H •- nU(931  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bi. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.    T O ONEEL OEFENINGEN VAN A. L O O S J E S. Pz. DERDE DEEL. Het Tooncclfpel is een fpiegel des leevens, en een fchüderij van de handelingen der Menfchen. SAM. WERENFELS. TE HAER.LEM. By A. LOOSJES Pz. MDCCXCII.  INHOUD van het DERDE DEEL. de graaf van egmond, gevangen, Treurfpel. de ïitooMi, Zedsnfpel. de gebroeders N AER EB OUTj TOO- neelfpel.  D 3 GRAAF van EGMOND GEVANGEN.   D 2 GRAAF van EGMOND GEVANGEN. TREURSPEL. DOOR A. LOOSJES Vs, TE H1I1LI M. % A. LOOSJES Pz. M » C C X C 1 I.   VOORBERICHT. Egmond ——een der esrfte en voornaamfteflachtoffers van Alva's woede in de Nederlanden —= Egmond in de oogen'olikken even voor en in die zijner gevangenneeming te fchilderen was mijn pooging in het hier agterftaand Treur/pel. Ik verbeeld mij hem en de overige perfoonen recht gedaan te hebhen. Bovenal de Hcofdperfo- tiaadjen. In 't Chara&er van Ferdinand en d' Avila heb ik mij eenige vrijheid aangemaatigd. Over die welke het Tooneel eischt behoef ik mij niet te verontschuldigen. 't Treur/pel Graaf Van Egmond van den Heer Gb'the, was mij niet dm in naam bekend, toen ik het plan vormde van dit ftukje. — Ik heb h'et gehezen, eer ik de hand aan 't werk Jloeg : maar de zeer vreemde wijze, waarop ik het geheel ftuk behandeld vond, fchoon ik gaarne de uitfteekende fchoouheden en zijnefraatje vercieringen op veele plaatzen erkvme , gelijk ik dan ook in eenige kleine bij zonderheden hem gevolgdhebbe ,Jchrikte mij niet af, om mijne pooging voort te zetten. Dat ons Vaderland vruchtbaar zij in Edelen als Egmond —> en bewaard zij voor den ijzeren ft af van alle uit en inlandfche dwinglandij is de vuurige wensch van mijn Vrijheidlievend harte.  V E R T O O N E R S. graat van egmond. de graavin van egmond, zijne Gemalin. ï r i n s van oranje. margahetiia van 1'arma. hertog van a l v a. f e li d i n a n d , Zoon van a l v a. d' a v i l a , Hopman. u e n r t c o, kamerdienaar van u a r g a r e t h a. l ij f V a c h t e n. 't Sp-i Jpeelt linnen Britsfel.  D E GRAAF van EGMOND GEVANGEN. TREURSPEL. EERSTE BEDRIJF. Plet Tooneel verbeeldt een Kamer in het Hof. eerste tooneel. MARGARETHA, ALVA. ( Beide zittende.) MARGARETHA< In waarheid, mijn Heer.' Gij oordeelt al te ftreng. Dit volk is geen volk om aanhoudend verdrukking te lijden. — Men moet het den teugel wat vieren, of het wordt hardnekkig en flaat agter uit. ALVA. Dat agtemitflaan, Mevrouw I dat zal ik hen A bin-  fi, GRAAF VAN EGMOND. nen kort verleeren. 't Is hier van den adc.1 af tot het laagst gemeen aangeftooken, en 't verderf zal voonllaan — zou ligt u zelf befmetten, zo 'er niet nog tijding eene ftaatkundige heelmeester het mes diep in zette.... Eene beroerte zal het geheele Iigcbaaui van Staat treffen, ten ware een' kleine bloedftorting het nog redde en die zal noodzaaklijk zijn. — Gij ziet mij verfchrikt aan. MARGARETHA. Gij ziet wel, mijn Heer! Ik ontzet van zulk eene taal. — Is dit dan de reden van uw komst in decze landen . . . . ó dan waggelt hier de troon van mijnen broeder. ALVA. Neen! Mevrouw! Ik zal dien met kragt van wapenen hier vestigen. Het baldaadig groot en klein gemeen zal zich den teugel wel laaten in den mond leggen, als 'er eenige hoofden gevallen zijn. De kerk en de kroon loopen tc gelijk gevaar. Onder de mom  EERSTE BEDRIJF, I Toon, 3 mom van vrijheden en voorrechten, valt men de Moederkerk aan — en eene lafhartige zwakheid laat een volk veld winnen, dat, op het woord Inquifitie de hoorens intrekt, en als Hekken in zijne huizen wegkruipt... MARGARETHA. Gij fpreekt te laag van de Nederlanders. Ik verzeker u, dat vader Karei ze hooger achtte ALVA. Ieder blijk van hoogachting maakt een volk, dat tot muiterij gebooren fchijnt, koen; door het te ftreelen verliest men zijn ontzag. De voet op den nek van zulk een volk, dan zwijgt het, en durft de oogen niet op- flaan. Nog eens Mevrouw.' Gij moet mijn ftrenge maatregelen ondcrfteunen. 't Is de wil van uw Broeder, de wil van den Koning — en van de heilige Moeder-kerk. — De Kroon heeft zowel haare rechten als de Adel en het Volk. De gefchonden Rechten van uwen broeder fehreeuwen luidkeels om A 2 wraak  4 de graaf van egmond. wraak — en de heilige beelden der kerken» in uwe Landvoogdije vermorleld, eifchen zoenoffers van heilloos ketterbloed. margaretha. Door dén daad, mijn Heer! kunt gij den geheelen Hollandfchen Adel — Oranje — Egmond— Brederode—jaa zelfs alle deZaamverbondenen winnen. — Doe het vreemde krijgsvolk deeze Landen ruimen. alva. ( bits.) En trek gij dan aan het hoofd d;er benden, moest gij 'er bijgevoegd hebben. margaretha. Gij zijt bits en fcherp, mijn Heer! alva. Ik moest lafhartig wezen,zo ik hier niet fcherp ware. Gij pleit voor muiters. margaretha, Ik pleit voor den ouden Adel des Lands, Brederode, Egmond, Hoome en Oranje. al»  EERSTE BEDRIJF. I ToOtl. J ALVA, Zwijg mij toch die gehaate naamen, zo gij mijn reeds ziedende gramfchap niet tot een fchuimende woede wilt zien oprijzen. —• Zwijg mij dan vooral de naamen van Egmond en Oranje, zij zijn de muiters, zij zijn de ftookebrandcn, de Koning, de goede Koning, de misleide Koning, die woorden zijn hen in den mond beftorven, maar ik zweer u, in hun hart, is het anders. — Daar lees ik, vooral in het hart van dien Zwijger. —• Weg den Koning, weg de Moeder- kerk : en ik aan het hoofd van den Adel, meester der Nederlanden. — De Koning heeft mij verhaalt, dat diezelfde Oranje uwen verzwakten vader onderfteunde, ais hij uwen broeder de Nederlanden overdroeg en toen blonk door het masker der hovelingfchap de nijd van Oranje reeds heenen. —, Een diepe, doch gcfmoorde zucht, is niet onopgemerkt gebleeven. — Vroeg of Iaat, Mevrouw! moet Oranje vallen, als een flachtoffer van ftaat, Al die zaamverbonden Edelen met hunne gcA 3 hei.  6 DE GRAAF VAN EGMOND. heime vrienden moeten voor den raad der Inquificie gefield, en uit den weg geruimd worden. MARGARETHA. Dan zal het Land een zee van bloed overftroomen. — Honderdduizend inwoonders hebben met hunne tilbaare have, uit fchrik voor het naauwer nijpen der vervolging, reeds deeze gewesten verlaaten : is dat getal niet groot genoeg , om voor eene volkomen ontvolking van de gegoedfle Ingezetenen te duchten. om .... ALVA. Liever een Land zonder volk, of een Land met bedelaars en gezag — dan een volkrijk Land, vol van magtigen en rijken, die zich ieder oogenblik den klem der Regcering onttrekken. Een fchamele hoop is bc;er onder het juk te houden. In 't korc, Mevrouw, zu't gij mijne maatregels onderfteunen, of zal ik hier alleen het gezag vau den Koning moeten handhaven. . . . M A R-  EERSTE BEDRIJF, I ToOtt. 7 MARGARETHA. Gij hebt mij ontroerd. Gij hebt mij naamen genoemd, die fchoon eenigzins verdacht mij echter dierbaar zijn. ALVA. Die aarzeling is mij genoeg, Mevrouw, om mijn' pligt verder te kennen. MARGARETHA. Wat hebt gij dan voor? mijn Heer! ALVA. De tijd zal u ontwikkelen, Mevrouw, dat mijne voomeemens beter zamenftcmmen met het belang van den Vorst en dat der heilige kerk,jaa met uw belang, dan de uwe. (Hij rijst met eenige verhaasting op en zegt in het heengaan.) Misfchien dat ik mij u heden nog duidelijker openbaar. A 4 TWEE-  8 DE GRAAF VAN EGMOND. TWEEDE TOONEEL. M ARG ARETHA, Verfchriklijk man ! Ongelukkig volk! — hij heeft het üagtmes reeds in de hand gegrcepen, en het zal eerst uwe hoofden treffen. Schrandere Oranje.' ziet gij de laagen niet, die u gelegd worden, cn ik moet ze voor u verbergen. — Voor u ook moet ik ze verbergen, goede Lgmond! — Edel openhartig man! die, omdat gij eerlijk zijt, ver-, trouwt, dat allen eerlijk zijn.... Maar misfebien zal A!va mij fchrik zoeken aan te jaa, gen — Wat zou hij ook zonder mij vermogen — Zijn geweldig charafler is bekend, hij heeft misfehien mijne vrouwelijke zwakheid bij den eerden flag willen ovcihoop werpen. Ben ik, al ftelt mijn broeder hem aan 't hoofd van krijgsbenden, hier niet Landvoogdesfe. Wat zou die geweldenaar onderneemen kunnen. . . ,  EERSTE BEDRIJF, 2 Toon. O. EEN DER LIJïWAGTEN. Mevrouw! de Graaf van Egmond verzoekt gehoor. MARGARETHA. Hij kome. —• ó Ik ben altoos blijde als hij zich aandient. Hij heeft eene natuurlijke bevalligheid, waardoor hij alle andere hovelingen overtreft. DERDE TOONEEL. MARGARETHA, EGMOND. . * EGMOND. Mevrouw! Alweder kom ik u lastig vallen. Ik heb toch veel gelijkheid met een Bedelaar.... Nu zo noemt mij ook de gcitrenge Hertog mijfchien wel eens, als hij met zijne Spaanfcbe Grandes over den Hollandfchen Adel fpreekt. MARGARETHA. Gij boert mijn lieer! gij boert A S — Alva is geen  IO DE GRAAF VAN EGMOND. geen man om mede te boerten. Hij is geheel ernst — hij verftaat geen Hollandfche jokkernij. EGMO K D. Ja Mevrouw! Wat heeft hij die gekker, nijen op dien vasten avond hoog opgenomen. AI hadden wij een plegtige zamenzweering tegen den Koning U en de Kerk gehouden . . . hij kon 'er zich niet vinniger over uitdrukken. Zou 'cr geen mogelijkheid zijn, Mevrouw, om hem met zijn geharnaste benden uit het Land te krijgen. Het fluit den Adel geweldig tegen den borst — en hec volk! o een tooneel, dat ik daar zo even heb bijgewoond, jaagt mij na u toe Ik ben 'cr nog geheel van ontzet. —- MARGARETHA. Laat hooren, Graaf, gij ontzet. — .... EGMOND. Ontzet, verheugd, verrukt, al wat gij wilt, Mevrouw! Een der agterbuurten deezer ftad  EERSTE BEDRIJF. 3 Toon» II ftad door rijdende, zag ik eene grootc menigte volks zamenfchoolen! Men groette mij zeer beleefd; ik groette, op mijne wijze, vriendelijk te rug: en met een verbeft zich een kreet, vivat Egmont! vivat de Hollandfche Adel! — Een knaap uit den hoop fchoot toe , greep mijn paard bij den toom, en zeide met een ernst en vrijmoedigheid, die (ik ben niet gewoon mijn hart voor u te verbergen ) mijn Hollandsch hart ftreelde: „Graaf, was zijn taal, men klaagt over de beeldeltormers, over het toelaaten van de preek der Hervormden, maar ik ben een Catholijk en wel een heel goed Catohlijk, maar van daar komen de beweegingen niet, neen.' mijn Heer! die komen voort uit ds Spaanfche onderdrukking; daar hebben wij nu met den Hertog van Alva foldaaten gekreegen, die eer ijzeren machinen dan menfchen gelijken. — ö Als een vrij volk zulke gedrochten ziet, dan begint het zijne waarde te gevoelen, op het oogenblik, dat zij hunne gewapende klaauwen na dcszelfs heiligdom-  la DE GRAAF VAN EGMOND. dommen uitftrckkcn. — ó Mijn Heer! voorkom, voorkom gij door uwen invloed ten hove, dat wij niet zwaarer geprangd worden.— Laat het vuur der Inquifitie gcbluscht, het vreemde krijgsvolk na Spanje te rug gezonden worden, en de rust zal herfteld zijn, wij bidden het u — wij bidden 't van u als een van onze eerfte edelen •— als een Landgenoot — als een vriend der Burgers."—* En toen begon het getier van vivat Egmond met dubbele hevigheid. Naadat 'er eenige ftilte gekomen was, raadde ik met weinige woorden de menigte uit elkander en elk zijnen weg te gaan, beloovende , dat ik van hunne beden ten hove mij bij de eerfte gelegenheid bedienen zou. MARGARETHA. {haalt de Jchouders op.) Alva is in Brusfel. EGMOND. Of Al va te Brusfel,of dat hij te Toledo of te  ÉÉRSTE BEDRIJF, 3 ToOTt, 13 te Madrid is, Vrouw Margaretha van Parma is, den Hemel zij daar dank voor, onze Landvoogdes — zij is de zuster des Konings. MARGARETHA. Ach Egmond! eene ontvoogde Landvoogdesfe,een zuster zonder invloed op het broederlijk harte.... Alva is hier Landvoogd,— Alva is hier Koning met zijn geweldigen Raad. — ( Op eenen zagten doch veel beduidenden toon.) Wees gij op uw hoede -— dat alle eerlijk Edellieden op hun hoede zijn. EGMOND. Als de Adel bevreesd het hoofd hangen laat, ongelukkig volk dan. Alva bemin ik niet, en ik geloof dat hij mij haat, zedcrt het gebeurde bij Quintin; maar dat hij mi/' haate. Mij een Edelman uit een der oudfte huizen, een Ridder van het gulden vlies, een getrouw dienaar van den Koning , een getrouw aankleever van het catholijlc geloof .. . mij moge hij onvriendelijk en norscb.  *4 DE GRAAF VAN EGMOND. norscfo bejegenen (en in dat lot deelt gij immers met d^n Adel, Mevrouw ! ) maar mij kan hij niet fchaden. MARGARETHA. Gij fpreekt zeer ftout, mijn Heer! ik geloof, dat Alva u dieper haat, dan gij waant — hoe het zij, wees gewaarfchuwd. EGMOND. Waarlük gij zoudt mij door zulke redenen fchier zo diepdenkend maaken als Oranje. Ik wenschte maar, dat Alva hier niet gekoomen ware, en geloof mij, met zagte maatregels Mevrouw, zou het alles reeds in rust zijn. MA RGARETHA. Den ouden zang — Mijn Heer! — waai mede wij niets vorderen. — EGMOND. En dien ik reeds voor den Koning, maar ïi.  EERSTE BEDRIJF. 3 Toon. \$ Piano gelijk den hoveling past, heb aange heven. margaretha. ( half lachende.) Gij een hoveling? egmond. Geen Italiaanfche, Mevrouw! — maar een hoveling op zijn Hollandsch. —- Ik hoop toch dat u nu het ontwerp van gisteren uit het hoofd zal gewaaid zijn, om zo fpoedig de Nederlanden te verlaaten. margaretha. Ik kan u betuigen, dat ik 'er nog zeer ernftig op peinze — en dat zo 'er door Alva nog eenen ftap gefchiede, die mijne waardigheid als Landvoogdesfe krenkt, ik op ftaanden voet Brusfel en de Nederlanden ruimen zal. egmond. En het arme volk zult gij dan ovcrlaaten aan alle de wreedheden van eenen onmensen. . . . mar-  16 DE GRAAF VAN EGMOND» MARGARETHA. Beteugel uwe drift! Egmond! — EGMOND; Zelfs in uw bijzijn. . . . MARGARETHA. o Detrouwloozewand.cn van het hof weergalmen fomtijds de ftilftc fluisteringen der vriendfchap. EGMOND. Dsr Hooffche, —niet der oprechte vriendfchap. . . . MARGARETHA. Hoe gij dan ook mijne vriendfchap befchouwt, Egmond! wees gedachtig aan het geen ik u gezegd heb — en zijt op uw hoede. EGMOND. Heb dank, Mevrouw voor uwe minzaame waarfchuwing, maar, in ernst , laat het nieuw voorval, dat ik u zo even verhaalde, eok  EERSTE BEDRIJF, 4 ToOtl. IJ ook op uw hart weegen , — geef aan dit volk zijne bedaardheid — zijne zagtzinnigheid —• met zijne vrijheid te rug. Oranje zit reeds bij mijne huisvrouw mij wachten —• ik wachtte dien edelen en fchranderen Vriend aan mijnen disch — maar iK moest u eerst mij. ne ontmoeting melden ... Ei ! laat ik Oranje mogen verheugen met de toezegging uwer hulpe.... margaretha (zigtbaar ontroerd.') Ach dat ik het volk — dat ik u redden kon, Egmond! egmond. Vaarwel, Mevrouw! — en zijt den Lande ten goede gedachtig. Maatig toch zo veel gij kunt de hevige ontwerpen van Alva, want het volk is rijp tot oproer. VIERDE TOONEEL. margaretha, alleen. Waarlijk Egmond is te openhartig, om aan li een  ïS DE GRAAF VAN EGMOND. een hof ie verkeeren. — Hadt hij in Italië ter fchool gelegen, hij zou zo los niet fpreeken tegen een vrouw van ftaat. Met dat alles fchat ik hem hoog, zeer hoog, en van mij heeft hij niets ie duchten, want hoezeer Alva hem haate — mijn broeder heeft geen beter , geen getrouwer onderdaan in alle zijne Haaien. De woorden van Alva drukken mij nog als lood op het harte. Ik vrees, dat hij dc zegepraal bi] St. Quintin Egmond zeer duur zal betaald zetten. Een naijverig krijgsman, met de pen van ftaatkundig gezag in de handen, is zo gereed, om die in het bloed van zijnen vijand te doopen. V IJ F D E ï O O N E E L. MARGARETHA, II E N R I C O. HEKRICO. Mevrouw! 'Er worden allerhande vreemde voorzorgen genomen. — D ' wachten om en op het hof zijn verdubbeld.—- Ook die op het huis Kuilenburg. — Men mompelt, dat het he-  EERSTE BEDRIJF, 4 ToOtt. 19 heden den een of ander treffen zal. Oranje Egmond en Hoorne zijn bij den Hertog gedagvaard, om naa den maaltijd met hem raad te houden. margaretha. Juist die drieHeercn, geen ander, dan zij. henrico. Ik heb geene anderen hooren noemen. margaretha. Onderricht Oranje , die thans aan het huis van Egmond is, door een ongetekend briefje van deezen toeftand derzaaken —maar zorg vooral, dat het in de handen van Oranje geraake. henrico. Mevrouw!... margaretha. Ik ftaa u borge voor alle gevolgen. (henrico vertrekt.) Mijn verblijf zal zeker in dit hof in deeze li 2 ftad  £0 DE GRAAF VAN EGMOND. ftad en de Nederlanden kort zijn.... dat dan ten minften het redden van zulke edele hoofden de llotdaad zij eener zo moeijelijke Landvoogdij, waaronder mijn fchouders beswijken. (Zij vertrekt) Einde van het eerjle Bedrijf. TWEE-  TWEEDE BEDRIJF, I ToOtf. 2ï TWEEDE BEDRIJF. Het Tooneil is in een zaal van het huis van Egmond EERSTE TOONEEL. egmond, oranje, graavin van egmond (aan tafel zittende bij het naagerecht.) e g m o nd. Kom, Oranje! nog één glas, op de verbonden Edelen, zij zijn toch onze vrienden. o r a n j Ee Ja onze vrienden... maar ik dank u, geen glas meêr. Egmond! wij moeten bij den Hertog zijn. egmond. Dat hebt gij reeds tweewerf onder den maaltijd herhaald. oranje. Ik vertrouw hem nier. B 3 gr aa-  'XZ DE GRAAF VAN EGMOND, G R A A V I N. Noch ik... ICM05D, Waarlijk! men is te bcfchroomd voor den Spanjaard. ORANJE. Men kan niet wel te befchroomd zijn voor eenen argdenkenden en arglistigen dwingeland. Ik gaa nimmer zijn gehoorzaal in, of ik verbeeld mij, dat ik in een'kerkertrccde, waaruit men mij misfchien op het fchavot leiden zal. EGMOND. Zeker geene aangenaame gedachte — eene, die nimmer bij mij opklom. Ik heb juist geen behaagen in zijn koperen aangezigt, maar ik denke, op het veld loopt men wel wat gevaar van bruin vel te krijgen — en Alva ziet "er niet als een hofjonker uit... Hij is mij wel wat ftroef in zijn gefprekken... maar ik gevoel zo weinig fchroom als ik met hem, als dat ikmet u fpreeke.... O R A N-  TWEEDE BEDRIJF, I ToOfl. 23 oranje. Hij haat ons. egmond. Dat geloof ik, maar wij zijn boven zijnen haat. oranje. Dat hoop ik. g r a a v t n (tegen Oranje.) Gij zijt dikwerf wat zwaarmoedig, maar nimmer zo. Mijnheer! hebt gij iets bijzonders, dat u kwelt. oranje. Neen! niets bijzonders, maar van dag rot dag, langzaamerhand, wordt mij alles bedenk1 ijker — de aangezigten ftaan duisterer — en de gefprekken worden ingetrokkenen egmond. Welaan ! — met een' duüfchen dronk de zorgen van het hart gefpoeld. — De Vrijheid! het Vaderland — en Brederode! 15 4 o r a n-  24 DE GRAAF VAN EGMOND» oranje (neemt zijn glas.) De Vrijheid — het Vaderland en Brederode. — (hij zucht.) egmond. Gij zucht. — waarlijk, Oranje! gij zoudt den moedigften man dus bedeesd maaken. g r a a v i n. Waarlijk, ik ducht, dat 'er iets ergs broeit. oranje. Neen Mevrouw! ik weet niets bepaalds. Maak u niet ongerust, om mijn zwaarmoedige luim TWEEDE TOONEEL. de voorigen en een kamerdienaar. kamerdienaar, tegen Oranje. Een vrouw in gemeene kleederen vroeg of hier de Prins van Oranje het middagmaal hieldt  TWEEDE BEDRIJF, 2 ToOtt. 25 hieldt — ik gaf ja ten antwoord. Behandig hem dan dit briefje — zeide zij —en fchoon ik haar te rug riep, zij floeg den hoek der eerfte ftraat om. oranje ( het briefje aanneemende.) Kende gij ze niet? kamerdienaar. Ik had ze nimmer gezien, Mijn Heer! DERDE TOONEEL. oranje,egmond, graavin van egmond. oranje (leest in Jlilte het briefje ; Egmond en zijne huisvrouw zien hem met oplettendheid aan.) (Oranje glimlacht. ) graavin. Zwaarigheïd? — mijn Heer! B 5 osan-  t6 DE GRAAF VAN EGMOND. oranje. Neen! Mevrouw! een dagelijkfche zotternij, een naamloos briefje. egmond. Anders niet. oranje ( wenkt Egmond toe.) Kom, nog een glas — en dan zal het tijd worden. egmond. Ha! de zorg voor Alva fchijnt geweeken. graavin Gij fchijnt nu bijzonderen haast te maakcn: mijn Heer! Den Hertog zult gij nog in zijn middagflaap ftooren — en dan is een Hollandfche Egmond zelfs niet vriendlijk. oranje ( neemt het glas. ) Dankbaar, (met eene ontroering, die hij met moeite verbergt.) dankbaar voor alles. . . . Eer  TWEEDE BEDRIJF. 3 ToOH. %f Eer wij gaan, vriend! wenschte ik u nog eenige oogenblikken alleen te fpreeken. GRAAVIN. Gaarne verwijder ik mij, — maar zeg het mij toch,Oranje, zo 'er zwaarigheid is. ORANJE. Houd u maar gerust. GRAAVIN. Maar dat briefje. . . . EGMOND. o Laat die luim toch overgaan. Vermaak u eenige ogenblikken met ons jongde kind — en laat toch ftaatkundige argwaan u niet voor den tijd doen grijzen. VIER-  SS DE GRAAF VAN EGMOND. VIERDE TOONEEL. oranje, egm ond. oranje. Egmond ! zie daar, of uwe gemaalin zich zonder reden bekommert. (Hij geeft lam het briefje over.) egmond (leest. ) Wees gewaarfchuwd, Oranje', en zo gij Egmond cnHoorne [preeken kunt, zorg dat zij méde op hun hoede zijn. — De Hertog legt u laagen, en dat wel deezen dag. De wachten zijn overal rerditbbeld—alles duidt eenen op handen zijnden aanjlag aan. Uw waare Vriend. ( Hij geeft hit briefje met een' lach terug.) En dat is nu die zwaarigheid ? — ORANJE. Zult Gij dan heden na den Hertog gaan? egmond. Waarom niet? oran-  TWEEDE BEDRIJF, 4 TOOJ!. 29 ORANJE. 't Is om ons hoofd gewed, Egmond! EGMOND. o! Hoe zou 't zo bijster kunnen afloopen? Wat hebben wij misdreeven? ORANJE. Vijanden van geweld en overheerfching te zijn , is eene onvergeeflijke misdaad bij den Dwingeland en zijn dienaars, — is een misdaad , die met gevangenis en dood moet geitraft worden. EGMOND. Wat gaat u aan. . . . Mijn Vriend! wat is toch uw voornecmen ? ORANJE. Wat kan het anders zijn,dan op het oogenblik Brusfel en deeze gewesten te veriaaten. — E G M O ND. En dat om een naamloos briefje?.. ORAN-  3° DE GRAAF VAN EGMOND. ORANJE. Om dat naamlooze briefje en al de toebereidzels, die wij van dag tot dag zien maaken. 't Is immers duidelijk, dat bet te doen is om,'s Lans adel van hetkusfentefcboppen, en alles te doen bukken onder den ijzeren fcepter van de Spaanfche dvvinglandij. EGMOND, Ik zie even goed, als gij de ftreeken of liever grove gewelddaadigheden , maar als wij het hoofd, verbergen, als wij befchroomd te rug deinzen, hoe woedend zal het dan op het arme volk los gaan. ORANJE. Als men het flagzwaard opgeheven ziet, is het pligt het hoofd weg te haaien, zo men den flag ontduiken kan. EGMOND. Geloof mij,als wij inftemmen om de preek der hervormden te weeren, en de kerkplon- dc-  TWEEDE BEDRIJF, 4 Tootl. 3! deraars (haffen — dan zullen wij' het hart van Alva en nog ligter dat van den Koning leenigen. . . . ORANJE. o! De dwinglandij gaapt wijder, mijn vriend! zolang 'er een Edelman leeft, die vrijheidlievend bloed door de aderen vloeit, zai haare heerschzucht onvoldaan blijven: — in 't kort, Egmond! mijn befluit is genomen. — ik vertrek binnen weinige oogenblikken. . . . EGMOND. Gij kunt u gemaklijker verwijderen, dan ik : mijne goederen zijn allen in Holland gelegen. ORANJE. o! Nog beter zonder goederen, dan zonder hoofd. EGMOND. Als ik de zaak zo wanhoopig befchouwde — maar in de daad ons vertrek zal de  31 DE GRAAF VAN EGMOND. de landzaaten in eenen dieper kuil van ellenden nederftorten .. Als wij vertrokken, Oranje! wie zou dan 's volks voorfpraak zijn. ORANJE. Uit den kerker (het best noodlot, dat ik ons fpelle) zal onze voorfpraak dof klinken — en plengt de Spaanfche Heerschzucht ons bloed — in het graf zullen wij roerloos neder! iggen. VIJFDE TOONEEL. , ORANJE, EGMOND, DE GRAAVIN. GRAAVIN. Ach verfchoont mij — dat ik uwe gefprek ftoor. Ik wil u mijne zwakheid belijden. Ik heb door angst, door liefde voor mijn Echtgenoot gedreeven, daar ik de zijdelingfchen wenk gezien had, uw gefprek beluisterd en kom u, o getrouwe vriend, onderfteunen: ik kom mijn Egmond bidden , dat hij aan uwen raad gehoor leene. E G-  TWEEDE BEDRIJF, f> TdOtt. 23 egmond. Uwe Liefde —en de Vriendfchap van Oranje zijn mij dierbaar , maar mijn eer , als Edelman, is mij ook niet onverfchillig. oranje. Die eer ftaat bij mij mede hoog, maar het lijf nutteloos te waagen — en zich in dc klaauwen der heerschtzucht en moordlust te werpen... egmond. Gij gaat te ver... Gij draaft te hoog,.. oranje. En gij' zijt blind voor uw gevaar. gravin. Ik bid u, mijn lieve Egmond! bij al wat dierbaar is, bij alle onze kinderen , bij uwen jongften zoon , bij uwe eige veiligheid. .. egmond, Neen! mijne waarde! mijne tegenwóordigC heid  34 de graaf van egmond. heid kan van nut, en mijn afzijn niet dan fchadelijk wcezen . .. Die gaan wil, gut: Ik blijf. ORANJE. Dan moeten wij fcbeiden. Mijn bcfluit ftaat vast — en ieder oogenblik vertoevens is verlooren ....... Egmond! — wij zullen om het land te herwinnen dappere veldoverften noodig hebben.... EGMOND. Ik verftaa u, mijn vriend!... maar met dat alles ik zal hier mijn lot verbeiden —• en zo ik hoop met den moed van een held bier ook nuttig zijn kunnen. ORANJE. Gij zijt dan onverzettelijk.... zijt nuttig — en God bewaareu.... GRAAVIN. o Egmond! Gij die altijd zo veel op het doorzigt van Oranje vertrouwde, in dit hach» Jijk uur... e 0«  TWEEDE BEDRIJF. $ TooK. 35 EGMOND. Indien ik dit uur zo hachlijk hield zou ik hem vergezellen. En onder den adem der dwinglandij is het ieder dag, ieder tijdftip onveilig voor den vriend der Vrijheid maar voor Oranje is het hier misfchien onveiliger dan voor mij... ORANJE. Alva haat mij ten minften niet oin den flag van Quintin. iGMOtrs. Hij haat 11 bijzonder om uwe ftilzwijgenheid. De flag aan Quintin is voorbij. ORANJE. Gij ziet, Mevrouw! dat niets baaten kan eene bede — uwe ftilzwijgenheid, totdat ik de grenfen des lands bereikt ben. EGMOND. Daar is mijn hand. — Ca GRA-  $5 DE GRAAF VAN EGMOND. graavin. En mijn woord... oranje, de hand van Egmond drukkende. God gccve, dat mij die hand weder wel kom drukke Vaarwel mijn vriend! — (hij omhelst hem) Vaarwel Mevrouw! — (hij omhelst de Graavin). —Egmond ! Egmond ! laaten wij nog lotgenooten zijn... egmond. Elijf dan binnen Brusfel... oranje. Neen! - Egmond! — Ik vertrouw mij niet langer in ééne ftad met Alva. Vaarwel — beklaag gij u nimmer over uwe keus. e G m o n n. Vaarwel. oranje. Zo gij u nog bedacht: — ik liaa den weg in na mijne ftaaten — Altijd zult gij mij welkom zijn. Vaarwel! ZES  TWEEDE BEDRIJF. 6 ToOll. 2? ZESDE TOONEEL. egmond, en de geaavin. egmond. Waarlijk ik bun aangedaan. Wij misfen veel, zeer veel aan Oranje' graavin. Onvermurwbaar man! —• Onverzettelijk in uwe befluiten. Waarom toch... egmond. Waarlijk, ik blijf alleen om aan de ftem van mijnen pligt te voldoen..:. 'tls gemakkelijker om een Land te verlaaten, dan om 'er in weder te keeren : de vlucht geeft dikwijls een fchijn van fchuld. graavin. En zult gij dan waarlijk nog na den Hertog gaan? egmond. Zonder twijfel. Mijn paard zal reeds geC 3 za-  3? DE GRAAF VAN EG WOND. zadeld zijn. Oranje vertrekken cn Egmond zich fchuil houden... dit zou ons in een zekeren ramp inwikkelen... Met een rustig gelaat den Hertog ontmoet • • • graavin. Ja met een rust:g gelaat.... egmond. 6 Die met den lach van moed op het aangezigt tegen het vuur van een aanrukkend leger kan indringen, kan met een kalm gelaat eenen dwingeland als Aiva naderen. In ernst men ducht hem te veel. graavin. Men kan hem ook te weinig duchten , en ik vrees, dat gij onder dat getal behoort egmond. Vrouwenkommer! — Vrouwenkommer! — Noem mij een zweem van misdaad op die ik bedreeven heb. Ben ik niet een ijverig voorfiander van het Cacholijk geloof — kan de Kc-  TWEF.pE B E D R IJ F , 6 Tottl. 3J> Koning een dienstvaardiger onderdaan noemen, o Weest gerust, wees gerust. — De zwaarmoedigheid van Oranje is van een' befmetlijken aart. GRAAVIN. Wanneer een man als Oranje de vlucht neemt, is het een zwakke vrouw niet euvel te duiden dat zij vreest. IGMOKS. Ik duid het u ook niet euvel, maar het fmart mij, dat gij u zo nutteloos bekommert.—• Nu, vaarwel, mijne waarde, zeker zal ik met don Ferdinand weder fpeelen moeten, dus zal het niet vroeg zijn, als ik weder kom. GRAAVIN' Haast u toch mijn waarde Egmond — en bedenk in welk eene ongerustheid gij mij agtcrlaat. EGMOND. Zorg niet. — Ik zal te rug keeren, zo C 4 fpoe-  4© DE GRAAF VAN EGMOND, fpoedig mij mogelijk is, maar daar ik den Hertog en de zijnen met vriendlijkheid zoek te winnen, en hun aan mijne Hollandfche vrije taal te gewennen , kan ik niet altijd voor hunne uitnoodigingcn bedanken. — Vaarwel mijn lieve huisvrouw! Of ik Oranje ook uit zal lachen, al ik hem fchrijven kan, dat hij voor een fchaduw gevlucht is. ZEVENDE TQONEEL. DE GRAAVIN. Ik hoop dat gij reden tot lachen zult blijven hebben. Steeds behoudt hij zijne luchthartige vrolijkheid... maar die vrolijkheid en rondheid paaren zich flecht met den Spaanfchen ernst en ingetrokkenheid. — Ik vrees.. Eenmaal; eenmaal zal hij het flachtorTer worden van zijnen moed, die aan onvoorzigtigheid grenst. Einde van hot tweede Bedrijf. DER.  DERDE BEDRIJF, I TopfJ. 41 DERDE BEDRIJF, Het Tooneel verbeeldt een gaanderij m het huis Kuilenburg. EERSTE TOONEEL, ALVA, FERDINAND. ALVA. Ja! ik vreesde wel dat ons die Zwijger bedriegen zou. Hij is loos, en ziet verre voor uit. Gij weet dit dan zeker. FERDINAND. Een der Kamerdienaars van Egmond heeft, het mij op het oogenblik aangediend, de ons zo getrouwe Elviro. Hij hadt duidelijk het affcheid tusfchen Oranje en Egmond verflaan, en bij het overhaast vertrek van Oranje uit het huis van Egmond zelfs tegenwoordig geweest. CS AL  DE GRAAF VAN ECJIONDi ALVA. Alleen de lafhartige laat den moed zakken. —* Zeker het verlies is groot, maar niet vol komen. III D IW AND. Mijns achtens, moesten wij Egmond en Hoorne ditmaal fpaaren, om zo veel te zekerer ook Oranje in onze magt te krijgen. ALVA. Oranje zal nu niet wederkeeren. Nu hij een? bellooten beeft Brusfel vaarwel te zeg» gen, en mijn opontbod in den wind te Haan, zal hij zich wel wachten van zich aan mijne ongenade bloot te fteilen , — en laatea wij ors, nu wij 'er geen drie kunnen krijgen , met twee te vreden houden. FE R D IN AND. 't Doet mij met dat alles leed van Egmond. *t Is een zo vrolijk, welgemanierd en aartig Heer. AL-  DERDE KEDRIJF. I Toon. 43 j\ L V A. Juist dat, dat gij hem zelf een beminlijk man vindt — gij mijn zoon! dat is een der oorzaaken waarom hij uit den weg moet. Hij is een volksverleider, of zo hij het niet is, zeker zou hij het worden. — En bedenk bovenal dat hij onder de vei bonden Edelen zo veele vrienden telt — dat hij een vriend is van Oranje — een vriend van verfchcide ketters — en een vriend van ketters is zelf een ketter. Ik hcop toch niet, dat gij bezwijken zult in den u opgedragen post, FERDIBASft' Ik zal tooncn, dat ik uw zoon ben, en dat ik weet, hoe aan een zoon van Alva het gehoorzaamen past. ALVA. Denk, dat het de Kerk de Koning en uv; Vader van u eifchen. TEllDISASD. Die drie heilige Remmen • die ik afzonder-  44 GRAAF VAN EGMOND» derlijk zou gehoorzaamen, zal ik vereenigd niet tegenifreeven. Egmond zal vallen. ALVA. O nderonze gefprekken was hij zeer opgeruimd — en gaf mij den besten raad tot bet verftcrken van Dietenboven. Hoorne was ook zeer open...Maarailes is immers nu zodanig beraamd, dat 'er geen misvallen op is, want Egmond ftaat hoog bij het gemeen te boek. FERDINAND. De wachten om het hof zijn niet alleen verdubbeld, maar ik heb gezorgd, dat aan de meest vertrouwde en dapperfte Officieren de posten van het hoogfte belang van de ftad bevolen zijn. ALVA. Ik heb Egmond gezegd, naa den afloop onzes onderhoud, dat gij hem wachte, om elkander met het fpel te vermaakcn. Ik liet hem in gefprek met Hoorne. — Gij hebt, dan voor alles gezorgd? FEE-  DERDE BEDRIJF. I ToO!1. 45 FERDINAND. Aan Sancio d' Avila heb ik bevel gegeeven, om hem op zijn tijd te vatten. Zijt toch gerust op mijn trouw. Ik zweer u die bij alles wat heilig is. ALVA. Ik fteun 'er op. — En ben ik uw legerhoofd , als vader wacht ik in deezen ook uwe gehoorzaamheid. — Ik zal de Graavin doen bereiden tot den fchok, die haar anders te onverwacht treffen zou, en mij bij haar doen verontfchuldigen. Bij de volvoering van het ftuk behoef ik niet tegenwoordig te zijn. TWEEDE TOONEEL. FERDINAND. Ach ik tp-enscbte, dat ik mede niet bij die geweldige daad moest tegenwoordig zijn. — Ik beef. — Mijn hart klopt, als of ik een verfchriklijke misdaad pleegen zal... . De goede Egmond .... maar is het niet mijn  4'G DE GRAAF VAN F. G M O ND. mijn Vader .... is het niet de ftem des Konings en der Kerke die mij gebiedeu te gehoorzaamcn — en met dat alles ik fïdder «a» ik fidder om het volbrengen van een eed, die op mijnen pligt rust.... Ach bedenk ik, hoe hij nu vrolijk, wel gemoed, van Hoorne affcheid neemt, om mij als voorheen door het lpel te vermaaken — hoe hij misleiden zijnen vriend Hoorne niet voor op het fchavot weder ontmoeten zal — want beider dood ftaat vast bij mijnen vader o Als ik tegen de Kerk en den Koning een misdaad ftond te pleegen, ik kou niet angftiger zijn. — Zagt? wat hoor ik?— is het Egmond? —is het mijn offer? — zou dan d' Avila voor het eerst in zijnen pligt faal en ? Ha! neen, het is d' Avila, met twee lijfwachten , nu word ik wat geruster. DER-  ÏjKRTj'C BE DRIJF. 3 ToOfl. 47 DERDE TOONEEL. ferdinand, d' avila, twee lijfwachten, ferdina nd. Uwe komst voorfpelt mij de nadering van den ongelukkigen Egmond. d' avila. Gij fpreekt nog al teder over hem ->- over den kettervriend. ferdinand. Hebt gij hem reeds zien naderen? d' avtla. Ja, met Hoorne tradt hij lachende uit het vertrek van den Hertog, waarin zij eenigen tijd naa uwen vader gebleeven waren. Elk lloeg een bijzonderen weg in. — Gij zijt ongerust.... ferdinand. Waarlijk ik.., gevoel een diep medelijden- d'  #8 DE GRAAF VAN EGMOND. d' avila. Diep medelijden met een Hollandfchen Edelman? Neem mij niet kwaalijk dat ik hier om lache. Al zag ik al den Hollandfchen Adel in een uur, door ééne bijl fneeven — 'er zou geen traan in mijne oogen komen — of ik zou mij fchaamen over mijne verwijfde lafhartigheid. Het lijk van ieder ketter of van ieder vriend van ketters befchouw ik altijd met eene verrukking van vreugde. . . . ferdinand. 't Is toch een ijslijke vreugde. — d' avila. Naaeen autodafé breng ik mijne aangenaam- fte nachten door oHet zaad der kerk groeit het weligst als zij met ketterbloed befproeid wordt — en die ketters voorftaat is zelf een ketter. ferdinand: Mij dunkt daar hoor ik.... och jaa .... ik  DERDE BEDRIJF, 4 Toon. 49 ïk zie hem. — hoe blijmoedig ftaat zijn gebist, hoe zal ik hem kannen ontmoeten. D' Avila! volbreng gij uwen post. VIERDE TOONEEL. egmond, ferdinand, d' avila, twee lijfwachten. egmond, tegen ferdinand. Komt gij mij reeds tegen? Ligt het fpel ai gereed ? . . . . ferdinand wenkt d' Avila, die toetreedt. d' a v 1 l a tegen Egmond. Uit naam van den Koning, mijn Heer.' cisch ik uwen degen — gij zijt mijn gevangen. egmond. (tegen cC'Avila.') Gij boert met mij. — (tegen Ferdinand) maar Mijnheer! die boert is te ernftig — indien D d'  $0 DE GRAAF VAN EGMOND. d'Avila zich tegen een ander dan mij dra uitliet, het zou oorzaak kunnen geevcn tot hevig misvcrltand. d'avha. Neen Mijnheer' 't Is geen boert. Uit den naam des Konings eisch ik uwen degen cn gij zijt mijn gevangen. egmond (zwijgt eenige oogenblik ziet eerst d' a v i l a — daarnaa f e r. d i n an d met verontwaardiging aan neemt den degen van zijne zijde — en zegt met een diep bewoogen ftem, daar hij hem aan d' avila overreikt.) Hij heeft zich zo menigwerf en zo trouw in 's Konings dienst gekweeten. — 't Valt mij hard daarvan te febeiden. — En gij Mijnheer! Gij, die mij in den fchijn van vriendfchap herwaards lokte,gij ziet ditzwijgende aan. — f er-  DERDE BEDRIJF, 4 ToOH. $1 ferdinand, *t Is de last van den Koning, Mijnheer! egmond, Zeg den last van uwen Vader, van Alva, clie Egmond doodelijk haat. Mijn vonnis zal reeds opgemaakt zijn, — en het zal dezen onfchuldigen hals gelden. ferdinand» o De genade van den Koning... egmond. Ja! 't is goed fteunen op de Spaanfche genade. . . . Neen! Mijnheer! verwacht bij het naderen van den dood geene laagheden van mij, die altoos als een edelman geleefd heb, en zo hoop te fterven, al moet mijn hoofd op het fchavot.cn niet, gelijk ik wenfchen zou, in den krijg vallen. Welke vreugde zich de dwinglandij moge belooven van mijnen val: nooit zal zij zich verheugen in eenen ftap, het hart van Egmond onwaardig. D 2 f er-  52 DE GRAAF VAN EGMOND. ferdinand. Indien u iets zou kunnen baaten... zal het zeker zagtzinnigheid ... nederigheid. e g m o n d. Neen Mijnheer!.. .Noem de zaaken bij haar naamen, zeg zo mij iets kan baaten, zullen het laagheden zijn. — Gij, die waardig zijt eenen dwingeland tot Vader hebben , deugd en grootheid moet gij haaten als uwe Vader. — Doch zo 'ei rog een vonkske menschlijkheids in uwe ziel is, zijt dan daarin mijn voorfpraak bij uwen Vader, dat hij mijne marteling verkorte. — d' a v i I. a. 't Is tijd Mijnheer! dat gij u van hier verwijdert, — dat ik u uwe kamer wijze... egmond. Met een gerust gewisfen zal ik mijne gevangenis intreeden, maar inet zulk een geweeten , verachtelijke fchenders van Goddelijke  DERDE BEDRIJF, 4 ToOH. 53 Jijke en menschlijke rechten, met zulk een gewecten zult gij den dood niet naderen , als het Nederlandsch volk, naa het vellen of verdrijven van zijnen Adel, als tot édnen man vereenigd, de Spaanfche dwingelanden hunne bloedfchuld betaalt — als gij met handen druipende van het bloed der getrouwde onderdaanen van zijne majedeit voor den throon van God verfchijnt. — d'a v i l a. 't Is tijd, Mijnheer! ebmohi). o God! zijt gij mijn huis en het volk van Nederland gen adig. VIJFDE TOONEEL. f e n d 1 n a n d (werpt zich in een armJloel neder.) 't Is gedaan. — 't Is gedaan. — Ik heb den eed aan mijnen Vader gehouden — maar Egmond. . . ik voel. . . . ach uwe woorD 3 den  $i D E GRAAF VAN EGMOND. den doen mijne ingewanden samenkrimpen. — Uwe woorden klonken mij als donderdagen en uwe oogen fchootcn bliksems, die mij dreigden te vernielen. — o een ontwapend held is door zijn eige grootheid verfchriklijk. — Ach, daar zie ik mijnen' Vader herftel ik mij — maar dat is onmogelijk. Hij bemerke dan mijne on- roering... ZESDE ÏOONEEL. ALVA, TER DIN AND. A L V A. Hoe zo moedeloos, mijn Zoon! Egmond is immers reeds gevat. FERDINAND. Ach mijn Vader! zou 'er een edelman welgemoed kunnen zijn, op een oogenblik dat een Egmond gevangen is genomen. A L-  DERDE BEDRIJF, Jj ToOtl. 55 ALVA. Onwaardig zoon! Gij ook dweept met Egmond. Hoorne is zo op het oogenblik door de Salinasgegreepen. Egmond —Hoorne zijn gevangen — zijn mijne gevangenen. — Mijn hart juicht van vreugde. — Ik heb twee hoofden van den oproerigen hoop in mijne handen. — Moet de zoetheid mijner vreugde verbitterd worden door de droefheid van mijnen zoon. FERDINAND. Ik zal mij herftellen; maar weet reeds de Hertogin het lot van beide de Heeren? ALVA. Mansveld en Uarlemont heb ik haar vooral' gezonden. FERDINAND. Hoe zal zij zich gedraagen op dit bericht. ALVA. Eenige opbruifchingen van vrouwlijke gramD 4 fchap  50* DE GRAAF VAN EGJlONDè fchap cn trotschheid .... die in het oogëtïblik haare.r geboorte, dat van haaren dood vinden... maar hoe? ik zie zij nadert. ZEVENDE TOONEEL. MARGARETHA, ALVA, FERDINAND. MARGARETHA. Kan ik het gelooven, Mijnheer! Vol ontroering ijl ik herwaards: gij hebt dan de handen doen fiaan aan Egmond. ALVA. En ook aan Hoorne. — Ja! Mevrouw! Ik zou u deelgenoot van mijn voorneemen, dat ik op last van den Koning ter uitvoer gebragt heb, heden gemaakt hebben, maar uwe zucht, die gij den Hollandl'chen Adel toedraagt — de heimelijk begunftigingen... MARGARETHA. Houd op, mijn Heerl terg mijne gevoe- lig-  DERDE BEDRIJF, 7 ToOH. 57 ligbeid niet verder. Ik eisch van u als Landvoogdes, als zuster des Konings, de vrijheid van Egmond en Hoorne. ALVA. De last van den Koning verbiedt mij aan dien eisch te voldoen. MARGARETHA. Dan zijn God en alle de Heiligen mijn ge tuigen dat ik vrij ben van deezen geweldigen handel. Heden durft gij der Landvoogdesfe haaren eisch weigeren , morgen zult gij haar misfehien als Egmond uit den weg ruimen. — Mijn befluit is genomen, mijn Heer! — Ik geef aan uwe handen het roer der regeering van deeze gewesten over, na welks beheering uw hart even zeer dorst, als na het bloed van de edclften en braafften des Lands. — Bezoedel gij uwe handen met hun bloed en uw geweetcn met hunnen dood — ik verlaat een Land, het geboorteland van Vader' Karei, dat gij in bloed zult dompelen. — Dan, zo dit volk, dat de Vrijp 5 heid  58 BE GRAAF VAN EGMOND. heid zo dierbaar is, ais het leeven, eenmaal het ijzeren juk der dwingelandij affchudt, dan zal ik ten mtnftcn minder dan gij een vervloeking bij hun zijn. alva. (zeer koel.) Gij kunt mij verklaagen voor den throon van uwen broeder, Mevrouw!... margaretha. Die zal misfchien de ooren fluiten voor mijne klagten -— maar Alva! 'er leeft een Koning , die de klagten de verdrukte onfchuld hoort — die de zuchten , die de traanen van den gehoonden Egmond telt — en u, in den dag des oordecis, van die traanen en zuchten, van dat bloed , zo gij het plengen durft, lekeufchap zal afvraagen. (H Gordijn valt.) Einde van het derde en laatjle Bedrijf.