen en buiten de ftad eene algemeene illuminatie, waar na een kunstvuurwerk, op de Chineefe wyze vervaardigd, afgefto. ken, en door een collation en bal, 't welk tot in den ogtcnd duurde, gevolgd wierd. S 5 On-  J7 282 VADERLANDSCHE 5?. Onder alle deeze vreugdebedryven had de hooge Regeeririg egter de zorg voor de rust en goede orde binnen de ftad niet uit het oog verlooren, want de waterpoort van het kafteel was, van zeven uuren des ogtends, tot na het eindigen der plegtjghedcn gefloten, ook waren dien dag, en alle de drie volgende dagen, de wachten binnen en buiten de ftad verfterkt geweest, terwyl de dragonders telkens de ronde deeden. De Oost-Indifche Maatfchappy had ondertusfchen niet zeer veel geluk gehad, maar geduurende twee jaaren verfcheidene zwaare flagen gekregen: Haar aangelegde fchip Linhnhof was, in de ftraat Sun. da, door zwaar onweer in brand geraakt, en in de lucht gefprongen , het fchip Giesfr-nhirg was op de reize naar Banda, en de Bark de Lieftallige, op de reize naar Amboina, verongelukt; doch het geene de Maatfchappy op het zeerfte trof, was het fmertelyk verlies van haar retour en nafchip, de EMsaèêh Dvo'Jiea, het welk omtrent in 't midden van Bloeimaand dezes jaars voor de kamer Amfterdam , van Batavia herwaarts gelievend zynde, 'snagts tusfehen den zeven- en achtëntwintigften van Slagtmaand, door  KI3T0RIE-BESCHRYVING. 283 door zwaaren ftorm, naa by Petten ge- ] frrand, geheel in ftukken geflagen wierd ter-' wyl zich maar enkel zes mannen van het zei ven, die op een plank aan ftrand gedreven waren, hadden kunnen redden, en de overige alle jammerlyk moesten verdrinken. Dit jaar waren behalven de reeds verhaalde gefchillen in Friesland, in verfcheidene andere fteden in Nederland insgelyks eenige oneenigbeden ontftaan, die, hoewel zy van zulk een groot belang ais de voorgemelden niet waren, cgter dienen aangehaald te worden. Dordrecht had, ten opzichte van het ftapelrecht, met de ftadGornichemj over hoop gelegen. Volgens dit recht, aan^ die ftad in den jaare 1299 gefchenken ,f kan men verfcheide koopmanfehappen, die, voor by de ftad, de rivieren op of afkomen , doen ontiaaden, een of meer dagen doen te koop veilen, en van de verkochte goederen zekere rechten doen betaalen. De andere HolJandfche fteden hadden zich meer dan eens over dit Itapelrecht beklaagd, niet alleen, om dat het haar niet altoos gelegen kwam, haare goederen te Dordrecht te veilen, maar voor al om dat zy niet goedvonden, de ongclden, door die van Dord- recht, 767^ Oneenig- icdsn in' erfcheide lastfen.  284 VADERLANDSCHE _ recht, op den flap el gefteld, en allengskens verhoogd, te befaalen, het gevolg hiervan was, dat 'er, van tyd tot tyd, overeenkomsten met verfcheide fteden gemaakt wierden , die des niet tegenftaande zeer veele verfchillen daar over verwekten , waar van dit laastgenoemde met Gorinchem een vers voorbeeld was. In 's Ha ge geraakte de vroedfchap met Burgemeesterenen Schepenen oneenig. Niet lang na de verheffing van Prins Willem den vierden als Erfftadhouder over deze landen , had de vroedfchap van 'sHagc, zich reeds aandien Vorst vervoegd, en dezelven om hcrftel van haare rechten, die zy door Burgemeestcren en Schepenen verminderd achtten , verzocht. Na deszelfs overlyden, had de vroedfchap, haare klagten en bezwaaren by haare Koninglyke Hoogheid de Prinfesfe Gouvernante herhaald, en eindelyk, de zaak noch door den Stadhouder, noch door haare Hoogheid, afgedaan zynde, maakte dezelve, ten derden maale, haare verzoeken weder levendig, door aan den Heere Prinfe Erfftadhouder eene uitvoerige Memorie, ter hand te ftellen, waar in zy de wettigheid hunner klagten over  HÏSTORIE-BESCHRYVIÏÏG. 285 óver de vermindering van het gezag en de voorrechten , op de beste wyze poogden te Haven, doch deze Memorie door de Magiftraat op eene bondige wyze wederlegd zynde, met aantooning van de onbeftaanbaarheid der gronden, waar op de vroedfchap haare rechten en privilegiën trachtte te vestigen, hield zich de vroedfchap egter niet ftil, maar vatte de pen wederom op, ter bevestiging van de rechten, die zy oordeelden , hun als mede reprefentanten der burgery toe te komen, laatende voorts de zaak geheel en al aan het doordringend oor deel van den Prinfe Erfftadhouder over, wanneer het hem mogt behaagen uitfpraak over deze zaak te doen. Te Maaslandsfluis was tusfehen de ambachtsvrouwe dier Heerlykheid en vyf regenten aldaar, uitmaakende het meerderdeel der wet,by gelegenheid van 't maaken eener brandkeure, verfchil gerezen , 't welke zo hoog liep dat de zaak voor de Heeren Staaten van Holland gebragt wierd, alwaar beide partijen hun best decden, om door hunne Edel Groot Mogenden in 't gelyk gefteld te worden. Te Monnikkendam waren zwaare onlusten tusfehen de leden der Regeering dier ftad,  .176 286 VADERLANDSCHE 7. ftad, met betrekking tot de verkiezing van nieuwe Burgemeesteren, ontftaan, die vervolgens, door de verfcheidene partijen, ter tafel van de Heeren Staaten dezer provintie gebragt wierden: Het verfchil beftond eigentlyk daar in , of dc booniuiden, die zwarte boonen getrokken hadden, verpligt waren,, de eerste kiezing van drie perfoonen tot nieuwe Burgemeesteren te doen uit de overige leden der vroedfchap, dan, of dezelven vryheid hadden, om ook andere perfoonen, buiten de leden der Regeering te -benoemen. Burgemeesteren en vroedfehap, hielden het eerste, doch; de Schout der ftad, benevens nog drie Heeren uit de Regeering hielden het laatfte traande, terwyl ieder van hen het recht meende, op zydc te hebben. Mr. Piet er Boom, burger en ingezeten van Munnikkendam, die mede op de eerste nominatie van drie perfoonen gebragt was, vervoegde zich dieswegens ook aan hunne Edel Groot Mogende, en gaf aan dezelven te kennen, dat hy, wettig verkoren zynde, tot zynegrootfte verwondering geweerd was geworden, door dien de Secretaris weigerde de aanteekening.te doen, onder voorwendzel, dat bur-  . HISTORIE-BESCHRYVING. 287 burgers-niet benoembaar waren, gelyk ook j Burgemeester van Samen met luider fterame uitgeroepen had, dat burgers te bénoemmen ftrydig was tegens eene uitfpraak van Koning William, in ;den jaare 1690, en tegens eene refolutie van de vroedfchap waar op dezelven, met meest alle de leden der Regeering, offchoon doorden Heer Hoofdofficier een en andermaal vermaand in hét vriendelyke met de verkiezinge te''willen voortgaan, uit het choor der kerke was afgetrokken , zonder de verkiezing tot Burgemeesteren , ingevolge de privilegiën, voortgang te doen hebben. Dat hy zodanige handelwyze ten uiterften beledigende vond voor het gantfche lichaam der burgerye , om dat 'er nimmer eenige bedenkinge had kunnen ontitaan of ontftaanwas, of burgers uit kragte der privilegen wef nominabel en verkiesbaar waren , door dien zelfs met voorbeelden zou kunnen worden aangetoond, dat veel Burgemeesteren, jafomtyds alle vier, uit het lighaamder burgeryeverkoren waren. Dat, wat de refolutie der vroedfchap en de uitfpraak van Koning William belangde, daar dezelve het recht der gsntfche burgerye zo natuurlykverkorten, noch zyn 767.  288 VADERLANDSCHE j. zyne Majefteit, noch de leden der Regeering,' met eerbied gezegt, daar toe niet bevoegd waren, en dat alzo niet anders kon worden onderfteld, als dat zyne Majefteit , op kwade gronden en berigtert , daar toe zoude zyn overgehaalt geworden, en waar door het recht der burgers niet alleen verkort maar pok de oude herkomen, welke benevens de privilegiën even dierbaar wierden bezworen, raakende de form der verandering der Regeering, het onderlte boven gekeert zouden worden, door dien belangende het eerste, nimmer zodanige burgeren en ingezetenen in aanmerking zouden komen, welke niet alles goedkeurden wat by de meerderheid der leden wierd verrigt, ert voor al dan niet de zodanigen Welke grootelyks afkeurden den voorfiag, door Burgemeester van Saanen en andere leden gedaan j om de ftad en alle beftiering van Regeering aan den • Heere Erfftadhouder op te draagen, en by byzondere ommisfie daar van overdragt te doen, terwyl aangaande het andere, wanneer al eenige burgers, uit zonderlinge grat-e , eens begrepen wierden dat tot Burgemeesteren mogten worden verkoren, zodanige verkiezing dan zoude ge- fchie-  historie-bêschryving. 289 fchieden regt ftrydig tegens de gewoone manier, om na oudergewoonte, en ingevolge der ftads privilegiën tot verkiezinge van nieuwe Heeren Burgemeesteren te handelen, en alzo de drie boonheeren, en die by vervolg wierden benoemt, in haare vrye keuze volftrekt zouden worden bepaald , daar nogtans deze wyze van verkiezing uitgedagt was om alle kuiperyen en partyfèhappen te weeren. Dat hy voor zich zelve in de zaak geenzints eenig perfoneel belang Helde, maar nogtans vermeend had niet ftil te moeten zitten, daar thans de burgers nietflegts, uit kragt van een heimelyke onderlinge verbintenis, wierden voor by gegaan,maaroök opentlyk, tegens de klaare letter der privilegiën wierden geweerd, en dierhalven het zo onbetwistbaar regt der burgeren in het algemeen te moeten herroepen. Dat Hy, op dien grond, vertrouwende op de billykheid zyner klagten, geen zwaarigheid gemaakt had zich daar over voor deszelfs perfoon by hunne Edel Groot Mogenden te vervoegen, met bygaande ootmoedig verzoek, dat het hunne Edel Groot Mogenden behaagen mogt, tot behoud van het regt T alle HÉL  290 V A D E a L A N D S C R Z , alle de burgeren der ftad Monnikkendrm toekomende, de leden der vroedfchap te gelasten, nimmer wederom, wanneer eenige burgeren tot Burgemeesteren wierden benoemd, dezelve te wraaken of te verleenen eene acte van'uitfluiting, waar door alle brave en wehneenende burgeren van de Burgemeesterlykc waardigheid wierden geweerd en uitgefloten, maar dat integendeel dezelve zich weder zouden hebben te vervoegen in het choor der kerke, om, na dat de tweede en derde nominatien zouden zyn gemaakt, ingevolge het regt henlieden ook onbetwistbaar behoorende, by een ieder van dezelven die nominatie te ftellen, welker perfoonen ieder voor zich zouden oordeelen, dat op de beste wyze het.belang der ftad en burgery konden behartigen. Ondertusfchen had den Hoofdofficier en twee andere Heeren van cieRegeering eene aantekening in het refolutieboek gevonden , waar in het verhaal van 't gebeurde in 't choor der kerke, volgens hun oordcel zo ftrydig was tegen de waarheid, dat zy niet alleen goedvonden, zich van de vroedfehaps vergaderingen te onthouden , maar zich ook daar cn boven andermaal by de Staaten te . • be-  hïstorie-beschrvvih g. 291 beklaagen, gelyk als zykort daar na ookdee- ] den over het bericht dat Burgemeesterenen vroedfchappen ter Staatsvergadering hadden ingeleverd, waar byzyte kennengavcn,dat dit bericht, het welke men voor hen, zo lang men gelyk geweest ware, verborgen gehouden had, niet alleen meede opgevuld was met onwaarheden, maar dat hen ook daar by was aangewreven, als of zy een oogmerk zouden gehad en hun best gedaan hebben, om de burgery op te zetten tot oproer, dat zy niets vuuriger zouden verlangen , dan dat deze zo verregaande bcfchuldigingen, ten nauwkeurigften wierden onderzocht, door dien, gelyk alle eerlykegemoederen ftceds een afkeer hadden , om zich, door zodanige middelen en wegen, te onderfcheiden, het alzo dubbel ftrafbaar zoude zyn, dat Regenten zich aan zo verfoeijelyke zaak zouden fchuldig maaken, en dat ook voor hun ten uiterflen beledigende was, tegens de waarheid daar van betigt te worden, wcshalven de zodanigen, welken by onderzoek bevonden zouden worden, dat zulk eene befchuldiging j uit loutere kwaadaartigheid hadden voortgebragt, en, door veel onbefchaamde logenen, getragt hadT 2 den, 767.  2p2 VADERLANDSCHE .den, den fouverain te misleiden, nietmin' der ftrafbaar zouden zyn; dat de vreeze nogtans, welke zy hadden opgevat, of zodanig onderzoek anderzints dikwerf zou mogen achterblyven, hen had doen befluiten, door een nader adres, zulks op het inftan. telykfte te vragen, mitsgaders het te. gendeel der voordragte by de misfive aan tetoonen, en hun goed recht verder te beweeren, dat zy, wetende dat hunner Edel Groot Mogende onzydigheid medebragt, den minsten ingezeten volkomen vryheidte laaten, om deszelfs goedrecht, eer en goeden naam, te verdedigen , dit nader adres dan ook deederf met het volfte vertrouwen, zich vleijende, dat zulks by niemand zou worden afgekeurd, wanneer alleen maar in overweeging wierd genomen, hoe gevoelig het voor hun zou zyn, als voorgemelde misfive der Magiftraat, zonder dat op de zo zvvaare en hunne eer en goede naam zo zeer beledigende befchuldiging, daar in vermeld, eenig onderzoek waare gedaan, in hunner Edel Mogenden notulen wierd ingevoegd, als waar door het voorde nakomelingfchap zou fchynen, als of zy zulke fchandelyke oogmerken gehad zouden hebben,  HÏSTORIE-BESCHRYVIN G. 293 ben, daar zy , nogtans niets anders hadden gedaan, dan het goed recht hunner ftad en burgerije te verdedigen, en voor te ftaan, en dat alies alleen een gevolg was, van het tegen hen opgevatte ongenoegen, dat zy eerst, tegens de zin van fommigen hunner mcdeleeden , zich zeiven gelyk wilden handelen , in het bewyzen van behoorlyke achting aan het eminente hoofd der Regeeringe .dan by vervolg, zo zy vermeenden, op goede gronden hadden zwarigheid gemaakt, zich, zo als veel andere leden gedaan hadden , te voegen by den voorflag van den Burgemeester van Sanen, om de ftad, en alle beftiering van Magiftratuure, aan den Heere Erfftadhouder op te draagen, en by fpeciale commisfie, daar van overdragt te doen, welke handel wyze men gaarne bedekt had willen houden; om alle welke redenen zy verzochten, dat hunne Edel Groot Mogende hunne klagten wilden onderzoeken, en op alles zodanige acht geeven , als dezelven zouden oordeelen te behooren. De Staaten van Holland, dus van beide de partyen onderrichting van het voorgevallene verkregen hebbende, vonden goed T 3 het 17.67.  J767 294 VADERLANDSCHE het verfchil nopens de verkiezing van n:'euwe Burgemeesteren, in dezer voegen te beflisfen, dat namcntlyk de drie Heeren die den negenden van Oogstmaand laatstleden de zwarte boonen getrokken hadden, niet bevoegd geweest waren om op de eefste nominatie van nieuwe Burgemeesteren, in plaats van de afgaande, eenige andere peribonen als leden van de vroedfchap te brengen, alzo de Heeren Staaten zulks oordeelden tegens de oude coftumen ftrydig te zyn, en dat daarom de gemelde nominatie moest worden gehouden als niet gefchicd, met last aan gemelde drie Heeren, om op zodanig een bekwaamen dag en uur, als by Burgemeesters en vroedfchap der frad Munnjl:kendam daar toe het behoorlykst zou worden geöordcelt, op de gewoone plaats, eene andere nominatie, uit de overige leden der vroedfehapte maaken,ten einde daar uit benevens uit de tweede en derde nominatie' de verkiezing van Burgemeesteren zoude kunnen worden gedaan, wordende aan Burgemeesteren en vroedfehappender ftad Munnïk. kendam onverkort gelaaten, om voor het ver. volg, omtrent de verkiezing van Burgemeesteren, overeenkomstig de privilegiën, zodanig  HISTORIE-BKSCII RYVING. 293 danig verzoek aanHaarEcelGrootMogende : te doen, als zy, ten meesten dienste van hunne ftad en burgerye te raade zouden worden , vermaanendc de gezamentlyke regenten dier ftad verders, op het ernftigfte, om, zo veel in hen was, mede te werken tot herftelling van de verbrookene rust en eenigheid tusfehen de onderlinge leden dér Regeering, met last aan ieder dezelven in 't byzonder, van zich voortaan te onthouden, van eenige verdere gefchriften , de voorfchevene ontftaane verfchillen raakende, te verfpreiden, veel min met den druk gemeen te maaken, dus eindigde dit gefchil, hoewel de Heeren Gedeputeerden der ftad Amfterdam, uit naam en van wegens hunne regenten verklaarden, voor zo verre by de bovengaande refolutie aan Burgemeesteren en vroedfehappen der ftad Munnikkendam, vry en onverlet werd gelaaten, om voor het vervolg, omtrent de verkiezing van Burgemeesteren, overeenkomstig de privilegiën, zodanig verzoek aan de Staaten te doen, als zy dan ten meesten dienste hunner ftad en burgerye te r.-.ade 2ouden worden, de conclufie van dat lid wel aan te zien, maar daar mede zich niet te kunT 4 nen  21É1 206 VADERLANDSCHE |pn vereenigen. Intusfchen had, inge■volge de refolutie van' hunne Edel Groot Mogenden de verkiezing, van nieuwe Burgemeesteren te Munnikkcndam, op den vyf. ëntwintigften van Wintermaand voortgang gehad, doch, dewyl een en dezelve perfoonen-op twee onderfcheide nominatien gebragt wierden, ontftonden 'erop nieuw hevige oneenighcden, beweerende de eene party, dat zulks al, en de andere, daar en tegen, dat zulks niet beftaanbaar was, tot dat eindelyk by meerderheid befloten wierd voort te gaan, en tot Burgemeesteren te fremmen de Heeren, welken op de derde nominatie gebragt waren geweest, doch waar tegens de voorige drie Heeren niet alleen weder protefteerden, maar zelfs op nieuw een request aandeHeeren Staaten van Holland overgaven , waar by zy zich over de onwettigheid der gedaane verkiezing beklaagden, en hunne Edel Groot Mogenden verzochten dezelve insgelyks voor onwettig te verklaaren, doch deze gefchiljen de Staaten eindelyk beginnen de te verdrieten, verklaarden, dat de drie" Heeren zich ten onregte tegens de gemaakte nominatie en daar uit gevolgde ver- kie-  HISTORIE. EESCHRYVING. 297 kiezing, verzetten, en mitsdien dezel-1 ve, zo wel als de verkiezing, in kragt behoorde te blyven; waar mede hunne Edel Groot Mogenden de zaak voor volkomen afgedaan hielden. Dat de hooge overheid dezer landen altoos het best van haare ingezetenen op het oog heeft, en dezelven niet alleen in hunne wettige rechten voorftaat, maar ook hunne nooden, zo veel in haar is , tragt te vervullen, was in deze tyd zeer duidelyk gebleeken, De Meijery van 's Hertogenbosch was den twintigften van Oogstmaand, door een ysfelyken hagelbui bezogt geworden, dat onweer was met een alles overftroomenden ftortregen verzeld , en met zulken geweldigen wind, en fchriklyken hagel, als geen mensch aldaar wist ooit beleefd te hebben, dehagclfteenen ter groote van duiven eijeren benevens de ftukken ys vielen'met de regen zo digt en in zulk een groot getal, dat men door dezelven niet kon heen zien. De glazen der kerken, der huizen, enderzelver daken, wierden verbryzeld,ja zelfshet lood en 't hout der venfteren in ftukken geflagen, waar door de huizen genoegfaam» onbruikbaar gemaakt wierden, ieder zowelj T 5 in- 767- _ Zwaare ïagel in leMeijiTC an 'sHcrogen«>osco.  ui 298 • VADERLANDSCHE 7.inwooncr als vreemdeling boeg, metgoed- vinden van den Magiftraat, hand aan 't werk, om de ingeflagene glazen wederdigt te maaken, alzo men te weinig glazemakers had, om alles zo fpoedig als de nood het vorderde te herftellcn. Dit onweer had in alle de dorpen der Meijery zodanig gewoed, dat de hoop op een jyken oogst van rogge, welke by na ryp was, geheel verdween. Te Rosmalen waren twee menfchen en drie beesten verongelukt, by de zestig huizen en fchuuren geheel of gedeel- ' telyk ingefcort, alle de kooruvruehten en hooilanden vernield, en behalvende vrucht, boomen, wel vyf honderd andere hoornen uit de grond gerukt. Op veel andere plaatfen was het niet beter gefteld geweest, in 't kort, de fchade door deze hagelbui veroorzaakt, wierd, naar de opgecving der Regenten, volgens verklaaringen, op den eed gedaan, op 1222062 :19: /3. begroot. Om de ongelukkige ingezetenen dezer verwoeste dorpen, zo veel mogelyk, fa hunnen deerniswaardigen Raat, te gemoet te komen, verzochten derzelver Regenten, by hunne Hoog Mogenden, de Heeren Stalten Generaal, eene milde gifte ofvrydom van 'sLands  HISTORIE-BESCHRY VING. 2C/ij 'sLands lasten voor eenige jaaren, doch i Imnne Hoog Mogende vonden goed, op den veertienden van Louwmaand toe te itaanaan de beftierderen van het dorp Berhkum, eene gifte van duizend guldens, om onder de meest geleeden hebbende peribonen uitgedeeld te worden, aan die van 't dorp Rosmalen eene remislie van duizend, guldens, op de verfchuldigde gemcenc middelen, én eene gifte van zes duizend guldens, om daar uit aan de eigenaars der ingeftorte huizen en fchuuren, eerst een vyf-. de gedeelte van de foinme waar op defchade gefchat was, goed te doen, endan het overige onder de behoeftig fte ingezetenen uit te deelen; aan die van de Heeriykheid.Empel en Meerwyk, eene gifte van twee duizend guldens , waar van ruim dertien honderd guldens, als een vyfde deel van de fchade aan de huizen, voor derzelver eigenaars, en het overige voor de behoeftige ingezetenen gefehikt was, aan de overige dorpen wierden ook zekere fomme tot diergelyke eindens uitgedeeld, alle welke edelmoedige giften, by elkander genomen, eene fomme van omtrent vyftien duizend guldens beliep. Geen minder zorg droegen de Hee- 768.  J7 SOO VADERLANDSCHE 68. Heeren Staaten van Utrecht voor de belangens van hunne onderhoorige ingezetenen, het wplk bleek by de afdyking van het Land van Hageftein, door die van Vianen reeds in den jaare \766 werkftellig gemaakt, en waar tegens dc Staaten van Utrecht, zich toen al (zo als gemeld is) verzet hadden. De Staaten van Holland van begrip geweest zynde, dat die van Hageftein gehouden waren de lasten te betaalen in de kosten van den aanleg en ondeihoud der agt nieuwe voormolens, tegen hun advis en buiten confent aan de Lek gebouwd, beweerden de Staaten van Utrecht echter dat het distri tl van Hageftein volkomen ongehouden was iets in die kosten te betaalen, door dien men in de oude contraften en overeenkomsten met duidelyke woorden Jas, dat mén geen nieuwe werken mogt aan befteeden nog aanleggen, of eenige uitzetting van penningen mogt doen, dan by gemeen goedvinden van die van Hageftein , Everdingen cn Zydcrveld, en haarlieden Gecommittccrdens; verzoekende dierhalven. dat hunne Edel Groot Mogenden de gehecle zaak in nadere en rype overweeging geliefden te neemen, dewyl de Staaten van Ut-  HIS TORIE-BESCHRYV ING. 301 Utrecht niet twyffelden of hunne nabuurige bondgenooten zouden daar door overtuigt worden van de onbegaanbaarheid der ondernomene handelwyze tegens Hageftein, en van de regtmaatigheid en billykheid van 't verzoek en voorflag der Staaten van Utrecht, te vooren reeds gedaan en thans nog maals met allen ernst herhaald, doende daar en boven nog de voorflag, om, indien hunne Edel Groot Mogenden tegen alleverwagting, mogten oordeelen, by derzei ver voorige gedagten te moeten blyven, alsdan de zaak in verfchil, ter uitfpraake te ftellen van het een of ander Hof van juftitie, noch onder Holland noch onder Utrecht behoorende,overeenkomstig het befluit, in hetcontracl; van den jaare 1566, waar by gefteld was, dat zo 'er eenig gefchil of zwaarigheid tusfehen beide partyen ontftaan mogt, de uitfpraak van dien aan te benoemene goede mannen, of by verkiezing aan anderen, zoude ftaan. Weinig hulp zulks egter, de Gecommitteerde Raaden der Staaten van Holland bragten, den tweeden van Sprokkelmaand dezes jaars, hunne bedenkingen en advis ter ftaatsvergadering in, waar by zy aantoonden, dat al het geene door de Staaten 1762,  I76S 302 VADERLANDSCHE . ten van Utrecht was voorgedragen, op kwade onderrigting en ongegronde bewyzcn was gebouwd, en dat de grondflag, waar op het voorftel door de Staaten vanUcrecht gedaan , om de zaak in verfchil te ftellen aan de ai britaale uitfpraak van het een of ander Hof van juftitie, dus van geen de minste weivoegzaamheid waar, dewyl de vcrfchiilen die in het contract, van den jaare 1566, het geen door de Staaten van Utrecht als tot een grond gelegt was,geen betrekking hadden tot die, welke tusfehen wederzydfche fouverainen zouden mogen ontftaan, maar die de byzond-ere Dykcollegien onder malkander mogten krygen. Kunnende dierhalven geen reden vinden, waarom de Staaten van Holland, die in deze zaak met volle magt, hen behoorende , gehandeld hadden , ter voorkoming van de volftrekte ruinc hunner ingezetenen in den Lande van Vianen, zich zouden moeten onderwerpen aan 't onderzoek , en de uitfpraak van 't een of ander Hof van juftitie, onder de fouverainiteit Van een der bondgenooten in de Unie behoorende , te minder nog om dat van zodanige uitfpraak ook het gewenschte gevolg niet zoude kunnen verwagt worden, uir. hoof-  HISTORIE-BESCHRYVING. 303 hoofde dat geen middelen van bedwang tegens de in 't ongelyk gefteld zynde Provintie, in 't werk zoude kunnen werden gebragt, en ook dat, behalven verfcheide andere zwaarigheden, eene eenvoudige uitfpraak van het gefchil, zo als 't by de Heeren Staaten van Utrecht wierd voorgefteld, het Land van Hageftein niet zoude kunnen noodzaaken, om in de kosten der molens te betaalen. En dat eindelyk , volgens het gevoelen van hen Gecommitteerde Raaden , het best zoude zyn, om alle diergelyke vreemdigheden te myden, en alle verwyderingen voor te komen, de Staaten van Utrecht ernstig te verzoeken , dat dezelven zig nader van het gebeurde lieten onderrigten , en de contracten onderzogten, ten einde overtuigd te worden van de gegronde reeden, welke hunne Edel Groot Mogenden hadden gevoeld, om de beklaagde afdoening in 't werk te doen ftellen, op dat hoog gemelde Heeren Staaten dien vol. gende als nog het Dykcoilcgie van Hageftein geliefden te bevelen, om in de kosten van denieuwgeftigtte voormoolens, op den ouden voet deel te neemen, en aan die van Vianen alle de gemaakte kosten te vergoeden. 176" 8,  1768 De Li tenant Admira C Schr ver Kerf 3°4 VADERLANDSCHE ^ den. Dus bleef deze zaak weder fteeken zonder dat de beide Provintien die even fterk op haar recht ftaan bleven, het voor als nog eens konden worden. Intusfchen was '" het Luitenant Admiraalfcbap ten dienste ,1 van den Staat der vereenigde Nederlanden, ["behoorende onder het Edel Mogende collegie ter Admiraliteit te Amfterdam, op den zestienden van Bloeimaand dezes jaars opengevallen, door het overlyden van den gryzen Luitenant Admiraal, Cornelis Schryver, die het tydelyke met het eeuwige in den ouderdom van ruim eenëntachtig jaaren, verwisfeit had. De Prins Erfftadhouder ftelde in zyne plaatfe de Heer Vice Admiraal Jan van der Waayen, wederom tot Luitenant Admiraal, de Schout by Nacht Roemer Vlak, tot Vice Admiraal en de Kapitein W. T. Huigens tot Schout by Nacht aan; en nam vervolgens het befluit, om, toen benevens Hoogst deszelfs Gemalin, ne, een zomerreisie door verfcheide fteden en plaatfente doen, en by die gelegenh eid dc ryke koopftad Amfterdam, met hunne hooge tegenwoordigheid te vergeren, zo als de ftad Haarlem reeds den zevenëntwintigftcn van Grasmaand die eere genooten had, en al-  filSTORlE-BÈSCHRYVING. 30^ aldaar hunne Hoogheden op het luisterrykst onthaalde; na dat zy het voornaamfte in die ftad bezigtigd hadden, begaf zyne Hoogheid zich, van zyne Koninglyke Gemalinne en verfcheide Heeren en dameè verzeld, onder welke zich ook den Heere Hertog van Brunswyk Wolffenbuttel bevond , den vierëntwintigften van Bloeimaand op reis over Wasfenaar, Katwyk en Noordwyk, in welke laastgemelde plaatfe hunne Hoogheden , door den Heere van Noordwyk, en de Regëering, verwelkomd wierden, terwyl de burgery in de wapenen ftond, en 'er een pragtig gefchilderde eereboog opgericht was. Het vorftelyk Paar ; het ontbyt by Mevrouwe de Douariere van Noordwyk genoten hebbende , vertrok naar de buitenplaats Klswout , by Óverveen, toebehoorende aan den Heere Burgemeester Mr. Gualtherüs Petrus Boudaan. Alhier hielden hunne Hoogheden het middagmaal, bezichtigden de gaarenbleekery van den Heere Malefyt en zettende de reis voort naar de lustplaats Beekeftein, geleegen onder Velzen, toebehoorende aan den Heere Jacob Bareel Jansz. Het midden uitftek van den achtergevel van het huis, V de  176; Einr.C' Jandsreis je van hunne DoorI: Hoogheden. 3o6 VAE>BftLANDseHE L-de groote laan, en de eolonade ren einde van dezelve,wasfraai verlicht.De volgende dag vertrok het hooge Paar, na zich op deze en de by gelegene buitenplaatfen verlustigd te hebben, naar Alkmaar, alwaar zy den zesentwintigen van Bloeimaand aankwa. men, wordende door den Heer vander Steen Raad in de vroedfchap aldaar, uit naam der' gantfche Regeering, met een korte aanipraak verwelkomd, waar na zy, door de gefchaarde burgery, alle in de wapenen naar het Stadhuis reden. De hoogeperfona' gien wierden by het inkomen door zeven kanon fchoten begroet, aan de Kennemer poort, 't welk men met zes fchooten aan de t ncs.cne poort beantwoordde. Ondertus .fchen wierd op de klokken gefpeeld, en bv het naderen aan 't Stadhuis, op trompetten en walthorens geblaazen, hunne Hoogheden traden aldaar af, en wierden aan de koets plegtig ontvangen door den Heer Hoofdöf ficier, en de twee jongfte Heeren Regee rende Burgemeesteren, de Carpentier cn du Twr; beneden het Stadhuis, door de ■V rouwen van den Heer Hoofdofficier en de Heer du Tour, boven aan den trap door den Heer Burgemeester Daayy en in Burge- mees-  éistorïé-béschRyvinc. 30? meesterskamer, door den Heer Prefident 'Burgemeester van Cats j de Regeerende Schepenen en de vroedfchappen; hier waren twee armftoeleh geplaatst voor den Prinfe Erfftadhouder, en Hoogst deszelfs Gemalinne; een weinig verder, een derde voor den Heer Hertog van Brunswyk. Hunne Hoogheden wierden toen door den Heer Hoofdofficier, Mr. Rutgerus Paludams , na dat de Heeren Burgemeesteren zich op hunnen rang geplaatst hadden, en de Vorftelyke perfoonen voor de eeréftoelen ftaan bleeven, met een korte doch cierlyke aanfpraak begroet, welke door zyne Hoogheid minzaamlyk beantwoord wierd. Vervolgens hadden de predikanten van de Gereformeerde en Lutherfche Gemeentens de eer van daadelyk gehoor by hunne Doorlugtige Hoogheden te verkrygen, en hunne wel gepaste zegenwenfchen bver de Vorftelyke perfoonen uit te boezemen , het welke eerst door de Gereformeerde predikant Dirk Lefier, en vervolgens door de Lutherfche predikant J. H. Vorftius Verrigt wierd. Hier ha behaagde het hunhe Hoogheden om de groote of fint Laurénskerk te bezichtigen, werwaartsHoogst V 2 d?'  J?6i 3o8 VADERLANDS CHS j, dezelven, door de gefchaardeburgery, voor en ter zyden met de ftadsboden te voet, door de Heeren van de Regeering en eene menigte der aanwezende dames begeleid wierden, en op gelyke wyze weder terug naar bet ftadhuiskwamen, alwaar een deftig ontbyt gereed ftond , eer het zelve genuttigd wierd, befcbouwden de Vorftelyke perfoonen de fchilderyen van het beleg en de ligging der ftad ; men bood zyne Hoogheid een kaart van den Alkmaarfchenhout aan, op wit fatyn gedrukt, die,-door den Prinfe, met alle genoegen over het een en ander, aangenomen wierd. Vervolgens zettenden zich de drie Vorftelyke perfonagien met alle de dames van 't gezeJfchapaan de tafel, terwyl de overige Heeren aan twee byzondere tafels ontbeeten, werdende hunne Hoogheden door de oudfte zoon en van de Heeren Regeerende .Burgemeesteren, de Carpentier en du Tour, bediend. Geduurende het ontbyt, wierd, op Schepenskamer, op trompetten en walthoorens gebïaar zen. Omtrent ten half een uur, verliet men de tafel, en na nog een weinig vertoefd te hebben, wierden hunne Hooghe. den, die over alles zeer voldaan waren, tot  HISTORIE-BESCHRY VING. 309 tot aan derzelver koetsfen geleid, worden-: de tot aan de Zypfcn jaag weg door de Heeren van de Regeering vergezeld , waar na den Heer van der Steen, hun een goede reis wenschte, uit naam der gantfche Regeering. Na dat Hoogst dezelven een goed ftuk weegs van de ftad afweeken, en men verzekerd was dat door het fchieten geen ongeluk konde komen, wierden zeven fchooten uit het gefchut van 't Friesfche bolwerk gedaan, die door zes van dat van de Kennemerpoort beantwoord wierden: Gantsch Alkmaar was' zeer verheugd, niet alleen over de genootene eer van het bezoek der Doorlugtige perfoonen,' maar ook dat alles in zulk eene goede orde, en zonder eenige ongelukken, niet tegenftaande den grooten toevloed van menfchen, was verrigt geworden.Niet minder wasmen tevreden aan de Helder, alwaar hunne Doorlugtige Hoogheden, terwyl men te Amfterdam yverig bezig was, met toebereidfelen temaaken om den Prins en zyne Koninglyke Gemalinne overeenkomstig met derzelver waardigheid te ontvangen, na dat zy Alkmaar verlaaten hadden, 'savonds ten vyf uuren, verzeld van den Heere Hertog van Brunswyk en V 3 een [768.  310 VADERLANDSCHE . een matig gevolg van Heeren en dames, ' aankwamen. Terftond wierden hunne Hoogheden van de batteryen, die by Kykduin', en op het ftrand opgerecht waren, met eerefchooten begroet. Op de reede lagen vyf oorlogfchepen, waar over de Vice Admiraal Roemer Vlacq, het gebied voerde, in eene linie, benevens zeven Admiraliteits jagten. De vlag van den Admiraal Generaal woei, zo dra hunne Hoogheden op het Admiraliteits jagt aankwamen, en de vyf oorlogfchepen deeden een falvo, waar-voor zyne Hoogheid door tweeëntwintig fchooten, van de battery, die op het ftrand voor het jagt was opgericht, deed bedanken. Kort hier na zag men, als op een oogenblik, van alle de vyf fchepen te gelyk, de vlaggen Waaijen van allerlei bekende natiën, 't welk een verrukkelyk gezicht uitleverde, als ze uitgehaald waren,en weder ingerold wierden. Vervolgens had de Vice Admiraal gehoor by zyne Doorlugtige Hoogheid, van wien hy de orders ontving , wegens het vertrek op den volgenden dagnaarTexel. In den vroegen morgen wanneer alles gereed wierd geWaakt, ging de Vice Admiraal naar 't jagt, waar in de tjeer Hertog overnagt had, en kort daar  HISTORIE-BESCHRYVING, 311 daar na wierd dat, waar in hunne Doorlugtige en Koninglyke Hoogheden overnagtten, by het Admiraalsfchip de Phenix gebragt, wanneer de Vorftelyke perfonagien, met hun gevolg, langs een gemakkelyke trap, met rood laken bekleed, uit de jagten op het gemelde oorlogfchip kwamen , en door een losbranding van 't gefchut van alle fchepen verwelkomt wierden. De oorlogfchepen en jagten gingen vervolgens onder zeil. Op het voornoemde fchip de Phcnix,was een pragtig ontbyt vervaardigd, waar van men, onder 't zeilen gebruik begon te maaken. Onder wege verrigtte het fchip van Kapitein Reinst verfcheidene bewegingen, terwyl door zyne Hoogheid aaneen' matroos, die gevonnisd was, om, wegens het kwetfen van een' zyner makkers, gekielhaald te worden, vergiffenis verleend wierd. Slegter liep het af met een koopvaardyfehip, 't welk verzuimd hebbende zyne behoorlyke vlag te laaten waaijen, door een kogel van het Admiraalfchip daar toe genoodzaakt wierd. Omtrent ten een uur des namiddags, landde het hooge gezelfchap aan Texel, onder het losfen van veertien ftukken gefchut van de battery aldaar, V 4 het 176S.  llunnc poort: i/ooghe-; den koinen te Amfterdam. SIS VADERLANDSCHB het luiden der klokken en het plegen van veele andere vreugdebedryven , waar door de lucht van al het gejuich Van eene groote menigte menfchen, die zich op het eiland zelve en op de rondom liggende fchepen bevonden, weergalmde. Zo ras de Koninglyke Princesfe mede voet aan land gezet had , wierden beide hunne Hoogheden aldaar, uit naam van den Baljuw, Burgemeesteren en Schepenen, door den Heere Balthazar Huidecoper, Baljuw van dat Eiland, met eene korte doch cierlyke aanfpraak, in dichtmaat, begroet. Zyne Hoogheid wederom in 't jagt gekomen zynde,begaf zich met het zelve eerst weinig dieper in zee, en ging voorts wederom herwaarts onder zeil, onder het losfen van 't gefchut, zo van de battery, als van de oorlogfchepen. Waar na het Doorlugtig gezelfchap met derzelver gevolg, zeer over alles vergenoegd, den agtëntwintigften op Beekefteinte rug keerde, na onder weg nog eenige merkwaardigheden bezigtigd te, hebben. Intusfchen was men in 's waerelds koopftad Amfterdam , reeds vol verlangen om het Vorftelyke Paar aldaar te zien aan- ko-  HISTORIE-BESCHRY VING. 313 komen, ieder was'bezig om hunne Hoog-1 beden ,by de hoogfte eer, ook het meeste ver- " maak, geduurende derzelver verblyf aldaar, aan te doen, waar toe al wat de kunst en ervaarenis mogt op leveren, in 't werk gefteld wierd. Het ftadhuis, fchoon nimmer tot zulk een einde gebruikt, ftrekte, omdeii Prins en de Princesfe, overeenkomstig met derzelver hooge geboorte en uitmuntende waardigheden, te huisvesten, 't was binnen weinig weeken zo gefchikt en veranderd, dat het in een gemakkelyk, ruim en aanzienlyk Hof hervormd fcheen, alle de vertrekken wierden met huiscieraadcn voorzien, en alles in gereedheid gebragt, wat tot hetdaagelykfche muzyk en een luisterryk vreugde feest, vereischt wierd. Ondertusfchen had men, uit 'sGravenhage, tyding gekregen, dat de Hofftoet uit omtrent honderd perfoonen, ruim veertig paarden, vyf koetfen en eenige andere rytuigen beftaan zou ; dus fchikte men een gedeelte van het vermaarde huis van Trip op de colveniersburgwal, voor eenigen van dit gevolg, en het logement der Oost-Indifche Maatfchappy ter kameren Delft, Rotterdam, enz. benevens het Eafteel van Antwerpen, achter V 5 het 768.  314 V4DERLANDSCHB 8. het ftadhuis, en den eersten Liesveldfchen Bybel, in de Warmoesftraat, voor de overigen.Daar en boven had deRegeering ook goede zorg gedragen, om alle ongelukken, die door verdrinking en onverhoedfehen brand zouden kunnen ontftaan, voor te komen. Het plein voor het fladhuis , en andere plaatfen, waren met borstweeringen omzet , en het Damrak met houten befchotten afgefchut. Diergelyke fchoeijngen, ter behoeding voor het water gefchiedde op alle plaatfen daar groote aandrang van volk cn rytuigen te gemoet wierd gezien, ook was, voor al by het ftadhuis, daar thans fterkerdante vooren geftookt moest worden en veel licht gebrand, byzondere zorg voor onverhoed. fchen brand gedragen. De Edele Heeren colonellen hadden, om alle ongelukken en verwarringen voor te komen, een nette orde beraamd, naar welke de regimenten der burgery zich, by de plegtige intreede van hunne Hoogheden, moesten fchikken, dus was alles tegen den dertigften van Bloeimaand , wanneer het Vorftelyk Paar binnen de wallen van Amfterdam verwagt wierd, in gereedheid. Die heuchelyke dag verfchenen zynde, begaven hunne Hoogheden zich van  HlSTQRIE-BESCHRYyiNG. 315 van de Hoflteede Beekeflein, ten agt uuren des morgens, op weg naar Amfterdam, alwaar zy omtrent half elf uuren aankwamen. De Veldmaarfchalk Hertog van Brunswyk; Wolffenbuttel, had zich reeds vroeg byden dag , zonder eenig gevolg , derwaards begeeven, en zyn intrek ten huize van den Advocaat Fiscaal Boreel genomen, van waar hy zich, om tien uuren naar het ftadhuis begaf, en door Burgemeesteren aldaar beleefdelyk ontvangen wierd. Hunne Doorlugtige en koninglyke Hoogheden, intusfchen pp het grond gebied der ftad gekomen zynde , ontmoetten aldaar twee Heeren Secretarisfen Mr. Daniël Hooft, en Mr. Pieter Cypriaan ïestart,die hun van ftads wegen verwelkomden, en voorts met eenentwintig eerefchoten, uit het grof gefchut van de wallen der ftad, begroet zynde , begonnen de klokken door de geheele ftad ce luiden. De Haarlemmerpoort inkomende, endoor de ftads bezetting die aldaar in parade ftond gereeden zynde, wierden hunne Hoogheden., door de twee jongfle Regeerende Sehepenen, de Heeren Joan Frederik d'Orvüle, en Mr. Zacharias Henrlk Alewyn, en den Penfionaris Mr. Cornelis Graafland, by monde van den 1768.  1768 3l6 VADERLANDSCHE . den Heere van Berkel, uit naam der geheele Regeering der ftad, verwelkomt, zo als ook kort daar na, onder het losbranden van het gefchut, die Doorlugtige perfoonen, door de Heeren colonellen begroet wierden, waar na hunne Hoogheden en derzelver gantfche ftoet, langs den geheelen Haariemmer en Nieuwendyk, naar 't ftadhuis reeden, terwyl de burgery, op het best uitgedost, en met hunne officieren, die meest al in 't blaauw gekleed waren, aan 't hoofd, ten getalle van zes duizend driehonderd en vyf mannen, in twee reijen in de wapenen ftond. Het was omtrent elf uuren toen hunne Hoogheden voor het ftadhuis genaderd waren, toen wierd het gefchut ten derden maaien gelost, de klokken begonnen te fpeelen, ook liet zich een choor van muzikanten , die op het bordes van de ftadswaag geplaatst waren, met de keteltrommen en trompetten hooren. De twee jongfte Regeerende Heeren Burgemeesteren, Huighens en Boudaan, entwee Heeren Schepenen Jan Hope en Mr. Maarten Wevering, verzeld van den Secretaris Mr. Aalbregt van Slingeland, kwamen, zo dra het Vorftelyk Paar, den Dam opgereden was, uit het ftadhuis,  HISTORÏE-BESCHRYVING 317 huis, om het zelve naar boven te brengen, werdende haare Koninglyke Hoogheid, door de Heer Huighens, en de Prins Erfftadhouder door de andere Heeren geleid. De trap naar de zaal, door twee reien ftadsbodens bezet, en onder het geluid van een aangenaam muzyk, opgetreden zynde, wierden hunne Hoogheden, aan de kopere deuren der zaal, door de vrouwen der Regeerende Heeren Schepenen, oud Burgemeesteren en vroedfchappen, ontvangen en in de jultitiekamer geleid, in welke de Heer Hoofdofficier Mr. Ifaac Zweers, en de twee Burgemeesters, .de Heeren Temminck en Clifford, benevens eenige andere Heeren uit de Regeering, hunne Hoogheden tegemoet gingen en in de Raadkamer geleiden. In deze kamer Ronden twee nieuwe vergulde armftoelen, bekleed met groen fluweel met goude galonnen bezet, aan 't hooger einde voor hunne Hoogheden gereed. Zo dra hunne Hoogheden in de Raadkamer gekomen waren, begaf zich hun gevolg en alle de dames, naar Burgemeesters vertrek, zo dat.zy dus met de Heeren van de Regeering alleen bleeven, waar op de Heer Hoofdofficier Zweers hunne Hoogheden 1768.  £7£1 gig VABERLANBSCHÉ I. den met eene gepaste aanfpraak, uit naam des Magiftraats , nogmaals verwelkomde $ en in welke hy betuigde hoe gevoelig dé Regeering aangedaan was, over het geluk, dat zy genoot, van 'sLands Erfftadhouder, en zyne Koninglyke Gemalinne, eindelyk ook eens in Amfterdam, en op het Raadhuis te mogen ontvangen. Na dat deze aanfpraak door zyne Hoogheid minzaam beantwoord was, verleende hoogst gemelde Vorst gehoor aan de Heeren der vroedfchap, die by monde van den Heer Pehfionaris van Berkel, hunne Hoogheden insgelyks met hunne komst binnen Amfterdam geluk wenschte. De Prins die onder het öpryzeri en buigen van den Penfionaris ook even opgerezen was, en terftond weder zynde gaan zitten, beantwoordde de aanfpraak minzaam en tevens ernstig, verklaarende onder de nadrukkelyklte betuigingen, altoos onwankelbaar gezind te zullen zyn, om dc welvaart van den Staat, en van de ftad Amfterdam in 't byzonder, naar zyn uiterfle vermogen te bevorderen. Het gehoor der vroedfchap geëindigd zynde, namen hunne Hoogheden het morgen ontbyt, welk ia Burgemeesters vertrek gereed Rond, waar  Hl StORÏE-BESCHRYVING. 319 waar ha hunne Hoogheden gehoor verleenden, aan het collegie ter Admiraliteit, aan' de Bewindhebberen van de Oost en WestIndifche compagnien, aan de directeuren van de focieteit ,Van Surinaamen, en aan 't gantfche lighaam der handelaars, 't welk door de voornaamfte kooplieden der ftad verbeeld wierd. Vervolgens aan de Heeren colonellen, aan 't collegie van den Levantfchenhandel, en eindelyk aan de leden van den Gereformeerden kerkenraad, zo van de Nederduitfche, als Waalfche en Engelfche Gemeenten, en van de RemonRranten. Na alle deze verrigtingen, bezigtigden hunne Hoogheden het ftadhuis, terwyl in Schepenskamer een treflyke maaltyd gereed wierd gemaakt, waar toe behalven hunne Hoogheden, ook den Heer Hertog van Brunswyk, de Heeren en damesuit het gevolg van hunne Hoogheden, de Heer Hoofdofficier, de Rcgeerende Schepenen, de oud Burgemeesters, de Penfionaris van Berkel, en twee Heeren Secretarisfen Graaf, land en Simgeland, allen met derzelver vrouwen verzeld, genodigd waren. De Heeren Regeerende Burgemeesters verfchenen op deze en alle de volgende maaltyden, als gast' 1768.  iiü §20 VADERLANDSCHE ;. gastheeren van ftadswege. Na het middag* maal vertoonden zich hunne Hoogheden , uit een der vensters van Burgemeesters vertrek aan de faamgevloeide menigte op den Dam. Tegen den avond had men op de groote zaal een volkomen en voortref!elyk muzyk met flem en inflrumenten, en na 't eindigen van het zei ve,begaf zich het Doorlugtig gezelfchap, te tien uuren, in verfcheide koetsfen,om de voornaamfte illuminatien, waar onder die van het ftadhuis zelf,, te bezien* Aan het 's Gravelandfcheveer gekomen zynde traden hunne Hoogheden en 't aanzienlyk gezelfchap in drie jagten , en voeren door de voornaamfte gragten der ftad , flapten aan den binnenamftel weder in de rytuigen, en rceden door de kalverflraat naar den Dam te rug , alwaar zy een tour maakten, om de illuminatie van het ftadhuis, die by uitneemendheid voldeed, van na by te befchouwen. Dit voortreffelyk gebouw was heerlyk verlicht, deszelfs toren vertoonde eene fierlykc kroon, en was rondom met lantaarnen behangen. Het midden uitftek van 't ftadhuis. was met meer dan zes duizend bierglazen geillumiheerd. Langs de bafementen, pylasters, lys-  HISTORIE-BESCHRYVING. 32! lysten, festons, enz* hingen brandende! lampen. De bovenfte frontefpies was mede " met lampions verfierd, en in 't midden vertoonde zich een luisterryke zon, welke een overheerlyke flikkering gaf. Voor het overige was het prinfenhof, het generaale post* comptoir, en den fchouwburg , op eene voortreffelyke wyze verlicht. De huizen der byzondere inwooneren, waren insgelyks, zo met lampions van buiten, als met kaarsfen tegen de glazeraamen van binnen, en hier en daar met fchilderftukken, der wyze geïllumineerd, dat de gantfche flad, daar weinig minder dan dertig duizend bewoonde huizen geteld worden, in een oogenblik, uit den donkeren nagt, in een helderen dag veranderd fcheen te weezen, terwyl duizenden van menfchen de flraatenen gragten, zonder dat 'er eenige merkelyke ongelukken gebeurden, bewandelden. Hunne Hoogheden, na alle deze vreugde bedryven , met groot genoegen befchouwd, en afzonderlyk het avondmaal gehouden te hebben, begaven zich eindelyk diep in den nagt, naar het Vorftelyk, flaapvertrek en vervolgens ter ruste; hier mede eindigde de groote dag der intreede van het Vor- 768.  1763. 322 VADERLANDSCHE ftelyke Paar in de \vydberoemde ftad. Amfterdam. De volgende dag, zynde dingsdag den laatften van Bloeimaand, begaf zich zyne Hoogheid, des morgens, ten half negen uuren, naar het prinfenhof, om aldaar ais Admiraal Generaal, in het collegie ter Admiraliteit, zitting te neemen, onder weg voor by de oude kerk rydende, bezag zyne Hoogheid het merkwaardigst van dat gebouw, en hoorde met groot genoegen het orgel in het zelve fpeelcn. Aan 't prinfenhof gekomen , wierd hoogst dezelve , met alle de eere aan deszelfs waardigheid verfchuldigd, ontvangen, in de Raadkamer geleid, cn in den ftoel van den Admiraal Generaal geplaatst. De voorzittende Heer van Voerst tot Borgel, begroette zyne Hoogheid met eene, naar tyds gelegentheid, gepaste , aanfpraak. De zitting afgeloopen zynde, wierd zyne Hoogheid, door alle de Raaden, en derzelver ministers , in zes koetfen gezeten, naar 't Üadhuis te rug geleid, om de Princesfë af te haaien, en hunne Hoogheden , met een zeilparty over het Y, te verlustigen, waar aan een groot getal van aanzienlyke lieden deel hadden.  HISTORIE-BESCHRYVING. 323 den. De Vorftelyke perfoonen, en derzelver gevolg traden aan de mosfelfteiger, in drie jagten, waar op de Heeren vandè Admiraliteit, die alhier gastheeren waren, zich verdeeld hadden. Op het groote jagt dat den Prins voerde, wierd de ftandaard van den Admiraal opgehysd, terwyl al de fchepen op het Y liggende, rykclyk vlagden en vuurden. 'sLands oorlogfchip de Triton begroette hunne Hoogheden met eenentwintig fchooten voor den Admiraal Generaal en nog met even zo veel voor de Koninglyke Princesfe, welkegroete,op'sPrinfen last, met zeven fchooten beantwoord wierd. Toen het jagt te Zaandam aankwam, traden hunne Hoogheden aan land, bezigtigden de kerken , en al het merkwaardige dier plaats, zy wierden aldaar door den Baljuw van Blois, cn door de Regenten en kerkenraaden van Oost en Westzaandam begroet, en vervolgens in de jagten te rug gekeerd zynde, zeilden , onder 't houden der middagmaaltyd, de ftad voor by, naar Pampus, tot aan de Durkendammer vuurtoren, wordende hunne Hoogheden, in 't voor by vaaren der Oost-lndifchewerf, van daar, met eenentwintig fchooten begroet. X 2 Laat [768.  J76 324 VADERLANDSCHE 3. Laat in den avond, wierp men het anker, op ftroom, in 't gezigt van 't oorJogfchip de Triton, dat fraai verlicht was. Hunne Hoogheden alhier het avondmaal gehouden hebbende, wierden ver over middernagt naar 't ftadhuis teruggeleid, 's Anderendaags, den eersten van Zomermaand, nam zyne Hoogheid zitting, in het Oost-Indisfchehuis , als opperbewindhebber van die Maatfchappy, en bezigtigde aldaar na alvorens door den eersten Advocaat, Mr. Cornelis van der TIcop met eene gepaste aanfpraak begroet te zyn, de byzondere vertrekken , en het uitzoeken der fpeceryen j waar na hoog gemelde Vorst, zich naar het West-Indifchehuis begaf, en aldaar ook als opperbewindhebber van de West-Indifche compagnie zitting nam, terwyl door derzelver Advocaat Mr. Nicolaas Willem Roël, eene gepaste aanfpraak gedaan wierd. Zyne Hoogheid op het ftadhuis te rug gekeerd zynde, hield men groot cour op de zaal in het zelve, waar by alle Heeren van de Regeering en hunne vrouwen, benevens andere voornaame burgers en ingezetenen, en zelfs vreemdelingen tegenwoordig waren, die dus gelegendheidhadden, hunne Hoog-  HISTORÏE-BESCHRYVING. 325 heden te zien en te fprceken. Na het ein- : digen van het cour, wierd 'cr, in Schepenskamer, eene groote maaltyd gehouden, waar by behalven hunne Hoogheden en derzelver gevolg, de Heer Hertog, de Hoofdofficier, de oud Burgemeesteren, de gantfche Vroedfchap, een Penfionaris en twee Sccretarisfcn, benevens verfchcide andere Heeren en Dames tegenwoordig waren. De avond was gefchikt om hunne Doorlugtige en Koninglyke Hoogheden naar den fchouwburg te geleiden , in dit gebouw ftond een pragtig gevaarte, beftaunde in een groote Vorftelyke tent, cierlyk verguld, en de openingen van vooren, met roode fluweele gordynen, omzet met goude kanten , fraai behangen. Zo dra hunne Hoogheden , die met een groote ftoet derwaards gereden waren, in den fchouwburg binnen kwamen, wierd het gordyn geopend. Het tooneel verbeeldde bet zonnenhof, en den beroemden treurfpeeler Jan Punt, Apolio verbeeldende, deed een gepaste aanfpraak, in dichtmaat, aan hunne Hoogheden en de Regeering der ftad, waar na het tooneel, met open gordyn, veranderd wierd, een fraai ballet X 3 gc- 76Z.  32Ö VADERLANDSCHE I768, gegeeven, vervolgens het treurfpel De* mophontes , en het klugtipel de Huwelyke Staat, gelpeeld, eindelyk wierd alles met een nieuw ballet, Venus en Adonis genaamd, befioten, waar door het middernagt was ge» worden eer de fchouwburg uitging. De volgende dag, gaf zyne Hoogheid, by tyds, gehoor aan de afgezondenen van de Lutherfche en Doopsgezinde gemeenten, als ook aan die der Roomschgezinden, en der Portugeefche en Hoogduitfche jooden; be. zigtigden daar na , met zyne Koninglyke Gemalinne, de nieuwe kerk, het Admira^ liceits magazyn en werf, de Oost-Indifche werf, alwaar hunne Hoogheden het hoeker, fchip de Zon. in 't water zagen loopen, de lynbaanen, pakhuizen, enz., en keerden door de plantaadje, naar het ftadhuis te rug, alwaar intusfchen alles tot het vreugdefeest en 't uitmuntende bal, 't geen dien avond, op de groote zaal gegeeven ftond te worden, gereed gemaakt was. Op dit luisterrykfeest en bal, verfcheenen, behalven de Vorftelyke perfonagien, ter welker eere het zelve aangelegd was, de Veldmaarfchalk Hertog van Erunswyk Wolffenbuttel, de Prins van Hesfencasfel, de Prins van Lambaille, groot  HIST0RIE-EESCHRYV1NG. 327 groot ftalmeester van Frankryk, de Mar. quis del Puente Fuerte, Ambasfadeur van den Koning van Spanje by dezen Staat, benevens verfcheidene andere Heeren van aanzien, uit Holland en de andere Provintien van den ftaat, de leden der Regeering niet hunne vrouwen en kinderen, en een groot aantal van de voornaamfte ingezetenen, welke met elkander een getal van ruim elfhonderd perfoonen uitmaakten, die allen op het kostbaarste uitgedoscht en fchitterende van edel gefteenten waren. De pragtige zaal zelve was door meer dan zeven duizend lampen verlicht. Ten tien uuren, begon de dans, de Prins van Hesfencasfel leidde haare Koninglyke Hoogheid op, en de Prins Erfftadhouder de vrouwen van eenige Regeerendc Burgemeesteren en Schepenen. Men begon met country, of landdansfen. Die geenen die niet dansten, of den dans verkozen te aanfehóuwen, .waar onder de Heer Hertog was, verlustigden zich met het kaartfpel; omtrent een uur, des nagts, begaf men zich ter maaltyd, hunne Hoogheden, derzelver gevolg, de gastheeren, en de aanzienlyke genoodigden ,in Schepenskamer, het overige gezelfchap in X 4 de [768.  3^8 VADERLANDSCHE 1768 de gaanderijen, daar groote en kleine tafels, met allerhande ververfchingen gereed ftonden. Het was drie uuren in den morgenftond, wanneer hunne Hoogheden, naar derzelver flaapvcrtrek vertrokken, waar op de muzyk terftond zweeg, en het overige gezelfchap in alle ftilte fcheidde. Vrydags den derden van Zomermaand, bezagen hunne Hoogheden het beroemd kabinet fchilderijen van dmHcere GerritBraamcamp, voorts het Aalmoesfeniers Weeshuis, de Synagogen der Portugeefche en Hoogdukfche jooden, en het oude mannen en vrouwenhuis, en na dat Hoogst dezelven het middagmaal op het ftadhuis genomen hadden, begaven zy zich weder naar den fchouwburg, alwaar zy, benevens den Hertog van Brunswyk, en de Heeren van de Magiftraat, tegen agt uuren aankwamen. Men vertoonde dezen avond voor dit Doorlugtig gezelfchap, het blyfpel, de Made Wedding, of Gierige Gerard, na het zelve , een fraay ballet, vervolgens het klugtfpel de Gewaande Advocaat, en het ballet van Venus en Adonis, wordende alles befloten met een dankzegging, in dichtmaat, uitgefproken dóór den beroemden treurfpeeler Izaas Duim,  HISTORIE-EESCHRYVINQ. 329 Duim, in 't Zinnebeeldig kleed vanfcbouw-1 burg. Het hooge gezelfchap keerde toen' weder naar het ftadhuis, en begaf zich, na het avondmaal genoten te hebben, ter rust; Het prinfenhof, eenige huizen en een fchip op 't Y, was dezen avond, als op den voorigen maandag, weder verlicht. De volgende dag, zynde den bepaalden tyd dat de Vorftelyke perfonagien weder uit Amfterdam zouden vertrekken, kwamen de zestig burgercompagnien in de wapenen , en fchaarden zich, in twee renen, langs den weg die hunne Hoogheden zouden pasfeeren. De Heer Hertog van Brunswyk was bereids 's morgens ten vyf uuren, in flilte, naar den Hage gereisd. De Heeren van de Regeer ng , allen van derzelver vrouwen verzf ld, benevens de colonellen en reprefentanten van zyne Doorlugtige Hoogheid, verfcheenen tydig op het ftadhuis, en hadden gehoor van affcheid by den Prinfe Erfftadhouder en deszelfs Gemalinne, by welke gelegendheid de Heer Hoofdofficier Zweers weder eene fraaije aanfpraak deed, die door de Prins en de Princesfe, beide, beantwoord wierd, betuigende hunne Hoog. heden derzelver hoogfte genoegen, over X 5 de 768^  Hl 33° VADERLANDSCHE 8-de wyze, waar op zy, van ftadswege, ont— vangen en onthaald waren. Omtrent half negen uuren, wierden hunne Hoogheden, door de colonellen, de commisfarisfen uit de vroedfchap, en vier Heeren Burgemeesteren, met de vrouwen van twee derzei ver, ten fladhuize afgeleid, gevolgt van den Hoofdofficier, de Regeerende Schepenen en derzelver vrouwen, mitsgaders de vrouwen der commisfarisfen uit de Vroedfchap ; Deze alle in de koetfen getreden zynde, reed het Doorlugtig gezejfchap, van 't Radhuis af, door de mol en torenfteegen, de oude lelyftraat, tot aan de heerengragt, en deze langs, naar de Utrechtfchepoort, binnen welke de colonellen, uit hunne koetfen getreden zynde, het Vorftelyk Paar, de gewoone krygseere bewezen. Hunne Hoogheden, aan den Auiftel, by de Herberg de Beerebyt, uit hunne koetfen getreeden zynde, namen aldaar een teder affcheid van de Heeren der Regeering, betuigende nogmaals, hun volkomen genoegen over de eerc en 't vermaak, hun aangedaan, en over de goede orde in alles gehouden, waar na dezelven, met hun gevolg, in drie jagten traden, en naar de Weesperzyde over- fta-  HISTORIE-BESCHRYVIN.G. 331 Raken, wordende, met eenentwintig fchoo-1 ten, van het gefchut der batterijen, by de Utrechtfche poort, begroet, en door een groot getal zeilende boeijers en andere vaartuigen , tot aan den omval begeleid. Alle de koetfen die hunne Hoogheden tot aan de herberg de Beerebyt verzeld hadden, keerden toen te rug naar de ftad, en het ftadhuis, alwaar Burgemeesters aan de colonellen hun genoegen betuigden wegens den yver en goedwilligheid der fchuttery, by 't inhaalen, verzeilen, bewaaken en uitleiden van hunne Hoogheden betoond, waar na de llegeering ten Raadhuize afging, en de fchuttery aftrok-. De Regeering ftond kort hier na toe, dat de zaal en de vertrekken op het ftadhuis, waar in hunne Hoogheden geherbergd geweest waren, niet alleen door lieden van rang en brave burgeren, maar zelfs fdoor ieder bezigtigd mogten worden. En op deze wyze heeft klein en groot dus eenig deel gehad aan 't geene, ter eere van hunne Doorlugtige enKoninglyke Hoogheden, by derzelver ftaatelyk bezoek te Amfterdam, van ftads wegen gedaan was. Geduurende alle deze plegtigheden en vreugdebedryven verzuimden de Staaten van Hol- 768.  ju onderhandel!'over di bevaar, baarheii der riv. ren. 332 VADERLANDSCHE ^Holland, even zo min als die der andere provintien, welke belang by de zaak der rivieren de Rhyn en Ysfel hadden , om alles werkftellig te maaken, en het groote oogmerk de bevaarbaarheid van dezelve in 't pc werk ;te ftellen, men had dierhalven wederlgom eene nieuwe onderhandeling onderno* 1 men. Uit die geene, welke in Herfst en I Wynmaand des voorigen jaars gehouden e' waren, was gebleeken, dat 'er, ten opzichte van verfcheidene punten, niets gedaan konde worden, zonder dat die- van Kleef de behulpzaame hand daarin leenden', ten welken einde aan den Koning van Pruisfen, door de Staaten Generaal een brief was gefchreven, waar by die Vorst verzocht wierd, om met de belang hebbende Provintien, zodanige maatregelen teberaamen, als ter bereiking van het groot oogmerk, en dat geene der drie takken boven mate by hooge watervloeden bezwaard wierden, dienstig zouden kunnen zyn. Het antwoord op dien brief, 't welk in Grasmaand dezes jaars, ter algemeene vergadering was ingekomen , en door de afgevaardigden van de vier Provintien overgenomen, behelsde hoofdzaakelyk, dat zyne Majefteit de zaak met  HISTORÏE-BESCHRYVING. 333 met alle oplettendheid onderzocht, en na eene rype overweeging, bevonden had, dat de oorzaaken door hunne Hoog Mogende aangehaald, niet volkomenlyk aan te merken waren als de waare en eigenlyke bronnen van het kwaad, en dat hy dierhalven, de middelen ter verbetering van het zelve vo.orgeflagen, voor de beste en meest gepaste niet konde houden ; aangezien daar door de bereikking van bet gewenschte einde, volgens de tegenwoordige gefteltheid der rivieren niet kon worden verzekerd, komende het, volgens het oordeel van zyne Majefteit , voornaamelyk daar op aan, dat dé beddingen der rivieren zo ingericht wierden, dat dezelven by het laagfte water vaarbaar bleeven, en by het hoogfte, ruimte genoeg tot een' fnellen afloop behielden, en nadien in dezen, het algemeene belang boven het byzondere gefteld moest worden, zo had zyne Majefteit, ten dien einde, de nodige order gegeeven, in die verwagtinge, dat het zelf. de door hunne .Hoog Mogende ook gefchie-. den zoude. Verders ftelde zyne Majefteit het houden van eene onderhandeling voor, en beloofde, indien dezelve aangenomen wierd, van zyn kant afgevaardigden daar toe te be- 176B.  Ul 334 VADERLANDSCHE benoemen. By dezen brief was eene pro""" memorie, door een kundige handopgefteld, en waar in twee voornaame punten onderzocht wierden, naamelyk welke de oorzaaken zyn van de overftroomingen, en, in 't algemeen, van de verfchriklyke hooge wateren , die, inzonderheid na het jaar 1745, hebben plaats gehad, als mede van de belemmeringen der fcheepvaart naar den Nederrhyn en den Ysfel, en voorts, welke middelen konden en moesten by der hand genomen worden, om het afkomend water een beteren afloop te geeven, en om dc fcheepvaart, voornamentlyk door demonden dezer Rhyntakken, te herflellen. De commisfaris tot de zaaken van het Pannerdenfche kanaal, en de Heeren Gecommitteerde Raaden van Staaten van Holland en West-Vriesland, het antwoord van zyne Pruififche Majefteit, en de promemorie daar by gevoegd, ter voldoening van een befluit op den vierden van Bloeimaand genomen, nauwkeurig overwogen, en tot nadere ophelderingen van verfcheide punten daar in vervat, de bedenkingen van den Hoogleeraar J. Lulofs, als infpeéèeur Generaal van ?sLands rivieren, ingenomen hebbende, le-  HISTORIE-BESCHRYVING. ' 335 leverden den tienden van dezelfde maand, hun advis en aanmerkingen op dat antwoord, en op de promemorie, ter ftaatsvergadering van Holland in. Waar by dezelven, ónder anderen, ook verklaarden, dat men door het vriendelyk en goedwillig antwoord van zyne Pruififche Majefteit niets zou kunnen Vorderen, indien niet de Nederlandfche Provintien, welke by de rivieren belang hadden , grooter eensgezindheid in haare gevoelens toonden, dewyl anders met geen vrucht altoos de conferèntien met de afgevaardigden van den Koning van Pruisfen zouden kunnen gehouden worden,na de maal dezen met vereenigde pogingen fchenen overtuigd te worden,: dat de oorfprong van het kwaad juist niet in de belemmeringen, maar in de al te groote openingen en by wegen, waar door het aan de Waal ontrokken en aan de Nederrhyn en Ysfel toegevoegd wierd,gelegen was, terwyl men aan de andere kant aan die Heeren afgevaardigden, in volle eensgezindheid behoorde toe te ft-aan al het geene niet alleen tot geen nadeel kon ftrekken van de gemeene zaak, maar ook al het geene in zyne gevolgen heilzaam zoude zyn, al was het tot nog toe niet overëenftemmig geweest, met 1768.  17c" 33^ VADERLANDSCHE 8. met het gevoelen van de eene of andere Provintie, door dien'men toch nooit de gevreesde rampen zou kunnen afkeeren, en de verloopen rivierzaaken herftellen, indien men niet een volkomen bereidwilligheid toonde, om zo wel voor de Kleeffche ampten aan de rechter en linkerzyde van de rivier, als voor de Nederlandfche Provintien zorg te dragen,daar men niets zoukunnen uitvoeren tot afwendinge van overftroomingen zonder verlof van de Kleeffche Regeering Dewyl nu de voorflag van denJKoning van Pruisfen, om met hoogst deszelfs Gedcputeerdens in onderhandeling te treeden, niet konde aangenomen worden, zonder dat vooraf de Heeren Staaten der belang hebbende Provintien het met elkander eens waren geworden over de hoofdpunten, welke men aan de eene zyde zou kunnen toegeeven, en aan de andere kant zouden dienen vast te houden, als ten uitentten nood* zaakelyk, zo wel voor verfcheide Kleeffche ampten, als voor de Nederlandfche Gewesten die by de rivieren belang hadden; en dierhalven waren de Gecommitteerde Raaden van gedachten, dat 'er eenen brief van wegens hunne Groot Mogende aan de Heeren  HÏSTOiUE-BESCHRYVING. 337 ren Staaten van Gelderland en Utrecht ] diende te worden afgezonden, om hen dit alles mede te deelen, en vooraf te verneemen welke de gevoelens hier over by hoogst dezelven zouden zyn , waar nevens ook een copie, van het befluit het welke hunne Ed: Groot Mogenden op het advis van Gecommitteerde Raaden zouden neemen, bygevoegd behoorde te worden.. Terwyl men over deze zaak zo ernstig handelde, was 'er eene merkelykc onlust in de ftad Briel ontftaan, waar van de omftan-i digheden zich dus toegedragen hadden: De, Magiftraat, zederd eenigen tyd met den| Boelhuismeester Panlus Lanklwrst in gefchili geweest zynde, had kunnen goedvinden,' om redenen, dezelven daar toe bewecgende, niet alleen voornoemden Boclhuismeester, door eenen gerechtsbode, naar de ftadsdoelen in de gyzelkamer te doen bren gen, maar hem vervolgens ook, door twee leden uit deszelfs collegie, doen aanzeggen, om binnen twee of driemaal vierentwintig uuren de ftad te ruimen. Lenkhorst, oordeelende dat men dat overbrengen in| de gyzelkamer, en hem daar in verzekering te houden, aanmerken moest alsdaadlykheden Y te- 768.^ Gefchil usfehen iet Hof an Holand cn Ie Regeeing van [en Eriel.  338 VADERLANDSCHE | teSens zyn ai"pt van Boelhuismeester , en ftrekkende tot krenking van zyne eere, en wyders, dat hy, indien hy zich al fchuldig mogt hebben gemaakt, aan 't geene hem te laste wierd gelegd, echter dies wegens niet aanfpraakelyk was voorden Magiftraat,verzocht by den Hove van Holland, niet alleen ontflag van zyne gyzeling, maar ook daar en boven vergoeding van alle kosten,fchade en intresten, benevens herflelling van eere, en dat de Magiftraat van den Briel hier toe door het Hof genoodzaakt mogt worden, Het Hof van Holland dit verzoekfchrift gelezen hebbende, vorderde hier op van de Regeering der ftad Briel onderrichting en advis, binnen de tyd van acht dagen; doch, eer dat de Magiftraat hier aan voldeed, vond dezelven goed den meergemelden Boelhuismeester te bevelen, om, binnen zekeren tyd, de ftad en derzelver rechtsgebied te vcrlaaten, en hem, om daar aan te kunnen voldoen, uit zyne gyzeling te ontflaan; gelastende hem verders, om voor de behoorlyke waarnèeminge van het Boelhuismeesterfchap de nodige zorge te dragen, of dat, by gebreke van dien, door hunne Edel Achtbaaren zodanige voorzie-  HISl ORIÈ-ËESCHRVVING. 330 ziening zou worden gedaan, als dezelven, tot voorkoming van fchade en ongerief hunner burgeren, zouden oordeelen tebehooren. Hier over beklaagde zich Lankhcrst weder by een tweede verzoekfchrift aan den Hove, het welke ook in handen van den Magiftraat van den Briel gefteld wierd , om daar op , binnen de tyd van vier dagen te antwoorden. De Magiftraat oordeelde zich echter ongehouden, om den Hove opening te geeven van de zaaken ; die dezelven tot de behandelingen , den Boelhuismeester aangedaan, hadden bewogen, alzo alles zou zyn gefchied, niet gcrechtelyk, maar by wege van Politie, irt welk geval de zaak, volgens hun oordeel, niet tot de kennisneeming van den Hove zou behooren, verzoekende dierhalven in hunne berichtfehriften aan het Hof van Holland, dat het zelve, om voorgemelde redenen, het verzoek van Lankhom van de hand wilde Wyzen. Dan deeze beweerde ondertusfchen mondeling en fchriftëlyk, dat al het geene door Burgemeesteren van den Briel, ter ftaavinge van hunne meening , bygebragt wierd, op zyn geval niet toepasfelyk was, en dat hy dierhalven beY 2 voegd  1-68, 34° VAD ERLANDSCtfÉ voegd was, om zich aan den Hove te vervoegen , ten einde over zyne klagten in rechten gehoord te worden. Ondertusfchen waren wel eenige onderhandelingen, ter bemiddeling van de zaak, gehouden, doch alle vruchteloos afgeloopen, 't welk Lanh horst wederom bewoog by het Hof van Holland om recht en dispofitie op zyn verzoekfehriften aan te houden. Hier op vond het Hof goed dezelven eerst ter tafel van dc Heeren Staaten te brengen , met bygaand verzoek dat hunne Ed. Groot Mogenden den Magiftraat van den Briel mogten goedvinden, by aanfehryving, te beveelen om den mccrgemelden Lankïwst wederom met 'er woon in hunne Stad toe te laaten, cn vervolgens in dat geval, allcenlyk ten opzichte van de verdere eisch of aanfpraak van denzelven LavMorst, de zaak aan de gewoone juftitie te laaten. De Heeren Staaten, het bericht van Burgemeesteren van den Briel, hier op gevorderd hebbende, zo wierd door hunne Ed. Groot Achtb. aan de begeerte van hun Ed: Mog: met eenen brief voldaan, waar in zy ten klaarften aantoonden, dat de geheele zaak van Lanlhorst niet tot de juftitie, maar tot de politie behoorde,  HISTORIE-liESCHRYVING. 341 de, en dat dierhalven het Hof van Holland gantsch onbevoegd was om deeze zaak aan zich te trekken , daar kennis van te neemen , of zich daar mede in het meeste of minste te bemoeien. Dit Bericht, door de Heeren hunner Edel Groot Mogende Gecommitteerdens tot de zaaken van de juftitie , met commisfarisfen van den Hove onderzocht, en daar van vervolgens, door den Raadpenfionaris , ter vergaderinge verflag gedaan zynde, hebben de Heeren Staaten het verfchil in dezer voegen befüst, dat hunne Edel Groot Mogenden, in achting genomen hebbende, dat het zozeer niet aankwam op het geen ter gelegenheid van de uitzetting van den perfoon van Lankhorst, was voorgevallen, dan wel of Prefident en Raaden van den Hove bevoegd waren om over de wettig of onwettigheid der gemelde uitzetting kennis te neemen , en dewyl haar Edel Groot Mogende by derzelver refolutie van den jaare 1674, verklaart hadden , dat de Hoven van juftitie gantsch niet bevoegd waren , aan haar te trekken of kennis te neemen van eenige zaaken van politie, het dan ook van zelve fprak, dat het gemelde Hof zich met de uitzettinY 3 gen 1768.  J76i Kerkrlykege.ch:!'len te Hoorn er Gouda. 342 VADERLANDSCHE . gen der ingezetenen uit de fteden, als enkei tot de politie behoorende, niet konden bemoeijen, zo als zulks ook met betrekking tot zodanige uitzettingen reeds te meermalen by haar Edel Groot Mogenden was verliaan. Om alle welke redenen de Heeren Staaten van Holland goedgevonden hadden te befluiten, dat aan Prefident en Raaden van den Hove wierd aangefchreven zich met de zaak der voorfchrevene uitzetting van dep gemelden Lankhorst, niet verder in te laaten, werdende aan voornoemden Lankhorst vryheid gegeeven, zich deswegens, zulks te raade wordende, aan hunne Edel Groot Mogenden zelve te vervoegen, waar me, de deze onaangenaamheid een einde nam. In 't kerkelykewasin dit jaar, zo te Hoorn als te Gouda, mede eenig verfchil ontftaan: Ingevolgen van eene wet, by de clasfis van Hoorn, reeds in den jaare 1671, vastgefteld, had 'er zederd dien tyd, eenige ongelykheid plaats gehad, tusfehen de predikanten van Hoorn, en de Dorpspredikanten, onder haare clasfis behoorende, zo met betrekking tot het clasficaale als fynodaale, wantin het eerste genooten de predikanten dier ftad, met hun vyven, het .geen  HISTORIE-BESCHRYVING. 343 geen de leden van den tweeden rang met _ hun negenen en die van den derden rang met hun twaalven hadden, en in de fynodaale commisfien, hadden de Predikanten der ftad, ruim viermaal zo veel als de buitenleden. Hoewel deze fchikking byna eene ceuwe ftand gegrepen had, oordeelden de buitenleden echter, dat daar in eenige verandering gemaakt behoorde te worden: Men ftelde dierhalven in de clasficaale vergadering, van Bloeimaand dezes jaars, voor, of en op welke wyze die verandering gemaakt, en hoe eene billyke gelykheid onder de leden zou kunnen ingevoerd worden ? de Dorpspredikanten gaven, op één na, allen hunne toeftemming tót dat voorftel, doch die van de ftad leverden toén een gefchrift in, welk aan alle de leden toegezon-, den wierd, en waar door de verdere raadpleging eindigde. Zy vervoegden zich vervolgens aan de Regeering der ftad, die den drieëntwintigftcn van Zomermaand aart hunne Edel Groot Mogenden van deze zaak kennis gaf, en tevens verzocht dat de Staaten van Holland de intrekking van het befluit der clasfis, genomen tegens een vastgeftelde wet, zouden helpen bevorderen; Y 4 waar  1768 344 VADERLANDSCHE i waar op de Heeren Staaten het bericht van de clasfis vorderden, 't welk zeer fpoedig ter Staatsvergadering inkwam, en waar by de clasfis verzocht in het bezit van de verlooren voorrechten herfteld te mogen worden, doch de Staaten konden nog niet befluiten over het een of ander uitfpraak te doen. Te Lekkerkerk, behoorende onder de clasfis van Gouda, konde men het niet eens worden over de beroeping van eencn Predikant. De Predikantsplaats aldaar opengevallen zynde, wierd, door 't eene gedeelte der ledemaaten , zekéren Petrus Kaas, Predikant te Emmenes binnen, en door 'tander gedeelte derzclven, Paulus Bosveld, Pre* dikant te Brandwyk , beroepen. Ieder meende, zo als het doorgaans gaat, het recht volkomen op zyn zyde te hebben, waar door zy elkander wederzyds van onordentelyke kuiperyen en flegte kunstgrepen befchuldigden. Drieëntwintig ledemaaten, die geenen namelyk die Domine Bosveld beroepen hadden, leverden een verzoekichrift aan de clasfis van Gouda en SchoonInven in, tegens de beroeping van Domine Mm, die zy als onwettig beroepen tragtten voor te doen komen, met verzoek om Domine  HISTORIE-BESCHRYVING, 345 mine Kaas van den Predikftoel te weeren. Dit verzoekfchrift wierd door eenige afgezondenen uit de ondergetekende ledemaaten, ter clasficaale vergadering ingeleverd, juist op dezelven tyd, waar op de Gecommitteerden van den kerkenraad, kennis gaven van het, door de meerderheid van ftemmen uitgebragt beroep van Domine Kaas, en de goedkenring der clasfis op het zelve vraagden. Hier op wierd goedgevonden om in overweeging te brengen, ofmen zich op deze buitengewoone vergadering in de behandeling van de zaak zou inlaaten , dan of men dezelve zou uitftellen tot eene nadere en betere gelegenheid. Het befluit was, dat de zaak tot eene nadere byeenkomst zou uitgefteld worden, doch waar tegen echter twaalf leden een protest deeden aantekenen, oordeclende, dat de zwaarigheden, tegens het beroep van Domine Kaas ingebragt, van dat gewigt niet waren, dat daar door een beroep, 't welk wettig bekrachtigd was, konde opgehouden, veel min afgekeurd worden , waarom zy ook geen deel wilden hebben in de gevolgen, fchaden en onkosten, welken door die uititcllinge, aan die van Lekkerkerk zouden Y 5 wor- [768.  346 VADERLANDSCHE .worden aangedaan. De handelwyze van de meerderheid der leden van de clasfis, was ook in geenen deele naar genoegen van de kerkenraad te Lekkerkerk, die, zich daar over bezwaard houdende, teraade wierd zyne klagten onder het oog van de Heeren Staaten van Holland te brengen, met verzoek dat hunne Edel Groot Mogenden uit hunne volle magt, ten fpoedigften geliefden te beveelen, dat, aangezien de dringende nood van de kerk van Lekkerkerk, de clasfis van Gouda en Schoonhoven, het wel en wettig uitgebragt beroep van D imine Kaai, zonder uitftel zoude hebben goed te keuren, en dat wel voor dezelve fomme van penningen, waar over de kerk van Lekkerkerk met haar overeengekomen was, terwyl voorts hunne Edel Groot Mogenden, in deeze zodanige kragtige voorzieningen geliefden te doen, dat de kerkenraad en gemeente van Lekkerkerk in vervolg van tyd, van foortgelyke en ontydige tegenkantingen, als hun tegenwoordig van drieëntwintig ledemaaten bejegend was, en ongeoorloofde opfchorting van haare beroeping door de clasfis, bevryd mogten blyven, op dat de rust, vrede en goede orde daar  HISTORIE-BESCHRYVING. J\J daar door bewaard, en de door den fouve-1\ rein goedgekeurde overecnkomften haar volle kragt mogten behouden. Na dat de leden van den kerkenraad zich dus aan hunne Edel Groot Mogenden', om afdoening der zaaken gevoegd hadden? gaven zy aan de clasfis, die toen te Schoonhoven vergaderd was, door die afgezondenen, kennis van 't geene door hen verricht was, doch ten zelfden tyde leverde ook een Gecommitmitteerde der drieëntwintig ledemaaten, een nieuw'request in, nevens eene memorie tot aandrang van hetzelve, en eenige verklaaringen ten betoge van de onwettigheid der beroepinge van Domine Kaas. De clasfis, alles weder gelezen en nauwkeurig overwogen hebbende, befloot by meerderderheid van ftemmen, eene commisfie uit het midden der vergadering aan te ftellen, om by hunne Edel Groot Mogenden de handèïwjrzë van het meerderdeel der clasfis te rechtvaardigen, en de op nieuws ingekomene bezwaaren, onder derzelver oog të brengen , en wel inzonderheid het bezwaar over omkoop, welke, volgens het gevoelen der vergadering, in de beroeping plaats gehad had. De benoemden tot die commisfie '6$.  Ui 348 VADERLANDSCHE 'S.misfie oordeelden, ten dien einde, geen beteren weg in te kunnen flaan, dan, door middel van een request, een beknopt bericht van het geene door de clasfis in deze netelige zaak verricht was, aan hunne Edel Groot Mogenden voor te dragen. Dit gefchrift wierd eerlang ter vergadering van de Heeren Staaten van Holland ingeleverd, en behelsde, na aantooning van verfcheide bezwaaren, hoofdzakelyk een verzoek aan hunne Edel Groot Mogenden, dat het hoogst dezelven goedgunstig behaagen mogten den Kerkenraad van I ekkerkerk te wyzen aan de rechtsoeffening der clasfis van Gouda en Schoonhoven, ten einde dezelve, na een behoorlyk onderzoek van zaaken, zich in ftaat mogten ftellen, om over de goed- of- afkeuring van degedaane berocpinge van Lekkerkerk zodanig befluit te neemen, als ten beste van de gemeente aldaar, volgens de placaaten van den Lande en de aangenomen e kerkorde , bevonden zou worden te bchooren , daar en boven verzocht dc clasfis ook dat den Kerkenraad van Lekkerkerk, door hunne Edel Groot Mogenden mogt worden veroordeeld, om de kosten, door deszelfs onnodig, onty- digj  HISTORÏE-BESCHRYVING. 349 dig, en voor de clasfis zo beleedigend, addres, veroorzaakt, uit hunne eigen beurs te betaalen, of dat hunne Edel Groot Mogende zodanige voorzieningen geliefden te doen, waar by de gefchonden eer der clasfis herfteld en de fpoedige afdoening der zaaken mogte bevorderd worden. De Heeren Staaten van Holland dus beide partyen gehoord hebbende, en in ftaat gefield zynde om over dit gefchil te kunnen oordeelen, namen den dertienden van Wynmaand een befluit, waarmede deze kerkelyke oneenigheid weg genomen wierd. Hunne Edel Groot Mogenden waren, by het zelve, van gedachten, dat de meeste bezwaaren tegens het beroep van Domine Kaas, door de clasfis ingebragt, fchoon dezelve wel eenig onderzoek vereischten, egter geenszins van dien aart waren, dat daarom het beroep behoorde afgekeurt te worden, dat, wat de befchuldiging van omkoop betrof, het van zelfs fprak, dat het bedryven van dezelve, buiten kennis en weeten van den beroepenen, hem geenzins fchadelyk kon zyn, dewyl anderzinds een kwaadaardigen ten allen tyden, en in alle gelegenheid van beroepingen, de magt zoude hebben, om door die weg r 768.  250 VADERLANDSCHE weg een Predikant die.hemonhehaaglyk was te weeren, hoe wel niet te min de bedenkelykheid der clasfis, ter zaake van de by gebragte ergwaan van omkooping, geenszjnts te veröordcelen was, dat eindelyk hunne Edel Groot Mogenden van begrip waren, dat alle verder uitltel in dezen voor de kerk van Lekkerkerk verderflyk zoude zyn, waarom dezelven goedvonden de clasfis van Gouda en Schoonhoven temagtigen, om tenfpoedigsten, zonder verder kennis te neemen over dc ingebragte bezwaaren, op het eerste nader aanzoek van den Kerkenraad van Lekkerkerk, de beroeping op Domine Petrus Kaas, in den voorgaande jaare, uitgebragt, goed te keuren, hem tot den eed van zuivering, indien dezelven niet bereids gedaan had, toe te laaten, en dezelve clasfis verders vry en onverlet te ftellen, om tegens die geenen, welke zy, na onderzoek der zaaken zouden mogen bevinden, zich aan deze omkooping fchuldig gemaakt te hebben, zodanig te procedeeren, als dezelve na kerkenorde zouden oordeelen te behooren. Geduurende deze kerkelyke gefchillen waar in de clasfis van Gouda zo veel deel had, genoot de Stad Gouda zelve, de eer van hun-  HÏSTORIE-BESCHRYVING. 2^1 hunne Doorlugtige en Koninglyke Hoogheden den Prinfe en Princesfe van Oranje, en haaren Oom, den Prinfe Henrik van Pruisfen, binnen haare muuren te zien. Die hooge Perfonagien waren aldaar op den zevenentwintigflen van Oogstmaand, in vyf koetfen, ieder met zes paarden befpannen, aangekomen. Hunne Hoogheden reeden ten eersten, onder het gejuich der blyde menigte, met flappende trede naar de groote kerk, alwaar hoogstdezelven aan de koets, door de Heeren van den Magiftraat ontvangen en verwelkomt wierden. De Heer Baljuw leidde haare Koninglyke Hoogheid de kerk in , terwyl de Prinfen door de overige Heeren van den Magiftraat wier den binnen gebragt, en onder het ftreelend geluid van 't groot en kunstig orgel naar 't choor gingen. Alhier wierden de tekeningen van de fraaije en alom beroemde kerkglazen , weleer door Ar ent Leepelaar en Iuiuw Cezar Bo'éthius in 't klein gefchilderd, aan het hooge gezelfchap vertoond , terwyl de koster der kerk eenige vervaardigde uitlegging boekjes,aan de Princesfe, den Prinfe en 't Verdere gezelfchap, op een zilveren fchenkbord, aanbood. Daar na wierden hunne Hoogheden op 1768. Hunne Hoogheden, benevensPrins Henrik van Pruisén komen te Gouda.  352 VADERLANDSCHË :. op allerhande foorten van ververfchingen , " die hen in kerkenmeesterskamer aangeboden wierden, onthaald- De Doorlugtige gasten bezichtigden vervolgens de gantfche kerk, met veel nauwkeurigheid en verwondering, de kerkglazen en het pragtig Orgel, waar op de orgalist, zich by aanhoudendheid hooren liet, befchouwende. Ondertusfchen had de voorzittende Heer Burgemeester den Prinfe kennis gegeeven , dat de Regeering, ingevolge van zyner Hoogheids uitdrukkelyke begeerte, geen toeftel gemaakt had orn hoogstdezelven op eene ftaatelyke en aan deszelfs hooge geboorte, rang, en waardigheden, voegende wyze te ontvangen, waar toe zy Heeren Burgemeesteren hoopten en verzochten, dat hen eene nadere cn bekwaamer gelegenheid mogt worden gegeeven, zo dra 'sPrinfen gewigtige bezigheden hem zouden toclaaten, de Stad Gouda andermaal met een plegtiger bezoek te vereeren: Dat Heeren Burgemeesteren egter de vryheid hadden genomen, eenige vervrisfing, in de ftads Doelen , te laaten aanrichten, welk zy hoopten, dat hunne Hooghedën gunstiglyk zouden aanneemen, en verder toeftaan, dat, by der- zel-  HISTORIE-BESCHRYVING. 353 zeiver vertrek, de gewoone eerbewyzingi met het ftads gefchut gegeeven mogt worden. Zyne Doorlugtige Hoogheid beantwoorde dit zeer minzaam, en nam de aanbieding der Heeren Burgemeesteren gunftiglyk aan , waar na het Doorlugtig gezelfchap , de kerk, en het merkwaardige in dezelve, na genoegen befchouwd hebbende, naar de ftadsdoelen reed, onder weg eene pypemaakery, en de nieuwgebouwde groote fchutfluis bezigtigende. Op de ftoep der Doelen wierden hunne Hoogheden door de overige leden der Regeeringe ontvangen. Prins Henrik van Pruisfen geleidde de Prinfesfe, zyne JNfichte, by de hand de groote trap op, onder het aangenaam geluid van een fraay muziek, tot in de groote krygsraadkamer, werdende van den Prinfe van Oranje, en alle de verdere aanwezende Heeren en Dames gevolgt. Hunne Hoogheden zich aan 't midden der tafel, die men hier aangerecht had, geplaatst hebbende, wierden geduurende de maaltyd op een zeer aangenaam ingerigt concert onthaald. Zo ras hoogst dezelven naar genoegen verkwikt waren , begaven zy zich met hun gevolg weder in de Z koet-  1761 354 VADERLANDSCHE [•koetfen, en reeden, na dat den Prinfe zyn genoegen, over het genoten onthaal, en de zedige gefchiktheid der burgery, betuigd had, naar de markt, en van daar door de Kleiwegspoort weder naar 'sHage, zynde by deszelfs vertrek, door het gefchut van de wallen der ftad, driemaal begroet geweest. De Heeren van de Regeering, benevens de Dames die hunne Hoogheden tot aan de koets geleid hadden, en voor de Doelen zo lang waren blyven ftaan, totdat de vier koetfen met het Vorftelyk gevolg waren weg gereeden, begaven zich toen weder naar de Krygsraadkamer, alwaar, aan de tafel met verfche fpyze voorzien • de aanweezende Heeren, zo van de Magiftraat als van de Vroedfchap, met derzeJver Ministers, die, geduurende de maaltyd van het Vorftelyk gezelfchap waren ftaande gebleven, door de Heeren Burgemeesteren vergast wierden, terwyl men aan de Da. mes, koffy, thee, en andere ververfchingen aanbood. Inmiddels dat de burgers en inwooners van Gouda en andere fteden van Holland dus ftof tot juichen hadden, was den ongelukkigen boer ten platten lande door de  ÖlSf ORIE-BESCHK.YVING. 355 de aanhoudende fterfte onder het rundvee in de uiterite droefheid en armoede gedompeld. De Staaten van Holland, zo wel als die der overige Provintien, gebruikten alle omzigtigheid om het verder doordringen van deze droevige plaag te beletten, en verboden de invoer van allerlei rundvee, van buiten in hunne Provintie-, op eene boete van twee duizend guldens en verbeurte der' ingebragte beesten, of by gebrek van betaaling, met openbaare geesfeling of bannisfement ten eeuwigen dage. Nadien deze fmartelyke veepest reeds veele ingezetenen van Gelderland, daar dezelve wel het meeste woedde, ongelukkig gemaakt had, en het te vreezen ftond , dat by aanhoudendheid van dien , de overigen mede op het gevoeügfte getroffen zouden worden, boven al, zo zy de gewoone verponding moesten betaalen, en daar mede buiten ftaat wierden gefteld, om zig van eenige andere beesten te kunnen voorzien; zo vonden de Heeren Gedeputeerde Staaten van 't Graaf chap Zutphen goed , den tyd tot de betaaling van de gemelde verponding te verlengen, en dat, zo wel voor eigenaars als pagters, beide in de fteden en ten platten lande,zyzouZ 2 den 1768. :undvee.  Onder- liandelïl ■wegens liet op rechten van eeni AcaHem te Zieri zee. 356 VADERLANDSCHE 8. den kunnen volftaan met dezelve eerst in 1 volgende jaar te betaalen , ten einde dé ongelukkige ingezetenen die het meest by deze plaag geleden hadden, eenigzins weder in ftaat wierden gefteld , om door den tyd in vorigen welftand te kunnen geraaken. Eindelyk fcheen het verfchil, dat 'er lgzederd eenige jaaren achter een , gezweeft had , wegens de oprechtinge eener Acadcmie teZierikzee, beflist te zullen worden, e De Heer Mr. Pieter Mogge, in leven Burge-' £"meester en Raad der gemelden Rad, "in Slagtmaand des jaars 1756, overleden zynde, hadby uiterfte wille uitdrukkelyk gelast, dat, na zynen dood, door de benoemde executeuren van zyn testament, aan de Heeren Staaten van Zeeland, octrooi verzocht zou worden tot het oprechten van ee-' ne hooge fchoole binnen die ftad, met vergunning van zodanige voorrechten als eene Academie nodig heeft, waar toe hy, by den uiterflen wille, eenezekerefommegelds befproken had. De Heeren Executeuren vervoegden zich dus eerlang ter bereikt van dit heilzaam oogmerk , waar door de overledene, zo wel het nut en welweezen der Provintie van Zeeland in 't algemeen, als  «ISTORIE-BESCHRYVING. 357 als dat der ftad Zierikzee in't byzonder,be- ! oogd bad, aan de Heeren Staaten, met verzoek dat het hunne Edel Mogenden mogt behaagen het octrooi te verkenen. De Staaten ftelden dit verzoekfchrift in handen van de Regeering der gemelde ftad, om daar op te berichten, of zy van oordeel mogten zyn, dat de gefteltheid hunner ftad, tot het oprechten der ontworpene Academie gefchikt zoude wezen, en of op genoegzaame gronden, de zwaarigheden, die de Academie van Leiden tegens dit oprichten eener nieuwe hooge fchoole zou kunnen inbrengen, wederlegd zouden kunnen worden. Burgemeesteren gaven hier op fpoedig antwoord , en toonden, volgens hunne meening, daar in aan, dat het octrooi, aan de ftad Leiden verleend, geenszins tot nadeel voor het oprichten eener Academie in hunne ftad zou kunnen ftrekken, met bygaand verzoek, om, ter fpoediger bevordering der /aak, de gevoelens der Prinfesfe Gouvernante te toetfen en met de Heer van Borjelen, als eerste Edele, in onderhandeling te treeden, ten einde alle zwaa. righeden, die nog mogten kunnen voorkomen, uit de weg te ruimen. Van een . Z 3 gantsch  358 VADERLANDSCHE ! gantsch ander gevoelen waren echter de " Heeren van de Rekenkamer van Zeeland s aan wien de Heeren Staaten insgelyks het' verzoekfchrift der executeuren overgaven, want deze Heeren waren van oordeel, dat het toeftaan van dit octrooi volftrekt ftryden zoude met dat van de Leidfche Academie. De Staaten fielden dit advys van de Rekenkamer weder in handen van de Heeren van Zierikzee, om daar op te berichten, doch bet liep aan tot den agtflen van Oogstmaand des jaars 1758, .eer die Heeren met hun antwoord gereed waren, hunne Edel Achtbaaren beweerden in het zelve, dat de hooge overheid van Zeeland gerechtigd was, om toeflemming te verleenen, tot het oprechten eener Academie, en wederleiden op hunne wys, de zwaarigheden, die in het advys der Rekenkamer opgeworpen waren. Ondertusfchen meenden de Heeren Staaten, dat men, alvoorens jn een zaak van dat gewicht iets met vrucht te kunnen doen, het hoog wys advys van Mevrouwe de Gouvernante behoorde in te neemen, en verzochten dierhalven aan de Heevc;- van Zierikzee, hunne pogingen by die Voiftinne aan te wenden, ten einde hoogst  KISTORIE-BESCHRY VING. 359 hoogst dezelve mogt goedvinden de Heeren Staaten van haare aanmerkingen op deeze zaak te dienen. Onderwyl zaten de burgers van Zierikzee mede niet ftil; ziende het voordeel welke het oprechten eener hooge fchool aan de ftad geven zoude, Helden zy een verzoekfchrift op, waar in Haare Koninglyke Hoogheid verzocht wierd, gunstig de hand te willen leenen, en de Staaten van Zeeland in het uitvoeren der uiterfte wille van wylen den Heere Mogge te onderfteunen. Dit request door de Magiftraat ingezien en onderzocht zynde , was de burgers verlofd om het zelve Haare Koninglyke Hoogheid aan te mogen bieden, doch het fmertelyk overlyden van hoogst gemelde Vorftin deed zulks mede vervallen; hier op had men zich vervoegd aan de Staaten van Zeeland, die alles aanwendden om de zaak voort te zetten. De Heer van Borfelen, als eerste Edele der Provintie, had, benevens de fteden Middelburg, Goes en Tholen, eene volkomene toeftemming verleend , de andere leden van den Staat waren ook niet ongenegen, om aan hunne begeerte te voldoen, zo dat de Heeren van Zierikzee, eerlang Z 4 een 1768.  3Ó0 VADERLANDSCHE J?6i ^.een gunstig befluit van hun Edel Mogenden te geraoet zagen, wanneer 'er iets gebeurde, 't welk hunne hoop en verwagting fcheen te zullen verydelen. De Bezorgers van de hooge fchool te Leiden, de zaak der oprechting eener nieuwe Academie te Zierikzee vernomen hebbende, hadden zich aan de Staaten van Holland vervoegd, met verzoek, dat hunne Edel Groot Mogende alle middelen in 't werk wilden ftellen om die oprechting te beletten, door dien de Staaten van Zeeland onbevoegd waren, om eene hooge fchoole in hunne Provintie te vestigen, niet alleen om verfcheidene redenen, die men, des noods, nader zou kunnen opgeeven, als byzonder om dat hen zulks, by het octrooi aan de Academie van Leiden verleend, uitdrukkelyk verboden was, met deze woorden, zonder dat wy nogthans willen dat eenige anderegelykefchoolen, tot eenigen tyd, m Holland of Zeeland, gefun. deerd en opgerecht worden, het welk wy voor ons of onze fuccesfems expresfelyk verboden hebben. De Heeren Staaten van Holland hadden goed gevonden, na ingenomen advys van de Heeren van de Ridderfchap,en hunner Ed: Groot Mogende verdere Gecommitteerden, den  HISTORIE-BESCHRYVINO. 361 den negenëntwintigften van Herfstmaand i des jaars 1759» eenen uitvoerigen brief" aan dc Staaten van Zeeland te fchryven, om dezelven op het ernstigst aan te maanen van hunne ondermcening tot het oprechten eener Academie in hunne Provintie af te zien: Van dezen brief wierden, toen dezelven ter vergadering van Zeeland inkwam, aan alle de léden affchriften gegeeven, en de zaak ter onderzoek in handen van commisfarisfen gefteld: Terwyl men hier mede bezig was, had men te Zierikzee reeds een ontwerp over de manier, waar op de Academie opgerecht zou worden, in gereedheid gebragt, 't welk by den Raad goedgekeurd wierd. De Heeren commisfarisfen den veertienden van Oogstmaand des jaars 1760, eerst verflag van bun onderzoek gedaan hebbende, fchreven de Heeren Staaten van Zeeland onmiddelyk een antwoord op den brief van die van Holland, en toonden hun recht in dezen op het duidelykfte aan, terwyl zy egter de Heeren Staaten van Holland aanboden, alvoorens een finaal befluit op deze zaak te neemen, gaarne af te willen wagten, wat bedenklykheden hunne Edele Groot MoZ 5 gen- j6$.  562 VADERLANDSCHE £J gende nog op dit ftuk zouden kunnen hebben, en bereid te zyn zodanige acht daar op te neemen, als zy, behoudens 'sLands Hoogheid en gerechtigheden, zouden vermeenen te behooren. De gemagtigden der ftad Zierikzee drongen, ten zelfden tyde dat dit antwoord by hunne Edel Mogenden vastgefteld wierd, ter ftaatsvergadering aan, dat, indien de zaakby de Staaten van Holland in twyffel mogt worden getrokken r zulks evenwel geen belet aan de vrye raad. plegingen van hunne Edel Mogenden mogt toebrengen, en wanneer zy, volgens hunne meening reeds lang genoeg naar het weder antwoord van de Staaten van Holland gewagt hadden, leverden zy, den eenëntwintigften van Grasmaand wederom een voorftel ter ftaatsvergadering in, hoofdzaakelyk een nieuwe aandrang behelzende om de raadplegingen op het plan der voorgenomene Academie te hervatten. Midlerwyl hadden de Staaten van Holland, op het antwoord van die van Zeeland, de aanmerkingen en 't advys van de curateuren deiAcademie van Leiden, en van Burgemeesteren dier ftad, gevorderd, die den dertienden van Zomermaand des jaars 1761 , in- kwa-  HISTORIE.BESCHRYVING. 36*3 kwamen, en waar in dezelven gegronde re- x denen bybragten om hun uitfluitend recht' te handhaven tegen allen en een iegelyk die het zelve in twyffel mogten trekken. De Staaten van Holland fchreven hier op aan die van Zeeland, om dezelven te verzoeken, niet alleen van derzelver raadpleegingen over het oprechten van eene Academie binnen derzelver Provintie af te zien, maar ook, om met hunne Edel Groot Mogenden te verftaan, dat, uit krachte van het octrooi, aan de Univerfiteit van Leiden verleend, geene hooge fchoolen in Holland of Zeeland mogten worden opgerecht. De leden der Zeeuwfche ftaatsvergadering , aangemaand zynde om hunne gedachten des wegens te uiten, verklaarden zes van dezelven, het advys van Zierikzee te zullen afwagten, doch die ftad, toen ongelast, drong aan op het houden van een commisforiaal befoigne, onder aanbieding van de nodige bewysredenen ter wederlegging van den Hollandfchen brief aan de hand te zullen geeven, waar toe ook vervo;gens eene uitvoerige Memorie in gereedheid gebragt wierd, en aan de Heeren Staaten van Zeeland overgeleverd, doch deze maakten  364 VADERLANDSCHE Doopplechtigheid aan een'jon gen l'rinfi van Nas, fau Weil burg. I. ten weinig haast met de zaak, tot dat dezelven, eens en andermaal op de afdoening der zaaken aangedrongen zynde, eindelyk de overweeging en beantwoording van den brief der Staaten van Holland aan een commisforiaal befoigne andermaal overlieten waar in wel weder eene Memorie tot flaaving van Zeelandsrecht ontworpen wierda doch waar van geen verflag ter flaatsvergaderinge gedaan is geworden. Dus bleef de zaak eenige jaaren fleepende, tot dat hunne Edel Mogenden de Heeren Staaten van Zeeland, in het jaar''1767, weder op nieuws door de ftad Zierikzee , tot een befluit aangemaand zynde, nu eindelyk de zaak afdeeden, met te verklaaren dat hunne Edel Mogenden in het verzoek om oótrooi tot het oprechten van eene Academie binnen de ftad Zierikzee, hen door de executeuren van het testament van wylen Mr. Piètér Mogge gedaan, niet konden treden en het zelve derhalven van de hand wezen. Haare Doorlugtige Hoogheid, Mevrouwe de Prinfesfe van Nasfauw Weiiburg, den vyfëntwintigften van Wynmaand dezes •jaars, in 'sHage, van eenen tweeden Prins bevallen zynde , wierd den jonggebooixn zes  historie-beschryvïng. 365 zes dagen laater, in de groote kerk aldaar, met veel plegtigheid, gedoopt. De Prins Erfftadhouder, benevens deszelfs Koninglyke Gemalinne, en het verder gevolg , begaven zich ten dien einde, ten één uur, naar het Hotel van den Prinfe van Nasfauw Weiiburg, van waar de ftoet, die zeer aanzienlyk was, naar de groote kerk reed. Voor de ingang der kerk was eene gallery opgerecht, waar onder de ftatie ' intrad. De Vorftelyke perfonen plaatften zich in armftoelen , die in het wyder uit gezet doophek, 't welk behoorlyk behangen en bekleed was, ftonden. De bediening van den heilige doop wierd aan den jongen Prinfe door den eerwaarden Heere van Spaan verricht; zynen Doorlugtige Heer Vader hield den Pi ins zelf ten doop, aan wien by die gelegenheid de naamen van Frederik Willem wierden gegeeven. Na het fluiten dezer plegtige Godsdienstoeffening, by welke eene fomme van omtrent achtienhonderd guldens voor den armen ingezameld was, keerde de ftatie naar het Hotel van den Prinfe van Nas. fauw Weiiburg te rug, alwaar zy het middagmaal hielden. Geduurende de loop 1768.  36Ö VADER LA HDSCHÊ . loop van deze gebeurtenisfen in bet huishoudelyk beftier van de Republiek, kwamen 'er zeer ongunstige berichten van de toeftand der zaaken in de Nederlandfche Oost-Indifche bezittingen: De Engelfchen bielden aan, met verregaande daadlykheeden, tegens de fchepen, en onderhoorigen van deze Maatfchappy, te bedryven; De Koning van Groot Brittannie fcheen uittcrlyk daar aan wel geen goedkeuring te verleenen, doch men konde uit het gedrag ter beteugeling van die mishandelingen zeer wel opmaaken, dat; de Britfche Indifche compagnie het 'er op toeleide , om den Koning van Kandia tot nadeel van de Nederlanders werkzaam te houden, en de verbonden met eenige der Indiaanfche Vorsten, ten voordeele van den koophandel dezer Maatfchappy, vernietigd te zien. — Menfchelyker wyze konde de Republiek zich daar van niet veel goeds voorfpellen; aangezien zy van alle verdeediging ter zee ten eencnmaal ontbloot was, en de fcheepvaart geene vereischte befcherming had, zo dat, wanneer men geweld met geweld moest te keer gaan, de daar uit te verwagtene gevolgen , als zeer ongelukkige , te dugten zou-  HlSTORIfi-BESCHRYVINC. 9,67 zouden zyn. De famenloopende omftandigheden verwekten echter, die algemeene gedagte, dat de thans heerfchende vrede onder de zee Mogentheden van weinig duur konde zyn. — Frankryk, fteeds waakzaam tegens de overmaatige heerscbzugt van Engeland, verfterkte van tyd tot tyd haar Land en Zeemagt in Afiën, en deed alle pogingen, om, door op te rigtene verbintenisfen met de voornaamfte volken in dat waerelddeel, Groot Brittannie alle mogelyke afbreuk te doen. Noord-Amerika,' weigerde langer de uitoeffening van een gezag te erkennen, dat billyker wyze niet van haar mogt gevorderd worden, zogt naa gelegenheid om haar natuurlyk behoorend recht te verdeedigen, haar geluk en veiligheid te verzekeren, en een magt te vernietigen, die haar met alle elenden, welken aan een volk kunnen overkomen, dreigde. Zulk een toeftand der openbaare zaaken kondigde veel aan, en de opgevolgde gebeurtenisfen bevestigden dat de vrees voor de Engelfche bedoelingen zeer gegrond was. BLAD- i?6B.  BLADfYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN VAN DEZE VADERLANDSCHE HISTORIE. BESCHRYVING. A. Academie ( gefchillen wegens het oprechten van eene) te Zierikzee. • . . bl. 356. Academifche Senaat in Friesland iD gefchil met het Hof aldaar. . . . 23^ Admiraliteit op de Maaze raakt in gefchil met de West Indifche compagnie. . . 172. Alkmaar (komst van hunne Doorlugtige en Koninglyke Hoogheden te) . . 306. Amfterdam (Eeuwgetyde van het Aalmoesfe- niersweeshuis te) " . . lil. Onthaald hunne Doorlugtige en Koninglyke Hoogheden plegtig. . . in C Wisfelhandel) ftaat ftil. . . i9\ B. Bankbreuken in Holland. , . gIt Batavia (de Prins word te) als opper Gouverneur Generaal voorgefteld. . 280. ( vreug.  VOORNAAMSTE ZAAKEN. (vreugde te) over 's Prinfenkomst tot de Regeering. .... bl.igg. Bengalen (zo genaamde toeleg der Nederlanders op) 32. Berbices (opftand der Negerflaven in de) . 94. (de rust in de) weder herfteld. . 148. Bommel (gefchillen over de Regeerings beftelling te) 56. Brand'in het Dorp Streyen. . . . 12. (verlchriklyke) te Hl.verjum. . , 192. (zwaare) te Leiden. . . . 204. Brief der Hamburger Kooplieden, aan die te Amfterdam. . 90. Briel ( de Regeering van den ) raakt in gefchil met het Hof van Holland. . . 337. Brunswyk ( Hertog van ) komt te Amfterdam. 315. Word voor zyn voogdyfchap bedankr. . 185. Byland (Kapitein Graaf van) vertrekt naar Gibralter. . . . . 158, C. Candia (Koning van) fluit de vrede , met de Oost Indifche compagnie. . jop, Carolina Prinlès van Oranje trouwd, met den Prinfe van Nasfau Weiiburg. . . 23. CoJety Nederlandfche conful te Marocco, raakt in gefchil met den Keizer. . . j55m Conferentien (nieuwe) ter verbetering, van den Rhyn en Ysfel. . . . 22o. D. Deventer ontvangt hunne Doorlugtige en Koninglyke Hoogheden. . . . "272. Doorbraken langs den Rhyn en Ysfel. . 127! Doortocht der Èngelfche troupen over 't gebied van den Staat. . . . 7r> Dordrecht (groote gefchillen onder de Regeering te) 49' (oneenigheid der ftad) met Gornichem 283, Aa E.  ,PLAD WÏZER der e. Engelfchen beantwoorden de toegeevendheid der Republiek,' door mishandelingen. . 7. C wreedheden der) tegens het ' Hollandfche fcheepsvolk. ... 9. CGezant der) klaagt over de ingezetenen der Republiek. . ... IS> (onregtvaardig gedrag der) . Zg\ (wreedheden der) aan de Nederlanders in Indien.43.' (klacten over de mishandeling der) in de Indien. 137. Erfftadhouder word meerderjaarig. . 185, ■ bezoekt de hooge fchool te Leiden. . 189. reist raar Zeeland. . . . jqo. komt te Utrecht. . . , 191. in Gelderland en Overysfel. . . 203. reist naar Berlin. . . , 269. trouwd aldaar. ,,->;. . 270; komt met zyne Gemalin te Amfterdam. 300, f. Friesland (het Hof van) raakt in gefchil, met ' den Academifche fenaat. . . 23g( ( gefchil tusfehen de Gedeputeerde Staaten van ) en de ftad Harlingen. . ' .-, 238. tusfehen dezelven en de ftad Sneek. . 246. beflisfing dier gefchillen. . . 252 * G. Gelderland ( de Staaten van ) verfchillen met Hol. land, over 't aanftellen van een commies Generaal der convooijen. . . g0 Goening /lpy\ée Berg ) ontbrand op eene fchrik- lyke wyze. . . . 20Ij Gouda ontvangt hunne Doorluchtige en Koninglyke Hoogheden benevens Prins Hendrik van Pruisfen. . , 342. Grens-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Grensfcheidingen (gefchil over de ) met het Hoogftift Munster. . . bi.207. word uit de weg geruimd. . . au. H. 's Hage (gefchil onder de Regeering van) 284. (pJegtige intrede van hunne Doorlugtige en Koninglyke Hoogheden in) . . 277. Jlaagejiein (onlusten over de afdyking van 't land van) . . . 300 Haarlemmermeer (befluit ter beteugeling van het)214. Hagel (zwaare) in de Meijery van 's Hertogenbosch. . . . 297. Ilaringman (Kapitein) word naar de Berbices gezonden. . . . I02. Haringvangst ( Staat der ) in 1760. . 4<5. , in 17Ó6' . . . 205. Hasfelaar ( de Burgemeester Geraid Arnoud) . «erft. . . . . joö. Holland (Staaten van ) verklaaren het huwelyk van Princesfe'Carolina te zullen aanzien. . 22. raaken in gefchil met de Provintie Stad-en Lande. 24. met de Provintie Utrecht. . . 218. vereffenen een gefchil onder de Regeering te Monnikkendam. . . . 297. K. Kampen (gefchil tusfehen de Magiftraat van) en de gezwoore gemeente aldaar. . o~6". Kerke lyke verfchillen in Friesland. . 196. te Hoorn en Gouda. . 342. Koude QÜTenge) in 1763. . . 75. L. Leiden ontvangt hunne Doorlugtige en Koninglyke Hoogheden. . . " 276". Aa 2 * Leen-  BLADWYZER der Leengericht Je Zutphen. . . 175. Leeuwaarden (reglement op de] Regeering te 211. M. Maaslandsfluis (gerchilJen te) . . 285. Maria Louifa van Hesfcncasfel, Princes weduwe \an Oranje flerfr. . j-0. word plegtig begraven. . \ 17 w Marocco ( Keizer van ) raakt in gefchil, met de Nederlandfche conful aldaar. . 155. Monnikkendam (gefchil onder de Regeering te) 285'. N. Negerjlaaven in de Berbices loopen de volkplan. tingaf- • . . 94. (wreedheden der) \ p7> worden verdreven „ . I0j] gefirafr. . . . < * Nyenburg ( 't Oost. Indies compag'niefchap ) word afgeloopen. . t IS0> - ( Rechtspleging over de muitelingen van 't fchip )• O. O&rooi der West - Indifche compagnie. . 46. Oorlogfchepen ('sLands) komen van hunne kruis- tocht te rug. . ... I49. Oor zaaken van buitengewoon hoog water aan de vaart. . . . ^ Oost - Indifche compagnie (fchepen der) verongelukt . . . 2g2_ Oost Indien ( ontlu&ten met de Engelfchen inde) 131! Onderhandeling wegens het Huwelyk van den Prirle Eriftadiiouder.. . . . 26i. Ontbranding der Berg Goening Apy op 't'eiland Neira' • * L . 201. v P.  VOORNAAMSTE ZAAKEN. p. Pruisfen ( Frederica Sophia Wilhelmina Prinfesfe van ) trouwd met de Prins Erfftadhouder. bhinOt (Konig van) doet voorfchryving voor een voor- . naam comptoir te Amfterdam. . 93. Schryft aan de Staaten Generaal over de rivieren 332. (Prins Henrik van) word in Gouda ontvangen. 351. R. Rivieren (laag water in de) . . aog, S. Schryver ( de Luitenant Admiraal) fterft. 304. Stad- en.Lande (de Provintie) raakt in gefchil met Holland. . . , 24. Sterfte onder 't Rundvee. . . 45. Stortregens (zwaare) . . 46, Surinaame (Directeuren van) verzoeken hun Hoog Mogenee nadere bevelen omtrent het getal der blanken aldaar. . . 143. CSociëteit van) raakt in gefchil, met de Provintie van Utrecht. . . óo, T. Troupes van den Staat komen uit de Berbices terug. . . . . i(S5, U. Utrechtfche Edelen ftellen zich tegens 't Huwelyk van de Princesfe Carolina. . 19. Utrecht (de Provintie van) gevoelen van dezelve, wegens 't aanftellen van een commiesGeneraal der convooijen. . . 79. raakt in gefchil met Holland. . . 218. met de Sociëteit van Surinaame. . 60. (de Stad) ontvangt hunne Doorlugtige en Koniglyke Hoogheden. , ^ 61.274. Aa 3 V.  ELADWYZER der VOORJV: ZAAKEN. V. Paart ( buitengewoon hoog water in de) 120. Verfchil over de plaats van Commies Generaal der Convooien. . . . . jé. tusfehen de Staaten Generaal en de Landgraaf van Hesfencasfel. . , , 11 r,. Vinvisch ftrand by de Vlieter en Texel . 180. frankryk (Koning van) bied den Staat zynen by (land aan tegen Engeland. . . 12> Vrede tusfehen Vrankryk en Engeland. . Qg] *Vreugdebedryven over 'sPrinsfen Huwelyk 272. over 'sPrinsfen meerderjaardigheid. . ' 186. W. Walvisvangst ((laat der) in 1760. . 47. in 1766. .... 2qj! Wartensleben (Graaf van) gezant te Casfel, wordt verregaande verongelykt. . . lin. <3e Staaten betuigen hunne geve iligheid hier over. 119. de zaak word afgedaan. . I . 123! Water (laag") in de Rivieren. . . 206. Weiiburg (Karei Christiaan Vorst van Nasfau) fchryft aan de Staaten wegens zyn Huwelyk. 21. (eerüe jonge Prins-van Nasfau) gedoopt. ' 48^ (tweede jonge Prins van Nasfau) gedoopt. 364, Wisfelhandel te Amfterdam ftaat ftil. .' 89.' Z. Zeeland verzoekt de beveiliging van Esfequebo. 107. Zevenwouden (het Quartier van) doet het voorftel om den Erfftadhouder meerderjaarig te doen verklaaren. . . . 16%. Zierikzee ( Handeling wegens 't oprechten van eene Academie re) . . ^56 Zutphen (aanmerkelyk Leengericht te) . 175. Zwarigheden over de doortocht der Engelfche Troupes over 't grondgebied der Staat. 71.    VADERLA'NDSCHE HISTORIE, vervattende de GESCHIEDENISSEN der VEREENIGDE NEDERLANDEN. uit egte gedenkstukken onpartyd16 samengesteld. TWEEDE DEEL. Beginnende met bet Jaar 1759. te AMSTERDAM, Bt ÏZAAC db J O N"OH e n WYMAND WYNANDg» MDCCLXXXIL   VADERLANDSCHE HISTORIE-BESCHRYVING, VERVATTE ND EDE GESCHIEDENISSEN DER VEREENIGDE NEDERLANDEN. ENZ. ENZ. ENZ. TTet gedrag der Engelfchen, geduurende hunne oorlog met Frankryk > was, met opzigt tot deze Republiek, een fpreekend bevvys, dat het Hof van Groot Brittannie op het Traétaat van 1674 geen waarde ftelde, en geen ander rigtfnoer by alle deszelvs bedryven onder het oog hield,dan dat van eene algemeene zee heerfchappy, tot ondergang van de handeldryvende Mogendheden, en wel byzonder van dit Gemeenebest: Hoe duister dat vooruitzigt mogt zyn, hoe onmogelyk de volbrenging geoordeeld wierd, de Engelfche ftaatkunA 3 de  HISTORIE-BESCHRYVING. 7 dat,hoe zeer het na de verfchillendc gevoe-1 lens van eenige andere leeden van den Staat wel eenige toegevenheid wilde gebruiken , en iets van de uitdrukkelyke voorwaarden der verbonden opofferen, echter met alle reden had te vreezen dat men daar mede niets zoude vorderen, maar veelligt het eene met het ander verliezen; de tyd . immers had geleerd, dat, zolang de kooplicden'met iever hunne klagten inbragten,( en 'er nog geene onderhandelingen over dat ftuk waaren begonnen, de Engelfche afge-j zant fteeds had verklaard, dat zig alles gunflig fchikken, en de meeste fcheepen te gelyk vry gegeven zouden worden, mits dat men van deze zyde der Republiek afzag van de vaart en handel op dc Franfche Eilanden ; terwyl de ondervinding ondertusfehen bevestigd had, hoe weinig vertrouwen die belofte verdiende, want, de Regering dit poincT; toegeftaan hebbende, had het Britfche Hof zig niet gefchaamd om oogenblikkclyk weder nieuwe eifchen te doen: Hoe zouden de leeden der koophandel zig dcrhalven kunnen vleijen , dat eene nadere aanbieding , van wat natuur die ook mogte zyn, eene meer gunftige uitwerking A 4 zou- 759-_ ToegevenheidIer Re>ubliek[oor mislandelingder Enaclfchen,ieanttvoord-.  8 VADERLANDSCHE zoude hebben; en in de daad, deze befhiieen waaien op zeer gegronde redenen gevestigd, want, eer dat nog van de zyde der Republiek een verklaaring A'an het gevoelen omtrent deze nieuwe begeerde toegevenheid was verleend, wierden 27 Hollandfcho Schepen , die in Engeland opgebragt waaren, verbeurt verklaard , over welke grote fchaade de kooplieden zig aanftonds by Hunne Hoog Mogende vervoegden, met een ootmoedig verzoek van kragtige byftand tegen zulke veroordeelingen, alleen ingerigt tot hunnen gehcclcn ondergang; waar op 'sLands Hoogc magten het befluit namen, de herftelling van die geledene fchaade tot eere voor den ftaat, en veiligheit van den koophandel in het toekomende, te bevorderen; zy zonden derhalven een buiten gewoon gezantfehap naar Engeland, om de klagten, wegens de beroovinge , het opbrengen en verbeurt verklaaren der Nederlandfche fcheepen, den Koning zelf onder het oog te brengen, en, zo het mogelyk was , met de Ministers van zyne Majefteit maatregelen te bcraamen, tot voorkoming van het geweld der Engelfche Kapers, het welke met deuitterftebarbaars  1759 IO VADERLANDSCHE .uit Texel na Rouaan zeilende met een lading pik en teer , hoewel in de nabyheid van een Hollaudfch oorlogfchip, wierd des nagts door het volk van een Engelsch rooffchip befprongcn, en in de brand geftooken, zo dat fchipper en volk nauwlyks gelegenheid hadden met de boot het leven te redden ; de woedende onzinnigheden , door rooven, moorden en doodflaan , het verwoesten der koopmanfehappen, en het vernielen der koopvaardyfchccpcn , hadden by de Moorfche volkeren geene voorbeelden: Andere, in de havens van Engeland en Ierland opgebragt, wierden, of onregtvaardig veroordeeld, of de gerechtsplcgingen waaren zo wisfclvallig, zo langwylig, en zo koftbaar, dat zy de ganfche waarde der fcheepen daar door wegnamen. Onder het bejegenen van zulke rampen, betuigde zyne Groot Brittannifche Majcfleit aan de heeren Bartel, van de Poll, en Meerman, gezanten wegens deze Republiek, dat hy alle pogingen zoude aanwenden om die hindernisfen weg te nemen. Alle deze omHandigheden bekommerden de harten van Nederlandfch volk met eene regtmatige vreeze i zo voor dc gevolgen der Ene cliché  KISTORIE-BESCHRYVI NG. 1% kiwelyk toe, onder de verzekeringen 'dat: de kinderen in de Gereformeerde Religie, zo als die in de openbaarc kerken dezer landen wierd geoeffend , zouden worden opgevoed, waar tegens de Heeren Gedeputeerden van de Provintie Holland hunne aanteekening deeden , en de Heeren Gedeputeerden van Utrecht betuigden ongelast te zyn; terwyl de meeste hooge Collegien van Regeering, gelyk ook het Hof van Holland, gecommitteerden benoemden , om de gelukwenfchingen en pligt plegingen by de hooge perfoonen, wegens het aanftaande huwelyk, af te leggen , dat vervolgens door den opentlyken trouw, onder luisterlyke vreugde teekenen, volbragt wierd. — Met het voltrekken van dezen echt fcheenen de daar over gemaakte bekommeringen der gemelde twee Provintien niet veel gevolg meer te hebben, althans het behaagde aan de overige Bondgenoten, niet alleen door openbaare vreugde bedryven, maar ook door aanzicnelyke gefchenken , zulks goed te keuren. — Inmiddels was 'er tusfchen de Heeren Staten van Holland, en die van Stad en Lande, een nieuw verfchü omitaan, waar door de B 4 koop- 759..,  1759- "Vcrfcnil £us(che~ id.  $76 3° VADERLAHCSCHE o.logfchcpen wierden geleid, dat door het ~ gering getal, niet genoeg toereikende konde gefchieden. — Hoewel het vaderland bevryd bleef van de rampen des oorlogs, waar onder veele volkeren van Europa zuchten en geweldig gebukt gingen , het kwaadaarcig gedrag van den Britichen bontgenoot veroorzaakte echter onnoemeiyke nadeelen aan de ingezetenen van Holland, Zeeland, en Friesland; dezeevaart was in deze laastgcnoemde Provintie, zedert Weinige jaren , zeer fterk toegenoomen , en men rekende, dat 'er meer dan zes hondert fchepen in den oceaan waren, die aldaar te huis behoorden; dewyl dus de voorregten der onzydigheid niet erkend wierden , naamen de meeste rceders toevlugt tot het gebruik , om hunne fchepen van de kapers vry te kopen , eensdeels, op dat zy bevryd bleeven van het gevaar, van, door de onregtvaardige vonnisfen der gerechtshoven in Engeland, alles te verliezen, en ten anderen , om dat zy, behalven veelvuldige onaangenaamheden , verpligt waren , tot goedmaking voor de kosten van de konvooi-' jen, eene verdubbeling van het buitengewoone veilgeld te betaalen, met dat onder- fcheid,  HÏSTORIE-BESCHRYVING. 3* fcheid, dat van de koopvaardyfchepen, die ] uit eenige oorzaaken hier binnen liepen, en vervolgens van het geleide der oorlogfchepen wilden gebruik maken , behalven alle gewoone lasten, één van het hondert van{ de waarde van derzelver lading wierd ge-^ vorderd, en van de zodanige die zig op zee, onder het konvooy begaven , of ónder J fchept, en verdeedigd wierden, niets uit\ hoofde van de verdubbeling van het veil^ geld zoude worden geëischt ; door welke bepaaling bedoeld wierd , om, zo wel de vreemde fchepen als de Ncderlandfche te bezwaaren, alzo de Hooge Magten begreépcn, dat het aan de buitenlanders zeer onverfchillig behoorde te zyn, uit wat hoofde zy noodig oordeelden, om, ten nutte van deszelvs land, eene belasting in te voeren, tegens welk regelmaatig befluit, de onderdaanen van zyne Koninglyke Majefteit van Denemarken, zig daarom ook te vergeefsch bezwaard achten. In het afloopcn van dit jaar, vleide men zig, dat de Engelfchen hunne gewoone geweld oeffening op zee tegens de Nederlanders , zouden vaaren laaten, alzo dp voorkomende beleedigingen niet zo meenigvuldig waren, 760. epaaïing an Hun loog log: ter erdubelingan liet eilgeld.  3?- vaderlandsche _t;6c Brief vai de Engelfche O. I Compagnie over een toelei der Ne derlan ders op Bengalen .ren, en daar door oogenfchynlyk de wel* vaart in deze landen allengskens weder be^ gon op te groeien; dan de hulk van Haat bleef niet te min aan veele tegenheden onderhevig , terwyl zy weerloos op den vloed des tegenwoordigen tyds dobberde; Het Groot Britannisfche Hof berigte Hun Hoog Mogende, dat de Bewindhebberen der Engelfche Oost Indifche Compagnie kennis hadden gekregen, van eene magtige uitrusting op Batavia, zo als men zeide, met oogmerk om Bengalen aan te tasten; door welke bekommering Nizan Jaffier Aly Khan, uit kragte van een traétaat dat hy met de Engelfchen had, aan den Gouverneur Clive eene vereeniging van deszeivs krygsmagt met de zyne verzogt had, ten einde te beletten dat 'er geene vreemde troupen in zyn land kwamen , terwyl reeds op de Rivier ,één Hollandsch fchip , met Europeefche foldaten , en Buggofes, was aangekomen, iwaar over de Nizan zig ten uiterften verlegen vond, hoe zeer de Nederlanderen hem hadden verzekerd , dat dit vaartuig alleen water en provifien zoude haaien, omdat het, door een ftorm van den voorgenoomen reis naar het Fort Nagapatam, was afgedwaald; niet  HiSl-ÖRlË-BESCHlCYVINf?. 33 iliët te min was dit getal der Hollandfcbe fchepen tot zeven aangegroeid , die de rivier" op gezeild waaren, en te Chinfura, Kasfembafar, en Patna, allerlei foört van volk in dienst hadden aangenoomen, terwyl de Engelfchen, als bondgenooten van den Mogol, liunne detachementen op het Fort van Tanna, Sn Op de battery van Charnoe verfterktcn , plaatfende het grof gefchut aan de twee Zyden van het nieuwe Fort zodanig , dat hêt de rivier beftreek : Zo ras de Hollanders zig in ftaat bevonden iets uit te richten , hadden deze een zeer breed voerig betoog van de reeds te vooren gedaane klagten , over het beleedigcn van hunnen vlag,' vryheden, en voorregten, het doorzoeken van hunne fchepen, en het beletten om de rivier op te vaaren, gezonden , onder bedreiging van zig daar van te zullen wreeken, indien men met dusdaanige behandeling voortging, terwyl zy in de daad vyandlykheden begonnen , door het fchieten met feherp op 'de Engelfche fchepen , door zig van dezelve, en van verfcheidene koorenfehuitén meester te maken, waar van zy dé vlaggen afhaalden, het gefchut, de krygs behoeften in hunne vaartuigen. C over-' 17'6a  J7ÖO 34 VADERLANDS C?H E , overbragten,ende fchippers cn officiers ge' vangen namen ; tot dat het eindelyk de Groot Brittannifche oorlogfchepen, na eene bekomene genoegzaame verfterking , was gelukt, op den 23 van Slagtmaand, de Hollandfche fchepen den vlag te doen ftryken, cn by een kort, bloedig, en beflisfend gevegt, de aan land gezette troupen over hoop te werpen; waar na de Nederlanders by den Brittannisfchen raad voorflagen van vrede hadden gedaan , gedeputeerden benoemd , en, met bekentenis van hun kwaalyk gehouden gedrag, beloofden de kosten en fchaden te zullen betaalen, het geene den Heer Clive had bewoogen zyne goede diensten by den jongen Nabob aan te wenden, om de Hollanders voor de woede der mooren te bevryden , onder voorwaarde dat zy nooit zouden beftaan oorlog in het land te voeren, of'er krygsvolk intebrerigen, houdende alleen ten dienste hunner verfcheide Fattoryen, hondert vyfentwintig Europeefche Soldaten op den been, onder bedreiging van by overtreding van deze bepaalihgen, teneenenmaale uit hetland verdreeven te zullen worden. — De Koning van Groot Brittannie,zeide Yorke, had zig ten hoogften ver-  HISTORIE-BESCHRYVING . 35 verwonderd over dit berigt van het gedrag der Hollanders, alzo Hun Hoog Mogende, met een vaderlyken yyer, ten hunnen behoeve, van den kant van zyne Majefteit het ftrengfte regt vorderden, en uit hoofde van het welke hy dus ook voldoening voor dien hoon begeerde, Hy vroeg eene voorbeeldige ftraf der perfoonen, die de aanleggers daar van mogten zyn geweest, en vcrwagte teffens de allernadrukkelykfte bevevelen, om zulks in het vervolg voor te komen; doch Nederlands Hooge Magten Honden niet minder ^verbaasd over deze klagte van het Engelfche Hof, aangezien zy van die geweldige waarneemingen geene deminfte kennis hadden, veelmin daar toe bevel zouden hebben gegeeven,zodatHoogst dezelven deze ftukken van bezwaar aan Bewind ■ hebberen van de Oost - Indifche Compagnie dezer landen ter hand ftelden, met verzoek van eenig antwoord, terwyl inmiddels den Heere Torke wierd kennis gegeeven, dat al die verrigtingen buiten Hunne Hoog Mogende, en Bewindhebberen van de OostIndifche Compagnie, waren omgegaan, die niets vuuriger wenfehten, dan in een volmaakt vertrouwen en goede vriendfehap C z met  3. gend mee de geboorte van een Prins, by wiens doop,Hun Hoog Mogende,benevens den Koning van Engeland, het peterfchap over den zeiven bekleeden, en den naam gaven van Mgicus, vereerende den jong gebooren, tor. eene gedagtcnisfe en pillegifte , een lyf pennoen van vier duizend gulden 'sjaars, waar van de lyfrente brief, in een gouden doosje, ter waarde van vier hondert zilvere dukatonnen, gelegd, door den voorzittenden Heer van gemelde vergadering aan den Prjnfe van H'eil■burg ter hand gcfteld wierd, het welke op eene niet minder edelmoedige manier by de Provintien in het byzonder wierd agtervolgd; aanmerkelyk was het bewys van de gewoone Hollandfche liefde tot onder-' houd der armen, by gelegenheid, toen Haare Hoogheid de Prinfes van Nasfau Weiiburg, voor de eerste reize na haare verlosfinge, den openbaaren Godsdienst by woonde, by de drie predicatien in de Franfche kerk aldaar, een fomma van elf duizend vyf hondert en drie en zeventig gulden verzameld wierd, tot opbouw van een Franfch Diakonie Huis , waar aan reeds eenigen tyd gewerkt was. Vol-  Hl STÖRIE-BËSCHRYVING. 49 Volgens de gewoone denkens-aart der Nederlanderen, die altoos yverig waren omtrent de wettig verkregene voorregten, zag men, met het eerste aanblinken van dit voorjaar, tusfehen de leden der regeeringe van Dordrecht groote verfchillen ontftaan, over de evenreedige verdeeling van de voordeden aan het Huk der regeeringe verknogt; 'er was reeds,inde voorgaande eeuwe, eene verregaande oneenigheid daar over geweest, doch in die tyd had Koning Willem de III, als Stadhouder van deze Provintie, zodanige fchikkingen beraamd, die, voor een zekeren tyd, den vrede en eensgezindheid te weeg bragten; zy floten namentlyk een verdrag, ter bepaaling wie tot Burgemeesteren zouden verkozen worden, en hoe men de Schepens of Vroedfchaps ampten, hoe de plaatzen in het colle gie der goede luiden van de Agten, en der Veertigen, gelyk mede het Schoutsampt, begeven zoude, en welke leden in de Provintiale en Generaliteits vergaderingen benoemd moesten worden; doch in deze overeenkomst ontftonden van tyd tot tyd duisterheden, en dit, en andere voorkomende omftandigheden, vorderden meerdere byD voe¬ lhor,  HIST0RIË-BESCHRYV1NÖ. §1 gelyke gelykheid opeen vasten voettebera- \ men, teneinde, by de minderjarigheid van den Stadhouder de eensgezindheid mogt bewaard blyven ; dan de uitflag van deze onderhandelingen was niet zo vaardig, en beantwoorden in geenen deele aan het oogmerk, dat zy verwagten; daar ontftonden verfcheidenc debatten over dat ftukj een en andermaal wierden de voorftellen, hoe redelyk en billyk dezelve icheenen, vaii de hand geweezen ,hoofdzaakelyk om dat ze geen genoegzaam volledige voordragen der gronden, waarop die berusten, behelsden, te weeten, dat het ganfche doelwit was, om eene goede onderlinge harmonie, en daar door, rust, bloei, cn luister, in de Regeering te brengen, gefchikt naar de,regelen van rechtvaardigheid, en gepaard met behoorlyke oplettenheid voor de onderlinge betrekking der leden; eene veronderftelling, die in eider Regeeringsvorm behoorde plaats te hebben, zo tusfehen de geenen, welken denzelven hebben overgedragen, en tusfehen de geenen, welken dezelve hebben op ziggenomen, als tusfehen die geenen onderling, welken dezelve hebben aan D % vaard ,  52 VADERLANDSCHE -aard, ten einde, .zonder verkorting van hit vertrouwen, daar uit eene ongeveinsde ecnigheid mogt voortvloeien , en alle verfchillende gevoelens, naar de regelen van het billyke en betamende, worden beflist; op dat de wettelyke Regeering van een Gemeenebest niet veranderdt in eene willekeurige handelwyze van zeer weinige perfonen zoude verandert worden; een denkbeeld dat voorzeker altoos gehaat moet blyven by de zodanigen, die de vryheid en gerechtigheden van den lande eenigzints ter harte nemen. Het onderzoek van zaken, by dit verfchil, bepaalde zig alleen daar in, of de vroegere overeenkomften, door de tusfehen gekomene verandering van wegen den Stadhouder, geheel waren vernietigd, zo , als of dezelve nimmer ftand: hadden gehad, dan of men konde zeggen te Lebben bevonden, dat dezelve tegens het gefielde einde en oogmerk van eenigheid aanliepen , welker behoud, in dc tegenwoordige duistere tyds omftandigheden, ten allerhoogften noodzaaklyk fcheen, dat in de laast afgegaane jaaren veel te ver verloopen was. De  . / HISTORIE-BESCHRY VING. 53 De ongelykheid, welke zedert de inbreuk tegens de overeenkomften in 1748, hadden plaats gekregen, verkoelden teffens de goede en beftendigc eenigheid zodanig , dat de onderlinge vriendichap ganfch en al wierd verbroken,immers daar door hadden, zeiden zy, drie Burgemeesters, welke in den jaren 1739, 1740, en 1745, eerst in den oudraad waren gekomen, zig thans die waardigheid veikreegen, terwyl reeds twee leden van de andere clasfe in de jaren 1736, en 1738, en vier andere in de jaren 1741, 1743, 1744, en 1745, tot den oud raad waren benoemd, en dus de eene een meerdere, en de andere een mindere verongelyking, hadden geleden, niet te min wilden deze dat zodanige billyke overeenkomften moesten worden gehouden voor verbrooken, te meer, om dat wylen zyne Hoogheid deStadhouder daar eene algemeene tegenzin fcheen tegen gehad te hebben, achtende zulks niet overeenkomftig met de aart en eigenfehap van 's Lands Regeering onder zyn hoog bewind, zo als Hy een en andermaal uitdrukkelyk had verklaard, vertrouwende, dat alle gewoone onderhandelingen , onder de Regeercnde en oud BurD 3 ge. [761.  54 VADERLANDSCHE gemeesteren plaats hebbende , zouden ophouden, en dat de Regeerendc Burgemeesteren over die zaaken niet corresponderen zouden dan met den Stadhouder in den tyd, behoorlyk in achtnecmende , de recommandatien door zyne Hoogheid van tyd tot tyd te doen: Dit voorftel, wierd , door eenige leden der Regeering, in de vroedfchap te Dordrecht, openlyk gemeen gemaakt, doch vervolgens door den Heer Burgemeester Kornelis de Witt, onder den naam van Irenophilus, met veel kragt van redenen wederlegd, bewyzende, dat, indien men de Regeeringe der Stad Dordrecht niet wederom op losfe fchroeven wilde zien gefield, en de voorgaande onlusten doen herleven, het eenigfte middel was, om uit te werken dat dezelve weder tot twee clasfen wierd gebragt, of daar by gecontinueert, terwyl zodanige in vorigen tyd gemaakte bepaalingen, met 'er daad nog in wezen waren, zoals de oud-raad der Stad Dordrecht telkens had gedeclareerd, wanneer dezelve, byhet afftaan van ampten en bedieningen, daar over niet eerder had willen laten disponeren, ddi na dat deze, volgens het voorfchrift van die Conventie , eenentwintig da-  HISTORIE-BESCHRY VING. 55 dagen vacant waren gebleven, gelyk daar i van nog een voorbeeld van den jaare 1759 voor handen was; Het gevoelen van den Heer de Witt vond veel ingang by de. meeste brave cn edelmoedig denkende vaderlanders; echter bleef de zaak daar niet by, de tegenparty vervaardigde tegens het zelve een nadere Memorie, welke, aan de verftandigen weinig genoegen gaf, alzo het verfchil ter zaake dienende daar in niet wierd aangeraakt. De heer de Witt oordeelde datopftelzyne beantwoording niet waardig, en wierd met deze gedagte by de ganfche burgery gebillykt., voornamentlyk om dat de Heer van Ouryk ontkende, dat hy aan den Heer Prelldent Burgemeester Jndries de Jong had verklaard, van alle voorregten van de Regeeringe voor altoos af te ftaan, en dat dus den Heer Prefident, met deze bekendmaking in den Raad, een onwaarheid zoude hebben aan het licht gebragt, daar die in tegendeel voor een ecrlyk Regent, en voor een man buitenftaat, om, wectcns, zig 'te misgrypen ontrent het voordragen van waarheid, en het plegen van trouwe in zyn handel cn wandel, by elk geD 4 ëerd 761.  "1761 Vcrfèhi over de rmgs beftellingirBummel. 56 VADERLANDSCHE , ëerd was; indien zodanig eene ontkenning als de Heer van Ouryk in dit geval voorwende plaats konde vinde, was het voorzeker ten hoogften gevaarlyk voor een Praefident Burgemeester om met iemand wegens het regeerings bellier te fpreken; elk veroordeelde derhalven dien uitflap: Het bleek ook, dat de opfteller van het eerstgenoemde berigt der leeden van den Oudraad, de goede trouw niet in acht had genomen, met de aanhaling van den brief door Koning Willem den derden in den jaare 1695 aan Burgemeesteren gefchreven, weshalven ook daar van een woordelyk affchrift, door een der Sccretarifen uit het geheim register van de Stad Dordrecht gemaakt, aan de waereld wierd mede gedeeld, waarmede dc openbaare behandeling van dit verfchil een einde nam, terwyl de Heer van Ouryk, zo veel mogelyk, zig verdedigde. Eene diergelyke onecnigheid ontftond ook in Gelderland onder dc Regeering van Bommel; de vastftelling wegens de voogdy over den minderjarigenErfftadhouder had daar toe gelegenheid gegeven, aangezien in 't Reglement bepaald was, dat, by vacatuure van een of meer leeden van den Magiftraat der  HISTORIE-BESCHRYVING. 57 der fteden , in ieder Stad zoude worden ge- ] handeld,als voor den jare 1748; op deze vastftelling zig grondende , begeerden eenige leeden van de Regeering dezer Stad, dat op de vervullinge der Gemeensmansplaatfen, by de verkiezinge der quartiersmannen, de gewoonte, reeds van den jare 1591 in gebruik, ftand diende te houden, en dat dus dc Magiftraat de benoeming der qu irtiersleeden behoorde te doen; doch dewyl by het overlyden van Koning Willem den derden, deze Provintie door binnenlandfche beroertens, gekoestert van de geenen die aan het roer der Regeering tragten te komen, was gefchied, hadden de gezamentlyke burgery en gildens van deze ftad zig dit regt aangematigd, en den Magiftraat gedwongen,de quartiersleeden , door hun verkoozen,in eed te nemen: doch, zo ras als de Heeren Staaten een ftreng bevel hadden doen af kondigen, tot herftel van de goede order en het weeren van alle ongercgelheden by deze verkiezing, hadden de burgery en gildens zig met dat rechtniet meer bemoeid, hoewel zy het benoemen van den Magiftraat bleef oeffenen tot aan den j;iare 1748, wanneer de Erfftadhouder vier D 5 quar- 761.  1761. 5o VADERLANDSCHE quartiersleden benoemde, en verklaarde in deszelvs reglement, dat de openvallende plaatfen voortaan, zonder eenige nominatie, door den Erfftadhouder zouden worden vervuld, dan, by bet bepaalen over de voogdy wierd ten dezen opzigte niets anders vaftgefteld, als dat zulks zoude gefchieden even eens als voor den jaare 1748. Zo ras nu een der vier gemeensmannen van deze ftad in den jaare 1700 overleed, waaren vier leeden van den Raad, benevens den Heer Mr. Benjamin Dutry vanHaeften, van oordeel, dat het regt,hct welke de burgery by diebinnelandfche oneenigheden zig had aangematigd, behoorde te herleeven, en zo ras de Magiftraat befloot, op den 6 van Grasmaand een nieuwen quartiersman aan te ftellen, protefteerden gemelde vyi" Heeren daar tegen, en vervoegden zig by requeste aan de Edele Mogende Heeren Staaten, met verzoek, dat de gedaane verkiezing mogt worden verklaard onwettig te zyn, ftrydig met het gebruik, voor den jaare 1748 in de ftad Bommel plaats hebbende, aangezien het recht van dc burgery, om hunne gildens te lam en te roepen en zig te bepaalen tot de aanfteljing vaneen ge-  \ HISTORIE-BESCHRY VING. 6l dering van hunne Hoog Mogende verklaard, ij dat zy, wanneer een van de andere provintien de betaling daar van weigerde , ook daarmede zouden ophouden; een voornemen, dat, by de tegenwoordige omftandigheden, zeer beklaagelyk voor de focieteit, en eigcnaaren der plantagiën in de colonic van Suriname was. Het ftond 'er dus mede gefchapen, dat de gemelde volkplanting in den jaare 1667 door de Zeeuwen vandc Engelfchen was overwonnen, en dezelve by het Traétaat van de vrede, te Breda gefiooten,in volkomen eigendom was behouden, dit meenden de gemelde Heeren Staten van Zeeland dat genoegzaam was , om zig het byzonder recht van beftier over dezelve aan te matigen, hoewel Holland dat uitdrukkelyk tegenfprak, aangezien de vermeestering, door de landmilitie van dezen Staat, met fcheepen van de Generaliteit was gefchied, en het fouverein gezag van de gezamentlyke provintien daar toe geregtigd was, boven al, wanneer aan Zeeland wierd te rug gegeeven , het geene zy aan deze colonie had ten koste gelegd, zo dat dan eindelyk tusfehen denHeere vanOdyk, eerfte Edele indie Provintie ,enBewindhebberen van '61.  62 VADERLANDSCHE J7ÓI van de Generaale WesL-Indifche Compagnie dezer landen, een verdrag gefloten * en de gemelde vergoeding op eene fomma van twee honderd en zestig duizend guldens bepaald wierd,onder voorwaarde, als die penningen, met eene negotiatie opdeSubfidie, welke de ftaat aan deze colonie gaf, by oélroy zouden zyn te vinden, onder behulp van zodanig een middel als Bewindhebberen oordeelden by de hand te hebben om een goed gedeelte van die penningen magtig te konnen worden; doch dcwyl, door de nadeelige gefteldheid, de Wcsr - Indifche compagnie, in den jaare 1682, in het onvermogen was van den genoemden koopfchat te betaalen, zo wierd derhalven het laatste behulpmiddel aangewend, namentlyk het ontwerpen van de Sociëteit, met de Had Amfterdam en den Heere van Sommelsdyk, daar by vastltellende. aan beide die leeden ieder één derde part van den eigendom van Suriname over te geven, wanneer zy elk een gelyk aandeel in de voornoemde koopfchat zouden betaalen; ee* ne fchikking, welke de West-Indifche compagnie volkomen geheim had gehouden , om dat , nog by de over- dragt  HISTORIE-BESCHRYVING. 63 dragt van de Heeren Staten van Zeeland, 1 nog by het octrooi, nog by eenige refolutie van den Staat, het aangaan van zodanige focieteit was verboden, en geene der provintien, uitgezonderd Zeeland, zig daar tegens had verzet, zonder dat echter iets van de reden van het gedrag der laastgenoemde provintie had kunnen worden ondekt, en zy ook eindelyk, by nadere aandrang door de Heeren Staten van Holland , met alle de andere provintien bewilligde, waar door, van dien tyd af, alle voor en nadeelen, daar op gevallen, waren gekomen ten behoeve en ten laste , niet van de West-Indifche Compagnie alleen, maar van de focieteit in het gemeen; zonder dat daar over, door de een of ander der Bondgenooten, eenige bedenking was gemaakt, en gevolgelyk ook de vordering van het beloop van één man te voet in de refpeólive compagniën ten laste van de provintie van Utrecht, bedragende negentig guldens 's jaars voor ieder man, toegeftaan , met afgifte van een behoorlyke acte obligatoir, op welk onderpand de Stad Amfterdam vervolgens de meergemelde koopfomma van 1260000 guldens verftrekt, en genoemde pro-  64 VADERLANDSCHE T761 . provintie drie jaren agter een de af betaaUpg aan de focieteit had gedaan: Het fcheen uit dat alles, of de fchuldvordering wel gegrond, en de verpligting ter afbetaaling klaar en overtuigend was, en ftand moest houden, zo lang als de colonic, of een gedeelte van dien, in 'de bezitting van de West-Indifche compagnie, of haare mede geaifociëerdcn, verbleef. Dan de Heeren Staten van Utrecht deeden hier tegens in 't vervolg andere redenen van ongehoudenheid voor brengen , dewyl de West-Indifche compagnie zig voor twee derde van haar intrest had ontdaan; en om dat het oclroi verleend was ten aanzien van den perzoon, en niet ten aanzien van de zaak, een gedagte, welke de toets van eene gezonde rechtsgeleerdheid, meenden zy, konde doorftaan, doch waar over de focieteit oordeelde,als of het de hoogfte verwarring zoude maken, dewyl ieder, die by wettig tranfport, een octrooi bekwam, ook teffens alle de voorregten daar aan gehegt, behoorde te verkrygen. De provintien, Gelderland, Zeeland, en Overysfel, waren mede nalaatig geweest in de aanbetaaling van haare belofte ten  Üistorie-bêschryVing"; 65 ieri behoeve van de focieteit van Surina-1 men, terwyl Holland en Groningen haar" pligt altoos volbragtenj doch de eerstgenoemden , ziende de noodwendigheid van groote kosten doöt het uitbreiden dezei? volkplanting, hadden eindelyk haare agtér* ftallen ook betaald, Overysfel, en Utrecht ^ alleen Uitgezonderd Het was dus niet meer de vraag, zeiden de Heeren van dë Sociëteit, of één provintie , door halaa^ tigheid niet bétaalcndc , de andere provintien konde bevryden, maar ih tegen> deel, óf vier provintien , zig van haare verpligting gekweetcn , en eenpaarig betaald hebbende, niet een rögtmaatig voorbeeld leverden , waar na Utrecht zig behoorde te reguleeren , én commisfarisfen fé benoemen om met de Heeren van die focieteit in onderhandeling tè treden; doch de tyd leerde vervolgens dat dé Heeren Staten van Utrecht geheel anders dagteri, Mert bevond, dat by het fterfgevai van de vrouwe Gouvernante , en wel byzonder in de onzekere bepalingen Omtrent de Regeerings wyze , in de meeste provintien en ftedèn E zo-  66 VADERLANDSCHE I761 Veifchi tusfehen den Magiftraaten sezwoorergemcenti te Kampen. .zodanige fchikkingen waren beraamd, betreffende het beftier in den tyd van de minderjarigheid des Erfftadhouders, als of haare Koninglyke Hoogheid voor het zekere zo lang zoude leven, tot dat de Regeering aan den Heere Erfftadhoiider wierd overgedragen, ondercusfehen gebeurde hetganfeh anders, en hier door zag men alömme groote oneenigheden ontftaan; onder deze waren dc vernieuwde verfchillen tusfehen de Heeren van den Magiftraat en de gezwooren gemeente te Kampen, niet van de geringste ; zo ras de laaste genoemden berigt hadden van het affterven van Mevrouw de Gouvernante, betuigden zy te volharden by hunne 'protesten , cn nimmer het Reglement van tutele te zullen erkennen, aïzo zy daar door in de regten en vryheden wierMen verkort, en dewyl de Magiftraat hier van het tegengeftelde beweerde, hadden zy reeds geweigerd met deze eenige deliberatie te houden , over 's Lands' zaaken , zelvs niet over eenige ftukken van het finantie weezen, waar omtrent het vooruitzigt by de gevaarlyke tyds omftandigheden, zeer bekommerlyk was: Weshalven de Ridderfchap en fteden aan de Magiftraat  HISTORIE-BÊSCHRYVING. 6? ftraat dezer ftad aanfchreeven, om te bewerken , dat zy toeftemde in dc heffing deimiddelen voor de lasten der provintie en Generaliteit, het zy by wege van verpagtinge, of collecte, volgens de verpligting, die op alle de leden van de Regeering in het byzonder, en op het geheele bondgenootfchap in het algemeen, beruste, aangezien zy dat, by de oprigting van de Republiek in de Unie van Utrecht, hadden opaig genomen , tot betaling der foldyèn van de nodige militie; dan ook dit had by deze gezwoorenen geen andere uitwerking gevonden , als dat zy in de verpagtinge der provintiale middelen toeftemden, maar betreffende de ftads impofitien, en verdere byzondere zaaken de ftad rakende, zig. in geenen deele wilden inlaaten, veel minder toeftemming verleenen, ten waare de Magiftraat afzag, van het krenken van de rechten der gemelde gemeente ; dus had de Magiftraat, buiten goedkeuringe van deze, de Stads aceyfen en andere impofitien verpagt,en beflooten, om het Reglement wegens de voogdy over den minderjarigen Erfftadhouder ten kragtigften te handhaven, terwyl intusfehen de tyd van E 2 de 1761^  68 VADERLANDSCHE I76I de verkiezinge der Magiftraats perfonen naderde , en de Gemeente zig ten lterkften bepaalde, daar in niets van haare rechten af te zullen ftaan : Beide de partyen kwamen, zodanig gemoedigd, ki den jaare 1760, op het Raadhuis tezamen, de verkiezing tot leden van de gezworen gemeente gefchiede onder eenige wederzydfche proteftatien, en alles kreeg zyn beflag , uitgezondert dat de keurnooten weigerden de keur over- te geven , waar door dc Heeren oud Burgemeesters zig hielden voor gecontinueerd, terwyl de eerstgenoemden van deze laasten niet wilden zyn gedirnitteerd, zo dat het gansch cn al onbekend was , by wie de Stadsregeering beruste, en of de beftelling nog waarlyk by de Keurnooten verbleef, om dat zy nog niet van hunnen eedontflagen waren: Het ongenoegen over de geweldaadigen handel van de Heeren oud Burgemeesteren , wierd van dag tot dag algemeener, en al de raadflagen van Hun Wel Ed: Hoog Achtbaarheden kwamen hier op uit, dat zy gebruik zouden maken van het hoog gezag, hun van God en het volk tot dezen einde verleend , en dus, in hoedanigheid van Regters ^ de protefterende leden  HÏSTORIE-BESCHRYVING. 69 den buiten de waarncmingc van derzelver 17 ampten en verdere bedieningen te ftellen: op die voet waaren de verfcbillen voortgelopen , tot dat, by de Regeeringsverandering in dit voorjaar, een Historisch verhaal van al het voorgevallene door den druk wierd gemeen gemaakt, en de Heeren Staten van Overysfel een befluit namen, dat'er voortaan geene klaagfehrjften, of eenige andere ftukken van de protefterende leden uit der gezworenen gemeente, aangenoomen, of ter vergadering voorgebragt, maar,ongelezen, te rug zouden gegeeven worden. Intusfchen fchikten zig de openbaare on- f eenigheden tusfehen de oorlogende Mo- f, gendheden ten besten, Frankryk en Spanje1^ maakten een overeenkomst aan het hoofd* der vyandelyke legers in Duitschland; terwyl de nog lopende verfchillen tusfehen de Nederlandfche, en Engclfche Oost-Indifche Compagnie , welke met veele betuigingen van onfchuld waaren behandeld, uit dc weg wierden geruimd door eene onderhandeling tusfehen Commisfarisfen, van de eene en andere zyde daar toe0" benoemd. — Zo ras de voorwaarden van het vergelyk door de oorlogende magten gefloten E 3 waa- 52. rankryk 1 Enger.d fluin een »drag >t vreee.  176" 2. /O VADERLANDSCHE waaren, fchreef Nederlandsen gezant, den Graave van Weideren , aan Hunne Hoog Mogende, dat de Minister van het Groot Brittannifche Hof, Lord Hallifax , hem had te kennen gegeven , dat het den Ko-, ning zyn Meester zeer aangenaam zoude zyn, indien zyne troupen, over het gebied van de Republiek, uit Duitschland mogten terug keeren; waaromtrent de Heeren Staaten Generaal goed vonden, na ingenomen'raad van den Hertog van Brunswyk, te melden, dat in de uitvoering van deze doortogt en overfcheping , zo veele zwarigheden voorkwamen, dat hoogst dezelve, alvorens zig daar verder in te geven, aan het Groot Brittannifche Hof moesten voordragen, hoe zeer dit Land, door haare legging , kwalyk gefield was tot de pasfage van troupen, want, dat het, overal doorfneden met rivieren en menigvuldige ftroomen, volftrckt ondoenlyk zoude zyn, indien het naderend flcgt faifoen de omleggende landen onder water bragt, en ganfche uitgeflrektheden, dikmaals eenige maanden lang, van alle gemeenfehap met nabuurige ftreeken en wegen affneed; gebeurtenisfen , die nog te gevaarlykcr wierden , wan-  HISTORIE-BESCHRVVING. 71 wanneer de ftroom, door het ys gefloten, i het zelve afdreef, alle fchéepvaartftremde, cn de overtogt der rivieren ten eencnmaale onmogelyk maakte 5 om alle welke redenen , met geene de minfte zekerheid de route zoude kunnen worden bepaald, waar langs deze doorreis behoorde te gefchieden, hoe veel voorzigtigheid en overleg men ook wilde gebruiken; daar behalven dien, de verfchillende grondgebieden van de refpeótive Provintien, zonder welkers byzondere goedkeuring geene militie die bodems mogten betreden , dit werk nog te omftandiger maakte, niet alleen by tyden als de Republiek in oorlog was ingcwikkelt, maar nog veel meer in tyden van vreede, wanneer men geheel niet gewoon was aan de beweginge der troupen: Hunne Hoog Mogende hadden voörtyds wel eens eenige Regimenten uit Duitschland, over het gebied van den Staat, naar de Willemftad laten doortrekken, doch dit was,altoos geweest een klein getal, komende uit de Oostenrykfche Nederlanden, cn dus over een geringe uitgeftrekthcid van het Generaliteits gebied, daar integendeel voor het tegenwoordige, eenige duifendc mannen, die uit E 4 het 762, Zwarigheden tekens den toortogr. ;ier EnzelfcheToupen.  VADERLANDSCHE ,het Graaffchap Bcnthera kwamen, door Overysfel, Gelderland , en by opkomend water, mede door Utrecht en Holland, en vervolgens over de Generaliteit zouden moeten marcheeren ; eene onderneming, die, ten hoogften gevaarlyk was, uithoofde dat de Wiilcmftad niet op een tyd zo veele tranfportfeheepen konde bergen, en de doortogt der troupen, dus, by kleine gedeeltens, uit hoofde van de infcheping9 twee of meer maanden zoude kunnen voortduuren, indien het dan nog zonder verhindering van weer, wind, of ys, gelukte, of geene doorbraak der rivier dyken zyne Majefteits manfehap aan de uitterfte gevaaren bloot fteldc ; tot welker voorkoming Hunne Hoog Mogende , met alle bereidwilligheid, de beste pogingen en fchikkingen wenschten aan te wenden, maar echter zyne Majefteit in bedenking gaven, of het niet beter was, dezelven elders te doen infchepen, alles nog thans oritier die aanbieding, dat, wanneer de Koning by dit voorftel verbleef, Hunne Hoog Mogende het als dan zouden bewilligen, en verzogten dat ser in dat geval dan een of meer Hoofdofficieren mogten herwaards komen, met fpe- ci-  HÏSTORTE-BESCHRY VTNS. ?3 daale last om wegens de doortogt, de le-1 vensmiddelen, fouragie, karren, wagens, en de wyze van prompte en behoorlyke betaling ,alles naar vereisch te regelen,tot voorkominge van klagten, wegens'het niet voldoen der gedaane fournisfementen , gclyk by de doormarsch van 'sKonings volk, in de laafte onlusten, gsfehied was, en waar van men verwagte, dat nu eindelyk eens de beveelen tot afdoening zouden worden gegeven ; terwyl intusfehen de troupen geen marsen herwaards zouden aannemen voor het nader goedvinden der Gemeene Staaten : Dit befluit was nauwelyks aan den Engelfchen gezant Yorke ter hand gefteld, of hy leverde op de volgende dag een memorie aan Hunne Hoog Mogende, waar by hy te kennen gaf, dat de preliminaire voorwaarden tusfehen de beide hoven van Engeland en Vrankryk geratificeerd waren , en dat dus de Koning, zyn meester, verwagte, dat de doortogt van zyne troupen over het gebied van den Staat onverhinderd zoude gefchieden, hebbende hy den Generaal Major Sandfort en, den Collonel Roy gelast, zig, zonder tydverzuim , naar de Nederlanden te begeven 3 en het nodige tot dit onderE 5 werp 762^  74 VADERLANDSCHE I762 De door togf der Engelfclie trou pen wordt toegeflaan. , werp te beramen; waarop, na gchouderie raadpleging, cn het- ingenomen berigt van de Heeren gedeputeerden tot de militaire zaken , door de Heeren Staaten Generaal wierd befloten, het verzoek intewilligen, en de nodige orders tot de bevordering van het zelve af te geven. Dus brak, met het aflopen vanditjaargety,de aangenaame dageraad van vredealomme helder door, cn Nederlandsen volk mogt zig met pligtfchuldige dankbaarheid verheugen , dat alle aanflagen tegens hun onzydig gedrag , alle listige maatregelen , om hun Vaderland in den oorlog in te wikkelen , verydeld waren, in een tydftip, waarin zy door gebrek van genoegzaame zee- en landmagt, buiten ftaat waren zig .zeiven behoorlyk te verdeedigen; nu ftond het'er na, datzy, de rust in geheel Europa zouden herftcld zien , en van verdere zeeroveryen, tot zulk een onnocmelyk nadeel voor den koophandel cn zeevaart dezer landen, bevryd blyven, terwyl veele andere natiën, door de verwoestende oorlogen uitgemergeld, onder den last van volkornene vernietiging fchenen te zullen bezwykén; deze gefteltheid gaf geen geringe mid-  HISTORIE- BESCHRYVÏNG. 7$ middelen aan de hand, om de Nederland- i fche handel en zeevaart te vermeerderen , . indien geene binnenlandfchc tegenfpoeden het genot van die aangenaame vrugten weder deed verdwynen: Elk was even werkzaam om de eerfte voorregten van die heilftaat te genieten, men zag alomme gewigtige toerustingen maken, terwyl de zuider zee, de rivieren, en vaarten, nog met ys bezet lagen , en de Uren ge koude de handwerken, geduurende de twintig eerfte dagen van dit jaar, ten grootften deelc ftil deed ftaan : Y , en Amftel, en de gryze Maas, met alle andere fnelvloeiende ftroomen , waren als een veiligen weg, waarl langs dc zwaar geladene vragtwagens ree-i den; de aanzienlykften uit den lande , zo wel als de geringften, vermaakten zig in de ongewoone vreugdebcdryven op het ys; de Friefen en Noord-Hollanders hadden de zeeëngte tusfehen Enkhüizen en Stavoren tot hunne dagelykfc uitfpanning vooreen aantal arrefleden , de fchotfen ys waren voor Scheveningen hooger dan de hoogfte duinen opgezet. In deze tyd was 'er by hun Hoog Mogende een omiangenaam verfchil, met betrekking tot de aan- ftel- 763^ Strenge :oude in Lomvnaand.  11763 Verlchi over de plaats va: Coaimic Generaal van de Cpnvooi jen. 76 VADERLANDSCHE V ftellinge, cn het in eed neemen, van M*. Cornelis Joan van Beaumont, als CommisGeneraal van het Collegie ter Admiraliteit te Amfterdam , waar omtrent de meeste Provintien ten hoogften verwonderd waren over het gedrag van de Heeren Staten van Holland , en zig beriepen op hunne byzondere voorregten ; zo ras namen lyk het gemelde ampt open viel, hadden de Heeren Gedeputeerde Staten wegens Holland, ter yvergadering van de Heeren Staten Generaal, hun ftem gegecven voor den Heer en s Mr. Anthony Pieter van der Lyn, Raad en oud Schepen der Stad Amfterdam, en verzogten zulks ook van de verdere leden, in vertrouwen , dat deze , tot onderhouding van eene goede eenigheid , zig daar toe zouden laten vinden, door kragt van het Staatsbefluit, in den jare 1729, ten dien opzigte genoomen ; dan dc uitflag beantwoorde in geenen deelc aan die verwagting, aangezien de meerderheid van deze Hooge vergadering, dit ampt aan den Heer en M*. Cornelis Joan van Beaumont aanbood, en hem, niet tegenftaande Holland zulks tegenfprak, en Zeeland zig voegde by het welbehagen van die Provintie, aanftonds na de aan-  HISTORIE-BESCHRYVIÏTÖ. 7J aanftelling, tot het doen van den eedtoelie-i ten; weshalven Hun Edele Groot Mogende, ingevolge de vroegere bepaalingen, alle , met eenparigheid van ftemmen, in den jare 1736 bevestigd, verklaarden, dat deze behandeling ftrydig was met het heilzaame oogmerk daar by vervat , en dus op het ernftigfte behoorde te worden tegen gegaan , op dat de hoogheid en gerechtigheid van deze Provintie mogte worden verdeedigd, en de Hollandiche Raden en Ministers van het Collegie ter Admiraliteit, te Amfterdam, intusfchen gelast, da$i Heer van Beaumont niet toe te laaten , of op eenigerhande wyze tc erkennen, nog te gedogen dat hy door eenige bedienden van het zelve collegie erkend wierde, zorge dragende , van altoos in een genoegzaam getal tegenwoordig te zyn, om hunner Edele Groot Mogende welbehagen te doen agtervolgen, terwyl zy intusfchen verwagten, dat dc Heeren Staten van de overige Provintien, de benoeming van den Heer van Beaumont zouden houden, als niet gedaan, en de Heeren derzelver Gedeputeerden gelasten, op nieuws te treden tot de aanftelling van een Commies - Generaal j 76~3-r  78 VADERLANDSCHE raai: De Hollandfche Raden ter Admiraliteit bleven niet in gebreekc om daar aan te gehoorzamen, en aan de Officieren ten convooije van dat resfort, aan de Commiesen ter Recherche, eri aan de verdere bedienden, daar toe betrekking hebbende, aan te zeggen, van de orders van dien Heer niet te eerbiedigen; doch deze ongevvoone ftap behaagde in het geheel niet aan de Heeren Gedeputeerden van Gelderland, Utrecht, Vriesland, Overysfel, en Stad en Lande, die geene zwarigheid vonden, in naame van Hun Hoog Mogende, aan het collegie ter Admiraliteit aan te fchryven., om den gemelden Commies-Generaal van Beaumont het genot van zyne commisfie te laten geworden , en hunne daar tegen verleende bevelen in tc trekken, of dat Hoogstdezelven zodanige maatregelen zouden neemen, als tot handhaving van hun regt en gezag zouden vinden te behoren, met ernstig verzoek aan dc Heeren Gedeputeerden van Holland, van by de Heeren Staten hunne principalen uit te werken, dat hunne gedaane aanfehry ving weder wierd buiten kragt gefteld, als gefchied tegens de orde van Regeering, op dat 'er geene verdere verwar-  HISTORIE-BESCHRYVING. 79 warringen uit mogten geboren, en de gron- j den van de Unie niet ondermynd worden, de-' wyl het te duchten was, dat, dus doende, ieder Provintie zodanig voorbeeld zoude willen volgen, cn zig zeiven in voorvallende gelegenheden recht doen: De Staaten van dc overige Provintien waren in middels ook wel bcdagt op de verdeediging van het verrigte door dc Heeren hunne Geputeerden: Die van Utrecht, fchreven aan hun Hoog Mogende, en teffens aan de Heeren Staten van Holland, dat zy niet anders konden zien, of een Commies-Gene-' raai behoorde tot de Republiek in het alge-: meen, en tot hun Hoog Mogende, welke hem aangelteld hadden , by particulieren eede in het byzonder; en dat het natuurlyk moest volgen, dat zodanig een post, en eenparige heffing van de middelen te water, minder getrouw en onzydig zoude worden waargenoomen, wanneer hy zyne bevordering alleen fchuldig was aan het goedvinden van den Staat, of de Magiftraat zyner refidentie; de ondervinding had, zeiden zy, in den jare 1685 geleerd, wat moeite hun Hoog Mogende hadden, om zommigen der Admiraliteits collegien, en derzelver ministers , 763-_ Berigt 'an Utecht aan ie Staten yan Holland cn hun Hoog Mogende.'  VADERLAND SCHÉ Geldei land en de verdt re Provintienweder Ipreeker het gevoelenvan Ho land, ters, te noodzaaken, tot het invoeren van de buitengcwoone middelen in dien tyd vastgefteldj latere gebeurtenisfen hadden bevestigd, hoe dat de Raden ter Admiraliteit zei ven, nevens hunne bedienden, zig, uit hoofde van de betrekking tot de Provintie daar zy refideerden, kolfden vergeeten; om welke redenen dan ook de Heeren Staaten van Holland, in 1732, by de aanftellinge van M'. Pieter Ramaker tot Commies-Generaal by de Admiraliteit van Friesland, alwaar hy niet te huis hoorde, geene de minste aanmerking hadden gemaakt op de protesten door de Heeren Gedeputeerden van die Provintie daar tegen gedaan, zo dat zy Heeren van Utrecht, hoe meer zy de zaaken in haare waare aart befchouden, zy zig zo veel te fterker overtuigd vonden, van het ongegrond gedrag der Heeren van Holland, het welke niet anders dan aller gevaarlykfte gevolgen . tegens het Staats regt konde naa zig fleepen. De Heeren Staaten van Gelderland ' waaren omtrent dit ft uk mede van die gedagten, en beriepen zig op het wydloopig verhaal in de brief van de Heeren Staaten van Utrecht vervat, zy keurden het gedrag [" vaiï  HISTORIE- BES CHRfVING. 8i van hunne Gedeputeerden, by deaanfteI-T ling van den Heer Beaumont gehouden, voor overeenkomstig met de wetten van den lande, hoewel zy hun mede hadden gelast, om, wanneer by de andere provintien eenige genegenheid wierd gevonden, vari eene nadere fchikking te maken over de begevinge van dc vacant vallende ampten, ter dispofitie van Hunne Hoog Mogende Itaande, als dan te bewilligen, en daar toe de beste pogingen aan te wenden, op dat alle verwydering, tusfehen de leeden van hunne Hoog Mogende vergadering,geweert mogt blyven. Overysfel, Vriesland, en Stad en Lande, verklaarden zig dien aangaande op den zeiven voet, en deze berigten wierdeil gefteld in handen van-de Ridderfchap ctt Hun Edele Groot Mogende gecommitteerden tot het groot befoigne, om, met dc Heerert gecommitteerde Raden dezelven te onderzoeken, en daar op te dienen van advis; na welke gehoudenc dcliberatien deze zaak vervolgens tot een gewenfeht vriendelyk vergelyk wierd gebragt. Minder gelukkig was het met de onderhandeling tusfehen de Heeren directeuren van de focieteit van Surinamen en de Heeren Staaten F van  82 VADERLANDSCHE J76J. Berigt der Staren van Utrecht we gens de vorderirig van de focieteit van Suriname. van Utrecht, waar van de cerstgenoemden, reeds voor twee jaaren, zo als zy vermeenden op de overtuigenfte manier, eene afdoening van zekere agterftallen hadden gevraagd, doch waarop eindelyk de Heeren Staaten dezer Provintie goedvonden aan te merken, dat de colonie van Suriname uit de byzondere bezittingen van de West-Indifche compagnie was geraakt in de handen van de focieteit, cn dat daar mede alle verpligting van Hun Edele Mogende, voor zo verre dezelve afdaalde uit de acte van Subfidie, was vernietigt, want, zeiden zy, die belofte behelsde eene üilzwygende conditie, 'welker oogmerk, en de eind- oorzaak, zig alleen bepaalde by de West-Indifche Compagnie, dus konde men niet anders oordeelen, of, zo ras gemelde einden ontbraken, moest ook begreepen worden, dat alle verbintenisfen, tot dat einde ingerigt, ophielden: Suriname was nu niet meer eene bezitting van de West Indifche compagnie, maar behoorde , voor twee derde gedeeltens aan den Heere van Sommclsdyk, en de Stad Amfterdam, de gantfche toeftand van zaaken, die de provintie in het oog had gehouden by het verleenen van  HISTORIE-BESCHRYVTNG. 8^ van dc acte van Subfidie, was ten eenen maale veranderd, ook zelfs met opzigt tot dat derde gedeelte het welke in eigendom van de West-Indifche compagnie was gebleven, immers een gunst, toegeftaan met de voorwaarde van eene bezitting voor het geheel, konde niet gevraagd worden uit hoofde van eene eigendom voor één gedeelte ; en by deze laaste veronderftelling ten voordeele van dat verminderde één der. de gedeelte dat nog arm de West-Indifche compagnie behoorde, begrepen Hun Edele Mogende, dat zy alleen met deze, en niet bet directeuren van de focieteit te doen hadden. Op die gronden had de provintie van Utrecht zig in den jaare 1752 ook bezwaard gevonden, om, op de Petitie door den Raad van Staaten gedaan, eene Subfidie aan de colonie van Suriname, in plaats van den toegezegden éénen man per compagnie, te bewilligen, eensdeels, om dat de eerste verpligting bepaald was aan zekeren tyd, die reeds was afgeloopcn, en aan verondcrftelde voorwaarden, die geen plaats meer hadden; en anderzints, om dat de provintie in geen nieuwe post vexmoge toe te ftemmen , die voor de vervailene F 2 wierd 7*3-,  84 VADERLANDSCHE wierd ingevoerd : Hun Edele Mogendekonden in geenen deele zig vereenigen met het gevoelen van de Heeren directeuren, als of het namentlyk aan de Oost en WestIndifche compagnien, of andere Maatfchappyën van koophandel, zoude vryflaan, om bezittingen, in andere waerelddeelen, voor het geheel of ten deelen, af te ftaan, na derzelvcr vry wel gevallen, alzo de gevolgen daar van handttastelyk zouden uitlopen tot nadeel van de gemcenc welvaart der Republiek: Eene gedagtc, die zy met hun eigen gedrag ook hadden wederfproken, want, zy begeerden dc deugdclykheid der overdragt van de twee derde parten der colonie af te leiden van dc gegevenc toeflemming der gezamentlyke bondgenoten : De Staaten begreepen, in tegendeel, dat het octroy, aan dc West-Tndifche compagnie verleend, met betrekking tot de aan hen in handen gefielde bcfliering van de colonie van Suriname, zulk eene vervreemding verbood, ja dat de compagnie met geen ander gevolg die volkplanting konde afftaan , dan ten behoeve van de Republiek, houdende het allezints onwettig, buiten die algemeene Maatfchappy weder eene  ï?6 86 VADERLANDSCHE 3. verandert zynde, Hun Edele Mogende met alle billykheid hadden goedgevonden, voor het vervolg ongehouden te zyn, ten dien einde van de verdere betaling afziende; en, de vroegere voldoening alleen aan de gelastigde van de algemeene West-Indifche eomgagnie gedaan hebbende, gelyk de ordonnantiën van betaalinge, daar toe uitgegeeven, bevestigden, zo was daar uit geen de minste gevolgtrekking van erkentenis af te leiden: Hoewel nu in de verleende acte obligatoir niet byzonder gelet was op het geval van het ontdoen der bezitting, nog op deze opgevolgde asfociatic, echter was het genoegzaam buiten alle bedenklykheden, door den inhoud van het oftroi der West-Indifche compagnie. De Heeren Staaten van deze provintie bleven dus in die gedagten berusten, dat het namcntlyk, in aart en gedaante, twee ganfeh onderfcheidene zaken waaren, toe te laatendatdebeftiering der colonie, in plaatze van aan de West Indifche compagnie alleen, wierd overgelaten aan de tegenwoordige focieteit; en het overbrengen van de provintiaale toeftemming van belasting, verleend aan de West-Indifche compagnie zo lang die inde be-  HÏSTORÏE-BESCHRYVINC. 87 bezitting bleef, op de zedert in eigendom 1 gefielde focieteit, met wien Utrecht dien " aangaande nimmer had gehandeld: Het haate niet of men wilde voorwenden j dat, met het verleenen van die fubfidie , beoogd wierde het behoud en de verbetering van de colonie, en dat dus de gifte niet moeste worden befchouwd ten aanzien van den pcrfoon, maar ten aanzien van de zaak, waartoe dezelve wierd verleend, en dat, in dusdanige gevallen, diergelyk eene toeflemming van den eenen tot den anderen zoude overgaan, want, zo men dat al eens wilde toegeven, beweerden zy, dan zoude echter vooraf moeten vast flaan, dat de zaak zelve, uit haaren aart, mogt overgedragen worden; van waar het tegendeel in dezen bekend flond: Zy hielden derhal ven de gedaane betogingen van de Heeren directeuren voor zeer kwalyk pasfende, vol van verkeerde veronderflellingen en daar uit gemaakte ongelukkige gevolgtrekkingen, waarömmé zy zich volkomen ongehouden hielden tot dc gevorderde fomma van ƒ 443610 wegens méér gemelde te agter zynde fubfidie. Van een meer dadelyk ongelukkig ge volg voor den koophandel, was het akelig F 4 to-  83 VADERLANDSCHE toneel, dat het openbaar verval van crediet veroorzaakte, byzonder in Amfterdam alwaar de ganfche wisfelhandel op een oogenblik ftilftond, en veele braave en aanzienlykc kooplieden op het fmertelykst wierden getroffen, het was ongeloofelyk, dat in deze gulden tyd van eene nu eerst gevestigde algemeene vreede , zulk een fchielyke omwenteling, een zo fteeds toeneemend misvertrouwen, en zo onverwagte ftilftand in den wisfelhandel, gebooren wierd: De meeste oordeelden, dat de ongelykheid van meer dan driemaal zo veel waarde aan fyne goederen, die van hier naar het Noorden, en Duitfchland, en andere gewesten, wierde uitgevoerd, als de groove goederen, die van daar naar Holland gezonden wierden, hier toe zeer veel reden gaf; dit moest zekerlyk een groot nadeel aan de balans voor de kooplieden opleveren, aangezien zy daar van geene vergoeding konden hebben, dan alleen door Wisfelbrieven, die, eigenlykop niets wezenlyks. berustende, alleen door het daar aan verleende geloof voor die buitenlanders ltand hielden; zo dat dit crediet onv.crmydelyk moest vallen wanneer de waarde der wis-, fel-  HÏSTOR1E-BESCHRYVIN0. 89 felbrieven in duigen geraakte, welk nood-j lottig tydftip thans gebooren fcheen, alshet natuurlyk gevolg van de handel, op deze wyze, geduurende 50 of 60 jaaren, gehouden; zy, die met een nauwkeurig oog deze omftandigheeden onderzogten , en met veel zekerheid wisten te bepaalen, dat de omloop der wisfelbrie ven i^maal het gereede geld, of de wezenlyke effecten, in Holland, overtrof, terwyl deze natie teffens in Duitfchland had moeten inbrengen al het geene, dat, by gelegenheid van den laasten oorlog, zo aan buitengewoone zwaare contributicn, als aan verlies op de j verminderde muntfpecien, was verftrekt,i om niet te fpreeken van de ongeloollyke 1 groote geldfommen die de Engelfchen uit ons land hadden weg gefleept, merkten op, dat de geldkasfcn van vccle vermogenden, die gewoon waren de loopcnde wisfelbrieven te discomteren, daar door waren uitgeput, dat de fpil en grondflag van alle omloop van geld ftil ftond, en de bankiers in verlegenheid wierden gebragt, terwyl het ontydig mistrouwen hier uit gebooren wierd. Zo ras men, in het laast van Hooimaand vernam, dat een der voornaamste huizen F 5 van Stilftand Ier Wisl-!handel11 Am« terdam.  1763 Bticf der Hambur £er koop lieden. 90 VADERLANDSCHE , van koophandel in Amfterdam buiten vermogen was om te kunnen betaalen, en benevens het zelve eenige anderen, floeg dat ongeval een ieder zodanig ter neder, dat het wel haast naar de buitenlandfche fteden overvloog; men verzuimde, de eerste onheilen op de gevoeglykfte wyze te herftcllen, en fchreef naar Hamburg, dat de zaken van dat huis niet zouden worden geregeld , het geen den handelaaren aldaar geheel ontzette, dewyl die reeds bezig waren om middelen uit te denken ter onderfteu^ ninge van het wankelend vermogen van voelen , weshalven de voornaamften van die Stad een rondgaanden brief aan de Amfterdamfche bankiers en kooplieden zonden, waar in zy met verwondering te kennen gaven," hoe dat zo vccle lieden van oordeel tot dienftap konden komen , om het gemelde voornaame huis van negotie te laten vallen, een ftap, die zekerlyk geheel Europa in een poel van ongelukken moest dompelen, indien daar geene middelen tegens in het werk gefteld wierden, zo dat zy verzogten, het zelve ftaande te houden, en zo veel geld by te zetten als daar toe nodig wierd bevonden , terwyl twee of drie perfonen de zaaken en ver-  HISTORIE-BES CHRYVING 01 yerbintcnisfen ten einde bragtcn, wanneer .zy lieden geen oogenblik zouden verzuimen , zulk een voorbeeld na te volgen, en de wankelende huizen te onderfchragen, onder een bygevoegde bedreiging , dat, zo men zulks mogt van de hand wyzen, zy, fchoon een aanzienlyk lighaam van vermogende kooplieden uitmakende , gezamenlyk hadden voorgenomen hunne eigene betalingen op te fchorten, zo lang zy zulks nodig oordeelden, en niets, van wat natuur het ook zoude mogen zyn, voldoen; I zonder van dat befluit, hoe ook de gevolgen wierden, te rug te keeren: De Amsterdammers begrepen niet te min de zaaken ganfch anders , en meenden genoegzaame redenen te hebben om aan den voor» flag der Hamburger kooplieden geen gehoor te geven, hoe wel het hier door met de handel meer en meer verliep, want, eer de helft van Oogftmaand verfcheenen was, telde men reeds by de zestig, zo voornaamc als mindere huizen van negotie, inHolland,die aan dewisfelrampen fchipbreuk leden , waar onder echter ook de zodanige waren, die, op eene eerlooze wyze, van deze gelegenheid gebruik maakten, om zig, ten 763- V  92 VADERLANDSCHE . ten koste van anderen, te verryken, en do "fmertelyke omftandigheden van weldcnkenden in het onherftelbaare te laaten: De ganfche handel ltond ftil, cn de hoogfte verflagcntheid, de angst, cn bekommering, was uit het gehat van alle welmee» nenden te kezen, de naastbeftaande vrienden mistrouden elkander, enveelen, die, in zig zeiven cn door hunne familien onderlteund, wel zouden hebben kun-en ftaande blyven, geraakten in verwarringe cn verlegenheid; al fchoon 'er meer dan de gewoone rente wierd geboden., al hoewel de voorwaarden de best aanneemelykftc waren, en de onderpanden nog zo zeker, het was niet mogelyk eenig opfchot op wisfcls tcverkrygcn; hy, die van zyn renten leefde , door dit noodlottig ongeval verfchrikt, bleef op zyn geldkist zitten; deze zogc die, en andere wederom andere middelen, doch alle de ontwerpen veranderden in wind, aangezien zy niets volkomen hadden, en de koophandel, onderdrukt door alle gemelde toevalligheden, door de hoogmoed, en weelde, bleef zicltoogen tot aan den Herfstmaand,eer dat de buitcnlandfchc bcrigtcn eenige hoop van herftel verwekten ,  HISTORIE-BESCHRYVING 93" ten, en het kwynend hoofd zig een weinig 1T opbeurde. Zyne Pruisfifche Majefteit vond goed, by deze gelegenheid, ten dienste van een aanzienlyk comptoir, aan hun Hoog Mogende, en aan de Regeering van Amfterdam, brieven van voorfchry ving te verkenen, met verzoek, dat het credit we- j zen van het zelve, niet door dc kamer van™ defolate boedels, maar onder het byzonderdo opzigt van eenige heeren, door die bande- e laaren zeiven, mogte worden in order ge-™ bragt, waar op, van wegens de Heerenns Staten Generaal, overeenkomstig met hett0 gevoelen van Burgemeesteren van Amfterdam, geantwoord wierd, hoe zy onbevoegd waren om den geregukcrden loop van juftitie te kunnen verhinderen, of te beletten, dat de zodanige, die op eene wettige wyze vonnisfen hadden verkregen, het zelve, naar den ftyl, hier te lande gebruikelyk, zouden kunnen , ter executie brengen, dat de door zyne Majefteit voorgedragene commisiïe, volgens de grondwetten dezer landen, het vereifch der regtspkging, en het credit der wisfels , hier geen plaats konde hebben. Terwyl de kooplieden bezig waren, zig, met »e Ko- gvan listen ;t ~>x- ryving \een or - am mp- ir.  J7_ Opftai der Ne ger-Sla ven in t Berbice, 94 VADERLANDSCHE Sö. met alle wakkerheid, van deze jammerlyke gebeurtenis te herftellen, en de voor wei. nige dagen by na ganfchelyk wanhoopige zaak thans een gunftig aanzien kreeg, over. kwam hun een tweede ongeluk, dat geene geringe noodlottige gevolgen dreigde, en tegevaarlykcr was, omdat de verre afgelegenheid de vereifchte fpoedige voorziening onmogelyk maakte; Een opftand der neger -Haven in de volkplantinge van Rio de Berbice , was met zulk eene ontmenschte wreedheid van moorden en branden doorgezet, dat 'er zonder de volkomene verwoesting, geen einde fcheen te zullen komen; De negers op de plantagie Magdalenen^burgy in rio Canje, begonnen, op den 23 . van Sprokkelmaand, te muiten, de opzieneder floeg zynen meester, in den tuin komende, met een kapmes het hoofd in, de flaaven vermoorden den timmerman , en liepen na het woonhuis te hebben uitgeroofd, als berooiden , naar de plantagie la Providence, van waar zig tien flaven by hen voegden, terwyl de directeur nauwelyks het gevaar ontkwam door hulp van zyne getrouwe toeziender, die zig voor zynen meester in de bres ftelde, tot dat hy ten ee-  HTSTORIE-BESCHRYVING. 95 eencmaal aan ftukken was gekapt; wel- ] haast was dit gerugt door de geheele volkplanting verfpreid, en het moordaadig geweld ging tot verfcheideneplantagienover, welken zes uuren van het Fort Nasfan, en drie uuren van de kerk, gelegen waren, alwaar de directeuren hunne Godsdienstoeffening op dien tyd verrichten; zy maakten intusfchen zig meester van de fnaphaanen, het kruid, en lood, vermoorden alle dc blanken die elders hun verblyf hadden, eenige weinige uitgezondert, die het, door de vlugt naar het Fort, of naar de plantagie de Peereboom, ter nauwer nood ontkwamen, en, onder het affmeeken van de hulp en byftand van den Almagtigen, op hoop van ontzet tc zullen worden, alles gereed maakten, om, ten getalle van ruim veertig weerbaare mannen, zig, met een en twintig vrouwen en kinderen, tegens eene naderende troep van by de zevenhondertflaven, te befchermen, die, op den 3 van Lente maand, met een verbaazend gefchreeuw, en hevig vuur, den eersten aanval deeden, het huis dak tweemaal in brandfehooten, dat telkens door de vrouwen gelukkig gefelufcht,en dus de herhaalde woede afgeweerd wierd:  i?£3 w6 VADERLANDSCHR , wierd: Een der flaven, zig vervolgens met de verdeedigers in gefprekinlaatende, floot een ftilftand van wapenen met dezelve, aangezien zy, door vermoeidheid afgemat, reeds gebrek aan water begonden te krygen, en de toegang tot de rivier door de rebellen was bezet; zy bevestigden eindelyk de vrede door een verdrag met de negers, doch bevonden, by na op het zelve oogenblik, dat zy vrugtcloos vertrouwden op menfchen, die niets anders hadden geleerd dan de onderwerping aan een wreede flaverny, want nauwlyks waren zy in de vaartuigen getreden, ja eenigen ftonden nog aan land, of de negerflaven begonden van de hoogte af, de roeijers der fchuiten dood te fchieten , zo dat de blanken in de bosfchcn moesten vlugten, andere in het water fprongen, verdronken, of gevangen te rug gebragt wierden, om, naakr. vast gebonden , met zweepen geflagen, gekorven , en aan ftukken gefneeden, of op een anderen wreeden manier vermoord te worden. Deze deerniswaardige verwoesting der kostbaare bezittingen, die in de eerste kragt waren om eene aanmerkelyke vergoeding  HISTORIE-BESCHRYViNG. C)f ding aan te brengen voor de daar aan ver I leende opfchotten, waren niet alleen een gewigtig verlies voor de uitgeputte geldkas der Hollandfche kooplieden, die, by de overzending van de vereifchtens vóór deze volkplantingen, zö veele toegebragte Ongerechtigheden van de Engelfchen hadden moeten dragen, maar de onmenfchelykë mishandelingen, aan bloed verwanten eh goede vrienden gepleegd, ontzette bóven al het hart vari elk Christen. De Predikant Romring had zig, benevens zyn huisvrouw, én haar zuster, den geneesheer Bas, den Heer van Schaik, eri den Huurman met twee matroozen Van den Kaptein Pynappel, in een floep*begeeven, om, tegens ftroom en wind, naar beneden te vaaren, doch Wierden, door de fteeds volgende rebellen^ van rondsömme befchoten, en wel ras genoodzaakt het ftrand te zoeken, of zig in een bofch agter het Predikants huis te verbergen, alwaar zy, gevonden zynde, onder woedende bedreigingen, tot op het hembd van alles Wierden ontbloot, eh met de handen op den rugge gebonden van daar vervoerd, zy hakten hét hoofd van een der matroozen af, en wierpen het den PrediG kant  o8 VADERLANDSCHE Wreedbeden-derNegerslaven. kant op de borst, dat hem het bloed tegens het aangezicht fpatte, plaasten hem, nevens zyn vrouw en haar zuster, blootshoofd, onder het branden van de zon, in een floep, om hun naar de Neger opperhoofden Coffie en Acarra te brengen, die zig op de plantagie Hollandia en Zelandiabevonden; het akelig gezicht der doode lighaamen van de blanken, die, langs de waterkant verftrooid lagen , perste hun het doodzweet uit, terwyl zy, met een moordaadige achterdocht, geleid wierden door fchepzeis, die pligt, natuur, en reden ontweeken waren; nauwlyks ontflaakten zy de banden van den Leeraar, zyn vrouw, en haar zuster, uit vrees, zo als zy voorwenden, dat God hen anders ftraffen mogte ; de overige vrouwen en kinderen , wierden in weerwil van des Predikants voorfpraak en gebeden, voor flaven verklaard, en vervolgens, drie jonge juffrouwen uit gezondertjom het leven gebragt: De opperhoofden der rebellen toonden, op den 5 van Lentemaand, hunne gewapende manfehap aan den Heer Ramring, met bevel om daar van aan den Gouverneur te berichten, en hem aan te zeggen, van ten eersten met alle  HISTORI E-BE S CHR Y V ING. 99 Ie blanken uit de colonie te vertrekken, ij onder bepaaling van des avonds drie fchooten uit het Fort te doen, zo hy daar toe bereid was, en, zo hy in tegendeel met hun begeerde te vegten, als dan viermaal het kanon telosfen; drie Indianen en één Neger bragten hem, met zyne vrouw en haare zuster, naar de Plantagie Jv.tonia en Margaretha Katharina, van waar zy over land naar 't Fort gingen. De kolonisten die hooger aan de rivier woonden dit vernemende, namen de vlugt over land naar Demerary en Esfequebo, alzo zy, die aan het roer van regeeringe zaten, door een lafhartig gedrag, overtuigend deeden zien, dat 'er geen hulp van hun waste hopen; want de Gouverneur bevond zig alleen in het Fort, alzo de Heer Abbenzcts, en nog twee andere Raaden , veel te ieverig bezig waren met het afladen van goederen, dan dat zy zouden denken om den Gouverneur te onderfteunen; de ganfche bezetting der vesting beftond in 15 weerbaare foldaten behalven de burgery; en in de daad het gevolg beantwoorde volkomen aan de gedagten; na een geheelen dag en halven nacht geraad pleegd te hebben, ontG % vin£ Uk  IOO VADERLANDSCHE !. elk vryheid om buiten het Fort te gaan, zo " dat maar weinigen binnen het zeiven bleven, die doot hunne magteloosheidingeen gering gevaar gebragt wierden, aangezien 'er geen voorzorg was gebruikt, om de nog voor handen zynde levensmiddelen van de andere plantagien derwaarts te brengen, en de getrouwe negers dus genoodzaakt wierden zig van de blanken te verwyderen, om by de rebellen aan brood te geraakcn; de droefheid van de nog overgeblevene Christenen wierd ten meesten vermeerderd , toen de crioole negers fchreijende vertrokken, en men hun de fnaphaanen weigerde, waar mede zy zig tegens de rebellen, meest Africaanfche, wilden wreeken: Het kruid wierd op bevel van de Raden naar de fchepen gezonden, of in het water geworpen, en het gefchut vernageld, zo dat de weinige burgers, die nog op het Fort waren, gedwongen wierden eenpaarig te verzoeken, van zig uit die doodelyke fterkte naar de fchepen te mogen begeeven: Het fcheen in de daad of zulks het verlangen van de Raden was; zy verfchecnen 's nademiddags op de voorste gaanderije, gingen van daar op de fchepen, dre-  HISTORIE-BESCIIRYVING. IOI dreven met dezelve af, na dat de bovenfte j kanonnen gelost, en het Fort, dat meest" uit zware balken beftond, in brand gelloken was, dus naderden zy tot omtrent den brandwagt, op welke geene de minste bezetting was, doch daar zy een fchip met honderd man krygsvölk uit Suriname ontmoeten , door den Gouverneur van die kolonie derwaards gezonden, om tegens de weglopers van de plantagie Magdaleneburg, in Canje gelegen, te dienen; dezen van de 1 opftand in de Berbice nog ten eenenmaale on- ] bekend, en ten uittersten verwonderd zynde j dat zy de ganfche rivier verlaten vonden, dat 'er geene plantagien meer in de handen der Christenen waren, dan alleen die van den Heere Aber Crombie, beflooten, de rivier verder op te varen en aan derebellen het hoofd te bieden, waarin zy zig zo wel kweeten, dat, op den 4 van Grasmaand, de plantagien , de herftelling en de dageraad, weder heroverd wierden, en de Negers, van de eene tot de andere grond verjaagd zynde, naaide bosfchen liepen: Intusfchen kwamen de overige blanken , welken de woede der zwarten ontvlugt waren, na een reis van zes weken, met het hoogfte, gebrek en G 3 elen- Het nygsvolk an Suriame verIryft de legers.  HISTORIE-BESCHRYVING. J03 dyk, ten fpoedigften naar de Berbice te 17 doen zeilen, op zyn uitreize, de rivier van Suriname aan te doen, of, zo hy die mogt misfen, als dan in de rivier de Berbice zelve, met alle omzigtigheid te verneemen, hoe het met deze volkplanting gefteld was, en, zo de Nederlanders dan nog in de bezitting waren, aan de Officieren van het Land, het zy den Gouverneur, of Wie aldaar het bevel mogt voeren, kennis te geven van zyn aankomst, en te overleggen, op wat wyze hy met zyn fchip, onderhebbende manfchap, en ammunitie, het zy te water, of aan land, van den meesten dienst •zoude kunnen zyn, en aan de volkplantigen • de beste hulp verleenen, om dezelven van hunne bezittingen te verzekeren, terwyl hy intusfchen, aldaar verblyvende, de nadere bevelen zoude afwagten. Zo ras deze ordres afgevaardigd waren, beraadflaagden Hun Hoog Mogende, over het equiperen van nog andere fregatten, aangezien 'er, wegens de ondiepten in de rivier de Berbice , geen zwaarder fchepen konden worden gebruikt, de penningen daar toe wierden uit de geconfenteerde gelden van de Petitie van den Raad van Staate van den 9 G 4 Fe" 63^  JU ï©4 ï A D ï RL A N O t O II ï 3-February 1762 verleend, en aan het collegie, ter Admiraliteit op de Maze en te Amfterdam aan gefchrpven, dat het eerst gei melde, voor den tyd van tien maanden in gereedheid zoude brengen een fnaeuwIchip van twaalf ftukken, met hondert koppen bemand , en het laast gemelde een fregat van twintig ftukken., met hondert vyftig man, waar van de kosten aan dezelve collegicn zouden worden goed gedaan, tegens zes en dertig guldens 'smaands ppr man, in dier voegen, dat de eerste.penningen, die op de petitie zouden inkomen, boven één millicen hondert duizend en vierbonden guldens, en zeven maal honderd zeven duizend en veertig gulden, tot bèta-ling van andere fchepen bepaald, aan de Admiraliteit op de Maze zouden worden, yerftrekt, en wel ter fomma van zes en dertig duizend guldens, voor de kosten van de equipagie van het voornoemde Snaeuwfchip; terwyl het collegie ter Admiraliteit van Amfterdam vryheid zoude hebben, om haare kosten van vier en vyftig duizend guldens te vinden, of door het Uitrusten van twee fregatten van twintig ftukken, voerende het eene honderd en ' vyf*  I76[ 106 VADERLANDSCHE U daanen van dien daar van kwamen te genieten, vereifchte, dat de behulpzame hand fpocdig aan de volkplanting wierd verleend, , waar toe zy mede wel wilden het hunne toe brengen, maar dat zy zig moesten beklagen, dat aan hun, fchoon mede de o&roijen verleend hebbende, zelden of nooit eenige opening van de gefteltheid van die colonie wierd gegeven, waar door zy ten eenemaal onbewust waren, hoe zig de omftandigheden in de Berbice bevonden, of de geïntrelfeerden ,' naar vereisch, hun pligt betragten, en of de penningen naar behooren wierden befteed, het geene zyzeer onredelyk vonden , indien men meende recht te hebben hunne byftand te vorderen, doch waar van zy Heeren Staten, voor het tegenwoordige, nu de handen aan het werk geflagen en vaardige hulp ver eend moest worden , zig in geenen deele wilden bedienen, om in het gevraagde niet toe te Hemmen, neen, maar in allen opzigte bereidwillig bleven, in verwagting, dat, van jaar tot jaar, aan hun behoorlyke kennisfe van zaaken, deze volkplanting betrekkelyk, zoude worden gegeeven, maar wanneer men, in het vervolg, daarin nalaatig mogt bly-  HISTORIE.BESCHRYVING. IO? blyven, en de provintie van Gelderland daar rfA in onkundig geliefde te houden, dat als dan de Heeren Staten zwarigheid zouden maken de vereischte befcherming te verleenen. -r Zeeland, bedagt op de gevaarlyke omftandigheden der volkplantingen in de nabyheid van de Berbice gelegen, betuigde ge.eedelyk te bewilligen in het zenden van fchepen en troupen, des dat zulks niet afzonderlyk voor de kolonie de Berbice, maar ook voor Suriname en Esfequebo, met derzelver onderhorige rivieren, mogte verftrekken, naar mate dat dezelven bevonden zouden worden zodanige byftand nodig te hebben, aangezien het zeer te vreezen was, dat de opftand der Negers zig ook tot die volkplantingen zoude kunnen uitftrekken , h' en wel byzonder tot Esfequebo en Deme- * rary, welken flegts een geringen afftand?, daar van afgelegen waren; cn datj ingevalIe de bezitting van de Berbices geheel door de Nederlanders verlaten, en Demerary door de Negers aangetast was, gelyk de Negers reeds hadden bedreigd, als dan deze laastgenoemde volkplanting eerst in volle veiligheid zoude mogen worden gefteld alvorens het heroveren van de Berbice te on- Zeeland rzoekt :tbe- ' :iligcn in Esje. tebo. ïz.  J7 * IOC VADERLANDSCHE 53.ondernemen; en dewyl het, in allen gevalle, te verwagten was, dat, by het weder inneemen van de Berbice, de woeste hoop der oproerige flaven landwaarts zou den in trekken, en, tot bekominge van byltand, de plantagien, aan de Zuid-Oostwal van Demerary gelegen, van agteren overvallen, dus de bevelhebbende Officieren van het te zendene fecours behoorden te xvorden gelast, zodanige inrigting te maken, dat, by het heroveren van de Berbices, de plantagien , aan de andere daar nevens liggende rivieren, tevens gedekt, en beveiligd wierden. De Heeren Gedeputeerden van de provintie Utrechtwaren mede van die gedachten, en verklaarden zig, met opzigt tot de nodige onkosten, dat die wel provifoneel by de bondgenooten konden worden verltrekt, maar dat de belang hebbende by die volkplanting, in het vervolg, zig zouden moeten bevlytigen, om, zoodramogelyk, dezelve weder te geven> dewyl het behoorde te worden aangemerkt als eene ,'leeninge, waar mede men hun te gemoet kwam by de ongelegenheden daar zy zig in bevonden ; en alzo het niet buiten bedenklykheid was, dat  HISTORIÈ-BESCHRYVÏNG. IO0 dat deze deerniswaardige gebeurtenis voort- 3 vloeide uit bet verzuim van de. nodige bepalingen by het octrooi gemaakt, opzigtelyk het getal van blanken en Negers, welken de planters in dienst hadden; uit eene onbehoorlyke behandeling aan de Haven; en veel ligt ook, dat het Fort niet naar be. hooren was voorzien geweest; die omftandigheden diens volgens naukeurig behoorden te worden onderzogt, ten einde in het toekomltige, wanneer alles eens herfteld was, de colonie meerder veilig mogt zyn; welk onderzoek ook, hoe eerder hoe beeter, voor de andere volkplantingen diende by de hand genomen. Vriesland, Overysfel , en Stad- en Lande', zeiden ongelast te zyn, en dus daar 1 op te moeten voorbehouden de vrye raadpleging van de Heeren Staten hunne principalen. Weshalven Hun Hoog Mogende aan de directeuren van de kolonie aanfchreven, om aan hoogstdezelven eene naukeurige opening te geven van de waarfchynlyke oorzaken en redenen der opHand, en wel byzonder, of het Reglement van den jare 1732 in allen deelen was naar gekomen, zo dat by ieder hoop van vyf- tien  ITO VADERLANDSCHE J.tien Negers cén blanken was gehouden, cil eindelyk, op welk een manier de onkosten , tot herftel van de tegenwoordige zaaken vereifcht, zouden kunnen worden te rug gegeeven. Inmiddels bewilligden de Staaten van de byzondere provintien in de geldvordering door den Raad van Staaten ontworpen, op de voorwaarde van de fpoedige wedergaave. — Het collegie ter Admiraliteit te Amfter-" dam, had in Hooimaand het Lands fregat de Dolphyn, van 20 ftukken en 150 man onder bevel van den KapteinEvertBisdom, in gereedheid gebragt, en de Raden ter Admiraliteit op de Maaze het fchip de Zephyr, die beide in zee ftaken, zonder de bepaalde militie mede te nemen, aangezien voor deze niet zo fpoedig het vereifchte tot die reis konde worden vervaardigd: Inmiddels wierd aan de directeuren van de colonie aangefchreven, om aan Hunne Hoog Mogende opening van zaken te geven, met betrekking tot de vermogens der volkplanting en de thans aan te wendene onkosten, op welk laaste Huk, de gemelde directeuren antwoorden, datzjf, gedagt hebbende over de gefteldheid van de colonie in het al-  HISTOÜIE-BESCHRVVING. III algemeen, en den ftaat van hunne finanti-ij en in het byzonder, geen middel vonden, om voldoende te beantwoorden , aan de weder vergoeding der tegenwoordig door hunne Hoog Mogende aantewendene noodzakelyke kosten. — Omtrent deze tyd, wierden de hooge bezigheden van de Heeren Staten Generaal mede zeer verhinderd door eene onaangenaame ontmoeting met den Land Grave van Hesfen Casfel, waar by dezelve zich beledigd vonden in de rechten, hun , overeenkomstig de gemeene wetten van alle natiën, behoorende, hoogst dezelve gevoelden zich hier door te fterker getroffen, om dat zy fteeds aan de gezanten van de vreemde Hoven, die herwaards gezonden wierden om de belangens van hunne Meesters waar te nemen , dat geheiligd karakter erkenden: Het was 'er dus mede gelegen, dat aan den Heere Grave van Wartensleben, buitengewoon gezant van deze Republiek by de drie geestelyke Keurvorsten, mitsgaders byden Opperrynfchen, Nederrynfehen, en West-J faalfchen , kreitz , een hoonend ongelykx door de regeering van Kasfel was aange-( daan: Als uitvoerder van het Testament van 'erongé- . i'ken clen iravevan Vanen- leben ange^ laan.  HfcsfORlfe-BÈSCHRyVTÏ&d. ii§ hoe dat de Graaf, die reeds zb lang, ih r. zyrie hoedanigheid als Minister van hunne Hoog Mogende, by dezen ICrèitZ had gef efideerd, in zyne verrigtingen van byzondere Zaken binnen Casfel, zo ongewoon als fmadclyk Was behandeld, by den aanvang met alle verfchuldigde eerbied was ontfangen,en van den héér Landgraaf in zyne waardigheid als gezant van de Republiek erkend, doch dat die goede verftandhouding öp eene ongelukkige wyae was afgebroken : Ondertusfchen bleef Zyn Hoogheid deü Heere Landgraaf van gevoelen , dat hy door de daaden van den gezant zoude ver^ kort worden in deszelvs belangen, indien hy töeftond, dat de Heer Graaf, volgens recht en billykheid, zyne aangelegenheden vervorderde; dus liet hy hem aanzeggen, dat 'er met den Gouverneur dér Stad zodanige fchikking was gemaakt, door welke de Heer van Wartehsleben genootzaakf zoude Worden, om de inzigten van deh Land GraVe op te volgen, hoe zeer hy zich daar tegens mogte willen verzetten. Nimmer had men zich durven verbeelden , dat de Nederlandfche gezant, als een byeonder perfoon , zodanige behandeling H . vad i3u  114 VADERLANDSCHE van geweld aldaar zoude ondervinden, aangezien het nog niet beweezenwas, wie van beide partyen gelyk had, en men zig dus als rechter in zyn eigen zaak opwierp; de Vorst oordeelde diegedaane waarfchouwing der Regeering niet te moeten ontveinzen, hy bekrachtigde dezelve met zodanig een aandrang, dat men daar uit met alle reden konde opmaken, hoe zeer hoogst dezelve op den Envoije vertoorend was: Daarom verzogt de gezant, dat zyne Hoogheid hem dit geringe verfchil met deszelvs Ministerie wilde laten vereffenen, in hoope, van hem daar door tot bedaardheid, gematigdheid, en toegevendheid over te haaien; hy vervaardigde eene Memorie, waar in hy de bevoegdheid der verdeediging zyner rechtvaardige zaake breedvoeriger aandrong; dan, in de plaats van daar op eenig antwoord te ontfangen, had men hem, in zyn eigen huis, door een officier en twee foldaten doen bewaren, door de fecretaris der Regering zyne papieren doen onderzoeken, en een gefchrift daar uit ter leezinge laten wegneemen, hem noodzakende ftok en degen af te leggen, met verbod van geen expresfe naar 'sHage te mogen afzenden, om zyne  I7£3 Il6 VADERLANDSCHE omzigtigheid behandeld maar overgelaten aan het goeddunken van een enkel gerechts Hof; en wat doch was 'er te wagten van de openbaare vryheid , indien een gezant zichzelfs niet eens van de algemeene post mogt bedienen, om aan zyne fouverainen kennisfe te geven van een geval, waarin derzelver eer en waardigheid zo veel belang had : De gevallen tusfehen den Landvorst en den Graave van Wartensleben, konden, in haar eigen aart, niet het geringste toebrengen, ter verdediging van die byzonderheeden, welke het Hof van Casfel voorwende, het konde nimmer geoorloofd zyn eencn openbaaren Minister aan deszelvs rechtsgebied en oppergezag te onderwerpen. De Legations fecretaris vond zich verpligt, aan den opper Rynfchen Kreitz onder het oog te brengen, hoe dat het Hof van Casfel, door deze inbreuk der algemeene vreede, aan de eere en waardigheid van den Kreitz had laten te kort doen, waar over hunne Hoog Mogende voorzeker ten hoogsten verwonderd zouden ftaan; hy hield het daar voor, dat, hoe weiniger voorbeelden men ontmoete van het gevangenhouden van eencn openbaaren gezant, door de bezwaa- ren  122 VABERLANDSCHE . kcle betuiging van vriendfchap te vragen, zy moesten in haar eer herfteld worden door een openbaar en zigbaar bewys, o'verecnkoraftig het welke, hunne Hoog Mogende begeerden namelykeen publieke afkeuring van het gedrag van zynevorstelyke Regeering, met betuiging, dat, in al het geene gedaan was, men nooit het oogmerk had gekoesterd, om de Republiek te beledigen in deszelvs eer en waardigheid; hoedanig eene verklaring van een Minister van behoorlyke rang, daar toe uitdrukkelyk gelastigd, zoude moeten gefchieden; van deze eifch zouden zy Heeren Staten Generaal niet af gaan, of iets daar van verminderen, en dezelve konde zyne Vorstelyke Doorluchtigheid in ftaat ftellen, om te doen zien dat hy het zich een eer rekende do wetten van betaamlykheid cn billykheid te eerbiedigen, terwyl daar mede de goede ecnigheid tusfehen de beide Staaten zoude worden bevestigd. Hoe zeer de hooge overigheid zich vleide met een goede uitkomst en volkomene afdoening, echter was dit niet met zo veel verhaasting, van de kant van den Land Graaf, als men wel verwagte; deze zond andermaal een breedvoerig ge- fchrift  HIST0RIE-BESCH8.YVING. 12^ fchrift van verdediging wegens het gehou-1 den gedrag, onder aanbod van een behoor-" lyk Minister af te zullen vaardigen, wanneer hy nader het welbehagen van hun Hoog Mogende mogte weten, die hem daarop deeden verftaan, dat zy deze ftap van dc Regeering van Casfel, en van zyne Hoogheid, niet hadden verwagt, na zulk eene billyke en gematigde voorflag, weshalven zy verlangden een einde van deze zaak te hebben, en de opentlyk gevraagde verklaring te gemoet zagen : Het geene eindelyk van zodanig gevolg was, dat de Heer geheim Raad van Mofer, op bevel van den Heer Land Graaf, aan de begeerte van de Heeren Staten Generaal voldeed, en by een openbaar gehoor in de Treves-Kamer, aan de Heeren hunne Hoog Mogende Gedeputeerden tot de buitenlandfche zaken, zodanig eene declaratie , by monde en in gefchrifte, voordroeg , als tot herftel van dc goede vriendfchap by de Heeren Staten Generaal voor voldoende wierd aangenomen. De afdoening van dit verfchil was te gewenschtcr, dewyl de Republiek van een anderen kant in nieuwe binnen en buitenlandfche onaangenaamheden Êk  Hl STORlE-BESCHRYVlNG. 12$ danig verzand, dat 'er eene aanmerkelyke i veelheid water belet wierd langs dezelve^ le aaar de Zuiderzee te loopcn; dit had nieth< alleen de Neder Rhyn en Lek zeer bezwaard,^ maar ook was boven dien, door verfchei ftl | . a; dene doorbraken, nieuwen toevoer vanfl Water, aan deze rivieren verwekt, weshalven Holland en Utrecht hadden aangedrongen, om den ouden Rhyn toe te maken, cn 's Graven waard, dat ter lengte van ontrend 600 roeden was blyven openleggen , te herdyken , waar toe het quartier van Nymegen niet konde bewilligen, maar in bedenking gaf, om met de provintien Holland en Utrecht tot eene onderhandeling te treeden , doch v/aarin de laastgenoemde hunne toeftemming niet Wilde geven dan op zekere voorwaarden, die het quartier van Nymegen onuitvoerlyk oordeelde, en alzo de Staten van Utrecht verpligte, om zich te vervoegen by die van Holland, aldaar eenvoudig de ftaat van zaken open te leggen, en niet duister te kennen te geven, dat de vertoeving , in het ,herftellen° van deze zo zeer te vreezene onheilen, geboren wierd, uit het byzondere bedoelde belang, dat door eenige meer wierd ter harten ge- no- 7Ak~ etfch.fi over t verlpenr overoomingn den hynjtta  Ui tl6 VADERLAffDsttiÊ ^3.men, dan het behoud van het algemeen; zo dat, hoe fpoediger hoe beter, de byeenkomst der gecommitteerden van elk provintie vereifcht wierd , ten einde, zonder de minste eenzydigheid , zulke middelen te helpen beraamen, als voor alle belanghebbenden by de ongemakken en voordeelen der rivieren , even dienstig waren. De Staten van Holland fcheenen wel van die gedagten te zyn, dat men alvorens kundige lieden behoorde te benoemen,om het werk der rivieren te onderzoeken, en een plan te bepaalen, waar na men zig by die onderhandeling zoude kunnen gedragen, doch om geene verdere vertraging te begunstigen., gaven zy echter hunne toeftem-' ming tot het houden van eene vricndelyke byeenkomst, zo dat de gezamentlyke gemagtigden wegens de drie provintien, met uitfluiting van Overysfel, die zig dezer zaake geheel ontrok, op het Raadhuis tot Arnhem lamen kwamen , by welke gele-; genheid, de gemagtigde uit het quartier Van-Nymegen, Jonker Walraven, Baron van Balveren, Heer van Wuert, eene gepaste aanfpraak deed, en dc ongelukkige gefteldheid voordroeg, waar by alle de ontvoer-  1764. 128 4 VADERLAÜJÜSCHË lyken uit de graven van het kerkhof, veelë huizen dreeven weg, nauwelyks konden de ingezetenen zig met de vlugt redden; te Zutphen was men in het hoogste gevaar, de Kanonsdyk wierd, in weerwil van alle aangewende hulp, door geweld van het rivierwater weg gerukt, het veld was rondsömme als een barre zee ; van Doesburg, en van meer andere plaatfen, hoorde men niet anders dan het fchieten der nood lydenden, welk akelig toneel noch te aandoenlyker wierd door opkomende geweldige ftormwinden, en fterke golven: Voor Deventer, in den Ysfel, floeg het water met alle feragt over de kruin van den dyk; te Wageningen waren de inwoonderen in het grootste gevaar van doorbraak, en te Soelmond, alwaar eene verzakking wierd ontdekt, moesten de boeren, om de uitterste elende voor te komen, met geladene piftolen tot het werk gedwongen worden. Het water keerde gelukkig binnen de gewoone oevers, en de voorbeelden deijongst afgelopene gevaaren, fpoorden de Heeren Staten van Holland en Utrecht aan, om de voorige raadplegingen te hervatten, en zodanige middelen te bewerkstelligen, als  HXSTORIE-BESCHRYVING. 129 als genoegzaam waren, om beide die provintien te beveiligen tegens het hooge Lekwater: De Heeren van Utrecht bleven by de gedachten, dat het vruchtloos zoude zyn, alleen de noorder Lekdyken, tusfehen Wyk'te Duurftede en den Ysfeldam, te verhoogen, maar dat men het daar in behoorde te zoeken, dat de Lek van haar overtollig water ontlast, en aan het zelve beter fchot gegeeven wierd, daar die vari Holland thans echter fcheenen minder op aan te dringen, dan op het herftcilen der boven Waaldyken; zo dat zy van wederzy» den bepaalden, om de Rivier, by Schoonhoven, en op eenige andere plaatfen, door kundige lieden te doen waterpasfen , die vervolgens, door hunne genoomene proeven, bevestigden,dat de groote ryzing van het Water aan de Vaart, en verder nederwaarts, in het algemeen ontftond, uit het naderen der Lekdyken, het welke nog verminderd wierd, door de verhooginge van de bedding der rivier en van de uitterwaarden; waar tegen zy ten hoogsten nuttigen dienstig oordeelden zekere inlaagdyken te maken, zo by Tienhooven , by Willige Langerak, als by Schoonhoven, en wel I by- 1764^ Oörzia ken van 3iiiten gewoon , iioog \va:er aan cte Paart s :nz.  1764 Ï3© VADERLANDSCHE byzonder, door de engte by Willige Lan'gerak weg te neemen, en het buitendyks leggende land aldaar- behoorlyk te verlagen, waar van de beproevingen hoe eerder hoe beter dienden te gefchieden, terwyl de Gelderfche Ysfel tevens in een beteren Haat wierd gebragt. Het was onbegrypelyk , dat men zig zo langen tyd bloot Helde, aan de gegronde verwytingen van het tegenwoordige geflachte, door dezwaare onheilen en verwoestingen 'sjaarlyks af te wagten, zonder de natuurlyke middelen, die voor handen waren, ten fpoedigsfen aan te wenden, of zig alleen te bepaalen tot zulke uitflappen, waar door men onmiddelyk weder in andere, en veelal grotere, rampen verviel; zo als het gevolg was geworden van het verlagen van den Millingfchendyk, waar door het water, by het dorp Kekerdom in het Kleeffche, zulk een geweld maakte, dat de kerk, en de nabygeleegene huizen, in gevaar Honden van weg gerukt te worden, waar van de KleefMarkfche krygs en Domeinkamer, hun bezwaar zeer nadrukkelyk te kennen gaf aan de Heeren Gedeputeerde Staaten tot de zaken van den Neder Rhyn en Ysfel, daar over  jftlSTORIÈ-BESCHRYVING. 131 over met dezelve in onderhandeling tre- ] dende, in tegenwoordigheid van de Heeren gecommitteerden van Holland en Utrecht, fchoón alles, door de onderlinge verdeeldheid , met even weinig goed gevolg, als voorheen. De buitenlandfche onaangenaamheden ^ byzonder dié tusfehen de Nederlandfche en Engelfche Oost-Indifche Compagnie plaats hadden gekregen; en waar over de wederzydfche gecommitteerden meenigvuldige cortferentien hadden gehouden, fcheenen even bezwaarlyk tot het gewenfehte einde te kunnen komen; de Engelfchen trots door haare heerfchzugt, en ontfonkt door haat tegen den welvaart van dit Gemeenebest, bleeven, heimelyk, by alle voor- ° neemens om de handel der ingezetenen^ te onder te brengen: Het gebleek zo E: ras de gecommitteerde Bewindhebberen £ wegens de Nederlandfche Oost - Indifche k Compagnie , in de Maand July, hier te di Lande uit Londen te rug kwamen, cnaann; hun Höog Mogende berigt bragten, datalle pogingen ten eenemaale nutteloos waren geweest; dat zy geene vergoeding wegens de verongelykingen en fchaden, die zy, in I 2 den BeÖu:t ver de Tfchif. ntusien dc 'gel- , hen en eder ndfclie ast - Iri" fche jmpag"  1764 I32 VADERLANDSCHE .den jare 1759, door de vyandelyke aanranding van de troupes en fchepen in Bengale had geleden, nog wegens de verhinderingen die de Engelfchen hadden toegebragt by het inzamelen van Salpeter, enLynwaat, hadden kunnen verkrygen, en dat 'er nimmer eenige vrucht van zodanige conferentien was te verwagten, zonder tusfehenkomst van wederzydfche fouverainen, om dat men van de kant van Engeland voorgaf, dat zy, behoudens de traclaten, die tusfehen zyne Groor. Brittannifche Majefteit en hunne Hoog Mogende plaats hadden in Bengale, bevoegd waren geweest, als ingezetenen van het Land, en als bondgenooten van den Nabab, het opkomen van de Nederlandfche troupen met geweld te beletten, van welke gedagte de Engelfche compagnie, zonder het hooge gezach van zyne Brittannifche Majefteit, niet ligtelyk zoude afgaan, en gevolgelyk alle fchikkingen voor het toekomstige vrugteloos blyven laten, zo lang als dat niet was beflist; dus was 'er niets anders over, dan dathunne Hoog Mogende, uit aanmerking dat hier van het behoud , of de ruine van 's Compagnies bezittingen in Bengale, afhing, tot  134 VADERLANDSCHE ^.de Nederlanders in tegendeel bcgreepen, ""dat die gcflotene overeenkomsten met den Nabab, volkomen ftrydig waren aan dezelve : Het kwam 'er dus op aan, hoedanig den waren zin van die verbonden, endetoepasilng van dezelve, moest worden begrepen, waar van geene voldoende beflisfing tusfehen de beide Mogendheden konde worden opgemaakt, dan door eene nadere verklaaring van dezelve: Nederlands hooge Magten, voorziende dat zulk een Hap, in, het toekomstige, omtrent de wettigste en zekerste gevolgen uit die tracfaten, groter twist zoude kunnen baaren, en de koophandel en zeevaart dezer Landen daar door in de grootfte verwarring brengen, waaren eenigen tyd in de hoogste bekommering, hoedanig in die omftandigheden te befluiten ; het was niet mogelyk, om een vreemden vorst in dezen als fcheidsman te neemen, en de. zaak eifchtc echter eene beflisling zonder uitftel; dit laaste was van te veel belang om het aan eene befluiteloosheid op te offeren; weshalven hun Hoog. Mogende bepaalden, aan den Heere Gravo van We'deren, Nederlandfch gezant aan het Hof van Groot Brittannic, aan te.fcb.ry- ven,  HISTORIE-BESCHRYVING. 135 ven, dat, gclyk de Oost -Indifche Compagnie dezer Landen niet anders bedoelde, dan eene geruste bezitting van hare verkregene] voorregten in Bengale, zonder eenig oog-j merk om daadlykhed'en te beginnen , of iets ten nadeele van de Engelfchen Com-j pagnie, of haare bezittingen, te ondernee-! men, zy ook gaarne verzekerd wenfchtec te zyn, van, in de vrye genieting van die^ rcgten niet te zullen worden ontrust door < bedienden van de Engelfche compagnie, on- r der voorwenden van het geven van byftand aan den Nabab; uit welken hoofde Hoogstdezelven zig derhalven vleiden, dat zyne Majefteit, aan de Directeuren van de Engelfche compagnie, zoude gelieven te verT bieden, om, uit hoofde van eenige verbintenisfen met den Nabab van Bengale , of als zyne geallieerden, of onder eenig ander voorwendzel, hoe genaamd, eenig geweld of daad van vyandfehap tegens de Nederlanders te plegen, met bevel van dat verbod door haare bedienden in Oost-Indien naukeurig te doen agtervolgen; terwyl hun Hoog Mogende, van hun kant, insgelyks zodanige ordres aan de Nederlandfche compagnie zouden afvaardigen, in I 4 ver- r7 nantien zouden willen verbeteren : Hoe ■ Wel 'er tegens deze voordragt der directeuren, veele, en gewigtige,bedenklykheden, waren, behaagde het echter aan de Heeren Staaten Generaal , om in deze maatregelen toe te Hemmen, en te gelasten, dat de gemelde bepaaling, te weeten van één blanke te- 1H'_ )irectéu» :n veraekenunHoog' 1og: naere beelen om* •ent het etal der lanken y de fla'en.  I?Ó4 « I44 V.ADERLANDSCIIB ■ tegen twintig flaven, binnen twaalf maanden zoude moeten worden volbragt, opeen boete van vyf honderd guldens, terwyl de opgave tevens door de Planters, niet alleen volgens het oud gebruik, onder eede zoude worden geflerkt, maar dat ook op die lysten de naamen der blanke bedienden gefield moesten worden," ten einde de Raad Fiscaal te naaukeuriger zoude kunnen waken , dat aan deze goede oogmerken volkomen wierd voldaan, echter met die by voeging, dat, wanneer iemand niet meer- dan drie blanken op zyne plantagien wilde hebben, hetzelve aan hem zoude worden toegeflaan, mits voor ieder, die hy, na het getal zyner flaven , meerder noodig had , jaarlyks aan de kasfe der wegloopers zoude hebben te betaalen twee honderd vyftig gulden, om daar voor, in gevalle van noodzaaklykheid, de vcreifchte blar.ken te kunnen huuren, en te doen dienen tegen de weglopers; dan, zo ras die Refolutie bekend was, deeden de voornaamste belang hebbende in de volkplanting van Suriname, alle mogelyke aandrang om dat befluit weder vernietigd of ten minsten eenigen tyd buiten kragt gefield te hebben, aangezien het verleend was  *7Q4 146 VADERLANDSCHE , ke onderwerping aan het opperhoofd vaö de Plantagie waren te brengen, maar in tegendeel, door onderlinge verfchillen, opftooking der flaven en flavinnen, en andere fchandelyke bedryvcn, geduurig in beweeging wierden gebragc; ook beweerden zy, dat, bchalven dien, het genoomcn befluit van hun Hoog Mogende nimmer aan dat voorgeftelde oogmerk kon beantwoorden , om dat het in te voerene middel een volftrekt ondraeglyke last was, en de tyd, binnen welken uitterlyk aan die refolutie zoude moeten worden voldaan, al te eng bepaald wierd, om een zo groot aantal van blanken, als 'er op nieuws nodig zouden zyn, van hier naar dc colonie te zenden; deze dringende redenen hadden zo veel uitwerking, dat hun Hoog Mogende goedvonden , op nieuws over dat Üuk te raadplegen, en intusfchen de genoomene bepaalingen niet ter uitvoer te leggen; te meer, om dat zy bericht ontvingen, dat de Gouverneur, met hulp van het volk der drie oorlogfchepen, zig fterk genoeg had bevonden, om de muitende Negers te beteugelen; hy had den wakkeren Captein Luitenant Smith, wiens dapperheid, meer dan  HÏSTORIE-BESCHRYVING. 147 dan eens beproefd was, met zestig mant naar het opperste gedeelte van Rio Deme- " rary gezonden, om van daar, door zekere dikke bosfchen, de plantagie la Savonette te naderen , die dat in vyf dagen volbragt, de rebellen op een kanonfchoot naderde , onder het driemaal roepen van hneza aanviel , na een fterken tegenftand vier en zestig van dczelven dooden, en vyf en twintig gevangen kreeg, onder welken zig mede eenige blanken bevonden , die, weg geloopen zynde, hun over al gevolgd, en zelvs aangezet hadden, om te lande naar Demerary te trekken , en die volkplanting aan te tasten; het overfehot week in de bosfchen , zo dat de Bevelhebber Smith eene borstweering liet opwerpen, waar agter hy, met de zyne, een veilig verblyf vond, tot dat de Gouverneur, met drie hondert man, behalven het volk van de oorlogs en koopvaardyfchepen, voor de plantagie de Pereboom naderde, alwaar de Negers hunne meeste proviüen, ammunitie, enz, gebragt hadden; hier geraakte het tot een hevig gevegt, waar in de wakkere Smith het leven verloor, twee hondert dertig flaven gevangen, en de colonie K 2 dus  148 VADERLANDSCHE dus van dat gefpuis gezuiverd wierd: Het krygsvolk was in Suriname van geen dienst, zo dat, de rust in de Berhice thans herfteld zynde, de Heeren Staten Generaal in overweeging namen de troupen te rug te doen komen,aangezien inde laastgenoemdevolkplanting een gevaarlyke ziekte heerschte , waar van by na geene bevryd, en veele in het graf gefleept wierden. Nu had men het genoegen alle nevelen opgehelderd te zien, de rust was in de colonien herfteld , de mishandelde fcheepvaart, en kwynende koophandel, genoot de zegeningen van de vrede, en Nederlandsch Gemeenebest begon te bloeijen als van ouds; dan het liet zig tevens zo befchouwen, dat de goede verftandhouding tusfehen Frankryk en Groot Brittannie van geen langen duur zoude zyn , aangezien de ongelukkige uitkomst het eerstgemelde Hof had verpligt den openbaren oorlog te eindigen, alzo deszelvs verzwakte magt, te veel afgetrokken wierd van gewigtige ontwerpen: Zo dat men te vreezen had, dat het in de daad flegts eene wapenfehorsfing voor weinig tyd zoude zyn; 's Lands Hooge Magten hadden daar by geleerd, dat Groot ' Brit-  HTSTORIE-BESCHRYVING 149 Brittannie, waar op men alle vertrouwen ftelde, niets anders beoogde, dan, door eene onregtvaardige heerfchzugt, de welvaart der Republiek-te ondermynen, en haare onafhanglykheid aan eenen onverzettelyken geest te onderwerpen. 'sLands oorlogfchepen, die zedert Grasmaand van het laast voorgaande jaar ter kruistocht en convooi in zee waren geweest, kwamen van tyd tot tyd gelukkig in Texel te rug; de berichten uit de Indien vermelden veel voorfpoed, de wapenen van de Maatfchappy waren op het kostbaare Ceilon der maten gelukkig, dat de tegenparty, tot hare befcherming, de vernieuwinge van vorige vriendfehap had moeten zoeken, en men niet alleen aldaar de rust en welvaart op eenen beftendigen voet herfteld zag, maar ook reden vond, om zig, ten aanzien van de overige gedeelten harer heerfchappye te mogen vleijen: De Hooge Overigheid beraadflaagde onöphoudelyk alle middelen, om de voorkomende hinderpaalen weg te neemen; de retourvlooten van Ceilon, Bengale, en China, ankerden gelukkig in het Vaderland, uitgezondert de fchepen de Batavier en de .Hercules, die K 3 ver» Te rug komst van 's Lands oorlog" fchepen. 0  HÏSTORIE-BESCHRYVING. 15I derzelver klederen by de zeven en twintig j duizend gulden geld vond j en hun vervol-" gens naar Lisfabon zond: Dc officieren van de Admiraliteit te Cajenne gebruikten alle voorzorg om fchip en fading te beveiligen, zy fielden den fchipper in 't bezit van het een en ander, terwyl hunne Hoog Mogen, den aan het Hof van Frankryk de noodige vertoogen deeden , ten einde alle de overige manfehap van dit fchip, welke zig aldaar aan land bevonden, aan den fchipper mogten worden overgegeeven, om dezelve naarSurinaame te brengen, en aldaar de fchuldigen door Gouverneur en Raden van de juftitie te recht te doen ftellen; intusfchen ankerde het Hollandfch oorlogfchip het Zeepaard, op den 10 van Sprokkelmaand, in Texel, hebbende aan boord de gevangenen, die van Phernambucq naar Lisfabon waren over gevoerd;het collegie ter Admiraliteit te Amfterdam liet aanftonds de nodige aanfehryving tot het beleggen van een krygsraad afgaan, die, na de gehoudene eerste zitting, op den 29 van Lentemaand, eenige onfchuldigen op vrye voeten ftelde, en de muitelingen tot de wel verdiende ftraffe veroordeelde, waar van de meesten K 4 be-' 7H-_ Reg'ple- ïing over Je muitcingennu het ch;p ^ijen-  Ï5i VADERLANDSCHE ..bevonden wierden uit de Pruififche of Ha. "noverfche armé gedeferteerd te zyn; eenigen wierden aan een galge, bezyden Kykduin opgerigt, met de koorde en in yzere banden opgehangen, terwyl andere met een ftrop om de hals, onder de galg, flrengelyk gegeesfeld, gebrandmerkt, en vervolgens voor altoos gebannen wierden: Weinig tyd daar na, bragten de oorlogfchepen Westfiellingwerf, en Zuileveld, de verdere voornaamste misdadigers van Lisfabon herwaards, waar over andermaal een vonnis van den krygsraad wierd geweezen, volgens, het welke, zommigen, door den fcherprechter op het rad gebonden , levendig, van onderen op gerabraakt, gewurgd , en alzo ter dood gebragt wierden : Met deze ontzachlyke executie eindigde de regtspleeging der opröerigen, ten zeiven tyde als de ftrafoeffening over de rebbellige Negers in de Berbice wierd volbragt, welkers bloeddorst en wreedheid de dood aan zo veele Christenen , en het by naonherftelbaar bederf van deze colonie, had veroorzaakt. — In dittydperk waren'sLands vaderen nog raadplegende over de byzondere veïfchillen tusfehen den Vorst van Hes-  HISTORIE-BESCHRYVINO. . 153 Hesfenkasfel en den gezant Grave van War- : tenslebcn; De verpligting, waar in de Heer Land Grave van Hcsfen gebragt was, om eene behoorlyke vergoeding te doen aan de de Heeren Staten Generaal dezer Vereenigde gewesten, ten opzichte van dc verongelykingen, het Gemeenebest, in den perfoon van den Heere Grave van Wartenslebcn, aangedaan, had die gevolgen, dat'er een verregaande haat by den Vorst ontftond, zo dat zyn Minister, de Heer van Mofer , in een gefprek met hunne Hoog Mogende Heeren Gedeputeerden tot de buitenlandfche zaken, zyne redenen van bezwaar tegens den Graaf te kennen gaf, s cn daar by eene Memorie overhandigde , waar in hy melde, dat hun Hoog Mogende Minister, in de couranten, en in byzondere gefchriften, de onbefcheidenste vertoogen , ' en de grootste onwaarheden onder het gemeen had verfpreid, als of namentlyk de Land Graaf hem had willen dwingen, den eed, aan wylen de vrouwe van Gortz gedaan, te verbreeken; dat de Vorst had getragt zig zeiven die erfenis toe te eigenen; zig daar van meester te maken, om dus bevryd te zyn van de te rug gaaf der ' K 5 gel 764.  154 VADERLANDSCHE :gelden, geduureude den laasten oorlog voorgefchooren ; dat hy zig niet had ontzien te zeggeja-j-thn: men te Kasfel gewoon was onregtvaardighedcn te plegen, en van den Land Graaf, zo wel als van deszelvs Gerechtshoven,de onbehoorlykste uitdrukkingen gebruikte, met verachting van die eerbied, welke fouvereinen onder denan. deren verfchuldigd zyn; weshalven hyHeer Land Graaf verwagte, dat hunne Hoog Mogende dezen Minister niet zouden laten in de waarneeminge van zyn gezantfehapby den Opper Rhynfchen Kreitz, en dus ook niet aan het Hof van Kasfel: Dan 'sLands Hooge Magten, alles rypeiyk overwogen hebbende, begrepen, dat de Graaf zig te veel gelyk had gefteld met den Heere Land Grave, en zyne Memorie van bezwaar had ingericht op eene wyze, die niet zeer overeenkwam met het geene hy verfchuldigd was , zig bedienende van onbetaamelyke uitdrukkingen, welke, door zyn manier van verontfchuldigen, een nog erger gedaante kregen, dewyl hy, ten dien opzigte, zeide, dat hy niet anders dan de echo van den Hesfifchcn fchryver was geweest, en dat geen regel nog wet hem had  HISTORIE-BESCHRYVING. 1^3 gevonden om geen fchippers, of anderen, rj'st uit de Engelfche colonien brengende, tot den Eed toe telaaten, die, ingevolge van het verlengde octrooi, in den jaare 1761 aan de Maatfchappy, verleend, moest afgelegd worden. De Bewindhebberen kwam dit befluit niet alleen zeer vreemd voor, maar vonden het ook flrydig tègens de duidelyke letter van 't octrooi. Zy bragten dienshalven de zaak voor hunne Hoog Mogenden, en verzochten tevens voorziening tegens de Handelwyze der Admiraliteit, waar door de kooplieden reeds genoodzaakt wierden te losfen onder betaalingen aan 't Land , dus de Maatfchappy eensklaps ontnamen het aan haar verleende recht, genoegzaam haare eenigfte inkomften in tyd van vrede, en dat wel op fundament, dat de rechten van den Lande, in Engeland op de ryst gefield, aldaar zouden zyn betaald, waar van het gemelde collegie echte Berichten zou hebben bekomen , doch welken Bewindhebberen niet konden gelooven, dat zo voldoende ■zouden kunnen te voorfchyn gebragt worden , om de compagnie daar door van haar goed recht te kunnen laaten ontzetten, veel 7^5-  17 6 i 174. VADERLAND SCHE -.veel min het collegie ter Admiraliteit daar door de magt geeven, zonder hunner Hoog Mogende refolutie. De Admiraliteit bleef niet lang in gebreken met de bewyzen ter vergadering te zenden. Hier op waren hunner Hoog Mogende Gedeputeerden tot de zeezaaken van gedachten, dat, 'de Admiraliteit de zaak volkomen bcweezen hebbende, de West-Indifche Maatfchappy geen recht had om van zodanige ryst recognitie te ontvangen, maar dat 'sLands rechten, op het inkomen gefield, daar van aan de comptoiren der Licenten betaald en ontvangen moesten worden. De Heeren Gedeputeerden van Holland, en de overige drie provintien, welken by de West-Indifche compagnie belang had. den, namen aan, zich op dit onderwerp nader te verklaaren. De Burgemeefteren der lieden Amfterdam en Rotterdam, vorderden nieuwe berichten van de West-Indifche Maatfchappy, en de Heeren Bewindhebberen gaaven eerlang nieuwe en zeer bondige berichten, waar by de redenen, door het collegie der Admiraliteit op de Maaze, in deszclfs b:Tj£ht, wegens het weigeren van den Eed, by gebragt, wederlegd wierden, en  HISTORIE-BESCHRYVÏNG 175" cn tevens de nadeelen aangetoond, die uit i eene diergelyke handelwyze der Admirali-" teit zouden kunnen voortfpruiten. Ter zeiver tyd gaven ook de kooplieden te Amfterdam, welken op de West handel dreven, by request, aan Heeren Burgemeefteren te kennen, dat zy met de uiterfte fmert ondervonden, hoe, by die van de Admiraliteit, verfcheide nieuwigheden wierden ondernomen , ftrekkende tot volkomene ruine van hunne commercie, welke, indien de onderneeming van de Admiraliteit kwam te gelukken, voorzeker van hier zoude zyn verloopen, waarom zy de befcherming van hunne Edel Groot Achtbaaren verzochten, zo ter vergadering der Heeren Staaten van Holland, als waar zulks verder van de meefte kracht zou kunnen zyn, ten einde deeze nieuwigheden geweerd, en de koophandel niet meer bezwaard mogt worden. Zeer aanmerkelyk was het houden vanrj een buitengewoon Leengericht te Zutphen/ waar van men federd derujaare 1698 geen voorbeeld had gezien: Het was in Wynmaand des voorigen jaars begonnen, wegens een gefchil tusfehen den Graave van Quadt, Heer van Wykraad, ter eene, en Jonk- Leerigecht te  I76 VADERLANDSCHE '5> Jonkheer Baron des Villattes, Heere van Gend , ter andere zyde , betreffende zekere Leengoederen, de waarde van 15 of 16000 guldens te boven gaande, het wierd gehouden onder eenen Eiken boom, op het 's Graven Hof aldaar , zynde voor heen het Hof der oude Graaven van Zutphen geweest. De Heer Jan Vygh tot de Snor, eerst Raad van 't Vorftendom Gelre, bekleedde, als Leenregter, den hoogen Eerftoel, waar by tevens zeer veel plegtigheden wierden waar genomen. De balie van 't perk , daar het Leengericht zat, was befloten door een fterk Detachement van 't Garnifoen, 't welk een cordon om het zelve getrokken had, tusfehen dit cordon en de balie was eene ruime opening gelaatcn voor de aanzienlyke aanfehouwers van beide de fexen uit de gemelde ftad en by gelegene plaatfen: terwyl het gemeen, buiten het cordon , ook gelegenheid genoeg had, om deze ongewoone Regtbank te befchouwen Het dak der daar byftaande groote kerk, zo als ook de daken der huizen, benevens de boomen, zaten vol aanfehouwers, en onaangezien de groote hoop van toekykers liep alles in de uiterfte betaamelykheid af, wer-  HISTORIE.BESCHRYVING. ïSo voet als dat van den Overleden Heere Erfftadhouder, Prins Willem den vierden, was opgedragen aan zyne Hoogheid, op den agtften derzelve maand, in eenen kostbaaren gouden doos, ter hand gefteld, en door den zeiven ten vriendelykften aangenomen wierd. Na dat alle déze gewigtige zaaken afge-j lopen waaren, deed zyn Hoogheid, ter] zyner verlustiging, een keer naar den zetel der geleerdheid en der nuttige weetenfehappen te Leiden, ten blyke van zyne liefde tot edele weetenfehappen, by welke gelegenheid een van 's Vorsten zeer bekwaame Leermeesters, de Hoogleeraar Andreas Weys, in de Academie aldaar, eene zeer gepaste en welfprekende redevoering deed, na dat de Hoogleeraar Adrianus van Roijen, den Erfftadhouder, in fraaije en zoetvloeijende vaarfen, feestelyk begroet en verwelkomt had. De Regcering der ftad vergastte zyn Hoogheid op de Stads Doelen; 's avonds wierd , ten kosten van de Rechtsgeleerde faculteit, een kunstryk en niet minder kostbaar vuurwerk afgeftoken, het welk de Prins bezichtigde, en des avonds tegen tien uuren, naar 'sHaage terugkeerde, ten hoog- 1766^ De Prins ezoekt iet hooge ichool te -eiden.  100 VADERLANDSCHE J76 DePri reist nantbranng der :rgGoeng Apy 0 't eindleiny 1  202 VADERLANDSCHE 'fa toonde, de {kenen wierden met een ge. weidigen aandrang, door dc aarde buitenwaards gedreven, en het geboomte met groot geraas ter neder geveld. Alle deeze yslykheden bleven niet alleen, zonder eenige hoop op verandering voortduuren, maar namen zelvs nog dagelyks toe, zo dat al wat akelig en gevaarlyk genoemd mag worden, zig aan de verflagene inwooners van dit ongelukkige eiland vertoonde, en hun op de vlucht, naar een veiliger plaats zoude gedreeven hebben , indien de Regeering daar tegens niet door eene publicatie had voorzien. De Erfftadhouder , in dit aangenaam fomerfaizoen op het Lusthuis 't Loo verblyf houdende, nam die gelegenheid waar, om zig in de Gelderfche Hofplaats Arnhem te ' doen inhuldigen en aldaar ter Staatsvergadering zitting te neemen, het welke met geen minder plegtigheid en gepaste vreugde bedryven gefchiedde dan overeenkomftig was met die omftandigheid; Hoogst dezelve hield daar zyn nagt verblyf, woonde op de volgende dag den Raad van 't Hof Provintiaal by, bezigtigde het na by gelecgcn heerlyk Roozendaal, en vertrok vervolgens naar Nieuw-  HISTORÏE-BESCHRYVING. 203 Nieuwmegen en Zutphen, alwaar hy overal 1 met dc gulle Gelderfche blyken van vreugde" onthaald en toegejuichd wierd. Naa een weinig rust te hebben genoomen, deelde de Ysfelftad Kampen in een even gelyk ftaatelyk bezoek van den Vorst: De'Heeren Drosten van Zalland, Twente, en Vol» lenhoven, nevens de drie Burgemeesteren van de fteden Kampen, Deventer, en Zwol, begroetten hem, in naame van de Hoogfte overheid dier provintie, op het feestelykst. De leden van 'C kunstgenootfchap der fchilderkunst, in 's Hage , befloo- * ten hebbende de Prins Erfftadhouder1' V. tot opperbefchermer aan te neemen, wierdk zyne Doorluchtige Hoogheid die zulks aan-1} genomen had op den vyftiendcn van Wyn-' maand , op eenplegtige wyze, ook als opperbefchermer en opperdeken der teken-Academie, ingehuldigd; by welke gelegenheid een pragtige en Vorftelyke maaltyd was aangerigt, op welken zyne Hoogheid de eerste conditie inftelde, en na zich zei ven met de inftallatie order omhangen te hebben, dezelve vervolgens ook den Hertog van Brunswyk, den Prinfe van Nasfau Weil- 766.^ De Prins 70 rd opsrbeherrrierin een unsrgeootfchapn iHagc.  Zwa brand I-eiden 204 VADERLANDSCHE Weiiburg, de beide griffieren Fagel en ee mge andere Heeren omhing, en hen, onder een geftadig muzyk en algemeen hoezee den zilver vergulden Beker, met wVn toebragt. are Ia % begin der Wynmaand, wierd de ;e ftad Leiden , ten aanzien van fommigen haarer inwooneren, wien een felle ramp te beurt viel, in geen geringe droefheid gedompcid, 'Er ontftond tusfehen den twee den en derden van gemelden maand, een' verfchrikkelyken brand , in een hout en borfcelwinkel, by de vischbrug, op den Nieuwen-Rhyn. De oorzaak van dit onheil wierd toegefchreven aan boekweiten doppen, 'sdaags te vooren gebraakt, en die men had verzuimd in een doofpot te bergen. Binnen de tyd van een half uur ftond het gemelde huis van onder tot boven, in de volle vlam, het welk een zeer akelig'ge zicht leverde, te meer daar de drie naaste huizen ook zeer fpoedig wierden aangeftoken en vernield. De fchrik, die dit toeval door de gantfche ftad baarde, was onbefchryflyk, te meer om dat men de brandspuiten, niet fpoedig genoeg, als zynde in het holfte van de nagt, kon aanvoeren, zo dat  HISTORIE-BESCHRYVI&G. 20;£ dat de vlammen tyd hadden om met des te i fterker geweld te woeden, en die in der" daad ook tot zulk eene verbaazende hoogte deeden fteigeren, dat men dezelve niet alleen aan den overtoom by Amfterdam ,°maar ook zelfs verre in zee heeft kunnen gewaar worden; de huizen ftonden zo digt aan elkander dat zy door geen opene plaats gefcheiden waren, waar door anders de vlam zou hebben knnnen geftuit worden. De brandende ftoffen en vezelen vloogen, als eene fyne jagtfneeuw over de ftad, en indien de wind niet fpoedig gekeerd had, zou dit onheil nog ongelyk grooter geworden zyn. De borstelmaaker kwam, met drie zyner kinderen, op eene rampzalige wyze, in dien gloed om, verfcheide andere huizen waren vry wat befchaedigd, de irfwooners der verbrande huizen konden byna niets van hunne goederen bergen: Het fmeuien ' van dien brand duurde omtrent tweemaal vierentwintig uuren. Van een ander algemeen nadeel was de gefteltheid der visfche-: ryen hier te lande, dezelve waren dit jaar' zeer nadeelig uitgevallen. Merkelyke fcbade had men, over 't algemeen met de Haringvangst geleden. De kosten ten opzichte Slegte laat cicï 'isfchery.  Laag w ter in di rivieren. ne 206 VADERLANDSCHE 2»; te van de kabbeljaauwvangst, omtrent Ys and, kon men ter naamver nood goed maaken en die, omtrent hetDoggerzand,had, door de geringe vangst aan de deelgenooten veel fchade veroorzaakt. Doch „iets h d ongeluk iger gevolg dan de GroenJand_ •fche visfehery, welke ten uiterften nadeefaK geweest was; van honderd vyfentwintig fchepen welken derwaards gezeild waren te.de men er vyftig die ledig te rug kwamen, terwyl de overigen, geen twee vil Men door elkander gevangen hadden. Niet veel beter was men in de StraatDavids geflaagd j daar eenendertig fchepen famen naauwlyks tweeëndertig visfehen hadden gekreegen, en 'er verongelukten, van die eenendertig, nog twee ongelukkig, ne-cn -kwamenledig te rug. Het einde van dit en t begin van 't naastvolgende jaar was ondertusfchen zeer merkwaardig wegens de ongemeenc laagte van het water in de rivieren, zo hier te lande als in Duitschland: te Keulen had men, in den Rhyn,de grond, flagen ecner tot hier toe onbekende brue ontdekt, die aldaar wel eer over die rivier gelegen had. Te Deventer konde men met geen fchepen of fchuiten, door de ongemee-  HISTORIE-BESCHRYVIKG. '20? tie laagte des Ysfels, aan de wal komen. De Lek was, op fommige plaatfen boven Vreeswyfc, niet veel breeder dan eene wetering, en men kon dezelve gemaklyk met rytuigen pasfeeren, ja beneden dat dorp zei. ve was de vaart ten uitterften moeijelyk, de fchepen die maar iets beladen waren lagen op het drooge, en in 't begin van Louwmaand vond men aldaar nauwelyks dertig duimen waters, eene laagte, welke geen mensch, ten minsten zederd het Pannerdenfche Kanaal gegraven was, op deze rivier had gezien. Dewyl zederd lange jaaren veel verfchillen over de Grensfcheidingen, tusfehen dej Staaten van Gelderland en 't HoogftiftMun-i fter plaats gehad hadden, en waar over van tyd tot tyd, door Heeren Gecommitteer-: den wel eenige fchikkingen omtrent zom-( mige districten waren gemaakt, byzondcr in de jaaren 1656, en 1688, doch waar omtrent de formcele handelingen en famenkomften laastelyk in de jaaren 1729, en 3 73 2 5 vruchteloos waren afgeloopen, zo kwamen de wéderzydfche fouverainen, in den jaare 1765, weder over een, om de afgebrokene onderhandelingen op nieuws te fcer- 1766. 1767* VerfAü >ver de 5renscbeidirt?en rncc iet Hoog lift Munter ver» ffend. '  II 2o8 VADERLANDSCHE 57. hervatten, en te beproeven , of men, die, reeds zo lang geduurd hebbende, verfchillen, niet zou kunnen vereffenen, ten dien einde committeerden de Staaten van Gelderland de Heeren Jacob Adolf Baron van Beeckeren tot Beurfe, Philip Carel Schomaker, en Frans Alexander, Baron Schimtnelpennink tot Verftonde, Raden en Rekenmeester des Vorftendoms Gelré en Graaffchaps Zutphen, nevens de Heeren Mr. Francais Willem van der Steen, griffier van den Hove, Engelbert van Eek, Auditeur van de kamer van rekeninge, en Air. Bemhard Hendrik Cremer, fubftituit Momber des bovengemelde Vorftendoms en Graaffchaps, mitsgaders J. G. J. van Hasfelt, ordinaris Landmeeter, welke Heeren zich eer lang naar Winterswyk begaven, en de onderhandelingen zo op het Klooster te Hooger-Buurlo, in 't Munsterfche, als te Winterswyk in 't Geldcrfche, hervatten. De Gecommitteerden van 'tHoog ftiftMunster waren de Heeren Frans Antonie Arnold, Vryheer van Landsberg, Dom Capitulair en geheime Raad Clemens August, Vryheer van Droste, geheime Hof en Landraad, Adam Frans JVenner, Hofraad en Advocatus patri®* en Fer-  HISTORlE-BËSCHRYVITtG. 2Öp Ferdmand ten Broek, Hof kamerraad en ampts Rentmeester. De onderhandelingen wierden door de vlyt van deeze Heeren met dat goed gevolg voortgezet, dat 'er welhaast eene conventie tusfehen dezelven gefloten wierd, waar by zy de grensfeheidingen ter wederzyden finaal reguleerden, en ten dien opzigte voorts overeenkwamen, tot wegneeming van alle onzekerheden en ter voorkominge van verdere onlusten, deeze gereguleerde fcheidingen door fteenen paaien af te perken, by welke verrigting zy alsdan weder byden anderen zouden komen; om de verdere nog niet ten eenemaal vereffende zaaken af te doen; waar mede meergemelde Heeren Gecommitteerden hunne onderhandelingen voor dat maal eindigden. In 't volgende jaar wierden de byeenkomften weder hervat door gemelde Gecommitteerden, alleen «met die verandering , dat tot deze commisfie wegens Gelderland, in plaats van den Heer griffier van der Steen, toen den Heer fubftituit griffier Mr. Dirk Willem Abraham Brantfen, wierd gebruikt, en van de zyde der Munsterfchen, de Heer Hofraad en Advocatus patria?, Joan Mathias lieerde, by den O ande«  HISTORIE-BESCHRYVINC 21f den Pinxterdag, en vervolgens jaarlyks, op den verjaardag van den Prinfe Erfftadhouder, in het geheele Ambacht van Aelsmeer, eencn plegtigen dankdag zou worden gevierd, ten einde God Almagtig deswegens te looven en te danken, en hem te gelyk te bidden, om de middelen te zegenen, welken ter voldoening van het heilzaam oogmerk, mogten worden aangewend, terwyl tevens vuurige gebeden gedaan zouden worden voor de aanhoudendheid van zyne volmaakte zegeningen over de Regeering der Heeren Staaten van Holland, des Erfftadhouders, der Heeren Gecommitteerde Raaden , der Heeren Dykgraaf en Hoog Heemraaden van Rhynland, en alle andere Regenten, die tot bereiking van dit goede werk het hunne zouden doen, op dat Gods zegen op hen en de hunnen tot de laate nakomeiingfehap beklyven mogt. Was deeze zaak zo tot groot genoegen der belanghebbenden afgeloopen , tot vry wat minder genoegen was het befluit der Gecommitteerde Raaden , ter afdamming van het district van Hageftein , om dat hetzelve weigerig bleef hun aandeel in de gedaane kosten, ten opzichte van het aanleggen O 5 vaa 176.7-m  Verfch tusfehen de ProvintienHolland cn Ufceckc. tl 8 VADERLANDSCHE ,.van verfcheide voormolens op de polder üAchthoven in 't land van Vianen, ten einde het water van den Zeerik op de Lek uit te maaien, te voldoen. Dit district behoorende onder de provintie van Utrecht, had lleeds tegens deeze zaak geprotegeerd, en was meer dan eens aangemaand hun aandeel te betaalen , doch zulks telkens vruchteloos zynde, dreigde men het zelve met de gemeenfehap en uitwatering door het land van Vianen af te breeken. De Staaten van Utrecht trokken zich deeze zaak aan , en fchreeven eenen brief hier over aan de Gecommitteerde Raaden, waar by zy zich beklaagden over de willekeurige bandelwyze, door welgemelde Raaden hierin gehouden, en verzochten dat de gedreigde afdamming geen voortgang mogt hebben 5 waar op de gecommitteerde Raaden ten antwoord gaven , zeer verwonderd te zyn over het gedrag dier Staaten in deeze zaak, dezelven poogende te overtuigen van de groote voordeelen , welken de geftigce voormolens aan de ingezetenen van Hageftein zouden bezorgen, en waarom zy ook van oordeel waaren, dat de Heeren Staaten van Utrecht, in plaats van te klaagen, liever het  HÏSTORIE-BESCHRYVÏNC. 2I(> het district van Hageftein zouden gelasten, ijt om zonder verzuim hun deel in de aangewende kosten te betaalen, ten einde dc vriendfchap tusfehen de beide provintien herfteld, en 't belang der beiderzydfche ingezetenen eenpaarig behartigd mogt worden. Die van Utrecht waren intusfchen gantsch nog niet overtuigd van de voordeelen door Gecommitteerde Raaden in hunne brief opgegeeven , maar bleeven integendeel oordeelen, dat men het district van Hageftein, met geen billykheid konde vergen, om in de gedaane kosten deel te neemen. Het werk der gedreigde afdamming wierd'egter welhaast door die van Vianen daadelyk begonnen en'voortgezet. De Staaten van Utrecht oordeelden toen, te meer dewyl deeze afdamming op bevel en last van hun Ed. Groot Mog. gefchiedde, zich tot de Staaten van Holland zeiven te moeten wenden, en dezelven onder 't oog te brengen, dat de onderftelling als of het land van Hageftein gehouden zoude zyn, fchoon geene toeftemming in het maaken van nieuwe werken gegeeven hebbende , de verëischte posten te betaalen , geheel ongegrond was, en dat daar en boven de- ge-  Nieutvc Confe» renticn over de Rivieren. *20 VADERLANDSCHE 67. gedaane afdamming ftrydig was met de onderling gemaakte overeenkomsten. De Staaten van Holland , genegen om ieder goed regt te doen vvedervaaren, vorderden hier op het advis van de Heeren Gecommitteerde Raaden , die ook het zelve , den vierden van Bloeimaand ter vergadering van hun Edel Groot Mogenden inbragten* betuigende van gevoelen te zyn, dat de Heeren Staaten van Utrecht zig ten on rechte beklaagd hadden, en dat hun Edel Groot Mog. dezelve» moesten verzoeken aan die van Hageftein te belasten, om in de kosten van de nieuw geftigtc voormolens op den ouden voet deel te neemen, en aan die van Vianen, alle de kosten, welke door het niet confenteeren in dezelve veroorzaakt zyn geworden , waar door huns oordeels de goede harmonie tusfehen de beide provintien, en het gemeene welzyn, waar by men zich tot nog toe, zo wei bevonden had, zoude kunnen bewaard worden. Met geen minder yver, was de groote zaak der verbetering van de rivieren, den Rhyn en Ysfel, dit jaar weder ter hand genomen. Zyne Doorlugtige Hoogheid, den  fïïSTORIE-BSSCHRYVING. 221 den Prinfe Erfftadhouder, begrepen heb-1 bende van welk een gewigt dit ftuk was, waar aan 't welzyn en dc veiligheid van die provintien die 'er belang by hadden grootendeels afhing, en gezien hebbende hoe vruchteloos de poogingen, om dit groote werk tot ftand te doen komen, dikwils waren afgelöopen, had thans goedgevonden de Heeren Gecommitteerden der provintien Gelderland, Holland, Utrecht en Overysfel, tenoodigen, om hunne byeenkomften over deze zaak weder te hervatten. 'sPrinfen voorftel in dank aangenoomen zynde, begaven zich de Heeren gemagtigden, in 't begin van Lentemaand,naar deTreveskamer in'sHage, alwaar men, als onder 's Prinfen oog, de zaaken behandelen zou, ten dien einde verfcheenen uit Gelderland, de Heeren Frans Godard, Baron van Lynien tot Hemmen, Burggraaf, Richter en Dykgraaf des Ryks van Nieuwmegen, Walraven, Baron van Balveren, Heer van Wuert, amptman, Richter en Dykgraaf des ampts tusfehen Maas en Waal, Willem Hendrik, Baron van Rouwenoort, tot Uulenpas, Jan Adriaan Joost, Baron Sloet tot Diepenbraek en 't Oije, Andries. Baron Schimmelpenninck van der  11% VADERLANDSCHE fa der Ooije, landdrost van Veluwen, Philip Hendrik, Baron van Goldfiein, benevens de drie Secretarisfen, IndeBetouw, loewater en Brantfen: Uit Holland, de Heeren Ja. cob Philip, Baron van den Boetfclaar te Nieuw, veen, Mr. Anthoni Slichter, Raad der ftad Haarlem, Mr. Willem van der Lely, oud Burgemeester en Raad der ftad Delft, Mr. Koenraad Teding van Berkhout, oud Burgemeester en Raad der ftad Leiden, Mr. Wil. lem Huighens, Raad der ftad Amfterdam, benevens den RaadpenfionarisMr.Piefer Stein, en den infpefteur Generaal der rivieren ^o. Lulofs: Uit Utrecht de Heeren, Jacob Hen. drik, Graaf van Rechteren, Heer van Westerveld, Diederik Jacob Tuil van Serooskerke, Heer van Zuilen, Gysbert Jan van Harden, broek, Heer van Bergeftein, Mr. Nabis Kien, Burgemeester der ftad Utrecht, Mr. Cornelis Anthony Vo<, Raad der voornoemde ftad, en in plaatfe van eenen Secretaris Mr. Herman Brouwer: Uit Ovcrysfcl, de Heeren , Gysbert Jan, Baron van Palland tot GlinU huis, en Mr. Sybrand de Schepper, Burgemeester der ftad Deventer. By de eerste zitting van wel gemelde Heeren, verfcheen Zyne Doorlugtige Hoogheid zeiven, en opende  historie-eeschryvïnö: 22^ opende de confcrentien met een gepaste 1 aanfpraak, waar in hy betuigde, te hoopen,™ dat, daar de Heeren Gecommitteerden nu, door het inneemen der gedaane onderzoekingen, zo door den Heer Profesfor Lulofs, als andere des kundige Heden, ten vollen geinformeerd zouden zyn van den tocftand der rivieren en haare oevers, dat zy de voornaamfte pointen, waar over men het nog niet eens had kunnen worden, door onderlinge toegeevendheid eindelyk tot een vol beflag zouden kunnen brengen, en dat, indien 'er nog iets over mogt blyven, waar over men door dien weg het niet eens konde worden, Hy zelve, gaarne zyn welmeenende poogingen aan zoude wenden, om een zaak van zulk een verren uitzigt, door gepaste middelen, tot een gewenscht einde te doen komen , verzoekende hier om geinformeerd te mogen worden van den uitflag der onderhandelingen. De Heer Burggraaf van Lynden, als prefïdent der Gecommitteerden, bedankte zyne Doorlugtige Hoogheid voor deszelvs genomene moeite en bereidwilligheid, in deze gewigtige zaaken te helpen bevorderen. Men ging vervolgens over tot de ondcr- han-  Ar Ü24 VADERLANDSCHE 2; handelingen zelve, waar by goedgevonden wierd, dat, om alle verwarringen te myden, de pointen van Raadpleeging tot zes artikulen zouden worden gebragt, zynde voor eerst, het vernaaiwen van den ouden Rhynmond; ten tweeden, het herdyken van 's Gravenwaard, om te bepaalen tot welke hoogte de dyk aldaar zou moeten gebragt worden; ten derden, hoe de polder der drie dorpen te herdyken ; ten vierden, op wat manier 's Graven waar dfche en Herwenfche fchaar zou moeten bezorgd zyn; ten vyf. den, wat aan en by Millingen, tot verbetering van het pannerdenfche canaal, diende te geleideden; cn eindelyk, ten zesden j wat 'er tot ontlasting en herftelling van de bevaarbaarheid des Gelderfchen Ysfels, en tot wegneemhige van de verzanding indeszelvs mond zou behooren gedaan te worden. Hoe yverig de Heeren Gecommitteerden aan de vereffening dezer articulen ook de hand floegen, zy konden het egter op verre na niet eens worden, telkens kwamen 'ernieuwe zwarigheden in den weg, tot dat de Hollandfche Heeren Gecommitteerden eindelyk verklaarden, dat zy met leedweezen de zaaken meer agter dan voor uit zagen gaan,  ttïSTORIE-BESCHRYVING. 22$ gaan, dat de fentimenten hoe langer hoe ; meer van elkander verwyderden, daar de ' advifen der kundige lieden, in plaats van 'er een behoorlyk gebruik van te maaken, enkel overgenomen wierden omfchriftelyk wederlegd te worden, dierhalven Helden zy voor, een advis te laaten opftellen over 't geene het best en nuttigst tot bevordering van de gemeene zaak zoude zyn , deze voorflag wierd aanftonds door de Gelderfche en Ucrechtfche Gecommitteerden goedgekeurd, hoewel de laatstgenoemden aannamen, cm ook voor zich in het byzonder zulk een advis te laaten opftellen. Deze beide advifen in gereedheid gebragt zynde, oordeelden de Heeren Gecommitteerden de deliberatien voor deze tyd te moeten eindigen, en zonden dierhalven den Heer Burggraaf va» Lynden, den Heer vanden Boetfelaar, den Heer Graaf van Rechter en en den Heer van Palland tot Glinthuis, aan zyne Doorlugtige Hoogheid, om Hoogst dezelven kennis van den uitflag der conferéntien te geeven, De Prins Erfftadhouder hier op verzocht hebbende dat hem de papieren tot deeze zaak betreklyk ter hand gefteld zoudenworden, zo wierd aan deszelfs* P ver-  1L 22f5 VADERLANDSCHE ^verzoek oogenblikkelyk voldaan, waar op . Hoogst dezelven geliefde te verlf aaren dat de pointen zo in het verhaal als de daar by gevoegde advifen zo omflagtig en bedenkelyk waren, dat Hy zich daar op in zulk eenen korten tyd niet wel had kunnen bepaalen, maar dat hy zich, des niet tegengaande, ten eersten daar toe zoude verledigen, en zorg draagen , dat Hoogst deszelfs aanmerkingen aan de Heeren Ge. committeerden zouden toegezonden worden, voor den tyd dat de Heeren Staaten der rcfpeétive provintien zouden vergaderen, en de rcfolutien van welgemelde Heeren Staaten daar op ontvangen hebbende, als dan tevens zoude overwecgen, of het nodig zoude zyn, dat de Heeren Gecom mitteerden weder by den anderen zoude» behoeven te komen. Zyn Doorlugtige Hoogheid bleef ook niet lang in gebreke om de hem voorgetelde zaaken nauwkeurig te onderzoeken , en zo* danige middelen te beraamen als Hoogst dezelven nodig oordeelde, om de verfchillende gevoelens te vereffenen, cn eens een einde aan deze netelige zaak temaaken, dierhalven gaf Hy, by eenen brief van den zeven- tien-  HÏSTORIE-BESCHRYVINC. 2-2JT tienden van Zomermaand, aan de Heeren Staaten van Gelderland, Holland, Utrecht j enOverysfel, kennis, datHy, in aanmerking genomen hebbende hoe de verfchillendheid der gevoelens van de kundige lieden, die wederzyds in de zaak der rivieren gebruikt geweest waren, een der voornaamfte 001zaaken was geweest waar door de raadplegingen op dit gewigtig ft.uk vertraagd waren , van oordeel was, dat 'er geen gepaster nog veiliger Weg ingeflagen kon worden, tot wegneeming van deze vertraaging, dan het benoemen van een gelyk getal van kundige lieden, uit Gelderland, Holland $ en Utrecht, die Hy vervolgens gelast had* zich naar de yercifchte plaatfen te begeven om daar de nodige infpectien op het aller-_ naauwkeurigst te neemen, en ten einde aan derzelver verrichtingen meer kragt by te zetten, had Hy goedgevonden, om tevens met dezelven, twee van 'sLands officieren $ op wier bekwaamheid en kunde in'tftuk deirivieren Hy zich volkomen vertrouwen konde, af te zenden, en datHy, nudeezen van hunne reize te rug gekomen waren.; en hem behoorlyk bericht van hunne verrichtingen gegeeven hadden, thans het geP 2 noe- 1767-  228 VADERLANDSCHET t110egen had van een eenpaarig advis, door het daar mede overeenkomende begrip van den luitenant collonel directeur der fortificatiën de Roy, en van den Kapitein ingenieur van Suchtelen, bekragtigd, ter tafel van welgemelde Heeren Staaten te mogen brengen. De gevoelens van hun Edel G: M: betref fendc de middelen welke ter verbetering en hertelling der rivieren, volgens dat advis, behoorden werktellig gemaakt te worden waren nochtans daar over zeer verfchiilende' De Staaten van Holland keurden het advis der zes kundigcn niet alleen in alle opzichten goed, maar waren ook van gevoelen, dat de vier provintien, die bv de rivieren zo veel belang hadden , den Heere Erfted houder, voor Hoogst deszelvs aangewende zorg en moeite in deeze zaak , 0p hetpleg tigst behoorden dank te zeggen. Die van Gelderland en Utrecht vonden 'er egter verfcheiden zwaarigbeden in, en konden zo hgtelyk in de voorflag van Holland „iet temmen. Dus bleef de zaak weder tee, ken Ondertusfchen hadden de .Staaten van Holland, zeer geneigd om voor den aan ftaanden winter het allernodigte, ter af weering der rampen, welke de kwaade geteld-  HISTORIE-BESCHRYVING. 229 fteldheid der rivieren weder, dreigde, voor te komen, befloten, den Heer van den Boet* felaar, benevens de Heeren Gecommitteerde Raaden, tc magtigen om met de drie andere provintien, de voorgeflagene middelen tot berftel ter hand te doen neemen, en indien bevonden mogt worden, dat, tot beter bevordering der voorgeflagene middelen, en ter bereiking van de daar door te verkrygene voordeelen, eenige geringe verfchik king plaats behoorde te hebben, dezelve dan onderling zulks mogten helpen vastftellen , mits altoos de confervatie der bevaarbaar héid van de rivieren de Lek en de Waal, in 't oog houdende, en de proportie van water, by de conventie van den jaare 1745, vastgefteld, bewaard bleef. De Prins Erfftadhouder, de oneenigheid der provintien over dit ftuk met leedwezen ziende, en gaarne de zaaken ten einde willende brengen, gelastte de twee officieren om de zes kundigen op nieuws by een te doen komen , of dezelve de voorgeflagene zwaarigheden der provintien van Gelderland en Utrecht niet uit de weg zouden kunnen ruimen en eene nadere vereeniging van fentimenten uit vinden, en dewyl door die byeenP 3 komst  176 ^3° VADERLANDSCHE 7. komst der kundiger), de verfchcidcnheidder gevoelens werkelyk een weinig verhinderd fcbeen, vond zyne Dooriugtige Hoogheid goed, de Heeren Gecommitteerden der vier provintien weder te befchry ven, om de afgcbrokene conferentien, in 's Gravenhage, op nieuws te hervatten, welke dus in 't laatst van Herfstmaand weder een begin namen, doch die, even als al de voorige onderhandelingen, weder vruchteloos'afliepen, door dien ieder Gewest even vast op zyn ftuk bleef ftaan, zonder dat den een den ander iets in de hand wilde werken, waar door men enkel overeengekomen was, om een' brief aan den Koning van Pruisfen te fchryven, ten einde de behulpzaamehand te bieden tot de werken, die op het Kleeffche grondgebied zouden dienen gemaakt te worden, en de voorziening van den zomerdyk by Herwen, met het herftellen van de twee doorbraaken in den Kruisdyk, tot welke verbeteringen, de Heeren Gecommitteerden van Gelderland verzocht waren de befteeding te laaten doen. Deze Heeren te huis gekomen zynde, floegen ook eerlang hand aan 't werk, doch de kosten liepen, volgens 't oordeel dier Heeren, zo hoog,'dat  HISTORIE-BESCHRYVINC. 231 zy het niet van zich verkrygen konden, om: daar in te bewilligen. Zy bedankten dier,' halven de aanneemers, doch hoorden een derzelven, die 't minste nog gefchreven had, nader, "of het werk niet tot een gematigder fomme, dan veertien duizend en negen hondert guldens, zoals dezelven geëischthad, konde gebragt worden, doch deze verklaarde , dat, door het laatfte hooge water en de menigvuldige zwaare regens, de grond te moerasfig en bedurven wierd, om bearbeid te kunnen worden, dat het jaargetyde reeds te verre verloopen was, waar door de rivier een' nieuwen aanwas had beko. men, dat zodanige werken niet, dan met veel gevaar gemaakt zouden kunnen worden , waar van de gevolgen voor hem verderffelyk zouden kunnen zyn, en dathy, dierhalven, zyn eisch niet zou kunnen verminderen , ten zy het op een honderd ducaaten aan mogt komen. De Staaten van Gelderland gaven intusfchen van dit alles kennis aan die van Holland en Utrecht, waar op de eerstgemelde Heeren Staaten, door hunne Gecommitteerde Raaden, die van Gelderland aan lieten fchryven, dat zy den toeftand der rivieren, cn de vreeze voor P 4 over¬ ijl  JU drie 232 VADERLANDSCHE 57- overftroomingen der Neder -Rhyn, met zo veel bekommering befchouwden, da*- in ' dien het werk der verbetering, met eenige hoop van gevolg, nog voor den winterkoude gefchieden, zy van gedachten waren dat de voortgang van 't zelve niet behoorde' verzuimd te worden, verzoekende dierhal ven, dat deGelderfcheHeeren, ten eersten ten minsten pryze doenlyk, zuiksin Vwe£j! wilden ftellen, doch indien dezelven vol Rrekt van oordeel waren, dat men het werk met geen goed gevolg voor den winter zou kunnen onderneemen, z0 meenden hunne Edel GrootMogenden dat hetzelve alsdan m 't aanftaande voorjaar hoe eerder hoe beter op nieuws aanbeftecd moest worden Die van Utrecht waren van een gantsch ander gevoelen, en betuigden geheel vreemd te zyn van in zulke buicenfpoorige eifchéa te zullen confentecren, doch dat zy echter hoe zeer ook overtuigd, dat, zo Jan- éu s Graven waard open bleef, het fluiten der polder van Herwen, Aert cn Pannerden, voor de provintien aan den Neder -Rhyn Lek en Ysfel gelegen, van geen nut kon zyn, uit enkele infehikkelykheid , wel zo verre wilde komen, om in eene fomme van  HISTORIE-BESCHRYVINO. 233 drie of vier duizend guldens te willen con- i tribueeren, indien het voorfchreven werk ~ daar voor kon worden aanbeftecd en nog voor den aanftaanden winter voltooid zyn, of indien de ingezetenen zeiven, welken door het opkorten van hunne zomerkade, het hooge water hadden gekeerd, voor die fomme wilden aanneemen, om hunne polder, geduurende de volgenden winter voor overftroomingen te bevryden. Dus konden de provintien thans even zo min als te vooren in dit heilzaame werk overeenkomen, waar door alle gewenschte pogingen tot herftel weder verydeld wierden. — Gelukkiger liep het af met de gefchillen in Friesland , 'er was namentlyk zederd eenige tyd een zv/aare twist ont-t ftaan tusfehen het Hof van Friesland endenAcademifchen fenaat van Franeker, wegens" het te regt ftellen van eenige ftudenten derr Academie van Franeker, over zeker ge-ji pleegd misdryf derzelvcn; beide pavtyen beweerden hier toe even zeer bevoegd te zyn , en beiden , begaven zy zich tot de Staaten van Friesland, om, ieder in haar vermeend regt, onderfteund te worden, doch de Staaten lieten voorzigtigP 5 heids 767.^ 3efchil i*(chen :n Hovc n Acadeiifchennaat in riesland ver de  2 234 VADERLANDSCHE £7. neids halve, de uitfpraak van 't gefchil aan zyne Doorluchtige Hoogheid over, die de zaak behoorlyknagegaan hebbende, deAcademifchen fenaat in 't gelyk ftelde, en tevens het Hof gelastte, zieh daar niet verder mede te bemoeijen; en dewyl aan zyne Hoogheid by het onderzoek der papieren, totdat verfchil betrekking hebbende , gebleeken was, dat wel ligt in 't toekomende in twyftel. agtige gevallen, wederom nieuwe verfchilJen by het Hof en den Academifchen fenaat zouden kunnenontftaan, over de erkentenis van bevoegdheid in de rechtsoeffening, gaf zyn Hoogheid tevens te kennen,dat hy, in diergelyke onverhoopte gevallen, zich, des begeerd wordende zyne decifieniet onttrekken zoude. De Staaten van Friesland keurden deze uitfpraak van den Prinfe niet al. leen goed, maar bekragtigden dezelvenook by een befluit van den drieëntwintigften van Bloeimaand des voorigen jaars, doch het ■ Hof, oordcelende gegronde redenen te hebben om zig daar over te beklagen, vond goed zyne bezwaarenisfen hier over onder 'sPrinfen oogen zelve te brengen, in hoop van den Vorst tot andere gedachten te zullen brengen, dan vruchteloos, want zyne  236" VADERLANDSCHE )7_. van het Hof voor altoos verminderd, en . die van den Academifchen fenaat boven de j aloude vastftellingen uitgebreid zou worden , verzoekende dierhalven, dat de Heeren Staaten mede wilden werken ter handhaavinge haarer oude rechten, en den Heere Stadhouder voorhouden om de bepaalinge der Academifche jurisdictie te doen blyven op dien voet, waar by men zich totdus verre niet kwaalyk bevonden had. De Staaten van Friesland befloten egter by hunne refolutie van den drieëntwintigften van Bloeimaand des voorigen jaars te blyven volharden, te meer daar zy oordeelden dat de uitfpraak van zyne Doorlugtige Hoogheid , door hem zelve verzocht geweest zynde op eene wettige wyze gegeeven was, niet te min verklaarden zy van gevoelen te zyn, dat voor 't toekomende, de refolutie van den jaare 1717, na ernftige raadpleegingen en volle kennis van zaaken, omtrent het punt der Academifche jurisdictie genomen, in haar volle kracht diende te blyven. Hier mede nam evenwel de Prinfe Erfftadhouder geen genoegen, want van ter zyden gehoord hebbende, dat de Heeren Staaten zich wel met zyne uitfpraak vereenigd hadden,  244- VADERLAXDSCHS 7. door eenige tegenftrydige bevelen, of nieuwe dispofitievén te laaten aftrekken, door dien zyne Hoogheid zulks, zo tot handhaa. ving van het reglement reformatoir van den jaare 1748, als van de wettige conftitutie der Regeering in den lande van Friesland, en ter bewaaring der regten van de Stad Harlingen, geöordeelt had aldus te behooren Men kan ligt denken dat de Magiftraat van Harlingen niet lang in gebreke bleef om aan de bevelen van den Prinfe Erfftadhouder te voldoen, op dezelven dag dat zy den brief van zyne Hoogheid ontving fteldë zy ook reeds eene publicatie vast, waar by verklaard wierd, dat zy niet langer zoude gedogen, dat door iemand bout in de ftad;. gragt gelegd wierd, het welke gefchikt was om elders verkocht te worden; of het geene elders geveild en verkocht zynde , ondernomen mogte worden weder in de Radsgragtén te brengen; verbiedende wel uitdrukkelyk aan alle de geenen, die zich met zulk eene handel wyze ophielden, om eenig gebruik van de ftadsgragten te maaken. Voorts fchreef de Magiftraat eenen beleefden brief aan den Prinfe Erfftadhouder, om Hoogst dezelven te bedanken voor  And"'- ne ■