11428 161/   VERHANDELING OVER DE SCHADELYKHEID DER WISSELCOURS, EN DERZELVER WAARE OORZAAKEN, IN DE PROVINCIE VAN ZEELAND, ENZ. DOOR JOJCHIM FREDERIK MULLER, Lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootfchap. Welke bekroond is, met den Gouden Eere-Prys, door het ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER KONSTEN EN WEETENS CHAPPEN, te VLISSINGEN. m Te MIDDELBURG, fcy' PIETER GILLISSEN, Drukker van het Zeemvsch-Genootfchap der Weetenfchappen, te Vlisfingen, 1786.   ANTWOORD op de V R A A G E, door het zeeuwsche genootschap, voor het jaar MDCCLXXXV. voorgesteld: Om optegeeven het different der fchadelyke Wisfelcours, welke in ieder der zes Veréénigde Provinciën, met relatie tot de Provincie van Holland, in ordinaire tyden gemeenlyk plaats heeft; voorts aantewyzen de fundamenteele oorzaaken, door welke deeze Wisfelfchade in de Provincie van Zeeland grooter zou zyn, dan in de vyf andere Provinciën: gefield zynde, dat de zilveren Dukaat in Zeeland tot geen hoogeren prys gangbaar ware ? dan in de overige Provinciën; verders te betoogen, of en welke redenen de Provincie van Zeeland heeft, om bedugt te zyn, dat aldaar eerder en meerder geIrek aan ft andpenningen en andere gangbaare fpe-^ cien zoude exfteeren, dan in de vyf andere Provinciën , en hoe zulk defect best zou kannen voorgekoomen worden. Aan het welk de gouden ecrprys, door het Zeeuv/fche Genootfchap der Weetenfchappen, den een en dertigftcn van Oogstmaand des jaars i7853 is tocge-. weezen.   ANTWOORD DOOR. DEN HEER JO ACBIM FREDRIK MULLER» Lid van het Utrechtsen Provinciaal Genootfchap* te Amfteldam* % €1 9 Pelix qui potuit rerum cognascere caufas* VIRGILIUS. INLEIDING. TDe eerfte beginfelen van Koophandel, gefchiedden by alle Volken, door middel van ruilinge; en naar maate het eene land meer voortbrengsels uitleverde dan het andere, verhief zich hetzelve in vermogen boven het laatlte: met dit onderfcheid nogthans, dat zomtyds een dor en onvrugtbaar land, door induftrie zyner Ingezeetenen, anderen, welke overvloed van landsproducten hadden, evenaarde of overA 4 *r0£*  * J. F. MULLER ANTWOORD troff — In het eerfte geval, haalde de meerderheid der voortbrengfels, van het eene land, den Evenaar van de üalans tegen de minderheid van het tweede over, ten ware de laatften vernuft en naarftigheid by hunne mindere landsproducten op de fchaal wisten te leggen. Na de vinding van de Geldfpeciën, verkreeg de Koophandel eene gantsch a ndere gedaante. De ruiling kon met veel meer gemak niet alleen, maar ook met meer evenredigheid, ten opZlgrl-Vin de waarde der goederen, gelcnteden, aangezien de waarde van gemunt geld aan geene ryzing en daalmg was blootgefteld.'- Van toen af begon men den rykdom vari een land uit een ander oogpunt te befchouwen: en m het bellisfen daar van wierd niet alleen op de meerderheid van eigene landsproducten, maar ook op den overvloed van gouden en zilveren plaaten gezien. ï * Eindelyk wierden de Commerciëerende landen van Europa van tvd tot tyd overtuigd, dat de Negotie op alle hunne bmnenlandfche plaatzen, niet met evengelyk voordeel kon gehand* haaf^  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. £ haafd worden. Uit dien hoofde verkoos men ftapelplaatzen aan Zee of bekwaame Rivieren, waar zy hunne binnenlandfche Voortbrengfeis opfloegen, om aan andere Natiën, door middel van de Scheepvaart, verhandeld te kunnen worden. — Dit bragt voor de Commerciëerende, en Zeevaart hebbende Natiën een groot gerief aan: immers hadden zy flegts één,,' twee of drie lieden aantedoen, orri van alle ruwe ftoffen zo wel als voortbrengfeis van vernuft, van een uitgeftrekt land, hunne gading uittezoekenj Deeze nu beter geregelde Negotie op een vasten voet gebragt zynde, kreegen de meeste handeldryvende Volken gelegenheid, door middel van de Scheepvaart, hunnen handel, met een gunftiger vooruitzigt van voordeel, naar alle bekende landen uittebreiden. Men leerde derzelver verfchillende Geldlpecien, en haare innerlyke waarde kennen; men verge-; leek dezelven by zyne inlandfche, om 'er de gelykheid van waarde uit op te konnen maaken; en om hier van te beter verzekerd te zyn, floeg men gouden Ducaaten, welken den naam A 5 yan  p J. F. MULLER ANTWOORD van Negotie-Munt kreegen, en derzei-, ver innerlyke waarde wierdt by alle handeldryvende Natten wel dra bekend; of dezelve kwamen met hunne inlandfche Ducaaten overeen. Dan zedert de Spanjaarden America ontdekt, en het goud en zilver van daar zo zeer in Europa vermenigvuldigd hebben, is derzelver waarde merkelyk verminderd, en men begon den overlast daar van wel haast in alle landen te befpeuren. — 'Er waren nu ongelyk meer fpeciën van doen, om dezelfde goederen te koopen, die. men eertyds voor een kleine fom kon bekoomen. Men was derhalven flegts ryker in fchyn, en verre dat die overvloed van geld den Koophander meer gerief aangebragt zou hebben, maakte dit het werk zelfs moeilyker. Naarraaate de Koophandel zich van tyd tot tyd uitbreidde, was men ook op meerder middelen bedagt, die denzelven nog gerieflyker konden maaken. — Hier toe vond men de Wisfelbrieven het gefchikst te zyn. — Derzelver uitvinding was wel van vroegere Eeuwen, doch het gebruik daar van hadt men nooit op den Koophandel toe-  pVËR DE EGALE GELDSPECIËN. II toepasfelyk gemaakt. Nimmer was de gelegenheid zo fchoon geweest, om de Wisi'elbrieven tot betaaling van Koopmanfchappen in andere landen te gebruiken, dan.toen men aan Zee of bevaarbaare Rivieren flapelplaatzen hadt verkoozen, met welker Handelaaren of Factoors men door een lang-, jluurig verkeer was bekend geworden; en zedert men, door de Ducaaten, de Ünnerlyke waarde der Geldfpecièn van ieder land hadt leeren kennen. Dit laatfte was de toets, waarna men de Wisfelcours reguleerde, om elkanders pretenfien op de regte waarde per, "VVisfel over te draagen. Het is van deeze wyze fchikking der r Kooplieden, (hoe zeer dezelve ook van veelen misbruikt moge worden), dat men den rykdom of mindere welvaart van een land niet alleen, maar ook derzclver betere of flegtere Geldfpecie op de Balans van de Wisfelcours kan rfmeeten. — Het oprigten van "Wisfelbanken in zommige groote handeldryvende Heden, (in welke men zyn Geldfpecièn tot jfyn Zilver reduceerde, en het different, tusfchen Courant- en Bankgeld, den naam van 1'A-  12 J. F. MULLER ÏNTWOORD I'Agio of Opgeld gaf) maakte het reguleeren der Wisfelcourfen naar alle landen^ zo gemakkelyk en juist, dat ieder Koopman, in welk land ook, de regte waarde van zyne pretenfie, door middel van een Wisfei, kon overkrygen, behalven het different der Wisfelcours, dat uit eenen activen of pasfiven handel voortvloeit: want een land, dat veel van buiten ontvangt, zonder dat het naar evenredigheid aan andere Natiën van zyne eigene producten, of voortbrengfels van vlyt en nyverheid kan uitleveren, moet vroeg of laat Onder dien last van behoefte bezwyken; en hier toe kan de verhoogende prys op de Geldfpecièn niets ten voordeele aanbrengen, terwyl door het reguleeren der Wisfelcours, de flegts, in fchyn beftaande meerdere waarde derGeldfpecïé'n, voor delngezeetenen .wordt weggenomen. Het voorflel van de Wel Edele MAAtschappy is zodanig ingerigt, dat wy ons, in het beantwoorden van hetzelve, tot deeze vier Hoofdzaaken dienen te bepaalen: I. Om,  ÖVER DE EGALE GELDSPECIËN. 13 t Om het onderfcheid der Wisfelfchade van ieder der zes Veréénigde Provinciën, met relatie tot die van Holland, optegeeven. II. De fundamenteele oorzaaken aantewyzen, waarom de Wisfelfchade in Zeeland grooter, dan in de vyf andere Provinciën zou zyn, indien de zilvere Ducaat niet hooger in prys gangbaar ware, dan in de overige Provinciën. III. Dè redenen aantetoonen, welke Zeeland zou kunnen gehad hebben, om meer dan de vyf andere Provinciën voor gebrek aan Standpenningen bedugt te zyn. IV. Een middel aantewyzen, waar door dit defect op de beste wyze zou kunnen voorgekoomen wor^ den. ï. Om het onderfcheid der Wisfelfchade van ieder der zes Verêènigde Prfoinciën, met relatie tot die van Holland, optegeeven. De Binnenlandfche Negotie der zeven  i4 J. P. MULLER ANTWOÖRri ven Veréénigde Provinciën is, uit hoofde van derzelver menigvuldige gerieflykheden, om Goederen ert Contanten even gemakkelyk en veilig van de eene naar de andere Provincie te kunnen verzenden, van dien aart; dat het nadeel der Wisfelcours nooit grooter kan wezen, dan de Vragteri en Rifico van het contant geld& beloopt.— Immers zyn de gelegenheden, om die verzending te doen, zo menigvuldig en verfchillende van aart, dat ons geen land ter Weereld bekend is, waar dit alles te gelyk gevonden wordt, en tevens even geregeld op gezette tyden kan gefchieden, als in ons Gemeenebest. Het fchynt nogthans vreemd, dat de Provincie Holland, met relatie tot de zes overige Provinciën, alleen actief en de andere pasfief zouden handelen. — Immers hebben veele der laatften niet flegts meerdere Landsproducten dan de Provincie Holland, maar ook Fabrieken en Trafieken, waar uit ze hunne behoeften kunnen vervullen, en nog aan anderen, zelfs aan Holland, mededeelen. — Hier pit moest volgen, dat, indien één of meer  ÖVER Ï)E EGALE GELDSPECIE^. IS meer dier Provinciën aan Holland jaarlyks uitleveren /ioo: — en daar voor uit Holland weer trekken ƒ99: — de Wisfelcours, ten minften wanneer dit plaats had, ten voordeele van één of meer dier Provinciën, en tot nadeel van Holland-moest koomen, — Deeze meerdere uitlevering heeft nu en dan ook in de daad plaats, ten minften in eenige Provinciën, en nogthans zal 'er; geert voorbeeld getoond kunnen worden, dat de andere Provinciën de Wisfelcours met voordeel op die vanHolland hebben kunnen reguleeren. De reden hier van is zeer klaar. De Inlandfche producten j en het voordeel uit de Fabrieken, doet eenige dier Provinciën nu en dan op Holland winnen, dat voor haar ten voordeele op de Wisfelcours behoorde te koomen: maar de omftandighedenj waarin zy zich bevinden, in het verkrygen der ruwe" materiaalen, is oorzaak, dat de balans altoos weer ten haaren nadeele overHaat. Deeze ruwe ftoffen moeten zf of uit Holland trekken, waar door zë weer agteruit koomen, boven het geen zy op Holland gewonnen hadden; of 20 zy ze direct van buitenlands.ontbo^ . den  *Ó" J. F. MÜLLER ANTWOORD* den hebben-, moet de bétaaling daarvan toch doorgaans in Holland geichieden. ö Dit is een gevolg van het aanleggen der Stapelplaatzen, toen de Negotie en Scheepvaart meer bepaalder opzekere plaatzen begon gedreeven te worden, zonder dat men meer van kust tot kust, en land tot land voer, om zyne Koopmanfchappen uitteveilen, en anderen in de plaats van de Inwoonders te koopen. Doch voornaamlyk had dit by zulke fteden plaats, die in den handel eenen fpoedigen opkoomst en voortduurenden bloei boven andere gebuurige fteden gemaakt hebben. — Getuige hier van de groote koopftad dmfteldam, die haaren bloei van Negotie op de puinhoopen van die van Antwerpen geftigt heeft, welke laatfte in de eerfte beginfelen van eene geregelde Scheepvaart en koophandel met de buitenlanders was bekend geworden, en dus de Wisfelcours, tusfchen hunne Geldfpecièn en die van andere Commerciëerende landen, hadden gereguleerd, Welke reductie van vreemde Geldfpecièn nog heden in veele der buitenland- fche  ÖVËR DE EGALE GELDSPECIËN.' 17 fche Wisfels te Amfteldam plaats heeft. Hoe hoog deeze laatfte ftad in HanJ del en Scheepvaart ook zy toegenomen , heeft zy deeze kenmerken van haaren afkomst toch nooit kunnen uitwïsfchen; gelyk het reguleeren der Wisfelcours op Engeland, Vrankryk, Spanje, Koningsbergen, Dantzig enz.; noch altoos in Ponden Vlaamsch, Schellingen en Grooten gefchiedt, om geene andere voorbeelden optehaalen. — Daar en tegen zyn 'er weer andere plaatzen en landen, van laateren datum, die hunne goederen uit Spanje, Rusland enz., in Amfteldamfche Wisfels moeten betaalen, om dat de Geldfpecie van deeze laatfte bekend en gereguleerd is; gelyk die van Hamburg, Bremen en meest alle handeldryvende fteden van Duitschland, in Wisfels van die plaatzen betrokken worden, welke te Amfteldam in Hollands Banco of Courantgeld betaalbaar zyn. Om het juiste Different der Wisfelcours van de vyf Provinciën, met relatie tot die van Holland, optegeeven, is niet wel doenelyk: alzoo in geen der B vy;  58 J. F. MULLER ANTWOORD vyf Provinciën eene geregelde Wisielcours op Holland gevonden wordt, lïoch van deeze op de eerfte Provincie. Dit heeft alleen plaats üisfchen de Provincie Hollanden Zeeland, en wel om den meerderen Koophandel, en om het different der Geldfpeciën, dat tusfchen deeze twee Provinciën exteert. Uit Vriesland en Groningen krygt men zomtyds Wisfels, of liever Asfignatien, ten laste vanlngezeetenen in ïiolland: welke pretenfien veelal fpruiten uit Graanen, Koolzaad enz,, dat die Provinciën naar Holland ter markt gevoerd hebben; doch het is maar zeldzaam, dat die Handelaars Wisfelbrieven op Holland met voordeel kunnen remitteeren, dat nochtans in zulk geval plaats diende te hebben, om dat Wisfels ten hunnen laste .in Holland doorgaans met | per Cent verlies ontvangen worden, van menfchen welke op die plaatzen Correspondentie hebben, en van het incasfeeren van zoodanige briefjes hun werk maaken: een blyk, dat de vernegotiëering der Wisfels van de vyf Provinciën in Holland niet kan gefchie- dep*  OVER DE EGALE GELDSPECIËN.' 19 den, immers niet geregeld. — Doch wanneer de Wisfei op een van die Provinciën aanmerkelyk groot is, dat zeer zelden gebeurt, in dat geval kan men met t of \ per Cent verlies laaten ontvangen. — In de handeldryvende iteden van Gelderland en Overysfel heeft dit zelfde plaats. Het verlies der Wisfelcours is ook in die twee Provinciëa geëvenredigd aan de vragt der contante Penningen. Maar de Ingezeetenen der Provincie van Utrecht daar en tegen, als eene Landprovincie zynde, houden te Amfteldam Casfiers, door welke zy hunne Asfignaties op ingezeetenen aldaar laaten oatvangen, en aan wie zy hunne buitenlandfche geaccepteerde Wisfels ter betaaling verwyzen. Wanneer wy nu de vragt der (jelclfpeciën, met het verlies op de Wisfelcours , tegen elkander vergelyken, dan zal dit al vry wel geëvenredigd wezen. — Op Vriesland, Groningen, Gelderland en Overysfel, i# de vragt van Contanten van Amfteldam en terug, beneden /iooo, \ a \ per Cent, maar boven de ƒ iooo, i per Mille. — Voor deezen prys kan men ook ConB 2 un:  20 J. F. MULLER ANTWOORD tanten van Amfteldam naar Zeeland zenden, en van daar ontvangen: maar het fchadelyke different der 'Wisfelcours op die Provincie, welke uit het tegenwoordige verfchii der Geldfpecie ontftaat, wordt daar door niet weggenomen. — De vyf eerstgenoemde Provinciën zouden, door het verlies der Wisfelcours, niet anders op haare Negotie met Holland lyden, dan het geen zy aan Vragt voor da Contanten zouden moeten betaalen, als zy de Contantten in Natura overzonden, welk laatfte ook doorgaans plaats .heeft: om dat dit op alle plaatzen zeer gemakkelyk en zonder rifico kan gefchieden, terwyl met de Wisfel altoos eenige refico verzeld gaat, hoe folide men den Trekker ook moge houden. De Provincie Zeeland daar en tegen kan flegts in één geval met minder fchade, en in het tweede met voordeel Contanten van of naar Holland zenden, in vergelyking der Wisfelcours , welke op dien tyd plaats heeft. — Het geval, om van Holland naar Zeeland Contanten met minder fchade dan ordinair te zenden, bepaalt zich tot den tyd dqr Verkoopinge van de Oost-  OVËR DE EGALE GELDSPECIËN. 21 Oost-Indifche Compagnie aldaar, als wanneer het niet zelden gebeurt, dat men in Zeeland geen genoegzaame fomma van Papier op Holland tot eene maatige Cours kan kwyt raaken, noch in Holland bekoomen, om naar Zeeland te zenden, waar door de zooge^ naamde Zeeuwfche Ryksdaalders zomtyds in Holland verre boven de ordinaire Cours ryzen. — Dit weeten de Joodfche Geld-wisfelaars te Amfteldam zich doorgaans wel ten nutte te maaken, met het opzaamelen van de zilvere Ducaaten, om op dien tyd daarmede aan de Markt te koomen, Waar door ze meestal eene zoete Interesfe behaalen : het welk dan ook de reden is, dat in de Wisfelcours nooit, of immers zeer zelden, een merkelyk different ten voordeele der Ingezeetenen van Zeeland kan koomen. — Het geval, om met voordeel uit Zeeland Contanten naar een der zes andere Provinciën te zenden, bepaalt zich tot het betaalen der Interesfen van Zeeuwfche Obligatien, Tienden enz., om dat dan de zilvere Ducaat to.t 53 Huivers naar Duiten gezonden wordt: aan houders van Zeeuwfche Effecten of eigenaars B 3 van  22 J. F. MÜLLER ANTWOORD van Landeryen: maar is het fchadclyke different dier Geidfpecie niet oorzaak, dat de Zeeuwfche Effecten buiten Zeeland, weinig gezogt worden? En is dit derhalven wel de moeite waard, als een wezentlyk voordeel alhier te worden opgegeeven? Aan het algemeen gerief, om Constanten binnens lands prompt en zonder eenige rifico te kunnen verzenden, is dan hoofdzaakelyk toe te fchryven, dat de handeldryvende Ingezeetenen der vyf overige Provinciën veelal zwaarigheid maaken in het koopen van Wisfels of Asfignaties van hunne Medeburgers, om hun Geld daar door in Holland overtemaakcn. Doorgaans zyn ze in deeze wyze van handelen onkundig, en vreezen dus in groote moeijelykhedcn ingewikkeld te zullen worden, indjen zoodanige Wisfel niet prompt betaald, maar met protest terug gezonden wierde. Deeze vrees, by verre _ het grootfte gedeelte dier Commerciëerende Ingezeetenen, is oorzaak, dat de Trekkers hunne Wisfels niet dan met moeite kunnen fly^ ten. De gewoonte, welke by veelen Öer  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 23 Üer Hollandfche Kooplieden is doorgedrongen, dat zy aan hunne Correspondenten in andere Provinciën de Vragt van het Geld niet in Reekening brengen, heeft medegewerkt, om het overmaaken der wederzydfche Pretenfien door Wisfels van de vyf Provinciën op Holland te ftremmen, ol ten minften zeer in onbruik te houden. Dan-hun verlies is gering; kan het boven f of * per Cent beloopen, hoe klein de fom pok wezenmoge: en zoo het een aanzien lyker post is, die twee, drie of meer duizend Guldens bedraagt, is de Vragt met duur* d« dan de ordinaire Wisfe^CouVta|tó van 1 per Mille. En hoe dik wils gebeurt het niet, dat zy in perfoon naar Holland gaan, om nieuwe inkoopen.te doen, en by die gelegenheid het geld van eenen voorigen inkoop medeneemen , waar door zy het zelve zeer goedkoop , en dikwils Franco oyerkrvgen, als de fom niet zeer groot is. De Provincie Zeeland daar en tegen eene meer uitgeftrekter Negotie met die van Holland onderhoudende, dan wel de andere vyf Provinciën, was meer in de gelegenheid, tot gem*  24 j. f. muller antwoord: van haaren Koophandel op Holland, Zich van de Wisfels te bedienen, tot overmaaking van wederzydfche pre^nhen. — Het verliesdat op de Wislelcours van Zeeland op Holland, en van daar weer terug voor de Zeeuwfche Ingezeetenen valt, is thans altoos geëvenredigd naar de Cours der zoogenaamde Zeeuwfche Ryksdaalders, welke op dien tyd in Holland plaats heeft. Indien men 400 Zeeuwfche Ryksdaalders in Amfteldam tegen 51J ftuivers kan koopen, en dezelve met Vragt en Onkosten voor Tj of 3 per Cent naar Zeeland overzeilden4, zal de Wisfel disconto doorgaans i\ of 2\ per Cent zyn. In Rotterdam en Dordrecht, daar ze algemeen voor 52 Huivers roulleeren, is de Wisfelfchade ook weer minder voor de Ingezeetenen van Aeeland. X D???.h°? kIein of groot jJe disconto der Wisfel ook wezen moge, het zal altoos bezwaarlyk genoeg zyn voor de handeldryvende Ingezeetenen van die Provincie. Alle goederen, welke van buiten ingevoerd worden, moeten zy met opgeld koopen, om dat de fchade 2\ of 21 per Cent op de Wisfel of ' Geld»  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. ""2$ Geldfpecie beloopt; voor alle Producten , welke zy uit hunne Provincie naar Holland of elders zenden, ontvangen %y mede zoo veel minder prys, dan hun* ne Geldfpecie of Wisfel verliest by de andere Provinciën; en hoe zeker het ïn Zeeland fchyne te zyn, dat die Negotie-penning 53 Huivers waarde hebbe, zal de prys van LeevCrtsmiddelen , Manufactuuren tot kleeding, Eigendommen en Landeryen, toch altoos getauxeerd en.gekogt worden, naar die mindere waarde der fpecie, in vergelyking van die der andere Provinciën: dat is, men zal 'er meer Huivers voor moeten betaalen, dan dat de zilver e Ducaat, gelyk in de overige Provinciën , in prys gangbaar ware. De Souverain heeft wel de rriagt de Specie van zyn land op een zekeren prys te bepaalen • maar het voordeel van den Souverain en deszelfs onderdaanen zal nooit grooter wezen, dan dat de Specie van het land maar even onder dat gehalt en waarde zy, dat ze op eenmaatigen prys van het zilver niet met voordeel kan verfmolten, maar altoos met winst kan aangemunt worden. Wel is waar, de Souverain zal B 5 8a  .26 J. F. MULLER ANTWOORD 8,10 en meer per Cent by het munten van zyne Geldfpecie winnen, wanneer hy dezelve in gehalte of gewigt zooveel vermindert en den prys als vooren laat: doch dit is flegts voor ééns, en zelfs maar in fchyn, om dat deszelfs onderdaanen daar door belet worden, zoo veel vertier in den koophandel te doen, als dê gelegenheid hun daar toe wel aan de hand geeft: dus verliest de Souverein, geduurende al dien tyd dat deeze munt fpecie inhetlandblyftroulleeren, ook hec meerder voordeel, dat uit een bloeijenden binnen- en buitenlandfchen handel voor hem anders zou ontdaan. De onderdaanen daar en tegen verliezen altoos by dit foort van mindere fpecie, welkers gangbaare waarde boven het gehalt of gewigt is, zoo dikwils zy binnenlandfche producten naar buiten zenden of buitenlandfche inkoope doen. De Stad Dantzig kan ons tot een voorbeeld {trekken: derzelver geldfpecie was tot den jaare 1757, in gehalte cn waarde, dat nun aldaar, om een Pondvlaams in Holland te behebben, 280 a 290 gros/en pools betaalde, maar zedert zy derzelver fpeciën in gehalte yer«  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 2? verminderd, doch in waarde getaaten heeft, moet men thans 380 a 400 grosfen pools voor een Pondvl. op Holland betaalen, welke Verandering van geldfpecie voor de handeldryvende ingezeetenen van die Stad in het byzonder, en voor de andere Inwoönders in het gemeen, geen gering nadeel heeft aangebragt. Alle producten en koopmanfehappen wierden by hen duurder naar de mindere waarde van hunne nieuwe geldfpecie, terwyl de buitenlanders 'er niets meer voor betaalden. Hunne inkoope in Poolen, waar de dantziger muntfpecie gangbaar is, moet tot hooger prys gefchieden , terwyl dat welfde geld weer door de Poolen m Dantzig wordt gebragt, en aldaar op den bepaalden prys uitgegeeven. Het zelfde heeft ook plaats gehad met de verminderde geldfpecie van den Koning vanPruisfen, in de Jaaren ï 758 en 1759. Voor dien tyd betaalde men te Amfteldam voor een Ryksdaalder te Breslau 35 a 36 ftuivers Bankgeld , en 1762 was diezelfde {lyksdaalders reeds on 21 ^ve^s  as j. f. müller Antwoord Bankgeld gevallen. De koophandel van beiden leedt hier door veel. Hier uit volgt dan, dat geen Souverain den prys der geldfpecie willekeurig kan verhoogen, zonder zich zeiven en deszelfs onderdaanen te be3iadeelen. Hoe weinig of veel het different ook wezen moge, de Wisfelcours zal dat gewaande voordeel x>nmiddelyk doen verdwynen: deeze is de juifte balans, welke op het minfte verfchil overflaat. Nochtans kunnen 'er omftandigheden wezen, waar door een land voor een korten tyd op de wisfelcours kan verliezen of winnen. Dit hangt af van een meer of minderen trek van geld, dan 'er goederen uit- of ingezonden worden. Dus zal de wisfelcours van een land 5, 6 en 8 per Cent kunnen daalen, wanneer de Vorst drie of vier Millioenen buiten s'lands negotiëert, en die per wisfel laat overkoomen; of een land , dat s'jaars tien Millioenen aan producten en voortbrengfels van nyverheid uitlevert, en daartegen maar negen Millioenen van buiten nodig heeft te trekken, zal. de wisfelcours altoos, in zyn voor-  ÖVER DE EGALE GELDSPECIËN. 20 voordeel hebben: maar in den loop van reëele en gelyke negotie moet de wisfelcours nooit 5 per Cent kunnen verfchillen. Hier mede'meenen wy nu genoeg aangetoond te hebben, dat indien 'er eene geregelde wisfelcours tusfchen, de vyf Provinciën en Holland plaats had , de fchade in ordinaire tyden daarop nooit grooter dan \ § of \ per Cent, en zelfs 1 per Mille zou wezen, naar maate de fomma groot of klein is , welke overgemaakt zou moeten worden , om dat voor dien zelfden prys de Contanten van die Provinciën van Holland en van daar te rug gezonden kunnen worden. Dit gering verlies vloeit voort uit de gelykheid der geldfpecie, welke in die zes Provinciën gevonden wordt; als ook uit het weinige verfchil, dat 'er tusfchen de eene en andere Provincie: in onderlinge Commercie gevonden wordt: want offchoon Holland aan deeze vyf Provinciën buitenlandfche voortbrengfels levert, zoo zenden deeze weer eigene producten en werken van nyverheid aan die van Holland; jen zoo het mogelyk ware, om net te wee:  go |. ï>. MULLER ANTW00RÖ weeten, wat ieder dei- vyf Provinciën aan Holland zond , en van daar te rug trok , dan geloove ik, dat het verfchil misfchien ten voordeele der vyf Provinciën zou overflaan of ten minften zeer gelyk ftaan in de Balans met die van Holland; terwyl de Provincie van Zeeland (alles gelyk gefteld zynde omtrent de geldfpecie), in het leveren van Producten en Koopmanfchappen buiten allen twyffel merkelyk op Holland wint, waarover wy in de derde Afdeeling breeder zullen fpreeken. —■ Thans gaan wy over om I L De fundamenteele oorzaaken aantewyZen ,. waarom de Wïsfelfchade in Zeeland groot er dan in de vyf andere Provinciën zou zyn, indien de Zilvere Ducaat niet hooger in prys gangbaar ware dan in de overige Provinciën. Uit myne breedvoerige, en zoo ik myniet gantsch bedrieg, zeer bondige redeneering in de eerfte afdeeling gehouden , is reeds beweezen , dat £et geene in deeze tweede afdeeling  OVER DE EGALE GELDSPECIËN^ 3 i geëischt wordt, niet exteert. — Indien de zilvere Ducaat in gehalte en gewigt in Zeeland met de overige Provinciën gelyk ftaat niet alleen, maar ook tot seen hoogeren prys gangbaar is, zal de wisfelfchade voor de Ingezeetenen van Zeeland gewis niet grooter, maar veel eer minder wezen, 'dan die in de andere Provinciën: wel is waar , dat Zeeland altoos ongelyk meer by Holland ten agteren is, dan de overige Provinciën: om dat de meeste van haare buitenïandfche wisfels, zedert de'verhooging, in Holland, moeten betaald worden: (a) maar dit ontftaat uit eene ruimere negotie, waar op derzelver Ingezeetenen voordeel behaalen en dus daar van wel eene wisielproviüe aan die van Holland kunnen Betaalen, indien de fchadelyke disconto uit de muntfpecie voortvloeiende," maar mogt weggenomen worden. Deeze voor de Commercieerende Ingezeetenen van Zeeland zoo zeer gewenschte verandering , zou Jhun (f) Uit de ordonnantie van de Wisfélbank, artikel V. Mvfct dit men ten minften vóór de verhooging der RykLlaakie™,Zeeland algemeen «V buiten-laad* mtfëdè en betrokken vvterd,  32 J. t. MULLËR ANTWOORD noch een voordeel boven de vyf andere Provinciën aanbrengen, door de jaarlykfche verkoopingén van de OostIndifche Compagnie aldaar; want kort vóór, en na de verkoopingén zouden zy altoos op Holland met noch een extra voordeel. kunnen Wisfelen , om dat op dien tyd voor ongelyk meerdere fommen aan goederen uit Zeeland naar Holland worden gevoerd, dan zy van daar trekt, waardoor de Wisfelcours op Holland grootelyks ten voordeele van Zeeland moet koomen , en dus tot betaaling van buitenïandfche ontvangene goederen voor de Zeeuwfche Ingezeetenen merkelyk zou foulageeren. Wanneer men myn antwoord, op 'teerfteLid van het voórftel der Wel Edele Maatfchappy, oplettend nagaat, zal men met my moeten toeflaan, dat op dit gedeelte van het voorftel niets anders gezegdkan worden; en derhal ven zullen wy overgaan, om III. De redenen aantetoonen', welke Zeeland zou kunnen gehad hebben, om meer dan de vyf andere Provinciën voor gebr§k aan ftandpenningen bedugt te zyn Uit  ÖVËR DE EGALE GELDSPECIËN. 33 Uit dit voorflel fchynt te blyken; dat de Wel Edele Maatfchappy van denkbeeld is, als of de Provincie Zeeland deeze voorzorg, om den prys der zilvere Ducaaten, boven derzelver gewigt, te verhoogen, alleen zoude gebruikt hebben, om het gebrek aan inlandfche Handpenningen voor te koomen: doch het zy my geoorloofd, dat ik hier omtrent van gevoelen verfchille, en zegge, dat dit zelfs de voornaamfte rede niet geween- zy. Gebrek aan genoegzaame Contanten , om door de handen der Ingezeetenen te roulleeren kan nooit anders plaats hebben, dan wanneer dat land meer van buiten lands tot zyne behoefte moet trekken, dan het aan andere Natiën van eigene landsproducten of werken van nyverheid kan uitleveren. Waar dit plaats heeft , mag men als zeker vooronderftellen, dat zoodanig land vroeg of laat moet verarmen , ten ware het door industrie dat verlies wist te vergoeden.' — Indien de Souverain, wiens Onderdaanen eenen pasfiven handel voeren , mogt goedvinden, den prys der geldfpecie te verhoogen, om voor te kooC men  34- J. F. MULLER ANTWOORD men, dat de Contanten niet buitenlands gevoerd wierden, zou hy hier door zyn oogmerk wel bereiken; maar niet dan met verlies van een gedeelte zyner inkoomften, en tot groot nadeel van alle zyne Handeldryvende ingezeetenen : want zoo dra 'er geen voordeel in zoodanig land voor de buitenlanders meer te behaalen is, fchorten zy den onderlmgen Koophandel; ten minften in zooverre, dat zv met voordeel kunnen blyven handelen, en de als dan reeds uitgevoerde fpecie zal 'er niet eerder weer inkoomen , dan dat zy aan de Buitenlanders daar voor goederen in betaai ng kunnen geeven. Maar indien de Souverain van eene pasfief handelende natie, met de verhooging der geldfpecie , ook tevens de Luxe onder de Ingezeetenen kan verbannen, zoo dat derzelver behoefte niet grooter is, dan hunne lands producten en werken van nyverheid opbrengen, om daar door te doen balanceeren, dat het geen van buitenlands inkoomt niet grooter is, dan het geen zy aan vreemden kunnen leveren, dan zal men misfehien op  OVER DE EGALE GELDSPECIËN.' ft$ Op het voorbeeld van Zweeden dien aangaande winnen: doch hier toe wordt eene despötieke Alleenheerfchirtg vereischt, waar voor wy vrygebooren Nederlanders met rede den grootiten afkeer hebben. Uit het boven beredeneerde hebben wy gezien, dat een land gebrek aan Standpenningen kan krygen, het welk van buiten meer moet ontvangen, dan het aan anderen kan leveren, en dat in dit geval de Souverain wel eens in verzoeking gebragt kan worden, de Muntfpecie, boven de ordinaire waarde, in prys te verhoogen: maar welke redenen kan de Provincie Zeeland meer dan de vyf overige Provinciën toch gehad hebben, om dien {lap te doen? Is het gefchiedt uit vreeze voor gebrek aan Contanten in de Provincie? Dan zoude men daaruit moeten befluiten, dat Zeeland met Holland eenen pasfiven handel dreef: doch hier van meenen wy het tegendeel te kunnen aantoonen; en wanneer men my dit zal toegeflemd hebben, vinde ik geene zwaarigheid te Zeggen, dat het onmogelyk geweest zou zyn, noch immer gebeuren kan, dat Zeeland C 2 voor  gó J. MULLER ANTWOORD voor . gebrek aan -Standpenningen té dugten zou gehadt hebben, meer dan de vyf overige Provinciën. . De oorzaak, welke aanleiding tot de eèrfte verhooging in 1672, van de zlU vere Ducaaten in Zeeland gegeeven heeft, moet veel eer toegefchreeven worden aan de vrees, welke men in Zeeland gehad, of liever daad eiyk ondervonden heeft, dat die Provincie overftroomd wierdt van vreemde fpeciën van minder gehalten als in onze Unie, gangbaar waren, -r- De locaaler Ctuatie van Zeeland , fchynt - dit myn gevoelen te beguniligen: als zynde zeer naby Braband gelegen, met welker Ingezeetenen Zeeland eenen aanmerkelyken Koophandel dryft. Het eindeloos getal van Placaaten, door de Heeren Staaten der Provincie van Zeeland, waarin reeds by het vestigen van de Unie by aanhoudenheid vreemde Muntfpeciën Billioen verklaard worden (b), zetten myn gevoelen ten deezen opzigte nog meer klem by. Men (b) Men zie onder anderen de Placnaten van 30 January 15X2, en 13 Augustus 1505, toen de Ryksdaalder in de Nederlanden noch algemeen 48 Huivers was.  OVER DE EGALE GELDSPECIËN^ 3? Men zie flegts het Groot PlacaarBoek in, en men zal verwonderd Haan over de menigvuldige Placaaten, welke tegen vreemde Muntfpeciën, van minder gehalte en gewigt, door de Staaten Generaal van de Veréénigde Provinciën, geftatuëerd zyn. Dan deeze zyn nog gering in getal tegen die Placaaten, welke de Provinciën Holland en Zeeland by aanhoudenheid tegen het roulleeren van vreemde Geldfpecièn gefteld hebben. — Deeze twee Provinciën waren ook de voornaamfte in Zeevaart en Koophandel, tegen de vyf andere, en derhalven meer blootgefteld voor den invoer van vreemde Munt. — Daar nu Holland eene veel uitgeftrekter Negotie'naar alle gewesten der weereld heeft, dan Zeeland, zou men daar uit moeten befluiten, dat de toevloed van vreemd' Geld in Holland ook het meest moest geweest zyn, en uit dien hoofde ook de meeste Placaaten daar tegen geftatuëerd hebben: maar juist het tegendeel is waar. — 'Er worden wel vyf Placaaten tegen vreemd en flest Geld van de Heeren Staaten van Zeeland C 3 ^  38 J. p. MULLER ANTWOORD gevonden, tegen één Placaat in-Holland. — Zoo dit mvne Helling niet volkomen bewyst, het zal nochtans myn gevoelen zeer begunstigen. — Maar, het geen noch meer in myn voordeel fpreekt, is, dat ik geen Placaat gevonden heb van de vyf andere Provinciën in haar privé tegen Geldfpecièn van minder waarde; daar toch vier van deeze aan andere landen grensfen, met welker Ingezeetenen zy over en weer handelen, en dus buiten twyffel Geld van hunner vreemde buuren moeten ontvangen; en dit in die Provinciën laaten circuleeren. De redenen, waarom dit in de vier Provinciën minder invloed dan in Zeeland gehad heeft, zullen wy ftraks nader opgeeven. De aanhoudende klagten over den toevloed van vreemde Speciën, waar toe de Provincie Zeeland, als het grootfte belang daar by hebbende, gewis het meest zal gedaan hebben, deed de Heeren Staaten Generaal van de Veréénigde Nederlanden, in den Jaare 1619 refolveeren, om den NederlandJcben Kyksdaalder, jinaal en zonder pro»  OVER DE EGALE GELDSPECIËN^ 3£ tójie, in gehalte en gewigt op 50 Jluivers te reguleren (c); terwyl voor dien tyd geen Nederlandfche Ryksdaalder m gehalte en gewigt hooger dan tot 48 Huivers in ons Gemeenebest bekend was> — Hier door meende men het kwaad te zuilen overwinnen: maar in den Jaare 1622 wierden, door de Heeren Staaten van Zeeland, reeds weer op nieuw veele foorten van vreemde Muntfpeciè'n Biliioen verklaard (d). Een biyk dat deeze voorzorg in Zeeland minder dan in Holland ten goede hadt gewerkt. Ja op verfcheiden tyden heeft men in Zeeland een wezentlyk gebrek (e) aan ïniandfche Standpenningen gehad, zoo dat men zich v/el voor eenen tyd daar door belemmerd vond in de Negotie met Holland, by welke gelegenheid alle mlandfche Specie fcheen verdweenen te wezen: doch dit duurde Üegts korten tyd; het beloop van veele buitenlandfche Inkoopenmoet, door de Zeeuwen 4 iche, Cc) Volgens Placaat van 13 February 1619. m Volgens Placaat van n Augustus 1022. (ai Dit gebrek fchynt nochtans geen plaats sehad te hebben, dau na de verhoging &« züvcrc D.icaaten, ,  4° J- ff. MÜLLER ANTWOORD fche Kooplieden, in Holland betaald' worden (f); daar en tegen trekt Zeeland door de jaarjykfche Verkoopingén van de Oost-Indifche Compagnie, en voor onderfcheidene inlandfche prouucten weer aanmerkelyke fommen uit Holland: maar wanneer deeze .gevallen wat meer dan naar gewoonte uit eikanderen loopen, moet het oety yan de inlandfche Geldfpecie in Zee- i!ld °p d,en tyd "oodzaakelyk laag ebben; het welk niet zou gebeuren, menen de Cours van de zoogenaamde Zeeuwfche Ryksdaafders, met die van andere Provinciën , gelyk Hond, waar over wy m de vierde Afdeeling br.eeder zullen handeLn. De Geldfpecièn van de OostenrykIche en andere daaromtrent gelegen landen, koomen al te na in gehalte en waarde met die van onze Unie, dan dat dezelvcn met door infchikkelykheid van fommige Kooplieden, om een grooter debiet in hunne goederen te maaken, met een minder different zouden ontvangen geworden zyn, dan het weze;.tlyk ycrlchil bedroeg, en zoo CO Men zie hier van de redenen bi. 128 opgegccyei^  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 41 feoo vervolgens deeze mindere Specie jaan hunne Werklieden, Leveranciers, Bakkers, Slagters enz., by kleine fommaas tevens, in de Provincie weer Zouden gefleeten, en onder den man gebragt hebben. — En zou zoodanige handelwyze niet hebben kunnen aanleiding geeven, dat deeze vreemde Speciën, van geringere waarde, op gelyken prys, als die van de Geüniëerde Nederlanden, in Zeeland zouden geroulleerdhebben? Zouden hier door niet alle Kooplieden, zonder onderfcheid , in de noodzaakelykheid gebragt zyn geworden, dit voorbeeld te volgen, en die vreemde Speciën door een algemeene circulatie als te naturalifeeren? — Maar welke nadeelen moesten voor de Ingezeetenen van de Provincie Zeeland hier uit ontftaan? Gewis deeze: dat de Kooplieden van Holland dit verfchil der Geldfpecie door de Wisfelcours weidra reguleerden; Zeeland moest de fchaden van dit different draagen, zonder eenige vergoeding te kunnen vinden, zelfs niet met het uitzenden van die fchadelyke Specie. Om het verlies op de [Wisfelcours te ontwyken, was bet no- c s é%  4Z J. F. MULLER ANTWOORD dig de Hollandfche Wisfels met inlandfche Contanten te betaalen, of de Contanten in natura naar Holland te zenden. Alles werkte mede, om de vreemde Geldfpecièn der gebuuren van Zeeland in die Provincie te vermeerderen ; de inlandfche Specie wierd alleen aangezien als een foort van Bankgeld, waar mede men Hollandfche Wisfels betaalde, die men op Holland kogt, of van daar op Zeeland getrokken waren. Het zou nochtans met dit alles niet mogelyk geweest zyn, Zeeland ten eenemaal van inlandfche Standpenningen uitteputten, maar wel in zoo verre te doen verminderen, dat daar van op zekere tyden een groot gedeelte in de andere Provinciën bleef roulleeren, die niet weer terug konden keeren, voor dat Zeeland goederen daar voor in de plaats kon geeven; en in dien tusfchentyd moest Zeeland zekerlyk van vreemde Muntfpeciën overfiroomd worden. Maar deeze terugkeering kon niet misfen, onvermydelyk te moeten volgen, door de jaarlykfche Verkoopingén van de Oost-Indifche Compagnie in Zeeland, waar van Holland wel het  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 4$ het grootfte gedeelte koopt, het welk dit verlies weer merkelyk vergoedde. Voeg hier by de verzendingen van Zeeuwfche Producten naar Holland, als Tarwe, Koolzaad, Meekrap, Vlas enz., dat alles medewerkte, om de balans weer rykelyk, ten voordeele van Zeeland, over te haaien. Wanneer wy een overflag maaken,1 en nagaan, wat Holland jaarlyks aan Zeeland moet betaalen, voor het geen» de eerlte by de Oost-Indifche Compagnie der laatfte koopt; daar by voe-! gende de lommen, welken jaarlyks voor inlandfche Producten van Zeeland naar Holland getrokken worden, en dan daar tegen overftelt, wat Zeeland uit Holland gewoon is jaarlyks te trekken; dan zal men bevinden, dat Zeeland op Holland actief handelt. Doch niet tegenftaande alle deeze voordeden, moest Zeeland overftroomd worden van vreemde Geld-i Ipeciën, om dat ze uit de Oostenrykfche en de verdere daar aan grenzende landen, minder Lands producten en andere Koopmanfchappen trekt, dan aan dezelve levert. Ook verdwynen een deel inlandfche Standpenningen, door  44 J- F. MÜLLER ANTWOORD door in Braband te blyven roulleeren. — Maar indien Zeeland op Holland actief handelt, van waar koomt het dan, dat Zeeland op de balans van Contanten by Holland agter uit raakt? Dit ontftaat door de Wisfel: om dat Zee]and voor zyne buitenlandfche inkoope betrokken wordt in Wisfels, die in Holland moeten betaald worden, immers voor het grootfte gedeelte, en vooral van zulken , die in Bankgeld getrokken, óf daarin betaald moeten worden. Laaten wy nu de Provinciën Gelderland, Overysfel, Vriesland en Groningen befchouwen, welke mede tegen vreemde landen aangrenzen, waarin andere Geldfpeciën gevonden worden. Volgens, myne boven gemaakte vooronderftelling zouden deeze Provinciën even zeer moeten blootgefteld wezen, aan een te grooten invoer van vreemde Geldfpeciën als Zeeland, zonder dat dit nochtans plaats heeft: dan hier voor zyn twee natuurlyke redenen, welke dat in deeze vier Provinciën meer dan in Zeeland onmogelyk maaken. i. De Geldfpeciën van die aangrens zenj  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 45 zende landen verfchillen zoo veel in gehalte en waarde met die van onze Unie, dat ze by ons niet gangbaar kunnen worden, dan met groot verlies, tegen het geen waar voor zy in hun land roulleeren, en uit dien -hoofde altoos wederkeeren, ter ptóatfe waar ze het meest gewaardeerd worden, — Van daar dat die foorten van vreemde Geldfpeciën nooit diep in onze Provinciën indringen, maar zich doorgaans bepaalen op de plaatfen van de grenzen, waar het different het kleinst is, en de gelegenheid overvloediger, om in hun land tot de gefielde waarde te kunnen uitgegeeven worden. 2. Geene van de bovengenoemde vier Provinciën heeft eenigen Koophandel van belang met de Ingezeetenen van de aangrenzende landen. — De weinige Negotie, welke tusfchen de vier Provinciën met hunne vreemde Nabuuren plaats heeft, gefchiedt altoos pasfier van onzen kant, en actief van de vreemden: wanneer de laatfterivoor 20 Huivers uit de vier Provinciën trekken, dan leveren zy aan hunne Lands producten ten minsten voor 22. Étuivers, zoo niet meer ja de plaats, en dus  ^6 J. F. MULLER ANTWOORD. dus winnen zy altoos op de Nederlanden; dit is de rede, dat hunne Geldfpeciën in die Provinciën niet kunnen blyven, wyl men zyne vreemde Buuren altoos met hunne eigene Munt betaald, en noch inlandfche Specie by moet geeven, om den ouderlingen Koophandel, hoe klein ook, te vereffenen. . Groot kan deeze hunne Commercie, met derzelver vreemde Buuren, nooit worden, om dat deeze laatften hunne behoeften meestal direct uit Holland ontbieden, waar door voor die vier Provinciën de gelegenheid wordt afgefneeden, om actief met derzelver vreemde Buuren te konnen handelen. Immers is 'er in geene van die Provinciën eene genoegzaame buitenlandfche Negotie; zy zyn genoodzaakt hunne behoeften daar van zelfs uit Bolland te trekken, welke weg voor die vreemde Buuren even gemakkelyk openftaat niet alleen, maar de gelegenheden daar toe ook daadelyk hebben, en dus niet in de noodzaakelykheid koomen, zoodanige goederen uit de binnenlandfche Provinciën te trekken. Indien 'er eene gegronde vrees voor ge-:  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 4? gebrek aan Standpenningen plaats kon hebben, zou het zeker in deeze vier genoemde Provinciën moeten weezen. Deeze immers handelen met haare vreemde Buuren pasfief, en moeten dus het meerder ontvangene met Contanten betaalen, en by die gelegenheid altoos zich van het vreemde Geld eerst ontdoen. Zeeland daar en tegen, gelyk de menigvuldige Placaaten van die Provincie aantoonen, wierdt overftroorhd van vreemde Muntfpeciën, welke tot hooger prys onder de Inge.zeetenen van Zeeland circuleerden, dan hunne gehalten en waarde bedroegen, en dus door den Souverain, de Heer en Staaten van Zeeland, aanhoudend Billioen verklaard wierden, om de fchade hunner Ingezeetenen daar door voortekoomen. — Maar kon deeze overvloed van vreemde ^Geldfpeciën in Zeeland wel exteeren, indien deeze Provincie met haare Buuren, welke die Contanten van mindere gehalten en waarde invoerden, eenen pasfiven handel dreef? Zullen de handeldryvende Ingezeetenen van Zeeland, niet altoos eerst dat vreemde Geld tot betaaling hunner inkoope, in die landen  48 J. F. MÜLLER ANTWOORÖ gedaan , hefteed hebben, eer ze tot de inlandlëhe Contanten overgegaan zyn? En moet hier uit niet volgen, dat de Provincie Zeeland, ten minften vóór de verhooging van den zilveren Ducaat, eenen actieven handel met die aangrenzende Buuren gedreeven nebbe? — Ik maake geene zwaarigheid, dit met ja te beantwoorden. Wordt nu die active handel in-Zeeland thans niet meer gevonden, (en welk doorzigtig Koopman zou dit durven beweeren) dan is 'er zeer veel gróndt om te vooronderftellen, dat, hoe menigvuldige oórzaaken daar voor ook mogen opgegeeven worden , de verhoöging der Zeeuwfche Geldfpecie hier by°eene voornaame rolie gefpeeld hebbe, Zoo niet de eenigfte oorzaak geweest zy. Het is dan ten hoogften waarfchynelyk, dat men in Zeeland die voorzorg, om de Provinciale Muntflag in evaluatie te verhoogen, gebruikt hebbe, om den fchadelyken overvloed van vreemde Muntfpeciën uit de Provincie te weeren. — En wie zou kunnen twyffelen, dat dit oogmerk niet yolkomen bereikt zy? Waren de gevol-  OVËR DE EGALE GELDSPECIËN^ 49 Volgen van een anderen kant minder nadeelig geweest voor de Commercieerende Ingezeetenen, nimmer zoude de Staatkunde gepaster middel hebben kunnen uitdenken, om haar doelwit te bereiken. 'Er blyft nochtans deeze zwaarigheid in myne opgegeevene redenen, welke de Provincie van Zeeland tot dien ftap hebben kunnen moveeren, namelyk: indien Zeeland de nadeelige gevolgen, na de eerfte Verhooging van 50 op 51 Huivers reeds heeft kunnen befpeuren; wat heeft dan aanleiding tót eene tweede Verhooging op 52 Huivers kunnen geeven? En dit zelfde moet gevraagd worden, waaróm men in Zeeland den zilveren Ducaat eindelyk zelfs op 53 Huivers verhoogd hebbe. De eerfte verhooging, welke volgens Placaat of fFaarfcbouwinge in dato 11 September 1672, voorgevallen is, door den Souverain toegefchreeven aan bet goed Alloy en Swaerte van den Jilveren Ducaet, die in de Graejfelyke Munte jegenwoordigb gemaakt wordt, en voor defen aldaer ge-munt fyn> — Hier uit zou men moeten befluken, dat de D Pro-  £0 J. F. MULLER ANTWOORD Provincie Zeeland alleen op het oog gehad hadt, deezen inlandfchen Negotie penning voor den uitvoer te beveiligen. Doch men dient wel in opmerking te houden, het geen wy reeds hier bovën gezegd hebben, dat de vermindering van inlandfche Standpenningen flegts een gevolg was van den grooten toevloed van vreemde Specie, waar mede men geene Wisfels kon betaalen, noch tot de gangbaare Cours in de Bank brengen- en die door de ftrengfte Placaaten, en herhaalde Billis oen-verklaaring niet uit de Provincie konden gehouden worden. Dan, deeze Verhooging op 51 duivers gaf in de andere Provinciën, en voornaamlyk in Holland, reeds vroeg aanleiding tot klagten. — Deeze kibbelingen Ichynen zich echter alleen onder de wederzydlche handeldryvende Ingezeetenen bepaald te hebben. Immers heb ik niets, ongeacht alle mogelyke nafpooringen, voor het jaar 1716, dien aangaande kunnen vinden. Het was dan in dit jaar, dat de fteden Breda, Rotterdam en Dordrecht, op het herhaald geroep hunner Commerciëerende Inwoonders, by de Staaten Gei  ÖVER DE EGALE GELDSPECIËN» ftj heraal klaagden, dat hunne Ingezeete^ hen in de Provincie Zeeland, voor goederen y aldaar ten verkoop invoerende, den zilveren Ducaat tot 51 Huivers moesten ontvangen, en uit dien hoofde ook meenden, denzelven tot dien prys ónder hunne Medeburgeren te kunnen ert te mogen uitgeeven, waar over menigvuldige gefchillen en verhinderingen in den Koophandel dier Inwoonders ontltonden, met verzoek, dat Hun Hoog Mogende dien aangaande, voorzieninge geliefden te doen. Dit was van dat gevolg, dat deeze zaak den 28 April 1716, by Hun Hoog Mogende Commisforiaal wierdt gemaakt, om dien aangaande het Advys van den Generaale Muntmeester inteneemen, ten einde Hun Hoog Mogende te dienen van bericht. — Hier van fchynt echter geen Rapport gedaan te wezen; ten minften wordt dit in de Registers niet gevonden. — Ondertusfchen wierdt den 21 July daaraanvolgende, door een Placaat van Hun Hoog Mogende, de Heeren Staaten Generaal, verboden, den zoogenaamden Zeeuwfchen Ryksdaalder in de Provincie van Holland hooger dan tot Da §0  £2 J. F. MULLER ANTWOORD 50 Huivers uittegeeven, of te ontvangen. Deeze eerfte ftap van Verhooging fteunt op Staatkundige redeneeringen, om een kwaad tegentegaan} dat door geene andere middelen fcheen geftuit te konnen worden. — Immers zeggen de Heeren Staaten van Zeeland in hunne Placaaten, voor de eerfte Verhooging tegen vreemde Muntfpeciën geftatuëerdby herhaaling: dat de Provincie Zeeland vervult is met vreemde en flegtere foorten van Gelde, tot groote fchade van derzelver Ingezeetenen. — Hier uit blykt, dat met de Verhooging niet zoo zeer beoogd wierdt, om de inlandfche Standpenningen voor den uitvoer te beveiligen, als wel voornaamlyk om den toevloed van vreemde Muntfpeciën uit de Provincie te weeren, en daar door de fchade der Ingezeetenen te verhoeden. Doch deeze Verhooging kon onmogelyk v:m een goed gevolg wezen, met relatie tot de buitenlandfche Geldfpeciën. Deeze waren meer dan 2 per Cent minder in gehalte, dan die van onze Unie, en het geen Zeeland door dien verhoogden prys by de Braband-- fche  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 53 fche en andere Geldfpeciën mogt winnen, wierdt door eene nadeeliger Wisfelcours op Holland weer rykelyk verlooren. Wegens de tweede Verhooging, op 52 Huivers, volgens Placaat in dato 2 October 1747, zeggen deHeeren Staaten van Zeeland de volgende motiven gehad te hebben: — dat door het verzenden van inlandfche Contanten voor Koopmatifcbappen; door het versmelten van dien; door de hooge prys van het zilver, en door de Conjunctuur en van Oorlog, de Provincie Zeeland van Standpenningen beroofd wierdt. De.eerfte geallegueerde reden, wegens het verzenden van Contanten voor Koopmanfchappen, geeft onweerfpreekelyk te kennen, dat men op dien tyd reeds befpeurd heeft pasfief te handelen —- Zou een land nadeel kunnen hebben, dat ƒ950 aan Contanten voor Goederen naar het Noorden zond, indien het dezelve in Vrankryk of elders weer tot ƒ 1000 kon verhandelen? Hoe veel men te dugten hadt, voor het versmelten, toen de zilvere Ducaat reeds op 51 ftuivers was, kan ik wegens gebrek aan kennis van de toenmaalige D 3 om"  54 Jf F. MULLER ANTWOORD pmftandigheden, niet bepaalen. — Be. booge prys van het zilver daar en tegen, en den fchadelyken invloed op de (Jon? tanten, wegens de nadeelige Conjuuctuuren van den Oorlog, zyn van zulk gewigt, dat wy wel durven verzekeren, dat het te dier tyd onmogelyk was, op het gewoone voordeel tot 51 Huivers aantemunten niet alleen, maar dat ook de inlandfche Standpenningen, uit hoofde van het daar omftreeks zynde Franfche Leger, menigvuldig uit de Provincie Zeeland zullen gevoerd wezen. Dan het is aanmerkelyk, dat de Pro-; vmcie Zeeland, in haare menigvuldige Placaaten, voor de Verhooging van den zilveren Ducaat, nooit over gebrek aan Standpenningen klaagt, maar wel van overvoerd te wezen van yreemde, 'en mindere foorten van Munten/dan de haare; 'terwyl men, na de Verhooging, wel dra gebrek aan inlandfche' Standpenningen kreeg.. — Dit moest ook natuurlyk volgen, zoo lang hunne buitenlandfche Negotie, voor welker goederen zy voor een groot gedeelte op Holland betrokken gierden, dezelfde bleef ~ Immers  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 5S Was het van toen af voor de Ingezeetenen van Zeeland noodzaakelyk, wilden zy op den voorigen voet met de Ingezeetenen van Holland gelyk blyven, dat zy nu 2 per Cent meer winst 00 hunne buitenlandfche Commercie maakten, dan wel eer, toen de zrlyere Ducaat met die van de andere Provinciën noch gelyk in prys was Door de tweede Verhoogmg. zou het verlies voor de Kooplieden noch grooter geweest zyn, indien men m Holland, door het terug zenden van die Soecie, naar Zeeland met eenig fou laas gekreegen hadt, waarom men de Wisfelfchade naar die vergoeding modereerde. . TT -1 Het different dat door de Verhooomz, of'liever het nadeel dat door de Wisfelcours, en het verlies 00 de Contanten, welke men naar Holland zond, veroorzaakt wierdt, bleef zoo lang in laatstgemeldc Provincie, tot dat Zeeland Producten daar voor leverde De Ingezeetenen van Zeeland wonnen nu werkelyk 2 per Cent minder op hunne Negotie of zoo vee het different der Wisfelfchade bedroeg, dan voormaals, ^  56 !• F. MULLER ANTWOORD Laaten wy de buitenlandfche Commercie van Zeeland, voor welke de Ingezeetenen op Holland betrokken Worden, èn de Negotie, die zy met Holland en de andere Provinciën voert , eens bepaalen op twintig Millioenen guldens. — Laaten wy ftellen, dat de fchade op de Wisfel, na het jaar 1747? geweest zy één half per Centen het vérlies der handeldryvende Ingezeetenen zal Jaarlyks een Tonne Gouds geweest zyn. — Deeze fomma bleef zoo lang in Holland, tot Zeeland daar voor goederen zond. — Wij men dit verlies niet ten laste van de Negotie brengen, men reekene dan, dat Zeeland, na de tweede Verhoogmg der zilvëre Ducaaten, reeds honderd duizend guldens minder aan Producten opleverde. — Hoe veel is nu met de fchade , daar het different oj> de Wisfel 21 per Cent verlies bedrag? Ln zou men de zaak wel vergrootén indien men ftelde, dat de handeldryvende Ingezeetenen van Zeeland, in plaats van 20, wel 50 Millioenen op gemelde wyze omzetteden? — Ik geloof Ueen.% ' • ' ö Deeze verandering in den prys der Munt-:  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 57 Muntfpecie kon niet nalaaten aan de Commercie een gevoeligen neep toe te brengen. Een voorbeeld, naar de tegenwoordige Wisfelfchade gereekend, zal dit nader ophelderen. Een Koopman te Dordrecht krygt Commisfie, om zekere goederen intekoopen, welke, en te Amfteldam, en te Middelburg, ten opzigte van de qualiteit en condities, de onkosten van tranfport enz. .gelyk ftaande,* even goed te bekoomen zyn: dan zal de prys voor die goederen, te Amfteldam op ƒ100, gelyk ftaan met die te Middelburg op ƒ97? of ƒ98, om dien Koopman te Dordrecht te doen zeggen, het ig my onverfchillig van waar ik de goederen untbiede. — Gaat hy naar Middelburg, dan betaald hy met zoogenaamde Zeeuwfche R.yks daalders, tot 53 ftuivers, die hy tot dien prys uit Zeeland heeft ontvangen, doch in Holland niet boven 511 of 52 ftuivers kan uitgeeven. — Maar indien de prys van • die goederen te Amfteldam en Middelburg gelyk ftaat, dan betaald hy met zilvere Ducaaten tot 53 ftuivers, die hy in Holland tot 5i| of 52 ftuivers heeft ontvangen. D 5 Het  5.8 . h F- MULLER ANTWOORD Het is dus voor den Koopman het zelfde, of men, het different op de goederen, dan wel op de Cours der Geldfpecie wil gedecorteerd hebben, maar Zeeland moet dat verlies, om die Verhooging draagen, en hunne inlandfche Standpenningen, voor dit different, zoo lang misfen, tot zy daar voor goederen kan geeven. De derde Verhooging op 53 Huivers,- volgens Placaat in dato 8 Maart 1762, door de Heeren Staaten van Zeeland, is gefchied, om voortekoomen, "dat de Ryksdaalders niet als „ een Negotie-penning buiten de Pro„ vincie gevoerd wierden; dat zy we„ gens het goed allooi en zwaarte niet „ mogten verfmolten worden; dat de „ hooge prys van de Munt-materiaa„ len, en de Conjunctuuren des tyds „ dit noodzaakelyk maakten". De eerfte reden hebben wy op bl. 165, reeds beantwoord. De tweede reden, wegens het verfmelten, op 52 ftuivers, koomt ons byna onmogelyk voor. Ondertusfchen kan de Souverain wel eens in omftandigheden wezen, dat Hy de ware reden van het factum niet kan, of niet goedvind aan  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. S9 ide Ingezeetenen te zeggen, en dan i's deeze geallegeerde reden voldoende. Maar indien de Souverain dit als de waare reden wil aangemerkt hebben, dan zeggen wy, dat Hy door menfchen, welke invloed op Deszelfs Hooge deliberatien gehad hebben, misleid is geworden. Want de zoogenaamde Zeeuwfche Ryksdaalders verfchillen, noch in gehalte noch in gewigt met de Hollandfche; derhalven zouden eerst alle Hollandfche hebben moeten verfmölten worden, eer men aan de verhoogde Zeeuwfche Ryksdaalders gedacht zou hebben. — De derde reden is in dit Placaat ook zoo voldoende niet, dan in dat van 1747. Toen immers was de prys van Recepisfen der Mexicaanen 15 Huivers, en in 1762, maar 8 ftuivers, voorzeker niet duur. — Door de Conjunctuuren des tyds, wordt misfchien op de verflapping van Negotie gezien. Dan wat 'er ook de reden van moge geweest zyn: indien Zeeland de zaak toen wel ingezien hadt, dan ben ik verzekerd, dat men alle ongelegenheden, zoo het gebrek aan Standpenningen, als het verlies van Negotie, omtrent  6© j. f. muller Antwoord trent dien tyd zou hebben kunnen uit den weg ruimen, alleen met den Negotie-penning reeds Anno 1758, en dus vier Jaaren voor de laatfte Verhooging, op 50 ftuivers te reduceeren. Men zou in Zeeland niet eens hebben behoeven te Munten, en nochtans zou 'er overvloed van inlands Geld geweest zyn. — Het kon niet uitblyven, of de Negotie, welke toen in onze Unie zeer bloeide, maar na den Oorlog tusfchen Engeland en Vrankryk weer verminderde, moest ook in Zeeland opgewakkerd zyn, en deeze vermeerdering van Koophandel, zou de Provincie meer voordeel aangebragt hebben, dan het geen door het Aanmunten en Verhoogen met mogelykheid ontftaan kon. Indien wy het geval in Zeeland, wegens het verhoogen van den zoogenaamden Zeeuwfchen Ryksdaalder, met een Staatkundig, en tevens met een Commerciëerend oog befchouwen, en naar het algemeen gevoelen vooronderftellen, dat deeze Verhooging gefchied zy, uit vreeze voor gebrek aan Standpenningen: dan moet daar uit volgen, dat Zeeland meer van bui-  över de egale geldspeciën. 6i buitenlands trekt, dan het aan Producten, Koophandel en Werken van vernuft, kan'opleveren. Maar zal, ingeval Zeeland eenen pasfiven handel dryft, de vermindering van Stadpertningen dan worden weggenomen? Geenzins? — De Verhooging zal dien Negotie-penning in Zeeland wei doen wederkéeren, om dat hy nergens anders tot dien prys kan uitgegceven worden; nochtans in geen ander geval , dan dat de Zeeuwfche Ingezeetenen de waarde daar van in goederen voldoen. Derhalven kan men niet zeggen > dat de Verhooging der Geldfpecie het middel geweest zy, waar door het gebrek aan Standpenningen in Zeeland paaien gefield is. Handelt die Provincie met Holland en buitenlands pasfief, zal het Geld toch uitgevoerd worden, al wierdt de zilvere Ducaat op 60 ftuivers verhoogt: handelt zy daar en tegen actief, of llegts pari, dan is het onmogelyk, dat een reëel gebrek aan Standpenningen exteerèn kan. Ik houde my verzekerd, dat deeze redeneering noch van den Staakundigen, noch van den Koopman in twyf- fel  62 J. F. MULLER ANTWOORD* fel getrokken zal. worden, — Dus is dan de zoogenaamde Ryksdaalder in Zeeland verhoogd, niet zoo zeer uit vreeze voor gebrek aan Contanten\ maar veel eer tot weering van vreem? de en flegtere Muntfpeciën, gelyk ik hier boven gezegd, en, zoo ik my niet gantfchelyk bedriege, met zeer veel waarfchynelykheid aangetoond heb. Ik heb alle moeite aangewend, om op te fpooren, of Zeeland ook reeds tusfchen 1716, en 1747, met Holland fchadelyk gewisfeld hebbe, maar niemand der oudfte Kooplieden en Wi§felaars, welk ik hier over heb geraadpleegd > konden zich iets daar van herinneren, De ftads Prys-couranten, waarin de pryzen van alle Koopmanfchappen niet alleen , maar ook de Wisfelcourfen vermeld Haan, en alle Maandagen te Amfteldam worden uitgegeeven, heb ik van 1743, tot 1784, hier over nagezien, Maar tot myne groote verwondering vond ik dat in dezelven geen Wisfelcours op Zeelandvoor 1747, bekend ftond, en van 1747, tot 1762, was de Wisfelfchade van Amfteldam op Zeeland flegst 8', ?§, | en gindelyk § a | per Cent; doch na dien tyd  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 63 fcyd begint het verlies grooter te worden; eerst 1, iï.a i? per Cent, maar weldra op 2, i\ a 2f te loopen. Uit dit hiftoriëele, hoe onvolmaakt ook, meen ik echter te mogen befluiten, dat Zeeland actief gehandeld heb-be, zoo lang 'er geen Wisfelfchade tusfchen haar en Holland plaats hadt, als kunnende altoos dat geene uit den handel en induftrie foutineeren, wat zy op de eerfte verhoogde fpecie verloor. En offchoon na het berugte Actie-jaar 1720, iri die Provincie nu en dan gebrek aan Stadpenningen geweest zy, "hadt zy dit toch met de andere Provinciën gemeen f en kan dus niet als een bewys worden bygebragt, dat zy toen reeds meer pasfief, dan andere Provinciën, gehandeld zou hebben. Maar de tweede Verhooging van den Negotie-penning, in het jaar 1747, moet aan de Commercie van Zeeland een aanmerkelyk nadeel toegebragt hebben. Immers is het niet eerder, dan na de tweede Verhooging, dat de Negotianten van Zeeland met fchade op Holland wisfelden. — Dit verlies wierdt hoe langer hoe grooter, en de Commercie, tusfchen 1747> e11 #6°> was  64 J- & MULLER ANTWOORD was door gantsch Europa in die jaareri niet zeer voordeelig, zoo dat Zeeland eindelyk onder dien last bezweek. De voordeelen uit den Koophandel en Werken van nyverheid waren niet toereikende, dat verlies op de Wisfelfchade goed te maaken • waarom men ook van dien tyd af meer gebrek aan Standpenningen begon te befpeuren. Een fpreekend bewys, dat men federt de tweede Verhooging eerst regt blykbaar pasfief hadt gehandeld. Voor dien tyd hadt men in Zeeland het verlies op de verhoogde Muntfpecie, door een meer bloeijenden Koophandel, kunnen Hoppen, maar federt moest men aan Holland dat different vergoeden, zonder naar evenredigheid meer voordeelen behaald te hebben. De Verhooging in het jaar 1762, op 53 Huivers, leide den grond, om de Negotie van Zeeland gantsch en al den bodem in te liaan. Misfchien zou -'er noch maar ééne Augmentatie tot 54 ftuivers noodig wezen, om den Handel binnen kort te doen ophouden. Immers is de Wisfelfchade, na 1762, doorgaans gebleeven op 22 tot 2| per Cent; en welke nadeelen de Koop- han-  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 6£ handel van Zeeland daar door geleden heeft, én noch lydt, meen ik, klaar genoeg getoond te hebben; I V. Öm het gebrek aan Standpenningen vodrtekoomen niet alleen, maar ook de overmaat van vreemde Geldfpecièn, van minder gehalte of waarde, uit de Provincie Zeeland, te weerénh In de voorige Afdeelingen hebben •wy reeds hier en daar, als van ter zyden, over dit Artikel gefprooken: maar thans zullen wy meer öpzettelyk daar van dienen te handelen. — Wy Helden, dat de Geldfpecièn wel nooit zoo naby de innerlyke waarde gemunt moesten worden, dat dezelven, op een middelbaaren prys van het zilver, met voordeel te verfmelten, of naar buitenlands te voeren zyn, zonder vooraf een behooriyke winst aan den Souverain en Ingezeetenen tevens toegebragt te hebben3 en dat men, by een laagen prys van het zilver, altoos met voordeel kon blyven aanmuriten. E Noch-  66 J. F. MULLER ANTWOORD Nochtans fielden wy dit voordeel altyd conditioneel, dat het niet moest voortvloeijen uit de vermindering van het gehalt of gewigt; noch door verhooging van prys boven de courante waarde, maar alleen uit den laagen prys van het zilver. Een Souverain, die voor zyne Onderdaanen Guldens laat munten, en met dien Standpenning aan dezelvcn twintig ftuivers aan zilver geeft, handelt even Onflaatkundig, als die Landbeflierder, welke met een Gulden maar vyftien of minder Huivers waarde aan zyne Onderdaanen in de hand geeft. — In het eerfle geval verliest de Souverain alléén; en in het tweede, de Ingezeetenen en de Souverain tevens : om dat hier uit eene vermindering in den bloei des Koophandels noodzaakelyk moet voortvloeijen. Dan hoe zeer het voor de Ingezeetenen van Zeeland in het algemeen, en voor derzelver Commerciè'erende Leden in het byzonder te wenfchen ware, dat deeze hinderpaal, tot uitbreidingen bloei van de Negotie in Zeeland, hoe eerder hoe beter wierde weggenomen  OVËR DE EGALE GELDSPECIËN, 67 men, zou men echtef het middel tef verbetering thans niet moeten zoeken in het aanmunten van nieuwe Standpenningen, om die van de tegenwoordige roulieerende zilvere Ducaaten te ver^ vangen: neen maar het munten moet in geen ander geval ondernomen worden, dan dat zulks met voordeel, op een zeer laagen prys van het zilver', kan gefchièden. En offchoon zulk eene gelegenheid veele jaaren mogt uitbly ven, zal Zeeland evenwel geen gebrek aan Standpenningen hebben, indien maar de zoogenaamde Zeeuwfche Ryksdaafc den uit de circulatie gebragt worden; zonder dat men in Zeeland, of buiten die Provincie, verpligt is, dezelve op een bepaalden prys te moeten ontvangen. Indien de Heeren Staaten van Zeeland mogten goedvinden, den zilveren Ducaat weer op den ordinairen prys, met dien der andere Provincie':], te verminderen, kan zulks op veffchillende wyzen gefchièden: waar van de twee eerst te noemene regtltreeks tegen elkander ftrydige gevolgen voor de Provincie Zeeland, zuilen hebben. E % u De  68 J. F. MULLER ANTWOORD i. Be Souverain kan dien Negotie* penning reduceer en, zonder vooraf daar van te waarfchouwen. Dit zou voor de Ingezeetenen van Zeeland gewis het mjnfte verlies aanbrengen: vooral indien het Placaat van Verminderinge in de maand September ofOctober afgekondigt wierde, namelyk vyf of zes weeken voor de najaars Verkooping van de Oost-Indifche Compagnie: om dat op dien tyd .de Contanten van Zeeland het meest in andere Provinciën roulleeren; en dan juist met het meeste voordeel van de handeldryvende Ingezeetenen der an-, dere Provinciën naar Zeeland terug gezonden kunnen worden. Maar nimmer zou dan ook in Zeeland meerder gebrek aan. Standpenningen geweest zyn, dan in dit geval. Van Holland en andere Provinciën zou op den genoemden tyd niet ingevoerd worden; en uit Zeeland zou men allen voorraad met verhaasting wegzenden, om, ware het mogelyk, dezelve noch met opgeld in Holland te flyten, eer de Reductie aldaar bekend wierdt : vooronderflellende, dat men in Zeeland daar  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 69 daar van de lucht kreeg, voor en aleer de llag neerkwam. — Dit alles zou medewerken, dat Zeeland, voor een zekeren tyd, volftrekt gebrek aan nodige Contanten zoü hebben. Maar wie kan voorzien, welke ongelegenheden voor die Provincie, geduurende dien Geldmangel, zouden ontdaan? Daarom geeven wy het maar alleen op, als een mogelyk middel, zonder op de uitvoering daar van aantedringen; daarenboven zou het beleedigend wezen, te vooronderftellen, dat de Souverain, de Heeren Staaten van Zeeland, zich van dit middel, ten nadeele van anderen, zouden willen bedienen. 1. De bekendmaaking van de Reductie kan eenigen tyd vooraf gefchièden. In dit geval zullen de Ingezeetenen van Zeeland het verlies grootendeels alleen moeten draagen; en die Provincie zal op dien tyd van Contanten als overftroomd worclen. Alle Provinciën zullen hunnen voorraad tegen dien tyd naar Zeeland zenden, om ze noch tegen de gangbaare Cours te flyten: al ware het, dat zf op dien tyd geen E 3 fons  ff>- J. P,1 MULLER ANTWOORD ibns daar voor in handen mogten hebben; of dat zy juist, met die overzending van Contanten, inkoope van goederen zouden beoogen. — Noch-r tans zou de fusjebentyd, van de bekendmaaking tot de Vermindering, niet te lang dienen te wezen: aangezien het niet kan uitblyven, dat als de aanftaande Reductie in Holland bekend wierdt, men op het laatst van dien tusfehentyd in Holland bezwaarlyk Wisfels op Zeeland zou kunnen kwytraaken; of Contanten zou willen ontvangen: waarop men binnen kort zou moeten verliezen, indien men voor dien tyd geene gelegenheid hadt, dezelve te flyten; het welk aanleiding zou kunnen geeven, tot ftremming van den wederzydfehen Koophandel; en hoe kort dit ook moge duuren, zou het voor de Commercie van Zeeland toch zeer nadeclig kunnen wezen. Dan welken van deeze twee wegen dc Souverain van Zeeland ook moge inflaan, het nadeel zal toch altoos op de Commerciëcrende Leden van den Staat voornaamlyk ncerkoomen. Uit dien hoofde zal hieromtrent een middenweg moeten gevonden worden, om  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 71 omvoortekoomen, dat de nuttigde Leden van Staat, door dit verlies, m hunnen werkzaamen yver vertiaauv/en — Daar de Bank de voordeelen van'de Verhooginge genooten heeft, fchynt het billyk, dat deeze de bevoegde zou wezen, dien winst weer te restituëeren. — Maar als wy overweegen, dat verfcheiden te faamenloopende omftandigheden medegewerkt zullen hebben, die dit voordeel, daar door behaald, weer hébben doen verdwynen, zou het van deeze publieke inrichting, en tevens voor zeer veele Particulieren der Provincie van Zeeland , van nadeelige gevolgen kunnen wezen,-wanneer men de Bank voor dit verlies alleen wilde laaten opdraaijen. Beter en zekerder zouden de uitkoomften van deeze veranderingc wezen, indien de Provincie Zeeland dit verlies aeliefde overtencemcn. — De, ten decSen opzigte, te lydene fchade zal veel geringer wezen, dan men in den eerden Spftag zou gclooven, gelyk wy gemak* kelyk nader zouden kunnen aantoonen. 3 De fchadelyke invloed, dm den Verhoogden zilveren Ducaiï op de JVisE 4 Jd'  7? J- F, MULLER ANTWOORD felcours ontftaande, kan weggenomen wor~ den, door denzelven uit de wandeling te brengen: dat is, am hem op een onbepaaU den prys, zoo. wel binnen als buiten de Provincie van Zeeland, te laaten roulleeren, zonder weer nieuwe aantemunten. ; Indien de Ingezeetenen van Zeeland niet verpligt zyn, dien Negotie-pen-, Ping tot een bepaalden prys te moeten ontvangen, dan zal dezelve wel dra het voorwerp van Koopmanfchap worden, en, nevens andere producten van Koophandel, ook in Zeeland aan ry-, zing en daaling onderhevig zyn. — Ieder buitengewoone daaling zal een deel derzelven in de kroes, of naar buitenlands doen verdwynen; terwyl de heele, ten minften de geranden, en veelen van de ongeranden, welke hun gewigt houden, binnen zeer weinige jaaren, op acceptabele pryzen, uit onze Unie, naar de Oost-zee, of elders vervoerd zullen worden. — Dit zou misfchien het minst omflagtige middel wezen , om den*zilveren Ducaat uit de wandeling te brengen: alleenlyk zal het nodig wezen, de gevolgen van dien kortelyk in overweeging te neemen Het  OVÊR DE EGALE GELDSPECIËN. 73 Het kan niet misfen, dat, wanneer de Souverain van Zeeland deszelfs Ingezeetenen van de verpligtinge ontflaat, om den zilveren-Ducaat tot 53 ftuivers te moeten ontvangen, de prys daar van in Zeeland wel dra op 52, en zélfs op su ftuiver zal daalen. In dit geval zouden de temporaire bezitters van deezen Negotie-penning de fchade, door de daaling ontftaan, ieder zonder onderfcheid, binnen en buiten de Provincie Zeeland, moeten draagen; en dit zou gewis het minst drukkende voor de bezitters wezen, om dat men vooronderftellen mag, dat de zilvere Ducaat vry evenredig onder de Ingezeetenen binnen en buiten Zeeland zal verdeeld wezen, en dus ieder juist naar zyn meer of minder vermogen in die daaling te draagen hebben. Dan hier omtrent zal men in opmerking moeten houden, dat, wanneer men uit Holland dien Negotie-penning niet meer met voordeel naar Zeeland zal kunnen terug zenden, de prys daar van wel dra op 51 ftuivers, en fuccesfive op 50 ftuivers, zal daalen. In gevolge van dien zal ook de prys in £eeland agter uit loopen, het welk E 5 aan:  74 J- F- MÜIJüER ANTWOORD aanleiding moet geeven, dat misfchien in twaalf maanden tyd de zilvere Ducaat in Zeeland op den ordinairen en vasten prys, met dien van andere Provinciën, zal gebracht worden, en uit dien hoofde het verlies voor de bezitters dier Munt grooter wezen, dan men in den beginne verwagt hadt. — Ondertusfchen zullen een groot deel, ten minften de gerande heele zilvere Ducaaten, een voorwerp van Negotie blyven, welke misfchien op een prys van 51, 511 of 5i|ftuiver uit onze unie zullen verdwynen, waar door dus ruim één zesde of één vyfde gedeelte van den voorraad met minder verlies zal geHee* ten worden; terwyl de ongeranden, en vooral die haar gewigt niet houden, onder de Hollandfche Ryksdaalders zullen vermengd, en als een inlandfche Standpenning, op gelyken prys, als de Hollandfche Ryksdaalders, aangemerkt worden. Men zou vooral op het oog moeten houden, om by het bekendmaaken van de veranderinge, met de zoogenaamde Zeeuwfche Ryksdaalders, ook tevens den prys van de vreemde Geldfpeciën te reduceeren, welke thans in Zee-  OVER DE EGALE GELDSPECIËN. 7$ Zeeland gangbaar zyn, of als dan waarfchynlyk gangbaar mogten worden. En om hier in zeker te gaan, zou men by het Placaat van verminderinge eene lyst kunnen voegen, waarop de vreemr de Speciën genoemd, en de als dan bepaaide prys gefpecificeerd ftondtT Hoofdzaakelyk moeten die vreemde Muntfoortcn genoemd worden, daar Zeeland het meest voor te vreezen heeft, om 'er, tot nadeel der Ingezeetenen, van overvoerd te zullen worden. By de vermindering van derzelver waarde, dient men in het oog te houden, dat de prys maar even zoo verre verlaagd wordt, dat die Speciën in hun eigen land met eenig voordeel kunnen wederkeeren, om den onderlingen Koophandel niet te Itremmen. — Hoe klein het different ook wezen moge, het Geld zal toch altoos weer naar die plaats gezonden worden, waar het meest gewaardeerd wordt. Voorts moet men verdagt wezen; pm het Evenwigt in de Wisfelcours met die van Holland te hcrftellen. Misfchien zoude hier toe veel kunnen coiv pribuëercli, indien men konde goedvinden,  7