D E ZAAK DER. NEGER SLAAVEN, EN DER INWOONEREN VAN G U I N É A.  :  ZAAK DER NEGERSLAAVEN, EN DER INWOONEREN VAN G U I N É A; ingeleverd bij het gerichtshof der gerechtigHEID , van den godsdienst , en der staatkunde; O F , historie van den handel , en de slavernij der negers; bewijzen van derzslver onwettigheid; middelen om die te vernietigen, zonder de colonien, of de colonisten te benadeelen, DOOR. B. J. F R O S S A R D, 1SEDIENAAR DES HEILIGEN EUANGELIUMS , SECRETARIS DER KONINGLJJKE SOCIËTEIT VAN DEN LANDBOUW TE LYON. ENZ. ENZ. ENZ. MAATS^TS^IlSTE DEEL' 3SEDERL. IETTERK I cft't/ het Fransch vertaald. 'sGRAAVENHAAGE, bij ISAAC van CLEEF. M D C C X C.  „ Daar kan eens een tijd komen, (en voor Frankrijk is „ hij reeds gekomen,) waarin de forsten, vermoeid van „ de hecrsc'izuc'it die hun bezielde, en van de geduurife „ wederkeering der zelfde ongerustheden , der zelfde ontxer„ pen , veel meer hunne oogen zullen wenden op de „ groote denkbeelden der mtmchlijkheid: indien wij die „ thans leeven gecne getuigen zullen zijn van deeze geluk„ kige omwenteling ; het flaat ons ten minftcn vrij, om ,, ons dior onze wenfehen te vereenigen met de volmaakt„ heid der zedeliike deugden , en met den voordgang der „ algemeene weldaadigheid." De l'adminilrration des Finances de France, par m. necker.  I N H O U D VAN HET EERSTE DEEL. ^ge== >8>" INLEIDING. Algemeen denkbeeld van dit werk; poogingen tot nu toe aangewend om de Jlavernij der Negers te doen eindigen; fucces der Amerlcaarifche Kwaakers} autheurs die over dit onderwerp gefchreven heiben; Maatfcliappijën ten dien einde opgericht. Instellingen in Frankrijk ten behoeve van ongeluk- kigen de Negers hebben tot nu toe geen aandeel aan deeze algemeene weldaadigheid fchilderij van hunnen elendigen toejland de oorzaak waarom zij ons zo weinig belang inboezemen het is noodzaakelijk hun rechtsgeding voor het gerechtshof van het algemeen gevoelen te brengen het is noodzaaklijk den Jlavenhandel te onderfcheiden van de Jlavernij de vrijmaking der Negers kan niet dan trapwijze gefchieden de Americaan-  (tl INHOUD. fche Planters s«//era zig niet ligtlijk volgends andere voorwaarden daaraan onderwerpen Het Gouvernement zal hiertoe niet overgaan , dan met de grootfte omzichtigheid men zal dit oogmerk nooit herijken , dan voor zo verre men den Jlavenliandel vernietigt voordeden daarvan het geheele ontwerp dee- zes werks — voorstanders van de vrijmaking der flaaven; las casas — redevoering deezes grooten mans voor Keizer karel V. — Gevolg daarvan — morgan goodwyn edelaartige poogingen der Kwaakers ji-ion woolman an- ïonie iïenezet zijnen arbeid ter bevrij¬ ding en opvoeding der Negers — zijn dood — goed gevolg der Kwaakers in dit opzicht hun voorbeeld gevolgd door andere Sociëteiten in America poogingen der Kwaakers in Engeland de geheele Natie behoorde weldra zig bij de poogingen der Kwaakers te voegen Engelfche fchrijvers die ondernomen hebben de Negers te verdedigen m. gran- ville sharpe m. ramsay m. clark- son andere fchrijvers Dr. porteus BisfcJiep van Londen" Dr. priestley Londenfche Sociëteit opgericht om de vernietiging des Jlaavenhandels te verzoeken ■ Franfche werken over dit onderwerp; m. demontesquieu m. VAbbé raynal m. necker m. VAbbé gen tij m. de st. lambert m. crevecoeur m.  INHOUD. in schwartz Sociëteit te Parijs ■ ge- fchrifien tegen de Negers wenschlijk ware het dat men in Frankrijk meerder zulke genootfchappen oprichtte. EERSTE HOOFDDEEL. De flavernij der Ouden, van den aanvang tot derzelver ophouding. Perfoonlijke vrijheid, eerde en grootjle wet der Na- imr wisfelvalligheden des levens, eerfte bron der Slavernij — zedeloosheid, de tweedehet geweld, de derde bron de voomaamfte oorzaak, rooverij Jlaavenmarkten verandering voordgebragt door de Jlavernij op hen die daaraan onderworpen gemaakt waren — behandeling — zachter bij de Egyptenaars — bij de Jooden — de Atheniënfers de Romeinen de zachtzinnigheid der Romeinen omtrent hunne Jlaaven , eindigde met hunne vrijheid invloed van den Christelijken godsdienst op den ftaat der Jlaaven de dienstbaarheid der lijfeigenen volgde op de perfoonlijke de kruisvaarten verwoestten de leen- regeering en bij gevolg ook de dienstbaarheid. * i  tv I N H O U D. TWEEDE HOOFDDEEL. Oorfprong van den Jlavenhandel. De vernietiging der jlavernij in Europa is weldra opgevolgd door liaare vastjlelling in America — oude fchrijvers die van Guinéa melding gemaakt hebben — eerde inval der Portugeefen onder het geleide van alonso goxzales conza- les autheur van den Negerhandel de ontvolking van America maakt dat deezen handel voordduurt Natiën die den jlavenhandel drijven. DERDE HOOFDDEEL. Befchrijving van het Lani der Negers. Men kan zig geen verbeelding maaken van den Jlaat der Negers; als men hun Land niet kent ■ algemeene verdeeling van Guinéa rivier Senegal van Gambia de Jalofs de Toulis de Mandingos Siërra-Leo- ria de Grein- en de Yvoir-kust Goudkust Slaavenkust Koningrijk van Juida van Benin ■ Koningrij-  INHOUD. v ken van Loango en Congo van Ango-1 la en Benguela Gevolgen der voorgaande aanmerkingen. VIERDE HOOFDDEEL. De wijs waarop men zig in Africa van jlaaven voorziet. De jlavernij is geenzins den gewoonen jland der Negers in hun vaderland het is valsch dat zij hunne kinderen verkoopen middelen om jlaaven te krijgen opligting, eerde middel tweede middel, de oorlogen geweldenaarij , derde middel gerechtiijke veroordeelingen, vierde middel andere middelen om jlaaven te hebben behandeling der jlaaven van dat zij gekocht zijn , tot dat men hen in jchepen laadt. * 3  v* INHOUD. VIJFDE HOOFDDEEL. Vervoering der Jlaaven na de Eilanden. Vertrek der Jlaavenhaalers na de Coloni'én omtrek der fchepen gedachten der Negers in deeze enge gevangenis/en bejluit 't welk het zien van één deezer fchepen mij heeft doen neemen voedzel der Negers mishandelingen krankheden bij gebrek van fris- fche lucht — zorg voor de zieken — uiterften waartoe deeze fnoode behandeling hen brengt — zelfmoord zinloosheid opftand ongelukkig voorval ontflaan geduurende den overlegt wreedheid eens Capiteins de faavenhandel is zeer ongelukkig voor de matroo- zen middelen in Engeland aangewend om die te krijgen hoe men hen op de fchepen behandelt — getuigenis van m. stanfield — en ju. falconbridge.  INHOUD. VII ZESDE HOOFDDEEL. Verkooping van de Jlaaven in de Westindiën; arbeid waaraan men hen onderwerpt; voedzel, Jtraffen, bevolking, godsdienst. Aandoeningen die het gezicht der Jlaaven in de ziel der Negers verwekt hoe men hen verkoopt door Makelaars bij veiling bij verdeeling wreedheid eens Officiers aan een afgekeurden Jlaaf gepleegd lot der ge enen die men niet kan verkoopen terugkomst van de Capiteinen der Negerfchepen in Europa deeze verhaalen hebben eenige uitzonderingen gebruik en groote Jlerfte der nieuwgekochte Jlaaven hun arbeid • de landbouw is in de Coloniën niet zo moejelijk als in Europa bebouwing der Juiker der katoen der koffij woningen der Negers hun voedzel hunne flraffen ■ ■ ■• verachting die men voor hen heeft andwoord op deeze tegenwerping: „ Het is het be3, lang der meesiers hunne Jlaaven wèl te behan- „dele bevolkingder Negers in de Engelfche Coloniën — hunne geboorte en dood — oorzaak deezer groote Jlerfte beweegredenen die de Planters aanzetten om hunne Jlaaven zo geflreng te behandelen • de wreedheid van hun  VIII INHOUD. lot brengt hen meermaalen tot oproer tot dieverij tot wegloopen de gierigheid der Planters omtrent hunne Jlaaven, lijdt echter eenige gelukkige uitzonderingen godsdienst der Negers. Aanmerkingen tot dit Deel behoorende. DE  D E ZAAK DER NËGERSLAAVENj EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. INLEIDING. Oprichtingen in Frankrijk ten behoeve van on gelukkigen. Onze eeuw verdient zo wel den naam van de wel? daadigc als die van de verlichte : geene foort van ongelukkigen, die niet in Frankrijk voorwerpen zijn van de aandacht der wijsgeeren en van den wcldoendeu ijver van gevoelige menfehen: veertig duizend kinderen , verkaten door hunne arme of onmenschlijke ouders, betaalen niet langer met eenen vroegen dood A  2 DE ZAAK DER jtNECERSLAAVEN hunne onwettige geboorte; na dat men gezorgd heefï voor hun ligchaamsbehoud, bevlijtigt men zig om hen te ontheÉFen van die verachting waartoe zij tot nu toe veroordeeld biceven, door de wetten, de zeden , de burgerlijke en de godsdienstige vooroorBcelen : i) de moeders die begeeren door het zoogen hunner kinderen, aan de dem der Natuur tc gehoorzaamen, worden door de armoede niet langer wederhouden ; en men vergoedt haar het nadeel, 't welke zij, door haar werk te moeten ftaaken terwijl zij aan deezen lieven pligt voldoen , daardoor lijden : 2) de jeugd vindt in de openbaare fchoolen bekwaame meesters die zig zo zeer toeleggen om haar verdand te befchaaven als om haar hart te vormen: men verzamelt de zieken in de huizen der liefdaadigheid, alwaar alle hulpmiddelen der kunst bedeed worden , om hun hunne gezondheid, die eerde bron van geluk, wedertegeeven; en deeze hospitalen , voorheen zo flccht beduurd, worden thans geregeerd met een verdand dat de belangloosheid der Adminidrateuren aantoont, en het vertrouwen waardig is van alle hunne medeburgeren: 3) er zijn geene kwaaien die hier niet haare genezing, of de vertroostingen vinden , zo wèl gefchikt om die te verzachten: zij aan wie de Natuur een dierbaar zintuig weigerde, de dommen, 4) en blinden, 5) ontvangen eene opvoeding zeer wèl ingericht om hun het gemis dcezer bekwaamheden te vergoeden : de grijsaarts, vaders van talrijke huisgezinnen, de weezen, zijn niet langer vergceten, maar opgenomen in het verbond 't welk ge-  EN DER TNWOONEREN VAN GCIMEA. 3 maakt werd om allen die ongelukkig zijn ter hulpe te komen: 6) De Voorzienigheid is wel fomwijlcn ondoorgrondelijk in haarc bcfluiten, maar altoos beftuurd door de hoogde wijsheid, en zij bedroeft wel eens door algemeens of bijzondere rampen haare kinderen ; maar terdond treeden er braave medeburgers te Voórfchijii om den drukkenden last der tegenheden te verminderen : verteert de vlam de laage hut des armen , de rijke is bereid om die te herbouwen : kan eene manufactuur haare werklieden geen' arbeid genoeg vcrfchaiTen, 't zij om dat het haar aan de eerde doffe ontbreekt; 7) 't zij om dat eene ongelukkige zameuloop van oorzaaken de uitvoeringen belet, 8) terdond ftelt de Regeering, geholpen door hen die in gunstiger tijden door de fabrieken rijk gemaakt zijn, perken aan deezen oogenblikkigcn ramp : vernielt een verwoestende hagel de velden, terwijl hij op eenmaal alle hoop des landmans op eenen goeden oogst uitbluscht; terdond biedt men, met eene verhaasting die de weldaad vergroot, hulp aan deeze ongclukkigen: 9) de weldaadigheid is eene behoefte der ziele geworden, en deeze deugd vervormt zig om haar oogwit te bereiken in allerleie gedaanten; nu eens neemt zij het rechtsgeding eens onderdrukten voor zig zelve; 10) dan weer, zonder te Wachten tot dat eene ongelukkige uitkomst haar ter hulpe roept, komt zij die vóór, door haarc aanbeveclingen uittedrekken tot in het verst afgelegen aandaande: 11) maar dewijl de armoede gedadig aan de zijde des overvloeds voordA %  4 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEÏJ wandelt, en dc ééne helft der maatfchappij altoos ds hulp der andere helft noodig heeft, zo zijn de openlijke daaden der goedwilligheid als niets, vergekeken met die welken men in 't verborgen uitdeelt; en olïchoon deezen minder geruchts maaken, zo zijn zij niet minder nuttig of roemwaardig. Te vergeefsch verwijt men des onze eeuw eena zelfliefde, (Egoisme,) waarvan zij misfehien alleen den fchijn heeft; want een groot aantal van weldaadige inftellingen, ftaande gehouden met den werkzaamften ijver, ffcrekken ten getuige van het tegendeel: men fchaamt zig thans een ongelukkigen aftewijzen; wat zeg ik? men dringt door tot in de treurige verplijfplaatzen der behoeftigheid; men ontrukt het geheim aan hunne bewoonercn, en haast zig om hen te. onderdeunen: de fchatten, wel verre van een gebrek der zamenwooning te zijn, of voor hen die haar genieten, of voor hen die haar begeeren, worden nog daarenboven in de meeste handen, eene der kanaalen waardoor de Voorzienigheid haare wcldaadcn over het menschdom verfpreidt : men behoeve maar in armoede te zijn om dc meeste rijken tot deerenis en hulp te beweegen; de aandoenlijke ftem der lijdende menschheid dringt zeer gemakKjk door tot in hunne harten ; zij brengt daar eene heilzaame gevoeligheid voord; pleit welfpreckcnd voor haar, en doet hen beduiten tot de edelde opofferingen.  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 5 De Negers deelen tot nu toe niet in deeze algemeene weldaadigheid. In weêrwil deezer, „ algemeene verbindenis ten behoeve van alle lijdende fchepzelen," is er onder onze hcerfchappij een ongelukkig volk, tot heden toe overgelaaten aan zijn deerelijk lot, zonder dat men zig nog ooit bezig hield om dat te verzachten, of veel meer om de bron daarvan te verdoppen , zonder dat er zelfs nog eenen wreeker voor hen is opgekomen ; ik bedoel de negers die men in onze Coloniën gebruikt; hun droevig lot treft ons te flaauwer naar maate zij zeer verre van ons af zijn, en om dat men maar zeer oppervlakkig hunne elende berekend heeft; wat zeg ik! hunne elende is ons werk! om te voldoen aan dc weelde en de gierigheid van Europa, heeft men anderhalf millioen menfchen aan de laagde daavernij overgeleverd. Schilderij hunner elenden. Met den aanvang deezes haatelijken koophandels , heeft men de uitgedrekte oorden van Guinéa bedriet met alle onze driften , alle onze ondeugden ; men heeft meer dan zestig millioenen menfchen aldaar door den honger, het verdriet, eene bedorvene lucht, den oorlog, door de fnoodde mishandelingen doen vergaan ! men heeft de rooverij en het dispotismus aangefpoord, ja aangemoedigd; men heeft de fnoodde aanflagen, de gruwelijkde misdaaden begunstigd; men A 3  6 DE ZAAK DER NECERSLAAVEN ontvolkt jaarlijks de grootde landftreeken , de beste {leden; men verbrandt een aantal dorpen ; men vermoordt ieder die wederftand durft bieden aan deeze verkrachting van de rechten der Natuur; men ligt den wecrcl(,ozen landman die niets kwaads vermoedde, uit zijne hut; den zoon van den Vorst uit zijne wooning; den vader uit de omarmingen zijner van honger ichreiëfide kinderen ; dc moeder van het wicht dar zij zoogt: men fcheurt de zachtzinnige en vreedzaame Africaanen van hunne vrienden, hunne eigendommen, hun vaderland; men ontrooft hun alle hunne burgerlijke en nationale voorrechten ; men fmijt hen in het hol van een fchip, of met geheele hoopen in een gevangenhuis, vervuld van de walgelijkfte onreinigheden en befmettelijke pestialedampen ; daar, in ketens geklonken, geheel naakt, drijven zij in modder en llijlc, en zien den dood geduurig voor oogen; daar, mishandeld met de uiterde wreedheid, gevoed met eene des te onbegrijpelijker vrekheid om deszelfs ongelukkige gevolgen; ddar, om de minste overtreding gedraft , met eene drengheid pasfende aan de Camübalen, hebben zij geen anderen toevlugt dan bij den dood der geencn die hen omringen; geene andere hoop dan welhaast niet meer aanwezig te zijn dit is echter alleenlijk het begin hunner rampen! komen zij de ijsfelijkheden der overvaart te boven , (en hoe veelen bezwijken niet onder weg!) landen zij aan in de Coloniën , zonder een perk te hebben gedcld aan hunne ongelukken; terdond fleept men hen, als gene kudde beesten, na de marktplaatzen; zij worden  EN DER INWOONEUEN VAN CUINEA. } «aar aan den meestbiedenden , even als de dieren , verkocht , zonder den prijs die zij waardig gcfchat zijn te ontvangen; dan merkt men hen met een gloejcnd ijzer , zonder dat zij iets misdreeven hebben ; men kondigt hen hunne eeuwige flaavernij aan, even of zij zo wel geen vrijgeborene menfchen waren als hunne beulen. Van dit oogenblïk af fchroomt men niet meer hen at de wreedheid te doen fmaaken van het deereniswaardig lot hen toegedacht; men behandelt hen hard eu ruw; maar ook, de herdenking aan hun vaderland, hunne vrienden, de droefheid over het verlies hunner vrijheid , het onverteerbaar voedfel, de fehaarsheid daarvan , de ruwer luchtdreek, en faifoenen, waaraan men hun bloot geeft; dc moejclijke arbeid waarmede men hcmoverdelpt , en waarvan zij niets voor zig genieten, kortlijk, alle deeze rampen bedriegen onze gierigheid, door den dood te veroorzaaken aan het vierde gedeelte deezer ongelukkigen, geduurende de twee eerde jaaren huns verblijfs op de eilanden: indien zij door hunne derke gedeldheid alle deeze gevaaren doorworstelen, dan, opgewekt vóór den dageraad, gedwongen tot de hardde bezigheden, beevende op het zien hunner beulen, vernederd, verlaagd , aangezien voor een clasfe van fchepzels naauwlijks boven die der dieren, fmaaken zij geen rust, vóór dat hunne verdandige vermogens zo zeer verminderd zijn als hun dand ; vóór zij door de kracht der fnoodde behandelingen hunne ziel zo verre verhard hebben, dat de menschheid verlooreli is, in zo verïe A 4  s DE ZAAK DER NFGERSLAAVEN eelfs dat zij het ijsfelijke hunner gevangenfchap niet meer in alle derzelver gruwelijkheid gevoelen. Gevoelige menfchen! dit zijn uwe rampzalige natuurgenooten, voor wie ik u belang poog inteboezemen; u vooral bedoel ik die in daatzijthun eenige verzachting toetebrengen: het onderwerp is te fchoon en te aandoenlijk om geheel nieuw te kunnen zijn: de zaak der Africaanen is ook menigmaal bepleit, met eene welfpreekendheid zeer gefchiktom eene gelukkige omkeering huns lots te vcroorzaaken; evenwel, deeze edelmoedige poogingen zijn tot nu toe ijdel geweest: ieder oogenblik vernieuwde zig ciecze onrechtvaardigheden ; men gaat voort om fchaamteioos dc heiligde wetten der Rechtvaardigheid, der Natuur en van den Godsdienst te verachten; vuur en zwaard iu Guinéa te brengen; allerleie euveldaaden te begunstigen: laat men ai eenige wreedheden uit de behandeling der No gers, men maakt echter geene de minste zwaarigheid om hen uit hun vaderland te voeren, buiten hunne toedemming te verkoopen, hunne kinderen ter eeuwige flavernije te verwijzen; hun ongelukkig land te verwoesten, om hen een oord te doen bebouwen , ontvolkt door de ondeugden onzer voorvaderen. Reden waarom zij zo weinig belang inboezemen. Maar hoe kan het zijn dat zo een barbaarsch fysthema dus lang heeft dand gehouden, zonder eene algemeene herroeping veroorzaakt te hebben; zonder aaf in Europa alle gevoelige deugdzaaaie menfchen.  EN DER INWCONEREN VAN GUINEA. 9 zig verbonden hebben om de ongelukkige fpitsvinnigheden der tegenflxeeveren te beftrijden ; om zulken die weigeren zig te laaten overtuigen, tot dat geene te dwingen, waar toe zij willig niet belluiten willen? om dat de flaavenhandel, en de verdrukking waarin zij leeven, in deezen gelijk ftaan met alle de treurige gcvallen'die verre van ons gezicht verwijderd zijn : keert eene naare aardbeeving prachtige ftcden om; is een groot leger door de moordgeweeren eens magtigen vijands ontzield; ontvolkt eene pest geheele landftreeken alle deeze rampen wekken onze gevoelig¬ heid minder op, dan wanneer de vlam ons buurmans huis in de asfche legt; dan wanneer een geweldige dood één' onzer landslieden, ja zelfs minder dan een onweder 't welk op eenmaal een rijken oogst vernielt; en waarom ? om dat de gevoeligheid nog meer een gevolg is van onze natuurlijke dan van onze zedelijke gefteldheid ; om dat wij niet waarlijk getroffen zijn dan wanneer wij het dcerelijk voorwerp onzes medeüjdens met onze oogen zien ; als deszelfs klagten in ons gehoor doordringen , dan is onze ziel ontroerd, ons hart bloedt, wij poogen onze droefheid lucht te geeven; wij deelen onze aandoeningen mede aan ieder die ons omringt; wij zetten hen in dezelfde bcweeging ; boezemen hun het lcvendigfte belana: in : deeze toeftand is ijsfelijk; wij branden van drift om die te eindigen; wij zien dat dit onmogelijk is zonder de oorzaak wegteneemen , en wie zal dit,is het hem doenlijk, een oogenblik te rug (lellen? A5  ÏC DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN Maar de Negers die men in America heeft overgefcheept, zijn te verre van ons af, om zulke heil* zaame indrukken in ons optewekken ; het medelijden met hun is doorgaands kottftondig, en wijkt wel dra voor eene menigte voorwerpen die ons van meer nabij raaken : 't is waar, het verhaal daarvan bedroeft ons zéér ; men fielt zig wel eens in hunne plaats, deelt in hunne elenden , en betreurt de verblinding van hun die oorzaak daarvan zijn ; maar deeze aandoening heeft veele overeenkomst met die welke een bewegelijk treurfpel ons inboezemt, of ook wel een zielroerende roman: dat onderwijl dit deelneemen dikwijls vernieuwd worde; dat, verre van zig te bepaalen tot een oogenbliklijk medelijden , men eindelijk tot eene vaste overtuiging komc ; dat wij de ftem der Rechtvaardigheid en van den Godsdienst gehoor geeven ; dan eerst zullen onze poogiugen gelukkige uitwcrkzels hebben; onze deerenis, dus onderfteund, zal werkzaamer zijn; en door dus lange te zijn wederhouden, meer krachts en ijvers bezitten. Het is noodzaakelijk hunne zaak voor de rechtbank van het algemeen gevoelen te brengen. 't Is waar, ieder gevoelig mensch is niet in ftaat om het lot der Negers te verzachten ; veelen die fchatten bezitten en de beste oogmerken hebben kunnen er niets in veranderen ; de onrechtvaardigheid die zij ondergaan is 't gevolg der dwaaling, 't zij des koopmans die met hun eenen haatelijken han»  EN DER INWOONEREN VAN GÜINEA. II del drijft ; 't zij der planters die dien handel aanmoedigen , om hen in hunne landerijen te gebruiken; deezen zijn het dan die men vooral moet poogen te overtuigen: maar daar zijn omwentelingen die 't gevoelen bepaalt, meermaal door derzelver algemeenheid: als een gebrek zeer fterk in 't oog valt, als het publiek dat kent, dat bedrad , alle braave lieden zig vereenigen om dat te veroordeclcn, dan zijn zij die zig daaraan fchüldig maaken , .verpligt daarvan aftezien; anders verandert hunne dwaaling in eene misdaad ; men beschuldigt niet meer hun verdand maar * hun hart ; men ziet niet langer in hunnen misdag de ijlhoofdige drift, of de kracht der gewoonte, maar het gevolg eener zedelijke ziekte, dies te moejelijker te geneezen om dat zij nu niet meer dooien kunnen, of omtrent de oorzaaken of omtrent de gevolgen. Het is des noodzaakelijk dat de eerloosheid gehecht aan den flaavcnhandel , en de wreedheid der meeste Jmeficaanfche Planters omtrent hunne daavcn, voor het gerichtshof van het algemeen gevoelen gebragt worde ; zo dit uitfpraak doet, dat deeze handel onnut , dat hij hoogst onrechtvaardig is, dan zullen zij die hem drijven door alle de vrienden van waarheid en deugd worden aangezien als dies tc haatelijker monsters , naar maate zij in daat zijn om aan een dikwijls bedriegelijk oordeel, de eer, de kieschheid, de fchaamte, het geweten, den godsdienst ten prooje te geeven; dan, bekend gemaakt voor overtreeders del: allerheiligde rechten der menschheid , zuhieii zij zo diep nederzinken in de verachting dat zij  52 DE 7AAK DER NEGERSLAAVEN voortaan gcene keuze hebben dan die van deeze edelmoedige beginzels aanteneemen , of hunne rijkdommen te betaalen, met de algemeene verfmaading: eene andere beweegreden doet ons wenfchen dat het publiek tot rechter benoemd worde tusfchen de meesters en de flaaven; 't is om dat zijn advis alle de ontwerpen ter uitvoer zal doen brengen die ingericht zijn om in de Coloniën de billijkheid en de rechtvaardigheid intevoeren : 't is wel waar dat dc vernietiging des flaavenhandels niet zonder de tusfchenkomst van het Gouvernement kan ter uitvoer gebragt worden; en deeze groote zaak zal ongetwijfeld te meer' zijn aandacht bezig houden, om dat van zijn vonnis het lot afhangt van ontelbaare menfchen die thans door de gierigheid met de beesten zijn gelijk gefteld; maar deperfoonendiebclanghcbbeninde wijze wetten die het geeven zal , kunnen de uitvoering gemaklijker maaken - of onnut doen worden, door zig zeiven recht te verfchaffen, door eenen goeden naam te verkiezen boven plaatzen, verkregen door haatelijke middelen : het geen de advocaaten der Negers het recht geeft om hunne eisfehen algemeen te maaken , is vermits dit het eenig middel is om het proces te doen kennen ; en dat de Regeering niet zal befluiten tot deeze verbetering, dan naar maate men zal hebben doen zien, dat ftaatkundige voordeden niet minder. zijn aan het zedelijk gewigt: daar zijn verbeteringen die men niet kan uitwerken dan onder een alles verbergend kleed; fomwijlen ftrijden er zo veele bijzondere belangen tegen het allerbeste plan, dat, zo men  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. Ï3" liet alvoorens 't uitgevoerd is, bekend maakte , men het nooit tot ftand zoude kunnen brengen, maar zien omwerpen door gefchreeuw, of de fijnst uitgedachte fpitsvinnigheden; doch in dit geval, heeft men, orö der rechtvaardigheid en den godsdienst te gehoorzaamen , noch inrichtingen te vernietigen, noch imten wegtenccmen, noch flagtoffers te maaken; 't is het wederzijds voordeel der Natie, der meesters van den flaaf, 't welk men raadpleegt; bij gevolg den voordceligen koophandel op America wordt den zeeman niet ontnomen ; men betwist aan den planter het recht niet, (hoewel met geweld verkregen, maar geheiligd door eene lange gewoonte en ftcllige wetten,) zig van flaavcn te bedienen in zijnen landbouw, tot dat zij hem het uitgefchootcn geld wedergeeven; wel verre van den landbouw der Coloniën te verbieden, poogt men die te bevoordeelen door de grootere bevolking te begunstigen ; in plaats van den prijs der goederen die men uitvoert te vergrooten zullen zij een derde verminderen ; verre van het leven der blanken in gevaar te dellen zoude dit alle oproeren voorkomen , als men de Negers tot Burgers maakte : het tegenwoordig Gouvernement is niet onkundig van alles 't welk op deeze zaak betrekking heeft ; tijen heeft des minder noodig om deszclfs aandacht optewekken door het voordraagen van nieuwe denkbeelden, daar het reeds alles zelf onderzocht heeft, dan wel het publiek te overtuigen, en vooral dat gedeelte 't welk deezen handel drijft, van deszelfs nutloosheid en haatelijkheid; zie daar de onderneeming,die ik durfde  *4 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN ontwerpen, en die ik heden uitvoer: ik heb gedacht dat het voor mij genoeg ware de waarheid te zien om die te moeten zeggen, en dat hoe bekender zij werd, zij des te krachtiger en beter werken zal. Het is noodzaakelijk den Jlaavenhandel te onderjclieidtn van de Jlavernij. Dc reden daarvan is klaar : het eerfte is een geweld door niets te rechtvaardigen; het tweede wordt onderfteund door alle de drangredenen der Planters om de noodzaakelijkheid daarvan aantetoonen : het lhoode gehecht aan het verkoopen van menfchen, de wijze daarvan , de naarc gevolgen die hier uit ontllaan, zo wel voor de Africaanen als voor ons; ziedaar wat in Haat is om hem bij alle Europafche volken fpocdig en zonder eenige bepaaling te verbieden : de flavernij dier Negers, hoewel even berispelijk , kan niet dan met groote voorzichtigheid vernietigd worden, om den grootcn invloed die deeze verandering hebben zoude op het belang der cigenaarcn'en de openbaare veiligheid. De vrijmaóking der Negers kan niet dan van tijd tot 'tijd uitgewerkt worden. Mijn oogmerk is des zo zeer niet om bij het weldaadig Gouvernement, of de billijkheid der Planters eene fpoedige vrijmaaking der flaaven te verzoeken, die thans onze Eilanden bebouwen, als wel om de  EN EER INWOONEREN VAN GTllNEA. Ij verbieding des daavenhandels die alle jaar nieuwe flagtoffers voor onze gierigheid aanbrengt, te fmeekeu : ongetwijfeld is de ilavernij eene zedelijke ondeugd, zo onwaardig aan hun die haar in ftand houden als ongelukkig voor hen'die zij daartoe veroordeelt : de flavernij is de baldaadigfte vertreding van alle de rechten der menschheid en des burgerfchaps, de haatclijkfte tirannij, de vcrfoejelijkfte overvalling; zij ondermijnt de fondamenten van de algemeene orde , en van den bijzonderen vrede en veiligheid; zij ftrijdt tegen de gelofte der menfchen toen die zig in maatfehappijen begaven; met het oogmerk der Voorzienigheid, die ons allen gelijk gemaakt heeft; met den geest des opperden Wetgeevers die ons dezelfde wetten voorfchreef , en met de ziel van dien godsdienst die ons allen geroepen heeft tot dezelfde hoop; de flavemij moet des in verfoejing zijn, niet alleen bij Wijsgeercn die gewoon zijn de rechten der menfchen te weegen; niet alken bij cie llegeering door de hoogde wijsheid belast met de uitvoering haarer wetten , die uitloopen op het geluk van alle haare kinderen ; maar ook bij alle gevoelige menfchen, dieniet met koude onverfchilligheid kunnen zien, dat de derke den zwakken onderdrukt, en des over zijn natuurgenoot eene magt aanneemt die de grootde en eigendunkelijkde Vorst omtrent zijne onderdaanen zig niet durft aanmaatigen : maar daar zijn zulke diep ingewortelde verouderde kwaaien dat men geene hoop heeft die te zullen gencezen dan door zig zelvcn opvolgende midde-* len , waarvan het eerde een voorbereiding is voor de  16 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN laatften. De vrijmaaking der Negers is een vcrlievcri ontwerp in de Theorie; maar de invoering is alleen mogelijk bij graaden, om noch de Coloniën noch de Planters te benadeelen; en waarlijk welke pen is wèl befpraakt genoeg om de Americacmfche eigenaars te doen befluiten op éénmaal dit juk te verbreeken ; om het merkteken der knechtfchap , op hunnen boezem gedrukt , uittedrijven, om zig vrijwillig te ontdoen van hunne noodige verpligting? De Americaanfchc Planters willen zig hiertoe niet gemaklijk laaten beweegen. Dc gewoonte heeft zulke fterke eifchen op het menschlijke hart; men kan onmogelijk deeze omwenteling fpoedig verwachten; men heeft eene eeuw, vervuld met goede bedrijven, noodig, om drie eeuwen van dwingelandij te verbeteren : het gebied der onderdrukking neemt fterk af; maar de ongelukkige gevolgen daarvan du uren nog zeer lang ; en wij kunnen alleen van den invloed des algemeenen gevoelens de vervulling van deezen algemeenen wensch verwachten. De Regeering zal niets kunnen doen clan met c!e grootfte behoedzaamheid. Zo men niet kan hoopen dat de eigenaars op het oogenblik de Negers zulle» vrijmaaken , even weinig kan men zig vleien dat de Regeering er hen toe  ÈN DER INW0ONEREN VAN GUINEA. I? toê zal dwingen; en ook, de weldaadigheid is gecne deugd dan voor zo verre zij verbonden is met de gerechtigheid : het zoude wel eene groote billijkheid zijn den Africaanm die men uit hun vaderland en uit de armen hunner vrienden gefchcurd heeft, de voorrechten , die van den mensch onvervreemdbaar zijn, die den burger toekomen , wedertegccven; maaide wctgeever die deeze edele herdellingen in de Coloniën , aan zijn gezach onderworpen, beveelen zoude, zoude ook verpligt zijn de Planters fchadeloos te dellen voor het verlies hunner flaaven, om dat zij die niet gekocht hebben dan onder de befcherming der wetten die hen hier toe gerechtigd hebben. De Franfche Coloniën bevatten alleen, zo als wij omdandiger zullen zien, 510,000 Negers; en zo wij die door elkander op 1200 Liv. waardeeren dan zal er een rembourfement van 612,000,000 Liv. zijn moeten; eene fom die waarlijk groot genoeg is om den edelmoedigen Vorst die ons thans regeert , aftcfchrikken ; en zo het al mogelijk ware deeze fom te vinden, had men dan nog niet te vreezen dat hierdoor eene revolutie zoude ontdaan, wier gevolgen men in alle derzclver ijsfelijkheid niet kan berekenen ? de Negers zijn nog in de befchaafdheid der jeugd; zij zijn nog niet overtuigd dat het bijzonder belang voordkomt uit het algemeene; zij zouden in verzoeking zijn om hunne vrijheid te misbruiken ; zonder zig te bevoordeelen door de vruchten van hunnen arbeid, zou de maatfchappij weldra met den last van hun aanwezen belast worden; zij zouden zig aan de luiheid, waartoe zij B  18 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN zeer genegen zijn , overgeevcn; en hunne herdeliing ware even fchadelijk voor het algemeen als voor het bijzonder belang: vóór men des deeze heilzaame verbetering maakt, moet men eerst aan de Planters toonen , dat de llavernij het refultaat is van eene valtche uitrekening; en dat hunne bezittingen en rijkdommen veel veiliger zijn in de handen van vrije menfchen; men moet eerst de Negers in ftaat Hellen om den waardigen naam van burger te kunnen draagen, door hun de godsdienstige en zedelijke verpligtingen te leeren kennen ; hunne vrijheid moet de vrucht hunner naarftigheid zijn, en behoort niet gegeeven te worden dan aan hun die genegen zijn hunnen arbeid toetewijden ten besten van hun nieuw vaderland. Maar dit is onmogelijk zo men den Jlavenhandel niet ten eenenmaale vernietigt. Maar laat men zig niet vleien met zo eene gewenschte omwenteling, zo lang men toelaat dat Africa jaarlijks onder de verpligting gebragt wordt om nieuwe flaaven opteleveren; de wond zal ongeneezelijk worden zo men deeze oorzaak laat voortwerken: welke is dan de eerfte trede tot de uitroejing der llavernij ? het verbod des handels die haar voedzel geeft; men moet de Planters dwingen hunne flaaven zachter te behandelen , door hun de gelegenheid te beneemen om die welken in hunnen dienst bezwijken, door anderen te vervullen; men moet fpocdig paaien liaan aan de boosheden die deezen handel verzeilen; aan de inlandfche  EN DER INW0ONEREN VAN GDINEA. IQ oorlogen die wij aandooken, alwaar één gevangene het leven kost van verfcheidene ftrijders ; aan die openbaare opligtingen en ook aan de bijzondere, wreeder dan de gebruiken der woestde volken; aan die daaden van geweld waartoe wij de Guinefche Koningen aanzetten; aan fnoode verwijzingen die wij uitfpreeken om het getal der fchuldigen te vergrooten ; aan de misdaaden, gepleegd, het zij in den overtogt, het zij op de eilanden ; vooral aan die dagelijkfche fnoodheid, die aandag maakt op de vrijheid eens burgers; die hem dwingt zijn land , zijne bezittingen , zijn huisgezin, zijne vrienden te verlaaten, om een barbaarfchen meesters te dienen zonder eenige misdaad bedreeven te hebben; zonder over den koop te zijn geraadpleegd , of die te hebben toegedaan; zonder iets ontvangen te hebben van den prijs waarop men zijnen volgenden arbeid waardeerde. Voordeelen deezer affchaffinge. Deeze krachtige drangmiddelen om den flaavenhandel te vernietigen, zijn verbonden aan eene andere overweeging van het grootde gewigt: onze coloniën voeren jaarlijks uit Guinéa 36,500 Negers: in America gekomen zijnde moeten onze planters eene jaar* lijkfche uitgaaf doen van 43,800,000 Livres ; hierdoor worden de goederen die zij ons toezenden verbaazend duur; het daat alleen aan hun fpaarzaamer te zijn; laaten zij hunne flaaven wèl behandelen, hunne huwelijken en bevolking toedaan; beter voedzel geeven, B 2  20 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN en in grootere hoeveelheid; een kleeding gefchikt om hen voor de brandende nette, en de koude vochtigheid des naehts te behoeden; lasten zij hun eenige uurcn van rust en ter herhaalingc hunner krachten gee ven, en dus door een uurtje van vermaak voorbereiden tot den arbeid, dan zal ieder mensch zijns gelijken voordbrengen; onze coloniën zullen ieder jaar zig verrijkt zien met nieuwe inwooners, en wij zullen voortaan ontfiagen zijn om als voor niets indeezen handel begrepen te weczen, geboren in een barbaarfchen tijd, en voordgezet tot fchande der Franfche Natie, en ter ontheiliging van den christelijken naam: de vernietiging deezes handels, wel verre van onuitvoerbaar te zijn, indien alle Zeemogendheden in Europa niet befluitenom die voordtezetten, geeft des de grootfte voordeden en aan hun die dezelve aanneemen, en aan de planters die hiertoe bewilligen; zij zullen dc producten des lands veelminder in prijs kunnen ftellen, dan de planters die 's jaarlijks in de noodzaakelijkheid blijven, om groote lommen uittegeeven, ter verkrijginge van nieuwe flagtoffers hunner wreedheid: dit is het nog niet al: zonder den handel te bederven die wij met Africa kunnen maaken, en die voortaan bcdaan zoude in verruiling onzer waarentegen gouden ijvoir, enz. zoude zij nog alle jaar het leven behouden van meet dan 100,000 Africaanen, gedood of opgcligt om te voldoen aan de quote der Franfchen; met één woord, het gouvernement zoude door de wetde:bdangsicdercncolonistverpligten om voortaan, zijne flaaven te behandelen niet als beesten maar als menfchen; en des te meer voor h.n  en der inwooneren van gdinea. 21 te zorgen naar gelang zij minder gelegenheid zouden hebben deeze fchade, zo zij vroegtijdig is , te vergoeden. Het geheele ontwerp deezes werks. Offchoon het voornaame oogmerk deezes werks zij, bij de billijkheid der Regeering en bij het algemeen gevoelen de geheele affchaffing des flaavenhandels te verzoeken; offchoon ik toefta dat deeze vrijmaaking allengs moest bewerkt worden, en volgends dc verdienste der geenen die in flavernij zijn, waarvan ik al het wreede en het fchandelijke ten fterkften gevoel , zal ik echter deeze tweeledige vraag, met alle mij mogelijke omftandigheid afhandelen: om die reden, na dat ik den oorfprong, den voordgang en het afneemen der flavernij heb afgemaald , van den tijd van joseph tot aan den val der leenregeering, zal ik de hiftorie van die der Negers bijzonder voordellen , die door eene zeer derke tegendrijdigheid zijn' aanvang kreeg tot deeze laatde eindigde ; vervolgends , na eene omdandige befchrijving van Guinéa, van zijne productei , het charakter zijner inborelingen, en het geluk 't welk zij in hun land genieten, op dat men aan veele tegenwerpingen zoude kunnen beantwoorden die van zeiven vervallen als men het land der Negers kent; na dat ik heb aangetoond de wijze waarop men deeze ongelukkigen in davernij brengt, zal ik hen op hunnen overtogt in alle hunne gevaaren, en die doodlijk zijn voor veelen hunner , vergezellen ; ik zal B 3  22 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN fpreeken over de wijs hunner vcrkooping, den arbeid die men hun oplegt , de ftrafFen die men hun aandoet , hun voedzel, hunne voordplanting , hunnen godsdienst: na dat ik den droevigen fraat deezer eertijds vrije menfchen, vrij als de lucht die zij inademden , en nu onderworpen aan alle de grilligheden eens veelal beestachtigeu meesters, door hoogmoed, en wreed door fyftema, voorgefteld heb, zal ik mij meer bijzonder tot mijn onderwerp bcpaalen;ik zal hunne zaak voor de gerechtigheid, den godsdienst, en de ftaatkunde brengen; ik zal aantoonen dat zij allen hunne ernftige Hemmen verhellen om de voordgaande vrijmaaking der Negers uittefprceken, en van dit zelfde oogenblik den flaavenhandel te vernietigen; ik zal de middelen aanwijzen om tot deeze dubbelde verbetering te geraaken, zo dat, verre van den Staat of de planters te benadeclen, zij geheel ten voordeele van Africa ftrekken zullen, die haare inwooners zal behouden, en de Haaf, van meer belang voor zijn'meester zijnde, zal ook beter door hem gehandeld worden ; ik zal eindelijk deeze beginzels verfterken door de oplosfing van alle zwaarigheden die men daartegen kan inwerpen. Dit is het werk 't welk ik thans het publiek aanbiede: mijne befchroomdheid is des te gewigtigcrnaar maate de zaak groot is, en gefchikt om de aandacht optewekken van alle weldenkende, eerlijke, gevoelige menfchen, welken dit groote Koningrijk bevat: ik heb mijne krachten afgewoogen tegen de gewigtigheid des onderwerps; en na mij zeiven wel onderricht te  en der inwoo neren van gdinea. 23 hebben, zag ik hoe onvoldoende mijne vermogens war ren om gelukkig te flaageu; maar, ik zag de waarheid, en ik moet die, al ware het dan ook ten koste mijner eigenliefde, zeggen: zo mijn arbeidc.enigen mijner medemenfchen in het leven fpaart, dan zal ik over de uitvoering voldaan zijn, en ik zal mij, als een gevoelig man, troosten, over de billijke verwijtingen die men mij als fchrijver maaken kan. Voor ik tot mijn werk eigenlijk overga, zal het niet ondienstig zijn mijne leezers eene fchilderij te vertoonen van de poogingen, tot nu toe aangewend, om het lot der Negers in America te verzachten ; ik zal hier de lijst der fchrijvers bijvoegen die over dit gewigtig duk , zo wel in Frankrijk als in Engeland gehandeld hebben; ik zal de maatfchappijen bekend maaken die zig in deeze twee Rijken gevormd hebben, om haare nafpooringen, uitrekeningen, invloed, en vermogen te gebruiken, tegen allen die zig beijveren om deeze roemwaardige omwenteling agteruit te dellen. Voorjpraaken der vrijmaaking. las-casas. Onder de mannen die met den grootden moed de perfoonlijke llavernij in America hebben tegengegaan, noem ik vooreerst, earthelemi las-casas , Bislchop van Capia: deeze Prelaat zo beroemd om zijne deugden als om zijnen verlichten ijver, ouder dc regeering B 4  24 de zaak der negerslaaven van karel den vijfden naarde Spaanfche eilanden gezonden met den vereerenden titul van Protector der Indiaanen, koude,met een ziel zo gevoelig als de zijne, nier dan met de uitefftedeelneemmg tiet-droevig lot deezer elendigen bcfchomvcn; veroordeeld tot den moejelijkden arbeid, behandeld met de uitgezochtde wreedlieid, waarvoor een barbaar zelf ijzen moest: hij ondernam ook hunne verdediging; hij ijlde na Spanjen; vast in zijn befluit, onvermoeid in de uitvoering, wilde hij deeze zaak niet opgeeven dan met zijn leven; hij verzocht zo lang, hij weêrdond met zo veel moeds aan de hinderpaalen die men van alle zijden delde; hij mengde zo veel hitte in zijne onderzoekingen , zo veel bedendigheid in zijne behandelingen , dat hij eindelijk bij den Vorst eene audiëntie verkreeg, en in deszelfs raad werd tocgelaaten, om daar zijne zaak te bepleiten : daar deed hij een getrouw verhaal van alles wat hij in America gezien had; hij maakte de fnooden bekend die, om hunne gierigheid te voldoen , der vrijheid, ja het leven aan deeze ongelukkigen ontroofden, onder het dwaaze voorwendzcl dat hunne domheid en luiheid hen onbekwaam maakten om zig zeiven te beftuuren; hij fprak, hij werkte , hij daagde zijne natie voor het gerichtshof des Heelals: offchoon nu deeze Redevoering bijzonder den Indiaanen betreft, zo is zij echter volkomen toepasfelijk op dc flaaven in America, en zij geeft een treffend bewijs, dat de beginzels der perfoonlijke vrij. hcid geen' onderdand ontvangen door den tijd of deomdaijdighcdcn; dat groote zielen die over de ongeluk,  en der inwooneren van guinea. 25 ken der menschheid zuchten, en hierin wenfchen te voorzien, altoos dezelfde taal gefproken hebben ; en dat het geen verfoejelijk in zig zelf is, ook in de onkundigde ecuwen een voorwerp was van berisping: zie hier den inhoud deezer redevoering; wie kan haar zonder deelnceming leezen! Redevoering van las-casas voor karel den vijfden. Ik ben één der eerde Europeaanen die in Ameri«"gekomen zijn ; 't was noch de nieuwsgierigheid noch de goudzucht die mij aanzettede om zo eene lange en gevaarlijke reis te onderneemen; de behouding der Heidenen was mijn eenig oogmerk; waarom dond het mij niet vrij, ook ten koste van mijn leven, zo vecle duizenden van zielen , deerelijke dagtolfers der gierigheid en hebzucht vrijtekoopen! ik was ooggetuige van de barbaarschheid waarmede men deeze ongelukkigen behandelt; maar het verhaal daarvan is te ijsfelijk om voor uwe Majedeit aantehooren: men zegt wel dat dit noodigis om den opdand der Americaanen voortekomen, of hen te draden; maar aan wie moeten deeze draden gedaan worden? ontving dit volk dc eerde Spanjaarden die hen bezochten niet met heuschheid, met menschlievendheid? betoonden zij niet meer vreugds toen zij hunne fchatten voor de voeten der Spanjaarden nederlagen, dan deezen hunne drift om die te neemen toonden ? maar deeze edelmoedigheid kon de gierigheid niet voldoen;'* te B 5  26 ce zaak der negerslaaven vergeefseh gaven zij ons hun land , hunne fchatten ; niets voldeed ons; wij hebben hun hunne vrouwen, hunne kinderen, hunne vrijheid ontlloolen; om dit rampzalig volk zwartte maaken, hebben hunne vijanden gezegd dat de Indixwtn nnauwlijks eene menschlijke gedaante hebben; maar sire ! behooren wij dan niet te bloozen om dat wij meer barbaarsch , minder mcnsch zijn dan zij ? wat recht hebben wij om een vrij volk in flavernij te knellen , een volk door ons omver geworpen, ce:i volk da: MIS altOOS wèl deed? men maalt het af als ten uitenden dnm cn overgegeeven aan alle ondeugden; maar hebben de Christenen daarvan niet de uunsii \ .. geg:even? heb¬ ben zij ondeugden hun meer eigen ? vinden wij het zelfde niet bij de Christenen? en moet men niet bekennen dat veele Indiaanen zig tot nu bewaard hebben voor veele misdaaden zo algemeen onder ons Christenen? zodanig zijn deheerschzucht, dc laster, de moord, het verraad, waarvan zij den naam niet kennen: al de meerderheid die wij des boven hen hebben bedaat dan in onze verhevenere denkbeelden, en meerder ontwikkelde talenten: laaten wij ons bederf van zeden niet vleien noch ons moedwillig verblinden ; alle menfchen zijn even vrij; het déne volk heeft geen het minste recht op het andere volk : laaten wij niets omtrent deeze menfchen doen dan hetgeen wij zouden wenfehen dat zij aan ons, zo zij op onze kusten, met dezelfde meerderheid die wij nu hebben, geland waren, gedaan hadden : cn waarom zou de wet voor beiden niet dezelfde zijn ? hoe lang  en der inwooneren van guinea. 1"l zal dan nog het recht van den fterkden de plaats der gerechtigheid overweldigen? waar leert het Euangclie eene zo verfoejelijke leering ? hebben dan de Apostelen en de ecrfte verkondigers van den godsdienst immer voorgewend eenig recht te hebben op het leven , de vrijheid, de eigendommen der Heidenen? welk eene vreemde wijs om de waarheid uittebreiden; deeze wet der genade, en der zaligheid, die ons van flaaven des doods overgebragt heeft tot de vrijheid der kinderen van god ! maar hoe zoude het mogelijk zijn deeze menfchen eenige liefde voor onzen godsdienst inteboezemen , terwijl wij hen tot wanhoop brengen door hun hunne vrijheid, dat onfehatbaar goed, te ontrooven? de Apostelen hebben zig getroost ketens te draagen, maar zenimmer omtrent anderen gebruikt; christus is gekomen om ons vrij te maaken, niet tot flavernij te brengen; de onderwerping aan zijne wetten moet vrijwillig zijn, en niet uitgewerkt worden dan door zachtheid en overtuiging." „ Toen ik te St. Domingo aankwam vond men op dat eiland een millioen menfchen; en nu, twintig jaarenlaater, telt men er Hechts het hondertde gedeelte; de meesten zijn geftorven , door honger en vermoeidheid , ijsfelijke draden , de fchandelijkde moorderijen : indien het bloed van een wreedaartig vermoord mensen' tot god om wraak roept, welk eene dem van zo veele millioenen vermoorde onfchuldige menfchen, opgeofferd aan de fnoodde driften, moet zig dan niet tegen Spanjen verheffen!" De goede Bisfchop eindigde zijne redevoering met  28 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN dc rechtvaardigheid des Keizers te fmeeken voor zijne nieuwe onderdrukte onderdaanen ; en hij verklaart met al den moed van een eerlijk man, dat, indien de Vorst zijne bede afwijst, god hem eens rekenfchap zal afvraagen van de veelvuldige wreedheden die gepleegd zijn, en die hij , karel de vijfde , had kunnen beletten. Gevolg van deeze aanjpraak. Eene zo aandoenlijke vermaaning moest het hart des Monarchs treffen , en hij keurde ook den ijver des vroomen Bisfchops goed; hij beloofde de best mogelijke verbeteringen te maaken ; hij gaf hem zelfs zeer uitgedrekte magt; maar onderwijl hadden veele Grooten belang in dc misdaad te doen voordduuren ! het gefchreeuw der hebzucht verdoofde dan wel dra de dem der gerechtigheid ; cn de fchikkingen door las-casas gevoegd bij de leerdelling der onderdrukkers , die America tot een bloedtoonecl gemaakt had, werden niet uitgevoerd! maar, durf ik het zeggen zonder te vreezen dat ik de gedachtenis deezes vroomen mans hoonen zal? zijne liefderijkheid was niet verlicht genoeg om algemeen te zijn; hij befehouwde alleen de Indiaanen die hij beloofd had te verdedigen, en hij kocht hunne vrijheid door die van een volk dat even veel recht had op zijne befcherming: men had ondernomen om Negers opteligten en met geweld te dwingen tot het herbouwen van het ontvolkt America; maar de vrees dat zij de Indiaanen tot oproer zouden aandooken, maakte dat men daar-  en der ikwconeren van GÜlNEA. 2Q Van afzag , en de regeering den invoer daarvan verbood: de verdediger der Indiaanen had de zwakheid om te verzoeken dat deeze wet nïogt vernieuwd worden ! het kwaade is altoos ligter te verkrijgen dan het goede; men demde gereedlijk in dit verzoek; de Neger bleef onderworpen, maar de Indiaan zuchtte onophoudelijk onder het juk der kwaadaartigde en gierigfte dwinglandij. morgan g o o d w ij k. Na las-casas ondernam geen één moedig man iet om het lot der Indiaanen en Negers te verzachten, waarvan de handel nu vastgedeld was, tot op morgan goodwijn, eenEngelsck Predikant, in het midden der voorige eeuw naar de Barbados gezonden, met het vroome oogmerk om het Euangelie te prediken aan de inwooneren van dit eiland: hij fchreef ten hunnen behoeve een boekje, cn noemde het: De advocaat der Negers en der Indiaanen; maar de fchrijvcr doelt alleen op de zedelijke verbetering der Negers , zonder op middelen bedacht te zijn om hun tijdlijk lot te verzachten : deeze twee pligten blijven evenwel zeer naauw verbonden, en de ongelukkige Negers zouden wel zeer te beklaagen zijn indien men geloofde alles voor hen gedaan te hebben, wanneer men hen eene zeer gebrekkige kennis van eenen godsdienst gcgecven had, die nog te minder bij hen zoude vermogen , wijl zijn grondwet liefde is, en zij alle daag het tegendeel ondervonden, van delesfen die men hun wilde indrukken.  30 DE ZAAK DER NEGERSEAAVEN Edelmoedige poogingen der Kwaakers. liet was der Kwaakers waardig voorfpraaken te worden van de perfoonlijke vrijheid , en de eerfte werktuigen te zijn van de vrijmaaking der flaaven; men konde niets minder verwachten van een' rang van menfchen die altoos hun belang der deugd opofferen; die groot zijn in nederigheid, eerbiedwaardig door hunne openhartigheid , roemwaardig door hunne weldaaden: deeze focicteit welke voor beginzel heeft de gelijkheid aller menfchen , terwijl liefde haare groote wet blijft; 12) moest noodzaakelijkde ketens losmaaken van hun die zij als hunne broeders befchouwen, en de flavernij, den mensch en den Christen even onwaardig, doen ophouden : de Kwaakers hebben des de zaak der lijdende Africaanen bepleit; zij deeden meer; zij gaven de vrijheid aan alle de hunnen; ftellende een gerust geweten oneindig boven fchatten, opgehoopt door onrechtvaardigheid, en de vrije diensten van aan hun gehechte menfchen boven den kruipenden flaaf, altoos op zijn luim liggende om oproerig te worden. j ii o n w o o l m a n. In het midden deezer eeuw ondernamen twee der eerwaardige leden deezer focieteit, jhon woolman , en antoni benezet,het lot der Negers, in N. America overgevoerd, te verzachten: de eerde bezocht, te voet gaande, een gedeelte der kust, om zijnen broe-  EN DER INWOONEREN VAN COISEA. 31 deren aantetoonen hoe onrechtvaardig zij handelen, in menfchen die hun nooit beledigd hadden m eene onvrijwillige dienstbaarheid te houden; 13.) antoni benezet. Deeze man was geboren te Si. Quintin ,1713, van eene zeer goede familie; zijn vader die Proteftantsch was,verlietin 171S W vaderland, week ia Engeland en -af zijnen zoon eene zeer uitmuntende opvoeding: de Geheele familie ftak over na America, (1731;) de broeders van benezet dreeven eenen gelukkigen koophandel; maar hij, verheven boven al zulk werk 't welk alleen tot rijkdommen brengt, en geene andere eerzucht hebbende dan het menschdom gelukkig te maaken, verkoos de edele bezigheid die beftaat 111 de jeugd op den weg der deugd en der weetenfehappen te vergezellen. Zijne poogingen om de Negers vrij te maaken, en hen te onderwijzen. Weinig tijds na zijne komst in America dc begin*zeis der Kwaakers hebbende aangenomen, voegde hij zig bij hun om de barbaarfche gewoonte, die den Neger tot Haaf maakt, te beftrijden ; hij toonde zig weldra der Sociëteit waardig waardoor hij was aangenomen , als ook der zaak die hij op zig genomen had; hij gaf hier over verfcheidene fchoone gefchriften uit; 14) maar bragt ook veel toe om dit edel ontwerp voordte-  32 DE Z&AK DER NEGERSEAAVEJJ zetten, zo door den ijver waarmede hij werkte bij allé perfoonen daartoe dienstig zijnde, als door den opgang zijner gefchriften : deeze vroome man verliet zijn huis, zijne zaaken, ter bevordering der perfoonecle vrijheid; bezocht drie jaar lang geheel dit gedeelte des land om de vrienden, (onderfcheidende titul der Kwaakers,) hiertoe te beweegen: „ Deeze „ man, zachtmoedig en eenvoudig, zonder de kracht „ te hebben van paulus , het vuur van augusti„ nus , of de kundigheden van thomas , werd „ met een groote aandacht gehoord , em maakte „ overal Profelitcn; hij ftreed evenwel met de groot„ He aller menschlijke driften — eigenbelang." De heer crevecoeur, uit wiens werk ik dit overfchrijf, 15) vroeg hem eens: ,, Daar gij noch gezonden waart „ door eenige openlijke vergadering, noch de fpring„ veeren der welfpreekendheid bezat, hoe hebt gij toch „ kunnen flaagen ? " zie hier zijn antwoord: „ Door „ de ingeeving van den geest van het Heelal, de ge„ iukkige gefteldhcid der geenen met wie ik fprak, „ cn mijne goede oprechte genegenheid." Hij leefde ook lang genoeg om te zien dat de Sociëteit weigerde iemand tot broeder aantenecmen die uit zijn huis de llavernij niet geheel verbannen had. Twee jaaren vóór zijnen dood verzocht hij dat men voor de Negers eene fchool zoude oprichten; zijn ijver was gelukkig, de fchool werd te Philadehhia geopend; hij verliet zijne zaaken om daarvan Inftituteur te worden; cn verre van zig alleen te bepaalen om zijne leerlingen uit hunne grootlte onkunde te trekken , waar-  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. 33 waarin zij dus lang geftort waren, arbeidde hij tot zijnen dood toe aan hunne vrijheid, en om hen bekwaam te maaken die te kunnen genieten : toen hij zijn' dood voelde naderen, en zig bedroevende om dat deeze inrichting nog zo onvolkomen bleef, wilde hij echter het zijne daartoe doen, en beval, dat na den dood zijner weduwe, zijn geringen rijkdom , in 50 jaaren bijeengebragt, 16) zoude aangewend worden ten behoeve deezer fchool voor de Negers. Een jaar vóór zijn overlijden, ziende dat de flaavenhandel, bijna geheel vernietigd zijnde geduurende den oorlog, zeer begon toetencemen met den vrede, fchreef bij hierover eenen brief aan de Koningin van Engeland, (dat voorbeeld van alle deugd!) deeze Vorstin, onderricht zijnde van 's mans charakter, toonde hem, op eene wijze even roemrijk voor haatals voor hem, de achting die zij voor hem had opgevat. Zijn dood. Deeze uitmuntende man ftierf na eene korte ziekte te Philadelphia in 1784; zijn lijk werd ten graave begeleid door veele duizende burgers van allen rang , alle beroepen, van allerleie eerediensten, en om 't hartlijkst beweend, als de grootfte vriend der menschheid: 17) de leden van het Congres, de gezanten, de vreemdelingen van den eerften rang, deeden deeze hulde aan de deugd, doorliet lijk deezes mans, wiens leven zo kostlijk, zo voorbeeldig was, tot aan het graf te verzeilen: deeze rouwftatie werd beflooten, C  34 DE ZAAK DER NECERSLAAVEN door 500, of 600 Negers, die allen bijzonder aan hem verpligt waren, die hij Vrij gemaakt en onderweezen had; en hunne bittere droefheid drukte welfpreekend de fmarte, de dankbaarheid, de liefde deezer menfchen bij deeze gelegenheid uit. 18) Goed gevolg der Kwaakers. De Kwaakers hadden reeds in het jaar 1727 den flaavenhandel afgekeurd; maar het was eerst in 1754 dat zij allen beflooten dien te doen ophouden: toen verklaarden alle de broeders: „ Dat het zo zeer ftreed „ met de wetten van jesus, als met de billijkheid, zig „ rijkdommen te verzamelen ten koste der vrijheid „ en des bloeds dier ongelukkigen die het bedrog of „ geweld in hunne magt gedeld had:" doordrongen met deeze deugdzaame gevoelens, gaven terdond veelen der beste Penfylvaniërs de vrijheid aan hunne flaaven; en hoe groot het verlies 't welk zij daardoor leeden ook zijn mogt, vermids zij geen eene voorwaarde fielden , onderwierpen zij zig hieraan zonder draalen ; overwcegende hoe oneindig beter het is weinigte bezitten met een gerust gemoed , dan door ook maar verdachte middelen, rijkdommen opééntedapelen: de geheele Broederfchap volgde dit voorbeeld; het is een gebeurde zaak; thans is er in geheel N. America geen een flaaf inden dienst eens Kwaakers: de deugd ontvangt vroeg of laat haar loon; de Kwaakers hadden eene grootmoedige opoffering gedaan , maar deeze vrijgemaakten zeiven hebben hun beloond ;  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 35 de meesten deezer flaaven, die zij zonder eenig beding hadden vrijgemaakt , zijn tot hunne oude meesters van zeiven te rug gekeerd, en dienen hun nu als knechten voor een jaarlijkfche huur; hun werk is gemaklijker, fpoediger, voordeeliger dan zij onder het juk der flavernij verrichtten; men behoeft thans minder werklieden; hunne velden, door vrije handen bearbeid, brengen veel meer op dan voorheen, en tegen hun oogmerk aan is deeze edelmoedigheid een bron van rijkdom geworden. 19) Andere Sociëteiten in America volgen dit voorbeeld. Opgewekt door de Kwaakers beijveren zig ook andere godsdienstige broederfchappen in America, om dit zelfde ontwerp der weldaadigheid uittevoeren: men heeft gezien dat de Anglicanen , Roomfchen , Calvinisten , Moraviaanen, hunne flaaven bevrijd hebben; dat zij hun akkers gegeeven hebben om te bebouwen, of hen als huurbedienden voor loon gebruikt: 20) dit gedrag is thans zo algemeen, dat men nu Hechts de uitzonderingen daarvan aanhaalt: voor eenige jaaren ftelde men in het Calvinifche Synode in Penfylvaniën voor, om alle de leden dier kerk te verpligten tot de zelfde vrijmaaking ; men vond alleen in de opneeming ééne ftem meer voor de weigering daarvan; en men moet deeze tegenhouding nog meer toefchrijven aan de afkeer die men had van deeze leden daartoe te dwingen , om dat hun hart hiertoe van zelf C 2  36 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN genegen was, dan wel aan het belang; de ftaat van Penfylvaniën heeft in 1780 eene zeer aanmerkelijke wet gegeeven, die de vrijheid geeft aan eiken Neger, geboren na de vrijverklaaring, zo dra hij 28 jaar bereikt: men konde niets minder verwagten van eene Republiek die haare vrijheid niet verworven heeft dan ten koste van de grootfte opofferingen; zoude zij zig die waardig gedraagen indien zij voordgingde flavernij te begunstigen ? beweert zij hierop recht te hebben, hoe zal zij danhaaren opftand tegen het Engelfche juk verontfchuldigen ? het voorbeeld deezes volks heeft haar verlicht ; de verdrukking brengt vroeg of laat een' wreeker voort; daar kan eens onder de Negers zo wel als onder de Americaanen een Washington verfchijnen; evenwel, deeze eerfte trede was niet voldoende voor dc Sociëteit tcPhiladelphia, om de vernietiging der llavernij te begunstigen, aan 't hoofd hebbende Dr. franke in , een' man die dacht genoeg gedaan te hebben voor de menschheid, toen hij de ketens zijner landgenooten verbrak; zo lang er nog in America een fpoor van flavernij overig bleef, heeft hij op nieuw aan de wetgeevende magt een Request ingeleverd,om haar te bidden dat zij de wet van 17S0 wilde uitvoeren ; deeze poogingen waren niet te vergeefsch; den 29 van Maart 1788, heeft de Republiek verbooden, onder zwaare draden, de invoering van een nieuwen Haaf, en al den handel daar mede: 21) Virginiën deed insgelijks; de invoerder werd verweezen tot eene lom van 20,000 Liv. Tournois, voor iederen Haaf; de kopper tot eene boete van 6,000,en de verkochte  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 37 Neger is terftond vrij: ik weet niet of andere Provinciën dit fchoone voorbeeld gevolgd hebben; maar het geen ik kan verzekeren, is, dat weldra dit geheele vrije land , door geenen dan vrije menfchen zal bebouwd worden: indien Europa in 't vervolg dit weldaadig ftelzel aanneemt, laat zij nooit vergeeten dat het America is, dat het de Kwaakers zijn , die het eerfte voorbeeld daarvan gegeeven hebben. Poogingen der Engelfche Kwaakers. Hunne broeders in Engeland hebben met geen minder' ijver aan deeze gevvigtige omwenteling gearbeid; geene Negers om zig hebbende, hebben zij zig bepaald om de llavernij in de coloniën uitterocjen ; zij onderzochten in alle hunne godsdienstige vergaderingen , of ook eenige der leden deezen haatelijken handel dreeven ? zij hebben de naauwkeurigfte kennis genomen van de behandeling der flaaven; zij hebben getoond dat voor eenige jaaren bij het Parlement een request was ingeleverd , om eene betere wet voor de flaaven te verzoeken; 22) maar tot nu is dit zonder goed gevolg gebleeven : zo veele zwarigheden tegen de vrijmaaking zijn oorzaak dat men die niet dan bij trappen kan uitwerken, en als onmerkbaar; zij zal zelfs niet mogelijk blijven voor dat de godsvrucht, de zedeleer en de rechtvaardigheid zeer lange geworfteld hebben met de eigenbaat, het geweld en de onderdrukking: ongetwijfeld zal die dag eens aanlichten , cn deeze gerustheid is wel gefchikt om de Engelfche Kwa kers C 3  38 DE ZAAK DEll NEGER SL AA VEN aantemoedigen: nooit werd hun hart vermoeid door tegenkantingen; liefde is hun beweegrad; als hun geweten beflist heeft dan wederhoudt hun niets, wat het ook zij; zij doen nimmer goed uit verwaandheid of om roem te verwerven; zij hebben noch gehuurde fchrijvers, noch betaalen lofdichters; zij laaten de fiang des lastcrs om zig heen blaazen, zonder zig te verdedigen — aan hun gedrag laaten zij de zorg hunner rechtvaardiging over. De Engelfche Natie behoort welhaast haare poogingen bij die der Kwaakers te voegen. Dit volk is indedaad edelmoedig; hiervan getuigen zijne talrijke etablisfcmenten voor de behoeftigen, en zijne wijze wetten die de onderdrukten befchermen; maar het behoort ook in deezen zig met de poogingen der Kwaakers te vereenigen; doch dit onderling verbond kan niet aangegaan worden voor dat men overtuigd is, dat er geen ander middel is om eene veel gevaarlijker omwenteling vóórtekomcn: de onderdrukking der Negers kan niet zeer lang meer duuren; er zal een eind aan komen; en indien het gevreesde gebeurt, wat zal dan het lot der Planters zijn? als dit onderzoek ook geheel en uit alle mogelijke oogpunten is volvoerd, dan zal men met genoegen zien dat de weldaadigheid daar niet meerder bij wint dan het eigenbelang: de Engelfchen hebben dit vooruit gezien, en zij zijn te goede daatkundigen, dan dat hun voorbeeld de plaats van een betoog niet zoude opweegen j  EN DER INWOONEREN VAN GDINEA. 39 indien zij des bij bet Parlement aanhouden om de aflchaffing des flavenhandels, en om de vrijmaaking bij graaden te beveelen, 't geen te doen is door het belang der bijzondere perfoonen, zo wel als de algemeene billijkheid in acht te neemen; want dit ftelzel van menschlievendheid zal den volkshandel niet beletten; en terwijl zij het lot verzachten van eene clasfe van menfchen waarvan de bloei der coloniën afhangt , zo komen zij ook alle poogingen vóór, die men zoude kunnen maaken om dit haatelijk juk aftewerpen: het geen den ijver van de befchermers der Negers in Engeland nog meer moet aanwakkeren, is dit: zo de llavernij de fchandvlek van alle befchaafde volken is , dan is zij eene misdaadige ftrijdigheid bij een volk zo grootsch op zijne vrijheid, zo jaloers om die in alle haare voorrechten te bewaaren; kort gezegd, nergens dan juist in de Engelfche coloniën worden de flaaven met zo veel wreedheid gehandeld; wat is des natuurlijker dan dat in dit Rijk alle vrienden der rechtvaardigheid en der menschheid belang neemen in dit droevig lot, en niets verzuimen om dat te veranderen ? Engelfche fchrijvers die de verdediging der Negers ondernomen hebben. M. GRANVILLE S II A R P E. Wij moeten aan het hoofd der geenen die zig het fterkst tegen de tirannij der coloniën verzet hebben, C 4 .  40 DE ZAAK DER KEGERSLAAVEN en doorgedrongen zijn tot in de wooningen derperfoonlijke en burgerlijke vrijheid, m. granville sharpe plaatzen: daar zijn menfchen verheven boven alle lofrede ; zo een is sharpe ; ik zou des deezen zedigen en weldocnden burger weinig moeten kennen om hier, ter erkentenis van alles wat ik aan hem verfchuldigd ben , een luidruchtige lofrede te plaatzen: om hem op eene hem betamelijker wijs te roemen , zal ik mij liever bepaalen bij het geen hij gedaan heeft; aan alle gevoelige zielen overlaatende hem een plaats aantewijzen daar hij verdiend gevonden te worden. Het is nog niet lang geleden dat de Negerflaaven , in Engeland gebragt om hunne meesters op den overtogt te dienen, bij hunne aankomst in eene GrootBriitannifcJie haven verkocht werden , en na America te rug gezonden, om daar op nieuw in flavernij te leeven; dit gebruik was flrijdig met de wetten des Koningsrijks, die allen welken daarin woonen onder haare befcherming neemen: de Zwarten, onderricht van deeze wetten weigerden hunne nieuwe meesters te volgen; maar men misbruikte den ftillen nacht om hen te vatten, en na de fchepen te brengen die op den Theems wachtten ; vandaar voerde men hen na de coloniën, cn wierp hen nogmaals in dien afgrond van. elenden , waaruit zij meenden voor altoos verlost te zijn: hun lot werd te droeviger na dat zij een land van vrijheid gezien hadden; en na dat zij, voor eenige oogenblikken burgers geweest zijnde, met recht hoopten nimmer weder in bocjens gekneld te zullen worden, en daar men dit geweld niet konde plee.  en der inwooneren van guinea. 41 gen dan door de fnoodde verachting der Engelfche wetten: m. sharpe, altoos opmerkend op alles wat de menfchen in 't algemeen en zijne Natie in 't bijzonder betreft, kreeg bericht van deeze Crime Lcefe Majeftatis , en befloot de eerde gelegenheid om die te beletten,opteneemen; deeze verfcheen wel dra; in het jaar 1771 bragt hij zijne klagte in voor Lord mansfield , tegen m. knowles , Commandant van het fchip de Anne Maria, als in zijne boejen houdende , op den Theems zelf, een' Neger genaamd jhon sommerset , en die zig gereed maakte om hem weder in Jamaica te brengen: in gevolge van dk Affidavit, gaf Lord mansfield een Habeas Corpus aan m. knowles , waarbij hem bevolen werd sommerset voor hem te brengen, en de reden zijner vasthouding optcgeeven. m. knowles bragt sommerset, en verklaarde dat hij behoorde aan m. ch. stewart , die hem deezen man in bewaaring gegecven had , om hem na Jamaica te rug te voeren en daar als daaf te verkoopen: deeze Neger diende reeds lang m. stewart: zijn meester, door zijne zaaken in Engeland geroepen, had hem met zig genomen in het jaar 1769: sommerset vernomen hebbende hoe de wetten van Engeland gedeld waren, weigerde tot zijnen meester, dien hij ontweken was, te rug te keeren; doch deeze had hem met geweld doen ligten , en aan den Capitein bevolen sommerset zo lang geboeid te houden tot het fchip na America zoude vertrekken, en hem alsdan voor hem, stewart te verkoopen: de zaak werd C 5  44 DE zaak der negerslaaven voor 's Konings bank gebragt, en voordgezet op de kosten van m. sharpe , die hiertoe eene groote fom opofferde; het Hof, beiden de Advocaaten gehoord hebbende, gaf bevel om den Haaf vrij te dellen; en dat arrest werd gevolgd van dit vermaard befluit: „ alle perfoonen, die in Groot Brittanniën aankomen , „ behooren op het zelfde oogenblik aan het Vader„ land, en zijn vrij, gelijk alle andere burgers." In het jaar 1781 vervolgde dezelfde man eene zaak, even waardig voor eene ziel als de zijne; 't was het draden eener ijsfelijke misdaad (waarvan ik in dit werk het verhaal geeven zal,) maar hij Haagde zo gelukkig niet; de boosheid overwon, en de misdaad bleef ongedraft. M. sharpe verdient niet minder als fchrijver dan als burger; hij fchreef verfcheidene werken die zo veel eere doen aan zijn verdand als zijne daaden aan zijn hart : men ziet daarin eene verlichte godsvrucht , eene zachte verdraagzaamheid en eene vuurige menfchenliefdc; 23) het oogmerk is altoos het geluk der menfchen; hij befchouwt, met reden, de perfoonlijke vrijheid als de eenige voorwaarde waardoormen genot kan hebben van het geluk, cn hij wendt alles aan om die niet alleen in zijn vaderland, maar in alle deszelfs coloniën te doen heerfchen. m. r a m s a y. Naast deezen braaven man plaats ïIcm-james ramsay , Engelsch Predikant : zijn twintig jaarig ver-  en der inwooneren van guinéa. 43 blijf op St. Chriftoffel maakte hem ooggetuige van alle de wreedheden die men den flaaven aandoet , en hoe weinig zorgs men draagt voor hunne godsdienstige onderwijzing. Bij zijne komst in Engeland ftelde hij een werk op, genoemd: Proeve over den Jlavenhandel en de\bekeering der Jlaaven in de Engelfche coloniën; maar hij befloot niet om dit uittegeeven dan na van de waarheid verzekerd te zijn van alle de daaden daarin verhaald , en het onderworpen te hebben aan het oordeel van allen die in ftaat waren die te bevestigen; niet, dan na gezien te hebben dat die algemeen bekragtigd werden: dit werk deed de grootfte eer aan m. ramsay , maar moest hem ook veele vijanden verwekken; en indedaad dit boek verwekte bij dc Planters , wier zelfzoekende onderdrukking hij had bekend gemaakt, een ongemeenen opftand; men zag in Engeland ook veele fchriften daartegen uitkomen , gcfchreven door vrienden der flavernij; maar de zaak der menschlievendheid heeft hierdoor zeer veel gewonnen: met dit alles moet men tot fchande deezer fchrijvers aanmerken, dat zij zig bedienden van lasteringen omtrent het zedelijk charakter des Heeren ramsay : als een fchrijver, met het oogmerk om den invloed van een nuttig werk te ftremmen, meer den auteur dan zijne werken aanvalt, geeft hij dan geen getuigenis van de gegrondheid der beginzels van zijne partij? en zoude hij zijne zaak door een diep ftilzwijgen niet meer begunstigen, dan door het uitgeeven van de hardfte en tegenflaande pcrfooneele beleedigingen?  44 de zaak der negerslaaven m. c l a r k s o n. Het betaamde der Univerfiteit van Cambridge deeze vraag voorteftellen, ter verkrijging van den jaarlijkfchen prijs: m. clarkson moet dc goedkeuring van allen erlangen: de tijd bepaald voor de Candidaten was Hechts twee maanden; doch die was genoeg voor hem om alle noodige zaaken intezamelen , en om deeze ftof op eene alles voldoende top te beantwoorden ; hij heeft getoond dat men dc Negers in de Engelfche colomèn met eene wreedheid behandelde, die in de vreemdfte ftrijdigheid ftaat met de denkbeelden die zijn volk van vrijheid heeft: hij voegde hier zulke verftandige aanmerkingen bij ; hij maalde zulk een aandoenlijk tafereel, dat zijn werk zeer veel moet toebrengen ten voordecle dier ongelukkigen waarop hij het oog heeft: ik heb mij dikwijls van dit gefchrift bediend. Andere fchrijvers. Het algemeen belang 't welk thans het lot der Negers in Engeland inboezemt, heeft veele andere bladen in 't licht gebragt die ik alleenlijk zal opnoemen : de brieven van een Americaan zijn vol gevoel cn vervuld met gewigtige redeneeringen ; de verfhalen van m. falconbridge , die heelmeester op een' flaaf haalder geweest is , cn ooggetuige van alle de wreedheden die hij bekend maakt , verdient het grootfte vertrouwen; zo is het ook met w. john newton, die eenigen tijd deelgenoot deezes fnooden handels geweest  en dek inw00neren van guinea. 45 zijnde, niets beter ter bevreediging zijns gewetens heeft weeten te doen, dan aan den dag te brengen, alles wat deeze handel onderdrukkends en bedervelijks heeft : zo is het ook met m. stanfield. m. wesley, dit hoofd der Methodisten, zo bekend door zijnen ijver voor alles wat geestlijk geluk heet, heeft ook in een klein gefchrift , uitgewerkt met zijne gewoone en krachtige kortbondigheid, de voornaame redenen waarom de llavenhandel niet vrij ftaat , aangetoond. Dit is 't niet all': men heeft zig in Engeland niet vergenoegd met de bedriegerijen deezes handels te ontdekken in welgefchrevene boeken; neen, ook de predikfbelen hebben gediend om de zaak der ongelukkige Negers voorteftellen , en vermaarde Orateurs hebben hunne christelijke welfpreekenclheid onderworpen aan het uitwerken eener zo heilzaame omkeering: alle' aanzienlijke Prelaaten , die federt eenigen tijd gepredikt hebben voor de illuftre Sociëteit, wier oogmerk beftaat in de voordplanting des geloofs in de afgodifche landen, 24) hebben deeze gewigtige ftof verhandeld: maar hij die deeze het alleroverwinnendst heeft voorgefteld, ;s d. bielby porteus, Bisfchop van Londen. Wij hebben van dien Prelaat eene verzameling van Leerredenen die hem in Engeland den grootften lof hebben doen verkrijgen; hij heeft het zegel op zijnen roem gedrukt door zijne aanhoudende poogingen om  46 DE ZAAK DER NEGERSEAAVEN den ligchaamlijken en zedelijken toeltand der Americaanfche Jlaaven te verbeteren: hoe fchoon is het te zien dat de groote rang verliefd is door een grooten geest , door eene gegronde geleerdheid , door eene verlichte godsvrucht en door de werkdaadigfte liefde! gelukkig hij die deeze fchoone hoedanigheden in zig vereenigt! geluk het Deöcefe hem aanbetrouwd ! welk een heilige naarijver moet de geestlijken die onder zijn beftuur liaan, niet bezielen! zijn voorbeeld is een licht het welke alle hunne treden overliraalt; zijne goedkeuring is hunne edelfte belooning. Dr. PRIESTLEY. Veele andere uitmuntende kerklijke perfoonen hebben over dit liuk gepredikt; 25) onder anderen Dr. puiestley , zo vermaard door zijne Natuurkundige ontdekkingen , die hem nimmer de pligten zijns ampts hebben doen vergeeten, of de lijdende menschheid ter hulpe te fnellen. 26) Sociëteiten te Londen ingejleld , om de vernietiging van den Jlavenhandel te verzoeken. Maar op dat de poogingen der genie, der weldaadigheid en van den godsdienst eene volkomener uitwerking zouden .hebben, was hetnoodigdat zij te zamen tot een middenpunt werkten : deeze vereeniging was ook het eenige middel om een grooter nadruk te geevcn aan de berichten, en een groot gewigt aan de  EN DER INWOONEREN VAN GÜINEA. 47 onderneemingen van de Protectors der flaaven: 't is deeze zekerheid die in het jaar 1787 zo veele burgers, zo verdienstelijk door hun verftand als door hunnen invloed, bewogen heeft om te Londen eene Sociëteit opterichten , om de vernietiging des flavenhandels werkftellig te maaken: deeze Sociëteit heeft door geheel Engeland leden die zig bevlijtigen om dit plan uittevoeren , zo wel door hunne navorfchingen als het aanbrengen van groote fommen: men zal zig niet verwonderen als men ju. sharpe aan het hoofd daarvan geplaatst ziet; of dat zij veel Parlemetsleden in zig bevat: het oogmerk deezer Sociëteit beftaat vooreerst in het verzamelen van alle zulke berichten waardoor men ten klaarden zien kan welke wreedheden men in America den Negers durft aandoen; deeze berichten op haare kosten te verfpreiden , en eene groote waarfchijnelijkheid aantetoonen, dat voortaan niets meer de vernietiging deezes fchandelijken handels zal tegenhouden : de Sociëteit arbeidt ook, en dit is geen minder gewigtig onderwerp , om het Parlement te doen befluiten eindelijk deeze groote vraag met allen mogelijken aandacht te onderzoeken , en het te overtuigen dat zo wel de ftaatkunde als de billijkheid eischt, dat het voor de Negers gunstiger wetten vastftelle : zij heeft reeds in den Raad van Groot Brittanniën veele befchermers deezer onderdrukte Natiën; mannen die ons grootfte vertrouwen door hunne talenten en charakter waardig zijn; zij heeft reeds het genoegen gehad van bij deeze gelegenheid te zien, dat in het Lagerhuis twee partijen.  43 de zaak der negerslaaven zig vereenigd hebben, wier oppofitie de balans van den Staat en de bolwerken der vrijheid vormt; 27) en men mag hoopen, dat, zo deeze zaak, die in de naaste 1'esfie zal behandeld werden, onderzocht wordt met die onpartijdigheid waardoor de waarheid overwint, Engeland den roem zal behaalen, gelegen in het uitroejen der verborgenfte zaaden deezes fnooden onmenschlijken handels. Deeze Sociëteit heeft veele anderen in dit Koningrijk voordgebragt ; die van Manchester is éëne der aanzienelijkften;28) zij heeft het geheele ligchaamder Natie verzocht om een request ter vernietiging deezer barbaarschheid inteleveren; en om zelve daarvan het voorbeeld te geeven, heeft zij twee haarer leden afgevaardigd geduurende de hatfte zitting ; 29) de twee groote (leden, en de twee Univcrfiteiten hebben het zelfde ondernomen, zo dat men hoopen mag dat zo veele poogingen, onderfchraagd door de beste, de verdandigue inwooners des Rijks, niet vruchtloos zijn zullen. 30) Franfche werken over dit onderwerp. m. de m o n t e s q u i e u. Frankrijk heeft ten allen tijde fchrijvers voordgebragt wier genie en weldaadige gevoelens te onderfcheiden waren, om de flavernij niet in de krachtigde woorden aantetoonen: montesquieu , zo wel bekend met de rechten der menfchen en der burgers , had in  EN DER INWOONEREN VAN CCINEA. 49 in zijn onftervelijk werk, de berisping over het gedrag der Europeaanen met opzicht tot de bewooncrs van Africa bchooren intevoegen: om al de ftrè'ngheid daarvan aftefchilderen, bepaalt hij zig alleen bij de beuzelachtige redenen van hunne verdedigers , cn hij voegt niets bij het befpottelijke 't welk haar verzelt: 31) maar op eene'andere plaats, heeft hij op de volkomenfte wijs , hoewel in weinige woorden aangetoond, dat de llavernij niet voordeelig is, noch voor den meester , noch voor den Haaf; niet voor den meester, om dat die zig daardoor ongevoelig gewent tot allerlcie zedelijke gebreken; niet voor den Haaf, om dat die dezelve niet uit een beginfel van deugd verrichten kan. m. l'a e b é r a y n a l. liet plan des werks van deezen fchrijver leidt hem van zelf tot het verhandelen deezes gewigtigen onderwerps : zijne wijsgeerige hiftorie heeft verfcheideue ftukken die alleen in ftaat zijn om hunnen oplteller beroemd te maaken: het is daarin vooral dat deeze vriend der lijdende menschheid al de gevoeligheid zijner ziel heeft ontvouwd, zo wel als alle de febatten zijner welfpreekendheid; het zoude des, in deezen tijd eene nieuwe weldaad zijn, zo hij befloot om deeze fchoone uitweidingen afzonderlijk in 't licht te geeven, en die dermaate te verbinden, als waartoe zijn werk niet gefchikt was. D  50 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEÏÏ m. n e c k e r, In zijn werk over de bcduuring der finantiën in Frankrijk , fpreekt over den üavenhandel op eene wijs die gefchikt is om ieder koopman, die eenige achting heeft voor het algemeen gevoelen, daarvan voor altoos afkeerig te maaken: dit onderwerp is in zig zelf waardig de verhevene ziel deezes fchrijvers te ontgloejen, zo groot in de zedelecr als in de bcftnuring: aan de diepde kunde van het geen tot het beduur der Coloniën behoort, verbindt m. necker de magt om alle zulke plannen uittevoeren die de nuttigheid ten grondflage hebben: zijne wederkomst in het Miniderie verwekt thans de grootfis vreugd in de gemoederen der Patriotten; mogt dit ook het tijdperk zijn waarvan de Negers hunne rechten, als menfchen, als burgers mogten dagtekenen! alles doet ons daarop hoopen : deeze edelmoedige Staatsdienaar dorttc meermaals traancn over het lot dier ongelukkagen, en wordt thans in den Raad hun befchermer; hij zal, door hunnen dand te verbeteren, de rechtvaardigheid, den godsdienst en de daatkunde wreeken; Frankrijk, dat zijnen luister gaat hernccmen , zal hem ook nog den roem verpligt zijn, dat het aan de Zeemogendheden dit gedenkwaardig voorbeeld gegeeven heeft; hij voegt bij alle zijne rechten op de onftervelijkheid ook nog dat van de vrijmaaker te zijn van Africa; zijne- gedachtenis zal daar altoos in zegening blijven ; het eerde gedenkteken 't welk dit volk, verlost van den verniclendden geesfel, zal op-  ÉN DER INWOONEREN VAN GDINEA. JI richten, zal, bij den naam van lodewijk , ook dien des wijzen draagen, die daar den grondflag der menschlievende heerfchappij gevestigd heeft. Mi l'a b b É genty, Heeft in zijn boek, 't welk voorzeker eene roemrijke kroon zoude behaald hebben, indien hij daarna gedongen had, een heerlijk ftuk geplaatst over de llavernij der Negers: 32) dit gedeelte is gefchreeven met al de hitte des gevocls ; cn hoewel klein, behoort het geleezen te worden door ieder die begerig is daarover de gegrondftc berichten te ontvangen. 33) m. de s t. lam bert, Één onzer eerde fchrijvers die aangetoond hebben, dat de Dichtkunst met de Wijsbegeerte beftaanbaar is, en hoe veel zij tot elkanders verfiering kunnen bijbrengen: 34) na al den rijkdom des Oosterfchen ftijls gebruikt te hebben in eene, onder ons door hem uitgevonden Apologie , heeft hij getoond dat men een nieuwe foort van Letterkunde kan vormen met de voorwerpen en de zeden der Amencaanen: in het ftuk genaamd Abbénaki, waarvan de oorfprong ligt in een verhevene uitdrukking, der ziele eens Wilden ontglipt, en in de vertelling van Zimeo, waarvan de held een Neger is, en een groot charaktcr aantoont, door twee driften, liefde en wraak, en zig welfpreekend gedraagt door die natuurlijke gevoeligheid die in deeze foort D 2  J2 DE ZAAK DER NECERSLAAVEN van menfchen nog veel levendiger is; dit belangrijk werk heeft ook nog, behalven dat, de verdienste van ééne der treffendfte opeifchingen te zijn van de llavernij der Zwarten. M. CREVECOEU R. De aandoenlijke fchrijver der brieven van een Americaanfchen Planter , vat alle gelegenheden op, om den gelukkigen Haat der Negers in de vereenigde Staaten aftebeelden ; als ook hun zacht en eerlijk charakter, hunne vuurige genegenheden, de gefchiktheid hunner zeden, en naarstigheid in den arbeid: hij zegt ons dat dit alles de gezegende vruchten der vrijheid zijn; hij fchrijft den Kwaakeren daarvan al het goed gevolg toe , cn hij vergroot onzen gegronden eerbied voor deeze weldaadige Sociëteit, door de bedrijven haarer edelmoedigheid, en grootheid van ziel aantewijzen, zo wèl gefchikt om de geestvervoering haarer bewonderaaren te verdedigen. M. S C II W A R T Z : Tot nu toe ken ik alleen door middel der Nieuwspapieren zijne aanmerkingen over de llavernij; maar den lof daaraan gegecven, bewijst, dat de fchrijver, genoemd aan het hoofd van deeze Brochure,. of hij die dcszelfs naam ontleend heeft, zig in deeze edele verbintenis roemrijk wist te onderfcheiden; en ik zeg methet Journal de Paris, dat, hoe twijfelachtig het weezen  EN DER INVVOONEREN VAN GUINÉA. 53 moge, dat hij inderdaad een bedienaar des H. Euangeliums is ; men kan ten minsten niet ontkennen, dat hij eene uitmuntende zedelecr, en eene menschlievende wijsbegeerte predikt. Sociëteit te Parijs: Zij is gelijk aan die van Londen, opgericht dooiden heer brissot de wakville: deeze fchrijver heeft voor dc cerfte zamenkomst een zeer goede redevoering sreleezen, over het voordeel deezer asfofiatiën, en de wijze waarop zij haar' arbeid behooren te richten- Werken gefchreeven tegen de Negers. De achting die ik, der waarheid toedraag doet mij thans die werken aanwijzen , gefchreeven tegen de ftremtning van den llaveuhandel, cn het verzachten huns lots in de Coloniën; maar, behalven de Aanmerking eens Americaanfchen Planters, ken ik geene Engelfche gefchriflen die den aandacht mijner Lezers waardig zijn: ik weet niet of ik dit ftilzwijgen moet aanzien voor een gelukkig voorteken ten behoeve van het proces 't welk ik ga bepleiten; maar daar ik van verzekerd ben is dit, dat, om deeze gewigtige ftof, waarbij ieder gezond oordeel begint belang te neemen , ten vollen recht te doen, men die uit alle mogelijke gezichtpunten moet voorftellen : men komt niet tot verftandige befluiten, dan voor zo . verre men met bedaardheid de zwaarigheden der PlanD 3  54 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN ters hoort; dat men des de plaatslijke omftandigheden der Coloniën onderzoeke, onpartijdig rédencere, en zonder bitterheid wederlegge. Deeze bedaardheid is des te ligter , vermits het bier niet te doen is om eenige letterkundige yerichilr len, waarvan de eigenliefde de eenige beweegveer is; het is een ontwerp 't welk geen mensch betwisten kan , cn 't welk niets eischt om alle goedkeuring wegtedraagen, dan zo voordeelig te zijn in opzicht der Ibiatkunde, als verheven in het zedelijke ; maar bijzondere perfoonen zijn nimmer in ftaat om zo veel hieromtrent uittcwcrkcn als geheele Genootfchappen , wier leden alle hunne kundigheden en bekwaamheden ten dien einde vercenigen. Het is te hoopen dat meer zulke Sociëteiten zig in Frankrijk zullen vormen; Vooral in de Zeeplaatzen , alwaar men zig het meest op deézen handel toelegt: het nut daarvan is zo klaar geblccken uit het geene hierover reeds gezegd is, dat het onnoodig zij langer daarbij daan te blijven: dezelfde oorzaaken hebben dezelfde uitwerkzels; en welke hier de uitwerkzels zijn moeten, hebben wij in de Sociëteiten van Londen en Cambridgs gezien.  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 55 EERSTE HOOFDDEEL. Fa» rfe Jfavèffltf bij de oudfte Volken, federt haaren oorfprong tot derzelver uitroejing. Perfoonlijke vrijheid, de eerfte wet der Natuur. God heeft den mensch vrij gefchapen; Hij fchonk aan ieder dezelfde bekwaamheden, het zelfde recht op zijne vaderlijke gunst ; en zo lang zijne wetten geëerbiedigd bleeven kende men geene andere onderscheidingen die ontftaan moest uit den ftand van Vorst en onderdaan; uit den afftand die er is tusfchen eene groote genie en een dagelijksch verftand : ieder bewooner der aarde genoot met alle ovengen de voordeden der perfoonlijke vrijheid: als zij zig een hoofdverkoozen, 'twasnietdan indeverftandigehoop van onder zijn beduur gelukkiger te zullen zijn; geenzins met het laase oogmerk om flaafachtig te beeven voor deszelfs, ik wil: het oudvaderlijk leven waarvan mozes ons een tafereel afmaalt, en waarin wq die goudenc eeuw vinden door de eerfte Dichters gezonden , is een gedenkteken der oorfpronghjke vri"heid en gelijkheid der menfchen: in de jeugd der wereld kende men noch heer , noch daaf; ieder befchikte over zijne perfoonlijke vrijheid volgends zijnen D 4  de zaak der negerslaaven wil; hij veranderde van woonplaats naar zijnen fmaak; hij had geene andere banden dan die 'hem aan zijn gedacht verbonden ; geene wetten dan die god in zijn hart gedrukt had; hij verzamelde ongeftoord de vruchten der Aarde die hij bebouwd had, en genoot zijne eigendommen met dezelfde vrijheid. Maar deeze natuurlijke gelijkheid werd weldra ontrust, door 't geweld' des'ee'nen, en de zwakheid des anderen; ondemeemende geesten vatteden hettrotfche ontwerp op, hunne gelijken te dwingen , en dit viel niet moejelijk, daar zij grootere hoedanigheden bezaten: bierduur is de llavernij bijkans zo oud als de wereld ; alle hidorien venoonen die reeds vastgedeld, ja zelfs geheiligd door de weiten; en indien eene lange gewoonte een bewijs zij van derzelver wettigheid , de onderworpenheid van de eene helft des menschlijken geftaehts aan de andere helft, is dan gegrond op de onbetwistbaarde beginzels; evenwel, onze behoeften, onze fmaaken, onze gevoelens — ous geheele wezen ltrijdt daar regelrecht tegen aan. Als wij overdenken dat deeze menfchen die wij verpletteren onder onze willekeurige grillen, ons*in alles gelijk zijn, waardóór wij in den rang. der menfchen geplaatst worden; dat zij dezelfde organifatie, neigingen, dezelfde aanfpraaken op het geluk Jiebben; dat hunne harten gedeind zijn tot dezelfde gencugtèn« cn fnarten; dat zij gevoelig, verdandig , bekwaam zijn tot edelmoedigheid , tot grootheid van ziel; kunnen wij die dan , zonder te beeven , verhagen beneden de menschlijke natuur hen de al-  en der inwooneren van guinea. 57 gemeene voordeden der zamenleeving weigeren; onderworpen aan onze grilligheden, dienstbaar maaken aan onze driften, onze weelde? zie daar eene vraag die zeer bijzonder verbonden is met het onderwerp dat ik behandel; zij dringt mij des om den oorfprong , den voordgang, en de vernietiging der flavernij onder ons, te gaan opzoeken. De wisfelvalligheden des hts, de eerfte oorzaak der flavernij. Hij die zig, door een fchakel van gelukkige omftandigbedcn, een onvermoeiden arbeid, of eene voorzichtige fpaarzaamheid rijker maakte dan zij met wie hij omging, zag weldra dat het aangenaamer is de diensten van armen te koopcn dan zig zeiven te dienen: hij die of geen eigendom bezat, of dien het aan kracht mangelde, gaf zig geredelijk hieraan over, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat, zo hij in de fterkte zijner jaaren arbeidde, hij gcJuurende zijne zwakheid en zijn' ouderdom zoude onderhouden worden ; de dienstbaarheid eischte des voor alles dat beide partijen daarin toeftemden; de verpligting werd wederkeerig; zij hing af van de bijzondere overeenkomsten, maar zij beantwoordde aan die welken den meester en den huisknecht verbonden; mozes bevestigt dit in zijn eerfte boek: geduurende den hongersnood die Egypte verwoestte, kwamen deszelfs inwooners, ontbloot van levensmiddelen, tot joseph , en gaven hem in 't vervolg hun zilver, hunne kudden en hunne akkers, om D 5  58 DE ZAAK DER NEGERSEAAVEN daardoor koom te verkrijgen ; maar eindelijk niets meer hebbende, zeiden zij: „ Koop ons, geef ons „ brood, en wij zullen knechten des Konings zijn:" 35) dit gebruik, toen reeds zeer algemeen, verbond den opperden Wetgccver om aan zijn volk eene zeer uitdrukkelijke wet te geeven, op dat de misbruiken, hieromtrent in Canadn plaats hebbende, geduit wierden : 36) ,, Als uw broeder arm geworden is , en „ hij zig aan u zal verkocht hebben, gij zult u van „ hem niet dienen of hij uw daaf ware ; maar hij „ zal bij u zijn gelijk de huurling, en de vreemde„ ling, cn hij zal u dienen tot het jubeljaar : dan ,, zal hij van u gaan , met zijne kinderen; hij zal „ wederkccren tot zijn gedacht, en treeden in de be- zittingen zijns vaders: " • ,, zo gij een daaf ,, koopt, 37) hij zal u zes jaar dienen, het zevende ,, jaar zal hij vrij zijn zonder iets te betaalcn;" des waren de Joodfche flaaven eene foort van dienstknechten die zig verhuurden voor eenige jaaren, waarna zij hunne vrijheid wederkreegen : deeze wijze wet verbond den meester om hen beter te behandelen dan of zij geheel in deszelfs magt waren; men vond zulke flaaven ook bij de Grieken en Romeinen; men noemde hen Thetes en Mercinarii. Een ongeregeld gedrag, de tweede oorzaak der flavernij. Zedeloosheid of verkwisting had bij de Ouden het zelfde gevolg: zij die in plaats van hunne bezittin-  en der inwooneren van guinéa. 59 gen te vermeerderen door naarftigheid, dezelven verfpilden in het voldoen hunner driften, maakten weldra onbetaalbaare fchulden; de fchuldeifcher vattcde hen, en zij bleeven zijne daaven tot zo lang dat zij door hunnen arbeid betaald hadden : de woede tot het fpel, gaf, volgends tacitus, in Duitschland nog een grooter getal flaaven; zij waagden aan het fpel niet alleen bezittingen, maar verbonden ook hunne vrijheid; „ De verliezer," zegt deeze vermaarde Hiftoriefchrijver, „ wijdde zig eener vrijwillige llavernij; „ en hoewel jonger en derker dan hij met wien hij gefpeeldhad, duldde hij dat deeze hem bondt, en „ verkocht: de daaf, door dit middel verkregen , werd „ terdond door den winnenden geruild, om dus de „ fchande zijner overwinning te vermijden." Deeze daaven werden met veel meer drengheid gehandeld dan dc eerden; men verwees hun tot het laagdewerk; men ftrafte die na welgevallen; zo zij vluchtten kon geene wijkplaats hen voor huns meesters tirannij bevrijden. Het geweld, de derde oorzaak der flavernij. Maar het geweld was het algemeende middel om de daaven te verkrijgen: eene wet, aangenomen door alle oude Volken, onderwierp den overwonnenen aan den wil des overwinnaars; overal ontmoeten wij zulke voorbeelden; de Boten bij de Lacedemonie'rs, waren zulke overwonnene volken; dit was het lot der krijgsgevangenen zo wel te Athenen als te Romen :  6o DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN de Natiën die den ondergang des Roomfchen Rijks bevorderd hebben , volgden deeze zelfde beginzels ; ieder hield het voor een billijk recht om zo veele overwonnenen als in zijne magt vielen tot flavernij te brengen : het geweld gaf de eerfte flaaven ; de hoogmoedige] nimrod gaf het eerde denkbeeld van overwinning en llavernij; zijne begrippen werden algemeen , om dat de zamenleeving altijd bedaat uit twee clasfen van menfchen; uit zulken die na gezach ftt'ceven, cn uit zulken die niets weeten te doen dan gehoorzaam en. 38) De roverij, voormame oorzaak der flavernij. Deeze bragt nog meer tot den flavendand toe dan eene der voorige oorzaaken: dit gebruik, 't welk zijn oorfprong fchuldig is aan eenige gelukzoekers welken den roem begeerden, maar vooral de fchatten, van anderen , werd weldra algemeen : de Grieken , zo wel als de Barbaaren, die de hutten en de eilanden bewoonden , gaven zig hierin toe ; dit beroep was zelfs hunne eenige bezigheid , hunnen cenigcn toevlugt, volgends tiiucydes; zo wij homerus geloof geeven is derzelver oorfprong vóór den Trojaan/dien oorlog; en deeze groote Dichter maakt er meermaalen aandoenlijke fchilderijen van , wèl gefchikt om ons de wreedheid daarvan aantetooncn. Deeze kleine oorlogen werden fomwijlcn gevoerd ten koste ecner Natie die fchepen daartoe uitrustte; dan traden de foldaaten aan land, ligtten de kinderen  EN DER INWOONEREN VAN GÜINE&. 61 weg, overvielen de dorpen , vermoordden de inwooncrs, die hunne vrijheid wilden handhaven, en maakten de anderen tot flaaven: fomvvijlen hadden deeze invallen eene bijzondere oorzaak ; dan traden deeze gelukzoekers uit dc fchepen, en gingen het land in; £aar verfchoolen zij zig in 't gebergte en in de bosfchen, vielen op de herders aan , cn op de alleen zijnde akkerlieden, bonden hen, bragten hen op hunne fchepen, voerden hen na een flaavenmarkt en verkochten deeze ongelukkigen als flaaven : men vond in Guinéa deeze twee foorten van roverij. ulysses doelt op deeze laatdc in eene vraag die hij aan éumeus doet: 39) „ De oorlog," zei Je hij, „ gaf die de dad uwer geboorte aan de vlammen? of „ hebben dezeerovers u, daar gij alleen bij uwe kud„ de waart , verrascht en na hunne fchepen gc„ bragt? verkochten zij u in het paleis van laür„ ïes , vergenoegd over den hoogen prijs die zij „ ontvingen?" Niets geeft ons een netter denkbeeld van zulke bijzondere opligtingen , als het volgend verhaal van xenopiion: 40) „ Dc Grieken, uit Jfiën te rug ge„ keerd , en ontrust door de Paphlagoniërs, wa„ ren gereed om hun flag te leveren , om hunne „ wraak te vóórkomen: corylas , Gouverneur des „ Lands, zond aan hun gezanten, prachtig gekleed, „ en gezeten op fchoone paarden, met bevel om hen „ te zeggen: dat hij genegen was om hen niet tever„ ongelijken, indien zij hem geen ongelijk aandee„ den: men gaf een kostelijk feestmaal: zodra men  62 DE ZAAK DER NECERSEAAVEN „ den wijn had uitgeftort, en het Bttan gezongen t „ (tonden twee Tracièrs op, dansten met hunne waii pens op het geluid der fluiten, en hielden een fpie„ gelgevecht: daarna fpeelden de Mnianen en de Mag„ nejurs eene pantomime,genoemd Carposa; ziehier „ op welk eene wijs zij die dansten: een akkerman „ legde zijne wapens op den grond, bezaaide dien, „ of dreef den ploeg; hij keerde, als iemand die on„ gerust is, dikwijls om; een roover trad aan, de „ landman zag hem, greep zijne wapens, en maakte „ zig gereed om hem te ontvangen : de flrijd ving „ aan bij den ploeg; alle hunne bcwcegingen maakten „ de cadence met de muziek: de roover overwon, „ hij boeit den boer en laat hem door zijne osfen „ wegfleepen; fomwijlen is de landman overwinnaar, „ hij (laat zijn' aanvaller ter neder, bindt hem aan zij„ ne osfen en drijft hem dus vooruit:" deeze dans is eene levendige afbeelding der Barbaarfche tijden en zeden; toen gaf men op eigendommen geen acht; de menfchen leefden in eenen (laat van ooidog ; de landman en veehoeder waren in oenen geduurigen angst: en wat hebbe men te denken van het zedelijk charaktcr deezer lieden , die geene andere bezigheden, noch hulpmiddelen hadden dan het overvallen van huns gelijken, ja dikwijls hunne medeburgers in boeien te liaan? Het gevaar waaraan de roverij deeze lieden blootftelde, bragt veel toe om die voor eerlijk te houden, en bij gevolg om het getal der flagtoffers te vergrooten; 't was eene foort van oorlog waarin de aanvaller meer-  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. 6^ maaien overwonnen werd door den aangevallenen; zij verborgen hunne wapens bij hunne gerecdfchappen, en als de rovers aankwamen greepcn zij die op, met den moed van zulken die hunne vrijheid verdeedigen: dit beroep van zeerover eischte des zo veel fterkte en moed , als behendigheid en voorzichtigheid ; en daarom veradelde men de daaden bij het Barbaarfche volk door de roverij gepleegd, in zo verre , dat de meeste Hidoriefchrijvers niet gefchroomd hebben te bevestigen, dat de roverij het edelst beroep is. Wat was het gevolg van dit vooroordeel, 't welk nu nog den overwinnaar volgt ? het vermeerderde de drift tot onderneemingen, het maakte die des te fterker, doordien het gierigheid en hcerschzucht onder het masker van verftand en moed verborg; het had nog droeviger gevolgen; het gal' de onrechtvaardigde aanfpraken moed , door die ongedraft te laaten; het maakte de dieverij, de opligting, den moord tot iets lodijks ; men vergaf de affchuwelijkde wreedheden; men prees die, dat meer is; cn waarom ? om dat zij de kunst van bedriegen, en dien moed die de gevaa'ren tart, veronderdelden; even of het eene daad van moed ware, dille burgers te overweldigen, die naar gelang zij zeiven de deugd eerbiedigden, minder voor onrechtvaardigheden vreesden; die geene andere eerzucht kenden dan dat zij hun geluk wilden waardig zijn door het uitoefenen hunner pligten welke eene omkeering van begrippen! zo er eene begoche- ling is, die de menfchen door alle tijden gehouden  64 DE ZAAK DER NECERSLAAYEN hebben , liet is die der eer; zij hebben altoos aan dit zelfde woord dezelfde beduidenis gehecht; zij hebben fteeds bij dit woord het denkbeeld gevoegd van onderdrukking, doodflaan, overmeestering, wraak; en er zijn maar weinige voorbeelden dat de zachtmoedige, de wcldaadige deugd deezen titel verkreegen heelt, afzonderlijk bewaard voor hen , die der gierigheid of de zucht tot roem veele llagtoffers aanbragteu. Maar de roverij was geboren in eenen barbaarfchen tijd toen alle dc wedcrzijdfche rechten met voeten getreden werden ; dc Natiën konden des niet befchaafd worden zonder de wreedheid daarvan te zien; en indedaad, zij die door het licht, 't welk zig van verre uitbreidde , verlicht werden , fchaamden zig weldra deeze woestheid, en maakten wetten, wèl gcfchikü om daaraan paaien te zetten; de roverij werd des zeldzamer, en minder wreed; maar het geen haaren ondergang voltooide, was dat zij een gedeelte des lofs, daaraan voorheen gehecht, verloor; de liefde tot de eer en den winst, waren tot nu door haar aangemoedigd; toen de eerde deezer fpringveeren verbroken was, werd dit eertijds zo vermaard beroep zeer derk gcfchokt, maar helaas! wat vermag op het hart der zwakke dcrvelingen het eigenbelang niet! dc roverij hield zig daande door den bijdand dier drift die alles-in beweging zet, die, rijk in vindingen, zig opwekt, zig wijzigt, tot dat zij een vóórhaar aangenaam voedzel gevonden heeft : de roverij was de dochter der domheid en der barbaarschheid; zij had, uit hoofde van den lof die men haar gaf, cenigen tijd ge-  En der inwoqneren van güinba. 65 gefchitterd; maar de godsdienst vereeuwigde haar ; men ging voord met flille burgers van hun werk weg» teneemeti, en verre van hun Land en alle hunne genoegens heen te voeren; men ontzach noch vrienden noch landgenooten ; allen , van wat Hand of Haat , werden, zo dra zij in 't geweld deezer roovers vielen, gemerkt met het teken der llavernij; het volk van Afién en Griekenland overheerschten elkander beurtlings ; een groot getal fchepen fchuimden zonder ophouden in hunne zeeën; de kusten waren onveilig, de landbouw , dat dierbaar kroost des vredes, beftond omringd van geweld en oproer; de vrije mensch konde zig niet vleien zijne onafhangelijkheid te behouden ; de vader beefde op het gezicht zijner kinderen die men misfchien uit zijne armen zoude fcheuren en ter eeuwige flavernije veroordeelen; veele kinderen zagen zig van hunne ouders beroofd in een' tijd dat zij derzelver hulp het meest behoefden; een algemeene vrede bewaarde hen niet voor deeze geweldenaarij, om dat de roofzucht nog meer een ondeugd was van bijzondere perfoonen dan wel van volken; dus bragt de eerzucht van weinigen een geftadige ongerustheid in alle die Landen die de Middenlandfch zee befpoelt; dus heerschte de davernij in den boezem der vrijheid; dus konden Lacedemon, Athenen en Romen, zonder aandoening het fchandelijk juk veele duizende flaaven opleggen, des te meerder tot oproer genegen , naar maate de vrijheid die zij gehad hadden een derker tegenHelling maakte met hunnen harden toefland. E  66 de zaak der neg erslaaven Slaavenmarkten. Deeze flaaven, befchouwd zijnde als een wettig goed, in weêrvvil der middelen waardoor men die bekomen had , werden verkocht , openlijk vervvisfeld, even als de beesten, of andere koopwaaren: de hiftorie maakt hier zeer vroeg melding van; die van joseph leert dat er in dien tijd reeds kooplieden waren die niet alleen reisden om reukwerken , balfcms, maar ook om menfchen te koopen; de zoonen van jacob zagen zo eene caravane die optrok na Egypte; 43) zij beflooten terdond hunnen broeder te verkoopen; men tradt in onderhandeling ; hun aanbod werd aangenomen ; een vast bewijs dat deeze handel niet alleen in Afién maar ook in Egypte plaats had; 44) want dewijl de gewoontens niet algemeen werden dan na verloop van veele jaaren , moet het zijn dat zij reeds lang voor pharao belfond ; onder zijne regeering werd Egypte het middenpunt van allen koophandel en het magazijn van het Oosten; daar kwamen ook de nabuurige roovers met hunne flaaven , waarvoor zij den prijs hunner wreedheid ook ontvingen; zijne marktplaatzen werden zo berucht voor deeze koopmanfehappen, dat zij in 't vervolg bezocht werden, niet alleen door de Grieken die klein Afiè'n bewoonden, maar ook de eilanden in de Middenlandsch zee: Cyprus was, volgends homerus, zeer bekend door deezen handel; hij fpreekt van haar en Egypte als van plaatzen alwaar men zig daarvan voorzag geduurende de belegering  EN DER INWOONEREN VAN CüINEA. 67 van Trooje : antinous , vergramd op ulysses , dreigt hem te zullen overbrengen: „ of na het boosaartig 5? Egypte, of na het eiland Cyprus, om hem te ver„ koopen, indien hij niet terftond van de tafel weg„ ging;" dezelfde Dichter vertlerkt dit denkbeeld in zijnen lofzang aan eacchus ; „ Deeze God nam de „ gedaante aan eens jongelings wiens kin nog naauw„ lijks een zachte wol overfchaduwde; zijne lange „ hairlokken, bruiner dan ebbenhout, vloeiden aan„ genaam langs zijne fchouders, bedekt met eenen „ purperen mantel; een ligte koelte bragt aan deeze „ plaatzen rijke roovers, zeefcliuimers: hun ongeluk„ kig lot bragt hen hier: belust op zulk eenen ge„ vangenen, die men aanzag voor een' zoon des Ko„ nings, opvoedelingen van jupiter ; zij maakten zig „ bekend door hunne tekens, klommen met haast uit j, hunne vaartuigen, omüngelden hem, bragten hem „ in een fchip , deeden hun werk om hem in enge „ banden te fluiten: maar de zwaarfte ketens konden „ hem niet houden; de boejen vielen van zijne han■„ den en voeten; hij lachte met hunne poogingen en „ plaatfte zig in hun fchip:" de Huurman verklaarde dat het vruchtloos was eenen God te willen binden; dat zij hem veel eerder aan firand moesten zetten , anders was het te vreezen dat hij, met recht vergramd over hunne ongodsdienstigheid , de winden bevel zou geeven om een gruwzaam onweder te verwekken; maar de capiteinantwoordde met hardheid: „Dwaas! „ zie, ziedaar hoe een allergunstigfie wind de opper„ vlakte deezes vloeibaaren velds golft; haal de mass E 2  68 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEK „ op; fprei de zeilen uit; laaten de matfoozen zig ,, op hnnne riemen krommen, en zig beijveren om „ den fchoot deezes vochtigen elements te klieven; „ laat door anderen deezen gevangenen, door een ons „ toegcnegcnen God in handen gefield, vasthouden, „ op dat hij ons niet ontfnappe ; ik zal hem na „ Egypte, naar Cyprus in de Hyperborecfche vel„ den, aan de einden der aarde overbrengen, zo hij „ mij zijne broeders, zijne vrienden, zijne bezittin„ gen niet bekend maakt, zo hij mij geen groot los„ geld betaalt." Maar dit waren de eenige flaavenmarkten niet; men dreef deezen handel ook op de meeste eilanden der Egeefchc zee, en hij was niet onbekend aan de Europifche Grieken die zig in de belegering van Trojen vonden: dit leert ons homerus; „ eene vloot, aange„ komen van Lemnos, met wijn voor het Griekfche „ leger, bragt weldra veele kooplieden dervvaards, „ men verkocht den wijn en ontving daarvoor veele „ flaaven:" volgends de heilige fchriften werden Thyrus en Sydon des ook de zamelplaatzen voor de roovers, en daar bragten zij de door hun opgeligte menfchen. Verandering veroorzaakt door de flavernij, op hen die daraaan onderworpen gemaakt waren. Deeze gewoonte om naar goeddunken de flaaven te verwisfelcn, of te verkoopen, moest in hun charakterdc ongelukkigfte omkeering voordbrengen; maar  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. 09 men zag ook weldrajJnmnen moed ontaarten ; hij ontkrachtigde hunne ziel; bluschte de vonken van geest, door de Natuur aangeblaazen, geheel uit; en indien men daarvan uitzondert, esophus , alkman , phedrus, f.pictetus, en terentius, verlaagden de flavernij hen derwijze, dat men hen weldra befchouwde als wezens verre beneden den rang der vrije menfchen geplaatst; deeze verandering was zo fpoedig, zo fterk, dat homerus reeds opmerkte: „ Als ,, jupiter een mensch tot flavernij verwijst, dan voor„ bereidt hij hem daartoe door hem de helft zijns vcr„ ftands te bencemen:" de volgende geflachtcn , bij wie de flavenhandel werd voordgezet , als ook de wijs van behandelen , gewoon zijnde te zien welke uitwerkzels de dienstbaarheid op hun hadt, hielden deeze verlaaging niet voor het gevolg hunner omftandigheden, maar voor een gebrek in hunne foort; zij oordeelden alleenlijk uit het geen zij zagen; zij veranderden de fchijnbaarheden in het wezenlijke ; hiervan daan dat begrip, zo nadeelig voor de flaaven, „ dat „ zij geheel van die reden ontbloot zijn waardoor de ,, mensch mensch is:" dit vooroordeel werd algemeen, vooral bij de Grieken, die alleen hunne Natie achtende, alle anderen Barbaaren noemden, en diende ter verfchooninge, ja zelfs ter aanmocdiginge van het geweld hunner onmenschlijkc meesters! 45) De wijs waarop men hen handelde. En indedaad, zij onderwierpen hunne flaaven aan den E 3  •JO DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN moejelijkflen arbeid, aan de haatelijkde beroovingen; zij veroordeelden hen om beurtelings hunnen hoogmoed , gierigheid en wreedheid te voldoen; zij boogen hen naar alle hunne grilligheden, en zo zij daaromtrent tegenftand vonden, dan was hunne woede onbepaald: om een juist denkbeeld van hunnen elendigen ftaat te geeven , is het voldoende alleen te zeggen , dat zij behandeld werden met eene barbaarsheid zo zeer onze verfoejing waardig , als de wijs waardoor zij tot flavernij gebragt waren , (dit was ten minsten doorgaans dus: 46) de vrekheid waarmede zij gevoed en gekleed werden, was misfchien nog het minste gedeelte hunner rampfpoeden ; geen wet regelde de betrekking die er zijn moest tusfehen hen en hunne meesters; niets behoedde hen des voor den moedwil deezer hoogmoedigen, die waanden ook het recht gekocht te hebben van hen op 't ftrengst te mogen kasteiden en tot het laagftc werk te dwingen: wat was het gevolg? dit; deeze ongelukkigen, zonder naam, zonder fchatting, onbekwaam op alle rechterlijk beroep , hunne zaak niet mogende bepleiten, noch toevlugt neemen bij de wetten, waren verweezen om ftilzwijgend te lijden; de fnoodfte mishandellingen te ondergaan zonder zig tewreeken; befchouwd te worden als zedelijke dooden, terwijl de rust van den Staat afhing van de hunne; geen eigendom te mogen hebben , terwijl zij de burgers, wie zij toebehoorden, verrijkten; en na in het fchoonst huns levens de vrijheid geuooten te hebben , die zij voor heilig hielden, aan hunne kinderen niets natelaaten dan eene eeuwige flavernij J  en der inwooneren van guinéa. 7* Zachter bij de Egyptenaaren. Eenigen hadden evenwel een verdraagelijker lot; en dit hing niet alleen af van den aart huns meesters, maar van den graad der befchaafdheid des volks met wie zij leefden: de Egyptenaar* waren te befchaafd om niet eene onmiddenbaare befcherming toctedaan, aan alle flaaven, blootgedeld aan de eigenzinnigheden van ontmenschte meesters; zij veroordeelen hen,'t is waar, tot den veraehtden arbeid; maar zo iemand hen barbaarschbehandelde, dan delde zig de wet terdond tusfchen den verdrukker en den onderdrukten, en zij nam hen terdond onder haare befcherming, weldrcnglijk, alle aanflagen op hun leven gemaakt, draffende: de tempel van hercules ftond altoos open voor de daaven, die daarin tegen de vervolging hunner meesters, toevlugt namen; derwijze, dat zo zij van de vrijheid, de grootde fchat, beroofd waren, zij ten minde deezen* troost hadden , dat hun leven niet ongedraft konde benomen worden; fchoone vastdelling! hoe dikwijls heeft zij niet de onbefchoftheid der magt weêrftaan! en hoe dikwijls de woede dier rampzalige uitwerkzels van drift bedreeden, die zonderde overdenking, welke deeze wijkplaats in het gemoed des meesters moest doen ontdaan, zo veele offers zoude gedood hebben! Bij de Jooden. Mozes had in dit opzicht nog meerder voor de veiE 4  72 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN ligheid der flaaven gezorgd ; hij ondernam niet de dienstbaarheid te doen ophouden, waaraan de overwinnaar zijne overwonnenen onderwierp: de reden hiervoor zijn te gegrond om verworpen te kunnen werden ; maar hij verzachtte hun lot door de befcheidenhcid tot eenen pligt te verhoogen 5 hij beval, dat zo een meester zijn' flaaf mishandelde , hem een tant brak, deeze terdond vrij zoude zijn ; hij flelde vast dat de flavernij eens Joods ophield met het Sabbatsjaar , dar is het zevende , wat ook de tijd mogt zijn waarin die begonnen was; hierdoor werd deeze daat gelijk aan dien onzer dienstboden : om de Jooden menschlijke gevoelens inteboezemen, die de roem zijn van hem die gebiedt en het geluk van hun die af bangelijk zijn, vermaande hij hen te gedenken: „ dat zij „ zelve flaaven in Egypte waren;" opdat zij hierdoor nog derker zouden gedreevcn worden om hunne flaaven wèl te behandelen; en om hen te dwingen hunne flaaven rust te geeven, zo noodzaakelijk ter onderhoudinge hunner krachten en gezondheid, ftelde hij den Sabbath in, die dreng moest waargenomen worden, niet alleen door de vrije burgers maar ook door de vreemdelingen die in hunnen dienst waren; ook voor de osfen die geduurende zes dagen den akker bebouwden. Lij de Atheniënzers. Het betaamde dit zacht , dit vernuftigde volk der gebeele'Oudheid, aan Europa het voorbeeld te geeven van menschlijkheid omtrent hunne flaaven, zo als van  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. 73 tneesterdukken in de vrije kunsten; deeze voorbeelden waren des te treffender daar deeze Republikeinen vreemd waren van volken die hunne daaven met de fnoodde wreedheid mishandelden ; zij donden hun toe iet uittefpaaren, ja zelfs eigendommen te koopen, voor eenige jaarlijkfche uitkeeringen; hadden zij gelds genoeg gewonnen om hunne vrijheid te kunnen koopen , de wet gaf hen hiertoe recht voor eene bepaalde fom; hadden zij hunne meesters groote diensten beweezen, de vrijmaaking was het loon; hadden zij ter verdediging der Republiek de wapens gedraagen, dan konden zij nooit meer ketens draagen ; hij die den Staat verdedigd had moest verre boven zo eenen fmaad verheven blijven ; maar zulke gelegenheden kwamen zeer zelden voor , en die zig daarvan niet hadden kunnen bedienen, hadden ten minsten een zo gelukkig leven, dat demostiienes beweert, de daat van flaaf te Athene was verkiezelijker dan die van burger in veele andere Landen: hun voedzel was overvloedig en hun werk afgemeten tegen hunne krachten; zij hadden vrije uuren die zij met onfchuldige fpelen mogten doorbrengen: hunne meesters gaven hun zelfs feesten waarop de vreugd , de openhartigheid , de vrieudfchap, de aangenaame mededeeling der gedachten heerschten: waren op deezen regel uitzonderingen ; drukte een wreed e meester een te zwaar juk op hunne fchouders , in Athene ftond een tempel, toegewijd aan théseus, daar konden zij toevlugt neemen, tot de Magidraat over het-ongelijk uitfpraak gedaan had; het publiek droeg daarvan de kosten: zo de misdaad E 5  74 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN bleek dan werden zij aan andere meesters verkocht; de flaaven konden ook in hun eigen' naam een' burger, die hen verongelijkt had, in rechten vervolgen; met één woord, zij genooten alle de voordeden onaffcheidelijk van goede wetten, in een Land daar de rechtvaardigheid en de liefde tot orde gewaardeerd waren boven credit en overvloed ; de Atheners werden daarvoor beloond ; zij werden niet alleen met trouwheid gediend, maar ook , offchoon het getal der flaaven veel grooter ware dan dat der burgers, zo was er, geduurende dat de Republiek in ftand bleef, maar een eenigen opftand; terwijl dat de Spartaanen die eenevalfche ftaatkunde aanzettede om de Iloten te mishandelen, die hen dikwijls vermoordden , met het oogmerk om hen aan bloed te gewennen, meermaals gevaar liepen door de wanhoopige poogingen deezer flaaven, ter herwinning hunner vrijheid. Bij de Romeinen. In de fchoonfle dagen hunner Republiek behandelden zij hunne flaaven.meteene gelijke zachtzinnigheid; zij befchouwden hen als hunne gezellen ; zij werkten en aten met hun; hunne draf was bedaard; zij hechtten veelmaals meer oneer daaraan dan ijsfelijke fmarten; zij vereenigden hen door het huwelijk, begunstigden hunne bevolking,voedden hunne kinderenzorgvuldiglijk op; zij verbonden hen aan zig door dankbaarheid, die altoos vaster verbond dan de dienstbaarheid; zij vonden hunne rijkdommen , hunne veiligheid in de  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 7J vrucht hunner billijkheid , hunner befcheidenheid ; hieruit volgde dat de ftaat van Haaf in Rome, wel verre van een' ftaat van ijsfelijkheid te zijn , in tegendeel weinig verfchilde van dien der vrije menfchen ; zij konden zig overgeeveh aan de zachte gevoelens der Natuur, hunnen tijd verdeelen tusfchen het werk hun opgelegd en de zorg voor hunne kinderen; ontdekten hunne meesters in hun eenige zaaden van vernuft, zij poogden die aantekweeken , door hun te laaten onderwijzen in de letterkunde; verre van door hun verftand in angst te zijn, begunstigden zi3 dit zo veel mogelijk; meermaals was het loon daarvan de vrijheid - aan zo eene opvoeding zijn wij phedrus en terentius verpligt. Een dierbaar voordeel 't welk de flaaven genooten, beftond hierin , dat zij hunnen ledigen tijd mogten hefteden aan een winstgeevend beroep ; zo als de koophandel , de landbouw , of de werktuiglijke kunsten ; en als zij hierdoor in ftaat waren hunne vrijheid tekoopen werd dat nooit geweigerd; hierdoor wonnen zij vrienden, cliënten, die, burgers geworden , aan hun gehecht bleeven , en hun groote diensten beweezen: dus was ten tijde der Republiek de flavenftand; en dus behoort ook een vrij volk die geenente behandelen die van hun afhangen: hoe afkeerigermen van een willekeurig gezach zij, dies te verder moet men van dat te oefenen verwijderd weezen ; het was ook in die gelukkige dagen der Republiek toen de zeden en de billijkheid hcerschten, dat de flaaven konden vergeeten dat zij ketens droegen,  76 CE ZAAK DER NEGERSLAAVEN De billijkheid der Romeinen omtrent hunne Jlaaven, hield op met hunne vrijheid. Maar dit geluk duurde niet lang; eene willekeurige bloedige Regeering, die van een vrij cn edelmoedig volk opgevolgd zijnde , verzwaarden de meesters het juk hunnen flaaven opgelegd; hoe laager zij zeiven vernederd werden, des te meerder vernederden zij ook deeze talrijke clasfe der zamenleeving; zij waren doof zo wel voor de ftem der menscblijkheid als voor die van hun eigenbelang; zij wreekten op hunne flaaven dc ontvangene onrechtvaardigheden van een grillig boosaartig trotsch meester, hen met dezelfde wreedheid mishandelende die hen wedervoer door zulken die waanden over hunnen wil te kunnen befchikken; nu hadden zij ook in plaats van getrouwe en genegene dienaars, onverzoenbaare vijanden, die onder het juk hunner meesters fidderden, en de gelegenheid afwachtten om dat te verbrceken; deeze omwenteling in het lot der flaaven ging zelfs den geheelen val van Rome , der vrijheid, en der burgeroorlogen voor : nu waren de zwaardvechters bij de Romeinen de geliefdfle fchouwfpelen; en men heeft op hunne tooneelen tot twee duizend flaaven of krijgsgevangenen gezien , die op eenmaal den geest gaven ! het fchijnt dat zij de wreedheid verfijnd hadden, ten zelfden tijde dat zij de kunsten, die het leven aangenaam maaken, volkomen deeden worden; dit wijst het beeld des dervenden gladiator's aan; hij ftierf niet ter verdediging zijns Lands, maar om ge-  Etf DER INW00NEREN VA* GÜINEA. H noegen re geeven aan de bloedgierige vermaaken deezer tirannen der wereld. Men heeft moeite om te gelooven dat onder cato , die ftrenge berisper, die lucius deed afzetten, om dat hij de zwakheid gehad had de wreedheid eens jongen gunstclings te voldoen , door met eigene handen een' flaaf te dooden, zijne eigenen behandelde met zulk eene onteerende wreedheid, dat hij de vrouwen misbruikte, de grijsaarts van honger deed fterven; en hoe wreed moeten de Romeinen geweest zijn, daar mannen, beroemd om de zuiverheid hunner zeden, zulk een rampzalig voorbeeld gaven! zij zochten elkander in wreedheid te overtreffen, en welhaast kenden zij geene paaien meer; zij maten hunne ftraffen niet af naar de billijkheid, maar naar hunne grilligheden; en hunne flaaven, niet befchermd door de wetten, waren zo ongelukkig dat zij meest allen bezweeken; evenwel veroorzaakten zij fomwijlen aan hunne tirannen de grootfte ongerustheden , en vatteden de wapens op ter hunner vrijmakinge; en zo spartanus welgeflaagd ware, dan zouden deeze monsters op hun beurt het juk'getorscht hebben. De goede Keizers waren bedacht om het lot der flaaven te verzachten, en hoe ongelukkig zij in zig zeiven waren, hun lot veranderde echter al naar een nero , of titus een algemeen voorbeeld aan de Natie gaf.  78 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN Invloed des Christendoms op den toejland der Jlaaven. Het Euangelie, dat wetboek der liefde en weldaadigheid, dat leert, alle menfchen zijn kinderen van den zelfden god, deelen allen in dezelfde maate in zijne zorgvuldigheid; dat allen broeders zijn , allen geroepen tot dezelfde voorrechten, moest eene allergelukkigfte omwenteling in het lot der flaaven voordbrengen , hoewel het geen eene wet voorfchrijft waardoor de llavernij verboden werd ; offchoon het zig bepaalt bij eene zachte berisping, door de beginfels van zachtheid en gelijkheid die men op iedere bladzijde leest: deszelfs verlichting verdreef weldra de vooroordeelen, die de flavernij ftaande hielden; vooroordeelen geboren uit den hoogmoed , en die de onkunde geduurende zo veele eeuwen bij de hand geleid had; zij die door overtuiging den godsdienst van jesus omhelsd hadden, bloosden om zo eene magt over huns gelijken te oefenen ; zij verligtten het lot van den eenen en braken de boejens van anderen ; en wat was hier de beweegveer? dit zien wij uit de brieven der vrijmaaking , federt dien tijd gegeeven , en waarvan eenigen tot ons gekomen zijn; zij verklaaren , dat ieder die vrij gemaakt was, was vrij gemaakt: ,, pro amore Dei, pro mercede anima;" indien eenige oorzaak die vermeerderden, het was om dat men zig verzekerd hield, dat dit het eenige middel was om de gunst der Godheid te herwinnen , verftoord om dat men in flavernij gehouden had, zulken  en der inwooneren van gdinea. 79 die even als alle andere, voorwerpen waren van zijne zorg en weldaadigheid ; dus was de invloed des Euangeliums op het hart der menfchen; hoe grooter het Rijk der liefde werd uitgebreid, des te meerder fiagtoffers werden er der onderdrukkinge ontnomen; de val van den Heidenfchen Godsdienst deed de dienstbaarheid wankelen : indien zij zig in de tijden der onwetendheid herdeld heeft, hoewel onder eene andere gedaante , zo was dit haare laatde toevlugt; het leenroerig fydhema 't welk haar begunstigde, koude maar zo lang duuren als het volk blind bleef voor zijne eigene voordeden ; en zijn ondergang werd oogenbliklijk gevolgd door dien der flavernij — edele omwenteling! dierbaar gevolg van een'godsdienst wiens eerde wet liefde is, broederlijke liefde; god fprak, en zij wier droevig lot alleen door den dood kon eindigen, zijn verlost van het juk der verdrukking; zij die de wetten des oorlogs verweezen tot eene eeuwige flavernij, werden tegen andere gevangenen uitgewisfeld ; zij die geen daatkundig bedaan hadden, werden nuttige burgers ; zij die het misnoegen geduurig aanzetteden tot opdand, ftelden hunnen roem in het vergrooten der fterkte, der rijkdom dier maatfchappij die hen tot leden aannam. De dienstbaarheid der Glebe volgde de perfoonlyke op. De verwoesting der perfoonlijke dienstbaarheid, die 4e flaaven aan eenen meester verbondt, had niet  DE Z4AK DER NEGERSLAAVEN ten onrniddelijken gevolge het verval der waare fia-* vernij , die den landman vasthechtte aan den grond dien hij bebouwde: dee e nieuwe afhangelijkheid had zijn oorfprong in de Leenregeering; toen bezat ieder Baron een kleinen vrijen daat, die hij geduurig door list of krijg poogde te vergrooten. „ Alle de landen van Europa, 47) die de bloedi„ ge twisten in 't bederf dortten , en in geduurige on„ rust en fchrik hielden , waren bedekt met kastee„ len en derkten , niet tegen buitenlandsch geweld, „ maar tegen binnenlandfche beledigingen; regeering,, loosheid heerschte overal , en bragt alle die wan„ orden voord, welken de aangenaamheden des ge„ zelligen levens moesten bederven: het volk, dat „ grootst en nuttigst gedeelte des Staats, was verne„ derd tot eene waare dienstbaarheid, of werd be„ handeld als of het waarlijk in de davernij geboren „ was: de Koning,ontroofd van bijna alle zijne voor„ rechten, zondermagt om nuttige wetten te maaken „ of te doen opvolgen , konde noch de fchuldigen „ draden, noch deonfchuldigen befchermen ; de Edej, len, door geenen teugel wederhouden, verarmden „ de een den anderen door altoosduurende oorlogen, „ verdrukten hunne onderdaanen , en verneoerden „ of hoonden hunnen Souverain : om dit ongeluk ,, volte maaken, bevestigde ja heiligde de tijd dee„ ze verderflijke, door geweld ingevoerde, Leenre,, geering." Dit fydhema ontdond uit het bederf des Roomfchen Rijks, den oorlogsgeest der volken die het omkeer-  EN DER INWOONEREN VAN GCtNËA. 8ï keerden, en uit de verwoestingen die zij aanrichtten; en de grove onweetendheid waarin de Natiën, geduurende zo veele eeuwen gedompeld lagen, het wreede fanatisme, de drift tot heerfchen , die daaruit volgde , dit alles was niet gunstig om de llavernij te vernietigen: dus werd de waare flavernij algemeener, en nadeeliger dan die waaraan zij opvolgde: alle de landlieden in Europa, onderworpen aan de Glebe, hingen onmiddelbaar af van den Heer der landerijen die zij bearbeidden : deeze nieuwe llavernij was des te haatelijker daar het ongeflraft blijven der wreede mees* ters , hen aanzettede tot nieuwe misdaaden , alle zaaden van deugd bij hen uitroeide, en hunne driften boven alle beperking deed uitvliegen: men kan er over oordeelen uit het geen m. robbertson daarvan verhaalt in zijne uitmuntende hiftorie van karel den vijfden : 48) „ Een Heer , oefende toen een „ volftrekte magt over zijne flaaven; hij kon die zelfs „ zonder de minste tusfehenkomst der juftitie , met „ den dood flraffen; de meesten bleeven in het be„ zit deezes gevaarlijken rechts , niet alleen in de „ verst afgelegene tijden, toen de zeden geheel bar„ baarsch waren , maar ook nog in de twaalfde „ eeuw: na dat het rechtsgebied der meesters inge„ kort was, bleef het leven eens flaafs nog zo gering „ geacht, dat men het beneemen daarvan met eene „ kleine fom konde boeten : in den aanvang ftond „ het bun niet vrij te huwelijken; 't was eerst toen „ de zeden in Europa verzacht werden en men een „ weinig netter begon te denken , dat zij met de F  82 DE ZAAK DER NEGER5.LAAVEN „ toedemming hunner meesters hier vrijheid toe had„ den; hunne kinderen behoorden aan hunne mees„ ters, en in al dien tijd kocht men een' Haaf' als een „ duk huisraad:" de lijfeigenen werden vervolgciids gehecht aan de Glebe, en hun ftaat, verre van eenige verzachting te vinden bleef zo hurd als veracht: ontroofd van de onbetwistbaarde voorrechten dermenschheicl; vastgemaakt aan den grond dien zij bearbeidden; van meester veranderende door grilligheid of overeenkomst, konden zij niet zeggen, dit is het mijne; zij konden geene fchikkingen maaken over zig zeiven, noch zig onttrekken aan het willekeurig geweld hunner Heeren: 't is waar dat naderhand dit een weinig verzachf is : de Villain , door middel eener vaste rente, konde befchikken over de vruchten zijner naardigheid en die doen komen op zijne kinderen; maar hij zelf bleef verbonden aan de Glebe waarop hij geboren was, en hij veranderde van meesters zo als de boomen en gebouwen die daar op donden. Deeze verdrukking was niet alleen het lot der geencn die het land bewoonden cn de akkers voor hunne Heeren bebouwden : „ in de deden en dorpen, af„ hangende van eenige groote Baronnen , waar„ van zij gedwongen waren de befcherming te „ koopen, oefende men het eigendunkelijkst gezach: „ de inwooners waren ontzet van het natuurlijk en „ onvervreemdbaar recht der menschlijke foort; zij „ konden niet befchikken over de vruchten hun„ ner naarsrigbei 1, 't zij bij testament of door eeni„ ge acte in hun leven gemaakt; zij mogten geene  EN DER INWOON EREN VAN GUINÉA. 83 „ voogden over hunne minderjaarige kinderen ver„ kiezen, en waren gedwongen de vrijheid van te ,, mogen trouwen van hunne Heeren aftekoopen;„ zo zij een proces begonnen hadden, dau mogten „ zij het niet in het' vriendlijke afmaaken , om dat „ de Heer hierdoor verdoken was van uitfpraak te „ doen , een recht 't welk hij zig had toegeëigend ; „ men eischte van hun, zonder medelijden, zon„ der toegeeving, allerleie diensten die fomwijlen zo „ vernederend als bedervelijk waren: de naardigheid „ was in fommige deden gedwongen door dwaaze „ regels; in andere door onbillijke vorderingen; de ,, bekrompene en tirannifche beginzels der Militaire „ Aridocratie moest noodwendig alle naardigheid in ,, den grond bederven." 49) De Kruisvaarten vernietigen de Leenregeering. Deeze afhangelijkheid had geen anderen grond dan de onkunde des volks, en de zucht der Grooten tot overheerfching ; zij bleef des in dand , tot dat de duisterheid der middeneeuwen verdreven werden door het licht welk de Kruisvaarders ons uit het Oosten overbragten : deeze oorlogen hadden eene dubbelde uitkomst, even heilzaam voor de Vorsten als voor de volken: de Edelen, die kleine tirannen , die hunne lijfeigenen onder een ijzeren juk gebogen hielden, begeerig na roem, verkochten hunne landgoederen, om met luister te kunnen verfchijnen : de Vorsten bedienden zig van deeze gelegenheid om de Domeinen F a  84 de zaak der negerslaaven te herkoopen die zij door een inlandfchen oorlog verlöorën hadden; en dewijl geen van hun in de eerfte Kruisvaart mede hielp , ftelden hunne financiën hen in ftaat deeze aankooping te doen: hierdoor wankelde de Leenregeering; zij die het grootfte belang hadden om dezelve ftaande te houden, verkwistten hunne fchatten, en ftortten hun bloed in ver afgelegene Landen ; men verloor des dagelijks nieuwe voordeden; de orde en het recht volgden op regceringloosheid en onderdrukking; de rechten der menfchen en die des volks werden geraadpleegd; de aanfpraken der Grooten in de juiste paaien gehouden; veele ftedcn in ItaZté'n, onderricht door de Venetianen, welken haar begrippen van koophandel mededeelden , als ook van kunsten die zij in het Oosten verkreegen hadden, decdcn haar voordeel met de afwezenheid der Keizers, ter verbeteringe van haaren toeftand: de ddne fchuddede liet haar bedervende juk af, nam de Gemenebestregeering aan , maakte wetten en heiligde die door de algemeene toeftemming ; anderen kochten haare vrijheid : deeze omwenteling was zo fchiclijk , dat aan het eindigen der Kruisvaarten, alle de voornaame ftedcn in Italiën de ketens der Leenregeering gebroken hadden die haar in een' ftaat van dienstbaarheid hielden; vormden eene municipale beftuuring , wier voordeden en vrijheden dagelijks toenamen. Bij gevolg de dienstbaarheid. lodewijk de dikke , begeerig om zijne Vasfalen  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 8j te vernederen en vooral om zijne onderdaanen .te bevrijden, deed weldra zijn voordeel bier mede: hij gaf aan de groote fteden zijns Rijks fpoedig zeer uitgebreide privilegiën: deeze aanilag gelukte hem, en, geen-'tegenftandvreczende van zijne groote Baronnen, uitgeput door de Kruisvaarten, gaf bij het teken om de dienstbaarheid te vernietigen ; zijne charters waren zelfs zo gunstig voor zijn volk, dat zij in twee eeuwen in Frankrijk geheel was uitgeroeid : dit drong weldra door in de Heden in Duilschland, Keizerlijke genoemd , in Spanje cn Grootbrittannièn, met één woord in alle de landen daar de Leenregeering in kracht was. Dit beginzcl der vrijheid 't welk het lot der ftedelingeu deed veranderen , breidde zig uit tot over de landerijen: voorheen was de landbouwer vastgemaakt aan den grond waarop hij geboren was, werd daarmede verkocht of verruild: „ De vrijmakingen waren „ des te mocjelijker wijl de Vafal van een Fief, de „ prijs daarvan niet konde verminderen, ten nadee- le van den Heer die hem daarmede beleend had; „ en zonder wien de daaf geen wettig recht kreeg op „ zijrie vrijheid: het was des noodzaakelijk dat de „ acte getekend werd door den Suzerain vad wien „ de Heer bet goed ontvangen had : het was des „ ook hierom noodzaakelijk door alle de graaden „ der Leenroerigheid optcklimmen tot aan den Ko„ ning toe, die Heer Paramont was: zulk eene lan„ ge proceduure moest de invoering der vrijmaking „ zeer terug houden: de huislijke of perfbneele llaaF 3  86 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN „ ven waren meermaals hunne vrijheid en leven ver„ fchuldigd, aan de menschlijkheid of aan de wel„ daadigheid der meesters , aan wie zij in volftrek„ ten eigendom toebehoorden; maar de voorwaarde „ der Serfs aan de Glebe vastgemaakt was oneindig „ mocjelijker uittewerken:" „ dit deeden de Ko„ ningen van Fr ankrijk; eouis de stoute maak^ „ te de vrijmaking algemeen ; hij verklaarde dat „ de Natuur alle menfchen vrij gefchapen hebbende, „ en zijn Rijk bet Rijk der Franken genoemd zijn„ de, hij ook wilde dat zij allen indedaad vrij wa„ ren; en des bevel gaf dat de vrijmaaking in alle „ zijne Staatcn werd toegeftaan , op billijke en ge„ maatigde voorwaarden:" deeze weldaadige wet werd uitgevoerd ; de haatelijke onderfcheidingen tusfchen meester en flaaf weggenomen; de eigendommen begonnen in achting te komen ; het volk meer bevreedigd werd ook gelukkiger; de Edelen verboren hunne misbruikte voorrechten ; de eerlijke , dus lang verfmaade akkerlieden , werden burgers ; de vrijheid onderwees hen;zij bemoedigde hunnen arbeid; maakte hen aan hunnen nieuwen ftand waardig; het genoegzaame, de eerlijke vermaaken, vooral de perfoonlijke vrijheid verfraaide hun aanwezen ; zij werden gelukkiger , en deeze verftandige refolutie was het voorteken dier grootheid waartoe Frankrijk geklommen is. Dit was het gevolg der Christelijke zedeleer, die ons zegt, dat de zwakke als de magtige, de onkundige als de wijze, dezelfde heilige rechten en eeuwig-  EN DER TNWOONEREN VAN GUTNEA. 87 duurende voorrechten hebben; zij had van haaren aanvan- deeze dienstbaarheid of voorgekomen, of uitgeroeid, zo haare leeringen niet verblind geweest waren, aan de ééne zijde door belang en eerzucht, aan de andere zijde door de voldrekte onkunde , waarin Europa zo veele eeuwen gedompeld lag; zij die eerder de dem hunner driften dan die huns gewetens gehoor gaven, in davernij houdende hunne medemenlchen, hun gelijk door de Natuur en de gunsten van god, voelden fomwijlen wroegingen die hen aandreeven om van tijd tot tijd eenige christen flaaven vnjtemaaken • 50) maar het was eerst na dat Europa getrokken was uit die barbaarschheid die haar in de middeneeuwen geheel overdroomd had, dat men het ontwerp ter algemeene vrijmaaking vormde; en naar maate de kennis doorbrak , volgde men dit ontwerp op: halten -af het voorbeeld, Frankrijk, Duitschland en Engeland volgden weldra : 51) de Natiën in het Noorden, traager voordgangen maakende in de beoefening der kunsten en wetenfehappen, deeden niet minder voor het belang en geluk der menschheid : onderwijl komen wij tot dat tijdperk waarin alle Europafche volken de vrijheid zullen genieten: joseph H geeft haar aan zijne Hongarifche onderdaanen; dus handelt ook de Koning van Denemarken; Poolenm Rusland zullen weldra volgen; mogten, op dat deeze omwentelingalgemeen en volkomen wierd, alle de Vorsten en Souverainen van Europa , wier onderdaanen zig tot nu toe veroorloofd hebben aan Africa zijne inwooners te ontrooven, om die in hunne Coloniën tot den F 4  88 de zaak der negerslaaven ftrengften Havendienst te vernederen, eindelijk eens de gruwzaamheid deezes fnooden gedrags befeffen! mogten zij vooral het voorbeeld hunner voorgangeren navolgen, door eene wet intevoeren, eene wet voor eeuwig gedenkwaardig , waardoor alle Christenen, alle menfchen in een Christelijk Land leevende, vrij verklaard wierden; kinderen des vaderlands, befchermden door de Regeering , meesters van zig en hunne bezittingen , onderworpen aan het eenig oppergezach van god , van den Monarch, en van de wetten.  EN DER INWöONEREN VAN GUINEA. 89 TWEEDE HOOFDDEEL. Oorfprong van den Negerhandel. De ajfchaffing der Jlnvernij in Europa is weldra gevolgd door haare vastftelling in America. N aauwlijks was Europa van het juk der flavernij verlost, of, vergeetende de rampen die zij daardoor geleden had, leidde zij de ketens op aaneen volk, dat door zijne ligging fcheen te moeten bevrijd blijven van haare onrechtvaardigheden ; men hield het voor een misdaad een'Christen in flavernij te houden, maar men bezwaarde zig niet in 't minde om Afgodendienaars uit hun vaderland te fcheuren, en te doen bukken onder het geweld der fnoodfte eigendunkelijke magt; juist als of alle menfchen niet in hunne natuur gelijk waren ; juist of god het aanfchijn der menfchen aanname; juist of het genoeg'zij verlichter te weezen, om wreed, en onkundig om vervolgd te zijn; zo waar is het dat de mensch altoos zijne zedekunde plooit naar zijne driften, en zijne beginzels naar zijn belang; zo waar is het dat het misbruik 't welk hij maakt van den godsdienst, dien dikwijls tot een werktuig van wreedheid misvormt, den godsdienst die niets dan broederlijke liefde ademt.  90 DE ZAAK DER NECERSLAAVEN Oude fchrijvers die van Guinda melding gemaakt hebben. De oudfte berichten die wij van Africa hebben, leeren ons, dat na de Mahomedaanfchen godsdienst was ingevoerd in het Rijk van Marok, fommige deezer Leeraars, de woeftijnen die Guinéa daarvan affcheiden, doorgekruist hebbende, om daar bekeerelingen te maaken, Guinéa bevolkt vonden door menfchen, die, hoewel zonder kunsten , zonder gerégeld bcftuur, zonder befchaafdheid, in vrede en overvloed leefden: een Arabisch Fchrijver van de twaalfde eeuw 52) merkt aan , dat dit volk onder elkander nimmer oorloogt, nooit zijn Land verlaat om andere gewesten te overmeesteren ; maar zig bezig houdt met vee te hoeden, of hunne landen te bebouwen; j. léon, eenMoorsch autheur, zegt: „Dat zij in ge-. „ meenfchap leeven, zonder eigendom om de gierig„ heid aan te hitzen , zonder tiran om hen te 011,, dcrdrukken ; dat ieder gelijk is aan den anderen ; dat „ zij zig voeden met honig, wild, en de producten des „ Lands; hcerschzucht of begeerte was daar onbe„ kend; zij hadden noch weelde noch onrust; de „ inwooners van Marok in wapenkleeding, en uitge„ rust met degens, in hunne hand ijzerene pieken hcb„ bende, overwonnen zeer ligt een naakt niets ergs ver- moedend volk ; zij leerden deeze menfchen den „ godsdienst van mahojied , en 't gebruik van het „ tot nu toe onbekende ijzer:" zij genooten deeze overwinning niet zeer lang ; in de veertiende eeuw  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. 91 verjoeg een Neger , heli schia , de Moor en van deeze kust; maar al het voordeel 't welk zijne medeburgers daaruit ontvingen, belfond hierin, dat zij door een inlandsch meester geregeerd werden, heli schia liet zich kroonen cn breidde zijn gebied verder uit; dit nieuw geweld duurde mede niet lang, de Negers hernamen hunne oude wetten, en met dezelven hunne afkeer van den oorlog, en oorfpronglijke vrijheid, Eerfte inval der Portugeefen in Guinéa onder alonso gonzales. Zodanig was dit volk, toen eenige Portugeefen, onder het geleide van gonzales , 53) ouderftonden, agt» en-vijftig jaar vóór de ontdekking van America, de Kaap de Bojador aantedoen: deeze zeeman bereikte dit oogmerk niet dan na veele afdrijvingen door den fuellen loop der ftroomen veroorzaakt: zodra hij voet aan land zettedc ging hij bet land doorloopen, om eenige inwooners te vatten en wegtefteelen ; 't was in het jaar 1434, zes jaaren daarna, dat die zelfde Portugees op de Kust van Guinéa te rug keerde: hij viel de inborelingen aan, maakte twaalf gevangenen, en ging na zijn fchip te rug; daags daaraan zettede hij eene Negerin aan land , in de hoop dat zij haare landslieden zoude beweegcn om de gevangenen lostekoopen; des volgenden daags verfcheenen voor hem honderd vijftig man, bp paarden en kameelen gezeten, hem uitdagende om aan land te komen cn te vechten; maar hij dit" niet durvende doen, wierpen  92 DE ZAAK DER NEGERSEAAVEN de Negers een hagelbui van fleenen, en trokken af; het goed gevolg deezer zeeroverij moedigde den Portugeefen aan die te hervatten ; zij zonden op de kust van Guinéa. nieuwe vaartuigen, om de dorpen te overvallen en de inwooners gevangen te neemen; en om zig van deezen uitfluitenden handel te verzekekeren, bouwden zij het Fort de la Mina, 1481, het eerfte 't welk zij op deeze Kust hadden, en een flavenhandel met Guinéa vastftelde. gonzales , autheur van den favenhandel. Zie daar dan de zeeroverijen der Ouden hernieuwd! het allerongelukkigfte voorbeeld gaf een eenig man , en nu zullen milioenen flagtoffers vallen, onder den geesfel van hun die zijn fpoor navolgen; gonzales ! hebt gij al de fnoodheid deezer misdaad afgemeeten, toen gij eene heiligfehendende hand durfdet leggen op deeze vreedzaame inwooners, hen uit hun vaderland voerdet, en tot eene eeuwige flavernij doemdet ? voorzaagt gij de rampzalige gevolgen daarvan niet? zeide uw geweten u niet dat men uwer. naam in de hiftoriën plaatzen zoude bij die der fnoodfte fchelmen ? zo gij den weg niet gebaand had die de verwoesters van Guinéa zijn opgeloopen; zo gij hen niet gezegd had dat men daar niet dechts goud vinden,maar ook ongedraft flaaven maaken koude, mogelijk zoude America, rijk aan inwooners, thans met Europa eenen vrijen en voordecligen handel drijven; mogelijk had zij een graad van befchaafdheid gekregen  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. 93 waardoor onze roverijen agtervvaards gefchoven werden; mogelijk bloeiden daar nu de reeds met den vrede en de perfoonlijke vrijheid, kunsten en wetenfchappen, met alles wat den luister eens Staats uitmaakt; nu, helaas! is Africa het tooneel der willekeurigfte dwingelandij, der bloedigfte oorlogen , der talrijkde opligtingen ; nu beeven haare inwooners op het gezicht eens Europeaans; zij zien in hem geen befchaafd mensch maar een monster; niet een' christen maar een' fchehn; en dit alles is het werk van een eenig man! groote god!.waaraan hangt fbmwijlen het lot van geheele volken? zo de fnelle loop der rivieren die de fchuimende golven doet breeken op de rotzcn die de Kaap Bojador omringen, het fchip van gonzales had ingezwolgen ; zo deeze zeeman, langen tijd door de baa'ren geflingerd, toen hij de eerfte reis dit vermaard voorgebergte aandeedt, hier de draf voor zijne ftoutheid gevonden had, zij zouden den Negerhandel niet kennen; America zoude door vrije handen bebouwd worden even als Europa, en de jaarboeken des koophandels zouden niet bezoeteld zijn met alle de wreedheden gepleegd in Guinéa: welk een onderwerp voor de overdenkingen van u die het lot der volken in handen hebt ! en welke eene les voor hen wiens voorbeeld eene groote omwenteling kan voordbrengen!  94- DE ZAAK DFR NEGERSLAAVEN De verwoesting van America vereeuwigt den jlavenhandel. ,Het eenig beweegrad der Portugeefen die de roverijen van gonzales voordzetteden, was het voordcel 'twelk zij trokken als zij deeze gevangene Africaanen in Portugal en Span jen verkochten : 't wasechter niet dan na de ontdekking van America , en het gruwzaam bloedbad 't welk de Spanjaarden daar aanrichtten , dat de flavenhandel niet kracht werd voordgezet : America, door nooitgehoorde misdaaden ontvolkt zijnde, moestop nieuw van inwooners voorzien worden; men nam de aanbieding der Portugeefen aan; om de gevolgen van één gruwel voortckomen bedreef men duizend anderen : welk een treurig bewijs dat als bet hart ééns aan misdaaden gewoon is, niets daarvoor te ijsfelijk wordt; zij die niet fchroomden de inwooners van Mexico en Peru te vermoorden , met die van St. Domingo, om goud te hebben , vreesden ook niet Africa te verwoesten om flaaven te verkrijgen : als een mensch eene misdaad in koelen 'bloede kan begaan, dan is er geen aanflag zo heftig die hij niet zal durven onderneemen; pisana had, „ bij „ het bloed zijns Zaligmakers," gezworen, dat van geen één zijner medemenfehen te fpaaren, om zig te verrijken: deeze ééne trek fchildert zijne ziel; men moest nu alles van hem duchten: men kan.zig niet verwonderen dat hij in koelen bloede het teken geeft, om atabaliba , met alle de Prinfen die bij hem zijn, met al den Adel van Peru, en de 15,000 man die den  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 95 Keizer vergezellen te vermoorden: zo men een nieuw bewijs hebben wil, hoe ver de menschlijke bedorvenheid gaan kan, en waartoe de gouddorst den mensch kan vervoeren, dan zal van mijn onder¬ werp aftedwaalen, fprcckcn van dei cn ver* trouwden van pisana,CA i\ iL. « ai'.--berichten befchuldigd werd, » i irierhon erd menfchen vermoord te hebben, cn door zijne ballen meer dan twintig duizen Indiaanen ontzield te hebben door overgrooten arbeid. De Negerhandel was, voor dc ontvolking der nieuwe wereld eene bijzondeie zeefovcnj die niet werd aangemoedigd; maar toen ten tijde werd zij een welgeregelde handel, en gedreeven met eene voorzichtigheid waarmede men de wettigde en eerlijkde befpiegelingen zoude kunnen drijven: zonder de verwoesting deezer Landen, zouden de Portugeefen weldra eenen handel verlaaten hebben, die dies te fchandelijker voor hen was, om dat zij die alleen hielden , en des te minder voordeelig, vermids zij maar weinige flaaven konden verkoopen; maar de gierigheid der Spanjaarden gaf aan die der Portugeefen moed: 54) „ Deeze, in het jaar 1508, gemerkt hebbende dat de „ ongelukkige Indiaanen die zij in de meinen en op de „ ve,lden deeden arbeiden, niet zo flerk waren als de „ Afrikaanfche Negers , begonnen in dien tijd die ,, voor St. Domingo te vorderen, en zij gingen voord „ met die ter bearbeidinge van de fuiker te koopen:" de voordgang deezes handels was zo groot, zijne dagt-  96 de zaak der negerslaavew offers zijn zn zeer vermeerderd, vermids America inwooners rioodig heeft, dat zo men alleen 36,000 voor een middengetal neemt, van 's jaarlijks uit Guinéa gevoerde flaaven, 55) en dat multipliceert met de jaaren die federt deezen handel verloopen zijn, dan zal men met afgrijzen zien, dat de geheele fom uitmaakt een getal van bijna tien milioenen burgers , die voor hun vaderland vcrlooren zijn: maar zo men nu nog overweegt dat ieder Neger , uit America gevoerd, het leven kost van vijf anderen die op de lange togten, of door wanhoop fneuvelen; zo men nadenkt dat het vierdedeel derft in de overvaart, en zo veel in de twee eerde jaaren huns verblijfs op de eilanden, dan zal men met verontwaardiging zien, dat de gierigheid van Europa ten minsten zestig milioenen inwooners aan Africa ontroofd heeft. Engeland draalde niet lang om deezen haatelijken handel met de Portugeefen te drijven: aan het einde der regeering van eduard VI, 56) zond een genootfchap van Engelfche kooplieden een fchip na de Kust van Guinéa; en daar hunne Natie tot nog geen etablisfement in de West-Indien had, dat flaaven eischte, was het eenig oogmerk deezer expeditie om koopwaaren tegen goud, ijvoir en peper, te verruilen: Capitein windham volgde hun fpoor; hij landde te Guinéa,'m 1553, met honderd-en-veertig man, en drie fchepen, en ging voord tot Berun, om aldaar eene laading peper inteneemen. 57) Het volgende jaar deed jhon lock dezelfde reis; drong door tot del Mina, tïi bragt veel gouds en ijvoir  en der inwooneren van guinéa. q? ijvoir mede: hij roemt deszelfs inwooners, en zegt dat men, om met hun te kunnen handelen, eerlijk zijn moet, want zij willen volftrekt niet te doen hebben met zulken die hun reden tot klagten geeven: in 1555, begon g. towekson een minnelijken handel met hun: de Negers klaagden bitterlijk over de Portugeefen ; zij zeiden: „ Dit zijn booze lie„ den, zij maaken ons tot flaaven, als zij ons kun„ nen verfchalken, en dan liaan zy ons in boejens „ aan handen en voeten." De Engelfchen hielden zig niet lang bij deeze vriendlyke ruiling; maar eenige hunner zeelieden, zo bedorven als de Portugeefen , volgden weldra dit voorbeeld : die zelfde Capitein towerson verhaalt, dat geduurende zijne reis , digt bij del Mina gekomen zijnde de inwooners vreesden bij hem te komen , en dat zij hem eindelijk aanvielen : 58) hij vernam dat dit hieruit ontftond , om dat het voorgaande jaar Capitain gainsch vier Negers met al het goud dat zij hadden , geftoolen had , en dat zij dit nu kwamen wreeken: dit verhaal deed towerson beeven; hij beloofde aan deeze Africaanen hun hunne gevangenen te rug te bezorgen, of, was dit onmogelijk , de roovers te doen ftraffen ; hij hield zijn woord: het jaar daaraan kwam hij met de vier Negers te rug die hij had wedergeëischt , en werd met de grootde eerbewijzen van hunne Landgenooten ontvangen : deeze daad van geweld werd echter weldra vernieuwd : Capitein fenner op deeze. kust met drie fchepen geland zijnde, werd door de G  pg CE ZAAK DER NEGERSLAAVEN Negers aangevallen, zij kwetflen verfcheklenen hunner fcheepslierlcn , en namen er drie gevangen die zij na hunne ftad bragten : m. fenner , zond hun eene bezending om alles wat zij begeerden aantebieden, ter vn'jgeevinge deezer drie mannen; maar zij wilden niet; zeggende; dat drie weeken geleden een Engehch fchip in hunne Paragas gekomen zijnde, drie van de hunnen had medegenomen; dat zij, zo dra hij hun deeze drie lieden te rug bezorgde, ook deeze gevangenen zouden wedergeeven ; dat hij te vergeefsch aanhield om de wedergaaf, zo hij hunne vrienden niet weder bezorgde ; want zij weigerden zelfs zijne drie fchepen: Koningin elizabeth, onderricht van deeze geweldenaarij haarer onderdaanen , befloot daaraan perken te ftellen : de Ridder hawkins van zijne eerfte slfricaanfche reis te rug gekomen zijnde, betoonde deeze Vorftin haar misnoegen over het gebeurde; zij verbood een eenig Neger buiten zijne toeftemming uittevoeren , en dreigde een ftrenge ftraf den geenen die deeze wijze wet zoude overtreeden; ja fmeektc den Hemel, om, ook na dit leven, den geenen te ftraffen die deeze misdaad gepleegd had. Als voor de eerfternaal eene groote ongerechtigheid begaan wordt, dan treft zij zeer fterk het geweeten van den misdaadiger; zij boezemt het hoogde afgrijzen in aan elk die daar bericht van krijgt, en zo deezen magts genoeg hebben, dan ftellen zij die te werk om den voordgang daarvan te fluiten; maar is deeze eerfte pooging vergeefsch, het vooroordeel,  en der inwooneren van guinéa. 99 een gevaarlijken invloed , komen die zo verre dat zij het geweeten kunnen doen zwijgen , dan klimt de misdaad weldra ten hoogden top; men gewent zig aan derzelver gezicht ; zij verliest allengs iet van haare lelijkheid; de driften maakên haar dagelijks al minder haatelijk; en na dat men gefidderd ■hebbe op het eerfte denkbeeld daarvan , ziet men die eindelijk zonder aandoening verrichten; men laat die toe zonder wroeging : dit leert ons het gedrag deezer Vorftin: hoort zij dat twee haarer onderdaanen de fnoodheid der Portugeejen navolgen , terdond beeft haare groote ziel door afgrijzen; zij wil dit monster in de geboorte verflikken; zij laat den misdaadiger voor haar komen , en verbiedt onder de drengde ftraffen deeze booze handelwijs : hawkiNS onderwierp zig , maar was wel gezind deeze belofte te verbreken; zijne eerfte reis had geen ander doel dan dit flaaven opteligten en aan de Spanjaarden te verkoopen : dit verhaalt ons m. hiel , waaraan wij ook het voorige gemelde ontleend hebben: „ Hier begon het fnoode gebruik om „ de Afrikaanen tot flaaven te maaken ; eene on3, rechtvaardigheid die zo zeker het bederf zal uit„ werken van hun die daaraan fchuldig zijn , of die „ begunstigen, als er een rechtvaardig god leeft die „ de onfchuld wreekt:" Capitein hawkins fchijnt des de eerde Engelschman die deezen handel openlijk gedreeven heeft : in het jaar 156?. , geholpen door eenige ondertekenaars, rustte hij drie fchepen uit , en gehoord hebbende dat op St. Domingo de G »  IOO DE ZAAK DER NËGERsLAAVEN Negers duur verkucht werden , zeilde hij na Guinéa , greep een groot getal Negers en bragt hen na de Eilanden; verruilde die, benevens andere Engelfche waaren, tegen leer, fuiker, gember, en keerde in het jaar 1563, na eene voordeelige reis gedaan te hebben, te rug: dit voordeel was belmettelijk; want het ontgloeide de begeerte van andere fcheepsuitrusters; hawkins zelf vertrok weder, 59) den 18 October 1564, met twee fchepen na Africa; 8 December wierp hij het anker aan de zuidzijde van Kaap Verd; daar zettede hij de floep uit en zondtagtig gewapende mannen het land in , om te zien of men eenige Negers zoude kunnen opligten; maar deezen, dit oogmerk vermoedende, vloodcn met haast verder voord; zij gingen tot hunne fchepen te rug, en zeilden na het zuiden: laager aangekomen , landden zij met oogmerk om de fteden die digst aan de zee liggen te verbranden, en de inwooners gevangen te neemen; zij zagen dat het land met koorn en vruchten bedekt was, en dat de fteden regelrecht gebouwd waren : den 25den door de Portugeefen verdaande, dat daar digt bij een dorp was genoemd Uijmba, daar niet alleen veel gouds maar ook honderd en veertig inwooners te vinden waren, beflooten zij dit dorp te overvallen; dit mislukte; zij dooien alleenlijk tien Negers; zij hadden zeven dooden, en zeven-en-twintig gekwetllen; zij landen nog eens en kroegen een groot getal Negers, waar mede zij na de Spaanfthe Westindién zeilden : het zelfde werk verhaalt ook nog, dat in het jaar 1567, francois drake, voor zijne  en der INWOONEREN VAN GUlNEA. IOÏ reis rondom de waereld, Capitein hawkins op deezen togt gevolg was, na aldaar eene laading flaaven gemaakt te hebben, befloot hij die naar de Caribifche eilanden te brengen; maar hoe heeft elizabeth kunnen dulden dat men zo openbaar, zo ten vollen de wetten der gerechtigheid en van den godsdienst verkragtten ? hoe heeft zij kunnen toeftaan, ja dat meer is, kunnen bekrachtigen in haare Staaten, een' handel, waarvoor zij nog onlangs den groottien afkeer getoond had ? hoe heeft zij in het dertigfte jaar haarer regeering, dien door gefchriften kunnen wettigen ? om dat de Vorsten dikwijls de voorwerpen door glazen zien die dezelven veranderen : men had aan elizabeth de Negers voorgefteld als gevaarlijke Wilden, voor ieder die hunne Landen naderde ; voor dom, afgodisch, zonder wetten, zonder regeering, zonder zeden; de een den ander vernielende, opvreetende die geenen die den oorlog gefpaard had; men had haar hart verleid, door als eene daad van menschlievendheid voorteftellen dat men hen aan hunne woestheid ontrukte, en hen te brengen na vruchtbaare Landen, en daar te laaten leeren, onder de befcherming der wetten en der zeden: men bediende zig bij haar van den godsdienst als het beste middel om haar te overreden; men had haar geweeten getroffen door de prachtige fchilderij van de bekeering die deeze overbrenging bad uitgewerkt: zo veele zielen behouden, zo veele Wilden befchaafd, zo veele Natiën onder het vendel des Euangeliums gebragt : het geen deeze gisfmg waarfchijnelijk maakt G 3  102 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN is, dat dit het eenige was, waardoor volgends labat, lodewijk de XIII. te beweegen geweest ware , om dit toeteftaan; ,, Een voorgecving ten vollen „ ftrijdig met de wet waardoor alle de Negers zij,, ner Coloniën tot flaaven verklaard waren:" om hem hiertoe te doen befluiten, deed men hem verftaan, dat dit bevel het eenige was om de afgodendienaars te bekeeren; dit trof den Vorst, en hij gaf zijne toeftemming: evenwel dit masker van godsdienst welk de gierigheid aannam, bedroog niet ieder die de magt in handen had: de Cardinaal cibo, dén der Siaatsuüfters van den Paus, fchreef uit naam van bet collegie der Cardinaalen een' brief aan de Zendelingen van Congo, waarin hij klaagde dat het verfoejelijk misbruik van flaaven te verkoopen nog in ftand bleef, en poogde hen ovcrtehaalen om dat te doen ophouden; maar de Zendelingen antwoordden dat er weinig hoops was om daarin te flaagen, vermits de eenige koophandel daar ter plaatfe beftond in flaaven en ijvoir. Natiën die den Jlavenhandel drijven. Thans is deeze handel in de magt der Portugeefen, der Hollanders, (der Zeeuwen,) der Engelfchen, der Franfchen, en der Deenen: de Pertugeefen drecven hem lang geheel alleen; hunne onderwerping aan Spanjen, en de overmeestering der Hollanders belettede hen eenigen tijd daarin; maar zij hervatteden dien met hunne onaf bangelijkheid : van dien tijd tot 1702, hebben zij aan hunne oude meesters Zwar-  EN DER INWOONEREN VAN CUINEA. 103 ten verkocht; thans hebben zij niets meer over dan het vaste land van Angola, en eenige eilanden; de Hollanders hebben hen uit hunne meeste bezittingen verjaagd. Deeze Natie liet in 't eerst den Negcrhandel over aan hunne Westïndifche Compagnie; deeze dichtte fterktens, cn maatigde zig groote voorrechten aan ; ja beoorloogden andere volks» die deezen handel ondernamen ; dan , deeze monopolie niet voordeelig zijnde, deed zij daar afftand van; en de handel ftond alle ingezetenen der Republiek vrij , onder betaaling van 46 Liv. 16 Sols voor iedere ton die hunne fchepen bevatteden, en 3 per cento van alles wat zij uit Ameiica in Euiopa bragtcn: „ De Provincie van „ Holland neemt eeuig aandeel aan deezen fnooden „ handel , maar het is die van Zeeland die hem „ voornaamlijk drijft , de beklagenswaardige offers „ deezer wreede gierigheid, worden verdeeld in de „ bezittingen die dc vereenigde Republiek op de ei„ landen, op of de kusten van America heeft." 60) Wij hebben gezien dat de Engel/eken den handel op Guinéa begonnen in 1551, op gevaar van in de magt der Portugeefen te vallen, die voorgaven dien alleen te mogen drijven ; het was echter eerst in 1563 dat hawkins, in fpijt van het verbod der Koninginne, de Negers begon vandaar te haaien: deeze Vorstin, in een verderen tijdkring minder ftreng , duldde in 15Ü8 , één jaar na het doodvonnis over maria te hebben gegeeven, deezen handel, die zij zes-en-twintig jaar vroeger zo fcherp verboden had; toen vormG 4  104 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN de zig een Compagnie wier oogmerk was de kusten van Africa beter te leeren kennen , van Senegal, tot Gambia toe, en daar handel te drijven; zij verkreeg van de Koningin uitfluitende voorrechten, en werd in 1662 door patenten ingelijfd onder den naam van Africaanfche Compagnie; zij was de grondflag der Zuidzeefche Compagnie: langen tijd ftond zij bloot afWj de aanvallen der Portugeefen en Hollanders, die zig het voldrekt bezit daarvan aanmatigden : het was eerst bij den vrede van Breda, 1668, dat Engeland vrijheid kreeg, om daaven ter bevolking haarer Coloniën van de kust van Guinéa te haaien; deeze Compagnie hield ftand tot 1697, toen het Parlement den Negerhandel in overweging genomen hebbende , oordeelde dien voor dertien jaar vrij te laaten; ten zelfden tijde een recht van 10 per cent liggende op alle goederen geduurende dien tijd uit Africa gebragt: na dat die tijd verloopen was werd deeze Compagnie van alle haare privilegiën ontzet; maar de Regeering betaalde de onkosten der forten die zij in Africa gedicht had; en de handel werd aan ieder zonder onderfcheid opengefteld; het Parlement dond aan eenige kooplieden eene jaarlijkfche fom van 10,000 Pond derl. toe, ter onderhoud der forten, en kasteelen, gefchikt om den handel te befchermen. Sedert den vrede van 1763, heeft Engeland jaarlijks 200 fchepen na de kust van Guinéa gezonden, uitmakende 23,000 tonnen, en omtrent 8,000 koppen ; Leverpool zend bijna de helft, Londen en Biifiol de overigen: de fpeculateurs deezer drie  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. I05 fteden verkoopen een groot getal Negers die zij den Franfchen en Spanjaarden toevoeren, zo dat Engeland, ingevolge van haaren onderneemenden geest, grooter aandeel heeft in deezen handel dan alle overige Europeaanfche Natiën. Lang na dat de Franfchen Coloniën hadden in de Antilles, zag men eerst deeze Natie op de kust van Guinéa om flaaven intclaadcn; zij begon meest te bloejen toen de Oostïndifche Compagnie , 1664, tot dand kwam , en dat men in haare privilegiën ook de kusten van Africa begreepen bad: de Compagnie van Senegal volgde haar eenigen tijd daarna , in den koophandel op ; de vergunningen der laatdc als te uitgebreid zijnde werd verdeeld, en het geen men haar ontnam fchonk men aan de Guineefche Compagnie , naderhand bekend onder den naam van de Compagnie der Asfiente; 61) Frank7ijk verloor deeze laatde opkooping in 1713. philip^ pus de Vde, door dc Geallieerden tot Koning van Spanjen gemaakt zijnde, werd er tusfehen Frankrijk en Engeland vastgedeld, dat het contract: der Asfiente aan deeze zoude worden overgedraagen: in gevolge daarvan maakte zij eene nieuwe overeenkomst voor dertig jaar ; zij gaf aan de Zuidzee Compagnie het recht om 's jaarlijks aan haar te leveren 4880 Negers , op dezelfde waardij als de Franfchen die overbragten ; en zij dond toe dat men geduurende de vijf-en-twintig eerde jaaren een half recht zoude betaalen , voor die welke men boven dit getal aanbragt; dit contract is in 1748 door den vrede van Aken G 5  IOÖ DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN vernietigd, zijnde belemmerd in 1739 dl>or den oorlog deezer twee Mogenheden: thans is dc invoering in de Spaanfche Coloniën vrij, en zij wordt gedreven volgends de orders die de Planters deezer Natie geeven aan de kooplieden te Leve/pool en Londen, welken dien handel drijven: in de laatfte zitting des Parlements , toen men omtrent den Negerhandel eenige voorbereidende fchikking nam , deed een huis van Leverpool aantoonen dat het zig verbonden had om 4000 flaaven aan Spanjen te bezorgen, en door dit nieuw beflnit zeer belemmerd werd; maar deeze bijzondere opgaaven hebben niet gehinderd aan het algemeen nut 't welk men in 't oog hield. De handel der Franfchen is niet toereikende voor de coloniën ; zij moeten 's jaarlijks hebben 36,500 flaaven; en volgends den Abt rynal voert zij nimmer meerder dan 13 a 14,000 flaaven in; Engeland geeft de overigen. De handel der Deenen beduidt weinig ; zij begonnen die vóór meer dan eene eeuw, en men gaf aan eene Compagnie het uitfluitend recht; maar zij oefende dit met eene zo groote barbaarsheid dat het weldra werd afgenomen: in 1754 werd den handel voor ieder vrij gedeld, op de voorwaarde dat men zoude betaalen 12 Liv. aan de Fifcus , voor ieder Neger dien zij op de Deenfche eilanden, in America bragtën: naauwlijks beloopt dit getal 1200: Christïaamburg en Frèderïjksburg zijn de eenige,een weinig verfterkte comptoiren die de Deenen te Guinéa hebben, de anderen zijn alken Loges : dc flaaven die  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. I07 men hier koopt worden doorgaands aan vreemdelingen verkocht, vermits er geen Deenen komen om die aftehaalen.: in 1768 trok men uit Africa 104,000 flaaven; de Engelfchen voor hunne coloniën 53,000, en 6,300 voor hunne bezittingen in Noord-Ameri* ca: de Franfchen 23,5000; de Hollanders 11,300; de Portugeefen 8,700; de Deenen 1,200; en fcdert blijkt het dat het getal beloopt 100,000 Negers. Het was noodzaakelijk dat de Natiën die den 11avenhandel toeftaan, en hunne dienstbaarheid in de coloniën , door bepaalde wetten vastftclden , wat recht de meester heeft over den Haaf; maar dit bevel geheel ten voordeele der eigenaars die dit eischten, zo als wij in 't vervolg zien zullen, 62) had geen ander doelwit dan hun gczach op de volftrekte onderwerping der flaaven te vestigen : het wetboek der Zwarten, 't welk de juftitie, de politie , de ftrafoefening, en den handel bepaalt, nopens de flaaven op de Franfche eilanden , is het zachtfte van allen 't welk voor de Negers in America gemaakt is. Wij zullen in het vierde Hoofddeel zien, op welk eene wijs men zig flaaven aanfchaft, en welke koopwaaren men in ruiling geeft.  108 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN DERDE HOOFDDEEL. Befchrijving van het Land der Negers. Alen kan zig van den ftaat der Negers geen denkbeeld maaken , zonder hun Land te kennen. heeft meermaals gepoogd den flavenhandel te verdedigen door aanrevoercn dat hunne levenswijs in hun Land zo clendig is, dat men hen zeer gelukkig maakt als men hen, zelfs ten koste hunner vrijheid, van daar brengt : de zeeroverijen der Mooren bij het Noorden, de voorgewende wreedheden der Hottentotten bij het Zuiden , boezemen de nadeeligfte vooroordeelen in tegen de bewooners van Africa: men houdt de Negers onzes mcdelijdens ja zelfs onzcs aandachts onwaardig: te vergeefsch bewijst Egypte het tegendeel deezer algemeene Africaanfche woestheid: den voorigen luister deezes Koningrijks is bijna vergeetcn, en zijne voorbij zijnde glorie verduisterd door zijne tegenwoordige flavernij: dit vooroordeel onzes verftands heeft zijnen invloed ook over ons hart; wij zijn minder bewoogen door het verhaal der wreedheden die men aan de inwooners deezer Landen bedrijft, dan wij zijn zouden indien andere volken daar het voorwerp van waren : wij fchij-  EN DER IN'WOONEREN VAN GUINEA. 100 nen te denken dat zij van alle aangenaamheden des levens beroofd zijn , en zelfs van die zedelijke gevoeligheid die daaraan eenen prijs hecht ; maar hoe zal ons oordeel veranderen indien wij ben met onpartijdige oogen befcbouwen ! wij zullen zien dat hun Land overvloed heeft van alles tot het leven noodzaakelijk, als ook dat, in weêrwil des langduurigen ommegangs met de fnoodfte Europeaanen, zij nog een gedeelte hunner eerfte eenvoudigheid bewaard hebben; en dat zo zij door onverdraaglijke beledigingen niet tot wraak worden aangezet, zij even heusch, even menschlijk zijn zouden als een eenig volk in Europa: voeg bij deeze voordeden een' geest vatbaar voor vorderingen , de oefening der nuttige kunsten, een over 't algemeen gematigde Regeering, en men zal zig met weinig moeite kunnen voordellen , dat de Negers gelukkig geleefd hadden indien zij den Europeaanen onbekend gebleeven waren; of zo wij, wel verre van het recht optevatten, om hen onrechtvaardig te vernederen, ons hadden toegelegd om hen te onderrichten, en hunne vorderingen in debefchaafdheid te begunstigen; zo men hunne reden had poogen opteleiden tot die waarheden waarmede de Voorzienigheid ons als Christenen begunstigd heeft. Om deeze zaak in een helder licht te plaatzen , zal ik voor hen die belang in het lot deezer menfchen neemen , eenige berichten geeven noopens het overgroot gewest, welk zijbewoonen: hoe nader zij dit kennen, te grooter zal hunne deerenis worden omtrent millioenen van zijne ftille gelukkige bewooners, die 's jaar  IIO DE ZAAK DER NECERfLAAVEtf lijks bezwijken onder de (lagen der verrn;.jdijkfte roofzucht; alle deeze berichten zijn gehaald uit de werken van fchrijvers dies te geloofbaarder, naar maate zij langen tijd in dienst geweest zijn der Frcmfche, Engelfche, en Hollandfche Comptoiren, in Guinéa opgericht, die des gelegenheid hadden het volmaakt wèl te kennen : de voornaamftcn zijn; de brue , al- kins , smith , moor , bosman , barbos , snelgrave, adanson, busching, cuz. Algemeene verdeeling van Guinéa. Dat gedeelte van Africa, Guinéa genaamd, is het geen ons meer bijzonder aangaat, om dat men van daar de Negers brengt : het ftrekt zig uit langs den Atlantifchen Oceaan, ter lengte van bijna 1200 mijlen; het begint aan dc rivier de Senegal, gelegen op 17 graden N. L. dit is het punt naast bij Europa en N. America; van Senegal tot de rivier de Gambia , en van daar nederwaards , ten Zuiden aan Kaap de Siërra Lione, heeft de kust bijna 250 mijlen: van Siërra Lione, daalt het na'tOosten,ftrekt zig uit bijkans 500 mijlen, en bevat de landen bekend onder den naam van de Greinkust, of de Malaquetle, de IJvoirkust, of de Tandkust, de Goudkust, de Slavenkust, en het groote Rijk van Benijn: van daar neemt het zijne eerfte (trekking weder aan, is 400 mijlen groot , en vormt de Koningrijken van Congo, en Angola, daar de Negerhandel ophoudt, een handel die de groote landftreeken der Negers ontvolkt, die van de menfchen  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. III een koopwaar maakt gelijk aan alle anderen; die de flavernij tot een oorzaak maakt van geduurige oorlogen ; verre van , zo als de verdeedigers voorgeeven , dat deeze oorlog de oorzaak de flavernij is. Van het Koningrijk van Angola, tot aan de Kaap de goede Hoop, vindt men de Caffers en de Holtentotten , bij wie de verzorgers der coloniën, tot nu nog niet ondernomen hebben vuur en zwaard intebrengen. Het is wel te begrijpen dat zulk een verbaazend groot Land bevolkt moet zijn, door menfchen waarvan veelen niet anders met elkander gemeens hebben dan de kleur, en het lot 't welk wij hen toewijzen; dat zij verfcbiüen in taal, in charakter, in zeden, in regee-» ring, in godsdienst; en dat men zig van hun geen juist denkbeeld maaken kan dan door hen afzonderlijk te befchouwen: het binnende gedeelte van Africa is nimmer door geloofwaardige fchrijvers bezocht. Men vormt thans te Londen onder het opzicht van redeler banks , eene Sociëteit , Wier oogmerk is, kundige mannen derwaards te zenden , om natuurkundige en zedelijke aanmerkingen bij elkander te verzamelen , dienstig om een Land te leeren kennen, zo uittermaten groot en ons nog zo weinig bekend ; wij zullen des alleen de kusten befchrijven, cn beginnen met de noordelijkden. Kusten van Senegal. Zij zijn bevochtigd door den droom van Senegal of  112 de zaak der negerslaaven de Niger, bevaarbaar in bet midden zijns loops die meer bedraagt dan 500 mijlen: de Cataracten die aan de overzijde der rots de Felou zijn, en de Galam, hebben belet verder voordtegaan: de oevers zijn bedekt met weiden, cn zo aangcnaame als rijke velden; a. de brue , eerfte Factoor der Franfche Compagnie, die aldaar 16 jaar zijn verblijf hield, na de vruchtbaarheid der aan zee liggende ftreeken befchreeven te hebben, voegt er bij: hoe hooger men den droom opgaat dies te grooter is deeze vruchtbaarheid, en dies te bebouwder het land: men ziet hier Indiaansen koorn, peulvruchten , ooft , groote weiden vervuld met groot en klein vee, en gevogelte; de dorpen zijn als gezaaid aan de rivier; de bevolking is llerk; hier, kort gezegd, toont alles overvloed en geluk: de vaartuigen die meer dan negen voet diep gaan , kunnen den mond der Rivier niet doorkomen, maar blijven digt daar bij op een zeer goeden grond: men brengt hen hun Cargafoen van "t Fort Sr. Louis, gelegen op een digt aangrenzend klein eiland : zij laaden gommen , cn omtrent 1800 Negers: de gommen komen van den linker oever der Rivier, en de daaven van den tegenoverliggenden, het eenig ftuk lauds dat bevolkt is,federt de Maroccaanfche tirannen tot dus verre hun gebied hebben uitgeftrekt. De Gambia. Dezelfde fchrijver, in zijn verhaal der reis die hij deed op de Rivier de Gambia, wier mond 100 mijlen ten  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. II3 ten zuiden der Senegal ligt, en die, een mijl breed zijnde, vaartuigen draagt van 150 tonnen, tot 180, mijlen landwaards , zegt: „ Ik ftond verbaasd over ,, de volkrijkheid en welbebouwdheid deezes landsj" naauwlijks vond hij een' grond een mijl groot onbebouwd : de Cantons zijn verdeeld door canaalen, en bezaaid met rijst; de heuvels bezet met Mats, Millet en allerleic foort van boomen; de inwooners hebben langs deeze canaalen aardene dijkjes geplaatst om het water te ftuiten; de osfen zijn 'er zeer uitmuntend, bet gevogelte overvloedig, en, als alles wat men tot levens onderhoud behoeft, 63) zeer laag in prijs; hij zegt ook dat inborelingen in 't algemeen goed en eerlijk zijn, zeer ligt te winnen door zachtheid en voorkomenheid. francis mo0re , door Engeland in 1730 afgezonden in dienst der Africaanfche Compagnie na het Fort St. James, om de rivier de Gambia, alwaar al de fchepen die flaaven haaien ftil houden , en alwaar hij vijf jaar gewoond heeft, bevestigt het geen m. de brue van den rijkdom des Lands verhaalt: william smit(h, door dezelfde Compagnie gebruikt, in 1726, om infpectie te neemen van haar etablisfement in Guinéa, zegt ook, dat het Land aan deeze rivieï aangenaam en rijk in producten is. Guinéa bevat veele moerasfen door den regen veroorzaakt , die in October en April vallen en mocjelijk afloopen; de dampen daarvan zijn den Europeaanen zeer nadeelig, daar aangekomen om goud te zoeken en 'er veelal den dood ontmoeten: maar men zou die H  Ü4 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN gema'-.lijk kunnen opdroogen en dit zoude zelfs het natuurlijk gevolg der talrijke bevolking zijn : de inborelingen zijn gewoon aan de landlucht, die zij ook nog zuiveren door bij iedere woonftede des nachts groote vuureu aanteleggen: in het regenfaifoen gaan zij zelden uit, en zo al, dan wrijven zij hun geheele lijf met palmolie, die hun vel verzacht en , de poren toellukende , minder aandoenlijk maakt voor de ruwheid der lucht. De landftreeken gelegen tusfehen de Gambia en de Senegal worden meest bewoond door drie Negernatiën s de Jalofs, de Toulis, en de Mandingos; de Jalofs, eertijds genoemd, Oualofs, of Tolofs, beflaan het middenfte gedeelte des lands: de Toulis, Toules, of Peus, bewoonen de boorden der Senegal , die hier eilanden maakt: veelen deezer inwooners zijn vermengd met de Mandingos, die de beide oevers der Gambia bevolken. De Jalofs^ Het Koningrijk der Jalofs is met eene wijsheid beftuurd , waarvan men , na de vooroordeelen tegen de Negers opgevat, zig bezwaarelijk een denkbeeld kan maken: 64) dc Koning heeft verfcheidene Miniders, die met hem het gebied verdeden; de groote Jerafo , hoofd des Gerichts, reist van tijd tot tijd door het Land, om de klagten der onderdaanen te hooren en te bedisfen: de Theforier des Kofiings, doet dezelfde reizen, en de Gouverneurs der  EN DER INWOONERÈN VAN CUÏNEA. HJ fteden en dorpen doen aan hem rekenfchap van hun gedrag; de Kondi, of Onderkoning verzeil den Opperrichter op zijne reis, 't zij om de zaaken te hooren, of infpecdie te neemen van de Alkadis of eerfte Magiftraaten der dorpen : de Vorst kiest altoos voor Raadslieden de oudlten der onderdaanen, en voor Richters de verftandigften en die het'meest ondervinding hebben. De Jalofs zijn zwarter, en welgemaakter dan de gebuur-volken; zij zijn vlug, fterk, minzaam en befchaafd; fchoott eenigen laag, wraakzuchtig, en in den handel bedriegers zijn, en liever willen fteelen dan nuttig werk doen, elkander verkoopende: zij zijn deeze ondeugden verpligt aan de Europeaanen : het voorbeeld werkt zeer fterk op den mensch; en hij die de gelukkigfte inborst heeft, verliest weldra zijne zeden, indien hij in een maatfchappij leeft, daar de deugd veracht, en de gewoonte de ondeugd geheiligd heeft. De TouliSi Zij bewoonen de beide oevers der Senegal; hun land heeft 196 mijlen van het oosten na het westen; hun verw is geelachtig en heeft eenige gelijkheid met die der Mooren, wier land aan het hunne ten Noorden ftoot: zij arbeiden veel, bebouwen niet oplettendheid Millet, koorn, catoen, tabak, erwten, En voeden groote kudden: de geiten en fchaapen zijn uitneemend goed, de osfen zijn vet, en hunne huiden zijn zeef gezocht: de Toulis zijn minzaam, zacht* H i  I lö DE ZAAK DER NEGERSLAAVËK aartig, naarstig: zij hebben een levendig vernuft en befchaafdheid in hunne zeden; en zo zij meer naardigheid hadden dan zouden zij uit hun eigen land producten kunnen trekken , om eenen voordeeligen koophandel met de Europeaanen aantegaan: zij zijn bekwaame liefhebbers van de jagt, en beminnen de muziek ; de eerde lieden onder ben maaken er zig eene eer uit, op het een of ander indrument te kunnen fpeelen: de drift tot het danfen hebben zij gelijk met alle Negers; na geheele dagen in den zwaarden arbeid of op de jagt vermoeid te zijn geworden , kiezen zij boven de rust den dans; hunne vrouwen zijn niet groot , maar fchoon, welgemaakt en van eene tedere gedeldheid : de coquetterie is baar niet onbekend; zij hebben zo wel haare modes als onze petites-maitrejfes; de meesten hebben levendig vernuft, zachte zeden , een minzaam voorkomen, en , zo men vader labat gelooft, zijn zij zo bekwaam als eene eenige vrouw ter wereld om met de zwakheid der mannen haar voordeel te doen. 65) Strenge navolgers van de Mahomedaanfche wet, drinken zij meest altoos fuikerwater, zonder wijn of brandewijn te proeven: het is niet moejelijk hen te regecren, om dat zij zo vreedzaam en, in 't geen zij moeten weeten, zo wel onderweezen zijn, dat indien één hunner een misdaad bedrijft, de overigen hem haaten en niemand hem befchermt; zij vinden geen behaagen in hunne akkers uittezetten , maar vergenoegen zig met het noodwendige; zij hebben zulk eenen afkeer voor de llavernij , dat indien één hun-  EN DER INWOONEREN VAN GCINEA. H7 ner daartoe veroordeeld wordt, de overigen zig verbinden om hem vrijtekoopen: de flaaven die men vandaar brengt zijn ook weinig in getal; zij neemen nog grooter zorg voor de ouden en de zwakken; zelden worden zij toornig, en onderhouden wederzijdsch heilig hunne vcrpligtingen. De Mandingos. Dit volk is het aanmerkelijkfte van deeze kust, en zeer veclen hunner zijn verdeeld in de landen waarvan ik fpreek : zij hebben den geheelen koophandel van dit gewest in hunne handen; zij breiden dien in de bijgelegene Koningrijken uit, en niet minder gehecht aan de wet van mahomed dan aan de rijkdommen , ftellen zij er eene eer in om zo wel kooplieden als zendelingen te zijn: zij zijn, volgends de brue , vrienden der vreemdelingen, getrouw aan hunne beloften , gefchikt voor allerleie kunsten en wetenfehappen: zij bebouwen met oplettendheid hunne landerijen , en fokken groote kudden: iedere Had heeft een' Gouverneur die groot gezach oefent; iedere gemeente heeft twee velden voor allen gemeen, het ddne is beplant met rijst het andere met koorn; de Alkadi bepaalt den arbeid des volks; de mannen kweeken het koorn, de vrouwen de rijst, en dewijl zij even veel arbeiden wordt de oogst in gelijke deelen verdeeld; heeft iemand niet genoeg, de overigen geeven vrijwillig van het hunne: de Alkadis beflisfen ook de verfchillen, en hebben de eerfte ftem in de Magiftraatsbeftuuring. H 3  ï*8 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEtI De meeste Mandingos die de Salem bewoonen, en die men vindt, de Senegal opgaande, kunnen leezen, en fchrijven in het Arabisch; zij zijn heusch, vriendelijk , werkzaam, gastvrij, en hebben met het inwendig gedeelte van Africa eenen voordeeligen handel: dit Land is zeer bevolkt, 't zij om dat de vrouwen ongemeen vruchtbaar zijn , of om dat men in dit Land geen een flaaf maakt, en alleen zulken verkoopt die zig aan eene misdaad misgreepcn hebben: de overvloed der inwooneren is ook zo groot, dat men meermaals Coloniën in verfcheidene oorden van Africa heeft moeten uitzenden; dit is de oorzaak der Mandingos , de Galam, de Bambuch en meer andere plaatzen : 66) dit volk bidt driemaal daags: ieder dorp heeft een*' Priester die het zijnen pligt herinnert: het is zo verbaazend als dichtend te zien met welk eene zedigheid , aandacht en eerbied, zij den eerdienst bijwoonen: jobson vroeg aan een'Priester: „Wat is het oogmerk „ deezer gebeden enplegtigheden?" hij antwoordde: „ ik eer god door mij voor Hem te buigen ; deeze „ daad van vernedering is eene bekentenis mijner af-, „ hangelijkheid , en hierdoor beweeg ik het opperde „ Wezen om mijne misdagen te vergeeten, mij all' ,, wat goed en noodig is, te geeven; kort gezegd, om „ mij van het kwaad te ontheffen:" die zelfde fchrijver fpreekt ook met veel lofs van deeze Negerpriesters, vooral van hunne maatigheid; zij winnen hun bedaan met fchool te houden voor kinderen; dit niet alleen, zij doorreizen het land om te prediken en te onderwijzen ; zij hebben overal vrijen toe-  en der invvooneren van glunea. ho gang, zelfs in de gewesten die met elkander in oor*, log zijn. Deeze drie door mij befchrevene volken hebben verfcheidene kunstenaars; zo als, die in metaal arbeiden, pottebakkers, zadelmaakers en weevers; de eerHen maaken niet alleen bijlen, mesfen, fikkels enz., maar zij werken ook zeer net in goud en zilver: hunne pottebakkers maaken zeer aartige pijpen , en vatwerk om in te kooken : de linnens, vooral bij óc Jalofs, maaken hunnen voornaamften handel uit; de vrouwen (pinnen en maaken doffen van zeer fijn katoen, die blaauw of zwart geverwd worden: de dukken zijn doorgaands een-en-twintig (Franfcht) ellen, en agt duim breed, zijnde hunne weefgetouwen zeer (mal: zo zij eene breede doffe noodig hebben, hechten zij deeze"drooken bijzonder net aan één. Wij zijn aan m. adanson, lid der Koninglijke Academie te Parijs , de natuurlijke en wijsgeerige aanmerkingen over het Land , 't welk door de Senegal en de Gambia befpoeld wordt, verfcbuldigd; deeze berichten zijn zeer belangrijk: van de groote hitte bij Senegal fpreekende , zegt hij, dat die gedeeltelijk de oorzaak is der vruchtbaarheid deezes Lands, die zo verbazend is, dat men met zeer weinig arbeid alle foorten van graan en vruchten wint; hij zegt ook van den grond bij de Gambia, dat hij rijk en vruchtbaar is ; dat hij zonder bijna eenige bebouwing, ja van zelfs, alles opgeeft wat tot levensonderhoud noodig is ; dat alles tot volkomen, H 4  Ï2C CE ZAAK DER NEGERSLAAVEM heid komt , en in zijne foort volmaakt is : iets 't welk hem altoos verbaasd heeft, was, de verwonderlijke fchiclijkheid waarmede de boomen het zap 't welk zij 's jaarlijks verliezen herwinnen : bij zijne aankomst ftonden alle de boomen bladerloos , vermits de fpringhaanen derzelver bladen, vruchten, ja zelfs de knoppen hadden afgevreeten; maar hoe groot was zijne verbaasdheid toen hij zag dat zij , vier dagen daarna, met nieuwe bladen bedekt ftonden , zonder dat zij hem toefcheenen veel geleden te hebben ! het was toen het jaargetij der visfchen, zij naderden met geheele masfas de kust; eenige deezer masfas hadden vier honderd vierkante voeten , en de visfchen waren zo gedrongen dat zij over elkander tuimelden, geene ruimte hebbende om te zwemmen : zodra de Negers die zagen , fprongen zij in den ftroom; in de édne hand hielden zij een kom, en met de andere roeiden zij zig voord; zij hebben alleen deeze kom te doen daalen, en zijn verzekerd die dan vol visch te fcheppen. m. adanson fchildert ons ook de liggingen des lands, en het charakter des volks: aan welken kant hij ook zijne oogen floeg, hij zag in dit heerlijk land de afbeelding der volmaakte Natuur: eene aangenaame eenzaamheid aan alle zijden ingeflotcn door de fchoonfte landfchappcn; landlijken toeftand ; hutten in de digtfte boomen, de overvloed, en de gerustheid der Negers, die in de fchaduw hunner digt bebladerde boomen zaten, de eenvoudigheid huns optoois, die hunner zeden, alles herriep in zijnen geest  EN DER INWOONEREN VAN GU1NEA. 121 het denkbeeld onzer eerfte ouders; beeldde hem de wereld af in haaren eerften ftaat: hij voegt er bij, dat de Negers doorgaands goedaartig , gezellig en verpligtend zijn: hij was niet minder ingenomen met de wijs waarop zij hem ontvingen, en zag dat meu zeer veel moet aftrekken van de vernaaien die hij geleezen had over de woestheid des Aj'ricaanfchen charakters: hij vondt zo wel bij de Negers als bij de Moor en eene groote menschlijkheid, en zeer gezellige zeden; 't welk hem de hoop ingaf van zeer wèl te zullen flaagen in zijne nafpeuringen, en volkomen veilig te zijn; kort gezegd , m. adanson vermaakte zig bijzonder met de gefprekken der Negers, hunne zamenfpraken, aartige vertellingen diez-ij, volgends hun gebruik , bij beurten aanvingen :als hij van de opmerkingen der Negers fpreekt, met opzicht tot de fterren en de planeetcn , geeft hij zijne verwondering te kennen, om dat zo een ruw en weinig onderricht volk , zo omftandig fpreeken konde over deeze hemelfche lichaamen: hij voegt er bij: „ Hadden zij inftrumenten, en eenige „ leiding, zij zouden groote fterrekundigenworden." Sierra-Leona. Deeze kust is niet minder vruchtbaar als de voorige: het land is bedekt met rijst, en Millet die zig dermaate vermeerderen dat ddne maat vier-en-tagtig maaten geeft : het brengt ook limoenen , bananes , mamot en peper voord: men vindt hier geheele bosfchen van limoen- en palm-boomen, waaruit de Negers H 5  Ï22 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN wijn maaken: hier zijn ook geheele groote kudden, en veelvuldige wilde dieren, gevogelte, en de aapen zijn er zo talrijk dat zij het land in geheele troepen doorloopen: de Vloed de Sierra-Leona, of de Mifomba vormt verfcheidene eilanden; ouder anderen dat van St. Andries, 't welk drie mijlen in den omtrek heeft: de Engelfchen hebben hier eene fraaje plantagie , waarop men met voordeel katoen en indigo teelt; middenmaatige vaartuigen kunnen tot op 80 mijlen van zijnen mond opvaarcn; de Zuidoever is bedekt met groote boomen; zij is overal vischrijk: de bewooners deezer oevers zijn fchoon van geftalte, vlug, fterk, moedig, zachtzinnig; zij zijn maatig en drinken, uit vrees van dronken te zullen werden, weinig brandewijn; zij hebben meer verftand dan de andere Negers in Guinéa; 7.1'} leeren zeer ligt het geen men hun vertoont; de meeste fpreeken Portugeesch, fommigen ook Engelsch en Fransch: iedere woonftede heeft een zaal of openbaar huis, waarin men de meisjes om te keren danfen heenen zendt, onder het opzicht van den oudftcn edelman des lands : als zij een jaar in de fchool geweest zijn brengt hij haar op de groote plaats der ftad, of van het dorp; daar danfen en zingen zij, en toonen aan de vergaderde inwooners welke vorderingen zij gemaakt hebben : is er een ongetrouwd jongman , dan kiest hij die welke hem 't meest behaagt, zonder het minste achttegecven op geboorte of rijkdom : dc minnaar heeft zodra zig niet verklaard, of hij gaat door voor getrouwd, op de voorwaarde dat hij in ftaat zij eenige gefchenken  en der inwoon eren van guinea. 12$ te geeven aan de ouders van het meisje, of aan haaren ouden leermeester. Deeze landdreek is over 't algemeen zo vruchtbaar , dat de Europeaanen daar de fchoonfte etablisfementen zouden kunnen oprichten, door fuikeren katoen te kwecken, en de indigo, met een gevolg waarvan men geen denkbeeld heeft; dit hebben de Engelfchen ondernomen en daar eene Colonie gezonden j zij hebben hierin des te beter gekoozen, orn dat de lucht, volgends labat , hier uitmuntend is , en de vreemdelingen voor veele kwaadaartige ziekten bevrijd blijven , die zo gemeen als doodlijk zijn in Guinéa: men vindt hier ook het fchoonfte Ajricaansch ijvoir; het is zuiver zonder (patten en van eene verblindende witheid, 't geen nog fterker de gezondheid der lucht en de weligheid van den grond aanduidt: de Negers brengen hier goud, maar men weet niet waar zij het van daan haaien: de (lavenhandel is hier niet groot; dezelvebedaat in eenige krijgsgevangenen, cn zulke misdaadigers die ter dood zijn veroordeeld , maar die men ftraft met eene eeuwige uitbanning, Ik zal niets melden van het eiland van Scherbro, het land der Qiwja bij Kaap Monte , en de hecle kust die Sierra-Leona volgt, vermits wij daar overal het zelfde vinden; ik ga over tot de Greinkust, of de Malaguetta, en de IJvoirkust. De Grein- en de Tvoir-kust. De eerde begint aan de rivier Reo-fejlo , en  12 + DE ZAAK DER NEGERSEAAVEN ftrekt zig uit tot aan de overzijde van de Kaap Palmes; zij heeft haaren naam van de lange peper die daar groeit, en heeft met de IJvoirkust de lengte van bijna 150 mijlen : doorgaands is de grond vruchtbaar ; zij draagt rijst en vruchten in overvloed: de indigo en het katoen zonder bearbeiding, en zo de tabak beter behandeld werd, zoude zij uitmuntend zijn: de vischrijkheid is groot, de troepen talrijk, en het geboomte is met vruchten beladen : de koophandel is hier voordeelig; maar hij zou het nog meer zijn zo men de vriendfchap der inborelingen wist te verkrijgen : men zegt dat zij wreed, woest, en menfcheneeters zijn; dat zij de Europeaanen aan land lokken, door voortegeeven met hun te zullen handelen, hen dan dooden en opeeten; maar fchrijvers van de grootfte geloofwaardigheid, bevestigen het tegendeel; die zeggen: „Deeze menfchen zijn eerlijk, gevoelig, vreed,, zaam , en zijn ook naarstig: " men vindt hier veele Portugeefen die met de inborelingen vereenigd zijn, en zo zwart geworden als zij zeiven ; zij zijn over 't algemeen zeer geacht; en als zij in hun moederland komen ontvangt men hen als burgers , om bij deeze inborelingen een fteun te behouden : men zal niet langer over dit ftrijdig bericht verwonderd zijn, als men bedenkt, dat hoe ook genegen om de vreemdelingen, met wie zij gaarne handelen, heusch te ontvangen , de Europeaanen hen zo veele onrechtvaardigheden aandoen , dat zij daardoor befchroomd en achterdochtig moeten worden: hieraan is toetefchrijven het Hecht onthaal 't welk eenige zeelieden ontvangen  EN DER 1NW00NEREN VAN GÜINEA. 125 hebben, die met hun wilden handelen, en hen niets misdaan hadden : dewijl de Europeaanen hier geene etablisfementen hebben , zo geeven de fchepen die handelen willen het teken, en de inwooners komen terftond in hunne kano's met ijvoir, ftofgöud, enz., de Hechte foort der kooplieden hebben fomwijlen'onderftaan hen met hunne koopwaaren wegteneemen en zo lang te houden tot dat het losgeld door, hunne landslieden betaald was : fommige reizigers verzekeren, dat, federt de Europeaanen hen dus verraderlijk behandeld hebben, het wantrouwcu der Negers zo groot is , dat het zeer mocjelijk is hen te beweegen op de fchepen te komen,uit vrees van daar te zullen gehouden worden; waagen zij dit, het is tog altoos met fchroom 5 en zodra zij gewapende matroozen zien, haasten zij zig naar hunne kanó's terug, en winnen den oever; 67) y, william smith verhaalt dat hij een' Bootsman heeft zien vasthouden, uit weérwraak om dat zijne landslieden eenigen deihunnen hadden opgeligt : deeze fchending van het recht der volken is maar te algemeen, vooral bij de zeeroovers van Leverpool en Briftol: jean snoek aangehaald door bosman, 68) verhaalt, dat hij het land zijnde ingegaan, na langen tijd aan den oever gewacht te hebben, eenige Negers hem ontmoetten; hij vroeg waarom zij niet aan boord kwamen? zij antwoordden, dat voor twee maanden, de matroozen van twee groote Engelfche fchepen, het land verwoest en hunne kano's vernield, hunne huizen geplunderd en veele hunner vrienden geftolen hadden;  Il6 DÉ ZAAK DER NEGERSLAAVEN de overige inwooners gedwongen hebbende te vlugtcn in het binnenfte des lands, alwaar nog eenigen verfchoolen waren; als hij hun vroeg of zij veelmaalen in oorlog met hunne nabuuren waren, antwoordden zij dat niets zo zeldzaam was ; en dat als zij verfchilden, zij dan beter vonden dit in 't vriendlijke dan met de wapens te bellisfen ; hij voegt er bij: £ De inwooners zijn beleefd en goedaartig; zij zijn „ zo afkeerig van dronkenfchap, dat de wet eene „ openlijke flraf dreigt aan iemand die zo veel drank i, gebruikt heeft dat hij daardoor zijne reden verliest: „ zij hebben des weinig begeerte na de Europeaan„ fche Liqueurs; zij ftellen vast dat deeze de menfchen of de gezondheid of het verftand benadee„ len, hen domheid en een vroegen dood veroorzaafi ken: zij hebben denkbeeld van den landbouw en „ koophandel;" 69) volgends m. de manhais verkoopt men hier geene flaaven dan misdaaders van Staat, offchoon het land fterk bevolkt zij; hierom hebben de Europeaanen ook geene*etablisfementen op deeze kusten: en ook, hoewel in verfcheidene Koningrijken verdeeld, hebben zij zelden oorlog; 't welk de reden is , zegt m. smith, dat de negotie hier niet zo goed is als op de Goud-.of op de Slaaven-kust, alwaar de Europeaanen voor lange tijden vastigheden hadden t deeze getuigenisfen toonen ten klaarften j dat de verbintenis der Europeaanen met de Negers en hunne etablisfementen op de kusten, het verkoopen tm menfchen levendig houden.  en der inw00nerën van goinea. 12? Goudkust. De Goud- eri Slaaven-kust ftooten aan dLen der Yvoir- en Tand-kust: hij is 160 mijlen lang; de belluuring, de voordbrengzels, de zeden deezer twee landen hebben weinig ondericheid. Hier hebben de Europeaanen de meeste Forten en Comptoiren; en de inboreliugeu , meer bekend met hunne zeden en hunnen koophandel, zijn ook altoos gereed om het groot getal hunner fchepen , die daar met dat oogmerk aankomen , van flaaven te voorzien : alle reizigers komen daarin overéén dat dit gedeelte van Guinéa bij alle uitneemendheid vruchtbaar en aangenaam is : ëosman , eerfte Factor der Hollanders op Del Mina, fpreekende van het landfchap de Axim, gelegen bij den aanvang van de Goudkust, zegt, dat over 't algemeen de inwooners rijk zijn, en met de Europeaanen een grooten handel drijven in ftofgoud ; dat zij zig toeleggen op het visfchen of het aankweeken van rijst, die hier in overvloed groeit, en die men na de geheele Kust verzeudt: als hij van het land van Ante fpreekt, zegt hij: men ziet in dit land, zo als aan de geheele Goudkust, hoog geboomte op de bergen; de daalen zijn breed en brengen zeer goede rijst , millet , aardappelen , maïs, fuikerriet, ingames , de beste olie, zeer beroemde palmwijn, kokosnooten, ananasfen , en oranje appels voord:" 70) de grond geeft aan zijne bebouwers rijke oogsten , veele huisdieren en wild; maar de rampzalige oorlogen die' men hier heeft-  I2Ü de zaak der negerslaaven om daardoor flaaven te verkrijgen, heeft het grootfte deel zijner inwooners weggenomen : men zou die beletten kunnen als men hier etablisfementen cn plautagiën aanlegde , die zeker al zo vruchtbaar en voordeeliger zouden zijn als die in America. Zo is het ook met het land van Tetu, eertijds zo bevolkt en zo magtig dat het een billijke vrees in de bijliggende Natiën verwekte, en zo uitgeput door de voordduurende oorlogen dat er geen volks genoeg is om dit land, het welk in vruchtbaarheid met dat van Ante te vergelijken is te bebouwen: bosman verhaalt, dat hij dit land, vóór de oorlog het verwoest had, doorwandelende, het vervuld vondt met welgebouwde fteden, vol inwooners, die zig allen, zonder onderfcheid, bezig hielden of met jaagen, olij uittepersfen, of wijn uit de palmboomen te trekken. william smith geeft het zelfde bericht van de Goudkust, en voegt er bij dat dit Land, het welk aan del Mina en Kaap Corfe ftoot , even vruchtbaar , even fchoon, even rijk in voordbrengzels is.; en dat bij de Slavenkust dit heerelijk vruchtbaar land alle planten heeft die onder de verzengde lucht (treek groejen kunnen ; iïarbos zegt dit insgelijks; en astley, in zijne verzameling der reizen, voegt hier bij, dat het volk in het midden des lands in vreede leven, over 't algemeen genomen goed zijn, beleefd , en gierig op het (torten van bloed, indien de wraak hen hiertoe niet aandrijft; dat de visfeherij, na den koophandel, het meest geacht is , en dat men meer lieden vindt die zig hiermede bezig hou-  EN DER INWOQNEREN VAN GOINEA. 120 houden dan met alle andere kostwinningen zamen genomen; het grootde getal van visfchers is te Commendo , del Mina, en Cormantin : alle daag, uitgenomen de woensdag , die geheiligd is aan de Féthühes, (Godheden des Lands,) vertrekken er uit deeze fteden bij de 800 kano's, lang 12, of 14 voet, op 3 of 4 voet breedte , met twee Negers, de ddne om te roejen , de andere om te visfchen; zij zijn wèl voorzien van netten en angels; zij gaan 1 mijlen ver in zee , en hebben bij zig een houwer, brood, water, en vuur op een grooten Heen, indien de honger hen dringt om visch te kooken; zij vertoeven tot den middag, dan wordt de zeewind koel, en zij kecren wèl voorzien te rug, om hunnen visch aan de meer landwaards gelegene volken te verkoopen , die ten dien einde op de markten komen. 71) Met land rondom Akra, alwaar de Esigdfchen en, Hollanders ieder eene vesting hebben, is overheerlijk: deeze plaats drijft met de inwooners des binnenden gewests derken handel, vooral in daaven, die meest allen van zeer verre gebragt worden; men zegt dat het niet zeldzaam is ddn of twee Maleiers in deeze kudden van flaaven te vinden , offchoon Malakka op eenen grooten afftand van de Goudkust ligt; men onderkent die gemaklijk uit de overigen door hunnen koperkleur , en lang zwart hair. 1  I30 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEH De Slaavenkust. Zij is niet minder vruchtbaar dan de Goudkust, en bevat de Koningrijken van Koto , Popo, Juida, en Ardra, die aan elkander grenzen, en al den flaavenhandel drijven: ik zal alleen Juida en Whidah befchrijven. Hut Koningrijk van Juida. Het wekt met reden de verwondering van alle reizigers Op ; SMETH , BOSMAN , SNELGRAVE , getuigen dat het een der verrukkelijkfte gewesten der wereld is: het vrolijk groen der weiden , de talrijke groupen van geboomte, die in boschjes geplaatst fehijnen; weldoorbouwde landerijen, afgedeeld door laanen en fmalle weegjes, veele dorpen, dit alles maakt een des te fchooner doorzicht, om dat dit land een prachtig breed amphitheater vormt , dat bijna onmerkbaar opklimt, en waarop het oog tot aan de zee weiden kan: het zou een waar afbeeldzel der Elifeefche velden zijn , indien een gewest daar men de vrijheid der menfchen te koop fielt, dien tijtel konde verdienen. Dc Negers van Juida zijn zeer arbeidzaam , zij bebouwen tot den ingelloten grond hunner dorpen, ja hunner huizen toe ; hunne werkzaamheid is zo groot dat zij op den dag van den oogst weder beginnen te zaajen , zonder den grond een oogenblik ledig te laaten; zij maaken des in dén jaar verfchei-  EN DER INW00NEREN VAN GOINEA. 131 dene oogden; dc boorden der grachten, derhagen des ingeflotenen gronds zijn bezet met meloenen en peulvruchten; en om tog geen grond te verliezen zijn hunne groote wegen alleen enge wandelpaden: hunne wijs om het land te bebouwen is doorgaands deeze: zij openen fpoorsgcwijs den grond ; de dauw die zig daarin verzamelt,en dg zon die de kanten verwarmt, verhaasten den groei hunner planten en zaaden veel meer dan in platte landen. Offchoon dit Rijk maar 15 mijlen lang en o breed zij, zo is het evenwel verdeeld in 26 Provinciën, of Gouvernementen; deeze kleinen Staat is verdeeld tusfchen de Grooten des lands, en blijft crvelijk in hunne gedachten: dc Koning is niets dan hun hoofd, cn woont te JaU of te Xavier : de geheele oord is zo bevolkt en zo opgevuld met dorpen, dat het eene groote dad gelijkt, die in wijken en tuinen verdeeld is. Voortijds hadden alleen de Hollanders en Engelfchen daar den geheelen handel, maar dc Franfchen vrijheid gekregen hebbende om een vesting te bouwen , komen daar thans allerleie Natiën, en dit heeft den prijs der daaven verhoogd: dit volk is het befchaafdde van geheel Guinéa: de minderen hebben grooten eerbied voor hunne Opperden, de vrouwen voor haare mannen , de kinderen voor hunne ouders : lieden van gelijken daat elkander begroetende vallen op de knieën en klappen in de handen, dan wenfehen zij elkander alles goeds; dit herhaalen zij zo dikwijls zij elkander ontmoeten: dé mannen bouI 2  I32 DE ZAAK DER NEGERS!AAVEN wen het land , de vrouwen (pinnen of weeven katoen; zij kenden.den oorlog niet, anders hadden zij door hunne volkrijkheid zig beter verdedigd tegen den Koning van Dahomai , die hen zonder moeite onder het juk bragt. Alle vier dagen is er eene groote marktte Jabi, en een andere in de Provincie Aplogn: deeze markten zijn zo bezocht, dat men daar doorgaands 5, of 6000 kooplieden zamen vindt : ieder koopman , ieder koopwaar heeft zijne vaste plaats; de kooper mag zo veel afdingen als hij wil, doch zonder geweld te maaken, en zonder te bedriegen: om de orde te bewaaren, noemt de Koning een Rechter, die met vier gewapende officiers de markt doorzien, dc klagten hooren en fpoedig uitfpraak doen; hij mag den oproermaaker of den dief voor (laaf verkoopen: hier verkoopt men mannen, vrouwen, kinderen, groot en klein, vee, allerleie gevogelte, aapen , allerlcie foort van Europifche , Afiatiatifclie en Afiicaanfclie goederen, voor eenen maatigen prijs: die des lands bcftaan in ftoffen door de vrouwen gemaakt, matten, korven , kruiken , calabasfen , fchotcls en koppen van kout, rood en blaauw papier, malagnette, zout, olie, palmboomen,, enz. de mannen verkoopen flaaven, de vrouwen de koopgoederen: onze bekwaamde kooplieden kunnen bij deeze behendige Negerinnen lesfen krijgen, zo wel in het verkoopen als in het tellen en rekenen : dit Rijk levert alle maand 1000 flaaven op de markt: de inwooners zijn verhit op het fpel; na hun geld en goederen verfpeeld te hebben.  en der inwooneren van gwnea. 133 •zijn zij in ftaat om hunne vrouwen en kinderen te verfpeelen , en niet optehouden dan voor zij ook zig zeiven hebben opgezet en laaten verkoopen, door hem die gewonnen heeft. De Goud- en Slaaven-kust zijn verdeeld in veele diftriften, fbmmigen zijn een Hoofd of Koning onderworpen , anderen vormen gemeenebesten, beftuurd door dc voornaamden des lands, Caboceros genaamd: die, volgends bosman , Burgervaders zijn , aan wie is opgelegd zorg te draagen voor de woondeden hen aanbevolen? maar federt de komst der Europeaanen is deeze regeering veel veranderd: de dood of flavernij is de draf voor overfpcl en moord: de diefftal wordt geboet door eene fom overeenkomdig met het gedolene. Deinkomden van eenigen deezer Koningen zijn verbazend groot: de Koning van Juida ontvangt een tol van alles wat op zijne markt gekocht of in zijn land ingevoerd wordt; de impost op de flaaven alleen, die uit zijne ftaaten gebragt worden, bedraagt fomwijlen 500,000 Liv. 's jaarlijks. Deeze Negers hebben een onduidelijk denkbeeld van een eenig god die alles gefchapen heeft , en waaraan zij het beloonen en draden toekennen; zij belijden dat hij meerder waardig is gediend te worden dan de Fétiches die Hij gefchapen heeft, hoewel zij die aanbidden ; maar Hem bidden zij niet aan: deeze groote god , zeggen zij, is te zeer boven hen verheven dan dat Hij zig met hun zoude bemoejen ; Hij heeft het beduur over de wereld den I 3  134 de zaak der negerslaaven Fétiches, die Ondergoden zijn, oyergelaaten; bij hun moeten zij zig vervoegen : zij die overdenken zien deeze dooling, maar zij durven niet in 't openbaar daar tegen doen, uit vrees voor het gemeene volk; zij zeggen : indien de blanken gelukkiger zijn, dat komt om dat die den god des hemels aanbidden, en dc Negers den Duivel, een boosaartig, magtig, gevaarlijk wezen: zij hebben eenig denkbeeld van een toekomenden ftaat, en hebben een openbaare oifcrhandc voor hunne groote Fétiches: ieder Dorp heeft een hem toebchoorend bosch: ieder bijzonder man 'heeft ook zijn kleine Fétiches, de meesten zijn van klei , om dat het gemaklijk is daaraan allerleie gedaanten te geeven. Hoe arm de inwooners van Guinéa doorgaands zijn, vindt men er geene bedelaars, dit hebbe men toctefchrijven aan de hoofden die voor het onderhoud moeten zorgen van allen hun aanbevolen, derwijze dat ieder zijn brood met arbeiden winnen kan: eenigen trekken in de fmederijën blaasbalken; anderen persfen olie uit de palmboomen ; wrijven verwen om hunne matten te kleuren, of verkoopen levensmiddelen op de markten : zo een Neger ziet dat hij door zig zeiven niet bedaan kan, verbindt hij zig voor eene fomme gelds aan eenen meester, die voor zijn onderhoud moet zorgen, onder voorwaarde dat hij eenige niet mocjelijke bezigheden zal doen; bij voorbeeld zijn' meester befchermen, of op de akkers te helpen arbeiden. 72)  ■ EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. I35 Het Koningrijk van Benin. Bij het Rijk van Juida liggen eenige kleine Staatcn zo als, Koto, groot en klein Popo, Ar dra, enz. allen aan de Slaavenkust; zij worden geregeerd door Koningen die bijna dezelfde gebruiken hebben als die van Juida, doch hun grootlte bron van winst is rooverij en llaavenhandel. Het Koningrijk van Benin floot aan de Slavenkust ; het heeft omtrent 60 mijlen kust , van het Koningrijk van Ar dra tot aan den Equator , niaar het ftrekt zig land waards zo verre uit dat men het voor het magtigfte van Guinéa houdt: de grond is dezelfde als die der befchrevene landen; de inwooners zijn goed van inborst, oprecht, eerlijk, in ftaat om de reden gehoor te geeven, als men zig ter hunner overtuiginge van goede middelen bedient; zij beledigen noeft vreemden noch landsgenooten; dit bericht doet ons m. smith : geeft men het een gefchenk zij geeven het dubbeld weder; vraagt men hen iets ter leen, zelden weigeren zij dit; maar met geweld of hardheid kan men niets van hun verkrijgen : zij zijn behendig in hunne zaaken, en zeer gehecht aan hunne oude gewoonten; zij behandelen alle Europeaanen met beleefdheid, uitgenomen de Portugeefen, van wie zij hoogst afkeerig zijn; zij beminnen de Hollanders, en handelen met hun ter goeder trouwe; want bosman zegt, dat, hij zig verpligt ziende hen tot het volgende jaar te vertrouwen, zijne landslieI 4  lïfÖ DE ZAAK DER NEGERSXAAVEN den gerust konden zijn, dat zij eerlijk en ten vollen betaald zouden worden. • Dieverij, moord en overfpel worden hier [breng geftraft; Barbos getuigt, dat zo men een man en vrouw, van welk aanzien ook, betrapt, zij terdond gedood cn hunne ligehaamen ten roof aan de wilde beesten gegeeven wordt: de drengheid deezer wet 73) verwijdert hen van deeze misdaad , zo dat het zelden voorvalt dat zij zig daaraan fehuldig maaken : alle de daaven die hier verkocht of in 't land dienstbaar worden zijn vreemde mansperfoonen; of zo een inboreling om eene misdaad tot flaaf verkocht wordt, is het verboden hem te vervoeren: de vrijheid is het natuurlijk voorrecht der ingeborenen, waaraan de Koning nimmer roeren mag : ieder mensch noemt zig daaf van den Staat; maar dit eischt van hun niets meerder dan het geen vrije volken verfchuldigd zijn omtrent hunnen Vorst en Vaderland; dc vrouwen, in geheel Africa vernederd zijn alleen uitgezonderd van dit voorrecht der mannen; zij kunnen verkocht en vervoerd werden zo de man dit wil: 74) hunne deden worden beduurd door Officiers die in burgerlijke zaaken uitfpraak doen ; maar de criminele worden gezonden voor den Koning, die zijn verblijf houdt in de dad Oedo, of van groot Bern ; zij is gelegen in een aangenaam dal , omfchadtiwd door de allerfchoonde boomen ; haar omtrek met het paleis bedraagt bijna 6 mijlen; 75) zij heeft 30 draaten, de meesten zijn 120 voet breed, en gaan regelrecht van de ééne poort tot de andere ; eene daarvan is een  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. I37 mijl lang, zonder de voordeden te rekenen, en van eene ongemeene breedte: de poorten zijn Hechts van hout, maar behalven eene gedadige wacht, zijn zij verfterkt met aardene bolwerken: de vrouwen zijn bier zo zindelijk dat zij, even als in Holland, alle daag alle onreinighcden van voor haare huizen wegveegen , die alle regelrecht gebouwd zijn: de markten zijn veelvuldig, en leveren alle daag katoen, beesten, ijvoir, en Europifche koopwaaren : iedere waar heeft bijzondere wijken : de netheid is overal even groot : deeze groote ftad is verdeeld in veele wijken; ieder door een' Regent beftuurd, Koning dier ftraat genoemd; hij moet voor de rust en het recht zorg draagen. De regeering der Fétiches is te Benin zo als aan alle voorige kusten ingevoerd: nijendal verhaalt dat de inwooners alles wat een weinig vreemd fchijnt voor zo veele Godheden houden, zelfs tot bekkeneelen en geraamtens van dooden ; maar zij befchouwen die echter voor Ondergodheden, middelaars tusfchen hen en den voornaamden God, waarvan zij een weinig minder grof denken: zij gelooven dat Hij onftoffelijk en almagtig is ; en in de bewustheid dat Hij geen ligchaam heeft, zo vinden zij het belachelijk hem af te willen beelden; zij zeggen dat Hij de Schepper is van hemel cn aarde, en dat Hij de wereld met de diepfte wijsheid beftuurt; zij noemen Hem Orisfa; maar dewijl Hij noodzaakelijk goed moet .zijn, zeggen zij is het ounoodig Hem te vereeren, daar in tegendeel de Duivel, een kwaade geest zijnI 5  1^8 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN de, die hun kan bederven , gediend en bevredigd moet worden door gebeden en offerhanden: alle hunne wooniugen zijn zo opgepropt met Fétiches dat er naauwlijks eenige ruimte voor iet anders overblijft: deeze afgoden hebben ook bijzondere altaaren waarop zij fomwijlen offeren : de inwooners van Benin zijn bijgeloovig; zij gelooven aanfpooken, en hebben toveraars en bezweerders ; de Hoogepriester wendt voor zeer ervaaren te zijn in de Magie; zij hebben ook fommige plegtighedcu door welken zij de fchuldigen en onfchuldigcn willen opzoeken, indien de daad niet klaar beweezcn is. De Koning van Benin is, volgends dapper , zo vermogend, dat hij in dén' dag 20,000 man op de been kan brengen; en een weinig meer tijds is toereikend om 100,000 in 't veld te doen komen; daardoor is hij bij tzijne nabuuren en onderdaanen in achting. In dit Rijk is eene groote dad Donni of Boni genaamd, vier mijlen van zee aan het oosten der rivier Bandi, en ingefloten in moerasfen: de inwooners gelooven in een opperst Wezen , maar dewijl zij te gering zijn om Hem godsdienstige eer te bewijzen , bidden zij een Hagadis aan , genoemd Guano, groot als een mans been, en wiens flaart in een punt uitloopt; zodanigen loopen er veelen door de dad cn het volk heeft de grootde eerbied voor hen; de rivier de Bandi is vervuld met haaien; zij omfingelen fomwijlen de fchepen die daar komen om flaaven intelaaden; zij verdokken met de grootde graagte de  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. I39 doode Hchaamen der Negers die men in zee werpt: de matroozen worden een weinig buiten de dad begraaven, in een zandachtigen grond, en dewijl men hen even onder den grond legt , zo veroorzaaken de verrotte uitwaafemingen dikwijls groote nadeelen voor de gezondheid. De koophandel der dad bedaat in ijvoir , palmolie, die men in plaats van boter gebruikt, maar vooral in flaaven; want dien handel is hier flerker dan op eenige andere plaats van Guinéa: de Engelfchen koopen hier alle jaar 8,000 flaaven : het oud en nieuw Calbar of Kalabar, wordt ook veel door de Engelfchen bezocht: het water is hier flecht, defchipbreuken veelvuldig, en fomwijlen derft de heelc equipagie door de bedorvenheid des klimaats; maar dit heeft de gierige flaavenkoopers niet afgefchrikt om ia deeze Parages te komen : de Franfchen volgen en vinden er ook den dood. De oevers van de Rivier de Gabon, die recht onder dc Linie ligt, levert ook veele flaaven; bet land is ongemeen vruchtbaar, maar de moerasfen maaken het ongezond: de Engelfchen koopen hier bijna alle de flaaven, die de cdne van de andere maakt: de kleine Natiën die hier woonen zijn altoos in oorlog en vuurig genegen om elkander uitteroejen. Dewijl hier geene markten zijn, zijn zij verpligt om meerder dan 50 mijlen in dc moerasfen doortedringen, die alles aanfteken: de flaaven van Benin , Calabri, en Gabon, zijn veel minder dan die zij el-  140 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN ders opkoopen: de Engelfchen verkoopen hen ook weder aan andere Natiën. Het Koningrijk van Loango, en van Congo. De zuidelijke Koningrijken alwaar men flaaven koopt, zijn Loango, Congo, Angola en Benguela; zij zijn omtrent 330 mijlen van het Noorden tot liet Zuiden, en 230 van het Westen ten Oosten: veele der inwooners noemen zig Christenen; de Portugeefen hebben daar dien eerdienst ingefteld: nu nog bezitten zij het Land van Angola, en Benguela. De grond in het Rijk van Loango is zo vruchtbaar , dat hij , welbebouwd zijnde , drie oogden 's jaars oplevert: hij brengt veele foorten van graanen, Indiaansch koorn, mamoc, tabak, cochenille, fuikerriet, peper, en zo veel rijst voord, dat het alles bijna geene waarde heeft ; insgelijks vruchten , palmolie, erwten, boonen , enz. de Negers roeren de aarde om met breede holle troffels: hier vindt men ook de Melombos uit wiens dam men een aangenaam vocht perst, "t welk men voor wijn gebruikt : van zijne takken maakt men duigen, en latten voor de timmerlieden ; zijne bladen bedekken de huizen, en zijn voor de zwaarde regens ondoordringbaar; zijn bewerkte fchors wordt eene bekleedende dof voor de inwooners; het volk , Bramas genoemd , hebben de befnijdenis, zo als de meeste inwooners van Guinéa; de mannen zijn groot, derk,  en der inwooneren van guinea. I4I beleefd, maat zedeloos, en zeer bijgcloovig; hunne beelden heeten Mohosfos; ieder mag de zijnen maaken , maar de Priesters moeten ben deeze kunst keren: deeze vormingen duurt veele dagen, en gaat vcrzekl van de gekfte plegtigheden. De vrouwen doen het vcrachtelijkfte werk ; zij moeten de akkers des Konings bezaajen en bearbeiden ; terwijl de mannen eeten houden zij zig agteraf en moeten genoegen neemen met het geen deeze overlaaten ; zo zij binnen komen moeten de vrouwen zig nederbuigen; zij fpreeken met hun op de kniën liggende: alle kinderen worden hier blank geboren, twee dagen daaraan worden zij zwart; evenwel eenige Negers blijven blank; men maakt hen tot 's Konings toveraars , bij wien zij mogen nederzitten ; men acht hen hoog; op de markten mogen zij alles wat hun behaagt medcuccmcn; hunne oogen zijn grijs, hunne hairen blond, of roodachtig, hun kleur als die van een lijk ; hun gezicht is des daags zwak, des nachts is het fterk, vooral in de maanefchijn; zij zijn fterk maar zeer lui; zij gaan voor in alle godsdienstplegtigheden: zij gelijken na de twee Aibinos, in de Alphen gevonden, cn befchrevcn door m. de saussure. Daar is een wet die op doodftraf verbiedt den Koning te zien eeten , en die wet ftrekt zig uit tot over de dieren ; hij drinkt in gezelfehap, maar zo dra hij zijnen beker opheft, buigen allen die bij hem zijn zig neder; men mag niets, door hem gebruikt, aanraaken; alles wat van zijn tafel komt wordt be-  142 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN graaven : men gelooft dat hij eene fchel heeft die de dieven dwingt het geftolene weder te geeven: als hij op zijnen troon zit, plaatzen de dwergen zig voor hem en keeren hem den rug toe : deeze dwergen hebben zeer groote koppen, en om hen nog afzichtelijker te maaken, kleeden zij die in beestevellen: de Koning heeft groote legers, maar zonder krijgsorde. St. Salvador , hoofdftad van Congo , ligt op 50 mijlen van zee, op eenen hoogen berg, wiens top een vlakte van 10 mijlen in den omtrek heeft , wèl bebouwd, cn met zo veele dorpen vervuld dat men daarin 100.000 menfchen plaatst: het veld daar om gelegen is uitnemend vruchtbaar in allerleie graanen, en het heerclijkfte gras; de boomen zijn altoos groen, de lucht frisch en gezond, hierom koozen de Koningen daar hunne verblijfplaats. De burgers der fteden zijn kooplieden; zij die op het land woonen bebouwen het, cn fokken kudden aan; zij die aan de rivieren woonen leeven van de visfeherij, anderen van het inzamelen der wijn van Tombi, anderen van het weeven van ftofTen ; doorgaands zijn zij vreedzaam, toonen eenige kundigheden , en ontvangen de vreemdelingen heusch : hun ommegang is vriendelijk, eerlijk, redelijk. De Koning van Congo is een Despotiek Vorst, maar hij heefteen' Raad van 10, of 11 oude mannen : hij zendt in iedere Provincie, een' Rechter met zijn gezach bekleed om uitfpraak te doen over de burgerlijke verfchillen: hunne eenige regel is hunne grilligheid en het gebruik : hunne vonnis fen gaan  EN DER 1NW0ONEREN VAN GUINEA. I43 niet boven geldboeten of gevangenisfen: de Koning is de eenige Rechter in zwaare criminecle zaaken: hij is onder den Koning van Portugal, zonder van hem aftchangen : Congo heeft een zeer fchoon klimaat, dag en nacht zijn hier bijna aan elkander gelijk; in den winter vallen er zwaare en geweldige regens in groote druppels; de rivieren treeden dan uit hunne oevers, de landen zijn overftroomd ; in den zomer is de lucht altoos helder ; men zegt dat de grond twee oogden in 't jaar uitlevert : vrouwen, met hunne kinderen op den rug, bearbeiden het land: het land zelf is vervuld met rijke bergftoffen, en viervoetige dieren; men vüidt hier een oneindig onderfcheid van gevogelte. Het Koningrijk van Angola en Benguela. Angola is niet minder vruchtbaar dan dc reeds befchrevene Rijken; het is door veele rivieren doorvloeid; men vindt hier veel vee, en alles wat men tot een aangenaam leven noodig heeft: dapper verhaalt dat deeze Koningen niets mogen aanraaken van het geen uit Europa komt, dan dc metalen, de wapens , ijvoir en houtwerk , misfchien om daardoor zig niet overtegeeven aan de geestrijke dranken, en een voorbeeld te zijn voor hunne onderdaanen; maar zij zijn te despotick dan dat zij eenigen invloed op het volk kunnen hebben: over St. Paul de Loanda, hoofdftad deezes Rijks is een eiland, bijzonder  144 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN aangenaam door zijne ligging en muuren ; de Portugeefen hebben hier lusthuizen. De lucht van Benguela is zo gevaarlijk, en geeft iet zo befmettelijks aan de heerlijkfte voedzels , dat de vreemdelingen, die bij hunne aankomst daarvan gebruik maaken, den dood, of ten minsten de gevaarlijkfte ziekten eeten: men waarfchuwt doorgaands aan de reizigers niet aan de rivier 'te gaan, of van het water te drinken dat hier een dik drabbig grondfap gelijkt: men ziet hoe gevaarlijk deeze lucht voor de blanken is; want allen die hier woonen fchijnen wandelende lijken ; hunne Item is zwak en beevend, en hunne inademing moejelijk en als afgebroken. Daar is in dit Rijk eene ijsfelijke gewoonte : de vrouwen in affpraak met hunne mannen, gebruiken alle de ftreeken haarer Sexe om andere mannen in haare armen te brengen ; dan leveren zij hen aan haare mannen, die hen vangen en verkoopen , zonder dat hier over eenig onderzoek gcfchiedt. De voornaamfte handel der Europeaanen beftaat in flaaven; fommigen komen diep uit het land, anderen zijn tot flavernij veroordeeld door waare of voorgewende misdaaden; de anderen zijn de voorbrengzels des oorlogs of des bijzonderen roofs: de Portugeefen hebben bijna den geheelen handel aan de kust; zij eindigt aan Kaap Negro, op 16 graadcn Zuider breedte. Dit is het algemeen denkbeeld 't welk geloofwaar- di-  EN DEK INWOONEREN VAN GUINÉA. I4J dige reizigers ons geeven van het land van Guinéa en het charakter zijner inwooneren: om deeze befchrijving aangenaamer te maaken had ik daarin kunnen Ipreeken over hunnen godsdienst , regeering , gebruiken en zeden van ieder volk; dit zoude veel van die drooge eenzelvigheid welke hierin is , vergoed hebben, maar dit behoorde niet tot mijn onderwerp ; ik zou een geheel boek gefchreeven en niets gedaan hebben voor de zaak die ik bepleit; hierom heb ik van dit alles geene melding gemaakt; mijn oogmerk is dit, en dit alleen, aantetoonen, dat Guinéa zeer vruchtbaar is en dat zijne inwooners zo gelukkig zijn kunnen als een eenig volk op den aardbodem; hoe veel hulps verkrijg ik hierdoor niet in de vernietiging des flavenhandels en trapsgewijze vrijmaking te verdedigen! dit zien reeds alle menfchen die weeten hoe veel een genoegzaam onderhoud, in den boezem des vaderlands, kan toebrengen tot het geluk van enkelde perfoonen. Gevolgen der voorgaande aanmerkingent L Dat Guinéa, hoe barbaarsch men het ook afmaale, evenwel zichtbaare vorderingen tot de befchaafdheid gemaakt heeft; dat men hier goede regeeringsvormen, wijze wetten, kunsten die zig volmaaken door ze te vergelijken, natuurlijke trek voor den arbeid , verftand in den koophandel, vindt; vooral die K  I46 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEüï naarstigheid welke den landbouw voordeelig maakt, zo ook de visfcherij , en de vruchtbaarheid des gronds; 't is waar, dat, zo men deeze Natiën vergelijkt met de Europeaan/dien , dan Haan zij nog verre achterwaards; maar hebben wij niet in 't begin deezer eeuwe gezien, dat een volk, misfchien even woest, onder de aandrijving eens grooten mans zig heeft beginnen te befchaaven ? de vorderingen der Negers zullen langzaamer zijn, maar niets belet ons te hoopen dat zij eens eindelijk tot dezelfde volkomenheid geraaken zullen, II. Dat de Negers,verre van een zo beestachtig,dom, ondeugend volk te zijn als men hen affchildert, vriendelijk, aandoenelijk, openhartig zijn; dat zij de vreemdelingen met die heuschheid ontvangen die de Natuur leert, en die eene voor hen rampzalige ondervinding alleen uitroejen kan: het is waar dat hunne verkecring met de Europeaanen deeze braave hoedanigheden zeer verzwakt heeft: men vindt nu nog in hun die zaaden der deugden, waarvan de dichters ons de afbeelding geeven als zij ons de eerfte tijden befchrijven, en die, verre van nog onder ons te beftaan , uit alle Landen die wij bezoeken verdwijnen: laaten wij des niet langer roemen op onze meerderheid , en zo wij deeze dwaasheid blijven volgen , laaten wij dan eens zien in welk een' ftaat Afia3 Africa en America zig bevonden, vóór wij aldaar zijn  EN DER INWOONEREN VAN CUINEA. 147 aangeland, en wat zij thans zijn; dit zal onze oogen openenen. III. Dat dit volk de vrede bemint, en dat, indien zij nu altoos oorlogen, dit ontftaan is om dat wij hen onze gierigheid, en overige driften hebben ingegeeven: vóór wij onze beuzelingen verwisfelden tegen hunne landlieden, was dit land zeer bevolkt; de akkerbouw was het werk der onderdaanen, en het bewaaren der orde dat hunner hoofden : wij hebben hunne Koningen fchitterende kleinigheden aangeboden , op dat zij ons krijgsgevangenen, of misdaadigers overleverden ; terdond kwam er oorlog , en vond men misdaaders: de aankomst van een Europeaansch fchip is het teken geworden tot den ftrijd en den moord; dit volk verkrijgt geen rust, dan wanneer Europa, verfcheurd door binnenlandfche twisten, afzien moet van een' handel die zo wel haar tot fchande als Guinéa ten bederve ftrekt. IV. Dat, verre van de Negers ccn grooten dienst te doen, (zo als men fchaamteloos voorgeeft,) wij hen uit hun vaderland fcheuren ; alwaar , bijna zonder arbeid, alles in overvloed gr. tod ge¬ brek lijdt , en dat met het oogmerk om hen overtebrengen in een vreemd f.and , daar dc irrengfte flavernij en een allczwnarltc arbeid op hen wachten ; maar hiervan zal ik omfrandiger fprcckei). K 2  143 DE ZAAK DER NEGERSLAAYEDÏ V. Dat, eindelijk, deeze Landen, tot nu toe het tooneel onzer barbaarschheid veel meer dan onzer naardigheid, bronnen worden kunnen van eenen eerlijken rijkdom voor geheel Europa, indien zij het vertrouwen der ingezetenen weeten te winnen door een deugdzaam, getrouw, minzaam gedrag; daar is geene foort van landbouw die men hier niet kan oefenen ; de moerasfen kunnen door den landbouw opgedroogd worden ; de fuiker, de indigo, de koffij, de katoen, groejen hier even goed als in de Americaanfche eilanden; de Negers zullen ongedwongen hieraan medehelpen; digter bij hun vaderland , ontlast van de overgroote uitgaven befteed aan den flavenhandel , zullen de Europeaanen , bevrijd van de gevaaren eener lange reistogt, die hier etablisfementen oprichten, allerleie koopwaaren in minder prijs ontvangen, en zig door die aantekweeken verrijken: mogt deeze heilzaame omwenteling weldra aanlichten, en Africa wreeken van alle de gruwelen aan hun gepleegd door de onrechtvaardigheden van de inwooners der eilanden!  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 149 VIERDE HOOFDDEEL. De wijs waarop men zig Jlaaven in Africa bezorgt. De bedrijven die ik tot nu toe heb voorgefteld, zonder vreemd te zijn aan mijn onderwerp , zijn echter alleenlijk eene voorbereiding tot die welken dit en het volgende Hoofddeel zullen behelzen: nu zal ik voortaan op den weg mijns onderzoeks , niets ontmoeten dan tooneelen, ingericht om de gevoelige ziel van elk eerlijk mensch te verfcheuren ; en die hunne uitvoerders door fchaamte moeten doen bloozen: ik heb moed van nooden om mij hier binnen de perken, den hiftoriefchrijver afgepaald, te houden, cn om de uitdrukkingen mijner fmartlijke gevoeligheid te verzenden tot het tweede Deel; maar mijn verbaal zal misfchien door zijne eenvoudigheid zeiven dieper treffen; hoe minder fieraaden der welfpreekendheid het heeft, dies te meerder zal het op elk menschJijk hart indrukken maaken; en ook de veelvuldige wreedheden der Europeaanen fpreekcn meer ten voordeele haarer flagtoffers dan alle de trekken der edelfte kunst van wèlzeggen ; hier des te onnoodiger, om dat de waarheid in zulke zaaken het allerbest ter overtuiginge gefchikt is. K 3  I50 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN De flavernij is geenzins de gewoone jlaat der Negers in hun vaderland: Integendeel zij genieten aldaar even dezelfde vrijheid als de bijzondere Europeaanen, en men kan hen daar niet van berooven dan door de tirannij der Vorsten of de verraaderij van bijzondere perfoonen: wij hebben in 't algemeen over dit groote gewest zeer valfche of onvolkomene berichten; als ook omtrent de wijze waarop men flaaven krijgt om na America te voeren; het zelfde vooroordeel 't welk zij hebben nopens hunnen landbouw, regeering, menschlijkheid, verblindt ons ook omtrent de barbaarsheden die onze landslieden daar dagelijks pleegen: men zegt ons dat een gedeelte der flaaven die men van daar brengt, verkocht zijn door hunne ouders cn bloedvrienden, en dat de andere krijgsgevangenen zijn die hun leven door de flavernij behouden : het eerfte geval heeft nimmer beftaan; bet tweede, hoewel dikwijls aanwezig , is niet te verfchoonen , om dat de flavcnhandel veel meer de grond dan het gevolg deezer geduurigc oorlogen is, zo als ik zal aantoonen. De Negers verkoopen hunne kinderen niet: Dit kunnen wij ter eere der menschlijke natuur bevestigen , als ook dat de Ajricaanen voor hunne kinderen eene liefde hebben, gelijk aan de onze voor onze kinderen. Deeze ontfchuldiging der Negers is in het zede-  EN DER INWOONEREN VAN GDINEA. I5I lijke een allergelukkigst ftuk: ik behoef hier niet te zeggen dat de meeste berichten nopens dit gedeelte van Africa en deszelfs inwooners , ons gegeeven zijn door reizigers die belang hadden , op de eene of andere wijs, ten minsten bij den flavenhandcl, en dus om de waarheid voor ons te bedekken: en even- ? wel moeten zij toeftaan dat de Negers hunne kinderen met drift beminnen : astley , in de verzameling zijner Reizen (Vol. II. pag. 269) zegt: ,, De „ Negers van de Noordkust van Guinéa beminnen „ hunne kinderen vuurig, en draagen alle zorg voor „ hen;" bosman , pag. 340. „ Veele Hollanden „ gelooven dat de Negers hnnne kinderen verkoo„ pen , de mannen hunne vrouwen , de broeders „ hunne broeders; dit is onwaar; dit gebeurt nooit „ dan om eene groote misdaad:" hierin ftemt ook barbot , pag. 326; en de Ridder sloane in zijne inleiding der hiftorie van Jamaica, van de Negers fpreekende, zegt: „"Men gelooft meestal dat „ zij hunne kinderen haaten en daarom ook ver„ koopen aan de vreemdelingen ; maar dit is zo 11 niet; want de Guinéafche Negers in verfcheidene „ kapiteinerijen verdeeld, gelijk de Indiaanen, heb„ ben geduurig oorlogen, en behalven hen die in „ 't gevecht fneuvelen, heeft men veele krijgsgevange„ nen die men in 't leven houdt en hier voor flaa„ ven verkoopt : maar de Negers van dit eiland , „ offchoon hunne kinderen voor altijd flaaven zijn, „ hebben zo veel liefde voor hen, dat geen mees„ ter een kind tot flaaf durft verkoopen, of verre K 4  IJ2 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN „ vervoeren, zonder een waakzaam oog te hebben „ op den vader, uit vrees dat die zig zal verhan9» gen." Zo eenige onmenschlijke vaders daartoe gekomen zijn om hunne kinderen uit gierigheid of uit eene groote noodzaakelijkbeid te verkoopen, deeze voorbeelden zijn zo zeldzaam, dat men ter goeder trouwe daar geen gebruik van kan maaken, om dit te bewijzen : hoe komt het dan dat fommige reizigers in deeze dwaaling gedort zijn? de Neger die in de landen omzwerft om kinderen te fleelen, laat dezelven, om de wreedheid en 't geweld door hem gepleegd te bedekken, doorgaan voor zijne eigene kinderen, om zig hierdoor te beveiligen: het geen deeze dwaaling duurzaam maakt, is dat de koopman der daaven, op de markt komende, zegt: „ Ik breng u hier mijn' }, zoon;" het zelfdandige woord zoon en Jlaaf zijn woorden van dezelfde betekenis in de Guinéfche taal; deeze duisterheid vindt men in verfcheidene taaien; het zelfde woord dat in het Grieksch, Latijnsch en Hebreeuwsch betekent, zoon, of jongeling, (jongen,) beduidt ook bediende: men neemt dit ook wel in hetFransch zo op: de Europeaanen, hierdoor misleid , hebben geloofd dat de Ajricaan zijne eigene kinderen verkoopt, waarop de rechten van Guinéa hem het volle gezach geeven, en dat zij daarom het zelfde recht hebben om hen te koopen. Maar om mijne Lezers hier omtrent alle mogelijke zekerheid te geeven, en alle de duisterheden te doen opklaaren, waar onder de begeerte na rijkdom  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. I53 zig bedekt, zal ik hen aantoonen waarvan zij zig bedienen om flaaven te krijgen; ik zal niets aannaaien dat niet door de welbewezenfte daaden beweezcn is. Middelen om Jlaaven te hebben. De allergemeenfte in gebruik zijn die der opligting; de oorlogen die de Guinéfche Vorsten om dit onderwerp met elkander voeren; de gevveldenaarijen die zij pleegen, en eindelijk de gerechtelijke veroordeelingen. De opligting. Ik begin met de opligting , het eerfte middel dat in 't werk gefield is , als het meest geevende; en ook het allerfchandelijkfte voor hen die daar gebruik van maaken, en voor de Natiën die zulks wettigen: deeze opligtingen gefchieden of door de Negerkooplieden , die hunne landgenooten dus geftoolen aan de Europeaanen verkoopen, of door de Europeaanen zeiven. De flaavenhaalders vaaren menigmaal de rivieren zo verre op, dat zij eene goede ankerplaats vinden; vandaar zenden zij welgewapende floepen na de dorpen aan den oever der rivier gelegen; op deeze floepen neemt men inborelingen, aan deeze euveldaaden gewoon; bij de huizen gekomen zijnde flaat men op den trommel, of fchiet men een' fhaphaan los; dit is het teken dat men flaaven noodig heeft: na een genoegzaam getal te hebben, brengen zij die K 5  154 DE zAAK DER NECERSLAAVEN na de fehepen ; aan den anderen kant , de boeren die digt bij deeze liggende vaartuigen woonen, verkoopen terftond de flaaven die zij dus krijgen of in bewaaring houden ; fomwijlen brengen de zwarte kooplieden, die wel 300 mijlen de rivier afkomen in welgewapende kanós,om gevangenen te maaken, 100 en meer flaaven op ééne reis, en vervullen welhaast de lading der fchepen dus gefchiedt doorgaands den handel op de Senegal en de Gambia. Op de rivier de Sierra-Leona zijn verfcheidene Europeaanfche comptoiren: hunne Agenten houden een zeker getal vaartuigen in dienst, die zij de rivier opzenden om de flaaven te ontvangen, welken de Negermakelaars hen toefchikken; door dit middel hebben zij altijd een zeker getal Negerflaaven in voorraad om aan die fchepen overtegeeven, waar mede hunne comptoiren bandelen. Komt een flaavenhaalder aan de kust die gelegen is tusfchen Kaap Monte, en die van Palmes, dan fteeken de inborelingen groote vuuren aan, om de fchepen te doen zien dat zij flaaven te koop hebben ; de Capitein zet terftond de floepen uit; zij ontvangen drie of vier flaaven te gelijk , en brengen die aan boord; fomtijds brengen de inwooners die zeiven: dit is zeer langwijlig , en de fchepen blijven fomtijds een geheel jaar aan deezen hoek der kust, voor zij hunnne laading inhebben : als de Capitein dit vooruitziet, zo als wanneer hij te Bonnij en bij nieuw Kababar komt, dan laat hij de zeilen wegneemen, het fchip gereed maaken, om daar eene foort  EN DER INWOONEREN VAN GÜINEA. 15T van tent op te plaatzen , ten einde hierdoor het fcheepsvolk voor de brandende hitte der zonne, en voor den regen te befchutten, die geweldig nedervalt; maar dit voldoet zeer gebrekkig aan zijn oogmerk; hij laat aan den regen en den wind, indien beiden zeer llerk zijn, eenen doorgang, en ook hierdoor fluit hij de hitte in de fchepen, waardoor dit verblijf voor veele matroozen doodlijk wordt. Een ander gebruik van deeze foort van huis op het dek, is de Negers hierdoor te beletten in zee te fpringen , om daar, in den dood, hunne vrijheid te hervinden; want dit onderneemen zij zo dikwijls 't mogelijk is, en alle voorbehoedzels zijn doorgaands niet toereikende om dit te beletten. Zie daar hoe de zwarte kooplieden het aanleggen om flaaven voor de fchepen te bekomen; fommigen verfchuilen zig in de bosfchen of bij de groote wegen en loeren op den onbekommerden reiziger, gelijk de jager op het vreesachtige wild ; anderen verbergen zig in de rijstvelden, om de kinderen, daar gelaaten ter verjaaginge der vogelen, wegtefteelen; anderen gaan bij de zoetwaterbronnen , om dus de landman, hier gekomen om zijnen dorst te lesfen, opteligten ; of bij de baajen alwaar zij zulken die voor hun vermaak of kostwinning visfchen, te overvallen ; maar de voordeeligfte posten zijn in de weiden , als het gras hoog is, of aan de wegen die tusfchen de dorpen liggen; dit is zo algemeen dat de inborelingen des nachts hunne vrienden niet durven bezoeken, hoewel zij digt bij elkander woonen: en  1J6 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN wij durven hen Wilden noemen, wij die deeze fnoode rovers op hen afzenden ; wij die hen aanhitzen om hunne vreesachtige landslieden te fteelen; om daarvan een barbaarsch gebruik ter voldoeninge onzer gierigheid te maaken! Als een fchip, vooral indien het een Engelsch is, bij de Goudkust komt, dan werpt het doorgaands het anker voor Annamabon; terftond zendt het floepen om goud te gaan koopen; als de voorraad groot genoeg is, begint men te handelen: aan het overige gedeelte der Kust ontvangt men de Europeaanfche koopvvaaren in verwisfeling tegen de flaaven die men levert; maar hetgeen hier aanmerking verdient, is, dat de inborelingen geen flaaven verkoopen, indien men niet eenig goud bij de andere goederen voegt; derwijze is het dat men dit metaal aan dat ééne deel der Kust opzamelt om het aan de andere zijde overtegeeven. De zwarte kooplieden, die de fchepen welken te Juida, te Bonnij, te Kalabar aankomen, van flaaven voorzien, haaien deezen van zeer verre, en met groote karavanen; zij reizen zeiven niet, maar zij hebben eene geregelde correfpondentie van het inwendige gedeelte des lands tot aan de zee toe; de verstgelegene Factoors, een hoop flaaven bijéén hebbende, ftellen die te koop op de markten, 100 en meer mijlen van hunne woonpiaatzen gelegen ; hier komen andere kooplieden die hen koopen, na hunne markten brengen, en daar aan andere Factoors overleveren ; eindelijk komen zij in handen der zwarte koop-  ên der inw00neren van gcinea. 157 lieden die op de Kusten zijn: iommigen deezer flaaven komen 400 mijlen ver ; dit is niet vergroot , want daar zijn er wiens taal door niemand hunner ongelukkige landgenooten verftaan wordt: men kan die uit de eerfte hand koopen voor een' label, ol een piftool; maar door verfcheidene Rijken komende ,wier Koningen den doortogt doen betaalen, en de ovenge onkosten, doen den prijs zeer hoog ftijgen. ° Volgends m. moore leidt men de flaaven met een lederen band om den hals , drie of vier voet van elkander af; en men heeft dertig of veertig in ééne rei- men geeft hen op hun hoofd een zak graan of een olijfantstand: na dat zij uit de bergen gekomen zijn moeten zij groote bosfchen doortrekken, en dewijl daar geen water te vinden is moet ieder zijn voorraad in een lederen zak draagen: deeze reiziger zag bij de Gambia overgroote karavanen; bij zegt, dat, zonder zig de moeite te geeven om deeze kooplieden te tellen, hun getal hem honderd of daar omtrent voorkwam: zij verfpreiden zig, zegt hij, door verfcheidene gewesten, met Engelfche koopwaren, die zij verruilen": deeze kooplieden verzekeren dat het allen krijgsgevangenen zijn; maar men kan daarop niet vertrouwen; het is zeker dat de meesten zijn opgeligt. Zie hier hoe deeze reizen gefchieden: de Heer raynal zegt: „ Deeze menfchenkoopers verbinden zig „ onderling, en vormen eene foort van karavanen, ',' leidende in de lengte, van aoo of 30° mijlen, " verfcheidene reien van dertig of veertig flaaven, al-  I58 DE ZAAK DER NECERSLAAVEN „ len beladen met water en koorn, noodzaakelijk ter „ hunner onderhoudinge in de woestenijen die zij „ moeten doortrekken ; de wijs om hen te bewaa„ ren is, zonder hen zeer te knellen, vernuftig genoeg „ uitgedacht; men (leekt over den hals van iederen „ (laaf een houten vork, agt of negen voet lang; een „ (tukje getand ijzer duit deeze vork van achteren, „ zo dat het hoofd daar niet door kan; de (teel der „ vork die van zwaar hout is, valt achter neêr, en „ belemmert den (laaf dermaate,dat hij,hoewel han„ den en beenen vrij hebbende, noch gaan noch dee„ ze vork opligten kan: als zij de reis beginnen (tel„ len zij de flaaven op dezelfde linie; men legt en „ bindt het einde van iedere vork op de fchouders „ van hem die voorgaat, en dus de e"e5ne op de an,, dere tot aan den voorden, wiens vorkseinde ge,, draagen wordt door de geleiders — men legt een an„ der geene ketens op zonder zelf daarvan den last „ te gevoelen — maar om gerust te kunnen flaapen, „ hechten deeze kooplieden den arm van eiken daaf „ op den deel der vork die zij draagen; in deezen „ daat kunnen zij noch vlugtcn , noch iet voor hun„ ne vrijheid onderneemen; deeze voorzorgen heb„ ben onvermijdelijk gefcheenen, om dat de daaf, „ kan hij zijne ketens verbreeken, vrij wordt: de open„ baare trouw die aan den eigenaar het bezit zijner „ flaaven verzekert, en dezelven ten allen tijde hem „ ter hand delt, zwijgt tusfehen den meerderen en „ den flaaf, die de allerverachtelijkde der beroepen „ drijft."  EN DER INWOONEREN VAN GtlINEA. 159 De koopwaaren die de Européfche handelaars in ruiling aan hunne Neger-agenten geeven, en die deezen weder aan hun geeven die hunne landsgenooten verkoopen, indien zij zeiven deezen niet opligten , zijn , kleine fchelpjes die in veele kndftreeken voor geld ontvangen worden, of ftoffen en andere Oosterfche producten ; of fnaphaanen, kruid, degens, keukenkoperwerk, ijzer in daaven, linnens, halsbanden, enz. de Reders fchikken deeze dingen al naar dat de fchepen eene Kust bezoeken, en den fmaak des volks is, met wie zij moeten handelen; want de Africaanen veranderen van modes even als wij. Maar de meeste flaaven worden betaald met fterke dranken; de Negers zijn doorgaands maatig, maar wij hebben hen deeze dranken met drift keren beminnen; en om een denkbeeld te geeven van derzelver hoeveelheid daar gebruikt , zal ik alleenlijk zeggen dat in het jaar 1786 men alleen uit Leverpool na Guinéa gezonden heeft, 739,264 pinten Engelfche liqueurs 76) Zo dra een Europeesch fchip het anker bij ééne deezer Kusten werpt,laat men den Koning des Lands complimenteeren, en gefehenken geeven, terwijl men hem om de vrijheid verzoekt van te mogen handelen : heeft men mild geweest dan wordt deeze vrijheid nooit geweigerd, en terftond fielt men alles in 't werk dat dienstig zijn kan om het oogmerk der reis te vervullen: men zendt Faótoorfche Negers i» 't land; men poogt de nabuurige Vorsten te ver-  IÓO DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN blinden, door 't geen ichitterende voorkomt, en, orri de zuinigheid met de werkzaamheid te vereenigen 4 laat men de matroozen overal rondgaan, met bevel om zeiven zo veele flaaven als mogelijk is optekoopen. In het begin des flavenhandels, hebben wij gezien dat hij alleen een roof van eenige Europeaanen was, hier gekomen om hunne koopwaaren tegen goud te ruilen, of tegen ijvoir en andere voorbrcngzels deezes lands; dit geweld, hoe gevaarlijk en hoe weinig voordeelig, houdt tot nujoe ftand: de Capiteinen op de rivieren of aan de kusten gelegen, poogen de Negers aan boord te doen komen; deezen, geheel zonder argwaan, komen ook weldra, en dit goede vertrouwen kost hen hunne vrijheid : anderen worden op de Kust tot eene zamenkomst genodigd ; men geeft hen liqueurs, zij, daaraan niet gewoon , worden weldra dronken; dan neemt men hen gevangen, men boeit hen , en gooit hen in een naauwe gevangenis, vóór zij kennis hebben van dit hun ongeluk: de floepen die de rivieren opvaaren verrasfchen dus deeze Negers die zij alleen ontmoeten: met dit all' de flaaven , door dit middel verkregen, zijn weinig in getal; zij verkiezen doorgaands de inborelingen hiertoe te gebruiken, dit zijn hunne fchandelijke rovers; evenwel zijn zij het niet aan wie de fchuld deezer misdaad moet toegerekend worden. Veelen twijfelen aan de waarheid deezes verbaals; men durft de Europeaanen niet verdenken van zulke fnoodheid; maar het is genoeg als men de beweegoorzaak kent die hen na Africa drijft, om te begrijpen  en der inwooneren van güinea. iöi pen dat zij weinig keurig zijn omtrent het kiezen der middelen ; en ook het is geen gisfen ; alle de reizigers bevestigen dit met veele gebeurde zaaken; ongelukkig zijn zij maar al te waar en wèl bevestigd! Zie hier een voorbeeld dat aantoont alles hoe den Europeaanen op de kusten van mrloofd is, dat zij zig in 't geheel niet bezwaaren Dm •..•■•raad en moord in 't werk te dellen, ter vcrvullmge huns oogmerks, 't welk hen bi De fchepen , „ la Reine de l'lndt, the Duc of „ Tork, the Nancy, the Landorde of Brijltl, Ed„ gard of Leverpool , tn ihe CAntorberry of Lon„ don," wierpen in het jaar 1767 het anker in de rivier van oud Kalabar. De inwooners van de nieuwe en oude dad in twist zijnde , welke ontdond uit de afgunst noopens eene flaavenmarkt, zonden de Capiteinen deezer fchepen brieven aan de inwooners der oude dad, en bijzonder aan ephraim robinshon , één' der voornaamflen: zij gaven daarin te kennen hoe leed het hun deed te hooren dat deeze twee partijen dus oneenig waren: voegden er bij, dat indien de burgers der oude dad aan hun boord komen wilden, zij hen eene volkomene onverbreekbaare vrijheid beloofden, en dat zij zig zouden bevlijtigen om de vrede met hunne buuren uittewerken. Deeze menfchen namen dit voordel met vreugde aan; de drie broeders van ephraim, zetteden zig in de konos met »7 hunner landslieden, en delden de L  IÖ2 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN koers na de Reine de l'Inde, gevolgd van o andere kanos, gevuld met Negers; zij werden den volgenden dag na de Edgard gezonden, en van daar na de Duc of Tork, waar zij opklommen, laatende hunne kanos en hun gevolg aan de zijde van het fchip; de inborelingen die op de andere kanos waren , werden op het fchip verdeeld, of geplaatst aan de zijde der vaartuigen. De zaaken dus gefchikt zijnde, begonnen de Europeaanen hun barbaarsch complot ter uitvoeringe te brengen; de equipagie van the Duc of York, geholpen door den Capitein en de Stuurlieden, gewapend met piftoolen en dolken,wierpen zig in de hut,greepen hunne drie gasten, die zig te veiliger geloofden om dat zij waanden in de befcherming deezer verraders te zijn: deeze ongelukkigen, verfchrikt door een geweld, zo ftrijdig met het geen men hun beloofd had, en getroffen door de verfoejelijkheid deezer behandeling hunner fchijnvrienden , poogden door de vensters der hut te ontkomen ; maar gekwetst geworden zijnde, waren zij gedwongen zig in boejen te laaten kluisteren. Hierop gaf men bevel om op de kano die naast thé Duc of Tork lag, vuur te geeven; welhaast zonk zij, en de Africaanen die daarin waren werden gevat, gedood , of verdronken ; de andere fchepen volgden weldra dit voorbeeld; veele Negers werden vermoord; de minsten kwamen ter behoudïnge huns levens aan land. Deeze moord was beflooten door de vijanden dee«  EN DER INWCONEREN VAN GUlNEA. 163 zer ongelukkigen en door de Engelfchen; deezen hadden zig in het riet verfchoolen om het eind deezer onderneming aftewachten: zo dra zij merkten wat er gebeurd was fprongen zij in hunne kanos , en zetteden de vluchtenden, die het Engelfche vuur ontzwommen, achter na: in dit alles werden zij geholpen door de floepen; zij doodden de meeste vlugtelingen; en het getal der gevangenen en der gedooden bij elkander geteld bedraagt 300 menfchen! Naauwlijks was deeze moord verricht, of er kwam een kano met de voornaamfte inwooners der nieuwe ftad tot onder het gefchut van the Duc of Tork; zij eischten den oudften broeder van ephraim robinshon : deeze ongelukkige man hield zijne handen op tegen een' Capitein,hem bezweereude dus de rechten der gastvrijheid niet te fchenden, door eenen vreemdeling , welke hem nooit beledigde, overteleveren in zijn vijands handen, die na zijn bloed dorstte; maar dit fmeeken, hoe zielroerend, was niet in ftaat om zulke flioode menfchen, (zij noemen zig ook christenen!) te bewegen; zij eischten van de inwooners der nieuwe ftad een' flaaf in de plaats van hem die zij overgaven : zo als zij die ontvangen hadden, dwongen zij de vijanden der ongelukkigen in de kano te daalen; en zij floegen hem in 't bijzijn zijner wanhoopende broeders , en voor het oog van al het fcheepsvolk het hoofd af: deeze zijne broeders ondergingen wel niet dit zelfde lot; maar het geen men hen toedacht was niet min verfchrikkelijk; want zij werden met L a  I6"4 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN de overige gevangenen na de eilanden gevoerd en als flaaven verkocht. Zie daar een treilend voorbeeld van het gedrag der Engelfchen omtrent deeze onnozele en vreesagtige menfchen! deeze fnoode daad kan noch tcgengcfproken noch verkleind worden ; zij is in 't openbaar gefchied; de getuigen daarvan zijn veelvuldig: het is ook geene misdaad bedreeven door een enkeid perfoon; neen; maar door zes fchepen uit verfcheidene havens hiergekomen: dit zij des genoeg om te doen zien op welk eene wijs de Europeaanen die na Africa komen, om menfchen te koopen, gewoon z>jn te handelen. Zegt men , indien zij dus dikwijls de inwooners deezes lands wegftalen , of zulke gruwelen pleegden , men weerwraak zoude neemen, en dat het volk op zulk een fchip weldra vernield zoude zijn: het is en blijft echter zeker dat dit maar al te dikwijls, helaas ! gebeurt, en ook de Negers verzuimen nooit zig te wreekcn als zy maar de gelegenheid daartoe hebben; maar zij doen zulks met eene des te verwonderlijker fehranderheid, naar maate zij daarbij de rechtvaardigheid in acht neemen: wel verre van zonder onderfcheid de Blanken te ftraffen, voor de wreedheden en het verraad van eenigen uit hun, wagten zij tot er een fchip uit dezelfde haven het anker uitwerpt: zij weeten dit te onderfcheiden, en doen den matroozen de misdaad hunner landslieden betaalen. m. clarkson zegt, en hij is het die mij deeze  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. I65 verhaalde misdaad heeft medegedeeld dat er in Engeland eene haven is , waaruit 's jaarlijks veele fchepen na Guinéa vertrekken, en die federt zes jaaren geen een derwaards zendt ; wat is toch hiervan de reden? de Capitein van dén dier fchepen ligtte zo veele Negers op, en was daarvoor zo wèl bekend op de kust, dat niet één fchip uit die haven met veiligheid daar meer konde komen om te handelen, federt deeze roverij: de Europeaanen vergenoegen zig des om enkelde perfoonen opteligten, zo zij het zonder gevaar doen kunnen , cn laaten anders dit werk over aan het geweld der zwarte Factoors. In fterk bevolkte landen koopen de Factoors met eenen fchijnbaar goeden trouw de flaaven; maar komen zij in eenzaame dorpen, daar zij niet vreezen ontdekt te worden, of te rug geflagen, dan verzoeken zij met de lieden te fpreeken; openen een vat brandewijn , en noodigen hen tot drinken: zo dra deeze onbedaebten dronken zijn,geeven zij betteken aan hunne mederovers die zig verfcholen hebben ; deezen overvallen hen, grijpen , boejen en fleepen hen na boord : de monsters vinden geene zwaarigheden om dus te handelen, ook dan niet als zij eenzaame hutjes aantreffen, die bij de rivier liggen; derzelver bewooners worden in boejen geflagen. Zo wij overweegen dat veele deezer Factoors een onbefchrijvelijk groot land doorloopen; dat zij veele gelegenheden moeten vinden om hunne hebzucht te verzadigen ; dat er geregelde markten! zijn in het L 3  165 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN land, tot op den afftand van 400 mijlen van zee; dat de trek voor de Europeaanfche waaren bij de Negers eene drift geworden is, en dat de opligtingen zo veelvuldig zijn op eenen grooten afftand als op de kust, dan kunnen wij Ugtlijk bevatten, dat de meeste flaaven welken men 's jaarlijks uitvoert geroofde menfchen zijn. Maar laaten wij ons niet met gisfingen ophouden daar wij gebeurde zaaken kunnen aanvoeren: m. clarkson , meermaals door mij reeds aangehaald, verzekert ons het volgende: hij, in de gelegenheid zijnde om met den Capitein van een' llaavenhaalder te fpreeken, die des te meer in daat was hem te onderrichten, om dat hij meermaalen op deeze kusten geweest was,en twee Africaanfche taaien kende;deeze Capitein , had de nieuwsgierigheid aan fommige flaaven die op zijn fchip waren te vraagen: hoe zijt gij in deeze elende gekomen ? en hij heeft aan m. clarkson verklaard dat de meesten hem antwoordden: „ Wij zijn geroofd of bij de zoetwaterbronnen, of „ op den weg , of in 't midden onzer planta„ giën:" en de Capitein voegt er bij: ik kan verzekeren , dat de meeste flaaven die men na de Europeaanfche volkplantingen brengt, zonder barmhartigheid uit hunne velden, ja uit hunne huisgezinnen gefcheurd zijn. Een zeeman die vijf reizen na Guinéa gedaan heeft, en alle geloof verdient, heeft zo een bericht aan den heer clarkson ook bevestigd: deeze fchrijver hem verzocht hebbende de hiflorie van eenige zijner op zijn  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. 16? fchip gekomen flaaven medetedeelen, deed hij den Capitein dit verhaal: „ De eerfte flaaf die mijne opmerking trok, was een „man wiens gelaatstrekken geestig waren, en die' " flecht Engelsch fprak; begeerig om te weeten hoe „ hij in flavernij gekomen was, verzamelde ik de vol„ gende berichten: bij werd op zekeren dag bij een „ zwarten koopman verzogt die hem beloofde wèl „ te onthaalen; hij vondt daar meer genoodigden; „ en gaf zig,volkomen gerust zijnde, aan de vrolijk'„ heid over, toen zijne gastheeren op hem aanvie„ len ; bij was vlug genoeg om hunne handen te „ ontkomen, en zou zig ook gered hebben indien " zij niet een grooten hond op hem hadden losge]\ laaten, toen hij reeds in het bosch gekomen was; " hij werd des gegreepen , geboeid, en na boord ge„ bragt." De tweede die ik ondervroeg was eene zwangere vrouw; dewijl zij de Jfricaanfche taal die ',' ik fprak niet verftond, bediende ik mij van eenen zwarten Tolk , en die verhaalde mij dat deeze ", vrouw na het naaste dorp gegaan was om eene " vriendin te bezoeken; dat zij des nachts, te rug komende, door rovers gegreepen werd, die haar den " volgenden dag aan een' flaavenkooper verkochten: deeze behield haar niet lang: na verfcheidene meesters gehad te hebben kwam zij eindelijk aan den oever, cn werd daar aan den Capitein van dit fchip verkocht." „ Een anderen flaaf heb ik zelf zien opvatten : L 4  I6R DE ZAAK DER NEGERSEAAVEN „ een zwarte koopman had hem verzocht dat hij bij „ hem wilde komen, en beloofde hem na den maal„ tijd het vermaak van een fchip te laaten zien: de „ Neger was te vreden, hij ging in de kano van „ den koopman die hem bij het fchip bragt: onder„ wijl dat hij zig verwonderde over dit voor hem „ vreemde gezicht, fprongcn eenige Negers, op het „ fchip geposteerd, op hem aan, grepen hem, bragten „ hem na boven en verkogten hem: hij droeg dit „ lot met zo veel onderwerping als moed:" 77) op dit zelfde fchip vond men veele Negers dus opgeligt, maar dit zal genoeg zijn om het geen ik gezegd heb te doen blijken. De oorlogen , tweede middel om Jlaaven te krijgen. Doorliet ftooken van twist tusfehen de binnenlandfche Vorsten, worden veele flaaven aangebragt; deeze Vorsten, gelijk aan die in Europa, zijn dikwijls heerschzuchtig, afgunstig, brandende van begeerte om hun grondgebied en inkomsten te vergrooten; deeze beerschzucht verwekt moorddaadige oorlogen; en de vijanden die het zwaard ontkomen worden tot flaavernij veroordeeld ; maar het getal der oorlogen is weinig , en wij zouden die niet voor een bron der flavernij houden, indien zij niet meermaals begonnen werden uit drift om flaaven te krijgen: de Prinfen die deeze fchermutzelingen onderneemen, want anders kan men ze niet noemen, zijn dikwijls alleen  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. I69 hoofden der ftammen: gelijk aan die jaagers die de moord omtrent het wild berekenen naar de behoeften van den Heer die hen betaalt, waagen ook deeze Souverainen hunne onderdaanen maar in zo verre als zij de vrucht hunner overwinning terftond genieten kunnen: vraagt men geen flaaven, dan leeven zij in rust; komt er een vloot van kooplieden, terftond trekken zij op om het eene of ander Canton te overmeesteren, de fteden te verbranden , de inwooners te vangen , het land te verwoesten ; ten minsten indien zij zeiven de prooi niet worden voor de aangevallenen. Deeze verzekering is veel te gewigtig om niet door daaden bevestigd te worden; de volgende verhaaien daarvan zijn niet zo maar hier en daar opgedaan; maar zij werden ons bevestigd door ooggetuigen, die geen belang hadden in dezelven te verbergen of te vergrooten. m. moore verhaalt: als de Koning van Borfalli 78) gebrek heeft aan brandewijn of andere Europeaanfche goederen, dan zendt hij een expresfe na het fort St. James, om daarvan een cargafoen te eifchen; de Gouverneur onderfchrijft terftond deezen eisch : bij de aankomst van het fchip, trekt de Koning te veld; hij valt op een vijandlijken Staat aan, grijpt' de inwooners en ruilt deezen tegen de koopgoederen die hij begeerde. Is hij met alle zijne nabuuren in vreden, dan valt hij op zijne eigene fteden aan, die zeer talrijk zijn, en fchaamt zig niet zijne eigene onderdaanen te leL 5  170 DE Z&AK DER NEGERSLAAVEN veren : als hij een keuze ge .aan heeft welke ftad bij wil plundjien, dan treedt hij er bij dag in, en des nachts gaat hij heen na dat hij een gedeelte daarvan in den brand geftoken heeft: zijne foldaaten ftaan in het gefpaarde deel der ftad , vatten hen die de vlammen poogen te ontwijken, niet denkende een nog wreeder vijand te zullen tegenloopen ; men brengt deezen voor hem, hij laat hen de handen op den rug binden, en trekt men hun of na Joar , of na Kowar, daar hij hen aan de Europeaanen verkoopt. Zie hier nog een treffend voorbeeld: eenige fchepen tot aan het eiland Goedeieê genaderd zijnde , om flaaven te koopen, zond terftond de Damel verfcheidenen zijner onderdaanen landwaards in, om die te bezorgen: een onvoorzien toeval, hield deezejaagers , (men gunne mij deeze uitdrukking, hoewel veel te zacht, te gebruiken!) op, en belettede hen ten beftemden tijde wedertekomen : dit maakte den Koning woedend; hij wilde flaaven hebben; en hoewel in vrede met het geheeleland, liet hij terftond zijne foldaaten op eene bijliggende ftad aanvallen: het gevecht was van beide zijden hardnekkig; eindelijk overwon hij, en maakte 180 gevangenen; maar de meesten, doodlijk gewond, leefden Hechts weinge dagen ; meer dan 200 menfchen bleeven op het flagveld; de vermoorde kinderen niet eens medegerekend. De volgende uittrekzels toonen niet minder aan op welke eene wijs men den flavenhandel drijft: het eerfte is woord voor woord getrokken uit het journaal  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. I7I eens chirurgijns van een fchip uit Leverpool: ik behoef er niets bytevoegen. Bij Seftro, den 29 December 1724. „ Heden geen marktdag gehouden, hoewel er verfcheidene Negerkooplieden aan boord waren: zij-hebben ons verhaald dat het volk binnen in 't land gegaan is om daar den oorlog te voeren , en dat zij zeer zeker veele gevangenen zullen medebrengen, ten langften binnen drie dagen: deeze hoop doet ons hier nog blijven." 30 December. „ Niets gedaan; maar onze kooplieden zijn wedergekomen , met het bericht, dat het volk vier vijandlijke ftedcn verbrand heeft, zo dat , op morgen wagten wij de gevangenen .... een groot fchip aangekomen .... en gisteren nog een van Londen:' 31 December. „ Schoon weêr; maar nog al geene flaaven; wij zien evenwel alle nacht fteden in den brand ; maar wij hooren dat veele inwooners van Seftro door de binnenlandfche Negers zijn dood geflagen, zo dat wij beginnen te vreezen dat deeze oorlog niet voordeelig zijn zal."  172 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN 2 Januarij 1725. „ Wij zagen deezen nacht een zeergroot vuur, en zo aanftonds zien wij dat de Seftro tot op de fondamenten is afgebrand; zij bevattede eenige honderd huizen , zo dat haare vijanden te fterk waren , en onze negotie is deezen keer mislukt : wij ligtten des om 7 uuren het anker, dit decden ook de andere fchepen om laager te gaan afzakken." Het tweede uittrekzel is ook gehaald uit een journaal, gehouden door een allergeloofwaardigst man, insgelijks chirurgijn op een fchip van Nieuw Tork, nu omtrent 20 jaar geleden: „ Op de Kust gekomen zijnde zond de Capitein, naar gewoonte, een man na den Koning om hem te zeggen dat hij gekomen was om hem gefchenken te geeven en om eene laading flaaven te verzoeken : de Koning beloofde die, en om aan zijn woord te voldoen ging hij op marsch om onverwachts zijne vijanden te overvallen , hun eenige ftedcn te ontneemeji, cn alle haare inwooners te vangen: eenigen tijd daarna liet de Koning aan den Capitein zeggen, dat de hoop hem tot nu toe misleid had; maar dat hij zig echter vleidde welhaast in ftaat te zullen zijn aan zijne belofte te voldoen ; dat hij daarom zijn' vijand in het open veld zoude afwagten ; dit gebeurde ook ; het gevecht begon, duurde drie dagen , en was zo bloedig dat er op het flagveld 4,500 menfchen gebleven zijn." Hij die dit fchrijft heeft het flagveld gezien: „ Ver-  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. 173 „ beeld u," zegt hij» in dit zelfde journaal, „verbeeld „ u welk een ijsfelijk tooneel! de weduwen ween„ den op de lijken haarer mannen, de kinderen op „ die van hunne vaders, enz." Zie daar dan ten welken prijze men menfchen koopt! hoe de Christenen den Heidenen in hunnen godsdienst onderwijzen! waar is hier die godsdienst die vrede , liefde , rechtvaardigheid die alle deugden leert? . . . maar ik zal mijn verhaal vervolgen , want zo ik lucht gave aan de fmart die mij verdikt , terwijl ik dit fchrijve , waar eindigde dit werk ? Zie hier nog een nieuw bewijs 't welk doet zien dat men aan deezen fchandelijken handel de meeste gevechten der Guinéfche volken moet toefchrijven: de fchrijver van het volgende verhaal is lang op de kusten van Africa geweest; hij had het ongeluk van daar fchipbreuk te lijden , en door de inborelingen gevangen te worden, die hem binnen in het land leidden met alle zijne medebroeders: de moejelijkheden der reize, de behandeling die de Negers hem aandeeden, de tooneelen die hij geduurende zijn verblijf in Guinéa bijwoonde, zijn de doffen van eenige zeer gewigtige brieven, die bij gefchreeven heeft aan m. clarkson , met de vrijheid , om alle gebruik 't welk hem zoude goeddunken , daarvan te maaken. ,, Ik ben met verfcheidene matroozen in een klein vaartuig op de Senegal gezonden om daaven te koopen ; wij hebben eenige vrije Africaanen bij ons, en dewijl de fchepen hier geduurig worden aangerand  174 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN aan de géne zijde der rivier door dc Negers, en aan de andere door de Moor en, zo zijn zij allen gewapend : langen tijd ten anker gelegen hebbende , op eene zekere hoogte, ontdekten wij in de wooningen aan den rechter oever , een groot getal Negers; om onze veiligheid hielden wij die altoos in 'toog: den volgenden dag zag een matroos, uit den grooten mast, een groot getal elkander naderen in formeeener geregelde bataille; zij gingen haastig voord, en wierpen zig met woede op de inwooners der ftad: deeze onverwachte aanval bragt de belegerden in eene groote verwarring; maarzij beflooten weldra om zig moedig te vcrweeren; zij hadden eenige fnaphaanen, maar maakten daar weinig gebruik van , dewijl zij terftond handgemeen werden ; zij bedienden zig daarop van lancen en fabels: een partij der aanvalleren zaten op kleine paarden: de twee legers floegen een half uur lang, met de grootfte woede en bitterheid; hun moed overtrof alles wat ik tot nog toe in dit land gezien heb: de vrouwen en de kinderen uit de dad bleeven zamengedrongen op den oever daan, fchreeuwden verfchrikkelijk, en wachtten de uitkomst af met de grootde verlegenheid; die was voor hunne vrienden ongelukkig, zij werden overwonnen, en fprongen in de Senegal om aan de kusten van Barbarijen hun behoud te zoeken ; dc overwinnaars volgden hen na vergcetende dat zij alleenlijk het gevecht begonnen hadden om daaven te krijgen ; de wreedheid deed de gierigheid zwijgen , zij werden niet tot flaaven gemaakt maar doordotcn ; niemand werd verfchoond  EN DER INWOONEREN VAN GUlNEA. 175 van allen die men bereiken konde; het bloedbad was vreezelijk; en dewijl wij alleenlijk op 2 of 300 vademen waters lagen , verfcheurde hun gekerm en gehuil ons hart: bij den aanvang des gevechts hadden wij het anker geligt, en wij bleeven onbeweegelijk bij de plaats daar de overwinnaars de gekwetften, die niet zwemmen konden, vermoordden: hunne wreedheid was zo groot dat zij zelfs de vrouwen en kinderen die zij konden grijpen dooddoegen: zo veel woede ontgloeide onze gramfchap; en om die te daaken gaven wij op de moordenaars de volle laag; dit deed hen verder van het fchip afwijken ; en een tweede laag joeg hen na hunne bosfchen: onderwijl was de droom met menfchen vervuld die poogden te ontvlugten ; de kleur hunner hoofden maakte op den vloed vreemde uitwerking: deeze ongelukkigen, ons zo zeer vreezende als hunne vijanden , dooken zo dikwijls wij fchooten, en baden met de naarde demmen om genade: geraakt door hunnen toedand namen wij de partij dien te verzachten ; wij begunstigden de vlugt van deezen, wij voeren hooger op om anderen, die of door vermoeidheid of door hunne kwetzuuren niet langer zwemmen konden, en het fchip niet wisten te beklimmen, uit het water te haaien; maar alle die zig niet met zwemmen gered hadden, waren, vóór wij hen ter hulp komen konden , reeds vermoord: door een gevoel van rechtvaardigheid en billijkheid, misfchien zonder voorbeeld bij flavenkoopers, gaven wij de vrijheid aan de door ons geredden, en zetteden hen aan land aan den Barbaar/dien oever, alwaar zij  176- DE ZAAK DER NEGER5LAAVEN zig bij die weinigen hunner landsgenooten voegden die den moord deezes dags omkomen waren." En wat was de oorzaak van dit verwoed , dit moorddaadig gedrag? het zien van een fchip — de aanvallers wèl weetende dat het daar gekomen was om flaaven te koopen , vormden terftond het ontwerp om de ftille vreedzaame bewooners van den oever der Senegal opteligten, en aan de Europeaanen te verkoopen — voortijds waren zij vrienden! zij zien een verleidend lokaas; terftond neemen de wreedfte driften plaats in hun hart, en zie daar de geheele oord wordt een toonecl van woede en gruwelen; 't is waar dat zij het loon hunner misdaaden niet ontvingen; dat zij die geftraft vonden: maar helaas! hoe veele ongelukkigen hadden hunne rampen te wijten aan dc aanmoedigingen der Europeaanen, omtrent de ftruikroverijen; cn indien de natuurlijke aandoeningen der menschheid zig in dit oogenblik niet hadden doen gevoelen, die aandoeningen welken de driften niet geheel en altoos kunnen verdrukken; indien zij zelve de ziel eens llavenkoopers niet zo geweldig getroffen had, op het zien eens gevechts alleen ondernomen om dat dit fchip daar gezien was; indien zij nu ook naar de grondftellingen der llavenkoopers gehandeld hadden; zo zij hen alleen den dood onttrokken hadden om hen in ketens te Haan! .... en dit is één van de refultaaten der ontdekking van America; wij hebben begin gemaakt met dat te ontvolken; wij hebben het uitgemoord; het moest weder bevolkt worden; daarom hebben wij ons van eene nieuwe Landftreek mees-»  ÈN fJER INwOÓNEREN VAN GUINEA. I77 meester gemaakt ; de zeden waren hier zacht , de inwooners mcnschlievend, de regeering maatig; in de plaats deezer voordeden hebben wij dc onmaatigheid, de gierigheid, de wreedheid, het verraad doen opvolgen; wij hebben den Vorst tegen zijne onder lianen , den vriend tegen zijnen vriend, den nabuur tegen zijnen nabuur den dolk in de vuist gegeeven; en dat land alwaar de Natuur alle haare gefchenken zo overvloedig uitftortte; dat land alwaar men zo gemaklijk de voordedigfte etablisfementen konde vormen; dat land alwaar wij zo veele aanmoedigingen bij de inwooners zouden vinden indien wij zo men* fchelijk waren als zij, dat land is een bloedig tooneel geworden van de gruwelijkfte onrechtvaardigheden; alle de rechten der vriendfehap, der verbonden, der goede trouw zijn cn worden nog dagelijks met voeten getreeden; de banden der zamenleeving verfcheurd, de velden met bloed begooten; hier roejen wij den landbouw uit; in plaats eens rijken koophandels die wij bier drijven konden, bepaalen wij ons bij roof cn moord; onze roem is , in deezen, zo wel bevestigd , dat het enkeld gezicht van een Europeaansch vaartuig voor lang reeds het fein is tot den oorlog of van bijzonder bedrog ; zo dra de Negers onze fchepen ontdekken, ftellen zij zig gereed tot den aanval , of tot de verweering; de fterkfte maakt veele gevangenen; de zwakfte valt nog liever op den beltrijder aan, dan dat hij in de hand kome van nog wreeder vijand ; een vijand die de oorza*ak is van alle zijne rampen; een vijand wiens wreedheid nog M  I 7 B DE ZAAK DER NEGERSLAAVEff des te verfijnder is om dat hij hem in plaats van te dooden , duizend dooden aandoet. Wel nu, hebben wij nog andere bewijzen noodig dat wij de oorzaak zijn van verre de meeste oorlogen ?n ontvolkingen deezer gewesten? zie hier dan nog één die dit onwederfpreekelijk aantoont : de rampen door den laatden oorlog ontdaan , zijn in zekeren zin opgewogen door den dildand dien hij in Africa heeft voortgebragt, 79) hij heeft deezen verfoeiden handel opgeheven; Africa heeft een millioen nuttige inwooners behouden: de Americaanfche Planters hunne flaaven niet kunnende laaten vervangen, als zij dcor den arbeid bezwecken waren, hebben menschlijker gevoelens aangenomen; zij hebben de verwoestingen , door den dood veroorzaakt, vergoed door dc vrouwen te fpaaren; voor de kinderen, en voor dc bevolking te zorgen; derwijze dat de noodzakelijkheid eene omwenteling heeft veroorzaakt die de menschlievendheid had behooren uittewerken. 80) - De wijs om flaaven te maaken is echter meermoorddaadig dan voordeelig: het is zeldzaam dat men ouder 10 mannen, van beide zijden gedood, meer dan één' flaaf, of gevangenen bekomt: fommige voorvechters deezes handels wenden voor, dat de meeste Negers uit Guinéa in de eilanden gebragt, krijgsgevangenen zijn; maar hier tegen breng ik deeze eenvoudige rekening in : men voert 's jaarlijks uit, 100,000 flaaven: indien nu de helft daarvan dechts de vrucht des oorlogs ware, dan kostte dit 's jaarlijks 500,000 menfchen aan Guinéa, daar onder het ijsfelijk groot ver-  ek der inw00neren van guinea. 179 lies der overwinnaars en overwonnenen getelt zijnde; en indien Guinéa 's jaarlijks zo veele inwooners verloor, buiten die welke men het door andere middelen ontrooft, dan was dit land al lang eene woestenij, Deeze rekening is bevestigd door eene treffende aanmerking: zo de oorlog zulk een overgroot getal van gevangenen opleverde, dan zouden de meesten die aan de fchepen komen verfche wonden moeten hebben , of verouderden; dit is nu zeer zelden het geval; en m. falgonbridge verzekert, dat er zo lang bij als chirurgijn op de fchepen diende, geen een Neger was wiens wonden versch waren; en dit moest zo zijn indien zij krijgsgevangen waren; het geen dit yerfterkt, is, dat de Kust van Malaquette en de Goudkust, daar geene markten zijn, een groot getal flaaven leveren. 81) Daaden van geweld, derde middel ter verkrijging van Jlaaven. De Europeaanen zetten ,• verfcheidene Guinéfche Forsten aan om een willekeurig jok op hunne onderdaanen te leggen: zo dra deeze Koningen weeten dat een Capitein begeerigis om een cargafoen Europifche waaren te verruilen, terftond zenden zij foldaaten na het een of ander dorp, zetten het in brand, vangen en boejen de inwooners; deeze geweldenarij is zeeralgemeen dieper in het land; en alles hangt af van de meer of mindere magt der Vorsten: wij zagen reeds dat de Koning van Barfalli zijne volken niet fpaart M a  ISO DE ZAAK DER NEGERSLAAVEM om zijnen fmaak voor den brandewijn te voldoen, of voor andere koopwaaren; zo doet ook de Koning van Kajor: m. de brue fcbreef aan den Koning , „ Dat zo hij genoeg flaaven had hij gereed was om „ met hem te handelen: ". deeze Vorst, zo wel als de overige Neger-prinfen, heeft altoos gelegenheid hier toe, zij is deeze: zijne onderdaanen te verkoopen: de Koning bediende zig daarvan; hij greep 300 Negers , die niet op hunne hoede waren, en liet terftond aan den Directeur zeggen dat hij flaaven had; m. de erue ging bij hem; de goederen die de Koning begeerde beliepen het dubbcld van de waardij der flaaven ; hij wilde die op zijn woord ontvangen ; dit werd geweigerd; de Koning was woedend hier over; m< de brue zag dit, en hij ftelde hem voor , zo veel zijner onderdaanen te mogen opligten als hij noodig had; de Koning weigerde dit, vreezende hierdoor verder nieuwe onrustigheden bij het volk te veroorzaaken ; hij was dus gedwongen om zig hier mede te vergenoegen; maar bleef daar lang gevoelig over. Zo deeze Vorsten geen onbepaald vermogen hebben bij hunne onderdaanen, dan moeten zij voorzichtigheid gebruiken uit vrees voor opftand: in dit geval omringen zij des nachts het dorp 't welk zij willen ontvolken : men verfchrikt de inwooners door een gedeelte der hutten in brand te zetten; de vlugtcnden worden gevangen, na de markten gefchikt, of aan de kooplieden geleverd, die altoos heen cn weder zwerven. Hebben deeze Koningen een onbepaalde magt, daa  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. iSl gaan zij openlijk te werk: zo een Vorst is thans dien van Dahomai: gelijk de Romeinfche Keizers, welken fomwijlen groote fchatten den volke uitdeelden om hunne gunst te winnen, is hij bij tijden zo milddaadig dat" hij alle zijne finantiën verfpilt: om dit te verhelpen omiluit hij ééne zijner fteden , grijpt de ffille inwooners, fleept hen na de markten, en vergoedt op deeze wijs zijn dwaaze verkwistingen op de barbaarfte wijs; 't is waar, fommige fteden koopen het recht om behoed te zijn voor deeze geweldenaarijen; maar als hij vertoornd is bekreunt hij zig weinig aan't Koninglijk woord; en indien men daar tegen vertoogen inlevert, antwoordt hij trotsch: „ Gijlieden zijt „ gemaakt om mijne bevelen te gehoorzamen." Gerechtlijke verwijzingen, vierde middel ter verkrijging van Jlaaven. Vóór dat de Africaanen den koophandel met de Europeaanen drecven,lagen zij hunne misdadigers dezelfde ftrafren op als alle andere be/chaafde burgerftaaten; thans worden zij allen tot llavernij veroordeeld; maar bierdoor is de gierigheid deezer Vorsten niet geftild; zij hebben nieuwe misdaaden uitgevonden om het getal der fchuldigen te kunnen vergrooten: dit is 't nog niet al ; en wat zal aan de hebzucht eens woestcn dwingelands paaien ftellen ! zij hebben, fijn genoeg,trappen in de overtreedingen gefield, om, ingevolge daarvan, te kunnen ftralfen ; zij hebben bekend gemaakt dat groote misdaaden niet alM 3  I8l DE ZAAK DER NEGERSLAAvEN leen geftraft zullen worden met verlies van de vrijheid des misdaadigers, maar met die van zijn geheel huisgezin; met die hunner vrienden, ja, zo verre als de Vorst zal goedvinden: eenige reizigers verhaalen dat de Koning van Kajor, zijne dwingelandij zo verre uitftrekt, dat hij om de misdaad van éénen een geheel dorp ftraft, door alle deszelfs inwooners tot flavernij te veroordeelen. Deeze verfijnde wreedheden 'zijn in de Rechtsplegingen zodanig , dat geen een befchaafd volk die tot nog toe begonnen heeft, hoewel het getal der misdaaden hier overeenkomt met de fmaaken en de driften : het is des alleen den verfoejelijkcn flavenhandel die dit koude uitdenken; indien men de hiftorie deezes handels niet wiste, men zoude in dc gedachten vallen kunnen dat het menschlijk gcflacht veel fnooder zij in Guinéa dan elders, om dat het door zulke wetten moet bedwongen worden ; of dat deeze Vorsten , het rijk der ondeugd willende uitroejen, zulke flrenge vonnisfen uitgceven, met geen ander oogmerk dan om daardoor fchrik inteboezemen ; maar hoe verre is dit van de waarheid af! dc Africaanen zijn niet meerder tot dc ondeugd genegen dan alle overige volken; en hunne Vorsten, gaan alleen te raade in hunne veroordeelingen met hunne onverzadelijke gierigheid. In wclbeftuurde Staaten is het belang des Vorsts met het geluk der onderdaanen verbonden: maar hoe verre is de ftaatkunde der Africaanen hiervan verwijderd ! de Vorst vindt zijn voordeel in de bederving  EN DER VM 60MU. '83 aftetrekken, bedient hij zig van ae j veronlwaart%iiig °PMisdrijven» met verlies der '""'■f „ d eze «et is een nieuw werktuig „ijberd 8= « CC V rfient om m gierigheid """len - i u ÏÏzijne Medevorsten houd, een SaUn jonge oncr,»re.e, heden « ™«™ . i i „a ;= maakt zu den misaaaui^et de misdaad gepleegd is , maan zj bekend; het proees is fchielijk opgemaak de wetten voor hem het loon zijner fnoodhcid. 82) Zie h" hoe mende misdaaden, die zo voelen ae in het evangenhuis; daar laat men hem *4 «uren vaslnt P-ces is opgemaakt; is het uur ge- Tomc dan Plaatst men hem op een omgekeerd ZZr] en de Priesters geeven hem eene groote roeZZl banden; in deezen ftand geeven zy hem een ifauL gemaaktuitden bastvan tweeboomen,to "erdf is: zo de befchuldigde mets van het gedron Z e gd gewaar wordt, houdt men hem voor 011fcl uid merkt men het tegendeel, dan veroordee m h:;; men geeft hem terdond palmolie m d* Tet vergif verdooft, en men verkoopt hem ik moet aaiimerken dat, indien men deeze olie laat d* M 4  ï§4 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN ken vóór den anderen drank , dat het vergif dan geene uitwerking heeft : hoe gemaklijk is het des voor de Priesters en de Vorsten om zo veele misdaadigers te behouden , of onfchuldi gen te veroordeeld! als zij goedvinden? dit echter is de reehtwijzing van Sierra-Leona af, tot aan het uiteinde der Goudkust : de helft der misdaadigers op de Goudkust, en vooral het grootfte aantal toveraars dat men hier vindt, worden op deeze wijs gevonnisd: de Negers van Loanga bereiden een vergif genaamd Benda; die dit niet verdraagen kan, isfchuldig: men heeft nog andere even zulke fnoode middelen om de gierigheid der Rechters te voldoen. Andere Jlreeken om flaaven te krijgen. Verfcheidene kooplieden bij de kust , voeden geheele kudden van kinderen op , om die zo dra zij werken kunnen te verkoopen! het lot deezer rampzaligen is des te harder om dat zij hun lot vooruit wecten, om dat zij het in al zijne ijsfelijkhcid gevoelen , om dat zij het droevig vooruitzicht hebben eerlang hun vaderland, hunne ouders, hunne vrienden, alles wat hun waardig is te moeten verlaaten, om daaven te worden der Europeaanen welke men hun toefchikt : wat verfcheurend denkbeeld voor eene moeder als die baaren zuigeling befchouwt, en weet dat hij uit haare armen zal gefcheurd worden zo dra hij kan arbeiden ! dat men hem na een vérgelegen land zal heenen voeren, van waar hij nooit wederkeert 1  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. 185 dat hij eeuwig flaaf zijn zal! is er wel iets gruwzamer dan dat oogenblik waarop de tiran het fchrikkelijk affcheid aankondigt? welk penfeel zal dit onderwerp naar eisch in alle zijne treurigheid, in alle zijne duisterheid afbeelden ? de menschlievende man ziet dit tooneel van afgrijzen; maar wat doet hij om het te doen verfoejen? dan, er zijn indrukken die het hart zo fterk treilen, dat de geoefendlte pen die niet dan flaauw kan voordellen. Dc drift tot het fpel is een ander middel om flaaven te krijgen: dit heb ik reeds hier voor aangetoond; de gevolgen zijn altoos dezelfde en welke gevolgen? Het fchijnt onbevattelijk dat redelijke wezens eene drift tot zo een uiterfte kunnen doorzetten; en zij die weinig menschkennis hebben zijn in verzoeking om dit voor onmogelijk te houden ; maar waartoe heeft de liefde tot het fpel veelen , bij alle volken, niet vervoerd! d&Germaanen tooneudaar flerke voorbeelden van, die niemand ontkent: de Hunnen gingen nog verder; veelen deezer lieden, na alles, ook hunne wapens verfpeeld te hebben, het dierbaarfte't welk een krijgsman kan bezitten, dobbelden ook om hun leven. Schuldenaars die niet betaalen kunnen worden ook gegrepen door hunne ichuldeifehers; maar dit getal 'is zo gering dat het niet der moeite waardig is daarvan te fpreeken ; zie hier evenwel twee voorbed-, den. Een Mandingos in het fpel alles, en hij was rijk, M 5  186 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN verlooren hebbende , had niets overig dan drie flaaven: hij zettede die op, cn verloor alle drie: dén deezer flaaven niet goedvindende om het oflèr zijns meesters dwaasheid te zijn, won zijn vrijheid door de vltlgt , de twee anderen werden geleverd ; de fchuldenaar niets hebbende om in plaats van den geVlugten flaaf te geeven, moest in zijne plaats treeden ; hij werd verkocht cn na de eilanden gevoerd. Een ander Africaan van dezelfde Natie, en reeds bejaard zijnde , had een fchuld gemaakt : door den fchuldeifcher vervolgd, kreeg hij uitdel onder de voorwaarden van een' borg te ftellen, en dat, zo hij zijn woord niet hield hij toeltond dat hij oogenbliklijk zoude verkocht worden; de oude gaf zijnen kleinzoon tot pand, wel verzekerd dat hij vóór den bepaalden tijd zoude kunnen betaalen; het gefielde perk was uit, de fchuldenaar kwam niet, evenwel binnen weinige uuren daarna verfchcen hij, met genoegzaame effecten ter betaaling: 't was te laat; en hoe groot was zijne wanhoop , ziende dat zijn kleinzoon gereed ftond om een Europeaansch meester toctebehooren! de grijsaart viel den fchuldeifcher te voet, bezwoer hem medelijden te hebben met zijne jaaren, en hem zijnen kleinzoon te laaten vrijkoopen , die de eenige fteun zijns ouderdoms was; om niet! hij zag den jongeling aan een fchip brengen, en na de gewesten der flavernij vervoeren.  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 187 Behandeling der jlaaven van dat zij gekocht zijn tot dat men hen overscheept. Het lijden der Negers begint met hunne gevangenis; zo dra zij in de klaauwen hunner rovers vallen fmaa- ken zij al bet affchuwlijke huns nieuwen toeftands: hoe veele fterven van vermoeidheid vóór zij verkocht zijn aan de Europeaanen; en hoe veele fterven er onderweg door de mishandelingen! worden zij ter zee of langs de rivieren gebragt, men werpt hen met gebondene handen in het hol van dc kano: en dewijl deeze reizen 'ettelijke dagen duuren, blijven zij al dien tijd blootgefteld aan eene brandende hitte, of onophoudelijke regens; en vooral altoos in de vochtigheid waar mede het hol der kano vervuld is. Gaan zij te land, dan aan elkander gehecht door houten vorken, of lederen riemen, genoodzaakt tot lange reizen door bosfehen en woestijnen, veelal gebrek lijdende aan het noodige, vergaan zij in grooten getale door vermoeidheid, gebrek, en de zelfmoord , waartoe de wanhoop hen vervoert. Aan de kust gekomen wil de Capitein hen niet koopen voor zij de onbefchaamdfte onderzoeking ondergaan hebben ; de Chirurgijn onderzoekt hen zo als hier eene ilager het vee op de markten; hij ziet of zij ook eenige kwaaien, of zij witte tanden, fterke zenuwen, breede borsten, goedegefteldheden hebben; dat is of zij den arbeid waarvoor men hen fchikt doen kunnen: indien hij omtrent dit alles voldaan is bepaalt men den prijs, men merkt hen op  IR3 DE ZAAK EER NCGERfLAAvEN de borst of den fchooder met een gloeiend ijzer ; brengt hen, twee aan twee geketend na boord: de Capitein heeft het recht om hen des anderen daags wedertezendcn , maar langer niet : de Negers die men weigert zijn daarom niet gelukkiger als of men hen had aangenomen; zij betaalen allerzwaarst de gebreken der Natuur, waarom men hen heeft weggezonden : of die nu ontdaan uit de jaaren , of de zwakke gedeldheid, al het zelfde : zij moeten van hunne vergramde meesters alles verdraagen; zij worden geflagen en verhongerd als wezens die voortaan ten laste drekken; men heeft zelfs zwarte kooplieden gezien, die met de flaaven welke men weigerde aanteneemen, na de flaaven van het fchip gingen, en hen voor het oog van al het fchcepsvolk den kop affloegen; ongetwijfeld bevreesd , dat, zo men hen liet loopen zij aan hunne landgenooten fchrik konden inboezemen, door het verhaal van alles wat hen was aangedaan van het oogenblik hunner gevangenfehap af. De flaaven die de Europeaanfche Faedoors in voorraad opkoopen, om de fchepen die zij verwachten daar mede te belaaden, gooit men in de gevangenisfen der Comtoiren; de bedorven lucht deezer gaten, het verlies hunner vrijheid, het gedenken aan hunne vrienden van wie zij afgefcheurd zijn , het flechte voedzel 't welk men hun geeft, het ijsfelijk vooruitzicht op dc flavernij, veroorzaakt aan veelen den dood vóór zij ingefcheept worden : earbos zegt ons, dat onder den grond van het kasteel Kaap Corfo, een groot uitgehouwen gewelf is, in de rots, waarin de  EN DER INWOONEREN VAN GÜINEA. l8<7 flaaven bewaard worden: „ Deeze plaats is verdeeld „ in verfcheidene vakken , en kan iooo menfchen , influiten; men zou om zig voorden opftand der " Negers te beveiligen niets beters kunnen uitvin" den: een ijzeren rooster die op het hovende van " het gewelf ligt , geeft hun lucht en licht ; maar het groot getal fchepen 't welk hier komt is oor" zaak dat zij zig daar niet lang verveelen : hun „ rechter fchouder is gebrand met de letters D. Y. „ Duc of York. 83) Dit zijn de voornaamde omdandigbeden van den flavenhandel; ik zoude zeer veele bewijzen daarvan kunnen aannaaien indien ik niet overtuigd ware dat dit gertoeg zij om te doen zien, dat deeze handel zo wreed^is in de uitvoering als onrechtvaardig in de beginzels; en ook, waarom zoude ik het getal deezer voorbeelden van wreedheid vermeerderen ? zulke fchilderijen verfcheuren bet gevoelig hart van denkende menfchen, en maaken weinig indruks op hen die aan alle deeze geweldenaarijen gewoon zijn: ik kan echter dit Hoofddeel niet fluiten voor ik uit het uitmuntend werk, reis na de Kaap de goede Hoop, van m. spaarman een ftuk geligt hebbe, 't welk des te meer met mijn onderwerp verbonden is, omdat het doet zien welke wreedheden de Europeaanen omtrent de bewooners van Africa, die wij Wilden noemen, durven onderneemen; waarom? om dat zij van onze kunsten, onze weelde, en vooral van onze verkeerde daatkunde ouweetend zijn. Deeze geleerde reiziger, fpreékende van de Hot-  I0O DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN tenmten genaamd Boshis, met welken de Hollanders die aan de Kaap woonen altoos oorlogen, zegt ons, als hij van de ftrengheden deezer Colonisten melding maakt , waarmede zij dit volk die hunne flaaven niet willen zijn, poogen uitteroejen: „.De zwange„ re vrouwen, de zuigelingen, zijn niet veilig voor „ de wraakzucht deezer volkplanters omtrent de „ Boshis; allen die men achterhaalen kan worden ver„ moord, zo zij ten minste niet goedgekeurd wor„ den om het getal der flaaven te vermeerderen: „ daar heerscht tusfehen hen een geest van haat en „ wraak , die de inwooners vooral poogen te ver„ fterken: zo dra een Colonist een Boshi ontdekt, „ fehiet hij terftond, jaagt zijne paarden en honden „ op hem af, zet hen aan deezen te vervolgen, en „ maakt op deezen ongelukkigen Wilde jagt met „ meer woede en hardnekkigheid dan of hij een „ wolf of tiger ware: zo de inwooners hooren dat „ de Boshis in 't veld zijn, rijden zij hen na: hoe„ wel het getal der Wilden groot is, zo zijn ech„ ter weinige boeren in Ihat genoeg die te verjaa„ gen; want deeze houden zig altoos op den afftand „ van ioo cn meer fchreden; zij hebben in hunne „ groote fnaphaaneneen flerke fchootjzij komen van „ hunne paarden, zetten de geweereu vast, naar het „ gebruik daarvan, om met meer zekerheid te mik„ ken ; en mij is verzekerd dat zij met dén kogel „ fomwijlen 7 ja 8 menfchen doorfchieten; 't welkte », waarfchijnelijkcr is, om dat deeze Wilden zig bij ,, zulke gelegenheden digt in één dringen: de re-  EN DER INW00NEREN VAN GUINÉA. 101 „ geering heeft geen aandeel in deeze wreedheden, „ dan voor zo verre zij die niet onderzoekt; maar „ het is ook van haare zijde eene overgroote verzui„ mcnis, dat zij dus een geheel Volk overlaat aan „ de baldaadige wreedheid van eiken boer; en zelfs „ aan ieder die goedvindt hunnen grond te verwocs„ ten: men kan denken, dat deeze Wilden van de „ inwooners der Kaap veele ongerechtigheden mocten dulden, wijl de Regeering geene paaien Helt „ aan de wraak of het belang derzelven ; en dat „ voorzichtigheid en menfchcnliefde geheel uit het „ oog vcrlooren worden: ik befchuldig geenzins al„ le de Colonisten ; of ieder bewooner van dit ge„ deelte der wereld; ik ben van het onwaare daar„ van te wel overtuigd: terwijl eenigen zig ten kos„ te der menschlijke natuur verrijken, zijn er ook „ zulken die zidderen, die weenen over deeze fuood„ heden , en duchten of niet de Godlijke wraak „ eerlang op hunne hoofden of op die hunner kinde„ ren zal nederdaalen, en hunne bezittingen vervloe„ ken." 84) Dit zelfde zeg ik ook met opzicht tot de Europeaanfche kooplieden die belang hebben bij den Havenhandel , als ik de fnoodheden verhaal waarvoor ieder onbevooroordeeld mensch gruwen moet! hij is barbaarsch in zijn aanleg en in zijne uitvoering; want ieder mensch die zijn'natuurgenoot in flavernij houdt, begaat eene misdaad, en hij kan ter zijner verontfchuldiging niet bijbrengen dat de wetten zijns Lands dit goedkeuren; want geene onzer vaderlanden heb-  192 • DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN ben het minste recht op de vrijheid der inwooners van Guinéa: in zijne uitvoering, zo de flavernij al vrijftonde, dan is het nog altoos misdaadig, zig, om flaaven te krijgen , fchuldig te maaken aan roof, moord, en trouwloosheid. En gij die u bereidt om fchepen na Africa te zenden , om daar flaaven intelaadeü, ik fmeek u , bedenkt eens voor gij dit voltooit, hoe veel onmenschlijks en hoe veel onrechtvaardigs daarin ligt! ik dwinge mij tot nu toe te gelooven, dat gij u omtrent den aart deezes handels misleid hebt; gij hebt, om dat zij vrij gegecven is, u verbeeld dat gij daar vrijheid toe had; en verre van ze u voorteftellen als eene onteering voor hem die deezen handel onderneemt, en voor hem die denzelven begunstigt, hebt gij geloofd dat gij hierdoor niette kort fchoot in die eerlijkheid waarop gij in alle uwe andere zaaken zo kiesch zijt: deeze dwaling maakt het voorbijzijnde vergeevelijk; maar ziet thans de tijd waarin zij moet ophouden; de fakkel der menfchenliefde begint deeze rampzalige beguicheling te doen kennen; welhaast zal hij doen zien dat de flaavenhandel indedaad niets is als de baatelijkfle rooverij; dat hij de algemeene en bijzondere verwoesting aanhitst; de geweldenarijen van kleine Vorsten onderfteunt, en de onrechtvaardige vcroordeelingcn goedkeurt: dit licht zal voortaan een allerfchandelijkfte altoosduurende verfoejing fpreiden over allen die in't vervolg deezen handel drijven; de verachting van ieder goed burger moet hen vervolgen; cn ik twijfel zeer of veele Franfchen, zo fterk door de zucht tot ge-  EN DER INWOONEREN VAN GHINEA. 193 gewin ontaart zijn, dat zij de fchoonfte gewesten in bloed en brand zullen zetten, de ftille ingezetenen verjaagen, opligten, en, zo zij weigeren flaaf te zijn, te vermoorden ! vóór deeze ijsfelijke tooneelen te gaan openen ó mijne Medeburgers! bedenkt nog eens aan welke gruwelen gij gaat medewerken; be- fchouwt nog eens de fchande die uw deel zijn zal! denkt dat uw geluk (ijsfelijk geluk!) niet kan verkregen worden dan ten koste van de vrijheid, van het leven zo veeier uwer medemenfehen! en dan, indien gij een vrij geweten, een onbefmetteu naam, de achting van braave medeburgers waardeert , zo gij de wetten eerbiedigt zo gij, om alles op éénmaal te zeggen — zo gij Christenen zijt, laat af van zulk een voorneemen; er ftaan eerlijker wegen open voor uwe eerzucht; maar onteert op de kusten van Jfrira niet langer eenen Godsdienst, die van de liefde afgefcheiden niet dan ergernis kan veroorzaaken! N  104 DE ZAAK DER NECERSEAAVEN *2i-^=^ —. Sjfer —1_ , gs V IJ F D E HOOFDDEEL. Vervoering der flaaven na de Eilanden, Vertrek der flaavenhaalers na de Coloniin. S^o dra dc Europeaanfche Capiteinen een genoegzaam getal flaaven bijéén hebben, ligtcn zij het anker en zetten koers na de Coloniën, om het loon huns arbeids te ontvangen. Het fchijnt in den eerden opflag dat, geduurende den overtogt, de Negers moesten behandeld worden met al de menschlijkhcid die fchepfels verdienen, welken men van hunne vrijheid beroofd heeft; die men gefcherden heeft van alles wat hun dierbaarst is, om hen overtebrengen langs eene groote zee in een anderen luchtftreek: deeze toegeevelijkheid zoude hen ten minsten van tijd tot tijd met hun nieuwen ftaat bekend en gemeenzaam maaken; zij zoude zelfs de gierigheid der kooplieden bevoordeelen, om dat, zo men de flaaven behandelde als menfchen, zij ten minsten hunne gezondheid zouden bewaaren, en men zoude, aanlandende, meer koopers vinden; maar verre daarvan, deeze overtogt brengt de wreedheid, onaffcheidelijk van deezen handel, tot het uiterde! alle de daaden van geweld tot nu toe door ons aangc-  EN DER INW00NEREN VAN GtJINEA. I§5 weezen, zijn alleenlijk eene fchets der geenen die zij oudergaan als zij op zee en de wèerelooze flagtóflers der Europeaanfche hebzucht zijn; deeze onmenschlijkheid gaat zo verre dat zij het vierde deel des cargafoens den dood aanbrengt: dit bewijst dat de ondeugd zig meermaals in haare eigene ftrikken verwart, en het geen zij ten haaren voof deele onderneemt, haat ten bederve ftrekt. Zo dra dc gekochte, of geftolene flaaven aan den oever komen, worden zij na de fchepen gebragt die voor hen gefchikt zijn: daar gekomen verdeeld men hen in de vertrekken; de mannen vóór in het fchip, de vrouwen, die doorgaands bet derde gedeelte der lading uitmaaken, achter; de kinderen in 't midden, en deeze vertrekken zijn afgefchotcn met twee fehut* tingen. Grootte der Jlaavenhaalers. Zij zijn onderfcheiden; men heeft er van n, tot 800 tonnen, en die van 30 tot 1200 flaaven inneemen ; de hoogte der vertrekken alwaar de flaaven geplaatst worden zijn naar de fchepen groot zijn; maar doorgaands is zij van 3, tot 5 voet, zo dat deeze arme menfchen zig niet overeind kunnen houden in de meeste fchepen. Zie daar de maat van twee flavenhaalers die ik zelf zag en mat, 1735, in eene Engelfche haven. Het eene was van 50 ton, de lengte der kamer daar men de flaaven in konde fmijten 38 voet, de grootfle breedte 9 vt. en 8 duim, dc hoogte naauwlijks 4 voet; N 2  '196 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN dit fchip zoude 140 flaaven overbrengen; het is klaap dat zij niet dan konden zitten of liggen, en geduurende de overtogt zo gedrongen waren dat zij Hechts 18 vierkante duimen bellaan zouden: men kan deezen hoop ongelukkigen, allen geboeid en halfliggende, vergelijken bij eene kudde fehaapen bijéén gevlugt in een onweder , indien zij het voordeel niet hadden eene zuivere lucht inteademen , terwijl deeze menfchen in eene vervuilde plaats, in eene bedorvene lucht zig geheel vergiftigen. Het andere fchip 't welk ik gemeten heb was van 12 tonnen; de lengte der kamer gefchikt voor de flaaven was 24 voet; de grootfte breedte 8, de kleinfte 4, de hoogte 2 voet 9 duim : dit fchip moest 30 flaaven overbrengen: m. clarkson fpreekt van een fchip welk 39 flaaven moest haaien, en dit vaartuighad gediend, (is het wel te gelooven ?) om 6 perfoonen op de rivier the Saverne te fpeelevaaren. m. falconbridge geeft ons de maat van een fchip van Leverpol, 't welk, volgends het verhaal desCapiteins, op de rivier de Bonni 600 Negers innam; maar dc zwarte Fatdoors hebben aan onzen fchrijver verzekerd, dat het bijna 700 geladen had; zij lagen zo digt op elkander gepakt, dat men kon zeggen zij waren geflapeld: de lading werd ook door zulk eene gruwzaame befmetting aangetast, dat zij, zonder kwaad weder, of eene langer reis dan doorgaands, de helft op de reis verlooren. Op dat mijne lezers nog een denkbeeld kunnen vormen van de plaats die ieder Neger befloeg, geef  'en Der inwooneren van guinea. Ï97 "ikhier de maat van dit fchip; het was groot 235 ton, •breed 25, lang 92 voet, en verdeeld in vier kamers; het magazijn had 15 voet, ieder negerkamer 45, die der vrouwen 10, die der kinderen 22 voet, behalvcn eene plaats tusfehen het dek die 9 voet breed, en van dezelfde lengte was als de kamers. 85) Zodanig zijn de vertrekken doorgaands bereid voor de Negers die men uit hun vaderland gefcheurd heeft, om in eenen vreemden luchtftreek te gaan lijden en vergaan. Eene voor de ilaaven zo ongelukkige fchikking is des te vreemder, daar het belang alleen in ftaat moest zijn den eigenaren der fchepen den Capiteinen te doen verbieden meer Negers iuteneemen , dan de kamers, zonder dat zij zig ftieten, en dat zij er in zitten konden , bevatten: maar zo is het dat de gierigheid zig zelf bedriegt: men geeft aan de Engelfche Capiteinen 6 ten 100 voor het geld 't welke de Negers die zij in de eilanden brengen, waardig zijn; dit is de oorzaak waarom in hunne fchepen de flaaven opeengehoopt worden. 86") Gedachten der Negers in die naauwe gevangenisfen. Hoe ijsfelijk moeten de overdenkingen deezer rampzaligen zijn, van het oogenblik dat zij in deeze vreezelijke holen gefmeten worden! welke wanhopige denkbeelden moet bet herdenken niet in hunne ziel doen rijzen ! en welk een naar vooruitzicht hebben, zij N 3  Io3 BE ZAAK DER NEGER5EAAVEN voor zig! dc nog verfche wonden door de opligting in hun hart gemaakt, de tedere banden die verl'cheurd zijn, de aangenaamheden waarvan zij beroofd zijn, eene treurende vrouw , jonge kinderen , magtloos door hen onderftcundc ouders, nu zonder befchcrmersi deeze heerlijke velden, deeze rijke oogsten die zij in vrijheid bebouwden , deeze vruchten die zij gingen inzamelen , hoe verfcheurend zijn deeze gedachten ! en dit alles is hen door de barbaarfche verdrukking ontroofd: deezenaare gedachten voegen zig bij de ketens waarmede zij geboeid zijn aan de (hikken der ongelukkigen die met htm het zelfde lot dcelen, aan de bedorven lucht die zij inademen,87) aan het zout en ffinkend vocdzel 't welk de gierigheid hun uitdeelt, om hen een fchets te geeven van het leven't welke hen voorbereid is; zij zien geene andere uitkomst dan in de wreedheid der monsters die hen omringen, zij bezweeren hen om hun den dood aantedoen, liever dan dus te laaten lijden, cn duizende doodsangsten te doen uitftaan; en hunne gebeden zijn fomwijlen niet dan te fpoedig verhoord. Eejluit door mij genomen op het zien van een' Jïaavenhau'er. Op mijne reis in het jaar 1785, na Levurpool en Briftol, ging ik op verfcheidene flaavenhaalers , en bezag die met de uiterfte oplettenheid: zal ik mijne lezers de gevoelens mcdedeelen die toen mijn hart verfcheurden? die ik ontwaar werd toen ik mij door  EN DER INWOONEREN VAN GDINEA. 199 deeze afgrijzelijke hokken heen drong, gevangenisfen gefchikt voor veele kinders mijne'- medemenfchen? zie daar,riep ik in verontwaardiging uit, zie daar het rampzalig verblijf alwaar mijne medefchepzels twee geheele maanden lang zullen worstelen, tusfchen de llavernij en den dood! zie daar de planken waarop hij zijne medebroeders, zijne landgenooten zal zien liggen, of ftervend of wanhoopend! zie daar dc wanden die hij zal doen weergalmen van de vervloekingen die hij over zijne beulen zal uitbraaken! ach! welk menschlijk hart kan hier een oogenblik zig ophouden , in een hok, 't welk meer naar een graf dan naar een verblijf voor levendigen gelijkt 't welk ook voor duizenden een graf verftrekt, zonder te treuren over de ongelukkige kunst die aan de Europeaanen geleerd heeft, zig na verre gewesten te begecven, daar goede, niets erg vermoedende menfchen opteligtcn, en die aan alle de gevaaren der zee blootteftellen; en waarom? om hunnen rijkdom te vermeerderen , dat is hunne driften en hunne ondeugden! deeze gedachten Hortten mij in eene diepe droefgeestigheid; ik fchaamde mij een mensch te zijn, en ik zou mij gefchaamd hebben een Christen te zijn, indien de Godsdienst niet alle daaden van tirannij ten ftreng- ften verbood ik hertheide mij niet uit deezen ftaat van ongenoegen en droefheid, dan om plechtig te belooven, al mijnen arbeid toetewijden aan de hulp van dit ongelukkig talrijk gedeelte des menschdoms — thans vervul ik mijne gelofte: „ Groote god! indien gij mijne krachten gelijk goN 4  200 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN „ maakt had aan mijnen vuurigen ijver, dan zou dit gefchrift allen mijnen Lezers die zelfde gevoelens „ inboezemen, die mij dit doen fchrijven, en de Ne„ gers vonden in mij eenen verdediger, hunner zaak „ waardig." Om agt uuren des morgens brengt men de Negers op het dek; na hunne boejens nagezien te hebben, maakt men een langen ketting op het dek vast, men haalt die door den ring aan eiken man gehecht, en men fluit het ander eind met een flot; dus hecht men 50 flaaven aan denzelfden ketting ; het oogmerk is hierdoor opftand yoortekomen , of dat zij zig niet in de zee werpen: is het fchoon weer dan laat men hen tot vier of vijf uuren op het dek, voords ontflaat men hen van den algemeenen keten, en zij gaan na hunne hokken te rug. 88) Voedzel der Negers ge duwende de overtogt. Geduurende de overtogt hebben zij twee maaltijden 's daags; men voedt hen met gekookte boonen , met ignames, en fomwijlen met rijst, of fpek; dit laatfte wordt dikwijls afgenomen van de portie der matroozen: men onthaalt hen nu en dan op een foupe gemaakt van palmolie, meel, peperen water: de ignames zijn het geliefdfte voedzel der Negers, daaraan zijn zij van jongs af gewoon; de rijst cn 't koorn, die op dc kust van Guinéa groeit , de boonen ko-  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 201 men uit Europa, de rijst wordt gekocht op de kust, om dat zij daar beter en goedkooper is: de Negers van den Goudkust eeten alles en zeer veel, wat men hun geeft; maar zij zijn meest allen zo afkeerig van boonen, dat, als zij hun maal doen op het dek, zij die in zee fmijten: duizenden van twisten ontdaan er eeduurende hunnen maaltijd, vooral als zij op klein randfoenzijn, en dit gebeurt op lange reizen: iederen maaltijd krijsen zij een pint water, maar als de fchepen bij de eilanden komen dan geeft men hun zo veel zij willen. Zo zij niet willen eeten, het geen voorvalt als zij door wanhoop vervoerd den dood boven zo een ongelukkig leven verkiezen, nadert men hunne lippen met gloejende kooien , en zo zij nog weigeren , dreigt men hen dat zij die zullen doordikken! dit middel is doorgaands voldoende: geloofbaare zeelieden verzekeren , dat zij een' Capitein gezien hebben die kookend loot in de keel der geenen liet gieten die weigerden te eeten. 89) De beweging, voldrckt noodzaakelijk voor dc gezondheid zijnde, doet men de Negers dansfen, al* het weer toelaat dat zij op bet dek komen; indien zij dit met tegenzin of niet vlug genoeg doen , dan komt de opzichter, en geeft hun zo veele geesfehla«ren tot dat zij den fmaak daarvoor wederkrijgen: hun muziek is de trommel; cn als die welken men hun tot dat oogmerk gaf gebroken is, dan bedienen zij zig van een tobbe: men dwingt deeze ongelukkige menfchen om tc zingen; en welke zijn toch wel N 5  202 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN hunne liederen ? dit is wel te begrijpen; klagten over het verlies hunner vrijheid, hunner ballingfchap, over hunne ongelukken. Men kan veel ligter de droefheid der Negerinnen bedaaren, door haar eenige beuzelingen te fchenken, door haar te bclooven in kennis te zullen brengen met de Officieren of met de matroozen; maar deeze verftandhouding heeft fomwijlen gevolgen die de volle maat aan de afgrijzelijkheden deezer reis geeven. De mishandelingen. De fnoode behandelingen die zij op de reis lijden, laaten zig noch befchrijven, noch begrijpen: zij zijn veel meer aan zeeziekte onderhevig dan de Europeaanen, en fterven er fomwijlen aan; maar het ongelukkigst van alles is , dat zij verftoken zijn van de vrije lucht: om hun eindelijk dit kostelijke voordeel te verfchaffen, hebben de meeste flaavenhaalérs vijf of zes luiken aan iederen kant, die voldoende zijn om de lucht bij fchoon weder zuiver te houden. 90) Krankheden waaraan zij, bij gebrek van frisfche lucht, zijn blootgejleld. Maar belet eene hooge zee of groote regens deeze luchtgaten opentezetten , dan is alle circulatie der buitenlucht ten eenenmaale belet: de binnenlucht verhit , en bederft in weinige minuten door de ademhaaling en de uitwaasfeming der vervuilde en verrotte  EN DER INwOONEREN VAN GTJINEA. 203 mismasfen die daar blijven liggen; vandaar de koortfen, en de bloedloop die zo veele Negers den dood veroorzaaken. Geduurende de reis die m. falconbridge deed van de kust na de Engelfche Coloniën, zag hij de allerverfchrikkelijkde uitwerkzels daarvan ; hij haalt om daar eenig denkbeeld van te geeven het volgende aan. „Vochtig weder, en flerke wind," zegt hij, „ be„ let hebbende de luchtgaten te openen , en de " roosters op het dek te bedekken, begonnen koortzen en rooden loop de Negers te plaagen: zo lang '„ deeze bednettende ziekte duurde, was ik genood", zaakt deeze lijders dikwijls te bezoeken; maar hun ", vertrek was zo ondraagelijk heet dat ik er maar „ een oogenblik in blijven kondc : de hitte alleen " maakte dit niet onmogelijk; de planken waren zo„ danig met bloed bevlekt, cn met allerleie vuilig" heden, dat deeze arme menfchen daarin als zwom„ men; geene verbeelding kan zig dit walgelijk too„ neel van clenden immer voordellen ; niets is af11 afgrijzelijker dan het geen ik zag: zeer veelen vie„ len geduurig in flaauwte; men moest hen op het „ dek draagen , alwaar zulken die zig een weinig „ beter bevonden zig met moeite gefleept had„ den ; de toedand deezer Negers was zo bedroe„ vend, dat ik om hen te helpen niets verzuimde; „ maar ik waagde hierdoor zelf het dagtoffer te worden: op eenen hectcn dag in mijn hemd zijn„ de, bleef ik daar een qnartier uurs bij hen, en ik  204 de zaak der negerslaaven „ vond mij zo kwalijk gefield, zo uitgeput door den „ (tank, de hitte, en al dit walgelijke, dat ik bijna „ bezweek; met moeite klom ik op het dek, viel „ in dezelfde ziekte , en kwijnde veele - maanden „ aleer ik mijne gezondheid en krachten weder„ kreeg." qi) ,, Deeze voorbeelden zijn niet zeldzaam; in.te„ gendeel,dit valt gedtmrende de reis dikwijls voor; „ en de Negers lijden fomwijlen nog meer , vooral „ als zij talrijk zijn, 't welk op deeze reis zo niet „ was; want het fchip had 100 Negers minder dan „ het moest ingenomen hebben." Laaten wij dit tafereel der ongelukkige Africaanen geheel voltoojen: op hoopen gefmeten in deeze gevangenhokken , waarin zij dikwijls maar iS duim plaats hebben om te zitten of te liggen: 92) onderitel dat dc ftormen of andere oorzaaken belet hebben eenige dagen achter een deeze menfchen op het dek te laaten komen, of zelfs de lucht in hunne hokken te vernieuwen, en dat men eindelijk de rooster boven op het dek kan openen, welk een verfcheurend gezicht vertoont zig dan voor een gevoelig hart! hier ligt een hoop arme Negers in onmagt gevallen, door de heete lucht en Hinkende uitwaazemingen , of die reeds dood zijn; daar doen anderen nog eene pooging om bij het geopende gat te komen, en de lucht die men hun nu wedergeeft inteademen; 93) deeze fchiclijke verandering is voor veelen doodlijk; en hoe veele moejelijkheden moeten zij overwinnen om bij de opening te kunnen geraaken! zij moeten  EN DER INWOONEREN VAN CUINEA. 2C>5 over de lijken of lijdenden been treeden ; zij moeten hem aan wien zij gebonden zijn medefleepen, en deeze is misfchien reeds bczweeken onder den last van zijne elenden; zij hebben geen krachts genoeg om hem voordtctrekken en moeten des weldra het zelfde lot ondergaan; en ook, het zijn ongelukkigen die zig in bloed en flijk omwentelen , waarmede de grond bedekt is : hoe onverdraagelijk moet hunnen toeftand geweest zijn , vóór men deeze luchtgaten opende, toen zij zo veele dagen van de lucht beroofd bleeven ! die dit nooit ondervond kan het niet befeffen. Zorg die men draagt voor de zieken. Als de rooster , en de luchtgaten geopend zijn * ziet de Capitein met eigene oogen deeze vreezelijke omftandigheden, en in angst en fchrik zijnde, beveelt hij dat men de zieken terftond op het dek draagen zal: men geeft bun alle noodige hulp: zij die weinig hoop laaten op herftclling brengt men in eene foort van hospitaal, alwaar men hen met alle zorg-1 vuldigheid behandelt: zij die door de vrije lucht herftellen, fmijt men weder in hunne hokken waaruit zij gekomen zijn, en in dit verblijf des doods en dcslijdens beginnen hunne elenden op nieuw. De meesten die in dit hospitaal komen leeven doorgaands maar weinige uuren; zij die in 't leven blijven worden geduurig magerder, zwakker; de bloote planken waarop zij liggen, de beweegingen van  206 de zaak der negerslaaven het fchip, vennoejen hen zo zeer dat hunne iritfte* kende beenderen, door hun vel en vleesch heen komen; zo kwijnen zij nog eenigen tijd in dien toeftand, 94) tot dat de barmhartige god , bewogen door hunne klagten en hun lijden , hen den dood toezendt, om dit leven van elende te eindigen. Uiterjlen, waar toe deeze mishandelingen de Negers vervoeren. Menfchen, levendig getroffen door de verdrukking, toonen hunne gevoeligheid daarover naar dat zij fterkte van ziel, krachtige denkbeelden, een heftig temperament hebben, kort gezegd, naar de hoop die hen overblijft; maar als zij de flagtoffers zijn eener des te verfoejelijke wreedheid, na dat die meer overlegd en minder verdiend is, eene wreedheid die niet eindigen zal dan met het leven des geenen die hen dus mishandelt; dan voltooit de wanhoop deezen ftaat van elende, zij vervloeken een aanwezen 't welk uit lijden beftaat; cn zo de godsdienst zijne vertroostingen dc hoop op de zalige onflervelijkheid niet aan hun mededeelt, dan fnijden zij zonder bedenken den draad eens zo rampzaligen levens af: de Negers zijn menfchen zo als wij, zij hebben dezelfde driften , dezelfde kicschheid , dezelfde gevoeligheid; zij moeten des het geen wij hun doen lijden met dezelfde fmart als wij ondervinden , wanneer wij even zo ongelukkig zijn als zij.  en der inwooneren van guinéa. 20? Zelfmoord. De eene befpicdt het öogenbïik waarin hij zig in zee kan werpen: deeze poogingen zijn zo veelvul- j dig, dat men om veele fchepen een houten hek heeft om dit te kunnen beletten, maar dit is niet in ftaat om altoos deeze wanhoopenden uitkomst aftefnijden, cn hulp te zoeken in den bek der haajen, of in den grooten oceaan; 15 Negers ,behoorende tot een fchip uit Lererpool, wierpen zig in zee; men reddede eenigen, de overigen werden door de haajen verflonden ; een Fransch fchip, aan de kust komende, onderging het zelfde verlies; w. falconbridge verhaalt nog andere poogingen tot dat zelfde oogmerk. Anderen weigeren volftrekt alle voedzel-.95) de Europeaanen noemden dit hardnekkigheid en draften het zeer ftreng; maar wat vermogen dreigingen en ftraffen bij menfchen die de dood boven de flavernij verkiezen ? Een fchip 't welk op de rivier de Bonni ten anker lag, had eene fchoone zestienjaarige Africaane aan boord; de gevangenfehap verdroot en bedroefde haar zo zeer dat zij het befluit nam zig dood te hongeren; in weinigtijds verviel zij, haare frischheid verdween, zij vermagerde van dag tot dag, in fpijt van alle zorg die men voor haar droeg; haar dood fchecn aandaande: verfchrikt door het verlies 't welk hem dreigde zettedede Capitein haar aan land, en gaf een zwarten Factoor last voor haar zorg te draagen zo lang het fchip op de rivier bleef: zo dra zij haar  208 DE ZAAK DER NECERSLAAVEN vaderland betrad, haare geboortelucht inademde,hadre landsgenooten en vrienden wedervond, haare vrijheid verkreeg, vergat zij haar lijden en herftelde geheel ; doch dit was van korten duur; hoorende dat ïnen haar na boord zoude brengen, verfchrikte zij zo zeer dat zij zig zelve doodde: 96) arme ongelukkige! waartoe diende de zorg voor uwe kindsheid, de zorg cener liefhebbende moeder , de beminnelijke hoedanigheden u door de Natuur verleend? om de beulin van u zelve of de flaavin van een' Europeaan te zijn. Zinneloosheid, Het andere niet minder vreeslijk gevolg deezer overtogt is de zinneloosheid: die zelfde Capitein had op eene voorige reis eene jonge Africaane gekocht: aan boord gekomen weende zij altoos; zij wijgerde zig in eenige gcfprekken met haare medeongelukkigen intelaaten; weldra maakte de wanhoop haar zinneloos; men boeide haar aan eenen keten tusfchen deks aan den grooten mast; daar bleef zij eenige dagen ; nu nam , dan weigerde zij alle voedzel; eindelijk fcheen zij te bedaaren; doch dit duurde niet lang; de aanvallen verdubbelden, zij vond behaageu in op de drocvigfte toonen de verwijdering van haare vrienden en vaderland te zingen: de middelen ter haarer genezing aangewend, vermogten niets, haare ziekte begon op de rivier de Ambris, daar zij gekocht was, en duurde met geringe tusfehenpoozingen tot Port Mama , daar men haar eenige goede oogen-  EN DER INWOONEREN VAN CÜINEA. 209 ©ogenblikken v, aarneemende, verkocht: bet is denkelijk dat zij in nieuwe zinloosheid verviel , en dat haar meester , dit voor hardnekkigheid houdende , haar daarover meermaalen heeft laaten geesfelen. Een ander fchip op denzelfden kust had insgelijks eene ongelukkige aan boord, door dezelfde kwaal aangetast ; zo dra zij daar gekomen was, trof haar het denkbeeld: „ voor eeuwig ben ik gefcheiden van „ mijne ouders, vrienden en land," zo geweldig, dat zij weigerde te eeten, den dood kiezende boven dit leven; haare ziel bezweek onder den last deezer feheiding; men legde haar op het dek aan een keten, en zij ftierf binnen weinige dagen. Een ander uitwerkzel der mishandelingen, den Negers geduurende de overtogt aangedaan, is een zo diep gevoel van de onrechtvaardigheid die zij lijden, dat zij, ten koste van hun eigen leven, hunne beulen poogen tc ftraffen, Opftand. Onder de flaaven die een Engehch fchip, op de Bonni ten anker liggende, gekocht had, bevond zig een Neger in de volle kracht zijner jaaren; alles toonde aan hem eenen onbedwingbaaren edelen moed: eens op het dek gebragt om lucht te fcheppen , zag hij om zig heen; hij zag een mes liggen naast een' matroos die at; hoewel geboeid, wierp hij zig op deezen , drukte het hem in de borst , en dwong den geenen die aan hem geketend was, hem te volgen, O  aio DE ZAAK DER NEGERSLAAvEïï hij kwetfte nog drie matroozen die den tijd niet hadden om hem te ontwijken: ziende dat zijn medemakker zig met onwil na hem voegde , Irak hij hem ook het mes in de borst, door zijn gelaat en gebaarden te kennen geevende: „ Gij zijt het leven niet waar„, dig, vermits gij den moed niet hebt om uw leven „ door eene zo fchoone daad in de waagfchaal te 3P zeuen;" intusfchen kwam de geheele equipage in beweging, terwijl deeze flaaf na de deur der cajuit ijlde, zijnen ftervenden medemakker met zig fleepende, om den Capitein te vermoorden dien hij voor de porzaak van zijne rampen hield: hij ontving met een een fnaphaanfehoot en een houw met den label, dien hem het leven benamen. Men weet niet wie deeze held was voor hij in de handen der Europeaanen verviel; maar het is waar* fchijnelijk dat hij alle lieden van het fchip hield voor roovers en moordenaars, 't welk hem woedend moet gemaakt hebben ; zou hij anders zo eene volftrekt wanhoopige daad, zonder medehelpers begonnen hebben? Zij die onderneemen hunne medeongelukkigen te doen opftaan, flaagen, ter verbrcekinge hunner ketenen , zelden of nooit: dit blijkt uit het verhaal eens Capiteins , die eene lading flaaven na de Barbados bragt; dit voorval is zo onteerend voor de menschlijkhcid, dat men het in twijfel zoude trekken, indien het niet medegedeeld ware, door een' man die de grootfte geloofwaardigheid verdient , 97) en het Uit den mond des Capiteins, zelf gehoord had j on-  en der inwooneren van güinea. 211 dervraagd zijnde over het goed gevolg zijner reize, zeide hij: „ Dat hij niet dan met de uiterde moei„ te de inwooners van Guinéa had kunnen oVerhaa„ len, om te oorlogen, en hem dus zo veele flaaven ,, te bezorgen als bij noodig had; maar dat, toen „ hij de lading binnen zag, hij nog veel meer moei,, te had moeten aanwenden om hen te doen eeten: „ alle deeze Negers verkoozen den dood boven den „ ftaat van flavernij en mishandelingen, die men voor hen bereidde: ondervraagd omtrent de middelen die „ hij gebruikt had om de gevolgen daarvan voorte„ komen, antwoordde hij : dat hij alle de Negers „ op het dek liet komen, en toen zij bij dit voor„ neemen bleeven , gaf hij zijne matroozen bevel om „ één der hardnekkigften aantegrijpen, in kleine ftuk„ jes te hakken, en de anderen te dringen die op„ teëeten; zwecrende hun allen dus te zullen han„ delen indien zij niet wilden eeten;" deeze tot den Almagtigen om wraak roepende daad, verhaalde hij als een daad van moed, en zij had ook het uh> werkzel 't welk bij er zig van beloofde , alle de overige flaaven begonnen te eeten. Men vindt iets dergelijks in de verzameling der reizen van astley, door m. atkins, Chirurgijn in het esquader van den Admiraal ogle: bij zegt, dat de Capitein harding, op een fchip alwaar eenige Negers en eene Negerin gepoogd hebbende, ter verkrijging hunner vrijheid, opftand te verwekken, eenigeu veroordeelde tot eenen wreeden dood , na dat hij hen de lever en het hart had doen opeeten van die O 2  212 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN welken reeds gedood waren: wat de vrouw betreft, die liet hij bij de duimen ophangen, aldus werd zij gegeesfeld, en vervolgends, in 't bijzijn der overige flaaven, met een mes in ftukken gefneden tot dat zij ffierf. Een ander Capitein ging, na op de Greinkust 190 flaaven te hebben ingenomen, onder zeil: men bemerkte weldra eenige beweging onder de Negers; men liet één' daarvan op het dek komen , en befchuldigde hem dat hij de aanflooker was ; zonder andere voorbereidzels , hechtte men hem aan een' ring, haalde een touw door één der ijzers, en ligtte hem met zo veel gewelds op dat alle zijne leden ontwricht waren: in deezen ftand leed hij alles wat een onmenschlijk onbefchaafd graauw zig liet barbaarscht kan toeftaan: toen deeze monsters dit moede waren, lieten zij hem af en fmeetcn hem in de zee. Wel verre van dat deeze allergruwelijkfte ftraf op zijne medeftanders eenigen indruk zoude gemaakt hebben, waardoor het zaad des oproers moest verflikken , verbitterde het hen ten allerfterkfte , en het fcheepsvolk was in zulk een angst, dat toen men hen op het dek bragt, zij geboeid bleeven, en alle de matroozen hielden hunne geweeren door dc tusfehenruimten der barricade die men op het dek gemaakt had. In weörwil van dit alles, in weerwil deezer gruwzaame ftrafoefening, braken twee flaaven hunne boejens, en naderden met een onverfchrokken gelaat om hunne medebroeders te wreeken; de matroozen los-  EN DER 1NW00NEREN VAN GUINEA. 213 'ten op deezen hunne geweeren; dit verfehrikte hen niet „ en, bijgedaan door hunne vrienden , verbraken zij de barricade, ontwapenden den fchildwacht, en, na een hardnekkig gevecht, dwongen zij de matroozen tot vlugten, in de masten en in bet fcheepshol, er bleef echter op bet dek één man, dien deeze woedende menfchen niet gezien hadden; hij zat bij den fteven zijne klederen te verftellen, en merkte den opftand niet dan toen het te laat was om te vlugten; hij vattede een touw en hing zig daaraan; de venster der kajuit open zijnde , gleed hij daar fchielijk binnen : zijn eerfte zorg was dc trap die Van het dek na de hut gaat wegtcnccmcn, om dus alle gemeenfehap tusfehen de flaaven en hem aftefnijden : daar liep hij na den Capitein en na een' matroos die ziek lag, en verhaalde wat er te doen was; terftond ftonden zij van hun bed op, wapenden zig en wachtten de Negers onverfchrokken af: deezen drongen weldra derwaards; zij waren met Hukken houts gewapend, die zij na beneden fmakten; maar hunne vijanden naar maatc zij naderden , op hen de gewecren losfende, vielen er zeer veelen dood neder, en zij die aan hun geketend waren niet kunnende vlugten , kreegen dat zelfde lot. Het gevecht duurde nog eenigen tijd; de flaaven hunne moedige aanvoerders verboren hebbende, gewond , en vermoeid door hunne boejens , rustten een oogenblik: hier mede deeden de matroozen hun voordeel, zij vereenigden zig en gaven vuur op de meeste deezer bijeen gewekene Negers: de fchok was O 3  214 DE ZAAK DER KËGERSLAAVEN fterk, de Negers konden dien niet wedcrftaan; zij fcheidden, en vluchtten waar heen zij konden; men fcheurde hen zonder moeite uit hunne fchuilplaatzen en bragt hen op het dek. Wat was het einde van dit tooneel van ijselijkheid ? de meeste flaaven, doodlijk gewond, moesten of fchietijk daaraan llerven , of met zwaare kosten genezen worden : de Capitein liet hen allen in zee werpen; zij hoorden hun doodvonnis met de vervoerendfte vreugd; zij (telden de uitvoering niet te rug, dan om nog eens hunne vrienden en maagfchap te omhelzen; toen, met een vrolijk gelaat, terwijl zij hunne beulen met de levendigfte verfmaadiug van ter zijde aanzagen , fprongen zij over boord , en dc dood eindigde welhaast hun lijden; het gevolg deezes opftands was, dat van 190 flaaven die dit fchip inhad, er maar 90 te Barbados aankwamen. Daar zijn weinige overtogtcn waarin niet het een of ander ongeluk voorvalt, veroorzaakt , of door een onverwacht toeval, of door het gedrag der flaavenkoopers. Ongelukkig voorval geduurende den overtogt. Een fchip gelaaden met 300 flaaven, werd door eenen ijsfelijken ftorm overvallen: des avonds, omtrent zes uuren, ontdekte men een gat in het fchip, en in weerwil van al het pompen der equipage, bevond men, 's morgens vroeg, dat het 7 voet water inhad : naauwlijks was dit bekend, of de ballast ,  EN DER INWOÖNEREN VAN CUIREA. £ïj bp ééne zijde geraakt» had welhaast het fchip doëil zinken } alle aangewende moeite was vruchtloos § men hakte den mast en verzuimde niets om het fchip te doen rijzen te vergeefsch; men wierp bil kanon in zee aan de windzijde, en het fchip richttö zig op. Geduurende den tweeden dag deed de equipage mets dan pompen, maar hoe groot was de fchrik toen mert bevond dat alle de vaten, gevuld met water en pro* vide, in dukken geflagen waren ', en dat 'er metf? behouden was dan een weinig befchuit, wat mee), en eenige liqueurs. De derde dag vermeerderde het werk met het gé* Vaar, en men hoorde het allerijsfelijkst gebrul en ge^ huil, geklaag en gekerm; het water kwam in de gcvangenhokken der flaaven , die, federt het gevaar tó* gonnen was, geen het minste voedzel gekregen hadden ; fommige vrouwen waren reeds dood 5 eene bad zig verdronken. De vierde dag bleef een gedeelte der ffiatroozeti nog al aan 't werk; de overigen konden niet lange? aan het pompen blijven ; het gekerm en getier der' flaaven vermeerderde; de mannen, raazende van hort* ger, hadden, het geen bijna onmogelijk fchijnt, hürine boejens verbroken, en poogden met een onWeder-ftaanbaare drift, de rooster en de deur hunner gevangenis te overweldigen S de Capitein, door fchfife bevangen , en niet weetende wat te doen,- befloot eindelijk de eerden die uitbraken te laaten doodfehie^ ten , en op die wijze werden er ge Negers Vermoord, O 4  216 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN Op den avond van den vijfden dag ontdekte men van verre een fchip; men gaf tekens van nood, en het was nacht aleer dit bij hen kwam, en de ongelukkige equipage overnam : wat de flaaven betreft, die liet men in hunne hokken ten prooi van alle de woede des hongers en der zee. 98) Zie hier een voorbeeld van het gedrag der flaavenkoopers, geduurende de overtogt: het is des te meer bekend om dat het (toffe gaf tot een Proces, 't welk geoordeeld is voor 's Konings bank , in Maart 1783. Wreedheid eens Capiteins, geduurende de overlegt. Het fchip Zong, of Zung, Capitein gui collincwood, vertrok den 6 September 1781, van St. Domingo naar Jamaica, met 440 flaaven, en 17 blanken : den 27 November nam de Capitein St. Domingo voor Jamaica, waardoor de reis verlangd werd: eene befmettelijke ziekte begon onder de flaaven te heerfchen , zo als doorgaands op de flavenhaalers gebeurt, zo dat hy 60 flaaven en 7 blanken verloor, en veelen behalven die, hadden dezelfde krankheid , zo dat het getal der monden zeer verminderd was. Deeze barbaar, verfchrikt over het verlies 't welk de Reders zouden lijden, vond een verfoejelijk middel uit om hen fchadeloos te ftellen: hij befloot om de allerziekften in zee te werpen , hoopende, dat, zo hij de noodzaakelijkheid daarvan konde aantoo-  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 217 nen, de fchade niet op de Reders, maar op de Asiuradeurs komen zoude: ten dien oogmerke zocht hij de Officieren te bewijzen dat, zo de Negers hunnen eigen dood dierven, het verlies voor de Reders zijn zoude, maar dat, zo hij hen in zee wierp de Asfuradeurs de fchade lijden moesten. 99) De verfchooning die hij wilde gebruiken was, gebrek aan water; maar dit was te onmogelijker, om dat nog niemand op de kleine maat gedeld was; dat de regentijd aankwam; dat men binnen 24 uuren aan een Eiland zijn zoude; dit hielp niet ; en om-zijn ontwerp uittevoeren koos hij zelf 122 der zieken uit, liet er dien eigen dag 54 overboord fmijten, en den volgenden dag nog 42 die overgebleven waren. Maar, even als of de Voorzienigheid , vertoornd over dit fnoode bedrijf, bcfiooten had hem alle mogelijke verfchooning te ontneemen, cn een bewijs tegen hem te leveren, zondt Hij, na deeze laatde gepleegde wreedheid, een regen die drie dagen duurde, en men vergaderde veel waters. Evenwel, deeze rampzalige dagtolfers ontkwamen hun ongelukkig lot niet : de 16 eerden, lieten zig zonder tegenweer 'in zee werpen; en de 10 anderen, wel verre van toetedaan dat hunne beulen hen aanraakten , dortten zig zeiven van 't fchip, en volgden hunne medebroeders: toen het fchip in de haven kwam had het nog 1800 pinten water: de Reders hielden zig als of zij de onvoorzichtigheid des moordenaars afkeurden ; de Asfuradeurs weigerden te betaalen ca daaruit ontftond een proces, ioo) O 5  21 8 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN Dat gruwelfr.uk hoe fnood, is niet het eenige: Dn gregorij zegt ons, dat voor weinige jaaren een flavenhaaler van Africa na Jamaica komende, met een lading daaven, bij de haven diet; hy en het fcheepsvolk reddeden zig in de doep , maar uit eene zeer onnoodigc voorzorg voor hunne behouding, vermoordde zij de Negers die aan land zwommen. Het is nog niet lang geleden dat een fchip van Guinéa, vertrokken met 900 flaaven, en lang door ftilte in zee gehouden , als ook door tegenwinden, tot het uiterde gebragt werd; om de matroozen, en eenige Negers te fpaareu , wierp men hen in zee, rug aan rug gebonden, zo dat het maar met 100 flaaven binnenliep: deeze wreedheid is bevestigd door een allergeloofwaardigst man: was het des niet beter dat dc flavcnhandel voor altoos vernietigd werd, dan dat zulke voorvallen zig geduurig hernieuwden? 101) Laaten wij een verhaal afbreeken even fmartlijk Voor mij die dit fchrijft, als voor mijne aandoenlijke lezers, die zekerlijk, terwijl zij dit kezen, bittere traanen duiten, over het lot zo veeier flagtoffers onzer gierigheid! het geen wij gezegd hebben is voldoende om aantetooncn hoe weinig zorgs men draagt voor de gezondheid der Negers geduurende de overtogt, en de Hechte behandeling die men hun aandoet: deeze twee zaaken, vereenigd zijnde, brengen ten wege dat van 100,000 's jaarlijks uit Guinéa gevoerde flaaven t er maar 80,000 overkomen, na een overtogt van 7 weken, of a maanden. 102)  EN DER INWOONEREN VAN GCINEA. 219 De Jlavenhandel hoogst nadeelig voor de matroozen. De flavehhandel is niet alleenlijk fchadelijk voor de geenen die er het voorwerp van zijn, maar ook voor de matroozen die men daartoe gebruikt : een heet en ongezond climaat, eene lange en moejelijke reis, ftrenge draden der Overften, en nog meer foortgelijke oorzaaken doen deezen overtogt zo ongelukkig zijn voor de Europeaanen als voor de Negers. Middelen om matroozen te werven. Indien , zo als de verdedigers des handels dit noemen , hij een kweekfchool ware voor de zeelieden , dan zouden zij deeze fchepen boven alle anderen verkiezen; maar, het tegendeel is waar: men kan die niet verkrijgen zonder zig nu van geweld dan van list te bedienen: Londen heeft veele opeubaare huizen, alwaar men hen werft; daar bedien; men zig van allerleie dreekcn om de onkundigen of niets ergs vermoedende matroozen in fchulden te brengen ; men voegt den wijn en den wellust bijéén, om hunne zinnen te verbijsteren, en hun verdand te doen zwijgen; men houdt hen eenigen tijd in deeze dronkenfchap; hunne fchulden grocjcn en hunne verlegenheid vermeerdert; men dreigt hen te vangen en in een akelig hol te werpen: als men hen genoeg verfchrikt heeft, komt er een knaap die hun, als bij geval, vraagt, of zij een reis naar Guinéa doen willen? de waardin mengt zig in het gefprek, zij neemt den  220 DE ZAAK DER NEtiERSLAAVES? fchijn aan van vriendfchap, ja van medelijden met deeze verbijsterden; weigeren zij het, men werpt hen in het gevangenhuis; neemen zij het aan, men betaak hunne fchulden en brengt hen na boord. 103) m. stanfield die in den flavenhandel gebruikt is, en die, in een klein werkje 't welk hij onlangs in Engeland uitgegeeven heeft, zijne dwaling poogt te heritellen door alle de fnoodheden deezes handels te ontdekken, zegt, dat hij eene ftraat doorgaande, in drie zulke huizen getrokken werd; dat hij er veele matroozen gekend heeft, met oogmerk om daar goed cier te maaken, cn die geloofden in ftaat te zijn deeze verleiders te bedriegen, maar dat de wijn hen weldra hunne voornemens deed vergeeten ; zij ondertekenden in de handen deezer flechte venten, welken zij hadden meenen te bedriegen, de voorwaarden, en dompelden zig des nogmaals in dien poel van elenden , die zij zo wèl hadden leeren kennen. Het contract getekend zijnde, geeft men deeze matroozen een briefje om het geld, hun beloofd, te ontvangen ; maar het is niet betaalbaar voor dat zij in zee zijn en de Bootsman de lijst der equipage heeft: zij moeten echter hunne fchuld betaalen, en eenige voorraad medencemen; om die reden verbindt men hen om hun tedament te maaken, ten voordeele dier eerlooze waardin , die hen heeft helpen bedriegen: de Onderduurman van het fchip waarop M. stanfield was, en hij zelf, zagen zig verpligt deeze wet te volgen; zij hadden geene fchulden; logeerden in een koffijhuis, en echter dwong men hen, ten voor-  EN DER INWOONEREN VAN CUINEA. 221 tïeele der meesteresfe een testament te maaken, om zig, geduurende hunne reis, eenige verfrisfchingen te kunnen bezorgen ; 't is waar dat zij dit naderhand door eene andere acte vernietigden; maar boe veele onkundigen laaten zig hierdoor deeze listen misleiden ? en hoe veel acht hebbe men niet te liaan op die groote lijst in Engeland gemaakt, door mannen, vrouwen, kinderen, om de pooging ter vernietiginge deezes handels in Leverpool , te beletten ? deeze fchandvlekken der menfchen , vreesden dus de menigvuldige ervenisfen te verliezen, hen door het fterven der matroozen op de reis na Guinéa ten deele gevallen: zie hier de beweegreden van hun gefchreeuw. Hunne behandeling op de fchepen. De fchepen voor deezen handel gefchikt, hebben altoos veel meer manfchap dan zij bevatten kunnen: de matroozen kunnen daarop zo wel niet onderhouden worden, als op de andere fchepen: als dc flaaven aan boord zijn dan is dit randfoen nog kleiner; men geeft hun een ftukje osfen- of varkens-vleesch, geen andere liqueur dan zij in Africa voor hunne klederen verruilen, en het water is zeer zuinig; de reden van dit alles is deeze: de fchepen zijn doorgaands zo beladen met flaaven en koopgoederen, dat de plaats voor de provifie zeer klein is. Zo lang de fchepen in de havens of digt bij de kusten zijn, zijn de Officieren zeer wèl omtrent hunne matroozen; en geeven hun voedzel in overvloed;  222 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN dan, zo dra zij in volle zee zijn is dit uit : men vreest noch het wegloopen, noch het gefchreeuw der matroozen; men vermindert hunne portie, en in deeze heete lucht geeft men zeer weinig waters; men doet hen zonder ophouden zwaar werk doen; men verdrukt hen cp allerieie wijzen. Het geen men verhaalt van het ongelukkig lot der matroozen op de flaaf haalers is ten vollen bewezen, en heeft zeer weinig uitzonderingen; maar om niets bier omtrent in twijfel te laaten, zullen wij twee verliaalen mededeelen gegceven door ooggetuigen , en wier getuigenis met bedaardheid is onderzocht door het Brilsch Parlement. Getuigenis van m. stanfield. m. stanfield fchildert, zonder gal, het geen hij zag, en ondervóndt; niets is vergroot: hij verklaart dat dit het doorgaande lot der matroozen is , dat veelen het erger, en eenige weinigen het beter hebben: zie hier het verhaal: „ Gelukkig voor ons hadden wij een fchip, dat „ in flecht weêr water inkreeg, zo dat de vrees of ,, wij niet te Lisfabon zouden moeten vertoeven, „ o;s lijden voor eenige tijd vertraagde: de geesfel „ verfcheen niet dan op 28 graaden lengte; hoewel. „ men daar reeds langen tijd mede gedreigd had; „ doch om gemelde omflandigheden was die nog ,, achtcrgeblceven: dan, zo dra men die céns had „ opgenomen maakte men daar een ftreng gebruik  EN DER INWOONEREN VAN GüTNEA. 223 „ van: de onkunde, en het flecht humeur hadden „ die gedadig in de handen , zonder bevreesd te „ zijn eens daarvoor te recht gefteld te zullen wor» „ den; ik zelf heb den Capitein aan zijne Ofliciers „ dit barbaarsch bevel hooren geeven : nu zijt gij „ op een llavenhaaler ; niet een raatroos, hoe gij „ hem ook aanfpreekt, durft u een kwaad antwoord „ geeven; maar zo zijne gebaarden u niet aandaan, „ flaat hem zo lang dat bij zig onderwerpt. ,, Dit wreed bevel werd weldra door den Onder„ duurman aan den Kuiper uitgevoerd; deeze man „ was braaf, eerlijk, werkzaam, cn weinig ge„ maakt om te beledigen; maar hij was een vriend „ van fpotternij: eene aartigheid verbitterde den On„ derduurman, en om dit te draden doeg hij hem „ ijsfelijk : de Kuiper dreigde den Officier bij den Ca,, piteiu te zullen aanklaagen, maar dit veroorzaakte hem nieuwe dokflagen; hij fleepte zig na den over„ loop , het aangezicht geheel bebloed , bij zijn „ voornemen volhardende; dit deed hem ten derden ,, en ten vierden maale het zelfde geweld ondergaan; ,, en hij zou vermoord geworden zijn indien niet „ eenige matroozen zig tusfehen hun geworpen, en „ hem dus van den dood verlost hadden. 104) „ Geen uur verloopt er dat men niet draft : de „ minste feil ontvangt dezelfde kastijding ; en om 3, die nog wreedcr te maaken, giet men fomwijlen 3, peper en azijn in de wonden deezer mishandcl5, den." „ M,en ftelde in 't eerst onze portie van brood op  224 DE zAAK DEtl NEGEUSLAAVEN ,, 5 pond 's weeks , men deelde het des zondags uit, en dit was het eenige waardoor deeze gewij,, de dag van de overige onderfeheiden werd : dan, ,, deeze hoeveelheid verminderde weldra ; zonder „ fterke eeters te zijn hadden de meeste matroozen „ dit reeds des dingsdags op; en de portie osfen„ vleesch die men alle daag hier bijvoegde was zo gering , hoewel wij geen water hadden om den „ dorst die daar uit ontftond te lesfen, dat wij het „ niet durfden ververfchen uit vrees van het daardoor ,, te zullen verminderen." _ „ Toen wij onze reis begonnen gaf men ons 's daags „ drie pinten waters; geduurende de laatfte maanden gaf men ons dén pint: ddn pint onder de verzengde luchtftreek! geduurende de ftilte die men op ,, deeze lengte ondervind , waren wij van 's morgens tot 'savonds in de floep, om het fchip voord„ tekruien: daar achtte ik mij gelukkig als ik eenige „ droppen zweet die langs mijn voorhoofd liepen in „ mijn mond konde opvangen, om mijn verdroogd „ gehemelte een weinig te bevochtigen: een dierbaar „ geheim, waarvan ik lang gebruik maakte, belfond „ in des morgens den daauw die op het dek lag „ aftelekken; maar dit werd eindelijk ontdekt , en „ weldra was mijn aandeel daaraan zeer gering : „ veele matroozen dronken hun water op dénmaal „ zo als men het hun uitdeelde : de Doctor had „ goed te zeggen dat zij zig hierdoor de allerge„ vaarlijkde ziekte op den hals zouden haaien , „ daar zij in 24 uuren in deeze brandende hitte geen „ drup»  EN DER INWOONEREN VAN CUINEA. 225 „ druppel konde krijgen; hoe gezouten ook hunne „ fpijzen waren, 't hielp niets." ,, In het midden deezer bekrompenheid voor de ,, matroozen, had de Capitein, behalven zeer veel „ biers en wijns, alle morgen een ketel vol kokend „ water voor zijn thee; en verre van dat er in de „ kamer der Officiers iet zoude ontbroken hebben, „ gaf een vriend van mij dikwijls eenen grooten „ overvloed." „ Behalven dit gebrek aan water, waarvan de ge„ volgen zo nadeelig zijn , zie hier nog een ander „ ongemak,ontdaande uit het opééndapelen der flaa„ ven in de overtogt: daar is in al dien tijd voor de „ matroozen geene plaats om de koojen te hangen: als „ zij in eene maatige lucht zeilen, daapen zij over,, al op koffers en kisten, tusfchen de kabels; maar ,, als de zon heeter wordt, liggen zij op het dek; ,, bloot gedeld aan alle de ongemakken des daauws „ die hier zeer zwaar en allerongezondst is." ,, De Advocaaten voor den Negerhandel poogen „ te bewijzen, dat de groote derfte onder de ma,, troozen eenig is toetefchrijven aan den aart van ,, het klimaat; maar dit rust noch op de ondervin„ ding, noch op de reden: het klimaat kan er iets ,, toe doen; maar de voornaame oorzaak is de flech,, te behandeling die men den matroozen aandoet : ,, ik heb onze Doctor , die een zeer kundig man „ was, hooren zeggen, dat, indien onze handel op de ■„ Canarifche eilanden op dezelfde wijs gedreeven werd, „ wij evenveel matroozen zouden verliezen : en ik P  JlzS CE ZAAK DER NEGÈRSLAAVEN „ ben verzekerd dat zo men uit Africa alle fooi,, ten van koopwaaren , de flaaven uitgezonderd , overvoerde, en zo de Capiteinen bet fcbeepsvolk beter behandelden, zo als men op andere zeerei* „ zen doet, 't zij na de Oostindii'n , of na Ame„ rica, geene andere oorzaaken deezer fterfte, waar„ van ik getuige ben, zouden geVtonden worden." ,, Buiten deeze zijn er nog twee oorzaaken die zeer ongelukkige uitwerkzels hebben , en die niet „ ontltaan uit het klimaat maar uit de bijzondere „ Hechte handelwijs : ik fpreek van die affcheidin„ gen, tusfchen de overloopen gemaakt, waardoor „ de loop der lucht geftremd wordt ; en het ge„ bruik om op het dek eene foort van een huis te bouwen." Deeze huizen fluiten de hitte binnen, en belet,, ten dat de lucht zig niet kan hernieuwen; maar ,, de bouwing zelve is niet minder nadeelig: ik ken ,, geen zwaarder werk dan het hakken van bamboes, „ en van bout om die te maaken en te dekken: j, men hakt doorgaands aan den oever eener rivier; 5, het aangezicht en het geheele ligchaam der matroozen zijn biootgefteld aan de brandende hitte; want ,, de ligtfte kleeding is nog ondraagelijk ; zij flaan „ tot den midden in een flijk, opgevuld van vergif•„ ge wormen , en worden geplaagd door geheele „ zwermen van infekten; bij iederen flag die zij doen j, glüden hunne voeten uit , en hunne barbaarfche „ opzichters geeven hun geen oogenblik rust; dit „ zwaare werk, de wreedheid der Officieren , den  en der inwooneren van guinea. 22? j, walgelijken arbeid om iederen dag de Vertrekken „ der flaaven te reinigen, en de befmettelijke vuiligi, heden, daar verfpreid, wegtedraagen, zijn , naar ,, mijn oordeel, de drie oorzaaken van de overgroob, te fterfte der matroozen op den flavenhaalers." Getuigenis van Mi falconcridge. Deeze man heeft op de flaafhaalers verfcheidene reizen gedaan; hij (preekt op dezelfde wijs over hei zetten van eene wooning op het dek , geduurende het koopen van flaaven; hij bevestigt het geen m. stanfield zegt, nopens de fchaarsheid van het water ; hij voegt er bij dat de flank die uit de Havenhokken komt, voor de fcbeepslieden zeer nadeelig is; dat de noodzakelijkheid om al dien tijd op het dek te flaapen, niet minder fchadelijk is aan de gezondheid ; voords het Hechte water, 't welk zij dikwijls drinken; het bedorven voedzel, de onmenschlijke behandelingen , alle deeze oorzaaken vereenigen zig om het bloed aantefteeken , en de matroozen eene gefebiktheid te geeven voor rotkoortzen, buikloop, en fcheurbuik. Uit dit alles mogen wij met recht befluiten , dat! de flavenhandel, wel verre van eene fchool te zijn voor de matroozen, hun graf is: in mijn tweede boek zal ik nogmaals op dit gewigtig onderwerp komen, om dat het ééne der grootfte redenen is om den flaavenhandel te vernietigen; dan zullen wij nader zien, dat deeze fchepen geduurende eene reis, het vierde, ja P a  228 DE ZAAK DEK NEGERSLAAVEN fomvvijl het derde deel der equipage verliezen , zo dat de flaavenhandel, meer matroozen vernielt in één jaar dan al de overige zeehandel in twee: 105) in 1786, verloor één fchip , toebehoorende aan m. miles, barbar en Compagnie, bij Caap Menfurado, op de Kust van Malaguette, zijne geheele equipage, 106) op drie matroozen na, door het kruisfen in de floep om flaaven te haaien; een gebruik des te doodlijker voor de matroozen , vermits zij daardoor geheele weeken zijn blootgefteld aan de brandende hitte, en de zwaare daauw, eigen aan het Land van Guinéa.  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. 229 ZESDE HOOFDDEEL. Verlooping van de flaaven in de Westindïën; arbeid waaraan men hen onderwerpt; voedzel, Jlraffen, bevolking, godsdienst. Aandoeningen van de Negers op het gezicht der flaaven. ISTa eene lange en gevaarlijke reis 107), verwekt het zien der haven in alle zeelieden de uitfpoorigfte vrolijkheid: aan het einde huns arbeids en van hunne gevaaren, befchouwen zij den fchuimenden Oceaan niet dan om zig te verheugen , dat zij zijne verflinding ontkomen zijn; en de aangenaame voorwerpen die zij bij de ontfcheping ontdekken , verjaagen weldra het geheugen van alle beroovingen , die zij beproefd, en de ftormen die hun leven gedreigd hebben : hoe verfchillen hier mede de aandoeningen dier ongelukkigen, welken wü van hun vertrek van Africa begeleid hebben! de moejelijkheden, op reis uitgedaan, geeven hun een denkbeeld van zulken die zij gaan ondervinden; zij zijn in de verwachting van door hunne tirannen verflonden te worden, of, zo zij eenig vermoeden hebben op de llavernij, de ketens die hen belasten, de gevangenis waarin zij zo P 3  Ï3<3 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN lang geworpen bleeven, de draden bun zonder oorzaak aangedaan, alles voorfpelt hun een deerelijk aanftaande: wel verre dan van op het zien van land, eenige vergenoeging te fmaaken, beweenen zij het goed gevolg der fcheepvaart: de menigte van Europeaanen die bij de aankomst des fchips derwaards vliegen, kondigen hun aan dat hunne verdrieten met hunne tirannen zullen vermeerderen : de vergelijkingen van het land daar zij eene zo fchandelijke rol zullen fpeelen, met dat, daar zij zulke aangenaame oogcnblikken in den fchoot der onfchuld en des overvloeds doorbragten, verdiept de tegenwoordige fmarten door de bitterheid deezer herdenking; en de vrees van nu te zullen gefcheiden worden van die vrienden en naastbeftaanden, van deeze deelgenooten huns lots, drukt het zegel op hunne elenden. De wijs waarop men de Jlaaven verkoopt. Zo dra het fchip aan de plaats zijner deftinatie gekomen is, haast de Capitein zig, uit vrees van nog meer fchade te zullen lijden, om zig van hun te ontdaan : hij beveelt dat men hen eenige dagen wèl zal voeden, hunne leden met palmolie wrijven , om clezelven leniger te maaken; met één woord dat men niets zal verzuimen wat hun een' fchijn van gezondheid en derkte kan geeven: is dit verricht, dan maakt hij door de nieuwspapieren bekend, dat hij verkooping zal bonden; en die gefchiedt, of door Makelaars , of bij openbaare veiling, of bij verdeeling.  EN DER INWOONEREN VAN GtlINEA. 231 Door Makelaars. Als de Americaanfche Planters flaaven behoeven, dan geeven zij fomwijlen aan de makelaars de commisfie, die op de fchepen gaan, en alle de llaaven, de z eken uitgezonderd, aanneemeu; maar alvoorens den koop te fluiten, onder/.oeken zij deeze menfchen met de grootfte naauwkeurigheid ; zij onderzoeken niet wie de vernuftigflen, maar wie het ftcrkst gezenuwd zijn; of zij in ftaat zijn om een langen zwaarcn arbeid te verrichten; of zij gefchikthcid hebben om zig alle grilligheden te getroosten; en fomwijlen doet men onderzoek omtrent dingen die de mcnschheid doen bloozen, en die men zig omtrent het vee zoude fchaamenl Door veiling. Zo de koop dus niet gcflooten wordt, of dat de makelaar geene comtnisfies heeft, dan legt de Capitein eene verkooping aan : ten dien einde flaat hij eene foort van fchuur op, alwaar zij aan den meestbiedenden verkocht worden; maar men verkoopt doorgaands aldus alleenlijk de zieke Negers, of de door den gclcdenen honger verzwakten ; en het zijn of Jooden, of Heelmeesters die hen op fpeculatie koopen : zij neemen die met zig, om te geneezen en vcttemaaken; en zij die behouden worden vergoeden de fchade der gcftorvenen. Zo de Capitein veele zieken heeft, dan bedient P 4  232 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN hij zig van verfcheidene middelen om den kooper te bedriegen: een koopman van Leverpool , veele Negers hebbende die geplaagd waren met den bloedloop, liet hij die ontlasting geduurende eenige uuren ophouden: zij werden aan een' Jood verkocht, die, hoewel hij zag dat zij zeer vervallen waren , hen kocht, op hoop dat zij weldra zouden geneezen zijn: maar de ziekte hernam welhaast haaren gang , en door de ophouding waren de vochten veel fcherper geworden, zo dat de meesten ffierven, en de kooper zag zig in zijne uitzichten bedroogen : veelen deezer ongelukkige Negers, zijn bij hunne landing zo krank, dat zij op iedere trede, door de leevendigheid hunner pijnen, ffil Haan, als men hen na de Coloniën doet gaan : doch deeze kooplieden ftraffen met de uitcrfte ftrengheid. Bij verdeeling. Het derde middel waarvan de Capiteinen zig bedienen is zo vreemd als fpoedig: na dat zij de zieken aan de Heelmeesters of aan de Jooden verkocht hebben , ftellen zij de overigen op eene groote plaats, en maaken het uur der verkooping bekend : dat uur verfcheenen zijnde, opent men de deuren; een groot getal koopers rukken na binnen ; de eenen hebben in de hand tekens, gehecht aan dun touw, die zij aan den arm hangen van zo veele Negers als zij bereiken kunnen; anderen poogen hen te omfingelen met een touw;of zamengeknoopte neusdoeken: daar-  EN DER INWOON EREN VAN GUINÉA. 233 na ziet ieder zijn merk, en fpreekt over den prijs: 108) men kan zig geen denkbeeld maaken van het geweld , en de verwarring die deeze wijs van verkoopen voordbrengt; zij verwekt fomwijlen tusfchen de koopers de heftigfle gefehillen, die, om hunne prooi te behouden, elkander aantasten; maar het gaat boven alle befchrijving, welk de fchrik deezer arme Negers is , bij dit geweldig en oogenbliklijk invliegen; zy fchreeuwen opdegruwzaamdewijs, zij poogen te vlugten, wèl overtuigd dat dit het oogenblik des doods is, 't welk zij zo lange verwacht hebben: de mannen vechten, de vrouwen werpen zig in elkanders armen ;'eeni- gen vallen in onmagt, anderen derven van angst ach! hoe toont dit, tot welk eene fchandclijkc 011teering onzer natuur , deeze vervloekte handel ons brengt! hoe men hier alle menschlijkheid vertrapt, alle gruwelen pleegt! hoe men het leven deezer Africaanen veracht, zij die men een lot toefchikt erger dan de meeste dieren. Voor weinig tijds was er zo eene verkooping te Kingfton, op Jamaica, aan boord van een fchip: de Negers waren op het dek ; het teken gegeeven zijnde vloogen de koopers toe; de Negers waren zo verfchrikt door deezen fchielijken fchok, dat er dertig in zee fprongen, maar zij werden weldra door de floepen en andere vaartuigen opgevischt. Eene andere verkooping te Fort Maria , op het zelfde eiland , verfchrikte de Negers niet minder ; vooral de vrouwen waren zo getroffen, dat zij door haar gefchrei en gefchreeuw de barbaarfte harten P 5  234 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN moesten geraakt hebben: men begrijpt niet waarom de Capiteinen deeze armen menfchen voor dit tooneel van fchrik en woede niet waarfchouwen, om naamlijk hen den angst die zij daar door lijden , te fpaaren. Zo dra de koop geëindigd is , (en zij duurt een oogenblik,) neemt ieder kuiper zijn buit; ioyj en, zo als het geval hier alles afdoet , fcheidt het dikwijls voor eeuwig vrienden, paastbeftaanden, en landgenooten: dit oogenblk is allerverlghrikkelijkst voor deeze ongelukkigen , die niets ter hunner vcrtroostinge hebben als de vriendfchap; dit toont het volgende geval: in eene verdeeling van flaaven op St, Domingo , waren twee getrouwde lieden met hun kind; mislchien het overfchot van eene hut, verwoest om hen te overweldigen: het kwam den kooper niet gelegen zig met alle drie te belasten ; zij moesten fcheiden; hunne gebaarden, hunne traanen, hun gefchreeuw,hun fnikken drukten krachtiger hunne fmarten uit dan de welfpreekendfte klagten doen konden: zij omhelsden, en hielden elkander naauvv gedrukt; zij omhelsden de knieën des fhoodaarts die hen van elkander ging rukken, en des alles ontroofde wat hen het nog draagelyk maakte ; maar niets kon den Europeaan beweegen ; dit tooneel verdroot hem ; om het te eindigen fcheidde hij deeze echte lieden: des anderen daags vond de man gelegenheid zig omtebrengen, en drafte dus de godvergetenheid des geenen die hem hiertoe gebragt bad : men kan onmogehjk de wreedheden der Capiteinen vergroo-  EN DER IKWOONEREN VAN GUINÉA. 235 ten, die zij begaan als zij zig van hunne flaaven ontdoen willen; zie hier nog een voorbeeld daarvan: Wreedheid eens Officiers omtrent een afgekeurden Jlaaf. Hij was belast geworden met bet verkoopen van een getal flaaven , en bragt de afgekeurden na het fchip weder te rug; hij zag onder hen een' Neger die gezond fcbeen, maar niet dan met tegenzin voordging; hij lloeg hem terftond en bij herhaaling met zijn' ftok; de flaaf viel; de Officier hielp hem op, en vernieuwde zijn geweld: geen tien treeden verder , viel de flaaf nogmaals; dit voor koppigheid aangezien zijnde , floeg de beul hem nog meer , en hield niet op dan na dat hij , voor hem liggende, den geest gaf: de Europeaan beval koeltjes aan de andere flaaven hem na den oever te fleepen, en daar liet hij hem , zonder eenige plegtigheid, in zee werpen; het lijk werd terftond door de haajen verflonden, die daar in menigte in de havens zijn: deeze vraatige visch had de fchepen gevolgd van de kust van Africa, en dewijl men in dat faifoen 10,000 flaaven vervoerd had, werd hij door den flank getrokken, en gevoed door de cadavers die men alle uur in zee wierp, zo lang de overtogt duurde. Lot der Jlaaven die men niet kan verkoopen. Zij blijven op de fchepen die wenfehen na Euro-  236 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN pa te rug te keeren : waar belanden zij? de Lezer gisfe! zij worden niet in de Coloniën verkocht, en ook niet in hun vaderland gebragt; de twee volgende gevallen zullen dit problema oplosfen. Voor eenigen tijd waren er een Neger en eene Negerin overgebleeven van eene verkochte lading , op één der Engelfche eilanden: hunne zieklijkheid was de oorzaak dat men hen behouden had: de man ffierf kort daaraan; hij werd terftond in de fchuit gelegd, om buiten de haven in zee gefmeeten te worden: het monster, 't welk het fchip commandeerde, befloot, om zig tevens te ontdaan van een vrouw die hij noch behouden, noch na Europa medeneemeu koude; hij gaf des bevel de vrouw ook in de fchuit te brengen , en haar, hoewel zij nog leefde, insgelijks in zee te werpen: men kan bijna zulke gruwelen niet gelooven, maar deflavenhandel geeft tot zo veele wreedheden aanleiding , dat niet ongeloovelijk is : hoe! een man die heeft kunnen befluiten om ettelijke honderden van vrije menfchen, die hem nooit beledigden , uit hun land te haaien, en in een zo laag vertrek opééntehoopen, dat zij naauwlijks 18 vierkante duimen hebben om te zitten of te liggen ; hen in eene vervuilde pestige lucht te laaten; ten prooi te geeven aan de kwaadaartigfte ziekte, en die menfchen als beesten te laaten verkoopen; kan zo een man zig bezwaard gevoelen over een misdaad meer of minder? o neen! de ondeugd is hem gemeenzaam geworden ; en zo een daad als ik daar verhaalde , moet ons minder vreemd voorkomen dan een deugd-  EN DER INwOONEREN VAN GUINEA. 237 zaam bedrijf: de matroos die den man in zee geworpen had, kwam ook om de vrouw opteneemen op dit oogenblik opende zij haare oogen , en gaf door eene flaauwe maar hartbreekende Item te kennen dat zij nog leefde; de matroos ftond in twijfel wat te doen; de Capiten hield hem in 't oog, en hij deszelfs toorn vreezende, fmeed haar in zee: zij ligte zig uit het water op, greep een riem, hielt hem wel vast; hij floeg haar op het hoofd op dat zij los liete; maar de vrees des doods gaf dat ongelukkig mensch eene verbaazende kracht; 'twee matroozen werden er vereischt om haar den riem te ontrukken ; en om het vonnis over haar geveld ter uitvoer te brengen. Een ander fchip in dezelfde haven behoorende , had alle zijne flaaven verkocht, uitgenomen een jongen zieken Africaan: hoewel zwak en ziek had men er een taamelijke fom voor geboden; de Officiers, uit vrees om hun previlege te verkorten, hadden die geweigerd; 110) de Chirurgijn kreeg last om hem overboord te goojen; hij weigerde dit, verzekerende dat hij nog leefde; men nam een ander , minder wreed fchijnend middel ter hand; men gaf hem geen voedzel, dus lag hij tot den negenden dag, toen hij tot groote vreugd zijner beulen overleedt. Wederkomst der Capiteinen in Europa. Zo dra zij hunne zaaken verricht hebben keeren dê Capiteinen uit America na Europa te rug, met eene con-  238 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN fcicntie vol van het verwijt; „ Gij hebt het uwe ,, helpen doen om 25,000 uwer mederöenfchen te „ vermoorden;" zonder eens medeterekenen , die welken fterven door de middelen waarvan men zig in Africa bediend heeft, om 100,000 flaaven uittevoeren. Deeze verhaalen hebben gelukkige uitzonderingen. Alle Natiën die den flaavenhandel voorftaan hebben aandeel aan deeze gruwelen; men vindt, het is waar, Capiteinen, die niets verzuimen om dit ongelukkig lot te verzachten; dan, het getal is zeer klein; en ook twee derde deelen deezes handels is in de magt der Engelfchen; die zelfs toeftaan, dat hunne wreedheden die van alle andere Natiën verre overtreffen: de verhaaien , in het overige deel deezes Hoofddeels bevat, laaten veel meer uitzonderingen toe; maar indien de ftaat der Negers, zo als ik die ga befchrijven niet algemeen is, zij is ten minsten dus het meest. Gebruik en flerfte der nieuw gekochte flaaven. De Slaaven door de Americaanfche Planters gekocht , worden na de plantagies gezonden daar zij noodig zijn; men geeft die over aan lieden die het werk verftaan , en die hen ongevoelig daaraan gewennen : deeze leertijd is dikwijls zeer ongelukkig voor hen; cn zo het vierde gedeelte fterft , geduurende den overtogt , dit getal is niet minder in de  ÈN DÈR INWOÖNEREN VAN CÜlNEA. 239 tWee eerfte jaaren huns verblijfs in de Coloniën : in) deeze fterfte heeft verfcheidene oorzaaken: den grond Van Guinéa is, in 't algemeen , zeer vruchtbaar; een Weinig arbeid is voldoende om zijne bewooners in overvloed te voeden; maarzo is het niet inde IVestindiën; deeze eischt eenen gedadigeu arbeid; en de Negers, gewoon aan gemaklijkheid en vrijheid, gewennen zig niet ligt aan zwaar werk, nog verbitterd door den last der flavernij: voeg hier bij, dikwijls gebrek aan voedzel , zwaare ftraffen , verdriet , wanhoop, en men zal begrijpen dat de eigenaar zeer te vreden is als hij in deeze twee eerde jaaren van de vier flaaven één verliest: de lucht komt niet in aanmerking, om dat derzelvergemaatigdheid als die van Guinéa, maai* gezonder is: de bebouwde landen zijn altoos beter, dan zulken die alleen bosfchcn en moerasfen hebben, en gevolglijk veel verrottingem Arbeid der Jlaaven in de Coloniën. Hij verandert met de jaargetijden , en den landbouw waartoe men hen gebruikt; maar over 't algemeen is hij zeer zwaar: zij die in den hof gaan, dat is de plantagiën, worden voor den dageraad opgewekt door het geklap der zweep des Commandeurs , die hun moet gadeflaan en ftraffen i op den middag geeft men hun twee uuren, niet om daarin de noodlge rust te neemen, als men zeven uuren gewerkt heeft; maar om voor het huisgezin den maaltijd te bereiden: ten twee uuren roept de Commandeur hen  440 DE ZAAK DER KEGERSLAAVEN ia den hof; en dit arbeiden duurt, voor hen die niet bij de molen moeten waaken, tot den nacht: op de meeste pjantagiën hebben de Negers, zo lang de oogst duurt, geene andere bezigheden dan in fuikermakerijen ; dan zijn zij in vier benden verdeeld ; twee daarvan vervangen alle vier uuren elkander; den arbeid van hun die bij de ketels of op de molens zijn, is zeer moejelijk , en vereischt bekwaame werklieden: 112) daar zijn in de Engelfche Westindiën plantagiën waarop de flaaven , na dat zij den geheelen dag in den hof gewerkt hebben, in drie benden verdeeld worden, en bij beurten op de molens en bij de ketels moeten waaken ; maar deeze afgebeulde menfchen fterven weldra door vermoeidheid. Behalven al dit werk moeten de flaaven nog tweemaal 's daags gras gaan fnijden, voor de beesten die in de molens arbeiden; en dit vermoeit hen te meer om dat zij het op eenen grooten afftand der plantagiën moeten zoeken : als de vragt , doör hun gehaald , door den Commandeur onderzocht is, (en zij mogen het niet haaien voor dat het andere werk afgedaan is ,) dan zendt men hen naar hunne hutten, zoeken hout, bereiden hun avondeeten ; dit houdt hen lang bezig, en het is doorgaands middernacht vóór zij zig op den grond , overdekt met het ftro der manioc kunnen werpen, om zig van den vermoejendften arbeid uitterustcn : daar zijn zeer weinige zulke fterke menfchen , die in ftaat zijn om veertien of vijftien uuren te kunnen arbeiden; want men kan niet beweeren dat men hen op den dag twee uuren  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 24! uuren laat uitrusten; het tegendeel heb ik aangetoond en buiten het opgenoemde werk moeten zij nog in dien tijd dat plekje gronds bearbeiden, 't welk hen voor een gedeelte moet voeden : de zondag zelfs, die dag, ingedeld door de Opperde Wetgever om daarop uitterusten van ons werk, en dien te bededen, in zijnen bijzonderen eerdienst, delt geen perk aan hunnen arbeid, want dit is de eenige dag die zij voor zig hebben om hunne aardappelen en maniot te bezorgen; 113) en op de plantagien alwaar men hen voedt, is het zeer algemeen hen ook op dien dag te doen arbeiden. De akkerbouw is in de Coloniën niet zo moejelijk als in Europa. Men zou bijkans gelooven dat de landbouw in America moejelijker zij dan elders; dewijl men aan de arbeiders geen meerder rust toedaat dan de Natuur op een gebiedenden toon voldrekt eischt; echter de meeste Europifche landerijen vorderen veel meer moeite dan de Americaanfche : hoe komt het dan dat de Negers zo zwaar werken moeten ? daarvan daan: men rekent een' Neger niet hooger dan een lastbeest ; en om dat men zig daar nog niet bedient van den ploeg, en andere werktuigen die bij ons met zo veel nuts gebruikt worden; alles wordt met de handen gedaan; de landbouw is des moejelijker zonder zo voordeelig te zijn. De algemeene producten der ontgonnene landen 4 Q  242 DE ZAAK DER NECERSLAAVEN zijn fuikerriet, koffij, katoen, cacao, indigo, cochenille, rocou, gember, enz. Bearbeiding der fuiker. Het fuikerriet, voortijds in Spanjen en Siciliën bebouwd , werd uit Africa na America gebragt , weinig tijds na dat dit ontdekt was : het eiscbt een ligten, losfen, diepen grond, die af helt en voor de zon bloot ligt: als de grond, daarvoor gefcbikt, wèl bereid is, maakt men regels van 3 en een half voet afftands: dit verricht zijnde, plaatst men de Negers over iedere regel, na op den Heel hunner werktuigen de afftanden der diepten die zij moeten graaven afgemeeten te hebben: iedere diepte heeft 15 of 20 duim lengte, en 7 of 8 diepte, op 4 of 5 duim breedte: naar maate dat hij vordert, volgen jonge Negers die in deeze gaten twee Hukken riet, ter lengte van 18 duim, werpen; andere Negers volgen deezen; fchikken de twee Hukken tegen elkander, en laaten het bovenHe einde een weinig uitfleeken; dan vullen zij den grond weder aan : men plant doorgaands het fuikerriet in den regentijd. Na weinige dagen lchiet de plant, en maakt fpoedig knoppen en ranken; dan haast men zig om het onkruid uittewieden, en dit is het voornaamHe deel des arbeids : ieder knop vormt een tak, die weder zo veele andere planten maakt; als zij twee of drie maaien gewied zijn, dat is, na 6 maanden, dan zijn de planten flerk genoeg om al het onkruid te over-  EN DER INWOONEREN VAN CÜINEA. 243 groejen : zij groejen 15 ■> tot iS maanden , dan fnijdt men het en perst het fap uit, waarom men het bouwt: de overblijfzels fchieten nog eens doch minder; men kan die ten derdenmaale fnijden, maar is nadeelig voor den Planter'en kost te veel arbeiders. De Franfchen fnijden het fuikerriet van Januarij tot October; dan fcheidt men uit, om dat het dan fteil opwast: naar maate dat men het fnijdt, bindt men het in bosfen, met de hoofden bijéén, genoemd het oog van 't riet, en men brengt het na de molens om te maaien: men fnijdt nooit meer riet, dan men in een etmaal noodig heeft ; om dat het fap heet wordt, gist en des onnut is om te gebruiken. De Negers brengen deeze pakken bij den cilijnder, in beweging gebragt door het water, den windt of door lastdieren, om daar het fuikerachtige uittetrekkcn: men ontvangt het in een ketel en laat het waterachtige uitdampen; vandaar gaat het in andere ketels , waaronder fterker vuur is; het oogmerk daarvan is, om den fcbuim van den fuiker aftefcheiden, ert te laaten chryftallifecren ; dan is het ruwe fuiker, zo gaat zij na Europa , alwa'ar zij verder bereidt wordt : zij verkrijgt echter in dc Franfche eilanden nog eene bewerking,de Tcrrage genoemd,om er alle vreemde deelen uitteligten; en dan heeft men minder fchepen noodig om haar te vervoeren: de firoop die men daaruit trekt, dient om rum, of Tafia te maaken. Men ziet hieruit dat het fuikerriet veel minder arbeids vereischt dan de wijngaarden; maar het veroor- Q *  244 DE ZAAK DER NFGERSLAAVEN zaakt aari de Planters zwaare onkosten, zo voor da molens als voor alles wat er op eene planterij noodwendig is; daarom bebouwt men liet in 't groot: het is echter het voornaamfle product der eilanden; cn alle de overigen zamengenomen hebben niet zo veel handen van doen: het zal ligtlijk voor mij zijn te bewijzen, dat, als men de Planters dwingt om de flaaven die zij bezitten te fpaaren, door hen de middelen om anderen te krijgen te ontnecmen , men hun veel zal uitwinnen, en des den prijs der producten verminderen. De katoen. De katoen is van alle de Africaanfche heesters het gemaklijkst optekweeken : die in April te planten , weinig tijds daarna de zwakfte uitbotzeis wegtefnij* den, tweemaal die knotten, welke men behouden wil, het onkruid uittewieden, inteoogften, zie daar alles wat er aan te doen is. Men vernieuwt die alle drie jaaren door hem tot den grond toe aftehakken; de heester geeft alle zes maanden den noot, langwerpig en groot als een duivenei, donker bruin, of zwart; deeze noot , rijp zijnde , barst met een kleine knap; dan zamelt men haar in, zij heeft drie of vier vakken ; ieder heeft eenige graanen ter groote van een erwt, omwonden door een blanke ftof die de katoen zeifis: men kan twee oogften maaken, een in September, deeze is de fchoonfte ; de tweede in Maart, minder voordeelig door den  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 245 wind en den regen waardoor de heesters veel lijden: na den oogst fcheidt men het ftof van den bolder, door middel van een molen, die uit twee rollen beltaat, welke tegen elkander aanwerken ; gegroefd zijnde, vatten zij het katoen, en ontdaan het van de nooten. De koflij. De koffijboom eischt geen meerder arbeids , zijn zaad werkt niet dan wanneer het versch is ; men brengt hem niet zonder veel moeite uit Arabiën, alwaar hij eigenlijk behoort , na America; hij eischt eenen gnnstigen grond, na het Oosten, de fnschheid des daauws, eene hitte getemperd door den regen ; 114) hij groeit van 15 tot 20 voet, maar , om den oogst gemaklijker te maaken , knot men hem op 6, of 7 voeten: na drie jaar geeft hij veel, is altoos groen, hij draagt te gelijk bloemen , onvolko mene, en rijpe vruchten: de vrucht gelijkt naar een kers; zijn vleesch is in 't eerst zacht, en onaangenaam; allengs droogt dit bekleedzel, de noot wordt hard, en het geen eerst een zachte vleezige vrucht was, wordt eene bruine zeer bittere fchil of peul, waarin verfcheidene kernen zijn: men oogst de vrucht vóór zij droog is; men legt die om te droogen op eene fchuinte, vervolgends op hoopen , om verder te zuiveren, en eindelijk zifc men die. De befchrijving deezer drie heesters is genoeg om te doen zien dat de landbouw op dc eilanden in zig zeiven niets moejelijks heeft; en dat indien de Q 3  246 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN Negers te zwaar werken, zulks ontftaat uit den wil huns meesters, die minder hun waar belang dan den tijd van noodzaakelijkhcid in 't oog houden. Hutten der Negers. Ieder huisgezin heeft zijn Cafe; het gebouw is 30 voet lang en 15 breed; de muuren beftaan uit klei en koejenmest; zij hebben maar één venster en ééne deur; zij daan in regels , en als de planterij groot is, vormen zij verfcheidene ftraaten : deeze Negerwooningen zijn van huns meesters huis afgezonderd en onder den wind gebouwd, uit vrees voor brand, die hier dikmaals is; want de Negers maaken vuur in deeze hutten, bijkans den geheelen nacht door, om de vochtigheid te verdrijven; iedere hut is van elkander gefcheiden door eene tusfehenruimte van 15 of 20 voet, alwaar zij cenig gevogelte en een zwijn houden: hunne bedden zijn in de muuren gemaakt; zij bedaan uit twee of drie planken, die op dwarsplanken liggen; deeze planken zijn fomtijds met eene foort van mat bedekt, of met bet ftroo der maniot; een houten blok is hun hoofdkusfen; hun huisraad bedaat uit eene calabasfe, een bank, een tafel, en houtene meubilen. De Negers hebben geene andere kleding als een onderbroek , en een Cafak, zonder fchoenen; maar op feestdagen, zo zij iet uitgefpaard hebben, fchikkea zij zig op.  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 247 Hun voedzel. Het bedaat uit ingames , bananas , maniot, en Aardappelen : iedere vvoonftede beeft een algemeen veld, bedekt met deeze vruchten, waarvan men reder, naar gelang zij overvloedig zijn, uitdeelt: men gunt ook nog op fommige eilanden een ftuk gronds aan cte Negers, om dat naar hun welgevallen te gebruiken: zij bearbeiden dat op de feestdagen, en in de weinige oogenblikken die zij op den dag kunnen overhouden: als de plaats der levensmiddelen hun genoeg eetwaaren verfchaft, dan gaan zij des zondags , na de omliggende gehuchten, indien die in den omtrek gevonden worden, om hunne vruchten, hunne peulen, hun gevogelte te verkoopen, en dit geld dient hen om hun eenige gerieflijkheden te verfchallen ; maar indien zij moeten leeven van de producten hunner tuinen, 't welk gebeurt als de meester te gierig * om genoegzaarr.e eetwaaren te laaten planten, o als de droogte hunnen kleinen oogst bederft, dan is bunnen toeftand ijsfelijk: het is waar, dat op de Franfche eilanden, de P.egeering, die voor alle de inwooners zorgt, en de Capiteinen der wijken, viermaal 's laars onderzoek gaan doen, om te zien of er voorraad -enoeg gevonden wordt; maar welke wijze wet wordt niet ontdoken? ik weet dat het zo zeer bet belang eens Amerkaanfchen Planters zij, zijne flaaven overvloedig te voeden, als vooreen Franfchen landman zijne beesten wèl te onderhouden ; maar zou dit dan de eerfte reis weezen dat de gierigheid zig beQ4  248 DE ZAAK DER NËGERSLAAVEN droog? en kan men niet over het algemeen zeggen dat men in de Coloniën niet genoeg voorziet tegen tijden van gebrek. De Engelfche fchrijvers fchildcren de duisterfle fchilderijen van den rampzaligen ftaat der Negers in hunne Coloniën ; den ongeloovelijken arbeid die men hun oplegt; de zuinigheid waarmede men bun voedt; dit alles is verzekerd door de allergeloofwaardigfte ooggetuigen: ik fchrijf ter begunstiging der flaaven, in alle de Coloniën; ik moet des den Lezer treffen door de droevigfte verhaalen; en misfehien zijn zij maar al te toepasfelijk op veele onzer Coloniën: ik moet echter de Franfche Planters het recht doen , dat de meesten het willekeurig gezach niet zo verre uitbreiden; zij voeden hunne Negers zo zorgvuldig als hunne beesten; om dat hun behoud even noodwendig is; het zelfde voedzel uitgedeeld wordende a.m den flaaf als aan den os, is het lot des eerften niet ongelukkiger dan dat des laatlten : ik heb des geene reden om te zeggen dat de Franfche Planters hunne viervoetige dieren beter voeden dan hun tweevoetige; maar ik kan hun niet toeflaan, dat de Negers genoeg voedzel hebben, 't zij op de algemeene plaats, 't zij op den grond die zij zeiven bearbeiden, zonder de argumenten te verzwakken die de flavernij veroordeelen: men geeft hun iederen dag eene hoeveelheid van bananes of manioc, zo als men aan een postpaard zijn haver en hooi uitdeelt; zo zij niets om te eeten hebben dan ftraft de gierigheid zig zelve : dit zeg ik ook van de zorg die men draagt  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 249 voor de zieken; het is zeer eenvoudig dat men hun poogt in 't leven te behouden, zo lang zij jong en fterk zijn; iedere wooning heeft ook een' Chirurgijn,. en een plaats voor de zieken ; de paarden hebben die zelfde voordeelen ; de meester zorgt voor hen, vooral als zij ziek zijn; wel waarom zoude hij juist den Neger alleen daarvan uitfluiten ? hij kost bijna zo veel als een Engelsch paard; 't is des billijk dat men voor hem bijna zo veele zorgs draage: als wij des toeftaan dat de Negers in tijden van overvloed genoegzaam gevoed worden, en als zij ziek zijn worden zij opgepast; kan men daaruit dan befl uiten dat de meester menschlijk en de flaaven gelukkig zijn? zo men ons hiertoe wilde dwingen, dan moeten wij toevlugt neemen tot getuigen die het 'tegendeel aantoonen: dit eenige zij genoeg : de Negers zijn zo wel aan het willekeurig gezach hunner meesters onderworpen als de paarden , waarmede zij arbeiden , en woonen : laat men mij nu eerst overtuigen dat een os vatbaar voor geluk zij, en dan zal ik geloof flaan aan het zo geroemde geluk der flaaven , die men op de markten koopt, met zeer verfchillende oogmerken. Hunne ftraffen. Indien wij den Franfche Planters al eens toeftaan dat zij hunne flaaven genoegzaam voeden, dan verzoeken wij ben ons toeteftaan dat zij dikwijls omtrent hunne Negers een geweld oefenen, en zulke ijsfelijke ftraffen pleegen, dat deeze arme menfchen inQ 5  25© £>E ZAAK DER KEGERSLAAVEN dedaad weinig genoegen ontvangen uit eene grootere hoeveelheid ingamen: komt een flaaf niet op het gefielde uur; belet eene ongelleldheid hem zó te arbeiden als men wil dat hij zal arbeiden; verzamelt hij minder gras dan hij moest hebben ; terftond komt een wreede Commandant, legt hem op een ladder, en geeft hem zo veele flagen als hij oordeelt dat deeze misdaad verdient : de zweep waarvan men zig bedient, verfcheurt de huid, neemt geheele gedeelten van het vleesch mede , en laat onuitwischbaare tekens na! deeze barbaarfehe wijs van ftraffen is des te ondraagelijker voor hen, om dat de Negers eene eer hechten aan een rug zonder lidtekens: hij verliest fomwijlen jaaren van oplettendheid door de onbillijkheid des flaafs die hem bewaakt, of die, eens tegen hem ingenomen meesters. 115) Indien de Planters tot dus verre mij gedrongen hebben om toetedaan dat hunne flaaven niet ongelukkiger zijn dan de beesten, met hun op dezelfde markt gekocht, ik vleie mij dat zij mij zullen toeftaan dat in deezen de beesten veel gelukkiger zijn; want nooit flaat men een' os zo wreedlijk als eenen flaaf: de zweep gefchikt om den rug eens Negers optefcheuren, is wel niet zwaarder dan die welke onze postillions gebruiken; maar wat is er ook een onderfcheid tusfchen een Postillion en een Commandeur! heeft men, (buiten Engeland,') ooit gezien dat de eerde zijn paard lam geflagen heeft? en hoe dikwijls is dit het werk van een woesten deugeniet die de rust op de Planterijen moet bewaaren ? te vergeefsch wéér-  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 251 galmt de lucht van 't gefchreeuw der rampzaligen die men dus ftraft; dit monster heeft geen gevoel; of zo de traanen cn zuchten hem een weinig aandoen , dan, uit vrees van deeze helfche bediening te zullen misfen, voert hij het vonnis in alle deszelfs wreedheid uit: het bloed gutst uit de wonden die deeze lafhartige dienaar eens fnooden tirans veroorzaakt ; hij moet ophouden; hij moet den daaf fpoedig geneezen op dat hij fpoedig kan werken; 116) men giet des op zijn rug limoenfap en asch; dit vergroot deeze fmarten, maar de wonden duiten, het voorkomt de kanker ; en meer eischt de meester niet. Zie daar, dit zijn de draden door de wetten bepaald en goedgekeurd, maar volgends den wil des meesters vergroot, of door de barbaarschheid des Commandeurs: maar de eigendunkelijken gaan veel verder; gelooft men dat zo een meester als ik thans befchrijf zig hier mede vergenoegd ? ik weet wel dat de wet alle andere daaden van geweld verbiedt; maar ik weet ook dat men die wet befpot; en ik beroep mij op het getuigenis van zo veele Americaanfche Planters , als ik heb kunnen fpreeken: daar is een zeker middel om van hun het volkomende verhaal te krijgen : ondervraagt gij een' inwooner van de Antilies ? wapen u met geduld; laat hij het geluk der Negers in top vijzelen; da hem eenige oogenblikken toe dat zij het beter hebben dan onze Boeren; fpreek hem niet tegen tot dat hij aan het punt komt alwaar gij hem verwacht: nu zal hij beweeren dat de meester  252 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN over de flaaven eene volftrektemagt heeft; hij fpreekt van een' flaaf met de verachting die zijnen ftaat inboezemt; hij zal u zeggen, dat zij geduurig moeten geftraft worden en dat wel ftrengelijk: denkt hij dat gij dit toeftcmt,danzal hij u, om u te voldoen, eenige willekeurige ftraffen vernaaien , te werk gefield om de flaaven in toom te houden, en de meesters te behoeden; dit middel is mij altoos gelukt; hierdoor heb ik verftaan dat veele meesters in hunne huizen, hunne flaaven verminkt, ja gedood hebben: 117) mijn oogmerk is wel dit werk met voorbeelden te ftaaven, maar ik kan mijne lezers zo een bloedlijst niet overgeeven ; zij is te gruwzaam ; ik ben zo veele wreedheden moede; mijn hart weigert mij langer daarbij te blijven ftaan , en ik brand om een Deel te eindigen" 't welk , helaas ! daarmede te zeer is opgevuld: 118) is het des noodig omftandig aantetoouen waar toe een mensch, door zijne driften vervoerd, en die niets beteugelt, komen kan? wat is het voorwerp der wetten ? den zachtzinnigen , den deugdzaamen man te bedwingen? die behoeft haar niet; haar oogmerk is, misdaaden voortekomen, de wraak te ontwapenen, de fchuldigen te ftraffen: maar welk een onderfcheid ftellen zij in America tusfchen een Blanken cn een Neger! durft een flaaf zig verzetten tegen de geweldenaarij van een' vrij man? de wetten veröordeelen hem ter dood! — een blanke vrouw had verfchil met eene Negerin op een markt te Ktap Francois} de Negerin gaf haar een' flag; zij werd gevat en de galg was het loon haarer misdaad  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. 253 en de Blanken mogen de Negers flaan, verminken t men beeft een' jongeling gezien die de ooren deed aft fnijden van zes flaaven welken zijn vader hem tot een gefchenk gegeeven had, om hen des te zekerder te kennen: men heeft een gramftoorig Kuiper gezien, die in zijne woede ieder Neger die hem boos maakte, met zijn gereedfchap dood floeg: men heeft eene Negerin gezien, die, om dat zij een eend geftolen had, vijftig zweepflagen ontving, met limoenfap en peper gewreeven, in de bloote lucht vastgeketend werd, en dus 15 dagen blijven moest, om de misdaad door haar begaan te boeten: men heeft een' Neger gezien , die, na hij zig tegen zijnen meester verdedigd had, om dat die hem deed aangrijpen cn gecsfelen, met het aangezicht ter aarde uitgeftrekt, en aan vier ftokken, in deaardegeftoken, uitgerekt zijnde, door vier Commandeurs 500 geesfelflagen gegeeven werd; men heeft hem zien afwasfehen met azijn en peper, en verfcheidene dagen deeze om wraak roepende wreedheid over- leeven; 119) men beeft maar de pen valt mij uit de hand — ik vinde mij niet in ftaat om meer gruwelijke ftraffen te verhaalen de zaak die ik bepleit, behoeft niet vermeerderd te worden door zulke onmenschlijke tooneelen ; iedere gevoelige ziel is genoeg getroffen ; en wie weet ook niet dat de llavernij altoos verzeld gaat van de woestheid en de verdrukking? ik vleie mij nog al geduurig dat zulke monsters zeldzaam zijn ; evenwel al belfond er maar één .. gelijk aan zulk een gedrocht, ware het dan niet voldoende om het willekeurig gezach te vervloeken, die het  254 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN deed geboren worden , en zeer zeker kan vermeerderen ? Verachting voor de Negers. Het Is niet te verwonderen dat menfchen die men even als de beesten op de markten yerkoopt, befchouwd worden voor wezens van eenen aart verre beneden de menfchen: de Negers worden ook met de beesten gelijk gedeld; wat zeg ik,zij zijn dikwijls nog meer veracht: ik heb in dc courant van St. Do•mingo en Martinique, in het artijkel van goederen die men te koop aanbiedt , de Negers beneden dc beesten geplaats gevonden; 120) deeze' aanmerking fchijnt beuzelachtig; maar bewijst dit echter niet hoe laag onze gierigheid dc menschlijke natuur vernederd heeft? hoe zij onderdaat om den onmeetelijken afftand der menfchen van de dieren wegterukken; hoe zij in den Neger onzen medenmensch befchimpt? treurige overdenking niet alleen voor den Wijsgeer, maar ook voor den Christen, die in alle redelijke wezens altoos nog eenige trekken ziet van den god die ons allen gefchapen heeft! Antwoord op de tegenwerping: „ Het belang des „ meesters eischt hunne jlaaven wèl te -behandelen:' Ik eindig hier een omftandig verhaal van de barbaarschheid waarmede men de flaaven mishandelt : meer daarvan te zeggen zoude voor het gevoelig hart mijner lezers niet uitteftaan zijn: eene andere aan-  EN DER IiNWOONEREN VAN GUINEA. 255" merking heeft mij hier ook nog toe doen befluiten: de Planters befchuldigen mij misfchien van vergrooting, van gebruik te maaken van het geen zeldzaam is ; zij antwoorden aan hun die deelneemen in het droevig lot der daaven, dat het hun belang is zorgen voor den weldand, het goede voedzel der flaaven, en zorg voor ben te hebben als zij ziek zijn : het is niet in mijn ontwerp zwaarigheden te wederleggen; maar dewijl dit antwoord misfchien den lezer zoude doen twijfelen aan het geen ik gezegd heb, kan het niet onnut zijn het volgende aantemcrken. Ik fta toe dat dit het belang der eigenaars is; en echter verzuimen zij dikwijls niets wat in ftaat is om hen te bederven; hoe dit? zie bier een redelijk problema dat al zo moejelijk is optelosfen: waarom , daar wij allen hierbij het grootfte belang hebben, zijn wij niet allen deugdzaam ? een mensch verkwist al zijn goed, hoewel hem niets dierbaarder zij dan de achting des volks; befmet zijn goeden naam: is er iets kostelijker dan de gezondheid? en waar fpeelt men onvoorzichtiger mede dan met deezen fchat? het waar geluk is alleen in een deugdzaam leven; en zoeken evenwel de meeste menfchen het niet op alle andere wegen ? wij zien het beste , maar door zwakheid, door grilligheid, door onkunde doen wij het verkeerde : zo dra eene heftige drift ons ontgloeit, daan wij nergens voor; noch door bedenkingen over ons tegenwoordig, noch over ons volgend belang wij denken niet; wij tarten de Godlijke en menschlijke wetten; wij zoeken die woedende drift  256 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN tc voldoen; de grootfte offers kosten niets, zo wij dit oogmerk bereiken: de Planter is een waar dwingeland ; gewoon aan het beveelen, maakt de minste tegenfpraak hem raazend; en indien wij, om ons te wreeken, ons leven zelf verfmaaden, wat zal ons te kostelijk zijn, liet leven eens verachten flaafs? Maar laaten wij deeze algemeene redelijke bedenkingen eindigen, en om te bewijzen dat het belang deiPlanters zulk een gunstigen invloed niet heeft op de behouding hunner Negers , zullen wij de bevolking en de fterflijsten onzer eilanden opmaaken. 121) Bevolking der Negers in de Engelfche Coloniën. Producten gebragt tot kasfen fuiker Vrije lieden. Negers, van 1200 Liv. In Jamaica 30,000 174,000 100,000 Barbados 20,000 80,000 24,000 Grenada,enz. 7,000 30,000 36,000 Grenandiles St. Vincent 4,000 15,000 10,000 St. Domingo 4,000 15,000 20,000 Antigoa 6,000 36,000 10,000 Montferat 2,000 9,000 6,000 Nevis 2,000 10,000 8,000 St. Christoffel 3,000 27,000 20,000 de Anguille en de Tortile 3,coo 14,000 10,000 81,000 410,000 244,000 Zie  en der inwooneren van gcinea. 257 Zie hier de lijst der bevolking in de Franfche Coloniën, zo als die gezonden is aan den Minister der Marine, 1787. Blanken. Gens de couleur Negers* bilze. St. Domingo 24,196 19,630 3-45-95 Martinique 11,808 4,566 70,220 Guadeloupe i2?°39 1,877 82,978 St. Lucie 2,105 1,669 16,689 Tabago 245 231 12,639 Cayenne 1,762 1,762 i°,43° 52,155 29,735 5°75i5l Men kan echter het getal der flaaven veel hooger ftellen, om dat de inwooners dat niet juist opgeeven, vermits zij Voor ieder man een tol moeten betaalen: m. raynal zegt: „ In het jaar 1778 waren „ er op de Franfche eilanden, 61,350 Blanken, en ,, Negers of Slaaven, 5,12,000: 122) en m. necrer, dat het getal der laatften in 1779 meer bedroeg dan 500,000 , met Les lies de France en Bourbon: dit toont duidelijk, dat het getal der flaaven in onze Coloniën, federt 10 jaaren zig heeft ftaande gehouden , zonder veele veranderingen. Men weet het getal niet der Portugeefche, en Spaanfche flaaven: m. raynal rekent die van Portorico op 6,540, van Cabas 28,766; die op St. Domingo zijn weinig. R  258 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN De Hollandes hebben 60,000 flaaven te Surinamen, 8,000 te St. Eujlatius, 7,000 in de Berbiche, 3,518 te St. Martin, en in allen, zonder Curacao mede te rekenen, 78,518. De Deenen hebben 2,324 flaaven op St. Jan, op St. Thomas 22,224, en met Sr. Croix,in alles 28,864. Hunne geborenen, en gestorvenen. m. raynal , zo naauwkeurig in alles wat de koophandel in de Coloniën"betreft, en de wijze om dien te vermeerderen , begroot het geheele getal in America op 1,400,000, en ónderftelt dat de vrijmaking federt uitgewerkt in de vereenigde Staaten, die alleen 100,000 verminderd heeft; dan is het getal nog 1,300,000 — in de befchaafde maatfchappijen is het middengetal der geborenen aan dat dergeftorven als 14 tot 12; zo dat de bevolking altoos klimt: in de Coloniën is het tegendeel ; de geftorvenen overtreffen de geborenen een vijftiende deel, over het geheel; en de proef is klaar: men moet alle jaar, 80, tot 100,000 Americaanen overbrengen, om het getal der flaaven voltehouden : onderflellen wij, dat, gelijk in Europa, de geboorte , tot de geheele bevolking is als 1 tot 22, het geen 's jaars geeft 66,000 kinderen; onderflellen wij ook nog, dat het product van den flavenhandel niet meer bedraagt als 80,000 , dan hebben wij alle jaaren een verlies van 140,000, dat is van het negende deel: het Hotel Dieu, a Lyon, naar waarde beroemd door deszelfs verftandige beftuuring, en de  en der inwooneren van cutnea. 259 hulp den zieken gegeeven, heeft, in 1788 , Hechts verlooren, het twaalfde deel; en echter de meesten die daar inkomen hebben of doodlijke of althans zeer zwaarekrankten: 123) de evenredigheid der dooden, is bijna dezelfde in l'Hospice de charité, opgericht door Mevrouw necker : genomen dat er 's jaars in het Hotel Dieu kunnen komen 1,300,000 zieken, zo fterven er in deeze overéénftemming niet meer als 114,585, en dit is 25,415 minder dan in de Coloniën van America. Treurige uitkomst! hoe gefchikt is zij om de aangenaame befchrijvingen die men ons geeft van het geluk der Negers in de Antilles, opteweegen! Oorzaaken deezer flerfte. Maar waaraan is deeze groote flerfte toetefchrijven ? zal men zeggen dat de Negerinnen niet vruchtbaar zijn ? dit is in het tegendeel waar ; zij zetten fterker voord dan de blanke vrouwen: zal men het dan afleiden uit de onzuiverheid en de hitte der lucht? wij hebben reeds gezien dat de Negers niets verliezen dan de vrijheid, als zy van Guinéa na America gevoerd worden; 't is dezelfde breedte, en een gezonder lucht : of zegt men dat die ontftaat uit zwaare ziekten, maagpijnen, verzwakkingen, flaauwten, die hen eindelijk wegfleepen; aan de Pian, een foort van kinderpokjes, hun eigen, die veelen wegrukt ; aan de kinderpokjes zeiven, zo doodlijk voor de meeste kinderen? maar ook welk punt van verR &  2ÖO DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN gelijking hebben wij gefield? hospitalen, vervuld met zieken des te moejelijker te genezen, om dat de meesten geboren zijn of in de hoofdftad of in fteden der manufacturen , gewoon aan een zittend leven, zwak en teder van geftel, en voor wien des de Natuur weinig doen kan: men moet de oorzaak dan niet zoeken, noch in het klimaat, noch in bijzondere ziekten der Negers, maar geheel cn alleen in de wreede behandeling die zij ondergaan , de weinige zorg die men voor hunne kinderen draagt, kort gezegd in hunne flavernij en in de behandeling: zij zuchten onder een ondraagelijk juk; zij zijn van alles beroofd, en het grootfte verlies van alles is dat der vrijheid: als het hart ziek is, blijft het ligchaam niet lang gezond: de Negers kwijnen eenigen tijd, en dan bezwijken zij onder den last der flavernij en des verdriets: is het om hunnen decrelijken ftaat te befeffen, niet genoeg, dat men de uitrekeningen der Planters omtrent het leven hunner flaaven weet? zo er in Jamaica flechts het vierde deel der flaaven fterft, dan zijn zij wèl te vreden over den geflooten koop; zo zij in de overige Eiladden 8 of 10 jaaren leeven , dan is men vergenoegd met de diensten door hen gedaan : een geloofwaardig fchrijver verzekert, dat op 80,000 Negers die in de Barbados arbeiden, 's jaarlijks 5000 meer fterven dan er geboren worden ; en de omflandigheden van den handel toonen aan, dat het dus in de andere eilanden is: de Negers moesten zig des te meerder uitbreiden in de Coloniën , om dat zij nooit oorlogen en hunne vrouwen  EN DER INWOONEREN VAN GUINÉA. 20I zeer vruchtbaar zijn ; maar zij verminderen zo geweldig, dat in vijftien jaar hun geheel geflacht zoude verdelgd zijn, indien men hen niet geduurig met nieuwe landsgenooten verfterkte: hoe komt des deeze flerfte zo verbazend, indien zij niet ontftaat uit de fnoode behandeling der meeste Colonisten? uit dit barbaarfche beginzel , dat na 10 jaaren bet leven eens flaafs niets meer gefchat wordt? de weinige aanmoediging om te trouwen, de fcbandelijke lichtmisferijen der Blanken met de Negerinnen , en uit het verwaarloozen der kinderen? dit zegt onSM. tuomas jefferij : „ Het is onmogelijk deeze rampzalige clas„ fe van menfchen te befchouwen zonder het vuu„ rigfle deel in hunne belangen te neemen; men zou„ de welhaast twijfelen of zij gemaakt zijn om be„ neden de menfchen geplaatst te zijn, zo alleron„ gelukkigst in hun lot : gebannen uit hun vadcr„ land, beroofd van hunne vrijheid , dien fchat die „ alle volken zo hoog waardeeren! zijn zij beneden „ de lastbeesten geplaatst : eenige wortelen , wat „ aardappelen, dit is hun voedzel; oude vodden die ,, hen noch voor de hitte noch voor de koude des „ nachts bedekken, is hunne kleeding! hun flaap is „ kort, hun werk onophoudelijk ; zij krijgen geen „ loon als zij hunnen pligt doen, en voorden geringflen „ misflag geeft men bun 20 geesfelflagcn;" 124) zi zijn de rijkdom huns meesters , en zij leven in de fchrikkelijkfte armoede; zij bezorgen hem een overvloedig , gemaklijk , wellustig leven , en men behandelt hen barbaarsch; door hunnen arbeid vloeit R 3  8Ö2 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN huns meesters tafel over van al wat keurig is; zij verfchaffen de kostbaarfte kleeding; en zij lijden gebrek en hebben geen bedckzel tegen de hitte of de koude; en dit zijn menfchen , gefchapen door den zelfden god; 't zijn ongelukkige broeders die men dus barbaarsch mishandelt ! gij die u , o fchande! Christenen noemt, dit zijn uwe broeders! deeze waarheid floot u; gij poogt te bewijzen dat zij eene andere natuur hebben ! dat het Wilden zijn die niet denken! niets gevoelen! geen verftand hebben! niet te volmaaken zijn ! of zo gij u zeiven fchaamt dit te zeggen, dan wendt gij voor dat zij bij u gelukkiger zijn dan in hun land gelukkiger bij u ? is dit uw oogmerk als gij hen koopt en verkoopt zo als 't u goeddunkt? is het om hen gelukkig te maaken dat gij hen afbeult door het zwaarfte werk? dat gij hunne dagen tot op de helft verkort? is het om hen gelukkig te maaken dat gij hen, voor de geringfte overtreeding als barbaaren geesfelt; dat zij met hun leven de edelmoedige pooging voor hunne vrijheid betaalen? bedenkt u een oogenblik; (lelt u eens in hunnen (tand, en oordeelt dan; wat zoudt gij dan zeggen van deeze voorwendzels door uwe gierigheid uitgedacht, en door uwe ongevoeligheid onderfchreven ? fchijnen deeze ketens u ligt? den arbeid van 14 uuren waaraan gij hen onderwerpt is die tegen uwe krachten afgemeeten ? de geesfel waarmede gij hen kastijdt heeft die niets dat u tegenftaat? uwe gierigheid omtrent hen , die u rijk maaken , komt die u billijk voor ? de dood, die na een  EN DER INWOONEREN VAN GÜINEA. 263 tienjaarige flavernij een eind maakt aan hun leven, aanëengehecht door arbeid zonder belooning, en verdrieten zonder vertroosting, fchijnt die u het vastgeftelde perk der Natuur voor ieder ander gerust en gelukkig wezen? ach! laaten wij het belijden, zonder door de fijnigheden der Americaanjche redeneerkunde verbijsterd te worden! laaten wij het belijden ten koste van Europa; haare gierigheid rukt 's jaarlijks 100,000 flaaven uit America, om hen te vervangen die door onmenschlijke mishandelingen , onuitftaanbaaren arbeid, het verkorte leven eindigen in onze Eilanden ; is dit geene treffende blijk van deeze wreede waarheid? wij genieten de rijkdommen van America ten koste van het bloed en de traanen van duizende menfchen, die wij door onze gierigheid tot beneden de beesten geplaatst hebben 5 die wij verminken zonder de minste oorzaak, en die des te ongelukkiger zijn, naar maate zij dit minder verdienen. Beweegredenen die de Planters aanzetten hunne jlaaven zo vareedlijk te handelen. Billijk vraagt men: maar wat kan den Europeaanen hier toe aandrijven ? laaten wij het, tot fchande dier menfchen, zeggen; van die menfchen die in hun vaderland het woord menschlijk geduurig in den mond hebben : het is de gierigheid; maar met één de blindfte, de beftraffelijkfle gierigheid; zij doet hen den ftaat van flavernij, waarin zij deeze menfchen houdt, aanzien voor hunnen natuurlijken ftaat; en verre van toeteR 4  264 DE ZAAK EER NEGERStAAVEN ftaan dat zij dezelfde voorrechten hebben, befchouwen zij hen, als verachtelijke werktuigen hunner begeerelijkheid: uit dit beginzel befchouwen zij het leven hunner flaaven flechts voor zo verre waardig als zij daar voordeel van kunnen trekken, en zo dra dit ophoudt, door zwakheid of ouderdom, worden zij tot eenen last en tot nadeel: indien zij minder verblind waren door het verlokzel des gewins, zij zouden befeffen dat dezelfde middelen die hen overhaalen om hunne paarden die hunne fchitterende rijtuigen voordtrekken , om hunne osfen die de diepen vooren fnijden, te fpaaren, hen ook moest beweegen om zorg te draagen voor die flaaven, waarin hun rijkdom beftaat : maar men wil flechts dat zij tien jaaren leeven zullen: 125) als zij de kracht huns levens hebben opgeofferd , dan verkiest men weder jonge lieden wier arbeid zeker voordeeliger is ; en de oude dienaars, wier ouderdom men verhaast, en wier zwakheden men veroorzaakt heeft, worden het voorwerp van het kwaadaartig humeur hunner meesters, wier begeerte zij niet langer voldoen kunnen. Bij deeze gierigheid voegen zig de allerwoedendfte driften; de tiran fchrikt voor de minste tegenweer; zij vergramt, zij ontgloeit zijne gevoeligheid; en de wraak , wel verre van met de belediging gelijk te ftaan, volgt de hitte zijns hoogmoeds of zijner haastigheid : de Planter, vervuld met het trotfche denkbeeld dat zijne flaaven een clasfe van ontaarte menfchen zijn, gemaakt om alle zijne grilligheden blindlings te gehoorzaamen, befchouwt de geringde cn*  EN DER INwOONEREN VAN GUINEA. 265 willigheid daaromtrent, als eenen ftraf baaren opdand; en hij flraft des te fchielijker, des te ftrenger, om dat hij zig boven de wetten gefield heeft: men zal zig ook niet meer verwonderen dat hij omtrent zijne Negers wreeder is dan omtrent zijne andere huisdieren , zo men bedenkt , dat hij van deeze geheel van verftarid beroofde fchepzels, niet dan werktuiglijken arbeid vordert , en hen niet kan verdenken van grilligheid of koppigheid ; daar hij aan de flaaven een' wil, eenig verftand en een weinig oordeel toefchrijvende, ook de minste onachtzaamheid, omtrent de moejelijkfte hen opgelegde lasten , voor een onvergeevelijke ongehoorzaamheid aanziet: dan verblindt de toorn hem omtrent zijne waare belangen; hij gelooft, als hij ftraft,een voorbeeld te ftellen terwijl hij zijne kwaadaartigheid ftilt , en de dood des flaafs is hem alleenlijk voor zo verre leed, als hij dien moet laaten vervangen. Kortlijk: het getal der Negers op alle onze eilanden zo veel grooter zijnde dan dat der Blanken, en een groot getal daarvan geene Creolen maar Jfricaanen zijnde, die geduurig den grond waarvan men hen afgehaald heeft betreurende, zo zijn de Europeaanen in een geduurige vrees, dat hunne llaaven opftand maaken en hun een deerlijk lot zullen doen ondergaan : om die reden veroordeelt de wet de geringde beweging tot de uiterfle ftrafoefening ; men waant dat dit hen beter zal bedwingen dan zachtheid en een maatige arbeid, dan de heuschheid des meesters, dan de aanmoediging ter bevolkinge; men waant dat R 5  266 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN hoe meer zij vernederd worden, zij des te weiniger zullen denken om hunne vrijheid te herwinnen; en men ziet niet dat door 's jaarlijks de Coloniën te bevolken met nieuwe wanhoopende verbitterde Africaanen, van hunne vrienden, uit hunne bezittingen gefcheurd , men oneindig meer te duchten hebbe, van hunne woede en wraak dan van dille ingezetenen, geboren in de llavernij, omringd van hunne ouders, hunne kinderen, die des te minder het juk gevoelen, als zij geene denkbeelden hebben van een' gelukkiger ftaat. De Jlrengheid huns lots brengt hen dikwijls tot oproer. De Negers , verbitterd door alles wat men hen doet lijden, vervloeken het op hunne hoofden verzwaarde juk; vuurig na die vrijheid die zij eertijds genooten, en wier verlies zij altoos betreuren, grijpen zij alle gelegenheden aan, om in deeze heilige rechten der Natuur herfteld te worden, die de Europeaan hun ontroofd heeft; maar dewijl zij geen' voorganger hebben om hen te beftuuren, en geene wapens om zig te verdedigen, noch voorzichtigheid in de uitvoering , zo zijn deeze opdanden altoos fpoedig gedempt; maar wee nu de aanleiders! men fnijdt hen de hielzenuwen, of de halve voet af; men geesfelt hen, en giet azijn en peper in de opgefcheurde wonden; men legt hen op de pijnbank om hunne complicen te kennen; ja, fommigen verbrandt men  EN DER INWOONEREN VAN GUINEA. t6~[ levendig: wreede ftraffen! konden deeze beulen eenig geweten hebben en niet overtuigend zien dat zij, zij zeiven, de oorzaaken daarvan zijn ? Tot dieverij. Hun honger, opgewekt door den onmaatigften arbeid , en weinig voldaan met het voedzel hun uitgedeeld , brengt hen noodzaakelijk tot dieverij; zij fteelen ook van elkander kruiden en wortelen om zig te verzadigen; dit kost hen altoos het keven, en hun meester wordt voor dat verlies fchadeloos gefield : fomwijlen, overtuigd dat zij eenig deel moesten hebben aan de producten door hun geteeld, neemen zij eenige vruchten , als met hun zweet bevochtigd ; dan draft de meester hen gedreng; dit heet men een voorbeeld dellen! of geeft hij het aan het gerecht aan, de daaf wordt gedood, en de fchade daardoor geleden , vergoed. Tot de vlugt. Woedend door zulk mishandelen fcheuren zij fomwijlen hunne boejen, en vlugten na de bergen; daar verkiezen zij liever zig te voeden met de natuurlijke vruchten der aarde, ja met die aarde zeiven, dan eenen tiran te gehoorzaamen, die hen onder een ijzeren juk gekromd houdt: ia6) dan maakt men hunne vlugt bekend en belooft belooningen aan ieder die hen wederbrengt : zo men hen vasthoudt men leidt hen na het gevangenhuis van het dorp, daar de meester hen  2(58 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN doet opfluiten: in de woonplaats gekomen, worden zij aan ketens gelegd, gepijnigd, verminkt, doodgegeesfeld, en dat waarom ? om dat zij de aan¬ drijving der Natuur ter verkrijginge hunner vrijheid gevolgd hebben! 127) In de Engelfche Coloniën behoeft men niet eens toevlngt te neemen tot de wetten als men ftraffen wil: het is waar dat het dooden van eenen flaaf den meester 15 Louis kost , indien hij daarover vervolgd wordt; maar dit gebeurt zo dikwijls dat men er geen acht op geeft; het gebruik heeft tot' eene wet gemaakt dat de Planter het volftrekt recht heeft over zijnen daaf. Hoe! een volk zo bekend door zijne wijze wetten ; bij 't welk het leven van een mensch zo dierbaar is; bij 't welk men zo veele oplettendheid gebruikt om de misdaad te onderzoeken; bij 't welk om het doodvonnis uittefpreeken , twaalf Rechters overéénkomen moeten; bij 't welk de vonnisfen gegrond zijn op het algemeen beginfel, dat men veel eer tien fchuldigen moet vrijfpreeken dan één onfchuldigen veroordeelen — kan zo een volk in zijne bezittingen zulke wraakeifchende ongerechtigheden oefenen? waarom daalt er niet eene ftraal van deszelfs licht op de Coloniën? waarom duldt het dat Engelfchen,zo dra zij hun vaderland verlaaten , hard, en tirannig worden ? meesters over het leven en den dood hunner flaaven, zonder de minste achting voor de wet der Natuur , die alle menfchen gelijk maakt; met verfmaading der wetten huns Lands, die alle de rechten  EN DER INW00NEREN VAN GUINÉA. 269 der menfchen zo wèl befchermen; met befpotting der voorfchriften van den godsdienst, die ons beveelt onze natuurgenooten, als onze broeders te behandelen? Niet alle meesters zijn tirannen. Dit is vooral bewaarheid in de Spaanfche en Franfche Coloniën : indien iets ons over het verhaalde zoude kunnen troosten , is het deeze gelukkige uitzondering op den algemeenen regel: 0 mijne lezers 1 daar zijn ook in America weldaadige menfchen, die zig niet voor gelukkig houden, dan wanneer de vrede , het vergenoegen omtrent hen heerfchen; die behaagen vinden in hunne flaaven het juk dragelijker te maaken; die , wel verre van onmenschlijken arbeid te vorderen , de gierigheid doen zwijgen , de menschlijkheid gehoor geeven, hunne Negers behandelen meerder als beminde dienaars, dan als lastbeesten ; die veel meer raadpleegen met de Natuur dan met de gebruiken ; die hen voorzien van goed en overvloedig voedzel, om hunne krachten te herwinnen , en hunne gezondheid te behouden ; die verre van zig te bedienen van de voordeden die de wet hun vergunt, hun een gering eigendom toeftaan, wèl gefchikt om hen, als zij gezond zijn, aantemoedigen, en als zij ziek zijn te hulp te komen ; meesters wier menschlijkheid des te treffender is, om dat zij zo zeldzaam gevonden , en door de voordeden beftreeden wordt; meesters die in het weldoen zelf hunne belooning ontvangen j hunne Negers werken ook te ijveri-  270 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN ger naar maate zij minder uitgeput zijn; dies te vergenoegder in hun lot als zij dat hunner medebroeders befchouwen; zij denken noch aan opftand, noch aan zig te dooden: „ Ik zal u verkoopen;" zie daar dit is in ftaat om hen te doen wederkeereu van eene afwijking; en indien het geluk beftaan konde met de llavernij, deeze Negers zouden gelukkig zijn. Godsdienst der Negers, Deeze meesters ftrekken hunne zorg nog verder uit 1 niet voldaan met hun als menfchen te behandelen, ftellen zij hen ook door eene godsdienstige onderwijzing in ftaat, om kennis te krijgen aan de voorfchriften des Euangeliums: wel overtuigd, dat, hoe meerder zij in de wetten des Christendoms onderweezen zijn, zij des te meerder zullen gehecht blijven aan derzelver bevelen; en hoe getrooster zij zullen zijn , door de hoop op een altoosduurend geluk. Over het algemeen is niets zo verwaarloosd als de zedelijke opvoeding; op de Franfche eilanden doopt men hen en worden zij ter kerke gezonden; maar dit is het ook alles: het gezelfchap ter voordplanting des geloofs, en eenige eerwaardige Predikers in de Engelfche Coloniën, hebben gepoogd deeze onkunde wegteneemen, bij dit afgodisch volk ; doch zij hebben weinig aanmoediging gevonden; het is zelfs nutloos zo lang de Negers dus onderdrukt worden: de christelijke godsdienst is een wet der vrijheid; het belang der Planters eischt des, dat de flaaven deszelfs wel-  EN DER ÏNWOONEREN VAN GUINEA. 271 daadige oogmerken niet kennen; zij zouden dan de onrechtvaardigheid hunner meesters nog derker gevoelen , en hoorende dat zij, zo wel door de uitlpraak van den Godsdienst als door de Natuur tot huns gelijken gemaakt worden, zouden zij het juk nog met meerder ongedulds torfchen. De Negers hebben echter eene gronddelling, zeer gefchikt om hen o'ver hun wreed lot te vertroosten: het is de leer der ondervelijkheid; maar zij verbinden het met hunnen liefden wensch; zij zijn overtuigd dat de dood voor hen niets is dan een fchielijke overgang van de onvruchtbaare gewesten der flavernije, na de lieflijke velden der vrijheid; dat zij hunne dagen in de Antilles niet eindigen dan om die in hun altoos betreurd, altoos geliefd vaderland te hervatten; dat zij daar hunne vrienden en maagfchap, die zij zo beweend hebben, zullen wedervinden, om nooit meer te fcheiden; dat zij daar, in overvloed en vrijheid leevende, buiten de magt der Europeaanen zijn zullen, die federt veele eeuwen de verwoesting en de dood verfpreid hebben. 128) Zo deeze dooling hunne fmarten kan verzachten, welk een vermogen moest dan het troostlijk leerduk op hunne ziel hebben; dat voor ongelukkigen zo aangenaam leerduk: ,, Dat op de beproeving het loon ,, volgt; en dat, indien god nu de ongerechtigheden ,, fchijnt te gedoogen, en de wanorde te laaten voord„ duuren, dit is om dat Hij het vonnis opfchort, „ tot dat Hij de verhevene bediening van Wreeker al„ Ier deezer gruwlen aanvaarden zal; dan zal Hij  272 DE ZAAK DER NEGERSLAAVEN. „ fpreeken, en deeze rampzalige offers der Europe* „ aanfche gierigheid, de Negers, zullen hunne ke„ tens met geweld zien verbreeken, de tirannen voor „ altoos onderwerpen, en een eeuwig geluk zal hen „ al het leed dat zij hen hebben aangedaan vergoe„ den." Ik eindig met deeze verrukkende gedachte; zij verdrijft de naargeestigheid waarmede de wreede taak die ik mij heb opgelegd mijne ziel vervulde: ik had bijna gewenscht dat zulk een aantal ongelukkigen nooit het licht befchouwd hadden; maar nu aanbid ik die wijsheid, welke hen aan deeze beproeving niet beeft onderworpen, dan om des te fterker zijn haat voor de verdrukking, en zijne rechtvaardigheid voor den verdrukten te doen doordraaien! EINDE VAN HET EERSTE DEEL. AAN-  AANMERKINGEN BEHOORENDE TOT HET EERSTE DEEL. I.) Bladz. 2. 13 e Academie te Metz, beroemd door de gewigtigheid haarer propofitiè'n, heeft aan den Heer bousmart (Capitaine au Corps royal de Genie ,) een' prijs gegeeven, om dat hij heeft aangetoond : „ De middelen, beftaanbaar met de goede „ zeden, ten behoeve der Bastaanen, en hen toe „ grooter nut voor den Staat te doen ftrekken:" Hij ftelt de aanneeming voor, door middel van 120 Liv. die de Staat zoude geeven aan iederen Bastaart, in plaats van 150 Liv. die zij thans kosten; die in braave familiè'n intelijven, daar zij met de kinderen dezelfde behandeling zouden genieten: het Hospitaal te Lyon onderhoudt 's jaarlijks negen duizend vondelingen en Weezen, en laat hen vervolgends een handwerk leeren, II.) Bladz. 2. In het jaar 1748. is er in dezelfde ftad een weldaadig gezelfehap opgericht, 't welk aan iedere arme moeder die haar eigen kind begeert te zogen, 2 Liv. per maand, geduurende dien tijd, toelegt: deeze S  274 aanmerkingen tot oprichting vastgefteld door Des lettres patente du Roi, 1788, wordt thans te Parijs ook gevormd, en zal weldra in alle gtoote fteden des Rijks ftand grijpen. III. ) Bladz. 2. Le Bureau de F HotelDieu, te Lyon, be¬ geert hebbende dat alle zieken voor zig een bijzonder bed hadden, opende in het jaar 1786 eene infchrijving bij welke zij 90,000 Liv. voor 300 nieuwe bedden eischte: dit ontwerp zo verfiandig in zig zelf, was weldra voltooid; de burgerij haastte zig t .n geld te geeven ; en in minder dan een maand was dó fom grooter dan men geé'ischt had; toen de Koning weinig tijds daarna wenschte te Parijs vier nieuwe Hospitalen, volgends hen plan der Academie der Wetonfchappen, te bouwen, zag men eene infchrijving te voorfchijn komen, waarvan de giften geklommen ziju tot 2,800,000 Liv. IV. ) Bladz. 2. Wie heeft niet hooren fpreeken van den Abt de l'epée? wie is onkundig dat hij de uitmuntende kunst bezit om de dooven het gehoor en dc Hommen eene fpraak te geeven ; dat is, deeze twee bekwaamheden te vervullen door anderen die hij zelf uitgedacht heeft? hij heeft reeds opvoedeüngen gemaakt. V. ) Bladz. 2. In Parijs is een etablisfement 't welk ten oogmerke heeft om aan blindgeborenen de werktuiglijke kunsten te onderwijzen: men heeft reeds eenigen tot zeer bekwaame Drukkers gemaakt, en ik zelf heb in die ftad een concert van blinden  het eerste deel. 275 gehoord, 't welk een zeer aandoenlijk tooneel opleverde. VI. ) Bladz. 3. De Ridder pawlet heeft insgelijks te Pa¬ rijs , met zijne eigene middelen eene vrije fchool opgericht ten behoeve voor militaire Weezen, alwaar zij worden opgevoed volgends eene fubordinatie die daar de grootfte orde in Hand houdt: de regels van dit huis ziju verbazend fchoon : het bevatte reeds 200 kinderen die daar alles leeren wat met hunne geboorte overeenkomt , en insgelijks met hunne deftinatie : behalven dit zijn er nog 2oo jonge lieden die hier de onderfcheidene handwerken leeren: de Heer pawlet , wenfchende het getal zijner opvoedelingen tot 800 te brengen, en de jonge edellieden daar eene volkomener opvoeding te bezorgen; als ook werkplaatzen voorallerleie handwerken; en de Koning zeer voldaan over de berichten die men hem zo wel noopens het zedelijk charakter, als met opzicht toe deeze inrichting gegeeven heeft , heeft aan hem eene jaarlijkfche fom van 32,000 Liv. toegeftaan: de Heer pawlet begon dit werk met een bepaald inkomen; maar in het jaar 1773 , eene groote ervenis verkrijgende, deed hij eene belofte van voortaan in armoede te leeven; hij wijdde zijn perfoon en fchatten geheel en al aan het talrijk huisgezin 't welk hij had aangenomen ; en het goed gevolg beloont hem rijklijk voor de opofferingen en den moed door hem betoond. VII. ) Bladz. 3. De zijdeoogst in het jaar 1787 mislukt zijn- S 3  276" AANMERKINGEN TOT de, zag Lyon op eenmaal 20,000 zijdenwevers in de ijsfclijkfte armoede gedompeld; maar dc Regeering, de Stad , en dc Burgers verleenden hun terftond eenen grooten bijftand: Nimes toonde bij den zelfden rampipoed dezelfde weldaadigheid VIII. Bladz. 3. Het traftaat van koophandel met Engeland , voor eenigen tijd de vertiering der ftoffen, die te Rouan, Amicns, Elbenf, Abbeville, Louviers, Sedan en elders gemaakt werden, vermindert hebbende, heeft het Gouvernement der tnanufacluuren zijne hulp verleend; en geduurende dien tijd hebben de Fabrikeurs te Sedan alle hunne werklieden met de roemwaardigfte edelmoedigheid onderhouden. IX. Bladz. 3. Het Journal de Paris, waarin men zo veele verhaalen vindt van openlijke en bijzondere weldaaden, had zo dra het ongeluk niet aangekondigd , dat de hagel op den 13 Julij in den omtrek der ftad had veroorzaakt, waardoor de hoop van een groot getal landlieden verijdeld, ja tot in den grond bedorven was , of terftond ontfloot men eene nieuwe bron van weldaadigheid , zeer gefchikt om den last van zo veele tegenheden te verminderen. X. Bladz. 3. Men richt thans te Parijs, naar het ont¬ werp van den Heer boucher d'argis een Philantrophisch gezelfchap op, 't welk ten oogmerke heeft voor de Gerechtshoven de procesfen der behoeftigen, zo die billijk zijn, voordtezetten : te Lyon  het eerste deel. 2/7 ondervinden de armen federt langen tijd, de heilzaame gevolgen van 't Confeilcharitable, dat in 't vriendlijke alle verfchillen bellist die men daar voor brengt: het neemt ook de zorg voor de procesfen op zig, indien de behoefte hun die zij aangaan niet gedoogt, dat zij die zeiven voordzetten. XI. ) Bladz. 3. De elende waarin de meeste werklieden te Lyons, door de duurte der zijde, gevallen zijn, heeft eenige kooplieden dier ftad, altoos bereid om wèl te doen, en aan wier hoofd de Heer ferray gevonden werd, bewogen, om eene Philantrophifche kas te maaken, waarvan het capitaal zijn zoude, 800,000 Liv. om geplaatst te worden op een groot getal hoofden, te kiezen op den laatften November: volgends de waarfchijnelijkheid van der menfchen leeftijd, zal dit capitaal geheel afgelost zijn, in 13 jaaren, bij de aftionairen, met den intrest van 5 ten 100; en dan zal de Sociëteit een eigendom bezitten van 7*1,000 Liv. die, gevoegd bij de intresten, in 10 jaar geeven zullen, met de intresten, eene fom van bijna 630,000 Liy. die voldoende zijn zal om de nood der werklieden in tijd van armoede te hulp te komen: het overfchot der rente zal op intrest gegeeven worden, en in 43 jaar een capitaal maaken van een mülioen, die deeze hulp zal beftendig doen voordduuren, zelfs na den dood van alle deeze perfoonen: men heeft te Ninus een etablisfement als dit opgericht. XII. ) Bladz. 30. Men kan met het hoogde recht op hun toepasfen het geen de Apostel petrus van S 3  2^8 aanmerkingen tot fommige lieden gezegd heeft, waarvan hij het voorbeeld aanprees: „ Hunne gefprekken zijn be„ fchroomd; hunne verfierfelsbeftaan niet inhair„ vlechten, goud, ofjuweelen; maar in de ge„ heime gevoelens van hun hart, dat is, in de „ onbefmettelijke reinheid eener ziel, waarin de „ zachtmoedigheid, en de zwijgende driften haar ,, verblijf houden , waarin god zulk een groot „ welgevallen heeft." XIII. ) Bladz. 31. Hij heeft een klein boekje gefchreven ten titel hebbende: Confiderationsfur la contume de reduire les Negres en fervitude. Recommandées aux Deciples de Chriftianifme de toutes les demminations : dit werkje is te Philadelphia gedrukt bij den Heer franklin. XIV. ) Bladz. 31. Short aecound of that pard of Africa in kabited by the Negroes, enz., met bedenkingen over de ongerechtigheid deezes handels: de laatfte druk is die van Londen 1788. Tweede ftukje getijteld: „ Korte afbeelding ,, van den ongelukkigen ftaat der flaaven ia de „ Engelfche Coloniën;" nevens nog eenige zeer geachte kleine gefchriften. XV.) Bladz. 32. Pag. 217. m. yran-ai-z, Rusfisch Edelman , levendig getroffen door de wijs waarop jiion eertram , lid van de broederfchap der vrienden , zijne flaaven behandelde, als ook door hun heusch en befcheiden gedrag, deedt hem op  HET EERSTE DEEL. dit ftuk fommige vraagen: bertram beantwoordde die met de welfpreekendheid des gevoels; hij verhaalde hem wat hem bewoogen had hen vrij te maaken , als ook hunne tegenwoordige omflandigheden, hunne eerlijkheid, zachtzinnigheid, goed verftand, beoefening der kunsten, vooral hunne vorderingen in den godsdienst: hij voegt hier bij: „ Het was benezet die hem geleerd had, dat „ goede voorbeelden, vriendlijke vermaningen, „ godsdienstige lesfen, in ftaat zijn om hen tot „ onderwerping, naarftigheid en maatigheld opte„ leiden: hij beQuit, dat, ondervveezen zijnde door „deezen eenvaardigen man, hij terftond zijne „ Negers ontflagen had van deeze verachtelijke „ flavernij, en dier beestachtige domheid, waar„ in zij vervallen waren; en zo dra zij ontheven „ waren van deezen ftnaad , en gefteld in den „ (land van vrije menfchen, hebben zij ook dien „ naijver verkregen, zonder welke de Americaa„ nen zeiven verachtelijk zouden worden, ja zig „ geheel bederven:" doordrongen van eerbied voor deezen man, roept de Heer yran met geestvervoering uit: „ Ach hoe fchoon is het geen ik „ daar hoor! dit is de overwinning der christe„ lijke liefde , der menschlijkheid, der reden! „ hoe! de Europifche Academiën weergalmen van „ den lof der groote mannen, en zij fpreeken „ geen woord van antoni benezet! wel waar„ door kan men dan haaren lof verdieuen? de „ leer die deeze man predikte, is zij niet troost„ lijk voor het menschdom? is derzelver gelukkig „ gevolg niet nuttig? benezet is des in denvolS 4  58o aanmerkingen tot „ komenften zin een deugdzaam burger, een waar ,, groot man, en Europa is nog onkundig, het ,, geleerde Europa, van de uitbreiding deezes „ gelukkigen leerftelzels; het weet nog niet dat „ de eerfte trede tot de vrijgeving der flaaven, „ (en die tog eindelijk algemeen zal moeten wor„ den) gedaan is la America, dit nieuwe Land „ dat voor twintig jaar nog geene dan woeste, „ botte, onkundige , wreede Wilden voedde ! „ hoe! Europa weet nog niet, hoe zeer om„ ringd door kennis, rijkdommen envermaaken, „ dat veele duizenden, zielen hiervan aan de aller„ verhevenfte deugd, de helft hunner bezittingen „ hebben opgeofFert," Cultivateur Amèricain, T. I. 173. XVI.) Bladz. 33. Omtrent 2000 Guines. XVII.) Bladz. 33. Zie hier wat d. rush van hem zegt, in eene Redevoering die hij geleezen heeft in de vergadering van de wijsgeerige Sociëteit te Philadelphia: „ Deeze Staat zal zeer lang eenen man „ betreuren, bij wien de reden en het inwendig „ gevoel van het goede, zig vereenigden om een ,, zo voortreffelijke zedeleer voordtebrengen als „ zelden onder ons in dien graad gezien is: dee„ ze braave man befchouwde alle menfchen als „ kinderen van denzelfden vader; 't zij hunne „ verw rood of bruin, zwart of blank ware; „ 't zij hunnen eerdienst de plechtigheden ver„ wierp of aanname, allen waren zijne broeders, „ en bij gevolg voorwerpen zijner hulp en be-  HET EERSTE DEEL. 231 „ fcherming: laaten onze Dichters en Hiftorie„ fchrijvers die na ons komen zijnen lof zingen, „ en de daaden van zijn zo nuttig, voorbeeldig ,, als deugdzaam en eenvoudig leven, vereeu„ wigen: zo immer onze kinderen het geluk „ genieten dat cr ligt in te zien dat alle Staa,, ten zig vereenigen om de flavernij te verdel,, gen, hieraan gelijk aan Penfjlvaniën; zo de „ Koningen immer deezen fchandelijken handel „ verbieden; zo men immer in Africa kerken „ en fchoolen bouwt; zo men immer in dat on„ gelukkig land de zaaden ftrooit van bcfcha„ ving, laaten dan de nakomelingen zig herinne„ ren, dat deeze gelukkige omwenteling het ge„ volg zij der verklaaringen, der brieven der ,, gebeden van antonie benezet: de hirtorie „ van zijn leven is bij ons eene doorfchijnende ,, proef hoe veel goeds een eenig man voor eene „ groot" maatfchappij verrichten kan, en hoe ,, veel waarlijk groote deugdzaame mannen kun„ nen ter uitvoer brengen, hoewel zeiven in „ eenen nederigen ftand zijnde." XVIII.) Bladz. 34. m. benezet is zeer na vermaagfchapt aan st. quentin , en aan lyon , die door hunne godsvrucht en weldaadigheid de algemeene hoogachting verkregen hebben. XIX.) Bladz. 35, Een kwaadfpreeker van de vrienden der menschheid heeft ons geleerd dat zij niet befloten hebben om hunne flaaven vrij te maaken , dan na eerst, als bek waame kooplieden, te hebben uitgeS 5  AANMERKINGEN TOT rekend dat zij hierdoor zo veel winnen moesten, met opzicht tot hun belang, als tot hunnen goeden naam: maar men moet de menschlievende zedeleer deezer menfchen zeer weinig kennen om op die wijs te kunnen denken : hoe haatelijk is het vernuft als het dus misbruikt wordt ter misduidinge van de beste daaden ! en welk een vreemd middel is het, om zig zeiven achting te willen bezorgen, door die deugden te verlaagen welke altoos de algemeene bewondering moesten opwekken! ach! hoe veel aangenaamer is het voor een welgeplaatst hart te zien dat er nog op onze aarde menfchen gevonden worden, in ftaat om goed te doen, om dat het goed is, en zonder uitzicht op belooning. XX.) Bladz,. 35. De Moravifche Broeders zijn niet minder ijverig ten voordeele der Negers; zij maaken zig een' pligt om hen die in hunne magt komen vrij te ftellen: dit ftemt volkomen in met hunne zedeleer; en indedaad, weinig minder dan de Kwaakers in goedaartigheid, zedigheid, liefde , arbeidzaamheid, moeten zij zo wel als deeze al» le (laavernij verfoejen, en de rechten dermenschheid voor deeze ongelukkigen wedereifchen :maar zij doen nog meer, zij onderwijzen de Negers in den Christelijken Godsdienst, en het zijn bijna alleen hunne leeraars, die in de Engelfche Coloniën deezen arbeid op zig neemen. XXI.) Bladz. 36. Ik zal in 't vervolg gelegenheid hebben om te fpreeken over het wetboek van Ptnfylvaniëm.  het eerste deel. 283 XXII. ) Bladz. 37. „ De vergadering der lijdenden ," beflaande uit honderd Engelfche Kwakers, te London opgericht, dus genoemd om dat zij corespondeert met alle de vergaderingen der Provinciën , om de behoeften der Broeders te kennen en verligting toetebrengen: zij heeft het beftuur over alles wat het belang des geheelen ligchaams aangaat: in het jaar 1783 gaf zij een klein gefchriftuit, ten titel hebbende: „ Staat onzer ,, gelijken — den verdrukten Americaanen eer„ biedig voorgedraagen aan de ernftige overwe„ gingen der Wetgeevende Magt in Groot Brit„ tannië.i, door het volk genoemd Kwaakers." XXIII. ) Bladz. 42. Hé sharpe heeft tien werken over dee¬ ze gewigtige ftoffe uitgegeeven; onder anderen een deel getijteld: „ Paaien der flavernij." XXIV. ) Bladz. 45. Dr. hayter , Bisfchop van Norwich, 1755; Dr. warburton , Bisfchop van Gloucester, 1766; Dr. jhon warren, Bisfchop van Bangor, 1787; Dr. Cornwallis , Bisfchop van Lichtfield en Coventry , 1788; en vooral Dr. bielbij portens, thans Bisfchop van London, 1784. XXV.) Bladz. 46.) Dr. peckart , Prefident van het College van Magdalena te Cambridge, heeft twee predikatiën opgefteld, ten voordeele der Negers, die met toejuiching gehoord zijn door de Univerflteit: de eene 1784. de andere irS3. m. wM. aguster, heeft insgelijks te Oxford over het  2?4 aanmerkingen tot zelfde onderwerp gepredikt, voor den geheelen Magidraat der ftad, zo beroemd door haare Univerfiteit; m. mason, Kanunnik te Tork, deed insgelijks in dc hoofdkerk, en m. hughes in die van Ware. XXVI.) Bladz. 46. Deeze redevoering, onlangs uitgefproken in die Christelijke vergadering , waarbij Dr. peuestley het Leeraarampt waarneemt, in haare nieuwe zaal te Brumingham , en ten verzoeke der gemeente uitgegeeven. XXVII.) Bladz. 48. m. pitt, wiens Staatsbeduuraan Enge/r. XXXIV. 14. XXXVIII.) Bladz. 60. Hier wordt alleen gefproken van de gehoorzaamheid eens enkelden perfoons, en niet die een onderdaan aan zijnen Vorst verfchuldigd is , die verpligt is om hem voor alle onrechtvaardigheden te behoeden, te zorgen voor zijn behoud, en te arbeiden aan zijn geluk. XXXIX.) Bladz. 61. ,, homerus, Odyffi vertaald door bi- „ taubé." XL.) Bladz. 61. „ Daaden der Grieken in klein „ Aziënr L. VI. XLI.) Bladz. 62. reg. 17. De Macedonifcke Pantamime verbeeldde zeer wèl de eerfte tijden der Grieken , toen zij hun land niet bebouwden dan gewapend, om zig te wapenen tegen de roovers. Zie thicydides. XLII.) clarkson, Bladz. 16. XLIII.) Bladz. 66. Het zal hier niet onvoegzaam zija  het eerste deel. 2&> optemerken met m. clarkson , het verbazend overeenftemmende dat in dit opzicht gevonden wordt tusfchen het verhaal van homerus , en des Joodfchen IFetgeevers mozes; niet om dat die niet. geloofwaardig genoeg is, zonder de bevestiging van homerus ; maar om dat het aangenaam is te zien dat zijne hiftorifche verhaalen bevestigd zijn door één' der oudfte fchrijvers : mozes fpreekt van Egypte als van een flaavenmarkt; en zegt dat die ten tijde van Koning pharao zeer vermaard was, om deszelfs ftrengheid : homerus zegt dit ook; hij leert ons dat Egypte de algemeene verzamelplaats der flaavenkoopers was ; en de bijnaam van het boo'saartig Egypte, waarvan antinoiis zig bedient, 't welk hij in alle andere gelegenheden het fchoone, het wèl bevochtigde noemt, toont dat men toen daar die wreedheid in volle kracht oefende, waarvan de Bijbel ons de eerfte berichten geeft. XLIV. Bladz. 66. clarkson, Bladz. 10. XLV. Bladz. 69. Het volgende zal dienen om het geen ik van de menschlievendheid der Grieken omtrent hunne flaaven gezegd heb, te verfterken, ook toen zij onder het juk der Romeinen gekomen waren: fommige burgers deezer heerlijke ftad fielden in eene openlijke vergadering voor, om even als hunne meesters op hunne tooneelen zwaardfchermers optevoeren: een deugdzaam burger, daar tegenwoordig, fcheen deeze voorftelling toetejiüchen, maar hij bad zijne medeburgers, vóór  2ei> aanmerkingen t o t deeze refolutie genomen was, hem te volgen, en te helpen om den altaar, der Barmhartigheid opgericht, om verre te haaien: dit beminnelijk volk gevoelde deeze oumiddelijke berisping , en hij was de eenige onder de Grieken die den moed had, om door vleierij de wreedheid zijns overweldigers niet natevolgen. XLVI.) Bladz. 70. plutarchus zelf, wiens gefchriften niets ademen dan eene vriendlijke weldoende wijsbegeerte, en die der tirannij, overal waar hij haar ontmoet, op'thaatelijkst afbeeldt, verzekert echter dat het eenige middel o:n een' flaaf te bedwingen, beftaat, in een geduurig gebruik van den geesfel,als het eenig bewijs waarvoor hij vatbaar is: dit gevoelen verklaart de volgende daad: plutarchus , eenen flaaf doende ftraffen, deed deeze hem zien hoe onwaardig het voor eenen man waar' welke zig een wijsgeer noemde , die zig beroemen durfde over zijne driften te heerfchen, dus door eene kleine beleediging eens flaafs in toorn te ontfteken , dat hij, om die te bedaaren beval, dien armen flaaf ongenadig te geesfelen: plutarchus , weinig getroffen door dit gezegde, antwoordde al lachende, dat de toorn een zig onderfcheidend charakter had, dat men hem kende aan eene fterke ftem, een gloejend aangezicht, een dreigend oog, en dat het moejelijk zijn zoude iets van dien aart op zijn aangezicht te zien, om dat hij met de koelheid eens Stoïcijns dit bevel gaf; en dewijl de beul zijne flagen had opgehouden, het gevolg deezes gefpreks afwachtende ,  het eerste deel. 2§p de, beval de Wijsgeer met geesfelen voordtegaan, ter onderwijzing der flaaven, terwijl hij met cyrus dit ftuk zeer wijsgeerig verhandelde. ramsay. [XLVII.) Bladz. 80. „ Hiftorie van karel V., door robertson. V. I. Bladz. 20." XLVIII.) Bladz. 81. Dezelfde. V. I. Bladz. 57. XLIX.) Bladz. 83. Dezelfde. Bladz. 72. L.) Bladz. 87. Paus gregorius de groote gaf de vrijheid aan eenige zijner flaaven , tot reden geevende: cum redemptor nofter, totius conditor natura, ad hoe propitiatam humanam carnem volucrit ajfumere, ut divinitatis fua gratid, redempto quo tenebamur captivi vinculo, preflina nos reflitucret libertati, fialubriter agitur , fi hominibus quos ab initio. liberos natura protulit fi? jus gentium jugo fubjlituit fervitutis, in ed qua nati fuerant con.ditioue manumittentes beneficium libertatis reddatur. gr. mag. LI.) Bladz. 87. De geest der vrijheid had reeds in Engeland zulke voordgangen gemaakt, dat de waan , en het denkbeeld van perfooneele dienstbaarheid hier vernietigd waren , zonder eenige aae der wetgevende magt: Hifi. van karel V. Bladz. 75. T  200 AANMERKINGEN TOT LIL) Bladz. 90. Zie de Reizen door verfcheidene dealen van Africa, door t. mooke. LUI.) Bladz. 91. Colleclion d''anciens voyages falie par iiackl1ud , purcuas , &C LIV.) Bladz. 95. anderson, Hiftoire du Commerce,p. 336. LV.) Bladz. 96, Thans voert men meer dan 100,100 Negers 's jaarlijks uit. LVI.) Bladz. 96". In 1551. LVII.) Bladz. 96. Colleclion de Voyages, par astley , p. 139- LVIII.) Bladz. 97. De mimi, VI. p. 143. & fuivantes. LIX.) Bladz. 100. Naval Chronicle, p. 45. LX.) Bladz. 103. Hiftoire Philofophique & Politique, T. 6.p. 151. LXI.) Bladz. 105. Men noemt dus eene Compagnie van koophandel, opgericht om aan de Spaanfche Coloniën Negers te bezorgen , onder het beiaalen van een zeker recht aan den Koning van Spanjen. LXII.) Bladz. 107. Vol. 2. Chap. I. LXIII.) Bladz. 113. i;usching, Edition de m. berenger, T. 10. pag. 399-401.  het eerste deel. J2. 290. LXVIir.) Bladz. 125. smith. Bladz. m. LXIX. Bladz. 126. w. bosman, belchrij ving van Guinéa. LXX.) Bladz. 127. busching. LXXI.) Bladz. 129. barbot, pag. 26. LXXII.) Bladz. 134. bosman, Bladz. 119. LXXIII.) Bladz. 136. barbot, p. 358—59. busching T. 10. p. sjj. LXXIV.) Bladz. 136. bosman. LXXV.) Bladz. 136. nijendal. LXXVI.) Bladz. 159. De fchepen hebben altoos eene lading deezer liqueurs in; maar de matroozen vinden geene zwaarigheid om de flesfchen te openen, daar uitteneemen en weder met water aanteviillen: deeze diefftal is gelijk alle andere T 2  202 AANMERKINGEN TOT ontrouwheden nog nadeeliger voor hen, die haar plegen dan voor hen die daardoor lijden. Wij leveren , in 't algemeen geen eene waar zo als zij behoort te zijn : de liquears zijn verflapt door water; in de kruidvaten maakt men valCche bodems; men fnijdt geheele ellen uit het midden der doffen , en katoenen ; men bedriegt den Africaan zo wel in het gewigt, het getal, als in de hoedanigheid van het geen hij koopt; en dit bedrog wekt de uitvinding der Blanken op, om elkander daarin te overtreffen: iederen dag worden wij trouwloozer, en bederven onze zeden al meerder: om zig daarvoor fchadeloos te ftellen zijn de Negers genoodzaakt ons natevolgen; zij worden hierdoor nijdig, argwaanig, wraakzuchtig, j. newton. Voyez le Journal de Paris 30 Juillet 1788. LXXVII,) Bladz. 168. Een Neger die zeer veele zijner landslieden had opgeligt, werd op zijn beurt ook opgeligt dit is de loop der dingen. LXXVIII.) Bladz. 169. Het Koningrijk van Barfalli ligt aan de Gambia; men koopt hier veele flaaven; de Koning is één der grootfte koopliedendes Lands, hij is één Jalof, en zijn Land is bijna geheel bevolkt met Mandingos. LXXIX.) Bladz. 178. Toen ik de laatfte keer te Botinij was, vroeg ik aan eenen geloofwaardiger!  het eerste dee-l. s93 zwarten koopman veele dingen: bij zeide mij, dat hij geduurende de drie oorlogsjaaren maar één fchip uit Europa op deeze kusten gezien had, te weeten the Mofeley hiU, Capitein ewing, van Leverpopi, die een groote koop gedaan hadt, zijnde de Negers, door het ftilftaan des flaavenhandels laag in prijs : vervolgends vroeg ik deezen man: wat is het gevolg deezer opfchorting geweest? hij haalde zijne fchoudersop, en zeide; „ De kooplieden zijn zo „ arm geworden dat zij genoodzaakt werden „ het land ter hunner onderhoudinge te gaan be„ arbeiden:" één der Negerkooplieden, gehoord hebbende dat de Kwaakers bezig waren om de vernietiging deezes handels te bewerken, zeide: „ Dit zou voor hen zeer droevig zijn , „ want dat zij als dan tot denzelfden ftaat zou„ den vervallen als geduurende den oorlog , „ toen zij verpligt waren het land te bebouwen en ingamen te planten." falconbridge , pag. 9. LXXX.) Bladz. 178. Dezelfde fchrijver zegt: „ Toen ik „ op de Kust van Angola kwam, was er geen „ een Negerhaaler in 5 jaar op de rivier Am„ bris gekomen, hoe veelvuldig die anders be„ zocht werd: ik hoorde dat het verval van „ deezen handel ten gevolge had, dat de inwoo„ ners in vrede leefden ; dat het goed vertroit„ wen herfteld was, maar dat dit verdween zo „ dra er een fchip aankwam; en geduurende dat „ de handel te Bonnij ftil geftaan had, had men T 3  2£>4 aanmerkingen tot „ geen een dier gevolgen gezien, waarvan men „ zo ftout de verzekering gegeeven had: de'laa„ ge prijs der Negers, de verarming der zwar„ te kooplieden , fcbijnen het eenig nadeeüg „ uitwerkzel te weezen; en het goede was dit; „ de vrede was herfteld, ook de goede ver„ ftandhouding , en het ophouden der weg„ rooving." LXXXI.) Bladz. 179. Daar is aan de Goudkust een genacht van menfchen, Tantins genaamd ; zij zijn naarftig, vlug, vol moed: opgevoed door de Europeaanen, die deeze Kust bezoeken, leeren zij derzelver fpraaken, de zee vaart kunst, vooral de kunst om flaaven te krijgen: de floepen die om deezen handel tot in de golf van Benin gaan , of nog laager, neemen doorgaands een' Muurman en 20 of 30 Tantins: de Capitein maakt met hunnen OverMe een gefchreven contraét, ook getekend door den Engelfchen Gouverneur, die daarin beloven geen een deezer Negers na de WestindiU te brengen! als er niet genoeg matroozen zijn, en dit gebeurt dikwijls, doen deeze moedige Tantins, aangezet door den Capitein, alle zaaken met een kracht en werkzaamheid waartoe de Europeaanfche matroozen niet in ftaat zijn, om dat het vol ftrekt noodwendige hun nog dikwijls geweigerd wordt. m. stanfield, die ons dit volk leert kennen , voegt er bij: „ Geduurende al den tijd M dat ik te Bomt was, hoorde men van geen  HET EEItSTE DEEL. 2?5 „ den minsten oorlog. De navorfchingen die „ ik deed, over de wijs waarop men daaven „ krijgt, hebben mij getoond dat het grootde „ getal diep in het land gegreepen waren, 'c „ zij door bedrog of geweld; en dat zij vóór „ zij de kust bereiken reeds door veele handen „ gegaan zijn." In het Koningrijk van Benin heeft men een Corps welgeoefende manfchap , genaamd Joemen, die zig onder de befcherming der Europeaanfche faüoors onaf bangelijk gemaakt hebben : hun Koning, een dout roover, noemt men Badjeha: deeze banditen hebben geene fteden, geene dorpen; maar zo zij een landftreek naar hunn' zin vinden , dan blijven zij daar, zij koopen geene, maar verkoopen een groot getal flaaven: dit gruwzaam beroep is hunne eenige kostwinning, en moet in een befchaafd land als dat van Benin , misdaaden veroorzaaken, waarvan men zig geen denkbeeld kan vormen. Daar is ook in de baajen, en op de talrijke eilanden die de rivier Tromaja bij zijnen mond maakt, eene foort van roover , genaamd , Capitein lemma-lemma: deeze man heeft eene geheele vloot, beftaande uit ten oorlog toegeruste kanos, waarmede hij landingen doet op de deelen der kust die minst bewaard zijn: het juk van den Koning van Benin afgeworpen hebbende, vangt hij zo veele van deszelfs onderdaanen, als hem doenlijk zij: van deezen roover had de Capitein van het fchip waarop T 4  sp6 AANMERKINGEN TOT stanley was , zijn meeste laading : om die fpoedig völtehebben; laat hij hem zeggen dat hij op den door hem geftelden dag een zekere hoeveelheid koopgoederen van de beste foort zal verkoopen ; dat het fchip de ankers zal ligten cn in lang niet wederkomen: deeze bedreigingen zijn voldoende ,• want lemmalemma, komt op dien dag met een overgroot getal flaaven aan boord. LXXXII.) Bladz. 183. moore verhaalt: dat een inwooner van Kantor een pijl tegen een' tijger willende affchieten, die een geit verfcheurde, bij ongeluk een' man trof: de Koning, hoewel verzekerd van deszelfs onfchuld , deed zijn voordeel daar mede, hij nam den man, zijne vrouw en deszelfs kinderen gevangen, om die den Engelfchen met zijne oveiige flaaven te leveren: men bragt op een anderen dag aan denzelfden Officier, een' man te koop; zijne misdaad belfond in het fteelen van een tabakspijp; moore liet terdond voor hem om vcrgeeving vraagen , bij den Alkaie, en om deeze wreede draf te verminderen; en hij verkreeg voor deezen man de vrijheid weder. Eenige zwarte Fsétoors die een burgerlijk ampt bekleedden, eene zekere foort van koopgoederen noodig hebbende , en geene flaaven magtig zijnde, befchuldlgdèn een' visfeher op de Ambris , geweld gebruikt te hebben in het verkoopen van zijn visch ; dewijl zij nu zelyen uitfpraak moesten doen, volgde de veroor-  het eerste deel. 297 deeling; hij werd verkocht , hij kwam als flaaf op het fchip alwaar m. falconbribge als Chirurgijn zig bevond. LXXXIII.) Bladz. 189. barbot, pag. 170. LXXXIV.) Bladz. 191. Reis na de Kaap de goede Hoop door m. sparman, Tom. II. p. 152. LXXXV.) Bladz. 19J. Le Courier de PEurope van den laatften Junij maakt bekend : dat men den i3den voor het huis der Gemeenten, een ftaat van de fchepen in dienst des flaavenhandels zijnde, gebragtheeft, als ook van hunne afmeetingen; waarbij blijkt dat ieder deezer ongelukkigen, geduurende den overtogt, niet meer voor zig heeft als i3 vierkante duimen; en dat in het ongezondfle climaat des werelds; en daar de hitte op de barraometer van reaumur altoos 35 gr. tekent. LXXXVI.) Bladz. 197. Het Reglement provifioneel door het Engelsch Parlement gemaakt op den loden Junij , op aanftaan van sir william dolben , ftelt de proportie der Negers welke men voortaan laaden zal op 3 voor twee tonnen; zo dat een fchip 't welk voorheen 700 flaaven inhadt, thans alleen 352 zal bevatten: dit Reglement is maar voor zo lang als de groote zaak, betreffende den flavenhandel niet zal beflist zijn. T5  2p8 AANMERKINGEN TOT LXXXVII.) Bladz. 198. In ieder vertrek zijn drie of vier tobbetjes van conifchen vorm, alwaar de Negers de behoeften der Natuur gaan voldoen : indien zij op eenigen afftand daarvan gepakt ftaan , zijn zij genoodzaakt over hunne medemakkers heen te gaan, en met hun medetefleepen hen die met hun aan denzelfden keten zijn : deezen onvermeidelijken dwang, veroorzaakt altoos twisten aan de overigen; zij die geen kans hebben tot die plaatzen te naderen , befmetten den grond waarop zij liggen ; de gevolgen daarvan zijn welnategaan, maar te walgelijk om daaromtrent omftandiger te zijn. LXXXVIII.) Bladz. 200. De Engelfchen, de Hollanders, de Deenen, houden de mannen, fomwijlen ook de vrouwen, geboeid: de zwakheid der equipage dwingt hen tot deeze wreedheid; de Franfchen die talrijker zijn, gunnen hun meerder vrijheid, en doorgaands , als zij eenige weinige dagen in zee zijn, maaken zij alle boejen los. raynal. LXXXIX.) Bladz. 201. Capitein philips , van Guinéa na de Eilanden gaande, meteen fchip van 450 tonnen, 't welk 700 flaaven inhad , fprongen veelen deezer ongelukkigen in zee om daar den dood te zoeken; anderen weigerden met dit zelfde oogmerk alle voedzel: reen raadde de Capitein om aan eenige muitemaakers armen en beenen te laaten afflaan, om  HET EERSTE DEEL. 2p3 de overigen te verfchrikken, zo als veele Capiteinen doen; maar hij weigerde dit volftrekt; hij verloor 300 Negers vóór hij te Barbados aankwam. Churchills Coll. of Voyages. Vol. VI. p. 219. XC.) Bladz. 202. De Capiteins veroorloven zig dikwijls om de Negers op de allerwillekeurigfte wijs te kastijden: zie hier twee voorbeelden ons opgegeeven door ooggetuigen; zo verre gaat de wreedheid op de overtogt na America. „ Weinig tijds vóór wij de kust verlieten en de „ vertrekken zo vervuld waren met flaaven, dat zij „ genoodzaakt werden om digt tegen elkander ge„ drongen te zijn, kwam er des nachts eene floep „ vol. Negers aan boord, na dat de eerfte in hunne „ gevangenis gefmeten waren : de aangekomenen ,, werden daar ook in gebragt, en belast eene plaats ,, te zoeken; dit veroorzaakte groote beweging: „ in het vertrek der vrouwen was het geweld het „ fterkst, vermits éénder inkomenden het ongeluk ,, had een tobbe omtewerpen: des morgens werd ,, zij aan het bed van den'Capitein vastgebonden, met haar hoofd daarop liggende, en men beval „ aan een' matroos haar te geesfelen; het mede„ doogen en het belang 't welk eene weerlooze ,, vrouw moet inboezemen, deed zig ook bij den „ zeeman gevoelen; hij ftrafte des minder ftreng „ dan deezen tiran voldeed; deeze matroos werd „ daarop ook gebonden, en fterk gekastijd voor „ zijn betoond medelijden; zij die zijne ftraf ver,, oorzaakt had, werd niet vergeeten; men gees„ felde haar zo lang tot haar geheele rug met won-  300 AANMERKINGEN TOT „ den bedekt was: ik herinner mij dat toen ïk „ haar verbond de puisten en rooven zo dik „ waren, dat ik die moest wegfnijden voor ik „ er iets konde opleggen." stanfield. De Muurman die in eene Moep een koop (loot, kocht eene jonge Negerin met een fchoon kind, 't welk zij zoogde: in de nacht begon dit kind te fchreiën ; de Muurman werd wakker , en zwoer, in woede zijnde, dat hij dit kind, zo het nog eens fchreeuwde, voor altoos zou weetcn te doen zwijgen : deeze bedreiging deed de ongelukkige moeder bijna van fchrik Merven ; zij beloofde al beevende het te flillen ; vergeefsch ; dit monster Mond ten tweedenmaale op, fcheurde den kleinen Neger uit de armen zijner moeder en wierp hem in zee! het kind zweeg, maar men konde deeze tedere moeder niet zo rasch tot bedaaren brengen : haar leven was voor deezen tiran te veel waardig, dan dat hij haar wilde toeMaan haar kind te volgen ; maar hij moest haar gefchrei cn verwijtingen aanhooren, tot dat zij aan boord gebragt was. newton. XCI.) Bladz. 204. Een oogenblik in het vertrek der daaven doorgebragt, geduurende hunne overtogt, zal de zaak der nicnschheid meer dienst doen, dan de pen eens robertson's , of al de welfpreekendheid des Parlements. stanfield. XCII.) Bladz. 204. Eene zaak die dunkt mij het zegel hecht aan de waarheid der verhaalen deezer fnoode behandelingen, is, dat wanneer sik. w. dolben,  HET EERSTE DEEL. 3°* voor het Lagerhuis de reglementen bragt voor de overtogt der Negers, totdat de vraag in verfchil met alle mogelijke oplettendheid kon onderzocht worden , de kooplieden van London en Leverpooleem Request inleverden, ten oogmerke hebben het ten tweedemaal leezen der Bil te beletten, voorgeevende dat dit te zeer hunne belangens benadeelde : wat moet men hieruit opmaaken ? dit, dat deeze reglementen hoogst noodzaakelijk, dat de wreedheden die daardoor woeden tegengegaan, wel beweezen zijn; want is dit zo niet, waarom willen zij dan eene wet vernietigen , wier oogmerk is de misbruiken voortekomen , waaraan zij zeggen geen fchuld te hebben ? XCIII.) Bladz. 204. Deeze zelfde reglementen beveelen ook het gebruik der Ventilators. XC1V.) Bladz. 206. De Capiteinen der flaavenhaalers fchrijven meest altijd de fterfte der flaaven toe , aan den bloedloop: de Officiers van het fchip, die alleen bedoelen voordtekomen , zonder op de billijkheid acht te geeven, wachten zig wel dit tegentefpreeken. XCV.) Bladz. 207. Men zegt tot lof der Capiteinen dat de zieke Negers met het overfchot hunner tafels gevoed worden; daar zijn veel te veel kranken in het fchip dan dat dit getuigenis niet geheel logenachtig zijn zoude, falconbridge. De Chirurgijns die des morgens hunne vifite  3°2 aanmerkingen tot doen, vinden dikwijls een levendig mensch en een lijk aan denzelfden keten: 't is de ftraffe Van mezentus. m. stanfield aan boord eens flaavenhaalers zijnde, overleden de Opper- en Onder-Chirurgijn ; men dwong hem dien post aanteneemen, om dat hij Latijn kende en eenige medecinaale boeken geleezen had: welk een naar beroep, in een fchip, opgevuld met zieken en onder de linie! de eenige kennis die hij had om dat beroep te oefenen, beftond in fommige aanmerkingen over het eindigen der roode loop, gefchreven op een ftuk papiers, door een' Chirurgijn van St. Thomas: het is waar dat de meesten die deeze kunst op de fchepen oefenen niet veel beter onderricht zijn, want men moet weinig uitkomst hebben om toevlugt tot dit ampt te neemen ; en ook waartoe zijn groote kundigheden noodig, zo men de oorzaaken der ziekten laat voordduuren? zo lang men de Negers zo bekrompen opfluit, zo lang zal ook de lucht bedorven zijn, de vertrekken opgevuld met frank en onreinigheden, de koortzen zullen duuren, en de loop zo algemeen zijn als gevaarlijk. XCVI.) Bladz. 208. clarkson, falconbridge. XCVII.) Bladz. 210. benezet. XCVIIIO Bladz. 2icj. clarkson.  HET EERSTE DEEL. goj CXIX.) Bladz. 217. Men befchouwt over het algemeen de flaaven als een bijzonder eigendom; de Capitein heeft daarvan geene rekening te doen, dan aan de Reeders, zo als van een pak goederen ; men laat die ook zo asfureeren; en zij worden behandeld met eene onmenschlijkheid die hun den dood aandoet: zo men in de vrees van oproer, of in een onweêr, of bij gebrek van levensmiddelen, hen in de zee werpt, dan worde alleen getwist tusfehen den eigenaar en de Compagnie van asfurantie , zonder dat de Capitein crimineel vervolgd wordt, dat de fpeculateurs fchadeloos gefield zullen worden: het verlies des cargafoens wordt weinig geacht; zij zenden weldra een ander fchip 't welk het zelfde hazard ondergaat , en dezelfde ongerechtigheden bedrijft. C.) Bladz. 217. Te zeggen dat alle deeze Capiteinen even groote monsters zijn, zou zo veel nadeels doen aan'hun die dit vonnis vellen, als aan hun die daardoor beledigd zouden worden : maar men kan vasthouden, dat de kleine vertrekken om zo veele menfchen te bevatten, de flechte eetwaaren en de bedorvene lucht, de oorzaaken zijn, waarom het vijfde deel der laading fterft; ook dan als de Officiers hen met eene zeldzaame goedheid behandelen: zij die bewijzen dat dit de waare natuurlijke gevolgen van den flavenhandel niet zijn, en dat om die te verbeteren men die moet wegneemen, zeggen dat de Capiteinen de meeste belangen hebben in het behoud hunner flaaven zo er dan op de reis zo veele fterven  3U4 AANMERKINGEN TOT is het beweezen dat dit niet anders zijn kan, zo als de zaaken nu zijn. Cl.) Bladz. 218. Zie hier nog een ijsfelijk voorbeeld van een gevolg des flaavenhandels; het werd gegeeven voor eenigen tijd op de kust van Guinéa, een mijl van het Fort Acre: „Zeker Capitein,bijna 500flaa„ ven gekocht hebbende, maakte hij zig gereed om ,, daarmede na de eilanden te vertrekken: het is op ,, deeze fchepen het gebruik iedere twee mannen „ aanééntehechten met een ftaaf ijzer aan de beenen; ,, en als zij op het dek komen hen door dit middel „ met een algemeenen keten aan elkander te klin„ ken; de vrouwen en kinderen blijven vrij: zo „ was de toeftand toen een matroos uit een vat ,, brandewrn tappende, door de lamp die hem ver„ lichtte de vlam ftak in deeze liqueur: de uitbars,, ting was zo geweldig, en de vlam zo fterk, dat ,, de matroozen alleen bedacht waren om denbrand „ te blusfchen , en dus hun leven te behouden , ver,, mids er zeer veel kruidsaan boord was: zij zoch„ ten eerst de floten der flaaven die op het dek wa,, ren te openen; maar in deeze verwarring was de ,, fleutel niet te vinden, en naauwlijks hadden zij ,, den tijd om een keten lostemaaken door het fiot „ te verdraajen, toen het vuur zo hevig toenam, dat „ zij zig allen in zee wierpen ; de ylam in het kruid „ geflagen zijnde fprong het fchip mer alle die flaa,, ven die aan den anderen keten lagen, en allen van „ den eerften keten die de matroozen, in zee fprin„ gende, niet gevolgd waren: daar lagen gelukkig „ drie Portugcefche fchepen binnen hun gezicht; » zij  het eerste deel. 3°5 „ zij zetteden de floepen uit en reddeden om„ trent, met hulp der lieden in de haven, 250 „ deezer rampzaligen, die nog leefden: van die „ getal ftorven er in de haven 50 van hun die aan „ elkander geketend waren; de boejen hadden, „ toen zij in zee fprongen, hunne beenen gebro„ ken ; de poogingen om zig te redden, hadden "„ de wonden zo ontftoken, dat zij allen daaraan " ftierven; niet één werd gered : de 200 die „ overbleeven werden welhaast aan andere fchepen verkocht." benezet , pag. I04. CII.) Bladz. 218. M. barbot, de linie pasfeerende, ontmoette eene Engelfche Corvette , die na Neris ging; zij had zig 10 maanden te oud Kalabar opgehouden, en er waren van de geheele equipage maar 5 matroozen in ftaat om hun werk te doen: van de 300 flaaven waren er reeds 100 geftorven , en dat in 3 maanden, federt zij van de rivier gezeild was. CIII.) Bladz. 220. Men vindt te Leverpool en te Briftol veele zulke huizen ; zij zijn zeer bekend — en de Regeering laat dit toe 1 CIV.) Bladz. 223. m. stanfield verhaalt ettelijke voorbeelden van barbaarschheid, waarvan dit een denkbeeld geeven kan. CV.) Bladz. 228. Een Capitein op de kust van Guinéa is thans in gevangenis, en werd vervolgd op kosten van de Sociëteit, te London opgericht, V  3°Ó" AANMERKINGEN TOT om de vernietiging des flaavenhandels uittewerken ; hij werd befehuldigd van ettelijke Engelfche matroozen aan zijn boord verminkt te hebben; hij heeft zig ook omtrent de flaaven zo ijsfelijk gedraagen, dat men het verhaal daarvan in alle deszelfs bijzonderheden niet Ieezen kan: dit ééne geval , waarvan hij openbaar befehuldigd wordt, zal meer dan genoeg zijn: eene jonge Negerin, met een zuigend kind, werd van haaren man en huisgezin geflolen en aan deezen Capitein te koop aangeboden ; hij wilde de jonge vrouw wel koopen, maar niets geeven voor het kind, zeggende: „ Dat hij daar geen winst op zag:" maar om dat men de S&e niet wilde verkoopen zonder de andere, befloot hij beiden te neemen; en op het zelfde oogenblik floeg hij het kind op het dek de hersfens in, en wierp het voor zijns moeders oogen in zee: deeze vrouw, zeer fchoon zijnde, werd één uur daar na in de kamer van dit fchrikdier getrokken, en gedwongen tot de omhelzingen van deezen f'chehn: indien deeze daad wèl bewezen wordt, zal hij zeker loon naar werk ontvangen: Mercure de Franco i Nov. 1788. CVI.) Bladz. 228. m. falconbridge verfterkt zijne aanmerkingen, den ftaat des verlies opgeevende van het fchip waarop hij zig bevondt: wij hebben reeds gezegd dat het verlies der Negers op de overtogt een vierde bedraagt; dat der matroozen is dikwijls nog veel grooter, en dit bewijst het volgende: Dit fchip, uit Engeland vertrekkende, had aan  HËT EERSTE DEEL. $0? boord 46 koppen , zonder den Capitein , den Stuurman en m. falconbridge mede te rekenen: op de kust verloor men er 15, door wegloopen, en toen dit fchip t'huis kwam, waren er maar 2 over; op reis waren er echter flechts 5 geftorven, 4 ontvingen hun affcheid, 't welk zij eischten, het liegt onthaal moede zijnde; het is waarfchijnelijk dat zij en nog 5 zieken die ook hun affcheid eischten, nooit in Engeland zijn wedergekeerd : één ftierf op de t'huisreis; een ander, te krank om eenig werk te doen, werd op een ander fchip overgezet; zo dat van de 46 er maar 15 met dat zelfde fchip wederkwamen; de weggelopenen zijn zekerlijk van gebrek geftorven, men heeft niets van hun vernomen. Capitein philips die in het Koningrijk van Juida 700 flaaven had ingelaaden, verloor op eene overtogt van 2 maanden en 11 dagen , 14 matroozen , en 324 Negers. iYlen brengt op F Ijle de France, en F Ijle de Bmrbon, Negers van Moizambique, eenigen van Guinéa, veelen van Madagascar , alwaar voor de komst der Europeaanen de flavernij onbekend was, en eenige Maleiërs: dë Franfchen drijven deezen geheelen handel. CVII.) Bladz. 229. De fchepön met Negers bevracht liggen fomwijlen aan te Si: Thomas, of het Prinfen eiland, daar zet rrien de zieken aan land, om de frisfche lucht inteademen, en versch water te haaien: St. Thomas is een bijna rond eiland , van omtrent 40 mijlen in den omvang; het V 2  3©8 AANMERKINGEN ï O T ligt onder den Equator, op 45 mijlen van Africa; het geefc rijst, koorn, vruchten, fuiker, enz. het Prinfen eiland is veel kleiner , en op 1 graad 30 minuten N. lengte: het geeft dezelfde ptocjudea. CVIII.) Bladz. 233. Men maakt fomwijlen in voorraad de prijs zó veel per hoofd: dan is hij voor den gelukkigften. CIX.) Bladz. 234. De Americaanfche Planters merken hunne Negers, zo dra zij die gekocht hebben : zij hebben ten dien einde een zilveren plaat met hunnen naam gegraveerd; daar is een houvat aan; zij wrijven de plaats daar zij op drukken wi:!en met vet, en leggen daar een geölijd papier over; zij maaken vervolgends het inftrumenc heet, of in het vuur, of in kookende tafia , en drukken het zachtjes op die plaats; terftond zwelt die, en als dit verdwijnt dan ftaat het merk onuitwischbaar op het vleesch — welk eene fchande der menschheid aangedaan! welk eene wreede overheerfching! welk een ftof voor een bekwame pen 1 CX.) Bladz. 237. De Officiers op een flaavenhaaler hebben dikwijls het voorrecht van eenige flaaven voor zig te hebben : als men de lading verkocht heeft deelt men de fom der verkochte flaaven, het geen het middengetal van eiken flaaf bepaalt; zo des de Officier twee flaaven heeft, is de prijs het middengetal: zij die laag verkocht  HET EERSTE DEEL. 3°9 worden geeven des weiniger voordeel aan den üliicier: de Neger waarvan ik pre..- «as maar 7 Liv 4 fom minder dan zijne innerlijke waarde gefchac; en hierom befloot men tot zijnen dood. CXI.) Bladz. 239- m. clarkson verzekert, dat er dikwijls het vierde deel fterven: dit verlies hangt veel af van het getal der zieken, en de hoeveelheid des gronds die men op de Eilanden ontgint: te Guadaloupe, en te Martinique , waar al e de gronden bebouwd zijn , fterven er minder, terwijl men er beter aan de lucht gewent dan te St. Domingo , alwaar men 's jaarlijks landen ontgint. CXII.) Bladz. 240. Hetbewaaken der molens en der ketels is dik-.vijls doödKjk voor hen die des naCtatl daarbij blijven: men heeft er gezien, die zo overwonnen waren van den (laap, dat zij e^n' arm, 't zij in 't vuur, 't zi, tus&hen de molens verlooren hebben : dit is echter zeldzaamer federt de uitvinding der renvoi. CXIII.) Bladz, 241. Daar zijn Negers die zo weinig waarde aan hun leven hechten dat zij nut een den grond, die hen moet voeden, bebouwen, dan door den dwang des Commandeurs. CXIV.) Bladz. 245. De koffij bederft weldra den grond die haar «oordbrengt; zij zal welhaast niet meer in onze Coloniën groejen. CXV.) Bladz. 250. De eigendombezitters op Franfche V 3  310 AANMERKINGEN TOT eilanden, nuttigen zig het rechc aan om zo veele geesfelflagen aan de flaaven te geeven, dat de Regeering goedgevonden heeft, dit getal op 50 tebepaalen;deeze wet,gemaakt, 1784 3 Dec. voor St. Domingo, verbiedt den meester zijne flaaven te verminken, op ftraf van fchande; en te dooden, op ftraf van in rechten vervolgd te worden: het moet dan zijn dat men zig wreedheden toelfond die deeze wetten noodzaakelijk gemaakt hebben 5 ik hoop dat die ■ wet niet geheel vruchtloos is! maar 50 zweepflagen kunnen eenen flaaf ijsfelijk fmarten; en ook is er verboden meerder te geeven ; maar is het achtereen, of dien geheelen dag? CXVT.) Bladz. 251. Daar is een Planter die zig van eenen ijzeren met gaaten doorboorden koffer bedient, waarin hij' den rampzaligen fluit, en zo nabij het vuur brengt dat dit de gruwzaamfte pijnen veroorzaakt, en bijgevolg ook het naarfte gekerm en gehuil; doch dit ontwapent zijne wraak geenzins: wat wint hij met deeze vervloekte uitvinding? de flaaf werkt weder binnen weinige dagen; daar, zo hij hem laat geesfelcn, hij langer zonder werk te doen blijven moet. CXVII.) Bladz. 252. Dit bewijst hoe wij op onze hoeden zijn moeten omtrent de vernaaien van hun die in de Coloniën gewoond hebben; langen tijd deeze gruwelen hebbende zien pleegen , zijn zij daaraan meer gewoon geworden; en hei  ÏIET EERSTE DEEL. 3U zelfde waarvoor een Europeaan beeven zoude, gewoon zijnde met vrije menfchen ©mtegaan, fchijnt hun zeer gefchikt om een' flaaf gelukkig te maaken. CXV1II0 Bladz. 252. En ook mijn plan vordert dat ik op deeze eigendunkelijke ftraffen in het eerfte hoofddeel des tweeden boeks terug keere; alwaar ik een analyfls geeven zal van het wetboek der Engel/eken en Franfchen voor de Negers. CXIX.) Bladz. 253. Indien de openbaare Regeering kennis name van deeze daaden van geweld, de bedrijvers daarvan zouden zekerlijk geftraft worden ; maar het is zeer zeldzaam dat zij zig bemoeit met het geen in de wooningen gebeurt, en ongelukkig fluit zij de oogen omtrent deeze gruwelen, die misfchien, door een fterk voorbeeld te ftellen, voor altoos zouden ophouden. CXX.J Bladz. 254. Zie hier voorbeelden uit duizend die ik zoude kunnen aannaaien. „ Gazelle de Martinique, 18 Mai 1780. „ Men prefenteett te verkoopen eene wooning „ gelegen au Trowanchat, van 16 vierkante „ akkers , enz. . . . keuken,, magazij enz. „ duivenhuis, vol konijnenhok, 1 paard en „ 4 Negers, enz." V 4  312 aanmerkingen tot „ Op het zelfde Eiland, 29 Maart 1781. „ De Heer jean martin , vóór hij na Frankrijk ,, vertrekt, heeft te koop 50 ftuks hoornvee, ,, 50 fchaapen en 21 flaaven, allen in goeden „ ftaat." „ Op het zelfde Eiland, 22 Offober 1782. „ Te koop eene wooning aan At Zoute rivier, ,, groot 46 vierkante akkers, enz. . . . fchoo„ ne ftal, 9 fraaje muilezels , 5 osfen en 14 ■ ,, Negers. „ Op den 14 April, 1785. te koop 35 ftuks „ hoornvee, 18 muilezels, en 180 groote en „ kleine Negers." CXXI.) Bladz, 256. De eilanden Bourbon en de Franse zijn hier niet onder begreepen , hoewel insgelijks door flaaven bewerkt: volgends m necker bevat het Iaatfle 25,151, het eerfte 25,175 flaaven. CXXII.) Bladz. 257. Men rekent 1 Blanke tegen 10 Negers — welk voordeel voor deezen indien zij hunne meerderheid wisten te gebruiken ! CXXIII.) Bladz. 259. In het jaar 1788 zijn in dit huis, zo vermaard door zijne grootheid als verftandige gunstbewijzen, ingekomen 17,147 zieken , en daar zijn niet meer geftorven dan 1486; de evenredigheid is des van 8| op de  HET EERSTE DEEL. 313 ioo: en onder deeze waren 300 zieken die hier niet fcheenen intekomen dan om zig te laaten hegraaven : men heeft hier ook alle werklieden die door een zwaaren val gekwetst zijn, het geen dit getal zeer vermeerdert. CXXIV.) Bladz. 261. An account of N. America, prin* ted 1761. — m. newton zegt dat een Planter te Ameiica hem verzekerd heeft, dat men, naar de beste uitrekeningen , gezien heeft, dat een maatige arbeid der flaaven den eigenaaren voordeeligeris, gevoegd bij overvloedig voedzel, en eene behandeling gefchikt om het leven te fpaaren , dan overzwaaren arbeid , en het aankoopen van nieuwe flaaven om de geftorvenen aantevullen: hij verzekert dat er verfcheidene Planterijente Antigoazïp, alwaar het zeer zeldzaam is dat de flaaven langer leeven dan 9 jaar. Ex pede Herculam. CXXV.) Bladz. 264. Een Neger brengt zijnen meester alle jaar zuiver op 15 tot 20 Louis, hij komt uit Africa op 500 Liv., voor hij in America komt kost hij 1000 Liv. en als hij aan de lucht gewend is, is hij 60 Louis waardig: een Neger die een handwerk drijft brengt zijnen meester op tot 2000 Liy. CXXVI.) Bladz. 267. Volgends het Wetboek der Zwarten , wordt ieder (laaf die langer wegblijft dan een maand, dé ooren afgefneden, en met een gloejend ijzer gebrand ; loopt hij weder  314 - AANMERKINGEN TOT HET EERSTE DUEL. weg dan fnijdt men hem de hieizenuwen af; ten derdenmaal, de dood. CXXVII.) Bladz. 268. Men uoemt deeze Negers Marrons: men jaagt fomwijlen op hen om hen nitteroejen: in de bergen van Jamaica zijn er zo verbaasd veel, dat zij deeze Colonie doen beeven , en nog wel eens derzelver ondergang uitwerken zullen: zo de gerechtsdienaaren hen vinden, worden zij gevangen gezet, en de eigenaar ftraft hen zo als hij dat goedvindt. CXXVIII.) Bladz. 271. Deeze hoop veroorzaakt bij hen de zelfmoord; men haast zig om te genieten: de Negers dooden zig om dat zij zo ongelukkig zijn in de Coloniën , en vermits zij branden van begeerte om die voorwerpen hunner liefde weder te zien, wier fcheiding hen wanhoopig maakt. EINDE DER AANMERKINGEN.   T