W 13  MAATSCH. DER NEDERL. 1ETTERK. TE LEIDEN. Gatal. bl. Geschenk van Tooneelstukhen , 1841.  D E GEWAANDE TOVERY.   D E GEWAANDE TOVERY, ZANGSPEL. GEVOLGD NAAR HET FRANSCHE. Te AM STEL DAM, bY j. HELDERS en A. MARS, in de Nes. 1785. Met Privilegie.   De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens Oétroy door de Heeren Staateo van Holland en Westvriesland , den sden November , 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk van De GEWAANDE T OVER Y, Zangjpel, vergund San j. h f. tl ders en A. ma-rs. ./IiIA.10 TKIA8 WÜ01V?M Amfteldam, den 8 Augustus, 1785. Geene Exemplaaren zullen voor echt erkend worden dan die door één,' der Heeren Gecommitteerden onder* teekend zyn. ^ /r> ^ "v VER-  VERTOONERS. dalin. dorimon. luc e t te. linval. Mevrouw saint clair. een waarzegster gevolg van waarzeggers. HetToonctl verbeeldt een kamer op een buitenplaats.  D E GEWAANDE r O V E R Yr ZANGSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. lucette, alleen, ARIA. '- X)oor welk een hoop wordt vaak myn hart gedreven ? Ze is als het licht dat fchemert in 'c verfchict. Zy doet in ray de zagte rust herleevcn, En zy verdryft myn kwelling en verdriet. Maar 'k zie die hoop, helaas! my wéér hegeeven Gelyk een draal dien men verJvvynen ziet. De rust verlaat me en 't gevaar doet my beeven, Wyl alles my een aklig uitzicht biedt. Door welk een hoop wordt vaak myn hart gedreven ? • Ze is als het licht dat fchemert in 't vcrfcliict. Maar als ik tracht haar ilikkring na te ftrceven, Zie ik,helaas! dat zy weêr van my vliedt. A 4 TWEE-  8 De GEWAANDE TOVERY, TWEEDE T O O N E EL. Mevrouw St. clair, jlucette. Mevrouw St. cl air. Wat aangenaam verblyf! hoe zoet is 't buitenleven ! 't Schynt in myn' ouderdom my nieuwe kracht te geeven. 't Gezang der vogelen, 't gezicht van 't weeldrig groen 'c Verkwikt my alles hier, de jeugt komt by my boven', En ik kan byna niet gelooven Dat myne jaaren reeds zo verf' zich heenen fpoên. lucette, ter zyde. Wat is haar hart gerust! Tegen Mevrouw St. Clair. 'k Moet uw geluk benyden, Myn waarde tante; gy zyt aItyd we, te vreên ^ Nooit klaagt gy over moeilykheên, En vind in alles iets het welk u kan verblyden. Mevrouw St. clair. ö Ja, myn kind; ik ben myn leven nog niet moé\ Wie zich verveelt en knort kan ras dien tyd verkorten, Ten nimften zich in veel verdrietlykheden florten. Leefde ieder een gelyk ik doe, Elk zou veel meer genot van zyne jaaren fmaaken. Men word niet oud zo lang men zich nog kan vermaaken Maar gy zyt fteeds bedroefd , u maalt iets in den zin. lucette. My, tante? Me-  ZANGSPEL. 9 Mevrouw St. clair. Ja; ik zie gy zyt niet wel te vreden. Verklaar my wat u deert! gy weet hoe 'k u bemin. lucette. Men is fomtyds wel ffil en weet niet om wat reden. Mevrouw St. clair. Ja, ja; ligt dat men wat daar van in 't hart ontdekt. AJs zich een zeker iets by ons komt openbaaren, Zo weet men wel waar toe dat ftrekt. Ik zelf, by voorbeeld , zag in myne jonge jaaren Er juist niet kwalyk uit. lucette. Ik hoor van allen kant Dat ieder u heeft fchoon gevonden. Mevrouw St. clair. Een jong heer, welgemaakt, heel vrolyk, vol verftand, Saint Clair, wenschte in dien tyd met my te zyn verbonden, Ik wierd door hem als aangebeên. lucette. En gy, myn tante? Mevrouw St. clair. Wel! 'k had ook geen hart van fteen, l ucette. 'k Geloof het wel. Mevrouw St. clair. . Een man van byna zestig jaaren Kreeg in zyn hoofd met my een huwlyk aan te gaan. ,A 5 ^  'io De GEWAANDE TOVERY, Ik dorst niet zeggen : neen! 'k moest myn geheim bewaaren; Maar toen heb ik wat uitgeftaan! ARIA. Hoe is een jong hart verlegen Als 't in ftilte liefde voédt! Een jong hart tot min genegen 't Welk zyn drift ontveinzen moet. Als liefde zich vcrklaaren wil, Zegt de reden ftraks: zwyg fti!! Welke raad zal 't meest bcl;ooren? Zal men liefde of reden hooren? Het gemoed wordt ftaêg beftrêen, * En men weet zelf niet waar heen. lucette. Ach! hoe beklaagensvvaard was toen uw toeftand niet! Mevrouw St. clair. Schoon dikwyls wel myn kleur myn hartsgeheim verriedt, Bleef (leeds myn oude man zich met het denkbeeld vleijen Dat zulks uit liefde voor hem fproot. Intusfchen kwam de tyd dat ik my moest berciên Tot trouwen ; 'k had in dezen nood Wel in het water willen (pringen. Maar ik verveel u door 't verhaal van al die dingen; • Kom, fpreek'en we ergens anders van! lucette. 6 Neen; ik bid dat gy vervolgt. Mevrouw St. clair. Nu* luister dan'. 'k Had  ZANGSPEL. It 'k Had een toegeevende vriendin, myn vaders zuster; Zy gaf my goeden raad, dies wierd myn hart geruster; Maar 'k moest haar opening van myne zaakeri doen: Zy baande my den weg en ik vervolgde toen. LUCETTE. Wat deed zy voorts? Mevrouw St. clair. Zy wist het all' zo wel te plooijen, En hielp my zo oprecht en trouw, Dat ik myn huwelyk in 't kort om verr' zag gooijen, En dat Saint Clair my kreeg tot vrouw. Nu heb ik alles u doen hooren. LUCETTE. Ach! tante lief! Mevrouw St. clair. Wel nu: ach! tante liefl wat is 't? LUCETTE. Wy hebben één geheim. Mevrouw St. clair. Heb ik dan wel gemist Toen ik u daadlyk zeï dat iets u rust moest ftooren ? LUCETTE. ARIA. 'k Zeg 't maar aan u alleen, Aan u die '1; fteeds zal eeren. Tot wien zou ik my keeren In myn aiigstvalligheên ? É  n De GEWAANDE T O VER Y, Ik voel geftacg myn zorg vermeéren, Myn hart is niet te vreên. Maar 'k wil voor u „iet veinzen, Ontdek u myn gepeinzen, En zoek- uw hulp met een. Wil in myn vreezen Myn toevlucht wezen! Verleen me uw' bylland in myn fmart! Ik weet gy zult myn keur niet faken; Maar ziende hem in liefde MaaRen Zelf zeggen: hy verdient uw hart. Mevrouw St clair. Uy moet beminlyk zyn! lucette. Zo dra gy hem aanfehouwt Zult gy zulks zeggen. Mevrouw St. clair. Maar, mag ilrzyn'naam niet weeten? lucette. 6 Ja; hy is Linval geheeten. Mevrouw St. clair. Linval! die jongeling ? lucette. Saint Clair was ook niet oud. Mevrouw St. clair. Kom , ftel uw hart te vreên ! lucette. 'k Voel reeds myn leed verzagten. Me-  ZANGSPEL. 13 Mevrouw St. clair. Maar houd hy veel van u ? DERDE T O O N E E L. Mevrouw St. clair, lucette, linval. linval. Mevrouw, ik bid haar aan. Mevrouw St. clair. Hoe! waart gy daar? linval. ó Ja; 'k heb alles wel verdaan, En kom u bidden dat gy wilt ons heil betrachten. Gy ziet baar hart behoort my reeds. Mevrouw St. clair. ■Maak u niet ongerust, het blyft het uwe (leeds. linval. Zo ik 't verloor zou 'k nooit myn leed te boven komen: Ik min Lucette alleen, zy is myn eenigst goed. Indien ik ooit haar derven moet, Dan wensch ik dat my ook het leven worde ontnomen: Want buiten haar is me alles niets. Mevrouw St. clair, ter zyde. 'k Bemerk in waarheid dat hy weet myn hart te winnen : Ik vind in zyne houding iets Het welk my zegt dat hy haar altyd zal beminnen. Tc-  H De GEWAANDE TOVERY, Tegen Linval en Lucette. Maar nu, verhaal my eens van waar die liefde kwam, En hoe zy 't ecm haar' oorfprong nam. DUO. , linval eil lucette. Gy brengt het feest u wel te binnen Waar op wy danflen met elkaêr ? Daar wist de liefde ons te overwinnen, Daar wierden wy haar kracht gewaar, LINVAL. Straks voelde ik een geheel nieuw leven, En wierd ais uit my zelf vervoerd. LUCETTE. Straks voelde ik al myn leden beeven, Nooit was myn geest zo fterk ontroerd. LINVAL. Haar hand al trillende in de myne LUCETTE. Myn hand al trillende in de zyne LINVAL. LUCETTE. Ontving van my ' Gaf hem voor my TE SA AM EN. Een trouw die ik<^ ^eeuwig wy. LINVAL. Ik was geheel als opgetoogen, Ik hoorde maat noch toonen ïnecr. LUCETTE. Ik dwaalde en warde keer op keer: Want ftiêg ontmoetten my zyne oogen. LINVAL. Haar hand &c. LIN-  ZANGSPEL. 15 Mevrouw St. clair, ter zyde. Hoe is myn ziel met hen bewogen! Hunne onderlinge min maakt nog myn hart verheugd. 't Is Hechts uit nyd en onvermogen , Dat de ouderdom veeliyds de liefde laakt der jeugt. Tegen Lucette. Heeft hy zyn' oom alreeds hier over onderhouèn? lucette. Zyn oom denkt zelf met my te trouwen, Dewyl myn voogd zyn woord hem gaf. Mevrouw St. clair. Geen nood ! gy moet in 't minst daarover u niet kwellen : Hy haalt zyn woord weer in en fiaat dar huwlyk af. lucette. Ja; maar met inzicht om zich in de plaats te (lellen. Mevrouw St. clair. , Dat 's waar; 't is my niet onbekend Dat hy die gekheid heeft onlangs in 't hoofd gekregen; Hy heeft zulks niet voor my verzwegen. Maar 'k zal wel zorgen dat dit kwaad worde afgewend. lucette. ^ Ach! Mevrouw St. clair. Hou maar goeden moed ! wy zullen ons vermaaken. Hy is geftaêg bevreesd hoewel hy zulks ontveinst. Dan is 't op 't onderfcheid der jaaren dat hy peinst, Dan zegt hy: een jong hart kan ligt aan 't vvanklen raaken. In 't kort ik merk dat hy de zaak (leeds overdenkt En dieper in gaat zien-: want alles doet hem fchroomen; Ja vi ■ ■ ■•":  i<5 De GEWAANDE T O VER Y, Ja zelfs flaat hy geloof aan droomen. Deez' nacht is door een'droom zyn rust nog meer gekrenkt: Want fchpon hy by 't verhaal zei dat hy dien niet achtte En daar den (pot mee dreef, kon ik wel beter zien, En heb wel opgelet dat hy al beevend lagchte. Digs zal ik hem, zo 'k my thans van zyn' angst bedien, Voorzeker in zyn opzet (tooien. lucette. Ei zeg, op welk een wyze. Mevrouw St. clair. Ik zal het u doen hooren. LINVAL. Helaas! al myne hoop beftaat in u alleen. Mevrouw St. clair. Ik hoor gerucht: kom, gaan wy heen! VIERDE T O O N E E L. dalin, alken. ARIA. 2° 'k op voorfpook acht wou gcevcn, Gewis wierd ik bedeest; Maar 'k wil dien angst weérftreeven, Neen, neen ; 'k ben niet bevreesd : Het is maar enkel fchyn geweest. Wat toch zou me oveikomen, En waar toe my gekweld? Laat ik geen onheil fchroomen! Maar dat droomen ! ach ! wat droomen! Ik ben er van ontfteld. Een  ZANGSPEL. 17 Een liaan, reeds bejaard, Maar wakker nog van aart, Liep om een kipje dwaa'en; Een wouw die neêr komt daalen, Befpiedt een goede kans Om 't kipje weg te baaien, En de haan verandert in een gans. Ach! Lucette! myn uitgelezen! Zond gy dat kipje wezen ? En ben ik ook?.. Neen, neen; 'k ben niet bevreesd; Het is maar enkel fchyn geweest. Neen, neen; ik wil niet fchroomen ; Wat geef ik ora dat droomen! 't Is gewis maar enkel fchyn, Het kan niets anders zyn. V T F D E T O O N E EL. dalin, lucette. dalin. Ik groet u, engel lief! gewis heeft myn Lucette Een goeden nacht gehad , haar oogen liaan zo frisch. lu c e t TE. 6 Neen; (leeds was er iets dat my den flaap belette; Het fchynt als of de rust van my geweken is Sints'gy befloten hebt me aan Dorimon te geeven. dalin, ter zyde. Goed zo! l ucette. Vergeef het my dat ik myn meening uit; B Maar  18 De GEWAANDE TOVERY, Maar wat ik doe ik zal met hem nooit kunnen leeven. DALIN, ter zyde. Heel wel! nu is er niets dat myne wenfchen fluit. l.ucette. ARIA. Neen; Dorimon, fchoon ik hem acht. Kan myn zinnen niet behaagen; Vergccfsch is 't dat ik tracht Hem liefde toe te draagtn; Maar geen keur is immer goed Die men gedwongen doet. Als men my toe wil ftaan Met wien ik wil te leeven, Zal ik my niet beraên Om ftraks myn hand te geeven; Maar tegen zin Te zeggen : 'k min ; Is bedriegen •En liegen. Neen, neen; geen keur is immer goed Die men gedwongen doet. DALIN. Ik heb my ook bedacht en zie er weer van af; Hy is de rechte niet: wat kan zyn vreugd tochbaaten? Zyn vrolykheid is woest, verveelend, uitgelaaten; Hy wil nog jeugdig zyn en gaat reeds naar het graf. Daar by te trouwen op zyn jaaren! Zulks is dien neef, dien wy vol angst hier fteeds zien waaren Als  ZANGSPEL. 19 Als of hy ons geftaêg zyn erffenis verweet, Befteelen ; 'kwou niet gaarn' datikdiefchaêhem deed. Men moet met 's naastens goed zich nimmermeer verryken. LUCETTE. Wat denkt gy braaf en vroom! DALIN. Hy dien ik heb gedacht Aan u te geeven, zal veel beter u gelyken: Hy is nog niet zo oud en in zyn volle kracht. Schoon niet in de eerlie jeugt heeft hy nog jonge trekken, En is heel welgemaakt; zyn tedre liefdefmart Doet hem een voorbeeld van oprechte min verftrekken. Hy is voor al zo goed van hart. LUCETTE. En wie toch is die man ? DALIN. Dat moet gy nu eens raaden; Hy lykt wel wat op my. LUCETTE. 'k Wed dat gy zelf het zyt. DALIN. Ja,fehelmpje. Hoe! gy lagcht! 'k zie dat het u verblydt. LUCETTE. 'k Weet niet waarom; dewyl myn hart met angst belaaden Om 't geen ik heb gezien , het naderend gevaar Moet vreezen dat ons dreigt. DALIN. Wat wilt gy daar mee zeggen? B 2 lu-  ao De GEWAANDE TOVERY, lucette. Misfchien dat ieder dat zo erg niet uit zou leggen, Noch als iets kwaads befchouwen; maar... dalin. Wat was het dan? lucette. Och! niets. dalin. Zeg wat u dus ontzette, Of ik word boos. lucette. Ik vrees dat ge om my lagchen zult. dalin, ernftig. 'k Lagch van myn leven niet, dat weet gy wel, Lucette. lucette. 't Is enkel maar een droom die my met fchrik vervult. dalin. Een droom? lucette. Ja, mooglyk zonder reden. Jk weet een droom is fteeds vol dubbelzinnigheden En meest bedrog; nochtans die wouw en de oude baan Verandrende in een gans!.. dalin. Wie deed u zulks verdaan ? lucette. Ik heb tot driemaal toe, zo dra 'k in flaap geraakte, Denzelfden droom gehad deez' nacht. DA-  ZANGSPEL 21 DALIN. Hoe! droomde gy ?.. LUCETTE. 'k Heb wel gedacht Dat gy, zo ik 't u kenbaar maakte, \ly wis befpotten zoud. DALIN, ter zyde. Dit dunkt me is vry wat flerk. LUCETTE. Had ge eens gezien wat my al vriendfchap wierd bewezen Door deze wouw! DALIN. En vloog die met u op naar 't zwerk ? LUCETTE. Och! ja! en toen ik was een endweegs opgerezen , Zaè ik myn arme gans zo naar en droevig Haan. DALIN, ter zyde. Wat voorval! maar, hoe't zy, 'k laat myn befluït niet iteeken. LUCETTE. Gy fchynt ontfield ! DALIN. Ik heb daar reden toe zo 'k reken. Lucette ik heb u lief. LUCETTE. Daar twyffel ik niet aan, Dewyl gy 't zegt. DALIN. Ik weet niet wat ons is befchooren ; Maar my kwam dezen nacht die zelfde droom te vooren. B 3 D UO.  22 De GEWAANDE T.OVERY, DUO. LUCETTE. DALIN. Hoe! zaagt ge een' haan Ja ; 'fe zaa eeïCbilla By 't kipje ftaan? By >t ,.ipje ftaM_ En dat een wouw ter neder kwam En dat een wouw ter neder kwam Die in de vlugt hetkipjenam? Die in de vlugthetkipjenam. " LUCETTE. Helaas! Wat doet die wouw my fchroomen ! DALIN. Helaas! Wat is dat bitter droomen! LUCETTE. Dat jonge kipje! DALIN. En de oude haan! LUCETTE. En de oude haan! DALIN. En deze wouw! Wat of zulks toch beteeknen zou! TE SAAMEN. De eigen droom in d'eigen nacht Beiden voor 't gezicht gebragtl LUCETTE. Dit moet gewis iets wezen! DALIN. Ja; 't moet gewis iets wezen! TE SAAMEN.' 't Is wel gegrond althans Dat my die droom doet vreezen. LUCETTB. Ik ben het kipje! DA-  ZANGSPEL. 23 DALIN. Eu ik de gans! TE SAAM EN. Myn vrees is wel gegrond althans. DALIN. Waar ik kan niet dootgronden Wie deze wouw mag zyn. lucette. Die was, naar'k heb bevonden, Snel in 't vliegen, loos en fyn. te saamen. 't Is wel .gegrond, enz. Enjjy het kipje enooven looven boven; _ Dat gy hem niet meer Dat gy my met meer Zeg of By min, «»»tï TE SAAMEN. Maar antwoord dan! LUCETTE. Ach! vraag my niet I (preek nergens van l Mevrouw St. CLAIR en DORIMON. / Waartoe hem in dien angst te laaten ? 't Zwygen meerdert zyn verdriet. LINVAL. LUCETTE. Mevrouw St. C L AIR. Waartoe my in dien 'k Verdien niet dat gy en DORIMON. angst te laaten? my zoud haaten; Schept °y vermaak in Ach! Linval,verdenk Maar antwoord dan en my„ verdriet ? WV .ni«! fehrei zo niet - LUCETTE. - 'k Word door pligt daar toe gedrongen. Mevrouw St. CLAIR, LINVAL en DORIMON. En welk een pligt is 't die u dringt ? C 4 u"  40 De GEWAANDE T O VERF, LUCETTE. 'k WorJ door magt daar toe gedwongen. Mevrouw St. CLAIR,, LINVAL enMOkluók E" vvclk ee» Biagt is 't die u dwingt? LUCETTE. Hy heeft dit fchrift van de tod van myn'vader : 'kStel u tot voogd,-k heb niemand naders En geef aan u de magt die ik als vader had. DORIMON. LDPPTTr . i*ui_E fTL en LINVAL. Hy heeft op haar de magt van va- Hy heeft op ƒ my j der, 1) u dc lnagt van va- V. (der, 't Blykt ons duidlyk uit dat 'k Las 1 blad. 'k Hoor j 'ny" V°"nis uit dat hh*- Mevrouw St. CLAIR. Ach 1 myn broeder, welke wegen ! Misbruikt ge een mag t door u verkregen! 'k Had van u dit niet gedacht. LUCETTE, LINVAL en DORIMON. Ach ! welk een ftrcnge magt! Hoe maakt zy ons verlegen! Mev.  ZANGSPEL. 4i Mevrouw St. CLAIR. Hoe loopt ons dit nu tegen! Wie had dat ooit verwacht! Mevrouw St. CLAIR. Zacht! 'k Weet raad; 't is niet niet al! LUCETTE, LINVAL en DORIMON. Wat kan men doen in dit geval ? Mevrouw St. CLAIR. Daar komt my iets in de zinnen, En my fchict een list te binnen, Die hy niet ontwyken zal. Hebt gy kennis van getyên ? DORIMON. Neen; ik niet. LUCETTE en LINVAL. Noch ik, noch ik. Mevrouw St. CLAIR. Slaat gy acht op toveryen? DORIMON. Neen; ik niet. LUCETTE en LINVAL. Noch ik, noch ik. C S MèV.  42 De GEWAANDE TOVERY, Mevrouw St. CLAIR. Ily wel, en komt dus in den ftrik. DORIMON. Hoe! zou hy daar geloof aan Gaan? Mevrouw St. CLAIR. ö Ja; laat my nu maar begaan! LUC E T T E en L 1N V AL. Hoe! zou enz. Denkt gy hem tc bewëegén Ons huwlyk toe tc ftaan? Mevrouw St C L A1 R. Ja; Iaat my maat begaan! DORIMON. Ik twyffel er nog aan. LINVAI^n LU- Mevrouw St. CLAIR, DORIMON. Wat ze. Wat heil, 'k Beloof u,'k zal hem Wat vreugd, zo gy hem gen, wat zegen, welbeweegen, kost heweegen Zo hy dit toe wou Dat by dit huwlyk toe Dat hy dit huwlyk tot ftaan ! zal ftaan. wou ftaail, Mevrouw St. CLAIR. Thans zyn er hier waarzeggers in tjcflreeken. LINVAL. Wel nu? wel nu? Me-  ZANGSPEL. 43 Mevrouw St. CLAIR. Hy wil ze fpreeken; Spreek gy hen eerst! LUCETTE, LINVAL en DORIMON. Dat 's wel bedacht! Mevrouw St. CLAIR. Zo vvordtuw wensen voibragt. Mevrouw St. CLAIR. LlJ CETTE, LINVAL en ■ Ach ! myn broeder, welke wegen! Hoe zal hy nu zyn verlegen ! 1 Misbruikt ge een magt door u Hy denkt dat men hem is gen* verkregen! gen 5 ' 'k Had van u dit niet gedacht. Maar dit is iets dat hy niet wacht. LUCETTE en LINVAL. Nooit had ik myn wensch verkregen Had zy dit niet uitgedacht. Mevrouw St. CLAIR. Men zal hem wel verftrikken,. Zo wordt uw wensch voibragt. LUCETTE, LINVAL en DORIMON. Men zal hem wel verftrikken f Zo wordt ^ ™yn wensch voibragt 't Is wel bedacht! Mevrouw St. CLAIR. Nu niet gewacht I wy  44 De GEWAANDE TOVERY, Wy moeten alles gaan befcfcikken. TK SAAMEN. f~uw Zo wordt.; myn wensch voibragt. l_hun Einde van het eerjle Sedryf. TWEE-  ZANGSPEL. 45 TWEEDE BEDRYF. EERSTE T 0 0 N E E L. DALIN, alleen. Terwyl men bezig is met ons contract te ftellen, Wacht ik de tovenaars. Eer ik iets onderfchryv', Wil ik voor af omtrent het geen ik thans bedryf Verlicht zyn, en myn lot door hen my doen voorlpellen. TWEEDE T O O N E E L. LINVAL, DALIN. LINVAL. Wat heil is my beloofd ! DALIN. Hoe toch zo wel gemoed? Wat is 't? LINVAL. Wensch my geluk, myn heer! DALIN. En waar meê moei Ik u dat wenfehen? LIK-  4« De GEWAANDE T O VER Y LINVAL. Met het geen ik heb vernomen Zy hebben alles in myn voordeel uitgelegd. DALIN. Zo heeft men u voorzegd wat u zal overkomen? LINVAL. Of men my dat ook heeft voorzegd ! ARIA. Ziet gy deze trekken ? Let hoe zy zich tiiekkcn Als een lange band. L.n der fchoonfte vrouwen SChenkt my hart en hand; 'k Zal in »t l;ort haar trouwen, Niets zal dat wecrhouên, Zy fcbenkt my hart en hand. Hier ziet ge een booze fter, Op myn geluk verbolgen; Waar zy gaat niet verr', En kan haai' loop niet volgen. Zie, het zy word gefruit! Al haar kracht is uit. Maar zie deze trekken! enz. DALIN. Die booze fter is fchoon gefopt naar myn gedachten. LIN.  ZANGSPEL. 47 LINVAL. Ik hoop het zo. DALIN. Hou ftil! 'k hoor dat zy daar reeds zyn. Zeg aan Lucette dan dat zy hier ook verfchyn', En laat me alleen om hen behoorlyk af te wachten. Marsch der Waarzeggers, tusfchen welken met veel plegtigheid een fpiegel met een kleed overdekt gedraagen word. DERDE T O O N E E L. DE WAARZEGSTER, DALIN, LUCETTE, LINVAL, GEVOLG VAN WAARZEGGERS. DALIN. Wie zal my nu den loop voorfpellen van myn leven? DK WAARZEGSTER. Ik. DALIN. Gy? DE WAARZEGSTER. Geefhieruwhand. Wat'sdat?gyfchynt te beeven. DA-  4? De GEWAANDE TOVERT, DALIN. 'k Beken dat min of meer myn noodlot my ontrust. DE WAARZEGSTER. Dat 's niets, gy zult terftond van alles zyn bewust. ARIA. Terwyl de Waarzegster Dalin bezig houdt, verfchynt Linval, als een Waarzegger gekleed , met Lucette achter op het tooneel. Ik zie de vreugd haar glans verfpretden; Zou wel de min een fees; bereiden ? 't Is all' hier vrolyk, bly van geest: ja; 't is gewis een bruiloftsfeest, 'k Zie zang en dans elks hart verheugen ; Men drinkt den wjn met volle teugen. Wat heilryk lot fpelt deze dag, Zo 't all' zo gunstig blyven mag ! Maar ik hoor bet onweêr Ioeijen; Wat helfche geest toont hier zyn kracht? 'k Zie in een hollen , naaren nacht r Het aklig achterdenken groeijen. En de min, die beducht Ilecnen vlucht. da-  ZANGSPEL. 49 DALIN. Zou 't geen gy zegt myn noodlot wezen ? My dunkt het is vol duisternis. Maar laaten wy eens zien of hier niet iemand is, Die klaarder in de hand zal van Lucette leezen. DUO. LINVAL. Zonder inzicht doet ze een ftoet Van vermaaken om zich zweeven. DALIN. Zonder inzicht, dat zegt gy heel goed. i l L IN VAL. Zy ontfteekt een liefde gloed; Elks hai'i weet zy de wet te geeven Zonder dat zy 't zelf vermoedt, DAL IN. Wel gezegd: zonder dat zy 't vermoedt. LINVAL. Ze is zagt van zin. DALIN. Dat 's een goed teken. LINVAL. Stil en zedig; niet te min... D D A<  5o De GEWAANDE TOVERY, dalin. Ja ; de rest volgt zonder fprceken. linval. Zonder inzicht, enz. linval. dalin, ter zyde. Maar wat zie ik hier veifchy- Ach! 't is myn droom! nen? Daar is het kipje .' 'k Zie het geluk vcrdwynen : ter zyde. Waar kö, kb, komt dat toch Stil!.Daar is de haan. van daan ? Ja ;'khoumy ftil. Maarwat kó, Stil! zeg ik u, en omreden. komt daar naar beneden? Wat word ik in de lucht gewaar ? Ach ! 't is de wouw, dat zie ik Ik zie iets zwerven, dat is klaar. klaar. lucette, ontroerd. Myn heer, wat wil hy daar toch meê te kennen geeven? Zqu wel het geen ik heb gedroomd Bewaarheid worden? ach! hy maakt my zo befchroomd.i dalin. 't Is niets, Lucette lief, gy moet uw'angst weêrftreeven;: Geloof my, lagch er om. Ga heen ! gy zyt ontfteld. FIER-  ZANGSPEL. ji VIERDE T O O N E E L. dalin, de waarzegster, gevolg van "waarzeggers dalin. 't Is niet genoeg dat gy fiecbts iets onzekers meld Waar van ons de uitkomst kan bedroeven : Maar zo gy weet al 't geen zal in 't vervolg gefchiên, Kunt gy ons dat ook niet doen zien? de waarzegster. Ö Ja, zeer wel,- daar toe zal ik alleen behoeven Gebruik te maaken van dien fpiegel en een lint, Dat driemaal om het hoofd van haar die gy bemint Geflingerd is geweest; maar 't moet niet zyn gefleten. dalin. Ik zal 't u geeven. Kan ik op die wyz' dan weeten Wat my gebeuren zal? de waarzegster. Indien ik buiten dat Ook op een blad papier uw beider naamen had, Heel onder aan gelyk gy zyt gewoon te teeknen, Zulks zou my alles nog veel beter uit doen reeknen. Doch zo 't niet'wezen kan.... dalin. Neen , neen; ik zal ons merk D 2 TJ  52 De GEWAANDE TOVERY, U ook bezorgen. DE WAARZEGSTER. Goed; ik ga dan voort aan 't werk. V T F D E T O O N E E L. de waarzegster, gevolg van waargers. C H O O R. Schenk ons uw hulp, ó zeventa! planeeten! 6 Magino, die 't ftarge welf kun t meeten ! . Befiraal ons heden met uw gunst, En fta ons by door uwe kunst 1 ZESDE T O O N E E L. de waarzegster, gevolg van wa a R- zeggers, Mevrouw St. clair. Mevrouw St. clair. w el nu ; zal 't gaan ? C H OOR. Ga hier van daan! Mevrouw St. clair. Maar zegt dan hoe de zaaken ftaan. CHOORj  ZANGSPEL. 53 CHOO R. Ga hier van daan! ga hier van daan 1 Zy vertrekt. Schenk ons uw hulp, 6 zevcn'al planeeten! 6 Magino,die ftargewelf kunt meetenl Bcftraal ons heden met uw gunst, En fta ons by door uwe kunst! Voorfpel ons docr de hcmekeeknen Den uitflag van dit lotgeval! Gy die altyd weet: uit te reeknen Wat in de lucht gebeuren zal. Gy ziet voor uit de winden draaijen, Gy weet wanneer het hard zal waaijen , De zoncklips , den maanefcbyn, En ook wanneer 't mooi we6r zal zyn. Z E V E N D E T O O N E E L. DE WAARZEGSTER, GEVOLG VAN WAARZE G E R S , DALIN. DE WAARZEGSTER. "Wel nu? DALIN. Zie daar het lint, en teffens breng ik u Ook onze naamen: z)n die zo 't behoort gefchreven? D 3 D E  54 De GEWAANDE TOVERY, de waarzegster. Goed! Buig u met ontzag! Tegen haar gevolg. Zet hier den fpiegel nu! Intusfchen, groote Osmin, zal ik dit fchrifc u geeven Om dat te ontcyfferen; nooit hebt ge in iets gemist, Zie dan ook nu wel toe dat gy u niet vergist. dalin. Mag ik ook zien wat hy gaat fchryven? de waarzegster. Voorzeker neen; gy moet hier blyven. Kniel neder! Zy doet Dalin nederknielen , en bindt hem het lint om het hoofd. Door dit glas word alles u bekend. Maar op dat niets u blyv' verholen, Word u op't allerftrengst bevolen Dat gy uw oog daar van thans naar niets anders wend- AG T-  ZANGSPEL. 55 AG T S T E T O O N E E L. de waarzegster, gevolg van waarzeggers, dalin, lucette, linval, Mevrouw St. clair, dorimon. De vier laatjlen Myven achter het tooneel, en komen vervolgens de een na den anderen te voorfchyn. DUO. de waarzegster. Z« wel naar 't geen Verfchynen zall DALIN. Zien wy naar 't geen verfchynen zal 1 DE WAARZEGSTER. Dat niets u verzette! DALIN. Dat niets my verzette ! DE WAARZEGSTER. Heel wel! Wat ziet gy nu ? DALIN. 'k Zie niet niet al. DE WAARZEGSTER. Wat ziet gy nu? DALIN. Ik zie Lucette: Zie hoe zy lagcht! het lieve kind 1 DB WAARZEGSTER. Zie hoe zy lagcht! D 4 da-  S<5 De GEWAANDE TOVERY, DALIN. Het lieve kind! DE WAARZEGSTER. Tot wicn richt zy ha are lonken? Ziet gy wel kaar hart ontvonken? 't Is een bewys dat zy bemint. DORIMON. Ach ! zy richt tot my haar lonken! Zon ik dus haar hart ontvonken? Is het de min die haar verwint? DE WAARZEGSTER. Ja; 't is de min die haar verwint. Dat niets den voortgang thans belette! DALIN. Dat niets den voortgang thans belette.' - DE WAARZEGSTER. Het gaat nu goed, gy ziet Lucette. D A LIN. Ja wel;*t gaat goed, ik zie Lucette. Zie hoe zy lagcht! het lieve kind! DE WAARZEGSTER. Het is de min die haar verwint. DALIN. Is het de min die haar verwint ? DE WAARZEGSTER. Maar nu dieat gy wel op te pasten; Schrik niet als gy u ziet verrasfen ! DALIN. Denk niet dat ik zo li^t ontfleli'. DE  ZANGSPEL. IJ DE WAARZEGSTER. Zyt op uw hoede en hou u wel! Zeg of gy niet iemand ziet. DALIN. Ja ; maar... DE WAARZEGSTER. Wat is 't? DALIN. Waar die iemand ben ik niet. Die duar ftaat is Linval gtheeten. DE WAARZEGSTER, 'k Weet het wel. Ziet gy hoe dat Hy Lucettcs handen vat V DALIN. Ja; 'k zie hoe dat Hy Lucettcs handen vat. Ter zyden. Ik begin van angst te zweeten, Hoe zal'thier nog verder gaan! Zou zy dus haar' pligt vergeeten! Zou zy my zo fnood verraên ! Tegen de Waarzegfler. Ach ! hoe ziet hy haar in de oogen ! DE WAARZEGSTER. Zit {til! het is nog niet gedaan. DE WAARZEGSTER. DALIN. Blyf een wyl nog onbewogenHoe ben ik door haar bedrogen ! P 5 Al-  5$< De GEWAANDE TOVERY, Alles is in my» vermogen, Ik kan 't langer niet geiloogen , Ik zal u tertlond ontdaan. 't Is niet meer om uit te ftaau. Als ik wil is 't all' verdwenen, Waar wil dit nog met my hecnen! Zo 'k maar blaas vliegt alles Was maar alles reeds verdwenen! beenen , Gy word daaJIjk dit gewaar. Ach! ik bid U, blaas dan maar! [) A1,1 N. Ik zie Doriinon ben veteenen! Hy ftj.nt in drift op. c U O O r. 't Is klaar! DORIMON.' Tot hunne trouw hebt gy uw (tem gegeevcn. DALIN. i Hoe ! ik myn ftem! dat 's niet gefchicd. CIIOOR. Hebben wy dan uw teekning niet? DALIN. Dat 's fchclmery! c H O O R. Zo ftaat ze vry: Want daar is een goed oogmerk by. DORIMON, MEVROUW St. CAIR. Gy hebt uw' naam zelf onderfchreven. DALIN. Dat 's fchèrmery l mevrouw st. clair. Daar is in 't minst niet aan misdreven : Want'daar is een goed oogmerk by. do  ZANGSPEL. 59 DORIMON. De groote Osmin is myn notaris. DALIN. CHOOR. . De groote Osmin is een falfaris. De groote Osmin is zyn notaris. ME VRO UW St. CL AIR. Kom, broeder, laat u> overrecden ! Gy ziet hoe teer zy hem bemint. LUCETTE en LINVAL. Zyt niet om deze list te onvreden! Denk wat de liefde niet verzint. MEVROUW St. CLAIR. Kom, broeder, laat u overreeden! Befchouw haar toch gelyk uw kind! LUCETTE en LINVAL- Mev. St. CLAIR en D O RIM O N. Zyt niet om deze list te onvre- Kom, broeder, "7 ,aat „ ovcrree. den ! MJ'n vriend,kom J d(m , Denk wat de liefde niet verzint. Gy ziet ll0e te5r zy iiem bemint. Laat u in 't einde eens overree- Waar toe dan nu llunn' wens.ch i den ! beftreden ? < Befchouw4 my toch gelyk uw Befchouw haar toch gelyk uw kind! I ll,aar (kind! DALIN. Nu; 't is dan wel; maar 'k wil u zweeren, Dat dit bedrog my heugen zal. LAAT-  «