NATIONAALE BRIEVEN, [ JTEDERL LETTERIL   VOORREDEN. f~ WAARDE LANDGENOOTEN! X)aar men federt het begin van den Engelfchen oorlog de Natie op eene gansch verfchillende wyze onderhouden heeft over onderwerpen , welke voor een gedeelte den inhoud van deeze brieven uitmaaken , zou het U overtollig kunnen voorkomen , dat dezelve hier weder opgehaald en onderzogt wierden; dan wy verbeelden ons niet alken , dat ge bier het een en. * 3 andei  VI VOORREDE N, ander zult aantreffen, en by elkander vinden , het geen elders niet gevonden wordt, maar. dat gy doorgaans de zaaken op eene gansch andere wyze onderzogt en voorgefteld zult zien , dan rot dus verre gefchiedde. Men heeft aan de eene zyde alles willen goedmaaken , wat door den Stadhouder verrigt is, om hem daar door te handhavenen by de liefde der Natie ea het gezag, het welk hy van tyd tot tyd uitgebreid heeft. Zelfs heeft men, om den Stadhouder te verfchoonen, de mishandelingen verkleind, welke onzen Staat zyn aangedaan; de vyanden in het gelyk en al de mislukkingen op rekening van den Souverain gefteld; — de Natie is gehoond, om een enkel lid van, dezelve te regtvaardigen. Men heeft aan de. andere zyde hem met befchuldigingen • overïaaden , en de ingeflope misbruiken met zulke haatelyke en fterke coleuren afgefchilderd, dat zy ondraagelyk waren vapr elk een , die. het huis van Nas/au een genegen hart toedroeg. In plaats van overreeding heeft dit eene verbittering verwekt , welke de inwen-; digc.  VJ O O R R E D E N. VH dige rust en vreede zoo verre geftoord heeft, dat elke Provincie, elke Stad, ieder Dorp, en elk Geflagt in zich zeiven verdeeld en oneenig is. Al het gefchryf van zoo veeIe Jaaren deed naauwelyks iets uit , dan elk in zyn gevoelen te vestigen en hem te fterker de party te doen aankleeven , tot welke hy van den beginne overhelde , zonder de redenen van zyne tegenparty te willen hooren of overweegen , wyl dezelve meerendeels op zulk een toon waren ingerigt, dat zy hem terftond moesten voor het hoofd ftooten. — Wy dagten, dat de driften eerlang zouden hebben uitgewoed, om een ieder voor bedaarder Redeneeringen vatbaar te maaken» maar wy hebben tot nog toe te vergeefs ge* wagt , terwyl geduurige verwytingen en haatelyke verdenkingen het vuur telkens op nieuw aanftookten , waar door het te vreezen ftaat , dat deeze onderlinge haat tusfehen de leden van ons ftaatkundig lighaam, welke , daar zy een gemeen belang hebben , ten naauwftcn aan elkander behoorden verbonden te * 4 bly-  Vin VOORREDE N. bh/ven, zoo zal inkankeren en verouden, dat 'er geen geneezen aan is. De ongelukki» ge tyden van Hoeksch en Kaeeljaauwsch beginnen hoe langer hoe meer te herleevcnen wie weet! wat 'er de gevolgen nog van zyn zullen wanneer men aan elke zyde zya ttreng even ftyf houdt, zonder te willen by" komen en de handen in een liaan, om gezar mentlyk mede te werken tot bevordering van het algemeen belang. Zelfs de hachelykfte oor" log , het grootfle gevaar , waar mede de Republyk van buiten gedreigd wierd , hebben dit niet kunnen te wege brengen , en fchoon wy hier uit tot dus verre op eene wonder]yke wyze gered en (taande gehouden zyn, ftaat het te vreezen, dat andeten zich eindelyk met onze zaaken zullen bemoeijen , en het gefchil beüegten , zoo, als meest met hun., ne byzondere oogmerken overeenkomt, waar. door Nederland zyne onafhankelykheid en ouden luister eindelyk 'geheel verliezen zal. Dij; " iutusfchen fchynt voor veelcr oogen verbor^ gen. Men bcn;peit, zich hier, om dep Stn^V hou-  VOORREDEN. « houder alles te doen behouden , zoo niet, om hem boven de mogelykheid van eenige onaange. naamheden te {tellenen onafhankelyk te maaken, als of hierin alleen het behoud van het Vaderland gelegen Avas, zonder te onderzoeken, of zulks met de grondwetten en de aloude Rechten van het volk overeenkomftig, 0f dit nuttig en veilig voor het Gemeenebest is, dan niet. ■ Elders wil men als met eer nen fprong de ganfche gedaante der Rqgeering en de huishouding der Republiek verande-, ven ; of van het Stadhouderfchap niets dan den naam laaten , zonder dat men het nog eens is , aan wien en op welk eene wyze, men het beftuur zal opdraagen , dat men niet langer, in de handen van dénen durft vertrouwen. Terwyl de een naar eene eenhoofdige Regeering fciiynt over te hellen, worden by den anderen de denkbeelden vanVryheid te verre, misfehien, gedreeven, en het onderfchcid tusfehen eene Vryhcid , zoo als elk mensch in den flaat der natuur bezat en eene Vryhcid , weke hy alben als lid van eene mnat* 5 fchap-  x VOORREDEN. fchappy, zetfs in een Gemeenebest hebben kan , uit liet oog verloren. De gebeurtenisfcn, welke hier uit voortgevloeid zyn, doen veeten , die onzydig waren , de Democratie fche Regeering aan de ergfte zyde befchouwen , en hen verlangen om de zaaken op* den ouden voet te herftellen , of tot ecne Arifiocratie overhellen. Hoe veele misbruiken 'er ook in beide opzigten mogen plaats gegreepen hebben! de akelige gevolgen van eene regeeringloosheid of voKïrekte Democratie , waar by al het onderfcheid en ontzag der aanzienlykcn vernietigd wordt, fchyncn hen nog veel meer te dugten. Wat zai 'er van dit alles cindclyk worden, daar men zoo verre uit elkander loopt , daar de inwendige vrede en onderlinge vriendfehap,. het zout des gezelligen lecvens , uit ons midden meer en meer verwyderd worden, en het onderling vertrouwen uit de zamenleeving verbannen is: ja de haat en wrok by zeer veclcn geenzins minder zyn, dan weleer tusfehen Jood en Christen , tusfehen Roumsck en  VOORREDEN. « pn Onroomsch plaats hadden ? terwyl men , of dit alles nog niet genoeg was, den Godsdienst in het fpel heeft zoeken te mengen en voor te geeven, dat deezen te veranderen en om te keeren het voornaame doelwit zonde weezen van allen die het met den heerfchenden Godsdienst van ons Land niet eerys zyn. Evenwel ontbreekt het niet aan Gemaatigden , die het buitenfpoorige aan den eenen en den anderen kant zien en betreuren ; welke lange gewenscht hebben , dat men het gefchil op eene andere vvyze behandelde , en de wanbegrippen zogt weg te neemen , zonder de driften op te wekken en de gemoederen meer te ontrusten. Wy wisten geen beter middel, om aan deezen vvelmeenenden wensch te voldoen, dan door het uitgeeven van deezc Brieven, gevvisfeld tusfehen twee Vrienden , welke wel op. een vcrfchiltehde wyze in opzigt van den tegenwoordigen ftaat van ons Land denken , cgter zonder eenige andere inzigten, dan om zoo, veel mogelyk , de waarheid en zoodanige middelen uit  mi V OOR Pv. EDE N. uitte vinden, welke totbevreediging en herflek ling van ons Gemeenebest zouden kunnen (trekken , elkander onderhouden. Men zal hierin , zoo wy meenen een voorbeeld kunnen zien,hoe zulks zeer wel op eene gemaatigde wyze kan gefchiedcn , zonder dat daar door de band van Vriendfchap, veel min van bloedverwandfchap geheel zou behoeven gebroken te worden. Dit heeft egter meer dan te veeL plaats, daar men elkander ondertusfcheu in het Staatkundige zoo wel als in het Godsdienstige behoorde te draaien , voor zoo verremen uit eerlyke beginfelen handelt en alken het licht van zyn gewisfen opvolgt. ——. Voor zulken zyn eigenlyk dceze brieven gefchikt, en wy hoopen , dat zy dezelve hunne aandagt zullen waardig keuren , daar wy toch geene hoop voeden , om Dweepers , die het zich eene eere rekenen zelfs martelaars te worden voor d.e party x dk zy eens aangekleefd hebben: —-.— of ftaatkundige Huichf-, laars , die den Stadhouder alleen aankleeven, en ophitzcn om eigen eer en voordeel j qf ver-  VOORREDEN, xïn v'eragtelyk zoeken te maaken, om zich zélfs in zyne plaats te Hellen en van alle banden te ontflaan , eenigzins tot andere gedachten te brengen. Neen, dit is onmogelyk. Dan daar zulken het ondertuslthen voornamelyk zyn , welken het vuur van twist ten fterkften aanfiooken, wenfchen wy, dat zy eindelyk allen ontdekt en dien loon ontvangen mogen, welke zy waardig zyn , die het belang van het ganfche Land , van zoo veele onfchuldige of misleide inwooners aan hunne heerschzuchtige inzigten waagen. Schoon alles hier van beide zyden in zulk een licht voorgefteld wordt, als behoort te gefchieden, zullen deeze brieven nog niet onpartydig genoeg fchynen aan zulken, die meenen, dat zy alleen gelyk hebben : of weder misfchien niet behaagen aan leezers, die fints eenigen tyd gewoon zyn niets dan ten laste van hufine tegenparty te leezen , en geen finaak vinden , dan in fpyzen , welke met de allerfterk- fte fpeceryen aangezet zyn. ; Dan al Was ook ons lot het zelfde, dat meer gemaa- tigde  xiv VOORREDEN. i tigde Schryvers in tyden van algemecne verdeeldheid trof; wy zullen ons des getroosten, en vergenoegen met de vryfpraak van ons gevvisfen , dat wy ons niet onttrokken hebben , om , waare het mogelyk , iets toe tè brengen tot wegneeming der vooroordeelen; Vooral zulke, welke allerfchadelykst zyn, om dat zy het beftuur der hooge Overigheid in verdenking brengen , en de ganfche Natie bevlekken. Wy hebben het daarom van geeii minder belang gerekend in veele opzichten het Systema van den Staat te verdedigen, als anderen , welke ondernomen hebben dat vari hunne Stad in het regte licht teplaatfen. —Is onze taak veel algemeener, men zal het wel ten goede houden , voor zoo verre hier aan nog ontbreeken mogt. Wy waren voorneemens om de gedagten van Abelaart en zyn antwoord aan Reinhart over den Stadhouder insgelyks medetedeelen ; maar wyl de zaak tusfehen den Keizer Ichynt op een einde te loopen en er veel over de Schelde wordt uitgegeeven, hebben wy deeze Brieven niet langer  VOORREDEN. xv ger willen agterhouden, terwyl het overige in een volgend Stukje zal behandeld worden, waar in wy vertrouwen , dat py verfcheiden zaaken, die uwe oplettenheid dubbel waardig zyn , zult aantreffen , alle met eene Nederlandfche rondborftigheid , doch befcheiden en «mzigtig j, zoo wy meenen , aan beide kanten voorgefteld. Schoon Abelaart gaarn elk zyner Landgenooten, zoo wel als zynen Rein hart , zou overtuigen van den ongelukkigen ftaat , waar in het Vaderland zich bevindt, en aan de andere zyde elk zoekt optewekken, om het zyne op eene bedaarde wyze , als mcnsch en als burger in zynen kring tot herftelling toe te brengen : flaathy hier in een gansch anderen weg in, dan de Schryvers van de Grondwettige Herftelling , om dat hy een ander doelwit heeft. Leest en oordeelt , myne Waarde Landgenooten ! Daar de kwaaien zoo groot en zoo algemeen zyn, kunt ge niet te veel omzien naar de beste middelen , welke tot onze geneezing zouden kunnen dienen , en  xvi VÓÓRREDEN. en welke , daar het overal hapert, van eeii verfchillenden aart zullen moeten zyn , zoo wy ooit in den grond zullen geholpen worden. Wie weet, wat gy hier aantreft, waar op gy nimmer gedagt hebt. Maar hoe gy et Ook over denkt, hier van kunt gy verzekerd zyn , dat deeze verzameling van Brieven u en de geheele Natie wordt aangeboden, met een hart, dat fchreit over de rampen van het ongelukkig Vaderland , en gaarn alles naar vermogen zou willen toebrengen , om hetzelve te redden* KEK-  EERSTE BRIEF AAN REINHART* •1^ ühkt het u zoo vreemd , myn waarde Vriend ! dat ik u onder anderen heb Zoeken te troosten , over het fmertelyk verlies van uwen lieveling , uw eenigen Zoon , met eene gedagte , die reeds voor eeuwen onder de Oosterlingen plaats vond , en door een van hunne voornaamfte wysgeeren voor óns bewaard is? (*) fchynt gy daarover eene nadere verklaaring van my te verlangen? wel aaiï Ik zal ze u gaarn mededeelen. Ik beken , dat het leeven eefte alleruitneemendfle weldaad is, een voorregt, waardoor wy eeae plaats ontvangen onder Gods fchepfelen , én mede kunnen werken tot bevordering van zyne heilige en verheve oogmerken : dat het eene allerhèugelykite Zaak is , de grootfte zegen in een gelukkigen Echt, wanneer men zjchzelveh mag vermenigvuldigd zien, en het voorwerp zyner Liefde aanfchouWen in een welgefchapen Zoon öf eene bevallige Dogter: dat deeze oude Spreuk zeer ligt te ver zou kunnen getrokken worden, wanneer men dezelve algemeen en on- (♦) Prtd. 7: 1, k. A  s, NATIONAALE onbepaald opvat, daar het gelukkigst verblyf hier op aarde voor den meest van God begunstigden fterveling, doch niet meer is dan een moeijelyke, een gevaarlyke doortocht door eene huilende woeftyn in vergelyking van den zaligen en veiligen Staat , welke hem in den Hemel wagt : men zou dus voortgaande kunnen befluiten, dat het te wenfchen , dat het beter ware, dat het ganfche menschdom uitftierve; of ten minden die gccnen weg geraapt wierden, welke eene voordeelige verwisfeling te wagten hadden. Ik heb 'er mede te kennen willen geeven , dat wy thans in zoodanige omflandigheden geplaatst zyn , dat wy geene reden hebben , om tegen de Voorzienigheid te muïmureeren, wanneer onze kinderen voor ons worden weggerukt •> of wanneer onze Echt niet met een aantal fpruitcn gezegend wordt. Ik heb my daarom meermaalen van deeze woorden bediend, welke byna myn Symbolum geworden zyn. Verwondert gy u hier over, myn Reiniiart, gy, die u in de gelukzaligheden van eenen voor u onlangs voltrokken Echt als verloort, wienelke dag nieuwe geneugten opleverde, en die daarom , mag ik het zeggen ! afkeerig van alles wat uwe vreugde kon verbitteren , als 't ware , u al te weinig bekommerde over den algemeenen toeftand van het Vaderland, en nu waant dat 'er geene fmerte gelyk uwe fmerte  BRIEVEN. 3 is ? Welaan laat ons eens met een aandagtig 'oog befchouwen wat er gebeurt is, in wat ftaat "wy ons tegenwoordig bevinden en wat 'er van ons lieve Vaderland te wagten is , buiten de tusfchenkomst van een Weldaadig, een Almagtig Weezen ! ik weet, wanneer ik uw aandagt op dit Tafereel heb kunnen vestigen, dat het uw gevoelige Ziel zal treffen, dat ik met myn balfem u eene nieuwe wonde zal toebrengen ; maar het zal my genoeg zyn , indien ik voor eerst uwe droefheid kan afleiden, en uwe tegenwoordige fmert, welke veel te verre gaar, welhe uwe Echtgenoote doet indringen in geheimenisfen die voor een fterflyk oog bedekt zyn , welke u beiden met uwen Maker doen twisten , en de beminde uwer Ziele in haa're zwakheid aan het uiterfte gevaar bloot ftelt % — indien ik deeze uwe fmerte kan verzagten. Wat 'er gebeurd is ? Moet ik u , moet ik my zelven dit herinneren , hoe wy op eene allerdeerlykfte wyze verongelykt, benadeeld , mishandeld en misfehien voor altoos gekrenkt zyn geworden , door nabuuren en geloofsgenooten , met welken wy in de naauwfte verbindtenisfe meer dan eene Eeuw geleefd , voor welken wy alles opgeofferd , wier veiligheid welvaard en grootheid wy bevorderd hadden ? hoe onze weerlooze Staat in plaats van eenige vergoeding wegens het fchenden van het heilig recht der A s Vol-  NATIONAALS Volken, te erlangen, tot overmaat dooreenon* rechtvaardigen Oorlog overrompeld is, terwyl men reeds de noodige fchikkingen beraamd had, om onze Volkplantingen te verwoesten, en onze Scheepsmagt onherftelbaar te vernielen. Moet ik u en myzelvcn te binnen brengen , hoe wy van week tot week , van Jaar tot Jaar naar de handhaaving onzer rechten , naar de herftelling onzer eer, en beveiliging van onzen handel , waarby ons Vaderland Haan of vallen moet hebben uitgezien , maar te vergeefsch uitgezien , tot dat onze Zeemacht in onze havenen is opgefioten , en wy , die te vooren elk een de wetten ter Zee konden voorfchryven , niet dan onder de beveiliging van een vreemde vlag , dorRen te voorfchyn komen, waar door wy eindelyk als geheel magteloos en aan ons noodlot overgelaaten ons de wet moesten laaten voorfchryven van een laatdunkenden, een baatzugtigen vyand, wien wy nu, daar de regte tyd gebooren was, hadden kunnen afltraffen en voor onze voeten vernederen. Nog kan ik aan deeze gebeurtenisfen niet denken , myn Reinhart , en (leeds worden zy by my opgewekt, of al myn genoegen is geftoord en ik gevoele een fpyt, welke alle uitdrukking te boven gaat. Dit is voorby, zult gy zeggen ; — dat is zoo: maar gevoelen wyniet nog de geleede fmarten, en gevoelen wy ze niet nog te meer, om dat ons nieuwe  BRIEVEN. s we wonden worden toegebragt, terwy] de oude nog niet geheeld zyn? Wy zyn by alle onze nabuuren tot een fpreekwoord, een aanfluiting geworden , onze kroone is ter aarde gevallen , welke onze braave Voorouders door duizend treffelyke daaden ter Land en ter Zee, vol ral ter Zee op ons hoofd gezet hadden ; onze eere is met voeten getreeden , zonder dat 'er iets ter haarer redding is in 't werk gefield. Elk wil ons plukken, die langs den weg voorbygaat, zelfs de zwakfle. Vorften durven ons onredelyke eifchen voorleggen, en wat zouden wy niet tq wagten hebben van zulken , die meinen dat de geheele waereld aan hunne grootheid moet hulde bieden! die het vermogen by hunne heerschzugt voegen , en verlekkerd zyn op de Rykdommen, die Nederland wel eer in zynen boezem door vlyt en vernuft verzameld heeft. Waarom zouden zy flraffeloos ook geen prooi kunnen wegfleepen? -—— Er is langer geen verbeuren aan ons. Of meent ge myn Reinhart , indien de trouwlooze Brit ons met rust gelaaten had , of anders, hem zyne roekelooze onderneemingen naar verdiende warqn opgebroo^en en betaald gezet , dat de onderneemende Jo< seph tegen den duidelyken inhoud der verbonden de Barritre Steden, welke ons op zoo veel bloed en fchatten te ftaau komen, geflöopt, A 3 en  6 NATIONAALE en onze Krygsmagt zou genoodzaakt hebben, dezelve op een eigengoeddunkelyk gegeeve» tyditip te ontruimen , op dat hy naderhand zyn kans te fchooner mogt hebben. Hy mogt niet geheel van zyn gezet opzet hebben afgezien, ik geloof egter niet, indien wy ons ter behoorlyker tyd in ecu ftaat van tegenweer hadden geftcld; indien wy den eerften aanvalIer het fpits geboden hadden, dat hy even itout en fterk ook nog het laatfte overblyflel, de eenigfte vrugt van zoo vcele Oorlogen, in welke wy ons ook ten voordeele van zyn Huis , ter redding van zyne bedrangde Moeder hebben laaten inwikkelen ; dat hy deeze laatfte vrugt ons even trotsch zou hebben durven afcisfehen: dat hy den eerden afgeperften flap tot verdcediging van ons wettig verkreegenRechtsgebied, als een onvergeeflyken hoon zou hebben durven opnecmen , even of het elke Staat , elk ftervcling niet vry llond zyne rechten met alle vermogen tegen den grootflen Vorst des aardbodems te verdedigen- Maar zoo euvel word dit opgenomen van een Gemeenebest dat zonder tegenkanting duizendmaal meer heeft verdraagen; dat ongewroken zyne vlag, zyn grondgebied heeft laaten fchenden van een byna overmanden Vyand , en waardig gerekend word uit de lyst der vrye onafhankclyke Volken uit gefchrabt te worden. O dat deeze gebeurtenisfen uit de gedenk- fchrif-  BRIEVEN. 7 fchriften der Volken, uit het geheugen van onze tydgenooten konden uitgewischt worden ; dat de ongelooflyke berigten daarvan nimmer tot kennis van onze Nakomelingen geraaken , welke zoo veele redenen hebben om zich te fchaamen uit ons gefprooten te zyn, als wy weleer hadden, om ons te beroemen op onze Voorouders, zoo lang wy van hun doorlugtig voctfpoor zoo fchandelyk niet zyn afgeweeken ! Maar is deeze wensch te vergeefsch; moet de geheugenis daar vanblyveh?datzyfbrekketot een altoosduurend verwyt, tot een knaagenden worm van hun , die ons in zulk eene rampzalige verlegenheid hebben ingewikkeld, zoo het met voorbedagte raade gefchied is! — dat die geheugenis dan hunne nagedagtenisfen alleen bevlekke , en teffens tot een baak voor volgende tydcn diene , op dat men eindelyk voorzigtigheid leere, en de duurgekogte Vryheid , het dierbaar Vaderland, door weerloosheid niet weder aan zulke onheilen bloot gceve ! Was het de hand des Almagtigen , welke ons dit alles had aangedaan, welke ons rampen had toegezonden, die wy met geene mogclykheid konden ontworltelen of te boven komen , ik zou dezelve kusfen myn Reiniiart, en het geleden leet zoo ras vergeeten als mogelyk is , maar nu kan , mi zal ik het niet vergeeten. En hoe A 4 zon  » NATIONAALE zou ik het kunnen vergeeten , daar de diepe wonden ons toegebragt, nog in langeniet geheeld zyn? daar de fchade, de MilMoenen onzen Koopman ontweldigd, nog in lange niet vergoed zyn; daar onze Koophandel en Scheepvaard zich geenszins herfleld hebben van de deerlyke Hagen aan dezelve toegebragt; daar onze, tot op dat ongelukkig tydftip welvaarend e Maatfchappy , her. wrcede doelwit van den afgunftigen Brit, die zoo veel aan den bloei en grootheid van den Staat heeft toegebragt, nog zieltoogt en zugt wegens alle de rampen , die zy geleden heeft , en nog zal moeten lyden door het overgeeven van een haarer voornaamfre vestingen en Handelplaatzen in het Oosten , het afftaan van een onbelemmerden vaart langs haare Goudmyneu , de Molukfche Specery-Eilanden , waaruit niet anders dan de heilloosfte gevolgen te dugten zyn : terwyl zy, om aan haar oude verbintenisfen te voldoen , nieuwe moet aangaan , welke fthulden tot haare fchulden toedoen. ■ Dit hebben wy geleden, myn Rein- hart , dit lyden wy nog , maar dit alles zou misfchien nog te boven zyn te komen, in dien elk daartoe zyn uiterfte vermogen aanwendde ; indien de Hemel ons niet onmidben wy niet gevoelig in den Engelfchen oorlog geleerd, hoe weinig het baaten kan, wanneer eene onverwinnelyke tegenftand alle poogingen tegenhoud, de beste befluiten zonder uitvoering laat , de fchoonfte gelegenheden laat voorby flippen, en alle onderneemingen ver-  BRIEVEN. x? verydeld? Is cr nu iets beters te verwagten, nu het vuur van tweedragt door het nieuw gevaar op nieuws fchynt aangeftookt te zyn, en met dubbele woede uit te barften ? nu men elkander de bitterfte verwytingcn doet, en de fchuld van geledene rampen en toekomende onheilen poogt op den hals- te laaden, om daar door een aanhang te maaken, of zelf de Ingezetenen tegen hunne wettige Overheid op £e zetten, het benauwde Vaderland, door inwendige oproerigheden, in de» allerakeligften toeftand te brengen, en door eene onbezuisde menigte de raadflagen van den Souverein te belemmeren, even of men het er op toeleide om alle orde en ondergefchiktheid te vcrbreeken, of door een' algemeene verwarring nog erger oogmerken te bereiken. Gy kunt alleen daar uit opmaakea wat gevolgen wy, geduurende deeze oneenighcden, te wagten hebben, daar men met alle magt de wapening van Neêrlands Burgers, het laatfte — maar ook een toereikend pkgtanker, in den uiterllcn nood, indien het met beleid en moed gebruikt wordt, heeft zoeken te beletten, en het door verkeerde indrukfelen en heimelyke aanftookingen zo ver heeft weeten te brengen, dat veclen de wapens, die zy voor 't Vaderland en de befcherming van hunne Medeburgeren moesten aangorden, liever wilden wenden tegen hunne broederen, die zich gewillig toonden, om aan hunne verB % plig.  so NATIONAALE pligting te voldoen: — liever onder eene banier van wederfpannigheid wilden keeren tegen hun eigen Overheden, welke hun ter goeder trouwe waarfchouwden, en hun de middelen aan de hand gaven om hunne huizen, hunne vrouwen en kinderen te verdedigen, wanneer dezelve door ontmenschte Barbaaren Honden aangevallen te worden. Dit oproer is ter naauwernood gelukkig gefluit; de welverdiende llraf zal den fchuldigen, de vreeze den kwalykdenkenden misfchien in toom houden; maar wat zal men met zulke bevooroordeelde onwilligen uitrigten? hoe gevaarlyk zullen zy weezen, wanneer zy in den wapenhandel eenmaal zyn bedreeven geworden? wanneer zy by een' ongunftigen ommekeer van zaaken de gelegenheid waarneemen om zamen te rotten , en het gefmoord geweld met dubbele woede laaten uitharden V ? Wie zal ons verzekeren tegen al de ysfelykheden van een burger-oorlog-, myn Reinhart? Mogelyk denkt gy, zyn de Befoldelingen van het Gemeenebest wel in Haat om de zamenrottende menigte te verdrooijen, of hun in den toom te houden. Maar hoe weinig zyn ook deezen te vertrouwen, wanneer zommigen heimelyk het vuur van oproer aandoken , tegen het uitdrukkelyk bevel van den Souverein leuzen van oproer voeren , of waanen dat zy van niemand afhangen, aan niemand ga-  BRIEVEN. 2* gehoorzaamheid fchuldig zyn, dan aan hem, wien zy alleen als den eerden uitvoerder van de bevelen van de hoogde Magten, als hun "Veldheer, en niet als hun Vorst hadden te eerbiedigen. Wat is er te wagten in zul- ke Steden, daar de Burgers geen toevlugt by hunne Overigheid vinden ; daar de baldaa- digheden van een onduinrg Gemeen tot nog toe ongedraft worden toegelaaten ? Wat zal het noodlot van zulke Provinciën zyn, waar men met elkander om het meesterfchrp dingt, terwyl het water aan de lippen komt , of waar zy daadelyk alles naar hun welgevallen buigen, alles tot bereiking van hunne bedoelingen , tot verderking van hunne party inrigten, terwyl de tegenbetuigingen der Welmcenenden te vergeefsch in hunne vergaderingen gehoord, en de fmeekingen der verdrukte Burgeren om de herdelling hunner rechten verworpen worden, ■ Het is dus , myn Rein hart, een magor misfabib, een fchrik van rodsomme , ellende van binnen, gevaar van buiten. Het is zo, men meent dat het laatde wel zal overdryven, zonder dat wy in een twyffelagtigen, kostbaaren, en verderflyken oorlog irigewikkeld worden, dat alles door onderhandelingen, onder bemiddeling van Vrankryk, zonder bloeddorting, zal worden afgemaakt; dat de waare bedoelingen van den StaatkundiB 3 gen  NATIONAAL E gen Josepii zich onder eenen flüijer bedekken , welke de opening der Schelde alleen tot een voorwcndfel gebruikt, om zich te zekerder in fiaat te {tellen tot het uitvoeren van zyne oogmerken. Het kan zyn ; maar hebben wy ons niet op dezelfde wyze om den tuin laaten leiden, toen Engeland, van wien wy nimmer vermoeden konden, dat hy het overgroot getal zyn er vyanden nog zonder noodzaake zou durven vermeerderen; met wien wy dagten de gcreeze gefchillen zeer getnakkelyk door eene onderhandeling te kunnen afdoen; toen Engeland zyn flag waarnam, en ons de gevoeligfte Hagen had toegebragt, eer wy wakker waren ? Is het zoo zeker, dat men onze aandagt niet zoekt af te leiden, en de pas ontwaakte yver te doen verflaauwen om ons te zekerer te overvallen , en als een prooi zonder tegenfland te overweldigen? Zullen wy, zo de onderhandelingen niet andermaal vrugteloos afkopen, zonder vernedering en zonder een brok van het weinige, dat wy bezitten te verliezen, de wydgaapende eifchen van een' Joseph kunnen bevredigen? Zal hy zo gemakkelyk van de Schelde, waar van de veiligheid van dien kant, de welvaart van Zeeland , de bloei van Amflerdam , en de geheele Graanhandel afhangt , willen afzien. r Zal hy het fterke Maaftricht laaten flippen ? of zullen wy het verdedigen van onze rech-  BRIEVEN. 23 rechten en de behoudenis van het geen wy zo duur gekogt hebben, met geld moeten afmaaken, met hem moeten afinaaken, die federd lang onze Schuldenaar was ? Wat zal er eindelyk van ons worden, wanneer elk inhaalig Vorst ons harde eifchen voorfchryft , en ons op de minde weigering, op den eerden tegendand, met zyne overmagt dreigt, of onze fchatten afperst ! Ja, Avat zullen wy van Hem in 't vervolg te Avagten hebben, wiens uitzichten zo ver en Avyd zich uitdrekken, wanneer wy alleen maar genoodzaakt worden, om zyne gemaakte kosten te vergoeden! Gy kunt uit dit alles oprnaakcn , myn' waardfte! in welk eene naare onzekerheid wy verkeeren, daar ons lot door de grilligheid van Vorften moet beflist Avordeu. Wat dunkt u, hebben wy dan geen reden van de uiterde bekommering, daar niet minder dau de behoudenis of het verlies van iets , dat ons allerdierbaarst is, hier van afhangt? Meermaalen waren wy in een verwarden, in een byna verlooren toeftand ; maar, ik heb het reeds gezegd, het middel, waar van men zich toen ter redding bediende, is reeds aangewend, maar te vergeefsch aangewend; Averwaards zullen wy dan onzen toevlugt neemen ? tot dat Weezen, het welk ons wel tot op den rand van ons verderf heeft laaten komen, maar telkens door «en Almagtige hand te rug getrokken? Ja, B 4 Hy  H NATIONAAL E Hy gedroeg zich tot dus verre als Nederlandse.^ God; op Hem moeten wy wagten; geen dtu> fter zo akelig, of Hy kan op 't onverwagtfte het licht doen uitbreeken, en ons een uitkomst fchenken , van waar wy het nimmer verwagteu tonden. Dan, zal Hy zulks doen? zal Hy altoos de God van Nederland blyven? kunnen wy daar rekening op maaken ? hebben wy onzen weg hier naar ingerigt ? Terwyl men woelt en wroet in eige ingewanden , denkt men wel om in tyds zich tot dien God te keeren , die hulpe in benaauwdheid beloofd heeft , maar die ook erkend , die er ook om aangeroepen wil zyn ? En wat toch zullen wy bidden! Durven wy ons beroepen op het regt gebruik maaken van die middelen, die zyne goede. Voorzienigheid ons bezorgde? — durven wy vry betuigen, dat, elk in zyne betrekking, van den grootften tot den kleinflen, het zyne heeft toegebragt, om het Vaderland te redden uit de verlegenheid , waar in het zich bevind ; dat men. voor deszelfs vvelzyn alles heeft opgeofferd of in de waag, fchaal gefield, gelyk onze Voorvaderen deeden ? maar dat wy uit den eenen nood in den anderen ingewikkeld , en onze vyanden Z.o menigvuldig, zo fterk zyn, dat wy, buigen, zyne kragtdaadige redding, vroeg of laat, billen overweldigd worden ! Het laatfte i$ waar; maar durven wy ook het eerfte voor Hens  BRIEVEN. £5 Hem belyden? Dit behoorden wy te kunnen doen, om met vrymoedigheid, zonder een veroordeelend gewisfen, tot Hem te kunnen naderen : en zynen zegen op onzen arbeid en ons waaken te vervvagten; maar hoe verre is het er van daan, dat wy dit voor een alweetend God zouden durven ftaande houden ! ! Zullen wy dan van Hem vorderen, dat Hy, niettegendaande wy onzen tyd met twisten doorgebragt hebben, en onze wapens tegens eikanderen, in plaats van tegen onzen vyand keeren; niet tegendaande wy zorgeloos onzen tyd verflaapen , onze belangen [verwaarloosd , en de middelen ter handhaving onzer rechten geenzins naar behooren gebruikt hebben? —: Zullen wy, des niet tegenftaande, verwagten mogen, dat Hy ons echter onmiddelyk uit den Hemel helpen zal; dat Hy, buiten noodzaaklykheid, daar de gewoone wegen toereikende waren, zo ze by tyds ingeflagen wierden, om onzent wil wonderwerken zal doen?-—- Onze zaak is ook nu ten hoogden rechtvaardig, gelyk zy was in het voorige geval: God zou zich kunnen ontfermen over het arme Volk, dat aan al dit verzuim geen deel had, terwyl het de fmertelyke gevolgen van het verwaarloozen zyner belangen moet ondervinden: maar hebben wy het er na gemaakt, myn Rei inhakt, om zulks te verwagten, wat dunkt u ? Welk eene ongevoeligheid heerschte er, B 5 on-  26 NATIONAAL E onder het Volk van "Nederland, en zal er zo lang heerfchen, tot dat de vyand daadelyk door onze muuren in het huis inbreekt, en onze goederen wegrooft. Neemt de onverfchilligheid," de kleinachting voor den Godsdienst niet nog gaande weg de overhand, naar maate onze zaaken meer agterwaards gaan, en wyGod meer van nooden hebben? of mag ik van den openbaaren Godsdienst tot den byzonderen geen algemeen gevolg trekken? laaten wy dan het verval in de Zeden befchouwen, die hand over hand meer verwilderen, meer ongeregeld, meer zedeloos worden, naar maate de veiligheid van ons Land, en de welvaart van deszelfs Ingezetenen agter uit gaan! Men heeft menigmaalen ons zoeken te beduiden, dat de klagten over de Zeden al oud en in alle eeuwen gehoord zyn; dat dezelve in zommige opzigten wel verergeren , maar in andere opzigten verbeteren,en over het geheel genomen dezelfde blyven. Ik beken het, dat eene toeneemende befchaafdheid en kunde ons verlost hebben van zommige ongeregeldheden welke in oude tyden meer in zwang gingen ; maar kunnen deeze opweegen tegen de hand over hand toeneemende pragt en weelde, welke, geduurende myn leeftyd, van jaar tot jaar is aangewasfen , fchoon ze telkens de uiterfte hoogte fcheen bereikt te hebben; fchoon de bronnen, waar uit dezelve moeten goed gemaakt wor> den,  BRIEVEN. 27 den, naar evenredigheid afneemen. Kunnen ze opwccgen tegen de fchennis van de wetten der zedigheid en eerbaarheid, waar onze Jeugd naauwlyks kennis meer aan fchynt te hebben; tegen de losbandigheden, waar aan zy zich overgeeft, met verachting van het lieflyk jok des huwelyks, waar onze Voorvaderen zo veel mee ophadden , en dat alleen onzen Staat met goede en wettige Ingezetenen bevolken kan; tegen de menigvuldige en onbefchaamde fchending van de heiligde banden van den Echt, waar door duizend huisgezinnen in wanorde gebragt, en de trouw tusfehen den man en de vrouw voor eeuwig vernietigd wordt. Nooit wierden zulke ongeregeldheden zo openlyk, zo pnbefchaamd en ongedraft gepleegd. En, dat hier van een noodwendig gevolg is, men is byna geheel afgeweeken van die deugden , welke onze Voorvaderen van andere Natien onderfcheidden , waar door zy het Gemeenebest uit een klein beginfelhet hoogde toppunt hebben doen bereiken: van dien geest van Nyverheid en Kloekheid — van die ongekreukte Eerlykheid in alle handelingen — van die Zuinigheid en dat overleg in hethuishoudelyke, waar door ze tot byzondere en openbaare onderneemingen in daat gedeld wierden, — waarin zy andere Natiën tot verbaazing verdrekten m den loef afdaaken. Men is er van af-  a8 NATIONAALE gevveeken, om dat ze ouderwetsch zyn, om dat men opzettelyk het charader der Natie fchy-nt te willen veranderen, en dat van andere Volken aanneemen, wier Zeden zo kwalyk aan een Nederlander pasfen ; waar door de liefde tot het Vaderland, die edele fierheid, die zugt tot vryheid, welke den Batavier overal kentekende, waar door hy voor niemand zwigten wilde , meer en meer ver» looren gaan. En zou men het by den Gemeenen Man, daar het zulke voorbeelden heeft, beter kunnen verwagten ? Men heeft het zwelgen op de maaltyden der Aanzienlyken in veeIe , geenzins in alle piaatzen, afgefchaft; maar men geeft zich onder de fmalle Gemeente zo veel te meer toe aan het misbruik van den Herken drank; de Genever is by het grootfte gedeelte eene behoefte geworden, die zy zo min kunnen misfen als kost en kleederen: — de Vrouwen, zo zy al niet mee drinken, en hoe veelen doen zulks, zyn verkleeft aan haare warme dranken, en verdrinken haaren tyd, haare kragten, haare gezondheid; verfpillen het kleine overfchot van 's Mans winfien, en verwaarloozen haar huisgezin. Hoe kan men in zulke Mannen en Vrouwen eene kloekheid, eene werkzaamheid, een óverleg verwagten, welke hun alleen in Haat kan Hellen, om op eene eerlyke wyze hun brood in een Land te winnen, daar de verbaazende groote lasten en de overvloed van geld  BRIEVEN. tfi geld alles duur maakt. De fchaamte , welke den eerlyken Nederlander te vooren te rug hield, om gegeeven en gebedeld armenbrood te eeten, is by zeer weinigen bekend; Wanneer de drank berooide hoofden en huisgezinnen heeft gemaakt, en de handen flap geworden zyn, is de armenkas of de bedelzak een gereede toevlugt en te dikwerf een al te gereed hulpmiddel, waar door de luiheid geftyfd, en het verderf onder de fchamele menigte ongenceslyk gemaakt wordt. Naar maate zy zich hief door afhankelyker maaken van hunne gegoede Medeburgeren, en derzelver lasten vergrooten, neemen zy toe in ongodsdienftigheid en ongeregeldheid van Zeden, welke door eene alterflegtfte opvoeding, eene onvoorbeeldelyke morsfigheid en verwaarloozing van alles, onder hunne kinderen voortgeplant wordt. De drank maakt hun te ftouter en onderneemender ; en zy , die niets te verliezen hebben, zullen zich voor een vry gelag zeer ligtelyk tot alles laaten gebruiken; vooral wanneer zy merken dat zy gevreesd worden, en hunne onderneemingen hier en daar gelukken, ten minden ongeftraft blyven. Wanneer de ondergefchiktheid dus gaande weg verlooren raakt, wanneer eene woeste menigte toom en breidel wech werpt, wat is er dan te wagten ? Wat hebben wy in de voorige jaaren beleefd ? welke tooneelen heeft jpen nu weder geöpend? Hier van daan, dat men  30 NATIONAALE men zich openlyk tegen zyne Overheden durft verzetten, deszelfs bevelen minagten, en alle mogelyke fmaadheden aandoen: ter- wyi deeze ongefchiktheid en wederfpannigheid zyn doorgedrongen tot de dienstbaaren, die uit deze clasfe doorgaans worden opgeleverd, van en in de handwerken en huisgezinnen de grootfte verwarringen en onaangenaamheden te weeg brengen. Zo mag men zeggen: „ de groote Lieden zyn ydelheid, de kleine Lieden zyn leugen, te zamen in de weegfchaal opgewogen , zyn ze ligter dan de ydelheid bevonden. " Ik beken, dat er onder de eerften en laatften gevonden worden, welke zich door het algemeen bederf der Eeuw niet hebben laaten wegfleepen; dat er nog een mid- delfïand is, onder welke de minfre verbastering is ingeflopen, onder welke zeer veeIe braave weldenkende regtgegeaarde Nederlanders worden aangetroffen; maar gy zult my teffens moeten toeflemmen , myn Reinhart, dat derzelver getal gaande weg afneemt, naar maate zy vermeerderen, die zich door den verleidenden ftroom laaten wechfleepen , welke zo veel te gevaarlyker wordt, naar maate hy in grootte en geweld toeneemt. Zullen er dan eindelyk wel dyken of dammen gevonden worden , die fterk genoeg zyn om deszelfs verwoestenden voortgang te keeren? Hoe veele kinderen en nakomelingen ken ik , kent gy zelfs,  BRIEVEN. }i «elfs, welke de beste opvoeding, en de braafde voorbeelden van hunne ouderen genooten hebben ; welke nu van hunne zedigheid en ingetogenheid zyn afgeweeken , en met de dooiende menigte het breede pad van verkwisting en ongeregeldheid zyn opgegaan » Treffende onheilen en gevoelige rampen, bragten veelen in vroegere tydeh tot nadenken, deeden hun £111 daan of te rug keeren, maar wat uitwerking heeft het nu te wegegebragt, fchoon men federd veele jaaren flag op flag geleeden heeft , en onze Staat gaande weg verergerd is! Geeft het eenige floornis in de vreugde , eenige opkorting in vermaaken en noodelooze uitgiften, eenige ftremming in ongebondenheid , en Godonteerende bedryven ? begint men om te zien naar gefchikte middelen om zich te redden, wanneer het Schip van Staat eindelyk tusfehen zo veele klippen, na zo veele ftormen doorgedaan te hebben, terwyl de Opperhoofden en Stuurlieden oneens blyven,op het onvoorziende mogt te berden ftooten, om dan het leven te redden, en zyne dierbaarde panden te behouden ? Gy weet het , myn' waardde ! die meer gelegenheid hebt dan ik, om de groote waereld te zien. Gy zult met my overreed zyn , dat de meesten het gevaar, waar aan zy reeds gewoon zyn, hoe zeer het nadert, even verre weg oordeelen: en zo het behoud van hun Vaderland hen  NATIONAALS hen al ter harte gaat , op een gansch onzekeren uitkomst blyven wagten. Wanneer dan alle poogingen ter geneezing van onze kwaaien, die de Voorzienigheid telkens met verdubbelde kragten heeft aangewend, te vergeefsch zyn ; wanneer de zekerde behoedmiddelen tegen de toencemendeoverdaad en weelde, de voornaame bronnen van de verwildering en hét bederf der Nationaalfc Zeden; —— het verlies van onmeetelyke fchatten en de vermindering van herfcellertde winften > wanneer deeze anders onfeilbaare behoedmiddelen zelfs mislukken, zal ze dan ons niet eindelyk aan ons zeiven overlaaten, en de bitterfte gevolgen van onze onbezonne dwaasheid doen ondervinden? Zo gingen de meeste Gemeenebesten té gronde, zeer fchielyk te gronde, naar datzy hoo-^ ger toppunt beklommen hadden : — en ik vreëze, dat wy, dié langzaamerhand, maar in deeze laatfte jaaren zeer flerk gedaald zyn; dat wy op het ohVerwagtfte, eën val zullen doen, die gansch Europa zal doen t'fidderen, ten zy eené Hemelfche tusfchenkomst het keere , en ons nog eenig uitftel verleend wordt. Maar, ik heb het reeds gezëgt, wy kunnen er geene rekening op maaken, daar het verderf in ons is, en wy tot nog toe naar alle middelen vart herftelling niet hebben Willen luisteren. In zulk een geval wierd dikwerf het eene Volk, en zomtyds het ilegtfte van beiden, gebruikt onj  BRIEVEN. 23 ©ra het ander te Rrafren, te vernederen, öf te overwclJigeti. En wie weet wat ons nog over het hoofd hangt! Ik beken, dat zulk eene gedagte alleen in ftaat is dm een hart , dat niet onvérfchillig denkt «omtrënt het Vaderland, met kommer te vervullen, en uwe vreugde te weeren; maar js het geene weldaadigheid, is het geene plicht, Iemand te waarfchouwen, wanneer men gevaar ziet , vooral wanneer men denkt, dat hy het oog niet op hetzelve heeft gevestigd, en het gevaar daar door des te gróorer, het Verderf te zekerer wordt ? Had ik geene reden , daar ik in zulke denkbeelden verkeer, daar ze dag aan dag by my verzwaard worden, om te zeggen : „ de dag des doods is beter dan de dag wanneer iemand geboren wordt ? " Ja, myn Rein hart, ik verklaar u op myn woord van eer, dat het iny dikwerf te bang in myn Vaderland geworden is; dat ik, niet langer in ftaat, om het vertrecdén van deszelfs eer en belangen te draagen'; elders een uitwyk zoude gezogt hebben, waar ik myne ziel minder zou kwellen, wegens de flegtigheden, die zich hier meer en meer aan myn oog ontdekken , zo ik minder aan hetzelve verknogt ware geweest. En wèrwaards zou ik my keeren ? Zal een vrygeboren ingezeten van een Gemeenebest, uit vrye verkiezing, een onderdaan worden? kan een NederC lan-  34 NATIONAALE lander, van mync jaaren en denkwyze, zicli in een Ettgehchman of in Framchman herfcheppen ? In Duitschland en overal befpeurt men min of meer verwarring , bederf en onderdrukking , tot zelfs in het zo zeer geroemde Zwitzerland toe , waar de Arlftocratie de overhand heeft, of zo dezelve al door eene Volksregeering wordt vervangen, in meest alle Cantons den Vreemdeling zeer veele voorrechten betwist worden. Dat ik dan op den Grond , waarop ik geboren en opgevoed ben, by myne Vaderen verzameld worde; maar dat ik de vryheid en onafhankelykheid van myn Vaderland niet overleeve! want dan zou het eene voor ons nog meer algemeene waarheid worden , „ de Dag des Doods is beter, dan de dag wanneer iemand geboren wordt." Meent gy, dat ik te zwaar tille, dat ik feilc in myne gronden ? onderricht my, myn Rein hart, en ik zal my gelukkig rekenen, wanneer gy dezelve wederleggen kunt. Geloof intusfchen, dat ik ben, Uwe Abelaart» DER-  BRIEVEN. 35 DERDE BRIEF; aan ABEL AART. Inderdaad, myn waarde AbéLaArt, gy hebt uw oogmerk voor een gedeelte bereikt. Het deel dat gy neemt in onze fmerte, heeft ons eenige verligting gebaard, en Vvy zouden het voor uwe welmeenendheid, voor ons zeiven niet verantwoorden kunnen, daar gy zo veele moeite dm onzent wille onderneemt, dat wy niet met u medewerkten in het afleiden van ónze droevige kwyning. Gy hebt my genoodzaakt myne aandagt meer dan te vooren op het Vaderland te Vestigen, meer dan te vooreri deszelfs rampen te voelen; en, fchoon de gordynen van een nieuw treurtooneel hier door voor ons opengefchoven worden , vin de ik deeze voldoening onder het oplettend aanfchouwen,- dat ik in deezen opzigte beter beantwoorde aan het geen ik als burger aan myn Vaderland Verfchuldigd ben. Ik heb dus reeds eene dubbele verpligting aan u, en egter durf ik zo ▼ry zyn om van uw geduld en uwe goedheid, C 2 nog  3(5 NA TI O N A A L Ë nog meer te vergen Zeer gaarne wenscbte ik over .deeze gewig'tige Mof eene geregelde briefwisfeling met u aantevangen, op dat myne aandagt te meer gevestigd blyve; maar wilde daar by bedingen, dat het my vry ftaa myne tegenbedenkingen, zonder eenige agterhoudendheid, aan u medetedeclen, op dat ik te beter door u moge onderrigt worden, die zo veel meer dan ik gezien, en zo veel langer u gewend hebt op alle de ftaatswisfelingen, en de waare belangen van ons Vaderland agt te geeven. Gy weet toch, dat ik uit een huis gefprooten ben, het geen de grootfre betrekking op de Princen van Orange, of, gelyk gy het noemt, het huis van Nas/au Diets gehad, en daarvan de grootfte gunsten en bevorderingen in het politieke en militaire genooten heeft; —— dat er eene vertrouwelyke verfhmdhouding en vriendfchap tusfehen Willem de Vierde en myn Vader heeft plaats gegreepen , waar door my de guristigite gevoelens voor dat Vorstelyk huis van kindsbeen af zyn ingeboezemd, van welke men niet ligtelyk kan afgaan, vooral niet wanneer zy door een man van crediet, van wien wy al ons tydelyk geluk . te verwagten hebben, fteeds aangekweekt worden. Gy begrypt wel, dat ik niemand dan myn Oom bedoele, welke onophoudelyk zyn werk maakt, om my te vormen, en des te geruster die posten aan my door den tyd te vertrouwen , wel-  BRIEVEN. 3? well e hy , door zynen invloed op den ErfJradhouder, voor my denkt te verwerven. Gy kunt dus gemakkelyk hier uit afleiden, dat ik gewoon ben de zaaken in een gansch ander licht te hooren voordellen, en, fchoon ik aiet ontveinzen kan , dat ik al federt lang myne vooroordeelen en de verzekeringen van myn en Patroon heb beginnen te wantrouwen, ben ik egter nog niet genoeg overreed van de gegrondheid uwer aanmerkingen , om geheel in uwe gevoelens overtegaan. Vergun my dan, dat ik eenige weinige tegenwerpingen maake! zy zullen voornamelyk over den Engelfchen oorlog —i— de Keizerlyke vorderingen , en onzen Erfftadhouder ingerigt zyn. De Engelfchen hebben ons hard behandeld: — maar is deeze behandeling zo onregtvaerdig, zo fch reeuwen de geweest ? moesten wy hun geen Volk en Schepen bygezet, en ons aan de Tra&aaten gehouden hebben ? hebben wy hun geene redenen gegeeven om ons als Bondgenooten, die hun tot last waren, aftefnyden , en zelfs vyandelyk te behandelen , wanneer wy Vrankryk door den toevoer van veele ma- teriaalen in den Oorlog ftyfden? mogten zy dit niet met geweld beletten ? hebben wy hun, door het verkenen van convooy aan onze houifchepen, niet ontydig verbitterd? was het niet even zo dwaas , om her belang van eenige weinige kooplieden, de vriendfehap van C 3 een /  38 NATIONAALE een' ouden en natuurlyken Bondgenoot , er* den welvaart van den ganfehen Staat te waar gen, a1e het vreemd fchynt, dat men ten gevalle van een huis van negatie zich een nieuwen en wegens zyne legging een geyaarlykeq vyand ter zee zou op den hals haaien , terwyl men tc lande van rondsomme bedremmeld is. Zou ons al het geen wy thans ondergaan moeten , en nog te dugten hebben , wel overgekomen zyn , indien wy met Engeland niej; zo ondankbaar gehandeld, en moedwillig gebroken hadden , of, laat ik liever zeggen, door onze pnrtydighcid voor Frankryk , en door de zigtbaare neiging voor de wederfpannige onderdaanen van Engeland ^ hetzelve Ryk geene aanleiding gegeeven hadden om met ons te breeken ? Daar door verviel hunne guarantie van onze barrière; daar door kreeg de Keizer den kans fchoon, vooral daar men hem dezelve zq gereedelyk afftondt, en hy dus de Staaten voor een gedeelte ontzette van de beheerfching van verfcheide rivieren en wateren op zyn grondgebied. Men was toch, gelyk gy weet, van fystema veranderd, en reekende de Barrière Heden een nutloozen last ; daar de bezettingen ver van de hand in onzen boezem heter konden gebruikt worden, en hy, die meester in het yeld is, toch meester is van de (leden en (lerkten. Heeft men hem zelf dus geene aanleiding ge» gee-  BRIEVEN. 39 geeven, om te denken, dat de Staat van het traclaat van Barrière afziet , en dat hy dus vryheid heeft, om het recht voor zyne landen te herroepen, dat God en de Natuur aan dezelve gegeeven hebben ? Was het raadzaam zulk een groot en magtig Vorst, in het uitoefenen van dit recht met monden van metaal tegen te fpreeken; indien men het niet raadzaam vond hem een coup aftewinnen, en gansch Braband en Vlaanderen te ontweldigen, om ten deele ten zynen koste en op zyn grond den oorlog te voeren. Men heeft ook hier van, ten gevalle van Vrankryk, afgezien, daar Vrankryk ons verpligten zal fchadelyke en vernederende voorwaarden aantencemcn, gelyk het geval met Engeland geweest is , of den last van den oorlog te draagen. Maar misfchien zou Jofeph zich alleen met het openen van de Schelde te vrede ftellen , en was deeze party niet veiliger voor ons , dan ons ganfche Land om het voerdeel van eenige kooplieden te waagen; dan aan een onzekere uitkomst het welvaaren en het bloed van zo veele onnozelen opteöfferen? —— Nu ziet men, hoe goed het geweest was, indien men aan de waarfchouwingen en verzoeken van Zyne Hoogheid tot vermeerdering van landtroepen had gehoor gegeeven , dan zou men met meer kragt de vorderingen van den Keizer kunnen tegeufpreeken, en wanneer wy C 4 in  4P NATIONAALS in Maat en gewapend waren, het eene mes het andere inde fchede houden, daar onze magt, nu in lang niet tegen de zyne opgewogen , niet eens m ftaat is, om de guarnizoenen naar behooren te bezetten ik laat (taan, met eenigen luister in het veld te yerfchynen. Wordt hy dus door de uitkomst gerech.tvaerdigd , die zo lang een twistappel in onze Republiek geweest is , als de Engelfche en bmnenlandfche onlusten geduurd hebben , waarom blyft men nog voortgaan al de gelede' rampen van den oorlog en den aanmerkelyken agteruitgang van ons welvaaren op zyne' reekening te (tellen? Heeft Zyne Hoogheid niet zo wel op de vermeerdering van de Zeeroagt als van de Landrnagt aangehouden ? en was hy in ftaat , toen tot het laatfte eindelyk beflootcn wierd , om alles te bezorgen toen alles ontbrak; om overal te zyn, daar alles ongeredderd was? -— Is het hem zoo kwalyk te necmen, dat hy eene zwakke Zee magt niet in de waagfchaal heeft willen (teilen , wanneer dezelve eindelyk een klein esquadcr porlogfchepen uitmaakte ? of was aan hem de uitvoerende magt alleen aanbevolen, en dus aan hem alleen de zo zeer beklaagde werkeloosheid te wyten ? Welke kundigheden in alles wat ann het Zccwee?en verknogt is, welke eene volmaakte corrt'fpondentie van alles wat er op Zee, in de de yiootcn, in de Krygsraaden omgaat, wordt er  BRIEVEN. 4i er niet vereischt. om met volkome zekerheid een juist oordeel te kunnen vellen over alles , wat er kon en behoorde gedaan te worden!—Welk eene noodlottige zamenloop van onvoorziene omftandigheden, kan er plaats grypen, en heeft er in deezen oorlog plaats gegrepen, welke alle uitzigten verydeld en de, best beraamde befluiten onuitvoerlyk maakt! — Of zou men van een gebooren Nederlander, die zoveel belang heeft en, volgens zyne betuiging, ftelt in zyn Vaderland, die uit een huis gefprooten is, het geen de grondvesting van deeze Republiek tot deszelfs grootfte roem rekent, kunnen vermoeden , dat hy om eenige reden ter waereld zou kunnen befluiten om de afhankelykhei;! en welvaart van hetzelve willens en weetens te verwaarloozen , en deszelfs vyanden in de hand te werken ? Wat dunkt ü hier van , myn Abelaart, ftel u eens in zyne plaats! Moet het zulk een Vorst dan niet hard, niet ondraagelyk gevallen zyn , dat hy hier van evenwel verdagt gehouden en openlyk befchuldigd wierd? — dat hy, weleer het voorwerp van algcmeene liefde , agting en toejuiching, nu hier van beroofd en blootgefteld word aan aan allerley lasteringen cn verguizingen, welke hy in onderlinge gefprekken, in paskwillen en fpotprentcn ondergaan moet! hoe moet dit een mensch van zyn geboorte en gezag grieven ! en zou hy zich zeiven dan nog C 5 meer  4a NATIONAALE meer vernederen , nog meer vrywillig afftaan, daar men hem met geweld zo veel ontnomen heeft? zou hy zyne haaterenin de hand werken , die het op de geheeJe vernedering van hem en zyn huis toegelegd hebben, en die op deszelfs puinhoopen hun gezag en grootheid zoeken te vestigen ? hier van openbaaren zich reeds de duidelyklte bewyzen, nu zy, die zich van de tusfchenkomst van het Volk tot bereiking van hun oogmerken bediend hebben onder den naam van hetpatriotthmus en voorwendfel van hun Vaderland vry te maaken en te beveiligen van den al te groolen en gevaarlyken invloed van den Stadhouder; nu deezen het masker reeds beginnen afteligten, en zich tegen den al te grooten invloed van het Volk te verzetten„ uit vreeze , dat zy van hetzelve afhankelyk zouden worden. In plaats van deszelfs oude voorrechten en herkomften , gelyk zy voorgaven , te herlteilen en te bevestigen, zoeken zy zeiven op den throon te geraaken ; de Ariftocratie , waar tegen het Stadhouderfchap het beste hulpmiddel is, te herflellen, en dus al het vermogen in eenige famüien te vestigen s waar door al de verwarringen en onderdrukkingen, die vóór het jaar 1748 plaats hadden, moeten herleeven , en van de Stadhouderlyke regeering niets meer dan eene fchaduw overblyven. Zo zal het Volk , in plaats van iets te winnen , er alles by verliezen , en het zal 011-  BRIEVEN. 45 ♦rider verfcheide Prinsjes zugtpn , zonder er? gens eenigen toevlugt over te hebben, terwyl de geduurige nayver en pooging om de overhand te behaalen of te behouden , het alge» meene welzyn zal doen verwaarloozen , toe dat de zaak hoopeloos geworden is, of de raadelooze menigte gedrongen zal worden pm de toonneelen van 1747 en 1748 te veiv nieuwen. Wanneer men ligtelyk tot dat uiterfte zal vervallen, en waartoe vervalt eene misnoegde menigte niet, vooral, wanneer ze hei- melyk aangezet wordt! om het laatfte plegtanker wegtegooijen, en den Prins Souverein te maaken , want anders fchiet er niet over, wanneer het erflyk opdraagen der Stadhouderlyke waardigheid met alle de prccëminen* tien en het gezag daaraan vast, nog niet toereikende geoordeeld wordt. Zou dan de Vryheid en Welvaard van ons Land op zulk een khp, volgens uw denkbeeld, myn Aeelaart, jiiet voor altoos te berften ftooten? hoewel er zyn, die meenen dat wy er niet veel by zouden verliezen, en dat de zaaken dan beter behartigd en fpoediger uitgevoerd.zouden worden. Dit is de korte en zaakelyke inhoud yan de geduurige gefprekken , ten huize van mynen Oom , en gy zult ten minften wel willen toegeeven , dat veelen derzelve , In dat' verband befchouwd zynde , uwe overweeging verdienen. Ik weet niet , myn  44 NATIONAALE myn Vriend , of gy dezelve wel uit zulk een oogpunt hebt aangemerkt, en of de geduurige ommegang en gefprekken met lieden, die anders denken , u ook niet zomwylen buiten ftaat gefteld hebben om geheel zonder vooroordeel te werk te gaan , en de gevallen , vooral die, daar de Prins in betrokken is, zo onzydig te befchouwen , als wel behoorde. Beproef dit eens , myn Beste , gy weer, dat ik een liefhebber van de waarheid ben, en daarom zult gy het my niet kwaalyk neemen , wanneer myne begrippen van de uwe vcrfchillen. Onze gewoonte is toch openhartig met elkander te handelen , en langs zulk een weg kunnen wy het best by elkander komen , nadien het niet wel mogelyk is, dat twee Vrienden, die dezelfde denkwyze hebben, die beide de waarheid zoeken, niet eindelyk omtrent hetzelfde ftuk de een den ander zoude overreeden. Ik wenschte wel, dat gy eens by ons waart, wanneer myn Oom over dit ftuk zich uitlaat, wanneer hy zich alle de vernederingen en fmaadheden in de gedagten brengt, welke zyne geliefde Prins ondergaan moet : en ik moet bekennen , dat ze hem dikwerf de traanen uit de oogen geperst en my bewoogen hebben, wanneer ik het voorige by het tegenwoordige vergeleek , en my den goedhartigen en menschlievenden inborst van deezen Vorst te'  BRIEVEN. 45 te binnen bragt , waarvan ik meermaalen de overtuigendfte blyken gezien heb : ik twyffel niet, of het zou u ook getroffen hebben. Hoewel de fterke uitvaaringen, welke men by zulk een yverigen Voorftander van 's Princen party verwagten moet, tegen de ondankbaarheid van de Natie, welke zo veel aan het huis van Oranje verpligt is; tegen de zulken, die hem en zyne Vrienden, vooral zynen Mentor , op wien hy zulk een naauwe betrekking heeft, met al hun vermogen van het vertrouwen ,en de liefde des Volks beroofd hebben , waardoor hy een en andermaal tot de harde noodzaakelykheid gebragt is om zich in het openbaar te verantwoorden, zonder dat men er eenig geloof aan gegeeven , eenigen agt op geflagen heeft : en , met één woord , de fterke uitvaaringen tegen al wat zich door den naam van Patriot onderfeheidt, zouden u niet dan onaangenaam hebben kunnen zyn. Ik kon ze niet altoos met ftilzwygen aanhooren ; dan dit maakte zyne driften te meer gaande. Doch laat ik my niet verder in deezen onftuimigen oceaan waagen. Ik heb u reeds meer dan te veel ftof en arbeid verfchaft , en zal my daarom geenzins uitlaaien over den toeftand, waarin ik tot dus verre myn Vaderland befchouwd hebbe. Ik geloof, ja, myn Abel aart, dat het er kommerlyker uitziet  46 N ATIÓNAALÈ ziet, dan ik my hetze've voorgefteld heb * maar ik kan u tot nog toe niet toeftemmen , dat het zo rampzalig met ons zoude gefield zyn, dat er byna geen menfchelyke hulp zou toereikende zyn ; en wy zo weinig reden van hoope op een gunftige veranderirg zouden hebben tot redding en herftelling van onzen veegen ftaat. Intusfchen moet ik volkomen toeftemmen, dat iemand, die er zo over dcnkt^ het zeggen van Salomo in volle kragt moet aanneemen : ,, de dag des doods is beter, daii de dag wanneer iemand gebooren wordt." Op myne Cu ar lotte hebben deezé woorden nog een' dieperen indruk gemaakt j zo het f'chynt. Het verlies van haaren dierbaaren Lieveling, die zy onder het harte gedraagen en met zo veele tederheid gezoogd liadt, heeft haar hart en oog van veele ande're voorwerpen , die té vroren haare aandagt en oplettendheid gaande hielden, afgetrokken , en meer fmaak dan te vooren in de eenzaam-' heid en Godsdienstige overdenkingen doerf krygen. Zy voert die fpreuk by veele gelegenheden in den mond , en betuigd , dat dit haar eenigfte , en ook haar voldoende troost, zou zyn, indien zy gelooven kon, dat de wyshéid en goedheid van den Schepper haar kind zo fpoedig van haar heeft afgerukt, om■ hetzelve voor de rampen des leevens in zekerheid te ftellen , en het in een Ilemelling zo vroej  BRIEVEN. 4f Vroeg mogelyk te herfcheppen. Ik vinde dé voorafgaande fpreuk by den Vorstelyken Wysgeer van geen minder belang : „ Een goede Naam is beter, dan goede Oly, s' en Wenschte over dezelve Wel eens eene doorkneede Verhandeling rte leezen , gelyk myne Vrouw over de volgende, van welke gy, myn Abelaart, gebruik gemaakt hebt. Zy verlangt naar uwe tegenwoordigheid , en gy kunt begrypcn , dat myn verlangen niet minder is. Laat ik intusfchen niet lang Wagten naar antwoord ! uwe brieven zyn de beste vergoeding van uw afzyn, en gy zult my des te eer gerust ftellen, dat gy myne bedenkingen ten besten duidt. Vaarwel, en gedenk aan uwen Retnhart* VIER-  48 NATIONAALE VIERDE BRIEF AAN REINHART* Ik heb tot myne blydfchap gemerkt, myn Reinhart, dat myne brieven uwe aandagt tot zich trokken, en myn oogmerk uwe goedkeuring weggedraagen heeft. . Maar was het noodig my verlof te vraagen om uwe tcgenbedenkingen in te brengen, wanneer gy met my niet van hetzelfde gevoelen zyt? Üeb ik u dan eenige reden gegeeven om te geloot ven, dat ik zo verliefd ben op myn elge denkbeelden , dat ik geen tegenfpraak, zelf niet van myn Vriend zou kunnen dulden? Neen, myn Reinhart, ik vermoedde wel, dat wy niet op dezelfde wyze in dit geval', jnisfehien het eenigfte geval dagten; maar ik vertrouwde zo veel op uwe edelmoedigheid, dat ik wist dat onze vrjendfehap er niets by lyden zou , en kon het daarom te meer waagen, myn hart naar gewoonte voor u te openen , gelyk gy het voor my plagt te doen. Wy zullen het toch eindelyk ééns Worden,én o hoe gaarn wenschte ik , dat ik de voót- naamfte  E R I E V E N. AD haarnfli van myne bezwaaren kon herroepen, en dat ik gelooven kon, dat het vooroordeel my de zaaken in een veel te ongunftig licht had doen befchouwen. Ik heb myn hart op nieuw onderzogt, eri vond het even als van te vooren vry van alles , wat hetzelve voor beter onderricht zöti kunnen onvatbaar maaken. De zuiverde, de belanglooste hoogachting voor het Huis van Oranje Nasfau is my van kinds-been af ingeboezemd; men heeft my hetzelve fleeds leërefi befchouwen als de voornaamfté , zo niet de eenigfte oorzaak, naast God , waaraan wy de bevryding van ons Gemeeriebèst , en de Vrye oeffening van den Proiejlantfchen Godsdienst te danken hebben. Dit ging zeker wat ver , maar gy kunt hier uit te eer zien , dat , zo min eene verouderde familiewrok, als eene zelf opgevatte verbittering wegens een afgéflagen verzoek of véririeinde verongélyking in my zeiven of de mynen my tegen defi Stadhouder voorin geuöomén hebben. Ik behoor zelfs onder die geeneh, welke naar de h'erftelling van die waardigheid, zo hoodig tegen de misbruiken der Jriflocratifche familie-règeeringeri, weleer hebben géreikhalst; — welke by meer dan eene gelegenheid den vierden én den vyfden Willem met' haftelykë gelukwènfchingen hebben helpen inhuldigen: maar gy weet,' ik had tellens altoos veel op met myn VadcrD land j  5© NATIONAALE land; en het was niet enkel eene blinde liefde voor een Vorstelyk huis, —.— niet enkel eene onberedeneerde dankbaarheid , die wy ook aan andere genachten fchuldig zyn , — veel min eentg uitzigt van byzonder voordeel, dat ik nimmer van die zyde gezogt heb; maar het behoud , het herilel , de bloei , de luister van dat Vaderland , en de handhaaving van den vryen Godsdienst, welke my zo veel met hun deeden op hebben , van wier invloed in de regeering ik dit alles durfde verwagten. Wanneer nu deeze verwagting te leur gefield , myne hoop verydeld , het algeaneene welzyn in tegendeel veragterd, de eer der Natie ter aarde vertreederi en alles met verwarring vervuld wordt, wat moet er dan gebeuren, myn Reinhart! Is het dan wel vreemd , wanneer er nadeelige vermoedens in het hart opryzen, wanneer die door eene fchakel van gebeurtenisfen van jaar tot jaar verflerkt worden : wanneer de eenpaarige klagten van het verlichtflc en aanzienlykfle gedeelte der Natie, van Regenten, van Steden, van gcheele Landfchappen , zich ten nadeele van iemand vcreenigen , die weleer het algemeene voorwerp van achting en liefde , ook van onze liefde en achting was , en er geene voldoende , met blyken en bewyzen geftaafde verantwoording voor den dag komt, is het dan wel vreemd , is het ons wei eenig-  BRIEVEN. 51 eenigzins kWalyk të duiden i dat wy niet iii het zelfde gevoelen zyn gebleven? Ik verzeker u egter , myn REtnhart, dat ik niet fpoedig, riiet^gemakkelyk tot dien ftap gekoomen ben , en dat myn hart veel meer genoegen zou fmaaken , indien het zyne oude ge^ hegenheid kon billyken en weder op hetzelfde voorwerp vestigen. Maar ik begin dus van het geen , waar mede ik moest eindigen , om dat hier in de grootfte zWaarigheid by my gelegen is. Laat ik uwe bedenkingen , of liever die van uwen Oom , voor den voet opvatten : gy Zult my gewis ten goede höüden j dat ik Over dezelve onbewimpeld myn gevoelen zegge , gelyk ik ook edelmoedig zal belyden » en te rugge treeden in elk geval, waarin ik eene misftap mogt ontdekken. Was de handelwyze van Engeland met ons hiet onrechtvaardig, niet fehreeuweride V kan dit iemand in twyffel trekken, die zich herinnert hoe zy onze fehepen iii vollen vrede hebben aangerand, geplunderd, en de zeelieden erger dan de Turkfche roovers mishandeld , ja zich niet ontzien onder het bereik Van ons gefchut niet 'alleen op onze kusten Vyandelykheden te pleegen , maar zelfs ons grondgebied op St. Martin en elders te fchenden ! Laaten wy eens hier by ftilftaan. Gy weet * hoe hoog de Keizer het opgenoomen D s heeft,  5* NATIONAALE heeft, dat men een zyner fchepen den vryen doortocht uit de Schelde by Saeftingen heeft betwist, en hetzelve met een fcherp fchot heeft afgeweezen. Zo hoog wordt eene vyandelyke kanonfchoot, en het fchenden van de vlag eener Mogendheid m een enkel geval op een vermeind, dog betwist recht, opgenoomen! en hoe menigmaal hebben de Engelfchen in volle zee onze koopvaardyfchepen genoodzaakt by te draaijen, zich te laaten doorzoeken, plunderingen en mishandelingen te ondergaan, wanneer volgens de overeenkomst het vrye fchip ook het goed vry maakte, en de laading in zulke waaren beftond, welke niet als Contrabande gerekend konden worden V hoe veele zyn er aangehouden en opgebragt? Ging hunne ftoutheid niet in 't eind zo verre , dat zy ze'fs het Convooy onder Bylano aantasteden en in zegenpraal binnen üeepten. Dit alles hebben wy van Bondgenooten moeten verdraagen , zonder eenige vergoeding , eenig herllel op onze aanhoudende herhaalde klag- ten te kunnen krygen : in tegendeel, men gaf duidelyk te kennen , dat men niet voorneemens was anders te doen , om dat hun belang het vorderde. Men hieldt zich niet aan de letter , rnaar aan den geest der Tractaaten, welke men naar welgevallen verklaarde , zonder ons dezelfde voorrechten te vergunnen, welke zy volgens deeze T acïaaten in, on-  BRIEVEN. 53 onze ooi logen met Vrankryk en Spanje genooten hadden. Men ipotte eindelyk met onze ver- toogen: men begon hoe langer hoe meer op een dreigenden toon te fpreeken , én behandelde ons even als een Volk , het welk zich als geheel afhankelyk, naar de heerschzuchtige oogmerken van Engeland moest fchikken , en al zyn vermogen aan deszelfs grootheid opofferen. ■ Indien gy dil indenkt , myn Reinhart, indien gy het recht der Volken en de önafhankelykheid van onzen Staat in het recht licht befchouwd , hadden wy dan niet de grootde , de billykde redenen gehad, om met Engelaid te breeken? om het hem ten minden betaald te zetten in een tydflip, waarin hy rondom belemmerd en aangevallen was? Maar neen! wy hebben het alles met het uiterde geduld verdraagen , en ons alleen met vrugtelooze klagten opgehouden. Zelf wilden veelen Engeland nog meer, ja alles toegeeven en zich aan zyne zyde voegen, de Schotfche brigade overdoen , Volk en Schepen zenden , fchoon wy hiertoe geene de minde verpligting hadden , terwyl de Oorlog enkel om America, buiten Europa, begonnen was, en het Brhfche ryk geen aanval leed. Ja waarom zouden wy ons heilig aan de Traffaaten gehouden hebben , die zy aan hunne zyde verbraken , of, volgens een nieuwen regel, naar hunnen zin uitleiden? D 3 waar-  54 NATIONAAL E waarom mogten wy dit aan onze zyde nie| doen , en ons beroepen op het inconvenient „ dat er uit een oorlog voor ons moest fpruiten , daar wy zelf van fchepen en volk ontbloot waren, ons aan een aanval van Vrankryk zouden blootftellen , en dus uit het eene vuur in het ander loopen ? Waarlyk , myn. Reinhart, wy hebben te wel ondervonden wat de gevolgen zyn, wanneer wy alleen ten gevalle van Enge/and, ons In een oorlog met Vrankryk laaten inwikkelen. Zo wist het de Engelfeke party, nog in mynen leettyd, te befteeken en vol te houden , niet ter genftaande ons tot drie herhaalde reizen de Neutraliteit door Vrankryk wierd aangebor den, tot dat wy de barrière, en eindelyk onze eigen grensvestingen aan den kant van Braband en Vlaanderen, onze beste bezettingen en onnoemlyke fchatten er by ingefchooten hadden. En denk niet , dat wy geheel een gcede behandeling van Engeland, in ge-? val wy ons by hem hadden gevoegd, zouden te wagten gehad hebben? Neen, myn Waadde ! lees de Jaarboeken van ons Vaderland maar eens na , en reken de millioenen op , welke hunne kapers en vrybuiters ons ontroofd hebben , in het evengemelde tyd» nip en telkens wanneer wy fchoon met hun ftonden, Een Engehchnian rekend altoos naarlach ipe, en denkt, dat hem alles yry ftaat% yoo^-s  BRIEVEN. 55 vooral in den oorlog, wanneer liet hem meê loopt. AndereNatiën , maar meest de Duitfchen, rekenen zy als honden , en niet tegeuftaande al den roem van edelmoedigheid , of liever van geldverfpilling, zyn zy de inhaaligften, de onedelmoedigflen in betrekking van andere Volken, welken zy over kunnen. „ Wy bragten hunnen vyand allen toevoer, en (lelden hem dus in ftaat om den oorlog zo veel te langer uit te houden: " maar hebben wy ons hierin niet bediend van het recht van de vrye zee en van den handel, overeenkom(lig de voorfchriften eener gewapende Neutraliteit, die naderhand tot (land gebragt is? heeft Engeland het zelfde recht niet altoos ten behoeve zyner onderdaanen (taande gehouden? En hebben eenige kooplieden daar tegen gehandeld, hebben zy zich met vaifche zeebrieven by het voeren van uitdrukkelyk verboden waaren beholpen, dit is den Staat niet toe te rekenen : dit zelfde hebben de Engelfchen in de voorige eeuw by herhaaling gedaan , zo dikwerf zy vrede hadden en wy in oorlog waren. — Ja zy hebben meer gedaan. Voor de Spanjaarden niet alleen , maar zelfs voor Turkfche roovers hebben zy hunne havens open gefield , deezen onder hunne befcherming genomen , en allen toevoer bezorgd. Zoo handelden onze trouwe Bond- en Geloofsgenooten , op dat onze vrye vaart en hanD 4 del  $6. NATIONAALE del maar op alle vvyze zou geftremd worden, en de hunne zo veel te meer toeneemcn. — „ Hadden zy aan ons niet, wanneer wy geen eene zaak met hun wilden maaken?" wat hebben wy aan zulke Bondgenooten, die eeuwig met Vrankryk overhoop leggen , en voor welken wy fteeds gereed moeten ftaan, om ons in eenen ftryd te mengen, die ons niet aangaat, en hunne gefchillen met recht of met onrecht te helpen beflisfen, alleen ten hunnen voordeele ? daar zy reeds , niet alleen ons , maar alle Natiën ter zee waren boven het hoofd gewasfen: daar er niet anders te wagten Hond , dan dat het evenwigt van Europa in deezen opzigte geheel verbroken , en de trotsheid en onderdrukking der Engelfchen, welke wy de eer hadden onze Bondgenooten te mogen noemen , boven alle maat en verbeelding zou llygen. Wat zou het gevolg zyn, wanneer Engeland zo groot geworden was , en wy naar maate verminderd waren geworden, dat zy ons, in 't geheel niet meer noodig gehad , geheel uit de zee verdrongen, of overweldigd zouden hebben? Denk niet, myn'Vriend, dat dit eene enkele verbeelding van my is; neen! alles wierdt hier naar ingérigt en het plan was reeds, by zommigen gemaakt om eene alieenheerfching te vormen, en gansch Europa de wet voor te fchryven; ik zelf heb het geleezen. En indien de oorlog anders was uitgevallen , indien En-  BRIEVEN. 5? geland zyne 13 Noord- Americaanfche Staaten, waar op het uitzigt voornamelyk gevestigd was , niet verloren , en zich zelf van geld en kragten niet uitgeput had , zou men het zeer verre gebragt hebbeH. Dus zou onze vereeniging met Engeland, gelyk ze reeds al te veel geweest is , in 't geheel eene Societas Leonina geworden zyn. Het waren de houtfchepen alleen niet , om welke het verfchil met Engeland ontdaan is, maar deeze handel kwam egter voornamelyk in aanmerking , om dat ze van het grootfte belang was , en Vrankryk er het meeste uitftel by had, waarom hy billyk vorderen kon, dat wy , ten gevalle van zynen vyand , ons niet lieten berooven van eene vryheid, die ons wettig toekwam , en die door het voorbeeld van de Engelfchen zelve geflaafd was. Waarom zouden wy ons meer aan Engeland , die ons alle fmart aandeed, gedraagen hebben , dan aan Vrankryk , die ons vry en vrank onzen handel liet voortzetten ? Aan één tak van negotie zyn doorgaans verfcheide andere verknogt, en wanneer wy deezen moesten opgeeven in een tyd , waarin er het meeste voordeel van te wagten was , zouden de Deenen en Zweeden, die de Engelfchen veel minder belemmerden dan ons hunne oude Bondgenooten, zich ras meester gemaakt hebben van de vaart en den handel tusfehen het Noorden en het Ztü> D 5 den,  NATIONAALE den , welken wy zo lang hebben gedreeven, en welke ons land zo veel fchatten heeft aangebragt. Maar dit voordeel van den Handel wordt door veelen, die aan het beuuur zyn, maar al te weinig gerekend, en de belangen van den koopman gaan hun weinig ter harte, als zy maar van hunne inkomften verzekerd zyn ; vooral heeft dit plaats in lieden en landfchappen, die met de Negotie geen onmidde- Jyk uittlel hebben. Ik zal niet be- flisfen of het raadzaam is om eene fchuld van ƒ 600,000 ten gevalle van een kcopmans huis , in deezen tyd , zich aan een oorlog met Kenetien te waagen, en den handel in de Middelandfche Zee, vooral op de Levant, aan de grootfle rampen bloot te (lellen ? indien men niet in (laat of niet voorncemens is oaze Zeemagt zo te verflerken , dat zy tegen die van Fenetien kan opweegen ; indien men de koopvaardyfchepen het noodig convooy op alle gevaarlyke vaarwaters langer onthoud , is het antwoord klaar : maar de zaak is nog tot geene volkomen rypheid, en misfchien meent men zich van deeze gelegenheid te kunnen bedienen , om des te beter , wanneer het tot eene breuk komt, den Keizer in den handel, zyner Staaten te kunnen benadeelen. Intusfchen, wanneer de waagen recht gaat, is elke Staat naar zyn vermogen verpligt het onrecht of geweld aan deszelfs ingezetenen of on«  BRIEVEN, 59 enaerdaanen aangedaan, zich aan te trekken, hun op eene of andere wyze recht te verfchaffen, en hunne byzondcre belangen als de belangen van den Staat aan te merken, vooral wanneer dezelve zo veel deel hebben in het welvaaren en zo veel toebrengen aan het vermogen van den Staat. Waar toe anders begeeft men zich, daar men van natuure vry en onafhankelyk is, onder eene gemeenfchappelyke Regeering , waartoe onderwerpt men zich aan de wetten en getroost men zich de lasten te draagen , welke tot onderhoud en beveiliging der Maatfchappy vereischt worden ? En wat toch zou ons land zyn, zonder den koophandel ? welk is de voornaame bron, waar uit wy ons geduurende een tagtigjaarigen oorlog llrande gehouden hebben en groot geworden zyn V waaruit fpruit de welvaart onzer kooplieden, een welwaard, die zich door verfcheide kanaalen langs het ganfche Gemeenebest, ook in de landsprovinciën, door middel van den binnenlandfchen handel verfpreid ? waardoor blyven wy in ftaat, om al de onmeetelyke kosten te draagen, die tot de huishoudelyke uitgiften , tot het militaire weezen , tot onderhoud van gebouwen, wegen en bruggen, tot beveiliging van ons land, tegen bet onophoudelyk gevaar van zeeën en rivieren , die ons van buiten en van binnen dreigen te verzwelgen , nodig zyn ? zou onze Landbouw , zou-  Öo NATIONAALE zouden onze Fabrieken, onze vervallene, onze verwaarloosde fabrieken dit alleen kunnen goed maaken? neen, myn Vriend, wy zouden liet zonder den Handel ras opgeeven, en in dit bekrompen land van honger moeten nerven, of ons onder de golven laaten begraven; en nog zal men zich niet meer aan de beveiliging en handhaving van zulk een weldaadig weezen laaten gelegen leggen ! nog zal men het aan zyn noodlot overlasten ! ■ in een tydftip, waarin andere volken, door ons voorbeeld wys geworden , met alle magt zich op den Handel toeleggen, en Engeland, dat ook daaraan vooral zyn overwegend vermogen te danken had, zich toeleide, om onze Negocie opallemogelyke wyze te onderdrukken, en eindelyk geheel te vernielen. Elk een, die maar een weinig oppervlakkig doorzigt heeft van de toedragt der zaak en en de beginfelen en dryfveeren der gebeurtenisfen , moet hier van ten vollen overtuigd zyn , en nogthans wil men liever willens blind blyven , en met het verwaarloozen van het belang van zulk een agtenswaardig lighaam , in een handeldryvend Gemeenebest, het Gemeenebest zelve aan eene kwyning, en eindelyken ondergang bloot Hellen. Dan zullen de bronnen van zelve uitdroogen , waaruit veelen hun beftaan vinden, waaruit zelfs oorfpronkelyk de rykdommeh van zeer veelen zyn voortgevloeid, die nu het ver- mo«  BRIEVEN. 61 mogen der kooplieden, en den rykdom der handeldryvende burgers niet dan met afgunftige oogen aanzien , en ook 'daarom , zo ik vermoede , derzelver handhaaving tegen gewerkt hebben. Heeft elk lid der maatfchappy , die in de algemeene lasten deelt, het recht om van dezelve hulp en befcherming te vorderen , hoe veel te meer dan een Koopman, die in deeze betrekking en in de betrekking van burger, en dus in een dubbel de lasten helpt draagen, ja daartoe afzonderlyke gelden opbrengt, op dat zyne fchepen en goederen overal zouden beveiligd worden. Deeze gelden zyn hem by het begin van den oorlog tweevoudig afgevergd , had hy dan geen reden om de beloofde en verfchuldigde befcherming den Souverain aftevorderen ? had een' vreemde Mogendheid eenige reden, eenigen fchyn van reden om dit kwa'yk te neemen, wanneer een Staat, van haar geheel onafhankelyk, aan de allerbillykfte begeerten van haare ingezetenen gehoor gaf, en haare eigen rechten handhaafde , haare vlag verdedigde tegen de fchennis, die Engeland zelf reeds verfcheiden maaien begaan had. Had de Brit reden, om dit van onze zyde als eene daad van vyandelykheid aantemerken , die hem ook vryheid gaf, om alle verbonden te verbreeken, en ons eindelyk den oorlog aan te doen? Noemt men het ver.  6a NATIONAAL E 9 verleenen van Convooy ontydig , om dat \vj toch niet in ftaat waren, ons recht te hand* havenen, en onzen houthandel door te zetten j • maar wanneer zou dit tydig geweest * wanneer zou men in ftaat geweest zyn om Engelands geweldaadige aanvallen aftekeeren , daar de koophandel tot op heden toe te ver* geefs om een toereikend geleide aangehouden en daarna gewagt heeft. De ondervinding had geleerd, dat Engeland, hoe meer men toegaf des te ftouter wierd, en alleen eifchen od ei fchen ftapelde. — Had men geen reden om te denken, dat hetzelve ten minften zo veel ontzag voor de oorlogfchepen van een Bondgenoot zou betoonen , dat men op het Woord van den Bevelhebber , de fchepen onder zyn Convooy , die geene Contrabande goederen in hadden , onbelemmerd zou laaten vaaren , of zo men van het tegendeel zich verzekerd hield , waarom de vlag en de eer van den Staat, en de fchatten van den koopman in de waagfchaal gefield door een veel kleiner aantal fchepen tot het Convooy te beftemmen, dan waar* mede men wist, dat de Engelfchen op deeze vloot wagtten ? of waren er geen meer voor handen; kon men in dit geval, daar het op de verdediging van onbetwistbaare rechten aankwam , geen grooter magt misfen ? hoe veel reden heeft dan de koopman, heeft de ganfche Natie niet om zich te beklaagen, dat voor haare veiligheid  BRIEVEN. 63 en waare belangen niet meer gezorgd; — dat het ïeeweezen van deeze handeldryvende Republiek , waar in haar voornaamfte fterkte behoorde te beftaan, en voorheen beftond toert zy een gedugte Zeemogendheid was, zo deer- lyk verwaarloosd, zo geheel vervallen is? Dan ook dit heeft men aan den Engelfchen invloed te wyten. Willem de Dek de, die met een vloot van byna zes hondert kielen naar Engeland overftak., zou zulk eene onderneeming niet hebben kunnen doen, zo men het Zeeweezen reeds toen had laaten vervallen : maar men heeft, als of het genoeg was , nu Neef land zynen Stadhouder op den troon van Enge» land had geplaatst ,federd dien tyd meer en meer zyne^ndagt daar van afgetrokken, naar maate wy ons naar de begeerte van Engeland in geduurige oorlogen te Lande hebben laaten inwikkelen. Er was geen toereikend fonds voor het noodig onderhoud en aanbouwen van oorlogfchepen , dat zonder tusfchenpoozen had behooren te gefchieden , daar deeze allergewigtigfle posten op de jaarlykfche petitie van jaar tot jaar niet gevonden wierden, en van de inkomuen der Admiraliteit! Cullegien weinig overfchoot van het geen zy tot haare huishouding, zo omflagtig en kostbaar, noodig hadden Deeze hield men egter in ftand, hoe zeer de meesten geheel nutteloos waren geworden , dewyl aan het in ftand houden van  tf4 NATIONAALS van eene toereikende Zeemagt, waartoe zy alleen dienen moesten , niet gedagt wierdt. Engeland intusfchen bragt zyne vlooten, beide in vreede en oorlog, in een ontzaggelyken ftaat: en men wist ons wys te maaken, dat hy in allen gevalle het fpits voor ons wel zoude afbyten , dat wy op zyne befcherming ons gerust verlaaten konden, wyl onze Godsdienftige en Staatkundige belangen zo naauw aan elkander verbonden waren , dat er nimmer op eene fcheuring deezer beide volken te denken was* ffinc Mee lacryma ! Hadden wy ons by eeri ander fyftema gehouden , hetzelfde dat onze Staaten in de voorige eeuw aangenomen , en Waarby zy zich wel bevonden hadden , alle de onheilen , die wy thans beleefd hebben, zouden ons geenzins overgekomen zyn: Enf geland zou ons met rust gelraten hebben: de koopman zou ongeftoord zynen handel voortgezet, en, in zulk een algemecnen oorlog , aan Engeland, Vrankryk, Spanjen en de Americaav.en met tien dubbele winften hunnen nooddruft toegevoerd hebben. Of zo de laatdunkende Brit had kunnen goedvinden, om ons dit te willen beletten, zouden wy hem, die van rondsomme benard was, voor oud en nieuw hebben .kunnen afftrafïén, en al onze gelede' fchade rykelyk op hem vernaaien. Nu hebben wy afe deeze voordeden niet alleen moeten misfen, maar wy hebben ons ongewroken, laaien  BRIEVEN. *5 ren hoonen en mishandelen. — Ja het was er zo ve.re van daan, dat Engeland ons zou ontzien hebben , dat hy op beuzelagtige voorwendfelen ons den oorlog heeft durven verkiaaren, in eenen tyd > waarin hy zich reeds meer vyanden had gemaakt, dan hy aan kon, als wel voorziende , dat wy hem geen leet zouden toebrengen ; maar een openbaare vyandfchap best was om zyn rooflust den ruimen teugel te vieren , en onzen handel geheel te beletten. Hoe weinig men het dan vermoedde , het was zyn tydelyk belang geheel met ons te breeken. Gy kunt dan hier uit ligtelyk opmaaken, myn Reinhart, waar aan wy dien fchandclyken en rampzaligen oorlog , -en het deerlyk verval van onze zaaken te danken hebben , terwyl het ondertusfchen geenszins tegen te fpreeken is , dat Engeland trouwloos en ondankbaar met -ons heeft gehandeld. Maar ook het zal van agteren blyken , dat Engeland , door ons te verdrukken , en ons , die hem al te getrouw tot ons eigen nadeel aangekleefd hadden, van zich te verwyderen , zyne weezenlyke belangen , heeft benadeeld, en zynen natuurlyken vyand en mededinger in de hand gewerkt, gelyk veelen van die Natie voor ons reeds aangemerkt hebben. Waarom ik nimmer heb kunnen begrypen , dat er konden gevonden E wor-  65 NATIONAALE worden in ons Nederland, die met mond eti pen de handelingen van Engeland verontfchuldigden , ja zelfs dorsten regtvaerdigen, en daar door hunne boosheid ftyfden. Indien wy zulks niet moeten toefchryven aan eene verfoeielyke ftaatkunde , of een heilloos gevolg van een vuig eigenbelang , wyl zy al hun welvaaren in zulke ontrouwe handen gefield hadden; is het zeker een bewys van onoplettendheid, hardnekkig vooroordeel en diepe onkunde in de gefchiedenisfen en waare belangen van ons Vaderland, waar door veelen , zelfs aanzïenlyken onder onze Landgenooten zich laaten beheerfchen. -— „ Maar \vy waren al te zeer de belangen van Vrankryk toegedaan , begunftigden en ftyfden dc vyanden en oproerige onderdaanen van Engeland , en beantwoordden in geenen deele aan de oude en duure verpligting , welke wy aan dit Ryk hebben , dat ons uit den drek heeft gered en ons groot gemaakt." Dit verweet men ons in Engeland ; dit neemt men over in Duitschland; dit praat men na in Nederland : en zo wy dit gelooven, zo wy de handelingen van onzen Staat dan niet insgelyks verfoeien, en Engeland gelyk geeven , maa* ken wy ons dan ook niet aan de grootfte ondankbaarheid tegen onze weldoeners fchuldig? Wat dunkt u, myn Reinhart? Wat  BRIEVEN. 67 Wat party zult'gy hier,kiezen? Ik weet, wat ik gekoozen heb , en ben niet onwillig myne redenen verder voor u open te leggen; maar dit kan ik zoo met geen woord of twee doen. Deeze brief is reeds te lang geworden , wy ÉUlien het tot een volgenden moeten tiitflellen , welke deezen zo fchielyk volgen zal, als myn tyd maar toelaat , om dat ik niet gaarn in eenige verdenking van ondankbaarheid by u wil blyven. Leef ihtüsfchén gezond en getroost met uwe CharLotte, en geloof beiden , dat ik ben, Uwe Abel aart; E i VYF-  08 NATIONAALE V Y F D E BRIEF. Aan denzelfden. Ik beken het, myn Reinhart, men is van het algemeen nationaal begrip, dat in voorige tyden by ons heerschte , in deezen oorlog af- geweeken; een nationaal begrip, dat zo . gunftig was voor Engeland, onzen ouden Bondgenoot, welke met ons een belang had ter handhaaving van den Proteftantfchen Godsdienst , als het nadeelig was voor Vrankryk, waar de Roomfche Godsdienst op den throon is , en zich meermaalen te vuur en te zwaard tegen den Hervormden heeft aangekant •• waar men meer dan eens de gevaarlykfte ontwerpen tegen de vryheid van Europa en van ons Gemeenebest heeft gefmeed, en ten deele uitgevoerd. Wie weet niet , aan welke rampen onze Staat in 't jaar 1672 was blootgefteld; wie kent de tyranny der Franfchen niet, van welke hem in zyne jeugd reeds het ergfte uit een jammerbartig fchoolboek is ingeboezemd; en wien heugt de laatften oorlog niet, waar by onze Staat door Vrankryk met een nieuw gevaar gedreigd, door Engeland zo getrouwclyk bygeltaan wierd? „En zal men nu Vrank'  BRIEVEN. 69 Vrankryk in de hand werken , en Engeland bedroeven, verdrukken, daar beide onze Godsdienftige en Staatkundige belangen het tegendeel fchynen te vorderen ?" Dit alles, oppervlakkig befchouvvt, hangt zo wel te zamen, en fchynt zo wel beredeneerd , dat er niets fchynt tegen in gebragt te kunnen worden: ik wil ook niet ontveinzen, dat ik lang in deeze denkbeelden verkeerd heb, die my van kindsbeen af waren ingeboezemd , tot dat ik uit eige oogen heb beginnen te zien , en alles te wikken en te weegen , wanneer ik bevondt , dat het meer dan tyd was van het oude fystcma aftewyken , en ons niet langer in het fog van Engeland te laaten voortfleepen, onder voorwendfel van Vrankryks heerschzucht tegen te gaan , en den Protefiantfthen Godsdienst te handhaavenen; dit zouden wy op dien voet zo lang aangehouden hebben, tot dat wy er al ons vermogen en welvaaren by zouden hebben ingefchooten, gelyk wy reeds meer dan te veel gedaan hebben. — Vrankryk heeft onzen Staat, voor ruim honderd jaaren , op het uiterfte gebragt ; wy zyn niet dan door een wonderwerk uit de klaauwen van den heerschzugtigen Lodewyk gered. Dit willen wy geenzins ontkennen ; maar laaten wy ook alles zeggen, zo als het is; hadden wy de trotsheid van dien gevaarlyken vyand niet getergd, die, door overwinning op overwinning, E 3 flout  70. NATIONAALE ftout geworden, geen tegenftand in zynen loop door een Gemeenebest van Kooplieden veelen kon? hadden wy, zelfs ftout op ons vermogen, ons niet met zaaken bemoeid, en in verbonden ingelaaten, daar wy buiten hadden kunnen blyven, zou ons dit wel overgekomen zyn?— was, het Engeland, dat ons toen onderfteunde? of was het Engeland, dat met Lod e wy k zameni jjpande, om dit Cartkago te verdelgen, waartoe zy zich alleen niet in ftaat bevonden hadden;—. om ons ter Zee den doodfteek te helpen geeven, waar wy het fterkfte waren, terwyl Vrankryk te Lande het meest onze ook toen verwaarloosde en verwarde,Republiek benaauwde? Is, het daarentegen Vrankryk niet, welke ons in de afwerping van het Spaanfche Juk , en de opregting van ons Gemeenebest, den groot» (ten en aanhoudendften byftand met geld en manfchap jaarlyks beweezen heeft, tot dat wy by den Munfterfchen Vreede het van ons belang oordeelden ,om afzonderlyk met Spanjen te han-. delen en te fluiten ,het welk den eerften grond tot verwydering tusfehen ons en deezen, tot dien tyd toe, getrouwen Bondgenoot gelegd heeft , met wien wy eene beftendige vriendfchap hadden moeten zoeken aantekweeken 9 %o wy den wyzen raad van den fchranderen Willem I, gevolgd hadden, welke, en by ondervinding , en by vooruitzigt , begreep , dat Engeland fteeds, den opkpomenden wel-  BRIEVEN. 7Ï vaar der Nederlanderen benyden en belemmeren zou, even als twee nabuuren, welke dezelfde neering doen. Naarmaate de Princen van Oranje zich aan Engelands Vorsten vermaagfchapt , en meer invloed verworven hebben, zyn de bedoelingen van Vrankryk tegenffrydiger geworden , en wy hebben het meest altoos aan deeze veranderde Staats maxime te wyten gehad , dat wy met Vrankryk verfchil gekregen hebben. Hoe veele fchatten en bloed hadden wy kunnen befpaaren, zo wy ons buiten den oorlog, en onzydig gehouden hadden. Heeft Vrankryk ons niet een- en andermaal, en ten derdemaale , de Neutraliteit aangeboden in den laatften oorlog, welken wy ons voor ruim 40 jaaren , op den hals gehaald hebben , met alle de fchadelyke gevolgen , voor welke onsi Vrankryk, maarte vergeefsch, gewaarfchouwd had, toen wy nog geen ondervinding genoeg fcheenen te hebben , van de fchadelyke verbindtenisfen met het oorlogzugtig Albion. Wy kunnen dan een ander geenzins de fchuld geeven , van het geen wy ons zelven te wyten hebben. En zouden wy niet hetzelfde lot hebben moeten dugten , indien wy ens insgelyks in den jaare 1765 , en in deii Noord - Amerikaan/eken oorlog , door de Engelfchen en Engelschgeziriden hadden laaten beleezen , om hunne party te kiezen? Nu hebben onze Kooplieden, zoo lang men ons als E 4 eene  79 NATIONAAL.E eene onzydige Natie erkende , de heilzaamfte vrugten van de Neutraliteit genooten, en zy zouden ze nog overvloediger genooten hebben , indien de onverdiende wrok en onbepaalde hebzugt Atv Engelfchen het niet verhinderd had. Vrankryk daarentegen heeft , zo dra wy de zyde der Engelfchen minder aankleefden , zich gcenzins onverfchillig betoond omtrent onzen Staat. Het heeft ons , fchoon het zelf de handen vol had, op alle wyze bygefpron gen , en gedekt tegen den plotslyken en verraaderlyken aanval der Engelfchen, welke, zoo verre ging hunne verbittering en inhaalige wrok tegen de Nederlanders, niet dulden konden dat wy de voordeelen eener gewapende Neutraliteit zouden genieten nevens andere Natiën „ die dezelve van tyd tot tyd omhelsden. Is het dan wel vreemd, dat de heuschheid, waaF mede ons Vrankryk, in vergelyking van Engeland , bejegende ; - dat de voordeelen , welke Vrankryk ons liet genieten , in tegenftelling van al de belemmeringen en verdrukkingen in den handel, die wy ons fteeds in vrede en oorlog van den Engelschman moesten laaten welgevallen, wel dra de Kooplieden aan de zyde van Vrankryk hebben doen overhellen ; — dat zy dit Ryk zo veel geryf hebben toegebragt , als met hun belang meest overeen kwam, en behoudens de traclaaten en het recht der vrye Volken gefchiedeu kon. Zyn eem>  BRIEVEN. 73 eenige Kooplieden verder gegaan , dan zy mogten; hebben zy zich van dubbele en valfche zeebrieven bediend , om den vyand van Engeland contrabande waaren toetevoegen ; dit is, gelyk ik in myn voorigen reeds aangemerkt heb , geenszins aan een Staat te wyten, die alle, zelfs, naar het ons toefchynt, al te veel infchikkelykheid omtrent Engeland gebruikt heeft. I Niet alleen de Koopman, die zich door de onafhankelykheid van America eenigzins hoopte fchadeloos te ftellen van de Navigatie - aile der Engelfchen ; maar ook elk menfchen- vriend verlangde in zyn hart , dat de inwooners der 13 Staaten, waarvan veelen uit ons gefprooten zyn , het harde juk der Engelfchen mogten afwerpen ; dan de Staat heeft terftond, op het eerfte aanzoek van Engeland, allen handel met No^rd-America haare ingezetenen op ftrenge ftraffen verboden. En wat de ftap van eene eenige Stad', of liever van weinige Burgers uit die Stad , aangaat in het ontwerpen van eenige voorwaarden van onderlingen handel , welke eerst plaats zouden grypen, wanneer Engeland zyne Colamén vry verklaarde ; het is zo klaar als de dag gebleken , dat men zich hier van alleen heeft willen bedienen , om , onder dit voorwendfel, Amfterdam te vernederen , of zoo de Republiek zich daar toe niet wilde laaten gebruiken, haar in een onrechtvaardigen oorlog E 5 tc  74 NATIONAALE te overrompelen , en haaren handel den hartader aftefnyden , waaronder toch Amfterdam , op welke Stad Engeland en de Engelschgezinden het meest gebeeten waren , het meest moest lyden. Wat redenen blyven er dan over, myn Reinhart, welke wy Engeland zouden gegeeven hebben , om met ons te breeken ? dezelve waren in tegendeel geheel aan onze zyde , en het zou ons weezenlyk belang geweest zyn , om met hun te breeken , indien men door onderlinge „verdeeldheid niet beiluiteloos ware gebleven; of door verzuim van noodige voorzorgen zich niet genoodzaakt had gevonden om een bewys van onvoorbeeldelyke langmoedigheid te geeven , welke naauwlyks voor een Neérlandsch hart te draagen was, waardoor wy niets anders hebben uitgewonnen, dan ons tot een fchimp en Ipreekwoord by andere Natiën te Hellen; den Engelfchen euvelmoed ,tot den boogden top te doen klimmen , en ons eindelyk toch ccnen verderllyken oorlog te moeten laaten welgevallen. Of moesten wy ons dit alles mrar getroosten, alleenlyk, want anders blyft er niet over, om dat de Engelfchen onze Broeders — onze geloofsgenooten zyn , en Vrankryk den Roomfchen Godsdienst als de heerfchcnden handhaafd ? Maar moest deeze overeenkomst en betrekking niet aan beide zyden even veel uit-  BRIEVEN, 75 uitdoen, of moest ze den zwakflen alleen verbinden ? moet by zich laaten mishandelen , vertrappen en verdrukken , en dit alles met geduld verdraagen, om dat het hun van zynen geloofsgenoot wordt aangedaan. Waar zyn Godsdienftige of Staatkundige voorfchriften , welke hun hier toe verbinden? Of heeft Ent geland, dat naar Goddelyke even weinig als naar Burgerlyke Wetten vraagt, in zyne beledigende en hemeltergende vertreeding van onze rechten niet genoegzaam getoond , dat het geenzins den Schoonen Godsdienst eerbiedigt, welke het voorgeeft te omhelzen. Hoedanig is de Godsdienst van het vrydenkend Albion, en hoedanig is dezelve doorgaans , welke by de Vorsten geloofd en beleefd wordt ? Men gebruikte dezelve dikwerf tot een ftaafkundig voorwendfel, maar nooit deed overeenkomst in Godsdienst het eene Volk befluiten , om ftraffeloos alles van het andere te verdraagen. Zelfs de Jooden , fchoon de eeniglten van die belydenis op aarde, hoe naauw ook verbonden, verdroegen het van elkander niet, maar. Israël deedt Juda en Judo. Israël geduurig den oorlog aan. Waarom zouden wy Vrankryk, daar het in min verlichte tyden, onze zyde gekoozen, en ons getrouwe dienden tegen Spanjen bewezen heeft, in een tyd, wanneer het bézig was om zyne eigen Proteftantfche onderdaanen om den Godsdienst te vervolgen : daar wy voorheen  76 NATIONAALS heen nevens Engeland tegen deeze onderdaanen , zo weinig geldt de Godsdienst in het Staatkundige , den Franfchen Vorst onderfteund hebben; waarom zouden wy, uit hoofde van verfchillenden Godsdienst, Vrankryk nu niet vertrouwen ? daar de menfchelyke rede over dweepery en bygeloof meer dan ooit gezegepraald heeft ; en elk Roomschgezind Vorst , hoe zeer anders genegen om zynen Godsdienst uittebreiden , ten overvloede proefondervindelyk overtuigd is, dat het hoe langer hoe meer onmogelyk was, om al de Ketters tot den fchoot der Kerke te rug te brengen. Zy zeiven befnoeijen de magt van den Paus, van jaar tot jaar, en verminderen het getal en den invloed der Geestelyken. De gevreesde en gevloekte Orde der Jefuïten is afgefchaft , en de Inquijitle ligt te zieltoogen , waardoor de Roomfche Kerk haar beide zuilen heeft verboren met de hoop, om door listige en geweldige middelen afvalligen te maaken. Het ftaat er na , dat zy zichzelven allengskens zullen hervormen , indien zy niet maar van het eene uiterfte tot het andere, van het bygeloof tot ongeloof vervallen , op het voetfpoor van Volt aire en andere Vrygeesten, van welke Engeland het voornaame broeinest is. En wat zal ik van den Godsdienst van dit Ryk meer zeggen? Een Engehchman, die toch zeer zelden de middelmaat in eenig geval kan  BRIEVEN. 77 kan houden, geeft zich in het Godsdienftige of aan een overbodige geflrengbeid en dweepery over; of hy veragt en befpot al de waarheden en voorfchriften , welke hetEuangelium ons aan de hand geeft. En in beide opzigten hebben zy maar al te veel invloed en blinde navolging by onze landgenooten gevonden, terwyl de tegenwoordige gevoelens van hunne heerfchende Kerk wyd en breed van de onze verfchillen. Alleen by eenige Disfenters en Non-Conformisten moet men de overblyffels van den eigenlyk gezegden Hervormden Godsdienst zoeken, welke ook daarom aan de aanvallen en verguizing van hunne Mede-Christenen geduurig zyn bloot gefield. Op dusdanig eene wyze is het met onze ontaarde broeders en zogenaamde geloofsgenooten gelegen. Maar verfchoon my, myn Waardfte, dat ik my zo breed over dit ftuk heb uiigelaaten, daar ik vastftel, dat gy deeze zaak in geen ander licht befchouwt. Elk Politiek befchouwt ze zo ; maar zy, die den Engelfchen genegen zyn, beroepen er zich egter op, om eene ligtgeloovige menigte voorinteneemen ; en hoe onverfchillig zy ook omtrent den Godsdient denken, bedienen zy zich egter van den ingewortelden haat tegen de Roomschgezinden , om de eenvoudigen van Vrankryk ■ afkeerig te maaken, en het liever met den verdrukkenden Brit te houden , al had hy fchoon geen Godsdienst. Hoe groot een  78 NATIONAALE een belang ik ook in den Godsdienst ftelle» en hoe zeer ik het voorrecht waardeere , dat wy elk naar onze verkiezing denzelven zonder eenige verhindering kunnen vieren, kan ik er geene noodzaakelykheid in vinden, dat wy daarom al de maatregels van Engeland zouden moeten volgen, en ons geduurig tegen Vrankryk in 't harnas laaten jaagen , het geen onszo weinig past, en nimmer, dan na het ontvangen van ongeneeslyke wonden , van ons afgegespt wordt. Maar ik zou haast Verzuimen eene befchuldiging te beantwoorden, welke eenen vry algemeenen ingang , en des te gereeder gevonden heeft, om dat men zich aan de eene zyde heeft laaten overrecden, dat wy onze vryheid en grootheid aan Engelands hulp voornaamlyk te danken hebben; en aan de andere zyde fielt, dat genoote weldaaden eene altoosduurende erkentenis vorderen , waaraan wy geenzins beantwoord hebben, Wanneer wy Engeland lieten vaaren en met Vrankryk heulden. De oplosfing van deeze bedenking is Van veel grooter onrflag, om dat wy, om deeze zaak uit den grond op te haaien, en de rekening van onze verpligting op te maaken , alles in de gefchiedenisfen zouden moeten nagaan, wat wy van tyd tot tyd van Engeland genooten; maar ik zou er dan ook gaarn bydoen, alles wat wy van Engeland van tyd tot tyd  BRIEVEN. 7p tyd geleden hebben : of moeten wy dit over het hoofd zien ? Verongelykingen, die my in perfoon aangedaan zyn , moet ik vergeeven, om dat eene byzondere wraaköeffening tegen den Christelyken Godsdienst en dë rust der Maatfchappy ftrydig is : maar moet ik ook vergeeten, wat een onrustige en wangunftige Nabuur myn Vaderland heeft aangedaan, welke verongelykingen en nadeelen hy hetzelve heeft toegebragt? Moest Israël niet gedenken aan het geen de Amalekiten hun by de grondvestiging van hun Gemeenebest gedaan hadden , en zouden wy niet gedenken wat Engeland ons van dat zelfde tydftip af tot nu toe gebrouwen heeft? En nog is het hier niet mede afgedaan; wy zouden ér dan ook tegen over moeten ltellen, het geen Engeland by verfcheiden gelegenheden van ons in wedervergelding genooten heeft, en dan zouden wy by Hot van rekening kunnen opmaaken , of het nadeel, dat Engeland federt Leicester en al van vroeger tyden af tot nu toe ons aangedaan heeft, niet zeer verre al het voordeel overweegt, dat wy uit hunne bondgenootfchap en hulp getrokken hebben; en of wy daar door niet geheel en al ontflagen zyn van de verpligting, welke wy aan hun hadden. Want wat kan het al baaten, of iemand ons in vroeger tyden eenige gunsten bewezen heeft, zo hy ons in 't vervolg verdrukt en benadeeld , en zelf al de ge-  t» NATIONAALS gedagtenis van voorige weldaaden onkr een overmaat van beledigingen verimoord. Dit was het geval der Noord-Amerkuanen. Dit is inderdaad ons geval met Engeland. Ik was al federd lang voorneernens om dit uit de gefchiedenisfen te bewyzen, maar de vrees, dat men dit aan een haatelyk oogmerk zou toefchryven, om een nationaalen wrok te vereeuwigen, deedt my aarzelen. Daar ik, geduurende den oorlog, geen tyd had om dit werk door te zetten , ben ik er met het fluiten van den vrede meê uit gefcheiden; en egter geloof ik, dat het noodzaakelyk was om onze verblinde landsgenooten de oogen te openen ; het ydeï gepoch der Engelfchen te wederleggen, die zich beroemen, dat wy al lang in onze mocraslen / zouden zyn omgekomen, zo zy ons de hand niet geboden, en uit het flik opgehaald hadden, en ons van den blaam van ondankbaarheid te zuiveren, onder welke wy by de Duitfchers liggen. Maar het kort bellek van een brief duldt niet, dat ik my hier dieper in begeeve. Ik voor my ben verzekerd , en maak my fterk te kunnen bctoogen, dat de hulp en redding, die wy aan Engeland, naar ons vermogen , ja boven ons vermogen, beweezen hebben , vooral van geen minder belang zy : dat zy , zonder onze medewerking , nimmer dien trap van vryheid en grootheid zouden beklommen hebben, welke zy nu tot ons eigen verderf  BRIEVEN. <Üerf hebben bereikt: en dat wy dus den laster van ondankbaarheid met veel meer grond den Engelschmdn kunnen aantygen. Ondertusfchen geeft men immers in 't gemeen voor , dat dé Staatkunde voor gevoelens van dankbaarheid, zo wel als voor betrekking van bloedverwant- fchap, onvatbaar is; — dat dezelve alleen op tegenwoordige en toekomende belangen ziet , maar het voorledene in zo verre vergeet, dat zy zich met gezvvore vyanden verzoent , om oude vrienden op het lyf te vallen* En, wanneer men in aanmerking neemt, wat Nederland heeft moeten ondergaan, en wat hetzelve nog te dugten ftaat van zyne Engelfcht en Oostenrykfche Bondgenooten, by welken het alles opgezet heeft, wordt deeze ftelregel, hoe Verfoeijelyk ook , maar al te zeer. bevestigd; Nogthans is men zo eenzydig en onrechtVaerdig in het oordeelen , dat men even het zelfde, het geen men den Nederlanders als eene onverfchoonlyke misdaad te laste legt, iri anderen geheellyk over het hoofd ziet en verdraagt , even als of wy zo wel onze rechten niet hadden als andere Volken ; en als of de naam en glans van een Koningryk of Keizerdom den Vorst ontflaan konden van de eeuwige algemeene en onveranderlyke wetten vart billykheid, waar aan zo wel de grootfle als de kleinfte Staaten verbonden zyn. —— Edoch, is eene maad'chappy van menfehen , zo wel F sla  82 NATIONAALE als elk lid derzelver, tot dankbaarheid aan zynen weldoener verpligt, zo lang deeze haar niet voor het hoofd floot en vyandelyk behandeld; laaten wy dan ook erkennen , wat wy aan Vrankryk verfchuldigd waren, die inderdaad, op dat ik nog eens herhaale , het geen by veelen in geene aanmerking fchynt te komen, meer dan Engeland , met ons eene zaak tegen Spanjen gemaakt en ons zo lang bygefprongen heeft, als wy zyne hulp begeerden. Niettegenflaande deeze vriendfchap met den vreede te Munjler verkoeld is, en wy federt geheel van elkander vervreemd zyn, heeft Vrankryk zich onzer weder aangetrokken, zo dra wy, door de ondervinding van meer dan eene Eeuw eindelyk wys geworden , van zynen en inderdaad ook onzen natuurlyken vyand hebben beginnen af te zien. Het heeft meer gedaan; het heeft op eene edelmoedige wyze ons de grootfle dienden in deezen oorlog beweezen , onze volkplantingen bewaard, en de Oost- en Westindifche Maatfchappyen gered, welke anders ten prooi van Engeland zouden verdrekt hebben. Dit niet te willen erkennen, dit te verkleinen, dit aan intrigues van Staatkunde en eigenbelang alleen toe te fchryven, zou ons aan dezelfde ondankbaarheid fthuldig maaken, waarmede men ons omtrent Engeland betigt , hetwelk zeker, indien de Vorsten nooit anders dan uit eigenbelang bande-  BRIEVEN. Si delen, uit geen ander beginfel omtrent ons is te werk gegaan, en daarom, zo dra wy niet naar deszelfs pypen wilden dansfen , ons op de wreedfte wyze mishandeld, en meer nadeel toegebragt heeft , dan wy immer van Vrankryk geleden hebben. Eerst heeft Engeland ons aan een gevaarlyke teering doen kwynen, en terwyl er het leven nog te vast inzat, heeft hy ons , zo belangeloos Was zyne broederlyke genegenheid , in eens den hartaar poo« gen af te fnyden, om door onzen ondergang zich fchadeloos te fielten van alles, wat hy in America verlooren heeft, en zyne oude Bondgenooten het gelag te doen betaalen. Is hem dit ten deele mislukt, het is geenzins aan zyne edelmoedigheid en gemaatigdheid te wyten. Uitgeput van geld en geheel afgeftreeden, heeft hy ons egter nog zo veel afgeperst als hy in onze verlegenheid kon doen ; terwyl hy teffens het zaad van verdeeldheid in onzen akker heeft uitgefirooid , het welk nog onophoudelyk voortgaat de doodelykfle vrugten voort te brengen. Maar het wordt meer dan tyd, dat ik hier van uitfcheide. Verfchoon my, zo ik te lang worde, myn Reinhart, gy hebt het aan u zeiven te wyten , wanneer ik u in kort nader onderhoudc over het geen ons na den oorlog met Engeland is overgekomen, ik ben Uwe Abelaart. Fa ZES-  U NATIONAAL E ZESDE BRIEF Aan denzelfden. Ik ondervinde hoe langer hoe meer , myn Reinhart, dat de text , welke gy my hebt opgegeeven , meer uitlevert in de uitwerking , dan ik my hadde voorgefteld. Ik was voorneemens om ten meesten in drie brieven alles al te doen , maar vreeze nu of deeze nog wel toereikende zal zyn , om op alles vollelig te kunnen antwoorden. Indien het leezen myner brieven u niet verveelt, zal het my niet verveelen dezelve te fchryven , daar zy my de beste gelegenheid geeven om met eikanderen te fpreeken , terwyl wy van eikanderen naar den lighaame gefcheiden zyn. Ik meen iii myne twee voorigen betoogd te hebben, dat wy Engeland geenzins reden gaven om ons als vyanden te behandelen , terwyl wy noch tegen burgerlyke , noch tegen Godsdienftige betrekkingen waren aangegaan , veel min aan eenige ondankbaarheid tegen dit Eyk ons hebben fchuldig gemaakt, het welk door deszelfs onregtma?tige en geweldaadige handelwyze eene voorbedagte oorzaak van verwydering heeft gegeeven. Maar, zult gy zeggen , moet het verlies van de barrière, en den oorlog , waar mede ons de Keizer bedreigd , niet  BRIEVEN. 85 niet als een heilloos gevolg van den Engelfchen oorlog aangemerkt worden, en was ' het dan niet beter voor ons geweest, indien wy Engeland te vriend hadden gehouden V dan, is het eene Staatsregeering kwalyk te neemen, wanneer zy niet alweetend is ? Natuurlyke gevolgen kunnen uit ondervinding opgemaakt worden; maar wie weet al den toeleg te voorfpellen , die er in de harten van heersehzugtige Vorsten opkomt, of al de moogelyke gevallen te berekenen, die zomtyds van een beuzeling afhangen? Wie kon vermoeden, dat een José p h , dis, nog korts geleden, zo veel tekenen van vriendfehap in ons land had betoond en daar met de grootde toejuiching ontvangen was; — die in al zyne handelingen de regelen van billykheid en menschlievendheid fcheen te volgen; die aan den Staat alle verpligtinghad en daarenboven aan de duidelykfie tractaaten verbonden lag, dat die Joseph zou kunnen befluiten, om ons op dusdanig eene wyze te kwellen ? Het is egter gefchied ; hy heeft zich van dat gunftig tydftip en van de ongelegenheid, waar in de Staat zich bevond, weeten te bedienen: maar kunnen wy zeggen wat er gebeurd zou zyn, indien wy ons naar den zin vzw Engeland gefchikt hadden, en Ftankryk, Spanjen en de Noord-Americaanen ons tot vyanden hadden gemaakt? zou Engeland onze Volkplantingen tegen de zeemagt van het Huis van Bourbon zo kragtdaadig F 3 he„  NATIONAALE befchermd hebben? Zouden onze grenzen ze» ker zyn geweest tegen den aanval van het imsnoegde Vrankryk, dat wegens deszelfs nabyheid, nog veel gevaarlyker vyand voor ons is, dan de Keizer l Is het niet te vermoeden, dat Joseph dan te meer zyn flag zou waargenoomen hebben , om dit ontwerp uit te voeren , waarin hy door Engeland geenzins Verhinderd zou zyn geworden! Eene guaranJie kan weinig baaten , ten zy dezelve met de wapenen onderfteund wordt ; en wy had. den geenzins kunnen verwagten, dat Engeland dezelve voor ons te lande zou opgevat hebben , daar hy ter zee niet in ftaat was zyn eigen bezittingen te handhavenen; of dat hy, na het vergelyk met Vrankryk en America , met den Keizer een' nieuwen oorlog zou ondernoomen hebben. Dit is tegen alle waarfchynlykheid , daar de Britfche fchatkistert reeds uitgeput waren. Indien dan Vrankryk met den Keizer waren zamengefpannen; of de laatfte van dien kant geen de minfte tegenftand ontmoet had , wat zou er dan van ons geworden zyn ? Laaten zy dit eens beantwoorden , we'ke de zaaken op een gansch anderen voet wilden beftierd , en ons als voorheen aan eenen oorlog met Vrankryk ten ge-. valle van Engeland gewaagd hebben ! . welke den Stadhouder in zyne verantwoording hebben laaten zeggen, dat, indien zyne raad  BRIEVEN. SI raad gehoord en zyne maatregelen gevolgd waren , dat men niet alleen alle de rampen had vermydt, welke de Republiek nu moet bezuuren, maar dat dezelve zich in den grootMen bloei en welvaart zou bevonden hebben ! Het verwondert my ondertusfchen niet, dat men nu de nadeelige gevolgen van den oorlog met Engeland zo wyd en breed uitmeet als men kan, en daar van al de onheilen afleidt, welke ons treffen en welke wy nog te dugten hebben ; even als of het kwaad niet groot genoeg was , dat wy van deeze uonze nabuuren zeiven geleeden hebben : maar dit bevreemd ons , dat men ook al de fchuld van de verfchillen met Joseph :n de nadeelen, welke daar uit te wagten ftaan, op reekening van het tegenwoordig Staatsbeftier fielt. Wy hebben , maar uit een gansch ander beginfel, de rampzalige uitwerkfelen van den oorlog genoemd , maar dezelve zyn ons, gelyk ik teffens bewezen heb, onverdiend door Engeland aangedaan, en in zo verre moet men de verdere gevolgen van dien oorlog niet aan ons, maar aan hun wyten. Dan gantsch anders is het gelegen met het weerloos en werkeloos gedrag, dat wy in dien oorlog gehouden hebben; dit was onze fchuld, en even daardoor is Joseph te ftouter geworden , gelyk ik in myn eerfteh reeds heb aangemerkt. Wanneer nien dan alles wel onderfcheidt, kan men de F 4 on-  8S NATIONAALE ongegrondheid van het voorgeeven gemak» kelyk ontdekken , dat men niet alleen dit gunflig tydftip voor dien Vorst had doen gebooren worden , door de vyandfchap met Engeland, maar hem zelfs door het gerecdelyk afltaan van de Barrière, daar toe aanleiding had gegeeven , even of al de Traftaaten, dienaangaande geflooten , daar door ftilzvvygend en van zelfs vervallen waren en de Keizer dus, met reden de vrye Vaart op alle de wateren kan eifchen , welke in zyn gebied gevonden worden. ■ Dat uitlanders , dat de onder» daanen van den Keizer, dat zyne Duitfche Fa/allen zo redeneeren is toe te geevcu v maar dat Nederlanders dus in goeden ernst zouden denken , is bezwaarlyk te begiypen. Vergun my, myn Reinhart, dat ik deeze zaak wat hooger ophaale , waar door gy zelfs zult qordeelen , wat 'er van dezelve is. De Franfchen hadden de Nederlandfche Provin-? cien des te yveriger door geld en hulpbenden in ftaat gefield , om den Oorlogtegen Spanjen zyn gevaarlyken nabuur door te zetten, om daar door niet alleen denzelven de handen vol te geeven, maar ook van zyne nog overige Nederlandfche Provinciën te be» rooven , en dezelve als een voormuur aan Vrankryk te hegten. Dit merkten de Staaten , die dezeive liever in de magt van een z.wak en afgelegen , dan van een nabuurig  BRIEVEN. 89 en onderneemend volk zagen, wanneer ze voor ons tellens tot een voormuur tegen Vrankryk verftrekkcn konden. De vredes onderhandelingen te Munjler begonnen, wierden daarom met allen ernst voortgezet en, wanneer Vrankryk zich ongenegen toonde , zonder dit ryk , met Spanjen geil00ten , waar by den Staat niet alleen de Onafbankelykheid , maar ook de vryheid om haare bezettingen te leggen in Nieuwpoort, Mons, Namen, Luxenburg , Charleroy, Aath en 0«denaarde, wierdt afgedaan. Hy kreeg daar door het gebied over de beide Rivieren de Maas en de Schelde, en over andere wateren van minder belang, als deSambre, de Scbarpe en de Leye. Behalven de zekerheid voor hun grond-gebied, behartigden onze Vaderen met reden, den Koophandel en Scheepvaart , welke hen alleen in ftaat gefteld hadden om een tagtigjaarigen oorlog uit te houden, en hunnen magtigen vyand aftematten , zonder zich in denzelven uit te putten. En terwyl, door de geweldenaaryen der Spanjaarden en binnenlandfche oorlogen, de Koophandel , die weleer in Braband en Vlaanderen bloeide , zich allengskens naar onze vrye gewesten had verplaatst, waren zy niet zonder reden in de voorzorg, dat door den vrede en de verandering van tyden , de handel en de fabrieken daar mede verknogt, niet weder haar oude ftand- en markt-plaatfen F 5 mog.  NATIONAALE mogten opzoeken, Zy bedoelden dus met deeze voorwaarden , waar by zy Spanjen by het behoud dier Nederlandfche Provinciën lieten , welke het anders buiten allen twyffel voor altoos kwyt geraakt zou zyn , twee oogmerken; hunne veiligheid en den handel zonder hunne nabuuren de Brabanders en Vlamingen tot mededingers te hebben, en zy bereikten die beiden. De behoudenis van dezelve was de voornaame beweegrede, waarom de Staaten zich in verfcheide oorlogen en verdragen inlieten , als dat van Aken in 1668. van Nimwegen tien jaaren laater, en van Ryswyk in 1697. Hier door wist Willem de derde hun in te wikkelen in het verdeelings traclaat van Cauel II. een zwak Vorst, die zich weinig met zyn Ryk vooral met zyne Nederlanden bekommerde. En om hier in te zekerder te gaan, voegden zy zich by eene andere verdeeling, waar by de Spaanfche Nederlanden aan den Aartshertog van Oostenryk Ca rel wierden afgeltaan, het geen Vrankryk in 1700 zelfs voorgellagen had. Dan de Spaanfche Vorst, te recht te onvrede, dat men over zyne bezittingen buiten hem eene beflelling maakte, had eene eige erfflelüng ontworpen, aan welke zich Vrankryk by deszelfs overlyden hieldt. De Kleinzoon van Lodewvyk XIV, Hertog van Anjou, wierdt op den Spaanfchen trjon geplaatst en de Spaanfche Nederlanden, zelfs  BRIEVEN. 9i zelfs de Steden daar Staatfche bezettingen inlagen , wierden door de Franfche Wapenen veroverd. Dit noodzaakte den Staat om zich tegen Vrankryk en Spanjen, by Engeland te voegen. Dit was dezelve oorlog , waarin wy door deeze onze Bongenooten, onder Koninginne Anna, zo fchandelyk verhaten wierden , daar wy door onze zegenhaftigo wapenen op het punt nonden , om Vrankryk de wet voor te fchryven. De eenigfte vrugt van al de fchatten en het bloed, welke daar by geduurende twaalf jaaren verfpild wierden , was voor den Staat , dat hy met verlies van grond , de verloore Barrière en de zekerheid van den handel met dezelve terug kreeg, waarover in 1715 met Oostenryk, aan liet welke Vrankryk de meeste Spaanfche Nederlanden had moeten afftaan, een traétaat te Antwerpen gefloten wierdt , waar by wy in Namen, Doornik, Meenen, Verne, Warneton, Tperen en Fort te Knokke alleen onze , en in Dendermonde gezamenlyk met de Oostenrykers, bezetting zoude leggen, en tot onderhoud derzelve , jaarlyks 1250000 Guldens van dezelven trekken. Dit alles wierd door Engeland in den jaare 1716 geguarandeerd. Het huis van Oostenryk wierd dus do jr de tusfehenkomst van den Staat , in de bezitting van de Nederlanden gefield , gelyk hy die te vooren voor Spanjen bewaard had- I  9* NATIONAALE had: maar Carel de VI. vergat dit heel fchielyk. Hy liet met zyn Keizerlyk verlof' en onder zyne befcherming eene Oost - Indifche Maatfchappy te Oftendt in 't jaar 1722 oprigten , welke in 't jaar 1726 reeds twaalf ten honderd uitdeelde. Dit ontruste den Staat zodanig , dat het al deszelfs aandagt gaande hield , terwyl Engeland in dit tydftip bezig was, om zynen handel wyd en zyd meer dan ooit uit te breiden. Eindelyk wierden wy by het traclaat van Hanover in 1727 , door G e or ge 1. ontworpen, van deeze vreeze voor eenigen tyd verlost, wyl volgens hetzelve de Ooflendifche Compagnie, voor den tyd van zeven jaaren zou worden opgeheven. Dan om hier van langer bevryd te blyven, lieten de Staaten zich door Geor ge denII. indenjaare 1732 mede infleepen , in het Weencr verdrag, fchoon buiten hun gefloten, waar by de pragmatieke Sanche , en de handhaaving van het huis van Ka rel de VI. in zyne bezittingen, vooral in de Nederlanden, aangenomen wierd. Ter naauwernood ontdooken onze gewesten den oorlog met Vrankryk, die in 1732 hier uit zou voortgcfprooten zyn, welke egter na den dood van Kar el de VI. in vollen vlam uitborst, Niettegenfiaande Vrankryk ons herhaalde reizen de Neutraliteit , ook voor de Oostentykfche Nederlanden aanbood, en veelen meenden s'wyl Kar el de VI. door het ver- f.of-  BRIEVEN. *>s floffen der fubfidie gelden , en het opregten der Maatfchappy te Ofiende , aan de verbjndten/sfen zeer flegt beantwoord , en zich vry ondankbaar aan den Staat betoond had, dat men er ook niet aan gebonden was, terwyl wy by de fauve garde voor de Nederlanden, alles hadden wat wy voor ons begeerden; wist Engeland door deszelfs invloed al weder door te zetten , dat met de meerderheid het onvoorzigtig befluit genomen wierd , om de Keizerin met geld en twintigduizend man by te fpringen. Niettegenftaande Vrankryk ons van deszelfs voorneemen tegen de Oostenrykfche Nederlanden verwittigde, ingevalle wy tegen hem party bleeven kiezen , wierden er nog twintigduizend man bygevoegd: ja, niettegenftaande wy na bet verlies van onze Barrière en beste manfehap , nogmaal verzogt wierden om de Neutraliteit te omhelzen, of bedreigd met den inval in Staats- Vlaanderen, befloten wy met Engeland vol te houden , en de zaak der Keizerinne niet te laaten vaaren , maar zo het fcheen er alles by op te zetten. Zelfs liet men het Congres, te Breda in 1746 beleid, waarop ons de herflelling van den vryen handel met Vrankryk, en de vernieuwing van het Barrière-traciaat van 1715 reeds aangeboden wierd , door de kunftenaryen der Engelfchen vrugteloos afloopen , waarop de Franfchen daadelyk in'.het grondge-  94 NATIONAALE gebied van den Staat vielen , en verfcheide Sterkten en Steden, zelfs Sluis in Vlaanderen, Bergen op den Zoom en Maastricht wegnamen; tot dat de Regeeringsform veranderd en de Vrede te Aken gefloten wierd, waar by de Staaten niets dan fchade hadden, en alleen het veroverde aan Vrankryk terug gegeeeven, of gelyk men wil van Vrankryk voor de vrywillige gift gekogt wierd. Buiten alle de fchaden , het gevaar, de kommer , welken den oorlog doorgaans verzeilen , heeft deeze onnoemlyke fchatten gekost, en is benevens de twaalfjaarige in het begin deezer Eeuwe, een voornaame oorzaak van onze vermeerderde en drukkende belastingen, uit welke de duurte der leevensmicldelen , het verval der fabrieken en onze geduurige vermagering zyn voortgevloeid. Van 1741 tot 1750 had Holland alleen ruim een en zestig millioenen moeten opneemen , wanneer men nu hier de toelagen deiProvinciën naar evenredigheid byreekent, zal dit wel honderd millioenen bedraagen. Buiten de inkomftcn van de Vrywillige Gift, welke zo veel ik weet, tot nog toe eene verborgenheid, maar zeker eene aanmerkelyke fom is, heeft deeze oorlog, waarin wy ten gevalle van de Moeder van Joseph , ingewikkeld zyn, toen zy van elk verhaten, van rondfom aangevallen was, den Staat van ruim zes en zeventig millioenen en vyfmaal honderd duizend Gul-  BRIEVEN. 95 Gulden ontbloot, voor zo verre men de onkosten en de verfcheide fubfidiën, die vooral aan de Keizerin gegeeven wierden, berekenen kan. Wat dunkt u myn Reinhart, waren Theresia en Joseph aan ons niet de groottfe dankerkentenis verfchuldigd, hoe weinig de eerde , by de herdelling van de Ooftendifche Maatfchappy ; maar vooral de laatfle , de zo geroemde menschlievende en rechtveerdige Joseph , hier aan gedagt hebben. Was het dan te veel voor zulk een trouw beweeze hulp, voor zulke gefpilde fchatten, den Vaart en Handel te blyven bedingen, welke wy van het jaar 1648 bezaten, welke onder de vrugteu van een tagtigjaarigen oorlog moeten gerekend worden, en in dat zelfde verdrag ons toegedaan zyn, waarin onze Staat tot een onaf hankelyk Gemeenebest verklaard wierd. De Vaart en Handel, zonder mededinging, in dat zelfde land, waarin Joseph nog de zynen, buiten toedoen van de zeven Gewesten, geen duim breed gronds zou bezeten hebben. Was het dan nog te veel, herhaal ik nog eens in zulk een land van eenige rechten af te zien, welke wy voor het huis van Oostenryk, en voor ons zeiven zo duur gekogt hadden? Zeker, indien er dankbaarheid en erkentenis tusfehen volk en volk zal plaats grypen, het behoorde hier plaats te grypen , of men heeft duizendmaal meer recht om hem, die dit vergeet,  96 NATIONAALE gcet, die dit op eene averegtfche wyze bëantwoord, en kwaad voor goed vergeldt, van de grootde ondankbaarheid te befchuldigen , dan wy er van betigt worden omtrend de Engelfchen. Geene voorwendfels, geen verfchi! van Territoir of openftaande rekeningen , die egter wanneer men met Vorsten te doen heeft, hoe eer hoe beter vereffend moeten worden; geen eigen voordeel gaven den Keizer eenige billyke reden, om als Hertog van Braband of Graaf vau Vlaanderen, zyne nabuureii, — zyne weldoeners op allerleye wyze moeite en van hunne verdelievendheid en ongelegenheid misbruik te maaken, om hun eindelyk de hardfte eifchen voor te leggen, onder bedreiging van dezelve met de wapenen in gevalle van weigering door te zetten. Dit zou men in een ander, dit zou men in ons niet alleen de grootlle ondankbaarheid en onbillykheid, maar ook de grootde onrechtvaardigheid noemen, terwyl wy het volkomende het onbetwistbaarde recht op de Barrière en op de Rivieren van Braband hadpen , het geen ons door herhaalde verbonden , en zelfs zulke verbonden is afgedaan, waar by de Spaanfche Nederlanden aan het buis van Oostenryk gekomen en gebleeven zyn. Wie geeft dan den Keizer vryheid om bet recht en de heiligde herhaalde verbindtenisfen op eigen gezag te verbreeken , zonde i  t 'R I E V È 'N. 9> der tusfcherikomeride reden, zonder onze tóe* ftcmming te verbreeken ? — Wy hebben ónze Bezittingen uit de Barrière Steden geligt, maar op wiens begeerte is dat gefthied ? Wy hebben er misfchien al te gereedelyk in toegeftemd , uit hoofde van het aangenomen, maar zeker al te onbepaald heer* fchend begrip, dat de vestingen by de bedendaagfchc wyze "van oorlogen van weinig dienst zyn, wyl hy, die meester is in het veld, ook meester 'van de ftcrktcn is : wy hebben er in toegeftemd, öm dat de vestingwerken zich daar zoo wel ais o'p ons grondgebied in een flegten flaat bevonden , en weinig tegenweer konden doen, waardoor de krygsbenden, ver Van huis, alleen blootgefteld wierden aan het zelfde noodlot, het welk hun In den laatften Franfchen oorlog getroffen heeft: maar men heeft het niet aan onze keuze gelaaten, en deeze noodzaaking zelfs was eene overtreeding van de duidelykfle en fterkfte verdragen. Geen üitftel, geene uitzondering van Namen, van een eenige plaats-, op een eigen goed* dunkelyk gegeeven tydftip van een Vorst, die zich fchynt te verbeelden , dat hem alles vry en wel flaat , hebben wy onze troupen moeten te rug trekken , en al de Barrière plaatfen verhaten. Het was misfchien beter ge¬ weest, dat wy het zoo gemakkelyk niet hadden opgegeeven, -en van het Systema van onze G Voor»  93 NATIONAALE Voorvaderen niet zoo fterk waren afgeweekcn ï — maar Joseph had zich reeds doen kennen, men vreesde zyn ongenoegen en kon kwalyk gisfen, dat hy hierdoor ons alleen van alle onze voorrechten zogt te berooven, om zyne veruitziende oogmerken des te zekerer te bereiken. Van agteren hebben wy des te meer redenen om ons over hem en over onze toegeeflykheid te' beklaagen , fchoon hy buiten twyffel met geweld zou doorgezet hebben, het geen hem niet gewillig was toegedaan. Maar is daar door het gantfche Traclaat van Barrière vernietigd, om dat wy volgens den eisch van Joseph, niet volgens overeenkomst, dezelve ontruimd hebben ? daat het hem vry, om dat hy het eene ons ontrukt heeft, alles te neemen, wyl men hem in zyn eerden dap geen tegendand geboden heeft? Wy hebben getoond, dat wy en om veiligheid en om het voordeel van den handel dit Traclaat gemaakt , en zo lang met zo veele moeite en onmeetelyke kosten gehandhaaft hebben , is het dan nog te weinig ons van het eene uitzigt de veiligheid voor een gedeelte te berooven, moeten wy het andere , moeten wy alles verliezen? Het blykt dus in allen opzigten, dat de Keizer geen het minde recht had, om de opening van de Schelde , waar van voornamelyk de vryheid van den handel, en de herdelling van de oude Koopftad Antwerpen afhangen , van ons te vorderen;  BRIE V E N. 99 ren-; — dat wy integendeel door hem benadeeld, mishandeld zyn : en dus blykt het ook van zelve , dat wy, toen zyn ganfche doelwit en al zyn eifchen aan den dag kwamen ~, billyk hem den verderen voortgang betwisten', en daar hy naar geene redenen luisteren wilde , het overfchot van onze duur verkrege 'voorrechten met geweld Itaande houden moesten. Maar wat geweld is hier toch gepleegd ? wanneer de zaak in haar verband befchouwd wordt, blykt het aUefiris een beuzelagtig voorwendfel te zyn , Voorbedagtelyk gezogt en aangenomen om twist te maaken , 'en den Staat onder fchyn van eerst aangevallen te hebben den oorlog te kunnen aandoen , en door overmagt in te nokken of te brengen waar toe men hem gebragt wil hebben. Men is werkelyk in onderhandeling over de zaak in verfchil, óm was het mooglyk alles door toegeeflykheid in der minne te vereffenen, fchoon men niets meer had moeten toegeeven. Joseph krygt in zyn hoofd, om bevel te geeven , dat twee zyneï Koop - Scheepjes op zeker tydffip, waarin men uit toegeevenheid het Wagtfchip van LiJlo had weggenomen, en be. zig was over eene zaake in onderhandeling te ïreeden, welke zo klaar was, dat er van de zyde der Staaten niets meer dan eene bloote weigering vereischt wierdt; — dat twee fchepen, het eene de Schelde af, het andere op zullen vaaren. Hy laat © 2 en  ioo NATIONAALE er den Staat van verwittigen en teftens aanzeg* gen, dat de eerfte Kanonfchoot als een Oorlogsverklaaring zou aangemerkt worden. Hy werpt zich zeiven tot een beflisfend Rechter op in zyn eige zaak die nog behandeld wordt, en fchryft den Staat wetten voor , als aan reeds overwonnen volken. Dit doet Joseph aan zyn Weldoeners. Evenwel vindt men hier goed om voor eene reis, — onder protest de Schepen te laaten vaaren, of voor als nog geen geweld te gebruiken , maar dit befluit wordt te laat aan den wagthebbenden ScheepsBevelhebber mede gedeeld, om dat men een dag vroeger, dan de bepaaling medebragt, het eene Schip van Antwerpen had afgezonden. Daar alle vriendelyke opteuvingen niet konden baaten, wordt de Brabander met monden van metaal afgeweezen , de kogel is door de kerk en deeze kanonfchoot dondert door gansch Europa ; hy wordt als de uoutfte en reukcloosfie ftap van eene Republiek tegen een groot magtig Keizer aangemerkt, Avelke haar al zyn verontwaardiging billyk op den hals laadt; als een hoon, welke niet dan in het bloed en de traanen van onfchuldige ingezetenen kan afgewasfehen, ten minften niet dan op de honorabel/Ie en profitabel/Ie wyze kan gebeterd worden. Ik weet niet , of men een voorbeeld van grooter eenzydigheid in het oordeelcn in de gefchiedenisfen zal aantreffen , dan waar-  BRIEVEN. ioi Waaraan men zich in deeze tyden tegen Nederland , keer op keer , verkiest fchuldig te maaken. Hoe veele kanonfehooten deedt Engeland op onze koopvaardy- en oorlogfchepen! hoe dikwerf heeft het, in vrede, tegen alle recht en reden, onzen Vlag, onze Reeden gefchonden! en dit wordt hem geenszins als geweld, als een fchennis van de verbonden en van het heilig recht der Volken, gelyk het in der daad is , toegerekend ; in tegendeel worden wy van ondankbaarheid befchuldigd. En hier zal een eenige kanonfchoot op ons eigen Wettig verkrege grondgebied, tot afweering van den geen die ons hetzelve betwisten willen, — een kanonfchoot, die elk een, die zelfs de ingezetenen van den Staat zouden te wagten gehad hebben, indien zy Op begeerte van den Commandant van de reede of rivier, niet hadden wilien ftryken en bydraaijen, zulk een wettige afgeperste kanonfchoot zal als de grootde misdaad worden aangemerkt ! ! „ Maar de vlag van' den Keizer is door eene Republiek roekeloos gefchonden ! " Ei lieve, myn Reinhart, heeft een Republiek zoo wel haare rechten niet als het Keizerryk ? De grootheid of kleinheid van een Staat doet er niet toe, het komt hier op de rechten aan, die elke onaf hankelyke Staat aan elkander verfchuldigd is , en deeze zyn wederkeerig. Stelt men onderfcheid in den rang van G 3 Kef»  ic* NATIONAALS Keizer- of Koniagryken en Republieken, —:— dit is , wanneer het op titels alleen aan? komt, loutere Caprice. Behoorde niet een Geineenebest, eene Maatfchappy van vrye ingezetenen den voorrang te hebben boven een ryk vol onderdaanen , meerendeels flaaven , wanneer hnnne Vorsten geene vaders maar gcesfels zyn? Of zou een Gemeenebest moeten zwigten voor den minden Vorst, om dat hy den titel van Koning heeft aangenoomen ?, zoo moesten de grootftè Republieken voor eenen Theodorus, Koning van Korfika en al zulke Koningjcs onderdoen , als de nieuwe, waereld oplevert. Men denkt niet, dat Rome als een Gemeenebest, dat naderhand met zyne vryheid en wetten, onder zyne Cesars, ook zyne magt verloor, veele throonen en fchepters onder zich deed bukken en zich voor alle Vorsten van de bekende waereld gedugt maakte. Maar het komt hier, alleen , zoo het fchynt , op de grootheid en, de magt , niet. op het recht aan. In vroeger tyd, toen de Hollanders zich in alle onderhandelingen lieten gelden, — toen het huis van Oostenryk zich in ongelegenheid en vernedering bevond, was het niet te gering,om by deeze. Republiek de vleyendfte aanzoeken te doen, en haar onderftand in geld zoo wel als in manfehap in den nypendften 'nood te ontvangen. .—-— Maar, gelyk ik reeds te voo- ren  BRIEVEN. 103 ren aanmerkte , de tyden zyn veranderd , en het voorledenc is vergeeten. Ik twyffel niet, myn Waardfte, of gy zult. nu met my overreed zyn, dat het recht alleen en volkomen aan onze zyde is, en het ongelyk aan die des Keizers. Dit geeft ons zeker grond , om met een goed gewisfen ons by God en menfehen te beklaagen , en hulp te zoeken , om op ons recht te ftaan en niet meer toe te geeven. Het ïs doch veel beter, kwaad te lyden , dan kwaad te doen. Maar hoe hard valt het met dat alles , te moeten bekeven, dat het dierbaar Vaderland dus van elk een, ook van die geen, welke de grootfte dankerkentenis aan hetzelve verfchuldigd zyn, geplaagd en geplunderd wordt! dat het eene gevaar naauwlyks voorby is , of er komen op nieuw duiilere wolken opzetten, welke te gevaarlyker zyn , om dat wy geen den minnen adem hebben kunnen haaien, en even jammerlyk in E inwendige verdeeldheden volharden ! Intusfchen worden wy, en dit maakt ons geval te ondraagelyker, by de kwalyk onderrichte en cenzydige waereld in het ongelyk gcfteld, gelasterd en gefmaad, terwyl niemand zich onzer met goeden ernst laat gelegen leggen, dan alleen Vrankryk, dan Vrankryk, het welk men de bczitung der Neder/anden niet betrouwde ! het welk ons , zoo veranderen de omftandigheden , meer dan eens , G 4 met  ïo4 NATIONAALE met Spanjen en Oostenryk , om geen andere. reden, zag zamenfpannen. En eve» daarom, myn Vriend , om dat ons eenigst uitzigt op Vrankryk is, moesten wy geen inval in Vlaanderen en Braband doen. Wy hadden het gewis kunnen doen door-de overmagt, welke wy boven den Keizer., op dat tyditip, aan de hand hadden. Maar hoe zoa het ons reeds in deezen zomer hebben opgebroken, wanneer wy, gelyk wy zeker hadden moeten doen, het overwonnene hadden laaten Vaaren en den Keizer, die daar door den marsch zyiier troepen zou verhaast hebben , op onze ongeredderde grenzen, met een kleine magt , hadden moeten afwagten ? Eene brandfehatting zou de eenige vrugt geweest zyn,, waar by de Staat tienmaal minder zou bevoordeeld zyn geworden, dan ze verloren had by de wederwraak, welke de getergde Joseph, by de eerde gelegenheid, op onze arme. ingezeter nen zou genomen hebben. Nam. hy een afgeperste kanonfchoot, tot daaving van ons recht, zo hoog op , hoe zou hy dan te moede geweest zyn , indien wy daadelyk den eerflen aanval in zyn land gedaan hadden ? Maar boven dien zouden wy even daardoor van het fystema van gemaatigdheid, dat altoos waaren lof verdient, wanneer zy niet te ver gaat , zyn afgeweeken , en wy zouden onze goede zaak te meer bedprven hebben., om dat Vrank? ryk  BRIEVEN. lof ryk door deezen inval verpligt zou zyn geworden , om aan zyne veibindtenisfen met den Keizer te voldoen, en hy dus, die genegen is om ons te redden, in groote verlegenheid zou gebragt zyn. Het heeft my daarom verwonderd , dat de Stadhouder hier van als van een voordeelig ontwerp in zyne laatfte verantwoording, even als in de voorige van een beraamd projeEl tegen Engeland gewag maakt, waarin hy toen door, ik weet niet welke, beletfelen, en nu door de Staaten was verhinderd geworden. Zulk een coup voegde zeer wel aan een F rede rik, die het altoos er op toelegt om zynen vyand, als een andere Caesar, voor te komen, en het ook kan volhouden, maar niet aan ons, vooral niet in dit tydftip. Hoe leelyk zou het ook afgeftoken hebben by ons weerloos aanzien van de vyandelyke plunderingen der Engelfchen , waar aan zy zich terftond na de. oorlogsverklaaring , en zelfs voor de oorlogsverklaring , fchuldig gemaakt hebben, terwyl wy in de eerfte weeken ons ftiptelyk van alle fchaverhaaling onthielden , eii het naderhand niet veel beter maakten. Laaten wy, myn Beste , dit dan ook niet op de rekening van Vrankryk zetten , gelyk men den nadeeligen vrede met Engeland aan hetzelve fchynt toe te willen fchryven. Waarlyk ik weet niet, hoe men zoo onbefchaamd durft te werk gaan, en al de bewezen dienften van dit G 5 Ryk  ioó naïio n;a a l e Ryk zoo ondankbaar beantwoorden. Dit kart ik niet wel dulden, om dat ik de ondankbaarheid voor een fchandvlek der Natiën houde, maar het is de Natie niet, die zich hier aanfchuldig maakt, het zyn^zy, die Vrankryk op alle mogelyke wyze in verdenking zoeken te brengen , om door den tyd ons weêr aan Engeland te (hoeren. Wat dienst, wat hulp hebben wy toch aan Vrankryk geduurende den ganfchen oorlog beweezen? wat afbreuk, wat belemmering hebben wy aan den algemeenen vyand toegebragt ? hoe weinig voldaan aan de plans, welke men gezamenlyk ontworpen had! zoo weinig , dat men zelf geen Esquader van tien of twaalf fchepen naar Brest , tegen den winter , konde of, moet ik liever zeggen , wilde zenden , om in het volgende voorjaar gemeenfchappelyk te kunnen ageeren, Zeker, wy waren dit Ryk alleen tot last , dat niet alleen het zyne , maar ook het onze bewaaren moest, en konden wy dan nog vergen , daar het zulk een verlies in de West-Indien geleeden had , daar zyne fchatkisten uitgeput waren, nu het groote oogmerk, waarom den Oorlog begonnen wierd, bereikt was, alleen om onzent wil denzelven aantehouden? Zonder zyne tusfchenkomst zou het nog veel (legter met ons afgeloopen zyn. Ik ftem ten vollen toe , dat het wenfchelyk was, dat wy ons nu in ftaat bevonden ,om den Keizer af  BRIEVEN. i0? af te wagten en het hoofd te bieden, dan hadden wy hem Categorisch antwoord , vrede pf oorlog , het behoud van onze verkregen rechten, of de beflisfmg met den degen, kunneh afvraagen ; of misfchien had het dan zoo; yer niet gekomen, en het eene mes het ander in de fchede gehouden : maar dit was byna altoos ons ongeluk, dit was ook de bron van alle onze rampen in den Engelfchen oorlog; wy zullen ons gereed maaken , wanneer een ander reeds klaar is. Dan , hier kan ik my nu niet inlaaten , wy zouden dus ongevoelig in het derde ftuk , dat wy nog te behandelen hebben , ingewikkeld worden. Dit kan ik u zeggen, myn Reinhaud, dat ik even hierom voor ons Gemeenebest bediïgt ben , en vreeze , terwyl de treffendfte voorbeelden ons niet leeren kunnen, dat wy eindelyk eens zoo plotfeling zullen aangetast en overhoop gefmeeten worden door eenen magtigen nabuur of vereenigde bondgenooten , die het op de verdeeling van dit klein, maar ryk plekje gronds toegelegd hebben, dat er geen redden aan zal zyn. De Keizer liet ons wel geen tyd om ademtocht te "haaien, maar zou het met ons anders en beter gelegen zyn geweest, zoo wy eene tusfchenpoozing van eenige jaaren gehad hadden. Schoon wy zulk een fm'ertelyk gevoel van het vervallen onzer Zeemagt, en van de onmogelykheid eener Ipoedige her- ftel-  ioli NATIONAAL E Helling gehad hebben, vreeze ik egter dat het eerlang dcnzelfden gang zal gaan. Men zal mogelyk zeggen , indien wy al weder verrast zyn , en weder niet dan verlies in den oorlog te wagten hebben , laaten wy dan de Schelde maar overgeeven , waar toe wy , na het lyden van nederlaag op nederlaag , toch zullen genoodzaakt worden ! Maar dit is de taal, of van lafhartigen , die om een donker gezigt alles zullen overgeeven , of van onverflandigen en afgünitigen, welke niet weeten wat er van afhangt, wanneer de vaart op de Schelde over Braband geopend is , en met onverfchillige, zoo niet met biyde oogen zouden aanzien , dat de winften van den Koopman , vooral in Amfterdam, wat befnoeid wierden; en wanneer men dit geval met den eerften aanleg , of het voornaamfte voonyendfel van den Engelfchen 'oorlog vergelyke , geeft het veelen aanleiding om te denken , dat men het voornaamelyk op het fnuiken van die magtige Koopflad, die den toon in veele raadsvergaderingen helt , gelaaden hebbe. Maar ik zal niet herhaalen , het geen ik reeds aangemerkt heb , van hoe veel belang het voor het Gemeenebest is, den Koophandel in het gemeen, en dien van Amfterdam in het byzonder , op alle wyze voor te ftaan, en zy die het Vaderland beminnen , moeten daarom den Koophandel hartelyk genegen zyn. Maar zyn wy  BRIEVEN* 109 wy wel in ftaat, al wisten wy al de kanaalen van den handel , om te voorzien wat nadeel hier uit vóór onzen Staat zou kunnen gebooren worden, wanneer men, zonder ons Land aan te doen, op Braband en Vlaanderen, die zoo veel digter aan Engeland, en gereeder voor Duitschland liggen , den handel zou kunnen oeffenen, vooral wanneer daar een porto franco geopend wierd? Men zegge niet, de Koophandel laat zich zoo gemakkelyk niet verleg, gen; het ontbreekt de Brabanders aan kundigheid , aan orde, aan geld, aan arbeidzaamheid , wyl zy alle zorg en werk voor hunne vrouwen laaten opkoomen maar men denkt niet, dat veele van deeze gebreken ook te Amfterdam en Rotterdam, en elders, voorheen in de Nederlanden plaats hadden, waar egter het middelpunt van den Koophandel zich heeft gevestigd, tot zoo lang wy overal mededingers kreegen , van welken zommigen ons reeds de loef afwinnen. Zoo zou het ook met Antwerpen kunnen gaan, ten minden men fchryft om dryd in de buitenlandfche papieren , dat wy nu zien zullen wie het wint, of Amfterdam of Antwerpen. Gebrek aan bezigheid , geeft een gewoonte van ledig gaan; het voorbeeld en de winden van eenigen , zouden dit verhelpen : men zou er van langzaamerhand inkomen, en veele, vooral zulke Kooplieden, Welke daar hunnen Godsdienst in alle vry- heid  ïro NATIONAAL E heid , in allen luider kunnen vieren , welkè daar hun Vaderland vinden , daar de zaakeii best gaan, zouden derwaards gelokt worden , gelyk zy uit Braband voorheen herwaards kwamen. De Engelfchen zouden zich, volgens gewoonte, als broeders en geloofsgenoot ten gedraagen. Min afgundig op dén Brabander , zouden zy hem zoo veel toevoegen als hun belang dulde, en het dond vooral te dugten, dat wy niet zeer lang meer meesters van den graanhandel zouden zyn ; een verval in de Jeneverdookeryen zou hier mee gepaard gaan, die veel gereeder aftrek door den duikhandel van de Vlaamfche , dan van de Hollandfche kust zouden hebben. Daar nu de eene tak van handel met den anderen verknogt is , kunnen wy niet voorzien , zeg ik , wat dit na zich zou kunnen fleepen. — Laa* ten Wy dan Veel liever om den bloei van den koophandel , of liever om den welvaart van ons lieve Vaderland alles waagen , dan alles overgeeven, op dat wy niet eindelyk goed en eer en alles verliezen. Ik zeg dit niet, orh dat ik het op een halve kans zou willen waagen , myn Waarde; maar om dat het zoo weezen moet , en wy ons de ellenden van den oorlog, hoe zeer elk mensch er voor fchrikt , zullen moeten getroosten, indien Joseph zich niet tot reden wil laaten brengen. Wy hebben nog eenigen tyd met onder-  BRIEVEN. m dei-handelingen gewonnen, en dit is vooreerst Veel gewonnen ; waren wy van binnen maar in vrede en eensgezindheid , en wierden alle byzondere gefchillen maar geëindigd, om met vereende kragten den vyand tegenftand te bieden. Maar ach ! gy weet, wat ik hier over denk, myn Reinhart; laat ons deeze zaak tusfehen ons voor afgedaan houden , eer heb ik deezen niet willen fluiten. Myn laatfte, maar ook myn zwaarfte taak, dien gy my opgelegd hebt, komt nog aan, want hierin zullen wy het meest verfchilien, egter zal ik hem opvatten en afmaaken , zoo goed als ik kan, wanneer ik maar verzekerd mag zyn , dat ik u door myne lange brieven niet lastig valle. Gy weet, ik begin eene zaak liefst, waar dezelve moet begonnen worden, en volding ze anders gaarn, zoover myne kundigheden toereiken. Groet uwe Charlotte. Ik hoop, dat gy en zy zoo welvaaren als wy welvaaren , en ons zoo beminnen als wy u beminnen. Ik ben Uwe A be laar t. NASCHRIFT. Zo als ik deezen geëindigd had , wierden my de bedenkingen van den Graaf de Mirabeau over de vryheid van de Schelde ter hand gefteld, waar na ik lang had uitgezien. Ik had op verre na niet dur«  iia NATIONAALË durven denken , dat er onder dt Uitlanders ; zelfs zulk een Uitlander , welke zich in En* geland ophieldt, zou gevonden worden, die zich zoo -Merk voor ons zou laaten gelden , daar wy fchier van allen, in elk geval, in het ongelyk gefield worden ; veel min had ik durven denken, dat hy van een volk, het welk met zoo veel veragting zedert eenigen tyd behandeld is, met zoo veel verheffing zou durven fpreeken. Hy noemt onzen Staat „ eene Republiek, welker inwooners aan den Grond, dien zy bewoonen , aan de Vaarten , welke zy gebruiken , aan de Velden , welke zy bebouwen , zelve den vorm en de gedaante gegeeven hebben ; naarftige, eerlyke, vreedzaame , dappere inwooners , welken het vermogen en de vryheid, die men hun benydt, verkreegen hebben, door aanhoudende poogingen , waar van men in de gefchiedenis der menfehen geen voorbeeld vindt, door e'enen tachtigjaa* rigen oorlog en herhaalde overwinningen in al de deelen der waereld. Een volk, dat. het menschdöm eer aangedaan heeft, door eene lange flandvastigheid en eene roemrugtigé ftryd uit vryheids-zugt; eene Natie, die zich in allerley foort Van eer en luister van wysbegeerte , weetenfehappen en letterkunde heeft doen uitmunten, en oneindig verheven is boven de half-barbaarfche overwinnaars , die haar willen verflinden. " — Gy fee.  BRIEVEN. u.i begrygt ligt,, wie hy door deeze halve Bar, baaren verftaat. Over hun Vorst en aanvocrer laat men zich in Parys veel ongunftiger uit, dan hier; men durft hem daar ,,xeen Vorst noemen zonder karacler, vol eerzugt cm eenen naam te maaken; die met buitenfpoorigeeifchen voor den dag komt , en veinst groote bewysredenenjn te brengen, terwyl men hemeven zoo gemakkelyk vervaard kan maaken, als een Scholier, die naauwlyks de plak ontdoken is: — een heftig wispeltuurig mensch , dat door verbeeldingen en rusteloosheid wordt gedreeven , by wien geen orde -of regel is , en wiens voortvaarendheid dikwerf naar raaskalling gelykt. ■ Men zegt , dat hy te hard loopt om ver te gaan: even als dat kind, het welk de Maan op de grond van een put zag, en de Maan wilde hebben, wil hy den koophandel hebben. De Keizer, zegt hy, heelt nog niet anders gehandelt, dan door middelen van geweld, zoo wel met de vreemde volken, als met zyne onderdaanen. Befchouw zyne handelvvys met Polen , met de Venetiaauen , met Duitschland, waar de gryze doch noü moedige Leeuw hem gelukkig heeft weeteh paaien te zetten, met Hongaryen, mei de barrieren , met de kerken, met de iee.-en-' den en met de dooden. Hy begeert den koophandel, en is een vyand van de vryheid/" Te Londen, daar en tegen , wordt de Keizer* H 31.;  114 N, A TIONAALE in 't gelyk gefield , en de bovenmaatige hebzugt der Hollanderen als de eenige beweegende oorzaak van deezen oorlog aangezien', men oordeelt daar, dat deeze Myn Heers nog meer moeten vernederd en hunne beurzen van du- caaten moeten geledigd worden. —1 Zoo ziet ge weder een Maaltje van de tegenwoordige denkwys der Franfchen en Engelfchen ; de eerMen trekken onze party, terwyl men hier voortgaat de Natie een ong'unMig denkbeeld te-: gen hun in te boezemen ; de laatften , nu zy ons zelfs geen leet meer doen , en onze dyken en dammen niet kunnen doorMeeken, om ons land in een poel te verkeeren , van welk fchrikkelykproject deEngelfche papieren onlangs vol waren , fpannen egter, zoo veel in hun is, met onze vyanden aan , Myven hen, en verblyden zich reeds in onzen ondergang; en nog vaart men voort , om zulke wangunflige gezwooren haaters van ons Vaderland en onzen welvaart een goed hart toe te draagen , en voor te fpreeken ! nog eens, een bui¬ tenlander geeft de MerkMe blyken van hoogag* ting voor eene onderdrukte Natie , wier zaak hy verdeedigt, terwyl het eene gedeelte van deeze Natie het andere gedeelte wederzyds als een uitvaagfel van Gods aardbodem behandelt en veragt. Wanneer zal men eens tot inkeer komen , en zich toeleggen , myn Runhart, owi aan die gevoelens van hoogagting, wel-  BRIEVEN. nS welke onze Vaderen waarlyk verdiend hebben , maar wy niet langer op ons durven toe. pasfen , te beantwoorden ! Voorts toont hy de aangelegenheid van de vryheid der Schelde voor Zeeland, Holland, StaatsVlaanderen en Braband, welke, wanneer deeze Rivier in handen van een magtig onderiieemend Vorst komt , voor alle overrompeling bloot (laan , en zoo goed als verlooren zyn: hy befluit er uit, dat het dus niet alleen het voordeel van den handel en baatzugt, maar volftrekt eigenbehoud en veiligheid is , welke de Republiek noodzaakt , om zich met alle magt tegen deezen eisch te verzetten. ■ Dat het de zaak en de plicht van Vrankryk is , om haar daarin met alle magt te onderfteunen, daar het zich anders aan de grootde trouwloosheid zou fchuldig maaken. Ja ■ dat niemand dit met onverfchilligè oogen kan aanzien, wyl de Zenobia van 't Noorden en Joseph eene heimelyke affpraak en veruitveruitziende oogmerken hebben, om door den tyd gansch Europa onder de knie te krygen , en ten dien einde elkanders eifchen te land en ter zee te onderfteunen, ten welken einde de Schelde voor de Rusfifche vlooten eene gepaste wykplaats in deeze oorden zou kunnen verftrekken, om kort aan de hand te zyn. —Hy pryst,het geen ons in Duitschland en elders aan zoo veele befpotting heeft blootgelteid, — Ha de  sïcI- NATIONAAL E de wapening van onze burgers en landlieden* en moedigt ons aan, om het ifterftc te waagen , wanneer de Keizer volhoudt. „ Hierom wapenen zy, zegt hy, de inwooners vart het platte Land, die eerder hun laatfte droppel bloed op de oevers der Schelde en op hunne dyken zullen laaten plengen , dan dat zy den Keizer toegang in hun land zonden geeven; ten minflen de beminnaars der vryheid , vleijen zich daar mede. De Hollanders begrypen, dat het hier de zaak is vry te blyven of niet meer te befraan, dan met goedkeuring van den Souveraln van Oostenryki Dit is andere taal, myn Reinhart, dan door zommigen in der daad verbysterden of laffe landsgenooten gevoerd wordt; intusfehen blykt het nu, waar zy te fchool geweest zyn, — by eenen partydigen declamateur j welke, na dat hy fchuldig of onfchuldig in de Bajlille geweest is, niets verzuimt om zyn Vaderland en die er eenige betrekking op hebben in een haatelyk licht te (tellen: maar hy wordt bondig van den Graave wederlegt , welke ten duiderykften aantoont, dat die tak van de Schelde , welken de Oostenrykers vry eifchen , allang door overftroomingen zou verloopen en voor groote vaartuigen onbekwaam zou geweest zyn , indien dezelve door de vlyt en de fchatten der Hollandere niet binnen haare •oevers was gehouden; .—~- dat de bezitters va»  B R I E V E N. 117 van Antwerpen de eerfie oorzaaken van het verloopen van haaren handel zyn geweest: —■ dat het affnyden van alle uitzigten van hernel de Brabanders met alle magt op de Landbouw heeft doen vallen , waar in zy by uitneemendheid wel geflaagd zyn, en zy dus zelve voordeelen van het fluiten der Schelde hebben getrokken, om welks zy misfchien anders niet zouden gedagt hebben : dat het beter was voor den Keizer, — en ook voor de Czaerin dat zy het geluk van hunne landen en onderdaanen op eene andere wyze zogten te bevorderen , welke onder hun bereik is, en welke veel zekerer en beftendiger voordeden oplevert, dan een onzekere buitenlandfche handel:—en eindelyk,dat de onderlinge verdragen der Volken, de plaats van het natuurlyk recht dikwils vervangen, waarom de Keizer geenzins vryheid heeft om op eigen gezag verbindtenisfen te verbreeken, welke lang voor zynen tyd gemaakt zyn en de Nederlandfche Provinciën , van een wettig recht , te berooven , dat zy daar door verkreegen, en den tyd van honderd zes en dertig jaaren bezeten hebben, wyl anders geen Staat, geene bezitting zeker is , en alle orde vernietigd wordt. —— . , Maar ik hoop dat gy de moeite wel zult neemen een werkje, het welk van zoo veel aangelegheid voor ons is , met aandagt te lee. zen , cd d« andereu het tot [hunne overtuiH 2 ging  ii8 NATIONAALE ging zullen leezen. Hy beredeneert het ge» fchrl wel op eene andere wyze, nogthans dient al wat hy bybrengt om het myne te bevestigen , indien men er van uitzondert zyne gedagten over de mogelykheid en het nut van de afwerping van het Oostenrykfche juk door de Nederlandfche Provinciën. Dit komt my- nu wat problematiek voor, fchoon het misfchien goed geweest ware , indien zy zich van den beginne by ons gevoegt en gehouden hadden, om te zamen een Gemeenebest uit re maaken : maar hoe veel bezwaarlyker zou het geweest zyn , de gevoelens en belangen yam zeventien onderfcheide landfehappen te vereenigen, vooral wanneer het verfchil van Godsdienst er nog bykomt, daar het nu zoo moeijelyk is het zevental onder eenen band te houden. Dan deeze dingen zyn voorby: mogten wy door eensgezindheid ons maar bedienen van dat vermogen , het welk wy nog bezitten , wy zouden het den Keizer bang genoeg maaken , en geen een zyner onregtmaatige ei- fchen behoeven in te willigen: maar hoe ver is het er nog van af, myn Reinhart!hoe worden by [aanhoudendheid alle befluiten verydeld of gedwarsboomd ! ziet dit onder anderen in opzigt van het wapenen der Landlieden. In Gelderland , waar zy zich vry willig aanbieden, worden zy van de hand geweezen. In Holland heeft men er toe bellotcn, en i» het  B R I E V E N, uq het Zuider deel de looting met kragt doorgezet- ■ In het Noorderdeel is dezelve zonder eenige tegenkanting afgeloopen ; op zommige dorpen is men reeds in de voorbaat geweest en men gaat daar met yver voort: maar op de meeste laat men het by de opfchryving berusten, zonder eenig gebruik te maaken van de wapenen, die van het Land gevraagd, of door vermogende Landlieden aangekogt zyn, Is de wapening nuttig, waarom wordt ze nu by deeze gelegenheid , volgens de Unie van Utrecht, niet eenpaarig doorgezet? — cn is ze noodelpos of fchadelyk, gelyk de Stadhoudcrsgezinden meenen , waar toe dan al die vrugtelooze toeffel, welke nergens anders toe ftrekt, dan om de befluiten en het gezag van den Souverain in kleinagting te brengen. Dit is immers zoo, myn Reinhart! Laat ik dit alleen nog uit Mirabeau aannaaien, dat, volgens een oud Fransch fpreekwoord , de Hollanders in den eerftcn rang der Zeehelden geplaatst wierden. „ Zoo het Engel, fchen zyn , zeiden zy , wanneer zy één of meer fchepen in oorlogstyden zagen opdagen, zullen wy hen flaan ; en zoo het Hollanders zyn , zullen wy vegten. En , dit voegt hy tr by, hebben in de daad, zulken van hunn» officiers in deezen oorlog durven volhouden, die nooit den oorlog bygewoond hadden , toen men hun veroorloofde te vegten. Goed is  no NATIONAALË is het, dat er nog gelegenheid is geweest om te toonen, dat wy niet geheel van onze voorouders ontaard zyn. Jammer is het , dat dit hewys het eenigfte is , dat deeze ganfche oorlog heeft opgeleverd, dat wy de lau- j-en, welke met het bloed van onze voorvaderen befpat waren, zoo hebben laaten verwelken, en de bezittingen, welke zy met geringer magt, maar met een onbezweeke moed voor ons verkreegen hebben , zoo fchandelyk hebben verwaarloosd. Nooit kan ik de vroegere gefchiedenisfen van ons Vaderland leezen, zonder verwondering, zonder innerlyk genoegen , daar geen hedendaagsch Volk van Europa op grooter heldendaaden, die door zyne voorouders verrigt zyn , oogen mag : maar fchaamte en verontwaardiging vervangt ras dit vergenoegen , wanneer ik op de gefchiedenis van onzen tyd nederzie. Had men meer in hunne voetftappen getreeden , men had niet behoeven te twisten over de gegrondheid of ongegegrondheid van veele verdenkingen en befchuldigingen. Daar de daaden fpreeken, zyn geene verantwoordingen noodig.  %yn te bekoomen. Te Amfterdam, by de meefte Boekverkoopers,voorts té Campen, by J. A. de Chalmot. Delft, J. de Groet. Deventer, Karfenberg. Dordrecht, Blusfé en Zoon. en P. v. Braam. ; ' "sHage, H. v, Drecht en C. Plaat. Groningen, L. Huyzing. Haarlem, C H. Bohn en Zoon. Hoorn, J Vermande. Leeuwaarden, G. Tresling en Cahals. Leyden, De Does, Heyligert en Herdingh, Middelburg, P. Gillisfen en Keel. Rotterdam, D. Vis. Schiedam, Poolman. Utrecbt, G. T. v. Paddenburg, Stubbe en Wild, eri verders alom.