C 58"  MAATSCII. DEK NEDERL. IETTERK. TE IEIDEN. Cata'. bl. Geschenk van Tooneelslukken , 1841.  D É ZEGEPRAAL VAN M". J. 33 MCIC MM..   DE ZE CEPRÜL ' VAN iiyjJECKER, door .I.HAZEÏÏ Corn. Zoon. AMSTERDAM hij I) „ S ('huurman , en .T. ten Brink CZ. 1781). ' L ETTE EK» >   VOORREDEN. Veelen mijner leezcren, zullenmooglijk vraagen: wat toch heeft de Schrijver bewoogsn, om zulk cene omfiandiglieid of gebeurenis, als in Frankrijk heeft plaats gehad, tot een Toneel - Spel te vervaerdigen? — Zijn de zaaien ons niet genoeg bekend'?— Leezen wij de Couranten niet?— Hebhen wij niet genoeg gezien wat 'er gebeurd en voor. gevallen is? - Of zou de Schrijver ook zijne bekwaamheden, omtrent de kunst van het Toneel, daar door, aan den dag willen leggen? — Of zou hij uit Eigenbelang, de aan ons ééns opgedischte kost, andermaal willen voorzetten, om dus uit de Nieuws-Papieren, Boeken te formeeren? Gijjlaat de bal mis. Leezers! — want al deedt gij nog duizend foortgelijke vraagen, ze zouden on.  n VOORREDEN. onbeantwoord blijven : - Evenwel moet ik 'er één bc'eindwoorden, naamlijk: die, welke haar betrekking heeft op de Toneel-Kunst; — hierïn wil ik gaem mijn zwak erkennen; en ik behoef kundige Kunst - Rechters niet te zeggen, dat dit Stuk, het welk den naam van Toneel-Spel draagt, Jlechis maar bij wijze van Toneel is faam gefield; en dus niet gefchikt om volkomen verandwoordeüjk voor de Wetten des Toneelste zijn. Als ik het geluk mag hebben dat een bedaarde en tevens leerzaame Pen, dit S:uk Recerfapn, zal het mooglijk de wegbaanen dat ik, in een volgend Stuk, de regels der Kunst meer in acht neemc; doch ik moest nu mijne Leezers niet affchriken, d-oor mijne verdediging, die ik de Kunst -Rechters alleen voorleg, als of daarom mijn Stuk geen leczen waardig zoude zijn, zoo ongunstig durf ik over mijne voordbrengzelen niet denken; wijl ik dan zou betoonen fchuldig te zijn, aan de voor gefielde vraag, naamlijk; alsof ik  VOORREDEN. m ik baatzuchtig genoeg was, om mijne Lezers een metsbeduidend Boek, in de handen te geeven, dit zou niet ftrooken, met het CaraSer van een eerlijk Schrijver; — dus kan ik ieder verzekeren, dat het Stuk naar gelang der Historie is ingerigt, en daar 't niet te voorzien is, dat het immer op 't Toneel zal gebragt worden, zullen ook eenige onnaauwkcurigheden, met betrekking tot de Kunst, aan den Lezer niet hinderlijk zijn. Men zal mooglijk zeggen, zoo dra men eenige gebreken ziet, waarom heeft de Schrijver niet eerst geraadpleegt met kundige Autheuren! — het and woord is gereed: mijn Boeken-Kast, is juist zoo ruim niet voorzien om zoo maar van den eenen Autheur tot den anderen mijn toevlucht te neemen; en dan nog zoude ik voor gebreken niet hebben durven injlaan; wijl 'er toch maar weinigen aan het juiste doel der Recentfie, beandwoorden kunnen. * z Maar  w VOORREDEN. Maar, nu heb ik mg niets gezegt, welk de redenen zijn, die mij bewoogen hebben, dit Stuk bij wijze van een Toneel-Spel, te vervaerdigen; ze zijn alleen deze: — dat, zal men eenig nut aan de Maatfchappij, door zijne gefchriften, te weeg brengen, en zijne Natuur genoot en tot deugden opleiden, men zulks nimmer beter doen kan, dan door hen Tafreelen voor don geest te brengen, waarin Menschlievenheid, Eerlijkheid, Nederigheid, en tevens Vaderlandsliefde doorftraaien ; — Welke deugden in 't gedrag van den Heer Necker, niet kunnen onkend worden. En dus meene ik de weg gebaand te hebben, om eene gebeurenis van een belangrijken aart, tot cene eeuwige gedachtenis, in 't geheugen te bewaar en; zonder nogthands iemand in zijn Perfoon of CaraSler, te benadeelen; — 't welk dan ook de reden is, waar om het Stuk niet naemloos te joorfchijn komt. — Om  VOORREDEN. v Ommeer der luister aan het werkje te geeven, vonden de uitgeevers goed, het Pourtrait van den Heer Necker, 'er voor te plaat/en ; waar van men gelooven magdat de gelijkenis gelukkig getroffen is. — De Leezers, eenige fpel-fouten of gebreken vindende, — gelieven het aan de verhaasting toe te fchrijven. —■ AMSTELDAM, den $ Augustus 1789. V E R.  VERTONERS. La Court, Oud Generaal. Mevrouw La Cour x , Gemaalin L°UIS' Trptuch Officier. Zoon ^ Le Ceuru •Louise, Dochter J Fr a n so is , Minnaar van Louife. Noble, Fransch Edelman. Le Clerc , Geestelijke. M arc hand, Koopman te Mons. PlERRE, T Jean ( KneSts va" La Court. Benige Huisbedienden. Het Spel fpeelt te PARIJS, in het Huis van La Court, in een Kamer. D E  D E ZEGEPRAAL. VAN N E C K E R. «—j ! — , EERSTE B E D R IJ F. EERSTE TONEEL. La Court zittende in een öntfieldc houding aan een '1'afet; — voor zich hebbende een Jiapel gedrukte Papieren. . - Moet mijn Vaderland, daar ik zoo menigmaal het Zwaard voor getrokken heb , — door geweldaadige middelen her- fchept en verbeterd worden? Moet dus eene duurzaa- me , en voor het Volk , belangrijk Conftitutie gevestigt worden ? dan komt de Hemel ons te hulp! — en, moet mijn bloed , — mijn eigen Zoon , mijn Louis, die ik alleen het Zwaard heb doen aangorden , om het voor de belangens .zijner Medeburgeren te gebruiken ; moet deze het nu tégen zijne Land- en Stadgenooten trekken ! moet hij zijn Voedfterheeren dooden !— ó Hemel! Mevrouw La Court, onverwacht inkomende. A TWEE-  .( 2 ) TWEEDE TONEEL. Mevrouw La Court — La" Court. Mevrouw La Court. Hoe, Gemaal!—* wat fcheelt 'er aan?— wat bedroeft u ? — waar zucht gij over?- Een oud Krijgsheld fchrikt immers van het gekletter der Wapenen niet ? — en is ook nimmer gewoon zich zoo ontroerd te vertoonen , al is 'er eens iets dat hem mishaagt, of dat niet met zijne gevoelens ftrookt? La Court. Ach , mijn waardfte ! — zet u een weinig bij mij neder , — ik zal u al mijn bezwaar, — en de reden mijner droefgeestigheid , te kennen geeven ; gij weet immers, dat ik een deugdzaam Heldenhart bezit; — dat ik grijs geworden ben , onder den last der Wapenen, die ik van mijn Jeugd af gedraagen heb. — Mevrouw La Court. Dit weet ik : — en 'er zal zich niemand over uw gedrag beklagen. La Court. Maar gij weet ook , dat ik dezelve gedraagen heb , voor de belangens van mijn Vaderland , en de Eer van mijnen Koning ! ,— het was altoos mijn grootfte lust mijne Vijanden te beoorlogen , .—. zelfs in het aanzien van h,et doodelijkst gevaar. — Mevrouw La Court. Daar kan geheel Parijs van getuigen. La Court. Maar dan weet gij ook , mijn waardfte ! dat het de hef-  ( 3 ) liefde voor mijn Vaderland was, die mij bewoög , om ook onze, eenigfte Zoon , onzen Louis, aan Lodewijk de XViüe te ge^ven, — om hem het Zwaaid voor zijn' Koning, en zijne Medeburgers te doen draagen. — Mevrouw La Court. ó Ja ! ik ben het zelve geweest , die het Zwaard hem de eerfte maal aan zijn heup gorde ; — ja, ik herdenk nog , de t raanen van vergenoeging , die over mijne en zij;-,e wangen biggelden , toen ik zeide: — draag uw Zvvaaul, mijn lieve Louis! tot Eer van uw Vaderland 1 La Court. Maar, — hemel! — ach ! had ik het immer kunnen denken ! Mevrouw La Court. Hoe !— gij maakt mij verlegen , La Court !-^» wat is 'er dan gebeurd?..... is onze Louis! — is mijn Zoon! La Court. Bedaar , — hebt geduld; — gij weet immers dat 'ét ten groot getal Troupen naderen , om de Hoofdftad Parijs en Veusaili.es te bezetten: welke zoo veeld gevaarlijke vooruitzichten voor mij baaren , en bevreest maaken , — dat alle de Inwooners van Parijs, Vijanden van den Koning zullen worden; — en zoo de.Koninglijke Dragonders bij die Armee" zijn, die naderend is> — dan weet gij, is onze Louis 'er tegenwoordig; -— en dus ook in aantogt, om zijn Vadeiftad te benaauwen! — zal hij nu als eerlijk Krijgsman, zijn' pligt betrachten, dan moet hij immers, de orders van zijn' Koning gehoorzaamen ; — maar ook , dan vergeet hij zijn' pligt ,- die kij aan zijne Medeburgers verfchuldigd is- —•  ( 4 ) Mevrouw La Court. ó ! Wat een hoofd vol zwaarigheden : — den ouden dag levert veel zorgen op; — en recht befchouwd , is de betekenis niet veel. * La Court. Wat ik u bidde mag, mijn waardfte!— fpot met mijne grijsheid niet ; — de tijd zal u wel andere ondeirigtingen geeven. —- Mevrouw La Court. Maar, haald gij alle die Nieuwstijdingen uit die flapel Papieren, Generaal!— die daar voor u leggen'? — maa- ken die u zoo droefgeestig ? Terwijl uw Zoon toch den Koning diend , moet hij immers doen het geen den Koning hem beveelt ; — hij kan maar een' Heer dienen; — moet hij voor 't Vaderland fierven, — ik offer hem gewillig op; Hel toch uw hart gerust; — maar wagt , mijn Gemaal ! ik weet 'er een middel op , ik zal een van de Kncgts binnen fchellen — zij fchelt. DERDE TONEEL. Pierre, Mevrouw La Court, La Court. Pieure, zich buigende. Is 'er iets van mijn Heer en Mevrouws orders? — Mevrouw La Court. Gaat ten fpoedigficn naar de Boekwinkel , en vraagt om al dc Nieuwstijdingen , over de Nationaale Vergadering. La Court. Zij leggen hier allen die 'er te bekomen zijn, dus is het riet  ( 5 ) niet nodig Pierre! — Mevrouw geeft een wenk , aan Pier re om toch de boodfclmp le doen , die terftond vertrekt. 't Is of het een ftraf is, — dat Vrouwen Nieuwsgierig en langzaam in 't geloof zijn. — Mevrouw La Court. Nu het mag dan zijn zoo het wil , Generaal ! — of 'er Troupen naderen of niet, als 'er mijn Zoon bij is, offer ik hem aan zijn Vaderland op. — La Court. Ach , mijn beste! gij hebt een edelmoedig hart, — maar gij zoudt uw Zoon niet aan zijn Vaderland opofferen, — maar aan verkeerde oogmerken, van laagdenkende Z'elen, — die ik u durf verzekeren, — de drijfveeren te zijn, van alle de onlusten, die gij binnen weinige dagen, zult zien gebeuren. — Mevrouw, La Court. Ik begrijp u , Generaal!— maar ik kan toch van den Koning niet gelooven , dat hij immer orders heeft afgev.iardigt , om de Krijgsmagt tegen zijne eigene Onderdatnen aan te voeren ; — 7.00 het waar is , dat gij mij zegt ,_zal het alleen gefchieden, om de Nationaaie Vergadering te befchermen , en de rust te bewaaren. — La Court, Zijt niet langer ongeloovig omtrent het geen' gij daaglijks voor uwe oogen ziet , — 'er naderen Troupen zeg ik u, -— en met geen ander oogmerk , —. als tegen de belangens van het Volk. —• A 3 Ms.  ( «5 ) Mevrouw La Coup f. Maar zou 4c Koning ! La Court. Neen : -— hemel !j neen verdenkt de Koning niet ; ■— die is te braaf, — te edelmoedig ; — maar gij z;et immers de gistingen der gemoederen; — ieder Ingezetenen van het Rijk is 'er als verbaasd over , cn leggen , met fpreekende daaden : ,,de Koning heeft li ons misleid , — het Volk is bijeen geroepen om hun.,ne bezwaaren in te brengen, .— de Conftitutie te heria fcheppen , eene Kationaale Vergadering daar te j, Hellen , enz. — en nu zij 'er is, .— word dezelve „in alles gedwarsboomt; — hoe kan dat ftrookeh! (deze vraag is als in ieders aangezicht te kezen) ss— hoe kan dat ftrooken met de bedoeling van dm Koning ? — van den Koning, die gcduuiig zégt! 7.00 >> veel belang te nellen, in het welzijn van zijn Volk?" Mevrouw La Court. Daarom geloof ik , — dat de Koning , 700 het waat is dat 'er Troupen naderen , misleid word , door verkeerddenkende Raadslieden, — die om baatzuchtige inzichten of eigenbelang , de Nationaale Vergadering , met geweld , willen vernietigen , of de befluiten verhinderen. — La Cour t* Maar moet dan mijn Louis daar het flagtöffer van Zijn? — Mevrouw La Court. Neen zeker niet; — dan had ik liever dat hij de Wapenen neder lag ; — maar ik moet eerst weeten of her 4 w aar  ( 7 ) Waar is, dat gij mij gezcgt hebt: — daarom heb ik evenwel Pierke uitgezonden om de naauwkeurigfte Berigten mede te brengen , 'er mogten nog eens nadere tijdingen ijjn ; — {daar word gefcheld) mooglijk zal hij daar zijn. VIERDE TONEEL. P i e r r e , driftig inkomende. Het is maar al tc waar , mijn Heer en Mevrouw! Parijs word bezet met Troupen; — ik ben onderrigt door de Knegt van den Heer Noble die mij ook zeide : dat zijn' Heer een bezoek bij mijn' Heer , zou komen afleggen ; — overal is het misnoegen op het gelaat van het Volk te leezen ; —■ en in alle de flraaten word geroepen . — te Wapen ! te Wapen ! — ik heb eenige gedrukte Berigten mede gebragt, zie Her dezelve. Mevrouw La Court. Gij hebt uw boodfehap' wel gedaan, Pier re! — gaat maar heen , en maakt het een en ander in gereedheid , om den Heer Noble te kunnen voorzetten. — Pierrè 'vertrekt. La Court. Wat dunkt u nu, mijn waardfte! — begint gij u thands ook niet te hekommeren , over uw Zoon Louis ? — ach, dat hij de Wapenen maar neder lag! — Mevrouw La Court. Niet 7.00 haastig , Generaal ! •— zoudt gij dat wel gedaan hebben, toen gij nog Wapenen droeg? — La Court. Neen: — al had ik den dood voor oogen gezien; —■ A 4 ««t  ( 8 ) maar tegen mijne Medeburgers , ja ! al had men mij de Overwinning en alle de fchatten der waercld belooft ■ ~ maar laat ons eerst zien wat uw Berigna, ïeggeri ' &ar gij toch meer ftaat op fchijnt te maaken,als'op de mijnen, om u te overtuigen. — Mevrouw La Court. Neen laatenwij dit een weinig uhÖerlefi: de Heer Noelb mogt door zijne komst ons verhinderen ; — ik zal u liefst zoo lang alleen haten , om u , in zijn bezoek of gefprek, niet hinderlijk te weezen; — ik wil liefst naar wijn kamer gaan. Mevrouw vertrekt. V IJ F D E TONEEL. Pierre La Cour t. Pier r e. Mijn Heer daar is de Heer Noble. , L a Cour t. Verzoekt mijn Heer binnen te treeden. ZESDE TO NEEL. Noble La Court. Noble. Hoe , 'Heer Generaal ! verfchanst gij u thands agter een ftapel Papieren 1 — zoekt gij daar mede uwe Vijanden in den flank te vallen ? —. La Court. Neen, mijn Heer! — ik leer daar uit mijne Vijanden, en die van mijn Vaderland, kennen ! - No-  ( 9 ) Noble. Ik had gedacht , dat gij u , in uwe grijze dagen , niet meer zoudt afflooven , aan foortgelijke bezigheden ; — wijl gij het Zwaard met roem hebt neder gelegt , en dus geruste uuren kunt genieten. —■ La Court. Ik heb het Zwaard, mijn Heerl niet neder gelegt; — maar ik heb het van mijn heup , aan die van mijn Zoon gegord, op dat hij mijn plaats vervangen, en mijne voetflappen drukken en naarvolgen zoude ; — en nu ik oud geworden ben , reken ik het mijn' onvermijdelijken pligt, om te onderzoeken, wie de Vijanden van mijn Vaderland zijn , voor welke men zich te wachten heeft; — en de hevige fchokken , die het Rijk thands gevoelt, — maaken mij , in die verpligting, te fterker; —- hij, die zijne ■waarde kent , en het recht der Natuur , en der Vrijheid gevoelt , kan niet werkloos zijn , tot aan zijn dood toe. — Noble. Ach , mijn lieve La Cour t ! gij fchijnt ook al een Voorftander van de Nationaale V ergadcring te zijn , en vooral voor den derden ftand ! — ik bidde u, bemoei 'er u niet mede , gij weet immers , den Adel is de fteun van den Ttoon , — en gij hebt boven dit alles nog een Zoon, in den dienst van den Koning; — ftreeft gij den Adel tégen, dan kunt gij uw Zoon nimmer gelukkig zien. — La Court. Neen ; mijn Heer Noble! gij kunt nimmer, om het belang van mijn' Zoon , — een fnoodaart van mij maaken , — die tégen de wezenlijke gevoelens van zijn hart, zou fpreeken en handefen. — As N«-  ( 15 ) Noble. Ook il Neckers gezind, Gensraal! om van uw eens genömeh plan, nimmer af te zien ? —. La Court, De Heer Necker is bij mij , een deugdzaam Man, een Man van Eer , — ik zal hem in mijn hart verheffen tot aan mijn dood , — om zijne voortreflijke deugden en dienflen , die hij mijn Vaderland bewezen heeft ; dienden waar van de Eeuwen getuigenis zullen 'draagen. — Noble. Maar als dan alles zoo rigtig is, hoe komt het dan dat de Koning zijne Troupen moet aanvoeren , om zijne beiluiten ter uitvoer te brengen $ — en dat geen klein getal , Generaal ! zie hier de Lijst, ik zal ze u voorleezen : — zes Regimenten Nationaale Infanterie , zeven Regimenten Zwitfers , — twee Regimenten Duitfche Infanterie, — vier Regimenten Cavallerie, drie Regimenten Huzaaren , _ een Regiment Dragonders , — ane Regimenten Vlaamfche Jagers te Paard , beha! ven de Artillerie , die reeds bij de hand was ; — alle" deze zijn reeds genaderd, in de publique Tuinen en d'Anvirohs van Parijs en Versailles. La Court. Dit alles, mijn Heer, is mij geen nieuws; — ik heb de Lijst gezien : — en ik weet zelf dat 'er mijn Zboa tegenwoordig is ; — maar met u over dit iluk , — over het recht of onrecht van die orders te fpreeken', zal moeite te vergeefs zijn ; — ik zal den Koning nimmer befchuldigen, even zoo min, als ik den Heer Necker zal verachten. — No-  ( ii ) Noble. De tijd zal u wel nadere Berigten geeven, mijn Heer! en gij zult zien , dat, noch de Heer Necker , noch het Volk, de zaak tégen den Adel en Geestlijkheid, zal kunnen Uithouden. — La Court. Geen nood , mijn Heer! de deugd zegepraald altoos, vroeg of laat; — Pierre brengt onverwacht een Brief binnen. — ZEVENDE TONEEL. Pierre, Lacourt Noble. Pièrr è. Mijn Heer i — zoo even komt 'er een Brief ; — Mevrouw is van gedachten , dat dezelve van uw Zoon zal zijn. — La Court, tégen Pierre. Wagt een oogenblik. — Hij leest. Geliefde Va der! ,, Ik ben verleegen , in deze hagchelijke omdandighe,* den om uwen raad ; ■— ik bevind mij thands , met 11 de Koninglijke Dragonders, in d'Anvirons van Paii rijs; — het vermoede is, dat wij tégen de Inwooii ners van mijn Vaderffad zullen moeten ageer en , ten ,i minden, het Volk moeten noodzaaken, om aan deori, ders van den Koning te gehoorzaamen. — Hoe zal ii ik mij als eerlijk Krijgsman gedraagen 1 — zal ik de ,-, Wapenen neder leggen 1 — of zal ik dezelve tégen ,, mijne Medeburgers gebruiken ? — Hier nevens een ,, copia van een adres, dat mij is ter hand gefteld, — ,,'t welk  ( 12 ) „ 't welk de Nationaal* Vergadering, aan den Koniri. f! hceft over gegeeven, .— blijve enz. La Court, tdgen Pierre. Gaat maar heen, Pierre!- zegt tégen Mevrouw, dat de Boef van haar Zoon is ■ — waar mede hij aan ajn Vader om raad vraagt hoe hij zich, als eerlijk Krijgsman moet gedraagen, — in dezen toeftand. _j Pierre vertrekt, Tdgen No ele. Nu komt het 'er op aan, mijn Heer! voor een Krijgsman Eerlijk, Deugdzaam en Getrouw, te blijven. Noble. , Geen nood' miJn Heer! — aan de orders van den Koning die men diend , te gehoorzaamen, is het b;ste middel voor een Krijgsman , om Eerlijk en Deugdzaam 'té blijven. — La Court. Maar de orders kunnen wel eens tégen het geweetea mijden! — Noble. Dat is dan ook voor Rekening van den Koning! . La Court. En niet voor Rekening van 's Konings Raadslieden? No e le. Ook al — doch juist niet in den volftrekften zin • de Koning is immers Souverain , om den raad van zijne Raadslieden, aan te neemen, of te verwerpen? La-  ( 13 ) La Court. Ik zal mijn Lodewijk nimmer befchuldigen ; — liij is een Beminnaar van zijne onderdaanen, dit heeft hij altoos getoond ; maar verkeerde Raadslieden , kunnen wel eens een enkele misftap veröorzaaken. — De deugd heeft veele Vijanden , en word ieder oogenblik beftormt ; — dan eens door laag kruipende vleierij , en dan eens, door geweld. — Noble. Gij zult nog wel andere dingen zien gebeuren , die u nog verbaazen zullen ! — laat mij toe , mijn Heer! — dat ik nog een bezoek gaa afleggen bij den Heer Le Clerc, ik koom fpoedig te rug. —• La Court. Ik zal u verwachten, mijn Heer! — Noble vertrekt. AGTSTE TONEEL. La Court, alleen. Hoe is het mooglijk, dat iemand zich zoo tégen deugdzaame bedoelingen kan verzetten ! — om tegen den aard en de waarheid van een zaak, aan te druisfchen! — wie kan niet zien , dat de Koning misleid wordt; — waar door men de Heer Necker, in een fiecht daglicht field , on aangezien alle zijne deugden , en uitmuntende bekwaamheden ! — NEGENDE TONEEL. Mevrouw La Court, driftig inkomende. Is de Heer Noble al vertrokken , Gemaal ! — ik had nog gaèrn eens met bem willen fpreeken , over het geval van mijn Zoon!...-—• La  ( H ) La Court. Dien Heer komt terftond te mg, dan zal ik u gelegenheid geeven , om met hem te raadpleegen- — maar Mlt gij den raad van dien Heer volgen , dan moet uw Zoon tegen zijne Medeburgers , het Zwaard gebruiken;en dat valt mij fmartlijk!... . Mevrouw La Court. Maakt gij dan onderfcheid tusfchen Medeburgers , e, Medemenfchen ? — gij hebt immers die rekening nooit gemaakt toen gij Lodewijk de XV. diende? La Court. Toen ben ik zulks nimmer gevergt : — ft had toen dat zelve hart, dat ik nog heb ; _ ik heb nimmer £ Wapenen gevoerd, als tégen Buitenlandfche Vijanden. des Rijks en des Konings; — en ik maak een groot onderIcheid , of men met menfchen te doen heeft, die zulk eene taal voeren , als de Nationale Vergadering in den naam van het Volk, heeft overgeleverd aan den Koping , of tusfchen openbaare Vijanden, — daar leest he* gefchrjft dat uw Zoon , bij zijne Misfive , aan mij gezonden heeft, en oordeel daar na, mijn waardfte!.... Hij geeft haar het gefchrïft. over en vertrekt. TIENDE TONEEL. Mevrouw La Court alleen. De Man is als raadenloos ! — ik weet niet aan welk eene zijde ik hem befchouwen moet; — zou hij immer de Wapenen uit zijne handen gelegt hebben , als 't op Verdediging aankwam ! — en nu , — nu zou hij het zijn  ( r5 J zijn Zoon aanraden , ten kosten der ongenaden tan den Koning! ELFDE TONEEL. Louise Mevrouw La Court. Loui s e. Ach , mijn lieve Moeder! waar is Vader toch zo» mismoedig heen gegaan ; — de geheele Stad js in verwarring ; — ach , mijn lieve Broeder, zal hij nu tégen ons, tégen zijn Medeburgers ftrijden? Mevrouw La Court. Bedaar, lieve Kind ! — het zal zich wel redden; — de Koning is deugdzaam , en als 'er misftappen zijn, zal hij wel te rug keeren ; — hij zal zijn Volk ; en het Rijk, niet in verwarring laaten!'— L o u i se. Wat gefchrift is dat ? mag ik het wel eens kezen? Mevrouw La Court. 6 Ja ! zie daar is het; — uw Broeder heeft het met een Brief gezonden; — leest het eens. Louise. Dit is een Copia van een adres , dat de Nationaals Vergadering, aan den Koning, heeft overgeleeyerd. — Mevrouw La Court. Goed , lieve Kind! leest; — ik zal het met genoegen hoorén. Lou-  ( 16 ) Louise, kezende. SIRE. „ Gij hebt de Nationaale Vergadering uitgenood!^ „ om U haar vertrouwen te betuigen: dit was de aange» naamfte v'm haare wenfchen vooruit te loopeu." Mevrouw La Court, ter zijde. Edelmoedige Aanfpraak! — „ Wij komen in den boezem van uwe Majefteit de le „ vcndigfte ontfteltenisfen neder leggen. Indien wij 'er 't voorwerp van waren, indien wij de zwakheid hadden van voor ons zeiven te vreezen , zoude uwe goedheid zich nog verwaardigen ons gerust te ftellen , en „ zelfs, ons hakende dat wij aan uwe gevoelens hadden ,, getwijfeld , zoudt gij onze ongerustheden aanneemen; ,, gij zoudt 'er de oorzaak van wechneemen ; gij zoudt geene onzekerheid over den toeftand der Nationaale jj Vergadering overlaaten." Mevrouw La Court. ö Neen : dat zou dien Edelmoedigen Monarch niet doen, hij is te goed, om hem te w.antrouwen. ,, Maar, Sire, wij bidden niet om uwe befcherming ; „ hier mede zouden wij uwe gerechtigheid beledigen. ,, Wij hebben vrees opgevat, en, wij durven 't zeggen, ,, zij ontftaat uit de zuiverfte Vaderlandsliefde , uit het belang onzer Committenten , uit de algemeene rust , „ uit het welzijn van den geliefden Monarch , die ons den weg des gcluks baanende , dien wel zelve verai dient zonder tegenftand te bewandelen." De beweegingen van uw hart , Sire, zie daar het >» v,aare heil der Franfchen. Wanneer Troupen van a!~ „le , getwijfeld , zoudt en onze oneerusthed  ( 17 ) ,» le zijde aanrukken, wanneer Campementen rond om ons gevormd worden, wanneer de Hoofdftad belegerd is, vraagen wij ons zeiven met verbaazing: Heeft de Koning aan de trouw zijner volkeren getwijfeld? Zoo hij , 5 'er aan had kunnen twijfelen, zou hij niet in ons hart »> zijn Vaderlijk hartzeer uitgeftort hebben? Wat wil de5» ze dreigende vertooning zeggen ? Waar zijn de Vijan,, den des Staats en Konings die men moet onderbren,, gen ? Waar zijn de Rebellen , de Liguiften, die men ,j moet beteugelen ? Eene eenpaarige ftem in de Hoofdftad , en in de uitgefirektheid des Rijks andwoordt: ,, Wij beminnen onzen Koning; wij danken den Hemel voor de gift welke Hij in zijne liefde ons gefchonken heeft." Mevrouw La Court. Daar zeg ik met mijn hart volkomen Amen op ; lees maar voord mijn Louise. ,, Sire , de goede trouw van uwe Majefteit kan niet misleid zijn , dan door het voorwendfel van het alge- meene best." ,, Indien zij , welke dezen raad aan onzen Koning ,, hebben gegeeven, vertrouwen genoeg in hunne begin,, felen ftelden om die voor ons open te leggen , zoude ,, dat oogenblik de fchoonfte zegepraal der waarheid medebrengen." De Staat heeft niets te vreezen dan de kwaade grondbeginfelen , welke den Throon zelve durven Belegeren , en het geweeten van den zuiverden , den deugdzaamften der Vorften niet ontzien. En hoe legt ,j men het aan , Sire , om u aan de aankleeving en j.j liefde uwer onderdaanen te doen twijfelen. Hebt gij B „hun  ( i8 ) 1 „ hun bloed geplengd? Zijt gij wreed , onverzoenlijk? „ Hebt gij de gerechtigheid misbruikt? Wijt u het Volk „ zijne rampen? Noemt het u in zijne ongelukken? „ Hebben zij u kunnen zeggen , dat het Volk ongedul„ dig onder uw juk , den Scepter der Bourbons moede a is? Neen, neen, zij hebben 't niet gedaan. De laster „ is ten minfte niet ongerijmd , zij zoekt een weinig » waarfchijnlijkheid om een kleur aan haare verfoeilijksj heden te geeven." Mevrouw La Court. 6 Goón i zou den fchijn en de valschheid , zoo veel vermogen hebben ! " .—. „ Uwe Majefteit heeft onlangs gezien , wat Zij voor haar Volk vermag ; de ondergefchiktheid is in de „ Hoofdftad herfteld j de gevangenen , door de menigte „ verlost , hebben uit hun zelve hun ketenen weder genomen • en de publieke order, die misfehien ftroomen bloeds zou gekost hebben, een woord uit uwen Mond i% heeft ze herfteld. Maar dat woord was een woord des Vredes , het was de uitdrukking van uw hart, en „ uwe onderdaanen maaken 'er een roem uit van het „ nooit te wederftaam Wat is het fchoon deze Magt te M openen. Het is die van Louis IX, van Louis XII, „ van Henri IV. Het is„ de eenige die uwer waar' )3 dig is." Mevrouw La Court. Bravo ! bravo ! »' WiJ zo^en u bedriegen , Sire , zoo wij, door de , omftandigheden gedwongen, 'er niet bijvoegden: Deze , Magt is de eenige die het thans mogelijk is in Frank. rijk te oefenen.' Frankrijk zal niet toelaaten, dat men » den besten der Koningen misleid , dat men hem , uit flink-  .( 19 ) ,, flinkfe oogmerken , van het edel plan, door hem zelve gevormd, afhoudt. Gij hebt ons geroepen, om te famen met u de Conftitutie te veiligen ; om de her,, fchepping van 't Rijk te bewerken. De Nationaal? 3> Vergadering verklaart u plechtig , dat uwe wenfchen m zullen vervuld worden , dat uwe beloften niet ijdel ,, zullen zijn, dat de ftrikken, de moeilijkheden, de verfchrikkingen haaren gang niet zullen Ophouden , haar moed niet zullen vertfaagen." Louise, haar traanen afdroogende. Ach, mij lieve Moeder! dat is oprechte Vaderlandlievende taal ; — geen wonder , dat Louis bevreest is, om de Wapenen tégen zijne Medeburgers .te gebruiken; ■— mogt dit mijn Francois eens hooren! Mevrouw La Court. Lees toch voord , mijn lieve Louise ! de zaak za; door zulke Verdedigers , de Koning wel doen te rug keeren ; — Lodewijk denkt te edel, om geen gehoor aan zulke redenen te verkenen! Louise, voord leezende. ,, Waar is dan het gevaar der Troupen , zullen onze ,, Vijanden kwanswijs zeggen '\ Wat willen hunne klagten , daar zij ongenaakbaar voor de mismoedigheid ,, zijn % " Het gevaar, Sire , is dringende , is algemeen, is ,, boven alk berekening van het menfchelijk voorüit»> ligt." ,, Het gevaar is voor 't Volk der Provinciën. Ee;i,, maal ontrust over onze Vrijheid , kennen wij geen ,, teugel die hen weerhouden kan. De afftand alleen Ü 2 ,, ver-  ( 20 ) „ vergroot ; vermeerdert alles , verdubbelt de angften , j> verbittert, vergiftigt ze." Het gevaar is voor de Hoofdilad. Met wat oog zal het Volk , te midden in den nood en door de wreedfte benaauwdheden gepijnigd , aanzien , dat het ,, overfchot van zijn onderhoud hem door een hoop ,, dreigende Soldaaten betwist word? De tegenwoordigheid der Troupen zal hem verhitten, doen bijéén rotten , eene algemeene gisting voortbrengen, en de eerfte daad van geweld , onder voorwcndfel van bewaaring der rust geoefend kan een begin weezen van een verfchriklijk gevolg van rampen." Mevrouw La Court. Het Volk zal woedend zijn , en geen wonder, het valt zwaar, door zijne eigene Voedfterlingen, gedood, of met den dood bedreigt, te worden! — ,, Het gevaar is voor de Troupen. Franfche Soldaaten , bij het middenpunt der redentwisten genaderd , ,, deel neemende zoo wel in de driften als in de belangen des Volks, kunnen vergeeten dat eene verbindte, j nis hen tot Soldaaten heeft gemaakt, om zich te hérinneren , dat de Natuur hen tot Menfchen gevormd ,, heeft." Het gevaar, Sirb, dreigt dien arbeid, welke onze eerfte pligt is, en die geen volkomen uitilag , geen „ waare duurzaamheid zal hebben , dan voor zoo verre • > de Volkeren ze als volkomen vrij zullen aanzien. En ,, 'er is ook eene befmetting in alle dsiftige beweegingen, i, Wij zijn niet dan menichen. Het mistrouwen op ons % 7-clve * de vrees om laf te fchijnen , kunnen ons buiten ons oogmerk brengen ; wij zullen nog omlingeld , worden van geweldige en onmaatige raadilagen ; en de  ( H ) „ de ftille Reden, de geruste wijsheid fpreeken hun ora, kelen niet uit in 'ï midden van oproer, verwarringen partijzuchtige toneelen." Mevrouw La Court, zuchtende. Welk een fchriklijk bloed-bad , zou 'er niet uit voord- ■vloeiën ! — maar de Koning zal zéker te rug keeren, — hij is waarlijk misleid! — ,, Het gevaar , Sire , is nog ijslijker; en oordeel over de uitgeftrekthcid 'er van , uit de ongerustheid, ,, welke ons voor u brengt. Groote revolutien hebben fomtijds minder in 't oog vallende oorzaaken gehad ; meer dan eene onderneeming , verderflijk voor de Natien , is op eene minder kwaad vooripellcnde en min- ,, der vreeslijke wijze begonnen." ,, Geloof hun niet , die u op eene ligtvaardige wijze ,, over de Natie onderhouden , en die ze u , volgens ,, hunne inzigten , niet anders dan nu eens als ftout, ,, muitzugtig , oproerig , dan eens als onderdaanig, ge- ,, hoorzaam aan het juk , en genegen om 'er het hoofd onder te bukken, wceten te fchilderen. Maar beide ,, deze fchilderingen zijn even onecht." Mevrouw La Court. Hoe ongelukkig is een Vorst, als hij verkeerde Raadslieden heeft! — Altijd genegen ü te gehoorzaamen , Sire, om dat ,, gij in den naam der Wetten gebiedt, is onze getrouwheid zoo wel zonder paaien, als zonder uitzonde,, ring." Vaardig om alle de willekeurige bevelen van hun , ,,: die uwen naam misbruiken , te weerftaan, om dat zij ,, Vijanden der Wetten zijn , gebiedt onze getrouwheid B 3 , > zei-  C 22 ) „ zelve ons dien tegenftand, en wij zullen 'cr altijd 011„ ze eer in ftellen , de ver wijtingen te verdienen , wel„ leen onze ftandvastigheid ons op den hals haalt." » Wij bezweeren u, Sire, in den naam des Vadei.> lands , in den naam van uw geluk , en van uwen „ roem ; zend uwe Soldaaten terug naar de posten, van " ™ UWe Raad^den ze gehaald hebben; zend de A^t.llerie, beitemd om uwe Grenzen te dekken , der" ,Wa"ds tCrUg; Zend de vreemde Troupen, die " t^rr Nati£' Wdken bct^™ om on" 76 hwdft«kn te befchermen, maar niet om ze te " vcrwo«f • terug. Waarom toch zou een Koning „ door vijf en twintig Millioenën Franfchen aan^ebcc" dCn; met. kosten eenige duizend vreemdelingen " WnAZ Tr°°n doen vergaderen? fi >t m-Jdcn Si uwe,-Kinderen, SlRE) zult gij door hunne liefde be! „ waard worden : de Gedeputeerden der Natie ziint ont „ booden om de eminente Rechten der Konmglijk* " °P ërondilag van de „ Vrijheid des Volks met u te vestigen. Maar, wan * neer zij hunne pligt vervullen, wanneer zij aan hu-me » reden , aan hunne gevoelens plaats geeven, zoudt «ij „ hen aan den argwaan blootftellen , dat zij niet dan " voor de vrees geweeken waren ? Ach ! Het cezag welk aller harten u opdraagen , is het eenige zuivere ' » het eenige onwankelbaare , het is de billijke beant- " ZTvl UWC weldMd«. ^t onfterilijk deel » cci \orften, waar van gij het voorbeeld zult zijn." Louise het gefchrift nederleggende. Zie daar, lieve Moeder! — mijn hart is gevoelig, over de belangrijke taal van die Braaven , _ die dus in den. naam van het Volk fpreeken Me-  ( 23 ) Mevrouw La Court. Ik ben niet minder getroffen , Louise! God geeven maar, dat het Volk tot geen woede , muit- of pionderzucht, overilaat; — dat zijn, helaas! maar al te veelde gevolgen van zulke omftandigheden. — Louise. Ach , hemel! wie weet hoe ongelukkig mijn lieve Broeder! Mevrouw La Court. Zucht niet, Louise! maar volgt mij. — Einde van het Eerfle Bedrijf. B 4 TWEE-  ( 24 ) TWEEDE BEDRIJF. EERSTE TONEEL. Noble, Pierre. Noble, door Pierre binnen geleid wordende. Is de Generaal niet fhuis, Pierre? Pierre. heruZ'-a,°'iinHe"!nem"w8OT*- een Stoel frefenteerende. Noble, Zijt dan zoo goed en onderzoekt het eens. Pierre. Wie moet ik zeggen dat 'er is, mijn Heer! Noble, driftig. Lompert!— kent ge mij niet meer? Pierre, verfekrikt. Jawel, jawel, ja, ja, — mijn Heer!- ik vraag ver. giffenis, — ik zal u komst gaan bekend maaken. JL Pierre buigt zich nedrig en vertrekt. TWEEDE TONEEL. Noble, alleen. De Generaal fchijnt veel bezigheden te hebben ; *_ af .hij moest de partij zoo fterk willen trekken, dat hij met  ( 25 ) met mij niet weder in gefprek wilde komen ; — maar dan is het niet wellevend dat men een Man van fatfoen en geboorten , zoo lang laat wachten; — te meer daar hij gewag hoorende, plaatst hij zich op een Stoel bij de Tafel. DERDE TONEEL. Mevrouw La Court, Noble. Mevrouw La Court, na haar Compliment gemaakt te hebben. Neem niet kwalijk , mijn Heer! de Generaal is even uitgegaan, — hij zal wel dra te rug komen. — No b le. Geen zwaarigheid , Mevrouw ! ik zal wel een weinig vertoeven. — Heeft Mevrouw ook iets Nieuws. Mevrouw La Court. Ja genoeg , mijn Heer ! de tijden zijn 'er thands naar gefchikt;, zij leveren ieder oogenblik wat nieuws op. — Noble. Maar niet veel goeds , Mevrouw ! het Volk is te veel Baas geworden , in ons Rijk; — de Koning heeft niet veel te zeggen, daar zulke onderdaanen zijn. — Mevrouw La Court. Maar als de Koning misleid word? Noble. 7 Maar ak men het Volk den vinger geeft, is het niet gezegt, — dat het de geheele hand moeten vatten. — B 5 Me-  ( 26 ) Mevrouw La Court. Dit is zoo , mijn - eer ! maar mijn Dochter heeft zoo even het aütes van de Nationaale Vergadering geleezen , 't welk aan den Koning geprefenteerd is , — dat is, naar mijn gedachten, een voortreflijk ftuk. Noble. Hebt gij dan ook het andwoord wel geleezen, 't welk de Koning daar op gegeeven heeft. Mevrouw La Court. ó Neen, mijn Heer! — hebt gij het bij u? Noble. Jawel, Mevrouw!— mag ik het geluk hebben, het u voor te leezen. Mevrouw La Court. Met veel plaizier, mijn Heer! — Noble, leezende. Niemand zijn onbekend de wanordens en de fchan,, delijke bedrijven , welke gedaan en vernieuwd zijn te „ Parijs en te Verfailles , onder mijne oogen en die van de Staaten Generaal ; 't is noodig, dat ik gebruik ma,, ke van de middelen , die ik in mijne magt heb , tot herftelling van de goede orde in de Hoofdftad en in ,, deszelfs omtrek : het is een van mijne voornaamfte pligten , om te waken voor de publieke veiligheid en ,, het zijn deze redenen , die mij bewogen hebben , om ,, eenige Troupen rondom Parijs te verzamelen: gij kunt de Vergadering der Staaten Generaal verzekeren, dat dezelve alleen beilemd zijn tot het tegengaan of liever „ tot het voorkomen van nieuwe wanordens , tot hand>i ha ving der goede orde en de uitoeffening der Wetten, i? tOt  ( «7 ) tot verzekering en befcherming zelfs van de Vrijheid , ,, die 'er in uwe Raadplegingen moet plaats hebb:n. Al,, le fchijn van bedwang moet 'er van verbannen zijn , ,, even gelijk alle vrees voor oproer en geweld 'er van ,, moet verwijderd wezen. Het kunnen niet anders dan ,» kwalijkgezinden zijn , die mijn Volk verkeerde denkbeelden zouden kunnen inboezemen, over de ware beweegredenen der maatregelen van voorzorge, welke ik ,, neme. Ik heb beftendig getragt alles, te doen , wat tot deszelfs welzijn ftrekken kon , en ik heb altoos redenen gehad , om mij. verzekeid te houden van hunne ,, liefde en van hunne getrouwheid." ,, Indien ondertusfehen de noodzaaklijke tegenwoor,, digheid der Troupen, in den omtrek van Parijs, eenige agterdogt mogt veroorzaken , zal ik,, als de Vergadering zulks begeerd, de Staaten Generaal verleggen naar Noijon of naar Soisfons , en als dan zal ik mij ., naar Compiegue begeven, om de communicatie in ftand te houden , die 'er tusfchen de Vergadering en mij wezen moet." Zoo ziet gij nu, Mevrouw ! welke de beweegredenen zijn, die zijne Majefteit' bewoogen hebben, om zijne Magt hervvaards te doen komen! — Mevrouw La Court. Maar kort te vóoren , toen de'Heer Necker na het nederleggen van zijn gewichtigen post, dezelve op Koninglijk verzoek weder aanvaard heeft , — heerschten 'er immers eene algemeene rust; — de drie ftanden waaren volkomen verëenigt ! — hoe komt het dus , dat 'er nu van wanordens gefprooken word — zoo 'er geen heimelijke verleiders zijn"?— die den Koning onwaarheden inboezemen 1 — J*i  ( 28 ) Noble. Ja, Mevrouw ! — de drie ftanden waaien verèenigt , maar! ik "iets meer: — ik geloof dat uw Gemaal naderd, wijl ik gewag hoor. —. VIERDE TONEEL. La Court, Noble, Mevrouw La Court. La Court. Neem niet kwalijk , mijn Heer Noble ! dat ik u zoo lang heb opgehouden ; — ik moest uit om nieuws te hooren ; — maar het ziet 'er waarlijk in Parijs niet vriendelijk uit; — de Franfche Natie is woedend, en ik ben verheugd dat ik weder in mijn huis ben ; : want ik vrees voor droevige gevolgen! Noble. Het Volk zal geheel en al den meester fpeelen, als 'er niet ernftig word door getast! La Court. Zwijg , mijn Heer ! want als men de Franfche eens hunnen waarden heeft leeren kennen . laaten zij zich van dezelve niet gemaklijk beropven. Mevrouw La Court. Mijn Heer , heeft mij het andwoord van den Koning, op het adres van de Nationaale Vergadering voorgeleezen.. — La Court. Bravo ! maar heeft de Heer Noble u , ook het be- fluit; op dat and woord , voorgeleezen?.. No-  ( 29 ) Noble. Dat heb ik niet magtig kunnen worden, mijn Heer! ~ ik wil het zeer gaern hooren. La Court. Welaan ik zal het u voorleezen. ,, De Vergadering, de Tolk van de Natie zijnde, ver,, klaart , dat de Heer Necker en de andere Ministers , ,, welke men weg gezonden heeft , met zich genomen ,, hebben hare achting en haar beklag." ,, Zij verklaart, verbaasd ftaande over de droevige ge,, volgen, welke het and woord des Konings kunnen naar ,, zich liepen, dat zij niet zal nalaten fteeds aan te dringen op de terug zending der Troupen, welke zoo bui,, tcngewoon omftreeks Parijs en Verfailles verzameld ,, zijn en op de inftelling van Burgerwagten." ,, Zij verklaart op nieuws, dat 'er in hare ommegang ,, met den Koning geen middenweg moet plaats heb,, ben." ,, Zij verklaart, dat de Burgerlijke en Militaire magten verandwoordlijk zijn wegens alle ondernemingen , ftrijdig met de rechten van de Natie en de Decreten van de Nationaale Vergadering." Zij verklaart, dat de tegenwoordige Ministers en ,, Raadslieden van Zijne Majefteit , van welken rang , ,, ftaat of conditie zij zouden mogen weezen , peifoon,, lijk verantwoordlijk zijn, voor de tegenwoordige ram,, pen en de gevolgen die dezelve kunnen hebben." ,, De Nationaale Vergadering verklaard, dat de pu,, blijke Schuld genomen zijnde onder de beicherming ,, van de Franfche eer en wettigheid en de Natie nimmer zullende weigeren, den Intrest van dezelve te be- ,,ta-  ( 30 ) „ talen , niemand het recht heeft om van de fchandeliju ke benaming van Bankroet gebruik te maken , en dat „ er geen magt of gezag is, welke het recht heeft om " aan de °Penbaa>e trouw in gebreken te blijven, onder welke vorm en benoeming het ook zoude mogen we- zen." „ Eindlijk verklaart de Nationaale Vergadering, dat „ zij perfifteert bij derzelver vorige befluiten en bepaald„ lijk bij die van den 17, 20 en 23 Junij laatstleden en „ dat deze tegenwoordige Refolutie door haar Prefident „ aan den Koning behandigd en vervolgens publijk. g€. „ maakt zal worden." Wat dunkt u, mijn Heer Noble! kan de Franfche Natie ook befluiten neemen , als het op haar Vrijheid aankomt ! — N011E, Het is in mijn zin oproerig, mijn Heer ! zulke beiluiten te'gen den Souverain te neemen. La Court. Noemt gij dit oproerig , om dat men duidelijk ziet dat den Monarch , den goedaartigften Koning van Europa , misleid is; — pleit gij nog voor misleiders, die haar eigen Grootheid zoeken , ten kosten van de Eer des Konings. Mevrouw La Court. Maar , mijn Gemaal ! ik verneem daar iets nieuws ; is de Heer Necker , van zijne Post nu weder ontzet ? ó hemel ! dan geeft hst mij geen wonder dat het Volk woedend is. No-  ( 31 ) Noble. Mag ik de vrijheid gebruiken , mijn Heer ! — dat ik de Heer Le Clerc in uwe tegenwoordigheid haal, want de partij is mij te fterk ; — en deze Man zal u mooglijk meer kunnen verlichten. —• La Cour t. Jawel, mijn Heer! die vrijheid is u gefchonken. — Noble vertrekt. VIJFDE TONEEL. Mevrouw La Court — La Court. Mevrouw La Court. Is het mooglijk , mijn waardfte Gemaal! is dien braaven Man Necker, die zoo veel blijke van liefde voor het Rijk , en kundigheden , in het Beftuur betoond heeft, is deze het flagtölfer der verleiding , en nog meer andere Braavcn, die de Zaak van de Natie waaren toegedaan? La Court. ö Ja, ,, gisteren namiddag ten 3 uuren bragt de Graaf ,, de la Luzerne aan den Heer Necker een Brief van ,, den Koning , waar in Zijne Majefteit hem beval, om het Koningrijk heimelijk binnen 24 uuren te verlaten , ,, dienvolgens is die Minister ten 6 uuren van Verfailles ,, vertrokken, en heeft zich met zijn eigen Paarden naar ,, St. Ouen laaten brengen, van waar hij des avonds ten 10 uuren met Mevrouw Necker voortgereist,js naar j,- Zwitferland. Hij heeft deze order zoo geheim gehou,, den , dat Mevrouw Staal, zijne Dochter, zijn vertrek 11 niet voor heden morgen geweten heeft. Parijs is in ,, de allergeweldigfte gisting , het Volk heeft alle de ,-, Schouwburgen doen fluiten en attroupeerd overal, roepen-  < 32 ) „ pende onophoudelijk te Wapen ! te Wapen ! zelfs verzekerd men , dat 'er reeds bloed geftort is op de ,5 plaats van Lodewijk den XV , in de Thuillerien en ,, aan de witte Barrière. Uitgezonderd den Zegelbewaar„ der en den Heer de Villedueil is het gantfche Ministerij veranderd. De Baron de Bretfuil is Prefident van den Raad der Finantiën , de Heer de Ja Galaiziere , „ Controlleur-Generaal , de Hertog de la Vanguijon „ Minister der Buitenlandfche zaken , de Maarfchalk de' Broglio , Minister van den Oorlog, en de Heer de la Porte, Minister van de Marine." Mevrouw La Court. Het geeft mij geen wonder dat het Volk zich verzet, het is onmooglijk dat de Koning daar fchuld aan kan hebben ; hij is waarlijk verkeerd geraaden ; — het kur.ne geen Vrienden van Lodewijk zijn, die hem daar toe aanzetten ; ach , mogt ik mijn Louis , maar in mijne armen drukken ! moest hij tégen een algemeenen Vijand , voor het Vaderland fneeven , wat nood ! maar kan 'er roem in gevonden worden , als men met Wape nen in de Vuist fterft, door een Burger-Krijg? La Court. Stel u gerust , mijn waardfte ! zijne edele ziel, zal 'er nooit toe vervoerd worden ! — daar word gefchelt. Mevrouw La Court. Mooglijk zullen daar de Heeren Noble en Le Clerc zijn. L a Cour t. Dat kan zijn, wij zullen de Vrienden afwachten!..... ZES-  ( 33 ) * ZESDE TONEEL. La Court, Pierre. Pierre. Mijn Heer en Mevrouw !— de Heercn Noble en Le Clerc verzoeken u te fpreeken. La Court. Geleid de Heeren in de Kamer. ZEVENDE TONEEL, L a Co u r r,Mevrout)'L\Covn. t , Le Cl e r c , Noble, Le Cl ê r c. Ik heb de vrijheid genomen , mijn Heer La CourtI van het verzoek mijns Vriends, Noble gebruik te maaken; om u bij deze een Bezoek te geeven, wijl zijn Ed. mij gezegt heeft, dat gijlieden de zaaken , die 'er thands gebeuren , niet kunt eens worden! — La Court. Dit is zoo, mijn Heer! maar mijn grootfte fmarte, die ik over de zaak gevoel , is deze : dat mijn braaven Koning , die zulke deugdzaame gevoelens heelt, zoo fchriklijk misleid word; — en menfehen van Deugd en Eer, die getrouw voor de belangens van het Rijk ijveren, zoo gefchokt en getijsterd worden , en vooral de Heer Necker , die zoo veele proeven van Deugd en Eerlijkheid , heeft gegeeven! Mevrouw La Court, ter zijde. — — — — Dat kap nimmer ontkend worden! %ao onverwacht uit hunne Posten worden gezet, niet alleen , maar zelf het Rijk moeten verlaaten. — C Ls  ( 34 ) Le Clerc. Maar 'er zijn immers meer braave Mannen , als de Heer Necker 1 en dan nog wel dezulken , die over het ft uk van den Godsdienst, met ons ééns denken ! • La Cou r t. Dacht ik het niet , dat het bijgeloof, de hoofdrol zou fpeelen! —■ Le Clerc. Hoe! zijt gij daar onverfchillig in, Generaal? —■ La Court. Ja zeker ! als ik een Man van Eer en Deugd, aan het Beftuur geplaatst heb , — dan ben ik verpligt om hem in alles naar te gaan , of hij zich van zijn' pligt kwijt, — en als eerlijk Man gedraagt; — en zoo ja , dan is hij mijn achting , in dat geval, volkomen waardig ! — en dit heeft de Heer Necker getoond, zoo menigmaal als hij in dien Post gefteld is geweest , —- en hij heeft daar door de liefde van den Koning , en de Ftanfche Natie verworven ; — daarom kunnen het niet als zijne Vijanden zijn , die hem in disgraatie bij den Koning hebben gebragt! — doch hij heeft gehoorzaamd , en hij heeft wel gedaan ; — zie hier weder een trek van edelmoedigheid en deugd ! — Na dat de Graaf de la Luzerne aan den Heer Necker de Brief des Konings gebragt had, bij welke Zijne ,, Majefteit hem bedankte voor zijne dienften en beval , ,, om binnen 24 uuren het Rijk te verlaten, gaf de lieer Necker ten andwoord, dat hij zoude gehoorzamen en de Koninglijke Schatkist verliet met 11 Millioenen in de:  ( 35 ) ,3 dezelve cn het Koningrijk van Graanen voorzien was ,, tot het einde der maand September aanftaande." Dit is bij mij een prijzenswaardig Caraéter, en die zich zoo gedraagt, is alie achting en eere waardig; — onaangezien hoe hij over den uitwendigen Godsdienst denkt! Noble. Maar het was immers zijn pligt, hij moest gehoorzaa-. men! — La Court. Die zijn' Pligt doet , is immers deugdzaam ? — of denkt gij , mijn Heer ! — dat niemand deugdzaam kanzijn, of hij moet een Geloofsgenoot van ons weezen? Le Cler c. Maar in een publiek Beftuur, voegt het wel zoo goed, mijn Generaal ! — ik kan mij niet begrijpen, hoe gij zoo fterk de partij voor de Heer Necker trekt; — 't is of 'er geen beter in de waeield zijn, als dien Heer !.,... en; La Court, Spreek uit mijn Heer ! — geen en en sn agterhouden. Lï Clerc. En, — als ik het dan zeggen moet hij is een K.„... La Court. 't Is laag gezegt, — mijn Heer!— maar ik ken d« Geestlijken! — hij vertrekt driftig. Ca' ZG?  ( te ) AGTSTE TONEEL. Mevrouw La Court, Noble, Le Clerc. Mevrouw La Court, tégen Le Clerc. T) e Generaal word driftig mijn Heer ! ik verzoek alt gij nog langer over die zaaken wild fprceken , gij dan ook niet laag over den Heer Necker fpreekt , want dien Heer is de Generaal zijn Boezem-Vriend! Le Clerc. Dan geeft het mij geen wonder, Mevrouw! — dat de Generaal zoo fterk de partij van de Heer Necker trekt! — Noble. De Man zal door den tijd wel wijzer worden! als Mevrouw La Court. Hoe ! — als ! — wat, — als! — fpreek. uit, mijn Heer! ■ N o e l e. Als !— ... de zaak eens recht aan den gang is Mevrouw !.... Mevrouw La Court. u Hemel! is het nog niet genoeg, zulk een verfchriklijke Omwenteling, — wat moet 'er dan nog gebeuren. — Noble. 'Er moet nog 40 duizend Man bij komen om het Kanalje te beteugelen» — Me*  ( 37 ) Mevrouw La Court. Is dat uw Caiader , mijn Heer?— is dat uw Vaderlands-liefde ? — het is rampzalig ! — ö hoe gelukkig is het Nobi.e, dat gij fchoon een Edelman zijnde, niets te zeegen hebt ! — gij zoudt anders den besten der Koningen , ook al trachten te misleiden ; — neen! — neen! uwe wenfchen zullen niet gelukken ; — de Kor.ing zal zich wel weder bij zijn Volk voegen ; — hij zal haare belangen , niet door het Zwaard beoorlogen ! — en gij noemt de Inwooners van dit Rijk Kanalje , om dat zij. woedend zijn over de fchrceuwcnde ongerechtigheden die, zich ten toon fpreiden ; — 't is uw geluk , mijn Heer! — dat mijn Gemaal niet tegenwoordig is , ■— anders zou 'er gewis een bloedbad uit gebooren worden!—- cfi hoe aakelig zouden dan de gevolgen zijn?.... Le Clerc. Is de Generaal dan zoo bloeddorftig Mevrouw ? — Mevrouw La Court. Hij heeft een eerlijke Ziel , mijn Heer! en zulke menfchen kunnen weinig veelen , als het op 't punt van Eer aankomt. — L e Clerc. Is de derden ftand , niet oproerig Mevrouw ? — heeft zij tégen de or*ders van den Koning , toen de VergaderZaal gefiootcn was, — en met Militairen bezet, hebben zij toen in de Kaasbaan, dezen Eed niet gezwooren ? — ,, Wij zweeren , ons nooit van de Nationaale Vcrga,, dering te zullen affcheiden , en ons overal bij haar te. ,, zullen voegen, waar de omftandigheden het zullenver,, eifchen, — tot dat de Conftitutie des Rijks, op vas,, te grondflagen gelegd en gevestigd zal zijn ! " — kaa men dit niet oproerig noemen, Mevrouw? — C 3 ¥-e-  C 33 ) Mevrouw La C o u r r. < Neen 5 miJn H£er — zij waaren tot de Zaal gerechtigt; — maar ik zeg alweer, ■— het is niet de Koning die het gedaan heeft , maar eigenbelang zoekende, die niet ophouden , om den voordgang der Vergadering te vertraagen , en den Heer Necker als haatelijk te befchouwen; de Gedeputeerden van de Nationaale Vergadering , hebben immers hun misnoegen, daar over, eerst aan den Koning bekend gemaakt , — met het volgend Arrest: ■— „ De Nationaale Vergadering , ten uiterfte ontroerd van de Zaal der Staaten Generaal te hebben gevonden gefiooten en bewaakt door Lieden met Pajo„ netten gewapend, heeft haaren Prefident gelast aan „ zijne Majefteit de nieuwe proeve voor te draagen van „ haaren ijver en onveranderlijke liefde , door zich op eene andere plaats te vereenigen tot voortzetting van „ haare luisterrijke verrichtingen, waarvan de werkzaam„ heid alleen aan de Natie kan toonen, dat haare Verte„ genwoordigers derzelver vertrouwen waardig zijn , en „ dat niets hen ooit zal doen afwijken van het geen zij „ aan de herfchepping van 't Vaderland en aan de Con„ ftitutie des Rijks verfchuldigd zijn." Is dat oproerig , mijn Heer ? — No el e. Maar is toen het Volk ook tot geen muiterij overgelegen , zelfs zoo, dat de Heer Necker zijn Post necferiag?..... ACT-  ( 39 ) NEGENDE TONEEL. La Court , Mevrouw La Court , Noble, Le Clerc, La Court, driftig inkomend:. Maar is de Heer~Necker toen niet door den Koning en Koningin , weder verzogt , om de Algemeene rust te bevorderen, dien Post weder te aanvaarden'?... heen dien Braaven liet niet aangenomen'?— cn is toen de rust met volkomen herfteld?... moet ik nog meer bewijzen bijbrengen om de onrechtvaerdighcid van 's Konings verleiders, te Beoorlogen?....— of moet ik 'er ook het Zwaard voor trekken? hij trekt zijn Degen. Noble en Le Clerc vlugten in een andere Kamer. Mevrouw La Court, haar Gemaal in de armen vliegende. Ach mijn waardfte Gemaal \ ftort toch in huis geen bloed!.'... beteugel uwe driften!... de Deugd zal immers Zegepraalen, gelooft mij!..., La Cour t. Laat los , mijn waardfte ! — wie kan de fnoodheid hooren Verdedigen , als men eene eerlijke Ziel omdraagt !.... Mevrouw La Court. Ach Generaal!— ftap wat over; — het zijn immers uw oude Vrienden; — zij zullen wel anders leeren denken , gaat met mij laatcn wij de Vriendfdiap weder fluiten ! — La Court. Gij kunt alles van mij verkrijgen , mijne liefde is geheel 'voor u ; maar ïaaghedéns moeten mij niet worden aangedaan. — C 4 N fc-  t 40 ) TIENDE TONEEL. La Court, Le Cierc, Noble. Le Clerc, tdgen La Cour t. Hoe kunt gij 700 driftig zijn, Géncml, wJj ^ ^ mm menfchen, die de Vrede lief moeten hebben, hoe is « dan mooglijk , dat gij 7.00 fpoedig naar uw" Degc» e o'nv^f tl,-"1 T VrkndCn ' dk flech" -er een onverfchilhgc zaak, met ur fpreeken! — La Cou r t. Noble. Ons gefp«k ™ tarnen „»„ de „c„ Ncckcr, La Court. >. j ' J fiH:Cr.^CCkel h£eft "ch*c* n-t aangefteld , om sLands finantien te helpen verbeeteren , — dc K' ™ Klve heeft hem , van zijn langduurige verwijdering ,f rug geroepen ; en hem in dien Post gefieldJhteft dien braaven Land- en Volks-Vriend, geen blijken geg dien Post aan 't hoofd der finantiën te bekleeden ; . en dit is genoeg , mijn Heer! om u een denkbeeld te geeven, van onze onëenigheid. Marchand. Wie de voorwerpen zijn , — die de Koning misleid hebben , kan ik niet bepaalen ; — maar heden morgen heb ik een Brief gekregen, van één mijner Vrienden;&_ gedateerd 19. Julij 1789. hij is van den volgenden' inhoud: Mijn Heer! * ,, Gisteren avond kwamen in deze Stad de de Her,, tb'g van Bourbon, de Prins van Condé en de Her,, tog van Eng/üen , zijnde half gekleed en zoo bleek ., als dooden. Zij zijn op dit oogenblik nog hier, doch ,, zullen , zoo men zegt , dezen namiddag naar Brusfel ,, vertrekken , om aldaar eenigen tijd te blijven. De ,, Graaf van Artois is heden morgen mede alhier aange,, komen , doch heeft zich hier niet opgehouden maar terftond de reis naar Brusfel voortgezet; op het oogen,, blik komen zijne Kinderen ook alhier aan. Men heeft tijding , dat het getal der gewapende Burgers te Parijs , > thans  ( 49 ) li thans reeds 225000 beloopt* en mén verwagte aldaar nog ,t 40000 mannen uit de Provincie van Bretagne : alle mans van 15 tot 60 Jaren wierdsn genoodzaakt dë Wapenen op te vatten. Het Paleis van Bourbon ftond ,, in brand en verfcheiden hoofden wierden op piekert ,, gedragen. Men vertelde, dat 'er op het hoofd vanzej> keren Prins 10000 Louifen gefield waren." ,» Hij, die, bij de beftorming vah de Baftille het eerst ,t die Vesting beklom , had het blaauwe Lint van de Natie bekomen, benevens eeh Pennoen vah 100 ,, Louifen en de toezegging van een hoogen rang in de Burgerwagt." MONS, den 19. Ju/ij. Deze Brief, brengt mij in eerte groote verlegenheid, en maakt mij bevreesd , dat het gantlche Rijk het Onderst boven keerd. —> La Court. Het is juist nog niet gezegt, dat alle die gevluchte Perfoonen fchuldig zijn. — Marchand. Dat zal de Koning beter weeten als wij, Generaal! ondertusfehen ik wenschte wel dat alles maar weer in rüst was, en dat den Koophandel weder herfteld wierd. _ La Court. Ja! ja! al met 'er tijd, — het moet eerst Oorlog zijn, wil het Vrede worden ; — ik verzeeker u, mijn Heer! als de Burgerftaat, — de Triomf behaald, — en hunne Nationaale Vrijheid erlangt, dat den Throon van Lodewijk de XVIde. 0p onwafikelbaare gronden zal gevestigt worden ! — ö Mar-  ( 50 ) Marchand. Dat geloof ik ook: — maar ondertusfchen ik kan geen Handel drijven , — 't is alles zoo duivels in dc war, en liet Credit! La Court, met een luide ft cm. Dacht ik het niet ! — 6 hemel.! Eigenbelang! Eigen, belang ! offer op maar ■ _ Vaderland, en Vrijheid, en Burgerftaat , en alles wat u dierbaar is, - Marchand zoo drie dagen tijd voor de Negotie verliezen. de Kamer word driftig geopend. TWEEDE TONEEL. Mevrouw La Cour t , Marchand, La Court. Mevrouw La Court, ontfteld vraagende. Wat is 'er te doen , mijne Heeren % ik ben geheel ontroerd ! — foei ik beef, 'er van ! Marchand. Het was de Generaal , Mevrouw! — die dacht dat 'er een geheel Leger was , 't welk zijn Exelentie Commandeeren moest. Mevrouw La Court. 'Er moet echter verfchil tusfchen beide geweest zijn , anders weet ik niet dat de Generaal reden heeft om zulk een geluid te maaken. La Court. Jawel ! jawel ! neem plaats mijn hartlief, ik zal het u getrouw zeggen: — Marchand wil geen drie dagen tijd van Negotie opofferen, om een eeuwigduurende Vrijheid , voor een geheele Natie of Koningrijk te vestigen,. en  ( ü ) "en daarom heb ik wat luidkeels, lijn Eigenb elang uitge*roepen; want goede Vrienden aanftonds met den Degen agter de vodden te zitten , daar ben ik te oud toe, ik moet het met luid fchreeuwen goed maaken; — Eigenbelang, daar fcheelt het Marchand 4an; anders denkt hij over de zaak zoo goed als wij. —- Mevrouw La Court. Ik begrijp u, Generaal! — Marchand; Maar de Negotie is toch de bron van ónzen Welvaard; zij kan met geen mooglijkheid gemist worden j Generaal ! -7— La Court. Dat is zoo : — maar wel vöor cën* kleinen tijd j öm dezelve op duurzaame gronden te vestigen. —■ • Marchand. Nu ja! — als het niet anders kan zijn, ja! — Mevrouw La Court, ■tégen Marchand. Gij weet het, mijn Heer! van de Heer Necker!....... Marchand. o Ja, Mevrouw ! ik heb daar zoo éven een Brief aan de Generaal voorgeleezen, die mij vart huis door een mijner Vrienden gefchrceven is, — waarin verfcheide aanzienlijke Perfoonen worden genoemd, die gevlucht zijn. •—■ Mevrouw Lu Co vu. i. Ja zij zullen de woede van het Volk gezien hebben , en dus de panij niet willende afwagten, genoodzaakt zijn geweest te vluchten j — fchoon ik echter niét wil zegD 2 gen ■É  ( 52 ) gen dat die Lieden fchuldig zijn , — maar wie kan té. gen de verdenking, van een woedend gemeen. Een gewapende Burgerij , heeft men veel minder te vreezen als een toomloos gemeen ; — wijl braave Burgers alle verwoestingen kunnen tegengaan ; en met befcheidenheid, ingevolgen het Recht , de misdadigen en niet de goederen ftraffen. —. DERDE TONEEL. Mevrouw La Court, La Court, Louise, Marchand* Louise. Ach , lieve Moeder! daar is mijn Francois , gij moest hem eens zien ! — gekleed , als een gewapend Burger! — hij komt ons groeten; — want hij moet in de Wapenen verfchijnen, zegt hij. Mevrouw La Court. Hemel!— is 't mooglijk, dat is mij lief!.... La Court. Verzoekt de Heer Francois binnen te komen, Louise!— (tégen Marchand^) als het u niet mishaagt, mijn Heer! — Marchand. Het zal mij veel eer zijn , mijn Heer ! — de gewapende Burger te zien! VIERDE TONEEL. Francois, La Court, Louis e, Mevrouw La Court, Marchand. Francois, moedig binne komende: Zrie hier de Held voor 't Vaderland La  ( 53 ) La Court. Welkom! mijn braaven Francois'.— Louise, hem omhelzende. Zoo zie ik u liever, — als in de kleeding van een Salet-Jonker. Mevrouw La Court. Bravo !' bravo ! mijn lieve Francois; rijk mij uw hand \(zij kuscht dien) ontvang mijne liefde, mijn Kind is de uwe. — La Court. Daar zeg ik volkomen Amen op! — hij is haar waardig. — Fr ancois. Gezegende Triomf ! — die ik met mijne Wapenen , Hechts te vertooTKn,behaal ! — (hij omhelst zijnhov ise!—) Marchand, tegen Francois. Neen , mijn Heer! — niet de vertooning uwer Wapenen , maar uwen ijver , voor het belang van uw Vaderland , zal 'er de oorzaak van zijn. — La Court. Bravo! recht zoo, — Marchand!— als hij zulk een hart niet bezat , — zou hem die Triomf, nimmer gelukt hebben. Mevrouw La Court. Maar, La Court! hebt gij nog geen tijding van onze Louis ? — gij weet ; het begind 'er ellendig uit te D 3 , zien:  ( 54 ) rtp; Tir VM V°lk WOld "» Mg, ieder roept * Wapen ! — te Wapen! — begind gij « niet bevreest te maaken ? — zou 'er eeen- m™ n, . , „ uu L1 geen- mooghikheid ziin om hem te fpreeken ? " 1 La Cou r t. ö Neen: — Louis heeft een al te deugdzaam hair, m "1 tégen zijne Medeburgers niet ftrijden. — Marchand , tégen Francois. Moet gij nu tégen de Militairen ftrijdea , mijn Leer ! Francois. Als de Militairen geweld gebruiken , ja , „iin Heer! > de num- en plonderzucht geweld gebruikt, dan ben * als Burger verpligt , die tégen te gaan, en dat is fC V°°rnaame ***** van mijne Wapening; __1 maa, het word miin tiid u-i , . a mijn ujti , — (4tJ pmhèist Loviu) een Kusclnsgenoeg , vaarwel mijn waardfte I - (Loül ™ vojgt hem) vaarwel mijn Fr a n c o i s. — VIJFDE TONEEL. La Court, Marchand, Mevrouw La Court. La Court. Het is een fmartelijke zaak, mijn Heer! als men ziin Vrijheid zoo duur moet koopen , en dat niet uit handen Van Vreemden, maar den eenen Landgenoot van den auaer. — Marchand. Pat komt, mijn Heer!— door dé verfchillende denkwijzen der Memchen , den een ziet hier zijn geluk en tfclvaard jn , en den andere daar in; en ieder tracht zijn plan  ( 55 ) plan op alle mooglijke wijze door te zetten , ten koste van alles; — maar ik wenschte wel dat den Koophandel 'er geen fchade door moest lijden. — La Cour ï. Zwijg nu een oogenblik ftil van uw Eigenbelang , mijn Heer! ik hoor een ander gerucht. — Mevrouw La Court. ó Hemel! — het gebrom der Klokken! — L o u i s s , driftig inkomende. Moeder! — ach lieve Moeder! — ö hemel! — daar komt Jean t'huis, — bij fpreekt niet als van verwoesting! — alle in een ontflelde houding de Kamer uit hopende, behalven La Court. ZESDE TONEEL. La Court, alleen. o G oön ! wat zal ons in dezen nacht, nog oveikojnen ! — welke onrustige uuren, moet ik in mijn ouden dag , uog overbrengen , wie weet welke euveldaaden 'er gepleegt zullen worden ! — ik zal 'er nog onder bezwijken ; — 1T1ijn hart klopt ; — ach, mijn Louis! — moet ik u aan de woede opofferen!— moet gij als Militair uw pligt doen!— uwe orders volgen!— rampzalig denkbeeld , een Militair , en een gebooren Burger te xijn ! wie weet of mijn lompe Knëgt zich ook niet fchuldig heeft gemaakt , — aan plondering — want de drift, ó hemel. hij fabelt, cm Jean tinnen te doen komen. D 4 ZE"  ( 56 ) ZEVENDE TONEEL. La Court, Jean. Jea n. War is 'er van uw dienst, mijn Heer! La Court. ^ Watjüeuws hebt gij fhuis gebragt ? — zeg op, fpoe. Jean. by de Ceweermaakers rond liepen , om Geweeren e vraaaen en op andere plaatfen meer , daar zij d" deren., en het Meel dat daar in bewaard wierdt naar i Komen , — leder ln hlJnne B fi nen — die terftond zullen Patrouilleeren. — P La Court maaL; ü - !* ^ " "» pl°ndeiinS hebt fchuldig geJean. Och neen , mijn Heer! — ik was bevreesd dat men mij , bij de montering zou gevat hebben - niet om de montering, maar om de man die 'er in zat. La Court. Gaat maar heen en verzoekt de Heer Ma.chak» en Mevrouw, om weder bij mij te komen ACT.  ( 57 ) AGTSTE TONEEL. La Court, Mevrouw La Coort, Marchand. La Court. H et begint ernst te worden , mijne Vrienden! — ik vrees voor droevige gevolgen! — Mevrouw La Court. Ik wenschte wel dat mijn Louis maar t'huis was; — ik vrees!— hij fchrijft nu niet meer! Marchand. Maak u niet ongerust , Mevrouw ! hij is bedaard genoeg , en zal zich aan geen ongeregeldheden ichuldig maaken. — La Court. Neen, neen: daar maak ik volkomen ftaat op! — Marchand. Neem niet kwalijk, mijn Heer en Mevrouw! mijn'tijd roept mij, ik kan «iet langer vertoeven. La Court, Uw plaizier, mijn Heer! Mevrouw La Court. Zijt op u hoede , mijn Heer! in foortgelijke omftandigheden, is het moeilijk Lij den Weg te gaan, M r c h a n d. Dat is zoo, Mevrouw. Adieu! — D 5 - NE-  C 58 ) NEGENDE TONEEL. La Court, Mevrouw La Court. La Court. Hoe duur moet het belang gekogt worden voor een geheel Rijk, dat om het belang van weinige; vertrapt en verwaarloost word. — Mevrouw La Court. Ach , mijn lieve Gemaal ! — ik wenschte wel dat ik mijn Louis al in mijne armen mogt drukken! — La Court. Laat u den moed niet ontzinken , mijn waardüe ! de Hemel zal uitkomst geeven. daar word gefchelt. mooglijk is het onze Louis. — Mevrouw La Court, met drift de Kamer uitloof ende. ó Hemel! zou het waar zijn! TIENDE TONEEL. La Court, alleen. Wat kan de drift ■— maar ook wat kan de liefde niet te weeg brengen ! — ik verwonder mij over mij zelve , mijn hart verheugd zich aan den eenen kant , van vergenoeging , dat de Burgerij zich Wapend tégen de ondeugd ; — en het bedroeft zich aan den anderen kant , dat mijn Zoon de Wapenen draagt; — fchriklijke folteringen die een deugdzaam hart moet ondervinden , op dit be-  ( SP ) benedenrand ; — nimmer is 'er een einde aan tegenftrij- digheden ; wat zal ik doen ! — lag het belang van mijn Vaderland mij niet zoo naauw aan 't hart , — ik zou mij minder bekommeren ! — maar het belang van mijn eMedeburgers, vorderd niet, dat mijn bloed 'er tégen ftrijden zou ! — wat zal ik doen ! — geen nood , ik weet raad : — ik zal mijn Louis , zelve gaan opzoeken. — zoo als La Court de Kamer wil uitgaan, komen hem de Heeren Noble en Le Clerc te gemast. ELFDE TONEEL. Noble, Le Clerc, La Court. Noble. Niet zoo driftig , Generaal ! — waar heen? — wij hebben uw Zoon, Louis, gezien- La Court. is 't mooglijk!— gewapend?..,,—, Le Clërc. Neen: buiten dienst, doch in de Montering! — La Court. Bravo ! — heb ik het niet gezegt; — hij kan het bloed zijner geboorte niet verzaaken. — Noble. Maar is dat nu braaf gedaan ! — wie weet of hij niet gedeferteerd is! — La  ( 60 ) La Court, Dat geloof ik niet: — maar hij heeft zeker een afkeer gehad om tégen zijne Medeburgers te ftrijden; en het bewuste adres van de Nationaale Vergadering , zal hem daar van te rug gehouden hebben; — mooglijk heeft hij gezien , dat de Koning misleid was, en daarom zal hij dc Wapenen neder gelegt hebben , — om ongewapend een einde van het werk te zien ; _ en is hij buiten Dienst, dan zal hij ook wel fpoedig t'huis komen. Le Cierc, Dat zal hij ook , Generaal ! — hij zal u fpoedig uit den droom helpen : — maar ik kan u zeggen , dat het 'er rondom ellendig begint uit te zien ; — ik had nimmer gedacht dat de wegzending van de Heer Necker , zoo veel zou te weeg gebragt hebben , — en wie zou immer kunnen denken, dat een Minister, buite den Adel, cn vcoval buiten onze Gemeenten , zoo veel invloed op de geheele Franfche Natie zou hebben , of immer kunnen krijgen: — La Court. Deugd , deugd , mijn Heer! — en kundigheid , in die Post waarin men gefteld is , en boven dit alles getrouwheid , zijn de eenige middelen , die den fterveling groot kunnen maaken. — Noble. Deugd en Bekwaamheid , vind men immers onder de» Adel en Geestelijkheid ook, Generaal! — La Court. Dat betwist ik u niet, mijn Heer! — maar wij fpreeken nu van de mooglijkheid , omtrent den invloed , die de  ( 61 ) ie Heer Necker op het Volk heeft ge.kreegen ; — en die mooglijkheid is beweezen. — daar word gefchelt. Le Clerc. Dat zal uw Zoon zijn, Generaal!—• La Cour t. Bravo! bravo! — wij gaan hem te gemoet. — Hinde van het Derde Bedrijf. VIER-  ( 62 ) VIERDE BEDRIJF. EERSTE TONEEL. Loüis door La Court, Mevrouw La Court en Louise binnen geleid wordende , gevolgd door Te ah die twee Bottels Wijn met eenige Kelken Op de Tafel zet, de Stoelen in orde plaatst t en de Papieren weck neemt. Louis. ó Hoe verheugd ben ik , u allen , in deze groote en gewichtige omftandigheid , zoo wel te zien ; — daar 'er menige menichen van fchrik geftorven zijn! La Court. En hoe zeer verheug ik mij , mijn Zoon ! u hier té wen , met om dat gij van den Krijg verlost zijt • — maar om dat ik mag gelooven dat gij tégen uw Medeburgers niet geftreden hebt. Louis , zijn Moeder en Zuster omhelzende. Ach, ik druk u vol aandoening in mijne armen! Mevrouw La Court. Ik kan naauwlijks fpreeken, mijn Louis! Louise. Mij lieve Broeder!— wat zijn wij ongerust geweest! — hoe klopte mijn hart voor u ! La  ( 63 ) La Court. Kom , kom , laat ons maar eens drinken! —* de zaak zal zich wel fchikken ! (een Glas met Wijn fchenkende) welkom, Louis! zij drinken allen de welkomst van Louis. Mevrouw La Court. Maar verhaal ons nu eens, hoe dezaakenftaan, Louis! gij zult nu meer weeten als wij. — Zijt gij nog in dienst van den Koning , of hebt gij de Wapenen neder gelegt ? — Louis. Ik ben nog in dienst van den Koning ; — wijl het met onze Dragonders niet tot ftrijden gekomen is: — want, toen 's namiddags den 12. dezer de Troupen in de publieke Tuinen kwamen en op de menigte Vuurgaaven, — wierden zij met dezelfde Wapenen begroet, waar door 'er veel ongelukkige bleeven leggen. La Cour t. Is 't mooglijk!— Burgers! — hemel!— (tégen Louise) roept de Heeren Noble en Le Clerc binnen,— ' dan kunnen zij ook het verhaal hooren. Louise. , . Als het u gelieft, Vader! — L a C #ur t Verfcbriklijk denkbeeld ! — lieve Burgers, onichuldige Militairen , gedood! — TWEE-  ( 64 ) TWEEDE TONEEL; Noble, Le Clerc, Louis, La Court, Mevrouw La Couiit, Louise. Noble. Ha ! Heer Officier, welkom! - # gij 0p de vlucht en met in den ftrijd ? - Louise. Neem eerst uw gemak, mijne Heeren.' haar Stoelen prefenteercnde, Le Clerc. ^Welkom Louis ! - hoe ftaat u die fchermutzeling Loui». Ik merk wel , dat ik twee vraagen te gelijk zal moet beandwoorden; en dat is mij wat moeilijk La Court. Ja , mijn Zoon ! ik heb al zoo veel vraagen van die Heeren beandwoord, maar het helpt niet veel. Mevrouw La Court. Vervolg u verhaal maar Louis , dan kunnen de Heeren daar uit oordeelen over uw gedrag. Louis. Als de Heeren zich daar mede willen vergenoegen. — Noble, 6 Ja, mijn Heer! Le  ( 55 j Le Clerfc; Heeft uw verhaal-ook' betrekking op clb Heer NèèJcer?.... .. Louis; De gehe«le zaak is immers , voor 't grootfte gedeelte • om dien Heer voorgevallen, en In de waereld gebragt. - Le Czerc. Gaa dan voort, zoo het u gelieft, mijn Heer!—i Louis. Den eerften Nacht wierd met fchrik en vrees doorgebragt: — aan den eenen kant Ferfailles en Parits bezet met een groot getal Militairen. La Court. Ja, wij hebben de Lijst van alle de Regimenten, Louis. lik lhJ™ PerPlexiteit Gefloten de Vergaderingen der * 60 Dlftri in overeenkomst met de StedeiijVe Ver, „ gadenngen en die der Kiezers, op het Raadhuis on^ * det voora"inS van den Heer de Fleffelles, Frevoost „ der Kooplieden , eene Burger-Militie op te rechten ! h Het Plan daar toe geformeerd was , dat het beftaart fi zou tot 4 opdrijvingen, elk van 20o Man voor ieder » Diftrift , en dus voor de 6o Diftriéten uitmakend* Si 48 duizend Burgers , te verdeelen in l6 Quarticrèn . ij die i6 Legioenen zouden forrrieeren, die den naartt * !an fl" Quartier voeren zoudcrr, waar van & fouV * SnRbeftr uh 4 Batail!ohs > én- 4 uit s mm»v ii elk Bataillon van 5 Compagnien/;'  ( «6 ) La Cour t. Gebruik nu-uw oordeel, mijne Heeren! als de Militairen zich daar tégen hadden willen verzetten , hoe groot zou dat bloed-bad niet geweest zijn ! — Noble. Zoo lang de orders kragt hadden , waaien zij het verpligt, Generaal! — Louis. Ja , mijn Heer ! maar de Militair begreep dat die orders, uit den boezem van de Koning, niet waaren voordgevloeid, dan door verleiding. Mevrouw La Court. Verhaal toch voord, mijn lieve Louis! — Louis. Vervolgens zag men fpoedig verfcheide Bnrger-Com- pagnien in de wapenen , doch dit belette nog in de»' ,, beginne verfcheide Buitenfporigheden niet; den Ju,, lij zag men talrijker Patrouilles, en zeer geregeld in de Straaten ; men hoopte dat allés fchikken zoude , u maar omftreeks 2 uuren des namiddags ontftond 'er een ontzaglijk geweld; de Heer de FlejJ'elles , Pre1. voost der Kooplieden een talrijke Burger-Compagnie ,, aangezet hebbende , om Wapenen en Krijgsbehoeften? ,, in de Baftille te gaan haaien , liet de Ridder de Laui9 naij, Gouverneur van dat Kafteel hen tot op de Voor,, plaats komen , toen de eerfte Valbrug opnaaien , ver,3 volgens op hen met klein Geweer en Kanon , met. fchroot gehaden , vuur geeven , waardoor de meeften ,» op de plaats bleeven." L>a  ( 67 ) La Court; Ik beef 'er van! — welk eene gruweldaad!..;". terwijl Mevrouw La Court en Louts e elkander zuchtend aanzien. Noble. Dat was immers een Krijgslist, Generaal! — La Court. Zwijg , mijn Heer ! het was eén gruweldaad, — dk onvergeeflijk is! — Le Clerc. Gij hebt gelijk , Generaal! — het is onmenfchelijk gehandeld. — Louise, beevende. Ach, wie weet of mijn Francois ! mijn Frai4* cois! Mevrouw La Court geleid Louise in een andere Kamer. DERDE TONEEL. La Court, Louis, Noble, Le Clerc.' La Court. V erhaal nu voord mijn Louis, dc Vrouwen zijn te aantreklijk. — Louis. ,, Het Volk woedend daar over , zoo verëenigen zich ,, de moedigfte Burgers , met de Franfche Gardes, gaan ten 4 uuren naar de Baftille ; ten 6 uuren traden zij ,, 'er reeds in als Overwinnaars, fleepen de Gouverneur »* naar ^ Greve, of Gerechts-Plaats, als mede zijn MaE 2 „jor  »» jor of Lieutenant, flaan hem aldaar het hoofd af, cöt zij op Pieken fteeken en door de Stad dragen , masfa„ creëren bij die gelegenheid een aantal Invalieden-Ca9> nonniers , met hen voor den Kop te fchieten ; maar ,, een oogenblik daarna opend zich weer een nieuw to- ncel van ijsfelijkheid ; men bemerkte dat de heer de „ Flejjclles Prevoost der Kooplieden, het Vaderland ,, verraad; terftond gaat men na de Vergadering der Kie„ zers op het Raadhuis ; men haald den Magiftraat 'er „ uit, voerd hem na de Greve, men doet hem knielen, », Haat hem het Hoofd in , fnijd het vervolgens af en „ draagt het in zegeteken door de Stad; de Adelijke Fa- miiicn noodzaakt men in hunne Huizen te blijven , ,, en onderwijlen deedt de Nacht een fomberen nadruk „ in de Gemoederen ftorten , alles grijpt moed , alle „ Straaten worden verlicht, alle Parijfenaars kwame» jj onder de Wapenen." La Court. Geen wonder , geen wonder; — een woedende Natie ! — Le Clerc. Maar dat Hoofd zoo in Triomf te dragen , dat kom* mij zoo oproerig voor! Noele. Mijn ook , mijn Heer! — men had immers dat doodvonnis wel kunnen vellen en ter uitvoer brengen, zonder 200 baldaadig met de nu reeds doode deelen te handelen en dan de Heer Fleffelles zoo maar aanftonds te doo-. den! — 6 hemel! — Louis. Beteugel gij de woede eens , mijn Heer ! en de rnisdaa die uoor valschheid ter uitvoer was gebragt, kun niet anders als de felfte woede veroorzaken. La  ( 60 ) La Court.' En hoe ging het verder Louis? — Louis. j> Middelerwijl zat de Nationaale Vergadering niet ftil ; zj had den 13. reeds den treurigen ramp van 59 Vrankrijk door 't gemis van den Heer Necker afgc- fchilderd ; zij had dien dag en den volgenden herhaal5> de Deputaticn aan den Koning gezonden , om Zijne 9» Majefteit den ijsfelijken toeftand van Parijs voor te dragen , en aan te dringen op 'de verwijdering der ;> Trouppes; zij had boven dien een fterk arrest gefor3, meerd , met betuiging van leed over de afgedankte 9 9 Ministers , met verklaaring dat zij op de verwijdering 9 5 der Trouppes zou blijven ftaan , met betuiging , dat 5» zij alle Krijgs- en Burger-Uitvoerders van het Gezach, ., die tégen haare befluiten of tégen de rechten der Natie 95 handelden , verantwoordelijk hield , en perfoneel ver,5 antwoordelijk , van alle tegenwoordige en daar uit te ,, volgen rampen, alle werklijke Ministers van wat rang, ftaat of funclien zij ook zijn mogten ; zij had de Na55 tionaale fchuld op nieuw geguarandeerd , en eindelijk verklaard zij bij haar voorige beiluiten te volharden , ,, als mede dat dit tegenwoordige aan den Koning ge,, communiceerd en gedrukt zou worden. Kortom zij ,9 bleef onwrikbaar, in weerwil der herhaalde ongunfti,, ge antwoorden op haare Deputatien , den 14. Julij 5, ontfangen , en befluitende te wagten of den 15. Julij S5 gunfüger antwoord zou voortbrengen, zoo als eindelijk 53 ook gelukkig gefchiedde, want terwijl zij in de diepfte 99 droefheid zat , laat zich een Rijtuig hooren , met 6 ;, Paarden beipannen , waar in de Groot Ceremonie- Meefter Marquis de Brefé zat , die hen de komst van »3_ den Koning aankondigt , en ook eerlang gevolgt word E 3 ,, door  ( 70 ) M door Zijne Majefteit zelve , die , zonder de gewoone " Plechtigheden , enkel van Monf.aur , en den Graaf » d'Artois, zijne Broeders, vergezeld, ter Zaale intreed i» en de Vergadering dus aanfpreekt." La Cour t. Bravo ! — nu zullen wij de Koning zelve hoorcn ipreeken! — VIERDE TONEEL. Mevrouw La Court, Louise, de voorigc4 Mevrouw La Court, zeer aangedaan Ach , mijne Heeren! wij komen weder om toch den uitlag van de zaak te hooren! — Louise, met een zachte ftem. Ach als mijn Francois maar niet geftorven is!.... i Louis. Stel u gerust mijn lieve Louise ! — zoo dat waar was , zou ik het weeten; maar na dit geval heb ik hem nog gezien. — La Court. Nu, Louis! — het andwoord van de Koning. Louis. Dat was van dezen inhoud: MIJNE HEEREN! „ Ik heb U bijëen vergaderd , om U over de gewig-' ,» tïgife zaaken van den Staat te raadpleegen ; 'er zijn • ■ m dringender, en die mijn hart gevoeliger aandoen, »• u";i 'de affehuwelijke wanordres , die in de Hoofc'ftad „ heer-  ( 71 ) y-, heerfchen. Het Hoofd der Natie komt met vertrou,, wen in 't midden haarer Reprefentanten , hun getuige,, nis geeven van zijn verdriet, hen nodigen tot het uitvinden van middelen om kalmte en rust weder te „ brengen. Ik weet dat men onrechtmaaüge voovinnee„ mingen gebruikt heeft: Ik weet dat men heeft durven publiceeren , dat Uwe Perfoonen niet veilig waren. „ 2ou het dan noodzaaklijk zijn gerustftellingen te ver„ fchaffen over zulke misdaadige geruchten, reeds vooraf geloogenftraft door mijnen bekenden Inborst? Wel aau ,, Ik ben het, die .met mijne Natie één maake : lk ben het die mij aan U vertrouwe. Helpt mij in deze „ omftandigheid het heil van den Staat verzekeren. Ik ,, wagt dien van de Nationaale Vergadering. De IJver der'Reprefentanten van mijn Volk , ten gemee,, neu welzijn verëenigd,, is 'er voor mij de zekere ., waarborg van; en , ftaat maakende op de liefde, op de trouw mijner Onderdaanen , heb lk de Trouppes bevel gegeeven zich van Parijs en Verfailles te verwijderen. Ik machtige U , en noodige U zelf mijne Schikkingen aan de Hoofdftad bekend te maaken." La Cour t. Zie daar, bewijs genoeg, mijne Heeren!— dat de Koning misleid is. — Heb ik het niet altoos (taande gehouden , dat. Lodewijk te edelmoedig , te deugdzaam , was, om geweldige maatregelen te neemen , tégen zijn Volk. — nobl e. Eene terug keering, is nog niet gezegt, dat de voorige, iaaden, door misleiding veroorzaakt zijn. — Le Cl e r c. Dat is waar , mijn Heer! evenwel vertrouw ik, dat de E 4 Ko'  ( 73 ) Koning 2ulk eene uitfpraak niet dpen zoude , als 'er «r«i nwsleiding heeft plaats gehad. La Cour t. Ik zou het wel durven zweeren , dat zijne Majeftdt , nnsLrd is; — doch de tijden en omftandighcden, zullen ons wel nader voorlichten. — De Deugd Jal zegepraalden, en de onfchuld juichen! — Mevrouw La Court. Den hemel geeft j&- m5jn c>mU ^ ^ vervuld worden; (tfgen Ló ^ kom ^ ^ Louise ! volgt mij, — gij zijt met gefchikt om ram* lpqedige verhaalen, aan te hooien! — ' Louise, zuchtende. Ach, mijn lieve Francois! J VIJFDE TONEEL. La Court, Louis, Noeie, Le Clerc. La Court. Het zal 'er nu maar op aankomen , of men de Heer Necker te rug zal roepen ! Louis. Ja mijn Vader ! — maak 'er ftaat op , zonder dat zal er geen rust en zoete kalmte, gebooren worden!— ' NoELE. Maar dan is het nog niet zeker, dat dien Heer het aanneemt!... Le Clerc. J £h He£r immCrS °°k dat menfchelijk zwak wel hebben, om gaerne te zegepraalen! La  ( 73 ) La Court. Ik kan de Heer Necker te wel', mijne Heeren ! —. dan dat ik hem verdenken zou , dat juist dat menfchelijk zwak hem daar toe zou beweegen ; —- maar de liefde voor den Koning, en het belang 't welk hij Held, in het welzijn van de Franfche Natie, en het geheele Rijk, zullen alleen de beweegende oorzaaken zijn , van zijne terug komst. — Noble. Is 'er nog wel eens een Brief gefchreeven , aan den Heer Necker om hem tot zijn' voorigen Post, terug te roepen? —t- Louis. Ja, mijn Heer!—— De Brief, die de Nationaale Vergadering den i<5. deezer aan denzelven Heer 'beeft gefchreeven , kan hier van tot een volledig bewijs verilrekken. ■— Ze is van de navolgende inhoud: ,, De Nationaale Vergadering, mijn Heer, had 3, reeds bij eene plegtige Acte verzekerd , dat ze alle Hoogachting en genegendheid U toedraagt, met een vuurig verlangen op Uwe terug komst. — Dit loffe3, lijk getuigenisfe is van Haare zijde aan U geadresfeert, ,, en gij zult het zelve ongetwijfeld reeds outfangen hehbem — Deze morgen heeft de Nationaale Verga3, dering befioten, den Koning te verzoeken, om U tot het Ministerie terug te roepen. — Het was altoos ,, Haar begeerte , gelijk ook van de Stad, die insgelijks U rappelleert. De Koning heeft ons verzoek ge- lieven voor te komen. — Uw Rappel is van we4* gens Zijn Majefteit ons gecommuniceert. — Wij hebE s ben  ( 7+ ) „ ben onze Dan! betuigen deswegens bij Zijn Majefieit „ afgelegt, en Z. M. heeft ons op nieuws een blijk van „ zijn vertrouwen beweezen, met Ons te doen óverhan. y digen een Brief door Z. M. aan U bereids gefchree„ ven , en aan te bcveelen, dezelve aan U tc addresfeeren. — „ De Nationaale Vergadering verzoekt u op het „ ernftigfte , mijn Heer, van zich ten fpoedigfte' hier na „ roe te begeeven volgens het verlangen des Koning " U? Bekwaamheden > en deugden kunnen geen „ Roemruchtiger wedervergelding, noch grooter Aanmoe„ dmg verkrijgen; _ Gij zult ons vertrouwen billijken „ Gij zult uwe ruste niet Hooger waardeeren- dan de „ pubhjke ruste. _ Gij zult niet weigeren aan de wel„ meenende voorneemens van den Koning ten aanzien „ van zijn Volk te beantwoorden. — Ieder oogenblik „ is dierbaar. — De Natie, Haare Koning, en Haare Reprelèntanten verwagten u. .,, Wij hebben de eer te zijn &c. (Was G et eken d) Aartsbisfchop de Vienne Frcfident; De Graaft Lallij-Tolendal, Secretaris,' Mounier Secretaris; Ver/ailles den 16. Julij 1789. La Cou r t. Nog meer bewijs , Noble ! ach wat heeft de deu°J veel tégenftreevers!.... 3 1 ZESDE TONEEL. f Louis, Noble, Le Clerc. Louis. Het fchijnt dat de Heeren, over de tegenwoordige «mftanc%heden.,.nict even eens denken. . Né-  ( 75 ) Noble, Geheel niet , mijn Heer ! — uw Heer "Vader is een Boezem-Vriend van de Heer Necker; en dat is de enkele reden, dat wij het niet eens kunnen worden. — Louis. Maar weeten de Heeren ook, de Heer Necker van een of andere ilechtigheid te befchuidigen? N o el e. Neen dit zij verre van mij , om zulks te denken, veel min te zeggen'.— Le Clerc. Als den Godsdienst: — dit weet gij! — Louis. 6 Ja , mijn Héér ! — maar aan dat beftuur is immers dien Heer niet geplaatst! — Noble. Dit is zoo: — maar het grootfte verfchil dat wij hebben , is over u , mijn Heer ! omtrent het nedcrleggen uwer Wapenen; — daar was de Generaal zoo zeer op gefield , — waar over ik mij moest verwonderen , wijl hij altoos een moedig Held is geweest ; — en dat hij nu zijn eigen Zoon , tot ontrouw aan zijn Koning zoudt willen vervoeren, — en u tot een Deferteur maaken — waar door gij dus in de gelegenheid zoudt gebragt worden, van uw Hoofd te verliezen. — Louis. Het eerlijk en deugdzaam Caradter , van mijn' grijzen "Vader, is mij volkomen bekend; — en hij zal zekerlijk, de  ( 75 ).' de omftandigheid van deze zaak bedoeld hebben naam lijk ^ hC!r;uharde Mak h . voor een Militair/om gen zijne Medeburgers het Zwaard te gebruiken ; wijl het een groot onderfcheid is , of men tégen weinige of een ge muitzuchtige Ingezeeten word aangevoerd . om die tot rust te brengen, of tégen eene gantfche Natie, en d R prefentante van dien; - en,ls ik in * ^ ^ mL ' " VerMaar ^ U ' dat ik 'ef als Defe«eur be ld T, T Z°U hCbb£n ' - "let dat Metb^l^ *» fch°ot mijne; ZEVENDE TONEEL. La Court, Louis, Noble, Le Clerc, La^Court, driftig inkomende. Bravo ! bravo ! ik heb de taal van mijn Zoon fc. hoord!— Louis denkt als zijn' Vader! NoBl e. a Ja , mijn Generaal ! — UW Zoon verzaakt zijn Vader niet f... ' ' , Le Clerc. ^Mooglijk is hij reeds al , als Deferteur , te boek ge**" " * . Lx>vis. A Neen mijn Heer ! want het andwoord van de Komng had zoo veel invloed en „ bezielde de ganfche •fc g ê.n geleidden den Koning , . onder duizende toe/ui- <« ,d-s Konaigs oP het Balcoa , vergezeld van de KonS gin»  ( 77 ) ,, gin , den Dauphin, de Broeders des Konings en Prin,, cesfen van zijn Huis; terftond gaf men de Vergadering der Kiezers kennis van des Konings antwoord ; di« Vergadering verkoos met algemeen geroep den „ Marquis de la Faijette , die thans Vice-Prefident der Nationaale Vergadering is, tot Commandant-Gene,, raai der Burger-Militie van Parijs , en den Heer Baillij , geweezen Prefident dier zelfde Vergadering , "tot Pre voost der Kooplieden, dat hij met dankbaarheid, ,, mits des Konings goedkeuring , aannam. De AartsBisfchop van parijs ftelde een Te Deum vast, nodig,, de de Vergadering ter bijwooning , ftelde zelf den Zang in , een oógenblik na het zeggen : Ik ben ge~ reed mijn laatften bloeddruppel te ftorten , zo dat ,, bloed tot welzijn mijner Medeburgers kan dienen. ,, Treffelijk wierd door verfcheide Leden in de Vergadering gefproken , onder anderen over 't gedrag der Franfche Gardes; alles , zeide de Graaf van ClermontTonnerre , moet vergeet en zijn: daar geen fchul,, digen zijn, valt geen Pardon te vraagen : Soldaa,, ten der Vrijheid kunnen geen Defertcurs zijn , ,, kortom het Vivat de Natie, Vivat de Koning, Vi,, vat de Vrijheid , was het geen algemeen den Graaf van Lallij-Tolendal wierd na gegalmt." Noble. Zoo dat gij dan begrijpt vergiffenis te hebben! — Louis. Vergiffenis, mijn Heer!— ik heb geen fchvid; — en ik ben volkomen in den dienst van den Koning gebleeven ; — ecu Soldaat der Vrijheid, heeft geen fchuld\ — Le Clerc. Ja Vrijheid!— Losbandigheid!.... ö hemel! — La  ( 7S ) La Court. Losbandigheid, word gébooren uit de knotting der Natuurlijke Vrijheid , mijn Heer!_ dit ziet gij nu in deze verwarring , — nu veele woedend geworden zijn , en zich tot plondering en vernieling , hebben overgegeeven; wee ! — mijn Vaderland! — mijn gelief koost Parijs! — Noble. Aan vernieliingen , dat moogt gij wel zeggen , Generaal ! — daar zullen de puinhoopen van de Baftille getuigen van draagen. — La Court. Daar heeft het flaan, naar de Nationaale Vrijheid, geen fchuld aan, mijn Heer! maar de Gouverneur zelve ! Noble. Hij was zekerlijk te onvoorzichtig!.... AGTSTE TONEEL, La Cour t, Pierre. Pierr e. Mijn Heer! de Heer Marchand verzoekt u te fpreeken. La Court. Geleid den Heer Her in de Kamer. Noble en Le Clerc, willende vertrekken. Neen mijne Heeren blijft: het gefprek zal over dezelve zaaken zijn — laaten wij nog niet fcheiden. La  ( 79 ) NEGENDE TONEEL. La Court, Louis, Marchand, Noble , Le Clerc. Marchand, in de hand hebbende een' Bundel Papieren.^ 'Nu ben ik in de gelegenheid , de Heeren een groot' nieuws mede te deelen ; door dien ik verfcheide Berigten Üeb , en ook eenige Brieven, van elders, door mijne Vrienden, ontvangen. — La Court. Als lij maar wat goeds voorfpellen, fnijn Heer! Marchand. Daar zullen de Heeren over kunnen oordeelen; —- ik heb hoop dat de Negotie wederom aan den gang zal komen. — La Court. ö Ja , mijn Keer ! — dat zal wel gaan , zijt 'er niet ongerust over. Nob le. Wel nu , mijn Heer! ik ben nieuwsgierig naar uwe Berigten en Brieven. — Le Cleïlc. Ik ook, mijn Heer! — Marchand. Wel nu , mijne Heeren ! dan zal ik mijn Bundel eens los maaken. • < i bij gaat bij de Tafel zitteu en ontrold zijne Pupieren. — her  ( 8o ) S I R É! „ Tk breng aan Uwe Majefteit de Sleutels van liaare " % " * Zijh ***** Wdke -» Hendrik " ,V°lk h£nVünnen ï " % Volk dat tijnen Koninl » herwonnen heeft. Uwe Majefleit komt om de te genieten dieh zij in de Hoofdftad herfte d heef : n iefde hrrsetrouwe onderd-- Sb „ ken Het rs om .hun geluk dat Uwe Majefteit de " ^-woordigers der Natie bij haar heelt verza » «di , en At zij met hen zig bezig wil houden om " f ê;0ndcTder V^eid en den alge meen en Vo0" * ipoed te leggen. Hoe merkwaardige is die Z 0' " Majefteit zich als een Vader toont m t midden van dat vereenigd Huisgezin : Z m we ke h, m z;jn Paleis terug is gebragt door de g ' » -le A^,W£ r *f b£fchut * " ^-voordrgers der Natie, aan alle kanten omrife » door eer.ontelbaar* meenigte ! op Uwe DoorS " fZff VVas te Wpeoren de indrukzel van ,evo d " nS '/"f U h00rd£ -^"usfehen nie » tre d^ga,mCr'ffS 1Ü£tS d—v " verreedenng en hefde. Noch Uw Volk «Sr.. . » -ch Uwe Majeflcit, zullen ooit dezer!gr'oot " IT™5 '£ is de fdloonfte dag der -t " d%?jdl\P e£ner PIeStige i eener eeuwige verbinten >* tusfchen den Monarch en het Volk: die daad is S m zij maakt Uwe Majefteit onfterffijl, Ik heb " J?™" d? bde£fd; Cn' alS °f alle fö-ten van ge! luk mij te beurt moesten vallen, js de eerfte verrig, 5j ring'  ( 81 ) »> ting van den Post in welken dé wensch mijner Medfe* ts Burgers mij gebragt beeft, U de uitdrukking hunner » liefde aan te bieden." La Cour t. 6 Hoe edelmoedig en belangrijk , is deze aahfpraak! de Eeuwen zülleh getuigenis vah zulk eene gebeurenis draagen. — Noble en Le ClérC zien elkander als geheel verligen aan. ->*-»■ Marchand. Na dat de Heer B a 111 ij , de Koning genaderd vVas,' en deszelfs bevelen ontvangen had , zeide hij; — ,,dat »» de Koning was gekomen om de ongerustigheden te verdrijven , welke nog plaats konden hebben , wegens ,, de dispofitien die hij aan de Natie had doen weeten , ,, en om de tegenwoordigheid eh de liefde vah zijn ,, Volk te genieten ; dat Zijn Majefteit begeerde dat de Vrede en de rust in de Hoofdftad wierden herfteld, ,, dat alles tot de voorige welgefchiktheid weder keerde, n en dat . zoo 'er eenigen inbreuk op de Wetten ge,, fchiedde , de Schuldige aan 't Gerecht wierden over-» geleverd." Louis. WTat dunkt u , mijne Heeren ! zoude ik nog fchuldig verklaard worden , om dat ik tégen mijne Medeburgers niet geftreéden heb?.... N o b t e. Gij hebt immers u al vrij gelpróoken, Heer Officier 1 La Court. Met Recht , mijn Heer ! want de Koning is misleid ,' en dus ook de Militair!.— F Lou-  ( 8* ) Louis, driftig tégen Noble. Gij moogt mij verdenken — en befchuldigen in uw hart van lafheid , mijn Heer ! om dat ik het Zwaard tégen mijne Medeburgers niet wilde trekken ; maar denk dan ook te gelijk , dat de Militair verpligt is , als hij in foortgelijke gevallen dienen moet, om te zien, of hij tégen Voedilerheeren ftrijden moet, die het belang van hun Vaderland trachten voor te Haan, of tegen verwaarlozers van hetzelve ; en aan het laatfte, heeft de Franfche Natie , mijne Landgenooten , geen fchuld; wijl de Koning zieh weder bij zijn Volk voegt , die zoo menigmaal zich uitdrukt ; mijn Volk , kan altoos op mij. ne liefde fiaat maaken ! " maar ik weet wat plannen 'er gefmeed zijn! — en ik zal het gedenken! — Noble, met een trotfche houding. Welke plannen! —- welke plannen, Heer Officier!,.... Louis. Het zijn geen herfenfchimmen , mijn Heer! men fnoest immers Parijs af ma ai jen gelijk een IVeide word afgemaaid! maar naauwlijks was de tijding der ongenade van den Heer Necker in Parijs geko„ men , of men begreep op het oogenblik in welken af5» grond van onheilen Frankrijk zich zoude ftortcn ! en ,5 dit deed haar den fluijer affcheuren, welke de bedrieg„ lijke oogmedien der Ariftocraten tot, hier toe bedekt ,, had. Men zag nu waarom men zulk een aantal Troujj pen , met een trein Artilleiij , had doen bijeen trekken. Men ging na op welke gronden men zich bejs voegd geoordeeld had dezelven te ontbieden. Men jj herinnerde zich den vreemden opftand , die 'er in de s> Voorftad van St. Anthonij had plaats gehad ; — een ,, opftand , die gezogt en betaald was door zendelingen 3» en  ( n > ï»~ en onderhoorigen van dc Vijanden Vatl den Staak De oorzaak van het diep ftilzwijgen, door de Parlemen-» ,, ten gehouden, die zoo veel perfoonlijk belang hadden om het groot ontwerp van onze herftelling te verijdelen, li vertoonde zich voor een ijders oogen. Men heeft dezelven in 't geheim bezig gezien om de gereedfchappeii te vervaardigen tot het fmeden der ketens, welke men voor ons beftemd had. Maar wat nu te doen 1 het ,, eenige , dat 'er in deze omftandigheid te rr.de fcheen , was geweid met geweld te keeren , ten einde onze „ wankelende vrijheid te onderfchragen en een goeden „ maar al te zagten Prins, die fchandlijke Voogdijfchap te ontrukken , waar in eene magtige en voor eeuwig „ gehaatte Cabaal hem trachtte te houden. Men vatte dierhalven de Wapenen op!" En tégen zulke beminnaaren van mijn Vaderland , wilde ik niet fcrijden , al had de ongenade, mij den laatften druppel bloed gekost; — maar de tijd zal alles aan den dag leggen! — dat zweer ik u! (op Noele wijzende.) TIENDE TONEEL. La Court, Marchand, Noble, Le Clerc. La Court. Z oo ziet gij , mijne Heeren! — het Carader vah mijn Zoon; — hij kan zich niet beteugelen, — als hij de deugd Verdedigen moet. —. Le Clerc. Uw Zoon is niet minder driftig dan gij, Generaal!* — «n hij is ook even zoo Neckers gezind!.... La Cour t. Daar ben ik in mijn ziel verheugd om j — en P* F ^ zweef  ( 84 ) zweer u , Necker zal volkomen Zegepraalen, in weerwil van alle zijne Vijanden ! —■ L e Clerc. Goed , mijn Heer ! — als de muit- en plonderzucht daar mede eindigden , zoude ik mij volkomen met die Zegepraal veré'enigen. La Court. Bravo ! — mijn Heer ! — geen deugdzaam hart kan genoegen in die fchanddaaden vinden , al waare het van de Vijanden des Rijks , en der Natie, dan nog mag men zich niet wreeken , aan onfchuldig Goed, of aan de Goederen , die dikwijls de onfchuldige Kinderen , of naastbeftaande, toebehooren. — Noble. Dat is ook Recht! — Marchand. Zoo , zoo , nu beginnen het de Heeren eens te worden J — maar ik zal de Heeren nog twee Brieven communiceeren , die vol zijn van beroeringen en onëenigheden ; — zij zijn mij van mijne Vrienden toegezonden, en van den volgenden inhoud: MIJN HEER! Sedert den 12. dezer word deze Stad door een hevigen opftand beroerd, dezelve is 's avonds ten 7 uuren s 5 begonnen en duurt tot heden , nagt en dag door: — Het gemeen is ontembaar en plundert overal , daar 55 maar Granen zijn; ook heeft het de Meubilen van den 55 Heer Belboeuf, Prokureur-Generaal van het Parlement, j, geplundert : .— Alle de Winkels zijn gefloten ; verv „fchei-  ( 85 ) ,, fcheide Pakhuizen , eenige Wagens en twee Schepen ,» zijn ontledigt en de Goederen vernielt; kortom alles ,, is hier zeer verward en in desorde , zonder dat men sj 'er het einde nog van kan berekenen, dewijl de tijdins> gen , die men telkens uit Parijs krijgt, daar toe fchijjj nen mede te werken." ROUAAM, IS- Julij 1789- Wat dunkt u , mijne Heeren ! — heb ik geen reden cm voor de Negotie bevreest te zijn? — Noble en Le Clerc beandwoorde deze Vraag met zuchten. La Court. Zucht niet mijne Heeren ! ieder morgen zien wij uit de duisternis het helderst licht te voorfchijn komen ; en zoo zal ook uit deze verwarring ons heil gebooren worden. , Marchand. De andere Brief, is van geen minder onlusten voorzien; — daar in, word het volgende gemeld: ,, De omwenteling, die 'er in Parijs heeft plaats gehad, hier bekend geworden zijnde , kwamen gisteren , den ,, 21. Julij , verfcheide Boeren van Lomins bij de Ka,, nunnikken en vroegen , onder fterke bedreigingen, om geld , het geen men hun gaf, doch een wijl daar na andermaal terug komende, zond men naar den Gnuverneur, welke zelf met eene Compagnie Grenadierts derwaart trok en het Volk uit het Klooster willende ,, doen gaan , gaf hij een flag met zijn rotting aan een ,, Soldaat , die zich onder den hoop bevond, dan deze ,9 llag wierd terftond door een Burgerman met twee vrij „ hevige beantwoord, en men volgde den Leer CommanF 3 » dant,  ( Sff ) „, dant. Montrofier, tot aan de Comedie , van tijd tot .. tijd met fïeenen naar hem en zijn Volk werpende; II voor de Comedie bood men hem de Cocarde van de m Nr'tie aan , die hij zeide te zullen dragen wanneer de Koning hem zulks gebood, doch men noodzaakte hem ,, dezelve aan te nemen , onder bedrdging van hem an,, ders in frakken te zullen hakken ; — bij het uitgaan ,, van de Comedie , toonde hij de Cocarde aan het ,, Volk , dat dit beantwoorde met het geroep van Vivat de Natie ! Vivat de Kuning! Vivat de Vrijheit! dan, merkende dat hij de Cocarde niet aan den hoed ftak , gaf men hem klappen om de ooren , hier ,j op zette hij hem op den hoed , maar bij ongeluk viel dezelve een wijl daar na 'er weder af op den grond , het welk oorzaak was dat men hem met fteencn ,, wierp , en twee daar van raakten hem dermaten aan ,, het hoofd , dat hij op het punt was van neder te zij-. ,, gen, doch de Cocarde wederom op den hoed vast mar kende, bevredigde hij andermaal het gemeen , het welk zich toen begaf naar het Huis van den Heere ii Dcfourfn, alwaar het, tot veeleduizendeaangegroeit, alles in de Rivier wierp en het Huis zoodanig plun„ derde , dat 'er niets dan de enkelde muren van zijn „ overgebleven , terwijl men vergeefs na den Eigenaar zog} , die men anders in zijn deur meende op te han# gen , vervolgens troffen het Huis van den Heere %, Drucz , Ridder der Orde van St, Louis en Schepen ,» van de Stad, dat van den Intendant en van den Heer ,, Martel, het geen zij op dit oogenblik verlieten , het zelfde lot: — veele menfehen zijn gevaarlijk ge,i kwetst , maar de Militairen , die ter demping van het „ oproer waren afgezonden , moesten terug wijken cn Ü wierden door de gewapende Burgers beveiligt voor de h beledigingen van het Volk ; de gehecle Burgerij is nu «in  ( 87 ) ,, in het geweer, dezelve patroulleert en bewaart deMa,, gazijnen , terwijl ijder gehouden is om de Nationaale ,, Cocarde te dragen, de Geestelijken zelf hebben die op hunne armen vast gemaakt." RIJSSEL, 1789. La Court. Het is ongelukkig , d;t eene zaak, — die een wezenlijke vreugd verdiend, met onlusten word beandwoord! — Noble. Waar zijn nu de gewapende Burgers, Generaal! — die 'er nu bij duizende zijn ; — kunnen die nu die onlusten niet beteugelen?.... La Court. Zij kunnen niet alles op eenen dag bedwingen , mijn Heer! partij heeft mooglijk Jaaren lang gearbeid, om een liegt plan door te dringen; en een kwaad gerugt door het gantfche Rijk verfpreid , is dikwijls de ooizaak , dat een goed gerugt, zoo fchielijk geen ingang vind. — • ELFDE TONEEL. La Cour t, Pierre. Pierre, driftig inkomende met groote blijdfehap. Mijn Heer ! mijn Heer ! de Heer Francois , is t'huis gekomen. — La Court, met gejuich. Wij zullen hem komen zien, Pierre! F 4 TWAALF-  ( 88 ) TWAALFDE TONEEL. La Court, Louise, Marchand, Nobi e, Le Clerc. Loujse , verheugd inkomende Ach , lieve Vader ! Francois is t'huis! hij is zoo vrolijk , en hij heeft mij nog niet gezien ; nu wil ik mij in die Kast (naar een hoek van de Kamer wijzende) verbergen, om hem te verrasfen. zij verbergt zich. La Court. Ja hij zal wel fpoedig naar u vraagen , ik ken Francois , "{tégen de andere Heeren). komt , mijne HeeXenJ laaten wij den Held verwelkomen. Einde van het Kierde Bedrijf. Eet tusfchenfpel. Eenige Huisbediendens heffen een gezang aan , betrek/ijk de groot e Gcbeurenis van Pa r ij s ; terwijl zij de Kamer weder in orde fchikken , en de tafel met Bottels Wijn en Kelken} voorzien. — V ij F-  ( So ) V IJ F D E B E D R JJ F. EERSTE TONEEL. La Court, Mevrouw La Court, Loitis. alle in een vergenoegde houding., bij de Tafel zittende. La Cour t. Nu zit ik met ongeduld, naar mijn beste Francois te wachten; want ik veitiouw, dat hij een tijding zalmede brengen , die onze harten aandoenlijk zal maaken, en te gelijk met vreugd vervullen. Mevrouw La Court. Dat geloof ik ook , mijn Gemaal ! .— mij dunkt ik hoor zijn ftem. Louis. ó Ja! hij komt: hemel!— wat is hij vrolijk!..... TWEEDE TONEEL. La Court, Mevrouw La Court, Louis, Francois. v Francolj, zingende. Nu Necker zegepraald, En eeuw'gen roem behaald, Moet ieder vrolijk juichen! Mijn' arbeid La Court, hem invallende. Hoe l zoo vrolijk, Francois ! — welkom mijn Braayen! — {hem de hand geevende) welkom!. — F 5 Fran-  J 90 > fRANCCIS, Geluk duizendmaal geluk, met de Nationaale Vrijheid! ■— geluk met uwen Vriend, met den deugdzaamen Necker ! — maar waar is mijn Louise?... deze is mijn bijzondere zegepraal!— hemel! waar is ze?.... Mevrouw La Court. Stel u toch gerust, Francois !— gij zijt zoo verheugd en aangedaan , dat gij Louise's Moeder en haar Broeder, over het hoofd ziet! — Francois, hen allen omhelzende. Waar is mijn Louisk ?... ach, zegt het mij! of is zij!... hemel!.... DERDE TONEEL. La Court, Mevrouw La Court, Louis, Louise, Francois. Louise, onverwagt Francois . . ia de armen vliegende. Ach , welkom mijn lieve Francois! hebt gij het Vaderland gered ? Francois, haar omhelzende. Ja mijn lieve ! — gij, en de geheele Franfche Natie „ hebben hunne Nationaale Vrijheid ! — en deelt weder in het genoegen , dat zij haar deugdzaame Necker zal weder zien!— de Toneelen zijn aakelig geweest, maar de zegepraal van dien Minister, zal alles vergoeden. La Cqust. Hebt gij nog met Militairen te doen gehad?..... Francois. ó Neen! maar wel met eenige plonderaars, die het belang  ( 91 ) lang van een gelukkige Zegepraal , niet kennen ; maar vreugde en woede faamen paaren, om 's Naastens Goederen te vernielen , en daar heb ik, als Burger , tégen gewaakt, zoo veel mij mooglijk was. — La Court. Bravo ! mijn Francois!— en de Heet Necker Zegepraald ... — Francois. Dien Braaven Zegepraald; — hij zal wel dra terug komen ; de Koning is misleid geweest, — het was anders onmooglijk , maar nu ; — nu Zegepraald de deugd, ik aal u alles vernaaien. — Louis. Ja , Francois! ik heb al veel verhaald; — doch Pog niet alles, gij zult zeker meer weeten als ik. — Fixancois, tdgen Louis. Maar gij zijt hoop ik nog in dienst, Heer Louis! Louis. , Ja zeker — ik hebi 'er alles aan gewaagd ; w^nt ik zag duidelijk dat de Koning misleid was. — La Court. Maar gij zult wel honger hebben, Francois! — Francois. Ja, Generaal!— en dorst ook. — Mevrouw La Court. Daar is raad voor, waar gelieft gij van gediend te wee-ïcn? ik heb alles voor u over, mijn Francois!—i Fran-  ( 92 ) Francois. Een ftuk Brood en een glas Wijn , is Krijgsraans kost — niet waar Heer Generaal! La Court. Recht zoo! — recht zoo! — een moedig krijgsman moet zich niet gewennen aan prachtige maaltijden; wijl hij zich in den nood, met de foberheid, moet kunnen vereenigen! — Louise, fpoedig de Fles grijpende , fchenkt hem een glas Wijn. Ontvang het uit mijn hand ! — Fr an cois. Uit uw hand , uit uw geliefkoosde hand , die ik eeuwig aan mijnen boezem zal drukken! — {fii/ drinkt het glas leeg en omhelst zijn Louise) nu een Huk Brood! — La Court, buiten de Kamer roepende. Geef eens Brood!.... VIERDE TONEEL. La Court, Jean, de voorige. Jean , eenige f nee de Brood, op Ieen Schotel brengende. k weet niet of 'er Brood genoeg is!..,.. allen hartig lage hen de % La Court. Dat is een lompert!— wat let mij! (hem dreigende) Js3  ( 93 ) Jean. Is 'er niet genoeg, mijn Heer ! — dan zal ik meer haaien!.... allen weder lagchende. La Court. Ja ! ja! vertrek maar! — Jean maakt zich fpoedig voort, VIJFDE TONEEL. La Court, Mevrouw La Court, Louis, Louise, Francois. Mevrouw La Court. H et is toch bedroeft , als men van die lompers iets gedaan wil hebben. — Francois. Breek 'er uw hoofd niet mede Mevrouw ! — het zal zich wel fchikken , (hij neemt een fnee Brood en een glas Wijn 't welk hij fpoedig gebruikt) 2je zoo —. nu kan ik het houde , — en 'nu zal ik de Zegepraal van de Heer Necker verfraaien , waarïn dezelve beftaat: •— Mevrouw La Court. Goed Heer Francois verhaal maar voord , ik zal fpoedig weer bij u zijn. ■—- L o n i s. Neem niet kwalijk , Heer Francois ! — ik moet eenig reisgoed gereed laaten maaken, om weder naar mijn Regiment te vertrekken, ik zal fpoedig wederkomen. —■ Francois. Geen zwarigheid, Heer Louis! ik geloof ook dat gij meest  Cm ) meest alles weet, ik ben ondertusfchen verheugd dat gij tégen uwe Medeburgers niet geftreeden hebt; — fchrik nimmer om tégen openbaare Vijanden te ftrijden , dat is de phgt van ieder Militair; — maar tégen Medeburgers, als uj een rechtvaardige zaak bedoelen, moet gij nimmer den Degen trekken , al zou het u leven kosten , — zij zijn het die de oogen op uw vestigen om hulp te erlangen , en daar voor betaalen zij u , en zoudt gij hen dan dooden, dit zou een' onvergeeflijke misdaad zijn! Louis. Neen , neen ,.mijne Francois ! dat heb ik beter ge. toond; — nu ik koom fpoedig te rug, Adieu ! Francois, hem naroepende. Adieu L o u i s, ik verzoek u fpoedig te rug. ZESDE TONEEL. La Court, Louise, Francois. La Court. Nu , Heer Francois ! mag ik nu het geluk heb ben , van u eenige Berigten te ontvangen , zoowel van uwe omftandigheden als ook van de gewisfe Zegepraal , van den Heer Necker? — doch om voor te komen, da't gij niet in het verhaal van mijn Zoon Louis , zoudt vallen , zal ik u eerst zeggen wat hij aan mij verhaald heeft. — Het Adres van de Nationaale Vergaderin» Is mij bekend. — * Fr a nco is. Dat weet ik (op Louise wifzcnde die aandachtig luisterde^ Lob-  C 95 j Louise. Ja Francois lacht maar met mij ; — 'er is niets dat ik liever hoor , als over Vaderlandfche zaaken fpreeken ! -—■ La Court. Maar toen gij dacht, dat Francois dcod gefchootcn was!— hoe dacht gij toen over uw Vaderland!—■ Louise. Even als nu , mijn Vader ! al moest ik 'er zelf voor fterven ; maar, mi:n Francois!—j ach de liefde lchrikt altoos, voor de pijlen des doods. — Francois. Ach mijn waardfte (Jiaar omhelzende) La Court. Nu zijn wij weder van onze zaak afgedwaald. — Ik weet dan ook , dat 'er een Brief van de Nationaale Vergadering aan den Heer Necker is gefchreeven , om zijn Ed: terug te roepen; — en dat de Koning een aan- fpraak tot dat einde gedaan heeft, in de Vergadering, ook heb ik eenige Brieven van de Heer Marchand geleezen , die veel oproerigheden, en onrustige beweegingen behelzen; — ik weet ook de aanfpraak die de Heer B a i l l u , aan den Koning gedaan heeft , enz. — En dus 'verwacht ik nu nog eenige bijzonderheden; van u te hooren, Heer Francois! ZEVENDE TONEEL. La Court, Mevrouw La Court1, Louise, Francois. 'Mevrouw La Court. : Ik hoop niet, Heer Francois! dat gij al ver in uw verhaal gevordert zijt? — Fr an-  ( 06 ) FRANpOIS. Gij treft het gelukkig, Mevrouw! ik maak 'er nu eerst een begin aan : 'er is bij de Nationaale Vergadering , gedelibereerd, ,, over het afdanken der nieuwe en „ herflcllen der oude Ministers , en midlerwijl kreeg „ men berigt, dat de Groot-Zegelbewaarder, en de Heer „ de Villcdueil | met den Marfchalk van Broglio, hunne demisfie hadden ontfangen. Het Parlement , om te ,, toonen geen deel gehad te hebben in het oproepen „ der Trouppes , liet den Koning over het wegzenden „ bedanken. Des namiddags beiloot de Vergadering den Koning het afdanken der nieuwe Ministers, en het her. „ roepen van den Heer Necker voor te ftellen, als middelen om de rust in deze Stad te herftellen. Dit Ad' „ dres wierd ten half agt in de Vergadering geleezen en goedgekeurd. Ten tien uuren liet de Koning wee,, ten, dat Zijne Majefteit bezig was aan den Heer Necker te fchrijven , en nodigde de Vergadering om van haar kant een Brief daar bij te voegen , en te zorgen voor de afzending ; des nagts ten halfeen ging de ,, Courier met die Brieven na Brusfel. Alle de nieuwe Ministers , nog niet formeel gedeclareerd zijnde , hebben zich van zelve geretireerd ; ook hebben, allen, die ,9 voor 's Volks haat te vreezen hadden , het Hof verlaaten , zoo als de geheele Familie van Polignac , als »» ook de Baron de Breteuil , en men denkt dat de »» Prinsfen van Co'ndé en Contij insgelijks Verfaiiles hebben verlaaten." Mevrouw La Court. -. Zoo dit alles waarheid zij Francois?— dan zie ik duidelijk dat de Koning, dien deugdzaamen Volks-Vriend, misleid en bedrogen, is. —. La  ( ■97 ) La Court: Dan zoudt gij , anders nog getwijfelt hebberi , mijn waardfte ! — ach wat is een Vrouw j als zij deugdzaam is, t wijffel achtig om de ondeugden te leeren kennen. —; Fr ancois. Wat van de Waarheid,-in de onderfcheidè verhaaieri zij, laat ik aan zijn plaats; maar dat is zeker:alshèt voorgenomen plan , niet vernietigd was , dat het geheele K<* ningrijk een flavenrijk , of geheel vernield had geworden; — dan ,, in weerwil van allen raad der Hovelingen, is ,, de Koning , zonder Gardes , en alleen met 2 Rijtui„ gen, alhier gekomen; Z. M. pasfeerde onder eene drie ,, dubbelde rije der gewapende Burgers, naar 't Raad„ huis, wierd met alle mogelijke eer en blijdfehap ont,, fangen , toonde zich daar over zeer aangedaan, beves^ ii tigde den Marquis de la Faijette als Cölonel-Genefaal ,, der Burger-Militie, mitsgaders den Heer Baillij alsPrëk voost der Kooplieden , en vergunde dat de Koningiij„ ke Burger-Cocarde , welke de blaauwe, witte en roö„ ^«-couleuren vereenigde , op zijn Hoed wierd gezet j „ dien toen aan 't Volk vertoonende. Heden zijn 4 a' 500 Arbeiders aan *t werk om de Baftille te flegten t „ alwaar men veel ijsfelijkheden en veel gewigtige Papie„ ren heeft gevonden. Het getal van Parijsfche Burgers, „ onder de Wapenen geweest, blijkt uit onbetwistbaara opgaven geweest te zijn honden dertien duizend -t %i zeven hondert en dertien man.", ' Louise. Is 't mooglijk , Francois! - zoo veel gewapende Manfchappen! — Fran$oisj ja , mijn lieve! ik had Broeders genoeg— om muitzucht eh geweld tégen te gaan. — G Me*  ( 98 ) Mevrouw La Court. En de Baftille geflegt! —- en de gevangenen los en in vrijheid gefteld? — Francois. ó Ja! —- ik heb 'er een gezien, die had 'er voor mijn geboorten al in gezeten, — een perfoon die ik wel zien kon , dat anders gezonde Ledemaaten had , maar nu helaas! te ftijf en te verlamd, om te kunnen gaan! — La Cour t. Ja , ja , het is eene aakelige omftandigheid , en ik zal mij verheugen als ik mag hooren , dat de Heer Necker zijn Post weder aanvaaren wil; — eer zal 'er toch geen rust komen. — Francois. Die tijding is 'er al : — en ook zijn edele Ziel kan hem niet terug houden , van aan een plan te arbeiden , daar hij vijf-en-twintig Millioenen Franfche meê gelukkig maakt. — La Court. Dat is ook recht, gij denkt 'er goed over, Francois! .... Fr ancois, En de Heer Necker komt zeker te rug , hij heeft een* Brief aan den Koning , en aan de Nationaale Vergade~ ring gefchreeven , zedert dien tijd , verneemt men zijne terug komst. —■ La Court. Laat ons daar eens op drinken, dat doet mij goed; ik omhels hem reeds in mijn hart! — zij drinken allen het goed arviment van den Heer Necker , en het fpoedig herjiel van frankrijk, —— AGTi  C 99 i AGTSTE TONÈÈL. La Cour t, Pierre. Pierre. Mijn Heet daar is de Heer Marchand! La Court. Geleid dien Heer binnen, en brengt dan een paar Bottels Wijn. — NEGENDE TONEEL. La Court, Marchand, Francois; terwijl de Heer Marchand zijn compïiment maakt ï brengt Pierre de JVijn op Tafel , en vertrekt ; gelijk Mevrouw La Court en Louise. — Marchand. I k wensch de Heeren veel geluk , niet de Zegepraal van den Heer Necker; — nu is 'er hoop, dat de Negotie weder zal bloeien; ik heb de Copia's van de Brieven„die 'er gewisfeit zijn, bij mij — en een Adres van de Burgers van Nantes ; — mag ik het geluk hebben, de Heeren, het een en ander, voor te kezen?—- La Cou r t. Het zal mij veel eer zijn, mijn Heer! —• Francois. Met veel plaizier mijn Heer! — maar eerst eens dririSteh! het heil van de Koning, en de Franfche Natie! na gedronken te hebben, begind de Heer G 2 MarV  < ioo ) Marchand, te leezen. Ik zal 'er maar eenige Aatikelen van leezen , om den aandacht van de Heeren, niét veel te vergen. — De Stad Nantes , het voorrecht hebbende van eene der eerfte Steden van het Koningrijk te wezen, verheft tans hare ftem tot inroeping en vastftelling der onvervreembare rechten van het Volk en vind zich gedron,, gen , om op de allerduidlijkfle wijs te verklaren deszelfs verknogtheit aan die Privilegiën, welke de Nati,, onaale Vergadering zoo moedig en mannelijk heeft ftaande gehouden. ,» Overreed dat het belang van het Volk van dit Land onaffcheidlijk is van het belang van deszelfs Souverein,en dat het zich nimmer zal willen ontdaan van het s) jok , waar onder het zoo lang gezugt heeft, als door ,, het geven van de grootfte fterkte aan de uitvoerende magt., zoo zweren de Burgers van Nantes op den Altaar van hun Land , in de tegenwoordigheit van den gedugten en algemeenen Rechter beide van Koningen en van Onderdanen , dat zij zullen handhaven het s, Koninglijk Gezag j dat aan de Kroon gehegt is , en met al hun vermogen weerftand zullen bieden aan de pogingen van hun die euvel genoeg zullen zijn om dit gezag te willen verdeelen met iemand wie het ook ,, zoude mogee wezen. ,, Bezield met den diepften eerbied voorde deugden, van dien weldoenden Prins , die aan Frankrijk hare Nationaale Vergadering heeft wedergegeven , en in ,, her begrip ftaat dat de Rechten van de Kroon en de ,, Eigendom en het Recht van den Onderdaan op een en denzclfden grond gevestigd zijn , zoo hebben de ,, Burgers van Nantes hunne Reprefentanten gelast open3, lijk te toonen de eerbiedige hulde van derzelver on- „ wrik-  ( ioi ) si wrikbare verknogfheit en getrouwheit aan deFamillie, »> die op den Troon zit, en van hunne liefde voor den Patriottifchen Koning , welken God hun gefchonken it heeft. »» Zij heffen hunne handen Hemelwaarts en zweren dus plegtiglijk , dat zij bereid zijn hunne goederen op », te offeren en hunnen laatften droppel bloed te ftorten 5> voor de handhaving van den Scepter in het Huis jj van Bourbon. Op dezelfde plegtige wijs, zweren zij bereid te we,, zen om dezelfde opofferingen te doen tot onderfteun ning der befluiten van uwe Doorlugtige Vergadering , ,, en tot verdediging der F rij heit van de Yranfche ,» .Natie, wiens grootfte Vijanden altoos zijn geweest de ,, Vijanden der Koningen. Zij eisfchen wraak tegen de hoofden van hun , die ,, godloos genoeg geweest zijn om eene getrouwe Natie >j en gehoorzaam Volk te lasteren. ,, De Burgers van Nantes achten het hun pligt te we,, zen hulde te doen aan den ijver, de kundigheit en het Patriottismus der Nationaale Vergadering. ,, Indien 'er aanflagen gemaakt worden , om ulieden ftrikken te fpannen of hinderlagen te leggen , het zij door het aanjagen van vrees , door bedreigingen, door verleidingen of andere kunstgrepen ; denkt dan dat 'er vijf en twintig Millioenen Menfchen het oog op ulkden geflagen hebbende, in ftilheit van'ulieden verlan,, gen te hooren wat hun lot en dat van hunne Nakomelingen wezen zal. ,, Laat in dit opzigt uwen moed rijzen in evenredigheit met de waarde van het hooge karakter, niet min,, der heilig dan dat der Priesterschaar, waar mede uw „ Land u bekleed heeft en dan zult gijlieden alk bedrciG 3 »gh>  ( wp ) Ti gingen en aanzoekingea verachten , door zich zeïveti ,, te befchouwen als de Majefteit van het cerfte Folk ?? van 't geheel al! Dan zult gijlieden alleenlijk acht Haan op de zegeningen, die u venvagten , wanneer gijlieden onder »» uwc Medeburgers zult wederkeeren, om hun derzelver », hertelde vrijheit en het weldadig gedrag van een be„ minden Souverein , die niet lang kon bedrogen worss den, aan te kondigen. H Een Souverein , die naijvrig op den roem van Loss dewijk den xii. en van den door hem zelf erkenden jj Voorzaat Henrik den IV, hunne voetftappen zoekt te „ drukken en gevoeld dat het de ware grootheit van s» een Monarch is te Regeer en over een vrij Folk! Met een woord , een Souverein , die weet dat de ',, Wetten, een uiivloejfel zijnde van de Godlijke Wijs- heid , door de Souvereinen zelf, indien zij hun waai „ belang kennen, behooren geëerbiedigd te worden." La Cour t. Keuflijke taal ! _ die het Caraöer van vrijgeboorene kenfehetst ; en de traanen van vergenoeging , uit mijne pogen persr. — Francois. De Eeuwen zullen van deze groote gebeurenis gewaagen. — TIENDE TONEEL. La Court, Mevrouw La Cour t, Louise, Francois, Marchand. Mevrouw La Court. Qij zult uw Vrienden, Nobie en Le Ciekc, nkt  ( i°3 ) niet weder zien, Generaal!— want ik heb daar zoo even gehoord, dat zij gevlucht zijn; doch om wat reden, weet ik niet, — La Court. Als zij ergens aan fchuldig of in verdenking zijn, hebben zij gelijk: — ik denk niet dat haar vlucht zoo veel bloed zal kosten, als de wechzending van den Heer Necker! — Marchand. Dat geloof ik ook niet , Generaal ! ten minften hun vlucht, zal de Negotie niet hinderlijk zijn. — La Court. Maar de gevluchte daar gelaaten , Heer Marchand! ik ben nu nog begeerig , naar den inhoud van uwe belangrijke Brieven. — Louise. Ach, als dezelve maar niet verfchriklijk zijn!.... Francois, haar omhelzende. Wel, mijn lieve ! ik ben immers nu bij u , zoudt gij nu nog vrcèzen voor fchrikbaare tijdingen? — Lou i s's' Mijn lieve Francois ! ik bemin u , maar ook mijn Vaderland en mijne Natuurgenooten ! maar hoe kan men een gebeurenis gelukkig noemen, als genadige oproerkreeten zich verheffen, — Marchand. Deugdzaam , Engelachtig Meisje!— lieve Louise! ik zal u met mijn Brieven niet meer verfchrikken, maar verheugen ; zie hier de Brief van uw aller Vriend , Necker !— die hij aan de Vergadering heeft gefchreeven , dus zegt hij: ° G4 MIJ-  ( io4 I MIJNE HEEREN! Gevoelig ontfteld door l.mgduurige beroeringen, en 5S bereids van nabij het oogenblik befchouwende in 'wel>> keu het tijd word oni te denken aan het verhaten ?? van Waer.dd en bezigheden, bereidde ik mij reeds om het lot ïan Vrapkiijk en den gelukftaat eener Natie, ?? aan welke ik met zo veele banden verbonden ben , »» "echts met mijne wenfehen te volgen , wanneer ik den brief omfing , met welke Gij mij vereerd hebt. M " )S al le Mer buiten pijn vermogen , het is boven «' mijne zwakke middelen , om dit zo dierbaar bewijs t, uwer achting en genegenheid waardlg'ijk te beantwoor>j den, maar ik ben ten miniten verpligt, Mijne Heeren, ii U de hulde mijner eerbiedige erkentenis te brengen.' „ Mijne toewijding is u niet nöodzaakiijk ; maar he°t is' ,, van belang voor mijn geluk om den Koning en de Franfche Natie te bewijzen , dat niets eenen ijver kan » v«r1aauwen , welke zedert zo langen üjd het belang " van mi'fn leven is geweest." lk ben met eerbied" Mijn Heeren, Uwe enz. (getekend). NECKER, BAZEL den 23. Julij. Li Court. Edelmoedig Carafter, deugdzaame Necker mijn lart is uw gedenk-zuil! hij komt! — hemel! — hij küuu! -r Mevrouw La Court. Hij komt! — hij komt! — mijn Necker komt! — Louis e. Dien braaven komt weder, de Hemel zij gedankt. Fr ancois, ja dien 1naven komt ! — hij voltooit de Zegepraal, roqr de gshcelc Franfche Natie ! —. Mas*  ( io5 ) Marchand. Maar niet minder zien wij de goedheid , en het Edelmoedig Caraéter van onzen geliefden Monarch , in de Brief die zijn Majefteit eigenhandig aan de Heer Necker heeft gefchreeven, — dus zegt dien grootên Lodewijk: ,, Ik ben ten uwen opzichte bedrogen geweest. Men ,, heeft mijn Caradër geweld aangedaan. Thans einde,, lijk ben ik verlicht. Komt, komt, Mij» Heer, zon,, der uitftel de rechten op mijn vertrouwen, dat U voor eeuwig gewonnen is , weder opneemen. Mijn Hart ,, is U bekend. Ik wagt U met -mijne geheele Natie, en ik deele opreclvtelijk in haar ongeduld. Hier over ,, bidde ik God tot uwe terug komst , Mijn Beer, dat „ hij U in zijne heilige en waardige hoede houde." (geteekend) LOUIS. La Court., Hemel welk eene Edelmoedigheid, hoe deugdzaam moet toch onzen Lodewijk niet zijn ! — daar hij zoo nederig aan een Minister fmeekt, om zijne terug komst; niet air leen : maar zelve voor zijne bewaaring bid; — en ook, hoe belangrijk- moet dien Minister voor het Koningrijk niet weezen , dat de Koning zoo ernflig , op zijne terug komst, aandringt. —■ Mevrouw La Court. Maar de Koning zegt ook, hij is bedrogen geweest! — Francois. Ja! ja! dat is waar: — wij hebben "er blijken van gezien ; maar wee hen, die weder een bedrieglijken aanflag durven onderneemen ; — ons is het Zwaard in de hand gegeeven , tégen alle die geene , die de Nationaale Vrijheid en Lodewijk, geweld aandoen. — Marchand. Maar nu heb ik het andwoord nog , mijne Vrienden ! G 5 ;t welk  ( 106 ) 't welk dien Ministei aan zijnen Koning gefchreeven heeft. — Louise, tdgen Marchand. . Hebt geduld, mijn fleer!— ik zal onze Louis, binnen roepen, hij is al t'huis, ik heb "zijn ftern gehoord. — ELFDE TONEEL., La Co u r t , Mevrouw La Court, Louis, Louise, Francois, Marchand. La Court. Nu mijri Heer ! het andwoord van dien braaven en deugdzaamen Minister. Marchand. Dat is der moeite waardig , —I "want het teleend niet alleen de geheele Ziel van Necker, — maar een Catacler , dat bijna alle ftervelingen overtreft. — Dus Md het: S I R E '. ,, Op dit oogenblik ontfang ik den Brief met welken Uwe Majefteit mij heeft gelieven te vereeren. De uitdrukkingen ontbreken mij om hoogstdezelve te be,, tuigen , al het aandoenlijke , dat de terugkeering van ,, Uwer Majefteits goedheden mij doet ondervinden: Zij ,, maakt mij meer en meer doordrongen van de verplicluing , die ik mij fteeds langen tijd heb opgelegt, gt om in Uwe Majefteit den rechtvaardigen Vorst en den bi weidenkenden Man, die niet dan het welzijn der Na«, 5 tie bewerken kan , wanneer hij door zich zelf werkl, ,» te onderfcheiden van den vermogenden Monarch , die .,, haar bcheerfcht , en blootgefteld is om dikwerf dingen 5j te doen, die tegen zijn hart ftrijden.". „Ik  ( 107 ) 9, lk neeme flegts. SIRE , den benodigdên tijd om s, dc tnanen af te drogen , die Uwen Brief mij Horten ,, doet , en fnelle voort op Uwe beveelen. lk zal U 5, mijn Hart niet brengen ; dat is een Eigendom , het ,, welk Uwe Majefteit op duizende Gronden toekomt, en waar op ik geen recht meer bezitte. Ik telle met 3, ongeduld , en zoeke te verhaasten, de oogenblikken, ,5 die mij nodig zijn om U het aanbod te doen van ,, mijn laatftcn druppel Blocds, mijne geringe Kundighe5, den, mijne gantfche overgeeving aan Uw geheiligd Perfoon, en van den diepen eerbied , met welken SIRE, ik verblijvp Uwer Majefteits ootmoedigfte, gehoor5j zaamfte en ijverigfte Dienaar." (gcteckend) NECKER. La Court. Traanen droogen ! — lachjens kweeken ! — gaat in Zulk eene verrukking faamen; — ik verlies mij zelve! leder betoont een blij genoegen , door elkander de banden te drukken en eenpaarig te roepen: de Deugd Triomfeert. Louis. Nog niet genoeg, mijne Vrienden!— de Held is binnen de muuren van Parijs ! — hij is al bij den Koning , en Koningin, en de Koningrijke Familie geweest: en ,, gister ging een zeer talrijke Burgerwagt den Heer ,, Necker afnaaien , als welke zich terftond begaf naar de Zaal der 120 Reprefentanten der Gemeente vanPa,, rijs , aan 't hoofd hebbende den Heer Baillij , en den „ Command. Generaal der Burgerije , alwaar dien Minis3» ter verfcheide Aanfpraaken wierden gedaan, die hij be„ antwoorde ; en na uitgedrukt te hebben hoe aange3» daan hij was over de blijken van vertrouwen , ver- ,, kleefd-  ( 103 ) ,, klcefdheid en achting , die men hem betoonde , heeft hij getracht de menfchlievendheid aller Burgers gaande te maaken ten voordeele eeniger Perfoonen , die het ,, ongeluk hadden den haat der Natie ever zich te haalen , en die vreezen konden Slachtoffers te zullen worden , aan de publieke wraak overgegeeven. Aller „ harten ontroerden ; de ganfche Zaal door was het , „ Genade , Genade , voor Schuldigen , Algemeene „ Amnestie.' De Graaf van Clermont Tonnerre deed *' het Voorftel om den wensch van barmhartigheid en „ edelmoedigheid , zo even door de Vergadering uitge,, boezemd , met een formeel Arrest te bekrachtigen. Het wieid den Heer'Necker voorgeleezen, die 'er° zo' „ over getroffen was, dat hem de Traanen in de oogen „ kwamen ; hij vernederde zich van verteedering met „ uitdrukking van de levendige ontroering en gelukiland, „ dien hij ondervond. Nimmer verwierven de reden en „ welfprekenheid een prijs die hunner waardiger was ; „ tot hier toe waren de zegepraalen van den Heer „ Necker vernuft en deugd ; deze laatfte is die der Menschlievendheid." Mevrouw La Court. Onvergelijkbaar voorbeeld ! — onder alle ftervelin«»en • — hemel ! — hoe veel Eerlijkheid en Menschlievendheid , ftraalt 'er in 's Mans gedrag niet door; kwaad .met goed . te vergelden , is de volmaakte deugd van een Christen. — La Court. Ik kan naauwlijks fpreeken : — Genade ! Genade ! vcor Schuldigen , Algemeene Amnestie ! is het mqpghjk ! alles ademt Menfchenliefde ! — alles ademt Gevoel ! . en vertederd mijn zoo lang gefolterd hart. — mak;  ( 109 ) Marchand. Ja , Heer Generaal ! — nu zal de Negotie toch weer bloeien ; — doch dit zeg ik nu niet uit Eigenbelang , maar uit wezenlijke zucht , voor den algemeenen Welvaard. — La Court. Nu fpreekt gij naar mijn hart , Makchand ! — want de zucht voor het Algemeen belang, moet ons zoo naauw aan het harte leggen , dat wij 'er ons Eigenbelang , aan durven opofferen , andets kunnen wij geen wezenlijke beminnaaren van ons Vaderland, genaamd worden! — Louis. Even zoo min is de Heer Necker, met Eigenbelang of zucht naar grootheid bezield; — dit heeft hij te vooren, en ook nu nog , getoond : — want toen zijne Majefteit, — den waardigen Heer Necker, de groote beweegoorzaak der zoo gewenschte overéenftemming , van Vorst en Volk , een nieuw en aaitftekend bewijs van zijn vertrouwen wilde geeven , met hem die Qualiteit op te draagen , die den onfterflijken s u l l ij bij den grooten Hendrik den Vierden , bekleede , naamlijk: van principaal Minister , eene waardigheid; onlangs door den Cardinaal^ Aarts Bisfchop van Sens, bekleed; — vergenoegde hij zich, met het aangebode. vertrouwen, dat zijne Majefteit in hem geliefden te ftellen , en verzogt dat hetzelve met geen rang of eeretijtelen, mogt verzeldgaan; —■ maar verzogt alleen , onderfteuning , in het Departement der Finanticn. — La Court. Mijne Vrienden ! mijne Kinderen '. — wij zien elkander thands aan , met een glans van vergenoeging; — wij  ( no ) Wij juichen om het belang ■ van ons Vaderland ; , tvij Ücn den Man van Deugd en Eer , Zegepraalen, in weerwil van allen die hem haaten ; — hoe veel dierbaar BurgerWoed 'er geftróomd heeft , de Koning, zijn Minister en Volk j Zegepraalen; en dit is ons genoeg. . 't Is waar, iedere druppel Burgerbloed is dierbaar (alle hunne traanen afdroogende) ja ; iedere druppel Burgerbloed , die door dwinglandij geftort word , is te waardig om op gewogen te worden ; tégen de fchatten der aarde , maar geheele ftroomen Burgerbloed, zijn niette waardig, opgeöffert.te worden ; voor eene Nationaale Vrijheid, en de belooning der deugd ; — zijt dus Deugdzaam, Menschlievend, Eerlijk en Nedrig , gelijk den onfterflijken Necker , u voorgaat; en zijt verzekerd, dat den Opper- ften Rechter , die Hemel en Aarde Regeerd , de harten der Koningen beftuurd * — nimmer zal toelaaten dat een Deugdbeminnend hart , eeuwig zal getijsterd , of vervolgt worden ; neen , neen : de Deugd Zegepraald , vroeg of laat. — Zijt niet bekömmett al word gij om de Deugd verjaagt , vervolgt, verdrukt, vertrapt ; — hoe duister de Wolken zijn , die rondom u heenen vaaren, den glans der Deugd , zult ge eenmaal, voor u; of zelfs voor uw Nagedacht, zien opgaan! — Louis, een Gezang aanheffende; Triomf! wij Zegepraalen! De dwangzucht is geveld; — Wij zetten Heerschzucht paaien j De Vrijheid is herfteld!—■ Chorus. Wij zetten Heerschzucht paaien, De Vrijheid is herfteld! — Sb*  ( III ) Solo. Ons hart, vol angst cn zorgen, Bleef haaken naar den morgen, In 't fomberst van den Nacht; De nood-kiok deedt ons zuchten, De bloedkreet deedt ons duchten, Voor woedende overmagt! — Chorus. De bloedkreet deedt ons duchten, Voor woedende overmagt!—— Solo. Triomf! TriomfI wij Zegepraalen! Waar is den euvelmoed, Die 't dierbaar Burgerbloed, Uit wreede wonden heeft doen ftraalen ?... Triomf', zij is gevlucht!—— En Frankrijks vrije Lucht, "Weergalmt reeds, door de blijde klanken, Van Burgers, die de Godheid danken! — Chorus, En Frankrijks vrije Lucht, Weergalmt reeds, door de blijde klanken, Van Burgers, die de Godheid danken! — Solo. Ach dat de zoete kalmte en rust,1 De plaats van tweedragt, mogt hervangen!  ( m ) Dit is ook Necker's wcnsch en lust; Wij volgen zijn verheve gangen. —. Dat Necker's doel'gezegend zij, Tot heil der Franfche Maatfchappij! —i Chorus. Dat Necker's doel gezegend zij, Tot heil der Franfche Maatfchappij! Einde van het Vijfde en Laatfte Bedrijf.