z. KOMPLIMENTEN en WINDj B L T S P E L. Naar het Hoogduttsch VAM" t. F, BRET ZN E &4 Zede/yk Schouwtooneel, 6de Deel, ide Stuk. Te AMSTELDAM, B Y DE WED. J. D () L t, ih de Kalverftraat. 1799.  KOMPLIMENTEN en WIND, B L T SPEL. Naar het Hoogduttsch VAN C. F. BRETZNER»  PERSOONEN. cermain, geheimraad. ALBert, hofraad. karel, zyn zoon, finantieraad. Iouise, voormalige pupil van Jlbert. iredrik, < huisknechts. johan, j xëarisse. LAürette, haare kamenier, eene nêgerim Doktor kramp Et. kwik, zyn leerling. j e a n n o t , kamerdienaar pi errotj joekel [vanOermain. louis, knecht ■* rond, een ordinarishouder. ooid Ai a n, een juwelier. ben bediende van Klarisfe, KO.M    KOMPLIMENTEN en WIND, £ L T S P ' E L. EERSTE BEDRYF. EERSTE T 0 0 N E E L, Een kamer in het huis van den hofraad. x. o u i s e zit in een zindeiyk morgengewaad aan de t 'iet. tafel, en leest een' brief; karel ziet eerst door de deur, fluipt vervolgens achter haar en ft oei, en leest over haaren fchouder. louise leest. „ Zo even ontwaak ik uit denaangen-aamften droom, „ en myne eerfte gedachte is Louife! Ik zag de godin „ der liefde, en zweefde in een'hemel vol vreugde! Ach, het was. de bekoorlyke Louife, wier hemel„ fche gedaante de godin aangenomen had." ■■. Allerliefst! . karel. Voortreflyk! A 3 toui.  6 KOMPLIMENTEN en WIND, louise. Ha! zietor, gy reeds aan 't befpieden? Uitmuntend ! Nu, wat zegt gy van den brief? Is hy niet tU lerlièfst» kabel. 61 Een voorbeeld van tederheid! Wilt gy niet antwoorden ? louise. Dnt kunt gy vragen-' Oogenbliklyk... Die lieve, «bete vleljer».,. ö Help my toch! ik vrees ik mogl hem te Wéinig zeggen. (Zy zet zich aan de cene, Karei aan de andere zyde om ie fchrjven; Karei ziet haar telkens aan, knipt de pen tusfehen zyne Vingert en fchryft met alle blyken van verkropte woede; zy fchynt zich daarmede te vermaken, en [preekt by ziek zelve cenige woorden, als:) „ Godin der liefde!" kapel, ó Schoon! „ Godin der liefde!" Koppelrarfler moest gy fchryven... Ikfchryfook, mejufvrouw! louise fchryft. „ Genoegen !'" karel, jlampvoetende. „ Genoegen!"... 11.:! het is om razend te worden!... Ik vrees 'ervoor, ik vrees 'er waarachtig voor! (/ƒ)' fchryft woedende voort?) l o v i s k , glitnlagchende. Dat is immers voonreflyk ! (Jchryende.) „ Een* zoeten morgenftond.w KA-  B L T S P E L. 7 KAREL. Een' zoeten morgenftoiidf"'... Ja, dien zal hy nebben, by den duivel! dien zal hy hebben ! (Jly fchryft als voren.) LOUISE, Nu, hoor eens of ik het zo goed gemaakt .heb. (Zy leest.) ,, De godin der liefde is of eene kleine fpot„ fter, of uwe inbeelding heeft u bedrogen. De ge- dachte ondertusfchen is zo aartig, en uw droomgod zulk een aangenaame vleijer, dat men hem het klci„ ne bedrog met genoegen vergeeft. Van harten wenscht u een' zoeten morgenftond „ Uwe vrindin „ LOUISF." (Terwyl zy leest toont Karei met alle blyken van overylde drift zyn ongenoegen; wil haar den brief ontrukken , enz.) LOUISE. Nu, kan ik hem zo wegzenden? URE L. ó! Hy is zeer voortreflyk! Wilt gy den mynen ook horen 2 LOUISE. Gy hebt ook gefchreven? Welk een bjleefd man zyt gy! KA REL. Myn brief is ten minften even zo vurig als de uw?. (JJy leest.) „ Mynheer! indien gy zo veel moed hebt A 4 „ a;s  8 KOMPLIMENTEN en WIND, „ als bekwaamheden om onze juffers het hoofd warm „ te maken, laat u da.n dezen naderniddag met een „ paar pistoolen onder den lindeboom vinden; alwaar „ u met ongeduld verwachten zal KAREL AL BERT.' Nu, xan ik hem zo wegzenden ? LOUISE. Hy is voortreflyk! kort en duidelyk. KAREL. Hy heeft dierhalven uwe goedkeuring ? LOUISE. Volkomen. KAREL. Gy vindt'er niets in te veranderen? LOUISE. Niets. KAREL. Niets? Ik zal hem dierhalven wegzenden. (Zy vouwen oeide de brieven.) m LOUISE. Maar... KAREL. Ha! toch een maar. (JU.) Ik herleef! LOUISE. De uitdrukking : „ Onze jutfers het hoofd warm te maken" is niet kiesch genoeg; zet daar voor:,,Onze' juffers te behagen:" dit is beter.  S L T S P E L. ^ karel. Vervloekt! ik verander niets: de uitdrukking verklaart de zaak volkomen. l o ui SE. Even als een jonge fchryver, die ieder om zyn oor. deel vraagt, en by de geringde berisping vuur en vlam Ipuwt. KAREL. Ik verkies myne uitdrukkingen, als gy uwe minnaars, een weinig overhaast. Op het hoofdzakelyke hebt gy dus niets aan te merken? louise. Het heeft myne volkomen goedkeuring. karel. Wy fchieten ons dierhalven. "louise. Nu, hebt gy het my niet voorgelezen? karel. Eén van ons blyft. louise» De Hemel geve hem een zagte dood l karel. Ik mis myn doel zelden. louise. Ik ben van uwe bekwaamheid overtuigd. karel. Zyn dood zal u vermoedelyk zeer treffen. A5 loui-  io KOMPLIMENTEN en WIND, louise. Men moet zich zoeken te troosten. Ieder fterft in, zyn beroep: de geleerde aan de tering , de foldaat in het veld, en de minnaar in het tweegevecht; dit is zo het gebruik (Zy hebben intmfchen de brieven gezegeld en het cpfchrift gefchreven.) karel. Ja, by den duivel! dat is zo het gebruik. Hei, Johan! Johan! louise. Johan ! Johan ! (joitan komt.') karel, Louife ongerust aanziende. Aan Gerinain, oogehbliklyk. louise, tegen Johan. Aan Germain. KAR e La Ik zend hem weg, Louife! loui s f. Goede rciz'! (Johan vertrekt.) k & li e l Gy hebt het gehoord? Eén van ons blyft. louise. Vaarwel, myn boutje! k a r e l. Myn dood zal u vermoedelyk onverfchillig, misfchien wel geweusckt zyn. loui'  B L T S P E L. l b u is te. Denkt gy dat van Louife? Neen, Karei! dan doet gy myn hart onrecht. kakel gaat vurig naar haar tos, en drukt haare hand aan zyne lippen. ó Louife! ware het mogelyk! LOUÏb E. Wreede! my zo te miskennen! Neen, een gantfche maand wil ik u betreuren, een gantfche maand op geen bal komen, een... karel laat haar hand los en fpringt driftig en onwillig te rug. Ha! dat gaat het geduld te boven.'... Gy zyt eenevrouw, eene gewoonlyke, wispelturige vrouw. l o u i s e gaat voor den fpiegel, verfchikt haar koofdcieraad, neuriet en zingt Standvaste liefde baart Hechts fmart; Ik hou meer van een luchtig hart. karf l. Maar ten minften wil ik het genoegen hebben den Adonis te tekenen. louise, als voren» Want die één' man alleen bemint Is wel eenvouwdig, zot of blind. k a 8 E l. Wy willen toch zien of dat knaapje niet te tuchtigen is. loui.  12 KOMPLIMENTEN en WIND, louise. Arme man! wat kwelt gy u om een groote niets! karel. Niets? Zie ik dan niet dat een hoop laffe yleijeryé'ij meer op u vermag dan de vurigfte bewyzen der tederlte, liefde? louise. Wilt gy wel, myn tedere minnaar! een' raad van my aannemen? karel. Nu? louise. Ga les nemen by Germaiu: die verftaat de kunst om harten te veroveren. karel. Ha! dierhalven moet men zich tot een' vleijer vernederen? (Em/lig, met ge [moorden [pyt.~) Hebt gy E.y wel ooit bemind? louise. Ach , de Hemel fta my by! is dat een gezicht! zo ernftigals een rechter! Wilt gy my ook fcheenfehroeven aandoen ? karel, warmer en angftiger, grypt haare hand en drukt die aan zyn hart. Louife! hebt gy my ooit bemind? louise. Arme man! hoe zuur maakt gy u het beminnen ! Is dan de liefde gefchapcu om ons te kwellen? Neen, de  È L T S P E L i3 de liefde is een kind, een fpeelziek, onbezonnen , ligczinnig ding, een vlinder, die vnn de roos naar hec viooltje, van het viooltje naar den distel fladdert, overal geniet, en alleen in afwisfeling genoegen vindt» KABEL. Gy fchertst, Louife! nooit is dat u ernst. LOUISE. Volkomen ernst. De Hemel beware my voor eenó ernftige liefde, waar men van verveling fterven zou! Eene eeuwige éénzelvigheid en eeuwige beftendigheid jagen my een' yskouden fchrik aan. KAREL Ha! dan is uw hart voor geen waare liefde vstbaar; dan fpeelde gy met woorden, die ik voor waarheid nam. LOUI SE. Het is mogelyk: wie kan op alle woorden acht flaan? KAREL. 'Er was een tyd, mejufvrouw! dat uwe woorden voor eeden golden... LOUISE. Tyden en winden zyn veranderlyk. KAKEL. Dat uw hart op uwe lippen lag, uwe ziel door uwe oogen fprak. LOUISE. De beste raad komt 's andrendaags. KA-  14 KOMPLIMENTEN en WIND, k a r e l. LeeFgelukkig! ik fcheid met een bloedend hart van u. (Hy omhelst haar.) Vaar wel, Louife! (Hy wil fchielyk heen gaan, zyn vader komt hem in de deur tegen.) louise, vertrekkende. Vaar wel! TWEEDE T 0 O N E E L. albert, karel. a l b e r t. aar heen, waar heen zo driftig? karel. Laat my gaan, myn vader! a l a e r t. Wat is 'er te doen ? karei.. Een' fchelra een kogel door den kop te jagen. ALBERT. Wat onnozele praat. DL is al zo dikwyls gebeurd Ik dacht waarachtig dat 'er wonder wat voorgevallen was! karel. Hoe! myn vader! het geluk myns levens ftaat op het fpel. A LIIER Ti Hm! dierhalven een duel om een meisje!... Doe geen  B L T S P P L. i5 geen dom ftuk, myn zoon! Dat hebben wy duizendmaal gehad. Deze zotheid is zoo oudbakken, dat zy in 't geheel niet meer in het oog loopt. Wie zou zo dwaas zyn thans om een meisje te vechten? KAREL. Maar ik beminde haar, myn vader! beminde haar als myne ziel, en... ach! ik wilde .. ALBERT. Nu, fta maar ftil, en fpring zo niet uit uw vel; het is by myn ziel de moeite niet waard'! Zie , ik wi! u de gantfche roman vertellen, zonder een fyll.nbe "er van te weten. Gy beminde een meisje... KAREL. Ach! zy was myne éénigfte gedachte. ALBERT. Dat verftaat zich. — Zy beminde u. KAREL. Duizendmaal zwoeren wy nooit van elkander te fcheiden. ALBERT. Stilus cnria>! Altoos het oude liedje! — Nu kwam een ander, bepraatte bet meisje, en uam ze u voorden neus weg... KAREL. Eengladtongige, vleijende fchurk, die... ALBERT. Datftakuin het hoofd; gy vvierdc razend, en wilt nu den armen duivel te lyf. K A.  x6 KOMPLIMENTEN en WINÖ, karel. Hoe! gy weet dan reeds, myn vader?... albert. Geeu woord; maar dit alles is de oude, duizendmaal opgewarmde kool; het moet een' eerlyk' klere! walgen daarvan Hechts te horen. Stel u dierhalven niet ten fpot, myn zoon! dit hebben wy voor honderd jaareii reeds gehad: het maakt niet eens opzien. karei.. Hoe! myn vader! ik zou gerust aanzien dat een an» der myn meisje bezat? Dit eischt gy ? albert. Nu, zy moast dimig onder haar genacht zyn, zy moest iets nieuws, iets voonreflyks in haar charakter hebben Maar wat duivel! van waar zou dat vo¬ geltje gekomen zyn ?... Schoon zal zy vermoedeiyk. wezen, niet waar? karel, verrukt. Ach, myn vader! kon ik... albert. Nu, laat maar blyven; fchoon zyn zy allen, da blonden als de bruinen, de mageren als de vetten, van moeder Eva af tot op uwe Dulcinea. 'Er zyn geen ftomp- of haviksneuzen, geenblaauwe, zwarte of bruine oogen, die niet een' hoop arme zotten den kop warm gemaakt hebben: dit is alles reeds geweest; maar vermoedelyk doet zy zich anders voor: ansichten is zy niet ydel, niet behaagziek, geen modezottin, ni e fent-  B L T S P E L. i7 fentimenteel, geen onbezonnen fnapfcer, geen furie. Voorzeker is zy zedig, huislyk, en belooft eene goede moeder... Ja, als het zulk een meisje ware ... kakel, bedroefd. Neen, myn vader! dat is zy niet. (Hevig,') Zy is ligtziimig en wispelturig, vergeet woord en eed, en.... met één woord, het is Louife. a l c e r t , koel. Louife ?... Hm! een gewoonlyk meisje, doch geen van de ergfte; maar om haar te vechten!... God beware ons, myn zoon! waar denkt gy aan! Als gy nu toch een domme ftreek begaan wilt, moet zy ten minften nieuw en opzichtig zyn ; want zulk eene kibbe* lary hebben wy veel belangryker gehad, dan zy by u zou uitvallen : geen mensch zal 'er van fpreken. karel. Ach, myn vader! uwe koelheid is onverdraaglyk. Nooit hebt gy de liefde gekend. albert. Dwaaze jonge! juist omdat ik hnar ken, ben ik Roel geworden. Nog eens, myn zoon! ik heb 'er hoegenaamd niets tegen, als gy eene zotheid begaan wilt; want zotheden hebben by verliefden toch het burgerrecht gekregen; maar wees Hechts geen gewoonlykft zot: opdat men ten minften om u lagchen kan. Dac een jong knaapje een ftompneusje voor een engel, eene nieuwe Angloife of een dansparty voor iets gewigtigs, en zyn laf gefnap voor bon ton houdt, dit zyn zulka 13 tr-  18 KOMPLIMENTEN en WIND, eibarmlyke zotheden, dat zelfs een zot niet meer daar om lagcht; en u zou het met uw duël niet beter gaan: op zyn hoogst een onderhoud op één' avond in onze cirkels. KAREL. Ha! wat raakt my het oordeel van fnappende leêglopers! Myne liefde Haat op het fpel, en ik moet my op den fchurk wreken. ALBERT. Zo. Nu, wacht ten minften flechts zolang tot ik Louife gefprokeu heb: vind ik dan dat gy gelyk hebt, nu, geef hem mynentwege dan wat op zyn' neus, als het daarmede goed is. KAREL. Toch fchielyk, myn vader! ik fta op heete kooien. ALBERT. Niet te vurig, niet te vurig! Om eene dolheid te begaan komt gy vroeg genoeg. (Karei vertrekt.) Dat is een geweld met de jongelieden! Het brandt, hetkookt, het fchuimt, en waarom?— Om een meisje! (Hy roept.) Louife! DERDE TO O N E E L. ALBERT, LOUISE. LOUISE. Hc! mynheer hofraad! hoe gewemcht! juist wilde ik u myne opwachting maken. AL •  B L T S P Ë L i hoftr als ik u roep: heb ik niet bovendien myn pakje ergernis en verdriet! ■ * 5 Is  s6 KOMPLIMENTEN en WIND, Is de esfentie voor de oude mevrouw tegen de Hopeloosheid gereed? kwik. Zy is gereed , doktor! de doktor. Bene! Kwik! benei Heeft het poedertje tegen de tering by den poëet gewerkt? kwik. Het heeft gewerkt, doktor! de doktor. Bene'. Kwik! benei Dat is een middeltje! hy moet het nog ééns innemen, dan zal hy geheel... kwik. Hy isj geftorven, doktor! hy had het poedertje naauwelyks een uur in zyn lyf, of pst! weg was hy. de dok tor. Is hy geftorven? Kurieus!... Nu, nu, hy is gelukkig,- ik dacht het a'. Hebben dan de pillen tegen de winden by de kamenier effekt gedaan, Kwik? K w ik. Ja, dokter! zy hebben effekt gedaan. de doktor, Nu, dat is my toch lief, Kwik ! dat is my zeer lief. Het is waar, Kwik! die pillen zyn een excellent middeltje, het zal my onfterfelyk maken. Hoe vaart zy toch, dat goede meisje? kwik. Zy is gisteren avond geftorven: naauwclyks had zy  B L T S P E L, 27 gy de pillen binnengeflikt, of zy ging uit als een kaars. de doktor, zonder zich te verwonderen. Is zy geftorven? Kurieus! Nu, zy is gelukkig; men zal baar wel begraven; ik dacht wel dat het zo gaan zou: tegen de dood is geen kruid gewasfen. Nu, dan is alles immers wel , Kwik! ga nu maar weder aan uw' arbeid. Nog eens, Kwik ! heeft de oude jufvrouw de tandtinktuur gebruikt? Ik ben recht nieuwsgierig daarnaar. KW IX. Ja, zy heeft ze gebruikt, dokter! de doktor. Heeft zy ze gebruikt? Dat had zy al lang moeteu doen : als dat niet helpt.... Nu, hoe is het haar bekomen ? zyn de tanden vast geworden ? k wi k. Zy zyn haar allen uitgevallen, doktor! de doktor. Zyn zy uitgevallen? Kurieus! Nu, zy is gelukkig dan heeft zy in ééns rust. Ik dacht wel dat het zo gaan zou, (Kwik 'gaat weder in het laboratorium, en de dektor aan het fchiyven.) Ja, ja, 'er is geen ge» plaagder man op de waereld dan een ans. Werkt de medicyn, dan heet het: ,, De natuur heeft zich ge» holpen." Sterft de man, dan heeft de arts hem vermoord. Zo gaat het, helaas!_(//y drinkt.) rrr-  23 K O M P L r M ENTEN en WIND, FT F D E T O O N E E L. de doktor; germain, met jeannot, die bezig is hem te kleden, en pierrot uit zyn kamer komende. germain. Zeer goed , lieve Jeannot! zeer goed. jeannot. Wil uw edele my onderdanigs: permitteren ?(#y ver* fchikt aan het kap/ei.) germain, voor den fpiegel. ó Allerliefst! incomparahle ! Waarachtig', Jeannot! uw talent is fans ■ xemple; gy verdient de eerfte kamerdienaar by den grootften monarch te zyn. jea nnot. De goedkeuring van een' kenner als mynheer de geheimraad is my millioenen meer waardig dan de eerfte post in het koningryk. germain. Gy zyt even zo di'kreet als kapabel, een genie van de eerfte klasfe; maar ik zal u ook koninglyk belonen} verlaat 'er u cp. jeannot. Gy zyt de goedheid zelf. {Be doktor is epgeflaan, en heeft een paar maaien eene buiging gemaakt, die Qermain echter niet bemerkte.') «£«••  B L T S P E L. 30 G E R M A I N. Lieve charmante Jeannot! wilt gy wel zo goed zyn en my chokolade maken ? JEANNOT. Tot uw' onderdaniglten dienst. (Hy vertrekt met komplimenten tegen Germain en den doktor.) germain, die den doktor mi befpeurt, loopt driftig naar hem toe en omhelst hem vurig. Beste, onvergelykelyke man! Gy hier, en ik was zo impoliet u niet te befpeuren! ó Duizendmaal pardon \ Zeg, beveel, waarmede kan ik u dienen? Myn ver. mogen, myn aanzien, myne connoisfances, myne vrinden aan het hof, alles is tot uw' dienst; een man van zulk eene uitgebreide geleerdheid , zulke zeldzame bekwaamheden... DE DOKTOR. Onderdanige dienaar! Mynheer de geheimraad is al te goed. GERMAIN. Stil daarvan , allerlieffte man ! Ik voel dat ik te zwak ben, verdienfte als de uwen naar waarde te fchatten. (Pierrot brengt chocolade.) Vite, lieve Pieirot! mynheer den doktor, myn' besten , dierbaarften vrind. PIERROT. Gelieft het u, mynheer de doktor ? DE DOKTOR. Ik dank uzeer, myn zoon! ik drink geen chokolade j ik heb reeds een flokje genomen. ge r.  30 KOMPLIMENTEN en VVINDj germain. « Vtttl rite.' Pierrot! Champagne, Spnanfche, MT laga wyn, voor mynheer den doktor. pierrot. Op het oogenblik heb ik de eer. (Hy gaat fi-hieiyk heen.) de doktor. Ik bid u, mynheer de geheimraad!... germain. Lieve, allerlieffte doktor! permitteer uwen onderd.1nigen dienaar, een man van uwe mérite moet geen oogenblik dorst lyden. Gy zyt een man dien het gantfche menfchelyke gedacht op de handen dragen moesr. Gy dooft en arbeidt voor de waereld, verfpilt uwe profonde geleerdheid, uw groot, alles omvattend ver- ftand, en ontdekt met het horribeljle nadenken heteen univerfeel na het andere. (Met rot brengt een glas wyn.) voortreriyit, neve nerrot! — Drink, beste vrind) drink. ö Hoe gelukkig zou ik my ejtimeren, indien door dit glaasje een idéé in u ontftond, dat misthien de falutairfte gevolgen voor de waereld hebben kon! be doktor, [lil. De man maakt al te veel komplimenten : maardewyu is goed.,., kurieus; (Overluid.) Voortrellyk ! dat moet ik bekennen. germain- Is het mogelyk! hy fmaakt u? ó! Gy brengt my buiten my-zeiven!... Pierrot! Pierrot! 5IER- e  S L T S P E L. 3t PIERROT. Wat beveelt uw edele ? GERMAIN. Pierrot» gy zyt de gelukkigfte mensch op den gant* fchen aardbodem: verbeeld u, mynheer de doktor is zo goed den wyn naar zyn' finaak te vinden! PIERROT. Ah tnon Dieu! dat is een ontzagchelyk geluk! ik ben buiten my-zeiven van vreugd. GERMAIN. Vit el vite! lieve jonge! nog een glas! PIERROT. Ik vlieg heen. (Hy vertrekt.) DE DOKTOR. Gy geeft u al te veel moeite, mynheer! Gy maakt my waarlyk verlegen. (Stil.) Kurieus! de man overlaadt iemant met komplimenten; maar met het geld zit het drommelsch fchraal. GERMAIN. Ach, mynheer de dokter! De gedachte een' uwer wenfchen vóórgekomen te zyn... Pierrot! DE DOKTOR, (lil. Ik wil het toch eens beproeven, en hem aan de huis. huur herinneren. (Pierrot brengt het tweede glasGermain, die vergeten heeft dat het voor den doktor is; drinkt het in gedachten uit; de doktor, die aan de andere zyde van Pierrot /laat, grypt >er insgelyh tiaar, zo ah Germain zich met het glas omkeert.) Ku.  32 KOMPLIMENTEN en WIND, Kutieus! de man vult iemant de kap met kompliméffj ten , en is de grootfte lompert! (Beledigd.) Mynheer! ik ben uw dienaar! (Hy wil in het laboratorium.) GERMAIN. Waar wilt gy heen, beste, charmante doktor? Waar* om wiltgy my verlaten? Is u iets overgekomen? Zyt gy niet wel? ó Ik bid, fpreek, beveel, het zal de dringendfle affaire van myn leven zyn, u te vreden te Hellen. de doktor. Ei wat! ik heb meer te doen dan uwe drooge komplimenten aan te horen. Minder komplimenten en meer geld. (Stil) Die lompert! iemant het glas voor den neus weg te nemen! c e r m a i K4 Ha! doktor! gy zyt niet tevreden? niet gelukkig? A'i, vraiment.' indien ik niet zo veel refpeft "voor lï had, ik geloof ik zou my met u kunnen brouilleren! Wreede man ! my,uw'vrind, te verzwygen dat gy niet gelukkig zyt! by den Hemel ! d;.t verdraag ik niet ! Zeg my, wat ontbreekt 'er aan uw geluk? Wilt gy een penfioen? een emplooi by het hof? wilt gy lyfarts des konin^s worden?... Op het oogenblik vlieg ik naar de reüdeiitie tot den minister. de doktor. Een penfioen? lyfarts des konings? De duiker! dat Het zich horen. G ER-  B L T S F E L. 33 GERMAIN. Dat is het minfte wat men een' man van uwe verdienfte kan aanbieden. DE DOKTOR. Lyfarts des konings!.. Myiiheer geheimraad! als gy' my daaraan helpen kost!.. GERMAIN. Een woord, een brief, beste vrind! en gy zyt het. Ik ga op het oogenblik aan den minister fchryVen. DE DOKTOR. Gy zyt al te goed, mynheer geheimraad!... Onder■tusfchen had ik voor heden Hechts een klein, dringend verzoek... GERMAIN. Ach, myn beste vrind! alles wat in myn vermogen is4 is tot uw' dienst. Spreek, fpreek! ik bezweer liet u• DE D OKTOR. Wilde gy.,» GERMATK. Ik zal het als de grootfte blyk uwer vrindfchap aag merken my uw gantfche hart te ontdekken. DE DOKTOR. Ik heb noodwendig,... GERMAIN; Achterhoudendheid jegens een'tederen vrind \simpdr■Óommhle en kwetfing der vrindfchap; en gy weet myn gantfche leven is aan uwen dienst gewyd.  34 KOMPLIMENTEN en WIND, . oe doktor, ftil. De duivel haal' u met uwekomrlimcnten l (Overluid.) Ik heb geld nodig, mynheer geheimraad t germain. Geld? Niets dan geld? Ach l gy geeft my het leven weder! Wanneer, hoeveel, en hoelang wilt gy het hebben?.. Hei, Jeannot! Jeannot! de doktor. Dat niet ,• gy verllant my verkeerd: ik wilden flechts om het geld voor de huishuur verzoeken. germain. Hoe! doktor! dat heeft men u niet betaald? Morbleu \ dat zal ik op het ontzaglylifte wreken... Hei, Jeannot! Jeannot! ZESDE T 0 O N E E L. de voorigen, jeannot. jeannot. "Wat beveelt uwedele? germain. Hoe! Jeannot I wat hoor ik daar? Hoe hebt gy ds bêtife, kunnen hebben van mynheer den doktor niet te betalen? Waarachtig! gy hebt my gevoelig beledigd, door myn' besten vrind te laten wachten. (Hy omhelst den doktor') Duizendmaal pardon, lieffte, beste vrind! (Tegen Jeannot.) Geef mynheer den doktor wat en zo veel hy hebben wil: myn gantfche vermogen is  B L T S P E L. 35 is tot zyn' dienst. Hoort gy, lieve Jeannot ! (Tegen den doktor?) Adieu, mon c'iei ! adieu! Nog eens, vrind! disponeer over my wanneer gy wilt en zo als gy wilt.— Geef mynheer den doktor louter Louis d'ori hoort gy, lieve Jeannot! —Adieul vrind! adieu (Hy vertrekt.) Z E V E N_D E T 0 0 N E E L. DE DOKTOR, JEANNOT. JEANNOT. -Louter Louis d'or! onderdanige dienaar! DE D O K T O R. Ik dacht het wel dat hy 'er niets van wist. Hy is een bestig, prompt man! — Nu, monsje Jeannot! komt het u gelegen.? JEANNOT. Hoe! is het mogelyk! men heeft u niet betaald? Dat is verfchrikkelyk! niet betaald?... Pierrot heeft u niet betaald? (Hy omhelst hem.) Lieve, dikke, geleerde , ontzaglyke man! ik ben buiten my zeiven!.. Pierrot! Pierrot! Ah mon Dien! een'man van zulke vreeslyke talenten , myn' waardlten, besten boezemvrind niet te betalen!... Hei, Pierrot! Pierrot! DE DOKTOR. Kurieus! Pierrot is dierhalven kasfier? JEANNOT. Voorzeker; en heeft u niet betaald, niettegenftaande Ca hy  36" K O MP LI MENT EN en WIND, hy reeds het orderbriefje daartoe ontfangen heeft?... t Nu, gy zult zien welk een exempel ik geven zal Pierrot! Pierrot! de doktor. Nu, ik bid u, doe hem geen kwaad; hy heeft he niisfehien vergeten. A C T S T E T O O N E E L, de doktor, Jeannot, pierrot. pierrot. »» at is er van uw dienst, monfieur Jeannot? jeannot. Hoe! Pierrot! wat heb ik gehoord ? Hoe hebt gy zo wreed kunnen zyn om my de faorribclfte fmart van de waereld aan te doen met myn' tederften vrind, mynheer den doktor niet te betalen? (Hy omhelst den doktor.) Ach! duizendmillioenenmaal pardon', groote man! myne gantfche bezitting, roerende en onroerende goederen, zyn tot uw' dienst.— Lieve, beste Pierrot! betaal mynheer den doktor oogenbliklyk wat en zo veel hy wil; maar louter Louis dor, hoort gy, lieve Pierrot! louter Louis d'or. — Adieu, mon chtrl *Me»! (My vertrekt.')  BL T S P E L. 57 NEGENDE T O O N E E L. de doktoe, pierrot. pierrot» «Zeer wel, zeer we!, lomer Louis d'or. |d e doktor. Kurieus! den kleinen fpitsboef de kas te vertrouwen!... Nu, monsje Pierrot! Voor den dag met de Louis d'or. pierrot. Hoe! mynlieer de doktor! heeft Louis u niet betaald ? de doktor. Wie? Louis? Wat duivel! nu weder Louis! Kuririeus! Louis heelt dierhalven de kas? pierrot. Een ontzaglyke kas; en de rekel heeft uniet betaald? de doktor. Geen duit. pierrot. ó! Op myne eer! dit brengt my in de hevigde woede. Hei, Louis! Louis! (Zfy omhelst den doktor.) Vergeef my, beste, lieffte vrind ! ik ben geheel buiten my zeiven van kwaadheid! Hy zal ondervinden, die onbefchaamde ! wat het zegt myn bevelen niet te volvoeren. Hei, Louis! Louis! C 3 TIEN-  33 KOMPLIMENTEN en WIND, TIENDE T 0 0 N E E L. de doktor, pierrot, louis. louis. Ek bien ! qu'est- ce que eest ? pierrot. Zegmy, Louis! hoe is het mogelyk dat gy hebt kunnen vergeten mynheer den doktor te betalen? loui'. Moiifieur le dofteur ? pourquoi danc ? pi er r o t. Ik beveel u hem oogenblikkelyk te betalen wat en zo veel l-y hebben wil, en louter Louis d'or, Louis! louter Louis d'or. (Hy omhelst den doktor.) Adieu % myn beste vrind! adieu! ELFDE T O O N E E L. de doktor, louis. de doktor. «Nu, monsie Louis! dok op de Louis d'or. louis. Warte! morjieurle docleur! des Louis d'or ? pourquoi, as |" blief? heb ze my kureer ? Ikke wil hum tous les iiablc: op den kop keven. Ze heb my uitketrok een kroo.e kies, tfe ikke ciete kaf foor vingt Louis d'or, en  li L T S P E L. 3£ en die pille heb gemaak kroot tapage in de IyFe. Hum is een charlatan, een kwakzalvre,een empirique,moii' peur le do&eur! (Hy vertrekt.) DE DOKTOR. Kurieus! dien knaap de kas te vertrouwen! Het is de lompfle rekel onder de zon. Doch wacht maar, maatje! ben ik lyfarts des konings, en heb ik het pen. fïoen in den zak, dan zult gy gantsch anders zingen.... Lyfarts des konings! nog eens, de uiker! dat is wat te zeggen! (Hy wil gaan; Kwik komt hem tegen ) TWAALFDE T O O N E E L. DE DOKTOR, KWIK. KWIK. D e jonge kandidaat heeft gezonden, doktor! hy is e'énsklaps ziek geworden. DE DOKTOR. Wel wat deert hem dan? Is hy gevaarlyk? Ligt hy op nerven? KWIK. Neen, hy heeft flechts by het examen de koude koorts gekregen. DE DOKTOR. De koude koorts? eene ezelsziekte. Hy mag zich laten genezen van wien hy wil: ik kan my daarmede nu niet meer ophouden. Doodkranken wil ik hebben, C 4 die  40 KOMPLIMENTEN en WIND, die op het uiterfte liggen: dat zyn patiënten voor deeeuwigheid. k w I It. Ik dacht, doktor! dat gy 'er reeds genoeg naar de eeuwigheid gezonden hadt. de doktor. Domkop! dat verftaat gy niet. Ik meen voor den roem, om myn' naam te vereeuwigen. k w I k. Dan zullen wy een fchraale keuken hebben. de doktor Hm! hm! hm! dat is ook al zo een armeflokker, die Hechts voor het dagelyks brood arbeidt! Kurieus! dat 'er zo weinig groote koppen zyn, die zich boven het gemeen verheffen. Niets dan gewoone zielen!... Nu, nu, ik neem het u niet kvvalyk. Gy w"et niet wat 'er voorgevallen is. k w i k. Dat moet wat byzonders zyn , doktor! de doktor. Dunkt u dat? Ja, ja, een groote kop kan wel fonv tyds (luimeren; maar hy verheft zich toch ddnmaal bo. ven het gemeen. Onder ons gezegd, Kwik! myn fortuin is gemaakt: ik word lyfarts des konings, ik kom in de refidentie. If wi k. Duizend flapperloot! lyfarts des konings?  B L T SPEL, 4? d e poktor. En kryg bovendien een penfioen. kwik, Een penfioen? Hoe duivel of dat den koning ingevallen is! de doktor. Nu, Kwik! het zal u ook geen fchade zyn; en uw fortuin is in zeker opzicht ook gemaakt. Zie,gy hebt my zo menig een' onder de aarde geholpen: ik wil daarvoor erkentelyk zyn. (/Yy ftrykt zich over den huik, en [leekt zyn handen in de broekzakken. Kwik denkt dat hy hem geld wil geven , en houdt d: hand op.~) Van dit oogenblik, hou ik my, zo als ik gezegd heb, met geen gewoo.ne en geneeslyke ziekten meer op. Ik fchenk en fta u af, voor uwe bewezen dienden, proprimo: alle koude, katharrale en zenuwkoortfea, met de daarby behorende hoest en hoofdpyn. k w i k. Ik dank u onderdanig, doktor! de doktor. De koliek, de hemorrhoiden. k w i k. Ik dank u onderdanig, doktor! de doktor. Het po.degra en chiragra. k w i ic. Ik dank u onderdanig, doktor! C 5 üe  KOMPLIMENTEN en WIND, de doktor. De geelzucht, hypochondrie en melancholie, kwik. Ik dank u onderdanig, doktor! de doktor. Alle modeziekten, als vapeurs, zwakheid op de ze« nuwen, prefervative, lente- enbadkuuren. ic w ik. Ik dank u onderdanig , doktor ! d e doktor.' En opdat gy ziet hoe belangloos en grootmoedig ik met u handel, hebt gy de tering nog toe; neem ze en Wees gelukkig! (//y vertrekt ) kwik. De tering?... Ach, doktor! gy maakt my tot den gelukkigften man!... Nu, de Memel zegene flechts do gerieflyke juffers en de wynflesfen: dan Word ik door de tering alleen een ryk man! Einde van het eerfte bedryf. TWEE-  £ L T S P E L. 43 TWEEDE BEDRYF. De kamer van Germain. EERSTE T O O N E E L. «ermain, jeannot, daarna pierrot. germain. M en moet die lieve meisjes in waarde houden; want? zy zyn allerliefst. — Jeannot! is 'er nog geen ant. woord van Louife? jeannot. Onderdanig te dienen, neen. germain. Wat dunkt u, Jeannot? Zou ik een van de meisjes trouwen? jeannot. Als ik onderdanig verzoeken mag, enuwedeledie goedheid gelieft te hebben, zo fpoedig als mogelyk is. uwedele zoudt my oneindig verpligten. germain. Hse zo, lieve Jeannot? jeannot. Laat ik de eer hebben uwedele voor te ltellen, dac met onderdanig verlof onze finantiën in de miferabellte omltandigheder1 zyn; dat die onbefchaamde kaerels van fchuld-  44 KOMPLIMENTEN en WIND, fchuldeifchers het respekt jegens my beginnen te vergeten. germain. Ja, lieve, beste Jeannot! dat is uw eigen fehuld waarom betaalt gy de lieden niet?, jeannot. Uwedele veroorlove my met allen onderdanen respekt, uwedele een kleine aanmerking te maken: uwedele heeft fints een maand vergeten my geld te geven. germain. Ah\fidoncl Jeannot! Geld?.... Waarachtig, als ik van uw verftand niet reeds betere blyken had, ware dit in ftaat my daarvan geen voordelige mening te doen opvatten. Wie zegt u dat gy hen met geld betalen zult? dit immers ware iets zeer gewoonlyks. Met komplimenten moet gy betalen. je a knot. Uwedele fta my toe , ik heb zekerlyk het genoegen gehad een groot gedeelte uwer fchuldeisfchers daarmede te bevredigen; echter moet ik de eer hebben u te verzekeren dat 'er impolite kreatuuren onder zyn, die met deze beleefde munt niet te vreden zyn; en onder dezen ftaat onze ordinarishouder als nommer één boven aan. Onder andere fatak uitdrukkingen, die dezen man eigen zyn, heeft hy my iets gezegd, dat my in den hoogden graad gevrgerd heeft. germain. Waarachtig? jean.  jS L r S P E L, 45 jearmot. Verbeeld uwedele zich eens, hy zeide my fans fagon weg dat hy de vryheid zou nemen van ons hongerte laten lyden. Ik meende in onmagt te vallen. pierrot komt. De traiteur is 'er, monfieur Jeannot! jeannot. Betaal hem, Pierrot! betaal hem! pierrot* Och! de man verftaat in 't geheel geen favoir vivre. hy wil volftrekt met geld betaald zyn. jeannot. Dat is een verdoemde gril, die zich de eigenzinnige kaerel daar in het hoofd gezet heeft. Ziedaar! mynheer de traiteur wenscht de eer te hebben uwedele zync opwachting te maken. (Hy zegt dit naby de halfgeopende deur , dat de ordinariskouder het horen kan.) GERMAIN. Is hy daar? ó charmant', laat hem binnen komen. (Yierrot vertrekt.) TWEEDE T O O N E E L. germain, jeannot, rond, daarna pierrot. germain. Ha! lieve, charmante vrind! Welkom ! Het ver' heugt my u zo frisch en gezond te zien. (Hy omhelst hem)  K O MP LI ME NT EN en WIND, hem.) Maar dat is waar, gy Iaat u zelden zien: waarachtig! men moet uw fchuldenaar zyn, als gy iemant bezoeken zult. Indedaad, mynheer Rond! dat is niet vrindfchappelyk gehandeld. Ik ben uwdaaglykfche klant, en niet één vrindelyk bezoek. Ik weet wel dat gy veel te doen hebt; maar mon Dieul nu en dan een half uurtje kan men zyn vrinden toch wel fchenken. Gy hebt toch myn rekening medegebragt ? Want ik wed gy komt om geld te halen. ROND. Mynheer de geheimraad vergeve... GERMAIN. Ziet gy dat ik het geraden heb? Kon ik u niet met recht verwytingen doen, dat gy Hechts uwe vrinden bezoekt om hen te manen? Nu, ik wil geen gelyk mee gelyk vergelden; het is my een ontzaglyk genoegen u by my te zien; en ondanks uwe onverfchilligheid, wil ik u tegen uwen dank dienen. {Jeannot en Pierrot brengen wyn; vederzydfche komplimenten ; Germain loopt de rekening vlugtig door.) Hoe! vierhonderd zeven daalders? Niet meer was ik u fchuldig? Neen, dat is'niet mogelyk: hier is zeker een abuis. Pin 'honnettrl ik zou my fchamen u zulk een bagatel fchuldig te zyn. —— Jeannot! zie toch de rekening r,a: wy moeten mynheer Rond meer fchuldig zyn. ROND. Neen, mynheer! ik hegeer niet meer dan my roek' mt. G ER.  B L T S P E L. 47 GERMAIN. Nu, waarachtig! dan zyt gy de billykde man dien de aarde draagt. Ik dacht op myne eer dat het laatde traktement alleen zo veel kostte. Beste, liefde vrind.' dit verdient van myn' kant de hartelykde vergelding. Jeannot! help my onthouden mynheer Rond louter gerande dukaaten te zenden, hoort gy,Jeannot! JEANNOT. . Zeer wel, uwedele! ik zal het noteren. 'Ily fchryft in zyn zakboekje en gaat keen ) ROND. Als ik mynheer den geheimraad verzoeken mogt my aandonds... GERMAIN. Verzoeken? Liefde, beste vrind! gy hebt over my en myn vermogen te bevelen. Hebt gy onderdaud nodig? Behoeft gy voorfchot ? Moet gy vrinden by her. hof hebben? Met al myn hart. En honneurl beste vrind! uwe achterhoudendheid grieft my... Pierrot! nog een glas voor mynheer. (Rond maakt komplimenten , wil telkens fpr-eken ; doch Germain laat hem daar' toe geen tyd.~) Apropos', vrind! hebt gy lust naar de reödentie? Gy kunt daar een brillant fortuin ma* ken; want en 'honneur! gy zyt een waare hoveling. Zonder vleijery, beste vrind! zonder vleijery... Ah mon Dien', en uwe beminnenswaardige dochter!... Ik geef u myn woord, zy zou de oo^en van het gantfche hof  48 KOMPLIMENTEN en WIND, hof tot zich trekken, en de fchitterendfte veroreringért maken. rond. Mynheer de geheimraad veroorlove...,, germain. Lieve vrind! waartoe die komplimenten? Ik fchryF oogenbliklyk naar de refidentie: ik heb vrinden by her hof; ik durf my zelfs vlefjen by den koning iets te vermogen. Voorwaar, u, lieve, befcbeiden menfchen moet men tegen hunn' wil dienen. Qeannet brengt hem de brieven van Louife en Karei; hy ziet ze in en fpreekt voort.) En dat het de aangenaamfte afaire myns levens is, zulk een bekwaam', beminlyk' man te verpligten, daarvan zal de uitflag u de fprekendfte bevvy zen geven. Jeannot! fchielyk, laad myne pistooleh: ik moet oogenbliklyk vechten. (Rond verfchrikt wil fpr eken; doch Germain vervolgt.) Vrind! nog eens, gy zult my geheel Ieren kennen. Ik haat komplimenten en vleijery, en zou het my nooit vergeven zulk een' braav', voortreflyk' man met ledige verzekeringen of nietige hoop te vleijen... Hei, Jeannot! laat Louis myn paard zadelen. rond. Maar om 's Hemels wil! gy wilt vechten : als gy nu doodgefchoten wordt, waar blyfik dan?. Waarachtig.' dan ben ik ongelukkig. germain, hem omhelzende. Vrind! ik. bezweer w! hou op: dit laatde bewys u wcr  B L T S P E L. 49 uwer vrindfchap perst iny traanen uit de oogen Adieu, beste! adieu)... Duizend groeteinsfen aan uwe lieve dochter!... Zodra ik van het duël te rug kom, fchryf ik aan den koning... Adieu! (Hy omhelst hem, en gaat in het kabinet, Jeannot koint met de pistoolen en wil hem volgen ) DERDE T O O N E E L. rond, jeannot. rond, by zich zeiven. De duivel hale den windzak! Een menigte komplimenten en geen (ruiverkomptant^eld... Hei, hei, monfieur Jeannot! is hetmogelyk*' wil mynheer de geheim* raad vechten? jeannot, Om onderdanig te dienen. (Hy laadt de pistoolen.) r o n o. En gy laadt kogels op de pistoolen t jeannot. Om onderdanig te dienen , het gaat op dood en leven. r on d. Dood en leven!.. Gy maakt dat ik door all* myn leden beef! jeannot gaat naar hem toe, met de pistoolen in de hand; Kondwykt te rug, uit vrees voor de pistoolen. Gy hebt een veel te gevoelig hart. D rond.  50 KOMPLIMENTEN en WIND, rond* Maar barmhartige Hemel! als hy nu doodgefchoteia wordt, wie zal my dan betalen ? jeannot. Doodgefchoten ? ó! wees daarvoor niet bezorgd; want dan blyft zyn party gewis ook Ik verzekert! op myne eer, deze pistoolen fchieten excellent. (Jij mikt Vr mede.') Als gy het permitteert zal ik de eer hebben u een erwt van het hoofd te fchieten. (Hy mikt; Rond Springt op zyde: Jeannot wil hem omhelzen; doch daar hy de pistoolen in de hand houdt, wordt Rond verlegen en wykt naar de deur.) Nu, ik groet u onderdanig , mynheer Rond! (Hy vertrekt.) r o n d. Dat de duivel den fpitsboef hale! ik beef als een blad. (Terwyl hy vertrekken wil, komt Pierrot met een' blooten degen fchielyk binnen. Rond verfchrikt, en doet een'' xyfprona ; Pierrot maakt met den degen eenige bewegingen , en gaat naar hem toe.) VIERDE T O O NE E L. rond, pierrot. pierrot. Ach! duizendmaal vergeving, mynheer Rond! rond, hem uit den weg gaande. Looa voor den duivel, fchurk! byna hadt gy my door en doorgeftoken. pier.  B L 1 S P E L. $t pierrot. Ik Zal aanïronds de eer hebben weder byüte zyn. (-ƒƒ> tuigt zich en gaat in het kabinet.') ron d. Ik moet bekennen, hier wordt men op de beleefdfte wyze van de waereld afgewezen, (/7y vertrekt.) p~ ? F D E T O O N E E L. germain, jeannot, pierrot. g e r m a in. II oort gy, lieve Jeannot'. maak hem myn kompliment,en zeg dat ik door de eer die hy my aandoet van met my te willen vechten zogeënehaBteerdben,dat ik dezen dag onder de gelukkigflen van myn leven rekenen zal. j e a n ;< o t. , Onderdanige dienaar! (Hy vertrekt.) germain. Pierrot! lieve jonge! wilt gy wel zo goad zyn om dezen brief aan mevrouw Klarisfe te brengen? pierrot, hem de hand kusfende. Ik vlieg aanftonds, uwedele! om uw bevel te vol voeren. c. e kma! n. Fortbien' kleine! fort tien vergeet ook niet haar een' lederen handküsch te brengen. pierrot. Zo teder ris mogelyk is. (J-Jy vertrekt.) D 2 cer-  52 ROMP LI ME NT EN en WIND, ZESDE T 0 0 N E E L. germain. Een allerliefst fcliepfel, deze kleine Frar.gaifel Levendig, fchoon, veröattdig,en... Louife geeft haar nie-s toe. Germain ! Germain! pas op dat gy niet erntlig verliefd wordt! (Op zyn hart wyzende.) Want hier is het niet richtig. Is dit misfehien de koortsfidderingdes huwelyks ï Brr! .. (Uy zucht.) Ach.' zou het indedaad de wil des Hemels zyn, een' echtgenoot van my te maken F Dan wille Kupido verhoeden dat ik niet op myne vrouw vcrlieve; want anders... goedenacht, vryheid l.. Neen, neen, lieve juffers! daarvoor zullen wy zorg dragen. Het huwelykis een geldzaak, en v/y willen geen nieuwe mode invoeren. Alles komt daarop flechts aan de vogeltjes het lokaas finakelyk temaken: zyn zy eerst in het net, dan zal haar het klapwieken wel vergaan... Maar., maar zullen zy wel in het net gaan? Och'goede Germain! wees maar gerust, de lieve meisjes zyn alle Eva's dochters. ZEVENDE T O 0 N E E L. germain, karel, daarna jeannot, pierrot, de doktor. karel komt fchielyk binnen. Ha! vervloekt! daar is hy ! germain, hem vurig omhelzende. Beste, liefde vrind,' ik ben van deeerdiegy my aan- doei  B L T S P E L. 53 ■doet, om u een kogel voor den kop te geven, of den degen door het lyf te jagen , op het tederfte gecharmeerd, en zal alle myne krachten in het werk Hellen om u de levendigfte blyken myner erkentenis te geven. KAREL* Spaar uwe komplimenten , mynheer! wy zullen eens zien of gy zo veel moed als woorden hebt. germain. Ah\ tnhonneur, beste vrind! al wasikdelafhartigfte knaap onder de zon, dan zou my uwe tegenwoordigheid den moed van een' held inltorten. Waarachtig, vrind! ik brand recht van begeerte, met een' zo dapper'en voortredyk' man te vechten, en ik zal het voor de grootHo eer achten door u naar de andere waereld gezonden te worden. karel. , Minder woorden, mynheer! Wat verkiest gy? Pistoolen of degens? germain. Lieve vrind! wilt gy my in verzoeking brengen f Ik zou u de wet voorfchryven ? Neen, kies zelf wat u gevalt: wilt gy beiden? Met veel plaizier! gy hebt maar te fpreken. karel. Dierhalven den degen. germain. Onderdanige dienaar! zo als gy wilt. D 3 «ser-  54. K0MPL1MENTEN en WIND, KAREL. Nu, zyt gy gereed ? GERMAIN. Ik ben aanftonds tot uw' dienst. Hei, jeannot! .... Wilt gy wel zo goed zyu van my tcverzellen? Pierrot! hoor, lieve kleine! vergeet niet den brief aan msvouw Klarisfe te brengen; zeg dat het my zeer fpyt, datikde eer niet hebben kan aanftonds by haar te komen. Binnen een half uur, indien mynheer de finantleraad my de eer niet aandoet van my naar de andere waereld te zenden, zal ik de eer hebben myne onderdanige opwachting te maken. Hy omhelst Karei) Nu, lieve vrind! ben ik tot uw'dienst. (Hy gaat vooruit, opent met komplimenten de deur; de doktor , die in zyn kalinet geluisterd heeft, komt ten voorfchyn, Germain hem ziende, keert te rug en omhelst hem.) Adieu , lieve doktor! adieu ! ik hoop haast het ger.oegen te hebben u in de andere waereld te omhelzen: hoor, vrindlief! volg my fehielyk. (Hy omhelst Pierrot.) Adieu, lieve jonge! adieu ! adieu I (Hy huppelt weg.) O E D 'i K T O R. In de andere wsereld? kurieus ! Zeg, monsje Pierrot! was dat ernst? PIERROT. Wel neen, zy doordeken elkander maar uit de grap . {Wy vertrekt.) DE DOKTOR. Doordeken? de duikerI als hy hem loch eens Jen d©.  B L T S P P L. 55 degen midden door zyn Jyf ftak, of eenpaar kogels door den kop jaagde!... dat was toch een patiënt voor den roem, voor de eeuwigheid ! J G TST E T O O N E E L Een kamer in het huis van den hofi aad. ALBE UT, LOUISE. ALBERT. Gy zyt eene kleine zottin, meisje! diealleen van uwe ydelheid heen en weder gedreven wordt; de eerfte windbuil de beste, die u wat vleit, kan u aan den leiband voeren. De nieuwe minnaar is eenloozevos, die de zwakke zyde der zottin aantasten wil, omhet vogeltje des te tigter te vangen. LOUISE. Vangen? wat hebben veelc mannen toch een aartig denkbeeld van ons gedacht! Men vangt ons dan maarzo! ALBERT. Stil, (lil, arm ding! dit alles is reeds geweest. Een wakker generaal moet zyn terrein kennen: gaat het niet met geweld, het gaat met list; in 't einde komt het tocU op één uit Ik moet dien kwant toch leren kennen. NEGENDE T O O N E E L. ALBERT, LOUISE, FREDRIK, F R E D RI K , half.uid. Ach , nynheer .'eenongeluk! eenverfcbrikiykongeluk ! D 4 AL.  55 KOMPLIMENTEN en WIND, al.be rt, zeer bedaard. Nu? fredr1 k. Mynheer uw zoon heeft degen en pistoolen medege» nomen , en duelleert met den geheimraad Germain. a l bert. Ei! ei! louise, angflig. Hoe! in ernst? f r e d r i k. Ik bid u, iu 's Hemels naam! vlieg,redhevn! hy heeft kogels op de pistoolen geladen. albert. Uileufpiegel! dat verflaat zich: zou hy dan met fchroot fchieten ? fredrik. Maar lieve Hemel! mynheer! het is immers inogelyk dat hy doodgefchoten kan worden. albert. Zekerlyk, Hans Worst! waarom zou het niet ? Dat is een leven met die jonge Windzakken! de domme grap van houwen en fchieten is reeds tot walgens toe gebruikt, en altoos wordt de uude kool weder opgewarmd. l o u i s f , die flechts de helft gehoord heeft. Wat is'er toch voorgevallen, mynheer hofraad ? a l b ë r t. Niets dat de moeite waardig is. Een paar jonge lafbek.  B L T S P F- L. s) bekken wüien alkander om een meisje den hals breken. Gekheid ! dit hebben wy voor honderd jaaren reeds gehad. (Hy vertrekt.-) TIENDE T O O N E E L, LOUISE , FREDRIK. LOUIS S. Is het mogelyk! FREDRIK. Ja, dat zich de HemelontfermeI allerliefitejufvrouwtje! daar hebben wy nu bet ongeluk! zeer zeker zullen 'er wel vyf- en twintig menfchenblyven ; waiuhyheeft ten minften twee douzyn kogels medegenomen. L O UI & E. Ach! ik moet heen 1 waar zyn zy dan? F R E D R I K. Ja, dat mag fint Julfus weten! de waereld is groot. Het is toch ook niet mooi v n u, jufvrouw! onzenlieven jongen heer te laten vermoorden. Ik heb het wel gehoord. Wat hebt gy toch tegen hem? Is hy niet zo frisch als een visch, gezond en rond als een appel, en fierlyk en manierlyk zo als het behoort? LOUISE. ó Hemel.' praat toch zo veel niet; anders komen wy te Iaat. FREDRIK. Gy hebt het op uw gemoed, jufvrouw ! by myn ziel, D 5 gy  £8 KOMPLIMENTEN en WIND, gy hebt het op uw gemoed, als een van beiden dood. gefchoten wordt! maar ik weet wat ik zou doen als ik doodgefchoten wierd: ik liet u zitten, by myn riel, ik liet u zitten! louise. Ik bid u, om 's Hemels wille, zwyg! loopheen, en beitel een rydtuig: ik moet zelf zien hoe het ftaat. fredrik. Hoe zou het Haan! Hecht, erbarmlyk, rampzalig, 'Er zyn kogels, kruid, pütoolen,degensetifnapharnen voor den dag gehaald; het hart zou 'er iemant van poperen. En mynheer de hofraad is nietukzynebeda.r;i\1 heid te brengen: hy verwondert zich over niets meer; en, z°g maar dat ik het gezegd heb, als men de doeden brengt zal hy zeer gelaten zeggen: Lt.at hen begraven. louise. Dat eeuwig gefnap! Loop toch naar hen, en breng my bericht. fredrik. Lopen? God gave dat het met lopen te helpen war.: ik zou dwars door het vuur lopen. Maar lieve, barmhtrtige Hemel! met my zouden zy niet veel omftandigheden maken: het zyn jonge, driftige lieden, zy fchieten clol en blind tce: ik zou het niet verre brenger. Naar den doktor, den apotheker, den chirurgyn wil ik lopen: daar moet ik wezen, Kit, ik zal ieder'Christen* vnensch waarCfhouwen niet eer verl.efd te worden voor by |  B L T S P E L. 59 hy ge'rotiwd is, anders is hy, by myu ziel, zyn lyf niet zeker. (7/y vertrekt fchielyk.') ELFDE T O O N E E /,. LOUISE. Ongemeen vieijend.' een duel! . ó dat zal opzien baren ! Ach! het is toch eene 7oete gedachte: Men waagt zyn leven voor u ! Een bevvys dat de mannen gevoelen welk een kostbaare fchat het hart van een meisje is. Een groote triomf voor ons geflacht! Diegoede Karei!... dat hy myn bezit met zyn leven kopen wil , zal hem niet onvergolden blyven... Maar Germain!.. 6 die lieve, zoete vleijcr! TWAALFDE T O O N E E L. LOUISE, JEANNOT. JEANNOT. P we onderdanigfle dienaar! il; kom om u in alle onderdanigheid bericht te brengen van het voortreflyk cn uiterst brillant duel, waarmede zyn hoogwelgeboren, de heer finantieraad Karei, en zyn insgelyks welgeboren , de heer geheimraad Germain, welken ik de eer heb te bedienen, het genoegen gehad hebben elkauder te regaleren. LOUISE. \s het reeds voorby? dat is jammer I J E A N-  6o KOMPLIJI ENTEN en WIND, jeannot. Indien hoogstdezelven goedgevonden lmdden uw' onderdanigen dienaar te bevelen uw welgeboren op het icfpektive flagveld te geleiden, alwaar hoogstdezelve , in alle mogelyfce zekerheid voor fchot, houw en (leek, het genoegen had kunnen hebben van het bloedig gevecht der heeren duë'llanten met uwe eigen welgeboren fchone oogen aan te zien... LOUISE. Het is toch alles goed afgelopen? J E A N N O T. Om onderdanigst te dienen , tot deallervolkomenfte , wenfchelykfte fatisfaktie van beide voonrefivke heeren , die nog nooit geziene blyken van hunnen onbefchryPykenmoed, offchoon bloedig en fchrikkelyk, echter zegcryk en eervol gegeven hebben. LOUISE. Geen van beiden is toch gevaarlyk gekwetst? jeannot. Met uw onderdanig verlof hebben wy wel de flrelende hoop dat het kostbaare leven van beide heeren duëllanten eigentlyk niet in gevaar zyn moet, dewylhet grootfte deel der ontfangen wonden geenszins doodelyk is; ten ware dat de rejpektivc heeren chirurgyns van een ander gevoelen zyn mogten, het welk het onderdanig bericht dezer heeren verder uituyzen zal. louise. Dierhalven toch gekwetst? j e A n- i  S L T S P E L. Ci JEANNOT. Om onderdanig te dienen, van weerskanten. Aisuw edele het my veroorloven wil, zal ik uwedele ecu kort verflag van dezen bloedigen ftryddoen, dewyl ik de eer gehad heb denzei ven van het moedig begin tot het zegeryk einde by te wonen. LOUISE. ó! Ik ben reeds te vreden , nu ik weet dat geen van beiden gevaarlyic gekwetst is. JEANNOT. Voorzeker heeft uwedele reden om met den uitflag van dit bloedige duel te vreden te zyn, daar het menfchelyker wyze op leven en dood ging. Vooreerst behaagde het den heer finantieraad om den heer geheimraad een' hoogstgevaarlyken houw, die het voortreflyke gezicht van dezen onvergelykelyken man geheel te fchande .. LOUISE. Hoe! in het gezicht? A wee! JEANNOT. Om onderdanig te dienen, te fchande zou gemaakt hebben, te geven, indien de heer geheimraad de vryheid niet genomen had den degen van den heer finantieraad af te pareren. LOUISE. Ach I ik herleef! Dierhalven niet in het gezicht gewond? JE AK'  .ja KOMPLIMENTEN en V/IND, jeannot. Om onderdanig te dienen neen. De heer geheim* raad was vervolgens zo vry om den heer finantieraad met een' (loot juist op het middenpunt van het harr... LOUISE. Die wreedaart! op het hart? jeannot. Om onderdanig te dienen , te willen regaleren ; maar de heer finantieraad had hier op de eer den floot van den heer geheimraad met de ongeloofelyidte gezwindheid te ontwyken , en refolveerde dadelyk een uiterst driftige en voortreflyk gedirigeerde coup op de borst van den heer geheimraad te doen, welke hem ook voor» treflyk gelukt zou Zyn, indien de heer geheimraad de moeite niet genomen had het oogmerk van den heer finantieraad door een dodelvke fteekophetonderiyfvan den heer finantieraad te verydelen... louise. ó Hemel! dan is hy immers in doodsgevaar'? JEANNOT Om onderdanig te dienen ; welke ook gewis aan het kostbaare leven van den heer finantieraad plotslitig een einde zou gemaakt hebben , indien de heer geheimraad het geluk niet gehad had van ophet dapperftedoor den heer finantieraad gerepousfeerd te worden. Uier-op-.. Ha ! daar komt myn voortrcflyke heer zelf, cu zal het genoegen hebben uwedele het overige te verhalen. (//» vertrekt.') DER.  iS L ¥ S P E tf3 DERTIÉNDE T O O N E E L. louise, germain, met een verbonden hand, komt haastig binnen en valt op eene knie. louise. Ach, Germain ! g e r m a in. Myne aangebeden Louife! koningin mynslevens !uW (laaf werpt zich aan uwe voeten om uit uwenfchooueri mond vergiffenis te erlangen. louise. Vergiffenis ? Daar gy uw leven voor my waagde? g E r M a i .\'. Kon ik u een geringer offer toewyden? Ach! in die oogenblik gevoel ik hoe weinig het leven vooreen har: als het uwe is ! Duizend levens gave ik voor eea' vrindelyken blik van zulk eene volmaakte engelin. louise. Gy vleit, Germain!... Maar wat zie ik ! gy zyt gekwetst? germain. Deze wonden zyn mynedierbaarftezegetekens. Wonden, die de (laaf in dienst zyner gebiedfterbekomt, zyn trofeën die ik voor alle de fchatten der waereld niet mis fen wilde. LOUI-  64 KUMPLIMENTSN en WIND, i. o u i SE Maar het heeft toch geen gevaar ? QZy grypt zyne hand; »m de wonde te zien.) germain» Schoonde Louife 1 het grootfte gevaar verdwynt, de dodelykfte wonden genezen, zodra een engel die aanraakt. Ach! ik wensclue my duizend wonden, om van zulke fchoone handen genezen te worden ! Maar, Louife! terwyl gy deze wonden heelt (laat gy vee! dieper, veel ongeneeslyker in myn hart, die my voorzeker doden zullen, indien gy my daar uwen byftand ontzegt. louise. ó! Aan zulke wonden derft geen man. germain. Dan ben ik de eerlle; maar ook dan zal ik my gelukkig achten uit liefde voor u te kunnen derven. Kan me:; een fchooncr dood wenfehen dan voor zyne gebiedfter te derven? Ja, fchoone Louife! gy zyt de onbep alde beheerfcheres van myn leven; een vrindelyke blik van u is het hoogde doel myner wenfehen: een onvrindelyke veroorzaakt my de dood; maar ook dezen zal ik a's een' vrind in myne armen drukken.... Mag ik hopen? louise. Indedaad, gy weet zo aangenaam te vlei jen, dat men dit voor ernst nemen zou, indien men de veinskunst der mannen niet kende. Als minnaars zyn zy de buig. zaamtte, de tederfte fchepfels; maar naauwelyks zyn zy  £ L T S F E L. «5. 2y in ons bezit, of zy beginnen den meester te fpelen, en willen onze vryheid aan ketenen leggen. GERMAIN. Ach! welke gevoellooze fchepfels moeten het zyn, die het meesterftuk der ffchepping niet met de gevoelig, fte onderwerping en de vurigfte liefde willen naderen ! Neen, fchoonfte Louife ! ik weet uwe waarde te fchatten , ik weet dat de vrouw de koningin der waereld is, van wier wenk de man alleen afhangt, die geen anderen wil hebben mag, dan die welken de liefde en onderdanigheid jegens u hem voorfchryven. LOUISE. Is dat u ernst, Germain? GERMAIN. Ach! dat Louife daaraan twyfelen kan! ö Men moest tegen het gevoel van zyn hart fpreken, als men zo iets wilde ontkennen. En eeibieJigt niet alles in de fchepping het fchoone, volmaakte gedacht? De natuurheeftde vrouwen met den ftempe! der volkomenheid gekenmerkt, maakt haar totbeheerfcheresfen der harten en verheft haar tot koninginnen der waereld. LOUISE. Het verschiet is zeer aartig: het verliest echter in de nabyheid. De mannen vergeten zich zeiven te ligt, de vurije driften verkoelen, en uit de tederfte minnaars worden de yverzuchtigfte echtgenootea. G E R M A I N. V verzucht? Welk een dwaas moe: de man zyn, dien E het  66 .COMPLIMENTEN en WIND, het invallen kan den yverzuchtigen te fpelenI Neen, myne aangebeden Louife ! de man, die de waardeeener vrouw volkomen kent, zal zo dwaas niet zyn van zich in te beelden dat zy flechts beftaat om voor hem alleen te leven. Neen, de vrouw is gefchapen om duizenden gelukkig te maken, en een man moet zich reeds gelukkig achten, wanneer zy hem maar niet geheel uit het gezicht verliest. louise. Waariyk! en met deze gevoelens is uw hart tot hier toe vry gebleven? germain. Vry! Echter trokken verblindendefchoonbedenengewaande volkomenheden my nu naar deze dan naar geene feboonheid; maar ik zag weldra dat ik flechts eene gewoone vrouw voorhad, en kwam van myne dwaling te rug. Slechts ééue zag ik voor welker volmaaktheden myn geest zich buigt, en door welkebebeerscht te worden de hoogde wensch myns levens is; en deze eene js. .. Louife. (7/y valt ep eene knie en kuscht haare hand.) louise. Sta op, Germain ! Ik beken dat gy my niet onverfclijilig zyt; maar eer wy ons dieper met den tekst inlaten, moet ik u vooraf met myne luimen, of, gelyk de mannen het gelieven te noemen, met myne zwakheden bekend maken. germain. Zwakheden? Uwe befcheidenheid verleidt u tot onrecht-  B L T 'S P Ë t. $7 rechtvaardigheid jegens u zelve. Voor het meesterduk, waaraan alles volmaakt is, moe: zelfs de geftrengde birisper verdommen. LOUISE. Niet te driftig. Ik ben trotsch, trotsch op myne kunne. GERMAIN. Een zeer edele trotsch, zyne waarde te gevoelen! LOUISE. Misfchien een weinig wispelturig. GERMAIN. Waar zou ook een derveling gevonden worden om een' geest als de uwe te ketenen V LOUISE. En zo min als ik in myn' man jaloezy zou kunnen verdragen, beken ik echter dat ik van deze zwakheid niet vry ben. GERMAIN. Daartoe hebt gy, als het eerde wezen in de fchepping, het volkomende recht; maarwelkeen man zou, in uw bezit, daartoe ook aanleiding kunnen geven? Neen, daarvoor is uwe bekoorlykheid my borg. LOUISE. En openhartig beken ik u, zelfs een vrindelyke blik naar eene andere zou my in woede brengen. GERMAIN Ach, Louife! dien uwe bekonrlykheden ééns geboeid hebben kan geen vrouw ter waereld meer gevallen. Gy, E r. voor-  68 KOMPLIMENTEN en WIND, Vüonreflyk meisje! zyt de encyclopedie van alle wen fchen; in uw bezit beilaat het hoogst geluk der ftervelingen, en uwe liefde kon, om als dichter te Inreken, myne ziel in de hel lokken. DERTIENDE T O O N E E L. louise, germain, karel. karel komt driftig binnen. II a! vervloekt! germain omhelst hem. Ach, myn voortreflyke vrind! welkom! hoe gelukkig ben ik, twee der voortreflykfte menfchen die fk ooit op de waereld zag onder myne vrinden te tellen» Myne aangebeden Louife! geboeid door de onverbreekbaare keten uwer fchoonheid verwydert zich uw Haaf, om in de eenzaamheid uwe volmaaktheid te bewonderen. - Vrind! ik acht my gelukkig, „ in het byzyn dezer engelin te laten. Adieu, beste! adieu! (Hy omhelst hem ondanks alle wederflreving, loopt vei: volgens by Louife, kuscht haar vurig de hand, enz) Adieu, voortreflyk meisje!... Adieu , myne vrindea' uw flaaf tot myn' laatftcn adem! (Hy vertrekt.) /'EER'  B L T S P E L. óp VEERTIENDE T O O N E E L. LOUISE, KAKEL" KAREL. Voortreflyk! in het oogenblik dat ik kom... LOUISE. piu, lieve Karei! is het duel voorby. KAREL. Ja, mejufvrouw! het is voorby, en hier draag ik het teken myner dwaasheid. LOUISE. Dwaasheid? zeer galant, dat moetik bekennen ! KAREL. Zot als ik was! om eene vrouw te vechten; om eene vrouw, het ydelfte fchepfel onder de zon! LOUISE. Hoe langer hoe fraaijer! KAREL. Maar ik ben genezen van myne dwaasheid, mejufvrouw ! die aderlating heeft my een' voortreflyken dienst gedaan: thans ben ik gantsch verkoeld, (öj drukt door gebaarden het tegendeel uit.) LOUISE. d Hemel! dat ziet men Immers wel. E 3 KA-  70 KOMPLIM ENTEN en WIND, KAREL. Geef hem uwe hand, kusch hem voor myne oo' gen: gy zult zien, Louife! geen lid zal ik verroeren. LOUISE. Da: zie ik immers nu reeds! karel. Is men geen zot, zich om een meisje te kwellen , dat zo veranderlyk is als een weérhaau , en eclue , waare liefde geheel niet weet te waarderen ! LOUISE. Vooral wanneer zy met ftorm en onweder losbreekt. KAREL. Windbuilen en vleijers moet gy hebben, die uwe ydelheid wierook toezwaaijen , en uwen trotsch ten dienst ftarin, die geen gal noch gevoel hebben, en zich als een pop aan alle de luimen uwer eigenzinnigheid onderwerpen. Maar ik ben een man, mejufvrouw! LOUISE. Dat zie en hoor ik. KAREL. Ik ben flandvastig en onveranderlyk in myne beduiten ; en wat het my ook kosten moge, rust, leveu en geluk, ik treed niet te rug. louise. ó Wee! gy zoudt zulks niet doen ? wat moet ik dan beginnen! KAREL. 6 Spot maar niet! het berouw komt gewis. Gy bemint  3 L T S P E L. 71 mint my, ondanks alle gemaakte onverfchilligheid, en alleen uwe wispelturigheid verleidt u om een hart dat u op het tederst bemint te verwerpen. louise. Ja, de liefde heef: haar luimen. karel, efnflig, doek weemoedig. Ik zal wel een hart vinden dat de oprechtheid myner liefde op prys weet te ftellen. LOUISE. 6! Zulk een onnozel duifje zult gy wel vinden. karel. Vaar wel, Louife ! (Hy gaat eenige [chreden voort en blyft Paan.) louise, zuchtende» Vaar wel! karel, als voren. Louife!... ik kom niet weder. louise. De fchielykfte fcheiding is de besta. karel. Ik zoek een ander meisje... en ik zal 'er zeker een vinden. louise. De Hemel geve 'er zynen zegen toe! karel, in de deur. Riept gy my? LOUISE. Neen. F. 4 «*•  7* KOMPLIM ENTEN en WIND, karei. Onvergelykelyk! My niet eens te roepen!... niet eens affcheid van my te nemen! louise. Heb ik het vaarwel vergeten? karel, met een gefmoorde gevoeligheid. Neen! Goede nacht, liefde! ikwilinhetgeheel niet weder verliefd worden; ik wil u uit myn hart verdelgen , en uw aandenken voor eeuwig vervloeken ! {Hy rukt het verband van zyn hand.) Weg met ul gy herinnert my aan myne dwaasheid. (Hy werpt het op den grond.) louise. met deelneming. ó Hemel! gy bloedt immers! karel. Bloeden of doodbloeden, om 't even! louise. Arme Karei! karel, by haar gaande en haare hand grypende. Ach, Louife! louise. Laat my dit linnen. karel. ó Ja! Louife! wilt gy u dan aan my herinneren? l o ui se. Uitzinnig mensch! hoe miskent gy my! karel. Acli, Louife ! ik beu zo ongelukkig! LOUÏ-  B L T S P E L. / j louise Maar door uwe eigen Ichuld. Uwe drift, uwe oplopendheid bragt u tot overylingen. kakel. Myne drift? Ik zou met de armen over elkander ge. rust aanhoren dat een ander u liefdesverklaringen deed? Acht gy my voor een' domkop ? LOUISE. Ik ben eene vrouw, mynheerJ karel. Dat laat gy elk oogenblik befpeuren. louise. Welker liefde men moet trachten te verdienen, cuniet afdwingen moet. KAREL. Denkclyk door vleijery; uitmuntend! LoursE. Trotschheid en eigenzinnigheid ftaan een' minnaar zeer flecht. KAREL. Onbezonnenheid en fchaamteloosheid zekerveel beter: daarom maken de zotten ook het meeste fortuin by de vrouwen ; wy hebben het voorbeeld voor oogen. De galante Germain, by voorbeeld, die u in e!éne minuut duizend laffe kompliinenten zegt. Waarachtig! ik bewonder uwen fynen fmaak! LOUISE. Wat zyt gy beleefd ! E 5 KA.  74 KÖMPLIMENTEN en WIND, karel. Hoe zal ik lagchen, als gy bedrogen zyt, en de vlinder van toilet tot toilet vliegen zal!... Maar zo n.óet het u gaan: gy wilde het immers niet beter hebben. loüise. Ha ! ha! ha! kar el. ó Dit lagchen ftaat u voortreflyk! loui < e. Ha! ha! ha! wat maakt zich de arme mensch het leven zuur! karel. Wy zyn vryë lieden: ik bemin u niet meer. louise. Ik ben 'er volkomen mede te vreden. karel. Gy kunt Germain voortaan uwe hand geven . ik ontfla u van uwe belofte. louise- Gy zyt al te goed! karel. Ik zal my op het gevoeligst wreken, en het eerfte het beste meisje, dat my voorkomt trouwen. louise. Veel geluk met uw voornemen 1 karel. Ik wenschte dat ik u nooit gezien had l LOUI-  B L T S P E L. 75 LOUISE. Van dit onaangenaam gezicht kunt gy u LnmerS fpoe. dig ontflaao. KAREL. Gy wyst my zelfs de deur? Goed, ik zal u liet vermaak doen. LOUISE- Goede reiz' ! KAREL. Dat de fatan de lielde en alle vrouwen linie! (PJy gaat haastig heen , m loopt in de deur tegen zyn"" vader.') FTFTIENDE T O O N E E L, KAREL, LOUISE, ALBERT. ALBERT. VV aarheen, mynheer wildzang? Is 'er weder brand in de boveiifle verdieping ? KAREL. Ily is gebluscht, myn vader! alles is gebluscht, ALBERT. Al weder gekibbeld ? Ik bid u , ftel u toch zo niet ten toon. Altoos het oude liedje. KAREL. Ik heb toch uwe toeftemraing, myn vader! omte trouwen wie ik wil ? AL.  ;5 K0MPL1MENTEN en WIND, a l d e r t. Wel ja; maak maar een einde: ik ben dit alles tot walgens moede. Neem wie gy wilt. Zeg my eens, Louife!... karel. ó Hemel! myn vader! het is toch verwonderlykdat gy daarby zo onverfshiilig blyven kunt. Ik zeg u wy hebben geheel met elkander gebroken... albert. Dat is al honderd maal gebeurd, en de praats niet meer waardig. Louife! kent gy hier eene mevrouw Klarisfe? louise. Klarisfe, mynheer Hofraad? karel. Klarisfe? ó Die ken ik, myn vader! eene fchoone , allerlieffte weduwe. Waarom, myn vader? albert. Germains bediende was ftraks hier met een briefje voor haar,en wilde het met alle geweld aan u geven. louise. Germain? een briefje aan haar? Wie is toch deze Klarisfe ? albert. Vermoedelyk eene vrouw als alle andere vrouwen : fchoon of lelyk, het is om 't even. karel. Neen, myn vader! zy is fchoon, zeer fchoon. loui-  E L T S P E L. 77 LOUI SE. Waarlyk, mynheer? ALBERT. Nu, laat zy fchoon zyn, ik ben 'er mede te vreden: dat is goed voor haar' minnaar. LOUISE. Minnaar? Hoezo? ALBERT. Nu, zy is, geloof ik, de beminde van Germain. K A R E L. Bravo.' bravo! LOUISE. Vermoedelyk hebt gy het kwalyk verftaan, mynheer! het is in 't geheel niet mogelylc ALBERT. Ookmogelyk: men vergist zich fomwyien. KAREL. Neen, neen, myn vader! het is de waarheid, de naakte waarheid. Herinner u de dame met de negerin, die Germain gisteren op de wandeling verzelde: dat is zy; het is eene jonge Franfche vrouw . die even zo rykals fchoon zyn moet, elk fpreekt met verrukking van haar. LOUISE. Gy fchynthaar zeer naauwkeurig te kennen; vermoedelyk eene goede vrindin van u? KAREL. Ik moet bekennen, ik was geheel door haar betoverd. LOUI-  78 KOMPLIMENTENïhWIND, l Q u 11 e. Dan ware 'er dadelyk eene verovering te maken. k . bel. Ach! als ik zo gelukkig ware!... Heb ik uwe toeitemming, myn vader? albert. Wat my betreft, ja. Gy moet toch een domme (treek begaan: of zy nu Louife of Klarisfe heet is hetzelfde. karei. Dat my die vervloekre Germain nu weder in den weg zyn moet!.. Nogtbans 'er kan niets aan zyn; hy is1 immers met u zo naauw verbonden. Nu, wy willen ons geluk beproeven. Mejufvrouw ! ik groet u onderdanig ! louise. Veel geluk op reiz', mynheer! k a r e l. Zeer verpligt! (Hy vertrekt.') ZESTIENDE T 0 O N E E L. albert, louise» louise. Mynheer hofraad ! hebt gy hem waarlyk by haar gezien ? a l c r r t. En als ik hem nu gezien had, het ware immers niets by-  S L T. S P E l. 79 byzonders geweest; de windzr.k zwerft immers overal rond. louis r. Is zy fchoon? a L n ERT- Ja, lief meisje! dnar vraagt gy my teveel, Voormy zyn zy allen fchoon. louise. Nu, myn Hemel !gy zult toch we! gezien hebben hoe zy 'er uitziet? albert. Wel, als gy een rood en wit, teder gezichtje, een paar fchitterende zwarte oogen, een klein roozenkleurig mondje, een allerliefst ftompneusje, een fchelmachtig kloofje in de kin en twee rye'n witte tanden voor fchoonheden neemt, dan was zy,wat my betreft, zeer fchoon. louise. ' Ha! ha.' ha! een rood en wit gezichtje fchoon! Deze kleur is immers geheel uit de mode: ieder boerenmeisje ziet 'er zo uit!.. en een Itompneus! wie heeft ooit eene fchoonheid met een' ftompneus gezien! Ren' Romeiüfchen neus moet zy hebben, een' Griekfchen omtrek, om fchoon te zyn. ALBERT. Zo! Nu, my is het om 't even; ik heb in myn leven 7o veele Romeinfche en Griekfcheftompneuzeu gezien , dat my geen neus meer nieuw iï. LOUI-  8o KOMPLIM EN-TE N en WIND, LOUISE. En zvvnrte oogen ! welk een fmaak! geen dame dn ban ton heeft zwarte oogen: die zyn flechts voorburgermeisjes! ... En hoe groot is zy wel ? Vermoedelyk zo lang als een erwtenltaak? ALCERT. Bewaar ons! zy is naauwelyks zo groot alsgy. Een klein, niets betekenend ding, dat is blyven zitten. LOUISE. Voortreflyk! een klein, niets betekenend ding! welke begrippen hebben veele mannen toch van de fchoonheid ! Sta my toe , mynheer hofraad ! u te bewyzen , dat men, om fchoon te heten, juist myne grootte heb. ben moet. Als zy dierhalven myne lengte had, dauwa. re dit misfchien het draaglykfle aan haar. ALBERT. Ik zeg u, ja; naauwelyks zo groot. LOUISE. Dacht ik Het niet! Voorzeker zulk een klein, vei-. fchöven figuurtje , dat misfchien zelfs mismaakt is. Weet zy te leven? ALBERT. Daar zyn wy! Wel , drommelsch! wat weet zv de coquette te fpelen !en met welk een allerlieffte en innemende gedientligheid weet zy de jonge heeren te onderhouden! Waarachtig die goede zotten moeten zich iu- beel-  B L T S P E L. Bi beelden dat zy teder op hen verliefd is; want zy zegt ieder iets verpligteuds. louise. Eene ydele coquette, die het flechts om veroveringen te doen is. Heeft zy geest? albert. ó Overvloedig! want het mondje ftaat haar geen oogenblik ftil. louise. Een flecht bewys van haar verftand. albert. Zottinnetje! waartoe heeft een fchoon meisje ook verftand nodig? Maar daarentegen bezit zy aene onzermo, dedeugden in den hoogden graad, die de oude overtollige huisfelyke deugden rykelyk vergoedt. louise, fchielyk. En deze is?... albert. Zie, zie, hoe haastig wordt gy zodra 'ervan demode gefproken wordt! Waarachtig! ik geloof omhuisfelykheid en befcheidenheid in te voeren moest men z$ maar in de mode brengen. l o u i s e. Ik fchenk u de zedeles: ter zaak, zy bezit?.» albert. Smaak, ï7 uom,  8a KOMPLIM ENTEN en WIND, louise. Zeer beleefd, mynheer! zonder twyfel is zy de éénige dame die fmaak heef: ? a l 3 e r t. Bewaar ons ! wie zou ontkennen dat onze dames fmaak hadden? Het bewys vak ieder minuut in het oog. Maar lief mei-je! ik meen den nieuwften, fynften modefmaak; want onze moedertjes hadden ook fmaak. In oude tyden vond eene vrouw fmaak in haaren man en kinderen; thans in haare minnaars en honden. Voormaals was de heerfchende fmaak eenvouwdigheid, ingetogenheid en orde in het huishouden; thans het rondzwerven en het bywonen van openbaare vermaaken. LOUISE. Daarom waren onze grootmoeders ook zulke eenvouwdige zielen, die, buiten hetfpinwiel, weinig of niets wisten. Maar laten wy dit daar, mynheer! ik ben nieuwsgierig dit wonder nader te leren kennen. albert. Bravo! en als gy denkt dat het iets voor myn' zoon ware, mynentwege, neem den windbuil, als hy u beter gevalt; my kan het niet fehelen; maak'er maar een einde aan,* want ik ben het al moede. louise, Hoe! gy gelooft men verwisfeit de meisjes zo fchieiyk als de klederen ? QZy vtrtiekt.") Ah-  B L 1 S P E L. ?3 ALBERT. Waarom niet? Eene vrouw is eene vrouw, de eene is als de andere, en 'er gefchiedt niets nieuws onder de zon. De mannen zyn altoos door de vrouwen misleid en bedrogen geworden. Dit is by grootmoeder Eva alreeds geweest. Einde des tweeden iedryfs. F 2 JDER*  8+ KOMPLIMENTEN en WIND, DERDE BEDRYF. EERSTE T 0 0 N E E L. De woning van Klarisfe. JEANNOT, laürette. JEANNOT. Mafui! Lauretje! gy zyt een allerliefst meisje ! Ik begin zo waar op u verliefd te worden. Uw vefftand, uw vernuft... laürette. ö Foei! monfieur Jeannot! eene vrouw om haar verftand te pryzen! Als gy my geen galanter vleijery wee: te zeggen... JEANNOT. Hoenaif! waarachtig! de meisjes in Ethiopiëhebb£n haar deel ydelheid zo goed als onze lieve landsmeisjes. Gelooft gy dan, lieve Laurette! dat ik zulk een eenvouwdige druiloor ben om op uw verftand te verliezen? Daarvoor bewaar'my de Hemel! Neen, lief meisje! uw allerliefst figuurtje, die aartige kleine voetjes, die fchoone witte tanden, die purpere lippen, en de vrolyke luim... LAURETTE. Zo;-en myn gezicht, van myne kleur geen woord? JE ah.  B L T S P E L. 85 J E A SHOT , ftt'l. 6 Ydelheid der ydelheden ! (overluid.') Voorzeker, myne fchoone! uw kleur is niet te verachten. LAÜRETTE. Onvergelykelyk! Weet gy ,monfieur! datprjnfen voor my geknield hebben? da: ik twee jaaren lang de begunftigde fultane in den harem van den eerften kamerling des keizeis van Marokko geweest ben, en dathetgoed. aartig van my gedaan is my met zulk een laf melkfoepen gezicht in te laten? JEANNOT. Allerlieffte, fchoonfte zwarte dui.. engelin! gyzegt my daar dingen die my doen verltommen. Maar hoe drommel kwam het dat gy dezen post en uw vaderland verliet? LAÜRETTE. Myn gebieder viel in ongenade , en vlugttenaar Marfeille, alwaar hy flierf. By geluk hadiknogeenige brillianten gered, die... JEANNOT, Tloe! brillianten? Ach, fchoone Laurette! my dunkt ik zie op uwe wangen leliën en roozen. LAURETTE. Die onder broeders tienduizend dukaaten waardig waren. JEANNOT. Tienduizend dukaaten? QHy valt op eene knie.) Ach, myne godin! gy zyt de fchoonfte, brilliantfte fchoonF 3 heid  86 KOMPLIMENTEN en WIND, heid die ik in myn leven gezien heb Alleblanke fchoon. heden waarop ik ooit verliefd geweesi ben en no.^ worden zal, worden tegen uwe bekoorlyke zwartheid oude lelyke moedertjes. Wat zyn dat allerlieffte witte... zwarte handjes! welk eene blozende kleurI weikezng. te mengeling! Waarachtig ik loop gevaar het overige van myn verftand te veriezen, als ik deze bekoorlykheden nog langer befchouw. laürette. Gy bemint my dierhalven waarlyk? jeannot. Beminnen ? Ha ! ha ! ha ! Vraag of ik u aanbid!... Ach , als ik my de gedaarte van zulk eene kleine , zwarte engclin, geheel met brillianten bezaaid, voorftel... Mort de ma viel de bloote gedachte maakt my reeds betoverd! laürette. Gy fchynt een groot liefhebber van brillianten te zyn: men zou byna twyfeien of gy meer op my dan op de brilli nten verliefd waart. JEANNOT. Op de b'il .. op ti, fchoone Laurette! daarvan kunt gy v- rz kcrd zyn. liet is waar, ik heb de zwakheid voor diergelyke fóitterende (teentjes eene zekeregenegenheid te voeden... het is, zo gy wilt, mynftokpaardje och alleen omdat zy uwe bekoorlykheden in eca brülianter licht zetten, Ï.A17.  B L T S P E L. $7 LAÜRETTE. Dan zou ik u dierhalven zonder brillianten zop fchoon niet voorkomen ? JEANNOT. Allerliefst, fchoon kind! wiezegt dat? waartoehcbt gy brillianten nodig ? uw beiden fchoone oogen over treffen alle brillianten die ik in myn leven gezien heb. LAÜRETTE. Nu, dat is my van harten lief; want die fchoone bril lianten zyn weg. JE A NNOT. Ach Ciel' est il posfible! Dat is jammer! Gy hebt dierhalven... LAÜRETTE. Ze tot geld gemaakt,en in dukaaten herfchapen. JEANNOT. Ach ! ik herleef! In dukaaten! juist weder eene van myn geliefde munt. De duivel weet hoe het komt, maar ik ben zulk een vurig minnaar van dukaaten, dat my het hart in het lyf huppelt als ik 'er maar van hoor fpreken. Gy weet elk heeft zo zyn liefhebbery. LAÜRETTE. Dat is my toch lief. Waarachtig! ik was al bevreemd dat ik het niet naar uw' zin gemaakt had, JEANNOT. Schoonde, onvergelykelyke engelin! gy hebt uwe zaaken zo wel en verftandig gedaan, dat ik van liefde niet weet of ik ti of uwe dukaaten het meest bewondeF 4 ren  88 KOMPLIMENTEN en WIND, ren zal. Hemel en aarde! welkeen allerliefst paartje zullen wy worden ! laürette, ó ! Zo verre zyn wy nog niet. Eer bet daartoe kom r moet gy nog eerst een Itreng onderzoek doorftaan; wantik ben een weinig jaloersch. jeannot. Lieffte, fchoonfte engelin! al waart gy de duivel zelf, ik ben echt als dukaatengoud, en (la alleproeven door. laürette. Maar "gy zyt toch niet reeds op een ander verliefd; want als ik 'er achter kom krab ik u de oogen uit. jeannot. ó Dan kunt gy gerust flapen. Ik heb flechts een enkele domme ftreek begaan, maar daarvoor ben iklelyk betaald geworden. laürette. Nu, hoe zo dan? jeannot. Denk eens, myn fchoone kind! ik wierd eens hals over kop verliefd, gelyk ik altoos gewoon was, opeen klein , aarrig meisje, dat toen redelyk fchoon was, en my door haare levendigheid betoverde. Ik was zo gek van haar zonder bedenken te trouwen, en denk dat ik wonder wat fchoons had opgedaan! Maarlieve Hemel! ik had my wel afgefloofd : zy was de duivel zelf; en wat het ergfte van de historie was, in een jaarwierd zy zo  B L T S P E L. 19 EO lelyk als de necht. Maar by geluk verloste my de Hemel van dit booze ferpent; want eer ik het voorzag liep zy met een' husfaaren ritmeester weg, en heeft iu tien jaaren niets van zich laten horen. LA URETTE. En federt dien tyd hebt gy u ook niet om haar bet kommerd? JE A NNuT. Ik dankte den Hemel dat zy weg was. L A ü RE T T E. Ei! dat was voortreflyk. Doch, ftil, myne mevrouw fchelt. Maar nog eens, zeg my , is uw heer waarlyk zo op haar verliefd als hy zegt? JBANNU T. Zo verliefd als ik op u ; en dat is nog al wat te zeggen. Maar myn allerliefst bruinetje! zeg my, is uwe mevrouw waarlyk zo ryk als men zegt? LAÜRETTE. Ha! ha! ha! zou ik anders met myne groote vermogen by haar blyven ? In vertrouwen, maar gy moet het geen mensch weder zeggen... JEANNOT. Weder zeggen? De Hemel beware my, Lauretje! Ik weet immers dat een geheim een geheim blyven moet. Zy is dierhalven?... LAÜRETTE. De weduwe eens nabobs uit Indjc. F 5 JE AH-  oo KOMPLIMENTEN en WIND, jeannot. Hemelen aarde! eens nabobs? laürette. Zy wierd op eene reize naar Marfeille door een' kaper gevangen genomen, kwam als flavin in Indië , de nabob verliefde op haar, en maakte haar tot zyne vrouw... Maar monfieur Jeannot als gy iets babbelt!... jeannot. Allerliefst, gouden kind! wees maar gerust. laürette. Vier weeken daarna ftierf de nabob, en liet haar een ontzaglyk vermogen na. jeannot. Allerliefst! Dat was een onvergelykelyke inval van dien goeden heer. l aurette. Volgens het gebruik des lands moest zy als zyne weduwe zich verbranden. jeannot. En deed zy dat? laürette. Gehoorzaame dienares! zy liet het wel blyven.' jeannot. Juist zo als ik in haar plaats zou gedaan hebben, laürette. Zy kocht met vyftig ftaaven gond een' Franfchen kapiteinom, en kwam gelukkig met haar gantfche vermogen weder in Frankryk. je an-  B L T S P E L. £B JEANNOT. Dat was voortreflyk! bravo! bravot LAÜRETTE. Nog iets; maar als gy babbelt!... JEANNOT. Lauretje! gy beledigt myne ftilzwygendheid. LAÜRETTE. Zy is op uw' heer verliefd; en ah hy het maar goed weet aan te leggen kan hy de visch in het net krygen. Zy heeft ten minften duizend gouden ftaaven, en een millioen aan ftofgoud en gefteenten. j E A n n o T. Stofgoud' Ach ,lieve Hemel! ik word duizelig .. Vivat de nabobs' Het is Waar, het zyn bestige lieden» .Nu, vaar wel, myn fchoone! duizendmaal vaar we!! LAÜRETTE. Vaar wel, lieve jeannot! vaarwel! TWEEDE T 0 O N E E L. jeannot, daarna germain. JEANNOT. \ Tienduizend dukaaten! bravo, Jeannot! nu zyt gy geborgen. Die kleine zwartkop is wel vervloekt lelyk; maar zo in 't vuur verguld , zo met dukaaten voorzien, z-l zy my fchoon voorkomen, alware zy de duivel *elf. GES-  jj2 KOMPLIMENTEN en WIND, gskmai n. Nu, lieve Jeannot! hoe is hei?hebt gy my gemeld? JEANNOT. 6 Myn waarde heer! gelukkig! gelukkig, als een koning! Dukaaten, ftofgoud , brillianten... Ah mon Dien! het hoofd draait my rds ik 'er maar aan denk !■ Ik verlies waarachtig nog myn verftand! (Hy kmcht hem de hand.) germain. Ik geloof dat gy droomt. jeannot, fchielyk. Ach! zo allerliefst heb ik myn leven nog niet gedroomd. Verbeek! u eens, die kleine zwarte karonje heeft tienduizend dukaaten. o Ik verlies myn zinnen! En mevrouw Klarisfe heeft zo veel fcofgoud en brillianten, dat zy 'er de zee mede dempen kon. Zy is de weduwe van een' Indiaanfchen nabob ; is van Marfeille dooreen' kaper genomen ; heeft zich moeten verbranden en het niet gedaan; is met haare vreeslyke fchatten gevlugt; is op het tederfce op u verliefd; zal u trouwen; en ik zal de tienduizend dukaaten dermorin trouwen. Ach ! ik bid u, bezweer u, op het treffend ft e, tederfte, onvergelykelyklte, beste, onvergelyke heer! by de ftaaven goud en brilhniten, by de tienduizend dukaaten myncr zwarte engelin , laat alle meisjes In de fcheppiug lopen, en trouw de bekoorlyke Indiaanfche weduwezo fchielyk, als ik met uw onderdanig verlof, de kleine morin trouwen zal. GEB,.  B L T S P E L. n GERMAIN. Is het mogelyk! Ach! voor dit aangenaam bericht moet ik u omhelzen. Ga, fchielyk, maak alles in gereedheid, beitel den juwelier, jagttuig, maaltyden: ik moet haar de oogen verblinden. Schielyk, lieve jon. ge! fchik Louis en Pierrot zo prachtig op als mogelyk is; ik wil u vorstely't, koninglyk belonen. JEANNOT. Vive ma maitresfei (Hy gaat fpringende heen.) DERDE T O O N E E L. GERMAIN. jVTyne fchoone Indiaanfche weduwe ! ift ben uw ootmoedige flaaf! Ik gevoel indedaad hoe de liefde tot u met ieder minuut wascht, en ik kan naauwelyks het oogenblik afwachten, om my aan uwe voeten te werpen. Jllonsdonc, Germain! doe uw chef a" oeuvre met een hart te veroveren , dat my eindelyk na veele irormen gelukkig in de haven brengen zal. En dan, vaarwel, gouden vryheid!.... Maar zal ik haar behagen? Ben ik nog altoos op myn agtentwintigfte jaar de lieve, zoete jonge, die ik op myn twintigfie was ? Ik heb toch, de Hemel zy gedankt! zo tamelyk meêgedaan. (Hy gaat voor den fpiegel) Ah , lieve', charmante jonge ! gy zyt allerliefst! Courage doneï Die vurig oog, dit kwynend gelaat, deze gevaarlyke vlot-  54 KOMPLIMENTEN en WIND, vlotte blik.-.. Waarachtig, lieve jonge! zonder u een komplimcnt te maken, gy zyt nog uiterst verleidend, fansflattcrie.{Hy maakt kowplimenten tegen ziek zeiven?) Maar lieve zwerver! hebt gy wel overlegd wat gy doen wilt? U in de huwelyksboei laten fmeden, voortaan van alle veroveringen af te zien.... Pardon, ma chère future ! gy zult my permitteren nu en dan een' kleinen uitflap te doen. Dierhalven, myne allerlieffte blonden en bruinetten! ik heb de eer u weder te zien! En nu ter viktorie! (Hy vil in de kamer van Klarisfe.) VIERDE T O O N E E L. germain, laürette. laürette. Onderdanige dienares, mynheer! germain omhelst haar. Lieve , fchoone Laurette ! hoe hanelyk verheugd ben ik u te zien! Hoe gaat het, lief meisje? ó Gy kleine, zoete bruinet' wat is 'er met u gebeurd ? Gy wordt hoe langer hoe fchooner: voorzeker zyt gy verliefd. Welke vurige, lieve, gevaarlyke oogen! Hoe allerliefst fchynen de roode wangen door dit bruine koloriet heen ! waarachtig gelyk de zon door een zwart wolkje... en deze koraalen lippen.'.,. Ach, nog een kuschje, lieve kleine! lau-  B L Y S P E L. 9S LAÜRETTE. Neen, neen, myn fchoone heer! gintich met uw mondje. (Zy loopt weg.) FTFDE T 0 O N E E L. GERMAIN, KLARISSE. GERMAIN. Eindelyk, myne aangebedene! heb ik het geluk den gloeijendften kusch op deze fchoone hand te drukken. Liefde en eerbied offer ik met denzelven op het outer der liefde , duizendvouwdig beloond , als de godin myn offer genadig aanneemt. KLARISSE. Offers van deze foort zyn zo vleijend voor ons hart, dat zy de verhoring zelden misfen; vooral wanneer zy uit zulk een' fchoonen mond komen. GERMAIN. Is het mogelyk! Is het waarheid, begoogcheling of droom?... Klarisfe, de engel onder de ftervelingen, de fchoonfte van alle vrouwen die de waereld ooit zag, neemt het offer van haaren flaaf gunitig aan ? Ach, Klarisfe! dit geluk is te groot voor een hart als hec myne. KLARISSE. Gy zyt onrechtvaardig jegens u zeiven. Verdien(ter. als de uwen geen recht te doen, heet ik zich tegen de lief-  P5 KOMPLIMENTËN en WIND, liefde zelf bezondigen. Wanneer ik dierhalven de ge< woonlyke gemaaktheid van ons gedacht ter zyde zet, en openhartig en voor de vuist beken dat gy my niet onverfchiliig zyt, dat ik u bemin germain. ê dei! wat hoor ik! gy bemint my? Klarisfe bemint my? Ach, nog eens, nog duizendmaal uiudezen bekooilyken mond dit zoete woord, dat my ten Hemel voert! Ach, ik wil het de geheele waereld zeggen: ,, .Klarisfe bemint my!" Nu, ontfang dan , beheer, fcheres vanmyn hart! de hulde van uw'getrouwen (laaf: hy offert u zyn hart, als deszelfs bezielirer, hy leeft, hy ademt niet dan voor zyne gebiedfter. klarisse. Ho! Ho! ik kende taal der galante mannen reeds, en zie wel zy is dezelfde als in myn vaderland. Ook van v heb ik het een en ander gehoord: gy fpeelt een wei»ig den pluimftryker. germain. Ach, mevrouw! indien het een misdaad is een teder en gevoelig hart te hebben, dan ben ik zekerlyk de grootfle zondaar; maar van het oogenblik dat ik u zag ben ik geheel veranderd: de liefde heeft my herfcha. pen; en ik geloof dat zelfs een engel in vrouwelyke gedaante niets bekoorlyker voor my hebben zou. klarisse. Zeer yleijend! Inttisfchen wenschte ik toch niet das; een  E L T S P E L< p7 CtQ engel het in het hoofd kreeg u in verzoeking te brengen. Gy zyt een man: en bygevolg.... GERMAIN. Ach, fchoonfte Klarisfe! die u eéns zyn trouw ge. zworen heeft zal de banier zyner gebledfter nooit verlaten. KLARISSE. 4! Ik verwed geen nootendop dat zulks by u het geVal niet reeds geweest is. GERMAIN. Het geval dat ik verliefd was? ó Ja! myne goddely. ke Klarisfe ! ik heb u reeds bekend dat ik in dit ftük een groote zondaar geweest ben. Wy mannen vatten in 't gemeen zeer ligt vuur, en myn arm hart heeft in 't byzonder dit gelukkig ongeluk ir. een oogenblik lichterlaage te branden. Een paar zwarte oogen , een fchoone hand , een aartig voetje , eéne korte taille betoveren my in een oogenblik; maar het is een ftroovlam die in een minuut uit is. KLARISSE. Uitgenomen eene zekere verbindtenis, die iets meer dan eeö ftroovlam was. GERMAIN. 6! Vermoedelyk meent gy die kleine aartige weduwe, die ik over het verlies van haar' man zocht te troosten? Het was plaifanterie, louter plaifanterie. KLARISSE. Geen weduwe. G «J£R.  9* KOMPLIMENTEN en WIND, germain. Of die ryzige blonde, die iic een paar maanden myn tour maakte? Het lieve, onfchuldige ding nam al myne baditiages voor ernst. Ik moet bekennen , het fCbepfel heeft my veel plaifier veroorzaakt. kl a r iss Zé Geen blonde. germain. Geen blonde? Ach! dan is het myne lieve feminienteele dweepfter Klelie, met wie ik zo menigen zilten traan in den maanefchyn geflort heb. ó Lieve Hemel! wat hebben wy gekwynd I Ik verzeker u, fchoone Klarisfe ! dat ik daarby zo mager wierd, dat ik wel een geraamte geleek: en dit zoudt gy voor ernst genomen hebben? Neen, de Hemel zy gedankt dat ik van deze wys van ben,innen verlost ben. Van myn leven geen fentimenteele weder. klarisse. Geen fentimenteele. c e r Ï.i a i n- Ach, lieve Hemel! echter niet die groote amazoon ? Ach! de Hemel beware ieder' eerlyk' man voor zulk eene pinible liefde! Ik weet het best hoe ik het kompjando heb moeten pareren: nu geiivanceerd, dan geretireerd; niifchermutfeling, dan bataille. Neen, di* liefde was my te pénibk. klarisse. Geen amazoon. cer.  É L T S P E U p9 GEEM4IN. Nu, dan moet het dat kleine fpytige bruinetje zyn. Dat was een duivelin, die my de bewyzen haarer lief■ de zo gevoelig gaf, dat ik de beeten en krabben nog aantonen kan. Dat was een kleine karonje! KLARISSE. Wel, het getal groeit nog al aartig aan;maar ook het bruinetje was het niet. GERMAIN. Ook het bruinetje niet? Nu, dan moet die liefde niet boven de vierentwintig uuren geduurd hebben; want anders had ik haar niet vergeten. KLARISSE. 'Er zyn ringen gewisfeld geworden. Zyt gy nu op het fpoor? GERMAIN. Om u de waarheid te zeggen, myne fchoonfte Klarisfe! even min. Lieve Hemel! ik heb in myn leven zo veele ringen preftnt gedaan, dat ik 'er een' kleinen galanteriewinkel mede beginnen kon. Als ik ieder woord houden zou.... KLARISSE. Die arme kinderen! Ei, ei, mynheer! gy zyt een zeer groote vleijer. Wel, als nu de meisjes u by uw woord hielden? GERMAIN. ó! Wat dat betreft kan ik zeer gerust flapen; want G 2 daar.  iqo KOMTLtMENTEN en WIND, daartoe zyn zy te verftandig. Ook handelden zy my juist niet veel beter. - , klarisse. Maar waarom zegt gy alle vrouwen vleijeryën ? Waarom veinst gy u op allen verliefd? germain. Ja, lieve Hemel! men moet immers wel. Geloof my vry, myne fchoone Klarisfe! dikwyls valt het iemant zuur genoeg. Ach! ik heb leergeld gegeven. En met alle behoorlyke rcspekt voor de dames zy het ge. zegd, het fchoon gedacht heeft aartig met my omgefprongen. Ik was de kaatsbal, die de eene de andere toeworp: nu fpeelden zy met my , en troetelden my, dan fineten zy my in de lucht. Door de ondervinding eindelyk geleerd , nam ik my voor haar met gelyke munt te betalen, en ik heb myn voornemen vo.'bragc. De mannen betaal ik met kornplimenten , en de dames met vleijcryën. Deze openhartige belydenis myner zonden, myne aangebeden Klarisfe.' zal u van de oprechtheid myner liefde overtuigen. Moede eeuwig den pluimltryker te fpelen, werp ik my in de armen der liefde, onderwerp my geduldig ieder ftraf die gy my oplegt, en hoop eindelyk na zulk eene onftuimige reiz' in uw hart de geruste en veilige haven gevonden te hebben. klarisse. Als het den armen hals maar met zyne verbetering ernst ware ! maar 'er ontbreekt nog aan uwe biecht ee.  B L T S P E L. 101 eene hoofdzakelyke ouiftandigheid : oprechtheid. Ik weet, by voorbeeld, een zeker voorval met eene dame op de maskerade, dat meer dan fcherts geweest is. GERMAIN. Ha! die beminlyke onbekende ! Waar is ook myn geheugen.' Dat goede, zagte, lieve meisje! Nu, deze had ik gaarne myn woord gehouden; want ik was tot ftervens op haar verliefd; hoewel ik haar in 't geheel niet van aangezicht gezien heb. KLARISSE. Hoe! niet gezien? GERMAIN. Neen, indedaad niet; zy was gemaskerd, en daaruit kunt gy oordelen hoe teder dat myn gevoel is, en hoe ligt myn-hart vuur vat. KLARISSE. Maar myn Hemel! eeuwige trouw te zweren, woord, hand en ring daarop te geven... vergeef my,dat is een weinig meer dan fcherts. KERMAIN. Ach! zy was een onvergelykelyk meisje; eene uit» muntende taille, een allerlieffte voet, eene hand.... Ach! ik geloof, na de uwe, voorzeker de fchoonfte; en niets ter waereld heeft meer aantreklyks voor my dan zulk een allerliefst handje. (Hy kuscht haar de harJ.) En verftand, geest... kortom, ik was weg, beloofde haar in hetzelfde minuut eeuwige trouw, verG 3 ze-  102 KOMPLIMENTEN en WIND, zegelde dit verbond met een' ring, en onding den haaren daartegen. klarisse Maar vergeef my , mynheer de wispelturige l dan badt gy haar toch uw woord moeten houden: dit kan ik u niet vergeven. g ë r m ain. Zeer zeker, myne dierbaarfte ! moest ik zu'ks gedaan hebben; maai het goede kind kreeg de tering. klarisse. De tering? Dat arme meisje! Vermoedclyk van verdriet? germain. Neen, God beware ons! Zy had verhit zynde gedronken, en verging als eene bloem. KLARISSE. Zy is dierhalven dood ? germain. Morsdood ! zy ging uit als een kaars. Het lieve kind heeft my menigen traan gekost. ZESDE T O O N E E L. klarisse, germain, een knecht. de knecht. Jufvrouw Waller verzopltt de e.r te mogen hebben q Èaare opwachting te maken. el a.  B L Y S P E Li 103 KLARISSE. Jufvrouw Waller? GERMAIN. Waüer? (Stil.1) Sacre bleu ! Wat fatan voert haar hier/" Zeer zeker heeft zy myn fpoor ontdekt. KLARISSE. Is dat niet het kleine meisje uit het hoekhuis, dat de neus zo hoog draagt? GERMAIN. Juist, een klein, ingebeeld ding. (Stil) Wat duivel of zy wil hebben? KLARISSE. Gy maakte haar immers ook uw hof? GERMAIN. Ik heb eens op het bal met haar gedanst, en haar en dan/ant een paar lonken toegeworpen, die zy vettaotdelyk voor ernst genomen heeft. KLARISSE. Ha! ha! ha! Zeker zal het zo wezen, en nu zal zy haar hart willen uttftorten ... — Zy kome. (De knecht vertrekt.) GERMAIN. Als gy het my toeftaat ga ik zolang in dit kabinet. Het zal wel een weinig geweld geven; wantzy is eene kleine, driftige duivelin. KLARISSE. * ó! Laat haar maar komen: wy zullen haar we! kry gen. G 4 OER*  jo4 KOMPLIMENTEN en WIND, germain. Zy komt! Zy komt! Adieu, machère'. (Hy ktncht haar de hand Stil) De Hemel late het onweder gun. (lig voorby trekken! (Hy gaat in het kabinet.') ZEVENDE T 0 0 N E E L. klarisse, louise, louise. .Mevrouw! onderdanige dienares! klarisse. Mejufvrouw! de uwe! louise. Ik moet u verfchoning vragen, dat ik zo vry ben n Jastig te vallen. klarisse. Ik ben van de eer, die gy my door dit bezoek be. wyst, op het levendigfte doordrongen; ik verheug my ongemeen kennis met u te maken. looi se. Het gerucht, mevrouw! heeft my zoveel voortreflyks van u gemeld, dat Ik het verlangen niet wederiïaaij kon om u myne opwachting te maken. klarisse. Mejufvrouw! ik heb reden my gelukkig te achten, dat ik door dit vleijend gerucht eene dame van zulk? zeld*  B L T S P E L. 10$ * gcldzaame verdienftcn leer kennen. (De knecht brengt /loeien,) loüise, flil, zitten gaande. 6! Wat de fchoonheid betreft, het heeft waarlyk niet over! klarisse, /lil, zitten gaande. Dit kleine meisje, met haar gemeen gezicht, wil de ingebeelde fpelen! louise. Behalven het brandend verlangen, mevrouw! naar de eer om met u nadere kennis te maken,kom ik tevens om eene kleine aangelegenheid tot u, en vlei my dat gy met de oprechtheid eener vrindin te werk gaan zult. klarisse. Mejufvrouw! ik ben oneindig verheugd u ergens in van dienst te kunnen zyn. Maak ftaat op myne vrindfchap en genegenheid. louise. ó ! Daarvan ben ik volkomen overtuigd. Veroorloof my dierhalven eene vraag. klar isse. Ik ben geheel tot uw' dienst. louise. Het ware voor ons vrouwen in waarheid zeer goed, wanneer wy altoos jegens elkander oprecht waren*: men zou daardoor menig verdriet vóórkomen. Is het niet waar, mevrouw? G 5 KLA-  ïo6 KOMPLIMENTEN en WIND, klarisse. ó! Gy hebt volmaakt gelyk, mejufvrouw! (Stil.} Nu, zal zy dan eindelyk voortmaken , die zottin. l,o u i s e , ftil. Een lelyke fulognomie, dat moet ik zeggen! en ik geloof zelfs dat zy geblanket is. (Overluid) Zeg my eens, mevrouw! kent gy den geheimraad Germain? klarisse. ó Ja, mejufvrouw! ik heb de eer hem zeer nr.by te kennen. louise. Hy is een aartig, innemend man. klarisse. 6 Ja, mejufvrouw! een recht beminnenswaardig man, louise. En vooral jegens de vrouwen zeer wellevend en gedienftig. klarisse. Gy hebt volmaakt gelyk; een man van veel beleefdheid. louise. Hy weet ieder dame iets verpligtends te zeggen, en zyne komplimenten zulk een' fchyn van waarheid te geven, dat men ze voor ernst neemt. klarisse. 6 ! Hy is een zeer lieve, aangenaame pluitnftryker. louise. Een pluimftryker? Ja wel, mevrouw! hy zegt zo me-  B L T S P E L. 107 menige vrouw aardigheden, waar by hy niet het gering, lte denkt. KLARISSE. Nu, men kan immers die aartige d'ngen deze vreugd wel gunnen : gy weet immers , mejulVrotiw ! welke trotfche fehepfeltjes 'er zyn. LOUISE. Men heeft my willen verzekeren dat mynheer de geheimraad u dikwyls bezocht. KLARISSE. ója! zeer dikwyls; en ik moet u bekennen dat hy eeu myner beste vrinden is, LOUISE. Dat is my ongemeen lief, mevrouw ! en ik maak daarom des te minder zwarigheid u in eene zekere zaak om raad te vragen. KLARISSE. Het zal my veel eer zyn, mejufvrouw! LOUISE. Onder de menigte jonge lieden, die naar myne wederliefde dingen, is ook mynheer de geheimraad. KLARISSE. Zo? Het is toch een grappige fpotter! Heeft hy u pok zyn hof gemaakt? Ja, ja, ik ken hem wel. LOUISE. Vergeef my, hy heeft wel zser erndig om myne hand verzocht. KL 1.  ioS KOMPLIMENTEN en WIND, KLARISSE. Zo ? Die pluimftryker! (Stil.) Dat ingebeelde ding! {Overluid.) Vergeef my, is dit lang geleden? LOUISE. Wat meent gy, mevrouw? Ik heb de eer u te verzekeren dat hy niet lang geleden van my ging. KLARISSE. Ei, zie eens! hy moet toch iets te beuzelen hebben. Gy moet u hierin met anderen troosten. LOUISE. Troosten, mevrouw? beuzelen? KLARISSE. Of vleijen, noem het zo gy wilt, (Stil.) Dat arme meisje! LOUISE. Ik moet de eer hebben u te verzekeren dat hy dezen morgen om my geduelleerd heeft. klarisse. Geduelleerd? LOUIS p. Geduelleerd, wezenlyk geduelleerd. klarisse. Nu maakt gy waarlyk dat ik lagchen moet. Ha! hal ha! LOUISE. Mevrouw ! dit lagchen ftaat u niet zeer fraai. klarisse. Ik dank u voor deze aanmerking. Dat zonderlinge duël! Gy waart wel zeer bevreesd dat hy misfchien bly.  É L T S P E L. io9 blyven mogt? Maar zeg 'er toch niemant iets van; want gy zyt ten minüen de vyftigfte om wie hy geduelleerd heelt. l o u i s F. Waarlyk? Nu, ik geloof dat gy u gerust buiten dit getal rekenen kunt. klarisse. Ik zou 'er ook niet zeer op gefield zyn: zulke kinderachtigheden kan ik ontbereu. louis b. Dat geloof ik, als men zo bekoorlyk is... klarisse. Arm kind! hoe fpreekt de nyd uit u! ' louise. De nyd ? ik zou niet weten wat aan u te benyden ware. A G TST E T O O N E E L. klarisse, louise, een knecht. de knecht. jVJynheer de finantieraad, Karei Albert, verzoekt de eer te mogen hebben.... klarisse. Laat hem binnen komen. (Stil.) Allerliefst! louise. Wie? Karei? (Stil.) Het is om dol te worden! Hy . ook hier I kla-  na KOMPLIMENTEN en WIND, klarisse, Wat deert u tocii, vrindiu? gy fchynt verfchrikkelyk ontfteld. louise. Ontfteld? ó! Niets minder dan dat! Maar ik heb myne redenen om den jongen heer hier niet aan te treffen. klarisse. Vermoedelyk een hartsgeheim. Wilt gy In dit kabinet taan ? Het aangenaame gezelfchap d-t gy daar vinden zult, zal u bewyzen dat ik grootmoediger ben dan gy gelooft, en in 't minde niet jaloersch. louise. Hoe? gezelfchap? wat wilt gy daarmede zeggen? klarisse, St! St! Stil! hy komt reeds; maar houd u ftil: anders (la ik voer niets in. {Zy geleidt Louife in het kabinet, daai deze Germain bi/peurt, geeft zy een" luiden Jchreeuw; Klarisfe floot haar nogthans binnen.') NEGENDE T O O N E E L. klarisse, karel. karel. .Mevrouw' fta my toe dat ik my de eer geve naar uw' weiftand te vernemen. KLA-  B L T S P E L. ui KLARISSE. Mynheer! het is my zeer aangenaam met uw bezoek vereerd te worden. KAREL. Reeds gisteren morgen op depromenade was ik voornemens u myne opwachting te maken; doch gy hadt te veel gezelfchap by u. KLARISSE. Mynheer zou my welkom geweest zyn. (Men hoort eenig gerucht in het kabinet.) KAREL. Vergeef my, mevrouw! Ik heb u, hoop ik, niet geftoord? Of is u iets gebeurd? Ik hoorde by myne ia* komst een' fchreeuw-, ik wil niet hopen.... KL A RIS SE. In 't minfte niet. Ik ftak my Hechts met een fpeld. KAREL. ö Dat is myn fchuld! Het fpyt my zeer dat deze fchoone hand om my gekwetst is. De wonde is toch niet gevaarlyk? KÏ,ARISSE. Ik dank u voor uwe deelneming; gevaarlyk is zy in 't minst niet: zy bloedt niet eens. KAREL. Ach, mevrouw! de wonden die niet bloeden zyn da gevaarlykften... Maar myn Hemel! wat deert u? Gy fchynt ongerust, ook hoor ik,.. KLA-  na KOMPL ÜIENTEN en WIND, klarisse. Hec is myn kleine (Teendog, die met de kat in het kabinet vecht. (Zy roept.) Amant! wilt gy (til zyn ? karel. De (teendog en de kat? (Stil.) Dnt mogt de duivel geloven! daar (leekt wat anders achter! (Het gerucht wordt ft erker.) klarisse roept. Wilt gy rust houden ? karel. Zal mevrouw morgen op het bal gaan? klarisse. Zonder twyfel? karel. Mag ik zo vry zyn, mevrouw! my tot uw' geleider aan te bieden? klarisse. Het zou my ten hooglten aangenaam zyn... (IFeder gerucht.) Maar ik heb myn woord reeds aan den geheimraad Germain gegeven. karel. Dat fpyt my zeer. (Stil.) Die vervloekte windbuil moet my overal in den weg zyn! .. (Overluid.) Maar vergeef my, mevrouw! de kat en de (teendog beginnen TIEN.  S L T S P E L. 113 TIENDE T O O N E E L. klarisse, kabel; louise fpringt toornig uit het kabinet,g e e m a i n haar met komplimenten achteraan. karel. Dood en duivel! Zie ik wel? Louife en Germain?... Zo, mevrouw! de kat en de fteendog ! allerliefst! (Louife loopt zeer toornig heen en weder.) germain. Ach, myn beste vrind! gy ook hier? (Hy omhelst hem.) Nu hoop ik u eindelyk te overtuigen, hoezeer ik uw vrind ben. Dit is de gelukkigfte dag myns levens, dewyl hy my gelegenheid geeft twee der voortreflykite menfchen met elkander te heréênigen. karel. Wat duivel zegt gy daar? germain. Beste vrind ! ik beminde Louife ; nog klopt het hier hevig voor haar,- maar myn ge.voe.lyol hart kon, daar ik uwe blakende liefde voor haar vernam, niet befluiten een paar zielen te fcheiden, die zo geheel voor elkander gefchapen zyn : grootmoedigheid en vrindfchap vorderden dierhalven van my vrywillig afftand te doen van eene liefde, die alleen met myn leven zou opgehouden hebben. (Klarisfe by de hand vattende.) Deze grootmoedige, edele ziel nam zich myner aan, H red-  ii4 KOMPLIMENTEN en WIND, redde my van vertwyfeling, en bezorg: my daardoor de erkentenis en vrindfchap der twee voortrellykllc meufchen van de waereld. karel. Onbegrypelyk! (Het hoofd fchuddendeJ) Maar wat duivel deedt gy in het kabinet? g e h m a i n. Lieve vrind! ziet gy dan niet dat het een krygslist van Louife was, om uwe gevoelens omtrent haar uit te vorfchen? ó ! Wy zouden u niet geftoord hebben, als zy zich niet door myn' angst, dat uwe volmaaktheden een* my nadeligen indruk op Klarisfe maken mogt, had la» ten overhalen om zich te vertonen. louise, ft tl. Gy of de duivel liegt! germain. Ontfangdan, myn liefde vrind! uit de handen der vrindfchap een gefchenk, dat ik u met manen overhandig. louise, haare hand losrukkende. Gy dryft de vrindfchap een weinig te verre. (Stil.) Ik weet waarlyk niet of ik kwaad worden of lagchen zal, karel. Is het niet waar, het is goed gevonden. louise, tegen Klarisfe. Mevrouw! myne drift verleidde my ftraks tot eenige overylingen, die my thans van harten leed doen. klv  B L V $ P È L* lig KLARISSE. Mejufvrouw ! ik heb u iets van gewigt te ontdekken; en alsdan, hoop ik, zullen wy vrindinnen worden. QZy vertrekken beiden.) KAREL, fttl. Dit oogenblik moet ik zien waar te nemen, hoe z waalhet ook myn' hoogmoed valle; maar wat zal ik doen? ik ben verliefd. (Hj vertrekt.) ELFDE T O O N E E L. GERMAIN. •Zeer onderdanige dienaar, dames '. ik kusch U de handen. — Nu, allerlieffte Germain! ontfang myn' warmen, hartelyken dank, dat gy dit onweder door uw voortreflyk beleid zo gelukkig.afgewend hebt; want de donder is van dezen kant het gevaarlykfte. Zekerlyk, lieve jonge! hebt gy u eene kleine onwaarheid, die het gemeen een onbefchaamde logen noemen zou , veroorlofd ; maar mon Dieu! als verliefden en gehuwden niet fomwylen tot diergelyke galante uitvindingen hunne toevlugt namen, zou het 'er met de lieve huisfe. lyke vrede erbarmlyk uitzien. — Nu, myne fchoo. öen! ontfangt myn onderdanig exkuus ; dikwyls heb ik u, by de kaprioolen, die my vrind Amor deed maken, met vleljeryè'n en komplimenten belogen; uiaaf lieve kinderen! de nood heeft'er my toe gedwongen. Toeu ik in de waereld verfcheen, fprak ik de waarheid, Ha .en  U6 KOMPLIMENTEN en WIND, en wierd gehaat, gedupeerd en bedrogen,en de fchoon» fte helft des menschdoms heeft inzonderheid erbarmlyk. met my heromgefprongen. Laten wy dierhalven, lieve dames! met elkander gelykop rekenen. Nu genaak.", myn fcheepje met volle zeilen de onlluimige zee des echtenitaats. Lieve, beste vrind Hymen! gy zyt toch anders zulk een galante, aartige jonge, laat my tocb op geen klip ftooten; want Van vreugde, en fcherts, en wellust dronken, Voelen wy de kluisters niet; Doch in 't einde in flaap gezonken, Zyn 't flechts droomen wat gy biedt. Einde van het derde bedryf. VIER*  B L T S P E L. 117 VIERDE BEDRYF. EERSTE T O O NE E L. Een zaal in het huis van den hofraad. louise, klarisse. klarisse, uit de kamer van Louife komende. V aar wel, beste vrindin! voortaan, hoop ik, is alle misverftand tusfchen ons uit den weg geruimd. Ik heb u de geheimfte aangelegenheden van myn hart vertrouwd, en ik vlei my... louise. Zy zyn in myn hart begraven. Uw vertrouwen en uwe oprechtheid verdienen myne hartelyke wederkerigheid. Nog eens, vrindin.' vergeef myne drift. klarisse. Heb ik my niet even zwaar aan u vergrepen?.. Nu, alles is voorby en vergeten. Ach! dat wy altoos zo openhartig jegens elkander waren, de mannen zouden ons zo dikwyls niet kunnen bedriegen. louise. Gy hebt wel gelyk. De mannen zyn in 't gemeen zo verbasterd , dat een geheele omwenteling onder hen onvermydelyk is. Wy moeten het voorbeeld geven. klarisse. Op myn' byftand kunt gy ftaat maken. Nogmaals, H 3 vaar-  %t% KOMPLIMENTEN ën WIND, vaarwel! Welhaast hoop ik u weder te zien. (Zykuscht kaar en vertrekt.) TWEEDE T O O N E E L. louise, karel, daarna albert. louise. Ik dank u, Klarisfe!... Zo dikwyls loopt de drift met ons verftand weg... Nog kan ik het myzelve niet ver» geven! Zo myne waarde te vergeten, om een' man, die als een vlinder van de eene naar de andere vliegt!.. 6 Die mannen! dje mannen!... Als men hen flechts ontberen kon !... maar zy zyn voor ons een noodzakelyk kwaad, eene behoefte. QZy zucht.) Lesfing had wel volmaakt gelyk, toen hy zeide: ,, Alles is beter aan de vrouw," maar hy vergat: „ De zwakheid jegens de mannen ,-" anders waren wy zekerlyk volkomen, karel. Lieve Louife! kunt gy my vergeven ? louise. Zwakke ziel! ziet gy nu dat gy ongelyk hebt? KAREL. Louife! leg my op welke flraf gy wilt, en hoe gy Vilt. louise. Stil! ftil!.,. Bemint gy my? KAREL. A Louife) welk eene vraag! LOU-  B L Y S P & L. 119 louise. Hier is myne hand. karel. En uw hart? louise. Hart en hand zyn onaffcheidelyk. karel. ó Hoe gelukkig maakt gy my! alberT) fiil, in de deur van het kabinet. Daar hebben wy het oude liedje ! kyven en vrede maken, regen en zonnefchyn. karel. Kunt gy my vergeven ? albert. Bravo! zo is het goed! Het knorren dient nergens toe. Indien gy elkander waarlyk bemint, maakt 'er dan maar een einde aan, en kwelt u niet zonder noodzakelykheid. Gebreken hebt gy alle beiden; doch als gy op volmaaktheid rekenen wilt.... louise. Helaas) ik heb het ondervonden! (Met een' fpotacb. tigen zucht?) Ook de beste mannen gaan ... albert, insgetyks-. Gebrekkelykheid! uw naam is „ vrouw." Nu,maakt dan voort,- zyt gy het ééns ? In het einde draait het 'er toch op uit. Myn Hemel! dit alles is reeds geweest. Gy zyt beiden een paar ftyfhoofden, en wiltyzer met II 4 haa-  1 120 KOMPLIMENTEN en WIND, handen breken,- doch wacht maar: het huwelyk zal u wel tam maken. Nu, gaar het, of niet? louise. Hier is myne hand. Eene verrtandige vrouw verheft zich boven grilligheden. Ik bemin uw' zoon, ondanks zyne gebreken. karel. ó Louife! deze uitfpraak, uit uwen mond.... louise. Maar vrind 1 ik heb eene voorwaarde. albert. Nu, laat horen. louise. Dat het u niet invallen moet den jaloerfchen te fpelen, karel. Hoe! Louife! acht gy my voor een zotskap? louise. Gy zoudt dierhalven, als ik het in het hoofd kreeg met een' ander' te fchertfen.... karel, ernftig. Tonen dat ik man ware. (Tederer.) Dat ik u bernl». de! (Err.ftig.) Een man die niet yverzuchtig is, of, het welk hetzelfde is, dien niet alles aan de liefde zy. »er vrouw gelegen legt, is een fchurk, dien ik veracht, dien ook gy, Louife! Verachten zoudt. louise. 6y zoudt dierhalven.... ka- É  B L T S F E L, 121 KAREL. De waarde van man doen gelden, en liever van uwe Siand afzien dan my vernederen. LOUISE. Wy zyn gefcheïden. K AR2L. Vaar wel! (Zy willen gaan.) ALBERT. Halt! halt! Louife! een woord. LOUISE. Wel nu ? ALBERT. Moet het fchertfen met een' ander u flechts den fchyn eener coquette geven, of hebt gy waarlyk lust uw' man eens te bedriegen? LOursE, fpyiig. Mynheer hofraad!.... ALBERT. En wat zoudt gy doen, als het uw' man inviel met eene andere te fchertfen? Het bedaard aanzien? LOUISE. Ha! dan zou ik hem tonen.... ALBERT. Zie, meisje! gy valt in uw' eigen ftrik. De vrouw die haaren man bedriegt, of ten minften zulks de waereld doet geloven, en de man die het gedoogt, zyn beiden een paar nietswaardigen , die onze gantfche verachting verdienen. Is het u nogthans bloot om coquetteric te doen, waarom trouwt gy dan? Blyf die gy H S zyt:  i22 KOMPLIMENTEN en WIND, zyt:' bemin heden dezen , morgen geenen ; eindelyk zal 'er nog wel een zot komen die u ter vrouw neemt. Dit is al zo dikwyls gebeurd. Maar zo denkt myne Louife niet. louise, met gefmoorde traanen. Ha! de man die Hechts van verre aan myne deugd twyfelt!... karel, met warmte. Neen, Louife! nooit! nooit! ik ken uw voortreflyk hart. ALBERT. Nu, dierhalven waarom kwelt gy u f Getrouwden zyn vrinden, die elkander hun hart vry en open vertonen, met liefde elkander verdragen, en de vlekken van hun charakter met zagtmoedigheid uitwisfchen. Wat andere is, is van den boozen,en behoort voor het janhagel, dat geen gevoel voor onverdeelde liefde heeft. Dierhalven punktum met de jaloezy. Verder. louise. De vrouw is een vry fchcpfel, en de man mag haar geen wetten voorfehryven. karel, driftig. Maar moet zich wel van haar bevelen laten? — Neen mejufvrouw! de man is heer. louise. Waarlyk? En de vrouw zyne flavin? Vaar wel, myn geftrenge heer! karel. Vaar wel! (Zy willen gaan.) AL-  B L T S P E L, U3 albert. Hak! halt! Zyt gy dan beiden dol? — Dat zyn een paar (tyfhoofden! — Nog één woord, Louife! en doe dan wat gy wilt. louise. Nu? albert. Gy hebt zo veel verltand, Louife! dat gy, ondanks uw tlelfel, volkomen overtuigd zyt dat eene vrouw zonder man een niets in de menfchelyke famenleving is, die men in haar' onderdom met medelyden befchouwt. De man rlleen geeft haar eer, aanzien en (tand, maakt, haar tot het gelukkigfle fehepfel op Gods aardbodem, tot moeder! (Hy neemt haar in zyne armen en kuscht haar.) Zeg, klein wysn>u«:je! als gy moeder, eene gelukkige moeder zyt, zult gy dan wel de oorzaak daarvan als een (laaf behandelen? Neen daarvoor is uw hart my borg. Met waare liefde zult gy hem en het kleine fchepfel in uwé armen fluiten, en zyne wenfehen uit zyne oogen (telen. louise reikt Karei de hand, en verbergt kaar gezicht op Alberts borst. Karei!... Ik ben de uwe! albert. Zeidc ik het niet! Wie by de vrouwen aan het hart appelleert heeft het proces altoos gewonnen. KA.  1 •24 KOMPLIMENTEN en WIND, karel, de hand van Louife aan zyn hart drukkende. ó Myne Louife I albert. Zo gevalt gy my, kinderen! Bemint elkander, verdraagt elkander, voor liet overige ga het u als onze vaderen. (Hy voel* beiden het voorhoofd. De hitte hier zal van zelf wel verkoelen. kare l. ó Myn vader! ik zal haar eeuwig beminnen! ai.8ert. Dat is voor vyfug jaaren reeds geweest. Gelooft my, myne kinderen ! hadt het huwelyk geen zoeter genoegens dan die waarvan de verliefde dromen, het ware het trouwgeld niet eens waardig. ( Zy kusfchen hem de hand en vertrekken.') DERDE T O O N E E L. albert, johan, de doktor. johan. Doktor Krampel wenscht de eer te hebben..... a l b e u t. Wat wil hy? Ik heb zyne recepten niet nodig: ik feeviud my uitmuntend. Nu, hy kome. de doktor. Mynheer hofraad! ik ben uw dienaar ! AL- li  B L T S P E L. 125 ALBERT. En ik de uwe! DE DOKTOR. Gy zyt gezond? Kurieus! ALBERT. God dank! en zonder uw toedoen. DE DOKTOR. Datfpyt my! ik wenschte dat gy doodziek waart. ALBERT. Een rechte doktors wensch! DE DOKTOR. En op hetuiterfte, zonder hoop laagt. ALBERT. ik dank u, ik dank u. DE DOKTOS. Dat gy de tering en waterzucht hadt. ALBERT. Gy zyt al te goed. DE DOKTOR.. Hardlyvigheid en roode loop. ALBERT. o Genoeg! DE DOKTOli En een verloren man waart. ALBERT. Drie voeten van my, doktor! DE DOKTOR. Dan waart gy zo als ik wenschte. AL-  12  B L Y S P E L. i2j> albert. Waarvoor my de Hemel beware! de doktor. Gy zyt een myner oudfte vrinden. albert. Ja, ik heb de eer u r,eeds twee jaaren te kennen, en leef nog: mirakell de doktor. En heden wil ik u een bewys myner vrindfchap geven. albert voelt zich de pols en fpringt te rug. Barmhartigheid! myn testament is nog niet gereed. de doktor. Hoor, en verftom! Ik wil tweehonderd dukaaten van u lenen. albert. Zo!.. Ik dank u voor dit bewys uwer vrindfchap. de doktor. Gy zyt waarlyk daarvan getroffen ? albert. Tweehonderd dukaaten?... de doktor. Zyn waarlyk voor een'man van myn'ftand te weinig. albert. Welke zekerheid geeft gy? d e d o kt or. Zekerheid?.. Kurieus! hoe meent gy dat? albert. Ik meen wat gy my daarvoor verpand? I ne  r|o KOMPLIMENTEN en WIND, DE DOKTOR. Hoho! gy denkt misfchien ik mogt u niet betalen. ALBERT. Het geval is geweest. DE DOKTOR. Ik ben een geleerde. ALBERT. Juist daarom. DE DOKTOR, trotsck, Mynheer hofraad! ALBERT. Mynheer doktor! DE DOKTOR, Kurieus! ALBERT. Zeer kurieus! DE DOKTOR. Ik ben een doktor. A L B E B T. En een fternyk man. DE DOKTOR. Ha! nuverftaiku !... Pracautio! Gyvreestdedood? ALBERT. Zo dikwyls als ik u zie. DE DOKTOR. En gelooft als ik ftierf zouden uwe tweehonderd dukaaten,... Ai-  B L T S P E L. JZt ALBERT. Den weg van alle vleesch gaan. DE DOKTOR. Kurieus!.. Gy verlangt dierhalven?.. ALBERT. Zekerheid, doktor! Dierhalven... DE DOKTOR. Dierhalven.... Ik ben een genie. ALBERT. De grootite geniën zyn de flechtlte betalers» dit Is ontelbaare maaien gebleken. DE DOKTOR. Ik verpand u myn' roem. ALBERT. Roem is rook. DE DOKTOR» Myne bekwaamheden. ALBERT. Bekwaamheden hebben geen koers: banknooten zyn my liever. DE DOKTOR. Myne praktyk. ALBERT. Ziet gy my voor den doodgraver aan ? DE DOKTOR. Myne recepten. ALBERT. Ik heb niets te erven. I 2 fi£  ijs KOMPLIMENTKN en WIND, de doktor. Myne tytels. albert. Dit is tegenwoordig immers kontrebande waar. de doktor. Myn penfioen. albert. Hebt gy de akte daarvan reeds? de doktor. Ik hoop ieder uur 'er op. albert. Hoop en wind, veranderen gezwind. de doktor. Alzo.... albert. Alzo.... de doktor. Ben ik uw dienaar, mynheer hofraad! albert. En ik de uwe, mynheer de doktor! (Hy vertrekt?) de doktor. Kurieus! Ik ben ryk aan roem en geleerdheid, als Krefus; heb rang en tytels, het vooruitzicht van een penfioen, ben bovendien een genie, en heb geen dukaat in den zak.... Kurieus! (Hy vertrekt.) VIER.  3 L T S P E L. 133 VIERDE T O O N E EL. De zaal by Germain. JïASMOT, PIERROT, LOUIS. JEANNOT. J^tllons, vite, mesfieursl de gasten zullen aanftonds hier zyn. PIERROT. f 'ite, vite, monjieur Louis! is alles gereed? LOUIS. A votre fervice , monfieur ! de table isfe en règle: mor/ieur le confeiller pourra fe marier quandilvoudra. JEANNOT. Dst is voortreflyk, monfieur Louis. Lieve Pierrot! gy hebt toch ook voor ons in de antichambre een fouper befteld? PIERROT. Ja wel, monfieur Jeannot! maar ik heb alle mogelyke moeite gehad om den traiteur daartoe over te halen ; verbeeld u eens, hy wil nog dezen avond het geld hebben. JEANNOT. Hy is een wantrouwige kwant: ik ken hem wei. Zeg hem maar dat ik nog heden myn ondertrouw viere, en eene ontzaglyke party van tienduizend dukaaten doe. PIERROT. Tienduizend dukaaten ?.. Ach, allerlieffte monI 3 fieur  *34 KOMPLIMENTEN en WIND, fieurjeannotldenk toch ook aan my,als gy nog zo een party weet. De dukaaten zyn by my zo zeldzaam, en ik fteek tot over de ooren in fchulden, zodat ik op myne eer! uit wanhoop eene ryke vrouw nemen moet, LOUIS. Ah , monfieur Jeannot! ikke'eb ook keen dukat. Ikke ook wil de mariage met dukat; trés petit mariage, feulement 'onderd dukat. JEANNOT. Honderd dukaaten? Ah, mon cherl die verteren wy voortaan in een ontbyt. FT F D E T O O N E E L. JEANNOT, DE DOKTOR» JEANNOT. ■Ach, waarde doktor! vilttoria! Hebt gy reeds gehoord hoe mynheer de geheimraad en ik een paar on{ zaglyke partyën doen? Weet gy dat hy de weduwe eens nabobs met tienmillioenen ftofgoud huwt? En dat ik haare gezelfchapsjuffer, eene kleine, allerlieffte bruinet , met tienduizend dukaaten , welgeteld , kryg ? Dat dezen avond de wederzydfche ondertrouw gefloten wordt? Dat de gasten reeds verzocht zyn, en de tafel reeds gedekt is? DE DOKTOR. Tienmillioenen ftofgoud! dat laat zich horen! Eeno bruinette met tienduizend dukaaten! Kurieus J je-  B L T S P E L. ï.35 jeannot. Het is waar, beste doktor! Zy is wel iets hoogbrain, ZO een weinig couleur de maron ; maar óf zy dukaaten en verftand heeft! de doktor. Couleur de maron ? Kurieus! Zy moet 'er grappig genoeg uitzien. jeannot. Ja , myn waarde doktor! ik geef u vyfhonderd dukaaten , als gy een middel weet om haar vel wat op te helderen. de doktor. Vyfhonderd dukaaten? Die komen my juist van pas: geef ze hier. Ik zal haar een loog klaar maken, die haar huid verkleuren zal als een kreeft. jeannot, hem omhelzende. 6 Doktor! als gy dat kost!.. Waarachtig! ik liet u in goud beflaan! ZESDE I O O NE E L. de doktor, jeannot, germain. germain, den doktor vurig omhelzende. Ach , beste, onvergelykelyke doktor! hoe gelukkig ben ik u hier te vinden! Laat ik u omhelzen! Ik weet, vrind ! dat gy het hartelykfte aandeel in myn geluk neemt, en fchat my daarom dubbeld gelukkig een'der beroemdfte mannen onder myne vrinden te tellen. I 4 I»E  I3<5 KOMPLIMENTEN en WIND, de doktor. Gy maakt my befchaamd, mynheer geheimraad! germain. Ach, ftil, voortreflyke man! Ik tel het uur, dat ik zo gelukkig was u te leren kennen , onder de gelukkigHen van myn leven. Maar nu , voortreflyke man! heb ik een verzoek aan u, van welks vervulling een groot deel myner tevredenheid afhangt. Wilt gy het my toeftaan? de doktos. Als het in myn vermogen is, van harten gaarne. (Stil.) Hy zal geld van my willen lenen. germain. Helaas! beste vrind! de dagelykfche ondervinding leert ons dat de grootfle geniën en beroemdfte mannen niet altoos met tydelyke goederen gezegend zyn. de doktor. Ja wel, ja wel. (Stil.) Hy wil by myn ziel lenen; maar hy zal trekken! germain. Gy zult my daarom, beste vrind! oneindig verplig. ten, indien gy eene kleinigheid van vyfduizend dukaaten.... de boktor. Vyfduizend dukaaten eene kleinigheid? Lieve Hemel! zo veel heb ik myn leven nog niet gezien. germain. Als een geringe blyk myner vrindfchap en achting jegens u van my aannemen wilde. PI  £ L T S P E L. ,j7 de, doktor. Hoe! ik zou die van u aannemen? Ga heen,gy fpot! germain. Hoe! myn beste vrind! ik zou het wagen met een* man te fpotten, voor wieii ik den diepiten eerbied gevoel»1 Neen, groote man! dan kent gy my niet. Ik bid u flechts dif als eene geringe poging aan te zien, om verdienden als de uwen eenigermate gerechtigheid te laten wedervaren. de doktor. Dierhalven in ernst? Vyfduizend dukaaten?... He! he! he! allerlieffte, gouden heer geheimraad! gy zye de koning van alle geheimraaden, een fenix onder de menfchen kinderen. (Hy roept ir. het laboratorium.) Hei, Kwik! fla de disteleerketel in Hukken, werp alle kolven , flesfen , pillen en doosjes uit het venglter, wys alle patiënten af: zy mogen zien hoe zy zonder myne hulp uit de waereld raken: ik laat van nu af geen een' meer begraven. ZEVENDE T O O NEEL. germain, de doktor, jeannot; kwik, inde deur van het laboratorium. kwik. Maar ik des te meer: gy hebt my immers de patien. len gefchonken. J5 D E  ,38 KOMPLIMENTEN en WIND, DE DORTOBi Ei wat! laat hen lopen: ik maak u een penfioen. KWIK. Nu, maar die oude jufvrouw kunt gy toch zo niet laten liggen. DE DOKTOR. Die mag barsten : zy heelt my toch niet betaald. KWIK. En de jonge weduwe? i d E D O K T O R. Die ontbreekt niets dan een' man; dien zal zy zouder my wel krygen. KWIK. Maar de mildzucbtige dichter? DE DOKTOR. Ik wenschte dat hy reeds dood ware ! De kaerel maakt niets dan fatyren op de artfen. Mynheer geheimraad ! gy hebt my een' outzaglyken dienst bewezen: gy zoudt niet geloven welk een geplaagd man een doktor is. Als de losfe beertjei zich kreupel en lain gewerkt hebben , moet de doktor hen weder oplappen, opdat zy weder van voren aan kunnen beginnen. Neen, laat kureren wien het lust, ik ben het moede; voortaan laat ik my kureren. GERMAIN. Ik verheug my ongemeen dat ik iets tot uwe tevredenheid toebrengen kan. Mag ik u nog verzoeken dat gy my de eer aandoet van getuige van myn geluk te zyn; want zonder u, beste vrind! zou myne vreugd hoogst onvolkomen zyn. SE  3 L T S P E L. !39 de doktor. 'Er valt dus wat te fmullen? germain. Slechts een klein fouper voor eenige weinigen myner pitgeleze'.ifle vrinden. de doktor. ó! Ik leem het aan. Nu, haal' de duivel de matigheid! ik wil nu beginnen mede te doen. Nu wil ik de arme duivels van doktors ook wat laten verdienen... Maar de duiker! ik moet my immers toch een weinig opfchikken. Sta my dierhalven toe.... germain. Mynheer de doktor! mannen van zulke verdienden hebben geen opfchik nodig. Adieu, beste! adieu'. de doktor. Vyfduizend dukaaten!.. Kurieus! QHy vertrekt.) A G T S T E T O O N E E L. germain, jeannot, daarna pierrot, louis. germain. Nu, Jeannot.' hoe ftaat het? Is alles gereed? Alles op het prachtigfte gefchikt? Ik bid u, lieve Jeannot! laat 'er toch aan niets gebrek wezen. Hebt gy ook voor Griekfchen wyn gezorgd? jeannot. Alles. om onderdanig te dienen. GIS.  140 KOMPLIMENTEN en WIND, germain. Voortreflyk, Jeannot! ik zal u ook vorftelyk belonen: van nu aan werp ik u een penfioen van vyfhoa» derd dukaaten toe, zyt gy daarmede te vreden? jeannot, zyne hand kusfchende. Ach , myn dierbaare , voortreflyke heer! Jeannot blyft uw eeuwige (laaf. (Stil.) Het is waar, als het geluk komt, komt het in ééns: thans (leek ik tot over de ooren in dukaaten. GERMAIN. Apropos, lieve Jeannot! hebt gy den juwelier met het halscieraad en de ringen befleld? j e a kn 0 t. Hy zal op het oogenblik de eer hebben zyne opwachting te maken. germain. In vertrouwen, lieve jonge! ik heb alle mogelyke reden om myn huwelyk te verhaasten. Die fatale historie met de gemaskerde, die ik den ring gaf, maakt my nog een weinig bang; Klarisfe weet alles. JEANNOT. Ach, myn lieve, voortreflyke heer ! gaat het my dan beter? Gy hebt flechts eene bloote belofte, en kunt u in alle gevai met geld nog redden; maar ik heb myn verduiveld wyf nog aan den hals; en fchoon ik haar in tien jaaren niet gezien heb, moet ik ieder' dag toch vrezen dat zy myn fpoor ontdekt, hoewel ik myn'naam ver-  B L T S P E L. i4t veranderd heb en vyftig myleu van haar ben, zo zy, galyk ik my vlei, niet reeds in den Hemel is. GERMAIN. ó Zeer zeker, lieve Jeannot! zal uwe vrouw wel zo goed geweest zyn van naar de andere waereld te vertrekken... Ha, Pierrot! zyt gy daar, kleine fchalk! gy hebt u allerliefst opgefchikt. Gy zyt de aartigfte jockei, dien ik in myn leven gezien heb. Wat is de gaauwdief een verleidend perfoontje! hoe ryzig is hy! en welke fprekende oogen heeft hy! Waarachtig, ik ben grootsch op u ! en verheug my u myne bruid voor te nellen. Van nu aan, Pierrot! zyt gy de kamerdienaar myner aanftaande gemalin, en ik geef u tevens een inkomen van honderd dukaaten. PIERROT. Ach, myn allerlieffte heer! dat is goed; dit komt my zeer van pas. GERMAIN. Zo; hebt gy geen geld? PIERROT. ó ! Myne beurs is erbarmlyk gefteld; en borgen wil my ook geen mensch meer. GERMAIN. Het is nogthans niet zeer beleefd, zulk een' aartigen jongen niet te willen borgen. Gy moet u by de meisjes vervoegen: die zullen u gewis niet afflaau, PIERROT. Ach! die nemen my juist het geld af. Maar nu wil ik  iaz KOMPLIMENTENïn WIND, ik recht vrolyk leven; want mét honderd dukaaten ksfl men wel iets uitvoeren. germain» Ah, monfieur Louis ' votre ferviteur trés humble ! Comment vous va-t-il? Zie dien charmanten Franschmaneens! Pardi'. gy verdient kamerdienaar by de eerfte danfeufe van de opera te Parys te zyn. Hoe bevallig! hoe los! hoe vlug! een waare Franschman!.., Monfieur Louis! ik benoem u van dit oogenblik tot va~ let de chambre de ma future, en geef u een inkomen van honderd dukaaten. louis. Ah, morfcur le confeiller! je vous embrasfe, je vous baife les mains. jeannot. De juwelier. (De bedienden vertrekken.') NEGENDE T O O N E E L. germain, 60ldman. germain, hem omhelzende. Allerlieffte mynheer Goldman ! ik ben ongemeen verheugd u by my te zien. Nog altoos gezond geweest, beste vrind? Want en honneurl het is eene eeuw dat wy elkander niet gezien hebben. goldman. Ik heb nogthaus vast ieder* morgen de vryheid geno • men,  B L 1 SPEL. 143 men, van mynheer myne opwachting te maken; maar mynheer fliep nog, of was reeds uitgegaan. GERMAIN. Beste vrind! dat doet my byzonder leed. Gy zoudt niet geloven, goede man! hoe men met bezigheden en bezoeken overladen is. Wat zyt gy gelukkig zo in den {tillen, huisfelyken cirkel uwer familie te leven! GOLDMAN. Ach, mynheer! als de lieden iemant betaalden zou het nog wel gaan; maar.... GERMAIN. ó! Het is de grootlte onbillykheid, zulk een'liev', billyk' man te laten wachten... Hoe vaart uw lief wyfje ? danst zy nog zo gaarne? Dat lieve, charmants wyfje! GOLDMAN. Om u te dienen; ik wenschte flechts... GERMAIN. Nu, beste vrind! hebt gy de juweelen medegebragt? GOLDMAN. Medegebragt heb ik ze; doch mynheer za! het my vergeven.... (Verlegen de fchovders ophalende?) GERMAIN. Ja, allerlieffte, voortreflykfte Goldman! fchoon moe. ten zy zyn; want anders zou het my toch in myn ziel fpyten dat gy de moeite gedaan hadt. Laat toch eens zien. GOLD-  144 KOMPLIMENTEN en WIND, goldman. ó! Zy zyn zo fchoon, dat ik mynheer op myne eer verzekeren kan, zo iets voortreflyks nog niet gehad te hebben; maar zy zyn duur. (Hy opent de etui.) Ook kan ik ze niet anders dan voor gereed geid verkopen. ge rmain, hem omhelzende. Ach, voortreflyk, ineompaiablel Vrind! ik moetu oprecht een kompliment maken, gy hebt my verrast. Ah mon Dieu! dat is nog iets voortreflyks! Welk een water! welk een glans! en honneur! men loopt gevaar blind te worden, en het fatzoen, om alles in de waereld ! het fatzoen!.. Allerlieffte, waardfte mynheer Goldman! noem my den grooten man, die deze fleenen gezet heeft; het is iets geheel buitengewoons! goldman. Mynheer pryst myn' arbeid een weinig te hoog. germain, hem op nieuw omhelzende. Is het mogelyk, vrind! Gy brengt my buiten myzeiven. Hoe! gy zelf hebt de fteenen gezet? ó! Sta my toe u myne levendigfte blydfchap te doen blyken. Hoe! wy hebben zulk een' bekwaamen kunftenaar in het land en de koning kent hem niet?... Vrind ! morgen fchryf ik aan den minister; gy moet naar het hof: uwe zeld. zaame bekwaamheden moeten aan het licht gebragt, moeten beloond worden. Nu, zeg, vrind! wat vraagt gy voor dit voortreflyk meesterftuk? goldman. Ik heb reeds duizend dukaaten daarvoor kunnen kry.  B L T S P E L. 145 fcrygen; maar dewyl ik gereed geld nodig heb.... O E KM A I N. Hoe! niet meer dan duizend dukaaten? Neen,vrind! dit ware de complaifance te verre gedreven. Ik merk het al: gy rekent op de voorfpraak by het hof maar neen, voortreflyke man I leer my dan beter kennen. GOLDMAN. Neen, mynheer! ik doe het alleen om gereed geld. GERMAIN. Maar dit ware den interest te hoog betaald. Nu, ik verheug my des te meer, dat ik in het geval ben om uwe verdiende naar waarde te kunnen belonen. Zonder twyfel hebt gy van Jeannot gehoord, dat het heden myn verloving is? Allons, ik behou de juweelen voor vyltienhonderd dukaaten : een arbeider is zyn loon waardig. Ik ben u anders niets fchuldig ? GOLDMAN. Vergeef my, mynheer! ik heb monfieur Jeannot reeds een paar maaien myne rekening gegeven. GERMAIN, 6 ! Dan heeft die losbol die vast vergeten. Mon Ditu! men is in een chaos van divertisfementen... Nu, het zal u geen fchade zyn, beste vrind! Ik ben indedaad recht verheugd « naar waarde te kunnen belonen. Jeannot! (Jeannot komt.') Lieve Jeannot ! help my onthouden morgen vroeg mynheer Goldman myne opwachting te maken. (Hy fteekt d" juweelen by zich.) Gy zult het my vergeven, vrind! dat ik u lastig valle^ K naai  146 KOMPLIMENTEN en WIND, maar ik moet uwe lieve kleinen zien. Hoe maakt het Gus:aaf? is hy nog altyd vrolyk? Adieu, vrind! morgen zie' ik u weder. (Hy gaat fchielyk heen, na hem omhelsd te hebben?) TIENDE T 0 O N E E L. jeannot, goldman. goldman. M aar mynheer! JEANNOT. Niet waar? Gy zyt ter goeder uur gekomen. Het is zo, zulk een allerliefst, beleefd man als mynheer de geheimraad is 'er niet meer: zorg dat gy hem behoudt. Onderons gezegd, hy d,et een razende party, eene Indiaanfche weduwe, met een verfchriklyk vermogen. goldman. Waarlyk, monfieur Jeannot? jeannot. Hoe! gy weet dit niet? de gantfche ftad is 'er reeds vol van. Apropos, lieve vrind! kunt gy ook misfchien een kapitaaltje van een paar duizend dukaaten gebruiken? goldman. Zet mynheer de geheimraad geld uit ? jeannot. ó! Die heeft het geld met fchepels; maar waarde mynheer Goldman! dit is myn eigen affaire. (iOLD-  B L Y S P E L. 147 GOLDMAN. Zyt gy zo ryk, monfieur Jeannot? dit had ik niet gedacht. (Stil.) Nu, hoe kan men ook dwalen! ik heb in deze lieden niet het geringde vertrouwen gehad. JEANNOT. Hm! als men tienduizend dukaaten heeft is men juist nog zo ryk niet ,• maar God dank nogthans voor dit. Met den interest zal ik het zeer billyk maken; want het is my alleen maar te doen om het geld zeker te beleggen: het bedrog is hedendaagsch zo groot. GOLDMAN. Ja, als gy vertrouwen in my hebt; geld kan een koopman altyd gebruiken. JEANNOT. Nu, morgen kom ikby u: dan zuilen wy het we! eens worden. Apropos, vrind! hebt gy ook een ringetje by u, dat zo omtrent honderd dukaaten waardig is, maar dat gy my voor de helft geven kunt? GOLDMAN. Ik heb 'er hier wel een'; maar onder de zeventig krygt hem myn broeder niet. JEANNOT. Schoon is hy, zeer fchoon! Maar beste, lieffte mynheer Goldman ! zeventig dukaaten is ook geld ! Ik dacht, beste vrind! vyftig dukaaten komptant geld... Het is een prefent voor myne bruid. GOLDMAN. Ik doe het waarlyk alleen om gereed geld. K 2 JK.  148 KOMPLIMENTEN en WIND, jeannot. Nu, het is waar, beleefder, aartigeren billyker man leeft 'er op aarde niet als mynheer Goldman. (Hy omhelst hem.) Nu, adieu, beste vrind! adieu! Morgen breng ik u de drieduizend dukaaten, dan zullen wy het wel c:éns worden. goldman. Ja, maar... monfieur Jeannot! het geld voor den ring moet ik.,.. jeannot. Ja, ja wel, beste man! zo als gy wilt: gy hebt immers maar te fpreken. Adieu! (Hy gaat fchielyk heen.) ELFDE T O O N E E L. goldman, daarna pierrot. goldman. jHet is my by dit alles toch ofibegrypelyk hoe de kaerel aan tienduizend dukaaten komen zou. Daar komt de kleine, dien wil ik toch een weinig uithoren. pierrot. Ei, myn beste mynheer Goldman! bezoekt gy ons dan ook eens? Nu, dat is my zeer aangenaam: ik wilde juist de vryheid nemen om u myne opwachting te maken. goldman. Zo, monfieur Pierrot! wilde gy my ook de dukaaten brengen, die gy my fchuldig zyt. pier.  B L T S P E L. 149 PIERROT. Het langrte fchuldig geweest, mynheer Goldman ! Nu ga « het uit een' anderen toon; ik denk wy zuilen nog menigmaal met elkander handelen. GOLDMAN» Wat is 'er dan gebeurd? PIERROT. Hoe ! gy weet dan niet dat ik tot valet de chambre by de aanltaande gemalin van mynheer den geheimraad met honderd dukaaten inkomen bevorderd ben? GOLDMAN. Honderd dukaaten? Ei, ei! PIERROT. Nu zullen wy beginnen wat ongedwongener te leven. Het is eene lastige zaak als men niet altoos by kas is. Maar nu zal het gaan; in vertrouwen, mynheer! 'er zal menig fchoone dukaat tot uwent wandelen. GOLDMAN. Dat zal my zeer aangenaam zyn; maar zeg my toch, monfieur Pierrot! hoe is het met Jeannot? doet hy zulk een ryke party? PIERROT. Ja, ryk is zy wel; maar eene morin, en boe! lelyk als de duivel! Neen, ik heb een ander meisje in het oog: als ik die.... GOLDMAN. Kleine fchalk! gy zult toch niet reeds naar de meis. jes uitzien? K 3 PIER-  150 KOMPLIMENTEN en WIND, pierrot. Ho! ho! waarom niet? Ik heb myne volle zestien jaaren, en ik kan u zeggen dat de meisjes reeds lang op my geloerd hebben. Ga ik langs de ftraat, wip! is alles aan het vengiter. „Die lieve jonge! Zie toch eens, mamaatje! hoe fchoon! hoe welgemaakt." Ja, zy mogen denken dat ik het niet hoor: gehoorzaame dienaar! (Hy befpeurt een ring aan den vinger van Goldman.) Ei, de drommel, mynheer Goldman! die ring is allerliefst! (Hy trekt hem van Goldmans vinger en [leekt hem aan den zynen.) Dien moest gy my laten, wilt gy, myn waarde mynheer? goldman. 6 Ja J als gy gel'd hebt kunt gy hem krygen. pierrot. Geld? niets als geld? (Hy valt hem om den hals.) 6 Allerlieffte, beste mynheer Goldman! dan is dering myn: in 't kort zal ik wel zo veel geld hebben, dat hy my niet meer ontgaan kan. goldman. Nu, dat zal my lief zyn, ik zal hem zo lang bewaren. Als gy twaalf dukaaten hebt, kunt gy hem krygen. pierrot. Twaalf dukaaten ? niet meer dan twaalf dukaaten ? Het is waar, gy zyt een recht lief, billyk man. Duivelsch ! welk een glans ! Nu zullen de meisjes eerst recht lonken, als haar de diamanten in de oogen fchit. teren. 6 Beste mynheer Goldran! gy hebt myn for« tuin  B L T S P E L. ist tuin gemaakt,- want zonder twyfel maak ik met den ring nog dezen avond eene verovering. Adieu, lieve vrind! adieu l (Hy omhelst hem fchielyk en wil gaan.) goldman. Hoe! wat! Pierrot! zyt gy gek? Gy zult den ring toch niet houden? pierrot keept zich om, kuscht hem de hand en loopt heen. Behouden, betalen; alles wat gy wilt. TWAALFDE T O O N E E L. goldman, daarna de doktor. goldman. D e duivel weet hoe het hier zit. Het komt my alles zo verfchrikkelyk vreemd voor. Ha! daar komt de doktor: die zal toch wel weten... (De doktor, deftig gekleed, komt fchielyk uit zyn kamer en wil de zaal doorgaan.) Hm! hm! mynheer de doktor! de doktor. Wat is het? wat is het? goldman. Ik ben uw gehoorzaame dienaar. n e doktor. En ik de uwe. (Hy wil gaan.) goldman. Hoor toch een oogenblik, mynheer! ik wilde u maar iets vragen. K 4 DE  152 KOMPLIMENTEN en WIND, de doktor. Ik hou my met geen patiënten meer op, goede man! ga maar by een' ander'; ik heb uitgepraktifeerd, en ga myn renten leven. goldman. Nu, gy zoudt my maar zeggen ... de doktor. Eéns vooral, ik kan u niet kureren; ik laat my thans zelf kureren. goldman. Ik wil niet gekureerd wezen: gy zoudt.... DE DOKTOR. Nu, laat my dan met vrede; 'er zyn immers doktors genoeg. Gy ziet dat ik haast heb; uw dienaar! goldman. Slechts een minuut, mynheer! Is het waar dat de geheimraad zulk eene ryke vrouw krygt? de doktor. Of het waar is? Kurieus! He! he! he! Hy geeft my alleen vyfduizend dukaaten, en ftraks zal hier de ondertrouw zyn. Vaar wel! (Hy vertrekt.) goldman. Nu, de Hemel zy gedankt! dit is my een groote ftegn van het hart (Hy vertrekt.') DER.  B L T S P E L. 153 DERTIENDE T O O N E E L. germain, albert, karel, louise, daarna jeannot. germain. IVfynheer hofraad! het geluk u en uwen vöortrefly. ken zoon onder myne vrinden te mogen tellen, maakt dezen dag tot den fchoonlten myns levens. (Tegen Louife.-) Myne grootmoedige vrindin zal, gelyk ik my vlei, de dwaling vergeven, die eenit; en alleen de uitwerkingen eener liefde waren, die door uwe volmaaktheden ontftond. Gy, voortreflyk meisje ! welker hart geheel voor de liefde gefchapen is,zult een' man niet met uwe gramfchap ftraffen, wiens gantfche misdaad een te gevoelvol hart is. albert. Laat het zo goed zyn, jongman,! diergelyke tusfchengevallen zyn in de liefde zeer gewoonlyk. Men bemint elkander, men feherst, men twist, men verzoent, en eindelyk geeft men elkander de handen. Dit is iets zeer alledaagsch. (Op Karei en Louife wyzende ) Dezen zyn ook weder verzoend en bruid en bruidegom. germain. ó Dat is voortreflyk! Dat alle genoegens der liefde u gelukkig mogen maken! louise. Ik dank u en geef u dezen gelukwensen te rug. On. K 5 der.  i34 KOMPLIM ENTEN en WIND, dertusfchen het kon geen kwaad, als uwe aanftaande u een weinig vöor de zonden , aan ons geflacht begaan, boeten liet. germain. Ach, mejufvrouw! als alle diergelyke fchoone zonden geftrafr moesten worden, dan was de lieve echten, ftaat een beftendig tuchthuis. jeannot. Eene gemaskerde wenscht de eer te hebben van mynheerden geheimraad te (preken. (Aibert, Karei en Louife fprekcn ftil met elkander.) germain. Eene gemaskerde ? Zy zal my van harten welkom zyn. (Stil.) Wat duivel is dat? eene gemaskerde? Het ware toch een vervloekte (treek, als de onbekende van de redoute my uitgevonden had. VEERTIENDE T O O N E E L. de vorig en; klarisse, gemaskerd en in domino, komt binnen. germain, [lil. Zo waar ik leef, figuur en domino ! (Overluid.) My. ne fchoone gemaskerde! hartelyk welkom! (Stil.) Zon het ook Klarisfe zelf zyn? klarisse, met eene veranderde Jfem. Ik kom juist ter gelegen tyd, om mynheer den ge- heim*  B L T S P E L. 155 heimraad aan eene belofte te herinneren, die hy my, eer ik het ongeluk had van aan de tering te fterven, op eene maskerade deed, en met dezen ring bezegelde. germain. 6 Myne fchoone onbekende! is het mogelyk? gy zyt het? gy zyt het zelf? gy leeft nog? uw dood was een valsch gerucht? ó Wees my welkom! duizendmaal welkom! {Knielende?) o! Deze fchoone hand, die het pand myner liefde droeg, wil ik aan myne gloeijende lippen drukken... Hier wil ik liggen, myn' misdaad boeten , en niet eer npftaan voor gy my vergiffenis fchenkt. (Stil.) Het is Klarisfe. klarisse. Neen, mynheer! blyf gy uwe Klarisfe getrouw: ik kwam flechts hier om u een weinig voor uwe loszinnigheid te beangftigen. germain. Neen, blyf, blyf! myn hart trekt my naar u, ó! het klopt met luide flagen voor u; en fchoon ik zo ongelukkig zyn zal myne Klarisfe te verliezen, dwingt my toch een zeker iets, een fympathetisch gevoel, om u, myne dierbaare onbekende ! woord te houden. In Klarisfes armen zou ik myn' Hemel gevonden hebben: zonder u myn dood. klarisse. Gy ontzegt dierhalven de Yerbindtenis met Klarisfe? Gy bemint haar niet meerf g e r.-  156 KOMPLIMENTEN en WIND, germain. De verbindtenis ontzeg ik,- maar de liefde nooit: ó! zy zal tot den laatlten fnik myns levens in dit hartwonen. klarisse, het maske afnemende. Bravo ! de onbekende keert dierhalven dadelyk naar de Elyfeefche velden te rug, en Klarisfe treedt in haare rechten. germain. Is het mogelyk? Klarisfe! gy ? zie ik? waak ik? Gy, myne fchoone onbekende?... u heb ik trouw gezworen? ó Kupido! zoete, lieve jonge! ditmaal hebt gy een meesterlfuk verricht, ó Klarisfe! ó myne vrin> ,den! verheugt u met my! (Hy omhelst allen vurig.) LOUISE. Zagt, zagt, myn driftige heer! germain. Dit is de gelukkigfte, de fchoonfte dag myns levens. Het was of eene geheime (lem my toeriep: Klarisfe is en moet de onbekende zyn. ó Hoe fchoon, hoe dui» zendvcuwdig beloont my de liefde! albert. Wie zegt nu dog dat de mannen wispelturig zyn! FTFTIENDE T 0 0 N E E L. de vorigen, de doktor. germain, den doktor omhelzende. ïCom, voortreflyke man! kom deel nemen in myne oir  B L T S P E L. 157 onuitfpreeklyke vreugd. De liefde kroont my heden met duizendvouwdige genoegens. Ik beminde eerst eene onbekende, die ik eeuwige trouw zwoer, en vind in Klarisfe thans deze engelin weder, ó Verheug u, verheug u, lieve doktor! de doktor. He! he! he! Kurieus.' Nu, veel geluk!... Maar zie ik recht?., of bedrieg ik my?.. klarisse. Is het mogelyk!... myn vader!... gy hier, myn vader? (Zy valt hem in de armen?) germain. Hoe! gy de vader myner Klarisfe? Ach! welkom! duizend, millioenenmaal welkom, beste, voortreflykfte aller vaders! Hoe gelukkig maakt het lot my heden , door my zo naauw met twee der beste menfchen op den aardbodem te verbinden! de doktor. Wel, Leentje! hoe is .het u toch gegaan ? Gy zyt dan zo verfchriklyk ryk geworden? Hoe duivel zyt gy naar Indië geraakt? kla.r isse. Naar Indië, myn vader? Wat meent gy daarmede? de doktor, tegen Germain. Nu, zeide gy niet van eene ryke Indiaanfche weduwe? Is zy dat niet? germain. Ja wel, voortreflyke man! dit is myne fchoone Indiaan-  I58 KOMPLIMENTEN en WIND, sanfche weduwe, myne beminnelyke onbekende, myne voortreflyke Klarisfe, en uwe wedergevonden dochter. de doktor. Nu, dan heb ik het toch recht. Het fpeet my reeds om de vyfduizend dukaaten. Kurieus! dat gy zo rylc geworden zyt. klarisse. Ik verfla u niet, myn vader! ik was niet in Indië. cerm ain. Hoe ! waart gy niet in Indië? moest gy niet verbrand worden? naamt gy nietdevlugt, en kwaamtteMarfeille? klarisse. ó Ja wel! nu verfla ik de klucht; in de opera misfchien.... Ja, gy hebt gelyk. germain. ' Hoe! in de opera? Zyt gy dan.... klarisse* Zangeres van de opera te Parys geweest. germain. " Zangeres? {Klagende.) Ei, dat is immers allerliefst!.. Dierhalven van de twee miüioenen ftofgoud hebt gy.„. klarisse. Niets. germain. Niets? Zeer voortreflyk! de doktor. Hoe! niets? en de vyfduizend dukaaten? GE R-  B L T S P E L. ,59- GE KMA IN. Zyn ook niets, myn waarde heer ichoonvadert DE DOKTOR. Dat is kurieus! Ik denk toch gy hebt.... GERMAIN. Niets, om onderdanig te dienen. KLARISSE. Niets? Allerliefst! Nu, zyt gy niet geheimraad? GERMAIN. Geweest, om onderdanig te dienen. KLARISSE. En gy zyt tegenwoordig...? GERMAIN. Niets, dan uw ootmoedige dienaar. DE DOKTOR. En het penfioen is dierhalven..? GERMAIN. Niets. DE DOKTOR» Kurieus ! (Hy roept in het laboratorium.) Kwik» zoek de vyzels en disteleerkolven weder by elkander, en wys geen patiënt weder af; het blyft by het oude: wy praktiferen weder: 'er komt niets van de dukaaten. GERMAIN. Myn voortreflyke fchoonvader? is het toeval niet al. lerliefst? en hebt gy ooit een huwelyk gezien dat zo gelyk was? Zonder twyfel is uwe fchoone dochter de eerfte zangeres der waereld, en dan bezit zy een'fchat, die  i6o KOMPLIMENTEN en WIND, die meer waardig is dan al lm ftofgoud van Peru. Myne fchoone Klarisfe! wy hebben ons beiden wel een weinig bedrogen, maar ik bemin u daarom niet minder, en ik wenschte my in dit oogenblik millioenen, om ze aan uwe voeten te leggen. albert. Bravo, jongman! Hoor eens, ondanks uwe windmafcery gevalt gy my; ik vind iets in u dat de gewoone windbuilen niet hebben: een goed hart. Zeg my, hoe flaau Uwe aktiën ? germain. Zeer fiecht. De waarheid bragj my in myn vroege jeugd uit myn' vaders huis en om myn erfdeel. albert. Hoe! gy zyt toch niet?.. germain. Herman, de zoon van uwen voormaligen vrind, die om de waarheid, die ik myne ftiefmoeder zeide, uit myn' vaders huis gejaagd wierd, federt van myne bekwaamheden leefde, den komplimentmaker fpeelde, en uw onderdanige dienaar ben. albert. Zyt gy die? Nu verwondert het my waarlyk niet meer dat gy tot vleijery uwe toevlugt gei'omen hebt; want waarlyk, de waarheid heeft u lelyk laten zitten. Hoor, ontdek my uwe zaaken: ik wil zien of ik wat voor u doen kan. G E R-  B L T S P P L. idi germain, hem omhelzende. Voortreflyke, grootmoedige man! ik geef my geheel in uwe handen; want al< gy my uwen byfland waardig acht, ben ik de gelukkigfte mensch onder de zon. My» ne v/aarde mevrouw Fortuin! ondanks het kleine grapje dat gy my heden gefpeeld hebt, ben ik desniettegen. ftaande uw ootmoedige en onderdanige dienaar! want fchoon gy my wel uw' hoorn van' overvloed onttrokken hebt, fchenkt gy my toch zulke voortreflyke menfchen tot vrinden, dat ik voor het verlies des rykdoms ten vollen fchadeloos gefteld ben. Vrind Amor! met ons blyft het by het oude; uw ootmoedige dienaar tot in de dood!... Mynheeren en dames!... (Hy geleidtLouife , Karei, Albert en Klarisfe in het zyvertrek ; zo als hy zelf wil binnengaan komen Jeannot en Laurette.) LAATSTE T O 0 N E E L. germain, de doktor, jeannot, *, laürette. jeannot. Duizendmaal pardon, mynheer! germain. Wat wilt gy, lieve Jeannot? jeannot, Laurette by de hand nemende Slechts met onderdanige respekt uwedele myne bruid prefenteren , en in onderdanigheid onj uwedelen» perjnisfie verzoeken. L CES.  JÖ2 K0MPL1MENTEN en WIND, GERMAIN. Van harten gaarne, lieve jonge! ik wensch u veel geluk ! JEANNOT. Ik dank uwedele onderdanigst; (ia ons toe dat wy uwedelens hand kusfchen. Schaam u niet, lieve Laurette! en neem den (luijer af. Het arme ding denkt da'p zy nog in haar vaderland is, en is zo ontzaglyk befchnamd, dat zy niet waagt zonder (lui;er uit de kamer te gaan. ((Zagt.) Zy is lelykj maar zy heeft duiten. (Zy neemt den fluijer af; de morin is Verdwenen.) Ach, Hemel! lta my by! myn booze wyf! LAÜRETTE. Zo, knaap! kfygt men u zo? Wat ben ik? lelyk? twistzuchtig^ weggelopen? J A N N O T. Vrouw! ik bid u, om alles in de waereld, wat hebt gy voor een' rampzaligen inval, na tien jaaren weder iel> voorfchyn te komen! G " R M A I N. Hoe.' is dat uwe vrouw? en gy ontfangt haar niet te. derer ? Dwaaze kaerel! gy moest van blydfchap buiteu uzelven zyn. Zulk een aanig , beminnenswaardig vrouwtje zou ik met open armen ontfangen. JEANNOT. Bewaar ons! dan zyn wy van een zeer verfchillend gevoelen. Als uwedele het vel zo goed kende als ik. LAÜRETTE. Hoe! gy durft nog..., ger-  B L T S P E L. 16$ germain. Foef, kindertjes! foei! Schielyk, alles vergeten en vergeven. Omhelst elkander. (Zy omhelzen elkander gedwongen.) jeannot. Nu, als het toch niet anders is.... Maar met den bruidfchat is het toch in orde? LAÜRETTE. Die is met myne kleur verdwenen. jeannot. ó! ó!.. Wat? wat? Gy hebt?... laürette. Niets dan een' man in plaats van een' bruidegom: dit wint de bruiloftskosten uit. jeannot, zich het hoofd krabbende. Helaas! de doktor. Kurieus! het blykt thans klaar dat komplimentenniets zyn, en veel gemeenfchap met den wind hebben. GERMAIN. Zeg dat niet, waarde fchoonvader! Wanneer wy ons best gedaan hebben om ieder genoegen te geven, wanneer wy zien dat onze moeite niet vergeefsch geweest is,en dat wy den toegevenden aanfchouwer van onsbe. dryf voldoen, geloof my, dan ftreelt het ons niet weinig, wanneer deze, op ons kompliment vrolyk in de handen klappende, ons toeroept: Bravo! EINDE.