MAATSCH. DER NEDERL. tETTERK. TE LEIDEN. Catal. bi. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  L O ü I S E.   h O U I S E O F PR VEROORDEELDE ONSCHULD. TOQNEELSPEL. JN VIER BEDRIJVEN. Ni£t vertaald. TE AMSTERDAM, **J G. ROOS, Boekverkooper, in de Harteftraat. 17 9 9»  PERSQONEN. FRANVILLE. weleer Fransch Koopman te Loidon, t hands op een Landgoed buiten die Stad zijn verl lijf houdende. Mevrouw fRaNville. 1.0 VIS e, hun Dogter. CESMEDIt, Fransch Koopman, Minnaar van louis e. .Mevrouw verrac, Weduwe eens Franfchen Kcopmans, zijne Zuster. Lord HAITFIELd, verliefd op Louise. Juffrouw D a r v is,geweezene Gouvernante van l o ü i s.E. Vrouw Dubson. VviLLIAM, Kamerdienaar van haitfield, Menige Knegts van h AI t f i e l d. Het Spel /peelt in en even buiten Lenden,  L O Ü t S E o f . DE VEROORDEELDE ONSCHULD. T Ö O N E È L S P E L. EERSTE BEDRIJF. EERSTE TOONEEL. Het Tooneel verbeeldt een Kamer in het Huis van Juffr. BAKVIS. juftr. darvis, Lord HAITFIELD, FRANVILLE, FRANVILLE, komt driftig op het Tooneel, gevolgd «oor Lord HAITFIELD enjuffr. DARV l s j welke laatjie, geduurende het opkomen, bij aanhoudendheid door II AI 'i FIELD toegewenkt wordt. FRANVILLE. JL, Mejuffrouw, ïie "in mij een' der ougelukkigfte Vaders, mijn rampen zijn groot; ik dagt eene dogter te hebben, welke ik als een voorbeeld van deugd aan dit vaderlijk hart kon drukken, doch ik heb een inonA 3 fter  € t O Ü I S Ë fter gekuscht; Louife, de zo Zeer geliefkoosde Louife is een fchandvlek haarer kunne,zij is mijner liefde on* waardig en verdient mijn' vloek. Lord HAITFIELD. Mijn waarde Franviile, wees bedaard. ÊRANVlLLEj Haitfield driftig bij de hand neem&nde. Haitfield! gij zijt vriend, maar geen vader, Juffr. DAR vis. Maar hemel, mijn waarde heer, wat is 'cr toch met Louife gebeurd V FRANVILLE, haalt een' brief uit zijn' zak en geeft dien aan ffijfr. Darvia Hier Mejuffrouw ! deze brief zal u van alles onderrichten, lees en fidder. . Juffr. D A R v IS , ré gelsezen te hebber,. 6! Wat kunnen booze verleidingen niet uitwerken! ongelukkige Louife! FRANVILLE, die, gedimrende het kezen vrinden brief, heeft zitten -peinzen, met 'drift opflaande. Hoe konde ik, dwaaze Vader, mij zo lang laatëfl verleiden? waarom, mijn vriend, mij dat alles zo lang verborgen ? móést mij dit niet eindelijk treffen ? Lord HAITFIELD. Mijne agting voor u, hieldt mij den mond geflooten, ik wilde u fpaaren; doch uwe onvoorzichtige dochter.!., ö Mijn hart bloedt op het herdenken.... Juffr. D Aft vis. Goede hemel! naauwlijks kun ik gelooven het geen ik hoore. Ik ben geheel als roerloos; waarin kan ik van dienst z;jn? ik bid u lbrcek bedaard. F R A N-  TOONEEL SP E L. ? FRANVILLE. j Weet dan Mejuffrouw, dat gij Louife, welke hierop kt oogenblik met haar moeder zal zM, op (laffe \an mijn ongenade, ilreng en naauwkeurig moet bewaaken ; haar met uwe wijze leifen , tot haare verbetering onderhouden; ik ftel dit verlooren pand otider uwe bcwaaring, geef haar mij weder zo ais ik gewenscht had ze u te kunnen aanbieden; ik wil haar niet zien , voor ik weet en verzeekerd ben, dat zij mijne vergiffenis verdient; maar zorg dat gij u niet door dc i'ffe tederheid van haare moeder, noch door haare geveinsde onfchuld, 'laat verleiden; denk dat haar toekomend lot,en te gelijk de vreugde van mijn gantfche leven, in uwe handen is. JufTr. DAR VIS. Gave de hemel, dat mijn zwak vermoogen uwe wenfehen konde bevred gen. FRANVILLE. Rampzalig Vader! welk een Hang gaaft gij rietje-, ven ?"wclk een nevel verduistert op eenmaal al mijne vreugd! Lord HAITFIELD. Hoe bloedt mijn hart voor u, mijn waarde vriend ! 6! Vergeef mij dat ik uw rust zo jammerlijk géhoord en u den dolk in 't hart geftooten heb. Gij fluimerdet nog zagt! FRANVILLE, met drift. Neen, mijn vriend! deze fluimering was gevaarlijk, en werdt welhaast doodelijk .... Hij, die in 'r. woud der ilangen fluimert , zegent den roep zijns wekkers. Mijn 0»ap was zoet, maar mijn ontwaaken is bitter ! ' • Men hoort een Rijdtuig. A 4 FRAS'  S L O Ü I S E, franville, ontroerd, tegen Haiifiild, hem vast bij de hand grijpende. Laat ons gaan. Lord haitfield. Ik zal de eer hebben u uit te geleiden» franville. Nog eens Mejuffrouw,denk wat ik u verzocht, en, 'des noods, bevoolen heb ; gehoorzaam of beef. TWEEDE TOONEEL. Mevr. franville, louisè, Juffr. d A r v i s. Mevrouw Franvil/e heeft Louife bij de hand en komt langzaam, in een irew ige houding, op het Tooneel. Louife r-alt op een' Stoel neder, Mevrouw Franville en juffr» Darvis, fcliieten tse om Lowfe, isoelke in flaauvole ligt, ie helpen. Mevr. fRanvillè. I Temel! mijn arme LouTe! welke folteringen moet gij niet ondergaan; door het ftreng en onverbiddelijk character uws Vaders Ach ! mijn waarde Juffrouw Darvis, zou het mogelijk zijn kunnen , hetgeen men haar zo onbermhanig toereekent; ó! het moederlijke hart eischt ontelbaare bewijzen. Juffr. DARVIS. Helaas Mevrouw, Franville heeft mij overtuigd dat zijn woede maar al te gegrond was. Me.  TOONEELSPEL. ö Mevr. f RANVltLE, Mogt het den hemel befMgeri , haar onfchuld te doen thriumpheeren, ilreelendi gedachien. . . . Mejuffrouw wie weet of zig de verrsader r. et ouder het kleed van den eerlijken man verberge ! en welke fnoode listen men gcbruike, waar van mijn arme Louife hét flagtoffer is. Juffr. DARVIS. Maar mijn waarde Mi vrouw ! op Wiep kunt gij toch uwe vermoedens vestigen? op wien... Mevr. fkanvillh. Op Haitfield, Mejuffrouw! gij weet zijn te leur Beitelde liefde, Louité heeft zijn hanl gewegerd, zie daar reden genoeg om haar voor altoos het voorwerp van zijn' haat te doen worden. ... o! Duizendmaal wildé ik den hemel danken zoo ik uu mogt toepen: mijne Louife is onfchuldig! — Juffr. DAR vis. Gij verbaast mij ten hoogden Mevrouw! hoe zou het mooglijk kunnen zijn, dat Haitfield,, daar mj aU toos getoond heelt de vriend van uw' Gemaal en tevens die van Germeuil te zijn, zulke lnoode listen zoude kunn;n uitdenken, ik zou veel eer gelooven dat Louife een' onvoorzichtigeu (tap omtrend haar mmnaar gewaagd hebbende, deze haar nu, op het voorbeeld der meeste minnaars, vetagt. t o u i s e , met een ftaauwe Jlem. 6! Mijne moeder! Mevr. FRANVILLF. Wees getroost, mijue Louife! A 5 . Juffr,  lo - L O U I S E; Juffr. DASVI?. Ware het niet kier Mejuffiouw ! dat ik u naar eèH ander vertrek geleide, om een weinig rust te neerncn, gij hebt zulks hoog noodig. Mevr. fr a NVILLE, Kom i mijn lieve Louife! draag uw lot geduldig. L o o i s E. 6! Mijn d:erbaare Moeder! onttrek uw ongelukkig kind uwe liefde niet! ik durf 'er u om fmè'efeén; ik ben ze niet onwaardig De hemel is mijn getuige. Mevr. franville. Koort gij 't Mejufftoüw ! en kunt gij nog twijffelen? JSeen, zo fpretkt de onfchuld. . Jljfii". DARVISi Wees bedaard, Mevrouw welhaast.... Mevr, FRANVILLE. Ik beveel haar aan u, en fmeek om medelijden (ièl>tn Louife) Omhels mij ongc'.ukk'gc; welhaast hoop ik zulks voor het oog van de gehecle waereld te doen. LOÜISE. Welk een heilzaame balfetn, voor mijn. gefolterd hart. Gij verlteot mij niet! gij ku:-ch;..nog de' veroordeelde,. ma.ar de tevens onfchuldige LbuÜe; welk een heil! ja, n'ijnc Moeder! ik zal. triutnphecren; do Vader der onderdrukten, zal mij wreeWrfj ik (iel mj in zijn hand. (Juffrouw Darvis gaat met Louife in een ZijdverlreL) DER-  TOOtlÉELSPEL. ït DERDE TOONEEL. Mevr. franville, Mevr. verrac. Mevrouw Franville willende vertrekken, ontmoet Mevrouw Verrac, Mevr. verrac, met drift. IVÏijn waarde vriendin! ik b;d u, meld mij toch in 's hemels mam, wat is 'er deze dag tusfchen Louife cn mijn' Broeder voorgevallen? ik ben in de grievend, fle ongerustheid op de ontfangst van dezen geraakt. Mevr. FRANVILLE. Ach ! gij weer dan reeds.... Mevr. verbac. Zie hier wat mijn Broeder mij fchrijft._ Wat toch van dit alles de oirzaak zijn? ik bidu, luister en oordeel van im'jn ontlleldtenis. Mevr franville. Ik ben geheel wanhoopend, doch lees en voltooi dijn grievend leed. Mevr. vèrrac. ,i Waarde Zuster! als gij 'dezen ontfangt, ben ik j, reeds zo gelukkig, van den verraader zijn ftrafgej, geeven te hebben ; moojjlijk ben ik reeds voor „ eeuwig van mijn rampen ontheeven! Ontftel u hier i, niet over, mijn Zuster! liefde en pligt eifchen zulks... „ Verlies Louife, indien u dit mooglijk is, net uit uw „ oog. Dit bezweer ik u, en let paauwkeurig op al wat haar betreffen moge; dc. fjd zal alles ontdek- „ ken.  I* L O U 15 E i „ ken. Voldoe getrouw aan het verzoek van uw' d:n gelukkigen Broeder. ' ge8müeil. Mevr, frAnVtllé. ^elaan Mejuffrouw, wees zo goed mij het ratrp." fpoec'g geval van cie ongelukkige Louile mede ta deden. Juffr.. DAR vis. Gij vergt m'j een bitier verhaal; mijn waarde Mevrouw. Doch! ik zal u gehooiznamen, weet dan dat de anders zo deugdzaame l ouife, zïg heeft laaten verleiden tot een fchandelijk leven. Mevr. v er r ac, En hoe heeft men dit ontdekt? Juffr. darvis. Ach Mevrouw! de onvoorzichtige Lou'fe heeft zig zelve niet voor haar' minnaar kunnen verbeigeu. Mevr. verrac. En deze.... Jnffr. darvis. Heeft haar hierop vcrlauen. Mevr. verrac. Hebt gij eenige zeekerheid voor dit alles? Juffr. darvis. Deze brief, welken mij de Heer Franville zo even gaf, zal mijn gezegde bevestigen. Mevr. verrao, leest met innerlijke ontroering. Daar mij uw fchaamtcloos gedrag; van gisteren ' ' '" ' » *üeï  ,4 L O U I S E, met Lord P. volmaakt uw characbr, (waar voor ik reeds lang gewaarfcnpuwd was,) heeft doen zien, '., vind ik niet raadzaam onze voorgenomen veibindtenis, tot ftand te brengen j ik beklaag intusfchen, , met al mijn hart, uwe ongeukkige oudas, de , Loei zal u, hoop ik, eenmaal betere gedagten, „ en berouw over uw wangedrag inboezemen ; ik zal s, mijn lieide voor u tragteq te pvei winnen en verzoek s, u nimmer te denkeu aan germeuil. En dit zou mijn Broeder gefchreeveu hebben, en met grond? Juffr darvis. Gij ziet zijn hand Mevrouw 1 Mevr. verrac. tk zie een fnood verraad Mejuffrouw. Louife is onbekwaam tot eerlooze denkbeelden, en mijn Broeder tot zulk een laag opflel. Juffr. darvis. Maar! welke bewijzen vordert gij nog Mevrouw? Mevr. verrac. Ik vorder een bedaard onderzoek, en geen verhaast vooroordeel. Juffr. darvis. Gij oordeeltal tegunft'g, Mevrouw! Mevr. verrac Ik oordeel na recht en bill'jkhe;d, Mejuffrouw;ju*st niet na het hedendaagsch gebruik; doch wij verfpilleti den tijd met onnoodige; gefpfekken , - wijl wij het omtrend dit (tuk niet eens zijn ; ik .zal. zoora de welvoeglijkheid zulks toelaat, bij den Heer Franville gaan, en hem omtrend dit geval mijn meening zeggen,  TQONEELSBEL. i? gen, ik vlei mij dat mijn vermoedens niet ongegrond lifadej, 'ie zaak fpoedig eene andere keer zal neemen. Z irg gij inmiddels voor de ongelukkige Louik*, Mejuffrouw. Vaarwel — ZESDE TOONEEL. t n aitfield, komt uil h.t Zijdvertri k , wuirin i ' h'j\ geduurende dit verhaal, verborgen, geweest is. haitfield, IVIijn waarde Juffrouw Darvis, mijn vreugd is 0:1uitfpreeklijk, ons ontweip na wer+sch gelukt ie z■en. ïk verheug mij reeds bij voonaad, deze fiere fenoonheid geheel te bezitten. Juffr. dak vis. Ja, Milord! uw geïtkk hangt nog aaneen' zijden •draad. Mevrouw Verrac moei zig ftork met deze zaak, wijl haar broeders belang haar zeer ter harte gaat. ii aitfield. Hoe Mejuffrouw! gij maakt mij ten uiterften vcr•leegen. Juffr. darvis, Het is gelijk ik zeg, zij twjffclt aan den Brief* dien ik haar vertoond heb, en is van voorixcmen, heden morgen, bij Framiile te gaan; zij heeft een fijn vernuft, een doorziend oog! ! haitfield. Wat hoor ik, en zou mijn geheel ontwerp en sl!e vooruitzichten, voor altoos verijdeld zjn! Die lastige Mevrouw Verrac. Maar wat hier rh gedaan ? Juffr.  ,6 L O U I S E, Juffr. darvis. Mijn vriendfchap voor u zou mij mongljk nog wel eeu middel doen uitdenken, doch ik waag miju geheeie welvaart. haitfield, Mijn lieve Darvis, geef mij raad, onttrek mij uw hulp niet, eisen wat gij hébben wilt,-ik zal u niets weigeren. Ik bid u — Juffr. darvis. De hemel bewaare mij Milord, dat ik eenig voordeel zou bedoelen, het is louter vriendfchap voor u. haitfield. Om *s Hemels wil! laat mij niet langer in ongerustheid, de zaak eischt fpned, zoo de doorfleepen Mevrouw Verrac, den ouden Franville beweegt, zijn wij verlooren; laat ik door 't gewigt van deze goudbeurs ywe ongerustheid verdrukken; neem dit klein gefchenk tot een bewijs van mijn erkentenis, Wij fpreeken. elkander wel nader. Juffr. darvis. Mijn hemel, Milord, gij overweldigt mij ten eenemaal; ik kan u niet langer wederttaan, offchoon ik, wel is waar, van Franville afhang, zal ik egter alles voor u waagen. haitfield. Eedenk toch fpoedig... Juffr. darvis. Wel aan! ik zal n hier voor Louife's Vader doet» doorgaan, welke haar op eene veizeekerde plaats, uit hoofde van haar fiegt gedrag, wil brengen, en dat men dus, wat 'er ook voor mogé vallen, geen gerugt moet maa-  TOONEÊLSPËL. 17 maaken;bedien u dan van deze gelegenheid hoe eer hoe liever, laat mij flegts voor het overige zorgen. HAITFIELD. Miiri lieve Juffrouw Darvis! wat ben ik u verpliet " ik zal zo daadtijk mijn. maatregelen gaan neemen ' en mijn vrienden aanfpooren mij hierin behulpzaam te zijn; nu Mejuffrouw, maak ftaat op mijuc erkentenis, ik vlieg! ZEVENDE TOONEEL. Juffr. darvis, allee». \V"eg is h'j. ö! Die verliefde Lichtmisfen;_ wat fpeelen" zij met hun fchatten, ik maak mij, zoo ik het vVftandig overlegge, meester van zijn'halven rijkdom, nu' ik maak 'er ook beter gebruik van dan hij; geet maar mijn lieve Haitfield , welhaast loopt mij een nieuwe fchoonheid in den mond, om 'er mijn voordeel mede te doen; wat is men verftandig den mantel van fchijuheiligheid om te hsngen, nimmer had ik gedagt, dat die zo veel bedekken kon. A G T S T E TOONEEL. Juffr. darvis, loüise. 10uise komt in een treurige houding, uit het Zijdvenrek, en heeft een boek in de hand. Juffr. darvis, keert op het zien van Louife terug. Juffr. darvis. Gij komt m'j vddr Mejuffrouw! ik dagt zo naar u toe ie gaan. B LoiU-  18 L O U I S E, louise. Ach! Mejuffrouw, ik vind nergens rust, voor mijne afgepijnde ziel. Hemel! waarmede heb ik deze martelingen verdiend ? Juffr. darvis, Hoe beklaagt mijn hart o, mijn arme Louife, hoe gaarne wilde ik u helpen. — loui s e. Ach! mijn-vriendin ; waarmede zoudt gij mijn zielefmart kunnen verzagten? Het lot heeft mij tot. ratnpfpoed gedoemd ; waar is het middel ter vertroosting? Juffr. darvis. Ik wenschte zo gaarne uwe ziel door .troostredenen optebeuren, maar; helaas look dit wordt mij misgund. l o u i s e, met drift. Hoe Mejuffrouw, wordt mij uw bijzijn ook ontzegd. Juffr. darvis. Neen, mijn lieve Louife, wees gerust, het is flegts voor een kleine poos; deze nagt llegts; een mijner gebnuren heeft begeerte om mij haar' laatften wil, wijl zij op het uiterfte ligt, te openbaaren ; doch- ik zal u niet verlaaten, mijn kind! wees gerust, ik zal mij van dit verzoek ontdaan, wees te- vrede, ik. . L O ut s E. Neen! mijn goede Juffrouw Darvis; _ verast om mijnent wil het' verzoek eener dervende niet; voldoe haar' wénsch; ik ben tot alles bereid; dit Boek zal mijn verftrooide zinnen,hoop ik,een weinig bedaaren, ik bid u voldoe uw' pligt, de ongelukkige Louife heeft reeds zo veel geleedeu; zij waüt niets dan fmait. Juffr.  T O O N E E L S P E L. 19 Juffr. O AR vis. , Wel nu, mijn' lieve Louife, wijl gij het dan volftrekt begeert, zal ik u vérlaaten, in hoop fpoedig weder bij u te zijn. loüise. Ontrust u niet om mijnent wille, Vriendin! wanneer men eens den gewigtigften fchok doorgedaan heeft, gewent men ongevoelig aan alle anderen. Juffr. darvis, Ik verlaat u dan, mijn Kind!' maar ftel u gerust, denk dat gij bij uw beste Vriendin zijt. NEGENDE TOONEEL. ' looise, alleen. Louife gaat langzaam in een treurige houding zitten, zij legt hit Soek naast haar op tafel; fteunt haar Hoofd met de hand; ziet in het rond en zegt eindelijk: H emel! welk een rampfpoedige nacht! Gisteren was ik nog de gelukkige de geliefkoosde Louife en ffunds... ó Mijn Vader! thands door u verftoote, als een verworpene van elk verlatten! Doch ik lijde 011.fchuldig, hoe ijslijk mijn lot ook zijn moge. Zij gaat weder mst het hoofd in de hand zitten. B 2 TIEN-  29 L O U I S E, TIENDE TOONEEL. LOÜISE, HAITFIELD. Haitfield komt met drift inloopen en valt voor Louife op de knieën. Louife wil in haar Kamer vhiclnen, doch wordt door Haitfield weerhouden. HAITFIELD. Bekoorlijke Louife, zie hier aan uwe voeten, u tederfte aanbieder; gun mij een oogenblik gehoor, zonder verontwaardiging. LOÜISE. Hoe durft gij, zonder van fchaamte te bloozen, u voor mijne oogen vertoonen? En op welk een tijd flip! HAITFIELD. Engelachtige Louife, wijt dit alleenlijk san mijne hevige liefde voor u, welke mij niets onbeproefd laat ; om u te bezitten, wees eindelijk minder itreng; ik bezweer u bij al wat heilig is. LOUIS F. - Spaar uw eeden, lafhartige, zij zullen mij niet verblinden. HAITFIELD. . Geloof mij; wreede Louife, dat rr.ijn cogmerker omtrend u zo zuiver als de dag zi;n. Loy-  TOONEELSPEL. tv loüise. En gij bedient u van den nacht, om dezelven te verklaarcu! haitfield. Ben ik niet reeds door u verweezen, onverbiddelijke fchoone! Heeft niet de verraader Germeuil zig.... L o Cl l s E. 6! Houd op, wreedaart, dezen mij zo dierbaaren naam te bevlekken. haitfield, Jlaat op en vervolgt met een gemaakte vertrouwelykhtid. Staa mij dan toe, waarde, Louife; daar niets u kan beweegen, mij te beminnen, dat ik voor 't minst mijn' pligt als vriend aan uwe waarde Ouders, en, aan u voldoe; volg mij, gij zijt hier niet veilig, deze vrijheid waarvan ik mij'heb kunnen bedienen, zouden fchurken zig ligt ten nutte kunnen maaken, wees niet onbillijk , 't gevaar is dreigend, 'er is geen tijd tot draalen, volg mij. — louise. Veel eer getroost ik mij den dood, dan u te volgen, ■verraader! gij hebt geen deel in mijn vertrouwen. — haitfield. Wel aan! Mijn geduld is ten einde, weet^ dan mejuffrouw! dat u geen keus meer overfchiet, gij zijt in mijn magt. loüise. Veragtelijk monster! ik zal uw pooging verijdelen. B 3 HMT-  22 L O U I S E, haitfield, terwijl Louife hem zoekt te ont'iugten. Houdt haar, mijn vrienden! Vier Vermomden fclneten toe en vatten Louife. loüise, roept. 6 Mijn moeder! Einde van ha eerfte Bedrijf. TWEE-  TOONEELSPEL. 23 TWEEDE B E D R IJ F. EERSTE TOONEEL. Het Tooneel verbeeldt een Bosch yin het verfchilt ziet men een Kasteel, de dag breekt aan, Louife 'komt geheel builen adem op het Tooneel* geduurig omziende. LOÜISE. ï~Temel! waar berg ik mij! & ongelukkige Louife! aal het noodlot nooit ophouden, mij te -vervolgen? gerechte Hemel! gij die de onfchuld bewaakt, u fmeek ik om bijltand , in al mijn le.d, vermurw het hart mijns vaders, en verilcrk dat mijner moeder; ik kat) niet meer. Zij leunt tegen een' boom, TWEEDE T O O N E E L. lodise, Vrouw dobson. Vrouw DOBsoN, zet een mand welke zij aan kaar arm heeft, op den grond. 2/ ie zo, dat's half weg! maar wat is 't nog donker l nou een droevige morgen , maakt een bleijen dag, zeit 't fpreekwoord. Zij loopt tegen Louife; welke hierop verfchrikt uitroept: B 4 L0Ü1SS.  H LOÜISE, LOÜISE. Ach! mijn goede moeder! wie gij ook weezcu moogt; red mij. Vrouw DO es ON. We! jerrjenie, wel kind, je doet me fchrikken, ik dogt dat ik hier alleen was. LOÜISE. Ach! wees mijn befchermfler! Vrouw DOBSON. Maar dat's nou alles wel, wat fcheelt 'er dan aan? waar wil je heen? wat wil je doen? LOüI SE. Ach! wij zijn hier niet veilig, om u mijnrampen te verhaalen, elk geruisen der bladeren vervult mijn ziel met fenrik ; gevloekte Haitfield ! Vrouw dotsson. ' Haitfield, zegje, wel mijn arme fchaap, en,... loüise. Die eerloo7e fchurk heeft mij gefchaakt, doch ik ben zijn handen ontvlugt; maar ik beef voor ziju vervolg'ng. Vrouw d ons on. Ja, ja! nou begrijp ik je al; zo gauw als je dien naam noemde, wist ik al wat 'er gaans was; ik kèn em wel deeglijk; wees jij maar r.ict verlegen; ik zei der je wel deur helpen; kom hier; doe jij dien mantel maar om; en zet die kap op, en ais ze dan kommen; zei ik ze wel antwoorden; dan moet jij je maar Uil bij mé houden. LOÜISI.  TOONEELSPEL. aj locise. | 6 Mijn befehermëngel! van den Hemel mij toegezonden , wat ben ik u verpligt. Vrouw dobson. Wel, me lieve kind! is dat, dunkt je,, zóón wonder, dat men zen naisten helpt; wel dat is niet meer als onze pligt; en dat behoorde elk mensch wel degelijk natekomen — wel zie! ik ben wel blijde, dat ik nou juist dezen weg heen moest , anders had je inooglijk verdwaald of in andere handen vervallen, (Louife ziet geduurig om,') waar kijk je na? ben je nou nog bang? wel ik gien zier. looi se. Achl mijn goede moeder! wijs mij, bid ik u, eene fchuilplaats waar ik voor vervolging vrij, eens eindelijk adem haale. Vrouw dobson. Ja! dat zou ik je nou wel graag bij mijn aanbieden, maar Haitfield is mijn huisheer en.... louise. Om 's Hemels wil neen! mijn goede Vrouw. Vrouw dobson. Wagt, 'ik bedenk me daar; ik moet dien mand bij meZuster,in 't Klooster der liefdaadige Dogters,breigen; gaa maar mit me, dan zullen we Wel wat voer je vinden; want op ftraat kan je toch niet blijven. — loüise. Ach! laat ik in dat Klooster, pene fchuilplaats, b'j uw'waarde Zuster vinden; ik zal u al mijn leven dankbaar zijn, ach! wees mijn voorfpraak bij de beftuurfter van dat, voor mij zo heilig, gefticht. B 5 Vrouw  * L O U I S E, Vrouw DOBSON. • Wel noiT.w als je daar wilt .weezen, daar zal je niet verftooten worden , want me Zuster is de opperfte 'er in; maar' waar is je vaderen je moeder, of heb je 'die niet meer ? LOiusE, bitter ontroerd. Ik heb eens moeder en had een' vader. Vrouw DOBSON. Kom ik wil je nou ook niet meer bedroeven; laste;-, we maat heen gaan. Zo als zij willen gaan, komt de Kamerdienaar van Haitjield met twee Knechts uit het Busch. DERDE T Ö O N E E L. LOÜISE, Vrouw DOBSON, WILLIAM, TWEE. KNECHTS. WILL1A M, VJToèden morgen vrouw Dobfon, al zd vroeg op weg ? Vrouw DOBSON. . Ja, wat zal ik je daar vr.n zeggen, mijnheer! als wij zo laug.fliepen als de groote lui , zou et 'er liegt met ons uitzien. W I L LI A M. Daar heb je gelijk in, maar je gaat ook vroeger, naar bed. Vrouw 1  TOONEELSPEL. 27 VrOUVV DOBSON •: Ja, dat is ook zo, maar van daag lijk je ie cok n;ct verll ;apen te hebben ; ot' wil je 't vroeg opftaan leeren ? WILilAM. Wei in 't geheel niet; maar ik moet op de meisjens ijagt. Heb je 'er ook een zien loopen ? — Vrouw DOBSON. Och neen! W1LLIAM. Maar hoe ftaat dat bekkie, daar zo bedrukt? me Idunkt om alle verdere moeite te fpaaren, moest'ik ihaar maar mee neemen, wat zeg je 'er van meisjenimaat? Vrouw Dobfon zal 'er niet tegen hebben, onze .Lord is de mildheid zelf. Vrouw DOBSON. Je zoudt je bedroefd foppen , je fluurde der wel ;gauw weérom. WILLIAM. Hoe zo? Hij vuil Louife aanvatten, doch zij ontwijkt hem. Vrouw DOBSON. Och! me lieve menheer! laat 'er uil ftaan, as je blieft. Wel je zoudt je een fchrik op den hals haaien , nog zo; want ze is niet wel bij 't hoofd , ik zou met 'er na een Dokter gaan 5 ze wordt allemes zo kwaad, dat ze met geen zes man te houwen is; je zelt best doen ons maar niet langer op te houën; of ze Lkrijgt 't nog daar je bij bint. WIL-  48 L O U I s E, wi lliam. Wc! dan wou ik ook dat je al weg waart, maar apropos ik moet je dan maar zeggen, dat Milord zig, heden nagt, van een jonge fchoonheid meester gemaakt heeft, die hem, terwijl hij onder een glaasjen w:jn, zig met zijn Vrienden, over zijn overwinning verheugde, onifuapt is; dus moet alles wat in huis is op den loop, om dat haasjen optefpoore; als je nu hier of daar iets mogt ontdekken, dan weet je je pligt • en dat is voor je belang te zoigen; Mijnheer is niet gierig, Adieu! Vrouw dobson, met drift. Ja, ja, ik zei 't wel fchikken. VIERDE TOONEEL. Louise, Vrouw dobson. LOÜISE. A «t a ch! mijne moederlijke Vriendin, waarmede zal ik u mijn' dank bewijzen? Waarmede kau ik u vergelden. — Vrouw DOBSON. Hoor kind, die op den Hemel vertrouwt wordt nooit verhaten, die mot je bedanken, kijk ik ben maar een mensch, en ik doe niet aers as-me pligt. — Maar je: beeft zo, willen we nog niet wat wagten, as die : ichuimers ons weer teugen kwamen, zouwen ze: moogüjk agierdogt krijgen'; as 't klaar dag is koom- • men der meer menfehen op de been, en dan kunnen i we onder den hoop meê loopen, Kom, gaa hier wat! op die flruik zitten, wel je beeft danig. L OÜISE.  ^ TOPNEELSPEL. 29 LOÜISE. Zo als gij 't goedvindt, goede Moeder. VrOUVV DOBSON. Wel ik bin regt mit je begaan; die Haitfield is toch iten ondeugend mensch. Wel foei! ja as ik nog denk wat hij al uitvoerde, toen onze ouwe Landheer, zijn 'Vader, nog leefde; nou die was ook niet beter; wel kind, ja dat mot ik je tog vertellen; ik was dan altijd gewoon om me pagt duitjes, as ik ze opgegaard had, zo met een rep maar na 't Kasteel te brengen; ik dagt altijd, van daag heb ik je en morgen verlies ik je, nou dat gefchiede altijd 's morgens; maar dan was 't op 't Kasteel nog nacht, zo dat, dan fprak ik den Rentmeester maar; evenwel ik dogi, ik mot reis wat laater gaan, ik ben nieuwsgierig wanneer het voor onzen Landheer wel ogtend is; ja wel me nieuwsgierigheid iwierd mooi betaald, ik trof, in plaats van den Rentimeester den Landheer zelf aan; wel jemenie peet jannetje, daar haddeu we de poppen aan 't dansfen, daar was geen beter Vrouw in 't hcele Dorp as ik, iic imoest gaan zitten; ik eenvouwdige ziel, ik was 'er puur dtngfig van, dat ik zoon eer had, maar 't brak ime wel op. Menheer kwain naast me zitten, en '.wou men hand grijpen, wel ik meen dat ik opvloog, imaar wat zou ik doen; geweld dorst ik nog niet eens maaken, nou hij wou dan met kragt en geweld een zoen van me hebben, en haalde een heele hand vol Üucaaten voor me uit zijn zak, as ik 't doen iwou, maar ik weerde me zo goed as ik kon, en !de Hemel beftuurde, mot ik zeggen, dat juist zen knecht binnen kwam, en zo nam ik mijn fhg waar, om heen te loopen; k'jk ik was toen nog wat Jonger, jas nou, maar van die tijd of aan, gaat me man na 't kui-  3o L O U I S E, 't Kasteel as 'er wat te zeggen is; want 't is cLar, zc de Oude zongen , zo piepen de Jongen. loüise, die geduurende dit verhaalt de grootjle ongerustheid heeft doen blyken, zegt eindelijk, tpftaande. Welaan thands is het dag, laat ons nu in 's Hemek naam vertrekken. Vrouw DonsoH. Ja kom an , nou is 't tijd, hou me nou maa; vast. V IJ F D E TOONEEL. germeoil, kcmt treurig op' het Tooneel, ■ houdende een" brief in ae hand. germeuil. V. daar dan het eind van al mijn aangenaame vooruitzichten! Algoede Hemel; gij alleen kent mijn hart; gij alleen zijt getuige mijner opregte eeden, die ik zc dikwerf aan de voeten van die trouwlooze, die 1'gtzinnige heb gezwooren. Vervloekt zij het uur Waaffn ik mij door haar betooverend fchoon liet verblinden;zij zwoer mij eeuwig de mijne te zijn; zwijg flang! uw woorden zijn vergiftige pijlen, zij doorbooren mijne Ziel; welaan! dat ik nog éénmaal mijn vonnis her« leeze en dan fterve. Hij leest. „ Mijnheer; daar het den mensch geoorloofd is,zijn ., eigen welzijn te behartigen, heb ik beflooten,,een »• voordeeliger partij, welke mij kortlings aangebooden o» is, tc omhelzen. Ikheb u,wel is waar,mijne hand „ toe-  TOONEEL S- PEL. 31 toegezegd; doch ik agt u te edelmoedig om niet , van dit recht ten mijneuvoordeele aftezien;gij hebt ,. te veel vernuft om niet -duidlijk al het lastige van een' gedwongen, echt te befeffen; dus verzoek ik u, om alle verwarring vddrtekoomen, uwe verdere , opwagtingen te ftaaken. Ik zoude u raaden een klei, ne reis tot veriirooijing uwer z;nnen Je i'oen. Ik hoop mij welhaast Milady te teekenen , in de , plaats van LOUIS E." Ik zal mj van u verwijderen doch niet vddr ik :ierst uw' verleider,, en daarnaa. ü, aan mijne gerechte vraak opgeofferd hebbe. De dag uwer plegtigheid zij die >wer dood lk zal. . maar ach! wat zeg ik! is deze ,uouife, wier bloei ik wilde doen (hoornen, niet mijne langebeden LouÜè, het voorwerp mijner tederfte zorgen j het geliefkoosde pand haater brave Ouderen, mijeier: verftandige Zuster,.en ik, ik wilde haar moorder jijn! ik wapen mij om de verleide onfchuld te verplet:ien, fplijt Aarde ender mijn voeten en verzwelg rrfj! waar berg ik mijl Ik gruw voor mij zeiven. //?; (baat' in gepeinzen. Welaan mijn beflnin is trenoomen ,ik ga mij op haar' "erleider wreeken. Haitfield, die fchurk, wel eer fgeweezen, tragt zig nu mooglijk te wreeken, ik zal mets onbezogt laateu; mijn leven is voor Louife, en >.ls•■ ik,winnaar keer-, dan, d dan werp ik mij voor de voeten van mijn aanbiddelijke Engel, om mijn ifohnis uit ha'ar* fchoonen mond te hooreu; geef Hemel dat nrjn wensch gelukken moog'!' ZES-  3* L O U I S E, ZESDE TOONEEL. Zo als germeuil vertrekken wil, komt haitfield op het Tooneel, doch wil op het zien van Germeuil terug; deze vliegt naar hem toe en rukt hem bij de hand, tot vóór op hn Tooneel. germeuil, driftig. \ vJeef mij Louife weder. haitfield, geveinsd. Wat deert u, mijn Vriend? welk een woest gelaat'Ij germeuil. Antwoord verraader! ik vraag u mijn Louife weder[ beet üioode, uw bloed zal mij voldoen. haitfield. Mijn waarde Germeuil! waartoe deze dreigen* blikken? zie mij aan! ik ben uw Vriend. germeuil» Moordenaar der onnozelheid, fidder voordewraal' des Hemels! Hij zal u welhaast treffen, in den ai grond der Hel, zoek daar uw* Vriend; ik be uw Vijand. haitfield, met een geveinsde vriendlijkheid. Ik ben geheel verflagen, uw verftand fchijnt ver bjsrerd. Wat wilt gij van mij? germeuil. Wat ik wil, Wolf in 't Schaapsvel, het onnoozel Lam uit uwe roofzieke klaauwen verlosfen. Geef m Louil  TOONEELSPEL. 33 Louife weder, of voleindt, op dit oogenblik, mijn rampfpoedig leevcti. „ . , ,, A ', Germeuil biedt zijn' degen aan Haitfield, doek deze weigert dien en zegt met een gemaakte vertrouwelijkheid: haitfield. Hoor mii, Germeuil, één ogenblik zonder oplnopenheid aan, laaf u door uw woede niet overheerfchen, ïfjbeSgt mij; doeh ik vergeef u zulks, ,kbeklaag « ?-eI eer; geloof mij, mijn Vriend! dat ik voor u alles zoude opofferen ; fta mij dus toe n als een oprécht Vriend te naden, deze Louife uit uw z nnen te bannen- waarlijk, mijn Vriend! gij ziet alles met het oog de hefde doch ik, mijn Vriend zie bedaarder ; uw tederheid, goede Germeuil, verblindt u te zeer,laat u door mij raaden! germeuil» Schandvlek van het Meuscblijk geacht , is het dm dat eü uw fnoodheid zoekt te veroergen? Uurrt gi] de V iendfehap tot uw masker kiezen! Ik Het u voort, gaan wijl ik het vermaak wilde hebben, uw fnoodheid derzelver ten hoogden top te zien bereiken, thand ben ik volkomen van alles overtuigd. De Hemel tij dank! gij beleedigt haar deugd, wijl gij uw doelwit gemist hebt. D.tisg'noeg; maar weet, eerloosi rnonfter dat ik voor de bnfchuldige en door u gelasterde Louife, mijn leven zal wangen, zo lang ik adem haal, verdeedig u, ondier, gij zijt den naam van mensch onwaardig. haitfield. Befef Germeuil C. cer-  34 L O U I S E, GERMEUIL. Verdecdig u, zeg ik, het is noodzaaklijk dat de aarde van zulk een' fchehn verlost worde, trek ' of ik verniel u, booswigt! haitfield, trekt, zij vegten, Haitfield valt. ' Vlugt, Germeuil! Eenige Boeren fchieten op het gerucht toe, en draagen Haitfield voeg, Germeuil vlugt. Einde van het tweede Bedrijf. DER-  T O O N E E L S P Ë L. 3 5 DERDE B E D R IJ F. EER S T E TOON E E L. Een Kavier in het Huis van Franville, Franville wandelt met groote fclireeden over het Tooneel, Mevtouvo Franville zit aan tene tafel; waarop ontbijt gereed fiaat; in een flille droefgeestige houding; en biedt Franville een 'kop Cofftj aan. Mevr. FRANVILLE. 3VX> waarde Franville; ik bid u,.kom tot u ielven. Hemel welk een nacht; rampzalige drift! franville, haastig. Zwijg Mevrouw! en vcrfcheur mijn hart niet verder; de"wonde is reeds diep genoeg; geen drift bezielde mij, ik was veel eer verpletterd; eert ijslijke afgrorfd opende zig voor mijn voeten; mijn eenig kind ttondt wankelende op den rand; moest ik haar redden, ot ,haar val koelzinnig aanfchouwen ? Mevr. FRANVILLE. Neen! mijn lief! daartoe ware geen Vader in ftaat; "maar zijt gij verzeekerd van het wankelen uwer Dogter? heeft men u de Harsfenen niet te zeer verbijsterd? ■ franville. Gave de Hemel dat het flegts verbijstering - ware, dan was het misdrijf niet aanwezig; doch wees verC 2 aee-  3<5 L O U I S E, zetkerd, wat gij ook zeggen moogt, Mevrouw' ik zal mij niet laaten verblinden; ik zal toonen dat ik thands zo geflreng, als te vooren zagtmoedig weet te handelen. Zij die mijne goedheid misbruikt, veragt, moet m'jn geflrengheid ondervinden, ik zal,,. Maar hoe! Mevrouw Verrac en op dit uur!.... TWEEDE TOONEEL. Mevr. verrac, de vooricen. v V er&hoon mij Mijnheer! dat ik onaangemeld en zo vroeg in den morgen, u kome overvallen; de fmertelijke gevallen, welken dezen nagt als op een geftapeld fchijnen, hebben mij hiertoe genoodzaakt. Ja Mijnheer! ik kom u fmeekeu mij een oogcubiik, zonder woede of vooroordeel , aan te hooren. franville. Ik weet, Mevrouw! wat gij mij zeggen wilt. Helaas! maar al te zeeker! fpaar dus, bid ik u, de redenen welken gij ten voordeeie van Louife en uw' Broeder zoudt kunnen bijbrengen; ik wil niets hooren, mijn befluit is genoomen, en het blijft onveranderlijk, mijn blinde toegeevenheid is oirzaak vanalks: had ik haar fchoon fchijnende deugd, minder vertrouwd, mooglijk.... wat zeg ik! voorzeeker behoefde ik mij thands haar' naam niet te fchaamen, en de nu voor altoos vervlogene rust heerschte nog in dit verblijf. Thands is alles te laat, vaar wel! Hij vuil vertrekken, doch zij weerhoudt hem. Mevr. verrac Ik fmeek u, Mijnheer! hoor mij! wees bedaard! fr A n«  TOONEEL SPEL. 37 franville. Wat toch kunt gij mij zeggen, Mevrouw! weet *ij dat uw efcen Broeder Louilè befchuldigt ? kunt gij au nog twijfelen? Maar gij weet mooglijk niets van jen eigenhandigen brief uws Broeders ? Mevr. verrac. Ja Mijnheer die is mij maar al te wel bekend; ik heb dat inoode papier geleezen. franville. Hoe Mevrouw! gij hebt het geleezen, heeft die xxisw'gt, u een affchrift van zijn grievende Letteren gezonden, of waart gij mooglijk bij het opuellen egenwoordig? Mevr. verrac Noch het een, noch het ander, Mijnheer} ook mijn Broeder is geen booswigt; hij in de ziel getroffen, door het wegvoeren zijner tederbeminde Louife, zondt mij heden nacht dit briefjen; lees dit Mijnheer! en oordeel over zijn gedrag, (zij geeft hem den brief over.) Franville leest, met innige ontroering, dit hij tragt te verbergen. franville. Wel nu Mevrouw ! Mevr. verrac. Weet dan Mijnheer; dat ik mij, na den ontfangst van dit briefjen, met allen fpoed tot uwent begaf; maar óórdeel over mijne verbaasdheid, wanneer ik, bij mijn aankomst, alle uwe Dienstboden in een diepe droefheid gedompeld vond, wijl men hunnen jongen Meester half iWltoogejtde hadt weggevoerd. Lot jen, dat G 3 br*.  33 LOUIS Ei brave meisjen , fmcekte mij in de dringendftebewoordingen, her vei blijf' van haarMeestercs optcfpeurcn; ik beloofde rrertoe al mijn vcrmoogen in 't werk te (lellen;doch tevens in de grievendite onzeekerheid hoedanig zulks aan te vangen ; in deze angfl;ge mijmering, fchoot mij' gelukkig het huis van Juffr. Darvis in den zin, wijl deze weleer de Voedfter van de ongelukkige Louife geweest was; ik liet mij in allen haast daar heen brengen, alwaar ik Louife in de uiterüe zielfmart vond, welke Juffr. Darv's mij zeide zo hevig geweest te zijn, dat zij genoodzaakt ware geweest, haar naar haar kamer te brengen; ik 1'ct mij itltusfchen door Juffr. Darvis van alles onderrigten; en hierdoor Mijnheer, heb ik dien heillozen brief gezien. franville. En gij twjjrTclt nog Mevrouw ! daar ge zelf zaagt Mevr. verrac. Ja mijnheer, ik houde mij verzeekerd, dat hier bedrog fchu'lt, waar van uwe rampfpoedige Dochter, en mijn ongelukkige Broeder beiden, het llagtoffer zijn. franville. Bedrog zegt gij! en wie zou dit bewerken? Mevrouw mistrouwt gij uvy eigen oog? gij zaagt immers zelve Mevr. verrac Ik zag een fchrift, maar geenszins dat van m'in* Broeder; zijn ziel is te edel tot Zulk een laag opftel; en uwe Louife verdiende nimper zulk een verwijt. — franville. Het is vergeefs, Mevrouw! wat gij ook tragt aan tewenden, nimmer zul* gij mijn befluit verandeien. Louie  TOONEELSPEL. 39 Louife komt niet weêr onder mijne oogen, ten lij ik volkomen van haar onfchuld verzeekerd ben. Mevr. vebrac. Duld Mijnheer; dat ik nog éénmaal mijne gedagten hieromtend moge uiten, overweeg eens bij uw zeiven , of dit het middel is om uw kind van haar dwaaling, gefield zijnde dat zij fchuldig ware, te geneezen. Neen Mijnheer.' geloof mij, het zagt gevormd hart eischt eene zagte behandeling ; een ziel welke niet ganrsch het verderf toegewijd is, laat zich veej eer door tedere verwijten, dan door norsfe bejegeningen leiden. Ik bid u Mijnheer! eene fchoonheid als Louife! overweeg hierbij het getal haarer aanbidderen. Mijn broeder zelf, ik fta niet in voor zijn wanhoopend belluit; gij onttrekt haar uw vaderlijke zorg; gij verbant haar uit uwe tegenwoordigheid; zij is dus van alles verlaaten; en een prooi van allen die zig hiervan willen bedienen. FRANVILLE. Gij vergeet, Mevrouw! dat'Juffr. Darvis.... Mevr. verrac. Vergeef mij Mijnheer! deze Vronw is bij mij altoos verdagt geweest; laat ik u bidden, herroep uw vonnis veel te wreed omtrend mijn ongelukkige vriendin,uwe eertijds zo zeer geliefkoosde Louife. Laat zij haar' onfchuld aan uwen boezem moogen uiten. Wees niet doof voor de infpraak van uw hart; denk Mijnheer 1 het is een teder Meisjen! ó ik gevoel haar lijden-; ik fmeek u laat haar dien hoop, dat zij éénmaal, door een boetvaard'g gedrag(, weder al uwe liefde genieten zal, en dit blijde vooruitzicht zal haare gangen rigten, hoe ligtelijk wordt niet menig teder Meisjen, een prooi haarer onnozelheid. -— C 4 FK.AN-  do L O U I S E, franville. .Gij fchetst fchoone beelden. Mevrouw, doch ik mistrouw derzelver verwe. Mevr. verrac. Heb medelijden met een verdwaalde: ruk haar uit het verderf, maar veragt hr.ar niet; Hel u de wanhoop van een, door elk verbaten Meisjen, voor oogen. Hemel tot welk een' ftap! ik beef op het enkele deukbeeld hiervan, algoede Hemel! wees gij haar be» fchermer. Franville ftaat in diepe gepeinzen. Mevr. verrac vervolgt. Gij peinst Mijnheer, zoude mijn redenen eenige in» drukfelen, op uwe ziel maaken, zoude ik zo gelukkig geweest zijn, de fmart van mijne arme Louffe te verminderen! franville. Gaarne beken ik Mevrouw, dat gij mij tot eenig raadenken gebragt hebt; ik bezefailes wat gij mij voorgemeld hebt. Ik zal Louife weder onder mijn eigen opzicht neemen; ik zal mij langzaam,aan haar trachten te gewennen; mooglijk verzoent de tijd en haar berouw ons weder met elkander. Ik gevoel dat ik nog vader ben; ik ga haar nog heden zien , vaar wel. Geduurende dit geheele Tooneel, heeft Mevrouw Franville zitten botduuren ; zij geeft tusfclien beide haar genoegen of misnoegen, door teekenen te kennen. DER  TOONEEL SPEL. 41 DERDE TOONEEL. Mevr. franville, Mevr. verrac. Mevr. franville. ÏHÏoe veel dank ben ik u niet verfchuldigd, mijn waarde vriendin! voorat' het moeijelijk overreeden van mijnen echtgenoot. Mijn ziel is overftelpt van vreugde, ik kan geen woorden vinden om u mijn erkentenis te uiten; mijn dierbaare vriendin hoe zal zig mijn Louife verheugen! Haar dank zij u eeuwig toegezegd. Mevr. verrac. Houd op, lieve vriendin! overftelp mij niet met onverdiende lof. Ik heb niets verrigt dan 't geen mijn pliet en die van elk weldenkend mensch ware. Ik heb de verdrukte nvjn hulp gebooden in de plaats van ze te i helpen verpletten. VIERDE TOONEEL. de voorigen. germeuil, komt verwilderd op het Tooneel, en wtrpt zig voor de voeten van Mevrouw Franville neder. Hemel, waar is mijn Louife? Mijn waarde Mevrouw ; ik fmeek u hergeef mij uwe aanüiddeiijke dochter, ik bid u geknield hierom.... Mevr. franville. . Ik bid u, fpreek mijnheer! ik ben geheel buiten mij zeiven. ger  42 L O U I S E, germeuil. Ach Mevrouw! weet dan mijn engelachtige Louife is oul'chnldig; en haar belaager heeft van mij zijn loon ontfangen. Mevr. franville, Mevr. verrac, beiden. Kemel! Mevr. franville. Staa op Mijnheer en verklsar u nader. Mevr. verrac. v! Mijn Lroedergij hebt gewis den fchelm Haitfield.... germeuil. Te recht noemt gij hem dus, oordeel van mijn ontfteltenis, bij den outfangst van dit papier. Mevr. FRANVILLE. Hoe! gij hebt een' brief. g ermeuil. Noem het veeleer een doodvonnis; dit was het ten minden voor mij.... (Hij geeft den trief'aan Mevr. Franville.) Ik bid u lees zelve Mevrouw. Ik ben te zeer ontroerd. Mevr. franville, hcst mtt veel ontroei ing. Mevr. verrac, ter zijde, • Heb dank! Hemel! Louife is oufchuldig. Meur. fraNville. Gerechte Hemelf welk een reeks van misdrijven. Lees vriendin. Tegen  T 0^0 N E E L S P E U 43Tegen germeuil. Belaag mij Mijnheer, ik heb veel geleeden , en wai moest men van uwe verwijdering, bij dit alles. gisfen. GERMEUIL. Die was noodzaaklijk Mevrouw, wilde ik de eer i van uwe Dochter redden. Reeds lang waren mijn I vermoeden op Haitfield gevallen; zijn hoopiooze liefde , opende den afgrond , waarin Louife moeit neder: ttorten; gij kunt' dus ligt bevroeden welke keus ik nam, op het leezen van deze voor mij zielgrievende : letteren; als van den donder getroffen las en herlas ik die dikmaals i zonder mij zeiven te kunnen geloo\ ven. Wauhoopende vloog ik de Stad uit; in mijn eerde woede vloekte ik Louife, doch op hetzelfde \ oogenblik Vloekte ik mij zeiven nog duizendmaal i meer, dat ik dien Enge! konde beleedigen, eindelijk meer bedaard, bevond ik mij tot mijn groote blijdI fchap reeds op den weg naar Haitfields Landgoed, zo dat het mij flegts weinig fchreeden koste, om dezen eerloozen fchelm te (haften; en hem het loon voor i alle zijne euveldaaden te doen erlangen ; hier over pein| zende dwaalde ik door het bosch; ik overzag nog eenmaal dit vergiftig blad, als de verraader zig, op 't onvoorzienst, vertoonde, woedend vloog ik naar hem toe. Die booswigt, tragte mijn' rechtvaard:gen toorn; door zijn Hangen tong te maatigen. — Vergeefs bediende hij zig van den mantel der vriendfchap, om 'er zig in te vermommen, ik rukte hem dien af, en zie daar den fchurk in zijn waare gedaante; dit monfter moest van de aarde, op dat zijn gif zig niet verder verfpreide, hij heeft het loon zijner euveldaaden van mijn hand ontfangen; hier draag ik roem op. Mevr.  44 L O U I S E, Mevr, franville. Tk ben geheel buiten mij zelve, door uw verhaal, welke gruwelen! ó mijn arme Louife. germeuil, mee diift. Om 's Hemels wil! Spreek Mevrouw. Wat is 'er van Louife geworden, gij beklaagt haar! Rampzalige Germeuil! Mevr. verrac. Bedaar broeder! Louife bieef nog fteeds dezelfde,, zij is nog uwer waardig. Mevr. franville. Sta mij toe, Mijnheer! u te verlaaten,op dat ik van mijne ontroering bekoome, ik zal intusfehen Franville, welke alreeds door uw dierbaare Zuster tot naadenken gebragt is, verder ten uwen voordeele tragten in tc necmen. VIJFDE TOONEEL. germeuil, Mevr. verrac. germeuil. Ik fmeek u, mijn dierbaare Zuster, heb medelijden met een gefolterde ziel, ik bezweer u breng mij bij Louife, mijn hart vliegt haar reeds te gemoed, Mevr. verrac. Ik zat aan uw veriansren voldoen, doch Louife is niet hier; zij is bij Juffr. Da.vis. -— Mevr. K R a N v ICLÜ. Kóm mijn' betreurde Dochter! trom in mijn armen. loüise. Hemel! dit is te Teel'voor mij! 'Mevr. verrac. Welk een roerend fchouwfpel! Vrouw d'O'BsaNi Neen! dat is niet om te zien, daar mot me wel bij huilen! loui se. Welk een heil, ik mag mijn geliefde Ouders weder omhelzen; dat dan alles' vergeeten zij! ook uwe omhelzing, mijn vriendin ! is mij weder vergund. Mevr. v e r bac. Gij vergeet lieve Louife, nog den vtiend, die u weleer dierbaar was. loüise. jftch! wat herinnert gij mij-! kan mijn vriendin den alfem bereiden, waar door mijn vreugd verbitterd wordu Ook hij verliet mij, hij vergat de arme Louife, toen zij hulploos ltoildt; hij beminde mij niet zo als ik hem ieminde. Mevr. verrac. Gij doet hem onrecht, mijn lieve Louife j mijnbroeder bemint u als voorheen, Hij.... loüise.  r 0 0 NE EL S'P E L. ss xouise. Onmooglijk! doch, fpreek voord van hem, ik hoor dit gaarne. Mevr. VERRAC Hij heeft meer geleeden dan gij denken kunt; hij is uwe liefde waardig; mijne Louife zoudt gjj kunnen befluiten hem te zien? ó! zoo dit mooglijk ware zou hij u zelf overtuigen. l OUlsE. Hij, die eeuwig in dit hart heerscht, behoeft geen overtuiging; bittere traanen heb ik om hem geweend toen hij fchuldig.fcheen; thands, daar hij onfchuldig is, kunt gij mijn andwoord ligtlijk raaden. Ach! vriendin, waar is mijn Germeuil ? VIERDE TOONEEL. germeuil, komt yit het zijdvertrek en werpt zig voor de voeten van Louife; deze geeft een' gil en valt in zwijn, in de armen van Mevr. verrac,. Vrouw dobson fchiet toe en brengt een' ftoel. germeuil. jAan uwe voeten,aanbiddelijke Louife!omu van zijn eeuwige liefde te' verzeekeren. Mevr. verrac. Dit had ik gevreesd, onbedagte! Mevr. franville. Mijn arme kind! D 4 Vrouw  55 L O U I S E, Vrouw do 11 s o n. Lieven help, wil ik wat water of azijn gaan haaien ? Zij gaat fchielijk heen. V IJ F D E TOONEEL. de vooricen, belialven Vrouw dobson. franvillf. Ongelukkig Me;sjen! germeuil, nog geknield. Hemel! wat heb ik gedaan ? rampzalige drift! ö gruwel! haar, die ik boven alles bemin, ftort ik in doods gevaaren! Hoe gaarne offerde iR mijn leven voor haar op. franville. Bezadig u, Germeuil. ZESDE TOONEEL. de voorigen, Vrouw dobson» met een Fies in de hand. Vrouw dobson. aar; ik heb 't zelf maar opgezogt. (Zij vuil met een tip van haar boezelaar in de fles doopen, Mevr. Verrac ontneemt haar dczelve.j Mevr. verrac. Wagt goede Moeder, zij bekomt reeds. Vrouw  TOONEEL SPEL. 57 Vrouw dobson. Zol germeuil. Wanhoop en fmart beheerfchen mij! ö mijn dierbaare Louiie, zie uwen , tot de dood toe getroffen, Germeuil.' looi se. .Germeuil, hoorde ik. franville. Dank Hemel! germeuil. Dank Hemel! vuurige dank! ö m'jn tedergeliefde Louife, heb medelijden met het fmeeken van uweu weleer beminden Germeuil; ik bid u knielende; om uw liefde, aanbiddelijke fchoone, herftel u! Geef mijn ontroerde ziel haar kalmte weder, door een woord uit uw' lieven mond; verhef mij tot de gelukkigfte aller ftervelingen! ó! mijne geliefde! ; louise, Germeuil haar hand toereikende. Germeuil! kunt gij twijffelen aan mijn tederheid? l!r hield niet op u te beminnen, en zal nimmer daar mede ophouden. germeuil. Engelachtige Louife, gij geeft mij het leven weder. Eeuwig zal ik, aan uwe voeten, mijn' dank uitltamelen. Hoort gij dien Engel, mijn vriendin! 6 ik berf boven alle ftervelingen verhecven. louise, wijzende op haar Ouderen. Geduld, mijn Germeuil, hun zegen moet ons geluk volmaaken. _ ' D 5 ZE-  -58 L O ü I S E,. ZEVENDE TOONEEL. de voorigen, haitfield, met drift. germeuil wil op Hciiv tld toefchieten. franville wtirhQMdït hem. louise, K valt in zwijm. germeuil. 6! Schelm, gij hier! franville. Zagt, vriend! Tegen haitfield. Wat wilt gij booswigt! uw fchapenvagt 'is ver> fcheurd, begeef u weder onder de wolven! haitfield. Hoor mij, Mijnheer! mijn leven was fiiood, doch ik hoop alles té herdellen. franville. Wenfchelijk ware het dat zulks in uw magt flonde. Mevr. Franville, Meir. Verrac, en 'Germeuil onderfieunen, Louife. — 'Vrouw -Dobfon, veegt haar oogen met de tip van haar' halsdoek af. hai't field. 'Deftrengheid die ik mij, zoo mij nog een'gen tijd levens vergund is, opgelegd hebbe, zal mijn voorige misdnj ven , 20 ik hoop, vergoeden; het tooneel 't welk ik zo even bijgewoond heb, heeft mijne ziel .te fterk getroffen, -juffr. :Darvis..,, fran'  T .0 O IV E E L S P JE L. 59 fr an ville. Wel nu! germepii» Wagt u,eerlooze, dit huis weder met uwe gruwelen te bezoedelen; gij en JufFr. Darvis.... h a 1 t f i e l d. Haar dood, moet u allen gerust (lellen. allen, behahxn Vrouw .Dol'Jon. Dood! Vrouw DOBSOS. Bewaard ons. » haitfield. Ik was b;j haar fterven tegenwoordig. 6! Dit herdenken is ijslijk; zij is uw aller medeleden waardig. Mevr. verrac. Heeft zij zig nog voor haar dood bekeerd 2 Mevr. franville. Dat ware te wenfchen! franville. Wel nu,gij waart.bij haar verfcheideu tegenwoordig. haitfield. Ja Mijnheer! ik ben ooggetuige van haar verfchriklijk einde geweest; gij weet dat ik door Germeuil overweldigd werdt, men hieldt mijtl wonde voor'gevaarlijker , dan dezeVvè, bij nader onderzoek, bevonden werdt; ik was raazend van fpij: over het, mrsfen van Louife, getroffen door de verwijten van Germeuil en woedend , vloog ik , zo dia ik verbonden was, naar bet-Huis van Juffr. Darvis; maar, 6! Mijnheer, welk een  fo LOUISE, een fchouwfpel! Deze rampzalige hadt zig op het geragt, 't welkt mijn Knechts over het outvlogten van Louife maakten, met recht bevreesd, dat men alles ontdekken mogt, door vergif, 't welk zij dervende bekende reeds, federt een' geruimen tijd , bij z'g gedraagen te hebben, jammerlijk van het leven berooft; ik vond haar worltclende met de wreeddê pjnen; zij fmcekte mij aan haar clendige dood, een voorbeeld te neetnen. Ik, gruuwende voor mij zeiven, beloofde haar uwe vergiffenis voor haar en mij aftefmecken; mijn berouw is oprecht, Mijnheer, onttrek m;j uwe goedheid niet; ik zal al mijn gruwelen ontdekken. — franville. Ga voort..,. Mevr. franville. Arme Louife. haitfield. Vergeefs waren de herhaaling mijner hevige liefde voor uwe beminnelijke Dochter; ik zag al mijn poogingen tot het bezit van haar die ik boven alles waardeerde; verijdeld, dit deedt mij alle fnoode listen in 't werk ftellen, om haar te verkrijgen. Mevr. verrac. Welk eene ontknooping! franville. Verder.... haitfield. Ik moest, wil Je ik hier in flaagen, Germeuil van haar verwijderen, hier toe moest ik de hand van Louife en Germeuil m3gtig zijn. ger-  T O O N E E L S P E L. 61 GERMEUIL. Gevloekte fchurk! FRANVILLE. 'Gaa voort.... VrOUW DOBSON. Wel foei! dat's kwaadaartig! HAITFIELD. Niemand konde mij hier in behulpzaam zijn, dan Juftr. Darvis; wijl zij de voedfter van Louife zijnde, mij haar brieven gemaklijk konde bezorgen tot namaaking van haar hand, en die van Germeuil, ik ftelde haar zulks voor, en zij beloofde mij, onder beding van een aanzienelijke belooning, haar hulp, kort hierop gaf zij mij werklijk een' brief van Louife, na weiken zij een', die voor Germeuil beüemd moest zijn, opgefreld hadt, benevens een van Germeuil, waarmede ik ten opzichte van Louife hetzelfde moest doen; doch welken ik u moest doen toekoomen, als gefchiede dit van mij uit achting voor u, dat ik u verder raaden moest Louife bij haar te brengen; zullende zij mij als dan wel gelegenheid verfchaften die lieve onnozele magtig te werden. FRANVILLE. . Hou op, ik ijs van zo veel gruwelen! H AITF 1ELD. Zoo mijn opregte bekentenis borg voor mijn berouvV imag zijn, bid ik u,knielend hetzelve met uw gewoone i zagmoedigheid aan te neemen; ik zal mij van een oord i verwijderen, waar mij niet dan mijn knaagend ge| weeten vergezelt. Mevr.  6h' L O Ü I S E, Mevr. franville. Ongelukkig flagtörTer! Vrouw doeson, Jlhut Raar handen in malkander. Heer! Heer! wat hoort men niet al. franville. Welaan het is u vergeeven, wat zegt gij; Germeuil! gij zwijgt, twijffèlt gij ? germeuil. Ik ben fpraakloos van verwondering. haitfield. Waarde Germeuil , weleer noemdet gij mij uw' vrierd; toen ik een booswigt was, onttrek mij na uwe omhelzing niet,, welke ik éénmaal hoop waardig te worden. germeuil, omhelst hem. Wij zijn vrienden. haufiedD) knielt iioor Louife. Welk een heilrijk oogenblik', durf ik, zagtaartigé Louife, ook van' u verg:rrl-nis hoopert, aan uwe voeten wagt ik mijn vonnis. ~ louise. Uwe belediging was hitter, zeer bitter; doch-'de Hemel heeft uwe poogitijien verijdeld, ik ben gelukkig, geen mensch moet om mij treuren; men denke aan niets meer. h A itfield, fttttU op. Dank Hemel! die mij eindelijk de oogen geopend hebt, welk eene zagte kalmte heersen, thands in mijne ziel! 6 mijne vriendin! fran.  TOONEEL SPEL. 63 franville, neemt Lmife en Germeuil lij de hand. Welaan mijn kinderen! dat thands uw egt onze vreugd volmaake. Hij, die onze wenfchen hoort, be. kleede u met zijn' zegen. Mevr. franville. Omhelst mij, waarde kinderen; ik ben geheel vreugde! Mevr. verrac. Uw heil zij volkomen, mijn vriendin! ook gij mijn broeder wees gelukkig. haitfield. Mijn vuurigfte wenfchen zullen uw geluk bevatten. Vrouw dobson Veuls geluk ! Menheer en Mevrouw, veuls geluk \ (terzijde.) Jongens, Jongens! wat bin ik blijde, dat 't zo afgeloopen is. germeuil. Befchermfter mijner Louife! uwe daaden zullen niet onbeloond blijven, ik zal.,.. VrOUW doeson. Ja, dat hoeft niet, Menheer, as ik zo tusfen bij je maar rijs mag kommen zien, hoe Menheer en Mevrouw vaarc: dan bin ik dubbeld wel te vreeden; kijk ik heb van daag zo veul gezien en gehoord, of ik zo levendig in de Commedie zat; ik bin der maar eens geweest , maar dat heugt me nog, daar was je ook wat te doen. fran-  64 LOUISE, TOONEELSPEL. FRANVILLE. Welaan mijn vfenden , dat deugd en viiendfcha| voordaan, onarTcheidelijk aan ons leven verkilogt zijn en alle vooroordeelcn, voor altoos uit onzen vtje'ti: den.kring vsrbannen blijven. EINDE.