1095 F 30  _ MAATSCH. DER NEDERt. LETTERK. TE LEIDEN. g Catal. bl. Geschenk van Tooneelslukken, 1841,   JONKHEER 3)HK de BiAAVE O F DE OVERYSSELSCHÈ BOEREN REDDING ZINSP EELEND B L TS P EL. IN VIER BEDRYVËN. Per -darios eafus et tot discrmiina rerum Pervenimus. *~ Vibgiliüs. Te AMSTERDAM, Bv J. L. van LAAR MAHUET; Boekverkoper op het Rokin, 0VO__ de Beurs,  VERTOONERS. JonkHEEr|Dirk, een Land-Eedelman. VRtAERD, Vriend van Jonkheer Dirk. HarME, een Boer, en Vaeder van Grietje. Kees, een Boer en Vaeder van Jan. Jan, Zoon van Kees enVryër van Grietje. Grietje, Dogter van Har me en Vryflcr van Jan. De Schout, van het Dorp. De Gerechtsboode. Eenïge Boeren en Boerinnen. fltt Toneel is in Qverysfel.  EERSTE BE DRY F* {liet Toneel -verbeeld een gedeelte van een Dorp. Op de Straat word gefpeeld.) EERSTE TONEEL. Harme. Kees. Har me. Meen Keesfiuur! het kan niet fchikken. Ik heb tegen uw' Zoon niet, want ik weet dat hy een brave jongen is; maar ik heb befloten myn Grietje nooit aan een' Boer te geeven , fchoon ze zelfs maar een boeremeifie is. Zy moet Steêwaerds in, en de goejeluy gaan dienen ! Kon uw Zoon eert goed ambacht, en was hy geen' Boer, dan was myn' Kind tot zyn dienst. Kees, Wel buurman Harme! Ik dagt niet dat gy zo vies met uw waar zoudt zyn! Ik beken, uw Grietje is een knappe deern, die A 2 wel  4 Jonkh eer Dirk wel aan de man zal komen; maar myn Jongen is ook zo fris op zyne kooten, als een in ons Dorp. Of is het, om dat ik hem niet veel meé kan geeven? Wel ik denk dat uw dogter ook geenefchattenzal hebben; want wy. kennen malkaar al te lang om niet te weeten, hoe zwaar wy beiden weegen, en ronduit gezegd, ik geloof dat wy malkaar niet veel ontlopen zullen* Al wat gy daar zegt is de waarheid, en ik geloof zelfs dat myn kind beeter party aan uw' Zoon zou doen, dan hy aan haar, althans , dat zy portuur zyn. Bovendien , zy zyn beiden willig, en die zyne pooten wil nitfteeken, kan altoos aan de kost komen. Toen ik trouwde had ik met myn wyf zaliger geen honderd guldensin dc weereld, en evenwel ben ik 'er doorgeraekt. Maar dat moet ik 'er byzeggen, toen waren de tyden, zo als je weet, heel anders; dat een Boer had, kon hy zeggen is myn, en nu niet. Toen wierd hy als een vry mensch be-  de braave. 5 behandeld, en nu als een halve flaaf van den Schout. En daarom zal myne dogter met myn goedkeuring nooit met een' Boer, ten minden hier om ftreeks, trouwen. Vatje het Buurman? Kees, Dan zullen wy 'er niet langer over praeten! Maar evenwel moet ik u als goed vriend zeggen, dat zy ftapel gek nae malkaar zyn, en als zy horen dat zy niet kunnen trouwen, vrees ik dat myn Jan, die een olyke guit en meifiesdief is, nog eens de kraan in uw Grietjes vat zal fteeken; en dan zal het tog op trouwen moeten uitkomen. Harme. Ik weet zeer wel, dat ik 'er altoos de hand niet kan voorhouden; maar evenwel zal ik het zien voor te komen. Myn voornemen is, om haar nog morgen naer de ftadt te brengen, en by goede menïchen in een' dienst te befteeden. Evenwel, heeft uw Zoon. liefde yoor haar en zy voor hem, laat A 3 hV  6 Jonkh,eer Dirk hy dan nog een ambagt Ieeren, daar hy in de eene of andere Stadt of in eenandreProvintie zyn brood meê kan winnen, en als hy dat verftaat kan hy ze kreigen. Haar aangaande, laat zy zo lang op hem wagten en intusfchen met dienen wat profiteeren. Zy zyn beiden nog jong genoeg! Het is bedroefd dat het goed tegenwoordig zo. vroeg krols word! Kees. Wel Harme! Wel Harme! Is dal nu wyzemans praat? Gy weet immers zelfs wel beeter, dat een ambagt van jongs op moet geleerd worden, en myn jongen al ryklyk oud is, om van onderen op te beginnen. En ftel al eens, hy probeerde het uit liefde voor Grietje, dan zullen 'er zyn kneukels niet nae ftaan, door het harde boerenwerk, dat hy altoos by my heeft moeten doen. Harme. Dat kan ik niet gebeeteren , het zyn uw jongens zaeken ; maar voor myn part, ik zag  de braave. 7 zag liever dat zy de derdendaegfche koorts kreeg, dan haar met een' Boer te laten trouwen. Al moest zy al haar leeven droog: leggen en nooit aan een keerel komen. Kees. Dat zal zy u met 'er tyd >el anders Deduiden. Intusfen moet ik u ronduit zeggen ; ik dagt niet dat gy zo koppig waart, en heb u altyd voor een reedelyk man gehouden : maar nu zie ik dat ik my bedroog. Harme. Ik ben noch koppig, noch onreedelyk, en om het u te toonen , daar ginter zie ik, komt onze braeve Dorpvaeder, Jonker Dirk, aangaan; die gy weet dat altoosregtuit fpreekt. Zyt gy te vreede, dan zullen wy hem aanfpreeken en verzoeken te beflisfen , of ik als vaeder van myn enig kind gelyk heb dan niet ? Zegt hy dat ik ongelyk heb; dan is myn Grietje nog van daeg voor uw Jan!... Wat zegt gy ? • • •. Zyt gy 'er rneede tg vreede;? Kees,  r Jonkheer Dirk Kees. Ja wej! dat top ik. Hy is een braaf en gemeenzaam man, die ons wel te woord zal ftaan. Wat zyn wy gelukkig, dat zyn buitengoed zo digt by ons Dorp legt! Het is te bejammeren dat zo een goed man , zo veel om onzentwille heeft moeten uitftaan. Harme. Ja zeeker ongelukkig, maar aan de andere kant is het nog een geluk, dat wy hem evenwel hebben ; want fchoon hy uit het Gerecht geweert word ; is evenwel de Schout met hem drommels gefchooren en bang voor hem. En geloof vry, Jonker Dirk is geen rot om voor een gat te vangen, en weet wel wat hy doet. Hy zal in •t lest nog triumpheeren. Kees. Dat geloof ik juist ook wel, en anders, zo ons request, daar het Gerecht van deeze nae de middag over zitten moet, geen goe*  deBraave. 9 goede uitflag heeft, zulleri, wy uit dankr baarheid nog iets voor hem moeten doen. Doch gaen wy hem te gemoet! hy mogt fomwyle een anderen weg inflaan! TWEEDE TONEEL. Jonkheer Dirk. Harme. Kees. Kees. Uwe dienaeren, Heer Jonker! Jonkheer Dirk. Goede morgen Vrienden! hetfchynt nog gezond werk te zyn! Kees. Door Gods goedheid, ja! Harme. Nog al reedelyk nae myne jaeren, Jon? ker! Jonkheer Dirk. Zulks is my byzonder aangenaem. Doch A 5 neem  jo Jonkheer Dirk neem niet kwalyk vrienden, dat ik u een vraag doe? Ik zag, zo het my van verre toefcheen, dat gy in een zeer ernffig gefprek waart! Ik wil niet hopen dat 'er zwarigheid of dispuit tusfchen ulieden is! Dat zou my fpyten, vermids ik weet, dat gy altoos als goede buuren , vreedfaem met den anderen 'hebt geleefd. Kee§. Dat doen wy ook nog. Evenwel om u te dienen, wy hadden questie en gecnquestie, zo als men het noemen wil. Harme. Daarom , toen wy u van verre zagen, beiloten wy daédlyk, de zaak aan uwe uitfpraek over te laeten. Het was met dat inzicht dat wy u te gemoet gingen, en wy verzoeken u vriendelyk ons te willen hooren. Jonkheer Dirk, • Zeer gaerne. Kees.  pe Br a ave. Kees. Hoor Jonker! Myn Jongen heeft zin in buurmans dogter, en op zyn verzoek nam ik zo even de gelegenheid waar, om 'er Harme over te fpreeken , en zyne Grietje ten huwlyk te vragen ; maar ziet, wat ik praate, hy heeft 'ergeen oorennae, en zegt maar gedurig, dat zyne dogter de Vrouw van geen' Boer moet worden; maar zo myn Jan een ambagt wil leeren cn zo lang wagten, dat hy ze dan kan kreigen. Is dat nu reedelyke praat? daar hy zelfs bekend, dat hy anders op myn' jongen niet weet te zeggen. Jonkheer Dirk. Ik kan 'er noch niet op antwoorden! Spreek mi ook eerst, vriend Harme! Harme. A\ .wat buurman daar gezegt heeft , is waar; dog hy begrypt het ftuk niet, en als hy my Ntyd gegeeven had pin uif te fpreeken,  12 Jonkheer Dirk ken, zou ik 't hem ftrak al beduid hebben, De waare reeden, waarom ik myn Grietje aan geen' Boer wil geeven, is deeze. Ik weet by ondervinding, dat wy Boeren onophoudelyk mishandeld worden; dat zo dra wy maer een wynig prospereeren, het ons afgehaald word. Daar zyt gy immers zelfs van bewust. Vermids nu de Schout', daar het hem eigentlyk fchort, voornaamelyk op my en buurman Kees gebeeten is, alzb hy weet, dat wy de eerften het request geteekend hebben, en het hem wel bewust is bovendien, dat wy nog al de armften uit het Dorp niet zyn, zo is het ligt te voorzien, dat hy zich niet alleen by alle geleegenheeden op ons zal wreeken; maar dat hy ook onze kinderen als zy getrouwd waren, gedurig op den nek zou trappen. Bovendien, al doet een Boer thans zyn best, dan worden zy tog zo van hem geplaegd, dat het eynde 'er van weg is, en hy zuigt ons immers allen uit, als een fuikerriet. Nu vraag ik u, of ik als vaeder van myn eenig mcifie, haar aan een'Boer kan geeven ? daar ik  de B r a a v e. 13 ik weet, dat zy alderly verdriet met hem zal moeten uitftaan; niet van zyn perfoon ; maar om dat hy gedurig het voorwerp van des Schouts mishandelingen zal zyn. En als die hem aan den beedelzak gebragt heeft, wie zou heurluy dan de kost geeven? Het was nog niet met allen, als zy met heur beiden bleeven, maar ze zullen denklyk kinderen kreigen want dat werk, weet gy zelfs wel Jonker, dat nooit fl.illiaat. En wat zal er dan van zyn ? Kees. Zwyg maar ftil Harme ! de Jonker behoeft geen uitfpraak te doen, want ik heb al genoeg gehoord. Had gy my dat van den beginnen zo uitgelegd, ik zou ugelyk gegeven hebben. Maar nu zeg ik niet alleen., dat gy groot gelyk in uwe Helling hebt, maar ik begryp nu zelfs , dat ik uit lievde voor myn' Jongen , hem ook geen Boer, althans hier om ftreeks, niet moet laeten worden. Neen ! gants niet! Hoe meer  14 Jonkheer Dirk meer ik 't inzie, was het nog beeter met hem nae Ooltinjen, danken boer. Jonkheer Dirk. Vermids gy het beiden als eens zyt vrienden , zo is myn uitfpraak onnodig, dog ronduit gezegt, gemerkt de omliandigheden en tyden, betreklyk de Boeren alhier , zo die op den zelfden voet met de Schout blyven, geloof ik, dat gy byden de zaak wel aan hét regte einde hebt. Ik kan uw beider denkingswyfe niet afkeuren. Kees. Myn Jan moet het Dorp maar uit, en morgen aan den dag, zal ik hem by een baas in de ftadt op een ambacht heitellen. Wil hy Grietje dan nog hebben, zo als Harme wel zegt, laat hy dan zo lang wag^ ten, dat hy haar op zyn ambacht kan main-f tineeren. Harme. En morgen zal ikGrietje ook aan een' dienst hel-  deBraavê, i$ helpen; zo zy lust heeft kan zy dan na uw'' Jan wagten. Doe maar met uw'Zoon, buurman, zo als gy gezegt hebt. Ze hier bymalkaar te laeten is gekheid: dat jonge vol-' Aie mogt ons eens foppen. Kees. Wel deeglyk meê gefopt raeken; want dat van katten komt muist graag, en toen ' wy allebeidén over onze wyven vryden,' wisten wy het ook wel. Jonkheer Dirk. Met uw goedvinden Mannen, dat ik nfjf ■ ook eens fpreek. Blyft by uw voornemen, doch overhaest u niet! Het request door de goede gemeente van het Dorp ingeleeverd , heeft veelen uit het Gerecht de oqgen geopend, en gy weet, dat hetzelve 'er van dezen nae de middag uitfpraak over doen zal. De zaeken kunnen wonderlykloopen. Maar gefield eens, het kwam te gebeuren, dat men bcgrypende , hoe onrechtvaerdig ik; behandeld en uit de rechtbank gezet, ben, eys-  iflt Jonkheer Dirk eyndelyk befloot my daer in wederom toete laeten, en my te rechtvaerdigen in myn gehoude gedrag voor ulieden, dan moet het ook naetuurlyk volgen , althans het is te denken dat men ulieden ook eenig genoegen zal geven, omtrent de Schout, endoor reedelyke ichikkingen beletten, dat hy of zyn e opvolgers, nooit de Boeren zo meer zullen kunnen mishandelen. Dit nu eens gebeurende, dan begrypt gy ook wel, dat de Boerenitand minder ongelukkig zal zyn, en dan zie ik evenwel niet, waarom gy Harme, uwe Dogter aan ,den Zoon van Kees niet zoud geeven. Harme. Dan zou ik 'er ook geen fpaansch woord tegen hebben. Kees. De Jonker heeft gelyk, Harme ! Wy moeten eerst eens zien, hoe dat fpel van ens aller request afloopt. Jonk-  de braave. Jonkheer Dirk. Ik denk tot ons aller genoege; omdat onze zaek regtvaerdig is, en 'er nog braave menichen in het Gerecht zyn. Geloof my ook vry, indien ik van de rechtmaetigheid der zaek niet overtuigd was geweest, nooit zou ik 'er zo fterk voor uitgekomen zyn; als zeer wel voorziende, aan hoeveele onaangenaemheden ik my bloot ftelde. Maar daar ik zelfs in het Gerecht zat, om recht en billykheid te handhaeven , kon myn eed, plichten gemoed niet dulden dat Gy lieden langer onrechtvaerdig gedrukt wierdt door den Schout. Dees had zyne aanhangers, en dus had ik een harde party aan hem; maar ik heb my altoos in de zuiverheid van myn gemoed gewist. Harme. Hadden wy u niet, Jonker; God weet, of zo niet wy , ten minfte onze kinderen , nog niet t' eniger tyd, compleet? knegts of flaeven van de Schouten geworden zouden zyn! S Kees.  i8 Jonkheer Dirk Kees. Ja Jonker! wy kunnen het u nooit vergelden ! Al wat ons maar Tpyten zou is, dat ons request wierd afgeflaegen. Maar dan ook—! Dan moet het 'er maar door .' Dan.... Jonkheer Dirk. Als dat al gebeurde Vrienden, hoop en begeer ik van ulieden, dat gy uw bedaard zult gedraegen; gelyk brave ingezeetenen en eerlyke lieden betaamd. Dan moet gy lydzaem zyn, gelyk de Domene het uw zo dikwerf uit Gods woord voorgepredikt heeft. Harme. Indien de Domene eens een Boer Was, zou hy mooglyk zo mooy niet praaten! Jonkheer Dirk. Hoor Vrienden! Ik had wel gewenscht, dat gy het request nooit ingeleeverd hadt, cn het is buiten myn kennis gefchied. Zo het  be BR a avé. 19 het kwalyfc uitvalt ben ik bedugd, datfommigen te heethoofdig onder ulieden zullen zyn, en zich in buitenfporigheden zullen uitlaeten. Die zyn ftrafwaerdig, en ik verzeeker uw op myn eer, dat die ten hoogiïe door my zouden afgekeurd worden, en dat zy die zich zulks veroorloofden, nooit eenigen dienst of vriendfchap van my te wagten hebben. Zeg dit aan allen uit myn naam, en zo gy beiden weezentlyk eenige liefde of agting voor my over hebt , zo geef my uw woord van eer, dat gy de anderen met een goed voorbeeld zult voorgaan! Harme. Wie kan u iets wygeren ? Dat beloof ik u Jonker, voor myn part. Wat zyt gy tog een goed man! Een ander die zo mishandeld was, zou denken ; laten de Boeren den Schout eens een warm pak geeven! Wat zwarigheid ? Kees Ja al gaven ze hem nog meer, ik zoü de B 2 zon-  £0 Jonkheer Dirk. zonde wel voor myn reekening willen neemen. Evenwel, ziedaar, Jonker! ik geef u ook myn woord. Jonkheer Dirk. Ik heb nooit redenen gehad om te twyffelen, dat gy braeve mannen waart; maar nu word ik 'er dubbel van overtuigd. Hou uw woord, want geloof my; die zyn eigen rechter wil zyn, heeft altoos ongelyk. Harme. Dat is altemaal waar en goed! Maar als men intusfchen geen recht krygt ? Jonkheer Dirk. Dan voegd het nog geen braaf onder^ daen tegen zyne Overheeden op te ftaan. Dan nog is het beeter geduld te oeffenen, tot dat 'er een reedelyker Schout komt, of handelbaerder menfchen in het Gerecht zitten. Kees.  de Eraave. '21 Kees. Wy zullen ons woord houden , en om uwent wille nog veel verdraegen. Harme, Dat zullen wy doen! Maar koom Keesbuur. Wy hebben den Jonker al lang genoeg opgehouden ! Laeten wy gaen. Kees. Wel gefprooken Harme] die brave man heeft meer dingen aan zyn hoofd, en boven dien is de affpraek, om tegen den middag allen te faemen voor het Rechthuis byéén te komen, om de uitilag van ons request te hooren, en wy moeten evenwel nog eerst eeten. Ik bedank u Jonker voor uwen goeden raad en vriendfchap, en blyf uw dienaar. Harm e. Insgelyks Jonker! Jonkheer Dirk. Ik wensch ulieden zeegen en voorfpoed, B 3 en  22 Jonkheer Dirk en wanneer ik uw van eenig nut kan zyn, kunt gy my altoos vryëlyk komen aenfpreeken. Kees tegen, Harme, (in het heengaan.] De braeve man! Godzeegenehem! Mogt hy nog honderd jaeren voor ons leeven! DERDE TONEEL. Jonkheer Dirk. Zie daar! wederom een overtuigend bewys, wat kwaade gevolgen onreedelyke behandelingen en onderdrukkingen hebben. Het was my reeds meer dan eens gezegd, dat de ouders in dit Dorp, hunne kinderen niet met malkaer wilden laaten trouwen, ten einde ze niet ongelukkig te zien; dog ik kon het nauwlyks geloven. Nu ondervind ik het. Het meeste jonge volk gaat ook daeglyks weg, en gelyk hier, zal het denklyk elders ook gefield zyn. Wat zal "er eindelyk van worden ? De Provintie zal immers ontvolkt raeken, de huizen zullen met  DE BRAAVE. 23 jnet 'er tyd ledig ftaan, de Landen onbebouwd blyven leggen, en eer tien jaeren ten eynde zyn, zo 'er geen redres komt, zal de Provintie door gebrek aan inwoonders, haar meeste inkomften verliezen. Ongelukkige Landman! Is het al niet genoeg, dat gy door zwaeren arbeid een fober brood moet verdienen! Moet gy nog door ongehoorde dienften en andere onderdrukkingen het bloed uit het lyf gezogen worden! (heenen gaande.) God geeve, dat myne pogingen, die zo rechtvaerdig zyn, eenmaal voor deeze braeve lieden mogen flaegen! Einde van het eerfie Bedryf. B 4 TWEE-  64 Jonkheer Dtrk TW.EEDE BEDRYF, EERSTE TONEEL. Grietje. Waerofjan blyft! Zyn Vaeder moest deezen ogtend my voor hem ten huwlylc vraegen, en hy zou me komen zeggen, hoe het afgelopen was. Het word al zo laat. Ik kan immers niet denken, dat myn Vaeder 'er tegen zal gehad hebben , want die mag Jan wel lyden, en zegt dikwyls, dat het een brave jongen is. Maar myn hart is zo bekrompen. Ik weet niet wat dat beduid. —. My dunkt hy koomt daar aan. — Ja hy is het, maar hy ziet er zo zuinig uit. Ach lieve Heertje ! ik durf 'er kwa- lyk nae vraegen. TWEEDE TONEEL. Grietje. Jan. Jan. Dag Grietje lief. Grietje,  de Br aa vi. 25 Grietje, Dag Jan! Hoe zitten de zaeken ? Hebben de ouwen malkaer gefproken ?.. My dunkt gy antwoord niet! Jan, Ja! zy hebben malkaer gefproken, maer ach, Grietje! de vlieger ls niet opgegaen, en zelfs heb ik nu de mynen ook tegen. Grietje, Wat zegje! Hoe kan hetFzyn? Het mag weezen zo als het wil, gy weet tog dat ik u lief heb , en nooit van u zal afzien. Met 'er tyd zullen wy onze Vaeders wel bepraeten, nu ze tog van de kneep weeten. Wy kunnen ondertusfchen, zo lang wy hier zo digt by malkaer woonen, d'een den anderen troosten ; en zyn de ouwen te lang onverzettelyk, dan zullen wy het al even wel weeten. Maar zeg Jan! Hoe is het dan omgegaen ! Nu zou ik myn Vaeder haest niet meer lief hebben, om dat hy zo onredelyk is. B 5 Jan,  zS Jonkheer Dirk Jan. In teegendeel, hy betoond u liefde, zo wel als de myne; en net daerom mogen wy nog niet trouwen. Zy zoeken ons geluk. G rie tj e. Fraai ons geluk! Niet te willen dat onze harten, die wy al voor onze lieven Heertje aan malkaer gefchonken hebben, voorgoed vereenigd blyven. (Zy weend.) Jan. Hoor Iievertje! maek u niet te mismoedig, hoor eerst eens hoe het 'er meede geleegen is. Uw Vaeder fprak zo tegen de myne. Als uw Jan een ambagt wil leeren, dan kan hy ze kreigen , maar zo hy Boer blyft, dan nooit met zyn zin. Grietje. En waerom? Jan. Om dat de Boeren zo ODgelukkig zyn, en ge-  de Eraave. 2? gedurig door de Schout worden geplaegt. Dit ftuk hebben zy malkaer zo wel beduid en in de kop gebragt, dat 'er niet tegen te doen valt. Ondertusfchen moet ik bekennen, dat hoe meer ik het bedenk, hoe meer ik begryp dat zy gelyk hebben , en daarom troost ik my wat. Ik ftierf liever Grietje, dan uw ongelukkig te maeken. Grietje. Ik heb het wel gedagt, dat 'er een kink ia de kabel zou komen. Jan. Heor Grietje lief, uitftel is geen ontflag, en wy zullen tog eens famen trouwen : want zo lang ik leef, zal ik voor u leven en u getrouw zyn. Ik ga nog van de week op een ambagt, en zo als ik het kan, koom ik om u uit. Gy zult ondertusfchen in de ftad gaan dienen. Zo is het tusfchen onze quwtjes afgefproken. Grietje.  ".8 Jonkheer Dirk Grietj e. En dat zo lang van malkaer! Zy om de armen en onderdrukte Dorpelingen van nutte .te zyn. Vryaerd. Evenwel, zo lang de zaak niet beflist "W3s , zouden 'er gevonden worden die u als fchuidig zouden befchouwen , en in het denkbeeld zyn, dat gy in 't een of ander "uiterlyk misdreven had: het welk tot na. deel van uwe eer kon (trekken. Jonkheer Dirk, Gy bedriegt u, myn vriend! Myne zaek is algemeen rugtbaar geworden , en alle weldenkende , kundige en onbevooroor, deelde doen my recht. De verdenkingen der onkundigen of die door vooroordeelen gedreven worden. befchouw ik met onver» fchil-  deBraave. 45 fchilligheid, als op verkeerde gronden {leunende. Myn gemoed field my gerust omtrent myn eer, xvel bewust nimmer misdreven te hebben, en in niets myn eigen voor» deel te bedoelen. In tegendeel, ik kon, door 't geen ik ondernam, immers niets daa onaangenaamheden ja zelfs fchaden te gemoet zien. Vryaerd. Gefield eens, gy wierdt uitgenodigd om wederom in het gerecht als naar gewoonte zitting te neemen ; dan zouden evenwel aandoeningen van verontwaardiging jegens uwe tegenkanters in en moeten opkomen, en gy zoud hen nimmer met goede oogen kunnen aenzien. Jonkheer Dirk. Verre van dien! Ik heb hen nimmer gehaet, of met nyd tegen hen bezield geweest. Ik heb hen alles reeds in voorraed vergeven ! Overtuigd, dat zy allen lieden vaa  4<$ Jo icn e er Di*k van eer *yn, befchouw ik- 't geen zy myaangedaen hebben , als het gevolg van; menfchelyke fwakheden, die voor een kortftondig oogenblik de overhand op hunr.e reedelyke zielvermogens genomen hebben; Daarom ook, wel verre van hen ongunliig toe te denken, zou ik veel eer met medelyden aangedaan zyn. Ik zou trachten huri vriend te zyn, hun vertrouwen te winnen, en hen langs dien weg op het fpoor te brengen, waar door zy aan 't geheele dorp fcn deszelfs inwoonders van meer nut dan ooit konden worden. Vryaerd. Edelmoedige Vriend! Uwe denkings-sard overtreft, al wat ik van u ooit verwagteii kon. Ik dagt u te kennen , maar gy zyt verheevener dan ik my verbeelde dat gy waart! Onfterdyk zal uw naam blyven! Jonkheer Dirk. Indien myne denk'ngsaaïdcietgcëvGnree. .. . digd  de B r a a v' e.' 47 digd was aan de geboorte , öaat den Hefhel my mede begunstigd heeft, zou ik my zei ven fchaemen, en veel liever verkiezen» nimmer het daglicht tc hebben aanfchouwd. (Daar word van lullen gejchcld.) Vryaerd. Ach ! mogten alle uwe gelykftandigcn u evenaeren! Maar! my dunkt ik heb horen fchellen aan de voordeur, (hy jlaat op om te zien en komt met verrukking te rug.) Myn Vriend | Myn Vriend! Dat ik u omhelze!.., Gy zee;<;enpr;n!J J Flet is de Gerechtsbode die voor de deug Haat. Myn hart zegt my, dat hy u komt uitnodigen, om in 't gerecht wederom te verfcheinen, en 'er uwen zitplaats te bekkvderj. Jonkheer Dirk. Wat kan de Vriendfchap niet al herfenfchimmige denkbeelden te weeg brengen ! Het Gerecht kan immer zo fpoedig niet befloten hebben; des ik veel eer denk, dat hee-  $8 Jonkheer Dirk hetzelve vroegtydig gefcheiden is,- om naëder te delibereeren, en'dathy, die gelykgy weet, veele zaeken als Rencmeefter voor my waerneemd,- my over de ophanden zynde verpagtinge myner houtgewasfen zal komen fpreeken. Vryaerd. ' Neen ! neen ! myn geest getuigd heel anders. Jonkheer Dirk. Gewoon altoos vry in te treedefi, zult gy zo daedlyk wel beeter door hem overj taigd worden. TWEEDE TONEEL. De Gerechtsbode en de Vorigen. , Bode. Met u verlof myn Heer! dat ik onaen-' gemeld binnen treede. Jonk-  deBraave. 4fl Jonkheer Dirk. Dit flaat u altoos vry Boode, gelyk gy weet. Denklyk koomt gy my de Conditie van de Verpagting ter evaminatie brengen, want ik zie u een papier in de hand hebben. Boode, Geenfints Jonkheer! Het Gerecht, 't welk thans vergaderd is, zendmy, om u uit des, zelfs naam aan te kondigen, dat het, ten einde aan 't bekende Request zo veel doenlyk te beantwoorden, genegen is alles Wat in deszelfs vermogen is toe te brengen, en dierhalve befloten heeft, u door my te doen verklaeren, dat aan hetzelve niets aangenaemer zal zyn, dan u wederom zittinge te zien neemen, waar toe het u ook daedlyk uitnodigd, mids gy de goedheid hebt, dit gefchrift te onderteekenen. (Hy rykt bet over.') D Jonk*  50 Jonkheer Dirk' Jonkheer Dirk. Nae hetzelve geleezen ie hebben en het aan Vryaard ook latende leezen: Het doet my leed Boode! Maar nimmer zal ik door eenige voorwaarde myne intrede in het Gerecht bekragtigen ! Zeg aan de Heeren, dat ik dit gefcbrift niet begeer te onderteekenen; en dewyl gy 'er den inhoud zeekerlyk van zult weeten, geloof ik dat gy my genoeg kend, om niet begreepen te hebben, dat ik zulks nimmer zoude doen. Ik zal altoos eenpaerig aan my zeiven zyn. EOODS. Dat heb ik wel verwagt. Als Boode heb ik myne Commisfie volbragt, en zal uw antwoord terug brengen; dog als uw Rentmeefter verzoek ik verlof, om u iets in 't geheim meede te deelen. Jonkheer Dirk. Zeer gaerne! fpreek vryelyk. Vryaerd, die  de BraAve, 51 die myn eerlyke vriend is, mag het wel hoofen. Bode. Alle de Boeren van het Dorp zyn voor het Gerechtshuis vergaederd , om den uitflag af te wagten. Zy waeren niet wel te vrecden toen ik afgezonden wierd , en ik vrees dat zy tot; buitenfporigheden zullen overflaen. Vertoon u, en zy zullen u in de vergaederplaats indringen, ondanks het gerecht. Bedien u van deeze gelegenheid, om u op uwe vyanden te wreeken.- Jonkheer Dirk. Dit middel zoude te laag voor my zyn. De eerfle die zich te buiten ging, zou my tot onvriend hebben. Vrye deliberatie van 't gerecht, moeten de zaek beflisfen; en myne weder plaatsneming moet ik-geenfints aan geweld of dwang , maar alleen aan de rechtvaardigheid der zaek, en de overtuiging dat ik mishandeld wierd, verfchuldigd D 2 zyn.  52 Jonkheer Dirk zyn. Gaa! doe uwe boodfchap, en laat de Heeren niet wagten. Boode. Ik gaa! veelligt kom ik fpoedig weder. (by gaat heen.) DERDE TONEEL. Jonkheer Dirk en Vryaerd. Vryaerd. Hoe kan men dwaas genoeg zyn, uzulk een vooritel te doen? Gy hebt geantwoord myn vriend zo als 't betaemde, en myne agtinge is voor u verdubbeld. Jonkheer Dirk. Ik zal altoos poogen op het regte voetfpoor te blyven. Maar myn Vriend, wyger my niet eenen dienst, welke ik van uwe vrindfchap verwagt. Yl naar het Dorp; vervoeg u by de menigte, en zegopentlyk uit myn' naam, dat ik alle oploop verfoey. Breng de geesten tot bedaeren , en doe Har-  DE B RAAVE. 53 Harms en Kees indagtig zyn, aen 't geen zy heden ogtent beloofden! Vryaerd. Ik gaa myn Vriend, dog denk, dat ik u binne wynige ogenblikken zeegenpraalende het Gerechtshuis zal zien intreeden. VIERDE TONEEL. JonkheerDirk, alleen ; nae eenigen tyd in diep gepyns te zyn geweest. Nimmer zal ik myne eer door laaghedens bezwalken! myne wederverfcheining in 'c Gerecht is my onverfchillig, ware het niet dat de goede gemeente het tegendeel van my begeerde, zo zou ik zo rasch ik Recht wedervaeren had en ik weder eenmael zitting genomen had , rasch bedanken, en nimmer een voet in 't Rechthuis zetten. God behoede, dat de dorpelingen zich niet te buitengaan! Niemand moet zich om mynentwille ftraf baer maken! Veel D 3 eer  Jonkheer Dirk eer verkies ik hun flachtofter te zyn, clan dat zy het myne zouden worden. Geweld is een bewys van ongelyk, en befaedigheid het zeekere kenmerk eener goede zaek. Laege zielen bedienen zich van laege middelen, dog een eerlyk man gaat den koninglyken weg op. Neen ! Nimmer zal van my gezegt worden, dat ik aan iets anders dan aan goed Recht, myne herllelling verfchuldigd ben geweest! Maar wat zie ik? De Boode yld herwaards, en fchynt reeds uit zyn adem gelopen! Wat of dat beteekend. Zouden de dorpelingen hem ook geweld aangedaan hebben. Zo dit waer was,zou de eerlle muitmaaker zynen aenklaeger in my vinden. VYFDE TONEEL. Jonkheer Dirk. De Gerecht^ boode. Jonkheer Dirk. Zo fpoedig wederom hier , Boode! Ik hoop niet dat u iets kwaads weciervaereu 'is!'-  ce Br a ave. 55 is ! Gy fchynt uit uw aadem gelopen te zyn ? Boode. De agtinge welke my voor U bezield, deed my aerends vleugelen hebben. Jonkheer Dirk. Ik begryp u niet, myn goedeman. Boode, Inmiddels dat ik ftraks hier tot u afgezonden wierd, had het gerecht beflotén, in gevalle gy het gefchrift niet getekend had en met my meede kwam , u zonder ecnige voorwaarde tót wederzittingneming uit te nodigen, en om alle tydverzuim te vermeiden, was een der Scheepenen nagevolgd. Ik ontmoete hem even zo als ik van uw plaats af was , en hem uw antwoord gezegt hebbende, beval hy my yllings terug te keeren , en u de naederé refolutie van 't Gerecht meede te deelen: teffens zyde hy me, dat de verfoeken van de Boeren omtrent 'de Schout ook toegeftaan waren. Nauwlyks hoorde ik zulks, D 4 of  5<5 Jonkheer Dirk Of gy kunt ligt begrypen, dat ik my na uwent op een draf begaf. Jonkheer Dirk. Is alles rustig by de Dorpelingen die voor 't Rechthuis ftaan, Boode. Dit weet ik niet, maar ik zag uwea vriend de Heer Vryaard van verre dorp« waards gaan. Dog Jonkheer! Ga nu daadlyk met my meede ; beantwoord aan de goede refolutie van het Gerecht , en aan de verlangens van de menigte , die bewust van dit laaste beiluit, u denklyk reeds te gemoet komt , of althans met ongeduld afwagt. My dunkt ik hoor reeds de alge. meene vreugde galmen. Ontfang inmiddels myne gelukwenschilngen. Jonkheer Dirk Qnae een kort gepyns.) W&! aen! Ik volg u. Dog niet gefteld op  de bs a av ê. 57 op toejuichingen, zullen wy eenen omweg nemen , en de agterdeur van 't Geregthuis ingaen. Boode. Uwe nederigheid evenaard uwe edele geboorte en burgerhartige denkingsaard! Einde van het derde Bedryf. D 5 VIER-  53 Jonkheer Dirk. VIERDE BEDRYF,- (Het toneel verbeeld liet buitenhuis van Jonkheer Dirk , op het voorplju word gefpeeld.) EERSTE TONEEL. Vryaerd. D e deugd heeft dan gezegepraald, en myn achtenswaardige vriend geniet nu die voldoeninge, wëlke men hem verfchuldi«d was! Wat had ik met Harme en Kees nier. moeite, om de menigte die reeds onftuimig was gewerden, tot bezaedigheid te brengen. Dog toen ik hen uit naam van Jonkheer Dirk aanfprak, nam 'er eensklaps een Kille rust en diep ïrüfwygen plaats. Wy zullen, riepen zy uit, door aan de bevee. Jen van onzen befchermer te voldoen, toonen dat wy met achtinge en liefde voor hem bezield zyn. Hierop zag ik een Schecpen de trappen van het Rechtshuis afkomen .  P K B 8 A A V E, - 59 rrisn, zeggende toe de meenigtc, mannen! Uwe verzoeken zullen ingewilligd worden en ik gaa Jonkheer Dirk haaien. Een aanhoudende vreugdegalm vervulde de lucht, en al wat beenen had wilde den Scheepen verzeilen. Bewust dat uitermate vreugde tot ongebondendheid kan overhellen, belette ik zulks; en kort daer nae zag ik, dat Jonkheer Dirk het.Gerechtshuis van agteren ingetreeden zynde, zich voor de venlteren der vergaederzael vertoonde , onder het onophoudelyk, hoezée! roepen der Dorpelingen. Goode zy gedankt, dat deeze zaek tot een yders genoege in vreede en rust is afgelopen. Dees dag zal ten euwige dage merkwaardig zyn, en het derde naekroost zal 'er nog om denken Maar daer komen Harme en Kees aen. Het genoege ilact op 't gelaet van die braeve huislieden te leezén. TWEE-  60 Jonkheer Dirk. TWEEDE TONEEL. Vryaerd. HariME. Kees. Harme. Geluk myn Heer ! met de zegenpraal van uwen vriend. Kees. Insgelyks myn Heer. God zcegen dien braven. Vryaerd. Ik voeg myne wenfchen en vreugde by de uwe, en bedank ulieden, dat.gy my zo trouwhartig bygeftaan hebt, in het tot bedaren brengen der menigte. Harme. Dit hadden wy beloofd, en wy zouden Jonker Dirks byftand niet waardig zyn , indien wy ons woord niet gehouden hadden. Kees.  £> E BrAA ve, gt Kees. Het koste ons evenwel veel moeite, en waard gy niet net ter fnêe uit zyn naam ons komen helpen, geloof ik niet dat het geJukt zoude hebben. [Vryaerd. Wy deeden allen 't geen betaemde, en wy mogen ons ook verheugen dat onze pogingen gelukt zyn. Waar of myn Vriend blyft; want de vergaedering moet reeds gefcheiden zyn. Hebt gy den Jonker niet vernomen. Harme. De Brave Jonker is den agterdeur wederom uitgegaen, en uit zedigheid zich aan de Gelukwensehfingen willende onttrekken, zal hy denkei yk agterom hier nae toe komen- Kees. Dit denk ik ook, en zo ik my niet be. thleg komt hy daar ginter aan. Maar hy zal  62 j o'nku e er Di rk zal zo gemaklyk niet vry raekcn, wantik" wil wel een ducaat wedden, datdelnwoonders van het Dorp, hem ftraks hier zullen komen geluk wenfchen. Har m e. Ja zeeker, en morge doet de Domene op ons verzoek een dankpredikatie. VRt AEt 6, Dit keur ik goed! Men moet de Hemel dankbaar zyn voor zyne weldaaden , en voor 't behoud der geenen, die ons lief zyn. Kees. Ja zeeker ! een groote weldacd ! Ook hebben alle de befiotcn, jaar- lyks dezen dag te vieren. Maar daar is onzer aller vaeder, gaan wy hem te gemoet. DER-  ce Br aa vb. 63 DERDE TONEEL. Jonkheer Dirk en de V o r 1 c e n. Kees (tegen Fry aard.) Ik verzoek u, doe het woord voor ons. Myn hart is te veel van vreugde aangedaan om te kunnen fpreeken. ' Vryaerd, tegen Jonkheer Dirk, hem omhelzende. Ontfang onzer aller gelukwenschfingen , en dat zy die uw voetfpoor volgen, eerlang hunne poogingen met gelyke goede uitflag moge bekroond zien ! Leef lang tot nnt der ingezeetenen van dit Dorp, myn Vriend ! en tot vreugde der geenen , die het geluk hebben uwe ware vaederiandfche deugden- te kennen! Kees e n H a r m b. Verfchoon onze flilzwygendheid, onzer aller befcliermer J De vreugde overirelpt on.  64 Jonkheer- Dirk ons hart, en onze monden kunnen niet voortbrengen, 't geen onze harten gevoelen. Dog gedoog, dat wy u omhelzen, hoe zeer wy weeten, dat zulks beneedea u is. (Zy omhelzen hem.) Jonkheer Dirk. Van harten myne Vrienden!... Ach!.. myn gemoed is vol. (hy wend) de tranen komen my in de oogen, wanneer ik ontwaar worde, wat een genoegen het is, door het doen zyner plicht, de harten van allen te winnen Ik bedank, u gy mynen vriend Vryaerd en u gy Harme en Kees, voor uwe liefdensblyken, en nog meer, dat gy de lofflykfle pogingen gedaan hebt, om alle onfluimigheid der menigte te fluiten. Harme (lueencnde.) Ach! Jonker! daar is maar een manzo als gy in de waereld! Kees Qweenende.) Gy zyt meer dan een mensch! Jonk-  D£ BrAAVE. Jonkheer Dirk. 65 Mag ik het u bidden ? Spaar uwe loftuitingen , die ik niet verdien, wyl ik in myn bedryf en handel, niet anders dan myn' plicht gedaan heb. Elk die daartoe gelegenheid had , zou ongetwyffeld hetzelfde gedaan hebben. Ik was het eenige werktuig, waar van de Voorzienigheid zich tot ulieden welzyn bediende, en geef des die trouwe waaker over ons Land, Dorp en Volk, alleen den welverdienden lof. Vryaerd. Het is evenwel geoorloofd de waarheid te fpreeken; en deeze brave lieden uiten die in de eenvoudigheid van hun hart. Jonkheer Dirk. Nog eens Vrienden! die doet het geen hy doen moet, verdiend geen' lof. Laeten wy veeleer van iets anders praeten. Maar my dunkt ik hoor daar agter de tuin een E groot  66! Jonkheer Dirk groot geluid. Wat of hetzelve beteekeneri mag? Vryaerd. vermoede dat het de vreugdegalmen der Dorpelingen zal zyn, dieherwaards komen, om u geluk te wenfehen, en u de blyken van hunne oprechte dankbaarheid te geeven... Ja zy zyn het! en waarde Jonkheer Dirk, wyger hen niet, u te mogen fpreeken. Ik was van hun voornemen reeds bewust, dog wilde het u niet zeggen, wel verzeekerd dat gy een wandeling zoud hebben gaan doen, om u aan hen te onttrekken ; 't welk die goede menfehen niet wynig moest fmerten. Gy moet voor dit- • maal gedogen, dat men u lastig valle uit liefde. 'Jonkheer Dirk. Wel aan dan! Gaan wy hen te gemoet. DER-  de B s a a v e. . 67' DE RDE TONEEL. De Vorigen. Eenige Boeren en Boerinnen. 1 Boer. ferwjl de overige al danfende een kring om Jonkheer Dirk maken» Lang leef onze Dorrepsvaeder, Die ons heeft 't geluk gebragt! Kom Vrienden daar is hy! tree naeder. ■ Ziet hy had ons niet verwagt. Lang leef hy die ons bevrydde, Van den Schout en zyn geweld: Want zy die Hem fteeds benydde , Zyn nu gants ter neêr geveld. Ziet daar ftaat Hy! Koom maar naeder Vrienden groet nu Dirk uw vaeder. Vivat! driemaal in het rond Is ons woord in aller mond. Allen herhaalen zy driemaal de twee laaste regels. 1 Boer. Verfchoon Jonker onze vrypostigheid, E 2 maar  68 Jonkheer Dirk maar geen een onzer zou gerust geweest zyn, indien hy u zyne gelukwenschfingen niet had komen doen. Wy zyn ongefchikt om u in behoorlyke woorden aan te fpreeken j, maar de vreugde die gy in ons befpeurd, moet u ten bewyfe ïTrekken, van 'é geen onze harten gevoelen. Vryaerd, ter zyde. Verrukkelyke vertooning , waardig door 't penceel eens Schilders vereeuwigd te worden! Jonkheer Dirk. Wat overkoomt my!... Zo bemind \... Dit had ik my nimmer kunnen voordellen Vrienden ! ontfang myne hartgrondige dank voor uwe toegenegenheid mywaerds, en geloof, dat alle de onaangenaamheden die myn deel waren; dat alle wederwaardigheden die ik ondergaan heb , rykelyk beloond zyn door 't genoege, dat ik ulieden van eenig nut heb mo-  de Braave. 6y mogen zyn. Draag u voortaan als brave onderdaane, en eerbiedig de Schout zo wel als allen die over ulieden regeeren! Weest voorts verzeekerd, dat ik fteeds in alles wat op recht en reeden fteund, uwe belangen zal aankleeven. Tot Harme. en gy myn Vriend Harme, vergun my u op deeze dag met een verzoek lastig te vallen. Harm e. Jonker Dirk gelieve niet tc verzoeken, maar te gebieden. Jonkheer Dirk. Dat deezen dag dan tenens bet geluk van uwe Grietje en den Zoon van Kees te weeg brenge! De Boerenftand zal nu voortaan zo ongelukkig niet meer zyn! Waarom zouden zy dan ook niet trouwen ? Vereenïg twee harten, die voor eikanderen fchynen gefchaepen te zyn, Harme. Wat zegt gy 'er van Keesbuur ? E 3 Kees.  7