IOSQ MAATSCH. DER NEDER!. LETTERK. /» ïrj TE LEIDEN. ^ Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken, 1841.  D E T R I U M P H DER V R Y H E I D.   d e T R I U M P H der V R Y H E I D, TOON$ELSPEL, door N. C. BRINKMAN, Wed. van c. van streek, Te AMSTELDAM, ly M. SCHALEKAMP. In hst serfie Jam der Baiaaffchc Vryheiti,   AAN DE VRYE BATAVIEREN. J$an u, Geachte Medeburgers ! die de Pryheidbe~ mint en waardeert, draag ik 'dit Tooneelfpel op — hetzelve heeft zyn aanwezen al/een aan onze heuchlyke omwenteling te danken. Sinds eenigcn tyd gevoelde ik wel eens eene opwellende begeerte om den Tooneel-arbeid te beproeven ; dan, het fchcen dat ik my tot geen onderwerp kon liep aaien, toen eensjlags on. ze heugchlyke omwenteling, en al het geene daarby onder ons oog gebeurde , my» hart dermaate tref, dat ik begreep, dat de Triumph der Vryhcid op de Dwinglandy en de Ariftocratie het belangrykfle onderwerp was, dat men in dceze eerfte dagen, onder de bevallige fchaduwe der Vryhcid zachtkens rustende, kon behandelen. — Door dceze gedachte bezield ving ik myn arbeid aan Zonder perfoncele haal lykheden te zeggen, die altyd een" byzonderen wrok yerraaden, heb ik myn'Vryhart, ais den Held der bist». 1 riey  iv AAN DE VRYE BATAVIEREN. rie, waarheden doen zeggen, die onder het bereik van ellen denkenden Burger vallen - Ik heb hem ook niet Hooi ah ecu Vryheids, — maar ook ah w^Menfchenvriend gefchetst, omdat ik hier van de Triumph der Vryhcid /preek , die zich niet bloot by woorden bepaalt, maar ook eenen dadclyk.cn invloed op de zeden lice/u Gelykhcid cn Broederiehap zyn immers de twee deugden, die liet hart van eiken waaren Patriot moeten bezielen ; cn dceze twee hoofdtrekken leggen ook den grond/lag tot alle de overige deugden , die den zo beminlyken Mcnfchenvriend uitr,iaaken. Myn oogmerk is by dit Tooncelfluk , om de waai e Vryhciehlicfd.e, die, wanneer zy werkzaam is, de zeden verbetert, en ons meed inboezemt, om de J tyiriglandy , ja zelfs den dood te trotzceren, ook in de uuren van uitfpanning by u aanieyuuren. Hierom heb ik ook getracht dit /luk te mengelen met al het gcene cenige betrekking had op de voormaaligs onderdrukking, of hel geen daar uit voortvloeide. Schoon ik by de fchetfing der vcrfchillcnde charakiers gcene per/oneele bedoeling had, zo kon het echter mogtlyk zyn, dat fommigen, of hun eigen charaktcr , of dat van anderen , hier in mtenen te vinden: dceze bedenking zou my aangenaam zyn, al:o zy my zou deen ontwarren, dat ik foms de natuur gevolgd heb : voor het overige wyzen wy zulke lieden,tot het oude f/r eekwoord : Die de fchoen past, tj-eki hem aan. De  AAN DE VRYE BATAVIEREN. v De Kunstkenner zal in dit /luk voorzeker plaatfen vinden j die , of voor eene kiefchere bewerking , of eene andere wending van gedachten, waren vatbaar geweest. Om de volgende redenen verzoek ik hem een weinig toegeeflykheid: Dit ft uk is myn cerfteling voor het Tooueel; het onderwerp was zwaar, en geheel eigen vinding; het vereischte honderde oplettendheden, zo dat het wel mogelyk is, dat my het een of andere ontglipt zy; voords is dit /luk in den tyd van twee maanden bewerkt en afgedrukt, door het verlangen om hetzelve in dit zo gepaste oogenbtik in de v/aereld te hebben. Het eene en andere zal my, zo ik hoop, de toegevendheid der Kunstrechters doen verwerven. VER-  VERTOONERS. kakel vryhart, een Schryver. Julia, zyne Vrouw. amalia, zyne Dochter, Minnaresfe van B;aumont. e d u a r d . zyn Zoontje, oud zes jaaren. fredrik beaumqnt , een van zyn amht ontzette Patriot , Minnaar van Amalia. t>e vries, een Grysaard, vriend van Vryhart. een grysaard, uit de buurt van Vryhart. zyne dochter. Eenige Clubisten. Een bediende van Vryhart. draayer, een Geestelyke. zeven raaden. de schout. Een Bode. Twee Gerechtsdienaars, De Cipiers knecht. De Scherprechter. Het Volk. Eenige Burgers. Een Maagdenfloet. De Franfche Generaal. Het Franfche Volk. Het Tomeel /peelt in tent der Grcnsjlcdcn van Nèdtrlahi.  D É T R I U M P H DER V R Y II E I D. TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. Het Tooneel verbeeldt eene kamer in het huis van vryhart; deeze zit aan de rechterzyde aan eene tafel, waarop eenige losfe papieren en gedrukte bladen liggen , hy fchryft eenige regelen op een groot blad, doorziet het,fieekt het by zich, en legt de andere papieren by eikanderen : alles in eene peinzende houding. Aan de Knkerzyde fiaat een fecretaire. EERSTE TOONEEL. vryhart. Rampzalig Nederland! hoe diep zyt gy gezonken'... Waar is die grootfche roem, weleer aan u gefchonken, Waar is die vryheid, moed, en deugd, en heldenaart?... O Vrylmdl gy die eens 'tkleinnood van Neerland waart, A Gf  É DE TRIUMPH DER VRYHEID. Gy ziet door Batoos kroost met fchandeenfmaadulooneri? Gy ziet door Dwinglandy, en Eigenbaat u hoonen: — Gy leeft, helaas! niet meer op Neêrlands grondgebied — De burger voelt zyn boei —maar hy verbreekt die niet. Helaas! zyn fiere moed, zo menigmaal geblecken, Is door den trotfchen Dwang, ten eenemaal bezweeken; En hy, wiens edel hart alleen voor Vryheid flaac, Wiens moed niet wordt verzwakt,door*t ween der eigenbaatDie 't waagen durft zich ftout, en moedig te verzetten, Die 't hoofd durft tóén, wen hy de Vryheid ziet verpletten: Wat lot, watvreeslyk lot, wordt hem helaas! bereid? — Een kerker, ketens,fmaad! zie daar wat hem verbeidt: — Zyn moed wordt overheerd — hy moet voor boeijen zwichten. De burger zucht!—doch durft,al zuchtend, niets verrichten.— Wy hoopen, Frankryk ! dat uw dappre heldenftoet, Op Neêrlands grondgebied, ook eerlang zy begroet; Dan zal dó Vryheids-mia met glorie zegepraalen! DaD zal de Vryheids-vriexid op nieuw weer adem haaien Ach! Wierd eerlang aan deez' myn hartewensch voldaan, Dan ving der burgren heil met nieuwen luister aan — 'k Zou dan, met vreugd, myn bloed.myn welzyn en myn leven, Voor u ó burgery! gewillig overgeeven! Maar hoe! — wie weet, watloteerlangmyzelfnogwacht! 'k Ben, door myn vrye taal, reeds by 't gerecht verdacht; De Rechtbank liet my korts, om myne fchriften daagen; De trotfche Heerschzucht,zal veelligt het uiterst waagen! Dan kerker, boei, of dood! — wat ook myn lot hierzy— 'k Verzaak de Vryheid niet — ik ilerf..' — af ik leef vry!... TWEE-  tOONEÊLSPÊL. 3 TWEEDE T O O N E E L. VRYHART j JULIA. Zy koomt in, terwyl Vryhart bezig is, zyne papieren in de Jecretaire te bergen. vryhart, JuliaJlerk aanziende en haardenJleutel overgeevende Dag , lieffte Julia! — gy fchynt door finart bewoogen, Gy peinst en zucht — ik zie de traanen in uwe oogen. JULIA. 't Is waar, 'k ontken het niet, ik doolde treurig om* Melancholie dunkt my, ontmoet my van rondsom; Myn geest is (omber — ach' — een (teen ligt my op 't harte, 'k Gevoel een zwaare last van folterende finarte —■ 't Is of een voorgevoel , een naakend onheil meldt — 't Is of die zwaare last, my ongeluk voorfpelt: 'k Heb my reeds in den hof, in de open lucht begeeven, My dacht, ik zag ook daar,een fombre fchaduwzweeven: De lucht was zwart — de wind heeft alles uitgerukt,' De zwaare trotfche eik ligt in het zand gebukt — In 't dennebosch zyn ook de boomen neêrgeflaagen: De felle noordenwind verwoestte in zyne vlaagen, Den gantfchen hof: — Ik had daar rust en troost verbeid — Maar'k vond helaas! ook daar verwoesting, treurigheid — A a **t«  4 DË TRIUMPH DER VRYHEID. VRYHART. Uw al te (lerk gevoel, fchept u die bron van rampën! Verbeelding doet uw geest met hersfenfchimmen kampen —1 Gy martelt dus u zelf. — JULIA. ó Waar' 't een hersfenfchim! Neen Karei! neen, 't gevoel van myne huwlyksmin Zweeft my thans al te fterk, te levendig voor d'oogen, En ach.' dit teêr gevoel, heeft nooit myn hart bedroogen: Ik dueht niets voor my zelv' — de bron van myne vrees, Is, dat uw Fryheidsmln, ten hoogften toppunt rees; En daar, in 't laatst gefchrift, uw denkwys is gebleeken, 't Gerecht u heeft gedaagd — zal't zich ook willen wreeken; En 'k weet dat g' u flechts op uw woord ontflagen ziet: 'k Ontveins my geen gevaar — zo gy de ftad verliet, Dan zou de rechtbank u, gewis, als fchuldig daagen, En zo gy blyft — veelligt zal Heerschzucht alles waagen! Dit is geen herfenfehim, geen loutre, valfche fchyn, De tyranny verbergt haar dodelyk fenyn. VRYHART. Zie daar dan Julia.' de bron van uwe fmarte.' Zie daar, de worm die knaagt aan uw gevoelig harte. Ach beste en tedre gaé! ontrust u niet om my — Ik fta voor Vrjheid pal, en wat myn lot ook zy, Geen knaagend zelfverwyt, zal immer my doen beeven, Ik vrees dus niets - wat zegt myn lot, myn bloed, mynleeven, Wat zegt dit in de fchaal der algemeene ellend? — He-  TOONEELSFEL. S Helaas' waar zich myn oog, aan alle kanten wend — Daar zie ik flaaffchen dwang, onbillykheid en traancn, Ik zie den vuigen fchehn den weg tot eer zich baanen, De Vryheids-vriend wordtftaeg miskend — gedrukt, verplet— De hoos-wicht fcherpt het ftaal dat op hem wordt gewet — En wat zegt, in dien ftroom van algemeene rampen , Een enkel burger, die met foltering moet kampenl Zyt groot myn Julia/ — dat zich uw hart verheff*! Toon dat gy Vryheid mint, wat onheil ons ook treff'. JULIA- Helaas myn kindren! VRYHART. Die zyn immers ook de mynen.' Veelligt zie ik hen nog in drukkende armóe kwynen; Wat uitzicht blyft hun in den algemeenen nood? De biaave Patriot vindt naauwlyks een fluk brood; Geen post, of ampt wordt thans door kundigheid verkreegen; De maalSroom van *t geluk juicht flcchts den vleier tegen, En hy alleen, die zich, als flaaf, in 't ftof verneêrt, Voor laage dwangzucht kruipt—wordt meteen ampt vereerd:De hoop op Frankryks macht is ons nog bygebleeven, Die hoop alleen bezielt myn afgepynigd leven, Die fiere heldenftoet is ons reeds zeer naby, £ Wierden wy daar door verlost van flaaverny! A i DEK-  6 DE TRIUMPH DER VRYHEID. DERDE T Q O N E E L. De voorigen, amalia. amalia.. Papa! daar is Beaumont. vryhart glimlagchende. Laat hem maar binnen treede% Is aan uw hart niet reeds een'tedre zucht ontgleeden? amalia, in het heen gaan. Cy plaagt my ook altoos.' VIERDE T O O N E E L. De voorigen, beaumont. beaumont en amalia, treden te zamen binnen, beaumont geeft haa Maar dit's myn zaak thans niet — gy moet u overgeeven—> Zie hier 't arrest, hier baat voor u geen tegenitreeven. Hy laat hem 't arrest zien. julia. Wat felle blikfemftraal doorboort me op eens het hart! Gy Karei! gy! ó neen! daar ik hun woede tart — Met moed, Myn dierbre vriend! geen macht, rukt u van mynezyde, Zy drukt hem in haare armen. amalia, met gevoel. Rampzaal'ge vader, ach ! beaumont, met drift en grootheid. Zou 'k u geen byftand wyden? Wat onverwachte flag 1 helaas myn braave vriend! Is dit in 't eind het loon, dat uwe deugd verdient? 'k Zal alles voor u doen, wat ramp gy ook moogtduchten! Hy veegt zyne traanen af. eduard, op een' droevigen toon. Als ge allen fchrcit — dan fchrei ik ook. de schout. 6 Al dat zuchten js nu vergeefs! hadt gy, Mynheer, daaraan gedacht, Voor dat gy't kwaad bedreeft—dan hadt ge uw taal verzacht: Ge-  TOONEELSPEL. 17 Gekerm en naberouw kan u thans weinig baaten; Ik heb geen tyd, gy moet terftond uw huis verlaateer Als ge, in uw kerkerhol, uw uuren knaagend flyt, Dan hebt gy tot berouw en weenen ruimer tyd — Dit is altyd het loon, van zulk oproerig woelen, Die zyn Regeering fehendt — moet ook de ftraf gevoelen. vryhart. 'k Veracht uw taal! gy Schout van 't heilloos fcbelmenrot — !k Lagch om uw zedeleer — zy wordt van my befpot, De fchelm moog beeven, maar, gykuntmynietvertzaagen, Ik volg u ras, •— ik zal myn lot grootmoedig draagen. —1 Myn hart was immer groot, myn ziel denkt edel, vry! Zy heeft ook niets gemeens met fchelmen zo als gy. de schout. Ik Zal u van dien hoon Zo daadlyk reek'ning Vraagen, Kom gy moet mêe — hem by den arm trekkende. Julia, hem terughoudende. 'k Verlaat myn dierbre Vryhaftniet—« Tegen den Schout. Ge ontrukt hem niet aan my — de traanen die gy ziet, Zyn hier het echte merk van myn ftandvaste liefde. — Zo waare huwlyksmin ooit uwe borst doorgriefde, Zo zult gy menschlyk zyn — ach deel in mynen ramp! Befef al 't foltrend leed, waar mede ik zuchtend kamp, Ik bid u, wil myn ga{5 uitmedely behoeden! de schout. Men kan zynfchuldgenoeg, uit uw geteem, vermoeden*» 't Wordt tyd l li AMA"  18 DE TRIUMPH DER VRYHEID, amalia met verontwaardiging. Wat laage ziel ! fredrik. Uw hart is wreed — Barbaar!... vryhart zich losrukkende uit de armen van Julia. Tegen den Schout. Toef Hechts een oogenblik. — Tegen Julia. 'k Beef niet voor 't felst gevaar — Maar gy, myn Julia! ik min u meer dan 't leven! — Ik ben ook Vader! ach! ik moet myn kroost begcevenj Na een weinig Jlilzwygen. Maar troost u in myn lot — de hoop begeeft my niet — Reeds daagt de Vryheids-zon met luister in 't verfchiet; Eerlang verheugt zy ons, door haare blyde itraalen; In 't diepfte kerkerhol zal ook haar fchynzel daalen, ó Schrei dan niet om my — myn beste! wees bedaard! Tegen Beaumont. En gy, draag zorg voor hen, wyl ge op ©ns welzyn flaart'.. beaumont. Gy moogt, rampzaal'ge vriend ! op myne vriendfehap bouwen, vryhart, Eduard omhelzende. Vaarwel,mynEduard ! —'k ontroer door hem te aanfchouwen. e duard. Helaas! waar gaat gy heen? — gy hebt my ftraks beloofd, Dat gy zoudt vrolyk zyn. -— vr.y»  TOONEELSPEL. j9 vryhart met veel nadruk. Die blydfchap is verdooft!.... beaumont, Maar hoe' dus wordtgeheelderBurgrenrechtgefchonden, leeft Heerschzuchtdit gewei dop nieuw weêr uitgevonden ? Dit is een nieuwe trek, die wreede dwangzucht maalt; De Burger wierd voorheen nooit uit zyn huis gehaald, Door Schout en Dienaars—heeft m'ooit zulk geweld geleden! ö Arme Burgery.' hoe ziet ge uw recht vertreeden! —■ deschout. :t Verveelt my nu Mynheer! vryhart, met het fterkfte gevoel. Een oogenbliki ik ga. Vaarwel Amalia! vaarwel myn Julia Kom toont uw' fleren moed, en troosc u in myn rampen! Ik beef niet voor myn lot, leert ook met 't uwe kampen. 'lerwyl Julia hem fprakcloos en Jchreiende in haare armen knelt, komt de Schout en ontrukt hem met geweld. — de schout. Kom, kom, dit heeft geen eind, 't is lang genoeg Mevrouwl Gy hebt nog tyds genoeg tot traanen en berouw — julia. Barbaar! durft gy myn fmart, myn foltering noch hoonen! Welaan! 'k zal op myn beurt myn' moedu ook betoonen. Zy vat Vryhart weder in haare armen — de Schout wil hem met geweld ontrukken — de Dienaars komen hem op 't laatst te hulp; Julia worjlelt tegen den Schout. Ba Ga>  DE TRIUMPH DER VRYHEID, Ge ontrukt myn' Vryhart niet aan myne veege borst/ Voordat uw ftaal hem eerst heeft met myn bloed bemorst, — Of voer my met hem meè naar diepe duistre holen, Waar ik geen daglicht zie —maar, aan zyn zy' verfchoolen, In 't zelfde noodlot deel — Zy worftelt Jlerker. Gevloekte fchurk! barbaar! O heilloos Schelmenrot' ontmenschte moordenaar! Haare krachten bezwyken. Zy valt in onmacht. • vryhart, tegen den Schout, die hem boeit. Ik vreos den kerker niet. — Zyn kluisters beziende. Dees' Kluisters zyn geen fchanden, DetrotfcheDwarcg , zal ligt, haar wraak op my doen branden, ó Vryheid! 't is voor u, dat ik ze draagen moet! Dit denkbeeld maakt my groot in mynen tegenfpoed. Vaarwel Amalia! draag zorg voor uwe moeder! Vaarwel myn waardfte vriend! ó wee. hun troosten hoeder. Hy gaat heen met den Schout. liet gordyn valt, ter- wyl Beaumont en Amalia hem zuchtende naöogen. Einde van het Eer/te Bedryf. TWEE  TOONEELSPEL. 21 TWEEDE BEDRYF. Het Tooneel verbeeldt eene by aen avond verliclite Raadzaal, 'er zyn zeven Raaden vergaderd. EERSTE TOONEEL. aristocratus, Prefident. T~Xez dag, Mynheeren! eischt op nieuw beleid en moed, Kom, fluiten wy 't geweld van't laag gemeen, dat woed, — Dat woelt en muit —■ zich trotsch verheft van allerwegen, Dat,fcheldende op onze eer, een' aanhang heeft verkreegen, Die zich gezach verwerft, door burgers van meêr geest — 'k Ontveins het niet, nog nooit zyn we in een tyd geweest, Waarin 't Stadhouderfchap voor meerer ramp moest duchten. Hoe zullen wy, helaas! het dreigend leed ontvluchten? Ons Krygsvolk wordt verheerd, ontwapend of gedood — En zo de Vryheidsmin, die dinglyks wordt vergroot, Niet eensflags wordt gefluit — zyn wy gewis verloorenl Met trctschheld. De naam van Heetjchers'. kan ons aller oor bekooren.' Kom, vesten wy 't gezag, dat ons nog overfchiet — En ftraffen wij geftreng al wie ons weêrftand biedt: B 3 Di'  SS DE TRIUMPH DER VRYHEID, Dit middel is alleen ons overig gebleeven, Wy moeten, trotsch en ftout, de burgery doen beeven.... Elk, die in deezen tyd, zich vrye taal vermeet, — Zyn eerbied ons onthoudt — in onze rechten treedt, Moet met gevangnis, boei—en dood die misdaan boeten I De Vriend der Vryheid kruipeals flaaf voor onze voeten ! Op dat de fchrik en vrees hen fidderend weêrhou, Dit blyft de hoop alleen, waar op ik vleiend bouw ■—. Ja't volk denkt vrij — doch durft zich niet met moed verzetten, En 't kromt den hals gedwee — 'tbuigtzich voor onze wetten, Dat eerst het fnoode hoofd der muitelingen vall', Dan zult ge eind'lyk zien, hoe alles beeven zal; Zo wy, door ftrengen Dwang, hier'tmuiten niet beletten, Zo zien wy ons welhaast van onzen post ontzetten. HERITAS. De Franfchen zyn alreeds ook meester van het Fort, Helaas! ik vrees alleen wy fchieten tyd te kort. ARISTOCRATUS. Geen nood :want Vryhart wierd reeds op myn last gevangen. Haast komt de Schout — ik wacht met duldeloos verlangen, Naar deuitkomst van diezaak, ik vrees daar fchuilt nog meer: Want hyging by 't verhoor, my Hout en vrij tekeer,—. Ik denk, door Fryheidsmin, als raazend aangedreeven, Dat hy oqs mcerer werk, dan zyn gefchrift zal geeven. TWEE-  T O O N E E L SPEL. 23 TWEEDE T O O N E E L. De voorigen. een bode. De Bode tegen Ariftocratus. D aar is deSchout, Mynheer! aristocratus. Zeg dat hy binnen koom, De bode vertrekt. DERDE T O O N E E L. De voorigen, de schout. 'tTsom den achtb'ren Raad, dat ik myn toorn betoom, 'k Heb toch den fchelm gevat, na zeer veel tegenpraaten, Van vrouw,van dochter,vriend-doch't konhemweinig baaten, Hy heeft dees Raad en my, door zyne taal, onteert — Hy fchold my uit voor fchelm — maar 'kheb hemoverheerd — En hem, op uw bevel, in 't kerkerhol geflooten, 'k Heb dit gefchrift, dat ligt zyn misdaad zal vergrooten, By 't onderzoek ontdekt. — Hier is 't, — hij geeft het aan Ariftocratus over. Hy wierd verfchrikt, —. Ik heb den booswicht recht in zyne list verftrikt. aristocratus, tegen den Schout. Gy hebt uw' last volbragt. — de Schout gaat heen. B 4 VIER-  DE TRIUMPH DER VRYHEID, VIERDE T O O N E E L. de voorigen. aristocratus. Dat muiters zich verzetten, Ik zal hen fiddren doen! — wy moeten hen verpletten. Hy opent het papier, en leest met verbaazing, PLAN van omwenteling. 's Morgens ten vyf uuren zal men den aanval doen. Vyftig der kloekmoedigfte faamverbondenen, van gelaadene Pistoolen en van Houwers voorzien , zullen zichby kleine partyen,langs onderfcheidene wegen, naar deCafern begeeven, en zorgen dat zy 'er allen op betzelfde oogenblik koomen. Zy zullen de fchildwagtcn overvallen en het gefchut vermeesteren, het welk zy terftond tegen de Cafern zullen richten; ter zelfder tyd zal een dergelyk Corps de hoofdwacht overvallen, en een ander zich meester maaken van het arfenaal. Voorts zal men ook, den Commandant gevangen neemen, en hem aan de bezetting doen gelasten, dat zy zich niet zal hebben te v/?er te ftellen; de leden van den Magiftraat zullen ins-  TOONEELSPEL. 25 Insgelyks gearresteerd worden, en al wie zich poogt te verzetten, zal terftond afgemaakt worden. De overige als dan in de wapenen gebraste ledm der LeesgQzelfchappen zul 't Is niet heel aangevuld — Hy laat het zien. Zo worden wy belaagd — Zo toont dit fnood gebroed zich trotsch en onvertzaagd — Wy moeten 't nu, met moed, door ftraf by ftraf vernecren, En dus den ftorm, die loeit, van onze hoofden keeren — De ontwerper van dit plan zy uit den weg geruimd ! Wat denkt deezeachtbreRaad?—Hier dient geen tyd verzuimd, h e rit a s. Dit 's hpog noodzaaklyk! ja, ik ben van uw gevqelen. bel angius. Men zou dus onzen val wel dra geheel bedoelen, s ever us. Ja, zulk §en ftout beftaan zy met den dood geboet.' INOTITJS. 't Is of men thans alom verradery ontmoet — s incerus. Wy moeten Vryhart eerst nauwkeurig ondervraagen, Da,n kunnen we ons naar recht en billykheid gedraagen, timidus, met fchroom. Gewis —want zo het heir der Franfchen eens verwon, Zag 'k niets dat, om deez daad, hun wraak vermurwen kon. B 5 ARIS-  26 DE TRIUMPH DER VRYHEID, aristocratus met trotschheid. ó Daarom juist Mynheer! wy moeten nimmer vreezen. Wy moeten trotsch en ftout —doch nooit kleinmoedig weezen. F T F D E T O O N E E L. de voorigen, een Bode. aristocratus, hyfchelt, de Boode komt binnen. Ga, zeg dat Vryhart hier terftond geboeid verfchyn'i de bode vertrekt. ZESDE T O O N E E L. de voorigen. aristocratus. Thans vordert ons belang, dat we allen werkzaam zyn, Wy moeten hier het kwaad tot in zyn' wortel treffen; Ons boven 't heilloos doel van 't muitend rot verheffen. Dat Vryhart's ftrenge ftraf hun tot een fchrikbeeld zy; Beneemen wy den moed, tot meer verradery. — Dan zal de Patriot, door muitzucht aangedreeven, Terwyl hy angftig zwygt, voor 't wettig wraakzwaard beeven !.. Z E-  TOONEELSPEL. 2; ZEVENDE T O O N E E L. de vooRiGEif, vryhart geboeid, liy nadert met eene geruste houding. aristocratus. Vei rader! ha, uw list is eindelyk ontdekt — Uw rol is uitgefpeeld — gy hebt onze eer bevlekt, Gy hebt zo vaak, vermomd, ons naar het hart geftooken— Dan, al uw (nood verraad, zal op u zyn gewrool.cn; Gy hebt de Burgery verleid — en aangezet Tot laage muitery — ons hoog gezach verplet —• En voor uw Souverain den eerbied fteeds vertreeden, Hoe menig fchuldig fchrift is aan uw pen ontgleden! Dan 't fchynt dat uw verraad daarmee niet waar voldaan; Gy maakte op nieuw een plan —gy wendde een pooging aan Om onze Burgery aan uwe zy' te keeren, Veelligt is 't eens uw plan, om zelf hier te regeerent Doch dit is u mislukt — nu op de daad gevat —- Wordt gy door deezen Raad voor eereloos gefchat, Want dit gefchiift — hy toont het hem. Ondekt ons uwe Hst nu nader, Gy w:erdt oproerig — ja, een fnoode landverrader! De wet eischt ftrenge ftraf, voor zulk een fnood verraad — 't Geweeten zegt u reeds, wat u te wachten ftaat. vryhart, met grootheid. 't Geweeten wyt my niets — 't bleef rein, en ongefchonden, Ik heb 't gerust en vry en onbevlekt gevonden, 't Kan é mm  2B DE TRIUMPII DER VRYHEID, 't Kan echter mooglyk zyn, dat vrye taal u hoont — Maar hy, wiens edle ziel door Vryheid wordt bewoond, Schroomt nooit,door mond of pen,de waarheid bloot te leggen, Hy volgt zyn' vryen aart, wat D wangzucht ook moog' zeggen— En fchoon hy, door geweld, zyn recht vertreeden ziet, Zo bly ft hy nochtans vry — hy fchroomt de ketens niet, Zie daar myn antwoord! — want, ik weet my te waardeeren, En zal my nooit in "t ftof voor Dwinglandy vernecren; De naam van fnoodaart, dien ge alleen uit haat my geeft, ls Hechts een ydle klank, wyl 't hart niet fchuldig beeft!.., ARISTOCRATUS. Ter zyde. „ Wat fiere taal!" — Gy durft u nog onfchuldig noemen, Kunt gy 't omwentlingsplan, door veinzery, verbloemen— Hem het Plan tomende. Is dit uw fchrift niet? — (preekI vryhart op een' edelen toon. 6 Ja dit is myn hand, Myn hart mint Vryheid fteeds— 'k ben duur aan haar verpand, Maar 'k fchreef dit voor my zelv',in myne ledige uuren. De Burger moet, helaas! het onrecht fteeds verduuren.' Wiens hart krimpt niet van weê, door 'tgeen hy daaglyksziet? Met vuur. 'k Verbeeldde my alreê dat aangenaam verfchiet, Als Neerland eens op nieuw de Vryheid zal zien praaien — Als Slaverny en Dwang ten afgrond zullen daalen; Doch nimmer heb ik 't plan aan iemand meegedeeld. SE»  TOONEELSPEL. Z9 severus. Gy hebt daardoor het zaad tot fnood verraad geteeld, Uw fchuld is klaar, en door u zeiven reeds bewezen, Gy moogt met recht voor wet en ftrenge ftraffen vreezen s Schoon gy uw fnood verraad door fchyn van Vryheid kleurt 't Word ligt te laat door u met uwen dood betreurd. vryhart, met grootheid. Hy die onfchuldig is zal voor den dood niet beeven! Ik ben overlang reeds moe, om als uw flaaf te leeven! Met nadruk. Misfchien dat 't blind geluk, zich van uw zyde keert — Gy leert dan op uw beurt, hoe Dwangzucht wordt verneerd. aristocratus fchelt. ACHTSTE T O O N E E L. de voorigen, 'er koomen twee Gerechtsdienaars binnen. aristocratus met drift. Men breng den fnoodaart weg — men fleep hem uit't gezicht! vryhart in het heengaan met de fterkJle nadruk. Veelligt dat gy eerlang voor Vryheids - vrienden zwicht!... NE-  30 DE TRIUMPH DER VRYHEID, NEGENDE 7 0 0 N E E L. de voorigen. Sincerus. e man is trotsch,fchoon hy den ftorm op'tfels t zietwoeden, Hy beeft niet voor zyn lot, tra 't wrangstdertegenfpoeden. aristocratus. Zyn moed komt my op nieuw als hoogst gevaarlyk voor, IIy geeft aan niets, dan aan zyn Vryheidsmin gehoor; Hy heeft zyn fchuld bekend — wy moeten hem maar ftraffen, Wy moeten aan de wet haar billyke eisch yerfchaffen;Zy eischtzyn' dood ! — daar hy een oproer heeft bedoeld, Zyn ftraf zy niet vertraagd eer't volk nog fterker woelt — Ons blyft geen keuze meer, hy moet zyn hooft verliezen, Wy moeten ons behoud in zynen dood verkiezen, De tyd is kort — want daar het Franfche heir verwint, Zo krygt de burger moed, wyl 't vrienden in hen vindt, Wy moeten morgen vroeg weêr by elkandren koomen,-— Helaas! 'k ontveins het niet—wy hebben veel te fchroomen!.. 'k Gelast den Schout, dat hy aan 't huis van Vryhart gaa, Al zyn papieren eisch — wy zien die morgen naa , We ontdekken dan veelligt nog groot're gruwelftukken , hoogmoedig. Vaarwel myn heeren? denk dat hirgers ons verdrukken I Hy gaat en de anderen volgen. Het tooneel verandert in eene kamer in het huis van Vryhart. TIEN-  T O O N E E L S F E L. TIENDE T O O N E E L. jülia, Zy koomt uit een zy deur, en treedt langzaam in eene treurige houding. Op een' diep treurigen toon. II oeaklig, duister, zwart, zwceftmealles voor'tgezicht.'... Myn hart, myn angftig hart, dat voor zyn fol'tring zwicht, Is nu geen aasje hoop, noch troost meêr bygebleeven! — 6 Karei! dierbre gaê, finds gy myn zij' verliet, Zonk al myn hoop, myn troost, met u helaas! in 't niet — Een afgrond gaapt my aan; — hoe wanklend zyn myn gangen! Myn hart wordt wreed verfcheurd door adders en door Hangen Zy kronklen zich — ik voel een' angel die my fteekt, Die 't bloed by druppen zuigt — en zich dus doodlyk wreekt — Ik voel myn krimpend hart door fterk fenyn verzengen ; ö Kon myn brandend oog, flechts een'ge traanen plengen, Dit zou verlichting zyn! maar hoe! — ik klaag van leed , Ik ben nog immers vry, maar hemel! ach! wie weet, Hoe thans myn Karei zwoegt - in 't kerkerhol geflooten, Zal 't nadren van den nacht zyn'angst nog meer vergrooten, Daar hy 't gerinkel van zyne ysren boeijen hoort: Daar zucht op zucht weergalmt,en in zyn' kerker fmoort: ó Mogt ik, aan zyn zy', ook zyne ketens draagen! Dan zou geen ramp, hoe groot, myn moedig hart vertzaagen, Maar nu lydt hy alleen — en in dees' duistren nacht, Wordt 't heldre morgenrood vergeefs door hem verwacht; Geea  32 DE TRIUMPH DER VRYHEID, Geen enkle zonneftraal kan in N yn' kerker dringen, Hy ziet,by 't fiauwend licht,door traliën zich omringen —• Helaas! myn hart bezwykr, door 't folterend gevoel: ó Hemel! ftrekt de deugd dan altyd hier ten doel Aan moord- en plunderzucht — aan trotfche Dwingelanden, Die 't burgerrecht vertreên, bezoetelen met fchanden? Wordt dan de deugd altyd, door fnoode tiranny, Gedrukt, vervolgd, geboeid —leeft zy dan nimmer vry? Moet zy door' t wreedst ge weid van hun die 't volk verdrukken, Maar, kruipend, voor het ftaal van haare moordren bukken! 6 Monfters! die dus woelt — de deugd vervolgt, belaagt — Beeft fnoodaards op uw beurt! als eens de morgen daagt, Waarin de Vryheid ons met luister zal verfchynen, Gy zult dan op uw beurt, als Huivend kaf verdwynen! ó Blyde morgen, daag! —'k zie reeds uw bly verfchiet; Gy fpreidt uw eerfie ftraal! ontzink myn oog toch niet! 6 Vryheid! hemeltelg! wil op de winden z wee ven, Kom fpoedt u herwaarts aan! —behoed het dierbaar leeven, Van mynen Echtgenoot! — ontruk hem aan zyn fmaad! Ontruk hem aan bet woèn der fchandlyke eigenbaat! — Wat valfche zwymling deed hier myn verbeelding dwaalen? Zal trotfche Heerschzuchtooit haar wreeden aart bepaalen! Myn Vryhart is geboeid — met ket'nen zwaar belaan, En ik rampzaalge! ftaar noch 't zoet der Vryheid aan. ELF-  TOONEELSPEL. 33 ELFDE T O O N E E L. Julia, aMaLia. amalia, in eene ongeruste houding. w aar of nu Fredrik blyft? zou hy ons ook begeevcn; Hoe angftig klop t myn hart! — elk voorwerp doet my beeven. Julia, met nadruk. 6 Lieffte Amalia! gy deelt in myn verdriet — Befeft gy recht ons leed? —Wat treurig zwart verfchiet, Op een' wanhoopigen toon. Ziet gy dien diepen poel, waarin wy moeten zinken ? .... Uw vader ftort daarin! — ik hoor zyn boeijen rinken.' Hy loost een bange zucht •—■ 'k zie zyn verbleekt gelaat, Waarop het merk dér fmart met ftaale trekken flaat, — Zyneonfchuld lagcht ons aan! ...zy lagchtzyn moordren tegen; Maar neen, hun moordzieke aar t laat zich door niets be weegen, In de uiterfte wanhoop en fchieiyk. Dé tygers brullen reeds! — zy vallen op hem aan, Amalia aangrypende. Ach zie, hy wordt verfcheurd! — 'k zal ook met hein vergaan. amalia, verfchrikt. Ge ontroert myn hart op nieuw, ö lieffte beste moeder, Keer tot u zelve weêr! — 'er is toch één behoeder!... Er is toch nog één troost in 't jammrendst harteleed, Naar dm hemel wyzende. C Daar  34 DE TRIUMFH DER VRYHEID» Daar Hy.die de onfcbuld mint, zyn fchepzel nooit vergeef. Neen't zyn geen goden,maar Hechts menfchen die hier woelen: 't Zyn menfchen, diealleen op hunne Heerschzucht doelen; De Godheid fchiep ons vry, — zyn lang getergd geduld, Barst veelligt los — zyn wraak wordt dan gewis vervuld — De hoop op Frankryks heir is ons nog bygebleeven, Misfchienzal Heerschzucht haast den laatften doodfnik geeven. JÜ1.T A. Uw veelligt en misfclden zyn van den zelfden aart, Terwyl de zekerheid myn foltrend leed verzwaart — En daar de zekerheid myn lydend hart doet treuren, Ontvlucht my de ydle hoop, door 'tgeen ik zie gebeuren Ik dank u echter voor uw troost en uwen raad—• Met bitterheid. De drenkling die verzinkt neemt eiken halm te baat! TWAALFDE TOONEED De voorigen, beaumont. "CJw beider bleek gelaat vertoont me uw foltrend lyden; tegen Julia. 'k Zal aan uw' echtgenoot myn trouwe vriendfchapwyden, 'k Bezwoer hem dit Mevrouw, en ik herhaal dien eed, — Met eene oprechte vreugd — gy kent myn hart; gy weet Dat ik niet veinzen kan —> ik zal uw' Vryhart hoeden, 'k Ontruk hem aan denklaauwdertygers, die hier woeden — 'k Ontruk hem aan zyn boei, of ik vergaa met hem — Myn hart heeft hier beflist — ik luister naar de item Der  T0ÖNEEL8PEL. 35 Der vriendfchap liefde en trouw — myn vriend zal zegepraaien , Of ik zal, nevens hem, door 't zwaard ten grave daalen! julia. Ach dierbre vriend! mislei my niet door ydle rust, Myn hart wordt thans niet ligt in zwymeling gefust; Wie wederftaat het wóen van die geweldenaaren ? Het zyn geen menfchen , maar een trotfche hoop barbaaren, Wier woede ontvlamt, zo ras zy weêr een offer zien; Zy ad'men niets dan moord; wie kan hun wraak ontvlien ? ., 6 Fredrik! blyf ons by in dceze bange dagen? Sterk ons ddor uwe troost —hoedt ons voor nieuwe lagen! beaumont. Geloof Mevrouw! dat my uw ramp op 't hevigst drukt; Maar 'k wil dat uw gemaal zyn kerker zy ontrukt; Ja, 'k moet, ondanks my zelv', uw heider zy' verhaten: Myn kermen — myn geween zou hem thans weinig baaten? Hier dient iets meer verricht—maak ftaat op myne trouw ! — Gy zult uw' Karei zien, als ik u weêr aanfchouw: — JNogeens, vertrouw myn'moed! —ik zal het uiterst waagen, Ik hoop gy ziet eerlang een blyder morgen daagen. amalia. Hoe, Fredrik! ao gy ons in deezen nood verlaat, Blyft ons geen vriend meer by in onzen jammerftaat. julia. Wat wilt gy doen?fchenk ons ten minsten uw vertrouwen! Wy kunnen dan gerust op uwe vriendfchap bouwen. C 2. SB*  $6 DE TRIUIÏÏPH DER VRYHEID', beaumont. Hoor, tedre Julia! 'k verlaat in haast de Had, En daar ik niets zo hoog, dan Kareis vryheid fchat — Daar myn belofte my geftaag voor 't oog blyft zweeven, Zo wil ik my met fpoed naar 't Franfche heir begccven —• Ik fineek hun byftand af tot redding van myn' vrind; En zo myn Vryheids taal door haare kracht verwint — Dan hebt gy voor uw ga'ê, Tegen Anal'm. Uw Vader niets te fchroomen, 'kZal dan, met hen vereend, hier juichend binnen koomen, 'k Vergruis zyn' yzren boei, en fchcnk hem aan u wctr, Daar ik de Dwinglandy, op haare beurt vernecr. julia. 't Is of geeen engel zyt, die uit de wolken daalde! amalia. Wat onverwachte vreugd 1... zo gy eens zegepraalde'... beaumont. Vaarwel dan moeder.' ö nog Hechts een weinig fmart! Vaarwel Amalia! vertroost haar Iydend hart! Hy omhelst Amalia m vertrekt. HER.  TOONEELSPEL. 3? DERTIENDE T O O N E E L. De voorigen. julia, in verrukking met levendigheid. Gykooint, ó zoete hoop ! myn ziel op nieuwbeflraalen, Gy lonkt my vviendlyk aan, en wenkt me uit 's hemelszaalen: è Hoop! gy hartvriendin van 't afgepynigd hart! Gy zyt de laatftc troost in foltering en fmart, Als we, in den hoogden nood, door alles zyn begeeven, — Als alles ons ontvliedt in dit rampzalig leven, En ftorm by ftorm geftaag nog meerer rampen broeit, Wen 't zengend blikfeinvuur om onze hooiden gloeit, En wy ook zelfs Natuur aan onze zy' zien kwynen, — Haar glans en lieflyk fchoon geheellyk zien verdwynen : — Wen zy geen bloempje meer vpor onze treden teelt; Als alles voor qns dort, en 't aanzyn ons verveelt, Als wy geen luttel troost noch vreugd meer kunnen raapen; En heel dit aardryk is ineen woeftyn herfchaapen, Waarin verwoesting, dood, ellende, wanhoop waart; Waar 't oog alleen met vreugd op 't aklig fterfuur ftaart; — Dan, vriendelyke hoop! wordt gy met ons bewoogenl Gy klaart het duiftre floers, dat alles hield omtoogen, ■ Gy fchenkt ons kalmte en rust, aan deeze zy' van 't graf, En gy rukt, liefdexyk, de wanhoop van ons af. In 't ftofFelyk gewaad zendt gy ons foms uwe englen. Wier lieffelyke reen zich zoet met de uwe menglen; C 3 H e>  38 DE TRIÜMPH DER VRYHEID, Heb dank ó troosteres ! in 't grievendst zielsverdriet, Dat gvmy in myn fmart ook niet geheel verliet: —■ Heb dank! gy hebt my ook een' heemling toegezonden, 6 't Is een engel,fchoon met nietig ftof omwonden. Ïege/j AMALIA. Amalia.' hoe groot is Fredrik, die u mint, Draag zorg dat ook uw. hart zich zyner waardig vindt,! Er wordt hard gefcheld. AMALIA.. Wat is dit weêr? VEERTIENDE T O O N E E L. De voorigen. de schout, op een' barjchm toon, Gy moet my uw papieren geeven, Veelligt zal 'er nog meer verradery in zweeven. Julia, ontroerd. Verradery, Mynheer? de schout. Verwonderd ge u, Mevrouw! ê 'k Dacht het wel terftond, dat ik 't ontdekken zou, Ik zeg, uw echtgenoot!.. gy beeft!... Is een verrader 1.. Julia en amalia te gelyk. Dat was hy nooit!.,. 95  TOONEELSPEL. 3<ï de schout. Gy hoort dan alles nog wel nader; Jk heb bevel dat gy zyn fchriften geeven moet..., Ik bid u draal niet lang, en maak wat meerer fpoed! julia, zy valt op eene pel neder en geeft aan Amalia denjleutel. Helaas! myn dochter geef, wat daarin ligt geborgen. amalia, opent de fecretaire en krygt'er papieren uit. •k Moet ooknauwkeurigDzien-mynpligteischtomte zorgen, Dat gy my niet misleidt - /* dmjmffelt de laaden. julia. Uw pligt is waarlyk wreed; Ik vrees dat gy ,als mensen uw' pligt wel fomts vergeet: Maar zeg my, hoe is 't nu met myn' gemaal geleegen? Zvt niet onmenschlyk! laat myn traanen u beweegen. y de schout, terwyl hy de papieren ly zich fteekt. Hv was ontroerd, doch ftout en trotsch, hield zich bedaard, Hy fprak geen woord met my - dit toont zyn' wreevlen aart. julia. 6 Hoon zyn deugd toch niet door zo van hemtefpreeken.' Zyne onfchuld moest veeleer u daardoor zyn gebleeken. de schout. Zyne onfchuld! ö Mevrouw, die vrees ik weegt niet zwaar; Hy kwam reeds in 't verhoor, en ik bemerkte klaar C 4 *3aï  4o DE TRIUMPH DER VRYHEID, Dat hy toen, door 't Gerecht, reeds fchuldig was bevonden . ^n 't blad dat 'k by hem vond — hy wierd teruggezonden, En 'k vrees Mevrouw! zo hy is fchuldig aan verraad- —■ Dat hem een zwaare ftraf eerlang te wachten ftaau julia. Hou op, Barbaar.' amalia. Gy zyt gelyk aan wilde dieren — Aan tygers, heet op buit — aan wolven —wreede gieren, Wier bloeddorst fteeds met drift een nieuwe prooi verwacht, Uw hart is woest en wreed, ontaart en laag — gy tracht, In plaats van naar de ftem der menschlykheid te hooren, 't Gevoel dat zy u gaf, geheel en al te fmooren: Want, daar ge ons beider oog in bittre traanen ziet, Trotfeert gy onze fmart — en fpot niet ons verdriet. de schout. Ik lagch met uw gepreek, — hebt gy geen fchriften meer ? amalia , met verontwaardiging. 6 Neen! — de schout, op een Jchamperen toon. Zo groet ik u — bedroef u niet te zeer! iïy gaat heen,.  TOONEELSPEL. Al VYFTIENDE T O O N E E L. De voorigen. f amalia, gaat zitten. J u l i a, hem met verachting naopgende. Verachtlyk Schepfel.' uit het laagfte niet getoogen, Durft gy de reine deugd van myn gemaal beöogen! De fnopdaart is 't alleen, die juichend zegepraalt, Terwyï de zuivre deugd hier nauwlyks adem haalt1 Hoe lang zult gy,ö deugd! op de aard nog moeten lyden? Hoe lang zult gy helaas! met boosheid moeten ftryden? — De burger wordt vertrapt, daar vuige Dwang regeert — Door zielen zonder deugd in 't flaaffche ftof verneerd: Py hebt ó wreedaart! my uw' dolk in 't hart geftooten! Moest gy, ó laage ziel! myn foltring nog vergrooten ? Dit denkbeeld grypt my aan! —myn angftigkloppend hart; Wordt weêr op nieuw geprangt — geneepen door de fmart. Myn dochter 'k zie alom ! waar ik myne oogen wende , Niets dan gevloekt verraad, dan foltring en ellende. amalia. Die Schout is een barbaar, die vreugde in traanen vindt, 't Kan veelligt mooglyk zyn, hy alles flechts verzint; Alleen om, door die list, 't ontaart vermaak te fmaaken, Van ons door zyne taal wanhoopiger te maaken. t Moeder.' dat uw hoop nog niet zy uitgedoofd, Cs Denk  42 DE TRIUMPH DER VRYHEID, Deuk veeleer aan het geen ons Fredrik heeft beloofd! Na een weinig flilzwygen. Daar gy zyt afgetreurd moest ge u ter rust begeeven. julia wanhoopend en op een' bitteren toon. Ter rust!... wat denkbeeld koomt me op eens voordeoogen zweeven!... Uw Vader rust die ook? Helaas.' in deezen Rond — Ligt hy door kou , misfchien, nu aêmloos op den grond. Met nog meer bitter gevoel. Heeft hy,Amalia! een bed van zachte veeren?... Misfchien een hand vol ftroo! en gy— gy zoudt begeeren, Dat ik gevoelloos waar', — my thans ter rust begaf! ■ Er is geen rust voor my dan in het duister graf. Zy valt fchreiende op de tafel neder. Amalia zit ook in eene bedrukte houding. Het gordyn valt. Einde van het tweede Bedryf, D E R-  T O O N E E L S P E L. 43 DERDE BEDRYF. Het Tocneil verbeeldt '.veder de Raadzaal, 'er ftaat een Inktkoker met pennen en papier op de Tafel, het is dag. EERSTE T O O N E E L. Aristocratus, in het opkoomen. II oe alles ook in 't eind met Frankryk af moog' Ioopen, è! Vryhart zal zyn plan toch met zyn. hoofd bekoopen; Offchoon Sincerus hier myn' ftrengen eisch weêrftaat — En een Belangius zich op het volk verlaat, Schoon een Timidus beeft.' — ó 't zyn ilechts laffe zielen; Die fiddren voor 't gevaar, daar zy uit laagheid knielen! Zo 't Franfche heir verwint is 't toch met ons gedaan — Laat ons dan tot in 't eind als trotfche Heerfchers ftaan: Schoon ik van verre reeds de donders hoorde klettren, 'k Zal Vryhart, in myn' val, ten minsten nog verplettren. Ik kreeg, door myne list en fyne kuipery, Voor zynen wisfen dood twee ftemmen op myn zy' — Severus, Heritas zyn reeds van myn gevoelen, — Ineclius flemme ook, hy moet myn wit bedoelen; (Daar ik hem vraagen liet — van hier wat vroeg te zyn;) 'k Verftrik d'eenvoudigheid ligt door een' loozen febyn. TWEE-  4+ DE TRIUMPII DER VRYHEID, TWEEDE T O O N E E L. aristocratus, inqclius. aristocratus, Lioclius de hand toereikende. Ha zyt gy daar myn vriend! ikftondu reeds te wachten: Op een' vteienden toon. Uw vriendfchap is my waard, *k zal haar beftendigachten; 'k Heb u op deeze plaats reeds met verlangst verbeid Ik vrees, Sincerus heeft dees' achtbren Raad verleid: Ily fprak fteeds Vryhart voor, in zyne gruwel (lukken: Ik ducht, wy zullen voor de (temmen moeten bukken; Geloof my vriend ! wordt hy niet ftreng ter dood gebragt — Wordt hier, uit laffe vrees, zyn vonnis flechts verzacht, Zo zullen wy gewis onze eigen val bewerken; Den moert van 't muitend volk gewis nog meerer Herken. Er is geen keuze meer in deezen jongden nood Wie zyn belang flechts kent Hemt meè voor Vryhart'sdood. Wy duiten al 't geweld , cloor ons op 't ftrengst te wreeken; En muitzucht, onbefchroomd, de hartaêr af te deeken. i k o c l i u s. Gy hebt gelyk, ik voel de kracht van uwe taal, Ik ftem ook voor zyn' dood — dat hy ten grave daal'! DER.  TOONEELSPEL. 45 DERDE T O O N E E L. De voorigen, de vyf andere Raaden koomen linnen. aristocratus, ter zyde. Ik triompheer in't eind — 'k ben tot myn doelgekoomen.—■ Wat hier gebeuren moog' — zyn fchuldig bloed zal ftroomen! Hy groet de Raaden in het voorbygaan, en neemt zyne plaats als Prefident; de anderen gaan ook zitten. aristocratus', hy haalt eenige papieren uit zyn' zak. Gy weet, dat ik den Schout aan 't huis van Vryhartzond, Zie hier al 't geen hy daar van zyn papieren vond! Ik kan daar uit op nieuw zyn fnooden aart ontdekken, Maar dit gefchrift Hy neemt een papier in handen. vooral moet onzen aandacht wekken, 't Is flechts een enkel blad, en nog niet af gewerkt. Hy leest. 6 Burgers! wie gy zyt, en welk een gevoelen gy ook zyt toegedaan , het oogenblik nadert, waarin gy een party zult moeten kiezen ■— gy zult u, of ten voordeele van de trotfche Dwinglandy moeten verklaaren; of gy zult u openlykbyde vrienden der vryheid, die ook de vrienden der Franfchen zyn, moeten vervoegen;de dapperheid,die hen bezielt, om ook aan ons, nog gedrukte Batavieren, de vryheid aantebrengen, wordt alom, door overwinningen bekroond  46 DE TRIUMFH DER VRYHEID, kroond — zy zyn reeds op onze grenzen, en wachten van allen die zich Patriotten noemen , ook hulp en byftand. Zouden wy gevoelloos bly ven voortfiaimeren, terwyl onze vrienden de Franfchen gevaaren en dood voor ons trotfeeren? — ö dan waren wy de vryheid, die zy ons willen aanbrengen, onwaardig. —— Dat de oude moed der Batavieren dan in ons herleeve.' dat zy onzer aller harten ontgloeie! het oogenblik zal haast daar zyn, waarin wy, door ftandvastigheid en moed, onze bcginfelen zullen moeten ftaaven, — dat wy, terwyl de Franfchen aanrukken, onze ketenen van binnen zullen moeten vergruizen — Wanneer het gepaste tydftip daar is, zullen wy u waarfchouwen , gy moet u dan te zanten vereenigen en Wie uwer is 't, die niet uit dit gefchrift bemerkt, Dat hy het Volk daardoor heeft aangezet tot muiten? heritas. De Hemel zy gedankt dat wy 't nog kunnen fluiten, SINCERUS. A Vryhart heeft verftand — een levendige geest, 't Zou gunllig zyn, waar hy aan onze zy' geweest, aristoc ratus. Zyn geest zal daarom juist altyd gevaarlyk weezen : Gy kunt zyn flouten aart in eiken regel leezen. 't Wordt tyd, 'i wordt meer dan tyd, dat hy zyn ftraf erlang. En  TOONÈELSPÈL. 47 En , door de hand des Beuls, 't verdiende loon ontfang'. Hy heeft zyn fchuld bekend — wymoogen'tnictverzaaken, Hier dient geen tyd verzuimt —wy moeten zorglyk waaken Dat alles zy geftraft wat hier de rust verftoort: Thans zy de laffe vrees in onze ziel gefmoord! — DatFryMrtVdood aan't volk, dat woelt, ten fchrikbeeldftrekkeJa, dat zyn fchuimend bloed de vrees en fiddring wekke! Zo wordt de muitery van onder 't volk geweerd. — Met trotschheid. Zo beeft het op den wenk van hem die het regeert!..., Hy zy onthoofd, ja hy moet reeds op morgen fneeven, Nog eens, zyn dood moet 't volk eenfiddrend fchrikbeeld geeven. siNCESus. En denkt gy dan, dat 't volk, dat hem gewis bemint, Daardoor geen nieuwe ftof tot woelend muiten vindt? Wy kunnen 't volk,'t is waar,door trotfchenD wang verpletten, Maar ook hun wraak, veelligt, op onze hoofden wetten: Want't vuur fmeult onder de asch, hun vryheidsmin is groot, En 't hoofd van Vryhart dreigt veelligt ons met den dood. De Franfchen zyn naby — en zo zy triumpheeren, Wie zal de Vryheidsmin van 't volk dan kunnen weeren ? Zo Vryhart's hoofd daarvoor zo fchandlyk heeft geboet, Dan wordt elk een van ons als Dwingeland begroet — Ik ftem niet voor zyn' dood. — belak oius. 't Zyn hagchelyke tyden, Wy moeten zelfs den fchyn van Dwang en ftiengheidmyden. TI-  48 DE TRIUMPH DER VRYHEID, tim i dus. Sincerus heeft gelyk — wy geeven zelfs een dolk' In handen van een woest en vryheidminnend volk: aristocratus. Niets blyft ons ovrig dan op onze beurt te Remmen, Zo zien wy of geweld , of iachtheid 't volk zal temmen. Hy vraagt aan severus die naast hem zit. Zeg, wat Remt gy, Mynheer? severus. Ik Rem voor Vryharts dood. Anjtocratus fchryft, en vraagt door een teken aan Belangius, hy vraagt ook zo, door een teken aan al de Raaden. TIMIDUS. Ik niet. ii ERITAff. Ik Rem zyn' dood. sincerus. Gy hebt zyn fchuïd vergroot,' 't Is waar dat Vryhart wel dit plan heeft afgefchreeven, Maar 't is noch onvoltooid en werkeloos gebleeven: Ik (temde wis, zo gy zyn ketens hadt verzwaard, Maar hem uit billykheid hadt van den dood gefpaard; Nooit Rem ik dien. SE-  TOONEELSPEL. 40 severus. b Ja, men moet 't ontwerp hier ftraffen, Èn daardoor aan de wet gerechte wraak verfchaffen. ikotius. Ik ftern ook voor zyn' dood. aristocratus, die iedere ftern' aanfctiryft. Ik teken op myn beurt, Hy telt. Vier ftemmen voor zyn dood, door drie Hechts afgekeurd; Ik zal voor morgen nu zyn vonnis onderfchryven: Hy worde onthoofd, tot loon voor zyne wanbedryvcn sincerus. Hy fchelt. VIERDE T O O N E E L. De voorigen. Er komt een bode. s incerus. Ga zeg dat men terftond hier Vryhart binnen lei — De bode vertrekt. V r F D E T Ö O N E E L. sincerus. jVlen gun' hem dat hy zich tot zynen dood berei' — Tegen Ariftocratus. Gy overwint Mynheer! en gy doet Vryhart fneeven! — Zyn bloed komt niet op my. — Ik ftemde voor zyn leven. D ZES*  SO DE TRIÜMPH DER VRYHÉID, ZESDE T O O N E E L. De voorigen. vryhart, geboeid, met loshangende haren. aristocratus. R ampzaalge! die u trotsch en onvertzaagd betoont, Die ons, door iToutetaal, nog kortlings hebt gehoond, Gy zult, uit onzen mond, uw laatfte vonnis hooren, Wy moeten hier 't gevoel van meedely' verfmooren; Wy luistren naar de wet, naar recht en billykheid — De wil is hier de daad —. gy hebt het volk verleid; Want door uw plan hebt gy uw' Souvcrain verraaden , De wet eischt ftrenge ftraf' voor zulke cuveldaaden; De wet eischt uwen dood— op morgen wordtge onthoofd, Zo wordt uw Vryheidsmin van al haar kracht beroofd. vryhart met ontroering. Helaas!... op morgen reeds! ... ik voel myn ziel ontftellen!... Na een weinig Jlilzwygen. Earbaaren! met wat recht kunt gy dit vonnis vellen? Gy valt me als 't offer aan, en , daar ge als tygers woedt, Slypt gy uw flachtmes reeds — gy dorst naar menfchen bloed!.. aristocratus. Betoom uw ftoute drift, ó fnoodaart! gy zyt fchuldig Aan muitzucht en verraad! gedraag uw lot geduldig En fpaar uw bitfe taal, want die verfchrikt ons niet; Zoek in uw eigen hart de bron van uw verdriet! Decz hagchelyke tyd, de omftandigheid van zaaken, Vereisfchen dat wy t'faam der burgren rust bewaaken: Gy  TÖONEÈLSPÈL. 51 Gy hebt uw fchuld bekend — dat elke muiter beev' En fiddre op uw'dood! — dat niémand ons weêrftreev'! — Uw tyd is nog zeer kort om van dceze aaid tc fchcidcn, Misfchien zal de Eeuwigheid u bctsr lot bsretdcn. vryhart met mirSwa&r>ng. Almagtige Opperheer! kan't mooglyk zyn dat gy Uw blikfemvuur niet zendt? — kan lasgc vclnzcry, Door wraakzucht aangevuurd ,u in het aanzicht hoonen, En zoudt gy, laauw en koel, uw' wra.lfc uw' magt niet toonco ? Dit monfter, dat, ontaart,de menschlykhcid vertreedt, Door felle moordlust brandt — uw 0U1Z] D tflf' rttg&X, Durft dan, met de eene hand een felmldloos offer 1'achten, En nog, terwyl hy 't flacht, eene Eeuwigheid verwachten!... 6! Daar elk menschlyk hart die de onfchuld moorden ziet, Hier wraakzucht aêmt — gromt daar uw donder niet?... Of is uw arm verkort, kunt gy niet meerer ftraffen, En uw getergd geduld gerechte wraak verfchaffen? Zyn blikfems j donders, 't vuur, dat onder de aarde brandt, Zyn d'elementen dan niet meer in uwe hand?... ó Ja, gy moogt een poos uw wraak—uw ftraf vertraagen, Myn fchuldloos bloed zal hen voor uwe vierfchaar daagen; Dat morgen vry myn bloed met groote druppen ftroom'! Ik nader de Eeuwigheid gerust en zonder fchroom. —• Ik zal, ó monfters.' u in da Eeuwigheid verbeiden; Maar fiddert voor de ftraf die' zy u zal bereiden!... sincerüs, ter zyde. ,Zyn taal ontroert myn hart —ik deel niet in zyn' vloek," Zeg Vryhart'. hebt gy fomts ook nog een laatst verzoek? D % VRï*  52 DE TRIUMPH DER VRYHEID, VRYHART. BeTpaart uw medely, ontmenscbte moordenaaren! Die 't burgerrecht vertreedt •— gy zyt geweldenaaren. Die, dooreen'valfchen glimp,het recht verdraait, verkracht—■ Uw' trotfchen Dwang door fchyn van billykheid verzacht, De PfyAriif-vrienden moordt, of langzaam wilt doen fneven, Daar elke Patriot hier, ampteloos, moet leeven, Daar hy zich keer op keer door fnoodaarts ziet verheerd; Terwyl zyn huisgezin door broodgebrek verteert: — Daar hy de vleier), die in het ftof kan zinken, Den vreemdling met zyn ampt vol trotfchen waan ziet blinken. Gy put de fchatkist uit — legt weêr een fchatting op — En die verzinkt op nieuw!.... de jammer is ten top ... Zoudt gy ó Burgery! dan niet naar Vryheid haak en! 7 oudt gy, daar 't onrecht woedt, niet uwe ket'nen flaaken?... ö Vryheidl daag met fpoed — verlos de Burgery — Verbryfel flaaffche bocy ~ verpletter tyranny! — ARISTOCRATUS. Al myn geduld is uit, gy moet uw klagten fmooren.- VRYHART. 'k Verheug my dat myn taal voor't laatst uw rust kan ftooren* Maar ik braveer uw' haat, ik beef niet voor den dood: ... ó Denk niet dat myn drift uit laffe vrees ontfproot; 't Is waar toen ik voor 't eerst het woord op morgen hoorde , Dat dit een oogenblik myn kalme rust verRoorde, Maar nu ben ik bedaard. —• Ik vrees uw woede niet: Ik beef niet voor den dood — hy toont my geen verfchiet Dat zwart en duister is — het deed my nimmer beeven, Ik ben het lang reeds moe om als uw fiaaf te keven!... Met  T O O NEELSPEL. 53 Met drift en woede o Dat myn fchuldloos bloed u regt in 't aanzicht fpat'! aristocratus. Schoon gy voor deezenRaad den eerbied fteeds vergat, Zo vraag ik u, zoudt gy misfchien nog iet begeeren? vryhart. Geen ftervling zag my ooit de Dwingelandy vereeren.. ., Kan ik voor 't laast myn vrouw en myne kindren zien? Met het uiterfie gevoel. 6 Julia'... helaas! myn kroost'... aristocratus. Ja, 't zal gefchiên, Hy fchebi, 'er hoornen twee Gerechtsdienaars linnen,.. Ko^mt, brengt hem weg! vryhart met grootheid en nadruk. Denk niet dat 'k my voor u verneder, U toeft sene Eeuwigheid, cn daar wacht ik u weder'.... Hy gaat l\een met de Gezechtsdienaars. D, 3 >*  S4 DE TRIUMPH DER VRYHEID, ZEVENDE T O O N E E L, De voorigen. Er koomt een Bode binnen. de bode met drift. De Franfchen zyn op marscb en nadren deeze Stad, te zag hen onderweeg — en heb 't myn pligt gefchat, Mynheeren ! van in haast u daarvan te onderrichten.' aristocratus. Hoe' zaagt gy hen? de bode. 6 Ja!'t moest alles voor hen zwichten De Raaden geeven allen tekenen van ontroering, Arifto,cratus zoekt de zyne te verbergen , en zegt tegen da Bode met eene gemaakte bedaardheid. aristocratus. fc Is wel, gy hebt voldaan — verfprei dit echter niet' De Bode gaat heen. 4CHT-  TOONEELSPEL. 55 ACHTSTE T O O N E E L. De voorigen. ARISTOCRATUS. "Wat moeten wy thans doen in 't akelig verfchiet? Wat dunkt u toch? — zeg my , wat moeten wy befluitcn? Ik vrees men zal de drift van 't volk niet kunnen (luiten. SINCERUS. En hoe zal 't morgen zyn —hoe zal 'tmet Vryhart gaan?—Wordt hy door ons geftraft, dan is 't met ons gedaan. Laat ons, in deezen nood, vooreerst zyn ftraf vertraagen. ARISTOCRATUS. 6 Neen! uw moed is klein — wy moeten 't uiterst waagen, Want 't zy hy fterve of niet, daar 't volk ons vloekt en haat — Daar ons geene enkle gunst van 't volk te wachten (laat; Met tratschheid. En wy op morgen ligt het voor het laast regeeren, Zo moeten wy voor 't laast het fidderend verneêren!... Hy veitrekt en de andere Raaden volgen. D 4 N Jk  56 DE. TRIUMPH DER VRYHEID, NEGENDE 7 O O N E E L. Het Tooneel verandert in de kamer , in het Huis van Vryhart. Amalia en julia, treden uit eene Zy deur in de Kamer , Julia heeft Eduard aan haare hand. julia. ï\Te!aas, rampzalig kind! wat zal uw lot nog zyn? Uw Vader is geboeid — terwyl ik zuchtend kwyn .... Wie zal, myn Eduard! —wie zal toch voor u waakenl lk zie in 't zwart verfchiet nog zwaarer ramp genaakeu. eduard. Ach lieve moeder! zeg, komt vader niet haast weêr? julia. Helaas! myn Kind!... TIENDE TOONEEL. De voorigen, een Bediende. de bediende. 3Vfevroiiw! daar is een oude Heer, Die vraagt om u te zien. julia. Hy koom' — wie mag dit weezen ? De fchrik zit my door 't bloed, en alles doet my vreezen. De Bediende gaat heen. E L Ft  TOONEELSPEL. 57 ELFDE T O O N E E L. De voorigen, de vries, julia, met verwildering. Zyt gy 't de Vries? de vries. Helaas! vriendin gy ziet Een diep rampzal'ge in my, die 't Engelsch rot ontvliedt, Ik ben-een vluchteling, dien alles is ontnoomen; Die niets meer heeft, ik zelfben naauw den dood ontkoomen, •k Ben van myn' Zoon, myn huis, myn veê, myn goed beroofd; Myn zwakke levenskracht, myn moed is uitgedoofd; Gy weet myn' ouderdom, gy ziet myn gryze hairen, ó Niets weerhield het woên diens woesten hoop barbaaren, Jylyn hart is overkropt door 't zien dier euveldain. 'K Ben afgemat. julia tegen eduard. Gy moest zo lang wat fpeelen gaan. Eduard gaat hfen. B s TWAALF-  58 DE TRIUMPII DER VRYHEID, / W A A L F D E T O, O N E E L, de voorigen. amalia, zy hygt een' Stoel die zy aan de tafel zet en zegt tegen De Vries. Zet U wat néér! julia met gevoel. Helaas! zuchr. gy ook in elende? De Vries gaat zitten, als ook Julia en. Amalia. de vries. ó ja! door 't Engelsch heir — een plunderzieke bende. Die alles heeft vernield in fchyn van Bondgenoot -— 't Is hunne woede alleen waar uit myn ramp ontfproot. Helaas! aan 't eind van een zo diep rampzalig leven, Is me een verbrande puin Rechts overig gebleeven. julia, met gevoel. Gy kent de rampfpoed ook, helaas! zo wel als wy! de vries. Gy fchynt ontroerd; maar 't is onmogelyk dat gy Den ramp befeffen kunt — ik kan ze u nauw bepaalen, Myn herfens zyn verwart — ik kan ze u zo niet maalem Maar door een flaauwe fchets van 't geen 'er is gebeurd, Wordt wis uw teder hart door meedely' verfcheurt.  TOONEELSPEL. 59 De raazende Engelschman was in ons dorp gekoomen; Zyn roofzieke aart deed elk van ons voor plund'ring fchroomen; Die vrees was ook gegrond, daar me ons alom beftal; Maar 't geen ó Julia! u 't meest ontroeren zal1 Is dat zich vrouw, noch kind, noch grysaart kon behoeden, Daar dit gevloekt gefpuis zich bezig hieldt met woeden; De jammerkreet rees toen op eens van alle kant, Zy naken, met een toorts, de huizen in den brand, Zy liepen fchier als dol van woede naar myn' wooning — Wat jammerend tafreel! — o Hemel! wat vertooning! Zy (taken huis en ftal in lichte laaje.vlam, En 'k weet nu naauwlyks nog hoe ik't gevaar ontkwam; Ze omfingelden 't alom,op dat men niet zou vluchten.— Van binnen had men 't vuur, van buiten't (taal te duchten. Myn Zoon 1 - ó akiig beeld! dat myne ziel doorboort — Wierd ook een prooi der vlam—wierd door de rook gefmoord; Helaas! myn oude knecht, die zich tot hulp wou keeren, Zag ik 6 fmart! ook door de vlam geheel verteeren"... 'k Hoor nog, dunkt my,'t gekerm,'t geloei van'tangftig vee, •k Had veertig Koeien! zy verbrandden allen meê: —■ è Ik verbeel my nog dien jammerkreet te hooren! Hy fnikt. Ik kan niet meer — myn ftem moet in myn (hikken fmooren !... ju-  6b DE TRIUMPII DER VRYHEID, J Ut! A. Mys vriend! uw ramp is groot. AMALIA. Hoe zyt gy 't nog ontvlucht? Met nadruk. Wat foltering helaas.' waardoor de burger zucht. DE VRIES. Ik weet het byna niet — ik kon geen redding hoopen; Myn gaê zag my door fchrik al ginds en herwaards loopen, Ik kwam toen aan een deur, die nog niet was bezet — Hierop had d'Engelschman voorzeker niet gelet; — Zo ben ik, met myn gade, alleen den brand ontkomen; Hoe angRig klopte ons hart, 't was alles ons ontnomen. Ik floeg, toen ik my reeds van daar verwyderd vond, Myn oog nog naar dien kant, al beevende, in het rond. Ik zag helaas! de vlam, de feile vlam nog blaaken, ó 'k Zag haar in 't verfchiet tot aan de wolken raaken. Zo was hier de Engelschman, door wraak en moord bezield.— Zy hebben 't fchoone dorp geheel en al vernield —. Geen vyand, hoe geducht,kon grooter rampen brouwen, Myn ziel is afgetreurd door al dit leed te aaufchouwen. JULIA. Hoe veele rampen t'zaam van een verfchillende aart! De Dwangzuch is 't alleen die al die folt'ring baart. AM A'  fÖÓNEELSPEL. Cz AMALTA. Waar is uw vrouw? DE VRIES. 'k Heb haar een oogenblik begeeven, Zy is ciigt aan de poort by een vriendin gebleeven, Zy was vermoeid ! —Helaas de fchrik verftyfd myn bloed; Ik fidder als ik denk aan 't Engelsch moordgebroed, 'k Zag hen in geile lust zich tot de vrouwen keeren, Haar op de ontmcnsehte wys mishandelen en fchofferen, Gsen weèrftand of gefchrei van vader of gemaal, Weêrhield hun fnoode drift — zy kende perk noch paal: Ik zag hun brandend oog op roof en offers ftaaren; Een fchuldloos meisje, een kind van nog geen veertien jaaren, Wierd, ondanks haar gekerm en haare tedre jeugd, Gegreepen, weggefleept met een barbaarfche vreugd Die monfters.' — ach! — wie zou zich niet getroffen voelen ? Ik zag hen beurtelings hun geile driften koelen, Terwyl 't gemarteld kind, zich wendende op den grond, Geen vonk van menschheid meer by haare beulen vond; Haar kracht bezweek — ik zelf zag haar den doodfnik geeven. julia met ontroering. Wat yslykheên , helaas! wat rampen in dit leven'..., AMALIA. Dit 's dan de bondgenoot, die ons befchermen moet! B t'  «4 DE TRIUMPH DER VRYHEID," DE VRIES. Dat de Engelschman bier bloos voorFrankryks heldenftoet, ó Franfchen! uwe deugd moet hun in de oogen blinken; Uw roem, uw grootfche roem, moet hun in de ooren klinken! Daar gy alom den naam, den zachten naam van vriend, Door uw' menschlievende aart en billykheid verdient. Na een weinig JHlzwygen. Menschlievend volk ! gy zyt der braaven achting waardig, Cy zult verwinnen — ja, de Godheid is rechtvaardig! Maar zeg, komt Vryhart niet? —want ik verlang naar hem; Ondanks myn' diepen ramp gevoel ik nog de Rem Der vriendfchap , want zy heeft my naar u toegezonden* Myn hart was op het Rerkst aityd aan hem verbonden. JULI*. Helaas! AMALIA. Myn Vader ach! DE VRIES. Wat is hier dan gebeurd? JULIA. Hy wierd door Dwinglandy op 't fnoodtst van my gefcheurd! Ik wilde in uw verhaal, myn vriend! u niet eer Rooren; " Om u geen' fcherpe dolk op nieuw in 't hart te booren.' In de uiterjle droefheid. Myn  TOONEELSPEL. 63 Myn Vryhart is geboeid — kwynt in gevangenis !— ■6 Oordeel of myn ramp ten hoogden toppunt is. de vries. Waarom wierd hy geboeid ? julia. Om zynen vryen aart, Die eiken Patriot hier ramp by rampen baart. Gy weet niet wat ook bier de burgery moet lyden ! — Hy ziet zyn heiligst recht door Dwinglandy bedryden; Myn Vryhart heeft zyn taal nooit door gevlei verzacht, Men houdt om een gefchrift hem van verraad verdacht, Wie weet wat wreeder lot hy eerlang heeft te duchten ? Ach! mocht ik hem Hechts zien en in zyn' kerker zuchten! de vries, met gevoel. Nu ik myn' besten vriend ook diep rampzalig vind, Nu voel ik dat zyn lot my nauwer aan hem bindt — Offchoon in zyn elend myn traanen hem niet baaten, Zo zal ik om zyn lot toch bittre traanen laaten. Hy ftaat op. Ik koom nog nader aan, houd moed in uwen ramp! Ik voel -t gewigt daarvan,daar 'kzelf met foltring kamp. Hy gaat heen, Julia en Amalia gaan meede. Einde van het Derde Bedi-yf. VIER-  64 DE TRIUMPH DER VRYHEID, VIERDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. Het Tooncel verbeeldt een Club , 'er Jlaat eene tafel midden in het vertrek, waarop twee tabakscomfooren fiaan, waar op ook pypen , en eenige Couranten liggen ; by het openen van het gordyn is 'er een knecht in de kamer die glaasjes en flesfen op een open buffet, dat aan de rechte zyde aan het einde van het Tooneel Jlaat, plaatst, en eenige ftoelen om de tafel zet. TWEEDE TOONEEL. db knecht, rein hart , egbert, Zy koomen te zamen. re in hart, hy neemt een paar Couranten die hy doorloopt. Egbert flopt intusfchen een pyp — de knecht brengt aan beiden een glaasje jenever. TE r ftaat niet zeer veel nieuws in decze twee Couranten, Alleen dat 't oorlogsvuur nog woedt aan alle kanten. egbert. 't Is waarlyk nieuws genoeg - de ramp heeft nog geen end, REIN-  TOONEELS P E L. 65 eeikha r t. >k Beken, deez lange kryg baart foltring en ellend; baai hy baart ook geluk, hy fcbenkt ons heil en zegen; Want in dien jammerkreet juicht ons de Vryheidtegen, En haare ftern, die lang door Dwangzucht werd gefmoord, Wordt in den oorlog zelf alommc op nieuw gehoord. DERDE T O O N E E L. De voorigen. Er bomen twee Ckbisten binnen ; zy groeten de anderen en gaan zitten; de knecht geeft hun een glas morgendrank — gelykhy ook telkens doet, wanneer 'er Clu- bisten binnen koomen. Eenigen rooken, anderen niet. Wy laaten deeze kleine fchikkingen aan de ASeurs ever, rein hart, hy vervolgt tegen Egbert. Gy weet, deez felle kryg fproot niet uit Staatsbelang; Geen Vorst werd hier gehoond in majefteit of rang. Wy zien hier 't Franfche volk voor 't recht van 't menschdom ftryden, Hun ftaal aan billykheid, aan deugd en Vryheid wyden ' ó 't Menschdom wordt verlicht— 'er gloorteen heldre ftraal; Elk voelt zyn waarde ais mensch. — De fchoone zegepraal Van Rechten billykheid, op Dwangzucht en Despooten, Zien wy door 't «orlogs-ftaal nu dagelyks vergrooten. L VIER-  66 DE TKIÜMPH DER VRYHEID, VIERDE T O O N E E L. be v o oei gen. Er komen weder drie Clubisten in ; de een gaat zitten , anderen Jiaan. Men kan dit zojuist niet bepaalen , en de Aüeurs gelieven hierby , zo veel moogelyk, de na- tuurlyklteid en ongedwongenheid in 't oog te houden. Een hunner zegt by het inkoomen. een clueist. Dag vrienden.' weet gy reeds, dat 't Fort verwonnen is Door Frankryks heldenftoet? — 't is zeker, en ik gis, ■ Dat zich nu onze wensch ook haastlyk zal vervullen; Ik denk, dat zy niet lang van hier vertoeven zullen. reinhart. Is dit bericht gegrond? De voorige clu bist. Deez brief is van een vriend: Dy laat Reinhart denzelven zien. Geloof, dat dit in 't minst geen twyffeling verdient. egbert. Dan zal ook Frankryks heir welhaast bier binnen koomen: Nu mag 't Oranje-huis wel voor zyn einde fchroomen; Dan,  TOONÊELSPËL. ö? tian, 't zal zich mogelyk nog redden door de vlucht. De Patriot alleen] die kwynend heeft gezucht, Verkrygt in 't eind toch eens zyn wensch en zyn hegeeren: Hy zafAriftocraat — en ook Oranje weeren. V X F D E T O O N E E L. t)e voorigen. terwyl twee CluMsten binnen koomen, die ftilzwygend groeten, roept een van die Clubisten, die aan de tafel zit, terwyl hy drinkt.. Ter eer van 't Franfche volk.' nu wordt die heldenftoet Eerlang door ons met vreugd gezamenlyk begroet. Een gul hoezee! hoezee! hoezee! Zy roepen dit allen. ZESDE T O O N E £ L. Er komen weder Clubisten binnen; men moet veronderftellen, dat fommigen hunne pypen foppen, anderen de Couranten hezen- en weder anderen aan het einde der tafel een ftd geSprek met eikanderen voeren. Er is een oogenblik ftilte. Alle de voorigen. e e b r y k by het inkoomen. Dag goede Vrinden! Reinhart ziende, reikt hy hem de hand. Ha Reinhart! zyt gy daar?'k dacht u nog niet te vinden.  68 DE TRIUMPH DEK VRYHEID, REINHART. Ik kwam van daag hier vroeg. EERR YK. Men hield my ergens op. Hoe beeft' d'Ariftocraat' — zyn angst ryst nu ten fop' — Want 't vuur komt hen naaby — zyn grootheid is aan 't zinken; Het Franfche Raai zal hem welhaast in de oogen blinken1.'... Ik zag 'er daadlyk een; hy zag 'er droevig uit. REINHART. Het zegepraalend heir wordt nergens meer geftuit. Welaan, Clubisten.' wy, wy moeten alles waagen: Ik voel myn moed ontgloeid— niets kan my thans vertzaagen : Indien men 't Franfche Volk hier foms nog weèrftand bood!... Laat ons dan moedig zyn: braveeren wy den dood! Men vinde ons allen groot! men vinde ons Routen vaardig! Zo toont zich elk van ons den naam van Clübist waardig, 't Zou laag en fchandlyk zyn, daar Frankryks moed ons wenkt, Aan onze grenzen reeds de palm der Vryheid fchenkt, Dat wy gevoelloos hier in Rille fluimring bleeven: Laat ons ook naar de palm der achtbre Vryheid flreeven / ZEVEN-  jOONEELSPEL. 69 ZEVENDE T O O N E E L. De Voorigen, bravius, met eenige CuUsten. bravius. Weet RV.dat Vryharts ramp ten hoogten toppunt rees? Ze~ weet gy, dat de Raad uw vriend ter dood verwees Zyn vonnis is geveld - op morgen moet hy fneeven. üle maar heeft my ontroerd; haar affehrik doet my beeven; Wat trotfche Dwinglandy, waarvoor de ^ Hy word ter dood gedoemd - fchoon mets zyn fchuldbewy* reinhart. He,aas.- maar neen: laat ons deeze euveldaad beletten! De fnoode heerfchappy vertreedt en recht en wetten, En't zwaare flaaffche juk der wreede tiranny Verzwaart hoe langs zoo meer:-kommaakenwyonsvry.' Met moed. Vcrbryzlen wy de boei, die ons houd vast geklonken. Ta Frankryks heldendeugd moet onzen moed ontvonken. Dat Vryhart zy gered -aan t zwaard des beu s ontrukt!jjraveeren wy 't geweld, dat all' ons recht verdrukt! - eerryk. Ik denk, de trotfche dwang zal haast den doodRuip trekken. De komst van 't Franfche heir zal hem ten val verRrekken! Uit vrees vertraagt hy nu, misfchien, nog Vryharts .dood, E 3 BKi'  7o DE TRIUMPH DER VRYHEID, bravius. Vlei u niet metdie hoop, daar * vonnis flechts omfproot Uit laage wraak, orn 't volk voor 't laatst nog te verneêren. reinhart, htm met drift in de reden vallende. Ban moeten we ons tezaam tot Vryharts redding keeren, Clubisten! hebt gy moed? allen. De moed ontbreekt ons niet—■ reinhart. Welaan daar gy tiw vriend ten prooi van fnoodaards ziet «e moed u niet ontbreekt - zo zal ik Raruhyk fpreekenj* zeg hem, dat uw moed my duidlyk is gebleeken. Wy overleggen 't zaam, wat ons hier Raat te doen Om Vryhart voor zyn val, zyn wisfen dood te hoen. ' Tegen de Clubisten. 'k Wacht u deez' avond hier. Zy geeven allen een teken van toeflemming. egbert. Gy zult ons allen vinden. Op een lugtigen toon. ?k Zal by myn Meisje gaan, en by myn goede vrinden Ik zeg hen 't heugchlyk nieuws, dat Frankryk's heldenftoet Nu eerlang hier zal zyn, op dat die zy begroef ' ft zag myn Lotje reeds zich tot dit feest bereide», Zo  TOONEELSPEL. 7* Haar FnhUMito zal ftraks haar vluggen geest geleiden. — Zy zal op 't oogenblik by haar vriendinnen gaan En zelen haar met vuur = - „ berei uw trom en vaen ... DeSfchen zyn naby - wy moeten hen onthaalen! Se bloem van onze jeugd moet in dees reien praaien. eerryk tegen bravius. Wen ik de heerschzucht foms in ftüte gade flaa, En denk de dolle drift van 't dwaalend volk eens naa Dana^ Daarzy toch zeiven voor de flaverny bezwyken: Terwyl de ^/«.«fc-vriend de burgers hoog waardeert Hun rechten ftaaft en vest - de dwingland? verneert: 1 Hy roemt alleen de deugd - kent geen verfchil van rangen. bravius. 'Ditkoomt,wyl'tvollaeveelaan-tkkterEOudblyfthangen En 't blinkend fchoon waardeert- de fcepter en dekroon, Verblindt hen door heur glans-zy beiden zyn te fchoon; Zy fchittren al te veel om die in t ftof te treeden; Zy ftaaren op die praal, die ydle nietigheden. Ik kreeg iets van een vriend, dat juist daar over fchryft — •t Ts als een heldre ftraal, die nevelen verdryft. Hy doet den fcepter, throon en kroon in 't niet verzinken. eerryk. Kom lees dit eens. bravius. Hy krygt een gedrukt blaadje uit zyn portefeuille en leest. Hy zegt, ,, Men ziet de Kroonen blinken. Maar," gaat hy voort, „ 't « zo als Payne vraagt: E 4 AS  72 DE TRIUMPII DER VRYHEID, Is 't een leenfpreukig ding, dat 't merk van glorie draagt? «eett zy dit door de hand de:, kunftenaars verkreegen? JJac. zal de glans der kroon Rechts naar de ponden weegen :-J , JJt blinkt haar waarde ook foms door 'tluisterrvkst metaal • Boor paerlen of faphir?-- maakt dit haar zegepraal? — £eett dit de majesteit, waarop de Vorsten roemen? «ft dtt hun 't recht, om 't Folk tot flaverny tedoemen?.. geeft de fchedel, die de blinkende eerkroon torsent «aaraan alleen waardy? — Dan moest geen fnoodeVorst, ^een wreedaart - maaralleen de menfchen vriend regeeren ! Dan zou me in hem de deugd, maarniet de kroon, waarderen ; De glans der Kroon is dus een nietig ydel ding, Bat door 't vooroordeel flechts al haar waardy'ontving: ö Laat geen ydle glans ons meer in de oogen blinkent Zy vorst of flaaf_ hy moet in 't nietig ftof verzinken • De vorst Rerve op het dons, omringd van praalfieraan; De flaaf ligge op het ftroo — zie beiden ftervende aan' Sla beider lot eens gaê, 't zal u tot wysheid wekken, Gy ziet en flaaf en vorst den Iaatsten doodRuip trekken En fchoon ook 't vorstlyk lyk , op 't praalbed wordt geëerd Het wordt als dat des flaafs—door maai en worm verteerd...' Zie hier de grootfche les, die ons de graven geeven! De menfchen zyn gelyk in dit kortftondlg leeven; Door deugden menfekenmn, wordt 't hart alleen verhoogd, Hy poost e°n oogenblik. Wat is ook 't erflyk Recht, waardoor de Dwangzuchtpoogt Den throon gevest te zien tot in de nagcflaebten? Hoe Rout die trotfche waan.' —waar zyn al de aardfcheMagten? Die  TOONEELSPEL. 73 Die reeds tot ftof vergaan - in 't ftof gebieders zyn ? VJat is dan 't erfflyk recht? niets dan een valfche fcbyn. — Gelykheid is de les, die ons de graven leeren, Zy doen ons 't recht van mensch, veelmeer dan kroonen, ecren." reinhart. •tls ftout, 't is waarlyk fchoon! - egbert. Hy stet op zyn horologie. Ik ga, want "t is reeds laat. reinhart tegen de Clubisten. * Zie u deez' avond weer? 'k maak op u allen ftaat. de clueisten. IEISHA1T, egbert, eerryk, bravius gaan heen, de anIe Clubisten , op vier na , leggen ook hunne pypen nc der , en vertrekken. Een van de Clubisten. De moed ontbreekt my niet. een ander. Zal dit ons kunnen baaten? En Vryhart aan zyn lot toch overig te laatcn, Dit zou lafhartig zyn. een ander. De tyd is nog zo kort.  ƒ♦ DE TRIUMPII DER VRYHEID, Misfchien wordt 't vonnis nu ook nog wel opgefchort? DE EERSTE. b Vlei u niet vergeefs — wy moeten 't uiterst waagen, Maar moeten met beleid en oordeel ons gedraagen; Wy kunnen niet als dol — zo maar in 't blinde liaan. DE TWEEDE. Dit 's waar. — DE VIERDE. 't Is laat, ik gaa —. Zy ftaan allen op. DE EERSTE CLUBIST. Wy zullen zamen gaan. Zy gaan hemen. De Knecht neemt de glazen, pypen enz. van de tafel, plaatst dezelven, als ook de tafel, ter zyde ; ! Buiten zich zelve. IkZiezynbIoedendlyk!...o0k'tIykw0rdtmyontroofd/... de bode. Ter zyde. „Ik kan haar leed niet zien —ik mort • t-t„ r et vanhier vcrtrekk-rn- Haar fmart zou 't tyrrer-bart tnt .»»i i j urircKKen, iyger nart tot medelyden wekken." De Bode gaat heen. TIENDE T O O N E E L. De Voorigen. Julia, in eene wezenlooze wanhoop. Amalia gaat ook zitten. Haast zyt gy ouderloos — en ooi- m„„ km j( a 'k Rp„f ' , en 00k myn Eduardl Uw IJ /, - gy Z,'et fo,te^ fmartuw fredrik keert te aar h» ™ i • ' Gy moer „ J=ï V 7 0"S met meer vinde". cl Za' J Gert' mCt hem in de ecI>t verbinden' Gy hebt dan toch een Reun, een trooster en een vrien".' amalia, bitterfchreiende. Rampzaalge Vader / ach! hadt gy dic ÏQt , ju-  TOONEELSPEL. 83 julia, iri dezelfde 'Wanhoop. Zult gy voor Eduard altyd als Zuster zorgen? Kom, roep hem hier — want reeds helaas! op morgen Heeft hy geené ouders meer — Amalia gaat heen. 'k Zal by myn Karei gaan — Op morgen, in dit uur, is 't reeds met hem gedaan! Zy zit in eene wezenlooze houding, tot dat Amalia, met Eduard aan de hand, binnen koomt. ELFDE T O O N E E L. julia, amalia, eduard, hj gaat naar Julia. julia, hem omhelzende. Helaas! myn ziel ontroert op nieuw, door u te aan- fchouwen , — 'k Moet u dan voor altyd aan andren toebetrouwen. Zy fchreit. Eduard begint ook te weenen. Met diep gevoel. Gy fchreit myn Eduard! verberg geen traanenvloed, En als de fmart u ook op morgen weenen doet — Als gy uw Vader ziet — laat vry uw traanen vloeijen : Zy zullen eens als vuur op 't hart der wreedaards gloeijen, En paerlen aan de kroon der ftervende onfchuld zyn. 2 ama-  84 DE TRIUM^ DER VRYHEID, •amalia. ^taaIdnrJstfcherpcrd00r;dan, dpode.ykst veny9!.. Julia, veder in eene wezenlom wanhoop. Op morgen is dan t P m°rgCn ons ^wachten ! Geen wanhoop iJa cc nie£ VerIaatra - «yweet, £f; ïdn:f,fma"-niets kan langer baaten. Dit voeg „* ;«." „ d "'S; 7" "-^^geieed, ^4 £Ï^£* *"» "* tegenin- oor tlaatst-dinnoeumietdoenyzenAmalia weent. Adl"tiS deIa^^t, diengymy2l]ItbewyzenJuha zit eenige weinige oogblikken in die,, aandekj «« Eduard TWAALF-  TOONEELSPEL. 85 TWAALFDE t O O N E E L. Het Wneel verandert in de gevangenis van vryhart. Hy zit in eene peinzende houding. De gevangenis u door eene flaauwe VÊÊp verlicht. vryhart. Ho- wanklend is 't Fortuin op deeze nietige aard » a Wie doorziet de ramp, die hem zyn lot bewaard? wTfcheppen ons een beeld van vreugde en zahg eden ; De ndn/e ftraal, die gloort, zien we een gelukkig Lden! De mensch ontwaakt eensflags uit zyne droomery; £ fteê van vreugde en heil, ziet hy aan zyne zy K ld en kerker, fmaad, en dood en ellend waaren; Door fch!ndenen fmaad onteerd, moethy in't graf verzinken. ^ s he aa ' het lot, den mensen op de aard bereid: 7 zinkt uw zwymeling, 6 brooze fterflykheid!. ï; droomde korthngs ook van Vryheid en van vreugde ïk vod nog Vryheid! hoe uw ftraal my 't hart verheugd> ïn nu ter dood gedoemd - met fchande en fmaad belaan, En nu ter b voor een booswicht aan • Zo ziet men morgen my , ubc, vwlw" Diï f- F 3 ^ IT-To- wanklend is 't Fortuin op deeze nietige aard »  «o DE TRIUMPH DER VRYHEID, Dit denkbeeld drukt my zwaar — Na eenige oogenhhkken in diep gepeins, met grootheid. Myn hart beeft immer8 „Iet door misdaad Ik bleef als mmsch, a]toos> myn eed ^ ^ Z3™ «K« »« k«W Jlaande. ó Oppermajesteit ! geen vrees doet my ontroeren, 7L °PpCrheer! « niet fchuldig beefZou tk dan fïddren, daar 'k alleen voor Vryheid fneef/ DERTIENDE T O O N E E L. Vryhart, draayer, Predikant. braayer, met eene Jleepende flcm. VZ^? Vl7hart! hC£ft my "aar u ^zonden: ft ben eenW.die.ftced. aan myn plicht verbonden, Hem t kwaad befeffen doe , en tot den dood be.eid- ? fin, daar gy vryharf u aan oproer fchuldig maakte ' Vw plicht, als onderdaan, door muitery verzaakte,' En dus de wetten fchondt - zyt gy ter dood gedoemd Ik ben door de achtbren Raad als zendeling benoemd ' Om uwe ziel voor f laatst tot fterven te bereidenö Luister dan naar my, laat u door my geleiden; En,  TOONEELSPEL. 87 En toon oprecht berouw van uwe euveldaad'. Bewandel nu den weg, die voor u open ftaat. Boet door een traanenvloed, een hoogst nusdad.g leeven. Dan 'zal de Algoedheid u ook uit genaê vergeeven. vryhart, hem herkennende; — met grootheid. Befpaar uw raad, Mynheer! -ik heef niet voor den dood; •t Zou vruchtloos zyn, dat gy my uwen byftand bood — Ik voel geen naberouw — en myn gerust geweeten Verwyt my niets — ik heb my van myn pligt gekweecen: Ik ben een Vrjheidsvrimd! — 't gevoel, dat zy my gaf, Verzaak ik nimmermeer - het blyft my by tot 'tgraf : En daar de tiranny onfchuldig bloed zal plengen, Zal ik een vrye ziel voor 's Hoogftens vierfchaar brengen: Ik daag die monfters uit om hunne dwinglandy.' Ik wordt hun boei ontrukt - fc ^ w en leef daar weder vry *... Gyziet,hoe-kdenkMynheer!-geenlistkanmyverftrikken, ik bid u, laat my rust — in fmartlyke oogenbhkken?... Ik ben ter dood bereid... dra ayer. Ik fidder voor uw lot, Daar Ky met myne taal en met den Godsdienst fpot.' — Hoe? weet gy niet, dat gy uw Souverain moet eeren Hen achting'fchuldig zyt, daar zy het Volk regeeren? Des Burgers eerfte plicht is onderdaan.ghetd — Gy hebt dien plicht veracht —gy hebt het Volk verleid — ' & Vryhart'. ach besef, wat lot u ftaat te. wachten.' F 4 *  88 DE TRIUMPH DER VRYHEID, Gy daalt in 'tdiepst der hel - „iets zal uw fmart verzachten I De zondaar, die aan "t gtaf nog ,op zyn deugd betrouwt, Wiens ziel niet wordtgeroerd - wiens hart zich niet berouwt. D>e zondaar zal te laat de Rem der knaaging hooren: Hy fterft verhard - en gaat in de eeuwigheid verloeren!.. vryhart, met grootheid en nadruk. Wie Zyt gy, Iaage ?M , d,;e my h.er ^ maaJt) W-e zytgy, Nieteling! die 's Hemels ftraf bepaalt? W.ezytgy, Huichelaar' die my hier durft verdoemen Geveinsdheid door den fchyn van Godsdienst durft ver-' bloemen ?... 't Is waar, ik ben ookmenscb; 'k hen niet van zonden vry M-ar niemand zag my ooit, door Iaage veinzery My draa.jen naar dien kant, waarheen de wind zich wendde Ik zuchtte vaak door Dwang in foltring cn ellendeMaar 'k bleef my zelf gelyk in voor en tegenfpoed — Tast in uw eigen hart! _ zie, hoe gy bloozen moet!... DBAAVE8. Watftoutheid! moest myn ampt ugeenontzach verwekken ? Durft gy een Leeraar zelf, door lastering bevlekken ? Maar 't fchynt, ge aan trotfche taal uw tong hebt toegewydt En de eerbied vaak onthoudt - waargy die fchuldig zyt?' vkyha rt. *k Eerbiedig goede trouw, en deugd, en reine zeden: Ik acht den Godsdienst hoog, in 't wrangst der tegenheden- Mm 'r voegt u niet, Mynheer! de rol, dien gy hier fpeelt Ik zeg, dat uw geteem my vreesfelyk verveelt: Ik  TOONEELSPEL. 89 Ik ken uw aard — ik weet, hoe gy ree-fc draayde, Gelyk een wimpel, zo ook ginds, dan herwaarts zwaayde; By de eerden ommekeer waart gy een Patriot Gv roemde Vryheid hoog!... gy dankte Neêrlands God In de ópenbaaren dienst, voor 't heil, door haar veikreegen; Uw yver blonk! - hy was ten hoogden top gefteegen! Gy waart zelfs aan het hoofd van onze Schuttery, Die zich gewaapend had — „ o braave Iïurgery ! (Dus fpraaktgy toen) „Ga, ftry voor Vrylriden voor R-chtenl „ Daar gy den trotfchen Dwang en ffeewkarfogaat bevechten, „Zo bouw op Neêrlands God, die uwe pooging ziet' ,', Gy weet, dat Hy zyn volk in 't ftryden nooit verliet: „ Zyn arm, die machtig is, zal u in 't ftryden fpaaren! ,', ö Hy zal Nederland voor flaverny.bevvaaren!..." Maar yllïngs toen de kans des oorlogs weêr verkeert, De Dm»g helaas! geheel op Vryheid triumpheert — Toen waalt gy weder om - gy zegt, dat gy eerst dwaalde, Dat u, door 'sHemels gunst,een zuiver licht beftraalde:... Daar de aüe van berouw by u ter teekning lag, Noodt gy de burgers uit — gy roept met nieuw gezag: „ 6 Burgers! wie gy zyt, koomt vry in myne vvooning! ',| En tekent uw berouw-ge erlangt dan nog verfchooning." Gy roemt Oranje hoog! - gy haat den Vryheidsvrind. Schoon gy de eenvouwigheid door veinzery verblind; Schoon gy uw veinzery door Godsdienst durft verbloemen, En my om Vryheidsmin in de afgrond durft verdoemen, Zo weet ó huichelaar.' dat ik uw taal veracht: — Ga heen, en plaag my niet in deezen laatften nacht! E 5 PRAAT-  90 DE TRIUMPII DER VRYHEID, DRAA YER. Ik kan myn woede en drift nu nauwlyks meer betoomen. Wat denkt gy, fnoodefchelm!-benikdanhiergekoomen, Om my gehoond te zien? - Ik zag myn dooling in; 't Is waar, 'k ontken het niet - uit zuivre waarheidsmin Bekeerde ik my oprecht! ... Na een oogenHik Jlilzwygens, Maar, als wy alles wikken, Moet niet elk een zich naar de Volksbegrippen fchikken? VRYHART. 'k Ontdek uw list, zo eens de Vryheid zegepraalt! Dan wordt ge op nieuw bekeerd, door's Hemels gunst beftraald ?... Met diepe verachting. Gy zyt onwaard, om 't ampt van Leeraar te bekleeden! Men ziet u godsdienst, deugd en plicht, met voeten treeden. Een ieder die u kent, veracht u nevens my: Gy zyt een huichelaar: 'k verfoei uw veinzery.'... Myne uuren zyn maar kort, en, daar zy haastlyk vlieten. Zo bid ik u, laat my een weinig rust genieten! Draayer gaat verjloord heen. VEER-  TOONEELSPEL. 9' VEERTIENDE T O O N E E L. vryhart, alleen. Jk heb dien huichelaar tot in het ftof verneêrd; 6 Deugd en Vryheidsmin'. 'k zie hoe gy triumpheert! De Dwang kon , wel is waar, my hier onfchuldig boenen ; Maar myne ziel bleef vry— gy Vryheid! deed me ontgloeijcn! Er is geen kluister, die de vrye ziel verbindt — Daar zy haar'waarde nog op moordfchavotten vindt.... Hoe nietig is uw magt, 6 Vorsten en Despooten! Hoe ydel is uw waan, Ariftocraten, Grooten!... Gy waerelddwingers! die hier trotsch als goden woelt,... Door kerker, boei en zwaard, den val der deugd bedoelt, De waare Vrijheidsvriend trotfeert uw ydel poogen! Hy rukt den fluier af, waardoor ge ons hebt bedrpogcn. Hy tast u in het hart, door zyne vrye taal: ó Deugd en Vryheidsmin! zie daar uw zegepraal!... Wilt, door die zegepraal, myn zwakke moed verfterken! Doe my, op 't moordfchavot, uw invloed nog bemerken! In vervoering. Verfterk me, als 't zwaard des beuls myn laatfte zucht vcrftoort, Wen 't vallend lyk eensflags in "tfchuimendbloed verfmoort Laat ik, zelfs in den dood, aan allen Dwang ontheven, • Met uwen edlen geest, in hooger fpheeren zweeven!... Lei my voor't dankaltaar, dat voor u wierdt bereid — Voer my dan voor den throon der Oppermajesteit! ó Prf'  DE TRIUMPH DER VRYHEID, ó Vryheid! leer my daar uw grootfche toonen treffen! 7.o zal myn vrye ziel uw waarde recht befeffen!.., Dan juicht zy om haar heil, ó machtige Opperheer! En ligt haar Vryheidsmin aan uwe voeten neer:... Buiten zich zelve. Konde ik myn Julia ! myn Kroost! u met my voeren! Met Jlerke nadruk. Myn Julia... myn Kroost! Na eene korte mymcring. dit denkbeeld doet me ontroeren • Myn ziel peinsde op haar Rand, en nameenhooger vaart..! Met diepe treurigheid. Maar zy daalt yllings neer - zinkt op deez' nietige aard: Natuur en liefde! gy doet my uwe infpraak hooren! Uw teer, fchoon wreed, gevoel zal myne rust verRooren, Einde van het Vierde Bedryf. V Y F.  TOONEELSPEL. $3 VYFDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Het tooneel verbeeldt de gevangenis, in den morgen. Vryhart zit, by liet openen van 't gordyn, in eene diepe treurige houding; hy ftaat op, en nadert met langzaame treden tot voor aan op het tooneel. VRYHART. De laatfte bange nacht myns levens is voorby: De dood waart om my heen; hy treedt my reeds opzy' ê Trotfche Dwang' uw wreede wensch zal nu gelukken! Gy zult my voor het ftaal des beuls doen nederbukken... Nog weinige uuren flechts... en 'k ben in de eeuwigheid!. .. Met diepen ernst. Heb ik myn ziel nu reeds tot fterven voorbereid? — Durf ik tot de eeuwigheid gerust en kalm te nadien?... Ik voel wel geen ver wy t - maar fmart dr ingtmy door de adren Na een weinig Jlilzwygen, de oogen ten hemel Jlaande. Wat fterveling, ó Bron van ons beftaan en leeven! Wat ftervling durft aan u zyn reekning overgceven! Wiens hart is zo verblind door trotfchen eigenwaan, Of't wyst by onderzoek hem meenge vlekken aan? De  94- DE TRIUMPH DER VRYHEID, De Deugd , hoe hoog geroemd op deeze nietige aarde, Is by uw heiligheid van luttel weinig waarde!... De mensch gaat wanklendvoort —hyRruikelttotaan'tgraf; Maar gy meet ook zyn deugd flechts naar zyn pooging af!... Hy knielt. „ ó Machtige Opperheer! myn hart is niet vermetel; „ Ik kniel, in 't ftof gebukt, met eerbied voor uw' zetel... „ Schoon ik een deugdzaam hart van u ten deel ontfing, ,, Zo dwaalde ik echter foms — ik was een fterveling. „ ó Onderfteun voor 't laatst myn wankelende krachten! „ Wil door uw hulp en troost myn fmartlyk lot verzachten! „ Ontruk my 't aklig beeld der fchande, vloek en fmaad,' „ En, als myn fchuldloos hart zyn laatfte tikken flaat ,, Wil dan myn ziel,verrukt,den open hemel,'toonen! „ Zend my de Serafs toe, met palm en mirthe kroonen!... „ Troost ook myn Julia... myn Kroost in hunneellend ,, Verhoor myn laatfte bêe, die ik ten Hemel zend!..." Hy Jlaat op. Na een oogenblik ademhaaling. Met gerustheid. Hoe kalm is nu myn hart! nu kan ik adem haaien • 'k Zal, in myn lot getroost, gerust ten gravedaalen. Na een oogenblik in diep gepeins. Nu nog één enkle ftorm — en 't lyden is gedaan... O! na dien bittren ftryd,lagcht de eeuwigheid myaan?... Ontroerd. Myn Julia! myn Kroost... zal voor het laatst hier koomen... Die  TOONEELSPEL. 95 Die wreede ontmoeting doet myn ziel voor wanhoop fchroomen: 6 Denkbeeld, dat myn hart met duizend pylen moord' Natuur en huwlyksmin 1 hoe wreed wordt gy verfmoord! — Myn tedre Julia!... hoe zal myn dood u treffen ?... Ik moet, ondanks my zelf, haar boven 't lot verheffen ó Hemel! fta myby, in deezen jongden nood!... Dit aklig affchcid is veel wreeder dan de dood.'... TWEEDE TOONEEL. vryhart, julia, amalia, eduard. julia. Zo dra zy Vryhart ziet, fnelt zy naar hem toe, en fluit hem in haare armen. Zy heeft haar doodhembd aan, even als in de Romeo en Julia ; haare halten zyn los en verwilderd. Na een oogenblik fiilte, met diep gevoel. 6 ïCarel! dit 's voor 't laatst'... amalia, fchreiende. Ik ys rampzalig Vader!... Hoe wordt uw deugd miskend ? — Men noemt u een verrader? Hoe yslyk is uw lot! VRY-  oö DE TRIUMPI-I DER VRYHEID, v e th a r t, Eduard en Amalia in zyne armen drukkende. Kom hier myn Eduard! fl Rust nog eens voor 't laatst aan't kloppend vader - hart.' Ook gy Amalia.' koorfl hier aan myne zyde.' Dat ik myn laatfte zucht der ouderliefde Wyde.' lly weent. -— en vervolgt tegen Julia. Ach! troost u in myn lot, daar gy myn onfchuld kend! Ik ly' voor Vtylteid al deez' foltring en ellend. julia, weemoedig. Wat kan my 't gantsch heelal, wat kan my Vryheid baaten ?... Nu ik myn Kare!.' u, aan Dwang ten prooi moet laaten? In de uiterfte droefheid. Nu 't moordend zwaard eensbeuls, ó fmart.' ó yslykheid.'.. Met een verwoede hand, u van uw' Gade fcheid — Zou ik uw wreeden dood koelzinnig overleeven? Neen: neen ! als Echtvriendin zal ik ook met u fneeven/ In vervoering. Geftrengeld in uw arm, wacht ik den dood, als gy; Geen moordfchavot, geen dood... niets, dat my vreeslyk zy— Geen macht ontrukt my aan dit doodelyk verlangen, 'k Verzamel al myn kracht, 'k biyfaan uwboezem hangen .' — En als de Dwangzucht grimt om mynen tegenftand, Als zy my fchuldig noemt — zo laat de fnoode hand Des beuls gelyker-tyd, door 't zelfde zwaard my treffen Zy wyst op haar hals. Myn hals is dun... KA-  T Ö O N E È L S P É L- $i VRTHiKT. Wie kan myn diepë fmart beTeffen? ... Ö Tedre Julia! verzwaar myn lyden niet! — Denk dat gy moeder zyt ! — zo gy uw kroost verliet, Wié zou in 'tgantsch heelal toch voor die panden zorgen?».; Ons lot, hoe yslyk ook, ligt in de hand verborgen Van Hem, die met één' (pan onuMb're fpheeren meet, Die, daar Hy goedheid aêmt, zyn fchepfel nooit vergeet. Geloof my,hartvriendin! daar gy met 't lot moet kampen, Zal Hy uw redder zyn, u troosten in uw rampen'... julia in wanhoop. Als gy my zyt ontrukt, begeer ik rust noch troost!... Met nadruk. 'k Voel dat ik moeder ben, — ach! myn rampzalig kroost.' Weleer kost gy myn hart de reinfte wellust fchenken, Gy waart myn zaligheid!... ö pyneiyk herdenken!... In een' hevigen tweejlryd. Wat zwaare ftryd beftormt my in dit aaklig uur — Na eene zigtbaare ontroering , die een 'Oogenblik duurt, met drift. Gy Karei overwint!... gy overwint Natuur.'... Ik zwoer u liefde en trouw, in 't wisfelvallig lèeven. — Wordt gy myn' arm ontrukt — dan zal ik met ufneeven.'... Eduard/nikkende, waarop Vryhart hem op nieuw in zyne armen drukt. <ï vrt-  98 DE TRIUMPH DER VRYHEID, v r y h a ii t , met gevoel. Wat deert n, Eduard? eduard, /nikkende. Gy deedt toch nooit geen kwaad: b Zeg, hoe koomt het dan dat gy nu fterven gaat? Ach, vader.' blyf ons by, wil my gehoor verleenen, Julia leeft. ó Zie hoe moeder beeft! — ach! laat haar zo niet weenen! Vryhart, 7/y drukt Eduard met ontroering aan zyn hart, zet hem op den grond, en veegt zyne traanen a/. Befeft gy, Julia! hoe dit myn lot verzwaart, Wat overmaat van fmart is my aan 't graf bewaard! De wanhoop gryptmy aan.'... dit 's meer dan menschlyk lyden-^ ó Hemel! zie myne angst - help my natuur beftryden! amalia, Wiens hart krimpt niet van wee, wanneer't uw lyden zie;.' Met diepe /mart. Dit 's nog de voorgrond eerst van 't akelig verfchiet!... JULIA. Natuur en huwlyksmin, gy beiden doet my beeven! Tegen Vryhart, in vertwyfeling. Myn beste! ik kan u thans geen' moed noch troost meer geeven. vry-  tOONÈËLSPEL. 99 vryhart, met grootheid. 6 't Zou lafhartig zyn, zo gy my wanktónd vondt. Bedroef myn hart met meer in deezen laatften ftond — Myn ziel zal u met vreugde in de eeuwigheid verbeiden... Denk lieffte Julia! dat wy toch moesten fcheiden: 't Is waar, ik ftort nu wel wat eerder in het graf, Maar meet naar de eeuwigheid den grootften tydkrmgafi ö Wil 't gewigt van jeugd en ouderdom eens paaren, Wat zegt dan toch een tyd van tien of twintig jaaren? Wat zegt by de eeuwigheid de jeugd of ouderdom?.. Staar met een helder oog -befchouw -gy ziet rondom Dit vlugge tydperk rolt de golvende eeuwftroom heenen, Die my ook, aan uw zy' zal met ons kroost hereenen!... julia, hitter. Zal hy., die op een wrak door golven dobbren moót, Waar telkens nieuw gevaar hem angftig fiddren doet, Als hy de haven ziet in 't midden der ellenden, Zal hv zyn vlottend wrak niet naar die zyde wenden? Schoon zich de ftorm verheft in 't naderend verfchiet, Hy vreest geen branding, bank, hy vreest de klippen niet.— Zo myn geliefde! zyn wy beiden, door de golven Der rampfpoed en ellend.op 's levenswrak bedolven!... De haven is de dood - gy fpoedt u derwaarts aan, J,k dobber aan uw zy - en 'k zal met u vergaan.'... G a, vrï-  :oo DE TRIUMPH DER VRYHEID, vryhart, met nadruk en gevoel. 6 Leef! leef voor uw kroost! laat my die troost verwerven.' Toon, dat gy moeder zyt.'... laat met die hoop my Rerven ! Maar waar is Fredrik toch? — Hy koomt niet eens by my, Verzaakt hy nu zyn' Vriend? — verliet hy uwe zy ? — AMALIA. Rampzaal'ge Vader.' neen , door vriendfchap aangedreven. Zag ik de traan der fmart Reeds in zyne oogen zweeven; Daar uwe rampfpoed hem nog nader aan u bond, En hy in deezen nood geen troost noch uitkomst vond, Zo fnelde hy met drift het heir der Franfchen tegen; Hy wilde, door zyn taal, tot byfland hen beweegen. vryhart. ó Edelmoed'ge Vriend dien my de Hemel gaf.' — Dan ach.' hy keert te fpa — hy vindt my reeds in 't graf.'... Men hoort eenige Jlemmen. Julia en Amalia ontroeren zichtbaar. DER.  TOONEEL SPEL. lol DERDE TOONEEL. Ds voorigen, de schout met twee Gerechts-Dienaars, de schout tegen julia. Uw echtgenoot moet mêe, wil nu geen weêrftand bieden. J Hy kan zyn' wisfen val, zyn' dood toch niet ontvlieden, julia, met nadruk. Barbaar.' die hem met vreugd ook nu ter flachting leid — Denkt gy, wat vreeslyk lot hem heden word' bereid, Dat ik myn Vryhart thans aan u ten prooi zal laaten? Denkt gy, daar hem myn fmart - myn traanen niet meer baaten, Dat gy, gclyk weleer, hem aan myn' arm ontrukt 1 lk volg u na op 't fpoor, en als hy ligt gebukt, Zo kniel ik nevens hem, ik val dan aan zyn zyde, Op dat ook 't zwaard des beuls van 't leven mybevryde. vryhart, met de groot/ie aandoening. Genadige Opperheer.' bedaar haar felle fmart! Bedaar den ftorm, die woelt in 't angftig vader-hart.' — Daar gy voor 't jong, dat nog in 't nestje ligt verborgen, Voor 't piepend veêrloos jong, met tederheid blyftzorgen, Zo toon , daar gy myn kroost en gac ellendig ziet — Z, toon uw vaderhart.'.., verlaat uw fchepfel niet.'... Ga DS  »» DE TRIUMPH DER VRYHEID, de schout, op een' barfchen toon. Maak voort! vryhart, Iry neemt Eduard in zyne armen. Hoe krimpt my 't hart by dit rampzalig fcheiden! Helaas! myn Eduard ! Naar den hemel wyzende. Ik zal u daar verbeiden ... Met diepe fmart. Gy waart het pronkjuweel van myne huwlykskroon; Nu erft gy fchande en fmaad — vaarwel! geliefde zoon'... Vaarwel!... Hy zet hem neder. Tegen Amalia. Amalia! myn ziel, aan fmart ontheeven, Zal haast in ruimer lucht —in hooger kringenzweeven'... Droevig. Maar gy wordt op deez' aard nqg door de fmart gedrukt... Draag voor uwmoeder zqrg - en wordtgeaan de aarde ontrukt, Naar den hemel wyzende. Dan fnelt myn vrye ziel u daar met blydfchap tegen... Tegen Amalia en Eduard. Vaarwel Amalia'... ontfang myn' laatften zegen Hy legt zyne handen op beider hoofd. Amalia weent, gelyk ook Eduard en Julia. de schout, ongeduldig. Gy pynigt myn geduld — ik zeg u maak wat voort! vry-  TOONEELSPEL. 10J 'VKÏHAKT. 6 Toon, datgy voor 't laast de ftem der menschheid hoort! Hy nadert Julia. Vaarwel,myn Julia!... ik weet, gy mint my teder Denknogeeniortepoos-endan-danzte-kuweder'... Zy fchreit. Verzwak myn' moed tochniet door uwen tranenvloed.' — Myn lot is nu bepaald - gy weet dat * fterven moet — Ter zyde. „Hoe angftigkloptmy'thart.' — Met grootheid. maar 'k moet myn fmartverkroppen," Julia ftaart hem met verwilderde oogenaan. Helaas! uw wanhoop doet my 't zweet t 't Zwaard is minder wreed... ik ben ter dood bereid. Hy omhelst haar flikkende. Vaarwel myn Julia'... vaarwel in Enigheid?... Julia drukt hem, Spraakloos, in haare armen. De Schout J *ü Vryhart met geweld los rukken. Julia worftelt. de schout, tegen de Gerechtsdienaars. ■ Koomt, rukt hem met geweld! julia, in de uiterfte woede, tenvyl zy Vryhart blyft omarmen en naar den Hemel ziet. ó Laat uw almagt fpreeken! Wüdooruwblikfemvuur.mishandeldeonfchuldwreeken?- G 4 UI  I°4 DE TRIUMPH DER VRYHEID, Offlortmet Vryhart my ook in dien afgrond néér _ Dan yrnti ik zyne ziel, na ons verfcheiden, weèr!... Na m etéri «tgenNii. In razen». Verzet en berge, dul«j»...« pfei ik erelddwingren ' Dat beulen be„ oncurd op ftcilc rotfra fiingren!... Buiten zich zflve en naar haarm adem hgende. Of zend een E, ■• Ij _ v:,,,,,.c| n Toon ons uw grootfchc magt - en ma^fc myn'Karei vty\r Zy kemymt in zyne ama,. Vijkmt zet haar cp etntnfiwl. De Scheut mk: hm weg. VRYHART. Helaas ! zyftcrfc. In het heen gaan met den Schout en de GerechtsDienaars. Vaarwel! vaar eeuwig wel myn Kroost! VIERDE TOONEEL. De Voorigen, amalia, zy neemt den fchreienden Eduard by. de hand, en zegt /nikkende. Rampzaalige Eduard! wymisfen allen troost'... Eduard weent aan den /choot van zyne Moeder. Amalia doet moeite om haar by te krygen, doch vruchteloos. Zy wringt in wanhoop haare handen. Dit ftilzwy? gende tooneel duurt eenige weinige oogenblikken. V X F-  TOONEELSPEL. m V X F D E TOONEEL. De Voorigen. De Cipiers Knecht. A M A L r A. Ik. bid u help my Vriend' help my myn moeder dragen... Zy ligt daar magtloos neêrt De Cipiers Knecht. Ze is waarlyk te beklaageh. Zy brengen Julia van het Tooneel, Eduard gaat ook met' de en draagt de zakdoek van Julia, die van haaren fchoot is gevallen. Tiet Tooneel verandert in de Gerechtsplaats , zynde een plein , ' door huizen omringd. — Vooraan op de rechte zyde, zo het umelyk is, ziet men het huis van Vryhart, als op . den hoek van eene firaat ftaande, zo dat de Gerechtsplaats van daar niet kan gezien worden. Men ziet aan beide kanten fm galanterie^. In het midden , aan het einde van het Tooneel, ziet men de poort der ftad, die geflooten is. Jan de linkerzide, d'gt aan de poort, ziet men een groot huis, verbeeldende een tucht- of gevangen-huis aan de reckerzyde éét men een hoop zand. Na eenige weinige oogenblikzen ver■zamelt het volk zich aan de linkerzyde tot voor de poort, om de rechtspleeging by te woonen ; men hoort een dof gedms als ,an verlcheiden mompelende fiemmen: — Een arme Gryfaard, mt zyne Dothter , treeden van onder het volk voorwaards op, het Tooneel. G 5 Z ESr  icö DE TR1UMPM DER VRYHEID, ZESDE TOONEEL. Alle de Voorigen. De Grysaard met zyne Dochter. de grysaard, met droefheid. Kan ik helaas! dit wreed, dit vreeslyk fchouwfpel zien? Myn hart is vol — het bloedt! - Tegen zyne Dochter. Laat ons deez' plaats ontvlién'-i Moest ik dan nog, aan 't eind' van myn rampzalig leven ' Dien braaven Menfchenvriend door 't zwaard des beuls zién fneeven!... En wat heeft hy misdaan? -Hy was een Vryheidsvriend Heeft hy, om Vryheidsmin, dit yslyk lot verdiend?... zyne dochter, met nadruk. Ja, 't was een Menfchenvriend! dit is ons vaak gebleeken Ach! Vader! weetgy 't nog, toen gy, door fmart bezweekèn loen gy, door koorts by koorts, daar fmachtendnederlaagt ê Herinnert ge u dien dag, toen gy geen uitkomst zaagt — " Toen wy door honger, kou, en door gebrek vergingen, En gy my moedeloos de handen t'zaam zaagt wringen -li Daar 'k een wanhoopend oog met fmart ten hemel floeg' Den Voeder van 't heelal, om brood, om redding vroeg!... Toen wy ons vruchteloos tot onze vrienden keerden Die ons, door fchampre taal, van hunne wooning weerden — Wy hadden goed noch geld - in deezen jongften nood Met bitterheid. Een enkle duit I was 't al wat ons nog overfchoot!... Toer*  XOONEELSPEL. ie7 Toen deeze Menfchenvriend met drift zich tot ons wendde. Ons uitdien nood verloste, ons troostte in onze ellende.— Met vuur. Hy gaf ons voedfel, geld - hy laafde u keer op keer; Door zyn menschlievenheid vondt gy uw krachten weêr. Met nadruk. De hemel, die gewis de waare deugd zal loonen, Kan nog zyn groote magt tot Vryharts redding toonen1.. de grysaard, hitter. En nu, ter dood gedoemd, fterft hy door 't moordend ftaal... 6 DeugdI ó Vryheidsmin! is dit uw zegepraal!... Zy gaan langs een' anderen weg heen. ZEVENDE TOONEEL. Alle de voorigen. Vryhart, wiens hairen zyn opgeflaagen, even als of zy afgefchooren waren , koomt van de rechtezyde op het Tooneel, verzeld door den Scherprechter, die met het zwaard vooruit gaat. De Predikant Draayer volgt met Vryhart. Zyn bediende volgt hem met nedergeflaagene oogen. Men hoort gemompel onder het Volk. De Scherprechter geleidt Vryhart lot voor den zandhoop , legt zyn zwaard neder , en wil hem het hembd losmaaken. vryhart, met verontwaardiging. Raak my niet aan I Tegen zyn bediende met ftandvastigheid, Wil my deez" laasten dienst bewyzen!... pe  lol DE TRIUMPH DER VRYHEID, li V. ii EDIÉND E. Rampzaal'ge Heer !... hoe doet uw droevig lot my yZcn f. _ Hy maakt zyn hembdboord los, en haalt het open, vryhart, op een' bedaarden toon. t Is ver genoeg. — Hy knielt voor den zandhoop, heft zyne handen ten hemel, ó 'k Smeek voor 't laatst u om gena, Zyl Vader voor myn Kroost! behoed myn Julia.'... De Kucht blindt hem; de Scherprechter voelt aan den doek; als de Predikant het gebed begint, neemt hy zyn zwaard op ; te voeren is 'er weder een woest gefchreeuw onder het Volk. r> r a a y e r , xyne zaamgevomvene handen ten hemel heffende. Verhoor , 6 Opperheer.' verhoor myn nedrig fmeeken.' Ach : wil de misdaad niet op deezen booswicht wreeken.' 6 Dat. zyn zondig hart van '( kwaad zy afgekeerd — Dat hoogmoed, eigewaan, zy uit zyn ziel geweerd! Er komt een oploop onder liet Volk; zy roepen Wraak, wraak !... men hoort binnen de poort eenige harde flemmen. Draayèr geeft een teken aan den Scherprechter, van nog niet toe ie fla.m — hy vervolgt zyn gebed. Doe hem zyne euveldaad, zyn wangedrag befeffen!... ACHT-  T O ONEELSPEL. 1x9 ACHTSTE TOONEEL. Alle de voorigen. Beaumont -met zes Franfchen. Gehurende den laatften regel wordt de poort eensflags open gerhkt; Beaumont met zes Franfchen., allen met tmtbloote fabels, en na. tionaale Cocardes op de hoeden, dringen met allen fpoe d door het Volk. Beaumont ontrukt den Scherprechter het zwaard, beurt Vryhart op,rukt hem den blinddoek af, en-omhelst hem. Men moet veronderfieÜen , dat het laafte gcfchreeu» van 't volk zo hetig was, dat niemand de overweldiging van de poort kon hor ren. beaumont, met drift. ó Irlemel! 't zwaard was reeds gereed om u te treffen! Ik koom ter rechter uur'... Hy ontrukt Vryhart zyne boeyen, en trapt die met de vet* ten : de Scherprechter en Draayer neemeri de vlucht. Vryhart ziet met verwilderde oogen in het rond , doch êindelyk Beaumont herkennende, roept hy uit. vryhart tegen beaumont» Zyt gy 't, myn waardfte vrind? beaumont, zyne.handen ten Hemel heffende. Heb dank, 6 Hemel! nu ik hem nog levend vind!... Tegen Vryhart met umr. Gy zyt gered, myn Vrind!.. gy hebt niets meer te fchroomen , Want 't Franfche heir zal hier zo daadlyk binnen koomen. 'k Vernam uw vreeslyk lot — ik fnelde vait vooruit *~ Met  lio DE TRIUMPH DER VRYHEID, Met deczen vriendenrei —■ In verrukking. ö Roep nu overluid! Hy zvtaait by deeze regels mei den hoed, als ook het Fuik en ds Franfchen. De Fryheid triumpheert.'... vivat de braave Franfchen! Het volk herhaalt dit en roept ook vivat de Natie. een burger. Laat ons verheugd te zaam de Carmagnole danfen, Sommigen danfen in ronde kringen , en zingen het volgende Couplet. ó Burgers zingt een vrnlyk lied i Wu gy iie FryMd weer geniet —» De blydfchap uit zich overluid I 7.y galmt in Myde tooncn uit —. Kom nin^t dan braave Batavieren! De Vryheid leeftI de Vryhcid leeftI..* Ko n zingt dan braave Batavle*en! De Vryheid leeftI die blydfchap geeft. vryhart, met diep gewei. Wat heugchlyke ommekeer! wat onverwagt geluk! Tegen Beaumont. Vergun dat ik van vreugd u in myne armen druk' Ten hemel wyzende, en ■weenende. Gy doet, ó Opperheer! myn dankbre traanen vloeijenj ó Gy, die Fryheid mint, vergruis de flaaffche boeijen! beaumont. Dat ieder, die hier nog door ketens wordt gedrukt, Die  TOONEELSPEL. in Die onder boeijen zucht, zyn' kerker zy ontrukt' — Korn, volg my vricndcnrei!... Beaumont, Vryhart, de Franfchen, en een gedeelte van het volk gaan in het tuchthuis 'er heerscht weder ftilte. NEGENDE TOONEEL. Het Volk datgehleeven is, julia, amalia, eduard. Julia komt uit haare wooning. Amalia wil haar wederhouden, doch zy ontworftelt haar, en gaat, met eenen langzaa. men tred, en mymerende, tot voor op het tooneel; zy is doedelyk bleek, en ziet verwilderd; Amalia cn Eduard volgen haar. julia, mymereiuie. Ook in 't verblyf der dooden Vind ik myn' Vryhart niet — hy is myn oog ontvlooden'.... Zy ftaat in een wezenloos gepeins. Amalia ftaart haar met medelyden aan. — htufchen keomt 'er een troep mik met eenige gevangenen uit het tuchthuis. julia. Wat aklig — dof gedruis!... Hoe, zie 'k een fchim die waart!. , Zy tast verwilderd in het rond, vat Amalia aan, geeft een gil, en valt op de bank van een floep neder. Amalia neemt haar in haare armen. Eduard weent aan haaren f hooi. amalia, met bittere droefheid. Haar hersfens zyn ontfteld!... wat rampen op deeze aard! Amalia ftaat met den rug naar het Tooneel, zo dat zy niet kan zien, wie 'er aankoomt. TIEN.  Ji2 DË TRIUAIPM DER VRYHEID, TIENDE TOONEEL. Geduurende den vmgaanden laatften regel hoornen de overige gevangenen , met Vtyhari , Beaumont, de Franfchen en kei volk uit het tuchthuis; het volk roept weder met gejuich, vivat de Natie 1 vivat de Franfchen! en gaan met de gevangënen heen Intusfchen treeden Vryhart en Beaumont een weinig voorwaarts op het Tooneel. vryhart, mei diep gevoel. A an u alleen Leb ik myn leven nu te danken! Myn hart gevoelt uw trouw. Met eene afgebrookcrie ftern. Myn tong uit flaauwe klanken! Na een oogenblik Jlilzwygens. 'k Verlang zoo naar myn Kroost, naar myne Julia! Vergun my, beste Vriend! dat 'k naar myn wooning ga. beaumont. 'k Gaa mcê met u... Zy naderen het huis waar Julia op de floep zit. Wat 's dit, bedriegen my myne oogen? Zie ik uw Gade en Kroost!... vryhart, naderende. Hoe wordt myn hart bewoogen! ... beaumont, hy ftaat achter Amalia. Amalia!... amalia. Wat Rem!.. Zy keert zich om, Beaumont in de armen vallende. hoe gy!... en ook myn Vader!... Wat  TOONEELSPEL. 113 Wat vreugd!... . £ ó Opperkoning! Myn gantfche hart dankt u voor deeze gunstbetooning | Gy toont,ó Opperheer.' hoe gy de Vryheid mint' Hoe de onfchuld fteeds, in U, een troost en redder vindt Zy ftaat op. Tegen Beaumont. Lees in myn hart! ik kan uit dankbaarheid Hechts weenen Gy, gy zyt de Engel, my reeds in myn' droom verfcheenen!.. amalia, tegen Beaumont met gevoel. 6 Dierbre Fredrik! die myn vader hebt gered En dpor uw Vryheids-mm de Dwinglandy verplet — Hoe dankbaar , vol gevoel, klopt u myn hart nu tegen! In verrukking. Geontrukt ons 3an den dqod-gy brengt pnsVryheid -zegen... ELF.  TOONEELSPEL. Hf ELFDE TOONEEL. De Voorigen. Men ziet de Franfchen met Muziek de poort binnen trekken, zy liaan aan de rechte zyde van het Tooneel af. Men hoort het volk weder vivat de Natie '. vivat de Vryheid ! vivat de Franfclten'. enz. roepen. Het volgt hen. beaumont, tegen Vryhart, tenvyl de Fran* fchen voorby getrokken zyn. Hoe heerlyk is deez1 dag, nu Vryheid triumpheert, Nu flaverny en dwang ligt in het ftof verneêrd!... Room Vriend i koom, wil met my naar uw verlosfers fnellen: Gy werdt door hen gered - wy moeten hen verzeilen! 1WAALFDE T O O N E EL. De Voorigen. Terwyl Vryhart en Beaumont willen heen gaan, trekken 'er tn> der Franfchen, met hunnen Generaal aan het hoofd, binnen. — Ondertusfchen dat zy voor een gedeelte voorwaarts op het Tooneel optrekken, koomt 'er van ter zyde, voorby de wooning van Vryhvt een Maagdennet, allen in het witgekleed, met bloemenkranfen om hetlyf, met een nationaalenftrik vastgehecht, en gevlochten lauwer of denne kranfen op het hair, den Franjchen, net Vaandels Jlaande trommen en mufiek , te gemoet. Zy fpeelen de Marfeillaanfche mars en omringen de Franfchen, De Generaal, en alle anderen,geeven door Uitenen hunne dankjj a baar*  H5 DE TRIUMPH DER VRYHEID, baarheid tekentien. — Vryhart, Beaumont, Julia, Amalia en Eduard drukken alle hunne blydfchap op verfclullende wyzen uit.. Vryhart neemt Eduard in zyne armen om hem te doen zien. De Franfchen fchaaren zich onmerkbaar aan de linkerzyde van het Tooneel, de Maagdenpet aan de reekter zyde tegen over hen. DERTIENDE TOONEEL alle de voorigen. Er koomen eenige Burgers, van buiten de poort, dragende een' boom op hunnefchouderen. Zy leggen denzelven voor den zandhoop neder. Vryiiakt, tegen de Franfchen met dankbaarhcid, terwyl 'er een oogenblik ftilte is. 6 Gy hebt my gered'... men juicht van alle kanten. De Generaal vraagt door een teken aan Beaumont, of dit Vryhart is — waarop hy hem de hand toereikt, en hartelyk drukt. Beaumont zegt hem in ftilte, dat daar zyn Vrouw en Kinderen zyn, waarop hy Julia en Amalia ook de hand drukt, de kleine Eduard in zyne armen neemt en omhelst. — Geduurende ditplzwygende Tooneel, neemen de Burgers den Vryheidsboom op , en planten dien in den hoop zand, een burger, Hier, Burgers! moeten wy den Vryheidsboom nu planten: Dit plekje was 't tooneel der wreedfte dwinglandy, Dat dit nu't dankaltaar der achtbre Vryheid zy!.'.. Hier  TOONEELSPKL. li} Hier wilde men, voor1laast, een Vvyheidsvriend verneêren, Hier zagen wy, voor 't eerst, de Vryheid triumpheeren!... Wanneer de boom geplant is, trekken de Maagden, hand in hand dmfendc, om denselven, als ook de Burgers, de Franfche Generaal, Frjhart, Beaumont, fommige Fran■ fchen en het Folk, dat toevloeit. Het Tooneel kan met te rol zyn, indien de verwarring flechts voorgekoomen worde. VEERTIENDE TOONEEL. Geduurende de volgende Aria, zietmen,in de twee Galanterie of Franfche winkels , Nationaal lint en coeardes te koop langen. - Dit kan nog een klein onderwerp geeven voor het Ballet, waar mede ditJh.k eindigt. DC MAAGDENSTOET Ziffgt Wijs: Ah ca ira. Ha« .... fla« g«tgoéd!.... *»« ^ S°£dl d,t Rêlaarte cn braave d,.,. dlt gaat gued!.... Hal .... dat gaat goed!.,., dar gaat goca.. . Nu men de Vryheid hier begroet} Oespooten! ziet dit fiddiend aan ! uw val doet dankbre toonen (laan. Ha!...- dat gaac goedl:... dat gaat goed!.... dat gaat goed.,, n,,* intebt de braave Bargerfloet. H.|.... d« Saat goed!.... dat gaat goedl.... dat gaat goedt.... Nu men de Vryheid hier begroet. H 3 De  1x8 DE TRIUMPH DER VRYHEID, De Dwinglandy ligi neergeveld. En Vryheid houdt alleen het veld : ó Stort een' dankbren traaDcnvloed, Wyl u geen Qlificbc buei meer knelt! H«l .... dat ga*t goed!.... dat gaat goedl.... dat gaat goedJ .. Eelaarrc en braave Kuigirltoer. Ha!.... dat gaat goed! .... dat gaat goedl.... dat gaat goedl.., Nu men de Vryheid hier begroet I.... Hal.... dat gaat goed!.... dat gaat goed!.... dat gaat goedl.,.. Men juicht de Franfchen wellekoom. Ha!.... dat gaat goed!.... dat gaat goed!.... dat gaat goedl.... Men plant den fchooncn Vryheidsboom.! Men galmt alom bet bly hoezee, En gryzaarts, kindren juichen mie: — Ha!.... dat gaat goedl.... dat gaat goed!.... dat gaat goed!..,. Men danst den Vryheidsboom in 't rond, Haf.... dat gart goed!.... dat gaat goed!.... dat gaat goed!.... ö Blyde en hetichelyke Hond! Men diaam het nntionaale lint Van 't V«Ik, waardoor men redding vindt; Elk Burger iuleht met hart en mond. Daar eendracht hen op 't naauWst verbindt. Hal..., dar gr,»t SOed! .... dat gaat goedl.... dat ïaat goedf.... j'tlen heet de Franfchen wellekoom, 11=!.... dat gaat goed! Ut gaat goed?.... dat gaat g»edl.... Men plant den fchoonen Vryneidsboom. Tegm  TOONEELSPEL. "9 Tegen Vryhart. Ha!.... dat gaar. goed!.... dat gaat goed! .... dat gaat goed!.... Gy Vryhart! laagt voor 't zwaard gebukt: Ha!.... dat gaat goed! .... dat gaat goed!.... dat gait goed!.... Maar zyt nu aan den dood ontrukt! En , nu uw onfchuld zegepraalt, Wordt gy door 't volk met vreugde onthaald. Ha!.... dat gaat goed!.... dat gaat goed!.... dat gaat goed!.... Gy die door -ketens wierdt gedrukt, Ha!.... dat gaat goed!.... dat gaat goed! dat gaat goed!.... Gy zyt uw' kerker nu ontrukt! Gy treedt met roem en glans en eer; En arm en ryk juicht keer op keer — Gy gaat niet meer als Slaaf gebukt! Gy vindt hier grootsch uw rechten weer, Hat.... dat gaat goed!.... dat gaat goed! ....dat gaat goed!.... Gy die door botijen werdt gedrukt, Ha!.... dat gaat goed!.... dat gaat goed!.... dat gaat goed!.... Gy zyt uw' kerker nu ontrukt!.... Na deeze Aria roepen allen : vivat de Natiel... vivat de Franfchen'.... vivat de Vryheid!... en zwaaijen allen met 4e hoeden. Einde v