MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van TooneeLstukken , 1841.  SIEGWART, TREURSPEL.   SIEGWART, TREURSPEL. Te AMSTERDAM', By de Weduwe J. DOLL. MDCCXCIV.   VOORBERICHT, Toen de geleerde ruller te UIm, in den \aars 1777, het genoegen hadt eene Voorreden te fchrjven voor den tweeden druk van zynen s iegwart,eene Kloostergefchiedeuis, eindigt hy die Voorreden met deeze woorden: Welk een dag zal het voor my weezen, edele ftervelingen! als ik met u zal zyn opgeftaan, en gy my te gemoete vliegt, en uw hart het myne is! Een Schryver die zodanig eene ft, Op de kennis der menfchelyke gelukzaligheid gegronden, weusch uitboezemt , verdient, en te meer wanneer zyn naam met roem bekend is, eene algemeene hoogachting, en de man die hem, op welk eene wyze ook, poogt ndievoU gen, moet met de grootfte oplettenheid over vt mans arbeid doordenken, ten einde hy, in het vernederen van den heere miller, zich zeiven niet vernedert. Ik las den Siegwart van den heere miller met goedkeuring en aandoening; myn ver/land overtuigde my dat ""er, voor het Nederduitsch Tooneel, party uit waare te trekken; doch het leeraarde my, by eene bedaarde overweeging , tevens , dat het veel 7r.oeite zoude kosten, om de Eenheid, die in een Tooneeljluk zoo koog nodig is, 'er in te brengen; Vér. mits do historie van Siegwart in eenen reeks van tyden is afgeloopen, en de Tooneelfchryver zie1'.., integendeel, by een geval, dat in vierentwintig vuren kan afloopen, behoort te bepaalen. * 3 Met  vi VOORBERICHT. Met overleg van kunstvrienden , en tevens met overleg van de Uitgeeffter van dit Treurfpel, befoot ik, myn hoofddoel alleen by den dood van Siegwart en Mariane tc bepaalen, en *er, zoo veel doenelyk , eenige perfoonen, als Hoofdbedryvers, by te verkiezen , die, hoe zeer ook in den tekst des Werks van den heere miller voorkoomende, echter by de Catajhophe van Siegwart en Mariane, naar den inhoud der gefchiedenis, of overleden of niet meer te» genwoordig waren, noch in het Klooster te Fullendoif, noch in de Abtdye te Bergkerk. En, dit vermenigvuldigen van Bedryvers voor myn Treurfpel waare te meer noodzakelyk , omdat men, volgens de regelen der gecstelyke ordens, omnoogelykt voornamelyk n& het doen eener Kloostergelofte , aan waerehLyke perfoonen eenigen toegang noch gemeenfchaplyke verkeering met de Kloosterlingen vergunt; derhalven moest ik voljlrekt eenige afwendingen 'er by denken, welken deeze onmoogelykheid uit den weg ruimden > en die, zonder de ordens der geestelykheid te overtreden, echter die geeste* lykheid verlof vergunden om met waereldlyke perfoéien ie kunnen fpreeken. — Vanhier het tooneel der Bedelaresfe met haare kinderen, en anderen. — Evenwel, beken ik dat deeze wending my veel moeite kostte, en ik gaarne wenfche, dat zy aan myn oog' merk mooge beantwoorden; te meer vermits ik, in deeze, geheel'van het plan des heer en millers heb motten vjwAni. f— Dit kénde ook, mynes bedutt... ' - ktu,  VOORBERICHT, vu kern, niet anders zyn, ten va are ik aan den tooiieclbcminnaar féchts eentonigheid', zonder afwis, feling — zonder vuur en ie even, had willen voordraagen ; en dan toch zoude ik nimmer noch het hart hebben kunnen treffen , noch den aandacht hebben kunnen bezig houden. Indien nu, nd deeze rondborstige bekentenis, immer dit myn Treur fpel het voorrecht heeft door lie. den van kunde, of wel door den heere miller zelf, beoordeeld te worden , verwacht ik van hunne befcheidenheid, dat hun oordeel zich aan deeze bekentenis zal gelieve te gcdraagen , en men in my wel denTooneelfchryver, maar geenzins den bediller van ten algemeen geacht werk zal verönderfcellen. — Myn ftuk is niets anders dan eene vrye navolgt der hoofdfchoonheden van Millers siegwart el dus een eigenlyk op zichzelf staande treurspel, waarin de waare verdienflen van den heere miller, overal waar zy 'er in zyn aangevoerd, worden behouden, zonder ergens bedild noch verwaarloosd te zyn ! Meer heb ik, voor den verflandigen leezer, niet ttamevoeren; ik poogde het hart te treffen, en elke gevoelige ziel met de woorden vandenheere miller *elfte kunnen toeroepen: Welk een dag zal het voor my weezen , edele Vervelingen ! ais ik met u zat zyn opgeftaa„, en gy 1Jly te geffloete «art het myne is.' de scüryver. VER-  VERTOONERS. xaveer siegwart, voorheen Minnaar van Mariane Fisfcher : doch nu behoorende tot de orde der Paters Angustynen in het Klooster te Fullendorf, onder den naam van Pater george. mariane fis scher , voorheên Minnaresfe van Siegwart: doch nu mede behoorende onder de geest elyke dochters, in het Augustiner Klooster te ■ Bergkerk. ■ th ere ze, zuster van Siegwart. fredrik kronhelm, echtgenoot van Thereze. De Geheimraad van teRöNHÊLM," Oom van Fredrik Kronhelm. Pater antony, Vriend van Siegwart. SOPHiA, eene geestelyke dochter te Bergkerk, weleer verliefd op Siegwart. rotiifelds, ecu jong Edelman, Schoondroeéer yan Kronhelm.. Piiicr c\.\'.yir.üi,vriendvr.nRollifchh cnKronhelm, pe aü dï: s s e, van het Klooster te Bergkerk. Eene Bcdelaresfe, met Iwavc twee Kinderen. Een Deurwachter van het Klooster te Fiillendorf. T.c» pediende van Kronhelm. S I B Ir-  SIEGWART, TREURSPEL. EERSTE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld^ eene Spreekkamer in het Klooster der Augustynen te Fullendorf; 'er heerscht' eene zeer dofe ftilte rondom. EERSTE TOONEEL. ' siegwart, in het gewaad van eenen Pater der Augustyner orde, treedt in eene peinzende houding op het Tooneeh Aandoenelyke ftilte voor een te gevoelig hart!... (nd- een oogenblik.) ö gy aan de onfterflykheid toegeheiligde wooning des vredes, waarom ontfangtgy , door onöphoudelyke wroegingen gefolterde boetelingen in uwen fchoot?... Qhy zueht.) Vervloogene jaaren van genootene gelukzaligheid, waar zyt gy heenen verzwonden?... waarom mogt ik niet reeds tot myne beftemming opklimmen, om in den fchoot der vernietiging eene ruste te vinden,die iknimmer, noch onder myneNatuurgenooten,noch in myne Celle, aantrof!...- Qmet nadruk.') Ongeziene befchikker van A ons  A SIEGWART, ons noodlot, zal dan Siegwart haast zyne Iaatfte traanen geweend hebben? — ach!., dat het toch fpoedig — dat het toch fpoedig zy!... (hy leunt in diepen druk weggezonken, met zyn hoofd tegen den wand.') Dan.... waar dooie ik?... De gifbeker is ïen boorde toe vol gefchonken, hy moet worden uitgezwolgen!... In myn lot zyn traanen te zwak, en elke zucht die ik, over aardfche genoegens, onder de menfchen terugzend , is een hoon tegen myne uitgefprookene geloften!...' (met yver.) Dat ik volharde! na eene moeïelyke overwinning volgt eene heerelyker zegenpraal : als de leeme hutte inftort, zal alles toch voor den deugdzaamen wél zyn, en eene drievouwige vergelding wacht den lydenden!... (nd een oogenblik.) De Engel die eenmaal aan myne zyde zweefde, is toch weggevaaren, zy voerde de roozen van myn pad met zich ten hemel, en het voegt my om de agtergelaatene doornen ook in eenen bloemtuil, die in hooger ftaat moet bloeien, te herfcheppen!... (hy zucht.") Hoe fomber is myne ziel!... ik heb, door eenen onbekenden kommer voortgezweept, den donder op myri leger hooren grommen — moogelyk een voorteken myner ontbinding. — Moogelyk eene waarfchuwing tot grooter onheilen; eene voorbereiding tot heil of eene vaderlyke wenk des eeuwigen?... Onzekerheid! — naare — ftikdonkere onzekerheid!... (hy leunt we. der gedachteloos'fegèn den wand.). ■ T IV E E -  TREURSPEL. $ TWEEDE T O O N E E L.. : ■ siegwart, Pater antony. P. antony, aan het einde van hetTooneel, .zonder van Siegwart gezien te worden , op hem flaarende. Ongelukkige Siegwart! Jongeling! te edel voor zoo vecle tegenfpoeden!... Uw toeftand weegt op myne ziel!... (tot hem tredende.') Hoe gaat het u, Pater ! gy fchynt niet opgeruimd ? — Ontboei u tóch, als een man, aan de waercld en verdiep uwen geest in geene onmoogelykheden! siegwart, met nadruk. ' Lieve vriend! ik zoek geen leven by den dooden; als de ftorm heeft uitgewoed, wordt de natuur kalmer; en zoo ook myn hart! P. antony. Maar moet men den wanhoop in zyne woede toegeeven? moet men de zon niet toelagchen, als zy, na" eene aardbeving, vreedzaam onzen aardbol befchynt ?... (hem de hand vattende.) Wees bedaard , lieve Siegwart! wees bedaard! siegwart, bitter glimplagchende, Bedaard? — Bedaard?... gy ziet reeds dat ik kan lagchen; dit is immers nu wél?... men wint reeds veel als men vermoogend is de zielenangften weg te fcliatercn! A 2 P. in.  4 SIEGWART, P. antony, met ernst. Zyt gy een meineedige?... Zwoèrt gy, op eenen onnagedachten voet, hulde aan den dienst des Autaars?... 2oo ja; dan zyt gy myne achting onwaardig! — vaar dan wél , rampzalige ! vaar dan wél, dan moet ik u aan de wroegingen van uw geweeten ten prooi laaten; op dat ik my in myne grysheid niet gemeen maak met uwen misdaad, en kooien vuurs op eene kruin flaapele, die, in weérwil van alle aardfche rampen , tot nog toe, vry van meineed en euveldaad was!... (hy wil vertrekken.^. siegwart, hem met drift tegenhoudende. Grysaart! verlaat geenen boeteling; onze Godsdienst predikt menfchenliefde, haar te verachten is een zieienmoord! «■ P. antony. ' Ik ben uw vriend , Siegwart ! doch, gy fchynt myne vriendfehap te wantrouwen; anders zoudt gy my reeds lange met de rampen, die nog dagelyks op uwen geest ftormen , hebben bekend gemaakt. — Open my uw hart, zeg my de reden uwer kwellingen; uw geheim zal met my in het graf nederdaaïen, en gy zult, immers zoo lang wy aan deeze zyde des doods by elkander vertoeven, in my-eenen vriend vinden die pooging zal doen om u uw lyden draaglyk te maaken? sieg-  TREURSPEL. 5 siegwart, nd een oogenblik peinzende. Myne zwakheid zoude veelligt befpotlyk in het oog van eene zoo achtingwaardige grysheid zyn; en •dit is de eenige reden die my belet, om myne droefheid in den boezem der vriendfchap uitteftorten! P. antony. Een menfchenvriend befpot nimmer de zwakheden zyner natuurgenooten. siegwart. Welaan ik zal u dan in weinig woorden myn noodlot verhaalen.... Qid een oogenblik.') Weet dan, dat het meer wanhoop dan overtuiging was, die my in de armen van het Kloosterleven wierp. — By toeval zag ik de dochter van den Hofraad Fisfcher, en juist in een tydflip wanneer ons hart, als het geheel nieuw voor de liefde is, zoo geredelyk voor eiken indruk vatbaar is: ik zag Mariane en wy beminden elkandert teder, zedert het eerde oogenblik dat wy elkander zagen; de dierbare zonk geheel-vertrouwelyk, vol reine onfchuld, aan mynen boezem neder, en gewis zoude ons leven, gelyk eene dille zee, ih de eeuwigheid zyn overgerolt; doch, haar ontmenschte vader, aangedookt door haaren nog onmcnfchelyker oudden broeder en fchoonzustejr, rukte ons medoogenloos van elkander, onder voonvendzel dat myne burgerlyke geboorte dit huwelyk in den weg ftondt : men wilde myne geliefde dwingen een edelman te huwen, waarvan haar A 3 hart -  45 SIEGWART, hart een afgryzen hadt, en toen zy weigerig bleef hier aan te voldoen, voerde men haar, in weêrwil van zich zelf, naar een Klooster, zonder dat iemand , een geruimen tyd , eenig naricht van haar konde bekomen. P. antony, met gevoel. Welk eene onmenfchelykheid I... Zoodanige offers eischt de hemel niet!... en, verder? siegwart. De verfchrikkelyke tyding van deezen maagdenroof ontfing ik m eenen brief van haar, Welke my ^door haaren jongften broeder, aan wien zy hem vóór haar vertrek hadt weeten te bezorgen, werdt toegezonden; doch, daar de geliefde niet wist werwaards de wreedheid haar zoude vervoeren, konde zy my haar vcrblyf noch den naam van het Klooster opgeeven. — Nimmer verpletterde de donder met meerer verfchrikking eenen ryziger dan deeze brief my decdt' — Myne zucht was, gy weet dit, altyd zedert myne jeugd voor het Kloosterleven geweest, en zonder Mariane zoude ik moogelyk reeds lange dien (laat omhelsd hebben, doch, in dat oogenblik week myn hart beevende daarvan weg. Ik ylde wanhoopend naar myne zuster Thereze en mynen lieven broeder Kronhelm; hunnen byftand en hunne liefde, om myne geroofde Minnaresfe optefpeuren inroepende: zy troostten my zoo veel zy konden; doch troost was te zwak voor myn afgeilormd hrrt. Ik  fREURSPEL; ? •Ik doorzogt, maanden lang, alle de omliggende Kloosters: met de hoogde zorgvuldigheid richtte ik myne nafpeuringen in: ik fleet eenige dagen by een Heremiet, in wien ik eenen ouden vriend herkende; onze overéénkomst van noodlot goot troost in myne ziel; doch, het groote. overwicht myner tederheid, het denken aan de rampen die Mariane in een Klooster zoude lyden, rukte my weder van den kluifenaar af, en deeden my tot mynen broeder Kronhelm terug ylen, met voorneemen om my voor eene zoo booze waereld te begraven, en my in den fchoot der kerke te werpen. P. antony. En gy volbragt uw voorneemen ?... Waarlyk de Godsdienst is de waarc troost voor ongclukkigen! — Uwe Mariane zal dit hebben ondervonden. siegwart. Verre — verre van daar, eerwaarde vader! een gedwongen dichtoffer blyft altyd een onwillig llachtoffer;. de aan den Godsdienst tpegewyde oorden zyn niet altyd de verblyfplaatzen van onfchuld en deugd. — Heb de goedheid my verder te hooren! P. antony. Ach! dat deeze uwe aanmerking ongegrond waare!... vervolg, myn lieve Siegw.u't! uwe ongelukken treffen my. A 4 jiec-  3 SIEGWART, siegwart. Op het punt zynde om het geestelyk gewaad aan te neemen, bericht my een vriend van mynen broeder Kronhelm dat hy gelooft eenig naricht van Mariane te kunnen geeven ; dit verleevendigde myne eerde tederheid, en deedt my het denkbeeld, om in het Klooster te gaan, verlaaten. P. antony, met nadruk. Waarlyk! — waarlyk noodlottig! siegwart. Deeze vriend myns broeders , genaamd Rothfeld was bekend aan eenen Pater Clemens die veeltyds den toegang hadt tot het Klooster vanMarienfeld.— Op zekeren avond dat zy onderling vrolyk waaren, viel hun gefprek op de Nonnen die in dat Klooster waaren, en de Pater befchreef hem, onder anderen, voornamelyk de treurigheid — de fchoonheid en het karakter van eene derzelven, welke de vriend myns broeders , die met het geval myner liefde bekend was, daadelyk voor Mariane herkende; hy gaf'er ons in haast bericht van, en wy haalden den Pater over, om ons in het geval, dat onze vermoedens gegrond waaren, van dienst te zyn. P. antony. Een onwaardige broeder was die Pater! siegwart. Ik beoordeel zyn karakter niet; ik beüordecl enkel den dienst, dien hy my toen deedt. — Kortom; eer-  TREURSPEL. 9 eerwaarde vader! de. bedoelde Nonne was waarlyk myne verloorene Mariane Ach!... ik moet fchie- lyk over dit oogenblik van myn noodlottig leven heenen loopen ; de herinnering daarvan zoude my onbekwaam maaken om te vervolgen.... Sidderend van vreugde bad ik Pater Clemensom my den toegang tot het Klooster te Marienfeld te bezorgen; hy voldeedt aan myne bede, en het was in het gewaad van eenen tuinman dat ik in dienst der Abdesfe daarvan tradt Eenmaal hadt ik den zegen om myne Mariane, van verre,onder de Nonnen, terwyl zy in den tuin wandelden, te zien; ha'ar gezicht deedt my beven, en myne aandoeningen hadden fchier myn geheim, voor het oog der fcherpziende Abdesfe, verraden,- doch, ik herftelde my, en befloot, van dit oogenblik af aan, deeze lydende Engel aan haare beulen, het kostte wat het wilde, te ontvoeren. P. ANTONY. Aan hoe veele misdaaden leent zich het onbezonnen hart eener te vuurige jeugd!... Zy ontheiligt de gewydfte oorden, en brengt het oproer over het verblyf des vredes! SIEGWART. Geheel vol met myn onderwerp poogde ik my by eene der geestelyke dochters, genaamd Brigitte , intedringën; ik hadt, 'uit eenige gefprekken die ik met haar in den hof gehouden hadt, opgemerkt dat zy zich in het KloDstcr verveelde, en het was deeze A 5 die  io SIEGWART, die my een mondgefprek met Mariane, des nachts, in den tuin des Kloosters bezorgde. P. ANTONY. Wederom eene meineedige!... ó Siegwart! Siegwart ! de boete van een geheel leeven fchiet by zodaanig eene euveldaad te kort! SIEGWART. Laaten wy debeflisfing daarvan aan onzydiger uitfpraak , dan de onze kan zyn , overlaaten! — 't was nacht, myn hart vloog reeds myne Mariane te gemoete; geen huilende winden, geene felle blikfemlichten deeden mynen moed wankelen ; ik toefde de geliefde myner ziel met al het verlangen va^i een biddend Minnaar; alles was door my tot onze vlucht in gereedheid gebragt; het rytuig , dat ons moest wegvoeren, hoorde, ik reeds onder de muuren van den Kloostertuin fülhouden , myne vrienden waaren daar; ik had de ladder, die onze vlucht over den hoogen muur moest begunstigen , opgericht. De - Kloosterdeur gaat eindelyk zachtkens open; eene. Nonne kwam 'er uit, ik trad toe en hield haar voor myne Mariane; Hemel! welk een oogenblik! zy was het niet, het was Brigitte; ach, zeide zy, Mariane ligt te zieltoogen; maakt dat gy voortkomt! haar volgden drie of vier Nonnen met brandende toortfen in de hand; Brigitte verwyderde zich me t een gil van my; ik vloog naar de ladder, en wierp, den muur overgeklommen zynde, haar  TREURSPEL. +ï haar met den voet om; terwyl twee bedienden my, in de koets droegen, riep ik: voort 1 voort! zy is dood'. Komt 'er dan niets meer? vroeg een man die te paard naast de koets reedt; Neen! neen! gilde ik, en de fnel voortrollende raders bragten my bezwymd te Stcinfelt op hét landhuis van Kronhelm, alwaar ik in eenen ftaat van zinneloosheid verviel, die ik u niet kan omfchryven, en zedert heb ik under vernomen , dat zy waarlyk geftorven is ; ik beween haaren dood en haarc rampen, en het is boven myn vermoogen om haare beeldtenis uit myn hart te wisfchen. P. ANTONY. Hadt dan zuster Brigitte u verraden? — Wie toch konde anders het geheim van uw voorneemen ontdekken? — Ik begryp dit niet: ik beklaag u; doch ik zie in uwe lotgevallen eene zoo byzondere fchikking des hemels, dat ik over zyne wysheid verdomme. — Gy beiden waart moogelyk een beter lot waardig; doch, myn lieve Siegwart! het voegt het menschdom niet met zynen maaker in twistgeding te treden. SIEGWART. Ach ! myn lieve Pater ! had ik hnar Hechts ja myne armen den geest zien geeven, dan toch zoude ik moogelyk rust voor mynen afgeftormden geest, in myne eenzar.me Celle vinden, en, om myne ontbinding aan de voeten des Autaars fmeekende, myn fierfr  SIEGWART, flerfuür met gelaatenheid kunnen afwachten ; dan nu, nu zy zonder myne laaide omhelzingen tl ontfangen is weggevaaren, nn is my alle rust alle gelaatenheid ontzegd!... Helaas! een brief dien ik haar door Brigitta deedt ter hand dellen , en waarin ik de geliefde van het oogenblik onzer voorgenomen 'vlucht verwittigde, deeze noodlottige brief moet haar, zoo my bericht is, ontvallen zyn, en ons geheim hebben verraden. P. antony. ' ó, Myn vriend! ik herhaal het; leer, gelyk een man, in uw lot doordenken , en daar gy u nu aan den dienst der Kerke hebt toegevvyd , poog aan uwe hooge bedemming en uwe verhevene verplichting te beantwoorden; ruk uwe ziel los ven eene waereld die u nimmer eenige bedendige genoegens fchonk' en leef zodanig dat de hemel zich uwer ontferme! siegwart, met ontroering. Poogen?... Ja; ik zal alles poogen.... (pp zyn hart wyzende.) maar hier — hier woedt de ftorm, wiens einde enkel by het wegvlieden van mynen' jongden zucht zal aanbreeken ! — Ik gevoel mynen plicht; ik zie myne misdaad in ; doch — ik blyf mensch! DER-  TREURSPEL. m DERDE T O O N E E L. siegwart, P. antony, een Deurwachter van het Klooster. de deurwachter, tegen Siegwart. Eerwaarde Pater! uw broeder Kronhelm vraagt verlof om u , voor eenige oogenblikken, te moogen onderhouden. siegwart» Die lieve vriend! die brave broeder! dat hy koome; waar is hy? de deurwachter. Óp het voorplein van het Klooster. siegwart. Is hy alléén? de deurwachter. Ja' siegwart. Geleid hem hier; myn hart fnakt om iet van hem én myne lieve zuster Therèfe te verneemeu! FIER DE TO O NE E L. siegwart, P. antony. P. antony. Ik begryp myn waarde Pater! dat daar uw hart zich to weêrvvil uwer gelofte, uog niet geheel van dé wae-  m SIEGWART, waereld heeft kunnen Iosinaaken, gy verlangt om met uwe naastbeftaanden te fpreeken ; doch, daar zodanige gefprekken u weder tot voorgaande gebeurtenisfen terug leiden, moest gy 'er, ten nutte uwer eigene rust, zoo weinig moogelyk gebruik va» maakcn. siegwart. Ach, heb deernis met myne zwakheid; ik bemin myncn Kronhelm te zeer , ik moet myn hart een oogenblik voldoening verfchalfcn. P. antony. Ik zal u alléén laaten , als gy hem gefprooken hebt, koom my dan in myne Celle vinden. — Verlaat u altyd 'op myne vriendfehap , gy kunt uwe droefheid veilig in mynen boezem uitftortcn. — Vaarwel , Siegwart! tot wederziens! siegwart, met aandoening. Uwe vriendfehap, eerwaardig grysaart! fchept' licht over myne duisternis.... ó, ik ben uw medelyden niet onwaardig! (hy reikt Item de hand.) Ik zal in uwe Celle koomen, brave vriend der lydenden! VY F D È T O O N E E L. siegwart, P. Antony naöogende. Zegen — zegen v"ergezelle u,edele! uw einde zy zaligheid! zoodanige'menfehen, als deeze Pater is, treft men weinig aan in oorden waar de dweepzucht al-  TREURSPEL. 15. «11e menfchenliefde heeft weggebannen; het is voor een hart gelyk het myné een onwaardeerbre fchat!... Nu hy myn geheim kent, gevoel ik my opgeruimder; dat hy nu ook balzem in myne wonde giete! ZESDE T O O N E E L. siegwart, kronhelm. kronhelm, Siegwart omhelzende. Myn Siegwart!... myn broeder! siegwart, hem weder omhelzende. Myn Kronhelm!... Myn waarde! Hoe gaat het met myne zuster en met uwe zuigeling?... Gy denkt dan nog aan uwen ongelukkigen Siegwart? kronhelm.' Zouden wy u vergeeten? U?... Therèfe is aan myne tederheid, door de gunst des hemels, wedcrgefchonken; zyis, met haaren lieveling, uit de armen des doods gered; zy verzogt my u van haare zusterlyke liefde te verzekeren! siegwart, met gevoel. Ach ! hoe dikwerf heb ik , in myne eenzaame Celle, myne broederlyke bede , tot haar behoud,. ten hemel opgezonden! Ik verbeelde my uwen zielenangst over haar lyden, en daar uwer beider huwelykstrbuwe my niet onbekend wasx gevoelde ik, fchoon  i6 SIEGWART, fchoon nimmer cenige betrekking van echtgenoot en. vader my bekend was, al het grievende dat'er in uw hart, by zulk een kraambedde, als dat myner zuster was, moest omgaan. kronhelm. ö, Myn broeder! die oogenblikken haarcr verloslïng waaren bitter; myn zweet werdt bloed, by het zien haarer folteringen; dan, dank zy gpde! zy is my wedergegeeven, en wy beminnen elkander meé£ dan ooit. siegwart, diep zuchtende, ter zy.de. Gelukkige echtelingen! kronhelm, Maar , hoe gaat het u , myn lieve broeder?... Kalmer dan voorheen, hoop ik? siegwart, gedwongen glimplagchendet, Ja; Kalmer!... even gelyk eene vlamine die van onder de asfche rookt — gelyk den fchipbreukeling die, op de baaren dobberende, tegen den dood worstelt!... Kalmer? — ja ; kalmer ben ik; want alles zal, wensch ik, met my fpoedig wélzyn!.:. (Jty weent flille traanen?). kronhelm, hem fterk aanziende. Bemint gy uwe zuster en my? siegwart. Twyflclt gy daaraan?... Waarom? kromhelm. Dan bezweer ik u, in naam dier liefde, om uwe wan-  TREURSPEL. 17 wanhooperide droefheid te maatigen , zy verpest ook ons leeven; wy beminnen u te veel, om volkoomen gelukkig te zyn, zoo lang wy weeten dat gy lydt! SIEGWART. Welk eene goedheid!... welke Engelen zyt gy beiden!.. hoe gelukkig zouden wy allen hebben kunnen zyn!... Doch, ik bezweer u, op myne beurt, dat'gy u myner minder aantrekt; na Mariane vanmyne zydeis weggerukt,levert de waereld geenegenoegens meer voor my op; met die zaalige zonk al myn heil in het graf neder: my voegen de traanen: ubeiden voegt het juichen. Als ik zal hebben uitgeweend en tot myne zalige opklimmen, om haar uw geluk en uwe tederheid te boodfchappen... (met vuur} Kronhelm! lieve Kronhelm! ö als die ftond daar is, richt dan eenen feestdag aan — zing dan met myne zuster het zegenlied myner overwinning, en als gy de maan aan het uitfpanfel ziet tintelen, denk dan : zy ovcrfchaduwt de rustplaats van onzen ongelukkiger! broeder, éia weent eene traan van liefde over myne nagedachtenis!... (Men ziet, by hetfpreekendezer woorden ,zyn geheel ligchaeim beeven; Kronhelm onder/leunt hem ; hy zinkt niet zyn hoofd op zyne borst neder.) ft SRON"  »* SIEGWART, kronhelm, geheel ontroert. Ach , Siegwart ! Siegwart! gy breekt my het hart!... Hemel! welk een ellendeling!... siegwart, bykans onverftaanbaar. Zeg cerer, welk een Martelaar! kronhelm. Ik wilde u gaarne nog eenige oogenblikken onder* houden; Iaat ons in uwe Celle gaan? siegwart. In myn Graf , meent gij? Q!a een oogenblik.') Ja; in het verblyf myner traanen zullen wy nog een oogenblik van broederlyke tevredenheid doorbrengen... Laat ons gaan; de doffe echo's zullen u myne klachten terugkaatzen ; zy zyn de eenige getuigen van mynen zielenjammer, en de naam van Mariane is hen niet meer onbekend ! — QOp den arm van Kronhelm leimende treedt hy weg.) Einde van het Eerft'e Bcdryf. TWEE-  TREURSPEL, i& TWEEDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld eene Celle, in het Nonnenklooster te Bergkerk. — By de opening des Gordyns ziet men Mariane, bleek en afgemat, voor eene tafel zitten, waarop eene fombre nachtlamp hrand. — Voor haar op de tafel jlaat een crusifix, en op dezelve is een doodshoofd geplaatst. — Een bock legt vooihaar , en zy houdt een zakdoek in dehand. — Haare kleding is die eener geeftelyke. EERSTE TOONEEL. MARIANE, altyd met eene zwakke, doch zomtyds levendige flemmei Hangel des vredes! zal ook de zorme fpoedig over my opgaan?... Ongelukkige boetelinge ! wat was myne misdaad? hoe veel, in jammeren weggeween. de levensuuren heb ik alhier doorgezucht!... (opSlaande.) Ach ! dat ik hem — hem den eenige, voor wien ik dit alles lyde, kondevergecten; doch, zyn beeldtenis zweeft nog aan den rand des grafs , levendiger dan ooit, voor myne brcekende oogen!.. Siegwart! Siegwart! waar zwerft uw geest om?., denkt gy nog aan uwe Mariane, gevoelig'jongeling!., B 2 Ge-  iO SIEGWART, Gewis; indien gy nog onder de menfchen ommedoolt, zyt gy even rampfpoedig als ik; ik ken uw hart hoeveel zult gy, om mynentwil, lyden.... Helaas! dat gy waart wegge vaaren; hoe veel gelukkiger zoude uwe Hand zyn!... Medoogelooze wreedaarts! Ouders die hem en my zoo diep rampzalig maakten, hoe zwaar zal ten geenen dage uwe verantwoording zyn!... (rondziende.) ó Gy eenzaame getuige myner ftiile zuchten — gy wooning der dweepzucht en der wroegingen, hoe veele zonden bedreef myn oproerig hart in uwen omtrek!... (op de tafel ftaarende.) Gy vleeschloos overfchot van een myner Natuurgenooten ! ó Doodshoofd! evenbeeld van het toekoomende! hoe dikwerf rolde een verlangende traan uit myne oogen op u neder, wanneer gy my aan de fterflykheid deedt denken en dit kwynend Nachtlampjen een treurige fchaduwe over u heenen verfpreidde!... Dan toch werkte de verlaatene Natuur op myne ziel, en een zacht voorgevoelen ftheen my te overtuigen dat, wanneer ik aan u gelyk was, alles met my zoude wél zyn!... (nd een oogenblik.) Ach! beminde myner ziel! gy zyt heilig en ik wil heilig worden; op dat ik uwe bruid mooge worden , als de dag der verlosfing komt!... (in eene hoopende houding haare oogen ten hemel heffende.) Siegwart! zoo gy onder de reien der Cherubs ommezweeft; bid dan voor de verlosfing uwerlydeudegetrouwe,gelyk zy,in haare Cel-  TREUTSPEL. at Celle voor uw geluk gebeden heeft!... (Zy blyft 'nog een oogenblik in die eigen veelbeduidende houding fpraakeloos ftaan : loost eenen diepen zucht: doet haare oogen rond waaren, en zet zich met het hoofd tp haare hand leunende weder aan de tafel neder. TWEEDE T O O N E E L. mariane, de abdesse, in haarpleclitgC' waad. de abdesse, Mariane zachtkens naderende. Gy fchynt gevoel van uwe ellenden te hebben, zuster? ween en hoop! mariane. Ik ween en hoop, Abdesfe! de abdesse. Gy zyt treurig? mariane. Ik ben treurig! de abdesse. Over uwe misflaagen? mariane. Over myne misdaagen! de abdesse, Vertrouwt gy? mariane. Ik vertrouw! B 3 de  SÉ SIEGWART, DE ABDESSE. Ach ! hoe genoegvol is het lot eener bruid der Kerke! los van de waereld, is het leven der Outerlingen reeds een aanvang van zaligheid! MARIANE. Ja ; — zaligheid is meer dan aardiche genoegens! DE ABDESSE. Smaakte gy immer, vóór het doen uwer heilige geloften, den zielenvrede die thans uw deel is? MARIANE. Zielenvrede is een der dierbaarfte fchatten van het menschdom; doch ik geniet ze niet. DE ABDESSE. Gy geniet zeniet?... hoe?... zuster I MARIANE. Ik ben immers nog lydende, Abdesfe! 'er is nog eene groote gaaping tusfehen het 231» en het willen... (nd een oogenblik.') Ik gevoel my zeer — zeer krank; ik heb opbeuring en troost nodig; zoudt gy willen vergunnen dat eene der geestelyke zusters, my een poos in myne Celle kwam gezelfchap houden? DE ABDESSE. Als 'er de dienst der Kerke niet door lydt; dan ja; wie begeert gy? MARIANE. Ik heb gecne keuze in de perfoon ;- myne meeste Kloos-  TREURSPEL. 23 Kloosterzusteren zyn my onbekend; doch, ik bid u my een meisje , dat een gevoelig hart heeft, tot gezelfchap toetevoegen; gy kent ze beter dan ik. de abdesse. Ik vertrouw dat alle myne Kloosterlingen gevoelig voor het goede zyn ,' en een deugdzaam hart bezitten. mariane. Ik vertrouw dit met u; doch, daar myne geestneiging naar het fombere overhelt, en myne zwakke wankelende gezondheid dezelve vermeerdert, zoude ik gaarne in myne gezellinne eene gelyke neiging aantreffen. — Gy zult my, hoop ik, toeftaan, dat men deugdzaam en gevoelig doch tevens vrolyk van geest kan zyn;en dit zoude my,in myne byzondere overweegingen , aan den rand des grafs hinderlyk zyn; daarom, Abdesfe! vraag ik u om eene zuster die een gevoelig hart heeft, by my te zenden. de abdesse, met navorfmg. Hoe gaat het met den Haat uwer ziele?... Zyt gy los van de waereld? mariane, levendig. Ik ken myn plicht — ik eer den hemel — ik ben los van de waereld; zie daar in één woord de oprechte belydenis van myn hart; eene belydenis wnarop ik den dood gerust durf inwachten. B 4 be  24 SIEGWART, DE ABDESSE. Ik twyffel 'er niet aan!... Kent gy onze lieve Zuster Sophia? MARIANE. Ik zag haar, zoo my voorftaat, eenmaal eenige oogenblikken in den tuin van het Klooster. DE ABDESSE. Zy is een goed meisje — 't is waar, zy is nog eene jonge boetelinge , en fchynt nog niet geheel overtuigd van haar geluk ; doch , dit zal, wensen ik, wél koomen; haar zal ik by u zenden; zy is, geloof ik, deezen dag, vry van Kloosterdienst. MARIANE. Gy zult daar door eene daad van menschlievendheid verrichten; myn hart zal 'er u in de eeuwigheids nog dankbaar voor zyn! DE ABDESSE. Ik zal haar daadelyk by u zenden , en, intnsfchen, myne gebeden tot uwen welftand den heiligen aanbeveelen. MARIANE. De hemel vergelde het u, lieve Abdesfe! DE A BD ÉS SE. Ik zal morgen eens weder by u koomen — hoop en geloof, zuster! een jeugdig offer is een dubbel offer, en brengt een dubbelen zegen over den ftaat der Kerke ! DER-  TREURSPEL. 25 DERDE T O O N E E L. mariane, langzaam opflaande. fjoe klopt my 't hart! deeze dweepzieke eenvoudige doch goede Kloostervoogdesfe hadt my fchier door haare vraagen en voordellen in de grootfte verlegenheid gebragt!... Ik ben moede en afgetreurt.... Ach! dat ik, in mynen rampfpoed dan nergens een hart aantref dat het myne kan verftaan.... (in eene aandoenelyke ftilte zich zelf befchouwende.) ó Ongelukkige! diep vernederde ongelukkige!... (nd een oogenblik.') Ik gevoel den dood door myne leden trillen; hy kruipt langzaam door myn gebeente en doet het bloed in myne aderen dollen; (levendiger.') hy zal ,my een zeer welkoomen vriend zyn!... hier toch is alles voor my afgedaan; myn rol is hier uitgefpeelt en myn taak afgeweeven; dat hy koome — dat hy koome, de vriend der lydenden! VIERDE T O 0 N E E L. mariane, sophia, in eene peinzende hou* ding opkoomende. sophia. D e Abdesfe zondt my tot u; ik zoude my gelukkig achten als ik iet ter uwer opbeuring konde toebrengen ! B 5 MA-  e6 SIEGWART, mariane. Gy zyt my recht welkom; ik ben doodelyk zwak; ik' gevoel myn einde met fnelle fchreden naderen , en verlang om, vóór myn fterven , nog een mehfchelyk weezen aantetrefFën, dat gevoelig voor myne ongelukken is. sophia. Helaas, zuster! ik ben zelf ongelukkig! mariane. Dan zullen wy elkander, voor de weinige oogenblikken, die ik nog hier zal toeven, te beter verftaan; de. harten van twee ongelukkigen vereenigen zich fpoedig.... Ik ben vermoeid; willen wy gaan zitten. sophia, terwyl zy zich by Mariane nederzet.. Indien de onflerflykheid aan de vervolgde onfchuld niet meerer genoegens dan de waereld opia» verde, zouden wy, waarlyk,het lot der redenlooze fchepzelen moogen benyden! mariane. Zoude een gevoelig hart ons gelukkig of ongelukkig maaken? sophia. Zonder, in het algemeen, die vraag tebeflisfen; durf ik u verzekeren, dat ik, in weêrwil myner rampen , niet zoude wenfchen een gevoelloos hart te feezitten! ma-  TREURSPEL 2? mariane, vol aandoening. Zink dan aan Wynen boezem , lieve Sophia! en fchenk my uwe vriendfehap; aan den rand des graf* veinst men niet; gy ziet myn toeftand , en geloof des dat dit aanbod een oprecht gefchenk van myn hart is! sophia, met tederheid. Edele lydende! zodanig eene taal verzacht myn zielenlyden; op zulk eene wyze fprak,- zints twee jaaren, die ik in dit oord der traanen doorweende, geen menfchelyk weezen totmy.... (diep zuchtende.) Ach ! konden wy te zaamen fterven , en uit eene waereld wegzweeven, waarin wy beiden geloof ik, niet anders dan doornen op ons pad hebben gevonden! m aria he. «Ja; Sophia! ik vondt doornen daar waar ik broe. -men moest hebben gevonden: ik outfing doodswonden van den arm die my eenmaal deeze treurige aauweezigheid fchonk; erken in my een flachtoffer van vaderlyke wreedheid en tevens eene martelaresfe des gevoels en der liefde. sophia. Der liefde?... ö moet dan een drift zoo edel, een drift die ons, op aarde, zoo geheel naby de volmaaktheid brengt, den mensch veeltyds zóó diep rampzalig maaken?... Welk eene onbegrypelyke tegenftrydigheid, en welk eene geduchte waarheid t» dit  s8 SIEGWART, dit tévens!... erken ook in my het flachtofFer eenef onvoldaane liefde en dat van eenen onbezonnen wanhoop. mariane, met nadruk en deernis. Zoo dan (laat ons lyden , moogelyk, in éénen rang; zoo dan zyn wy twee voorwerpen die even veel medelyden waardig zyn!... Het vertrouwen verligt het hart; Hort uw lot in mynen boezem uit; het geheim daarvan blyft my heilig; doe dit, zoo gy meent dat het u kan verligten; het myne zal ik u, als ik een oogenblik van helderheid in mynen geest ontdek, mededeelen; nu ben ik 'er te zwak toe; doch, daar myne vraag niet uit nieuwsgierigheid voort- ' fpruit, moet gy my niet antwoorden, als het verhaal uwer rampen u droevig zoude maaken. s opiii a. Myne ziel zocht een geruimen tyd naar eene vertrouwde; myne lieve zuster! zy reikhalst om lugt aan haare folteringen te geeven. — Ik zal u alles zeggen , en ik ben verzekerd dat myne rampen u zullen treffen. Mariana, vertrouwelijk. Ik zal ze poogen te verligten, dierbare vriendin! sophia. Hoor dan dezelven en — ween met my! — Myn naam is Sophia Grunbach; myn broeder ftudeerde in de Godgeleerdheid, en het.was op zyne kamer dat ik het eerst den man zag die my, in weerwil van zich  TREURSPEL. 29 zich zei ven, voor myn geheel leven heeft ongelukkig gemaakt. — Myn geliefde voegde zoo veel braafheid als mannelyk fchoon te zaamen , en hy was, immers voor my, te bekoorelyk om ongevoelig voor zyne deugden te blyven; echter fmoorde ik een geruimen tyd mynen verborgen hartstocht in myuejj boezem, en poogde denzelven te overwinnen. MARIANE. Helaas! de liefde laat zich, in een nieuw hart, niet gereedelyk ten onder brengen! S OPHI A. Ach !ik zoude moogelyk myn ongelukkige neiging hebben ten ondergebragt, indien ik den dierbaaren minder hadt gezien; doch, daar hy dagelyks by mynen broeder op de kamer kwam om te zaamen zich in de muzyk te oetfenen, wierdt ik fchier onwillig naar hem als toegedreeven, en dan bleef myn oog onbeweegelyk aan den lieven jongeling hangen, en myne ziel leed onuitfpreekelyk veel, MARIANE. Waarom verzachtte hy uw lyden niet? SOPHIA. Dit was boven zyn vermoogen ; zyn hart was niet meer vry; hy konde my niet weder beminnen. MARIANE, Hoe weet gy dit?... heeft hy het u zelf ontdekt? dit zoude zeer edel in hem geweest zyn.  3° SIEGWART, SOPHIA. Op zekeren avond met hem in den tuin, die achter onze wooning gelegen was, wandelende, viel ens gefprek ongemerkt over de gelukzaligheid die den deugdzaamen na dit leeven zoude genieten; wy fpraaken over onze ontflaapene ouders, vrienden en bloedverwanten; dit gefprek wierdt voor ons hart van veel aanbelang; wy weenden te zaamen ffille traanen, en zette ons ouder de boomcn in de fchaduwe der maan neder. M(RI! NE. Ach! loop vluchtig over zodanige tedere oogenblikken heenen, zy verlevendigen in my het aandenken van eene genootene gelukzaligheid; en het is my, in mynen toeftand, nuttig daar niet aan te denken. SOPtlIAi Zulk een aandenken evenwel is genoegvol voor eene verlaatene ongelukkige ; het veifpreid door i onze ziel eene fombere droefheidvoedende melan\ cholie, die ons, dunkt my, onze rampen minder doet ontdekken! MARIANE. Uw Minnaar, evenwel, moet weinig gevoelig zyn geweest; vermits hy ongevoelig voor uwe tederheid,zoo het my toefchynt, bleef; gy zegt eene verlaatene ongelukkige te zyn.; en dit toch is eene der grievendlte ween in de menfchelyke natuur! so-  TREURSPEL, 31 sophia, met vuur. Ó, Vriendin! misken den Engel niet die ik aanbadt! zyn gedrag was edel gelyk zyne ziel edel was; hy heeft my niet verlaaten, doch, ik noem my zelf eene verlaatene ongelukkige omdat ik , in hem , eenen man beminde, wiens hart, gelyk ik heb opgemerkt, reeds was weggefchonken. mariane, zuchtende. Helaas! ongelukkige!... driewerf betreurenswaardige Sophia! sophia» Ik zonk, vertederd door liefde en deugd, ongewaapend aan het hart dezes edelen neder; myne oogen moeten hem myn geheim verraaden hebben; onwillig keerde hy zich van my af, ftaamelende: Ik ben niet meer vry Sophia!... Ach! Mariane! zóó ratelt de donder, als hy eenen reiziger treft; b-jfchaamt, verlegen, ontwikkelde ik my aan zyne armen, en dóórzag, met éénen wenk, de peillooze diepte des afgronds die vreeslyk voor myne treden gaapte. mariane, driftig. En, Hy?.,, deedt hy u zyne meerderheid gevoelen? s ophia. Ik zeide u immers: misken den Engel niet die ik aanbadt!... Ach! wel verre van my zyne meerderheid te doen gevoelen, goGt hy den troost eens heiligen in de wonde van myn bloedend hart;hy weende broe-  32 SIEGWART, broederlyke traanen aan myne zyde, en fchiep, zo» veel hy konde, licht over mynen afgrond. K mariane, met gevoel. ó, Liefde!... ó Tederheid! ó Natuur! sophia. Hy was het die my het eerst over het Kloosterleven fprak ; ik heb dien wenk , gelyk eene Godfpraak, geëerbiedigd; en, fchoon ik, om zynent wille , veel moet lyden , is dit lyden my echter ftreelend.... (nd eert oogenblik, zeer bewoogen.) Helaas! fpoedig immers zal alles metu en my, aan deeze zyde des doods, vereffend zyn; en dan toch zal die dierbaare my voor myne liefde dankbaar weezen! mariane. Ach! indien hem alle de verfchrikkingen van het Kloosterleven bekend waaren geweest, gewis zoude hy uw hart niet op eene zoo zwaare beproeving gefield hebben! sophia. Hy kende die verfchrikkingen; doch, hy kende ook tevens den norm die in myn hart woedde!... In zyne jeugd was hy, eenigcn tyd, in een Klooster geweest, en zoo de liefde hem haare macht niet te vroeg hadt doen gevoelen, zoude hy zyn leeven , waarfchynelyk, aan den dienst der Kerke, uit overtuiging, hebben toegewyd! ma-  T R E U R S P E L. 32; mariane, met ontroering, ter zyde. Hemel! welk een denkbeeld vliegt my, op eenmaal , door het hoofd!... (tegen Sophia?) hoe was de naam van uwen zielvriend?... sophia,. verlegen. Zyn naam?1... Welk een belang kunt gy daarin (lellen?... De echo's in myne celle heb ik dien geleerd natebaauwen, en — dat is voldoende. mariane, met aandrang. Leer hem ook aan my, ó myne Sophia! SOPHIA. Zyn naam is... Xaveer Siegwart... mariane. geeft een luiden gil, en valt plotsling op den grond neder. Siegwart!... Siegwart!... Welk een naam noemde zy?.... Siegwart! myn bruidegom!.... myn verloofde! sophia, deinst eenige fchreden van de bezweeken Mariane terug; haar gelaat wordt bleek; zy ziet verwilderd naar ■ den Hemel, en ftort in onmacht by haare vriendin neder. Siegwart!.... haar' bruidegom!.... haar verloofde!... Ook dit nog , Almachtige!... ö, dat ik flerve! (Zoodra a Sophia deeze woorden heeft ge^ fprooken, en bezwymt naast Mariane is nedergefiort, valt terftond het gordyn.). Einde van het Tweede Bedryf. C DER-  54 SIEGWART, DERDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. Het Tooneel verbeeld eene kamer in het huis van Fredrik Kronhelm. * THEREZE. DE GEHEIMRAAD TAM KRONHELM. THEREZE. Ja, myn waarde oom! nu de goede hemel myn kind en my van den rand des grafs heeft terug geroep pen, zoude myn geluk volkoomen zyn, zoo niet het lyden van onzen geliefden broeder Siegwart my «p het hart woog. DE GEHEIMRAAD. Maar, wat toch bewoog den lieven jongeling om zich, zoo geheel fpoedig, in den bloei zyns levens, binnen de muuren van een ongezellig Klooster te begraaven?... Ik weet Wél dat de liefde hem ongelukkig maakte; doch een verftandig mensch moet geene wanhoopende befluiten neemen-; voornamelyk wanneer hy weet dathy, door zodanig een befluit, zyne famielje zoo wel als zich zelfs in den rampfpoed flort. TH ERE SE. Ach!... Zyne liefde was groot en edel; zyn hart was.  TREURSPEL. 53 .was te gevoelig om, na het gemis zyner Mariane , als wysgeer, op de lotgevallen der waereld te kunnen doordenken., Eene treurige ondervinding leerdde my, dat eene teleurgeftelde tederheid ons onmachtig maakt om met het gezond verlbmd in de waapenen te treeden. DE GEHEIMRAAD. Hoe veel moet uwe ziel gefchokt zyn geworden, toen gy zyn befluit, om zich in een Klooster te verbergen, verftondt! THEREZE. r. Reeds lang hadden wy dien flag te gemoet gezien; .en zoodra wy vernaamen dat Mariane dood was, waagden wy het niet om hem van zyn voorneemen terug te brengen. — Wy eerbiedigden zyne droefheid, en konden niets dan- ftille liefdetraanen aan zyne zyde weenen. DE GEHEIMRAAD. Maar weet gy zeker dat jufvrouw Fisfcher overleden is? T II E R E S E. Gewis. — Daags na de mislukte fchaaking van Siegwart, zonden wy onzen getrouwen huisbedienden Marks naar Mariè'nfeld, om zich heimelyk te doen onderrichten, of'er in het Klooster eene jonge Nonne gelïorven was. — Marks kwam den volgen-, den dag weder, met dit bericht: dat'er eene jonge Nonne geftorven ware, en dat zuster Brigitte, zynCi de  & SIEGWART, de de geene die mynen broeder in zyne ondernéeming hadt poogen te helpen — men wist niet waarom — van haaren dienst ontzet en opgeflooten was geworden; derhalven hebben wy althans geene reden om aan haaren dood te twyffelen. DE GEHEIMRAAD. Hoe toch gedroeg zich de braave Siegwart in eene zoo treffende gelegenheid?... Hoe veel moet zyn goed hart by de fcheiding van u en Kronhelm geleden hebben! THEREZE. Men konde byna in het geheel niets methemfpreeken, dewyl hy van de tien vraagen 'er naauwlyks' een beantwoordde. Hy hadt aan Kronhelm om rouwkleederen gevraagd; deeze zag hygeduurigin eene weemoedige houding aan, en weende Dikwerf fprong hy, de handen wringende, op, fnikkende: Jich, Mariane, Mariane! gy die voleind hebt, deeze eerfle traan wydt ik u toe, haast zal ooi de laat ft e leken... nog voor weinige dagen , ach! gy Heilige! voor weinige dagen laagtgy aan myn hart... en nu zyt gy dood, dood, dood! Zoo liep hy troosteloos rond, wierp zich weder op de aarde, badt ftil, en nadat hy uitgeweend hadde, zeeg hy op een ftoel neder, en viel in eene foort van verdooving. BS  TREURSPEL. 3? DE GEHEIMRAAD, met gCVOel- ïlemel!..'. Hemel! Kan de liefde een gevoelig hart zodanig ongelukkig maaken! THEREZE. Nadat myn echtgenoot, die op aanhouden van Siegwart aan den Pater Provinciaal gefchreven hadt, tyding bekwam, dat men hem met vermaak in het Klooster zcude ontfangen, maakten wy, in weerwil van ons hart, en onder het Horten van veele bittere traanen, de treurige fchikking tot zyn vertrek. Het rytuig dat hem zoude overbrengen, gereed zynde, tradt hy, bleek bedorven, in onze kamer. Niemand konde een enkel woord fpreeken; eindelyk brak Siegwart fnikkende deeze plechtige ftilzwygenheid af, zeggende: Het zynuzo , myne Geliefden ! Laat ons niet weenen; haast heeft het toch een einde. Kronhelm! gy hebt veel geleden, en ook gy Thereze ; en het heeft immers ook een einde genomen, en toch zyt gy nog zoo verre van het graf, en ik ben hetzelve reeds zoo naby. Heeft Mariane nu niet uitgeleden; waarom zou ik dan niet alles draagen? Toen was het nog zwaar als ik het met haar droeg, en zy inetmy; maar nu... is alles ligt!... Ach! dat ik u troosten mogt., gy verliest flechts my, en ik hebbe haar verlooren... Lieve vrienden! gy hebt veelaan my gedaan, de hemel vcrgeldc het u I hadt het van B afgehangen, ik was gelukkig; doch, dit zy vu C 3 zoo;  SS S I E G W A. R T, zoo; de Alwyze heeft het anders gewild en ik murmureer niet!... (Zy weent.) DE GEHEIMRAAD. Hoe grieft my het lot uwes broeders, ó myne Thereze! het fchynt dat do edelfle menfchen akyd het rampfpoedigfte op deeze waereld zyn! Myne gryze hairen hebben my met de zaaken der waereld gemeenzaam gemaakt; ik genoot in myne omwandeling vreugd en tegenfpoed; doch de ondervinding leeraarde my, overal, dat de deugd endeonfchuld— dat de liefde, het gevoel en de tederheid geen vaderland in het ondermaanfche aantreffen; en het is daarom dat ik, op alles met gelaatenheid terugdenkende, niet zoude wcnfchen, om myne vervloogene levcnsjaaren te kunnen herroepen... (Metveelnadruk.) Thereze! geloof my, geloof eenen zestigjaarigen grysaart, dat 'er geen waar geluk op deeze aarde woont; wy houden ons in onzen proeftyd, even gelyk een drenkeling, aan eiken zwakken ftroohalm vast, zonder intedenken dat 'er, oogenblik by oogenblik , een waterkolk, waarin wy volirrekt zullen vergaan, om ons heenen draait: (zeer luid, met eene helderevrolyke /ïmwe.) Vriendin! eenehoogere orde wenkt ons; wy moeten haare ftemme eerbiedigen, en als de donder des rampfpoeds eenen zwarten zwaveldamp boven ons hoofd te zamen pakt — als wy dien donder loodrecht boven ons hooren ratelen, moe-  tre'urspel. moeten wy onze beflemming gevoelen — onze eige majedeit indenken, en, met eene vrolyke houding, san het noodlot toeroepen: wat wilt gy ? — Na dit grondbeginzel, myne beste! denkt en handalt de rechtfchapen waereldburger! THEREZE. 'Ér kunnen echter gevallen, geloof ik, beftaan, waarin het ons onmoogelyk is, aldus te denken; ten minden wanneer wy een gewond hart in onzen boezem omdraagen! — Laat ik u , in weinig woorden, verder onze fcheiding vernaaien. — Nadat Siegwait zich nog een geruimen tyd over zyne tederheid voor Mariane en zyneliefde jegens ons had uitgeput, fcheurde hy zich met geweld uit onze armen,gillende: Nu is het gedaan;vaart eeuwig—eeuwig wel, nu behoor ik aan den Hemel en aan myne Engel; hy nam een glas met wyn en zeide: Myne traanen vlieten in den wyn, het zyn traanen van broederliefde, van affcheïd en van dankbaarheid; dat dan een iegelyk drinke en weene in het glas! Wy deeden zóó, hy nam het glas terug, dronk het ledig, en zeide zuchtende: Deeze traanen neem ik mede, opdat zy my heilig zyn tot aan myn einde; de Almachtige zegcne u voor zoo veele traanen; ik zal 'er u op den dag des Oordeels aan de zyde myner Mariane rckenfchap van geeven... Nu rukte hy zich los, en verliet, zyn hoofd in zyne handen verbergende, de kamer. C 4  4° SIEGWART, de geheimraad. Edel!... driewerf edel mensch!. thereze. Uit onze kamer ylde hy naar het vertrek, waarin de wieg van ons kindjen ftondt; het wichtjen rustte • hy floeg in vervoering het Ideed open> m ^ ^ kleenen Engel; roepende: hoe genist flaapt het' Waarom kunnen wy geene kinderen blyven'.. Nog eens drukte hy zyne lippen op de lieve koontjes des zuigehngs, fprak zegen over zyne dagen uit, en ging, verzeld van mynen echtgenoot, in den wagen, die hem «aar het Klooster zoude overbrengen zitten; zy reeden fpoedig heenen, en myne geheeJe ziel reisde met dien braaven rampfpoedigen broeder mede! de geheimraad. In de daad, myne waarde! de rampen van Siegwart kunnen aan het geheel menschdom de waarde maar tevens de ongelukken, eener tegroote gevoeligheid leeren. TWEEDE TO ONEEL. thereze, de geheimraad, rothfelds. -y-, Rothfelds, tegen Thereze. W aar is uw echtgenoot, zuster? the-  TREURSPEL. 41 thereze. Hy is een bezoek by onzen waarden Siegwart in het Klooster gaan afleggen; ik verwacht hem' dr.adelyk weder thuis. rothfelds. Hoe fmert het my dat Siegwart een zoo overyllend befluit tot het uitfpreeken zyner Kloostergeloften heeft genomen. therese, driftig. Waarom?... Hoe zoo? rothfelds. Ik weet niets zekers , doch ik geloof eenige reden te hebben om te gelooven dat Mariane niet dood is. thereze, met nog meer drift. Niet dood is?... Niet dood is , Rothfelds?... welk eenen harsfenfehim zweeft u door het hoofd? rothfelds. Ik zal u alles zeggen. — Gisteren avond eene wandeling langs den gemeenen landweg doende , ontmoette ik onzen goeden Pater Clemens ;hy was bleek en zeer zickelyk; deeze verhaalde my, dat men hem in het Klooster zeer mishandeld hadt, uit hoofde van den dienst die hy aan onzen Siegwart in voorige dagen , door hem den dienst van tuinman in het Nonnenklooster te bezorgen, gedaan hadt; dat deeze mishandeling hem gedwongen hadt in een ander Klooster over tc gaan, waarin hy thans zeer goed en C 5 in  42 SIEGWART, in aanzien was. — Drie dagen nu geleden was hy geroepen geworden om dienst te doen by eene zeer kranke Nonne in het Klooster te Bergkerk, uit wier reden hy ontdekt hadt, dat eene ongelukkige liefdéde oorzaak van alle haare rampen was: zy was door haare ouders tot de geloften gedwongen , en na de omfchryving die Pater Clemens my van haar perfoon gaf, heb ik reden te denken dat deeze'kranke Nonne waarlyk Mariane is. TH ERE S E. Als dat waar is, o dan toch geeve den hemel dat myn ongelukkige broeder dit nooit gewaar worde' Zoodanig eene ontdekking, nu hy zich plechtiglyk aan het Autaar heeft toegewyd, zoude zyn lyden tot den hoogden graad van ellende doen opklimmen. BE GEHEIMRAAD. Men moet dit zorgvuldig voor hem verbergen ; zyn last is reeds zwaar genoeg. ROTHFELDS. En ik ben van oordeel dat wy het hem gewis behoorden te zeggen ; ten minden wanneer wy met eenige zekerheid weeten dat Mariane leeft, en 'er hoop is, dat zy van haare ziekte zoude kunnen herdeden. DE GEHEIMRAAD. Wat zoude dien gevoeligen mensch zodanig eene ontdekking barten, daar, door hunner beider geloften  TREURSPEL. 4$ ten, hunne veréénigihg toch onmoogelyk is geworden? rothfelds, met nadruk; De hemel eischt gewillige maar geene gedwongen offers; als Siegwart op eene gelukkige wyze, na zoo veele doorgeftaane fmarten, aan zyne Mariane in de armen gevoert konde worden ; zou , dunkt my, de verftandige man, zodanig eene vereeniging niet als heiligfchennis noch Kerkroof kunnen befchouwen: de zegenpraalende liefde zoude juichen, en het verdrukte recht der menschheid zoude , dóór zulk eene echtverbindtenis, gewrooken worden. de geheimraad. Neen, myn vriend ! 6 neen; wy moogen eenen aan de Godheid gedaanen eed, om geene waereldfche inzichten, verbreeken; wy moeten de flaande hand des eeuwigen eerbiedigen, en met geduld over den doornen weg wandelen , langs denwelken dia hand den fterveling tot zyne beftemming opleid. DERDE T O O N E E L. . ft thereze, de geheimraad, rothfelds, kronhelm. kronhelm. >^oo, myne lieve vrienden! zoo zyt gy dan allen by elkander?. ..(//v omhelst Thereze.) myneThereze!. the-  44 SIEGWART, thereze. Myn Krpfihefm!... Ach! hoe gaat het onzen lieven broeder Siegwart? kro n helm, met veel aandoening. ïk ben gelast om u zyne jongde groete tot in de eeuwigheid te doen. allen met ontzetting, Zyne jongde groete! kronhelm. Ach! die edele zal fpoedig hebben uitgeleden; Jiy was zeer zwak— wanhoopend en hoopend tevens ! thereze, haare handen ten hemel heffende. Hemel! daar gy rechtvaardig zyt, bewaar onzen broeder!... (Zy weent hitter, en zet zich, in eene treurige houding op eenen foei neder.). kronhelm. Zyn hart fnakte om ons allen, nog eenmaal voor zyne ontbinding aan zyn hart te drukken ; ik heb hem beloofd nog eenmaal te zullen wederkoomen. thereze, opflaande , in eene fmeekende houding tegen Kronhelm. 6 Laat ik u dan vergezellen; laat ik nog eenmaal het treurig genoegen fmaaken, om eenen zusterlyken kusch op zyne wangen te drukken, en, daar hy nu toch niemand nader dan my heeft, zal myne beevende hand zyne oogen toedrukken, en myne liefde- ? traanen zullen over zyn lyk ftroomeu! . krom-  TREURSPEL. 45 kronhelm, met gevoel. Uw wcnsch zal gefchieden, dierbaarfte! rothfelds. Men zegt dat Mariane leeft; ik kwam hier om u die tyding te brengen. kronhelm, ontzet. Dat Mariane leeft?... Onmoogelyk 1 rothfelds. Pater Clemens bedient eene zieke Nonne in het Klooster te Bergkerk ; wier lot, wier houding en wier lyden volkoomen, volgens zyne befchryying, met dat van Mariane overeenftemt. kronhelm, in verweiffeling naar den hemel ziende. Rechtvaardige eeuwige!... Indien dit zóó waare % rothfelds. Ik verwacht Pater Clemens alhier; hy zal nadere berichten van de Nonne zelf poogen intewinnen, en als wy zyne ophelderingen weeten , zuilen wy 'er, volgens myn oordeel, onze maatregelen om die ontdekking al of niet aan Siegwart te doen , naar kunnen inrichten. thereze. Hoedanig wy het ook aanleggen, ik ducht dat myn broeder altyd het Hacbtoffer van zyne tederheid zal. zyu! PI É R-  4Ö S I E G W A Pv T, VIERDE T O O N E E L. de voorigen, een Bediende van Kronhelm. de bediende, tegen Rothfelds. Pater Clemens vraagt het genoegen te hebben Mynheer te fpreeken. rothfelds. Laat hy binnen koomen. kronhelm. Wy zullen den Pater allen met genoegen opWachten. Qle Bediende binnen.') VY F D E T O O NEE L. de voorigen. de geheimraad. Maar , myn lieve vrienden! verönderltel dat Mariane waarelyk aanwezig was, dan toch moeten wy wel overweegen of het niet onmenfchelyk, in plaats van liefderyk, zoude zyn , ■ dit geheim, in deezen roeftand, aan uwen broeder te openbaaren? thereze, met vuur. Wy moeten hem niets — niets daarvan zeggen; hy heeft zyne geloften uitgefprooken; en wy moogen hem niet tot eenen meineedigen maakenjhy ftaat aan  TREURSPEL. 4p nan den rand des grafs, zyne denkbeelden zweeven zyne Mariane reeds troostvol in de gewesten der zaaligen na; waarom zouden wy dezelven tot eene kommervolle waereld weder terugroepen! ZESDE T O O N E E L. de voorigen, Pater clemens. P. clemens. fjoe gaarne, myne waarden! hadt ik u eene blyd* tyding overgebragt. rothfelds, fchietyk. Is zy, Mariane? P. clemens. Dat heb ik niet kunnen ontdekken; doch zoo zy bet geweest is, is zy het nu niet meer. thereze, met ongeduld. Verklaar — verklaar u, in 's hemels naam , nader, eerwaarde vader! P. clemens. De Non die ik voor de Minnaresfe van Siegwart hieldt, was, toen ik heden morgen wederom te Bergkerk aankwam, reeds overleden; zy wordt algemeen betreurd, doch niemand heeft my eenig naricht omtrent haaren waaren naam kunnen geeven* KR ON-  43 SIEGWART, KRONHELM. Dus dan zyn wy nu verzekerd van den dood dier ongelukkige? THEREZE. Haar dood zy haar zaliger dan haar leven!... mi toch behoeven wy niet dubbelhartig jegens Siegwart te handelen.... (tegen Kronhelm.) Wanneer, geliefde! zullen wy een bezoek by hem afleggen? KRONHELM. Nog deezen dag; vermits hy 'er my zeer (terk om verzogt heeft. THEREZE, met vreugd. Gaarne!... ó Zeer gaarne; myn hart (hakt naar hem. ROTHFELDS. Mag ik u, vergezellen? DE GEHEIMRAAD. En ik? KRONHELM. Uwe liefde voor Siegwart treft my; wy zullen allen tot hem gaan (tegen P. Clemens.) Eerwaarde vader! koom op morgen den'dag by ons dóórbrengen; gy zult 'er ons mede verplichten; want wy allen zullen zeer waarfchynejyk opbeuring en troost nodig hebben? p. c lemen s. Ik zal koomen; de beste troost berust in den Godsdienst, en het is myne plicht, dien troost als  TREURSPEL. 49 als menfclienvriend, waar ik kan, voortteplanten en te leeraaren; THEREZE. Gaan wy dan, myne vrienden! gaan wy ons dan een weinig tot deeze reize voorbereiden.... Qid een oogenblik, haare gevouwen handen ten hemel opheffende?) En gy, zo weldaadig , als rechtvaardig Opperwezen! indien het met uwe wysheid beftaan kan , red dan mynen broeder uit zyne wanhoop ; hoor de zuchten der vriendfehap en der natuur; of neem hem uit zyne ellenden weg! Éinde van het Derde Èedryf VIER-  5° -Si E 'G iV A R T, VIERDE BEDRYF. Het Tooneel verbeeldt een bosch ; in het verfchiet ziet men het Klooster te Fullcndorf. — Naast de - deur des Kloosters zyn twee zitbanken geplaatst, even op den voorgrond ziet men eenige omgehouwen hoornen. EERSTE TOONEEL. eene bedelares se, en haare twee kinderen. de bedelares se , met een mandjen aan den arm opkoomende, zet zich op een der omgehouwen hoornen neder, ^oo dan toch kan ik in de fchaduwe deezer hoornen , met myne arme vaderlooze kinderenden weinig tegen de brandende hitte der zonne uitrusten.... (tegen de kinderen.-) Zet u naast my neder, myne' lievelingen ! de moederlyke tederheid wenschte u een gemakkelyker rustplaats te kunnen bezorgen; doch, ik heb geene andere voor u; wy zullen, zoo lang ik 'er ben, onze beete broods te zaamen deelen ; en als ik weg ben, zult gy immers uwe behoeftige maar getrouwe moeder nog wel in uwe gebeden gedenken? de  tP.EUR.SPEL. 5i de kinderen, beiden. Wy zullen altyd — altyd voor u bidden ! (Zy geeft elk een fluk brood uit haar niandjen,\ de moeder. Neem dit brood; het wordt u met myne traanen toegereikt; het is alles wat ik bezit; maar — de Almachtige leeft! een kind. En zal verder, als wy deugdzaam zyn,'voor ons zorgen ? de moeder, haar hoofd naar het Klooster wendende. Gelukkige Kloosterlingen! hoe vreedzaam rollen uwe jaaren in den fchóot des grafs over!... Welk een onderfcheid is 'er tusfehen uwen zielenvrede en myne bitterheid. — De oorlog ontrukte aan myne' kinderen eenen vader en aan my een teder echtgenoot; met. den vader zonk al myn wellust en het heil van ons kroost in het graf weg.... ó Karei! ' Karei! hoe veele traanen van droefheid en wanhoop heb ik u in uwen dood nageweend; konde gy nog eenen wenk op de vlakte der aarde terugzenden, en gy zaagt, op dit oogenblik, uwe weleer zoo vrolyke Louife de laatfte beete broods, Zonder fteun — zonder hulpe of troost, met uwe twee kinderen , onder den blooten hemel nuttigen; ach! dan,geloof ik, zoudt gy nog uwe traanen met die uwer verlaarerxe echtgenoote vermengen.... (Zy weent luid; de D 2 kin-  5= S I E G W A R T,- kinderen jlen in haare armen , en vermengen hunne zuchten in eene fpraakelooze treurigheid, met die hunner moeder. — Intusfchcn gaat de deur des Kloosters open, en Siegwart, leunende op den arm van Pater Antony, treedt 'er uit. TWEEDE T O O N E E L, de bedelaresse, haare twee kinderen, Pater antony, siegwart. siegwart, zich op een der banken by het Klooster nederzettende. .Ach ! lieve Pater ! hier is het my beter dan in myne Celle; ik adem ruimer in deeze vrye lucht. P. antony. Indien de open lucht uwe gezondheid flechts niet benadeelt.... Gy zyt zeer — zeer zwak. siegwart. ö, Die zwakheid is my hoogst aangenaam; als de ziekte haare hoogte bereikt heeft, neemt zy af; en als zy by my afneemt,namelyk als ziel en ligchaams kwaaien by my ophouden, dan zal het my wél zyn; want — dan zal ik influimeren, om aan de zyde myner Mariane te ontwaaken? de moeder, haar hoofd opbeurende, tegen de kinderen. Wie hoor ik?... Zyn 'er nog meer lydenden in . ... " dit  T R E U R S P E L. 53 dit oord?.,. Eene zeer treurige ftem dagt my in het oor tefuisfen. een kind, op Siegwart en Antony wyzende. Zie daar twee mannen , Moeder ! het fchynen Geestelyken; deezen zult gy hebben hooren fpreek-en. de moeder. Komt, kinderen! volgt my; de menschlievenheid behoort onder zoodanig een kleed te huisvesten, ik zal brood voor ons aan deeze Paters v-raagen. (Zy reikt aan elk der kinderen eene hand toe, en gaat met hen tot Siegwart.). siegwart, tegen P. antony. Wat wil deeze vrouw? (tegen de behoeftige,) Moeder! wat begeert gy? de m oeder. Eerwaarde vader ! ik at ftraks het laatite brood met deeze twee ongelukkige kinderen ; fchenk ons een kleen gedeelte van het uwe! ik ben Moeder — het zyn vaderlooze kinderen; derhalven kan myne bede u niet onbefchaamd voorkoomen! si£gwart, levendig. Kinderen zonder vader, vrouw ? de moeder. Een vyandelyke kogel deedt, in den afgeloopen veldtocht, myn echtgenoot (heuvelen; men hadt hem met geweld tot den krygsdienst geprest: wy leefden zoo geheel gelukkig met elkander; deeze 1> 3 twee  S I E G W A R T, twee kinderen maakten al ons geluk uit; doch, na ik hem van myne zyde heb zien aflcheuren, heeft de fraart my onbekwaam gemaakt om, gelyk het behoorde , onze kleene huisfelyke belangcns gade te «aan; medoogelilooze fchuldeifchers hebben my verder bedorven, en nu, helaas! nu blyft my niets dan eene verfchrikkelyke behoefte, met myne kinderen, over. siegwart, niet vuur. Beminde gy uw echtgenoot? bragt de liefde u by elkander? zeg vrouw! de moeder. De zuiverde liefde verbondt onze harten ; in weerwil van allen oudrendwang zegenvicrdc onze tederheid. siegwart, fchielyk. Oudrendwang? — Oudrendwang, zegtgy? de moeder. Om het huwelyk met myne geliefden overledenen te beletten, hebben myne ouders my, met de grootde zorgvuldigheid, sgttien maanden ópjeJlcotcn gehouden; doch, hy wist middel om my te doen ontkoomen , en wy vloogen in elkanders armen. — Nu, nu hy dood isfen ik behoeftig ben, verlaaten my myne bloedvrienden , en — gy ziet nryn toeMand!... (zeer fmeskende.} Ach! dat die op uw hart woog! si eg-  T R Ê U R S P E L. 55 siegwart, bewoogen. Vrouw! — Vrouw!... by alle uwe ellenden zyt gy gelukkiger dan mcenigen flerveling; want gy hebt aan de begeerte van uw hart kunnen voldoen!... (nd een oogenblik zich een weinig hertellende^ Uw lot verdient medelyden; gaa, met uwe kinderen, in de kleene herberg, die achter het Klooster is, en laat u aldaar van het nodige voorzien, rust 'er deezen nacht uit; ik zal daadelyk een der Kloosterlingen zenden om voor uwe verteering borg te liaan, en u een weinig geld Kalen bezorgen; zeg Hechts aan die luiden in de herberg dat Pater George u tot hen zendt, de moeder, met erkentenis. Zalig zy uw leeven — zalig zy uw llerven, Eerwaarde !.. • (Zy buigt zich voor Siegwart, benevens haare kinderen : gaat weder vóór op het Tooncel, neemt haar mandjen aan den arm, en gelat by het Klooster heencn.'). DERDE T O O N E E L, siegwart, P. antony, siegwart. Ziet gy wel, myn lieve Pater! dat zelfde behoeftiglle menfehen gelukkiger zyn dan ik?... Deeze vrouw heeft ten minllc haare liefde over den dwang D 4 z>«  50 SIEGWART, zien triumpheeren; zy heeft, in haar'kroost, altyd de beeldtenis van haaren geliefden by zich; maarik ongelukkige.... Ach!... wat blyft my anders dan eene huiverende nagedachtenis van myne dierbaare by? P. ANTONY, Waarom zoude de nagedachtenis aan haar u doen huiveren?... In de daad gy weegt alle omftandigheden te zwaar; en wat ook het noodlot uwer Mariane mooge geweest zyn , eenmaal toch zal het oogenblik, dat alle geledene rampen zal herftellen., aanbreken , en dan toch zal eene betere waereld u het leed dat deeze waereld uwer tederheid aanbragt, vergoeden; laat dit vooruitzigt u vertroosten, myn waarde Siegwart! SIEGWART, Wanneer de tegenfpoeden ons een gedeelte van onze verftandclyke vermoogens ontnomen hebben, verliest men geredelyk het aandenken aan dat blyder toekoomende uit het oog.... Q,d een oogenblik.) hoe zwaar haal ik adem ! eene geheele waereld fchynt op myne fchouders te weegen, en eene geheel onbekende angst klemt my om het hart. P. ANTONY. Nogmaals; myn vriend! gy ziet te donker in de toekomfte; gy fchept fpooken rondom u die geene aanweezigheidnebben, en het zyn deezen die uwe zoo wankelende gezondheid ondermynen. SIEG-;  TREURSPEL. 5/ SIEGWART. Ik heb deezen nacht in den drooin myne geliefde gezien; zy fcheen my doodelyk bleek,- een treurig doodskleed lleepte haar nd: haar bruin hair golfde ongekunfteld over haaren boezem;en haar oog, hoe ook ingevallen enverflaauwd, fcheen my toeteroepjn: Siegwart!... myn' Siegwart'! volg uwe ge-, trouwe! Zy reikte my haare fneeuwwitte hand toe, drukte de myne aan haar hart en verdween.... Ach!.., dis droom vervloog met myne rust; doch die beeldtenis zweeft my onafgebrooken voor de oogen, en de klank haarcr ftemme blyft in myn oor fuifen. P. A NT O NV. Mag de verftandige man gevolgtrekkingen uit fchielyk wegzwindende droomen maaken ? SIEGWART. Neen; doch ik geloof dat 'er vcele gevallen zyn, die bewyzen, dat de Aardsgoedheid zomtyds bovenrKUuurelyke wegen gebruikt om den fterveling voof zyn toekoomend noodlot te waarfchuwen; op dat de flaagen des fortuins hem niet zouden OYerrompeldu. D 5 FIER-  5* S I E G W A R T, VIERDE T O O N E E L. siegwart, P. antony, een deurwachter van het Klooster. de deurwaghter, een briefje aan Siegwart overgeevende. D e Pater Provinciaal heeft my met dit briefje voor u belast. siegwart, hetzelve aanpeemende. Voor my? de deur wa chter. Ja, Eerwaarde! siegwart, leest het briefjen zacht, en na hetzelve te hebben doorlezen, tegen Pater Antony. Hoor wat de Provinciaal my oplegt.... (hy leest overluid?). „ In het Nonnenklooster te Bergkerk , is eene „• kranke Nonne, welke verzogt heeft dat haar de „ laat fee Kerkgercchtcn worden toegediend; indien „ gy 'er u gefchikt toe vindt, Pater! gaa haar dan ,, bedienen; op dat zy in den fchoot der Moederkerk „ ontfaapeV P. antony. ' Gy zyt zelf te krank om dien plicht te kunnen vervullen; wil ik hem voor u waarneemen? siegwart, levendig. Neen, neen; hartelyk dank voor uwe goedhar? tig-  TREURSPEL. 59 tighei d , myn vriend ! ik zal daar oogenblikkelyk zelf heenen waggelen ; het gezicht dier ftervende Kloosterlinge zal my het doodbedde myner geliefde voor oogen brengen ; myne ziel zal leven by zulk eene ontbinding indrinken ; en de hemel zal my, by het vervullen van dien treurigen plicht, on» derfteunen!... (nd een oogenblik, met veel aandoening?) Helaas! wie zegt ons of niet deeze ftervende mede een flachtoffer des gevoels en van ouderlyke wreedheid is!... {tegen de Deurwachter?) Ik zal het gebod van den Pater Provinciaal naarkoomen, en my daadelyk naar Bergkerk, in weérwil myner ziekte , heenfpoeden (tegen P. Antony?) Laat ons in ons Klooster treden \ op dat ik my, tot zoo zwaar een taak, voorbereide. P. antony, hem met den arm weder onderfteunende. Welaan dan , laat ons gaan!... (Zoodra als Siegwart en P. Antony gereed zyn om het Klooster binnen te treden; verfchynen Kronhelm, Thereze en de anderen , van de zyde van het Bosch.) VT F D E TOON. E E L. de voorigen, kronhelm,thereze, rothfelds, de geheimraad. kronhelm, Siegwart gewaar wordende ,reepi. Siegwart! TKE~  2 SIEGWART, rothfelds. Leef ter liefde van uwe vrienden — van uwe waare.— deelneemende en liefhebbende vrienden ! de geheimraad, hem de hand vattende, met nadruk. Siegwart! Ik heb zestig winters over myne kruin in de eeuwigheid zien wegrollen, geloof — geloo/ my, dat die zestigjaarige ondervinding my, in duizend gevallen , geïeeraard heeft, dat de mensen nimmer zoo diep ongelukkig is,als hy zich verbeeld te zyn, en 'er, ook voor.den gro'otften ellendeling, altyd uitkomst — troost en redding te lioopen ert te vinden is, zoo lang hy een ftandvastig gebruik, in alle tegenfpoeden, van zyne Verftandelyke vermoogens wil maaken, en zorgt dat de wanhoop niet over deeze vermoogens zegenviert! siegwart, bitter; Als de kruk, die den lammen onderfteïiride, gebrooken is, zal hy dan niet op den grond nedervallen ?... Verftandelyke vermoogens ?... Ha , koelbloedig grysaartl... (fehielyk flaame lende.) Is myne kruk niet gebrooken?... ïs de roos, waarop He het leven inzoog, niet wreedaartig van my weggenomen , om in den fchoot der aarde te verdikken?... engy, gy praat van verftandelyke vermoogens !..{overluid doch vreeslyk wanhoopend lag. clicnde.) Ha! ha! gelukkige grysaart! gy hebt nimmer eene Mariane verlooren, of... mooglyk nooit bemind? p, AN„  TREURSPEL. 63 P. jstckt, tegen Siegwart. Dit tooneél wordt te fterfe , myn lieve vriend ! denkt gy wel aan den kerkplicht — den treurigen kerkplicht die gy daadeiyk aangenomen hebt te vervullen? siegwart, met nadruk. Ik denk aan den dood! — P. antony. En zoudt gy, met eene gemoedsgeneltenis waarin de wanhoop voorzit,moeds genoeg hebben om eene ziel, die gereed Haat om voor den Richter der waereld te verfchynen, tot het intreden in de gewesten des vredes te gaan voorbereiden? siegwart, nut de armen over elkander ge/lagen, ftrak voor zich nederziende. Ach.' P. antony. Wat zoude dan uwe voorbidding baaten?... Welke troostgronden kan een wanhoopende aan eene hoopende voorleggen? siegwart, in dezelfde .houding. Ach!... Gryze vader! thereze, tegen P. Antony. Wat eischtmen van mynen broeder? siegwart, zachtkens. Men eischt van my het volbrengen van eener; troostvollen plicht; ik moet eene andere Msrirtie tot den grooten overgang van tyd tot eeuwigheid gaan voorbereiden. t h l«  ct4 SIEGWART* _ thereze. Ik begryp u niet. — P. antony. Uw broeder, Mevrouwe! is door den Pater Provinciaal gelast, om terdond de laatfte Kerkgerechten aan eene dervende Geestelyke, in het Nonnenklooster te Bergkerk, te gaan toedienen* kronhelm. Myn broeder is daartoe te zwak* P. antony. Ik heb my reeds aangeboden om dien plicht voorhem te gaan vervullen; doch.... siegwart, fchielyk. ]\jeen! Neen! myne plaats is by dervenden en dooden; ik voel my reeds dagelyks derven, en moet my met het graf poogen gemeenzaam te maake'n ; ik zal dit voorrecht aan niemand, al moest men my naar Bergkerk voortfleepen, afdaan, th ere se, zeer bewoogeni Siegwart! hoe grieft gy myn hart! wy kwaamen' hier om u..*. siegwart, weder fchielyks ó, Laat my ! — Laat my , zuster! ontzeg een' zoo treurig doch dreelend genoegen niet aan uwen ongelukkigen broeder!... (met tederheid.') Ik bemin u allen, lieve dierbaare vrienden! en ik beloof u fpoedig — zeer fpoedig van Bergkerk te zullen terugkeeren; dan zal ik kalmer zyn; de dervende Non-,  TREURSPEL. Cs Nonne zal myne ziel haare rust wederfchenken ; wacht maar een uur in het Klooster alhier op myne wederkomst.... Ik moet — ik moet gaan; komt, vergezelt my in de fpreekkamer van dit Klooster , Pater Antony zal, tot ik terugkeere, by u bly ven...* Komt — komt met ons. thereze, zuchtende. Ach!... Siegwart wat wilt gy ? kronhelm, bewogen. Ongelukkige! fleep ook ons in uwen rampfpoed mede. siegwart, met ftandvastigkeid. Uwe aandoeningen grieven my; doch, dit moet hu zoo zyn!... (hy treedt fchielyk naar de deur des Kloosters, opent dezelve en gaat binnen, allen vol' gen zy hem treurig naï). thereze, in het weggeani Hemel! — hemel! onderfteun hem! Einde van hei Vierde Bedryf t YYF'  66 SIEGWART, VYFDE BEDRYF. Tiet Tofineel verbeeldt de Celle van Mariane in riet Klooster te Bergkerk. — Men ziet aan de linker' zyde des Tooncets eene opene, van ongefcharfde planken te zaamengcftelde /hort van rustbank , waarop Mariane, in eene zichtbaar ongeruste houding, fuimert. — Aan de recht er zyde /laat eene eenvouwige kleene tafel, waarop een Nachtlamp/en, gelyk by het Tweede Bedryf, geplaatst is. — Sophia is in eene treurige geftalte aan de tafel gezeten. EERSTE T O O NE E L. mariane, fttlnterende, sophia. sophia , op ft aan de en tot het leger van Mariane gaande. Zy fluimen, de doorluchtige ongelukkige,zy (lui,mert! — Ach! dat zy zoo zachtkens de eeuwigheid influimerde!... (Zy buigt zich over Mariane en omhelst haar?) Gy hebt het my vergeeven — gy ..hebt my myne dooling kwytgefcholden,grootmoedi. ge! ontfang 'er deezen kusch vól erkentenis voor.... (na een oogenbJii.) Ik wilde genieten daar waar •'' dee-  TREURSPEL,- 6} deeze engel aanbadt; en echter vergaf zy my myne liefde voor haaren Siegwart; welk eene edelheid!... (Zy ftaart Mariane veelbeteekenend aan.) Zielenvrede rust op haar itervend aangezicht!.. . Hoe?... Wat hoor ik?... Zy fchynt te fpreeken ; zoude zy met den ongezienen over haare verfcheiding fpre** ken.... (zy luistert met aandacht.). mariane, droomende met eene zachte en telkens afgebrookene jletmne. Voor eene geheele eeuwigheid kan ik hem toch üiet verlooren hebben?... de dag zal aanbreken om licht over onze duisternis te fcheppen ó myti Siegwart!... Getrouw, ja; uwer getrouw zal ik voor den Rechter der waereld optreden; en deeze zal gewis onze liefde niet afkeuren.... (zy zucht zwaar.) SOPHIA, k Neen — neen, getrouwe! de vlekkelooze Rechtvaardige, Hy die zelf de liefde is kan uwe liefde niet afkeuren; gy zult verreizen en overwinnen! mariane, droomende. 'Er mooge hier op aarde eene bleeke blikfemlrraal door den hemel onzer tederheid geflonkerd hebben; die ftraal heeft haar niet verzengd maar geloutert; zy was ryp voor de eeuwigheid — zy was ryp voor 'haar vaderland.... (haare handen ophefetide,} Koom — koom nu dan , 6 myn geliefde! kooro. en yl nu in de armen uwer Mariane , dat myn Seniph u hier voere om met my opteklimmen!... E 2 Ver-  63 S I 'E G W A Pv T, Vertoef — vertoef niet langer onder de ftervelingen •nu uwe bruid onfterriyk is-... Ach! onze beproeving was reeds zwaar genoeg. sophia, diep bewoogc». Zy was te zwaar voor deugdzaame gevoelige ■zielen! mariane, twg droomende.. Zie Ik u daar aan myne zyde, in het gewaad eens hemellings?... Wy zullen uit ééne bron onze zaligheid indrinken — ons verzadigen en het iö onzer overwinning zal door den hemel klinken.... (weder in vervoering haare armen uitbreidende.') Koom koom dan, myn Siegwart! koom , opdat wy aanheffen en genieten!... (Zy fchynt by deeze laatpe woorden te ontwaaken.) sophia, haare hand ncemende. Mariane!... Lieve vriendin! mariane, bedwelmd ontwaakcnde. Wie roept my ?... (rondziende.) waar ben ik ? sophia, haar omhelzende. Gy zyt in de armen uwer getrouwe Sophia* mariane, zuchtende. Nog op de aarde.... Helaas! zoo dan was myne zaligheid flechts een droom ?... (nd een oogen- l blik.) Spoedig — fpoedig evenwel zal die droom «ene blyde waarheid voor my worden!... Ik verzocht om eenen Biegtvader; hy fchynt niet te koo- men? -, .^ïsvjV;;,,. ... • i so- m  TREURSPEL,! 69 SOPHIA. De Abdesfe zeide my , dat hy daadelyk zoude hier zyn. mariane. Myne uure nadert; ik gevoel den dood reeds door myne leden trillen; myn gebeente huivert, maar — myne ziel juicht!... (nd een oogenblik.) Ik wilde gaarne biegten!... wéder nd een oogenblik met meer vuur.) Wilt gy my, eer wy fcheiden, eene belofte doen? soiti'a. Met al myn hart. mariane. Als myn dierbaare nog onder de ftervelingên ommézucht, en gy hem immer op uwen doornen weg mogt ontmoeten , beloof my, dat gy hera dan zult zeggen: Mariane flierf getrouw aan haare liefde '; zy fchonk u haare zuchten, en toeft u in den hemel; zult gy hem dit zeggen? s ophia, getroffen. Ja; vriendin! uwe bede zal my heilig blyven; ik bezweer het u, voor het oog der Alweetenheid! mariane, haar de hand drukkende. Lieve zuster! eenmaal zullen wy beiden gelukkig zyn en — leeven! eenmaal..,. ■ sophia, haar in de reden vallende, en naar • de deur ziende. Men nadert ons Moogelyk de Bicgtvader?.,. E 3 Neen»  70 S I E C W A II T, Neen! het is de Abdesfe; dat zy niets van ons ggfprefc vermoede! mariane, Eene ftervende is vry van menfehenvrees! TWEEDE T O Q N E E L. mariane, sopiiiarde abdesse, de abdesse, tot Mariane gaande, yt gy nog geneegen uwe biegt te doen, zuster?.,, Hoe gaat het u? mariane, zeer zwak. Ik zalbiegten en tevens verzoeken de laatfte kerkgerechten te moogen ontfangeu; ik zal daadelyk voleind hebben, ik gevoel dat ik reeds fterve. de abdesse. De overgang is ontzettend; wy zullen uwer In onze voorbidding blyven gedenken ; hebt gy op uw aannaderende ftandsverwisfeling doorgedacht? mariane' Zedert een' geruimen tyd was ik gemeenzaam met dèn dood : ik bedank u , Mevrouwe ! voor uwe menschlievende herinnering, en beveel 'my in uwe .voorbidding.... Qié een oogenblik.') Ach! ik gevoele my zóó -- zóó zwak ; ik wensclite dat de biegtvader aynen plicht by my kwam vervullen. de  T li E U R S P, E L. 71 deabde.s.se. .,, Oji bevel vr.r. den Pater Pro\inciaal, aanwifB i| om ccnen geestc-lyken , op uw verzoek, gewaagd Jjr.dt, is een der Paters, uit bet Klooster te Full.cndorf , zoo daadelyk alhier gekoomen; deeze zal, nis gv het begeert, terdond by u zyn 5 ik kwam zelf hier om u van zyne komst kennis te geeveu. . . ma m a Stb Ach! dat hy koome — dat hy koome!... (tegen Sop'.ia.) Ook u, lieve Sophia! bedank ik ivoor uwe vrier.delyke — zachtzinnige vertroostingen ; als ik uj gelyk ik denke, aan deeze zyde des doods, niet wederzie , hoop ik u daarvoor ten geenen dage , aan de overzyde des grafs,van myne erkentenis nader te kunnen overtuigen.... (Zy reikt haar haare hand toe.) Vaarwel! vaar eeuwig wel, braaf Meisje! de hemel onderdeune u in uwen zielenftryd! sophia, haar weenende omhelzende. Ach! dat ik u in het graf konde navolgen, hoe gelukkig zoude myn lot zyn! de abdesse, met eenen dweepzieken yver. Men derft niet gelyk men leeft, myne kinderen! uwe wenfehen beledigen den hemel en de kerk; gy zoudt beter doen te verlangen naar een lang leeven \ opdat gy u door tuchtigingen en outhoudin.gen een beter lot, nd den dood, mogt waardigmanken! E 4 so-  r? SIEGWART, sophia , verlegen. ó Vergeefdcezen wensch aan myne droefheid! . de aedesse, tegen Mariane. Nu zuster, ik zal den Pater daadelyk by u zenden. Qegen Sophia?) Gaa met my, opdat zy ongeftoord met elkander kunnen fpreeken ! Qegen Mariane.) Ik beveel u die oprechtheid en waarheid, welke de flaatelyke plegtigheid der biegte van u vordert, Vaarwel! sophia, omhelst nogmaals Mariane, en weent een oogenblik fflille traanen over haar. Nu dan, dierbaard nu dan tot in den hemel! ai a r i a ne , zeer bcwoogen. Tot in den hemel, Sophia! en dan zullen onze traanen niet' meer ïiroomen !... (De Abdesfe neemt Sophia, met eene foo'rt van ongeduld, by de hand\ en vertrekt met haar.). DERDE T 0 0 N E E l. Mariane, ftd eenige oogenhlikken eendiep, Jlilzwygen, by het r.aöogen van Sophia , behouden te hebben. *Je\vïs zy is nog ongelukkiger dan ik, want haar ïeed zal langer duuren ; Ach! 'dat ook zy 'voleind hadde!... Welk eene onbekende hoop leeft in myne ziel!... Aan den rand des grafs gevoel ik dat de deugd-  TREURSPEL. 73 deugdzaame ongclkiord, — hoe ook miskend, krn en z:.l juichen (Zy zwygt een geruime poos.) ö, Bat hy my vergezelde de dierbaare , hoe genoeglyk zoude onze doodllaap zyn!... ik ben a& gemr.t.... vermoeid.... zwak.... ftervende.... (Zy legt ha ar-hoofd op den hoofdpeuluw in eene rustende houding neder.). VIERDE T O O N E E L. Terwyl Mariane deeze rustende houding heeft aangenomen , treedt Siegwart, gekleed in eene bruine Monnikskap, met eenen zachten tred, binnen; hy blyft een oogenblik in het achtereinde des tOó~ neels ft aan ; en toen hy eindelyk de rustbank , waarop Mariane gelegen is, nadert, plaatst hy zich zodanig , dat hy , met den rug naar het brandend lampjen ftaande, belet dat de lichtft raaien daarvan op het aangezicht van Mariane vallen , het welk maakt dat hy haar, noch zy hem', niet onderfcheidenlyk in het aangezicht kan zien. mariane, siegwart. } siegwart, in het achtereinde des tooneels; zeer zacht. ^^ooning des-doods! erger dan het graf,de zuchE s ten  74 S I E G W A Pv T, ten van uwe. bewooneresfe feiiynen my tegen te zwceven!... Ach! Hemel!.., (jot het rustbedvan Mariane tredende.) ■ Wat begeert gy van my , óllcrfelyke ? mariane, met een zwakke flemme.. Ik begeer te biegten, Eenvaarde vader! siegwart, met ontroering. God in den hemel! welk eene flemme treft myn oor!... (Jtclüelyk keert hy zich om,neemt het brandend lamp jen van de tafel en aanfehouwt de zieke; hy geeft een luiden gil, de lamp . ontvalt hem en hy fort zich over haar neder en houdt haar vast in zyne armen; roependei Mariane! — Mariane! zyt gy het! — zyt gy het! ma r i a n e , met eene gebrookepe femme, Siegwart! Ik ben Mariane.... Leeft gy nog, dierbaare? siegwart, flikkende. Ja; ja; ik leef, geliefde! om — met u te nerven! mariane. Dank — vuurig dank zy den Algoeden , dat ik ti vóór mynen dood nog mag.zeggen, dat ik uwer getrouw in het graf daale ; nu zal ik geruster en, vrolyker mynen adem wcgblaazen! siegwart, zwaar zuchtende. 6 Gy Engel! MA-  TREURSPEL. 75 mariane, hem een witten neusdoek, die op haare borst lag, vertoonende. Herkent gy deezen neusdoek, myn' Siegwart?... Ziet gy, het is die doek, waarin nog de bloeddroppel uwer wonde zich vertoont, dien gy, iu myne tegenwoordigheid, by het redden van myn' broeder bekomen hebt; hy zal, als een dierbaar aandenken der edele goedheid van uw hart, met my in het ftof des doods nederzinken. siegwart', haar teder en met eene hevige aandoening omhelzende. Leef! — Leef voor my en voor onze liefde!... (11a een oogenblik.) Welk een zalige droom voert u in myne armen?... Zyt gy nog aanweezig?.'.. Mariane! is het twyffeling?... is het eene (tredende geestvervoering? mariane, met eene ftervende ftemme. Helaas! men heeft u bedroogen in Mariënfeld, ik was niet geftorven; men heeft dit Hechts uitgeftrooid, Brigitta heeft ons bedroogen.... (nd eeti oogenblik , bykans onverftaanbaar.) Siegwart! — Siegwart!... Vaarwel! volg my haast.... ik heb u gezien... ik ben voldaan... en... ft...er.f!... (Zy zinkt met haar hoofd op den feu luw neder.). siegwart, luid gillende, en de ftei-vends in zyne armen bevende in het bedde opheffende. Toef!... vertoef uwen Siegwart! ó myne—«ïyne dier-  ;6" S I E G W A R T, dierbaare!... Wacht, opdat ik met u naar ons vaderland yle!... (Hy ziet haar met eene verwilderde houding aan.) Geftorven ?.... Groote God!«... 'Is dit myne Mariane?... Is het een Seraph die ik aanftaare?.... (Hy laat de geftorvene weder op het bedde nedervallen ; en, terwyl hy , met de wanhoop inde ziel, de handen boven zyn hoofd te zaamenwringende, over het lyk neder fort, gilt hy driewerf verfchriikelyk':) Wéé!.'.'. Wéé 1... Wéé myner..., Ontfermende Godheid! Op het driewerf herhaalde wéé van Siegwart, treedén de Abdesfe en Sophia in dé Celle. VT F D E T 0.0 N E E Lf siegwart, bczwecken op het lyk -van Mariane, vj3e ab.DEsse met licht in de handen,sophia. de ali DES s E. I~fetriel! wat is hier gebéurd?.... Pater! Pater..., (Zy befchouw't de beide Gelieven.) Zy zyn beiden dood, of in onmacht gevallen?... ó myne lieve Sophia ! blyf gycen oogenblik byhen, ik zal iemand naar het-Klööster te Fullendorf zenden, om een der andere Paters tot onzen byftand alhier te ontbieden, en hen van het voorgevallene doen kennis geeven-. sophia. "Ik beminde Mariane in haar leven, en bén'derhal- ven  T R E V R S P R L. 7f: ven nictbefebroomd mn by baar lyk te vertoeven.—. Gaa, Mevrouw! ik zal uwe terugkomst alhier met geduld verbeiden. de abdesse. Ik zal daadelyk wederkeeren, myne bestel . ZESDE T 0 0 N E E L. siegwart bezweeken op het lyk van Mariane, sophia. s ophia, 'zich in een pi oei'aan tafel' neder~ zettende. EL, leed is dcórgefkan; nu iszy zalig, en ftoo reloos gelukkig.... Helaas! ware ik met haar verfcheiden, hoe vrolyk zoude ik den dood in de armen zyn gezonken!... (Met gevouwen kanden naar den Hemel ziende.) 6 Gy Eeuwige! wanneer zal ook myn bange ftryd alhier volftreeden zyn ? Gy kene myn hart — gy weet myn lyden; ik ben nog ramp?:.ligcr. dan zy was; en evenwel moet ik nog met het noodlot kampen... (Zwaar zuchtende,) Ach Siegwart !.... Siegwart!... Gy maakte my ongelukkig. zonder het te willen!,... (Zy leunt met,haar hoof.i op haare hand.) siegwart, zyn hoofd een weinig van het lyk opbeurende. Wie roept my?.... Zyn het de Echo's of is ,htt uwe  78 SIEGWART, uwe geest, ö myne geliefde? (Hy zygt wederom op het lyk.) sophia, tot hem gaande. Pater!... Wat is hier voorgevallen? siegwart, zich een weinig opheffende, en Sophia aanftaarende, Zy is geftorven. — Zy, de Engel! — Zie! daar haar lyk! — sophia, het gelaat van Siegwart herkentiende, fpreidt haare armen tot hem uit; doch treedt te gelyk een paar treden van hem af, zygt in onmagt neder, en roept: Siegwart!... Hemel!... Hemel!... Hy is het! siecwart, keert zich werktuiglyk naar Sophia ; ftaart haar verwilderd aan, doch wend zich terftond weder naar het lyk van Mariane, fnikkende: Sophia!... Ongelukkige Sophia! Ook gy hier,by myne geftorvene! (Hy zwymt weder over de doode.) Nu heerscht 'er/op het tooneel eene doodfche ftilte, intusfchen zingt eene ftem achter het Tooneel, welke door hetOrcltest wordt geaccompagneerd, deeze woorden: s!cg>  TREURSPEL. 79 Siegwart!... Siegwart!... zweef ten Hemel, , , Volg uw Mariane na, Volg haar in 't gewest des vredes, Volg haar fpoedig — juichend na! — ■ * ■ Geest van Siegwart! volg uw dieflire; Volg haar uit deez' rampwoeftyn, Zy verbeidt 11 in den Hemel; D:klr zult gy gelukkig zyn ! — ■ - Toef niet langer op een waereld, Die geen zuivre min waardeert; Vlieg naar 't vaderland der liefde Waar de teerheid triumplieert! Op dan, Siegwart! vlied eene aarde, Die u niets dan traanen gaf, .Zweef ten Hemel — volg uw dierbre, Vcrtg haar vrofyk na, in *t graf! — Z E.  •Scf j S I E G W A R T, 2 E P' E N D E TOONEEL. siegwart, bezweeken op hét lyk van Mariane; sophia, bezweeken aan de voeten van Siegwart ; thereze, Pater antony, de abdesse. Thereze en P. Antony fchaaren zich naast Siegwart, by het dvod" bedde van Mariane. theReze, vol aandoening. e ö Siegwart!... ó myn broeder!... Wat is u we- dervaaren?. , , de abdesse, Sophia bezweeken ziende. Hemel! Ook Sophia bezweeken ! — (Zy doet eed pooging om haar te doen by komen.') P. antony, tegen Siegwart. Myn boezemvriend!... Ach! Ik voorfpelde hei Wel dat die taak u te zwaar zoude vallen. sophia, by komende, verwilderd rondziende, tegen de Abdesfe. Ach! dat ik van hier fpoedef... die Pater is Siegwart en de geftorvene is zyne bruid Mariane! — thereze en P. antony, belden vol verwondering. De geftorvene is zyne bruid Mariane!... " - XSX  TREURSPEL. 81 de abdesse, tegen Sophia, haar met den arm onderkennende. Nu ontknoop ik het geheim-, koom, Sophia! gaa met my, ik zal u in uwe Celle geleiden. sophia, zich opheffende, werpt een oog vol ' droefheid naar Siegwart, en geeft een zwaare zucht. 't Is wél; ik zal gaan en — fterven! (Met een waggelenden tred verlaat zy, geholpen door de Abdesfe, de Celle van Mariane.). AGT STE TOONEEL. thereze, P. antony en siegwart bezweeken op het lyk van Mariane. thereze. è Welk eene noodlottige ontmoeting!.., Wat raad, myn waarde Pater Antony?... Men heeft noch Kronhelm,noch myn oom,noch myn broeder Rothfelds den toegang tot deeze Celle willen toeftaan; wy zyn hier alleen; ik ben raadeloos! P. antony. Laat ons poogen, Mevrouw! om den lieven Siegwart weder te doen bykoómen; wy moeten hem van dit lyk verwyderen, ik zal hem in dien ftoel plaatzen. ... (hy trekt den ftoel, die by de tafel ftaat, nader by het bedde , en plaatst 'er, met vetl moeite* den bezweeken Siegwart in.).  g2 S I E G W A R T, thereze, tot Siegwart. Open — open uv/e oogen; aaufchouw uwe zus-t tsr, uwe lief hebbende Thereze! siegwart, een weinig bykoomende, doch met eene ftervende femme. Leeft zy nog, de Engel? P. antony. Haar lyden is geëindigd. siegwart, zyne handen te zaamen vouwende,, God dank, haast ook het myne!... (rondziende?^ Waar ben ik nu ? thereze. In haar Klooster. siegwart. Haar zoo naby? — Haar zoo naby? Mariane!—» Mariane!... ó haast, haast zal alles wel ook met rny zyn!... (tegen de weenende Thereze?) Zuster • misgun my myne zaligheid niet.... (tegen Pater Antony?) Zy is my in mynen droom by het fchynend maanlicht verfcheeneu , ik heb haare Seraph aanfchouwd, zy wenkte my tot haar, en.... (hy zwygt eensklaps; men ziet zyn geheel ligchaam beeven, en eene ftuibtrekkende beweeging maaken.). thereze, luid weenende. ó God hy fterft! Siegwart! — Siegwart! leef — leef! zie op de traanen van uwe zuster! SlEG-  TREURSPEL, . t$ siegwart, ftervende met een zeer zwakke afgebrookene ftemme. Ook uw Seraph , Sophia! dan drie zaligen 1... (als na zyn adem hygende.)Sidderingen des doods!., ftorm by ftorm!... onweder en kalmte!... (luider.') Zóó — zóó is het my wél!... Eeuwige genade!... Mariane!... uwe Siegwart.... hy zal.... hy zal.... totu.... koomen.... om met.... (Jty zwygt , poogt nog zyne armen uittebreiden , doek laat ze krachteloos nederzakken, hy loost eenen driewerf herhaalden zucht, ftaat nog een ftervend oog op Thereze, fluit het weder; knikt met zyn hoofd op, zyne borst en geeft den geest. thereze, hem met eenen kermende ftemme tegen haaren boezem drukkende. ó. Hemel!... eeuwig — eeuwig heb ik hem verlporen! P. antony, met grootheid, de koude handvan Siegwart neemende. Gy waart vroom en goed, edel mensph ! haast hoop ik uwe hecrlykheid te aanfchouwen!... (hy, omhelst den geftorvenen, en het gordyn valt fcMelyk neder.). Einde van het Vyfde en Laat/Ie Bedryf.