MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bi. Geschenk van Tooneelsluhken, 1841.   SURINAME VERHEUGD, By de aankomst der Nederlandfche Vloot, op den ii Juny 1782. TOONEELSPEL.  PERSONAADIEN. SURINAME. DE FAAM. DE VLOOTVOOGD. DE LANDVOOGD VAN SURINAME. Zwygendcn. GEVOLG VAN ZEEOFFICIEREN. GEVOLG VAN SUR INAAMSCHE BURGERS. Het Spel fpeelt by Paramaribo.  SURINAME VERHEUGD, TOONEELSPEL. EERSTE TOONEEL. suriname, mm flaatig! Vrom fa ,f ^ ^ newfc ter JlMerzyde tegens een Autaar van zooden; haar hoofd is gehuld met een Parwakrans, in haare handen heeft zy mede een Parwakrans, waar aan zy eenige bladeren verfchikt. Wat kan het Woud den mensch een Ichat van wyshe'd fchenketf Elk blaadje, dat men ziet, verfchaft ons ftof tot denken. Zy legt de Parwakrans op 't Autaar neder, en richt zich op. Verrukkelyk verblyf, belommerd deelgenoot Van duizend klagten die ik uitftort in uw fcbootj Gy waart getuigen, hoe ik hier voor festig weeken, Toen men het Oorlogsvuur kwam in myn Land ontfteekep, Angstvallig uitriep, ach! myn Voedlïer fta my by ! 'k Ben weerloos! ik verwagt en magt en hulp van 't Yi Ik zag met droefheid hoe myn rykgelaaden kielen By 't uitgaan van de Mond in 's vyands handen vielen; A 2 Hef  4 SURINAME VERHEUGD. Her gruwzaam misdryf, op Euflauus gepleegd. Ontwrong me een' traancnvloeö: nanuw' was die afgeveegd, Of 'k hoorde de overgaaf van 't drietal Nagebuuren. Toen beefde ik, wyl ik dagt, nu zal 't myn Land bezuuren, Te zwak van Krygsliên : want 't is dwaasheid dat men fpreekt Van moed en dapperheid wanneer de kracht ontbreekt. Den Brit, wien de o ver magt van volk en kielen flerken. Waar 't ligt de neerlaag van myn forten uit te werken, 'k Zag cgtcr dat myn Land , van dag tot dag, door vlyt Verfterkt wierd ; 'k zag myn Raad ge(la4g in bezigheid , Om de Bezetting en den Burger aan te fpoorcn Tot tegenftand, indien de Brit 's Lands rust kwam ftooren. De leeftogt daalde vast ... de duurte fieeg ten top. Dus deed behoeftigheid zig meer en meerder op. Hoe griefde dit myn hart met druk! tot dat ten lesten Den tal van Schepen, uit onzydige Gewesten, Dien nood vervulde, ja! wat was myn ziel verblyd Dien morgen, toen de Faam my in deeze eenzaamheid, Daar ik al peinzend' zat, op 't onvoorzienst kwam ftooren , En vreugdetyding bragt, die 'k u , 0 Woud! laat hooren. Den  TOONEELSPEL. 5 Den vyfde' Augustus van het laatst verloopen' Jaar, Herleefde Neêrlands roem in Neèrlands heldenfchaar: De Brit by Doggersbank, trots op een meerUl Scheepen, Dag: om myn Voedfters Vloot naar Plcimouth weg te fleepen: Zy raakten flaags, en 't vuur van 't zwangere metaal Beroerde, loeiende, de poort der afgrondzaal; Hier zag men Trompen, ginds verwoede Brakels vegten: 't Was of die eerde flng reeds^d'oorlog moest beflegten: Een ftroom van heldenbloed beverwde Thetis plas. 't Was of de Ruyters ziel in Zoutmans lichaam was! 'k Meet u, 6 Parker! ook den Grooten Parker noemen, Wyl het iets Godlyks is zyn's vyands deugd te roemen: Gy deinsde, bleek van fpyt, verboord, vergramd, verwoed, En liep dat Batoos Kroost geleek een' Leeuwenftoet! 6 Britten ! Britten ! die door waan u laat verblinden, Gy zult in Holland nog dat oude Holland vinden: Het Kroost der Helden, dat uw volk by Cbattam zag, Handhaavent nog dit uur den roem van Neêrlands Vlag: Uw fcheurirjgvlek en die der wreedfte wanbedryven Zal zelfs uw Naneef nooit uit uw gefchigtboek wryyen. A3 TWEE-  6 SURINAME VERHEUGD, TWEEDE TOONEEZ* SURINAME." DE FAAM. DE FAAM. Ecr> luister, roem en bloem van 't Zuid-America! Gun dat ik 't oog; op u met blydfchap nederfla. Juich op dit oogenblik, daar uwe golven krielen Van Batoos wimpelen en vryc Neêrlands kielen! SURINAME. Bodin, dees blyde maar ontroert myn teder hart. Myn ftameknde tong, door blydfchaps taal verward, Myn zie! en zinnen, door uw klanken opgewogen, Doen vreugdetraanen vliên uit deeze dankbaare oogen. Maar zeg my hoe gy 't eerst die Scheepsvloot wierd gewaar? DE F A A M. Aanbiddelyke Vrouw! op wie elk Amfielaar, Op wie gantsch Nederland haar hoop en troost mag vesten, Als bron en pronkjuweel der vruchtbre Wingewesten, 'k Heb vyiucn maanden lang u in deeze eerzaamheid Zim ïrcuren: «we klagt, langs bosch en berg yerfprcid, Was  TOONEELSPEL. 7 Was aaklig in myn oor: 'k zag u verwilderd waaren Langs boscb,Iangs beemd en beek;ik zag,door't digtst der blaêren, Hoe 't hart u klopte uit zucht en liefde voor uw Land: Dan Haarde gy het oog naar 't wit bcfchulpte flrand, Dan zaagt gy hemelwaards, en riept: ó groote Goden! Bcfchermers van myn Land! ik heb uw hulp van nooden. SURINAMEN. 't Is waar, 'k heb meenigmaal de lucht met klagt vervuld, Maar 'k trooste my ook vaak met hoop en met geduld. DE FAAM. Zo haast gy uit het bosch een vrye lucht ging aêmen, En 't oog hieft naar den kant van 't golvend Surinamen, Uw fcheepsmagtgade floegt, fchoon klein.doch groot van moed, Dan wierd uwe eedle ziel met nieuwe vreugd gevoed ; En als ge uw Forten zaagt bebolwerkt met Metaalen, Gereed om d' Engelsman al donderend' te onthaalen, Dan riept ge al galmende uit: Het voegt geen Neêrlands Maagd Dat zy in eenzaamheid geftadig treurt en klaagt! Wat blydfchap zweefde niet in uwe Vryheids ader! Wanneer gy 't oog floegt op uw' zoon, uw' vriend, den Va der A 4 En  8 SURINAME VERHEUGD. En 'c dierbaar Hoofd des Lands, die u door zyn beleid Zo dikwerf voor beroerte en onheil heeft bevryd. suriname. De vrees voor ongeduld deed my geheele dagen In eenzaamheid het lot van myn Gewest bcklaagen ; De Krygsknegt mort als hy 't rantfoen verkleinen ziet, Dus riep ik dikwils uit: „ komt dan de vloot nog niet! de faam. Door deeze taal, en 't zien van een beroerd gewemel, Steeg ik uit zucht voor u vast dagelyks ten hemel, Tor dat ik eindelyk de hooge masten zag Der Vloot, wier komst ik u verkondigde deez' dag. Vaarwel! vervrolyk u in 't zien van Batoos helden. 'k Moet ook dees blyde maar' den nagebuur vermelden. suriname alleen. Zo heeft dan de Opperheer van dit bekoorlyk Oord De wenfehen van myn Land en van myn Volk verhoord! Laat nu de erkentenis het oog ten wolken ftaaren, En offerhanden biên op zuivre hartaltaaren! DER-  TOONEELSPEL. 9 DERDE TOONEEL. SURTNAMEN, DE VLOOTVOOGD, DE LANDVOOGD, GEVOLG VAN BURGERS EN ZEEOFFICIEREN. DE VLOOTVOOGD en DE LANDVOOGD komen hand aan hand fpreekende op het Tooneel, SURINAME plaatst zig voor aan het Tooneel ter zyie van het autaar. DE LANDVOOGD. ó Ja! nu is myn Volk voor 's vyands woêïi gerust! De Hemel fpaare ons! doch genaakt hy aan dees Kust, Om, trots op wreedheid , hier de roofvlag op te doeken, Euftatius ! dan zal ons daal uw noodlot wreeken. Zy trekken hunne degens , dezelve kruislings over elkander houdende, en terwyl zy de flinkehanden op elkanders hart houden , en hunne oogen ten hemel hef en, vervolgt DE LANDVOOGD. Wy zweeren voor den Troon der Oppermajesteit, Dat beider leven aan dit Land zy toegewyd. EE VLOOTVOOGD, in dezelve geflalte blyvende. Wy zullen, daar we ons Iyf en bloed ten beste geeven, Verwonnen derven, of als overwinnaars leeven ! Zo zy dit Wingewest, geliefd by Nederland, Getuige van onz' eed en vasten vrindfehapsband! ■ A 5 Z 'J  10 SURINAMEN VERHEUGD. Zyjieeken hunne degens op, treeden voorwaarts, en worden SURINAME gewaar. DE LANDVOOGD tegen DE VLOOTVOOGD. Ziedaar de Schutsvrouw van myn Land en van myn Volken, Gedaald tot ieders troost uit 's hemels dunne wolken! Tegen SURINAME. Uw byzyn boezemt fiaag myn hart iets treflyks in! DE VLOOTVOOGD. Uw glans verrukt myn ziel, grootmagtige Godin! Uw Voedfter, Neêrlands maagd, beval my u te groeten, Vertrouwende om in u een Batoos zuil te ontmoeten Gcduurende den kryg, die gy te famen voert Wet Engeland; een kryg, die 't gantsch Euroop' beroerd; Te meer daar zy dit uur u byftand aan komt bieden. SURINAME. Uw komst doet alle zorg het zorgend hart ontvlieden: Ontfang dit uur van my de zuivre welkomgroet: De Hemel, die uw Vloot tot dus ver heeft behoed, Zal, hoop ik, verder ook haar hier gerust doen rusten. Doch, zo de trotfche Brit mogt naadren tot myn Kusten, He is  T O O N E E L S PEL. n Heis dan de bloedvlag op, en doet den vyand zien Dat Helden fteeds de Vloot van Nederland gebiên. Geloof dat dit myn volk, door wraakzucht aangedreven, U van hunn' moed en trouw een edel blyk zal geeven: Doch, daar een vredesdaauw veel aangenaamer is Dan de oorlog voor myn volk en 's Lands gefteltenis, Wensch ik dat 's Hemels gunst des vyands hart zal buigen, Hem van zyn onrecht en zyn wandaên overtuigen, Van Neerland fmeekende de zoete rust der vrcè, Opdat, by uw vertrek, uw Vloot, van reê tot ree, Voor ramp en oorlogsplaag behoed , met voordewinden, Myn Voedfler, juichende van vreugde, weêr mag vinden. Tegen DEN LANDVOOGD. Gy, zoon van de Elve, maar ook tevens zoon van 't Y; Ik weet dat uwe trouw voor 't Land onwrikbaar zy, Ja, indien ieders hart zo dacht gelyk het uwe, Men zou voor 't Britfche volk en voor zyn' aanhang gruuwen. 'k Heb van 't begin des krygs bedaard op u gelet, 'k Heb, midden in den Raad, my dikwerf neergezet, Daar ge als een Brutus voor 's Lands welzyn durfde fpreeken: Uw  12 SURINAME VERHEUGD. Uw arbeidzaame geest bleef, rustloos, onbezweken; Gy waart bezadigd zo in voor- als tegenfpoed ; Geen blyde of kwaade maar' trof ooit uw fier gemoed ; Gy waart een Schutsheer voor beroofde vluchtelingen, En wist hen door uw hulp weldenkend by te fpringen. Zy zet hem de krans op 't hoofd. Aanvaard dccs Parwakrans, door my voor u bereid. Vaar in uw oogmerk voort, om, door wcldcnkenheid , Myn Wingewest aan u op 't plegtigst te verbinden: Dan zult gy, waarde Zoon, in my uw Moeder vinden! Leef, (leeds bezield door moed , tot eer van Neêrlands fchoot, En deel vernoegt met my in de aankomst van de Vloot. Tegen de BURGERS. De blydfchsp van mjn ziel wil ook dat ik u nader, Geliefde kinderen van zulk een' braaven Vader! Juicht! juicht myn Volken! ja dat zelfs het wichtje lach', Al (peclende in de wieg, om 't welzyn van deez' dag! Langmoogtgy hier myn vlag van Fort en Schip zien zwieren, Grootmoedig op den naam van vrye Batavieren. Smaakt na dccs oorlogskreet het zoetfte vicêgefchal. Blyft  TOONEELSPEL, 13 Blyft burgers van myn Land, en burgers van 't Heel-al! Gaart fchat op fchatten , d'ie myn fehoot u aan komt bieden , Terwyl en ramp en druk van uwe huizen vlieden! Vaart wel, myn Kinderen! wier trouw de Britten tait! Vereeuwigt door uw pen de blydfchap van myn hart: Zo zal dees dag, in uw gefchigtboek opgcfehreven, Aan 't laatre nageflagt een treflyk denkbeeld geeven.