D E TOONEELMATIGE ROSKAM.   D E TOONEELMATIGE ROSKAM, I N É ÊN - EN - TWINTIG GEESTIGE EN SATYRIQUE VERTOOGEN. DE WERELT IS EEN SPEELTOONEEL % ELK SPEELT ZÏN ROL EN KRYGT ZYN DEEL. VONDEL. Gedrukt voor Rekening van de Redaiïews, en te bekomen te AMSTELDAM, by HENDRIK van KESTEREN? Boekverkoper.   INHOUD DER VERTOOGEN, N°. I. Inleiding. — Befchouwing van den tegenwoordigen ftaat des tooneels. — Van den Amfteldamfchen fchouwburg. — Plan van dit werk, 2. Jfigenia in udulis. — Incroyable Dansfers. — Jacoba van Beijeren. — Clementina en Deformes. — De kuiper. — Franfche os. —3 Dinomaché. 3. Vervolg van Dinomaché. — Overéénkomst van dit ftuk met Gelonide en Meropé. — Brief van sincerss simplex. ,N° 4.  INHOUD der VERTOOGEN. N°. 4 Iets voor de propheeten uit Poolen. — De •■ Verzoening. — Fleur d'Epine. — Brief van tryntje de groenvrouw. — ^idvef ' tentie. 5 Onderzoek naar de Reda&eurs. — Gefprek uit het Poolsch. — Klara van Hoheneichen. — De Huigchclaar. 6- De Toverfluit. 7. De Toverfluit, vervolg. 8. De Toverfluit, vervolg en flot. — Hoogduitscrr vaersje op dezelve. — De Malabaarfche JVeduwe. —1 van hulst.— Armoede en Groot- ■ keid. — Aballino. <— Brief van p. rond. 0. Goston en Bayard. — Blaife en Bdbet. — Het gefchenk. — De Ouderwetfche Trant. — Bericht van een magazyn van vertaalingen. 10. De wanhoop van Jocrisfe. <— De Onfluimige uivond. — De Melomanie. — Advertentie.— Horoscoop yan cuiuapme bonhomie. — Van  INHOUD der VERTOOGEN. Vanjeantoupet.—Van ryklof richelieu. — Van St. jean baptist. — Schets -van een Graftombe. N°.li. Sluiting van den Schouwburg. — Reizende troepen. — Brief van joan coenraad van der plak. — Van z. waakzaam. — Van jan de melkboer. 12. Rapport van de Commisfie ter onderzoek van het gedrag der Opperpriesters van den tempel van Febus te Yburg. — Droom. 13. Vervolg van N°. 12. *- Allegorie. 14. Vervolg van N°. 13. Ï5. Vervolg van N°. 14- — Brief van n. ambulant. 16. Gisfingen naar de Redacteurs. — Brief van govert met de bult. •— Gefprek in het N*** Koffyhuis. 17. Verdediging en wederlegging van eenige befchuldigingen tegen dit weekfehrift, in het volks-  INHOUD der. VERTOOGEN. volksblad wegens het Bataafsch beftuui N°. 12. N°.i8. Befcheiden aanmerkingen over de hedendaags fche gebreken des tooneels, en middelen too hcrftel. , 19. Vergelyking der vorige met de hedendaagfchc Dichters.—Voorloopig bericht van eeue nieuwe belasting. — Brief van p. geldvwlff en compj 2-*. Plan van eene belasting op de vertaalingen eni vrye entréën. 21. Mishandeling van de Roskam. — Zyn af-' fcheid. — Dood. — Nalatenfchap en Erfge-naamen. — Begraafenis. — Graffchrifu DE  !TOONEEL- ^^^^^^ MATIGE IR O S K A M. N°. i. Den 4 Maart 1799. Castigamus ridendo mores. INLEID ING. Het moet niemant incroyabel voorkomen, dar wy met het bovenftaande fchefpgepuntte inftrument het tooneel eens gevoelig zullen aantastten, hetwelk, zo lang het tot opbouwing van taal en dichtkunst ingericht was , van tyd tot ;tyd met hoogdravende treurfpellen, die door de aanfehouwers te geleerd, en met geestige blyfpellen , die voor dezelven te fyn waren, geftofreerd was, doch naderhand, en inzonderheid federt hetzelve ter bevordering van goede zeden en nationaale opvoeding hervormd wierd, ook natuurlyker wyze met daartoe veel eigenaartiger (tukken voorzien-moest worden. Hier uit vloeide A- nood'  ( 2 ) noodwendig voort, dat de ouderwetfche deftige: treurfpellen van corneille, racine, voltaireï en eenige weinige eigenvindingen, benevens des geestige blyfpellen van destouches, mouere em regnard, en onze vrolykeHollandfche kluchten,, (Bataaffche farces, wil ik zeggen; want federtt de komst onzer Franfche broederen houdt Holland op Holland te zyn,) den zak kregen, em door tot het laatfte oogmerk oneindig meer dien-ftige-Hoogduitfchc drama's, incroyable balletten,, geheimzinnige opera's , brandftigtingen, betoveringen, herfcheppingen, mirakels, ja, zelfs doort natuurlykc bakkelaaipartytjes cn pisfende koeijeni inkluis, vervangen wierden. Zo dat, zcggem eenige bedillers en fpotvogels; fints de kerk vani den ftaat gefchciden, en integendeel de fchouw-burg daarmede verée'nigd is , men de eerfte gerust vaarwel zeggen kan; vermits men in den i laatften, op kosten der republiek, meer wonderen kan zien dan-de eerfte ons buiten iemantss fchade flechts vergt te geloven ; en al wie nationaal opgevoed wil worden zou niet liever van een" akteur op het tooneel dan van een' akteur op den i preékftoel houden? dewyl deze ons de kap met: praatjes vult, daar integendeel by den anderen,, doen de zaak is. Schoon dit veele nog onver-lichte Bataaven, die nog een weinigje ouderwetsch i denken, voor geen goede munt willen aanne- • men, en niet alleen durven beweren dat het fchan- • delyk en aanftotelyk is, de onbefchaamdfte prul-' len niet alleen op de gewoone fpeeldagen in de i week, maar zelfs ook nog op den dag des Hee- ■ ren, openbaar op den fchouwburg te vertonen, (als De Vifitantines, enz.) maar ook tevens ftout: weg;  ( 3 ) weg verklaren, dat deze weleer zo detige kunsttempel, die met zo veel moeite van den naam van fchool des duivels gezuiverd was , thans zoIdanig met drek en vuiligheid bezoedeld is, dat men 'er tot de kniên inzakt, en zelden onbeimet van eenige onreinheid, (namelyk de overiheerlyke grondregels van Robert, u4ballino, enz.) jjfieh van daar begeérfrrj Hoewel wy geenszins xot die lieden behoren, die men fynen noemt, :kunnen wy toch niet zien deze burgers het zo ver mis hebben; want helaas ! onze Bataaffche Helikon ziet 'er erbarmelyk uit, met onkruid en Idistels bewasfen , de lauwertakken door de. :ezels fchoon afgeknabbeld, terwyl het flyk' iemant om de ooren fpat, dat men naauwelyks :zien kan. Het is dan om in dien drek. eens rond te wroeten, dat wy een fplinternieuwe Ros;kam hebben laten maken, om daarmede eens ilustig den geheelen mesthoop, in den ftal van iden ouden kreupelen en blinden Pegafus, in vroeger' tyd de beste harddraver van Apollo, het onIderfte boven te halen-, want denzelven te zuiveren is zonder de krachten van den fterken bur~ :ger Herkules niet wel mogelyk; en misfehien :zou hy daar aan nog wel vry wat meer weeks ,vinden , dan aan het reinigen der Hallen van lAugias, koning van Elis, dat volgens de oude fchryvers, toch ook geen ligt karwytje moet gc■ weest zyn. Wy zullen ons om die reden flechts ;;ot den arbeid bepalen, die met onze krachten overéénkomt; want om verder te reiken dan onze armen lang zyn, zou net wezen of een i Qrang-Outang in de duizend en ééne nacht blaswrda, c,T) ftofie yoor een balie; te S5ö«jcefi.i en A 3 wy  C 4 ) wy zouden ons even als dit potfig wouddïer blootltellen om van het publiek uitgelagchcn, in plaats van in onzen zuuren arbeid aangemoedigd en onderfteund te worden. Het is ons ook tevcr.s veel genoegen, dat onze buurman, de birger Noach, als hy een plaatsje m de iocf van zyn Ark ledig heeft, daar het een of ander onrein in plaatst, het welk ons een weinig in onzen arbeid verltgten zal; terwyl wy, uit hoofde dat die burger zich daarmede niet weinig by de ftalmecsters van den Helikon, die daardoor des te lifter vrachtjes kiygen, verdienltelyk maakt, daarvan honorabele mentie in onze notulen zullen maken, welken ieder die daar in gading heeft alle Maandagenvoor één ftuiver, in het formaat van dit blaadje zal kunnen kopen. Qndcrtusfchen dienen wy onze lezers toch te onderrichten wie wy zyn, hoe wy onzen arbeid inrichten en op welk'eene wyze wy hen het verilag daarvan mededelen zullen. Wat het eerste punt betreft, wy kunnen hen op onze burgertrouw verklaren dat wy vryë, onaf hanglykc, ronde Hollanders, Batastven meen ik, zyn, die dezen arbeid vrywillig en belangeloos ondernomen hebben, zonder daartoe door eenige kommisfie g.erequireerd noch gekomtrtnpeerd te zyn ; dat wv ltemgerechti«ü in alle fjhouwburgen der Bcta;-ffche republiek zyn , te weten voor ons geld; want met welk een geringe moeite, als het vervaardigen van een prozavertaling, of een ballet ook de akte van burgerlchap in deze heiligdommen oni pet te verkrygen is, zyn wy te naauw gezet om het getal deKprofaanerj, dat buitendien toch weldra dat der ingeipyden overtreffen aal, nog te vefgroten ,'daar • - h,et LL  C 5 ) het reeds groot genoeg is. Wy zien zonder de Igeringfte afgunst de vertalingmakers van een iDrievoUwdig Huwelyk, Camille, Oberon, Doktor en apotheker, Toverfluit en andere prullen,naast de kundige naarvolgers van eenFedra, Gastonen \Bayard, Hamlet, Malabaarfche Weduwe en andere waarlyk verdienstelyke mannen, gratis in ;de balkons brilleren, en met dezen in Febus i tempel een' gelyken rang en voorrecht genieten. Het is ook evenmin onze zaak om fe onderhoeken pf, devvyl Nepthunus en Merkurius uit onze Amftelftad inperlbon geëmigreerd zyn, ook hunne bceldtenisfen aldaar van het tooneelgordyn ■geremoveerd moesten worden, en of dei zeiver ivakature door eene vervaarlyke groene reuzin, met een' leêggeftorten geldzak en een' vreesfelyrjsen revolutionairen knuppel in de hand ,■ zittende in een fraai je vierkante oranjekouleurige lyst, jiaar den fmaak van het publiek is vervuld; ó neen! dit is ons even zo onverfchillig als de witte, geele, purpere of blaauwe kouleur van de fchouwplaats; het gaat ons ook in 't minst niet aan, of het beftier uit mannen van oordeel en fmaak of uit harsfenlooze koppen beftaat: wy laten zulks voor rekening van die gecnen aan welken zy hun beftaan te danken hebben, en van wier kunde m :dit vak wy vertrouwen dat zy geen wezens in :een' post zullen ftellen waarvoor zy niet berekend zyn; zo min zuilen wy penetreren, of :zodanige beltierders een' tooneelfpceler, die zich iaan hun tooneel verbonden heeft, en een fchoone ftuivcr geld wint, bovendien nog permitteren .mogen gedurende dentyd van zyn engagement met ■een zwervende troep'elders nog meer geld by A 3 ü  ( 6 ) elkander ce lehrapen, en dus het publiek, dat recht op zyne bekwaamheden heei't, weeken achter elkander te leur fielt, terwyl zyn mes aan weerskanten fnydt; even weinig kan het ons ook verfchelen of datzelfde bellier uit onkunde of uit wellevendheid zo maar ryp en groen ,vaerzenen proza adopteert, em met groote kosten en moeite den volke doet vertonen, terwyl door zulk cene handelwys niet zelden de doorwrogte meesteriïukken van de geenen die met recht aanipraafc op'den naam van dichter mogen maken, niet regenftaande dit getal zeer gering is, achter de bank blyven liggen, in 't geheel niet, of zo laat naderhand vertoond worden, dat men ze met recht oude nieuwe ftukken heten mag. Wy verheugen ons dat wy in dit geval niet zyn, en nog meer dat wy de reprëfentatien', die wy bywonen, bet talen kunnen: wy zyn dus voor onze fchellingen van veel verdrietelykheden en ergernisfen bevryd, «n behoeven, om dat wy, zo als gezegd is, 'er geen belang by hebben, de handelingen van het beftier niet te bedillen; want daartoe is eigentlyk onze Roskam niet ingericht :wy zouden wreed zyn een' armen duivel die van daag met het rad van avantuuren naar boven gewenteld is, en morgen weder naar beneden kan tuimelen, het genoegen te benemen van eens met verachting op den onderleggenden, die weleer zat waar hy thans zit, neder te zien, terwyl deze zich met de gouden iprenk Hodie m:ki , cras tiii, poogt te troosten. Maar onze Roskam is gevyld om het vuilnisvat van den Helikon eens, door te harken, en te zien of 'er nog het een of ander goeds mogt te vinden zyn, en Uit is hst tv/ceSc punt waar-  ( 7 ) waaromtrent wy 'onze lezers nog Inlichting dienen te geren. Schoon wy ons niet alleen tot die ftukken bepalen, welke op den Amfteldamfchen republikeinfchen fchouwourg vertoond worden > maar even als de voddekrabbers de ronde langs den geheelen Parnas denken te doen, zullen wy echter om een geregelde orde in het verflag van onzen arbeid te hebben, het fpoor van onze voorgangers den Schouwburgnieuwsfchryver, Tooneelbefchouwer, Tooneellpectator en anderen volgen, en het geen van tyd tot tyd op gemelden fchouwburg vertoond wordt ter roskamming onderhanden nemen, tusfchen beiden het geen elders opgevoerd wordt mede een veeg uit de pan gevende; dit is de wyze waarop wy onzen arbeid 2ullen inrichten. : Aangaande de wyze hoedanig wy het verflag daarvan aan de waereld zullen mededelen, hebben wy ons voorgenomen zulks op een' vrolyken, luimigen trant te doen, om is het mogelyk den lagch op te wekken, het welk in een' tyd, gelyk de vertaler van het Gefchenk met recht aanmerkt, dat men het lagchen hoogst nodig heeft, eenigfmts verdienstelyk is. Wy haten de drooge kritiekals depest, en hebben het motto, aan het hoofd van dit nommer geplaatst, fraai door een' fchoolmeefter gefchreven, in een vergulde ly&t en glas op onze kollegiekamer voor den fchoorfteen hangen; ook weten wy by ondervinding dat men de gebreken door dezelven belagchelyk te maken eerder wegneemt dan door dezelven ftreng te berispen. Om nogthans Verfcheidenheid in ons werk te brengen, zullen wy hetzelve doorweven , met Dichtftukjes, Brièveri, Anekdotes of Byzonder-  ( 8 ) heden tot het tooneel betreklylc: ten dien einde nodigen wy ieder uit die ons de behulpzaame hand wil bieden ons zyne aanmerkingen of harslenvruchten onder het adres van onzen boekverkoper mede te delen; wy verzekeren, alweder op onze burgertrouw, het zy wy dezelven plaatfen of niet, altoos daarmede bclcheiden te werk te gaan; en wanneer het gebeurt dat de fchouwburg uit hoofde van het verlopen faifoen zyne deuren en vengfters (luit, zullen wy echter fto'ffe genoeg vinden om onzen arbeid in dien tusfehentyd te vervolgen, . in het geen als dan by de reizende troepen voorvalt, onder de ons bynadagelyks overstromende tooneelltukken , uit onzen voorraad en het geen ons toegezonden wordt; zo dat wy i indien het ons niet aan lezers onbreekt, ons. Werk niet zullen -behoeven af te breken voor het tot een bekwaam boekdeel gevorderd is, wanneer wy hetzelve, zo het 'er. op over kan fchieten, met een' fraaijen gegraveerden tytel zullen voorzien, die aan de bezitters deezer blaadjes tot een nieuwjaarsgefchenk zal vereerd worden. Dit is alles wat wy tot een Inleiding te zeggen .hebben: aanitaanden Maandag hopen wy. onze le'aers eeni* ge geroskamde ftükken te vertonen. Te yfMSTELDulM, by HENDRIK van KESTEREN", Boekverkopen  TOONEEL R O Den tl Maart 1799. Voulez vous longtems pla'tre & jamais ne las/er , Faites choix d*un héros propre è m'intéresfer. £ o I l e a u. iirT Wy hebben ons niet bedrogen in onze verwachting, dat wy in het overhoophalen van den dramatifchen mesthoop, nog wel het een of ander goeds zouden vinden. Het geluk heeft ons ook1 byzonder gediend, vermits wy, na de vuiligheid van kotzebue en andere gaauwdieven in de kunst een weinig uit dén weg geruimd te hebben"; óp het onverwachtst op Saturda'g den sdeh Maart, in een afgelegen hoekje, een heerlyke diamant van den onyergariglyken diadeem van r, a c t n e , ontB dek"- D E MATIGE S K A M. N°. 2.  ( id ) dekten, die* fchoon dezelve in het oudenvefch Sataafsch (Nederduitsch) door het te dier tyd hoogstloflyk kunstgenootfchap NU volentibus arduum gekarmozeerd is, toch eene inwendige waarde heeft , die by de kundige juweliers nooit verminderen zal, fchoon het fatzoen 'er al eens öp verloren mogt worden. Ja wie weet of dezelve eens opgcflepen, gepolyst en a nncroyable gezet, wel dien fchitterenden glans geven zou dien zy thans geeft! Ten minften Ifigenia zal ons, al was zy ook in ecnv hoepelrok, altoos beminnelyk voorkomen; en wy zouden, om haar te befchermtn , een geheel regiment van vyftig incroyable dansfers en dansferesfen , die, in onbetaamlyke poftuuren , op één been ftaande, haar van fchaamte zouden doen viugten, met onze Roskam moedig het hoofd bieden. Schoon het ons Oogwight niet is om ons met eenige verdeeldheden in te laten, ten einde naderhand, een etage hooger zittende, op een' Mouten toon de verdrukte en om wraak fchreeuwende kunftenaars, blaffende honden (*) te noemen, kunnen wy toch niet nalaten onze fchellingsplaatsgenooten aan te moedigen , om diergelyke ftukken vooral te komen zien , vermits zy daarin nóg wat degelyks voor hun geld bekomen , daar integendeel die góede zielen, de Hemel weet om wie te plaiziercn.' zich byna te barsten applaudisferen op de Zonnemaagd, Aballlno, Rolla's dood, den Ridder Bayard en foortgelyke , waarin hen indedaad niets anders (*} Zl« het vooibeiieh; van Toberne, \»»g/ptL  ( II ) dcrs dan knollen voor citroenen verkocht worden. Dat ook de heilryke verlichting tot de vierde verdieping van Febus kunsttempel doordringe! dat de fchaamle offeraars van hunn' met een goed oogmerk befteden fchelling, het waarachtige fpreekwoord insgelyks op prys leren fchatten: u Niet te Kooten best , beter voor als lest.'' en geen vertrouwen meer in een' zwaaren dikken Talisman ftellen , noch hunne Kippen , met Haver van Claudius Qv'tttt in de maand January mesten, op dat zy tegen Paasfchen Hechts windeijercn leggen, en wanneer het hok fchoon gemaakt wordt Hoepelbeen en Wistelaar zo lang in p***, of H**'*burg in de paardenvygen laten wroeten, tot het in 't nar jaar weder tyd is om op den ftok te gaan Doch deze allegorie zou eindelyk voor de fe'rvellirgsplaats onverftaanbaar worden , en als wy daarvoor fehvyven, komt 'er geen allegorie hoegenaamd te pas, om de ge ■ wigtige reden dat men die daar zo min zou begrypen , als waarom in het ballet van Grcé menfchen verfchy. nen met een' ezelskop , een' bokkenkop, een' hondenkop, een' kattenkop, en geen één met een' Brutuskopt d?t nu toch fterk in de mode is (*). Wy zullen daarom onze gewoone verftaanbaare Bataaffehc taal liever bezigen, en voortgaan met het veiflag van onze» arbeid in de voorleden weck, Aangemoedigd door het wedervinden van de fchoone (') Ziedebcfthryv:ngYan dit ballet ia de ArkeNoach's.N". \. 8 2  ( 12 ) IJigïnla, vervolgden 'my rustig ons onderzoek, en waren 's anderendaags zo gelukkig in denzelfden afgelegen hoek nog een oud Bataafsch voorbrengfel van een uitmuntend vernuft te' ontdekken, namelyk de öveïhcerlyke Jacoba van Beijeren-, eene mcesterlyke eigenvinding van den bekwaamen Burger j. de marre, een der grootfte cieraadenvan onzen zangberg. Dit ftuk heeft het geluk van niet, zo als veele anderen , geheel achter de bank te blyven liggen : men haalt het nu en dan nog eens voor den dag, waarfchynelyk niet zo zeer om het ftuk zelvê.dan- wel om de Burgeres sardet toch ook eens een beurt te geven? en het publiek aan derzclver deklamerenden galm niet geheel te ontwennen (*). Hoe het zy , als wy nog tusfehenbeiden zulke trouvailles doen als deze twee Jtukken, dan komt het 'er niet op aan of wy een paar manden vuilnis meer of min over den vestmuur moeten ' werpen. ' m vierentwintig uuren gefenoft te hebben gaan wy weder aan het werk, en het eerfte dat ons voor de hand komt, is Clementina en Deformes , een vry goed drama van mojiïel, in Hechte, (tootende en gewrongen vaer- zen (?) Dit ftufe is ciet gegeven; maar in cjeszelfs plaats De Snyier en \yn Zoen en Fanfnn en K,ltas. Twee geestige fpellen; fchoon het eerfte op eene rampzalige wyze vertolkt is, -vol taalfouten en Germanismen, behaagt het doorgaans vry vel. Het tweede is een ftaai zedelvk (Jukje, in bevallige verzen door den be!-eken , even zo onpartydig en vrymoedig als wy thans over de uitvoering der twee bedryven gedaan hebben. Hoogstlofwaardig was het voornemen om eene reprefentaiie te geven ten voordeele onzer ongelukkige landgenooten , die hunne have en bezittingen door de vrceslyke overftromingen verloren hebben ; doch het verwonderde ons niet weinig, dat men zulks op ons nationaal too-  'C lö ) tooneel lriet de' Franfche akteurs gefamentlyk dacht in het werk te (lellen. Behalven den hoon dien men daar mede onze yverige en bekwaame akteurs aandeed, als of zy alleen niet in ftaat waren door hunne bekwaamheden volk te trekken , maar ook zelfs in hunne kunst Franfche hulp nodig hadden, fchynt het dat men niet ééns heeft gedacht aan de wanorders, die-uit zulk eene amalgamatie noodwendig ontftaan zouden , inzonderheid by onze fchellingsklanten, waarvan het minfte deel de Franfche taal verftaat, en dus'met rechtpretendeeren konden voor drie ftuivers ingelaten te worden, dewyl hen de helft van het fpektakel niets waardig was, enz. Waarom de Agent zeer wysfelyk gedaan heeft te bevélen, dat ieder zyn menschlievend bogmerk in zyn eigen lokaal moest uitvoeren, het welk dan ook op onzen fchouwburg gefchied is , door een reprefentatie van het vreesfelyk overdreven . ftuk: De Slagtoffers van Kloosterdwang , tooneelfpel, en Czaar Peter de Groote, zangfpel , benevens het reeds meermaalen gegeven ballet jltalante door Hippomenus ..... . Mais ppur en Utre tutu qttelte etreite es face ! Pardm, mon cher leSem, mais il n'est flus de place. Op bladz. 10 is een blor.de drukfeil ingeflopen; 'ei' ftaat: Oogwighthet moest zyn oogwit. Dat komt van 't blaffen! Te AMSTELDAM, by .HENDRIK van KESTEREN, Boekverkoper.-  b è tooneel- MATIGE ROSKAM. N°. 3- Den 18 Maart 1799; En gy, wien goede fmaak en deugd noch kan bekoor'en, Gy deelt onfchuldig ook in deze fchande meê: Gy zult uitheemfche taal en vreemde zangen hooien, Waar 't volk gevoelloos is voor uw DinomaCHeI Zo hoort ge in 't ledig veld des leeuwriks blycfe zangen, Tot hem, als de avond valt, het nachtgevogelt ftoort: Dan wordt zyn lentelied door hun geknarsch vervangen, Terwyl de landman treurt in 't eertyds lachend oord. D e Arke Noach's, N*. 9. In ons voorig Nommer zeiden wy, dat wy te befcheiden waren om over het oorfpronglyke treurfpel Ditiomdchè, op dezelfde wyze te fpreken als »ver de me-  ( 18 ) nigte naauwelyks noemenswaardige uit het Hoogduitsch vertaalde vodden, en dat ons beftek te klein was om daarvan alles te zeggen wat wy wel wenschten, waarom wy het toen flechts by eene onpartydige, fchoon oppervlakkige fchets van de uitvoering der twee eerfte bedryven lieten berusten. Thans zullen wy aan onze belofte voldoen, en onze lezers eene onzydige fchets geven van het ftuk zelve. Het is nutteloos voor af te zeggen dat wy voor een óogenblik onzen fatyriquen ftyl laaten vaaren , en ons tot eene ernftige befchouwing bepaalen. Iets dat niet beter verdient dan befpot of gehekeld te worden, zullen wy roskammen, maar geenszins wezenlyke vtrdienften benadeelen, door dezelven op eene haatelyke of belachelyke wyze ten toon te ftellen: wy kennen in ons gefchryf vriend noch vyand; ook zyn wy in den ruimften zin onafhanglyk : wy behoeven dus niemant te ontzien noch. te verpligten. Dit achten wy nodig onze lezers nog eens te herinneren, om alle vermoedens van partydigheid of vooringenomenheid voor te komen. Schoon men in den eerden opflag eenige overeenkomst zou meenen te befpcuren, van dit ftuk met Meropé en Gelonide, en wy zelf eerst van dit gevoelen waren, is ons echter na eene bedaarde leezing der drie ftukken na elkander gebleken, dat 'er niet wél eene vergelyking tusfchen deze drie zou kunnen g«maakt worden ; het is waar, Meropé, Gelonide en Dinomachè hebben éene dryfveer, waardoor zy handelen, één doelwit, dat zy zoe-  ( 19 ) zoeken te bereiken , ééne hartstocht; Egistus, Euri. medon en Thrafyllus zyn in deze drie ftukken nagenoeg dezelfde perfonaadjes, zy verwekken alle drie hetzelfde belang, zy zyn alle drie de lydende voorwerpen der inoederlyke liefde; maar is dit genoeg om te bewyzen dat deze drie ftukken eveneens zyn' Het is waar > men zou kunnen aanmerken dat Philoiles flechts naar het huwelyk met D'momachë bad te trachten, en hy zou volmaakt gelyk zyn met Polifontes, die Meropé naar het outer ileept; maar,zouden 'er indedaad niet twee dwingelanden beftaan kunnen hebben , die op eene es dezelfde wyze handelden, hetzelfde chara&er en hetzelfde afzicht hadden , waarom niet ? Om welke reden , zou men, dit toegeftemd zynde, hen in dezelfde betrekking niet ten tooneele mogen voeren ? ]a, hef menigmaal ftaat men bloot, louter, toevallig, en geheel otifchuteig in eenige overéénkomst te vervallen , gelyk in sitnojis en Beon gebleken is I Bovendien heeft een vroeger dichter boven een' later' het uitfluitend voorrecht eene daad , character of hartstocht te behandel.n ? Zou het by voorbeeld Euripides alleen vryftaan de moederlyke liefde ten too:ieele te voeren? Is''er een regel in de jirtjloiel'tfche wet, die den tooneeldichtcr verbied , ten tweede maale eene daad , charatler of hartstocht te fehilJercn , die reeds door anderen vóór hem behandeld was? o neen! integendeel het kenmerkt een* goeden fmaak, wanneer men het edele en fehoone poogt naar te volgen en zich eigen te maaken. Gelukkig die C a go  ( 20 ) gevoel voor het verhevene heeft, en, even als de ader Jaar die het ftof van zyne vleugelen fchud en moedig naar de zon ftygt, van eene brandende begeerte bevangen worden, het fpoor van navolgenswaardige voorgangers in te flaan, om, hen ingehaald hebbende, naderhand zelf ten voorbedde te (trekken! Hebben Racme en Voltaire zich niet Euripides en Sophocles tot voorbeelden genomen, en zyn zy daarom minder groot in het vak der fraaije letteren ? Kastelein geeft in de voorrede van zyn' gebrekkigen Olintes een geheele lyst van fchryvers, « zyn vertoond geweest, al ware het dat de yerdienstelyké IVattier nit ongelukkig toeval niet gekregen had, waarvan wy in ons voorig nommer eefproken hebben. Hoe moet dit den yver nederflaan van C 3 hen  C 22 ) tien die zo gaarne door beter voortbrengfels den wanfmaak van het publiek wenschtcn te hervormen, en af te trekken van het klatergoud van die uitzinnige dingen die men operaas en balletten noemt; doch dit is ondoenlyk zo lang zy daarin niet de behubzaame hand geboden worden door de beftierders onzer kunstgeftichten, die doorgaans het pecunteele meer dan het waare fchoon in het oog houden, en dierhalven die ftukken ten tooneele laaten voeren welke het fonds het meeste voordeel aanbrengen. Wanneer men hen flechts als rentmeesters van het tooneel aanmerkt kan men hen dit geenszins kwalyk nemen , dan is het zelfs hun pligt dezen weg in te liaan; maar als aien in aanmerking neemt dat zy ook tevens de waardigheid van kunstrechters bekleden , in wien men ten minsten een gezond oordeel en zuiveren fmaak zou dienen te veronderftellen, en moet zien dat zy in plaats van den verkeerden fmaak tegen te werken, denzelven hoe langer hoe meer veld doen winnen, door, zonder huivering voor de gevolgen, maar alles te doen vertoonen wat flechts in famenfpraken gefchreven is, dan moet het zekerlyk den beterdenkenden kunstenaar hard vallen zyne welgefchapen kinderen door ontydig uitgeworpen mola te zien verdringen , en hoe dwaas zou by doen zyne lettervruchten die hy om deze reden achterhoud ter goedof afkeuring te geven aan lieden die hem met een' broddelaar van half Fransen en half Nederduitsch geknoei: of een' nafchryver van Hoogdüittch proza over eene kam zouden- fehceren. Daar  C as ) Daar toch onze fnaar zó ernstig getemd is , en het welligt wanklank zou veroorzaaken indien wy van toon veranderden, zullen wy deze fymphon'ie maar op dezelve wyze tot bladz. 24 u tfpeelen , en dus hier een' brief laaten volgen dien wy kort na de uitgave van onze eerste nommers oi;tfingen. MYNHEEREN! Schoon ik niet veel kennis heb van het geen het tooneel betreft, ben ik 'er echter, een i/root lief hebber van , en bezoek uit dien hoofde zeer dikwyls onzen fchouwburg. Het is my doorgaans onverfchillig wat 'er vertoond wordt, als het maar nuttigen leerzaam is. Toen ik nog eenige jaaren jonger was fchepte ik groot beha» gen in de treurfpellen van dien tyd, die allenïs uit de mode geraakten en door andere foorten van fpellen vervangen wierden, waaraan ik eindelyk zo gewende dat die te zien eene behoefte voor myn hart wierd. Ik zon liever een maaltyd verzuimd hebben dan een vertooning van Romeo en Juüa , Emilia Galotti, de Onechte Zoon en diergelyke. Daar ik altoos by het zien van de reeds gemelde treurfpellen koud en ongevoelig bleef,en dacht: Kom , kom, het is maar fpel! was ik nogthans zo aangedaan, dat ik my niet onthouden kon van te fenreijen toen ik Menfchenhaat en berouw en de Verzoening zag fpelen. Wat hier van de reden zy weet ik niet; misfehien om dat de Griekfche en Rotneinfche helden my minder intcresfeeren dan de lieden die eveneens gekleed zyn, en op dezelve wys fpreken als ik en myn's gelyken; althans ik liep zeer hoog met deze ftukken, en was heilig in de verbeelding dat daarin een wonderbare kunst moest ftceken, vermits zy my , die gantsch niet weekhartig ben, de tranen uit de oogen persten. Maar hoe- ftond ik te kyken, toen gyl. in uw blaadje al dit  ( 24 } dit foort van ftukken voor een pruUekraam uitkreet é'u by een' mesthoop vergeleekt! Ik was, wegens het mois% denkbeeld dat gyl. my van dezelve ingeboezemd hebt, byra te vies om den Lasteraar, die tegen den 9 Maart aangeplakt Mond, te gaan zien; ik deed het echter, en otfchoon al de kommediaiiten, inzonderheid Bingley en Snoek overhecrlyk fraai fpeclden en juffrouw Snoek wonderen deed , bemerkte ik wel dat dit ftuk dien indruk niet op my maakte'als van te voren: ik ontdekte, fchoon ik anaers weinig kennis van tooneelftukken heb', toch veel dingen die ik maarniet met het gezond verftand overeenbrengen kon, daar ik van te voren geen acnt op geflagen had; en de gedaehte kwam in my op of het wel alles goud was dat 'er blonk, en dat gyl- wel geen ongelyk megt hebben. Ik begreep dus, omdat ik vertrouw dat gyl. meer verftand zult hebben als ik, eens aan ul. te fchry ven, om eens te verneemen hoe het komt dat dingen , die gyl. zo Jelyk uitmaakt, zo veel vermogen op' myn hart kunnen gehad hebben , daar ik in tegendeel by1 het fraais dat gyl. het ware noemt altoos onverfchiJlig bleef, ja byna in flaap viel. UEd. D. W. dienaar SINCERTJS SIMPLEX. Dat de heer (burger) Smeer us Simplex by het zien Van volgens de Kunstregelen famengeftelde Treurfpellen ongevoelig blyf't, en dooi-de ftukken van Kotzebueen andere Hoo.u'duufehe Schryvers aangedaan wordt, is zeer lijn op te losfen, wanneer by zyn phyficq geitel raadpleegt. De man 'bekent zelf niet weekhartig te zyn; welnu , de eerfte ftukken zyn trefchreven om het hart te treffen en de andere om de zenuwen te o; 'roeren: Het een treeft de ziel eene aang'enaamc aandoening : het andere benadeelt de gezondheid. Mui raadpjeege alle verftandige doctoren. Te A M S T E h D A Mi by HENDRIK van KESTEftEN, Boekverkoper".  T0ONEEL- R O ROSKAM. N°. 4. Den 2^ Maart 1799. Aux yeux du Jpecïateur tfojfrez r'ien tfincroyable» b o 1 l e a u. (joede Boileatt! hoe worden uwe gouden lsfenin den wind ceflagen! gy hebt goed zeggen dat men „ den aann fchouwer niets 'mcroyabelz voor oogen moet brenM gen " , men lacht 'er mede, zo wel als Kotzebue met de regels van vader Ar'ijloteles; als gy eens opzaagt , wy zyn verzekerd <"at gy de ■bovenftaaade regel uit uwe art poét'que gerust zoud uirfchrappen, en misfchien zelf wel een Brutus-pruik Opzetten , in plaats van ev. n als wy. den incroyablen fmaak en malle wezens zo vreesfelyk te havenen! D Thans D E  ( aö ) Thans hebben wy gelegenheid om onze Roskam eens weder voor den dag te'haaien, en den winkel van Tha~ Jia en Me/pomene wat op te redden. Wel vrecsfelyk, Wat ziet het 'er uit! 'er is naauwlyks doorkomen aan; evenwel frisfchen moed. Perfeveranter ftaat onder het Salamandersprcntje van Lescailje, en dit zy ook onze zinfpreuk; volhouden is dc zaak, om de propheeten die voorzegd hebben dat ons blaadje geen zes nommers haaien zoo? befchaamd te maaken; fchoon in Vroeger tyd de agenten van Apollo met een' voorzeggenden geest begaafd wat en , twyfelen wy fterk of dezelve wel op hunne ineroyable nakomelingen ojrergegaan is; ten minden wy hebben meer grond te geloven , dat ons blaadje langer het licht zal zien , dan zy van hunn' verheven zetel met een nafpeurend oog de fchellingsplaats zulien doorloopen, om dcszelfs redacteurs te ontdekken, en die door de foldaaten in verzekering te doen neemen, gelyk ons in Poolen beloofd is; maar die van dreigen fterft. . . . men weet wel; dierhalven fcheeren wy de prophecyën en de dreigementen van deze fnaaken, die niet eens kunnen zien welk een onweerswolk 'er boven hunne eigen hoofden famentrekt, over déne kam, en iagchen 'er hartelyk mede, vermits Zy reeds van angst te rug deinzen , wanneer wy hen de fcherpe punten van onze Roskam Hechts van verre toonen. Waarom zouden wy ons dan door hunne krachtelooze woede laaten affchrik' icen,- daar wy minder te vreezen hebben dan zy zei ven ? Want gefteld wy keeren al eens tot ons niet te rug, wat fcha-  ( 27 ) "fehade ! niemant zal ons uitlachen; integendeel men zal ons pryzen dat wy Apolloos tempel hebben willen reinigen van de vuiligheid die denzelven reeds meer dan te lang op de afzichtelykfte wyze bezoedeld heeft, en loopt onze arbeid in de pruimen, het oogmerk was toch altoos goed , en dat is alles ; maar hoe lelyk Zal het 'cr met zekere klanten uitzien , als Apollo hen eens voor zyn' blinkenden rechterftoel daagt, en hen rekening en verantwoording afvordert, wegens het misvormen van zyn' fchoonen tempel! misfchien leeft hy met hen zo als hy weleer met den burger Marfia» zaliger geleefd heeft en Jaat hen het vel eens duchtig over de ooren haaien. Nu, hoezeer wy ook in deze br'illante tyden om geld verlegen zyn, wilden wy nogthans voor al het geen dat zy ver-morst hebben niet in hunne plaatfen zyn. Geheel Uilenburg zal juichen als de executie gebeurt. Het zal nog meer opzien baren als noen voorleden jaar een van onze Schryvers onder het fpejen van /Jballmo van fehrik hals over kop van de fehellingsplaats in de bak tuimelde, „ om zich voor het moordgeweer van den aartsbooswigt Aballiiio te beveiligen". Jufeues-lct met ons blaadje. De Verzoening, of de Schoenmakers Jonge met een blaauwe fcheen ; gevolgd van Fleur (CEpine, of de Ly.kftatïe van Krutui, is onze taak van voorleden Saturdag. Lieve Hemel wat een moeite hadden wy om toven te komen ! verfeheiden onzer Medeburgers hebben hunne klederen gefcheurd aan dc punten van onze Roskam; wy hoopen r.iet dat zy questi tegen ons zoeken willen «. D 3 an-  C 28 ) anders gaan wy een aivys haaien by den eerlyken man EHerborn, en daarmede „ ferviteur"! fchoon de man maar moet oppasfen dat hy in geen calange komt, dewyl hy beide partyen bedient, dat hy de rechtsgeleerden nooit gehoord en ten hoogden ftrafbaar is; ondertusfchen de zonderlingheid van het geval dat twee broeders zich juist van één' advocaat bedienen , verdient wel dat men eens gaat kyken; dan heeft men nog een fmoorlyk verliefden dot-tor op den koop tos, die ook ai over beide broeders, doch meest over de dochter des eenen praStifeert, behalven den armen fchoenflikker, die zo deerlyk met een blaauwe fcheen naar Rusland gaat,, zonder iets gedaan te hebben dan de jonge Jufvrouw een paar fehoenen prefent te geven en zyn vaders quitantis aan de oude paai te behandigen; nu, alle ptrfoonen kuunen in een duk niet even interesfant zyn , en de jonge is ook te goed om te roskammen ; hy ga in vrede! Het tooneeltje van Hans Bullebak en „ de vroome vrouw Griesgra/n" ls een meesterduk ; fchoon ,, de malle „ poelen in de balcons" zeggen dat het juist geen groote heldendaad is een oud wyf de deur uit te fmyten; te meer, dewyl een derk gefpierde matroos zo min portuur is tegen een weerloze vrouw als een brouwers knecht tegen een petit-maitre, bekennen wy toch rond pit dar het ons zeer vermaakt heeft haar op zulk een Revalu/ionnaire wys van een plaa's te zien removeeren ,, waar zy vyftien jaaren te lang geweest was"; in één woord het een is na 'r ander, Ves-  C 29 ) Vervolgens worden de vrinden onthaald op een lekkere ketel betoverde loep, die door een lief keukenmeisje van het mannelyk gellacht met een menfchen fchinkel» in plaats van met een pollepel omgeroerd is, en ui de delicate ingrediënten van f-ikkedcli-n van Hangen en paddengehakt beftaat, by uitftek fmakelyk ! wel mag het u bekomen! voorts betovering tegen betovering, bezweering tegen bezweéring, een kompleete lykftatie met huilebalken en wat 'er by hoort, en eindelyk eene refurre&ie , die eene fchoone aanleiding geeft tot overdenking op het tegenwoordige paaschfeest. Wat dunkt u ? wie zou zyn geld beklagen ? Rien de ft fot qui ne foit bon 4 quelque chofe, B'JERGERS ROS KA MME «s! Kyk . ik bfn maar en gemiene vrouw, maar ik ftae Éo goet op me ponteneur as ien aer; en al doen ik jen groenkelder, het is mit eeren , en dat kan niemant deeren, en ik win mit me kornenfehop, zal ik je zeggen ordenrelyk me ..rood, veur myu en me vyt lcnaapen van kinderen. Nou , zou je zegge nebje dan gierj man, wyfje- oin ie wcêuw? of zit je man in Engeland «van-en? Ja, buergers' was,het hutfte waar, dan wist ik nog dar ik ien braaf kaerel had, die wat veur zen vaderland gedaan had, maar nou heb ien fchoelje van ien vent, ien veriater van zen wyf en kinderen, die me de dooi zei andoen. as je hem niet iens helder roskamt, en dat is het waarom ik an je lui laat fehryven, verlta ie. (want zeivers kan ik niet lezen noch fchryven.) Maar ik motje de ftoric eerst reis van ftikkie tot beetje vertellen om je ien odUe van me miening te geeven. Jelui mot dan weeten as dat ik veur agt jaaren ge* I? 3 trouwo  C 30 J tfouwd bin mit mz man , die Kees biet; hy was aityd ien ofpasfende kacre), en ien kruyer van zen ambacht: hy zou veur ien dubbeltje hiej na de becrebyt gelopen hcbren , (je mot weeten ik wcunde in de Vmkeftraat,) en nooit ien graantje pikken , of hy most het veur niemendal krygen,.zo zuinig was hy. Maar ó Heerejée! wat is hy veranderd ! en daarvan heeft die fatanfche Komeny de fehuld. Je mot weten dat hy Saterdags als hy ien goede week gehad had wel reis een fcheliingkie ging verfaöepcn, want kyk ien mensch is toch zo niet of hy wil wel rc;s ien ,uitfpannigkic hebben; ik docht 'er (lak ter waereld gien kwaed in, en liet hem zen kostelyke gang gaan ; hy kwam ook altoos pront op zen tyd uit de Komeny tt nis, en wist me dan hiel veul te vertellen van al de wonderen die hy gezien en gehoord had; doch daar de komeny ien hiel end van de Vinkeftraat of is. en wy toch verhuizen moesten, huurde hy ien kelder in de Jytfche buurt; maar had ik liever me bienen gebrooken as dat ik 4ecr was gaen weunen! Wy hadden 'er pas ien half jaar geweund, of zefi gout flot ep gouwe kuitgespes waren na de maan , en hy bleef hjele nagtcn uit, dat hy aêrs nooit gedaan had: want ién zwierbol was hy niet; as ik. dan reis zei Kees! waar drommel hebje toch zo lang geweest ? dan kreeg ik wat op me bakkes en ik most ko.sten as ien hond ; tot ik 'er eindelyk achter kwam hoe de vork in de ftcel zat. 'L> wcunde , mot je weten verby de dwaisftraat zoo'n Franfche fl idcermadam , die op de komeny danst , en die hy; zo as ik naderhand hoorde, deer in ien mekrolle pestuur op ien "pien had zien ftaan, nou had de malle jorden zich ingebeeld dat hy pinster en paas gezien had , cvel was dat niet waar, want ?e had ien broek an , van dezelve kleur as ien mensch zen billen; doch dat wou ÏJees niet gelaovcn , en vatte voort vuur; daar hy toch ien wyf heit, waarmee* hy wel op ien boerekermis mag kommen , (long hem dat vervloekt lelyk. Alevcl hy tooit maar nagt en dag mit dat vrouwmens, breegt m;  m C 31 ) fiie het lene Veur en het aêre na na de lammert, en, waakt me zo glad a* ien aal; nou is hy in gien veertien dagen thuis geweest , en ik heb gien brood veur me kinderen, noch gien ftuk om an te tasten ; wat zei ik nou beginnen? kwam de Babbelaar nog, ik had'er hem zo waar as ik leef al in laaten zetten; maar dat kan nou niet, en deerom neem ik men toevlu'gt tot joului, om dat ik hoor dat je lui al wat ze in de komeny niet goed doen, vreesfelyk roskamt. Nou wou ik je verzoeken of jelui me kaerel reis onder handen blieft te neemen , want ik ben gien portuur teugen hem; de kaale konkel zal ik wel reis in heur hairen neemen, en zi wat zekuur in der huur bringen. Ik bin je dienares. f Dit is het merk van Tryntje de Groenvrouw. Wy twyfelcn zeer of de bovenftaande brief wel echt is, en Vermoeden dat de een of andere fpowdgel ons dien gezonden heeft, om al fchertfende het nadeel van de onbetaamelyke kleding en poftuuren aan ta toonen}-' ten minften dat onze kuisfehc en eerbare dans feu/es, een' getrouwd' man , en althans een' kruijer zouden verleid hebben , daar van weten wy niet één voorbeeld; en als zy dit wilden, zouden zy ook wel andere voorwerv pen als Kees vinden; is het ondertusfehen waar het geeii Tryntje ons fehr) ft, dan willen wy wel een goed woord voor haar by den fchout doen, om de madam met haar' vleeschklcurigc broek, in hét werkhuis te plakken e mits dat zy ons eerst zegt ho: zy heet.  ( sa 5 Met permhfie ADVERTENTIE. De groote troep koorddansfers, fpringcrs en voltigeerders , zullen de eer hebben in het begin van de maand mei aanftaande in de van ouds vermaarde Byenkorf, of den zoeten inval hunne kansttn en posumreri (p verlichten , beftaande in de GROOTE LUCHTSPRONG van vieren, En na dezelve DE WANHOOP van JOCRISSE. Eerfte plaats . . . . f o : —-: —Tweede plaats . . . . » —: o---Derde plaats . , . . s —: —: © De plaatfen zyn te berprek:n op Uilenburg 's middags tusfehen 13 en 2 uuren. Te AMSTELDAM, hy HENDRIK van K EST ER EN, Boekverkoper.  M ATt G E A M, Den I yipril 1799. Le ridicule ici tient lieu de la raifon Badine gut voudra, vu gu'il foit de j'aUoit. Impromptu 5 **** H oe meer opgang onze Roskam fchynt re maaken, hoe meer men naar öeszelfs redacteurs vischt. Het grappigite van dezen vrucnteloozen arbeid is dat dezelve veel van het blindemannetje fpelen heeft, en dat wy doorgaans het verst van daar zyn waar men ons waant, en wanneer men ons zeer verre af gelooft, zyn wy juist liet meest onder het bereik dier geenen die ons zo gaarne wilden vangen. Geduld, krygen zal men ons niet ligt als wy ons niet willen laaten krygen; want zoekt F men 0 E TOONEEL- R O S K N". 5.  C 34 ) men ons in Poolen, dan zyn wy in Damticht, en komt men daar, wip .' in 't Nut van V Vaderland > of by Jonkers. Zodat het altoos mis is. Wy moeten altobs lachen als wy inzonderheid den wanhop'igen de trappen van Poolen hooren op hollen, en hy zich bleek en uitgeteerd van kwaadheid zonder erg of list naast een' onzer nederzet, hem zyn' nood klaagt en onder Je roos zegt dat hy die of die bedoelt; wy hebben din onze pret met hem in dit gevoelen te verfterken, en hem aan te moedigen dien bedoelden burger aan te klagen, doch zo gek kunnen wy hem zo min krygen als een reprcfentatie van het Roozenjeest van Salencia, waar naar het publiek fmacht. Ondertusfchen kunnen wy niet iialaten onze lezers een gefprek uit het Poolsch mede te delen, het welk een van ons bygcwoond, medegevoerd, en genoegzaam woordelyk onthouden heeft. De perfoonen zyn de burger P. de burger L. de burger N. en de bleeke man. De burger N, tegen den knecht. Hendrik! geef my de Roskam eens. De burger P. 'er is niet veel byzonders in, vriend! als een zogenaamde brief van een groenwyf, wier mah het met een dansferes houdt. Als zulke wisjewasjes een blaadje moeten vol helpen, dan vrees ik dat de punten Van dit ding welhaast zullen verftompen, De  C 35 ) De burger N , nd hei blaadje gelezen te hebben. Ik vind cat gy gelyk hebt, vrind) De beöordeeling van de Verzoening is eigentlyk niemendal: men kan zien hoe partydig de fchryvers zyn; het. ftuk wordt alleen maar gehekeld omdat het by de weduwe Ddll gedrukt is, hadt het ergens in de Nes het licht gezien, ik ben verzekerd 'er zou niets op aantemerken wezen ; ondertusfchen fchenden de fchryvers toch hun eigen aangezicht , want ik weet zeker dat het ftuk hetwelk zy belachlyk hebben willen maaken , door een groote voorftander van den Uilenburger Parnas vertaald is, en immers deze burgers hebben te veel fmaak om de lndiaanen in Engeland, Armoede en Grootheid, het Roode Kapje , Robert, enz- te vertaaien. De burger L. Te veel fmaak hebben zy zeker, daar durf ik voor inftaan, om prullen te vertaaien ; maar gy weet niet hoe veel een vrindelyk verzoek van Commisfarisfen, enz. vermag; waarby de vryë entrée en eenige vrybillettcn ook niet onaangenaam zyn. De burger N. Dan zoudt gy met andere woorden willen zeggen dat het eigentlyk de Commisfarisfen aan fmaak ontbreken moest, dat zy zulke verzoeken doen aan lieden die fmaak genoeg hebben om die yodderyën niet uit eigen verkiezing te yertaajen; maar om een vriendelyk verzoek, de vryë entrée, enz. gaarne hunn' fmaak een weinig ter zyde zetten. Hoor, zyn de Commisfarisfen dwaas genoeg om malle dingen van verftanF 2 di-  C 86 ) ctige menfchen te vergen, dan zyn dezelve verftandige Bienfclaen tienmaal zotter, dat zy de begeerten van de eerften involgen, in plaats van dezelve manhaftig te weigeren , dan zy die het misfchien met een goed , finantleel oogmerk van hen vorderen. De bleeke man. Gy fpweekt vewftandig, buwgew! aws ik Commisfawis was ik zou de geheewe dvvama van het tooneew weewen, iedevv fpeewdag de v'tfitandlnes waaten fpeevven, en die wat te zeggen had toe byten: Een bwaflende hond zwygt emdewyk ftiw. Ik zou nooit een' poëet vewzoeken een ftuk te vewtaalen: ik zou my veew te goed achten om my zo te vewheedcwen. De burger L. Als ik het wel heb, dan heb ik den burg i -oorleden wintèr in Utlle zien fpelen: gy achtte u tó tocB niet te goed om u met misnoegde acteurs gelyk te fiellen. De bleeke man. In Vt'iwe , 6 dat was het waawé! Aws ik nog aan dien tyd denk, toen.... (Hy bleef van zelfvoldoening in de woorden fteeken, en een zacht blosje van vergenoeging kwam eventjes op zyn bleeke uitgeteerde kaaken.) De burger N. Maar wat raakt ons het geen in JJtUe .gebeurd is, en wat gaan ons de oogmerken van die geenen aan, die famenfpanden om de misnoegden de fcehulpzaame hand te oieden? Wy fpraaken immers over de vuilaartige Roskam. De bleeke man. Spweek #iet van dat vervwoekte pas-  ( 37 5 paskwiw: ik wowd wazend aws ik het maaw hoow noemen : het is ongepewmitteewd dat de regecwing zuwke fchandfchwiften gedoogd. De burger P. Wat zal ik u zeggen, burger! de drukpers is vry, gelyk wy allen. De bleeke man. Hewaas! ja; maaw met de Woskam diende men een u'tzondewing te maakcn. De burger P. Zo, burger! dan zou men om u alleen te plaizieren dit Weekblad moeten verbieden ? ik twyffel fterk of men dat wel doen zal, en ten anderen» al heeft het eene Nommer eens wat minder om het lyf dan het ander, de fmaak van het publiek word toch reeds een andre wending gegeven; ten minften het was gisteren by de vertooning van Dinomache' ongelyk volder dan toen het ftuk de vorige keer gegeven wierd, en de uitvoering was ook oneindig beter : wanneer dit de vruchten van dit Weekblad zyn, dan is het zee? nuttig, in plaats dat het een fchaudfchrift zou zyn, zo als gy het gelieft te noemen ; en ik kan niet zien dat men zonder fchending der Staatsregeling wel het •recht zou hebben, om het zelve te verbieden, gelyk gy fchynt te begeeren. De burger L. In geenen deele, zo lang de fchry vers alleen de Hechten fmaak hekelen . en hunne handen van; geconftitueerde en adminiftrative uiagteu afhouden, al fpoogt gy dan ook vuur en vlam, burger dings! zult gy toch nooit uw zin krygen. F 3 De  C 38 ) • Dè bleeke man. En zou ik met de ftaatswegewing wat waggen, gewyk aws met de poëet , flie kwaad is dat zyn lndiaansch ftuk bwyft wiggen, en de heewJyke Tovewfuit met awé gewewd doowgezet wowd , om die in 't kowt te kunnen vewtoonen. De burger L. Dan 'yefdjende gy d3r m2n u De bleeke man liet den burger L. niet uitfpreken > hy begon te beven, zag op zyn horlogie en yloog de deur uit, en hier had het voornaamfte van het gefprek een einde. Oneindigen grooten lof zyn wy de bekwaame afteurs en actrices fchuldig, wegens het uitmuntend uitvoeren 'van de vreesfelyk overdreven klara van. hohene:chen« Dit is een uiterst gebrekkig ftuk, van den anders niet onverdienstelyken Spiesz, de characters zyn te flaauw of te fterk tevens, de dolleman Adelingen, die als een razende Roeland in het eerste bcdryf aangaat, en voor geen tien bang fchynt te wezen, is in het tweede bedryf reeds in ketenen, en doet vervolgens tot aan het einde van het ftuk, niets dan zwetfen, fchelden en tieren,, en fpcelt tevens een pasjive party. De zegepraalende Hendrik is eigentlyk een wellustige fnotjonge, een lafbek , die te onedel voor het tooneel is: het is onbegrypelyk, dat de fchryver een' dapper'man als ^delingen, door zulk een' kwaaden jonge als Hendrik, kan iaaten vangen en in boeijens flaan; een' man, die naauwlyks een  C 39 ) èeh zwaard dat ligt genoeg was kon vindert om derf weeken wellusteling den kop te kloven, w >rd lelyk bedrogen door bet vei trouwen op zyn eigen krachten: hy bevestigt de waarheid van het fpreekwoord: Acht uw' vyand nooit te gering. De goede Klara zelf wil de fiere vrouw uithangen; zy toont moedig haaren overweldiger een' dolk, die haaf ftraks knaphandig afgenomen word; evenwel dit charaéter- is nog al het beste naar de natuur en in verge» lyking met de overigen beter vol gehouden dan de an» deren , in één woord juffrouw Snoek heeft deze rol met alle mogelyke kunst uitgevoerd. Voor het overige deze Klara van Hoheneichen is „«—— Een boek, wiens woeste deelen gansch „Verfchillende, gelyk de droom eens dronken mans, „Die hoofd noch ftaartheeft,zichverwarren en verwildren(*). Hoe lang duuren „tien eeuwigheden" toch wel? Zie bl. 31. van dit ftuk. De Htt'igchelaar, dat meesterftuk van Molière mocstden tweeden Paaschdag 'er aan geloven : Wy wilien dit fraaije ftuk, welks vertaaling den dichter van Lalain eere aandoet, in geenen drek roskammen, vermits zulks door de uitvoering uit twee verfcnillende vertalingen genoeg gedaan is, ten minften het klonk vry misfelyk fleepende op fleepende en ftaande op fta'ands re- (*) A. Pilt, Dichtkunst.  ( 40 ) regels te horen volgen, waarby nog hét hemelsbreed verfchil van ftyl op de lompfte wyze in het oog liep. Wy kunnen niet nalaten om inzonderheid juffrouw de Bruin» ons Compliment over haar JDorine te maaken. Zy heeft allerliefst gefpeeld. Wy zjen met genoegen dat juffrouw Wattier weder herfteld is, en men heeft daarom Dinomachê weder kunnen opvoeren , die over het algemeen vry beter dan de vorige keer uitgevoerd is. Wy hebben van dit ftuk weinig meer te zeggen dan het geen wy daar van in ons derde vertoog gezegd hebben, dan alleen dat Sardet en Snoek oneindig beter gefpeeld hebben dan by de eerfte reprefentatie, inzonderheid de Iaatfle, wy fchajnen ons geenszins de verdienfte recht te doen, zo min als wy fchromen de waarheid te zeggen. Wy verzoeken de geenen die ons hunne aanmerkingen over eei ige ftukken willen mededelen > die fchriftelyk by onzen Boekverkoper te bezorgen. DE REDACTEURS. Te AMSTELDAM, by HENDRIK van RESTEREN, Boekverkoper,  B E TOÖNEEL R O Den 8 ulpril 1799. Une merveille abfurde est pour moi fans appas. Boileau. W7 W y gaan dc rcprefentatie van Zondag den 3,1 Maart» die in het Zestienjaarig Meisje , en de Gevangene , of de Gelykenis beflond, benevens de Deferteur, die van een zangfpel in een dansfpel herichapen is, ftilzwygend voorby, cm onze lezers eene des te grooter analyjis. te geven van de fchoolmeesterlyke Toverfluit. Het zou zonde en jammer wezen, om den goeden plakvoerenden Kindcrenvorst met onze Roskam achter de vodden te zitten, en dus 's mans vreugde te verbitteren over zyn F ' met MATIGE S K A M. N°. 6.  ( 42 ) ■niet zulk een' zuuren en overkunftigen arbeid verdiend entréebillet. Neen, wy neemen alle harten by ons eigen, en denken het moet doch duivelsch aangenaam wezen als de fuppoosten met de hoed in de hand iemand de deur der balcon gratis ontfluiten, terwyl wy arme halzen voor onze fchelling onder de fmousfen, en diergelyk thans met ons verbroederd en geégalifeerd gebroed naauwelyks een plaatsje kunnen krygen , om eens recht uit onze oogen te kykcn. Van daar dat wy fomtyds in het een of ander mis hebben; want als 'er een uit het Hoogduitsch vertaald ftuk gefpeeld word, is het boven zo dief henkers vol, dat wy niet eens goed zien kunnen en wy dikwyls de berichten van de geenen, die wat meer vooraan zitten, moeten geloven, en berichten uit de tweede of dtrde hand weet men zyn niet zelden valsch. Wy willen eigentlyk maar zeggen dat wy ondervinden hoe zoet de vrye entrée moet wezen; en althans voor iemand die nooit voor dichter in de wieg gelegd is; want behalven dat dit hem in deze gladde tyd een mooije Huiver uitwint, is hy daar en boven noch gelyk geëstimeerd met de grootfte dichters die immer het vaderland luister by gezet hebben ; en zelf fomtyds boven hen; want het lyd geen de geringfte twyfel of de Commisfarisfen en het grootfte deel des publieks zullen dezen Meyer verre boven den oorfpronglyken dichter van Dinomachè ftellen ; nu wy gunnen de onfterflyke vertolkers van Dt Doktor.en Apotheker, Hiero- pi-  C 43 ) nimus Knicker, Oberon , de Schaaking uit het Serail, Het Roode Kapje en de Toverfluit, gaarne een plaatsje apart; zelfs willen wy hen de onze boven tegen de yzeren leuning wel inruimen; en ook als het nafchryven van het Hoogduitsch zo voort gaat, zullen de Commisfarisfen alle de plaatfen wel nodig hebben; want het getal der vrye> entréeklanten zal welhaast legio worden; maar 6 wee! als Apollo eens het kaf van het koren zal ziften! of 'er ook iemand wegftuiven zal! wat blief je ? Enfin 'er is dan onder het dichterlyk regiment weder een nieuwe recruut aangeworven, en wel den eerzaamen jan coenraad meyeb., die wy verneemen een fchoolmeester van beroep te zyn: wy zouden deze byzonderheid niet melden, indien 's mans gefchryf geen ontelbare blyken droeg van zyne onkunde, zelfs in de eenvouwdigfte regels van onze taal, iets dat in een' dichter, en vooral in iemant die anderen lezen en fchryven leert volftrekt onvergeeflyk is: hoe licht loopt zulk een man gevaar dat men het zeggen van vader Ennius op hem toepast: Qjii fibi femitam non fapiunt, alteri monflrant viam. De Toverfluit, een Germaansch kunsteloos en onverftaanbaar gewrocht, welks kreupel nafchryffel op Woensdag den 3 dezer voor eene taJrykc menigte aanfehouwers voor de eerstemaal opgevoerd is, zal thans ons inilrument en de aandacht onzer lezcren eenige oogenMikken F 2 be=  v 44 } bezig houden: wy ftonden, wel is waar, eent in beraad of het wel de moeite waardig was dat wy 'er de hand aan floegen: wy herinnerden ons dat een onzer confraters in vroeger tyd, toen wy nog veel teter open-as dan tegenswoordig aan het toonee'1 hadden, zich r.iet eens wilde verlagen om zangfpelen ernftig te befchouwen (*}; doch in aanmerking nemende dat het hoog tyd is om den fmaak van het publiek , dat meer bebaagen fchept in het klatergoud van prachtige vertóbniugen, dan in het waare, flille fchoone, eene andere wending te geven, konden wy het niet over onze confcientie brengen ftilzwygend te gedogen dat men den aanfebouwer nog langer door poppefpel het gcid uit de beurs tovert; het is daarom dat wy het dwaare, liet beuzelachtige en belachelyke van diergclyke vertooningen aantoonen. Vooreerst, waar fpeelthet ftuk het welk den na.on; van 'loverfiuit voert? Dit is noch onder de lyst der perfoonaadjes noch in het ftuk zelf aangewezen: dus waarfchynlyk in Lilliput, fchoon het by de vertooning fchj ne als of het tooneel jn Egypte ware; ten minften het :s in het denkbeeldig ryk der betovering. Dit verouder ft'ïIJ zynde zullen wy den loop van het ftuk zelve \olgen. Met het openen van het gordyn, komt Tamino, die zegt dat hy een prins is, al viugtendc van hét gebergte ™ af, (*) De Tooneelffeftator No %.  C 45 ) af, vervolgd wordende door een draak , (een fraaye vertooning om de vrouwen van febrik een miskraam op het lyf te jaagen!) welk monster den mooijen Tamino zo maar met huid en hair wil inflokken. "Dit affchuwelyk gedrocht )s Iry uitftek kunstig gemaakt, en wekt de bewondering van alle liefhebbers der mechanica. Toen vty hit zagen kwamen ons al weier een paar regels van Boilcau te binnen , wiens art poiiiqae wy geheel van buiten kennen en o -s telkens, als ons gezond verftand beledigd word, in gedachten fpcelr. Geen wonder dat men dit febrikdier zo fterk applaudifeerdc J want, zegt de goede man : II n'est po'tnt de ferpent > ni de monstre odieus , Qtii par fart imite' ne puisje plaire aux yeu.v. En het is waar, de grootfte lof komt deszelfs vervaardiger billyk toe. Dc afgematte Tamino, die tegen zulk een onguur fchepfel niet opgewasfen is, valt zeer natuurlyk op een zodenbsnk in katzwym; terftond komen drié g fluijerde Staatsburgeresfen, en hakken met een blik kocktylrje dien lelykcn draak juist in drie portien; nadat' zy volbracht is de heldendaad, krygen zy zin in den bézwymdëe, en vertrekken cin'dcïy.';:, na eenige kibbeling wie het- eerst gaan zcu, om het de Vorstin te zeggen , en de Koningin te vertellen, dat zy hem hier dus venden leggen , fchoon elk van haar gaarne met hem alleen ware... ei! ei! hoe fyn! F 3 En-  ( 46 ) Enfin zy vertrekken , en maaken plaats voor de Vogelvanger tralala, die toegetakeld is of hy zelf een vogel •ware, en een vrolyk deuntje zingt; waarin hy niets minder wenscht. dan dat alle meisjes zyn waren.' Zo inhalig niet, vriend Hopfafa! een ander heeft ook graag wat; daar by moet gy ook weten dat de meisjes ook wel eens wat anders dan fuiker in haar fchoot verlangen; maar geduld gy zult ook niet overfchieten. Na het deuntje volgt 'er een Zamenfpraak tusfchen Tamino en dezen vogelverfchrikker, die r.omicq zal heeten , doch eigentlyk zoutelooze narrenpraat is, waarin van de ftergevlamde koningin , en haare jongkvrouwen en diergelyke fottifes meer gehandeld word, waarby vriend Papageno niet vergeet op te fnyden van zyn krachten, het welk hem door de drie ftaatsburgeresfen lelyk betaald gezet word, die hem in plaats van wyn en zoete vygen een fles water en een fteen voor een maaltyd brengen, en met een gouden flot zyn' leugenagtigen mond digt fluiten ; doch Tamino het pourtrait van de dochter van de koningin der nacht prefent doen, die daarop al zingende zyne liefde voor het origineel te kennen geeft. De drie meisjes komen wederom en fpreeken den verliefden een hart in het lyf, ondertusfehen verkondigen eenige donderflagen de aankomst van de koningin der nacht, die ook oogenblikkelyk vcrfchynt, zittende op een zwarten troon, die, zo wel als het geheele zwarte vertrek, jnct goudpapieren ftarren beplakt is. Zy klaagt Tamino al-  C 47 ) al zingende haaren nood , en verzoekt hem of hy zo goed blieft te zyn van haare dochter te verJoién, welke dan zyn zal wezen, waarop zy vertrekt, en met haar de geheele Jlergevlamde winkel. Het tooneel weder in zyne voorige gedaante veranderd zynde, komen de drie kamerkatjes Papageno weder van zyn gouden mondflot verlosfen, die' daarop NB. zelf vraagt of hy nu weêr praaten kan ? Het welk , onder beding dat hy het liegen laten moet, toegeftemd zynde, vloeit hier uit zeer natuurlyk de volgende zedeles voort: f3 Dat de mond der leugenaaren, Geflooten wierd ihet zulk een flot; Dit zou meer broederliefde baaren, In plaats van wantrouw, fchimp en fpot. Waarachtig dit zou niet onaardig ftaan! de grootfte zwarigheid is maar, waar men zo veel goud zou krygen om deze floten van te maken; doch de wensch bepaalt zich ook niet tot alle leugenaaren. Eindelyk deelen zy de prefenten van de koningin der nacht uit : aan Tamino een gouden fluit , en Papageno een zilveren klokkefpel, (het is hier alles goud en zilver wat 'er blinkt!) Deze zilveren klokjes en toverfluiten , hebben het vermogen om rampen te fluiten, waarop de lieve meisjes vertrekken, of eigentlyk , gelyk zy zelf .zeggen, yliên. Met  C 43 ) Met het negende tooneel ziet men een vertrek ijs Zo» roasters burgt. Een paar flaaveh brengen tapyten en kusfens op het tooneel. Voor wie ? denkclyk voor eenof andre onzichtbaare geest; nu dat is het zelfde , de drie flaaven moeten op het tooneel komen om te vertellen dat Pamina ontfnapt is; die echter welln-ast weder gegreepen, en door flaaven opgebragt en op bevel van Monoftatns geboeid word , waar na zy in onmagt op het tapyt neder valt, het welk cxpr:s ten dien ein.le daar gelegd fchynt. Vervolgens komt Papageno , die voor de zwarte tronie van Monoftatos en' deze weder voor den incroyablen opfchik van Papageno fehrikt, beiden uitroepen: Ha— dat—is — de duivel—zakerlyk ! En op een comtque wyze voor eikanderen de vlugt ncemen. {Het vervolg hierna.) De brief van z. waakzaam is ons wel geworden: wy bedanken den gccerden zender voor zyne waarfchouwingen , ten opzichte van zekere Poolfche windmaakers,. tegen wier kunstgreepen wy op onze hóede zullen zyn. Te AMSTELDAM, by HENDRIK van KESTERE.N» Boekverkoper.  D E ROSKAM. N°. 7. Den 15 jlpril 1799. . 1 —— On n"a que fe rendre aux fpectacles, Pour fe volr transporter au Jiècle des tmracles. EPITB.E SUR. IE VRAI MERITE. Vervolg van N0. 6. „ Ben ik niet een zot," vraagt de gevederde ambasfadeur, die te rug komt, „ dat ik my verfchrUcken liet? m 'Er zyn immers zwarte vogels in de waereld: waarom „ dan ook geen zwarte menfchen." — Een fyne logïcal 'ér zyn- ook groene en blaauwe : ergo insgelyks dito kleurige menfchen! — Waar is de plak? Hou je hand op!... Nu, de vogelkooper kwam te rug — Ja. Om Pamientje zelf tegen het jjourtrait te verijieertn, en net origineel G vo>  ( 50 ) folgens de copy accoord bevonden hebbende, geraaken zy van zelf in een zeer fentimenteel gefprek over de liefde, het welk in een zoetkwelend duetje wcgkwynt, de vangers wegkwynen , de aanfchouwers daJapo ! fchreeu, wen en oogenbliklyk de tempels der wysheid, der natuur en van het vernuft zich voor het gezicht op doen. Drie kinderen, met incroyable Dabbctjes voor het Jyf, brengen Tamino vlak voor den tempel, zeggen dat dit de Weg is dien'hy in moet Jlaan en vertrekken, na hem een Menniste les gegeven te hebben. Tamino, wat vreemder fchyn! den driedubbelen tempel bekeken hebbende, wil, gejlerkt door de liefde en zuivere min, moedig de tempeldeur in treeden, dat is apparent dezelve intrappen, ten minsten de energique uitroeping: 6 Sidder, fnoode* hellewicht! geeft aanleiding te denken dat hy de heiligdommen foreeeren wil. Terug! roept een doffe ftem; waarop Tamino zeer gepast rymt: Js men daar ook zo, Jlug} en zyn geluk aan een andere «deur beproeft , alwaar by dezelfde onbeleefde afjagt krygt; het fchynt ook dat men in het land dei- toverfluiten niet veel van complimenten houd; by ons zou men zeggen: Cy moet eens voorbygaan; maar wy weeten ook ieder volgens zyn' rang en fatzoen te refpectccren. Eindelyk kykt Tamino eens terdeegen uit zyne oogen en ziet nog eene poort: misfehien dat men hem daar verhoort; en hy heeft het jeist geraaden: een dikke vette pastoor, met bloemen opgetuigd , als een gilde os , opent de deur *"•« vraagt hem wat hy in 't heiligdom zoejtt? •— Wel wat  C -Si 5 wat anders' ak het deugd en liefdryk eigendom ! Dia •woorden vriend! zyn niet gemeen. Dat geloof ik wel ; want niemant verftaat ze. Tamino word kwaad en begint op de eerwaarde geesrelykheid te vloeken en een party fcheldv» oorden in recitatief mar het hoofd te fmyten. De goede dikbuik zoekt zyn kwaadheid neêr te ietten door de volgende uitmuntende redenen: 2yt gy door eene vrouw verblind ? De mond der vrouw gaat fomtyds fnel\ En gy gelooft haar tongenfpel? Na dat de priester hem verlaten heeft, fpecJt Tamino i een deuntje op zyn toverfluit, om zyne zinnen eens te • verzetten, terftond komen , even als of hy een tweede l Orphcus ware, verfeheide wilde dieren, wier ooren dit [geluid kan bekoren, (*) zyn kunst bewonderen; een heerlyk auditorium, waar in de aap, de wolf en de "ezel de voornaamfte plaats bekleden .' de; hemel beware ieder eerlyk kunftenaar voor diergelyke bewonderaren! :Eindelyk hoort zyn hoogheid Papageno's klank; men : hefluite geenszins uit deze woorden, dat de laatfte een IWind laat vliegen, en dat de prins de klank daar yan Iduidclyk oi-derfpheiden kan , och neen! hy fpeelt Ampel °P (.*) 'Er zyn tweebenige aapen, wolven en ezels genoog, idie dit elendig prul bewonderen en toejuichen, en, ten koste van menig Tx-e\entlj\ kunstgewrocht, in hunne hooge fioteftie 'jtTeeraen; doch niemand yjnnemd, niemand gciilamcerA! G a  C 52 ) 03 zyn fluitje. —— Wel, miester! dan is het omrners de klank van het fluitje, en niet van Papageno. —» Zwyg jonge! en leer je vraagen. Pafnina ktwnt met Papageno zo als Tamino vertrokken , die volgens zyn zeggen, of eigentlyk zingen, tot hen vlién zou, maar in tegendeel van hen gevloden is; ten minden hy is beiden zeker mis gelopen: blykens hun gezang : Vonden wy Tamino maar.' Papageno zegt tegen Pamina: Houd u Jlil ik zal eens fluiten. —— Wel foei! miester! wie zou in prefentie van een burgeres durven wateren! —— Waar is de plak? Ik zal je leeren de dingen anders uit te leggen als 'er ftaat! — Nou, miester l neem het me niet kwalyk; je weet ommers zo wel als ik dat fluiten de metaphorifche benoeming van pisfen is. Onder al dit gefluit komt de lelyke moor weder met eenige flaaven, om dit paar te paternosteren ; doch Papageno maakt hen met zyn injlrument aan het dansfen, waar by zy het volgende zingen. Wat klinkt dat niet heerlyk.' wat klinkt dat niet fchoon (*) J Deze «lansparty levert weder eene gevolgtrekking op, namelyk deze: 6 Kon ieder braave man , Zulke klokjes krygen, Zyne haaters zouden dan , Voor hem moeten zwygen. Vel (*) Hierop zeggen -wy uit grond van ons hart: Ja tndt , Atnin!  ( 53 ) Volgens het geen aanleiding tot deeze gevolgtrekkinggeeft. zouden zy eigentlyk moeten dansfen en zingen, in plaats van zwygen, en op het rym ziet de meester zo naauw niet> of het moest juist Sympathie op Harmonie wezen, anders rymt hy leezen, bedriegen, en boeijen maar ftout cn voor de vuist weg op elkander: by gevolg had dansfen op krygen 'er ook wel door gekonnen. Eindtlyk komt Zoroaster (*') met zyn gevolg op de proppen, en zingt Pamina voor welk een fraai brokje haare moeder is, daar op brengt de zwartkop , Tamino , dien hy beveelt voor Zoroaster te knielen; dsch in plaats van dat vliegt hy in de armen van Pamina, terwyl zy beiden zingen: Kom in myn arm, voldoe natuur. — Wel, miester! hebt gy dan in 't geheel geen fchaamte ? Gy, die de jeugd liever goede exempels moest voorfchryven, wilt zulke dingen op het tooneel vertoonen !.. Indien Tamino en Pamina nu niet wyzer waren als gy, en het voldoen der natuur niet uiutelden tot (*) Men verbeelde zich niet dat deze Zoroaster dezelfde is uit het oorfpronglyk treurfpel van dien naam. Het blykt uit de gefchiedenis, dat die Zoroaster, die de held van het gekroelde trcutfpel is, beüaan hebbc; doch of'er nog een jjc • weest is die grootmeester van een vrymetfelaars loge was, weten wy niet; genoeg dat dc laattte niets met den etafteq gemeen heeft dan den naam. G 3  C 54 ï fót zy te buis zich achter de gordyncn bevonden, welk een fraai'fpeftakel zou het geven, en wie\ weet hoe gretig deze natuurvoldoening door menige aanfchouwcrs zou gevolgd worden ! en by eenigen zelfs dacapo!... Nu, op een ander tyd wat voorzichtiger in het geen gy de tooneelfpeelers om te fpreeken, te zingen of te doen tot exempels geeft. Zoroaster, die ieder loon naar verdiensten weet te geven, is niet mak, en leeft met Monostatos op zyn fchoolmeesters, met dit onderfcheid echter, dat de 100 plakken niet in de hand, maar onder zyn voet geapplicecrd worden. De beide vreemdelingen worden in den tempel in gevoerd; hunne hoofden viorden dan bedekt, hoewel zy by de vertooning hunne hoofden eerst in de zakken lieten fteekcn, en zich vervolgens in den tempel in lieten voeren. Hier mede heeft het eerfte bedryf een einde. Het begin van het tweede bedryf fpeelt onder negen zilveren palmboonien met gouden bladeren. (Jammer dat die in de Bataaffche Republiek ook niet grocijen!) De geheimzinnige Zoroaster komt met agt gilde osfen, of priesters, en plaatzen zich onder de kostbaare palmboomen, waarfchynlyk om voor een regenbui te fchui-!en , doch aUerwaarfcbyniykst om dat Zoroaster een zotte en onverftaanbaane aanfpraak doen moet, waarin lif onder anderen vertelt, dat „ Tamino met een deugd„, vol hart naar eenen tegenftaad (*) zoekt, welken zy „ alle (4) Be Meester heeft getrouwelyk gtgenjlancl door legenjiand vcrtanld: 'r is jeitimw dat hy geen beëdigd translateur is!  C 55 ) alle met moeite'en viyt moeten te keer gaarf?' De iugewydcn mogen zulk een verwarde praat ver/taan : wy zyn verpligt te zeggen: non liquet, fiat lux! vervolgens worden de ftemmen opgenomen over het presfant.yoorire] van Zoroaster, niet met beflooten briefjes, gelyk in andere vergaderingen gebrujklyk is, neen dit ware veel te omflagtig, het is door een driemaalig getoet op een hoorn, die elk ten dien einde by zieh heeft, waarna de onverwyUe noodzakelykheid om het nieuwe paar te remteeren in een algemeen chorus gedecreteerd word. Het gordyn valt. Het tooneel verandert in eenige brokken van hetbosch , een brok van de Romeinfchc zaal, en een brok van de kloosterkerk uit Gysbreeht, dat met allerhande incroyable figuuren befmeerd en misvormd is. Tamino en Papageno worden met de zakken over hunne hoofden vlak voor ceze potzige decoratie geleid, op het gezicht daar van word Papageno zo 'misfelyk en gelooft dat hy een klein koortsje krygt. De beide gilde osfen die hen de .-akken'van het hoofd genomen hebben komen met toorts-' lichten terug , om Tamino af te vragen, of hy bereid is elke beproeving te onderneemeii, het welk hy aanneemt, waarop hem by provifie een heilig ftilzwygen quafi door de goden opgelegd word, en de priesters hun gefprek: met de volgende fraaijt lofreden op de vrouwen eindigen : Zy zyn zeer listig in 't verleiden — En hebben reeds vtel kwaad» geüicht: De  ( 5$ ) De mannen in liet eind' verlaaten , Hun trouw vergeldende met hoon; En fteeds wat fleehts van hen te praaten ; Dit is doorgaans der mannen loon. Hoe kan het in iemant, die nog even te voeren de natuur wilde laaten voldoen op een openbaar tooneel, opkomen om aulke infame lasteringen tegen het beminnelykc gtflacht uit te braaken? loopt .by geen gevaar dat de vrouwen hem de oogen uit het hoofd krabben ? en verdiende hy het niet ? De drie ftaatsburgeresfen, die wy allang vergeten hadden komen terug, om Tamino bang te maaken; maar het is aan een doofmans deur geklopt, Tamino houdt vol en de arme meisjes worden op het verzoek van den vrouwenhatende Priester: dat ljis dit vrouwvolk verdelge, door de zinkluiken ingezwolgen. De dikke fpreeker feliciteert Tamino in het Brabandsch over zyn manmoedig gedrag, doet hem en zyn compagnon de zakken weder over het hoofd, en voert hen weg, om nieuwe zotternyen met hen aan te vangen. {Het vervolg en ftot in V volgend No.) Het geen in het vorig No. bl. 42. reg. 7 en 8. gezegd word, is zonder eenig anticonfiitutioneel oogmerk ; -wy bemoeijen ons Hechts met. het dramatlque, en niet met het politique. Te AMSTELDAM, by HENDRIK van RESTEREN, Boekverkoper.  MATI G E A M. Den 2.1 April 1799. —— —— —— Ceji bien drSle De vo'ir que le rebut de tous les ignorans Occupe tin rang e'gal avec les vrais favans, Tel qu'at/près de Voltaire un fot ma'itre d'e'cole, EP1TR.E SVRÏ.E VRAI MERITE» Vervolg en Jlot van N°. 7. w y zullen geen water meer vuilmaaken om de elendige Toverfitut: ieder die Hechts voor een halve Huiver ge-* zond verftand heeft, weet dat het een prul der prullen is, en dat het byna confeientie werk is, om drie remmers met critiek, op dat vod te vullen , en dus onze Lezers drie ftuivers uit de beurs te fteelen. De meester H ic&ï  ( 57 5 Jacht al vast ia zyn vuist: hy heeft de vrye entree; nu, .Apollo vergeve hem de wyze waarop hy 'er aangekomen is: wy hoopen dat , zo hy eenige fchaamte heeft, hy voortaan zyne ezeispooten van de luit afhouden, en liever de kindereu exempels voor- dan Hoojdüitfcbe kunstmonfters gebrckkeJyk na fchryven zal. Zie hier liet laatfie wat wy van dc Toverfluit te zeggen hebben , die op Zondag den 14 dezer, zo wy hoopen, voor de al ïerlaatfle maal het gezond verftand en den goeden fmaak beledigd heeft. In het zevende toneel van het zogenaamde tweede bedryf komt Pamina om in een prieeltje een uiltje te vangen. Naauwlyks heeft zy haare oogen geloken , of ds zwarte lelykert komt weder, om hoofdzakelyk te vertellen dat de liefde een verdoemde wonderlyke zaak is, en Pamina heel fentimenteeltjes te verkrachten , doch de komst van de Jlergevlamde burgeres verhindert zyn ioekg. Zy geeft Pamina een' dolk om Zoroaster te keeJen , die Monostatos haar weder afhandig maakt, en daarmede het lieve meisje, om dat zy hem niet beminnen wil, kapot tracht te maken, drjch daarin door Zoroaster wederhouden word,. die dit tooneel met het liedje van de heilige zaaien en heilige muttren bcfluit, Weder een andere vertooning! Tamino en Papageno worden op de zwygprocf geliefd , waarin de eerfte zich voortrcflyk kwyt, doch voor den laatften is dit niet uit te ftaan. Een oud hatelyk wyf (NB. jilffr. Kamphuyzen hatelyk!!.') •somt hem water brengen en verteilen dat zr agtien jaa- rer.  C 5« ) ren m twee minuuten, wel uitgecyfferd , oud is. Zy feut.» dc drie kinderen met flabbetics brengen dc fluit, het klokkenfpel, .en een collation-voor Papageno, die als een wolf begint te fcbi.ansfen , waarin hy eindelyk door het getoet geftoord en door Tamino met ge\ve d voortgeflecp: word. Zoroaster en zyn aanhang komen met 'mcroyable lamptaarntjes, en Tamino moet Pamina quafi het laatfte vaarwel zeggen» het welk hy doet, vervolgens zingt Papageno een kjokkedeuntje, en het agttienjarig besje komt wederom, die in een Fapagenaatje herfchapen Word. Na eenig gezang en gekerm ziet men eindelyk het vagevuur en een waterval; twee priesters zingen Tamino de litanie voor, hoe men uit het vagevuur gewis de hemelwegen zal gaan. Tamino en Pamina wagen de kans: zy -.aan door het vuur en verbranden niet, zy zwemmen door het water en worden niet nat: dat komt allemaal door de toverfluit, en daarna tr omp.' triomp-S Maar de arme Papageno wil zich eenvoudig opknoopen en een .... twee... drie . .. zich lustig in den Jirop hangen — met komt Pa-pa pa-pa pa gena , zy zingen zamen een Papegaaijenduët, het toneel verandert, en alies neemt een brillant einde. Is dit nu een voortbrengfel om verftandige aanfehouwers op te onthaalen ? Verdienen maker en nafchryver, en zy door wier gezag de bekwaame tooneelfpeelers daarin voor zot moeten fpeelen, niet dat men hen Wy laten het aan Apollo over hoe hy met dia kwanten omfprineen wil. In één zaak moeten wy toch rechtvaarH 2 dig  C 60 ) dig zyn, namelyk ten opzichte der muziek, deze is wezentlyk fraai en kunftig ; maar xioe is het mogelyk dat een bekwaam'e Componist zo fmakeloos kan zyn , om zyne kunst aan zulke nietswaardige vodden te befteeden ? Hoor eens lezer ! hoe een Duitfcher zelf over dezen arbeid van Mozart denkt: ■Jfuf SJlojdffê (EomyofïttièU fcer 3«uberfl6fc. 3«7 Cöïöjötc / birflelung btr mijjltc&c Serjud)/ 5)en fd;led)ten Ztft, belegt mit m dllergróbjlen ïikd}/ ©en (gattin / mit tyaMé funét, uon ®olb un falen frieten. PÜRDE (*). Met blydfehap zien wy dit Moffengedrocht aan een zyde, en deszelfs plaats vervangen door een oneindig beter ftuk, namelyk de Malabaarfche Weduwe, ntt Welk op Maandag den 15 dezer opgevoerd is. De fchoonheden van dit ftuk zyn te algemeen bekend, om ze hier op te tellen, en de kleine gebreken zyn zo weinig dat het de moeite niet waardig is die aan te wyzen, te meer. daar zy door de fchoonheden verre over» (*) lt>. eenmaal door eene behoorlyke aankweking en aanmoedigende behandeling ontwikkeld zynde, door den tyd fehoone vruchten kunnen voortbrengen. Voor het overige is dit ftuk naar gewoonte met veel vuur door de bekwaame tooneellisten uitgevoerd. Op Woensdag daar aan volgende voerde men een ftuk van vry wat minder {tempel uit, namelyk Kotzebue!sr\ Armuth tind EJelfinn, het welk dc vertaler Armoede ■ en Grootheid heeft verkozen te noemen, om dus de | lezers cn aanfehouwers te misleiden met hen in het / denkbeeld te brengen dat zy hier de waare grootheid zouden aantreffen, althans wy hebben 'er vergeefs naar gezocht. 'Een yrékke Koopman, een bizar Officier, een malle Boekhouder, een tot over de ooren verliefde kaale Zweed , een vroome predikants Weduwe , een incroyable Hollaudfche Franschman, een uitgelaten dartel en een lief fentimenteel meisje, die daar de lieden by wie men deze twee eigenfehappen zoeken moet. De Armoede vonden wy fpoedig by den Zweed, doch geenzins de Grootheid. Gierigheid , dweepery , zotheid, verkeerde fchaamte, vroomheid, windmakery, dartclH 3 heid,  ( 62 ) heid , en manziekte doen zich in ruime maate daar in ep; waarom uit deze hoedanigheden geen tytel gekozen? dan had men ten minftcn geen gevaar gelopen dat lezer en aanfehouwer Kotzebue en zyn' vertaaler voor leugenaars zouden houden , die iets beloofden het welk zy met na kwamen. Doch al genoeg over den tytel, een enkel woord over het fuik zelf is genoeg, want eene uitgepluis de critiek is het inderdaad n|et waardig; het is z-jtierny van het begin tot het. cji.de. Het komt ons onbegrypelyk voor dat de burger L'iots, oie in andere vakken der dichtkunst wezentjyk bekwaamh:id en een goeden fmaakfchynt te bezitten, zich heeft kunnen verlagen om dit elendig ding te vertuien , bloot op het verzoek van de Comm'isfarisfen vem den Schouwburg, blykens zyn voorbericht, ten minftcn had hy zyn' na im van den tytel kunnen laten, gelyk de dichter van Lalain den zynen ook niet voor de door hem vertaalde Landloopjler geplaatst heeft; hy rekende het zich tot een fehande, en verbande dit 'monftertje in later tyd uit zyne werken. Van Hulst heeft de rol van Hans Wilhelm van der Hufen gcfpeeld. Het zou lompe vleijery wezen als wy zeiden: „ zo goed als Sar Jet deze rol plag te fpeèlen." Neen ; doch eer de bekwaarce jongeling de jaaren van Sardet bereikt, heeft hy een fchconeir tyd om zich bekwaam te maken. Wy moeten lachen dat Kotzebue ie wacreld dit hersfersloos wez.n voor een BaUaf wil opdringen: de hals toont klaar dat wy nooit een' onzer ïandgenooten gezien heeft, Wy weten niet tot welk een'  C 63 ) een' landaaff dit fchepfel behore , en het raakt ons ook |iet; althans wy willen hem niet voor onzen medeburger erkennen , en conjlringeere» kan men by geluk ons daartoe niet. Wat AbóJ'.ino betreft, die op Donderdag den 18 ten roordecic der tooneellisren vct;oond is, ieder weet reeds uit onze vorige nommers hoe wy over dien aartsbooswigt denken: het is dus de moeite niet waardig onze pen te verfnyden, r,oeh onze Roskam te vyien om hem te ontmaskeren. Wy gunnen gaarne de Afteurs er» Aftrices het voordeel dar hy hen aanbrengt, waartoe wy ook trouw onze fehelling bydragen, in het bly vooruitzicht van eeue reprèfenratfe van Gaston en Bayard, die ons tegen Saturdag den 20 beloofd is. BURGERS REDACTEURS! leder vogeltje zingt zo als het gebekt is, aegt het Spreekwoord: gy moet het my mts wet kwalyk nemen dat ik op myn eigen vvys van denken en fprceken. eens aan ui. fchryf; ik flacht Muidorp wat, En ben gewoon te zeggen Zo als de dingen my op long cn lever leggen. \ Met draaijingen en praatjes hou ik my niet op: dus maar met de deur in huis. . Ik kom veel in den Schouwburg, vooral 'smaandags, en als het voorftuk .uit is ga ik een pyp rooken by de Milde, (want van Balletten Kou ik niet) Gepasfeerde maandag daar volgens gsvyooiite by 4en haard zittende, en N°, 7  ( 64 ) Ts°. 7 van d: Roskam, die men daar met andere nieuwspapieren lezen kan , doorlopende, kemt 'er ieimuit driftig de trappen oplopen, die , na een glas Brandewyn r,a binnen geflagen te hebben, in de ysfeJykfte vloeken losbarstte wegens het gezegde op pag. 53. van het blad dat ik juist in myn hand had, betrekkelyk de voldoening der natuur; de man beweerde ftyf en fterk dat zulks op het tooneel zeer geoorloofd, ja zelfs r.oodzaaklyk was , en dat hy, als hy Commisfaris was de acteurs wel dwingen zou om d'icrgelyk eene excercitie in het openbaar te verrichten , en dat hy reeds een ftuk ontworpen had, getytcld: Lavid en Bathzeba , het welk hy de Commisfaiisfen zou aanbieden , en waarin hy dc voldoening * der ariftige natuur van David active had voorgefteid , hy twyfelde geen oogenblik of dit ftuk zou ongetwyfeld in iiet aanftaande faifoen ten tooncele gevoerd worden; dat de Commisrarisfen het ftuk aannemen zouden daar aan twyfelde hy geen oogenblik, maar hy-vreesde dat de cabaal van de Roskam het mogt uitfluiten , in welk geval hy zeer cordaat d la Nostheer zou handelen, enz. In het eerst verbeelde ik my dat ce man badineerde en hielp hem voort, door hem al fchertfends in zyn voornemen aan te moedigen; doen hoe groot was mync verbaasdheid toen hy het blad, het Welk ik in myn hand hield, my ontrukte en met voeten trapte! ik befpeurde dat hy alles in goeden ernst meende, en toen hy ver. trokken was hoorde ik van anderen, die na het uitgam van den fchouwburg boven kwamen, dat de man inderdaad zo over het tooneel dacht, flat zy reeds werkclyk eenige brokken van, zyn voornoemde tooncclftuk gezien en gelezen hadden. Zet men dit mensch nog niet in 't pesthuis? wss alles wat ik zeide, en ik vertrok. P. ROND. Te A M S T E L D A M% by HENDRIK van RESTEREN, Boekverkoper.  D E MATIGE A M. Den 29 April 1799. Non fat is est pu'chra esfe poëmata, dulcia funto , Et quocunque volent, animum auditoris agunto. HORAT, IVlet het grootfte genoegen hebben wy onzen fchelling verkeeken, aan de representatie van het nooit genoeg geroemde treurfpel Gaston en Bayard van Belioy, op eene mcesterlyke wyze in keurige Nederduitfche Vaerzen overgebragt, door den bckwaamen dichter J. G. Doornik , één der weinige verdienstelyke mannen, die de eereplaats in den fehouwburg met recht verdienen , in tegenftelling van het legioen onwaardige broddelaars, die Febus tempel op de onbefchaamdfte wyze door I vrecm-  ( 66 ) vreemde vuiligheid ontreinigen , en die door kunstverwoestende weetnieten, met de eerfte cieraaden van onzen zangberg, in een' gelyken rang gefteld, zo niet hooger verheven worden. Wat moet by voorbeeld een man als Doornik denken, van wezens, die een' tover* fiuitenfabrikeur het recht geven, dat alleen hem en de geenen die hem evenaaren toekomt ? Moet ieder die eenige achting voor kunst en kunftenaaren heeft, zich niet in zyn ziel fchaamen, dat ezels kunstrechters zyn, door wier afkeurende magtfpreuken, de ziuire kunstarbeid van verfcheiden jaaren vruchteloos befteed is , en dat de verwachting der kundige liefhebbers, in rook vervliegt? Wanneer komt toch eens de tyd, dat deze booze geesten uitgedreven worden , en in een kudde zwynen zullen vaaren, alwaar zy beter zouden geplaatst zyn, dan naast nommer één! Geduld, de ballingfchap van Apollo is haast ten einde: eerlang zal by deze vledermuizen voor de blinkende ftraalen zyner gouden lier, weder in hunne holen doen kruipen, Jupyn hen blindblixemen, en wy hen met onze roskam havenen, als zy 'er weder uit durven komen, De fraaiheden van dit Stuk te ontleden zou nntteloos werk zyn: het heeft reeds een' gevestigden roem, die den voorbygaanden lof, welke de Hoogduitfche prullaria zo onmatig toegezwaaid word, eeuwen lang overleven aal: de naamen van CornetUe, Racine, Volt air e tn Xtlloy zullen nog op ieders lippen zweeven als men ter ïaauwer nood zal weten dat 'er eens een zekers Kotze-  ( 6? ) Zebue beftaan hebbe. Wie begerig is breedvoeriger verhandelingen over dit Stuk te lezen verfchaffe zich de Proeve van Tooneeloefening , eerjïe deel, te Amft. by A. Fokke, Sz. 1785 uitgegeven, en zie aldaar bl. 114. en Nederlandfche Dicht- en Tooneelkundige Werken, van het Genootfchap! door Natuur en Kunst. I. ftuk, bl. 39. Btaife en Babet is een lief Operaatje; maar Het Gefchenk !!,.., Een dubbelzinnige Bordeelklucht, naauwelyks noemenswaardig. Wat De Ouderwetfehe Trant betreft, zie hier deszelfs inhoud: het is onder de menigvuldige Hoogduitfche vodden nog al geen van de ! Hechtfte, fchoon elendig vertaald. De braave en eerlyke hofraad Re'mhart is, door zyn huwlyk, waaruit hy twee kinderen heeft, Ladewyk en Jeannette, vermaagfchapt aan den overfte van Altdorf en vrouw van Zwetz , de oom en tante van zyne vrouw. De overfte is geen kwaad man, maar laat zich leiden tot Hechte ftappen door vrouw van Zwetz, zynde ten uiterften trotsch, ea geheel ingenomen met haar adelyk gefiaeht. Zy rekent zich daar door bevoegd tot de onbefchoftfte handelwyze omtrent den hofraad Re'mhart, die ondertusfchen de goedheid heeft gehad van haar; en haar broeder meermaalen van knellende fehulden te verkrefen. Zy neemt de ongehoorde vrypostigheid om zelf over de tafel van haar broeder Reinhart befchikkingen 4e m.*ak«fl 1 die éturop haar vry .hartig toefpreeirt , het i a gcefl ■  ( 68 ) gien zy zo euvel opneemt, dat zy met haar broeder de overfte vertrekt. Deeze, fchoon eenigzins in de maatregels van zyne zuster treedende, vindt weinig genoegen ïn zyncn aftogt met eene hongerige maag, en hunne fmarten worden verzwaard, door dien de zadelmaker met eene rekening voor eene ftatiekoets van den generaal te voorfchyn komt: zynde deeze koets de prys, waarvoor de zoon van den heer Re'mhart een vendrigsplaats in eene compagnie zou verkrygen; doch vader Re'mhart hadt den brief, waarin hem de betaaling van dezelve opgcdraagen wieret, met de aan ftukken gefeheurde brokken in een couvert te rug te zenden, beantwoordt. Vrouw Zwetz vindt egter middel om door eene rechte feeksachtige ftreek den zadelmaker eenige uuren uit te ftellen. De kamerheer van W'tlsdonk komt midlerwyl vernemen, wat toch de ftukken van dien brief, die de overfte op de Parade ontvangen hadt, beduidden. Hy verneemt dit, en met één dat vader Re'mhart niet zeer genegen is, om zyne dochter Jeannette aan hem ten huwlyk te geven. De luitenant Altdorfva Hollandfchen dienst, en Jeannette Re'mhart, ftooren dit gefprek; de laatfte meldt, dat zy, op het ontvangen van een briefje van haare tante, haren vader zo verre heeft te vreden gefield, dat hy haar op den maaltyd zal verwachten. Heer Re'mhart kan het niet lang met dat gezelfchap, waartoe ook de kamerheer W'tlsdonk, een faletrekeltje zonder deugd , behoort, uithouden : hy zondert zich dus af, en krygt een bezoek van den zadelma- ken,  ( 69 ) ker, uit wien hy verftaat, dat vrouw van Zwetz hem aanmerkt als haar' rentmeester, uit welke dooling Re'mhart hem fehielyk redt, waarop de zadelmaker tot de citatie befluit, Vrouw van Zwetz en de overfte vinden zich zeer gebelgd over de afvvezenhcid van den gastheer Re'mhart aan tafel, maar hy werpt hun de betaaling der koets van den generaal ras voor,die hy cgter aanneemt, mits, dat zy zich fchriftlyk verbinden, nooit weder over zyn drempel te komen : hierop vertelt vrouw van Zwetz , dreigende, dat zy haare Mynen tegen den hofraad zal laten fpringeu. De overfte, zich gehoond achtende, wil met Re 'mhart duëileeren, die den man fehielyk nederzet, en door verftandige redekavelingen hem zo verre brengt, dat hy befluit zich van de flaverny van vrouw yan Zwetz te ontdoen, waarop hy, zo door de edelmoedige gift van een goudbeurs van den hofraad, als mede door het aanbod om by hem in te komen wonen , tot de hartlykfte dankbaarheid genoopt wordt. Hierop zoekt de kamerheer IVihdonk den hofraad tot oneerlyke vonnisfen , vooral omtrent zekeren amptman , Heil, over te halen , doch te vergeefsch. De jonge Re'mhart hadt intusfehen affpraak gemaakt met Wilsdonk, om Vcm zyne zuster in handen te leveren. Met dat oogmerk bezield , waarvan vader Re'mhart egter onkundig is, verzoekt hy om met de nieuwe paarden een tourtje met zyne zuster te doen; het geen hem zyn vader voordien dag weigert, waarop de jonge Re'mhart, mede door tante van Zwetz bedorven, zyn' vader op de fchamperfte wyze beledigt, I 2 di*  ( 70 ) die zyn gezag gelden doet door hem te laten opfluiten. Voorts blykt de liefde, die 'er plaats heeft tusfchen den Hollandfchen luitenant en Jeannette, die , in eene zamenfpraak over dit onderwerp, door vader Re'mhart overvallen , hunne eerlyke oogmerken te kennen geeven , die zich daarmede zeer wel vergenoegd, en zyne dochter aan den luitenant ter bruid geeft; middelerwyl brengt de knecht Frederik een louis d'or, en een briefje aan Wilsdonk, door den opgefloten jongen heer aan hem ter bezorging ter hand geftcld, aan den hofraad, die zyn ondeugend oogmerk daar uit ontdekkende, den luitenant en zyn dochter verzoekt na de beftemde plaats te ryden, om daar de zaak ten vollen te onderzoeken. De amptman "Bell komt hierop den hofraad over zyn proces fpreken, en fteekt hem , ter omkooping, een rolletje papier met ducaten in de hand; vervolgens ontneemt Wüsdonk den hofraad, uit 's vorften naam, zyn ampt, en Rein"hart doet zynen ongehoorzaamen zoon Lodewyk ,als recruut, door den majoor van Waren aannemen. Vrouw van Zwetz meent zich nu wel dapper op den braven Reinhart gewroken te hebben» en befchimpt hem over het verlies van zyn ampt; maar de zadelmaker komt juist om zyne penningen, en zegt, dat, in gevalle zy niet betaalt, haar twee deurwaarders wachten; (dit was, daar de fchuld voldaan was, alleen gefchikt om haar te vernederen ,) intusfeheri komt 'er bericht, hoe de luitenant «Ver den ontdekten aanflag van IVihdonk. Jeannette betreffende, gezegepraald heeft. fVUidonkt die hierop  ( 71 ) met den luitenant en Jeannette weder te voorfchyn komt, wordt van zynen fcbandelyken aanflag overtuigd , en de geheime Raad Schenk, een byzonder vriend van Reinhart, hadt zich by den vorst vervoegd, en hem onder het oog gebragt, wien hy in den hofraad verloor, en wie TVilsdonk was: het geen uit de omkoping, door den amptman in 't werk gefteld, nog klaarer en klaarer bleek. Deeze heer Schenk dan, geeft op order van den vorst, Reinhart het ampt van Geheimraad, en TVilsdonk is geheel in zyne hand gefteld: dus ziet vrouw Zwetz haare Mynen zonder vrucht gefprongcn. Het volgende is ons verzogt te plaatfen. Al wat van aepen komt, dat is ghejint te luyfen; Al wat van katten komt, dat is ghejint te muyfen. ]■ CATS. Myn buurman Valentyn is een groot poëet; hy maakt bruilóft»- en verjaargedichten, zo roerende, dat 'er een fteenen hart van barsten zou; laatst adverteerde by in i de nieuwe jorcaanfche Courant, dat hy voor een ctvielen prys de lieden van vryërs en vrysters , dichterlykc 1 lauweren of een ampt voorzag, of om éuidelyker te fpreeken, minnebrieven, vaerzen,en requesten opftel- ce; wat de laatsten aanging, hy dorst zich beroemen dat hy de gladde leden van een geheele Club door middel van zyne requesten in dikke vette turfdragers, karremans, nachtwachts, enz. herfchapen had ; want, zeide hy de muziekpaalen wisten zeer wel te onderfcheiden welke ftolleftanten met een request van zyn fabriek om  C 7* ) om een amptje bedelden, en het dan gewis ook gunstig verkregen. De man heeft met deze affaire zo veel opgang g-emaakt» dat hy reeds in de laatste geldheffing een fomma van ƒ ioo:-— betaald heeft, en bygevolg ƒ 1000:— moet gewonnen hebben, en dat met de requesten voornamelyk; ik had wel zin om deze requestenneerir.g ook by de hand te vatten; doch de meeste aaien zyn reeds voorzien; en by hem die even buiten een ampt kan leven , is die zucht ook verminderd; zo dat ik naauwelyks de tapte melk zou krygen , terwyl myn buurman met de room is gaan ftryken. Ik ben dus op een anderen inval gekomen , .die misfehien nog al zo lucratief kan wezen , naamelyk dewyl tegenwoordig veele menfchen met de vryë entrée - ziekte gekweld zyn , en ongelukkig h.t hen meestal aan verjnogen ontbreekt , om deze begeerte te kunnen voldoen, zo ben ik te rade geworden een winkel van Hoogduitfche Vertalingen op te zetten, alwaar ieder patiënt voor een gering prysje een vertaald ftuk zal kunnen bekomen te weten k f 3. het bedryf, de ftukken van Kotzebue en lffland zyn het duurste, om dat zy doorgaans wel 14 a 16 bedvyven bcflaan; de Tooneelbaazen zujlen de aanbieders myner vertalingen zo zeker de vryë entrée fchenken, als de muziekpaalen de ampten uitdeelden aan de reques. tranten van myn buurman Valentyn. ZEG HET VOORT. Te AMSTELDAM, by HENDRIK Van RESTEREN, Boekverkoper.  B È ROSKAM, N°. 10. Den 6 Mey 1799. La difficitke' du na'if c'est gue le bas marche en compagnie avec lui; il y a pourtant une dijlancè immenfe entre le vrai ndif fif le babil fade. MONTESO.UIEU. Het bovenftaande motto hebben wy hoofdzakelyk gekozen , om daar aan het tooneelgrapje: getyteld: Dê wanhoop van Jocrisfe, te toetfen. Wy hebben gezieri dat het Naïve van Dorvigny, even als in zyne andere ftukjeS, ook in dit met het laage gepaard gaat. Mors. fige uitdrukkingen en Ontuchtige dubbelzinnigheden, b"ê« kleden daarin de plaats van het aardige, waarvan by Molière en Regnard zulk een weelderige voorraad is \ dé K ge-  C 74 3 gefprekken zyn niets dan een walgend laf gefnap, het Welk zeaige en aan verftandige, of inderdaad geestige redenen gewoone ooren in den hoogden graad moet verveelen. . Eén ding verheugt ons , namelyk dat dit vodje niet op onzen Bataaffchen grond gebooren, noch door een' dichter van eenigen naam of roem op het tooneel gefchooven is: Het is door den translateur van de kuisfche v'ifitand'mes, en het nog kuisfcher Gefchenk; is het ook wel te verwonderen dat men van zulk eene hand , zulke meesterftukken te wachten heeft ? Maar waarom ook anderhalve biadzyde vol gefchrcven, over twee op onzen Pindus zo weinig betekenende dingen , als vertaler en vertaling van dit niemendallisfemeetje ? Gaan wy liever tot den Önjiuimigen avond over, die met het wanhoopje op één avond gegeven is. Wat de vinding van deze opera betreft, dezelve is eenvouwdig en niet ongeestig , wy hebben het ftuk dikwils op den Franfchen fchouwburg met genoegen gezien. De vertaaling is óver het algemeen wat ftyf; doch dit willen wy gaarne toegeeven, uit hoofde der moeilykheid om op reeds gecomponeerde muziek woorden te vervaardigen , fchoon dit den een dichter doorgaans beter gelukt dan den anderen. Deze vertaling is ten minsten , tegen de federt eenigen tyd uit het hoogduit6ch overgefchreven vodden vergeleken, redelyk goed, en van eene hand die hoewel weinig pchter geene prullen geleverd heeft. De reprefentatie van vrydag den 3 dezer heeft ons zeer voldaan, Behalven de onfiuimige avond gaf men dewit-  C 66 ) aitmuntende Melomanie, een der beste operaas waarvan het Fransch en Hollandsch tooneel voorzien is. Juffr. Seeburger heeft daarin met de rol van Elife gebuteerd en is van het publiek naar verdienste zeer wel ontfangen. Wy beloven ons in het volgende faizoen , indien zy aangenomen word, vee] goeds van deze b?kwaame vrouw te zullen zien , fchoon men geen Afiteur of Adrice uit één rol kan beoordeelen , kan men nochtans zien dat zy eene goede dispofitie en fmaak bezit. ADVERTENTIE. Naardien zekere Schoolmeester van zich heeft kunnen verkrygen, in een wynhuis omftreeks de overtoomfche ; poort, de Roskammers voor fchurken en eerrovers uit ' te fchelden, en hen zelfs met de plak te dreigen , zo zy -onder zyn bereik kwamen, en dat wydczc gczeeden , wel verre van met de fpreuk van de oianende hond , by onze klederen te laten hederzakken , niet willen gedooI gen zonder daar voor de éclatantfte fatisfè&ïe te vorde: ren, zo is het dat wy zyn ed. defieeren, ons in net ; aangezicht te zeggen wat hy achter onzen rug uitmaakt, ' waaro.n wy hem verzoeken zyne bczwaaren tegen ons , 1 fahriftelyk by den uitgever dezes te bezorgen , afvaar i dezelve gegrond bevonden zyndc, hem een exemplaari van de Roskam tot eene fenadeloosfteJlmg, prp deo zal. Igegeven worden, kunnende hy ons anders .voor onze competente rechters in de Nes citeeren, alwaar 's mid. i:dags van 12 tot 2 uuren gevaceerd wora, tot het ver: effenen van dichtkundige gefcnillen; doqh zo hy gelyk iwel te denken is, geen lust heeft zich daar te ver-.-oe; gen, dan verzoeken wy hem te Reeswyk , op een zwaidronneer- of vuistpartytje. K 2 Van  ( 7<5 Van qnzen Mcdefchr.yyer spotgraag. Ik kwani voorleden week, een Huis over, waarop ik een' man, vrouw en kind met een klein tafeltje vond ftaan , en een uithangbord waarop het pourtrait van Ludetnan, met het opfchrift: Bier verkoopt men briefjes Van voorzegging. Ik maakte op de befenouwing .van dezen modernen Neomagus de zelfde aanmerking die ik altoos omtrent de Astrologisten gemaakt heb, namelyk dat ik niet kon begrypen hoe. lieden die het goeder geluk zo mild aan heereknechts en dienstmeisjes uitdelen, genoodzaakt zyn het hunne in de penningen die zy met hunne kunst verdienen te zoeken, daar immers niemant zot genoeg zal zyn om, by voorbeeld , een ander een nommer in de lotery aan te wyzen, waarop hy uit den loop der ftarren by voorraad weet dat een hooge prys vallen moet, en duizend diergelyke andere gelukkige Voorvallen, waarmede zy zelf hun voordeel konde doen, indien hun kunst prokatum, ware. Niettegenftaande deze redeneering kon ik de begeerte niet wêderftaan pm de horoscoopen van vier ons allen wel bekende fnaaken eens te laaten trekken, te meer daar de prys voor ieder flechts vier duiten zynde , ik deze klucht voor een dubbeltje verrichten kon. Zie hier dan letterlyk de asrrologifche uit. Spraak omtrent bet toekomstig lot der vier bedoelde Ju* das/en, Midasfen wil ik zeggen. N. i. Letter T. Guillaume Bonhomme, is geboren «rider de Planeet <[ toen. O tusfehen de tekens van « en n was; hy weet op zyn hoogst dat de eenvoudige al-  C 77 ) «igebraifche regels 9 = 2 + 4. en 6 — m 8 p — 9*, benevens a 4 □ 16 b beftaan; om niet te fpreeken van andere kundigheden, niet die hy bezit, maar die hyniet bezit; nogthans Fortunam audaces juvat, de man word ryk, en bygevolg bedreven in alle wetenfpbappen, dat is men doet hem dit geloven, dewyl hy in een post ge* fteld word, daar het op kunde en niet opgeld aankomt, ten minsten oudtyis dacht men over dezen post dus, doch deze denkwyze fc!-ynt ook al een revolutie ondergaan te hebben; want in plaats van Jine Pallade nihil is het: Jine pecuniam nihil: nu kan het woord Pallade wel een fout wezen, en pecuniam het rechte zyn , doch om dit te weten moeten wy de confteliatie van ^ en afwachten als wanneer zich dit ontwikkelen zal. De perfoon zal doorgaans goed'fortuin.maken, mits dat hy zorge draag om zich de grainfchap der kinderen onder $ geboren ia het afpeêt van © niet op den hals te halen , als wanneer hy een vreeslyke tuimel zou moeten ondergaan, die hem eenige ponden ligter kon maken. N°. 2. Letter O. Jean Toupet, is gebooren onder de Planeet r) in het aJpeSt ■ van 25. Hy heeft weinig dispo-' fitie om goed fortuin temaakeu, berispt gaarne anderen ,' is nydig, valsch , afgunftig en verwaand , vernedert ziel» gewillig eerst tot Hansworst om naderhand Kwakzalversbaas te kunnen worden. Hy zil aan de teering fterven, indien hy zich niet hoe eer hoe beter voor dc kop fchiet. K°. 3. Letter CH. Rykiof Richelieu,' is gebooren onK 3 der  ( 78 ) der de planeet J iii het .aspect van ^o, hy heeft gevaar geloopen van te worden; fchoon hy geen leerkooper noch overman van het löoijersgild was. Evenwel een overmans plaats van een gild fcheen voor hem niet ongcfc'nikt te zyn, en hy- wierd eerst Baliettenfrnit, vervolgens deken en proefmeester van het rederykerssrild. +Niettegen(laande eenige wysneuzen zich weinig aan's mans goed- of r.f keuring laten gelegen liggen , brilleert hy echter in het keurmeesterjyk geftoelte als een triompheerende haan op een mesthoop, en laat haaters haaten en nyders nyden, wat hy verknoeit moeten zy lyden. En dit is de waarachtige waarheid; want nog onlangs heeft een fraai fchildery van een groot meester met al? lerhande haanepooten en menfehenbeenen beklad , het welk hy den naam van Hieroglyphen gaf, die 'er zoveel naar geleken als het borstbeeld van Brutus naar een petit-maitre. J3e perfoon had een goed talent om kladfehilder te worden, doch dit is by zyne opvoeding verwaarloost geworden : wie weet met welke fraaije uithang- bordjes de bier- en koffykelders gepronkt zouden hebben, indien men hem aangemoedigd had, om in het vak het welk de natuur voor hem feheen uitgelezen te hebben, te blyvcnf Welk een lof had hy dan kunnen behaalcn, daar hy nu van de nydigaarts uitgelachen en befpot word , enkel en alleen omdat hy de eenigfle is dacsfendf Commentariën over de duizenn in eene nacht wist te maaken, en lang vóór dat Buonaparte zi h in Egypte bevond, de janitzaaren van den grooscn Heer op het be-  ( 79 ) bekende allons enfans de la patrie &c. liet marcheeren. Hoedanig het einde van de perfoon zal wezen is niet te bepalen, naastdenkelyk zo als hy geleefd heeft, tc weten vry bizar. Zo dra de O in het teken van SI komt, zullen wy meer weten dan nu. N°. 4. Letter V. Saint jean Baptist. Is fnotterig, of om ordentelyker te fpreken, phlegmaticq van r.om~ plexie : het komt dat hy onder dc planeet S in het aJpeCt van as geboren is , 'er is* zo veel verfchil tusfchen het geen hy weet, en het geen hy niet weet, als 2 = 3 + 6 en 3 = 2' -r 6; zyn fraaije kleederen uitgetrokken zynde, is by het volmaakfte caput tnortüum der fcheidkundigen. Hy is tot zyn ongeluk lid van het quatrumvirat en diBator van Phcebopolis geworden. . Had hy kunnen voorzien dat de ondankbaare bcfpotting der Pythifche infurgenten , het loon voor zyn zuur geknoei zou wezen, hy zou liever als Gurius, zyne rapen pe huis gebraaden, en zich nimmer bemoeid hebben met het geen hy voor de bewooners van den Uylenburger ; Paraas moest overgelaaten hebben. Ik ben altoos een liefhebber van de Architectuur geweest; en heb de fchets ontworpen van een praalgraf, om op het pestkerkhof opgericht te worden, voor het kwynend viertal, dat het toch niet lang meer maakerr zal. De fchets gaat hier nevens.  C 80 > FELIX CRIMINIBUS NULLUS ERIT ï> IU. ----- - 11 Te AMSTELDAM, by HENDRIK van RESTEREN, Boekverkoper.  D E ROSKAM. N°. n. Dm 13 Mey 1790. Nun femper faturnalia. Pao TERB. Op Saturdag den 4 Mai is de Amfteldamfehe Kunsttempel voor het zomerfaifoen gefloten, met het treurfpel Elfride, zynde het publiek by die gelegenheid gecomplimenteerd met een vaers, door den burger Bar* baz vervaardigd , en door TV. Bingley gereciteerd. De opgepropte Schouwburg by deze laatfte reprefentatic welke omtrent ƒ 1600:- opgebragt heeft, is een fpreekend bewys dat onze natie baaren fmaak in de treurfpellen nog niet geheel verloren heeft, hoe elendig en ^ gebrekkig deze Elfride dan ook zyn moge, 'er is echL te  C 82 ) ter ook veel fchoins in, het welk men zeer wel opgemerkt en toegejuigd heeft.' Jaffr. fVattler heeft de rol van Elfride naar gewoonte alleruitmuntendst gefpeeld , en het is meestal door de fraaije uitvoering van deze bekwaame vrouw dat het ftuk dragelyk voor het tooneel werd. Onzen Schouwburg gefloten zynde , zou men zeer ligt in verbeelding kunnen wezen dat wy onzen Roskam ook zo lang werkeloos aan den fpyker zouden hangen, tot dezelve weder geopend wierd, doch wie de moeite gelieft te neemen van ons eerfte nommer nog eens na te zien , zal ras ontdekken dat dit in 't geheel ons oogmerk niet is, en wy hebben het ook niet nodig, want aan voorraad van ftof ontbreekt het ons niet, te meer daar het fluiten van onzen Schouwburg oorzaak is , dat misfchien twintig anderen wyd en zyd geopend worden, door dien de meeste a&eurs en actrices, van hun engagement voor de zomermaanden ontflagen, zich onder de banieren van Bingley, van Dinfen, Obelt, en anderen fchaaren , en even als de byën de Bataaffche Republiek doorkruisfen , om den volke dc kragtdadigfte lesfen in de nationaale opvoeding te geven , doch eigentlyk wel meest om hun eigen beurs te fmeren, waartoe hen Aballino, Rollaas dood, Robert, de Ridder Bayard, Richelieu en andere fraaijigheden, wonder wel te ftade zullen komen, tret is t>ok een directeur van diergelyk eene bende niet kwalyk te nemen dat hy deh verkeerden fmaak der aafcichouwers involgt, door hen op poppetoo- neel-  ( 83 ) Beekjes deze en diergelyke zedcJooze prullen op eene mesqit'i.ne wys te laaten vertoonen, dcwyl het hem niet zo zeer om het verbeteren en bcfehaven der zeden te doen is als wel hoofdzakelyk om veel geld te winnen, in dit geval kan men zulk eene handelwys niet wel roskammen , alzo de oorfpronglyke inrichting van een reizende comeduntentroep nimmer gegrond was op de leer: Gaat heenen , onderwyst alle volkeren, enz. By gevolg al voldeden zy ook de natuur publiek op het tooneel, men zou moeten zwygen zodra men de reden daarvan wist, namelyk geld winnen. Dewyl het ons niet aan correspondenten ontbreekt, en wy 'er zelfs hebben die acteurs onder diergclyke troepen zyn , valt het ons niet bezwaarlyk onze lezers, irfgevolge onze belofte, van tyd tot tyd het een en ande,r mede te delen , betrekkelyk deze zwervende dramatisten en derzelver loflyke of laakbare verrichtingen, en al ware het ook dat het ons van dien kant aan ftof ontbrak, wy hebben toch nog voorraad genoeg aan het geen ons toegezonden is , en dat wy uit plaatsgebrek genoodzaakt waren te laaten liggen. Wy beginnen dus met hier eenige brieven te laaten volgen, die wy op onze Burgertrouw verzekeren kunnen ons toegezonden te zyn: wy weeten te wel dat velen in het denkbeeld verkeeren dat de fchryvers van weekblaaden doorgaans hunno eigen correspondenten zyn, en even als de burger Bitterman de brieven zelf opftellen, die zy voorgeven van anderen ontfangen te hebben. Dit'is by ons Goddank het geval L 2 niet:  C 84 ) niet: Wy durven ons beroemen met onze lezers eerlyfc en voor de vuist te handelen , ten minsten eerlyker als zekere onwaardige tooneelbaazen met zekere poëeten. De eerste brief dien wy hier plaat fen is van den eerzaamen Joan Coenraad van der Plak , en behelst een antwoord op pns cartel aan zyn cd. 111 ons vorig vertoog geplaatst; wy laaten taal en fpelling zo als die oorfpronglyk is; want wie zou aan het werk van een' fchoolmecster iets durven veranderen veel min verbet:ren? RlBDAACTEURS FAN DE ROSKAM ! • Ik hep om zo te fpreeken jelieder atfertenfie op myn in jelieder laaste nommer geleefen. Wat UEd. om zo te .fpreeken fegt dat ik TJE. in een wynhuys zo leelyk uytgemaakt fou hebben, is om zo te fpreeken de waarhyt, maar wat feyt een mens niet in dronkenfehop dat hêm om zo te fpreeken nugteren berouwd. Ik fal bet UE. maar bekennen, ik hat een borreltje te veul gedronken , en dan gaat een tong fael, doch UE. fult om fo te fpreeken toch geen tongen/pel geloven ; en als UE. zatisfakfie wil hebben , ben ik tot jelieder dienst; ik heb van de 3 wegen die UE. myn aangewecfen hept, om fo te fpreeken de eerfte gekoofen , want in de Nes fou ik om fo te fpreeken net gefien fyn as een rottigge kool by een groenvrouw, en te Reeswyk heb ik geen boodfehop, ook kan ik om fo te fpreeken niet zwaddronneercj? „ of het moest m« de plak teugen een ongewapende jonge wefen die fyn vraagen niet kon, anders ren ik om zo te fpreeken fterk voor de rust en vrede, en daarom fou ik UE. yrindelyk yerfoeken myn voortaan pngemoeit te laaten, ik fa] UE. van myn kant no.>yt weer reden van ongenoegen geven , door het maaken van ftukken, die om ft> te fpreeken niet deugen, niet alleen dat UE. hit zegt, maar de heek wt-erelc lacht 'er myn  ( 85 ) om uyt, wat baat myn rou de vrye antree, ik durf omfo te fpreeken pas in de Commedie kommen laat ftaan in dc balpons, en myn vrouw wil apfeluut niet hebber, dat ik ooyt weer een klaauw op het papier fet om Commedics te fchryven: ze fegt ik mot het fchool liever in order houden, want als dc kinderen die reeds leefen kennen dc Roskam eens in handen kreegerf, fouden fy het rispeft voor myn om fo te fpreeken verliefea , en de ouwers fouden hun kinderen thuys haaien, en ik foei dat fy geen ongeiyk heit; doch het is myn fcbuld fofeerriet, dat ik an het Commediefchry ven gcr akt bin , myn magere , bleeke, uitgedroogde buurman , die in vroeger jaaren in de uyterfe dwarsftraat commedie gefpeelt heit, en nu zo veel als Generaal en Sjef over cen geheele armée van comïnodianten is, heit me daartoe verleid, en me om fo te fpreeken goudc bergen belooft, als ik een ftuk wilde overfchryven , waar geen rechtfrhaapen poëet an wou, maar ik hep fo veel rouw als bairen op myn hooft dat ik het gedaan hep , niet te min ik kan op de weerclt nog niet begiypcn , waarom myn Werk de ger woonlyke a'pprobaattie heit gekregen , daar het fo arm-falig is als'duizende met UE. zeggen: myn dunkt myn buurman hat wyfer motten fyn en het myn ofgeraaden hebben , ik vint dat dit vry fals fan fyn ed. gedaan is. Nu nSgmaals ekscuus foor het geen ik fan UE. gefegt hep, en blyf met agting om te fpreeken UE, P- W. Dienaar Joan Coenraad van der Plak. Naardien men ons geeonftringcerd heeft om de orgineéle brief van Z. Waakzaam (zie N°: 6 ) tc producéeren , ruimen wy denzelven hier een plaatsje in, , Me-  ( 86 ) MEDEBURGERS.' Ik heb te veel achting voor U lieder Weekblad , om TJl. niet te waarfchouwcn 'tegen e nige Poolfche Windmaakcrs, die niet onzien zullen nm het zelve den nekfl'g te geven. Neemt u voor al in aeht voor S*** met zyn bruine Rok , den jrebogchelden V. H**** en den ouden B*'*ng. Het zou my niet verwonderen, als zy VJB. in 't kort eenige onaangenaamheden veroorzaakten. 31 Maart i7oy..- Z. W A A K Z A A M. Het is of wy altyd m:t Schoolmeesters moeten gebruid zyn: Zie hier een brief betrekkelyk twee amptgenooten van den eerzaamen van der Plak. Mekeer de Roskammer ! Je mot weeten dat ik een groot liefhebber van deKammédié ben , zo dat ik nog al menig Twaelf Stuivertjes daerïn verfnoep: nou hoorde ik pasfies dat jou Roském in de worreld was, of ik liep te post naer den loekeWUfffl om het te haelen. Ik bin wel niet vlug in 't leezen ; maer nae dat ik tog een uurtje of anderhalf otn het re leczen had verpruzeld, mot ik je zeggen dat het me waergaeloos beviel. Kaik! ik most took tusfen bayen ook lagchen, dat je dien Ou-ang-Outang zo laelyk op zyn pooten floeg: ik bin maer een boer, maer ik bin' moers! een klain kind , die maer wat van de Kammédie weet, zou je derekt kunnen zegge wie je miende. — ïv'ou, dat éreis overeflagen. Ik heb in je blad Cleezen, drt je 't zelve acnbied aen elk die wat van deeze ftorien hoort of weet; daer ik nou voor een week éledeu ien geval heb ,éhad met ien Schoolmiester, die me maer in 't éheelniet leek, en het hoofdzaekeiyk 'er op toeiag om de Kammédie als ien flegt meubel bv me verdagt te maeken, zo .,dagt ik, kom fchrai/"  ( «7 ) fchraif daer iens over aan Meheer de Roskammer, dre zaj wis wel zo hy het nuttig vind, en met myn zimement overéën ftemd , 'er een klain woordje van zeggen. Nou ik zelje me geval dan maer rond vertellen. Je mot dan weeten, dat ik ien Jongen heb van zeu'ven jaer, dien ik wyl hy bracf uit de kluiten begint te groeyën, wat meer wou laeten leeren, als ik éleèrd heb ; daeronl gong ik mit hem by de miester die 't digtst by me weunde, om hum te hefteden. De miester dan , dat rog een jong borstje was, en die nog maer ien groot jaer daer weunde, fcheen me wat dromerig , daerum dogt ik, ik mot erais zien, wat die mosjeu wel in zyn mars voerd, wangt nae zyn voorkommen zo geleuf ik dat hy me Jongen niet veul waizer zal maeken als ik bin. We praeten dan in 't eerst van koeltjes en kalfjes; maer eingdelik begon ik te merken dat dut borstje c:n lailyke manier had aenénomen om zig te rikkemedeeren, en toen kreeg ik aenfronds ien puist aan dm. Je mot dan weeten dat hy ien ander üiïefter die niet ver van hem af weunde aan alle kaugten begon te afgvomeeren. Hy Schold hem voor eeiy Kaaimediant die op een liefhebbery Kammédie fpeulde, dat datfchande.cn zongden was!... maer kaik! toen hy daaracn tornde, gaf ik hem telyk yan de neut, en zai (impel, Menheer ik bin ook ien groot liefhebber van da Kammédie, ten minden om te kaiken, wangt fpeulen zou ik niet kennen, maer ik mot zeggen, dat je me dom voor komt, dat je iemand die zen vermaek nou daerin heeft, by myn zoekt zwart tc maeken. Je geooft dat jy beter beter bent dan die man , maer, verdomt!. .. (jae ik wierd kwaed en die vloek rol ie 'er uit,) Jc doet op dit ogenblik meer kwaed, dat jy je naeste lasterd, dan die man die zen uuren van uitfpanning daeraen bedeed, terwyl jy meugelyk, in vreumheid je kolfflag gaet doen , — dus maetje je ftaet me piet aen; ik hou van geen kvvefels, en ik wil van me jongen ook geen kwefcl dmaekt hebben; derhalven wensch ik je goejen dag! — s' avonds ging ik by men bu-  ( 88 ) büermnn nacst me deur ien paipje reken , dien ik dcuzê Storie vertelde, — en die die argdere miester zeer goedkende, wangtzyn kingderen hadden al twee en een half jaer by hem School egain , maer kalk ! ik mien dat ik daer wat angders hoorde, de kingderen leerde daer als kikeroos. Jae kaik een jongen \an zeuven jaer las me een Vcrjaerbrief voor die hy aen zen vaeder gefchrevcn had met een vaers 'er onder die die miester had opcfteld, die was zo mooi dat me de tiaencn der van euver dc wangen liepen. — ik zai ook teugen inen buuiman: iemand die zukke gedagten in Zen ziel heit, als in die brief ftaen, die wil ik me JoRgen aanvertrouwen, jae ik mot je zeggen, dat het net was of ik het laatfte Tooneel in mensche.nhaat en beröüw Zag , zo liepen d4 traencn euver me bakkes, (nou deuze brief word ondcrwail duivekaters lang:) an fyn me buurman zai me dan, dat die miester overal in deur en deur kundig was, dat hy zelfs eens een predikafie of eigentlyk een behandeling of hoe het heeeen mag, van huin ehoord had, die hem zo veul had éftigd en nog meer, dan meenig preek van een dommenée — daarop ging ik de anderen morgen by die man; en hoewel hy niet zeer oud is, mot ik zeggen, dat het uit zen oogen te leezeu was, dat me feuurman me 'er niet te veel van gezegd moet hebben, de man had niet lang tyd angders had ik gaarne wat met hem willen babbelen, nou me Jongen gaat vast by hem School. Wat dunkt je Menheer de Roskammer heb ik wel édaan, of niet, verdiende die Jonge Kwefcl niet een beetje van je Roskam ? Het is niet noodig dat je weet hoÈ me' vón is, daarom noem ik me Jan de Melkboer. Te ATS1STELDAM, by HENDRIK van RESTEREN, Boekverkoper.  f OONEEL- MATIG E ROSKAM, N°. 12. Den 2,0 Mey 1799; Nemo unquam imperium, flagitio quefituih, bonis artibus exercuit. T a c1 t. Extract uit de Refclutien van het Adminiflratief Bejluur van den Helicon. Sdturni VI Mayo 1799. MELPOMENE vt. Is gelezen rapport van de Commlsfie tot onderzoek wegens; het gehouden gedrag van de opperpriesters van den tempel Van Fetms, te Ypurg,hoofdzakelyk;hierop nederkomende: M Dat  ( 90 ) Dat zy nimmer met bewilliging van Apollo noch de Zanggodinnen tot dezen post zyn verheven, ën dat zy wel verre van het heilig choor genoegen met hunnen offerdienst gegeven te hebben, zich de gramfchap niet alleen van den vader der dichtkunst en de negen zusters > maar ook van alle weldenkende offeraaren van een ryksdaalder tot een fchelling > en van de geenen die prodeo gepermitteerd worden tot zy die nog geld toe krygen op den hals geladen hebben , en wel om de volgende redenen. i°. Dat zy by den aanvang van hun opperpriesterfchap den anderszints volmaakten en volgens de beste bouwkundige regels geconftrueerden tempel van Apollo hebben doen mismaken en verknoeijen » door achteraan deszelfs rug een onbefchofte kast of bogchel te hechten ; iets het Welk by alle beminnaars van evenredigheid geconfidereerd moet worden als het uitwerkfel van ontftooken harsfen , waartegen eenige dragmen heileb. aigr. een excellent middel is. 2°. Dat zy confent gegeven hebben dat de twee Hansworsten , die men thans ook helaas in Apolloos tempel verpligt is te houden, even als in vroeger tyd de hofnarren in de koninglyke paleizen , dat de Hansworsten zeggen wy > op de laatfte faturnalia levensgroote twee arme Speellieden in wasch boetfeerden en tot een groot fchandaal» even als op een fchavot, te pronk mogten zetten» en fchoon de arme halzen zich daarover luidkeels bedaagden « ja zelfs het heeje foodje met bas en viool de hars-  ( 91 ) fearsfens dreigden in te flaan het mogt niet baten : wie zich in copy niet wilde laaten affronteeren op een plaats waar hytot geheel andere eindens was , mogt zyn matten oprollen en in origineel zyn brood daar niet meer op i eene eerlyke wyze verdienen. Recht billyk gehandeld i!! 3°. Heeft men onheilige klaauwen durven flaan aan de fiehoone tafereelen van Zeuxis en Parrhafius, dezelven fchier onkenbaar gemaakt en totaal bedorven door dezelven te willen verfraaijen. De fchade daardoor aan i dezelven toegebragt is onherftelbaar en word met recht door de waare liefhebbers betreurd, naar dien de onfterflykc meesters diezelven vervaardigd hebben zich tegenwoordig in Elyfium bevinden en zich met geen verf en penfeelen meer bemceijen , anders had men nog kans nieuwe fchilderitukken in de plaats van die, welke men bedorven heeft, van hunne hand te kunnen bekomen ■ want om het verbroddeld werk op te lappen en weder tot den ouden , eerften volmaakten ftaat te brengen , zou hen zelf niet mogelyk zyn, veel minder zou een ander, hoe habiel hy dan ook wezen mogt, daar toe in ftaat wezen, zo deérlyk zyn dezelven verhieroglypht, dat is in den grond bedorven: Wie deze elendige kladdeboters zo ftout gemaakt heeft mag de heilige Lucas, die eerentfeste en wyze patroon van alle vroome fehilders en gla* fenmakers weten; wy voor ons zenden de geheele hieroglyphenkraam naar den duivel, met de geenen die 'er de uitvinders van zyn, en houden meer van het ouderwet' fihe waare. M 2 llit.  C 92 ) 4°. Heeft men den tempel van Apollo ontheiligd door de Beöiiers den vryen ingangtoeteftaan, het welk in vroeger tyd alleen aan de Atheenfche burgers geoorloofd war. De gevolgen dje daaruit voortfproten zyn ten hoogste nadelig voor de kunsten en wetenfchappen geweest, vermits de onwetenden in één dag meer verwoesten dan de onvermoeide yver en vlyt in tien jaaren tot ftand hadden kunnen brengen; het had 'er uit hoofde dat ieder thans een gelyk recht op den tempel heeft, om dat ieder het zyne tot deszelfs onderhoud bydraagt, nog even door gekonnen, indien zulks zonder prejuditie van de Atheeners gefchied ware, die toch eigentlyk de oudfte prétenfie daarop hadden , maar vermits deze doorgaans met verfmading behandeld en als nullen in het cyfferen gerekend worden, moeten zy zwygen als moffenmostertjongens, terwyl de grootfte zotskappen de meeste praats hebben, en het ryk. der domheid onder begunstiging der eigendunkelyke en waanwyze opperpriesters uitbreiden , in een oord weleer integendeel geheiligd aan de wysheid, en alwaar men 'er zich optoelag de onkunde en Hechte zeden ten eeuwigen dage van den heiligen grond te verdry ven. 5°. Heeft men zich fchuldig gemaakt aan het ontheiligen van het feest D:es Feniam, als wanneer het niemant geoorloofd is eenig werk te doen, zynde deze dag ingericht om van zyn arbeid te rusten, den goden tc offeren, of den lofzang: 'le pater laudamus, tot dank-  C 93 ) .dankbaarheid voor de weldaden waarmede het godendom de ftervejingen begunftigt, te Zingen, daar men integendeel het volk van deze pryslyke oefeningen heeft afgetrokken door het openbaar vertoor.en van allerhande ergerlyke fehouwfpeelen, ah de Vif;randynjihe maagden? Toof en di'ergelyke : het was dierhaiven ook geen wonder dat het volk gretiger de fpelen in den circus als het feest en de ofFerhande aar, de goden bywoonden. 6°. Worden allerlei onreine gediertens, als draakén, ölyphanten, drommedarisfen , apen , bceren en wolven in den tempel geleid, tot groots aanftoot ende ergernis van alle die van het oorfpronglyke zuiver en onbcfrhet houden , en bygevolg dat gefpuis daar zo gaarne zien als de Israëlieten een zwyn op Marken ; maar wat zal men doen! die de magt heeft gebruikt ze zo lang zy duurt, en die onderlegt moet ftil wezen : dat is zo de loop der waereldfche zaaken. Wié zich alleen daar tegen verzet doet dwaas, en word doorgaans het flagtoffrr van zyn' yver, vermits de geenen die hem aangefpoord en Opgehitst hebben doorgaans den armen duivel in de pekel laaten zitten: daarom is onze Commisfie van oordeel, hoe eer hoe liever, het geheele.foodje in masfa te ver. jagen, en hen door uwe wettige autoriteit van hun onrechtmaatig verkregen Opperprïestcrfchap te ontzetten, en eene beter keuze te doen, van opzienders van den tempel des blinkenden Zonnegods , die op eene onrechtmatige wyz; door den vorigen Areopagus den Athencren . Al 3 oin-  ( 94 ) ontvreemd was , en die men eerlang aan deszelfs ftiehters en bygevolg de wettige eigenaars ftaat weder gegeven te gorden. (*) Dc Commisfie wyders van oordeel zynde dat men voortaan zorge zal dienen te draagen , dat 'er altoos een overvloed van geófferde penningen voorhanden zyn, ten einde de luister en pracht van den grooten Zonnetempel nimmer onvolkomen maar alles in de beste order en perfectie bevonden word; , ignoreert geenszins dat de expriesters zich altoos met het voorwendfel beholpen hebben , dat het was om den nodige offerpenningen te fourneeren , wanneer zy van de eerfte inftelling en fynotire van den tempel afgingen en het eenvouwdige gemeen knollen voor citroenen in de handen flopten. Kan men, bidden wy u, wel eene natie grooter affront aandoen, dan openbaar te beweren dat zy bedrogen wil zyn ? Neen , het beste deel der Atheners is zo zot niet. en verontwaardigd over 2tUk eene handelwyze, zyn zy gevoelig voor deze beledigingen hunnen goeden fmaak aangedaan , en in ftaat om zulks op zyn tyd betaald te zetten. Het is hierom , dat de Commisfie de vryheid neemt het hoogwys en verlicht Adminiftratief Beftuur van den Helicon onder het oog te brengen, da: het onbillyk zoude zyn om by het recouvrement van den zo onrechtmatig gealieneerden tempel deze onwaardige priesters in hunne func- (*) Zie Amft. Couran, n May 1769. N°. 57'  C 95 > functien te laaten Continueeren, het zoude meer met de rechtvaardigheid overéénkomen, dat men de geenen herftelde die van te voren voor deze Abderieten het veld hebben moeten ruimen , en des niettegenftaande uit confideratie van hunne beproefde braafheid , by aanhoudendheid van de beste reputatie onder de Atheners biyvcn jouïsfeeren ; de Commisfie durft zich vleijen , dat dierge. Iyk eene keuze doorgaans de goedkeuring der weldenkenden zal wegdragen en de verkorenen , even als van te voren , 'er zich op toe zullen leggen om ieder in het gemeen en in het byzonder genoegen te geven. Behoudens echter u lieder beter en verlicht oordeel, is de Commisfie niet van mening haar rapport met een praeadvies te accompagneeren , en dus geenszins van voorneemen de vergadering in hunne bed uiten te willen furpreneeren, maar heeft het alleen haar pligt geoordeeld dit aan ulieder attentie te moeten herinneren , als warneer men de beste vruchten van dezen arbeid zal kunnengenietec. Uit naam der Commisfie Mercurius, Bode. DROOM. , Ik droomde onlangs dat ik my op den Hymettus bei vond , alwaar Apollo zyne buitenplaats heeft, en doorgaans de poëeten en tooneelfpelers, die zich in den winter het gretigst in zyn' dienst gekweten hebben , één of meermalen lekker onthaalt. Dit was juist een dier dagen' die hier toe beftemd ware , het welk ik ook weldra aan de drokte, die in de keuken plaats had , befpeurde: ieder was even bezig ; zelfs de goede dichtgod flak mede een hand uit de mouw ; d^oor de drokke bezigheden feheea nie-  ( 96 ) niemr-nd acht op my te fiaan , noch kwam op de re- dachie om my te vraagen hoe ifcjlier kwam en wat^k : kwam doen , en ik was 'er niet droevig om ; want ik had 1 inet het antwoord verlegen geweest , alzo ik het zelf [ niet wist , d..wyl men in een droom nooit bemerkt hoe ■ men ergens komt, waar men geen voornemen noch ver- • wachting had te komen; het is Ook om 't even, genoeg ik was 'er , en zag vader Febus , uit een kort pypje rookende, yverig hout kloven ea vuur ftooken , terwyl Melpomene uijen zat te fchillcn en pieterf Jie te verlezen, , Thalia hield zich onledig met frikkedellen rollen , bot vergallen en beflag tot pannekoeken mengen, Euterpe was vlug in de weer met haazen larderen , Eendvocels plukken en een kalfsborst aan het fpit te fteeken, Calliopé fehilde aardappelen, fchraapte wortelen en faeed comcommers, Terpfichoré maakte palingpaftytjes, Macaronni en Vermichclli d ritatiën, Polyhymnia fchikte met Clio de tafel in orde, Erato roerde de pot en Urania fpoelde glazen. Volgens de groote toebereidfels te oordeclen , zou deze maaltyd ten minsten uit honderd Couverts beftaan moeten hebben. Ik was verlegen dat het bezige huisgezin ,my mettegenftaande de groote drokte mogt befpeuren, en het fpreekwoord: ongenodigde Gasten zet men achter de deur, was my niet onbekend, en ik vreesde alreeds op eene proefondervindelyke wyze van deszelfs waarheid overtuigd te worden, waarom ik myne ftoute fchoenen aantrok en vader Febus, die my zo min als de anderen befpeurd Jiad, zagtjes op den fchouder tikte, myn hoed afnam, en hem in dezarvoege aanfprak: Neem het my niet kwalyk. Burger! — (Hei vervolg hier na.) Te AMSTELDAM, by HENDRIK van RESTEREN, Boekverkoper,  n e R O SKA M. _d dichters verkeerd , wat is, dan toch de oorzaak dat zy geen Nederduitseh meer verftaan kunnen ? Het vertaaien , vriend! het vertaaien! Gy lieden Hollanders zyt zulke armzalige halzen in het vak der létterkunde , dat het de moeite, naauwelyks waardig om uwe taal (*) Namelyk vóór 1795. anders ntt Bataaffche Dichters, "ven ais de gofte Generaüteis, nu Bataaffche Lotcry. Dc JSLavolutic heeft geen geringen invloed op de Efiflietlm gehad. N 2  C 100 ) ' taal te onderhouden, veel minder dezelve te leeren. Hét is waar , dat de negen zusters van te vooren, zeer gemeenzaam met uwe vroeger dichters waaren , maar wat zyn uw hedendaagfehen ? Louter rymelaars en Jcnoeijers, op eenige weinige na , en deze zyn nog mear'endeels vertalers van het geen Duitschland en Frankryk voortbrengen , en het getal der geenen onder hen die met eenigen fmaak verta'alen , (iets het welk ook zyne verdiende heeft,) isnaauwelyks noemenswaardig'. Vindt gy het dierhalven zonderling, dat by voorbeeld MeJpomené Hoogduitsch fpreekt, daar zy tegenwoordig hét meest met Duitschers verkeerd ? Het ii u immers niet onbekend dat dezen thans niet alleen den toon in de letterkundige' waereld geven , maar ook my zelf de wet voorfchryven én geheel andere regels in voeren' dan ik dm dichteren ooit voorgefchreven heb Hoè gedrochtelyk en ohnatuurlyk dc meesten volcrens deze wanfc'uipen regels zamcngeftelde voortbrengzelen va'n hun' vernuft ook mogen zyn, gy lieden zyt altoos gereed het over te nemen en in uwe taal klinkende fpecie daar voor te maken; het is imners kluchtig em tc aicn hoe de Boekverkopers zich weeren met advertentien ah 'er een ftuk van Kutzebue in Duitschland uitkomt] De een zou den ander byna ruiuceren om zyn récht te doen gelden tot het vertaald uitgeven van iets waarvan hem niets dan dikwyls alleen de naam bekend ■ is,s en dit, niet de wezentlyke waarde van den inhoud, verzekert hun alreeds een groote winst. Hoe fmakeloos' mo:t  ( ioi ) moet uwe natie "niet zyn dat zy alle vreemd uitbraakzejf zo gretig binnen zwelgt, en de vruchten die haare eigen akker kan voortbrengen zo fchandelyk veracht en" verwaarloost! Ik weet niet of men ;n den flaap ook bloozen kan, ik voelde- ten minsten dat myn gezicht begon te gloeijen , niet door hst uitvverkzel van den brandewyn diedeHoogduitfche Meipomene my gefchonken had, zoals eenige kwadaardigen welligt zoude zeggen, neen het was van louter befchaamdheid dat vader Febus gelyk had ten opzichte de letterkundige gcfteldneid van myne natie. Ik zag duidelyk dat de man wel verre was van kindsch te zyn of te zuffen; het oude vuur voor het waarefckoone blonk in zyne redenen door, en fchoon in myne oogen n'aauwelyk dorst opflaan van fchaamte, wierd ik toch van een' heiligen eerbied voor hem doordrongen , en ik wierd tevens tot myn grievend leedwezen overtuigd dat geen zyner woorden een leugen was. Ik poogde zo goed als ik kon dit gedrag nryner letterkundige landgenooten eenigzints te verdedigen, en zeide dat terwyl onze oorfpronglyke vernuften zo gering in getal waren onze bibliotheken en tooneelen elenaig geftoffeerd zouden wezen, indien wy geen toevlugt tot het overnemen der vernuftgewrochten onzer nabuuren hadden ; dat naar myn inzien het vertaaien , wel verre van laakbaar te zyn, integendeel zeer pryslyk was; mits men eenigen fmaak in het werk ftelde omtrent de keuze van het geen men wilde overnemen. Daar heb ik u, N 3 fprak  C 102 > fprak Apollo; Wat is vooreerst fmaak ? Een gezond oor 'cel over de voorwerpen onzer aandacht vellen, gevoel voor het fclioone en afkeer van het gebrekkige hebben; het is niet genoeg ter aanpryzing van een werk dat deze of die dit vervaardigd hebbe; dit ware even als of een groot man onfeilbaar kon zyn. De dichter van Lalain en fVtllem den Eerjlen maakte een Opera en een HuwelyksJormu:ier van Schuddebroek: volgt hier uit nu dat men de oeide laatste kleinigheden met dc beide eerste meester/tukken op één prys ftellen moet, enkel en alleen om dat ze door één' man gefchreven zyn ? immers neen. Hoe gretig valt men nogthans op alles wat Kotzebue fchrvft ter vertaling aan.' even als of'er een goudmyn uit te haaien ware. Het, is waar ik ben wel verre van te geloven dat alles van dien man by uwe natie even welkom is , en ik geloof gaarne dat de voornaamfte oorzaak van het heerfchend Kotzebueïsmus aan de fchraapzug't der Boekverkoopers en Toneeldirecteuis toe te fchryven is, die om geld te winnen de lezers e« aanfehouwers jammerlyk bedriegen en hunnen fmaak verbasteren , maar waarom hebt gy gecne goede zedelyke Wetten, die riiergelyke fchandclyke laagheden te keer gaan? of liever waarom leggen uwe dichters 'cr zich niet op toe om diergelyke wanfcnepzels door betere voortorengzels van uwen grond re verbannen ? ik heb hen immers nooit mynen byüand ontzegd , als zy dien nodig hadden , fchoon Aiüpomené reeds uwe taal geheel vergeten heeft, gy ziet ik fpreek'dezelve nog redelyk  C IC3 ) zuiver,, en ik. heb 'er op nieuw fmaak ln gekreegen , zints kort geleden een uwer beste dichters een oorfpronglyk tooneelfhik verwaardigd heeft, waaraan ik veel welgevallen had. Ten anderen wil ineu vcrtaalen , men doe het; maar me: oordeel, en geenzins uit baatzuchtige oogmerken, het zy om geld of om den vryën ingang in de Schouwburgen: hy wiet) het Hechts om een van beiden te doen is , cn zich niet bekommert welke voorwerpen hy ten dien einde ter behandeling onderneemt, doet meer nadeel aan de letterkunde, dan hy zich zelf bevoordeeld. Heeft hy geld nodig geef hem een admoes onder beding dat hy «immer voor de drukpers fchryvenzal, of wil hy gaarne in den fchoüwburg gaan, en heeft hy geen geld, of is hy te gierig om daar voor te betaalen , laat hem in 's Hemels naam prodeo in de fehade, die de inkomsten van diergelyke geftiehfen daar door zouden lyden , is zeer gering i in vergelyking van het zedelyk nadeel, dat hy de natie zou toebrengen , indien hy den vrijën ingang , door het vertaaien van een ontuchtig laf of zedeloos (tuk verdiende. Apollo zou in zyn' yver voortgevaren zyn, indien Urania niet was komen zeggen , dat een groot deel der gasten zich reeds in de zykamcr bevond; waarop hy zeide vergeef het my! vrind! dan moet ik hen gaan verwelkomen ; blyf gy intusfehen maar zitten, bedien u van fles, en drink 'er uit zo veel gy lust: ik ben ftraks weder by u. (Het vervolg en jlot in het volgend No.) AL- ,  ( 104 > ALLEGORI E. Do handel had ëertyds in 't ryk der goede zeden Een vast yerblyf, en ging in dit gezegend land Vaak met de welvaart hand aan hand: De kunsten leerden 't volk het deugdcnfp'oor betreden'; E!k was gelukkig in zyn' ftand; Want elk was toen daarin te vreden. Een nut verfchil van rang hield ieder in.zyn' plicht; De afgunstige arme had toen nog geen fchcel gezicht Naar 't goud eens ryken msns gericht, Noch kende die ontelbrc plnagen, Die wy uit weelde, in vroeger dagen, De goón vermetel durfden vraagen, Waarvan we. ons. nu zo zeer beklagen, En echter met geduld genoodzaakt zyn te draagen, Terwyl men 't vcrig heil, 't verloren goed befchrcit, En ziüks uit fchaamtc ontveinst, om dat men is misleid. 't Geld hier voornaamlyk die tooncclcr.',' Waarop wy allen rollen fpeelcn. Te AMSTELDAM, by HENDRIK van RESTEREN. Boekverkoper.  ROSKAM; N°. 14. ben 3 1799- Poar deven'ir poète 'tl faut etre rimeur f 11 n'est plus quest'ton du talent createur Qu't de Phedre ou Zaïre a regie' Cesiftence f 11 faut du faux br'tllant aux yeux dePignorance. EPJTRE SUR. LE VRAI MÉRITE. {Vervolg van N°. 13 ) Toen Apollo vertrokken was om zyne gasten te verwelkomen, zogt ik, na het geen hy gezegd had een weinig overdacht te hebben , een praatje met de negen Keukenmeisjes, Zanggodinnen wil ik zeggen, te maaken, Thalia fcheen nog al de vriendelykfte te zyn; want fchoon zy het éven drok als haare Zusters had, was zjr Ö' tocfi  ( io6 ) toch op verre na zo fttmrsch niet als dezen, die ziet; met niets anders dan met de pot fcheenen te bekommeren, ik H« die zuurmuilen dus ook maar ftooven, kooken en braaden . en vroeg Thalia, ten naastenby op den toon van een Franfche Citoyen, die amourettes met een burger-dienstmeisje wil maaken , of ik haar ook eens dienen kon, met een nok brandewyn namelyk. Eh! Wen volontiers, was het antwoord , ce n'est pas poür les coehons que cette liqueur a êtè faite. Een fraaye manier van fpreeken voor de Godin van het Blyfpel! Intusfchen onder het confumecren van een half dozyn kelkjes geraakte haare tong een weinig lesfer: zy vertelde my veel dingen , die iy wel gezwegen zou hebben , als vader Febus tegenwoordig geweest ware; het geen ik ontwaakende-wy caar van nog herinnen kon zal ik getrou< welyk verhalen. Zy vertelde my dan hoofdzaakelyk dat vader Febus by de Zanggodinnen zo veel ais voor een oortje thuis lag , uit hoofde van zyne verkleefdheid aan den goeden fmaak van het gezond verftand, welke zy ariftocrarie en foedcralisme noemde, dat zy haar departement van het Blyfpel. zo wel als hare Zusters ieder het haare, op een geheel anderen vöet geörganifeerdhad, Moltere, Destouches, Regnard, Langendyk, Cf. waren gertmoveerd, en eenige Duitfcbc Sansculotten, wier naamen my nu al ontgaan zyn , doch die men op. deaanplakbiljetten van de toneelftukken die men op de fchou>vburgen vertoont, kan nazien, vervulden derzelver plaats; en dewyl zy. geen Hoogduitsch verftond-, had arv  C 107 ) zy de Hoogdiiitfche Stukken in het Frantch Janten vertaalen ,. zelfs had zy noch. een overzetting van Menfclxn haat en Berouw ,in haar zak, die zy my JLt zien , terwyl zy uitriep : VAuteur du Mifantrope a beau vous divertir ; Vive Mifantropie & vive Repentir! Schoon het my wel geoorloofd was , om myne gevoelens door middel van fpreeken te uiten > liet ik het echter maar by het denken blyven; want ik voorzag wel dat ik gevaar liep: om de revolutionnaire nagels van Tnalia te proeven , indien ik gezegd had , dat hel fchande voor een natie als de Franfche was, die door alle tyden en alle modes van denken heen» als de wetgeefftcr van den letterkundigen fmaak is aangemerkt geworden , dat zy zich vernedert om het nafehryffel van een Duitsch wangedrocht, onteloaare maaien op haare tooneelen te gedoogen, en tc bewonderen ; is het niet genoeg, dacht ik verder, dat myne landgcnooten alleen zo dwaas zyn , out vreemde prullen boven eigen voort brengfels te (tellen ? moet eene natie met welke wy de eer hebben , door zilveren vryheidsbanden zo naauw vermoagfehapt te zyn . in deze fchande deelen ? Wat ons betreft, onze voorraad van eigen producten is gering: wy kunnen niet wet buiten vertaalingen maar de Franfchen, by wie alles altoos origineel was, hoe is het mogelyk dat die het niet buiten Kotzebue ftellen kunnen ? Maar wat zal men zeggen! De gustibus non est dispttianditm, en hiejr mede houden alle relisctien op. O a Est'  C ic8 ) • Est - es que ie citeyen est poète ausft? vroeg Thalia . denkelyk om my uit myne mymcring te trekken. Ik wist voor eerst niet wat te antwoorden. Ja dorst ik niet wel te zeggen, om dat ik vreesde ondervraagd te worden , wegens het eeri of ander de kunst' betreffende, en dan had ik 'er lelyk mede geftaan. alzo ik altoos maar bloot lief hebber ben geweest, zonder ooit de kunst in praótyk beöeffend te hebben. Neen , dan had het 'er nog' Hechter uitgezien": ik had met recht tot replicq mogen verwachten: Éhb'ten! que jdhes vous donc 'feit en "dit ware nog moeijelyker te beantwoorden geweest, ik k os dus de middenweg tusfchen Ja en Neen, en zeide Comca: dit is eigentlyk een woord, dat in critiquc gevallen veel afdoet. Ah ! ah ! vous etes fans-doute le directeur de quelque Comedie , ou de quelqae troupe ambulante? zeide zy. Dieu m'en pré/erve.' antwoordde ik , je ne fuis qWun ftmple particulier qui jamais rfai eu de pareilleshaute s idees; Ji je (u's poète c,est pure ment et limplement pour avoir compofe' quelque pet lts vers d'occajïon, gtii n'ont ni le droit de faire pre'tendre leur auteur d l'immortalite' ni en eux mémes valent une ftteille de laurier. Zy maakte my een compliment, en antwoorde half lachende: Vous etes trop humble, tnon cher; il y a des gons qui n'ont fait que des mauvaifes traduêtions, et qui pourtant fe font e'le've's au rang de fyndics poetiques , qui règlent le ton de la Comedie, et qui font dépendre de leur approbation les chefs d'oèuvres les plus parfaits , s'ils difent non d un au-  C WO ) auteur qm iéur prdfenfe la piêce la plus aocompiie , il peut s'en ader, fespcrance de la voir fur le the'atre est perdue fans reto'ir , et il pourra fe pendre sVl n"a pas aslez de forre pour fupporter le chagrln que cela luï caufe : pourquoi donc , mon anti, n'auriez vous pas le droit, je ne dis point la capacité, car cela f, • rair autre choje , de p' etendre au gouvernement t'ke'ittral? D'abord paree que nous fommes e'gaux et en r.o.tfe'quenre il n'est plus questiun de ce je ne J'ais q oi qui autrejois distinguqit Cnomme comme il fdulpouruh te! ou tel emploi du j'ot qui yprètendait fans avtir a\i:etre titre que celui qu'.l etoit venu au monde comme le premier, le beau droit, il faut bien s'en p' éva:o:r! D'ailleurs pat eeque Pexpérience a prouve' qifil rcusfit m'ieux aux fots de faire fortune qip atix fages, p tr exsmple Hier volgden een menigte voorbeelden van Klanten die zy my met naam en toenaam noemde, doch die ik om niemant te blameeren hier maar liever niet noemen zal, zo min als het overige van het gefprek verhaalen, het welk zyne interesfance verloor naarmate Thalia de teugen brandewyn vermeerde ,'en ook voor den 1-zer die g-en Fransch verftaat is 'er bitter weinig aan; ik zou het hem wel woordelyk vertaaien, doch myne bekwaamheden in dit vak zyn zo gering dat ik het niet wagen durf; ik raad dus de geenen die geen Fransch verffaan , en nogthans begeerig zyn te weeten wat de voorénftaande woorden betekenen zich te addresfeeren by een der vrycichters van den Schouwburg, die O 3 hen,  ( IIG ) ■hen, uit hoofde dat het zyn daaelyks werk is, te yzfv taaien , ftraks een klaar en duidelyk begrip zal geven wat zy in het zuiver Eataafsch betekenen. Inmiddels kwam Apollo terug, die na Thalia wakker bekeven te hebben dat zy de Brandewynsfles zo fterk aan. gefproken had, my verzocht -in de eetzaal by de overige gasten te gaan. Ik , die niet gewoon ben met geleer¬ den te verkeeren, was eerst een wen.ig Huiverig op net denkbeeld dat ik daar het puiks puik van alles wat den naam van poëet voert zou vinden ; althans ik had op dat oogenblik mfer fchaamte om my met hen aan één tafel te zetten . dan eenige elende halzen en breekebeenen in de kunst om zich naast hen in de balcons te plaatfen; nogthans de viiendelykheid van Apollo, en dc gulhartigheid van zyn aanbod deeden my wel haast die zwarigheden aan een zyde zetten, ik ging met hem mede , en kwam in de eetzaal. Hier vond ik aan een lange tafel omtrent dertig perfoonen pèlemèle door elkander zitten. Ik, die altoos gewoon was de welvocglykhcin in acht te neemen plaatste my aan het laager einde van de tafel, en ik zou 'er waarfchynlyk in vrede de maaltyd bygewoond hebben » indien Apollo my niet zeer beleefa had verzocht van een aanzienlyker plaats gebruik ie maken. Ik zal eigentlyk hier niet optellen hoe veel gerechten 'er op tafel kwamen , noch hoe veel en waarvan ik of een ander at; dit ware voor myne lezers, die ik toewensch alle middagen aan een lekkere tafel te zitten» niet* nieuws; doch  C m ) doch ik zal hen alleen de qumtesfentie der discoursfen zo vee] myn geheugen my die te binnen brengt mededeelen , en dewyl ik de naamen der gasten niet weet zal lk hen genommerd befchryven , en alzo fprekende invoeren. , Ecn khm> fcbraai, bleek geel en tecringachtiï jongetje, in een dito kkurige rok, vry fmeerig, op zyn hoofd zeven- en twintig blonde hairen, met veel Jut naar achteren geftreeken, hy had veel fnaps, en' fchoon memand hem kon verdaan, om dat hy niet anders riep dan- wouw! wouw! wouw! feheenen allen behalven ftelien ' ^ T* bCla"g ^ het gecn hy zei"c te 3 en 4' Waal'en ten naastenby lieden van eer.» zelfden (tempel, , amclyk de gróotfie windzakken die ik ooit gezien hek; hunne redenen waren zö verward als hunne kleeding mtfporig Was ; zy fpraken met verrukking over Dmomaché, en bewonderden ecn ooïcnblik daarna ui goeden ernst de Toverfluit! N°. 5. E---n kalf van ecn man, in een overrok zo als men voor vy-ftig jaaren pleeg te dragen. Hy fcheen minder bezorgd over het geen 'er in het vak der kunsten omging, als-dat hy geen ccten genoeg zou krygen, hy ze.de altoos met een volle mond op alles wat 'er verhandc,d wierd : De burgers hecben gelyk. M°. 6. Een dito, dito, behalven dat zyn kleedihir 'er zeer sjofel uiizag, zodat men niet wel bepaalen kon in' welk eene eeuw zy gemaakt was; zyn kousfen riepen ut ontelbare monden om een paar nieuwen, en zvne' vind™'" ^ "elVe" de" Weg hebben k""nen vinden, naardien zy geen oogen ontbraken. Gy geneerde zich voornamelvk met hmOinm^^a. *Z . *=z"\':rac i-,,!,^ ' -""■■>'vm uen Droode te imaak.n, was tevens een Catechifcermeestcr, en byeevolleen geflaagen vyand van het looneel. rvlisfchicn was dil , y Zyn maaS zo geweldig oppropte, juist itoen men disóure«-rrfp nf A„ „eV J „ .- 1 ifrhe.r. c„u \. -"^<.i<- vdu uen Amiteidam- ifchen Schouwburg aan bly ven zou, ja dan neen. aorV 'J: kiCln ' pUntiS Ven,ie> «üe rnen op het »og niet veel zou geteld hebben, doch om dat hy ih eert  ( f43 ) een duffelfehe jas aan tafel zat, en de eehigfie was die zyn hoed gedurende de maaltyd op zyn hoofd hield, liep hy in het oog. Hy had het magtig tegen Kotzebue &c. geladen, en veel op met Voltaire, die, volgens zyn zeggen, Auteur was van Gaston en Bayard; ik merkte ras dat dit babbelaartje een papegaai was die alles van horen zeggen had. N°. 8. 9. 10 en i<. Niet veel byzonders; hunne grootfte bekwaamheid was ieder zes fiesfen wyn achter elkander te kunnen uitdrinken ; eer de. maaltyd half jrecindnïd Was, hadden zy reeds' een half ankertje geledigd. Zy waren drinkliedjes dichters. N°. ïz. Een wcgkwynend' fentimcntècl Borstje, wiens engel hem ongetrouw wierd en verlaten had; fints zy hem in haar net gelokt had was de arme drommel uitgeteerd als een geraamte;' nog maakte hy Coupletten met ftreepen , 6 ! Ach ! en vraag- en verwonderingstekens, en ftak 's avonds die onder haar d.ur in het kollegat, alwaar zy haar domlciliutn had genoomen. N°. 13- Een vrecslyke dikke kunstrechter, een geducht recenfent, fchoon hy meer hammen gegeten , dan boeken gelezen ha 1 , w3s hy toch zo ontzien by de fchryvers en boekverkoopers, dat zy als om ftryri henf boeken prefent ft-urden, op hoop van genadig behandeld te .worden. N°. 14. Zyn medcfebryver en weergaê , met dit onderfcheid eenter , dat hy pro pecunia en de andere om de eer fchreef; v»or net overige een verwaand , lui ichepfel, die even min als zyn confrater de boeken las , maar alles op het oordeel zyucr in tegendeel leesgierige meid liet aankomeu. (Dit a gouverno voor de fchryvers , op. dat zy niet vergeten haar een fooitje te geven r op dat zy gunstig oordeck.) (Het Jiot in het volgende N°.) Te J M S T E L D A M, by ■ HENDRIK van RESTEREN, Boekverkoper.  V E ROSKAM. N°. 15. Den 10 Juny 1799. Tant de poètes, tant de fous. P A NN ARD. (5/o; va» N°. 14.) N°. 15. Dit was nog ecn van de beste onder de gatten, die tot cieraad van de tafel verftrekten en inderdaad de maaltyd eer aandeden. Hy was gekleed in een donkerblaauwe rok, een chits camifooltje, en had plcete gespen op zyn Schoenen, zeer weinig reeds grys gewordene hairen waren als met ftyffel plat op zyn hoofd geplakt en in een dun Haartje van achteren by elkander gebonden. Hy was de befcheidenheid en vriendelykheid zelve; by xeide «mmer zyn gevoelen over iets dan met de bywjc? ging  ( "4 ) voeging „ onder verbetering", of naar myn oordeel." Ik meen ook opgelet te hebben dat hy achter zyn lorgnet als het ware de Kotzebueiaanen helder uitlagte fchoon hy in partibus infidelium dien grooten man prees. JN°. 16. Een zeer nederig aimabel mannetje, in een eenvoudig bruin jasje , wiens neusgaten vol fnuiftabak , en wiens mond en oogen gedurig in eene convulfive beweging waren; niettegenftaande iemant van een zwak zei.uwgeftel ligt bang voor de mislyke trekkingen van zyn mond en oogen zou geworden zyn , wierd men al fehielyk met zyne zoetfappigheid ingenomen : niets was zo Hecht of hy wist 'er altoos een goeden draai aan te geven, met te zeggen : „ Dit of dat is ten minsten niet ,, te verwerpen". N°. 17. Was integendeel een rechte Spinnekop, niets kon hem voldoen; fchoon zyn lange gryze jas en fmeerige hoed ontegenfpreeklyke bewyzen waren van zyne flordigheid, had hy echter zeer veel te vitten op de manieren van kleding, levenswyze, enz. van anderen. Het grappigfte was dat hy alles wat hoogduitsch was verachte , en nogthans een groot liefhebber was van Westphaalfche ham en Brunswyker worst. N°. 18. Een kwast der kwasten, naar de finaak van den dag gekleed, met kaale ooren en groote ringen daarin , de hairen a la Coblenee , en fterk gepoederd; met een incroyable zwarte rok en een wit vestje aan. Hy fchold hevig op JN°. 1. dreigde hem de beenen te breeken, enz, mengde zig in het gefprek van  C tis ) N°. 15. en t6\ over Racine en Voltaire: doch N«. 7. noemde Robert of dè Jiruikroovers , en onze vriend zweeg dood ftil. N°. 19. De weerga van de voorgaande, en byna even eens in de kleeren. Hy beklaagde met luider ftemme dat de domheid en iinaakelooshcid hedendaagsch zo veel veld wonnen , en hy had zelf een Rood Kapje opgezet!!! N°. 10. De wydberoemde Nero Bulderbast , bygenaamd Proteus, omdat hy even als die God het vermogen had allerlei gedaantens aan te nemen ; hy zat thans aan tafel, in de gedaante van wylen zekeren Aartsbisfchop van Kameryk. Hoedanig hy zich ook meiamorphofeeren mogt, hy was nogthans altoos kenbaar aan zyn haviksneus, die een naauwe correspondentie met zyn kin hield. N°. art, Elvire, vriendin, en nog zo iets van PIzarro. Zie de dood van Rolla. N°. 22. Een tabaksplanter van de kust van Malabaar, een beleefd, bestig man, vol yver en zucht voor de kunst; doch ook al, zo als het gemeenlyk gaat, veracht en niet veel geteld van zeker guatrumvirat, welks uurglas haast ledig loopt. N°. 23. Een eerwaardige grysaart , die de tyden van Zoroaster en Willem den eer/len beleefd had, een yverig arbeider in den wyngaard van Apollo, dien hy door zyne vlyt gedurende ruim dertig jaaren een voordeel van f 70,3699 -11 - 8 - aangebragt had ; en thans naauwelyks in den tempel durfde komen, zonder gevaar te looP 2 pen  ( «6 ) een Mn wet fmaad-bejegend tr worden. Hy rat op een klapbankje aan een der einden van de tafel, glimlachte fomwylen over de zoutelooze bon mots, fprak voor het överige zeer weinig, en at nog minder. Ik hoorde naderhand dat hy, niettegenftaande de minachting, waarmede men hem fcheen te bejegenen, toch een van Apolloos voornaamfte gunftelingen en zyn eerfte boezemvriend was. N°. 24. Een rechte Hansworst, en verloopen Poftilion; het was de va^er van Gabrielletje met een Ulevel' letje, die met laffe Lazarushuisgrappen de gasten zogt te diverteeren, en tot myn leedwezen moest ik zien dat hem dit eer gelukte, dan iemand die zulks met wezcntlyk comicj poogde te doen; inzonderheid leide hy het 'er oi> toe, om voornamelyk N°. 23. te ridiculifeeren. ti°i 25. en 26. Een paar geraamtens; zy gaven volftrekt geen ander levensteken als dat zy voor vier anderen aten en dronken. N°. 27. Ce qui vous pla'ira.-) Generaals en Chef van ü°- 28. Schoppen - aas. 5 de luidruchtige Armie. N°. 29. Een ongebooren dichter , dat is te zeggen die door de operatie van 25 ducaten de dichterlyke bul verkregen had, waar door hy den toegang tot Apolloos ïafel verkreeg , fchoon hy anders niet in aanmerking komt. fJ°» 30. De burger Apollo, aan 't midden van de «tafel in een gemakkelyke leuningftoel met een groene «ajnaste japon aan, met een talhout in zyn hand, waarSchynlyk om de.orde.en harmonie aan tafel te bewaren, en  en ondes zyn voeten vier lekkere overtoomfche palingen, die hy de rest gegeven had, en eerst de gasten eens wilde laaten zien eer hy ze liet afhalen en bakken. Zy waren vet' en delicaat, daarby had hy ze fchande koop gekogt. N°. 31. Uw onderdanige dienaar, of ik zei de gek. Dit waren, behalven de negen zusters, die af en aan liepen, de gasten, waarvan Apolloos tafel voorzien was. Zy aten allen als uitgehongerde wolven , en men kon wel zien dat het hen van harten gegund was; vader Febus wierd vrolyk, vooral op bet desfert, toen men aan de liqueuren en fyne wynen kwam, nogthans wierd toen ook het discours zo luidruchtig en verward dat ik 'er fchier duizelig van wierd , al het geen ik nog van hunne gefprekkcn onthouden had ging met de dampen van den wyn verloren. Hier praatte 'er een over de hoogere voortreffdykheid. van een eigenvinding boven een vertaaling, daar disputeerden twee over een comraa en femicolon, gints zong 'er een Toen ik nog een kleine^ jonge was, verder hefte een ander aan De vogelvanger tralala , terwyl N°. 1. wakker daar tusfehenin fchreeuwde wouw! wouw', wouw? dat iemant hooren en zien verging, en ik ook door al het gedruis ontwaakte. Opgeftaan zynde en my aangekleed hebbende kwam my deze droom zo merkwaardig voor, dat ik denzelven op het papier ftelde, en my voornam den een of afcderen tyd publiek te maaken; waartoe ik dit Weekblad hei gefchikst oordeelde. Niemand denke nogthans . dat ik wakende met de pen in de hand gedroomd heb, en eenvoudige lezers een fprookje zoek op de mouw te fpelden, è neen ! dit zy verre , het is zo waar dat ik dit vijioen gehad heb als het waar is dat ik voor een dromer en mymeraar bekend ben ; ook moet ik ten overvloede bekennen dat ik dezen droom zo min in ftaat ben te verklaren zonder behulp van het inftrument waarvan P 3 ik  lezers > die even als ik , niet veel verder zien dan hun neus lang is, Ingevolge onze belofte om onze lezers het een of ander , de reizende troepen van tooneelfpeelers mede te deeren , plaatren wy den volgenden brief van onzen geëerden corresponden n. ambulant, die in qualiteit van eerftecomicq .onder directie van W*** bonderbus, de Bataaffche republiek doorkruist. Wy vertrouwen dat deszelfs mededecling onze lezers niet dan aangenaam kan zyn. medeburgers! Eindelyk zyn wy na eenigen tyd in H**,* en L*** doorgebragt te hebben in D*** gearriveerd, alwaar wy in het vooruitzicht van onze beurs ten kosten der ligtgelovige en ligt door kwakzalvery te bedriegen en in te neemen inwooners , ©verheerlyk te doen zwellen, eenige dagen zullen vertoeven. Ik kan thans een oogenblik uitbreeken om Und. eens te fchryven, dat ik volgens affpraak al lang moest gedaan hebben, doch waarin de. menigte van rollen die ik te leeren had,my telkens verhinderd heeft. Nogthans beter laat dan nooit, en dierhalven houd ik toch ook myn woord. Onze bende is uit veele bekvvaame fujetten gecomponeerd , echter niet zo talryk als in vroeger jaaren; en dit Arend Helicon Sz. \  C "9 ) dit is oorzaak dat dikwyls één perfoon twee of drie verfchillende rollen moet fpeelen; ons opperhoofd vraagt 'er weinig naar of de geen die een ferieufe en deftige rol in het eene bedryf gefpeeld heeft, in het andere even goed voor Jan Klaasfen of Hansworst zal fpeelm. Wy hebben de Jagers, Dinomaché, Epicharis en Nero, Aballino, de Dood van Rol'a, Klara van Hoheneichen, de Struikrovers , de Verzoening en de Hemel weet wat meer vertoond, waarin wy genoodzaakt waren van dit huismiddel gebruik te maaken , wilde de directeur alles gezegd hebben wat in het boekje ftaat, waarop onze gapende aanfchouwers ook by uitftek gefteld zyn. (Jy beklaagt u, medeburgers! dat lieden van onzen ftempel zo weinig fmaak bezitten; maar dit eens veronderfteld, niet toegeftemd, hoe kan men bid ik u in ons beroep • anders wezen ? Hebben wy gelegenheid en tyd om veel te ftudeeren , wanneer wy ons alle dagen 's morgens op de billiardkamer of in de kolfoaan , en 's avonds op het tooneel moeten vertoonen ? en wat is deze geringe reizende ftudie nog? Hoedanig men zich 's avonds kleden z^l, of men zyde of patent kousfen zal aantrekken , of men een blonde of zwarte paruik zal opzetten, of men de baron met of zonder bril zal fpeelen, enz. i en waarlyk dit kost veel hoofdbrekens eer men het met zichzelven eens is, en ook dan is men reeds van zichizelvcn voldaan eer men nog de planken betreeden heeft. Wat de keus der ftukken betreft waarin wy onze naari gebootfte hartstochten byna dood moeten fpeelen , daarop was zeker vry wat aantemerken , doch UEd. weet zo wel als ik, en misfehien ook onze directeur, dat onze ; bende juist niet ingericht is om de doolenden te recht te tbréngen en blinden ziende te maaken, maar om geld, :geld te fourneeren, en den zomer kost- en fchadeloos pleizierig door te brengen: wat kan het dan ook fchee:len wat men fpeelt, de hoofdzaak is maar te geven wat ihet best behaagt, en hier over behoeft men niet lang te ipraftifeeren; want het halffleeten vertaald goedje van den Am-  ( 120 ) Amfteldamfchen Schouwburg is goed genoeg om onze landgenooten die geen fchouwburg hebben 's zomers eenige weeken een nationaale opvoeding te geven : baat het hun niet, wy hebben 'er echter ons voordeel by, en komen wel bruin verbrand van de zon , maar ook met vojle beurzen over eenige weeken weder t'huis, en laggen hartelyk in ons vuistje dat Vrankryk en Duitschland ons. een lui en gemaklyk middel van beftaan verfebaffen. Onder ons gezegd en gezwegen, onze directeur heeft een duitfcher op een falaris van ƒ 999:- 'sjaars aangenoomen, om tooneelftukken op den naam van Kotzebue en Iffland te fchryven die hy door den vertaler die een advertentie in ulicder 9de nommer geplaatst heeft, zal laten overzetten en heet van de rooster laaten fpeelen; wat dunkt u van dit ontwerp? Of dit ook fmorfioenen zal opbrengen ! wat bliefje ? Ik heb tusfehenbeiden ook al geprobeerd om een reukje in den Hoogduitfchen fmaak zamen te flansfen; als het my lukt, en ik het afkryg» zal ik het UEd. zenden, en dan kunt gy het brokagewyze in TJEd. blaadje plaatzen; maar houd het ftil; want als de boekverkoopers 'er achter kwamen was ik myn leven niet zeker: de een zou nog harder als de ander fchreeu» wen dat hy het reeds voor zo veel maanden geannonceerd , en bygevolg recht op deze zogenaamde vertaaling had, die eigentlyk origineel is, maar om reden dien naam draa» gen zal. Ha! ha| ha! De tytel van dit ftuk zal wezen: Over/pel en Schaamteloosheid, of de Moderne Echtgenooten ; treur- of blyfpel, naar men goedvind, gevolgd naar het Hoogduitsch van (de geen die het meest in den fmaak zal wezen als myn ftuk gereed is.) Nu, hier na meer; voor het overige ben ik met achting UEd. Medeburger t>*** 1 Juny 1799. N. AMBULANT. Te AMSTELDAM, by HENDRIK van RESTEREN. Boekverkoper.  d e ROSKAM. N°. ió". Den 17 Juny 1799. Gisfen Doet m'isfen, SPREEKWOORD. Hoezeer wy onze lezers in ons 5d.e Vertoog reeds verzekerd hebben dat zy nimmer deszelfs redacteurs zullen ontdekken, laat men echter niet na om hen onvermoeid op te fpooren , niettegenftaande wy hen eens voor al op onze burgertrouw (kan men wel iets fterker vorderen?) verzekerd hebben dat alle hunne moeite verloren is, naardien wy de kunst van ons onzichtbaar te maaken verftaan. Beter zou men doen met ons de behulpzaams hand te bieden in het havenen en uit den weg ruimen Q Tan  C m ) van de vreemde onreinigheid die op eene onwaardige wyze onzen zangberg voor de yverigfte en braafïte beklimmers byna ongenaakbaar maakt, dan uit eene ydele nieuwsgierigheid langs allerlei openlyke en bedekte wegen onderzoek te doen wie toch de redacteurs zyn van dit onfchuldig Weekblad. Lieve vrienden ! wat zou het u toch baaten, als gy dit nu eens wist ? immers volftrekt niets; integendeel waart gy immers dan van het vermaak beroofd, om nu dezen, dan dien daarmede te doodverwen; want als men niets zeker weet, neemt men zyn toevlugt tot gisfingen. De volgende brief van Govert viet de bult, en het gefprek dat onze medefchryver P * * * in het N * * fche Koffyhuis bygewoond heeft, zyn ontegenfpreeklyke bewyzen, hoe yverig men naarfporingen naar onze indlvidus doet, en ftout weg onsgefchryf op rekening ftelt van menfchen die part noch deel daaraan hebben. Zulk eene handelwyze, die wy ronduit bekennen van onze landgenooten niet verwacht te hebben, maar in tegendeel ons gevleid hadden, met befcheiden aanmerkingen van kundige liefhebbers van het tooneel vereerd te worden, in plaats dat men zich met het beuzelachtig onderzoek naar onze naamen zou ophouden, fmart ons ; en fints wy den brief van den goeden Govert ontfingen, die onder anderen ook al als redacteur van dit Weekblad gedoodverwd word, kunnen wy het niet langer gedoogen, dat eenige zotten, een aantal onfchuldige menfchen betichten , met iets, dat hoewel zeer verre van misdadig te zyn, "nogthans door de geenen die  ( «3 ) die de fchoenen pasfen, als zodanig aangemerkt word, het is om deze reden, dat wy alles wat wy ten onzen opzichte in ons 5*? vertoog, ter voorkoming van alle ongegronde gisfingen, nafpooringen en betichtingen gezegt hebben, hier nogmaals plegtig herhaalen, gelyk ook de verzekering dat, al zogt men als Diogenes met zyn lamptaarn, men ons nimmer vinden zal, als wy ons niet zelf ontdekken, het welk wy, met den eerften Oosten wind, die ons van H * * * en dienftig tot het ondernemen der verklaring zal toe Waeïjen : misfchien zullen doen. Zie hier ondertusfchen den brief van Govert, waaruit de wy sneuzen zien kunnen, hoe zy den goeden hals ten onrecnte beklad hebben. De man heeft zeer wel gedaan, met zich aan ons te addresfeercn: Wy plaatfen geredelyk zynen brief, om deze klanten te toonen dat hy hef. niet is die de bot vergalt. Meheere»! Als jelui me niet blieft by te flaan bin ik ien bedurven man, zal ik je zeggen. Je mot het niet kwalyk neemen dat ik jelui kom lastig vallen, maar de nood dwingt myn der toe , om dat jelui pampiertjes me nog zeilen rinneweeren als je der niet in zet dat ik de fchryver der niet van bin, want zal ik je zeggen de heele wereld hout myn der voor. Hoe of het komt is de heilige moeder Gods bekend, (ik bin rooms moet je weeten) doch myn Vrouw, die in veel dingen meer deurzigt het als ik, zeit dat zy lest in de groenkelder, by tryutje, Qi die  ( "4 > die myn eens een brief aan jelui over haar ondeugende man het laaten fchryven, de meid angetroffen het van iemant die zo wat op de kommcdie mot wezen, en dat deze meid aan tryntje gevraagd had hoe of haar man het al maakte, waarop zy zeide dat hy zig magtig gebeterd had federt hy in de Roskam had geftaan, en dat zy myn Vrouw verzogt om myn te bedanken voor de kostelyke brief die ik voor haar an jelui gefchreven heb. Nou mot die meid dat an haar volk weerom gezeid hebben dat ik de brief voor tryntje gefchreeven heb, en daarvan daan fal nou het praatje kommen dat ik al de Roskammen gefchreeven zou hebben en nog fchryf, trouwens het niet waar is ben ik der wel in ftaat toe, want ik heb zo menig liedje voor de Vogel of Koene gemaakt, zo als by voorbeeld: ^agcïtjCj» f)0U jC Xtt&St fionffant en anderen, of het pertinent en omjlandig verhaal, of het zwaar e Recht ofte yuftitie , en diergelyke, waar aan ik dikwyls een broodje verdient heb; zo dat ik makkelyk de naam kon krygen krygen als of ik ook de Roskammen fchreef, om dat ik toeh voor een fchryver bekend bin, maar vermits het nou niet waar is, wil ik der ook de naam niet van hebben, want zal ikje zeggen, myn huisheer is iets op dc komedie, wat, dat weet ik niet recht, maar jelui mot hem lelyk beet gehad hebben, zo verbittert is hy op jelui blaadje, en nou hy zich verbeeld dat ik de fchryver der van bin, valt hy me hard om dat hy een half jaar huur van me mot hebben , en zal me wis en waragrig laaten loospanden als ik  ( 125 ) ik hem niet betaal, dat ik niet doen kan. voor dat de* een dief opgehangen of een moordenaar gerabraakt word wiens laatfte woorden , berouw en bekeering ik op ryra brengen en aan de Vogel of Koene verkoopen kan , en wie weet wanneer het onze lieve heer belieft dat der halsrecht gedaan word; laast had ik zo gehoopt dat het meifie van diemen zou gewurgd worden, en ik had heur laatfte woorden al klaar toen ik hoorde dat zy van de dood vry was, en toen wou de drukker me kopy niet eens voor niemendal hebben , denk reis hoe hard myn dat vallen most! Ik heb myn huisheer wel om uitftel verfocht maar hy wotf nergens na horen , hy zei je mot me betalen of geen Roskammen meer fchryven, dan zal ik zien wat ik doen zal. Ik zwoer by hoog en laag dat ik ze niet fchreef maar hy wou me niet gelooven, en of ik al zei menheer je weet ommers wel dat ik geen vreemde taaien verftaan hoe zcu ik dan die franfe en latynfe regels by mekaar krygen die der boven ieder nommer ftaan ? het hulp niet, hy dreigde myn de dienders in de boel te ftuui'en als ik niet deed zo als hy zei. Lieve Hemel wat zal ik nou beginnen! ik bin gerinneweerd als myn armoedje na 't hok gehaald word; want dan bin ik me ftemrecht ook kwyt, hoe zal ik t'avond of morgen dan een ampie krygen daar ik al twee jaar om geftollefteerd heb, en dat nou zo ik hoor op een goede voet ftaat. Och ! och ! ik bin een bedurven man , en dat deur die vervloekte Roskam '. Toe meheeren! toon dat jelui een kristelyk hart in je lyf hebt, en zet der in dat ik de Q i fchry  C 126 J fchryver niet bin. Als jelui het zelfs zegt dan zal men het wel geloven motten, anders heb j: het op je konfjenfie dat je myn ongelukkig gemaakt hebt. Ik bin met rifpekt In de Pasreerder Dwars- covert met de bult. ftraat,den 3 Jany 1799. Ten gevalle van govert verzekeren wy allen die het aangaat, dat hy de fchryver niet is van ons Weekblad, en dat wy hem niet eens in perfoon kennen; men gelieve den ftyl van zyn' brief flechts met dien van onze blaadjes te vergelyken, om van de waarheid van onze verklaring overtuigd te worden. de redacteurs. Het volgend gefprek , het welk een onzer medefchryvers in het N*':* Kofi'yhuis bygewoond, en ons fchriftelyk ter plaatfingmedegedeeld heeft, kan de waereld doen zien hoe ligtzinnig eenige lieden oordeelen van het geen zy niet weeten , en nogthans onbefchaamd genoeg zyn voor te wenden dat zy zeer wel onderricht zyn van dingen waar men hunne neus wel buiten zou houden. Ik bezogt heden morgen volgens het gewoonte het N*** Koffyhuis. Dewyl het myn zvyak niet is veel te praaten, ging ik afgezonderd in een' hoek de Courant zitten lezen , terwyl, niet ver van my, een ander heer een nommer van de Roskam inzag , het welk hy , terzelfder tyd , dat ik de Courant nederlegde, uitgelezen bad. „Die droom is niet onaardig," zeide hy tegen den geeu die naast hem zat, ,, het is niet moeijelyk te raa„ den wie daarvan de auteur is." De andere. Hoe -ab , mynheer? Ik heb het blad ook gelezen, maar ik kan het 'er niet uit opmaaken. De eerjie,. Wel wie anders als Arend Fokke, Simonz. Zie,  C 127 ) Zie.de droom is vooreerst ondertekend Arend Helicon, Sz., ten tweede heeft aie man by ons in Felix verfcheide diergelyke droomen voorgelezen. Ik verwed tien flesfen wyn dat deze droom ook van hein is. Ik- Wat my betreft, mynheer, fchoon ik evenmin weet of hy al of niet daarvan de opfleller is, zou ik nogthans eerder tegen u willen wedden dan u de weddenfchap half ftaan. Waarom zou een ander dien niet hebben kunnen opftellen in den ftyl van dien man ? 'er zyn immers voorbeelden dat de fchryvers meer elkanders ftyl navolgen. De eerfte. Praat wat ge wilt, hy is by my de fchryver, wie wedden wil heeft maar te fpreeken. Een derde. Waarvan fpreeken de heeren5 Van de Roskam ? dat is een vod, waarvan de fchryvers onbekend zyn. Ik. Een vod , mynheer ? waarom ? Hy. Om dat de fchryvers onbekend zyn zeg ik je. Een vierde. Zo onbekend niet , als gy wel denkt , mynheeren! ik zou het al heel mis moeten hebben als het Nomsz niet was. ■ Leest Hechts N°. 3 , N°. 6 enN0.10 ,om van de waarheid van myn gezegde overtuigd te worden. Een Jood. Sta me toch de Nomsz niet te haffronteeren , ik verbeer ien ftikkie van me pink has 'et waar his wat m:n 'eer daar blieft te zeggen: ik ken de man deer en deer, ra, 'et his niet waar. Een vyfde. Zonder dat gy het voor den burger Nomsz zo fterk behoeft op te vatten, zal ik u weldra zeggen, dat hy het zo min als de anderen die de heeren reeds opgenoemd hebben , Het is zonder twyfel fViizen Gevsbeek,- want een van dc afteurs heeft het my verzekerd. De tweede. Als dat zo ware , dan zou hy het dit foort van lieden aan de neus hangen, Ha 1 ha! Een zesde. Neen, vrinden! dit is nietwaar, want anders zou iie het weeten, ik gaa den gantfehen dag met hem om ; maar wil ik het u eens zeggen, het is Barbas. De vyfde. Hoe, Barbas ! wat grond hebt gy daar voor om dit te vermoeden? De zesde. Vermoeden? wel ik. weet het zeker, lees maar  C 128 ) maar de voorberichten van zyn tooncelftukken, en zie hoe hy tegen Koezebue , en al wat hoogduitsch is, uitvaart , en vergelyk daarmede eenige blaadjes van de Roskam, dan zult gy zien hoe alles op elkaar flaat als de klok van twaalven. Een zevende. Het mogt wat J Als ik niet wist dat Pypers het was , zou ik het toegeven; maar nu ben ik te wel overtuigd dat Uedele abuis heeft. Pypers fehryft het blad uit nydigheid, om dat zyn Nephta en Adelaïde van Hongaryën, met nog ecn nieuwe opera van hem niet gefpeeld worden , dat zekerlyk verdrietig moet vallen , voor iemand als hy, ale zo veel moeite aan zyne ltukken bedeed, en dan vruchteloos, ik beken, het is niet pleizierig. Een agtjie. Gy zyt altcmaal de plank mis, myn heeren! ik ben in ftaat om dezen Gordiaanfchen knoop op te losfen, als ik u zeg dat Loots de fchryver is en nitmant anders, dan is het gantiche verlchil belust. De tweede. Loots? Hal ha! ha! Alle de anderen. Ha! ha! ha! De agtjie. Hoe) lacht gy mynheeren ? ziudt gy het niet geloven ? De tweede. Loop heen. Lees JN°. 8 en word wyzer. Hy zou zyn eigen werk verachten en befpotlyk maken, gelyk Armo'de en Grootheid aldaar , en het Roode Kapje in andere nommers te beurt valt? Neen, vriend! gy zyt 'er ook al niet achter. . Hier volgde op nieuw een algemeen gelag, en vermita ieder in het wild bleef voortfehermen , zonder dat men het eens kon worde, wie eigentlyk gelyk had, ging het gezelfchap allengs uit elkander, zonder vermoed te hebben dat een in deszelfs midden was. die als hy gewild had, hunne dwaaze nieuwsgierigheid zou hebben kunnen bevredigen; dat zy gisfen en raaden zo lang tot het hen verveelt. Het publiek ziet hier uit dat zy in den wind gefchermd hebben. Te AMSTELDAM, by HENDRIK van RESTEREN, Boekverkoper.  D E Den 24 Juny 1799. Contra verbofos nol'i contendere verbis, Sermo datur cunciits, anïmi fapientia paucis. c a t o. Schoon wy , toen wy dit Weekblad ondernamen te fchryven , wel voorzagen dat wy ons vyanden op den hals zouden haaien, hadden wy nogthans niet gedroomd dat wy het ooit by de geftrcnge naauwziftende politcie zouden verbruid hebben. Wy bemoeijen ons , in onze qualiteit namelyk , hoe genaamd met geen ftaatkundige gefchillen noch gefchriften, aan welke laatften wy ons federt 1787. tot walgens toe zat gel:zen hebben en die wy nu niet eens meer willen inzien, vermits wy thans R eene  C w ) eene fhatsregeling hebben, en bygevolg ook alle revolutionnaire, contrarevolutionnaire, flymerige, ariftocratifche, focderalistifche, anarchistirche papierbekladdingen tot niets dan met verlof voor de komenyswinkels dienftig zyn ; en diergelyk een fhatkundig reukje fcheurpapier, waarin een onzer een half pond boter uit de komeny ontfangen heeft , verfchaft ons echter voor dit nommer de ftof. Ga voort, burger lezer! leg het blaadje niet neder; gy zult wat grappigs vernemen, een' hevigen ftryd tusfehen eenige politique ter eenre, en eenige dramatique fchryvers ter andere zyde; doch by geluk word 'er in plaats van bloed , hikt geftort, 'er vallen geen dooden noch gekwetften en 'er worden geen krygsgevangenen gemaakt. Het bewuste ftukje fcheurpapier dan, het welk misfchien zonder het toeval waardoor het in onze handen raakte, nimmer onder onze oogen zou gekomen zyn , vermits wy na het aannemen der fhatsregeling gern geld meer uitgeven voor politique gefchrifren , en de inconftitutioneele bycénkomften, als Clubs, Wykvergaderingen, enz. alwaar men aan dit goedje om godswil Zyn buik vol kan lezen, niet meer beftaan; dit blaadje zeggen wy, is getyteld: Volksblad wegens het Bataafsch Bejiuur.ti". 12. Wy krygen daarin een lelyke veeg uit de pan, en de fchryver, of zyn Correspondent vat ons in figura- zo geweldig by den kop, dat indien wy geen paruiken droegen en men ons in natura zo trakteerde, wy niet weinig hair zouden laaten. Voor-  ( 131 ) Vooreerst geeft de redacteur in nomen fibi voor, een vaarsje ontvangen te hebben, dat eigentlyk aan ons adres t'huis hoorde ; doch het welk hy zich geappropriëerd heeft. Hy zegt dat wy daarin onder anderen Schenders van 'f Lands hoog gezach genoemd worden ; wy wenschten wel te weeten of 'j Lands hoog gezach' in vertaalde tooneelprullen en derzelver zotte voorftanders beftaat; zo ja, dan heeft de rymelaar gelyk; want wy fchroomen niet om dit onwaardig goedje van het tooneel te helpen removeeren. De drie regels die de redafteur tot een Haaltje laat kyken bewyzen genoeg dat wy by het verkeerd beftellen van dit versje niet veel verloren hebben: het zal waarfchynlyk uit een hoop gerymde fcheldwoorden beftaan , die niets bewyzen, en ons geen leed doen , vermits ons de fchoen niet past. De volksbladfchryver kan ze in zyn blad zetten, of met permisfie het is ons hetzelfde. Vervolgends komt de burger heil, zyn correfpondent, op de proppen, die onze blaadjes maar tot N°. 6. nagehouden heeft, en met N°. 3. reeds „ verontwaardigd wierd over onze vermetelheid , dat wy ons niet „ ontzagen tegen het heilig Wetboek en de gevestigde ,, orde van zaaken aan te druisfchen." De tooneelftukken van Kotzebue c. f. zyn overheerlyke Wetboeken, ■het is een fraaije orde van zaaken die aan het tooneel •gevestigde , dat men de goede fmaak daar vogelvry verklaard 1 heeft, en dat wien het lust dien den nekflag mag geven, waarlyk,het ftaat zeker oort van lieden by uitftek welverontR 2 waar-  C 132 ) waardlgd te zyn, dat wy in ons vak met de tooneelftukken leven als zy in het hunne met de amptenaars die hun in den weg zyn , of by ongeluk zo luid niet fchreeüwen als zy. Wat zouden zy zeggen als wy by voorbeeld verontwaardigd waaren dat de volksbladfchryver een briefje plaatst, waarin de Boekverkooper Elwe voor oranje uitgemaakt word , enkel op grond dat hy in een aanplaksbrief van boeken (misfchien by verzinning) In de i Provintié'n gefchreeven heeft! Deze hairklovery is eigentlyk belaglyk; doch de weigerigheid van den uitgever van het gemelde weekblad om ingevolge de order van den Agent van Politie, in dato 31 Mey 1798. betrekkelyk de periodique fchriften, denzelven twee exemplaaren te zenden, gelyk pag. 90-91. van het gemelde blad getuigd word, verdient meerder en ernftiger verontwaardiging. Het volksblad wil ons by de Joodfche Natie gehaat en ons Civisme verdacht maken, edieeren. Dus, redacteurtje ! uw duit in 't zakje helpt niet veel; want gy hebt den bal glad mis gcflagen : de Agent ontiangt alle weken geregeld onze blaadjes, en onze uitgever kluift niet eerst de Staatsregeling door , gelyk de uwe , om te zien of die burger het recht viel heeft, om die exemplaaren gratis te vorderen : foei! wie zou niet alle wceken een dubbeltje voor een' agent over hebben ? Men hoorde zich te fchaamen ! Tot befluit , burger volksbladfchryver! willen wy u een' goeden raad geven. Bcmo.i u niet weer met dingen , waarvan gy geen verftand hebt; want op onze burgertrouw ! van het dramatique weet gy zo veel als de poes. Gy kunt goede Po/itiquen zyn , gy moogt de kunst verdaan om van hairtje tot hairtje uit te pluizen wat een Anarchist is, gy moogt op uw duim al de smiptenaaren kennen die voorwerpen van ryd en afgunst zyn, alle deze bekwaamheiden betwisten wy u niet; maar denk'aan de fpreuk : Ne futor ultra ertpidam , tlyf by uw ftiek, en laat ons in het onze. Wy zullen u nooit moeijen , maar laat ons ook in vrede onzen weg wandelen. Ons beider arbeid kan in zyne afzonderlyke vakken nuttig zyn : Tast gy de gebreken in 'het Jlaatkundige aan ; wy nemen het tooneel by de kladden , en laat ons gefamentlyk , gy het uwe en wy het onze bydragen, tot het groote doel, het verbeteren der gebreken van welk een' aart zy ook zyn mogen , op dat de brocderfchap en eendragt onder ons herlevende , de maatfehappy gelukkig worde , en de vruchten eener wezentlyke en duurzaame Vryheid finaken moge, de kunsten bloeijen , en de goede fmaak, van alle verbastering gezuiverd , op nieuw in vollen luister prale! Te AMSTELDAM, by HENDRIK van RESTEREN, Boekverkoper.  D É TOONEEL- MATIGE ROSKAM. N°. 18. Den l July 1799. Parmi les fpeclateurs il fe irouve fouvent Des fots admirateurs tfun tres pauvre talent, jiux yeux desquels jamais le beau nefauroitplairè, Puisqu'un mauvais plaifant pourra leur fatisfaire. EPITRE SUR LE VRAI MERITE. Dezer dagen met zeker kundig man in gezelfchap zynde, wiens oordeel by ons altoos van eenig gewigt is, fpraaken wy onder anderen ook over het tooneel. Onze vriend was het veel al met ons ééns; hy betreurde met ons dien tyd toen de fmaak nog zo niet verbasterd , en de fchouwburg een aangenaame en geoorloofde uitfpanning was, De tyd toen Feite/na, Pater en  c 138 y Nomsz bloeiden, was met recht de gouden eeuw der Nederduitfche dichtkunst; het is waar men had toen ook meestal vertaalingen aan het tooneel,' maar welke vertaalingen ? van de doorwrochtfte kunstwerken der eerste meesters, met welke over te zetten men byna meer eer kon behaalen dan met het opftellen vaH een oorfpronglyk ftuk, wanneer men de moeite en onbegrypelykekunst van eene vertaaling de groote oorfpronglyke meesters waardig, in aanmerking neemt. Maar hoedanig was toen ook het fchouwburgsbeftierj Het beftond uit lieden die den verdienftelykcn dichter wisten te waardeeren en aan te moedigen, zyne werken befchermden, en zorg droegen dat hy geen beledingen van ondergefchikte perfoonen te duchten had, het waren lieden die hem van hunnen kant met achting bejegenden, en aanmerkten als de eerste fteunpilaar die het kunstgebouw in ftand hield, en geenszins even als iemant die om Gods wil in den fchouwburg komt, en bygevolg zyn plaats moet inruimen voor den geen die betaalt, zo als nu het gebruik is. De dichter was toen de eerste in aanzien by het beftier en het publiek, en thans fehynt men met een foart va» verachting van hem te fpreeken , en geen wonder men heeft hem niet meer nodig; van te voren, toen men niets fpeelde, of het moest onder privilegie van den fchouwburg gedrukt wezen, was men blyd als een beroemd dichter den fchouwburg een nieuw kunstgewrocht aanbood, fflaar thans kan men hun getal ge*m laaten uafterveu: ieder broddelaar kan zyn plaats vU-  < 139 ) vervullen , al ware het ook -maar door half vertaald knoeiwerk, als by voorbeeld, de fchuldige Moeder, de Ridder Bayard, en andere pronkftukken van den beruchten ballettenfmit, het welk niet eens goed verfiaanbaar Nederduitsch proza, veel min eenigfms dichterlyk is. Zodanig als het beftier over de dichters denkt, waarvan een onzer, die men een in vaerzen vertaald ihifc van Voltaire terug gegeven heeft, met de magere verfchoning dat het in deze dagen niet voldoen kon , het •ontegenfpreeklyk bewys heeft, zodanig denkt het publiek ook over hen , het betytelt .hen met de befpotlykste naamen, en een der eerste en beste dichters vond zich weleer verpligt om deze reden zyn entreebiljet terug te zenden, als kunnende geen gebruik maaken van het recht op een plaats waar men hem met verachting behandelde. Ondertnsfchen was onze gemelde vriend van gevoelen den Hemel in compagnie doet, en onzen lieven Heer een wasfe neus aandraait", ftraks vergaat iemand hooren en zien van het gejuich der domme menigte, terwyl de braave man, de godvrezende Christen by diergelyke gru-  C 143 ) ; gfuwelta&l de hairen te bergen ryzen, en de afteur dis genoodzaakt is deze woorden te zeggen zulks nooit zonder huivering doen kan. Hoe diep moet de fmaak by 1 eene natie gezonken wezen, die deze en diergelyke re1 denen aanhoren en zelfs toejuichen kan ? De derde en kleinste Clasfe zyn die weinige die niet» imeer kunnen, dan verlangen dat de fmaak eene hervorming onderga. Hun getal is te zwak om ten dien einde iets van belang te kunnen ondernemen. Alk-s wat zy doen kunnen bepaalt zich om nimmer hunne goedkeuring ;aan de tegenwoordige wanfchepfels te geven, die thans met zo veel yver geliefkoosd worden. Wanneer men nogthans eenmaal ernstig de verbetering des tooneeïs voorneemt, dan zyn zy, niet tegenftaande hun gering getal de geenen waarvan men zich den meesten byftand mag beloven, en by wier raadgevingen men zich het best bevinden zal. Zodra nu de laatfte clasfe van aanfehouwers de handen met ie beste dichters inéénflaat, en de tweede clasfe zo ver kunnen brengen dat zy een' walg van haaren wanfmaak krygt , (de eerste clasfe komt in geen aanmerking dan wanneer net de baletten, en les dan/es en pantalon couleur „a'urelle geld,) en het beftier uit mannen die ten minsten ren gezond oordeel hebben heiraat, dan kunnen wy ons fe beste gevolgen van deze veréénde poogingen belooven ; wonderheid wanneer men de bovengemelde middelen in iet werk ftelt; en al moest 'er het eerste faizoen al eens eld bygelegd worden, (waar van men nu bovendien toch ge-  C 144 ) gevaar loopt,) wat zegt dit in vergclyking van liet voordeel dat 'er naderhand uit zou voortvloeijen ? want zo dra men zich als van te vooren tot minder omflagtige ftukken bepaalt, behoeft men ;m:ners zulk eentalrykeen kostbaare troep niet in dienst te hebben ; noch zo veel geld te verfpillcn aan nieuwe decoratien en machines; en wanneer men éénmaal door den zuuren appel gebeten heeft; word de arbeid allengs lichter, men geeft anderen genoegen en fmaakt de aangenaame zelfvoldoening, dat men welgedaan heeft. Mogten wy den blyden dag haast zien aanbreken, dat men 'er zich met yver op toelag om zulk een nuttig gefticht als dc Schouwburg van de allengs ingeflopen gebreken te zuiveren, en denzelven te rug te brengen tot zyne oorfpronglyke inrichting van een fchool van goede zeden, taal en dichtkunst, die reeds meer dan te lang door de domheid ontheiligd en ontcerd is, da* waie onze wensch en die van zoo veele braave en kundige liefhebbers voldaan, en wy zouden met vreugde onze Roskam werkeloos aan den wand hangen. Te A M S TE L D AM, by HEN.DRIK van RESTEREN, Boekverkoper.  D E TOONEEL- MATIG E ROSKAM. N". 19. Den 8 Juty 1799. hes belles chofes que vous dites Ne donnent pas toujours Pespo'ir Qjte vous ferez des Profe'liees ,• Ausfi faut-il plus de pouvoir Que fimplement celui d'ecrire. Mais revêtu de quelqu'emploi, ■ A fort gre' Pon peut tout conduire; Car autrement c'est, croyez-moi, Plutót aller de mal en p'ire. ROUSSBAU. .Het kan, dunkt ons, iemant die eenig werk gefchre-' ' ven en in het licht gegeven heeft, piet onverfchillig zyn' T ho«*  C 146 ) hoedanig zyn arbeid by het publiek opgenomen word; geniet hy een gunstig onthaal en word zyne onderneming geprezen, dan ftreelt zulks niet weinig zyne eigenliefde, en fpoort hem aan om meerder proeven van zyne bekwaamheden te geven. Gebeurt het tegendeel, word hy veracht en zyn gefchryf veroordeeld, dan valt zulks hem wel fmartelyk; maar wanneer deze behandeling gefchied door lieden, wier lof en verachting by hem evenveel .gelden, dat is dat zy, uit hoofde hunner bekrompen kunde, geen tot van beiden bevoegd zynde, geenszins de waarde van zyn werk kunnen bepaalen» dan troost hy zich met het denkbeeld dat de byval van één' verftandig man meer waardig is dan het afkeurend gefchreeuw van honderd zoiten. Gelukkig dan nog als hy den byval van dien éénigen verwerft; hy mag zich dan veilig beloven dat zyn werk zo ilecht niet is als het door eene malle menigte uitgekreten word. i Zoroaster en Amofts verrchenen naauwelyks in het licht, of al het nachtgebroed, wat flechts krasfen geleerd had , verhefte hunne fchorre keclen tegen hen, om den glans waarmede zy ten voorfchyn kwamen te verdoven. Wat was het gevolg ? Zoroaster en Amojis vestigden in Weerwil van alle deze bemoeijingen hunnen roem, en behielden dien zo lang tot Ondertusfchen om deze billyke nieuwsgierigheid hoedanig men in het algemeen over een werk dat men uitgegeven heeft oordeelt, te voldoen, mag men van gepaste en geoorloofde middelen gebruik maaken, het zy door  C 147 5 door het verkeeren in openbaare of byzonderc gezelfchappen of byéénkomsten, als andersfints. Wy ontkennen niet dat deze zucht ons tusfehen beiden ook bevangen heeft, en dat wy ten dien einde ons in Schouwburgen , Koffyhuizen, Boekwinkels en andere verzamelplaatfen van recenfenten begaven , om eens te weten hoedanig men wel over ons weekblad denken mogt. Somtyds, als wy de gefprekken belangryk genoeg oordeelden, gaven wy 'er onze lezers een getrouw verflag van, zonder , iets der gezegden tot ons voordeel te verdraaijen, het welk wy begreepen dat eerlyke fchryvers niet geoorloofd is. Meestal zyn de gevoelens over onzen arbeid onderfcheiden: de eene veracht en mispryst onze onderne; ming, de andere integendeel juicht dezelve welmenend ' toe. Deze gevoelens kunnen ook niet wel anders dan :' verfchillend zyn , naarmate zy gedeeltelyk een' verkeeri den fmaak, eigenbaat of eene belanglooze liefde voor de i kunst ten grondflag hebben. Het verwondert ons by ivoorbeeld in 't minst niet dat de liefhebbers van de I Hoogduitfche Drama's; de krabbelaars die ze om den broode of eenige vrybilletten gebrekkig overfchryven, :de boekverkoopers , die door het fchouwburgsbeftier beigunftigd, verzekerd zyn dat ze gefpeeld zullen worden, :en 'er by gevolg een broodje mede te verdienen is , ze !drukken, het fchouwturgsbeftier zelve, dat de acteurs :zich byna te barsten laat fpeelen, en de goede menfchen 'fchier krankzinnig en ylhoofdig maakt, door het menigvuldig aanleeren van nieuwe rollen, zo dat men verT 2 baasd Ai  ( 148 ) baasd en verwonderd inoet ftaan hoe zy dien vreeslyken i voorraad van verhanfeld Hoogduitsch in hunne kleine: harsfenmagazynen kunnen bergen, die in vroeger dagen i met een paar honderd treurfpelregels reeds zo propvol 1 waren, dat men 'er geen vier kluchtfpelregels zou by • in hebben kunnen krygen, men deed wat men deed; ; het verwondert ons niet , zeggen wy , dat deze men- • fchen ons vyandig zyn: zy moeten het zyn, dewyl I hunne grondbeginfelen hemelsbreed van de onze verfchil- ■ len. De verkeerde volksfinaak, en het daar uit voor : hen voortvloeijend voordeel, doen hen zodanig handelen i als zy handelen, terwyl by ons achting voor de kunst; en zucht voor den goeden fmaak de dryfveer onzer han-delwyze is, die natuurlykerwyze als de hunne dwars- ■ bomende en tegenwerkende, ons hunne vyandfchap op i den hals laden moet; doch dit neemt niet weg dat ver- • fcheiden edeler denkende en waare kunstvrienden in wie : de oude zucht voor het waare fchoone nog niet ver- • doofd is, onze vrienden zyn, en wier achting en goed- • keuring ons meerder waard is, dan wy voor hun ge- ■ fchreeuw vervaard zyn; het eenigfte dat ons jammert is ; dat het getal der laatften zo gering is, aangezien de: groote hoop zich doorgaans door het klatergoud van i het fchynfchoon laat mede fleepen ! van daar dat onze i pogingen meestal zonder vrucht zullen zyn , vermits men van magt voorzien moet wezen om alle dingen 1 naar zyn zin te bellieren, dewyl men anders van kwaad I tot erger vervalt; want in zeker opzicht zal onze po- ■ ging, i  C 149 ) ging, hoe welmenende ook aangewend, door die lieden „ welke door hun aanzien, vermogen of de magt waarmede zy bekleed zyn , den toon van verkeerden fmaak in het vak der letteren geven, dien voortplanten, en de geenen die zich daar tegen verzetten , onderdrukken', met de zwartfte koleuren afgefchilderd worden ; men zal ons als paskwilfchryvers uitkryten.cn daar door ons de achting zoeken te benemen die wy aanvanglyk reeds verworven haddeu, en zelfs niet alleen wy, maar alles wat eenigzins een goeden fmaak en gezond verftand bezit, en bygevolg ons toegedaan is , loopt gevaar om door een bende tweebenige ezels gefchopt te worden. Gelukkig hy die in het geval is, dat hy zich daaraan niet behoeft te ftooren! maar hoe veelen zyn niet in deze dagen, tot zelfs in hun beftaanmiddelen toe afhanglyk van deze Midasfen, die helaas ! tegenwoordig uit hun niet tot te hoog een' rang geftcgen en met te veel magt bekleed zyn, om hen opentlyk te durven zeggen, welke fraaije cieraaden ter wederzyde van hunne hoofden het uithangbord van hunne kunde en verftsnd zyn. Dikwyls kwam het denkbeeld in ons op of ons gefchryf in deze gefteltenis dat nut wel had, dat het zou kunnen en moest hebben. Wel verre dat het publiek zich door ons zou laaten onderrichten en voorlichten in dit vak, dat van meer gewigt is dan men zich welligt verbeeld, vermits het tooneel thans van wegen de Overigheid tot eene loffelyke inrichting, ter bevordering van goede zeeden en nationale opvoeding met den ftaat verée'aigd, in de plaats ï 3 van  ( 150 ) vin de Kerk die daarvan afgefche'tden is, en thans van haar eigen fineer teeren moet, het welk niet meer dan billyk was, aangezien de zwartrokken door een falaris van ten hoogften ƒ 1S00:— 's jaars, de beurzen der ongelovigen niet weinig deeden vermageren, terwyl een acteur of actrice met een naauwelyks noemenswaardig fommetje van ƒ 3 i 4000:—'s jaars te vreden moet wezen , het is jammer dat men hen niet een hon. derd guldentjes of wat meer geven kan, indien men maar een middel kon uitdenken, om met fatzoen de fmorfioenen daartoe te fourneeren, en dit middel moet al zeer fehieJyk gevonden worden, of de arme menfchen loopen nog gevaar om, uit hoofde van hun gering inkomen , gebrek te lyden en van honger te fterven, het welk ons niet van het hart zou mogen, waar om wy met een menschlievend oogmerk reeds het conceptplan van eene belasting geformeerd hebben, die misfehien even min verwerpeJyk en al zo lucratif zal wezen, als die op de Honden , fpeelkaarten enz. waarvan ten mins. ten de uitvinders, of dat veeltyds hetzelfde is, hunne zoonen groote Sinjeurs kunnen worden, dit laatste merken wy alleen aan om de geenen die mogeiyk onze uitvinding mogten approbeeren , 'vooraf te verzekeren , dat \vy noch voor ons noch voor onze zoonen, den post van gaarder of iets dat daar aan annex is begeeren , alzo wy dit plan met een menschlievend en geenszins met een baatzuchtig oogmerk bedacht hebben, deels om uit het proflueerende de penningen te vinden, om dc acteurs en aftri-  ( 151 ) aftrifen die begrypen dat zy geen falaris geëvenredigd aan hunne talenten verdienen, (en deze klacht is byna algemeen) zo veel te kunnen geven als zy begeeren, en deels om aan den anderen kant, door het vervullen der posten van de invordering, als Gaarder, Boekhouder , Ontfanger, Klerken , Kraaijers enz. de verdiensten van eenige nog onbeloonde tooneeI-in\alides te belonen, die altoos in het vooruitzicht op het oude mannenhuis van den hoogen boom afgeteerd hebbende, zich nu lelyk in hunne verwachting bedrogen zien. Deze belasting zal befhan in een generaale impost, op de vertaalingen van tooneelltukken , in proza en vaarzen, en op de vrije entrëën, daar uit voor deszelfs vertaalers proflueerende. mitsgaders ook op die vrye entrëën die aan byzöndere perfoonen, hoewel geen dichters of vertaalers zynde, ofte wel aan derzelver vrouwen , uit byzöndere gratie geaccordeert worden ; benevens eene calculatie, hoe veel' dezelve netto 's jaarlyks zal opbrengen. Vermits het plan zelf te groot is om in dit nommer te plaatfen , zyn wy genoodzaakt zulks tot onze volgende uit te ftellen; te meer daar wy een brief ontfangen hebben, dien wy niet kunnen nalaaten te plaatfen. medeburgers! Ik heb reeds lang met genoegen gezien , dat gyl. zonder aanzien des perfoons, alles wat zich, zonder daar toe bevoegd ts zyn met het tooneel bemoeit, recht manhaftig over den hekel ihaalt. Het bolde' my bv vsorbesld by uitnemendheid, dat ik  ( Ï52 ) ik in eenige van uw blaadjes Pietcr en Pauliis als met dén vinger aangewezen zag : gy hadt eens moeten zien , welke ridders van de droevige figuur zy vertoonden, toen zy hurnc zotternven zo naakt en bloot publiek gemaakt, zagen , ik ben verzekerd gv had u , zo min a!s ik , van lachen had kunnen onthouden. Ondertusfchen ik had niet gedroomd dat' ik ooit eene orrcspondmt van UI. zou worden , en het is met my Wel verre van lachen dat ik UI. dezen zit te fchryven; Want het geld hier n/ets meer noch minder, dan het roskammen van myn eigen vlcesch en bloed , en waar toe ik uwe hulp inzonderheid nodig heb; want ik denk dat uwe pen beter effect zal doen dan het endje touw , waar van ik my reeds een en andermaal zonder vrucht bediend heb. Om dan ter zaak te komen , UI. moet weten dat ik een* eenigen zoon heb , waarvan ik altoos veel werk maakte, om dat ik hospte dat 'er t'avond of morgen nog eens een braaf Koopman, een fteunpylaar van dc beurs uit worden zou , waarom ik hem al vroeg by de bcunhafery deed, en hem by een' myner goede vrinden" op het comptoir bcftclde - maar helaas! 'al myn hoop en verwachting is in rook vervlogen : in plaats van zich in dc regel drieën te «effenen , of pei centen te berekenen en calcühta tc maaken, fchryft hy Comcdicn ! Indien hy er mi verftand van had, en geen nodiger dingen verzuimde , zou ik het r.og door dc vingeren zien , cn denken dat hy zyn ledigen tyd , (dien hy cn wy Kooplieden helaas! tegenwoordig maar al te veel hebben,) nuttig zocht te beftcden ; maar dc arme hals heeft van het comcdicfchryven geen taart gegeten; hy kiest de zotfte onderwerpen uit, en behandelt die op een nog zotter wyze , tegenwoordig werkt hy aan een drama, getyteid: Dz overgang van Frans Voorhout , of de Geestelyke Slymgast. Is her nïct om razend te worden, dat men zulke dingen van zyn kinderen beleefd? Wat zal 'er eindelyk van hem worden ? tot de negotie deugt hy reeds niet meer'; want hy heeft meer rollen in zyn hoofd, dan pryzen van Koopmanschappen , waarfchynlyk comediant by dc een of andere reizende troep. Ik ben raadcloos over myn mislukt plan om een' koopman van hem tc maaken, die toch een nuttiger lid der maatfehappy is , dan een Comediant. Uw blaadje is myn laatfte tocvlugt : neemt hem eens beet , en helpt dit niet, ik 's Hemels naam!.... U Ed. Dw. Dienaar P. Geldwolff & Comp. Te AMSTELDAM, by HENDRIK van RESTEREN* Boekverkoper.  b 'È TOONEEL- f Jll§VV MATIGE \^^^ ROS K A M; N°. 20. 15 July 1799. G«/i ii de ziel van alle zaaken. SPREEKWOORD. Tout fe la'isfe impdter dans le fiècle oünous fommes : Levons d'emprunts force's des Cott'ifes des hommes. LE SPECTATEUR FRANCAIS. Het is uit de Hiftoriën bekend dat de Keizer Titus Vespafianus eene belasting legde op de met verlof. De man moet wel uitgeftudeerd geweest zyn in de middeden om geld te four-neeren, dat hy tot zulk een morsfig voorwerp zyn toevlugt nemen moest; trouwens hy miste veel dingen die naderhand eerst in het gebruik gekomen zyn, en waarvan wat te plukken was. Wy zyri V vei-  ( 154 ) verzekerd dat hy in onze dagen leefde, hy.de ftilletjes en beste kamers wel in vrede zou laten ftaan, en zyn oogen vestigen op dingen daar hy met veel meer glans en fatzoen een belasting op zou kunnen leggen , zonder dat iemand foei! zou zeggen, of zyn neus toeknypen; zelfs de groote auteur van den tienden penning, de zo menigvuldigmaalen vervloekte en verwensehte hertog van A/va, zou geen gevaar loopen dat de onwillige burgers hem deze fchatting weigerden, als hy thans leefde en die nu vorderde; het komt 'er voornamelyk maar op aan hoe en van welk een einde men een zaak aanvat; trouwens alle uitvinders van belastingen van Tttus Vespafiar.ns tot den Hertog van A/va , en van dezen tot Holtrop, waren niet even flim , eh dachten niet even verligt, nogthans flocgen zy omtrent het primo ego op elkaér als de klok van twaalven. Om nogthans een uitzondering in dezen regel te maken, daar wy met onze geringe individus het getal der inventeurs van belastingen vermeerderen, willen wy ons oit desfein niet geimputeerd hebben, als of wy ons zeiven zochten te bevoordeden,, ö neen.' het is om by onze theatrale medemenfehen den eernaam te verwerven , dat wy ons ten hunnen opzichte verdienltelyk gemaakt hebben, deels door het proflueerende en deels door de geannexeerde posten , waarvan wy 'er geen voor ons «och voor de onzen bedingen te vervullen, maar die in öns plan zelf arrangeeren voor die geenen die uit hoofde van hunnen ouderdom ofligchaams infirmiteit als invalides aangemerkt worden , en buiten ftaat zyn om hunne dlenfteri  ( 155 ) dienaren langer effeétivelyk te presteeren, Men ziet hier uit dat wy hemelsbreed van de gevvoone belastingmakers verfchillen , die, wel is waar, het nut van den ftaat of van byzöndere inrichtingen bedoelen , maar ook tevens dat nut individueel tot zich zeltren uitftrekken, daarwy integendeel gelyk het braave en belanglooze burgers past, hoegenaamd geen voordeel begeeren te trekken van iets, het welk wy alleen tot voordeel van anderen bedacht hébben , gelyk uit het plan zelf blykt, hetwelk wy, ingevolge onze belofte in het vorig nommer, hier laten volgen. PLAN VAN EEN GEiVERAALE BELASTING op de VertaaSingen van Tooneelftukken, in Proza en Vaarzen, en op de VRYË ENTRËËN, Daaruit voor deszelfs vertaalers proflueerende; mitsgaders ook op die vrye entréën, die aan byzöndere perzoonen , hoewel geen dichters of vertaalers zynde, ofte wel aan derzelver vrouwen, uit byzöndere gratie geaccordeerd worden. V a H«t  C ï56 ) Het kan geenszins het oogmerk van de (lichters van den fchouwburg geweest zyn , dat deze inrichting alleen daar gefteld zou worden, om aan den eenen kant de: zotheden en urtfporige harsfenvruchr.cn van vreemde natiën door eene levendige' voorftellirg onze landgenooten fmakelyk te maaken , noch vim aan den anderen kant eenige uit byzöndere gratie bevoorrechte wezens , zonder dat het hun geld behoefde te kosten, een vermaak, eene eer, een voorrecht te verfchafien , het welk zy niet ver dienen , en het welk niet dan door beproefde bekwaamheden en door waardige voortbrengfelen van hunnen geest en vernuft verdiend kan worden. Integendeel was her. oogmerk van de oprichting des fchouwburgs de opbouwing van taal- en dichtkunde en de verbetering der zeden. Om welke reden nu de eene voor zyn geld van zeden verbeterd moet worden, en de andere prodeo deze verbetering kan ondergaan , kunnen wy niet begrypen ; ondertusfehen de geheele vrye entrée af te fchaffen is niet wel doenlyk , om dat daardoor de geenen die dezelve met het grooift'e recht verdiend hebben, geprejudicieerd zouden wezen , terwyl rrien 'er alleen op bedacht diende te zyn , om die geenen die zich op eene claiidestine wyze daarvan geprevaleerd hebben te weeren. Het is hierom, dat wy eené algemeerie belasting op dit voorrecht bedacht hebberi, welke door allen met eenig onderfcheid, in 't generaal zou moeten 'gedragen worden, die wy hier ter approbatie geven van hen die oordeclèn zullen dat dezelve in werking kan 'worden gebragt. iVen  ( 157 ) ^ïen ftclle eens, dat 'er in een Taifoen 100 reprefentatien gegeven worden , en bérekene die op ieder Perzoon door elkaar a ƒ 2 het ftuk, is ƒ 200. Gerekend dat 'er door elkaèr ieder fpeelavond 400 perzoonen gratis tegenwoordig zyn, die , wanneer dezelven betaalden, te zamen een zom zouden opbrengen van ƒ 800. ieder avond, is in een fa' oe f&oaoQ. Gerekend de winst die 'er op den druk van een onder privilegie van den fchouwburg uitgegeven ftuk is over de 1000 exempl. a 3 ft. is ƒ150. Gerekend dat 'er 25 nieuwe "ftukken in een faifoen gefpeeld worden,en op ieder druk van 1000 exemplaren ƒ 150 winst, is 800 ƒ80800 Dan lydt de fchouwburg alleen aan vrye entrieh en ftukken , die niet onder deszelfs privilegie gedrukt zyn , een fchade van Tachtig duizend en agt honderd guld ns, zeker geen klein, fommetje ; andertusfchcn is- ons pïani in diervoegen ingericht , dat deze fom , zelfs zonder iemands bezwaar , kan gevonden worden, wanneer men dezelve in ontfangst en uitgave op deze wyze berekent: Er worden by voorbeeld 's jaarlyks 1000 tooneelftukken uit het hoogduitsch en fransch vertaald. Wanneer men nu de vertaalers verbood om hunnen arjtód in het licht te geven, alvorens zy daartoe een permisfiebillet van de gecne ten dien einde te qualifkeeren bekomen hadden „ en deze pErmisQebilïetten in navolging van die tot het hcuden yan honden , fleohts bepaalde op ƒ 2. dan bragt 7 ■-. in 't -jaar reeds op eene fomma van ƒ 2000. V 3 ONT-  ( 158 ) ONT FANGST. Van hier vooren aan pcrmisüebillctteji . ƒ 2000.Wannccr zodanig een ftuk vertoond wierd zou door de Boekverkoopers , die als dan toch het voordeel van den druk in hun zak ftecken , betaald moeten worden een fomma van ƒ 25:— dit gerekend over 25 ftukken is . . . C25;— Gerekend 2 Poëten die ftukken in vaerzen vertaaien , en dus het zestiende godeclrc van het entrée geld betaalcn , gerekend over honderd reprefentatien a ƒ 12: 10:— is . . . . 2r._ Gerekend 99 Broddelaars cn proza-vertaalers, die eigentlyk om dc vrye entree werken , gefteld op her quart van de ordinaire bctaaling over honderd reprefentatien , is . . - 4950:— Gerekend 1 Pocet wiens vader ecn ftuk voor hem vertaald, en hem daar door dc vrye entrée bezorgd heeft, en die bovendien niet by ons maar by onze broeders fhuis behoort, de volle contributie, is - "oer—. Uit een byzöndere condcsccndance voor de vrouwen, als uitmakende dc beminlyke helft des mensch doms, ftellen wy het vrye entreegeld der vrouwen van acteurs, cappers, muzikanten enz. egaal riict dc contributie die de vertaalers en knoeijers zouden moeten betaalcn, te weten het quart, gerekend op 250 diergclyke vrouwen, is ... iajoo:—- Gerekend 300 Perfoonen die uit een byzöndere gratie om niet ingelaten worden, uit hoofde dat 'er hoegenaamd geen reden voor hunne vrye entrée is, gefteld op de volle betaling, is . . -60000:— Voor etnige ijii'hüpiïigen . , _ 500:—. ƒ 80800:— U I T-  ( 159 ) UITGAVE. De voorcnftaande fora van tachtig-duizend en agt-honderd guldens, zou op de volgende wyze onder dc menfchen te brengen zyn. Ecn Gaarder op cön tradtcment van • ƒ 3°°°:— Ecn Boekhoudt r op een dito van . . - 2000:— 20 Clcrquen a ƒ 300:— . . . - Oooo:— 4 Invaliden tot verklikkers a ƒ 200:— . - 800:— Voor zegels, aften , enz. . . - 1000:— Aan van Suldéren een augmentatie van • - 4000:— Aan mevrouw Pointu een dito van • - 5000:— Aan de opperpriester van Minerva een dito van - 3000:— Aan 10 van de' eerfte clasfe een dito, ieder a ƒ 1000:— is ; . 10000:—« Aan honderd van de tweede ieder a ƒ 500:— is - 5000:— Aan 40 Ballcttistcn ieder een dito van ƒ loco:— is . . i i 40000:— Aan 20 Subalterncn, als kaarfenfhuiter enz. ieder ƒ is j . . , ^ 1000:— ƒ 80800:— Zie  ( tik* ) Ziedaar, waarde medeburgers, ons plan, is 'er moge. lykhcid om liet zelve in werking te brengen , dan zal het ons ten nö'ogftén aangenaam zyn, zo niet, welaan, het kan dienen tot een richtfnoer om wat anders uit te vinden;" genoeg, wy eindigen met de fpreuk waarmede wy begonnen zyn ,■ en zeggen nogmaals: 'GELD IS DE ZIEL VAN ALLE ZAAKEN. Te AMSTELDAM, by HENDRIK van RESTEREN, Boekverkoper,  D É TOONEEL-MATIGE ROSKAM. N°. 21. Den 22 Juty 1799. Tout fimt dans ce monde , ausfi nous finisfons. Ode a la m o rt. D aar hebben wy de poppen aan het dansfen, de Roskam is dood ziek, en wel zo erg, dat 'er geen hoop van herftel is ; hy neemt dus de weinige oogenblikken, die hem nog overig zyn , waar, om behoovlyk affcheid van de waereld, het tooneel, en zyne gunstige lezers te nemen, voor hy ter ruste ingaat, om, ingevolge van zyn geloof aatrde Metempfycofe van, Pythagoras, onder eene andere gedaante te verryzen , en dan de klanten die hy nog eenige veegen fchuldig gebleeven is, op eene andere wyze de kraag uit te borstelen. Ondertusfchen zullen da  ( i6a ) lezers toch nieuwsgierig zyn om te weten hoe deze krank te hem zo fehielyk op het lyf gekomen is: In één woord, lieve vrienden! hy is zo goed als vermoord; lu;st:r, hy heeft nog even zo veel kracht dat hy het u vcrtJlen kan. Gepasfeerde Maandag den 15 dezer, geraakte hy in handen van mhfehien één dier bende ftruikrovers en moordenaars , die onze Bataaffche Republiek ontrusten , en op wie van wege den lande ecn zwaare premie gefteld 5s , deze onbekende bravo greep hem aan, mishandelde hein op de barbaarfte wyze, rukte en fchcurde zyne ledem.tten uit elkander en aan piesjes , en zond hem zo verminkt in een papier gewikkeld aan den uitgever te rug; het was vruchteloos om een Chirurgyn te laaten haaien , zo deerlyk was de arme Roskam mifbandeld , en nu is'er geen hoop altoos meer , zo dat hy in den bloeijenden ouderdom van een en twintig weken, tot hevige droefheid van het fchouwburgsbeftier, uit hunne liefde armen gefcheurd word,niets dan dc troostgronden vanKotzebue en Ifftand zyn in ftaat om deze fmartelyke wonde te kunnen heelen, die brieven van condoleantie telkens we. der open fcheuren zouden: waarom zy by voorraad verzoeken van dezelven verfchoond te blyven. Vaartwel dan, by provifie, gy groote, dikke en gewigiige mannen, raadshceren van Apollo, leden van het uitvoerend bewisd van den Helicon ! Hebt dank voor uw geduld en lydzaamheid , waarmede gy de bittere pillen doorgeflikt hebt , die gy zo dikwyls van ons en onzen buurman den burger noach onverguld ontfingt; wy re-  ( I63 ) recommanderen by dezen zyn ed. ulieden voor halfvrsg: hoe eer zo beter naar den Jrarath te expediceren: daar zit gy hoog en droog, en kunt balletten fabriceert n, die gy onder u vieren alleen dansfen moogt; voor het overige wy fcheiden zonder haat, zo als het vroome Christenen betaamt, en begeeren niet dat onze nagedachtenis een Jiank zy in uwen neuze. Vaart wel ook gy alle officieren en fchutters die be* fcheiden zyn • • • Heid.ar! heidaar ! wat is- dat? ik rneen alle Poëeten en Rymelaars, die de eer gehad hebben van in onze vertoogen te brillccren , vertrouwt niet dat gy door onzen dood de roede ontwasfen zyt. Gy burgers van den Helicon! bljft ook ten ftcrkftcn onzen vriend noach aanbevoolen; cy ziet ons in Charons bootje toppen, gy lagcht, en wryft uwe randen van blydfchap, doch past maar op dat gy geen pasfagiers in de ark word, en by den propheet Daniël een plaatsje in de roef krygt, Rira bien qui t ira le dernier. Geeft wel acht , fpreken wy elkander hier niet weder, dan is het aan de overzyde ; gy zult ons een» met glans zien opftaanen daarom maakt het zo fiat 'er niets tc zeggen valt. En ook van u, miraculcufe cn wondertaarlyke drair.atisten ! en inzonderhsid gy » afftammclingen van den grooten Batpocrates, vlugge Pantomimisten ! die dc kur.st vertoat om door het fungeren uwer armen en becueu alle ■ hartstochten en gewaarwordingen Uit te drukken , buur praatjes cn raadsvergaderingen te houden , oorlog cn X 2 -«n;H-  ( IÓ4 ) minnehandel te voeren , wonderen cn mirakelen te ver1 rKhtf*' den ]ooP der natuur het onderfte boven te keeren , en dit alles niettegeuftaandc u hel fpraakvermo»en , ten minftcn het Bataaffche fpraakvermogen , ontbreekt Hoe gaarne namen wy affcheid van u in uwe taal, maar helaas; wy verftaan die niet, en dierhalven zyn wy genoodzaakt onze toevlngt tot de onbegrypelykc kunst van kaprioolen maaken te nemen, om u aan het verftand te brengen dat wy u Mio! zeggen. Verbeeld u dan dat wy, op één been ftaande, onze rechterhand vlak tegen ons rechter oor brengen, en u te kennen geven dat wy gaanoe ftaapen, u ftilzwygende toeroepen: Goede nacht famen , wel te rusten ! Wy wenfehen u insgelyks een aangenaame nachtrust lezers en begunstigers van onze Vertogen! Het fpyt' ons dat wy u voortaan den Maandag zonder roskam moeten laaten doorbrengen; doch, lieve vrienden! De ark overleeft ons, en door ons overlyden word den burger moach erfgenaam van een geheele baliemand mteresfante ftukken, die hy u voorzeker van tyd tot tyd mededeelen zal: dus bekomt gy i„ zeker opzicht toch roskam, in de ar k geïncorporeerd, of, volgens Pythagoras, gepalinglnejeerd, hetwelk zo goed als -lood om oud yzer is. Gy lydt dus by ons fterfgeval in zekeren zin geen ander nadeel dan dat gy 's weekclyks vier duiten meer moet betaalen. Gy, onze geëerde Correspondenten! die ons gulhartig »ïve aanmerkingen en gevoelens mededeelde, van u moeten  C 165 ) ten wy het hartbreketdst affcheid neemen , maar Mors linea omnium rerum est. Er is tegens dien mageren burger niet veel in te brengen, alles wat wy zeggen neemt liy voor Notificatie aan , en daar houdt het mee op. Ondertusfchen de ftukken die gy ons toegezonden hebt kunt gy veertien dagen na ons overlyden tegen bewys terug bekomen , na welken tyd men ze den burger noach zal fuppediteeren , hoopende hier mede aan ulieder intentie te voldoen , als gy de vorige paragfaph attent gelezen hebt. FRAGMENT. ö ! — Ach ! ■ ■ Kaatje ! kom eens bo... ven ! — (Kaatje.) wat blieft u, mynheer ? is het wat beter ? Och neen.' Kind.' ik begin ieder oogenblik te verzwak .... ken ftuur Jan met die papieren ■ ó ! ó J ■ ■ eens na van Kesteren, —■ ö myn hoofd ! •— ö ! ö ! myn .... en laat hy .... de Notaris (Kaatje.) Mynheer zal hoop ik om me denken ? Ja, kind! ja — en de aanfpreker cn de Toen ik nog een kleine jongen was — Pa¬ pageno toe klim op, hangje lustig in de Jlrop. — — Mynheer ik heb uw raad voor dees tyd niet van doen —— X 3 Kaai-  ( i66 ) (Kaatje,) Mynheer ylt. Nu zal het Testament waamp ik vyftien jaaren Drinken! (Kaatje.) Stil, hy komt weer ty zyn verftand Mynheer! ik kryg immers ten legaatje? Ja wel <— kind! — ja wel een heel pak — nog ongeroskamde — — — Hoogduitfche dramaas — b je! — 6 je! — ik — ftik! — Gy moet *- maar met een troep gaan reizen en 1— die — laaten fpeelen dan ö! 6 l is je fortuin gemaakt. 1 Jaag dat fpook weg Afgryslyk fpook .' daal neder, verberg in 't hart der aarde uw ys'yk aanzyn weder! — Ik — kan — niet meer Ik fterf ik ben.... dood! mors dood!! (Kaatje.) Myn arme heer! hy is 'er geweest! laat ik nu eens gaauw myn erfenis nakyken, eer Jan te rug komt —■ wel vreeslyk wat een pak! als al deze ftukken nog een beurt hadden moeten hebben, dan was mynheers leven voorzeker te kort geweest, al had hy ook zo lang geleefd tot hy zyn natuurlyke dood geftorven was. Se Herfstdag. De Jagers en de hand der wraak. Het is waarachitig een heel boekdeel! De Speeler. Robbert Maxwel. ' Benjowsky, De  ( 167 ) De Graaf van Bourgogne. Verkeerde Schaamte. De geftoolen Ganzen. Cava. De verwarde Schaaking. Nog een Schaaking. Lieve help! 'er komt geen einde an oeh! daar komt Jan net boven. (Jan.) We), is mynheer al capot? (Kaatje.) Zo dool als een pier. '(Jan.) ■ Zo veel te beter. Haal die mand met Comedicboekjes dan maar voor den dag. (Kaatje.) En waarom? (Jan.) Om dat ik prullen maar naar de kommeny wil brengen, en my voor het geld eens recht vrolyk maaken. {Kaatje, op de mand gaande zitten.) En ik zeg dat dit wel een leugen zal wezen; mynheer heeft ze my prefent gedaan, en geen fterveling zal ze my afnemen. (Jan.) Malle meid! wat wilje met de vodden doen? De gantrche hoop is op zyn hoogst een paar fchellinge» aan fchcurpapier waard. (Kaatje.) Zit. me dien lummel eens aan! Ik denk 'er ten minden een paar duizend guldens uit te maken. Jy ziet ook niet veel verder als je neus lang is. Hoor Jan! laat ons famen doen, en volg myn raad, dan is je fortuin ook gemaakt. Laat ons een Comediantentroep aanleggen, het land doorkruisen, en deeze ftukken fpec len;  ( 168 ) Ien; ik ben verzekerd dat wy geld als water zullen Win* I nen, en vooral nu mynheer dood is. (Jan.) Top, Kaa! Je bent toch een fehrandere bol 1 van ecn meid; my dunkt wy zouden geen onaardig paar 1 wezen. (Kaatje.) Zo komt het my ook voor. Welaan dan ... (Te fa men.) Kom in myn arm, voldoe natuur; en wat 'er meei vo!gt ter bevordering van goede zeden en j Nationale opvoeding/ Twee dagen daarna wierd dc overledene in ftilte begraven, op de fchans, achter den fchouwburg. Dat hy in vrede ruste en nimmer in dc kleedkamertjes der Aércurs cn Aftriccs kome fpooken , op dat de arme menfchen geen fubiete toevallen krygen, het weik hen buitendien toch hedcnd.iagsch dikwyls genoeg overkomt. GRAFSCHRIFT. Hier ligt dc Vickclaar der zothcèn cn gebreken, Waarmee het fchouwtoonccl aan d'Amftcl was befinet; Offchoon hy vruchteloos die fcherp heeft doorgeftrecken, 1 Vervloekt hy nog in 't graf het drama en ballet. 't Was in den ouderdom van cert-cn-twintig weken, Dat hy door mooi denaars elcndig wierd verfcheurd. 't Is beter, wandelaar! dat gy hem poogt te wreeken, Dan dat gy, werkloos, op zyn grafzerk hem betreurt. Te AMSTELDAM, by HENDRIK van RESTEREN} Boekverkoper,