MAATSCH. DER NEDERL. LETTSRK. TE LEIDEN. Catal. bl. é /Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  Ö Ë BLOEDVERWANTEN.   b É BLOEDVERWANTEN, B L T S P E Ly gevolgd naar het hoogduitsch, van J. V o N KOTZEBUE, door P. G. WITS EN GEXSBEEK. Te amstelda m 7~h~" Hendrik van resteren, 1798.   Het genoegen, waarmede myne vertaling van kotzebüe's Wildfang (DeVerwarde Schaking,) by myne lana genoot en ontfangen is, /poerde my aan om hen ook op dit fcuk van denzelfden beroemden fchryver te onthalen, in verwachting dat het hen niet minder behagen zal. De uitgever heeft, om het te meer luister by te zetten, het afbeeldfel des fchryvers hier voor doen plaatfen. i. Aug. 179a. G.  PERSOON EN,. hans volmoed, een boer. martha, zyne vrouw. anthony, hun zoon. pie te r volmoed. grietje, zyne dochter. oottlieb volmoed, raadsheer. max, zyn zoon. vrouw morgan, zyne huishoudjier. Een zeekapitein. Een waard. lenige heikek, vrouwen en kinderen. Het tooneel is deels ir. een do-p, en deels in een. naby gelegen zecftad. DE  D E BLOEDVERWANTEN, b l t s p e l. EERSTE BEDRYF. Een vertrek in het huis van Hans Volmoed, dat cerf welgeflclden boer kenmerkt. Ter rechterzyde een kamerdeur ; ter linkerzyde een trap, die naar de overige verdiepingen leidt; in het verfchieteengrootekagckel. eerste t o o ne e l. MART HA, GRIETJE. Grietje zit aan het fpinwicl, en poogt zich uit den flaap te houden ; zy fpint en knikt tusfehenbeiden. Op de tafel brandt eenc lamp. Martha komt uit de kamer, ziet Grietje een poos boosaartig aan, en drukt haar, ter'wyl zy weder knik ken wil, het hoofd voorover. Grietje fpringt verfchrikt op, en ziet Martha met een ft rak gez'cht en open mond aan ; Martha , om haar te befpot ■ ten, doet hetzelfde.. Grietje herfeit zich einde, lyk, en begint fchielyk te fpir.nen. MART II A.. VXosden morgen., jufvrouw ! A 4 CR IET-  * DE BLOEDVERWANTEN, GRIETJE. Goeden avond, lieve moei! M A R ï h a. Recht vlytig naar men ziet! GRIETJE. Ik was een weinig ingefluimerd, MARTHA. Naauwelyks gaan de hoenders op den ftok, of u valle» de oogen toe. ' ■ GRIETJE. Dat komt door de fchemering. MARTHA. En 's namiddags door de hitte, niet waar? Luiheid fchuwt Zon, maan en uerren. Ryke „eden moeten Qa. pen, daartoe zyn zy op de waereld; en het ware te wenfchen dat zy aliets Hamers deden; doch een arm meisje ^oet waakzaam m,als de wyzemaagden. Laateens zien. Zy beziet haar werk. 'z^tTT*sy u niet? ruw en onge1^ zo dik als de ftaart van den amptman. GRIETJE. Och! Amhony was hier. MARTHA. Nu, wat had Amhony met uw fpinwiel te doen? GR I ETJE. Hy was baldadig; nu trok hy myn f„0er aan ftukken dan fneed hy my de draaden af. Ik doeg hem op Zyn vin", fers; maar tp.en maakte hy het nog erger. WAI-  B L T S P E L, 9 martha. Op zyn ooren hadt gy hem moeten (laan. grietje. Waarom toch ? Ik was immers niet in ernst kwaad op hem. martha. Maar gy zyt toch wel in ernst goed op hem ? grietje. Dat verftaat zich: recht van harten. martha, [po tachtig. Waarlyk? grietje, En hy op my ook. martha. Ei! en gy fchaamt u niet my dit tri het gezicht te zeggen? grietje. Schamen? Waarvoor toch? Anthony is immers mya neef? martha. Kind! een neefis een mansperfoon; en deboozevyand vermomt zich ook ioni'yds in een' neef. grietje. Hy doet my geen leed; Jry ftoeit maar met my. martha. Hoed u voor ftoeij en. Van jonge kattenen ftoeijende knaapen vreest men geen kwaad; maar eer men het voorzie: heeft men een krab weg. A 5 6 ri et.  fo DE BLOEDVERWANTEN, GRIETJE. Maar dat geneest weder. MARTHA. Jn toch, als de nyd niet ieder lidteken opfpoorde, en nog na vyftig paren in het oor fluisterde hoe het daarmede toegegaan is. GRIETJE. Laat haar maar fluisteren. MARTHA. Jn, als men voornarm is kan men doen wat men wiL De lieden verachten iemant en kruipen toch voor hem; maar een arm meisje van vyftieö jaaren moet niet eens, weten dat 'er mansperfoonen op de waereld zyn. GRIETJE. Zy zyn 'er toch. MARTHA. Helaas! GRIETJE. En zyn onze naasten. MARTHA. Dat is flim genoeg: ónder ons moesten zy ftran, en nietnaast ons. Anthony is ook een wilde knaap: hy zal niet eer bedaard worden, voor hy eene wakkere vrouw hejft. GRIETJE. Anthony eene vrouw? MA R T H A. Voorzeker; ik kom juist van onzen huurmanden fchout :meikt gy wat? Grietje fchudt het honfd. pe  B L T S P E L. ii De dochter van den fehout. Morgen is de ondertrouw. grietje, lagchende, Tusfchen Anthony en de roodhairige Lize? Ha!ha!ha! martha. Na, wat hebt gy op haar aan te merken? grietje. Zy is immers gebogcheld. martha, Ei, dat was haare moeder ook. grietje. Zy heeft fcheeve beenen. martha. Des te beter! dan zal zy niet alle zondagen in de herberg dansfen. grietje. En veele duizend zomerfproeten. martha. Maar ook veele duizend guldens. Wie ryk is heeft het beste midd;l daartegen. grietje. Zy is boosaartig als een kat. martha. Maar de katten hebben geen geld. grietje. Hoogmoedig, opgeblazen. martha. Pat zyn alle ryke lieden. CRI ET'  '2 DE BLOEDVERWANTEN, Fn A * GRIETJE, ■c-n dcm daarby. MARTHA. . .' GRIETJE. Haar neemt neef Amhony zeker niet. MARTHA. Hy zal haar eehternemen^nblydezynaiszyhemneemt. Met haar kan hy immer^Xruandig woordfpreken, MARTHA. Maareeten endrmkenkanhymethanr,endatis genoeg, GRIETJE. En als hy verzadigd is?. MARTHA. Dan geeuwt hy, als de groote heeren. Grietje lagcht en fchudt het hoofd Nu, wat fchudt gy het hoofd? he! GRIETJE, Ik verwed myn' nieuwen flroohoed met het blaauwe. Hm , neef Amhony doet het niet. M A K T \l A. Enjik zet een douzyn oorvygen daartegen, hy doet het Ga, en haal het avondbrood voor Amhony hier; I" wees fpaarzaara met de boter. G R IE '1'.  B L T S P E Li 13 grietje, terwylzy opflaat en heen gaat. Als ik my den huwlykskrans op de roode hairen voor» fteL ... ha! ha! ha ! TWEEDE T O O N E E L. martha; daarna hans. ï^euswys meisje! Zy is doodarm, en praat alsof zy het geld by hoopen had .. Schöeve böenen... zomerfproeten... Wat wil dat zeggen ? Ik wed als zy onzen fchoolmeester een' gulden geeft, maakt hy vaerzen op haare fchoonheid, Zy gaat aan den trap en roepti Heidaar! Hans! waar fteekt gy? hans, van boven. Wat is het? martHa. Kom beneden: ik moet u fpreken. hans. Ik kan niet: deFranfchen zyn over den Rhyn getrokken,, martha. Wat gaat u dat aan? hans. Ik moetdeze nieuwspapieren den dominé weder brengen, martha. Kom maar: ik heb u ook iets nagelnieuws te zeggen. hans. Iets nieuws.. Ik kom aanftonds. mar-  H DE BLOEDVERWANTEN, martha. Oude zot! Met nieuwigheden lok ik hem tot in het paardemved. Altoos willen de menfehen weten wat'er honderd mylen verre voorvalt; maar om het geen in hui» voorvalt bekommert zich geen van allen. hans komt af. gegllur"1131 * '6r m°ge]yk e£a k0Uder door »er dorp martha. Ochi gekheid! h Gekheid? een kourier!. ..wigtige depêches!... martha. Moet dan juist alles wigdg zyn wat een kouHerbreng^ Er gmg eens een hier door, en bragt eenep,sty uitFrankryk, die warm moest b:yVen tot VVeenen. De ryken betalen hunne dwaasheden dubbd, opdat zy die vroeger ' hebben dan andere menfehen. HANS. Ha! ha! ha! Ziet gy, Manhal dat verftaat gy „iet De pa,ty was vennoedelyk eene pasty, maar in de pasty' lag de depêche verborgen. martha. D.ar hebben W/ het! Als voorname .ieden domme feeeken begaan, zo,ken wy diepzinnige wisheid daar in. fchoon de dwaasheid zo klaar als de dag is. hans. Eü ik kan het in niemant mhpryzen dat hy kouriers ko-  B L T S P E L. 15 komen laat, als hy het betalen kan. Verbeeld u eens de vreugd, de eer!... Een kourier rydt de ftraat op: tetteret! tetteret! De lieden Heken de hoofden uit het vengfter: Wat nieuws is 'er?... De kourier houdt nu,by voorbeeld voor myn deur, (Hl... Brr! Aanltonds vergaderen de menfehen om hem heen, mompelen, vragen.... hy is ftom, als een visch. Nu ftapt hy met zyne groote nevels de trappen op, en overhandigt my zyne depêche. Ik ga deftig aan het vengfter en lees. De lieden beneden op de ftraat maken lange halzen. MARTHA. En zien uwe lange ooren, zotl HANS. Nu leg ik de brieven langzaam aan een zyde, en blyf diep in gedachten ftaan. MARTHA. Tot uwe vrouw u in de ribben (loot. Zy doet het. HANS. Martha! dat voegt niet. MARTHA.' Het ware beter dat gy aan uw huishouden dacht. H A N S. Ik ben een waereldburger. In Europa ziet het'er bont uit. MARTHA. In uw huis nog bonter. HANÏ, /  16 DE BLOEDVERWANTEN, hans. De menfehen willen verftandiger zyn dan hunne vóór* ouders. martha. Anthony en Grietje zullen ras verftandiger zyn dan wy, hans. Dan moeten wy hen toom en gebit aanleggen, mart !.! a. Wy moeten Anthony doen trouwen. hans. Och, gy hebt getykl Indien men alle menfehen kon doen trouwen, zou 'er nooit eene omwenteling ontftaan. MARTHA. Dewyl de vrouwen op orde gefield zyn. Als gy ons niet hadt, gingt gy ten grond. hans. Zwemmen wy dan thans boven water?' martha. Dat moet gy ook niet: men moet u den kop een weinig onder w.uer houden. Anthony is ook zulk een wildzarig; daarom heb ik eene verftandige vrouw voor hem gezocht! \ Hans» Wat noemt gy verftandig? mar tha. Wat de gantfche waereld zo noemt. hans, Dierhalven ryk? m A ft.  B L T S P E L. 17 MARTHA. Voorzeker. HANS. Laat toch horen. MARTHA. De dochter van den fchout. HANS. Hm! hm! dat gevalt my niet. MARTHA. Dit verwondert my; het is toch eene nieuwstyding. HANS. Maar zy deugt niet veel. MARTHA. Zo, wysheidsvreter! mag men vragen wat gy daar op te zeggen hebt? HANS. Vooreerst, is de vader een bloed, die geene nieuwspapieren leest, en korts nog meende dat de Spanjaards, toen zy Gibraker wilden aanvallen, door Duitschland moesten marcheren. v \ MARTHA. Laat hen marcheren waar zy lust hebben. HANS. Zy kunnen echter onmogelyk lust hebben door Duitschland te marcheren; want... MARTHA. Want ik wil niet meer van de Spanjaards weten, HANS. Ten tweede, is de dochter eene Xantippe. B MAR.  i8 DE BLOEDVERWANTEN, MARTHA. Maar zy heeft geld. HANS. En een lelyk gezicht. MARTHA. En geld. HANS. Geld! geld! Zyn wy dan zo arm dat wy ons éénig kind in het vagevuur moeten jagen? MARTHA. Wie geld heeft kan zich ook in het vagevuur een' goeden dag bezorgen, en de duivel zelf heeft refpekt voor hem. HANS. Dan hebt gy, ten derde, het gewigtigfte nog vergeten. MARTHA. Zekerlykheb ik vergeten dat gy een nar zyt, dienikin *t geheel niet om raad had moeten vragen. HANS. Gy weet toch dat de fchout maar een vondeling is. , MARTHA. Daar hoort men den domoor! De fchout is fints twintwig jaaren een zeer ryk man: en bygevolg zyne afkomst zonder blaam. HANS. Maar myn broeder Gottlieb in de (tad, is een vorfielyke raadsheer, ei> ftaa: op zyn fatzoen. MAR-  B L T S P E L. tg martha. En de vorftelyke daalders van den fchout worden hoog geëerd. Ik heb menig' jong' heer van het hofby hem zien influipen: daar fionden zy ootmoedig, met den hoed in de hand, en de fchout nam naauwiyks zyn muts af. han s. Als men voornaame bloedverwanten heeft, moet men omzichtig wezen? martha. Uw voornaame broeder bekommert zich weinig over ons. Kort en goed, Anthony moet trouwen , eer een ongeluk gefchiedt. hans. Een ongeluk ?■ martha. Voorzeker de jonge is twintig jaaren oud, en Grietje zestien. hans. Nu, wat volgt daar uit? mar th A. Dat gy een domkop van zestig jaaren zyt, die niets begrypt. h a„ H s. Broeders kinderen ! waar denkt gy aan ? martha. Broeder; kinderen hebben vleesch en bloed , wonen onder één dak , kunnen B 2 HANS.  bo DE BLOEDVERWANTEN, HANS. Die onfchuldige fchepfels! MARTHA. Deste erger! Men begaat de domfte fireeken menigmaal ia alle onfchuld. HANS. Ik heb toch niet gemerkt dat... MARTHA. Dat gy altoos de laatite zyt die iets merkt. HANS. Ei! ei, Martha! heb niet lang vooruit geprofeteerd dat de Franfchen... vMA RTH A. Houd den mond van uw Franfchen. Ik zeg u, de jonge lieden zyn altoos by elkander. HANS. Wat doen zy dan by elkander? MARTHA. Zy (loeijen. HANS. Als het niet anders is... MARTHA. Zy verbeuzelen den tyd. HANS. Dat mag ook nog heen gaan MARTHA. Gisteren avond hoorde ik Grietje zeggen: Anthony !als je me niet met vrede laat, zal ik je kittelen. HANS  B L T S P E L. 21 HANS. Kittelen? neen, dat is te veel: kittelen moet zy hem niet; neen, nu hebt gy gelyk. MARTHA. Alsof eene vrouw nooit gelyk haddel HANS. Kittelen is gevaarlyk; want weet gy nog, Martha! voo.r veertig jaaren. .. MARTHA. Houd den mond! HANS. Ik zal haar den tekst lezen; ik haar zeggen dat kittelen. ... i MARTHA. Dacht ik hetnietdathy'erlangnat over gieten zou! Geen woord zult gy haar zeggen: dit maakt bet kwaad nog erger. HANS. Maar.... MARTHA. Maar ik wil het niet hebben; ver Haat gy my?~ H A NS. Nu, als gy het niet hebben wilt, dan mogen zy zich mynentwege doodkhtelen. B 3 DER-  22 DE BLOEDVERWANTEN, DERDE T 0 0 N E E L. hans, martha, grietje. grietje; met een lang brood onder den arm en een bord met boter in de hand. Zo ah zy de deur in komt laat zy het bord vallen. Och! die weêrgaêfche kat! martha, haar een1 -klap gevende. Ik zal u leren de oogen open houden! grietje, wenende. De kat liep my tusfchen de beenen. martha. Niets dan ongeluk veroorzaakt zy in huis, grietje. .De kat.... < hans. Hoor, Grietje! als men van weldadige bloedverwanten het genadebrood eet moet zo iemant nooit een kat tusfchen de beenen komen. grietje. Het was donker. hans. Al ware de Egyptifche duisternis ook daar, moet men toch (leeds bedacht zyn, oom en moei hunne weldaden te vergelden. grietje. Wat kan een arm meisje doen ! als eens nsyn vader te rug komt.... hans.  B L T S P E L. . 23 hans. Uw vader? ja, die zal niet te rug komen. martha". Zulk een landloper!.. grietje. Ik bid u, moei! geef my liever nog een' klap; maar fcheldt myn' vader niet. martha. Zie eens, gy wilt my wetten voorfchryvenf g rie t j e. Ach neen! maar myn arme vader!... martha. Arm; daar zit het juist. hans. Had hy zyn erfdeel niet verkwist, dan kon hy even zo welgezeten zyn als wy; maar de hoogmoedige duivel voer hem in den kop, als myn' jongsten broeder, den ge" ftudeerden heer : hy wilde een kunftenaar worden , een horologemaker; hy ging op reis, leefde heerlyk en in vreugde; toen hy terug kwam trouwde hy een arm meisje, en maakte horologes, die niemant kopen wilde. Dehorologes floegen en zyn uur floeg ook: voort moest by, naar Amerika, of de Hemel weet waar anders heen, en liet ons het meisje op den hals... grietje. Hy zal my zeker nog) ééns afhalen. hans. Denkt gy dat? Ja, als by niet zulk een ligtzinnig heer B 4 was.  24 DE BLOEDVERWANTEN, was. Daar zit hy in Indië en meldt niet eens wat nieuws van HyderAli,ofdeMaratten...datzynduivelfehe bereis. MARTHA. Wat gaan ons de Indhanfche ratten aan? wy hebben 'er genoeg op onzen korenakker. HANS, Ha! ha! ha! MARTHA. Geld moest hy zenden, dat ware beter: dan kon men het meisje een' man verfchaffen; want voor geld is alles te te krygen, ook mannen; maar wie weet hoelang die fraaijs heer reeds van de walvisfchen of krokodillen opge. geten is! grietje, [nikkende. Als myn vader dood is, laat hem dan ten minften rust in het graf. VIERDE TÜONEEEL. hans, martha, grietje, anthony. Ga n t h o n y. oeden avond, vader! goeden avond, moeder! Grietje! wat is dat? gy weent? MARTHA. Hoe is het op het veld? ANTHONY. De rups knaagt.... Gy weent, Grietje? MAR»  B L T S P E L. as martha. Hoe ftaat de gerst? anthony. Die is vaa den hagel vernield... Grietje! ik bid u.„ martha. En het vee? anthony. Heeft de kuch... Zeg my, lieve Grietje!... martha. Ei! laat haar met vreden. anthony. Wat is u wedervaren? grietje, /nikkende. , Uwe moeder... martha. Als gy het dan volftrekt weten wilt, zy heeft een bord gebroken, en een oorvyg gekregen. anthony. Om zulk een kleinigheid!... grietje. Ach! de oorvyg deed zeer; maar zy heeft myn' vader beledigd, en dat deed nog zeerder. anthony. Foei! moeder! , martha. Ik zou hem wel eene lofreden houden! anthony. De armoede mishandelen is niet welgedaan: men kan B 5 he-  26 DE BLOEDVERWANTEN, heden of morgen zelf arm worden, en dan wordt men van niemant beklaagd. MARTHA. Ja» ]'»> gy zyt altoos haar voorfpraak als men haar te na komt. ANTHONY. Men moet niemant te na komen. Zy is myne nicht. Ween niet, Grietje! myne moeder zal het niet weder doen. Hy droogt haare traanen af. MARTHA. Gy moogt zulke gemeenzaamheid voortaan wel nalaten: als uwe bruid het ziet, wordt zyjaloersch. ANTHONY. Myne bruid? MARTHA. Zie, welke oogen hy maakt! vrindelyk. Ja, ja, Anthony! ik heb voor u gezorgd: ik heb reeds met den ouden fchout van de zaak{gefproken; het is zo goed als geklonken. ANTHONY. Ik zal toch den ouden fchout niet moeten trouwen? MARTHA. Gek! zyne dochter; de blonde Lize. ANTHONY. Blond? Haar hair brand: als een fint Maartensvuur. Gy schertst, moeder! HANS  B L T S P E L. 27 HANS. Neen, neen, Anthony! het is uwe moeder volkomen ernst; en gy weet als zy het ernftig meent, dan... dan... MARTHA. Dan fchertst zy niet; en daarmede houdt het op. ANTHONY. Ha! ha! ha! MARTHA. Nu, wat lagcht gy ? ANTHONY. Zeg my toch, kan ik dan waariyk al trouwen? MARTHA. Waarom niet? Gy wordt te vrouwendag een-en-twinti^ jaaren. Ik kan voorbeelden uit.de chronyk bybrengendat prinfen en prinfesfen veel jonger getrouwd zyn. ANTHONY. Waariyk? Nu, dat is my lief; ik heb 'er nog nooit aan gedacht dat ik trouwen kon. MARTHA. Dat is niets: 'er trouwen zo veele menfehen, zonder 'er aan te denken. Morgen zult gy by den fchout gaan en uw woord doen. A N T H O N Y. By den fchout? Neen, moeder! daarvan komt niets. Heb dank dat gy my op den weg geholpen hebt; voor de bruid zal ik zelf wel zorgen. MARTHA. Wel ja, dat zou wat fchoons zyn! Zulke knaapen vryè'n fleehts  28 DE BLOEDVERWANTEN, Hechts met de oogen; zy menen als de rogge hoog opgefchotenis, moet de oogst wel uitvallen; of nogthans de koppen vol en de airen zwaar zyn daarop komt het aan. A N.T H O N Y. Ik beloof u, moeder! ik kies een braaf meisje. MARTHA. Braaf geld, Anthony! braaf geld. HANS. Laat hem begaan, Martha! hy is laa'st in de Had geweest : misfchien heeft hy zich iets voornaams uitgezocht. MARTHA. Dan fla ik hem deur voor den neus toe. Een ftadjuffer in eene boerdery is even alsof men een kanaryvogel in een duivenvlugt zette. De Hemel beware my voor familie met voornaame lieden! ik heb aan uw' broeder genoeg. HANS. Laat mynheer broedet,Gottlieb, den vorstelyken raadsheer, met vreden. MARTHA. Mynheer.uw broeder Gottlieb is een hovaardig man, hy fteekt zyn' neus in den wind en zietzyne bloedverwanten over den fchouder aan. Toen ik de laatfle maal op de jaarmarkt was, lieve Hemel! ik zal het nooit vergeten, zie ikhem herom draven met zyn' zoon, als een kalkoenfcha hen,die een jonge eend u.tgebroeid heeft. Ik denk welflaanshalven moetik hem toch groeten 5 ik neigde diep: — Goeden morgen, heer broeder! , Ach! fniflelde hy door den neus,  B L T S P E L. 29 nens, ziedaar vrouw Martha.- Hoe is het t'huis? Hoe is de oogst uitgevallen? Hoe zullen van 't jaar de vruchten uitvallen? en daarmede keerde hy zich om, eer ik hem nog ant" woorden kon, nam een fnüifje, en zag de aapen dansfen. h a n s. Nu ziet gy, Martha! terwy! juist de aapen dansten heeft hy ook niet veel tyd gehad met u te (preken; want zo iets ziet men niet alle dagen. martha. ó! In de Itad kan men het alle dagen zien. Kort en goed, blyf my met uw voornaame familiën van den hals. Ja, te kerstyd, als zy by ons komen fmullen, dan is het wel Heer oom ! hier,vrouw moei .'daar; maar naderhand» als zy verzadigd zyn, lagchen zy in hunne vuist, en doen alsof zy ons niet kennen. Tegen Anthony en Grietje, die naast elkander ft'aan, en elkander fieelswyze aanzien. Nu, wat (laat gy daar, als een paar mylpaalen? Tegen Anthony. Waaraan denkt gy? he! anthony. Ik denk aan het trouwen. martha, tegen Grietje. En gy? grietje. Ik? Ik denk aan niets. martha. Dat is goed. Een zedig meisje moet ook aan niets den-  3o DE BLOEDVERWANTEN, denken. Gy, jonge! ga naar bed, fla morgen vroeg opj kam uw hairen glad: gy moet naar den fcliout. anthony. Ja, moeder! als 't hart niet wil, helpen gladde woor. den noch gladde hairen niets. Slaap wel. Hy vertrekt. martha. De lummel is nog wat fchuw; maar het zal zich wel fchikken. Tegen Grietje. Voort,'voort, naar bed! dat gy morgen vroeg by de hand zyt, als de herderblaast. grietje. Zorg niet, lieve moet! morgen verfiaap ik my zeker niet. Zy gaat door de zydeu-r. martha. Marsch, oude! naar bed! hans. Laat my het artikel van Holland nog eerst uitlezen. martha. Ei wat! een ordentelyk huisvader gaat om negen uuven naar bed; en al regende het ook artikels van den Hemel, voort! voort! hans , op den trap. De Hollanders willen.. . martha. Gaan flapen. ' hans. Zy hebben in de nacht van den dertienden... martha. Geflapen. VTF-  B L T S P E L. 31 V T F D E T O O N E E L. anthony luistert aan de deur; ah hy merkt dat alles ftil is, fi'nipt hy binnen, gaat naar de kamer van grietje, luisterten klopt zagt. ____ grietje, van binnen. W ie klop:? anthony. Zyt gy nog op, Grietje? Kom hier: ik moet u noodzakelyk (preken. grietje, komt op het tooneel, Anthony! wat wilt gy zo laat? Als uw moeder u had horen kloppen!... anthony. Ik heb toch maar zeer zagt geklopt. Op zyn hart wyzende. Maar hier, Grietje! hier klopt het als een hamer. grietje. Waarom dan? anthony. Hebt gy reeds vergeten wa: myne ouders zelden? Ik zou Wouwen. grietje. Veel geluk! anthony. Het was dom dat ik niet eer daarop gedacht heb: nu heeft my dit geheel verlegen gemaakt. cri et-  Z* DE BLOEDVERWANTEN, ?T grietje. Gy wilt dan waariyk trouwen? anthony. 6! Van harten gaarne. grietje. Slaap wel, Anthony! anthony. Wacht nog wat. Grietje. Gy moet u morgen vroeg de hairen glad kammen. anthony. Denkt gy mogelyk ik zou de roodhairige Lize nemen? grietje. Zy heeft geld. anthony. Eer trouw ik met onzen ouden kruihond. grietj e. Nu, ja, als gy trouwt is het my toch om het even met wie. Goede nacht. anthony. Zo? Ik dacht altoos dat Grietje my een beetje liefhad. grietje. Voorzeker; maar ik kan daarom toch naar bed gaan. anthony. Ik dacht als ik oud genoeg ben om te trouwen, dan is Grietje ook wel oud genoeg daartoe. ^ grietje. Dat kan wel zyn; maar wat gaat u dat aan? an-  Ê L T S P E L 33 anthony, in eene kluchtige verlegenheid. Nu.;, ja... ik dacht... ha! ha!... het is toch drom» mcls. ..Wat denkt gy, Grietje?... alswy... wy beiden., i ik en gy... gy en ik... famen trouwden.?... he!.. grietje. Zyt gy raar? Wy zyn immers broeders kinderen* anthony. Wat zegt dat ! g r i e f j e. Het is goddeloos, het is verboden. anthony. Toch niet; voor een (ruk geld krygt men dispenfie. grietje. Dispenfie? wat is dat? Anthony. Dat is: De zaak is krom, en door geld wordt zyrechf* grietjp. Ik, arm meisje! wie zal voor my iets betalen. *sthony, met hartelykheid, Ik, Grietje! myn' Iaatften duit. grieTje, bewogen. Gy, Anthony? anthony. Myn bloed. grietje. Hebt gy my dan zo lief? c ijt.  31 DE BLOEDVERWANTEN, anthony. Hoor, Grietje! by myne srme ziel! tot heden heb ik 'er zelf' niets van geweten; maar toen myne moeder van trouwen (prak, befpeurde ik dit op ééns. grietje. Uwe ouders zullen nimmer ja zeggen. anthony. Dat zal zich wel fchikken; als gy maar ja zegt'. grietje. Ik.... anthony- Gy.... gr ietje. Ik zeg... anthony. Nu? grietje. Ik zeg ja. Zy wil weglopen' anthony houdt haar vast en zegt redelyk hard: Beste Grietje! zo waar ik eerlyk ben, gy wordt myne vrouw! grietje. Stil, Anthony! zo luid niet. anthony. ó Het is een boos mensch die fluisteren kan, als zyn hart vol is. cr iet-  B L T S P E L. ZESDE TO O N E E L. 35 anthony, grietje; martha, met eehè lamp. martha; W at is dat hier voor een brommen en fluistéréri ?:;; Och, myn Hemel! gy Belials kinderen! wat doet gy by' elkander ? a[n t h o n y. Wy praten, martha. Gy praat?.;, een koude rilling gaat döör myh ledetï! Waarvan praat gy dan toch ? anthony; Zeef goed, moeder! dat gy juist hier komt: dan' kfyg ik het nog dezen avond v.n myn hart. Ik heb Grietje gevraagd of zy myne vrouw wilde worden. martha. Zo?... ei!... En wat heeft Grietje dan geantwoord*? anthony. Zy heeft ja gezegd; martha. Waariyk? Nu, dat is immers allerliefst! Anthony. Zy is jong, fchoorï , naarstig, 'goed ën lieert my lief; ën nu vraag ik u dok of gy te vreden zyt;  35 DE -BLOEDVERWANTEN, martha. En denkt wel ik zal ook ja zeggen ? anthony. Voorzeker. mart h]a , langzaam en met nadruk. Ik zeg nogthans neen!... neen !... neen!.. Zeer fchielyk. N:e«! nean! neen! neen! neen' anthony. Dan verzoek ik myn' vader dat hy zyne magt gebruike. martha. Hy P- zyne magt? hy moest het eens wagen | dat zoude cerftenaal in veertig jaaren zyn. anthony. Dan loop ik weg. marti! a. Goede reis! c anthony. Dan fpring ik in 't water. martha. Des te beter! dan zal de liefde wel een weinig verkoelen.— En gy, ondefchaamde pry ! ïs 'dat myn danji? 1 Zy wil Grietje liaan. anthony, zich voor kaar ftellendc. Ik bid u, moeder!... martha, tegen Grietje. Heb ik u niet naar bed gezotiden? cri ït"  B L T S P E L. 37 g ri ft j e , pdtierende, Hy kwam aan myne deur en klopte. martha. Een magere uiivlugt! In myne jeugd zyn 'er zo veele jonge knaape'n aan myne deut gekomen, en hebben geklopt en geklaagd, dat een (leen in de aarde zich had moeten erbarmen; maar de Hemel bewaar' my, dat ik ooit een' zou open gedaan hebben! Klop gy tot overmorgen, grietje. Toen hy klopte was hy nog myn neef. martha. En zal het ook eeuwig blyven. Voort, naar de kamer, die den langden tyd uw kamer geweest is; want. opdat L-y het maar weet, morgen met den dag moet gy het huis uit anthony. Ik ga mede. martha. Ik fluit u op. anthony. Dan zal ik my aan de deur ophangen. martha. Den ftrop zal ik u wel lenen. Nu, jufvrouw nicht! (laat gy daar nog? Denkt gy my met uwe traantjes te bewegen' Neen, den Hemel zy dank! ik ben hard als een olyekein . en onbeweeglyk als een grensfteen. Kom, jufvrouw! zet die huwelyksgriilen maar uit uw hoofd; C 3 want  3? DE BLOEDVER W ANTE.N, want zo lang myne oogen openftaan komt 'er niets van t verftaat gy my ? Marsch! voort! en morgen met den dageraad pakt gy uw boeltje. grietje, fnikkende. Ik danku, lieve moei!., voor al hetgoeddatgy aanmy gedaan hebt. Vaar wel, Anthony! Zy gaat in de kamer. ANTHONY- Moeder! ishetuernst? Gy wilt my het meisje niet geven? MARTHA. Neen. ANTHONY. Zeker niet?. MARTHA. Neen! neen! ANTHONY» Goede nacht! Hy vertrekt. ZEVENDE TO 0 NE E L. MARTHA. JNfiets dan onrust en verdriet! Waar een paar jongelieden in huis is ware het nodig dat men fchildwachten voor iedermuizengat Melde. Ja, ja, de liefde heeft de booze vyand uitgevonden. Ismen jong, dan heeft men genoegop zichzelven \e pasfen^ wordt men oud, dan moet men het oog PP  B L T S P E L. 39 op anderen houden Maar geduld, voor ditmaal zal ik u de pas wel affnyden. Zy fluit Grietjes kamerdeur. Gy komt 'er niet uit. Zv fchuift eert grendel voor eene andere deur. En gy komt'er nier in Morgen moer zy hec huis uit: dan mag zy naar Indië lopen en haar' fchraalen vader opzoeken. Zy gaat he,. „ 4 G T S T E T O O N E E L anthony komt over den kagchcl weder op het tooneeli grietje* in haar kamer. a n t II o n y. VToede oude! als gy een' jongen knaap opfluiten wilt , die een meisje lief heeft, dan moet gy vroeger opflaan. Hy loopt op zyn teenen de kamer rond, legt zyrS mond aan het fleutelgat en roept: Grietje! grietje, van binnen. Och! Anthony! zyt gy daar weder? anthony. Wat doet gy? grietje. Ik ween. a.n t h o n y. Ween niet: het zal alles wel gaan. Kom hier. grietje. Ik kan niet: de deur is toegefloten.. anthony. Verdord!... C 4 c'eiet-  40 DE BLOEDVERWANTEN, grietje. Ga flapen; ik fidder en beef. anthony. Nog maar dén woord; ik heb wat bedacht; als gy 'er mede te vreden zyt... O r i ET JE, Wat dan? anthony. Morgen gaan wy naar de ftad, by myn' oom,den voi* ftelyken raadsheer. grietje. Kan by ons helpen? a n t h o n y. Zottinnetje! als hy den vorst raden kan zal hy immers voor ons ook wel raad weten. Nu, wilt gy? grietje. Is het wel goed? antiion y. Dat zal ons de dominé zeggen; thans is 'er geen tyd te verliezen: ik hoor myne moeder met haar muilen kletfen, grietje. Ach! ga dan heen!... ik bid u! anthony. Zeg eerst of gy wilt. grietje. Ja! ja! anthony. Goede nacht, lieve bruid! fjy gaat heen , werpt in het duister de tafel om . bereikt echter nog tydig genoeg den kagchel, en klimt'er Ichiehk over. NE.  B L T S P E L. 41 NEGENDE T O O N £ E L. martha, met eene lamp, Alle goede geesten! welk een fatans leven!.,. Zou de kwaade jonge de deur opengebroken hebben.?... Neen , hier is alles nog onbelchadigd ,en den lleutelvan daar heb ik in den zak... Hu! ik word yskoud!... Voort met het meisje, hoe eer hoe liever! want waar een jong meisje huisvest fpookt het al te gaarne. Einde des eerften bedryfs,. C S TWEE-  4» DE BLOEDVERWANTEN, TWEEDE BEDRYF. Een moderne kamer, in het huis van Gottlieb Volmoed. EERSTE T O O N E E L. vrouw morgan zit te naaijen, met de bril op den neus; max /leekt het hoofd tusfchen de deur. Gm ax. oeden dag, moedertje! vuouw JioacAN r.eemt Jchielyk de bril van haar* neus en verbergt die. He! wat een wonder dat gy zo vroeg uit de vederen zyt!.. max. De vogelvanger (raat vroeg op. vrouw morgan. Welkeen arm vogeltje wilt gy dan heden vangen? max. Waarom verbergt gy 'och uwe bril ? vrouw mor g an. Bril? waar heb ik dan eene bril. max. Het is toch grappig dat de menfehen zich voor de bril fcha-  B L T S P E L. 43 fchamen! Hoe Hechter men ziec, hoe nader men met den Uefdegod verraaagfchapc is ,• want die is geheel blind. VROUW MORGAN. De Heidenen zyn alle blind, eu de Uefdegod is een Heiden. MAX' Dan prys ik de Spanjaards: die weten nog een bril in eere te houden, en ik raad u, moedertje! ga naar Madrid: met uw geld en uwe bril kunt gy nog eenefignora worden. VROUW MORGAN. Met myn geld? Dat moet ik zo. üikwyls horen, ik , arme vrouw! MAX'. Gy arme vrouw! gy hebt niets dan een yzeren kastje, dat vier menfehen naauwelyks van de plaats lchuiven kunnen. VROUW MORGAN. Dat onfchuldige kastje ! daar in bewaar ik myn' doopcedul. MAX. Dierhalven antiquiteiten; anders niets? VROUW MORGAN. Een weinig linnen. MAX. Anders niets? VROUW MORGAN. Myne gezangboeken. U A X'  44 D E BLOEDVERWANTEN, MAX. Ja toch, als wy niet beter wisten. VROUW MORGAN. Men moet maar op den inval komen iets we? te fluiten, al ware het ojk maar een fuilcerdoos: aanflonds vermoedt de booze waereld iets kwaads. M A X. Gkheid! Zrl ik raden? In het kastje zyn, vooreerst , de fpaarpenningen federt twintig jaaren. VROUW MORGAN. Kunt gy niets beters voor den dag brengen ? MAX. Ten tweeden, fchoone panden, waarop gy, uit Christelyke liefde, de halve waarde beleendhebt VROUW MORGAN. Men zou zekerlyk de lieve moeders zoontjes op hunne gladde gezichten lenen. MAX. Ten derden, fyn linnen en zilverwerk, de bruidfchat myner zalige moeder. VROUW MORGAN. Hoe! gy wilt my toch niet tot eene diefegge maken? MAX. De Hemel bewaar' my! trouwe diensten moeten beloond worden; en myn vader is dankbaar. VROUW MORGAN. De gantfche flad kent myne onfchuld en uwe booze tong. MAX.  B L T S P E L. 45 MAX. Veele lieden verwonderen zich dat het hier zo ledig in mis wordt. Het oude zwaare zilver is verdwenen, daar mtegen hebben wy ligt plated wérk. VROUW MORGAN. Als de jonge heer op deakademie lustig heeft geleefd.... MAX. De kapitaalen zyn 'er nog allen; alleen met dit onierfcheid, datwy van te voren de intrésfen omringen en die hans betalen. VROUW MORGAN. Als de jonge heer naar Zwitzerland en Frankfyk reizen moest.... MAX. Maar wat fchaadt het? Vivat onze dikke vrouw Morgan! als wy geld nodig hebben, helpt zy ons uit den nood. VROUW MORGAN. Myne paar penningen... MAX. Zyn genoegzaam. By voorbeeld , heden Sprong Max in 't vroegen morgenrood Van 't bed uit zwaare droomen ; Help , moedertje, my uit den nood .. Nu, zal 'er wat Van komen? VROUW MORGAN. Gy hebt den roes van gisteren nog niet uitgeflapen. MAX»  45 DE BLOED VERWANTE Ni M AX. In ernst, weët gy waarom ik zo vroeg opgeftaan bén? Alleen om u myn hof te maken. VROUW MORGAN. Zeer verpligt. MAX. 1 Ik heb geld nodig; VROUW MORGAN; Als naar gewoonte. MAX. Ik vind u Zo fehoon, zo beminnenswaardig; want ik heb veel geld nodig. VROUW MORGAN. Ga by uw' vader. MAX. Dien borgen de Jooden niets meer; VROUW MORGAN. Ik arme Christin! heb niets dan myn weinigje loon * dat federt vyf jaaren opgelopen is: als ik n daarmede dienen kan.;. MAX. Dus asfigneert gy my op myn'vader? Zcertroostelyk! VROUW MORGAN; Daar komt hy juist. M AX. Zwyg! tfFEE<  B L T S P E . Z. 47 TWEEDE TOONEEL. . £ . p> ,> MAX, VROUW MORGAN» GOTTLIEB. ~7 GOTTLIET!. V rouw Morgan! ik zal dezen middag niette huis eeten? VROUW MORGAN. Zeer wel. GOTTLIEB. De baron Drink had my reeds gisteren verzocht; maar de graaf Zelden zond dezen morgen zyn' jager, en liet zo dringend verzoeken... VROUW MORGAN. Mynheer is de ziel van alle voornaame huizen. GOTTLIEB. Niet meer als anders, lieve vrouw Morgan! niet meer lisanders, myne vrolykheid neemt af. MAX, ftiU En zyn geld. GOTTLIEB. Als ik eertyds myn' mond open deed Iagchte de hooglanzienlyke ridderfchap, ieder drukte my dehand, noemle my zyn' lieven vrind.... MAX, flik Schoone woorden! duure waar! GOTTLIEB. Gy weet het, myn huis was dagelyks vol: de eerfte óeeren van het hof drongen zich in myn gezelfchap.... MAX,  48 DE BLOEDVERWANTEN, MAX, fttl. En aan zyn tafel. GOTTLIÏT. Thans blyven veelen weg; want ik word oud* MAX, ft.U En arm, GntTLIEE. Vernuft en luim flaan my niet meer ten dienst, MAX, ft t' ti De goede Wyn heeft een einde. GOTTLIEB. De voornaame heerfchnppen willen onderhouden zyn,., MAX, ft tl. En gevoed. GOTTLIEB. De zomer myns levens is voorby. ' MAX, ftil. De fcwaluwen trekken weg. GOTTLIEB. Thans moest de zoon daar voör zorgen, dat leven ei glans weder in het vaderlyk huis kwamen; maarhy ver keert met allerlei gefpuis; en onder zyne bekenden weê ik op zyn hoogst een paar winderige Iieutenants die vat goeden ouden adel zyn. MAX. Ik-zelf ben toch maar een bufgerlyke. GOTTLIEB. Daar hebben wy het! Geen vonkje van den geest zyö  B L T S P E L. 49 Ivaders, die zich boven alle drukkende omftandigheden nnoedig verheven heeft; MAX. / Myn grootvader was een eerlyke boer; GOTTLIEB. Wilt gy zwygen! MAXs. Myn oom is het nog. GOTTLIEB; Wilt gy niet liever op de markt gaan, en uwe h'eerlyke familie uitbazuinen ?. MAX, ó Dat vergeet men buitendien niet. De nyd vindt al te dikwyls een maar aan de wieg van den benyden. GOTTLIEB. Een zekere luidruchtige trotsch, een zekere voornaame ligtvaardigheid bedekken eene laageafkomst, enfcheppen pauzen uit zwynenhoeders. Zo openden zich voor' my de deuren van alle paleizen, zo won ik het hart uwer moeder, die , hoewel niet Van adel, een ryke koopmans dochter was, en, bygevolg, het éénige bezat dat met den adel gelyk gefield wordt, namelyk geld. Maar gy , met uw ftudentenredenen! zult u nooit in een' hoogen kring i verheffen. MAX. Vergeef het my, ik begin reeds te vliegen; en als gy my in een zaak van gewigt uw* vaderlyken byft.md niet ontzegt... D ÖOTT-  5° DE BLOEDVERWANTEN, GOTTLIEB. Laat horen. MAX. Ik heb noodwendig honderd dukaaten nodig. G OTTLIEB. Zo ? dat verheugt my, MAX. Deste beter! dan kan ik hopen... GOTTLIEB. Dat ik u niets geven zaJ. MAX. En toch verheugt het u? GOTTLIEB. Omdat een mensch die geld nodig heeft, geld zoekt te verdienen. ■ MAX. Dat wil ik ook: die honderd dukaaten zullen my hooge interest opbrengen. GOTTLIEB. Gy zult my toch niet overreden dat gy ze indedaad op interest zetten zult. MAX. Hoor maar op welke eene wyze. Ik leerde voor eenige weeken freule Amalia van Volborn kennen... GOTTLIEB. Volborn?.,. die familie is goed. MAX. Het meisje is fchoou. CO TT-  B L T S P E L. 51 GOTTLIEB. Meisje! wie zal zo gemeen fpreken ? eene freule is geen meis. MAX. En ryk. GOTTLIEB. Aan welgeboren ooms en rantes. MAX. Deste beter! in het toekomende zal het wezen: „ De jonge is van aanzien : hy heeft eene vrouw uit de familie Volborn." Wie op den weg der fortuin in het Hofv' van eenelaage afkomst deken blyft,moet eene voornaame vrouw trouwen: opdat hy by gelegenheid een half douzyn handveste ooms, of een paar fnaterende tantes vooripannen kan. c o TTLIEB. Ja, ja, die fpekulatie is niet kwaad. De vraag is maar of het meisje... de freule, wil ik zeggen, foiaak in uw vindt? MAX. Ik heb bewyzen van haare genegenheid, GOTTLIEB. By voorbeeld? MAX. Zy neemt in den fchouwburg China'sappelen van my aan. GOTTLIEB. Dat bewyst op zyn hoogst dat zy fmaak in China'sappelen vindt. D 3 MAS.  52 DE BLOEDVERWANTEN, MAX. Toen eergisteren avond de regen het terras glibberig gemaakt had, liet zy zich van my naar beneden geleiden. gottlieb, Vermoedelyk omdat zy niet vallen wilde. max. Kortom, lieve papa! ik lïa voor het gevolg in. Hef komt maar alleen daarop aan , dat ik my een weiklinkenden tytel kope. gottlieb, levendig. Een' tytel? Jonge! nu zie ik dat gy myn bloed zyt, A ce trait je reconnois mon fang! MAX. En daar de vrouwen meestal op kleinigheden zien, zo moet ik eenige élégante rokken, eenige galanterien... gottlieb. Dat Iaat zich horen!... Vrouw Morgan ! dan zullen wy den jongen wel moeten helpen... Freule van Volborn myne fchoondochter!... Het is het eerfte verrtandige denkbeeld dat de jonge in zyn leven gehad heeft. Als ik het wél heb, dan kwamen wy ook met de familie Zonnenheim in betrekking!., en ik geloof waarachtig de oude generaal van Wonderberg wierd onze neef!... Een generaaJ myn neef[... kom hier, jonge! laat ik u omhelzen. Hy omhelst hem. Doe uw best; en als gy by haar zyt fpreek dan toch vooral niet van uw'grootvader, hoort gy? MAX.  B L T S P E L. 53 max. De Hemel bewaar' my! GOTTLIEB. Vraagt zy naar uwe familie, dan kunt gy baar zeggen dat wy eertyds groote goederen, bezeten hebben; maar dat, die, by voorbeeld, in den Saxifchen boerenkryg verwoest zyn geworden, en zo voort: gy verltaat my wel. MAX. Volkomen; en wat de honderd dukaaten betreft?.,. gottlieb haalt zyne fchouders op. Vrouw Morgan! wat zal men doen! Myn vaderhart breekt! Daar, neem dezen ring: het is de laatfle gedachtenis myner zalige vrouw. Wnt offert men niet op, om het geluk van zyn kind te bevorderen! leen honderd dukaaten daar op, opdat de jonge zich een weinig opfchikken kan. Als hy flaagt... de Freule heeft vermogen... Jaten wy ons adelen... Grootvader in het graf ook... en alle myne vóórouders worden domheeren!.. Domheeren J.. Voelt gy dit woord ? Max! Max! als ik die vreugd nog eens aan u beleef!., als ik u als baron Maximiliaan van Volmoedshuizen befchouwde ! Bedenk eens, gy kunt het waarachtig zo verre brengen, dat eens uw zoon de eer heeft gebraad by het hof vóór te fnijden!., Hy gaat heen. D 3 DER-  54 DE. BLOEDVERWANTEN, DERDE T 0 0 N E E L. MAX, VROUW MORGAN. MAX. Eet! eet! VROUW MORGAN. Heer baron Maximiliaan van Volmoedshuizen! gy zyt een groote fpitsboef. MAX. Hoe zo? VROUW MORGAN. My zult gy toch niet wys ranken dat gy waariyk de freule denkt te trouwen. MAX. 1 Waarom niet? VROUW M'O R G A N. De jonge heer kent zyn' vader: hy valt hem van zyn zwakke zyde aan. MAX. Zullen dan de vrouwen alleen het recht hebben , de mannen van de zwakke zyde aan te vallen? Is het genoeg dat zy die het best weten op te fporen ? VROUW MORGAN. De fchoone ring wandelt nu ook... MAX. In uw kastje. VROUW MORGAN. Waar zou ik, arme vrouw! het geld krygcn? MAX.  B L T S P E L. 55 MAX. Uit uw kastje. vrouw morgan. Daar ligt wel een hoopje dukaaten; maar het behoort ;ene goede vrindin,die het my in bewaring gegeven heeft. max. Vermoedelyk eene tweelingzuster... vrouw morgan. Tegen den avond... max. Nu, op het ooger.blik; of ik vertel de gantsche waeeld dat ik u met de bril op den neus gevonden heb. vrouw morgan. Ei wat! 'er zyn ook menfehen, die hunne brillen nooit ifleggen,fchoonzy geen drie fchreden verre daar doorzien iunnen. max. Dukaaten wil ik, en geen zedelesfen. vrouw morgan. Zekerlyk moet men zulke lieden zedelesfen prediken, in wier zakken niets meer klinkt: deze zyn de aandach[igfte toehoorers. Nu, nu, jonge heer! de tyd zal haast komen.... Max, in V heengaan. Weet gy wat ik doe, als alles mislukt ? vrouw morgan. Nu? max. Dan trouw ik u. D 4 vrouw  56 DE BLOEDVERWANTE^, vrouw morgan. Ik ben immers geen freule. max. Gaan wy niet juist heen om een blaadje van uw' Hamboom te plukken? Zy vertrekken beiden, VIERDE T O O N E E L, anthony en grietje komen bcfchroomd binnen, -|--- anthony. X-lier is niemant. g r i e t j e. Ach, Anthony! ik fidder! anthony, Waarom toch? grietje. Wy hebben een dom Huk begaan, anthony. Wy konden ons immers niet anders helpen. g r 1 e t j E. Myn geweten zegt, men moet zich liever in het geheel pic: hcipen, dan op eene llinkfche wyze, anthony. Uw geweten is fdiow, als een tortelduif. Wat hebben wy loch misdaan ? Gy zyt van. den eenen oom naar deti enderen gewandeld, dit is alles, pRIE T j E.  B L T S P E L, 57 GRIETJE. Ik ben ondankbaar jegens den man, die de plaats van vader by my bekleed heeft. ANTHONY. Omgekeerd ; gy zyt zeer dankbaar; want gy hebt het aan zyn' zoon vergolden: gy wilt myn lieve vrouw worden, niet waar? GRIETJE. Neen, Anthony! zonder de toefremming uwer ouders kan dat nooit gefchieden, ANTHONY. Heb ik uw woord niet? GRIETJE. Ach! gisteren avond! ... het heeft my zo verrast... ik wist in 't geheel niet dat ik u liefhad , en nu wierd ik het éénsklaps gewaar: toen heb ik, de Hemel weet wat .'beloofd. Maar deze nacht, toen ik niet flapen kon... ANTHONY. Gy hebt niet geflapen? Dat is aardig! ik ook niet. GRIETJE. Toen dacht ik: Gy hebt van uwe moei wel menige oorvyg gekregen; maar toch ook meer weldraden dan oorvygen; en als gy haar nu het hartelaed nog aandoet.... Ach ! dat zal haar meer fmarten dan my haare oorvygen. ANTHONY. Wees maar gerust: oom is vorstelyk raadsheer: als hy myn moeder een goed woord geeft... Het is hier zo (lil, D 5 als-  58 DE BLOEDVERWANTEN, alsof de menfehen allen naar den hooibouw of de roggeoogst gegaan waren. Hy keert zich om. Wel drommels! Welke fchoone meubelen! bet blinkt alles van goud: oom moet wel ryk zyn. Zie maar Grietje! dien grooten fpiegel. grietje. Ik durf 'er niet in zien: ik zou bemerken hoe myne wangen gloeijen. anthony maakt (Irykaadjes voor den fpiegel. Ha.» ha! ha!... Kom toch hier, Grietje! grietje. Wat wilt gy? anthony. Doe my het vermaak en neig eens, hier, op deze plaats. grietje. Nu? Zy gaat voor den fpiegel en reigt; Anthony ftaat achter haar en maakt Jlrykaadjes; zy beginnen beiden hard te lagchen. Max en Vrouw Morgan komen binnen , en zien dit met verwondering aan. PT F-  B L T S PK E L. 59 FT F D E T O O N E E L. anthony, grietje, max, vrouw morgan. max, na eenig zwygen. Wat zyn dat voor lieden? Anthony en Grietje treden befchroomd terug. Een fchoon meisje! VROUW MORGAN. Een wakkere jonge! anthony, trouwhartig. Goeden dag, neef! grietje, befchaamd. Goeden dag, neef! MAX. Neef? Hoe kom ik aan die eer? ANTHONY. Ei! ik ben immers neef Anthony. GRIETJE. En ik ben nicht Grietje. MAX. Waariyk? Ik heb niet eens geweten dat ik zulk een fchoon nichtje had. vrouw morgan, die Anthony met welgevallen befchouwd. Welkom, heer Volmoed! ANTHONY. Uw dienaar. max,  6o DE BLOEDVERWANTEN, max, tegen Grietje. Hoe komt het toch dat wy elkander in 't geheel nog niet kennen ? OEI ETJE. Dat komt dat wy elkander in 't geheel nog niet gezien! hebben. MAX. Maar in het toekomende moeten wy elkander dikwyls; zien. anthony. Niet waar, neef! zy gevalt u? max, zeer koel. ! Gy zyt zeer groot en fterk geworden. anthony. Ik ben, God dank! gezond. vrouw morgan, tegen Anthony. Een zelden gast, een lieve gast. anthony. Uw dienaar. Wie zyt gy toch? als ik zo vry mag zyn \ te vragen. vrouw morgan. Eene goéde vrindin van het huis. max, [pottende. Vrouw Morgan, eene jonge weduwe. anthony. Nu, zo heel jong is zy juist ook niet. Max. Vrouwen en mispelen worden ryperals zy lang ligger). v r O t' w  S L T S P E L. 61 vrouw morgan. Beproef dat inet uwe fpotternyen, die zeer onryp zyn. leem een voorbeeld aan uw' neef, die een lieve befcheiden jongman is. max. I Moedertje! ik vrees dat gy hem welhaast al te befcheidcn zult vinden. anthony, met eene buiging. De Hemel bewaar'my, neef! gy zyt al te goed. m a x. Ha! ha! ha! veel geluk! Ik houmyuandekleine nicht, die zo blode van onder haaren (troohoedkykt, en toch den fchalk Amor in den korenbloemenruiker aan haaren boezem verborgen heeft. anthony. Wat hebt'gy daar verborgen, Grietje? grietje. Ik? Niets. vrouw morgan, tegen Anthony. Waarom komt gy zo zelden in de Had? anthony. ■ Omdat my de ftad niet gevalt. m ax. Zegt myn lieve nichtje ook zo? grietje. Ik zeg alles wat Anthony zegt. max. Is dan Anthony uw orakel? griet-  62 DE BLOEDVERWANTEN, grietje. Orakel ? Hy is myn neef. vrouw moegan, tegen Anthony. Waar men gaarne gezien wordt moet men ook dikwyl gaan. anthony, die maar gedeeltelik haare woorden hoort terwyl hy Max en Grietje ongerust be fc houwt. Ik bedank u. max, tegen Grietje. . Waar is toch uwe woning? anthony, neemt fchiclyk het woord. In het gouden fchip, in de voorftad, daar hebben wy ons een weinig afgeftoft. max, ongeduldig. Myn lieve neef! ik vind u nog zeer bedoven. anthony, zich beziende. Waar? vrouw morgan. Als ieder voor zyn deur veegde max. Weet gy wel, lieve nichtje! dat het niet past dat gy jnet den jongen mensch in een herberg woont? grietje. Waarom past dat niet? Wy wonen federt vyftien jaaren onder één dak. max. Des te erger! ik raad u, neem liever by ons uw intrek: wy hebben een aartig kamertje voor u in gereedheid. an-,  B L T S P E L. 63 ANTHONY. Uw dienaar, neef! als uw vader het toeftaat, willen wy zeer gaarne.... MAX, Voor u, myn vrind! is geen pla&ts. VROUW MORGAN. 'Er zal nog wel een plaatsje wezen. MAX. Ei, ei, moedertje! hoed uwe onbevlekte deugd. VROUW MORGAN. Wie kan zich voor uwe tong hoeden? MAX. Papa komt. ZESDE TO 0 N E E L. ANTHONY, GRIETJE, MAX, VROUW MORGAN, GOTTLIEB. Anthony en Grietje maken eene menigte komplimer.ten, yrrr GOTTLIEB. VV at willen die boeren? — Wie zyt gy? MAX. Neef Anthony en nicht Grietje. GOTTLIEB, met eene mengeling van fchrik, verlegenheid en trotschheid. Ach!... Waariyk?... Ja, ja, ik bedenk my. Hy knikt hoogmoedig met zyn hoofd, en reikt hen zyne beide handen toe, om hen die te laten kusfehen. AN-  64- DE BLOEDVERWANTEN, anthony fchudt hem gulhartig de handi God zegene u, oom! grietje doet hetzelfde. God zegene u, oom! gottlieb. God zegene u? Zyt gy do!?... Kinderen! wat doet gy In de irad? Gy weet niets van de levenswyze. Als da' een vreemde gehoord had, „God zegene u." Ha ! ha! ha! anthony. Neem het ons niet kwalyk, oom ! wy menen het goed. grietje. Ja, zeker, lieve oom!' gottlie b. Oom! oom! Kunt gy niet ten minden mynheer onclé zeggen ? t 'anthony. Wy weten alle uwe.tytels niet, mynheer oticle oom! gottlieb. Eenvouwdig goed! Als menzo verboert is moest meri nooit een' voet in de ftad zetten. Wat wilt gy ? Waar zyn uwe ouders? anthony. f In huis. gottlieb. Zyt gy beide geheel alleen gekomen 1 anthony. Geheel alleen. gottlieb. Een heerlyk huishouden! Al*  B L T S P £ L €5 '» ANTHONY. Wy wilden mynheer oncie oom om een' goeden raad Verzoeken, wat wy doen moeten om een huishouden te beginnen. GOTTLIEB. Wat gaat my dit aan? ANTHONY. Gy zyt toch de vleeschlyke broeder van onze vaders. GOTTLIEB. Helaas! ANTHONY. Ik heb Grietje zeer liet'. Grietje! zeg toch dat gy my ook lief hebt. GOTTLIEB. Wat raken my uwe confidences? GRIETJE. Neen, met zulke dingen houden wy ons niet op : ik iben een eerlyk meisje. ANTHONY. Myne moeder wil ik zal de roodhairige Lize trouwen; GOTTLIEB. Trouw mynentwege, als gy.lust hebt. ANTHONY. / Maar ik heb in 't geheel géén lust daartoe. Zy is wel yk; maar een fatan. GOTTLIEB. Zend haar naar de hel. E AN-  66 DE BLOEDVERWANTEN, ANTHONY. De Hemel bewaar' my ! ik wensch haar de eeuwige zaligheid; maar tot vrouw wil ik ze niet. GOTTLIEB. Hemel! geef my geduld! ANTHONY. Nicht Grietje ware my veel liever. GOTTLIEB. Zeg my toch maar voor den duivel wat my dit aangaat! ANTHONY. Mynheer oncle oom! wy wilden u vrindelyk verzoeken een ;goed woord voor ons te doen, opdat vader en moeder hunne toeftemming geven. GOTTLIEB. Ik wenschte dat zy u opgefloten hadden. ANTHONY. Dat heeft moeder ook gedaan; maar ik ben uit het veiigfter gefprongcn. GOTTLIEB. Dan wenschte ik dat gy den hals gebroken had. ANTHONY. Dat is niet Christelyk. GOTTLIEB. Christelyk? Ha! ha! zyn wy dan hier op uw elendig dorp? Ga, myn vrind! groet den dominé, en zeg hem dat wy in de refidentie andere dingen in het hoofd hebben. AN-  B L T S P E L. 6? ANTHONY. Wy hebben niets in 't hoofd ; maar God ziet onze harten. G OTTLIEE. Kinderpraatjes! Gaat uit myn gezicht, en kom my niet. weder over den drempel. ANTHONY. Kom, Grietje! de man is niet als een van ons. God weet ons eerlyk vertrouwen. "Vaar wel! Gy moogc wel een zeer goede oncle zyn, of wat de vorst u ook gemaakt heeft; maar voor een' oom deugt gy in 't geheel niet; ZEVENDE T O O N E E L. GOTTLIEB, MAX, VROUW MORGAN. GOTTLIEB. "W^aarom heeft men dat volk in huis gelaten? VROUW MORGAN. Wel, zy behoorden immers tot des raadsheers waarde familie. GOTTLIEB. De duivel haal' myne familie! De man vanaanzien, die zich boven alles verheft, heeft geen familie. VROUW MORGAN. De jonge knaap is een weinig ruw; maar van een innemende trouwhartigheid. E 2 G O T T"  61 DE BLOEDVERWANTEN, G OTTLIEB. Trouwhartig? Ik moet lagchen. Wie heeft ooit éetï trouwhartig mensch gekend, waaruit wat goedsgeworderf >, is? Waar kan men de trouwhartigheid gebruiken? By het 'hof? Daar is zy kontrebande. By de rechtbank? daar is zy fuspekt. In het ieger? Daar veroorzaakt zy twist. Op den kanfel? daar houdt haar het leerftellige aan den band. Bygevolg maakt zy eene uitzondering op den regel, en geldt alleen daar, waar zy geboren is, dat is op het dorp. VROUW MORGAN. Maar alle menfehen roemen haaf toch als eene deugd. GO T TL IE li. Nu, ja, alle menfehen roemen ook het Arkadifche herdersleven, en echter gaat 'er niemant heen om defchaapen te hoeden. VROUW MORGAN. Wel, als een trouwhartig mensch tot niets anders te gebruiken is, dan ware hy altoos nog goed genoeg tot een' echtgenoot. Zy vertrekt. AGT ST E T O O N E E L. GOTTLI EB, MAX. GOTTLIEB. Tl ot een' echtgenoot? Ja, dat kan wezen. ij i x.  B L T S P E L. 69 M A X. Myacoufin is een kwaade jonge, en behaagt, my niet; maar coufine is verduiveld fchoon. g o T T l ie li, Max ! Max! denk aan de welgeboren freule van Volborn. r 51 MAX. Ik kan toch niet altoos aan haar denken; is het dan niet genoeg als ik haar trouw? gottlieb. Voorzeker, meer'dan teveel; maar tot zolang dit gefchied is, moet gy alle onedele neigingen verbergen. Verbeeld u de fchande als zy zulk een tooneel eens moest by wonen. Zy was, by voorbeeld, hier in huis, en legde by my, haaren aanflaanden fehoonvader, een bezoek af. I,k z t hier en fprak jvaa myne goederen... van myne familie... 'er wierd gf klopt .. 'Er wordt indedaad geklopt. Ik (la op. — Vergeef het my, hoogwelgeboren freu Ie!" zeg Ik met eene reverentie: „ het zal de graaf X of de baron Y zyn... goede vrinden, die my fomtyds verrasfehen." —— Nu ga ik naar de deur, open die, en vind ... Terwyl hy de deur opent treden Hans cn Martha binnen. E 3 NE-  ?o DE BLOEDVERWANTEN, NEGENDE T 0 0 N E E L. gottlieb, max, hans, martha. Vmax, lagchende. oor ditmaal broeder Hans in eigen hooge persoon. gottlieü , zeer ontfteld. Broeder Hans! hans. Goeden dag, broeder vorstelyke raadsheer ! martha. Goeden dag, zwager! het is my lief u in goeden weiHand aan te treffen. gottlieb. Zegt my toch, is 'er op uw dorp iets afgebrand? hans. De Hemel bewaar' ons! gottlieb. Waarom komt gy dan met pak en zak naar de ftad? martha. Met pak en zak? Wy komen zo als wy gaan en ftaan. hans. Anthony, die booze jonge, is van ons weggelopen. gottlieb. Wat raakt my dat? hans. Hy is uw peetekind. i cott'  B L T S P E L. 71 GOTTLIEB. Ik wenschte dat hy naar de Hottentotten liep, en gy hem achteraan: dan was ik u allen in ééns kwyt. HANS. Broeder Gottlieb! wat zal dat heten ? MARTHA. Heer zwager! het (iaat niet fraai zyn naaste bloedver wanten zo flecht te ontfangen. Als gy by ons op het dorp komt, flaan alle boterpotten open , en myn man nodigt u op den lederen zorgftoel. GOTTLIEB. Nu, ga daar zitten, ga daar zitten. pa Als 'er maar geen voornaame vrind op toe komt! MARTHA. Myn oude Hans is zeker geen vorstelyke raadsheer; naar hy heeft duiten. GOTTLIEB, flil. Duiten! Welk eene uitdrukking! MARTHA. By ons fchittert en blinkt het zeker zo niet van goud 't naar wy hebbeii een goede boerdery en geen duit fchulden. GOTTLIEB, ftil. Geen fchulden! Daar hoort men den boer! HANS. Laat broeder Gottlieb met vreden: wie weet Welke laatszaaken hy in zyn hoofd heeft. — Niet waar, broeWK? ik lleo het geraden?... Hoor, gy kost my een groot E 4. ver-  73 DE BLOEDVERWANTEN, vermaak doen, als gy my een weinig verhaalde wat niet alle menfehen weten;zo wat politieke omftondigheden.... van den generaal Clairfait, of Beaulieu. MARTHA. Daar hebben wy den ouden nar! Onze éénige zoon is weggelopen; en in plaats van naar Anthony te vragen, vraagt hy naar generaals. GOTTLIEB. Recht, vrouw Manha! gy hebt geen tyd te verliezen: Anthony is hier geweest. MARTHA. Die booswigt! GOTTLIEB. Vlieg heen om hem in te halen. MARTHA. Wat wil hy dan doen? GOTTLIEB. Hy wil... hy wil... MARTHA. Trouwen, niet waar? GOTTLIEB- Ja, ja, trouwen wil hy. 'Er wordt weder geklopt. ö Wee! daar wordt geklopt!... Als gy hem niet fchie. lyk naarloopt, trouwt hy op het oogenblik. MARTHA. Jk wil niet hopen... Waar ging hy dan heen? GO TT-  B L r S P E L, 73 gottlieb. Hy ging... hy ging... '£/■ wordt nogmaals geklopt. ó Wee! al weder! — Hy ging... in de kerk, martha. Hy zal toch niet zo goddeloos zyn, hals over kop te trouwen ? gottlieb. Over hals en kop!... vlieg heen! — ó Hemel! daar iyordt al weder geklopt. • Kom binnen! — Vaarwel, vrouw Martha! — Kom binnen! — Goeden dag, broeder Mans! Het is zeker de Graaf Zelden... ik ben des doods! TIENDE T O O N E E L. gottlieb, max, hans, martha, tieter. pieter. V erwenscht! daar vind ik hen by elkander. Zyne broeders beurtelings aanziende. De knaapen zyn beiden oud geworden. gottlieb, zich van zyn1 fchrik her (lellende. Wie zyt gy? Wat wilt gy? pieter. Broeder Gottlieb! kent gy my niet meer? go ttlieb. Wat? By myne arme ziel! weder een broeder! E 5 , mar-  74 DE BLOEDVERWANTEN, martha. Ik wil niet hopen... hans. Het zal toch niet... pieter. Broeder Pieterzyn ? Zekerlyk, zekerlyk, broeder Hans! laatmy na vyftien jaaren eens weder uw handfchudden. gottlieb, fiil. Heeft dan de fatan van daag my nog geen bloedverwanten genoeg op het dak geftuurd, dat hy den laatllen zelfs uit Indié' halen moest! max, die zich met dit en het vorig tooneel innig vermaakt. Ha! ha! ha! hans. Zyt gy dan waariyk broeder Pieter? martha. Domoor! zekerlyk is hy het. gottlieb, fiil. Helaas! hy is het! m ax , lagchende. Ja. hy is het. hans. Hoe komt gy dan hier? martha. Zotte vraag! uit Indié'. gottlieb, fiil. Uit de hel! r ia-  B L T S P E L. 75 pieter. i Ja, ja, uit Indié'; voor een paar uuren ging myn fchip iop de reede voor anker. hans. Üw fchip? martha, vrindelyk. Uw eigen fchip, heer zwager? pieter. Wilde dit de Hemel! Neen, zuster! dit geluk viel my niet te beurt: ik ben maar een elendige pasfagier op het ifchip. martha,/» haare verwachting bedrogen. ' Elendig? gottlieb. Pasfagier? ' max, lagchende. Een elendige pasfagier! hans. Nieuwigheden zult gy zeker toch medegebragt hebben? pieter. Nieuwigheden? De grootlte en gewigtiglte is deze,dat iik een arme duivel ben. martha. Dat is immers niets nieuws. gottlieb, fiil. Een duivel? max, fiil. Een arme duivel? ris-  ?<5 DE. BLOEDVER WANTEN, pieter. Voor alle dingen, zegt myeens, leeft myne dochter nog h a n s. 6 Ja! zy leeft. martha. Zy is zeer levendig. ma x. En zeer fchoon. pieter. God zy dank! martha. Waarvoor toch? Als men een arme duivel is, zou me men eer wenfchen zyn kind in het graf te vinden. pieter. Hoor eens, het fchynt byna alsof gy over myne sr.r komst geen grootc vreugd gevoelt. ii aks. Gy hebt immers niets medegebragt; geen nieuwij heden.... martha. Geen geld.,. gottlieb. Geen tytel... pi ete r. Ja zo, heer broeder! ik hoor gy zyt intusfehen varsjj lyke raadsheer geworden : ik wensch u van harten geluk. go tt lied , trotsch. Zeer verpligt.' pij  B L T S P E L> 77 PIETER. iVat doet uw zoon? GOTTLIEB, Daar (laat hy. PIETER. Ishydat? — Nu, neef! gy kost uw' ooin toch wel ilkom heten. MAX. De vreugd heeft ons allen Hora gemaakt. GOTTLIEB. Zeg my eens hoe het komt dat gy in vyftien jaaren niet odgehongerd zyt? PIETER. De Braminnc-n zyn weldadig. GOTTLIEB. Waarom zyt gy dan niet by de Braminnen gebleven ? PIETER. Omdat ik hoopte myne broeders nog weldadiger te nden. Ik verheug my, broeder Gottlieb! over den >orlpoed, die in dit huis fchyiit te heerfchen, en ver>ek u om een klein kamertje. GOTTLIEB. Een kamer? In myn huis? Hier is geen plaats. PIETER. Ik zie daar toch eene menigte vertrekken. GOTTLIEB. Gezelfchapskamer, eetzaal, (kapkamer, ftudeerkamer, ipkamer. PI E-  DE BLOEDVERWANTEN, pieter. Dan kan uw' zoon misfchien... max. Het fpyt my, lieve oom ! ik heb zelf maar drie kamers ik moet my klein behelpeu. piüter. In drie kamers zal ik wel een' hoek vinden. gottlieb. Broeder! dat gaat niet... hy ontfangt gezclfchap... Ir verkeert met edellieden.;»,, gy verltaat my, men moet ze kere dingen in acht nemen... pjeter. Ja. ja, ik verfta u. Nu, dan ga ik met broeder Han naar ons dorp, gottli eb. Dat is-een verltandige inval. martha. Ei, ja ! onze hut is in vyftien jaaren niet gegroeid; et daar bovendien onze zoon Anthony haast trouwen zal... pieter. Misfchien neemt de bulhond my op. In ernst, lieve broe ders! als gy my niet herbergen kunt, leent my dan ten min fien wat geld. gottlieb, hans en martha. Geld? PIETER. Slechts zo veel om den fchipper de vragt en kost t< betalen: hy laat anders myn weinigje goed niet volgen. GOTl  B L T S P E L. 79 GOTTLIEB. . Met geld kan ik u niet helpen. Had gy ten minuenvar. 'den grooten Mogol een' tytel weten te krygen, dat men in in gezelfchappen brengen kon... PIETER. Myn Hemel! ik ben uw vleeschlyke broeder: is dat moor u geen tytel genoeg? GOTTLIEB. Voor my wel... maar ik ben vorstelyke raadsheer... gy ;verftaat my... men heeft betrekkingen... men heeft égards vwaar te nemen... PIET ES. En uw hart? PIETER. Broeder! gy komt uit Indië, waar de harten hunnen 'prys gelden mogen; doch wie in Europa zyn fortuin maken wil, moet het hart in zyn hoofd plaatfen. Hy gaat heen. PIETER. Nu, eerlyke Hans! dan zult gy my helpen. HANS. Geen nieuwigheden, broeder? Waarhebtgy aan gedacht? Wat zal de dominé zeggen? Vyftien jaaren in Indië televen, en van het hof van den grooten Mogol niets meer inoch minder te weten dan myne ganzen... dat kan 'er niet 'door! neen, neen, dat is te erg! Hy gaat heen. MAR.  $0 DE BLOEDVERWANTEN, MARTHA. Oude zot! zolang in Indië te leven en geen geld ïüedtf te brengen... dat is nog veel erger? Zy gaat heen. MAX. Wees getroost, oom! met eene fchoone dochter ismen in Europa niet arm. Hy gaat heen. ELFDE T O O NE E L. PIETER; Daar ben ik nu geheel alleen.... Ik vreesde dat myn oude Bramin gelyk mogt hebben. De arme, zeideS hy,heeft geene bloedverwanten. Gebrek is zyn broeder^ en verachting zyne zuster. Wie zyn geld kwyt is, kan zeggen: Myne vrinden zyn geftorven... Ei, ei, het eer. fte bezoek liep treurig af: als dit Zo voortgaat zal ik myne aapen en papegaaijen welhaast misfen. Dochter! dochter ! op u berust thans myne gantfche hoop. Einde des tweeden bedryfs. DÈïU  B L T S P E L. tl DERDE BEDRYF. Het tooncel is een ftraat in de voorftad; op de eene zyde de herberg Het gouden fchip. EERSTE T 0 O N E E L. \ GRIETJE, Dü WAARD. „ I) E WAARD. ijLo als gezegd is, juffertje! als gy en uw lieve neef geen geld hebt, dan doet gy beu-r dat gy naar eene andere I woning omziet; want myn huis is, God dank! een der i eerften van de ftad en voorftad; en bedriegen laat ik my : alleen van voornaame lieden. Verfiaat gy my ? Hy gaat in huis. GRIETJE. Een wonderlyk man! Eerst was hy zo hoflyk, en nu, i daar ik hem onzen nood klaag, wordt hy onbeleefd. Ik I dacht hy had nog noflyker moeten worden; want arme 1 lieden vernederen zich-zei ven genoeg, en dan flaat nee i niet fraai als men lomp tegen hen is... Anthony komt nog i niet. Hier gaan zo veele menfehen voorby, en allen kyt ken my aan... Zeker kan men aan my zien dat ik wegge. 1 lopen ben... Myn ge DE BLOEDVERWANTEN, ■DE KAPITEIN. Ik ben zo gelukkig geweest nooit weder een woord van haar te vernemen. Misfchien is de duivel op haar verliefd geworden en heeft haar als bruid weggevoerd. Kom, vrind! de keel is my verdoemd droog; en als een zestigjarige kaerel den verliefden fpelen wil, moet hy ten minften een paar flesfchen ledigen. PIETER. Op de gezondheid myner braave dochter. DE KAPITEIN. Hoezeel op haar gezondheid! Zy gaan gearmd in de herberg. Éinde des derden bedryfs. VIER-  B L T S P E L. 107 , VIERDE BEDRYF. Het tooneel is de kamer van het tweede hedryf. EERSTE TOONEEL. VROUW MORGAN. D e jonge mensch gevalt my bovenmaten-* hy is onfchuldig om te kusfchen, en eenvouwdig om te (telen. Het is verwonderlyk welk eene uitwerking de onnozelheid op de liefde maakt Zulk een nieuwling is bekoorlyker dan de fchryvcr van het boek over de liefde en het huwelyk. Daarom laat ons een net fpannen, om den zeldzaamften vogel der agttiende eeuw, een' onfehuldig' jongeling, te vangen. De jaaren fnellen heen , de zomer is voorby: men moet op de oogst denken. Achl de herfst nadert: zamel vruchten voor den winter. Wat zal ik ook langer hier in huis doen? Wy hebben het vat zo vlytig aangefproken, dat alleen de heffe van den wyn overgeble» ven is. Het zal niet lang duren of het gantfche huis gaat ten grond, en gelukkig als ik nog eene zékere haven bereik, eer de ftorm losbarst. Ja, dan zal het heten: Zolang vrouw Morgan in huis was, ging het nog goed; maar naauwelyks heeft zy den rug gekeerd.... TPVEE-  io8 DE BLOEDVERWANTEN, TWEEDE TO O NE E L. vrouw morgan, anthony. Manthony, befchroomd. et permisfie, jufvrouw! vrouw morgan. Ei, ei, heer Volmoed! gy komt als geroepen: wat brengt gy goeds ? anthony. Ik breng niets; maar ik wilde gaarne wel iets halen, j vrouw morgan. Hebtgy myn' voorllag eens nagedacht? anthony. Het denken gaat by my zeer langzaam: daartoe neem ik tyd tot aanftaanden zondag. vrouw morgan, gemaakt. Ik wil dan ook aanftaanden zondag in de kerk gaanj, en my met God beraden. anthony. Intusfchen, lieve jufvrouw! heb ik iets op myn hart. vrouw morgan. Op uw hart? Befchaamd, en naar hem lonkende. Die fchelm! anthony. Als ik eén fchelm ben, dan ben ik het wasrlykvoor het eerst van myn leven. vrouw  S L 1 S P E L. iop vrouw morgan. Spreek, myn vrind! Als het niet met tucht en eerbaar* id ftrydig is, ben ik bereid u aan te horen. anthony, met zyri hoed draaijende. Toen wy ftraks in uw kamer waren... vrouw morgan. Ik waagde zeker veel. anthony. Heb ik iets gezien... vrouw morgan. Gezien?... Ik wil niet hopen... Zy verfchikt haar' halsdoek, anthony. Waarnaar ik groot verlangen heb. vrouw morgan. Foei! gy looze fchalk ! anthony. Als gy u over my ontfermde... vrouw morgan. Hoe zoet bédelt hy! anthony. Dan wenschte ik wel een handvol... vrouw morgan. Een handvol ? Wat? anthony. Dukaaten uit uw yzeren kast te hebben. vrouw morgan, éinsklaps verkoeld. Een handvol dukaaten? Zo, zo, ik dacht dat 'er wonder  i io DE BLOEDVERWANTEN, der wat voor den dag komen zou J Nu , het verheugt m*J een' eerbaaren, befcheiden jongman voor te hebben. ANTHONY. Ja, lieve jufvrouw! ik geef u myn woord 'erop, dad ik altoos in alle eer... VROUW MORGAN. Zeer goed, zeer goed; by my ware het ook verloren moeite. Maar wat wilt gy dan met zo veel dukaaten uit voeren ? ANTHONY. Ik heb een' armen oom, die uit Indië komt en zo kar.1 als een eerstgeboren muis is. VROUW MORGAN. Ja, ja. de muizen en kaale ooms zyn lastige fchepfels. ANTHONY. Zodra ik iets verdien, geef k het u in dank te rug. V !i O U W MORGAN, fiil. Neen, goede vrind! dan moeten wy eerst weten hoe onze zaaken (laan. ANTHONY. fiil. Ik moet de oude kat wel een beetje flrelen. Oei! dal valt my zuur! Hy nadert haar en maakt haar eenige lompe liefko. zingen; Max luistert aan de deur. Lieve jufvrouw!... gy zyt zulk een knappe aartige vrouw... Gy zyt mooi dik en rond.. en men zou het i geheel niet aanzien dat gy zo oud zyt. VROUW  B L T S P E L. m VROUW MORGAN. Ei, ei, heer Volmoed! gy wordt ftout. ANTHONY. Ja, lieve jufvrouw! als ik wist dat ik daarmede wat won vas ik in ftaat... Met een afgekeerd gezicht. Brr!... om u een' kusch te geeven. Hy kuscht haar op de wang. VROUW MORGAN. Ach, de booze mensch! ik zal fchreeuwen ! ANTHONY. Lieve jufvrouw! Komaan, vyftig dukaaten.... het is naar een kleinigheid voor de groote yzeren kast: zy merkt iet niet eens; het is alsof ik vyftig kruisbeziën uitliet (osch pluk. VROUW MORGAN. Ja, als ik wist dat het Gods wil ware ons in nadere be. rekking te brengen... ANTHONy, Welnu, als het Gods wil is moet het im mers wel gefchieden, VROUW MORGAN. Als gy my wegens het ge'd een. paar regels fchreeft... ANTHONY. Een geheel vel, als gy wilt. VROUW MORGAN. En een woordje van ons Christelyk voornemen tusfchen in vloeijen liet... DER-  na DE BLOEDVERWANTEN, DERDE T O O N E E L. i'rouw morgan , anthony, max. m a x. tSravo, moedertje! nu weet j ik toch den weg dienaar uwe kast leidt. vrouw morgan, kwaadaartig. Gy, zult hem toch niet vinden, jongeheer! max. Nu, op myne eer! hy is my ook veelte doornig; en waariyk, neef! ik bewonder uw' moed. vrouw morgan, tegen Anthony. Kom, myn vrind! Hoor u niet aan dien windbuil. Kom gy op myn dille kamertje: daar zullen wy onze zasken in orde brengen. max. Fraaije zaaken! anthony treedt hem nader. Hoor eens, neef! gaat het u wat aan? max, te rug tredende. My? anthony, nader dringende. Ik vraag u of gy 'er wat in te zeggen hebt? max, zeer beleefd. Niet het geringde. anthony. Goed zo, neef! Vaar wel. Hy drukt hem de hand zo hevig dat hy fchreeuwt; Anthony en vrouw Morgan vertrekken. FIER.  B L r S P E L. VIERDE TO O N E EL. 1*3 Max, daar na grietje. _ MAX. J_>ompe boer!... Ga maar: als u de oude vangt ben ik genoeg gewroken... Ha! ha! ha! het wyfkomtmy byna voor als mynheer Uriaan: als die iemant geld leent moet hy hem zyne arme ziel verpanden. Welkom, lieve nichtje! welk een onverwacht geluk voert u in myn huis'? grietje. Och , neen ! een ongeluk. Myn vader is uit Indië ge' ikomen. max , flil. Heeft de fnuffelaar harr toch gevonden? grietje. Een booze fcheepskapitein begeert vyftig dukaaten van hem. m a x , flil. Waarom fluit hy hem niet op? grietje. Als gy hem niet helpt, lieve neef! dan moet myn arme vader in de bergwerken arbeiden. MAX. Ik zou helpen? grietje. Anthony meende wel dat gy my zoudt verleiden; maar II zo  H4 DE BLOEDVERWANTEN, zo ondeugend zult gy niet wezen. Ik heb in den nood myn ftou^e lchoenen aangetrokken , en ben by u gekomen. MAX. Het is niet fraai van Anthony dat hy my belastert. grietje. Maak hem befchaamd , lieve neef! leen my die vyftig dukaaten. Ik heb nog een ftuk fyn linnen: dat wil ik verkopen; en aanftaanden winter wil ik dag en nacht fpinnen, tot ik zo veel verdiend heb. max. Ei, waanoe dat? Als Grietje my maar een weinig wilde liefhebben. grietje. Een weinig? Ja, zeer gaarne: als het maar niet al te veel moet wezen. max. Ik vroeg u, by voorbeeld, om een' kusch ? grietj e. Dien mag ik niet geven: Anthony is myn bruidegom. m a x. Anthony? Ja wel; zo aanftonds ging hy heen om met vrouw Morgan een koop- en huwelykskontrakt te fluiten. grietje. Neef! gy zyt een boos ménsen! daar liegt gy my zulke lelyke dingen voor... ma x. By den Hemel! ik fpreek de waarheid: waart gy twee mi  B L T S P Ê L. it$ Ifnlnuuten vroeger gekomen, dan hadt gy di valkomenfté lliefdeverklaring zelf aangehoord. grietje. | Ik geloof 'ef geen woord van. max. Hy roemde de oude dat zy mooi dik en rond was> grietje. I Dat is niet waar. m a X i \ v. | Hy gaf haar eên' kusch. gr iet Je. I Ach, Hemel! dat is niet waar! max. j Eindelyk gingen zy in vrouw Morgans kamer': daai I Kitten zy nog. Grietje.- I Ik Weet zeer wel dat het altemaal maar logeris zyn • I maar ik moet toch wenen als ik het aanhoor. max. \ Wreek u; vergeld gelyk met gelyk: kusch om kusch.. grietje. I Neef! kunt gy my niet helpen, of wilt gy my niet heij pen, wees dan ten minften Zo goed en kwel my niet. max. Wilt gy my kusfchen, als ik het u met eigen oogen zien' faat? grietje. Neen, ik zou het toch niet geloven, en kusfchen zou Ék u ook niet, H s MA3L  ir>E BLOEDVERWANTEN, max. Nier, kleine ftyfkop? Dan moet ik myn huisrecht wel gebruiken. Hy wil haar omhelzen , zy verweert zich en fchreeuwt. V T F D E T 0 0 N E E L. MAX, GRIETJE, ANTHONY, VROUW MORGAN. -fr anthony valt Max aan en rukt hem weg, l\.aercl! als uw leven u liei is, laat dan het meisje met vreden. m a x. Rekel! als ik myn' kamerdienaar roep wandelt gy uit het vengfter. anthony gaat op hem los. Roep den fatan te hulp, eer ik u den hals breek. max, te rug deinzer/Je. Wees maar eerst een half jaar met vrouw Morgan se. trouwd , dan zult gy zo mak wezen als een fchaap, en zo zoet als een fuikerpop. Hy loopt weg ZESDE T O O N E E L. anthony, grietje, vrouw McRGAN. — ANTHONY. JLj.et is uw geluk du gy gaat. -—- Verdiend hebt gy het juist niet, Grietje! dat ik het voor u opneem. grist  B L T S P E L. 117 g rietje, fpyfig. Welnu, wie heeft het u geheten? anthony. Met zulke windbuilen te praten... grietje. Wat raakt het u? anthony. Zj ! is dat de liefde en trouw die gy my beloofde? vrouw morgan. Een fraai gedrag, by de jonge heeren in huis te lopen! zich te laten kusfchen!,.. Foei , meisje! fchaamu, hier in huis gaat alles eerlyk toe: diergelyke dingen gedogen wy hier niet. Grietje weent. anthony. Nu, nu, lieve jufvrouw!... vrouw morgan. Zy zal wdl doen zich hoe eer hoe liever weg te pakken: anders Iaat mynheer haar door dienders wegbrengen; want met zulke deernen mogen wy niet vermaagfehapt zyn. a n tho n y. Hou op, hou op! Gy hebt een* fnoet als een zaag. vrouw morgan. Wat? Ik een* fnoet ? Wat is dat voor taal? anthony. Dnitsch. Myn bloed kookt: waarom waagt gy het liyne nicht te bejegenen als eene bedelaarlier? vrouw morgan. Lieve heer Volmoed!... H 3 AH-  |i8 DE BLOEDVERWANTEN, anthony. Ei wat, lieve heer Volmoed! dat doet niets af Behoq gy uw geld; want van hetgeen gy denkt komt niets: en bygevolg zeg ik u maar kort en rond de waarheid. Myn nichtje is een eerlyk meisje, en geen deern, verfiaat gy my? Als gy voor dertig jaaren eene deern waart, en me| de dienders te doen hadt, dan moest gy zulks vergeten als, gy met eerlyke lieden fpreekt. vrouw morgan. Qnbpfchaamde jonge! gy durft .. anthony. Een yzeren kast vol geld is eene fchoone zaak; maai eerlykheid nog beter. vrouw morgan. Op het oogenblik ga ik naar mynheer: hy zal my da{ igefpu's in het tuchthuis laten zetten. Zy gaat woedende heen. ZEVENDE T O O NE E L. anthony en grietje ft aan ieder in een" af zonder lyken hoek en pruilen; wanneer zy elkander willen aanzien, flaan zy de oogen neder. grietje, met het gezicht afgewend. Wie dit zo hoorde, en niet beter wist, zou denkendatl Anthony en het oude wyf elkander de oogen zouden uit. krabben. AN'  B L T S P E L. 1.9 a n t h o n y , insgelyks. Wie een zeker Grietje niet beter kende, zou haar voor iet onfcbuldigfte meisje houden. grietje. Maar als men weet dat zy met elkander in deflaapkamer varen .. anthony. Maar als men haar in de armen van een jong' heer ver•ast.... grietje. Dan laat men zich do^r het fchelden niet misleiden... anthony. Dan Hoort men zich niet aan het fchreeuwen... grietje. De oude jufvrouw is mooi dik en rond... anthony. De jonge heer is een melkmuil...; grietje. De huwelyken worden in den Hemel gefloten. anthony. Vleijery fmaakt aangenaam. \ grietje. Neem het my toch niet kwalyk dat ik u geftoord heb. anthony. Vergeef het my toch dat ik den lafbek de deur uitwierp. grietje. Hoe verr' is het dan nu reeds gekomen? als ik het mag •ragen. H 4 4 K-  120 DE BLOEDVERWANTEN, anthony- Juist zo verr' als ik het hier gevonden heb. grietje. Zal men haast bruiloft houden ? anthony. Aanftaanden kerstyd. grietje, wenende. Ongetrouwe! anthony. Ongetrouwe! grietje. Een arm meisje zo te laten zitten! anthony. Een' eerlyk' kaerel zo by den neus te leiden! grietje. ïk heb u zo lief gehad!... anthony. Ik had myn bloed voor u gegeven! grietje. Nu is het met ons af! anthony. Giad af! grietje. Geheel af! anthony. Voor eeuwig af! gr iet je. Ik had een goed voornemen; kom hier en wil van' neef  B L T S P E L. 121 heef vyftig dukaaten lenen, voor myn' armen bedrukten vader.. . anthony. ' Was dit ook niet myn oogmerk by de oude? g r 1 et ] e. En gy begost met eene liefdeverklaring? anthony. Ik moest hnar immers wat honig om den mond fmeren, grietje. En beloofde haar te trouwen. anthony. Dat liet ik wel blyven. grietje. Anders had zy u het geld zeker niet gegeven. anthony. Zy heeft my ook niets gegeven. grietje. Wat deedt gy dan by haar? anthony. Niets. GRIETJE. Zeg 'er warempel op. anthony. Die my op myn woord niet gelooft, heeft my niet lief. grietje. Wie u op uw woord gelooft is bedrogen. JVtnenie, Ik arm meisje! dat ik my ook inbeeldde dat een ryke II 5 neef  iaa DE BLOEDVERWANTEN, neef het in ernst goed meende! Ik wil maar gaan, en voor myn'vader bédelen; en als ik het geld niet by elkander bédelen kan, dan vaar ik met hem naar Indië en arbeid voor hem in de bergwerken. ■ En zondags zal ik voor u bidden, dat onze lieve heer uwe ontrouw u vergeven wille. Zy wil gaan. anthony. Grietje!,.. Zyt gy wel by uw zinnen? grietje. Ik zal welhaast derven; maar ik ben 'er niet bang voor; en wees maar niet bevreesd dat ik 's nachts om twaalf uuren zal komen fpoken om u te plagen: van my zult gy rust hebben, Zy wil gaan. anthony houdt haar by de klederen. Grietje!... grietje. Waarom houdt gy my vast? anthony. Nicht Grietje!... grietje. Nu, wat is het? anthony. Bruid Grietje!... grietje. Ga naar de oude jufvrouw. anthony. Hoor, Grietje! ik wil liever by u blyven. griet-  B L T S P E L. 123 GRIETJE. Ik heb geen yzereri kast vol goud. ANTHONY. Maar een hart dat my bemint. GRIETJE. Neen, ik bemin u in 't geheel niet meer, ANTHONY. Zie my aan; is dat waar? GRIETJE. Zekerlyk. ANTHONY. Gy kunt my daarby toch niet aanzien. GRIETJ E. Als ik u nog bemin, dan is het zeer dom van my; want gy verdient het niet, ANTHONY. Omdat ik uw' vader helpen wilde? GRIETJE. Wie hebt gy bedrogen? My of de oude? ANTHONY. Wonderlyke vraag! Ik wilde liever tien oude wyvenbedriegeu dan één lief meisje. GRIETJE. Bedriegen en Helen komt altoos op hetzelfde uit. ANTHONY. Zeker verftaat gy dat beter. De dorainé heeft u altoos boven anderen geprezen. GRIET-  124 DE BLOEDVERWANTEN, grietje. Schaam u! anthony. Nu ja, Grietje! als gy het zo hebben wilt, ik fchaam my. grietje. Vraag'my vergiffenis. §~ anthony. Ik bid u... grietje. Beloof my beterfchap. 1bti10k r. Ik zal het niet weer doen. grietje. Geef my uw hand daarop. anthony. Hand en mond. Hy wil haar kusfchen. grietje, hem afwerende. Anthony! Anthony! 4 GT ST E T O O N E E L. anthony, grietje, gottlieb, max, vrou w morgan. Zm ax. ie, papa! vrouw  B L T S P E L. 125 vrouw morgan. I Befchouw, mynheer! gottlieb. I Ja, ja, ik zie, ik befehouw. Onbefchaamd ge- Ipuis! wilt gy myn huis tot een moordhol maken? anthony, tegen Grietje. I Ziet gy, waarom fchreeuwt gy zo? Nu heeft mynheer \ncle. oom zelfs gedacht dat ik u vermoorden wilde. grietje, tegen Gottlieb. , Neen, hy wilde my Hechts kusfen. vrouw morgan. Kusfchen? Ach, lieve Hemel... MAX. I Schreeuwt nichtje dan ook als Anthony haar kuscht? gottlieb. I Kuscht men dan hier in huis? anthony. Als men hier in huis niet kusfchen mag, wil ik hetgant"che huis niet prezent hebben. GOf t li eu. ' Wat heeft u zo ftout gemaakt weder hier te komen. a n t ii o n y. De nood. gottlieb. Ei, de nood vindt overal gefloten deuren. grietje. Myn vader Is gekomen. g o t t-  126* DE BLOEDVERWANTEN, gottlieb. Wat raakt my dat? grietje. Hy is zo arm. gitTlieB. Eens heerlyke aanbeveling! anthony. Mynheer oncle oom! hy is uw vleeschlyke broeder, gottlieb. Dat is myn fchuld niet. grietje. Met vyftig dukaaten kost gy hem uit den nood helpen. gottlieb. Geen vyftig erwten heeft hy van my te wachten. anthony. Kom, Grietje! de man is een erwtenftaak. gottlieb. Een fraaije maagfchap! geeue komt in myn huis om re bédelen, deze om te kusfchen. Denkt gy dat men by een' vorstelyken raadsheer zo in- en uitlopen kan als in een dorpskroeg? Pakt u voort! m a x. Pakt u voort! vrouw morgan. Pakt u voort! anthony. Gemak! gemak! Zo barsch moet mynheer oncle oom" niet beginnen. Ik vrees noch voor dien melkmuil, noch voof  B L T S P E L. m voor de nagels der oude. Wy zyn zyne broeders kinderen ! Wy zullen gaan als wy niet langer willen blyven ; maar voortpakken zullen wy ons niet. MAX. Die onbefchaamde! VROUW MORGAN. Die boerenvlegel! GOTTLIEB. Schurk! ik zend om dienders, en laat u opentlyk ten toon Hellen. ANTHONY. Om zich ten toon te Hellen behoeft men juist geen dienders: dat bewyst mynheer oncle oom duidelyk.— Kom, Grietje! laat ons voor onzen vorst bidden dat onze lieve heer hem niet veel zulke raadsheeren geve. GOTTLIEB. Ik Hik! VROUW MORGAN. Ik val in onmagt! max, /lil. Als ik my maar op myn vuisten verlaten dorst!... Anthony en Grietje gaan heen , en ontmoeten in de deur den waard. \A G T-  120 DE BLOEDVERWANTEN, NEGENDE T O O N E E L. de vorig en, de waard. de waard, met veele kompliinenten tegen An. thony en G rietje. Zieer gehoorzanme dienaar, lieve, charmante jonge lui! als her. u gelieft naar huis te gaan, ik heb een paar aartige kamertjes in gereedheid doen brengen. gri etjf. Ei, heer waard! gy zyt- wel zeer beleefd geworden. de waar o. Niet meer dan onderdanige pligt, pligtmatige onderdanigheid. anthony. Kom, Grietje! hy is dronken. Zy vertrekken beiden. . TIENDE T O O N E E L. gottlieb, max, vrouw morgan, de waard. ^XTT gottlieb. VV ie is die man? Wat wil hy? M a x. Een goede oude bekende, ue waard uit het goudenfchip. gottlieb , frOtScH. Ja , ja, ik herinner my... de waard. De welgeboren heer vader heeft in vroeger' tyd menig dè  B L T S P E Li i:o iéjpunerby my gelieven te gebruiken, en mynheer zyn welgeboren zoon in later' tyd. gottlieb. Te dier tyd ftond uw huis, zo veel ik weet, alleen Voor voornaame lieden open. de waard. Hoe ryker, hoe voornaamer. gottlieb. Hoe komt het dan dat gy met zulk bédelvolk zo veel omftandigheden maakt? t> e WA ART). Bédelvolk? Die beide jonge lieden, die zo even heëri gingen? Ja, dezen morgen waren zy nog bédelvolk; maar thans zyn zy lieve, charmante kinderen. M A Xi Ei, hoe zo? de WAAR P. Uw Welgeboren vaders welgeboren broeder is uit IndiLl te rug gekomen. gottlieb. Die landloper! de WAARÖ Daarvoor hield ik hem ook; maar federt eéfl uur weet ik dat hy een lief: charmant man is; want hy heeft ïüeer gouden ftaaven dan ik zwaveillokken. MAX. Hoe? is hy ryk ! VROUW MORGAN. Hy heeft geld? I i)%  130 DE BLOEDVERWANTEN, de wa ar d. Ik heb hem beluisterd toen hy met-den kapitein by de fles z t. Nu, vrind! zeide de kapitein, wat wilt gy met zo veel geld doen? Wilt gy fabrieken aanleggen , of landgoederen kopen? vrouw morgan. Fabrieken? Dat is zeer nuttig. gottlieb. Landgoederen? Dat is adelyk. de waard. Uw welgeboren broeder verklaarde zich ook voor het laatlte. gottlieb. Waariyk ? Dat verheugt my! die braave Pieter! hy is ook altoos een man van eene nobele denkwyze geweest. de waard. Verder zeide de kapitein: Daar gy zulk een' aanzicnly ken post by de Oost Indifche kompagnie bekleedt... gott heb. Een' post? de waard. Dan zult gy u ook wel by het hof laten prefenteren. gottlieb, buiten zieh zeiven. By het hof? wat! hebt gy wel goed gehoord? By het hof geprefenteerd ? de waard. Geprefenteerd en gereprefenteerd. gottlieb, verrukt. ó Gy, myn liefite broeder! ó gy.die onder hetzelfde hart  B L 1 S P È L„ m hart als ik gelegen hebt! dien ik zo teder bemin!.,. Ach* kinderen! gy weet niet wat een broederhart gevoelt als de geliefde zyner ziel by het hof geprefenteerd wordt! m a x. Papa! Ik deel in uwé vreugd, ik vergeet de freule van Volborn: weg met haar! nicht Grietje zy voortaan dé koningin van myn hart. GOTTLIEB. Zy is zekerlyk de éénige dochter van een' waardigefi broeder.. max. En heeft meer gouden (taaven dan zwavelftqkketi. got TLIEBi Recht, myn zoon! deze gedachte is Verflandig. Zy is Wel geen freule; maar voor Oost'lfldisch geld maken wy haar tot eene Europifche gravin. max* En Anthony j die boerenvlegel.moet Zyn biezen pakken. vrouw morgan, flil. Des te beter! dan zullen wy hem fchadeloos (tellen. ce waard, jlili Des te beter ! dan kom ik ook aan myn geld, GOTTLIEB. Kinderen! Wy moeten mynheer broeder onze opWacb, ting maken; en wel eer hy nog by het hof geprefenteerd wordt. Ga heen, mynheer hospes! bezorg een prachtig fouper; wy Zullen dezen avond by mynheer broeder eetetU 1 a Sf  W DE BLOEDVERWANTEN, DE WAARD. , En de wyn ? GOTTLIEB. Natuurlyk op rekening van uw' hoogen gast. DE WAARD. Zeerwel; ik vlieg heen om alles in te kopen; daarby zal ik dezen en geenen iets in het oor luisteren, en eer een uur om is zal de gantfche fhd weten dat de welgeboren heer Pieter Volmoed een lief, charmant man is. Hy vertrekt. GOTTLIEB. Vrouw Morgan 1 myn geborduurdvestenzilverendegen. Hy vertrekt. MAX. Ei, moedertje! nu ga ik trouwen. Hy gaat heen. VROUW MORGAN. Zo God wil, ja. Ik moest zeker kwaad op den jongen zyn; doch in myne jaaren laat men zich ligt bevredigen. Ik hoop dat hy het kwalyk nemen zal dat men hem om zyne laage afkomst achter de bank zet, en van kwaadheid zal hy zich in myne armen werpen... Met eene tedere zucht. In myne armen!... ach! Einde dei vierden bedryfs. VYF  B L T S P E L. 133 VYFDE BEDRYF. Het taoneel is als het derde bedryf. EERSTE T O O NE E L. pieter, grietje, anthony, de kapitein. pieter houdt Grietje in zyn' arm en Anthony by de hand. ICwelt u niet re zeer, lieve kinderen! gy hebt gedaan wat gy kost; en zo arm als ik ben , ruil ik toch niet met myne broeders. grietje. Vader! als die booze man u volftrekt medenemen wil, dan gaan wy met u. ANTHONY. Ja, oom! dat doen wy. grietje. En arbeiden voor u. ANTHONY. Onder de aarde en op de aarde, PIETER. Kinderen! de man is zo boos niet als hy fchynt. 'Er s nog één middel om hem té bevredigen; en dit middel, arietje! is in uwe magt. I 3 grietje,  f34 DE BLOEDVERWANTEN, grietje. In myne magt? ' pieter. A's gy wilt dan is uw vader niet alleen van fchulden ba» vryd, maar ook voor het toekomende geborgen. grietje. d Schielyk! Wat moet ik dan dosn ? pieter. Nu, heer kapitein! daar'szy: fpreek zelf met haar, de kapitein, kluchtig verlegen. Ta... Kom eens hier, lieve jufvrouwtje! Grietje wil nader komen. Neen, neen, neen, blyfftaan, blyfftaan... ikmoetby U komen, en dat wil ik ook... al is de wind kontrarie, grietje. Lieve heer kapitein!... de kapitein, Lief? Dat danke u de duivel! ik denk dat gy my liever op eene zandbank zaagt zitten, dan voor u herom laveren ; maar dat zegt niets: ik neem u dat niet kwalyk, als ik de Woorden maar beter wist over boord te werpen, gr iet je. Hoe kan ik myn' vader helpen? anthony. Ik wilde ook gaarne daarby zyn, de kapitein. Hoor, vrind! als gy 'er u mede bemoeit, dan komt van Éle gatnfche $aak niets; want voor nwe deelneming ben i!{ juisi  S L T S P E L. 135 juist bang. Grietje! dat moeten wy alleen onder ons beiden afdoen. GRIETJE. Zeer gaarne als myn vader geholpen wordt. D & kapitein. Aanftonds; en wil ik u ook maar zeggen hoe? Maar als ik my daartoe zo ongefchikt aanftelle als een wilde, die voor de eerfte maal met lepel en vork eeten zal, denk dan dat gy een' man voor hebt die beter een fchip weet te bellieren , dan eene liefdeverklaring doen... Nu is het'er uit! GRIETJE. Ik verfta u niet. a n T h o n y, die gedurende dit tooneel in grooten angst is. ó! Ik verfta hem zeer wel! DE KAPITEIN. Zonderling! een jonge knaap heeft maar zyne oogen op te (laan, en men weet reeds wat hy hebben wil; doch een oud kaerel mag lang en breed praten: men verftaat hem miet. Jufvrouwtje! gy bevalt my by uitftek; is dat 'verftaanbaar? GRIETJE. 6 Ja! en het verheugt my. DE KAPITEl'N. Ik ben zeker oud... GRIETJE. Ja, dat zyt gy. DE KAPITEIN. En heb de jicht... 14 «riet.  i3<5 DE BLOEDVERWANTEN, GRIETJE. Dat doet my leed. DE KAPI TEIN. Maar by dit alles ben ik toch nog een rustige zeeman j en als gy lust hebt het met my te wagen... GRIETJE. Wat dan? DE KAPITEIN. Als ik zeg: Een' togt naar de noordpool des huwelyks te doen , dan verftaat gy my weder niet: ik moet my dierbalven wel duidclyker verklaren. Uw vader is myn lebuidenaar, en blyft het tot zolang hy ook myn vader wordt. Verftaat gy my nu? G RIETJE. Gy meent toch niet dat... Lunchende, Och, neen! dat kan niet zyn. DE KAPITEIN. Wat dan? GRIETJE, Gy wik my toch niet trouwen ? anthony, /c/iiely.^ Zekerlyk wil hy dat, GRIETJE. Loop heen, gy fpat. PIETER. Neen, Grietje! het is hem ernst, Hy is een braafman li gy waart ver-qrgd, en ik had brood ip myn' ouderdom,. G It I E T-.  B L T SPEL, GRIETJE. Ach, vader! dat gaat niet. ANTHO NY, Neen, dat gaat niet. GRIETJE. Wat zal dan van Anthony worden? PIET'H. Wilt ey dan om hem uw* ouden vader in de gyzcling of in de loodmyn laten verfmagten? G 1< I h. T J E. Anthony!... hoort gy ? ... Wat moet ik doen ? anthony, mistroostig. Hoor, kapitein! als gy het meisje met geweld trouwt; dan fla ik u dood. DE KAPITEIN. Waariyk ? ANTHONY. : Morsdood! en dan moet gy het my naderhand niet kwalyk nemen; want of gy my het meisje neemt of myn leven het is my hetzelfde; en-als ik u doodgeflagen heb Iaat ik my radbraken in Godsnaam!... Maar'weet gy wat, ik zal naar my^e ouders gaan, ik wil heh'op myne kniën bidden U die vyftig dukaaten te geven; en als dat niet gelukt wil ik u als matroos tien jaaren om niet dienen. Moet ik dan verdrinken of van de wilden opgegeten worden , dan heb ik toch den troost dat Grieije my getrouw gebleven is; piaar kom ik frisch en gezond wederom, niet waar, oom f dan geeft gy ze my tot vrouw ? I 5 GRIET-  138 DE BLOEDVERWANTEN, GRIETJE. Daar hoort gy nu zelf , vader! hoe lief Anthony my heeft. Ach, heer kapitein! erbarm u over onzen nood! DE KAPITEIN. Een fchoon kompliment! ik zoumy erbarmen en u niet trouwen! GRIETJE. Wat zal het u baten ? Anthony zal my toch alle dagen bezoeken. DE KAPITEIN. Zo, zo. GRIETJE. En wy zullen altoos by elkander zitten en fchreijen. DE KAPITEIN. Nu , als gy het daarby maar laat. PIETER. Genoeg, kinderen! ik heb u lang genoeg op de proef gefield; vergeef my de veinzery: weest gerust, ik beu een ryk man. GRIETJE. Zeker, vader?... ach, vader!... ANTHONY. In ernst, oom! zyt gy dien man niets fchuldig? PIETER. Geen duit. , GRIETJE. Ik behoef den kapitein niet te trouwen? PIE-  B L T S P E L. i$9 pieter. Als gy geen lust daartoe hebt.., grietje. Neen, ik heb warempel geen lust daartoe. pieter, lagchende. Ik geloof u zonder eed. de kapitein. Zeer verpligt; het was met my ook maar gekheid. Een oud man die een jong meisje trouwt waagt meer als een fchipper die in den winter naar Nova Zembla zeilen wil, grietje. Verheug u , Anthony! anthony. Hoe is het dan? kan ik my wel recht verheugen ? Oom zyt gy ryk? pieter, Zeer ryk, anthony. Hm! dat is ook al weder niet goed: dan zal hy ook wel een hooge borst toonen, gelyk de ryken doen,- en a) zeide ik tienmaalen: Geef my Grietje: om uw gelei geef ik zie dat niet!... Hy knipt met zyne vingers. Wie weet of hy ze my gaf! pieter. Het komt op het voordel aan. anthony. Ik ben maar een boer, Hecht en recht; dat ik Grietje lief  I4o DE BLOEDVERWANTEN, liefheb is, zeker waar; maar het is ook in't geheel geen kunst Grietje lief te hebben. PIETER. Ik moet u zeker bekennen dat ik andere oogmerken met myne dochter had. GRIETJE. Vader!... PIETER. Wat wilt gy? G RIETJE. Behou uwe oogmerken, en laat my Anthony. DE KAPITEIN. Oude! maak een einde; geef hem het meisje, anders flaai hy my dood, PIETER. Gy hebt gelyk; om moord en doodflag te verhoeden, moet ik wel ja zeggen. GRIETJE. J»? ANTHONY. M PIETER. Ja, ja, ja! GRIETJE. Lieve vader!... A N T HOS r. Beste oom!,.. PIETER. V Genoeg, genoeg. - DE KAPITEIN. Hoerree! de zeilen in top! TWEE-  B L 2' S P E Lé. 141 TWEEDE T O O N E E L. DE VORIGEN, HANS, MARTHA, HANS, 'Vind ik u eindelyk, godlooze jonge? MARTHA. Ondankbaare meid! ik draai u den hals om! HANS. Weg te lopen, daar het juist eeu postdag is! MARTHA. Weg te lopen, daar juist het vlas in de broei ligt! . , DE KAPITEIN, ftil. , Storm uit het noordoosten! ANTHONY. Wees niet boos, vader! GRIETJE, f Vergeef my, lieve moei!... PIETER. Wees bedaard, zuster! MARTHA. \ Gy hebt goed praten, broeder! Myn Anthony erft te eeniger tyd een' mooijen Huiver, en dat zou hy zo lieder„ lyk doorbrengen! PIETER. 1 De jonge lieden beminnen elkander. ! MAR*  142 DE BLOEDVERWANTEN, martha. Zy moeten eikander niet beminnen: zy moeten elkander haten en fchelden. de kapitein» fiil. Hu! een waterhoos! pieter. Ik heb myne toeftemming reeds gegeven. martha. Zo? ei, allerliefst! mynheer broeder heeft zyne toe. ftemming reeds gegeven. Nu, zeker, wat denkt gy, Hans ? daar durven wy niet tegen kikken. hans. Ei, ei, broeder Pieter! wst denkt gy wel? martha. Als hy in Indië nog iets overgaérd had, dat men één oog digt kon doen. h an s. Ja, broeder! als gy een fpaarduitje medegebragt had.... grietje. Hoor toch maar, lieve moei! martha. Houd uw* mond ! Anthony. Laat ik u zeggen, vader.'... hans. Houd uw* mond! Martha. Als hy als eetl rechtfchapen vader bedacht had. hans,  B L T S P E L. 143 hans. Dat zyne dochter zonder bruidfchat bezwaarlyk... martha. Houd uw' mond! ANTHONY. Oom heeft... hans. Houd uw' mond! DERDE T O O N E E L. de vorigen; eenige matroozen //epen verfcheiden kisten op het tooneel. een der matroozen, tegen Pieter. 'Patroon! waar zullen wy uwe goederen brengen? martha, verwonderd. i Zyne goederen ? hans. 1 Zyne goederen? de kapitein. 1 Alle zyne goederen. de matroos. De kisten zyn verduiveld zwaar. de kapitein. I Gek! is het dan voor de eerfte maal dat gy gouden ftaa. l'en draagt? hans. Gouden ftaa ven? SS  '44 DE BLOEDVERWANTEN, CE MATROOS. De baaien zyden floffen zyn nog aan het tolhuis. MARTHA. Zyden doffen? DEKAPTTEIN. Honderd baaien zyden doffen. D E MATHOOS, Een paar vaten fpeceryën zyn by den laatden dorm een weinig nat geworden. HANS. Speceryën ? DE KAPITEIN. Honderd vaten fpeceryën. PIETERi Zeer goed, kinderen! brengt de goederen maar hier in de herberg, en drinkt dan eens op myne gezondheid. H'j geeft hen geld. DB MATROOS. Een duk goud, kameraads! Hoerree! vivat de heeï Volmoed! Zy brengen de kisten binnen. MARTHA. Is dit jok of ernst? PB K A P I TE I N. Een gouden ernst. HANS. Alle deze goederen behoren myn' broeder? i ï  B L 7 S P E L. 145 t', de kapitein. Van God en rechtswegen. . grietje. Nu, moei? anthony. Nu, vader? pieter. Jammer dat de zydenitoffen nog op den tol gebleveii zyn! 'er is een iïuk by datikmynefchoonZuster toteengefchenk beltemd had. martha. ó Zwager! gy zyt wel zeer beleefd. een matroos, met een kistje. Patroon! daar is nog een kistje dat, u behoort; maar het is vervloekt ligt, pieter, tegen Hans. Het is voor u, broeder! 'er is een geheel jaar kourariten van Kalekoet in. hans. Kouranten? Indiaanfche kourauten?.... Hoort gy , tllartha! gy hebt Kalekoetifche hoenders en ik heb Kalekoetifche kouranten! Holla! dominé! nu zullen wy een poordje famen fpreken. martha. Ei, ei, heer broeder! gy hebt mogelyk in India eau ïuwelyk gedaan? pieter. Geenszins. K mar.  146 DE'BLOEDV ERW ANTEN, MARTHA. Grietje is dierhalven uwe éénige dochter? PIETER. Myn éénfg kind. MARTHA. Nu, zekerlyk... omtlandigheden veranderen de zaak. DE KAPITEIN. Zwaarwegende omflandigheden! MARTHA. En daar mynheer broeder reeds zyne toeitemniing gegegeven heeft, was het niet beleefd van ons dat wy de jonge lieden hiuderlyk zouden zyn. DE jtAPITEIN. Bygedraaid! MARTHA. Wat meent gy, Hans? HANS. Ik meen dat zy in Godsnaam kunnen trouwen, doch onder één beding: de bruiloft moet niet eer gehouden worden, voor ik met den dorainé de Kalakoetifche kou< raüten uitgelezen heb. MARTHA. Gy zyt een zot! Loop naar den duivel met uwe kouranten.! De bruiloft zal morgen, zyn. ANTHONY. Ik dank U, lieve moeder! MARTHA. Als namelyk mynheer broeder 'er mede te vreden is. F I E-  B L T S P E L, ttf pieter. Ik heb 'er niets tegen. anthony. En gy, Grietje? grietje. Och!... I de kapitein. En zo voort. VIERDE TOON E EL. DE vorigen, gottlieb, max, vrouw morgan. gottlieb loopt met tilt gebreide armen naar y Pieter. -L>ant ik u omhelzen, myn waardfte broeder! en droog de vreugdetraanen van myne wangen. max. Beste oncle! ik druk uwe hand met kinderlyken eerbied aan myne lippen. gottlieb. Ik hoor gy hebt geld nodig: waarom komt gy niet by my? myn beurs ftaat voor u open, myn huis ishetuwe. max. Ik zal my gelukkig achten u myn kamer in te ruimen. pieter. Ei, ei, het tooneel is wel fchielykveranderd! Ka go/tt-  148 DE BLOEDVERWANTEN, GOIT L IEB. Vergeef my het geen dezen morgen voorgevallen is. .Bezigheden... huislyk ongenoegen... pieter. Genoeg; ik ben welgemoed, en dan valt het ligt te vergeven. Ziezo, myne broeders! duszyn wy wederalle drie byelkander; watmyn vaders zegen op zyn fterfbedniet vermogt,bewerkt myn geld: ook goed; ik ben te vreden. Wameermen de ingrediënten van iedere welfmakendefpyze wilde onderzoeken, men zou menige onaangeroerd laten, (taan. — Mynheer broeder vorstelyke raadsheer! ik (let u hier. myne dochter voor: zy is de bruid van dezen jongeling. gottlieb, met een uitgeflrekt gezicht. Zo? max, zeer bedremmeld. Eii vrouw morgan. Hoe! gottlieb trekt Pieter op zyde. Hebt gy u wel bedacht, broeder? een boer!... pijeter, op zyn goudbews kloppende. Ik heb zyn brieven van adeldom by my. gottlieb. Ja, als... de kapitei'n, die vrouw Morgan eenigen tyd met aandacht bsfchouwd had. Met verlof, myne heeren! behoort deze vrouw ook tot de familie? max.  B L T S P E L. i4o, max. Zo half en ha'f. de kapitein. Ei, dan zyn wy allen min of meer vermaagfchapt; want de duivel haal' my! het is myn wyf. allen. Zyn wyf! de kapitein, klagende. Ja, myn wyf! max. Moedertje! is dat een van uwe mannen? vrouw morgan. Heeft niemant een reukflesje by de hand? de kapitein. Wees maar gerust, Sybille! wy zullen doen alsof wy elkander niet kenden. vrouw morgan, zeer flaatiw. Zult gy haast weder vertrekken? de kapitein. Ith veertien dagen. vrouw morgan. Jk herleef! K 3 VIT.  j5o DE BLOEDVERWANTEN, VT F D E T 0 O N E E L. de vorig en; eene groote menigte ra» mannen, vrouwen en kinderen dringt op het tooneel. allen, door elkander. "^^elkorn, neef! —■ Welkom! — Ziedaar, kinderen! onzen neef! Daar is onze waarde neef!... de kinderen. Welkom neef! de vrouwen. Duizend maal welkom! pieter. Myne heeren en dames en lieve kleinen! ik heb de eer niet.. • een heer. Wy zyn nabelaandeu: de vrouw van myn broeders zoon is eene zusters dochter van mevrouw uwe ftiefmoeder zaliger. Kareltje! kusch neef de hand. pieter. Zeer verpligt! Tegen eene vrouw. En gy? de vrouw. Myne overgrootmoeder was eene geboren Volmoed. —. Mietje! neig eens voor neef. pieter. Gehoorzaame dienaar! Tegen een' anderen heer. En gy? DE  B L T S P E L. 15. de heee. Myn grootvader had een' ftïefzoon die met deftiefdoch. ter der ftiefziister van de ftiefmoeder van mynheer uw vader zaliger trouwde. Heintje! maakneefeen kusch- handje. pieter. Bravo! nu regent het op ééns bloedverwanten uit ieder» wolk. -Het is ook onnodig dat ik myn onderzoek vervolge: gy zyt allen op uw woord myne waarde neeven en nichten. LAATSTE TO O N E E L. de vorigen, de waard. de waard, tegen Pieter. "Eten \M,charmant fouper, van twintig couverts wacht op uw bevel. pieter. Een fouper? Wie heeft dat befteld ? gottlieb. Ik , broeder! ik heb het nodig geacht in uw' naam de honneurs te maken. Een man van uw' rang.... pieter. Zeer wel: nu het toch reeds gereed is, zal het ook niet onverteerd blyven. Myne heeren en dames! gy zyt gezamentlyk myne gasten. Zeker ben ik zot dat ik u trakteer- want het gaat my als alleryke neeven: niemant zou my  152 DE BLOEDVERWANTEN. my willen aanzien als ik geen geld had; maar ik ben een dubbele zot, omdat ik, die u beproefd heb, u nog té eeten geef; doch het is'op myn dochters verloving. Naar binnen.' naar binnen! allen, in de herberg gaande. Lang leve onze neef! EINDE.