MAATSCK. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bi. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  DE SCHAAKING U I T HET SERAIL.   SCHAAK ING UIT HET SERAIL. ZANGSPEL. door G. B RE N D E R d B R A N D I S. 7> A M ST E L D A M, lij J. HELDERS en a. MAR S. 1797, Met Privilegie   B E R I c n T, JL hans hieda ik, mijne tooneellievende Landgenootcn, eene naarvolging aan, van het Hoogduitsch Zangfpel: Die entführang aus dem Serail, hetwelk zonder den naam ven den Maaker is in het licht gegeeven : zijnde de redenen, die mij tot deeze vertaaling aanleiding gegeeven hebben , kortelijk de volgende : l. Out dat de gevoelens der Hoofdperfonaadjen in hetzelve voorkomende , volgens de flrengste regelen der Zedekunde befchouwd zijnde, niet dan goed, en hunne daaden derhalven naar volgent waardig genoemd mogen worden. Immers verdiend de geheel zuivere , en tot in den hoogjlen nood jland houdende , liefde van constanze en belmonte , ah zodanig, elks goedkeuring; fchom onze bewondering nog veel hooger flijgt, wanneer wij een gehoonde Basfa, welke volkomen in fiaat gefield zijnde, om aan zijne te leur gefielde liefde, en voorheen htm aangedaane verongelijkte gen , eene volkomene wraake te bezorgen, echter zo groot moedigen mcnschlievend zien handelen, dat hij, zo wel zijne liefde voor constanze , als zijne wraakzucht weet te overwinnen; en wel in hetzelfde oogenblik in het welk A 3 men  men niet anders dan een vonnis des doods , ever de heide gelie ven , uit zijnen mond verwagt. Mogelijk zal men hier op aanmerken: dat zulk een voorbeeld van grootmoedigheid, liever door een Christen, dan door een Turlfche Ba;fa, g.geevcn moest worden. Blaar die Basfa is een Renegaat, en had dus gelegenheid ge had, om de C 'tristeïijkegrondbeginzelen reeds in Spa rij en, zijn gehoor: enland, aan te nee men. Maar behalven dat, men zier het zo zelden, dat Christenen hunne wraake laat en vaaren, wanneer zij die zonder ecnige verhindering kuntien voldoen , dat het mogelijk van nut ken zijn , dat men ter meerdere overtuiginge, of zo men wil, ter befc'iaaviinge van alle Christenen, welke niet volgens hunne Leer keven, een Renegaat zoo op hetToonecl laat handelen. 2. De eenvoudig, of enkele voordgaande daad, welke door gcene bijperfoonen wordt afgebroken, maar in dit fa i, tp eene geheel kunst clooze wijze voordgaat: waar door de Tooueelfchikking dan ook zeer geregeld is. Alleenlijk heb ik. om die nog meer volkomen te maaken, het laatste Bedrijf, in tweën verdeeld, nadien de verandering van het Toonecl daar aanleiding toe gaf: kunnende dezeb-e in het midden van geen Bedrijf gefchieden , zonder eene gaaping te veroorzaaken: wes halven men ook , op de Hoogduitfcbe Schouwburgen . dit Zangfpel mede in vier Bedrijven vertoond, fchoon het oorfpronglijk in drie Bedrijven verdeeld is. 3. Bij de genoemde edele gevoelens , eenheid van daad', en geregelde tooueelfchikking, zette de fchoone Muzijk van  van mozart , die ook in dit fluk, lij de kunstkenners den koogsten roem heeft vervorven , mij ook aan , eie vertaaling van dit Zangfpel te onderneemen. IPaar ik dan eindelijk 4. Het verlangen van Commisfarisfen van den Natio. naaien Schouwburg dezer Stad bij kan voegen, welken, niet zonder reden , meenden , dat hetzelve op het Nedcrduitsch Tooneel vertoond wordende, niet minder zoude voldoen , dan het tot heeden, op verfcheidene Tooneelcn in Duitschland, als ook op den Hoogduitfchen Schouwburg in deze Stad, reeds verfcheidene maaien gedaan heeft. Deeze redenen voor mijne Leezers opengelegd hebbende , zal niets mij aanger.aamer zijn , dan dat de uit/lag aan die goede vervfagting moge beantwoorden; en dat dus deeze ■mijne uitfpanningen tevens dienstig mogen zijn ter bevordering van het goede, het welk men altoos , met het aangenaame op den Schouwburg, moet trachten te vereenigen. A 4 P E II-  PERSOONEN. 8elim, Basfa. belmonte, constanze, Minnares van Belmonte. blonde, Kamenier van Conftanze. pedr1llo, Knegt van Belmonte, en Opzichter over de Tuinen van den Basfa. os mijn, Opzichter over het Landhuis van den Basfa, klaas j een Schipper, Een ftomme Moor. Choor van Janitzaaren. Wachts. Het Tooncel is op het Landgoed van den Basfa. D E  D E SCHAAK ING UIT HET SERAIL, Z A N G S P E L. EERSTE BEDRIJF. Het Toonecl verheeld een open Plaats, aan de eene zijde het Landhuis, of Paleis, van den Basja: in het verfehiet de Zee. EERSTE T O O N E E L. BELMONTE. AR IA. Her zal ik u aanfcfiomven, Conftanze! mijn geluk! 6 Hemel! dit vertrouwen, Ontneemt mij allen druk. 'k Verdroeg te veci de (hrarte, o Liefde! om uw genot. Uw punst verheugd mijn lrrte, En fchenkt me een beter lot. A 5 Maar,  io DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, Maar! hoe zal ik in het Paleis komen} - Hoe zal Jü haar zien?- Hoe haar fpreeken? TIVEEBE TOONEEL. BELMONTE, o s m ij N met een Ladder , welke hij legen een boom, voor de Deur van het Landhuis (taande, aan/lelt, op dezelve klimt en Vijgen plukt, O s m ]j N. Wie een liefjcn heeft gevonden, Dat hem trouw en teér bemind, Loon die min door duizend kusfehen, Door een' gloed nooit uit te blusichen, Zij haar trooster, zij haar vrind. Trallalera, Trallalera. BELMONTE. Mogelijk kan ik , door deczen ouden , iets te weeten komen. Hoor eens vrind! is dat niet het Landhuis vsn den Basfa Selim? o s mij n , zingt al plukkende voort. Doch, om haar getrouw te houden , Sluit men 't lierjen agter 't (lot; Want die looze nufjens haaken, Dag en nacht naar nieuwe zaaken, Al te veel naar vreemd genot. Trallalera, trallalera. bèl'monte. Hoor eens ouden! he! hoort gij niet? Is dit het Paleis van den Basfa Selim? os  ZANGSPEL. it O S MIJ N, ziet hem aan , draait zijn hoofd om , en zingt voord. Als de Maan begint te fchijnen, Lett' een ieder op zijn vrouw. Want als jonge minnaars zuch en, Is het eind van alT die kluchten: Goede nacht de lieve trouw! Trallalera, trallalera. BELMONTE. Gij, en uw lied, zijn wondre dingen. Reeds lang verveelde mij uw zingen. Ei hoor toch maar één enkel woord. O S BI IJ N. Wat drommel! kan mijn zang u fcheelcn, Wat raakt me uw gramfchap, uw bevelen? Wat wilt gij ? fpoedig ! ik moet voord! EELMOiVTE. Is dat des Basfa Selims huis 9 OSMIJN. Dat is des Basfa Selims huis. Hij wil heengaan. BELMONTE. Ei wagt nog wat! / OSMIJN. Ik mag niet toeven. BELMONTE. Eén woord! OSMIJN. Waak fpoed! 'k zal tijd behoeven. BEL-  »a DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, BELMONTE. Zijt gij in zijnen diénst, mijn vrind? OSM IJN. Ik ben in zijnen dienst, mijn vrind. BELMONTE. Zou ik Pedrillo kunnen fpreeken , Die zicli in zijnen dienst bevind? OSMIJN. Die fchurk! die hem den hals zal breeken, Zou 'k u doen fpreeken ? — neen, mijn vrind. belmonte, ter zijde. 6 Welk een' ouden, lompen egel! OSMiJjv, kemaanzier.de, ook ter zijde, Dat is gewis een galgenvlegcl! belmonte, tegen Osmijn. Gij dwaalt, het is een zeer braaf man s O S M IJ N. Zo braaf, dat men hem fpietfen kan, BELMONTE. Gij moet hem waarlijk niet recht kennen! OSM IJ N. Zeer goed. Hij zal aan 't vuur wel wennen. BELMONTE. Zijn inborst cischt een gul onthaal. O S)M ij N. Zijn kop voegt zeer wel op een paal. Hij Wil vertrekken, BELMONTE. Ei, blijf r.03 wat! O s-  ZANGSPEL. 13 O S M IJ N. En waarom dat? BELMOÏÏ TE. Ik zou verzoeken O S M IJ N , op eene hoonende wijze. Ons braaf te doeken, Bij 't Mcisjens fteelen, Uw hart te ftreejenl Voort! zulke knaapen, Behoeft men niet. BELMONTE. Hoe! gij zijt dronken, En fpreekt, befchonken, Vol gall' en adder, Tot mijn verdriet. OSMIJN. BELMONTE. Ei, fpaar uw poogen, Weèrftaat den logen, Ik ken u toch. Gij fpreekt bedrog. O S M IJ N. Voort, pak uw biezen! BELMONTE. 'k Zal 't niet verkiezen. Saamen. OSMIJN. BELMONTE. Gij krijgt, voorzceker, Gij zijt voorzeeker, Gevoclge flagen: Door 't brein gefiagen, Wilt gij die draagen? Want op mijn vraagen, Dit ftaat u vrij. Zo dreigt 8Ü mi> Osmijn floot Belmonte van zich af, welke daarop vertrekt. DER-  f4 »E SCHAAKfNG UIT HET SERAIL, DERDE TOON EE L. ZOSMTTN. in men mij wel een grooter fchurk op den hals hebben kunnen werpen, dan diePedrillo is? Zulk een gaauwdief, die den gnntfehen dag niet anders doet dan rond loopen, om naar mijne wijven te kijken, en te loeren of hem niets voor den mond komt. Ho! konde ik hem eens betrekken! Hoe wel zou hem de knuppelfoep bekomen , indien ik hem eens bij de lurven mogt krijgen? Ja, had hij, door zijn mooij praaten, zich niet zo vast bij den Basfa ingedrongen, hij zou, bij mijn ziel! al lang den flrik om den hals gehad hebben. VIERDE TO O NE E L. OS:,I ijN, PEDRILLO. PE DRJI. LO. N>, hoe gaat het Osmijn! Is de Basfa noch niec tc mg gekomen ? O S M IJ V. Gaa het kijken, als gij het weeten wilt. PEDRIL L O. Is het r! weêr.ftorm in uu-en Ahnr.ir.ch ? - Hebt gij die Vijgen vooi mij geplukt? 0 5-  ZANGSPEL. 15 o s m ij n. Voor u! vergif voor u, fatanfche lekkerbek! pedrillo. Wat heb ik u toch gedaan, dat gij altijd twist met mij zoekt? Laat ons te faamen als vrinden leeven. o s m ij n. Als vrind met u? Met zulk een' diefachtigen loer» vink, die overal rond ziet, hoe hij mij eens zal betrekken. Vermoorden zou ik u! pedrh.lo. Maar zeg mij toch waarom?— waarom? o s m ij n. Waarom?- V/el om dat ik u niet veelen kan — daarom. pedrill o. Welk een kwaadaartig fchepfel zijt gij? En daar ik u niets gedaan heb. o s m ij n. Gij hebt een galgengezicht, en dat is genoeg. ARIA. Zulke rondomzwervende aapen, Die flechts naar de wijven gaapen , Mag ik voor den duivel niet. Want liunn' goedheid, vlijen, ftreclen Is, om ons een pots te fpeelen : Klaar bedrog het geen men ziet. Uwe  i6 DE SCHAAK ING UIT HET SERAIL, Uwe listen, al uw tuuren, Uwe fnaakerij, uw kuuren, Zijn mij gantsch bekend. Blij den voet te ligten Kunt gij nooit verrichten, 'k Ben uw' doen gewend. Hciliglijk durf ik u zwceren, Dat ik peinze dag en nacht, Hoe ik u zal doen verneêren: Daarom, neem u wel in acht. Eerst onthoofd, Dan gehangen, Dan gcipietst, Aan heete (langen, Dan verbrand, Dan gebonden, Op 't laatst in zee Door 't nat verflonden. V IJ F D E T O O NE E L. pedrillo, alleen. Ga heen, verfoeilijke oppasfer! wij zijn noch niet aan het einde, Wie weet wie de doorzigtigfte van ons beiden is: ten minsten zal ik het mij tot een groot genoegen rekenen , wanneer ik voor zulk een kwaadaardig en wantrouwig mensch, een graf kan graaven, in het welk hij nedertuimelt. ZES-  ZANGSPEL. if ZESDE T O O N E E L. BELMONTE, PEDRILLO. BELMONTE. Pcdrillo! waarde Pedrillo. PEDRILLO. ó Mijn waarde heer! — Is het mogelijk! — Zijt gij het wecentlijk zelv'— Bravo, bravo! Mevrouw Fortuin ! Nu hebt gij toch ééns uw woord gehouden. Ik begon reeds te twijfTelen , of gij mijnen brief wel ontvangen hadt. BELMONTE. Zeg eens, brnavc Pedrillo, leeft mijne Conffanzc nog? PEDRILLO. Zij leeft, en wel, zo ik hoop, nog voor u. Zeden den verfchrikkelijken dag, op welken het noodlot ons zulk een kwaaden trek fpeelde, en ons fchip door de zeeroovers liet wegneemen , hebben wij al vrij wat verdrukking geleeden. Gelukkig dat Basfa Selim ons alle drie te famen kogt, namelijk,'uwe Conftanze, mijne Blonde, en mij. Hij liet ons daadelijkhiernaar zijn landhuis brengen, cn Donna Conftanze wcrdt zijne uitgekozene geliefde. BELMONTE. Ach! wat zegt gij ? B VR.  iS DE SCHAAKING UIT HET SERAIL. PEDRILLO. Zacht, wees zo driftig niet. Zij is waarlijk in de flimlte handen niet gevallen. De Basfa is eigenlijk een Renegaat, en bezit nog zo veel wellevendheid, dat Lij geene van zijne vrouwen tot wederliefde zal dwingen : en,zo veel ik weet, zo fpeelt hij, tot heeden, bij Donna Conftanze, nog niet anders, dan de onverhoorde minnaar. EELMONTE. Is het mogelijk? Is Conftanze mij nog getrouw gebleeven? PEDRILLO. Tot heeden toe, ja, mijnheer! Maar, hoe het met mijne Blonde ftaat, weet de Hemel! Dat arme kind verkwijnt bij een oude lelijke kaeral, aan wien de Basfa haar gefchonken heeft; en mogelijk... . ó ik durf'er in 't geheel niet aan denken! BELMONTE. Evenwel niet bij die oude kaerel, die daar zoeven in huis ging. PEDRILLO. Juist bij denzelfden. BELMONTE. En is dat de lieveling van den Basfa? PEDRILLO. Niet alleen de lieveling, maar ook de fpion,en tevein het uitvaagzei vrn alle gaauwdieven. Die mij gaerne met  ZANGSPEL. 19 met zijne oogen zoude willen vergiftigen, indien hij Hechts konde. BELMONTE. Ach! waarde Pedrillo ! waar zijn wij toegekomen! 1'EDRILLO. Wees niet kleinmoedig! Onder ons gezegd, ik heb ook een witten voet bij den Basfa. Mijn weii.i^jen" bekwaamheid in het tuinieren, heeft mij zijne gunst doen verkrijgen; en daardoor heb ik zo veel vrijheid , als duizend anderen niet zouden hebben. Daar alle njansperfoonen zich dnndelijk moeten vvegmaaken , wanneer een van des Basta's vrouwen in den tuin komt, zo heb ik vrijheid om te blijven. Zij fpreeken zelfs met mij, en hij zegt 'er niets van. Intusfchen ziet Osmijn daar gantsch niet viendelijk om, vooral wanneer mijne Blonde haare meesteresfe moet volgen. BELMONTE. Is het mogelijk! Hebt gij haar gefprooken? - ó Zeg mij, zeg mij, bemint zij mij nog? PEDRILLO. Hoe! d^t gij drrr nog aan kunt twijfelen! Ik meende d:n gij de braave Conftanze genoeg kende— dat gij blijken genoeg hndt van haare liefdevoor u— Maar wij kunnen ons daar niet lmg mede ophoudfti. Hier is enkel de vraag: Wat moeten wij doen, om hier van daan te komen ? Ba BEL-  sfc DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, BELMONTE, ó! Daar heb ik reeds voor gezorgd. Ik heb, op eenigen afftand van deeze haven, een fchip liggen, dat ons op' den eersten wenk zal inneemen, en PEDRILLO. Zacht! zacht! — Eerst moeten wij de meisjens heb» ben, eer wij te fcheep kunnen gaan; en dat gaat niet zo één , twee, drie , als gij wel meent. IEL M O N T E. Ach! waarde Pedrillo! maak toch ma-ar, dat ik haar zie; dat ik haar fpreeken kan! Mijn hart klopt van angst, en van vreugde! PEDRILLO. Omzichtig moeten wij dit Huk beginnen, enfpoedig moeten wij het uitvoeren, op dat wij den ouden oppasfer bedriegen. Blijf hier omtrend. De Basfa houd thans een zeilpartij , en zal daadelijk te rug komen. IU zalu, als een bekwaam bouwmeester, aan hem voorftellen: want bouwen en tuinieren zijn zijne lïukpaarden, daar hij d-gelijks op rijdt. Maar, mijnheer! wees voorzichtig: Couüanze is bij hem. BELMONTE. Conftanze bij hem! Wat zegt gij ? Ik zal haar dan zien*... PEDRILLO. Zacht, z.*cht, mijnheer! Wat ik u bidden mag, anders zijn wij verboren... Ha! ha! mij dunkt dat ik  ZANGSPEL. 11 ik de zïilen daar reeds zie blinken. Begeef u ter zijde , wanneer hij komt; ik zal hem té gemoetgaan. 'LEVENDE T O O N E E L. BELMONTE. RECITATIFO. Conftanze! u weer teaanfchouwen!.. 6 Hoe angftig! 6 Hoe vüurigl Klopt mijn liefdekoestrend hart! Ach ! loonde eens haar min, geduurig, AH' mijn uitgeftaane fmart. 'k Voel mijn leden bccven , 'k Zie haar herwaards ftrccven , Mijn boezem kent perk noch toom» Is dat haar ftaamlen ? Ik voel haare boeijen. Was dat haar zuchten ? Mijn wangen gloeijen. Streelt mij de liefde? Was het een Droom? A GTS T E T O O N E E L. BELMONTE5PEDRILLO wet drift te rug koutende. PEDRILLO. Spoedig, fpoedig, verberg u , dc Easfa komt. Belmonte verbergt -zich. Bi NE-  (2 DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, NEGENDE T O O N E E L. Een Rei van Janitfaaren, met muzijk, zeilt wet een fchip aan land, en fchaart zich aan den oever, zingende het volgende C'wor • vervolgens komen SELIM en CONSTANZE) in een prachtig [chip, mede aan den oever, ' welke zij , gcduurer.de het Choorgczar.g , betreden. C II O O R. Z'ngt den Basfa blij ter eere , Leider klinke ons vrolijk lied. Tat zijn' roem langs d'oevers rofle, En herklinke in 't ruim verfchiet. £ÉN of TWEE STEMME N. EERSTE S T E M. Kusch hem de wangen, Koelende winden! Leg u ter ruste, Golvende vloed! TWEEDE S T E M. Zingt zijne daaden, Vliegende Chcoren! Druk hem de liefde, Vrolijk in 't hart. C II O O R. Zingt den Basfa blij ter eere, Helder klinke ons vrolijk lied. Dat zijn' roem langs d' oevers rolle, fc.i ktikliake in 't ruim verfchiet. T 1 E AC  ZANGSPEL. sS TIENDE T O O N E E L. SELIM, CONSTANZE» SELIM. Altijd nog treurig, geliefde Conftanze! Altijd in traanen verzonken?— Ziedeezenfchoonen avondftond, dit verrukkend oord , dit betoverend muzijk , mijne tedere liefde voor u. - Zeg eens, kan niets van dat alles, u verlooren rust hergeeven? Uw hart niet ontvonken?- Immers ik zou kunnen beveelen; ik zou ftreng met u kunnen omgaan; ik zou u kunnen dwingen CONSTANZE, ZUC htCllde. Ach! SELIM. Maar neen, Conftanze! ik wil uw hart aan uzelven te danken hebben. U zelv' CONSTANZE. Grootmoedig man! o dat ik het konde beiindwoor» den! maar,... SEL I M. Spreek Conftanze, fpreek: wat houd u terug ? C ON S T AN Z E. Gij zoudt mij haaien ! SEL] M. Neen, ik zweer u; gij weet hoe zeer ik u bemin, J) 4 boe  S4 DE SCHAAK ING UIT HET SERAIL, hoe voel vrijheid ik u, boven alle mijne vrouwen, Iaat genieten; hoe ik u, als mijn eenigste beminde hoogacht.... CONSTANZE, ó Vergeef het mij dan. ARIA. Ach ! de liefde, Die mij griefde, Kende nooit voorheen de fmart, 'k Zwoer mijn minnaar Eeuwig trouwe, Schonk hem mijn geheclc hart. Kaar boe ras verdween mijn vreugde 1 Scheiding was mijn vreeslijk lot: En nu zwemt mijn oog in trainen, Kommer is mijn meest genot. Geduurende deeze Aria , wandelt de Basfa, onvergenoegd , over het Tooneel. CONSTANZE. Ach! ik heb het wel voorfpelt, dat gij mij haaten zoudt. Maar vergeef deeze bekentenis aan een meisjen dat ziek van liefde is. Gij zijt zo grootmoedig, zo goed - gaerne zal ik u dienen, uwe flavin zijn, tot aan het einde mijnes levens, maar, begeert van mij geen hr.rt, dat.... voor eeuwig verloofd is. SELIM. I Ha| ondankbaar*! wat vermeet gij u , cm aan mij voor te ttelleaf C ON-  Z A N G S P E. L. 25 constanze. Doodt mij, Selim, doodt mij: maar dwing mif niet om mijneedig te worden. Toen de zeeroovers mij uit de armen van mijne geliefde rukte, zwoer ik op het plechtigts.... s e li Af. Houd op! geen woord meer! Zet mijnegramfchap niet verder aan. Denk, dat gij in mijne magt zijt. c o nstanze. Dat ben ik: maar ik kenne uw goed en medelijdend hart te wel, dan dat ik mij zou kunnen verbeelden, dat gij u, van uwe magt over mij, zoudt bedienen. Hoe zoude ik het anders hebben durven waagcn, om u mijn hart te ontdekken? selim. Waag het niet, om mijne goedheid te misbruiken. constanze. Vergun mij ten minsten uitftel,mijnheer, laat mi] tijd om mijne fmart te vergceten. selim. Hoe dikmaals heb ik ü dit verzoek niet reeds toe* geflaan? constanze. Nu , dan nog voor deeze keer! selim. Welaan ! het zij dan zo , doch voor de laatstcnr.nl! — Ga heen, Conftanze, bedenk n; morgen fpreeken wij elkander nader. B 5 c o n-  aff DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, CONSTANZE, »"» het heengaan. Ongelukkig meisjen! 6 Belmonte! Belmonte! ELFDE T O O N E E L. SELIM. II narfmart, haare traan en , harre ftandvastigheid , betoveren mijn hart hoe langs hoe meer, en doen mij nog flerker naar harre liefde wcnfchcn. 6! Wie zou tegen zulk ctn hart geweld kunnen gebruiken? l\Teen, Conftanze! neen; ook Selim heeft een hart, ook Selim kent de liefde. TWAALFDE T O O N E E L. SELIM, BELMONTE, PEDRILLO. PEDRILLO. M ijnheer! vergeef het mij, dat ik u in uwe overdenkingen, kom f.ooren. SEL IH> Wat wilt gij, Pedrillo? PÏDRILLO. Deeze Jongeling, welke zich in Italien met allen ijver op ce bouwkunde heeft toegelegd, heeft van uwe magt, van uwen rijkdom gehoord, en is hier gekomen, om u, als bouwkunstenaar, zijnen dienst aan te bieden. E E L-  ZANGSPEL. BELMONTE. Mijnheer! indien ik zo gelukkig mogte zijn , om door mijne bekwaamheden, uwe goedkeuring te verdienen, zou ik mij genoeg beloond Echten. S E L T M. Hm! Gij bevalt mij. Ik zal zien wat pij doen kunt. (Tegen PcchïlIo.~\ Zorg voor zijn onderhoud. Morgen zal ik u nader fpreeken. DERTIENDE T O O N E E L. BEL BI ON TE, PEDRILLO. PEDRILLO. IT\! triumf! triumf! Mijnheer! de eerste flap is gedaan. BE LM ON TE. Ach' laat mij tot mij zeiven komen! Ikhebhaar gezien; ik heb dat lief, bevallig en getrouw meisjen gezien! ó Conftanze! Conftanze! Wat kan ik voor u doen ? Wat zou ik niet voor u waagen? PEDRILLO. Zacht, zacht, mijnheer! fpreekniet zo hard. Wij zijn hier niet in ons Vaderland, en moeten onze zaaken voorzigtig en geheim aanleggen. Want men geeft 'er hier bedroeft weinig om, of 'er een kop meerder of minder in de waereld is. Stokflagen, en een flrik om den hals, is hier dagelijks brood. BEL-  2S DE SCIIAAKING UIT HET SERAIL, BELMONTE. Ach! Pedrillo, wanneer gij de liefde kende! PEDRILLO. Hoe! denkt gij dan dat wij niets zijn op deeze waereld? Ik heb even zo goed mijne tedere oogenblikken als andere menfchen. En denkt gij dan, dat ik ook niets gevoel, wanneer ik mijn Blondjen, door zulk een ouden gaauwdief, als die Osmijn is, moet zien beuaaken? BELMONTE. o Indien het mogelij,: ware, dat ik haar fprak! PEDRILLO. Wij zullen zien wat wij doen kunnen. Kom met mij in den tuin; maar wees toch voorzichtig en bedaard, want hier is alles oog en oor. Zij willen het Paleis binnen treden, doch Osmijn komt hen tegen, en houd hen terug. VEERTIENDE T O O N E E L. BELMONTE, PEDRILLO, OSMIJN. O S M IJ N. "Xv^aar naar toe? PEDRILLO. Naar binnen. o s M IJ N , tegen Belmonte. Wat wil dat gezicht? - Terug, zeg ik u; terug! PE-  ZANGSPEL. 2$ ■ PEDRILLO. Zacht, zacht, meesterVleegel! Hij is in den dienst van den Basfa. OSMIf N. In den dienst van den Satan mag bij zijn. Hij zsl niet naar binnen gaan. PEDRILLO. Hij zal wel. O S M IJ N. Waagt het niet om eene trede verder te doen. BELMONTE. Onbefchaamde! Hebt gij geen meerdere achting4 voor een man vanmijnen flaat? O S M IJ N. Ha! ha! ha! Gij zoudt een man van flaat zijn? Gij ziet'er wel naar. - Voort! voort! of ik zal u beenen maaken. PEDRILLO. Oude gek! Het is de bouwmeester, die de Basfa beeft aangenomen. O S M IJ N. Voor mijn deel mag hij de ftokbewaarder zijn; maar hij moet het niet waagcu, om nader te komen. Zoude iktoeftaan, dat een van uwe makkers met u zoude famen fpannen, om ons tebedriegen. De Basfa is zacht als boter: met dien kunt gij doen wat gij wilt,, en hem bij den neus omleiden: maar daar is mijn neus  So DE SCHAAK ING UIT HET SERAIL, neus te fijn toe. Uw geheele Kraam , met al uw vreemd" gefpuis, is mij bekend. En gij, doorfleepen bedrleger! hebt reeds lang uw plan gemaakt, om mJj te mis-' leiden. Maar wagt een weinig; Osmijn flaapt niet. Was ik Basfa, dan zoudt gij al lang gehangen hebben. Ja! P trek vrij vr.lfche gezichten: lagch maar, lagch maar! pedrillo. Vermoei u niet, vaderl Het kan u toch niet helpen. Zie, op deeze wijze, zullen wij zo aanftonds naar binnen wandelen. o ? m ;j m. Nu, dat wil ik wel eens zien. (.Hij plaatst zich voor cle Deur.') pedrillo. Houd uw gemak maar. belmonte. Weg, laagc ziel! TRIO. o s h ij N. Marsch! marsch! marscfa! pak u voort! Of moeten knuppeldagen U 't blijven doen beklagen ? B e i. m o n t e en p e d r i L L o. Ei, wat, men zal dit plaagen , Van u toch niet verdraagen. o sm jja. Komt mij niet nader. BEL-  ZANGSPEL. si BELMONTE en PEDRILLO. Laat door! Verrader ! OSMIJN. Of ik begin. BELMONTE en PEDRILLO. Wij gaan 'er in. (Zij dringen hem van de Deur af.) OS MIJ N Marsch ! — voort! BELMONTE en PEDRILLO» Plaats! — voort! O S M IJ N. Of ik begin. BELMONTE en PEDRILLO. Wij gaan 'er in. (Zij floot en hem weg, en gaan in ' / Paleis.) Einde van het Eerste Bedrijf. TWEE«  S2 DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, TWEEDE BEDRIJF. Het Tooneel verbeeld de Tuin in het Paleis van den Basfa; aan de eene zijde ziet men de wooning van Osmijn. EERSTE TOONEEL. OSMIJN, BLONDE. BLONDE. ^Nu, dat grommen, morrenen gebieden, beeft mij ■al lang verveeld. Ik moet u dus ééns voor al zeggen, dat mij zulk een onthaal in 't geheel niet aan flaat. Denkt gij, oude grip! dat gij een turkfche flavin voor hebt, die voor uwe bevelen fiddert? ó Dan dwaalt gij zeer ver buiten het fpoor. Met Europeefche melsjeni moet men zo niet omfpringen; die moet men geheel anders behandelen. ARIA. Door tederheid en ftrcelcn , Melijdend zijn voor fmarten Veroverd men de harten , Der goede mcisjens ligt: Maar grommen , duurs bevelen, Steeds knorren, kijven, plaagen, Maakt dat in weinig dagen, Zo liefde a's trouwe zwicht. O S-  ZANGSPEL. 33 o s m ij n. Wel men zou zeggen! wat dat nufjen mij niet al zou voorfchrijven! Tederheid, vleijen, melijdend zijn! Welja, ik ben enkel tederheid! Wie duivel heeft u dat in het hoofd gebragt! -1 Hoor eens: hier zijn wij in Turkljen, en daar gaat het op een geheel anderen toon. Hier ben ik uw Heer, en gij zijt mijn flaavin. Ik beveel-en gij moet gehoorzaamen. blonde. Uw flaavin! Ik, uw flaavin! Ha ! een meisjen een flaavin! Toe, zeg mij dat nog eens reis. osmijn, ter zijde. Ik zal nog dol worden! Welk een koppig ding is die meid? (Overluid.') Gij zijt immers noch niet vergeeten, dat de Basfa u, aan mij, tot flaavin gcfchonken heeft? blonde. Gefchonken! door den Basfa! aan u? - Wat raakt mij dat? Meisjenszijn geene waar om weg te fchenken. Ik ben een Hollandfche meid, en voor de vrijheid geboren; en trotfeer dus elk, die mij tot iets zou willen dwingen. o s m ij n -, ter zijde. Vergif en dolk voor die meid! Bij Mahomet! zij 7.-\ mij nog raazend maaken. En evenwel bemin ik die heks, ondanks haare fierheid en woede. (Overluid.) Ik beveel u , om mij oogenbüklijk te beminnen. C ÏLOH"  34 DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, B LON'D E. Ha! ha! ha! U te beminnen! Kom maar een wel. nigjen nader, dan zal ik u de gevoelige bewijzen van mijne liefde geeven. o S M IJ N. Koppig ding! weet gij niet dat gij mij toebehoord; en dat ik u daar voor ftraffen kan? BLONDE. Waag het niet om mij aan te raaken , indien uwe oogen u lief zijn. O S M IJ N. Hoe! gij onderftaat u ... BLONDE. Wel daar is wat aan te onderftaan! Gij, niet ik, zijt de onbefchaamde, die u te veel vrijheid aanmaatigd. Zulk een oud leelijk gezicht, onderftaat het, om een meisjen, zo als ik, jong,fchoon, en tot vermaak geboren, even als eene flaavin te bevelen. Waarlijk! dat zou alleen aan mij liaan. Aan ons behoord het bewii d. Gij lieden zijt onze flaaven ; en gelukkig hij, die verftand genoeg heeft om zijnen keten te verligteu. OSMIJN. Zij is waarachtig dol! — Hier, hier inTurkijen? BLONDE. Wat, Turkijen! Een vrouw is overal vrouw , in Turkijen en in Holland, of waar zij wezen mag! Zijn «we vrouwen zo dwaas, dat zij zich door u lsaten re-  ZANGSPEL. 35 regeeren; zo veel te Hechter voor haar. In Holland verdaan de vrouwen haare zaak veel beter. Laat ik hier ook maar eens gezeten zijn , dan zal het hier mede wel fpoedig veranderen. o s M IJ N. Bij Alla! Die meid zou in flaat zijn, om alle onze wijven in opftand te brengen. Maar.... BLONDE. Op bidden moet gij u toeleggen, indien gij iets van ons wilt verwerven; vooral minnaars van uwe foort. O S M IJ N. Ja , indien ik Pedrillo waar, of zulk een draadpop als hij is, dan zou ik denkelijk welkom zijn. Want uit u beider gebaarden heb ik reeds genoeg gemerkt. BLONDE. Net geraaden, Papa! net geraaden. Gij kunt toch zeer gemakkelijk befluiten , dat de bevallige Pedrillo, mij aangenaamer is, dan uw blaasbalken gezicht. Derhalven , wanneer gij verftandig waart O S M IJ N. Dan zou ik u vrijheid laaten, om met hem te doen en te maaken wat gij wilt? he! BLONDE. Zekerlijk zoud gij daar beter bij vaaren; want op die wijze als gij het aanvat, wordt gij gewis bedroogen. C 2 OS-  3cT DE SCIIAAKING UIT HET SERAIL, osmijn. Vergif en dolk! Nu, is mijn geduld ten einde. Voort, daadelijk in huis! en zo gij het waagt.... blonde. Maak mij niet aan 't lagchen. o s m ij n. In huis, zeg ik. blonde. Niet van uwe plaats, zeg ik. o s rii ij N. Maak niet dat ik geweld moet gebruiken. el onde. Geweld zou ik met geweld te keer gaan. Mijne meestresfe heeft mij hier in den tuin gezonden; zij is de beminde van den Basfa; zijn alles: het heeft mij dus maar dén woord te kosten, en gij krijgt vijftig flokflagen op de voetzooien. Derhalven, vertrek! osmijn, ter zijde.; Dat is een duivelin! Ik moet, bij mijn ziel! toegecven, of zij is in ftaat om haar dreigen te vervullen. D . U O. osmijn. Ik ga dan, doch raad u voorall', Den fnoeshaan, Pedrillo te mijden. blonde. Maak voort toch: ik weet wat ik zal. ïk kan uw gebieden niet lijden. os-  ZANGSPEL. i7 OSMIJN. Beloof mij... BLONDE. Wat willen die reên? O S M IJ N. De duivel! BLONDE. Voort, li-at mij alleen. O S M IJ N. 'k Beveel u, van hier niet te wijken. Gehoorzaam mij, wees toch niet dol. BLONDE. Nu zal ik mijn vlagge niet fhïjken, Al waart gij de groote Mogol. Te faamen, elk ier zijde. OSMIJN. BLONDE. óHollar.ders ! zijt gij geen dwaa- Een vrij mensen veracht alle dwaa- zen ? zen, Gij laat uwe vrouwen regecren! Laat nimmer als (laaf zich regeeren. Gij duldt al haar tieren enraazen, Men juicht bij het dreigen en mazen, En ftelt haar bevelen geen perk! En ftelt zijn gebieder zelv perk, BLONDE. Nu, gaat gij? O S M IJ N. Spreekt gij zo tot mij? BLONDE. Wiet anders. O S M IJ N. 'k Blijf hier dan, hoe 't zij. C 3 BLON-  33 DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, blonde, hem weg flootende. Een andermaal: nu moet gij wijken. osmijn. VVie zag zicli zoo 'verongelijken ? Te Saamen. blonde, zij houd zich ah osmijn, bevrcest te rug of zij hem de oogen wil wijkende, uitkrabben. Dat zal best aan uwe oogen blijken, Nu ftil dan,'k wil veel liever wijken, Zo gij nog langer hier vertoeft. Dan dat gij mij op flaagen toeft. TWEEDE T O O NE E L. blonde, constanze, zonder Blonde te zien. blonde. 6 Hoe treurig komt dat goede meisjen daar aan! Zekerlijk is het bedroefd, een beminde te verliezen, en flaavin te zijn. Maar het is met mij al niet veel beter gefield: evenwel'heb'ik dat vermaak nog, dat ik mijn Pedrillo , nu en dan, nog eens mag zien, hoe geheim en zelden het dan ook gefchieden mag. Mair wie kan tegen den flroom opvaaren? constanze. R E C I T A T I r O. AVelk een foltring doet mijn boezem zwoegen SintJ het lot die wrcedc feheiding maakte! 6 Belmonte weg is all' 't genoegen, Dat ik eens aan uwe zijde fmaakte! Kwelling en verlangen Wooneu beurtlingl nu in mijn beklemde borst. ARIA.  ZANGSPEL. 39 ARIA. Droefheid doet mijn ziel vertceren, Daar'k van u gefcheiden, ween. Als een roos, bij 't vogt ontbeeren, Stervend, door zijn beeld kan leeren, Smelt mijn kwijnend leven heen. Zelfs der lucht durf ik niet klaagen: „ Mijne ziel lijd bittre fmart" 1 Want, onwillig die te draagen, Drukt zij die toch, alle dagen, Weder in mijn kloppend hart. BLOND E. ó Mijne waarde meesteresfe! blijft gij nog altijd zo treurig? CONSTANZE. Kuntgij ditvraagen, gij, die mijne rampen weet?Ziedaar weder een'avond, en'er is noggecne tijding, geene hoope. - En morgen, ö Hemel! ik durf'er niet aan denken. BLONDE. Beur u ten minsten wat op. Zie, hoe fchoon deze avondftond is! Hoe lieflijk ons alles tegen lacht! Hoe vrolijk de vogelen ons dagelijks tot deelgenooten van hun gezang willen maaken. Verban uwe droefheid, en vat moed. CONSTANZE. Meisjen! meisjen! hoe gelukkig zijt gij, dat gij zo gelaaten kunt zijn in de tegenfpoeden. ó Dat ilc ke: ook konde wezen! C 4 SLON»  ƒ 40 DE SCHAAK TNG UIT HET 6ER.AIL, BLONDE. Dnt (Iaat alleen aan u: hoop flechts. CONSTANZE. Daar de minste fchijn van hoop meer te zien is! BLONDE. Hoor! ik houde eene zaak nimmer voor verlooren , Zij moge 'er zo flegt uitzien als zij wil: want wie zich altijd het flegtste voorfteld, is 'er waarlijk ook het flegtste aan. CONSTANZE. En wie zich altijd met hoop vleit, en zich op het laatst bedrogen vind, heeft dan niets meer over dan de wanhoop. B L O N' D E. Nu, ieder denkt op zijne wijze: maar ik geloof trch b j de mijne het beste te zulien vaaren. Hoe fpocciig zou Belmonte met losgeld hier kunnen verfchijnen; of ons, op de eene of andere wijze, kun. nen wegvoeren? Wij zijn toch de eerste vrouwen 'nijt welke de turkfche handen zouden ontfnapt zijn.— Daar komt de Basfa. CONSTANZE. Laat ons hem omwijken. BLONDE. Het is te laat. IIü heeft u reeds gezien. Doch ik durf vrij uit den weggaan, want hij zend mij anders toch heen. (Dij het vertrekken.") Hond moed! wij komen vast nog eens in ons Vaderland terug. DER-  ZANGSPEL. 4ï DERDE T O o N E E L. CONSTANZE, SELIM. SELIM. N u Conftanze, hebt gij mijn voordel overwoogen? De dag is haast ten einde; morgen moet gij mij beminnen, of..... CONSTANZE. Moet? Welk eene haatelijke begeerte! Even of men de liefde bevelen kan, gelijk een dragt flaagen!- Maar, ja: zo als gij Turken te werk gaat, kunt gij alles bevelen, en dus de liefde ook. In.» tnsfchen zijt gij wezentlijk te beklaagen. Gij fluit de voorwerpen uwer liefde op, en zijt met een gedwongen genot te vrecden. SELIM. Enzoudt gij dan gelooven, dat onze vrouwen minder gelukkig zijn, dan de vrouwen in uw land? CONSTANZE, Die niets beter kennen! SELIM. Op deeze wijze zal 'er geeue hoop zijn, dat gij ooit anders zult denken. CONSTANZE. Mijnheer! ik zal in alles openhartig met u ongaan— want waarom zoude ik mij langer ophouden, mij zelve C 5 met  42 DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, met eene ijdele hoop te vlijen , dot gij u, door mijne gebeden zoud Iaaten bewee?en — ik zal rltijdzoo denken sis heeden. U eeren, u hoogachten, maar.... bemin, nen! — nooit! SF, LI Ai. En gij fiddert niet voor de magt die ik over u hebbe? C O X S T A X Z E. In het minste niet. De dood is alles wat ik ver■wagten km; cn hoe eerder die komt, hoe aangenaamer het mij zijn zal. SELI Af. Ellendige! Neen, tij zult niet derven, maar de wreedfle folteringen wachten u. CONSTANZE Ook die EsJ ik verdraagen; gij fchrikt mij niet af: ik verwacht alles. Alle martelingen Mogen mij omringen, Ik veracht de fmait en pijn. 'k Zal ze all' wcêrftreeven, Dan eerst zoude ik beeven, Als ik ontrouw kor.de z:jiu Laat u bewecgen, Verfchoon mij nu: Des hemels zegen Beloon dan u. Maar cisclit gij mijn' fmarte, Will:2, rein van harte, Kies  ZANGSPEL. 43 Kies ik alle pijn en nood. Dat uw drift zich voede, Koele, ftreele , en woede. Op 't laatst bevrijd mij toch dc dood. VIERDE T O O N E E I» SELIM. Is dat een droom? Van waar heeft zij in dénsal dien moed verkreegên, om zich op deeze wijze tegens mij te gedraagen? — Zoa zij mogelijk eenig uitzicht hebben om te ontkomen ? Ha ! daar zal ik zorg voor draagen! Qfflj wil vertrckkenl) Maar dat is het niet; want dan zou zij veinzen, om mij daar door in flaap te wiegen. Neen, het is wanhoop! Met ftrengheid zal ik niets bij haar uitrichten; met bidden ook niet. Derhalven wa*t dreigen en verzoeken niet vermogen zal de list te weeg brengen. V IJ F D E T O O N E E L. BLONDE. Hoe! de Basfa vertrekt, en Conftanze is ook reed» weg! Zouden zij het met elkander eens zijn geworden? Neen, dat geloof ik niet.- Het goede meisjenheefhaarenBelmonte te lief. Ik beklaag haar van harte. Maar zij is te aandoenlijk jn haaren toeftand. Zekerlijk weet ik niet hoe ik mij houden zoude , indien  44 »E SCHAAK ING UIT HET SERATL, dien ik mijn Pedrillo niet hier had. Maar zo gevoelig zou ik toch niet zijn. De mannen verdienen het waar' achtig niet, dat men zich om hen dood zoude kwellen. Mogelijk zou ik dan op zijn turksch denken! ZESDE T O O N E E L. BLONDE, PEDRILLO. PEDRILLO. B^t! bst! is de weg vrij? BLONDE. Kom maar, kom! De Basfa is weder te rug, en mijn ouden grijn heb ik zo even het hoofd wat gewasfchen. Maar wat hebt gij te berichten? PEDRILLO. ó Nieuwigheden, boven nieuwigheden, die u zullen verwonderen. .BLONDE.' Nu fpocdig dan, fpoedig! wat is het? PEDRILLO. Voor dat ik u, mijn hartediefjen! eenig bericht kan mededeelen, moet ik u een hartelijke kusch geeven. Gij weet immers dat een gelioolen kusch het beste fmaakt? EL O ND E. Foei! foei! als dat uwe nieuwigheden zijn,., PE-  ZANGSPEL. 4S PEDRlLi. O. Gekkin! maak daar toch geen geweld over. De oude fclmrk Osmijn flut. zekerlijk hier of daar weer op den uitkijk. BLONDE. Nu: en de nieuwigheden?... PEDRILLO. Zijn, dat het einde van onze (laavernij voor de deur flaat. (Hij ziet zorgvuldig overal rond, of hem niemand beluisterd.) Belmonte, de beminde van Conftanze, is aangekomen, en ik heb hem, onder den naam van een Italiaanfehe bouwmeester, hier iii het Paleis gebragt. BLONDE. Ach! wat zegt gij? Belmonte hier? PEDRILLO. Met lijf en ziel. BLONDE. ö Dat moet Conftanze d'aadlijk weeten. (Zij wil vertrekken.) PEDRILLO. Hoor eens, Blonde! hoor eens. Hij heeft een fchip, niet verre hier van daan , gereed liggen , en wij hebben beflooten, om u beiden deezen nacht tefchaaken. B L O N D E. ó Allerliefst! allerliefst! waarde Pedrillo! Dat verdiend een kusch! daar! - Nu vliegend naar Conftanze. (Zij wil vertrekken.) re-  46 DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, PEDRILLO. ■Wacht! wacht! Laat ik eerst met u fpreeken. Om middernacht komt Belmonte, met een ladder, aan het vengster van Conftanze: en ik, aan het uwe, en dan gaat het: marsch! marsch! E L O X D E. ó Voortreflijk! Maar Osmijn? PEDRILLO. Daar heb ik deezen flaapdrcnk voor gereed gemaakt; dien meng ik hem, op de beste wijze, in zijnen drank: verftaatgij mij? Ook heb ik hier een flesjen voor hem gevuld. Gaat het met de eene niet, dan gaat het met de andere. BLONDE. Zorg niet voor mij. Maar kan Conftanze haar beminde niet fpreeken? PEDRILLO. Zodra het geheel duister is, zal hij hier in den tuin komen. Ga heen, en bericht Conftanze een en ander. Ik zal Belmonte hier verwa'gten. Vaar wel, mijn hartediefjen! Vaarwel! E L O X D E. Vaarwel, lieve Pedrillo! ó Welk eene vrolijke tijding zal ik overbrengen. Wik  zangspel. 47 Welk genoegen! welk een vreugd! Maakt mijn gantfche hart verheugd. Uitftel kan dit niet geheugen, 'kMoet haar (baks de tijding brengen. 'kWck door juichen, hupplen, fpringen, Vrolijk lagchen , fchertzen, zingen, Haar verflagen hart vol vreugd. zevende t o o n e e l. PEDRILLO. nlles maar reeds voorbij! waren wij maar in open zee, en hadden mij onze meisjens in dea arm, en dit vervloekte land agter den rug! - Maar men moet hetwaagen: nu, of nimmer. Die waagt die wint. Kloek geftrecden! Spoedig vreede! Nu de laffe; vrees verjaagd. Zou ik beeven? Zou ik klaagen? Niet mijn leven Moedig waagen ? Neen, 6 neen! het moet gewaagd. Kloek geftreeden, , Spoedig vroede, Nu de laffe vrees verjaagd. a g n  48 DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, A G T ST E T O O N E E L. OSMIJN, PEDRILLO. O S M IJ N. ~Ei\, ei, zijt gij zo vrolijk? Het moet u verduiveld wel gsm. PEDRILLO. ó Waarom zou men geduufig bet hoofd laaten hangen? Men wint, bij den drommel! daar niets mede. De Pedrillo's zijn, misfchien van Adams tijden af, altijd vrolijke lieden geweest. Vreugde en wijn kan de hardde flaavernij verzoeten. Zekerlijk kunt gij, arme fiokker! niet begrijpen, dat 'er zulk een vermaak in een goed glas wijn verborgen is. Waarlijk, Mahomet heeft zijne aanhangers duivels bij den neus gehad, toen hij den wijn verbood; maar hij dacht mogelijk, dat als alle de turken dien lekkeren drank dronken, dat hij 'er dan gebrek aan zoude hebben. Hoor eens, wanneer 'er die verwenschte wet niet was, dan zoud gij een glarsjcn wijn met mij moeten drinken; gij mogt dan willen of niet! (Ter zijcle.~) Mogelijk tast hij toe: want hij lust hem heel graag. O S M IJ N. Wijn drinken, met u?— Ja, vergif! PE«  ZANGSPEL. 49 PEDRILLO. Altijd vergif en dolk, of dolken en vergif! Leg toch dat oud vooroordeel eens af, en wees-verftan. dig. Zie eens, een paar flesfen heerlijke cijperfche wijn! Ach! (Hij[toonthemtweeflesfchen, vanwelkedeeen grooter dan de andere is.) Die zuilen mij heerlijk fmaaken. OSMIJN, ter zijde. Indien ik hem durfde vertrouwen! PEDRILLO. Dat is wijn! ó Dat is heerlijke wijn! (Hij zet zich, naar de wijze der Turken , op den grond neder , en drinkt uit de kleine flesch.) O S M IJ N. Is de groote flesch ook goed! PEDRILLO. Denkt gij mogelijk, dat ik'er vergif in gedaan heb? Ho! ho! wees niet verleegen. Zou het de pijn wel waard zijn , dat ik, om uwentwille, ter helle voer? — Daar, ziet eens, ik drink'er zelf van. (77// drinkt een weinig uit de groote flesch.) Nu, bedenkt gij u nog?- Vertrouwt gij mij noch niet? Foei, Osmijn! gij moet u fchaamen! Daar, neem! {Hij geeft hem de groote flesch.) Of wilt gij de kleine? O S M IJ N. Neen , laat ftaan; laat ftaan ! Maar zo gij mij verraadt? (Hij ziet zorgvuldig in V rond.) D PE-  5o DE SCHAAK ING UIT HET SERAIL, PEDRILLO. Even of wij elkander niet meer nodig hadden! Kom, frisch aangevat! Mahomet ligt reeds lang op zijn één oor, en heeft geheel iets anders te doen, dan zich met uwe flesch wijn op te houden. DUO. PEDRILLO. Vivat Bachus! Bachus leeve! Bachus was een dapper man! O S M IJ N. Zou 'k het waagen? Zou ik drinken? Als Alla het merken kan ? PEDRILLO. Wat helpt dat talmen! Drink hartig, drink luchtig. Gij hebt al te lang reeds gevraagd. OSM IJ X. Nu, dat 's gedronken, De wijn is gezonken. Dat noem ik, waarachtig gewaagd. BEIDEN. Nu loeven de Meisjens, De blonden, de bruinen. Zij leven lank ! PEDRILLO. Dac finaakt lekker! OS.  ZANGSPEL. si O S M IJ N. Dat [maakt heerlijk! BEIDEN. Ach! dat is een Godendrank! Vivat Bachus! Bachus leeve! Bachus vond dien Godendrank! PEDRILLO. Ja waarlijk, dat moet men bekennen, dat 'er nietl is dat de wijn, overtreft. Wijn is mij veel aangenaamer dan geld en meisjens. Ben ik eens verdrietig, of knorrig, dan neem ik mijn toevlucht tot de flesch, en naauwlijki zie ik 'er den bodera van, of alle mijne droefheid is verdweenen. Mijn flesch kijkt mij niet zuur aan, zo als mijn mei? jen, wanneer haar het hoofd niet wel ftaat. En men mag praaten wat men wil, van de zoetheid der liefde , en het genoegen van den echteuflact, wijn op de tong fmaakt boven alles! Bij Osmijn begint de wijn en de Paapdrank reeds te werken , so dat hij , op het einde van dit Tooneel, telkens Jlaaperiger en loomer wordt. Echter behoort de Tooneelfpeeler dit niet al te ver te trekken. Hij -moet altijd half droomend en fi'aapdronken blijven. OSMIJN. Datiswaar, wijn... wijn is een heer.. .lij'te drank; en...en... onze groote Profeet.... moet... het mij... niet.... niet-., kwalijk neemen.... vergif... en dolk!.. D 2 de  52 DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, de wijnfmaakt.... heer... lijk!... Niet waar.... broe... broeder Pedrillo! PEDRILLO. Zeer zeker, broeder Osmijn. Zeer zeker, o s MIJN. Men wordt... aan ... Honds.... zo ... zo vrolijk... (Hij knikt fomtijds wet ket hoofd.) Zo... zo opgeruimd. Hebt... gij... nog meer? .. broeder! (Hij reikt op eene belagchelijke wijze, naar de tweede flesch, die Pedrillo hem geef'.') PEDRILLO. Hoor papa! drink maar niet te veel; want hetloopt in 't hoofd! O s m IJ n. Wees...maar... niet... niet bezorgd... ik... ik ben zo, zo nuchter... als mogelijk is... Maar, dat.... is waar;.. ( Hij begint zich- op den grond uit te rekken, en rond te ■wentelen) het fmaakt.... heerlijk! PEDRILLO, ter zijde. En het werkt ook heerlijk! O s m lj n. Maar... verraaden, moet gij mij niet, broerlief... verraaden!.. want, iudien Mahomet... neen, neen; de Basfa... wist.... ziet gij... lieve Blonde.... ja... of.... neen! PEDRILLO, ter zijde. Nu wordt het tijd, om hem weg te maaken. (Osei ' luid)  ZANGSPEL. 53 iuid.) Nu kom, oude! laat ons gaan flaapen. (Hij helpt hem van den grond op.) O S SI IJ N. Slaapen?... fchaamt gij u niet?- Vergif en dolk!., wie zou zo llaaperig zijn? (Hij geeuwt.) Het is.... naauwelijks... middag. PEDRILLO. Ha! ha! ha! de zon is reeds onder. — Kom, fpoadig, dat de Basfa ons hier niet betrapt. O S M IJ N , in 't heen gaan. Ja, ja... een flesch... goede wijn... Basfa!.. gaat boven alles!. .goede.. .nacht.. .broer., .lief. ..goede., nacht. (Pedrillo leidt hem weg, maar komt aanjlondsweêr te rug.) NEGENDE T O O N E E L. PEDRILLO, Osmijn nabootzende. CjToede... nacht... broer... lief!., goede. .. nacht! Ha! ha! ha! Kan men u zo betrekken, oude ijzervreeter! met uw vergif en dolk? Gij hebt uwe laading. Maar, het is nog zo vroeg in den avond! Eer het middernacht is, moeten 'er nog drie uuren verloopen: en hoe ligtelijkkanhij dan weêr uitgeflaapen hebben ? — St! St! mijnheer! kom toch! Onze Argus is blind. Ik heb hem rustig toegedekt. D 3 TIE N-  54 DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, TIENDE T O O N E E L. BELMONTE, PEDRILLO. BELMONTE. ó Dar. onre aanflag gelukte! Maar zeg, is ConHanze noch niet hier? PEDRILLO. Zie daar komt zij juist, door de laan. Spreek alles met haar af; maar wees toch kort: want de verraader flaapt niet lang. ELFDE T O O N E E L- BELMONTE, CONSTANZE, PEDRILLO. BLONDE. Geduurende de gefprekken tusfehen Belmonte en Conftanze, fpreekt Pedrillo zachtkens met Blonde , aan wie hij door gebaarden, bet geheele Tooneel met Osmijn te kennen geeft, en deszelfs gedrag naar bootst: haar verder beduidende , hoe hij , om middernacht, met een ladder , onder haar vengster zal komen, om haar weg te voeren. CONSTANZE, Belmonte in de armen vliegende. o Mijn Belmonte! BELMONTE. ó Conftanze• CON-  ZANGSPEL. 55 CONSTANZE. Is het mogelijk! Na zo veele benaauwde dagen , na zo veel lijden, U , in mijne armen weder te zien. BELMONTE. ó Dit oogenblik verzacht alle mijne rampen! Doet mij alle mijne fmarten vergeeten! CONSTANZE. Hier wil ik aan uwen boezem hangen , en fchreijen! Ach! heeden voel ik, dat de vreugde ook haare traanen heeft. BELMONTE. Als dc vreugde -traanen vloeijen, Lacht de liefde , den geliefden toe. Paerlen, die op wangen glocijen, Vangt men kusfend, immer blij te mo4. Ach! Conftanze! dit gelukken ! U, aan mijne borst te drukken, Kan mijn ziel op 't hoogst verrukken , Loont den ramp door ons gefmaakt. 6 Hemel! kroon ons onderwinden, Ach! dat wij nooit weêr ondervinden, Welk een finart de fcheiding maakt. Ik heb hier, in de nabijheid, een fchip gereedliggen; om middernacht, wanneer alles in rust is, kom ik onder uw vengfter;... en dan zij de Liefde onze befchermëngel. CONSTANZE. ó Welk een vermaak! Wat zoude ik met u niet waagenl — ïk zal U verwachten. O 4 Ps~  56 DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, PEDRILLO. Dus, lieve Blonde! pas maar wel op! Hoort gij? BLONDE. Zorg niet voor mij ! - Het zou het eerste avontuurtjen zijn, dat een Meisjen verdiep. PEDRILLO. Gij zult mijne aankomst fpoedig merken, wanneer gij zo wat hoort brommen , zo als des avonds mijne gewoonte meest is: pas dan op, want dan moeten wij, met één fprong in het fchip zijn. Nu fpoedig moed gevat, en niet gewanhoopt: want wie alles te verliezen heeft, moet alles waagen. CONSTANZE- Als het maar wel afloopt. BELMONTE. Wij moeten het hoopen - de Liefde zal onze leidsvrouw zijn. d U A T O R. C ONS TANZE. Ach ! Belmonte! ach! mijn leven! BELMONTE. Ach ! Conftanze ! mij hergeeven! CONSTANZE. Is het mooglijk ? Welk verrukken! U aan mijne borst te drukken; Na zo vecle dagen fmart, BEL-  ZANGSPEL. 57 BELMONTE. Welk een blijdfchap! u te ontmoeten! Dat kan alle ramp verzoeten, ó Hoe vrolijk is mijn hart. CONSTANZE. Zie mijn vreugde traanen vloeijen! BELMONTE. Kusfend, mijne wang bcfproeijcn, COKSTANZE. Dat deez' vloed de laatste zij! B E L M O N 'J' E. Ja! nog heeden wordt gij vrij. PEDRILLO. Dus, mijn Blondjen! wil niets duchten. Alles is gereed tot vluchten, Te twaalf uuren Haan wij klaar. BLONDE. Zou mij dit bericht ontftellen ? De minuuten zal ik tellen, Waar' het oogenblik reeds daar! ALLEN. Helder fchiet de zon haar draaien, Door de donkre nevels heen! Onze vreugde kent geen paaien, Wij zien 't eind van ons geween! BE L MO N TE. Dan, ach ! bij 't eind der fmar:, Gevoelt mijn juichend hart, Nog veel geheime zorgen. D 5 c o N-  <3 DE SC HAAK ING UIT HET SERAIL, CONSTANZE. Wat is liet, liefste? {preek! Wat deert u toch ? — Ik fmeek... t Houd mij niets verborgen. bel MONTE. Men zegt : gij zijt.... CONSTANZE. Nu?... radder! Belmonte, en Conftanze, zien elkander ftilzwijgend en beyrcest aan. PEDRILLO, hij geeft door tekenen te kennen , dat hij gevaar loopt, om gehangen te worden. Maar, Blondjen! ach! deladder! Zijt gij wel zo veel waard? blonde. Loop gek! wat wilt gij praaten! Gij moest die vraag mij laaten, Dan ging het naar den aart. PEDRILLO. Maar vrind Osmijn.... blonde. Laat hooren. constanze, tegen Belmonte. Hebt gij de fpraak verlooreu? Te óaamen, belmonte. pedrillo. é Neen! maar wordt niet boos, Dorst vrind Osmijn, te loos, Wanneer ik roekeloos Offchoon gij 't niet verkoos, Slechts om 't gerucht, het waage, Als heer niet iets te waagen, U/Jddrend, hoevend vraagc: Dat ii; u eerst zou vraagen? O.' pij den Basfa mint ? ' I!; «reet hij u bemind. c o N*  ZANGSPEL. 59 CONSTANZE, fchreijen- BLONDE, hem een oor- de, vijg geevende. Hoe grieft gij mij, mijn vrind! Daar, Ufbt gij 't antwoord, vrind? i' £ D r I l l o, zijn hard op de wang houdende. Nu ben ik gantscli verlicht. belmonte, knielende. Conftanze ! ach vergeef! blonde , Pedrillo toornig verlaatende. Ik ken te wel mijn pligt. constanze , zich zuchtende van Belmonte verwijderende. Wie was 't die trouwer bleef? Eerst alleen, daar na allen te faamen. blonde, tegen Conjlanze. Die twijflaar vraagt mij nog: Of Osmijn iets kon winnen? constanze, tegen Blonde. En Bclmont twijffelt, och ! Ik zou den Basfa minnen! pedrillo, de hand voor de wang houdende. Wordt Blondjen eens mijn vrouw, 'k Durf op haare eer dan zweeren. belmonte, tegen Pedrillo. Conftanze is mij getrouw, Geen twijfling kan haar dceren. Te Saamen. blonde en constanze. belmonte en pedrillo. Als mannen ons verdenken, Als 't vrouwen reeds kan krenken , Onze eer door argwaan krenken, Dat mans haare eer verdenken, Der vrouwentrouw verfmaên, Dan lagcht haar deugd ons aan, Dan moet men hen weêrftaan. En de eisfehen zijn voldaan. I'E-  Co DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, PEDRILLO. BELMONTE. Kunt gij, Blonde 't mij vergeeven ? Ach ! Conftanze ! acli! mijn leven! *kMoet meer voor mijn hoofd thans Zoudt gij mij nu niet versteven, beeven. Dan ik voor uw trouw ftraks deedt. Dat ik deeze vraage dcedt? BLONDE CONSTANZE. Neen: gij dorst, tefnood.gelooven, Belmont! hoe ! gij kuntgelooven, Dat ik iets, mij nooit te omrooven, Dat men mij een hartzou rooven, Aan dien ouden had beftecd. Dat ik had aan u bedeed. BELMONTE en PEDRILLO. Ach! vergeef het! Zie mijn rouwe! con staxze en blonde. Ili vergeef het Aan uw rouwe. ALLEN. Braaf! nu 's alles afgedaan! Nu leeve de liefde! Zij blijve op den duur, zoet! Niets ftookc den vuurgloed Van minnenijd aan! Einde van het Tweede Bedrijf. DER-  ZANGSPEL. fit DERDE BEDRIJF. Het Tooneel verbeeld een open plaats voor het Palels van den Basfa. Aan de eene zijde bevindt zich gemeld Paleis, aan de andere zijde de wooning van Osmijn. In het verfchiet de Zee. Het is middernacht. EERSTE TOONEEL. pedrillo, klaas draagende een ladder. pedrillo. Zo, waarde Klaas! leg de ladder hier maar neder, en haal nu de andere maar van boord. Maar vooral zacht, dat 'er geen gerucht gemaakt worde: want het is hier nu, in den volsten zin: Vrijheid!., of de dood! klaas. Laat mij maar begaan, ik verlta mij ook een weinigjen op die zaak. Hadden wij u allen maar aan boord. pedrillo. Ach! waarde vrind! ik geloof, dat wanneer wij met onze buit gelukkig in fpanjcn mogen aanlanden, Belmonte u in goud zal laaten belhan. klaas.  62 DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, k l aa s. Evenwel niet in heet goud, went dr.t zou mijl blanke vel kunnen kwetfen, en dat zou jammer zijn. Maar dr.t zal zich alles wel fchikken. Ik ga om de ladder. pedrillo, alleen. 6 Indien ik zeggen zou, dat mijn hart nu niet klopte, dr.n zou ik verfchrikkelijk liegen. Die dui. velfche Turken verftaan in het minst geen fpotternij; en offchoon de Basfa een Renegaat is, zo is hij toch, wanneer het op het koppenklooven aankomt, een volkomen Turk. (Klaas brengt de tweede ladder) Zo, braave Kkasl ligt nu uwe ankers maar, haal de zeilen in top, want eer een half uur verloopen is, hebt gij uwe volkoinene laading. klaas. Bezorg ze marr fpoedig, en laat dan verder de zorge mij aan bevolen. TWEEDE T O O N E E L. belmonte, pedrillo. pedrillo. Ach!- ik moet adem haaien! - Mijn hart wordt te faamen getrokken, even of ik het grootfïe fchelmftuk moest uitvoeren.- Maar! waar biijft mijnheer toch! B E L-  ZANGSPEL. C3 belmonte, roepende. Pedrillo! Pedrillo! pedrillo. Ha! daar is hij, als of hij geroepen was. bel mo N te. Is alles gereed? pedrillo. Alles. Thans wil ik een weinig rondom het Paleis recognosceeren, om te zien, hoe daar alles uit» ziet. Zingt intusfehen eens: ik heb dat alle avonden gedaan; en wanneer gij iemand gewaar wordt, of ontmoet; want alle uuren gaat hier een wagt van Janitzaaren rond: zo behoeft gij u, dien aangaande, niet te bekommeren, want ze zijn dit van mij reed3 gewoon. En het is vast beter, dat men ons, op die wijze aantreft, dan dat men ons in fiilte hier vindt. belmonte. Laat dit aan mij, en kom fpoedig weder. DERDE TO O N E E L. belmonte, 6 Conftanze! Conftanze! hoe klopt mij het harte? Hoe meer het oogenblik nadert, hoe meer angst'er in mijne ziele ontftaat! Ik vreeze en wenfche, beeve en hoope. ö Liefde! zijt gij mijne leidsvrouw! B>  64 DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, Ik voel mijn hoop door u verfterken, 'k Vertrouw, ó Liefde! op uwe magt. Daar gij zo veelc wonderwerken, Reeds dikmaals licht tot ftand gebragt. ( Geen ieder mensen onmooglijk fcheen, Bragt gij, ö Liefde! toch bij een. VIERDE T O O N E E L. BELMONTE, PEDRILLO. PEDRILLO. Alles ligt op één oor. Het is zoo fiil en zoo gerust overal, als of het den eersten dag na den zondvloed ware. BELMONTE. Welaan, dat wij haar dan nu in vrijheid Hellen! Waar is de ladder! PEDRILLO. Niet zo driftig, Ik moet eerst het teken geeven. BELMONTE. Wat belet u dan nog, om het doen? Maak toch voort! PEDP. ILLO, op zijn Horolqgie ziende. Juist van p s, op (l-g van twaalven! Ga daar op den hoek, en draag wel zorg, dat wij niet verrast worden. BEL-  ZANGSPEL. $3 BELMONTE. Talm maar niet. Belmonte gaat afin het einde van hetTooneêl. t> E O R I L L O , zijne Mandoline voor den dag haaiende. De Itoutmoedigheid is toch een drommelfche aartig'e zaak! Wie ze niet bezit, kan ze met alle moeite maar niet verkrijgen! Wat klopt mijn hart! tik, tak, tik, tak. Mijn vader moet zekef een aafts-blofldaart, of een fmit zijn geweest, want anders was dat kloppen onmogelijk. (Hij begint te fpeel.en.j~ Nu, ikzalhetdatl Waagcn! (Qeduurende het zingen fpeelthij op de Mandolin.") R O M A N Z E, 1. Een lieve meid, gitzwart van liaalr, liet aanzicht blank en rood, In moorenland gevangen waar, Riep dag en nacht, met groot misbairi «Wie helpt mij uit den nood." 2. Toen fprong uit vreemde landen vóórt, Een Ridder voor den dag: Die , door haar klaagftcm aar.gcfpó'or'd': Haar toeriep: „ 'k waag mijn hoofd en woord , „Als ik u redden mag." Tot heden gaat alles nog goed. Ik hoor niets. E is, 10  66 DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, bel mom te, terug komende. Maak een eind Pedrillo. pedrillo. Het hapert geenzins aan mij, dat zij niet voor den dag komen. Een van beiden is zeker, of zij (kapen vaster dan ooit; of de Basfa is bij de hand. Wij zullen verder de proef neemen. Rijf gij intnsfchen op uwen post. (Belntonte gaat veder te rug.) 3. 9 Ik kom in *t midden van den nacht, Tot n; Iaat mij' dan in. „tt vrees geen Dot, geen muur, geen wicht,. „ Ho!a! boor toe! om middernacht, * „Dan gaat het naar uw* zin.™ 4- Hij fprak: hij kwam , toen 't twaalf doeg. De Ridder tiet mets ca. Zij reikte beo de band, en ïoeg. Men vuod baar leêge plaats bed \Toe;. Voort nas zij: HeiCua! Pedrillo hoest eer.ige maaien , Crftanze cper.t iet venster. pedrillo. Zij doet open, mijnbeer! — Zij doe: open. BE LMONTB. Ik kom! Ik kom! constanze, boren : '.:: Belmonte!  ZANGSPEL. 6/ BELMONTE. Conftanze! Hier ben ik. - fpoedig de leader! Pedrillo plaatst de ladder tegtr.s het vengst er van Conftanze; Belmonte klimt naar boren, wordende de ladder door Pedrillo rast gehouden. PEDRILLO. Welk eene vrecsfelijke vertooning! (Hij ligt dchcr.i op zijn hart.) Het wordt hier hoe Isnger hoe erger, om d2t het nu regt ernst wordt. Wanneer zij mij hier eens aantroften , hoe fchoon zouden zij tr.e: mij omgaan? Kop af, fpietfen, of hangen , ziedaar het gunfiig vooruitzicht voor deezen mijnen getrouwen dienst! Dan, het begin is nu gemaakt, en te rug te keeren, is bijna onmogelijk. He: moe: 'er dan nu mede door: Vrijheid! — of de dood! - Evenwel het laatste lïs- BELMONTE, rr.e: Cor.flanze beneden de deur uitkomer.de. Nu, mijn lieve Conftanze! nu heb ik u v.eier. Thans zijt gij weder geheel in mijne magt, en niets zal ons meer fcheiden. CONSTANZE. ö! Hoe vreeslijk klopt mijn hart! Ik ben naauweüjks in Haat om ftaar.de ie blijven. Als wij maar ge» lakkig ontkomen! PEDRILLO. Toe, toe, maakt voort! nu niet teprasten. A's E a wij  « de 3chaak:\g uit bet serail, wij nu lang raadpleegen en zuchten, dan (leekt de duivel of Osmijn, toch een ftok in het wiel. (Hij floot Belmonte en Conftanze voort.) Toe, fpoedig naar het Hrand! ik zal u dodelijk volgen. (Belmonte en Con. ftanze vertrekken.) Nb, kleine liefdegod.» mrgtige bartediefj houd gij nu de ladder vest; en bedek rcij, beneevens al dit tuig, met eenen dikken nevel, cp dat geene turkfche oogen, deeze onderneeming mogen zien, (Gedir.irer.de het vit fpreeken van de voor. gaande woorden, heeft hij de ladder voor het vengster van Blende, of de mening van Osmijn, geplaatst, en is tot boven aan cp geklommen.) Blondjen! Bloncjen! doe toch om 's Hemel wil open. Talm niet! want het is om hals en keel te doen. (Jlet vengster wordt geopend en hij klimt 'er in.) V-IJ F D E T 0 0 X E E L. Osmijn en een flomme Moor komen ter zijde, uit Osmiins ■ /mis, in het welk Pedrillo geklommen is. Osmijn nog half faapdronken , heeft een lamptaam. De flomme geeft aan Osmijn , door tekenen,te verjlaan , dat het r.iet in orde is; dat hij lieden gehoord heeft ^ enz. 0 S M Ij n. Hoort gij gerucht? - Wat zal dat zij:: ? Mogelijk landloopers! - Ga heen, ea zie overal rond- en breng mij dr.n bericht» De  ZANGSPEL. 69 Pe flomme gaat het Tooncel rond, luistert hier en daar; eindelijk wordt hij de ladder gewaar, welke tegen het vengster van Blonde flaat: hij verfchrikt, en toont dezelve aan Osmijn, die half faapende, met de lamptaam in de hand, tegens de post van de huisdeur leunende, flaat te knikken. O S M IJ N. Vergif en dolk! wat is dat?- Wie durft in mijn huis klimmen?— Dat zijn dieven, of moordenaars! (Hij loopt waggelende en fingerende over het Tooneel, e» daar hij nog half flaapdronken is, floot hij zich nu hier dan daar.) Spoedig! fpoedig! haal de wacht! Ik zal hier intusfchen oppasfen. De flomme vertrekt. Osmijn plaatst zich tegen de ladder, houd de lamptaarn in de hand, en valt weder in flanp. Pedrillo agterwaards uit het venster komende, treed de ladder af, tot op den fchcuder of het hoofd van Osmijn : te gelijker tijd ziet Blonde, welke gereed flaat om Pedrillo te volgen , dat Osmijn tegen de ladder flaat, en roept tegenPedrillo. BLONDE. <*> Hemel! — Pedrillo! — Wij zijn verlooren! PEDRILLO, merkende dat 'er iemand tegens de ladder flaat, ziet om, en wordt Osmijn gewaar ■ waarop hij daadelijk verfchrikt, weder het vengster inklimt. Ach! welk een duivel heeft zich tegens ons ver2 wo oren? E 3 os-  7o DE SCÜAAKIXG UIT HET SERAIL, O s || ij n , hij klimt Pedrillo op de ladder na. Blondjen ! Blondjen! PEDRILLO, in V opklimmen tegen Blonde. terug! o s m ij n , nog boven op de ladder. Wagt g-auwdief! gij zult mij niet ontkomen. Help! help! help! dieven! dieven! Wichten, fpoedig help ! dieven! dieven! dieven! Pedrillo en Blonde koomen de deur bereden uit, terwijl Osmijn om hulp roept. — Zij zier. fidJerer.de na de ladder, en fiuipen onder dezelve door. Pedrillo en BLONDE, im't heengaan. ó Hemel! lla ons bij! anders zijn wij verlooren! o s m ij n» Help! help! help! fpoedig toch, maak voord! Hij wil hen naloopen. ivachTS, met fakkels, Osmijn tegenhoudende. Zacht! zacht! — waar naar toe 1 osmijn. Daar naar toe! daar naar toe! D E WAC H T S. Wie zijt gij? o s m ij n. Vraagt mij toch niet langer, wnt anders komen die (Schelmen nog weg. Ziet gij dan niet? Daar ftact de ladder nog, , DE  ZANGSPEL. DE WACHTS. Dat zien wij wel. Maar kunt gij die zelfs daar niet gezet hebben? o « M ij n. Vergif en dolk ! kent gij mij dan niet ? Ik ben Opzichter over de tuinen van den Basfa. Wanneer gij nog langer vraagt, dan zou het beter zijn, indien gij in 't geheel niet gekomen waart. Eenige Wachts brengen Pedrillo en Blonde terug. Hal ha! eindelijk wéér terug! Vergif en dolk! Zie ik regt?— Hoe! gij beiden ? (Tegens Pedrillo.') Ha fchelm! uw kop heeft den langsten tijd reeds vastge liaan. PEDRILLO. Hoor eens, broeder Osmijn! Gij kunt immers wel boerterij verftaan? Ik wilde enkel een weinig met uw meisjen rondwandelen, om dat gij heden daar niet zeer gefchikt toe waart. Gij weet het immers wel (iet zijde tegen Osmijn.) wegens den cijperfchen wijn! OSM IJ N. Schurk! meent gij mij te bedriegen? Hier verlïa ik geene fpotternij! uw kop moet af, zo waar ik een Muzelman ben. PEDRILLO. En hebt gij daarcenig voordeel bij? Wanneerik mijn E 4 hoofd  7« DE SCHAAKIN3 UIT HET SERAIL, hoofd verlies, zit BW hoofd daar door dan zo veel te vaster? Een ander gedeelte van de TVacht, mede met fakkels voorzien , brengt Belmonte en Conftanze terug. BELMONTE , ziel; nog verwerende* Verrader! iaat mij los. DE WACHTS. Zacht! zacht! jonge heer! men komt hier zo gamakkelijk roet van daan. O S MIJ N. Hal hal Het gezelfehrp wordt hoe langer hoegrooter. Heeft mijnheer de bouwmeester ook eens een wandelingjen willen doen? ó Gij fehelmen! Had ik geen gelijk (tegen Belmonte.) dat ik u niet in huis wilde laaten? Nu zal de Basfa zien welke braave lieden hij ia zijnen dienst genomen heeft, BELMONTE. Wij zullen daar thans niet over fpreeken! Laat hooren, of men op geene redelijke wijze met u kan handelen! Zie daar een beurs met zechinen; hij is voor u, en nog tweemaal zo veel, indien gij ons los Jaat. CONSTANZE. Ach! laat u beweégen! o s M IJ N. Jk geloof dat gij raazend zijt! Geld hebben, wij fiferpoedlg, dat hebben wij buiten u. Maar uwe kop-  ZANGSPEL. 7} koppen moeten wij hebben. (Tegens de Wachts.) Sleept hen daadelijk naar den Basfa! BELMONTE en CONSTANZE. Wees toch barmhartig! Laat u beweegen. OSMIJN. Voor niets in de waereld! Ik heb lang gewenscht, om zulk een oogenblik eens te mogen aantreffen. Thandsi is het mij gelukt. Voort!- voort! Be Waehts brengen Belmonte, Conftanze, Pedrillo en Blonde weg. ZESDE TO O N E E L. ' OSMIJN. 6 Hoe zal ik zcgcpraalcn! Als ze u naar de: rechplaats haaien, Met de koorden om de keel*. Hupplen zal ik, lagchen, fpringen, En een vrolijk liedjen zingen , Want nu wordt de rust mijn deel. Sluipt nu vveêr weg, zonder druisten, C:j vervloekte harans muizen! 6 Ons oor ontdekte u fchoon. En eer gij ons kunt onteringen, Zult ge op andre toonen zingen, i Gij ontvangt welhaast uw loon. 6 Hoe zal ik, enz. Einde van het Berde Bedrijf. E 5 VIER-  7+ DE SCHAAKIXG UIT HET SERAIL, VIERDE BEDRIJF. liet Tooneel verbeeld een prac 'itige transpirant g. .7.'..:..;'..:.-."... Zu.il v.:n den L.isfa. EERSTE TOONEEL. selim, met zijn Gevolg: vervolgens os mij n. selim, tegen een Ojf.cler. Cl: heen en onderzoek eens wat dit gerucht in het Paleis beduid. Het heeft ons in den flazp verfchri':t. En laat Osrnïjn hier komen. De Officier vil vertrekken , ir.tuefchcn komt Osmijn driftig aankopen , zijnde echter nog eenigzins flaapdronken. osm i J N« Vergeef het rr.ii.... mijnheer! - dat ik het zo vroeg waage... om uwe rust te fcooren. s e l i Ma Wat is het, Osmijnf... Wat wilt gij ?.. Wat beduid dat gerucht. o s m ij th Mijnheer! de fchcndelijkste verraderij heeft in nw P-ieis plaats.... e:li m. Verraderij? o S-  ZANGSPEL. 75 OSMIJN. Die lafhartige Christenflaaven , hebben onze vrouwen... verleid. De groote bouwmeester, welke gij gisteren, op het loflijk getuigenis van den verrader Pedrillo, hebt aangenomen , heeft uwe fchoone Conftanze gefchaakt. SELIM. Conftanze! gefchaakt? hemel! Zet hun na.,. zet hun na. O S M IJ N. 6 Daar is reeds voor gezorgd. Gij hebt het aan mijne waakzaamheid te danken, dat wij hen weder bij den kraag gekreegen hebben.— Ook aan mij.... heeft de fchurk Pedrillo... eene gelijke eer bevveezen;... en had mijne Blonde reeds bij den arm.... om met haar de waereld eens rond... te wandelen. Maar gif en dolk! hij zal het mij ontgelden. Zie, daar brengen zij hen. TWEEDE TOONEEL. SE L I M,OSM IJ N,BEL MONTEf» CONSTANZE. De laatste worden door IVaehts binnen gebragt. SELIM. X~ïa! verrader! is het mogelijk? - ó Gij bedriegelijke fijrene! Was. dat liet uitftel dat gij van mij begeer-  7tf DE SCIIAAKING UIT HET SERAIL, geerde? Misbruikte gij zo mijne toegeevendheid , om ■lij te bedriegen ? CONSTANZE. Ik ben ftrafbaar in uwe oogen; ik erken dit, mijnheer! Maar het is mijne geliefde, mijn eenige geliefde, aan wien ik reeds lang mijn hart verpande. Ach! alleen voor hem; enkel om zijnent wille, verzogt ik n om uitftel. Ach! laat mij flerven! gaerne, zeer gaerne, zal ik den dood ondergaan, maar _vcrfchoori zijn leven. SEL IM, En gij waagt het, onbefcbaamde! om mij voor hem te bidden. CONSTANZE. Nog meer! om voor hem te flerven. BELMONTE. O Basfa! Nimmer heb ik mij vernedert om iemand te bidden. Nimmer heeft deeze knie zich voor een mensch geboogen : maar nu.... nu lig ik hier aan uwe voeten, en ftneek u , om medelijdend te willen zijn. Ik ben oorfponglijk uit een aanzienlijk gedachte in fpanjen. Men zal alles voor mij betaalen. Wees zo goed, en bepaal den losprijs voor mij, en voor mijne Confianze , zo hoog gij wilt. Mijn naam is Lostados. SELIM, verbaast. Wat hoor ik! - De Commandant van Oran, is u d'e bekend? BEL-  ZANGSPEL. ff belmonte. Die is mijn vader! s e l im. Uw vader! Welk een gelukkige dag! De zoon van mijn ergscen vijand in mijne magt te hebben! Kon 'er immer wel iet* aangenaamer zijn? Weet, rampzalige! üw vader, die barbaar! was oorzaak, dat ik mijn vaderland heb moeten verlasten. Zijne onbuigzaamheid ontrukte mij eene geliefde, die ik hoogcr danmijn leven waardeerde. Hij ontnam mij mijne ambten, beroofde mij van mijn vermogen, van alles; in 't kort, hij vernietigde al mijn geluk ! En de cénige zoon van dien man , heb ik heeden in mijne magt. Stel u in mijne plaats: Wat zoudt gij deen? belmonte, geheel ter nedergeflaagen. Mijn noodlot zoude te beklaagen zijn. selim. Dat zal het ook zij t! Even zo als hij met mij ge'Bandeld heeft, zal ik met u handelen. Volg mij Os« mijn, ik zal u de bevelen tot hunne ftraffe daadelijW geeven. (tegens de IFachts,') Bewaart hen wel! DEK*  73 EE SCHAAKING U'fT HET SERAIL, DERDE T O O N E E L. BELMONTE,CONSTANZE. REC'ITATIFO, BELMONTE. \Vcik een noodlot! ö welk een fmarte! Heeft zicli dan ailcs tegen mij verzwoorenï Ach! Conftanze! door mij zijt gij verlooren. 6 Welk een pijn ! C O N S T A N Z E. • Ach ! mijn geliefde ! neem dit zo niet ter harte ! Wat is de dood ? 'Er moet een rustplaats zijn. En dan aan uwe zijde Geeft hij een voortmaak van hoogst geluk. B F. L M O N T E. Ach! mijn lief! g;j voert mij ten flrijde. En (lort een troost in mijn verleegen hart: Gij leenijt reeds mijn grootste fmart. Maar ach ! uw ramp, die alles tart.... DUO. BEL MO X TE. Mijrentwegcn zult derven ! Ach! ConftanzeI zou '1; mijne oogen, Nog op d* uwe vesten moge;, ? Ik veroorzaak u den dood. C O N S TA NZE. Belmont! gij derft mijnentwegen, Ik Hechts kond uw' heil bederven, F.n  ZANGSPEL. 79 En ik zou niet met u flerven ? — Neen ! dat onrecht waar te groot. BEIDE N. Enkel, flechts voor u te leevcn, Waar het doel van al mijn ftrecven, Zonder u, is 't wrecde pijn, Langer op deez' aard te zijn. CONSTANZE. Gaerne wil ik alles lijden. BE LM ON T E. 'k Sterf gerust,, en vol verblijden, LEIDEN. Als ik aan uw zijde fnecv', CONSTANZE. Om u geliefde, r. RlMONT E. Om u mijn lieffc, BEIDEN. BAnet vreugd mijn leven geev'. 6 Heil! onze achting waard', Na zo veel leed en zwoegen, Zien wij ons 't famen voegen! Met oogen vol genoegen Verhaten wij deez' aard! VIERDE T O O N E E L. BELMONTE, CONSTANZE, PEDRILLO,, BLONDE, de laatste worden door een ander gedeelte van de Wacht binnen geleid. PEDRILLO. Ach! mijnheer! wij zijn verlooren! Aan redding moeten wij niet meer denken. Men maakt reeds alle toe-  jo DE SCHAAKING UIT HET SERAIL, toebereidzelen, om ons uit de waereld te helpen*. Het is verfchrikkelijk, zo als ze met mij willen handelen! In het voorbij gaan, hoorde ik, dat ik in olij gekookt, en dan gefpietst zal worden. Waarlijk, een heerlijk tracrement! Ach! Blondjen ! Blondjen! wat zullen ze met u niet doen? blonde. Dat is mij thands geheel onverfchillig. Daar ik toch ééns moet derven, kan de wijze hoe, mij thans niet verfcheelen. PEDRILLO. Welk eene flandvastigheid! Ik ben toch ook van een goed en oud christelijk gedacht in Spanjen afkomfiig, maar zo onverfchillig kan ik, omtrent den dood, niet zijn. Zijn alle uwe landgenooten, de Hollanders, zo onverfchrokkeu? — De duivel mag wéeten maar, ó hemel! hoe kan mij de duivel nu nog op de tong komen? LAATSTE T O O N L E L. belmonte,constanze, selim,pedrillo, blonde, osmijn geheel verheugd. Gevolg van den Basfa. fF*ch;en. SELIM. el nu fliif! Rampzalige Haaf! Siddert gij? V*rw?gt gij uw vonnis? BEI/-  ZANGSPEL. §t BELMONTE. Ja, Basfa, met even zo veel koelheid, als gij het met hitte kunt uitfpreeken. Koel uwe wraake aan mij; delg het onrecht uit, dat mijn vader u ge* daan heeft — ik verwagt alles , en zal u niet berispen. SEI.I M. Het moet uw geflachte dan geheel en al eigen zijd , onrechtvaardigheden te begaan, wijl gij dat vonnis reeds zo zeker vooronderfteld. Maar gij bedriegt u. Ik heb veel te veel afkeerigheid voor het gedrag van" uwen vader opgevat, dan dat ik in zijne voetlhpperi zoude kunnen treden. Ik fchenk u uwe vrijheid; neem Conftanze ; vertrek naar uw vaderland ; en zeg aan uwen vader, dst gij in mijne magt waart, dat ik u de vrijheid heb gefchonken, om hem te kunnen zeggen: dat het mij tot veel grooter vermaak verfirekt, gelecden ongelijk, door weldaaden te kunnen vergoeden, dan kwaad met kwaad te vergelden. BELMONTE. Mijnheer! gij verbaast mij ten hoogfre! SELIM, hem met verachting aanziende. Datgeloofik. Maar, vertrek; en zo gij eenigzlnj menfchelijker word, dan uw vader, dan zal ik mijne gunst genoeg beloond achten. CONSTANZE. Vergeef het mij, mijnheer! tot heeden waardeerde" Ik de grootheid uwer ziele, maar nu bewonder ik.... F sa-  8s DE SCHAAEING UIT HET SElAIt, selim. Stil! voor de valscbheid welke gij arn mij hebt betoond, wensen ik, dit bet u nimmer moge berouwen, dat gij mijn hand en hart bebt afgeflaagen. (Hij vil rertrekken, doch Pedrillo treed hem ie gemoete en relt :: ; pedrillo. Mijnbeer! durven wij, on gelukkigen! bet ook wagen, om uwe genrdete verzo?ken ? — Ik was van mijne jeugd af aan, een trouw cieacar van mijnheer. osm ij x. Bij Alla! mijnheer! lart u van dien vervloekten vlijer niet bedriegen. Geene gen-de ran bem! Hij heeft meer danhonderdmaalen den dood reeds verdiend. s e l i m. IBj mag denzelven dan in zijn vaderlsnd zoeken! (Tegen de IFachts.') Men vergezelle hen r !!e vier tot tan het fchio. (Een papier aan Belmonte geerende.) Ziet daar uw vrijgeleide! osm ijn. Hoel zal hij mijne Blonde ook mede neemen? selim. fc \ertsfende. Onde! hebt gij uwe oogen niet liever?— Ik zorg beter voor u, dan gij wel denkt. o s m ij .v. Vergif en dolk! Barsten zal ik van kwaadheid! s e-  ZANGSPEL. 83 SELIM. Stel u gerust. Wie mea door wel te doen niet tsa winnen, die moet men van den hals lchuiven. VA U D E V I L L E. BELMONTE. Ne-::: zi' ik -ire v::;:::;-., Mijn dank bbjve eeuwig u gewijd. Aan elke pbats, en 'c alten tijd, Zal ik a groot en edel betten. V.ri;i:-"ï ei vr.-.Y e~ Die zo veel gunst vergeeten kan. C HOOR. Verichi-^ ~:zi er. vr.uv; er =2-, COXSIAKZS. Nooit zal K, door den echt veresmgd, Vergeeten wat uw" gonst >■] febonk. Mijn hart, waar in de heide blonk, Waardeert ow* gift, die {matten fcarigt. Verachting treffe en vrouw en cus, Cie zo veel gunst vergeeten kan. C HO O R. Verïchdr.g treffi en vrouw en nsn, DÈ zo veel gerst vergeeten kan. PEDRILLO. Indien ik immer kon vergeeten, Hoe veeg ik op de valr-ep ftond, En vr.lk £;- ir.-s: :k cr.car.v^i, Mip üzler^i boefd zoa 't r_ij doen vreeten. Ver-  g4 D5 SCHMKING UIT HET SERAIL, Verachting treffe en vrouw en mat), Die zo veel gunst vergeeten kan, c ii o o a. Verachting treffe en vrouw en man, Die zo veel gunst vergeeten kan, BLONDE. Heer Basfa I 'k dank u met genoegen, Voor fpijs en drank en legerfteê. 6 Ik vercrek zeer wel te vreó, En 't zal Osmijntjes rust vervroegen, Op Osmijn wijzende. Befchouw hem eens: wat zegt ge'er vanj Of men zoo'n bok beminnen kan. O 3 31 I J N. Verbranden moest men zulke honden, Die ons zo fchandelijk verraên, liet is niet langer uit te ftaan: Wijn tong verfijn:, als vast gebonden, Ó Wogt het naar mijn wenfehen gaan; Eerst onthoofd, Dim gehangen, Dan gefpietst Aan heete {tangen: Pan verbrand, Dan gebonden, Op 't laatst in zeo Door 'c nat verlionden. Hij vertrekt vol woede. SE*  ZANGSPEL. 85 SELIM. Uwe dankbaarheid verrukt mij , ondanks de woede van dien ouden, die alleen zijne driften fchijnt te volgen. Welaan Conftanze! ik zal toonen dat ik u mijne gunst niet ten halven wil fchenken. Daar ik voorgenomen had, om u heeden tot mijne vrouw te neemen, zo waren de bevelen ook reeds gegeeven, om een bruiloftsfeest, naar onze gebruiken gefchikc, in deeze Zaal te vieren. Deeze bevelen moeten niet te vergeefsch gegeeven zijn: dat een vrolijke dans, daar dezelve onze liefde niet mag bekroonen, nu ten blijke van mijne volkomene vergeeving en vrind» fchap verftrekke! C II OOR. De wraakzucht doet den mcnsch vernielen, Verwoest zijn heil: maar wijs beraad, Vergeeven zonder eigenbaat, Is Hechts het werk van groote zielen. Hij, die alleen naar wraak wil ftaan, Dien zie men met verachting aan. DE W A C HTS. Basfa Selim, leev' voorfpoedig. Ieder eer' zijn braaf gedrag. Hij blijv' deugdzaam, hij blijv' moedig Roem bekroon' hem, eiken dag. Eindt van het vierde en laatste Bedrijf. I N"  INHOUD van het BALLET. Ouder het fpeelen van een turkfche marsch, verfchijTten eenige Janitfaaren en Mooren; de eerste met koperen bekkens, de laatste met tambourijns, en andere turkfche fpeeltuigen voorzien: met welken zij de muzijk accompagneeren. Daar op volgen eenige turkfche mannen en vrouwen, draagende verfchillende vrouwenkleederen en ftofeu, als den gewoonen bruidfchat zijnde. Hier op volgt CONSTANZE, in een draagzetel gedragen wordende, gevolgd van BELMONTE, benevens PEDRILLO en li L ON DE. Vooraan op het Tooneel gekomen zijnde, plaatfen zich CONSTANZE*/) BEL" l>i ü n T E in eene voor hen geplaatste Sop ha, alwaar haar een mengsel van melk en honig wordt aangeboden: zettende PEDRILLO en BLONDE zich aan de andere zijde neder. Na den eersten, dans verfchijnt een CADI, of Richter, welke een lange fok aan conSTANZE vertoont, welke zij in het midden van den grond helpt planten, wordende dezelve met een groenen krant, als mede met lange linten verferd: waar na een ronden Bruiloftsdans, om denzelven plaats heeft. Ceduurende deeze dar.s, komt de eassa, noemende zijne  ne plaatfe naast constanze; waarna de turhfche vi ouwen den bruidfchat, door haar aangebragt, constanze aanbieden : wordende vervolgens, zo ter eere van den B a s s a , als ten genoege van constanze en belmonte, door bovengemelde perfoonen, beurtelings gedanst en alles door een groot Sluit. Ballet geëindigd.  Gif. Essr-:-;:;- zz">.z ver: ec\z sïzezin worden, dn die door den Set raai is ?ig 6izyj:::r;j.f-. S:sJ; ï.csierteke-d z.'z.