SCHETS van een GROOT TAFEREEL' o e BYDRAGEN TOT DE HISTORIE DER VEREENIGDE NEDERLANDsCHE 'PR.OVIN.CIEN en byzonder tot die van WI JL JL JE M den V. Stadhouder, Kapitein- en Admiraal-Ge* neraal van die provincxe n, mitsgaders Kapitein- en AdmiraalGeneraal der Unie, fiedert het Jaar ifj6. Ut op diztn dag, Doojl den Schutter der XXX. ARTYKELEN, cf nieuwe Bedenkingen ove r de misluk" -"~'mj^? expej3itzs naar b rest. Dierste Stuk $ N HOLLAND, Ben 4. September 1786,  De volgende Letteren zyn tot aantvyzing der twee enderJcheiden Stukken , en der- drie verjcbillende Drukken , die , ik aangehaald beh van de M e m o r i e , — ik zag eindelyk, dat het meer dan tyd was Europa, te ontheffen van de valfche denkbeelden, ** 2 die  iv aan den Lezer. die het bedrog en de fchurkachtigheid aan hetzelve hadden kunnen inboezemen, over den dadelyken toe/land van ons gefolterd Vaderland , en de oorzaaken, welken het in dien flaat gedompeld hebben. Om deeze nodige uitwerkingen te erlangen, nam ik het bejluit om, zonder eenigevertraaging,^Schets van myn Tafereel ten voorfchyn te brengen, dat is, namelyk de verkorting van een Werk, welks aanbelang en uitgebreidheid nog eenige jaaren arbeids vordert; en het welk boven dien door den dood of andere toevallen, waar aan het menschlyk leven onderhevig is, deszeifs voltooijing zou kunnen verhinderen. De beide Stukken van deeze Schets, welke ik thans uitgeeve, bevatten byzonderlyk een getrouwen voordragt van het geen by ons zedert den jaar e 1776. tot op het einde van 1781. is omgegaan, betreklyk tot den flaat , waarin het beftuur onzer Provinciën in 't byzonder, en dat van ons Gemeenebest in 't algemeen , geduurende dat tydvak, zig bevonden hebben; - betreklyk tot onze eerfte ver-  aan den Lezer. v verfchillen met Engeland; betrek- lyk tot de hinderpaalen, door de Engelschgezinde Cabaal aan de herftelling onzer Zeemagt gefield; betreklyk, eindelyk, tot het noodlottig befiuur dier Zeemagt, en tot de fchandelyke bedryveloosheid onzer Scheepen, geduurende het eerfte jaar des Oorlogs die wy tegen Engeland te voeren hadden. Door deezen voordragt zal men ontwaaren, tot hoe verre de Stellers der berugte Memorie , die onzen Admiraal-Generaal, op den 7. Oclober 1782. aan de Staaten Generaal heeft overgegeeven, Hunne Hoog Mog., de Natie, en geheel Europa hebben misleid. Or.getwyffeld zullen die Stellers my van vermetelheid en bedrog befchuldigen; ongetwyffeld zullen de Broodfchryvers en andere Voorvechters der Cabaal dezelfde woorden nabaauwen, en wel haast zal dat gefchreeuw van het eene einde van Europa tot het ander weergalmen; maar raazen ep fchelden zyn geen redenen: Om my te befchaamen, moest men my wederleggen „ en juist daflr toe tart ik hen. Bloote re* 3 de-  \i aan den Lezer. dekavelingen, hoe rechtmaatig ook, /lam: 'dikwerf ten doel voor kibbelingcn en tegen Ipraak; maar gebeurde zaaken, en zoo beweezen als ik gedaan heb, zyn 'fchootvry voor alle betwisting. — Dit is 't niet al: By dien Voordragt voeg ik het verhaal van verfcheide gewigtige zaaken, en die zeer eigenaartig zyn om de /linksheid der voornemens, en de fchandelykheid der kunstgreepen dier Cabaal meer en meer te doen kennen; en het geen men in deeze twee Stukjes van haar zal aantreffen , is genoegzaam ten betooge, dat zy al de verfoeijing waardig is, met welke de braave en kundige Lieden, die haar kennen, haar bejegenen. Het derde Stuk van deeze Schets (laat eerlang mede het licht te zien, en 'zal een ver/lag behelzen van de Staatkundige Gebeurtenisfen , die, geduurende het jaar 1782. eene rechtflreekfche betrekking tot onze Republiek hebben. Ook zal in dat Stuk gevonden worden , al het geen kan dienen, ter aanwyzing der oorzaaken van de voortduuring der werkeloosheid onzer Zeemagt ;  aan den Lezer, vu magt ; en dienvolgen de zal zulks het overige der Wederlegging van Zyner Hoogheids Memorie uitleveren. Dit nieuwe Stuk zal des te belangryker zyn, daar men in het zelve zal bevinden, op welk eene wyze het ongerechtig Syfiema onzer inwendige vyanden zich ontwikkeld heeft; — Hoe de oogen der Natie over de naderende en afgelegene oorzaaken van al die rampfpoeden zyn geopend; — met welke gegrondheid, met welken nadruk zy haare femme verheven heeft;— en hoe die zelfde vyanden, hun trouwloos geweefzel meer of min bekend ziende, ter fmooring onzer rechtvaardige klagten, en om onzen volledigen ondergang te voltpoijen, heeft begonnen het geweld te baat te neemen. De .vierde en vyfde Stukken zullen niét vertoeven het derde te volgen. Daar in zal men kunnen aantreffen, de onlusten, zedert den 5. December 1782. tot op deezen dag in onze Republiek gereezen; — de onderscheidene op/landen, door de Cabaal, geduurende dat zelfde tydvak verwekt, —- de middelen, door .dezelve ter * a aan-  viii aan den Le ZJR r. aonhitzing dier onlusten, dier op/landen , gebezigt, — derzelver. bedoelingen met deeze aanhitzing, ■ de dwars- paaien, door haar opgericht, om onze Alliantie met Vrankryk te beletten, — het ver/lag van onze verfchillen met den Keizer, — de onwaardige rol, door dié Cabaal, by deeze gelegenheid ook gefpeeld, —* haare listen om ons weder onder 't juk van Engeland te brengen derzelver werkingen om ons in de ketenen, met welke zy ons geklonken heeft, te blyven houden, — de bedriegeryen, welke zy tegen ons by- zyne Pruisfifehe Majefteit heeft uitgevoerd,— de uitwerking en gevolgen dier bedriegeryen; —den oorfprong een er tweede, en voor onze vryheid niet minder gevaarlyke Cabaal, —• de middelen, door die beide Cabaalen aangewend, om zich onderling uit den zadel te ligten, derzelver yuurigheid, om uitfluitend over ons te heerfchen, — de flaverny, die ons in de zegepraal der eene of andere te wagten flaat, — denzelfden ramp, die uit haare famenmenging flaat voort te vloeijen, — deh  aan den Lezer. ix den akeligen toeft and, tot welken wy door dat alles zyn gebragt, —• de poogingen , die wy aanwenden, om uit dien toeft and te geraaken,—■ den fchok, welke tusfchen die poogingen en de daar aan gebodenen wederftand ontftaat, — en veeIe andere zaaken, welker opgave alhier te langwylig vallen zoude. Daar nu ongetwyffeld, onder het afdrukken dier Deelen, onder ons voorvallen zullen opkomen, die het lot van ons elendig Vaderland zullen beflisfchen, dat is, dat binnen korten tyd zal blyken, of wy nog vrye Mannen zullen zyn, dan wel laage Slaaven der Anglo - Stadhouderiaanfclie Cabaal, of van wien het ook zyn moge, welke verlangen heeft ons onder zyn willekeur te doen buigen, zal ik zorgen die voorvallen by den anderen te verzamelen, en daar uit de ftoffen putten voor het zesde en laatfte Stuk van myne Schets. Dat ik de vryheid heb genomen deeze Schets op te dragen aan onzen Stadhouder, Kapitein- en AdmiraalGeneraal, is, om dat het voor niemant * 5 in  x aan den Lezer. in de ganfche Republiek van meerder aanbelang is, dan voor Zyne Doorluchtige Hoogheid, om eene waare en volledige kennis te hebben van de zaaken, die ik heb aangevoerd, en van die ik nog aanvoeren zal; — het is, om dat 'er dien Forst aan gelegen legt, te weten, wat Hy van zynen kant had kunnen doen, ter voorkoming der ons over ft elpen de rampen, ten min ft en, om af te zien van langer het blinde werktuig te zyn der Cabaal, die Hem beft uur d, en onzen ondergang gezworen heeft; het is eindelyk, om dat het voor Zyne Hoogheid van oneindig veel aanbelang is te kennen, het geene Hy, nog heden, zou kunnen doen, om zich van het juk dier Cabaal te ontflaan, om onze poogingen tegen hen, die ons iragten te onderdrukken, kracht by te zetten, en om mede te werken, ter her/lelling van orde, eendragt en vryheid in deeze:;, Lande. AAN  aan ZYNE DOORUCHTIGE HOOGHEID WXJLJLEM den F. prins van orange en nassau, stadhouder, kapitein en admiraal-generaal der VEREEN IGDE NEDERLAND SC HE PIOVINCIEN, kapitein en admiraal-generaal der UNIE, enz. enz. en z. DOORLUCHT igstk VoRSTi Aangezien onze Republiek is faamgefteld uit zeven Souveraine en Onafhanglyke Gewesten, en die elk eene Conilitutie, Wetten en byzondere Gewoontens, ja dikwerf belangens hebben , meer of min aangekant tegen het algeineen  XII VoOKAFSPRAA K. meen Belang, en daar uit in den Staat kunnen geboren worden, lastige kibbelingen, twisten , verdeeltheden, langwyligheden, beletzelen, en andere het algemeen welzyn benadeelende ongemakken, fcbynt bei niet alleen noodraaklyk te zyn, dat dezelve een Hooft der uitvoerende magt nebbe , maar dat ook dit Hooft, of eenig ander in Waardigheid gefteld perfcon van genoegzaamen invloed op het innerlyk bewind van den Staat zy voorzien, om aldaar de banden naauwer te (brikken, welke de Leden des Bondsgenootfchaps vereenigen; — om daar in de verdeeldheden voor te komen; —■ om in dringende nooden de Deliberatien te befpoedigen;—■ om vastigheid by te zetten aan de Refolutien , kragt aan de maatregelen , en werkzaamheid aan de Operatien,—1 en tot dirigeering van alle infpanningen ter verdediging en behoudenisvan de vvaare belangen , van den kuiter en van de welvaart der Republiek in 't algemeen , en van elke Provincie in het byzonder. Aangezien een elk onzer Provinciën een byzonder verbondfchappelyk lichaam vormt, en dat de Leden , welke de refpedtive Staaten dier Provinciën uitmaaken, oftchoon meer of min afhanglyk, ook eene Conilitutie, Wetten, verfchillende Gewoonten en dikwyls ftrydige belangens hebben; dat het boven dien mogelyk zv, dat daar in deze' of geenen de rechten en Vryheid der Burgeren verweldigt, en daar uit de  Voorafspraak, xm de uitwerkzels kunnen voortvloeijen, die even zo goed de welvaart der eene of andere dier Provinciën fchadelyk zyn , als aan die haarer Burgeren, ja zelf aan die van het algemeen Bondgenootfchap, fihynt het insgelyks noodzaaklyk, dat 'er in elke Provincie een Hooft der uitvoerende magtzy, of zodanig ander iemand met Waardighe;d bekleed , wiens waakzaamheid , raadgeevingen, invloed en gezag even zodanige 'heilzame uitwerkingen kunnen hebben als die ik zo even heb aangeftipt. Dit waren zekerlyk , Doorluchtige Vorst, de uitwerkzelen, die onze Voorvaderen op het oog hadden met de zig agtervolgende verheffingen van verfcheide Vorften Uwes Huizes tot de Eminente Waardigheden, die thans in den Perfoon van Uwe Hoogheid vereenigt zyn. Dan, indien de uitkomst de verwagting onzer braave Voorouderen eenigermaate beantwoordde, fcheelde het veel dat die zulks in andere opzigten vervulde. Zy ondervonden in verfcheide gevallen hoe gevaarlyk het was den Stadhouderen een al te uitgeftrekt, of een niet genoegzaam bepaald vermogen te vergunnen ; dat is, namelyk met zig te bepaalen hun eene Commisfie te verleenen, die in atgemeenen zin, wel aanwyst welk goed zy doen moeten, maar geenzins voorkomt, dat zy doen kunnen door het verzuimen hunner jpligten, en het. overfchryden der natuurlyke grens-  Str V O O R. A F S P E A A K. grenspaalen van hun gezag. Ook deed het gebeurde onder Prins Maurits, en het geen vervolgens onder Willem den II. gefchledde , oordeelen, hoe gevaarlyk het voor de rust, eendragt en vryheid van den Staat was, zo wel als voor de veiligheid van derzelver Ingezetenen ^zy, dat in denzelven één Mensch zulk een"uitgéftxekt, en zo onbegrenst vermogen bezat, als dat geen , van welke die twee Vorften een misbruik gemaakt hadden; en wanneer Willem den II. in het jaar 1650. overleed, nam het aanweezen van het Stadhouderfchap in vyf Provinciën («) een einde. De Atle van Seclufie door de Staaten van Holland in 165-4. geformeerd , en het eeuwig Edicl in den Jaare 1667. door dezelve uitgevaardigt, beweezen, dat men geenzins de eigendunklyke bedryven, in de gemelde Provinciën, onder het Stadhouderfchap dier twee Vorften, gepleegt, vergeeten was; en hoe zeer die zelfde Staaten bekommerd waren, die haatlyke daaden te zien hernieuwen , indien men 'er eene Waardigheid herftelde, die in verfcheide opzigten zoo nut- (a) Die vyf Provinciën waren Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht en Overysfel. Wat die van Friesland en Groningen aangaat , dezen hadden hunnen byzonderen Stadhouder in de Afstammelingen van Jan van Nas/au, broeder van Wi'.Uw dtn I.  Voorafspraak.' xt nuttig, maar zo gevaarlyk is, als die niet befloten word binnen die paaien, welke de voorzigtigheid daar aan op de allerftiptfte en plegtigfte wyze moest voorfehryven. De ondervinding dierhalven had doen zien wat 'er noodzaaklyk zou moeten verrijt worden, indien men immer overging ter herftelling van het Stadhouderfchap in die vyf Provinciën: Edoch, de magt, ei de kunst^reepen der A-mhangers van Wdlem den III., — de verdeeldheden, en onlusten, die zy op onderfcheidea tyden ten vcordeele van dien Vorst zaaiden, —■ de Oorlog, met welken Engeland en Vrankrykin hetjaar 1672,. deRepubliekophetlyf kwamen,—het wantrouwen, de verachting, de haat, welke die Aanhangers, derzelver Huurpennen, en de dweepzieke Predikanten aan het Graauw tegen de meefteRegenten inboezemden, — de Oproeren, geweldige be dry ven , aan welke dat Graauw, byzonder in Holland en Zeeland ter verwerving van de herftelling des Stadhouderfchaps,zig overgaf, •— de kuiperyen en poogingen van Willem zelve, met veele andere zaaken, welker verhaal hier te lang zoude vallen, dwongen toen die beide Provinciën deze Waardigheid in den Perfoon van dien Vorst te herftellen, op eene Commisfie die even onbepaald was, als die zyne Voorgangeren hadden gehad; en wierd de waardigheid van KapiteinGeneraal tevens op eene niet minder onbepaalde Com-  xvi Voorafspraak. Commisfie opgedragen. Indien men nu, Doorluchtige Vorst daar by voege , dat men na de Franfchen de Provinciën van Gelderland*, Utrecht en Overysfel hadden ontruimt, en om die Provinciën te ftraffen dat zy ongelukkig genoeg waren geweest, om door krygsmagt overheerd te worden , een byna volftrekte heerfchappy over dezelve aan dien eigen Vorst opdroeg, — indien men 'er ook by voege dat JVükm een der greetigfte haakers naar een onbegrenst gezag was, blyft 'er geen verwondering over ^ dat hy , geduurende zynen ganfchen levensloop, de Republiek heeft beftuurd, even ofhy 'er Oppermagtig Heer en Meester van geweest was. Kenners onzer gefchiedenisfen weeten, dat 'zo de Republiek veel verfchuldigt was aan de Staats- en Krygskundige vermogens van dien Vorst, zy oneindig meerder grond had om zig te beklagen over deszelfs onverzadelyke heerschzugt, en het fchreeuwend misbruik dat hy dikwyls van het hem toebetrouwd gezag maakte. By het overlyden van Willem den III. m 't jaar 170a. was de Stam van Willem den I. uitgeftorven, en de vyf voren gemelde Provinciën , waren dus zonder Stadhouder, gelyk ook de Unie zonder Kapitein en Admiraal Generaal (a). Maar (a) De Provinciën FrUsland en Groningtn hadden altoos hunnen byionderen Stadhouder  Voorafspraak. xvh Maar de droevige ervarenis, die men nogmaals had bekomen, deed duchten , dat de heiM ftelling dier Waardigheid nog ten eènigen' da* ge aan de Vryheid- der Natie den doodfteek zou toebrengen, en 'er verliepen- vyf en veertig jaaren zonder dat die herftelling plaats had.' Sommigen der misbruiken ,. onder het laatfte Stadhouderfchap in de on&erfcheidene gedeeltens van den Staat ingeilbopen bleeven geduu* rende dat tyd vak voortduuren ; en daar by voeg-> den zich anderen van een verfchillenden aart, welke de droevigfte gevolgen na zich fleepten: by voorbeeld-; in veele van onze Steden, be-< krimpten het regeeren en de uitvoerende magt zich in eenige Familien;-— daar door trokken die Familien tot zich het uitfluitend recht tef dagvaart in de Stiaten hunner Provincie , engevolglyk ook naar de Staaten Generaal;— alle bedieningen , ampten , commisfien , enz", welke met hunne belangens ftrookten of hunne neerschzugt vergenoegen konden', zagen zy aan' als een vaderlyk erfgoed, en gingen daar naar re werk. Hier doorgeraakten devoornoemde Steden , ja geheele Provinciën , onder het believen van een gering aantal Burgers, die derechten en den buit, welken men het Volkont-' trok, onder zich verdeelende, en alles marhun.-nen wil en wenk draaijende, ftrafloös de klagten' Van even dat'zelve Volk konden verydelen of het' doenz-wygen. Indten men nu daar by voege' alle'  xvni Voorafspraak. de rampfpoeden, die voortvloeijen moesten, en ook daadlyk voortkwamen uit het alvermogen eener menigte Regenten, wier eigen-zucht, hoogmoed, gebrek van oeflening, onkunde, verwaarloozing en onbekommerdheid voor het gemeene welzyn, en verachting voor de geheiligde rechten der Burgeren niet konden beteuge.d worden, Indien me» daar nogbyvoege de hindernisfen, welke uit de faamgefteldheid en gebreklykheid onzer algemeene Conftitutie, en van onze byzondere Conftitutien, voortfproten, of uit de daar in ongevoelig ingeflopene misbruiken geboren wierden, — indien eindelyk men daarby voege de ongemakken, voortkomende uit het gemis van een Hooft over onze Land- en Zeemagt, zal het geene verwondering baaren, dat men, geduurende de vorengemelde 45 Jaar en , in een groot aantal onzer Steden een oneindig aantal van eigendunklyke bedryven, een oneindig aantal van onrechtvaardigheden, kwellingen en ft affelooze rooveryen heeft gezien , en de geheiligfte rechten der Burgeren fchandelyk met voeten getreden, —* het zal, zeg ik, geene verwondering baaren, dat men op het laats" ook nog de Zeemagt totaal vervallen, de Trouppes zonder krygstugt, den Krygsdienst zonder achting, de Grenzen verwaarioost, ons aloud Vermogen in zwym, en den algemeenen nood tot eene fchrikbaarende hoogte gezien heeft : in diervoege dat wy  VoOXAïSïlAAft XIX, wy enkel van onder het juk van Willem den III. uitkwaamen, om van Cbarybdis op Scylla te vervallen.— Het geen ik hier aanvoere, DoorluchtigsteVorst,is eenieder bekend, en alle betaamlykheid, welke ik kan verfcluüdigd zyn aan de nagedagtenis van zodanige Regenten , die meer ofmin oorzaak van zo veele rampen waren, kan my geenszins tot het zwygen of het verraaden der waarheid verpligten; ik weet dat onze Stedelyke Regeerings- Collegien en Souveraine Vergaderingen voorwerpen voor den diepften eerbied der Burgers zyn, dan het welder.kendfte gedeelte dier Collegien en Vergaderingen isalte rechtmaatig öm te vergen dat iemant, wie het ookzy, niet moge herinneren de misbruiken en kwaaien, die fomtyds in het publiek beduur zyn ingeflopen, door het overwigt eener meerder-; heid, die of verblind, of achteloos was, of zich leiden liet door beweegredenen, die voor de burgerlyke vryheid, of het algemeene welzyn nadeelig waren. Eindelyk, was (byzonderlyk omftreeks het jaar 1740.) ons elendig Vaderland tct dien ftaat gebragt, door de handelwyze van Re-» genten welke dien naam onwaardig waren, ?er was tevens een groot getal andere Regenten , d;e , hunne pryswaardige poogingen vrug-teloos zien le , derzelver zugtingen met die der Natie vermen 'den over de gedugte kwaaien, van weiken zy getuigen waren. Hun was geenszins ** 2 OUz  xx Voorafspraak. onbewust dat 'er een h ulpmiddel was voor die kwaaien, maar wat kon hunne kunde, hunne yver en hun wenfchen baaten tegen alvermogende Menfchen , die hunne rekening vonden met de dingen in derzelver daadiyken •toelland te laaten , en tegen anderen , wier bevordering, fortuin en verheffing alleenlyk gegrond was op de hcrltelling van het Stadhouderfchap, zodanig als het bevorens was gew eest. Volgens een gefchreven Memorie in den jaare 1740. door een zeer kundig Man opgefteld, en waar van een Extract thans voor my ligt, moest het Hulpmiddel, dat die braave Regenten wilden zien bezigen , beftaan in de Hervorming van dat geene, het welk zo wel de Algemeene Conflitutie , als die der byzondere Provinciën en Steden gebreklyks hadden, en in de uitroeijing der daar in gellopen misbruiken. De Steden konden zulks voor eerst in hunnen eigen boezem onderneemen ; vervolgens kon elke Provincieeven eens handelen; en eene Algemeene Vergadering van Gedeputeerden uit alle Provinciën zoude geregeld hebbenallej wat de Unie aanging. „ Indien „men zodanig eene Hervorming uitvoerde, „ vervolgt die Memorie, zou men onze Natie „ in haare Rechten en Vryheid herfteld zien, „ de Nominaüen van Regenten algemeen door „ het Volk gedaan , de bedieningen , ampten „ en commisfien gelykmaatig verdee:d, en „ waar-  Voorafspraak. xxi „ waardiglyk uitgevoerd; — by de Grooten „ zou men het ftuurfehe van den hoogmoed en „ de verachting plaats zien maaken voor eene „ zagtaartige gemeenzaamheid; ■— het Volk „ zou men aan zyne Beftuurderen verkleeft „ zien als aan hun eigen werk; en deezen aan „ het Volk verknogt door alle gevoelens van „ achting en erkentenis; —> het gezag der „ Regenten zou heilzamer, en dien volgende „ behendiger en eerwaardiger worden; — in „ de onderfcheidene rangen van den Staat, „ zou men die verftandhouding , die hartelyk„ heid,dat vertrouwen, en die algemeene aan„ fpooring, zonder welke de geregeltheid en „ famenftemming in eene Republiek als de on„ ze nimmer kunnen beftaan,herboren zien; —■ „ met één woord, als dan zou het algemeene „ welzyn het eenig voorwerp aller wenfchen, en „ het doelwit aller poogingen zyn. —En na aldus „ alle oorzaak van misbruiken , onrechtvaar„ dighedea en wanorde, in ons BurgerlykBe„ wind ingcflopen, vernietigd , en aldus uit „ den weg gcruimt te hebben alle hindernis„ fen, bekwaam om den loop van onsStaatkun„ dig Werktuig in wanorder te brengen , te ver„ traagen of te ftremmen, zou elke Stad, iedere. „ Provincie zich verlast zien van de wreede „ beurtver wisfeling om of te zuchten onder het „ juk eenerhaatlyke Olygarchie, of onder deniet minder noodlottige willekeur van een vol? ** 3 „ itrekc  XXii Voorafspraak. „ ftrekt Sradhouderfchap. Maar, ge- „ lyk de handhaving van order, krygstugt, en „ van aanfpooring in onze Land- en Zeemagt insgelyks noodzaaklyk is, zou het nuttig zyn „ de bediening van Kapitein en Admiraal Gefi neraai te herftellen, deszelfs gezag in dier „ voegen daar te ftellen, en te bepaalen dat men „ niet dan het meefte goed van de uitoeflèning „ dier bediening kon verwagten, en geene dier „ ongemakken, geen dier gevaaren welke zou„ den kunnen voortvloeiden uit het misbruik, „ dat dit Militair Opperhooft 'er van zou kun„ nen maaken. Wat betreft de herftellmg van het Stadhouderfchap, dat is van eene Waar„ digheid , welker uitoeffening beftaat in het „ toezicht houden over het bedienen van Jufti„ tie en Politie, mitsgaders op de bewaaring „ der geregeldheid en overeenftemming in elk „ onzer Provinciën , en welke tevens beftaat „ in zekeren invloed in het algemeen Bewind „ der Republiek, zulks fchynt na de vorenge„ melde Hervorming noodeloos te worden. „ Edoch, indien na verloop eener ervarenheid „ van eenige jaaren, de herftelling dier Waar„ digheid noodzaaklyk fcheen, zou het Ver„ mogen des geenen, die daar mede bekleed „ wierd, niet minder duidlyk bepaald, noch „ minder voorzigtiglyk begrenst dienen te wor,e den , dan het gezag van den Kapitein en f, Admiraal-Generaal. Eindelyk, gemerkt een » groot  Voorafspraak. xxm „ groot burgerlyk Vermogen , met eene Militaire kragt vereenigt , een werktuig van „ verdrukking kan worden , zoo zouden die „ Waardigheid en bovengemelde Bediening „ nimmer in een Perfoon behooren veree„ nigt te zyn , en nog nrnder erffelyk, al was „ 'er ten opzigte van dit laatfte geval geen an„ dere zwaarigheid , dan die van Minderjaa„ righeden,enz. enz." Zie daar, Doorluchtige Vorst, hoedanig zig iemam: uitdrukte wien onze Conftitutie, ons burgerhyken ftaatkundig beftuur, mitsgaders de daar in gellopene misbruiken bekend waren; zie daar hoe een groot getal waare Vaderlandlievende Regenten darten; zie daar, kortom het geen de verlichtte Burgers der Republiek verlangden te zien. Deeze, ten minften in derzelver wezenlykfte punten, zoo noodwendige Hervorming was door zig zelve niet onmogelyk; maar was ook het werk niet van een oogenblik of van eenige overhaafle Refolutien : Zy vorderde uitgebreide naarvorfchingen, een bedaard onderzoek, voorzigdge Deliberatien, en boven al de opoffering van alle heerschzugt, van alle eigenbelang, en een eensgezinden yver voor het heil van den Staat. Dan , daar men zulk eene edelmoedige belangeloosheid , zulk eenen edelen yver van de meerderheid der Regenten onzer meefte Steden, zelfs van de meerderheid der Leden van de onderfcheidene Ridderfchappen, ** 4 niet  Jfflï Voorafspraak, Btet kon hoepen, €n het Volk, onder het gewigt zyner ketenen gebukt, toen de Hem by de welgezinde Regenten niet zou hebben durven veegen., had de Hervorming geen plaats: de zaaken .bleven hunnen gang gaan , dat is van erger .toterger, terwyl de Party, die naar eene herftelling van het Stadhouderfchap in de volle uitgeftrekrheid van Gezag, waar van de Stadhouders voormaals bezitters geweest waren, haakte, middelen wyl niets verzuimde, om dat herftel by de eerst voorkomende gelegenheid te bekomen. Die gelegenheid kwam eindelyk. Het zydelings aandeel, door ons in den Oorlog van 1741. genomen , haalde ons terftond netelige gefchillen met Vrankryk op den hals: het Oorlogsvuur breidde zig ongevoelig tot aan onze Frontieren uit: en in 1746. zagen wy die Frontieren door de Legers dier Mogendheid aangetast. Die aanval, en het zich voordoen der verdere voortgangen, welke die Legers by eenen volgenden Veldtoet zouden kunnen manken, bragten de ganfche Republiek in ontileltenis. Het morren, het klaagen, het gefchreeuw, en de vervloekingen van allerleijen aart verhieven zich; eene menigte van Schotfchriften, en oproerige Predikatiën voltooiden de aanhitzïng der -gemoederen ; de Voorftanders van het Stadhouderfchap, zich van deeze gelegenheid bedienende, -verfpreidden, dat, ver.«nats de Republiek zich in gelyk gevaar bevond als  xxv als in .het Jaar j,6>-> eeniS bvJpmVdel voot onze rampen beltond in de herfteliing dier Waardigheid, op zoodaanige wyze aU dezelve bevorens in weezen was geweest; veele Lieden, en byzonder het gepeupel, onbekwaam om te bedenken , dat zoo eene d-ergejyke herfteliing een hulpmiddel was voor veele kwaaien, het 'er wel geen kon zyn voor vry wat andere kwaaien , — dat hetfommigen wel zou kunnen verfiimmeren, of ook wel nieuwe te weeg brengen, ■ die Lieden, zeg ik, en dat gepeupel verbeeldden zich, dat dit hulpmiddel inderdaad algemeen was, en begonnen overluid.te roepen, dat men eenen Stadhouder moest hebben, en dat Wnlem deW. de Doorluchtige Vader van Uwe Hoogheid, Doorluchtige Vorst! moest herfteld worden in alle Waard;gheden en Bedieningen , welke de voorgaandePrinsfenvan Oranje inde Republiek bekleed hadden. Dus was het dat, daar de mynen, die men in een groot aantal plaatzen onzer Provinciën vooraf had aangelegd, door onderfcheidene takken met malkander gemeenfchap hadden , 'er nu niets meer ontbrak dan de lont te ontfteeken, om dezelven de plotslyke en algemeene uitbarfting te verschaffen, die men verwagtte. En dat alles gebeurde gelyk men het vooruit overdagt had: dat is, namelyk , dat ettelyke wagthebbende Burgers van Ter Veere, in den nacht van den 5.4. $ot den April 1747., befloten van de *■*' ^ Re-  xxvr Voorafspraak. Regeering dier Stad de herfteliing van het Stadhouderfchap te eisfchen, en zulks ook op dat oogenblik uitvoerden, en vermits'deeze Regeering ongetvvyffeld van dien eiscb voor af verwittigd was, bewilligde zy des ogtents daar in zonder eenige zwarigheid (c). De brand floeg binnc-n weinig uuren over naar Middelburg en Vlisfmgen, alwaar opdien eigen dag het Stadhouderfchap herfteld vvierd: en de Staaten van Zeeland volgden drie daagen daarna het zelfde voorbeeld, in weerwil der tegenkantingen in derzelver Vergadering. De ryd Was daar, dat de Bewerkers deczer Staatsomwenteling, onderfteund door het Graauw, en door de Aanhangelingen , die zy z;chinde verdere Clasfen der Birgercn hadden verzórgt, roemen mogten dat zyde Wet konden ftefen. Ongelukkig die géenén , welke zich daar tegen •zouden verzethebben. Menoordeele dieswegen uit het geen toen de Regeering van Zierikzee bejegende, met zich niet gehaast te hebben, om het voorbeeld der verdere Stcden: van de Provincie te volgen. Het nieuws van het geen 'erin Zeeland om (o) Het is juist of die zelfde wyze, dot in deze Stad de Staats ■ omwenteling Itgon , die Willem den III. tot bet Stadhouderfchap verhief, in den jaare 16J2. En bet is te denken, dat zo bet tin itnigen tyden te doen was om een Sou. verain aan de Republiek te gteven, men in dat zelfde Wtgtvertrek dtn eerftsn flap deen zbudt.  Voorafspraak. xxvïï ging, verfpreidie zich zoo ihelals de weerfcht • in de verdere Provinciën van de Republiek: En van die oogenblik, was het dat de verdubbelde poogingen der Stadhoudersgezinde Party, derzelver lchielyke aamvus, de geestvervoering en de toejuichingen der menigte, de naam van Oranje overal weergalmende , de Vaandels van die Couleur allerwegen u'tgeftjken, de vervloekingen tegen de oude Regeering uitgebraakt, de bedreigingen , da toomeloosheid van het gepeupel, en derzelver ge weldaadigheden in een groot getal plaatzen , kortom , dit alles in de Provinciën van Holland , Urecht en Overysfel aankondigde , dat men geen andere keuze te doen had ilah het voorbeeld van Zeeland te volgen. De Regenten zelfs, die het meest verlicht, het meêst mét yver voor het algemeene welzyn bez'eld waren, en die meenden, dat de aauftalling van eenen Kapitein Generaal voldoende zou geweest zyn in den netelige.i Rand, waar toe de vyandlyke Progresfen ons Land óebragt hadden , die Regenten, zeg ik , dienen Ij dat men toch eenen Stadhouder wilde hebben, gewenscht zouden hebben dat men üie verkiezing had verfchoven tot een tyd, in welken de bedaardheid van geest en hartstogten hadden toegelaaten, deCommisfien en Init-ucrien, die men hem zou kunnen geven , op de vooragtigfte wyze in orde te brengen en te beperken, die waardige Regenten, kortom, wier-  zxvin Voorafspraak. wierden door den dvvarlwind mede gefleept, en bewilligden, gelyk de overigen , in alles wat de zegevierende Party vorderde. Halftarrige wederftand van hunne zyde zou geene andere uitwerking gehad hebben, dan hen bloot te ftellen aan de woede van het gepeupel, of hen ten minften hunne Bedieningen te doen verliezen, en hen in dier voegen buitenftaat te ftellen , om zich in het vervolg , zoo veel hun mo gelyk zyn zoude, te verzetten tegendegevolgen van een kwaad dat zy niet hadden kunnen beletten. Zie daar, Doorluchtige Vorst, hoedanig de herfteliing van het Stadhouderfchap minder de uitwerking was van noodzaaklykheid en voorzigtigheid , dan het werk van eigenbaat en heerschzugt, van list en verleiding, van verblindheid en geweld. —• Zie daar, zeg ik , op wat wyze die w aardigheid op den 3. Mey door de Staaten van Holland wierd heriield, — dien eigen dag door de Staaten van Utrecht, en den 10. door de Staaten van Overysfel. Reeds op den 4. herftelden de Staaten Generaal insgelyks de waardigheid van Kapitein- en Admiraal-Generaal der Unie. En dat alles zoo wel aan de eene als andere zyde, op den ouden voet; dat is, zonder eenigerlei Inftructien, die klaar en duidlyk bepaalden en beperkten het al te uitgeftrekt, of al te algemeen uitgedrukt vermogen , by de particuliere Commisfien der bovengemelde Waardigheid en Bediening. 1 Eh>  Voorafspraak. xxix Eindelyk, aangezien Willem de IV. bereids zedert langen tyd Stadhouder was van Friesland, Groningen en Gelderland, bevond zich het Stadhouderfchap van alle onze Provinciën in zyn Perfoon verëenigt, dat aan geen zyn er Voorzaatente beurt was gevallen (a). I- On- (a) De beide volgende Gommisfien , die volgens de oude in denjaare 1747 zyn geftefci, en zedert, voor Willm den V. thans levende , in den Jaare 1766. zyn vernieuwd, zullen voldoende zyn om mynen Lezeren eenig denkbeeld te geeven, waar in vuormaals beftaan hebben, en nog beftaan het vermogen van den Stadhouder, Kapitein en Admiraal Generaal van onzebyzondere Provinciën, en het vermogen van den Kapitein en Admiraal Generaal der Unie. Uit die twee Stukken op te maaken, dat daar in die vc-rmogens genoegzaam bepaald en beperkt zyn, is een bewys dat men geene kennis heeft van de byzondere Cwftitutie onzer Steeden en Provinciën , noch van onze algemeene Conilitutie; het is een blyk dat men onwetend is van de misbruiken en nadeelen, zedert twee honderd Jaaren voortgevloeid, uit het gebrek van zoodaanige bepaaling en beperking. Boven dien weeten de Vreemdelingen niet, dat buiten die middelen, welke dit gebrek den Stadhouderen heeft overgelaaten, om hun gezag in veele opzichten uit te breiden , de onvoorzichtigheid of vleyerye hun noginonderfcheiden tyden heeft ingewilligt of toegelaten zich mettter te maaken van verfcheiden • rechten en voorrechten , in de voorfchreeven Commisfien niet uitgedrukt. Dit, gevoegt by den alvermogenden invloed , welken deeze Hoofden der uitvoerende Magt middel hebben gevonden , zich in alle deeleii van het burgerlyk en fiaatkundig beftuur onzer Piovincien tn der geheele Re- pu-  Voorafspraak. Onmiddelyk nu deeze verrichting gaven de Staaten Generaal, cn de vier bovengemelde Pro- publ'ek te bezorgen, lu:eft hen dikwerf fouveraine beflisfers van dit Bewind gemaakt: En daar uit is het, dat de droevige gevolgen 7.yn voortgevloeid, waar over de Natie zich zno billyk beklaagt, en van welken ik breedvoerig in *t i eloop van dit Werk fj reeken 7a!, De Cyffcilctters, welken men in deeze Commisfien zal aanrrt-fFen, Haan niet in de origineelen. Ik heb die alleerlyk daar in geplaatst, om de bvzondere poinclen te onderf-htidin, over welke ik gelegenheid zal hebben iü *f vervolg ie fpreeken. Commisfie voor Zyne Hoogheid , den Heere Prinfc van Oranje cn Nasfi u , Wil'em Carel Hendrik Frifö, als Stadhouder, Kapitein Ge~ nercal en Admiraal van de Provincie van Holland cn We: frkslmd, „ De Staaten van Holland en Westfiiesland, doen te „ wecten, dat wy, uit confideiat'e van de bckommerly;, ke Conlli utie van tyden en z'aken, en om, onder „ Gods zegen, den S'aa*- deezer Landen des te bettr te „ redden uit den zorgcKken en gevaarlyken toci.and, „ waar in zy zich bevind; als meede u t aanmeikinge van „ de goede , ge.rouwe, notabele en aangename d'. nf;en, ,, die uit zonderüngtn affectie ! y vorige Heere Prii fea „ vaü Oranje, hoogloffehker Memorie, als fuccesfive„ lyk Stadhouders, Gouverneurs, en K..pi'ej'en Gene- raili en Admiraals der voorfz, Landen, veele Jaaien  Provinciën daar van berigt aan Willem dm IV. die te Leeuwaarden zyn vcrblyf hield, en Zyne „ lang, in veele en menigvuldige zwaare tyden, gelegentheden en periculen, tot Godes eere, bevrydingc en welvaarcn van denzdvsn Landen zyn beweezen, en daar omme vastelyk betrouwende, dat by Zyne " Hoogheid den Doorluchtigen Vorst en Heere, Wilkm Karei Hendrik F,ifo, Prinfe van Oranje en Nas. fau, Graave van Catzenellebogen, Vianden, Dietz, " &c.' &c &c , in navolginge van de exempelen en voet" ftappen van voorige Heeren Printen van Oranje, ZyNt Hoogheids Voorzaten, den voorfz. onzen Landen uit ge'ykc affeclïe, en meede tot voorftand van de waare Christelyke Religie, zeo die tegenwoordig by „ publieke authoriteit in den voorfz. Lande geëxerce'ert „ word, insgelyks goede dienden zullen mogen bewezea „ worden, • i°. hebben met goede kennisfe van zaa- „ ken, en met deliberatie yan Raaden, den hoog^e„ melden Heere Prinfe van Oranje en Nasfau , Willem Karei Hendrik Frifi, onthouden, gecommitteerc, „ oelleld en geordo-.neert, onthouden, committeeren, „ Hellen en ordonneeren mits deezen jegenwoordige „ als Gouverneur, Capitetn Generaal en Admiraal vaa „ den voorfchreeven onzen Lande vanHolhnd en Wesc„ friesland, met den Brielle en Voorne, wezende geleer>en en behoorende aan den voorfz onzen Lande van „ Holland; gevende den hoo^gemelden Heere Prinfe' „ Willem Karei Hendrik Frifo vo'komen macht, authori, teit, en fpcciaal bevel, den voorfz. (laat van Gouver„ neur, Kapitein Generaal en Admiraal voortaan te „ houden, eyereceren en bediensn. —— 20. daa- inne „ voor te ftsan, re vorderen , en ts bewaaren de Hoogheid, Cftrechti^heid, Privilegiën, en welvaren van „ dea  SCXXIt VoORAFSTliAAK. ne .Hoogheid vertrok terftond naar 'sHage, alwaar hy den t-ft. Mey aankwam': — zo wel by „ den voorfr. onzen Landen, Leden, Steden en Inge„ zetenen van dien, mitsgaders het gebruik van de voorfz. „ Christelyke Religie; 30. dezelve te conferveeren „ en te befchermen vin alle overlast en foulen, desor„ dre, onëenigheid, afbreuk en fchaade: — 4°. Voorts „ in den voorfz. Lande te doen gebruiken eii »dmini„ flreeren, Recht en Juftitie, de proviflen van Juflitie be. ,', hoorlyk te doen verleenen, allen den geenen die zulk* „ verzoeken zullen, en dezelve te doen executeeren; „ alles aangaande de zaaken van Jnftitie, met advys van „ den Prefident en Raadcn over onzen Lande van Hol„ land en Westfriesland: ■ 5°- vorders na genomen Advys van den gemelden onzen Hoven të verleenen, "Brieven van gratie, remisfien, pardon en aboliticn, " des dat de voorfz. refpedtive Brieven zullen moeten " worden geinterineeit al» na behooren; wel verftaande " nochtans, dat van gequahficeerde éoodilagen, en enor',' men deliaen, geconmitteert met geleider laage en op" zette wille, geen remisfie of pardon zal worden ver- " leent of gegeeven: 60. en aangaande de zaaketf " van Oorlog en Politie van den voorrz. onzen Lande, " by goeddunken van ons , en met Advys van onze Ge"committeerde Raaden, in conformiteit van derzelven Inftruftie: 70. de Bürgemeefteren, Schepenen en " Wetten te veranderen na behooren, en achtervolgen", de de Privilegiën van de refpeftive Steden en Plaat- " fen. . 8>. te doen houden goede opzichte, ordre' " en 'wachte in de Steden en Sterkten aldaar-, zoo te' Water als te Lande daar het zelve van nooden wezen " Zl\ po. en voorts in het generaal cn particulier !! alles te doen dat een goed en getrouw Gouverneur, „ Ka-  Voorafspraak. Xxxiïi by zyn aankomst, al» by zyne Infiallatie in de hooge Bedieningen, welke Hunne Hoog Mogende „ Kapitein, Generaal en Admiraal van den voorfz. ofizen Lande vermag en behoord te doen; waar op deti ,, hooogemelden Heere Prinfe van Oranje en Nasfau, \ „ Willem Karei Hendrik Frift gehouden word te doen den „ behoorlyken eed aan onzen landen. " ,, Lasten en beveelcn daar omme de» Prafident en „ Raaden van den voorfz. onzen Hove, eri alle andere „ Jufticieren en Officieren van meergemelde anzen Lan. „ de van Holland en Westfriesland, dat zy den hoog. „ gemelde Heere Prinfe Willem Karei Hendrik Frifo hou„ den en refpefteeren als Gouverneur1, Kapitein Gene„ raai en Admiraal voornoemt, denzelve bewyzen alle „ eere en reverentie , én ih alle het gunt, het beleid en „ gebruik van den voorfz. Staat, aangaan mag, en het „ gunc daar aan kleeft, Hem te bbedieeren, en te doen „ alle redres en asfiftentïe. " „ Gegeven in den Hage onder onzen grooten Zegele hier aan gehangen, op den 3. Mey dés Jaars Onze» ■s, Heere eii Zaligmaaker Jefu Caristi 1747. " 'Commisfie van Kapitein en Admiraal Generaal van 'de Unie, gefield den 4. Mey 1747- en vervolgens door de Staaten Generaal overgegeeven aan "Willem den IV. Prins van Oranje eri Nasfan. De Staaten Generaal der Veröenigde Nederlanden ; y, allen den geene», die deezen jegenswoordigen zuilen * * * „ zieii  xxxiv Voorafspraak. de en de Staaten van Holland hem opgedragen hadden, ontfing dien Prins zo veel eer ei; dezelfde bly- zien ofte hooren leezen, Sahtt, doen te weten, al „ zoo het nodig is tot maintenement van den Staat en „ Regeering van den Landen, confervatie van de ware „ Gereformeerde Religie, en tot direflie en beleid van „ den Oorloge, een bekwaam en gtqualificeerd Perfo„ nage tot Kapitein en Admiraal Generaal over het Volk van Oorloge te Water cn te Lande, in onzen dienst „ wezende, Werde aangefteld en getuihorrfeerd: Z-io is ,, het, dat wy, om de goede qualitef en en bekwaamheid „ van den Doorlu.htigen en Hooggeboren Vorst, Willem „ Karei Hendrik Frlfo, van Cods genade Prinfe van Oran- je en " asfau, Graave van Catzenellebogen, Vianden, „ Dietz, &c. &c. &c. ons betrouwende zyner kloek„ luid , dapperheid en geaegentheid tot het Welvaren van den Lande, • i°. Denzelven Prinfe WilUm Ka, „ rel Hendrik FHfo gefield en geauthorifeerd hebben, ftel„ len en authonfeeren Zyne Hoogheid bydeezen, „ tot Kapitein en Admiraal Generaal over het Volk van Oorloge in onze» diende te Water en te Lande we- „ zeude, 20. gevende denzelven Zyne Hoog- „ heid volkomen last, macht en authoriteit, om, in „ krachte van deezen , over het voorfchreve Volk van „ Oorloge te-commandeeren en ordonnecren, gelyk tot „ maintenement van de Unie en defenfie, bewaarnisfe en „ verzekering van den Staat, rusten, Rechten en Pri„ vilsgien van den Landen, zoo in het generaal als vau „ elke Provincie in het particulier, en tot befcherminge „ van de Inwoonderen van dien, ■ 30. mitsgaders „ confervatie van de waare Gereformeerde Religie, zoc* „ die jegenwoordig in de Provinciën , geasfofieerde Lan„ den, en de Steden by publieke authoiiteic vrordgeëx- n «•  Voorafspraak. xxxv blyken van eerbied, als of hy de volftrekte Souverain der Republiek was geworden.. Toen zag men tot welk een overmaat van pluimftrykerye en vernedering , de gemoederen, door val- erceerd » 4°- en tot de handhonding van de te- «enswoordige Regeering zal behooren, en dit alles op de Hoogheden, Rechten , Eeren en Praéminen- '„' tien, daar toe behoorcnde, 5°- hebben voorts ", aan Hooggemelde Heer Prinfe geconfereerd, en con" fereeren by deeze, tot ons kennelyk wcderzeggen toe, " zoodaanigen vrye maDt om de Patenten (*) en andere zaaken, tot de Militie fpefterende, als de voorge* noemde Heeren Pri'nfen van Oranje, Zïn Hoog" heids loffelyke Voorzaaten, als Stadhouders en Ka"„ piteinen Generaals ten refpefte van voorfchreve Müi'ie 'i liebben geëxerceerd, 6: beveelen en ordonnee- „ ren dair omrae wel expresfelyk allen en een iegelyk, |' ende namentlyk alle Krygs - Officieren , Overflen, , Ritmeefteren Kapiteinen, en allen anderen Volk van Oorloge in onzen dienst en bezoldiig wezende, Zr„ ne Hoogheid in den voorfchreeven ftaat te erkeni, nen, refpefteeren en gehoorzaatnen in het volbrengen „ van deezenzynen last, en te doen alle hulp, faveur en adfiftcntie:— Jo. dies zal Zyne Uoo,,gemelde H o o 0" heid den voorfchreven Staat, als Kapitein Gene* " raai, bedienen op den Eed, daar toe geordonneerd ; „ te (*) Door bet woord Patenten worden hier yerjleian de ordres, die aan de Trouppen getemde» worden om op marscb te gaan, of , Kooplieden het tweede poinét van hun ver- „ zoek  Voorafspraak. 2lix ■„ zoek toe te ftaan, namelyk fuffifante Prctecliè „ door de geheele Waereld. Oorlogfchepen, Mevrouw! zyn 'er nodig „ om hen te beveiligen; op dat men hier te „ Lande niet verder geruineerd rake; op dat, wanneer de minzame handelingen , en de „ groote beloften , niet beantwoorden aan de " verwagtinge , die men nog ten goede voed, " de Republiek in ftaat moge zyn op haare " ei o-en macht te vertrouwen ; en dat, wanneer " al°het onze, het welk in Engeland is, verlo" ren zal zyn, wy ons zelf kunnen helpen, en " in ftaat zyn het geleden ongelyk te wreeken. Laten de Kooplieden voor hun zeiven, en voor allen, die van den Koophandel moeten '* leven, deze voorzorg van Urne Koninglyke HoogZ heid mogen affmeken ; ftel hen in ftaat, door Oorlogfchepen, haare Vaart en Handel gerust. te kunnen voeren; laten zy daar op ' ftaat mogen maaken, en van Uwe Koninklyke l Hoogheid" die de voornaamlte diredie m de Staatsfchikkingen van de Republiek heeft, met . weder gerenvoieerd werden naar anderen, Het dependeert, vertrouwen ze , alleen van Uwe " Koninklyke Hoogheid ben te helpen; het behoeft Uwe Koninklyke Hoogheid maar één woord ' te kosten, om tot de modi ge formidabele Equipagie „ te doen bef uiten. Niemand,, aie dezelve tegemvoor4ig aan de Augmentatie of iets anders accrockert, „ zal zié daar verder tegens feilen. Te minder, om 7f # * * * „ dat  t Voorafspraak. „ dat mch wel mag vast fielten, dat niemand van „ de Leden van de Hooge Regeringe aan de Noodza* „ ketykheid van de Proteclie ter Zee twyffett „ 'tls 'er ver van daan, dat zy de Republiek „ in een twyfelachtigen Oorlog tegens een „ magtig Koninkryk zouden willen inwikke„ len; neen, zy verlangen niets, als een ze„ kere Neutraliteit en gelukkigen Vrede te „ mogen genieten En, om te too- „ nen, Doorluchtige Vorstin, hoe ver „ de Kooplieden, aan den eenen kant, afzyn „ van Oorlog tegens hunne Onderdrukkers te „ willen; maar, aan den anderen kant, wensch„ ten dat de Republiek, door haare eige magt „ en nieuwe Alliantien, zich in postuur ffcelde om haren verderen ondergang te voorko,„ men, zoo neemen zy de vryheid, nogmaals, „ te herhaalen, 't geen zy zoo menigmaal „ voorgedragen hebben; dat, namelyk, eene „ aanzienlyke Deputatie, uit het midden van „ hunner Hoog Mog. IUuftre Vergaderinge, „ naar Engeland gedaan worde , om by den „ Koning van Groot - Brittannien een fpoedig „ en voldoenend redres te befolliciteren, en „ daar op ten fterkften aan te dringen, om ein„ delyk een volkomen genoegdoening van de „ geleden fchade te erlangen. „ En , zoo zy niet dachten dat het zoude „'gelyken als ofzy de deliberatien van hunne w wettige Regeringe wilden voor uit loopen, n zou"  Voorafspraak, "iï „ zouden zy tevens voordellen , dat 'er ; gelykelyk met de Deputatie naar Engeland, ver„ fcheide Commisfien, naar Rusland, Spanje;, Zweden en Denemarken, gedecerneertwier„ den; om, by een weigerend antwoord van „ het Engelfche Hof, zieh te kunnen verzeke; ren van de Alliantie, hulp en byftand der „ gemelde Hoven, om de alleenheerfching der „ Ëngelfchen ter Zee met ons te helpen te„ gengaan, Sic." . Op deeze zoo hartroerende, zoo nadruklyke,' zbo gegronde Vertoogen antwoordde Haare Koninglyke Hoogheid koeltjes. „ Dat „ zy met leedwezen den tegenwoordigen ftaat „ van den Koophandel aanzag , en over „ den zeiven niet minder aangedaan was, dan „ iemand der Kooplieden; doch dat het ü a a„re schuld niet was. dat dezelve niet -meer „ bejchermd wierd; dat aan de Magiftraten „ der Steden Dordrecht , Haarlem , Amfter„ dam, Gouda, Rotterdam en Brielle, de reden. „ moest toegefchreven worden, waarom de „ Land- en Zeemagt in geen beteren ftaat „ zyn; dat zy Gouvernante niet had opgehou„ den te werken om aan de Kooplieden ge„ noegen te geven, waar van ten getuigen ,', ftrekte zekeren Brief, door den Koning van H Engeland, haren Heere Vader aan haar ge„ fchreven (waar van Haare Koninglyke Hoogheid „ hun copie gaf, en die niets ftelUgs betekende); - dat zy #### 3 on-  ttr VodH.AFSPR.AAK. >, onderricht was dat de Kollonel Yorke ver» „ zogt had dien zelfden morgen een mondge„ fprek met Hunne HoogMog. te houden, om in „ Onderhandeling te treden over deze zaak; „ en dat zy hoopte, dat zulks van een ge- „ wenschte uitwerking zoude wezen." Na dit antwoord begaf Haare Koninglyke Hoog' Md zig in een ander vertrek, die Heeren aanzeggende, dat dezelve, des goedvindende, breeder met Haaren Geheimraad den Heer de Larrey konden fpreken. Den toon, op welken dit antwoord wierd uitgefproken, het verwyt door Haare Koninglyke Hoogheid aan de bovengemelde Steden gedaan, van oorzaak te zyn, dat de Land- en Zeemagt in geen beteren ftaat waren, en de zekerheid, welke die Gedeputeerden hadden van de geringe vrugten, die 'er uit de gevolgen der Conferentie des Heeren Yorke te fpruiten ftonden, deeden die Kooplieden genoeg zien dat zy wederom vergeeffche moeiten hadden gedaan. — des onaangezien begaven zy zich by den Heer de Larrey, waar in, na vrije hevige debatten over het onderwerp hunner komst, die Man , de zaak fchielyk afdeed, en hun rond uit zeide: „ Dat het voor de Vrouwe Gouvernante „ was geworden een pointl d'bonncur, om in „ geene Equipagie ter Zee te bewilligen, zon„ der eene vermeerdering van Trouppen te 9) Land; en dat hy de Kooplieden niet dorst „ vlei*  Voorafspraak. tm -„ vleien met de teruggave der Schepen en Goe„ deren, die door de Engelfchen genomen zyn' * Ik zal hier niet blyven ftaan op de nieuwe Propofitie, door Mevrouwe de Gouvernante, altoos door de voorgemelde 4 Provinciën onderfteund, den 11. daar aan volgende ter Generaliteit deed, om gelyktydig de vermeerdering der Landmagt met de Equipage ter Zee te verkrygen, terwyl Haare Koninglyke Hoogheid, in den grond Haarer ziel overtuigt was, dat onze drie Zee - Provinciën nooit in het eerfte point bewilligen zouden. Ik zal my even min uitbreiden over deRequesten, door de Amflerdamfche en Rotterdamfcbe Kooplieden onmiddelyk daarop aan hunne refpe&ive Regeeringen, en de Staaten van Holland geprefenteerd, ten einde de nodige befcherming van den Koophandel te verkrygen, en aan te toonen, de geringe hoop, die hun het antwoord der Princesfe had overgelaten, ter verwerving van die befcherming. Ik zal kortom niet herinneren, dat, volgens eenige expresfien, hier boven in het vertoog van Gedeputeerden aangetekend, Haare Koninglyke Hoogheid, door Haare alvermogende n invloed in de Vergadering der Staaten Generaal, gemaklyk aan de billyke vordering voldoen kon, — ik zal alleenlyk hier aanmerken, dat het antwoord van den Geheimraad de Larrry de ganfche Natie met verontwaardiging ver-> vulde, Het was dan geenzins genoeg hua # * # Ut g o p  xiv Voorafspraak. op eene onbepaalde wyze te hebben doen voelen, dat zy niets te hoopenhadden; men moest 'er nog de onbefchaamdheid, den hoon , of liever de wreedaartigheid byvoegen. — Hoe! rond uit te declareeren, „ dat het voor Haare „ Koninglyke Hoogheid een poinct d'honneur was „ geworden in geen Equipage ter Zee te hewilli„ gen, zonder eene vermeerdering van Troupen te „ Land! .... Dat was regt den Dolk zo diep in „ 't harte booren, als maar gefchieden kon. " Ware dit zoo, Doorluchtige Vorst, wat is het dan niet een droevig poincl; d'honneur, het welk de rechtvaardigheid, de allerheiligfte pligten, de plechtige eeden aan elke Provincie in 'tbyzonder, en aan de Staaten Generaal gedaan, te boven gaat!-— Ik kan geenzins gelooven , dat zulk eene haatlyke beweegreeden de Vorftinne, Uwer Hoogheids Moeder,heeftbeftuurd in haare weigering der zo dringend gevraagde Protectie voor den Koophandel: Veel liever geloofik, dat Haare Koninglyke Hoogheid , met valfche vooroordeelen bezet, verblind door de verkleefdheid voor Haare Natie, bedrogen door trouwlooze Raadgeevers , den ftaat der zaaken verkeerdelyk befchouwende , en verftout door de onderfteuning eener menigte ontaarde Regenten, die Haare Hoogheid behagen wilde, en vry wat beter dan Zy zelve, wisten wat die Vorftin in dergelyk geval te doen had , zodanig is te  Voorafspraak. t.v te werk gegaan als in deeze omftandigheden is gefchied. Kortom , koe het ook zy , zeker is het dat de halftarrigheid der Princes-Gouvernante om de billyke klagten der Kooplieden geen gehoor te geeven, mitsgaders de gevolgen , welke die halftarrigheid nog heeft gehad na den dood van Haarb Koninglyke Hoogheid, onzen Koophandel eene fchade van byna ao millioenen, en aan de Eer onzer Republiek een onuitwisbaare vlek hebben toegebragt. ■ Daar door ook leerde men , dat indien de voorzigtigheid,byhet erfiyk verklaaren der Charges en Waardigheden, tot welken Willem de IV. wierd verheven, zulken zyner Aframmelingen had uitgefloten, welke met Koninglyke of Keurvorftelyke Waardigheden zouden bekleed zyn, die zelfde voorzigtigheid insgelyks had behooren uit te fluiten, die van zyne Aframmelingen, welke zouden kunnen huwen met Konings Kinderen, of van alle andere Souverainen, welker belangens met die van de Republiek ftrydig zouden zyn of worden kunnen : En mogelyk had men by ons niet kwalyk gedaan om in de ongemakken te voorzien, die altoos onder ons zullen voortfpruiten uit de Regeering eener uitheemfche Vrouw, welke daar toekan geraaken zonder tyd gehad of moeite genomen te hebben onze Conilitutie, onze Wetten, den aart onzer Regeering, en verfcheide andere zaaken te *&** . door-  liYï VoORAFSPRAA k. doorgronden, welker kennis onvernrydelyk is om met vrugt uitte oeffenen, de Bedieningen en Waardigheden van Stadhouder enz., welke een minder;aarig Kind by zyne meerderjaa-. rigbéid vervullen moet. Na de dood van Mevrouw de Gouvernante (a),kwam 'er voor het oog der Natie een ander Toneel ten voorfchyn. — Haare Koninglyke Hoogheid, had, door eene byzondere dispofitie, den al te befaamden Hertog van Brun.'vjyk belast met de waarneeming der Voogdyfehap van Uwe Doorluchtige Hoogheid, gevolglyk met de zorg van Uwe Opvoeding: welk vertrouwen, alzo ongelukkig voor Uwe Hoogheid, als voor ons Gemeenebest, niet erger kon geplaatst zyn. Dit listig, behendig, geveinsd en allerheerschztlgtigst mensch , boven dien aan de belangens van Engeland overgegeeven, en bezield met verachting voor de Natie, welker brood hy at, verzuimde niets , om in de uitoefièning van zynen post, geduurende Uwer Hoogheids minderjaarigeid, en na Uwe meerderjaarigheid , oppermagtig over Uwen geest te heerfchen. De kunst gehad hebbende UwEganfche liefde en vertrouwen te gewinnen, viel (a) Deze Vorftin overleed den 12. January 1759. ■—En de jonge Stadhouder wai toen nog geen II jaaren oud*  Vooe. afspraak. iVÖ viel het hem ligt Uwe Hoogheid, die vooroordeelen, die grondbeginfelen, die fteiregelen in te boezemen, welke met zyne voorneemens ftrookten. Hy verbergde voor Uwe Hoogheid niets dan het geen Gs, zo voor het welzyn van den Staat als voor U zeiven noodzaaklyk weeten moest. Hem ontbrak met ée'n woord niets dan het gelukken in de bederving der uitmuntende hoedanigheden, met welke de natuur Uw hart had begaaft. Maar waar toe dienen die hoedanigheden, zonder waare verlichtingen des verftands ! — Wanneer een jongen Vorst word opgevoed in grondbeginfelen &die gunftiger zyn aan de byzondere inzichten der geenen , die voor zyne opvoedingmoeten waaken, dan heilzaam voor den Staat, welke hy of zelve moet beftuuren, of in welken hy flegts het Hooft der uitvoerende magt moet worden, wanneer teffens de vleijery der Hovelingen, en de toejuichingen eener blinde menigtecüen Vorst ftyven in het vertrouwen dat hy ïn^zynen Beftuurderen fteld, mitsgaders in de valfche denkbeelden, welke deezen hem inboezemen van zyne rechten, zyn toekomftig gezag , en van de gezande ftaatkunde , is zodanig een Vorst waarlyk te beklaagen; hy ia niets door zich zeiven: hy is en zal nimmer iets anders zvn, dan het geen men zal gewild, hebben, dat hy zoude zyn, namelyk een EtreMke. Zyn ganfche leven door omgeeven, **** « van 9  ivm Voorafspraak. van eene wolk van vooroordeelen, en dwaalingen, weggefleept in eenen draaikring, door bedrog en pluimftrykery geformeerd, zal hy alleenlyk zien door de oogen van hun, welke hem dus gevormt hebben, of die hem omringen; hy zal niets doen dan door de aandryving die zy hem zullen weeten te geeven, en zal nooit in 't vermoeden geraaken , dat hy flegts den ellendigen kaatsbal van het welbehagen, of der grilligheden van anderen is : Eindelyk het zal een Avonderwerk zyn, indien ooit de waarheid tot hem doorbreeke; en dit in de daad eens gelukkende, zal het nog grooter wonderwerk zyn , zo hy die erkent. Zodanig, Doorluchtige Vorst , is het waare en droevige denkbeeld, dat men zig moet vormen van de Opvoeding , die Uwe Hoogheid heeft genoten, en van de uitwerkingen welke die Opvoeding in U vervolgens heeft voortgebragt, en nog dagelyks voortbrengt. Op het eigen oogenblik, dat de Hertog de waarneeming der Voogdyfchap over Uwe Hoogheid aanvaardde, verklaarden de Staaten Generaal hem tot Uwen Reprefentant als Kapitein-Generaal van de Unie. Het fchynt dat Hunne Hoog Mog. reeds van toen af voorzagen, het misbruik dat die man zou kunnen maaken van het credit en den invloed, welke hy de kunst had gehad, zich geduurende het leven van Mevrouw Uwer Hoogheids  voorafspraak. heids Moeder in de Republiek te verfchaffen; want het VIL Artykel der Inftru&ien, welke zy hem in voornoemde qualiteit gaven, behelst woordelyk: „ De Heer Hertog zal zich geen„ zins bemoeijen met eenige zaaken, de Religie, „ Politie, Finantie of Juftitie rakende; noch „ ook met eenige andere zaaken, privativelyk „ {taande tot onze dispofitie , of die van de ", Bondgenooten, of wel eenige Leden van „ dezelven concerneerende , hoedanig en van „ wat nature die zouden mogen zyn; noch „ ook met zaaken van de Unie en verbmdte„ nisfe, tusfchen de Bondgenooten opgerecht; „ en veel min zich immisceeren, diredtelyk of „ indire&elyk, in de questien of gefchillen, die „ tusfchen de Bondgenooten, of eenigen van ., dezelven, of ook wel tusfchen de Leden en „ Kwartieren van de eene of andere Provintien, mogten komen te ontftaan, ten ware „ by allerzyds Partyen mogte worden ver„ zocht zynde goede Ofïicien van Intercesfie „ enMediatiete willen interponeeren, ol ook „ wel dat de zaak aan zyne Uitfpraak en De„ cifie by aüerzyds Geinteresfeerden, wierde „ gefubmitteerd. " Evenwel, in weerwil der wyze voorzorgen in dit Artykel genomen , in weerwil der dmdlykheid, en ernsthaftigheid met welke Hunne Hoog Mog. daar in hunnen opperden wil hadden verklaard, vond de Hertog middel om het hem ge-  ïJt Voorafspraak. gedaan verbod te verydelen. Eene menigte laf hartigen deuitgeftrektheid van zyn creaictken-, nende, en voorziende den alvermogenden invloed , die hy op den geest Uwer Hoogheid, by het bereiken der Meerderjaarigheid hebben zoude, verraadden de belangen en de eer van den Staat, met hem in zyne zoo openbaare als geheime kunftenaryen ten dienst te zyn; en zulks om door zyn middel hun fchraap en heerschzugt te voldoen:— En zonder dat zulks te veel m'toog liep, regeerde hy zoo oppermagtig* dat al die hem dienden , zeker konden zyn van beloond te worden; terwyl zy, die het ongeluk hadden van hem te mishaagen, of rechtftreeksofzydelings, de zwaarfte uitwerkzels van zyne gevoeligheid ondervonden. Met één woord, de onrechtvaardigheden en daden van eigendunklyk gezag kosteden hem niets, om dat niemand 'er zich tegen ftelde. Maar4 wat ook, was 'er te doen tegen een Man die met de eene hand gunden firooide, en in de andere de blikzemen hield om zynen vyanden te verpletten?—- Als Reprefentant van den Kapitein-Generaal gedroeg hyzich niet beter. Hy vervulde onze Trouppes met een zwerm Vreemdelingen, van welk een gedeelte niet waardig was der Staaten brood te eeten: onze ingeboren Officieren moeiten de onrechtvaardig^ voorbyfprongen gedoogen: hy bragt in, den Krygsdienst gevaarlyke ftelregelen, onverdraag-  Voorafspraak. txi draaglyke gewoontens en fchreeuwende misbruiken; en wy zyn nog ver af van derzelver fpooren te zien verdwynen. • Was hier de plaats om over dat alles breder uit te weiden, ik zou dingen aanvoeren, van welke men beeven zoude. Maar ik bewaare dit voor eenen anderen tyd. Eindelyk gaf de 8. Maart 1766. aan Uws Hoogheid den Meerderjaarigen ouderdom, en de Hertog hield op Uwen Reprefentant te zyn als Kapitein-Generaal, maar hy hield niet op met het genieten van do duizend Gulden, welke de Staat hem Jaarlyks gaf, buiten eri behalven het Gouvernement van 's Hertogenbosch, en het Commandement over het Regiment Hollandfche Gardes. Boven de plechtige en allervleijendfte dankbetuigingen, die hy van Hunne Hoog Mog. en van elke Provincie in 't byzonder ontfing , voor de waarneming der Voogdyfchap over, en het waaken voor de Opvoeding van Uwe Hoogheid, verkreeg hy nog eene erkentenis van éi 1,000 Guldens, zoo van Uwe Hooghei» als van de byzondere Provinciën («). • . . Maar, (a) Gelderland gaf voor zyn aandeel ; ƒ 50000. Holland .... . 30000c». Zeeland ..... 30000. Utrecht , . f . 35000. Friej.  LXIC TOOXAISPRAAIJ Maar, Doorluchtigste Vorst, wat deed ie Hertog tot dankbaarheid voor zoo veele blyken van achting, en voor zoo veele weldaden van wegens Hunne Hoog Mog. van wegens elke Provincie in 't byzonder, en van wegens Uwe Doorluchtige Hoogheid genoten ? Hy was bedagt op het neemen zyner maatregelen, om zich eene volkome en duurzaame heerfchappy over Uw Perfoon te verzekeren, om, zonder zich in de waagfchaal te Hellen, de eer en de belangen van den Staat te verraaden. Ten dien einde Uwe jeugd, Uwe onervaarenheid, en het onbegrensde vertrouwen, dat Uwe Hoogheid in hem ftelde, misbruikende, noopte hy Uwe Hoogheid tot het aangaan der berugte Aclc van Confukntfihap, welke tusfchen Uwe Ho o g heid en hem wierd getekend, op den 3. Mey 1766., en welke 18 Jaaren lang in duifternis is gebleeven, namelyk tot in 1784. wanneer het der Voorzienigheid behaagde, dat dezelve ten voorfchyn kwa- Frieslaud .... ƒ 40000. Overysfel . , . ; ; 36000. Groningen . . , , . 25000. Het Land van Drenthe . . . 5000. Totaal . . ƒ 411000. De Prins Stadhouder . . ƒ 200000. Totaal .". ƒ tfllooo.  Voorafspraak. ixva kwame. — En ofwel veel van deeze Me gefproken is, en daar van veele Copyen door gansch Europa verfpreid ' zyn, kan ik niet_ nalaaten hier derzelver voornaamfte gedeelte in te lasfchen, ter rechtvaardiging van Uwe Doorluchtige Hoogheid, wegens het zonderlino- gedrag , dat Uwe Hoogheid gehouden heeft, in de waarneming harer Bedieningen en Waardigheden, zedert hare Meerderjaarioheid tot het vertrek van den Hertog; een gedrag nog heden ten dage door Uwe Hoogheid wordende gehouden, het zy door de raadgeevingen, welk dit gevaarlyk mensch Uwe Hoogheid doet geworden, het zy m gevolge de noodlottige grondbeginzelen, die hy Uwe Hoogheid heeft weten in te planten, het zy eindelyk door de aanhitsingen der Cabaal, van welke hy zoo lang het Opperhoofd is geweest. Na eene vry lange inleiding, bevattende eene herinnering van de komst des Hertogs hier te lande, van de achting en het vertrouwen, welke hy genoten heeft by de Doorluchtige Vader en Moeder van Uwe Hoogheid en by de Staaten Generaal, na een verilag der zorgen, die hy voor Uwer Hoogheibs opvoeding heeft gedragen , enz. doet de gemelde Acle Uwe Hoogheid aldus fpreeken: „ Zoo is >t, dat wy met Hooggemelden „ Heere :Prince van .Brmswyk wederzyds en » „ on-  LXÏV V 0 0 R A F S P K. A A K. „ onderling zyn geconvenieert en verdraagen „ over de poinéten en in de maniere hier na ,, volgende. „ i. Dat Hooggemelde Heere Prince van „ Brunswyk , zig aan ons zal engageeren en „ verbinden, zoo als Hoogstdezelve zig enga„ geert en verbind by deezen, omme ons in „ het beleid der zaaken, zoo wel van het Militaire Departement-, als van allen de verdere en andere Departementen onder ons gezag behoorende, met „ raad en daad te zullen asfifteeren, en byftaan „ in alles, ten allen tyden , en zoo meenigmaal wy zulks van Hoogstdenzelven zullen requiree„ ren, en voor ons dienftig en noodig zullen „ oordeelem „ 2. Dat Hooggemelde Heere Prince ver„ pligt zal zyn, om , in alle zaken, welke door ons in zyne handen zullen worden gefield, ons „ getrouvvelyk te dienen van Hoogstdeszelfs „ Raad en Advies, daarin advifeerende en „handelende, zoo als in goede confcientie, „ tot bewaring van onze Hoogheid , Prasro„ gativen en Geregtigheden; mitsgaders ten „ meeften dienfte en welvaart van den Staat „ der Verëenigde Nederlanden zal vermee„ nen te behooren, zonder daar van af te wy' „ ken door gunst of ongunst, voor eenige by„ zondere Provintien, Steden, Collegien of Leden van dien, of voor eenige particuliere „ Perfoonen, 't zy buiten of binnen de Regee- » ring.  Voorafspraak, txv g ring, ofce uit eerïigerley andere oorzaaken, ,, hoedanig dezelve ook zouden mogen zyn, „ in alles anders niet voor oogen houdende, „ dan het geen dat tot Voorftand van onze „ waare en rechtmaatige belangens, en ten „ gemeenen beste en tot bevordering van het „ meefte wekyn deezér Landen op de effica„ cieufte wyze zalkonnen en mogen (trekken. „ 3. Dat Hooggemelde Heere Prince van „ Brünswyk zich ten voorfchreven eynde gefta„ dig by en omtrent onzen Pérfoonzal onthou„ den, en in het byzonder verpligt zyn, ons „ te accompagneeren op de reize, die wy eer„ lang in en door de Provintien, Steden, en „ Plaatzen, onder or.sEif-Stadhouderfchap res,) forteerende, ftian te ondernemen. „ 4. Waar tegens wy ons, voor en ten be„ hoeven van Hooggemelden Heere Prince, op „ het kragtigfte engagceren en verbinden, om „ Hoogstdenzelven ter zaaken van al 't geen „ hy, tot preftatie van dit Engagement, en in „ het geeven van de gerequireerde Raad en „ Adfifténtie, zal hebben gedaan en verricht, ,s van alle aanfpradk , namaning en refponfabiliteit „ ten vollen en vo'komentlyk te zullen indem„ neeren en bevryden, zoo als wy HoogstdenzeU „ ven daar van indemneeren en bevrvdsn by dee„zen, niet willende, dat Hooggemelde „ Heere Prince ter dier zaake aan iemand anders dan aan ons in eigenen per** #* * „ soon,  ixvi Voorafspraak. „ soon, eenige Rekenfchap of Verantwoordinge „ verfchuldigt zal zyn. Ende in cas aan ons „ geduurende dit Engagement iets menfche„ lyks mogte overkomen, willen en begeeren wy, „ dat Hooggemelde Heere Prince van Bruns„ wykzal konnen volftaan, met op on^e gehei„ me Secretarie over te leveren, en te doen „ depofiteeren, de ftukken en papieren, tot „ ons Bewind fpecteerende, welke als dan on„ der Hoogstdenzelven berustende zouden mo„ gen zyn,zonder datHoogstdezelveaan iemand y) van onze Erven, Succesfeuren ofRechtver„ krygenden, tot het geeven van eenige opening, „ veel min tot het doen van eenige verantwoor„ dinge, verpligt zal zyn, ofte daar toe op eenigerley „ wyze genecesftteerd zal konnen of mogen worden. „ Ende dit alles, al zoo by provifie'en tot ons „ beider zyds , kennelyk wederzeggen toe. „ Aldus tusfchen ons ondergefchreven on„ derling geconvenieert en gearrefteert, en „ met onze wederzydfche Signature, en Ze„ gels onzer Wapenen bekragtigt. " Gedaan in'sGravenhage dea 3. Mey 176Ö. (was geteckent.) W. Pr. van Orange (L. S.) L. Hertog van Brünswyk (L. S.) Ziedaar, Doorluchtige Vorst, op welke wyze het aan een valsch en listig Man, naar  Voorafspraak.' lxvii naar overheerfching in die land haakende, gelukte een misbruik te maaken van Uwe toegeevenheid, van Uwe verkleefdheid aan hem op het oogenblikdat Ge deMinderjaarigheidverliet. Zie daar, hoe het hem gelukte, meer dan ooit gefehied was, zich te fteeken in de zaaken van alle Departementen , welke tot Uwe Adminiftratie behoorden , ja zelfs in de geheimfte zaaken van den Staat; aangezien die voor Uwe Hoogheid niet verborgen zyn. En dat tegen zynen plechtigen Eed aan de Staaten Generaal gedaan, van zich te zullen houden aan het verbod van het hief voren by gebragte VII. Artykel zyner Inftruétien; en dat in weerwil van alle gevoel van eer en van billykheid; en in weerwil van het medelyden, welke uit het bloote denkbeeld van op die wyze een jongen Vorst, vol oprechtheid en zonder ondervinding te verleiden. Met één woord, wanneer men het, eerfte Artykel van deeze noodlottige ASe vergelykt met Uwer Hoogheids Commisfie van Kapitein en Admiraal Generaal, met de Commisfien, die Ge van elke Pro vin de, in hoedanigheid van haaren byzonderen Stadhouder, Kapitein en Admiraal Generaal hebt, en dan gelyktydig overweegt het onverwinlyk gezag van den Hertog op den geest van Uwe Hoogheid, kan men .met grond zege en, dat hy, door deeze Acle; het genige Hoofd wierd der uitvoerende Magt, en * * * * * « UwS  tXYIU voorafspraak. Uwe Hoogheid van dat oogenblik zelve niet anders wierd dan zyn Reprefentant, en het blinde werktuig van al de rampen, die hy ons tot op den huidigen dag heeft veroorzaakt. — Wanneer men eindelyk deeze gebeurtenis overweegt , is het niet meer te verwonderen , dat Uwe Hoogheid zoo ongunftig heeft ontfangen , de Propofitie der Gedeputeerden van Amflerdam, in de Maand Mey van 1781. gedaan, om Uwe Hoogheid een Committc toe te voegen , betraande uit Regenten van de refpective Provin tien, om U met raad en daad by te ftaan en mede te werken tot heil des Vaderlands: Uwe Hoogheid had een Man by zich, die niet belust was om op die wyze uit den zadel geligt te worden; en om die reden Uwe Hoogheid wel wist in te boezemen, wat 'er op zodanige Propcfitien te antwoorden was. Vermits nu de boosaardigheid niet buiten fluit eene zekere voorzigtigheid, voorzag de Hertog wel aan hoedaanige onaangenaamheden , aan welke vervolgingen zelve hy zou blootfraan, zo die Acle ten eenigen dage eens in 't licht kwam; en daarom droeg hy, gelyk boven gezegt is, wel zorg om in het 4de Artykel te doen bepaalen, dat Uwe Hoogheid hem tenvollen inaemneerde en bevrydde van alle aan/praat, namaaning en refponfabiliteit; dat Ge niet wilde dat hy aan iemand andkrs , dm aan Uwe Hoogheid m  VooursrsAit lxix in ei gen en Persoon eenige Rekenfchap of Verantwoording zou doen; en , ingeval van affterven, vMde en begeerde dat hy zou kunnen vofaan, met op Uwe geheime Secretarie over te leveren, en te doen depofiteeren de Stukken en Papieren, tot Uwer Hoogheids Bewind fpefteerende ,... zonder dat hy verf ligt zou zyn eenige opening te geeven aan iemand der Erven, Succesfeuren , of Recht-verkrygendm van Uwe Hoogheid; veel min hun eenige Rekekening te doen ; en dat, zonder dat hy daar toe in eenigerlei wyze genccesfitcerd konde worden. Maar Doorluctige Vorst, de uitkomst toonde dat die voorzorg nodeloos was geweest. Zo dra was de Acle niet bekend, of de reeds opgereezene Verontwaardiging tegen dien man fteigerde ten hoogften top; van alle oorden verhieven zich het gekrysch en de bittere klagten op. Noch de Verantwoording van zyn «•edrag, door Uwe Hoogheid ondernomen, in eenen Brief op den a aften derzelve maand Mey aan de Staaten Generaal gefchreeven, noch de juftificatoire Memorie, door hem zelfs daar na in 't licht gegeeven , noch de ontelbaare Gefchriften, ten zynen voordeele door de kladders der Cabaal voortgebragt, waren niet magtig om die klagtcn te verdooven. Het Verflag°daar in gedaan van de genegenheid, welke hy ran Wdlem den IV. en de Princesfe Gouvernante had genoten, het Verflag van de goedkeuring, met welke de Staaten hem voor***** ^ maals  IXX VOORAFSPRAAK,' maals vereerd hadden, bewezen, op zyn hoogst, dat hy dit alles kon verdiend hebben, of liever dat men zich heeft kunnen bedriegen, met hem die te vereeren. Doch geen dier beide gevallen konden zyn werklyk bekendgedrag, zo min als zyne meineedigheid, en de haatlyke overrompeling waar aan hy door deze Acle zig had fchuldig gemaakt, verfchoonen. Eindelyk vorderden geheele Provinciën zyne verwydering van de Republiek; alle braave Vaderlanders verlangden 'er na als een gunst van den Hemel; en in de maand Oótober daar aan volgende, vond hy goed dit Land te ontruimen, om te ontvvyken dat hem zulks wierd geordonneerd, of dat hem nog het een of ander ergers bejegende. Zie daar,D oor luchtige Vorst, hoe'er Wezens worden gevonden, welke door de fchandelykheid hunner bedryven, den Naam dien zy voeren bezwalken, tervvyl anderen dien zelfden Naam door den glans hunnerDeugden doen uitblinken. Het was in den jongst verloopen winter, dat een Prins uit den Huize Brunswyck, door menschliefde bezield zig onverfchrokken aan de golven eener onltuimige en overvlietende rivier bloot gaf, ter hulp van zynen Natuurgenoten; dan, helaas! hy wierd door de wateren verzwolgen, alvorens den anderen oever bereikt te hebben! Gansch Europa beweende het noodlot van dien edelmoedi- gen  Voorafspraak. rxxt gen Prins, ter naauwernood den bloem zynes ouderdoms genakende; zyne nagedagtenis f zal even lang geëerbiedigt worden , als 'er braave en aandoenlyke zielen het ondermaan- . fche bewoonen. — En zynen gryzen Oom, in zich alle ondeugden van een verdraaiden geest en verdorven hart vereenigende, maakte 34 jaaren lang het ongeluk uit eener vrije Natie, aan welke hy ten laatfte een voorwerp van verfoeijing wierd! ... De Voorzienigheid haalde eenen jongen Vorst uit deze waereld, wiens deugden de menschheid vereerden, terwyl zy nog de dagen rekt van eenen Grysaard, onwaardig een aanweezen bezeten te hebben ! .... Mislchien wil zy ons vertroosten door het fchouwfpel, dat hy vertoond met zyne fchande van fchuilhoek tot fchuilhoek over te dragen. Ik zal hier geenzins hervoor brengen , Doorluchtigste Vorst, de ongehoorde eerbewyzingen, welke Uwe Hoogheid, by het bereiken Uwer Meerderjaarïgheid ontfing, het zy van wegens Hunne Hoog Mogende, het zy van de Staaten van elke Provintie , het zy eindelyk van wegen de onderfcheidene Collegien der uitvoerende magt, zo in het Ceremonieel der gelukwenfchingen , als by Uwer Hoogheids inleiding in de byzondere Vergaderingen dier Collegien; ik zal ook niet herinneren met welke ftaatfie, met welken ***** ^ glans  Lxxn Voorafspraak.' glans die gebeurtenis wierd gevierd; noch aan weiken overmaat van vreu;de en vlejjery een gedeelte der Natie zig by die gelegenheid weder over gaf ; De Gefehied - vernaaien van dien tyd bewyzen genoeg , welke Party 'er nog heerschte , en dat de yling en begoocheling van .747. nog rokt verdweejien waren uit den geest van het gepeupel, zo min ais uit den geest van die Burgeren, welke, noch door vermogen , noch door eenigen meer of min verheven rang, ontheven zyn van de bezitting aller vooroordeclen , van al de onkunde of de laagheden van gevoelens van het uitvaagzei des Volks. Ik zal my derhaiven vergenoegen.met in weinig woorden af te fchetzen, hoe van dien tyd af aan de zaaken der Republiek hoe langer hoe erger liepen, en op wat wyze zy tot dienfchrikbaarenden crifis gèfteigerd zyn, in welke wy ons tegenwoordig bevinden. Waar toe het volgende verdiend met aandagt overwoogen te worden. Even of de Magt, met welke Uwe Hoogheid by derzelver rVfeerderjaarigheid zig bekleed zag, niet groot genoeg geweest ware, bediende men zig nog van deze gelegenheid om die te vergrooten ; dat is te zéggen, dat dwaasheid of vlejjery Uwe Hoogheid nieuwe opofferingen deed, en dat zelf Menfehen , den Burgernaam onwaardig, U toen opdroegen, een gedeelte van het geen zy niet anders van den Souverain hielden, dan als een toevertrouwd pand,  Voorafspraak. lxxih pand, waar aan zy geen eigendom hadden: getuigen hier van zyn de Leden, welke toenmaals uitmaakten het Collegie van Gecommitteerde Raaden der Staaten van Holland-, en die, op de pro politie les Graaven van Bentink, Heer van Rhoon, en zonder eenigzins door die Staaten, daar toe gewet'igd te zyn , aan Uwe Hoogheid overlieten de dispoftiie overde politiqueen Militaire Ampten, ("taande ter begeeving en Collatie van Hun Ed. Mog. Ziedaar hoe men, na alle gevoel van eer opgeofferd te hebben , nog opofferde het geen men zelf niet eens bezat. — Zie daar, hoe in de Vergadering dier zelfde Staaten, eene meerderheid, aan den oogenbliklyken Afgod overgegeeven, gedoogde dat een hun ondergefchikt Collegie dusdanig eene opoffering in haar aanzien deed! —> Zou niet elk beter beraaden Stadhouder deze Lafhartigen hebben toegeroepen : ik ben gefield tot handhaaver en verdeediger der Rechten, Privilegiën en Vryheden dezes Lanas, deszrffs Leden, Collegien Steden en Ingezetenen.- ik befchouwe dus als een misdaad jegens den Staat en het volk., ik befchouive dus als een hoon aan myn perjoon gedaan, niet alleen alle onrechtvaerdige opoffering , maar ook allen aanbod , het welk die rechten, die privilegiën, die vryheden kan fch.aden , en byzonderlyk eenigerlei aanbod , gedaan door Luiden, die geen recht hebben om 'ereenigerlei-te doen? .— Maar, verre van zo edelmoedige taal te voeren, nam UweHoogheid, ***** £ even  txny Voorafspraak, evenals hoogstderzelver Vader alles aan, het zy men zulks wettig aanbood of niet. Zodanig geraaden en verblind als Uwe Hoogheid zig bevond, zou, geloof ik, den Scepter der Souverainiteit aangenomen zyn, indien de Vleijers dien hadden durven aanbieden : En in dat geval zou met een enkelen fprong het doelwit bereikt hebben, waar op Uwen Mentor wierd geacht te boogen, want als men gadeflaat al wat hy heeft gedaan en doen uitvoeren, tot zyne verdwyning uit ons midden, is 'er grond om te befluiten, dat zyn Plan geweest is om de wezenlyke Souverainiteit over dit Land ongevoelig in Uw Huis over te brengen. Maar het was dien gevaarlyken Man niet genoeg, dat Uwe Hoogheid in zig eene Magt vereenigde , welke zo zonderling de fouveraine'Magt van elke Provincie, en gevolglyk die der Staaten Generaal verbysterde; het was dien zelfden Man ten uiterften noodzaaklyk, dat Uwe Hoogheid die magt gebruiken, ja zelfs vermeerderen kon naar believen, zonder eenige belemmering , ja zelf zonder eenige tegenfpraak te ontmoeten. Daar toe moeflen in de Regeeringen der meefte Steden van onze Republiek, in de onderfcheidene Collegien der uitvoerende magt, Vertrouwelingen geplaatst worden, die voor de belangens van Uwe Hoogheid , waakten, terwyl zy die van denStaaf verraadden ; men moest zeg ik daar in Vtr- trou-  Voorafspraak, lxxv trouwetingen plaatzen, die den flinger der Deliberatien beftuurden,— welke daarin de Refolutien en Operaden, volgens Uwer. Hoogheid s inzigten , of volgens die van U wen Raadedirigeerden,— welke daarin alles reguleerden naar hunne geheime inftrucfien, en welke die Regeeringen , en Collegien, ten mmften de meerderheid in eene volurékte onafhangelykheid hielden : En in dat a:les flaagde men boven verwagting. In een Land , waar in de zugt tot weelde, en de heerschzugt om, door wat middelen het ook zyn moge, zig te verheffen, waar in de onverfchil igheid voor het algemeen welzyn, de verguizing van ziel, de verdorvenheid van verhand en hart, tot zulk eene hoogte zyn geklommen, als onder ons bevonden word, viel het niet zwaar menfchen te vinden, die zig zeer vereerd hielden met het vervullen van zulk eene fchandelyke bediening, en aadere die meenden zeer gelukkig te zyn, met te mogen kruipen voor de voeten van deze plaatshoudende dwingelanden, in fommige Steden bekend onder den naam van Lieutenant-Stadhouders, in andere plaatzen onder die van Premiers, en dus elders, enkel door het gezag dat zy zig aanmaatigden , en door de eigendunklykedaaden, die men hun zag verrigten. Aangefteld om een ieders gedrag te befpieden of te doen befpieden, — aangeilöld om heerschzugtige en eigenbaatige zielen door het lokaas van  lxxvi Voorafspraak. van belooningen te verleiden , —■ om de zwakken door vrees voor wraak te bedwingen, —■ en om cordaate Lieden door eene zegepraalende tegenkanting te weerhaan, is het niet te verwonderen , dat zy alles naar hunnen wenk deeden draaijen, in de Departementen, die men hun had toevertrouwd. Die de gunst deezer laage Werktuigen van het despotismus bezat, had ook uwe gunst, Doorluchtige Vorst, het was eene zekerheid om fortuin te maaken: hun mistrouwen of hunnen haat te ondergaan, was het ondergaan van den haat en het wantrouwen van Uwe Hoogheid, of van deszelfs Raad , en het was by gevolg een bloot ftaan aan voorbyfprongen, aan onrechtvaardigheden en vervolgingen van allerlei foort. Uit deeze haatlyke en tyrannifche Injlefling in onderfcheidene plaatzen, en uit hetaanweezen van een talryken Aanhang, blindeling overgegeven aan Uwe Hoogheid, en welke men gezorgt had in byna alle ftedelyke Collegien , in byna alle Collegien van Juftitie en Politie , en andere zoo burgerlyke als militaire Collegien , alwaar zodanig eene Infeiïing geen plaats greep, voort te kweeken, kwamen de Recommandatien voort, welke men aan Uwe Hoogheid deed, of die Ge zelf deed aan wie men goeddacht, omzodanigen te plaatzen of te begunftigen, welke mengefchikt oordeelde voor de bedoelde inzichten: — Uit deeze zelfde Infielling, en  Voorafspraak. lxxvii en uit het aanwezen van zodanige Partyen, fproten insgelyks de Improb atiën voort, op de zelfde wyze gedaan, en tot eene gansch ftrydige uitwerking met de Recommandatie n: Hier van zoo veele onwaardige Perfoonen in Regeerïng gefteld, en gebragt in de onderfcheidene Collegien der Steden, in de onderfcheidene Departementen van den Staat, mitsgaders in de honorable en profitable Ampten, Bedieningen en Commisfien;— hier van de uitiluiüng zoo veeier braave Burgers buiten de voornoemde Regeeringen, Collegien en Departementen; mitsgaders uit alle Ampten en Bedieningen , hoe genaamd; — hier van het middel om in alle gelegenheid de ftem te fmooren van den geenen, welke zich had durven aankanten tegen de misbruiken, die hy zag, of tegen de Refolutien en Ondernemingen, welke men formeerde ten nadeele der belangens van den Staat en der Nationale Vryheid; hier van eindelyk, die overmaat ,van middelen en magt, welke Uwe Hoogheid verkreeg om fouverain te regeeren , door zich zelf of door anderen, in de meefte Regeeringen, in de meefte Rechtbanken , en andere burgerlyke of militaire Departementen van den ^taat, en dien volgens over de ganfche Republiek. Ja, Doorluchtige Vorst, ik durf zeggen over de ganfcbe Republiek. Dat alles getuige hier van draage het geen  1xxviii V oorafspraak. geen 'er zedert Uwer Hoogheids Meerder] aarigheid omgegaan is , in de Departementen van Houtvestery en Jagtgericht, — in dat der Posteryen,— in verfcheide kerklyke zaaken, in onze Univerfiteiten, ■— in de Vergaderingen van onze beide lndifche Compagnien,— in de Regeeringen onzer Steden,—. in de Schepens banken,—. in de Rekenkameren, — in de Provinciale Hoven, — in Uwer Hoogheids militair bewind, — in den Hoogen Krygsraad, — in de Admiraliteks-Collegien,— inde Provinciale Vergaderingen,—* in de particuliere Commisfien,— in de fecrete Befoignes,— in den Raad van Staate,— in de Vergadering der Staaten Generaal, —— ik beroepe my, zeg ik, op alles wat 'er is omgegaan, in die deelen, en in vry wat andere, die ik hier niet aanroere, zedert Uwer Hoogheids Meerderjaarigheid, en ik befluit 'er rondborftig uit, dat Uwe Hoogheid al daarliet meefte fouverain heeft geregeert, het zy door derzelver Aanhangelingen, het zy door het rechtftreeks en alvermogend gezag, het welk Zr daar in verkregen had: gezag, dat niet minder kon zyn; nademaal (gelyk reeds gezegt is) na het zelve by deszelfs inftelling al te zeer was uitgebreid, of al te onbepaald gelaaten, en na vervolgens tot eenen ongehoorden trap gefteigerd te zyn, door honderderlei achtervolgende en onbillyke toegeef-  V00E.AF6Pa.aae:. exxix geeflykheden, door allerlei ufurpatien, bevond het zich over al onderfteund en gevestigd door dezelfde middelen,welke tot deszelfs inrichting en vergrooting hadden gediend; dat is, door kuipery, door verleiding, door het overwigt eener Party, faamgefteld uit vleyers en lafhartigen, en andere flegte Burgers, meer verkleeft aan Uwe verheffing, Doorluchtige Vorst, dan aan de belangens en den roem des Vaderlands. Ik zal in de vier Deekn, welke de twee, die ik thans uitgeeve ftaan te volgen, gelegenheid hebben om in 't breede te bewyzen, het geen ik hier flechts aanftippe, en daar omtrent zaaken te berde brengen, welke den Lezer van verbaazing zullen verftommen. De Oorlog, die tusfchen de Engelfchen en een gedeelte hunner Americaanfche Colonien ontftond, veroorzaakte in ons ongelukkig land een' ysfelyke vergrooting van vernederingen en rampen. Deeze listige Eilanders, betrouwende op de Party, welke onder ons heerschte, en hun geheel en al toegewyd was, poogden ten eerften ons in hunnen twist mede te fleepen , door het vraagen der Schotfe Regimenten, in dienst der Republiek, en alle Provinciën ftemden blindelings dien eisch toe. Een eenig man, de braave Baron van de Gavellen tot den Poll, Lid van de Overysfelfche Ridderfchap , had moeds genoeg om zich tegen den ftroom te verzetten i hy ontwikkelde ten klaarden de beweeg-  lxxx Voorafspraak. weegredenen die Engeland in die geval hads en de byzondere inzigten, welke onze Engelschgezinde Cabaal aan haaren kant had met die Mogendheid ten dienst teftaan; Amflerdam opende vervolgens de oogen, en voorts verfcheide anderen Steden, en de toeftemmmü; van het verzoek had geen gevolg.— Maar, Doorluchtige Vorst, wat kwam 'eruit voort?— 'Er kwam uit voort, dat de Baron, de achtbaarfte en waardigfte Patriot, we ke toen in de Republiek was, zich Uwe verontwaardiging op den hals haalde, en dat hy, zoo van den kant van Uwe Hoogheid, als van Uwe Aanhangers, en van zyne Overysfelfche Mede-Regenten , de uitwerksels der lafhartigfte en onwaardigfte wraak moest voelen. — Wat kwam "er nog uit voort? — 'Er kwam uit voort, dat de Engelfehen van fpyt opgezwollen , zwoeren om zich over de weigering van ditbikyk verzoek op eene wreedaartige wyze te wreeken; en ten dien einde begonnen zy van toen af hunne bekende geweldenarijen over onzen Koophandel, en toen Vrankryk met hen rot eene vredebreuk gekomen was, oeffende zy die geweldenarijen tot eene fchrikbaarende hoogte. Een eenig middel was 'er ter beteugeling van den trots, de fchenddaaden en de affchuuwlykheden deezer zoo wreedaartige als onverzadelyke Zeefchuimers; en dit beftond met onze Zeemagt op eenen refpeciabelen voet te brengen, en  Voorafspraak, lxxxi jfeti oiizen Scheepvaart en Koophandel kragfdaadig te befchermen. Maar, Doorluchtige Vorst, Uwe Hoogheid, of liever de haatlyke Cabaal, die U omringde, die U beftuurde, droeg wel zorg om tot dat heilzaam middel niet te komen; zy in tegendeel wendde alle haare poogingen aan om de herfteliing dier Zeemagt te beletten, en gevolglyk om het vefleenen der benoodigde protectie te ontwykeri. De bedoeling dier Cabaal was onze Zeemagt altoos in dien zwakken ftaat te laaten l in welken het belarig van Engeland vorderde dat zy ■bleef; haar doelwit was ons te zien dwingen om eenen wettigen Koophandel te laaten vaaren , waar uit de Vyanden van Engeland eenig voordeel konden trekken, enwy een'groot deel van ons beftaan haalden; haare bedoeling was ons tot zo verre te vernederen, dat wy niét zouden durven weigeren de nieuwe onderftanden, welke dieMogenheidons zonder eenigen grond afvroeg; haare bedoeling was om zig te wredken over zulke van onze commercieerende Steden, welke in dit alles zig het fterkfté hadden aangekant tegen haare aanflagen; metéén •Woord, haare bedoeling was onze natmirlyke vyanden op allerleije wyze te begunftigen, onder eene opoffering der belangen van onze Republiek. — 'Er is geen eerlyk maft , Doorluchtige Vorst, welke niet van verontwaardiging vervuld is, wanneer hy zig defchan-  ixxxii Voorafspraak. delyke rol herinnerd, die de Heer Yorke, de Hertog, en de rest der Engelschgezinde Cabaal U in dit alles hebben doen fpeelen, mitsgaders alles wat men aangewend heeft, om te beletten dat de Republiek in tyds deel nam aan de gewapende Neutraliteit. Zo veele vernederingen , zo veele fmaadheden, deeden eindelyk een gedeelte der Natie" uit den fiaap opryzen, in welken de gewoonte van onder een haatlyk juk te leeven, haar gedompeld had ; Regenten, voorheen verblind of befchroomd, voegden zig by zulken hunner Mede-Regenten, die alleenlyk na onderfteuning wagtten, om te durven fpreeken; Provinciën zelve verhieven hunne ftem tegen alles wat'er omging, en eischten dat men eindelyk gebruik maakte van de middelen , ons door God en de Natuur gefchonken, om onze goederen te verdeedigen, ea onze eertehandhaaven; men maakte zelfs fchyn óf men die ftem zou hooren; maar men wendde teffens alle middelen aan om 'er de uitwerkzels van te beletten, en de zaaken bleeven gelyk zy waren. Eindelyk de Engelfchen , altoos zeker dat zy onder ons naar wensch zouden bediend worden , kwamen tot eene openbaare Vredebreuk met de Republiek; en de eerfte vn;gten, welke zy daar uit haalden was het fchielyk wegneemen van een verbaazend getal onzer Koopvaarders, eenige van onze Oorlogfchepen,.  Voorafspraak, lxxxiiï pêrt i en vervolgens de verovering van een gedeelte onzer bezittingen in Oost- en WestIndiën. —- En ten overmaat van ramp hadden wy de fmert om de allerberispelykfte directie in onze Zeemagt te ontwaaren, en onze Schepen in de fchandelykfte inactiviteit te zien verrotten ; en zulks alles iten fpyte der hartroerendfte en herhaalde klagten onzer Kooplieden, ten fpyte der herhaalde Vertoogen onzer voornaamfte Steden, en de meefte onzer Provinciën , en in weerwil van het gefchrei van het weldenkendfte gedeelte der Natie. De beide Deelen, die ik thans ten voorfchyrt brenge, en dat het welk 'er onmiddelyk op ftaat te volgen, leveren een ysfelyke fchets op van al die zaaken, welke ongelukkig niet dan al te waar is. Om nu zo ftraffeloos de belangens van Engeland te kunnen voorftaan met de onze te verzaaken, om zo ftraffeloos in den wind te kunnen flaan de klagten van een gedeelte onzer Steden en Provinciën, en om op gelyke wyze te kunnen verachten het fmertelyk en wanhoopig geroep, tot het welk eene uiterfte benaauwdheid het achtingwaardigst gedeelte onzer Medeburgeren aandrong, was het voor de Anglomaanfche Cabaal niet genoeg, dat Uwe Hoogheid algemeen genot had van het overmaatig gezag en den invloed, van welke ik zo veel gefproken heb, maar die Cabaal moest nood****** a zaak-  1XXXIV VoOHAF-ÏSilit zaaklyk nog ten haaren dienfte hebben PrecH-' kanten , die onwaardig waren de heilige bediening te verrichten, enSchryvers, die alle' gevoel van eer en fchaamte kwyt waren , welke de zwakke geesten misleidden, en een mag-, tigen Aanhang, vooral onder het gemeene Volk, formeerden, welke in ftaat was haar wegens alles en tegen alles, al ware het zelf tegen den Souverain, te verdeedigen, indien de gelegenheid zig opdeed. Wanneer men in eenen Staat op zyne zyde'heeft het gezag en geweld, kan men het kwaad met de meefte vermetelheid en de meeste zekerheid uitoeffenen. Het is ook geenzins te verwonderen , Doorluchtige Vorst, dat geduurende dezen Oorlog , 'er luiden onder ons gevonden zyn, die zig uit fmaak of interest overgaven aan het onwaardig ambagt van bedriegers en faamrovers, en welke zig haasteden om de Cabaal naar begeerte te dienen; maar het geen het meefte verwonderd en verwonderen moet, is, dat de fchuldigften derzelven algemeen bekend waren onder de onmiddelyke begunftiging van •Uwe Hoogheid, often minften onder die van den Hertog vanBrunswyk, te werken. De Schry vers van het Politiek Vertoog, de Zeven dorpen in brand, Reinier Vryaarts Brieven, en zo veel andere dergeJyke fchriften , onder welke vooral uitmuntte de berugte Ouderwetfche Patriot, waar van ik op bladz. 345. cn volg. yan myn ade Deel zeer am-  Voorafspraak, lxxxv ampel heb gefproken; die Schryvers zeg ik, zig zofterk befchermdvoelende, waren vermetel genoeg om onvermomd ftraffeloos in de Republiek alles te verfpreiden, wat de onbefchaamtfte lafhartigheid en de dolheid van liegen, lasteren en fchenden hun konden inboezemen; dat is namelyk,, dat in hunne fchandelyke Voortbrengzels, men dan eens de loftuitingen van Uw Perfoon , Doorluchtige Vorst, of de loftuitingen over Uw bewind, faamgevoegt by den lof des Vyands, die onzen ondergang had gezworen; en dan eens zag men die loftuitingen vermengt met de misdaadigfte en menigvuidigfte verantwoordingen der onrechtvaardigheden, geweldenaarijen, en fchenddaaden, welke de Vyand oeflënde, of nog jegens ons beging: En dat alles, even of Uwe Hoogheid een gemeene zaak met hem gemaakt had; en zulks terwyl men in die zelfde fchriften hetonberispeiyk gedrag der Natie, en die van den Souverain zelve tegens dezen Vyand, met de zwartfte verwen afmaalde; — terwyl men daar in de Steunpilaaren van het waare Patriotismus, de Verdedigers onzer Rechten, de Colommen onzer Conftitutie, met fcheld- en fchimpredenen overlaadde; -— terwyl men daar in op eene dolle wyze tegen Vrankryk, dat eene gemeene zaak met ons maakte, uitvoer; — terwyl eindelyk men daar in onbefchaamdelyk het ontzag voor zyne Majelteit Lodewyk den XVI. fchen****** ^ den  lxxxvi Voorafspraak. den dorst, de vcrfoeilykfte fchimpredenen tenen de Ministers van dien Vorst uitbraakte, de waardije der dienden, welke hy ons bewees, verkleinde , en zyne goede trouw jegens ons in verdenking bragt, zyn oogmerken met laster bezwalkte, zig bedroefde over den voorfpoed zyner wapenen , en zig over zynen tegenfpoed verheugde. En even of het niet genoeg geweest ware, óm voor de Cabaal eenen magiigen Aanhang onder onwetende en het dom gemeen te maaken, methetzelve eene misdadige verachting voor den Souvérain in te boezemen, zoo wel als een onzinnig wantrouwen en onverzoenlyken haat tegen Vrankryk, tegen onze waardigde Regenten , en tegen de braaffte Burgers deezes Lands, —< even of om dit doelwit te bereiken , het niet genoeg ware geweest de wreedaartige handelwyze van Engeland jegens ons te rechtvaardigen, en de verantwoording te maaken van het flecht beduur en gebruik der Zeemagt, moeden nog die Schryvers, die dweepzieke of door de party gehuurde Predikanten, dat Gemeen, die onwetende, en zelfs braave, maar eenvoudige Lieden ontrusten ea opzetten, met te publiceeren, dat de Godsdienst van den Staat in gevaar was-, — dat eene onder ons aanweezige en aan Vrankryk verkogte factie, voornemens was deezen Godsdienst den bodem in te flaan, en den Remondrantfchen in den zetel te zetten:,—, dat de Catholyken en Men-  Voorafspraak, lxxxvii Mennoniten hier te Lande, die onderneming moeften onderfteunen, onder voorwaarde, dat zy voortaan deel zouden hebben aan de Stedelyke en Provinciale Ampten en Bedieningen;— Zy, met één woord, verfpreidden dat men het Stadhouderfchap zogt af tefchaffen, om dat de Stadhouder den voornaamften Steun en Befcherrner van den Gereformeerden Godsdienst was. Maar, Doorluchtige-Vorst, zodanige afgrysfelyke famenzweering was'er, ofzywas 'er niet. Indien zy 'er ware, gelyk die Predikanten en die Schryvers voorgaven, wist Uwe Hoogheid zulks al zoo wel als die Luiden, en in dit geval behoorde Uw.e Hoogheid in gevolge den eed aan elk onzer Provinciën gedaan van te zullen verdcedigen, bevorderen en befebermen de ivaare Gereformeerde Cbristelyke Godsdienst, zodanig a!s dezelve'in de publieke Kerken deezer Landen geleerd word, die aan Hunne Heog Mog. op te geeven, en alle poogingen aan te wenden om die te fmooren: Indien in tegendeel Uwe Hoogheid wist dat zodanige fimenzweering niet aanwezig was, waarom dan, in Uwe hoedanigheid van eerfteMagiftraat van elke Provincie, zonder een enkel woord tegenfpraak te gedoogea, dat men openbaarlyk een bedrog verfpreidde, het welk zoo bekwaam was om Burgers tegen Burgers in het harnas te jaagen , en dat men daar uit een der voornaamftebeweegreden haalde, om het Volk aan ****** ^ r^e  ixxxvm Voorafspraak. te zetten, ter verdediging Uwer waardigheid, die men onderfteldc in gevaar te zyn? Helaas! de blinddoek, die men U op'de oogen hield, en de ketenen, in welken Uwe Hoogheid geklonken was , hinderden U te zien en te werken ! ... Geduurende dat ons rampzalig Vaderland overgeleverd was aan de roovenjen en geweldenarijen onzer buitenlandlche, — aan de hccrschzugt, aan de dwingelandy, en aan het verraad van onze hinnenlandfche vyanden, — aan de verdeeldheden, aan de onlusten, welke Schryvers en Predikanten, door die onderfcheidene vyanden gewonnen of gehuurd, berokkenden, — ontbrak het nog maar aan de Cabaal om eenigen Courantier te vinden, die in eene taal, welke over al verdaan wierd, fchryven, en dus gansch Europa zodanig misleiden" kon,, gelyk men ons binnen 'sLands bedroog; namelyk een Courantier, die deeze affchuuwlyke ongelooflykheden kon ontkennen of rcgtvaardigen, en op allerleije wyze kon fchenden en lasteren, al wie zich des wegens beklaagden. Zekere Manzon, Samendeller der Courant, ten ty tel voerende: k Courier du Bas-Rhyn, in 't Fransch gefchreven, en gedrukt wordende te Cleef, was recht de man die 'er goed voor was; want men weet hoe zeer hy zich beyverd, wanneer hy door eenige party is gewonnen. Maar, het zy hy zynen. dienst, te kost-  Voorafspraak. lxx.xi* kostbaar maakte , of dat hem deswegens nog geenerlei voorftel gedaan was , hy bezigde de eerfte acht maanden van den voornoemden Oorlog , om de zaaken , die 'er by ons omgingen , m hun waar oogpunt te befchouwen, en 'er over te oordeeien, zoo als zulks behoorde. Eenige trekken uit zvnc Courant in myn eerfte Deel aangevoerd draagen 'er be.wys van. Nu, wie zou ooit geloofd hebben, dat zulk een geldzugtig man eensklaps de onvertzaagtfte Verdediger van onze Anti - Patriotfche Cabaal wierd, zonder dat het toeneen enkelde ftuiver aan die Cabaal koste? De zaak gebeurde evenwel, en zie hier op welke wyze: In't begin van 't Jaar 1781. gebruikte deeze Schurk, die in zyn leeven nooit eenigen fchroom had over de middelen, die hem geld konden verfchaffen, de list om aan den Secretaris des Hertogs van Brünswyk eenen Brief te fchryven, in welken hy met vermomden ftyl en hand voorgaf een Boekverkooper te zyn, die van een Hollandsen. Particulier, mits pasfeerende eene Obligatie van 400 Ducaaten , een zeer hevig Manufcript tegen den Hertog en andere eerwaardige Perfoonen , magtig geworden was , en waar uit hy gemeend had een groot voordeel te trekken, doch na zes bladen te hebben afgedrukt, hadden de hevigheid van het werk , en de wroegingen van zyn geweeten hem. aangefpoord, de onderneming te ****** ^ laa-  xc Voorafspraak, laaten vaaren; en om nu te verhoeden van daar door geruineerd te worden, verzogt hy den Hertog om hem aan het Post-Comptoir te Nymegen te bezorgen de 400 Ducaaten, die hy zich verphgthad te betaalen, en belovende vervolgenshet (pretenfe) gefchrift te zullen verbranden ; enz. zoo als men alles kan zien in den Brief zelfs, die ik aan het einde van myn tweede Deel heb doen drukken volgens eene authentieke Copie, getrokken uit de Secretarye van het Hof vanjuftitie van Gelderland. Daar nu zulke Gauwdiefs-kunsjes al te dikwyls gebeuren , om 'er zich door te laaten bedotten , en dat 400 Ducaaten zoo gemaklyk niet worden weggegeven, liet myn Heer de Hertog door het voornoemde Hof een begin maaken, met de nodige Nafpooringen te doen, om den Auteur van dien Brief uit te vinden en het leed niet lang, of men vernam dat Sinjeur Manzon de Man was. Dit kan men insgelyks zien uit de autentieke Stukken der Procedures ten deezen opzigte gehouden, en die ik ook aan het einde van het voornoemde Deel heb doen drukken. Een ander als deezen Schelm zou zyne vermetelheid duur bekogt hebben. Een enkel woord van den Hertog aan het Pruisfisch Miniserie gefchreven, of enkel aan den Magiftraat van Cleef, zou genoeg zyn geweest om hem te verpletteren: Maar in plaats van hem te ver-  Voorafspraak. xci vervolgen, en de ftrafte doen ondergaan, die hy verdiende, was men in den Haag over die ontdekking zeer in zyn fchik; men gaf in Gelderland ordre om de procedures'te ftaaken, en men was blyde om ten pryzevan een edelmoedig pardon een pen meer te kunnen winnen, ter verdeediging der Cabaal. — Dat deeze Schelm dan nu nog.fchryve, zo als hy gedaan heeft, en zo als men hem kan bewyzen, dat om het huichelachtig Patriotismus der Verdedigers van onze zaak te ontmaskeren, hyzyne Zending alleen heeft van zyne Pruisftfehe Majefteit, en dat hy fcbryft onder de Sanclie van een Koningtyken Cenfor. Eindelyk, vermits die zaak toen eenig gerugc in het publiek maakte en zedert nog gemaakt heeft, zou ik my hier kunnen uitbreiden over de leugens van allerley foort, de ontelbaare teoenftrydigheden, en over de verbaazende onbefchaamtheid, door welke hy getragt heeft de fchelmachtigheid van zyne daad te verkleinen, tegen de geenen die hem dezelve hebben verweeten; ik zou my ook kunnen uitbreiden over zyn gezegde dat de Hertog is voldaan geweest over het geen hy tot zyne verfchooning heeft bygebragt, (dat niet moeilyk te gelooven valt als°men de beide perfonagien kent,) maar vermits dat alles tot myn werk niet behoord, zal ik my voorbehouden om, zo de Sinjeur Manfon fny daar toe noodzaakt, in een afzonderlyk Werk ampelerna te gaan, alles wat daar toe be* trek-  keil V0OB.AFSFE.aa ft treklyk is, en van deze gewigtige nafpooring aan gansch Europa kennis te geeven. Daar in zal men daaden zien zo grondig beweezen als die waar van ik gefproken heb, mitsgaders feemge andere autentique ftukken, welke dar. Heertje niet vermoeden zal in myne magt te zyn. — Ik zal thans laaten zien op welke wyze by zyn misdaad geboet heeft, en daar door zo verre is gekomen, van het hoofd zyner fpitsbroeders te zyn, ruim zo vet als immer een van hun is bezoldigt geworden , en zig boven dien de v&rfoeijng aller braave Ingezetenen dezes Lands waardig te maaken. Zo dikwyls deze kwant zig bezig hield met bp zyne wyze onze beste Patriotten belachlyk te maaken, daarmede te fpotten, met dezelve den eenen of anderen bynaamop den hals te werpen, hebben verftandige Lieden hem geen gehoor verleend: zo dikwyls hyzyn werk maakte, om, zig te vertoonen als een der Martelaars van de zaak die hy federt 5. jaaren verdeedigt, en ons is komen optellen het getal kalanten' welke zyn yver voor die zaak hem heeft doen verliezen, en dat hy, van dreigende Brieven ■fpreekende, die hy ontfangen, of liever zelfs verzonnen had, ons heeft afgefchilderd het gevaar waarin hyzig dagelyks bevond om de Ribben aan ftukken te krygen ofdoor eenig voorvechter van de patriotfche party den hals gebroken te worden, heeft men tot zig zeiven gezegt, mmkenf è  V o e s. a f s p k a X tó. *cï« ge knaap en hy doet zyn werk t zö dikwyls hy zig een Jonas maakte en over ons Land uitriep nog •veertig dagen en NiniveZfll vergaan, of dathy, een Jeremia vertoonende, heeft gaanzugten over her. geen hy de rampen der Republiek noemde en uitriep, 'er is eene 'godlyke rechtvaardigheid en beeft, myne Gebuuren, dat zy zig niet eens over u uitlaaie! gy hebt de maat uwer ongerechtigheid vervuld of byna volgemaakt O), heeft men met de Profeetfyen van dien ingeblazenen en met de waarfchuwingen des huichelaars den fpöt gedreven. —i Maar toen zyne verbitterde galle hem aanfpoorde om leugentaal te preeken of de waarheid te bevegten ? deugd en rechtvaardigheid te lasteren, :Onbefchaamdelyk alle welvoeglykheid en achting jegens aanzienlyke Burgers en achtbaareMagiftraaten uit het oog te verliezen, of eindelyk met eene tomelooze vermeetelheid Souveraine Vergaderingen, zo als die der Staaten van Holland, van Friesland, van Utrecht, van andere, of wel gantfche Natiën gelyk de onze, enz. aan te randen, — toen, zeg ik, hy zo verre kwam öm'ftouüyk tc beweeren, onwraakbaare bewyzen te hebben dat hier. een wezeniyk Project is om de Uonftitutie te veranderen • • en (o) Dit zyn de Woorden, welke deze Schurk, die God noch menfchen vreest, gebruikt heeft in zyn Courant vau J4. September 1785.  xenr Voorafspraak cn het Stadhouderfchap, of ten minften deszelfö gezag, den bodem in te flaan, enz. (a) — Toen hy listiglyk begon te beduiden dat eene haatlyke Factie het Vaderland aan Vrankryk had verkogt om zig van de magt dier Mogendheid ter uitvoering van dat Project te verzekeren, (é) —toen hy te kennen gaf dat Vrankryk zelfs zulk een Plan met de Roervinken van ons Land fefmeed had, om de Republiek van Engeland afte trekken , (c) — toen hy verzekerde dat dit Vrankryk in de Republiek een Party berokkend had, welke, volgens hem, den Engelfchen Oorlog' ever de 7 Provinciën had verwekt, een Party, welke alle de rampen des Hertogs van Brünswyk had veroorzaakt en dit Land van kuil in kuil heeft doen vallen tot op die laagte, waarin men het nu ziet, (<ƒ) — toen hy aan onze geheele Natie duidlyk te kennen gaf, dat zy in den Graaf de Vèrgennes en den Marquis de Verac twee nieuwe Stadhouders hadden verkregen fa') Courier du Bas-Rbyn van den 19. Febr. 1783. (*) Courier du Bas-Rbyn van den 13. Sept. 1783. —« Schoon hy hier en in de twee volgende Artykelen. Vranklyk niet duidelyle noemt, wyst hy die Mogendheden egter zo klaar aan dat niemand, in het leezen derzelve daar in misgreep. (O Idem van 6. Maart 1784. U) Idem van den 23. Oftober desae>en jaars.  Voorafspraak. xcy gen,(<0— toen hy, niet te vreeden, met zyne Courant te vullen, met al het geene zyne eigene fchelmachtigheid, en die zyner aanftookers hem konden inboezemen, die Courant nog het middel maakte om de fchandelykfte voorts brengzels tegen Vrankryk, tegen den Hertog de la Vauguyon, en tegen de braaffte Lieden van ons Land door gantsch Europa te verfpreiden, en zulke, by voorbeeld, als een gedeelte der al te befaamde Catalogue' de TabJeaux welke die rampzalige omftreeks i. January 1783. uitgaf, zulke als de vaarzen , die hy in den beginne van 't jaar 1784. daar in plaa.tfte enz. — toen, zeg ik, men dat alles begon te overwegen, zeide men: dit fcbepzet is een dolzinnigen, die gebonden moet worden; kt is een. wild dier welker woede men temmen, of die men uit dg menfchetykefamenleeving verbannen moet: En wanneer hy,verftoutdoorde ftraffeloosheid van die buitenfpoorigheden, of aangehitst door onze inof uitwendige vyanden , hy de vermetelheid had het Volk des Lands tot oproer aan te zetten, en zig te wrecken over de Monfters, die, volgens hem , daar in de twisten zaaijen , en het oanweezen der Republiek op het punt van ondergang bren- (a) Idem van ai. Jau. 178&  xcvi Voorafspraak. brengen (a) dat is om zig te wreeken over getrouwe Burgers, over waardige Magiftraaten, die het yverigfte en kragtdaadigfte onze Rechten en de handhaaving van onze waare Conilitutie eifchen, — wanneer hy, door opgaaf van hunne eerfte naamletters (6) aanwees deflagtoffers die hy ontzield, de ingewanden uitgerukt en het hart van een gefcheurd wilde hebben om daarin het laatfte Vryheidszaad uit te roeijen, toen was'er geen eerlyk mensch, welke niet met afgryzen en fchrik bevangen uitriep, dat de zie! van dit Mcnfter geen andere zyn kon, dan die van tenen Tichelaar, van eenen Verhoef, of eenig ander doemwaardig Verrader, eenig anderenwoeflen Moordenaar, die zveteer hunne eeuw en onze Natte onteerd hebben! Geen braaf man, was 'er, die niet van verbaazing verftomd was, door te overwegen , dat een Papier met zo veel vermetel"heid, met zo veel fchandelykheden opgevuld, een Papier, dat men den fakkel van Tifphone, de moordklok kan noemen, 'en waar uit men zo langen tyd onder ons de oproerigfte gedeelten s vertaald heeft, den aandacht niet verwekte van de Bewaarders der publieke veiligheid, 4e gramfchap van deWreekers der wetten, van de (a) Idem van 30. July 1783, {i) Iiidtm,  Voorafspraak. xcris de Verdeedigers def rust, der goederen en van het leeven der Burgers niet gaande maakte ,• | en het zelve niet deed verbieden öf verbranden , zo als het waarlyk verdiende en blyft verdienen. Zie daar, Doorluchtigste Vorst, zie daar van welke Luiden, zulke, die den ondergang van ons Land gezworen hebberi , zich bedienden en nog bedienen om tot hun oogmerken te komen ! ■— Zie daar inzonderheid de Afbeelding van een Man, die zig honderdmaal ift zyne Co'urant voordeed, als de Verdeediger van waarheid, rechtvaerdigheid, en menschlievendheid , als de wreeker van de onnov zeiheid en vryheid, de geesfel der onverdraagzaamheid , der vervolging en der dwingelandyel — Zie daar de beeltenis van een Man, die, in weerwil van al die fraaije betuigingen alles heeft uitgevoerd wat ik heb voorgedragen, en die zig blindeling heeft opgeofferd aan eene Cabaal, welke' zig durft beroemen U tot hoofd te hebben ! — Zie daar eindelyk dd beeltenis van een Man, of liever verfoeilyke' Schurk, welke dm des te ftraffelooz'er die Cabaal te kunnen dienen, en om gansch Éuropa te beter M kunnen misleiden, zig zedert vyf jaaren opwerpt, als de Advocaat Uwer Zaak en de BefchermerUwer Rechten, als del Raadsman onzer Natie, en de' Verdeedrger ©nzer Conftitutie ! ******* jjS|.  xcvin Voorafspraak. Het waren geenzins, Doorluchtige. Vorst, eenige Schotfchriften , toegekend aan den Schryver der Patriottifche Party, in welke men U befchuldigt heeft, de eerfte en voornaamde oorzaak te zyn, van alle onze rampipoeden, en van voor U zeiven eenen troon te hebben, willen vestigen op de puinhoopen onzer Vryheid; het waren geenzins die zelfde Schotfchriften, in welke men poogde uwe deugden te ontluisteren, met U gebreken aan beleid toe te fchryven , het zy dan waar of veronderfteld, maar die een Grooten Vorst, zo als Ge zyt, onwaardig zyn ; het waren geenzins, zeg ik , die fchimpfehriften.(tegen welken Ge zeer zorgvuldig de ftrengheid der wetten verzegt) welke Uwe eer'in de oogen der Natie konden bezwalken. De pylen , welke daar in tegens Uw Perfoon wierden afgefchoten, zyn op hunne Opfteller wederom neergekomen; en deeze Opflellers zyn verpletterd geworden , onder den haat en de fchande, waar meede zy getragt hadden U te overftelpen. Maar, Doorluchtige Vorst, was 'er iets in ftaat om waarlyk een vlek op Uwe reputatie te brengen, dan is het dat, in hoedanigheid, van eerfte Magiftraat van elke Provincie,— in hoedanigheid van een eerlykman, die de behoudenis van zynen roem aan zich zeiven, en aan eene Natie verfchuldigt is, welke hem tot de hoogde waardigheid, die on»*.*«»«« ' der  V O O K. A F S P K. A A IC. XCIX der haar is, verheven heeft, — dat, in hoedanigheid van Vader des Huisgezins, die aan zyne Kinderen verfchuldigt is, het voorbeeld te geeven van een aandoenlyk, rechtvaardig ëti edel hart, en boven al van dien edelmoedigen moéd, welke eindelyk de ketenen weet te verbreeken, in welken trouwlooze en listige Raadgeevers dé al te lichtgelovige, en alie vertrouwende Vorften, maar al te dikwyls gekluifterd houden, — het is dat Ge in alle die hoedanigheden nimmer aan eenige Rechtbank verzogt hebt, om geftreng te zyn tegen ce Courant van eenen Schryver, welke voorwend Uwe zaak te wreeken met het lasteren of fchenden, van al wat onder ons het achtingwaardigst is, en het Volk onzer Provinciën aanhitsende tot oproer en alle de ysfelykheden van eenen ophand. Indien, zeg ik, iets Uwe reputatie heeft kunnen bezwalken, is het dit, dat Ge noch formeel, noch direB, den arm der Juftitie hebt ingeroepen, tegen zoo veele andere gefchriften , van welken ons Land van het begin des Oörlogs tot op den huldigen dag overftroomt is geworden ,' en in welken, onder voorwendsel van Uwe rechten op te geeven, en Uw Beftuur te rechtvaardigen;- men het loffelykst gedeelte der Natie, de getrouwde Regenten, en onze edelmoedige Bondgenoten onwaardiglyk gehoond' en 'gefchonden heeft, H» Gefchriften-, 'wa^r' in men openbaar- ******* 2 lyk  e Voorafspraak.- lyk heeft goedgekeurd , de fchandelykfte mid* delen , door de Cabaal, geduurende den Oorlog, in het werk geheld, om de Engelfchen ten dienst te zyn, en ons in den poel van rampfpoeden te dompelen, — Gefchriften, waar in men duizende maaien de verantwoording heeft gemaakt van de poogingen, door die Cabaal aangewend, en die zy voortgaat aan tewenden, om onze Conftitutie om te keeren, onze klagten, onze verzoeken, onze zuchten zelfs te fmooren, en om het gewigt der kluifters te verzwaaren, onder welker knelling wy gebukt gaan. Ja, Doorluchtige Vorst, wel verre van . alles aangewend te hebben, wat in Uw vervlogen was, om tegen zulken Schryver of die doemwaardige Gefchriften recht te vorderen; wel verre van alle middelen gebezigt te hebben,. welke Uwe pligt U behoorde in te boezemen om den loop dezer laatfte te (tuiten, heeft Uw e Hoogheid zelfs geenerlei aanhoudende enUwer waardige poogingen te werk gefteld om de droevige gevolgen, die'er zedert byna vier jaaren tot heden toe uit voortgevloeid zyn, voor te komen of te beletten, dat is namelyk, om: voor te komen of te beletten de wanopdres, en de oproeren,, aan welke een blind Graauw zig op verfcheide plaatzen fchuldig gemaakt heeft, aangevuurd zyn de door het leezen dier Schandfcliriften, of door hun die de5 • ' ' • zei-  Voorafspraak. • zelve voorlazen, of'door een hoop zo dweepzieke als fchurkachtige Predikanten: Een bhnd Graauw, zeg ik , om dat het zelve waand Uwe zaak te wreeken die zy niet kent, en U te herftellen in Uwe wettige rechten, waarvan zy even weinig kennis draagt en welke niemand ooit gedacht heeft U te ontrooven. i Met één woord, Doorluchtige Vorst, wel verre dat Uwe Hoogheid in dat alles had gedaan, het geen derzelver pligt, waare belangens, en eige eer vorderden dat Ge daar in deed , befchouwde U we Hoogheid zulke van onze Schryvers als deszelfs gedeclareerde Vyanden, welken tegen deKladders en de Predikanten der Cabaal, en tegen alle andere lasteraars en ftookebranden van die zelfde party den ftryd dorften aanvangen. By Uwe Hoogheid wierd hetvoor eene ftrafbaare vermetelheid aangezien, wanneer men de oogen opfloeg over de Rechten, waar van wy ontzet waren geworden, over de ketenen met welke wy bekaden waren, over den ftaat van benaauwdheid waar toe wy waren gebragt, en wanneer men de Natie zuiverde van de lasteringen, die men tegen haar door gantsch Europa verfpreidde: Uwe Hoogheid hield onze regtmaatige bekommeringen voor ydele fchimmen, onze klagten voor ydel gefchreeuw, onze vorderingen voor het uitwerkzel van een muitzuchtigen geest: Uw e Hoogheid geloofde, om dat men ******* ^ TJ  cn .VooursHiA k. Ü zulks diets maakte, dat de poogingen ónzer achtmgwaardigfte Regenten om de ftervende Vryhcid te herftellen, om eenige dealen van Uwe Adminiftratic naar te gaan, om het gedrag Uwer Creaturen te onderzoeken, om de misbruiken, waar van ik zo dikmaal gefproken heb, te beteugelen , zo veele aanflagen waren om de orde van het Gemecnebest te ftoorenzo veele uitwerkzels waren van een gefmeed voorneemen om Ute vervolgen en uw wetttiggezag te ontrooven, Uwe waardigheid te vernietigen, en om de Confhtutie om te keeren , ten einde op derzelver puinhoopen eenen nieuwen Staat te vestigen , in welken de al zo heerschzugtige als listige Demagoogen, op hun gemak een Despotismus zouden kunnen uitoeffenen , het welk door niets geftoord zou kunnen worden. — Zodanige vooringenomenheden, Doorluchtige Vo rst, waren weinig gefchikt óm Uaan te fpooren , tot het doen verbieden hier te landevan eenen Courier du Bas-Rbyn, of van eenen Ouderwet fchen Patriot , en van zo veel andere fchandelvke als oproerige Gefchriften, met welke deze Provinciën overftelpt zyn geweest, en nog zyn : En het is ongetwyffeld in de zekerheid dat zodanige vooringenomenheden in Uw gemoed , en in die van de Haagfche Politie nog huisvesten , dat de Courantier Gosfe nog heden in vergetelheid en fchurkachtighcid allezyns gelyken, die hem voorgegaan zyn, of die zig nóg in den zehv  "Voorafspraak. cm «elfden loopbaan bevinden, te boven gaat. — Maar het word tyd , dat ik van dezen uitflap over de Anti-patrio tfche Schandfchiiften afga, en tot myn Hoofdzaak keere. De Klagten en Vorderingen , welke geduurende den Oorlog zig van alle kanten bleeven . verheffen tegen de noodlottige Directie van onze Zeemagt, en tegen de fchandelyke werkeloosheid, die 'er uit voortvloeide, vergramden Uwe H oogheto, en Ge meende m eemo-e dier Stukken, mitsgaders in het gefchrei der benaauwdheid, dat van het een uiterfte der 7 Provinciën tot het ander weergalmde, te zien dat Uwe eer en de verfchuldigde trouw aan den Staat zwaarlyk gefchonden wierden. En daar om gaf Uwe II oogiieid , nadesweaens zig ten fterkften beklaagt te hebben, m het frcreet'Béfoigne Hunner Hoog Mog. op den ia Augustus des jaars, 1782. te kennen , dat om alle verdenkingen en lasterlyke gerugten te doen ophouden, Uwe Hoogheid befloten had eene gedetailleerde Opening te geeven van Uw gedrag, geduurende dien Oorlog in qualiteit van Admiraal-Generaal der Unie -ehouden. En eindelyk kwam deeze Opening opdaagen: dat is namelyk, dat, op op den 7 Oftober daar aan volgende Uwe Hoogheid aan de Staaten-Generaal overgaf het eerfte ftukvan derzelver befaamde juMcatiw Memo- ##**#** ^ RIS  Voorafspraak. met eenen BrieFj ^ vm . gmin deze bewoordingen vervac was: Hoog Mogende Heeren! » Thans vinden wy Ons in ftaat gefield - L°emn' ;e;voIdoeninse **" de ^êüSXt " T'u e" ]an/S dien weS' ook onder dat van » de hooge Bondgenooten te brengen een „ aaneengeschakeld Tafereel van onze poo„ gmgen en verrigtingen, voor- en geduurende „de bmnen-en buitenlandse onlusten, die * Vader]fd ™< eenen onherftelbaaren «ondergang bedreigen; en daar door in de „ Regtsters der deliberatien, zoo van Uwe Hoog „ Mog., als van de Heeren Staaten, van alle de * J;0V!nCIen' °P ce rigten een altoos duurend „ Monument van onze waare bedoelingen en „ zmvere liefde tot het Vaderland, zoo wel " en *L °ngeSro"dheid ^r vermoedens, » en diffidentien, welke men, federt een ge- ^ » rui- ^*-»«*-*.; M» die  Voorafspraak. ev „ ruimen tyd, (met al te veel fucces voor de „ belangen van de Republycq) getragt heeft, „ tegen ons in te boezemen aan eene Natie, „ onder welke wy geboren en opgevoed zyn, „ welker belangen onze belangen zyn, en wier „ voorfpoed en welvaart itceds met de onzen, ,. en die van ons Huii, onaffcheidbaar verknogt „ zyn, en dus een wezenlyk, ja zelfs het „ grootfte gedeelte van ons geluk uitmaaken. Ik laat, Doorluchtige Vorst, de verdenkingen en het wantrouwen, welke Uwe Hoogheid zegt, dat men getragt heeft tegen U in te boezemen voor het geen zy zyn. Geen onzer Negocianten, geen onzer Steden of Provinciën, geen onzer goede Burgeren heeft zich in zoo verre vergeeten; en ik heb bereids gezegt, dat Uwe Hoogheid meerder beklaagt dan verdagt behoorde te worden; en dat men aan de trouwloosheid van Uwen Raad, de misflagen en dwaalingen moest toefchryven, die men in Uw bewind, betreklyk onze Zeemagt heeft opgemerkt.— Maar, wat aanbelangt, dit aaneengeschakeld Tafereel van Uwe poogingen, van Uwe daaden, voor engeduurende de oalusten, welke toen plaats greepen, wat aanbelangt, het duurzaam Monument van Uwe waare bedoelingen, en van Uwe zuivere Hefde voor bet Vaderland, namelyk j wat belangt de Memorie, die Ge aan Hunne Hoog fdas- hebt overhandigt, ik durf hier bewee******* g ren,  EVI V O O R A f S F r a A IC. ren, en ik zal het in de drie eerfte deelen van myn Werk betoogen, dat deeze Mem--fciE niets anders is dan een kunftig famenweefzel,meer gefchikt om het rechte denkbeeld, dat men zich van den ftaat der zaaken zou kunnen formeeren, te verduifteren , dan om het zelve op te helderen. Waar is de Man, die in ftaat is de waarheid te ontdekken, in een Geschrift,vol van verzwygingen en vermommingen, van duiftere , van twyflelachtige of valfche aanvoeringen?— In een Geschrift, in het welk waarachtige zaaken verzwolgen worden, in eene zee van beuzelachtige uitweidingen, of verward zyn onder het verhaal van een onophoudelyk gaan en komen, van onnodige raadsvergaderingen , van nuttelooze formaliteiten, van gemaakte vertrouwlykheden , afgegeven ordertjes, ontfangen berichtjes, en honderd andere kleinigheden, welke byna zouden doen gelooven, dat een Admiraal-Generaal van de Republiek, meerder werks en omflags gehad heeft, om een hand vol Schepen geftadig werkzaam te houden , dan een eerfte Admiraliteits Lord van Engeland, dat is van een Minister, wiens aandagt en zorgen zich moe- ' ften uitfpreiden over het gebruik en de werking van 500 Oorlogfchepen in de vier waerelddeelen verfpreid. De Stellers van deeze Memorie, Doorluchtigste Vorst, of liever van dit wanfchapen famenftel hebben geweest,  Voorafspraak, eva Veest, offchurken, ofweetnieten, welke Uws • Hoogheid hebben bedroggen, als wiens waar oogmerk zekerlyk is geweest zich te rechtvaardigen, van alles wat men kon verdenken tegen zyne eigene inzichten en gedrag, en niet om Hunne Hoog Mog. en de Natie in het geval te Hellen van niette kunnen ontwikkelen, de fchandelyke middelen en kunscgreepen, welke Uwen Raad en derzelver Suppoosten voor en in den Oorlog hebben gebezigt om hun doemwaardig oogwit te bereiken en om U onbemerkt ter onderfteuning hunner aanflagen mede te üeepen- Indien Uwe Hoogheid die Memorie met eene aanhoudende, aandagt en met minder begoochelde oogen dan de Uwen waren, had geleezen , zoud Ge de zelve op haare rechte waarde hebben gefchat; en in plaats van dezelve op te vyzelen, als een M onument , zo roemwaardig voor Uwer Ho o g heid s Adminiftratie, als fchandelykvoor. de praïtenle lasteraars van dat Bewind , zoud Ge het aangemerkt hebben als een eeuwig Monument van de fchelmachtigheid en der fchande van de Cabaal, welke U aangezet heeft U op die wyze te rechtvaardigen, om dug doende zich zelve te zuiveren. — Gy zoud, zee ik, met verontwaardiging die Memorie hebben verworpen en Uwe Hoogheid zou -zig gehaast hebben, in de volle Vergadering der Staaten Generaal te gaan, en te bekennen  cyin Voorafspraak. . eindelyk ontdekt te hebben dat het tot daar toe gehouden gedrag van Uwe Hoogheid, zo m derzelver qualiteit van Admiraal Generaal, als mderzelver andere qualiteiten, betreklyk tot dehooge Charges, welke Ge in de Republiek bekleed, ongelukkiglyk alleenlyk beftuurd waren door een Raadsvergadering van Verleiders en Verraders, bygeftaan door eene menigte Suppooften: Uwe Hoogheid zou gezugt hebben over het ongelukkig lot, waar toe Ge zo veele jaaren gebragt was geweest; en Hunne Hoog Mog. aangezogt hebben, om zonder eeni* vertoeven eenen Raad van rechtfehapen Mannen te benoemen, die in ftaat waren U te beftuuren en te onderfleunen, in de poogingen die Ge voortaanzoud aanwenden om op eene UwerHoogheid waardige wyze het belang en de eer des Vaderlands te handhaaven en te verdeedigen. De ganfche Natie DoorluchtigeVorst, zou het gelukkig oogenblik gezegend hebben, op welke Uwe Oogen de fchillen ontvallen waren, mitsgaders dat geene, waarin Ge moeds genoeg zou gehad hebben, om de zo even gemelde bekentenis en eisch aan Hunne Hoo- mog. te doen. Kortom dusdanige gebeur* tems zou alles voorgekomen zyn, wat 'er onder ons zedert dien tyd is voorgevallen, en de •Republiek zou zig thans in den naaren ftaat niet vinden waarin men haar thans ziet. Maar wel verre van zulks te doen, meende 'Uwe  Voorafspraak. Ctx Uwe Hoogheid dat die Memorie een mee* fterftuk wasvanredeneering engoede trouw ; en alvorens dat Hunne Hoog Mog. U betuigd hadden of zy al of niet voldaan waren, liet Ge toe- dat een gedeelte der Haagfehe Schuttery, U een Dank-Adrfs ten dezen aanzien prefenteerde; dat is een Adres ingerigt door Lieden, wier verkleeftheid aan de Hoofden der Cabaal bekend was, een Adres, vervat iit«i de allerberispelykfte bewoordingen, en waarlyk uitgedagt om het Publiek wys te maaken, dat de klagten, voormaals door de Regeeringen van verfcheide Steden en door geheele Provinciën tegen de flegte directie, en de noodlottige inactiviteit van onze Zeemagt gedaan, de alleronregtvaardigfte waren , — en om de Voorftanders van de Cabaal aan te zetten om dergelyke Adresfen in de andere Steden te ontwerpen , om door dezen weg te üaagen in het dwingen van den Souverain , om zelve de Memorie goed te keuren, en U te bedanken, Doorluchtige Vorst , zonder de kragt of waardigheid der redenen , welke daar in vervat waren naar te gaan. De misdaadige wanorders , door eenen hoop dolzinnigen flraffeloos in 's Hage , by die gelegenheid Qa) aangerecht, ora raö jsb rifiv rt! S tb ;der C») Het was den 5. December 1782. dat deze wanorden plaats hadden: en zy zyn hier bekend onder deat niatn van Si. Nicokas Oproep.  «fc Voorafspraak. de rest des volks van deze plaats mede te nee£en in de voltooijing van het ontwerp dat mert inboog had, by de Vreemdelingen niet genoeg bekend zynde, zal ik aan het einde van myn derde Deel 'er de geheele Hiftorie Van opgeeven; en daar aantoonen dat deze wanorders de bron en oorzaak geweest zyn van alle volgende Oproeren , die wy zedert in ons land gezien hebben; Oproeren, welke de Républiek tot in haare fundamenten hebben doen daveren, en die evenwel Uwb Hoogheid gelooft heeft, en heeft willen doen gelooven, dat alleenJyk vrolykheden en betuigingen van verknogtheid voor Uw Perfoon waren! - Het geen een gedeelte van hetGepeupel, niet ■ alleen in.'sHage, maar in verfcheide-andere plaatfen had aangefpoord om te gelooven, dat de inhoud der Memorie van Uwé Hoogheid door den Souverain formeel behoorde goedgekeurd te worden, was niet alleen de opinie, welke men dat Gepeupel had ingeboezemd, dat Uwer Hoogheids Bewind, met betrekking tot het gebruiken onzer Zeemagt, onber-ispelyk was, maar ook die, dat men het onbepaaldfte vertrouwen moest nellen in Uw Perjoon Niets evenwel was valfcher: de uitwerkingen van dat Bewind hadden voldoende beweezen, hoe gebreklyk, bekommerend, en nadeehg het voor de belangens van den Koophandel, en die van den Staat was, en by gevolg  Voorafspraak» cxï . volg hoe min het de goedkeuring verdiende. Was'er ietsin U, Doorluchtigste Vo i st,„ welk' men met zo veel grond niet berispen kon, het waren de beweegredenen, welke U bezuurden, en de intentie die Ge had om welte doen, terwyl Ge kwalyk deed. Een ander bewys dat dit Bewind niets minder dan goedkeuring waardig was, vertoonde zig in het wettig geroep, door de ganfche Republiek opgereezen, tegen den Hertog, tegen Uwen Mentor, tege'n het Hoofd der Engelschgezinde en Antipatriotfche Cabaal, tegen een Man, kortom, door wiens raadgeevingen Uwe Hoogheid zig zo byfter verdwaalde in de uitoeffening aller waardigheden en bedieningen, met welken Ga bekleed zyt. Een ander bewys , eindelyk.„ dat dit Bewind geenerlei goedkeuring verdiende, is dat de meefte Provinciën hunne ftem hebben doen hooren, om dien Man niet alleen van Uw Perfoonte verwyderen, maar uit de ganfche Republiek van welkers rampen hy de oorzaak was: Deze daad alleen Doorluchtige Vorst , vergruist Uwe berugte Memorie, en betoond met hoe weinig grond.G.e ia ' Uwen Brief aan de Staaten Generaal., in dato i. November 1.7 84. hebt kunnen en mogen het ftuV zwygen, van Hunne HoogMog. over Uw eM emorie in dier' voegen interpreteeren :/öf Hoogstdezelve in Uw gedrag , als Admiraal Generaal,, geduurmde den Oorlog gehouden, niets had&n given-  CXII VOORAFSPRAAK, den dat derzelver misnoegen of disapprobatie verdiende. Voor 't overige, zoo het waar was, dat Hunne Hoog Mog. voldaan hadden geweest, over het verflag by die Memorie gedaan, zouden Hoogstdezelve ten minnen U het recht gedaan hebben zulks te betuigen, het geen Hunne Hoog Mog. nooit gedaan hebbes, noch nooit doen zullen. ■— Daar van een formeel onderzoek te ordonneeren, (het welk men wel gezorgt heeft U niet te raaden van Hunne Hoog Mog. te vraagen) zal ook niet gefchiedert; want zoodat voorftel in Hunne Vergadering wierd gedaan, zou de Cabaal wel middel vinden om de uitwerking te ftremmen. Het blykt nog heden wat al dwarspaalen zy blyft hellen in het definitief examen der zaak van Brest. — Maar gefield eens dat men tot het onderzoek der Memorie van Uwe Hoogheid overging, én men vond daarin Uwe Adminiftratie fchuldig... Zou men, zoo als thans hier de ftaat van zaalten is durven ondferneemen om U te ftraffen ? zou men zelfU' durven berispen? . ... Doorluchtige Vorst , 'eris geenbefchaafd Land, waar in de Souverain zelve aan de grondwetten van den Staat niet onderworpen is; .... Evenwel, 'er zyn Landen al waar vermogende byzondere Perfoonen, zich boven alle wetten oordeelert te' weezen, en het in der* daad zyn? Wat het onbepaald vertrouwen aangaat, het ** welk  VöORAFS?RAAK. nüïi Welk dat gepeupel meende en nog meend, dat de Natie, (en by gevolg ook de Souverain) inUwPerfbon hebben moet, Doorluchtige Vorst, is een jlehegel, welke de Cabaal reeds by verfcheide gelegenheden had voorgewend (a), reeds voor het publiceeren van Uwe Memorie; en het is een Jlelregel, welke de Samen {tellers vari dat Gefchrift U in deeze bewoordingen hebben doen herhaalen: „ geplaatst „ aan het hooft der Regeeringe deezer Lan„ den , hébben wy een inconteflabel recht op het on■„ bepaald vertrouwen eener Natie, op welke wy » de Cd) By voorbeeld, by gelegenheid van het vigoureus Advis, dat de Zeeuwfche Steden in de Maanden juny en Ju!y 1782. ter Staats-vergadering dier Provincie inbnagten, over de onvermydelyke noodwendigheid om de oorzaaken vnrc de flegte directie en de fataale inactiviteit onzer Zeemagt naar te gaan; by gelegenheid van den vermaar* den Brief door de Staaten van die Provincie aan Hunne Hoog Mog. op deil 29. July o>rer die zelfde noodwendigheid gefchreveu: — hy gelegenheid der Leydfebe Propofitie op den gr. dier zelfde Maand gedaan? - by gelegenheid der Conferentie, welke de Staaten van Holland aan hunne Cominisfarisfen met Uwe Hoogheid deswegens ordonneerden te houden: en eindelyk by gelegenheid der zwaars Klagten, wélke de Staaten vanfWw/andgeduurendeden zo. mer van dat jaar gedaan hebben, — en byzonderlyk de . vermaarde' Propofitie , door het Quartier van Ooitergó itj de Vergadering der Staaten van die Provincie óp den §. July van,dat zelfde jaar gedaan.  cxrr Voorafspraak. de naauwfte en tederfte betrekking hebben, „ enz.(a) " — Zoo dat waar was, Doorluchtige Vorst, dan zou men wel by ons kunnen zeggen , het geen de Voorftanders der Pauslyke onfeilbaarheid zeggen : Succmibat ratio fidei, & captiva qukjeat. Edoch, zulks is volftrekt valsch: want men onderftelle al eens, dat een Stadhouder van dit Land beftendiglyk in zich vereenigcle, de liefde tot rechtvaardigheid, de beste intentien, en de heilzaamfte oogmerken, zou het dan niet mogelyk zyn dat hy in zyne Adminiftratie dwaalde, of door onkunde, of door onbekwaamheid, of door verzuim, of door kwaade raadgeevingen, enz.? i—■ De goede hoedanigheden des harten zyn niet altoos verzeld van den benoodigden yver om te ageeren, noch van de verlichting des verftands, en noch minder van het voorrecht om door niemand bedrogen te worden. Dus, gelyk een Stadhouder even als een ander mensch feilbaar is, en dat hy, behalven deeze feilbaarheid , alle ondeugden kan hebben , die uit eene onmaatige heerschzugt, of van elders, afvloeijen, heeft ook de Natie, 00 A. M. 125. — b. U' 18$. — C. hl. 07.  Voorafspraak. cxy tie, mitsgaders de Souverain, het recht een geopend oog over zyn gedrag te houden, en het zelve des verdienende te berispen. Hadden wy, Doorluchtige Vorst, altoos van dit recht gebruik gemaakt, wy zouden niet; weezen zoo als wy tegenwoordig zyn. Was deeze Voorafjpraak niet reeds te uitgebreid geworden, zo zou ik alhier in een hoofdzaaklyk onderzoek treden der voorwerpen,r die ik in myn Berigt aan den Lezer alleenlyk aangevoerd heb: Ik zou daar in opgeeven het Plan van myn Groot Tafereel: ik zou daar uit betoogen de beweegredenen welke my thans deeze Schets doenuitgeeven: En ik zou daar in te binnen brengen de zonderlinge zaaken, die zedert den oorlog in ons ongelukkig land nog gebeurd zyn. — Dat is , namelyk, dat ik zou voordraagen , boe de Cabaal is voortgegaan in het bezigen van verleiding , lastering , geweld en alle andere middelen, welke derzelver fchelmachtigheid haar kon inboezemen, om zig op den Throon te handhaaven: — teUwe Hoogheid,meer dan ooit, door de betooveringen dier Cabaal verblind, zich vergeeten heeft tot zelf aan de Staaten van Holland de duidelykfte Rechten Hunner Souverainiteit te betwistende, ingevolge Hunne weigering van Uwe illegaale pretenfien, Uwe Hoogheid den Haag •yerlaaten, en met Uwe Huisgezin,:onze Pro******** 2 yin*  cxvt Voorafspraak. vinden doorloopen heeft, en U over al hebt vertoond als een ongelukkig en onregtvaerdig vervolgden Prins; — hoe Ge vervolgens Uw verblyf gevestigd hebt op het Kasteel hetLoo, alwaar Uwe Hoogheid eenen kostbaarentyd verliest in het midden eener menigte lafhartige Pluimftrykers en van eenige Verraders, wier Bacchus-Feesten de ganfche Republiek ergeren , en welker raadgeevingen en aanftookerijen de verguizing van Uwe Hoogheid met ons voltooijen zullen. Ik zou ook voordragen hoe het gezigt van alle de elenden, van welke wy reeds zo langen tyd overftelpt geworden zyn, als mede het vooruitzigt van nog zwaarder rampen, en die ons dreigen, een groot gedeelte onzer Burgeren de wapenen hebben doen aangrypen om het overfchot onzer Rechten en van onze Vryheid te verdedigen, en wederom te bekomen het geen ons ontroofd is geweest: — Ik zou doen zien met welk eene uitneemende voorzigtigheid en gematigheid die gewapende Burgers zig hier omtrent hebben gedragen, hoe verbolgen hun edel befluit de Cabaal gemaakt heeft: hoe veele tegenheden en dwarsboomingen die Burgers, ja ganfche Schutteryen, in hunne wettige poogingen hebben moeten ondergaan, niet alleen van wegens die Cabaal, maar ook van den kant eener affchuwelyke Ariftocratie, die gemeend heeft haar ryk op de puinhoopen van het Uwe, Dooreu enig»  Voorafspraak. cxvii tige Vorst, te-kunnen vestigen, en welker fchurkachtige huurpennen die pretenfien hebben geftaaft, door byna tot niets te brengen de Rechten, welke een Vry Volk bezit om Vertoogen te doen over de rampen of onrechtvaardigheden , die het zelve ondergaat , dat is, met daar te fcellen dat de eerfte piigt van een Volle zyn zou lyden en zwygen: Leerftelzel alleen pasfende in de fchoolen van Algiers en Tripoli, en welke de tyrannifche Publicatie heeil voortgebragt, die eene Meerderheid der Staaten van Gelderland, in denjongften Meymaand heeft uitgevaardigd, en die de oorzaak is der elende,welke.de StadMurg ondergaat, door het weigeren dat die Publicatie by haar wierd afgekondigt. Met een woord Doorluchtige Vorst, was deze Voorafspraak met reeds te lang, dan zou ik 'er byvoegen boe eindelyk tusfchen de Ariftocraaten en de Cabaal eene haadyke Coalitie is geformeerd, door welke zy, trots op deze verfterking, haare verachting voor de Natie zo verre heeft uitgeftrekt om U te noopen tot hetbehoemen van een Uwer Gardes du Corps tot Schepen der Stad Haiiem, een kwant, welke géén anderen rang had dan van een bloot Soldaat, en welke in die hoedaanigheden zig op het Raadhuis heeft durven aangeeven, om den Schepens-eed af te leggen.. .Haatlykc benoeming! welke de braave Hattemers niet erkend hebben, en het welke Uwe Hoogheid,/erg grimd  CXVHI V 00RAFSPK.AAK. grimd Zynde, naar men zegt, gezworen heeft, door geweld te doen erkennen. ■ Gelukt deze zaak, Doorluchtige Vorst, naar den wensch der Cabaal, dan zullen wy eerlang de ftalknegts van Uwe Hooghei» in de Stedelyke Collegien zien zitten. Dit zal vry wat anders wezen dan te zien, gelyk wy dikwyls zien, dat Uwe Kamerlingen in de Vergadering der Staaten Generaal gaan preiideeren, na het verrigten van Uwen dienstin de Antichambre.. In weerwil nogtans van zoo veele verbazende zaaken, als ik in myne Vooraffyraak, mitsgaders in het beloop van myn Werk aangevoerd hcbbe, heeft men (vóór al zedert vierjaaren;) onze ongelukkige Natie by wylen ZynePruisfifche Majeftèit durven belasteren: verfcheide keeren heeft men den Grooten Frederik voorgedraagen , dat men alhier werkte om Uw wettig geZag te'vernietigen, en misfrhien, dat men U wilde ontzetten van de eminente Charges, die de Natie in Uw Huis erflyk gemaakt heeft. Deverknogtheid, met welke die Monarch aan dat Huis gehegt was, het aandeel dat hy nam in de Confervatie onzer tegenwoordige Conftitutie, hebben •dikwyls zyn rechtvaardig en edelmoedig hart bekommerd: Zyne Majeftèit heeft ten dien einde verfcheide Reprefentatien laaten doen,zoo by de Staaten van Holland als by de Staaten Generaal: Maar wie het ook ware, is niet in ftaat geweest "eenedaad, dievolftrektvalsch en alleen uitgedagt was  Voorafspraak. cxix was door de verfoeilykftelastering, te be wyzen. Ook hoopt de Natie, Doorluchtige Vorst , dat de waardige Opvolger van Frederik doof zyn zal voor dergelyke bedriegeryen; en dat Zyne Majeftèit, van den toedragt der zaaken onderricht , met medelyden over het lot deezer Natie, zal aangedaan zyn, medelyden hebben zal met Uwe Hoogheid, met. Uwe Gemaalin zyne Doorluchtige Zuster, en met Uwe Kinderen; en dienvolgens' zich verwaardigen zal om Uwe Hoogheid te raaden, om de Schelmen , die U omringen van U te verwyderen, en Uwe poogingeri te doen om de liefde en het vertrouwen weder te winnen van eene Natie , die U zoo hartelyk heeft bemind, en welke ten deezen de billykfte erkentenis verdiend. De vryheid, die ik neeme, Doorluchtige Vorst, om ook deeze Schets aan Uwe Hoogheid op te draagen, na voorheen aan U opgedragen te hebben de XXX. Artykelen, of Nieuwe bedenkingen over de mislukking 'der Expeditie naar Brest (a) moet minder aangemerkt worden als eene lastigheid van myne zyde, dan wel (n) Indien ik op bJadz. 305. van myn tweede Deel Van den Schryver der XXX. Artykelen heb gefehreeven als van iemand anders dan my zeiven. is zulks omdat ik het vry nodeloos oordeelde my dat werkje toe te ****#### ^ fchry-  exx Vooxafsp*.aaicI w-el-als een nieuw getuigenis myner eerbiedige verknagtheid aan Uw Perfoon. Heeft het in de famenftelling dezerSchets myn doel geweest de oorzaaken en de bewerkers der ysfelykfte rampen , die onze Republiek overftelpen, aan te wyzen, —. heeft dat het doel uitgeleverd om voor het oog van geheel Europa en voor die van het Nageflacht te rechtvaardigen onze Achtbaare en ysfelyk gelasterde Regenten, — en de meefte onzer Stedelyke, zelfs Söuveraine Vergaderingen,insgelyks gelasterd,gehoond,en gefcholden,zo dikwyls de Antipatriotfche Cabaal in dezelve geene Meerderheid konde vinden welke haare inzichten was toegedaan , indien het doelwit, zeg ik, geweest heeft onze geheele Natie te rechtvaardigen, zo was het ook het doel om tevens Uwe Hoogheid te zuiveren van alle hoonende verdenking, en van alle valfche.aantyging. Ik heb getragt aan. te toonen dat de zwaarfte fouten van Uw Bewind, dat de buitenfpoorigfte misbruiken van Uw gezag, niet anders geweest zyn, dan de uitwerkfels van de flegte grondbeginfels,-;-die men U in de jeugd heeft ingeboefemd, van de verblindheid, waar isv7 ; £■■»• in fcliryven: Maar vermits myne Vrienden fcbyfieri te bet'.eeren dat ik my by het Publiek voor deszelfi Schryver erkende 20 wel als van deeze Schets, heb ik my as» «unveiiangen overgegeeven.  V- O O R A F S F R A A K. CXXt in raenU, uw garïiche leven door,heeft gehouden , van de groote toegeeflykheid van uw Caracter, en niet die van een natuurlyk liegt of fuceesfivelyk bedorven hart. Indien Uwe Hoogheid verwaardigt dit myn Werk te leezen, zult Ge zien , dat fchoon ik met eene edele ernsthaftigheid, die zo wel aan een waaren Republikein past, heb gefproken, ik daar in nooit heb doen blyken , dat ik ten Uwen opzigte anders dagt. —Maar, Doorluchtige Vorst, hoelang zal deeze verblindheid dan nog duuren? —■ Zal nooit de blinkende waarheid die haaüyke begoocheling doen verdwynen? zal dan de man die in de Republiek het beste de gelegenheid heeft om zyn aandagt te vestigen op de oorzaaken zyner afdwalingen en de bron onzer rampfpoeden, de laatfte zyn om die oorzaaken en deze bron te kennen ?.,. Maar, wat hoor ik?.... dit fchryf ik op den 4. September 1786. — Van alle kanten verfpreid zig het gerugt, dat, op de requifitie van twee Quartieren der Provincie Gelderland, eenCorps Troupes, op Uw ordre by een trekt, om de ftem der Steden Elburg en Hattem te fmooren, welke haare wettige Rechten durven eisfchen of handhaaven, om die Steden te dwingen zig weder te begeevert in de haatlyke ketenen, die zy wilden affchudden, • of om de ongelukkige Ingezetenen om hals te brengen, indien zy ■Weigeren zig te onderwérpen.—- Die tyding, Door- mm  cxxu Voorafspraak. DoorluchtigeVorst, verwekt in alle harten eene onuitdruklyke verontwaardiging; men herinnert zig openbaarlyk het gedrag reeds eenige jaaren door U gehouden, men berispt, men mispryst, men verfoeid het : Dat is dan, roept men uit, die Vorst, welke noch het klagen, noch de benaauwtheid der Natie, noch de belangen, noch de eer des Vaderlands, noch zynepligt, noch zyne eed van getrouwheid niet hebben kunnen overhaalen, om onze Zeemacht tegen den Vyand, die ons verderf had gezworen, aan te wenden! dat ishy dan, die ter requifitie van eenige dwingelanden, en om de wraak van zyne trouwlooze en lafhartige ziel te verzaaden, oïliever de voltooijing te bewerken van ons onder zyn baatlykjuk te doen buigen, zig thans baast, om in vuur en bloed te zetten , Steden van een vry Volk, in welkers midden hy geboren is, aan 't welk hy alles vcrfclmldigt is, wat hy is , en welkers voornaamfte Befchermer hy moestzyn!—■ Het was dan om dit verfoeilyk oogwit te bereiken, dat by en de zynen zo lang op eene vermeerdering van Landmagt aangedrongen bebben? . . . Burgers! Wy zyn verraaden : — het is gedaan met het overfcbot onzer vrjhcid, zo wy die niet verdeedh gen: — de famenzweering tegen haar is zedert langen tyd gefmeed.- — de Oproer-blaazers, en de Opflanden van het Gepeupel, hebben dus zulks reeds vier jaaren lang aangekondigt , en het gebruik van Militaire Magt tegen ons toond 'er ons het aamvezen van. —■ Zie daar, Doorluchtige Vorst, het geen ik hoore, en het geen men overal nagalmt. Thans zal U geenen Vriend onder onze goede  yoORAFSUAit CXXTK de Burgers meer overblyven : de meefte monden , die U voorheen beklaagden, openen zig niet meer dan om Uwen geboortedag te vervloeken , om de Cabaal te vervloeken, die Uwen ondergang bewerkt, en om derzelver zo hooge als laage Voorftanders te vervloeken. — Bereids maakt men zig gereed tot eene wanhoopige' tegenweer; bereids vliegt een gedeelte onzer gewapende Corpfen ter hulpe onzer gedreigde Broeders , en zo men aan de hand komt, zal 'er een ysfelyke BurgerOorlog uit voortvloeijen . . . ftroomen Bloeds zullen'er geftort worden en, waarom??.... Ik beef om meer te zeggen, Doorluchtige Vorst, om dat ik nog in de opinie ben, dat het bloote denkbeeld der ysfelyke tooneelen, die zich daar ftaan te openen, U tot inkeer brengen, en in Udie gelukkige herfchepping bewerken zullen, welke de Natie zedert zoo langen tyd verlangt. — Evenwel, in» dien tegen alle hoop aan, het tegendeel gebeurde, indien Ge dus het gezag misbruikte, het welk Uwe Commisfie van Kapitein - Generaal U over onze Trouppes verleend, dan zou ik niet meer zeggen, dat het zwakheid van caradter, dat het verblindheid van verftand is; maar ik zou zeggen, dat Uw hart, even bedorven , even ontaard, even barbaars was, als dat der Schelmen, die U met hunnen raad zoo lang hebben gediend; —« ik zou meer zeggen.  gxxnr Voorafspraak. gen, Doorluchtige Vorst, ik zou zeggen, dat Gy honderd maal Hechter waart dan ■zy , vermits, by Uwb flegtheid , Gke eene trouwlooze geveinstheid zoud gebruikt hebben, die zy niet hadden: Kortom, ik zou my zelve eeuwig verwyten in Uwe goede trouw gelooft, U zo bemind en zo beklaagt te hebben, gelyk ik in myne XXX. Anykelen, mitsgaders in deeze twee Deelen , die ik nu uitgeeve, gedaan heb. Eindelyk, ik zou het oogenblik zegenen , waar in eene te recht vergrimde Natie U eene Magt ontrukte, van welke Ge U alleen ter onderdrukking zoud bediend hebben. — Maar, nog eens, ik kan riet gelooven, dat Ge in ftaat zyt tot dat uiterfte te komen. # Braave en onzydige Lezer, Burger of Vreemdeling! . . . lees met aandagt dit Werk, het .geen, gelyk ge wel gelooft, is faamgefteld voor de Vooraffpraak. Vergelyk het geen ik daar in aangevoerd heb, met het geen onder -ons ftaat te gebeuren: , . . . Vergelyk, en ■oordeeld. Zie daar alles wat ik aan U verge. VAN  VAN HET V E R. V A E DER en de oorzaaken der vertraaging van derzelver herstelling. Tydvak van de Jaaren 1766, tot 1778. DoORLUCIITIGSTE Vorst! D e Samenftelleren van Uwer Hoogheids verantwoordende Memorie (a) beginnen dat werk met het Verflag der zorgen, door Uwe Hoogheid» zedert denjaare 1766. tot op den aanvang des Oorlogs, van welken wy kortling ontheven zyn, aangewend om van Hunne Hoog ; * Mog. (a) Zvne Hoogheid- heeft het eerfte gedeelte van deze Memorie aan Hunne Hoog-Mog overhandigd den j-. Oc- ; tob. 1782 en het tweede Stuk wierd den 13. Febr, 1783. •vefgelëverdi A  2' Schets vaït e e si Mog. te verkrygen de herfteliing der Zeemagt en de vermeerdering der -Krygsmagt van de Republiek; en, na op onderfcheidene plaatzen valfehlyk te hebben ingeboezemd dat Holland, en wel byzonder de Stad Amfterdam, alleen de oorzaak der mislukking dier twee voorwerpen geweestzyn, waanen zy Uwe Hoogheid volledig vrygepleit te hebben van de vooringenomenheid, die men U verwyt voor het tweede der beide genoemde voorwerpen, ten nadeele van het eerfte béftendig getoond te hebben (a ). Het zoude te lang vallen alhier in eene naarvorfching te treden, welke zoude toonen hoe gebrekkig dat Vér/lag in verfcheide opzigten is , voor aldoor het Rapport, of liever oppervlakkige en verwarde aanwyzing, welke de Opftelleren daar in doen van verfcheide gebeurtenisfen die gefchakeld zyn aan andere gebeurtenisfen, welke men zig wel gewagt heeft te meb den;door een valsch verflag,of door verzwyging veeier omftandigheden en byzonderheden, aan het onderwerp noodwendig verknogt, welker getrouwe en regelmaatige daarfteiling het Publiek zoude in ftaat hebben gefield om een gevestigd oordeel, over de zaak in gefchil, te vellen. &Maar die Heeren hebben wel zorg gedragen om de naauwkeurigheid dus verre te gebrui- («) A. ?, 9. 4 2». ~ B- h h i 24. — C, f« h i *•*  Groot Tafereel. j bruiken: 'er zyn verborgenheden , welke het onvoorzigtig zou zyn, voor het oog des Volks open te leggen : het was de zaak om de dingen dwars door eenen wonderbaarenden fluijer te doen befchöuwen * en het weefzel van deeze fluijer kon hethanden-werk nietzyn der oprechtheid en goede trouw.—Meer zegik daar nietvan, en ftap over tot de volgende Gebeurtenis/en (a); Het is bekend, dat, zedert den afloop der voorige eeuwe , een onbegryplyk verzuim eerfte oorzaak gewee.t is van de doorgaande en totaale verderving onzer Zeemagt; Voor meer dan 60 Jaaren hebben de AdmiraliteitsCollegien zig daar over beklaagd. Zy vernieuwden derzelver vertoogen deswegens in 1745. (£) in 1747. en in 1753. (O , verklaarende rond- bor- («) in afwagting dat de gelegenheid my toelaate weder tp dit ftfik te komen en omjlagtiger, in een byztnder werk , te betoogen, de onnauwkeurigheid en andere gebreken van bit gezegde Verflag, hét voornoemen dat daartoe aanleiding beeft gigeevcn , mitsgaders bet doelwit, dat men 'er mede beoogd beeft, verzoek ik den Lezer zelve hit Verilag te examineerer.i deszelfs aart te vatten, en het vervolgens te vergelyken net bet geen ik hier zal aanvoeren, als mede met eenige onlocbenbaare documenten, die men in de Maand December 1782. des voorigen jaarsbeeftuitgegeeven, ond,r dm Tytel van Verzameling van Stukken , betreffende de Alimentatie iet Land- en Zeemagï. (&) 1. Juny. (s) 28, September, A %  4 Schets v a eeuf borftïg dat eene der oorzaaken van de vermindering des Rykdoms, en van het vermogen der Republiek, haaren oorfprong nam nit het verval van het Zee-weezen, en uit de geringe befcherming, aan den Koophandel verleend. ■ Even zo bekend is hét dat Uwe Hoogheid en de Raad van Staat, zedert den Jaare '1766. tot op den aanvang der jongfte -onlusten tusfchen Vrankryk en Engeland, verfcheide Voorftellen tot herftel der Zeemagt hebben gedaan ; maar ook hebben zig verfcheide belemmeringen tegen dat herftel aangekant. En die belemmeringen waren j i°. Het gebrek eener vaste geldfomme voor de Zeemagt bepaald , en die jaarlyki op den Staat van Oorlog wierde gebragt. 1°. De vermindering van het inkomen der 'Admiraliteiten, veroorzaakt door het verval des handels, en de fchulden , die zy hebben aangegaan ter vervulling van het aandeel fommiger Provinciën, die zulks verzuimden in de geconcludeerde Petitiën te fourneeren : waar door voorn. Collegien in een lhort van onmogelykheid wierden gefteld, niet alleen om van hunne eigene mi delen Schepen te bouwen, maar ook om uit die zelfde Fondfen de oude Schepen te onderhouden, ende benodigde uitrustingen voor den jaarlykfchen, of toevalligea dienst te verfchaffen,  Groot Taferee ï» S 30. De vertraagingen, zelf van ettelyke jaaren, aan de finale conclufie van zekere Petitiën , voor den Zeedienst gedaan , toegebragt. 40. Het byzonder belang en andere redenen der Land-Provin cien, om de Vermeerdering der* trouppes den voorrang boven het Herftel der zeemagt te doen hebben. 50. De kunfttge en geheime Rol, door den Engelfchen Ambasfadeur gefpeeld in dusdaanige omftandigheden, in welke het voor dat Ryk van belang was dat onze Zeemagt buiten ftaat bleef eenen Koophandel te befchermen , die de kunstgreepen van deszelfs Voorftanders, ea de geweldenaaryen zyner onderdaanen bereids gedeeltelyk hadden vernield, en dien men ganscU en al ten gronde zogt neer te ploffen, De beweegreden der eerfte aanzoeken UwerHoogheid, terVermeedering der Landmagt van denRepubliek, kon op niets anders rusten, dan opdenfmaak der geenen, welken het beftuur uwer jeugd hebben gehad, U hadden ingeboezemd, om Uwe Hoogheid oneindig meerder op te houden met de Krygstugt en Exercitiën der Trouppes , dan met Smtszaaken. En in de daad die bezigheid, die aanvalligheden heeft, voor welke de zwaarmoedige en arbeidzaame beyvering van de wetenfchap der Regeering, en der belangen van de Republiek , niet vatbaar is, werd uwe geliefkoosde hartstogt. Toen was het dat de araA 3 bitie  é Schets van een* bitie om Opperhoofd van een talryk Leger te zyn, by Uwe Hoogheid te boven ftreeven moest die van eene gedugte Zeemagt herboren te zien, als welke Ge niet zoud kunnen doen exerceeren , noch immer in perfoon zelve commandeeren. Ook hebben zy, wier belang het was zig van die neiging te bevoordeelen, niet naargelaaten U te overreeden , dat een Leger van 50 a 6*0 duizend man binnen de Republiek meer gefchikt is om-zenuw en luifter aan Uw gezag by te zetten, dan 100 Schepen van Linie, cntwapendin de Havenen, of de Zeeën doorkruisfende; en dat Ge, met zulken legermagt, van buiten ten eenigen dage gelegenheid zoud kunnen aantreffen, om eenen roem te verwerven» welke dien der Princenuwe Voorgangeren in de hooge waardigheid, welke Uw e Hoogheid bekleed, mogt evenaaren. De redenen, welke de meefte Provinciën konden hebben, of voorwenden, om op eene Vermeerdering vanLandmagt, by voorrang boven de Herfteliing dér Zeemagt, aan te dringen, waren de gefteldheid hunner Finantien, welke zy gevoelden niet dan bezwaarlyk tot die beide voorwerpen te gelyk te kunnen bekostigen; het was de begeerte om hunne garnifoenen vergroot, de verteering vermeerderd en de circulatie van gelden overvloediger te zien; alsmede, migfchien, die dwaazejaloersheid, die minder ryke Gewesten gemeenlyk tegen de meerder ver- mo-  Groot Tafeheii»' 7 mogende bezielen: het was, met één woord, meerder een byzonder, dan een algemeen en vaderlandlievend belang. Doch dat noch redenen noch voorwendzels waren, was de ïnnerlyke greetigheid, die veele Perfoonen dier Provinciën hadden om Uwe Hoogheid te behagen , in het begunftigen der byzondere begeerte, welke zy onderftelden dezelve in dat geval te bezielen; het was die vreemde en vervloekte invloed , van welken de zetel in >s Gravenhage was gevestigd, en Uwe Hoogheid niet onbewust moest zyn; invloed, welke een gedeelte onzer Burgeren over de waare belangen des Vaderlands verblindde,_ die «nze gefchülen aanftookte en aanhitfte, en die zo verre gevorderd was, dat by verfcheide Perfoonen der Republiek alle gevoelens van eer en vaderlandsliefde werd gefmoord. Holland, en vooral Amfterdam, welker byzonder belang alhier niet dan het algemeen be: lang zyn kon, drongen voornamelyk aan op Herftel van de Zeemagt; om dat, zonder Zeemagt, den Koophandel en de Scheepvaart onbefchermd blyven, en zonder bescherming, die twee groote voorwerpen moeten vervallen, Evenwel, 'er wierd, in den loop der langduurige en aanhoudende debatten, uit die tegenitrydigheid van gevoelens en belangen voortvlo eijen de , eindelyk', en wel op den 18 April ï77i,, eene Petitie geformeerd tot den aanbouw 11 A 4 van  5 Schets van een van 24 Oorlogfchepen; dan het was niet voor den 2I Mey van 't jaar i778. dat zy wierd geconcludeerd. ■ Nog wierd, door Hol¬ land, op onderfcheidene tyden voorgeflagen en meer of mm geconvenieerd, dat men zo wel ter Herfteliing der Zeemagt, als ter Vermeerdering der Landmagt op gelyken voet (pari PllTu) zou toetreeden; maar den voorrang, welke de meefte Provinciën aan het laatstgenoemde voorwerp halftarrig bleven geeven, 20 wel als de gewoone kunftenaryen , maakten wel dat deze fchikking niet doorging. Wat meer is, de Provinciën Gelderland, Friesland, Groningen en Overysfel oordeelden in den Jaare i77i5-, cat zy wel eene groote opoffering deeden met te confenteeren, dat de fomma van meer dan vyfticn Tonnen Gouds, welke benodigd waren ter volvoering van het door Uwi Hoogheid en den Raad van Staaten in 'tjaar J773- geformeerd Plan van Augmentatie der Trouppes, verminderd wierd tot op negen Tonnen Gouds en het overfchot, als een vasten post voor de Zeemagt geaffecteerd, en jaar- ' lyks op den Staat van Oorlog gebragt wierd. Dat is dan, dat de fomme , gefchikt voor het fterkst en minst dringend voorwerp, een derde meerder moest blyven, dan de fomma, die men wel aan het zwakfte en alleen noodzaaklyke voorwerp wilde vergunnen. Maar, vermits Holland bleef volharden in den eisch, bereids in  Groot Taf-sreei. *> in 1774. gedaan, dat, namelyk, het Fonds voor den Zeedienst te affedteeren zou gebragt worden op 780 duizend Guldens, zo deed deeze geringe meerderheid van nog geen twee Tonnen Gouds, en waar in die Provincie alleen meer dan vyf negende parten moest dragen, het ontwerp in duigen vallen. Hierom is het, Doorlugtige Vorst, dat de Samenftellers Uwer Memorie, de onbefchaamdheid hebben gehad om het mislukken dezer zaak aan die Provincie te wvten O); doch een behoorlyk examen der hier onder geciteerde ftukken (6) zal den onpartydigen gelegenheid verfchaffen om (a) A. p. 10 en n.—B. p.10. en 11. —C. p. 2. en 3« (b) Zie toConfenti«r Heeren Staaten van Holland, Ut den Staat des Oorlegs van 31 Mtart 1770. — De Declaratie door Hun E& Groot Mog. Gedeputeerden der Generaliteit'gedaan den H April mi- - De Refolutie van Hooggemelde Heeren Staaten in dato itApnl 1774. Het Rapport der Generaliteit wegens die Refolutie, geinjereerd m de ■jSotulen van Holland den 25 January 1J75- - De Staat ier Deliberatien van de Ed. Groot Mog. Heeren Staaten van Holland en West - Friesland , in datis 8 July en 4 September 1778 — De Refolutie van de Vroedjcbap der Stad AmRerdam, 'van den eerflen dier zelfde maand September en aan de Provinciale Vergadering gecommuniceerd den& drto, alles in de bier vooren gemelde Verzameling van Authentyke Stukken , betreffende de Augmentatie der Land- en Zeemagt Vin de Republiek. A 5  5ö Schets van een om de naauwkeurigheid en oprechtheid dier Heeren te beoordeelen. Het was eindelyk op den n Mey 1777, dat *er eene Petitie tot reparatie der oude Schepen "en tot aankoop van materiaalen wierd geformeerd, maar het liep omtrent vier jaaren aan namelyk tot den 23 April 1781. alvorens dezelve wierd geconcludeerd. Zo dat geduurende hetTydvak van i766. tot 1778. over de twee voorwerpen in questie niets formeel beiïoten werd: twaalf jaar debatten, kuiperyen en kibbelingen bragten geen enkelen bout te onze Schepen ; onze verdeeldheden , onze twyffehngen vermeerderden, onze Engelschgezinde Vaderlanders verheugden zig daarin, en Engeland deed 'er zyn voordeel mede. 'Des onaangezien waren de Land-Provinciën geenzins onkundig, dat, gemerkt de omftandigheden in welken wy verfeerden, de herfteliing van den Zeedienst, het voornaamfte onderwerp der zorgen van de Republiek moest uitmaaken, aangezien de Zeemagt de Steun -Pylaar van . Koophandel en Scheepvaart is, en deeze twee zaaken de zuilen van den Staat zyn. Het was die Provinciën even min onbewust, dat zy mets waren zonder de Zee-Provinciën en voor, al zonder Holland • en dat wederom deeze Provincie ook zelve niets was, zonder Scheepvaart en Koophandel. Zy wisten dat de Ryk- dom-  Gi o o t Taïuïïi. Ü dommen, welke die twee hoofdzaaken byzonderlyk in Holland lokken , zig over hen verfpreiddcn , zo doo, het aandeel dat fommigen haarer Burgeren in den Koophandel zelve neemen, als door de bezigheid, die een groot aantal haarerInwooneren in de Steden , in de Velden en op de Schepen der voorn. Provincie vinden, mitsgaders door het vertier der waaien en Produ&en, die zy daar m ter markt 'brengen Zy wisten dat de armoede, tot welke düizende Huisgezinnen , door het kwynen van Koophandel en Scheepvaart gebragt waren niet kon nalaaten ten uiterften toppe te fteigeren, zo men zig niet in ftaat (telde om dat o-eene, wat ons van die twee bronnen van onze welvaart, vermogen en gelukftaat nog overicr bleef, tegen der Britten onderneemingen te befchermen. Zy wisten , dat eene aanzienlyke Zeemagt in den Oorlog van 1756, ons behoed zoude hebben voor de onwaardeerbaar fchaden en fchandelyke vernederingen, die wy toen hebben moeten ondergaan. Zy wisten dat wy op het punt ftonden om ons wederom in het zelfde geval te bevinden, en dat een Leger van honderd ddzend man buiten ftaat was den roof, of het neemen eener onnozele Visfchers-Pink te beletten. Zy wisten, met een woord, dat eenen kragtdaadig befchermden en eenmaal herftelden Koophandel niet zou vertoeven middelen te verfchaffen om de Iroup-  12 Schets van eeu pes te vermeerderen, en de Frontieren in dien -ftaat van tegenweer te ftellen, in weken zy dienden te zyn, wanneer ten eenigen dage eene Mogendheid van het vaste land mogt onder- neemen, die aan te randen. Waarom dan hebben die Provinciën alle deeze dingen niet overwogen? omdat de Reden nimmer gehoord wordt ter plaatfe alwaar belang, heerschzugt, jaloersheid, haat, zwakheid en vleijery, het woord voeren: om dat de vergiftigende invloed , van welken boven gefproken is , den geest en de gangen beftuurde van hun , die zig het gezag hadden aangemaatigd, om den toon aan de Deiiberatien te ftellen, en de Refolutien op te geeven, welke de meefte onzer Steden en Provinciën namen. Het ware derhalven U zaak geweest, Doobxugtige Vorst, om te trachten alle die driften . te verdooven, de gevoelens over een te brengen , dien invloed te iinooren, door het gebruiken van Uw vermogen en gezag; door, ten minften voor een tyd , den aandrang op de Vermeerdering der Landmagt te laaten vaaren , en ten fterkften het Herftel der Zeemagt te vraagen. Ik durve verzekeren dat Uwe poogingen met gewenscht gevolg bekroond zouden zyn geweest. . . Edoch dit hebt Ge niet gedaan... waarom? .... Om dat, ter opoffering eener getroetelde hartstogt, ter verfcheuring van den Sluijer, door vleijery en bedrog over Uwe oogen  Groot Tafereel? 13 oogen gefpreid, Uwe Hoogheid eene fterkte van geest en eene kragt van ziel benodigd bad, die Ge wel bad kunnen hebben, maar niet gèhad hebt. VER-  ?4 Schets Va*t e b V E R. V O 3L O der Oorzaaken, welke het Herstel der Zeemagt vertraagd hebben. Tydvak van den i January 1778. /o; -51 December 1780. M et den aanvang des Jaars 1778. verdubbeiaen de drangredenen voor het. uitfluitend Herftel der Zeemagt. De befaamde Declaratie, coor den Ambasfadeur van Vrankryk, aan het Hof van Londen den 13 Maart aan Lord Weymouth, Secretaris van Staat, overgeleverdde gevoeligheid, die Engeland over dien ftap opvatte; de onmaatig groote toebereidzelen van weêrzyden, lieten geen twyffel over, of 'er zou eenen openbaaren en bloedigen Oorlog tusfchen de beide Natiën ontftaan \ zelf nog aleer zy hunne wederkeerige grieven voor het •og van Europa hadden bloot gele°t. Het gisfen werd met het gevolg bewaarheid, en re^ds w de maand Juny namen de vyandlykheden eenen aanvang, Dee>  Groot Tafereel* 13 Deeze omftandigheden, Doorluchtige Vorst, maakten onzen toeftand aan den Zeekant zeer netelig: zy verfchaften den Engelfchen de voorwendzeïs om onze Schepen te berooren, onze goederen te confisqueeren, of zig dezelve op geheel andere wyze toe te eigenen; zy deeden een voorgevoel in ons opkomen van de gegronde of ongegronde Vraag, welke onze OrH derdrukkers ten eenigen tyde ons konden doen, om het Secours, door de Traétaaten, die onsten hunnen believen Helden, bepaald. 'Er bleef dienvolgens geene andere keuze overig dan onze Zeemagt te herftellen; 'tzy ter beteugeling hunner gewelddaadigheden , hunne rooveryen;. 't zy om ten hunnen byftand te komen, zo het gev«l daar was; 't zy om ons in ftaat te ftellen ter verweigering van allen onderftand , indien zy goedvonden te onderneemen om ons tedwingen tot het verleenen van hulp tegen alle billykheid. Het was evenwel of eindelyk onze akelige toeftand eenigen indruk op de gemoederen maaken zoude. Men concludeerde den 2t Mey, (ongetwyffeld om den naam, want menza«:in 't vervolg weinig meerder werkzaamheid ©pÖonze Timmerwerven,), men concludeerde, zeg ik, de Petitie, bereids geformeerd in den. jaare 1771. tot den aanbouw van 24 Oorlogfchepen; dan men droeg wel zorg omniet tevens totconclufie te komen over de Petitie, in het voor-, gaan-  *ÏC Schets van éen gaande jaar 1777. geformeerd, tot reparatie der oude Schepen en aankoop van materiaalen : in tegendeel, op den eigen dag dier conclufie wierden Uwe Hooghheid enden Raad van Staaten , ingevolge eene Propofitie der Provinciën Gelderland en Groningen, door Hunne Hoog Mog. verzogt een Plan ter Vermeerdering der Landmagt te formeeren. Zy, wien de beweegredenen en de dryfvederen, welke die Provinciën deeden ageeren, mitsgaders het verlangen van de meefte deroverige voor de geliefkoosde Vermeerdering bewust zyn, ftonden gansch niet vreemd op te zien van dat verzoek, zo min als zy verwonderd zyn geweest over den yver, met welken Uwe Hoogheid en de Raad van Staaten, zig daar mede conformeerden: 'er was hier een kreits van oorzaaken en uitwerkfelen, die by aanhoudenheid, dan het een dan het andere waren, en welke in eenen geduurigen voortgang op malkanderen werkten. Dit Plan wierd den 2.9 Juny daar aan volgende ter Tafel Hunner Hoog Mog. gebragt, door Uwe Hoogheid en de Raad van Staaten. De daar in voorgeflagene Vermeerdering van Landmagt, moest beloopen 13797 Koppen en 1312 Paarden ; doch van onze ongelukkige Zeemagt wierd daarin niets gerept, anders dan om te zeggen, dat, aangez;en de toenmaalige omftandigheden , het allervolürekst nodig wa^e de Landmagt in een beteren ftaat van tegenweer • -'^S te  Groot Tafueh' t$ te ftellen, even zo als zedert weinige jaaren^ ten aanzien van .derzelver Zeemagt uit noodzaaklykbeid met veel vrugt is gefchied (a). Dit voor geeven alleen is in ftaat om het alleronverfchiliigfte hart over onze rampen van verontwaardiging te doen yzen. —• Ik keere weder tot het voorn. Plan. De voornaamfte reden, welke men te berde bragt ter verwerving van Conient tot uitvoering van 't voorn. Plan, van die geenen, welke begeerden dat men.zig eeniglyk zoude ophouden met de Zeemagt, was, c at vermits het fcheen als of den oorlog, tusfchen Vrankryk en Engeland ontftaan , apparentelyk ter zee beflist Mond te worden, het voorzigtig ware voor te komen, het gevaar dat onze 'Erontieren konden loOpen, in gevalle de Oorlog , over de Beijerf he Succesfie in Duitfch" .land, uitgebarften , tot dezelve kwame over te flaan. (£) — Dat is te zeggen: men oordeelde tin. n .... .<.-ƒ o*> v/ -ftfv jjfiyiO'.'f'e . f::.'"7 (_a~) Zie de meergemelde Verzarh. van Auth. Stukken iladz. 57 (b) Misfivé van cfe Snaten Ger.ëraal aan dé Staarea van Holland in dato 30 January 1-78. ■— Zie wegens d» verschillende gevoelens , door de Propofitie van dit Plan, on* der de Leien dier Provincie veroorzaakt, den Staat hunnêf Delibera'ien van den 8, Jttiy tn 4. Septtmb. daar aan volgende , mitsgaders d'e Refolutie van de Vroedfchap dët Stad Amflerdarft van den ï. Sept. en aan de Provinciale Ver* B t*-  1§ S CII ETS VAN 'E E U ,de liet noodzaaklyk zig in flaat te Hellen, ter afweering van gevolgen eener ver af zynde moge'ykbcid, en van een ingebeeld gevaar, ten zelve tvde dat men verwaarloosde zig te verzetten tegen de uitwerkzelen van een reeds nypend onheil: uitwerkzels, welker zwaarte ons begon te drukken, en welker gevolgen ysfc£ lyk moeiten zyn ; want elke dag leverde het bcrigt op van ccnigerleije gewelddaadigheid of rooverye door de Britten jegens onze Koopvaarders gepleegd: de klagten ' onzer Kooplieden en hunne dringende aanzoeken om' zodaanige pefcherming van den Koophandel, als men 'onvermydelyk moest vergunnen , weer'galmden in alle" hoeken onzer Republiek, en zelf in de Raadzaal hunner 'Hoog Mogenden, "Kortom onze ftaatkundige toeftand , onze natuurlyke geftèldheid en die van onze bezittingen , de behoudenis onzer rechten , onzer goederen , onzer waardigheid, dc nabuurigö vlam, eindelyk, van welke de vonken den ons dekienden dampkring vervulden, vereifchtendat men eeniglyk, en zo. rafch mogelyk, het gezigt keerde en zyne zorgen wendde op heg daadelyk gevaar, ! waar méde wy bedreigd < ' nl wief1- • — . , ir — r gadering gecommuniceerd den 8. dito , 'als meds de ContraInfertie van de Ridderfchap tegen de Infertïe van Jmjttr* dam geproduceerd din 17 Sept. 1778.  Groot Tafereel, jg> wierden. Niemand derhalVen , Doorluchtige Vorst,'behoorde, beter dan UweHoogheid, te weeten, dat dusdaanig een Plan enkel gefchikt was oni knibbelaaryen en debatten in den Staat te veröorzaaken, die onze belangen moeften benadeelen ; dat dit Plan flégts dienen kon om den aandagt af te wenden van het eenige voorwerp, van't welk het welvaa^ ren en het heil des Vaderlands afhingen. Dus men dan ook geenszins in dat geval zeggen kan, dat Uwe H0 0 g h ei tr alles gedaan heeft, wat Ge had kunnen doen ter Herfteliing der Zeemagt. Het'zoude vry wat te langw'ylig vallen alhiér ëenê ürtweiding te ma-ak'èrV over alles Wat géduurende dït"zelfde jaar in de Republiek omgegaan is, betreffende de zo vuurig begeerde en zo dringend géëifchte Vermeerdering der Landmagt, zo wel als ten aanzien van het zo fchandelyk verwaarloosde Herftel der Zee- . magt,' waar toe men , als 't wa-e enkel voor de leus bewilli-de , terwyl al wat oris in 't vervolg is wede^Vfaarètl j ons daar van zo wel de vófflreku nooézf^khtid1, als de nuïietvbsbeid tan het gcÜefkbosdi i'K'Wf? beweezen beeft. Het fcrikel PfiÉ; waar van wy fpreeken ver^ 'öor/'.-.kto in iè Provincie Holland zelve, knibbelaaryen i die geheelë Maanden hebben aerjvj W Ri.Üe-fchap -ftond-fterk .öp dèa?.é& "üÜVofrringj en eene der voornaamfté drangredenen daar toe door dit Lid aangevoerd was  ao Schets van een de vraag „ of men zig hieromtrent zou moe„ ten verwonderen , in eene eeuw, in welke „ \ recht van Convenientie in de Staatkunde „ zo fterk is doorgedrongen, dat men zelf, by 9, wege van Partage heeft zien disponeeren over „ de Landen der Nabuuren , by wege van „ vriendfchap-, en zo zou ook de Oorlog over de „ Beijcrfche Succcsfie kunnen cesfeeren , door „ middel van een arrangement omtrent de Lan„ den, op de welke de Staat een geacquireerd „ Recht heeft, en die haar tot een voormuur „ ftrekken" O). Wel! Heeren Ridders! ten zeiven dage dat Ge zulk een fraai advis inleverde, zette bet zelfde recht van Convenientie den Engelfchen aan om de Traclaaten, tusfchen hen en ons fubfifteerende, te fchcnden, onze vlag te affronteeren , onze goederen te vermeefieren , en zig gereed te maaken om ons nog iets ergers te doen lyden : die wreede daadlykheden , troffen ons wat dringender, dan de belachlyke mogelyklieid, van een arrangement, omtrent ik weet niet wat voor Landen , op welke de Staat een geacquireerd recht heeft. Gy bad u derhalven enkel behooren op te houden met die daadlykheden, en de mogelykheid daar te laaten, althans tot die eenigen fchijn bad bekomen van iets wezendlyks te worden; doch bet gaat met U als elders; bet grootjle getal evenaard de Satellites van Jupiter, en volgt onveria) Zie Staat der Deliberatien der Heeren Staaten va Holland tn West-Fricsl. m 4ato 8 July 1778,  G 5. o 0 t Tafereel. üi verandcrtyk het ftelzel van die Planeet aan welke men verknogtis. Kortom, wanneer men al de fpreukjes der voorftanders van de Vermeerdering der Landmagt hoort, zou men zig bykans inbeelden , dat 'er reeds een Meijeryfchen Boer was. komen klagen, dat de Ooftenrykfche Pandouren of de Prui^fifche Husfaaren zyne kuikens en aardappels hadden befehaard; men zou , zeg ik, fchier gelooven dat 'er reeds de een of ander fchraale Gelderfchen Jonker was komen aanrennen om te verkondigen , dat de een of ander Sous-Lieutenant dierïouppes op zyne duiven gefchoten en zyn Freuletje gezoend had. Men nam op den 19 November van dat zelfde jaar 1778. eene Refolutie die den Engelfchen vry wat genoegen gaf, en niet minder aan onze Anglomanen ; namelyk om geen Convoy te verkenen aan fchepen , die met timmerhout en andere Scheepsmateriaalen gelaaden waren , en welke dingen wy recht hadden om onverfchillig aan ieder te yerkoopen en te vervoeren ; een recht dat gegrond was op het boven aangehaalde Traftaat van 1674. het welk door het Britfche Hof naar den Engelfchen trant wierd uitgelegt, en hier mede is alles gezegt (a). Laaten we nu eens zien. Door- (a) Art. IV. vetr Contrabande Waar en worden nitt geB 3 btHZ  dewyl het mercantiel weezen, uit verfchei«lene , met elkander onderling verbondene Takken famenwengeft tld zyndc, de affnyding en verfperring van tenen m zeer  Groot j T a f e r e e l. 2,7 voor dat het geene,in. Maart 1781, waar was,, pok zodanig zyn moest in de maand November 1778. Des onaangezien was, zo als men hierboven heeft gezien, het gevoelen Uwer Hoogheid, „ dat men het verkenen van befeherming , aan dien „ betwisten tak van Commercie, moest uirjlellen tot dat de Republiek zig behoorlyk gewapend en in ftaat , gefield zag, om zig ter Zee en te Land te verli dedigen.» — Dat zo veel is als te zeggen, dat die befeherming niet gereed was om te komen, zo als ook het oogmerk was, dat vry Wat Lieden bedoelden. „ Ter Zee, om dat „ Engeland, federt jaar en, eene vaste Marine in dienst „ hebbende, en thans meer dan ooit gewapend zyiide, „ onze geheele Commercie, en onze beste bezittingen „ in Oost- en West-Indien kon ruïneeren, of ovcr„ meefteren, indien wy buiten ftaat waren dezelve door „ genoegzame befeherming te beveiligen. " Dat is wel deugdelyk waar , want als het op een ruïneeren van Commercie, en op eene overrompeling van bezittingen aankomt, hebben de Engelfchen nooit met eenigen fchroom ingenomen geweest, en voo~al niet ten aanzien van zulken, die, even als wy , onophoudelyk hebben zeer voornaam en Tak, de noodwendige wrdrooging en het verval van alle en dus van het ganfche lichaam, moest veroorzaaken.  28 Schets van eent ben gepraat van de Herfteliing der Zeemagt, en ondertusichen juist altoos het tegendeel hebben uitgevoerd om daar tpe te geraaken. „Te Land, om dat ivy voorzagen , dat wan„ neer het tot eene ruptuur met Engeland zoude mo„ gen komen, het aan dat Ryk mogelyk niet aan de „ middelen ontbreeken zoude, om ons ook aan de Land„ zyde te attaqueeren, of ivel andere vyanden te be,. rokkenen. " (Nopens dit laatfte hebben de OpfteUers van Uwer Hoogheids Memorie aangevoerd den inval, door den Bisfchop van Munfter in 1666. in deze Landen gedaan) —• Maar, Doorluchtige Vorst, 'er zat op den Munfterfchen zetel geen Bisfchop van Gaten meer: onze twee magtige Gebuuren , de Keizerin-Koningin cn de Koning van Pruisfên waren met malkander in Oorlog, en dagten niet eens aan ons; en wegens de verdere Mogendheden van 't vaste Land, waren wy niet minder in veiligheid. Wat belangt eenen aanval op onze Frontieren door de Engelfchen zelve , zo weet men dat hunne Trouppen maar al te veel bezigheid elders hadden, en dat eenige gepaste fchikkingen van onze zyde, zo te land als ter zee, langs onze Kusten, voldoende zouden zyn geweest om eene Landing te beletten. Het is dan geenzins geweest onze zwakheid aan de Landzyde, die Uwe Hoogheid tot dryfveder gediend heeft, om met de meerderheid van Jkmmen te concurreeren, tot het op.  Groot Tafereel» a# opfchorten der Convoijen aan de Houtfchepen , enz. Derhalven konden Uwer Hoogheids vernieuwde aanzoeken, om Augmentatie van Trouppes, niet anders doen, dan de Herfteliing der Zeemagt verydelen , en gevolglyk ons in de onmagt laaten om zo wel herfteliing , als protectie te verleenen aan dien tak van Koophandel, welke G e oordeelde, dat men voor een tyd, ter contemplatie der Engelfchen, moest laaten vaaren, en om onze rechten te handhaven tegen een ieder, welke zig tegen zodaanige Protectie wilden verzetten. , Kortom Doorlugtige Vorst , men kan Uwer Hoogheids inzigten, met dit alles niet billyken, zonder zig een zeer gering denkbeeld van, uwe kundigheden in de gezonde ftaatkunde te vormen. . •^.>'rW'töï'n i :aj Dan, hetzy my vergund hier eens een weinig uit te weiden. Ik ftel eens voor een oogenblik als waar, dat de Republiek, in geval van Oorlog met Engeland, gevaar liep van aan de landzyde te worden aangetast, niet alleen door de Engelfchen, maar ook door die vyanden, welken zy ons kon de berokkenen; als dan zouden onze Trouppes, alleen, en tot het begeerde aantal geaugmenteerd, niet genoegzaam zyn geweest, om ons tegen een talryk Leger te befchermen : daar" "toe hadden wy Frontieren benodigd, die in ftaat waren dat Leaer.te ftuiten . en de zodanige misten wja On-  Schets 'van è e fr Onze Grens-ftcden waren volmaakt Weerloos i en in zo bidaaglyken' toeftand, dat de vyand,vari wat kant hy zig ook vertoonde,, onwecrftaanbaar was ; kortom men wist geenerlei plaats, welke toen tot eene Verzekerde legging of Wyk-plaats voor liet Leger van dén Staat kon dienen O). Daar nu eerie Republiek als dé Onze geene matige Legers ten velde kan voeren , met gëehe' zugt naar veroveringen is bezield, die in geeneh Oorlog moet treden , dan öra zig te verwéeren , en welker veiligheid niet minder in den goeden.ftaat haarer Grèns;beden is gelegen, dan in het' aantal haarer Trouppes, waarom hebben dan zulkeri , die , Onder voorwendzcl eener uiterfte noodzaaklykbeid, om ons aan de Landzyde in weerbaaren ftaat te ftellen, met zo veel yver , en zo veele heeren de Vermeerdering van Trouppes eischten, Ook niet eveneens, ten minften op de reparat':è der Frontieren , en de verzorging der Ma'>;azynen en Arfenaalen aangedrongen ? Of Was bun de deerniswaardige gefteldheid dier Frontieren en Magazynen onbewust? Was hun de noodzaaklyheid van derzelver verzorging onbekend ? *# Neen: — Maar' 'de ïnvlo'edmaa-y ,Jy- •-• n in weerwil van alle de ontwerpen van verbetering, voltooijirig'én'vermeerdering, bereids ten dien tyde door 'dieh uitmuntenden Ingenieur vervaardigd, en :die, Welke hy nog vervolgens opmaakte, ten aanzien van de Verfterkingen der Steden, Forten , Dyken, Sluizen en andere middelen van ver weering, gefchikt om ons aan de landz^de te befchermen, in weerwil, zeg ik, der.zo dringende als baarblyklykéredenen , door hem tot dien tyd toé bygebragt, en daar na zo menigwerf herhaald om zyn ontwerpen 'krast brte zetten, » in weerwil der ihnéi4 • lyke  £2 Schets van een lyke overtuiging, waar in ieder weldenkend jnenfch z;g van zelve bevinden moest, dat de uitvoering ciier Fans, aier Ontwerpen ,volftrekt behoo-de plaats te hebben; dat het veronachtfamen der Verbeteringen een algemeen Verval zouden veroorzaaken , dat de minfte vertraaging in het beginnen van het geen verbeterd, voltooid, of nieuw aangelegt moest worden , de volkome uitvoering veele jaaren agter uitftellen, en inmiddels onze Frontieren bloot geheld blyven zouden aan den inval des eerften vyands, die dezelve zou aanranden; in weerwil, eindelyk der weetenfchap , welke de Raad van Staat van deze dingen droeg, mitsgaders van zynen pligt, van zynen eed aan den Lande gedaan, als mede van het uiterfte belang der voorwerpen aan deszelfs bewind toevertrouwd, hebben het gezag en de invloed der zo even opgenoemde Cabaal, ten dien opzigte tot op den huidigen dag gezegepraald ; ter naauwernood heeft men op fbmmigc der minst wezenlyke punéten der Vertqogen van den Heer Du Moulin, eenigen aandagt gevestigd, en wel zorg gedragen om zich met. het overige niet te bekommeren. Die zelfde Onachtzaamheid, Dooaluchtige Vorst, had ook plaats ten opzigte van den ftaat der voltooijing van het Corps eter Genie te verzorgen : dezelve zorgloosheid regeerde omtrent de onderhouding en verzorging der  G n o o t Tafereï ti g3 •der Magazynen en Arfenaalen. —- En waarom toch? Om dat, na het hart eener gedeelte onzer Burgeren bedorven, én de ovc^rigen onderworpen, verblind of verftompt te hebben, het voegzaam was de Zeemagt en de Frontieren in den elendigften ftaat te doen vervallen, op dat zo eenigé cordaate handen den doek kwamen afteligten , welke de oogen der Natie bedekte, dit deerniswaardig fchouwfpcl dezelve zou baloorig en wanhoopig maaken; op dat de fchrik der bedreigingen van den centen uitlandfchen Vyand die deeden verfty- vcn , en dat, daardoor, men de Natie in die ketenen bield, waarin de ilinkfche invloed , en openbaar vermogen i haarer Dwingelanden haar gedompeld hadden; Uit dit alles, Doorluchtige Vorst, vloeid voort dat veelen wel zorgdroegen, om op geene herfteliing en verfterking der Frontieren aan te dringen, met zo veel vuur en hardnekkigheid,. als wel op de vermeerdering der Trouppes: die zelfde lieden wisten wel, dat, door middel van eenige pogingen der Provinciën , die herfteliing zyn beflag zoude bekomen, zonder die .dér Zeemagt te fchaden, en dat was, de vraag niet: zy wisten, met één woord, dat om een zeker doel te befchieten, men dat zelfde gebruik van welverfterkte, maar onbeweeglyke, Fort'ficatien niet maaken kan, sis van vyftig duizend wandelende Janitzaaren, C al-  g4 Schets van een altoos gereed ftaande, om ten believen hunner Gebieders, alle ordres, hoe die ook zyn mogen, uit te voeren. Hier geld de tegenwerping niet, dat men evenwel altoos en op onderfcheidene tyden heeft aangedrongen om de Grenzen in ftaat van tegenweer te- ftellen, en byzonder by de Petitie , door den Raad van Staat den 3. July 1778. en zelf nog na dien tyd gedaan; want ik zou antwoorden, . dat, indien die aan- drangen met zo veel yver en volharding werkftellig gemaakt waren, als door den Generaal du Moulin by dien Raad gebezigd zyn , dat, indien men met zo veel volkomenheid, met dezelfde kracht, en met dezelfde baarblyklykbeid, als hy, verflag had gedaan van het treffend gebrek en de verfchriklyke ontramponeerdheid dier Frontieren, mitsgaders van de onvermydlyke noodzaaklykheid, om daarin, zonder uitftel, te voorzien, dat, indien men, en zondbr eenige uitzondering, onder het oog der Staaten Generaal, de Plans, Projeften, Redenen, de dringende Sollicitatien van dien Generaal gebragt had, het zeker is, dat, ondanks de poogingen van de Cabaal, Hunne Hoog Mög. de middelen zouden hebben aangefchaft, om dat groote •werk te beginnen, en zelf te achtervolgen. Daar toe zouden tien a elf millioenen Giddens, en even zo veel jaaren arbeids, genoegzaam zyn geweest; «n indien men in het Jaar 1775", toen  Groot 'Tafereel. 3 5- toen de Heer dm Moulin zyn groot ontwerp over onze Vlaamfche Frontiëren inleverde, hand aan 't werk had geilagen, zou alles thans byna voltooid zyn geweest, en wy behoefden in geenen deele de flagen te vreezen, met welke wy thans door eene geduchte Mogendheid worden bedreigd, (a). a Men brenge ter ontzenuwing der. zo even aangevoerde redenen niet te berde, die, welke worden bygebragt in den Brief, op den 16. February 1784. door den R V: •• v %% 3tè aÉnas^Sw — —— (0) Ik fpreek in December 1784, en al wat ik nier zegge heeft geenerlei betrekking tot de veranderingen, zedert dien tyd voorgevallen , zoo ten dezen opzigte , a'«t met betrekking tot hetgefchil, het welk dd Republiek met den Keizer heeft gehad.  3'S Schets van bei* van de Generaals du Moulin en Martfelt, gevoegd' by datRaport, by die vermaarde Verzameling, van welke ieder Artykel alle verfcboonirigen, tot op den huldigen dag aangevoerd, om zig van allen blaam ten dien opzigte te zuiveren, tot pulver vergruist, en ook tot ftof verkeeren zal, alle de zulke, welke men nog met dat oogmerk, het zy dan van wegens den Raad van Staat, of van Uwe Hoogheid bybrengen zal; ik zou, zeg. ik, die Redenkavelaars terug zenden naar die Verzameling, naar dit eeuwig getuigenis van ftrafbaare verwaarloozing,- en haatlyke ongerechtigheid,-waar van het'verflag de Natie in den hoogden graad verontwaardigd heeft, en Uwe Hoogheid had moeten verontwaardigen ; want ik wel gelooven wil, dat, ingevalle uwe Hoogheid eenig aandeel in dat gedrag gehad heeft, zulks enkel geweest is door de raadgeevingen Uwer trouwlooze Raadslieden; dat het enkel geweest is als het werktuig van de listige en duiftere ftrecken.der verfoeilyke Cabaal, van welke zy Aanvoerders waren en' nog zyn. Kortom, ik durf hier beweeren, dat de verwaarloozing van aandrang., zo als nodig geweest ware,, op het herftel der Frontieren, alleen, en ontegen zeglyk, BEwYST de misdaadige bedoelingen en de fchelmachtigheid der voornaamftc Aanftookeren van alle die hardnekkige vorderingen ter ver-, meerdering der Landmagt.. En, dat ik hier met by-  Groot Tafereel. 37 byzondere letteren dit aangevoerde ter nederÉtelle, is ten einde zy, die dat zullen leezen, het nog herleezen, en het in eeuwigheid niet vergeeten. Ik zou op dit ft.uk honderd andere fchrikbaarende dingen te zeggen hebben, maar deeze uitftap reeds al te lang zynde, keere ik weder tot myne hoofdzaak. Zyne Aller chrinilykfe Majeftèit, misfchien minder aangedaan over de opfehorting der onbepaalde Convoijen, dan over de geaffecteerde achteloosheid, die wy oeffenden, in het neemen van gepaste en rustige maatregelen, om ons de Handels-Vryheid, ons by 't recht der Volken en Tractaaten toegeftaan te doen verzorgen , herriep, ten aanzien der Onderdaanen van de Republiek, op den 14. January 1779. de voordeden, verrrield in het eerfte Artykel van het Reglement van den 16. July daar te voren , raakende den-Koophandel en Scheepvaart der Neutrale Natiën ; ordonneerende by het zelfde Arrest dat- provifioneel, wegens de Vaartuigen dezer Landen, zouden ter uitvoer gebragt worden de vyf eerfte Artykelen van het Reglement van den 21. October 1744; mitsgaders dat, van den voornoemden 16. January af, die Vaartuigen de Vragt-Rechten zouden betaalen, zo als by de Ordonnantiën, Reglementen, en inzonderheid by de .Declaratie van den 24. November 175.0, mitsgaders by het Arrest van zynen Staats-Raad van den C 3 16.  3".fr' Schets van een ïö. July 1757, enz. bepaald was. Dan, vermits de Stad A;nfterdam alle haare poogingen had ingefpannen, om de Republiek te beweegen zig van wegen Engeland te doen verzorgen , die onbepaalde vrijheid, welke onzer Vlagge wettelyk toekwam , wilde Zyne Majeftèit de Schepen der Ingezetenen dier Stad onder dit nieuw Arrest niet begreepen hebben , en ftrekte deze gunst vervolgens om dezelfde reuen ook uit tot de Stad Haarlem. (0) Dit nu was geen aanhouden van onze Schepen, ofberoovingen van derzelver laadingen, of dezelve, onder de belachlykfte voorwendfelen, voor zig te houden; daar door wierden ook onze Schepelingen niet mishandeld, noch verminkt , noch om hals gebragt , zo als de Engelfchen zedert eenigen tyd , op de onreghtvaardigfte beweegredenen, ftraffeloos deeden: het was blootlyk eene zeer befcheidene ivaarfchouwing van Vrankryk, om ons gebruik te doen maaken van onze Rechten die weder • op te eisfchen, en op dat wy ons , zonder uithel, in ftaat zouden ftellen, om dezelve te handhaven; het was eene uitnoodiging van ons, om te zorgen dat wy ons niet lieten noodzaaken tot het (a> Ik gaa bier met Hilzwygtn voorby drie andere Arresten van den Staats ■ Raad zyner Allerchristelykfte Majeftèit, van de maanden Af ril, Juny en September, daar aan •volgende, over bet zelfde onderwerp.  Groqt Tafereel.' 39 het laaten vaaren der grondregelen van de Neutraliteit, die wy hadden aangencmen; terwyl het, voor het overige, enkel was een gebruik maaken van het onbetwistbaar Recht dat elke Souverain bezit, om in zyne Staaten zodanige fchikkingen, ten aanzien zyner frnantien, zyner inkomften, of der commercie zyner Havenen, te maaken, als hem zal goeddunken, en welk recht Hunne Hoog Mog. zelve uitdruklyk hebben gereclameerd in derzelver Manifest, tegen het Hof van Londen, zo als men kan zien uit de hier onder bygebragte aanhaaling. (a) Dit Arrest van Zyne Allerchristelykfte Majeftèit, deed evenwel het luidruchtigst gekrysch in den Lande opgaan. Den 2,4. der voornoemde maand January fchreef Uwe Hoogheid ten dien opzigte aan de Staaten van Friesland eenen Brief, (a) '( Is wyders te vergeefs en geheel abufivclyk, da* men by het Manifest hit getal der bezwaaren getragt heef* te vermeerderen, door de alleguatie van bet opheffen dei uitgaande Rechten, als een Jlap> ftrekkende tot facilitei\ ring van den toevoer van Scheefs - Munitiën naar Vrankryk t want, hebalven dat zulks de interieure direfïie van de Com> menie raakt, waartoe alle Souverainen ontegenzeggelyk recht hebben, en wes aangaande zy aan niemant reken' fchap verfchuldigd zyn, zo is dit Point wel in deliberatü gelegt, maar tot bier toe luiten conclufie gelaattn. Zie hel cemelde Manifest, omtrent m 't midden. C 4  4-? Schets van een Brief, waarin Ge deeze gunst, door LodeWF;k-XVI. aan Amfierdam betoond, affchetfie, als eene odieuse distinctie, of onrechtvaerdigheid, omtrent de overige Steden der Republiek (a). Uwe Afhangelingen riepen uit, en zulks wierd door hunne Suppooften nagebaauwt, dat de Franfehe Monarch de alleronrechtvaerdigfte en fchreeuwendfte zaak vorderde: onze Engelfche Vrienden vernieuwden met der haa^t de zo menigwcrf gedaane en verlieten verwytingen van kwaadaartigheid,valschheid, verraad, geweld, barbaarschheid en verfoeilykheid der Franfehe Natie, ó! Wat zou men een lustig fpel beleeft hebben, zo Hunne Hoog Mog. ten dien tyde hadden goedgevonden onze Engelfche Doggen tegen die Mogenheid op te jagen! Wat zouden wy Luidjes onder ohs gevonden hebben, die yry gc- (a) Wy houden ons verzekerd (zeide Zyne Hoogheid in dien Brief), dat Uwe Edele Mogende niet zonder bevreemding zullen liebben vernomen deeze odieuse distinctie; «n dat dezelve zullen hegrypen, dat bet aan geene vreemde Mogendheid , boe groot , boe aanzienlyk, en boe formidabel zy tok moge zyn , vry ftaat , om die odieuse distinctie te maaken, ten aanzien van eenen independenten en vryen Staat, die niet anders gedaan heeft, dan het geene aan Haar volkomen vry flaat, enz. —■ Men behoeft gegn overvliegende Geest re zyn , om te gevoelen , dat in deiepasfage meer gemelykhcid dan reden doordraait I  Groot Tafereel, 41 gereeder zouden geweest zyn, om hunne begunftigde Party te wreekcn over eene geringe beet van eene Natie , die zy verfoeijen, dan zy zyn geweest om hun Vaderland te wreekcn over de doodlykfte Hagen, en de fchreeuwendfte beledigingen, van eene geliefkoosde, Nare ontfangen. Indien men zig dan, Doorluchtige Vorst, gedragen kan aan uwen gedagten Brief, aan de Staaten van Friesland, en aan den zin der Voor affpr aak van het nieuwe voorftel den 10.Maart des zelfden Jaars 1779. door Uwe Hoogheid, aan alle de Bondgenooten in >t byzonder, gedaan, ter uitrusting van 50 a 60 oorlogfchepen, en ter vermeerdering der Trouppes tot vyftig a zestig duizend Man, waart Gr zelve, niet weinig geraakt over het zo even gemeld Arrest, zo wel als over de poogingen, welke de Ambasfadeur van Vrankryk beftendig bleef aanwenden, om de herroeping van de opfehorting der Convoijen te erlangen; en het fchynt dat de uitflag der Deliberatie n , welke wegens dat Point by ons voortduurden, Uwe Hoogheid ook vry wat bekommerde. Wat hier ook van zy, zie hier de gemelde Vooraffpraak: " „ Ik ach te my verpligt Uw Ed. Gr. Mog. „ myne fentimenten, over het gewigtig on, derwerp van derzelver Deliberatien, te open, baaren; namelyk dat ik verre gcëloigneerd C5 »ben  4$ .Sc-11 ETS VAN EEN „ ben van te oordeelen, dat dit Gemeenebest, a om geen Oorlog te waagen , behoorde te re„ nuntieeren, van de wettige Rechten, aan „ derzelver Ingezetenen. volgens folemneele „ Traótaaten competeerende: in tegendeel be„ grype ik dat dezelve moeten worden gemain„ tineerd door alle middelen, ■ die de Voor„ zienigheid in handen van deeze Republiek „ heeft gefield; maar daar het aan niemand dm „ aan Uw Ed. Groot Mog., en aan de Ed. „ Mog. Heeren Staaten der andere Provinciën, „ competeerd om te decideeren, wanneer het tydfiip „ daar is, dat Hunne Hoog Mog. behooren te refolveeren, om eene ongelimiteerde Proteclie aan „ derzelver commercieerende Ingezetenen te verkenen : ■ „ dat Hunne Hoog Mog. door geen Traüaat, hoe „ genaamd, met eene vreemde Mogendheid „ zig verbonden hebbende, om alle Takken van Com„ mercie, zonder diftinclie, te protegeer en, niemand „ het recht heeft om van dezelve te vorderen, dat „ zy, Protectie verleenende, zulks aan alk fche- pen, zonder diftinclie, moeten verkenen, zonder aan „ derzelver voorzichtigheid over te laaten om te deci- deeren, of zy in ftaat zyn alle Takken van „ Commercie te protegeeren, en of zy in dit „ tydftip het konnen doen, zonder gewigti„ gere belangen in de waagfchaal te ftellen, en „ zig aan het grootfte gevaar te exponeeren. „ Ik ben dan van begrip, dat, in deezen op „ niets behoorde te worden gelet, dan op de waa-  Groot Tafereel. 4$ „ waare Belangéns van de Republiek; en der„ halven, dat, alvorens eene finaale Refolutia „ genomen werde, omtrent het Convoijeereri „ der Houtfchepen, geëxamineerd werde de „ ftaat, waar in dit Gemeenebest zig bevind, „ zo te Water als te Lande. „ Myns bedunkens convenieerd niets meer „ aan deeze Republiek, dan eene ftipte en " exadte Neutraliteit, onverminderd de Trac" taaten, die zy met Buitenlandfche Mogend„ heden heeft, maar ik denk, dat, om dezel" ve met effect, en niet alleen tot zo lange dat bet, "„ aan eene Ar belligereerende Mogendheden behaagd,, "„om van de Republiek op eene dwingende en „dreigende wyze te eisfeben, dat zy Party "„ kieze, te maintineeren en te handhavenen in „ eenen gewapenden ftaat behoorde te wor-t „ den gebragt. " Deeze Voorafspraak, opengelegd, zo als men dezelve hier ziet, heeft geenerleijen uitleg nodig: de gedeeltens, die ik met curcyffche Letteren hebbe uitgedrukt , bewyzen genoeg, welke Mogendheid zy bedoelen. Ik zal 'er alleen, byvoegen, dat, zo dezelve niet aan 't licht gekomen ware vóór de berugte Memorie, door.' Sir Jofeph Yorke, den 9. April daar aan volgende tegen Vrankryk aan Hunne Hoog Mog. ingeleverd, ik fchier zou denken dat zy gc:deeltelyk op de Memorie geformeerd was, zozeer hebben die beide ftukken, in veel op- zig-  '44 Schets van een tigt n, betrekking tot malkander. Men heeft zelf verfpreid, dat deze Vooraffpraak was gedresfeerd onder het diflamen van Sir Jofeph, dat is van dien Onder-Koning, welke deRepubliek toen had, en die , gelyk men weet, met behulp van den U bekenden gryzen Men* tor, de zaaken met meer vrugt, dan onze waare belangen en het heil van den Staat vorder-, den, wist te bcfturen. Wat hier van zy, indien Sir Jofepb het denkbeeld dezer Vooraffpraak niet heeft opgegeeven , heeft hy ten minfte dezelve op verfcheide plaatfen nagebootst, om zyne zo even gemelde Memorie te formeeren. De beide ftukken, in ieders handen zynde, kunnen vergeleken worden. Kortom, naar dit begin deed Uwe Hoog-, meid verflag van de oorzaaken, waarom meende die Propofitie te moeten doen, en befloot met aan de Bondgenooten te dcclareeren van Advife te zyn, dat men refolveerde de Sche-* pen, gelaaden met masten, krommers, knieën en ander timmerhout, tot, het bouwen van Oorlogfchepen benodigd, niet onder convoy te neemen, alvorens gereed te zyn met eene uitrusting van 5-0 a 60 Oorlogfchepen, waar van ten minften 10 a 30 van Linie, en de Landmagt vermeerderd te hebben tot ,50 d 60 duizend Man. Wanneer Ge, Doorluchtige Vorst, in de voorgaande maand November met de meerderheïd der Stemmen concurreerde, tot de op^ fchor-  Groot Tafusu, 4$ ffchort'mg der Convoijen, was men flegts verwonderd; maar nu (en uit hoofde der innerlyke overtuiging, in welke Uwe Hoogheid eindelyk moest verfeerert , dat eene augmentatie van Trouppes het herftel der Marine volftrekt moest beletten ) Zo de fentimenten van eer en Vaderlandsliefde , waarmede UwB Hoogheid bezield is, niet bekend waren, zou men fchier gezegt hebben dat dit dubbel voorstel enkel gedaan was met voorneemen om onze twisten en debatten over die twee voorwerpen te vermeerderen en aan te zetten, mitsgaders om den Oorlog van Engeland tegen Vrankryk te begunftigen , ten fpyte der rechtvaerdigheid, en van onze Neutraliteir, ten nadeele onzer onbetwistbaarfte Rechten, ten ondergang van eenen zeer voornaamen tak onzes Handels, onzer Scheepvaart, onzer Imposten, en ten kosten van den Noordfchen Handel. — Want om 50 a 60 Oorlogfchepen, waar van ten minflen 10 a 30 van Linie, uit te rusten, moest men die hebben; om die te hebben moest men beginnen met het concludeeren der 1800 duizend Guldens der Petitie in 1771 , tot reparatie der oude Schepen, en aankoop van bouw-materiaalen gedaan; als dan moest men gaan denken om het formeeren êener'Petitie : van eenige millioenen, om de yoorgeflagen toerusting te bekostigen; dan behoorde 'er aan het werk gegaan te worden» aan  a5 Schets van een aan den eenen kant om te repareeren , en aaft de andere zyde om te bouwen; daar na moest 'er manfchap weezen om al die ichepen te equipeeren; en dewyl, volgens Uwer Hoogheids Memorie zelve («), en volgens de Raforten der Admiraliteiten, in de maanden van Augustus en September 1781 O), de fondfen alleen voor het onderhoud en den ordinairen zeedienst, zeer moeilyk te vinden waren; dewyl eenige non-equipeerende Provinciën, en lïvelke het meefte gerugt maakten, jaaren lang ten agteren bleeven, in het formeeren van het aandeel, dat zy wegens dit onderwerp verfchuldigd waren; en dewyl eindelyk het zeevolk bereids zeer fchaars was, moest de augmentatie der Trouppes, welke niet minder dan twee a drie millioenen zou gekost, en de manfchap nog vry wat fchaarsfer gemaakt hebben, noodwendig de voorgeflage uitrusting zeer verre ten achteren zetten, of liever geheel teniet doen loopen : en onder afwagting dat. de Hemel ons genadig geliefde te zyn, hadden wy gerustelyk den brand kunnen fteeken in die fchepen, waarmede wy eenen tak van-Koopna , nsc^i'-.f. ubEc iob aijrfïMsi . ivrhaar Ca) A. p. 32, 36 en volg. B. p. 41 , 46 en volg.— C. p. 21, 25 en volg. (b) Bylaagen, eerfte fiuk in fol. p. 8, 33, 44, 64. ai Volg. -n I4em in S9, p. S, 38, 52 * 55, 71 «" 75 « 77.  Groot? Tafereeï». 43 handel moeiten dryven, welken wy met recht konden doen, die daar en boven ten naauwften met andere handeltakken verbonden was, maar die evenwel Uwe Hoogheid , en de vyf Provintien, die zulks in deezen goedgekeurd hadden, van advife waren, dat dezelve opgefchort wierd , tot onze Zeemagt tot de voorgeftelde begrooting was gebragt, en wy tevens 50 a 60 duizend Man op de been hadden. Eindelyk,DooREUCHTiGEVoRST, wie 2014 het ooit .elooven! om dit dubbeld Voorstei, tan de Bondgenooten te doen, naamt Ge juist waar dien zelfden dag, op welken de Gedeputeerden der Admiraliteits - Collegien , by Hunne Hoog Mog. inbragten het gevraagd Advis van die Collegien, over de meest gepaste en kragtdaadigfte miiïdeJen, om de Zeemagt in zoodaanigen behoorlyken ftaat te ftellen, als nodig was om de vryheid van tm-. ze Commercie en Navigatie te bejehermen, de ter m onafhanglykheid van den Staal O) te handhaven, deszelfs Rechten te verdeedigen, en zo veel mogelyk de gedreigde onheilen af te weeren (f); Advis, het welk, ingevolge eene Confultatie van de Admiraliteiten, met drie Vlag-Officieren gehouden, in fubftantie medebragt! „ dat de Zeemagt der „ Republiek behoorde gebragt te worden tot „54Sche- (a) A. p. 19. — B. p. 23- — C. p. 9 en 10. (6) Refolutie van Hunne Hoog Mog, van 3i.Z?«.I77& ie) Refolutie yan ttuw &»£ M°g> Mn J?7- J«M7J>  'Ao* S 'C II E T S VAN EEN. )i 54 Schepen van Linie, 30 Fregatten, en 11 min„ dere Vaartuigen; dat men derhalven, zodra j. mogelyk, moest gaan bouwen de Schepen, '„ welke ter vervulling van 't voornoemde ge„ tal manqueerden; en Hunne Hoog Mog. „ verzogt wierden aan de refpe&iveBondgenoo„ ten te doen zenden de Petitie van 7,4,56,504 „ Guldens, welke fomme, gevoegd by die „ van ƒ 4,178,508 der Petitie van 1771, ge» „ concmdeerd den 2,1. Mey 1778, voldoende .,, zou geweest, zyn, ter aflegging van deezen „ nieuwen aanbouw. " («) Zo dat, Door•luchtige Vorst, indien het noodzaaklyk was, gelyk het inderdaad ook geweest is, dat de Zeemagt, zo dra mogelyk, tot die fterkte gebragt wierde, de vermeerdering yan Landmagt hier nog vry wat nadeeliger wierd, dan zy nog geweest zou zyn aan Uwer Hoogheids voorgeflagene toerusting, Maar wat toch waren de oorzaaken, die Uwe Hoogheid in deeze omftandigheden konden aanfpooren, tot het voorflaan eener vermeerdering van Landmagt, nog grooter dan zulke, die Ge bereids voorheen had voorge-fteld? Het was nu ■ niet meer de ingebeelde : vrees voor eenen Oorlog in Duitschland, want » 'er C«) Bylaagen, eerfte Jluk, in ftl.-p.S «» ~°' *~* ïdm tf» 80. p, 6 en 22. . }  Groot Tafereel. 49 }er wierd te Tefchen een Congres gehouden om de Vreedes-Artykelen te reguleeren, welke den 13 Mey daar aan volgende, in een formeel Vreedes -Tra&aat geconverteerd v. ierden ; en-ik heb reeds gezegt, dat de Keizerin Koningin en de Koning van Pruisfeu aan ons niet eens dagten. Het was ook geenzins de vrees., dat Vrankryk onze Frontieren zou wegneemen, want de geringde Land-Oorlog zou dat- R.vk buiten ftaat hebben geheld, om den Oorlog'door te zetten, die ter Zee gevoerd wierd. p Was het ook nog de vrees, dat de Engelfchen ons op het vaste Land zouden komen opnestelen , of eene landing op onze kusten ondern-eemen ? Op die twee zaaken heb ik bereids geantwoord. Wat was het dan, D o 0 rluchtige Vorst! wat was het dan, het welk by Uwe Hoogheid, en de meerderheid der Bondgenooten die halftarrigheid . vereeuwigde? .'. . Niets anders, helaas! dan de zwakke redenen, de beuzelacht'ge voorwendzels, en de publieke of verborgene beweegredenen van welke ik zo menigwerf gefproken heb. Dus kon hetDUBBEL Voorstel van Uwe Hoogheid, door het ftellen van een dwarspaal in de toerusting van de Schepen, welke ter befeherming der Commercie vereiseht worden , tot niets anders ft-ekken, dan ter begunftiging van het voornoemen der Engelfchen , om ons te ruïneeren , en hun verlangen om onze zeemagt te D ' doen  go Schets van een' doen blyveri in dien beklaaglyken ftaat, in welken dezelve zig bevond. Met/één woord, zo het wettig Tranfport van Timmerhout naar Vrankryk, een fterk Convoy nodig had, zo als Uwe Hoogheid zeide , en ook een ieder toeftemde, ware het zeer nodig geweest de toerusting van datConvoy gemaklykte maaken, ja, dat zelfs aan te dringen,en daar toe geen hinderpaalen in den weg te brengen. Derhalvenkan mennietzeggen, dat Ge ook hier in gedaan hebt, „wat Ge had kunnen doen ter herfteliing van de Zeemagt. Aangezien, evenwel, in 't vervolg van het reeds gemeld dubbel voorstel, UVe Hoogheid aan de Bondgenooten vertoonde, dat, om niet alle takken van Commercie zonder protectie te laaten, Convoy behoorde verleend te worden aan Schepen, met geene contrabande gelaaden, geduurende de Deliberatien over de Protectie aan de Schepen, met Tim merhout bevragt, teaccordeeren, zo concludeerden de Staaten Generaal op den 26 April, de Petitie van 3,999,680 Guldens, 'den 3 November des voorigen jaars geformeerd : Hunne Hoog Mog. ordonneerden teffens, dat voor den dienst- van denjaare 1779. zouden worden geëquipeerd 32 Oorlogfchepen, als 14 van Linie, 17 Fregatten en eeneSnaauw; en dat ten dien einde „ de refpective Admiraliteits-Col» legien gehouden zouden zyn , op den eed aan „ den Lande gedaan, zig ftiptelyk te gedragen n na  Groot Tafereel. 51 w na de poincten in de Refolutien vermeld; en „ dat zy zouden werden aangefchreeven zorg „ te dragen , dat de werving van Matroo„ zen onmiddelyk geopend, en de Schepen „ zelf in ftaat gebragt wierden om fuccesfivelyk „ gereed te zyn Zee te kiezen, zo dra nodig „ zou bevonden worden om ze te gebruiken „ tot de Convoijen, die men voorneemens * zyn mogt tot Protectie der Commercie en „ Navigatie van de Republiek te accordeeren: Dat daar en boven hier van kennis zou ge„ geeven worden aan Zyne Hoogheid den „ Heere Prince van Orangeen Nas/au,met ver„ zoek om daar aan de hand te houden, dat de „ voorgemelde Equipagien op eene reguliere „ wyze wierden gedaan, de Ofiicieren tot hec „ Commando der Schepen fuccesfivelyk te defpi„ cieeren, en op de diflributie der Convoijen „ en van de Schepen , om de zelve te leiden, „ ordre te willen ftellen, en te willen bezor„ gen , dat, zoo veel doehlyk, alle maanden een Convoy wierde verleend naar de Ën„ gelfche en Franfehe Havenen, en voorts, zoo „ dikwyls als het vereischt werd, naar Lisfa„ bon en de Middelandfche Zee, en ten min„ ften tweemaal in het jaar naar de Colonieii. „ van den Staat in de West-Indien. De Samenftellers Uwer Memorie, Door-_ luchtigste Vorst , van deeze voorzigtige en noodzaaklek! Refolutie fpreekende, vertelD a  52 Schets van e e it len ons: „Dat Uwe Hoogheid vohaardig „ aan de. bovengemelde intentien Hunner Hoog „ Mogenden zoude voldaan hebben, indien „ de (op nieuws) opgekomene difficulteiten ,, over het verlecnen van Convoy aan de Sche„ pen met Hout gelaadcn, en de daar uit rc„ fuiteerende Staats-Deliberatien , zulks niet „ verhinderd hadden." (~< C. p.  Groot Tafereel. gï mecnebest, over de rampen, die hetzelve reeds drukten, zo wel als over dc zo naderende gevaaren, waar mede het bedreigd wierd, zoud Ge ongetw■ffdd den gecnen , die den toon gaven aan de Deliberatien dier Provinciën, of derzelver Refolütien beftuurden , dus hebben aahgefproken: In Gods naam, Myn Heeren! iaat ons, terwyl men bezig is met raadplcegen, op vjaj wyze de onbepaalde Convoijen te "verkenen, als riem over mync Propofitie, om 50 et 60 Oorlogfchepen uittcruften , en de Landmagt tot 50 a 60 duizend Man te Vermeerderen, geen oogenblik verzuimen met de geordonneerde Equipage te formeeren. De tyd drir.gt, cn zet ons het mes op de keel; het is gedaan met ons, zo ivy niet beginnen met de volvoering der dringendjïe zaaken'. Twee en dertig welgewapende Oorlogfchepen, het vast befluit om 'er meerder uit te rusten , met dat om ons op eene voorbceldelyke wyze te wrecken over allen, die voortaan onze vlag zullen durven hoóhen, onze rechten fchenden, of onderneemen ons te divingen de paaien te overfchryden , die de rechivaerdigheid en aangenomens Neutraliteit ons voorfchryven , zullen ontzag verweer ken in hun die thans fraffeloos onze zwakheidfmaaden, en met onze twisten of twyffelingen bun voordeel doen. Laat' ons ophouden met het voorwerp der béfchimping aller Vreemdelingen te' zyn, laai ons afzien van de dwaasheid óm twee ontwerpen te willen uitvoeren , welker uitwerkingen onmogelyk worden , zo 'wy die te gelyk willen volbrengen. Mifchien zyn 'er 'mder U Lieden } Menfchen, die dcór byzondere belanD 3 gen  54 Schets van een gen weigeren zullen gehoor te geeven aan het geen ik, of liever de nood, alhier voorfielle; doch ik , in hoeclaawgheid van Kapitein en Admiraal-Generaal der Repubhek , heb geene andere belangen, dan die tót het heil en welzyn des Vaderlands medewerken. Ik wil wel bekennen , dat de vermeerdering der Landmagt my aan U hart legt, maar ik bemerk eindelyk, dat, door daarop te veel aan te dringen, de geordonneerde uitrusting belet word: En zo my reeds met morgen blykt, dat gemelde vermeerdering eene volfirekte hinderpaal word aan de volledige en onvermydelyke herfteliing der Zee* •magt, en gevolglyk aan de publieke veiligheid, zo als veelen ftaande houden, laat ik die oogenbliklyk vaaren, en zal Uallen, by al wat dierbaar is, bidden myn voorbeeld naar te volgen. ——. Dusdaanige Vertoogen, Doorluciitigste Vorst, zouden het allerovertuigendst bewys hebben opgeleverd van die groote volvaardigheid, om de intentien Hunner Hoog Mog., ten aanzien der voorgemelde Equipeering; de weldenkendfte onder de Ridderfchappen en Steden der vyf gedagte Provinciën, zouden zig naar Uwe redenen gedragen hebben ; zy, die eeniglyk om U te believen, op eene vermeerdering van Trouppes aandrongen , hadden zig bevlytigd Uwer Hoogheids Advis te volgen, en de duiftere vyanden van onzen roem en gelukftand, die haadyke monfters, met één woord, zouden, verfchrikt, ter neergeflagen, en befchaamd, niet meerder den mond  Groot Tafereel. 5$ mond hebben durven openen, noch de oogen opheffen. Edoch, wel verre van zodaanig een vóórhel te doen, volhardde Uwe Hoogheid in 't verlangen naar, en het aandringen op de vermeerdering der Landmagt, niet ophoudende met te gelooven, dat het met de welvaart van den Staat zou gedaan zyn, zo die vermeerdering niet vastgeknoopt wierd aan het herftel der Zeemagt. Dus bleeven onze twisten en debatten over die twee zaaken, als voorheen , voortduuren , en de Equipeering van 32 Schepen, door Hunne Hoog Mog. zo wysfelyk geordonneerd, zo nadruklyk gerecommandeerd, en gedestineerd voor den dienst van h jaar 1779. liep te niet. In het vervolg zullen we zien, dat die van 52 Schepen, door Hooggemelde Hunne Hoog Mog. voor den dienst van het jaar 1780. geordonneerd, om dezelve redenen op niet uitliep. Het is dan geenzins te verwonderen, dat wy ontbloot waren, toen de Engelfchen ons den Oorlog verklaarden. Men oordeele dan ook, na dit alles, wat denkbeeld men te vormen hebbe van het voorgeeven, zo meniigwerf in Uwer Hoogheids Memorie .en elders aangevoerd, dat zo wy eene Equipage van go a 60 Schepen hadden gehad, en tevens onze Trouppes tot go a 60 duizend Man gebragt waren geworden, men ons ontzien en wy ontgaan zouden hebben de rampen die ons zyn overgekomen] . . . Honderdmaalen heb ik reeds aangetoond, dat de bl^te onmogelykD 4 beid  g6 Schets van é e n heid om in tydr Manfehap genoeg, cn voor die Augmentatie en voor de Equipage te-'vinden, beide die voorwerpen moest doen vervallen, en inzonderheid de Jaatiic Ik fchaame my byna zo dikwyl hétzeüde te zeggen : Sed minquam nimium dicitur, quod vunquam fatis iïifrttur, zegt seneoa-c-a); en Seneca heeft g'dyk. - Thans manqueerde aan on/en toeftan d nog maar eene foortvan overlast, van welke de Engelfchen ons nog.tot dien tyd hadden vrygelaaten, maar die eindelyk ook te berdé kwam. Den 22.Julycn «6. November , wierd ons door'den Ridder Yorke formeel afgevorderd het Secours , by de Tractaaten , tusfchen Engeland en 'onze Republiek, bepaald ; en om' aah! ëfcn eisch meerder gewigt te geeven, voeren de Scheden dier Mogendheid voort mer de onzen te berooven, of haare Admiraliteit, met naar goeddunken onze Goederen' te vermeefteren. In dit alles bedoelde Engeland enkel zyn belang cn ons verderf. „ Zo het my gelukt, z-vde die Mo,, gendbeid tot zig zelve, om de Hollanders te doen „ befluiten, om my zonder reden het gevraagd „ Secours te geeven breng ik hen in de w ar „ met Vrankryk en Spanjen ; en al het voor„ deel, daar uit roortVloeijende_, is voor my. „ Blyven zy hardnekkig rrrj* dat'Secours wei-' ■ ii '• "->::cn Ofcrawra v-'? tr* r-,a«;oJUio (a) Epijl. lxxiï.  G >R * O T * T F "E % * E E. 57 ccrcn om'dat het Cafus'Ffkderis geen'plaats ; hel-tr, dan hunnen myne wakkere zeelieden „ voartvaaren met het bcrooven hunner fche., pen , het'beftcclen, mishandelen, verminken' 3 ofam halsbrcngen vahhun volk; en myne Ad„ rniraliteitz-.d niet ophouden om, mits eene wil,,'le-eurige vergoeding, of anderzins , zig toé ,'^te eigenen alle timmerhout, ankers, 'zeilen^ „ touwwcfk enz. het geen : 'zy1 meenen , uit " hoofdewan algemeene billykheid en uitdruk„lvké bcpaaling van het vierde Artykel van„ het Tractaat, zo'plcgtig in''t Jaar 1674. ge„ floten Jnak? goeddunken "aan een elk te morgen''verkopen. En zo zy in de harsfens „ krva-c:i , 'om' my over' die twee zaaken; * met,ReprcfcntarJen aan boord te komen, „ zal ik, ten aanzien van de eerfte, myne SR3£ Ve ooren leencn, en nopens de tweede hun "} doen zien, dat, zö ras-ch maar myn belang ,, zulë vorderd, den formeelen en letterlykcn ,; zin van' f ra&aaten geen plaats meer heb- „ ben mag. " Eh'dus'zyii'd'e banden , voormaals tusfchen1 Engeland' en de Republiek geformeerd tot onderlinge, veiligheid, en het wederkecrig welzyn der' beidé .Mogendheden', ten onzen aan-' zien veranderd in bo'cijcn ".eener fchandelykfte^ flaavernye. ' Om, nu ;'die ha'tclyke ketenen te' ■verbryzêlen, was 'er eene''Zeemagt nodig; cn, om die te hebbm" moeften de liefde en het m D 5  £8 S.chets van een gemeen belang des Vaderlands haare eer en waardigheid, by onze Aterlingen den voorrang gehad hebben, boven de byzondere belangen, boven de laage heerschzugt, boven de laffe begeerte om te believen, boven de yuige jaloersheid, boven de valfche ftaatkunde, en boven de verfbeilyke Engelschgezindheid, met welke veelen befmet waren: kort om, Uwe Hoogheid moest gedagt en gedaan hebben, zo als hier; boven in de op een na laatfle Paragraaf is gezegr. De zaaken bleeven in dien ftaat tot op den 31. December van hetzelve jaar, op welken de ontmoeting des Graaven van, By'and, en den Commodore FïtUing voorviel: de fchandelyke hoon aan de Vlag van den Staat, by deze gelegenheid, bejegend, leverde een nieuw bewys op, dat de Engelfchen meenen het recht te hebben over ons dezelfde eigendunklyke beheerfching temogen oeffenen, mét welke een Afiatifchen Dcfpoot zynen flaaven beteugeld. Door deeze aanranding der publieke vryheid, heleedigde die vermetele Eilanders alle Europifche Zee-Mogendheden: onze zaak werd daar door die van deze Mogendheden en hun belang en waardigheid riepen haar toe om wraak te neemen. —— Wy, evenwel lieten aan 'tHof van Londen, over deze fchennis,' eenige Vertoogen doen; maar veragting was het eenig antwoord; de misdaadige fterken, voer  Groot Taiïikii» £9 voer uit in tegenbefchuldigen van den onfcbuldigen zwakken, en van dezen was flilzwygen de eenigfte toevlugt. Ten overmaat van vernedering vond de Ridder Yorke goed, om den 21. Maart 1780. aan de Staaten Generaal eene Memorie over te leveren, waarin, na een langwyiig verflag van de bezwaaren, die Zyne Britfche Majeftèit ten laste der Republiek voorgaf te hebben, wierd gezegt: „dat, indien, „ tegen de billyke verwagting des Konings, Hunne Hoog Mog. hem niet binnen drie wee" ken, te reekenen van den dag der overgaave „ van de Memorie , een voldoend antwoord gaven, wegens het Secours, zedert agt maanl den gereclameerd, Zyne Majeftèit dit gedrag „ zoude aanmerken als eene verlaating van de „ Alliantie, van. den kant Hunner Hoog Mog., „ en dus de Vereenigde Provinciën niet an„ ders als op den voet van de andere onzy,. dige, en niet by Traétaaten gepriviligeerdc „ Mogendheden, befchouwen; en dienvolgens „ zonder andere vertraaging, by voorraad, en „ tot nader bevel, met opzigt tot hunne On" derdaanen, doen opfchorten alle byzondere ,• bepaalingen der Trattaaten , tusfchen de beide Natiën, naamlyk die van het Traftaat ", van 1674, en zig alleen houden aan de alge„ meene gronden van het Recht der Volken, „ het welk dienen moet ten rigtfnoer, tus„ fchen onzydige en gepriviligeerde Mogend- ., he-  <5o Schets van een „ heden."" Dit was eene loutere herhaaling van de verbale Declaratie, die Mylord Stormont, Secretaris van Staat, den 28. January' aan den Envoyé-Extraordmaris van de Staaten Generaal te Londen, gedaan'had. 1 Drie dagen daarna 'deeden Hunne Hoog Mog. door Hunnen Agent, den Heer van der Burcb van Spierïtigsboek , aan den Heer Yorke een Antwoord overhandigen, het welk in'fubftantie behelsde: „Dat Hunne Hoog Mog. be„ floten hadden door. Iluiinen Extraordinatis ,;Envoyé, den Graaf van We.'deren, aan Zyne „ Britfche Majeftèit te doen vertoonen , dat „ zy wenschten zo dra mogelyk aan de verlangens van Zyne Majeftèit te voldoen, met een pofitief antwoord te geeven : dat de Me„ morle van den Heer Ambasfadeur een on„ derwerp der"Deliberatien" van de Provinciën » was geworden, maar dat Hunne Hoog Mog. „ voorzagen dat, uit hoofde derRegeeringsform „ der Republiek; het hun onmogelyk zou zyn, „ dat antwoord 'binnen den bepaalden tyd te „ cffectueeren. " Voor h overige verzogten Hunne Hoog Mog. Zyne Excellentie, om deze Rcprefentatie met zyne ;goede offlcien by den Koning te wil'en fecondeeren : maar Sir Jofeph weigerde dit antwoord aan te' neemen, en'teffens om zyne goede officien aan te wenden. -— Eindelyk ftelde de Graaf van Weideren van zyn. kant ook eene Memorie op, over  G r q o t Tafereel.'' over het zelfde onderwérp, en communiceerde die aan Mylord Stormont, met verzoek om dezelve aan Zyne Majeftèit te remitteeren, doch Zyn Lordfchap gaf, naar bekomen ordres yan Zynen Souverain, ten antwoord: „dat, „ aangezien de Memorie van den 11. Maart , niets anders behelsde dan het befluit des Ko„ nings, vervat in de mondelinge declaratie, „ die hy zelve op den a8.January aan den „ Graaf had gedaan, Z/ne Majeftèit geene ver' „ andering'in het bepaald uitftel kon maaken." Zie daar, op welk eene wyze onze Bondgenooten met ons omfprongen; zie daar op welken toon zy den onderftand vorderden, welken zy voorgaven dat wy hun verfchuldigt waren en nog hadden wy onder ons eene Cabaal, die blindeling aan dusdanige Lieden overgegeeven was Kortom , men hoor¬ de weldra dat men niet ftraffeloos verzuimt te gehoorzaamen aan het welbehagen, of liever aan de ordresvan het Hof van Londen: George de III. ordonneerde den 17. April, dat de bedreigingen van den 21. Maart in volle uitger, ftrektheid ter uitvoer zouden gebragt werden, t Zo veele beleedigingen , en zo veele zonder-linge pretenfien van den kant van Engeland, zo veele fchandelyke vernederingen, dwongen eindelyk de Staaten Generaal eene party te kiezen, die hunner waardig was. Hunne Hoog Mog. refolveerden den 25. April > °™ aan heï Hof  62 Schets yan keu Hof van Londen te doen declareeren (zo als indedaad door den Graaf van Weideren den 4. Mey daar aan volgenden wierd gedaan) dat vermits het Cafus Foederis op den tegenwoordigen Oorlog niet toepasfelyk was, Hunne Hoog Mog. hadden gerefolveerd het gevraagde Secours niet te accordeeren; tevens befluitende Convoy te verkenen aan alle Koopvaarders, die niet geiaaden waren, met Goederen , by de Tractaaten uitdruklyk als contrabande geftipuleerd; mitsgaders het toerusten van 21 Schepen van Linie en 31 Fregatten , om gemelde Convoyen te kunnen verleenen, en onze Kusten te bewaaren. He eerfte dier Refolutien deed de ontftooken gramfchap der Engelfchen ten toppunt fteigeren, terwyl door de tweede den neêrgeflagen moed onzer Handelaars wierd opgebeurd; en Europa, verfteld van onze langduurige en fchandelyke onverfchilligheid over onzen Koophandel en,Scheepvaart, verwagtte dat wy het een en ander ter Zee kragtdaadig zouden befchermen , en binnen, 's Lands in ftaat ftellen om het effect der beide Refolutien kragr by te zetten. Doch Europa zag zig in die V€~wagting bedrogen, en onze ongelukkige Kooplieden wierden van het hunne beroofd, in weerwil van het duhbeld Last- en Vèilgeld, hetwelk zy betaalen moeften, tot goedmaaking der kosten van uitrustingen, die tot befeherming  Groot Tafereel. tfg ming hunner Commercie dienen möeften, in weerwil hunner eerbiedige en dringende Requesten , aan de Staaten Generaal, en itj we érwil van hun aanbod, om zelfde manqueerende Manfchap op de Oorlogfchepen te bezorgen (a> De magtige en haatlyke Factie, welke de Convoijen had weten te doen opfchorten, vond ook wel middel om 'er de uitwerking van te verhinderen, na dc opfehorting herroepen was; dat is: de uitrusting van gi Schepen , raakte in duigen, door dezelve kunftenaryen, welke de in 't vorige jaar geordonneerde uitrusting van 32 Schepen den bodem ingellagen hadden. De Engelfchen gingen dan hunnen gang: verftout door de kragteloosheid der Refolutie, om Convoyen te verleenen; aangemoedigd door de halftarrigheid, met welke Uwe Hoogheid en de meefte Provinciën bleeven daan op de vermeerdering der Landmagt, ten fpyte van gezonde reden, en in weerwil der noodwendigheid , om de Marine te herftellen: gehandhaafd door eene Party, welke in den boezem der Republiek zelve hen openlyk durfde begunftigen , namen zy een Franfchen Kaper weg, niet onder 't bereik, maar voor den mond (a) Men zie wegens dit alles het Rejitest van Km?* iaden, Asfuradeurs en Rbeders, omtrent den Zo.Jwy 17S0. aan Hunne Hoog Mog. geprefinttcri.  6"4 .Schets van een morrd van 't Canon van ons.Eiland Goedercede (fl); zy namen verfcheide Americaanfche Schepen in • beflag , i in onze Haven van het Eiland St. Martin O); zy voeren, voort met onze Schepen te berooven; hunne geweldenaryen, hunne wreedheden omtrent onze Zeelieden, verdubbelden; cn de braave cr, ongelukge Ingezetene» .van dit Land, mets anders kunnende dan ons noodlot befvhrejjen, mocften nog de zegevierende Cabaal die wanbedryven zien toejuichen; zy moeiten nog hooren, dat wy zulke behandelingen verdienden; dat onze trotfeke, onze wreecie Verdruk!" ers, onze Vrienden, onze ■Broeders "waren, die wy rechtmaatig hadden vertcornd Die Vrienden, Doorluchtige Vorst:, die Broeders, waren verfo.eilyke Vrienden-moorders CO '■ en zy, die deze geheugde naamen van Vrienden cn Broeders, zo ichaamteloos ontheiligden, waren de- ia" na- tigfte uer menfehen kinderen; het waren Vo;reders,.die. de Lucht des Lands, j$ wdkzy heeievcnshjht onenngen, onwaardig ware.:. ca&'rc:' ï*xfv&'ti<* i- • Tot (a) Den 21. April. (b) Den 9. Augustus. (O At amici ,'ueruut aofivi, co wicra ;i:\:terunt jupflicia. Nam qui ignctos lauit, /«( « < ^^e'.lauw, qui amitos, paullominüs quum fiiriddë. iPvs ok, a :v b. i t.  O r o o t ■ T' a ff e r e e l>. ö# Tot, dus verre waren de zaaken gevorderd, toen de Heer Laurens, Oud-Prefident van het Americaansch Congres in de magt der Engelfchen viel. Onder de Papieren, by hem genomen, vond men het berugt Eventueel Traclaat, met vier andere Stukken , welke het Hof van Londen aan den Ridder Yorke overzond,, en die Uwï Hoogheid wel.geliefde zelfs op den 20 Oétober ter Vergadering der Staaten van Holland in te brengen. By die gelegenheid heeft Uws LIoogheid zig wonder wel gekweeten van het ampt van Advocaat - Generaal: Uwe Hoogheid betoonde zulk een drift en yver in Uwen eisch , dat'er verfpreid wierd, dat Ge nimmer zulk eene vlyt deed uitblinken, dan wanneerGE ondernaamt debélangensvanEngeland té .onderfteunen, of de Vermeerdering der Trouppes voor te ftellen 5 het geen gelegenheid gaf .ter herinnering der zaake van de Schotfe Brigade, de hifcorie der Convoijen, en veel andere, die ik de moeite niet zal neemen op te noemen. rdq De Engelfchen waren niet weinig in hunnen fchik, met de ontdekking van dit Eventueel Traktaat ; vermits, het zelve hun het laatfte vöor•wendfel verfchafte, om openlyk met ons. tot eene vredebreuk te komen, onze bezittingen ftraffeloos te overweldigen , en-alle onze Koopvaardy-fchepen onverfchillig te neemen; mitsgaders den laatften genade-flag aan onze ZeeE ^ma$  €6 SCHETS VAN E K H magt toe te brengen, door het wegneemen van zodanige onzer Oorlogfchepen , welken zy op Zee mogten ontmoeten ... En dit alles wenschte onze Anglomaanfche Kliek nog hartelyk, dat toch mogt gebeuren! Men weet, eindelyk, den inhoud der beide Memorien, door den Ridder Yorke, wegens het voornoemde Traétaat, op den 10 November en 12 December, aan de Staaten Generaal overhandigd: men weet teffens welke wyze, voorzigtige en rechtmaatige antwoorden Hunne Hoog Mog. op die Memorien gegeeven hebben , mitsgaders de verdere vreedzaame maatregelen, door hun by der hand genomen ; maar de heerschzugtige, eigendunklyke en onredelyke wyze , op welke het Hof van Londen zig in die zaak gedroeg, laatgeenen twyffel over of dat Hof had volftrekt beflo-ten ons openbaarlyk aan te tasten. En in de -daad het was op den 20 December, dat zyne Britfche Majeftèit zyn berugt Manifest tekende , als mede de ordre om Brieven van fchaaverhaaling te verleenen tegen de Schepen, ■Goederen, en Onderdaanen der Republiek. Welnu, Doorluchtige Vórst! Gelooft Ge dat 50 a 60 duizend Man in ftaat hadden geweest, om dat Manifest te refuteeren en de ordre te doen intrekken? Daar toe was eene goede Zeemagt nodig ; en die hadden wy niet. Nd  Groot* Taferee i. 6> ' Nu althans, was het riatuurlyk, dat, in het; eogeribiïk, op het welk wy op Zee openlyk aan-getast wierden , zonder dat men te land voor het een of ander te vreezen had , men van allen verderen aandrang op de Vermeerdering Van Landmagt zou afzien: het was te denken, dat men nü zig zou beyveren, om de Petitie iri 1777 geformeerd, ter reparatie van oude fchepen en tot aankoop van Bouw-Materiaalen vastteftellen, en dat men tevens ter conclufie brengen zou de Petitie, op den 19 April 1779. geformeerd tot voorziening der Magazynen. Edoch een geliefd voorwerp word zo fcnielyk uit den zin niet gefield; ook was het reeds op den 16 December, zynde flegts twee dagen na dat de tyding van het Manifest, en de ordre des Konings van Engeland in 's Hage was aangekomen, dat Uwe Hoogheid, by de voordragt aan Hunne Hoog Mog. van de noodzaaklykheid om den voorgeltelden aanbouw Van Schepen , mitsgaders' de toerusting voor den dienst van 1781. gefchikt, rustig door te zetten, eene nieuwe afichildering maakte van het gewaande gevaar, waarin men was, om te land aangetast te worden, en tevens op nieuws vuurig aandrong, op eene vermeerdering van Landmagt, ten minftenjuzo fterk, als waar van in den jaare i77§ het ™ was overgeleverd. En uit hoofde der aanbeveeling van dit voorftel^ door de Staaten Gene-  6% Schets van een" raai aan de refpeftive Provinciën gedaan, alg mede, wegens demogelykeid, die onderfteld wierd, dar de ftorm, welke deezen Staat ter Zee naderde , op het vaste Land mogt komen uit te barften (a), bragt Gelderland op den 2, January, deszelfs Confent, tot vermeerdering der Landmagt, ter vergadering der Staaten Generaal in; en niet enkel om dezelve te brengen tot 50 a 60 duizend man, zo als Uwe Hoogheid op den 10 Maart des voorigen jaars had gevraagd, maar, desnoods, zelftot een grooter getal. De Gedeputeerden dier Provincie wierden gelast, de flerkfte injlantien ie doen om de verdere Bondgenooten, inzonderheid die, welke het meefte belang hadden by de verjlerking der Zeemagt, voor welke de Landprovinciën bereids aanmerkltke sommen hadden moeten furneeren , te beweegen, om geenerleije zwaarigheid meer te maaken in het eenpaarig confenteeren tot de vermeerdering der Trouppes van den Staat. — Ik zal hier niet naarvorfchen of het der Provincie Gelderland hier wel voegde, die aanmerklyke sommen, door de Land-Provinciën tot de Zeemagt gefurneerd, zo hoog te doen klinken; vermits bekend is hoe weinig dat zy tot dien tyd van hunne quote hadden gefurneerd, en hoeveel zy («) Cinulalre Misfive van Hunne Hoog Mog. aan i* tefieftht Provinciën, in data 26 December 1780.  Groot Tafereel 69 «y ten dien opzigte nog ten agteren waren, tenminften in vergelyking met Holland; en ten an 'eren weet men, dat het aandeel dezer vier Provinciën gezamenlyk, in de Generaliteits lasten , nog het derde deel niet uitmaakt van 't geen de Provincie Holland alléén daar in moet opbrengen. Ik zal my bepaalen by het eenvoudig zeggen, dat, aangezien'er geen twyffel was of de meefte Provinciën zouden Gelderland volgen, Holland, welke men het mes op de keel hield, zig gedwongen zag den 11 January te confenteeren in de Vermeerdering der Landmagt, in weerwil der bewustheid, waarin zy was, en waar in een ieder had behooren te zyn, dat het van eene onvermydelyke noodwendigheid was zig alleenlyk met het Zeeweezen op te houden? Uit alles [ wat door my over deeze zaak tot hier toe is' aangevoerd, hlykt dan klaar, dat de eeuwigduurende en noodlottige halftarrigheid, die men getoond heeft om de Trouppes te willen vermeerderen , de voornaamfte oorzaak is geweest van den zwakken ftaat onzer ongelukkige Zeemagt, ten tyde de Britten ons openlyk den oorlog aandeeden. Het Herftel dier zeemagt was tot aan den jaare 1776 toe noodzaaklyk; van 1776 tot 1778, wierd die herfteliing dringender; en van 1778 tot 1781, wierd ze ten uiterften noodwendig.; daar, op » "TC2V rit* '{•*•—t-Wrrl mh. -n ■ I Zedert het begin der Vyandeykheden tuss.chen , engeland en pe . r e p u bl ie k. Tydvak van 'iv December 1780. tot i.January 1782.' Doorluchtigste Vorst!. j[k had wel, ten gevolge van het voorlghoofdftuk, kunnen opgeeven, de zo menigwerf bepaalde , en , .onder zo vcelerleije couleuren, voorgeftelde vraagen, om de vermeerdering der Landmagt; maar, na ten klaarften , zo ik meene, aangetoond te hebben, de ongerymdheid dier vraagen, den aart van derzelver beweegoorzaaken, en de noodlottige gevolgen, daar uit voortgefproren, zal het genoeg zyn deeze ftoffe tot het verder beloop van dit werk te bejpaaren, en 'er enkel ,by gelegenheid van te fpree-  Groot Taiiuii. 73. Tpreeken : zullende middelerwyl onderneemen een denkbeeld te geeven, op hoedaanige.Wyze onze Zeemagt beftuurd en aangelegt is, geduurende den Oorlog, dien wy zo fchandelyk hebben doorgezet; en alvoorens ter zaake te treden, zal ik hier laaten volgen de Lyst der Zeemagt, welke de Republiek bezat in de maand van December 1780, en zodanig als die oevonden word in het eerfte Stuk der Bylaagen tot de Memorie van Uwe Hoogheid, ALGEMEENE LYST DER ZEEMAGT van de Republiek, in de maand December 1780. NB. Ik heb Qaarvan afgelaattn de Princes Royaal van 70 jlukken Kanon, om dat dit Sehip bereids mt afgekeurt, en heb 'er by gevoegd de Zeebaars, • van 11 jlukken , die men had overgeslagen. r, c,..u, Wanneer ge- Rejort. ; Schepen.- Stukk. Maafê . . De Masze . . 7° ^ Prins Willem . 174». Amilcrdam . OcAdm.Generaal i/63- Maaze . . Mars .... 60 1763. Prins Fredenk. I77«. , Kortenaer . . - ï78°- Amfterdam . Naffau . « • **Hr* ■ l759- E 5 Am*  74 SCBITS' TAN EEU Reffort. Schepen. Stukk. Wanneer gebouwd. Amfbrdam bolland . . 6c 1761. • ■—1 Ymfterdam . . 1763. OeAdm.dvRuir r 1780. fxètknÓ . . Zierikzee . . 1/33- *— . Zuid-Beveland. m— 1746. Maaze . . Schiedam . . 5c 1745. ■ Princes Carolina —— 1748. <—— Rotterdam . . i 1760. ■ ")e Adm. Tromp. 178c. Amfterdam . 3.hynland . . 17-53. » " ■ 'rlmthorst . . I754f —— Schicland . 1755. > » Nafïau-Weilbure. 1760. pr. R.Fred. Soph. WilheJmina. 1768. * ■ ■ ' Princes Louiia. 1769. ' ■ • ')e Erfprins . . i77°- »■ )eAd.PietHcm. • 1774. , De, Batavier . . 1779. Vriesland . . )ePr.Mar.Louifa 1760. j. OcPr.F1vd.L0ui- fa Wilhelmina. 1779. Amfterdam . 't Loo ... 4c 1749- . . Plwni-y . , . 17Sl- . Zuylevcld . . 1753. ölois . ... 1754. ■ Landskroon . . ' 1755. . Z wieten . . 1759. ■. ■ OcArgo . . 1772. Maaze . . .Castor ... 36 1758. ——•. Thetis' . . . 1766. 1 •— T^fon . . . 1770. « — BrhS . 1775. Amfterdam. "t Hof Souburg. 1761. 1 1 Beverwyk . • | _ 1767. Am*  Groot Tafereel, 75, n, ut Wanneer ge- Rejort. Schepen. Stukk. fc) Mede aldaar op den. 3. derzelfde maand cenomen. (O Genomen in hetCanaal, den 31. December 1780. {d) Mede daar orutrent geaom.cn, den 5,January 1781.  Groot Tafiuki, 7<* Zie daar dan, Doorluchtigste Vorst, de 5% Oorlogfchepen, die wy in Commisfie hadden, toen het Engeland goeddagt met de Republiek in fcheuring te komen j en volgens my , na zo even aangevoerde Lyst, bleven 'er na den 15 December 1780. van die Schepen vyfendertig in onze Havenen. Maar deze waren juist niet alle volkomen gereed, of geheel toegerust! En hoe zeer onzen toenmaaligen hachlyken ftaat op h hoogfte was, bevlytigde imen zig weinig meer dan te voren, om ze in ftaat te brengen ter verrigting van 't geen'er de Natie van verwagtte. Eveneens was het gelelegen met de Schepen, die nog overig waren om in dienst gefteld te worden ; gelyk ook met de nieuwe Schepen , die in aanbouw waren. Noch het begoochelend woordenfpel der Stelleren van Uwer Hoogheids Memorie, noch de opgegeeven redenen in de Raporten, door onze Admiraliteiten in de Maanden van Augustus en September 1781 aan Hunne Hoog Mog. overgeleverd, zullen ten eeuwige dage •nook bewyzen, dat, boven zekere vreemde oorzaaken , waarvan ik hier niets reppe, 'er in? het bewind van'al wat onze Zeemagt betrof, niet ten minften heeft plaats gehad eene fchandelyke onachtzaamheid, eene blykbaare_ onvoorzigtigheid, en dienvolgens een berispelyk gedrag. Al wat ik reeds heb aangevoerd, en al, wat my in den loop deezes werks nog te  #o Schets van e e ï< te zeggen ftaat, geeft 'er bewys. -— Ik keet ter zaake. Uit hoofde der netelige omftandigheden , in welken wy omtrent Engeland ons in den Jaare 1779. en boven algeduurende het Jaar 1780 bevonden hadden., leerde het gezond verftand, dat men geen gedeelte der weinige gewapende en toegeruste Schepen, welke de Republiek had, zo zorgeloos waagen moest , als men deed omftreeks den 20 December van 't laatstgenoemde jaar; dat is, op het eigen oogenhlik , dat de Vreedebreuk tusfchen Engeland buiten twyffel was, en dat de Schepen dier Natie als een blixem op de onze flonden neer te vallen. Het eigendunklyk gedrag der Engelfchen van alle tyden her; hunne gewoonte om de Vredebreuken, die zy bepeinzen, door daaden yan geweld en vyandfchap te doen voorgaan, moeften ons mistrouwen opwekken, en ons aanzetten om gepaste voorzorgen te neemen. Zy, Doorluchtigste Vorst, die het beftuur onzer Zeemagt in handen hadden, moesten zig herinneren (want het is fomtyds nutttig geheugen te bezitten) dat, reeds van het jaar 1651, de geweldenarijen en rooverijen, door het Britsch Parlement geauthorifeerd ," en begaan tegen fommige Koopvaarders der Republiek, het voorfpel waren van de trouwlooze vermetelheid , welke de Admiraal Blake in den jaare 1652. betoonde, met in de maand Mey der  Groot T a f e r e e u 8ï' «ter Staaten Vlag te hoonen, en den Admiraal Tromp te attaqueeren , zonder dat 'er tusfchen Engeland en ons eenen openbaaren Oorlog plaats had. Zy moesten zig te binnenbrengen, dat, in 'tbegin van 't jaar i-664., met verachting van het- konlings bezworen Tradaat tusfchen de beidé Natiën , Robert Holmes, met geheime last van Karei den tweeden gemunieerd , een groot getal onzer Schepen wegnam, onze bezittingen op de Africaanfche Kust vermeesterde, en van daar naar America (levende, alwaar hy'voor eerst Nieuw -Nederland ( door hem NieuwYork genoemt,) ten onderbragt, zo Wel als vervolgens de Eilanden Tabaio en St. Eujïachius: Zy moesten, zeg ik, zig herinneren dat Karei de tweede, ten overmaate van onrechtvaerdigheid, de valschheidhad om op de deswegens door den Staat gedaane klagten te antwoorden , dat hem die dingen ten volle onbewust waren, en hy daaromtrent niets geordonneerd had; dat wyders die Vorst, dreigen by laaghartigheid voegende, durfde declareeren, dat, zo de Staaten aan hunne Oost-Indifche Compagnie de gevraagde befeherming verleende , daar ondertusfehen dezelve door Zyne Onderdaanen ftraffeloos beroofd wierd, hy dusdaanigen flap voor eene Oorlogs -verklaaring zoude houden. Nog " moesten de Beftuurderen onzer Zeemagt zig herinneren, dat op den 23 Maart 1672. en zonder eenige formeele Vredebreuk met EnF ge'  82 Schets van eetï geland, die zelfde Robert Holmes, met nieuwen last van zynen Koning, en aan 't hoofd eener Overmagt, de t'huiskomende Smirna-Vloot aantaste, den Admiraal van Nes , die ze convoceerde, deedfneuvelen, deszelfs Schip in den grond boorde, eenige Schepen dier Vloot nam, en dezelve geheel vermeesterd zoude hebben,zonder de heldhaftige wederftand van het overfchot der Convoijers en der Koopvaardy-Schepen. — Dan, waar toe doch de moeite te neemen van zig zulke verouderde voorbeelden te herinneren? Waarlyk, alles wat de Republiek fints eenigen tyd van de Engelfchen had moeten ondergaan; de bewustheid hunner gevoelens ten onzen aanzien; het eigenaartig carafter dier Natie, en den aart der tydsomftandigheden, toonden aan de Bewindhebbers onze Zeemagt over genoeg, wat, althans in de laatfte agt maanden van 't jaar 1780. te doen ftond. Inderdaad, de fmaad en't geweld, ten aanzien van het Convoy, onder den Graaf van Byland, der Staaten Vlag aangedaan O), de fchending van het recht der Volken en van het Grondgebied der Republiek op onze Kusten in Europa (è) en aan het Eiland van St. Martin (O, de (a) Den 31 Dec. 1779. (6) Den 21 April ,780. (O Den o Jug. deszelfden jaars,  Groot Tafereel. 83 defchaamtelooze en voortduurende rooverijen, omtrent onzen Koophandel gepleegd; de fchenddaaden , wreedheden , moorderijen, zelfs, jegens Ingezetenen dezes Lands begaan; de weigering van recht, wegens alle die voorvallen; en aan den anderen kant de wettelooze eifchen, onrechtvaerdige klagten , valfche betigtingen, en alle andere knibbelaarijen , door deze Zeedwingelanden, door deze Verftoorders van de rust der Volken, ons zo menigwerf toegeduuwd , zo menigwerf en zonder ophouden herhaald, en die men'moede wierd; detweedragt, die zy tusfchen de Leden onzer Regeering aanftookten_, de dwarspaalen, welke zy aan onze ftaatkundige vryheid tragtten te ftellen, de ftrikken, die zy allerwegen voor ons fpanden, den afgrond van ramfpoeden, die zy voor onze voeten groeven, en waarin zy ons zogten neer te dompelen : zo veele famenloopende zaaken, eindelyk, gaven de klaarfte voorbeduiding eener uiibarfling van een voorbedagt fchouivfpe! , welk eenen aanvang neemen moest met de onverwagte aanranding onzer Oorlogfchepen, die zy op Zee ontmoeten zouden; het neemen van alk onze Koopvaarders, die zig in de Engelfche Havenen of op Zee bevinden mogten, mitsgaders het verlies van een gedeelte onzer Bezittingen in America, of elders Waarom dan die uitbarjïing niet voorgekomen , omftreeks de maanden Augustus en September, door  $4 Schets van eeï* middelen, die men zogt aan te wenden op het einde des jaars, dat is, toen hetgeen tyd meer was. . ... Wat was nu van den Raad van Staaten geworden ? waar was de Dire&ie van 't Zeeweezen ? waar bleef onzen Kapiteinen Admiraal-Generaal ? waar waren, met één woord, allen die de Souverain aangefteld had, om met raad en daad voor de zekerheid van onze Goederen en Bezittingen te zorgen? ... Waren dan alle zielen met eene noodlottige gevoelloosheid bevangen?... of was men in den flaapvan Epimenides gedompeld? .... Neen : die bcdryveloozen ftaat was enkel eene verdooving, door fommige Slaapverzvekkers veroorzaakt, en deze Slaapver wekkers waren de Ridder Yorke en zyne Medeftanders, zo grooten, als kleinen. Geduurende de twee laatfte maanden van dit zelfde jaar , verdubbelden de redenen van vrees en wantrouwen; en tevens verdubbelden de wigtige beweegöorzaaken, en de dringende redenen die men had, om allen fpoed en alle mooglyke omzigtigheid aan te wenden, in den aanleg en uitzending onzer Schepen. Om zulks niet te gevoelen , moest het aan gezond verhand mangelen , of men moest met de grootfte onverfchilligheid aangedaan zyn. —En waarlyk, de ontdekking van het Praeparatoirlyk Plan, de bedreigingen , ve-vat in de beide Memorien, door den Ridder Yorke. op den 10 November en den iz December ? aan Hunne Hoog Mog, ge-  Groot TafireeE. *3 reprefenteerd, dezelve bedreigingen den 15 dito, woordelyk door gemelde Amhasfadeur herhaald, den korten en ongenoegzaamen termyn, door het Britfche Hof bepaald, om op die Memorien een onmiddelyk en voldoend antwoord van den Staat te bekomen, de natuur der berioten, die men zekerlyk van den Graaf van Weideren ontfangen moest, de particuliere bersten, die men van elders, en flag op flag, ont&,g, het uiterfte toppunt, eindelyk waar toe de zaaken gefteegen waren , verkondigden maar al te zeer de zekerheid en aannadcrmg van het fchrikbaarend oogenblik, in het welk ons niets zou overblyven, dan het berouw en de fchande van onze Bezittingen weerloos en onzen Koophandel zonder befeherming gelaaten te hebben; van niet een eenig Schip ter gepaster tyd uit onze Havens te hebben doen vutloopen, en het zo dra mogelyk , uit- en toerusten van anderen te hebben verwaarloosd. Het was, helaas! evenwel dat oogenblik, het welk men uitkoos om van hier , zo verzekerd, of men in vollen vreede was, te doen uitzeilen de Schepen, die veronderftetd wierden , ter befeherming onzer Commercie en Colonien beftemdte zyn: ook zeiden de Engelfchen zelf, dat, zo dn fluk geene daad van zinneloosheid was, het gems tets er- gers moest zyn. in- r> De Oorlogfchepen Rotterdam en de Prmces Larolina , vergezeld van een Oost-Indisch ComF 3 pagme-  Schets van een pagnie-Schip, vertrokken van de Rheede te Hellevoet, des ogiens vroeg van den i§ December, het eerfte naar de West-Indien, en het tweede naar Lisbon beftemd; en alle drie vielen zy in de handen der Engelfchen, alvorens nog het Canaal gepasfeerd te zyn ; om dat de Expresfe, (die volgens Uwer Hoogheids Memorie, den 14 Dec. met contra-ordre uit 's Hage was vertrokken) niet voor den volgenden ogtent, tusfchen 10 en 11 Uuren te Helvoet aankwam : fchoon gebruik van tyd voor een reisje van 5 uuren ! Deze Schepen , zeg ik, wierden een prooy der Vyanden, om dat men de voorzorg niet gebruikt had, de Expresfe eene Ordre mede te geeven , om hun een Sloep na te zenden, of een Sein van terugkomst te maaken , ingevalle zy, reeds vertrokken zynde op de komst der Expresfe , nog niet verre af waren. En waarlyk zy waren toen zo min verwyderd, dat men ze nog zeer gemaklyk had kunnen terug roepen : dit kan gansch Helvoet getuigen. Van de overige Schepen, die eenige dagen bevorens uit onze Havenen gezeild, en gelukkiglyk den Engelfchen ontfnapt waren, moest het Schip Amfterdam, gecommandeerd door den Graaf van Byland, en bereids ontramponeerd door eenen drie of vier jaarigen dienst, te Lisbon gerepareerd worden: de Princes Maria Louifa, van ouderdom naauwlyks aan malkander hangende, en evenwel  Groot Tafereel. 87 wel naCuragao gedestineerd , kon met verder komen dan Kadix, alwaar het verkogt wierd: ook zond Uwe Hoogheid ordre aan den Graaf van Byland, om het Fregat Dieren, dat hyhad medegebragt, en van geen beter alooi was, dan de Princes Maria Loulfa te verkoopen (a). Dus, hetfcheen of alle die Schepen, ter befeherming onzer Commercie beftemd, alleenlyk vertrokken waren om zig te laaten neemen , repareeren , of verkoopen. Dit is 't nog niet alles: de Schepen Nasjau en Nasfau-Weilburg, omtrent gelyktydig met den Graaf van Byland vertrokken , arriveerden in de West-Indien, alleenlyk om aldaar in eene fchandelyke bedryveloosheid te verrotten, en buiten ftaat te raaken, om immer in Europa te komen. Hetzelfde foort van Bewind heerschte ook in de maatregelen, die genomen wierden om St. Euflacbius te redden : In plaats van, ten minften reeds met den i$ December een Fregat van hier benoorden Schotland om, derwaards heen te zenden, om te beproeven of het mogelyk ware eene tydige waarfehouwing te doen aan den (.) A. JMI5.-B. t- I7i. -C. p. 90. De Heer w Byland geen kaas gezien hebbende om du tregat te verkoopen, bragt dat weder in Holland, avmr het veroordeeld wierd, om voortaan flegts tot Wagt- of Hospitaal - Schip te dienen. F 4  '8 Schets van een den Schout by nagt Crull, die zig aan dat Eiland bevond meteen Schip van 60, en een van 36 nukken, mitsgaders met een aaozienlyk getal rykgelaaden Koopvaarders, zo wagtte Uwe Hoogheid tot den 20 dier- maand (a), om hem den ftaat der zaaken over Oftcnde te brengen , alwaar geen Schip gereed was; en over Lisbon, van waar het Schip, ten dien einde door een Heer Smkfaen afgezonden, eerst den 6 February daaraan volgende vertrok; dat is, «00 dat St. Euftachius, Saba, St. Martin, en alle onze Schepen, welke zig aldaar bevonden, reeds in de magt der Engelfchen waren. _ Maar, zalmen my toeroepen , op dat tydftip hadden %vy hier geen Fregat, in flaat om voor zulk eene langduurige reizs Zee te kiezen. Des te erger: Edoch , toen in 'c begin dier zelfde maand December, het Fregat de Arend, van Helvoet naar St. Euftachius vertrok , had men , aangezien toen reeds de zaaken ongemeen netelig ftonden , ten minflen den Heer Crull, kunnen berigten om met alle de Schepen onmiddelyk naar Curagao te wyken. En zulks is niet gedaan !... Om dat ons noodlot medebragt, dat men in dit geval , even als in vry wat anderen , juist het tegendeel zou doen van 't geen gedaan moest worden. Het («) A. p. 25. 26. 113. en 117. — B. p. 32. 33. 168. ?72. en 173. —, C. p. 15. 16. 88. en 9u  Groot Tafereel. 80 Het is dan niet te verwonderen, dat dusdanig- begin geduurende den geheelen Ooriog agtervolgt is, door eene aaneenfchakeling van langwyligheden of verzuimen , van valfche maatregelen of bedryveloosbeden ; Het is niet te verwonderen, dat deezen Oorlog is befloten met die fraaije hiftorie van Br en, en met de heerlyke kruistogt, welke wy met het verlies der Schepen, de Unie en Zierikzee geboet hebben; als mede dat alles is bekroond geworden door eenen Vreede , die, ons met fchande en vernedering overlaadende, ons gedwongen heeft opofferingen te doen, welke ons mogelyk ten eenigen dage nog kosten zullen een gedeelte van den Koophandel, die ons in Europa nog overfchiet en onze Bezittingen in Azien. Evenwel, offchoon Friesland werklyk alle Vermeerdering van Trouppes de bons gaf, en begeerde dat men zich eeniglyk met het Herftel der Zeemagt zou ophouden (a); offchoon Zeeland en Groningen geenen haast maakten in die Vermeerdering te ftemmen, byzonderlyk niet in die, welke den 10 Maart 1779. voorgefteld, en den 16 December 1780. op nieuws ingebragt was , liet toch de Anti-Patriotfche Cabaal dc hoop niet vaaren ,om 'er eene te (a) Zie de Refolutie der Staaten van Friesland van 13. tan. 1781.  $o Schets van een te verwerven. En daar toe werd in de maand January des jaars 1781. een nieuw Plan geformeerd, het welk Uwe Hoogheid en de Raad van Staat aan Hunne Hoog Mog. overleverde, beftaande in eene Augmentatie van niet minder dan twintig duizend Koppen, waar van 'er eeniglyk 1200 beftemd waren, om op de Schepen verdeeld te worden. Vermeerdering, van welke de Recruutgelden zouden beloopen hebben 1,460,652. Guld. en 10 Stuivers, mitsgaders derzelver onderhoud 3,050,138 Guldens 11 Jluiv. 6 pem.l Vervaarlyke fom, nuttelooze, verderflyke uitgaaf, en welke, wanneer men nagaat , hoe zeer onze Admiraliteiten dagelyks het gebrek aan penningen bejammerden , meer dan ooit het Herftel der Zeemagt en de Toerusting derSchepen onmogelykmoest maaken! Onbetwistbaar bewys, eindelyk, van hetfchrikbaarendvoorneemen, door de Cabaal gefmeed om de eer 'en belangens van het Gemeenebest aan den vyand op te offeren! Maar dit is nog alles niet: middelerwyl dat Hunne Hoog Mog. dit zonderling voorftel aan de verdere Provinciën zouden voordragen (a), wierd 'er een ander Plan uitgedagt, waar van de (a) Htt was op den 2. Febr. dat Hunne Hoog Mog., dit voorftel aan elk der Provinciën communiceerden.  Groot Tafereel. ot de uitvoering , zo die bad plaats gegreepen, natuurlyker wyze de Bondgenooten moest noodzaaken, zonder eenig uitftel, de voorgeilagene Vermeerdering in te willigen: Ook twyffelt men niet, Doorluchtig ste Vorst! of dit tweede Plan was zyne geboorte verfcbuldigd aan het brein van den Hertog van Brünswyk ; dat is, • van uwen geftadigeiï Mentor, van uwen aangeftclden Conflliarius. ~ Hoe het ook zyn moge , de Raad van Staaten fchreef den 22 January aan de Staaten Generaal («), dat, aangezien de Zeekusten , van Vlaanderen af tot aan Oost-Friesland,- byna geheel open lagen , en eene Invasie, in de Provinciën langs de Zee gelegen , de ruïne van den gebeelen Staat naar zich moest fleepen, de Raad oirbaar vond Hunne Hoog Mog. den vooriïag te doen, om alle de Trouppes van de Republiek in flaat van marschvaardigheid te brengen, ten einde gebruikt te kunnen worden om den Staat tegen allen onvoorzienen aanval te verdeedigen, het zy met hen in een of meerder Corpfen te doen campeeren, het zy met hen elders te plaatzen, alwaar zy by de hand waren, om zig met hoop van goeden uitflag tegen de onderneemingen des vyands, te (a) Men kan dezen Brief, waar van ik bier Jlegts bet saaklyke opgeeve, in de publieke Vapititn van dien tyi nazien.  Schets van een te verzetten. En om de Bundgenooten niet te verbystcren over de kosten, die dergelyke toebereidzelen mogten vereifchen, bepaalde voorn. Raad (om te beginnen) zich tot de formeering eener Petitie , van maar één MilUoen Guldens ! in de daad eene maatige fomme, zo men het oog flaat op al de benoodigde behoeftens, als Tenten, Magazynen van Leeftogt en Voeder, — Paarden en Wagens ter vervoering van Oorlogsbehoeften , Wagens, Paarden en Schuiten, tot overbrenging der Bagagie. — Buitengewoone Tractementen, —. Soldyen der Generaals, derzelver Adjudanten en andere Officieren. —* Vermeerdering der Soldye van de Zwitzers, — de huuren van een menigte Bedienden, .— Hospitaalkosten , —* eene behoorlyke Veld-Artillery, — Trekwagens voor 'C Gefchut en Pontons, —> het loon der Geleiders van den Artillery - Trein, —. Kortom, al wat nodig is tot den dienst en de werkzaamheid van een Leger, wanneer het te velde gaat, en zich in ftaat van uitvoeren fteld. En uit hoofde der noodzaaklykheid om de Leveranciers penningen op rekening te verfchaffen, moest het gevraagd millioen maar zonder eenig uitftcl in de Generaliteit! Kas gefourneerd worden , behoudende de gemelde , Raad aan zich om, wanneer' het Camp zou geformeerd zyn, eene Petitie voor de verder benodigde fommen te formeeren. ' In-  Groot Tafereel. 93 Indien, Doorluchtigste Vorst, dit Plan zyn beflag had bekomen, zou 'er uit voortgevloeid zyn, dat alle onze Plaatzen aan de Landzyde zonder Garnifoen hadden geweest; en dat, door de zorg, die men zou gedragen hebben om meer dan ooit het gevaar der Republiek, om van dien kant aangevallen te worden , op te vyzelen, men zou geflaagt zyn in het verkrygen eener fchielyke en algemeene bewilliging in de Vermeerdering van de Trouppes, en die waarlyk vermeerderd te zien: men zou geflaagt zyn in het verzwaaren der algemeene uitgaaven, en der belasting van den braaven Ingezetenen, ten kosten van 's Lands veiligheid en belangen ; men zou, eindelyk, geflaagt zyn met het in handen Uwer Hoogheid, of liever in die der Olygarchifche Cabaal, een overmaat van kragten te Hellen, die flegts konde dienen tot vergrooting eener magt-, welke tot zulken hoogte is geklommen, dat die reeds maar al te veel het fouverain Vermogen bezwalkt, en de Natie beeven doet. Maar dit Plan, Doorluchtigste Vorst, van het welk de Stelleren Uwer Memorie goedvinden niets te reppen, voltooide het openen der oogen van vry wat Lieden ; anderen waren'er over verontwaardigd; en alleen Gelderland gaf 'er zyne toeftemming aan , egter nog maar onder zekere voorwaarde. Onaangezien deze mislukking, verflaauwde 1 even-  pjj Schets van een evenwel de yver ter Vermeerdering der Trouppes niet: Zy kwam onder verfcheidene gedaanten en verfchillende tyden , tot op het einde des Oorlogs ten voorfchyn; en, ten deezen aanzien, zal ik flegts drie Vóórhellen van dien aart hier aanvoeren, en welke nog geduurende dit jaar 1781. gedaan wierden, namelyk: i°. Het nieuwe Plan, door Uwe Hoogheid en den Raad van Staaten aan Hunne Hoog Mog. den 18 April overhandigd, tot eene Vermeerdering van936" Paarden, en i7,686Voetknegten; doch, (het geen zekerlyk het pilletje moest vergulden) van welk getal 6 duizend man zouden afgenomen worden, om daar van een Corps Mariniers, beftaande uit drie Regimenten, elk van 16 Compagnien, te formeeren : een Corps dat waarlyk alléén genoegzaam zou geweest zyn, mits op een anderen voet als Uwe Hoogheid zulks begreep; een Corps, van het welk de Stelleren Uwer Memorie, wel gewag maaken (0), maar zondereen enkel woord te reppen van den Jlaart, die 'er aan vast was, namelyk van de 936 Paarden, en 11,680, overige Voetknegten, die gelyktydig moeften geworven worden. 2°. De herhaaling van deze zelfde vordering om («) A, f, 41, B. p, 55. —• C. p. 23. & 39.  Groot Tafereel. 95 om 6000 Mariniers, den 22 Oktober gedaan; wel is waar toen eenigzins gemaatigd, maar evenwel onder de conditie, dat zulks de voortzetting der Deliberatien over de geliefdkoosde Augmentatie niet zou benadeelen. 30. De nieuwe Vertoogen van Uwe Hoogheid en den Raad van Staaten, (zo ten opzigte der voornoemde Augmentatie, als betreffende bet brengen der Trouppes in ftaat van te velde te trekken) vervat in de Petitie voor den Staat van Oorlog, den 28 December aan HunneHoog Mog, overgegeven , en waar by Uws Hoogheid en de voornoemde Raad, onder andere beledigende en berispelyke uitdrukkingen, durfden beweeren. „ Dat Zy Lieden geen „ andere fatisfaftie van Hoogstderzelver waar„ fchouwingen hebben, dan dat daar uit „zoude blyken, dat de praesenten „ toestand van het Vaderland is bui„ ten Schuld van Z. D. H. en den Raad „ van Staaten. k -—Uitdrukking, die allerongerymdst is, indien men bedenkt, dat die Waarschouwingen altoos vergezeld gingen? met de Vraag om Augmentatie van Trouppes, en dat Zy, die deze Vraag deeden , beter dan iemand anders, wisten, dat zulks niet anders dan een dwarspaal voor het Herftel der Zeemagt zyn kon: — Eene Uitdrukking, {zeggen de Staaten van Friesland in derzelver Brief, den 12 April 1782. tan de Staaten Generaal gefcbrtven.~) „ Eene  t)6 Schets v a n • e e it „Eene Uitdrukking, welke onzes eragtens „ nooit, en zeker thans geheel niet kan te pas„ fe komen, in de critique omftandigheden, waar in de Republiek zig bevind: eene Uit„ drukking, welke by een minder op hunne „ Regenten vertrouwend Volk, dan onze In„ gezetenen, gebruikt door den mond van het „ Eminente Hoofd, en een illuster Collegie van „ deze Republiek, van de allernadeeligfte ge„ volgen voor den .ftaat van het Land had kun- nen zyn : eene Uitdrukking,, welke Hun Ed. „ Mog. derhalven niet kunnen nalaaten , te re„marqueeren, en over dezelve, als een ge„ vaarlyken ftap , haare uiterfte gevoeligheid „ te toonen, in verwagting dat Hunne Hoog „ Mog. wel met Hun Ed. Mog. zullen willen „ coöpereeren,tcn ei \de zulke verregaande de„ marches by vervolg geene plaats, mogen heb„ ben; voor al indien Hunne Hoog Mog. zul„ len gelieven te reflecteeren; dat de zo.her„ haalde voorhagen tot verfterking der Repu„ bliek ter Zee (waar zy alleen zich ooit met „, vrucht kan ftrekken) altyd zyn geannexeert „ geweest (zelf nog ten tyde, dat de Repu„ bliek reeds in haare Scheepvaart, zo wreed „ als wetteloos door Engeland benadeeld wierd,) „ aan eene kostbaareen nuttelooze Augmenta„ tie der Landmagt, ten welken opzigte Hun „ Ed. Mog. zig geëxpliceerd, en alle objee„ tien gefolveefd hebben f by. Refolutie , de- „ zcr  Groot Tafereel. 97 „ zer Provincie , in dato den 13. January „ 1781. enz.» Ware het nu hier de plaats, D oorluchtsge Vorst, dan zou ik betoogen , dat deze rechtmaatge klagten Uwe Hoogheid, in geenen deeie voorzigtiger in Uwe uitdrukkingen gemaakt hebben; ik zou in h breede voordra^ gen, hoe, inden befaamden Brief door Uwe Hoogheid den 17 January aan de Staaten Generaal geadresfeerd , Ge de onbefcheidenheid had om bet gedrag derHooge Regeering duidelyk te inculpeeren (a) ten aanzien der maatregelen, welke men, volgens U, had verzuimt te neemen, om de Republiek voor de rampen te behoeden, welke dezelve eenige jaaren hadden bejegend; .en van die, met welke den Staat nog bedreigd wierd, en die onvermydlyk fcheonen; ik zou, zeg ik», vertoonen, hoe zeer alle waardige Regenten , alle braave Burgers, verontwaardigd waren over de opgeworpe .hoonende, of ongegronde voorgeevensin dien Brief opgefloten; en'er dan byvoegen, het donderend antwoord, het welk de Staaten van Friesland niet verzuimden, onmiddelyk op die voorgeevens te maaken, en aan • (a) Dit is de eigé uitdrukking, aangevoerd in den Brief der Staaten van Friesland den 25 February van dat zelfde jaar aan Z. D. H. gefebreven. G  9g Schets van een aan'U te zenden O). Maar, in afwagfmo- daj ik my daar over breeder uidaate, keer ik weder tot die eeuwigduurende Vraagen om Augmentatie van Landmagt; en durve zeggen, dat, ( buiten en behalven de oogmerken en de bedoeling der geenen , die 'er Aanftookers van waren) die listige Vraagen, onder zo veelerleije gedaantens voortgebragt, door zich zeiven in alle Vergaderingen, zo Stedelyke als Provinciale en Generale, ysfelyke rampen veroorzaakten. Want terwyl fommige Leden, aan de Cabaal overgegccven , of deszelfs wraakzucht duchtende, al wat dezelve vorderde inwilligden, bleeven andere btfluiteloos of bepaalden zig by het doen van Vertoogen; en fommige bewilligden ten halven, of onder ze* kere voorwaarden; daar wederom anderen ronduit weigerden iets toe te Haan: En van deze verfcheidene uitwerkingen van lafhartigheid, zwakheid, befluiteloosheid, kragtelooze wil, toegeeflykheid en weigering, kon in elke Stad, in elke Provincie en vervolgens tusfchen de Provinciën zelve , niet anders voortvloeijen, dan eene eeuwigduurende ftrydigheid van gevoelens, van gezindheden, en, gevolglyk, van twis- (a) Dit alles is vervat in ienxelfden Brief der Staatm van Friesland.  Groot Tafereel. 99 twisten , kibbelingen en algemeene oneenigheid • daar, alwaar niet anders dan eendiagt en eenftemmige fkmenloop tot de waare en eenige middelen ter behoudenis der Republiek hadden moeten heerfchen. Kortom, die Dolheid, om de Landmagt te vergrooten, ten einde onze Grenzen voor een ingebeeld gevaar te behoeden , vergeleken met de verborgene ftree^ ken die men in de jaar en 1783. en 1784. m c werk ftelde , ter vèftraaging van het fluiten eener Alliantie met Vrankryk, welke ons bevrvd zoude hebben van den twist, die men den Keizer heeft bewoogen ons te berokkenen , die ongehoorde Dolheid, zeg rk, vergeleken met dergeiyke flreeken op het einde van 1784. en in *t begin van 1785. gebezigd, om de voorgemelde Augmentatie te dwarsboomen, en onzen Ingezetenen te beletten, zig te wapenen in betbaarblyklykst gevaar, waarm diezeüde Grenzen zig toen bevonden van door geduchte krvgsmagt aangevallen te worden, bewyst alleen en onbetwistbaar, het voorneemen door eene maatfehappy van Schelmen alhier geformeerd, om hunne heersch- of wraakzucht te verzadigen met den ondergang van haar eigen Vaderland. ~ Ik keere weder tot het verhaal van onze rampfpoeden en der weinige zorg, die men aanwendde om die voor te komen, of te verbeteren. Maar, hadden het langduurig verzuim van Ga de  i co Schets van een de herfteliing der Zeemagt en de bovenmaatïge kngwyligheden in de uitrustingen , gegronde bekommeringen en algemeen morren gebaard, het neemen van twee Schepen van Linie , en een Oost-Indifch Schip, waar van hier voren gefproken is, mitsgaders van alle onze Koopvaarders , welke de Engelfchen op Zee ontmoetten , of op het oogenblik der Vredebreuk zig in hunne Havenen bevonden; het gezigt eindelyk van de onbeweeglyke hardnekkigheid om de Landmagt te vermeerderen, ten kosten der belangens en het heil van den Staat, dompelden de Natie in eene droefheid die bezwaarlyk was uit te drukken. 'Er was dus niets beter, om derzelver moed en hoop op te beuren, dan een voljïrekt afzien van die Vermeerdering • dan eene meerdere werkzaamheid in onze Havens ; dan een fpoedig en welbeftuurd gebruik der wei nige magt, die ivy in handen hadden; dan voorzigtige en rustige poogingen , om , zo veel mogelyk , den trots onzer vyanden te fnuiken, hunne rooverijen te beteugelen, onze Convoijen te befchermen, en om, zo niet alle, ten minften een gedeelte der flagen, welke die Vyanden ons zouden kunnen toebrengen, af te weeren. Edoch, zo als ik reeds gezegt heb,''er gebeurde niets dan juist al het tegendeel. Bereids in de maand December 1780. waren 'er, volgens de Lyst, door Uwe Hooghei©  Groot Tafereel. ioi heid zelfs overgegeevenCO, en hier voren aangevoerd, in Commisfie te Amfterdam, m Texel en andere ftroomen van de Zuidex-Zee, alleen 8 Schepen van Linie en 18 Fregatten; en in de daaraanvolgende maand van Maart begon men met te declareeren buiten ftaat te zyn een Engelsch Convoy op te lïgten, het welk, onder 'bedekking van een onnozel Fregat en een Kotter, de Elbe was uitgezeild. Het Convoy, op den %S dier maand, door Directeuren van den handel op de Oost-Zee gevraagd, deRequifitie Hunner Hoog Mog. den aö dito, om dat te verzorgen, aan Uwe Hoog heid gedaan, en, eindelyk, de vervvagtingen van alle Kooplieden, wierden verfchoven , onder het -fraaije voorwendzel van gebrek aan genoegzaame magt, om de minfte befeherming te verkenen , en van het gevaar dat 'er ftak in de .verwyderingvan onze Kusten. Waarlyk, men zou, door de rondborflige en oprechte toon, met welke de Samenftellers van Uw er Hoogheids Memorie, al dievoorwendzels opdisfehen, fchier in verzoeking gebragt wierden om hen te oelooven (£). Sed credat Judaeus Apella. Even- kyk te gaan. •— En wat was het gevolg van dat aI1es.? Het gevolg was, dat de Heer Zoutman en zyne Schepen in Texel bleven. Geen fterveling, evenwel, had het Esquader van den Commodore Stezvan gezien: Edoch de Engelfche Papieren hadden zyn vertrek verteld; en dat was genoeg voor het Beftuur onzer Zeemagt: zulks was genoeg voor dat Beftuur, hetwelk, den geheelen Oorlog door, behendig gebruik maakte om die Papieren, als onfeilbaare Godfpraaken, aan te voeren , en als de eenige en zekere cofrefpondenrie, wanneer men voorwendsels nodig had om te verzuimen, hetgeen moest gedaan worden, en het . geen men veilig had kunnen doen. Men moet • eens zien met wat. eene zorg, met welk een vertrouwen, de berigten, in die Papieren geflanst, en in de Memorie van Uwe Hoogheid,cjj in het Verbaal van den Vice-Admiraal Hdrt- fmek 1 (a) Pyhagcn tot da Memorie van Z. H. N«. 9.  Groot Tafereel 105 finck, worden aangevoerd. Dan, omtot myn proest te-g te keeren: kundige Lieden wjsten dat de Engelfchen op het einde van April niet luidden , noch gereed waren om in deNoordzce een Esquader Schepen van Linie te hebben, zy wisten dat de geheele magt onder den Commodore Stewart, ten dien tyde, alleenlyk: heftond in het Schip the Benvick en een ot twee Fregatten, met welke hy ten noorden van SclJand én Engeland tegen de Franfehe Kapers Liften, die deze wateren zeer onveilig maakten en den roof zelf tot binnen 'sLands zouden'gevoerd hebben, zo Stewart had goed gevonden, hun den vrijen teugel te laaten : kundige Lieden, zeg ik, wisten dit alles, de Dixeftie van ons Zeeweezen was'er met onkundig van, en ik herhaale het hier opdat een ièo-elyk het ook weete. ' In weerwil, nochtans, van den fchnk, welke dat gewaand Esquader aan de Direftie onzer Zeemagt fcheen ingeboezemd te hebben, zeilde de Heer van Kinsbergen den 9. Mey uit Texel met een Schip van 50 Stukken, drie Fregatten en een Kotter, waarby zich nog een vierde Fregat voegde (a). Zyne Inftruftien, ge- (a) Het Fregat de DolphYN, va» bet ittUl in deze Iv'rlL Jrdt gef^en, » niet «* op die gewest. q  io6 Schets van een dateerd den 6. van die maand, waren van der zen inhoud: „De Kapitein J. H. van Kinsbergen, wordt » mits dezen gelast, om zich aan Boord van „ 'sLands Schip van Oorlog de Batavier, „ gevoerd by Kapitein Wolter Jan Baron van „ Bentinck te begeeven, en aldaar op zich te „ neemen het commando over hetzelve Schip, „benevens de Fregatten Argo, Ambhitju- * TE> Eensgezindheid, Dolphyn en VeSlrnxn, en de Kotter de Ajax, gecomman- deerd door de Kapiteinen Staring., Braak, 0 Bouritius, Mulder, Grave ,van Rechteren, met last, om met het voornoemde Esquader by * de eerfte gelegenheid Zee te kiezen, in de „ Noordzee te kruisfen, en aldaar den Vyand ó alle mogefyke afbreuk te doen. „ De voornoemde Kapitein zal zich echter „ niet verre van Texel éloigneeren , maar in.» tegendeel zorgen, om, by aldien hy bevond, „ dat 'er eene over magt van Engelfche Schepen, „ waar voor hy genoodzaakt zoude zyn te wyken » m de Noordzee kruide, zich eene retraite * na de Rheede van Texel te behouden. , By aldien gemelde Kapitein bevond, dat n de Vyandlyke Overmagt, in de Noordzee „ kruisfende, van die force was, dat dezelve » wel te fterk voor zyn Esquader was, maar » door de hier gereedleggende Schepen ë met fucces konde geattaqueerd worden, zab ■»hy  Groot 10? hy onmiddelyk daar van aan de Ondergetekende kennis geeven, ten einde by denzel: ven daar over te handelen, zoo als hy onder" nefchreeve noJig zal oordeeten. ■ Ingevalle hy Kapitein kondfchap mogte be„ k'omen, waarop hy vertrouwde ftaat te kunDe» maaken, dat 'er geene overmagt van " vyandlyke Schepen te vreezen was , zal hy vermogen zich verder van Texel te éloignee" ren- om des te eerder vyandlyke Koopvaar" dye-of andere Schepen te kunnen onderfeheppen. " Voorts zal hy Kapitein, na bevinding van „zaaken, agt a veertien dagen kunnen continuëeren, waarna hy met zyn Esquader weder in Texel zal moeten binnen vaken, en aan den Ondergefchreven zyn wedervaren " ""EmdelyTzal hy in alles obferveeren be„ lïoorlyke Soldaat- en Zeemanfchap : „ Gedaan aan Boord van 'sLands Schip van Oorlog, den Admiraal Generaal, ge\ ankert op de Rheede van Texel, den 6. ?>ey i7§i." (geteekent) ANDRIES HARTSINCIC Indien, Doorluchtige Vorst, in plaats van den Kapitein van Kinsbergen, te doen uitkopen met één Schip van Linie , en 4 Fregat- ten,  ïo8 Schets van een ten, men de gereedt.eogende Schepen, waar van hier gefproken wordt, by zyn Es^ minder had gevoegd; en indien, in de zekerheid, waar in men waarltk was, dat 'er niets te vreezen ftond in de Noordzee, voor zodanige overmagt, de bovengemelde Schepen ten fpoedigften waren opgezeild, had men onfeilbaar het Convoy van de Wezer bémagrjgd Maar in plaats van dit, bleef de Heer vanKinsbergen; wiens Inhructien niets het minste gewag van dat Convoy maakten, voor Texel kmisfen, en de Vice-Admiraal- Hartfmck hield -zich op met aan Uwe Hoogheid nieuwe ördres te vraagen tot de voorgeflagene Expeditie. — Wat wonderbaarlyker 'fchikkinoHoorluchtigste Vorst! Hoe veele -nuttclooze omhandigheden! Hoe veel kwalyk betfeedde tyd! terwyl het vyandlyk Convoy het oogenblik van uitzeilen beloerde en ook daade, Iyk in Zee ftak, op den „. Mey onder de zwakke bedekking, hier voren opgegeeven. Eindelyk kwamen de-.nieuwe bevelen, die de Heer Hartfinck van Uwe Hoogheid verwagtte, den i3den, opdagen; en die Vlootvoogd op den Mden, met twee Schepen van •f.ime-, een Fregat en een Snaauw, in Zee geftoken zynde , vereenigde zig nog dien zelfden dag met den Kapitein van Kinsbergen. Ttoor dezefamenvoeging bevond zig de Vice-Admiraal aan 't hoofd van een Esquader, beftaande ui?  Groot Tafereel. logt uit 3 Schepen van Linie , ^Fsegatten , een Kotter en een Snaauw; een Esquader , het welk, zo als men wel kan denken, den Commodore Stewart, met zyn Esquader niet aantrof, maar dat, na eenigen tyd fommige mylen van onze Kusten te hebben geparadeerd, den 2,4 derzelfde maand, weder in Texel binnen viel; voor alle vrucht medebrengende het gewigtig en roemrugtig nieuws, dat — een Nevel de ontdekking van het Convoy van de Wezer belet had (a) ! —* Maar, volgens het Verbaal van den Heerffo«fmck, was die Nevel op den 15 Mey, dat is,, daags na het vertrek van den Vice-Admiraal. Hoe is het dan mogelyk, dat een Convoy, het welk met den gunftigften wind, den 11 dito van den Wezer vertrokken was(fr); een Convoy, het welk men weet, dat, byna aanhoudend , dien gunftigen wind op de volgende dagen gehouden heeft, en dat reeds den 13 dito, den hoek van Flamborougb was omgezeild , den (a) Dan den 24 's morgens vroeg, de Vice-Admiraal Hartfmck, met het geheele Esquader voor de Wal gekomen, en 's anderendaags, na eenige Fregatten voor het Vlie en voor Texel te hebben gelaaten, op de Rhede geretourneerd zynde, zonder, wegens bet mistig weder dos Vyands Convoy te hebben kunnen aantreffen, enz.— A. p. 55- - B. p. 75. — C. p. 40. . _ (&) Verbaal van den Heer Hartfmck, op den ia «1 16. Mey.  lid Schets van een ig. nog zo digt by onze Kusten was, en zig fiog genoeg onder 't bereik van ons Esquader bevond, om door het zelve gezien te kunnen worden, indien bet helder Weer was geweest? Om zulk een zaak te gelooven , moet men vooraf overtuigd zyn , dat een Lichaam, op een en denzelfden tyd zig op zekere plaats, en ook honderd mylen van daar , bevinden kan. Maar ook men twyffeldc wel, zelfs al vóór de terugkomst van den Vice-Admiraal, dat men een derge'yke uitvlugt te hulp zou roepen. Want de Courier du Bas-Rhin van den 23 Mey, bcrigt ons uit 'sHagc, in dato 18. Mey. „ Men is zeer verlangend om te ver„ neemen , hoedanig het Esquader, onlangs „ uit Texel gezeild, is gehaagd. 'Er zyn Lieden „ die twyffelen, of dat het Convoy van Duit„ fche Trouppes naar Engeland gedestineerd , „ wel zal aantreffen, of zy het zullen bemer„ ken, ingevalle zy het ontmoet. " — Wat zou dan wel de Schryver van dat Nieuwspapierge. zegt hebben , zo hy geweten had, dat, na de berigten, die men den 1?. te Amfterdam had ontvangen van 't vertrek van 't Convoy, Uwe Hoogheid, nog den 2.3. aan den Schout by nagtZoutman, ordonneerde, om zig by den Heer Hartfmck te voegen, ten einde de wegneming van dat Convoy des te beter te verzekeren ? — 'Er is, Doorluchtige Vorst, geen buitenlandse)! Admiraal, welke , en in Uwe Me-  Groot Tafereel. ui 'Memorie, en in het Verbaal van den Heer Hartfinct, dengeheelen omflagleezen.de van alle die liegt beraamde of ongepaste maatregelen, van nuttelooze omftandigheden, van die kinderachtige of voorgewende bekommeringen , welke in die eene gelegenheid hebben plaats gegreepen, 'er is, zeg ik, geen buitenlandsch Admiraal, ■welke', dit alles "eestende■, niet eerder meent zyn oog te flaan op de vertelling van een lachverwekkend toneelfpel , dan op het verflag van het Bewind en Gebruik eener Zeemagt, beftemd om de eer onzer Natie te verdeedigen, en derzelver Vyanden te bevegten, wanneer zig daar toe gelegenheid opdeed O). De uitflag dezer Expeditie, niet min belachlyk, dan nutteloos, diende flegts tot vergroo- tmg («) De Nevels van dien tyd hébben juist een ieder niet even ongnnftig geweest; want in 'i be?in van Mey gelukte het den Heer de la Metbe Pipet, aan den ingang van 't Canaal den ryken Buit weg te neemen , die Rodiuy te St Euftachius veroverd had: En demi3; dier zelfaa maand verbrandde twee Franfehe Fregatten , bykans onder 'toog van den Admiraal Darhy, zes Tranfportfchepen , die hy van Gibralter terug bragt. Die twee Fregatten , welke , in weerwil der tegenwoordigheid van ae Enaelfchen , niet voor den 20 te Brest binnen liepen, ontnamen-in hunnen kruistogt aan den Vyand 2 Fregatten van 36 Stukken, 3 Kotters van 28. en 2 andere Kof ters van 16 Stukken, met verfcheiden Koopvaarders, en namen in *t geheel over de 7cQ Man gevangen.  «12 Schets van een ting onzer benaauwdheid. Reeds in de maand Maart had men het verlies vernomen van 5;. Euftachius, als mede van het Oorlogfchip Mars, het Fregat van dien zelfden naam, en een groot getal rykgelaaden Schepen , die zig aan dit Eiland bevonden, of daar van even vertrokken waren : Op die tyding volgde wel ras het berigt der verovering van Ejjequebo , Demerary ende Berbices: de berigten van onwaardeerbaare Verliezen voor onzen Koophandel in alle Zeeën volgden malkander, met eene wonderbaarlyke fnelheid : men wist dat onze te Lisbon gearriveerde Oorlogfchepen buiten ftaat waren, om eenigen dienst te doen, en dat de Princes Maria Louifa, welk Schip naar America beftemd was, onbekwaam was om ooit weder uit Kadix te komen : de Schout by nagt Binkes, was wel met een Oorlogfchip en twee Fregatten in de Middcllandfche Zee, maar liet gerustelyk onder zyn oog , onze rykfte Koopvaarders wegneemen; op onze Kusten zag men geen één onzer Oorlogfchepen kruisfen , en zodaanige onzer Koopvaarders , die het geluk hadden genoten, om op eene verre reize den Vyanden te ontfnappen , of anderen, die uit een onzer Havenen, naar eene andere wilden zeilen , wierden, om zo te fpreeken, in ons gezigt weggenomen. Men voege hier by de aanhoudende verwyling in onze toebereidzelen, den langzaamen voortgang der recrutee- . rin-  Groot Tafereel. 113 ringen, de'achteloosheid in de maatregelen, en de kwaadwilligheid in alles; dan ook zalmen geenzins-verwonderd ftaan, zo ik durve beweeren, dat, bereids in de eerfte maanden van deezen Oorlog, onze rampen, onze fchande, ten toppunt waren-gefteigerd en de ontfteltenis algemeen was geworden. Ook waren het niet alleen de verdubbelde klagten onzer Handelaars, van het begin van dezen Zeetogttot het einde des jaars uitgeboezemd, hunne affchildering der rampen, die zy ondergingen , de dringendfte Requesten, de hartroercndfte Smeekfchriften, die zy zo vrugteloos aan de Staaten hunner Provinciën of aan Hunne Hoog Mog. inleverden, om van de Directie onzer Zeemagt de nodige befeherming , ter behoudenis van het overfehot hunnes koophandels in Europa, en ter bewaaring van het overgeblevene onzer Etablisfementen in .America enz. te verwerven; het waren, zeg .ik, alle die zaaken alleen niet, welke betoogden tothoedaanigen beklaaglyken toeftand wy gebragt ..waren , de gebrekkige Direétie , welke in onze Zeemagt heerschte, en de onvermydelyke 'noodwendigheid om daar in te voorzien; maar 'de Steden, de Provinciën zelfs, verhieven hunne Stemmen gelyklyk op. Vlisfingen (0), Middel- ia) Den 30. April, i H  H4 Schets van een deiburg (a), Zierikzee (è), en Ter Qoes (c), alle Steden eener Provincie, welke, nog na de Vreedebreuk van Engeland met ons, de Onderhandelingen had willen vernieuwen, die ons, volgens haar, den Oorlog hadden kunnen doen ontgaan , waren de eerfte om zich te beklagen over de rampen, die ons overftelpten, over andere rampen, die ons dreigden, over de wanhoop en de bcdryveloosheid, welke de] eerstgemelde rampen verzwaarden, en de laatfte over ons ftonden uittelokken: Die Steden, zeg ik, waren de eerfte om het kwaad aan te toonen en te bewyzen de noodzaaklykheid om deszelfs oorzaak uittevorfchen (i). Op ( a) Den 14. Mey. (b) Den 12. Juny. (O Den 9 July. (d ) Om nog eens te komen op de klagten, welke onze Handelaars hebben uitgeboezemd, en op de fmeekfchriften, door hen, geduurende het Jaar 1781. ingebragt, en waar van ik in 't begin dezer paragraaf heb gefproken, zal ik hier de volgende aanhaalen : 1°. Het Request in het begin van Maart geprefenteerd, door de Direéteurs van den handel op de Oost Zee: Request van het weik ik bereids melding heb gemaakt, en waar in die Handelaars deeden zien, de dringende noodzaaklykbeid om eenen tak van Koophandel te befchermen, welke graanen, bout, bennip, yzer, en andere waaren verzorgden, die onmisbaar waren, zo voor de Ingezetenen dezes Land» in 't algemeen, a{s yoor die geenen Iwn.  Gro.ot Tafereel. 115' Op den 18. Mey wierd door de Gedeputeerdenvan Amfterdam, ter Staats-Vergadering van Holland en West-Friesland, in naam hunner Principaalen, eene Propofitie ingebragt, waar by hunner, Welke onze producten in ruiling dier waaren afzonden: Dat de Schepen , met deeze waaren belaaden ,' den winter in de Havens der Oostzee doergebragt hebbende, alleenlyk eene bedekking afwagteden om herwaarda te komen: Vat, ten andere, de voortyd, de eenige gunftige tyd was om de voorgemelde ruilingen te volvoeren: Dat om het onherftelbaar verlies voor te komen, welke alle vertraaging zoude kunnen veroorzaaken, de Requeftranten Hunne Hoog Mog. frneekten , om hoe eerder, hoe liever aan deeze Schepen een genoegzaame befeherming te verleer.en, welke dezelve tegen den Vyand koade verdeedisen ; en dat eindelyk, indien het Hunne Hoog Mog. mogt behagen, het Embargo, het welk op de Schepen naar de Oostzee was gelegt, te ligrcn, deze! van die gelegenheid gebruik konden maaken om derwaarts te vertrekken. 20. De Brief, welke de Gedeputeerden van de Oost - tndilche Compagnie, op den 23. AprA aan Hunne Hoog Mog overleverden, eu waarin zy, na eene voordragt van de uiterfte verleger.dbeid, in welke Bewindhebberen dezer Compagnie flonden te vallen, in gevalle zy de Schepen voor haare Bezittingen beftemd, niet tydig konden afvaardigen, na een verdag van het eminent ge¬ vaar, het welkte duchten was dat de Vyand eenige haarer Bezittingen mogt aantasten, Hunne Hoog Mog. verzogten om die Schepen eene behoorlyfc: bedekking te verleenen, terwyl voor 't overige Heeren Bewindhebbereu aorg zouden dragen , om die zelfde Schepen meer dan geH a Woon»  lió Schets van een by men in meer byzonderheden kwam, dan tot hier toe nog gedaan was over de noodlottige uitwerkzelen der bedryveloosheid van onze Zeemagt: daarin drong men ten fterkften aan, op de xvoonlyk te doen wapenen, zo ter hunner eigene verdeediging, als voor die der verdere Schepen in de Indifche Zecön: Maar dat, ingevalle Hunne Hoog Mog. ten dezen opzigte geene gunllige Refolutie konden verkenen , zy Heeren Bewindhebberen niet verantwoordelyk zouden zyn, voor de gevolgen die 'er uit konden voortvloeiden, enz. Wie zou nu gelooven, dat, ondanks al die redenen, cn andere, die ik hier r.iet ophaale; wie zon, zeg ik, nu gelooven, dat, ondanks alle goedwillige intentien van de meerderheid der Leden, die de Staate.'i Generaal uitmaakten, de Schepen der Compagnie, met goederen gelaaden, die ongevoelig bederven; beladen met Schepelingen , welke ge .eeltelyk door bedryveloos. heid en wanhoop een prooy voor 't graf wierden, nog over de veertien maanden moesrcn wagten,om het gevraagd Convoy ind^daad te verwerven? 3°. en 4°. De beide Requesten, op den 6. en 7. Ju. ny aan de Staaten van Holland en de Staaten Generaal geprefenteerd, door de Kooplieden van Dordrecht, Haarlem, dmflerdam en Rotterdam, in den handel op Surinamen gein eresfeerd; twee Requesten, over welke, zo als ook over de volgende, ik hier na gelegenheid zal hebben my breeder uit te laaten. 5°. Het Request omtrent ten zelvcn tyde door de Zccuwfche 1 fandelaars, insgelyks by !den voorn, handel belang hebbende, by de Staaten van Zeeland ingeleverd. 6». De afzonderlyke klagten op den 14. Augustus aan de Kotttrdamfcbt Regeering gedaan, door de Kooplieden dier  Groot Tafereel. ii? ie naarvorfching der beweegredenen cn oorzaaken dezer bedryveloosheid, op de te neemen maatregelen, op demiddelea, die gebruikt moeiten worden, op de poogingen, die aangewend dienden te worden, om de Repubuek voor baaren totaalen ondergang te behoeden; en men befloot dezelve met het vóórhel om eene Commissie te benoemen, om Uwe Hoogheid in de waarneeming van het Admiraal -Generaalfchap te verligten; dat is, om die poogingen', die middelen , die maatregelen, van welke zo even is gerept, te bevorderen,, en om, zonder verwyling, ter uitvoer te brengen, de Refolutien, welke Hunne Hoog Mog. & ZOLl- dier Stad, welke in den handel op de Oostzee belang hadden. ,. 7°. De dringende aanbeveeling van de belangen* dier Neoócianten , door de Gedeputeerden der voorn. Stad, deif 17. daaraan volgende ter Staats-Vergadering van. Holland gedaan, by.de inlevering der zo even aangeroerde klagten. 8o. Het vernieuwde- Request door Directeuren van den Handel op de Oostzee en Muscovien, op den 3$. Auff. aan de;Siaaten Generaal overhandigd. 90. Het herhaald Request, door Geinteresfeerden in den Surinaamfchen handel, op den 29. September aan Hunne Hoog Mog- geprefenteerd. 10°. De vertoogen op den 7. Deeembcr aan Zyne Hoogheid gedaan, door' de handeldryvende Kooplieden op de West-Indien. H 3  4i?> Schets van een zouden kunnen neemen, ten einde de zaaken te herftellen, onze Goederen te behouden, onze eer te wreeken. De inrichting dier Commissie, genomen in den zin, waar in die Stad dezelve alhier verftond, en welken zy daar aan ook nog heeft gegeven in de verklaaring door Haare Gedeputeerden, in de maand January 1783. ter Provinciale Staats-Vergadering gedaan, zou geenerleije inbreuk hebben gemaakt, noch op het gezag van Uwe Hoogheid, noch in de functien van den Raad van Staaten , noch op die der Admiraliteits-Collegien ; maar daar door de aanflagen onzer Vyanden van buiten verydeld, en de famen.fpanning der binnenlandfche Vyanden den bo. dem ingeflagen hebben : daar door zoude. liet gedrag van Uwen Mentor zyn naargegaan, en gevolglyk Uwe Hoogheid behoed zyn geweest voor de verdrietlykheden, die Ge in 't vervolg hebt ondergaan, en wy voor die rampfpoeden en die fchande, met welken wy overftelpt zyn geworden: Ten minften zou die Commissie, in ftaat zynde de zaaken van naby te befchouwen, ons de moeite hebben gefpaard om twee volle jaaren lang te vraagen, welke waren tccb de oorzaaken der onbegryplyke werkeloosheid, die ons bekommerde, die ons wanhoopend maakte, en welke men niet in ftaat was te doen ophouden? En buiten dat alles, indien het Uwe Hoogheid had goed ge-:  Groot Tafereel. 119 ««dacht, eene verantwoordende Memorie van Uw aedrao- als Admiraal-Generaal in'dicht te doen brenoen; dan zouden de Samenftelleren van dusdanige Memorie , daar in die fchynrcdenen en zulten bedrog niet hebben durven bezigen, als welken zv te berde gebragt hebben in die, welk ik bezig ben te ondeden, en echter alhier nog maar doorbladere. Kortom, Dordrecht, Haarlem, en andere Steden namen het voorftel van Amfterdam aan, en alle waare Patriotten vereerden het met hunne toejuichingen, doch de zaaken gingen niet minder den gewoonen fleur; dus,namelyk, dat de Engelschgezinde Kliek aan 't kuipen ging; dat de zaak op de lange baan wierd gefchoven; en dat zy afliep zon^ der dat men eene Refolutie nam, welke aan dien waardigen en heilzaamen voorflag beantwoordde. Be Party , zeide Manfon, voorziende hoe die zaak zou afloopen, welke belang heeft om deezen ftouten flap te verydelen, heeft den vollen tyd om te kuipen ter bereiking van haar oogmerk, en naar allen fchyn zal zy ook daar in ftaagen C a >. Uwe Hoogheid ontbood den 30. Mey den Vice-Admiraal Hartfmck, om voor een paar dagen, met den Heer van Kinsbergen, in 'sHagè te komen, om het Plan der Zee-Operatien voor (a) Courier: du Bas-RhÏn, van den 16. Ju„yx78x. H4  12.0 Schets van een voor dezen togt te beraamen(ö); doch het berigt dat 'er een Engelsch Esquader, onder bevel van den Admiraal Parker, beftemd was- tot eenige Expeditie op onze kusten, verwylde de komst dier Heeren. Dit nieuws evenwel niet geconfirmeerd wordende, fchreef Uwe Hoogheid, op den n.Juny weder; en de Heeren Hartfmck en van Kinsbergen, vertrokken van Texel den 13. dito, naar 'j-Hage, en in plaats van aldaar twee dagen te blyven , zo, als hier boven is gezegt, verfleeten ■ onze Heeren 20 dagen, rnet hunne reis Maar was 'er dan zo langen tyd nodig om over die Operatien te conie7 reeren? Denklyk neen; want men weet dat die Heeren een gedeelte dier 20 dagen, doorbragten met. in. den Haag en elders te wandelen, cn dat eindelyk,■ op den 1. July de lieer Hartfmck zich een weinig van zyne werken yerfrischte op L.umnienbuiig , een Buitenplaats by Hilkgom. Een man, die in deze Campagne, reeds vyf. weeken aan Boord van zyn Schip had doorgebragt, een'man , die zulk een. kifterryken kruistogt, als waar van gefproken is, volvoerd had, en eene Conferentie in 'sHage had bygewoond, verdiende ook wel eenige rust te fmaaken (&)! ! ! Maar, (O A. p. 00. — B, p. 89. — c. p. 44 (*) Niets kan een regtmaatiger denkbeeld geeven van  Groot Tafereel. Maar, wat deeden de.En&elschen in uien tïü? De Engelfchen ...< die zaten gansch met fil De Admiraal Parker was den 31 Mey, met 4 Schepen van Linie van St. Helena gezeild , om langs de Kusten nog andere Oorlogfchepen by een te zamelen, en vervolgens naar heiih te ftcvenen,. van waar hy over de 400 Schepen naar de Oostzee moest escorteerem; het geen de Directie onzer Zeemagt had ..kunnen weeten , indien men goede correspondentie in EnT geland' gehad had ; of liever het geen zy wel wist: En voor 't overige bleeven onze trotfe Vyanden voortgaan , met ons in alle oorden ftraffeloos alle mogelyke nadeelen te doen. En wat voerde men by ons uit? — By ons helden dc Dordfche, Haartemfche, Amfterdamfche en Rotterdamfche Kooplieden, die in den Surinaamfchc Handel belang hadden , een Request, op , het welk zy den 7 Juny , door hunne 3- Ju"y- ^M 's HaSe vm den T in' zelfde maand, — Het is wil vast bepaald dat wy niet geztni zyn te vechten, noch ter zee , noch te land; onze Zeekapiteinen homen bier dikwyls de Fransche Comedie bywooNïn: En dat is vast niet om te gaan werven, zo als men voorgeeft, dat men daarom 6 mwnden verlof geeft aan 10 man per Compagnie, uitgezonderd de 2 Regimenten Mariniers. Hs  ita Schets van een deputeerden aan de Staaten Generaal overgaven, na zy een ander aan de Staaten van Holland hadden overhandigd, en na zy zich mondeling aan Uwe Hoogheid geadresfeerd hadden, op dat en de Heeren Staaten, en Uwe Hoogheid, de goedheid zouden hebben, hun eerstgenoemde Request te onderfteunen. Edoch, in weerwil van het zo aandoenlyk, als waarachtig tafereel, door de voornoemde Kooplieden daar in g'efchetst van het gevaar, om die CoIonie te verliezen, zo niet Hunne Hoog Mog. de goedheid hadden hun eenig geleide by te zetten , met de noodige praemien tot het helpen uitrusten en bewapenen der Schepen , beftemd om levensmiddelen en andere onontbeerlyke zaaken der waards te voeren, — in weerwil van het verflag van den naderenden ondergang der Maatfchappy zelve , mitsgaders van duizenden andere Burgers, wier eenig beftaan, zo van een onafgebroke Vaart op die Colonie als op Curacao, volkomen afhing, — in weerwil der mondelyke belofte van Uwe Hoogheid, in weerwil der gunftige Refolutie der Staaten Generaal, op den 14. daar aan volgende, deswegens genomen , in weerwil van een tweede Request, doorgemelde Kooplieden by Hunne Hoog Mog. den ao. September ingeleverd, — in weerwil eener tweede Refolutie Hunner Hoog Mog. niet minder gunftig dan de eerfte, nopens die zelfde zaak, den 15. October genomen, — in weer-  Groot Tafereel. 123 weerwil, van den vernieuwden aandrang der Amfterdamfibe Geintresfecrdens by Uwe Ho00 heid, op den 7. December, — m weerwil, eindelyk, der verbaazende kosten door de Compagnie gemaakt, en het onberftelbaar verlies, he°t welk zo veel arme huisgezinnen, door die vertraaging moesten lyden, wierd het beloofde zwak Escorte door de Beftuurders van de Zeemagt voor dit jaar geweigerd; en de Koopheden, onwaardiglykinhunneverwagtmg teleur geheld, verpïigt hunne Schepen te ontlaaden, de Manfchap af te danken, en de maand April 178a eerst aftewagten om hunne onderneeming uit te voeren. Ik zal in 't vervolg de voorwendzeis te berde brengen, met weiken men dusdaanige weigering heeft zoeken te btllyken; voorwmdzels,° zo beuzelachtig en fchandelyk , dat men onzeker' is , wie deswegens de grootfte ónbefchaamdheid toonden, of zy die dezelve voor den dag bracten, of de Stellers van Uwer Hoogheids Memorie die ze hebben bygebragt. En wat maakte men geduurende de Meym aan dte Texel? - Daar was men , al ' zaztjes-, al zagtjes, bezig met toebereidzelen te maaken, om onze Koopvaardy-Vlootnaar de Zond £e brengen, en van daar tc haaien, die, welke aldaar was: eene Expeditie , welke reeds gedaan had moeten zyn , en die men zonder overgroote magt had kunnen uitvoeren, vermits de Noordzee die geheeic maand voor ons open was  i24 Schets van een was geweest. Maar perfoneele wraakzugt, —, het vermaak om de groote Hollandfche Steden te vernederen , en eene volftrekte overgegecvenheid aan de belangens van Engeland, dreven boven alles heen, gelyk zy doen zullen zo lang 'er laage zielen en Verraders onder ons zullen huisvestendat is, zo men 'er geen zorg voor draagt, tot de voleinding der eeuwen. En wat zeiden onze waardige EnGelsch-Gezinden van al die zaaken ? — Die bleven voortvaaren, met over de zwakheid onzer Zeemagt te klagen, terwyl zy ,door hunne eeuwigduurende aandrang om Vermeerdering van Landmagt, hun mogelyke best hadden gedaan, om het herftel der Zeemagt te beletten: Altoos beklaagden zy de fchaarsheid van Manfchap, naar infpanning van alle hunne poogingen, om de bczwaarlykheid van die te vinden, te vermeerderen : Geftadig preekten zy van voorzorg en voorzigtigheid , dat is, van 'tgevaar om de Oorlogfchepen bloot te ftellen , wanneer men die veilig kon gebruiken, daar men, in 't laatst van 't jaar 17S0. toen alles te duchten ftond, 'er verfcheiden had durven bloot geeven, waar van 'er eenige genomen "wierden. By mangel van alle die redenen, namen zy de ongeftadigheid der winden, liegt weer, of anderen zo waare als vahche beletzelen te baat: En had fomtyds eenig publiek Schryver, den moed ©m in zyne papieren de bülyke klagten der " Na- f  Groot T a p e r e e i» 125 Natie op te geeven , of eenige bedenking te maaken, over het geen men gebeuren zag en lydeh moest, dan riep men uit: bedrog! lastertaalf en zo zy de magt gehad hadden, zou hangen bet lot geweest zyn. van die, welke de waarbeid durfden fchryven. Eindelyk deed het gezicht van zo veele zonderlinge gebeurtenisfen , en hetblaakend verlangen, dat daar in voorzien wierd, de AmflerdamfcbeRegeering hetbefluit neemen , ten dien einde een nieuwe pooging aan te wenden. Den 8.Juny vertoonden de Gedeputeerden dier Stad aan Uwe Hoogheid fchriftelyk: O) Dat, hoe, zeer men zedert verfcheidene jaaren , niet dan verachting, fmaad en belediging van Engeland had onttangen, men niet te min verzuimd had de Zeemagt te herftellen; dat is, zich de middelen aan te fchaffen, om die onrechtvaardigheden te ontwyken , of af te weeren , onze wettige Rechten, Scheepvaart en Koophandel te befchermen. —, Dat, zedert die Mogenheid ons den Oorlog verklaard, en verfcheide van onze Bezittingen overweldigd had , eene onbegryplyke en noodlottige werkeloosheid in de Direclie-, en het emvlooy onzer Zeemagthza. geheerscht: _ dat («) Deze Memorie, of die Vertoogen van de Am(leriamfebe Regeering, wierden den 6. July daar aan volgende ter tafel der Staaten van Holland en West - Fiieslaud gebiagc.  12,6" Schets van een dat het de pligt was van braave Regenten, om de oorzaaken van deze onverfchoonlyke nalatigheid naar te fpeuren, mitsgaders de middelen om zulks te verhelpen: — Dat een deezer middelen was de voorflag, op den 18. Mey bevorens, gedaan, om Uwe Hoogheid eene Commissie toe te voegen; —. Dat deze Voorflag geenszins voortkwam, uit eenig misvertrouwen op de goede dispofitien en intentien van Uwe Hoogheid, „ maar dat „ zodanig misvertrouwen alleen viel op den gee„ nep, wiens invloed op den geest van Uwe „ Doorl. Hoogheid, gehouden wierd voor „ de naafte oorzaak van de traagheden en flap„ heid in de behandeling der zaaken (n).— Dat „ derhalven de Regeering van Amfterdam, „ zig, hoe ongaarne ook, gedwongen had ge„ vonden, om — aan Uwe Hoogheid, met „ verfchuldigden eerbied, doch teffens met de „ openhartigheid en vrymoedigheid, welke het „ gewigt der zaaken vorderde,'onder het oog „ te brengen en rondelykte declareercn: dat, „volgens het algemeen begrip, de Heer Her,.tog voor de eerfte oorzaak wierd gehouden „van den elendigen en gebrekkigen ftaat van de- (a) Alle de Faragraphen, alhier met comma's onderfcheïden, zyn de eige bewoordingen . zo als in veifcheide ge* deeltens dier Yerroogen gevonden worden.  Groot Tatehh is? „ defenfie , waar in het Land zig bevond, van '„ al het verzuim, dat daaromtrent plaats had, * van alle verkeerde maatregelen,zedert eenen oeruimen tyd genomen, met alle de fatale gem volgen, uit dezelve geproflueerd, en dat men ', Uwe Hoogheid kon verzekeren, dat de " haat en afkeer der Natie tegen den Perfoon " en het Ministerie van den Hertog, tot die " hoogte was geklommen , dat daar uit de fachéuste en onaangenaamfte gebeurtenisfen " voor 't welzyn en de rust van het algemeen ,', te wagten waren. „ Dat 'er geen twyffelwas, of dit gezegde, „ zou Uwe Hoogheid wel reeds van anderen zyn voorgekomen; doch by aldien zulks al " eens niet gebeurd was, zulks eeniglyk moest " worden toegefchreeven aan eene vrees voor de uitwerkzelen van het ongenoegen van den Hertog, terwyl men zich, met opzigt tot het " voorgemelde met alle fiducie durfde beroepen* „ op het getuigenis van zo veele eerlyke en „ cordaate Leden der Regeering, als Uwe " Hoogheid dies wegens, onder het gee" ven van de noodige vryheid totfpreeken, en ernftige aanmaaning , om , volgens pligt en " conferentie, de waarheid te zeggen, zoude get lieven te ondervraagen ; dat zy meer dan " eens met zeer veel leedweezen hadden verl nomen, hoedanig de Heere Raad-Penfiona„ ris zich in 't byzyn van onderfcheidene Le" „ den  io.8 Schets van een „ den van de Regeering van Holland hadde i, beklaagd, over het misverftand, dat tusfchen „ hem Heer Raad-Penfionaris, en den meer„ genoemden Heere Hertog plaats had; gelyk „ mede over den invloed, welke de zo even. „ gedagtc Heer Hertog , op den Geestvan Uwe „ Hoogheid had, waardoor zyne Poogin„ gen ten besten van het Vaderland te meer„ maaien zyn verydeld geworden. ' „ Dat dezedifcrepanceen verfchillendheidvan „ oogmerken en fentimentcn , tusfchen den ,. principaalen Raad van Uwe Hoogheid, en „ den eërften Minister' van deeze Provincie, „ niet alleen de allernadeeligfte gevolgen heb„ ben kon, maar ook een genoegzaam motief „ uitleverde, om de fterkfte inftantien te doen „ tot het removeeren van de fource van dit „ mistrouwen en oncenigheid. — Dat — men „ liefst gemenageerd zoude hebben tot dee„ zen tegenwoordigen ftap te komen, zo 'er „ zig maar eenige hoop tot beterfchap, of ver„ andering had opgedaan , maar dat men zig „ hier mede om welgemelde redenen niet „ meer durvende flatteeren, en de nood op „ het hoogfte geklommen zynde, niets anders -„ overig fcheen , dan den waaren ftaat van zaa„ ken op deze wyze voor Uwe Hoogheid „ open te leggen ; Hem op het ernft'gfte te „ bidden , dezelve in ferieufe overweeging te • „neemen, en niet langer gehoor te geeven „ aan  ö r. ö o f Tafereel; tig l aan den Raad ert Infinuatien van een man , „ die zodaanig met den haat van Grooten en j Kleinen overladen was, en , als eenVreem„ deling, geene genoegzaame kunde van onze „ Regeeringsform hebbende, noch ons Land „ een goed hart toedraagende wierd aangezien. , Dat het verre van hun was, dien Heer „ t'e willen bëtigrigen, met dat geene, waar mede hy maar al te openlyk befchukhgd " wierd, of als' gegrond aan te merken, de Soup'' cons van verregaand en ongeoorloofe attache"„ ment aan het Engelfche Hof, van kwaade „trouw en corruptie; dat zf vertrouwden., dat een Heer van die hooge geboorte en "n rang onbekwaam was tot diergelyke laag•'heden, maar dat zy oordeelden, dat de fa„ cheufe denkbeelden , dewelke op des'zerfs „ fubjeót waren opgevat,en een algemeen wan„ trouwen hadden veroorzaakt, hem tot den „ dienst van den Lande en van Uwe Hoog„ heid volftrekt nutteloos en fchadelyk ge„ maakt hadden. En dat hy derhalven van de ' Direftie der zaaken , en van den Perfoon; " en het Hof van Uwe Hoogheid geéloi" loignèerd behoorde te worden, alszynde een '•' altoosduurende hinderpaal om de goede Cor" respondentie tusfchen Uwe H oog hei1 d, en 1 de voornaamfte Leden van den Staat,- te dóen l herleeven, enz.- — Na deeze voordragt, Doorluchtige Vorst, kwamen de öe* I dc-  130 Schets vah een deputeerden op nieuws op de noodzaaklykheid, om, ten minden geduurende den Oorlog, U eene Commissie toe te voegen,, beftaande uit Regenten der refpective Provinciën, om Uwe Hoogheid met raad en daad by te ftaan, en tot heil des Vaderlands mede te werken: Eindelyk, zy deden het vóórhel van nog verfcheide daartoe benoodigde middelen, die men breeder nedergefteld vind in derzelver Memoinorie, van welke ik hier üegts den zaaklyken inhoud opgeeve. In plaats nochtans, dat allen eerbied, aan Uwer Hoogheids Perfoon verfchuldigd, denoprechten en befcheiden toon, de baarblyklykheid en gegrondheid der redenen, het gewigt der waarheden, met één woord, welke in de-, ze vertoogen heerschte, Uwe Hoogheid treffen zouden, gelyk had behooren te gefchieden, in plaats van Uwe oogen te openen, en een hulpmiddel voor onze rampen mede te brengen, had alles juist eene tegenftrydige uitwerking. Uwe Hoogheid, bereids gramftoorig over den voorflag van eene Commissie, kon niet nalaaten den Gedeputeerden te toonen, met welke verontwaardiging Ge over dezen nieuwen flap waart aangedaan; derzelver Vertoogen befchouwende als een gebrek van vertrouwen en eerbied, jegens U zelve, als een vermetele fmaad, als een fchennis Uwer waardigheid, en misfehien als een misdaad  Groot Tafereel. 131 daad van gekwetfte Majeftèit: Uwe Hoogheid, zeg ik, befchouwde die Vertoogen als een verfoeilyken koon, als eene misdaadige fchennis jegens den Hertog, jegens een Man, door Uwe Hoogheid geacht als een tweeden Vader, als een wonder van vernuft en kunde , als een onfeilbaar Orakel, als den riuttigften Dienaar' van den Lande, als een Man , in eens gezegt, wiens hart onvatbaar was voor laagheid, corruptie eri verraaderye , wiens gemoed onbewaam was iets ten nadeele der belangen van de Republiek uit te denken; en, gevolglyk, wiens fentimenten , inzichten , voorneemens en daaden , niets anders ten doel konden hebben, dan den roem, en den gelukftaat des Lands, welkers brood hy nuttigde. Met een woord, de Hertog was in Uwer Hoogheids oogen dat geen , het welk Minerva, onder de gedaante van Mentor, voor Télémacbus was. — Hoe gelukkig, Doorluchtige Vorst, ware het voor U geweest, en hoe gelukkig voor óns! zo hy voor U even nuttig geweest was als Fenelon onderfteld dat Mentor voor den Zoon van Ulysfes was O)! Ik (a) Wie zou ooit gelooven dat, geduurende de ganjcbe Meimaand , dn is, terwyl dat het weldenkendfte gedeelte der Natie overtuigd was, dat een der vamaamjte unaakin van de kwaade directie, eii der Werkeloosheid 1 2 on»  132 Schets van een Ik zal, aangezien de waarde der redenen en midj delen, door den Hertog in dien tyd gebezigd, om den hem over ?t hoofd hangendenftorm te doen bedaaren, genoeg bekend zyn, my daar mede thans niet ophouden. Ik zal my eenvoudig vergenoegen met te berichten, da:, het nieuws dezer onzer Zeemagt, voortkwam uit de raadgeevingen en fireeken des Herlogs van Brünswyk; terwyl dat dé Regoering van Amfterdam, de rechtmaatige klagten , waar van ik hier gewaage, opftelde, men in 's Gravenbage, in 't gezigt der Hof-Poort eenen Mcyboom geplant zag, ter eere van dien Hertng, en vercierd met een zinnebeeld, verbeeldende een Zegepraalenden Held , in 't gezigt van een vluchtend Leger, met deze Zinfpreuk HosnuMf terror? — Zinnebeeld, hetwelk men voor eene befc'himping, zo Wel als de zinfpreuk voor een fpotnaam zou aangezien hebben, byaldien men niet geweeten had, dat dit alles flegts was her uitwerkzel der Iaage vleijery van de Schuttery dier Hofplaats, en inzonderheid van het blaauwe Vaendel, het geen dat jaar de Meyboomen moest planten. — Wie zou nog gelooven dat men, na in 1781. zo fchandelyk den Hertog ais denscheik onzer Vyanden opgehemeld te hebben, in 1782. de onbefchsamdheid nog zo verre zou hebben uitgeftrekt, om zelf zynen naam ten Heme! te verheffen, gelyk het gröe. ne Vaendel deed, door het verderen van den Meyboom, voor dien Vorst met eene Faam , houdende de wapenen van den Held, en naar het Luchtgewelf ftygende, met de Zinfpreuk Virtute fcf Meritis ad Sydera tollo? — Een Man , zo berucht op Aarde , en welkers reputatie zicli tot de Hemelen uitftrekte, mogt met recht als overal s e fa amd aangezien worden. Ook na;n het Colomby^ m  Groot Tafereel. 133 zer Vertoogen, verfpreid nakende,in een oogenblik alle onze Engelfche Doggen ontketenden; hun gehuil weergalmde van het eene einde der Republiek tot het andere; een Zundvloed van drogredenen en verantwoordingen ten voordeele van den Hertog overftroomde de Natie , en verwekte op alle die Blaauwbockjes de welverdiende antwoorden ; terwyl aan den anderen kant de faamgezwoorene Cabaal, vreezende dat Uwe Hoogheid, door deeze Vertoogen tot nadenken mogt komen , en Ge eens eindelyk mogt erkennen de daar in opgeflotene waarheden, den blinddoek verzwaarde, met welke men U gezigt bedekte; overal verdubbelde zy haare duiftere aanflagen ; _ overal nam zy de ganfche kragt van haaren invloed te baat, en weldra raakten de gevoelens over die zaak in Staats- en Stads-Vergaderingen verdeeld; onafdoenlyke gefchillen en kibbelingen, bereids al te veel onder ons in zwang , waren de gevolgen van dit alles ; alle poogingen van waare Liefhebbers van hun Vaderland, van waar- »e Vaendel in 't jaar 1783. het befluit om op den door haar toenmaaligen geplanten Mtyiom, de Zinfpreuk, in. signis OBiquE, te plaatzen: - merkwaardige Zinfpreuk, en welke, in aanfchouw van het tydftip waar.n 2v gemaakt wierd, niet manqueerde uitgelegt te worden op zodanige wyze, als Hy, welke daar mede bedoeld wierd, waardig was, H 3  134 Schets van een waarheid , recht., en de welvaart des Vaderlands, waren buiten ftaat dit nieuw foort van tweefpalt te verdoovcn; en zy, welken men voorde eerfte oorzaak onzer rampfpoeden hield, zegepraalden toen, ter zelfder plaatze, alwaar zy hunnen nederlaag moeiten vinden; zy hadden eenen dryfveer te meer, om die rampen te verzwaaren ; en die drylvecr was de onverzoenlykc haat, weiker uitwerkzelen ons nog lang zullen knellen. Hier is het de plaats niet van verdere uitweiding over alles, wat in de zaak des Hertogs is omgegaan, tot den 7. Maart 1782. op welken de Staaten van Holland, by eene meerderheid van 4 ftemmen, (cn tegen de provifioneele proteftatie van Dordrecht, Haarlem, Leydcn , Amfterdam, Rotterdam , Gorinchem , cn Alkmaar') declareerden, dat die zaak zoude gefeponcerd en votftrekt buiten verdere deliberatie gefield worden, Even min zal ik my uitiaaten over de ' gefchiïlen, die over die zelfde zaak tusfchen de Staaten van Friesland, en Uwe Hoogheid nog bleven voortduuren ; als mede niet over derzelver verlevendiging in den jaare 1784. na de ontdekking der berugte Acte van Consulent schap; noch ook niet over al wat gebeurd is, zedert dat tydvak tot op de gelukki-. ge , en zeer gelukkige verdwyning van den Veldmaarfchalk uit onze Gewesten : Dit zal her. onderwerp zyn van een afzonderlyk Stuk, met welker befchaaving ik thans bezig ben, cn ten zy-  Groot Tafereel. 135 zynen tyde het lh'ht zal zien. Daar zal men zien of de fpitsvondigheid der fehynredenen, de fchandelyke maskeringen , de onbefchaamde logenfpraak, het fchitterende der welfprekendheid van de Broodfchryvers, welke de Hertog zedert - byna vyf jairen te werk geheld heeft, ftaande zullen kunnen blyven tegen onbetwistbaar betoogde gebeurtenisfen, van welke men geenzins denkt dat 'er bewyzen voor handen zyn. Uwe Hoogheid, afgemat en bekommerd door zo veele klagten en Vertoogen, ondernam eindelyk het opklaaren der verdenkingen van verzuim en bedryveloosheid, welke de Natie jegens Uwe Hoogheid kon hebben opgevat. Daartoe deed Uwe Hoogheid , op den 28. Junyaan de Staaten Generaal een Voorflel, waar van ik gewagen 'zal, na vooraf de byzondere gevoeligheid aangewezen te hebben,, die de voorflag, door Amflerdam, den 18. Mey ter Staatsvergadering van Holland gedaan, in U veroorzaakte. — Zie hier op welke eene wyze de Opïtelleren Uwer Memorie, Uwe Hoogheid, daar over doen Ipreeken O). „ In weerwil van deeze onze fentimenten," „ («en voordeele der proteêlie aan den Koophandel te verteenen), en "van 'de rèvërtgfte poogingen, , » die (a) A. {. 63 en64, ** B- p. 97en9%- <-« C-P>&m * 4  ï^fS Schets van een ?, die wy onophoudelyk aanwenden, om'sLands „ Zeemagt in ftaat te ftelien, gaf de hier voor„ gemelde Propofitie van de Regecring van Am„ftercfam, en de inhaefie, approbatie en appui, „ het welk verfcheide andere Staatsleden van „ Holland fuccesfivelyk daar aan gaven, niet „ duifter te kennen, dat men de zwaarighe„ den van allerlei foort, met welken wy te „ worftelen hadden, niet aanzag voor zoo groot, „ en zo onoverkomelyk, als zy ons dagelyks „ bleeken te zyn, en effeélivelyk waren; en „ dat men, het geene gefchiedde, of liever, het „ geen wy , onzes ondanks, genoodzaakt waren „ na te laaten, vergelykende met het geene wy, „ ruim zo zeer, en niet minder ernftig, dan • „ die Leden van Staat (a), verlangden, dat „ mogelyk wezen mogt, ons een praetens „ verzuim en inaétie attribueerdc , en het zel„ ve aan geheel andere oorzaaken toefchreef, „ dan aan die, welken Avy, tot ons leedwee„ zen , ondervonden , en ook te vooren voor„ fpeld hadden, dat daadelyk exteerden, en „ niet zo fpoedig konden weggenomen worden. „ Offchoon wy nu , voor ons zeiyen, hewust v. \va- (a) Namelyk, Amfterdam, en de overige Steden, aïs Dordrecht, Haarlem, enz. welke de Propofitie van etrst, gemeldf Stad omhersden.  Groot Tatue". 137 • waren, dat de voorfz. confideratien en ver, l denkingen eeniglyk hadden kunnen geboren worden uit eene mindere kennisje, en gebrekkigs "„ voorjlelling van alle de zaaken en omftandig„ heden, welken tot het ganfche weezen van „ eene totaal vervallene Marine , in eoncreio "behoorden, en die flegts weinigen met Ons, " in alle haare uitgebreidheid, konden keng nen , en dat wy nimmer iets verrigt, of ver, zuimt hadden, waar door wy het germgfte - deel van ons inconteftabel recht op het ver" trouwen deezer Natie zouden hebben kon„ nen verliezen; oordeelden wy echter, ter „ voorkominge van alle diffidentie, welke ult „' de bovengemelde Popofttie zoude konnen pro„■ fluëeren, by ons voorftel van den 27 Juny 1781 waar van Copie te vinden is onder de l Bvlaagen fub N°. 24. aan hunne Edele Groot Mog. te moeten kennisfe geven van onze intentie, om aan hunne Hoog Mog. voor te ' ftellen, om, met alle nauwkeurigheid, te " examineren , of bekoorlyk zorg gedraagen "'was om de Marine van den Staat m die fil tuatie te brengen, dat zy, met effeót, tegen den Vyand had kunnen ageeren; dan, or ''rdaat omtrent eenig verzuim of nonchalance " had plaats gehad; en zo ja, waar aan zulks. te attribuëeren was, enz. "'„ Eene kennisgeeving, die niet had het ge, volg, het welk wy 'er van verwachtten j I 5 v diei*  iijS Schets van een •„ dien verfcheide Staatsleden in Holland (a), an■„ der e Vues hebbende, welken zy fcheey, nen re vreezen, dat, door het onderzoek, i heI: welk wy Hunne Hoog Mog. wilden ver„ zoeken te doen, en waar uit blyken moest, „ of 'er waarlyk reden ware, om te klagen „ over inadiviteit ( het voorname fundament „ van de gemelde Propofitie van de Heeren van „ Amfterdam') zouden mogengetraverfeerd wor„ den, niet dan fchoorvoetende daar toe kwa„ men, om de Heeren Gedeputeerden van „ wegens deze Provincie ter Generaliteit te „ authorifeeren, om deze Propofitie aldaar te „ appuyeeren." In weerwil, Doorluchtige Vorst, der gemaakte duifterheid en de fyne draai, welke in dit aangevoerd uittrekzel fchynen te heerfchen , ontwaard men 'er gemaklyk het voorneemen om de Stad Amfterdam, en die Steden Welke haaren voorflag waren bygevallen, te doen doorgaan als maar in 't geheel geen kennis hebbende, of, ten minden als verbloemen, de die , welke zy konden hebben van de waare oorzaaken der zwakheid onzer Zeemagt en der bedryveloosheid, waarin men dezelve hield; — als de oorzaak zynde der verdenkingen («) De voorn, Steden.  Groot Tafereel, 139 gen en klagten , die ten opzigte dezer zwakheid en werkeloosheid onder de Natie wierden uitgeboezemd; en by gevolg als onrustige en oproerige Leden , welke de verontwaardiging der ■U beheerfchende Cabaal waardig waren, wier wraak, welke zy maar reeds al te veel gevoeld hadden, en die zy in 't vervolg nog gevoelden, hen knellen moest, vooral 'Amfterdam, hetwelk men dubbeld plagen wilde. . En waarom toch Amfterdam meer dan alle andere?.,.. Om dat van alle Steden der Provincie, zy de eenigfte was, die in 1779- ^ 1780. hetfterkst op de onbepaalde Convoijen, en op de weigering der Vermeerdering van Landmagt had . aangedrongen; — om dat zy de eerfte was, die, zedert kort, had voorgefteld Uwe Hoogheid eene Commissie toe te voe- €en. , om dat zy onder Uw oog had durven brengen, tot welk eene hoogte het misvertrouwen, den haat en het wettig geroep der Natie tegen den Hertog van Brünswyk gefteigerd waren. Aan den anderen tot Uwer Hoogheids waardigen Mentor, meer dan ooit op Amfterdam gebeten, en gewoon ten ftrengften te vervolgen, al wie zich maartegen de inzichten der Cabaal, welker aanvoerder hy was, durfde verzetten, was verrukt om in dit alles nieuwe ftof te vinden, om zich te wreeren over de- halftarrigheid-, met weke die Stad in de eerfte  140 Schets van een fte Jaaren des Oorlogs van 1756. zich over de toenmaalige geweldenarijen der Engelfchen in onzen Koophandel had beklaagd; over de volharding haarer vorderingen om fchavergoeding voor de verliezen, door die geweldenaarjjen geleden; — over de onverzetlykheid, met welke zy aan de Princesfe Uwer Hoogheids Moeder fchepen eischte,ter befeherming onzer Scheepvaart; —~ over haare Standvastige weigering der Augmentatie van Landmagt, welke die Vorftin en de Hertog haaren Raadsman, of liever Haar en Uw Voogt, toen volftrekt wilden doordryven, om het Herftel der Zeemagt te dwarsboomen, daar 'er de Natie met hart en tong om riep, en die volftrekt noodzaaklyk was, indien men onzen totaalen ondergang wilde voorkomen. Wat nu betreft, de Vrees, die Uwe Hoogheid in die Steden veronderfteklen, dat bunvit Vues zouden kunnen getraverfeerd worden door het Onderzoek, dat Uwe Hoogheid aan de Staaten Generaal wilde voordellen; zou ik ook durven vraagen, Doorluchtige Vorst, wat die Vues waren? of zy ook eenig ander voorwerp hadden, dan de handhaving onze*' Koophandels, dan den roemenden voorfpoed Van den Lande? Alle losfe aantyging is gemeenlyk het uitwerkzel van eene kwaade beweegreden; en hier hebben we een der verkeerdfte en onbefchaamdfte, welke de Stelleren Uwer Memorie, immer in het ganfche beloop  Groot t a ï t u ï C M* loop hunner verachtlyk voortbrengzel aan Uwé Hoogheid hebben toegefchreeven; want het waren die Steden zelve, die een Onderzoek vorderde van gelyke natuur, als dat, hetwelk Ge voornemens waart aan Hunne Hoog Mog. te vraagen; en om zulks te bewyzen, ter befchaming der haatlyke aantyging, die Steden alhier aangewreeven, leeze men Hechts de volgende bewoordingen, door de Gedeputeerden van Amfterdam, by derzelver Propofitie van den 18. Mey gebezigd: Dat deze Conftderatien (van het verzuim om de beloofde protectie aan de Commercie te accordeeren) aan de Heeren onze Principaalen zo gewigtig zyn voorgekomen* en van zulken importante confequentie, dat bet meer dan tyd is dat deze Vergadering (der Staaten van Holland en Westfriesland) zonder eenig uitftel zich bepaale tot een scrupuleus examen der waart oorzaaken van dusdaanige werkeloosheid; dat zy zich laat informeeren en verftag doen van den ftaat van defenfte des Lands, waartoe hoogstdezelve de noodige ordres hebben ge geeven; dat zy NAAir speurin gen in 't werk fteld over de traagheid en nalaatigheid, met welke de protectie van den Lande tegen eenen, vooral door zyne acliviteit, geduchten Vyand behandeld wordt, mitsgaders welke mid¬ delen men zou kunnen en moeten by de hand neemen, om de bronaders dezer rampen te floppen ofteontwy- &n> , Immers blykt dan uit deze zo formee- le 'en duidelyke declaratie, dat, by aldien Am- fttr-  t^2 Schets van een Jlerdam en de verdere Steden, welke haar voorlid aannamen, Vuës hadden, zy in 't minst niet vreesden dat die Vuës getraverfeerd zouden worden; door eenige Recherche naar de oorzaaken der zwakheid en werkeloosheid onzer Zeemagt, en dat, by aldien deze Steden maar bezwaarlyk zyn gekomen tot zodanige, als Uwe Hoogheid aan de Staaten Generaal wilde vóórhellen, zulks enkel was, vermits zy zagen dat die ongenoegzaam was, en dat die Hechts dienen zou om onkundige en ligtgelovige gemoederen de oogen te verblinden, zo men niet gelyktydig tot de waare bronnen dier zwakheid en bedryveloosheid indrong; en het dus nuttiger ware, dat de Collegien ter Admiraliteit, zich toenmaals bezig hielden met de Weinige middelen , die voorhanden waren aan te leggen , tot bevordering der equipeeringen, dan om hunnen tyd te flyten met het opftellen van een Verilag van het gebrek dier middelen, welke' men hurt reeds zedert ettelyke jaaren had kunnen aanlchaffen. Eindelyk, na Uwe Hoogheid op den ijé Juny aan de Staaten van Holland kennis had ge» geeven derzelver voorneemen, zo als hier voren is gezegt, gaf Uwe Hoogheid des anderen daags het volgend Vóórhel over aan Hunne Hoog Mog. welke het zelve nog dien eigen dag in eene Refolutie converteerden: Hoog  Groot Iafereel. 143 Hoog Mogende Heeren! „ Ik heb nodig geöordee-ld aan Uwe Hoog, „ Mog. voor te dragen, om met alle naauwkeu„ righeid te examineeren , of behoorlyk zorge „ gedraagenis, om de Marine van den Staat,, „ zedert dat de aétueele troubles ontftaan zyn , „ in die fituatie te breisgen, dat zy met effect „ tegens een Vyand, fpeciaal zo fterk gewa„ pent ter Zee, als het Groot-Brittannifche „ Ryk zig bevind, hadde konnen ageerenjdan „ of daar omtrent eenig verzuim of noncha„ chalance heeft plaats gehad: en zo ja, waar. „ aan zulks te attribueeren is; en om de no- „ dige informatien ten dien opzigte te. „ bekomen, de refpeftive Collegien ter Ad„ miraliteit aan te fchryven, om te dienen van „ berigt, en op te geeven, hoe veele Schepen. „ zy in 1776. hadden; in welken ftaat zy zig „ bevonden hebben, en hoe veele ?er toen „ geëquipeert waren , en met hoe veel Hoofden; het geene door haar gedaan is, zedert „ dat de Engelfchen begonnen hebben de Sche„ pen der op de West-Iudiën handel dryven„. de Ingezeetenen deezer Landen te moleftee„ ren, onder prajtext van de ontftaane onlusten „ met derzelver Colonien in Noord-America, „ en dus zedert het einde van het jaar 1776, „ en het begin van 1777, om zigin ftaat te ftel„ len , zo veel doenlyk, en in hun vermogen was, „ de  144 SC ETS VAN1 EEK „ de Commercie dezer Landen te kunnen pro„ tegeeren, en wat of door haar, zedert dat „ de troubles in Europa begonnen zyn, en het „ te vreezen ware dat de Republicq daar van de'el„ genoot zoude worden, gedaan is, om, voor „ zo verre zulks van haar dependeerde, dezelve in „ ftaat te ftellen, niet alleen om haare Com9, mercie te protegeeren , maar ook, om het „ Vaderland te konnen helpen defendeeren, en „ den Vyand afbreuk te doen ; of zy werk„ zaamzyn geweest in het effect ueeren van het „ geene ten dien opzigte by Uwe Hoog, „ Mog. is gerefolveert, dan of daar omtrent „ eenige nalaatigheid heeft plaats gehad, en in s, dat geval, waarom zy die Refolutien niet na„ gekomen hebben; of zy in de mogelykheid zyn geweest om de gepetitioneerde Schepen. 3, te furneeren en te bemannen, op dat het dus „ kan blyken, waar uit voortfpruit, dat dit Gej meenebest zig bevind in een zo dcplorable „ ftaat van defenfie te Water, het welk voor zeeker in dezen Oorlog het interesfantfte „ point is, en waar op alle Ingezeetenen van „ dit Gemeenebesthet oog hebben: Hoe zeer „ ik by dezen maar alleen fpreeke van de de„ fenfie te Water, achte ik het nodig aan Uw „ Hoog Mog. onder het oog te brengen, „ dat ik verre zy van daar door te avoueeren, dat de Landmagt van dezen Staat genoegzaam „■ is , om te konnen reekenen, dat dit Land ■ zie  Groot Tafereel. i 45 „.zig in een refpectablen ftaat van defenfie te „ Lande bevind. " Ongemeen wel, Doorluchtige Vorst; ook maakten de Admiraliteits Collegien de geordonne erde Rapporten op, die zy fuccesfivelyk in de twee volgenie Maanden aan Hunrit Hoog Mog. overleverden (a). Maar met bet bloot leggen, door die Rapporten, van den droevigen toeftand, in welken onze Zeemagt zich in den jaare 1776. bevond; — met daar in verflag te doen van de bekrompenheid der middelen > die men tot derzelver herftel in 't vervolg had kunnen hefteden; — met daar in op te geeven de fchaarsheid , de duurte der bouwftoffen , het gebrek aan werkvolk en andere beletfelen van den tweeden rang, weikenmedegewerkt hadden , om die Collegien te belemmeren de Zeemagt fterker te vermeerderen, dan zy was in 1781; ■— met daar in, eindelyk, zich te beklagen over de bezwaarlykheid der recruteeringen, en over de onmogelykheid, waar in zy geweest waren , om meerder Schepen uit te rusten, dan zy in 't begin van dn; jaar zelfs gedaan hadden; met dat alles, zeg (a) Deeze Rapporten zyn te vinden onder No. M,i3. 14, 15 en 16 van het eerfte ftuk der Bylaagen taf dt M*« TOorie vsn Zyn Hoogheid'.  t'$6 S -C ii e t s van een ik, bewezen die Collegie» op zyn best, en ondanks het gezegde in Uwer Hoogheids Memorie (a), dat zy , overeenkomftig de hulpr■aderen van eenig v;erhuig-, niet anders hadden gewerkt dan uit kracht der aandryving van het Hoofd-rad: Zy hadden ('t zy dan werkzaam of niet) de haar verzorgde middelen gebruikt, en niets meer. Maar deze redenen, voldoende ter rechtvaerdiging van hunnen yver en refpedtivelyk gehouden gedrag in dit geval, of ten minften het gedrag der meefte haarer byzondere Leden, rechtvaardigden in geencn deele die geen en, welkende hoofd-oorzaak waren van de bekrompenheid der middelen, waar over zy klaagden ; dat is, dc voornaamste Dry vers der eeuwigduurende Vraag, om Vermeerdering van Landmagt; Vraag, welke, zedert Uwer Hoogheids Mccrderjaarigheid tot op den huldigen dag, altoos eenonoverkomelykehinderpaal Was in de herfteliing der Zeemagt: Ook rechtvaardigden de redenen dier Collegien in *t gr* heel niet het allerslegtst gebruik, zedert de bondbreuk met Engeland, gemaakt van de weinige Schepen, die bruikbaar waren, zo min als het sciiandel yk verzuim, om 'er meerder in dien ftaat te brengen. ~ Men moest der' halven, Doorluchtige Vorst , niet enkel op (a) A. p. 64. 1-1 B. p< 98. rm & p, 47»  G r -o o ï Tafereel. 14? óp de tweede Oorzaaken van onze rampen entegenfpoeden zien, maar opklimmen tot deHoofdoorzaaken j die Hoofd-oorzaaken waren het, die men moest naarvorfchen en doen ophouden; dat is, men moest het fchelmachtig gedrag onzer inlandfche Vyanden ftren gelyk uitpluizen; men moest hunne haatlyke Cabaal befchaamen, vergruizen, met derzelver Aanvoerders , als Verraders, gelyk zy waren, vervolgen. Verraders die, reeds zo veele jaaren lang, zich van Uw én invloed'bediende by verfcheide onzer ftedelyke en provinciale Deliberatien, ter dwarsbooming der eenige middelen, die onzen koophandel konden befchermen, onze bezittingen verdedigen , en onze rechten, mitsgaders de eer van den Staat bcwaaren : Verraders, die, op het eigen oogenblik, dat Uwe Hoogheid de hier beredeneerde Propofitie deed , en vermeende zo veel grond tot klagen te hebben over de best geïntentioneerde Leden der Republiek, zich nog van Uwen invloed bedienden om de uitrustingen te vertraagen , om onzen ftervenden, koophandel den laatftcn doodfteek te geeven om ons rampfpóedig Vaderland ten fchimp en fpotvan Europa te ftellen; en om de Staaten Generaal te verhinderen, zelve tot den waaren oorfprong onzer rampen op te klimmen en daar in te voorzien: Zo zeer waren de ftedelyke en provinciale Vergaderingen nog befmet .met ontaarte Mannen, welke de bedoelingen K % de-  148 Schets van e e n dezer verfoeilyke Cabaal bevorderen! zo zeer waren 'er, in de onderfcheidene Departementen der uitvoerende magt, Lieden, welke zich blindeling aan die verfoeilyke Cabaal hadden toegewyd! Zo zeer was, met ée'n woord, het onmaatig gezag, door laagheid of vleijery aan Uwe Hoogheid overgelaaten, ofhetweikGE ongevoelig had aangemaatigd, gevaarlyk geworden in de hand der geenen, die 'er een misbruik van maakten! En zo al eens, zedert dien tyd, eenige Steden of Provinciën ondernamen dusdanig wrcedaartig misbruik te verbannen, fchreeuwde men uit onrechtvaardigheid! heilig-Jchennis ! en men ontzag niet eene uitheemfche Mogenheid in 't fpel te roepen, om die gewaande fchending te beteugelen. — Ach Vor st! Vorst! ... ik zeg 'er niet meer van, en keere weder tot het voorftel van Uwe Hoog iie id. „ Hoe zeer ik oordeele, niet in het geval „ te zyn, om myn gedrag te moeten juftificee„ ren, en dat aan U Hoog Mog. bekent zyn „ de pogingen, die ik zedert myne meerderjaa„ righeid aangewend hebbe , om ten allen op„ zigte deze Republicq in een refpeótabei pos,, tuur van defenfie te doen brengen, hebikge„ meen'*, aan U Hoog Mog. onder het oog te kunnen brengen , dat ik by meer dan „ eene * elegenheid getoond hebbe van begrip „ tezyc& dat deze Republicq niet alleen te Land\ „ maar  Groot Tafereel. 14$ „ maar ook te Water in een behoorlyken ftaat p van defenfie behoorde te worden gebragt, „ om tegens een ieder deszelfs vryheid en in„ dependentie te konnen fouteneeren, en niet „ genoodzaakt te worden, om te neemen me„ fures , niet overeenkomftig met de ware be„ langens van het lieve Vaderland, maar met „ die van zodanige Mogentheid, voor wiens „ bedreigingen men alsdan de meefte reden „ heeft om te vreezen, wyl men zig buiten „ ftaat vind, om aan dezelve tegenftand te bie„ den. Het is daarom, dat ik reeds in den „ aanvang van den jaare 1771, zo veel te weeg ge„ bragt hebbe, dat door Heeren Gedepuseer„ den der Provincie Holland en West-Fries„ land, op expresfe last van de Heeren Staa„ ten HunnePrincipaalen, terVergaderinge van „ Uw Hoog Mog.voorgedraagen is, om eene „ Petitie te doen formeeren tot aanbouw van „ vier en twintig Oorlogfchepen; dat ik niet na,., gchaten hebbe, om by alle gelegenbeeden te „ injïceren, zo wel op het herftel van de Zee„ magt, als op de Vermeerdering van de „ Landmagt ; en meer dan eens byzonder;, lyk aangedrongen heb op de conclufie der „ voorn. Petitie tot aanbouw van Schepen. Het „is om diezelfde reden dat Ik, in den aan„ vang van den jaare 1775, ter gelegenheid van „ het Befoigne ter Generaliteit gehouden , door „ de Heeren U Hoog Mog. GecommitteerK 3 „den  xgo Schets van een „ den tot de Militaire zaken, met eenige Hc,c„ ren meden Ra.id van Staats, om te conciiiee„ de verfchiiiende fentimenten van de reipecti„ ve Bondgenooten omtrent het Plan van Aug„ mentatie der Landmagt , door den Raad „ van Staatc voorgedraagen den 19 July 1773, 5, hebbe gedaan eene conciiiatoire Propofitie, „ houdende in fubftantie, ,, „ om een vasten „ „ Post op den Scaat van Oorlog te brengen, „ „ ten bedraage van zes honderd duizend „ „ guldens voor de Marine, waar tegens dc „ fomme in 1773. gevraagt tot eene te doen „ Augmentatie van dc Landmagt van over „ „ de vyfticn Tonnen Gouds zoude zyn ver;, „ minderd op negen honderd duizend gul„ ,, dens; u welke Propofitie te dier tyd door „ de Heeren Staaten van Gelderland, Fries„ land, Overysfel, cn Stad en Lande is geam„ plecteert, doch geene verdere gevolgen heeft gehad. Ik zal hier niet aüegueeren de inftantien, jaarlyks door my met den Raad van v Staate gedaan, by de generale Petitiën, al„ leenlyk zal ik aan Uwe Hoog Mog. communi„' ceeren de Propofitie op den 10 Maart 1779. „ door my ter Vergadering der Heeren Staaten „ van Holland en West-Friesland gedaan, wel„ ke van gelyken inhoud is als de Brief, op dien „ zelfden dag , door my aan de Heeren Staa„ ten van Gelderland, Zeeland, Utrecht, Fries„ land, Overysfel en Groningen gefchreven, van v wel-  Groot Tafereel. 151 „ welken ik de eer hebbe hier nevens eene Co„ pie aan Uwe Hoog Mog. te remitteeren. " Myn hier voren gezegde , Doorluchtige Vorst, en byzonderlyk het geen ik in dit Werkje van bladz. 1. tot 71. heb daar geheld, bewyst onwraakbaar hoe min hier te pas kwam, die weidfche voordragt dier zorgen, welke Uwe Hoogheid zo menigwerf genomen had om by de Vraag, om de herfteliing der Zeemagt, altoos te héchten, die om augmentatie van de Landmagt; en vooral hoe wanvoeglyk het was om hier aan deir aandacht Hunner Hoog Mog. op nieuws voor te dragen Uwer Hoogheids Propofitie van den 10. Maart 1779. als_ zynde het ongerymdfte en fchadelykfte voorftel, dat de boosaartigheid Uwer Raadgeevers immer in de toenmaalige omftandigheden had kunnen uitdenken, en welkers herinnering hier een fingulier contrast maakte, met de zo veelvuldige ge daan e en nog dagelykfche klagten van Uwe Hoogheid, van de Admiraliteiten , en van dc Zee-Officieren, overde moeilykheid niet alleen, om Matroozen, maar om zelf Scheeps-Soldaaten te vinden.— En zdks moeiten wy verdragen!. .. Wy moeiten dulden om van onkunde, van blindheid, befchuldigd te worden, zo dikmaal wy den mond ter verantwoording tegens die aantyging opende! — Denklyk hield men ons even dom als den wilden Esquimaux. : K 4 Kort-  152. S "c H f e t s van een Kortom, Uwe Hoogheid befloot zyne Propofitie aldus: „ Ik kan niet ontvcinfen van oordeel te zyn, „ dat het te wenfchen ware geweest, dat die „ Propofitie toen meer ingang hadde gevonden, „ wyl ik my durve verzekert hoüden; „ dat, zoo te dier tyd de Republicq hadde „goedgevonden, in gereedheid te doen „ brengen vyftig a zestig wel geëquipeerde, ft en van het nodige voorziene Schepen, waar „ onder niet minder dan twintjg a dertig van „ Linie, en de Landmagt te auginenteeren tot „ vyftig a zestig duyzend effective Manfchap„ pen, zy zig niet in deeze droevige omftanr» digheden zoude bevonden hebben, maar „ als een independent Gewest door alle Mof, genheden zoude zyn gerefpecteert gebiee„ ven, en deszelfs aangenomene fyftema van „ neutraliteit hebben konnen behouden, en dat „ zy zig in ftaat zoude hebben gezien, om, „ onder Godes zegen, redenen te hebben, „ te konnen verwagten, dat zy zoo veel over„ wigt zoude gegeeven hebben aan de zyde, „ daar zy zig by zoude gevocgt hebben, dat „niet te vreezen was, dat, welke Mogent„ heid het ook zy, dezelve zoude bebben, „ overvallen, maar dat zy van een ieder ge„ menageert zoude zyn geweest, en datder„ zeiver vriendfehap door een ieder gezogt s, zoude zyn, en zy aan geene der Mögent• M hee-  Groot Tafereel. 153 „ bieden wettige redenen van klagten geeven„ de, verworven- zoude hebben de agtinge en „ het vertrouwen van alle Mogenheden, het „ welk van de beste uitwerking voor de waare „ belangens van deezen Staat zouden hebben „ kunnen zyn, immers dat in allen gevalle, „ zoo zy door een onregtvaardigen Oorlog was „ aangerand, waar aan men altoos geëxponeert „ is, zy zig in ftaat zoude hebben gezien, om „ met hoon van fucces, het hoofd te bieden, „ en den vyand te konnen noodzaaken , om wederom de vriendfchap van deezen Staat te ■ zoeken op, voor dit Gemeenebest, honora„ 'bele voorwaarden " (a). Dat (4) Dit gezegde heeft al te veel overeenkomst met een ander van gelyken aart, te vinden in den Brief van Zyne Hoogheid aan de Sarten Generaal, in dato 17. January 1785. (en van welken hier voren op bladz, 97. is gefproken ) om dit laatfle hier ook niet te laaten volgen , zynde aldus. Indien bet Ons bad mogen gebeuren, Onze bedoelingen te bereiken, en Onze poogingen met den gewenschten uitflng bekroond te zien, dit Ons Vaderland , bet welk Ons boven alles dierbaar is , aan geënt buitenlandfcht Oorlogen geëxponeerd , en door geen binnenland chen tweefpalt zoude zyn beroerd geworden; dat bet by deszelfs Vrybeid, Freede, OnafbmglykhM en Welyaaren geconferveerd , in alle gevallen in beboorlyken (laat van de■fenfie gehouden, en tot den boogften top van tuilier en voorgoed gebragt zoude zyn, en hy gevolg dat alle die rampen, die aan de Republiek, ftdert weinige jaaren, zyn overK 5  154 Schets van een Dat is dan te zeggen, Doorluchtige Voust, dat al de rampen, die ons zedert eenige jaaren tot dien tyd overladen hadden, daar van hunnen oorfprong hadden, dat de Hooge Regeering, en inzonderheid de verlichtfte en weldenkendfte Staatsleden der zeven Provinciën, ftandvastig bleeven weigeren Uwer Hoogheids Raadgeevingen, Advyzen en Propofitien op te volgen: — Piet is dan te zeggen dat de Hooge Regèering, en die achtingwaard! gfte Staatsleden uit hun eigen oogen minder klaar hadden gezien, dan Uwe Hoogheid zag door de oogen uwer trouwlooze Raadslieden;— dat , om gekomen, en die genen, die haar noch verder te vreezen Jlaan, en die Ons voorkomen onvermydelyk te zyn, indien zy niet cp nieuws, als'door een wonderwerk, gered word, niet zonder de hcogfte onrechtvaardigheid, aan ons konnen worden ten lasten gelegd. — Zo de Lezer deze twee gezeg- dens met malkander vergelykt, zal hy oordeelen of de reden , dc billykheid, of de qualificatie eener duidlyke inculpatie van de Hooge Regeering, door de Staaten van Friesland aan dit lautfle gezegde gegeeven in hunnen Brie* aan Zyne Hoogheid, den 25. Februaryvan datzelfde jaargefchreven , hyzal, zeg ik, oordeelen of de omfiaguge •en cordaate wyze, op wdke Hun Ed. Mog. dat zelfde gezegde hebben afgemaald, niet eiken vryen Burger, yverzuchtig over den roem zyner Souverainen, wettigen om het eerstgemelden te refuteeren, gelyk ik gedaan heb in 't vervolg der aanhaaling van het zelve, hier boven in den ïext van myn Werü.  Groot Tafereel. 155 om die reden de Natie aan de Regeering, en aan die Leden, maar geenzins aan de Engelschgezmde Kliek, die Uwe Hoogheid verblindde beheerschte, en alles met dwarspaalen beplantte, te wyten had, dat onze Zeemagt in 1779. en 1780. en voor al toen het den Lngehclien beliefden ons den Oorlog ie verklaaren, zo zwak was geweest; — dat de Natie aan dc Hooge Regeering en aan die Staatsleden, en geenzins aan die verfoeilyke Kliek te danken'had, de ilegte directie onzer Zeemagt, de attueelc bedryveloosheid onzer Schepen, die zoutelooze verfchooningen, die beuzelachtige voorwendfels, uitgedacht om den koophandel en onze bezittingen van alle befeherming te bcrooven; — dat men ook gevolglyk aan de Regeering en aan die Leden te verwyten had, de °ontzaglyke fchadens, die wy reeds onder' gaan hadden, en de fchreeuwendfte fchenddaaden , die wy niet ophielden te ondergaan; — dat, ingevolge dit alles, die Kliek insgelyks onfchuldig was aan de werkeloosheid, welke geduurende den overigen tyd des oorlogs in onze havens bleef heerfchen; en dat zy 111 >t » fte geen oorzaak was der nieuwe rampfpoeden welken wy moeften uitftaan tot op het noodlottig tydpunt, dat wy ons gedwongen zagen, den fchandelykften en fchadelykften Vreedete onderteekenen, welken wy ooit hadden gangegaan: — met één woord, Doo&uicn- ° tig-  lg6 Schets van een tigste Vorst, het kon, volgens den genoeg verftaanbaren zin van het flot Uwer Propofitie, niet anders zyn dan aan de Regeering en boven gedachte Staatsleden , dat de Natie zich vernaaien moest, niet enkel wegens alle de rampen, die ïk heb opgeteld, maar ook wegens het gemis, dat de R'publiek had van alle die voordeelen, welke Uwe Hoogheid hier zo breed uitmeet.— Aa'ntyging, die, hoe indirect ook, daarom niet minder duidlyk, niet minder verkeerd en niet minder hoonende is, dan die ik op bladz. cjg. en 97. heb aangeroerd; — onwaardige en waarlyk berispelyke aantyging , vooral daar zy gedaan wierd in 't aangezicht des Souverains, door den Kapitein en Admiraal-Generaal der Republiek, door het eerfte Lid van den Raad van Staaten , door den Stadhouder Kapitein en Admiraal-Generaal van elke Provincie; dat is, door den Man, die, beter dan iemand anders, weeten moest, de waare oorzaaken van de zwakheid onzer Zeemagt, van haare kwaade directie, van de werkeloosheid onzer Schepen, en van de rampen, die ons drukten; aantyging, met ée'n woord, van welke Uwe Hoogheid zonder twyffel zelve een afgryzen zou gehad hebben, by aldien Ge, met minder vertrouwen in hen, die dezelve in orde gebragt hebben , die met aandacht geleezen en haare gevolgen wel overwoogen had. Ik zeg derzelver gevolgen wel overwoogen bad, om dat de J3rood- fchry- l  Groot T a i e k e ï i 157 fchryvers aan de Cabaal overgegeeven, niet nagelaatcn hebben uit aantygingen van' dien aart, en, andere niet minder valsch en haat-' lyk; de ftoffe te haaien van al die bedriegeryen, welke zy onder het Gepeupel en onrustige geeften gefpargeerd hebben $ onder dat foort van Luiden, namelyk, welke, voorliet overige door dé redenen en ftreeken van huichelachtige of fchelmfe Emisfarisfen verle;d,tot zulken hoogte vervoerd wierden, dat dit uitfchot der Natie zo verre kwam van alle ondergefchiktheid met voeten te trappen, en het vertrouwen op, den eerbied voor, en de gehoorzaamheid aan den Souverain verfchuldigd, uit het oog te verliezen, cn tot ophanden te komen , die den Staat tot in derzelver fondamenten hebben doen waggelen. Maar al genoeg van die ftof. Alvorens weder te keeren tot het geen in onze Havenen omging, zy hetmy vergund een oog te Haan op het geen.'er wierd uitgevoerd door de Schepen, die wy in de WestTndiea en tc Lisbon hadden. In de West-Indien hadden wy te Curapao de Nasfou van 60 Stukken, de Nas/au - PVêilburg van 50. de Beverwyk van 36. en de Arend van 24, Stukken; te Surinamen waren de Valk en de Thetis ook van 24 Stukken. - Maara zal men zeggen, wat deeden toen die Sch'epert daar? ■ ■».<■ Niets, m En wat hebben zy 'er. uit*  jg-S Schets van een Ititgêvoerd, geduurende de rest van den Oorlog ? —-• Niets: althans ten opzigte van den Vyand, welke hunne Bevelhebbers voorzigtig genoeg waren niet al te zeer te bekommeren, ?t zy in zyn Koophandel of anderzins; cn dat uit gebrek aan magt, of om* redenen aan die Heeren beter bekend dan aanmy. — Keeren wy naar Lisbon. Uwe Hoogheid had den Schout by nagt van Byland, op den 12 Maart bevel gezonden om met zyn Schip Amfterdam, en het Fregat Bieren te gaan kruisfen, op ab a 2,5 Mylen bewesten de Eilanden Corvo en Fiorcs, een gedeelte der Azores uitmaakende , en van daar het Fregat alleen uit te zenden, om aan de OostIndifche repatrieerende Schepen berigt van de Vreedebreuk tc geven, en haar in eenige Havenen te brengen (a). Maar, gelyk ik reeds op hladz. 86. gezegt hebbe, het Schip Amfterdam, door voorigen dienst ontramponeerd , was buiten ftaat die Kruistogt te doen; de reparatien, welke de Schout by nagt daar aan had laaten beginnen , duurden tot in 't begin van July; en het Fregat Bieren, door ouderdom naauwlyks aan malkander hangende, en boven dien («) Zie daar over—« A. &J.113. en velgg. — B. hl. 168. id.~- C. bl. 88. id. — En vooral, hetRaporr, door den Heer van Byland van deze Lisboniaanfche Expeditie ga< Slaakt, en den 19. Dec. aan Z, H. geaddresfeerd.  Groot Tafereel. 559; dien zeer flegt zeilende, kon die Expeditie al-: leen niet onderneemen. Het .gercht der droevige ,geftelclheid dezer; beide. Schepen en van de Princes Maria Louifa, van welke ik op dezelve biadzyde gefproken heb," baarden in'teerst groote verwondering onder de Ingezetenen van Lisbon, die niet konden begrypen , koe men, in de omftandigheden, waar in de Republiek zig bevond, die Schepen uit onze Havenen had laaten vertrekken; maar wel dra begonnen zy om dusdanig fehouwfpcl te lagchen, en deszeik Bewerkers te befpotte» : En wat de Engelfchen , die zich toen. iSi de Stad of op de Tang bevonden, aangaat, het Was voor hun een nieuwe grond om onze Zeelieden te befchimpen: Onophoudelyk zeiden zy, wat komen toch die Hollandfche Honden met hun rotte Schepen kier doen? - Uit al het welk dikwylsbloedige vecht-partyen tusfchen de Matroozen der beide Natiën ontftonden. Dit zyn byzonderheden uit Brieven van onze Schepen zelf gekomen, en die thans voor my leggen. - Ziedaar, Doorluchtige Vorst, hoe eert gedeelte onzer braave Bootsgezellen aan de fpotternijen der Portugeezen ten doel ftonden, zo wel als aan de dagelykfche verachting en fmaad onzer Vyanden. Ziet daar, op welke wyr ■ze 'sLands fchatten gebruikt wierden tot vruchrelooze toerustingen, welke eene blmdc ot kwalyk geradene Diredie, zonaarden Oceaan  ióo Schets van een als naar America geëxpedieerd was. Wanneer men den Heer van Byland Schepen had bygezet, in ftaat om den dienst te verrigten, welke de Expeditie te Lisbon vorderden , zou hy misfchien tydig genoeg vertrokken zyn voor de geordonneerde Kruistogt; en zo hy maar een weinig wakkerheid, en gewilligheid had bezeten (want dat hoord by een Officier) zou hy hebben kunnen ontmoeten, en onder zyn convoy neemen de zes Oost-Indifche Retourfchepen , welke de Engelfche Kaper the Tart ar, den 24 Mey aantastte en waar vanhy'er een in den crond boorde. , TJwe Hoogheid had in tyds vernomen, in welken ftaat de drie voornoemde Schepen te Lisbon gearriveerd waren : En op 't einde van de Maand Maart, had de aldaar refideerende Conful der Staaten Generaal aan Hunne Hoog. Mog. gefchreven, dat men binnen korten te dier plaatze een fchoon nieuw gebouwd Fregat van 38 twaalfponders zou kunnen koopen; dat men, met het Fregat Dierente Lisbon ofte Kadix te verkoopen , die koop zou kunnen doen, en zulks een groot voordeel voor den Lande zou zyn: Dat, ingevalle de Heeren Staaten geliefden deze propofitie te agreëeren, by Hunne Hoog Mog. verzog: ten fpoedigften geautorifeerd te worden om de koop te fluiten, vermits, door een lang uithel, de gelegenheid verloeren zou zyn. Maar, gelyk de noodlotti-  Groot Taferee t. téi ge traagheid, in de uitvoering van al wat tot ons welzyn diende heerfehende, de overgave vanhet Raport, door Hunne HoogMog. deswegens gevraagd, verwylde, liep het aan tot den 10 July, alvorens Hunne Hoog Mog. de verkooping van het Fregat Dieren accordeerden* dat is te zeggen, dat door deze vertraaging, en door andere beletzelen, die ik hier niet opnoeme,de gelegenheid om dat Fregat te bekomen , weg was. Eindelyk, de Amfterdam gerepareerd zynde, ftak de Gfaaf van Byland in Zee , op den 7 July (a), met dat Schip en het armhartig Dieren, om de voorgemelde Kruistogt te ondernemer! j Maar vermits die Commandant oordeelde , dat de ftreeken , hem opgegeeven om te kruisfen, zeer verre van hét vaste land waren, en ten anderen, het jaargetyde reeds te verre verloopen was, om aldaar CompagniesSchepen te ontmoeten, begaf hy zich naar St. Micbiels-Eiland , alwaar hy een einde van zyn zeetogt maakte , en de Kheede zeer gevaar-lyk bevond ; weshalven hy j na eenig verblyf, den zelfden weg te rug keerde, en den f. September te Lisbon arriveerde. ~- Dezen of geenen zal my zeggen , dat, volgens alle die byzonderheden , Myn Heer de Graaf bete i («) En «iet in de maand van Mey, zo als de Steilere* der Mcmirie van2. H. voorgeeven. L  i6s Schets van een ter zou gedaan hebben met "op de Taag teblyven. —. En ik zal 'er op antwoorden, och ja ! Maar men moest evenwel wat doen, om të toonen dat men niet altoos bezig was met niets uit te voeren, en om.den naam te verdienen van op dien kruistogt groot gevaar geloopen te hebben, zo als die Bevelhebber gezwetst heeft, en zo als de Stelleren van Uwer. Hoogheids Memorie, met een foortvan ophef hebben gerapor teerd( ö). :< I Omtrent een maand na zyn retour te Lisbon, zeilde de Heer Graaf van Byland met zyne twee Schepen naar Kadix, alwaar hy twee vry wat ongelyk fooït van Helden aantrof De een, zynde de oude Binkes, welke om zyne glorieufe daaden in de Middellandfche Zee, in 'tvervolg , by vonnis van een krygsraad, voor drie jaaren in zyn dienst was gefchorst; de ander, was de dappere Oorthuis, geheel met roem beladen, die hy met zyn wakkeren Metgezel Melv/;/behaald had in het gevecht, dat zy op den 30 Mey tegen twee Engelfche, Fregatten, veel fterker dan de Hollandfche, hadden doorgeftaan. Eindelyk vertrok onze Graaf den 1 November naar Texel, met al de Oorlogfchepen die wy daar hadden, als de Amfterdam , de PrimesLouifa, den Brie!, en Dieren; en na alvorens aan Boord (a) A. bU 114. *- B. U, ity. i-i CW. 189.  Groot Tafereel. i6g Boord genomen te hebben den Kapitein Berghuis, wiens Schip , . de Princes - Maria - Löuifa , te Radix was verkogt, als buiten ftaat om Zee te houden, en dus ook niet om naar Curacao deszelfs befte'mde Rheede, te ftevenen.' En vermits de Bevelhebber van dit Esquadertje aan zyne Vrienden hier te lande ' gefehreven had, dat hy voorneemens was om door het Canaal naar Texel te komen, waren zyne vrienden zeer bedugt, dat de Engelfchen hem by dezen doortogt mogten'wegneemen; dóch zyn gelukftar, die hem bewaarde voor den. roemrugtigen rol, die hy zedert in de zaak van -Brest gefpeeld heeft, bevrydde hem voordien ramp. Laat. ons nu weder treden tot het verflag der operatien van onze Zeemagt, op onze Kusr ten en in de Noord-zee; en wy zullen eerftelyk beginnen met een Staat te. geeven van alle Schepen, die wy in Jury alhier'in Commisfie hadden, en zig in dc onderfcheidene Havens en Zeegaten onzer Zee-Provinciën bevonden, «110M W rtC flOOT CE *2 Ku ; : — 1 In Zeeland. Zuidbevehnd . . . 6o Van Kinkel. Schiedam . . . . 1 -50' Rmr.vs. Jafon (van Rotterdam. ) . '36 Sonnemans. Brünswyk • . . . . 1 36 * » Fan Prtiift. S. Maartensdyk . . . 24. —,— Stavorlnus. Walcheren .... 24 ■ • Haringman. Oranje-Zaal . . . 0.4 -—| Sten. De, Hoop . . . 16 Mahius. L 2 De  IÓ4 Schets van eew De Verwagting. . „ . 16 ] -. Noels. 'Dolphyrl . . 16 Fan Lierfei}, DeZeemeeuw (yanZeeland) 8 > * En 9. Pinken of Sloepen . * 1 de Zierikzee van 60 Stukken, begeven aan den Schout by nagt van Kruyne, en Goes van 50 aan Capt. Seavorinus, bovengem. hadden nog geen voltallige Equipagie. Ter. Rheede van Helvoet-sluys. Prins Willem ... 70 —— De Bruyn. Thetis ..... .36 1 Vosch van Ave- faet. Bellona (yan Rotterdam) . 24 Kooy. De Brak . . . 18 - Baak. De Kemphaan ... 12 Eye. De Schildpad .... 4 Hafenoot. De Vaardigheid, 8. fteen- ftukken .... * Bajfaert. - De Maas, oud wagt Schip. 70 Rochehrune. Schepen, gestationeerd voor den mon» van de Maas, en daar omstreeks.' De Waakzaamheid . . 18 / Lucas. De Snoek . . . . 12 de Gorter. De Toezigt. . . . 10 Rynbende.^ De Vlieger. ... .6 Kloot. De Kykuit. . .4 Walraven. —- Boven dien had de Admiraliteit op de Maaze nog de Prins Frederik van 60 ft. begeven aan den Schout  Gu«t 'Tafhui. 16$ Schout by nagtPidbot, de Admiraal Tromp van 50, aan Capt. van Gennep, en de Windhond van 18 aan Kapt. Bols de twee eerstgenoemden waren nog vry verre af van compleete Equipagien te hebben , maar de Windhond was zeer naby. Nog had die Admiraliteit de Snaauw de Zephir, van 12 ftukken, beftemd om voor den winter het wagtfehip de Maas af te losfen; en de Kortenaar van 60 ftukken, doch welke nog niet volkomen waren afgebouwt. Schepen ter Rheede van Texel, in 't Vlie en andere Havens der Zuider-Zee leggende. Admiraal-Generaal . . 70. -VanKinsbergen. Admiraal de Ruvter . . 60 —- Schout by nagt Zoutman. Holland . . . . 60 Bedel Batavier . ... 50 Graaf van Bentink. Admiraal Piet Hein . . 50 W. van Braam- Ert'-'Piins .... 50 Braah- , Glindhprst .... 5° Van klierden. Princes Royaal Fred. Soph. Wilhelmina ... 50 Kaders. Argo. .-■ . • '■ 4° Staring. Lahdskroon .... 4° ' Mauregnauh. Het Loo . '. . . • 40 -J.P-vanBraam. Phoemx .... 40 P?» s°n. Amphitrite . ... 36 Van Woenfel. Éellona(.v«» Amfterdam). 36 H. K. Dekker. Zepkir . .... 36 Mf}&rtz\J Medemblik .... 36 Ryneveld. Eensgezindheid . • 36 Bountius. L 3 Ja-  i66 Schets van een. .Kon (van Amf/crdam') . 36 Sels% ■ VaiüS 2% GraafvanRcch- Dolphyn . r. 24 _ Mulder. Waakzaamheid : . . 24 Fan Over meer. Enkhuizen . . . . o, Frykemus. Aiax-- %- • - 24 ■ Graaf van TFel- Dc Maria Joannai . . 20 C™T'' De Expeditie . » . 20 : ff&'denSfrp. Ue Jager. . .... 14 Blois van Tres- De Zeebairs ia Fm Meurs. éfeSP*Q.rj Amfterdain). 10 &«^r. Ue Zwaluw .... 10 JfVos • • . . 8 Fan der Mey. De Zeemeeuw ... .8 De Zeepost ... 6 — De Leeuw. Drie Gezusters ... * , Davids De Jonge Pieter ... * Duinker. . De Margaretha. . . * Breedt W a g t - S c H e p e n. /uilevdd • • • 1.40 j Fan Loo. Hospitaal-Schepen. De Alarm . . [041 . , * Boreas . . J 24 J * De Admiraliteit van Amfterdam had toen nog de Unie van 60 ftukken, die afgebouwd wierd; (leRbynland.van go', en bet Hof Souburg van x] " :■ , " S i ' 3*  Groot Tafereel, 167 06 ftukken , welke toen nog niet in Commisfie gefteld waren , maar wel in de maand Oétober daar aan volgende ; en de Schieland, oude vyfliger, welke in den geheelen Oorlog nietgediendheeft. Schepen, gestationeerd op de Kusten van Vriesland en Groningen. De Meeuw . . • • [ H De Faam .' . ■ \ ^ Vhclander. De Brak . . - 6 Roekes. De Windhond ... 6 de Bok. De Spion . - . • 1 6 Stoef. Uit deze Staat blykt dan, dat onze Zeemagt ïn de maand van Jury 1781. in de Havens dezer Republiek in Commisfie had: . - 3 Schepen van . . . 70 ft. '3 van ... 60 : ; 6 van ... 5° , . 6 van . . 44 of 40. . — 9' ■ van ... 36 , 9 , van . . . 24 —En 31 zo Kotters , Advysjagtcn als Uitleggers, enz. Totaal 67 En zulks buiten en behalven deZierikzee, en Prins Fredsrik van 60 ftukken, en buiten de Goes en de Admiraal Tromp van 50, welke, fchoon bereids in Commisfie géfteld , buiten ftaat waren om m 17 81. gebruikt te worden. Ik zal ook de twee Hos. • L4 Pitaal'  10*8 SCHITS VAN EEN pi taal-Sch epen , noch de 9 Zeeuwfche Pinken of Sloepen niet mede tellen. Dan, 'er wierd geklaagt dat 'er nog vry wat gebrek aan Manfchap was voor die 67 Schepen , en men de grootite moeilykheid had om Recruten, zo Matroozen als Soldaaten , te vinden voor derzelver equipeering. En in de daad, 'er was geen verfchot van Matroozen, vermits de Engelfchen, zo voor als ze, der: den Oorlog, 'er een zeer groot aantal van ■weggenomen hadden, en dat 'eronder de refteerende hier te lande weinige belust waren om op onze Oorlogfchepen te dienen. — Maar wiens fcbuldwas het dat wy zo veel gevangen Ma- troozext in Engeland hadden? , Het was die geenen te wyten,, welke door hunne onverzettelyke hardnekkigheid om eene vermeerdering van Landmagt te begeeren, of door andere beweegreden, een dwarspaal 'helden in de herfteliing der Zeemagt; aan die geenen , welken daar door die Zeemagt in zulken zwakken ftaat, als by den aanvtmg dés Oorlogs bevonden wierd, hadden gehouden; aan het gebrek van protectie, voor en zedert den Oorlog, aan onze Koopvaarders ingewilligd. —, En waar van daan toch die hezwaarlykheid om Matroozen te vinden ? Van het verzuim van verfcheide gepaste middelen om 'er meerder te bekomen, dan'er zich op deeden ;. van het verzuim, om tydig hes Convoy pit de Zond te  Gio ot Tafiuh, i£q haaien, het welk 'er vry wat zou opgeleverd hebben; van de harde en dikmaal onbil- lyke behandeling, welke onze Bootsgezellen op eenige onzer Schepen moeften ondergaan; van de flegte kost, welke men op fommigen dier Schepen aantrof; -— van den afkeer, met één woord, die de bedryveloosheid onzer Zeemagt, den zulken, die 'er lust toe hadden, ingeboezemd had. En belangende de Soldaaten , de drie laatstbygebragte reder nen, en allen, die ik in myn Voorberigt aangevoerd heb, bewogen ten vollen, dat, zo 'er geen overig waren, zulks althans de fchuld der Natie niet was. Maar, Doorluchtige Vorst, offchoon wy nu, volgens den bekenden Staat onzer Zeemagt , 'er verre af waren om heel Engeland weg te neemen, waren wy niet te min zedert twee maanden flerk genoeg geweest, om in de Noordzee den Vyand te dwarsboomenj om ons tegen zyne geweldenaarijen, tegen zyne beledigingen te verzetten, zynen Koophandel eenige ilagen toe te brengen, hem te doen zorgen, dat niet fommigen onzer Fregatten, naar't voorbeeld van Paul Jones, en fommige Franfehe Kaapers, hem langs zyne kusten allerlei fchaden veroorzaakten; met ée'n woord, wy waren in de Meymaand, en voor al in Juny, reeds in die Zee magtig genoeg om den Vyand te doen ondervinden, dat.onze heL S denv  170 Schets van een 1 dendaagfche Zee-Lieden, met weinig Schepen, Daar gelang, even roemrugtige daaden konden voeren als onze Zeelieden der voorige eeuw- met groote Vlooten bedreven hadden. Dan verre van dit alles, had de Directie onzer Zeemagt dien tyd laaten voorby gaan, zonder een enkel Sloepje ter protectie onzer Commercie te geeven. .— Onze Zeemagt is zeden langen tyd geheel vervallen; en in weerwil aller aangewende poogingen , om de weinige Schepen, die wy hebben , in ftaat van ageeren te brengen , kan zy die pro-r ieEiie nog niet verkenen. — Zo was de taal der geenen, welke de voornaamfte oorzaak waren van den gedelabreerden ftaat dezer Zeemagt; der geenen, welke insgelyks oorzaak waren van de aétueele traagheid, die 'er plaats greep om ze ten minften in ftaat te brengen om ons te verdeedigen; dier geenen, eindelyk, welken, met hunnen fehynbaaren yver voor het algemeen welzyn, zo veel hun mogelyk was, het verleenen der gevraagde Convoijen en Protectie veragterden. Ook namen de Staaten van Friesland, verontwaardigt over deze al te baarblyklyke verwaarloozing, over die ydele redenen, op den 3. July, in gevolge eene door het Qnartier van Oostergoo, op den 24. Juny bevorens gedaane Propofitie, eene Refolutie waardig zulke Regenten, wien den luifter der Republiek, en 't belang van den Koophandel waar'lyk aan 't hart gingen: daarin gelastten hun  Groot Tafereel. 171 bun Ed. Mog. onder andere zaaken Hunne Gedeputeerden ter Generaliteit, om by Hunne Hoog Mog. ten , kracbtigften te infteeren, dat de Collegien ter Admiraliteit, zouden worden aangefchreven , om fchriftelyk, en zonder eenig uitftel, aan Hunne Hoog Mog, ie remitteeren, (niet het in de tegenwoordige omjlavdighedcn zeer nutteloos verhaal van het geen die CoUegien zedert het jaar 1776. hadden verricht, en zo als Uwe Hoogheid op deni%. Juny had gevraagt,) maar wel het Raport van het geen aftueel by dezelve of ten haaren opzigte omging;. dat is , namelyk , de redenen, waarom 'er zo veel ilapheid in hctequi-, peeren plaats had; wat de oorzaaken dier ilapheid waren, en welke middelen haar het gefchiktfte voorkwamen om die te doen cesfeeren. Hun Ed. Mog. gelastten teffens derzelver Gedeputeerden om ter welgemelde Vergadering te declareeren, dat Hoogstdezelven befloten hadden, niet meer in eenige Petitie te confenteeren, zo lang men niet, zo aan dat Point als aan anderen, in hunne Refolutie vervat, had voldaan. Zo fpraken Regenten , die, zonder vergeeffche omwegen te zoeken, wilden dat men regt op de zaak aankwam; op die wyze dagten verlichte Mannen, die zich niet lieten verblinden, noch door de drogredenen, noch door de bedriegerijen der Voorftanders van de traagheid enbedryveloosheid, welke in onze havens de  kyi Schets.- van i e n de overhand hadden; dus lieten zich die cordaate Friezen hooren, in fpyt van den haar. en der gevoeligheid der Bewerkers van onze rampfpoeden. — Wie toch zou nu evenwel gelooven, dat onder zulke Mannen op dien dag nog Lieden waren, bind of lafhartig genoeg om dusdaanigen ftap af te keuren ? ... Zy waren 'er echter. Drie Leden van het Quartier van Westergoo protefteerden in de hier onder aangehaalde bewoordingen (a), tegen de toetreding van dat Quartier, tot de Propofitie van Oostergoo; en zulks, om dat zy meenden zulks een mistrouwen te bevatten tegen de Conduite, welke Uwe Hoogheid hield, en tegen de maatregelen, welke zy werkheilig maakten in derzelver qualiteit van Admiraal Generaal der Uniei om dat zy dagten dat Uwe Hoog- (aO De ondergefchrecven volmagtcn van Franekerëdeel, Jiemelummer - Oidepbaert en 't Bild , verklaaren mits dezen, geen deel te hebben in het by Pluraliteit uitge~ bragte Kamer-Advys, op het 25de Point yan dezen Extraordinaris Landsdag, als na hun oordeel inhoudende een diffidentie omtrent de Conduite en Maatregelen by Zyn Doorl. Hoogheid, in Qualiteit als Admiraai, Generaal van de Unie gehouden en beraamd, zon-i der hier door verdaan te willen zyn eenige hoegenaamdde Blaam of verkeerde Uitleg, op en aan de Gevoelen? hunner Medeleden te willen leggen, doch alleen vermeea$n, dat Hoogstdeszelfs Eminente Charge niet vcrpligt is  Groot TafekeU,' 173 Hoogheid in die qualiteit geen rekenfchap van derzelver Adminiftratie." fchuldig was, en meende dat men zich moest houden aan het geloof, dat Uwe Hoogheid ten beste des Lands zyn eed en pligt betragtte. —— Pan, wie ziet niet dat zodanige Proteftatie, zo wel ten aanzien . van haar onderwerp als ia haare grondbeginfelen ongerymd was? .. . . By aldien eenige beweegreden van mistrouwen, het Quartier van Oostergoo bewogen had, die Propofitie te doen, by aldien eenige dergelyke beweegoorzaak de Staaten van Friesland aangezet had, dezelve in eene Refolutie te converteeren, was het zekerlyk niet geweest die van een rechtftreeks mistrouwen jegens Uwe Hoogheid, maar ,wel omtrent de heillooze Cabaal, welke, door eigene authoriteit, door haa- is rekenfchap te geeven van zyn beleid als Admiraal Generaal, maar gehouden moet worden zyn Eed en Pligt daar omtrent te betragten ten besten van den Lande. - Aftum Leeuwaarden den 3. July 1781. in de Kamer van Wtsttrgoo, in kennisfe onzer handen. ' (_was geteekent") C. G. van WASSENAAR. A. W. van AYLVA. B. van de* HAAR.  174 Schets van een haaren verderflyken invloed in alle deelèn vah den Staat, door: haar verborge en listig gewroet, en door een foort van begoocheling, in welke zy Uwe Hoogheid'kunftig wist te houden, alle rampen, waar over men klaagde voortbragt, en belette al het goede dat mön wilde uitvoeren. Hoe kon het, voor 't overige in het vernuft vallen i van drie Heeren, die men onderftellen moet, eenige denkbeelden van de Regeeringsform van een Land te bezitten, dat een Admiraal-Generaal vaia onze Republiek, in die qualiteit in geenen deele rekening verfchuldigd zyn zoude 'aan zyne Committenten, dat is, aan de Staaten Generaal zynen wettigen Souverain, en 'dat mén zich moet bepaalen het daar voor te hóuden, als of die Bevelhebber ten besten van den Lande eed en pligt betragt? Waar dan is in het Heel-Al een Land, in het welk een eerfte. Staats-Dienaar, of Opper-Bevelhebber over Zee- en Landmagt, formeel ontheven is, om aan zynen Souverain rekenfchap van zyn be7 wind te doen? Waar is het Land, in hetwelk eene Propofitie om rekening van dien aart1 te vorderen, ongeöorlooft is, onder voorwendzel, dat zulks een blyk van mistrouwen zoude opleveren ? — Zouden wy dan de eenige Natie zyn die zulk een verfchynzel moest opleveren? Of wel zouden onze Admiraal-Generaals van den Hemel de gaaf van onfeilbaarheid ont-  Groot- Tafereel 175 ontfangen hebben, of onzondig zyn?...» Zy zyn Menfchen als anderen, en gevolglyk'Uwe Hoogheid ook. Indien eenig Lid der Republiek begreep, dat de adminiftrotie of de conduite van een Kapitein en Admiraal-Generaal der Unie : verdiende onderzogt te worden, zou hy recht hebben, zulks te proponeeren; en indien naar een door de Staaten-Generaal geordonneordonderzoekbleek, dat die conduite, enmeadminijlratie berispelyk, of misdaadigbevonden was, zouden Hunne Hoog Mog. recht hebben dien Amptenaar te berispen of te ftraffen. Dit zelfde recht heeft elk van onze Provinciën omtrent haaren byzondercnvStadhouder, Gouverneur, en Kapitein en Admiraal tGeneraal; om dat 'er geen Minister, geen Amptenaar met commisfie voorzien, is, welke niet in de eene en andere dier qualiteiten rekenfchap verfchtüdigt is.aan. den Souverain, van wien.hyzyne Commisfie' ontfangen heeft. Ik Helle dit des te ftoutmocdiger , daar ik Uwe Hooghei» al te rechtvaardig en veel te. doorzichtig.houde om anders te denken.;, hoedanig dan ook de tegengeftelde grondbeginfelen zyn mogen, die men kan getracht hebben U voormaals in te boezemen., of zulks nog werklyk tracht te doen> Wy keeren tot onzen Lapinienbur- >ger Held. Na eene afwezenheid van drie weeken, kwant de VÏQC-AcliwxwlHartfmé den 3. July metlnftruc- tien  Ij6 Schets van een' tien van allerlei foort belast, gezond en fris te Texel aan. Om een denkbeeld te vormen van een gedeelte der Inftructien, die hy medebragt, zal Uwe Hoogheid my vergunnen te zien, op wat wyze de Stelleren Uwer Memorie, Uwe Hoogheid doen fpreeken van de Deliberatien, welke dien Bevelhebber in 'sHage had bygewoond. (a) • „ By de Deliberatien, welken wy hadden „ aangelegt, met den,Vice-Admiraal Hartfinck en den Schout by nagt van Kinsbergen, over „ het employ van 'sLands Schepen, geduuren„ de het overige van de Campagne van dat „Jaar (1781.) was-in confideratie gekomen, „ een Planter beveiliging van het Convoy naar „ de Oostzee, tegen vyandelyke aanvallen, „ hoofdzaaklyk uitkomende op de volgende „ Artykelen: i°. „ De Koopvaardyvloot te doen- verzame- „ len in het Vlie". — Dat flechts gedeeh telyk wierd gedaan. ' 2.0. „ Aan dezelve eenige Fregatten en klei- „ ne gewapende Vaartuigen te geeven." — Dit was om dezelve na haare deftinatie te conƒ voyeeren. ' 3». „ De groote Schepen met een bekwaam * ge- C«) A. bl.6^.tn\olgg—. B. bl. 100, W.e- C. tl, tf.ii*  Groot Tafereel* 177 5> getal;- Fregatten te doen uitloopen, ■„ (uit Texel) en een Esquader, afronder„ lyk van het .Convoy, (■voorgaand), te g doen formeeren; zo echter , dat het „ groote Esquader zich altoos , in cas van A Attacque, tusfchen beide konde-ftel: „ len."— Men zal in''t'vervolg zien , welke verandering in die fcbikking gemaakt wierd. 40. n De Wagtfchepen naar Texel te zen„ den, en te laaten onder de ördres van „een Vlag-Officier. " Zekerlyk om de Zeegaten van die Rheede te bewaaren, in 't afzyn der Schepen die men in zee moest zenden. £0. „ De Landtroupes zodanige beweegin„ gen té doen maaken, als of men eene „ Landing op de Engelfche Kusten in „ den zin had. " En daaT van beeft men niets gedaan om de zonderlinge rederij die ik in't vervolg, zal op geeven. 6°. „ Door dit alles den vyand te noodzaa^„ ken, om zyne magt te verdoelen, en „ met dat zelfde oogmerk, de Zceuw„ fche Schepen mede te doen uidoopen, „ hoe wel niet zo verre dat zy zouden „ kunnen afgefneeden worden.;; —- De Schepeu, waar van men handelde om uit Zec--i land te doen uitloopen, waren de Zuidbeveland, mitsgaders nog één d twee andere Oor- \ hg-Schepen en ettelyke Koopvaarders, welke de eerstgemelde naar Texel en het Vlif moefien, M bremr.  178 Schets van een brengen, met zich teffens te voegen by het Doorn; groot Esquader. Maar waarom zwygt men van de Prins Willem, van bet Fregat de Bellona, van de Kotter de Brak, en de Kemphaan, die ter Rhtede van Helvoet lagen, zich van daar ook by het evengemeld Esquader voegen, en een Oost-Indisch Schip voor de Kamer Delft, mitsgaders eenige Koopvaarders, naar de Oost-Zee beflemd, meede brengen moest? .... Ik geloof wel degelyk dat dit gewigtig Stuk in de Deliberatien niet is vergeeten, maar dat de Stelleren der Memorie van Uwe Hooghei» het hebben overgeflagen. 70. „ De groote Schepen eenige dagen vroe„ ger te doen uitloopen dan de Koop„ vaardy-Schepen. "—. Dit deed menden 20. 'July, zo als ik op zyn plaats zal bybrengen. 83. „ Een der best bezeilde Fregatten naar „ de Engelfche Kust te doen overloopen,. „ en aldaar alle beweegingen te maaken, „ die de intentie om te recognofceeren, „ te: kennen geeven.-"»— Dit fchynt een gevolg te wetzen van de looze fcbyn, welke by Artykel 5. was voor gefield* „ Dan, tot de compleete executie van dat Plan, ltond ons wederom in den weg de „ zwakheid der navaale magt, uit hoofde van „ welke wy de Provincie van Zeeland niec „ degarneeren, en van de aldaar liggende Schelpen niet anders employeeren konden, dan „ dat  Groot Tafereel. 179 & dat van den Kapitein van Kinckel; gelyk wy „ ook met de Land-Trouppes, in aanmerking j, van derzelver klein getal niet konden „ maaken de mouvementen, dié deri Vyand \, in den waan konden brengen van eene waar ,,'lyk voorgenomene Landing; enz." — Dus, „'Doorluchtige Vorst , waren zy± die zich aan ?t hoofd van ons Zeeweezen bevonden, tusfchen. den 15. en 30. Juny,- in welken tyd die Deliberatien ge* fchiedden, onkundig van het geen zy pas in 't begin van July vernamen; zy wisten , namelyk toen niet, dat wy niet genoeg Land-Trouppes hadden, om dezelve de zo evengemelde mouvementen te doen maaken .... Waarlyk, Doorluchtige Vorst, zo men niet gewoon was de Stelleren van Uwer Hoogheids Memorie; dergelykc ongerymtheden te zien opdisfehen, zou men denken; dat al wie in Uwer Hoogheids tegenwoordigheid die Deliberatien hebben bygewoond, van het geringfle verjïand ontbloot waren. — Dan, genoeg van dit. Hel wordt tyd om te zien, welke maatregels wierden gebezigd, om de Oorlog- en Compagnies-Schepen, die naar Texel moeflen, uit Zeeland en Helvoet te brengen, mitsgaders, om de Koopvaarders, die een gedeelte moeften uitmaakenvan de Vloot, naar de Oost-Zeebeftemd, in het Vlie te verzamelen. Uwe Hoogheid ordonneerde op den 4. July aan Kapitein de Bruyn, om den 8. uit Helvoet naar Texel te zeilen met de Prins Wdtim, M 2 *  xSb Schets van e e tï' de Beliona, de Brak, de Kemphaan, cn mede te neemen, die Koopvaarders, welke naar de Oost-Zee beftemd , van zyn Convoy profiteeren wilden, om naar 'tViie te komen. Den 9. dito herhaalde de Vice-Admiraal Hartftnek, hem de ordre om by de eerfte gunftige gelegenheid te vertrekken: Edoch, verfcheide beletzelen, in 't vervolg breeder te berigten, maakten dat die ordres niet voor de maand September wierden uitgevoerd. De voorn; Vice-Admiraal ordonneerde op den 6. aan den Heer van Kinsbergen, om na den 8. met eenige Schepen zee te kiezen ; uit Zeeland de Zuidbevcland, en ook van daar en uit de Goedereede, de Koopvaarders te haaien, die naar de Oost-Zee moeiten ; en na die Schepen in Texel of ?c Vlie gebragt te hebben, met zyn Esquader, dat, door de Zuidbeveiand verilerkt, als dan beftaan zou uit 4 Schepen van Linie, drie Fregattenen een Kotter, te gaan kruisfen, op eene gepaste hooste om het generaal Convoy, dat naar de Zond moest, te dekken, om onze kusten te dekken,— en den Vyand gade te flaan: — Dat was vrv wat zaaken te gelyk uitvoeren (a). Dien eigen dag ordonneerde de Vice-Admiraal aan, den (a) A. bl. 66. en volgg. — B. U. 102, id. C. W. \y. id. — en het Verbaal van den Heer Hartfmck, hl. 113. en 114.  Groot Taeereel. iSj den Schout by Nagt Zoutman, om, zo rasch mogelyk na den iz., uit Texel te zeilen met 4 Schepen van Linie (onder weiken hetverwagtwordend Schip de Prins Willem begreepen was), 6 Fregatten, 1 Kotter en 2 Advys-Jachten, om het bewuste Convoy naar Helfingör te geleiden, en aldaar te ankeren, om aan den Commisfaris van Beurs te rraagen of'er ook Schepen waren , die onder zyn Convoy mede naar Texel wilden retourneeren. Hier na moest de Schout by Nagt trachten ook mede te brengen, de drie Oost-Indifche Schepen, welke, 'benoorden Schotland uit Indien retourneerende, in Noorwegen de wyk genomen hadden, vermits zy niet in onze Havenen hadden kunnen komen; en eindelyk moest hy terug brengen de verdere Koopvaarders, welke zich in de Noorweegfche Havenen mogten bevinden, (a) Door (a) Vermits de Stelleren der Memorie van Zyne Hoogheid ongetwyffeld redenen gehad hebben om onder de Bylaagen tot die Memorie niet op te geeven , de ïhftruüien by die gelegenheid aan de Heeren Zoutman en van Kinsbergen gegeeven, zal ik die hier laaten volgen, zo a)s zy origineel aan die Heeren zyn geremitteerd. Ordre voor den Capitein J. H. van Kinsbergen. De Schout by Nagt Zoutman gelast zynde een Convoy na de Oostzee te efcoiteeren, en de ondergeteekende M 3 tot  ,182 Schets van een Door deze zinneïooze fcbikking ftond onze Zeemagt in twee onderfcheidene Esquaderg verdeeld tot meerder feekerheid van het felve , en tot veiligheid onfer Kusten nodig oordeelende, dat 'er een apart Esquader in de Noordzve blyve kruisfen, om op de bewcegïngen van den Vyand acht te fban, foo gelast de ondergeleekende den Capitein vm. Kinsbergen, om na den 8. deefer maand in Zee te fteeken , en de volgende Schepen onder fyne order te neemen. Admiraal - Generaal, van . 74. Cap. van Kinshergen. Batavier 50. Bentink. Zuidbeveland . » . • 64. ■ • van Kinckel. Erfprins 54- : Braak. Met de Fregatten. dras 40- ~ Staring. Btttona 36. Dekker. Polpbyn 24. ■ Mulder. En de Kotter. Sijax 24. Gr. van Weideren. Gemelde Capitein fal lig in de eerfle pliafs na de Zeeuwfche Kust, en. wel op de hoogte van Westcapel begeeven, en alsdan een Fregat affenden, om den Capitein van Kinckel met *S Lands Schip Zuidbeveland en de Koopvaarders, welke na de Oostzee mogten gedestineert zyn, by zig te doen komen, en onder fyne ordres te neemen. Voorts fal gemelde Capitein voor de Goede Reede fig vertoonen, en verneemen of daar ook Koopvaardyefchepen, mede na de Oostzee gefchikt, leggen, en foo ja, fal hy defelve insgelyks onder fyn Convoy neemen, en dan die gefamentlyke Koopvaardyefchepen, het zy in Texel, het zy in het Vlié na gelang der ornftandigheden, binnen  Groot Taïereïi. ii| deeld te worden, als welke zich op zekere hoogte van den anderen moeiten fcheiden, ter- - wyl brengen, waarna hy fyne Kruiitogt fal beginnen, defelve op die plaats etablisfeerende , Welke hy tot dekking van het Convoy, en onfe Kusten, en om de mouvementen van den Vyand te obferveeren, best fal oordeelen. Verders fal hy in alles gebruiken behoorlyke Soldaaten «n Zeemanfchap. Gedaan aan boord van 's Linds Schip van Oorlog den Admiraal ■ Generaal ter Reede van Texel, den 6 july 1781. (Getitkent) ANDRIES HARTSINCK..; Instructie voor den Schout bt Nagt Zoutman. De ondergeteekenJe Vice - Admiraal van Holland en Westfriesland gelast hier meede den Schout by Nagt Zoutman, om het aanftaande Convoy na de Oostzee te efcorteeren, en foo veel mogelyk is, tegens alle vyandelyke aanvallen te dekken. Ten dien einde fal gemelde Schout by Nagt onder zy. ne ordres hebben, de Admiraal de Rttyter. . . 64. S. B. N. Zoutman. Prins Willem 7°. c- de Bru^,u Holland 64. C. Dedtl. Admiraal Piet Hein. . . 56. £>• van Braam. Benevens de Fregatten. Medemhlik 36. C. Reyncvcld. Ztpbir 3* Wiens. M 4 Um  .i'S'4 Schets van een1 wyl de Admiraal Parker, den 2.7. der vorige ■ maand vim Leith uitgeloopen, in de Noord-Zee was, Eensgezindheid .... 36. • Bouritiusi Venus 54. Gr. van Recbttrtn. Bellona i 24. ■ ■ Lt. Keoy. De Kotter de Brak. . . 18. ■ Lt. Baak. en de Advis-Jagten de Kemphaan en Spitn, beide van 16 Stukken, en gevoerd door Lieutcnant Eye, en Uitlegger-- Capitein Stutzer. Gemelde Schout by Nagt fa! na den 12. dcezer, zoo dra hy door den -ordergeteekende fal geinformeert zyn, dat de Koopvaardyefchepen na de Oostzee beftemd in het Vüe cn Texel zyn met het felve in Zee fiesken. Voorts fal hy Schout by Nagt, foo dra hy in dc Sond voor Eifcneur fal gekoomen zyn, aldaar ten Anker gaan legden, en fig teritond by den Commisfjris van Haar Hoog Mog. van Deurs informfteren , of 'er ook aldaar eenige Koopvaardycfchepen van de Republicq zyn,, die van het Convoy fouden willen profiteeren, in welk ge* val hy dezelve onder zyne Escorte fal nceman, en na de Havrns van de Republicq retpurnecren. Ook fal hy, i» gera'-e hy cen ftc^er narigt mogte hekoomen, dat 'cr Oostindifche Compagniefchepcn in eewifre Havens van Noorweegen waren ingeloopen, defelve afraaien en herwaards convoyeeren. Asngefien 1 door de Commercie rji de Oostzee te Amfrerdam <'s overgegeeven eene Lyste der Schepen, welke in de differente Noordfche Havenen leggen en na een Convoy wagten , foo gelast de ondergeteekende den voornoemde ÖS?hout by Nagt, om defelve, fo het mogelyk is, af te haaien, of te laaten afmaaien, en daar toe die  Groot Tafereel. 185 .was, met eene genoegzame magt om den Heer Zoutman met zyn Convoy weg te neemen. Was dat nu anders dan met voorbedagten raade onze Oorlog- en Koopvaardy-Schepen ter genade van den Vyand bloot te geeven? Ö Edoch, volgens de Memorie van Uwe Hoogheid, cn ook volgens het Verbaat van den Heer Hartfmck, kon de Heer -pan Kinsbergen niet uit Texel komen om zyne Commisfie te volvoeren, die middelen te gebruiken, die hy Schout by Nagt na ga, lang der omfhndigheeden -.ten meeften nutte van dc Commercie , 'en het minst doenlyk exponeeren van 's Lands Schepen dienftig fal oordeelen. De Noordfche Mogentheden aan de thans in Oorlog zynda Mogentheden hebbende gedeclareert, dat alle Koopvaardyefchepen in de Oostzee de nodige feekerbeid' zouden hebben, en dienvplgende geene .hostiliteiten in de voornoemde Zee door Oorlogfchepen of Kapers fooden mogen werden geplecgt, foo fal hy Schout by Nagt % bier na in alles ftiptelyk hebben te reguleeren, en wel oblerveeren de Traftaaten, die den Staat met de Noordfche Mogenthecdcn heeft. Eindelyk fal hy Schout by Nagt in alles obferveere» fcshoorlvk Soldaat- en Zeemanfcbap. Gedaan aan boord van 's Lands Schip van Oorlog d Ad. miraal-Generaal ter Reede van Texel, den 6. July 1781. (_Geteekent~) ANDRIES HARTSINCK. M 5  l$6 Schets' vam set* ren, en de Oorlogfchepen met de Koopvaarders die in Helvoet, Goeree eii Zeeland lagen , bleven daar zy waren. Evenwel, in weerwil der zekerheid die men had , dat 'er een vyandlyk Esquader in de Noord-Zee was, niet alleen fterfc genoeg om het Esquader van den Heer Zoutman te verdelgen, maar om de beide Esquaders wel vereenigd, doch ontbloot van de verfterkingen uit Helvoet en Zeeland, den nederlaag te geeven; in weerwil, zeg ik, dier zekerheid bleef men by 't voorneemen om het Convoy, het zy al of niet compleet, te doen uitloopen, en tot dat einde vertrokken die beide Esquaders den soften uit Texel, posteerden zich voor het Vlie ter afvvagting van een gunftigen wind ter uitlooping van het Convoy. Op dien zelfden aoften July, fchreef Uwe Hooehetd over die Expeditie eenen Brief aan den Vice- Admiraal, die zeer gezvigtige dingen behelzen moei; maar van welken die Bevelhebber ons geenerlei verilag geeft in zyn Verbaal, en door de Ophellers van Uwer Hoogheids Memorie niets hetminfte gerept word. Zekerlyk heeft men 'gevreest, dat onze oogendoor het leezen van den inhoud van dien Brie/bezeerd zouden geworden zyn : Zo is het ook met verfcheide andere niet min geivigtige Stukken toegegaan, welke men even min ter onzer kennisfe gebragt heeft, en die men zekerlyk beter gedaan zou hebben een plaats te geeven onder de Bylaagen van het Verbaal en  Groot Tafereel. 187 en van de Memorie, dan die Verzameling te verdikken met de langwylige en verveelende Inftru&ien van eenige onkenbaare Particulieren, met hunne Uitleggers langs de Kusten geplaatst. Eindelyk, zo kreeg de Vice-Admiraal, waarfchynlyk om beter by de hand te zyn ter reguleering der fchikkingen, aangaande de refpective deft'matien onzer beide Esquaders gemaakt, van Uwe -Hoogheid bevel om van Texel naar Amfterdam te rug te komen; aldaar kwam hy den 23. July, en bleef 'er tot den 7. Augustus. Dit evenwel belette dien Heer: niet om aldaar zyn Verbaal te continueeren, of ten minften te doen fchynen, dat hy zulks naauwkeurig deed 5 want • om den datum van den 1. Augustus te vullen , noteerde hy deftig, ongetwyffeld. niets beters te fchryven hebbende, - vernomen te hebben, dat de Dominé van Kapt. van Braam gek geworden was. i—Maar , zal iemand vraagen , beeft hy , gcduurende zyn verblyf, en in aanmerking der bekommerende omjïandigbeêcn, waar in onze Esquaders ftonden^ te geraaken, geenerlei nieuwe Injlruclien van Zyne Hoogheid voor dezelve ontfangen? Heeft hy zelve niet het een of ander particulier Advys aan die Vloot gezonden? Dat geeft hy ons te raaden. ~ Wel waarom heeft Zïne Hoogheid, hem dan in da Stad doen komen? dat weet God ! Voor >t overige verzwygt ook de Vice-Admiraal, waarom hy, twee dagen na het binnenvallen der Schei  ïS8 Schets van een Schepen, die op Doggersbank gevochten had•den , en waar van ik zo aanftonds fpreeken .zal, nog een veertien daagjes Vacantie nam. ~ Misfchien deed hy in dit geval als de Caraïbes, diezelftebedgaan leggen als hun Vrouwen in de kraam komen. — Wat'er van zy, dit is zeker, •dat dit Opperhoofd onzer Vloot van den 13. Ju.ny, tot den 31. Augustus, 50 dagen in 'j Hage, Amfterdam, of elders doorbragt; dat is dan, dat hy, van de 75. gunftigfte dagen der Zee«Ogt, 'er niet meer dan 25. aan zyn fcheepsboord doorbragt. ■ Die zaaken, Doorluchtige Vorst, wav ren meerendeels aan het Publiek onbekend, cn de Opftellers van Uwer Hoogheids Memorie, hebben hunne redenen gehad om deswegens niet te diep te treden. Liever , hebben zy ons een-breedvoerig verflag willen doen van d die aangewende zorgen, om zo de Oorlogals de Koopvaardy Schepen uit Zeeland, Helvoet en Goeree te haaien ; liever hebben zy ons ruimfchootig opgegcevcn de verfcheidene beletfelen van allerlei foort, die men zegt dat het uitloopen dier Schepen verhinderde. Daar nu het Publiek over de genoegzaamheid dier beletfelen wel getwyffeld heeft, en Veel braave Vaderlanders gemeent hebben en nog meenen, dat hier omtrent ook al flreeken van onze Engelschgezinde Cabaal plaats hadden, zal ik , eenige bladzyden laager , dit ge-  Groot Tafereel*' s8jé gewigtig punt eeiis beknoptelyk naarvórfchcnr Inmiddels weder tot onze Esquader'komende en op het Convoy ,. dat een derzelven naar de Zond moest escor'teeren. Vertrek van onze beide- Esquaders; en Gevecht op de Doggersbank,den 5. Augustus voorgevallen. Op den eerften dier maand vertrokken de Heeren Zoutman en van Kinsbergen van voor het Vlie, met het bewuste Convoy, befcaande uk 71. Koopvaarders, dien zelfden dag uit het Vlie gezeild. Volgens de Inftru&ien op den 6. July aan den Kapitein van Kinsbergen, gcgeeven, beftondzyn Esquader, daar nu de Zuidbeveland nietby was, uit de volgende zeven Schepen:, Admiraal-Generaal: . . . . van 74. Jlukktnt- Erf-Prins 54- Batavier. . . . . , . 5°-. Ar go. . : 4°- Bellona (van Amjïerdam). . , . 36* TJolpbyn .24* De Brak (Kottier). , .... 18. Met deze Schepen moest die Kapitein, vol* gens de evengemelde Inftru&ien zyn kruistogt -zodanig naar goedvinden aanleggen, dat hy, ter gelykertyd het Convoy , en onze kusten dekte, en teffens den Vyand in ;t oog hield. Dat is, hy  ioo Schets van een hy moest niet te ver afgaan van onze Kusten, om ze niét te kunnen befehermen, en gevolglyk moest hy op zekere hoogte den Heer Zoutman en het Convoy laaten vaaren. De Admiraal Parker, die alles wist, ten minnen tot den 23. July, wat in onze Havenen omging (want nergens mankeerd het de Engelfchen aan goede Befpieders), en niet onkundig was, dat ons Convoy onmiddelyk in Zee moest fteeken , was den 2,8. uit het Kattegat gezeild met ioo; Koopvaarders, welke den 16. dito de Zond gepasfeerd waren. In Zee zynde, had hy een Kotter naar Helfingör doen keeren, om aldaar den 31. dito de Brieven te haaien ; die hem uit ons Land mogten geadresfeerd zyrt: Zo dat hy alle maatregelen fchynt genomen te hebben, om cns Convoy te ontmoeten en het zyne tefalveeren, het welkhy, naar maaté hy de Engelfche Kusten 'naderde, onder 't genot van een gunftigen wind, méér en meer in 't Noord-Westen hield. Men heeft verteld dat de Heer' van Kinsbergen, bereids op den 4. Augustus, den Schout by Nagt Zoutman verlaate.n wilde, en hy, enkel op requifitie van laatstgenoemden Heer, befloot nog een dag by hem te blyven. Wat van die •vertelling zyn moge laat ik daar; het gaat vast dat zo deze fchéiding op den 4. of de ontmoeting van den Vyand eenige dagen na den 5. geichied was, het Esquader van onzen Schout by Nagt  Groot Tafereel. ipt Nagt had weg geweest, zo als men kan opmaaken" uit het volgend Tafereel van zyne magt, en die van den Engelfchen Admiraal, Esquader van den 1 Esquader van deh. Heer Zoutman. Heer Parker. 1. Admiraal de Ruyter. 64. i. De Princes Amelia . So. 2. Holland . . . 64. 2.—- Fortitude . . 74.' 3! Zepbir . . . . 36. 3— Ber-wick , . 74q.Ampbitrite . . . 36. 4.— Bienfaifant. . 64. 5. Eensgezindheid . . 36. 5.— Buffaio . . 6a. 6. Medemblik . . 3C C — Preflon . . 50. 1. Vernis . . . 24. 7.— Dolpbyn . . 44. 2. De Spion . . 12. Artois . . 44. o.De Zwaluw (a)« 10. 9. — Latona . . 38. _ 10.—Belle Poule . 32.- in't geheel 318. 11.-— Cleopatra . . 3-2. . 12, — Apollo . , 32. 13. — Tartaar ". . s8. 14. — Myrmidon. . 24, 15. — Leitb . . '20* 16. '— Surprife . . 16. 17. —J/m. . . . 14. 1%.— Bufy. . . . 14iQ.—Sprigtbly . . 14- in't geheel 754. Dus (a) Men heeft gezien dat, vo)gens de Inftructien den 6. July aan den Heer Zoutman gegeeven, zyn Esquader verfterkt had moeten worden door de Prins Willem van 74. ftukken , de Belhna, van 24. de Brak van 18. en de Kemphaan, van 12 ft. Dan in de plaats dezer drie Schepen, geef iJk hem 4e Ampbitritt ea de Zwaluw, verouder  IQ& Sé II ETS VAN EEN ' Dus blykt uit dit Tafereel, dat de Vyand 4 7,0 door het getal en de fterkte zyner Schepen, als door 436 ftukken, die hy meerder had dan de Heer Zoutman, onfeilbaar dezen laatftcn vernield, en het grootfte gedeelte van zyn Convoy dérftellendedat die een deel van zyn Esqüader, en niet van den Heer Kinsbergen moest uitmaaken ; want nóch de Memtrie, noch het Verbaal zeggen daar iets zekers van. Zekerlyk zou de bekendmaaking des Briefs van den20. July, of van eenig ander dergelyken , de Natie daaromtrent veel verlicht hebben.; te meer daar- bekend is, dat Zyne Hoogheid in dien Brief alleen, zig zeer wydloopig over 't vertrek onzer beide Esquaders, en de Expeditie, die zy te doen haddeu , uitgelaatenheeft. Indien men, in plaats der fmguliere Jchikkingen , hier boyen bl. 1S0. tot 18 2- opgegeeven', andere van redelyker aart had beraamd, is 'er ter waereld geen rede om die te verbergen: nog meer, het aanbelang der zaak, de natuur der Memorie, waarin Ztne Hoogheid zich gevleid heeft eene naauwkeurige verantwoording van zyn „edrag als Admiraal-Generaal der Republiek te doen, er) de nadeelige indrukken , welke het zwygen over den inhoud van dien Brief gedaan heeft op den geest van zekere perfoonen! vorderden volftrekt dat Hunne Hoog <--Mog. en de Natie van die openbaarmaaking niet ontzetbleeven. Kortom, zo de inboud van dien B r ieï alleenlyk behelsde de confirmatie der bovengemelde Dhpofitien is het onbegryplyk dat de tusfehentyd van den 6. tot den 20. niet genoegzaam geweest is om te bemerken , dat die iispofitien de allerdroevigfte gevolgen voor de Schtpe*i en 't welzyn des Vaderlands hebben konden.  Groot Taïereel. ro,£ voy weg genomen zoude hebben, zo hy dien Vlootvoogt, door den Heer van Kinsbergen verhaten , had ontmoet. Men onderftelle zelf al eens, dat de Admiraal Parkeronzen Schout by Nagt niet ontmoet had, na de Kapitein van hem gefcheiden was, zou het daar door onmogelyk zyn geworden, dat hy, of dien eigen, of wel den volgenden dag na de fcheiding, den Heer Van Kinsbergen had aangetroffen? En zou in dat geval evenwel niet een Esquader van ons weg geweest zyn?—1 Wel wat moest men dan doen? zal 'er gevraagt worden; want aan beide Esquaders te ordonneeren om te famen naar de Zond te ftevenen, zou zyn zwaarigbeid gebad hebben: die in onze Havens ve laaten bly* ven , zou zekerlyk het geklag der Kooplieden en 't geroep der Natie verdubbeld hebben. Dan ik zal op deze tegenwerpingen eenvoudig antwoorden: dat, by aldien men, toen de Noordzee voor ons vry was, het Convoy uit het Vlie had laaten zeilen , zo als het toen was, men in die netelige omftandigheden niet zou geraakt zyn, waar in men zich by den aanvang der maand Augustus bevond: in dien tyd hadden wy daar toe geen groote magt nodig. Ik zal nog antwoorden dat, zo men het equipeeren wat rustiger had doorgezet, en vooral, zo men niet had blyven verwaarloozen verfcheide gepaste middelen om Manfchap voor de Schepen te bekomen, het Convoy verfterkt had N ktm"  ïp4 Schets v a u e e ij kunnen zyn met de Princes Royaal en Gsünfhorit? beide van 54 Stukken, met de Phoenix van 44, de Jafon van 36", en d« Waakzaamheid van 24 ; en dat men als dan, zelf zonder de verwagtte verfterkingen uit Zeeland en Helvoet, de Noordzee had kunnen doorzeilen, niet Hechts met ontwyking, maar zelfs met opzoeking van den Admiraal Parker, en om hem met veiiigen uit- flag te bevechten, zo hy ontmoet was En wie had dan voor de veiligheid der Zeegaten van dt Zuiderzee gezorgt? — De weinige Schepen , die in Texel en het Vlie gebleeven waren, zouden daar toe genoegzaam zyn-geweest. De aannadering der gecombineerde Franfehe en Spaanfche Vlooten deed den Engelfchen wel op wat anders denken, als om ons aan dien kant op 't lyf te komen. En zo men eens dm Admiraal Parker had ontmoet, en zo hy als dan eens gekomen was om die Zeegaten in te neemen ... ? — Zo eens de Hemel viel, zegt het fpreekwoord, zouden wy alle huikjes dragen.: Met al dat Zo en dat Als, en andere dergelyke hairkloveryen, achtte de Graaf van Byland in den Jaare 1782, zichbevoegt om de ordres van den Souverain te eludeeren, en de reis naar Brest niet te onderneemen; en ook weet men wat van al datZ© en die viezevaazen is voortgekomen. De voorzigtigheid, welke in den oorlog wordt gevorderd, belet niet dat 'er fomtyds wat moet gewaagd worden. Men was zeker zo omzigtig niet,  G E, O 6- T T A F E R E E 'L. IpJ niet, toen men, opliet einde van .1780 , op èene onbégryplyke wyze de Rotterdam, de Princes -Carolina, en een Oost-Indisch Schip bloot ■gaf om door de Engelfchen' genomen te worden, gelyk zy ook daa'dlyk wierden. Het komt ook waarlyk zeer fingulier ie pas om hier te-komen praaten van vporyjtzigt\ na zulke dispofitien gemaakt te hebben, als. wy hier boven opgaven , ten ■aanzien -van twee zwakke- Esquaders, welke moeften fcheiden, in weerwil der zeer waarTchynlyke" ontmoeting van eenen vyand, die dezelve één voor één te mortel kon liaan! Hoe'het'zy die Vyand kwam, gelyk ik zeide, den 5 Aug. opdagen, en de magt der beidé Bevelhebbers was, zo als de volgende balans uitwyst:' Hollandfche Schepen, die Engelfche Scheven, die in linie gevochten * . in'linie'gevochten hebben (a). . hebben. Stlkofr. .'. Si.Kopp. Adm. Generaal. 74 • 5'5° ^—De.Pr. Araelia 80. 700; Adm. deRüvter 64 .'4<5° —De Fortitude 74.600 Ikuknd .'. 64 • 45o «*- Öe Berwidc . - 74. 000 Adm.Tiet Hein 54- 3°° **rr.Oe Uienfalftnt'^'500 I)..' Batavier . 54 • 3°° **- De BuSalo . W - $00 D; ») fflkt het overige der Schepen, van den Heer Zout- ■ n .— ij' a man',  lotf Schets van een St. Kopp. St. Kopp. De Erf-Prins . 54 . 300 —De Prefton . 50.400 Argo . . . 44 . 270 — De Dolphyn . 44. 300 Schepen buiten de linie, Schepen huiven de linie, en die deel aan de «rt we/£e veel aandeel ABie hebben gehad. in '« Zev,echt &ehad hebben. Bellona . . 36 . 230 —— De Artois . 44 . 300 Dolphyn . . 24 . 156 —DeLatona . 38 . 280 in 't geheel 468 . 3006 in 't geheel 528 . 4180 Het man , en den Engelfchen Admiraal letreft, die waren de volgende: Schepen die ons Convoy Vyandlyke Sclftpen, gedekten, of geduurende plaatst binnen 't hebei gevecht op byzon- rejk vm,( hu aere wyze gepofleerd waren. Sc. St. De Eensgezindheid . 36 ■ DeBellePoule . 3a Amphitrite . 36 • Geopstra . . 32 Medemblik . . . . 36 ■ ■ De Surprife . • 16 Zephir . , . . 36 Venus 34 Schepen die het vyandlyk ^la*' 24 Convoy dekten, of op Le Zwaluw ... 10 derzelver aankomst kruisten. —— De Apollo . . 32 De Tartaar . . 38 De Myrmidon . 24 De Leith . . 20 De Alert . . 14 De Bufy . . 14 ■ • De Sprigthly » 14  Groot Tafereel. 197 Het was dan met eene overmagt van 60 Stukken Canon, van vry wat zwaarder caliber dan het onze, het was met eene overmagt van 1174 Koppen, en geheel het voordeel van den wind, dat de Admiraal Parker, des morgens om acht uuren, den Heer Zoutman attaqueerde. Het gevecht wierd over de drie uuren met woede doorgezet, waar na het Engelsch Esquader, dat ongemeen gehavend was, het ruim koos, en een Bylegger maakte om zich te repareeren. Ons Esquader, niet minder geleden hebbende, was buiten ftaat om den vyand te vervolgen, weshalven de Heer Zoutman ordonneerde naar onze Havens te retourneeren, , alwaar hy ook eenige dagen kater binnen viel met het Convoy, dat door dit voorval niet naar zyne deftinatie kon vertrekken, Men kan dus, Doorluchtige Vorst, uit al wat ik gezegt heb, zien, aan welk gevaar men by deze gelegenheid onze Zeemagt bloot gefield had; men kan 'er uit opmaaken welken rampfpoed ons bejegend zou hebben, in gevalle dit aantreffen naar de fcheiding on,zer beide Esquaders ware voorgevallen. — Had men nu de Prins Willem van 74 ft. uit Helvoet, en Zuidbeveland van 64 Stukken uit Zeeland gehaald, en de beide Esquaders met die twee Schepen verfterkt, of ten minften met eenigen van Die, waar van ik hier voren op bladz. 104. heb gefprooken, dan zou de Heer N 3 Zout-.  ip§ Schets v a n een Zoutman zulk eene meerderheid van magt hebben gehad, dat de Vyand, het voordeel van den wind hebbende, zich daar van zou bediend hebben om eene Actie te ontwyken, ei ons Convoy zou in dat geval gerust na zyne dehinatie gelievend zyn. — Indien, integendeel die verfterking den Engelfchen Admiraal de lust niet benomen had, om een gevecht te waagen, dan zouden wy ontwyilélbaar eene luifterryke victorie over! hem bevochten hebben; het neemen of vernielen van eenige zyner Schepen, de vrye paslage van ons Convoy na de Zond, het gerust retour der Koopvaarders, aldaar en in Noorwegen leggende, zouden de vruchten dier overwinning zyn geweest. Aan de enkele byzondere gunst des Hemels, de kunde en onverfchrokkenheid onzer braave Zeelieden, waren wy dan alleen het behoud onzer Esquaders en Convoy, in dit geval, verfchuldigd. Aldaar toonden onze dappere Schepelingen aan Engeland , wat zy waardig zyn , aldaar leerden zy hun Vaderland wat 'ervan hun te wagten ware, zo men hen niet ftil liet zitten; kortom, de uitflag dezer actie fnuikte zeer veel den trots onzer buitenkan dfche Vyanden, terwyl de binnenlandfche.'er niet minder door onthutst wierden. Deze laatfte hadden een geheel ander gevolg verwagt: In de onderftelling dat de Admiraal Parker den Heer Zoutman zou ontmoeten, hielden zy dezen vol-»  Groot Tafereel. 199 volkomen geflagen, zyn Convoy verftrooid en een gedeelte genomen ; en dan , zouden Zy niet nagelaaten hebben met dusdaanige klaagtoonen uit te galmen. —. Zie daar nu het gevolg dier opgeflapelde klagten over de werkeloosheid van onze Zeemagt! 1 Zie daar nu het gevolg van dien zo ge~ duurigen aandrang om dekking der Convoyen! — Zie daar nu den uitjlag van de begeerte om de weinige Schepen, die wy hadden, te waagen! Zie daar nu onze zwakke Zeemagt gedelabreerd, geknot, en meer dan ooit buiten flaat om dienst te doen! Zie daar, eindelyk, het geen wy zo menigwerf voorzegt hebben, en. eene domme en onbedachtzaams Natie niet heeft willen gelooven ! De verlcheidene ukwerkfelen , welke de tyding dezer Aftie, in den beginne, op de gemoederen onzer Landgenoten, gemaakt hadden , verdweenen evenwel zeer' fchielyk. De • Natie , bekomen van de blydfchap, welke deze gebeurtenis haar veroorzaakt had, zag dat zy 'oneindig meer verloren dan gewonnen had; en onze waardige Anglomanen vertroosteden zich over den roem door onze Zeelui behaald, met de hoop, dat het verlies van het Schip flo/hnd (in den nagt van den 5. tot den 6den gezonken) , dat de gehavendheid van alle anderen, da? het verlies van byna 550. man, zo dood als gekwetst, en dat de terugkomst van dc Vloot in. onze Havens nieuw uitftel aan de vocr^enomene Expeditie zou toebrengen, en N4 Se;  iOo Schets van een gevolglyk nieuwe excuufen, nieuwe voorwendfcéls om die niet uitte voeren, aan de hand zouden geeven. En waarlyk, in 't vervolg zal men zien, dat alles weder in eene wonderbaarlyke verdoovingviel, en in die zelfde fchandelyke bedryveloosheid , waar in men bevorens geweest Was; men zal 'er zien dat de befchadigde Schepen met eene onmaatige traagheid, of liever mët eene achteloosheid, die onbegryplyk was, voor elk die de oorzaaken en beweegredenen niet wist, wierden gerepareerd; men zal'er zien, dat de Schepen, in Texel gebleeven , en gedestineerdomin'tbegin van September, het in 't Vlie binnen gevallen Convoy te escorteeren, zo wel als de Schepen der Oost-Indifche Compagnie, hunnen last niet hebben kunnen volbrengen, by gebrek van eene tamelyk rustige werkzaamheid , en by mangel om ter behoorlyker tyd verfterkt te worden, door eenige Schepen, beftemd om zich met hen te vereenigen ; en ten overmaat van rampfpoed en vernedering zal men 'er zien , dat in den loop dier eigene maand September en begin van October , dc Commodore Steivan, ons ftoutelyk voor Texel, kwam braveeren met een Esquader, waarvan het meerder gedeelte, (uitgenomen de Bienfalfatit') beffond uit de zelfde Schepen, die ons op Doggersbank bevochten hadden. — Dan, alvorens my meer byzonder over die gefceurtenisfen uit te breiden, moet ik hier het een  Groot T a f r e e l, aoï' een en ander zeggen, van de oorzaaken, die men onderfield belet te hebben, dat de Schepen uit Zeeland, Helvoet en Goeree, zich voor den eerften Augustus by onze beide Esquaders voegden, dat is, namelyk alvorens dezelve, zo als boven is gezegt, van voor het Vlie vertrokken. Einde van bet Eerfte DceL   SCHETS van ken GROOT TAFEREEL' o f BYDRAGEN tot de historie der vereenigbe nederlandsche PROVINCIËN. en byzonder tot die van WIL JL JE M den Vm Stadhouder, Kapitein-en Admiraal-Generaal van die P rovincien , mitsgaders Kapitein- en AdmiraalGeneraal der Unie, Zedert het Jaar 1776'. tot ep dezen dag. door den S c h R y v e r der XXX. ARTYKELEN, cf nieuwe Bedenkingen over de mislukking der Expeditie naar Brest. Tweede Stuk. IN HOLLAND, Den 4. September 1786,   VAN D Ë EN VAN HET GEBRUIK ONZER 2 E JE M JL G -T, z ede rt het begin der v t a n d i, ykb ed en tusschen engeland en de republiek. y^otg~vanTbn Tydvak van den 10. December tot den eerften January 1782. ^ Beknopt vrrslag der oorzaaken, die men zegt dat de oorlogschepen uit zeeland, helvoet en goeree belet hebben, zich by onze e squ ade r s te voegen, voor derzizlver vertrek met het convoy van voor het vlie. JJet is, Doorluchtige Vorst, aan Uwe Hoogheid niet onbewust, dat het gebrek van vereeniging der Schepen van Zeeland, Helvoet en Goeree met de twee Esquaders, die op Doggersbank geflagen hadden, in de Republiek een algemeen misnoegen , bittere klagten en aantygingen van allerleijen aart heeft veroorzaakt. Wat het misnoegen en de klachten betreft, zo is, uit het reeds aangevoerde klaar gebleeken, dat zy gegrond waren ; want het is natuuriyk dat men te onvreden is, en zich beklaagd, wanneer beletzelen, hoe die ook zyn mogen, een uitwerking van H grootte aanbelang en vuurig verN $ langd  £02 Schets van e e i< langd, tegen houden. Over de a] of niet gegrondheid der aantygingen, zal men kunnen oordeelen uit het geen ik zal bybrengen. Te voren heb ik gezegt, dat het Oorlogfchip, het welk uit Zeeland moest gehaald worden , was de Zuidbeveland, gecommandeerd door Kapt. van Kinckd, met eenige Koopvaarders, die zich van zyn vertrek bedienen moeften om naar 't Vlie te ftevenen. Ik heb, insgelyks', gezegt, dat de OorlogSchepen, die men uit Helvoet moest haaien, om mede als het voorgemelde Schip by onze Esquaders gevoegt te worden, waren de Prins Willem, gecommandeert door Kapt. de Bruin, de Fregat Beikna, de Kotter de Brak, en het Advysjagt de Kemphaan, welke zouden medegebragt hebben de Koopvaarders aldaar tcrRheede of in Gocrce leggende. Ook heb ik berigt, dat Kapitein van Kinfhergen op den 6. ]uly ordre kreeg om na den 8:te in Zee te gaan , ter afhaaling van den Kapitein van Kinckel uit Zeeland, als mede dat tegenwinden zulks hadden belet. ■ Laat ons nu Doorluchtige Vorst, eens zien m welke bewoordingen de Stelleren Uwer Memorie, Uwe Hoogheid doen fpreeken over het mislukken dezer Expeditie van den Heer van Kinsbergen, en de gevolgen welke zy toen had O): „ Onze ordre, om den Kapitein van Kinsi U) A. W. 67. en 63,-— B. bi. 103 en 104.— C. 6J.50.  G10ot T a ï i 11 i t a<^ Kinckel, door een Detachement, onder de ?' ordres van den Kapitein van Iiinsbergm, uit • Zeeland te doen afhaalcn, kon met geëxe" cuteerd worden, om dat de tegenwind den S' laatstgemelden, offchoon, reeds den 8. ge" reed om te zeilen, het uitloopen bclettede, " tot op den 20. July; als wanneer de tyd door " de Vlag-en Zee - Officieren , te . veel verloo" pen' geoordeeld werd, om nog eerst dien " uitftap te doen. Den Kapitein van Kinckel durfden Wy, zo als ons zulks , door den " Vice- AdmiraalHanjlnckgeproponeerdwierd, t niet alléén doen uitzeilen, zoo, om dat intus" fchen tyding mgeloopen was van de appanae 1 van een vyandlyk Esquader in de Noord" Zee waar voor men in Zeeland niet weinig " bekommering .had; doch welke tyding Wy " echter geoordeeld hadden , het uitloopen van het Esquader uit Texel niet te moeten ver\ hinderen; als om dat, volgens de.gedag"ten van onzen Repracfentant als eerfte Ede1*. van Zeeland, den Heer van Lynden van " Blütcrsv-yk, het uitloopen van dat Schip, het 'l 7.v met, 'tzy zonder de 1 a 3 Schepen, naar "„ de Oo.^-zee gedestineerd , die op zyn Con'*' voy wachtten, beide eene even onaangenaa; me fenfatie.in .die Provincie , (alwaar men „ boven uien, ons al geftadig aanwas om het 'v zenden van meerdere middelen van defen„, fie) zoude te weeg brengen; vertrok het alV. ■ - „ leen,  204 Schets van een „ leen, zonder de Koopvaardy-Schepen, die „ misfchien ook nog niet gereed waren, men „ zoude gedoleerd hebben , over het gemis „ van Convoy: en nam het die Schepen met „ zich , men zou zich beklagen, dat dezel,> ve aan de prote&ie van een enkel Schip ge., waagd waren, in een tyd, dat men wist dat „ 'er een vyandlyk Esquader in de Nood„ Zee was." Op dit alles is myn antwoord, Doorluchtige Vorst, ~ i«>. dat hetmogelyk is,dat de winden den Heef van Kinsbergen verhinderd hebben, om tusfchen de 8. en 20. July naar Zeeland te ftevenen, maar ik weet niet op welken grond de Heeren Officieren van Texel hebben geoordeeld, dat de tyd te ver was verkopen om dien uitflap te doen; want zo die in de 8. of 10. volgende dagen had kunnen gefchieden, zou dat het vertrek van 't Convoy uit het Vlie niet veel hebben vertraagd, en al had die vertraaging veertien dagen geduurd, zou het dat vertrek geenzins onmogelyk hebben gemaakt, vermits op het einde van Augustus, en in de eerfte veertien dagen van September , men nog ondernam om zulks te doen gefchieden: Boven dien, op den 20. July weetende , gelyk men in der daad wist, dat men den Admiraal Parker in de cours naar de Zond kon aantreffen, moest men volftrekt geen middel verzuimen, ota onze beide Es- 411a-  Groot Tafereel? 2q£ quaders te verfterken , waar van ik de gepastheid en noodwendigheid reeds genoeg heb aangetoond. g*>. Wat aangaat de apparitie van dat vyand» lyk Esquader in de Noord-Zee , het welk zo veel bekommering in Zeeland baarde , het is wel waar dat Mylord Mulgrave, omftreeks den, i. July uit Duins gezeild, een kruistogt van ettelyke dagen «deed, en tegens den 8. dito, te Vtisftngen een gerucht liep , dat zyn Esqua-r der gefchikt was om die Stad te attaqueeren. Maar de Engelfchen, wien de zwaarigheden. om op die Rheede te komen, mitsgaders die, welke de wind dikwyls aan het uitloopen derzelve veroorzaakt, zeer wel bekend zyn, zo wel als de ftaat van Defenfie van Vlisfingen, dachten net zo wel toen ter tyd op die onderneeming als zy 'er nu op denken. Men vernam ook ras dat de Heer Mulgrave, maaf om de leus gekruist had, om ons te ontrusten en te verpligten onze Zeeuwfche en Helvoetfche Schepen te latten blyven daar zy waren. _ Daar uit vloeit wel voort, Doorluchtige Vorst, dat Uwe Hoogheid voorzichtig te werk ging met niet te gedoogen, dat Kapitein van Kinckel, geduurende'dén Kruistogt van Mylord Mulgrave, niet alleen uitzeilde; maar men kan geenzins befpeuren dat Uwe Hoogheid veel zoude gewaagt hebben met hem te ordonneer en, om in de 10. of ia, laatde dagen dies zelf-  %06 SSHJETS 'VAN eem zelfde maand in Zee te doen fteeken. Eene goö» de Correspondentie in Engeland zou geleerd hebben , dat de Engelfchen toen heel. wat anders te bezorgen hadden, dan hunnen tyd.te komen verlpillen met het uitzeilen onzer Schepen uit Zeeland en Helvoet te befpieden. 39. Buiten en behalvén die apparitie van Myïord Mulgrave, wierd Uwe Hoogheid evenwel nog wederhouden in het alleen doen uitloo-' j?en van den Kapitein van Kinckel, door den Heer wan Lynden van Blitterswyk, om dat, zo als hier boven is gezegt, volgens de gedagte.n van dien Heer, het uitloopen van dat Schip, het zy met, *t zy zonder de i è 3 Schepen ,, naar de Oost-Zee ge* iestineerd, die op zyn Convoy wachtten, beiden eem even onaangename fenfatie in die Provincie , (alwaar men boven dien Uwe Hoogheid gtftadig aanwas tm het zenden van meerdere middelen van defenfte^) zoude te weeg brengen; vermits, zo het. alleen vertrok, zonder de Koopvaardy-Schepen, die misfehien ook nog niet gereed waren, men zoude gedoleerd hebben over het gemis van Convoy , of dat, zo het die Schepen met zich nam, men zich zou beklaagen dat dezelve aan de protetlit van ten enkel Schip gewaagd waren in een tyd dat mm wist, dat 'er een Esquader in de Noord-Zee was (a> •. . . Maar, (a) Deze gaufche Paslage uit de Memorie van Zync Hoogheid getrokken, is enkel eene loutere herhaa{jng van het geen in de Haagfcbe Courant van den 1. Oflo-  Groot Tafereel. 207 Maar, Doorluchtige Vorst, my dunkt dat zo Uwe Hoogheid waarlyk had goedgevonden, den Kapitein van Kinckel te ordonneeren om uit te loc-pen* de gedagtek van den ReprefentantUwER Hoogheid, dat zulkseene onaangenaame fenfatie in Zeeland zou maaken% niet in ftaat moeiten geweest zyn om Uwe Hoogheid daar in te beletten. Wanneer zelf eenige Mede-Regenten van dien Heer, met zynen invloed, en al den yver die hem, zo Voor de welvaart dezer Provincie, als voof geheel hetGemeenebest kon bezield hebben, té belteeden tot het helpen uitbrengen van eene fpoedige Staats-Refolutie , Conform aan de Propofitien, door de vier voornaamfte Steden der ■Provincie fuccesfivelyk van den 30. April tot den -9. July, aan Hun Ed. Mog. geremitteerd, nopens de zo zonderling verwaarloosde defënfle des Lands; Propofitien, die, in 't algemeen behels-•den dat, nademaal de Republiek in de kom" merlyklte omftandighedén gebragtwas, de Gë- £K* ™ Ö-a " de-  2i2 Schets van eeü deputeerden derProvincie mogten gechargeerd worden, de zaaken ter Generaliteit daar heenen te dirigeeren, dat allen mogelyken yver, fpoed en omzigtigheid wierden aangewend, ter •uitdenking van middelen om het Land in 'talgemeen, deszelfs Commercie en Posfeffien, te befchermen; op dat eens een einde mogt gefield worden aan de noodlottige en verderflyke werkeloosheid, welke tot hier toe had geregeerd, en nog heerschte: Of wel dat zonder uitftel aan de Staaten der Provincie, voor wien niets verborgen moest zyn, van het geen de Unie aanging, gecommuniceerd wierden, de waare oorzaaken dier beklagelyke en fchandelykegefteldheid; op dat alle deBondgenooten eenpaarig mogten delibereeren over de onmiddelyke en gefchiktfte middelen om den totaalen ondergang der Republiek te prevenieeren, enz. — Edoch, de gewoone kunstgreepen? en noodlottige invloed der vyanden van onzen roem en welvaaren, bragten zulke hinderpaalen tegen de uitwerkfelen, welke die Propofitien natuurlyker wyze moeiten hebbenin den weg, dat het Raport ,den 23. der gemelde maand ter Tafel van Hun Ed. Mog. overgelegt, door de Commisfarisfen ter onderzoek dier Stukken benoemd, een rond jaar leggen bleef, zonder in deliberatie te komen (a). Ik ftaak dezen uitflap, en gaa over (O Z&sbitrmr bctvigwtut Au vis der Gtdtpuet- ittt  Groot Tafereel 213 ever tot liet verflag der oorzaaken, welke den Kapitein de Bruyn, de ganfche maand July m Helvoet hebben kunnen ophouden. Zo deze Officier in den loop dier maand mee uit Helvoet is gezeild, manqueerde het althans gansch niet aan ordres, daar toe ontfangen. Ik heb 'er hierboven (bladz. 179. 180.)reeds eemge aangeroerd, doch zal ze hier alle eens herinneren aan't geheugen der geenen, die verdenking hadden, of voorgaven dat buiten de bekende ordres, hy in 't geheim andere, om niet te vertrekken, ontfangen had. Bereids op den 1. July , fchreef hem de Vice-Admiraal Hartfmck, zig tot het vertrek uit Helvoet naar Texel te prepareeren; en alvorens daar in te loopen , de Koopvaarders, naar de Oost-Zee gefchikt, en die zich van zyn Convoy wilden bedienen, in'tVlie te brengen (daar de generale verzameling op den iaden daar aan volgenden was gefixeerd). Teffens berichtte de Vice-Admiraal hem, dat hy den 7-of 8ften July daar aan volgende eenige Oorlogfchepen naar Zeeland zou zenden, om den Kapitein vanKincr kel af te haaien , en by derzelver retour een dier Schepen voor de Goeree zou komen, en , — voor den van Vlufingen, op den i. July i78a ter Staats - Vergadering van Zeeland overgelegt, tegen de verfoeide werkeloosheid, «iiiifcs toen nog aanhield te bierjclen.. O 3  c.14 Schets van een voor bovengemelde Schepen het bekende Sein maaken O). Den 4. ordonneerde Uwe Hoogheid aan den zelfden Kapitein de Bruyn, om op den Zondagden Site daar aan volgende in Zee te fteeken, met het Fregat de Betlona, de Bradende Kemphaan, mitsgaders al de Koopvaarders, die hem volgen wilden, en die hy tot het Vlie moesE convoijeeren; vervolgens naar .Texel te zeilen, en zich aldaar te ftellen onder de ordres van den Vice-Admiraal Hartfmck (è). Den 9. herhaalde de Vice - Admiraal de ordre van het vertrek by de eerde occafie, met de Oorlog- en Koopvaardy-"Schepen, in 'tvoorig artykel gemeld (e). " Den 14. fehreef de Kapitein de Bruyn, dat hy gereed was met den eeriten gunftigen wind, met zyne 4. Oorlogfchepen en 6 Koopvaarders in Zee gaan, maar dat de Schippers der overige Schepen zig nog hiet voor de reis hadden aangegeeven (J). Den 22. berichtte hy Uwe Hoogheid , dat èe wind zodanig gelteld fcheen te zyri , dat dc- zel- («-) Verdek digino van Kapt. de Bruyn, bl. 2. en 26. (b) Ibid , W. 2. — A. bl. 67. — B. bl. 102. ■ . C.'bl. 49. (c) Verbaal van den Hear Hartfinclc bl. 44. (<0 Idem, bl. 45..  G»r o o t Ta ?hiïl 215 zelve hem zou beletten aan Uwer Hoogheids ordre om Zee te kiezen , te voldoen ; en hy zich dus misfchien genoodzaakt zien wederom te vertuijen , dat is voor een tweede Anker te gaan liggen (a). Dien zelfden dag antwoordde Uwe Hoogheid, en liet hem weeten, dat aangezien de Schout by Nagt Zoutman ( den 2ofte ) van Texel was vertrokken, hy direct naar >t Vlie moest zeilen , zich aldaar informeeren of het1 Convoy was vertrokken ; en zo ja , hetzelve gaan opzoeken , en zich rangeeren onder de ordres van den voorfchr. Schout by Nacht Den 27. gaf hy den Vice-Admiraal kennis van de ordres van Uwe Hoogheid, den 22. bevorens ontfangen, en dat zyn Schip in goe, den ftaat was, als mede dat hy dagelyks fchuiten uitzond om het Schip aan te treffen, 't geen de Vice-Admiraal hem zenden moest (ODen 31. liet hy Uwe Hoogheid weeten, dat hy niets had vernomen van Schip of Schepen , welke de Vice-Admiraal belooft'had hem te zenden; en hy om die reden verzoet dat Uwe Hoogheid hem zou laaten wee* fa) VerdeedigIng van Kapt. de Bruyn U, 4(6) Idem , OU. ~ A bl. 67. - B. W. 104. C. &»• 50- , ,, (c) Verbaal ven den Heer Hartfinck bl. 48O 4  ci6* Schets van een vveeten, of hy met zyn Convoy moest vcftrekken, of de voorgemelde Schepen nog afwasten Dien eigen dag antwoordde Uwe Hoogheid, dat hy op geen Schepen meer moest wagten, of uit Zeeland, of van elders, om hem te verfterken , alzo dit nu onmogelyk geworden was: hierom ordonneerde Uwe Hoogheid hem, zo dramogelyk , in Zee te fteeken, met de Koopvaarders, die hem wilden volgen, om in 't Vlie den Schout by Nagt Zoutman op te zoeken, en bevonden hebbende dat deze reeds vertrokken was, deszelfs gehouden cours te volgen en zich by hem te voegen (b~). En dus is cjit alles, Doorluchtige Vorst, wat de Memorie van Uwe Hoogheid, het Verbaal van den Heer Hartfinck, en de Verdediging van den Kapitein ds Bruyn ons leeren van de ordres, geduurende de maand July aandien Kapitein gezonden, om zich by onze Esquaders te voegen en de Schepen naar 't Vlie te convojjeeren, welke zich van zyn Convoy wild'.m bedienen. —r Maar heeft hy ordres ontfangen, die daar tegen aan liepen? — Dat is my onbekend , of liever dat is niet bewee- <~r-—i i -1 ' • ",. '* zen* (a) Verdeediging van Kapt. de Bruyn bl. 5. {b) la. ibid. — A. II. 67. — B. bl. 104, — C. bl.$0,  Groot Tafereel. 217 zen , en heeft weinig fchyn: Ten minden zo hy 'er ontfangen heeft, willen alle braave Burgers wel gelooven, dat zulks van wegen Uwe Hoogheid niet is geweest. Voor 't overige aal ik hier na nog gelegenheid hebben om daar van te fpreken. — Wat belangt de herhaalde poogingen, door hem, volgens zyn zeggen, tot den eerften Augustus aangewend om onder zeil te raaken j hy heeft opgegeeven dat die alle te niet liepen, dan door de zwakheid of onbeftendigheid der wind, dan by gebrek van genoegzaam water, en dan door anderebeletzels. Getuigen van allerlei foort, waar van ik in 't breede zal fpreeken, verRerkten zyne rapporten ; maar die getuigen hebben een ieder niet voldaan ; want ' vericheide heden meenen nog, dat hy meer dan eene gunftige Gelegenheid heeft verzuimd om in Zee te komen, en dat, zo het al geen uitwerking was van onwilligheid aan zyn kant, het 'er-een was van achteloosheid en onbekwaamheid die hem in Helvoet hield. Wat my aangaat, ik laat het oordeel wegens de mogelykheid van uidoopen aan luiden van de kunst over; maar betreffende de naarftigheid en gewilligheid van dien Officier, dat is heel wat anders. — Indien men zich houden kan aan de ordre van Uwe Hoogheid, aan hem den 4 gezonden, om den tyen daaraan in Zee te Jleeken, op welken tyd men meende dat de Heer van Kinsbergen ■ OS 6*  21 # Schets van een' gereed zou zyn (a), zou men moeten opmaaken dat hy naar welgevallen uit Helvoet kon komen; want Uwe Hoogheid, of liever de Opfteller van deze ordre, onkundig wat wind dien dag waaijen zou , moest onderzeilen, dat alle winden goed waren om van die Rheede in Zee te komen ► Dan, wie ziet niet dat de ordre voor dien bepaalden dag gefield, wederom een dier onoplettendheden is, die men maar al te dikwyls aantreft in de ordres, welke de Directie van ons Zeeweezcn , geduurende, den ganIchen Oorlog heeft uitgevaardigd? — Kapitein de,Bruyn bleef dan de gchecle maand July te Helvoet, om dat, volgens .hem en zyn getuigen, wind en water enz. hembeftendig tegen waren. Maar zulks al eens waar gefield, konden dan die wind en dat water ook het uitloopen verhinderen der drie kleine Oorlogfchepen en Koopvaarders, die hy moest mede neemen? Neen, vast niet. Maar- de cerite hadden toen geen ordre om alleen uit te zeilen, en de laatfie zouden het onder dat Escorte niet gewaagd hebben. — Zo de lieer van Kinsbergen, die den 20. July uit Texel zeilde, met den Schout by Nagt Zoutman , in plaats |nl -— jfabtu 3bw Jbarf ii i$b «nobffiO riRWI i (a) Deze ordre vind men vol uit op bladz. 2. der Verdeediging van Kapitein de Bruyn, — Zie ooi bl. 66. ~ B. bl. 102. C.Jbi. 49. 7" O  Gkoot Tafereel. ai* van dezen te volgen, en 10 a 1* dagen met „iets te doen ; voor't Vlie- ging doorbrengen, eene nieuwe ordre had ontfangen om m Zeeland Kapitein van Kinckel af te haaien, en by ayh retour het uitloopen der Schepen van Weivoet en Goerée te begiftigen, zou hy die Expeditie verrigt hebben, voor dat het Convoy uit het Vlie vertrok; de beide Eskaders zouden als- toen ten minftcn zyn verfterkt ger weest met de Zuidbeveland, do Bdlona, de Brak, en de Kemphaan, de Aftie van Poggersbank was waarfchvnlyk geheel ten onzen voordeele uitgevallen, en in dat geval zou het Convoy zonder verzuim ter plaatze van zyne detonatie gekomen zyn. Maar, zo als reeds gezegt is, op den ao. July wierd door de Vlag-On> cieren en Zee-Kapiteinen te Texel geoordeeld, dat de tyd te verre vcrloopen was, om den ■Heer van Kinsbergen dien uitflap telaatendoenü! _ , Vervolg van 't verhaal der operatien van onze zeemagt na den 5, AUGUSTUS, EN wel EER stelt k van DE nieuw GEBRUIKTE MAATREGELEN, om de SCHEPEN UIT ZEELAND, helvoet, EN GOERéE, NAAR ;t vlie te doen komen. Terwvl onze beide Esquaders weg Waren, het Uwe Hoogheid de RotterdamfcheKoop- hè-  s2.0 Schets van1 eis lieden, welke te GoeréeSchepen hadden, die naar de Oostzee moeiten, vraagen of zy zich wilden vergenoegen tot directe Escorte na de Zond met die Oorlogfchepen , welke Kapitein de Bruyn by zich had. Maar die Kooplieden, billyk bekommerd of geitoord, dat het groot Convoy zonder hunne Schepen was vertrokken, en niet ziende dat dit Escorte voldoende was , antwoordde niets ftelligs op voorgemelde vraag. Des onaangezien, ordonneerde Uwe Hoogheid den 6. Augustus aan Kapitein de Bruyn, om zo digt aan Zee te gaan liggen als mogelyk was, en met den eerften gunftigen wind na de Zond te ftevenen , mitsgaders die Koopvaarders onder zyn Convoy te neemen, die hem zouden willen volgen, (a) Daags daaraan liet die Officier de Koopvaardy-Schipper*, die te Goedereede waren', aan Boord komen. Na hun verteld te hebben, dat het Convoy van't Vlie was vertrokken, gaf hy kennis dat hy zelve ordre had om ten eerften na Zee te zeilen; dat zulke, die met hem wilden uitzeilen , zulks moeiten declareeren, maar dat hy hen moest waarfchuWen , dat, wanneer zy in Zee waren, en de Noord- Oos- (a) A. bl. 68. en volgg. — B. bl. 104. id, ~ C. bl. 50. id. — Verbaal van den Heer Hartfinck van den l. Augustus en volgende dagen.  Groot Taïérëeï- *4f Oosten wind begon te waaijen, men Zou mok' Ten ankeren. —- Dit alles maakte een verfchillenden indruk op deze Zeelieden-, Sommigen zeiden dat zy 'er aan hunne Meefters over fchryven zouden; anderen dat zy van het uitloopen afzagen; anderen, eindelyk, die zich te vooren tot het vertrek hadden aangegeven, waren befluiteloos: Zo zeer hadden de°omftandigheden den toeftand dier Zeelieden bekommerlyk gemaakt! Zo flerk had de vrees voor 't ankeren, na zy in Zee waren, een diepen indruk op het grootfte gedeelte derzeive gemaakt, en zelf op fommige van hun, welke "vervolgens dien indruk tegenfpraken, door een getuigenis, hun door Kapitein de Bruyn afgevergt! Om dit nieuw Esquader te renforceeren, ordonneerde Uwe Hoogheid den Vice-Admiraal Hartfmck, op den 6. Augustus om zonder uitftel zich van Amfterdam naar Texel te begeeven; aldaar te completeereri de Equlmoxen van de Vrinces-Royaal van go Stukken, en%an de Jafon van 36 , door Manfchap van de Wagtfchepen, en vervolgens die twee Schepen oP°de hoogte van de Maas te zenden, om zich aldaar by Kapitein de Bruyn te voegen,, zo hy met zyn Schip kon uitkomen; of, zo dat niet zyn kon, aldaar ce ontfangen de BelJona, de Brak, de Kemphaan, met de Koopvaarder* die zich van de gelegenheid bedienen wilden.  tft& Schets' van een de, om gezamenlyk naar dc Zond te zeilen. Al weer een nieuw lbort van fchikkingen, al mede dienende tot het bewys der ongerymtheid van het geformeerde Plan, om onze Koopvaarders na hunne deftinatie te bezorgen, of liever om onze Zeemagt te verdeden; terwyl men deze zelfde zaak, of iets anders van gelyke uitwerking, in de tien laatfte dagen van July had kunnen uitvoeren, dus onze beide Esquaders voor hun vertrek van het Vlie kunnen verfterken, en uit alle de Koopvaarders der Republiek, naar de Oostzee beflemd, een eenig Convoy formeeren. — Zonder ophouden moet ik het zelfde zeggen, Doorluchtige Vorst! maar hoe kan ik het nalaatea, als ik elke bladzyde dezelfde onoplettcnheden aantref, dezelfde misdagen moet opmerken, of liever dezelfde kunstgreepen, dezelfde vefderilyke inzichten heb aan te wyzen ? Want ik kan geenzins nalaaten te gelooven, dat in dit alles eene verborge en vernielende hand woelde, die alle dingen tot onze groote fchade dirigeerde; en zo niet, moet men gelooven dat God de ganfchc Directie cn het geheele Bewind van ons Zee weezen met blindheid geflagen had. Edoch, de completeering der Equipage van de Primes Royaal ontmoette al aanftonds hinderpaalen, die men niet had voorzien, om dat men reeds gewoon was niets te voorzien: Dat  Groot Tapereei* 2.23' Dat is, dat de Manfchappen, die voor dat Schip gedeftineerd waren, gediend hadden tot completeering van het Fregat de Amphitrite, reed» voor den 20. July, op welken dag het zelve met den lieer Zoutman u't Texel vertrok O). Dit had onze Vice-Admiraal zekerlyk vergecten, want dat was met zyn weeten gefehied ; of wel men heeft verzuimt Uwe Hoogheid zulks by het geeven dier ordre te herinneren. Men moest dan gaan denken om de Princes Royaal te completeeren, met Manfchap uk diverfche Schepen genomen, en aan dat Schip tot medgezel geeven den Uitlegger de Expeditie, in plaats van de Jafon, met welker compieteering men zich niet fterk bekommerde j want zo men zich de moeite had willen geeven, zou men het hebben kunnen doen. Evenwel had het voorneemen om de Schepen uit de Maas af te haaien, en van daar direct naar de Zond te zeilen geen voortgang: de terugkomst tfnzer beide Esquader» en van het Convoy uit het Vlie, bragt de zaaken in denzelfden Haat als in de maand van July; dat is, dat men van dit oogenblik af aan, enkel bezig is geweest met de Heeren de.Bruyn en van Kinckel, in Texel te doen komen, mita- (•) A. W- 68. — B. bl. 105. — C. bl. si-  $2A4 .Schets van e e u mitsgaders de Koopvaarders van de Maas en uit Zeeland in 't Vlie.—— Maar, alvorens tot een verflag der daartoe aangewende middelen te treden, verdiend hier een plaats denvoordragt van het geen 'er voortvloeide uit het misnoegen, door de Rotterdamfche' Kooplieden op de Oostzee opgevat, daar over dat hunne Schepen niet voor den eerften Augustus naar het Vlie geconvoyeerd waren. —— Het geen 'er voortvloeide uit hunne vrees dat deze Schepen zich in de onmogelykheid zouden bevinden, om dit Jaar in de Zond te komen, en zulke die aldaar waren, niet terug zouden kunnen gebragt worden; en eindelyk wat 'er gekomen is van hetRequest door hen den 14. Augustus, over deze verfcheidene dnderwerpen aan de Regeering hunner Stad geprefenteerd: Een Request al te gewichtig om alhier niet in zyn geheel te worden geplaatst, en luidende aldus: Aan de Edele Groot Achtbaan Heeren Burgemeefleren en Regeerderen der Stad Rotterdam. i*. O). „ Geeven met allen eerbied te kennen de ondergeteekende Kooplieden en In- ge- (a) De Cyffw, alhier geplaatst, Jlaan wel niet in 't origineel, maar xyn dm my enkel ingevoegt om te beter «ent*-  Groot Taferee l. 115 -gezeetenen deezer Stad, dat door hun Hoog Mog. in de maand Maart laatsteden, het Placaat van den 26 January, waar by alle Vaart en Navigatie met Schepen deezer Landen (except met kleine Vaartuigen naar de Vlaamfche Havens en over de Wadden naar Hamburg) verboden is geworden, in zo verre opgeheven zynde, dat de Vaart naar de Oostzee vooralle Ingezetenen van deezen Staat wierd opengeftelt, en de Convoyen daar toe geaccordeert," 20. „ zy Supplianten eenige maanden met ongedult gewagt hebbende, wanneer die Convoyen zouden ingereedheid zyn, eindelyk van hunne Correspondenten te Amjlerdam in de maand Juny berigt ontfingen, dat de Convoyen aldaar bepaalt waren in de volgende maand July te zullen vertrekken, en dat dienvolgens de Schepen aldaar wierden geëqxdpeert, en fommigèn bevragt." 3° „Dat de Supplianten te dier tyd tot hunne grootfte verwondering hier ter Stede geene de min'fte iegaale kennis hier van bekomende, vreesden, of welde Schepen van de Maas en Goere'e van dit Convoy verftoken zouden zyn, fommige van dezelve zig hier over reeds vervoegt hebben in de Kamer van Heeren Burge- mee- .etnige pinten van bet Regest, te onderfebeiden, en de ver~ gelyking dezer pinten met eenige Rapporten, waar van in 'ft vervolg zal gefproken worden ," ie gemaklykcr te mttken.  22.6" Schets van eeïJ meeileren, andere by de Leden van het Collegie van de Admiraliteit, hier ter Stede reiideerenue, omme zig dien aangaande te informeeren, doch telkens, zo van hun Ed. Groot Agibaarc , als Edele Mog. wierden afgeiveezen met het antwoord, dat men daar niets van wist, " 40. „ tot dat eindelyk toen reeds de meefte Schepen te Amjlerdam gereed gemaakt en bevragt waren, eenige van de Supplianten door den Heer Secretaris van de Admiraliteit op de Maaze (a) zyn onderregt geworden, dat men de Schepen, die de wil hadden naar de Oostzee, maar hoe eerder zo beter naar Helvoet/luis moest afzenden, dat dezelve aldaar onder het Convoy zouden verzorgt en medegenoomtn worden, doch dat de criticqheid der publique omjlandigheeden niet konde gehengen om meerder ouverture te geeven van de wyze hoe zulks zoude gefchieden, en van het getal Oorlogfchepen , dat tot dit Convoy zoude geëmployeeri worden, enz. " 50. „ Dat de Supplianten hier op in allen haast, en buiten mogelykheid zynde om zulks met eenig menagement van kosten te kunnen doen,(gelyk te Amjlerdam gefchied was, om dat men aldaar in tyds kennis hier van bekomen had) hunne Schepen hebben doen ermipeeren, en gedeeltelyk bevragt, en laaten verzekeren. Dat de Supplianten zig hier op met alle gerust' leid hebben verhaten op de goede zorge van hun, aan C«) Burgtmte[ter raa dei Helm.  Groot Tafereel. 227 aan welke het beftiervan het regelen der Convoyen is gedemandeert, en met verlangen hebben afgewagt na eene gunftige gelegenheid met welke 's Lands Schepen van Oorlog en Koopvaarders naar de Oostzee konden fteevenen , te meer, dewyl het laifoen van het jaar, voor dit Vaarwater, reeds zo verre verloopen was, -en de vreeze reeds begon op te komen, dat de Koopvaarders niet voor den Winter zouden kunnen retourneeren." 6°. „ Dat eindelyk de Supplianten op den 3 dezer "de onverwagte tyding bekomen hebben, dat het Convoy uit Texel en het Vlie den 1. dezer was vertrokken, en daags daar aan door eens Misfive van den meergemelden Heer Secretaris van de Admiraliteit op de Maaze aan de Heeren Franco en Adrianus Dubbeldemuts verwittigt wierden, dat dewyl dit Convoy nu vertrokken was, zonder dat bet Convoy uit de Goerée bad kunnen uitzetlen, en het te vreezen was, dat bet Oorlogfebip Prins Willem voor eerst geen gelegenheid zou hebben om uit te hopen, zy Supplianten zig ïraeciselyk moejien declarccrcn, of zy hunne Koopvaar dyfehepen wilden doen vertrekken onder bet Convoy van een Fregatie van ao Jlukken , een Cotter van iH ftuk' ken, en een Advis-fagt van 14 jlukken." (<0 7c Dat de Supplianten, met de uiterfte ' ' " ver¬ is . ■- ;———— • (*) Dt Bellana>:^ «rak. en de Kemphun. Pa  ia8 Schets van e e verwondering aangedaan, over den inhoud van dezen Brief, uit welken zy vernamen, dat na zo veele maanden zukkelens, die 'er verloopen waren tot het regelen, en in orde fchikken van dit eerfte Convoy (uit het Vlie) zo flegt voor hunne Schepen gezorgt was , dat geene andere Convoyers voor hun gereed waren als drie hgte Schepen van geen defenfie, en een zwaar Schip, dat ten overvloede bekent was, onmogelyk uit de Goerée in Zee te kunnen loopen, als met alle de omftandigheden van Zon, Maan, Weder, en Wind tot zyn voordeel, en dat men nu, daar de gelegenheid voorby was, om by het Amflerdamfcbe Convoy te kunnen komen, van hun wilde vergen, dat zy zig praeciselyk zouden hebben te declareer en, ofzy een Koopvaardyvloot van 16. a 18. Schepen zouden wagen willen aan het Efcorte van drie zulke Schepen, die waarfchynelyk voor een Fregat van 36 Hukken zouden moeten ftryken, of goed heen komen zoeken." 8°. „ Dat de Supplianten hierop alleenig hebben geadvifeert, dat het geheel buiten hun departement was om te oor~ deelen over de fterkte van een Convoy, maar datzy infteerden op de fpoedigfte prxftatie van het geen hun beloofd was, namelyk goed Convoy naar de Oostzee," 90. en op welke beloften zy hunne Schepen derwaards hadden geëquipeert, en voor een gedeelt vervragt; dat fommige hunner Schepen buiten 's Lands verzekert  Groot Tafereel. 229 waren, onder de mits, dat zy met een genoegzaam Convoy vertrekken zouden, en dat wanneer zulks nietgefehiedde, en zy vervolgens genomen wierden , die Affuradeurs alsdan weigeren zouden de fchadens te betaalen , enz. 10° „Dat de Supplianten tot heden toe geen verder of ander vervolg op deze zaak vernomen hebben, als dat zy uit Brieven en mondelinge vernaaien van fommige Schippers der in Goere'e leggende Koopvaardy -Vloot geinformeert zyn, dat de Heer Capitein de Bruyn voorleden Dingsdag (den 7. dezer) alle de Schippers by zig aan Boord, gefeint hebbende, hun in fubftantie heeft gecommuniceerd: dat dewyl het Convoy nu uit Texel vertrokken was, en zyn Convoy 'zo zwak zynde , om daar meede .na de Zond te zeilen, die ontjlagen van tiet Convoy wezen wilde, kon been vaar en, en die mede wilde vaar en zulks ook doen konden, doch dat zy moeflen flaat maaken, dat zy geduurig zouden gcëxponcert zyn aan het ankeren en ligten van dezelve, om by tegenwinden van de Engelfche Wal af te blyven fa); na welke converfervatie eenige Schepen zyn te rug gezeik, en aan deze Stad geretournecrt, en de Equipagien van de meefte andere zeer gedecourageert en malcontent geworden • het geen zekerlyk het (a) Zie wegens deze Communicatie, bet geen bier loven il. 230. en 2*1. gezegt is> P 3  $2® Schets van een gevolg moest zyn van dezen fingulicren Kryg;raad, in welke men met de Schippers is té raade gegaan, na ctït men daar omtrent reeds het ad* vis van de Boekhouders had ingenoomen. " ii°. „De Suppliantenvermeenen het te moeten laaten berusten by dit eenvoudig narré van het gebeurde in deze. Zy durven 'er geene van' hunne refledtien byvoegen , uit vreeze van zig hier door in gevaar te Hellen van zig fomtyds onvoorzigtig uit te drukken, en daar door den eerbied te kwetzen, welke zy aan de Leden der hooge Regeering dezer Landen verfchuldrgt zyn; maar zy verbeelden zig tevens, dat UEdete Groot Agtbaare daar uit duidelyk genoeg zullen kunnen befpeuren, de ongelukkige fitrüatïè van zaaken, waar in de Supplianten door deze geheel onverdiende behandeling met hunne thans in Goerée leggende Schepen zig bevinden, zo met relatie tot de gedaane en nu vergeeffche kosten van de Uit-equipage voor alle, als met de gedaane inkoopen voor derzciver Laadingen in de Oostzee voor eenige, en de gemaakte Engagementen van bevragtingen voor anderen: " 120. En in dat geval, zo keeren zig de Supplianten tot U Ed. Groot Agtbaare, Befehermers van dezer Stede Ingezeetcnen, Regten en Privilegiën , met ootmoedig verzoek, dat het U Ed- .Groot Agtbaare behaage moge der Supplianten regmaatige klagten aan Inm Ed. Groot Mog., en Zyne Doorluchtige Hoogheid voor  Groot Tafereel. 231 voor te draagen, en dezelve op alle mogelyke wyze appuyeerende , uit te werken , dat ten fpoedigften alle maatregelen van redres worden beraamt en in het werk geftelt. Onder ftond, 't welk doende , enz. " (Was geteekent) Van Vollenhoven van Hoogjïraten en Comp. — Van de Sonde, — Guilhemanfon en Rappard en Comp. - Gilles Groeneveit. — P- T. vander Veur. A. en F. en C. Dutilb. — Jan en D. Jongeneel. ~i Ifaac Calis qq. — Gerrit Grcenevelt, junior. F. en A. Dubbeldemuts, qq. (a). De (a) Toen dit Reque.t rugtbaar wierd, wierd het reeds verfpreide gerugt van geheim ordres, die men voorgaf dat aan de Oorlogfchepen v,n Zeeland en de Ma« gegeeven waren, om niet uit te loopen , weder levendig,.en dat strugt Wierd zo vermeerderd door-een Bnet op den 12. july, aan Boord van het Koopvaardyfchip Europa gcfchr-even, dat zeker iemand zich haasre om het zelve te vernietteen, door een Advertentie In etulyke Couranten te doen~plaatzen; dan het zy die zeker iemand zich aan het Publiek niet bekend had gemaakt, of dat hy met ha, doen blvkenwelk de Hooge Autoriteit was, waar medehy zien in zyn Advertentie wettigde, of het zf om eenige andere, dat gerugt won veld en hield ftand. - Hy (zeidc men by 'tleezm van die Advertentie) die zich bcv^ reS L gerugt upnte gaan, dat zo banend «-W TDireUieKjonzeZeemagt, en zo gejehikt lering van bet misvertrouwen en de klagten, «.Ik. «» *>.S| P 4  * 23Ï Schets van een De RotterdamfchcRegecring nam oogenbliklyk het bcfluit om de gegronde klagten en wettige eisfehso in dit Requcst vervat, by de Staaten van Holland te appuijeeren. Derzelver Gedeputeerden brachten het iluk zelve den 17. dito ter Vergadering van Hunne Edele Gr. Mog. apzigttn in de Repulliek plaats grypen, meest 'er tzyn eer in ftellen om publiek voor den dag te komen: de waarheid zou zyn waarborg zyn, de Autobiteit, op welke hy fteund, zou zyn Jchild, en de dankbaarheid aller hraaven zyne vergelding zyn. Maar wie verdient bier geloof, of de Schryver van den Brief, of de naar.looze tegenjpreeker'i De eerfle beeft ten mir.jlen bet voordeel der waarjchynlykhcid, en het gevoelen waar in vry wat lieden, zedert eenigen tyd verkeeren, dat 'er waarlyk zulke contra - ordres gegeeven zyn: de laat ft e zegt voor waarberg te beiben ««Hooge Autoritfit enwelkangetwyffeldbelaw heeft, dat het Publiek beter onderricht werde; maar die Authoriteit word niet genoemd. Heeft hy dan gewild dat men die zou raaden ? Men is hier te lande zo gewoon de woorden ïiwHoo&i Autoriteit ruimjebeots te gebruiken , dat men niet weet welke thans alhier word aangevoerd. Is bet de Autoritiit van den Souverain ? Is bet die van den Admiraal Generaal ? Is het die van de Admiraliteit op de Maas ? Is bet die van eenige byzondere Leden van deze ofgeene Admiraliteiten ? Want, 'er zyn Leden van die, welke zich fomtyds eok een Hoooe Autoriteit aanmaatigen : Is het, met één wourd , ook 'eene ingebeelde Autoritfit, van welke alhier gewag word gemaakt ? Niets word daar van gezegt. Boven dien, zo bn waar is, dat die zeker iemand, zich bekend gemaakt heeft aan de Cau. rantiers, aan welken by zyn Advertentie heeft gezonden, waar om heeft hy dan die zelfde achting ook niet voor de rest van de Watiel De zaak was der moeite wel waardig, en by kon Van  Groot Tafereel. 233 Mog. en voegden 'er een Declaratoir by, in het -welk de grieven derSupplianten, zo klaar als krachtig aangedrongen wierden, mitsgaders de protectie van den Souverain op zodanige wyze wierd gereclameerd, dat men reden had om'er allen goeden uitflag van te verwagten. Ook wierd door Hun Ed. Gr. Mog. dien zelfden dag geordonneerd , dat het voorfz. geproponeerde zou worden gezonden aan de Hollandfche Raaden en Ministers van het Collegie ter Admiraliteit op de Maaze , met last om Hun Edele Gr. Mog. daar op ten fpoedigften, en wel uiterlyk voor de expiratie van de aanftaande week te dienenvan berigt; vervolgens wierd ook by de Heeren Staaten goedgevonden , om den Raad-Penfionaris te gelasten en te committeeren om vanwegens deze Vergadering aan Zyne Hoogheid den Heere Prins Erflladhouder en Admiraal-Generaal te kennen te geeven, het verlangen van Hun Ed. Gr. Mog. teneinde, zo ras doenlyk een genoegzaam Esquader naar Zee moge worden gezonden, om tot behoorlyke pro- vtn dezelve niet dan dankbaarheid te gemoet zien over het blyk. van •waarachtigheid, welke hy daar door aan zyn Advertentie zou bygezet hebben. — Zie het zelve in de Hollandfche Haagfche Courant van den f$. Augustus, in de Franfche Leydfcbe van den iyden , en in de Hollandfche Leydfcbe van den 2often dier maand, of in andere Papieren van dien tyd. ? 5  234 Schets van een. proteétie van de Vaart en Handel van 'sLands commcrciëerende Ingezetenen in het generaal, en tot afbreuk; van den vyand, op de efficacieufte en meest kragtige wyze te dienen j en om by Hooggemelde Zyne Hoogheid fpeciaalte infteercn, dat de Koopvaardy-Schepen, zo onder het Resfort van de Maaze, als van Amfterdam naar de Oostzee gedeflineerd, hoe eerder zo beter, met een toereikend Convoy derwaards mogen worden voorzien (a). Het Collegie ter Admiraliteit op de Maas, de Refolutie der Heeren Staaten van Holland, van den 17. ontfangen hebbende, ordonneerde terftond aan den Kapitein de Bruyn, om fpecifiecq op te geeven, welke oorzaaken hem zeden den 4. July belet hadden, in Zee te freeken met de Koopvaarders, die hy onder zyn Convoy moest neemcn , en voorts verantwoording te doen van de aanfpraak op den 7. Augustus aan de Koopvaardy-Schippers gedaan (/>). Die Kapitein zond den 19. dito aan 't voorn. Col- (o) Over alles wat ik bitr voordrage en in 't vervolg by» Brengen zal tot in bet begin van September kan men na- <. ,'~-n. — A. bl. 6y- tot 73. — B. bl. 106. tot u 1 C. tk 50. tot 5$. — De Bïlaigin tot btt eerjle ftuk der Mmorie van Z. H. bl. 148. tot 173. Verbaal van den Heer Hartfinck, bl. 50. tot 62. (6) Zie wegens deze Aanfpraak, bl. 220. en 221, bier hoven, en bet 10. Art. van bet voorgem, RequeSt,  G i o o t Tafereel. 23$ College een antwoord, waar in hy, naar een opgaave van alle de ordres om uit te loopen, en zedert den 4. July tot tg. Augustus ontfangen, zo van wegen Uwe Hooghei, als van den Vice-Admiraal Hartfmck, het volgen dat zo hy aan die ordres niet mogt hebben voldaan, zulks was om dat het God niet belieft had hem eene gunftige gelegenheid te verleenen om m Zee te fteeken, en dat hy zich aanbood om des wegens het fcherpfte examen te ondergaan. Dar wat betrof zyne Conferentie den 7. Augustus met de voorn. Schippers gehouden, hy by dit antwoord over dat ftuk een Certificaat had gcvoegt enz. - Dit Certificaat luidde dus : „ Wy Öndergeteekenden, alle dienende als OTicieren op 'sLands Schip Prins Willem, l gecommandeeft by den Kapitein Andries ) Ongetwijfeld kwam deze noodzauklykbeid om te anfcre , danr van dat men door- den.Noordoojlen wind flerk in 'f mime fop zoude hebben moeten laveeren, en daar door ge. tiaar geloopen om door de Engelf hen geattaqueerd te wordeji, vaar vetr onze Kapitein fchnklyk bang was.  Groot Tafereel. 23? -„ daarom zwaarigheid maakte, doch 'anderszins „ de noodzaakelykheid om te avanceeren, en '„ niet met het zuyder Gety als men buiten „ kwam te rug te dryven, erkende; op welk „ gemelde Kapitein repliceerde zulks niet te kun„ neti helpen, dat men hem in beeter Jlaat moest heb*. „ ben geflelt. " „ Wyders verklaaren wy Ondergeteeken„ den, dat door den Kapite'n de Bruyn geene „ de minde reedenen zyn aangevoert, om haar „ door ankeren of iets diergelyks van het C m„ voy af te fchrikken , contrarie geanimeert en „ gezegt, indien Gyl. Volk nodg hebt om Anker te „ ligten, zal ik het UL. byzetten, zynde de Schip„ pers, zoo wyniet anders hebben kunnen be„ merken, als geheel voldaan van Boord ver„ trokken." „ Voor reedenen geevende zulks in onze t, pracfentie te zyn gefchied, bereil zynde, „ des noods en gerequireert wordende, nader „ te bevestigen." Aan Boord 's Lands Schip in het hoofd dee-^ zes gemeld, den .... (was geteekent) J. W. van Oldenbarneveld, genaamt T u l l 1 n g , Kapitein. J. C. van O ver velt, Luitenant. P. P. Fr ydlund, Luitenant. Joannes Weyma.ns, eerfle Scbryvsr. Wan-  «338 Schets van e e ut Wanneer men nu dit Certificaat vergelykt, ,Tnet het tiende Artykel van het Request van de Rotterdamfche Kooplieden , zal men zien dat het geen in het een word bygebragt, in vry veel opzigten verfchilt van het geen in het ander is voorgedragen voor al ten opzigte dervergenoegtheid, welke de Schippers by hun vertrek van 't Schip van Kapt. de Bruyn zouden hebben doen blyken, en welke zekerlyk zo groot niet, ten minften, zo algemeen niet geweest is, als zy aan de Opftellers van dat Certificaat gefcheenen heeft. Ik geloof evenwel hartelyk dat die Heeren hebben gemeend in dat geval wel te zien en te hooren; doch het geen die braave en ongelukkige Kooplieden in hun Request zeggen, is ruim zo geloofwaardig dan 't geen in het Certificaat wordt aangevoerd. Dan, 't zy hoe 't wil Kapitein de Bruyn was niet te vreden met aan het Collegie ter Admiraliteit op de Maas zynen Brief en 't bewuste Certificaat gezonden te hebben: Geftoord over hetvoortduurend gerugt,dat zyne ontfangene ordres om Zee te kiezen waren gecontramandeerd, en dat, zo zulks al eens onwaar was, hy ten minften verfcheide gelegenheden om uit te loopen had verzuimd, ftelde hy eene Juftiilcatie op, met zyn naam den ai. Augustus getekend, en welke hy in verfcheide publieke Papieren deed plaatzen. Om daar aan nog meer gewigt by te zetten, voegde hy 'er een Getuigenis by van zvn waardigen Loots Jan Cock,  Groöt Tafereel. 23^ .Cock, die alles bevestigde wat de Kapitein ter neer Helde , en welk getuigenis hy voorts door de Tekenaars van 't Certificaat liet confirmeeren ; maar om 't geheele werk te kroonen, voegde hy by die drie Hukken een nieuw Certificaat, den aafle getekend, endoor hem afgebedeld van fommigen der voornoemde Schippers , die gewisfelyk de vrees vergeeten waren van te moeten ankeren, als-zy buiten de Zeegaten van Helvoet waren (a). Met één woord, Kapitein de Bruyn deed alles wat hy kon, om de perfooneele aantygingen, die hem in 't publiek bejegende van zyn hals te fchuiven: Maar ondanks alle zyn aangewende poogingen, daar omtrent, ondanks de genomene moeiten, der geenen, die hy in zyn belang had getrokken, kon het gerugt dat hem zo zeer chagrineere de, (0) Deeze 4 Stukken ftaan in verfcheide Couranten van dim tyd, en byzonder in de Haagfche van 3- September. —• Maar bet laatfte alleen is doer Kapitein de Bruyn waardig gekeurd, om in zyne Verdeediging plaats te vinden, en.bet is te verwonderen dat by dit niet reeds den 19. deed apftellen om hec by 't Certificaat, door hem dien dag, gelyk gezegt is, aan de Admiraliteit op de Maas gezonden, te voegen; zulks immers moest bet effect van dit laatfte doorhem verwagt, verdubbelen. — Wat betreft zyne juftificaiie vanditt ziftc en ie: getuigenis, ter bevestiging derzelve door der. LootS' vian Cock gegeevon, het is denklyk dat onze naarftigt en wakkere Kapitein derzelver enltvoegibeid te wel gevoeld beeft cm  "i4° Schets van een de, en het welk zo veel anderen chagrineerde, in 't geheel maar niet aan 't vallen raaken. Zelf durfde het Collegie ter Admiraliteit op de Maas in het hier na volgend Rapport hem in niets , dat zyn perfoon betrof, vry fpreken. Men was en bleef van opinie, of dat hy " contra - ordre om niet uit te hopen had ontfangen, of de gelegenheid verwaarloost om zulks te doen ; en de fclyyn, dat het een cf ander had plaats gehad, deed . die opinie zo ilerk blyven dat de Stad Leyden, in derzelver vermaarde Propofitie, op den 31. July 1782. ter Staats-Vergadering van Holland gedaan, allerlterkst infteerde op de noodwendigheid om de oorzaaken of de beweegredenen naar te vorfchen, welke belet hadden dat de Oorlogfchcpen van de Maas en Zeeland niet tydig genoeg in Zee hadden geweest, om zich 'by die van Texel te voegen, welke het Convoy em ze in zyne Vehdiedigins te brengen. Zij zouden 'er nogtans niet erger geplooit lebben, dan de Getuigenisfen -van allerlei foort, die by daar in geplaatst beeft, en door hem by een geraapt waren in de drie maanden , die na den 1. November volgden, cm dus een blaam te werpen op de billykbeid der Sententie, door een Krygsraad op dien dag tegen hem en zyn Schelmfen Loots, om redenen die ik nader zal opgeeven, uitgefprooken, en in welke Sententie de wakkerheid, de talenten, de werkzaamheid en de intenüen dier beide Vrienden op zodaanigen prys wielden gefebat, dat zy voor altoos eerloos zullen bieten.  Groot Tiriuït, 241 Vby naar dé Zond moeiten brengen; — Ik kom weder tot de hoofdzaak; . Op den «. derzelve maand Augustus wierd het Rapport, door de Staaten van Holland, den 17 bevorens van de Ministers van het Admiralheits-Collegie op de Maas gedemandeerd, ter Vergadering van Hun Ed. Gr. Mog. ingediend. In het algemeen wierd daar in door 't voorn. Collegie voorgedragen: i°. „ Dat, zo haast aan hetzelve was toegekomen Hun Hoog Mog. Refolutie van den 16 Maart dezes jaars, waar by de Vaart en Handel op de Oostzee was geëximeert van het generaal vèfbod van den 16 January daar te voren * mits de Schepen derwaards niet anders zouden ver^ trekken dan onder Convoy, dat Collegie daarvan terftond de vereischte notificatie heeft laaten gefchieden tot een ieders narigt. " U i". „ Dat vervolgens den een ën ander vari hetzelve bywege van particuliere converfsitie wel eenswas gevraagt, of de Schepen uit de Goerée mede van dit Convoy zouden kunnen protkeeren, en dat alsdan daar op altoos was geantwoord , dat daar aan geenszins Was te twyrTelén , doch dat op de nadere vraagen nopens den praaien tyd en de wyze van dit Convoy heeft moeten worden gezegt, dat zulks by Hun Hoog Mog; voorfz; Refolutie was gedemandeert aan Zyne Doorluchtige Hoogheid, alsAdmiraal-Gepraat dezer Landen, éh dat Hoogstdëzélvë, zo als Q 00»  242 Schets van nx ook alleszins geraaden fcheen , daar op apparentonverwagt de nodige ordre zoude nellen, zonder dat dien aangaande eenige nadere notificatie te wagten ware, en dat dus de Schepen , die van dit Convoy wilden profiteeren, zig ten lpoedigften in gereedheid moelteiv brengen O), " 30. „ Dat wyders op den ao. of go.Juny dezes jaars, dat Collegie door de Gecommitteerden tot de Haagfche .zaaken zynde geinformeert geworden, dat Zyne Hoogheid verlangde te weeten, welke Schepen in Goere'e in gereedheid zouden kunnen worden gebragt, om tot Convoy der Koopvaarders te dienen, immediaat de nodige zorg had gedraagen, dat het Schip de Prins Willem met het Fregat de Bellona, de Cotter de Brak, en het Advis'agt de Kemphaan, binnen zeer weinige dagen daar loe zouden kunnen worden geé'mployeert, en aan (a) Zo dit waar is, heblen de Rotterdamfche Kooplieden skb niet alleen fcbuldig gemaakt aan eene berispelyke verzwyging, in bet 2de en 3} fcheen te zyn.— Dat de Acceleratie in deeze te 5, noodzaakelyker was, geconfidereerd het verre „ geavanceerde Saifoen, waar van het verlies „ van iedere dag zorg moest baaren; ten min- flen de Supplianten in de gegronde bedugr '„ ting bragt, dat by ontftentenis eener prompte „ en dadelyk ter uitvoer gebragte Refolutie, v dq  Groot Taterïel. 249 a de voorgenomene reis heen en weder, immers met relatie tot Petersburg voor den aan„ daanden Winter, niet zoude kunnen wor- * denvolbragt Dat de Supplianten, zonder „ ten deezen te treeden in een ampelder be, too* , vertrouwden, dat het enkelde voordel „ van het binnen vallen der voornoemde Schepen „ Hunne Hoog Mog. zoude convinceeren van de „ noodzaakeiykheid, dat dezelve ten fpoedigften andermaal in Zee geraakten, zy Supplianten dien volgende op het allereerbiedigst verzogten, datHunneflbogATog.de gereed leggende Koop„ vaardyfchepen voor de Oostzee, andermaal zod", den geheven te verleenen en doen erlangen een genoegzaam exijuffifant Cenvoy, en daarom., trent te maaken zodanige prompte fchikhnge „ en te neemene Refolutien, als Hunne Hoog Mog. naar het Gewigt der zaaken in de tydsomdandigheden ten beste van de Commercie en „ ten diende van den Lande zelve raadzaam „ zouden vinden." enz. Het allerdringendfte aanbelang der voorwerpen ,bydltRequest voorgedragen, Doorluchtig ste VoRST,enbyzonderlykde noodwendigheid van Scbeeps-Materiaalen, waar in de Marine van den Lande ftond te geraaken, en waar in zv zich zelf reeds bevond, volgens de herhaalde klagten, deswegens door de Admiraliteiten gedaan, en volgens de bekentenis van Uwe Q5 Hoog-  bgo Schets van een Hoogheid zelve (a), alle die beweegredenen, zeg ik, troffen Hunne Hoog Mog. zodanig dat Hoogstdezelve by eene Refolutie, den 24. dier Maand genomen, ordonneerden dat Copie van voorn. Request aan Uwe Hoogheid zoude worden geremitteerd met requifitie om aan't verlangen dier Kooplieden te voldoen, en hun zo dra mogelyk een toereikend Convoy te verzorgen. Uwe Hoogheid, aan den eenen kant gedrongen door deszelfspligt jegens de Staaten Generaal, en waarfchynlyk aan de andere zyde geraakt over de ftoutheid, welke die zelfde Kooplieden gehad hadden, om zich op nietnvs by den Souverain te vervoegen, antwoordde den 27de aan Hunne Hoog Mog., „ dat UweHoogheid de ber „ langen van Nederlandsen. Commercie te zeer „ ter harte nam, dan dat de nieuwe instantien „ van de Kooplieden om een prompt en toereikend Con„ voy zoude hebben afgewagt, om de noodi„ ge ordre te geeven tot het verzamelen en ten „ fpoedigften in gereedheid brengen van zo „ veele Schepen, als naar maate van de om* f Handigheden by eenige mogelykheid konde „ geëmployeerd worden, tot het convoyeeren „ van de Koopvaardyfchepen , den wil hebben„ denaar de Oostzee; dat Uwe Hoogheid, „ reeds (a) bl. 62. B. bl. 91. - C. W. 45.  Groot Tafereel. fijt ' reeds vóór het prefenteeren van het voorn. " Request (geiyk Hun Hoog Mog. ter gelegen" heid van Uwer Hoogheids Propofme(o) ï van den W der loopende Maand daar van " verwittigd waren geworden), niet alleen het Collegie ter Admiraliteit te Amiterdam op het ernftigfte had gerecommandeerd, om de " Schepen die in de Actie van den 5den geweest " waren, met allen mogelyken fpoed te doen " herftellen, en in ftaat te brengen om we" derom Zee te kunnen kiezen, maar ook den " -Vice-Admiraal Hartfinck had gelast om zor" »e te dragen, dat alles wat gerequircerd L wierd, om het Convoy te kunnen doen fatv »loo- (O Schoon de Propofitie, ft*N van Zyne Hor,oiif 1 d alhier gewag maakt, .Ueenlyk ten onderwerp had Hunne Hoog Mog. te verzoeken, her vergunnen van prsmien aan de Officieren en andere Zeevaarenden, d!3 op Doggersbank hadden gevogten, liet Hoogstdezelva daar nochtans op volgen: „ „ Ik kan by deze gelegenheid niet af zyn U Hoog Mog. ■ kennis te geeven, dat ik de nodige ordres gegeeven " hebbe, om zo veele Schepen, als het doenlyk zal zyn, " zo uit de Maaze ais uit Zeeland, zo fpoedig mogelyk' l mt d- Schepen van de Admiraliteiten van Amjlerdam, ■ het Noorderquortier en Vriesland te doen conjangceren, ! en zich by het Convoy te vervoegen, ten einde de '', Koopvaardyvloot werde in ftait gebragt, om zonder „ aitftel onder geleide van een behoorlyk aantal Oorlog„ fchepen en Fregatten tc kunnen uitloopen. "  ég* Schets van e e k „ hopen, ten allerfpoedigften geëxpedieerd & wierd, en om het zelve nit zo veele Sche„ pen te doen bellaan, als mogélyk zoude zyn. \„ Dat, vermeenende daar mede reeds voor „ den ontfangst van Hun Hoog Mog. voorfz. Refolutie (van den 24fte) voldaan te hebben „ aan Hun Hoog Mog. intentie , aan U we Ho ogm heid niets meer overig bleef dan aan Hunne „ Hoog Mog. te verzoeken verzekerd te wee* zen van den iever, met welken Uwe Hoogheid bezield was, om, zo veel van U de„ pendeerde , de Commercieerende Ingezete„ nen door 's Lands navale magt te doen pro„ tegeeren, en daar toe was aanwendende al „ wat in U vermogen was." Men kon, Doorluchtige Vorst! niet ' fterker dan Ge in deezen Brief deed, doen blvken allen yver, met welken een Admiraal-Generaal der Republiek in dit geval moet bezield zyn, te-befcherming van onzen Koophandel en den roem van den Lande; uwe zorgen, daartoe zyn 'er ten klaarften in voorgedragen, en uwe beloften -fcheenen 'er de waarborg van te zvn. Maar die yver, die zorgen en die beloften hebben de uitwerking niet gehad, welke de Natie daar van met recht verwagten kon j het was hier even als het voorheen zo menigmaal geweest had; en ik zal in 't vervolg doen zien, dat de uifflag van d't alles, gevoegt by de klagten, zo menigwerf zedert zes maanden vernieuwd ,  Groot Tafêhel 253 nieuwd, by den ftaat van zaaken, geduurende dien ganichen tyd, by de extraordinaire moeite, welke dat alles aan de Staaten Generaal, en byzonder aan de Staaten van Holland veroorzaakte, tot niets anders geftrekt heelt, dan tot ftaaving van al wat ik zedert den aanvang dezer hiftorie heb voorgedragen, over de moreele en phyfique oorzaaken der werkeloosheid van onze Zeemagt. De voortduuring van dezelfde Directie, en van dezelfde bedryveloosheid, geduurende het Jaar 1782, de fchrikbaarende aanwasch onzer rampfpoeden in den ganfchen loop van dat jaar, de volkome en n druklyke voordragt, de verdubbelde klagten van de Steden en Provinciën , geduurende het overige van den Oorlog; de wetdgheid, het aandoenlyke dier klagten, met één woord, zullen insgelyks rechtvaardigen de aanmerkingen, die ik daar omtrent zal maaken, wanneer ik tot dat tydftip zal gekomen zyn: als dan kan gansch Europa oordeeien , •Per ooit iets dergelyks, of'er zelfs iets daar na zwemende gefchied is by de overige Oorlogende Mogendheden, en zal daaruit befluten, dat het alleen voor ons ongelukkig Land bewaard was dusdanig fchouwfpel te vertoonen! Wat aangaat, de gevoeligheid, welke het fchynt dat Uwe Hoogheid in dien zelfden Brief heeft laaten doordraaien tegen de Inleveraars van dit Request, zo die waarlyk plaats gehad heext, kan men aüecalyk ten dien opzichte beklagen  ö£4 Schets van e e m het lot dier ongelukkige flacht-offeren van de ilechte Dire&ie onzer- Zeemagt, dier flacht-offers van de kutiftenaryen en trouwlooze bedoelingen van Uwen Raad, of van die Cabaal, Avelke gezworen hadde den roem van den Staat en de goederen van deszelè Onderdaanen aan onzen Dood-vyand op te offeren. Was het dan eene berispelyke vermetelheid, was het dan een misdryf in die Kooplieden,. dat zy hunne klagten. vernieuwden, terwyi hunne fmerten bleeven voortduwen, en dat, wanneer zy een gedeelte hunner goederen waren kwyt geraakt, zy meenden op het punt te zyn, om ook het overige te verliezen? Was het dan een misdaad van hunnen kant, dat zy, in zulke knellende omftandigheden, op nieuws hunne bekommeringen, hunne zorgen in den vaderlyken fchoot van hunnen Souverain uitftortteden, en nede* rig zyne befcherming verzogten? . ... Neen, Doorluchtige Vorst, die flap was geenzins een misdaad-? dat alle rechtvaardige Menfchen getuigen! God zelve roep ik ten getuige ! Maar men weet dat die eene misdaad was inde oogen Uwer onwaardige Raadslieden, en het zou gevolglyk geenzins onmogelyk zyn, dat dezelve als eene vermetelheid, ten minften als een ongepaste en overtollige ftap ware geweest in de oogen van Uwe Hoogheid, welke , door die Raadslieden verblind en omringt, alleen door hunne oogen zag, en alleen door hun-  Groot Tafereel 255 hunnehersfens dagt. En in zodanig geval zou het niet te verwonderen zyn, dat Uwe Hoogheid insgelyks als overtollig had aangezien de Refolutie, door de Staaten Generaal op den 24, dito, ten voordeele der Requestranten genomen, vermits dezelve, alleenlyk het gevolg zynde van den bovengemelden ftap,nietkon worden gehouden van eenen anderen aart als de oorzaak waar uit dat gevolg was voortgefproten. Ten minften het einde van den Brief (hier boven bl &&a») fchynt iets dergelyks te kennen te geeven. — Hoe het ook wezen moge, kan ik echter niet afzyn hier byte voegen, dat het beter is te zondigen door een overmaat van zorg, iwarjligheid, en werkzaamheid, dan door een tegenftrydige overmaat. Gelukkig zouden wy geweest zyn, zo wy, geduurende den ganfchen Oorlog, ons niets anders te verwyten hadden gehad dan de eerstgenoemde overmaat. De Gedeputeerden van Dordrecht en Amjlerdam hadden by hunne referve, waar van hier boven (bl. 246. gefprokenis, duidelyk doen biyken hunne vrees dat de beloften in Uwhr Hoogheids antwoord aan den Raad-Penfionaris gedaan, de verwagte uitwerking niet hebben zouden ; en hetfchynt,DooRLUCHTiGSTE Vorst, dat de Gedeputeerden der eers:gemelde Stad door Uwen Brief van den sjften niet gerust gefteld waren, vermits zy op den 31 [ten daaraan volgende ter Staats-Vergadering van Hol-  25*6 Schets van een Holland voorftelden, om den Raad'-Penfiortarls op nieuws by Uwe Hoogheid te zenden met vernieuwing der verzoeken aan Uwe Hoogheid, ingevolge de ordres van Bun Ed. Gr. Mog., van den i^den, gedaan (a). Men had zelf reden om te denken, dat Amjlerdam die Propolltie onderfteunen zou, doch zulks gefchiedde niet. 'Er is verfpreid dat die Stad daar van was wederhouden door de kunstgreepen van zeker iemand, die in de maanden Mey en Juny openlyk gewerkt had om den flag te doen, welke men toen aan den pestilentiaalen invloed des Hertogs van Brunswyk op Uwer Hoogheids geest, toebragt: zo het waar is, heeft hy de fpreuk bewaarheid, welke zegt , dat als een Bloodaart cenen flap gedaan heft, hy 'er twee terug loopt, of liever, dat het jlechts Verraders Zyn, die den rug keeren als Zy hunne dappere metgezellen in den flag gehragt hebben. Hoe het zy , Amjlerdam zweeg by die gelegenheid, en ik wil liever geloven,dat, zo dieStad en de verdere Staatsleden de Propofitie van Dordrecht nietonderfteunde, het hier van daan kwam, dat zy niet twyffelden' of de zaaken zouden nu gaan, zo als Uwe Hoogheid op nieuws in den Brief van den 27. had belooft; dat is dat al die Leden meenden, dat de zaaken geheel anders gaan zouden, als zy in der daad gegaan hebben. Even- («/Notulen van Holland den 31 Aug. 17$*.  Groot Tafereel. Evenwel terwyl dit alles omging, terwyl de Éngelschgezinde Cabaal met haare aanflagen, om de heilzaamfte ontwerpen den bodem in te flaan^ voortvoer, tervyyl een gedeelte onzer braave Medeburgers eene vrugtelooze hoop koefterden, en het overig gedeelte wel voorzag de geringe uitwerking, welke de verzoeken onzer Kooplieden, en de formeele intentie van den Souverain hebben zouden, bleef Uwe Hoogheid ordres geeven tot het uitloopen der Schepen uit Zeeland en van de Maas. — Indien, Ge, Doorluchtige Vorst, U verwaardigt deze Hiftorie te doorbladeren, zult Ge zekerlyk verdrietig worden, op het gezicht der langwylighcid, en der herhaalingcn, waar in dit enkel ftuk my geftadig mynes ondanks doet vervallen ; welk verdriet eenige der geenen, die ondernomen hebben my aandachtig te leezen, ongetwyffeld ook ondervinden zullen. Edoch , de naauwkeurigheid, eil getrouwheid, die ik my by het opvatten der penne heb voorgefteld, gehengen niet om door te gaan, alvorens op ta geeven, het geen wegens dat uitloopen nog te zeggen valt. — Ik begin dan met de Zeeuwfche Schepen. De Stellers van Uwer Hoogheids Metnor rie vernaaien,(0) dat,ten eindoteprofiteerenvan fa) A. ih 69. en volg. — B. bl. ic/, id. — C. bl. 51. tt, R  258 SCHETS V A TT e e ït de abfenrie der vyandlyke Schepen, Uwe Hoogheid den 10 Augustus ordonneerde, aan den Kap. van Kinckel, om met den eerften goeden wind, waaijende, opofna den 15. van die maand, Zee te kiezen , onder zyn geleide neemende de twee Schepen van de Oost-Indifche Compagnie en de verdere Schepen, den wil hebbende naar het' Noorden, of naar elders; met verderen last om het op de hoogte van Goerée zo lang kruisfende te houden, tot hy kennisfe bekomen zoude hebben of aldaar eenige Schepen waren , die van zyn geleide zoude willen gebruik maaken, enin fpecie het Schip van de Kamer Delft, enz. Volgens die zelfde Opftelleren, authorifeerde Uwe Hoogheid ten zelfden tyde het Collegie ter Admiraliteit in Zeeland om {zonder de Provintie aan een eminent gevaar bloot te Jlellen, ' waar voor egter na de Actie van den gden, minder reden van vreeze was dan te voren), den Kapitein van Kinckel, met het Schip Schiedam, gecommandeerd door den Kapitein Rauws , of wel, in plaats van dezen laatften, een Fregat van 36 ftukken, het zy van het Resfort van dat zelfde Collegie, 't zy van dat van de Maaze, naar Texel te doen vertrekken: maar de eerstgemelde Admiraliteit excufecde zich daar van , op fundament, dat, volgens het advis der Vlag-Officieren (toen in' die Provincie zynde), het getal dérSchepen althans niet verminderd kon worden; hebbendehet Fregat de Jafon reparatie noodig, en zynde de  Groot Tafereel. ±59 dë Orange-Zaal, door de menigvuldigheid der zieken, naauwlyks in ftaat om te manoeuvreeren. Zo dat het Fregat QBrunsvcyk') van het resfort der Admiraliteit in Zeeland, het eenigfte was, het welk diende tot defenfie van het Veere-Gat, en 'er dus niet konde gemist worden,1 voor dat het .geremplaceerd ware door een Wagtlchip, of dat de werving van de Zierikzeè zo ver zoude gevorderd zyn, dat dit Schip zoude konnen op ftroom liggen. Kortom, die Stellers eindigen met ons te vértellen, dat, vermits de Schepen der O. I. Compagnie nog niet gereed waren, de Kapitein van Kinckel van deze gelegenheid profiteerde, oni aan Uwe Hoogheid te vraagen, „ of li1" meteen Noord - oostelyken wmd, die hem wei buiten Gaats, maar niet naar Texel brengen konde, moest uitloopen, of wel zodaanig eenen wind afwagten, waarmede hy buiten Gaats geraaken en teffens reis vervorderen konde?" Dat daar op Uwe Hoogheid, ingevolge het advies der (toen in 'sHage zynde) vier Vlag-Officieren, aan den Heer Van Kinckel antwoordde, dat dé Noord-oosteiyke wind-te gevaarlyk zynde,' hy. dien moest afwagten, welke hem buiten Gaats brengen konde, en hem teffens zyne reis doen vervorderen. Het blykt dan, D 0 orl u c h ti g s té Vo r st, én uit hetgeen ik heb aangevoerd, en uit het géén dë Stellers Uwer Memorie reeds' bevorens', R 9 had-  af5o Schets van een hadden gezegt, dat Uwe Hoogheid van den 4, July O) tot den 10. Augustus, geenerleije ordre aan den Kapitein van Kinckel, tot het uitloopen uit Zeeland had gegeeven. Men heeft opbl. 202, 203 en 2,04 kunnen -den , welke redenen dien Officier kunnen belet hebben van den 4. July tot den 20. dier maand in Zee te Heken. Ik heb vervolgens betoogd, dat ondanks de fraaije raadgeevingen des Heeren van Lynden van Blitterswyk, het ongemak niet groot, en het zelf noodzaaklyk zou geweest zyn aan den Heer van Kinckel te ordo bezig met de nodige fchikkingen te beraamen , om aldaar een aantal Oorlogfchepen by een te brengen, welke, met de verwagt wordende bovengemelde vereenigt, het Escorte voor | het generaal Convoy naar de Zond moeiten formceren , zo als Hunne Hoog Mog. van U geretireerd hadden en Uwe Hoogheid had belooft. — Zie hier in welke bewoordingen de Stelleren Uwer Memorie, Uwe Hoogheid daaromtrent doen fpreeken. „ Inmiddels gaven wy (den a3ften) den Schout „ byNagt van Braam O) ordre, om zich ten ',' fpoedigften te begeeven aan boord van het Schip, Qde Primes -Royaal) thans gecomman" deerd door den Kapitein Raders, en het Com" mando over het Convoy op zich te neemen. " Wy U) Ubi supra. - En het Verbaal van den Heer Hartjinck op den 23. Auguft. en volgg. - Vermits eemocn tyd na het gevegt op Doggerslank 'er eene promotie plaats greep, waar by de Schout by Nagt Zoutman, Vice-Admiraal benoemd wierd, en de Kapiteins Dedel, van Braam, en van Kinsbergen tot Schouten by Nagt, bevorderd zyn , zal ik voortaan die Heeren met deze hunne Tvtels aanwyzen. R 5  %66 Schets van e k s „ Wy ordonneerden ter. zelfder tyd aan den „ Vice-Admiraal Hartfinck, om zich, zo rascb „ mogelyk te begeeven aan boord van 'sLands „ Schepen, liggende ter Rheede van Texel en „ zorg te dragen, dat alles, wat gerequireerd „ wierd om liet Convoy in gereedheid te brenM gen, ten allerfpoedigften geëxpedieerd wierde.".— Bestig, Doorluchtige Vorst, maar de Vice - Admiraal, die toen de benodigde rust fmaakte, welke de nieuwe vacantien, door hem den igden genomen, hem had verzorgt, maakte geen haast om te gehoorzaamen, vermits hy niet voor den gijlen naar boord ging. ,, Den aöfte van die zelfde maand floegen "„ wy hem voor, om ook het Schip (de Glim* „ borst) door den Kapitein van Vlierden gecom„ mandeerd, het welk nu den Vlieter gcpasfeerd ' „ was, mede uit te zenden; zo het doenlyk „ was deszelfs Equipage te completeeren, uit „ die der te huis blyvende Schepen; met re9, commandatie, om toch zo veele Schepen uit „ te zenden, als het mogelyk was en hem te „kennen geevende, dat het ons aangenaam „ zoude zyn, indien het zo fterk konde ge„ maakt worden, dat hy zelf het commandee„ ren konde, zonder vreeze van de Vice-Ad„ miraals-vlag van den Staat aan een affront te » exponeeren."—- Wat dit fluk raakt, Doorluchtige Vorst, moet men denken , of dat hy het JLsquader zo flerk niet maakte als nodig was om dat  Groot Tafereel. 467 ttfront te omgaan, of, indien bet zo flerk was, beeft hy waarfcbynlyk meer voor zyn huid gebeeft als voorde Vlag, want hy wet degelyk in Texel bleef, toen het Esquader onder zeil en in bet Gat ten an? ker ging. Eindelyk recommandeerden wy hem nog„ maals om alles, zo veel doenlyk te befpoedigen, op dat het Convoy, met zekerheid " naar de Oostzee gebragt en de Oost-Indifche " Schepen , {die toen in Noorwegen waren) zo " doenlyk, afgehaald, en de Schepen , die m de " Oostzee naar Convoy wachten, wederom "„ herwaards konden worden geconvoyeeird. » " Maar (zal men vraagen) wat antwoord gaf dan de Fice-AdmiraalBavtÜnck op dien Brief, den lèflen 'door Zyne Hoogheid gefebreven?— Dït nar melyk, „ dat gemelden Vice-Admiraal op den „ sSllen der zelfde maand te kennen gaf, dat, " zyns oordeels, het faifoen reeds te ver verloo„ pen was, om de Schepen van Drontheim te haaien, en dat zulks niet zoude konnen ge"„ fchieden, zonder 'sLands Schepen aan een " onvermydelyk gevaar bloot te ftellen.» Zodanig was op den 28: Augustus 1781. de 'taal van een Man, die men op den 8. en 9. Oftober 1782. zich heeft zien baaflen om de ordres te doen uitvoeren, welke Uwe Hoogheid toen aan den Heer van Kingsbergen had gegeeven, om daadlyk die zelfde Schépen, die men fchandelyk 16 maanden lang in hunne wyk-  Schets van eest. wykplaatjs had laaten rotten, af te haaien! Zo fprak op den 2,8. Augustus 1781. wegens een enkel reisje naar Noorwegen, een Man, die gehouden moest worden voor kundig en wel gezind, terwyl vyf dagen te voren onze Handelaars op de Oostzee nog niet wanhoopten, dat, mits een fpoedig Convoy, hunne naar Petersburg gedetineerde Schepen nog voor den winter geretourneerd zouden kunnen zyn O)!—. In 't vervolg zal ik eene nieuwe gelegenheid hebben om daar van te fpreeken: alieenlyk zal ïk nopens dit antwoord (waar van de ViceAdmiraal, uit fchaamte zekerlyk, niets in zyn Verbaal gezet heeft), wel fpoedig bekend en aangemerkt wierd als de eerfte klepelflag, welke de intentie deed zien, waar in men, in ■weerwil der herhaalde nieuwe beloften van Uwe Hoogheid waarlyk was, om geduurende de rest van 't Jaar 1781. zo min eenig Escorte te geeven, als men voorheen had geaccordeerd. Daar toe waren nieuwe pretexten nodig; het voornoemde antwoord was 'er een van , en wierd weldra door anderen gevolgt. Evenwel, behalven de finguliere denkwyze van deezen voorzigtigen en dapperen Officier, ten op- (a) Zie bier beven bl. 249. de bewoordingen van bet Rpquest, door deze Kooplieden den 23. dier maand, aan de Staaten Generaal geprefenteerd.  Gi o ot Tafereel. 2fjoj epzigte der afhaaling der Schepen van Drontbcim vernaaien ons de Stelleren van Uwer Hoogheids Memorie 00, dat hy zyn best deed om het grootfte getal Oorlogfchepen, dat hem mogelyk was, ten einde de Koopvaarders den wil naar de Oostzee hebbende naar de Zond te convoyeeren, by een te zamelen; maar dat hy, in weerwil van alle zyne moeite niet ver* der kon by een krygen, (behalven de andere Schepen van datfoort, welke uit de Maas en Zee-' land wierden verwagt) dan de volgende Schepens Princes Royaal. . . . van 54. ftukken, Giïnthorst 54- Phenix. . . 44. Medemblik 36. Bellona 36. Amphitriie. ....... 36. Eensgezindheid. 36. Ja/bn 36. Zephir 36- Venus . a4. De Waakzaamheid* . . . 24. En het Advicsjagt de Expeditie. 18. Terwyl de Vice-Admiraal dan zo veelé zorgen befteedde, was de Kapitein van Kinckel, die eindelyk den 31. Augustus uit Zeeland waé ver- («) A. tl. 73- — B. tl. 113.— C. U. 55.  iyo Schets Van een vertrokken, met het Schip Zuidbeveland, met de twee Oost-Indifche Schepen en de Schooner de Dolphyn in Texel gearriveerd. Maar, zal iemand vraageil, heeft die Officier, in het pasfeeren der hoogte van Goerée, de ordre uitgevoerd, welke Uwe Hoogheid hem den 10. Augustus had gegeeven, om zich ie informeeren of aldaar eenige Schepen waren, welke van zyn Convoy wilden profiteeren (\a)? Dat heeft men niet goedgevonden ons te zeggen,—» Zouden ook eenige beletzelen de uitvoering dier ordre verhinderd hebben? Dat wordt ons even weinig verteld. — Kon de wind, welke het vertrek van dien Officier begunfligde, niet insgelyks het vertrek van den Kapitein de Bruyn bevorderlyk zyn ? Ik weet het niet! — Maar, zo het waar is dat dezelfde wind, welke den eerften dier beide Heeren gunftig was, ook den tweeden bevorderlyk kon zyn, moet men vast gelooven, dat het op den 31. Augustus aan den mond van dé Maas anders waaide , dan het op dien zelfden dag in Zeeland deed. En in ditlaatfle geval zou het niet te verwonderen zyn, dat de rest dér Oorlogfchepen in de Maas, aan welken het vry ftond om zonder Kapitein de Bruyn te vertrekken (b),met de twee Schepen der Oost-Indïfche Compagnie en de verdere aldaar leggende Koopvaar- fa) Zie bl. 258. hier voren. (&) Zie hier boven bl. 2-irv  Groot Tafereée. 4f| vaardyfchepen, ook maar hadden blvven leggen. Wanneer Hemel, Aarde, en Zee tegerf het uitloopen eeniger Schepen zamen werken, gebeuren 'er wonderwerken, die onbegrypelyk zyn voor Lieden, die de waare oorzaak; der dingen niet weeten (#)! In alwagting daÊ zich voor den Kapitein de Bruyn en de verdere-tëchepen van de Maas eene gelegenheid opdeed om naar Texel te zeilen, hield de Vice-Admiraal Hartfmck zich bezig met het opftellen van eene Inftructie, welke hy den 4. September aan den Schout by Nagt van Braam overhandigde; en welke de ftellers van Uwer Hoogheids Memorie de moeite niet genomen hebb n om in haar geheel te doen kennen, behelzende dezelve in fubftantie: 10. „ Dat de Schout by Nagt van Braam gelast wierd om het aanftaande Convoy na de Oostzee te escorteeren, en, zoo veel mogelyk was, tegens alle vyandelyké aanvallen te dekken." 2°. («) Ten einde kundige Zeelieden eens oordeelen, of ten minften de 2 Fregatten, de Kotter, het Adviesjagc en de Koopvaarders, zich hadden kunnen bedienen van den wind, welke den 31. Aug. woei, om van Helvoet of Goerée naar Texel te zeilen, zal ik hier opgeven hoedanig die volgens den Heer Hartfmck op dien da# was. De tVind t Publiek te verbergen, dat men dien Officier geenerleijen last had gegeeven om de Oost-Indifche Schepen af te haaien, die in Noorwegen lagen. Uit dezen hoofde baart het dan ook geen verwondering, datender de Bylaagen tot de voorn. Memorie, die Inftrüétie voor den Schout by Nagt niet gevonden word. Den 11. September ging de Heer van Braam in 't Gat ten anker leggen met zyn Esquader en 7 Oost-Indifche Compagniefchepen, onder welke ook begrepen waren de twee, door Kapitein van Kinckel uit Zeeland mede gebragt. (6) Dien eigen dag vertrok Uwe Hoogheid naar >& Hage, en 'er wierden vanTexelgezien 4 vyan- de- O) A. U. 74. — B. bl. 113. — C. U. 55(Z>) Deeze 7 Schepen van de Oost-Indifche Compagnie waren öerk ten Oorloge toegerust; zy moeiten op zekere hoogte den Schout by Nagt verlaaten, en hunne reis vervorderen met het Schip van de Kamer Delft, dat yan Helvoet verwagt wierd,  Groot Tafereel. 2,77 delyke Oorlogfchepen, daar gekomen om ons Esquader te befpieden, en waarfchynlyk dezelve, welke men daags te voren van Kykduin had gezien. (0) Nu fcheen eindelyk het vertrek van den Schout by Nagt alleenlyk te wagten naar de Kapitein de Bruyn, die met de Oorlogfchepen,: welke hem verzeilen moeften, als mede het agtfte Oost-Indiesch Schip, en de Koopvaarders, naar dc Oostzee beftemd, die hem volgen wilden, van Helvoet te gemoet wierd gezien, maar zo Sinjeur de Bruyn kwam opdagen, het was althans zonder zyn Schip. Men vergunne my voor een oogenblik het verhaal der gevolgen van deze Expeditie des Heeren van Braam te ftaaken, om dat van het laatfte exploit van onzen onvertfaagden en wakkeren Kapitein mede te deelen. Het was op den 10. September dat hy naar Texel af zeilde, met zyn Schip de Prins WdJem, de Thetis, de Bellona, de Kemphaan, het Oost-Indiesch Compagniefchip, en alleenlyk 7 Schepen der 16 a 17, welke de Rotterdamfche Kooplieden naar de Oostzee hadden gedeftineerd, waardige vrucht van het halftarrig ver- blyf («) Verbaal van den Heer Hartfmck op 10, September en volgende dagen. S 3  2.78' Schets van ï 1 Jf b'yf van dezen Officier, zo te Helvoet a's op de Goede Rheede. Op het oogenblik van zyn vertrek raakte een onzer poët'-fche Hersfens aan 't gisten, en baarde de hier onderftaande Rymregels O). In zyn zinneloos enthuiiasmus begon de Rymer met de ruimfchootige toedeeling van den doorluchtigen naam eenes Helds aan den Kapitein, die nimmer eenige vyandlyke Vlag onder de oogen had gehad; en hy befloot met te hoopcn dat men hem wel rasch in zegepraal over de Engehchen zoude wederzien, en dat men dan ook zyne doorluchtige daaden zou uitgalmen. Dus vertrok dan onze Held ander de befchcrmvleugelen van Mars en Bellona, gewis in de zekere verwagting van by zyn retour zo toegejuicht te zullen worden als by zyn vertrek, maar zyn eerfte heldendaad was het vlegelachtig verzeilen van zyn Schip op de Zuydcrhaaks 00. En (a) Verlaat Ge S Held', der Mars der Goede Reê , Steekt gy manmoedig met uw Heldenjloet in Zee, Om op bet fcbuimend Zout den Britten te beflrydcn ? Dat's braaf, de Bruyn! God zeile met U meê! Gelyk by korüings met den braaven Zoutman deê , En eerlang moogen we U ook Zegezangen wyden l N. J- (L) Zmdbank, niet verre van Texel: en dit voorval gebeurde op den 14 der zelfde maand.  Groot Taferee e. 270 En zulks wel op klaaren dag , met het fchoonfte Weer van de waereld, op een Bank, die zo gemaklyk was te ontwyken , datonze minkundigfte Loots dezelve , om dus te fpreeken blindlings zou omzeilen. En het geen de billyke verontwaardiging van ieder braaf Lezer nog meer ontfteken zal is dat, toen het Schip reeds geftrand was, de Held even weinig zorg droeg om 'er af te raaken, als hy had aangewend om dit ongeluk voor te komen. Onderwylen dat nu de Zotten de gegeevene rymelaary, door den Haagfchen Courantier in zyn dapblad gelapt, bewonderden, verfpreidde zich de°tyding van dit verlies, het welk de klagten en 't gemor der Natie tegen de Bruyn verdubbelden. Eenige meenden dat de Kapitein of zyn Loots, door de Engelfchen omgekogt of door onze Engelschgezinden aangezet, dit Schip voorbedagdyk hadden doen ftranden: Andere vergenoegden zich met hem ryklyk de verdiende fcheldnaamen en vervloekingen toe te deelen: Wederom anderen vertelden dat hy zyn ganfche Leven niets fraais had uitgevoerd; ten dien opzichte ons herinnerende zyn avontuur hem in 17Ó3. op de kust van Barbaryen bejegend; zyn avontuur, welke hem in 1777. of 1778. had genoodzaakt zyn Schip in een Franfche Haven te verlaaten, en alhier te land te rug te komen, en eindelyk ettelyke andere finguliere S 4 avon-  i'So Schets van een avontuuren, welker verhaal alhier te lang zoude vallen (o). Zonder uit te wydet) over al de zorgen, die aangewend wierden om de voornaamfte goederen van het verongelukte Schip te bergen , zal ik my vergenoegen met te berichten, dat men begon met zynen Loots, Jan Cock in de boejjën te liaan; dat de Krygsraad, geordonneerd om het gedrag van den Kapitein de Bruyn en van dien (a-) Zie hier wat de avontuur op de Barbaryfche Kusten betreft Den 5 Oftober 1763- brandde op die Kust het Fregat de Pbenix, gecommandeerd door den Rapit«in van der Does, welke den Knpitein de Bruyn, hein vergezellende met het fregat de Pollux, de fchütd van dien ramo gaf, door onberaadene feincn en manoeuvreeren. De Admiraliteit van Amfterdam, onder welker icsfort de Pbenix behoorde, gelastte eenige weèken daar na dm Admiraal Sclryver met n-gen andere Zee Officieren de klagten van den Heer van der Does , mitsgaders de verfcheidenc Rapporten van Kapitein de Bruyn te txnmineeren, en wierd de laatstgcmcldc den 16. December gedeclareerd, de waare oorzaak van dit Üranicn te z>n. Mm de Bruyn, wist na zyn retour hier te land het fpel zo te bekuipen . dat hy van de Admiralifdt op de Maas een nieuwen Krygsraad verkreeg, welke hem den 27. Maart 1784. van hn voorïg regen hem gcweezen vonnis vry fprak. Dit evenwel belette niet dat verfche.de excellente Zcï Officiers toen wn oordeel waren, en heden nog vry wat lieden van oordeel zyn , dat het eerde vonnis rechtvaardig was. Wat my aangaat, ik m dat vóór 't geen hst is. •  Groot Tafereel. dien Loots, by deze gelegenheid gehouden, te onderzoeken, den n. OSober begon te zitten; en dat, in weerwil der getuigenisfen van allerlei foort, welke gemelde Kapitein ten zynen voordeele by bragt, in weerwil der hooge en vermogende protectie der Engelschgezinde Kliek, wiens Guniteling hy was, alles evenwel overwonnen wierd, door de gegrondfte tegengetuigenisfen, door de baarblyklykheid der aaak, door de reden, door de rechtvaardigheid, kortom, zo dat de voorn. Krygsraad op den eerften November hem veroordeelde, om redenen , in de hier onder ftaande Sententie (a) opgebeven, om uit den dienst van den Landt O) Sententie van Kapitein de Bruyn. „ Alzo Andnes de Bruyn, Kapitein ter Zee ten dien„ ften dezer Landen en resforteerende onder het Edel „ Mogende Collegie ter Admiraliteit op de Maze, op den „ ostend van den 14. September 178! , voor dat 'sLands „ Schip Prins Willem door den Lootsman Jan Koek op „ de Zuiderhaaks verzeild is geworden, onvoprzigtig, „ disattent en verward te werk gegaan is, en daar door „ ook verzuimd heeft de Seinen te zien, welke door de „ Officieren van 's Lands Schepen, die in 't Gat ten an„ ker lagen, met zo veel vaardigheid en yver aan hem „ gedaan^zyn, en welke, indien hy dezelven tydig had„ de opgemerkt, en nageflagen, hem gelegenheid, zou„ den gegeven hebben om het ongeluk, aan 'sLandi „ Schip overgekomen, te praevejüeeren: En het verder S s » Se"  sSa Schets van een de gedimitteerd te worden en alle Proceskosten te betaalen. Wat zyn Loots aangaat, die moest de ftrafon- der- „ gebleken is, dat zyn gedrag, na 't verzeilen van „ 'sLands Schip, alle de kenmerken draagd van Confu„ fie, Verzuim en Zorgeloosheid, en hy die middelen tot redding van 'sLands Schip of niet heeft in't werk gefield, of niet op dien tyd, op welke het zyn pligt ,, was dezelven in 't werk te ftellen, en hy An&rits de „ Bruyn, dus geenzins ten dezen heeft geprasfleerd het „ geen de pligt van een kundig, aftiefen oplettend Offi'„ cier medebrengt; cn 'er den Dienfie dezer Landen '„ hooglyk aan gelegen ligt, dat dergelyke verzuimenis„ fen niet werden getolereerd, maar tot behoud van 'sLands Schepen en de goede orde en difcipline op ', dezelven , anderen ten voorbedde werden gecorrigeerd: " „ ZOO IS 'T, dat de Hooge Zee-Krygsraad , gehoord, gezien en geëxamineerd hebbende, den Eisen ',' en Conclufie door, ende van wegens Mr. J. Reigers", man. Advocaat Fifcaal en Secretaris van 'sLands Vlooten, en alzo R. O. Eisfcher in Cas Crimineel op ende »> jegens den gedaagden gedaan en genomen, aan wel', gemelde Hoogen Zee-Krygsraad overgegeven, bene'„ vens de Stukken en Munimenten daarby overgelegd, en voorts gelet op en rypelyk overwogen hebbende , al 't gunt ter materie dienende was of zoude kunnen moveren; doende Recht, in den name en van wegens " Haar Hoog Mogende de Heeren Staaten Generaal der Veree]] nigde Nederlanden, en van Zyne Doorluchtige Hoogheid „ denHeere Pnnce van Oranje en Nasjau, Erffladhouder, " Erf-Kapitein en Admiraal Generaal der Geünieerde /.Provinciën, dimitteerd den voorn Andrits de Bruyn „ uit den Militairen dienst dezer Landen, ontzegd den „ Ad.  Groot Tafereel. 2.83 dergaan, hem door zyne afzonderlyke Sententie, welke ik op die van den Kapitein laat volgen, „ Advocaat Fifcaal zyne verdere Eisch R. O. op en je„ gens hem gedaagden, genomen en condemneerd hem „ gedaagden niet te min in de kosten van dezen Hoogen. Zee - Krygsraad, als mede in de kosten van den Procesfe. „ Gedaan aan Boord van 's Lands Snaauw van Oorlog „ de Zwaluw, leggende in 't Nieuwe Diep, den r. No> „ vember 1781. w (Was get.) Andries Hartfmck, Daniël Picbot, J.van Kruyne, S. Dedel, W. van Braam, J. E. van Rader:, C. van Vlierden, J. P. R. van Loo, Jan Seis. (Onderst.) Ter Ordonnantie van den Hoogen Zee-Krygsraad, (Getek.) P. Aardenburg, fungeerende als Secretaris. Zyne Hoogheid gezien en geëxamineerd hebbende , de nevensftaande Sententie, verklaard dezelve by de' Zen te approberen. (Was get.) W. Prins van Oranje. (Onderst.) Ter Ordonnantie van Zynï, Hoogheid. CGecontrasign.) J. J. de Larrty. Sententie van den Lootsman Jan Kock. „ Alzo Jan Koek, Lootsman, woonende op Texel, iS thans gedetineerde in de Boeien op 'sLands Schip van „ Oor-  284 Schets van een gen, opgelegt, te gelyk met condemnatie in de kosten van den Procesfe. Op de tyding van het vonnis over onzen Kapitein, ontftaken onze Engelsgezinde Cabaal en "kaare Suppoosten in woedè, datuitkrytende voor cnrc:btvacrdig en vnficilyk. En ligtlyk begryptmen dat de veroordeelden ruim zo hart fchreeawde als zv: In zo verre dat nog heden , Dooiu.tjchtiG£VoüST,deBroodfehryvers, reeds zolangdoor de Kliek betaald, en gewettigd door de D e- cla- „ Oorlog de Frinces Royaal Frtderïka Sopbia Wilbelmina, „' op den 14. September 1781. door eene onbcfchryffely, ke zorgeloosheid en onverfchconelyke desattentie, ', zonder de minfte hindernisfe van weer en wind of on, gelukketl te kunnen alleguëerén , 'sLands Schip Prins „ Willem, op deZuHerhaaks verzeild , en daar door den „ Lande een zeer important nadeel heeft toegebragt; en „ 'er ten hoogden aan gelegen legt, dat dergelyko grove misdagen niet ongeftraft gelaaten, maar, anderen ten voorbedde , rigoureus worden gepunieerd: „ ZOO IS 'T, dat de Hooge Zee - Krygsraad, gehoord, gezien en geëxamineerd hebbende den Eisch „ en de Conclufie , door en van wegens Mr. J. Reigers. , m'n , Advocaat Fifcaal en Secretaris van 'sLands Vloote, en alzo R O. Ëtsfcber in Cas Crimineel , op en „ jegens den gedetineerden gedaan en genomen en aan „welgemelde xTocgen Zee - Krygsraad ovevgegeeven, ,, benevens de Stukken en Munimenten daar by overge„ legd, en voorts gelet op en rypelyk overwogen heb„ bende al het gunt ter Materie dienende, was of zoude „ kun-  Groot T a i? e r e é r,; 2.8^ cl ar a t ii vari Uwe Hoogheid in Uwe Mefoórie gedaa'ri, dat het verlies van de Prins Willem, zo wel een ongeluk wës voor de Bruyn, als voor bet land Qa) , geenerlei gelegenheid lasten or.tfnappen, 0111 te herhaalen dat die Officier he6 Aagt-offer geweest is der fehreeawendfte onrechtvaardigheid. Declaratie , Doorluch-. tige Vorst, d'e zo verbaazend is, dat men niet kan begrypen, hoe dezelve U heeft kunnen ontfnappen,ten minften hoe Uwe Hoogheid dezelve niet in de Memorie heeft doorgefehrapt, alvorens die te tekenen. Want, zo het ,, kunnen moveeren; doende Recht, in den name en van wegens Haar Hoog Mogende de Heeren Staaten Generaal „ der Verëenigde Nederlanden, en van Zyne Doorluchtige „ Hoogheid den Heere l'rince van Oranje en N»sjau, Erf» „" üadhouder, Erf-Kapitein en Admiraal Generaal der „ geünieerde Provinciën; condemneerd den voornoem,, den Loots Jan Koek, om driemaal van de Raa te val„ len . en daar na ftrengelyk ter discretie van Commisfa„ risten uit den Hoogen Zee-Krygsraad te worden ge,, laarsd; ontzegd den Advocaat Fifcaal zynen verderen „ Eisch R. O. tegens hem gedaagden en gedetineerden ,. genomen, deporteerd hem gedetineerde niet te min van „ zyne bedieninge a's Loots, en condemneerd hem in de „ kosten van deezen Hoogen Zee - Krygsraad, als mede „ in de kosten van den Procesfe. " Qedaan, geteekeni, en gecontrasigneerd als boven, («) A. bl 73. — B. bh in.' - C. bl. 55.  Schets tan b i h het verlies van het Schip ilegts een ongeluk is geweest voor de Bruyn, waarom heeft dan Uwe Hoogheid onder zyn vonnis gefteld, dat na de Sententie gezien en geëxamineerd te hebben, G e dezelve approbeer der En zo die Officier in der daad verdiende geftraft te worden, om andere ten exem* plte dienen, hoe heeft dan Uwe Hoogheid als een ongeluk voor iemand kunnen aanzien, een verlies het welk gedeeltelyk te wyten is aan de onvoorzigtigheid, dis attentie, en zorgeloosheid van dien man? — Alle vrywillig misdryf, Doorluchtige Vorst, hoe het ook zy, kan geen ongeluk gerekend worden voor den geen, die het heeft uitgevoerd, maar het is ?er een voor hem, omtrent welken dat misdryf begaan is, en die daar uit nadeel heeft. Zo het gezigtvan eenen kwaaddoender, by het ondergaan der ftraffen, tot zyne misdaaden ftaande, doorgaans het medelyden gaande maakt, komtzulks nietdaar van,datmendie misdaaden op zich zelve als een ongeluk voor hem befchouwd, maar om dat het in des menfchen natuur is, te lyden wanneer men zynen evenmensch, fchuldigofniet, fmerten ziet ondergaan; het is om dat ieder redelyk en gevoelig mensch niet dan zeer aangedaan kan zyn door befchouwing tot welke wanbedryven , tot welke misdaaden en ftraffen, de onbehoedzaamheid, of fchelmachtigheid een ander mensch brengen kunnen.Kortom, indien men zo ver kwam om alle weezenlyk fchul-  Groot Tafereel. itj dig bedryf aan te zien, als een ongeluk voor den Daader, dan zou men met der tyd de ongehoordfte wandaaden kunnen rechtvaardigen. Zo dagt, Doorluchtige Vorst , in 't generaal de Natie by deze gelegenheid over 't gedrag van de Bruyn niet. Zy befchouwde dien Officier, als waarlyk fchuldig en als onwaardig om in der Staaten dienst te blyven : zy hield hem gelukkig dat hem geen ftrengere ftraf was te beurt gevallen , dan de Krygsraad hem had opgelegd. — Met een woord indien hy de ondergaane ftraf niet had verdiend, is het zeker, dat onze Anglomanenhem de Revifie, van zyn Proces, zo als hy in zyne uitgegeeve Verdeediginq gevraagt heeft, wel zouden bezorgt hebben. Het geen ook , geduurende zyn proces, de gemoederen tegen hem en de byzondere Directie onzer Zeemagt nog meer ontftak, was de kennis welke het Publiek kreeg van zekeren Brief, door den Lieutenant Koelberg geadresfeerd aan den Heer Baron van Lynden, voormaals Extraordinaris Envoyé der Staaten Generaal aan -"t Hof van Znreeden, en thans dien zelfden post bekleedende aan 't Hof van Londen. Die Heerr bekend door de loffelyke hoedanigheden van zyn hart en geest, door zyne onwrikbaare verknogtheid aan de belangen, en den roem van zyn Vaderland, door zyne edelmoedige weigering in July i78i.om eenigerlei post in uitheemfche Hoven aan te neemen, zo lang de Hertog  2,88 Schets van een tog van Brunswyk eenigen invloed in de ftaatkundige zaaken der Republiek zoude behouden Co)» die Heer zeg ik, nog bekend, .door de geheime poogingen der Engelschgczinde Cabaal om te beletten, dat hy naar Londen wierd gezonden , en om een ander voor hem te doen benoemen, welke aldaar de belangen des Vaderlands zoude kunnen verraden, in plaats van voor te ftaan; die Heer, met een woord , achtte zi°- verpügt den 16. Sept. aan Uwe Hoogheid, en de Admiraliteit op de Maas, dien Brie! van den Lieutcnant over te zenden, ter onderzoeking der daarin beiloten grieven, en, die naar vereisch van zaaken te remedieeren. Zie hier den opgemelden Brief: HOO G-EDELE HoOG -ge B00REN HeER Baron en Envoye'. „ Volgens myn belofte , by myn engageeren ' in Stokholm by Uwe Hoog-Ed. Gcb. om te mel" den hoe dat ik werd geëmployeerdin 'sLands „ dienst (a> Dit excuus om eenigerlcije Misfie buitens lands aan te ne'emen, Was by gelegenheid der keuze , welke de Staaten Generaal hadden gemaakt van den Heer van Lynden tot hunnen Extraordinaris-Envoyé aan 't Hof van Weenen. Men weet, welken merkwaardigen Brief die Heer den 26 der voorn- maand July 1784. daar over aan de Heeren Staaten Generaal fcfareef.  Groot Tafereel. 289: k dienst by het Collegie ter Admiraliteit te Rotb terdam, zo wil ik hier by dezen Uwe Hoog-Ed-. Geb. melden , dat ik laatst in Mey ben gear„ riveerd, en in het geheel mede gebragt heb $ voor 't Collegie te Rotterdam 35 Man, be„ {taande in Onder-Officieren, Matroozen en j3 Soldaaten, welke ik onderwegen, zo in Zweedden als in Demmarken, hebbe geëngageerd1 „ en by het aanprefenteeren zyn dezelve ver„ plaatst op de refpe&ive 't Lands Schepen voor de Admiraliteit op de Maaze;" „ En ik ben als eerlte Lieutenant gefteld op het Schip Prins Willem , onder Commando „ van den Kapt. de Bruyn, en bymyn aankomen f; aan boord van het gemelde Schip, kreeg ik „ order van gemelden Kapt. om alles na te zien 2 of'er iets manqueerde , en het geen In order „ te ftellcn dat nodig was; ik obferveerde die „ ordres en bevond het Gefchut in een flegten „ ftaat,en niet zo als het behoorde in een Schip, „ het welk reeds al zedert een Jaar in dienst is ,', geweest, de Kanonnen en Ropaarden waren niet na behooren geproportioneerd. 0 1° De is Pond lagen in Ropaarden, die zo wyd waren als voor 18 Pond, en de 6 Pond, op 't halve Dek met de Stukken op de Bak, ^ waren in dezelve toeftand, en wel in zo een „ ftaat, dat men door geftaadig vuuren zoude ,4 ondervinden, dat die Stukken geheel uit haar x, Heien de Ropaarden zouden nedervalleji; zo T „ dat  2oo Schets van • #* „ dat ik, zulks bevindende aan de Timm'erlic„ den order gaf, om alle Ropaarden met eike „ Planken tusfehen het Stuk te laaten vast fpy„ keren, ten einde ons in diervoegen daar rae„ de te behelpen , vermits wy geen andere „ Ropaarden hadden." „ 1°. Onze 24 Pond tusfehen Deks zyn nog „ in hunnen besten ftaat niet, de Tapgaaten zyn „ te ruim en zonder fatzoen, en wanneer ik „ aan den Kapitein van het een en ander ken„ nis gaf nopens myn bevinding, gaf hy my in „ plaats van een behoorlyke order, een onvol„ doenend antwoord met te zeggen, ik kan dit niet „ helpen ; wy krygen van het Land niet het geen wy „ hebben moeten; en dus vond ik dat 'er veele „ dingen te verbeteren waren, doch als fubal„ tern Officier moest ik 'loopen , als een die „ geen verftand van zulke dingen had, 't welk zeer chagrinant is, te zien dat 'er iets man* ., queerd, en niet durven of te mogen de ver„ betering daar van in 't werk hellen." « „ 3*. Boven dien wat dunkt Uw Hoog-Ed. „ Geb. Heer, in wat voor een order ons Schip „ was, dat onder Commando van onzen Kapt. „ de Bruyn, al over het Jaar geweest was ? toen „ wy order kreegen van Zyn Hoo gheid om te zeilen, kreeg ik order van den Kapt. om „ onze 24 Pond te laaden met een ronde Ko„ gel, en een Kneppel-Kogel; ik onderrigtede „ Kapt. dat de ronde Kogel weegde 25 Pond* « en  Groot Tafereel sqi en de Kneppel-Kogel meest dubbeld in 'tgewigt, dus te zwaar voor 8 Pond Kruid om „ 'er eenig effect van te hebben; de Kapt. gaf i, my dan order om met een ronde Kogel te laaden, of zo als ik het best vond; daar op ging ik met den Conftapel Major om de Stuki} ken te doen laaden: Toen wy by het eerfte j, Stuk aan Stuurboord kwamen, en zouden de „ Kogel in Stuk zetten, kon die Kogel 7er in j, het geheel niet in; vervolgens by het twee„ de Stuk bleef de Kogel op twee voet in het » Stuk vast zitten; in het tiende Stuk aan dito zyde bleef de Kogel zitten-op twee en i half i} voet; aan Bakboord zyde, het middelfte Stuk, „ bleef de Kogel op dezelve wyze in het Stuk „ 3 voet vast zitten; in de rest van de Stukken ,-, kon het eindelyk pasfeeren : Deze Stukken „ zyn van binnen' oneffen, en wyder van bui„ ten als van binnen, en een party Stukken heb ,-, ik gevonden van binnen met roest, het geen „ ik 'er uit plukken kon ; en de meefte partyan „ die Gaaten hebben te groote Z;nk-Gaaten: „ Des- anderen daags' bleef de Kogel uitge„ fchooten , en de Kapt. zond by den Equipa„ ge-Meefter óp Hellevoet, om een party 18 „ Pond Kogels om te gebruiken voor de 4 Stuk„ ken, die wy ook aan Boord kreegen; maar}, ik zeide tegen de Kapt. dat die Kogels niet „ geproportioneerd waren, om met zulke Stuk„' ken egaal te fchieten, zo dat de Kapt. efTec* T a „ tueer-  coa Schets van een „ meerde, dat wy 4 Stukken in de plaats kree„ gen, en in dezelve Stukken, die wy in de plaats „ gekreegen hadden, zynde Zink-gaaten twee „ duim op zyde van de Middel-Linie; dat ra„ porteerde ik aan den Kapt., welke dan meen„ de, dat zulks niet te beduiden had, en ik heb „ hem tragten te doen begrypen, dat met zul„ ke Stukken onmoogelyk accuraat konde gc„ fchooten worden." „ 40, Zal ik de Eere hebben Uw Hoog-Ed. n Geb. te melden , nopens ons Proviand: het „ Volk krygt per Man één half Pond B ter en „ één Pond Kaas , ligt Gewigt in de Week; „ 't Gewigt beftaat in oude yzere Stukken daar „ geen Merk of Eik op is, zo dat ik vrees dat „ het Gewigt veel ligter en minder is, als het „ behoord te weezen ; dan ik heb het rantfoen n van Kaas eens na gewoogen voor twee Bak„ laagen , daar ik vond in prefentie van den „ Kapt. dat veel minder Gewigt was als het be„ hoorde; waar op de Kapt. my order gaf om den „ Bottelier in de Boeijen te doen fluiten , waar „ op ik vastelyk by my moest befluiten, dat de „ Bottelier in den Krygsraad ten verhoor ge„ fteld zoude worden; dan ik heb ondervonden, „ dat in plaats van dat, die Bottelier een Lieute„ nants Afte heeft bekomen op 's Lands Kot„ ter de Brak. Het Volk krygt tweemaal Spek „ in de Week, dat door het geheele Schip „ (tinkt, en veel flegter aan Boord hebben ge- „ had-.  Groot Taferee i. 293 „ had, dat aan de wal bleef, gezonden: graau„ we Erweten met Spekfmeer , dat by andere „ Natiën het Volk niet mag eeten; de rest van „ de dagen in de week Stokvis met Erweten, „Sop en Mostert 'er over vooreen Sausje; „ 's avonds maaralleen Erweten; geen Vleesch „ in het Schip voor het Volk, en in dien tyd dat „ ik aan Boord geweest ben, maar eens Soup en „ Vleesch gehad ; 't Water is mede zo Hinkend „ dat men het niet ruiken kan, en het Volk „ mag geen Thee-Water kooken: boven dien „ mag het Volk nooit, zo als by andere Na„ tien aan de Wal gaan, by beurten om zig te „ verlugten en te verfrisfen, maar moeten aan „ boord blyven, geftadig even als Gevangenen, en des Volks Kisten en Plunjen word liegt me„ de gehandeld &c" „ 5°. Nu koom ik met betrekking tot de be„ handeling der Zieken: ieder Man krygt per „ Week één half Pond Boter, buiten dat niets „ anders als zieken kost, beftaande in Scheeps „ Bier met de Gort, die 's morgens over blyft, „ en kruimen van Brood met een weinig Sy„ roop gekookt, zomwylen lïry van Meel in '„ Water gekookt, en geen frisfe Soup, of zuf„ ke Spys, waar door de Z;eken kragt kunnen „ krygen; de Zieken worden zo aan Boord ge„ houden, zo lang als maar mogelyk is, eer zy na „ het Hospitaal na Coeree worden getranfporteerd, „ waar van de reden zeker is, het profyt dat de T 3 Kapt.  294 Schets 'tan een „ Kapt. geniet zo lang de Zieken aan Boord bïy„ ven; betaalende het Land 9 St. voor ieder „ Man (zo als my gezegd is), waar van de Kapt. „ verfteeken is, wanneer de Zieken inhetHos„ pitaal zyn 5 en wanneer eenige Zieken in het „ Hospitaal komen, worden zy zo liegt gefield „ bevonden, dat'er weinig het Leeven afbren„ gen; de Geftorven in het Hospitaal worden „ in den Grond gelegd, zonder Kist of zon„ der Hang-Mat, of zonder iets over het Ge„ zigt, maar met de Aarde zo maar opgegoott „ en bedekt; en wanneer ik, ziek zynde, getran„ fporteerd ben geworden naar het Hospitaal, „ werd my als 'toen van den Scheeps-Doctor „ gezegt, dat hy 40 Zieken op zyn Lyst had, „buiten die geenen , die nog in het Hospttaal waren, die in 't ruim van het Schip door „ vallen zig bezeerd hadden ; en wel een Ma„ troos die nog in het Hospitaal is, welks Sleu„ telbeen gebrooken was, en zo flegt is verbon„ den, dat hy kreupel of lam aan den Arm is „ gebleeven, vermits het eene Stuk van het „ Sleutelbeen over het andere is gefcbooten; en „ volgens het zeggen van fommige van het Volk, „ die al 15 Maanden in Scheeps-Dienst ge„ weest hebben , zyn 'er by de 300 Man ge„ ftorven, benevens een Opper-Lieutenant die „ yoor my in dienst is geweest: de Ziekte ,, heeft beftaan en beftaat nog in kwaadc Koort„ zen, Schurft, Scheurbuik en_ kwaade Bee- t» nen,  Groot Tafereel. 2,95 „ nen, zo dat aan hen Teenen en Beenenzyn „ afgezet geworden , en ik geloof weinig of niet „ op het Schip te vinden is, of aan de Wal van „ geftorven Manfchappen." „ 6°. Het is vreemd wanneer het Volk in „ het Hospitaal hoord dat zy weer na Boord „ moeten gaan by Kapt. de Bruyn; dan is hel „ even of zy na de dood moeten gaan, zo een „ affchrik heerscht 'er onder het Volk. " „ 70. Het Schip is te fmal en te kort voor „ zo veel Volk, en Stukken, en de Poorten te „ te klein; toen wy hadden 459 of 60 Man aan „ Boord, moest het Volk onder het half Dek, „ Bak en Koebrug hangen; hoe zoude het dan „ gaan met 550 Man by Winterdag, of in het „ heete Climaat." „ En ik meene Hoog-Ed. Geb. Heer, door dit „ nevensgaande voldaan te hebben; ik moet " eyenwel Uw Hoog-Edele melden, dat indien ik ?, geen vreemdeling was , en ik uit dien hoof1 „ de niet terug wierd gehouden, geneegen zou„ de wezen om het manceuvreeren van de Ar„ tillery met het Gefchut op een betere voet te „ hebben, als méde om de Plunjes van het Volk p te plaatfen zonder Kisten op de Schepen voor „ de Maas; welk laatfte ik denk dat nodig zou„ den weezen. " „ Hier mede eindige, hebhe ik de Eer met „ alle vrymoedigheid my te recommandeeren in T 4 „ Uw  aoó" Schets van eek* „ Uw Hoog-Ed. Geb. Protectie, my tevens met difipfte refpect in alle Hoogagting noemende," Hoog-Ed. Hoog-Geb. Heer, Baron en Envoye'. Uw Hoog-Ed. Geb. Ootmoedige Dienaar. NICOLAAS KOELBERG, De plaatzing van deezen Brief in eenige publieke Papieren , kon niet manqueeren fommige Lieden te mishaagen ; want zo al het geen daar in werd aangevoerd waar was, moest zulks de onteering van den Kapitein deBruyn voltooijen, en tevens bewees het de ftrafbaare verwaarloozing van den Equipagie-Meester der Admiraliteit op de Maas, mitsgaders van de verdere Bedienden ter uitrusting der Schepen van dat Departement; en al was'er flegts een gedeelte van dat alles waar, was het alreeds te veel voor de eer van die Heeren: Met één woord, het •zy alles waar of valsch was, het openbaar maaken van dien Brief, kon niet anders dan op eene verbaazende wyze den Zeedienst van den Staat bezwalken, in een tyd dat men onophoudelyk klaagde over de Schaarsheid van Manfchap om onze Schepen toe te rusten. Om dan de uitwerking weg te neemen, welke deeze openbaarmaaking aanftonds op den geest  Groot Tafereel. 097 géést der Natie veroorzaakte en die te beletten, welke derzelver verbreiding buiten 's Lands Zoude konnen hebben, behoorde men zonder eenig uitftel de aanklagt van Koelberg te examineeren, daar van alle de onwaarheden te doen zien, zo men 'er die in vinden kon, en zulks omftandig in alle onze Niéuws-Papieren, in welke taal ook gefchreevcn , te publiceeren. Maar in plaats van zulks, draalde de zaak zo lang, dat'er drie maanden verliepen , alvorens de Advocaat-Fiscaal zyn Raport by de Admiraliteit inbragt, en deze vertoefde nog wel een maand, alvorens daar over uitfpnak te doen.— Zonder nu te willen treden in het verflag der oorzaaken en beweeggronden , welke deeze draaling veroorzaakt kunnen hebben, zal ik hier plaatzen het geen het Publiek van den uitflag dezer zaak vernomen heeft. De Franfche Leydfcbe Courant van den 19 January 1782. zegteer alleen het volgende van: O), „ Le College de V A- (a) Het Collegie ter Admiraliteit van Rotterdam, heeft de zaak van den Lieutenant .Koeberg- afgedaan , welke eenige pointen van befchuidiging van wanbedryf» en pltgtverzuim tegen den gewezen Kapitein Andnes de Bruyn had Ingcbragt. De Refolutie by dit Collegie den 12. dezer cenomen , op het Raport van den Heer Advocaat-Fiscaal Wyckerbeld - Bisdom , den IS. December ovcrgelegt, Whelst in fubftantie: dat' aangezien bet geene wegens den T 5 K<~  cq8 Schets van een. „ 1'Amirauté de Rotterdam a terminé l''affaire du „ Lieutenant Koolberg, qui avoit avancé pluficurs chefs d'accufativn pour matverfation & négligence de devoir, contre Je ci-devant Capitaine André de „ Bruyn. La Refolution prife par ce Coilege le 14 „ de ce mois, furie Rapport fait le 18. Dêcembre par „ Mr. l'Avocat-Fisca! YVyckerheld- Bisdom, porte „ en fubflance que, vu ce qui s'étoit paffe d Végard du „ Capitaine de Bruyn, depuis 1'accufation du Lieu„ tenant Koelberg, il n'c'toit plus a propos „ de pousser l'affaire pour ce qui r e- ,, gardoit ce Capitaine; mais que ne pouvant ,, conniver a la conduite du Sr. Koelberg, envers fes yy Superieurs, le College le feroit reprimander par l'Avo,, cat-Fiscal, & lui retireroit fa Commifjion de Lieute„ nant, ainfi que celle de Recruteur, en lui payant fes » gagesjusqu'a la date de la Réfolution, &c." — Wat betreft de verdere byzonderheden van dat Raport en het geen daar op volgde, zie hier het Kapitein de Bruyn war gepasfeerd, zedert de befcbuldiging van dm Lieutenant Koelberg, het niet meer te pas- se kwam de zaak ten opzicte van ge melden Kapitein vekdek te pousseeren, maar dat , niet kunnende comiveeren met bet gedrag van den Heer Koelberg , jegens zyn Superieur, bet Collegie hem door den Advocaat - Fiscaal zou doen reprimendeeren , en hem zyne Commisfie als Lieutenant retireeren , mitsgaders zyne Aiïe als Werve\, ben verder zyn falaris betaalende tot dato dezer Re. felmis, enz. Zie Leydfcbe Franfche Courant van den zg. Jan. 17S1.  Groot Tafereel. 209 geen men in de Rotterdamfche Courant van den 16. January, en in de Haagfche van den 1. February daar aan volgende deed plaatfen. — „ Door het Rapport ran den Heer Advocaat-Fiscaal, en volgens de genomen Verklaring by dat zelve Rapport gevoegd, blykt, dat de gemelde Lieutenant Koelberg in zynen zonderlingen Brief, geen oogmerk gehad heeft, de waarheid hulde te doen, maar nog boven dat alles, de eer en reputatie van *s Lands dienst, zo binnen als buiten 's Lands, hooglyk geledeert heeft; waarom hy Advocaat-Fiscaal, zonder bedenken, ten flrengjle tegen hem Lieutenant Koelberg, die reeds meer dan eens, geduurende zynen korten dienst, de zachtzinnigheid van dezen Raad ondervonden had, zoude moeten procedeeren, echter in conftderatie gaf, denzelven nogmaals onder de hoogs goedkeuring wjiZyne Hooghei», gelyke goedertierenheid te doen ondervinden, doorhem, by den Raad, het onvoorzichtige, abuftve en injurieufe van zyn voorfchreven Brief, onder 't oog te brengen, ernflig te reprimendeeren, en daar na zyne Commisfte als Lieutenant, mitsgaders de Actens tot Werving, als anders, aan hem verkend , in te trekken." — „ Dit Voorftel vervolgens geapprobeerd , en door Zyne Hoogheid goedgekeurd zynde , werd hem den 1 i^den dezer, door den Raad, de begaane misflag voorgehouden, benevens het verkeerd oogmerk, daar mede bedoeld, en na herhaalde bekentenis van zyne verregaande misflag, en betuiging van zyn leedweezen, verfchoning verzoekende, »nder vcorgeeving, door misleiding van anderen daar m  300 Schets tan - e e ?ï toe te zyn gcbragt , belovende voortaan zig wel foigneufclyk te wachten, van 's Lands dienst verder, op etnigerlei wyze te denigreren, en is hy van den verderen dienst deezer Landen ontflagen, met vryheid, zo dra hy zyne Commisjie als Lieutenant, die hy zegt, zoek geraakt te zyn, behoorlyk zal te rug bezorgd hebben, zyne afrekening nader te verzoeken." Het fcheel-de zeer veel, Doorluchtige Vorst, dat het Publiek met de lectuur van dit alles voldaan was, als aan welk de langwyligheid dezer Proceduures meer en meer had doen gelooven, dat de Brief van Koelberg alleenlyk de waarheid behelsde, voor al ten aanzien van verfcheide dingen: „ want, zeide men, het is niet gelooiiyk dat die Lieutenant een valfche opgaaf gedaan heeft met zyn zo omftandig berigt wegens den flegten ftaat van eenige Stukken Kanon, Ropaarden en de dikte van Kogels: dat was geen bloot hoorenzeggen."~. „ Wat de natuur en het rantfoen van de kost aangaat , welke aan de Equipage van de Prins Willem wierd uitgedeeld, zo men'er de Gort byvoegt , daar hy niet van gefproken heeft, waren zy dezelfde als op de andere Oorlog-Schepen, en men kan 'er zyn leven zeer wel by houden; maar ten opzigte van de flegte fuaUteit der Kost van dat Schip, dat is heel iet anders; ten minfte weet men van goeder hand, dat Kapitein de Bruyn geenzins te boek Hond voor een dier geenen onzer Officieren, die geen geld fpaaren om gezond voedzel aan hun Volk te ver-  Groot Taïerebl» 3°* .verzorgen, en het bcfnoeyen van derzelver rantfoen wel weeten te beletten; dat het integendeel bekend is, dat 'er op zyn Schip dikwyls gemurmureerd en geklaagt is, over de flegce qualiteit van het rantfoen. — Wat de behandeling der Zieken betreft , Koelberg affirmeerd niets in zynen Brief, dan ?t geen hy gezien heeft, en wegens het verdere omtrent dit Huk fpreekt hy flegts op bet zeggen van anderen. Voor't overige diendmen te gelooven, dat ten dien opzigt, Myn Heer de Fiscaal der Admiraliteit autentieke en voldoende Declaraticn zal ontfangen hebben, want men kon geenerleye waarde toekennen aan die van een man als de Bruyn, en aan die van zodaanige Lieden als eenigen der gcenen, die, vóór en na het vonnis , dat hy over 't verlies van zyn Schip ondergaan heeft, hem van getuigenisfen voorzien hebben om te bewyzen de groote naarftigheid door hem by dit voorval getoond, en om dat vonnis nul en nietig te maaken. _ Ten aanzien der 300 Dooden , welke Kapitein de Bruyn onder zyn Equipage heeft gehad, is het kenbaar dat hier de vergrooting weinig meer dan een derde kon zyn O), en deze vergrooting van 100 (_a) Het is zeker dat van den 1. Oétober 1780. dat zyn Equipagie zich compleet bevond, tot ia September A7S1, De iruyn 'veel volk verloor; dewyl in 't begin Y3U  302 Schets van een ioo of 120 Man was ook geen verdichtfel tan Koelberg, vermits hy zegt zulks te hebben hoor en zeggen, —u* Betreffende het verwyt van zo in dit Land als elders de reputatie van den dienst der Republiek gedenigreerd te hebben, dit is onbillyk; vermits de inhoud van den Brief alleenlyk in vertrouwen aan den Baron van Lynden gecommuniceerd, en het zeer zeker is dat Koelberg dien Brief niet gepubliceerd heeft." —. „ De losfe wyze op welke hy by de berigten in de Rotterdamfche en Haagfche Couranten van het Raport des Fifcaals, en van de reprimende van 't Collegie gegeeven, geinculpeerd is, de manier op welke men in die reprimande heeft laaten uitbazuinen, de bekentenis, het leedweezen en de excuufen van dien Lieutenant doen gelooven dat zynen Brief een famenweefzel van door hem verdichte valschheden en lasteringen was, terwyl 'er op zyn best in dien Brief maar eenige vergrootingen van zynen 't wege zyn; en dat het geen , dat al eens ftrydig met de waarheid zyn kan, als het te rug houden der zieken op het Schip, om te profiteeren van de 9 ftuivers, welke het Land dagelyks voor elk be- van Juny van 't laatsrgemelde Jaar zyn Boek 108 opene folio's had, aan verliezen door Irerrgevallen onder zyn Equipagie veroorzaakt. Men zie hier over A. bl, 6$ m 67 B. bl, 101. — C. bl. 49.  Groot Tafereel. 303 betaald, ook maar bygebragt word dp een &00ren zeggen."— Het geen ook zou doen gelooven dat Koelberg zo fchuldig nieï is, als men hem wel heeft willen doen voorkomen, is de pasfage door den Leydfchen Franfchen Courantier uit het Raport van-> den Advocaat-Fifcaal getsokken en behelzende, dat, aangezien het gepasfeerde met den Kapitein de Bruyn, het thans niet meer te pasfe kwam die zaak verder te pousfeeren, voor zo veel dien Kapitein aanging: En waarlyk zo men in de daad Koelberg fchuldig oordeelde, waarom dan het pousfeeren dier zaak ten aanzien van de Bruyn genaakt? Was men onbewust dat uit de volkomen overtuiging &éï onfchuld of der wanbedryven van dien Kapitein, de volledige overtuiging van de misdaad of der onfchuld van Koelberg moest voortvloejjen? „ Maar, voegde men 'er by, men onderftelle eens voor een oogenblik, dat de laatstgenoemde waarlyk zo fchuldig was, als de reprimande, die hy ondergaan heeft, aanduid, waarom zich. dan enkel tot die reprimande en het afneemen van zyn Lieutenants-Acte bepaald? Een Man, die onwaardiglyk de Directie van een onzer Admiraliteits-Collegien had gecompromitteerd, die zyn Kapitein allerhaatlykst gelasterd had, en die boven al des Lands dienst, zo in dit Land als elders had gedenigreerd, in een tyd, dat zodanige bezwalking het werven van Manfchap voor onze Schepen meer dan ooit bezwaarlyk kon  £st| Schets van een kon maaken , een Man , zeg ik, die in den kor-ten tyd dat hy in dienst van den Lande had geweest, verfcheide keeren in 't geval geweest was om de goedertierendheid van den Raad der Admiraliteit, waaronder hy resforteerde, te ondervinden, zodanig een Man, eindelyk verdiende, in plaats van cenvoud:g zyn Lieutenants.plaats te verliezen , met fchande gecasfeerd, en in de kosten van den Procesfe gecondemneerd te worden. Wat gevaar was daar by, anders dan hem een voorbeeld te doen zyn, voor die hem wilden naar volgen, en der Natie zo wel als geheel Europa tc overtuigen, dat zo op eenige van onze Schepen eene liegt gefchikte artillery, fehraapzucht, onrechtvaerdigheid , onmenschlykheid en barbaarsheid te vinden was, zulks althans by Kapitein de Bruyn geen plaats had?— Maar , dat heeft men niet gedaan! Men heeft den Misdaadiger zyn foldy en pretenfien geaccordeerd tot den dag zyner demisfie! En wel dra daar op verkreeg hy eene Commisfie van Kaaper-Kapitein! Derhalven kan men gisfen dat die Man zo fchuldig niet was als men ons wel heeft willen wys maaken;—— derhalven was hy misfehien geheel bnfchuldig; derhalven moest men hem niet uit den dienst zetten. . . . ö Koelberg'. Gy waart een Vreemdeling, — Gy waart doorziende,— Gy fcheen eenig aandeel in 't verr trouwen des Barons van Lyndcn te bezitten,—' Gr  Groot Taferee e. 305- Gy had dien Heer eenige waarheden toe vertrouwd,— die waarheden waren aan den dag gekomen. Zie daar zekerlyk uwe misdaaden. Was 'er wel iets meer noodig? Zie daar , Doorluchtige Vorst, waarop de gezegdens van veele Lieden over deze finguliere zaak nederkomen. Ik, die even zo min als iemand anders het gelyk of ongelyk van den Kapitein de Bruyn en zynen Befchuldiger kundig ben, zwyge ftil; en ik eerbiedige pligtfchuldigdekunde en oprechtheid van den Raad, welke in dit geval de uitfpraak heeft gedaan. Maar vermits elk vry Burger het recht heeft defcbreeuwende misbruiken aan te wyzen , in welk departement die zich ook mogen bevinden, kan ik deze gelegenheid niet voor by laaten gaan, zonder Uwe Hoogheid te herinneren, dat 'er ongelukkiglyk maar al te veel dergelyke abuizen'm de vidtuaiieering onzer Oorlogfchepen, en in de wyze van het onderhouden van derzelver Equipagien plaats grypen. Ik zal my hier bedienen van de eige bewoordingen des Auteurs van de XXX. Artykekn, of nieuwe Bedenkingen over de fnishikking der expeditie naar Brest (a). „ By „ ons, (a) Zeer gewigtig Werkje over die Mislukking, bet welk reeds op bet einde van de Maand April 1783. was voltooid, dan welks Publicatie tot de volgende Maand Oüoher wierd verfcbotiven, door de hoop, waar in men toenmaals ver-  go.5 Schets van.eeU 0 ons, zegt die Scbryve-r, zyn het de Scheeps- 1 Kapiteinen of Commandanten, die de mond„ behoeftens verzorgen, en zy weeten wat de „ Staat hun daar voor betaald. Wat geeft nu „ die gewoonte aan de win- en fchraapzugt „ niet meenigvuldige gelegenheid tot misbrui„ ken? 't Is waar, ik kan hier den verfchul„ digden lof niet weigeren aan de menschlie„ vendiieid en edelmoedigheid van zuiken on„ zer Officieren, die niets fpaaren om hun Scheepsvolk gezond voedzel te verfchaffen; „ die niet wecten, wat het is de gewigten en „ maaten van het Rantzoen hunner manfchap " te befnoeijen: Maar anderen, nog niet ver„ genoegd met deeze fchandelyke en onrecht',' vaardige inhaalendheid, worden door hunne ,; gierigheid en hardvogtigheid zo verre vervoerd, dat zy flegts uitgefchoten kost, bedorvcn mondbehoeftens, of die onmidiyk op „ het bederven ftaan, opkoopen. Om daar van te oorde.len, moet men het „ uit !eelen der Rantzoenen op de Scheepen l hebben bygewoond. Diicwyls, als men de 1' Befchuit breekt, die van flegte Rogge gebak?, ken en flegt gedroogd is, fpint dezelve aan „ draa- feerde. dat men bet onderzoek dier zaak onmiddelyk zou zien. beginnen , door eene byzondere Cemmisfie daar t»e dm Hunne Hoog Mog. benoemt.  Gtróöt Tuanï, 30? jS draaden even als Vlaswerk: De Gort, onty, ftoken en befëhimmeld, zo als ik reeds ge- zegd hebbe, is niet dan een klomp, die zwart j, is van ongedierte , zo als het met de Erwe„ ten ook gefchapen ftaat. De ftank van de „ Boter dringt den Byftander ter keele in. Als ,, men een Spekton open flaat, is het Schip van $ 't een einde tot het ander als verpest, en 5, het bloot gezigt van dat Spek en van de „ Wormen, die daar in by millioenen krielen en li erom kruipen, doet het hart omkeeren. „ De Stokviscb is dikwyls niet beter En- „ zulke Officiers, of lievër zulke Beulen, wel3, ke by dergelyke handelwyze des te beter „ hunne beurs maaken, naar maate hunne p Manfchap meer afkeer van zulke fpyze heeft, j, of zy meerder Zieken aan boord hebben, „ zien nog met'eene ontmcnschtc gevoelloos„ heid die rampzalige flagtoifers hunnen gfcest „ geeven, die hunne fchaadelyké winzugt ten. „ grave heeft: gedoemd. —& Men zegge niet, „ dat het geen ik hier ongeeve, de bloote na-: „ klank is van de aanklagte, door den Luite,j nant Koelberg tegen den cerhken Kapitein de„- Bruyn gedaan-;- want het is béweezen, dat,. „ in den nu afgeloopêrt Oorlog , zulks zeer d&m „■ wyls' op onze Reeden en op verfcheide on,, zer Schepen heeft' plaats gehad» Hier om4 trentboroepe ik my op allen, die dusdaanige behandeling hebban-' overleefd^ Éfi beroepe^ Va „ rax  308 Schets van eem „ mv op de braave Officiers, die zulke fchan„ délykheden verfoeijen; ik beroepemy, ein„ delyk, op allen die weeten , dat dit een „ der voornaamfte oorzaaken is van de moei„ lykheid hier te Lande, om Volk voor den „ Zeedienst te werven: En ik betuige hier in „ 't openbaar, dat het voor den Zeedienst en voor „ de eere és Lands van het alleruiterste „ aanbelang is, dat Hunne Hoog Mogen„ den dit fchreeuwend misbruik affchaffen, het „ zy door de Admiraliteiten met de onmidlyke „ verzorging van Levensmiddelen voor de Sche„ pen te belasten , het zy door zulke andere „ middelen, als derzelver zugt voor'sLands „ welzyn, of hunne menschliefde voor de on" gelukkige flagtoffers dezer handelwyze hun 'l in 't harte zullen geeven. " De menschlievendheid, Doorluchtige Vorst, een blaakende yver voor den roem des Vaderlands, het afgryzen , dat dusdanig foort van misbruiken en wanbedryven , eiken braaven menscli moet inboezemen, zyn de eenige dryfveeren , welke my aangezet hebben om de voornoemde pasfagie, vol onbetwistbaare waarheden alhier aan te voeren. — Gy, Doorluchtigste VoRST,zyt Admiraal-Generaal van de Republiek, het is dienvolgens niet gelooflyk , dat Uwe Ho o cheid van die misbruiken niet weet; en is dat zo, waarom hebt Ge .dan den Souverain nog niet aangelpoort om de oor*.  Groot Tafereel. 309 oorzaak weg te neemen? — Men zal my zeggen, eene oude gewoonte, en de moeilykbeid om die te vernietigen, maaken dat men de zaaken , ten dim opzigtein den gewoonen fiaatlaat blyven. — Bedroefde reden ! Men fla flegts hand aan 't werk, men handele met yver en voorzigtigheid , en men zal zo wel ten dezen opzigte , als in veele anderen ondervinden, dat het weldoen zo bezwaarlyk niet is als men ons zou willen diets maaken. Eindelyk, om eens voor al het fpreeken ovjr Kapitein de Bruyn te ftaaken, zal ik aanmerken , dat alles, wat ik van hem heb bygebragt, genoeg aanwyst, welk denkbeeld men zich van zyne weetenfchap, van zyne wakkerheid, van zyne bereidwilligheid en van zyn beleid, in hoedanigheid van Zee-Officier teformeeren hebbe; en wat men kan denken van de beletzelen, 't zy waar of voorgewend, die men heeft bygebragt, tot rechtvaerdiging van de noodlottige voortduuring van zyn verblyf aan den mond van de Maas. En in de daad, zo die beletfelen volftrekt geen plaats gehad hebben, welk zyn dan de corzaaken of beweeggronden, die hem tot den 10. Septemberwederhouden hebben, om te gehoorzaamen aan de verfcheide herhaalde ordres om naar Texel te zeilen ? . . . Zo, integendeel die beletfelen waarlyk plaats hebben gehad, en het waar is, dat een Schip van die fterkte fomtyds ganfche maanden leggen moet, zonder van HelV 3 voet  gio Schets van .een voet of Goeree te kunnen uitzeilen , waarom heeft dan de Directie onzer Marine niet tydig liet Schip naar eene plaats gezonden, van welken het gemaklyker kon uitloopen? Waarom heeft men het zelve, by voorbeeld, in het begin van Mey, niet naar Zeeland gezonden, toen de Kapiteinen Rauws, Sonnemans, en Story uit de Maas derwaards zeilden ? Was Zeeland zo ver van Rotterdam en Helvoet, dat het hem onmogelyk ware de Manfchap en Ammunitien, welken hy uit die twee plaatzen moest ontfangen , te kunnen bekomen? Zou hy, wyders, in Zeeland zynde, niet gediend hel ben om den Kapitein van Kinckel, te verfterken , welke men in den beginne niet alleen naar Texel wilde lasten zeilen, en die 'er vervolgens evenwel alleen kwam, in een tyd dat de Bruyn nog van zyn legplaats niet gegaan was? Indien ook de Heer van Kinsbergen , de Comniislie had uitgevoerd, die hyin 't begin van July had ontfangen om den Kapitein van Kinckel uit Zeeland af te haaien (a), zou de Bruyn zich clan aldaar niet even zo goed by hem hebben kunnen voegen , als van Helvoet of Goeree ? En zou ook , zeg ik , do Heer van Kinsbergen, daarom niet even goed by zyn retour de twee Fregatten, de Kotter, het Adviesjagt, en de Koopvaarders, die aan de Mond van (a) Zie bladz. 180, hier boven.  Groot Tafereel. gii tan de Maas gebleeven mogten zyn , naar Texel hebben kunnen mede neemen ? En endelyk, kon.'en , by gebrek van den Heer van Kinsbergen, de Kapiteinenfran Kinekei ende Bruyn, vereenigt naar Texel zeiiende, ins;elyks die Schepen uit de Maas, in 't voorby vaaren ook niet afgehaald hebben ? ... Van welken kant, Doorluchtige Vorst, men de geheele hiftoriè van het eeuwig verblyf van de Bruyn, te Helvoet of Goeree, ook befchouwe , daarin heeft eené achteloosheid , of formeele ongehoorzaamheid van zyn kant, of eene zeer gebrekkige Directie aan de andere zyde, plaats gehad. Indien men my nu vraagt of Kapitein de Bruyn, met alles wat, geduurende de Campagne van 1781.op hem betrekking heeft kunnen hebben, wel der moeite waardig waren om zo breed u't te wyden, zo over zyn eigen gedrag als over net geen hem raakte? zal ik antwoorden dat ieder mensch, welke zal gezien hebben, hoe zeer zyn draalen om naar Texel te komen, en hoe zeer, het vertoeven van alle de Schepen uit de Maas, om naar de gezegde Haven te ftevenen, van invloed geweest zvn op onze gewigt'tgfte ZeeOperatien van dienZeetogt; hoe zeer die draalingen oorzaak zyn geweest van v.üf-'he voor. wendzels, en beuzelachtige verfchooningen, van de eene zyde, hoezeer, van den anderen kant zy fchadens en klagten aan onze Kooplieden hebben toegebragt; wat al gemor engeldag zulks V 4 o n-  112, Schets van een onder de Natie, en bezigheid aan de Staaten van Holland, en aan de Staaten Generaal veroorzaakt heeft; ik zal antwoorden, zeg ik, dat teder mensch, die dat zal gezien hebben , en nog zal hebben gezien, welke nieuwe kkgten,nieuwe bekommeringen,wat nieuwe moeitens, het verlies van het Schip van dien Kapitein; mitsgaders de befchuldiging van Koelberg op hunne beurt veroorzaakt hebben ; ik zal antwoorden, eindelyk? dat ieder mensch, die al die byzondere zaaken zal hebben gezien, mitsgaders ook deVcRdeediging, en andere Schriften , door de Bruyn ter zyner byzondere rechtvaardiging voortge- bragt, my zulk eene vraag niet doen zal. Het verhaal, dat ik van al die dingen heb gedaan, is in de daad langwylig, en kan daar door zelfs verveelende , verdrietig of overtollig voorkomen, aan zulken die minder leezen om kennis van zaaken te bekomen, dan om zig te vermaaken. Dan, dit doet niets ter zaake : het aanbelang van het onderwerp, en de historhche naauwkejurigheid, waren hier geen dingen, om aan de byzondere fmaak van dergelyke berispers opgeófferd te worden : Myne Hiftorie is geen Roman , of Pronkredeneering: Zy derhalven , die geen fmaak zullen vinden in myn Boek te leezen, zullen het ook vryelyk kunnen fluiten en weg leggen. — Ik keer weder tot £en Schout by Nagt van Braam. Hier  Groot Tafereel 313 Hiervooren opbl. 0,76. gezegt hebbende,dat die Bevelhebber Vden 11. September, met zyn Esquader, en 7. Schepen van de Oost-Infche Compagnie, in het Gat van Texel ten anker was gaan leggen , zal ik thans alhier byvoegen, dat, vermits op den 14. dito, het agtfte Compagnies-Schip, en 7. Koopvaarders uit de Maas , met de Bellona en Tbetis, ook tegen over Texel waren gekomen , het nu fcheen, dat die Schout by Nagt thans maar Zee had te kiezen om met zyn Convoy naar de Zond te zeilen, en dat de 8. Indifche Schepen insgelyks hunne reis konden voortzetten. Maar het gebeurde heel anders: Den 12 dier Maand , had men van Kykduin ( „ mits- men (aldaar kruisfende ) ondervonden) „' had, men fomwylen in geen veertien daag gen elkander heeft kunnen zien, door de „ zwaare mist, welke men , als ook zwaare „ ftormen,- om dien tyd 'meest altyd'te 'wag-  •320 Schets van een „ ten had O)." Dit Advis, door de tien voorn. Kapiteinen en hunnen Commandant geteekend, wierdaan Uwe Hoogheid afgezonden, Des anderen daags, den agften fchreef de Vice-Admiraal Hartfmck het zelfde aan Uwe Hoogheid.— Het is even of die Vlootvoogt praefenthad geweest by de Vergadering, daags te vooren belegt op het Schip van den Schout by Nagt van Braam, zo grooten overeenkomst was 'er tusfehen de beide Advifen. Maar, om niet te zeggen dat het refultaat van die Conferentie aan hem was gecommuniceerd, zal ik alleenlyk zeggen, dat Luiden die dezelfde grondbeginzelen, dezelfde bedoelingen koelteren, doorgaans dezelfde denkwyze hebben (&). Den 15. dito, confirmeerden de Vice-Admiraalen Reinst en Zoutman, en de Schouten by Nagt Bedel en van Kinsbergen, die zich alle vier in 's Hage bevonden dezelfde zaak, en voegden daarby dat de Engelfche, door het na binnen zeilen in de Havens van de Franfche en Spaanfche Vloot, de handen ruim hebbende, zo veele Schepen konden afzenden, om ons Convoy te neemen, als zy goed vonden; en dat men reeds was geïnformeerd, dat zyeen zeker (0) Bylaagen tot bet eerfie Jluk der Mmme v*n Ztne Hoogheid, N». 2S. {b) Id. No. 29.  Groot Tafereel. 321 ker getal Engelfche Schepen in de Noordzee waskruisfcnde enz. Dat het hun ook inde tegenwoordige omftandigheden niet voorzigtig voorkwam, de Zeegaten van Texel en het Vlie te veel van Schepen teontblooten '(tij;: redenen die men geenzins vergat, en ook wel wist te doen gelden in het begin van October, met de verfpreiding van het gerugt, datdeVyand voorneemens was op onze kusten eene Landing op die hoogte te cnderneemen (ö). Indien, Doorluchtige Vorst, die beletzelen zodanig waren als die Officieren «reliefden te zeggen, kon men op geene andere wyze beantwoorden de excuufen, die 'er uit omtrokken wierden, dan met op nieuws daar tegen aan te voeren, die aaneenvolging van achteloosheid, valfche maatregelen, en voorgaande bcdryvekosheid, van welke ik zo dikwyls heb Mfproken, en die ik thans hier niet zalherhaaïera. — Het zy my echter vergunt te zeggên, dat wanneermen omtrent den ic.Oöober 1782 den Schout by Nacht van Kinsbergen afzond cm de Schepen uit Noorwegen af te haaien, of, o-cyeenige zeggen de nieuwe ordres te eludeeren" welké Hunne Hoog Mog. nog hadden kunnen geeven om naar Brest te zeilen , wen, zeg ik' : . &de (a) Id. N0. 30, (i) 'A. bl. 77. en ?8. _ B bL u8_ _ c y> X  oi2 Schets van ken de Heer van Kinsbergen die kruistogt ondernam wierd 'er geenzins gelet of de firoomen, de nevels, de lange nachten, en de ftormen nood' lottigvoor zyn Esquader konden zyn. Het zy my nog vergunt hier by te voegen, dat den 14. Oftober van 't Jaar 1781 , dat is nameiyk na onze Koopvaardyvloot gezien had, dat alle hoop om Convoy naar de Oostzee te bekomen , verdvveenen was, en haar niets overig bleef dan toevlugt tot de befcherming van vreemde Vlag te neemen, die Vloot, zonder zich over die firoomen, en al die andere zo luid uitgekreeten gevaaren, te bekommeren , ftouteiyk onder Convoy van het Zweeds Fregat Jcramas naar de Zond zeilde,— en dat in de Maand November van dat zelfde Jaar de Engelfchen, op geen (lukken na zo timide als wy, en onder wien geen Cabaal gezworen had, hunne eer en het aanbelang van hunnen Koophandel te verraden, een Esquader naar de Zond zonden, ter afhaaling van eene confiderable Ivoopvaardyvloot, welke door geene der voornoemde gevaaren of'hinderpalen belemmerd wierd om gelukkig in Engeland te komen. Wat betreft de 19 vyandlyke Schepen, die men met de Kykduinfche Brillen den 12. September had befpeurd , dit is een opgeraapt verdichtzel; zulks zeg ik ook van het Raport, door eenige vreemde Koopvaarders den 15. aan den Kapitein Brunet de Rocbebmne, welke te Hel-  Groot Tafereel. 323 Helvoet commandeerde., gegeeven, dat in de Nabuurfchap dezer Rheede zich -bevonden , 11 Engelfche Schepen van Linie en 4 Kotters (a). De Vyand, wel is waar, verzamelde toen eenige magt op onze Kusten, en men ontdekte van tyd tot tyd eenige van zyne Schepen, maar die waren nog niet tot dat getal geklommen. Het was alleenlyk op het.einde van September, en in 't beg in van Oktober , dat de Commodore Stewart met dusdanige Zeemagt in onze wateren kwam: Zeemagt, waar van ik hier de lyst zal laaten volgen, terwyl ik daar onder met een * noteeren zal zes van zeven hunner Schepen, die in 't gevegt op Doggersbank gedelabreerd waren, om te kunnen dienen tot getuigenis tegen, de fchandelyke achteloosheid, door de Directie onzer Zeemagt tot daar toe geöefFend, en waar mede zy vervolgens bleef voortvaaren; ten aanzien van de reparatie onzer Schepen, die in het zelfde gevegt gehavend waren geworden. Staat der Engelfche Zeemagt in de Noordzee, en onder bevel van den Commodore Stewart, op het eindt van September, en in 'tbegin van Oclober 1781. * Princes Amelia van So. Rukken. * Fortitutte. ^ * Ber- («) Zie. wegens dit katfte- A. bl. 75. — B. bl. «t _» %» bl. 57, K 2  324 S e h i tI van een * Bcrwick. ...... van 74. Africa gelyke voörzigtigheid te gebruiken, en daar„ om had ingenomen de Confideratien en Ad„ vyzenvan den Vice-Admiraal Hartfmck, den „ Schout by Nagt van Braam, en van alle dè ,, commandeerer.de Officieren , die onder de „ ordres van gemelden Schout by Nagt gedes„ tineerd waren, om de Schepen naar de Oost„ Zee te convoijeeren , gejyk mede van de Vi„ ce-Admiraalsn Reynst en Zoutman, de Schou„ ten by Nagt Dedel en Kinsbergen, als ook nog „ van de Gecommitteerdens uit de refpeéti- ve Collegien dezer Landen, welken by de„ ze Misfive gevoegd waren, en hier in over„ eenkwamen ; dat het in het tegenwoordig jaarfaifoen niet raadzaam was een Convoy naar „ de Oost-Zee te zenden, nochte ook benoorden om, met een Esquader te convoijeeren , als flrydig tegen }, alle regelen van Soldaat- en Zeemanfchap: Uwe „ Hoogheid oordeelendebet niet raadzaam te zynt „ om van deeze Advyzen af te gaan." Toen dezen Brief ter kennisfe van het Publiek kwam, befchouwde men het als afgedaan, en dat 'er voor den volgenden voortyd van geen Convoy meer zou gerept worden. Het fchynt even-  332 Schets van een evenwel, dat de Souverain in weerwil der Advyzen, en van Uwe Hoogheid , en van onze Officiers, gehoorzaamt wilde zyn, aangezien Uwe Hoogheid op den 29. daar aan volgende aan den Vice-Admiraal Hartfmck fchreef, om aan de Kapiteinen der Fregatten Argo , Bellona , de Zephir, de Eensgezindheid, en het Schip van Linie de Batavier, te berigten dat zy genoemd waren om het Convoy te formeeren, dat Hunne Hoog Mog. geordonneerd hadden by hunne Refolutie van den 15. Oftober, en dat de dag van Hun vertrek nader zou worden vastgcfteld O). Indien, Doorluchtige Vorst! geduurende de veertien dagen, welke Uwe Hooghei dlietpasfeeren,tusfehen den 15 Oftober,en den dag op welken dien Brief aan den Vice-Admiraal wierd gefchreven, het gevaar , dat de lange nachten, de zwaare mist, en de flor men van het Noorden van Schotland, veroorzaakten, vry wat crooter was geworden , dan het was op den 11, 23 en 5.5. September, toen onze Officieren hun Advys gaven , moest dat zelfde gevaar wel wat anders vermeerderen, geduurende de vertraagingen, die de toebereidzelen van dat Convoy (0) 't&t A. Ü H* ~ B- lL *74- — C w' 92- « vwal bet V e k b a a l -can den Heer Hartfmck van den 30. Qcïoher Ut den 4. December,  Groot Tafereel. 333 te weeg bragten: Want vooreerst moesten de Kapiteinen zig van levensmiddelen en van andere behoeftens tot zodanige reis nodig, Voorzien , vervolgens moest de Batavier gekield worden. — In afwagting dat dit kielen zougeë'in■digt worden, fchreef Uwe Hoo gheid aan den Vice-Admiraal den 16. November, dat hy op den laatften van die maand naar 's Hage moest komen met de voornaamfte Officiers, die op Doggersbank hadden gevochten , ten einde Uwe Hoogheid aan die Heeren de Medailles en Sabels kon uitdeden , welke voor hun beftemd waren, en voorts om met hem over verfcheide zaaken te confereeren, byzonder over het Convoy naar de West-Indien. ~ Wat in die Conferentie gerefolveerd wierd , Doorluchtige Vo r s t, is my onbekend, maar dit weet ik, dat Uwe Hoogheid op den 1. December aan den Vice-Admiraal berigtte, dat de Batavier niet klaar kon -komen, maar in plaats van dat Schip het Fregat de Pbenix gebruikt moest worden. . Zo alhier geen doorflaand bewys van de zinnelooze Directie van onze Zeemagt plaats heeft, of liever van het voorneemen om de zaaken te rekken, en het verzogte Convoy niet te verkenen, weet ik niet wat het is. Zeer bezwaarlyk zou het zyn, de fmert en' wanhoop uit te drukken , welke onze ongelukkige Kooplieden ondervonden op het gezicht van alie die gebeurcenisfen. ■ Zy befbten, des QXir  334 Schets van e e m onaangezkn, nog eene laatfte pooging aan të wenden. Zulken van hun die te Amfterdam woonachtig waren, begaven zich den 7. December by Uwe Hoogheid, en herhaalden in de allertreffendfte bewoordingen de bevorens gedaane aanzoeken: Maar alles tevergeefs. Uwa Hoogheid in hun byzyn het Advys der Vice- Admiraalen vanWasfenaar, Hartftnck, Reinsi, Byland en Zoutman, ingenomen hebbende, berigtte hun dat het onmogelyk was hun Convoy te verkenen, voor den volgenden voortyd. Deze harde beflisfing wierp dan ten eenenmaal al de hoop dier ongëlukkigen in ft voetzand; ea liet hun niets overig dan hunne Schepen te doen pntlaaden , en met de rest der Natie te zugten over de onwaardige wyze, op welke by ons de maritime Operatien gereguleerd, en de belangens des Koophandels verwaarloost, gevilipen* deerd, wierden. jk moet hier nog byvoegeti, dat het excuua van een te ver verhopen faifoen het eenige niet was, dat men te baat nam om de voornoemde Vloot te berooven van het Convoy , zo inftantelyk door de Kooplieden gevraagd, en door den Souverain geordonneerd; want kr waren nog twee byna even waardige andere , welke voortkwamen uit de onwilligheid fommiger onzer ,Zee-Officieren , en uit het voorwendzel van te zeer de Equipagien onzer Oorlogfchepen te verzwakken. Ziehier, Doorluchtige Vorst,  Groot Tafereel. ^3S in welke bewoordingen de Stellers Uwer Memorie, Uwe Hoogheid over die twee pointen doen fpreeken (0). „ Wy moeten , met opzigt tot . dit West„ Indisch Convoy, boven dit alles, nog ob„ ferveeren: i°. „ Dat de Kooplieden, by hunne boven„ gemelde Requesten, in den Zomer van dit „ jaar (6), het zelve Hechts bepaalt had„ den tot e'én a twee Fregatten; doch „ dat zy naderhand, zynde overtuigd ge„ worden, dat, in de tegenwoordige wy„ ze van Oorlogen, hunne Armatuur van „ niet veel kracht was, en daadlyk ge„ waar geworden zynde, dat de Zee„ Capiteinen geen vertrouwen in dat Ad„ miraalfchap ftelden, en dus gansch niet „ genegen waren , om het zelve te gelei„ den of te commandeeren, van hun eer„ fte verzoek zyn afgegaan, en vervol„ gens gevraagt hebben een fufficient Cora» voy, 't welk, volgens hunne meening, had ——————————— . ^ («) A. bl. 76 en 77. — B. bl. 116 en 117. — C. bl. 56. (b) De Requesten waar vin Zyne Hoogheid alhies fpreekt, zyn die van den 7. Juny, en van den 39. SepT tember: want de Geintresfeerdeh in den handel op Surinamen, hebben geen andereu aan de Staaten Genera»! jcprefenteerd.  Schets van een „ had moeten beftaan in ten minften 2 of „ 3 Schepen van Linie. En 2°. „ Dat men, door dit verzenden van een „ zo notableEscorte, in het najaar 1781, „ zich zoude hebben moeten ontdoen van „ de beste Equipagien, die gefchikt moe„ ften worden, om de groote Schepen in „ het volgende jaar te bemannen." Deze beide Paragraphen verdienen eenige aanmerkingen, en zie hier die welke ik op de eerfte te maaken hebbe: i9. By de twee bovengemelde Requesten, hebben de Kooplieden op geenerlei wyze het Convoy op één a twee Fregatten gefixeerd; en men zou de onbefchaamdheid der Heeren Stelleren moeten hebben om het tegendeel te beweeren: want by het eerfte Request word het verzoek der Kooplieden gedaan in de onbepaalde bewoordingen van een fufficient Convoy, en van zodanige van 'sLandsOorlogfchepen, als daar toe kunnen gemist worden. By het tweede is de vraag alleen in deze woorden vervat , een bekwaam Convoy. •— 20. Zo het waar is, dat die zelfde Kooplieden overtuigt waren van de krachteloosheid van hunne uitrus- , ' ting, was zulks alleenlyk in geval dat het fufficient Convoy, of ten minften, zodanige Schepen als men daartoe had^kunnen misfen aan hun niet geaccordeerd wierden. 3°. Wat betreft het weinig of geen vertrouwen, dat onze Officiers in deze uitrusting Helden, dat is in eene . toerusting. even-  Groot Tafereel. 337 evénwel van 17. Schepen, met 1200. Man'toegerust en 400. Sjukken Canon gewapend, en het Welk nog door zodanig Convoy, als men zou hebben gelieven te verieenen , verfterkt zou geworden zyn, zulks was minder een beuzelachtig excuus van wegen die Officiers, dan een teken hunner onwilligheid, in dat geval, en der eigendunklyke handelwyze, wélke verfcheide van die Heeren, geduurende den ganfehe.n Oorlog, en byzonderlyk ten opzigte der relze naar Brest, gehouden hebben. Het valt gemakiyk te redeneeren en zelf om ftoutelyk te redeneeren, al» men weet dat zulks firaffeloos gefchieden kan.— 4° "Wat belangt het fufficient Convoy , het geen men ons zegt dat de Kooplieden hebben gevraagt, naaf afgezien te hebben vari hun voorig verzoek, en dat nu volgens Imtme opinie,ten minften had moeten beftaan in 2 0/ 3 Schepen van Linie, fchynt, Doorluchtige Vorst, dat Uwe Hoog heit) hun daar van het Equivalent deed hoópen, by de ordre van. den 29. O&obcr om de Batavier met 4 groote Fregatten te prepareeren , om het bovengenoemde öonvoy te formeeren'. Dan men heeft hier voren gezien waarop die toebereidzelen zyn afgeloopen. Nopens de tweede aangehaalde Paragraaf, of liever nopens het geen daar word gezegt, „• dat door het verleenen van zodanig Convoy ^ in dit laate jaargety , men de Schepen had moeten ontblopten van de beste Equipagien, geX » Schikt  338 Schets Vaneei* „ fchikl om in 't volgende jaar op onze grootc Schapen ', te dienen," zou men beter gedaan hebben met te zeggen van de beste Equipagien, gcfchikt om dat jaar inde gewoone werkeloosheid door te brengen; want de Campagne van 1782. was niet minder fchandelyk voor de Directie van onze Marine, noch minder noodlottig voor onzen roem en belangen, dan die van 1781. had geweest. Voor't overige was dit de eenige keer niet, datmen dit excuus te berde bragt om zig te verontfchuldigen van de onwilligheid, die 'er heerschte om werkzaam te zvn; want dezelve wierd nog vernieuwd om de mislukking der reize naar Brest te rechtvaardigen. Zulken myner Lezers welke daar aan twyfielen , kunnen het zien in den Brief, door Uwe Hoogheid op den 29. October 1782. aan de Staaten van Friesland gefchreeven, en in de Memorie door den Graaf van Byland in 't begin van 17S3. uitgegeeven , met oogmerk om zyne ftrafwaardige ongehoorzaamheid aan de ordres van den Souverain, by die gelegenheid gegeeven , te pallieeren. „ Ten bewyze evenwel, vervolgt Uwe Ho 0 g„ heid, of liever zy die hier voor U fpraken f», „ dat de difficulteit, door de Zeelieden een„ paarig gemoveerd, tegen het zenden van een „ Esquader benoorden Schotland om, in het Win- „ ter- (a) A. W. 118. en 119. — 175. — C U. 9*  Groot? Tafereel, 339 „ ter-faifoen, ofzelfs in fttet Najaar, door Ons, „ zo weinig als door hen relatief gemaakt „ wierd. tot een enkel Vaartuig, vonden Wy „ geene de minfte bedenklykheid, om nog in „ de maand van December van dit Jaar te doen „ in gereedheid brengen, en voor zes maan„ den approviandeeren het. Advysjagtde Kemp„ baan, gecommandeerd door den Luitenant 1, Jan Janszen Eye, die dan ook in January daar „ aan volgende , dereize naar de West-Indien „ aannam, onze Ordres naar Surinaamen en Cu„ rapao overgebragt heeft, en in de eerfte da„ gen van Augustus gelukkig geretourneerd is.", Waarlyk, indien ik niet reeds het Latynsch Vaars van den Berg die een Muis baarde, gebezigt had , zou dat hier wonderwel ter fneede komen. Is het niet een allerge wigtigfte pQoging, dat men refolveerd om naar beide onze Etablisfementen eenScheepje van 12,. Stukken, met eenige Brieven gelanden, af te zenden'? _ Wat moeten onze Colonisten en Zeelieden wel gezegt hebben op het gezicht van dit Scheepje, daar men hun had gevleid met de hoop eener •naby zynde aankomst van een Convoy, daar zy ten uiterften gebrek hadden aan de noodigfte behoeftens, en alle oogenblik dat Convoy te gemoet zagen? .... Een Scheepje! . . . . ett eenigeBrieven! .... tiet was, Doorluchtige Vorst,een ruimen voorraad van-Mondbehoeftens, het waren allerlei Klederen, het Y a wa-  840 SCHITS YAM I E X waren andere Goedeïen, het was Olie, Tee?, Wandt, Yzer, het waren andere Materiaalen tot onderhouden reparatie van de Oorlog-en andere Schepen , die wy in dat land hadden ; het waren, kortom, Oorlogsbehoeftens, die men derwaards moest zenden, en zulks niet in December 1781. of January 178a. maar reeds van de maanden September of Oótober van het voorgaande Jaar. Op dit oogenblik heb rk authentieke Brieven voor oogen , welke van onze twee, toen te Surinamen leggende Fregatten gefchreeven zyn, en behelzen dat in 't begin van 'tjaar 1782. een pondSpykers aldaar 15. ftuivers kostte, een paar Schoenen 10. Guldens, een pond Boter 5. Guldens; een Tonnetje Zout 80. Guldens , enz. — Dat die Fregatten van onderen van de Wormen wierden doorknaagt, en van boven door de hitte der Zonne, en de Regens moeiten verrotten: — dat die Schepen, zowel als de particuliere Schepen volftrekt gebrek hadden aan Wandt, Olie, Teer, enz Maar wat ga ik hier weder te berde brengen?... Helaas! Ik dagt niet meer aan de Misten, en Stormen van het Schotze Noorden ! ö Officiers! ■ ■ ö Directie van onze Zeemagt!.... Maar laat ons voor 't laatst nog eens de beruste Memorie aannaaien. „ En op die wyze liep deeze eerfte Cam„ pagne, tot ons innigst leedweezen, ten „ einde, zonder dat het ons heeft ma-  tiooT Tafereel. 341 „ gen gebeuren , om, ter voldoening aan „ ons eigen verlangen, en in weerwil van n onze ieverigfte poogingen, die telkens, „ door de faraenloopende omftandigheden „ verydeld werden, iets anders of iets „ meerder te kunnen verrigten, dan het „ geene bevorens door ons is geobfer„ veerd.w O) Helaas! Ja Doorluchtige Vorst, op die wyze liep ten einde deeze Campagne, of liever, dit eerjle jaar van den Oorlog, in welken de fchande en rampfpoeden, die wy hebben moeten onder'gaan tot hoofdoorzaak hadden, het noodlot ig vermogen het welk een Cabaal van Schelmen , geheel aan Engeland overgegceven, onder ons bezat; —- in welke die fchande, en die rampen tot tweede oorzaak, en onophoudelyk tot ex c uus hadden de zwakheid onzer Zeemagt, die de bejdaaglyke halftarrigheid om vermeerdering van Landmagt te vraagen, in welken men Uwe Hoogheid had gehouden, belet had te herftellen 5 — 0p die wyze liep ten einde deeze Campagne, in welke wy eerftelyk zagen een gedeelte onzer Oorlogfchepen onvoorzigteïyk ter difcretie van den Vyand geHéld, een gedeelte onzer bezittingen weggenomen , en onze Medeburgeren wreedaartiglyk ge- Cs) A. bl. 77. — B. tl. 117. — C. bl. 58. *3  34» Schets t a u eis geplunderd en van goederen berooft: - Op die Wyze liep ten einde deeze Campagne, in welke, door een berispelyk verzuim by het uit- en toerusten van het klein getal onzer Schepen , en in welke door eene allergebreklykfte Direftie ten aanzien van't gebruik dier Schepen, mende Vyandlyke Convoijen van de Elbe en Wezer, tranquiel onze neus voorby na hunne beftemde Havenen zag ftevenen: — op die wyze liep ten einde deze Campagne, in welke het Convoy naar de Oost-Zee, en dat voor de-beide Indien, zo menigmaal gevraagt, zo dikwerf belooft, onophoudelyk verfchoven, en eindelyk geweigerd wierden, onder voorwendfels die ik my fchaame nogmaals te herinneren : ■ Op die wyze liep ten einde deeze Campagne, in welke het geklag onzer Kooplieden , en het gefchrei onzer Natie onwaardigïyk'vierden veracht, in welke de intentien van den Souverain verfchalkt, en zyne Heilige ordres ftraffeloos geëludeerd wierden: — Op die wyze liep ten einde deeze Campagne, in welke onze inwendige Vyanden ten vollen geflaagt zyn in hetverraaden van onze belangcns, en van onzen luiher, en in onzen Vyand van buiten op allerleije wyze te begv.nfi.igen; in welke, zeg ik, de verfoeilyke Cabaal, die Uwe Hoogheid omringde, verblindde, en op allerleije. wyze de uitwerkzelen Uwer beste intentien dwarsboomden, meer dan ooit, DoorluchtriGE Vorst, Haagde om U de fpeelpop haa* rer  Groot Tafereel. 343 rer duiftere ftreeken, en het beklagenswaardig werktuig van haare trouwlooze inzichten te maaken: — Eindelyk, op die wyze liep ten einde deeze Campagne, die wy in onze Gefchiedboeken kunnen aantekenen, als een tydperk van vernederingen en rampen, zo als tot hier toe nimmer by ons gehoord zyn , als een eeuwig gedenkwaardig tydperk, het geen wy zouden gemeend hebben onmogelyk een wedergaa te kunnen uitleveren, zo de Campagne van 1782,. ons zulks niet ten duidelykften had doen zien. Het zou, naar den voordragt van zo veel vreemde zaaken, alhier de plaats zyn, om my uit te laaten over de dryfveeren van allerlei foort, door Engeland dit jaar gebezigt, om ons te brengen tot het fluiten van den allerfchandelykften Vreede met dat Ryk, en om ons we.ier in die boejjen te knellen, in welken men ons zo lang gefloten had. gehouden: Hier zou het de plaats zyn my uit te laaten over alle de zo openlyke als verborgene kunftenaaryen, door de Engelschgezinde Cabaal onder ons aangewend, om, ten dezen opzichte de bedoelingen dier Mogendheid ten dienst te ftaan; om, alle Verbond met Vrankryk af te fnyden; en om ons te beletten den Heer Adam! als Afgezant der Staaten Y 4 van  344 Schets tas ï ï * van America te erkennen: Edoch, daar ditverhaal my thans te verre heen zou voeren, zal ik de behandeling dier hof tot het begm van een volgend Deel befpaaren. ïk kan evenwel, Doorluchtige Vorst, dit deel niet beüuiten zonder aan geheel Europa te doen zien, tot welke verfieilyke middelen hier toevlugt nam, om Vrankryk, en dege ls geeringvoorhet oogonzerNane belachlyk, ver- «chtelyk en afgrysfelyk te maaken ; dat is om de «moederen tegen onze natuurlyke Bondgenoo, ten en Weldoeners op te zetten ; - om, door datmuddel den aandagt, welke het Pubhek o? onzefchandelyke wyze van den Oorlog door te °etten zouden kunnen Vestigen , te diverteert 1 om ons eencn bepaalden tegenzin voor allen Traclaat van Vricndfchap of Alliantie, met frMjkf* doen °Pva«en'.e"' °mA°™rWr J te doen bukken onder het juk van dat Engeland, liet welk men had'aangemoedigd, opgezet en Weftaanin onste infulteeren, te mishandelen, en zich met onzen roof te verryken. ' Deze middelen , die ik te regt met den naam wverfoedyk beftempele, waren voor eerst de Pr dicaüen van eenige dolzinnige Geeftelyken. , ?!„ zo als hier voren reeds is gezien, fchimpfcheuten, de hekelinS«Se of gedrukte lasteriiigen van Sre Suppoosten der Engelfche Kliek. Dan  Groot Tafereel. 343 feulks was niet genoeg, Doorluchtige Vorst, 'er moest nog een nieuw weekiyks Libel by komen het geen onder vermogende befcherming ftond, van het welk de Boekverkooper of yoornaamite Uitgeeyer bekend was, en aan welken men ftraffeloos kon zenden, alles, wat men daar in plaatzen wiide; een Pascmil, met een woord, dat door den geringen prys, waar voor het verkogt wierd, of de kostelooze; uicdeeling, die men 'er van deed, zich met buitenge vvoone overvloed verfpreiden, en daar door. het handboek worden kon van dat foort van Graauw, het welk men om redenen gaande hield, mitsgaders van dat foort van lieden , het welk in allerlei rang , nog honderd maal verfoeilyker is dan dat Graauw: — Kortom, dat Libel was de beruchte Ouderwetsche Patriot, ten welken opzigte ik in myn voorberigt belooft heb nog het een en ander op het einde van dit Deel te zullen zeggen. En wie was dan, zal men my vraagen, de bekende Befchermer van dat nieuw Libel? <— Het was de Hertog van E-mnswyk, de etuwigduurende Mentor van onzen Stadhouder, en zyn benoemde Confiliarius, want de befaamde Acte van Confulentfchap, had aan den zeiven die qualiteit verzekerd. — En wie was de principaals Verfpreider van dat fraaije fluk? Dat heb ik reeds gezegt te zyn, Pieter Frederik Gosfe, ^Soekverkooper van den Prins Stadhou- Y £ der  346" Schets van ü» der 00, en Zoon van dien anderen Dweeper, wiens Courant dikwyls ruim zo ergerlyk en oproerig is geweest, als de Patriot (&). -En wie waren de Samenftelleren van dat nieuw Libel?Die Samenfteliers waren Lieden, reeds al te zeer bekend wegens hunne Engelschgezindheid, en welke hunnen rang, ftaat ,en naam nog verder onteerde, door hunne pen tot het fchetzen dezer fchandelykheden tebefteeden. Maar, zal men 'er nog by voegen, hoe weet gy dat de Hertog van Brunswyk de principale Befchermer van dat Libel was? Indien ik met fehroomde twee Naamen te compromitteren die vry wat refpeótabeler zyn, dan die van gemelden Hertog, zou ik die vraag beantwoorden met hier ter neder te ftellen de au- , lucht van weergalme, en de wolken van dreu- . ;, nen; Het ga met ons Land, het ga met de Prins zo het wil; maar lang leeve de Koning! h lang leeve Vrankryk! " Zie daar, Doorluchtige Vorst, zie daar hoe de fcharidelykfte fchelmachtigheid éenen Generaal lasterde, welke de Kaap had gefalveerd, en welkers zending everi fterk de verdeediging onzer Oostindifche Bezittingen u-u voorwerp had, als de herovering van die welke Vrankryk had verboren! ... Zie daar op welke wyze de naam van Vrankryk, en de naam van deszelfs Koning ten doel moeiten ftaan aan dé hoonende fpotternyen, of liever aan de verwoede ftuipeneener Cabaal, welke Uwe Hoogheid daar öm alleen in afgryzen had moeten hebben en ten ftrengften vervolgen, ia plaats van 'er zich door te laaten leiden,■ zo als Uwe Hoogheid geleid was. Onderzeilen, aangezien deze Schryvers en Z a ben*  s56 Schets tan een hunne Voorftanders wel te gemoet zagen t dat de Schryver van den Hotlandfchen Staatsman (a)niet zou nalaaten, deze fchandelykheden naar verdienften te gispen, dachten zy hem bang te maaken, met dat Numero XI. door de volgende bedreigingen te eindigen: Denkt gy Mon- fler, denkt gy Cerifier, dat men uw reizen heen en weer, uw gangen, uw desfeinen, uw vervloekte desfeinen, en al het helsch gewoel, niet nagaat en niet weet? — - Ga voort en fpoeg venyn, maar Spoeg voorXgtie — Koningen hebben lange armen, is een Hollandsch Spreekwoord ; ma ar SOMMIGEN, DIE _ GEEN KROON EN DRAAGEN, HEBBEN ARMEN DIE OOK NIET KORT ZYN. Dan, offchoon deze laatfte woorden, even als hier, met groote kapitaale Letteren waren gedrukt, bleef evenwel onze onverfchrokke Verdeediger der waarheid, oprechtigheid, en van onze wettige rechten voortgaan , en zo dikwyls de gelegenheid vorderde, het gedrag dezer Schelmen aan de algemeene verfoeijing voordragen. De bedreiging van de wraak des Hertogs en die zelfvan Uwe Hoogheid, welke°men hier zonder twyffel bedoelde , waren onbekwaam eenen man bevreest te maaken . die met Horatius kan zeggen : Ju- («) De Heer Cerifier.  Groot Tafereel. 357 JuJIum & tenacem propojiti virum, Non civiupi ardor pravajubentium, Non vultus inflantis Tyranni Mente qaatit folidd. . Ikkeere weder tot den Ouderwetscheh Patriot. Het Feest, door den Ambasfadeur van Vrankryk op den 9. November, by gelegenheid der geboorte van den Dauphyn gegeeven , en dat, het welk eenige te Amfterdam woonende Franfchen den doften daar aan volgende aanrichteden, verfcbaften den Schryveren van het Schotschrift een nieuw onderwerp om hunne woede tegen Vrankryk, zynen Koning en tegen al wat 'er betrekking toe had , bot te vieren. Ter bekortngzalikhier niet aanroeren de belachlyke haatlykheid, die zy over het eerfte dier Feeften verfpreidden in een Byvoegzel tot hun N°. XIII.; Byvoegzel expres opgefteld, den 16 dier zelfde maand uitgegeeven , en met eene onwaardige gemaaktheid in de Hollandfche Haagfche Courant van dien eigen dag aangekondigd; ik zal zegi'k daar over heen flappen, en my vergenoegen met alhier hy te brengen, het geen zy den eerften December opgaven in hun No. XVI., over het Feest van den 25. November , het welk door den Heer Ambasfadeur van Vrankryk, en een groot aantal der voornaamfte Heeren van rang en ftaat met hunne tegenwoordigheid Z 3 ver-  358 Schets van een vereerd wierd, waar omtrent zy dus fpreeken: „ Het ple;,tig Te Deum in de voorleedene „ week tot Amfterdam gezongen, ter gelegen„ heid van de geboorte van den Dauphya, de „ predikatie van den modernen Cbryfojlomus (a), „ en de maaltyden, bals en fètes op den Doe„ len(è), waar van ons geheele Land weer„ gaimt, verwonderen en ontdichten veele men„ ichen, maar ik Ouderwetje Nederlandjcbe Patriot behoor niet onder het getal van de luiden die zo ligt geraakt en geërgert zyn. De Heeren a inleggers en fubfcribcnten van die „ blyde plechtigheeclen, en alle de geenen, ' die 'er by tegenwoordig zyn geweest, zo *' Regenten als_ anderen, zullen van my niet " als lof en toejuiching erlangen. Voor nauwe en bekrompene zielen zy het genoeg, deel 11 te neemen in heugelyke of droevige gebeur" tenisfen, die hun zeiven, hunne vrienden, hunnen klynen kring, of op zyn best geno* men hunne Geboorte-Stad or hun Vaderland |) onmiddelyk raken! Philantropen en Cos.mo.^ politen, zo als de gemelde Heeren Amfterdamfche Inteekenaars en hunne makkers fchynen te zyn, denken zoo eng , zoo droevig „ eng niet. Hunne gevoelige en uitgebreide „ ziel (a) Priefier van de Franjche Roomjde Kerk te Amfterdarn» (è) Groote Herberg te Amfterdam,  Groot Tafereel. 2S9 „ ziel fwek en klopt van menfchen- liefde, en „ neemt, by voorbeelt, ruim zo veel deel in „ den welftand van Monfeigneur den Dauphin, „ en van Madame zyne Suster, die hun niet an„ ders raken dan als deel-genooten van hunne „ natuur, als in de prosperiteit van de jonge „ Princen en Princes van Oranje, waarop zy als „ Nederlanders, ten minften als adoptive, als „ halve ofquart Nederlanders zo naauwe betrek„ king hebben." „ Dit is prysfelyk, dit is edelmoedig , en on„ zer aller bewondering en navolging over„ waard, ik wil voor hun in edele en ruime „ manier van denken niet wyken; ja, als ik „ het zo zeggen mag, en onberoemt fpreeken durf, myne affedtien ftrekken zig nog ver„ der uit. Op de vleugelen der Hemelfche Phi„ lantropie vlieg ik na Turkyen, buiten de gren„ zen zelfs van het Christendom. Aan den „ Straat der Dardanellen, aan den Mond van „ de Zwarte Zee woont myn Lieveling, Achmet „ delV., en ik ben. van meeninge, om by een „ waarfchynlyk aanftaande occafie myne eer„ biedige genegenheid voor zyn Ottomanni„ fche Majefteit en de Verheevene Porce „ opentlyk aan den dag te leggen. > Schoon „ zyn Excellentie de Baron van Haeften in zy„ ne Depêches aan den Staat of aan de Min;s„ ters, zoo veel ik weet, niets van de zaak „ meld, zo houden echter authentieke berichZ 4 „ tea  gfjo Schets tan een „ ten uit Conllantinopolen met de laatde Post „ ontfangen, dat 'er actueel negentien Sultanes „ fvvangerzyn, behalven nog eene d'e twyffèlt; „ al het geen niet weinig eer doet aan den bedaarden en onvermoeidcn Monarch, die my „ zo naar aan 't harte ligt. De Sultane-Favo„ rite Fatima-Begum, wier naam beteekend Wcl„ riekende Noott-Mufcaat, was gelukkig getreeden „ in de negende maand van haar fwangerfchap, „ dus het gansch niet onwaarfchynlyk is, dat de „ eerde post, de eerde met rook en azyn door„ trokkene en met groote fpelden doorprikte „ Misfive uit die kwartieren, ons een heuche„ lyke tyding zal overbrengen, en in die ver„ wachting, Leezers, kunt gy lip.t begrypen „ hoe zeer myn ongeduldig harte klopt. Het „ zy 'er een Zoon of een Dochter geboren wor„ de; zo rasch het gewenschte nieuws myn „ ooren zal hebben bereikt, en ik in ver„ boelding het kanon van het Serrail en van de „ zceven Toorens zal hebben hooren losfen , „ zal ik eene brillante Fête doen vervaardigen , „ en onder een gedadig geroep van Hou la ba, „ ba la cbou, ba la ba, ba la da, en onder pau„ken-gefchal myn ouderwetfe huizing met „ tien duizend veelverwige, dog ter eere van „ den Turk, vooral groene lampen cn lampioe„ nen doen illumineeren. Boven de dubbelde „ deur van myn Hotel zal een groote Halve „ Maan blinken, en de oogen der aanfehou- „ wer$  Groot Taferee t. 361 „ wers door hare zagte ftraalen tot zich trek„ ken, en. dezelve ftreelen met haar blank en „ zilver licht. Om confufie en ongelukken voor „ te komen, zal ik op dien avond aan de toe„ gevloeide meenigte geen fpys nog drank la„ ten uitdeelen, gelyk myn eerfte voornee„ men was (V) ;maar des anderen daags 's avonds „ kan de kleine gemeente van de Plaats myner „ wooning ftaat maken op 6 oxhoofden wyn, „ en op faucysfen na proportie, en daarenboven „ zal nog een gebraade en gefarceerde Osch hun „ overtuigen , hoe blyde ik ben, en hoe waard „ zy my zyn. De eigentlyk gezeide Fête zal „ beftaan in een groot Souper en Bal. Myne „ Lakyen zullen gekapt zyn met Tulbanden, en ,, het Desfert zal verbeelden het Paradys van „ Mahomet, en bevolkt met kleine Saxifche Mu,, fulmannen en porceleine Houris. By geluk is. „ myn Huis niet bekrompen, niet eng, want „ anders zoude ik myne groote desfeinen niet „ kunnen volvoeren. Alle de Inteekenaars op. „ myn blaadje, van beide fexen, worden vau „ nu af voor als dan gencdigt. De precife dag ö zal nader zo in de Couranten, als by aange„, plakte Billetten en anderzints worden bekent „ gemaakt. De Heeren en Dames, te gast ko- „ men- («) Deze trek is eene zinfpeeJing op het Haagfche Feett. 9 s  göü Schets tan een „ mende by den Ouderwetfe Nederlandfchen Pa-< „ triot, zuilen zo goed weezen van te verfchyT w nen in de kleeding, de kraagen, de kante beffen, de wambuizen, de lange hair-lok„ ken, de neerhangende bokKels , de fontan- ges, de vertugadins, enz. van de voorledene „ eeuw, en, zo zy my plaifier willen doen,zig ■, zorgvuldig onthouden van met eenige moder„ ne Franfche Modes voor den dag te komen, „ In myn oog zyn onbevallig alle dienieuwervvet„ fche Parysfe kouleuren , weetje niet Leezer, „ die zulke misfelyke namen dragen, dat men „ z'gfehaamt ze te noemen. Ik die gebooren £ ben in het jaar 1704. op den dag van de Ba„ taille van Hochfiet, juist op het ogenblik dat de „ Maarfchalk van Tal! ar d zyn deegen overgaf - aan den Hertog van Martborough , ben van „ meeninge myn Turks Bal te openen met Me?, vrouwe de Weduwe Grys, die het eerfte dag„ licht befchouwde in 1706 , op den dag van de „ Bataille van Ramillics, juist op het ogenblik dat, „ de Maarfchalk van Vükroi zig omkeerde en zyn rug liet zien: en niettegenftaande de eer„ fte fleur van ons beiden, van haar Edele (het „ zy met verlof gezegt) en van my langzamer„ hand begint aftegaan en te verwelken, zo ho„ pen wy echter onze dingen wel te zullen „ doen, de Aanfchouwers niet te zullen misha- „ gen, en Maar ó Leezers! Leezers! het „ is my niet mogelyk op dien trant voorttefchry- » ven,  Groot Tafereel. 363 „ ven, de pen ontglipt aan myne vingen, ik „ wenschte U te doen lagchen, ik veinze van „ lagchen, maar het is my ondoenlyk langer te „ veinzen; het is in uiterlyken fchyn, en met „ de lippen dat ik lach, maar niet van harten; „ myn hart zucht en treurt in myn binnenfte : „ en op het droevig gehoor, op het walgeiyk „ gezigt van die fraaije Aniü.erda.mfch.eTe Deums, „ van die drie hondert onbefchaamde Koetfen, „ van al die fchandaleuze Fêtes, van dien Fran„ fchen Doelen, en vooral van zoo veele nog „ oneindig erger zaaken, die 'er tegenwoordig „ dagelyks in ons Land omgaan, en g-oot en „ klein doen verftelt ftaan, (want indien 'er ,, niets anders omging, zouden misfchien fom„ migen de zaak op zig zeiven befchouwen, „ enkel en alleen als een allerlaagfte, en aller„ belagchelykfte vleijery, of als een gierige en „ baatzuchtige verkwisting,) op het gezicht van „ dit alles, zeg ik, wat eerlyk hart zou niet ver„ vult worden met medelyden voor ons Lieve „ Vaderland, en niet, om zoo te fpreeken, „ zwellen van verontwaardiging, bloeden van zo „ diepe wonden, berften van droefheid en van „ fpyt ? Iedere dag , dien de vertoornde He„ mei geeft, brengt ons een ftap nader aan de •„ Franfche flaverny. Ons wel-eer gezeegend „ en vry Nederland word(ó gehaatte, ö ver„ vloekte zaak!) een Wingewest van Vrankryk. M Indien het 'er volkomen en op den duur toe  364 Schets tan een „ mogte komen, gelyk maar al te veel te duclv„ ten is, beklaag ik uit grond van myn hart „ die geenen van myne Landgenoten , die door „ te veel handen, te veel onverbreekelyke ban„ den, aan den grond gehecht en vast geklon„ ken, niet zullen kunnen verhuizen om het juk „ te vlieden. Van die geenen die gewillig uit „ vrye keuze en blymoedig zullen blyven en „ hunne nekken buigen, onthoude ik my van te „ zeggen, wat ik denk; maar ik zal hun lot, „ hunne vadzige en laffe onderwerping, niet na„ volgen, niet benyden. Laten de zaaken nog „ een weinig verder gaan, myne party en die • van veele duizenden is genomen. Koning „ Louis is onze Koning niet, wy willen Hem „ niet voor onze Koning hebben. Wy eerbie* „ digen zyn Perfoon en zyne zalving, maar „ wy verfoeijen zyn juk. Het heerschzuchtig „ Vrankryk zal over onze vrye zielen niet ge„ bieden, en Verfailles zal hier en alomme ty,, rannifeeren , maar over ons niet. Eerlyke ,, Luyden,menfchen die op God vertrouwen, „ vinden overal een Vaderland. God zal onze „ toevlugt wezen , en de wyde Weereld onze „ fchuilplaats. Een vrywillige BaUingfchapfchynt „ ons een minder kwaad als eene laffe onder„ werping. Maar wat zeg ik Ballingfchap? „ Echte Batavieren verkiezen de Dood voGr de Slaverny. Des noods, ik zegge in den „ uiterften nood, indien de Godsdienst en de „ Hei-  Gröqt Tirnsu 365 ,, Heilige Lesfen van het Evangelie hun arm „ niet weêrhieldèn, zouden zy, op het fpoor' „ der oude Romeinen, liever hun vrye hart „ doorneeken, zig zeiven in een oogenblik verlosfen, en nooit een vreemden Koning ,, dienen." En dit wonderlyk, dit verfoeilyk mengelmoes' was de arbeid eener verzameling van Schelmen, openiyk beftuurd en befcliermd door een Mandie , zo wel als Uwe Doorluchtige Hoogheid , met deszelfs Familie de eerfte dezer Feesten had bygewoond! En welke, onder het masker der openhartigfte rondborftigheid den Franfchen Minister had gefeliciteerd over de gelukkige gebeurtenis, welke tot dit Feest aanleiding had gegeeven! En deze ysfelykheden, deze vrugt eener dolzinnige vervoering, wierden openbaarlyk aangekondigt en uitgevent door Uwen Boekverkooper Gosfe! Zy wierden met eene voorbeeldelooze overdaadigheid in alle plaatzen der Republiek v erfpr eid!... Zy wierden gratis uitgedeeld aan het Gepeupel, en Lieden die geen 2 ftuivers, zo als elk blad koste, wilde betaalen! en de edelmoedige Mogendheid, welker krygsmagt ons befchernv de, gedoogde zulke verfoeijingen, zonder zich te beklagen , of liever zy bragt de grootmoedigheid van ziel vergenoeg om dezelve te verachten! Dit zal de Nakomeling nooit gelooven, en echter is het oog niet alles. Na  356 Schets Van éeN Na het aanwenden der opgegeevene middelen^ ter opftooking der gemoederen tegen Vrankryk en zynen Koning, befloten die zelfde Schryvers hun werk te voltooijen, met dat middel tè gebruiken, welke eene zo godvergeetene als fchelmagtige ftaatkunde voormaals met maar al te goeden uitflag gebezigt had, doch het geeri men weinig verwagtte in 1781, dat is, in den verlichten tyd dien wy beleeven, te zien vernieuwen. — Zie hier de zaak. Een der Suppoosten van de Kliek, in den Haag zyn verblyf houdende , vertelde vertrouwlyk aan eener zyner Vrienden, dat hy' een origineelen Brief bezat, die aldaar op den 31; December des Jaars 1688. in de Post was geftoken , om den toenmaaligen Postmeester de Heer Borrebacbte berichten, datLodcivyk de XIV. had ondernomen om op e'énen dag alle de Protestanten van ons Land door hunne Catholyke Medeburgers te doen ombrengen. Die Vriend van dezen Man zeer in zyn fchik met die ontdekking, copieerde dien Briev, en haastte zich om denzelven aan de Schryvers van den Patriot te bezorgen; welke niet verzuimden den inhoud daar van op het einde van 't voornoemde N°. XVI. te plaatzen, met byvoeging van een particulieren Brief, hun tevens door dien Vriend gezonden. Nu luid die gewaande Brief aldus: „ Seer Waerde Hr. de groote droef beyt die aenflaen'é is 8* Holland overkomen fal, foo 't God de Heer niet voor-  Groot T a n r e i i, 3^ voorkomt, ick kan noch nacht noch dacb ruste, foo vjeerde ik van Godts geest gedrongen om het defeyn dat Vranckryk voorheeft te ontdecke .• hy wil ons Catbolike dwingen dat wy hem helpe moete in fyn defeyn .- hy wil hebben dat Wy foo haefl als wy van fyn komfï bore, al die buiten ons geloof fyn op eene dach vermoorde ; &foo Wy dat niet doen wille, foo fal hy ons oock niet verfchone, jae 't kind in de wiegd van ons en fal hy niet in 't tevê laeten. " „ Neemt dit niet aen als teuge maer als waeracbtich: Want ik ben feifs een Catholyk, maer heb geen behaegen aen h geen tegen God ende fyn Ere flreckt, daerom verfuymt niet en maeckt bet bekent, op dat hel fware ongeluck mochte voorgekomen worden. Daer fyn veele van ons die 'tniet doen vjiüe, En foude wel blyde fyn indien 't geflut wierdt, op de platte landen werd meest toegeflaen Vranckryk te helpen. Wy flaen in korten tyd Moordgeweer te krygen tot onfe droefheyt, niet hier mede te wachte Syne Hoogheyt P. d'Orange moet dit oock wete. Ick foude myne naem hier onder gefet bebbe: Maer 't moch_ uitkomt , dan was ik een doot man." „ UE. feer toegenegens én getrouwe Vriendt, in 's Gragenhage den 31. Decemb. 1688. ?' "Nu zal elk onbevooroordeeld en verlicht mensch reeds in den eerften opflag merken, dat deze Brief of een opgeraapt ftuk is, of, ten minfte eene ongerymde valsheit bevat. Want zo Vrankryk bekwaam was geweest, om het  • 3(58 Schets van ii« het afgrysfelyken in deezen Brief onderftelde ontwerp te fmeeden, zou het by de Roomschgezinden zo algemeen niet bekend geweest zyn, als men daar in te kennen gaf', en dat vooral op het einde van December, gevolglyk in eenen tyd, dat die Mogendheid nog den winter moest doorbrengen, én duizend andere beletzelen had te overwinnen, alvorens by der hand te kunnen zyn ter doorzetting van haaren aanflag; en dat va. een Land, alwaar de Roomschgezinden in 't algemeen toen waren, het geen zy heden ten dage nog zyn , namelyk getrouwe Burgers; zo weinig tot weerfpannigheid genegen, en gevolglyk zo weinig gefchikt om dusdanig geheim voor zich te houden, en eindelyk zo min in ftaat om dusdaanige verföeilyke daad te begaan, dat toen Lodewyk de XIV.in 167%. en 1673. drie van onze Provinciën innam, het Franfche Ministerie rtiet eens in de gedachte nam om ze tot ophand aan te zetten; dat vry wat verfcheeld van hen door beloften over te haaien , of door bedreigingen te dwingen, om in eenen enkelen nacht alk hunnen Protestantfche Medeburgers om hals te brengen. De Zender der Copie van dien Brief aan de Schryver van den Patriot, had die zwaarigheid , en nog vry wat anderen, ten dien opzichte te maaken, wel voorzien. Waarom hy ook, na, in zynen particulieren Brief aan die Schryveri, beweerd te hebben, dat het Papier en  Groot Tafereel. 369 en het fchrift des BitiErsvan 1688. de aütentiekheid van het Stuk bevveezen, 'er byvoegde, dat mogelyk deszelfs inhoud niet waarachtig was, dewyl de famenzweering zonder gevolg was gebleeven, en hem ten anderen geen Schryvers noch Archieven bekend waren, die iets dergelyks hadden vermeld. Dan onder dit zeggen geeft hy lisüg'yk te kennen, dat het echter te prefumeeren was, dat als toen in dit land, eenigerlei aanflagen van dien aart hadden plaats gehad; en dat, ingevalle zy den verwagtten uitilag niet gehad hadden, zulks wel uit het ontdekken van dien Brief, of door geheel andere oorzaaken kon gekomen zyn. En om den Eenvoudigen , welke die Kliek in 't harnas zogt te jagen, dit te doen gelooven.,mitsgaders de dweepzieke gemoederen nog verder te verhitten, (want met welk ander oogmerk zou deze Schelm, en zyne Medeftanders anders deze verfleete of ni.euwlyks geloogenftrafte bedriegery voor den dag gebragt hebben?) vervolgt hy zynen Brief in deeze bewoordingen. — „ Die is ze„ ker, dat men te dier tyd, enbyzonder in het „ zelfdejaar 1688. reeds voor den overtogtvan „ JVillemlll, naar'-Efigeladd (a) veel gefproken „ had, en ten uiterften bekommerd geweest was „ voor (O Dczt overtogt van Willem lil. gefebiedde 4n Ocit-' ber 1ÓS8. Aa  37 Schets van eew „ voor de geheime aanjlagen van het Hof van . Vrankryk, tot uitrojing van den Protestantfchen „ Godsdienst hier te Lande , en totale verdelging, „ van de party van den Prins; en hiermede „ waren de Engelfche zaaken ten naauwfte ver- bonden, waar K. Jacobus, wien Vrankryk on- derfteunde, den Protestantfchen Godsdienst insge• ]yks geheel vernietigd zou hebben, had hem >' Prins milem met behulp van de Troepen van '„ den Staat, niet uit zyn Ryk verjaagd, en den Protestanten Godsdienst in Engeland gehand" haaft. Volgens fommigen , zegt Wagenaar, (het is altoos dezelfde Spreeker) had de Mar", quis de Castelmaine den Kardinaal Cibo zoeken te " beweegen om den Paus te raden dat hy K. " facobus^zon verkiezen tot middelaar tusfehen " Vrankryk en den Roomfchen Steel: waarna ' de twee Koningen zich nauw verbinden zouden, tot "„ bevordering van de belangen der Kerke, en met " het verdelgen van den vereenigden Staat een aanvang maken. Doch de Paus had 'er den Keizer kennis van gegeeven, die den voorflag aan den Prins van Orange zou £ hebben medegedeeld (a> En in welk een ge" vaar de Raadpenfionaris Fagel, dacht dat de ',' Republiek van dienzelfden kant was, blykt " uit het aangeteekende by denzelfden Wage- * „ n aar i«) Wagen aar, Vaderl. Hift. D. xv. M. 4^9.  Groot Tafereel, 371 !„ naar O). Ook verklaarden H. H. Mog. aan „ de vreemde Gezanten in den maand October „ van dat jaar, ter juftificatie van de ondernee,, ming van den Prins , dat zy in aanmerking ge„ nomen hebbende de nauwe vriendfchap tus„ fchen Vrankryk en Groot-Brittannien, ge„ vreest hadden, dat deeze twee Mogendhe„ den, uit redenen van Staat en baat tegen én „ Protestantfchen Godsdienst, ligtelyk zouden kim„ nen bewogen worden, om dezen Staat „ het onderst boven te keeren &c. (è)." „ Ik wil wel bekennen, dat alle deze termen „ my buitengewoon fterk voorkomen. Zou men mogelyk te dier tyd meer geweeten en ver„ moed hebben, dan juist onder de Historie„ fchryvers is bekend geworden. En zou het „ wel zoo voltrekt onmogelyk zyn, toen de „ onderneeming van den Prins des niettegen,, ftaande, zoo wel gelukt was, dat is te zeg'„ gen, toen hy in Engeland geland, en K. Ja„ cobus gevlucht was (*),' dat Vrankryk in dat „ eerfte moment, buiten twyfiel woedend van „ fpyt en razerny tegen dezen Staat, het af- „ fchu- (a) ld. D. XV. bl. 467. (b) Refol. Gener. Jovis 28 OEt. 16S8. Wagenaak, ïbii, 11. 468- 469, («O 5. Nov. 10. Dec. 1688. Aa  s72 Schets van een „ fchuwclvk en dol projeft gemaakt had, orrl " alles hiér te Lande bet onderst boven te keeren, " door de Roomscbgezinden te wapenen tegen de Protcstantfcbe Ingezeten, en hen aantemetten en " te dwingen om tegen hun zin haare handen " te plengen in.het bloed van hunne Medebur'l geren Ten alle de yslykheden van het Fran" fche Bartbolomeus Feest hier te Lande te ver" nieuwen. Dit is zeker, dat de yver van dat " Hof tot uitroiing van het Protestantendom te " dier tyo tot den hoogften trap geklommen. " was. ' De vervolgingen van de Protestanten, " na de herroeping van het Edi£t van Nantes, " kende nog paal nog perk in het Ryk zelve. " De Koning ftelde 'er zyn roem in, om de " Protestanten te verdelgen, en alle middelen " die daar toe (trekken konden, hield men met " alleen voor geoorloofd, maar voor lofwaardig en " verdienflelyb En het denkbeeld van in een ' vreemde Staat de yslykfte moordtoneelen aan" teftoken, moge ook nog zoo affchuwelyk fchy" ncn , men kent het Franfche Hof niet als men " zich verbeeldt dat het gewend was, door zul" ke beweegredenen zich te laaten affchnkken " van iets dat vooral met deszelfs politieke inzicbl ten ftrookte. De onmenfehelyke moord en " opftand der Roomschgezinden in Ierland, W 1641. ciie meer dan 50,000 Protestanten het leven o-ekost heeft, was door den Kardinaal de Ril tbeiieu berokkend, en hy had hen daartoe hei, me-i  Groot Tafereel. 373 ï, melyk met wapenen voorzien (a), even als „ in dezen Brief gezegd wordt, dat men hier te „ Lande ook voorneemens was te doen." Het leezen van dit Stuk en van den Brief, geadresfeerd aan den Heer Borrebacb , waren reeds voldoende ter ontwaaking der haatlyke vooroordeelen en onrechtvaerdige afkeer, die men ons van der jeugd af aan tegen Vrankryk inboezemd; dan zulks was niet genoeg: oproerige Prèdicatien deswegens gedaan, en het heimlyk gezaaid gerucht dat het niet onmogelyk was, dat de Graaf de Vergennes een zelfde ontwerp als dat van 1688. hadgefmeed, moeiten de uitwerkingen welke het voornoemde leezen maakte onderfchraagen: En met behulp dezer onderfcheidene middelen vervulde het afgryzen en de fchrik de eenvoudige zielen; eene dweepzuchtige woede vermeesterde onze Oeffening-Broeders, onze Dweepers en onze Wedergeboornen; dat is van dit foort van Lieden, die het weezen van den Godsdienst doen beftaan in hunne Droomerijen, en deszelfs beöeffening in vitterijen die denzelven onteeren; en eindelyk het Graauw altoos klaar om den Godsdienst tewreeken,die zynietkentnoch0effent, wierd,met de zo evengenoemde, meer dan ooit verkleefd aan on- (0) S1 r John. Temple's Irjsb..'Rtbsllim , HuMe, &c. Aa 3  g74 Schets van een onze Geloofsgenooten de Engdfchen; en hunne woede tegen Vrankryk, tegen onze waardige Regenten, en tegenzulken van ons, wel-; keb die Mogenheid recht deeden, fteeg ten toppunt: braave Lieden, meteen woord, wien de geweldenaarijen, de fchenddaaden en de wreedheden dierEngelfchen, mitsgaaers de weldaaden van Vrankryk, en de noodzaaklykheid om die Mogendheid te ontzien , de oogen had geopend, floten die weder toe, en derzelver grootfte gedeelte heeft ze zedert met weder open gedaan. Ziedaar , DoorluchtigeVorst,zie daar, hoe eene fchelmachtige Cabaal, door dusdanige bedriegerijen, door dusdaanige indrukken op een oneindig aantal Lieden gemaakt, ftraffeloos kon voortgaan met Vrankryk te fmaadeiv.— Zie daar hoe men, onder begunftiging van zodaanige indrukken, zich alhier tegen de bedoelingen van den Souverain kon verzetten , deszelfs voorneemens dwarsboomen, deszelfs beveelen te leur ftellen , met onze Zeemagt in eene fchandelyke werkeloosheid te houden;—< zie daar hoe men, met behulp van dergelyke kunstgreepen en beguichelingen , op de gemoederen gebezigt,de belangens van Engeland ftoutelykkon begunftigen, deonze verraaden, mitsgaders het geklag en de vertoogen onzer Koop' lieden kon trotfeeren, zo wel als het fmertelyk en wanhoopig géfchrel, het welk. eêne on-  Groot Tafereel. 375 gehoorde benaauwtheid aan den boezem van het weldenkendst gedeelte onzer Burgeren ontrukte. En ook door deze verfoeilyke middelen, Doorluchtige Vorst, was het dat men zig bier te Lande, onder de dweepzieken, onder de eenvoudigen, onder een hoopfchurken met debauches en misdaaden overlaaden, en voor al onder het Graauw een geduchte Aanhang formeerde; een Aanhang , die zich den Uwen durft noemen, en welke Ge toelaat zich dus te noemen; een Aanhang, welke de leus van Uwen Naam tot een fein van deszelfs woede, en dien Naam zelfs voor zyn Krygsleus heeft aangenomen; welke, reeds zedert vier jaaren , niet alleen verfcheide keeren de gemeene rust heeft geitoord, maar welke getragt heeft den Staat het onderst boven te keeren, en den haatiyken troon van het Despotismus op de Puinhoopen aan onze Conftitutie te grondvesten ;— een Aanhang, eindelyk, welke geflaagt zou zyn in het uitvoeren van de Voorneemens der geenen, weike denzelven hebben geformeerd en nog (taande houden , zo niet de waakzaamheid des Souverains, de getrouwheid onzer beste Burgers, en de ontzachlyke houding onzer gewapende Corpfen zulks hadden belet. Zo veele verroeilykheden, in dit helseh gebroedzel verfpreid, waar mede het Publiek week op week overftelpt wierd, revolteerden eindelyk , Aa 4 het  37&" Schets van een Let gemoed van alle Braaven ; en men beeft verteld, Doorluchtige Vorst, dat Uwer Hoogheids Boekverkooper Gosfe, Moor Uw ordre den verkoop van dit weekblad opfchortte , na het uitkomen van No. XVII. het welk den 8. December van dat jaar 1781. ten voorfchyn kwam. — Ik voor my ben onkund'g of die ordre heeft plaats gehad; al wat ik weet, is dat dit Schorfchrift den g. January daar aan, onder den zelfden tytel'' en dezelfde befcherming weer voor den dag kwam, op dezelfde boosaartige wyze, en met dezelfde voorige bedoelingen aanhield gefchreevcn te worden : En dat, aangezien het de meenigte van verfoeilykheden, wejke van alle kanten den Schryveren a\ ierden toegezonden niet kon verzwelgen , de laatstgemelden 'er een Aanhangzel byvoegden , het geen zy noemden den Brieven-Tas van dem Ouderwetschen Nldbrlandsciien Patriot ; Aanhangzel, dat men by deelen, of om niet, of om geld, uitgaf, zo als het pnncipaaie werk gedebiteerd was geweest en nog wierd. Evenwel hield Uwer Hoogheids Boekverkooper op met zig den voornaamllen Uitgeever van dien Brieven-Tas, en van het Vervolg van den Patriot te noemen, fchoon hy daarom met ophield met 'er een gedeelte van te debiteeren: Dit was een dier lompe ftreeken, welke niemand kunnen doekhuiven. Maar, ten einde het Pubhek bekend te maaken, het geen dit ten  Groot Tafereel. ^jj ten aanzien deezer vernieuwing van den PaTRiOTmoest weeten,plaatfte men agterN0. XX. het volgen Advertisfement. Alk de Koffybuizen en Sociëteiten, waar tot nog toe de O. N. P. gratis gezonden is, en die verder dit Blaadjen zouden willen continueer en, op den zelfden voet als te voren, dat is zonder iets te betalen, worden verzocht hun Adres op te geven aan J. P. Kraefft, Boekverkoper te Rotterdam , of'wet aan den- Heer Conftantin de la Vieille Roche, Pofte reuante, te Delft; onder welk Adres alles aan den O. N. P. zeiven kan worden toegezonden. Nu vraag ik of 'er eenig Ministerie in Europa, uitgenomen dat van Vrankryk, te vinden is, het welk geduldiglyk zoo veel f naadheden, fchenddaaden en lasteringen zou hebben verdraagen; dat is zulk eene o verft el ping van gruwelen van allerlei foort?...'. afgryslykheden, die zo veelminder te verachten waren, vermits derzelveruitwerking eenen allerkragtigften invlsed had op de ftaatkundige belangen der Mogendheid, tegen welke zy uitgebraakt waren; en dat die zelfde uitwerking medewerkte ter bevordering der kunftenaryen, onder ons aangewend , om alhier den Souverain buiten ftaat te ftellen, de poogingen onzer Vrienden tegen den gemeenen Vyand by te fpringen. Ik vraag, zeg ik, of 'er in Europa een Ministerie is, dat, ten koste van zyne gewigtigfte bejangens, het geduld zo verre zou hebben uitA a s ge-  37$ Schets van een gerekt? — Ik denk neen: En dit zo zynde was het alleenlyk voor Vrankryk, voor dat verfoeilyk Vrankryk bewaard, om dusdaanig voorbeeld van gemaatigdheid te geeven. Die Mocendheidwildezekerlyk toonen, door de voortduuring haarer edelmoedige onderfteuning van ens, door haare tallooze weldaaden, door de opoffering van een gedeelte haarer belangens, én door die van haare allerwettigfte gevoeligheid , dat zy van ons eene onbepaalbaare dankbaarheid en verknogtheid verdiende. Zy wilde, kortom, door dusdaanig edel en voorbeeldeloos gedrag, de fchandelyk Cabaal, welke haare fchenders betaalde en aanhitfte, befchaamen. Maar tot dit laatfte was het den Moriaan gefchuurd: Luiden zonder hart, zondereer, en doorkneed in allerlei foort van fchelmftukken, zyn niet vatbaar voor fchaamte noch knaagingen. - Terwyl nu de Schryvers van den Ouderwetschen Patriot, en deszelfs Brieventas, hunnen gang gingen , deeden andere Schryvers, niet minder door de Cabaal befchermt en niet minder aangezet , hun best om tegen Vrankryk uittevaaren ; de Emisfarisfen dier Cabaal deden hetzelfde, en nog heden is deze hunne woede nog niet verzadigt. Na m ij*-u gepubliceerd te hebben , dat zy van goederhand wisten, dat Vrankryk ons nimmer de Kaap de Goede Hoop terug zoude geeven, en de geldiigcing xtnvyfmMvenen, hier te lande onderga-  Groot Tafereel. 379 rantie der Staaten Generaal gefchied, alleenlyk dienen zoude ter bezolding der Verraadcs , die zy onder ons had, namen zy de gelegenheid waar van alle gebeurtenisfen, geduurende het overige des Oorlogs, en waarover wy reden hadden ons te verheugen , om valfehe bekommeringen onder ons te zaaijen , en het wantrouwen met den haat tegen Vrankryk te vergrooten. De herovering van Sr. Euflachius, die van Demerary, van de Berbices, van Trincomma'o, van Nagapatnam, enz. waren , volgens hun, voor ons juist zo veele rampen .• Zo de Franfchen, zeiden zy, die Etablisfementen niet voor zich houden, als wingewesten, zullen zy die in de fchaal van te rug gaaven en vergoedingen leggen , welken zy Engeland kunnen aanbieden, wanneer het op eenen vreedenhandel aankomt 1 En zo niet een dezer beide zaaken gebeurd, zullen zy ons die niet te rug geeven , dan na daar voor etttlyke Mi/lioenen van ons getrokken te hebben. En dat alles wierd door de Suppoosten van de Kiiek gelooft! . . . En dat alles vergrootte dagelyks het aantal dier Suppoosten, en bygevolg den Aanhang , welke tot de uitgebreidene oogmerken , die men van toen af reeds koerierde, moest dienen! Deze lasterlyke tydingen verlooren voor eenen tyd hunne kracht, door de Declaratie, welke de Graaf de Vergennes op den 2. December 1782. aan de Ministers der Staaten Generaal te Parys deed: maar toen in de volgende maand  3So Schets van een maand January de Vreedens-Preliminairen tusfehen Vrankryk, Spanjen en Engeland, buiten ons wierden getekend, om dat, door het gevolg onzer langwyligheden en belluitioosheden, of ïiever, door het gevolg der gewoone kunftenaaryen, onze Ambasfadeurs genoe_';zaame volmagt misten om die tekening byte treden, wanneer, zeg ik, die Prelimmairen zonder ons getekend waren, toen verdubbelde het ge- fchreeuw der Cabaal tegens Vrankryk. Die vervloekte Mogendheid, riep men uit, leeft ons evenwel eindelyk verraaden ; zy heeft haare beloften valschlyk verveem, onwaardiglyk onze belangens en onzen roem aan Engeland opgeofferd. Z;e daar nu het ieene wy voorzegt hebben: Zie daar het geen onze verblir de, onze zo ondankbaare Natie jegens onzen Prins, niet heeft willen gelooven, daar by zulks alles bad voorzien, en daar om alle vlyt had aangewend, om eene breuk voor re komen tusfehen ons en de Er-elfden, onze ouae Eind- en Ce.oofsgenooten, die onsnu zedert vier Jaaren zo mishandeld hebben, om dat wy zulks hebben verdiend. Het was vrugteloos cm tegen dit gekef m te brengen, „ dat, de onafhanglykheid van „ America, werklykerkenden bevestigd zynde, '„ het voornaame doelwit bereikt was, waarop „ Vrankrvk den Oorlog voerende had geoogd; „ dat de ftaat zyner Einantien niet gedoogde „ den Oorlog verder door te zetten, zonder „ gevaar te loopen, om al de behaalde voor- „ dee-  Groot Tafereel" deelen weder te verliezen; dat de fchandeiy„ ke bedryveloosheid, in welke men onze Zee„ magt in 1781. en 1782. had gehouden; dat „ de kunstgreepen om de reizo naar Brest te „ verydelen, en dat de gefteldheid, waarin al „ hier ten opzigte van dat Ryk eene alvermo„ gende , en aan Engeland overgegeevene „ Kiiek zich bevond, het zelve getoond had, „ wat het van onze zyde zoude te verwagten „ hebben:" — het was vrugteloos, zeg ik, zulks hier tegen in te brengen, en 'er by te voegen, -— „ dat, zo Vrankryk buiten ons de „ Preliminairen had geteekend, dit niet was ge„ fchied by mangel van ons genoegzaamen tyd „ gegeeven te hebben om die tekening by te „ treeden, enz. enz." niets kon helpen; de Cabaal en haare Suppooften , tot den laagften Kruijer in 't land, hielden niet op van uit te fchreeuwen, „ dat van alk Mogendheden der gan? „ fche waeretd, Vrankryk alleen tot zulk een verraad, „ tol zulk eenefchelmachtige handelwyze in ftaat was, en dat van allen tyden, zulke, die op deszelfs belof„ ten vertrouwd hadden, waren bedrogen geworden „ En dat dit het geene was, bet welk Zyns Hoog„ heid en de braave lieden, die even eens dachten, „ hadden voorzien. " Dit gekef, geduurende cenigen tyd'doorgezet, en vergezeld van alle daar voor vatbaare uitleggingen, was op veel braave lieden van zodaanige uitwerking, dat zy 'er zich door lie-  s§2 Schets v a * e * s Keten verblinden. Wel rasch was de zasöé jnaar niet minder dan dat Wy alleen den Oorlog teo-en Engeland moeften voortzetten; hun h/-alle waerelddeelen te gaan aantasten; en zulks Wy alleen; ja, Wy alleen, welken men geduurende de twee voorige Jaaren had getragc Wvs te maaken, dat wy buiten ftaat waren om Heets een Convoy naar de Zond te geleiden.En terwyl men het Publiek met deze hersfenlooze fchikkrngen gaande hield, terwyl dit voorwerp een'ftuk van deliberatien geworden was, terwyl eindelyk, wy door onze half arrbheid alleen ter genade van Engeiand konden bfyven, kon Uwe Hooohbib goedvinden den Staaten Generaal voor te ftellen , de iar trekking der Praemien op de wervmgen gefteid; en door eene onbegryplyke onvoorzigtigheid, zonder voorafgaande kennisgeeving aan Hunne Hoog Mogende, lietUwE Hoogheid toe, alvorens onze Preliminairen getekend waren, dat IOOO onzer beste Matroozen wierden afgedankt ; welke afdanking twee Raaden met den Fiscaal der Admiraliteit van Amfterdam deeden uitvoeren, zonder eenige voorkennis van de Provinciaale Gedeputeerden. Zulks Was waarlyk te regt den Degen opfteeken, terwyl een verwoeden vyand ons den zynen nog op den ftrot hield. Toen nu de Staaten van Holland reden eischten van deze afdanking, zo gevaarlyk in de omftandi&heden, waar inde  Groot Taferbei,. 383 Republiek zich nog bevondt, begon men met het antwoord op de lange baan te fchuiven; en na Hun Ed. Gr. Mog. welke begreepen, waar op dien omweg zou uitdraaijen, ordonneerden dat de gevraagde ophelderingen binnen acht dagen aan hun moeiten overgeleverd worden, vergenoegde men zich, zo gezegt word, met hun een alleryslykst pak Papieren om te ontwarren, toe te zenden: invoege men daar doör, mitsgaders door de gewoone duiftere kunstgreepen tyd won, en Haagde in het ontduiken der voorbeeldige ftraf, xwelke dusdaanige handelwyze had verdiend O). Omftreeks dien zelfden tyd kwam in 't licht de befaamde beredeneerde Catalogus van Schilderïen, in 4°. gedrukt, en een nieuw O) Ik zal te zyner tyd over dit alles de uodige ophe/deringen geeven. Zulken inmiddels, Welke de volgends ftukken magtig zyn , kunnen daar mede te raade gaan , namelyk: Brief van den Heer van der Capeüen vaa Schoonaauwen , Gedeputeerde der Provincie Utrecht ter Admiraliteit van Amfterdam , welke Brief den 23. July 1783. aan de Üttaten dier Provincie overhandigt wierd. — De Bries der Staaten van Holland, den 2 7. Augustus daar aan vol. gende aan de voorn- /■ dmiraliteit gtfchreeven. — Het Antwoord den 2 September door de Hollandfche Raaden en Ministers dier zelfde Admiraliteit op voorgem. Brief; —« tenen pnderen B a i e f van Hun Ed. Gr Mog. den 5, der zelfde Maand aan die Heeren gefcbreven, en liet Antwoor» door deezen laaifien daar op gedaan enz.  '384 Schets van een nieuw gebroedfel van een der voornaamfte" Loonfchryvers dier Cabaal. Onder welke Schilderyen, dat zo veele fnerpende fchimpfchriften en alfchuwelyke lasteringen waren tegen een gedeelte onzer waardigfte Rep enten en onzer braaffte Burgers, waren 'er fommigen, in welke Vrankryk en deszelfs toenmaaligen Ambasfadeur in 'sHage, den Hertog de U Vauguyon niet meerder dan deze evengenoerÜde achtingswaardige Perfoonen wierden gefpaard; by voorbeeld, op bladz. 7. word die Heer , befchuldigd van de eerfte oorzaak van alle onze rampen te zyn, en van met de Republiek den fpot te hebben gedreeven, na dezelve in de tegenwoordige benaauwdheid gebrast te hebben , afgefchilderd onder 't zinnebeeld van den Vos die den Bok befchimpte, naar hem in de put gelokt te hebben: — op bladz. 8. word hy afgefchetst als het hoofd van eene lamenzweering hier te lande gefmeed, en niet minder affchuwelyk dan die, met welke den Marquis van Bedmar tegen .Venetien befchuldigt is geweest:— Op bladz. 31. — word hy aangeduid als geiykenende aan den Ambasfadeur Aruns, die de Zoonen van Brutus te hulp ftond, om Romen aan Porfcnna over te leveren : — Vrankryk had men in de Schildery van bladz. 13. afgebeeld als vergezelfchr-pt van Nyd, Haat enVleyerye, en als met volle handen het goud uitftortende tot aanhitzing der iasr  Groot Tafereel; 385 laster,, om de ligtgeloovigheid onzer Natie te verrasfen, en ons ellendig Land te verfcheuren, enz. enz. Die is flegts een fliauw denkbeeld van deze vier Schilderyen; men zou de Artykelen geheel en al moeten leezen, om te oordeelen tot welk eene hoogte de woede daar m tegen die Mogendheid en haaren waardigen Minister wierd. opgevoerd. Na de tekening der Preliminairen van onzen Vreede met Engeland (a), dat is na men vernomen had, dat wy volftrekt den Engelfchen moeften overlaaten Nagapatnam en dë vrye vaart op de Molukfche Eilanden, fteigerde het voorgemeld gekef, en ander van 't zelfde foort ten hooglten toppunt. Volgens dié Schreeuwers, „ waren de Ministers van „ Vrankryk en Spanjen onwaardig om zich „ langer met deeze onderhandeling tebemoei„ jen: Wy moeften eene afzonderlyke Depu„ tatie in Engeland zenden, om daar recht„ ftreeks van onze belangens te handelen, oni „ van die Mogendheid te verwerven de ver„ geetenis van de beleedigingeri aan haar aan„ gedaan, en by gevolg, om van de zelve min„ der nadeelige, en minder harde voorwaarden. U) Deze Preliminairen wierden getekend den' ï. Sep: Sember 17S3.  386 Schets van een „ te verkrygen, dan die zoo even genoemd „ zyn ". Men bleef ook geenzins in gebreke, Doorluchtige Vorst, zich te bevoordeelen van deeze gefteldheid, in welke de Cabaal een gedeelte der Natie had gebracht, omdaadlyk het bovengemeldevoorftel te doen-, dat is om ootmoedige boete by onze Geloofsgenooten te gaan doen, en nederig de nieuwe ketenen te kusfen, met welken zy zouden goedgevonden hebben ons onder eene gunftige teruggaave van Nagapatnam te knellen, enz. En terwyl men bezig was om dit ontwerp te doen gelukken, bleef men het Publiek wys maaken, dat Vrankryk, in weerwil van alle gedaane verzekeringen, vastelyk had befloten de Kaap te houden , en zulke van onze Americaanfche Etablisfementen als die Mogendheid op de Engelfchen had heroverd. De Declaratie, door den Graaf de Vergennes, op den 23. September Minifteriaal aan onze Ambasfadeur gedaan , „ dat Zyne Mïjefttit gereed was aan den Staat terug „ te geeven alle Bezittingen , w.lke Zyncr Maje"„ Jleits Krygnnagt op de Engetfcben heroverd, of voor „ de Republiek bewaard had , zonder eenige vergoeding w qffchadeloosjlelling te vorderen. " Deeze Declaratie, zeg ik, wierd door de Schryvers van de Kliek behandeld als een Fransch Compliment, daar men niet op vertrouwen moest. Menschen zelfs, die Jlaatshalve beter dan iemand van de authentiekheid dier Declaratie overtuigd  Groot Taferee l. 387 tuigd waren, voerden de fchelmachtigheid zoo verre van in de gezelfchappen uit te itrooijen, dat die niet gedaan ivas geweest; en dat Hunne Hoog Mog. beefden voor bet lot der voornccrr.de Bezittingen: Dit door de andere Suppooften der Cabaal nagebaauwt zynde, wierd 'er door zoo veele lieden geloof aan geflagen, dat men die bezittingen reeds verboren achtte. — Het Ho''van Vrankryk, eindelyk, bewust van het wantrouwen en de vrees, welke daar omtrent hier te lande bleef heerfchen, deed den 11. October door den Waarneemer der zaaken van het Franfche Hof eene Memorie aan Hunne Hoog Mog. overhandigen, waarvan dit het voornaamfte gedcelte is: „ Schoon de Koning niet twyffeld, of Uwe „ Hoog Mog. zyn onderricht geworden door „ de Heeren van Berkenrode en Brant„ sen van de Refolutie, waar in Hoogstcle„ zelve altoos geweest is, en zich ook nog be„ vindt om aan de Republiek uit genegenheid, „ en zonder eenige compenfatie terug te gee„ ven alle de Hollandfche Etablisfementen, „ door zyne wapenen op Groot-Brittannien „ heroverd , denkt echter zyne Majefteit di„ rectelyk die verzekering te moeten vernieu„ wen aan Uwe Hoog Mog. en dezelve vleid „ zich dat die daad zal dienen om Hoogstdes„ zelfs verheevene gevoelens voor de Repu„ bliek, en welke zyne Majefteit altoos heeft Bb a „aan  388 Schets van een „ aan den dag gelegt, te doen in aanmerking, „ neemen, alhoewel ook zekere omftandtghee", den, die het onnodig zoude zyn hier op te 1 haaien, aan Hoogstdeze ve ecnig wantrou„ wen , wegens den nadruk en de dispofitie der " Verëenigde Provintien zouden hebben kun„ nen inboezemen. " [...:.. . ■■ Of nu de een of ander Suppoost der Labaai deeze Memorie andermaal als een Franscb Compliment befchouwde, weetik met, maar ik weet dat eenige Hooggebooren of in Waardigheid verheevenen Schurken , wel zorg droegen om'er de wettigheid van te loochenen, gelyk zy ten aanzien der Declaratie van den Graai de Vetgennes hadden gedaan. _ ■ Geduurende dien tyd wierden de geheime kunstgreepen voortgezet, welke reeds tusfehen Eno-eland en zyn vertrouwden hier te lande hadden plaats gehad , om een afzonderleken Vreede tusfehen ons en die Mogendheid te bewerken. Onder meer andere bedoelingen, Doorluchtige Vorst, hadden onze Anglomaanenook die, om gebruik te maaken van den invloed welke Ge hebben konde op den geest van George den HL om de teruggaaf van Nagapatnam , met eenige andere daar by gevoegde voordeeltjes te bekomen; in hoop , dat in zulken gevalle, alle verplichting aan Uwe Hoogheid zou verfchuldigt zyn; en men niet alleen van het eene einde der Republiek tot het andere zou  Groot Tafereel. 389 kou kunnen doen weergalmen, dat Willem de V. voor ons van de Engelfchen bad verkreegen,, het geen Lodewyk de XVI. niet had kunnen afwillen erlangen , maar dat men daar door ook van verderen blaam zou bevryden, het onbegryplyk gedrag, door Uwe H00hheid zedert vyf Jaaren, en inzonderheid ftaande den Oorlog als Admiraal-Generaal gehouden. Al die kunstgreepen, evenwel, en zelf de Declaratie, door den Hertog van Manchester, op den 19. November aan onze Ambasfadeurs te Parys gedaan, dat Zyne Majefteit aan Hunne Hoog Mog. proponeerde om het definitief Traclaat in 'sHage of te Londen te fluiten, draaiden op niets Uit: 'f is waar, het tekenen van den Vreede raakte op de lange baan , maar toch gefchiedde dit den 20. Mey van het volgende Jaar. ■ Daar by hebben wy de opofferingen, by de Preli ninairen bepaald, moeten doen; doch hoe hard die ook waren, konden zy in geene vergelyking komen, met de haatlyke dwarsboomingen, waar aan wy weder zouden bloot gefield zyn geweest , indien de Cabaal by deeze gelegenheid haar doelwit had bereikt. Hier het de plaats niet zynde om alle verfoeilykheden te herinneren, welke de Suppooften der Cabaal tegen Vrankryk in het gefchil, tusfehen den Keizer en de Republiek in den Jaare 1784. gereezen , hebben vernieuwd, zal ik, in afwagting myner komst aan dat tydvak, my hier beB b 3 paa-  3<)tt Schets van een paaien met bet zeggen, dat, volgens hun, Vrankryk ook in dcszefs bemiddeling ten dcczen opzichte de onvjaa 'digjle rol /peelde; dat die Mogendheid de eenige oorzaak ivas der lange voortduuring van ditgefchil; dat zy daar in zichtbaarlyk onze bektngens en ons venrouvsen verraadde; da: zy de h tftamgbeid des Keizers in zyne pjcetenfien bevorderde; dat wy alleen aan haar te vjy'en hebben de opofferingen, die wy eindelyk gedwongen waren aan zyne Keizerlyke Majefteit Te doen, en?,, enz. Dat alles, zeg ik, wierd gefpargeerd door de Broodfchryvers en Emisfarisfen dier Cabaal, dat Is vpm die geenen, welke reeds op het einde van kwaadaartiglyk dat gefebil hadden berokkend; — van die geenen, welke in den grond hunner ziel zich vervrnlykten over deszelfs voortduuring; —i van die geenen, die het door alle mogelyke middelen aanftookten; van die gce'nen, welke vuurisrlyk veHanqjden dat het zelve in eenen openbaaren Oorlog afliep; en dat, terwyl zy, na oorzaak te zyn p^weest van den Hechten fhat, in welden onze Frontieren zich toen bevonden, daadlyk alle moffelyke dwarspaalen fielden in do Vermeerdering onzer Trouppes, en in 't wapenen onzer Ingezeetenen. Eene handelwyze , die onbegryplyk zou zulks waar is, was dat denkbeeld ten vollen waardig den Steller der beredeneerde Catalogus van Schilderyen, waarvan hier boven is gefproken. Wanneer men op 't einde van Odlober 1 vernomen had, dat ons Vergelyk met den Keizer op het punt was van gefloten te worden , en de tekening van onze Alliantie met Vrankryk, dat Vergelyk waarfchynlyk onmidlyk zou volgen, wendde Engeland hier te lande alle moeite aan om die tekening te verwylen , en om, zekerlyk , door dat middel te öaagea in he1: geheel verydelen der Alliantie. Niemant, Doorluchtige Vorst, weet beter dan Uwe Hoogheid , met welken yver, met welke poo- gin-  Groot Tafereel. 395 gingen onze Cabaal de oogmerken der laatstgenoemde Mogendheid onderfteunde. 'Er moesten menfchen gevonden worden, welke flaafs genoeg aan het welbehagen dier Cabaal waren overgegeeven, of ten minften blind genoeg over de algemeene belangen van de Republiek om in de eene of andere van or&e Provinciën eene onderneeming te doen om den aanflag te doen gelukken; en ook zodanige menfchen zyn 'er gevonden. Op het gedaan Voorftel van zekeren Heer van Citters, fchreef de Regeering van Middelburg op den 5. November aan de Gecommitteerde Raaden der Provincie Zeeland eenen Brief, by welken, na eene lano-e deductie der frivoolfte redenen, en welke den bron deeden ruiken, waar uit zy geput waren, die Regeering aan Hun Ed. Mog. declareerden van oordeel te zyn, dal de Heeren Ambasfadeur: te Parys op defecreetfle wyze behoorden te worden gelast den voortgang eener Alliantie met bet Hof van Vrankryk, hoe nuttig en aangenaam dezelve ook anders zoude mogen zyn (V), niet te verhaasten, en vooral niets definitifs te arrcjleeren, zonder nader verflag aan Hunne Hooelyks; want zy, welke uit de misbruiken, waarover wy zulten , uit de rampen, welken ons drukken, mid.^-/Cc 4 delen'  40? Schets van een delen haaien ter voldoening hunner belangen of heerschzucht, zullen geenzins de eerfte Voof (tellers zyn der uitroeijing dier misbruiken of der geneezing dier kwaaien. Integendeel, bewust, dat, wanneer de thans zig opdoende gelegenheid, eenmaal voorby geglipt zynde, nimmer weder ten voorfchyn komen zal, zullen zy tragten U het eisfehen dezer uitroeijing, dezer geneezing, en het aanwyzen der middelen om het een en ander te verwerven , te beletten, Zyt dan op U hoede tegen de listen der zulken; veracht hunne bedreigingen , trotfeert hunne tegenkanting, en volgt in alles den raad en het voorbeeld dier verlichte Regenten ,dier moedige en voorzichtige Regenten , wier oprechte Vaderlands-liefde bekend is,en die niets verlangen dan U in uwe wettige Rechten herfteld te zien. Uwe zorgen, uwe poogingen, met die dezer waardige Regenten faamgepaard zullen U alles doen te boven komen. Maar, Waarde Mëd burgers , om zulk een gewenscht einde te bereiken , moet gy vooraf alle wantrouwen uit U verbannen , alle ydele vitteryen, allcftoffen van verdeeldheid; en boven al moet ge, als uwer geheel onwaardig aanzien die laaghartige, die verderfelyke gevoeligheden, welke eenige armhartige tegenkantingen kunnen voortbrengen , en anders niet dan opgeblazen geesten en zwakke zielen aandoen. Hier  Groot Tafere»!. 409 Hier voren gewag gemaakt hebbende van de Alliantie dezer Republiek met Vrankryk, gedoog nu, Medeburgers! U te betoogen, dat deeze Alliantie de voornaamfte oorzaak van ons welvaaren kan, en zelfs moet zyn. — Ik weet dat de vooroordeelen, door veelen uwer met de melk mgezoogen of geput in de Franfche Tiranny, van welke bl. 352.. is gefproken , ik weet, zeg ik, dat die blinde vooroordeelen veelen Uwer' de Alliantie met Vrankryk, als eene gevaarlyke Alliantie kunnen doen befchouwen. Ook weet ik dat de Cabaal, met haare Suppoosten, dagelyks alles infpannen om deze noodlottige dooling , dien onrechtvaerdigen a^ keer, gaande te {houden, met onophoudelyk na te praaten dat'Vrankryk onze natuurlyke Vyandis, dat het eene Mogendheid is, voor welke alle middelen gepast zyn om haare oogmerken en heerschzugt te voldoen. Maar, zal dan het bedrog in eeuwigheid niet ophouden geloof onder ons te vinden, onder ons, welke te boek ftaan voor eene zagtmoedige , en zo rechtvaerdige als verftandige Natie ? Ik ftaa toe,. dat de Franfchen ons fomtyds kwalyk hebben behandeld; -maar hebben wy nimmer iemand kwaad gedaan ? Laat ons dan eenmaal rechtvaerdig en billyk met Vrankryk handelen, laat ons zeggen, dat zo de Franfchen ons eenig kwaad gedaan hebben, zy integendeel ons honderdmaal meerder goeds hebben gedaan ; es Cc 5 dat  410 Schets van ben dat ons Land zonder Vrankryk nimmer een Republiek zoude geworden zyn.— Gedoog, eindelyk, hier eenige gebeurtenislen aan U te herinneren, welker herdenking, zulken Uwer, die het benoodigd hebben, beter zal kunnen onderrichten.' Deze Uitflap is wel eenigermaate buiten het bewerp myner Hiftorie, maar in de tegenwoordige omftandigheden volftrektnoodzaaklyk. Tot de Regeering van Hendrik den IV. was' Vrankryk onmagtig om regtflreekt eenigen byzonderen onderhand aan onze Zeven Provintien tegen de Spanjaarden te doen: 'Er was wel een groot aantal Franfchen uit eigen beweeging onze zaak komen ottderfteune», dan dit was't oek al. Dit Koningryk, van een gereeten door Burger-Oorlogen, welke meer en meer wierden aangezet door eene magtige Ligue, geformeerd door de heerschzugt eeniger Grooten, itaande gehouden door den Pauslyken invloed, door den dweepzuchtigen Godsdienst-yver, zo wel als door de fchatten en troupen van Filips " den II., dit Koningryk, zeg ik, had nog boven dien het ongeluk van beheerscht te worden door eenen Vorst, in welken de krygs- en itaatkundige vermogens door de verwyftheid , wellustigheden en bygeloof, waren uitgedooft. Onze moed en volftandigheid, gepaard met den byftand , door de Koningin van Engeland, na den dood van'Prins Willem den I. aan ©as  Groot Tafereel. 411 ons gezonden, zouden misfchien over de Spaanfche dwinglandy gezegevierd hebben, ware niet die byftand zelve even zoo gevaarlyk voor onze vryheid geworden, als de poogingen van onze natuurlyke vyanden. In de daad, Elizabetb, die openlyk had geweigerd eene bepaalde oppermagt over onze Provinc'en aan te neemen, bedoe.de, met het zenden van doezen byftand, zonder zig te veel bloot te geeven, daar van volftrekte Meefteresfe te worden, ten minften zich die Provincie toe te eigenen, welke haarRyk het best gelegen lag. Dit is eene gebeurtenis, genoegzaam aangeduid door de Voorwaarden op welk zy ons dien byftand verleende; het is eene gebeurtenis, beweezen door de geheime Inftructien aan den Graaf van Leicester gegeeven, welke Oldenb imeveli oo eene fciirandere wyze ontdekt had; en dit bevys is volledig bevestigd door het f :hreeuwend misbruik der Waardigheid van Gouverneur-Generaal, met welke die Graaf hier te lande was bekleed geworden, dat is door de fclielmachtige machinatien, die hy in de Republiek aanrichtte, door de haatlyke aanflagen, gewelddaadige en eigendunklyke bedryven in de/.elve gepicegt, zoo wel als door honderderlei andere middelen, allen ten zelfden einde ftrekkendc; maar zoo zigtbaar, zoo bekommerend en zoo verfoeijénswaardig, dat hy eindelyk, mét de vervloekingen aller braaven belast, verpligt was deeze Pro-'  4ia Schets van een Provinciën te verhaten en weer naar Engeland te keeren. Evenwel, onaangezien het gebeurde, en de bewustheid der geheime bedoelingen van Eïzabeth, in weerwil der onlusten, door de Ldccsieriaanfcbe Factie, en eenige dweepzieke Predikanten , nog na zyn vertrek in deeze Landen verwekt, - in weerwil van het meer of min zigtbaar deel, dat de Koningin zelve in deeze onlusten nam , — m weerwil van het gering vertrouwen dat men tocnftelde in de door den Dwingeland aclitergelaaten Engelfche Trouppes, liet die Vorstin geene gelegenheid voorby gaan , zonder ons te verwyten dat wy haar alles verfchuidigt war ren, "zonder ons al die kwellingen te berokkenen, welke haare grillen haar inboezemden, en zonder zich te, verbeelden, dat zy, om zoo te fpreeken, ons by den leiband moest houden. Zoo waren de kommervolle omftandgheden , waar in wy ons bevonden , toen Hendrtk de UI. fderf en door Hendrik den IV. wierd opgevolat f». Dan, deeze Vorst had nog etteiykejaaren te worftelen, alvorens ons directelyk allen byftand te kunnen verzorgen , die hy voorneemens was ons te geeven , en welke zyne belofte , verfcheide maaien gedaan toen ny no2 maar Koning van Navane was, ons fclieeo nen (a) In 't Jaar 1589-  Groot Taf e,r é e l. 413 nen te verzekeren. Ook erkenden de Staaten Generaal de verkleefthe;d van deezen Monarch aan ons, met hem in den beginne zyner Regeering een fom van dertig duizend kroonen op te faiieten, voorts met hem te vergunnen om zyne benoodigde krygs- en mondbehoeftens by ons te koopen; en met het uitrusten van vyf Oorlogfchepen, ter befcherming der Kusten vznBmagneen Nor mandiën, toen door de Spanjaarden bedreigd; en eindelyk met hem nog eenige andere hulp te bieden. Het leedt niet lang, of ons Gemeenebest ondervond, welken vriend zy in den PerJoon van Hendrik bezat. Deze Vorst bood het fpits aan den veelboofdigen Hydra, die hy te bevechten had, en ilaagde zoo wel in den gemeenen vyand de handen zoo vol werks te geeven , dat 'er ten onzen faveure de gelukkigfte diverfien uit voortlproten: en geduurende dien tyd haalden wy onzen adem, en hadden onze wapenen eenen uitflag, dien wy zonder dat niet zouden gehad hebben, welken byftand wy buitendien ook van Elizabeth genoten, en die ons dezelve niet vergunde dan ondereen geduurig klagen en het doen van honderde vervvyten. Dat onze beste Schryvers hier omtrent getuigen dragen! N iet alleen vertoonde ons het Jaar 1596". het of- en delenfif verbond, tusfehen Vrankryk, Engeland en de Republiek gefloten, en van het  4i4 Schets van een het welk wy de gelukkigfte gevolgeh konden verwagten, maar dat zelve Jaar deed ons nog die vermaarde afzonderlyke Alliantie zien, welke tusfehen Vrankryk en ons wierd aangegaan, waar by Hendrik, ondanks alle poogingen van Eiizaicih , den Staaten Generaal toeftond met hem te handelen van Souverain tot Souverain. Die grootfche Vorstin had enkel gewilt dat wy met haar en dien goeden Koning niet anders zouden handelen dan als ongelukkigen, welke aan hun ons aan weezen verfchuldigt waren. Het ware nutteloos hier te herinneren, al wat'er van weerskanten omging tot in het Jaar 1598, toen het akèlig tooheel, het welk Vrankryk , geheel geruineerd en ontvolkt door eenen veertigiaarigenBurger-Oorlog, opleverde,toen de vrees voor nieuwe Factiën, met welker opkomst dit Koningryk bedreigd wierd, toen de gelegenheid om weder in 't bedt te komen van de wingewesten, die Spanjen op die Mogendheid gemaakt had, Hendrik het benuit deeden neemen om met Spanjen den Vreede te maaken, welke den ll.juny deszelven Jaars te Vermits wierd . etekend, na dat Engeland en onze Republiek verfcheide keeren verzogt waren om 'er deel aan te noemen. Maar, gelooft niet, waarde Medeburgers, dat die waardige Monarch ons daarom liet vaaren. Na gezorgt e hebben dar in dit Vreedes-Tractaat niets geiirrefteerd wierd, dat fchadelyk kon zyn  Groot Taferee l. 415 zyn voor de belangen van onze Repubfek, bleef die getrouwe Vriend aan ons even oprechtelyk gebegt als bevorens. Hy vertoefde niet, zegt Grotius, met ons onderftanden te zenden, welke door andere Vorften aan geen vrye Volken worden gezonden, dan om hen te bederven. Hy declareerde aan Oldenbarmveld, toenmaals een van onze Gedeputeerden te Parys, dat hy vier Jaaren lang den Staat zou overmaaken eene fomma van twee millioen en negen honderd duizend Guldens, onder voor•uscnAzel van teruggaave der gelden van ons geleend ; hy beloofde om nooit iets boven die teruggaave te zullen vorderen, en voegden 'er by dat wy zyne beste Trouppes in dienst konden neemen. Die edelmoedige beloften van Hendrik, gepaard met de nieuwe Alliantie, door de Republiek met Engeland, twee maanden na den Vreede van Vervins aangegaan, en de verwagting van nieuwe Krygsbenden uit Vrankryk en Duitschland, moedigden ons aan om den Oorlog door te zetten; maar het volgende Jaar bragten verfcheide oorzaaken de Republiek in eene verlegenheid, die naauwlyks was uit te drukken. Denayver van zes Provinciën tegen Holland, zette die aan tot de weigering om naar evenredigheid met de iaatlte haar aandeel in de Krygskosten op te brengen 5 de Koning van Spanjen deed alle onze Koopvaardyfchepen, die in zyne Havens iar gen  4i6 Schets van ken genin heilig neemen ; de Infante Ifabdla verbood haaren Onderdaanen om verderen handel met ons te dryven; deKoningin van Engeland bedreigde óns op nieuw om zich met Spanjen te verzoenen, zoo wy haar de verfchuldigde Gelden niet terug gaven; en uit vreeze, dat in ruiken gevalle de Republiek weder in de magt van Spanjen of Vrankryk mogt vallen, fpoorden zy de Staaten aan om Prins Maurits tot Souverain te benoemen. In dien uiterften nood bleef ons niemand overig dan Hendrik deW., en die goedhartige Vorst liet ons ook niet vaaren. Hydeed aan de Kooplieden van zyn Ryk bekend maaken , dat, zo zy geduurende de eerstkomende zes maanden, met Spanjen bleeven handelen, het op hunrificoen o-evaar zou zyn; buiten de twee duizend Franfchen door den jongen La Noue mede gebragt; zond hy ons nog een Corps van duizend Zwitzers, die in zynen dienst waren; hy liet aan Graaf Freèrik-Henrik van Nas/au toe, om in Vrankryk een Regiment Ruiters te werven; en zond onder de hand honderd duizend kroonen aan de Staaten Generaal. — Welk eene handeling, in vergelyking met die van EHjabetbl dit was met recht wel wat anders voor ons te doen, dan deeze onrustige en heerschzugtige Vorstinne, welke, ondanks de drie van onze Steden, die zy federt 1585. in onderpand hield, — welke, in weerwil der verfcheidene Tras-  Groot Tafereel, 417 Traótaaten, met ons aangegaan, en inzonder* heid dat van 'tjaar 1598. by hetwelk de aflosfingen van onzen fchuld en de onderlinge on- derftanden definitif bepaald waren , nxeh kè, na getragt te hebben, om, door de aanflagen, de ondernemingen en geweldenaryen van Leycejler, ons onder haar jukte brengen, niet opgehouden had ons door haare grilligheden te kwellen, en ons vrees aan te jagen met haare dreigementen , en eindelyk met ons de hulp, die zy ons verleende, vry wat bitter te doen fmaaken. Indien Jacobus de L die in den jaare i derdaanen inboezemden. _ In F^ats dat de Tfipk Alliantie, welke die Monarch in 1668. met Zweeden en on-, 2e Republiek aanging , den grondfteun onzer veiligheid was, gelyk zulks had moeten zyn, gaf dezelve gelegenheid tot al de rampen, welke ons drie Jaaren daar na bejegenden. Lodewyk den XIV. geftoord, dathy door deeze Alliantie in zyne toenmaalige veroveringen in de Spaanfche Nederlanden gefluit wierd, zwoer zich over ons te wreeken: en het was Karei, welke door byzondere beweegoorzaaken, welker voorftolling hier te langwylig zoude zyn ; het was Karel, die door de aanzoeken en beloften van Lodewyk, — onwaardiglyk de zoo even gemelde Alliantie verbrak, endaar door he; eei'fte ten voordeele van Lodewyks wraak medewerkte. Het Plan, door de beide Koningen geformeerd, had niet minder dan den volkomen onEe der-  43 + Schets van een der^ng van de Republiek ten doel, maar was eene baarblvklyke ongerymtheid; want de sÖftfi uitvoering was onmogelyk, zoo wel door het Plan op zich zelve als door de tegenkantingen, welke het van de voornaamfte Europeefche Mogendheden moest ontmoeten. Uo£ hebben ervaren Staatkundige zedert betoogd, dat Vrankryk zoodaanig ontwerp alleenlyk had uitgedacht, om Karei des te ligter in de party dier Mogendheid over te haaien ; en dat Loaewyk in die ganfche onderneming geen ander oogmerk had, dan om zich over ons te wreeken, en een grootfchen flag te doen, welke zyn heerschzugt kon vleijen , • en ons n dien ftaat te brengen, dat wy geronkte verroeren, moeften toelaaten, dat hy de Spaan; fche Nederlanden veroverde, die hy zicttei- een wilde maaken. Karei, eindelyk, begon den twist, datis, dat Robert Holmes, ingevolge geheime ordres , onze Smirnafche Vloot aantastte, zoo alsik hier voren op bladz. ft. heb aangevoerd Daar op volgde den inval van Lodewyk den XIV. den flag vm Souhbaai, de veroveringen der Bisfchopren van Keulen en Munjler, en de verdere uitwerkingen van eenen wreeden Oorlog, die ons wel in den beginne onthutfte, maar welke onze moed, en onze pogingen, met die van onze Bondgenooten gepaard, eindelyk van onze Grenzen vervvyderden.  Groot Tafereel, 43S De Vreede, welke de Republiek inden beginne van het Jaar 1674. met Engeland floot, was voor ons een nieuw geluk. 'Maar waant met, Medeburgers! dat, gelyk eenige Gefchiedfchryvers voorgeeven, de Engelfche Natie dien Vreede begeerde, uit eene zuivere aandoening vanmedetyden jegens ons, noch dat het de zuroegingen waren, die Karei aanfpoorde-n om daar in te bewilligen. 'Er waren andere beweegredenen, welke den Monarch en zyne Onderdaa- nen by deeze gelegenheid befluurdcn. ► Deeze 1°. hadden ongevoelig bemerkt, dat hun^ nen Koning in deezen Oorlog getreden was omhetüegt gebruik te dekken, dat hy van eenige bevorens geaccordeerde fubfidien had gemaakt. — i». Ook hadden zy bekeurd, dat hy m deezen Oorlog had deel genomen om gelegenheid te vinden, ter vermeerdering zyner Magt in zyn Koningryk, en om daar met meerder onalhanglykheid te heerfchen.. o9; j£ ven. dien waren zy bekommerd over dVfnelheid der veroveringen van Lodewyk den XIV t zy waren beducht, dat, zoo die Vorst onze' zeven Provinciën overweldigde, hy liehtlyk de overige, Nederlanden mogt vermeerleren; en als dan, meefter zynde van onzen Koophandel en Zeemagt, het hem wel eens gelukken konde, den Koophandel en Zeemagt van Engeland ten onder te brengen. Kortom, de Engelfchen, wier doel was ten eenigen dage F.e a hun-  43<5 Schets van een hunne macht op de puinhoopen der onze te grondvesten, vreesden dat onzen Roof ter vergrooting der Franfche Mogendheid mocht dienen, en dezelve eens zoude kunnen Hagen in de hunne den bodem in te liaan. — Zie daar dan een gedeelte der beweegoorzaaken, welke de Engelfche Natie naar den Vreede met ons deed haaken. Karei, aan de andere zyde die neigingen in zyn Volk ontwaarende, en duchtende , dat hetzelve hem wel eens de benodigde fubfidien konde weigeren, of hem misfchien dwingen om zich tegen Vrankryk te declareeren , bewilligde gemaklyk tot den Vreede, het geen echter niet belet dat men dien Vorst eeuwig verwyt, onwaardiglyk eene Alliantie verbroken te hebben, aan welke andere Mogendheden ftonden deel te nemen, en welke door het opwerpen van een herken dyk tegen de heerschzugtige voornemens van Lodewyk den XIV. de rust van Europa zoude hebben beveiligd, en ons behoed voor eenen inval, die ons zoo veele rampen heeft aangebracht, en uit welken die langduurige en wreede Oorlog is voortgevloeid, welke niet dan met den Vreede in 1678. te Nymegen gefloten, een einde nam. . . Op dit tydftip, myne waarde Medeburgers' hielden onze Koophandel en Scheepvaart zich nog ftaande, maar onze Visfchery was zeer vervallen, en onze Manufacturen hadden bereids eerti-  Groot Tafereel. 437 eenigen inbreuk ondergaan, door de noodzaaklyke ophooping van imposten, door het duurder worden der waaren , der voorwerpen van vertiering, der werkloonen, en door de land verlating van verfcheiden onzer Werkluiden, welke de Engelfchen hadden naar zich gelokt. Het ftelzel van den Wisfelhandel, door Willem dm HL in 't vervolg by ons ingevoerd, en den noodlottigen Oorlog, waar in die Vorstin den Jaare i6~88. onsmede fleepte, vermeerderden de reeds genoemde oorzaaken ' van 't verval onzer Manufaétuuren, en verhaastten derzelver ondergang: die rampen wierden nog vergroot door den opvolgenden Suecesfie-Oorlog; de moedeloosheid en ontvolking kroop hoe langs hoe dieper onze werklieden in, en men weet, in welke eene maate Engeland zich daar van bevoordeelde. Eindelyk die ontzachlyke menigte huizen, welke zedert de Jaaren 163©. of 1Ó40. die Steden vergroot en verfierd hadden, vertoonen thans alleenlyk een deerniswaardig fchouwfpel: een groot deel dier huizen ftaan zonder Bewooners, andere dreigen in te ftoiten, andereliggen inpuinhoopen,enonsfchiet geenerley hoop overig, die weder te zien opryzen.— Zie daar, myne Medeburgers} hoe, door eene noodlottige aaneenfchakeling van oorzaaken en uitwerkzelen wy een der voornaamfte bronnen van onze rykdommen, en van ons vermogen zyn kwyt geraakt, terwyl onze belasE e 3 tin-  43,8 Schets van een tino-en onze nationale fchuld tot eene verfchriklyke hoogte zyn gefteigerd. - ik keere weder tot het verval van onzen Koophandel en van onze Scheepvaart. nl*''u' 'Er is niemand, ervaren in onze üeicmeidenisfen, of hem is bekend dat.wy dat verval verfchuldigd zyn aan den yverzucht, welke de Engeifchen van allen tyden jegens ons hebben betoond. Van twee Natiën, welker bvzondere belangen gegrond zyn op het mededingen naar Koophandel en Zeevaart zal de mm de onhihykfte en de gewe. dierfte, zeldzaam misfen in cle verheffing van 2& zelvcn op de puinhoopen der andere. D.t heeft de ondervinding or.s maar al te vee; geleerd — Maar dusdanig is onze gefteldheid met te-ens over Vrankryk. Nimmer heeft die Mogendheid eenige Me van Scheepvaart gemaakt, met bedoeling om ons te ruineeren: in tegendeel heeft zy fteeds onzen Koophandel en ontè Vragtvaartin haare Havens begunftigd, om dat' géeherlei mededingen haare belangens van 'de onze affcheidt, en dat deeze gunst haar zoo •zeer als ons zeiven bevoordeeld. „ In den Jaare 1697. zegt de Heer Girijltt («>, floot de Republiek met Vrankryk een Tractaat, dat (a) Tableau de VHifloirs des Provinces- Unies des Pays. Bas, T. IX. p. 545-  Groot Tafereel. 439 „ allervoordeeligst was, hetzy ten opzigte van „ haaren Koophandel in dat Ryk, als tot dien, „ welke zy in de onderfeheiden ftapelplaatzen „ van den Levant dreef. Onwraakbaare trek„ ken toonen in deeze gelegenheid de weder„ keerigheid der belangen van Vrankryk en de „ Republiek, mitsgaders de ftrydigheid van de „ zelfde belangen met Engeland. In het heet„ fte vuur der Oorlogen tegen de Franfchen „ hebben de laatstgemelden, door allerlei aan„ lokzelen, en door de veiligheid der pasporten „ den Kooplieden van onze Republiek jaarfgè„ fpoord, hunnen Koophandel in dat Ryk voort „ te zetten. De Engelfchen integendeel verzet„ teden zig hevig tegen dien handel, handelden „ dien als ongeöorlooft, en ftrydig met de belan„ gens der gemeene zaak; zy ftelden zelfs zulke „ vermogendefollicitatienin'twerk, datdeStaa„ ten-Generaal, door hun geftadig aandringen „ overgehaald, in den jaare 1703. by Placeaat ,; allen Koophandel met Vrankryk verboden; „ maar die fchrandere Beftuurders bemerkten „ wel fpoedig welke fchade dit verboa hun aan„ bragt. Zy hieven het zelve in 't volgende „ jaar op, en vertoonden aan de Koningin Annd „ in eene Memorie de dringende en alles'afdoen„ de redenen, welke hun noodzaakten dien „ ftap te doen. Maar hoe gewigtig de rede„ nen ook waren, kon zy geen ingang vinden „ by de Engelfchen, die zig weinig over de' E e 4 „ we-  440 Schets van een „ wezenlyke belangen hunner Bondgenoten be„ kreunen. Zy namen een groot getal Sche„ pen weg, en verklaarden die goeden prys, „ welke voorzien waren met Franfche Paspor„ ten , maar aan Ingezetenen dezer Republiek „ toebehoor ende." — Zal ik het zeggen, myne waarde Medeburgers? . . . Willem de HL en welken ons zo veel bloeden fchatten had gekost om hem op den Engelfchen Throon, tot welken wy hem verheven hadden, te handhaaven; Willem de III. wiens haatlyke willekeurigheid, die hy over ons oeffende, den roem heeft bezwalkt, welken hy verworven had met onze verdeedi; ing in den Oorlog van 1672; die Vorst, aan welken wy zo veel verfchuldigd waren, en die ons alles te danken had, was het zelfs die onze commercieele belangens opofferde aan die van zyne Engelfche Onderdaanen. Wel verre van zyne vlyt te bededen tot het doen herroepen der berugte Atle van Scheepvaart,kwamen de ordres, die hy, in hoedanigheid van Admiraal Generaal der Republiek, ter uitrusting van Convoijen, 7n he' geen ik wenschte vervuld worde , J l niet manqueeren Uw Ed. te fehryven om Uw Ed. te bedanken-, en ik be oof onzen Heven Heer wel om nooit meer verboden Manufcrinten te koopen. By dezen wanftalligen Brief was gevoegtde t*\ De naam , die onder aan den Brief is gefteld, «s .oLnig ver vrd'dat men denzdven bier met geen druk. letteren heeft kunnen tellen.  Authentieke Stukken. 453 „ Tytel van dat voorgegeeven Werk , welken „ wy, buiten en behaiven de moeilykheid om „ dien naar den aart te vertaaien , wegens des„ zelfs verachtlyken en vuilen inhoud , onwaar„ dig achten , om 'er onze pen mede te be„ zoedelen, en dien volgens voor des kundigen „ ook alleenlyk in het Franscb, zo als die dus is w opgegeeven, hier laaten volgen.w La Loviso-Bron swicko-Wolffenbut- LXADE, mise Elf CaPZLOTADE. OU r HISTOIRE digne a jamais de mémoire, du Duc Louis de Woljfenbuffle, Maréchal-ferrant au fervice de la République, depuis qu'il efl venu nous faire la nique, en nous mehant comme des Bouriques, jusqu'au jour tam defiré, qui n'efl pas éloigné, om nous aurons le plaifir fortuné , de lui donner les étrivieres, fur fin gros vilain derrière , & a Monfeur fin gros Pupille auffi, ft, commet: Werk daar in vermeld , en ten dien einde in het byzonder zig ten aller eerfte te begeven na Nymegen, en zig aldaar aan de ReLering of wel aan de Regerende Borgemee«L te addresfeeren, en met vertoningc van Mloves Autorifatie, de gemelde Stukken aan ,W_lve te communiceren en in bedenkinge te * of haar Eerwaarde daar uit ook eenige * leidinee zouden kunnen ontfangen om de vereischte Recherches op de besteen fecreetfte wyze op 't voorfchreve fubject in haare Stad en Wisdiftie, conform aan het verlangen van den Heere Hertog , en aan t oogmerk van het onlangs geëmaneerd Placaat tegens de fa-  Authentieke Stukeik. 4^ meuze libellen en eerrovige lasterfchriften te doen, met verderen last, aan hem Subltitut Momboir, om by zyn retour de gemelde Stukken , met *c geen daar toe behoord weder aan den Hove te exhibeeren, en van zyn wedervaren behoorlyk en prompt rapport te doen, ten einde het zelve gezien en geëxamineerd zynde, daar omtrent als dan, zoo nodig, zoodaanig nader gerefolveert of gedisponeert te kunnen worden, als zal bevonden worden te behooren. Extrafl uit bet Rapport aan den Hove van Gelderland gedaan, door den Subflituit Momboir van die Provincie, betreffende de Commisfte, waarmede bet gemelde Hof, in gevolge de voorgaande Refolutie iem bad gechargeerd. Dr. C. van Hasfett, Subftitut Momboir deezer Landfchap, heeft zig ter voldoeninge van 'sHoves Refolutie van den 8. Augustus 1781. na Nymegen begeven, en aldaar met de Regeerende Burgemeefter overlegt, de wyze hoe de Auteur der bekende Anonyme Briefte ontdekken; en is vervolgens den tl. aan hetPostComptoir tot Nymegen gekomen een Boer van Cranenburg, wonende op *t goed van den Burgemeefter Felderhoff, zynde genaamt Peter JCampst  46o Authentieks Stukken. Kamps, en heeft denzelven gevraagt of'er aldaar niet was aangekomen een Brief, geadtkesfeert aan Mr. Devis, ten welke einde hy een papiertje waar op de naam ftond, mitsgaders een Cachet, gelyk aan het geene in den Brief aan den Secretaris van den Hertog lag, heeft overhandigt, met verzoek om daar tegens den Brief, zoo'er die was, temogen ontfangen. Hat daar op gemelde Boer is gearrefteert en op t Stadhuis gebngt, welke in tegenwoord.gheid van den Subftituit Momboir verhoord zynde, heeft verklaart, „ dat hy dien morgen iets over negen uuren van huis was gegaan, na " dat een Heer hem onbekend, by hem was ■ gekomen, en gevraagt hadde of hy naNyme" tn wilde gaan, om aldaar aan t Posthuis " een Pakje af te h uden, ten welken einde voorfchreve Heer hem een Cachet meteen " papierte, waar op ftond Mr. Devis, hadde " meede gegeeven, om 't zelve aan 't Post" lnrs te vertonen, en gemelde Pakje daar op te ontfangen." .„ Dat hy was afgefproken uiterlyk voor een „ uur weder terug te keren, wanneer gezeg", de Heer by hem zoude komen. Dat die * Heer wit en dik van gezigt was, op hebben- * de een zwarte ronde hoed, dragende een " gefpikke ie rok, en voorzien van een zydge- weer en rotting, met verdere by voeging, " dat de vrouw van eenen Peter Geuhies dien " „ Heer  'Authentieke Stukken. 46I 'M Heer by hem gebragt hadde." Dat hier op aan den Burgemeefter en Subftituit Momboir toegefchentn zynde, dat gemelde Boer onnozel in zyne Commisfie was, en ook dezelve dienPerfoon niet kende, is onderling overlegt, om te zien dien Boer over te haaien, ten einde die Perfoonte ontdekken, om terug te keeren; en te verzwygen al het geene met hem tot Nymegen was gepasfeert, voorts dien Heer zyn Cachet en papiertje terug te geven, en te zeggen, dat, zoo als ook waar was, geen Brief voor hem aan 't Posthuis was geweest. Dat gemelde Boer daar toe onder belofte van beloning overgehaald zynde, is vertrokken , ten einde hem na gedaane boodfchap na te gaan, om te ontdekken, waar naar toe vertrok of wie hy was, en den Subftituit Momboir daar van tot Cleve, ten Huize van Vrugt by de NalTaufche Poort te rapporteren. Waarop de Subftituit Momboir naar Cleve is gereden, en is die Boer verzeld met eene andere Boer by hem in die Herberg gekomen, en gezegt, „ dat de Heer in quaïftie, by de „ Hei berg 't Hof van Berlyn , buiten Cranen„ burg, op en neder gewandelt, en hem naar „ befcheid hadde gevraagt. " „Dat hy hem 't Cachet en briefje hadde „ teruggegeven, en gezegt, dat'er geen Brief „ vó*or hem was geweest. Dat hy onderling „ difpuit over de betaling der beloofde twee  '4«4 AUT hektïeks StUKKES, „ guldens, voor zyne moeite gekregen hadden, en die Heer op een Chaife by een vrouw was gaan zitten, zittende voor op de Chai- ,| fe, naast den voerman, een Jongetje van 8 a p Jaaren, ** „ Dat hy, Peter Kamps, verder om zyne be, taalinge hadde aangehouden, en achter op de Chaife was gaan zitten, om hem tot zyne „ woonftede, wegens de betalinge te vervol„ gen, waardoor hy tevens occafie zoude heb„ ben gehad, zyne route na te fporen, doch, „ dat hy eindelyk zyne betalinge ontfangen heb„ bende, van de Chaife was afgegaan. Dat „ hy ontdekt hadde dien -Heer by Doesbeek in „ de Foniyn te Cranenburg hadde gegeeten, en tevens dat dezelve een Chaife van Utfetman, op de Groote Markt tot Cleve wonen*L de, hadde gehad. » Dat de Boer voor die ontdekhnge twee Ducaaten ontfangen hebbende, direct door den Subftituit Momboir was gelast naar Cranenburg te retourneeren ; dat de andere Boer daar door fchynende geanimeert te zyn, zyne dienst hadde geoffereerd, om in de Herberg (namelyk daar de Chais verhuurd was) te vernemen, of die perfoon 'er nog was, en na zyn naam te vraagen; dat dit geaccepteert zynde, gemelde Boer een half uur daar na retourneerde by zig hebbende den voerman , welke den Afzender van de Expresfe hadde gereeden, en met hem  Authentieke Stukken. 463 hem in des Subftituit Momboirs kamer trad: Dat die voerman , welke door den Boer in het ide' was gebragt, dat de Subftituit Momboir na een geé'nleveert Meisje zogt, direét den zeiven, zonder dat die nog gefproken hadde, toeVoegde, „ neen Mr. , zy is bet vast niet, want ik „ heb Lieden uit de Stad gereeden; 't was Mr. Man„ zon, de Franfche Courantier." Dat de Subftituit Momboir hem daar op heeft gedimitteert quaft als misnoegd fchynende, dat hy by hem was gebragt, als hem niet nodig hebbende, zynde vervolgens ook dien Boer, na een Ducaat ter beloning ontfangen te hebben, gedimitteert, met last om direct naar huis te keeren. Dat dus provifioneel ontdekt zynde, wie de Afzender der Expresfe was, de Subftituit Momboir, om meerdere elucidatien te bekomen, gemelde Voerman hadde genomen om hem na Nymegen te brengen; dat onderwegen gemelde Subftituit Momboir hem ampel en breed over zyne expeditie met Manzon hadde onderhouden, en vernomen, dat hy Uifelman was genoemd, wonende als boven gemeld, op de groote Markt te Cleve; dat Vrydag middag den 10. Augustus de Vrouw van Manzon hem befteld hadden, om des anderen dags 'smorgens haar en haar Man naar Cranenburg te ryden, waar zy om 8 uuren moeften wezen. Dathyom halfzeven uur uit Cleve was gereden, en om 8. uuren daar was geweest. Dat Manzon voort de  •,J4 authentieke StUKKEI». ae p0„rt naar Nymegen was uitgegaan, dathy ^ LaUydtegeos! a uuren had befteld e.tv n voornemens was geweest wederom om een Overtrekken. Dathy om half twee uur hd was uitgereden , dat ay geno vYrrP,fe *ton met een Boer, die hy voor hadde gezonden, dispuut over de be^alin e ÏÏ^ehad^n dat ^ ^ZL fc w s a bevolen, gemeend hadde voor af nadere orders, om die bewyzen mfirmdprobanH • ;,nP nan >t Hof te moeten vraagen, " op 4na dit alles ampel gerapporteerd f , tnde by de Refolutie van iS- Augustus ^f w ; gelast om van >t geene hy aanleidm'e hadde ontfangen, omtrent den pr.fmutiven van de Anonyme Misfive, aan den Sefr Iris van den Hertog van Brunswyk gefchre£te ontdekken en na te fpeuren het noS Sbruik te maaken om ten fpoedigften op debekwaamfté wyze , om de zaak nog gehema feL htden, tetragten behoorlyke genchtety^Mormatien fc-gMMfimi daar van te be tomen en die zoo fpoedig mogelyk den Hove "eSeeren, om verder na bevind van zaa- ken te refolvecren. " 1 . Dat de Subftituit Momboir daar op best gedagt hebbende, om die perfoonen te Nyme-  Authentieke Stukken. 465 gen te lokken, en aldaar tot het' geven van kondfchap ter waarheid te arrefteeren, daar toe alle nodige arrangementen gemaakt hebbende , zulks ook wel zoude zyn gereusfeert, was 't niet dat 'er by de Magiftraat vart Nymegen zwarigheid gemaakt was, en vervolgens difficulteiten waren opgekomen, met relatie tot het arrefteeren van Cleeffche Ingezetenen te Nymegen, wyl dat veelmaakdifferent tusfehe» de twee Provintien hadden veroorzaakt; dat dus dat provifioneel achter gebleven, en de Subftituit Momboir daar van gerapporteerd hebbende, is het Hof inmiddels onder de hand geinformeerd, dat 'er gepraefereerd wierde, die zaake niet verder op eene gerichtelyke wyze te doen pousfeeren, maar dat men nu prajfumtif den Auteur kennende , anderen middelen kon employeren, waar meede dan deeze zaak is zonder verder gevolg gebleven. Denklyk dat de Stukken, die men zoo even heeft kunnen leezen, mitsgaders het geen in de Voaraffpraak , van dit Werk van den Heer Manzon is gezegt, genoeg zyn zal om alle de fchandelykheid van dien Perfoon te doen kennen. Maar zoo het hem nogmaals gelusten mogt zich daar over te verftooren, belooft men het Publiek die Stukken afzonderlyk te druk-? G g ken;  46ö_ Authentieke Stukken. ken, en 'er by te,voegen, niet alleen alle de reilexien , welke zynen Brief aan den Secretaris des Hertogs van Brunswyk aan de hand geeven , maar ook een verilag van al de leugens, tegenftrydigheden, fchelmachtige draaijeryen, waar mede hy zich beholpen heeft, om zyn wanbedryf te verminderen in de oogen der geenen, die hem zulks hebben beweezen, en waar van men bewyzen in handen heeft.