1093 B 44  MAAÏSCH. DER NEDERL. LETTERS. TE LEIDEN. Catal. bl. . . Geschenk van Tooneelstukken, 1841.  ELEONORA HAMILTON, TREURSPEL.   ELEONORA HAMILTON, TREURSPEL, DOOR A. LOOSJES Pz. T p. HA E R I- E Ma Ey A, LOOSJES Pz. M D C C X C. KTTKRK./   VOORBERICHT. Een loven alle wetten verheven AlleenhetrJcher, die tegen de neigingen van zijn hart aan, buiten eenigen aandrang dan die der billijkheid-zelve, eenen zijner dierbaarfte gunfielingen aan de gejlrengheid der wet opoffert, moet eigenaartig een zeldzaam verfchijnzel zijn, neemen wij de zwakheid der menjchlijke patuur, waar aan de Vorsten der aarde niet minder, dan het overig deel der Stervelingen, onderworpen zijn, in aanmerking, en het is met 'er daad zeldzaam , zo wij de Gefchiedboeken der Volken raadpleegen. Zulk een verfchijnzel egter ' trof ik aan in het gedrag van czaar peter den I. omtrent de Hofjuffer Hamilton. ( * ) Terftond naa het kezen van dit zijn gedrag ontwierp ik een ruwe fchets van een Treurfpel, waaruit eerlang dit Tooneelfluk gebooren wierdt. Schoon ik aan de voltooijing en vooral aan de befchaaving zeer ■Veel tijds befieed hebbe, geef ik het egter mes veel fchrooms in het licht, daar (om niet te reppen van de zwakheden, die ik zelve in het fluk ontdek, en waarvan ligt het grootfte getal nog voor mij verborgen is) daar het afgrijzelijke van den kindermoord misfchien het bekoorlijke der recht- vaar- Zie'de Anecdoten van Stahhin II. D', hl. 54 U Amflerdam bij J. Tntema.  2 VOORBERICHT. vaardigheid va>i den Czaar bezwalken en van zijt}i kragt bsrooven Zal. De Haatlijkheid der perfoon, niet die der misdaad (* ) heb ik om die redéii poogea te verzagten , vooral door haar Cmflantia als eene vriendin tos te voegen, die de misdatdige in fnoodheid van hart overtreft, maar wier boosheid {zo ik vertrouw) de boosheid v.m een door de wielde vertroeteld hart niet te boven gaat. Ahdere redenen mankten o'ik het invoeren dsezer verdichte perfoon noodzaaklijk. A.le moeite, die ik heb aangewend, om iets, beInlven 't geen Stahlcin van deeze gefchiedenis optekent, te ontdekken, is vruchtsloos geweest :— en niemand zal hst dus, zo ik vertrouw kwaalijk duiden, dat ik de hoofdperfoon in ftede van FreuleHainilton (zo noemt Stahlein Inar) Eleonora H-imüton heete en Inar moeder den naam van Mathilda geeve, ook niet, dat ik van zijn verhaal alleen als een gro'iiflag gebruik gem lakt hebbe. Zij, die zijne Anscdoten raadpleegen, zullen zien, dat ik ds fnoodhsid van Hamiltoii om Inar geen voorwerp van verfoeijing te. maaken, verzagt hebbe. Ook heb ik de gefchiedenis in dien tijd der regeering van den Czaar geplaatst, als mij de voeglijkfie toefcheen. Nog iets moet ik mededeelen aangaande de Jirafoefening der Ruffen, en de reden van de wij- Ik zoek hier door egter geheel geen uitfpraak te doen over liet gefchil, dat eenige jaaren geleeden over deeze misdaad tusfehen den Hoogleeraar Camper en den Leeraar Sterk heeft plaats gehad. •—• Beide, hoe zeer anders verfchillenie, houden den kindennoord voor eene haatelijke er. der mmjïhlijk» atiat/chappij hoogttnadtelige misdaad.  VOORBERICHT. 3 ■wijze, waarop ik die in dit jiuk heb aangevoerd — Ook zeer weinig bleek mij aangaande de Rrafoefemngen, bij dat volk in gebruik ten tijde van c z a a b^ p 1: t e r d e s I, en ik heb dus de vrij. heid gebruikt om bij afleiding en •overbrenging fan. het geen bij de gruwzaam knoetftraf plaats heeft, zets het geen mij bijzonder diende over te neemenby de bijlftraf, die Hamilton onderging Naamehjk tn het zo nuttig werk van n 0. w a r d (f) over de» flaat der Gevangenis, fen en Hospitaalen vond ik betreffende de Lei ' flraf dit aangetekend. „ Zij, die deeze flraf „ Inden moeten, worden uit de gevangenis na de » tiafS gebra%> mar *V die rfMr Zoldaatén „ ondergaan : Daar maaken deezen een kring rond•' °m,den Schuldigen; de Tamboer flaat geduu „rende een of twee minuuten enz. Daar nu in dit geval de Rusfifche Zoldaaten inkomen als de uitvoeren der flnffe, heb ik geen zwaarheid gemaakt om een Irommelflag toleenflZegdo n dienen van den dood der Jchuldige Ramihon? Ct) I rol: XI. Cop.  PERSOONEN. czaar peter de I. catharina alexiowna, ZijllC Gt- maalin. menzikof, \ suatsdkmamu dolgorukki, J eleonora hamilton. m a t h i l d 4, haare Moeder. co ns ta nt ia, Hofjuffer. drie raadsheeren. wacht van strelitzen. Het Stuk fpeelt te Petershurg. VLB*  ELEONORA HAMILTON. TREURSPEL. EERSTE BEDRIJF. Het Tooneel verbeeldt een vertrek van het Paleis. EERSTE TOONEEL. czaar peter aan eene Tafel zittende, waarop eenige papieren liggen, met een Landkaart in de hand. Indien ik dus den Wolga en den Don veréénig, zal het voor mijne onderdaanen mogelijk zijn , van deeze Hoofdftad te water de Zwarte Zee te bereiken: Is mij de verééniging van den Twerza en Mila niet gelukt? waarom zou ik in dit ontwerp niet flaagen ? (Hij legt de Kaart neder.) Dus loopt de taak A mij-  2 ELEONORA HAMILTON, mijner ftille werkzaamheden reeds vroegtijdig af, terwijl Petersburg nog in den arm des flaaps verzonken ligt. (Hij vestigt zijne eogen op de voor hem liggende papieren. ) Welk een ftapel van ontwerpen , vruchten der fchranderfte geesten van Europa ; welk een aantal fmeekfchriften , welk een' menigte vonnisfen .... Tot hoeveel geftrengheid ben ik dagelijksch genoodzaakt. Mijne Rusfen befchouw ik met medelijden; ik vraag dikwerf mij zeiven: of zij niet alleen menfchen genoemd worden, omdat zij 'er de uiterlijke gedaante van hebben. En ik zou Vorst kunnen zijn van het uitgebreide rijk der aarde, Vorst over een zo woest volk, zonder eene geftrengheid, die barbaarsche wreedheid nabijkomt. Dat het rechtvaardig naageflacht billijk over mij oordeele, wien de pooging gelukt is, om de grondflagen der Rusfifche befchaafdheid te leggen Dan , hoe zeer ik overtuigd ben van het noodzaakelijke mijner geftrengheid, één trek mijner pen beilist het keven of den dood... en ben ik niet een feü-  EERSTE BEDRIJF, 2 dl 3 Toon. 3 feilbaar ilerveling, die zo ligt misleid kan worden? . . . TWEEDE TOONEEL. CZAAR PETER, EEN STRELITZ. DE STRELITZ. De Prins Dolgorukki verzoekt uwe Majefteit op bet oogenblik te fpreeken. CZAAR PETER. „ Zo vroeg in den morgenftond" (Tegen den Strelitz.) Hij kome. (Naadat de Strelitz vertrokken is.) Een zo vroegtijdig bezoek van mijne ftaatsdienaaren is mij niet aangenaam. Zeldzaam voorfpelt dat veel goeds. DERDE TOONEEL. CZAAR PETER, DOLGORUKKI. CZAAR PETER D-OLGORUKKI te gemoet treedende, Hoe ontijdig, mijn vriend ! Mij dunkt A 2 ik  «f ELEONORA MAM TL T OK, ik zie eenige bekommering op uw gelaat... Is 'er eene naadeelige tijding van de vloot... Hebben misfcbien de Zweeden Apraxin geflaagen... , DOLGORUKKI. Neen, Vorst! ik heb noch uit het Leger noch van de Vloot eenige tijding. Eene geheel andere drijft mij zo vroeg ten hove. CZAAR PETER. Red mij terftond uit mijne bekommering. Niets is voor mijn hart ondraaglijker dan onzekerheid. D OLGORUK K I» Eleonora Hamilton is... CZAAR PETER. Is zij dood?.. Hemel! Die tijding] zou mijn hart grieven, als die van het verlies mijner vloot... DOLGORUKKI. Neen, Vorst, zij leeft: maar ach! dat zij geHorven ware.. CZAAR  EERSTE BEDRIJF, 3 Tom. $ czaar peter. Spreek op. dolgorukki. Heden voor het opgaan der zon, is zij uit de wooning haarer moeder geligt en na de gevangenis gefleept. czaar peter. Eleonora Hamilton? 't Is een valsch gerucht, Dolgorukki! Komt gij daarmede mij zo vroeg lastig vallen. En welk een' misdaad heeft men voor haar verdicht ? dolgorukki. Het gerucht onder mijne huisgenooten beticht haar van niets minder, dan van een' aanflag op uw leeven. czaar peter met eenen grimlach. Op mijn leeven? — Ik wenschte, dat ik mij zo veilig aan mijne hovelingen, als aan haar kon vertrouwen.... Zij, overlaaden met weldaaden... Neen! Eer zou Catharina het op mijn leeven toeleggen... A 3 T30t>  6 ELEONORA HAMILTON, dolgorukki. Op de wacht der Strelitzen zeide men, dat zij het op het leeven van uwe Catharina gemunt hadt. czaar teter verftoord. Zult gij mij nog langer met uwe leugenmaareh lastig vallen? Vertrek, ftoor niet langer mijne eenzaamheid. dolgorukki. De Prins Menzikof, dien ik onderweeg gefproken heb, zal u fpoedig nader van alles onderrichten, Mijn Heer! VIERDE TOONEEL. czaar peter. Alleen, alleen om zich in mijne gunst in te dringen, komt men mij geduurig ontrusten met de beuzelachtigfte vertellingen van aanilagen op mijn leeven. Ik wenschte, dat ik mij in eens van dat hofgebroed kon losmaaken. Een vorst moest maar één vriend hebben, en die moest de ecrlijkfte man uil; het  EERSTE BEDRIJF, 4 Ctl J ToOB. ? het ganfche rijk zijn. — Eleonora! ... Gij zoudt na mijn leeven ftaan, of na dat van mijne Catharina... Gij door ons beide als eene dochter bemind Waarlijk dat denkbeeld ontroert mij Maar wat kwel ik mij met een' herfenfchim, gebooren uit het brein van den een' of ander' kwaadaartigen lasteraar.... Dan zagt.... yiJFDE TOONEEL. CATHARINA, CZAAR PETER. CZAAR PETER. Mijn waarde Catharina! Ik lees de onfteltenis op uw angftig gelaat. CATHARINA. En ik op het uwe drift, ongeftüimigheid' en onrust van ziel. — Ik wil het u niet ontkennen, jaa, ik ben verfchrikt. De tijding, die mij door eene der hofjuffers gebragt is, was mij niet aangenaam. CZAAR PETER. Zet u neder, (zijgaan. beide zitten.) Ei, A 4 meld  8 ELEONORA IIAM1LTON , meld mij, welke tijding heeft uw hart ontfteld. Waarlijk ik vrees zelfs om 'er na te verneeinen. Ik ducht.... CATHARINA. Ik merk het, Mijn Heer, gij hebt ook reeds het gerucht van den toeleg op mijn leeven vernomen. CZAAR PETER. Zou het waarheid zijn, Catharina? Zou de ondankbaarheid zo verre in het menschlijk hart gaan? CATHARINA. Altijd heb ik u om genade voor ftraffchuldigen gefmeekt, maar zulk eene flang, Mijn Heer, die wij in onze boezems gekoesterd hebben.... CZAAR TE TER. Ach! kunt gij Eleonora verdenken van zulk eenen aanflag.... CATHARINA. Zij is wel overtuigd, Mijn Heer, in welk eene blaakende gunst zij bij ü ftaa. Mis- fchien  EERSTE BEDRIJF, 5 ToOtt. 9 fchien zou zij haar' handen, met mijn bloed bezoedeld, u voor het altaar wenfchen aan te bieden czaar peter. Alles immers rust nog op onzekere geruchten. catharina. Dit gefchrift zondt mij Menzikof door eene Hofjuffer. czaar peter. Van Menzikof?.. Waarlijk ik vrees.... (Hij leest ) ,, Mevrouw! „ Zijt op uw' hoede... Eleonora Hamilton, „ deezen nacht gegreepen, is verdacht van een' „ aanjlag op uw leeven. Misfchien heeft zij ,, eedgenooten.... Ik zal alles onderzoeken; „ wacht binnen weinige oogenblikken ten hove Uwen getrouwen menzikof. Hemel! 't fchijnt dan waar Het getuigenis van Menzikof zegt veel. As ca-  !0 ELEONORA HAMILTON, CATHARINA. Ik wacht van uwe rechtvaardigheid, dat gij uwe beminde Catharina tegen de laagen haarer vijanden zult befchermen. CZAAR PETER. Zijt gerust op mijn vorstelijk woord. Heb ik u niet voor het altaar te Jawerow den heiligden eed gezwooren. En ik zal dien eed niet verbreeken, zo lang dit hart klopt. Ik zal dien ftaaven, al moest ook het dierbaar bloed van Hamilton ftroomen. EEN STRELITZ. De Prins Menzikof... CZAAR PETER. Hij kome op het oogenblik. (De Strelits vertrekt.) Ik brand van ongeduld en ik fidder, om de waarheid uit zijn' mond te verftaan. ZES-  EERSTE BEDRIJF, 6 ToOll. II ZESDE TOONEEL. CATHARINA, CZAAR PETER, MENZIKOF. CZAAR PETER. Menzikof! Is Eleonora Hamilton gevangen ? MENZIKOF. Jaa, Vorst! Om zeker te zijn heb ik mij in perfoon bij den eerften Raadsheer der ftad vervoegd, en daar heb ik verftaan, dat zij reeds vroeg in de gevangenis gebragt is. CZAAR PETER. Eleonora Hamilton in de gevangenis? Zeg mij de oorzaak toch.... Menzikof! Welk wanbedrijf.... MENZIKOF. Een allerverfchriklijkfte misdaad is de oorzaak van haar' gevangenneeming. CZAAR PETER. Ach, welk een misdrijf? Vaar toch voort, Menzikof! MEN-  12 ELEONORA HAMILTON, MENZIKOF. Uwe Majefleit weet dan, dat zij zedert eenen geruimen tijd zich niet aan het hof vertoond heeft. Ongefteldheid was de oorzaak van haar afzijn. CZAAR PETER. 6 Jaa! Het gemis van haar bijzijn heeft ons tc zeer getroffen, dan dat wij ons haare ongefteldheid niet zouden aangetrokken hebben. CATHARINA. Noem ons toch haare misdaad. MENZIKOF. Het rampzalig gevolg van eencn onbeperkten hartstocht.... CZAAR PETER. Voleind, fpreek minder duister. MENZIKOF. Welaan dan. De ellendige heeft, om haare fchande tc bedekken , deezea nacht een ongelukkig wicht, dat zij terwae- reld  EERSTE BEDRIJF, 6 Toon. IJ reld gebragt hadt, met eige hand het venfter uitgeworpen. Zij is gezien bij het maanlicht, en 'er zijn getuigen van haare euveldaad. CZAAR PETER. Hemel! Eleonora fchuldig aan de misdaad, die ik het meest haat van alle misdaaden. CATHARINA. Eer zou ik hebben kunnen gelooven, dat zij zich met mijn bloed, dan met dat van een onnozel wicht, zou hebben bezoeteld. Ik geloof het niet, Menzikof! MENZIKOF. Het is egter zeker, Mevrouw! CZAAR PETER. Wee hun, die haar zulk een ondaad optijgen, zo zij onfchuldig wordt bevonden. Zijn de getuigen niet verdacht? MENZIKOF. Drie eenvoudige Visfcbers hebben duidelijk het ongelukkig fchepzel (ik gruw, Êerwijl ik het verhaal) in een' doek gebonden  14 ELEONORA HAMILTON, den door haar uit het venfter zien nederv/erpen; zij hebben het verpletterd wicht opgenomen, en aan den eerflen Raadsheer van alles kennis gegeeven. Deeze, uwe ftrenge bevelen omtrent die misdaad gedachtig, heeft op het oogenblik met een' wacht haar uit de wooning haarer moeder na de gevangenis over doen voeren. CZAAR PETER. Hebt gij misfchien vernomen, hoe zij zich bij haare gevangenneeming gedraagen hebbe. MENZIKOF. Zij was zeer ontroerd, woedend, bedwelmd. CATHARINA. Maar welk een vrouw, van zulk een teder geitel, van haaren rang zou niet ontroeren bij eene zo onverwachte gevangenneeming. Uw verhaal alleen doet mij beeven, Menzikof! En wat moet het dan niet zijn van zulk eene misdaad verdacht, en als eene misdaadige na den kerker gefleept te worden. Waarlijk uit haare ontroerenis is niet tot haare fchuld te beiluiten. MEN-  EERSTE BEDRIJF, 6 Toofl. 15 MENZIKOF. Maar de omftandigheden, die 'er verder bij plaats greepen, geeven aan de befchuldiging allen icbijn van waarheid. Haare moeder voerde haar , toen de wacht binnen tradt, in eene hevige drift toe; Heb ik het u niet voorfpeld, rampzalige! — En op dat gezegde weidt haar anders zo vriendelijk gelaat dat van eene raazernij. Zij knarste op haare tanden, haar oogen gloeiden, en haar' moeder aanziende, als of zij haar met die oogen zocht te dooden, hief zij haare handen inééngeflooten ten hemel en riep: Mijn Moeder! Mijn Moeder! Gij verraadt... en hier iloeg zij zich met eene beevende vuist op haaren mond. CATHAR INA. Ach, dat zij onfchuldig mogt zijn! CZAAR PETER. Dierbaare Catharina! zou het mogelijk zijn ? MENZIKOF. 'Er is dunkt mij geen zweemzel van hoop, dat  16 ELEONORA HAMILTON, dat zij zich zal kunnen rechtvaardigen. De getuigen, haar fchrik, het gezegde haarer moeder, haare woede, haar antwoord... CZAAR PETER. Zijn niet genoeg, hoeveel zij betekenen. De getuigen kunnen omgekogt zijn. Haar fchrik is geheel natuurlijk. Misfchien bedoelde het gezegde haarer moeder iets anders. Haar woede, haar antwoord kunnen aan de bedwelming van een oogenblik worden toegefchreeven. - Een rechterlijk onderzoek moetalles bewijzen. Gij weet, ik ftel het hoogst belang in haar behoud Menzikof... maar zo zij fchuldig wordt bevonden , moet deneischder rechtvaardigheid voldaan. Gaa dan heen, mijn vriend, en be- > veel den Raadsheer, dat hij terftond bij haar ten ftrengfte na de waarheid onderzoeke.... CATHARINA. Vergun mij egter ééne bede... njijn dierbaar Echtgenoot! Beveel, dat zij verfchoond blijvc van de pijniging. Zij is mij eene zo dier- baa-  EERSTE BEDRIJF, 6 ToOtt, 1? baaie vriendin... en ach! hoe dikwerf ontwringt de fchrik voor de herhaaling der folteringen aan de lippen der onfchuld een valsch opgetijgd misdrijf. CZAAR PETER. Op uwe bede dan, Catharina! blijve zij van die fmarten verfchoond. Maar voor het overige moet 'er geen middel tot onderzoek gefpaard worden. Ik wil de waarheid van dit geval volkomen weeten. Men berichte mij alles zonder de minste agterhouding. De man, die door zijnen naasten tot gramfchap getergd, in die woede, zijnen medemensch nedervelt, is ftrafbaar voor het gericht. De Hemel zelfs eischt zijn bloed. En zou het bloed van den onnozelen zuigeling, door de hand zijner moeder gedacht , niet om wraak fchreeuwen. Door zulk eene misdaad te verfchoonen zou ik een vloek op mijn Rijk laaden, B Z E-  38 ELEONORA HAMILTON, ZEVENDE TOONEEL. CATHARINA, CZAAR PETER. CZAAR PETER. Ik vrees , mijn' Catharina , ik vrees; ach! zo de ongelukkige aan die misdaad fchuldig flondt. CATHARINA, Het ware eens zo, mijne waarde, zoo dan geene voorfpraak kunnen baaten. CZAAR PETER. Welk een voorfpraak geldt 'er tegen den eifch der rechtvaardigheid. De voorfpraak, die zij (op zijn' borst wijzende) hier heeft moet 'er zelf voor verftommen : en die pleit fterk. CATHARINA. Herdenk , hoeveele genoegens zij ons dagelijks verfchafte. — Ach! misfchien dat een oogenblik van vervoering, waar voor wij immers allen blootftaan, haar zo diep heeft doen vallen. Misfchien door de  ï ER S TE BEDRIJF, ? TOOM. 19 de fchaamte misleid... Ach! zou eene ontijdige dood aan zoveele voortref! ijkbeden.... CZAAR PETER. Jaa, Catharina ! Voor den rechterftoel der onkreukbaare billijkheid gelden tegen gruwelen geene voortreffelijkheden.... Ik zweer bij mijne kroon, indien zij... CATHARINA. Ach! houd uw vorstelijk woord te rug... Ik fmeek u CZAAR PETER. Haar droevig noodlot ontroert mij genoeg, Catharina! Ach dit hart is zo treurig. Ik moet lugt fcheppen, en zal in mij. ne eenzaamheid den Hemel fmeeken, dat hij haar fpaare. (Hij vertrekt met drift.) ACHTSTE TOONEEL. CATHARINA. Hij vertrekt om de traanen van zijn gevoelig hart te verbergen... zelfs voor mij. B 2 Dit  $0 ELEONORA HAMILTON, Dit offer zou hem veel kosten. Hij be mint haar als eene dochter.... Misfchien zou de fchranderheid van Menzikof, zo zij fchuldig is, iets tot haare behoudenis kunnen uitvinden. Laat ik dien vriend mijner jeugd in deeze aandoenelijke oogenblikken ter redding eener dierbaare vriendin raadpleegen , en hem ontmoeten, eer hij den Czaar wederziet. Einde van het Eerjle Bedrijf, TWEE-  TWEEDE BEDRIJF, I ToOfl. 21 TWEEDE BEDRIJF. Het Tooneel verbeeldt eene gevangenis ma donkere kluizen, en verlicht door eene lamp. EERSTE TOONEEL. ELEONORA, CONSTANTIA. ( Beide zittende. ) ELEONORA. Gij vergeet mij dan niet in dit akelig verblijf van fchande en duisternis. Conftantia! Tot welk eene diepte ben ik gezonken. CONSTANTIA. De Czaarin, u zo geneegen, hadt mij uw deerlijk lot niet verhaald, of ik fnelde na de gevangenis. Maar fchep moed, Eleonora ! Slechts weinige, weinige oogenblikken, en, uwe onfchuld zal zegepraalen, zcgepraalen op de uitflrooizels van nijd en laster. B 3 E L E-  £S ELEONORA HAMILTON, ELEONORA. Mijne onfchuld.... mijne onfchuld Hemel! CONSTANTIA. Het geheele Hof hoopt.... vertrouwt, dat gij onfchuldig zijt. ELEONORA. Ach! (angftig rondom ziende) Het Hof houdt mij onfchuldig. Kan ik u vertrouwen.. CONSTANTIA. Gaf ik u immer reden, om mijne trouw te verdenken. ELEONORA. Ach... Conftantia... onderfteun mij.... Mijn angftig hart moet ik ruimte geeven.. Ik zou onfchuldig zijn, mijne-waarde, ik? Leest gij ip mijne oogen de misdaad van het moederlijk hart niet. CONSTANTIA. Gij zijt dan fchuldig ELEONORA. Jaa fchuldig aan den grootften gruwel,  TWEEDE BEDRIJF, I ToOtl. 2J wel, dien eene vrouwelijke hand pleegen kan. Ach , Conftantia , verlaat, verlaat mij niet in mijnen rampzaligen flaat. Ach! hoor mijn bedrijf uit mijnen mond.... en beef. Hebt gij u niet dikwerf over de bleekheid van mijn gelaat, dat anders zich nimmer van blanketzel bediende, over de dofheid mijner oogen, en de verflaauwing mijner leevendighcid verwonderd. Conftantia .' De heillooze vrucht van eenen bedekten liefdehandel was de oorzaak niet alleen van dat uiterlijk verdriet, maar, wanneer het hof juichte van vreugde, en ik medelachte, kermde mijn hart in mijnen boezem van weedom en doodsangst. Maanden lang, Conftantia, ben ik door de ellendigfte pijnigingen gefolterd. Dan eens wilde ik het vergift voor de onfchuldige oorzaak van mijn eindeloos verdriet binnenzwelgen, maar als de drank mijne lippen naderde, zette ik dien met fiddering ter zijde, en bad den Hemel om vergiffenis. Het oogenblik, het oogenblik, waarop het «llendig wicht den dag zou aanfchouwen, B 4  24 ELEONORA HAMILTON, naderde in het einde. Mijne moeder, die de oorzaak van 'mijn lijden doorgrondde, hadt menigwerf gepoogd mijnen mond die waarheid te ontwringen, die honderdmaalen ook mijne lippen naderde, maar de fchaamte floot dezelve weder digt, en ik zweeg. Met eene ongewoone kragt verhefte ik mij zelve op het oogenblik, dat alle mijne leden op den pijnbank der natuur trilden. Ik verliet in haast mijne moeder en floot mij in mijn vertrek op. Alleen de Hemel weet mijne gebeden, mijne wanhoop, mijne in ftilte gefm'oorde ellenden Ach Conftantia! De doodsangst moet vreugde zijn bij de ellenden, die ik alleen en met een diep ftilzwijgen verdraagen heb. Ten einde der foltering lag 'er eene fchreijend wicht aan mijne voeten. Hoe dikwerf ftond ik gereed om hulp te roepen, ook nog op dat vreeslijk oogenblik. Maar welk een moed bezielde mij. Hoe verzwakt, hoe afgemat, befloot ik alles voor mijne huisgenooten te verbergen .... Ik omhelsde met eene moedei lijke tederheid het ongeluk.  TWEEDE BEDRIJF, I ToOll. 2$ Iukkig fchepzel, en mijne traanen bevochtigden het kind mijner ellende. Met zorg verfchool ik het zelve tien dagen lang, en ik verpijnde mij al dien tijd om ten minlte de gewoone uuren bij mijne moeder door te brengen Maar Hemel! met welke angften worftelde ik in mijne eenzaamheid Ieder fchreeuw van den rampzaligen zuigeling was een dolkfteek door mijn hart. —Dan degoedertierene Natuur, barmhartiger jegens mijn kind dan ik zelve, verfchafte mij het middel, om dat gekerm te Itillen. Mijne moeder betuigde mij eindelijk gister avond, de avond voor den gruwelijken nacht van mijn misdrijf, dat zij de ftem van een fchreijend wicht gehoord hadt. Ik ontkende het. — Maar op mijne kamer te rug gekeerd, greep mij de felfte woede en wanhoop aan. Ik trad na de fchuilplaats van het ongelukkig wicht. Schepzel tot ongeluk tot fchande gebooren, riep ik uit... Uw dood is uw, is mijn geluk... Ach daarop verfchoon mij, Conftantia, dat ik u dien gruuwzaamen ftap niet IJ s ver-  t6 ELEONORA HAMILTON, verhaale. Ach, in een oogenblik van raa« zernij heb ik deezen gruwel bedreeven. CONSTANTIA. De daad is gepleegd, mijne vriendin, en 'er is geen herhaalen aan dien ftap. Denzei ven nu te bedekken.... ELEONORA. Bedekken?... Conftantia! CONSTANTIA. Hoe zoudt gij de dwaasheid hebben om uw misdrijf te belijden. Doorgrondt gij de gevolgen niet van zulk eene onzinnige fpoorloosheid. Gij weet immers, hoe ftreng de wetten van dit Rijk tegen die misdaad ijveren Bedek uwen misftap door alle middelen. Uw dood kan immers het kind niet in het leeven te rug roepen, welks dood ik en voor u en voor het zelve een zegen acht... Kom, Eleonora, laat u geene flaauwmoedigheid aangrijpen. Zeker zult gij eerlang rechterlijk onderzocht worden. Gedraag u dan kloekmoedig. ELE-  TWEEDE BEDRIJF, I ToOtt. £J eleonora. Hoe, zal ik mijne misdaad kunnen bedekken Ach en waarom zal ik ellendige dit rampzalig leeven langer rekken. Het recht.... de Hemel.... constantia. Dweep niet, dweep niet, mijn'vriendin! Verblind het oog van den rechter door uwe gehecle misdaad ïtout te ontkennen. Ontzie, noch betuigingen noch eeden... Red u voor ditmaal en leer alleen voorzigtiger te misdoen. Zoudt gij door eene lafhartige , weemoedigheid u zelve de ftrengheid der ftraf op den hals laaden. eleonora. Maar, ach! Ik verwacht alle oogenblikken mijne rechters hier.... Althans voor uwe komst heeft mij een der wachten verzekerd ... Ach, ik hoor de deur der gevangenis kraaken.... constantia. 't Zijn Raadsheeren, Eleonora! Houd moed.  28 ELEONORA HAMILTON, moed. Ontken alles... ik zal u onderfteunen. TWEEDE TOONEEL. ELEONORA, CONSTANTIA, DRIS RAADSHEEREN. De Eerfte Raadsheer plaatst zich tegen over Eleonora; de twee overige [taan aan zijne rechter en lmkerzijde. Twee Gerechtsdienaars op den agtergrond van het Tooneel. EERSTE RAADSHEER. Door den Czaar gevolmagtigd om in zijnen naam recht te doen is het onze pligt, Mevrouw, over de misdaaden een waakend oog tc houden, en, indien ze gepleegd worden , voor de uitoefening des Rechts te zorgen. De Prins Menzikof heeft mij uit naam van onzen Vorst bevolen , om met twee Raadsheeren bij u in deezen uwen kerker ten ftrengfte te onderzoeken, of gij fchul-  TWEEDE BEDRIJF, 2 ToOtl, 2$ fchuldig zijt aan het misdrijf, u met zoveel fchijns ten laste gelegd , als waarom ik niet geaarzeld had u te doen grijpen en in dit verblijf over te doen voeren.... CONSTANTIA. Ach , Mijn Heer , mijne vriendin is nog niet herfteld van den fchrik, die haar bij eene zo onverwachte gevangenneeming getroffen heeft... EERSTE RAADSHEER tegen Conftantia. Ik heb in deezen alleen met Mevrouw Hamilton te handelen. ( Tegen Eleonora) In den jongst verloopen' nacht, Mevrouw, hebben zich drie Visfchers bij mij vervoegd, en mij een wreedaartig vermoord kind gebragt, dat zij door eene vrouw van uwen rang, en van uwe geflalte bij het licht der maan uit een venfter van uw moeders wooning hadden zien nederwerpen, zodat het leevenloos door hun opgenomen wierdt» E L JE-  30 ELEONORA HAMILTON», eleonora. (Hier en door het geheel Tooneel gedwongen fcherp.') Mijn Heer! En zou ik zulk eene daad kunnen bedrijven.... eerste raadsheer. Het is mijne zaak, Mevrouw, te weeten, of gij die daad bedreeven hebt. eleonora, Die Visfchers, Mijn Heer, zijn omgekogt.... Iemand van mijnen rang, zo geliefkoosd door den Czaar en zijne Gemaalin heeft natuurlijk veele vijanden. eerste raadsheer. Uitvluchten, Mevrouw, zullen u niet baaten. Zijt gij gisteren t'huis geweest? eleonora. En zou daaruit mijne fchuld volgen...? eerste raadsheer. Nogmaals Mevrouw! Uitvluchten zullen u niets baaten. Uwe misdaad is zo volkomen beweezen , als immer eenige.... Alleen.... ELE-  TWEEDE BEDRIJF. 2 ToOtt. 31 ELEONORA. Ik beroep mij op de algemeene rechtvaardigheid. Wordt eene misdaadige van den laaglten rang niet zonder eige bekentenis veroordeeld, en zou ik dat lot moeten ondergaan.... EERSTE RAADSHEER. Diezelfde rechtvaardigheid verfchoont de misdaaden even min in de aanzienlijkften als in de geringften. ELEONORA. Gij vermoeit mij, Mijn Heer! De gebeurtenis van den jongden nacht heeft mij te zeer getroffen, dan dat ik in flaat ben om een gerechtelijk verhoor door te flaan; (Alle haare kragten verzamelende.) en wat kan ik meêr doen, wat fchiet de onfchuld meêr overig, dan te betuigen: Ik ben onfchuldig. En daarmede zult gij zo onvoldaan zijn als mijne vijanden, die na mijn bloed dorsten.... Tot het uiterfle egter... Welaan, Mijn Heer... Ik ben bereid... EE Ji-  32 ELEONORA HAMILTON, eerste raadsheer. Waartoe, Mevrouw? eleonora. met zigtbaare ontroering. Om die betuiging van onfchuld met eeneh eed te bevestigen. Of misfchien zal mijn eed van minder kragt zijn dan de verklaaring van drie omgekogte visfchers... eerste raadsheer. Hoon mij niet, Mevrouw Ik zal ditmaal uwe drift vcrfchoonen. (Tegen de Raadsheeren.) Mijne Heeren! Gij hebt het aanbod van Mevrouw Hamilton verftaan. Dat wij ons voor een korte poos afzonderen, om haar voorftel te overweegen. (Tegen Eleonora.) Binnen weinige oogenblikken, Mevrouw, zult gij ons wederzien. Overweeg intusfchen, wat het inhebbe zich naa eenen kindermoord met eenen meineed te bezoetelen. D_E R  Tweede bedrijf, 3 Toon. 33 DERDE TOONEEL. eleonora, constantia. constantia. Gij hebt u voortreffelijk gedraagen, Eleonora ! Alleen fomtijds uwe kleur, uw beeven.... eleonora. Conftantia! Wat kost het mijn hart... Ach! ik fidder voor mijzelve.... welk een aanbod.... Ach! den verloopen nacht een moorej^naares van mijn kind en binnen weinige oogenblikken eene meineedige Welk een gedrocht.... kunt gij de tegenwoordigheid van zulk een onmenfeh verdraagen ? constantia. Ach waarom niet, Eleonora? De noodzaaklijkheid immers dringt u. Het is het laatfte redmiddel, en dat moet gij aangrijpen. eleonora. Maar 3ch! mijn ontwaakend geweeten... C c o n-  §4 ELEONORA HAMILTON, CONSTANTIA. Smoor, fmoor de ftem dier plaag van het leeven der zwaargeestigen. Verhef u boven de vooroordeelen der kindfchheid en do fprookjes van het gemeen. ELEONORA. Ach! Conftantia! Ik verhef mij tegen den Hemel. Mijn angftig kloppend hart zegt het mij. Met eene hand, die nog rookt van het bloed mijns zuigelings zal ik eenen meineed zweeren... Schriklijk monfter! CONSTANTIA. Zwakke, beuzelende Dweeperes! Beken, beken lafhartig, dat gij uw kind hebt omgebragt, en welk zal uw lot weezen? ELEONORA.] De Dood. CONSTANTIA. Zie daar het gevolg van eene bekentenis zo dwaas en kinderachtig. Integendeel als gij door eenige ijdele woorden, die in de lugt  TWEEDE BEDRITE, 3 ToOtt. lugt vervliegen, zo ras zij üitgefproken zijn, door eene niets beduidende Ix'weeging van uwe hand, het gehoor, hctgezigt van den Rechter verblindt Binnen weinige uu- ren zullen dan alle uwe fmarten verdweenen zijn. Dat dan die laage die ellendige visfchers hunne dwaaze eenvoudigheid zo niet met het leeven, ten minfte met de knoetftraf boeten. En gij, mijne waarde ! binnen korte dagen zal zich uwe bloozende gezondheid herflellen; als eene aangebedene zult gij weder ten hovö verfchijnen; zelfs deeze uwe vernedering zal u nog doen klimmen. Hoe zal de Czaar, hoe zijne Gemaalin poogen om uw geleeden fmart te vergoeden. Kom, mijne waarde .... beef niet. ELEONORA. Ach Conftantia! Ik twijfel, wier hart fnooder is het uwe of het mijne. — Hoe behaagelijk maakt gij mij eene misdaad, waarvoor ik flechts weinige oogenblikken geleeden fidderde. Waarlijk nog, nog aarzelt mijn hart.... Waartoe zoudt gij niet in C 2 ftaat  36 ELEONORA HAMILTON, ftaat weezen, Conftantia ? CONSTANTIA. Tot alles, tot alles, indien mijne eer, indien mijn leeven gevaar liep. ELEONORA. ó Eer... ö Leeven! maar Conftantia! de Hemel ziet onze gruwelen. In een raazernij heb ik mijnen zuigeling gedacht... misfchien is 'er voor dat misdrijf nog genade , maar in koelen bloede met opgeheven hand en hoofd de magt des Hemels te befpotten.... CONSTANTIA. Word dan een flach toffer uwer dweeperij; lterf dan als een martelaares van uwe kinderlijke vooroordeelen. Mij dunkt ik zie reeds Eleonora het fchavot beklimmen. . ELEONORA. Houd op: het is te veel, Condantia ! moet ik dan uwen raad volgen... Ach jaa tegen de dem van dit hart aan zal ik hem volgen .... Waar vertoeft toch de Rech-  tweede bedrijf, jen 4 Toon. 2,7 Rechter... Blindelings Conftantia, zal ik den weg betreeden, dien gij mij wijst maar mijn hart... ach dat de Rechter hier ware... Goede Hemel!... Vergiffenis (Zij wil zich op haare knieën nedenverpen.) Neen, ik kan zulke handen, zulk een hart niet opheffen.... ik beef ik blaak van verlangen... waar is CONSTANTIA. Herftel u... Zij komen. VIERDE TOONEEL. CONSTANTIA, ELEONORA, DRIE RA AD SHEEREN. De Gerechtsdienaars op den agtergrond van het Tooneel. Zodraa de Raadsheeren opkomen, rijzen Eleonora en Conftantim op, en de Eerftt Raadsheer flaat naast Eleonora. EERSTE RAADSHEER. Wij keeren, Mevrouw, naa ons rijpelijk C 3 be-  38 ELEONORA HAMILTON, beraaden te hebben. En de uitflag van onze overleggingen is, daar ons de Czaar verbooden heeft u op de pijnbank te brengen, u den eed plegtig af te neemen. eleonora met groote drift. Welaan! eerste raadsheer. Met meêr bedaardheid, Mevrouw, moet eene zo heilige plegtigheid verricht. Bezef, bezef het gewigt van den eed. Met aanroeping van den heiligden naam, die op aarde genoemd wordt, zult gij uwe onfchuld betuigen aan eene misdaad, waaraan wij u, naar alle gronden van waarfchijnlijkheid, fchuldig achten. eleonora zeer verwilderd. Ik zal ik zal eerste raadsheer. Bedenk toch, Mevrouw, dat gij alle de vervloekingen der helle op uw hoofd laadt, indien gij valfchelijk zweert. Ik bid u, Mevrouw... meêr bezadighetd, meêr aandacht  TWEEDE BEDRIJF, 4 Toon. 39 dacht bij eene zo heilige plechtigheid. ELIOXORA. Waarom vertoeft gij... of is dit eene pijniging, die gij met uwe mederechters voor een onfchuldig hart hebt uitgedacht? EERSTE RAADSHEER. Welk eene hevigheid, Mevrouw!... Alleen bedenk nog, bid ik u, dat gij zeer ligt het oog van mijne mederechters en mij door eenen meineed misleiden kunt, maar dat oog, dat u tot den bodem van uw harte kent, dat oog kunt gij niet bedriegen— indien gij dit weet... indien gij dit bezeft. ELEONORA. Dit weet, dit bezef ik... De Eerfte Raadsheer wenkt een' der Gerechtsdienaars, die voortreedt tusfchen hem en Eleonora , en op eenen tweeden wenk, een' doek, met eenige bloedvlekken befmet, ontrolt. EERSTE RAADSHEER. Zweer dan, Mevrouw, maar bedenk dat C 4 dit  40 ELEONORA HAMILTON, dit het bloed is van den vermoorden zuigeling .... (Eleonora den doek ziende geeft een' gil en Jlort in de armen van Conftantia. De Raadsheer vervolgt naa eene tusfchenpoos) Boven het geweeten, bovenden Godsdienst, verheft zich de item der Natuur. eleonora uit haare bezwijming komende. Weg, weg met dat bloed... Jaa het is het bloed van mijn kind... van mijn kind, dat ik met eene beevende vuist het lemmer in den hals geduwd, en in een' doek ten venfter heb uitgeworpen. (Naa eene korte tusfchenpoos) Het is immers mijn bloed — geef hier, geef hier... Ach waar, waar is mijn kind ... ? ( Zij Jlort weder in de armen van Conftantia.) eerste raadsheer tegen de twee anderen. Laat ons gaan, Mijne Heeren.... Haar fchuld is ons duidelijk gebleeken. (Tegen Conftantia.) Dat uwe vriendin zich ter dood bereide» V IJ F-  TWEEDE BEDRIJF, 5 ToOH. 41 V IJ.'F DE TOONEEL. CONSTANTIA, ELEONORA. ELEONORA. Ter dood, zegt hij, jaa ter dood... ter dood met zulk een monfter. Hebt gij het bloed gezien, Conftantia? Ach door het duistere van deeze gevangenis zie ik een' blikfemftraal, ziet gij hem niet? ach een bloedroode blikfemftraal.... Wijk van mij, wijk van mij, dat zijn vuur ons niet t'zamen verteere. (Zij geeft een gil en valt in de armen van Conftantia, waarnaa het Gordijn valt. ) Einde van het Tweede Bedrijf. c 5 DER-  42 ELEONORA HAMILTON, DERDE BEDRIJF. Het Toer.eel, gelijk in het voorig Bedrijf. EERSTE TOONEEL. ELEONORA, CONSTANTIA. CONS TAN TIA Nog eenmaal bid ik u, Eleonora, herftel u.... ELEONORA. Ach kwel mij niet, Conftantia. Ik ben immers rampzalig genoeg. CONSTANTI A. Ik bid u, vergun mij, dat ik bij de Gemaal in van den Czaar alles voor u aanwende. Nog, nog fchep ik hoop , om u te redden.... maar,laat u door geen nieuwe kunstenaarijen verftrikken ; laat u geene verdere bekentenis uit den hals wringen. ELEONORA. Gaa dan heen... maar het zij gij mij het lee-  DERDE BEDRIJF, I ToOII. AJJ leeven of den dood brengt, ik ben rampzalig. — Nog eene bede, mijne Conftantia. .. Gaa na mijne doodelijk bedroefde moeder , en fmeek haar uit mijnen naam de kleinfte gunst, die een kind fmeeken kan, maar voor mij de grootfte. Smeek haar, dat zij mij Hechts niets vervloekte. CONSTANTIA. Verzet die akelige denkbeelden. — Laat ik mijn ontwerp volvoeren. Uwe moeder kan u niet redden, mijne waarde! Dat ik haar, als ik u uit de hand der ftraf gered heb, de tijding uwer behoudenis moge brengen. TWEEDE TOONEEL. eleonora. (Aan de rechterzijde van het Tooneel zet zij zich in eene troostelooze houding neder.) Ongelukkige moeder, edele vrouw! die mij zo dikwerf met traanen gebeden hebt te rug te keeren ... Ach uwe vloek... Kan een monfter, zo affchuwelijk, als ik, anders  44 ELEONORA HAMILTON, ders dan uwen vloek verwachten.... Ach! hoe afgrijslijk is het voor zich zelve te gruwen. Met deeze , deeze handen een weerloos fchepzel het leeven, die dierbaarde gaaf des Hemels, te ontrukken... Met deeze handen reeds gereed, om eenen fchrik- lijken meineed te zweeren Brumcnskof, waarom heb ik na uwe S'erleidende Mem geluisterd... ontrouwe, die naa mijne hoogfte gunden u in de armen van eene andere geworpen hebt, en door eenen verhaasten echt zijt vastgekluisterd als u te Mos- kow mijne wandaad in de ooren klinkt, zult gij dan niet fidderen... maar ach! wat befchuldig ik u... In de weelde des Hofs verdronken ... neen ! ik alleen heb de fchuld van alle mijne euveldaaden. En , ó Hemel! hóe diep, hoe diep drukt mij dat pak neder... Ach kon ik het zelfde lemmer, dat het bloed van mijn kind deedt ftroomen, in deezen fchuldigen boezem verbergen. Mijne hand zou niet tweemaal het daal ontvallen; gelijk bij de ijslijke euveldaad... maar, Hemel! wie zien mijne fchemerende oogen. DER-  DERDE BEDRIJF, 3 ToOiU 45 DERDE TOONEEL. MATHILDAj eleonora. MATHILDA. Onwaardige! Ik ben het, die mij fchaam u te hebben voortgebragt. eleonora op haare knieën vallende. Vergiffenis, mijne Moeder, vergiffenis. mathilda. Smeek die niet van mij, maar van hooger. eleonora. Geef mij dan nog eens uwen zegen Ach binnen kort zal ik het loon mijner euveldaad wegdraagen ... mathilda. Kniel toch niet voor mij maar kniel voor den Hemel... Ach eene heilige ftem riep mij herwaards, rampzalige... maar nu ik u aanfchouw, wordt mijne geheele ziel verontwaardiging. Ach! Waarom is het 00-  46 ELEONORA HAMILTON, oogenblik uwer geboorte niet dat van uwen dood geweest. Goede Hemel! Moest mijn fchoot het leeven fchenken aaneen gedrocht, dat zijne handen in het bloed van eenen zuigeling wasfchen zou... Heb ik u daarom aan deezen boezem met zoveel tederheid gezoogd? ELEONORA. Ach, toen, toen was ik uw kind... en fchoon ik in deezen diepen afgrond ben nedergeftort.... MATHILDA. Niets, niets kunt gij ten uwen voordeele inbrengen. Den afgrond, waarin gij nu zijt nedergeftort, hebt gij met uwe eigen handen gegraavcn. Indien gij mijnen raad het oor hadt geleend, en niet de ftem der verleiding, dan, dan... zou ik nog eene dochter hebben. — Naauwlijks immers verdweenen de fchuldlooze en vrolijke dagen uwer kindfchheid, waarin gij mij niet beminde... maar aanbadt; en mij het verlies van eenen tederen Gemaal vergoedde, of, bij  DERDE BEDRIJF, 3 Toon. 47 bij uwe rijpende jeugd, veranderde die liefde in eene traage onverfchilligheid... Bij het ontluiken uwer bekoorlijkheden, wiesfea te gelijk ijdelzinnigheid en dartelheid op. Ach hoe dikwerf, Eleonora, heb ik u zooken af te fchcuren van de verachtelijke Conftantia, en den fnooden Brumenskof. Heugt het u niet, hoe ik u waarfchuwde, toen gij u de eerftemaal aan het Hof zoudt vertoonen. Uw hart belachte misfchien toen mijne lesfen, maar het is den Hemel alleen bekend, met welk een oog ik u door de hand van den ondeugenden Brumenskof zag wegleiden, die hand, dieu indenfchoot der weelde voerde En naa dat oogenblik waartgij doof voor alle mijne vermaaningen, en blind voor de traanen der moederlijke liefde... het oogenblik naderde, dat mijne dochter mij veracht zou hebben. ELEONORA. Ach! mijne moeder, moet gij mij dit alles verwijten in de akeligfte oogenblikken mijns leevens. M A*  4-8 ELEONORA HAMILTON, mathilda. Ik verwijt het u niet, Mijn Kind! maar ik moest het u herhaalen, om u daarnaa tot de gerustitelling mijner ziele af te vraagen, of gij mij kunt befchuldigen, als de oorzaak van de ellenden, die u thans drukken. Antwoord mij hierop naar de infpraak van uw hart... eleonora zich in de armen van Mathilda werpende en met haar hoofd op derzelver boezem rustende. Helaas! mijne moeder... ik u befchuldigen ... ik de fnoodfte dochter der braaflte moeder... maar ach; uwe verwijten, uwe verwijten doorbooren mijne ziel met onuitfpreekelijke fmarten. Indien gij geen medelijden met mij hebt, dan is 'er op aarde niets, dan vloek en verachting voor mij overig... mathilda. Welaan dan, mijne Dochter, geen verwijt of liever geene erinnering zult gij uit  DERDE BEDRIJF, 3 TüOtt. 49 uit mijnen mond meer hooren. Niet om u in uwen ellendigen ftaat het hart te verpletteren ben ik hier gekomen. Neen, Eleonora! ik ben nog uwe moeder. Behoef ik 11 dan te zeggen, dat ik u alles vergeef, wat gij immer tegen mij: mogt bedreeven hebben... ELEONORA. Alles mijne moeder! Goddelijke goedheid, al dat verfmaaden van uwe tederste lesfen, van uwe traanen... MATHILDA. Ik heb u flraks zo ftreng aangefproken, mijne dochter, door verontwaardiging aangegreepen, en om u te verootmoedigen. Maar door uwe gruwelen heen zie ik, dat gij nog mijne dochter zijt. ELEONORA. Dierbaare moeder! Laat ik dan in uwen boezem de angften mijner ziele mogen uitftorten. Ach bezeft gij wel alle de ellenden van mijnen toeftand. Aangebeden door het geheele Hof, als eene dochter bemind door D den  £0 ELEONORA HAMILTON, den Czaar - zeiven, of een uitvaagzcl van het menfehdom, eene verachtelijke, eene fchuldige gevangene. In de pragtige hofzaal omringd door eenen fchitterenden itoet van hovelingen, die op de wenken mijner oogen vliegt, of in eenen akeligen kerker, in eene doodlijke eenzaamheid met een kloppend hart en knaagend geweeten weggezonken. Hier, waar de zon geene ftraalen verfpreidt, hier onttrek ik mijn aanfehijn aan dat trcpstlijk licht... jaa! ikwenfch de weinige oogenblikken, die mij nog overfchieten, in de duisternis van een' kerker door te brengen. Leevendig hier begraaven, tot dat het oogenblik mijner flraf mij zal wegfleepen. — Ach! Geef mij, geef mij een' dolk, mijne moeder!.. . MATHILDA. Laat de wanhoop uw hart niet geheel van het fpoor rukken, mijn kind! — Dat ik u voor het minst van haaren weg te rug houde. Ik hóóp, dat de Hemel mij kragten verkenen zal, om u uwe laatfte oogenblik-  DERDE BEDRIJF, 3 ToOtl. 51 blikken zo nuttig, zo bedaard te doen doorbrengen, als mogelijk is. ELEONORA. Ach wat wilt gij, mijne moeder! Alles, alles ben ik gereed te volbrengen... Ach kon ik u nog ééne proeve van mijne gehoorzaamheid geeven MATHILDA. Dat kunt gij, mijn kind... ELEONORA. Ach, wat eifcht gij? MATHILDA. Bedaardheid van geest en dat gij u bereid, om te iterven... of wilt gij liever terug keeren tot uwe voorige vermaaken. ELE ONORA. De dood, mijne moeder, is zo ijslijk, en vooral voor een hart zo fchuldig als het mijne. MATHILDA. Herroep, mijne dochter, indienu zulks moD 2 ge-  5ü ELEONORA HAMILTON) gelijk is, herroep in uwen geest, hoe ik u als een kind reeds geleerd heb, dat 'er om hoog voor den berouw hebbenden zondaar eene eindelooze Genade haare armen opent... Ach! Groot, gruwzaam is uw misdrijf .. . maar een oprecht berouw ... ach zo dat in uwen boezem plaats greep. ELEONORA. De Hemel, die alles weet, heeft mijne traanen van berouw gezien... Ach! tot den ijzelijken flap ben ik niet dan aarzelende gegekomen... en het was, als of de wanhoop zelf mijne hand voortdreef om den gruwel te pleegen... Weinige oogenblikken te vooren had ik den zuigeling gekufcht.... weinige oogenblikken te vooren was ik in een diep berouw weggezonken maar wanhoop, fchaamte... de vervoering van een enkel oogenblik.... Zou 'er nog Genade voor mij in den Hemel zijn? MATHILDA. Hoe vertoornd mijn hart zij om uwen gruwel, verkoelt door uwe traanen van be-  DERDE BEDRIJF. 3 Toon. 53 berouw niet alleen de hitte mijner gramfchap,, maar ik gevoel nog, dat ik u lief heb .... En zou dan de Vader van het menfchdom minder vergeeflijk zijn, dan een zwak fterveling,.. Of bedriegt mij misfchien de tedere ftem der kinderliefde... Eleono. ra!.... Hoe het zij, ondergaa uwe flraf mijne geliefde dochter, met dien moed, met dat geduld, dat uw bloed een aanneemlijk offer voor den Hemel worden kan... Het ftroome tot behoud van de order der maatfchappij . . . Kom mijne dierbaare, laaten wij den Hemel om vergiffenis fmeeken.... Geef mij uwe handen... kniel neder en bid met mij... Eleonora knielt en Mathilda is daar toe gereed. VIERDE TOONEEL. ELEONO 11 A, MATHILDA, CONSTANTIA. CONSTANTIA. Waartoe, waartoe zulk eene neêrilagtigD 3 heidï  54 ELEONORA HAMILTON, heid? Rijs op, mijne vriendin, rijs op... mijn ontwerp is gellaagd. Gij zult leeven. mathilda. Stoor ons niet, Conftantia, in onze heilige verrichting... Laat mijne dochter op haar fterfuur denken, en zich niet vleijen met eene onverdiende genade... Hebt gij haar niet diep genoeg nedergeftooten, Conftantia, door haar van mijne hand af tc fcheuren; voor uwe vleijende ftem dcedt gij mijne moederlijke vermaaningen zwijgen... En nu het graf gaapt, waarin zij bedekt met fchande... constantia tegen Matlrilda. Gij doolt, Mevrouw! Houd op met uwe verwijten. ( Tegen Eleonora. ) Vriendin ! laat af van uw' geest door dweeperijen te bedroeven. Al de gebeden en traanen van den magteloozcn ouderdom zullen u de ftraf niet ontrukken, maar ik... mathilda. Zult gij dan zelfs den jongden adem niij- ner  DERDE BEDRIJF, 4 ToOfl. 55 net dochter vergiftigen? CONSTANTIA. Verdien ik zulk een hevig verwijt, ik , die alle mijne kragten heb ingefpannen, om haar den fchandelijken dood te doen ontgaan, en die mijne pooging genoegzaam gelukt zie. MATHILDA. Gij, Gij? CONSTANTIA. Jaa ik, Mevrouw! Bejegen mij met meêr ontzag, althans fpaar uwe hevigheid, daar, ik uwe dankbaarheid verdien. Maar ik mag uwe Eleonora niet langer door angst martelen. Ik trad na het paleis van den Czaar, terftond, naadat ik u verlaaten had. Maar even was ik hetzelve ingetreeden, of ik ontmoette de Gemaaün van den Czaar, benevens de Staatsdienaars Menzikof en Dolgorukki. Zodraa mij Catharina van verre zag, wenkte zij mij en vroeg met veel deelneeming na uwen ftaat. Ach die ongelukkige! zeide ik, om haaren wil fpoed ik mij herwaards, en welk een geluk dat ik u D 4 hier  56 ELEONORA HAMILTON, hier vinde. Ach! Een wreede Rechter heeft door eene ijsfelijke list haar de bekentenis afgewrongen van eene misdaad, waaraan haare hand onfchuldig is, en waarvan haar hart gruwt. Naauwlijks durf ik u het laag bedrijf van dien wreedaart affchil'deren. Aan een' maagd van haar teder hart in een' duisteren kerker het bloed van eenen zuigeling te vertoonen, en haar op te dringen, dat zij... maar ik beef voor de enkele verdenking. Eleonora was reeds bereid om door eenen plegtigen eed haare vijanden te verdommen, toen deeze fnoode list haare geheele ziel in eene volkomene wanorde bragt. Zij geeft een' gil, en door al het ijsfelijke verbijsterd flort zij in mijne armen. Terftond van haare bezwijming hcrfteld uit zij eenige verwarde klanken, en de Rechter durft uit dezelven opmaaken, dat zij met het gruuwzaam wanbediijf haare hand befmet heeft. Js 'er rechtvaardigheid in Rusland, en zal daarom mijne onfchuldige vriendin ter dood geleid worden ? — Dolgorukki en Menzikof Haarden met  DERDE BEDRIJF, 4 Toait. 57 met verwondering op elkander. En op eenen veel beduidenden toon vroeg mij de vriendelijke Catharina; Wat ik met dit alles bedoelde... Wat anders, barste ik uit, terwijl de traanen mijn aangezigt bevochtigden, wat anders, Vorstin, dan dat gij haare voorfpraak zult zijn bij den Czaar, en dus den wreedaartigen Rechter het uitvoeren van zijne bloeddorstige oogmerken beletten. De Czaar, antwoorde zij, 'is geltreng, Conftantia ! doch Menzikof voerde haar op eene edele wijze te gemoet... Geftreng is hij, Vorftin, maar tevens te rechtvaardig, dan dat het bloed van zijne braave onderdaanen onfchuldig op het fchavot zou ftroomen ... En indien, gij uwe poogingen bij den Czaar aanwendt, gij, die in zijne hevigfte vervoeringen, wanneer hem de gramfchap bijkans tot raazernij doet uitfpatten, hem kunt nederzetten en verbidden : hoe weinigen van uwe toverende bekoorlijkheden zijn 'er tot de vertedering van zijn hart voor een onfchuldig gedoemden noodig . . . Hoe weinig bovenal, voegde 'er D s Dol-  58 ELEONORA HAMILTON, Dolgorukki bij, wanneer eene vriendin als Eleonora van den dood kan gered worden. Laaten wij terug keeren, en ik vertrouw, dat eene veréénigde voorfpraak haar van den dood bevrijden zal... Ziedaar den uitflag mijner poogingen.... Dé fmeekingen van dat aanzienlijk drietal zullen de laagen uwer vijanden verijdelen. Ik fnelde herwaards om u deeze blijde tijding te brengen. (Tegen Mathüda.) Ben ik nu haare vriendin niet, Mevrouw! MATHILDA. Gij, haare vriendin, die door uwe vaïfchheden het heilig recht een offer poogt te ontwringen. Ik doorzie u geheel, Conftantia! Mijne dochter is door haare gulhartigheid en fpüzieke weldaaden volftrekt noodzaaklijk voor u geworden. Hebzucht . . . . Eigenbaat... geene edele vriendfchap heeft u tot dien ftap gedrceven ... en gij durft den geheiligden naam der vriendfchap dus onteeren... Gij- beltaat van de weinige oogenblikken , die mijne dochter nog ontfchieten, haar te beroovcn door haar met ee-  DERDE BEDRIJF, 4 Toon. 59 eene dwaaze hoop te vleijen... Haar' geest die zich begon te bereiden, om met bedaardheid den afgrijslijken flag af te wachten, die haar boven het hoofd hangt, zoekt gij terug te trekken en op nieuw aan een fchan- delijk ieeven te kluisteren. Maar laat Eleonora zelve uitfpraak doen. Wilt gij, die uw hand en hart met zulk eene misdaad bezoeteld hebt, door eene leugenachtige valfchheid "het leeven behouden .... Wilt gij misdaaden op misdaaden ftapelen. ELEO NORA. Neen! mijne Moeder! hoe dierbaar mij mijn jeugdig leeven zij... U, u zal ik gehoor verlenen, en zo ik een fchep'zel meêr dan mij zelve verfoeijen kon, zou ik het u doen, Conftantia, die mij heden nog tot eenen meineed hebt aangedreeven... MATHILDA. Ach! ik vind mijne dochter weder. : Kom, Eleonora, laaten wij dat gedrocht ontvlieden, dat wij ons in een der kluizen van deezen duisteren kerker van haar af- fchei ■  6b ELÏONORA HAMILTON, fcheiden, haaren befmettenden adem ontvlieden, en onze gebeden ten Hemel opzenden. — Misfchien dat zich de Hemel over u ontferme. VIJFDE TOONEEL. constantia, met een' grimlach , Mathilda en Eleonora lij derzelver vertrek naagezien hebbende. Ik een hebzuchtig fchepzel in de oogen der moeder, en in die der dochter verfoeilijker dan zij zelve . . . Ondankbaaren... gij doorgrondt mijne ziel... maar^ik zal mij van u wreeken... uwe kwaadaardigheid en ondankbaarheid itrafFen. Einde van het Derde Bedrijf. VIER-  VIERDE BEDRIJF, I ToOi), 6l VIERDE BEDRIJF. Het Tooneel gelijk in het Eer/ie Bedrijf. EERSTE TOONEEL. czaar peter, de eerste raadsheer, heide zittende. czaar peter een blad papier op de tafel nederleggende. Helaas! Haare fchuld blijkt mij zonneklaar. Welk een ftorm van hartstogten loeit door mijne ziel... ach moet ik dit vonnis, het doodvonnis van Eleonora Hamilton ondertekenen. eerste raadsheer. Uwe Vorstelijke magt... immers... czaar peter. Buigt zich, als de item des Hemels met de kragt van eenen donderdag tot den bodem mijner ziele doordringt... maar Eleonora is mij zo dierbaar, mijn Heer! Ach dat ik haar fpaaren kon, en niet tevens te- • gen  6a ELEONORA HAMILTON, gen duizenden van ongeboren' onderdaanen zondigde. Maar, hoe zwaar was de proef, waarop gij haar fteldet... EERSTE RAADSHEER. Ik hoop niet, Vorst, dat gij mij die proef ten kwaade duiden zult. Immers behalven de pijniging waren mij de fterkfte middelen aanbevolen. CZAAR PETER. Ach! Dat in dit geval uw geest minder vindingrijk geweest ware. Gij zoudt mij eenen aangenaamen dienst gedaan hebben... — maar ik houd u voor een eerlijk man, en daarom acht ik u hoog,., zeer hoog. EEN STRELITZ. De Vorstin benevens de Prinzen Menzikof en Dolgorukki wenfehen den Czaar tc fpreeken. CZAAR PETER. Zegt hun, dat ik hun zal doen roepen, wanneer ik den Raadsheer heb weggezonden,  VIERDE BEDRIJF, I Toon. '63 den, maar dat ik voor dien tijd niemand zien of fpreeken wil. (De Strelitz vertrekt ) CZAAR PETER. Maar (hetpapier weder inziende.) Gij eifcht dat zij ten vuure .... Hemel, Eleonora! — Sterven zult gij, maar ik zal uwi ftraf verzagten... (Hij Jchrijft) Zij fterve door de bijl... Eleonora... Welk een offer... maar ik zal uw lijden zo ras mogelijk eindigen... Nog heden, Mijn Heer! nog heden fterve zij... (Hij rijst in vervoering niet het papier in de hand op.) Rechtvaardigheid... Rechtvaardigheid... hoe ftreng zijn uwe eifchen ... Als blikzems fchitteren zij boven mijn kroon... Ach welk een fpringtij van de hevigfte driften... Mijn bloed kookt mij als de zee in eenen woedenden ftorm ... Ik moet dit vonnis met mijnen naam bekragtigen... ik, die Eleonora beniin... als mijn dochter... die haar aanbid... als een Engel... Ach dat ik  64 ELEONORA HAMILTON, ik met de helft van mijne magt haar leeven kon vrijkoopen... Doch waar de rechten der wet fpreeken, moet de vorst zwijgende zijne begeerten opofferen. Tegen de wet der menfchlijkheid kunnen in de fchaal des Rechts alle kroonen der aarde niet een aas opweegen... Ach Eleonora! Ik zou mijn' hand zelfs met het bloed van uwen zuigeling befmetten... Jaa door u te fpaaren, zou ik het doodvonnis van duizenden fchrijven. (zich neder zettende en de pen opneemende.) De pen beeft in mijne vingeren. (Hij Jchrijft.) 't Is gedaan verfchrikkelijke offerhande... (Hij neemt het papier op, en houdt hetzelve, als of hij in beraad flondt om het te verfcheuren.) Nog, nog kan ik het vernietigen ... (Hij geeft het over aan den Raadsheer.) Neen . .. Neen . . . Mijn Heer . . . neem weg, neem weg .. . Gaa heen volbreng flipt en fpoedig mijne bevelen. De Raadsheer buigt zich en wil vertrekken. CZAAR  VIERDE BED R IJ F, 2 en 3 Tbö». Ö5 czaar peter hem terug roepende. Mijn Heer! Zeg aan Eleonora, dat haar vonnis met de traanen van den Czaar befproeid is. TWEEDE TOONEEL. czaar peter. ö Hemel! Is u niet ieder zulke traan, dio een man als ikftort, een aangenaam offer. Hoe zwaar is het gewigt der kroon in zulke oogenblikken... Mijn ziel is bitter... bitter bedroefd... DERDE TOONEEL. czaar peter, catharina, menzikof, dolgorukki. catharina. Vergeef het ons, Vorst, dat wij zonder ons nader aan te melden zo vrijmoedig toetreeden. czaar peter. Ach mijne vrienden! Juist op dit oogenE blik  66 ELEONORA HAMILTON, blik heb ik meêr dan immer uw bijzijn noodig... Mijn hart wordt gcflingerd als een fchip, dat ten fpeelbal ftrekt van golven en winden. .— Het vonnis , over Eleonora geflagen, heb ik op het oogenblik bekragtigd. MENZIKOF. Bekragtigd? Vorst! — En zeker rust die bekragtiging op het bericht van den Raadsheer, die zo even uw vertrek verliet. CZAAR PETER. Waarop anders? Menzikof! Kan ik een ander geleide volgen, dan het bericht van eenen bezwooren' Rechter. MENZIKOF. Zo egter, dat bericht, hoe fchoonfehijnende , nog uwe overweeging verdiende, zoudt gij dan niet gaarne uw oor leenen aan hun, die u nader van de zaak wisten te onderrichten... CZAAR PETER. Waarom nadert gij mij met eenen omweg?  VIERDE BEDRIJF, 3 ToOfl. 67 weg? Spreek recht uit. MENZIKOF. Indien Eleonora de bekentenis, waarop de Raadsheer zeker eenen zeer wreeden eifch grondt, ware afgeperst in eene vlaag van bijsterzinnigheid , zoudt gij dat vonnis, fchoon bekragtigd, niet herroepen. CZAAR PETER. Ten, minde opfchorten... Niet gereed©lijk herroep ik een vonnis. MENZIKOF. De Rechter nu heeft haar op eene ftrenge, eene barbaarfchc wijze de bekentenis uit den hals gewrongen. De gevoelige ziel van Eleonora, onbedand tegen de vonden door eenen fchranderen rechter, bij het onderzoek gebezigd, raakte het fpoor geheel bijster ... CZAAR PETER. Gij verveelt mij, Mijn Heer! met uw draaiende voordellen. Al was Eleonora uwe dochter: na de dem des rechts, niet na die der list zal ik luisteren. E 2 »OL-  6"S ELEONORA HAMILTON, dolgorukki tegen Menzikof. Welk eene flaauwe voorfpraak der onfchuld zijt gij. (Tegen Czaar Peter) Edel, Rechtvaardig Vorst! zie, zie de traanen in de oogen uwerGemaalin, wier hart gij van geene list verdenkt, en oordeel, of Eleonora fchuldig zij. catharina tegen Menzikof en Dolgorukki op eenen zeer treurigen toon. Ach mijne vrienden, fpaart, fpaan uwe redenen... mijne traanen zelfs fchijnen de geftrengheid van den vorst niet te verzagten. cza ar peter. Wat zegt gij? Catharina, wanneer was ik ongevoelig voor uwe traanen . . . maar ik fluit het oor voor de woorden van.eenen doorfleepen Menzikof en eenen driftigcn Dolgorukki. Spreek, fpreek gij mijne waarde .. . catharina. Conftantia, de vriendin van Eleonora, die het gerechtelijk onderzoek heeft bijgewoond , ver-  VIERDE BEDRIJF, 3 ToOH. 69 verhaalde • aan ons de wreede wijze, waarop de Raadsheer haar eenige klanken hadt ontwrongen, waar uit hij haare bekentenis zo ten onrechte hadt, opgemaakt. Wanneer hevige aandoeningen de ziel eener vrouwe vermeesteren, is zij gemaklijk door de barbaarfche ftreeken van eenen fchranderen Rechter te verrasfen. Indien men mij befchuldigde, dat ik de hoop van Rusland, die ik misfchien in mijnen fchoot draage, op eene wreedaartige wijze door vergift zocht te verflikken, om dus den Rusfifchen rijksthroon zelve eenmaal te kunnen beklimmen, en een Rechter bezigde een middel zo wreed, als dat omtrent Eleonora, misfchien zouden door den fchrik ook aan mijne lippen eenige woorden ontvloeijen, die buiten zamenhang ter mijner befchuldiging zouden verftrekken ... Rechtvaardig Vorst, bezoedel uwe hand niet met het bloed van eene ongelukkige, die uw medelijden en de fpoedigile redding verdient . . . Laat uwe Catharina haar leeven, haare behoudenis van uwe hand fmeeken. (Zij knielt.) Herroep E 3 een  70 ELEONORA HAMILTON, een vonnis, dat de eer uwer rechtvaardigheid krenken zou... czaar peter haar opheffende. Hemel! Catharina! Wat doet gij? Rijs op, rijs op. — Gij verbijstert mij geheel. Is u haare onfchuld zo klaar, zo onwedcrlegbaar gebleeken? — Hier, hier liggen de ftukken , op welke ik haar veroordeeld j,eb, — En in waarheid heb ik immer een vonnis op de fpreekendlte bewijzen geflagen, bekragtigd met eene volkomene overtuiging, het is dat van Eleonora Hamilton. Immers indien 'er maar een fchijnbaare grond van verdeediging geweest ware, hoe geneegen zou mijn hart, zo anglfig na haare onfchuld zoekende, geweest zijn, om haar in haare eer te herltellen. JVIaar alles alles loopt te zamen. een strelitz, binnenkomende en den Czaar een brief overgeevende. Van een Bediende der gevangenis is mij deeze voor den Czaar overhandigd. (Hij vertrekt.) czaar  VIERDE BEDRIJF, 3 ToOtt. 71 czaar peter. Duidelijk de hand van Eleonora... dolgorukki. tegen Catharina en Menzikof. Zeker, zeker behelst hij haare verdcediging- czaar peter. Hoort, mijne vrienden, en oordeelt. (Hij leest) Uwe zeer heilige en genadige Majefieit! Zij, die nog onlangs zo zeer uwe begunstigde was, doch thans haar doodvonnis van u verwacht, fchrijft u met eene beevende hand, terwijl haare oogen door traanen fchemeren , deeze gebreklijke regels. Altijd voorkwaamt gij mijne we%fchen, nimmer floegt gij mijne beden af. Weiger mij dan mijne laatfte niet. Men zoekt uw oog omtrent mij te verblinden. Ach, dat ik u nog éénmaal, éénmaal Jlechts, inogt fpreeken. Van mijne lippen zoudt gij de zuivere waarheid hoor en. Daar de list misfchien de woorden van mijnen brief zou weeten te verdraaijen, wenfeh ik u te zien, te fpreeken, indien ik niet te haatE 4 «/*  72 ELEONORA HAMILTON, lijk in uwe oogen geworden ben. Mijne kragten bezwijken, terwijl ik fchrijf... Ik ben tot den dood Uwe Getrouwe ELEONORA HAMILTON. CZAAR PETER. Ik zal uwe bede voldoen, ongelukkige! ■— Ach! zo gij onfchuldig waart, in wien zoudt gij dan een' vaardiger redder en een geftrcnger' wreeker vinden, dan in mij. CATHARINA. Zo kan de fchranderfle vorst zelf bedroogen worden. Ach! zo wordt de onfchuld op eenen fcbijnbaaren grond van recht veroordeeld. CZAAR PETER. Catharina! De brief van Eleonora behelst zeer veel duisters. CATHARINA. Ach! Mij dunkt, ik zie haar in den kerker u overtuigen van haare onfchuld en om het behoud van haar jeugdig leeven fmeeken. .... DE  viEPvDE bedrijf, 3 en 4 Toon. 73 de strelitz weder binnenkomende De Raadsheer, die zo even den Czaar verlaaten heeft, en de Hofjuffer Conftantia verlangen zijne Majefteit op het oogenblik te fpreeken. czaar peter, tegen den Strelitzi Dat zij komen ... (Tegen de overigen) Nieuwe bewijzen hoop ik, mijne vrienden, voor de onfchuld der ongelukkige. VIERDE TOONEEL. czaar peter, catharina, menzikof, dolgorukki, constantia, de eerste raadsheer. constantia. Vergeef het mij, ó Vorst, dat ik u in uw vertrek kom ftooren, maar de verongelijkte deugd kom ik recht doen ... czaar peter. Weder eene voorfpraak voor Eleonora. Ik dank den Hemel, dat zij zo gelukkig is. E 5 Vaar  74 ELEONORA HAMILTON, Vaar voort, Mevrouw, vaar voort, 't Is mijn aangenaamst bedrijf de verongelijkte deugd in haare rechten te herftellen. CONSTANTIA. Helaas! voor weinige oogenblikken nog, was ik Eleonoar's ijverige voorfpraak... 't Is aan uwe Gemaalin 't is aan Menzikof en Dolgorukki bekend, hoe ik voor haare onfchuld zelfs met traanen pleitte. maar nu... ach hoe grieft het mijn hart, dat ik de befchuldiglter van Eleonora worden moet, daar ik haare verdeedigllcr geweest ben ... Nu kom ik deezen verongelijkten Raadsheer rechtvaardigen... Eleonora is fchuldig aan de misdaad, waarmede zij beticht wordt. Uit haar' eigen mond heb ik die verftaan... CZAAR PETER. Ongelukkige Eleonora! — Maar Conftantia! indien ik bevinde, dat de waarheid niet op uwe lippen woont, dat gij misfchien ... EERSTE RAADSHEER. Vlei u niet, mijn Vorst, dat gij naar de ftem  VIERDE BEDRIJF, 4 Toott. 7$ flem der wetten luisterende, haar zult kunnen fpaaren. — Alle bewijzen zijn zo duidelijk. Ach dat zij onfchuldig ware! Schoon ik aan de eifchen der Rechtvaardigheid ten ftrengite voldoen moet, fpreekt egter de mcnfchlievenheid altoos in mijn hart, en de vreugdetraanen van eenen vrijverklaarden zijn mij aangenaamer, dan het wanhoo» pig gekerm van eenen verweezenen. CZAAR PETER. Door welke twijfelingen wordt mijn geest geflingerd, ( Tegen den Raadsheer. ) Doet alles tot haare flraf bereiden, maar het vonnis worde niet uitgevoerd, dan naadat ik Eleonora in den kerker gefproken heb. Doe haar weeten, dat ik aan haar verzoek voldoen en komen zal. (Tegen de overigen) Laat mij alleen voor eenige oogenblikken. V IJ F»  76 ELEONORA HAMILTON, V IJ F D E TOONEEL. czaar peter eenige papieren opvattende en de?elve, naa ze even ingezien te hebben, weder nederleggende ; daamaa opftaande. Neen! genoeg, genoeg, heb ik die Hukken met een gunstig oog geleezen... Hemel! mogt zij egter onfchuldig zijn, die dierbaare... Zou een zo edel hart als het haare... Maar de vrees voor fchande . . . Dan waarom pijnig ik mij zeiven langer door eene zo wreede onzekerheid... Immers uit den mond van Eleonora kan ik de waarheid verdaan ... Ach ! de getuigenis haarer lippen zal zo veel bij mij gelden . . . misfchien, dat de flem der Rechtvaardigheid daar voor verdomt. — Neen! nog éénmaal de ftukken van haare befchuldiging ingezien, opdat ik het vonnis des Rechts niet wederfpreeke.... en dan, dan misfchien het treurigst bezoek van mijn geheel leeven ... (Terwijl de Czaar de papieren weder opvat, valt het Gordijn, j Einde van het Vierde Bedrijf.  VIJFDE BEDRIJF, I ToOll. 77 V IJ F D E B E D R IJ F. Het Tooneel verbeeldt het portaal eener gevangenis. EERSTE TOONEEL. eleonora geheel in het wit gekleed met zwarte Jlrikken, mathilda. mathilda. Lieve Dochter, gij zijt dan bereid om te fterven; Boven de fchande van een veracht leeven Helt gij den dood, waardoor gij bij den waereldlijken Rechter uwe verfchriklijke misdaad boeten zult. eleonora. Ach, mijne Moeder! ik word zo bewoogen, als ik Hechts mijn oog op mijne kleeding vestig... ik moet dan flerven... mathilda. Naadat gij uw vonnis van den Rechter verftaan hebt, fchikte gij uwe kleeding naar de gebruiken des Lands... Laaten zulke beu-  ?8 ELEONORA HAMILTON, beuzelingen aan den oever van het graf uw hart niet beroeren .... Zo even nog zo moedig en nu zo geheel nedergellagen. ELEONORA. Pasfen mij iets dan traanen mijne moeder. Ach! Al weende ik alleen, omdat ik niet vroeger van mijn dwaalfpoor te rug ben gekeerd, dan nu eene wreede nooddwang mij van het zelve wegrukt in het graf... Helaas! ik had immers de fteun van uwen ouderdom kunnen weezen . . . . en nu.... MATHILDA. Neen, Eleonora, fchoon ik mij nooit zulk een fchandelijk lot van mijn kind voorfpeld had, egter heb ik mij dat genoegen reeds zins lange ontzegd. Hoe zoude ik mij zulks hebben kunnen belooven, toen de dartelheid en eerzucht u in haare verderflijke maar bekoorlijke Itrikken gelokt hadt. Zins dien tijd waart gij als dochter dood voor mij. ELEONORA. Ongelukkige moeder! hoeveele ellendige oo-  VIJFDE BEDRIJF, I ToOtt. 79 oogenblikken beb ik u veroorzaakt. Ik weet niet, of mijne naderende dood, dan of uw ongeluk mij het meest ontroert... maar ach! gij vordert aller traanen en ik aller verfoeijing ('Er wordt eenig geluid gehoord, zij ziet na de fchermen ter rechter zijde van het Tooneel.) Wat hoor, wat zie ik? mijne Moeder! óHemel ! Laat ik mij in uwe armen verbergen ... Ach zij draagen de flachtbank, waarop ik mijn jeugdig leeven . . . ach ik zie . . . onderfleun, onderfleun mij, mijne moeder . . . Ach dit gezigt is erger dan de dood zelve. MATHILDA. Eleonora, deeze fmarten zullen misfchien tot afllag der flraf flrekken, aan eene zo fnoode misdaad in een volgend leeven be< fchooren. ELEONORA. Ach, dat dit zo ware... maar... MATHILDA. Laat geen nieuwe vlaag van wanhoop a wegfleepen... (Na den Hemel wijzende) daar immers woont de oneindige Genade... of wenfcht  8o ELEONORA HAMILTON, wenfcht gij weder om uw leeven... ELEONORA. Kan mijn jeugdig hart anders wenfchen ?.. en al wenfchte ik alleen te blijven leeven, om eene proef te mogen geeven van het oprecht berouw van dit hart. MATHILDA. De Hemel weet, hoe oprecht dat is, en hoe gij misfchien op eene nieuwe proef bezwijken zoudt. Ach mijn kind! vlei u niet met de hoop, dat gij van den dood verfchoond zult worden . . . Die genade, mijn lieve dochter, zou voor u een ftraf zijn. Denk aan de verachting aan de fchande, die aan uwe overige dagen kleeven zou. — Nu zal het medelijden traanen ftorten, daar gij als eene offerhande voor de voeten der Rechtvaardigheid nederitort. Mijn kind, zoek toch den Czaar niet door het verbloemen uwer misdaad te beweegen, om u tefpaaren. Belijd hem, als hij komt, die misdaad zonder eenige agterhoudenheid. — Wat zou uw lot zijn, Eleonora! zo.hij u fpaarde? E L E-  VIJFDE BEDRIJF, I en 2 ToOfl. Sl ELEONORA. Ellende en fchande... Neen! mijne moeder , fterven zal, ftcrven kan ik, maar fchande te verdraagen, en het ellendig leeven van eene veroordeelde misdaadige te leiden is voor een hart als het mijne... erger, dan de dood. Zie de Gemaalin van den Czaar met de Staatsdienaars Menzikof en Dolgorukki. Ach, mijne moeder! Ik zink weg van fchaamte, nu ik hun aan» fchouw. TWEEDE TOONEEL. catharina, mathilda, eleonora, menzikof, dolgorukki. menzikof Tegen Eleonora. Mevrouw, uw deerniswaardig lot vervult ons aller hart met eene bittere droefheid. Het ganfche Hof kwijnt in eene treurige verflagenheid, en de Czaar is in eene peinzende droefgeestigheid weggezonken. V ELS-  S2 ELEONORA HAMILTON, ELEONORA. Hij zal egter komen... Mijn Heer! MENZIKOF. Hij heeft zulks beloofd. ELEONORA. Dan zal hij de waarheid weeten... die zal hij uit mijnen mond verftaan, eer ik fterve... D OLGORUKK I. Gij derven... Gij... MATHILDA. Ik bid u, mijn Heer! DOLGORUKKI. Gij bidt ons, Mevrouw, maar de genecgenheid van den Czaar, gepaard met de gunst zijner tedere Gemaalin.... CATHARINA. Jaa, Eleonora! U is beter dan iemand de invloed bekend , dien ik op het hart van den Czaar hebbe. Ik kom u mijne hulp aanbieden. Spreek Hechts één woord ter  VIJFDE BEDRIJF, & ToOM. 83 ter uwer verdecdiging, en gij zijt gered. MATHILDA. Ach! Vorstin! De fnoode Conftantia... DOLGORUKKI. Vreest niets van Conftantia... Haare laagen zijn ons bekend . . . Haare poogingen zijn vergeefsch... Wat vreest gij? ELEONORA. Alles vrees ik van Conftantia... Gelooft haar niet... Ach, ik moet van de ellende, van den drukkenden last der fchande ontheven ... CATHARINA. Steun toch, bid ik u, op het vermogen van mijnen Gemaal. Waarlijk hij zal u redden, u van ellende en fchande ontheffen ... maar wat zie ik?... Gij zijt reeds geheel opgetooid, als eene ongelukkig ftachtoffer, gereed om voor het altaar der rechtvaardigheid te fneeven. Eleonora, gij hebt zulke middelen niet noodig, om het hart van mijnen Echtgenoot tot de redding uwer onfchuld te beweegen. F 2 DOL-  «4 ELEONORA HAMILTON, dolgorukki. Weg met dien tooi Mevrouw, welke ijslijke gedachten doet zij in onze zielen oprijzen. Waarlijk de onfchuld in de kleeding eener doodfchuldige is eene beleediging der rechtvaardigheid van den Czaar. mathilda. Neen! mijn Heer! Die tooi past aan mijne dochter... Zij behoude denzelven... menzikof tegen Mathilda. Met recht, Mevrouw, met recht, zo zie de Czaar uit dit voorbeeld, hoe de wreedfte haat zijne dierbaarlte vrienden tot het graf, tot het fchavot vervolgt. Hoe dieper nu haare vernedering is, des te glansrijker zal haare zegepraal weezen. eleo nora. Mijne zegepraal... Hemel! Mijn Heer! mijne zegepraal... Ach mijne moeder! indien ... mathilda. Herftel, herftel u, mijne waarde! Laat door  vijfde bedrijf, a Toon. 85 door geene dwaaze hoop uwe zinnen betoveren... Blijf den dood befchouwen, als den v/eg, langs welken gij een ellendig leeven ontvliedt. De onuitwifchbaare fmet der fchande zou u blijven aankleeven door een geheel leeven. CATHARINA. Immers mijn Gemaal kan haare fchande wegneemen, haare vijanden doen vernielen ... haar in vollen glans terug brengen in ons paleis. MATHILDA. Zelfs uw Gemaal , kan mijne dochtej niet redden... ten zij... DOLGORUKKI. Hij komt. P 3 DER-  86 ELEONORA HAMILTON, DERDE TOONEEL. catharina, czaar peter, eleonora, mathilda, menzikof, dolgor u k k i. Een wacht van Strelitzen. agter op het Tooneel. czaar peter in diep gepeins opkomende, bp den agtergrond van liet Tooneel. Eleonora hier te bezoeken, daar alles tot haare flraf gereed is, daar ik reeds de wacht der flfelitzen op de ftrafplaats in orde gefchaard zag, gruuwzaam denkbeeld! eleonora Czaar Peter te gemo:t treedende en zich voor deszelfs voeten werpende. Ach, edelmoedig Vorst, zelfs hier, hier weigert gij eene onwaardige haar verzoek niet. czaar peter haar opheffende. Rijs op, mijn kind! rijs op. Gij zult gehoord  VIJFDE BEDRIJF, 3 ToOH. 87 hoord worden. Stort uwe verzoeken, uwe klagtcn uit niet in den boezem van een' ftrengen rechter, maar in dien van eenen vriend, van eenen vader... ELEONORA. Ach mijne moeder! hoe kan ik . . . ach de dood is zo verfchrikkelijk... MATHILDA. Schep moed, mijn kind! Misleid den Czaar niet. CZAAR PETER. Verklaar u toch duidelijk... Ach niets, niets zal mij aangenaamcr wezen, dan uit uwen mond te hooren, dat gij onfchuldig zijt. Wat beeft gij?.. Ik ben immers geen onrechtvaardig dwingeland... Maar de bewijzen, die mij de Raadsheer heeft ingebragt... ach Eleonora! fchoon mijn hart mij brak , en een treurige nevel alles overdekte, als mij de hoop op uwe onfchuld begaf, egter moest ik het ftreng vonnis over u vellen... doch niets, niets kan mij meer verheugen, jaa de tijding der zegeF 4 praal  •88 ELEONORA HAMILTON, praal van Apraxin zou mijn hart minder aandoen, dan uit uwen mond uwe onfchuld te vcrftaan. Ik verblijdde mij, toen gij mij bij u riept, om mij de zuivere waarheid te doen hooren, daar gij mij voor misleiding behoeden wildet... Spreek op... Gij zijt doodlijk ontfteld, Eleonora! Zeg mij, mijne Ijeve vriendin, zeg mij, wat hebt gij, oin u te verontfchuldigen ? ELEONORA. Niets... niets,.. Ik ben fchuldig aan de misdaad... Ik heb mijn zuigeling Ach! mijne Moeder! Ondcrfte.in mij... ik heb uw' raad gevolgd... ik heb alles beleedcn. czaar peter tegen Catharina. Hemel! welk eene bekentenis... Nu is het mij onmogelijk haar tc fpaaren. CATIIARIN A. Ach! Misfchien beroert een nieuwe vlaag van bijsteizinnigheid haar verftand. dolgorukki. Ede'.mcedig Vorst, zoude gij eene ongeluk-  VIJFDE BEDRIJF, 3 ToOn. 89 lukkige door fchrik van haare zinnen be; roofd den dood doen ofldergaan. , ELEONORA. Ik bijsterzinnig ? . . . neen, edelmoedig Vorst, fchoon doodelijk bedroefd... wenfchte ik altijd zo welberaaden geweest te zijn als dit oogenblik. Had ik altijd op de lesfen, op de gebeden en traanen eener tederhartige, eener deugdzaame moeder acht geflaagen... Ach! zij is het, zij is het, die mij den wreeden dood noch eenigzins draagelijk maakt. Voor de ijslijkheden der wanhoop heeft zij mij behoed... Zij heeft mij bereid om te fterven. Zij heeft mij geleerd liever den dood, die de Rechtvaardigheid cifcht te ondergaan, dan door eene afgebedelde genade, of de misleiding van eenen rechtvaardigen vorst met een knaagend geweetcn te leeven. MATHILDA. Jaa Vorst... Ik heb aan mijne dochter den raad ingeftort, om aan u te fchrijven, opdat de verfoeilijke Conftantia, zo onF s **  90 ELEONORA HAMILTON, uitputtelijk in listen, uw oog niet zou verblinden... fchoon mij het lot mijner eenige Dochter de ziel doorgrieft .... fchoon mijn raad mij door de ftcm van pligt wierdt ingeboezemd... Ik gevoel, dit verfchriklijk uur, geheel, dat ik moeder ben... Mijne traanen zijn traanen van zwakheid en zo ik fmeekte... dolgorukki tegen Catharina en Menzikof. Laatcn wij onze gebeden bij den Czaar veréénigen, op dat zij leeve... catharina. Zoudt gij een zo edel hart, fchoon met eene misdaad bezocteld, niet fpaaren. Strookt dit met de edelmoedigheid van den Czaar? menzikof. Ach, mijn Vorst! — Aanfchouw, aanfchouw op het gelaat dier ongelukkige de edelftc, de grootfte ziel worstelende met de angften des doods en der fchande... en gij, gij kunt haar van die beide verlosfen... czaaï  VIJFDE BEDRIJF. 3 ToOB. 91 CZAAR PETER. Waardoor, waardoor? Dan, door de wetten der rechtvaardigheid te fchenden .... door met een opgeheven hand te zondigen tegen den Hemel, door de medepligtige aan den moord van duizend onnozelen te worden. (De hand van Eleonora vattende, en haar t enig-zins voor op het Tooneel leidende.) Onze vriendfchap , Eleonora, fineekt mij, dat ik u fpaare, maar noch die, noch deeze voorfpraaken, noch de voorfpraak van dit hart kunnen u redden. Menfchelijke en Goddelijke Wetten eifchen uwen dood. En een Vorst, die aan de item dier wetten ongehoorzaam is, brengt een' vloek over zijn land. De ftem der Goddelijke Rechtvaardigheid verheft zich boven de magt der Vorsten. — Eleonora! uw fterven is nabij. (Hij geeft een' wenk aan een' der Strelitzen, die vertrekt, en kort daarop hoort men het geluid eener trommel.) Hebt gij nog iets, nog iets ter verzagting van uw deerlijk lot.... ELEONORA. Niet3, mijn vorst, niets. (Het geluid van de  pa ELEONORA HAMILTON, de trommel hoerende ) Ach wat hoor ik.... mijne Moeder... mijne Moeder! Het oo» genblik mijner draf is op handen. czaar peter. Ongelukkige... kon ik u redden... eleonora. Neen, neen , Vorst. De fchiin van mijnen gedachten zuigeling waart geduurig voor mijn gezigt. Hij vertoont mij zijn gaapende wond. Ach, neen! Dc dood... de dood... Ik ben gereed... verhaast dien, eer mijne wroegingen met dubbele kragt wederkeeren... Alleen nog maar het affcheid van mijne dierbaare moeder en dan... ( Om den hals haarer moeder vallende.) Vaarwel mijne moeder... zeg... zeg nog eens, dat gij... dat gij mij... mijne misdaaden vergeeft... dat gij mij niet haat. mathilda, terwijl Eleonora in haaren arm ligt. Ach, mijne dochter, mijne Eleonora.., ik, ik vergeef ze u, mijn kind, en het bedrijf mijner overige dagen zal Hechts cén ge-  VIJFDE BEDRIJF, 3 Tooit. 93 gebed zijn, om door zuchten en traanen van den Hemel genade voor u af te fmeeken.... Ik heb u lief, mijne dochter! (Zij omhelzen elkander.) Ik kan niet meêr... mijn kind! (Mathilda valt in een' floet half bezwijmd neder. ) eleonora de flap neder hangende hand haar er moeder kusfchende. Ach... mijne moeder... door mij zo ongelukkig... Waar, waar, waar is de fiachtbank, waarop ik fterven moet... Vaarwel, Vorstin! vaartwel — ach waar is de Grafplaats ?.. czaar peter haare hand vattende. Ongelukkige ! Deeze wacht zal u derwaards geleiden... doch tot een bewijs, hoe mij uw lot ontroert, zie de traanen in mijne oogen.- Tot een bewijs, hoe teder ik u bemin, Eleonora! (haar omhelzende) druk ik u aan deezen boezem, die zo angftig om u ki0pt> De Hemel zij met u. (Nam haar nogmaals tmhdsd, en gekuscht te hebben leidt  94 ELEONORA HAMILTON, leidt hij haar tot de wacht der Strelilzen") Bid tot uw uiterst oogenblik... eleonora onder het heen gaan omziende. Ach mijne moeder... VIERDE TOONEEL. catharina, mathilda, czaar teter, menzikof, dolgorukki. matiiilda uit haare bezwijming bekomende, langzaam fpreekende. Jaa mijne dochter . . . roept gij- mij uit het graf toe ... . of roept gij mij toe, terwijl gij uw hoofd nederlegt Ach mij dunkt, ik zie u voor het laatst uwe oogen befchreid ten Hemel flaan . . . Een Strelitz bindt u den blinddoek voor uwe oogen Gij knielt voor de flagtbank neder Gij beweegt uwe bleek beflorven lippen.... Gij bidt.... Naa  VIJFDE BEDRIJF, 4 ToOft. 95 Naa eene kleine Jlilte hoort men één jlag op eene trommel. Noodlottig geluid.... Zij is niet meêr. CZAAR PETER. Ach! — flet is gedaan... De Wet zegepraalt, maar met hoe veelen traanen wordt die zegepraal befproeid ? Einde van het Vijfde en Laatfle Bedrijf.