EX LEGATO Abr. Ever. SIMON THOMAS, Profess. in Univers. Lugd. Bat. 1887.  VERLOSKUNDIGE WAARNEEMINGEN.   VERLOSKUNDIGE WAARNEEMINGEN E N AANMERKINGEN, UIT DE VERZAMELING VAN CORNELIS van den ENDEN, MED. DOCTOR en VROEDMEESTER in den OUDEN BOSCH, MARQUIZAAT van BERGEN op den ZOON. Eerste Deel. UTRECHT en AMSTELDAM, Bij G. T. van PADDENBURG, en ZOON, en M. SCHALEKAMP. 1789.   OPDRAGT AAN DEN WEL EDELEN GESTRENGEN HEERE, DEN HEERE, MR. DIRK MULIER, DROSSAART van het OOSTER-KWARTIER des MARQUIZAATS van BERGEN op den ZOOM. WEL EDELE GESRENGE HEER! I vaat het mij geoorloofd zijn, deeze Verloskundige Waarneemingen en Aanmerkingen, als eene geringe vrugt van mijnen arbeid, met eerbied UWEd. Geftr. aan te bieden en optedragen. Alhoewel de Verloskunde buiten den kring van uwe uitgeftrekte kundigheden fchijnt te wezen; het belang welk UWEd. Geftr. (lelt in alle nuttige Kunften en Wetenfchappen, verfterkt mij in het vertrouwen, dat UWEd. Geftr. het zelve met uwe gewoone heusheid zult gelieven aan te neemen. 4 Ont-  iv O P D R A G T. Ontvangt het dan, Wel Edele Geftrenge Heer! als een gering blijk mijner erkentenis ea werfchuldigde dankbaarheid voor de genootene vriendfehap en gunstbewijzen: en vergun, dat ik mij van deeze gelegenheid .bediene, om mij in uwe vriendfehap, welke mij altoos dierbaar zal weezen, op nieuw aan te bevoelen, onder toewenfehingen, dat UWEd. Geftr. Mevrouwe Uwe teergeliefde Echtgenoote, uwe jonge Spruiten, met allen wenfchelijken-voorjpned moogt'gezegend zijn; en dat de regeeringe in den verheven post, waar in UWEd. Geftrenge door de Voorzienigheid geplaatst zijt, lang en gelukkig zij. Dit is de hartenwensen van hem, die de eer heeft met hoogachting te blijven •• ' Wel Edele Gestrenge Heer! Odden Bosch i?8j>. ■ u . < UWEd. Geftrenge onderdaanigfte Dienaar c v. d. E nd E N, VOOR-  VOORREDE. Verloskunst is de voortrefelijkfle en noodzaakelijkfïe aller Kunjfen, en voor de gantfche Maatfchappij van het grootfle aanbelang. Voor niemand is een ajider weg gebaand om ter waereld te komen, dan door eene pijnelijke geboorte. Veelen der geleerde Genees- en Heelkundigen deezer en vroeger eeuwen , hebben het gewigt deezer waarheid gekend, en hebben, om in deeze kunst bekwaam te worden, zich niet ontzien , dit vermoei]ende ampt zelfs uit te oefenen: waar door zij het zo verre hebben gebragt, dat de Verloskunst thans tot zo hoogen trap van volmaaktheid is ge/legen, dat men langs eenvoudige wegen, met eene geoefende hand, of bekwaame en wel beflierde werktuigen, in de zwaarfte en moeijelijkfïe gevallen, maar weinige uitgezonderd, moeder en kind kan behouden. 'Doch V is beklaaglek en medelijden waardig , dat eene kunst van zo veel aangelegenheid, hier op het platte Land, en in de kleine 'Steden, nog op zo eene * 5 bar-  vi VOORREDE. harbaarfche wijze word uitgeoefend: de Vroedvrouwen, hier op het platte Land, zijn meest allen zeer onkundig; zij hebben meenigmaal door haare verkeerde handelwijze , eert gemaklijke natuurlijke geboorte, in eene fmèrtëlijke en gevaarlijke doen veranderen; eene verkeerde of moeielijke geboorte is door verzuim , onkunde, of mishandeling voor moeder of kind, of voor beide te famen, fomtijds doodelijk geweest. Bijna op alle Dorpen, en in de kleinfle Steden vind men' Froedmeesters; dan de meeste hebben geënt of te weinig gelegenheid gehad om goede gronden te konnen leggen; zij behandelen de Verloskunst nog op de domfle en wreedfte wijze, even of men nog in de vroege en duistere eeuwen leefde. Hier van zullen eenige mijner Waarneemingen een aandoenlijk tafereel van gruweldaaden uitleeveren. De ongelukkige Landman bevindt zich evenwel in de harde noodzaaklijkheid, van zijne lieve en dierbaare Echtgenoote, zijn zwak en teder kroost, in zulke onbevoegde en gevaarlijke handen te moeten overgeeyen en toevertrouwen. Ik heb hier oyer meenigmaal de bitterfte klagten met medelijden aangehoord, en derzelver billijkheid, met klemmende redenen aan welmeenendt Regenten voorgedraagen: maar de gierigheid en baatzugt, die zoo vaak de beste pogingen verijdelen  VOORREDE. vn len, /lellen hier al mede onoverkomelijke hinderpaalen: want indien de rijken (want eenige onder deezen zijn de grootfle hinderpaaleti) konden bewoogen worden, om van hunnen overvloed jaarlijks een weinig toe te brengen, om aan des kundigen een maatige jaarwedde aan te bieden; gewis zouden hier door bekwaame mannen worden uitgelokt , om het woelig ftads leeven, met het flille buiten leeven te verwisfelen. Maar neen ! de gierigaart is doorgaans ongevoelig, voor het ongeluk, dat zijn even mensch overkomt; wordt in zijne buurt eene moeder uit het midden van een talrijk huisgezin, op eene deerniswaardige wijze'weggerukt, de aandoening welke hij hier van gevoelt , is te zwak, en kortjlondig, om een waar medelijden te verwekken. Dan om zo veel in mij is, tot het welzijn van mijn eyenmensch medetewerken: en den Landman in zijnen bangen nood evenredig eenigermaate te troosten; heb ik door mijne zwakke poogingen dit werkje famengejield: uit Waarneemingen door eigen ondervinding verfameld; en agter de Waarneeming mijne Aanmerking laat en volgen. Ik heb deeze wijze van voordraagen verkozen, om dat een voorbeeld de diepfte indruk maakt, en de gemaklijkfle weg ter onderwijzing is. Het werk is verdeeld in vijf Hoofd/hikken: het eerfte behelst eenige onderfcheiden natuurlijke verlos-  vu r VOORREDE. losfingèn. In de eerfle PVaarneeming befchrijf ik eene voorfpoedige ver losfhg, om den leerling hier door aan te wijzen hoe en op welke manier, de zorgende natuur gewoon is, het kind in, :en door een naauwen en krommen doortogt ter geboorte uit te drijven, en naar deeze aanwijzinge, zijne hand- en kunst - greepen in te richten. ■ Vervolgens gaa ik trapswijze over, tot traage en nweijelijker verlosfïngen, waar van ik de oorzaaken door voor-, beelden aanwijze, en de hulpmiddelen en handgreepen ter bevordering opgeeve. Hier na volgen eenige verlosfïngen van tweelingen. In het einde van dit Hoofifwk wordt gehandeld over het af haaien der Nageboorte; waar in ik heb poogen aan te toonen, wanneer, en 'op, welke wijze, men de ontlasting der Nageboorte veilig mag , en kan bevorderen. Het tweede Hoofdfiuk handelt over de tegennatuurlijke verlosjhigen en keering ; van de gemaklijkfle tot de zwaarjle en moeijelijkjïe, overgaande; zo wel over die keeringen, waar bij te gelijk een bekwaam werktuig dient gebruik te worden, als welke alleen door de hand kunnen voltooid worden. Verder poog ik te beweeren, dat de eenvoudige manier, om een kind te kecren, behoort nagevolgd te worden; tevens heb ik de fchaadetijke en kwaade gevolgen, door de zogenaamde vooraf bereiding veroorzaakt, door voorbeelden aangeweczen. In  VOORREDE. IX In het derde Hoofdfluk wordt gehandeld, over die verlosfïngen welke met werktuigen verricht worden. Hier in heb ik aangeweezen, wanneer en hoe men met de kromme tang, in alle voorkomende gevallen, waar in de tangen gewoonlijk gebruikt worddn, op eene eenvoudige en veilige wijze, de verlosfing kan volbrengen: met agterlaating van alle die overboodige kunstgreepen , welke door veele Schrijvers geleerd worden: en de kwaade gevolgen, welke de meeste deezer kunstgreepen kunnen ver oorzaaken, heb ik door bondige redenen trachten te bewijzen. In het einde van dit Hoofdfluk, heb ik door voorbeelden aangetoond, hoe men in zwaar e gevallen, waar in het gebruik der haaken onvermijdelijk is, de hoofdboor en fchaaren kan ontbeer en; en dat een enkelde haak veiligst kan beftierd werden, en voldoende is om ''er de verlosfmg mede uittevoeren. In het vierde Hoofdfluk, worden eenige verlosfïngen verhaald, welke met zwaare toevallen als bloedflorting, en fluipen vergezeld zijn. Het vijfde Hoofdfluk behelst eenige zeldzaame gevallen. Ik heb van iedere foor te van verlosfïngen, een, twee, of meer gevallen, naar goedvinden, verhaald. Na de Waarneeming heb ik de Aanmerking afzonderlijk laaten volgen, om mijn verhaal onverhinderd te kunnent agtervolgen, en om in de Aan-  x VOORREDE. Aanmerking over zaaken, welke onder de verlosftng zijn voorgekomen, wat breeder te kunnen uitweiden, en ophelderen, en van mijne wijze van handelen reden te geeven. Ik heb in de Aanmerking, niet altijd, alles aan. geroerd, wat in de voorgaande Waarneeming opmerking verdiende; maar naar goedvinden, dan deeze of geene zaak aangehaald, om verwarring te vermijden. Ook heb ik in de Hoofd/Jukken de verhaalen niet laat en volgen naar de orde van tijd, waar in zij zijn voorgevallen; maar ik heb zonder onderfcheid van tijden, deeze uit mijne verzameling genoomen, welke tot mijn oogmerk best gefchikt fcheenen. Alle de vrouwen, waar van ik de verlosftng befchreven heb, heb ik eenvoudig vrouw genoemd: doch niemand moet hier om bef uiten, dat ik niet dan boerinnen en gemeene vrouwen heb verlost; geenszins: Ik heb de eer gehad van yeele vrouwen van hoogen rang in barensnood bij te ftaan, en te verlos/én. Ik bedoel hier eeniglijk mede te verhinderen , dat men de verhaalen op een of ander toepasfe. Met dit zelfde oogmerk, heb ik de plaatfen verzweegen, daar de verlosfïngen zijn voorgeval-' len, en alleen den toeftand derzelve vermeld: ah mede om de kwaade behandeling van onkundige Froedmeesters, en Froedvrouwen, zo veel doenlijk te verbergen. Over  VOORREDE. Over de manier van vrouwen te onderfaan, heb ik opzettelijk niet gefprooken, om dat in het gering/Ie handboekje, dat over de Verloskunde gefchreven is, hetzelve genoegzaam geleerd wordt. Ik heb alleen die zaaken, welke men bij het enderflaan in acht moet neemen, aangeflipt. Over de befciering der kraamvrouwen, en eerst gebooren kinderen, heb ik weinig gezegd, en over geene ongewoone toevallen, welke geduurende het kraambeddekunnen voorkomen, willen handelen; om dat de befiiering der meeste gevallen, den Geneesheer behooren overgelaaten te worden. Ik zou dit werkje eenlg cieraad hebben kunnen bijzetten , met in de Aanmerkingen veele Schrijvers aan te haaien: doch nademaal eene twee en dertig jaarige ondervinding mijne Meesteres is, en mijne penne beftiert, welke mij m veele gevallen]een anderen weg heeft aangeweezen, waarom ik op yeele plaatfen, van den algemeen aangenor men regel heb moeten afwijken; zoo heb ik mij in de onvermijdelijke noodzaakelijkheid bevonden van veele voornaame Schrijvers, welker werken ik hoog waardeere, te moeten tegenfpreeken; doch ik bedoel hier mede geenzins, iemand in zijne werken noch perfoon te beleedigen; ik beoog eeniglijk mijne beoefende kundigheid bekend te maaken. Som-  XII VOORREDE. Sommige Schrijvers heb ik uit noodzaaklijkheid moeten noemen, om mij duidelijk te kunnen yerklaaren. De Leezer zal mij mogelijk befchuldigen , dat ik niet evenredig ben geweest, en in eenige verhaalen en Aanmerkingen, mij te veel bekort hebbe» welke eene uitgebreider verklaaring vereischten; doch ik verzoek den gunstigen Leezer om verjihooning, en vertrouw, dat ik eenige toegevenheid zal verdienen, wanneer men in overweeging wil neemen, dat ik dihnaals door voorkomende gevallen mijne fchrijftafel in verhaasting heb moeten verlaat en; waarna het veel al moeijelijk is, den afgebroeken draad wederom aan te knoopen. Zie daar goedgunflige Leezer! wat ik gemeend heb, vooraf te moeten zeggen: mag ik bevinden, dat dit werkje, eenigermaate tot nut en troost van mijn evenmensch jlrekke; J zal ik mijnen arbeid voor beloond fchatten. VER-  VERLOSKUNDIGE WAARNEEMINGEN. * * * : ' , t HOOFDSTUK, BEHELZENDE EENIGE WAARNEEMINGEN OVER NATUURLYKE VERLOSSINGEN. t. Waar. neeming, Aangaande eene Natuurlijke Verhsfing. X)en 24 November 17815, omtrent drie uuren 11a den middag, werd ik gehaald bij eene Vrouw, welke omtrent drie-en-dertig Jaaren oud, en van haar eerde Kind zwanger was. Ik vond haar door de kamer wandelen. Wanneer zij eene wee voelde aankomen, vatte zij een ftoel of kast, die onder haar bereik ftond; ik merkte aanftonds, dat het ernst zou worden. Na dat zij eenige weeën in miin bijzijn had doorgezet, onderfloeg ik haar onder eene volgende wee , en bevond , dat het hoofd in het bekken gezakt, en de mond der baarA moe-  C * ) moeder omtrent een drie gulde geopend was. De vliefen waren gefpannen, en puilden eenigzins door de opening. Uit de fcheede ontlastte zich veel taaie ilijm, met bloedige ftreepen vermengd. Na dat de arbeid in deezer voege eenigen tijd had aangehouden, klaagde zij van vermoejing, en verkoos in een armftoel te zitten. Ondertusfchen werden de weeën fterker, en volgden korter op de anderen ; haar aangezigt werd rood ; het zweet ftraalde langs het geheele ligchaam; de pols was vol en rasch ; de baarmoeder werd ruim geopend; de vliefen , door het water gefpannen, vertoonden zich als een groote blaas, en vulden bijna de gantfche fcheede. Onder ieder wee onderfteunde ik de uitwendige teeldeelen met een warmen doek. Na dat 'er omtrent anderhalf uur was verloopen , vertoonde zich het water tusfchen de fchaamlippen.. Onder de derde of vierde volgende vlaag fcheurden de vliefen, waar door veel water afliep. Zoodra de vliefen gebrooken waren, onderzogt ik de ligging van het hoofd, en bevond, dat de kruin voorkwam. Daar verliep omtrent een kwartier uurs, voor dat 'er eene wee volgde ; dan , deeze was doordrin-' gende, en aanhoudende : de mond der baarmoeder werd ruim geopend, en de bovenrand begon zich agter de fchaambeenderen te verfchuilen. Na nog eenige weeën verdween de mond der baarmoeder geheel, en maakte met de fcheede, als het waare, maar een doorgaand ka-  c 3 ; kanaal uit. Het agterhoofd plaatiïe zich aïlengskens onder de fchaambeenderen; de aars, werd langwerpig verwijd, en névens de bilnaad door het hoofd des kinds fterkuitgezet. Ik onderfteunde deeze deelen , geduurende de vlaagen , met de platte hand. Het hoofd werd middelerwijl meer en meer voorwaarts gedrongen , en de verwijde fchaamlippen waren tégen het hoofd gefpannen. Ik verwagtte, dat met de eerstkomende wee het hoofd zou gebooren worden, en nam zorgvuldig in acht, de bilnaad met de hand te onderfteunen, om verfcheuring te verhoeden: de andere hand plaatfte ik tégen het uitpuilend hoofd, om het zelve tégen te houden. Door de volgende vlaag draaide het agterhoofd voor en opwaarts onder de bogt der fchaambeenderen; het op^ perhoofd, voorhoofd, en aangezigt glijdden binnen over de bilnaad en het hoofd werd gebooren. Ik omvatte het zelve met beide handen , en de duimen op het agterhoofd, de handen over de wangen, en de twee voorfte vingers onder de kin geplaatst hebbende, trok ik het zelve zagt neder en agterwaarts onder de wee, waar méde het ligchaam volgde: ik liet dè borst en buik over mijne hand fchuiven tot aan de kniën, welken ik omvatte, het hoofd met de andere hand altijd onderfteunende; vervolgens lei ik het dwars over mijne kniën, metdea rug naar de Moeder gekeerd. Het was een jongen, die door fchreeuwen zijne geboorte te kennen gaf. Ik bond de navelftreng een hand breed van den A a buik,  Cr) buik, met eenige famengevoegde draaden , fneed met een fchaar de zelve door, een duim breed van het bindzel, en gaf het Kind in een linnen en wollen luur over. De nageboorte volgde omtrent een kwartier uurs na het Kind. Ik bedekte de teeldeelen der Vrouw met een warmen doek, en omfloot den buik en lendenen met een breeden band. Ik laat gewoonelijk een, over langs vierdubbeld gevouwen beddelaaken, dwars over het bed leggen, aan één einde opgerold, éven als men gewoon is te doen, na de operatie van den fteen; dan laat ik het zelve doortrekken , als het door de kraam zuivering is nat geworden, om de Vrouw, zo veel mogelijk , zuiver en droog te houden. Het bed gewarmd zijnde, liet ik 'er de Vrouw op leggen en maatig dekken. Ik onderzogt het Kind, of het eenig gebrek bad; dan niets vindende, gaf ik het aan de baker over om te zuiveren, en verder te bezorgen. Aanmerking. Deeze verlosfing, welke omtrent drie uuren heeft geduurd, en van geene,dan gewoonelijke omftandigheden , verzeld ging, moet voor gelukkig en voorfpoedig gehouden worden. De meeste natuurlijke verlosfïngen hebben zo veel tijd noodig; veelen loopcn wel fpoediger ten einde, dan al te fehielijk kan gevaarlijk weezen voor Moeder en Kind; anderen  C 5 ) ren wederom hebben een trager voortgang, voor al in eene eerfte baaring,, zonder dat zij daarom kwaalijk eindigen. Ik heb deeze waarneeming willen uitkiezen r om den leerling tot een voorbeeld te verftrekken, en tévens aan te toonen, dat de Vroedmeefter bij natuurlijke verlosfïngen niet meer ' te doen heeft, dan de bilnaad te onderfteunen, en met de andere hand het hoofd eenigzins tegen te houden: want ik heb meenigmaal ondervonden, dat de . laatfte wee zo geweldig en aanhoudende kan weezen, dat het geheele ligchaam in een oogenblik, met zo veel kragt word uitgedreven, dat het, zonder deeze, voorzorg, mijne handen zou ontllipt zijn. Wanneer de verlosfmg van het gewoone beloop afwijkt, moet men de oorzaak 'er van zoeken bij de Moeder, of bij het Kind, of bij: beiden te faamen , en het zelve door gepaste middelen of handgreepen , tragten te verbeeteren; het welk ik in 't vervolg door voorbeelden zal poogen aan te wijzen. Men heeft in deeze waarneeming. gezien , dat ik onder de weeën de Vrouw heb onderflagen; dan, men moet daar mede omzigtig tewerkgaan,., uit vreeze van. de vliefen te zullen breeken,. waar door men eene zwaare verlosfmg zou kunnen veroorzaaken; men neemt deezen tijd eeniglijk waar , om te onderzoeken , of de vliefen, geduurende de weeën , gefpannen worden, het welk een teken is, dat de weeën goed A 3 zijn..  C tf ) zijn. Wil men te gelijk de ligging van het Kir.d onderzoeken, dan moet men zo lang toeven , tot dat de wee voorbij is , en de vliefen Hap tegen het hoofd des kinds liggen. Aangaande het haaien der nageboorte, zal ik in het einde van dit Hoofdfluk afzonderlijk handelen. Tnsfchen de eerfte vier-en-twintig uuren, na dat de Kraamvrouw wat heeft uitgerust, laat ik het kind aan de borst leggen; door dit eerfte zog krijgen de kinderen gewooneJijk een ruimen afgang; anderszins laat ik wat fijroop van Rabarber ingeeven. Ik beveel mijne Kraamvrouwen de ftilte en rust, haar verbiedende, binnen de eerfte dagen eenig bezoek te ontvangen:'dan, met hoeveel ernst men haar dit ook aanbeveelt, heeft men nog veelmaals het ongenoegen , dat zij deezen heilzaamen raad verachten; veelen hebben haare ongehoorzaamheid met zwaarc koortfen , of andere toevallen, moeten boeten. Als 'er fterke naweeën volgen , laat ik eenvoudig ééns, of meermaal, een dofis fyrup.diacod. of papav. alb. gebruiken. Verder ftel ik de Kraamvrouwen, ondereenen ftrengen leefregel. Ik laat haar in de eerfte vier dagen, en wel tot dat de tijd der zogkoorts voorbij is, niets dan melkfpijzen, en bij voorkeur karnemelk gebruiken, of wat dun vleefchnat, met een ftuk geroosterd brood of tweebak 'er in geweekt; en voor drank Thee of Coffy. Alle verhittende dranken, zo als wijn-kandeeltjes,  C 7 ) ties, met foelie of andere fpecerijën toebereid, wijn, kraam-anijs, en diergelijke gedistilleerde wateren, welke de Kraamvrouwen hier op 't platte Land eertijds gewoon waren te gebruiken , verbied ik ten ftrengften: dan, ik heb het genoegen, dat ik deeze fchaadelijke gewoonte door mijne zorg en invloed ten eenemaalgeweerd mag zien; ook heeft haare eigene ondervinding, 'er veel aan toe gebragt. Na den vierden of vijfden dag, laat ik allengskens voedzaamer fpijzen toedienen. Wanneer door de natuur geen afgang volgt, laat ik den tweeden, of wel den derden dag, een verzagtend klisteer zetten. Ook laat ik dagelijks de Vrouw verbedden, en van linnen verfchoonen. Verder vermaan ik alle Kraamvrouwen, om voor den tienden of twaalfden dag niet te ftaan, of te gaan ; als zij verbed worden, zich te laaten draagen , om aan de deelen, welke geduurende de zwangerheid en verlosfing uitgerekt zijn geweest, tijd te geeven, om hunne voorige gedaante en fterkte weder te bekomen. Door deezen heilzaamen raad en voorzorg', heb ik veele Vrouwen voor eene uitzakking der baarmoeder of fcheede behoed. Verder zal ik mij voor ditmaal over de befliering der Kraamvrouwen, en eerstgebooren Kinderen, niet uitlaaten, als buiten mijn bedek zijnde 9 nademaal mijn voorneemen is, alleenlijk over de verloskunde te handelen» A 4 II. Waas.»  ( 8 ) H. W A A R N E E M I N G, Aangaande eene traage Verlosfmg. Den i Junij 1780. *s morgens werd ik ver. Woht bij eene Vrouw te komen, welke van haar eerfte Kiöd zwanger was. Zij klaagde van pijnernn de lendenen , welke omtrent middernacht waren begonnen. Ik bleef een wijl bij de Vrouw, 0m te zien, of het ernst zou worden ; de pijnen kwamen met tusfehenpoofen verzeld met persfingen, en febeenen vrij fterfc Ik kon door het onderflaan niets onderfcheiden, dan eene dikke ronde bol, welke zich boven aan den ingang van het bekken vertoonde. Ik beval, dat zij de weeën ftilletjes zou laaten voorbij gaan: want dat zij, door méde ' te werken, zich zelve vrugteloos zou afmatten; ik zeide haar, dat ik nog eenige zaaken had te verrichten, en na eenige uuren weder zou komen. Omtrent den middag kwam ik wederom, en bevond alles in den zelfden ftaat. 's Avonds waren de pijnen zwaarder, zonder andere verandering. Ik liet haar een ligt pijnftillend middel gebruiken. Den volgenden ogtend waren de pijnen minder, zij had in den voornacht omtrent twee uuren geflaapen , doch het overige van den nacht meestal rusteloos doorgebragt. Het Kind was een weinig Jaager in het bekken gezakt; dan de mond der baarmoeder bleef Jjog geflooten. De geheele dag verliep zonder eenige verandering, 's Avonds liet ik haar we-  CV) wederom een ligt rustmiddel gebruiken. Den derden morgen bij haar komende , werd mij bericht, dat zij in den voornacht wederom omtrent twee uuren had geflaapeh; het overige van den nacht had zi j, als vooren, weinig gerust; zij had meenigmaal gekermd, over pijnen in den buik en de lenden. De mond der baarmoeder begon een weinig te ontfluiten. Inden namiddag fcheen het hoofd in het bekken te willen zakken; de mond der baarmoeder was omtrent een drie gulden ontflooten ; de vliefen werden onder de weeën eenigzins gefpannen , waarom ik oordeelde , dat de verlosfmg voortgang zou hebben : dan, ik vergiste mij. De Vrouw bragt het overige van den dag door, dan op het bed , dan op den ftoel, dan op het kortbed, dan liet zij zich eenige reizen door de kamer geleiden, 's Avonds omtrent tien uuren bevond ik het hoofd laag in het bekken gezakt; de vliefen vertoonden zich als eene groote blaas tusfehen de fchaamlippen; en de mond der baarmoeder was ruim geopend. Onder eene fterke wee fcheurden de vliefen , waar mede veel water afliep. Ik onderzocht de ligging.van het hoofd, en bevond , dat de kruin voorkwam ; de weeën waren zwaar, en volgden kort op elkander: dan, het hoofd bleef onbeweeglijk zitten. De weeën perften het hoofd-der mate, dat de beenderen over malkander werden gedrukt, en de huid een plooi] voor het hoofd maakte, welke allengskens in een dik gefwel A j verT  C 10 ) veranderde. Daarna begon het hoofd langzaam te naderen, de aars verwijd en de bilnaad fterk uitgezet te worden, waar door ik hope kreeg , dat de verlosfmg fpoedig zou volgen. Na omtrent nog twee uuren in die verwagting vrngtcloos te hebben doorgebragt, befloot ik de Vrouw van het kortbedte neemen, en op de voeten te laaten ftaan. Ik liet haar door drie Vrouwen onder de armen, en in de lendenen , onderfteunen._ Naauwlijks ftond zij, of daar volgde eene zwaare doordringende wee , waar door het hoofd naderde: door eene tweede wee werd de aars en bilnaad fterk uitgezet, en de famenvoeging van de bilnaad verdund , en als een pees tegen het hoofd gefpannen, die welligt door de eerfte wee zou hebben, kunnen fcheuren. Om zulks voor te komen, bragt ik de twee voorfte vingers van mijne linker hand in den aars, op den wortel van den neus, met het platte der hand de bilnaad wel onderfteunende, en de regter hand tégen het agterhoofd plaatfende. Onder de volgende wee, kromde ik de vingers, welke op beide de zijden van den neus geplaatst waren, om, door'deeze kleine beweeging, de draaijing van het hoofd te bevorderen, en, het zelve, zonder fcheuring te veroorzaaken, gebooren te doen worden, het welk ik naar wensch volbragt. Het ligchaam volgde zonder moeite. De nageboorte werd kort hier na ontlast. Het Kind was een kloek gezond meisje, en heeft  (") heeft zich zeer wel laaten voeden. De Moe* der is fpoedig herfteld. Aanmerking. Ik laat in den aanvang van den arbeid de Vrouwen eene vrije keuze, om te wandelen, te zitten, of te liggen naar welgevallen , ten zij eenige omftandigheden het anders vereischten : want, door de Vrouwen te dwingen, om in den ftoel te blijven zitten, kan men veel nadeel toebrengen , vooral, als men hier méde zo onbezonnen te werk gaat, als de meefte Vroedvrouwen gewoon zijn te handelen, met de Vrouwen, om, zoo dra 'er eenige arbeid bijkomt , haar in den ftoel te zetten, en eenige uuren daarin te houden, zonder zelfs toe te ftaan, dat zij zich eenigzins beweegen , hoe zeer de lijderesfen fmeeken, om voor eenige minuuten den ftoel te mogen verlaaten : maar neen ! Zij blijven hardnekkig met haare kwaade behandeling voortvaaren, met voorgeeven, dat door de minfte beweeging, het hoofd wederom opwaarts wijkt. Ik heb meer dan eens ondervonden , dat zij de Vrouwen twaalf, en meer uuren, in den ftoel hebben gehouden , bij de minfte pijnen geduurig in het ligchaam vroetende, waar door zij de Vrouwen dermaate hadden afgemat, dat zij onkenbaar waren geworden. Meenigmaal heb ik haar beftraft over deeze kwaade handelwijze, maar vrugteloos ; zij zijn doorgaans te ver-  verwaand, en ftijfhoofdig , om voor réden vatbaar te zijn. Nog eene andere heerfchende kwaade gewoonte, onaffcheidelijk van de voorgemelde, vindt men bij de meeste Vroedvrouwen, dat zij de Vrouwen aanzetten , en dwingen, cm bij de minfte pijnen méde te werken; klaagen de benaauwde fchepzelen, dat zij de weeën niet kunnen doorzetten, dan hebben fommigen de barbaarsheid, om haar van. onwilligheid te befchuldigen; ja, mij is bekend , dat haare wreedheid zo verre is gegaan, datze den Man aan zetten , om zijne Echtgenoote te mishandelen, en haar door geweld van flagen te dwingen , de weeën door te zetten. Kan men eene onmeufchelijker of goddeloozer handelwijze uitdenken? Veelen zal het mogelijk vreemd fchijnen, dat ik eene Vrouw , door langduurigen en zwaaren arbeid vermoeid en afgemat, op de voeten laat ftaan, om de weeën te bewerken; dan dit fteunt op geen losfen grond: de ondervinding heeft mij 'er het nuttige veelmaalen van aangevveezen, en ik durf, zonder fchroomen, deeze handelwijze ter navolging aanprijzen. Dan, het is niet éven eens, in wat tijdperk der verlosfing men het werkftellig maakt; men moet, zoo als ik in deeze verlosfing heb aangetoond, wagten, totdat het hoofd den aars en bilnaad heeft verwijd , en tot dat de bilnaad begint uit te zetten, en het hoofd een wijl tijds onbeweeglijk blijft zit-  C *3 ) zitten. In dat geval, 't geen meenigmaal voorkomt , kan en mag men het veilig beproeven ; het fchijnt, dat.hetKind, door eigen zwaarte de deelen drukkende , hierdoor de zeiven, als 't waare, uitnoodigt, om met vereenigde kragten het Kind uit te drijven. Anderen zullen mogelijk het inbrengen der vingeren in den endeldarm wraaken: want hierin zijn het de fchrijvers niet ééns ; van eenigen word het als goed en nuttig aangepreezen, door anderen wederom gelaakt en als fchaadelijk verworpen; dan, wanneer men met onzijdigheid wil aanmerken , in wat tijdftip ik zulks werkftellig gemaakt heb, zal men wel dra van het nuttige, en tévens ónfchaadelijke, overtuigd worden : maar wil men zonder bepaaling, in alle tijdperken, als het hoofd niet naar verlangen doorfchiet, zulks werkftellig maaken , dan zal men bevinden , dat men niet alleen 'er niets mede kan vorderen, maar daar en boven, door de geduurige drukking de deelen pijnigt, en beleedigt. Men moet het nimmer vroegtijdig beginnen, ook niet, als de deelen genoegzaam verwijd , vogtig , flap , en rekbaar zijn, zóó dat men voor geene fcheuiïng heeft te vreezen. Deeze handgreep komt eeniglijk te pas in eerfte baaringen, wanneer de deelen droog, en, onrekbaar zijn , en de bilnaad, als een parkement verdund, tégen het hoofd gefpannen ftaat, of door den aandrang der weeën met verfcheuring bedrijgd wordt; dan brengt  C 14) brengt men de twee voorfte vingers, met olie befmeerd, in den endeldarm, bezijden den wortel van den neus , wel in acht neemende, dat men de oogen niet beleedige. Verder handelt men , zoo als ik in deeze waarneeming befchreeven heb. Wanneer men, zeg ik nogmaals, deeze opgegeeven régels in acht neemt, zal men van de waarheid mijner gezegdens overtuigd worden. Verder heeft men in deeze waarneeming kunnen zien , dat ik het meenigvuldig onderdaan afkeure; ik onderflaa zelden, en gebruik weinig olie of pomade , als de deelen vogtig of flijmig zijn ; en in tégengeftelde gevallen nog altijd fpaarzaam. Wanneer de arbeid voortgang heeft, onderfteun ik de uitwendige teeldeelen met een e warmen doek, tot dat de verlosfing aanftaan• de is: als dan onderfteun ik de bilnaad met de bloote hand, om beter te kunnen onderfcheiden, of 'er eene fterke dan zagte drukking vereischt wordt, het welk. men zo juist niet kan bepaalen , als men een doek tusfchen beiden houdt. III. Waar-  c 15; III. Waarneeming, Aangaande eene langduurige en verdrietige Verlosfing. Den 18 Junij 1784, werd ik verzocht bij eene Vrouw te komen, welke een half uur van hier woonde. Zij had eenige pijnen in den buik en delendenen gevoeld, en klaagde, dat zij dezelve niet kon doorzetten. Ik onderfloeg haar onder eene wee , maar kon den mond der baarmoeder niet bereiken, het welk ik te kennen gaf, haar tévens vermaanende, om zich niet te vermoeien met persfen, en haaren tijd geduldig af te wagten „ en mij kennis te geeven zoo dra de arbeid toenam. Den volgenden dag 'snamiddags, werd ik verzocht bij haar te komen. Zij had federt mijn afweezen altijd pijnelijk geweest, fchoon niet altoos éven zeer, en had in den voorgaanden nacht fomtijds een half uur geflaapen;maar, om dat het tegens den nacht ging, had zij mij laaten haaien tot haare gerust{telling. Ik onderfloeg haar ; dan, ik bevond geene verandering. Waarna, ik vertrok, onder belofte, van den volgenden dag weder te zullen komen, indien ik geen nader tijding ontving. Den 20 voormiddag. Zij had den nacht tamelijk gerust doorgebragt, de pijnen waren gering geweest, en de Vrouw fcheen wel gemoed. Den  C ^ ) Den 21 kort na middernacht werd ik verzocht fpoedig te komen. De Vrouw had eenige uuren zwaare, kort op elkander volgende, weeën gehad. Door het onrJerflaan, kon 'ik wel iets voelen, maar niets onderfcheiden. De. Vrouw had in geen tweemaal vier en twintig uuren afgang gehad, waarom ik een verzagtend klisteer liet zetten, waar na een goede afgang volgde, 't geen eenige verligting bijbragt. Ik bleef eenige uuren afwagten , of er geene verandering zou komen; dan, te vergeefs. Ik werd fchielijk elders verzocht, zoo dat ik haar eenigen tijd moest verlaaten. 's Avonds kwam ik wederom. De weeën waren niet zoo pijnelijk, en hadden langer tusfehenpoofen ; de baarmoeder fcheen in het bekken' te zullen zakken. Zij had weinig gerust, waarom ik haar een ligt rustmiddel voorfchreef. Den 23 's morgens. Zij had in den voornagt zeer geneegen geweest, om te flaapen. De baarmoeder was iets laager in het bekken gezakt, en derzelvcr mond omtrent de groote van een dubbeltje ontilooten. De gantfche dag verliep zonder merkelijke verandering. Omtrent den avond, was de baarmoeder ter groote van een rijksdaalder ontilooten ; de vliefen bleeven flap onder de weeën , welke niet zwaar waren, en lange tusfehenpoofen hadden. Den 24 's morgens was 'cr weinig verandering. 's Avonds.  C 17 ) ss Avonds. Den gantfchen dag waren de weeën als te vooren geweeft; de mond der baarmoeder was mcér ontflooten. . Den 25 'smorgens zeer vroeg, werd ik in haast gehaald. Ik vond den mond der baarmoeder ruim geopend, en de vliefen onder de weeën gefpannen. Ik hoopte nu op eene fpoedige verlosfing, daar de vlaagen fterk waren, en kort op alkander volgden-. Ik kon onderfcheiden, dat het hoofd voorkwam, en omtrent half in het bekken gezakt was. Drie uuren waren 'er verloopen, zonder dat ik kon bemerken , dat ik. iets gewonnen had; wanneer 'er voor mij iets van de uiterfte noodzaaklijkheid voor viel, waarom ik haar moest verhaten. Ik beval eene Vrouw, welke geduurende den arbeid de baarende had bijgeftaan, en ook meer Vrouwen verlost heeft, voor haar zorg te dragen, en ik onderrichtte dezelve wat zij te doen had; de Kraamvrouw gerustftellende, met haar te verzékeren , dat alles wel ftond, en dat ik ten fpoedigften zou weder komen. Omtrent tien uuren voor den middag, wederkeerende, vond ik de Vrouw verlost van een gezonden .jongen. Mij werd verhaald, dat zij, omtrent een uur na mijn vertrek , drie zwaare weeën had gekreegen, waar door zij .verlost was. B Aan,  Aanmerking. Het onderwerp van deeze waarneeming is een klein Vrouwtje, met kromme beenen, en ingevallen lendenen ; de ingang van het bekken is bij haar naauw, en de uitgang ruim. Ik heb deeze Vrouw viermaal verlost. In alle haare verlosfïngen is het hoofd van het Kind met veel moeite door de naauwte van het bekken gezakt; dan zo dra deeze hinderpaal overwonnen was , volgde de verlosfing zeer fpoedig. Zou men niet met réden mogen veronderftellen, dat deeze vrouw, in de eerste dagen, alleenlijk valfche weeën gehad heeft? De gelégenheid fchijnt hier gefchikt om, over den aart der weeën, wat uitgebreider te handelen. De fchrijvers {lellen drie onderfcheidene foorten van weeën, waare , valfche, en gemengde weeën. De waare, of goede, ook wel uitdrijvende weeën genaamd, koomen regtfirecks op het kind; de vrouw wordt als werktuiglijk aangedrongen, om neder te pers* fen, waar door het voorkomende deel des kinds tegen den mond der baarmoeder wordt aangedreven, dezelve uitgefpannen, verwijd , en vervolgens de verlosfing bevorderd. De tweede foorte of valfche weeën, zeggen de fchrijvers, te beftaan in eene pijnelijke kramptrekking der baarmoeder. ■ waar door derzelver mond geflooten en vernaauwd wordt;  ( '9 ) wordt; dan, hoe Heilig zij deeze bepaaling opgeeven, heb ik meenigmaal, in hévigg Valfche weeën , deeze bevveeging in de baarmoeder , en derzelver mond, vergeefs gezocht; Ik oordeel, dat men de oorzaak der valfchd weeën, veeltijds buiten de baarmoeder moet zoeken, en voor al, in het gedarmte. De derde foort, gemengde weeën genaamd, welken ik afgebrooken weeën noem , zijn onaf. fcheidelijk van eenen langduurigen en pijne* lijken arbeid, matten de lijderesfen ten uitterften af, en maaken het uitoeffenen der vroedkunst lastig en verdrietig. Het fchijnt uit de bepaaling , welke de fchrijvers deeze weeën geeven, dat zij de oorzaak der zeiven niet met de vercifchte aandacht onderzocht hebben. De befchrijving, welke zij 'er vaii geven, is deeze; gemengde weeën hebben plaats, wanneer waare weeën fchielijk door* valfchen worden afgebrooken, waar door de uitdrijvende kragt merkelyk verminderd en de verlosfing vertraagd wordt; en waardoor de vrouwen, bij het uitftaan der hevigfte fmerten, zeer afgemat worden. Het komt mij, behoudens beter oordcel, Voor, dat deeze bepaaling niet zeer jn'st is. Ik zal mijne gedachten hier Janten volgen.Ik heb reeds ter loops aangeftipt, dat deeze foort van weeën onaffcheidclijk zijn, van langduurige en pijnelijkc verlosfïngen. De vrouw, waar van ik het laatst melding maakte , had den ingang van het bekken zeer naauw, B 2 ge-  C 20 ) gelijk ik reeds gezegd heb; door deeze naauwte, werd het hoofd belet door te zakken , waar door, de, inwerking zijnde, deelen, in 't begin hunner famentrekking gefluit werden , en dezelve een foort van trilling ondergaan, welke voor onze en alle lijderesfen, zeer pijnelijk en fmertelijk is, en zoo lang blijft voort duuren, tot dat de tcgenftand overwonnen is, gelijk men in het beloop van de voorverhaalde verlosfing gezien heeft. Een naauw bekken echter is niet eeniglijk de oorzaak deezer gemengde weeën, daar zijn nog veele andere oorzaken, zo wel van de zijde des Kinds, als van de Moeder, waar van de voornaamfte in het vervolg mijner waarneemingen zullen voorkomen. Men heeft in deeze waarneemingen kunnen zien, en het zal in het vervolg nader blijken, dat ik geen gebruik maake, van de, oneigenlijk genaamde, arbeid verwekkende, middelen, om welken de Geneesheeren zoo menigmaal door de Vroedvrouwen worden aangezocht; doch welken door geen kundigen immer zullen toegediend worden: maar zij zullen tot voldoening der Lijdersfen en Naastbeftaanden, liever een onfchaadelijk middel verkiezen voortefchrijven. Op het platte land waar zij zich meest al bij Heelmeeflers vervoegen, onder welken men 'er vindt, die onbefchaamd genoeg zijn, om hunne middel, voor onfelbaar uit te venten,  C 21 ) ten, gaat het gebruik deezer, arbeid verwekkende, middelen meer in zwang. Mij is een deezer fnaaken bekend, die men, als. Vroedmeefter, plagt te gebruiken; hij nam altoos een flesje mede, waar van hij de Vrouw bij zijne komst terftond een gedeelte ingaf; was de verlosfing onder het gebruik niet geëindigd, dan moest'er een tweede, vervolgens een derde weezen. Hiermede bereikte hij ftceds zijn doel, het geen voornamelijk in 't vullen zijner beurs be-i ftond. 'Bij' zwakke en tédere Vrouwen, ontmoet men fómwijlen eenen traagen arbeid, die alleen uit zwakheid voortfpruit; hier komen hartfterkende middelen te pas, dan veel al kan men zijn oogmerk beter bereiken, door gepaste fpijfen en dranken, als met de beste Artzenijën. IV. Waarneeming, Aangaande eenen vcrdrietigen arbeid. Een man, die omtrent anderhalf uur vanmij afwoonde kwam mij verzoeken, om zijne Vrouw in de verlosfing te willen bijftaan, in vertouwen, dat zijne Vrouw, onder mijne hulp, gelukkiger zou wezen, dan in de voorgaande verlosfïngen , waar in zij, drie reizen agter elkander, na veele fmerten te hebben doorgeftaan, een dood kind gebaard hadt. 3 De»  ( 22 ) Den 2 April 1775 wierd ik gehaald. Zij klaagde van pijnen in den buik en lendenen, het water was afgeloopeh, het geen haar zeer ongerust maakte. Ik ondeifloeg haar onder de eerfte wee, en bevond den mond der baarmoeder ter grootte van een hollandfche fehelling geopend: ik oordeelde uit de hardigheid, welke ik tusfehen beiden voelde, dat het hoofd voorkwam. Ik bleef eenigen tijd afwagten, of de arbeid voordgang zou hebben. Dan, na eenige uuren toeven, kon ik befpeuren, dat het eeniglijk valfche weeën waren. Ik beval, dat zij" u-at thée met melk zou drinken, en fchreefT.aur het volgende drankje voor. * Sijr. Papav. Errat. mc. 1. eq for. chamom. Roman. unc. v. —• Cannin. Donker, unc. 1. Laad. liq. Sijden. dragm. 1. Hier van liet ik haar twee lepels ingeeven j een wijl tijds hier na bedaarden de pijnen , en de Vrouw viel in een genisten flaap. Ik belastte, indien, bij het ontwaaken, de pijnen wederom kwamen, nogmaals twee lepels in te geeyen: waar na ik vertrok. Den 5 werd ik wederom gehaald. De pijnen waren veel zwaarer; het overige vond ik nog in den zelfden ftaat. De vrouw hadt in geen tweemaal vierentwintig uuren afgang gehad ; ik liet haar de volgende kJiftecr zetten. $ Lact. dulc. aq. coct. a. unc. Hij. cl. lïn. unc. 1. fal. ipfon. dragm. ij. ƒ. Clyim. Hier-  C 23 ) Hierop volgde een ruime afgang, en de pijn verminderde. Vervolgens liet ik haar twee lepels van het voorïge drankje gebruiken , waarna alles wederom bedaarde, en dc Vrouw in flaap viel: wanneer ik wederom vertrok. Den 7 omtrent middernacht, werd ik met veel fpoed gehaald. Ik ouderfloeg haar; doch vond geene verandering aan den mond der baarmoeder; de pijnen waren hévig;de Vrouw was dorftig; de huid was heet en droog, en de pols vol en koortfig. Ik liet haar een ader openen, en de volgende klisteer zetten , 9: Scr: tact. unc. vil. Melï. Comm. unc. I. . Nitr. dragm. ij. ƒ• Clysm. waarna een ruime afgang met verligting volgde. Ik liet haar veel gerftendrank met citroenfap drinken, en bleef het overige van den nacht bij haar. . Tegens het aankomen van den dag, begon alles te bedaaren; de huid werd vogtig , en de Vrouw viel in een zagten flaap. Den 11 tégens den avond, werd ik wederom gehaald, de pijnen waren als vooren, het overige zonder verandering; de pols was zagt en bedaard, en de huid klam. Ik liet haar een en andermaal van het pijnftillend middel gebruiken. .Omtrent middernacht bedaarden de pijnen , en dc vrouw viel in flaap, ik vertrok in den ogtendirond. 'Den 13 'smorgens, werd ik wedeB 4 rom  C H ) torn gehaald, en bevond alles, als de voorige reizen; ik gebruikte dezelfde middelen, met dezelfde uitwerking. Den i7den, enigden bleef alles genoegzaam in denzelfden toeftand. Den lo 'smorgens werd ik wederom gehaald; de vrouw deed mij boodfchappen, dat de pijnen nu geheel anders waren, en hoopte , dat het voortgang zou hebben. Ik bevond ook, dat de weeën goed waren, alhoewel flap, en met lange tusfehen poofen. Het hoofd was laager in het bekken gezakt, en de mond der baarmoeder meer ontfloten. Ik bleef eenige uuren vertoeven; doch zien. de, dat het eene traage arbeid was, ging ik middelerwijl een na bij woonenden Vriend bezoeken. Ik beval de ZOrg aan de Vroedvrouw, welke 'er meest altijd was bij gebléven, met belofte, dat ik niet lang zou weg blijven. Op weg zijnde, komt mij een rijtuig te gemoet, het welk aan mijn huis was geweest, en van daar mij was toegezonden: de voerman verzocht mij, dat ik toch terftond zou inederijden, om eene arme Vrouw te helpen. Nadien de arbeid hier traag voortging, en het maar een uur verre was, trad ik op het rijtuig. Terug komende, ging jk bet voorgenoomeri bezoek bij mijnen vriend afleggen, en tévens om te vraagen of men om mij had gezonden. Naauwlijks was ik bijmijnen vriend in huis, als de Man kwam om mij te verzoeken , toch fpoedig te komen. Hij zag  r 25) zag 'er zeer treurig uit, ik vraagde 'er de réden van, om dat het, antwoorde hij, al wedeipm zoo ongelukkig zal afloopea, als met de voorige verlosfïngen: want de Vroedvrouw heeft mij gezegd, dat 'er veele zwarte vuiligheid afliep, het welk zij zeide, een zeker téken te zijn, dat het kind reeds dood is. Ik troostte hem zoo goed ik kon, dan ik was niet zonder vrees, dat de voorzegging waar kon weezen. Ik vond de Vrouw ten volle in arbeid; het hoofd was beneden in het bekken gedaald; en de mond der baarmoeder ruim geopend. De arbeid ging zo fpoedig voort, dat de vrouw, binnen een uur, van een kloeken en gezonden jongen verloste. De nageboorte volgde kort na het Kind. De Moeder zoog haar Kind, en beiden bleeven voorfpoedig. Aanmerking. Alhoewel de mond der baarmoeder geopend, de vliefen verbrooken, en het water afgeloopen was, waren deeze pijnen niet anders dan de zoo genaamde valfche weeën welke haare zitplaats in de darmen hadden, liet welk de uitwerking, der aangewende middelen , ten klaarden heeft aangetoond. Dan, men mag zich hierop niet zorgeloos verhaten; want het gebeurt niet zelden dat deeze valfche weeën, de baarmoeder en anB. 5 dere  C 26 ) dere deelen, door mede gevoel, aandoen, en in werking brengen, het geen niet zelde de verlosfing ten gevolge heeft. In zodaanige gevallen, als ik in deeze waarneeming verhaald heb, mag, en kan men veilig krampftillende, en rustverwekkende middelen gebruiken, dan altoos fpaarzaam, en met de vereischte omzigtigheid. Verzagtende klisteeren warme en verdunnende dranken , met de bovengemelden gepaard, brengen gewoonelijk verligting bij: als door de hevige en aanhoudende pijnen, de pols vol en koortfiger, de huid heet en droog, en de Vrouw dorftig is, dan moet men alle verhittende middelen vermijden, zonder uitftel een ader laaten openen, en die of dergelijke middelen aanwenden, als in deeze waarneemingen vermeld zijn. Alhoewel het nimmer goed is, dat het water zo vroegtijdig afloopt, blijkt het echter uit deeze waarneeming, dat zulks kan gefchieden zonder aan het Kind eenig hinder toe te brengen. Mij zijn gevallen voorgekoomen, waar in het water, reeds meer dan vier weeken voor de verlosfing, was afgeloopeh, en de verlosfing echter even gelukkig geweest is. Ik heb in deeze waarneeming reeds te kennen gegeeven, dat ik voor het Kind bebekommerd was, door het verhaal van den Man, dat de Vrouw veele zwarte vuiligheid ontlastte, het welk ik oordeelde, dat het Meconium was, en ook bevond waar te zijn, daar  C 27 ) daar dit zelden gefchiedt, als het Kind leeft, en met het hoofd voorkomt; doch, ik bevond de beenderen van het bekkeneel vast en onbeweeglijk , en de Vrouw antwoorde op mijne vraag, dat zij haar Kind kort te vooren nog gevoeld had; het welk mij eenigzins gerust ftelde, en de Moeder op eene gelukkige verlosfing deed hoopen; in welke hoop wij ons ook tot eene algemeene blijdfchap niet te leur gefield gevonden hebben. V. Waarnee ai ing, Aangaande de verlosfing eener Vrouw, die met dezevenie maand, een groote hoeveelheid valsch water loosde. Den 28 Juni] 1780, werd ik verzocht bij eene Vrouw te komen. Zij verhaalde mij, dat zij eenige krimpingen in den buik voelende , eens Haags veel water was kwijt geraakt, het welk haar zeer ongerust had gemaakt, nademaal zij rekende omtrent zeven maanden zwanger te zijn; doch dat deeze ontlasting haar veel had verligt; en dat zij thans geen pijn meer gevoelde. Het water ftroomde in den beginne in eene groote hoeveelheid langs de vloer, en thans loosde zij geduurig nog eenig vogt. Ik onderfloeg jhaar, en bevond den mond der baarmoeder gefloten, rond, en uitpuilende , de hals was nog niet geheel verwijd. Uit deeze omftandigheden, befloot ik, dat de Vrouw haare rekening goed gemaakt >  ( 28 ) maakt, en waarfchijnlijk niet dan valsch water ontlast hadt. Toen ik haar dit te kennen gaf, was zij wederom gerust. Ik beval haar zich ftil te houden , en, zo-dra zij wederom pijnen gevoelde, mij zonder uitftel kennis te geeven. De Vrouw bleef in het vervolg haarer zwangerheid zeer wel, en droeg haare vrugt met meer gemak, dan zij voor de ontlasting gedaan hadt. v Den 20" Augustus liet zij mij haaien. Ik vond haar in vollen arbeid, de mond der baarmoeder was ruim geopend, de vliefen uitgezet en gefpannen, de weeën waren goed en doordringende, en het hoofd, het welk ik kon onderfcheiden, was laag in het bekken gezakt. Binnen een uur verloste de Vrouw van een gezond meisje. De nageboorte volgde cea kwartier uurs na het kind. Aanmerking. De valfche wateren hebben hunne zitplaats, tusfchen de twee vliefen, Chorion en Amnios genaamd, dewelke zich van elkander verwijderen, en zitplaats aan deeze wateren verfchaffen. Zij zijn van weinig aanbelang, en kunnen in alle tijdperken der Zwangerheid ontlast worden. Dan veel al worden zij ontlaft, tégen, of met het begin van den arbeid. Veel-  C 29 ) Veelmaals heb ik valfche waters zien ontlasten, doch nimmer zoo veel als bij deeze vrouw, zij was voor de ontlasting zeer dik, en ongemaklijk, daarna was zij merkelijk dunner, en droeg zonder eenig ongemak, zoo als ik reeds vermeld heb, tot den tijd der verlosfing. VI. Waarneeming, Aangaande eene verlosfing, waarin het kind met hst opper-hoofd voor kwam, het aangezigt na de fchaambeenderen gekeerd. Den 10 Augustus 1786 voormiddag, wierd ik verzocht bij eene vrouw te komen, welke hoog zwanger was, en reeds verfcheide kinderen gebaard had , doch telkens eene traage en pijnelijke verlosfing ondergaan hadt; het was nu de derde verlosfing, waar in ik haar zou bijftaan. Zij verhaalde mij, dat zij voor af, eenige krimpingen in den buik voelende, veel water ontlast had, waaromjjzij om mij had.gezonden, doch nu geene pijn meer gevoelde; dat in alle haare voorgaande verlosfïngen, het water vroegtijdig was gebrooken, maar nooit met zoo weinige en zoo flappe pijnen. Ik bevond, door het onderfiaan, dat het hoofd nog hoog zat, ik kon den mond der baarmoeder niet bereiken. Ik verzékerde de vrouw dat het nog geen ernst met haar was; doch dat zij ge-  C 3° ) gerust moest weezen, en den tijd afwagten; dat ik noodzaakelijk naar buiten moest; maar dat ik fpoedig wederom zou komen. > 's Avonds omtrent tien uuren, werd ik wederom verzocht bij haar te koomen : zij kreeg tamelijke goede weeën , en de tusfchen poefen waren niet zeer lang, de mond der baarmoeder was ter groote van een drie gulden ontilooten, de vliefen werden geduurende de weeën flap gefpannen ; doch het hoofd zat nog boven aan den ingang van het bekken; waarom ik oordeelde, dat zij wederom-als voormaals, eene traage verlosfing zou hebben. Ik nam affcheid om wat te gaan rusten , het welk ik des tijds zeer noodig hadt haar tévens vermaanende, om mij'niet te fpaaren, als mijne hulp vereischt wierd. Omtrent twee uuren na middernacht, wierd ik met haast geroepen. Zij hadt zwaare en doordringende weeën, welke kort op elkander volgden, de mond der baarmoeder was ruim geopend, de vliefen verbrooken. het hoofd laag in het bekken gezakt. Doch hoeveel moeite ik aanwendde, om de liggin"' van het hoofd te kennen, ik kon voor als nog 'er geene zékerheid van krijgen. Ik vond de pijl-naad regt voor, van de fchaambeenderên naar agter loopende: maar ik kon geenzins ontdekken, of het aangezigt voor of agter lag; dan de weeën, welke fterk en doordringende waren, deeden het hoofd naderen, waarna, ik de kleine fontanel, né-  C 3* ) névens de hoek - naad benéden in de. fcheede voelde, waardoor ik verzekerd werd, dat het aangezigt na vooren was gekeerd; dan de aanhoudende en doordringende weeën, deeden weldra het agter-hoofd over de gaffel opwaars glijën, en het hoofd gebooren worden ; zonder dat ik iets tot bevordering der verlosfing toebragt, dan eeniglijk de bilnaad onderfteunen ;het ligchaam volgde gemaklijk, als ook de nageboorte. Het was een gezonde jongen, van een mid. delmaatige grootte. Aanmerking. Toen ik 's morgens bij de vrouw kwam, dacht ik, dat de waare waters waren weggeloopen, dan 'savonds, was ik aangenaam bedrogen , als ik ontdekte , dat de waters zich begonnen te vormen: niet te min was ik bevreesd , dat zij wederom een langduurige en pijnelijke verlosfing zou hebben: nademaal zij gewoon was, drie of vier dagen in arbeid te weezen; uitgezonderd de voorige verlosfmg, wanneer het maar vierentwintig uuren geduurd heefd. Deeze vrouw is een kort perfoon, van eene gezonde gefteldheïd, middelmaatig vet, zij heeft den ingang van het bekken naauw, om dat de ftompe hoek van het heilig-en lendenbeen binnenwaards geboogen is, .vaar door haare verlosfmg gemeenlijk langduurig en pïj- nelijk  C 32 ) nelijk Is; zoo dat men het voor ditmaal, als een bijzonder geluk moet aanmerken, dat het hoofd in deeze ligging, deeze hinderpaal zoo gemaklijk heeft overwonnen: dan de ondervinding heeft mij geleerd , dat in alle liggingen van het hoofd, de natuur veeltijds alleen in ftaat is, om de verlosfing te volbrengen. VII. Waarnee m ing, Aangaande eene verlosfing, waar in het hoofd met de kruin tegen het linker zit-been bleef zitten. Den 14 Oclober 1785 werd ik geroepen bij eene vrouw, welke ik nog eenige reifen verlost heb, en die nu wederom zwanger was. Zij had zwaare en doordringende vlaagen, de wanden van den mond der baarmoeder waren zagt, en reeds ter grootte van de palm van een hand geopend, de vliefen waren als eene groote blaas uitgezet, cw vulden de gantfche fcheede. In deeze omftandigheid kon ik de ligging van het hoofd niet ontdekken; doch dewijl deeze vrouw gewoon was, voorfpoedig en gemaklijk te verlosfen, was ik geenzins ongerust. Midderwijl onderfteunde ik de bilnaad, geduurende de weeën; na dat de arbeid nog een uur had geduurd, braken de vliefen, het hoofd zakte in het bekken: maar ik bevond, dat de kruin  C SS ) kruin fterk tégen het linker zit-been gedrukt werd. Ik bragt de regterhand tusfchen het hoofd, en het zit-been in, om het, geduurende de weeën, in een regte'lijn te brengen; doch het hoofd werd telkens zoo fterk tegen mijne hand gedrongen, dat ik verfcheidenmaal genoodzaakt werd, mijne hand uit te haaien. Eindelijk gelukte het mij, het agter-hoofd onder de fchaambeenderen te brengen; ik meende het hoofd met de hand in deeze ligging te houden, doch eene fterke vlaag dwong mij de hand uit te haaien, en met dezelfde wee, werd het hoofd en ligchaam gebooren. Het was een gezond meisje, van een middelmaatige grootte. De nageboorte volgde ikort na het kind. Aanmerking. Ik dacht binnen een uur deeze verlosfing te zullen eindigen: maar daar verliepen meer dan drie uuren. Ik had veel moeite, om het hoofd van het zit-been te krijgen ; indien de weeën niet zoo fterk, en doordringende hadden blijven aanhouden, zoude ik nooit mijn oogmerk bereikt hebben; dan ik vertrouwde veel op de kragten en gezonde fterkte van de vrouw. Zonder fterke weeën, zal men in deeze of foortgelijke gevallen, de vrouw en zich zeiven vergeefs afmatten: offchoon men het hoofd eenigzins kan verplaatfen, zal het telkens, na de wee, in de voorige plaats weC der-  < S4 ) derkeeren, zoo het niet door fterke., ^n doordringende weeën wordt doorgezet. Gemeenfijk ontmoet men in dergelijke liggingen, afgebrooken weeën, welke de vrouwen afmatten; daarom moet men, bij zwakke vrouwen, op zijne hoede weezen, en niet te lang draalen: maar tijdig tot kragtdaadiger middelen zijne toevlugt neemen, wil men beide moeder en kind behouden; waar van ik nader zal fpreeken , als ik over het gebruik der tang zal handelen. VIII. W AARNEEMING, Wegens eene verlosfmg, waarin het kind met het linker opperheofds - been voorkwam. Den 23 Augustus \savonds omtrent tien uuren, werd ik verzocht bij eene vrouw te komen, welke van haar vierde kind zwanger was. In de twee voorige verlostingen, had ik haar bijgeftaan. Zij verhaalde mij, dat zij 's morgens door fnijdende pijnen in den buik ontwaakt werd , waar op verfcheiden dunne afgangen waren gevolgd, dat geduurende een uur de pijnen bijna onlijdelijk waren, dat zij niet dacht, dat het arbeid was; doch om dat het tégen den nacht ging, om mij had gezonden, om te weeten of het arbeid was, en zoo niet, dat ik toch iets zoude geeven, om de pijnen te doen bedaaren: doch ik zag weldra aan haare beweeging, dat zij wel degelijk in arbeid was; de weeën  (SS ) weeën kwamen fomtijds zoo hévig, dat zij gedwongen werd met luiderkeele uit te fchreuwen. Bij het onderflaan bevond ik den mond der baarmoeder tamelijk ontilooten, de vliefen, met water gevuld, zeer gefpannen; uit de ronde hardigheid A^elke ik rondom den mond der baarmoeder Voelde, oordeelde ik, dat het hoofd voorkwam; de vrouw was gewoon in een armftoel te verlosfen, waar om ik haar beval op te ftaan; op dat het bed niet zou bedorven worden door het afloopen der wateren, waar tegen het zelve niet voorzien was. Intusfchen bleef de arbeid fterk aanhouden; omtrent een uur na mijne komst braken de vliefen, ik onderzocht aanftonds de ligging van het hoofd: maar ik kon geen naaden ontdekken, ik was genoodzaakt eenige vingers in de fcheede te brengen, waaldoor ik de pijlnaad ontdekte, dewelke van de eene zijde naar de andere liep ; tegen de fchaambeenderen voelde ik een oor, waar door ik ontdekte, dat het aangezigt naa dé linkerzijde gekeerd was , en dat het linker opperhoofds been regt over den doortogtftond. Om de ligging van het hoofd te verbeeteren, bragt ik mijne linkerhand zoo verre voor bij het agterhoofd, als ik kon, om, geduurende de weeën, het agterhoofd voorwaarts, en het aangezigt in de holligheid van het heiligbeen te brengen: het Welk door goede eri doordringende weeën geholpen zijnde, mij C 2 binj  C30 binnen korten tijd gelukte, waarna het hoofd weldra gebooren werd. De fchouders welke ik vreesde, dat op de fchaambeenderen en den ftompen hoek van het heiligbeen zouden blijven zitten, zakten met de eerftë wee in het bekken, en het geheele ligchaam werd gebooren. Het was een kloeke en gezonde Jongen. De nageboorte volgde kort na het Kind. De Vrouw lag voor twaalf uuren wederom in haar bed en is voorfpoedig herfteld. Aanmerking. Geene van haare voorige verlosfingen zijn zoo voorfpoedig geweest als deeze: de twee voorige, waar in ik haar heb bijgeftaan, hebben vijf of zes uuren geduurd, alhoewel het hoofd eene goede ligging hadt; haare eerfte verlosfing, waarin zij door eene vroedvrouw is bijgeftaan, heeft meer dan vier-entwintig uuren geduurd. De vrouw is een jong gezond mensch, met een wel gemaakt bekken. De dwarfe ligging van het hoofd mag men, met regt, voor de kwaadfte ligging onder de hoofd geboorten ftellen ; om dat de grootfte meeting van het hoofd voor de kleinste meeting van den doortogt ftaat, waarom de vroedkundige moet trachten, het agterhoofd onder de fchaambeenderen te brengen, zoo als ik in de waarneeming heb aan-  C 37 ) aangeweezen; doch hij zal zich zeiven en de Vrouw vrugteloos afmatten, als het bekken niet zeer ruim, in évenrédigheid met het hoofd, is, en daar en'boven door fterke en doordringende vlaagen geholpen wordt, IX. Waarneeming, Wegens eene verlosfmg, waar in het kind met het linker opperhoofds-been voorkwam. Den 9 Junij 1786 des morgens omtrent agt uuren, Averd ik in haast geroepen bij eene vrouw, Avelke ik gewoon was te verlosfen, en die nu Avederom hoog zwanger was: daar kamende Averd mij verhaald,) dat haar, in de éetzaal bezig zijnde, zeer onverwagt veel water Avas afgeloopen ; haar gemaal hier door verfchrikt zijnde, [hadt met veel haast om mij gezonden, en zijne vrouw in de kraamkamer doen gaan. Onder dit verhaal kwam 'er eene wee, welke ik Avaarnam om haar te onderflaan; het kind Avas zeer laag in het bekken gezakt: maar de mond der baarmoeder was nog zoo verre agterwaars gelegen, dat ik dezelve niet kon bereiken: doch door de ronde hardigheid Avelke ik kon voelen, befloot ik, dat het hoofd voorkwam. Ik wagtte nog eenige Aveeën af, en verzocht de Vrouw om op„ het bed te gaan liggen; midC 3 derwijl  (; derwijl mnakte ik den ftoel gereed om haar in te plaatfen : C want het is altijd haare verkiezing in eenen armftoel te verlosfen) zoo dra zij op het bed was, begon de arbeid zoo zeer toe te neemen, dat zij op het bed niet langer wilde blijven, en genoodzaakt werd, haar fpoedig in den ftoel te helpen : in den ftoel zittende, onderfloeg ik haar, en bevond den mond der baarmoeder ter grootte van eene palm der hand ontilooten, het welk mij gelegenheid gaf om de ligging van het hoofd te onderzoeken. Ik voelde de pijlnaad onder op de fcheede, de welke van de eene na de andere zijde den endeldarm overkruiste, zoo als in de voorige waarneeming; ik vond een oor tegen de fchaambeenderen; maar ik kon hetzelve maar gedeeltelijk bereiken , om dat de baarmoeder nog niet genoegzaam geopend was ; dan door de fterke en bijkans aanhoudende weeën, werd de baarmoeder weldra geheel geopend, en ik bevond dat het agterhoofd in de regterzijde lag, en onder de weeën voorwaards draaijde, waarin ik de natuur te hulp kwam, door mijne vingers der linkerhand, tusfchen de fcheede en het agterhoofd te brengen, en onder de weeën het agterhoofd voorwaards te draaijen, en het zelve onder de fchaambeenderen te brengen. Ik bleef met deeze handgreep aanhouden, tot dat ik mijn oogmerk bereikt had, wanneer ik mijne hand Uithaalde, en door de eerste wee werd het hoofd  C 39 ) hoofd gebooren. Zodra het hoofd gebooren was, keerde het aangezigt naar de linker zijde, het welk mij deed vermoeden, dat het ligchaam ook dwars lag: ik trok zagtjes met het hoofd, om te beproeven of het ligchaam wilde volgen, dan meer dan eeneir gewoonelijken tegenftand ontmoetende, bragt ik zonder draalen mijn regter hand in, en bevond dat de fchouders op het heiligbeen en fchaambeenderen bleven zitten; toen bragt ik mijne vingers aan de borst; den duim tegen den fchouder. welke op het heiligbeen zat, vervolgens maakte ik eene beweging, om de fchouders eenigzins opwaards en na de regterzijde te bewegen, dezelve van het heiligbeen af te brengen , het welk ten gevolgen hadt, dat beide de fchouders met de eerfte wee in het bekken zakten, en het kind gebooren werd. Het was een kloeke en gezonde Jongen. De nageboorte volgde kort na het kind. Deeze verlosfing had nog geen volle uur geduurd. Aanmerking. Deeze Vrouw heeft buitengewoone lengte, is blond haïrig, zeer tenger, bleek van aangezicht, doch van eene gezonde gefteldhtid, en heeft een ruim en wel gemaakt bekken; alle haare verlosfïngen zijn voorfpoedig geweest; dan geene zoo voorfpoedig als deeze. C 4. Alle  C 40 ) Alle deeze omftandigheden overwegende, gevoegd bij de goede en fterke vlaagen' deeden mij zeer gerust zijn, en op eene fpoedige en gelukkige verlosfing hoopen. Men heeft in de waarneeming konnen opmerken , dat de natuur alleen in fhat zou geweest zijn om de ligging van het hoofd te verbeeteren, en te doen gebooren worden; doch de fchouders hadden weldégelijk de hulp eener vroedkundige hand benoodigd. Deeze en dergelijke gevallen, als ik nu befchreeven heb, hebben mogelijk den geleerden Smellie aanleiding gegeven , om als eenen ' vasten regel daar te ftellen, dat het hoofd altijd in deeze ligging den ingang van het bekken doorzakt; doch de dagelïjkfe ondervinding toont het tegendeel; het zijn enkele gevallen, waar in men deeze ligging ontmoet. Ik zou een groot getal foortgelijke gevallen kunnen bij brengen , doch ik den k, dat deeze weinige genoeg zijn, om te bewijzen, dat dg natuur veel al vermogend genoeg is, om in dergelijke liggingen van het hoofd, het zelve alleen te doen gebooren worden. Zie de aanmerking op de zevende waarneeming, X„ Waarneem ing, Wegens eene verlosfing, waar in ik bevond dat de Vrouw eene fcheef liggende baarmoeder hadt. Den 25 Maart 1785 werd ik verzocht bij € ene vrouw te komen, welke in arbeid was. Zij  C +i ) Zij verhaalde mij, dat ze voor drie uuren pijnen had beginnen te gevoelen; en dezelve van tijd tot tijd hadden toegenoomen, maar niet zeer doorgongen; dat het, water omtrent voor een half uur was gebrooken, waar over zij ongerust werd, dewijl in haar voorige verlosfing het kind kort na het water was gevolgd. Ik antwoordde op haar verhaal; dat zij zich daar over niet moest ontrusten, dat dit aan veele vrouwen was overgekoomen, en die évenwei gelukkig zijn verlost. De eerfte wee waarneemende om te onderflaan, vond ik de baarmoeder ter grootte van eene palm der hand ontilooten; dan de opening was langwerpig rond, en lag naar de linker zijde , de onderfte rand was veel dikker dan het overige, en de verwijdering minder; het hoofd lag dwars in het bekken, het agterhoofd in de linkerzijde; de weeèln welke kort op elkander volgden, waren kort en afgebrooken. Alle tékenen dat de fcheeve ligging der baarmoeder de oorzaak was va.n den traagen voortgang. Mijne vingers met olie befmeerd hebbende, bragt ik dezelve famengevoegd in de uitwendige teeldeelew, om de zelve te verwijden, en vervolgenis tusfehen het agterhoofd, en de baarmoeder, om geduurende de weeën, het agterhoofd in eene regte ligging, en onder de fchaambeenderen, te brengen; doch ik werd door de weeën flegt geholpen, en met mijne vingers kon ik niet veel uitvoeren; waarom ik verC 5 koos  ( \l ) koos een weinig te poofen, om te zien of 'er eenige verandering ten goede zou koomen; dan na een uur vergeefs te hebben gewagt, beval ik de vrouw op bed te leggen, en wel op haar linkerzijde, ik befloot de baarmoeder, op eene zagte manier, zoo veel te verwijden, dat ik de geheele hand zou kunnen inbrengen: want de wanden van den mond der baarmoeder waren tamelijk zagt uitgezonderd de onderfte rand, de welke in de regter zijde lag. Na eene wijl hier méde bezig geweest te zijn, kreeg ik zoo veel ruimte, dat ik de geheele hand kon inbrengen; nu kon ik de natuur meer hujlp toebrengen , het fcheen ook, of de natuur, deezen onderftand voelende, haare kragten. verdubbelde; want de weeën werden fterker, en doordringender. Door deeze verëenigde kragten , kwam het hoofd nader, en kreeg allengskens eene betere ligging. Ik bhtef op deeze wijze voortgaan, tot dat het agterhoofd onder de fchaambeenderen geplaatst wffs, wanneer ik het werk aan de Natuur overliet, en beval de Vrouw op haaren rug te leggen: de Natuur liet mij ook niet verlegen; want na dat het beletfel gedeeltelijk weg genoomen was, werden de weeën zoo fterk en aanhoudende, dat het hoofd binnen korten tijd gebooren werd, de fchouders zakten in het bekken, en het geheele ligchaam volgde. Het  C 43 ) Het was een gezond meisje, van eene middelmaatige grootte, het hadt een klein en bol gezwel op het regter opperhoofds been, digt bij de hoeknaad. Ik betastte den buik; doch ik kon, de gewoone hardigheid niet vinden, als eenigzins aan de regterzijde; ik bragt mijn regterhand in, om te onderzoeken, hoe, en waar de nageboorte zat; ik bevond dezelve aan de regterzijde, omtrent een duim breed boven den mond der baarmoeder, en aan de bovenzijde gedeeltelijk los, waarom ik befloot de ontlasting van de Natuur af te wagten. Ik floeg de ftreng om mijne vingers dezelve fterk houdende, zoo als ik verwagtte gefchiede het; de nageboorte werd ontlast, omtrent een kwartier uurs na het kind; zij hadt eene langwerpig ronde gedaante, of zoo als de groote Levret zich uitdrukt, cn Raquette; de ftreng was op den fmallen rand ingeplant, en was aan deeze zijde veel dikker dan het overige gedeelte. De Vrouw was zeer voorfpoedig in haar kraambed. Ik beval een drukdoek in rooden wijn nat gemaakt, op het gezwel van het hoofd des kinds te leggen, waar door het binnen weinige dagen verdween. Aanmerking. Dat de plaatfing der nageboorte, in de eene of andere zijde van de baarmoeder, oorzaak is van de fcheve ligging der baarmoeder, is  C 44 ) is door de meeste nieuwe Schrijvers aangenomen : doch aangaande de gevolgen zijn zij het niet eens : eenigen ftellen de gevolgen zeer zwaar voor, om dat de nageboorte, van degewooneplaats (denbodem ) afwijkende, de baarmoeder naa de eene of anderezijde, waar in zij geplaatst is, doet overhellen ; en om dat het gedeelte der baarmoeder waar in de nageboorte geplaast is, geduurende de zwangerheid minder word uitgezet, waar door zij eenen ongeregelden vorm verkrijgt, en vervolgens het kind ten opzigte der baarmoeder, in • geene regte lijn kan liggen ; waar door het hoofd eene zijdelijke ligging verkrijgt, de fchouders op het heilig en -fchaambeenderen blijven zitten, welk een en ander oorzaak is, dat de weeën flap, en afgebroken zijn, de verlosfing zwaar en moeielijk, ja gevaarlijk wordt, beide voor moeder en kind. Doch in hoe verre zulks waar is,1 leert de dageïijkfche ondervinding, en kan door deeze waarneeming worden opgemaakt. Niet te min, zijn de verlosfïngen, waar in de baarmoeder aan de eene of andere zijde merkelijk overhelt , altijd zwaarer en traager, dan in eene regtliggende, alles gelijk zijnde; doch deeze gevallen zijn veel zeldzaamer dan men in het algemeen voorgeeft. Eene kleine overhelling is van weinig aanbelang, men ontmoetze fomtijds zoo gering, dat men veel oplettenheid noodig heeft, om ze te onderfcheiden. XI.  ( +5) XI. Waunïïminö, Wegens eene verlosfing, waar in ik bevond, dat de Vrouw eene fcheef liggende baarmoeder hadt. Een Man, omtrent drie uuren van hier woonagtig, kwam mij verzoeken, om zijne vrouw in de verlosfiing bij te ftaan: zij was van haar tweede kind zwanger, haare eerfte verlosfing was zwaar en langduurig geweest, en de gevolgen zeer gevaarlijk; zij hadt langen tijd tégen den dood moeten worftelen , meer dan drie maanden bedlegerig geweest, en genoot tot héden nog geene volmaakte gezondheid. Hij oordeelde dat de kwaade behandeling der Vroedvrouw de eenige oorzaak was van het onheil; en om dit in het vervolg voor te komen, nam hij zijne toevlugt tot mij; vriendelijk verzoekende , hem hier in te voldoen; het was voor mij wat ver afgelegen, om haar van den beginnen bij te ftaan; dan aan zijn aanhoudend verzoek niet konnende wederftaan, gaf ik mijn woord. Den 23 Julij 1786 werd ik gehaald; omtrent half vier uuren namiddag kwam ik ter plaatfe, waar hij -woonde; de vrouw lag te bed, zij klaagde over pijnen in den buik en lenden, dewelke haar met poofen aanvielen; ik bleef een wijl tijds bij haar zitten, en bevond, dat de weeën zeer flap waren, en lange tusfchen poofen hadden. Ik was be- geerig  geerig om te weeten, of de verlosfing voortgang zoude hebben. Door het onderflaan bevond ik, dat het kind nog hoog zat, de mond der baai-moeder was weinig geopend, en geheel naa de regterzijde gekeerd; ik voelde tusfchen de wanden een hard, vast, en rond ligchaam, het welk ik oordeelde het hoofd te wezen; ik was nu zéker, dat de baarmoeder fcheef lag, en naa de linkerzijde overhelde, waar uit ik eene traage verlosfmg verwagttc ; doch ziende , dat de Vrouw jong en wel gemaakt was, had ik moed, dat het zich wel zoude fchikken. De Vrouw en naastbe ftaan den fcheenen ongerust, dat het, als in de voorige verlosfmg, wederom zwaar zou toegaan; ik ftelde hen gerust, met te zeggen, dat het wel wat traag zou voortgaan; maar, dat ik vertrouwde, dat de verlosfing gelukkig zou eindigen. Ik beval de vrouw op haar regter zijde te leggen , en alzoo de weeën af te wagten: eenigen tijd gelegen hebbende, verzocht zij om op te ftaan, het welk ik toeftond, want de weeën kwamen zoo zelden, dat'er fomtijds een half uur verliep, voor dat zij 'er een voelde; omtrent agt uuren 's avonds begonnen de weeën wat toe te neemen, die zij nu liggende, dan zittende of wandelende, verwekte; midderwijl was het hoofd wat lager in het bekken gezakt, de mond der. baarmoeder meer geopend, de vliefen wierden maar flap geipanneu: deezen voortgang befpeurende, bleef  C47) bleef ik met geduld het gevolg van den ar, beid afwagten. Omtrent tien uuren kwam 'er een onverwagt bezoek; haar vader, daar omtrent met een fchip op reis zijnde, hoorde zeggen, dat zijne Dogter in arbeid was, liet zich met eene boot aan het huis van zijne Dogter roeijen; de ontmoeting was zoo aandoe'nelijk als onverwagt, waar van ik niet veel goeds verwagtte, om dat ik hoorde dat het voor korten tijd zoude zijn. De weeën fcheenen in den beginne flapper te worden; doch na een uur kwamen ze weder als te vooren; omtrent twaalf uuren was de tijd dat de oude man moest vertrekken, het affcheid was téder, en aller aandoenelijkst, het fcheen, dat de Vrouw alle hoope verloor; ik had veele moeite om haar te troosten en wat op te beuren. De. oude man was naauwlijks vertrokken, of de weeën kwamen veel fterker , en waren aanhoudender; ik bevond, bij het onderflaan, dat de baarmoeder ruim geopend was, en het hoofd laag in het bekken gezakt; wanneer de vliefen flap waren, onderzocht ik de ligging van het hoofd, en bevond, dat het dwars in het bekken lag; het agterhoofd naa de regterzijde gekeerd. Ik bragt twee vingers onder tégen het hoofd, om de vliefen niet te breken, en eene wee af te wagten, geduurende de wee werd ik ontwaar, dat het agterhoofd voorwaards draaide, waarom ik befloot de Natuur haar werk te laten verrichten, en af te  C 48 ) te wagten, tot dat de vliefen zouden fcheuren. De Vrouw bleef nu op bed liggen; omtrent twee uuren na middernacht braken de vliefen, ik onderzocht nu naauwkeurig de ligging van het hoofd; het agterhoofd was meer voorwaarts gekeerd doch de kruin zat tegen den knobbel van het regter zitbeen; ik bragt de vingers van mijn linkerhand, tusfchen het hoofd en het zitbeen, om geduurende de weeën, het hoofd in eene goede ligging te brengen, hier méde zoo lang aanhoudende, tot dat het agterhoofd onder de fchaambeenderen geplaatst was ; verder de verlosfing van het hoofd aan de Natuur over laatcnde, alleenelijk geduurende de weeën de bilnaad onderfteunende. De vlaagen kwamen fterk, en met kleine tusfehenpoofen, waar door het hoofd weldra gebooren werd; de fchouders zakten in het bekken, en werden nevens het geheele ligchaam, in een oogenblik gebooren. Het was een gezonde Jongen van eene middelmaatige grootte. De nageboorte volgde een groot kwartier uurs na het kind. Zij was in de linkerzijde der baarmoeder geplaatst, omtrent twee vingeren breed boven den mond; zij hadt eene eijronde gedaante; de navel ftreng was omtrent een duim breed van den fmallen rand geplaatst. De vrouw is zeer voorfpoedig herfteld. Aan-  ( 49 ) Aanmerking. Onder de nieuwe en voornaame Schrijvers, vindt men eenigen, welken (lellen , dat in eene fcheefliggen.de baarmoeder, de arbeid in het begin wel goed kan weezen; doch zoo dra het hoofd in het bekken begint te zakken, en de baarmoeder gedeeltelijk verwijd is, de arbeid ophoudt. Zij trachten hunne Helling door veele rédenen te ftaaven, dan ik kan Heilig verzékeren, dat ik veelmaals het tégenftrijdige ondervonden heb. Wederom vindt men eenigen onder de voornaame Schrijvers, welken in eene fcheefliggende baarmoeder, de keering aanraaden, en deeze handgreep, tijdig ondernoomen, hemel hoog verheffen. Niet tegenftaande ik veel eerbied heb voor die Mannen en hunne geleerde fchriften, kan ik de keering niet algemeen goed keuren; zij zeggen wel, dat het hoofd belet word gebooren te worden, om dat het dwars ligt, en vervolgens de fchouders op het heilig-en fchaambeenderen blijven zitten. Hoe verre zulks altijd waar is, heeft men in deeze twee waarneemingen gezien; nogthans wil ik gaerne bekennen, dat de fchouders in dergelijke gevallen, op deeze beenderen blijven zitten, en de verlosfing van het hoofd voor een wijl tijds vertraagen; doch hoe meenigmaal gebeurt het niet, dat het hoofd in de beste ligging . ' D ge-  C 50 ) gebooren zijnde, de fchouders blijven zitten, het zij dat ze op het heilig- en fchaambeenderen, of door eene bovenmaate grootte, of uit een andere oorzaak, op de darmbeenderen, blijven zitten? waar uit men moet befluiten, dat het voor geen volftrekt beletfel te houden is. Hoe kwaalijk zoude men dus niet handelen, met zich aan deeze lesfen te binden , en in alle gevallen, waar in de baarmoeder aanmerkelijk overhelde, zonder onderfcheid dc keering te onderneemen ? men kan het zelve toetfen aan deeze en twee volgende waarneemingen, waarbij ik nog een groot getal andere zou kunnen voegen. In deeze waarneeming was de overhelling zeer aanmerkelijk, en evenwel zou de Natuur alleen in ftaat geweest zijn, om de verlosfing te volbrengen. Dan gefield zijnde , de natuur bleef in gebreke, het zij door zwakheid, of andere oorzaaken, en het hoofd bleef in het bekken zitten ; dan kan men zijne toevlugt tot de tang neemen, het welk ik veel veiliger oordeel voor Moeder en Kind, dan roekeloos en te vroegtijdig de keering te onderneemen, wanneer de baarmoeder nog maar weinig ontfloten is, welker verwijding men zonder eenig geweld te gebruiken en veele fmertcn te veroorzaaken, niet kan bevorderen , waar van de gevolgen altijd te vreezen zijn ; behalven dat het kind in dergelijke keeringen gcmeenelijk omkomt. Is het hoofd reeds geheel in het bekken gezakt;  C 51 ) zakt; dan is de keering volftrekt onmogelijk.' Het is dan, mijns bedunkens, veiligst, behoudens beter oordeel, met geduld af té wagten, wat de Natuur vermag; ten waare dat dringende omftandigheden, of andere hinderpaalen de keering vorderde. De zijdeliike fcheefligging is zelden zoo groot, dat zij alleen de natuurlijke verlosfing onmogelijk maakt. Geheel anders is het gefield met eene vooroverhellende baarmoeder; deeze kan zeer gevaarlijk weezen, beide voor Moeder en voor Kind; doch hier over nader in het vervolg. De agteroverhelling der baarmoeder kan in een wel gefchapeu Vrouw nimmer plaats hebben. Het Kind hadt geen gezwel op het hoofd, om dat het niet lang op eene plaats is blijven zitten. Ik heb dikwijls ondervonden, dat een aangenaam bezoek, of eene onverwagte blijde tijding, den arbeid heeft opgewakkerd: doch nimmer gedacht, dat eene aandoening van droefheid, dezelfde uitwerking konde hebben; gelijk ik onder deeze verlosfing heb zien gebeuren. D 2 XII.  C52 ) XII. W AARNEE INI IN G, Wegens eene verlosfing, waarin ik bevond, dat de Vrouw eene fcheefliggende baarmoeder halt. Den 4 November 1736. 's avonds omtrent half vijf werd ik geroepen bij eene Vrouw, welke, van haar tweede Kind zwanger zijnde , eenige baarends pijnen gevoelde: zij verhaalde mij, dat ze van voor de middag reeds pijnen gevoeld hadt, en die nu zoo fterk toenamen, dat zij niet langer had durven uitftellen om mij te zenden. Ik bevond ook werkelijk, dat de weeën tamelijk zwaar waren , en korte tusfehenpoozen "hadden; ik verzocht haar te mogen onderflaan , het welk zij mij toeftond. Ik bevond dat het Kind in het bekken gezakt was, maar ik kon den mond der baarmoeder niet bereiken. Ik bevoelde den buik en bevond, dat dezelve zeer veel voor over helde; welk een en ander teken mij te kennen gaven, dat 'er eene voor over - hellende baarmoeder plaats hadt; cordeelende, dat dc verlosfing wat traag zou voortgaan, en mijn bijzijn elders hoog noodzaakelijk vereischt werd. Ik verzocht de vrouw op het ledikant te liggen, en zoo dra mijne hulp noodig was, mij zonder uitftel kennis te laaten geeven. Ik was naauwlijks een kwartier uurs vertrokken, als ik verzocht word fpoedig te koomen. De vliezen waren verfcheurd, en zij hadt eensklaps veel water ontlast, waar van  ( 53 ) van zij zeer ontfteld was. Ik vond den mond der baarmoeder geheel agterwaards geweekcn, tegen het heiligbeen, en omtrent de grootte van een drie gulden ftuk geö. pend; de onderfte rand dik. de ligging van het hoofd kon ik voor als nog niet onderfcheiden. Middelerwijl bleevcn de weeën fterk aanhouden, en hadden korte tusfehenpoofen, de mond der baarmoeder werd meer ontilooten, wanneer ik bevond, dat het hoofd bijna dwars in het bekken lag, het aangezicht naa de onderfte uitranding van het linker darmbeen gekeerd. Zoo dra de baarmoeder zoo veel ontilooten was, om mijne hand te kunnen inbrengen, bragt ik de linkerhand binnen op dezelve wijze en tot het zelfde einde, als ik hier voor reeds vermeld heb. Wanneer het hoofd gebooren was, zakten de fchouders in het bekken, en het geheele ligchaam volgde zonder moeite. Het kind was een kloeke gezonde dogter. De nageboorte ontlastte van zelve binnen korten tijd, niet tegenflaande de navelftreng ver bezijden het middelpunt was ingeplant. liet kraambedde was zeer voorfpoedig. Aanmerking. De fcheefligging der baarmoeder, in deeze verlosfing, was aanmerkelijk genoeg, om oorzaak te kunnen weezen van eene zwaare en moeilijke verlosfing , indien het zoo algemeen D 3 waa  C 54 ) waar was, als eenige fchrijvers voorgeeven; het blijkt uit deeze waarneemingen , dat wanneer de weeën goed en doordringende zijn, en de verlosfing door eene vroedkundige hand behoorlijk béftierd wordt; dezelve zoo gelukkig en voorfpoedig kan zijn , als de meeste natuurlijke verlosfïngen. De geheele tusféhehtïjd van dat ik , voor *t eerst, bij haar was gekomen, was nog geen drie uuren. XIII. Waa rneeming, fVegcns eene Verlosfing, waar in ik bevond, dat de Vrouw een fcheefliggende baarmoeder hadt. Den 13 November 178"). voormiddag werd ik verzocht bij eene vrouw te komen, welke voor de vierde maal hoog zwanger was. Kort na middernacht was zij door pijnen in de lenden ontwaakt, welke haar het overige van den nacht belet hadden te fiaapen; deeze vrouw was geduurende de Zwangerheid Zeer ongerust geweest, en met vreezc , dat hat voor dit maal niet wel met haar zou af. loopen, om dat zij zich geheel anders geVoelde , dan in haare voorige dragten: zij hadt mij 'er ook dikmaals over gefprooken, en ik vond haar altoos zeer droefgeestig; doch ik trachtte haar zoo veel op te beuren als ik kon.  (55 ) Den volgenden dag, voormiddag-, kwam ik haar bezoeken, en vond haar als den voorigen dag; om te voldoen onderfloeg ik haar, en bevond, dat de baarmoeder op den ingang van het bekken ftond : maar ik kon den mond der baarmoeder niet bereiken. Kort namiddag werd ik verzocht bij haar te koomen , de pijnen waren zwaarder, en volgden korter op elkander, het kind was laager in het bekken gezakt, de mond der baarmoeder zat tegen het heiligbeen, en was ruim een drie gulden geopend; de onderfte of voorfte rand was dik en hing voor het hoofd, de agterfte of bovenfte rand kon ik niet bereiken; dit, gevoegd bij eenen voor overhangenden buik , gaf duidelijk te kennen, dat de baarmoeder zeer voorwaards lag. Ik verzocht de vrouw onvop bed te liggen, ten deele op dat zij zich niet zoude vermoeien: want het was een teder vrouwtje; ten deele om den buik, geduurende de weeën, door een breeden doek op te heffen, en te onderfteunen. Omtrent vijf uuren werd ik andermaal geroepen; het hoofd kon ik nu duidelijk onderfcheiden, en het was laager in het bekken gezakt ; de mond der baarmoeder meer ontfloten; doch de vliefen werden maar weinig gefpannen onder de weeën. Omtrent negen uuren verzocht de vrouw in den ftoel te mogen zitten, het welk ik haar toeftond; zij was naauwlijks in den ftoel gezeeten, of zij kreeg eene fterke doordringende wee, waar door het hoofd merkelijk laager zakte 9 D 4- en  ( 56 ) en de baarmoeder veel verwijd werd • na deeze wee volgden 'er nog eenige kort' od eikanderen; de vliefen fcheurden , en baar liep veel water af. Nu bevond ik, het geene reeds_ vermoed had, te weten, dat het hoofd dwars m het bekken ftond, het aangezigt naar de regterzijde gekeerd; ik trachtte het Hoofd op de meergemelde manier in eene goede bgging te brengen, hetwelk gedaan ■ijnde, het ik de verlosfing van het hoofd aan de natuur over , alleenlijk de bilnaad met de hand onderfteunende. Met hoofd werd weldra gebooren, en het aangezi; t draaide geheel na de regtcr zijde; de fchouders volgden niet, gelijk gewooneliik gefcnieat, doch ik had zulks wel verwagt, om, dat het hoofd zich naa de geboorte»zijdelings draaide; ondertusfehen voelde ik, dat ^en gedeelte der navelflreng was uitgeval?en, waar door het kind in gevaar was van om te koomen, indien ik niet fpoedig de ^houders van het heilig-en fchaambeenderen, gchgt had; het welk ik op de volgende manier verrichtte : ik ging met de r-egterhand langs het heiligbeen tot aan den fchouder welke op het heiligbeen zat, drukte denzclvcn op- en zijdewaards, waar door het hgchaam draaide, en in het bekken zakte, en met eene wee werd het kind gebooren.' Het was een Jongen, hadt meer dan eene miadelmaatige grootte; het Kind gaf geen tékeri van leven ; ik liet een weinig bloed Uit de navelftreng loopen, blies het in den mond ,  (57 ) mond, en borftelde het onder de voeten, door welke middelen het fpoedig bijkwam, en federt zeer wel is gebleven. De nageboorte bleef niet lang agter, de navelftreng was omtrent een duim breed van den rand ingeplant, Aanmerkinc. De vrouw was omtrent tien uuren verlost , en omtrent negen uuren was de arbeid eerst regt begonnen ; zo dat de verlosfing vrij voorfpoedig en gelukkig is geweest, te meer, als men in overweging neemt, dat de vrouw een zwak en téder mensch is, het kind groot, en de overhelling der baarmoeder zeer aanmerkelijk was; zoo dat deeze waarneeming wederom een fpreekend bewijs oplevert, dat de fcheefligging der baarmoeder zeer zelden oorzaak is van eene zwaare verlosfing. Men heeft in de waarneeming gezien, dat het ligchaam de draaing van het hoofd niet was gevolgd, waar door de fchouders dwars boven het bekken, op het heilig en fchaambeenderen bleven zitten; was ik niet behendig geweest, om de fchouders van deeze beenderen te brengen , dan zou het kind waarfchijnelijk onder de geboorte zijn omgekomen. Het was mij moeielijk deeze handgreep te verrichten , om dat de vrouw in den ftoel zat. Als de vrouwen op een kort of rustbed liggen, dan laat ik haar in deeze D 5 ge-  C 5$ ) gevallen, met het hoofd zeer laag en de billen hoog liggen, of als de vrouw in ftaat is, op haare kniën en elleboogen te rusten, in welke geftalte-, het kind door zijn eigen zwaarte met de fchouders eenigzins van de beenderen afwijkt, en aan den vroedkundigen gelegenheid geeft om deeze handgreep gemaklijker te kunnen uitvoeren. Als de kinderen flaauw zijn, en weinige tékenen van leeven geven, laat ik fomtijds een weinig bloed uit de navelftreng lbopen, en ik blaas de kinderen herhaalde reizen in den mond, de neusgaten geflooten houdende ; waar door ik veele kinderen, als 't waare, het leven wederom heb ingeblaazen. Alhoewel, geduurende den arbeid eene agteroverliggende geftalte, de gefchiktfte fchijnt in een voor overhellende baarmoeder, en dus door de geleerde fchrijvers wordt gehouden, en als de beste wordt aanbevoolen; en waarin ik volkomen met hun inftem; niet te min raade ik alle vroedkundigen , zich niet onverzettelijk aan alle voorfchriften te binden; maar met de ondervinding te raadpleegen. Ik heb hier voor reeds gemeld, en herhaale het nogmaals, dat ik dikwijls de nadeelige gevolgen heb ondervonden , van de Vrouwen in eene gedwongenc geftalte te houden, in natuurlijke verlosfïngen. Het is best aan haare begeerte wat toe te geeven, ten zij het ongerijmd, of ontijdig is. Deeze vrouw had geduurende vier uuren op bed gelegen, en in dien tusfchentijd veele en fom-  ( 59 ) fomtijds hevige pijnen gehad , met weimg voordeel; zoo dra zij volgens haar verzoek in den ftoel zat, waren de weeën fterk en doordringende , en hadden eene fpoedige verlosfing ten gevolge. XIV. Waarneem ing, Wegens eene verlosfing , waarin ik bevond, dat de Vrouw eene verbaazend veor' waardshellende baarmoeder hadt. Den 13 September 1784 vroeg in den ogtendftond, werd ik gehaald twee uuren van hier, bij eene vrouw, welke, reeds Moeder van veele kinderen, nu in eenen gevaarlijken toeftand was : mij werd verhaald , dat 'de vrouw den geheelen nacht en een gedeelte van den voorigen dag, veele en zwaare pijnen had gehad; de Vroedvrouw verhaalde mij, dat het hoofd voorkwam ; maar federt eenige uuren, geen ftroo breed was genaaderd; de vrouw lag op een kort bed , was zeer afgemat, met eene kleine en fnelle pols, angftig en benaauwd , haar aangezigt zoo zeer veranderd, dat zij bijna onkenbaar was geworden. Toen ik. dè vrouw wilde onderdaan, 'bevond ik, dat de buik geheel over de fcheede hing, zoodaanig, dat ik genoodzaakt was, met eene hand den buik opwaards te heffen; ik bevond, dat het hoofd omtrent twee derde in het bekken was gezakt ,  C 60 ) zakt met het aangezigt na vooren rekeerd; het hoofd lag niet beklemd, ik kon"de vingers onder, en bezijden het hoofd ombrengen: maar geenzins tusfchen het hoofd en de fchaambeenderen. De gevaarlijke toeftand van de_ Moeder, de kwaade ligging van het Kina, m overweeging neemende, ftond ik een wijl in beraad, hoe ik de verlosfing best zou onderneemen; tot de keering kon ik niet befluiten, om dat het hoofd reeds te laag m het bekken was gezakt; daarenboven, was de vrouw buiten ftaat om op haar knien en elleboogen, te liggen, en in de agterover ligging was het onmogelijk geweest om de voeten te bereiken; zoo dat 'er mets overig was, dan tot het gebruik der tang overtegaan ; waartoe ik behoor. Na dat ik de tang behoorlijk geplaatst en met een band verzekerd had, trachtte ik het hoofd geheel in het bekken te brengen; doch ik vond zoo veel tegenftand, dat ik genoodzaakt was geweld te moeten gebruiken, om het hoofd in het bekken te brengen; het welk niet te verwonderen is, om dat het geheele ligchaam over en buiten de fchaambeenderen hing, en gevolglijk bezwaarlijk moest volgen; doch zoo dra het hoofd geheel in het bekken was, had ik niet veel werk om het zelve te verlosfen ; het hoofd gebooren zijnde, volgde het ligchaam zonder moeite. Het  C 61 ) Het kind was een meisje van eene middelmaatige grootte, en fcheen reeds eenige uuren dood te zijn geweest. Ik beval den buik der vrouw wel te onderflreunen , vervolgens onderzocht ik of de baarmoeder zich famentrok, om de nageboorte te ontlasten; het welk bevindende, dekte ik de uitwendige teeldeelen met een warmen doek, de ontlasting der nageboorte eeniglijk van de natuur afwagtende, dewelke na verloop van een half kwartier uurs volgde. Ik floeg een breeden band om den buik en beval daar en boven aan twee vrouwen met beide handen dezelve wel te onderfteunen. De vrouw was naauwlijks in het bed, of valt in eene flaauwte, krijgt eenige ligte ftuiptrekkingen, én gaf den geest. Aanmerking. Niets kan een gevoelige ziel fterker aandoen, dan eene vrouw, korten tijd na de verlosfing, te zien fterven, na dat hij alles heeft aangewend, wat in zijn vermoogen was, en met zweet en arbeid de verlosling behoorlijk verricht heeft; doch ik vertrouw, dat niemand onder de Vroedkundigen , mij van kwaade behandeling, of eenig verzuim zal kunnen befchuldigen, ik vermeen alles te hebben aangewend, dat in dergelijke gevallen kan gedaan worden; het komt mij voor, behoudens beter oordeel, dat het doo-  doodelijk gevolg voornaamelijk aan de verflapte deelen moet toegekend worden, de welke hun fteunpunt verlooren hebbende, buiten ftaat gefield waren, om het aangevoerde bloed aan het hart te rug te voeren; waar op noodwendig de flaauwte is gevolgd, even als in het buikwater, als men door de buikfteek de ontlasting te fchielijk doet; en ïk dus met reden mag zeggen, dat de vrouw door eene foort van lédigheid is geftorven, of zoo als de Geneeskundigen gewoon zijn zich uit te drukken, ab inanitione: ook heeft hier niet weinig aan toegebragt, de langduurige en pijnelijke arbeid, de voorgaande menigvuldige baaringen, door welke herhaalde uitrekkingen de deelen niet weinig van hunne veerkragtj verliezen. Alhoewel het hoofd niet beklemd was, kon het toch door de weeën niet laager gebragt worden, om dat de hals op de fchaambeenderen zat, en het overige van het kind buiten het bekken hing, het welk ik duidelijk kon voelen; waarom ik bedugt was, het hoofd te zullen aftrekken; doch ik was bezorgd geweest, de vrouw zeer laag met de borst te leggen, den buik opwaards te doen houden , en geduurende de bewerking regelmaatig en zonder rukken te trekken. Nademaal men van den beginne kon voorzien , dat 'er op eene natuurlijke verlosfing geenzins te hoopen was, hadt men tijdig de keering moeten doen, als het eenige middel  C 63 ) del zijnde, waar door men Moeder en Kind had kunnen behouden. XV. Waarneeming, Wegens eene verlosfing van tweelingen. Den 19 Januarij 1783 werd ik geroepen bij eene vrouw, welke ik nog tweemaal verlost had; ik vond haar in vollen arbeid, bij de eerstkomende wee onderfioeg ik haar, en vond de vliefen groot, rond, en gefpannen, voor de geboorte ; het hoofd in het bekken, de weeën waren fterk, en met korte tusfehenpoofen, door de vliefen werd de bilnaad, en de overige deelen uitgezet en verwijd; de vliefen fcheurden, waar mede veel water afliep, en kort daar na werd het kind gebooren. Met de hand den buik betastende, zoo als ik gewoon ben, voelde ik een tweede, ik bond de navelftreng op twee plaatfen, en fneed ze tusfehen beide door , en gaf het kind aan de Baker over. Ik onderzocht de ligging van het tweede kind, en bevond dat het water groot gevormd , en de vliefen gefpannen waren, het hoofd reeds gedeeltelijk in het bekken gezakt; oogenblikkelijk volgde 'er eene fterke vlaag, waar door het hoofd geheel in het bekken zakte, waarom ik gerust de verlosfing aan de Natuur overliet. Minder dan een kwartier uurs na het eerfte verloste zij van het tweede. Het eerfte was eene dog-  C 0-4; dogter., en het laatfte een zoon tot over groote blijdfchap voor den Vader, om dat hij reeds twee dogters hadt. Ik vatte beide de ftrengen, en, handelde éven als of het eene enkelde nageboorte was; ik werd genoodzaakt, om de grootte, dezelve te "vatten met den duim en den voorreen vinger, op de plaats waar de ftreng is ingeplant, tevens met beide ftrengen zagtjens trekkende, waar mede ik ze ongefchonden afhaalde; het was eene dubbelde nageboorte, alleenelijk door de vliefen famengehecht. Aanmerking. Alhoewel ik 'er zeer voor ben, zo dra het eene kind gebooren is, het tweede zonder uitftel tekeeren; dan bevindende, dat de Natuur zich fchikte, en vermoogend genoeg was, om de verlosfing van het tweede fpoedig te volbrengen, achtte ik het veiligfte het werk der Natuur aftewagten; want hoe gemakkelijk ook men een tweede kind kan keeren, kort na de geboorte van het eerfte , evenwel lijdt Moeder en Kind ook meer door de keering, dan door eene fpoedige natuurlijke verlosfing. XVI.  C 65 ) XVI. Waarneming* Wegens eene Verlosfmg van Tweelingen. Den 30 April 1782 werd ik gehaald bij eene vrouw, welke voor de eerftemaal zwanger was: zij klaagde van groote pijnen in den buik en lenden, en die fcheenen wel met eenige persfinge verzeld ; doch zeer zwak. Door het onderflaan kon ik niets onderfcheiden, waarom ik het aanmerkte, als voorloopende pijnen, dewelke bij de eerfte verlosfing gemeenlijk voor af koomen ; waarom ik heen ging, met belofte van kort na den middag weder te zullen koomen. Omtrent drie uuren daar na^ werd ik in haast geroepen; ik vond het kind met de billen voor de geboorte; het aangezigt naa agteren gekeerd; ik ftak beide mijne voorfte vingers in de liefen, de duimen op de billen geplaatst, geduurende de weeën trok ik al wiggelende, en met de vierde of vijfde Avee was zij verlost. De hand op den buik leggende, voelde ik een tweede kind$ ik bond en doorfneed de ftrengen, gelijk als ik in de voorgaande waarneeming vermeld heb. De vrouw zat in een armftoel, het welk niet zeer gefchikt is, om de keering te doen; dan gezien hebbende, dat het eerfte kind niet groot was, vertrouwde ik, dat het tweede niet grooter zoude weezen, E en  ( 66 ) en gevolglijk de keering niet moeielijk zou vallen; waarom ik geen tijd nam, om een kort bed ,te maaken. Ik onderzocht de ligging van het kind, en bevond, dat het dwars lag; vervolgens ging ik met de hand tot aan de voeten, brak aldaar de vliefen, omvatte beide de voeten, en verloste de vrouw in een oogenblik. Omtrent de nageboorten was het als in de voorige waarneeming. Het waren twee zoonen, en zij leefden maar eenige dagen. Aanmerking. Het was eene zeer fchielijke verandering bij deeze vrouw, en dat in eene eerfte verlosfing; drie uuren te vooren, zat het kind nog hoog, en ik kon den mond der baarmoeder niet bereiken, en in deezen korten tusfehentijd was de verlosfing zoo verre gevorderd. Ik heb dikwijls zulke fchielijke veranderingen bijgewoond. Het is mij gebeurd , dat ik bij het onderflaan, den mond der baarmoeder niet kon bereiken, en terwijl ik met de vrouw zat te praaten, kreeg zij eene geweldige vlaag, waar door de baarmoeder ruim geopend werd, en ik de vliefen groot en gefpannen tusfehen de fchaamlippen vond, en in een half kwartier uurs gelukkig verloste. Daarom vermaan ik alle jonge Vroedmeesters op hunne hoe-  ( et 7 hoede te zijn, van niet te veel te voorzegd gen; want de vrouwtjes zijn gewoon veel tg vraagen , en zouden wel willen, dat dg Vroedkundige haar voorzeide, op wat tijd en uur men de vrouw zal verloslen. IK voor mij houd (zoo als men zegt) altijd een flag om den arm, anders loopt men ge* vaar, van zijnen goeden naam te verliezen j en befpot te worden. Ik heb de keering in den ftoel niet aangehaald, om eene vertooning van behendig» heid te maken, of, om ter navolging aan te prijzen, geenszins; want men ontmoet bijwijlen, onder de bewerking, moeielijkhe^ den, welke men voor af niet heeft kunnen voorzien, en in den ftoel bezwaarlijk zoU te boven koomen; ik zou het niet ondernoomen hebben, was ik niet verzekerd geweest, dat het kind klein was/en het maar bij de voeten had te vatten. XVII. Waarnee bi ing, Wegens eene Verlosfing van Tweelingen, Den i Januarij 1785 werd ik gehaald een uur van hier, bij eene vrouw, welke voor de eerftemaal zwanger was. Het was des tijds een zeer jong en téder vrouwtje , zij hadt geduurende meer dan tweemaal vierentwintig uuren zwaaren arbeid gehad, waar door zij zeer afgemat was geworden; de E 2 Vroed"  Vroedvrouw hadt haar en de vrienden altijd verzekerd, dat het kind met het hoofd voorkwam, en dus wel zat; met twee of drie weeën zou de vrouw verlost zijn. Ik bevond door het onderïlaan, dat het met de billen voorkwam, de buik na agteren; de billen waren eenigzins gezwollen, en éven in den ingang van het bekken gezakt; ik maakte fpoedig een kort bed , liet de vrouw 'er op leggen; ik plaatfte mij voor de vrouw, bragt mijne hand tusfchen het heiligbeen en de billen in, tot aan de voeten, welke langs het ligchaam lagen uitgeftrekt; ik omvatte een voet, bragt denzelven buiten de fcheede; vervolgens den tweeden, en verloste het kind in minder dan drie minuten. Ik betastte den buik, en werd een tweede kind gewaar; ik bond en fneed de navelftreng af, en gaf Jiet kind aan eene vrouw over. Ik kon door de vliefen heen voelen, dat het tweede met den rug voorkwam; zonder de hand uit te haaien, ging ik langs de billen en beenen tot aan de voeten; omvatte ze beiden, brak aldaar het water en haalde het kind in een oogenblik. Het waren twee meisjes, zij zijn zeer wel opgekoomen. De nageboorte volgde kort na de kinderen. De Moeder is zeer fpoedig herfteld, zij heeft daar na nog veele kinderen gebaard, waar van ik haar altijd verlost heb op een na. Aan-  C 69 ) Aanmerking. Het water was meer dan zes uuren voor mijne komst gebroken geweest. Alle teekens, welke men opgeeft om te weeten of de vrouw van een of meer kinderen zwanger is , zijn feilbaar, en dus is het voorzigtig, geene voorzegging te doen. Aangaande de keering zal ik in het tweede Hoofdfluk afzonderlijk handelen. XVIII. Waarneem ing, Wégens eene Verlosfmg van Tweelingen. Den 22 Oélober 1782 werd ik gehaald bij eene vrouw, welke in arbeid zat; zij hadt al reeds een wijl tijds de weeën bij zich zelve afgewagt; doch zij namen zoo fterk toe, dat zij het niet langer durfde uitflellen, om mij te zenden: bij de eerst opkomende wee onderfloeg ik haar; de baarmoeder was nog weinig geopend; dan vermoedende, dat het voortgang zou hebben , zoo bleef ik bij haar. De weeën namen toe , en volg. den kort op eikanderen, waar door de mond der baarmoeder meer werd geopend, en de waters begonnen zich te vormen. Na verloop van een uur; was de mond der baarmoeder ruim geopend , en bijna geheel verdweenen; de waters groot uitgezet, vulden de geheele fcheede; de E 3 vlaa-  ( 7» ) vlaagen kwamen geweldig, en hadden zeer korte tusfehenpoofen; des niettegenftaande kon ik niet merken, dat het hoofd, het welk ik gevoeld had, iets naderde : het welk mij ongewoon voorkwam, om dat deeze vrouw een zeer ruim bekken heeft, en in de voorige kraamen voorfpoedig verloste. Ik befloot te onderzoeken, of ik 'er de oorzaak van kon ontdekken; de hand langs de regterzijde wat dieper in de fcheede brengende , voelde ik een tweede water , het welk mij weinig kleiner dan het eerfte toefcheen, door welke ontdekking ik oordeelde, dat 'er twee kinderen waren, welke eikanderen den doortogt fcheenen te betwisten, Ik wagtte nog een wijl, in vertrouwen, dat het naaste bijzijnde kind door de geweldige vlaagen zou worden doorgedreven, doch vrugteloos. Ik brak het eerfte water, om te beproeven, of het hoofd dan beter zou doorfchieten, even vrugteloos; in tégendeel, het fcheen, dat het tweede water hier door meer ruimte bekomen hebbende, zich veel grooter uitzettede; het hoofd van het eerfte kind bleef als onbeweeglijk Zitten , middelerwijl werd de vrouw moedeloos, en zeer afgemat, het welk mij deed befluiten, het voorfte met de tang te verlosfen, het welk ik binnen korten tijd'gelukkig uitvoerde. De vliefen van het tweede waren met de verlosfing van het eerfte gebrooken,- ik bragt mijne hand in; het kind  C 71 ) kind ftond met het hoofd op den ingang van het bekken; ik verfchoof het zelve een weinig , om met de hand te kunnen doorkoomen, tot aan de voeten, welke ik omvatte, en haalde het in een oogenblik. Het waren twee kloeke meisjes , voor tweelingen, en zijn zeer wel opgekoomen. De nageboorte volgde als gewoonelijk. Het Kraambed was voorfpoedig. Aanmerking. Als twee kinderen bijna gelijk voorkomen, en eikanderen den doortogt fchijnen te betwisten, gelijk hier het geval was, kan 'er een zeer moejelijke verlosfing uit ontftaan : het welk ik waarfchijnelijk zou hebben ondervonden , had ik het gebruik der tang langer uitgefteld. Alhoewel het tweede met het hoofd voorkwam, durfde ik de verlosfing aan de natuur niet overlaaten, om dat de vrouw door den zwaaren arbeid reeds was afgemat, waar door de verlosfing nog langduurig en verdrietig zou hebben konnen weezen, en ik het in mijn vermogen had, om het in een oogenblik te haaien; want men hééft zelden veel moeite om het tweede te keeren. E 4 XIX.  C 7* ) XIX. Waarneem ing. Wègens eene Verlosfmg van Tweelingen. Den 8 December 1768. werd, ik gehaald een uur van hier, om eene vrouw te verlosfen, bij welke het kind met den arm gebooren was. Het fcheen een klein en téder vrouwtje. Zij was zeer afgemat, door den langduurigen arbeid, welke meer dan tweemaal vier - en- twintig) uuren geduurd hadt door de roekelooze behandeling der Vroedvrouw. Jk maakte een kort bed , liet de vrouw 'er op leggen, en behoorlijk onderfteunen; ik onderzocht vooreerst de ligging van het kind, en bevond, dat de regter arm gebrooken, de fchouder ontwrigt, en met een gedeelte der borst gebooren was; het hoofd lag in de regter zijde , de borst tegen de fchaambeenderen: mijne regterhand Willende inbrengen , vond ik eenen ongelooflijken tegenftand, zoo fterk was de borst in het bekken gedrukt; met veele moeite deezen tegenftand te boven gekomen zijnde, ging ik langzaam met de hand binnen, om bij deybatên te koomen; doch ik vond zoo veel handen en voeten door malkanderen verward , dat ik niet wist waar mij aan te houden ; het fcheen of 'er niets dan handen en voeten in de baarmoeder beflooten waren. Met wat meer oplettendheid de zaak onderzoekende, bevond ik, dat 'er nog één tweede  C 73 ) de kind was, welks vliefen ook gebrooken waren; ik trok mijne hand terug tot aan de regter dije, ging langs de buiten zijde tot aan de knie, ontplooijde dezelve, en vatte den voet, welken ik buiten bragt y vervolgens ging ik met de hand langs de binnen zijde der linker bil, en dije tot aan de knie, en handelde als met den voorigen voet; ik omvatte ze beiden met een, doch, trok eerst zagtjes, doch ik moest veel kragt gebruiken , om het kind te doen keeren ; eindelijk week de borst en arm terug, en de billen zakten in het bekken , waar op de verlosfmg volgde. Het tweede haalde ik zonder moeite, het was een jongen, en leefde; het eerfte was een meisje, en fqheen reeds een tijd lang dood te zijn geweest. De nageboorte volgde een kwartier uurs na de kinderen. De vrouw is volmaakt en fpoedig herfteld, Aanmerking. De arm van het kind was dun en flap, waar uit ik oordeelde, dat het kind kort na het doorzakken van den arm geftorven is , door de mishandeling der Vroedvrouw, en waar door de vliefen van het tweede waarfchijnelijk ook zijn verfcheurd geworden. Als de arm met een gedeelte der borst zoo ver is doorgetrokken, en de waters langen tijd en t' eenemaal verloopen zijn, is de keeE 5 ring  C 74 } ring allermoejelijkst, doch hier over zal ik in 'het tweede hoofdfluk in het breede handelen. Men kan het zich niet wel verbeelden, hoe verward het derrVroedkundigen voorkomt, als 'er twee kinderen binnen de baarmoeder beflooten, en de vliefen van beide verbrooken zijn; waar door men de handen en voeten zoo door malkanderen verward vindt, dat men niet weet waar zich aan te houden; doch men moet, zoo als ik in de waarneeming vermeld heb, langs de borst, buik, en de buiten zijde van de bil tot aan de knie of voet op gaan, denzelven uitgehaald zijnde langs de binnen zijde van dit been tot aan de andere bil, en ook langs de binnen zijde van deeze, tot aan de andere knie, of voet; en dus doende , zal men nimmer dwaalen; want wil men onbedacht en roekeloos handelen, en den eerstvoorkoomenden voet vatten, enuithaalen; dan zou men eenen onverfchoonelijke misflag begaan, welke bezwaarlijk zou te herflellen zijn. XX. Waarneem ing. Wegens eene Verlosfmg van een Tweeling. Den 24 Januarij 1787. 's morgens omtrent agt uuren, werd ik gehaald, twee uuren van hier, bij eene vrouw, welke van een kind verlost was, en van het tweede niet had kunnen  (75; nen verlost worden door haar Vroedmeester. Deeze Heel- en Vroedmeester verhaalde mij , dat hij den 22 's avonds bij de vrouw gekomen was , en bevonden hadt, dat het water gebrooken was, en het kind met beide voetjes voorkwam, het welk hij fpoedig en gelukkig gehaald hadt; doch willende de nageboorte haaien, voelde hij nog een water, waar uit hij befloot, dat 'er nog een tweede kind zou volgen; middelerwijl liet hij de vrouw op bed leggen , in afwagting, dat de arbeid wederom zou beginnen, om dat dezelve geheel was opgehouden; na de geboorte van het eerfte. Geduurende, den nacht, voelde de vrouw wel eenige pijnen, doch zonder voortgang; tégens den dag bedaarden dezelve, en de vrouw viel in flaap. Den geheelen dag bleef alles bedaard, tot tégens middernacht, wanneer de pijnen wederom kwamen, en langzamerhand toenaamen ; omtrent twee uuren na middernacht, kwamen de vlaagen geweldig , ten drie uuren brak het water, en te gelijk viql een arm door; hij meende het te keeren; maar door de fterke weeën zakte de arm meer en meer door; waar door hij belet werd het kind te kunnen keeren, vervolgens genoodzaakt Avas, 'er van te fcheiden, en mijne hulp te verzoeken. De vrouw lag op bed, ik onderfloeg haar zoo als zij lag, en bevond, dat de arm tot over den fchouder gebooren was. Het fcheen eene  ( 76 ) eene groote kloeke vrouw, het was haare derde of vierde Zwangerheid.- Ik maakte een kort bed, liet de vrouw 'er op leggen en behoorlijk onderfteunen. Ik onderzocht de ligging van het kind ; het lag op zijn linker zijde, den arm der zelfde zijde tot aan den fchouder gebooren, een gedeelte der borst en hals was tot in het bekken gezakt, de kin haakte in de linker zijde , op den rand van het bekken, het agterhoofd tégen den regter fchouder gedrukt; ik ging met mijn linkerhand langs de borst en buik, tot aan den linker voet, bragt denzelven buiten; den regter op de zelve wijze uitgehaald hebbende, volbragt ik de verlos» fing binnen weinige minuten; het was een meisje, doch dood, het welk ik wel vermoed had, omdat een kind in dusdaanige ligging niet lang in leeven kan blijven; het eerfte was ook een meisje, en zag 'er gezond uit; zij waren beide groot voor tweelingen. De nageboorte volgde kort na het kind. De Moeder is voorfpoedig herfteld. Aanmerking. Is het niet beklagenswaardig, dat de eenvoudige landman genoodzaakt is, zijne tédere en dierbaare echtgenoote , zijn lieve kroost," zijne waardfte panden, in onkundige handen overtegeeven, en toe te vertrouwen? Is  C 77 ) Is 'er wel iets van grooter aanbelang, en het welk de aandacht der Overheid meer verdient, dan eene verbeetering in het uitoeffenen der Vroedkunde ten platten lande? de Regenten der Dorpen bemoeijen zich weinig hier méde, als zij eene Vroedvrouw bezorgd hebben, of een Chirurgijn, welke onderneemend genoeg is, om het werk bij de hand te vatten, zonder eens te onderzoeken , of zij de vereischte bekwaamheid bezitten, dan nietbij voorkoomende ongelukkige gevallen hoort men nog wel eens zeggen, van fommige Regenten, het is ongelukkig, dat wij geene bekwaame lieden hebben: maar zij willen geene moeite noch kosten doen om ze te bekoomen. Had deeze Chirurgijn de minfte bekwaamheid bezéten-, dan zoude hij gehandeld hebben, zoo als ik hier voor verhaald heb, het welk des tijds zeer gemakkelijk was, en waar door hij de moeder van veele benaauwde uuren, en fmerten zou bevrijd hebben, en zij een blijde moeder zou geworden zijn van twee leevende kinderen. XXI. Waarneeming, Aangaande het af haaien , van eene bij geblevene Nageboorte. Den 18 Julij 1778. werd ik gehaald, drie uuren van hier, bij eene arme vrouw, welke door  C 78 ) door eene tiabuurige Vroedvrouw, den voorigen dag, van haar kind verlost was; maar de nageboorte niet kunnende krijgen, was de Vroedvrouw vertrokken. De vrouw had fterk gevloeid, en \verd van tijd tot tijd flegter, waarom zij in den nacht om een Priester hadden gezonden, welke , zijne zaaken verricht hebbende , hun hadt aangeraaden, om mij te zenden. Het arme fchepfel lag op ftroo, in een hoop bebloedde lappen; haar aangezigt was bleek, de handen en voeten koud, met eene kleine bijna onvoelbaare pols. Den buik betastende, voelde ik een klein eirond gezwel, éven boven de fchaambeenderen ; met de vingers in de fcheede voelende , vond ik de nageboorte tusfchen de fchaamlippen, zoo dat ik niet meer te doen had, dan dezelve te vatten en uit'te neemen. Ik liet de vrouw iets tot verkwikking toedienen, waar door zij eenigzirts bijkwam ; en is gelukkig behouden gebléven. XXII. Waarneeming, Aangaande het afhaalen van eene Hjgcbkcvene Nageboorte. Den 3 Meij 1783. werd ik gehaald, twee uuren van hier, bij eene vrouw, welke van haar kind verlost, maar de nageboorte bijgebléven was; de vrouw lag op bed, het aangezigt was bleek, en was moedeloos ; de naast-  ( 79 ) haastbeftaanden waren vol droefheid, doch herftelden zich op mijne komst; zij hadden gevreesd, dat de vrouw voor mijne komst zou geftorven zijn, de Vroedvrouw verhaalde mij, dat het meer dan zéven uuren geleeden was, dat zij het.kind gehaald hadt, maaide nageboorte niet hadt kunnen krijgen; dat de vrouw veel bloed verlooren hadt, waarop verfcheide flaauwtens gevolgd waren, ik betastte den buik, en bevond, dat de baarmoeder zich gedeeltelijk famen getrokken hadt, de pols nog tamelijk vol en geregeld was, waar op ik de vrouw gerust ftelde, en eene gelukkige verlosfing beloofde. Ik onderzocht inwendig den ftaat der nageboorte, en vond dezelve geheel afgefcheideia. De mond der baarmoeder, geheel ontilooten. Ik bragt twee vingers tusfchen de baarmoeder , en den onderften rand der nageboorte, vatte ze met den duim, en de twee voorfte vingers, te gelijk met de ftreng zagtjes trekkende , waar méde de nageboorte, vliefen, en eenig geklonterd bloed volgde; waar na de baarmoeder zich toefloot, en de vloed gefluit werd. De vrouw is vrij fpoedig herfteld. Aanmerking. Voor dat ik dit hoofdfluk eindige, zal ik over het af haaien der nageboorte handelen, en de meefte voorkoomende gevallen door voorbeelden trachten aan te toonen. Ik  C go ) Ik heb deeze twee waarneemingen willen bijbrengen, om te bewijzen, hoe zorgvuldig de Natuur is, om tot haar eigen heil en behoud méde te werken, om zich van het overtollige en fchaadelijke te ontdoen : dan ik bedoel geenzins, hier méde te beweeren , dat men de ontlasting der nageboorte, altijd en alleen, aan de Natuur kan toevertrouwen, en overlaaten ; daar zijn te veele ongelukkige voorbeelden voor handen, welke deeze ftelling zouden tegenfpreeken; des niet te min, vindt men onder geleerde fchrijvers , fommigen, welken Hellen, dat men de ontlasting der nageboorte veilig aan de Natuur mag overlaaten; het welk zij trachten te bewijzen door voorbeelden, waar in verhaald wordt, dat eenige dagen ja weeken na de geboorte van het kind, de nageboorte ontlast is geworden, zonder eenig toeval te veroorzaaken. Werpt men hun tégen, dat 'er veele gevallen zijn, waarin de kraamvrouwen, na eenige dagen, onder de verfchrikke» lijkfte toevallen, tegen den dood geworfleld te hebben , met de nageboorte in den buik geftorven zijn; dan zullen zij antwoorden, dat dit komt , om dat 'er te veel geweld gebruikt is, om de nageboorte te krijgen, waar door de baarmoeder gepijnigd en beleedigd wordt, waar na ontfteeking met de gewoonelijke toevallen volgt, waar door dit deel buiten ftaat word gefield, om de nageboorte af te fcheiden, en te ontlasten. Ik ft'st  ( fc ) ftaa volkomen toe, dat dit veelmaals plaats heeft; doch dit is niet altijd zoo; mij zijn veele gevallen bekend, en nog drie gevallen binnen een jaar, eenige uuren ver en hier in den omtrek, gebeurd, welke vrouwen jammerlijk zijn geftorven met de nageboorte in den buik; van twee ben ik wel onderricht, dat 'er geen geweld gebruiktwas; doch hoe veeie gevallen zijn 'er niet, dat door het agter blijven van een klein gedeelte der nageboorte , ja zelfs der vliefen, de dood is veroorzaakt geworden? Alle Schrijvers zijn het eens, dat men ds nageboorte zonder uitftel moet af haaien, als 'er eene bloedftorting is. Dan wie kan verzekeren, offchoon 'er daadelijk geene bloedftorting bij is, dat 'er na verloop Van meer of minder tijd geene gevaarlijke ftorting zal ontdaan ? dewelke niet zal ophouden, voor dat de nageboorte- ontlast is, en tot welker •bevordering, men als dan veel geweld zou moeten pleegen. Van andere toevallen welke door het bijblijven der nageboorte worden veroorzaakt, zal ik hier niet melden. Evenwel daar kunnen gevallen voorkoomen, dat men geweld zoude moeten gebruiken, om de nageboorte te krijgen: dan oordeel ik best, de ontlasting aan de Natuur over te laaten ; doch deeze gevallen moeten zeer zeldzaam zijn, om dat mij dergelijk geval nog nooit voorgekoomen is. Behalven elders, heb ik nu drie-en twintig jaaren in den OuF den  C 82 ) den-Bosch in eenen verren .omtrek, de Vroedkunde geoefend, en ik heb nimmer eene vrouw verhaten, voor dat zij van de nageboorte verlost was; alhoewel ik fomwijlenwel eenige uuren heb moeten toeven. Hier bij kan ik met waarheid voegen, dat, geduurende deeze drie-en- twintig jaaren geen een eenige vrouw in het kraambedde is geftorven, van allen, welke ik van het begin der verlosfing heb bijgeftaan, en zeker veele honderden beloopen. Alleenlijk is 'er eene van mijne kraamvrouwen geftorven ; deeze vrouw hadt geduurende de laatfte maanden haarer zwangerheid, eene angstvalligheid des gemoeds, welke haar in het kraambed bijbleef, haar onophoudelijk ontrustte en afmatte, waar door zij eene koorts kreeg, dewelke tot eene rotkoorts overging, waar aan zij den negenden dag na de verlosfing is overleeden. Thans zal ik melden, hoe ik gewoon ben, in het afhaalen der nageboorte te handelen. ! Zoo dra het kind gebooren is, en door fchreuwen of andere tékens zijnen welftand te kennen geeft, bind ik de ftreng met een bekwaam bindfel, omtrent drie duim van den navel; moet 'er nog een of meer kinderen volgen, dan bind ik de ftreng op twee plaatfen, en handel zoo als ik hier voor reeds vermeld heb; doch als 'er maar een kind is, fnijd ik de ftreng buiten het bindfel  • C 83 ) fel met een fchaar door, en geef het kinct aan een vrouw over: vervolgens betast ik den buik van de vrouw; voel ik even boven de fchaambeenderen, of wat naa de eene, of andere zijde, een hard eirond ligchaam, van grootte als een kinder-hoofd, gevoeld de vrouw eenige pijnen, als kleine weeën, vloeit 'er te gelijk, eenig bloed uit de fcheede; dan ben ik zeker, dat de baarmoeder zich rondom de nageboorte heeft famengetrokken, ^en reeds een gedeelte is afgefchelden, en het tijdftip daar is, om de ontlasting te bevorderen. Dan flinger ik de ftreng tweemaal over twee of drie vingeren j zijn 'er meer kinderen, alle de ftrengen, houde dezelve ftrak; de twee voorfte vingers van de andere hand fchuif ik over de ftreng, tot voor aan in den mond der baarmoeder; ik druk met dezelve de ftreng zagt nederwaards; is de nageboorte in de eene of andere zijde der baarmoeder geplaatst, dan richt ik het drukken en trekken, na de tégen overgeftelde zijde; men voelt telkens, dat door de pijnen der moeder, de nageboorte meer en meer word afgefcheiden en nader aan de fcheede komt; als ze geheel is afgefcheiden, en met den grooten omtrek regt voor den mond der baarmoeder ftaat, dan vat ik met de twee voorfte vingers en den duim den onderften rand en breng ze in de fcheede; vervolgens haal ik ze voorzigtig uit; met de andere hand omvat ik, agter de nageboorte, de F 2 vlie-  C »4 ) •vliefen, waarmede ik voorzigtig en langzaam trek , tot dat zij geheel volgen. Het gebeurt fomtijds , dat men dat harde en rondagtig ligchaam, waar van ik hier voorgemeld heb, niet ontdekt; dan is het een teken, dat de bodem der baarmoeder is omgekeerd, of ingevallen, of in een ftaat van werkeloosheid of verlamming is. Vindt men , dat de bodem is omgekeerd, hetwelk zelden gebeurt, of ingevallen is, en zich als de bodem van een flesch vertoont; dan moet men dezelve met den rug der hand te rug brengen, ert houden tot dat men voelt, dat zij zich famentrekt. Als de baarmoeder in een ftaat van werkeloosheid of verlamming blijft; dan moet men zich wagten van eenige poogingen aan te wenden , om de nageboorte te haaien , al was 'er een bloedftorting bij ; men moet in dit geval, de baarmoeder inwendig, door 'ligte aanraakingen, tot famentrekking trachten te beweegen ; middelerwijl laat men door eene bekwaame Vrouw den buik zagtjes wrijven. Is de bloedftorting zoo fterk, dat men voor gevaar vreest; dan moet men , zonder uitftel , doeken , in kouden azijn óf water nat gemaakt, over den geheelen buik leggen ; of koude infpuitingen in de baarmoeder doen. XXIII.  ( 35 ) XXIII. Waarneeming, Aangaande eene doodelijke bloedftorting, veroorzaakt door het bijblijven der nageboorte. Den 9 December 17S5 werd ik met veel haast gehaald, drie uuren van hier; ik vond eene vrouw zieltoogende liggen; de handen en voeten waren koud, de pols onvoelbaar, het aangezigt bleek , met koud zweet bedekt , het bloed was door het bed en over de vloer geloopen. De Vroedvrouw verhaalde mij, dat de vrouw voor haare komst reeds verlost was , dat zij had getracht de nageboorte te haaien; maar dat zij ze niet hadt kunnen krijgen ; dat middelerwijl zij bezig was , de vloed hadt toegenoomen , waarom de vrienden om mij gezonden hadden , en zij verder geene moeite bad aangewend; maar de vrouw onaangeroerd had laaten liggen. Ik voorzag wel, dat mijne hulp vergeefs zoude zijn , dan ik was niet minder zeker , dat, als de nageboorte langer bijbleef, de vrouw onvermijdelijk zou flerven; en dewijl men in wanhopige gevallen , nog wel eens op een goede uitkomst mag hoopen, als men gepaste middelen aanwendt, zoo befloot ik de nageboorte aftehaalen ; te meer om dat ik op den buik voelde, dat de baarmoeder zich eenigzins hadt famengetrokken. Ik gaf den gevaarlijken toeftand aan de vrienden te kennen , doch waarvan zij reeds F 3 over-  C 86 ) overtuigd waren, en mij verzochten , alles aan te wenden, wat in mijn vermogen was. De mond der baarmoeder was zagt, en genoegzaam open om de hand, zonder fmerte te veroorzaaken, in te konnen brengen; ik ging met de hand, de vingers geflooten , langs de ftreng, tusfchen de vliefen en de baarmoeder in, om te onderzoeken, of'er een gedeelte los was; hetwelk ik bevond; ik ging met de vingers onder het losfe gedeelte , het zelve zagtjes beweegende , om het overige gedeelte aftefcheiden ; de baarmoeder hing gedeeltelijk over de fchaambeenderen , het welk de bewerking moeijelijk maakte , om dat ïk mijne hand moest krommen, om over de fchaambeenderen te kunnen reiken; met de andere hand onderfteunde ik de baarmoeder; want zij week telkens op de minfte beweging, welke ik binnen deed: na dat ik de heele nageboorte had afgefcheiden , haalde ik ze uit. De vrouw bleef nog altijd in de voorige Baauwte, ik liet haar een glas kouden wijn toedienen ; doch alles was vruchteloos, zij gaf den geest een kwartier uurs na de ontlasting der nageboorte. De nageboorte was langwerpig eirond , en Maquette, de ftreng was bij den fmallen rand ingeplant, Aan-  ( 87 ) Aanmerking. Men heeft uit het verhaal deezer waarneeming kunnen zien, dat deze vrouw zeer waarfchijnelijk behouden zou geweest zijn, was de nageboorte vroegtijdig afgehaald geweestIn gevallen van eene fcheefliggende baarmoeder , wordt de hand des Vroedkundigen dikmaals vereischt, om de ontlasting der nageboorte door afpelling te bevorderen. De nageboorte was, bij deeze vrouw , aan het voorfte en onderfte gedeelte der baarmoeder ingeplant; het gedeelte dat naast aan den bodem was geplaatst, was door de famentrekking der baarmoeder meer dan een derde afgefcheiden ; het overige gedeelte, welk digt aan den mond der baarmoeder gehecht was, werd niet afgefcheiden, om dat dit deel der baarmoeder, zichlaater entraager farnentrekt, dan de bodem ; en door het bijzijn der nageboorte belet werdt zich geheel te fluiten, en gevolglijk de vloed moet aanhouden, zoo lang de nageboorte; niet ontlast is. Men behoeft in dergelijke gevallen geen geweld te gebruiken ; zij laat zich gemakkelijk affcheiden, alleen wordt 'er voorzigtigheid en oplettendheid vereischt. Ik voor mij, als ik ondervind, dat de baarmoeder fcheef ligt, onderzoek ik den ftaat derzelvé , en der nageboorte ; zoo dra de baarmoeder zich farnentrekt , en de nageboorte op de gewoone manier niet fpoedig „F 4 ont-  C 88 ) ontlast wordt, ga'a ik onbefchroomdover, ora de ontlasting door afpelling te bevorderen • en ik kan in waarheid betuigen, dat het mij nimmer berouwd heeft. XXIV. Waarneem ing, Aangaande eene zwaare bloedftorting, veroorzaakt door het bijzijn der nageboorte. Den 19 September 1777 werd ik geroepen bij eene arme vrouw, een uur van hier. Zij lag op eenige vodden, plat op den grond; het bloed was om haar heen gedroomd de handen en voeten waren koud , het aangezigt bleek, en met koud zweet bedekt, de pols bijna onvoelbaar, en zij geheel buiten kennis» met een zwakke ftera. Ik plaatfte mij op de kniën voor de vrouw ; ik ging met mijne hand langs de ftreng in de baarmoeder, het svelk zonder eenige moeite toeging; ik be , vond , dat de baarmoeder eenigzins om de nageboorte was famengetrokken , en dezelve een weinig had afgefcheiden ; ik ging met de vingers onder het losfe gedeelte , om het overige af te fcheiden: dan het was of ik mijne vingers tusfchen een vischnet ftak: want de voornaame bloedvaten der nageboorte , waren zoo hard en ftijf als koorden; het overige gedeelte , was van zoozagte en los famenhangendegefteldheid, dat het meer geleek naar geklonterd bloed, dan naar een vaatagtig weezen ;  ( 89 ) zen ; ik had veeltijd en geduld noodig, voor dat de nageboorte geheel was afgefcheiden. Onder de bewerking , werd ik ontwaar , dat de baarmoeder zich naar evenredigheid toefloot, het welk mij hoopetot behoud gaf. Aanmerking. Na dat ik de vrouw behoorlijk bezorgd had , onderzocht ik de nageboorte ; de vaten , welke ik zoo hard en ftijf bevonden had , geleeken weezendlijk meer naar peefen dan naar bloedvaaten ; het losfe gedeelte , het welk ook bloedvaaten fcheenen , doch niet klaar konden onderfcheiden worden , heeft waarfchijnelijk de bloedftorting veroorzaakt. Ik had weinige hoope van de vrouw te zullen behouden, ik vreesde , dat zij onder de bewerking den geest zoude geeven ; doch toen ik voelde, dat de baarmoeder zich famen trok, fchepte ik moed van haar te zullen behouden. Ik liet de vrouw op de zelfde plaats liggen , om dat de beweeging eene nieuwe ftorting zou kunnen veroorzaaken, en een glaasje kouden wijn drinken. De baarmoeder trok zich faamen, en de vloed was van weinig aanbelang; na verloop van een uur kwam de warmte in handen en voeten te rug, de pols werd kloeker, en geregeld. Ik nam af' fcheid, onder belofte van den volgenden dag te zullen weder komen. F S Ik  C 90 ) Ik vond haar den anderen dag tamelijk wel, fchreef haar eenige verfterkende middelen , en eene gepaste leevenswijze , voor. Waar door zij, alhoewel langzaam, volmaakt herfteld is geworden. Dit was de derdemaal , dat ik bij deeze vrouw gehaald ben, om de nageboorte aftehaalen , telkens met eene zwaare bloedftorting verzeld, doch niet zoo hevig, als in dit laatfle geval; ook waren de nageboorten, in de voorige gevallen , van het zelfde famenflcl : doch in geen zoo hoogen graad '■> foortgelijke nageboorten, heb ik bij meer andere vrouwen ontmoet. Alle Vroedkimdigen zijn het hier in eens, dat men bij zwaare blöedftortingen, de nageboorte , zonder uitftel, moet af haaien; zoo als ik hier voor reeds heb aangehaald : maar gefield zijnde, daar was geene groote florting vooraf gegaan, zou hier de baarmoeder in ftaat geweest zijn, om door haare famentrekking de nageboorte aftefcheiden , en te ontlasten ? mijns bedunkens, neen. XXV. Waa rneeming, Wegens eene Verlosfing, waar in ik de nageboorte in een bijzonderen zak befiooten vond. Den 2 Junij 1762 werd ik met veel fpoed gehaald, bij eene vrouw, welke in arbeid en zeer  (91 ) zeer gevaarlijk was. Ik zag het bloed langs de vloer heen ftroomen , het aangezigt der vrouw was bleek, de pols zeer klein ; zij hadt voor mijne komst verfcheide flauwten gehad ; de Vroedvrouw verhaalde mij , dat de vrouw, in het begin van den arbeid, aireede een weinig had gevloeid-; doch zij hadt daar geene zwaarigheid in gemaakt, om dat het van weinig belang fcheen. Na dat'het water tamelijk groot gegroeid was, waarin de vliefen onder een flerke vlaag gebrooken waren ; waarop de arm van 't kind tot aan den fchouder was uitgekoomen, en te gelijk de vloed zoo fterk was toegenoomen, datze bevreesd was geweest, dat de vrouw in eene flaauwte zou gebleeven zijn, en om mij hadt gezonden. Ik bevond, zoo als de Vroedvrouw verhaald hadt, het kind met den arm tot aan den fchouder gebooren; de vrouw lag in een laage rustbank, zoo dat ik genoodzaakt was, een kort bed te maaken , om de frouw op te leggen, hoe ongaarne ook, ik de vrouw liet bewecgen : de vrouw en helpers wel geplaatst zijnde , ondernam ik het kind te keeren . het welke ik binnen drie minuuten verrichtte; het was een jongen, fcheen wat flaauw , doch kwam fpoedig bij , en heeft zich in het vervolg wel laaten voeden. De ftreng afgebonden zijnde, gaf ik het kind over, om vervolgens de nageboorte te haaien ; ik hadt gemeend, zij zoude aanftonds vol-  ( 92 ) volgen; maar ik vond meer wederftand dan ik verwagt had; ik bragt de hand in de baarmoeder, om de oorzaak te onderzoeken; langs de ftreng ingaande , vond ik, dat dezelve door een rond gat ging , aan de linkerzijde der baarmoeder. Ik werd door deeze ontdekking een weinig bedeest, meenende, dat de baarmoeder gefcheurd was ; doch ik herkwam wel dra uit mijne dwaaling, door het herdenken aan de lesfen van den grooten Leyret, mijn geweezen Leermeefter, aan wien ik altijd met de grootfte eerbied zal gedenken. Ik werd des te meer verzeekerd, dat de nageboorte in een bijzonderen zak beflooten zat, om dat ik den rand der opening effen en glad bevond: ik ftak een vinger in de opening, draaide denzelven rond, om de opening te verwijden , tot dat ik 'er twee en vervolgens alle de vingers kon inbrengen ; het welk zeer gemakkelijk toeging. De nageboorte was bijna geheel los , ik fcheidde het overige gedeelte af, en bragtze. geheel buiten, zonder nogthans de binnen zijnde hand uit te haaien ; om dat ik vooraf wilde onderzoeken , hoe de zak zou verdwijnen. De holligheid verminderde allengskens, en binnen korten tijd, was de zak verdweenen, en met het overige der baarmoeder gelijk. De nageboorte was langwerpig rond, de ftreng was digt bij den fmallen rand ingeplant. Ik liet de vrouw eenige uuren op het kort bed liggen, en iets tot verkwikking toedienen. Den  ( 93 ) Den volgenden dag bevond ik de vrouw redelijk wel, de kraamzuivering was behoorlijk, en de vrouw is , na weinige weeken, volmaakt herfteld. XXVI. Waarneeming, Wegens eene nageboorte welke in een bijzonderen zak bejlooten zat. Den 25 Julij 1768 werd ik gehaald drie uuren van hier, bij eene vrouw , welke van haar kind gelukkig verlost was, maar de nageboorte bijgebleeven; de Vroedvrouw verhaalde mij, dat de nageboorte op de gewoonelijke manier niet volgende, zij' de hand in de baarmoeder gebragt had , om ze aftepellen ; maar dat zij de nageboorte niet heeft kunnen vinden ; welk zij aan de naastbeftaanden hadt te kennen gegeeven, waar door zij zeer ongerust zijn geworden, en om mi] hebben gezonden. Ik bevond de vrouw kloek en fterk, en tamelijk welgemoed, de pols vol en bedaard, de ontlasting van bloed was gering. Met eene hand vatte ik de ftreng, met de andere ging ik langs dezelve in de baarmoeder; ik ontdekte aanftonds een ring ot opening, in de linker zijde der baarmoeder, waar door de ftreng heen ging ; ik verwijdde den ring op de voorgemelde manier, tot dat ik alle de vingers kon inbrengen, ik vona  C 94 ) vond maar een klein gedeelte der nageboorte afgefcheiden; het overige afgefcheiden hebbende , bragt ik dezelve buiten, waarna de_ baarmoeder zich famentrok , zoo als ik in de voorige waarneeming verhaald heb. Het kraambed was voorfpoedig, na veertien dagen kon de vrouw haare huifelijke bezigheden waarneemen. Aanmerking. In de eerfte waarneeming van doezen aart heeft men gezien, dat de vrouw eene zwaare bïoedftotring hadt, welke zich reeds in het begin van den arbeid hadt vertoond, en mogelijk doodelijk zou geweest zijn, als ik 'er niet fpoedig was bij geweest, om het kind te keeren, en de nageboorte af te haaien; waar door de baarmoeder in ftaat gefteld werd , om zich famentetrekken , en den vloed te fluiten , waar door de vrouw behouden werd. De vrouw van de tweede waarneeming1, hadt geene bloedftorting; dan wat de gevolgen zouden geweest zijn, als men de ontlasting der nageboorte aan de Natuur hadt overgelaten', is nader te gisfen , dan te bepaalen. Volgens den Grooten Levret ontmoet men deeze gevallen niet, dan bij eene fcheef liggende baarmoeder, wanneer de nageboorte met in den bodem geplaatst is; waar'door de baarmoeder ongeregeld word uitgezet, en na dat het kind gebooren is, zich om de nage- boor-  ( 95 ) boorte farnentrekt , en dezelve als in een bijzonderen zak omfluit. Hij geeft ook eenige tekens op, waar door men kan weeten, wanneer zulks te vreezen is ; tevens voor raad geevende, de nageboorte zonder uitftel aftehaalen, om hetzelve voor te komen. Dan aangezien een fcheef ligging der baarmoeder dikmaals voorkomt, en deeze gevallen zeldzaam , en het geval daar zijnde, nimmer gevaarlijk is, om dat de nageboorte door eene kundige hand, zonder moeite kan afgehaald worden ; zoo is het, mijns bedunkens , best , (behoudens de verfchuldigde eerbied aan den grooten Man ) zich hier mede niet te verhaaften. ^ XXVII. Waarneeming, Wegens eene Kraamvrouw, bij welke een gt' deelte der Vliefen was bijgebleeven. Den 10 December 1779 werd ik verzocht bij eene vrouw te koomen, zij verhaalde mij, datze voor vijf dagen voorfpoedig was, verlost, en tot den derden dag redelijk wel was geweest; dan datze gisteren pijn, en hitte in den buik en lenden hadt beginnen te voelen , welke van tijd tot tijd hadt toegenoomen , en nu bijna onverdraaglijk werd. Ik betastte den buik, en bevond denzelven dik gefpannen, en op het aanraaken pijnelijk, de kraamzuivering was opgehouden, de pols fnel en vol, de huid heet en droog; verder klaagde  (90 ) de zij van zwaare hoofdpijn , en dorst. Ik verzocht haar te mogen onderflaan, het welk zij mij toeftond : tusfchen de fchaamlippen voelde ik iets, het welk ik oordeelde vliefen te weezen; ik vatteze tusfchen twee vingers, omze voorzigtig uit te haaien; maar zij wilden niet volgen, waar door ik vermoedde, dat 'er nog een groot gedeelte binnen de baarmoeder was; ik ging met de vingers tot aan den mond der baarmoeder, trok voorzigtig uit vreeze van ze te zuilen fcheuren; doch zij glibberden telkens door de vingers : eindelijk, na eenig geduld geoeffend te hebben, gelukte het mij, datze volgden. Ik gis , dat 'er omtrent een derde deel der vliefen waren bij gebleeven. Onder de bewerking had ik gevoeld, dat de mond 'der baarmoeder heet, hard en gezwollen was. m lk liet> in roij» bijzijn, een ruime aderlaating doen, en beval een verzagtende klifteer te zetten, het welk ik nog eenige maaien liet herhaalen; ik fchreef een verkoelend mengeldrankje voor, om alle uuren een lepel van te gebruiken; verders beval ik veel gerftendrank met citroenfap te drinken; de buik was te pijnelijk om 'er iets op te kunnen leggen. Den volgenden dag was de koorts en pijn veel minder; den tweeden dag begon de kraamzuivering wederom te vloeijen , de toevallen verdweenen allengskeus, en de vrouw herftelde volmaakt. Aan-  (97 ) Aanmerking. Ik heb getragtr. door deeze waarneeming aan te toonen , hoe gevaarlijk het weezen kan, als 'er een gedeelte der vliefen is bijgebleevetï , wat gevolgen heeft men dan niet te vreezen; als de nageboorte geheel of ten deelebij blijft? want ik kan niet verwagten, dat iemand, wie de aanmerking met aandacht geleezen heeft, eenigzins in twijfel zal trekken, of de toevallen bij deeze kraamvrouw, weezendlijk door het bijblijven der vliefen veroorzaakt zijn; mijns bedunkens geeven de omftandigheden, en gevolgeis de fpreekendfte bewijzen daar van. G II. HOOFD-  II. HOOFDSTUK. BEHELZENDE EENIGE TEGENNATUURLIJKE VERLOSSINGEN. XXVIII. W A A R N E E U I N G. Wegens eene Verlosfing , waar in het Kind met een voet voorkwam. Den 29 Julij 1780 wierd ik gehaald, twee uuren van hier , bij eene vrouw , welke in arbeid zat; daar koomende , verhaalde de Vroedvrouw, dat de vrouw omtrent tien uuren geleden, pijnen gevoelende, haar hadt laaten haaien; dat zij hadt bevonden , dat het water begon te groeijen, en vier uuren daar na was gebrooken , en een voetje in de geboorte was gevallen; waar na de arbeid ten eenemaal hadt opgehouden, en zij geen moed genoeg hebbende om de verlosfing te onderneemen, om mij gezonden hadt. Ik  C99 ) Ik vond den voet tusfchen de fehaamtippen, de teenen naagteren gekeerd, den grooten teen naa de linkerzijde der moeder, waar., uit ik befloot, dat het kind op den buik lag, en het linker voetje was doorgezakt. Ik maakte een kort bed , waar op ik de vrouw liet leggen, en behoorlijk onderfteunen. Ik befmeerde mijne regterhand met olie, plaatfte mij op eene knie voor de vrouw , ging met de befmeerde hand langs de binnenzijde van het been en dije onder den buik van $t kind tot aan dc knie, het beentje lag dwars 'tegen den buik, ik vatte het voetje met de twee voorfte vingers, boven den enkel, bragt het zagtjes langs den buik bij den voorigen voet; dit gedaan hebbende, zette ik mij op een laagen ftoel voor de vrouw, ik omvatte beide de voeten met de volle hand, de hie.len in het hol der hand, den voorften vinger tusfchen de beenen r boven den enkel; ik trok zagtjes tot dat de beenen gebooren waren,, welke ik. met een doek omvatte, telkens hooger omvattende naar maate zij gebooren werden, altijd zoo hoog boven het gewrigt, als het. mogelijk was; ik trok vervolgens met kleine draaijngen , tot dat het kind tot aan den buik gebooren was ; ik onderzocht da ftreng, en vond dezelve gefpannen , ik vatteze met de twee voorfte vingers en den duim, trokze voorzigtig nederwaards, op datze onder het uitnaaien van het kind , niet zoude breeken; vervolgens omvatte ik beide de G 2 heu-  ( ïoo ) heupen, en trok altijd met kleine draaijngen, tot dat het geheele ligchaam tot bij den hals gebooren was ; toen onderfteunde ik het kind met de regter hand; met de linkerhand ging ik langs den opperarm tot aan den elleboog; ik fchoof twee der voorfte vingers in de plooij van den elleboog, trok denzelven agterwaards na den rug, vervolgens den onderarm langs de borst nederwaards fchuivende, tot dat hij uitviel, den tweeden haalde ik op dezelfde wijze; vervolgens omvatte ik het kind met de regter hand , den nek tusfchen de twee voorfte vingers, den duim onder den oxel , het platte der hand op den rug , de twee voorfte vingers der linker hand bragt ik inden mond van het kind, tevens met den onderarm het ligchaam onderfteunende ; het aangezigt was eenigzinsj na de regter zijde gekeerd, doch ik draaijde het geheel op zijde , en bragt de kin tegen de borst: in deeze houding trok ik zagtjes al wikkelende van de eene na de andere zijde, het hoofd door den ingang in het kleine bekken, wanneer ik het voorhoofd na het heiligbeen draaijde, vervolgens hefte ik het ligchaam met beide handen opwaards, trok zagtjes, waar door het hoofd, onder den boog der fchaambeenderen na buiten draaijde. Het was een gezond meisje van eene middelmatige grootte. De nageboorte volgde kort na het kind. De moeder is fpoedig herfteld. Aan  Aanmerking. De waters hadden den mond der baarmoeder genoegzaam verwijd en verzagt, om de verlosfing zonder uitftel te kunnen onderneemen. In gevallen, waar het kind nog hoog zit, alhoewel 'er een of twee voeten gebooren zijn, wanneer de mond der baarmoeder nog weinig ontilooten, dik en hard is, verkies ik een wijl tijds te wagten , tot dat de mond der baarmoeder meer verwijd en verzagt is, om dat het kind zoo hoog in het bekken niet fchielijk zal fterven: maar is de mond der baarmoeder genoegzaam ontilooten, en komt een voet, hand, of arm voor, al zijn de vliefen nog niet gebrooken, gaa ik zonder uitftel tot de verlosfing over. Ik verkies, zoo als ik in de waarneeming heb aangetoond, op een ftoel voor de vrouw te zitten ; men kan in foortgelijke gevallen gemaklijker werken zittende , dan ftaande of -knielende; een Vroedmeefter moet altoos trachten zoo gemakkelijk te werken als mogelijk is ; hij vindt buiten dat geleegenheid genoeg om zich te vermoeijen. Op het tijdftip, als ik het hoofd zal haaien, ftaa ik op van den ftoel, om dat ik het hoofd zoo gemaklijker kan doen draaijen, onder den boog der fchaambeenderen. Eenige fchrijvers zijn tegen het uitnaaien der armen, anderen zijn 'er voor; ik voor mij, zoo dra ik eenigen wederftand ontmoet, G 3 haal  (w.) baal ik ze uit, ten zij het kind zeer bedorven is. Men loopt geen gevaar (zoo als veelen voorgeven, ) dat de mond der baarmoeder zieh om den hals zal fluiten, het doorzakkend hoofd en de hand van den Vroedmëefter zal zulks wel beletten. Als de armen tegen het heilig- en fchaambeenderen zitten, moet men den arm welke naast het heiligbeen zit, eerst uithaalen , en vervolgens den anderen ; men moet nooit aan den boven arm trekken , om den elleboog te ontplooijen, men zou den zelvcn heel ligt breeken , hoe hooger men de hand m de baarmoeder brengt, hoe gemaklijker men den elleboog zal ontplooijen. Somtijds iigt de arm dwars over den hals, en is dan moeielijk om te ontplooijen , waarom men den arm mogelijk zou binnen laaten, en het hoofd trachten te haaien ; maar, behalven dat het hoofd bezwaarlijk zal volgen, is men in gevaar van den arm te breeken. In dergelijke gevallen handel ik aldus: Bij voorbeeld , het aangezigt ligt naa de linker zijde gekeerd , de regter arm dwars over den hals tegen de fchaambeenderen ; dan ligt ik met de regter hand het kind om hoog ,^ de linker hand breng ik langs het hoofd in, en tracht met de toppen der vingeren den arm over het hoofd te fchuiven; dan venvisfcl ik van hand, en ontplooi den elleboog, zoo als ik hier voor gezegd heb: nW* is arm niet genoegzaam voor bij het hoofd,  ( io3 ) hoofd , dan gaa ik met de hand zoo hoog in, dat ik den onderarm kan bereiken-, en breng denzelven voor bij het hoofd , waar na de opperarm van zelfs zal volgen. XXIX. Waarne ming, Aangaande eene verlosfing, waarin het kind met een veet voorkwam. Den 3 Augustus 1778 werd ik. gehaald, een uur van hier, bij eene vrouw, welke in arbeid was : de Vroedvrouw verhaalde mij, dat zij den dag te vooren bij de vrouw gehaald was, flappen arbeid hadt gevonden, en een uur na haare komst, het water gebrooken was , en ten eenemaal afgeloopen ; waarna zij de vrouw hadt onderflaagen: maar geen deel van het kind hadt kunnen bereiken, en geduurende twee uuren , de arbeid geheel had opgehouden ; na welken tijd de arbeid wederom was begonnen, en omtrent den avond een voetje in de fcheede hadt gevonden; waarmede zij onder ieder wee had getrokken, in vertrouwen , dat zij het op deeze wijze zou gekreegen hebben; maar dat de vrienden ongerust waren geworden , en! om mij hadden gezonden. Het linker been was tot aan de knie gebooren, de teencn na vooren; ik bragt de linker hand in, om het ander voetje te haaien^ en handelde verder zoo als ik hier voor heb aangeweezen , tot dat het tot aan G 4. de  C *°4 ) de billen gebooren was; vervolgens omvatte ik met eene hand de agter deelen van het kind, de vingers over den rug uitgeftrekt met de andere hand den buik, de vingers over de borst uitgeftrekt; op deeze wijze trok ik al draaijende tot dat het kind geheel op den buik gekeerd, en tot aan de fchouders gebooren was. Verder handelde ik het zoo; als ik in de voorige waarneeming befchreeven heb. Het kind was een kloeke gezonde jongen. De nageboorte volgde , en de vrouw was fpoedig herfteld. Aanmerking. Veele voornaame Schrijvers leeren, dat men een kind, het welk, met de voeten gebooren zijnde, op den rug ligt, zoo als hier het geval was, op de zijde moet keeren, om voor te koomen, dat het met de kin aan de fchaambeenderen blijft haaken: het is juist om deeze reden, dat ik het kind geheel op den buik keere; want het hoofd draaijt niet altijd in evenredigheid met het ligchaam ; zelfs heeft men ondervonden, dat het hoofd weinig of niets gedraaijd was; offchoon men het kind op den buik gekeerd hadt. Dit gebeurd , als het hoofd met het ligchaam in geene regte lijn ligt; maar na de eene of anderezijde gekeerd is, en men het kind naa de overgeftelde zijde draaijt; het is mij in vroeger  ( 105 ) ?tr tijd eenige reizen overgekomen ; doch eene geoefende hand ontdekt zulks ras, door den wederftand , welke men onder de bewerking ontmoet; dan dit leert men best door eene langduurige ondervinding. Aangaande het hoofd om het door den ingang van het bekken te krijgen, is het best, dat men het dwars of zijdelings draaijt, om dac de grootfte meeting van het hoofd dan in de grootfte meeting van het bekken ligt. XXX. Waarneeming, Aangaande eene verlosfing, waar in het kind met een been tot over de dije gebooren was, het aangezigt naa vooren gekeerd. Den 4 November werd ik met veel fpoed gehaald, twee uuren van hier, bij eene vrouw, welke van haar eerfte kind in arbeid was. De Vroedvrouw verhaalde , dat zij den voorigen dag bij de vrouw was gehaald, den arbeid flap hadt bevonden , en omtrent den avond het water gebrooken was, waar mede een voetje in de fcheede zakte ; tegen middernacht waren de weën fterker geworden ; zij hadt geduurende den nacht en een gedeelte van den voormiddag haar best gedaan om de vrouw te verlosfen; doch de vrienden ongerust en onverduldig zijnde hadden om mij gezonden. Het boven verhaalde werd mij door een Docter en Chirurgijn bevestigd. G 5 Ik  ( io5 ) Ik bevond de vrouw zeer afgemat en moedeloos; het was nu omtrent tien uuren voormiddag. Ik vond den voet met een band omknoopt, het geheele been tot over de dije gebooren; het balzakje tusfchen en buiten de fchaamlippen ongemeen gezwollen; het was het regter voetje , met de teenen naa vooren gekeerd , ik ging met de regterhand in de baarmoeder, om het linker voetje te krijgen; ik voorzag dat het mij veele moeite zou kosten, om dat de billen zoo ver waren doorgezakt; de knie lag tegen het aangezigt geboogen, het been fchuins over de borst;- het kind lag op den rug, het hoofd eenigzins voor over geboogen ; ik draaijde het aangezigt naa de linkerzijde van de moeder , vervolgens drukte ik de knie op de borst, vatte den voet en bragt denzelven over den buik in het bekken , bij het regter; ik draaide het kind naa de linkerzijde der moeder , op den buik, en handelde verder als in de voorige waarneeming, De nageboorte volgde op de gewoone wijze. Het was een grof kind, het hadt geen hinder ; alleenelijk was het regter been en balzakje dik gezwollen, het welk na weinige dagen verdween, door het opleggen van doeken met water en wijn bevogtigd. De vrouw is zeer fpoedig herfteld. A A N-  ( io7 ) Aanmerking. Als het kind zoo verre is doorgezakt , valt het zeer moeijelijk de voeten te krijgen; doch ik zal hier over nader fchrijven, als ik zal handelen over de gevallen van kinderen , welke met de billen voor komen. Het zal mogelijk vreemd fchijnen, dat ik met de hand in de baarmoeder het hoofd zijdelings draaijde; ik ben het gewoon in foortgelijke gevallen, men kan het in een oogenblik en zonder moeite verrichten, het doet geene de minfte finerten aan moeder of kind, het is maar eene kleine beweeging met de hand, zonder dat men daarom de zelve hooger behoeft in te brengen ; ik doe de draaijing van het lijf naa de zelfde zijde waar door ik zeker word , dat het hoofd eene goede ligging heeft. Kan men een fpreekender bewijs vorderen van iemands onkunde, dan dit geval opleevert ? Hadt deeze Vroedvrouw de minfte kun* digheid bezeten, dan hadt zij zoo dra het water gebrooken was, het ander voetje gehaald, het welk destijds zeer gemakkelijk was , en mij nu bezwaarlijk viel; maar neen, zij heeft het met een been willen haaien; en om met meer geweld te kunnen werken, heeft zij een band om den voet gebonden, waar mede zij zoo lang getrokken heeft, als het maar eenigzius wilde volgen. Wat zij voor het overige al gedaan hadt weet ik niet; denkelijk is  is zij aanhoudend bezig geweest; want de lijderesfe was zeer afgemat en klaagde bitter over de fmerten , haar door de Vroedvrouw aangedaan. Zou men wel kunnen gelooven, dat deeze Vroedvrouw door een' Proftffor van eene ver afgeleegen Stad ten fterkfte is aanbevoolen? en daar en boven, nog door een Doctor, welke is aan gefield , om 'sLands Vroedvrouwen te Examineeren , niet alleenlijk met een flreelend getuigfchrift is voor, zien, maar nog bij monde haare bekwaamheid geroemd? Door dit alles gefterkt, durft zij zich alomme beroemen, dat zij nimmer een Vroedmeeller tot onderfland noodig heeft, en alle werktuigen kan en mag gebruiken. Ik wil graag bekennen , dat de Heeren door deeze foorte van Vrouwen kunnen bedrogen worden: want veel al, kunnen zij haar lesje bij uitflek wel van buiten; maar vraagt men haar buiten het boekje, dan zal men ras ondervinden , dat zij niet begrijpen wat zij zeggen , waar van ik meenigmaal de ondervinding gehad heb; waarom het zeer noodzaakelijk is , dat hier op wat naauwkeuriger gelet worde. XXXI. Waarneeming, Aangaande eene verlosfing , waar in het kind met de billen voorkwam. Den 3 Augustus 1775 werd ik verzocht bij eene vrouw te komen, welke van haar eerile kind  C i°9 ) kind zwanger was. Zij klaagde, dat zij naa middernacht door pijnen ontwaakt was, welke met tusfehenpoofen wederkwamen ; zij verbeelde zich wel , dat het nog geen ernst was ; maar tot haare gernstftelling om mij gezonden had. Door het onderflaan , kon ik niets dan een ronden vleezigen bol onderfcheiden. Ik ftelde haar gerust, haar tevens tot geduld vermaanende , met belofte van in den namiddag te zullen weder koomen. Ik bevond, bij mijne wederkomst, de weeën veel fterker, met korter tusfehenpoofen, den mond der baarmoeder ter grootte van een Rijksdaalder geöpend; maar ik kon nog niets onderfcheiden ; mijn bijzijn elders vereischt wordende, nam ik affcheid , met verzeekering, van zoo dra mogelijk te zullen wederkoomen. Tegens den avond weder komende werd mij verhaald, dat de vrouw veele en fterke weeën gehad hadt; de mond der baarmoeder was dun en zagt, en meer ontilooten; het kind fcheen in den ingang van het bekken te zullen zakken : ik vermoedde reeds, dat 'er eenig ander deel dan het hoofd voorkwam: maar ik. kon, voor als nog, niets zeker onderfcheiden. In verkoos liever nog een wijl te wagten, dan door het inbrengen van de geheele hand, de vrouw ontijdige fmerten te veroorzaaken, om dat ik door een weinig uitftel niets kon verzuimen. Intusfchen kwamen de vlaagen zeer fterk, en hadden korte tusfehenpoofen. Na  C 110 ) Na dat 'er ruim een uur verloopen was befloot ik de ligging van het kind te onderzoeken; en naar bevinding van zaaken te handelen ;, de vrouw lag reeds op een kort bed, ik liet haar behoorlijk onderfteunen ; mijne hand befmeerd hebbende , bragt ik de vingers een voor een in , vervolgens met geflooten vingers de geheele hand; ik bevond dat de billen in den ingang van het bekken zaten, de rug naa vooren gekeerd, de baarmoeder was ruim geopend, ik ging met de hand tusfchen de vliefen en de baarmoeder langs den buik binnen ; onder welke bewerking de vliefen fclieurden, de beenen lagen langs de borst uitgeftrekt; ik vatte beide dc voeten, bragtze buiten de fcheede ; verders heb ik gehandeld , als ik hier voor heb aangeweezen. Zie de negenentwingfte waarneeming. De verlosfing heeft maar weinige minuten geduurd ; het was een kloek gezond meisje. De nageboorte volgde op de gewoone manier. De moeder is fpoedig herfteld. Aanmerking. Had ik de verlosfing niet tijdig ondernoomen, zou ik door langer uitftel, van eene gemaklijke verlosfing, eene zeer zwaare en moeijelijke hebben veroorzaakt, waardoor het kind zou hebben konnen omkomen, en mogelijk ook de moeder; de vrouw zou midde- ler-  C in ) lerwijl afgemat zijn geworden, de billen tusfchen den ingang van het bekken geperst , waar door zij z'ouden zwellen,. en den dportogt bezwaarlijk maaken, waar door de fcheede en de bijliggende deelen der moeder, buiten maate zouden gedrukt, uitgezet, en mogelijk yerfcheurd geworden.zijn ; waar naveeltijds ontfteeking volgt. Om deeze kwaade gevolgen te vermijden, ben ik 'er altijd voor geweest, en het heeft mij nimmer berouwd^ om de voeten te haaien , zoo dra. de baarmoe.' der genoegzaam ontilooten of maar gedeeltelijk ontilooten, de wanden zagt en rekbaar zijn. Het is zeer gemakkelijk uit te voeren, als men liet tijdig onderneemt; maar laat men de billen te ver doorzakken , dan wordt het bezwaarlijk en. veelmaals onmogelijk om de voeten te krijgen, en men is genoodzaakt,het kind dubbeld te laaten koomen , dan hier over in het vervolg nader. De vliefen waren plat tegen de billen gefpannen, en dan is het moei jelijk om dezelve te fcheuren; men kan veilig de hand tusfchen de vliefen en de baarmoeder inbrengen, onder voorwaarde nogthans , dat menniethaaftig of roekeloos hier me.de te werk gaat; de hand in de baarmoeder zijnde, kan men ze gemakkelijk fckeuren ; als ze, onder de bewerking niet reeds verbr.ooken zijn. XXXII.  XXXII. Waarneeming; Van eene verlosfing, waar in het Kind met de billen voorkwam, den rug naa de regtèr zijde gekeerd zijnde. Den 10 April 1778 werd ik gehaald; twee uuren van hier bij eene vrouw, welke reeds vier en twintig uuren in, arbeid geweest was; de waters waren meer dan zestien uuren gebrooken geweest , en niet tegenftaande de vrouw veele en fterke vlaagen had gehad , was het kind niets genaderd; de Vroedvrouw kon mij niet zeggen , welk deel voorkwam. Ik vermoedde wel, dat het kind eene verkeerde ligging hadt ; waarom ik aanftonds een kort bed maakte'. ik had niet kwaalijk gegist, ik bevond dat het kind met de billen voorkwam, met den rug naa de regter zijde gekeerd, de regter bil zat tegen en op de fchaambeenderen; ik had de regterhand in de fcheede, en ging met dezelve tusfchen de billen langs den buik tot aan het linker voetje, het welk ik vatte en buiten de fcheede bragt; het tweede willende haaien bevond ik, dat het over de fchaambeenderen lag; ik bragt mijne vingers tusfchen de fchaambeenderen en de dije van het kind; ik drukte de knie tegen de borst, en fchoof met de vingers over de knie langs het been , waar door het voetje van de fchaambeenderen glipte, het welk ik vatte en buiten de fcheede bragt; ik omvatte bei--  C "3 ) beide de beenen om het kind laager uittehaalen; maar de regter bil haakte nog op de fchaambeenderen ; ik was dus genoodzaakt met de linker hand agter tegen de bil te duwen, om dezelve van de fchaambeenderen af te ftooten , waardoor het kind eenigzins op den buik draaide , en de billen in het bekken zakten; het kind tot aan de oxels gebooren zijnde booden de fchouders veel wederftand ■ ik haalde de armen uit , waarna het kind zonder moeite volgde. Het was eene gezonde kloeke dogter. De nageboorte volgde kort na het kind. . De moeder hadt een voorfpoedig kraambed. Aanmerking. s Doorgaands kan men de voeten gemakkelijker haale; als het kind op de zijde, dan dat het op den buik of rug ligt, om dat men dan meer ruimte heeft om de hand in te brengen. Ik kon den regter voet zoo laag niet uitbrengen , als den linker , om dat de dije op de fchaambeenderen bleef haaken; als ik met de voeten had getrokken , voor dat ik de regter bil van de fchaambeenderen gefchooven had , dan zou ik waarfchijnelijk de dije hebben gebrooken. Als het kind op den rug of buik ligt, en de armen bezijden het hoofd uitgeftrekt ligH gen,  ( H4 ) gen, dan is het, in dit geval, om 't even j welken arm men eerst ontplooit. XXXIII. Waarneeming; Aangaande eene verlosfing, waar in het kind met de billen voorkwam. Den 17 October 1773 werd ik gehaald drie uuren van hier, hij eene vrouw , welke in arbeid was: de vrouw lag op een kort bed, en fcheen zeer afgemat. De Vroedvrouw verhaalde mij, dat het haar eerfte kraam was; zij was den voorigen namiddag bij de vrouw gekoomen en hadt haar met taamelijken arbeid bevonden, welke allengskens hadt toegenoomen ; omtrent middernacht was het water gebrooken, waar na zij bevond , dat het hoofd voorkwam : maar de weeën waren federt verflapt, en het hoofd bleef onbeweeglijk zitten, het welk de naast beftaanden ongerust maakte en om mij hadt doen zenden. Na dit verhaal te hebben aangehoord, onderiloeg ik de vrouw, en bevond, dat het kind met de billen voorkwam, met den rug naa vooren gekeerd, de billen waren gezwollen en vulden den geheelen ingang van het bekken; ik ging met de hand, den rug derzelve naa het heiligbeen gekeerd, langs den buik tot aan de knie ; ik vond de beenen over de borst uitgeftrekt; met den duim onder de knie drukte ik dezelve tegen de borst, de vin-  (ft*) vingers fpreidde ik al duwende langs het beentot dat ik het voetje kon vatte; het welk ik buiten de fcheede bragt ; het andere voetje haalde ik op de zelfde manier ; verders heb ik gehandeld , zoo als hier voor befchreeven is. Het was eene gezonde grove meid. De nageboorte volgde kort na het kind. De moeder is fpoedig herfteld. Aanmerking. Voor dat de vliefen gebrooken zijn kan men zich in de bil-geboorten ligt vergisfen; ook na dat de vliefen gebrooken zijn, als de billen door eene langduurige klemming gezwollen zijn, en voor al, als het kind op de Zijde ligt, en de eene bil meer aan de andere is doorgezakt; doch eene geöefende hand zal de verduistering wel ophelderen. Het verwonderde mij , dat de Vroedvrouw zich hier zoo grof heeft vergist, omdat zij anders gantsch niet onkundig is, en wel debekwaamfte van allen, welke wij in eenen verren omtrek bezitten. H 2 XXXIV.  C "O XXXIV. Waarneeming, Wegens eene verlosfing, waar in het kindmet de billen voorkwam, de borst naa vooren gekeerd. Den 10 December 1771 werd ik gehaald drie uuren van hier, bij eene vrouw welke in arbeid was. Ik vond eene jonge vrouw, van een gezond en fterk geftel , zij had in geen tweemaal vier en twintig uuren geflaapen , en weinigvoedfel gebruikt, de zwaare weeën , en kwaade behandeling der Vroedvrouw , hadden haar zeer afgemat; het water was meer dan vierentwintig uuren gebrooken geweest ; de, Vroedvrouw zeide , het was een jongen, en kwam met de billen voor, welke onbeweeglijk bleeven zitten : de vrouw lag op een kort bed , ik bevond , dat het kind met de billen voorkwam, de borst naa vooren gekeerd , de billen waren gedeeltelijk in het bekken gezakt , en nevens het bal zakje zeer gezwollen. Ik voorzag de moejelijkheid van de voeten te krijgen ; ik ging met de regter hand in de linker zijde van het bekken langs de dije tot aan de knie; ik bevond, dat de beenen elkander overkruisten, en het linker, dat ik zocht, over het regter lag; de baarmoeder was zeer naauw om het kind faamen getrokken , waar door ik zeer belemmerd was; ik bragt mijn vinger beneden de knie en palmde allengskens den voet naa mij toe ;  toe; het welk ik niet zonder moeite uitvoerde; ik kon den voet maar even in het bekken brengen, om dat de billen te ver waren doorgezakt , en de knie tegen de fchaambeenderen ftuitte ; ik ging met de hand an dermaal in tot op de knie, drukte dezelve tegen den buik en met de twee voorfte vingers als- haaken gekromd , haalde ik de knie van onder het fchaambeen; vervolgens haalde ik het ander voetje, het welk eenigzins gemakkelijker toeging. Ik handelde verder, zoo als ik hier voor heb aangeweezen. Het was een kloeke jongen : op de gezwollen deelen liet ik doeken leggen in wijn en water nat gemaakt, waardoor de zwelling na weinige dagen verdween. De naageboorte volgde kort naa het kind. De vrouw is vrij fpoedig herfteld. Aanmerking. De kinderen , welken met de billen voorkoomen, en op den rug liggen , worden zelden door de Natuur alleen gebooren; want de rug kan zich niet buigen naar den ingang van het bekken als de buik ; waarom de billen tegen de fchaambeenderen fluiten , ten waare het kind zeer klein is, of het bekken in evenredigheid zeer ruim. Sommigen zouden rnoogelijk verkoozen hebben , het kind dubbeld te laaten koomen , of af te haaien; doch wanneer men in aanmer-. H 3 king  ( »8; king neemt , dat de vrouw zeer was afgemat , zoo dat men van de Natuur geene hulpe kon verwagten , en het zwellen der billen een teeken is , dat de billen zeer beklemd zitten, waar van ik ten volle overtuigd werd, als ik de hand tusfchen de billen langs den buik wilde inbrengen , het welk volftrekt onmoogelijk was ; waarom ik genoodzaakt was , de hand langs de heup in te brengen om de voeten te haaien; het welk mij veele moeite baarde : doch liever verkoos, dan het kind dubbeld te haaien; het welk niet zonder geweld en mogelijk niet zonder werktuigen zou hebben kunnen gefchieden ; waar door het kind waarfchijnelijk zou omgekoomen zijn. Als het kind met de billen voorkomt, en die zoo ver in den ingang van het bekken gezakt zijn, dat men bezwaarlijk de voeten kan vatten, dan willen eenige fchrijvers, dat men de billen met de volle hand omvat, opwaards ligt, en op de eene of andere zijde wendt, om dat men in deeze ligging de voeten gemaklijker kan vatten, en uitnaaien; dan deze handgreep laat zich wel uitvoeren , als men 'er tijdig bij is, of het kind in evenredigheid van het bekken klein is; maar is het kind grof en zijn de billen gezwollen , de baarmoeder droog en om het kind famengetrokken, dan is het onmogelijk, deeze. handgreep uit te voeren. Een jong Vroedmeefter zou mogelijk den voet, welke mij eerst in de hand kwam, hebben uit-  ( ii9 ) uitgehaald , doch hoe kwaalijk hij hier in geilaagt zou zijn, heeft men uit de waarneemiug kunnen opmaaken. Men moet, voor dat men een voet zal uitnaaien, voor af de ligging der beenen wel onderzoeken , en dan is het in foortgelijke gevallen , om 't even , welken voet men eerst uithaalt , als men denzelven in eene regtfc lijn, zonder het ander been te overkruüen kan uitbrengen. XXXV. Waarneem ing, Aangaande eene verlosfmg , waar in het kind met de billen voorkwam , de berst naa vooren gekeerd zijnde. Den 3 November 1773 werd ik ê'eh;ulld ' drie uuren van hier, bij eene vrouw, welke in arbeid zat; de vrouw was zeer afgemat, zij had meer dan driemaal vierentwintig uuren in arbeid geweest, de waters waren omtrent zes en dertig uuren te vooren gebrooken; de billen vertoonden zich tusfchen de fchaamlippen, de rug regens het heiligbeen; de fchede en fchaamlippen waaren vreeslijk gezwollen, en zeer pijnelijk. Ik bragt de voorfte vingers van beide mijne handen , als haaken tusfchen de liefen, de duimen tegen de billen, en trok al wiggelende; maar te vergeefs; ik bragt de kromme haaken welke aan de uiteinden der tang van Levrst zijn tusfchen H 4 de  ( 120 ) de liefen; doch deeze hadden vooraf zoo veel «oor de Vroedvrouw geleeden , dat ik de dijen zou afgetrokken hebben / waarom'ik hier ook van afzag. Ik bragt de'tang langs e dijen m; dezelve overkruist, geflöoten en met een hand wel verzekerd hèlbend 'tro k al geiende naa de eene en andere zijde het kind zoo ver uit, tot dat ik de knien oTd°Pn P,IOf"; TV°lgenS Wet,de ik het kind op den bink, en handelde verder, gelijk als ik bner voor heb aahgeweezen al een wTd "T™" ^ kl'"d' en f^ee* ai een wijl dood te zijn geweekt De naageboorte volgde gemaklijk. daar ver Aanmerking. Niet tegenftaande ik ten volle verzekerd was, dat het kind reeds dood was, en vervolgens niet kon misdoen met de dijen af te rukken, en afzonderlijk aftehaalen , waar door ■ik voor het ligchaam meer ruimte zou bekomen hebben om het zelve met den haak aftehaalen; zoo ben ik 'er toch altoos voor geweest, om een dood kind zoo befcheidehlijk te handelen als mogelijk is, ten waare, de Moeder eenig naadeel 'er door zou moeten lijden: want het is alleronaangenaamst voor eene aandoenelijke ziel , een verhakkeld en verfcheurd kind onder het oog der bijftaan- ders  C 121 ) \ ders te moeten brengen, het baard mistrouwen in de kónst, en veragting voor' den beoeffenaar. Als men in dergelijke gevallen de tang gebruikt, moet men dezelve niet hooger dan tot op de heupen inbrengen , waar op zij een vast fteun punt kan hebben; als men ze hooger inbrengt zoude men de ribben indrukken , en beleedigen. XXXVI. W aarnee min o, Wegens eene verlosfing , waar in het kind eent hand aanbood, voor dat de vliefen . gebrooken waren. Den ii Maart 1768 werd ik verzocht bij eene vrouw te komen, welke van haar tweede kind zwanger was. Zij was den geheelen nacht pijnelijk geweest; dan tegens den dag hadden de pijnen toegenoomen ; maar voelende, dat 'er gebn haast was, hadt zij tot den dag ©ngefteld, om mij te zenden. Ik kon nog niets bereiken , ik ftelde de vrouw gerust , met belofte van tegens den middag te zullen wederkoomen. Ik vond de baarmoeder weinig ontilooten , tegens den avond was dezelve meer ontilooten , de vliefen werden onder de weeën gefpannen ; maar vormden zich langwerpig , in plaats van rond- waar uit ik vermoedde, dat het kind eene kwaade ligging hadt; dan ik H s kon  C 122 ) kon voor als nog geen deel van het kind bereiken. Ik beiloot nog eenigen tijd af te wagten: middelerwijl werden de weeën zwaarder ; na omtrent twee uuren vertoefd te hebben , beiloot ik te onderzoeken, hoe de zaaken gelegen waren. Ik bevond de wanden van den mond der baarmoeder zagt en ruim genoeg geopend , om de hand door te laaten, en ik voelde door dc vliefen heen , dat 'er een hand voorkwam, ik beiloot zonder uitftel het kind te keeren. Ik maakte fpoedig een kort bed, liet 'er de vrouw op leggen en behoorlijk onderfteunen. Ik kon door de ligging van het handje oordeelen , dat het hoofd in de regter zijde lag , gevolglijk moest ik de voeten in de linker zij. de zoeken ; ik bragt de regter hand in de baarmoeder, ik bevond dat het kind op den rug lag, de voeten tegens dc borst, de vliefen waren door het inbrengen der hand niet gebrooken; ik omvatte beide de voeten, de twee voorfte vingers ftak ik tusfchen de beenen , om de vliefen te fcheuren, door welker opening ik de voeten omvatte , bragtze met de hielen langs de billen in de fcheede, en vervolgens buiten de fchaamdeelen; onder het uithaalen draaijde ik cle tcenen allengskens naa agteren , waar door het kind op den buik wende , verder verloste ik de moeder binnen drie minuten van een gezonden kloeken jongen, De  C 123 ) De naageboorte volgde een kwartier uurs na het kind. De vrouw hadt door de verlosfing niets geleden , en haar kraambed was zeer voorfpoedig. Aanmerking. Men heeft fomtijds veel moeite om dc vliefen te breeken , en voornaamelijk. als het kind eene verkeerde ligging heeft; waarom ik befloot de vliefen binnen de "baarmoeder te breeken, welke manier mij zoo wel is bevallen, dat ik federd altijd eetracht heb dezelve heel te houden. Als men de vliefen vooraf breekt, kan men niet beletten, dat 'er veel water ontloopt,^waar op' de baarmoeder zich fomtijds fchielijk en geweldig farnentrekt, en de keering zeer moeijelijk maakt, en op de boven gemelde manier behoudt men al het water, en kan het kind wenden en draaijen zoo als men begeert, zonder dat moeder of kind 'er iets door lijdt. XXXVII. Waarneem ing, Wêgens eene verlosfing, waarin het kind met den arm tot aan den elleboog gebooren was. Den 23 April 1770 werd ik gehaald twee uuren van hier, bij eene vrouw, welke in ar.  arbeid was: de Vroedvrouw verhaalde mij dat, omtrent vijf uuren geleedenj, het water" was gebrooken, en een arm was doorgezakt. Voorleden jaar is het zelfde geval mij overgekoomen, zeide zij, en ik zond om den Heer Doctor ... de welke mij vraagde of ik met de hand of met den haak wilde verlost worden? ik antwoordde, dat hij kon handelen zoo als hij het best oordeelde; waarop hij mij in een kwartier uur met den haak verloste. Ik antwoordde op deeze loflijke biftone, dat ik dacht, deeze vrouw in minder dan een kwartier uurs, met de handen van een leevend kind te zullen verlosfen. Na dat de vrouw op een kort bed lag, plofte ik mij op eene knie voor de vrouw; ik bevond dat de regter arm tot aan den elleboog gebooren was, en het hoofd in de regterzij. de lag. Ik ging met dc regterhand langs" den arm in de baarmoeder, onderzocht de ligging van het kind, het welk op de regterzijde lag; ik fchoof mijne hand langs de zelve zijde en dije tot aan de knien, welke geboogen lagen , ik ontplooijde de eene na de andere , en bragt beide de voeten buiten de fcheede; waarna ik mij op een ftoel plaatfte; ik omvatte de voeten met een doek, vervolgens de dijen en trok zagtjes tot dat de billen in het bekken zakten en de arm binnen ging, het welk het tijdftip is, Waar m de keering volbragt werd. Verders heb ik gehandeld zoo als hier voor is aangeweezen. Het  ( 125 ) Het was een kloeke gezonde jongen; d* verlosfing hadt geen vijf minuten geduurd. De nageboorte, volgde kort na het kind, en de moeder was weder fpoedig herfteld. Aanmerking. De Vroedvrouw was niet minder verwonderd over de fpoedige verlosfing, dan ik van haare hiftorie. Ik heb deezen Doctor, welke nu voor eenige jaaren overleden is, altoos voor een kundig man gehouden ; doch ik kan geene reden vinden, waarom hij den haak verkoos; te meer, om dat, volgens de gezegdens der Vroedvrouw, de waters, maar weinige uuren geleeden, waren, verloopen ; ik zal dergelijke verlosfïngen, fpoediger met de hand dan met den haak verrichten. Men zal mij mogelijk van verwaandheid befchuldigen, om dat ik durf belooven , de vrouw in minder dan een kwartier uurs van een leevend kind te zullen verlosfen , aangezien men onder de verlosfing zwaarigheden kan ontmoeten, welken men niet heeft kunnen voorzien; als een naauw bekken, en zoo voorts. Dan ik was onderricht, dat de waters, maar weinige uuren geleeden, waren afgeloopen; en dat de vrouw een ruim bekken hadt, daar van was ik verzekerd, om dat ik haar nog tweemaal, in dergelijke gevallen, had bijgeftaan. Als  ( 126 > Als ik een kind moet keeren, maak ik het kort bed zoo hoog, dat, als ik op eene knie zit, het onderlijf der vrouw met mijne borst gelijk komt,; is het 'kort bed laager; dan moet men zich te veel krommen, het welk zeer vermoeiende word; en als men regt kan zitten , zal men veel gemaklijker werken; ook kan men met de handen beter voor en agter komen. Zo dra ik de voeten in of buiten de fcheede gebragt heb, plaats ik mij op een ftoel voor de vrouw. Zie verder de agtentwintigfte waarneeming met de aanmerking. XXXVIII. Waarneeming, Wegens eene verlosfing, waar i» het kind met een voet en arm gebooren was. Den 24 Junij 17Ö0 werd ik gehaald, een half uur ver, bij eene vrouw, welke in arbeid was, en door de Vroedvrouw niet konde verlost worden. Ik vond 'er eene dronken Vroedvrouw; zij verhaalde mij, dat het kind met een arm en een voet gebooren was, dat zij haar best gedaan had, en nu wel wilde zien, wat ik kon doen ; want dat zij gehoort had, dat ik een grooten baas ben. Ik gaf geen antwoord op het geen het dronken fchepfel babbelde. De vrouw was zeer zwak en afgemat, ik vond, dat het regterbeen tot aan de knie en de regter arm tot aan den  den elleboog gebooren was, den voet vond ik met een kousfeband gebonden, waarmede zij zoo roekeloos getrokken hadt, dat ik het voetje zou hebben kunnen ronddraaijen; verder was het been en de arm zeer ge.zwollen de huid overal afgekrapt of verfcheurd; ik vraagde' hoe lang het geleeden was , dat de vliefen gebrooken waren , zij antwoordde, dat het omtrent tien uuren geleeden was. Ik liet de vrouw op een kort bed leggen , en onderzocht voor eerst de ligging van het kind; ik bevond dat het hoofd •op het linker , en de billen op het regter , darmbeen lag, en ik ging met de linker hand langs de binnen zijde van het been tot aan de lies , en vervolgens verder om de knie of voet te bereiken ; de baarmoeder was droog en naauw om het kind faamengetrokken; het been lag tegen den rug geboogen; ik meende de knie te ontplooien; maar dit wilde mij niet.gelukken, zij ftuitte op het darmbeen; vervolgens vatte ik den voet,-bragt denzelven van onderen agter langs de regter dije buiten de fcheede ; ik omvatte beide de beenen, het regter boven de knie , om de onfcooken deelen zoo veel te vermijden als mogelijk was; ik trok naar de linkerzijde der moeder, om de billen van het darmbeen te doen glijen , waar door die in het bekken zakten , en het kind op den buik draaide. Verder handelende zoo als ik hier voor heb aangeweezen. Het was een jongen , gaf flaauwe tee-  C «8 ) teekens van leeven, doch kwam fpoedig bij; De voet en arm welke voor waren gekomen zagen 'er vreeslijk uit; den tweeden dag zag men aan het beenteekens van het vuur; doch door de goede zorg, welke ik 'er voordroeg, is het zeer wel herfteld ; het kind liep op den gewoonen tijd, het voetje was een weinig ftijf; doch men kon het naauwlijks zien. De moeder is ook naa weinige weeken herfteld. Aanmerking. Het is bijna ongelooflijk , dat een tederfchepfel aan zoo veele mishandelingen heeft kunnen wederftaan ; ook is de geneezing door allen bewonderd , welken het geval hebben gezien en bijgewoond. Volgens de lesfen van eenige Vroedkundige fchrijvers , zou ik met de regterhand het hoofd hebben moeten opwerken ; terwijl ik met de linkerhand de beenen nederwaards trok, om door deeze dubbelde beweeging de keerinjr gemaklijker te verrichten ; doch zoo veel mij de ondervinding geleerd heeft, kan men, mijns bedunkens, deeze handgreep wel agter laaten : alle handgreepen, welke ik bij de fchrijvers heb aangetekend gevonden, en van eenig aanbelang heb geoordeeld , heb ik onderzocht en herhaalde reizen beproefd , ook deeze ,• doch ik heb nimmer het nuttige daar in gevonden ,het geene de fchrijvers 'er van belooven ; indien men de zaak met de ver-  ( i29 ) vereischte aandacht en onzijdigheid overweegt, en met de ondervinding te raaden gaat; zal menovertuid worden, dat, ingevallen, waarin het water maar weinige tijdj is afgeloopen , de keering gemaklijk word verricht , en het opwerken van het hoofd overboodig is; is het water langen tijd afgeloopen, de baarmoeder droog en naauw om het kind famengetrokken; dan kan men het hoofd niet opwerken zonder veel geweld te gebruiken , en de vrouw onlijdeke pijnen te veroorzaaken ; waar van de gevolgen altijd te vreezen zijn. i XXXIX. W a arneeming, Aangaande eene .verlosfing , waar in het kind met den arm tot aan den fchouder gebeoren was. Den 28 April 178a werd ik gehaald, twee uuren van hier, bij eene vrouw, welke meer dan vierentwintig uuren in arbeid geweest was, en door de Vroedvrouw niet kon ver* . lost worden: de arbeid was den voorigen dag traag geweest , tegen middernacht waren de pijnen toegenoomen , waarmede het water brak, en een arm uitviel ; het welk nu omtrent agt uuren geleeden' was. Ik bevond , dat de regter arm tot aan den fchouder was doorgezakt, de mond der baarmoeder was weinig ontilooten , doch de wanden waren zagt; ik liet de vrouw op het kort bed legI gen;  C 130 ) gen; ik befmeerde mijne regter hand , verwijdde den mond der baarmoeder allengskens, tot dat ik de hand kon inbrengen; het kind lag op zijn regter zijde , de rug na vooren gekeerd ; het hoofd lag in de linker zijde , het ligchaam lag fchuins opwaards , de billen tegen den bodem der baarmoeder, de kniën tegen de borst geboogen; ik vatte beide de voeten en bragt ze langs het heiligbeen in de fcheede ; ik kon dezelven niet buiten de fcheede brengen ; want zij waren zoo glibberig , dat ik om een been een ilrik moest brengen, waar mede ik zagtjes trok, te gelijk den anderen voet met de hand trekkende , de uithangende arm ging allengskens naa binnen, en de billen zakten in het bekken ; het kind lag nu op den rug, ik keerde hetzelve onder het verder uitnaaien op den buik, en handelde verder zoo als ik hier voor befchreeven heb. Het was een kloeke gezonde jongen ; de naageboorte volgde kort na het kind en de vrouw is fpoedig herfteld. Eenige Jaaren te vooren heb ik deeze vrouw in het zelfde geval nog eens bijgeftaan. Aanmerking. Alhoewel de billen in de regter'"zijde lagen, en men vervolgends gewoon is de lin-' ker hand te gebruiken ; evenwel was het in dit geval om 't even, om dat de kniën omtrent  ( 13* ) trent voor het middelpunt van het bekken lagen , en ik dus met de binnen zijnde hand de voeten even gemaklijk kon vatten, en niet genoodzaakt was, van hand te verwisfelen ; het welk men altoos moet trachten te vermijden , zoo veel moogelijk is ; want het Verwisfelen van hand , is pijnelijk voor de vrouw. XL. Waarneeming; Aangaande eene Vtrlosjing, waar in het kind met den arm tot aan den elleboog gebooren was. Den 24 December 1779 werd ik gehaald, twee uuren van hier; de waters waren omtrent tien uuren voor mijne komst afgeloopen , het kind was met den linker arm tot aan den elleboog gebooren, en was zeer ge, zwollen. Het kind lag op den rug, het hoofd in de regter en de billen in de linker zijde; ik had met de regter hand de ligging onderzocht , waar mede ik tusfchen de billen tot aan de voeten inging, welke langs het lijf geboogen laagen ; ik vatte den linker voet en bragt denzelven langs de billen in en buiten de fcheede ; vervolgens den regter op de zelfde manier, en verder verlostte ik de vrouw van een gezonden jongen. De nagegeboorte volgde een kwartier uurs na het kind; het was.de derdemaal, dat ik deeze I s vrouw  vrouw in eene verkeerde geboorte heb !»$■ geftaan. Aanmerkin g. Eenige fchrijvers willen , dat men , in deeze ligging, de kinderen op de zijde werkt ; doch dit is ligt te fchrijven, maar bezwaarlijk uit te voeren , en is zeer pijnlijk voor de vrouw: ook heeft men in deeze waarneeming gezien, dat de keering zonder deeze bewerking kan gefchieden. Anderen willen, dat men het hoofd en fchouders moet opwerken ; doch hier over zal ik mij nader verklaar en. Als de waters langen tijd zijn afgeloopen, en de baarmoeder droog en om het kind faamengetrokken is, dan is het zeer moeijelijk beide de voeten te gelijk uit te haaien ; daarom verkies ik een voor een te haaien ; en als men eenen voet heeft uitgehaald, wint men veel ruimte, waar door men den anderen gemaklijker kan krijgen; en is min pijnelijk voor de moeder. XLI. Waarneem ing, Wegens eene Verlosfing, waar in het kind met den arm gebooren was. Den 12 Augustus 1778 werd ik gehaald twee uuren van hier, bij eene vrouw, welke  ( i33 ) 1 ke meer dan tweemaal vierentwintig uuren in . arbeid geweest was : de vrouw was zeer afgemat, het kind was met een arm gebooren, dezelve was paars, flap, en koud, alle tekens , dat het 'kind reeds geftorven was ; het water was meer dan zesendertig uuren gebrooken eeweest. Ik liet de vrouw op een kort bed leggen; ik ging met de linker hand langs den uithangenden arm in de baarmoeder, het kind lag met beide de fchouders tegen de fchaambeenderen; het 'hoofd op de borst geboogen , de billen in den bodem der baarmoeder , een weinig naa de regter zijde j de ligging onderzocht hebbende, ging ik met dezelfde hand langs den rug, lenden en billen tot aan de voeten; dan voor dat ik zoo ver kon komen, had ik veel moeite , om dat de baarmoeder zeer droog, en fterk om het kind faamengetrokken was. Ik ging zeer langzaam toe met de hand in te brengen, om de vrouw minder fmerten aan te doen , en onder, het inbrengen der hand , ftreelde ik met den rug üerzelve , zoo ver als ik kon bereiken , tegen de baarmoeder, om dezelve te verwijden , en meer ruimte voor de hand en keering te bekoomen. Tot bij de voeten gekomen zijnde, bragt ik ze langs de billen en lendenen een voor een in de fcheede; ik omvatte beide de voeten om het kind te keeren ; maar zij waren zoo glibberig, dat ik genoodzaakt was, om ieder een ftrik te brengen ; met eene hand trok ik aan de ftrikken , met I 3 de  de andere aan de voeten , waar door ik het kind wel dra keerde , en de vrouw binnen een kwartier uurs van een doode vrugt verloste ; de vrouw is na weinige weeken volmaakt herfteld geworden. Aanmerking. Deeze ligging mag men onder de moeijelijke keeringen tellen ; vooral, wanneer de waters langen tijd te vooren afgeloopen zijn , en de baarmoeder droog en fterk om het kind famengetrokken is; doch ik overwin veel van denwederftand, door de hand langs de wanden der baarmoeder te ftrijken, waar door ik ruimte win, en als den weg baan voor de hand om met dezelve gemaklijker en met minder Pijnen voor de vrouw, bij de voeten te koomen; ik breng de hand ook verder in de baarmoeder dan tot aan de voeten, om dat ik hier door ook meerder ruimte bekoom, om de hand onbedwongen te kunnen gebruiken. ■ Deeze manier van handelen, hoe eenvoudig, en van weinig belang zij ook toefchijnt, is mij zoo wel bevallen , dat ik 'er mij beftendigaanhoudeen den jongen Vroedkundigen ter navolging durf aanprijzen. Als ik met mijne hand, in plaats van langs den rug en billen te gaan, om de voeten te krijgen, dwars over den buik had gegaan, dan had ik de kniën of voeten gemaklijk kunnen vatten en in den ingang van het bekken kunnen  C 135) nen brengen; maar dan had ik het kinddubbeld in malkander gehaald, en het \& volftrekt onmogelijk om de keering m deezer voegen te verrichten ; daarom moet men voor al de ligging van het kind naauwkeurig onderzoeken, en de voeten in eene regte lip met het kind uithaalen, en nooit met zijn arm het kind overkruisfen, wil men zich niet te laat bedroogen vinden. De keering agter over de lendenen is moeijelijker dan voor over den buik; om dat het ligchaam zich voor over gemaklijk laat buigen; waarom de fchrijvers een andere manier aanwijzen , om deeze keering te doen ; doch waar over in het vervolg nader. Dan ik vind deeze keering zoo moeijelijk niet, als zij van de meefte wordt gehouden ; het gevaar van de dijen en lendenen te zullen breeken is mij nimmer overgekoomen; als men bedaard en met oordeel te werk gaat , zal men veele ongelukken vermijden, welke aan anderen door verhaasting of roekeloosheid te beurt zijn gevallen. XLII. Waarneeming, Wegens eene verlosfing, waar in het kind met de billen voorkwam, de borst naa vooren gekeerd. Den ia Maij 1781 werd ik gehaald, vier uuren van hier; onder weg werd mij verhaald» I 4 dat  c i$6 ) dat de vrouw tweemaal vier en twintig uuren geleeden van een kind ^erlost was en kort daar na een tweede met den arm voorkwam , waar van de Vroedvrouw haar niet heeft kunnen verlosfen. Ik bevond de vrouw zeer zwak en afgemat, zoo door den langduungen arbeid, als door mishandeling der Vroedvrouw: de arm was met een gedeelte der bonst doorgezakt; dezelve zag paars, en was geheel koud. De uithangende arm toonde mij, dat het hoofd in de regter zijde lag de rug na agteren gekeerd. Ik liet de vrouw op het kort bed leggen, en behoorlijk onderfteunen. Ik ging met de regterhand over de borst en buik in de baarmoeder; doch ik vond de zelve droog, en om hét kind gefpannen; waarom ik met den rug der handlangs te wanden der baarmoeder ftreelde, waar door ik zoo veel ruimte bekwam, dat ik de voeten, welke tegen de billen geboogen lagen , kon vatten, i Ik bragt eerst de regter, en daar na den linker voet binnen de fcheede , ik omvatte ze beide met een doek, om het kind te keeren ; de borst en arm floopen binnen de baarmoeder, en maakten plaats voor de billen, welke op het zelfde oogenblik in het bekken zakten, en de geheele verlosfing hadt geen kwartier uurs geduurd. Het kind was reeds eenigen tüd dood geweest, maar de moeder is fpoedig herfteld, ö Aa n-  C «37 ) I Aanmerking. Ik twijffel geenzins, of de leezer zal in deeze en de voorige waarneeming reeds gezien hebben, dat ik geen gebruik maak van de zoogenaamde vooraf bereiding. Ik heb deeze kunstgreep bij den Grooten Levret opde pop of Phantome meenigmaal gedaan , en zien doen 5 doch ik heb al vroegtijdig ondervonden , dat het een oneindig onderfcheid is, deeze handgreep aan een pop of aan een mensch te verrichten; het jammerlijk kermen der lijderesfen, op de minfte pooging, welke ik aanwende, om het kind op te werken, hebben mij wederhouden, hiermede voort te gaan, en doen beiluiten, maar regtftreeks de voeten te haaien; waar bij ik mij zoo wel bevonden heb , dat ik nimmer van deezen regel ben afgeweeken. Indien men, onzijdig en met de vereischtenaauwkeurigheid de zaak" wil onderzoeken, zal een iegelijk van het nuttelooze en gevaarlijke deezer handgreep overtuigd worden. Eens veronderfteld zijnde, de waters zijn nog maar weinigen tijd te vooren afgeloopen, dan is 'er gemeenelijk nog ruimte en de wanden der baarmoeder zijn nog zagt en rekbaar>, waar door men de keering gemaklijk kan verrichten, zonder de vooraf bereiding: maar zijn de waters langen tijd verloopen, de baarmoeder droog en om het kind gefpannen , in welk geval de vooraf bereiding I 5 meest  C *30 meest al word aanbevoolen; dan durf ik wel zeggen, dat het in dit geval volftrekt onmooglijk is, het kind op te werken, men zal veel eer de baarmoeder van de fcheede affcheuren, dan het kind opwerken ; en waarvan ik de doodelijke gevolgen in de twee volgende waarneemingen zal aantoonen. Het komt mij onbegrijpelijk voor, dat de meeste nieuwe fchrijvers de vooraf bereiding nog blijven aanbeveelen, en 'er het fchaadelijke niet van zouden ondervonden hebben; te meer, omdat eenigen voor het overige op' eene voortreffelijke wijze over de Vroedkunde gefchreven hebben, en welker werken ik hoog waardeere. Ik vertrouw, dat deeze Aanmerkingeenigen invloed zal hebben op den geest der jonge Vroedkundigen om van de vooraf bereiding geheel af te zien, en mijne manier, hier voor befchreeven , zullen navolgen ; ik kan hen tevens verzeekeren, dat zij 'er zich wel bij zullen bevinden. Doch wanneer, iemand onverhoopt, met de vooraf bereiding te zeer vooringenoomen, in deeze dwaaling wil volharden , dat hij dan lette op het jammerlijk en klaaglijk fchreeuwen en kermen van het benaauwde fchepfel; en indien hij voor mededoogen vatbaar is, zal hij wel dra van zijne kwaade behandeling wederhouden en overtuigd worden. XLIII.  XLIII. Waarneeming, Aangaande eene verlosfing, waar in het kind met den arm gebooren was, en ik de baarmoeder van de fcheede afgefcheurd vond. Den 3 Februari] 1769. werd ik gehaald twee uuren van hier, bij eene arme vrouw; ik vond het ongelukkig fchepfel in eenen doodelijken toeftand, het aangezigt doodverwig , handen en voeten koud, met een zwakke en fnelle pols, zonder fpraak of kennis, onophoudelijk kreunende. Ik vraagde aan de bijzijnde vrouwen, na de oorzaak van den akeligen toeftand, waar in deeze vrouw lag. De Vroedvrouw verhaalde mij, dat zij twee dagen te vooren bij de vrouw gekomen was, en haar in arbeid had gevonden , dat twee uuren na haare komst het water was gebrooken, en te gelijk een arm was uitgevallen. Dat zij haar best gedaan hadt, om den arm in te brengen, en te houden; maar dat hij telkens weder was uitgevallen; doch dat zij den arm nu wel vier uuren had binnen gehouden. Ik begreep wel hoe zij den arm had ingebragt; ik bevond zoo als ik vermoed had, den arm geplooit in de fcheede doch geenzins zoo als ik nader ontdekte: de hand ftak agter door een gat der fcheede, waar van de baarmoeder wel vier duim was afgefcheurd; ik gaf aan  ( Ho ) aan de bijftanders kennis van het geval, en dat de verlosfing weinig zou baaten ; dan ik werd' met traanen gebeeden, ik zou de vrouw toch verlosfen, en niet hoopeloos verhaten; het welk ook geenfins mijn voorneemen was : het was de regter arm, welke tot aan de fchouder uithing; het kind lag voor over, het hoofd in de regter, en de billen in de linker zijde; ik ging met de regter hand langs de borst in de baarmoeder; dezelve was droog en om het kind faamengetrokken; de linker arm lag geplooijt tegen de borst, welken ik ontplooijde, en in de fcheede bragt, waar door ik meer ruimte bekwam om bij de voeten, te komen, welke ik een voor een buiten de fcheede bragt, en vervolgens de vrouw binnen weinige minuten verloste. ' Het kind was,dood, en de Moeder overleed denzelfden dag. Aanmerking. Het is eene gewoonte van de meeste Vroedvrouwen, den arm in de fcheede te plooijen, en als zij den arm binnen de fcheede .kunnen houden, zijn zij over zich zelve zeer Wel voldaan; even als of zij hier mede eene groote daad uitgevoerd hadden, en waar bij zij het gemeenlijk laaten berusten, en moeder en kind aan hun ongelukkig lot en eenen onvermijdelijken dood overgeeven, ten zij de vrugt zeer klein, het bekken zeer ruim  C 141 ) ruim is, de kragten van de moeder zeer groot, om het kind dubbeld uit te drijven; of wel dat 'er eene kundige hand tijdig ter redding bij komt, doch deeze Vroedvrouw heeft het'bij het inbrengen van den arm niet gelaaten; zij heeft het kind willen opwerken , waar door zij den hals der baarmoeder van de fcheede heeft afgefcheurd. XLIV. W AAR NE E M IN G, Wegens eene verlosfing," waarin het kind met een arm tot aan den fchouder geboeren was, en de hals der baarmoeder van d,e fcheede was afgefcheurd. Den 15 'Augustus 1785? namiddag omtrent vier uuren, werd ik gehaald, meer dan drie uuren van hier'; ik vond de vrouw buitenmaaten afgemat, zij klaagde jammerlijk over de onlijdelijke pijnen, welke zij ondergaan hadt, en tot den dood angftig, en benaauwd, uit vreeze van andermaal nieuwe, fmerten te zullen moeten lijden. Ik vertroostte haar zoo veel ik kon, met eene fpoedige en min pijnelijke verlosfing te belooven. Ik vond 'er een Chirurgijn en Vroedvrouw, deeze verhaalde mij, dat de vrouw den voori-' gen nacht den arbeid had beginnen te voelen in den ochtend het water was afgebrooken , en de arm, was uitgevallen; dat zij vrugteloos haar best gedaan hadt  C 142 ) hadt om het kind te keeren, de naasfbeftaanden deezen Heer hadden gehaald op den Chirurgijn wijzende; deeze zeide; hij had maar tweemaal • getendeerd om het kind op te werken, en te keeren. Ik liet de vrouw van haar bed op het kor: bed leggen; ik bevond dat de hals der baarmoeder van de fcheede was afgefcheurd, in de regter zijde na agteren. Ik kon de geheele hand niet door de opening inbrengen, en de baarmoeder aan de buiten zijde betasten, de regter arm was tot aan den fchouder uitgevallen ; de boven arm gebrooken, en de fchouder ontwrigt, het kind lag op zijne zijde, het hoofd in de regter en de voeten in de linker zijde; ik ging met de regterhand m de baarmoeder, haalde de voeten, een voor een, en verloste de vrouw in tien minuten van een dood meisje. De moeder overleed den volgenden of den tweeden dag. Aanmerking. Zie daar! twee ongelukkige gevallen, de eenigfte, welke ik van deezen aart heb ondervonden, welke men te regt, zoo ik meen, als gevolgen van de opwerking of vooraf bereiding mag aanmerken. Een ieder kan uit het verhaalde oordeelen , wat ondraaglijke pijnen moeder en kind door deeze verkeerde behandeling hebben ondergaan, en waarvan zij beide flagtoflfers geworden zijn. Wie  Wie zich het meest aan deeze mishandeling ichuldig gemaakt heeft, kan ik niet be* wijzenj; doch ik heb in hun bijzijn getoond, hoe gemaklijk en fpoedig eene geoeiFende hand een kind kan keeren, en tijdig ondernoomen, moeder en kind behouden. Ik waarfchouw alle jonge Vroedmeefters, wanneeer zij bij eene verlosfing geroepen worden, waar voor af eene Vroedvrouw of Vroedmeefter bij geweest is, zorgvuldig te onderzoeken, of moeder of kind niet beleedigd zijn; en zulks bevindende, 'er verilag van te doen, aan de bijftanders; op dat de blaam en verwijting , waar aan een ander zich heeft fehuldig gemaakt, niet op hem komen. Ik had deeze raadgeeving in dit geval zelfs niet gebruikt, met inzigt, dat zij beide nog iong in de praktijk waren , en dus in eens het vertrouwen voor altoos zouden verlooren hebben : doch mijne toegevendheid werd liegt beloond, de kwaadaardigheid heeft getragt mijnen goeden naam te bezwalken; maar zij hebben hun fchandelijk oogmerk niet kunnen bereiken. XLV. Waarneeming, Wegens eene Verlosfing, waar) in het kind met den arm en naveljïreng gebooren was. Den 17 Julij 1769 namiddag werd ik gehaald drie uuren van hier , bij eene vrouw wel-  C 144 ) welke reeds driemaal vier en twintig uuren in arbeid geweest was. Ik werd door haar Doctor bij haar geleid, de vrouw was zeer afgemat, en geheel kragteloos , meteen verwilderd gelaat; ik kon naauwlijks een woord ten antwoord krijgen; zij bleef een wijl alle aangeboodene hulp weigeren, zij had al beulen genoeg aan haar lijf gehad, zeide zij; evenwel door aanhouden en vleijen , begon zij naar reden te luifteren, en befloot eindelijk, om zich door mij te laaten helpen. Middelerwijl kwam 'er een Heer met een rooden japon en groenen sjerp om 't lijf in de kamer, na eenige misfelijke buigingen gemaakt te hebben , verhaalde hij mij, met eene gemaakte deftigheid, dat hij op aanraaden der Vroedvrouw door de vrienden verzocht was geworden, om de Vrouw te verlosfen ; dat het kind met den arm en navelftreng gebooren was ; dat hij herhaalde reizen beproefd hadt de vrouw te verlosfen, maar zich te vergeefs vermoeid hebbende, het werk hadt opgegeeven ; doch . dat hij zorg gedraagen hadt de navelftreng af te binden; zoo dat ik-zeker kan zijn, dat het kind dood is, antwoorde ik hem heel droog; waarop Mijn Heer regtsom maakte , en fchielijk de kamer uit ging. Ik liet de vrouw op een kort bed leggen, en behoorlijk onderfteunen; ik bevond zoo als Mijn Heer gezeid hadt, de navelftreng afgebonden, de regter arm was tot aan den fchouder gebooren ; het kind lag op zijne ■ reg-  C M5 ) regter zijde ; het hoofd in de linker zijde der moeder , met den rug tegen de fchaambeenderen; de billen hoog in de regter zijde; ik ging met mijne, linker hand langs den rug en billen in de baarmoeder , welke droog en óm het kind gefpannen was , waar' door ik met moeite aan de voeten kwam', ik bragtze een voor een in de fchéede ; ik konze niet laager brengen, zij waren zoo glibberig, dat ik genoodzaakt was , om ieder eën ftrik te leggen, waar. na ik het kind keerde, en in minder dan een kwartier uurs de vrouw verloste. Ik verliet de vrouw in eenen hoopeloozen toeftand, dan door de goede zorg van haar Docter is zij behouden, en volmaakt gezond geworden. Aanmerking. Kan mert wel eene verder gaande en önverfchoonelijker domheid uitdenken, dan die van deezen Chirurgijn? te meer wijl hij reeds veele jaaren in praktijk geweest was ; daar bij is hij het verwaandile en trotsfte fchepfel, dat men kan ontmoeten; hij is Chirurgijn, te gelijk Doctor, Appotheker en Vroedmeeiter, en hij heeft het geluk gehad , met deeze vierdubbelde vertooning, veel geld te verzamelen. Nimmer heb ik eèn mensch gevonden , welk onverzettelijker bij haar voorneemeu K bleef  'C ) bleef van te fterven, dan deeze vrouw; doch door aanhouden, heb ik overwonnen. Men moet zich nimmer laaten affchrikkcn door de hardnekkigheid der vrouwen, noch gevoelig toönen over de fmaadelijke en hoonende uitdrukkingen ; zij doen het in eene vervoering van geest , welke men ligtelijk kan verfchoonen en verdraagen, als men haaren benauwden toeftand in overweeging wil necmen; te meer als zij reeds zoo veel geleeden hebben. . Het is mij eens overgekomen, dat ik bij eene vrouw gehaald zijnde om haar te verlosfen'van een kind, het welk met den arm geboren was; ik wilde haar mede van het bed helpen; doch zij begroette mij met eene zwaare vuifte flag op het hoofd. Ik liet haar in een armftoel zetten, en trachtte haar door goede woorden tot reden te brengen; wanneer ik meende op haar iets gewonnen te hebben, wilde ik mij van deeze kalmte bedienen , om haar te onderflaan, doch zoo dra zij het bemerkte, gaf zij mij een ftamp met den voet, dat ik met ftoel en al agter over tuimelde. Ik gaf den moed daarom niet verlooren , ik maakte een kort bed, oeffende nog veel geduld, tot dat zij gewillig fcheen om op het kort bed te gaan; doch zoo dra zij merkte, dat ik haar. wilde aanraaken, zou zij andermaal begonnen hebben; doch haare poogingen waren te vergeefs; ik had voor ditmaal verzocht, dat han-  c 84?; handen en voeten Avel vastgehouden wierderb lk verloste haar binnen weinige minuuten vafl een gezonden jongen. Ik heb dit geval willen verhaalen, op dat jonge Vroedmeesters, zich niet door eene kwaade bejegening zouden laaten affchrikkeh $ en de arme lijderesfe onbarmhartig verhaten 5 gelijk ik Vroedmeesters gekend heb , welke geene de minfte toegevendheid wilden gebrul ken; de vrouwen met harde en bedreigendd woorden behandelden, en bij gemeene mcnfchen, waar niet veel te trekken is, onder eén beuzelagtig voorwendfel 4 de arme fchepfels hulpeloos verhaten hebben. Dan deeze Wreedaarts zijn niet vatbaar voor het zielsvermaak , het welk een aandoenelijke ziel gevoelt, als hij niet afteenelijk, eene verwaarloosdeen tot den dood benaauwde vrouw, fff weinige minuten , alle baare fmerten en benauwdheid ontneemt; maar ook haar en haar kind, den dood ontrukt, en aan haaren dierbaaren en bedroefden echtgenoot, en het geheele huisgezin, als het ware , weder fchenkt. . 2 XLVL  C 148 ) XL VI. Waarneem ing, Aangaande eene verlosfing, waarin het kind met den arm tot aan den fchouder, gebooren was, denwelken een Chirurgijn wilde affnijden. Den 25 April 1760 was ik voor twee dagen een naastbeftaanden gaan bezoeken; op een namiddag werd mij door een Chirurgijn van het Dorp verhaald, dat 'er een kwartier uurs buiten de plaats eene vrouw, van daags te vooren, in arbeid was, en heden voormiddag een Vroedmeester van een na bij liggend Dorp bij gehaald was, dat de vrouw nog niet verlost was; 's Nachts omtrent half twaalf kwam de man van deeze vrouw, aan het huis van mijn Vriend, en verzocht mij te fpreeken; de man weende bitterlijk, en verzocht dat ik toch zoo goed wilde weezen, van bij zijne vrouw te komen. Mijn Vriend vraagde hem of het dan zoo flegt met zijne vrouw gefteld was? zij kan wel dood zijn voor dat ik wederom t'huis kom zeide hij. Mijn Vriend wilde mij afraaden, mede te gaan; want de vrouw kan onder uwe handen fterven , en dan zal de fchuld op U leggen; doch ik voelde te veel genegenheid, dan dat ik met den man niet mede zoude gaan. Zoo dra ik in het huis kwam, trad de Chirurgijn Vroedmeester na mij toe, toonde mij vee-  ( H9 ) veele beleefdheid en fcheen zeer in zijn fchik met mijne komst; vervolgens verhaalde hij, dat 's morgens omtrent agt uuren bij de vrouw gekomen was, dat het kind met deii arm tot aan den fchouder gebooren, en zeer gezwollen was; dat hij kort namiddag, aan de vrienden had voorgeilagen om den arm weg te nemen, het welk zij geenzins hebben willen toeftaan, en gij weet Mijn Heer', zeide hij, dat 'er weinig .aan gelegen is, van een dooden romp een lid weg neemen: ik vraagde of hij zeker kon zijn , dat het kind dood was ? ja dat was voormiddag al dood. Ik vraagde wat zeker teeken hij daar van hadt ; en zeide dat men hier mede voorzigtig en niet roekeloos moest bandelen; dat voornaame Vroedmeesters de misflagen begaan hadden van leevende kinderen als dooden te behandelen, en doodelijk gewond nog leevend hebben zien ter waereld komen ; en dat ik daarenboven geene de minfte reden kon vinden, om den arm weg te neemen; want dat deezen , alhoewel gezwollen, weinig aan de verlosfmg zou hinderen; dat hij zeer kwalijk hadt gedaan; met de verlosfing zoo lang uit te ftellen; dat dezelve veel gemaklijker zou geweest zijn, bij zijne komst ais tegenswoordig; doch dat ik vertrouwde, de vrouw als nog binnen weinige minuten te zullen verlosfen. Gelieft dan maar te beginnen, zeide hij; de vrouw lag in eene bedftede, zij fcheen uitermaaten afgemat, het aangeK 3 «gt.  C Ï5ö ) gig* bleek, eene zwakke ftem, kleine pols, en was bijna wezenloos. Ik bevond zoo als de Chirurgijn mij gegeid had, den arm dik gezwollen en tot aan den fchouder uithan- . gende. Ik gaf den gevaarlijken ftaat van de vrouw aan de vrienden te kennen, en dat ik de vrouw binne weinige minuten wel kon verlosfen; maar dat ik niet kon belooven, dat de vrouw zou behouden blijven; want dat ik haar zoo liegt bevond, dat ik vreesde, dat zij kort na de verlosfing zoude fterven. Zij verzochten, ik zou' mijn best doen; ik had voor geene verwijtingen te vreezen. Ik liet de vrouw op de zagtfte wijze op een kort bed leggen , en behoorlijk onderkennen : ik onderzocht de ligging van heikind, en bevond, dat het eenigzins op zijne regter zijde lag, met het hoofd op het regter darmbeen ; ik ging met mijne regter hand ïktrgs de borst en buik in de baarmoeder tot aan de voeten, welke ik een voor een in de fcheede bragt, en vervolgens verloste ik de vrouw binnen zeven minuten van eenen gezonden en kloeken jongen. Hij fch'reeuwde aanftonds met luiderkeele , tot fchande van den Chirurgijn en verwondering van de omftanders. nageboorte volgde gemaklijk en de vrouw is vrij fpoedig herfteld, en heeft na deeze reis nog verfcheiden kinderen gebaard. - Het  ( i5i ) Het kind is thans een mooi] mansperfoon; ik heb hem voor weinige maanden nog geiprooken. Aanmerking. Mag ik niet met het grootfte recht zeggen, dat het een geluk voor moeder en kind is geweest, dat ik mij des tijds in het Dorp bevond? want voorzeker , zou de moeder met haar kind in den buik geftorven zijn. Hij was de eenige Chirurgijn in een verren omtrek , welke in zwaare verlosfïngen gehaald werd; thans is het geheel anders gefteld; dan of het nu beter is, twijffel ik zeer. Men vind heden bijna geen Dorp, waar men een Chirurgijn vindt, of men vindt een Vroedmeester ; doch hoe onverdiend zij zich deezen naam aanmatigen, zou ik door een groot getal voorbeelden*, van de barbaarfte mishandelingen kunnen aantoonen; en waar van 'er in het vervolg nog wel eenigen zullen voorkomen. < Het is allerbeklaaglijkst, dat Regenten van kleine fteden , en het platte land zoo zorgloos zijn, in eene zaak van zoo veel aanbelang voor de maatfehappije. Zij laaten ieder wie maar begeert, deeze zoo nuttige kunst oeffenen; en offchoon 'er de wreedfte en ftrafbaarfte mishandelingen onder hun oog gefchieden, zij laaten ze als ongemerkt voorbij gaan. Het is wel waar, men vindt eene K 4 enke-  ('5*; enkele plaats, waar van de Regenten liet kwaad hebben trachten tegen te gaan, door aan niemand het oeffenen der Vroedkunst toe te laaten, dan aan die geenen, welke een behoorlijk Examen ondergaan hebben; maar dan wecten deezen wederom een middel, om het goede oogmerk hunner Regenten vrugteloos te maakeri. Zij vervoegen zich uit eigen verkiezing, bij een of ander Vroedkundigen, waaronder men 'er vindt, welken de laffe en wraakbaare toegevendheid hebben, van onder eene beuzelagtige voorwaarde , eene Atteftatïe te geeven, welke zij aan de Wethouderfchap vertoond hebbende, gevolmagtigd worden, om allerwegen hunne onbedreeven handen, en moordtuigen ftraffeloos te gebruiken. XL VII. Waarneem ing, Wigens eene verlosfing, waarin het kind met het agterhoofd op het linker darmbeen was blijven zitten; het aangezigt naa de regter zijde gekeerd zijnde. Den 10 Maart 1785 's avonds omtrent elf uuren, werd ik verzocht door twee perfoonen, welke zeer ontroerd waren, om bij eene vrouw te komen, welke in arbeid, en in een flegten toeftand was; zij verzochten, ik moest toch fpoedig mede komen, wan.t N. N.  C 153 ) N. N. was bezig met vrouw en kind te ver? moorden. Ik vond de vrouw halfzittende dwars in een ledikant liggen, met de voeten tegen de zijdplank; waarlijk eene ongefchikte ligging voor eene verlosfing. Ik onderfioeg de vrouw, zoo als zij lag, ik bevond, dat het hoofd aan den ingang van het bekken was blijven zitten, met het agterhoofd op het linker darmbeen , het aangezigt na de regter zijde gekeerd, de baarmoeder was ter grootte van eene hand geopend, ik beval dat men de vrouw behoorlijk in het ledikant zoude leggen, om haar van deeze gedwonge en lastige ligging te verlosfen. Ik had dit zoo dra niet bevoolen, of ik zag een man (welke ik vooraf niet gezien had) van onder de vrouw en een ftapel hoofdkusfens kruipen , welke al zugtende zeide , wat ben ik blijde , dat ik verlost word; eerje belaglijke vertooning, was het in eene andere omftandigheid geweest. De vrouw fcheen zeer benaauwd en afgemat; zij hadt een kleine en fnelle pols, zij had verfcheide fiaauwten gehadt, waar van eenige lang hadden aangehouden, en waar door de ontfteltenis algemeen was geworden. Verder werd mij verhaald, dat het water omtrent den middag gebrooken was , en de vrouw federt eenige uuren geen arbeid had gehad. Intusfchen viel mijn oog op een ftoel, welke nevens het ledikant ftond, waar op ik de tang van Le Fret geheel met bloed K 5 Se"  C '54 ) geverfd zag liggen, ik vraagde wat daar mede gedaan was? de vrouwen antwoordden bijna allen te gelijk, daar mede heeft hij wel twee uuren bezig geweest; dan de Chirurgijn, die zich voor Vroedmeester uitgeeft, en aan wien de verlosfing van den beginne was toevertrouwd geworden, antwoordde heel onbefchaamd, dat hij die gebruikt hadt, om de vrouw te verlosfen. Ik antwoordde hem, dat de tang een overheerlijk werktuig is, in geoefende handen, maar dat hij 'er een ontijdig en kwaad gebruik van gemaakt had,- want dat het hier geenzins het geval was, om de tang te gebruiken; waarop hij geheel onbefchoft antwoordde : was zij maar wat langer, ik zou het'er wel meêgekreegen hebben. Ik wil wel bekennen, dat ik verbaasd ftond, over zijn vermetel en ongerijmd antwoord. Ik antwoordde, dat ik aan zijne jongheid veel toe wilde geeven; doch, dat hij ten minften diende te weeten , dat men nimmer werktuigen, hoe genaamd, mag gebruiken, als men de verlosfing met de hand kan verrichten, welken regel door alle Vroedkundigen bezegeld word : en voor een oogenblik eens vooronderfteld zijnde, gij had de vrotnv met de tang verlost, dan hadt gij nog groflijfc tegen den voornaamften regel der kunst gezondigd; want dat men deeze vrouw met ongewapende handen kan verlosfen, zal ik u binnen weinige minuten laaten zien. Ik  ( 155 ) Ik maakte in haast een kort bed, waarop ik de vrouw behoorlijk liet leggen en onderfteunen ; ik onderzocht nogmaals de ligging van het kind, en bevond zoo als ik hier reeds vermeld heb; ik ging met de linker hand langs het aangezigt, borst en buik in de baarmoeder, welke zeer om het kind was faamengetrokken, zoo dat ik langzaam en niet zonder moeite tot aan de voeten kwam, welke ik een voor een in de fcheede bragt, om dat ik ze niet laager kon brengen; en dewijl zij zeer glibberig waren, was ik genoodzaakt, om een voet een ftrik te brengen, waar door ik meer vastheid kreeg, en de vrouw binnen de tien minuten verloste van een zwaaren jongen; hij was in den beginne flaauw ; doch bekwam fchielijk; het is thans een zeer kloek kind ; de nageboorte volgde kort na het kind; de gevolgen -van de kraam zijn, buiten verwagting, zeer voorfpoedig geweest. Aanmerking. Men heeft uit het verhaal deezer waarneeming wederom gezien, door welke onbevoegde fchepfels de Vroedkunde gcöjfend wordt; hoe jammerlijk zouden moeder en kind zijn omgekomen! was ik niet ter redding toegefchooten! In het vervolg is mij verhaald, dat den dag voor de verlosfing, de viouw eenige • pijn  r Ï56-) pijn gevoelende, om den Chirurgijn gezonden hadt, dewelke haar een flesje bezorgde, waar van zij fomtijds een lepel vol moest gebruiken; haar tevens beveelende, het bed te houden, en op den rug te blijven liggen; doch eenige uuren daar na zich wel bevindende , was zij opgeftaan, de Vroedmeester (want hij noemde zich zelve een jbregèa Vroedmeester) bij haar komende, beftrafte haar, over begaane ongehoorzaamheid, waar mede de vrouw hartelijk lachte. Verder is mij verhaald, dat hij langer dan twee uuren met de tang in haar ligchaam gevroet, en haar onverdraaglijke pijnen aangedaan hadt, waar over zij jammerlijk kermde, en bij aanhoudendheid uitriep, gij vermoordt mij, tot dat zij aan de pijnen niet langer kunnende wederflaan in flaauwte viel. De bijzijnde vrouwen waren tot in haare zielen getroffen, en liepen als zinnelooze menfehen.door het huis, fchreeuwendc, moet men dan zoo moeder en kind zien fier ven! tot dat 'er eindelijk 4*fcfloten werd om mij te zenden. Ik heb dit alles wat wijdloopig willen verhaalen, op dat ieder leezer zou kunnen zien, hoe gevaarlijk het is eene kunst van zoo veel gewigt en aanbelang aan onkundigen en onbedreeven handen toe te laaten. En deeze onbefchaamde moest eene lange tang hebben, om dergelijke verlosfing te volvoeren! Wee! het ongelukkig fchepfel, welke 'er de proef van zou moeten ondergaan; had hij eenige kundig-  ( 157 ) digheid bezeeten; dan had hij, zoo dra het water gebrooken was, de voeten moeten haaien, en het kind keeren, het welk des tijds eene geringe moeite zou geweest zijn, maar helaas! hij was zoo verre niet verlicht. De baarmoeder was droog en om het kind gefpannen, zoo als ik in de waarneeming reeds vermeld heb. Zouden de pijnen door het geduurig inbrengen der tang veroorzaakt, 'er niet veele aanleiding toe gegeeven hebben ? ik meen ja. Ik was omtrent tien minuten met de verlosfing bezig geweest, het was de vrouw haar tweede kraam ; de eerftemaal, was zij door een Vroedvrouw zeer voorfpoedig van tweelingen verlost. XL VIII. Waarneeming, Wegens eene verlosfing, waar in. het kind met het hoofd voorkwain , het aangezigt naar de regter zijde gekeerd. Den 7 September 1785 werd ik gehaald twee uuren en ëen half van hier bij eene vrouw, welke in arbeid was, en door haare Vroedvrouw niet konde verlost worden, welke mij verhaalde , dat de vrouw den gantfchen nacht gefteund hadde en het water tegens den ogtend gebrooken was; dat zij teen  C 158 ) toeft ontdekt had, dat het hoofd voorkwam, doch heel hoog was blijven zitten; dan dewijl'de arbeid goed was, zoo hoopte zij de vrouw te zullen verlosfen; maar dat zedert middag, den arbeid verflappende, het hoofd als onbeweeglijk was blijven zitten; waarom zij het niet langer heeft durven afwagten, en om mij heeft gezonden. De Vroedvrouw hadt reeds een kort bed gemaakt, waar op ik de vrouw liet leggen en behoorlijk onderfteunen. Ik bevond , dat het hoofd aan den ingang van het bekken lag, het aangezigt naa de regter zijde gekeerd; ik ging met de linker hand zonder moeke in de baarmoeder, langs het aangezigt borst en buik tot aan de knieën , welken ik ontplooijde, omvatte beide de voeten, en verloste de vrouw binnen drie minuten, van een gezond meisje; de nageboorte volgde niet lang na het kind; en de vrouw is fpoedig van haar kraambed herfteld. Aanmerking. Het was te wenfchen, dat alle Vroedvrouwen, zoo tijdig om onderftand verzochten, als deeze Vroedvrouw gewoon is te doen, daar zouden door eene ftrafbaare verwijling , zoo veele vrouwen en kinderen niet omkoomen, alhoewel zij het voor dit maal nog lang hadt uitgefteld, in vertrouwen, dat het eene goede hoofd-geboorte was. Ais  C 159 ) Als het water niet lang te vooren is gebrooken, de baarmoeder nog flap en vogtig is, dan is, in deeze ligging, de keering niet moeijelijk: maar in eene dropge en gefpannen baarmoeder , is het eene der zwaarfte. Men moet altoos langs het aangezigt borst en buik in de baarmoeder gaan, en langs dien zelfden weg dc voeten uithaal en. XLIX. Waarneeming, Aangaande eene verlosfing, waar in het hsofd voorkwam, het aangezigt na de linker zijde gekeerd. Den 3 September 1773 werd ik gehaald, twee uuren van hier, bij eene vrouw, welke omtrent driemaal vierentwintig uuren in arbeid geweest was, en de waters meer dan tweemaal vierentwintig uuren waren afgeloopen. De vrouw was zeer afgemat, en geheel kragteloos; het hoofd zat op den ingang van het bekken, welk het bijna geheel flopte": door de fontanel en naaden kon ik ontdekken , dat het aangezigt naa de linker zijde gekeerd lag; ik overwoog een wijl, hoe ik de verlosfing best zou onderneemen , het zij met de tang , of het kind keeren; in beide voorzag ik veele zwaarigheid; doch om dat het hoofd den geheelcn ingang flopte, beiloot ik de verlosfing met de  C 160 ) de tang te beproeven; dan zij glipte tot twee reizen af, waar om ik 'er van af ging, en beiloot het kind te keeren. Ik maakte het kort bed eerst Wat hooger, met de regter hand langs de linker zijde van het bekken in de baarmoeder willende gaan, bevond ik, dat het hoofd het zelve zoo naauw beZettede, dat ik 'er mijne vingers niet kon tusfchen brengen, ik trachte het hoofd op het regter darmbeen te werken , het welke ik niet zonder veele moeite verrichte ; vervolgens ging ik langs het aangezigt, borst en buik, tot aan de voeten, waarmede ik ook veele moeite had, vermits de baarmoeder zeer droog en fterk om het kind gefpannen was; ik bragt de voeten een voor een in de fcheede, ik was genoodzaakt om ieder voet een ftrik te brengen, waarna ik het kind keerde, en de vrouw verloste van een zwaaren jongen, welke al een wijl dood fcheen geweest te zijn. De vrouw is voorfpoedig van haar kraambed herfteld. Aanmerkin g. Ik heb meermaals ondervonden, dat men met de tang niet flaagt, als het hoofd zoo hoog zit; alhoewel men zich verzekerd houdt, dat de tang wel is aangelegd, en het hoofd wel omvat, flipt ze toch veelmaal af, voor al wanneer het hoofd geene goede ligging heeft;  C töi ) heeft; waarom ik verkies het kind te keeren «5 liever dan de vrouw vrugteloos te fe|jJ nigen en af te matten ; behalven dat het iil* brengen der tang pijnelijk is, word de Ujderesfe bevreesd en moedeloos, en de Vroedmeefter op wien zij allen het oog houden * verliest door de herhaalde te leurftelling, het vertrouwen, het welk zij in hem ftelden, ' Was ik niet bevreesd geweest, (zoo als ik werkelijk ondervond ) dat de baarmoeder droog en om het kind gefpannen was , eft de keering bezwaarlijk zou maaken, ik zou vooraf de tang niet gebruikt hebben , het welk ik, in dergelijk geval, na deezett ook nimmer gedaan heb. Alleen in deeze gevallen doe ik de opwerking, en werk het hoofd op de eene of andere zijde zoo verre, dat ik mijne hand bezijden het hoofd in de baarmoeder kan brengen. L. Waarneeminö, Wegens eene verlosfing, waarin het kind tot aan het hoofd gebooren was, en met de kin aan de fehaambeenderen was blijven haaken. Den 10 November 1761 werd ik in haast gehaald , bij eene vrouw , welke van haaf eerfte kind in arbeid was. Ik bevond de vrouw bijna wanhopig over haaren toeftand i, L mij  r ) mij werd verhaald, dat het kind meer dan drie uuren tot aan het hoofd gebooren was; dat de Vroedvrouw al haar vermogen had te werk gefteld, om het hoofd te haaien; maar geen kans ziende , om mij hadden gezonden. Ik vertrooste de vrouw, met haar eene fpoedige verlosfing te belooven : ik vermoedde, zoo als ik ook bevond, dat de kin aan de fchaambeenderen was blijven haaken ; ik kon geen tekens van leeven ontdekken; ik maakte fpoedig een kort bed , liet de vrouw 'er op leggen , en behoorlijk onderfteunen ;'ik ging voor de vrouw ftaan , omvatte met de regterhand de borst en hals van het kind , het hol der hand op de borst, den duim onder de regter oxel , de voorste vinger over den zelfden fchouder, de overige vingers over den linker fchouder ; met de linker hand ligte ik het ligchaam regtomhoog, ik onderfteunde hetzelve in deeze rigting met mijn lijf, ik trok met de regter hand regt opwaards , terwijl ik met de vingers der linker hand het hoofd trachte te bellieren, endoor deeze dubbelde bewerking , het hoofd over den ftompen hoek van het heiligbeen te doen glijen, en in het bekken te laaten zakken ; doch ik werd wel dra ontwaar, dat mij deeze handgreep, voor ditmaal, niet zou gelukken ; ik onderzocht wat 'er, de oorzaak van moogt weezen, en bevond, dat de ftompe hoek van het heiligbeen , te veel binnen. waards was geboogen , waarom ik van deeze  ze hanhgreep afging om eene andere te beproeven. Ik liet het ligchaam nederzakken$ ik ging met de linker hand in de fcheede 9 omvatte het agterhoofd zoo hoog ik kon, den duim plaatfte ik op de regter zijde van het hoofd, de twee voorfte vingers op de lifikerzijde , waarmede ik het hoofd draaijde met het aangezigt na de linkerzijde van de moeder, te gelijk het kind opwaards duwende, en na de zelfde zijde draaijende; vervolgens verwisfelende van hand , ging ik met de regter hand langs de borst in de baarmoeder om een of twee vingers in den mond te bren-< gen, en de kin te vatten : maar het hoofd was te weinig gedraaijd, ik kon maar alleen den voorften vinger tusfchen de lippen brengen, waar mede ik zagtjes op dezelve drukte , tot dat ik den tweeden vinger in den mond kon brengen, en de kin vatten, wanneer ik het hoofd geheel op zijde draaijde J vervolgens heb ik gehandeld zoo als ik hier voor verhaald heb. Het kind was een jongen, en zoo als ik reeds te kennen heb gegeven, dood. De nageboorte volgde kort na het kind, en de vrouw is fpoedig herfteld. Aanmerking. De eerfte handgreep, waar door ik de kin van de fchaambeenderen trachtte te brengen , is mij meenigmaal wel gelukt, en verdient L a ter  ter navolging aangeprezen ; doch men zal 'er niet altijd mede ïlagen, gelijk men in deeze waarneeming gezien heeft; men kan 'er alleenlijk met goed gevolg gebruik van maaken, als het bekken wel gemaakt en ruim is , of het hoofd in evenredigheid klein, waar van de Vroedkundige de reden ligtelijk zal bevatten, als hij de meeting van het hoofd in overweeging wil neemen. - Men moet dan in dergelijke gevallen tot een andere handgreep zijne toevlugt neemen ; ik heb geen betere handgreep kunnen vinden of uitdenken dan deeze , welke ik in de waarneeming heb verhaald , en welke mij nimmer mislukt is; niet te min moet men zich niet voorflellen, dat zij zoo gemaklijk werd uitgevoerd, als zij oppervlakkig befchouwd, voorkomt; want men kan zelden het hoofd geheel op zijde draaijen , om dat men het zelve niet hoog genoeg kan omvatten; doch men kan het hoofd altijd zoo veel draaijen, dat men een vinger in den mond van 't kind kan brengen , waar mede men het zelve zoo veel op zijde kan draaijen dat men de kin kan omvatten. Eenige Schrijvers willen hebben, dat men een lepel der tang tusfchen de fchaambeenderen en de kin over het aangezigt brenge , en daar mede als met een hefboom werke , en de lepel en 't hoofd te gelijk uithaale: doch deze konstbewerking komt mij onuitvoerlijk voor. < LI.  LI. Waarneem ing, Aangaande eene verlosfing, waarin het kind met een arm tot aan den fchouder gebooren was , en de vrouw een mismaakt bekken hadt. Den 3 Junij 1781, in den namiddag, werd ik gehaald anderhalf uur van hier. Ik vond bij deeze vrouw een Vroedvrouw en Vroedmeefter; de eerfte verhaalde mij dat zij den voorigen dag bij de vrouw gekoomen was, tegens den avond; het water was gebrooken, wanneer 'er te gelijk een arm was doorgezakt, dat zij voor den middag om dien Vroedmeefter gezonden hadt : deeze zeide, dat hij van mijne langduurige ondervinding onderricht zijnde, mij tot raad en onderftand had laaten verzoeken , dat hij herhaalde reizen getracht hadt het kind te keeren; maar dat hij de hand in de baarmoeder niet hadt kunnen brengen • dat het fcheen of 'er een diaphragma voor het kind zat, en mij vriendelijk verzocht, de verlosfmg te willen doen. De vrouw lag op een kórt bed, zij was zeer moedeloos , doch nog kloek en fterk.: de regter arm was tot aan den fchouder gebooren, uit wiens ligging ik oordeelde, dat het hoofd in de regterzijde van de moeder lag. Ik ging met de regter hand langs de borst om in de baarmoeder te komen , ik vond wel dra het zoo genaamd diaphragma , L 3 ' het  ( 166" ) het was de mond der baarmoeder, welke om de borst van het kind fterk was famengetrokken;ik verwijdde denzelven zagtjes, eerst met eene en vervolgens met de andere vingers, tot dat ik de geheele hand kon inbrengen ;, zoo dra ik met de hand in de baarmoeder was , ontmoette ik beide de kniën , welken tegen den buik geboogen lagen, en ik gemaklijk zou hebben konnen ontplooijen; maar ik ging hooger met de hand in de baarmoeder, om meerder ruimte te krijgen; waar »3 ik de voeten een voor een vatte en buiten de fcheede bragt, en het kind keerde; dan wanneer ik het hoofd wilde haaien, vond ik veel tegenftand; ik onderzocht 'er de oorzaak van, en bevond dat het bekken geheel mismaakt was, de ftompen hoek van het heiligbeen was geheel binnenwaards geboogen, die het bekken als in tweën verdeelde, waar van de linkerzijde de ruimfte was, waar in ik het "hoofd fchikte , en trachtte door te brengen , het welk ik niet zonder veel moeite verrichte; ik had bijna het hoofd afgetrokken ; het kind was bij geluk niet groot. De nageboorte volgde kort na het kind i en de moeder is fpoedig herfteld. Aan-  ( IÖ7 ) Aanmerking. Deeze Vroedmeefter was niet onkundig, doch hadt door zijne jongheid nog weinig ondervinding gehad; als hij zoo veele jaaren zal «vroed hebben als ik, zal hij een dergelijk diaphragma beter leéren kennen. Had ik het hoofd met de'tang gevat f dan had ik mij veel moeite befpaard; doch <|m dat ik vooraf verzekert was , dat het kind met meer leefde, en het hoofd niet groot was, hoopte ik hetzelve alle oogenblikken te zullen krijgen ; maar ik vond mij bedroogen. L 4 Ul-  LÏI. Waarneeming, Wegen: eene verlosfmg, waar in het kind met den arm voorkwam, en de vrouw een naauw bekken hadt. Den 3 Januarij ff6$ werd-ik gehaald twee uuren van hier, bij eene vrouw, welke in arbeid was; het was een klein en tenger Vrouwtje; de Vroedvrouw verhaalde mij, dat zij in den nacht gehaald was; dat de vrouw geduurende drie of vier uuren goeden arbeid gehad hadt ; waar door het water gebrooken en een arm was uitgevallen; dat dit nu de vierde kraam was, dat de voorige altijd fmertelïjk langduurig en zwaar geweest wa* ren, waardoor de kinderen waren omgekomen; dat de vrouw en vrienden zeer verlangden , om een leevend kind te hebben, en in deeze hoope , tijdig om mij gezonden hadden , terwijl het kind nog leefde. Ik onderzocht met de vereischte aandacht het bekken j en de ligging van het kind; ik bevond dat de ftompen hoek van het heiligbeen fterk inwaards gebogen was, en de oorzaak was geweest van de zwaare verlosfïngen ; dan , dewijl het kind mij niet grof toefcheen , fchepte ik moed van het zelve leevend te zullen haaien ; mijn voorneemen zijnde , om het hoofd met de tang te verlosfen , lei ik dezelve gereed op een ftoel naast mij, de vrouw op het kort bed gelegd hebbende, bragt ik , . mijn  C 109 ) mijn linkerhand in de baarmoeder, welke flap en vogtig was; ik vatte beide de voeten , en keerde 'iet kind in een oogenblik, hetzelve tot aan het hoofd gebooren zijnde, onderzocht ik nogmaals het bekken, en bevond dat het hoofd, alhoewel niet groot , zonder de tang bezwaarlijk zou te haaien zijn; waarom ik zonder verwijl befloot, dezelve te gebruiken. Ik keerde het hoofd, met het aangezigt na de regterzijde , om de kleinfte meeting van het hoofd naa de. kleinfte meeting van het bekken te fchikken; vervolgens deed ik een doek om het lijf, en hefte het om hoog ; ik verkoos ëene der vrouwen, welke mij als de gefchikfte en bekwaamfte toefcheen en beval, dat zij het kind zoo als ik het haar overgaf, onbeweeglijk zou houden. Ik plaatfte mij op een ftoel voor de vrouw, en bragt een lepel aan de linker zijde over het agterhoofd , de andere aan de regter zijde over het a angezigt, dezelve overkruist en geflooten zijnde, bond ik beide de lepels met een band tefaamen; ik nam het kind , liet het zakken, en onderfteunde hetzelve deels met de tang, endeels met mijne kniën; vervolgens trok ik al wiggelende van de eene- naa de andere zijde , tot dat ik het hoofd in het bekken gebragt had, wanneer ik de tang losmaakte , en de verlosfmg volbragt op de manier hier voor verhaald. Het kind, dat een jonge was, fchreeuwde .zoo dra het gebooren was, welk geluid allen verheugde. L 5 De  De moeder zoog haar kind; en is fpoedig herfteld. Aanmerking. Had ik het hoofd met eene ongewapende hand willen haaien, gelijk in de voorige waarneeming , dan zou het kind voorzeker zijn omgekomen , alhoewel het maar van eene middelmaatige grootte was. Of fchoon ik het ontijdig gebruik der werktuigen veroordeel , en zoo veel vermijde als mogelijk is; niette min oordeel ik, dat men in dergelijke gevallen verpligt is, zonder uitftel zijne toevlugt tot de tang te neemen : want de kinderen kunnen in deeze omftandigheid niet lang in leeven blijven, vooral, wanneer men eenig geweld wil gebruiken, om het hoofd door den doortogt te brengen , en zonder welk het onmogelijk is , het hoofd te verlosfen ; daarenboven, kan men de tang in dergelijke gevallen even veilig gebruiken, als' wanneer het met het hoofd eerst voorkomt. Veclligt zal men mijne behandeling veröordeelen , van het hoofd op zijde te keeren en een lepel op het aangezigt te plaatfen; aangaande de eerfte befchulding, heb ik reeds in de waarnèeming reden gegeeven; en hier in zal een ieder met mij inftemmen : maar de tweede zal men als een roekelooze behandeling veroordeelen : doch ik kan in waar-  Cm ) waarheid betuigen , dat het kind door de tang geen de minfte beleediging ontvangen heeft; men kon alleenlijk eene ligte indrukking zien , welke na weinige uuren verdweenen is; dan hier over zal ik mij in het derde Hoofdfluk breeder verklaaren ; waar in ik over het gebruik der tangen zal handelen. Veelen laaten , geduurende de bewerking , het ligchaam door een ander onderfteunen : doch ik heb door anderen geleerd, hoe gevaarlijk het is , op onbedreeven menfchen te vertrouwen ; daarom gebruik ik nimmer iemands hulp , dan alleen in dergelijke gevallen, en tot zoo verre, als ik in de waarneeming heb vermeld. Men kan op de manier, hier voor verhaald, het kind behoorlijk onderfteunen : maar men moet hiertoe geene tang met een lange fpil gebruiken. LIIL  C 172 ) LIIL Waarneem iNG, Aangaande eene zwaare verlosfing, waar in het kind met een arm voorkwam, en de vrouw een naauw en mismaakt bekken hadt. Den 23 Maij 1769 werd ik gehaald, drie uuren van hier , bij eene vrouw, welke in arbeid was: dc Vroedvrouw verhaalde mij, dat zij twee dagen te vooren gehaald was, en de vrouw met maatigen arbeid bevonden hadt, welke van tijd tot tijd hadt toegenoomen, maar in den beginne niets hadt kunnen bellaan; dat, na verloop van eenige uuren, het water had beginnen te groeijen, niet groot en rond zoo als gewoonlijk, maar langwerpig als een darm, waar uit zij niet veel goeds voorfpelde, en eene verkeerde geboorte vreesde, gelijk ook gevolgd is: want gisteren morgen, het water breekende, zakte een arm door, welke ik heb getracht op te werken; maar alle mijne moeite is vrugteloos geweest, om dat hij telkens weder uitviel, waar door de vrouw en naastbeftaanden verdrietig zijn geworden, en om U hebben gezonden. Geduurende dit verhaal,'had ik dc vrouw met veel aandacht befchouwd,en opgemerkt, dat zij niet wel gemaakt was; zij had een groot hoofd, het voorhoofd uitpuilende , de oogen diep in de ooghollen , het aangezigt lang-  C 173 ) langwerpig, eene fpitze kin, korten hals, breede fchouders , over het geheel grove ledemaaten, en kort in malkander gedrongen. Uit dit alles vermoede ik een kwaalijk gevormd bekken te zullen vinden. Ik liet de vrouw op een kort bed leggen, en behoorlijk onderfteunen, ik plaatfte mij voor de vrouw, en bevond, dat het kind met den regter arm tot aan den elleboog gebooren was; uit de ligging van de hand kon ik oordeelen, dat het hoofd in de regter zijde lag. Ik befmeerde mijne regter hand, en ging langs den arm en borst in de baarmoeder, ik vond wel dra, dat mijn vermoeden niet ongegrond geweest was: want ik bevond het bekken naauw , en misvormd , de baarmoeder, droog en naauw om het kind famengetrokkèn. Ik werkte zeer langzaam, wel voorziende, dat ik mijne kragten zou noodig hebben. Het kind lag eenigzins opzijne regter zijde, de borst en buik fchuin opwaards naar de linker zijde , de kniën geboogen, met de hielen tegen de billen. Na dat ik, op de meergemelde manier, de baarmoeder eenigzins verwijd had, ontplooijde ik de kniën een voor een, . en bragt de voeten buiten de fcheede; ik omvatte ze beide en trok op de hier voor befchreevene wijze om de billen in het bekken te brengen : maar hier toe moest ik veel geweld gebruiken, en door vermoeidheid telkens rusten, om wat adem te fcheppen; langzaam zak-  C 174 ) zakten de billen in het bekken, en de buik en borst volgden even bezwaarlijk; het kind tot aan den hals gebooren zijnde, ontplooijde ik de elleboogen, het welk mede niet'gemaklijk toeging. Ik onderzocht nogmaals het bekken, en bevond, dat het van vooren naar agteren naauw, en als in tweeën verdeeld was; de linker zijde wat ruimer dan de regter; het hoofd lag met het aangezigt naa agteren, hetwelk ik na de regter zijde keerde ; vervolgens bragt ik een lepel der tang over het agterhoofd, en de andere over het aangezigt; dan ik had veel moeite met dezelve te overkruifen, en te fluiten: vervolgens trok ik al wrikkende naa de eene en andere zijde, doch meest na de linker zijde, als de ruimfte doortogt zijnde; eindelijk, na dat ik omtrent drie kwartier uurs met deeze verlosfing had bezig geweest, dewelke mij veel moeite cn zweet gekost heeft, kreeg ik het hoofd tot in het bekken. Ik maakte de tang los, en haalde verder het hoofd met weinige moeite. Het kind was dood, hadt geen het minfte letfel van de tang; doch was tot overmaat van bezwaar, een grof meisje. De nageboorte volgde kort na het kind. De vrouw is fpoedig en volmaakt herfleld geworden. Aan-  C 175 ) Aanmerking. Ik heb door ondervinden geleerd, hoe men zijne kragten in zwaare gevallen noodig heeft, daar om was ik op mijne hoede, dewijl ik gemaklijk kon voorzien, dat het hier zwaar en moeijelijk zou toegaan; alles fcheen hier faamen te loopen , wat men in eene zwaare moeijelijke verlosfing kan ontmoeten; een naauw misvormd bekken, eene drooge en famengetrokken baarmoeder, en een grof kind. Dan hoe langzaam ik ook voortging, ik werd nog zeer vermoeid, en afgemat; dan dit zal niemand verwonderen, die gewoon is, de Vroedkunde te oeffenen; deezen hebben ondervonden, hoe veel arbeid en zweet het kost, in dergelijke omftandigheden een kind te keeren; daarom vermaan ik alle jonge Vroedmeesters, om niet driftig te werk te gaan, willen zij zich niet bedriegen, en vermoeid en magteloos bevinden , voor dat het werk half verricht is: daar is geenvermoeijender beroep, dan de Verloskunde ; men ontmoet fomtijds gevallen, waarin men dubbelde kragten zou noodig hebben. Ik heb twee jaaren hier na deeze vrouw nogmaals in het zelfde geval bij geftaan, met dit onderfcheid alleen, dat ik vroegtijdiger geroepen werd, men kwam mij haaien , kort na dat de wateren waren afgeloopen ; doch het kind, welk bij mijne komst nog leefde, heb ik niet kunnen behouden. Eeni-  C 17O Eenigen tijd hier na, vertrok de vrouw naar elders met der woon; wederom zwanger zijnde, vervoegde zij zich bij een Doctor en Vroedmeester van een na bij zijnde ftad, verhaalde haare zwaare verlosfïngen, verzocht zijne hulp , dewelke hij haar beloofde, te verre afzijnde om mij te kunnen haaien. Den tijd van baaren daar zijnde, liet zij eene Vroedvrouw haaien, eenige uuren hier na, brak het water, en daar kwam een arm voor, en men zond om den Doctor. Na dat deeze Heer eenige uuren hadt bezig geweest, en zich herhaalde reizen, vrugteloos vermoeid hadt, moest hij het eindelijk opgeeven, de vrouw overleed weinige uuren hier na, met haar kind in den buik.  I iN H O Ü ö. I. HOOFDSTUK. Behelzende eenige Waarneemingen van natuurlijke Verlosfïngen. bh L Waarneeming , aangaande tent natuurlijke verl$sft:g. i • I II. Waarnceming, aangaande eene traage verlosfmg. 8 III. Waarneeming, aangaande eene langduurige en verdrietige verlosfmg. . . . 15 IV. Waarneeming, aangaande eenen verdrietige» Arbeid. . . .21 V. Waarneeming j aangaande hoe veel onderfcheid het geeft als deeze deelen eenmaal uitgerekt zijn geweest. Volgens den raad van de meeste Schrij- « ve s, had ikin dit, en hef yQ J val, al vroeg, en dikwijls, den mond der baarmoeder met olie of vet moeten beftrijken en den mond met de vingers trachten te verwijden; doch wanneer men wil overweegen, hoe veele zwaare, cn doordringende weeën 'er fomwijlen benoodigd zijn, om dit deel te openen, vooral, als de wanden hard en ftijfzijn, gelijk hier het geval was • dan zal men, meen ik, overtuigd worden' dat men door deeze handelwijze, meer nadeel dan voordeel aan de verlosfing zal toebrengen; waarom ik in deeze gevallen, liefst de natuur alleen laat begaan. Aan-  C 233 ) Aangaande de 'fcheede , en de heiligen zitbeenbanden ; deeze heb' ik getracht buigzaam en rekbaar te maaken; doch hoe veel voordeel ik hier door aan de verlosfing heb toegebragt, heeft men in de Waarneemingen geleezen, en zal in de volgende Waarneemingen nog klaarder blijken. Het is hierom, dat ik met deeze handelwijze, zagt en fpaarzaam te werk gaa. Eenige Schrijvers beweeren, dat het ftaartbeen, fomwijlen oorzaak kan zijn van eene moeielijke verlosfing, en willen dat men het zelve, met den rug der hand neder- en achterwaards zal drukken; doch mijns bedunkens mag men deeze oorzaak als een hersfenfchim aanmerken; het zou kunnen weezen, als dit been door de eene of andere oorzaak uit de gewoone geleeding verplaatst was, doch het is mij nog nooit voorgekomen, waarom ik 'er geene verdere aanmerking op zal maaken, LXVÏÏ. Waarneeming. Aangaande eene verdrietige en zwaare verlosfing, veroorzaakt door de onrekbaarheid, van den mond der baarmoeder, de heilig- en zitbeensbanden, en de fcheede. Den 29 Maart 1772 werd ik met allen fpoed gehaald, een uur van hier, bij eene vrouw, omtrent drie en veertig jaaren oud, van haar P 5 eer-  c m) eerfte kind zwanger, bet m eene aa» kJoe keen grove vrouw, zij geleek wel zer heidenen, welke men virago noemt De vrouw zat m een armftoel, de Vroedvrouw voor haar, ln volle bezigheid. Mij Jht ik kon op het gelaat der vrouw zien, dat mWR weinig arbeid hadt. Ik vraagde de Vroedvrouw of de.verlosfing zoo nabij was, nadern al ik haar zoo druk bezig, vond, met in het hgchaam te vroeten? Zij antwoordde, dat het nog zoo nabij niet was; maar zij . meende het zou wel voortgang hebben; dl vrouw had zedert gi,teren pijnen gevoeld, welke nu eenige uuren fterk waren toecenool «en; ondertusfchen kreeg de vrouw eene pijn, welke gantsch niet aankwam; ik zei aan de Vroedvrouw, dat ik oordeelde, dat haare gedienftjge arbdd, „og heel ontüdig was; ik ondetfioeg de vrouw, en bevond, dat het kind in het bekken gezakt was de mond der baarmoeder was zoo weinig' ontilooten, dat ik 'er naauwlijks een vinger kon inbrengen; ik gelastte, dat zij de vrouw te bedde zou helpen, en gerust laaten liggen De vrouw hadt een harde en volle pols' waarom ik haar tien oneen bloed liet aftappen; omtrent een uur hier na, viel zij in een genisten flaap; ik vertrok, onder belofte van den volgenden dag te zullen wederkomen. . Bij m,'ine koms* vond ik haar voor het bed zitten, Z1j zeide, dac ze den nacht gerust hadt  ( 235 ) hadt doorgebragt, en veel hadt geflape»; dat ze nog wel eenige pijnen in de lenden gevoelde; maar voor het overige zich zeer wel bevond. Den volgenden dag zijnde den 26, 's morgens, werd ik verzocht, zoo! fpoedig mogelijk te komen. Ik vond de Vroedvrouw wederom in volle bezigheid, de pijnen .warenzwaarder , doch de mond der baarmoeder was weinig meer geopend, dan den voorigcn dag. Ik beval de vrouw te bedde te leggen, en onaangeroerd te laaten liggen. Ik bleef eenige uuren bij de vrouw, waar na ik vertrok, met belofte van namiddag te zullen weder komen. Ik bevond, bij mijne wederkomst, alles nog in denzelfden toeftand; de vrouw werd verdrietig, en geemelijk ; ik trachtte haar op te beuren, en te troosten met haar een gelukkige verlosfing te beloven, haar tot geduld aanmaanende, en onder 't oog brengende, dat de eerfte baaringen, doorgaands traager, en moeielijker waren, dan de volgende, vooral in haare jaaren, en dat ik haar beloofde, niet meer van haar te zullen Weggaan, voordat ze verlost zou zijn. Aan dit laatfte fcheen zij eenige aandacht te geeven; maar alles wat ik zeide, werd met een verachtelijk ftilzwijgen beantwoord. Ik ging v.a,n tijd tot tijd in een ander vertrek een pijp robken , 's avonds omtrent negen uuren zag ik de Vroedvrouw wederom aïs voore ten drukften bezig, met een luur op  C 236 ) op den fchoot, en arh»« in 3 r~ & voor de ikZT.t n 16 gr°°te toeftel beduidde, v ut er°ver i;r- Zij hadt ^dc kindvoo"7 1 W11" ^éróafct' dat het verre gevorderd l • loshing *bo zaal- «7 °n ZlJn- Ik onderzocht de mond L : > hCt h°0fd voorkwam, de " v n elr^^f'™ ™*ent ter grootranden Z 8'U]den un^oten; doch de TvrolT n°S' dik' Cn hard' * heïirafte Selal e de " ^ ^ ^ onkunde, geiastte de vrouw wederom te bedde te hel- gelS af tC, laatCn kofflen zonder mijne oeflemmingen, haar de weeën alleen te la en bewerken. De Lijieresfe zag mij "nS» • CVen 0f * eenige fchW hadt. itorman dte in eenen gevorderden ouderdom voor de eerftemaal getrouwd was, was ^r ongerust over den toeftand zijner huisvrouw; hij vraagde mij, wat ik 'er van dacht, £rVi;faVr-rfr£r0UWde' dat ]iet alles zich voL lkkCn: °ük dat het traag zou voordgaan , aangezien de jaaren van zijne vrouw. J Na middernacht ging ik te bedde, om wat tVTr-l' ?mtrent Vier im™ > hoorde ikeen vreeslijk gehuil en gekerm; ik fprong ijlings op, om te zien wat 'er de oorzaak van was- ik  r C *37 ) ik zag den goeden man tusfchen de armen zijner echtgenoote liggen, zij moest voor eeuwig van haar man affcheid neemen; zij zou binnen kort met haar kind in den buik ten grave gaan ; zij ftelde zich zoo buitenfpoorig aan, dat ik 'er nimmer een voorbeeld van gezien heb. Ik bevond dat de baarmoeder ter grootte van een palm der hand geopend was, het hoofd in eene goede ligging voorkwam, en de vliefen verbrooken waren. Ik deed haar met veel bedaardheid verflag, van het geen ik bevond, met verzekering , dat zij eene gelukkige verlosfing te wagtenhadt; ik deed alles om haar moed en vertrouwe in te boezemen , haare vrienden voegden zich nevens mij; dan alles te vergeefs, zij was en bleef kwaadaartig, en onbuigzaam; zij deed niet dan mij geduurig verwijten, dat mijne konst onbekwaam was om haar te helpen; dat zij voor lang had opgemerkt, dat ik haar tot aan het graf zocht te vleijen: maar dat zij geen kind meer was. Deeze raazernij (want ik kan het niet anders noemen) bleef aanhouden, tot omtrent zeven uuren. Ik had aan een Doctor (welke eerst van de hooge fchoole kwam, en thans in een veraf gelegen Rijk met roem praclizeerde des tijds aan huis was,) te kennen gegeeven, dat ik des noods, met de tang de vrouw kon verlosfen ; maar dat ik vreesde , de bilnaad te zullen fcheuren; en nademaal de arbeid nog fterk bleef aanhouden, dat ik niet  ( 238 ) - ' niet zonder hope was, dat de vrouw natuurlijk zou verlosfen, en dat ik nog geen reden vond, om de verlosfmg te verhaasten, ten ware haare woede mij 'er toe noodzaakte. Eene der vrouwen hadt mij afgeluisterd, liep ijlings naa de vrouw, en verhaalde alles wat zij* mij hadt hooren zeggen. De vrouw liet zeggen, dat ik bij haar moest komen. Ik was zoo dra niet in de kamer, of zij floeg een paar vuurige oogen op mij, en zei, dat het onbarmhartig was van haar zoo lang in pijn en benaauwdhead te houden, dewijl ik mij durfde beroemen, haar te kunnen verlosfen Ik zei alles wat ik kon om haar te overtuigen, dat het tot haar welzijn was, dat ik de verlosfing uitftelde; niets kon baaten. Zijdaagde mij uit, ik moest haar verlosfen en zoo ik langer bleef weigeren , zou zij eeuwig wraak over mij roepen. Ik herhaalde nogmaals de reden, waarom ik het had uit gefield; daar mogt van koomen wat wilde , zij begeerde verlost te zijn. De vrienden voegden zich bij haar en verzochten , ik zou haar ten wille zijn. Ik moest dan beiluitcn; ik maakte fpoedig een kort bed, en zorgde , dat zij wel gehouden werd: de tang ingebragt hebbende, werkte ik onder iedere wee, en met veel zagtheid, om aan de deelen tijd tot uitrekking te geeven; doch dit begon haar wel dra te verdrieten, en raakt wederom aan 't fchelden, zoo dat ik genoodzaakt werd de verlosfmg te verhaasten , waar door ik het ongeluk had  ( 239 ) had van de bilnaad tot in den aars in te fcheuren. Zij verloste van een kloek gezonden jongen. De nageboorte volgde kort na het kind. Aanmerking. Ik heb alle deeze omftandigheden zo breedvoerig willen verhaalen, om dat de jonge Vroedmeester hier uit zouden kunnen leeren , geduld te oeffenen, en bedaard te blijven , onder alle onaangenaame bejegeningen, welke men fomtijds ontmoet als de verlosfing langduurig en pijnelijk is. De vrouw word dan verdrietig , en dikwijls geemelijk; de bijzijnde vrouwtjes beginnen de hoofden bij malkander te fteeken en te morren, en geeven door haar gelaat, fomtijds met woorden, te kennen , dat de Vroedkundige zijn pligt niet doet. Dan men moet trachten zijne bedaardheid te behouden, en voortgaan, met naar de konst en gemoede te handelen: denkende , dat de vrouw door benauwdheid, en pijnen vervoerd, veeltijds 'niet weet wat zij zegt; en de omloopende vrouwen fpreeken uit medelijden, of onverftand; doch in dit geval wérd ik gedwongen tegen mijn gevoelen te handelen; ik zou de verlosfing nog eenige uuren uitgeileld hebben, nademaal de vrouw nog veele kragten hadt, en de weeën goed en fterk waren, om de deelen behoorlijk te kunnen verwijden, en mogelijk, de verlosfing alleen hebben verricht. Den.  ( Ho ) Den volgenden dag, had ik graag de verfcheurde deelen door twee of drie hegtingen vereenigdr maar hier in vond ik haar zoo onredelijk als den voorigen dag; zij heeft 'er nooit toe willen overgaan. In de eerfte jaaren heeft zij 'er veel ongemak aan geleden, doch het is door 'den tijd draaglijk geworden. LXVIII. Waarneeming, % Aanêaan^ "ne verlosfing, waar in het kind met het aangezigt voorkwam. Den 8 Februarij 1770 werd ik verzogt bij eene vrouw te komen, welke in arbeid was Ik vond haar zeer afgemat, en bijna kracteloos, door de zwaare vlaagen, welke zij geduurende twaalf uuren hadt doorgeftaan. De waters waren omtrent agt uuren te vooren gebroken ; als ik de vingers in de fcheede bragt om devrouwteonderflaan, ftak ik dezelve in den mond van het kind, ik wist in dit oogenblik met, wat ik voelde; dan ik ontdekte wel dra dat het aangezigt voorkwam, en zeer gezwollen was ; de kin lag fterk gedrukt onder op de fcheede, zoo dat de mond wijd open ftond; het voorhoofd zat fterk beklemd, onder de fchaambeenderen. Deeze zeldzaame ligging bij mij zeiven overweegende, bleef ik een wijl onberaaden hoe ik best de verlosfing zou aan- van-  C 241 > vangen; van de Natuur was geene hulpe meer te verwagten, aangezien de vrouw te zwak was, om het hoofd in deeze ligging uit te drijven. Dus moest ik tot de tang mijne toevlugt neemen; maar ik voorzag, als ik het hoofd regtftreeks wilde haaien, zoo als het lag, dat ik veele moeite zou hebben, en de fcheede en endeldarm jammerlijk verfcheuren; waarom ik beiloot, eerst de kin buiten te brengen. Ik maakte ipoedig een kort bed, waarop ik de vrouw liet leggen, en behoorlijk onderfteunen; vervolgens bragt ik langs beide de zijden van het hoofd,een lepel, welke overkruist, en met een band verzekerd hebbende, trok ik op de meergemelde wijze een weinig nederwaards naa mij toe , tot dat de kin voor de geboorte ftond; wanneer de bilnaad zeer uitgezet , en ftrak tegen de kin gefpannen was , ftak ik mijn voorften vinger van de linkerhand, tusfchen de fchaamlip en de wang, en vervolgens nederwaards tot onder de kin, dezelve omkrommende, als een haak, waarmede ik de kin op en voorwaards trok, te gelijk de gaffel nederwaards drukkende; vervolgens den vinger onder de kin doorbrengende tot aan de andere zijde , waarmede ik de kin geheel buiten de geboorte bragt. Vervolgens trok ik regt nederwaards, om den hals over de bilnaad te doen draaijen, en het opper- en agterhoofd van onder de fchaambeenderen te krijgen , het welk nu gemaklijk genoeg toeging; vervolgens II. Deel. Q haal-  ( a40 haalde ik het lijf. Het was een groote vette jongen, het aangezigt was zeer gezwollen, zag paars, bijna zwart, en gaf geen teken van leven. Ik' liet omtrent twee lepels bloed uit de navelftreng loopen, blaasde het eenige reizen in den mond, borftelde het onder de voeten; en na omtrent een kwartier uurs met deeze en andere middelen aangehouden te hebben, zag ik de borst beweegen, en kort hier na begon het te fchreien , en is nog ïn leeven. De nageboorte volgde op de gewoonelijke wijze , moeder en kind , hadden geen het minfte letfel door de tang bekomen. Aanmerking. Deeze ligging van het hoofd is zeldzaam , en wordt bij de Schrijvers als zeer moeielijk gehouden om te verlosfen; doch de manier, welke ik in dit geval gebruikt en befchreeven heb, is minder moeielijk, dan men zich mogelijk verbeelden zal; doch indien men zich een oogenblik wil verleedigen, en met de vereischte aandacht overweegen; zal men, vertrouw ik, met mij inftemmen, dat het de gemaklijkfte, veiligfte, minst pijnelijke manier is; ik kan met waarheid betuigen, dat de verlosfing van het kind geen kwartier uurs geduurd heeft. Eenige Schrijvers verkiezen, in foortgelijke gevallen, den hefboom: men brengt den hefboom langs de eene of andere zijde van het hoofd  ( 243 ) hoofd i» dc baarmoeder, fchnift denzelveti naa boven onder de fchaambeenderen zoodaanig, dat het opperhoofd in de bogt van het werktuig ligt, en het inzijnde uiteinde op de kruin of 't agterhoofd geplaatst is; dan heft men het uiteinde, of handvatfel om hoog, te gelijk heffende, en trekkende, terwijl men met twee of drie vingers van de andere hand de kin agter- en opwerds duwt, zoolang tot dat het hoofd zoo veel gedraaijd is, dat het agterhoofd onder den rand van de fchaambeenderen ftaat, en het aangezigt wederom in de holligheid van het heilig been ligt; vervolgens fchuift men den hefboom op de kin, en handelt verder, als of het hoofd in eene goede ligging beklemd ligt. Wanneer men alle deeze omftandigheden met aandacht nagaat, dan zal, mijns bedunkens, de minstkundige bevroeden, hoeveel geweld 'er toe noodig is, om een hoofd, dat in deeze ligging beklemd zit, zoo grooten draaij te doen neemen; het welk in dit geval onmogelijk zou geweest zijn, om dat 'er een gedeelte der borst mede in het bekken gezakt was, en een deel, van de holligheid van het heilig been vulde. Hoe langwijlig, pijnelijk, en gevaarlijk, beide voor moeder en kind , deeze kunstgreep moet zijn , kan een ieder ligtelijk bevatten. Als men deeze ligging van het hoofd ondekt, voor dat het zelve in het bekken gedaald is, nioes Q 2 men  C 244 ) men zonder uitftel het kind keeren; want anders is het kind, lager in het bekken gezakt zijnde, in gevaar van aan eene beroerte te fterven, om dat de bloedvaten gedrukt, en vernaauwd worden, en het aangezigt doet zwellen en paars worden; waarom men altijd eenig bloed uit de navelftreng moet laaten vloeien, om het hoofd te ontlasten, het welk men ook niet verzuimen mag, als het kind fterk om den hals geftrengt is geweest, en 'er blaauw of paars uitziet. LXIX. Wa arneeming, Aangaande eene verlosfing, waar in het kind met het aangezigt-voorkwam* Den 10 December 1778 werd ik gehaald, twee uuren van hier, bij eene vrouw, welke in arbeid was: de Vroedvrouw verhaalde mij, dat zij omtrent vier en twintig uuren bij de' vrouw geweest was, en eene voorfpoedige verlosfing had verwagt, om dat zij bevond, dat de vrouw goede en doordringende vlaagen kreeg, waar door de mond der baarmoeder ruim geopend werd, en de vliefen eene groote blaas vertoonden; doch na verloop van omtrent twee uuren, fcheurden de vliefen, waar na zij ontdekte, dat het aangezigt voorkwam. Na het afloopen van het water, bleeven de weeën meer dan twee uuren agter; waar ua zij langzaamerhand wederom op  ( M5 ) ©pwakkerden, en fterk aankwamen; nogthans kan ik niet vinden, dat na het breeken van het water, het hoofd merkelijk gezakt is; het is nu omtrent vier uuren, dat de arbeid genoegzaam geheel is opgehouden; waarom deivrienden te raaden geworden zijn, om U te zenden. De vrouw was jong, van een middelmaatig geftel, van haar derde kind zwanger; de voorige verlosfïngen waren tamelijk voorfpoedig, en gelukkig geweest; hetwelk haar voer ditmaal, door de langwijligheid verdrietig, en bevreesd maakte, doch ik trachtte haar, door eene fpoedige en gelukkige verlosfing te belooven, moed en vertrouwen in te boezemen. Ik bevond, dat het voorhoofd, omtrent een derde in het bekken gezakt was, het opperhoofd fterk tegen den ftompen hoek van het heiligbeen gedrongen was, en de mond tegen de fchaambeenderen lag. Ik onderzocht naauwkeurig of 'er nog kans mogt weezen, om het kind te keeren; doch overweegende, dat het hoofd reeds zoo laag en beklemd in het bekken zat, en de baarmoeder vermoedelijk droog, om het kind faamengetrokken was; zoo verkoos ik de verlosfing met de tang te onderneemen. Ik bereidde fpoedig een kort bed , waarop ik de vrouw liet leggen , en behoorlijk onderfteunen ; vervolgens bragt ik bezijden het voorhoofd, langs de Slaapen, over de ooren, beide de lepels in de baaimoeder, dezelve * Q 3 over-  C 246 ) överkruist, en met een band gebonden hebbende , nam ik met beide handen de uiteinden der lepels, en draaijde het aangezigt naar de Imker zijde der baarmoeder; dit verricht zijnde onderzocht ik met de vingers van mijn linker hand, of het hoofd genoeg gedraaid was, om het zelve zijdelings jn het bekken te kunnen haaien; het welk naar wensch bevonden hebbende, trok ik zagt en met poozen, tot dat de kin heneden de fchaambeenderen was; vervolgens draaijde ik het hoofd, met de kin onder de fchaambeenderen, en handelde verder even eens, als of de kruin voorkwam; alleenlijk was ik wat meer bezorgd, om de bilnaad te ondertonnen, en het hoofd langzam uit te haaien. Het was een kloeke gezonde jongen, met een groot hoofd. De nageboorte volgde kort na het kind. Moeder noch kind hadden geen het mmfte Ietfel door de tang ontvangen! zij zijn beide welvaarende gebleevcn. Aanmerking, Was ik vroegtijdig bij deeze verlosfing geweest , dan zou ik voor zeker het kind gekeerd hebben zoo dra het water gebrooken was , en zelfs vroeger, als ik de kwaade ligging, voor het fcheuren der vliefen, had konnen ontdekken ; hetwelk des tijds, met weinige moeite had konnen gefchieden, en nu te laat was; gelijk men  ( 247 ) men uit het verhaal kan oordeelen. Deeze ligging van het hoofd is niet zeer moeielijk, om met de tang te verlosfen, als men handelt, gelijk ik in de waarneeming befchreven heb; want door het draaijen van het hoofd, komt de groote middellijn van het hoofd, m de groote middellijn van het bekken, waar door het dan gemaklijker doorfrhiet, en met deeze geringe draaijing, kan men het kind niet hinderen. Ook is 'er geen andere weg open ; dus heb ik hier van den voorgemelden regel moeten afwijken. LXX. Waarneeming, Aangaande eene zwaare verlosfing, waarin het hoofd , tusfchen den bovenfte ingang van het bekken, 'beklemd zat, met het aangezigt na de linker zijde gekeerd. Den 10 Maij 1767 werd ik gehaald, twee uuren van hier, bij eene vrouw, welke in arbeid zat. De Vroedvrouw verhaalde mij, dat zij twee dagen te vooren gehaald was; dat de vrouw ëenige krimpingen gevoelde, welke nog weinig beduidden; dan omtrent twee uuren na mijne komst, begonnen de pijnen toe te nemen, en de baarmoeder zich te openen; maar om dat het kind nog hoog zat, beval ik de vrouw te bedde te gaan, op dat zij zich niet te vroeg zou vermoeien; Ci 4 de»  gebragt tegens den morgenftond, kwamen fcloZT: bCte; 3an' e" **** ^rte tus^erZTl C m°nd d£r knoedel-werd meer ontflooten, en de waters begonnen te g?oeijen, doch het kind bleef even hoog zitten • «Weren avond , bevond ik den mond d^r baa" goeder ruim geopend, de vliefen vertoonden fcheeedge00ï bka-' Cn VUlden bii"a de «eele f heede, kort hier na volgde eene fterke vlaag, waardoor de Wielen fcheurden en veel water afliep ; maar het hoofd , dat ik nu kon beflaan, bleef even hoog zitten; de weeën bleeven W* fterk inhouden, tot kort na middernacht, wanneer ze begonnen te verflappen, en zijn nu zedert eenige uuren geheel opgebonden,- waarom de vrienden beflooten hebben om U te zenden. De vrouw was omtrent dertig jaaren oud, van eene middenmaatige lengte, gezonden «eik vangeftel, doch door den zwaaren en langduurigen arbeid zeer afgemat; zij was van haar derde kind zwanger: mij werd verder oenent, dat de voorige verlosfïngen ook zwaar en langduurig geweest waren, maar geene zoo zwaar, noch langduurig als deeze. ïk bevond, dat het kind een groot gezwel op het hoofd hadt, doch ik kon de living met onderzoeken, om dat de vrouw te bedde lag. Ik bereidde een kort bed, waar op ik de vrouw het leggen, om de ligging van het hoofd.nauwkeurig te onderzoeken: ik be- vond,  ( 249 ) vond, dat het aan den ingang tusfchen den ftompen hoek van het heiligbeen, (welke binnenwaards geboogen was) en de fchaambeenderen fterk geklemd zat, met het aangezigt naa de linker zijde gekeerd; dus alle tekens van een geklemd hoofd daar zijnde, beiloot ik zonder uitftel, de verlosfing met de tang te onderneemen: aangezien een langer uitftel , gevaarlijk voor moeder en kind zou konnen worden. Dc vrouw wel geplaats en onderfteund zijnde, bragt ik de regter lepel over het agterhoofd eerst in, om dat ik ontdekt had, dat het hoofd aan deeze zijde meest beklemd zat; vervolgens de tweede over het aangezigt, beide zoo hoog inbrengende, als doenlijk was; de lepels overkruist en geflooten hebbende, bond ik dezelve met een band, waarna ik in eene regte lijn nederwaards trok, de uiteinden zoo vast tegen de bilnaad drukkende, als zonder gevaar van kwetzing gefchieden kon; op deeze wijze bleef ik voortgaan , tot dat het hoofd in het bekken gehaald was; wanneer ik in eene regte lijn naa mij toe begon te trekken; vervolgens opwaards, tot dat het hoofd gebooren was, waarna het lijf fpoedig volgde. Het was een groote jongen, veel grooter dan den van de voorige; het had eene geringe kneuzing op het aangezigt, welke na weinige dagen geheel verdweenen is. De nageboorte volgde kort na het kind; de verlosfing hadt geen half uur geduurd, cn de moeder is, zonder eenig toeval, op C) s den  C 250 ) den gewoonelijken tijd, volmaakt herfteld geworden. Aanmerking. De naauwte van het bekken, door den Inwaards geboogen ftompen hoek van het heiligbeen veroorzaakt, was oorzaak der moeijelijke en zwaare baaringen deezer vrouw. Als men foortgelijke ligging van het hoofd tijdig ontdekt, is het best, het kind te keeren, mits dat de vrouw een ruim bekken heeft: want anders zou men zich grootelijks bedroogen vinden, als men vertrouwde, door de keering beter te zullen flaagen; want door de keering wordt het bekken niet ruimer, •noch het hoofd kleiner, zoo dat men met de zelve zwaarigheid te worftelen heeft, jaa veel zwaarer, om dat het veel moeijelijker is, het hoofd door een naauw bekken te brengen, als het lijf reeds gebooren is, dan in eene beklemde hoofd-geboorte. LXXI. Waarneeming. Aangaande eene zwaare verlosfing, waar in hot hoofd tusfchen den ingang ■ van het bekken beklemd zat, met he( aangezigt naa de regter zijJe. Den ÓOaober 1770 werd ik gehaald, vier uuren van hier, bij eene vrouw, welke feng in arbeid geweest was, en door de Vroed-  i 251) Vroedvrouw niet kon verlost worden. Ik vond eene vrouw van omtrent zes- en twintig jaaren oud, van eene korte ingedrongen geftalte, ongemeen afgemat , van haar eerfte ^ kind zwanger. De Vroedvrouw verhaalde mij, dat zij voor vier dagen bij de vrouw geroepen was; dat zij toen nog weinig arbeid hadt, en nog niets kon beilaan; waarom zij meende heen te gaan: doch door het aanhoudende verzoek .der vrouw, bij haarwas gebleeven; dat, na verloop van twee of drie uuren, de arbeid begon toe te neemen, en den geheelen dag en den volgenden nacht hadt aangehouden: dat hier mede wel eenige ontiluiting gekomen, maar het kind niet laager gezakt was; dat omtrent den middag het water gebrooken en toen bevonden was, dat het hoofd voorkwam , maar nog zeer hoog bleef zitten; .dat de vrouw, na het afloopen der waters, geweldige vlaagen gekreegen hadt, met korte tusfchenpoozen ; dat des niet tegenftaande het hoofd weinig laager gekomen was; dat nu zedert vier en twintig uuren, de arbeid geheel was opgehouden; dat zij, geen kans meer ziende, om de vrouw te verlosfen, de vrienden hadt aangeraaden, om mij te zenden. Het was nu omtrent vier maal vier en twintig uuren, dac de vrouw in arbeid geweest was : en omtrent tweemaal vier en twintig uuren, dat de waters afgeloopen waren, zoo dat de vrouw niet zonder reden was afgemat.-- Ik vermoeidde uit de geftalte der vrouw, en het geene ik had aan> ge-  C 25a ) gehoord, dat een naauw bekken, oorzaak van naar onheil was. Ik maakte een kort bed, waar op ik de vrouw het leggen; ik trachtte de ligging van het hoofd naauwkeurig te onderzoeken, doch ik vond het hoofd zoo zeer verlengd, dat ik niets kon onderfcheiden; ik was genoodzaakt, de heele hand in te brengen; ten welken einde ik voor af de uitwendige teeldeelen moest verwijden : ik bevond, dat het hoofd fterk beklemd zat, tusfchen den ingang van het bekken , niet het aangezigt naa de regter zijde gekeerd ; tevens had ik-gevoeïd, dat de ftomPe hoek van het heiligbeen, binnenwaards Geboogen was: door het een en ander werd°ik overtuigd, dat de verlosfing. voor eene ongewaapende hand onuitvoerlijk was ; waarom ik beiloot, de verlosfing met de tang te onderneemen. Ik bragt eerst de regter lepel langs en over het aangezigt in de baarmoeder; vervolgens de linker, langs het agterhoofd; beide zoo hoog in de baarmoeder als ik kon om het hoofd wel, en zeker te vatten- de' lepels overkruist, geflooten, en met een band lamen gebonden hebbende, nam ik een ftoel veel laager dan ik gewoon ben te gebruiken,' xvanneer het hoofd reeds laag in het bekken gezakt u; vervolgens begon ik al wrikkende m eene regte lijn nederwaards te trekken' om het hoofd door de naauwte in het bekken' te haaien; maar het kostte mij veel moeite, en arbeid, en ik was genoodzaakt groot geweld te  C 253 ) te moeten gebruiken : daar bij had ik het ongenoegen, dat de tang een en andermaal afflipte-;°ondertusfchen was het hoofd laager in het bekken gedaald; voor de derdemaal had ik het geluk, het hoofd in het bekken te brengen; waar na ik met weinige moeite het hoofd uithaalde; de fchouders bleeven op de heilig- en fchaambeenderen haaken, doch deeze zwaarigheid kwam ik te boven op de manier, welke ik op zijne plaats befchreeven heb. De nageboorte volgde op de gewoonelijke wijze. Het was een zwaare jongen, met een groot hoofd, het welk buitengemeen verlengd was. Het kind fcheen al eenigen tijd dood geweest te zijn ; want de opperhuid week door het aanraaken. De ruimte van het bekken, van vooren naa agteren , was omtrent drie duim en een vierde. De vrouw is tamelijk fpoedig en volmaakt herfteld. Aanmerk inc. Ik zou nog veele dergelijke gevallen uit mijne verzameling kunnen aanhaalen; doch ik vertrouw, dat deeze twee genoeg zijn, om te bewijzen, dat men zeer wel zal flaagen, met de lepels op het aangezigt, en agterhoofd aan te leggen; en tevens, dat de kinderen weinig letfel door de tang bekomen. Ik heb op deeze manier veele kinderen leevend ter  C 254 } ter waereld gebragt waar van 'er nog veel in leeven zijn; aan geene van allen kan men een eenig teken der tang befpeuren: het is wel waar, dat 'er kort na de verlosfmg een wdrukfel der tang gezien wordt, en het gebeurt wel eens, dat de neus een weinig plat gedrukt is; doch dit herftelt binnen weinige dagen , zonder dat 'er een eenig teken van overblijft. De vroedkundigen, welken aan de zijdeHngfche aanlegging der tang de voorkeur geeven, zouden mij kunnen tegenwerpen, dat door mijne wijze van aanleggen, de kleine meeting van het hoofd, welke alreeds te groot is, om door den naauwen ingang van het bekken te daalen, nog vermeerderd wordt; doch hier op is aan te merken, dat de beenderen van het bekken, waar tusfchen het hoofd beklemt zat, niet dan door het grootfte geweld van elkander kunnen wijken; en nademaal, ik meer trekkende dan drukkende1 werk, en de mindere tegenftand voor de grootere moet zwigten , zoo wordt het hoofd, in deeze meeting, veeleer verkleind dan vergroot, het welk de ondervinding mij veelmaals heeft aangetoond. Als het hoofd in het bekken gebragt is, wordt de grootfte meeting van het hoofd door de drukking der tang verminderd, en kan gemaklijk genoeg worden uitgehaald; daarenboven heeft de ondervinding meenigmaal aangetoond, dat bij vrouwen, welke dén ingang  ( 255 ) gang van het bekken' naauw hebben , de uitgang gemeenlijk ruim is , het welk ik hier voor reeds door eene waarneeming beweezen heb. Zie de derde waarneeming. Ik heb nu deeze zelfde vrouw nog eens in de verlosfing bijgeftaan , het hoofd lag met het aangezigt naa de'regter zijde gekeerd , het hoofd daalde wedeiom langzaam, en na veele zwaare weeën door de naauwte in het bekken ,• doch zoo dra het in het bekken lag, werd het door een vlaag, met kragt uitgedreeven. Indien men nu mijne wijze van de lepels aan te leggen , wil vergelijken bij de zijdelingfche aanlegging; in deeze konstgreep , brengt men eene lepel batigs het heiligbeen in de baarmoeder, de andere langs de fchaambeenderen, om aldus het hoofd aan de zijde te grijpen ; maar wanneer men met de vereischte aandacht overweegt, dat de klemming veroorzaakt wordt door een misvormd of naauw bekken, of een al te groot hoofd, in een wel gemaakt bekken ; verder dat het alleen de beweegbaare en buigzaame beenderen van het bekkeneel zijn, welke verlengd door den ingang zijn , gedrongen , en de bafis van het hoofd, welk uit harde en onbeweegbaare beenderen is faamengefteld , over den kring der klemming heen ligt, dan zal men, vertrouw ik, met mij inftemmen, dat men een lepel, alhoewel van een regte tang, niet dan met het grootfte geweld, indien  C *5* ) dien mogelijk) tusfchen het hoofd en 't heiligbeen kan inbrengen, waar door de deelen yan de moeder, en het hoofd des kinds, jammerlijk moeten verfcheurd worden. Dan het fchijnt dat de fchrijvers de aangehaalde zwaarigheeden zeiven hebben' ondervonden ; waarom zij dan aanraaden, de lepel bezijden het heiligbeen in te brengen, en de andere aan de tegenovergeftelde zijde van het hoofd, dan dit heeft wederom zijne zwaarigheid ; daarenboven zal men bevinden, dat de agterfte lepel, niet plat tegen het hoofd zal ftaan, waar door het overkruifen der lepels zeer moeijelijk zal weezen. Dan geene deezer zwaarigheeden worden opgemerkt, als men deeze konstgreepen op Phamomes verricht; deeze gevoellooze machines kunnen niet klaagen noch kermen. Nog zou men met eenigen fchijn van reden, tegen mijne wijze van aanleggen kunnen aanvoeren , dat de tang dikwijls afflipt het welk mij in dit geval tweemaal gebeurd is. Doch dit gebrekkige wordt dubbeld vergoed , door het gemak waar mede men ze wederom kan aanleggen; daarenboven gebeurt het in de zijdelingfche aanlegging ook wel eens, voor al, als het hoofdzeer hoog ftaat. Lxxir.  C «57 ) LXXII. Waarneeming, Aangaande eene verdrietige en Zwaare verlosfing , veroorzaakt door het naauwe bekken, en de monfireufe grootte van het kind. Den 31 October 1783 werd ik verzoent bij eene jonge vrouw te komen, welke van haar eerfte kind zwanger was. Zij klaagde over pijnen in de lendenen, welke haar bij poozen aanvielen, en wederom verdweenenj dan zij fcheenen nog gering. Ik ondervraagde haar over een en ander, en merkte, dat het nog geen ernst was: dan om te voldoen onderfloeg ik haar; maar ik kon niet dan een vleefchigen bol aan den ingang van het bekken bellaan. Ik bleef eenigen tijd bij de vrouw, verzocht, dat zij te bedde zou gaan, de weeën maar zagt laaten voorbij gaan, zonder mede te werken , en gelastte, de vrouw wat warms te bezorgen; vervolgens nam ik mijn affcheid, onder belofte van niet;buiten de plaats te zullen gaan , voor dat ik haar weder bezocht zou hebben; en Zoo de pijnen toenamen , dat zij 'er mij kennis van moesten geeven» Den volgenden dag 's morgens, zijnde den 1 November, kwam ik haar bezoeken ; de pijnen waren minder; zij hadden blijven aanhouden tot middernacht, waarna zij begonnen te bedaaren, en de vrouw een gerusten flaap van ruim twee uuren hadt genooten ? den dag bragt zij rusteloos door, dan op , en dan van het bedde. tl. Deel. R De».  r 258) Den 2 November 'smorgens, en 'savondsvond ik haar omtrent in den zelfden toeftand; na middernacht werd ik verzocht bij de vrouw te komen; zij hadt na een weinig geflaapen te hebben , meer pijnen gekreegen , en die waren van tijd tot tijd toegenomen; waarom zij om mij had gezonden. Ik zag, dat de pijnen zwaar, en met fterke persfingen verzeld waren , het welk mij hoope gaf, dat de verlosfing voortgang zou hebben; doch ik ontdekte door het onderflaan, dat het nog verre af was. Het kind zat nog boven den ingang van het bekken, en ik kon den mond der baarmoeder, niet beflaan. Ik bleef tot aan den dag, om te zien of 'er eene verandering ten goede mogt komen ; doch alles bleef omtrent hetzelfde; ik nam affcheid, om mijne zieken te bezoeken, welken des tijds meenigvuldig waren, dewijl dè roode loop in de omliggende plaatfen fterk woedde. Tegens den avond waren de weeën nog even zwaar; de vrouw was zeer verhit, met een koortfige pols; ik liet haar een ader openen, en eene verzagtende klifteer zétten. 's Morgens omtrent vier uuren werd ik wederom geroepen.- De vrouw hadt, geduurende mijn afzijn , zwaaren arbeid gehad, de mond der baarmoeder was omtrent ter grootte van een fchelling ontilooten, dochhethoofd was weinig laager gezakt. 'sAvonds was alles '*og m den zelfden ftaat; omtrent twee uuren na  C 259 ) na middernacht werd ik wederom geroepen, ik vond de baarmoeder omtrent de grootte van een drie gulden ontilooten, en de waters fcheenen zich te zullen vormen. Ik bleef bij de vrouw zoo lang het mijne zaaken eenigzins toelieten; ik fchreef inmiddels een verkoelend drankje voor , waarvan ik haar alle uuren een lepel liet gebruiken; omtrent den middag fcheurden de vliefen, en het water liep van tijd tot tijd af; ik bevond dat het hoofd voorkwam, 's Avonds vond ik de baarmoeder zoo groot als de galm van de hand geopend; ik bleef bij de vrouw tot tegens middernacht: waar na ik heen ging , om te rusten. •Den volgenden morgen , vond ik de baarmoeder meer geopend, en het hoofd fcheen te " zullen zakken; 's avond vond ik het hoofd iets laager gedaald; ik bleef niet zeer laat,- om dat ik rust noodig had, ik beval, mij te roepen , als zij mij noodig hadden. 's Anderen daags den 7. de vrouw had den gantfchen nacht zwaare weeën gehad, en was zeer afgemat; het hoofd fcheen laag gezakt, en vulde de geheele fcheede; doch het was zagt, het hadt meer gelijk naar een blaas, dan naar een kinderhoofd ; de beenderen van het bekkeneel waren los, en beweegbaar; de vrouw hadt tot dus verre, alle haare fmerten met ongemeenen moed en itand vastigheid verdraagen, maar voelende dat de arbeid begon te verflappen, werd zij verdrietig , en R 2. m°e-  ( 200 ) moedeloos; en nademaal ik voorzag, dat de natuur onvermoogend was, om de verlosfing te volbrengen , nam ik het beiluit om de zelve met de tang te volvoeren. Ik bereide een kort bed, waar op ik de vrouw liet leggen; vervolgens onderzocht ik de ligging van het hoofd; doch wat moeite ik aanwendde, het was mij onmogelijk de ligging regt te onderfcheiden, ik beiloot de tang aan te leggen, zoo als het hoofd lag: na de tang behoorlijk te hebben aangelegd, begon ik al wrikkende te trekken; doch het hoofd öood zoo veel wederftand, dat ik alle mijne kragten moest infpannen; ik had het ongenoegen, dat de tang afflipte; ik bragtze wederom in, dan het zelfde gebeurde tot drie reizen toe, en ik had met al mijn arbeid nog niets gewonnen; het hoofd bleef onbeweeglijk zitten; ik werd zeer verdrietig; ik beiloot van de tang af te zien, en den haak te gebruiken; het welk ik gerust kon doen , nademaal 'er geen bedenken viel van het leeven des kinds. Ik bragt mijn regter hand aan de linker zijde tusfchen de fcheede en het hoofd in de baarmoeder , zoo hoog ik kon; met de linker hand nam ik den haak, fchoof dezelve tusfchen de hand en het hoofd in , altijd de punt tegen het hoofd houdende, als de haak tot aan de einden der fingeren was ingebragt, drukte ik de punt door het hoofd , waar na ik mijn hand laager haalde , en den haak zoo hoog omvatte als ik kon; met de linkerhand  ( ad ) hand vatte ik het handvatfel, vervolgens begon ik met zagt te trekken, als wiegende na de eene en ander zijde , geduurig oplettend zijnde, of de beenderen zich niet begaven, en de haak losfchoot, het welk wel haast zou gefchied zijn , was ik niet op mijne hoede geweest. Ik herplaatfte den haak; hij zou wel dra wederom losgefchooten zijn; ik nam de losfe beenderen voorzigtig weg, waar na ik den haak wederom inbragt zoo hoog ik kon; doch hij fchoot andermaal los; ik nam wederom de losfe beenderen weg, en ik bevond, dat het hoofd laager gezakt was, nu nam ik voor, alle moeite aan te wenden , om den haak in de opperkaak te plaatfen , het welk mij , na veel moeite en geduld , gelukte: nu beiloot ik mijne overige kragten te gebruiken , om de verlosfing ten einde te brengen; doch het gelukte niet, voor dat ik, in herhaalde reizen, uit alle mijne kragten getrokken had. Het was een buiten maate groote jongen. De nageboorte volgde kort na het kind; voor dat ik dezelve haalde , onderzocht ik het bekken; de ftompe hoek van het heiligbeen ; was zeer binnenwaards geboogen; en geleek meer naar een fcherpen , dan naar een ftompen, hoek. De vrouw is fpoedig en volmaakt herfteld; zij heeft vier weeken'na de verlosfing in eene volmaakte gezondheid haaren kerkgang gedaan. R j Aan-  ( 2(52 ) A A N M E R. K 1 K G. Dit is eene der zwaare en moeielijke verlosfïngen , welke den Vroedmeefter veel verdriet, kommer, en zweer kosten. Ik was dermaate vermoeid , dat alle mijne leeden beefden. De Lijderes heeft zich geduurende de verlosfmg ongemeen kloekmoedig en ftandvastig gedraagen; men heeft haar naauwlijks hooren kermen. Ik liet haar, na de verlosfing, -ets ter verkwikking toedienen, waarna zij in een gerusten flaap viel , welke zes uuren duurde ; waar uit zij zeer verkwikt ontwaakte. Was ik niet, geduurende den arbeid , bij dat het kind een water-hoofd had; want het was even als een, met water gevulde, blaas, welke degantfche fcheede vulde: zoo tËt 22 el !eedfdS VM h6t °PPerh00fd verlengd en uitgezet: het was alleen een .gedeelte van het oppperhoofd, dat in het bekken gedaald was; de bafis was nog boven welk f,ng iV3n het bekke" gebleeven, het welk oorzaak was, dat ik het hoofd niet beftoorhjk met de tang heb kunnen grijpen. De vroedkundige Schrijvers leeren, dat m n eerst met een mes of fchaar het hoofd moet doorbooren vervolgens de hersfenen het L ^ eCnderen UithaaJeT1' om aldus het hoofd te verkleinen, wanneer men'fomtijds  (rtl) tijds het hoofd met de enkele hand kan uitnaaien : doch ik had reeds voorzien en onder het werken met de tang bevonden, dat ik met de enkele hand niets kon uitvoeren J dat ik vooraf het hoofd niet heb doorboord en verkleind is-, om dat ik oordeel, dat de beenderen van het bekkeneel geen verhindering aan de verlosfing konden toebrengen , dewijl deeze beenderen reeds los waren en het overige als een blaas kon aangemerkt worden ; en offchoon deeze beenderen hunne natuurlijke i vastigheid behouden , zullen zij toch zeldzaam, alleen, de oorzaak van eene zwaare verlosfing wcezen, nademaal het de Voorzienigheid behaagd heeft, deeze beenderen zoodaanig famentevoegen, dat zi] zich na den doortogt kunnen fchikken. Wanneer de haak de eerfte of tweede reis los fchoot, had ik opening genoeg, om de losfe beenderen uit te neemen , en het hooid te verkleinen, waar door ik de hoofdboor of fchaar kon ontbeeren; en waar toe is het noodig; de werktuigen, buiten noodzaaklijkheid , te vermeenigvuldigen ? Veele voornaame Vroedkundigen leeren mede, dat men eene hand-aan de overzijde van den haak in Ce fcheede moet brengen, om te verhoeden, dat de vrouw dooiden losfchietenden haak niet | gekwetst zouce worden; doch de navolging deezer les, kan ik niemand aanprijzen : daarenboven, hee.t de ondervinding geleerd, dat men m dergcR 4 J  C 264 ; len, wanneer de haak dreigt los te fobieOm deezen ramp geheelijk, en zeker voor LefeerTfV ^ ** ^ L^ den **** de ee-ïi^ ei!:tgedacht; d0ch behoudens 1C 't' Tlke ik 330 den beroemden man fchuld,g ben , vind ik dezelve veel te na'arle^ ? **** ^ ^en maaken naar de plaat van Maunccau, niet een kleine verandering; ik heb 'er nooit meer dan een geonukt en altijd voldoende bevonden : ook kan men éénen haak, veiliger, dan twee be lxxiii. Waarneeming> Aangaande eene tweede verlosfing, der Vrouw van de voorige waarneeming. Den * Januarij i7g5 werd ik verzocht Mj dezelfde vrouw te komen : zij was wederom n den laatften ^ haarer Jg klaagde over eene fteeking in de regter zijde der borst de ademhaaling was belemmerd d po]s harden kQ ^ hnid heet en droog, zwaare hoofdpijn, en dorst, met eenen p.jnelijken en droogen hoest; ik het eene ruune adeüaating doen, en ecne ver-  ( 265 ) » verzagtende pap op de pijnelijke zijde, leggen; ik fchreef een borstdrank voor, om alle uuren een theekopje warm van te gebruiken, en veel garftendrank drinken. 'sAvouds begon de fteeking wederom te verheffen; ik liet de aderlaating herhaalen , waar door de pijn bedaarde, en de borst ruimer werd. Den volgenden dag 's morgens , bevond ik haar redelijk wel; doch zij begon te klagen van pijn in den buik en lenden , welke trapswijze toenamen , en fomtijds vrij heevig waren , zonder dat ik kon ontdekken, dat de verlosfing iets vorderde , het welk mij deed dugten, dat het wederom het oude fpel zou geeven: ook was het beloop van den arbeid zeer gelijk aan den voorigen, tot op den vijfden dag 'smorgens. Na middernacht waren de vliefen gebrooken , het water bleef geduurig afloopen, de mond der baarmoeder was ter grootte van een fchelling ontilooten, het hoofd fcheen in het bekken te willen zakken , het begon zich reeds te verlengen, de arbeid bleef den gantfchen dag fterk voortduuren ; 's avonds omtrent tien uuren , was de mond der baarmoeder zoo groot als een palm der hand geopend; het hoofd was zeer verlengd , waar mede het zich buiten den mond der baarmoeder vertoonde ; doch het overige van het hoofd , bleef tusfchen den ingang van het bekken beklemd zitten. Nademaal de weeën nog bleeven koomen , en de vrouw nog tamelijk R 5 kloek  ( 9.66 ) kloek en moedig was, bleef ik nog al hoopen, dat het hoofd in het bekken zou; zakken en de natuur de verlosfing zou volbrengen; doch na middernacht begonnen de weeën langzaamerhand te verflappen, de baarmoeder was ruim geopend; maar het hoofd bleef even hoog zitten. Middelerwijl werd de vrouw verdrietig en kragteloos. Omtrent zeven uuren 'smorgens, geene hoop op eene natuurlijke verlosfing meer kunnende ftellen, beiloot ik de verlosfing met de tang te onderneemen. Na dat de vrouw op een kort bed gelegd, en behoorlijk onderfteund was, onderzocht ik nogmaals de ligging van het hoofd ; mij docht dat het eene goede ligging hadt, doch ik was 'er niet ten volle van verzekerd; dan ik beiloot de lepels aan te leggen zoo als het lag. Ik bragt dezelve in de baarmoeder, op de manier, hiervoor meermaalen verhaald; waar na ik al wrikkende begon te trekken ■■ om het hoofd in het bekken te brengen ; doch het kostte mij veel arbeid en zweet, voor dat het hoofd gebooren was ; het welk mij eindelijk gelukte , zonder dat de tang was afgeflipt: de fchouders kostten ook nog eenige moeite. Het was wederom een jongen , nog grooter dan de voorige; het kwam , dood ter waereld, het eene oog was plat in het ooghol gedrukt. De nageboorte volgde kort na het kind. Aan-  ( 2C7 ) Aanmerking. Het regtêr oog van het kind was ingedrukt. Ik oordeel, dat het met het oog op den hoek van het heiligbeen gezeten heeft ;- de tang kon het niet veroorzaakt hebben , omdat men de indrukfelen derzelve bezijden de oogen duidelijk kon zien. Het kind was ongemeen lang , en naar evenredigheid dik, het dood kistje was wel twee, duim te kort, al hoewel het gemaakt was, naar de langfte maat van eerstgebooren kinderen. De koorts, welke de vrouw voor den aanvang der baarendspijnen hadt aangetast, bleef haar nog bij, doch die was zoo gemaatigd, dat ik 'er geene zwaarigheid in ftelde. Tot den zevenden dag had zij haar water zonder de minfte pijn of ongemak kunnen maaken; den agtften dag haar komende bezoeken , klaagde zij, dat het water haar ongevoelig afliep % ik beken dat ik 'er mij over aangedaan gevoelde ; alhoewel ik xdtterlijk een goed gelaat toonde; ik vermoedde aanftonds , dat de harde en langduürige drukking van het hoofd op de blaas, eene kneuzing hadt veroorzaakt ,# welker korst nu was, afgefcheiden; doch ik begon te overweegen, dat, de vrouw in de voorige dagen van geen ongemak in het watermaaken geklaagd hadt; alhoewel ik 'er dikwijls naa gevraagd had ; het welk mij deed oordeelen, dat eene verdam-  C 268 ) lamming in de fluitfpier der blaas zou konnen weezen; in welk gevoelen ik njet den tijd verfterkc ben geworden , om dat zij tegenwoordig het water kan ophouden, ten zij, dat ze fterke beweeging maakt, of tilt, of draagt. Uitgenoomen dit ongemak , is de vrouw volmaakt herfteld, en wederom bevrugt geworden, waarvan ik den uitflag in de volgende waarneeming zal verhaalen. LXXIV. Waarnkemtng, Den 20 Januarij 1786 Werd ik andermaal verzogt bij dezelfde vrouw te koomen; zij was wederom hoog zwanger , klaagde van pijnen in den buik en de lenden , was nu zeer mistrooftig , om dat zij vreesde , wederom , van een dood kind te zullen verlosfen ; zij hadt geen vrees voor de pijnen noch fmerten , als zij het geluk maar mogt hebben van een leevend kind ter waereld te brengen. Ik trachtte haar te trooften, en vertrouwen in te boezemen, dat zij voor ditmaal , haaren wensch zou vervuld zien ; offchoon ik zelve 'er weinige hoop op ftelde. Des anderen daags 'smorgens, vond ik geene verandering; tegens den avond waren de weeën zwaarder; doch ik kon niets anders dan een vleefchigen bol onderfcheiden; waar uit ik voorzag, dat het wederom bezwaarlijk zou toegaan. De  ( ) De vrouw was zeer verhit, met een koortfige en volle pols , waarom ik haar een ader liet openen ; de weeën bleeven intusfehen aanhouden, zonder dat ik eenige verandering kon befp'.uren. Den 23 'smorgens, vond ik den mond der baarmoeder , ter grootte van een rijksdaalder ontilooten ; de weeën waren zwaar, en volgden kort op elkander; middelerwijl waren de vliefen ongemerkt afgebrooken; de mond der baarmoeder begon zich meer te openen, en het hoofd fcheen in het bekken te zullen zakken. De gantfche dag en nacht ging door; de mond der baarmoeder was nu zeer verwijd; het hoofd had eene goede ligging, en was zeer verlengd , doch het overige van het hoofd bleef aan den ingang van het bekken zitten. Middelerwijl werden de weeën flap, de vrouw zeer verdrietig, en kragteloos; zij hadt geduurende tweemaal vier en twintig uuren nietgeflaapen ,en weinig voedfel gebruikt. Ik voorzag, dat ik door de verlosfing langer uit te ftellen, niets zou winnen; daarom befloot ik, de verlosfing met de tang te onderneemen. Ik had wederom ongelooflijk veel moeite om het hoofd te verlosfen , de fchouders waren zoo breed, dat ik een arm moest ontplooijen , en uithaalen , en nog had ik veel moeite om de fchouders buiten te krijgen ; nu dacht ik alle zwaarigheid te boven tt  C 27° ) te weezen; doch de buik was zoo ongemeen dik, dat ik nog herhaalde reizen, met alle mijne kragten moest trekken, voor dat het kind gebooren was;-het was een meisje en dood. Aanmerkxng. " Alhoewel men geen het minfte letfel aan het kind kon befpeuren . kwam het evenwel dood ter waereld; het welk niette verwonderen was, aangezien de buiten maate grootte van het kind , en de gefteldheid van de moeder. 'Ik heb nimmer zulke grove kinderen ter waereld zien brengen als van deeze vrouw ; dit laatfte overtrof de voorige nog in zwaarte; het was ongemeen vet, de buik was zoo dik, dat men denzelven voor een waterbuik zou hebben kunnen aanzien ; walen de overige deelen niet in evenredigheid zwaar geweest. Ik heb mij met deeze verlosfing dermaate Vermoeid, dat ik telkens dacht, onder den arbeid te zullen bezwijken. Ik kan niet nalaaten, hier bij te voegen, dat de vrouw eene middelmaatige lengte heeft, en tenger is ; haar man in tegendeel groot, ongemeen grof, zelfs ongefchikt van leedemaaten. Zou men hier, door de' kraakbeenfnededer fchaambeenderen, de kinderen hebben kunnen behouden ? LXXV.  LXXV. Waarneeming, Aangaande eene verlosfing, waarin een Chirurgijn zeer ontijdig en roekeloos, den haak gebruikt hadt. Den 14 Juli] 1765 namiddag, werd ik met veel haast gehaald een uur van hier, bij eene vrouw , welke van haar tweede kind in arbeid was. Ik vond de vrouw dwars op eene bedfteede liggen, de beenen afhangende , zonder dat dezelve onderfteund verdeh.; een waterpot onder haar, waarin ik eenige Hukken van het kinds bekkeneel, nevens een gedeelte der hersfenen zag liggen. Een Heelmeefter ftond voor haar, met opgefchorte mouwen, en was dapper bezig met trekken, waarmede hij afliet, zoo dra hij mij ontwaar werd. Hij hadt een haakje in de hand, het welk van een dik ijzerdraad fcheen gemaakt te zijn. Ik vroeg hem, wat reden 'er voor waren, om dat moordtuig te gebruiken ? hij antwoordde, dat hij het hoofd heeft: moeten verkleinen, om dat hetzelve te groot was, ' en de pasfage te klein. Ik zeide , dat ik gehoord hadt, dat de vrouw de eerftemaal gelukkig en vrij fpoedig is verlost geworden, dat ik oordeelde , dat de pasfage nu niet naauwer dan in de voorige verlosfing kon zijn ; dat heden voormiddag, de arbeid eerst begonnen was, en het dus zeer ontijdig was ©m tot geweldige middelen over te gaanr en  C ) en dat het mij daarenboven zeer vvaarfchij nelijk voerkwam, dat de vrouw zonder zijne kwaade handelwijze, alleen in ftaat zou geweest zijn, om haar kind leevend ter waereld te brengen : doch dat het nu hoog tijd was om de vrouw te verlosfen , en te beletten, dat de moeder haar ongelukkig fchepfel volgde. Het was eene jonge Vrouw, van eene middelmaatige geftalte , gezond van ligchaam , zeer afgemat, vol angst en benaauwdheid ; doch ik beurde haar veel op, door haar te verzekeren , van eene fpoedige verlosfing, zonder dat zij 'er veel door zou lijden Ik onderzocht de teeldeelen, en bevond, dat dezelve, op veele plaatfen, gekneusd en verfcheurd waren; het hoofd lag zeer laag in het bekken ; ik kon niet bemerken, dat het eenigzins beklemd zat; ik meende het met de hand te grijpen , en de vrouw oogenbhkhjk te verlosfen ; maar ik kon geen vaste greep krijgen. De vrouw lag niet behoorlijk, om. de verlosfing met de tang te onderneemen ; waarom ik fpoedig een kort bed bereidde, en de vrouw op liet leggen; waarna ik | in 't bijzijn van den Chirurgijn , de yrouw in minder dan twee minuuten van haar kind verloste. Het was een jongen van een middelmatige grootte. De nageboorte volgde kort na het kind. De vrouw is vrij fpoedig en volmaakt herfteld. Aan-  C 273 ) Aanmerking. Moet het hart niet koud worden van zoodaanige mishandeling ? is het niet ftrafbaar ? moet men niet vastftellen , dat hij het kind omgebragtheeft, 't is ten minften zeer waarfchijnelijk, dat de vrouw van een leevend kind zou verlost geweest zijn, als de minst kundige Vroedvrouw haar hadt- bijgeftaan. Gelukkig nogthans voor de moeder, dat hij geen haak hadt, waarmede veel geweld kon gedaan worden ; anders was vermoedelijk de moeder, na veele martelingen, haar kind gevolgd. Omtrent anderhalf jaar na deezen tijd , heb ik de vrouw van den aanvang der verlos, fin g bijgeftaan; dezelve was natuurlijk en zeer voorfpoedig. LXXVI. W a a r n e e m i n g, Aangaande eene verlosfing, waarin een Chirurgijn roekeloos de haaken gebruikt hadt. Den 19 April 1787 donderdag namiddag wierd ik, gehaald , jvier uuren van hier. Ter plaatfe gekoomen zijnde, verzocht een Chirurgijn mij afzonderlijk te mogen fpreeken: hij verhaalde mij, dat hij tusfchen zondag en maandag 's nachts bij de vrouw gekomen was, dat de vrouw klaagde van zwaare pijnen in den abdomen, welke langs de II. Deel. S reg-  C *74 ) regter hypochonder in de femur fchooten; dat hij de vrouw hadt onderflaagen en het Osuteri ampel gedilateerd hadt bevonden : maar geen kind hadt kounen beflaan; dat hij tot heden ogtend hadt afgewagt, dat de natuur de verlosfing zou bevorderen ; doch ziende, dat 'er geene uitkomst was , hadt hij de verlosfing met zijne inftrumenten (de haaken) ondernoomen , en alles aangewend, wat in zijn vermoogen was; dat hij zich herhaalde reizen vermoeid hadt, doch eindelijk het werk heeft moeten opgeeven; waarna de vrienden beflooten hadden om mij te zenden: het welk hem zeer aangenaam was, nademaal hij dikwijls van mij hadt hooren fpreeken , en graag kennis met mij wilde maaken ; teffens mij verzoekende, hem bij de vrienden te willen verfchoonen ; het welk ik beloofde, nadat ik hem zijnen misilag en verkeerde behandeling voor oogen gefield had. . Ik vond de vrouw in een akeligen toeftand, zij was uittermaate afgemat, het aangezigt bleek met koud zweet bedekt, een kleine en fnelle pols, de teeldeelen jammerlijk geteifterd, het hoofd des kinds met ftukken en brokken afgetrokken ; het lijf lag boven den ir.gang van het bekken. Ik meende de verlosling met den haak te doen ; doch ik kon geen vaste plaats vinden , om den haak te vestigen ; daarom beiloot ik het kind te keeren , het welk , ik niet zonder veele moeite verrichtte; om dat de baarmoeder droog,  C 275 ) droog, en ftcik'om het kind famengetrokken was. Daar hing nog een ftuk van het agterhoofdsbeen aan den hals, het overige $van het hoofd was afgetrokken. Volgens de ligging van het lijf, oordeel ik, dat het met het aangezigt is voorgekomen. De nageboorte volgde kort na het kind. De vrouw is na twee maanden gefukkeld te hebben, nog volkomen herfteld. Aanmerking. Hadt deeze Chirurgijn eenige kennis der Vroedkunde bezeeten , dan hadt hij , zoo dra hjj betond, dat de mond der baarmoeder wijd geopend was , de ligging van het kind moeten onderzoeken , en zonder de hand uit te haaien, het zelve moeten keeren , het welk destijds met weinige moeite hadt konnen gefchieden, terwijl de baarmoeder nog Hap, en vogtig was; doch hij was zoo verre niet verlicht; hij kende (zoomin, als die in de voorige waarneeming vermeld) geene vroedkundige inftrumenten , dan de haaken. Mij werd onder de terüg reize verhaald , dat hij twee haaken ftukkend getrokken hadt. Deeze vrouw heeft den ftompen hoek van het heiligbeen , heel binnenwaards geboogen , waar door het bekken vernaauwd wordt, en vermoedelijk oorzaak is, dat haare kinS 2 de-  C 276 ) deren altijd eene verkeerde ligging gehad hebben. Alle haare kinderen zijn dood ter waereld gekoomen , niet tegenftaande, dat de lieden alles hebben aangewend , om een leevend kind te hebben. Ten dien einde hebben zij een Chirurgijn Vroedmeefter van een nabuurig dorp , van den aanvang der verlosfing gehaald; na deezen , nog twee uit een nabuurige ftad , ieder in eene bijzondere verlosfing ; doch even ongelukkig. Dit was de derde maal, dat ik haar in den uitterften nood heb bijgeftaan: doch nooit ben ik bij haar geweest, dan nadat het kind reeds dood was. Doch het komt mij voor, dat het gantsch niet onmogelijk is, het kind leevend te haaien , als de keering door des kundigen en tijdig wordt ondernoomen; om dat ik de kinderen ieder reis klein bevonden heb. In de twee voorige verlosfïngen, warende kinderen met den arm gebooren, en ik hebze beide met kleine moeite binnen weinig minuuten gehaald. Ik ben dikwijls aangezocht geweest, om haar van den aanvang der verlosfing bij te ftaan , doch door de verre afgeleegenheid, heb ik het nimmer kunnen toezeggen. LXXVII.  ( 277 ) LXXVII. Waarneeming, Aangaande eene zwaare verlosfmg, waarin het* kind met den haak werd afgehaald. Den so Junij 177» werd ik gehaald drie uuren van hier, bij eene vrouw, welke van haar eerfte kind reeds vijf dagen in arbeid geweest was. Zij was omtrent vier en dertig jaaren oud , kort en ingedrongen van perfoon; ik oordeelde uit haare geftalte, dat zij in haare kindsheid , door de Engelfche ziekte is aangetast geweest ; ik vond een Heelmeefter^bloedverwant van de vrouw, en eene Vroedvrouw bij haar: de eerfte hadt haar adergelaaten, eenige klisteren gezet, veele verhittende zoogenaamde arbeid verwekkende middelen ingegeeven; de Vroedvrouw hadt door aanhoudend wroeten , de teeldeelen dermaate doen ontfteeken en zwellen dat de vrouw, op de minfte aanraaking , jammerlijk kermde ; de mond der baarmoeder was tamelijk verwijd, doch de randen dik, en pijnelijk; het hoofd 'zat boven tusfchen den ingang van het bekken fterk beklemd. De vrouw was zeer afgemat; zij had geduurende driemaal vier en twintig uuren weinig gerust; alle omftandigheeden rijpelijk overwoogen hebbende, oordeelde ik ongeraaden , voor als nog de verlosfing te onderneemen. S 3 Het  f278 ) Het was nog vroeg in den ogtend; ik beiloot vooraf de ontftooken deelen te verzagten , ten dien einden , liet ik de vrouw een ader openen , en de teeldeelen liet ik met een verzagtende pap bedekken;ik fchreef een ligt rustmiddeltje voor, en liet haar eemg voedfel gebruiken. Na verloop van een uur viel zij in een flaap, welke- bijna onafgebroken vier uuren duurde; waaruit zijzeer verkwikt ontwaakte, en wederom eenig voedfel gebruikte; zij bleef het overige van den dag zeer bedaard en genoot van tijd tot tijd nog een kort flaapje. Omtrent den avond was zij zeer moedig, en merkelijk verkwikt, de ontftookene deelen minder pijnelijk; dc vrouw nevens de naastbeftaanden verzochten , dat ik toch de verlosfing niet langer wilde uitftelleii; ik had nog graag 0p deeze manier blijven voortgaan, tot dat de ontfl-eeking der deelen verdweenen zoude zijn; maar alle mijne redeuen vonden weinig ingang, zij bleeven op de verlosfing aandringen. Ik liet de vrouw op een kort bed liggen, onderzocht naauwkeung de ligging van het kind, het lag met het aangezigt naar de linkerzijde gekeerd, voor en agter zeer beklemd; het bekken was' zeer naauw, en geheel misvormig ; ik beiloot de verlosfing met de tang te onderneemen, maar ik kon de lepels niet behoorlijk aanleggen , noch overkruisfen ; waarom ik genoodzaakt was, den haak te gebruiken ; waar toe ik  ik te eerder overging , om dat ik wel verzekerd was, dat het kind niet meer leerde. Ik ging met de regter hand langs de Imker zijde in de baarmoeder, met de Imker hand nam ik den haak , fchoof denzelven voorzigtig tusfchen mijn hand en het hoofd des kinds in de baarmoeder ; ik drukte den haak in het oogbol, waar na den haak met beide handen omvattede , op de manier als ik in de twee en zeventigfte waarneeming befchreeven heb. Vervolgens begon ik al wrikkende te trekken; doch ik ontdekte weldra, dat de haak zou los fchietcn; ik onderzocht de oorzaak , en bevond, dat het voorhoofds been afweek; ik trok nog een wijl bedaard tot dat het been zoo los was dat ik het kon uitneemen ; waar na ik den haak in den mond plaatfte, hetwelk te gemaklijker toeging, om dat het hoofd veel laager lag; met den haak nu een vaste greep hebbende, begon ik wederom op de voorgemelde manier te trekken, tot dat het hoofd gebooren was; waar ■ na ik nog eenige moeite had , met het ligchaam te haaien. Het kind was een jongen van een rmddelmaatige grootte, en fcheen al eenigen tijd dood te zijn geweest, de opperhuid fcheide overal van'het ligchaam, en gaf een zwaaren ftank van zich, daar liep ook veel Hinkend vogt uit de baarmoeder. De nageboorte volgde kort na het kind. ^ S 4 De  ( 2S0 ) De verlosfing hadt omtrent een half uur geduurd. De ontftookene deelen gingen tot verzweering over; doch door de goede zorg van den Heelmeefter, welken ik van tijd tot tijd met mijnen raad heb bijgeftaan , is de vrouw alhoewel langzaam , volkomen herfteld. Omtrent twee jaaren hierna, werd ik andermaal bij deeze vrouw gehaald , doch ik vond haar verlost van een dood kind, van omtrent zeven maanden dragts. Aanmerking. Alhoewel het hoofd niet groot was, Zou ik het met de tang niet hebben kunnen vatten , al had ik het hoofd vooraf verkleind, nademaal het naauwe en misvormig bekken' niet toeliet, om de lepels behoorlijk aan te leggen, noch te o verkruis feu; waarom ik liever aanftonds tot het gebruik van den haak overging, dan de vrouw vrugteloos te pijnigen en aftematten. Een kundig en voorzigtig Vroedmeefter , zal niet dan met den grootften wederzin, tot dit geweldig werktuig overgaan; doch wat kan men anders doen? als men in 't geval is , dan in den uitterften nood, de uitterfte middelen aanwenden. De Hemel zii gedankt, ik heb niet meer dan tienmaal in het geval geweest, van dit doodelijk werktuig te moeten gebruiken. In dit geval was het  C 281 ) liet onvermijdelijk , nademaal de middellijn van vooren naar agteren, geen drie duim wijd was. Niemand, dan die in de gevallen geweest zijn , is bewust, dat 'er zoo veel voorzigtigheid cn oplettendheid vereischt wordt, onder het gebruik der haaken, wil men gevaarlijke kwetzingen vermijden, zoo van zich zeiven als van «de vrouw; daarom is het voorzigtig en hoogstnoodig dikwijls te onderzoeken, of de beenderen waarin de haak geplaatst is zich niet begeeven, en als men ontdekt, dat de haak meerder uitkomt, moet men telkens onderzoeken of het geheele hoofd mede volgd , of dat de beenderen gedeeltelijk affcheurcn, wanneer men met alle omzigtigheid moet trekken, op dat de kaak niet onverhoeds losfchiete , of denzelven verplaatfen, en is het mogelijk in de boven kaak, welker beenderen meer tegenftand kunnen bieden , en vervolgens aan meerder geweld kunnen wederftaan. LXXVIII. Waarneeming, Aangaande eene zwaare verlosfing, van eene vrouw, welke een naauw en mismaakt bekken hadt, en met den haak verlost U. Den 18 April 1783 werd ik gehaald een uur van hier , bij eene vrouw , welke van het eerfte kind zwanger zijnde , reeds agt daS 5 gen  C 282 ) gen in arbeid geweest was. Het was een klein maager vrouwtje, zij lag aan geweldige ftuipen, welke zich den voorgaanden dag al hadden vertoond; zij was geheel weezenloos, bleek van aangezigt , de oogen ingevallen , de neus fcherp , het gantfche ligchaam met koud zweet overdekt, de ademhaaling kort, met een onvoelbaare pols; het fcheen dat zij alle oogenblikken den geest zou geeven. Ik vraagde aan de Vroedvrouw, waarom zij niet tijdiger om mij gezonden hadt; dan het was eene der koppigfie, verwaanfte , en onderneemendfte fchepfelen, welke ik ooit ontmoet heb; en waar van ik voor lange, de gruwelijkfte mishandelingen had ondervonden. Ik gaf aan de naastbeftaanden te kennen dat de verlosfing vrugteloos zoude weezen , dat de vrouw onder mijne handen den geest zou geeven, en dat het dus beter was, ongeftoord het einde in te wagten ; doch ik werd met zoo veele drangredenen aangezocht , zoo wel van de buurvrouwen , als bloedverwanten , dat ik, hun verzoek niet langer kunnende wederftaan , eindelijk doch fchoorvoetende en met vrees beiloot , de verlosfing te onderneemen De vrouw lag op het kort bed ; ik onderzocht het geval, en bevond, dat het hoofd zeer verlengd en plat famengedrukt voorkwam ; de opperhoofd beenderen laagen los , de bafis van het hoofd zat boven den ingang  C 283 ) gang van liet bekken , welke ingang niet meet dan twee" en een halve duim middellijn hadt,tusfchen het heiligbeen en de fchambeenderen. Ik voorzag, dat deeze verlosfing mij zweet en arbeid zoude kosten; doch om niets onbeproefd te laaten, bragt ik de tang in, dan het was onmogelijk om ze behoorlijk aan te leggen en te overkruisfen; waarom ik 'er van moest afzien, en tot den haalc mijne toevlugt neemen. Ik bragt de regter hand aan de linker zijde in dc baarmoeder, zoo hoog als ik kon; doch het bekken was zoo naauw, dat ik niet hooger dan tot aan den ingang kon komen, noch ik kon de ligging van het hoofd des kinds niet onderfcheiden , waar door ik genoodzaakt werd den haak te plaatfen, zoo als ik best kon. Ik begon met zeer voorzigtig te trekken, om dat Ik vreesde dat de haak weldra zou losfehieten, gelijk ook kort hier na gebeurde. Ik nam de losfe beenderen voorzigtig weg, en plaatfte den haak aan de tegenovergefielde zijde van de vrouw, en het hoofd des kinds ; doch het duurde niet lang , de beenderen begaven'zich, ik plaatfte den haak wederom aan de linkerzijde van de vrouw inliet hoofd des kinds, zelfs hooger dan ik met de vingers kon bereiken; doch voor dat ik de hand te rug haalde, onderzocht ik , of de haak een vast fteunpunt hadt, waarna • ik wederom begon te trekken, doch de haak fchoot wederom los ; ik nam nu voor om den haak  ( 284 ) haak hooger in te pknten , al zou ik eenig geweld moeten gebruiken; ik bereikte ten deele doch q vooï len1haak in het dan het vooihoofds been deed ook weinigen wederItand; ik bezocht , of ik met de vingers de boven kaak kon bereiken , het welk mij na veele moeite gelukte, om den haak in te planten ; doch ik had het verdriet, dat deeze beenderen zich meede begaaven. Ik beken het nu werd ik moedeloos, en meende het werk op te geeven;; ik had, geduurende de bewerking , de vrouw meenigmaal aangezien, of zij den geest nog ftiét had gegeeven, het welk ik wel gewenscht heb, ziende geene andere uitkomst; ik zou graag een teug wijn tot verfterkinggebruikt hebben, want ik vreesde van vermoefng te zullen bezwijken; dan liet was 'er zoo armoedig gelteïd , dat ik niet dan een teug water kon bekomen. Na een weinig gerust te hebben, trok ik wederom aan 't werk; ik plaatfte voor ditmaal met veele moeite, den haak onder de onder kaak , ik gebruikte mijne nog overige kragten , om het hoofd buiten de geboorte te krijgen ; ik kreeg het door de naauwte in het bekken , ik meende nu zou ik haast aan het einde zijn; maar ziet ! het overige van het hoofd fcheurde van den hals ; de borst was een nieuwe hinderpaal; na een weinig adem gefchept te hebben , bezocht ik den haak in de borst te hechten; ik bragt den- zel-  C 285 ) zeiven met veele moeite tusfchen de tweede en derde rib in de borst; ik trok met vrees, dat de haak wederom zou los fcbieten , waarom ik telkens onderzocht of de haak nog wel vast geplaatst bleef; het welk naar wensch bevindende , fpande ik mijne overige kragten in, en trok met zoo veel geweld als mijne zwakke kragten toelieten : en ik kreeg eindelijk den romp. Het was geheel aan het bederven, en gaf een onverdraaglijken ftank van zich. De nageboorte viel bijna van zelfs uit het ligchaam. De vrouw bleef, tot verwondering, nog tot den volgenden ogtend leeven. Aanmerking. Een ieder die dit verhaal leest, zal gemaklijk kunnen opmaaken, hoe veel arbeid, en zweet, mij deeze verlosfing gekost heeft: ik was ten eenemaal afgemat; meer dan agt dagen daarna, voelde ik nog de overblijffelen, de vermoeijing door alle leeden; nimmer heb ik zoo zwaar een geval ontmoet; meenigmaal werd ik zo moedeloos, dat ik de verlosfing meende te ftaaken; dan nademaal ik nimmer eene verlosfing heb opgegeeven , werd ik door eerzugt geprikkeld, het welk mij als 't waare, nieuwen moed en kragten bijzettede. AI-  C 235 ) Alhoewel ik door de ondervinding geleerd heb, dat vrouwen in de wanhoopigfte gevallen, fomtijds door de verlosfing op eene wonderbaarlijke wijze behouden worden; zou ik toch deeze verlosfing niet ondernoomen hebben, dewijl 'er geene de minfte hoope van eene goede uitkomst te verwagten was; maar de vrouw onvermijdelijk fterven moest; was het niet bij arme menfchen geweest: want als ik geweigerd hadt, de verlosfing te ondernemen, dan zou de lasterzucht een ruim veld gevonden hebben, en mij als onmêdoogend tot den armen uitgekreeten hebben; alhoewel het onverdiend zou wezen, nademaal ik nooit mijnen bijftand aan iemand geweigerd heb. Zou men in deeze twee agtereen vol^en.de gevallen, door de zoo veel gerugtmaakende konstbewerking, de doorfnijding van de kraakbeenige vereeniging der fchaambeenderen, tijdig ondernoomen, de kinderen hebben kunnen behouden? In het eerfte geval oordeel ik van jaa, dan het kind was voor mijne komst reeds geftorven. In het Iaatfte geval zou die konstbewerking vrugteloos geweest zijn. De keizerlijke fneede, was mijns bedunkens, het eenige middel geweest, om het kind te behouden. De doorfnijding van de kraakbeenige vereeniging der fchaambeenderen , door den Heer Jean Renè Sigault in het jaar 1777 eerst on-  ( a87') ondernoomen, heeft veele Geleerden hunne pennen doen fcherpen; de eenen hebben voor de anderen tegen gefchrevenj beide partijen hebben met veel drift, hun gevoelen trachten door te drijven; doch niemand heeft tot heden eene volkome overwinning behaald i de gevoelens zijn , en blijven nog verdeeld , en zullen mogelijk nimmer over een gebragt worden. De doorkundige, en alom beroemde Hoogleeraar, Petrus 'Camper, heeft al veel aan deeze doorfnijding gedacht, en verzocht, om dezelve aan eene ter dood verweezene vrouw, te mogen-uitvoeren. Doch het welk werd afgeflagen. Als ik voor de eerftemaal het geval van den Heer Sigault hadt geleezen, heeft mij de ftoute onderneeming verbaasd, dan de gelukkige uitkomst heeft mij niet weinig behaagd; het heldhaftig belluit van de vrouw Sichot, om zich aan deze nieuwe en pijnehjke konstbewerking het eerst te onderwerpen, heb ik niet genoeg kunnen bewonderen. , Niet tegenftaande het goed gevolg waarmede deeze onderneeming bekroond is geworden, heb ik, tot heden, mijne goedkeuring aan deeze kunstbewerking niet ten volle kunnen geeven; onder het leezen merkte ik op, met het door fnijden van het kraakbeen , wijkende fchaambeenderen van eikanderen, maar eene afwijking van anderhalf duim, vergroot de i 6 klein-  C 288 ) kleinfte meeting van vooren naar agteren, maar met weinige lijnen; eene grootere afwijking kan men niet bekomen, zonder verfcheuring der banden en kraakbeenderen, waarmede de anderen beenderen van het bekken zijn famengevoegd. En hoe kan men juist bepaalen, hoe veel lijnen men meerder benoodigd heeft, als men door de tang kan winnen? Het is wel waar, men kan door de Pehi Metere, de naauwte van het bekken juist bepaalen: maar kan men even juist de groote van het hoofd bepaalen? Ik oordeel neen, en hier zou het toch mede op aan koomen, om deeze konstbewerking, met hoop van een goed gevolg te kunnen onderneemen. Dan als het doorgaat, het welk eenige Schrijvers beweeren, dat 'er geduurende de zwangerheid, een grooter toevloed van vogten is, naar de kraakbeenderen, waar dooide beenderen van het bekken vereenigt zijn, waar door dezelve zagt en rekbaar worden, onder de verlosfing uitrekken, en het bekken ruimer maaken, dan zal de doorfnijding zeer zeldzaam te pas komen : deeze verwijding is evenredig, en gefchikter, dan die, welke men met de doorfnijding kan bekomen, en heeft niets kwaads ten ge. volge. Dan ik voor mij; ik kan met waarheid betuigen, dat ik dusdaanige verwijdering aan de beenderen van het bekken nimmer heb kunnen befpeuren ; alhoewel ik deeze deelen,  C 289 ; len, na zwaare verlosfïngen, herhaalde reizen met veel oplettendheid onderzocht hebt. Onder de Schrijvers, welke dit gevoelen zijn toegedaan, worden 'er gevonden , welken om aan hunne Helling klem bij te zetten, proeven genoomen hebben met drooge hekkens, welke dagen agter een in water geweekt werden, een vorm van droog houd in de holligheid, in het midden eene wigge, welke dagelijks met een hamer werd aangeflaagen, tot dat de beenderen van een fcheidden. Wat is beftand tegen dergelijk geweld. Men gaat nog verder, en beweert, dat het kraakbeen van het bekken tot in den hoogen ouderdom kraakbeenig blijft, en geenzins als in andere deelen in hard been veranderd. Doch dit gaat ook niet door, getuigen hiér van zijn de hiftorifche verhaalen, van eenige Geleerden, welken de doorfnijding der kraakbeenigen vereeniging van de fchaambeenderen hebben ondernoomen; een heeft de vereniging beenagtig bevonden, waar door hij belet werd voort te gaan, en tot de keizerlijke fneede moeten overgaan; een ander bevond hetzelfde , en moest de fcheiding met een zaag verrichten. Deeze vrouwen waren niet oud, de eene was omtrent een en twintig jaaren oud. II. Deel. < T IV.  IV. HOOFDSTUK. BEHELZENDE EENIGE VERLOSSINGEN, WELKE MET GEVAARLIJKE TOEVALLEN VERZELD WAREN. LXXIX. Waarneem ing, Aangaande eene verlosfing, welke met zwaare bloedflorting verzeld was. Den -iq September 1776, omtrent drie uuren in den ogtend werd ik in haast geroepen, bij eene vrouw , welke in arbeid en in eenen gevaarlijke toeftand was. Nademaal het hier in de plaats was, zoo was ik fpoedig bij de vrouw; ik vond haar zonder kennis, en fpraak, het aangezigt bleek, handen en voeten koud, de pols kon ik naauwlijks onderfcheiden; de bijzijnde vrouwen verhaalden mij, dat de vrouw verfcheidene flaauwten gehad hadt, dat de Vroedvrouw de oorzaak voor haar hadt verborgen gehouden, tot dat zij het bloed van onder de ftoelen over de vloer zagen flroomen, waar door zij alle zeer  ( 291 ) zeer ontfteld zijn geworden, en om mij hebben gezonden. Onder dit verhaal had ik de vrouw onderflaagen. Ik vond den mond der baarmoeder ruim geopend, doch in plaats van de gladde vliefen, voelde ik een zagt, oneffen, en vleezig ligchaam, het welk den mond der baarmoeder geheel belloeg; agter het_zelve voelde ik een hard, rond ligchaam, het welk ik oordeelde het hoofd des kinds te zijn, en op het aanraaken opwaards week. Ik gaf de vrienden het gevaar waar in ik de vrouwbevond, te kennen, en dat ik de vrouw, in eenige minuten kon verlosfenj maar, niet kon verzekeren, dat zij de verlosfing zou overleeven. Ik maakte fpoedig een kort bed, waar op ik de vrouw op de zagtfte wijze liet plaatfen ; vervolgens ging ik met de regter hand in de fcheede, het geklonterd bloed waar mede de zelve gevuld was , liet ik blijven, onderzocht rondom, of ik op een of andere plaats de vliefen kon betasten; doch geen onderfcheid kunnende befpeuren, ging ik met de regter hand, langs de linkerzijde tusfchen de nageboorte en de baarmoeder in, tot aan de vliefen, welke ik doorboorde, het hoofd met de hand fchielijk opwaards naa den bodem der baarmoeder duwende, waar door de voeten nederwaards daalden, cn als van zelfs in de hand vielen, en de vrouw in weinige minuten verloste. T » De  C 292 ) De nageboorte viel van zelfs uit het ligchaam. Ik betastte den buik, en voelde, dat de baarmoeder zich famentrok. De vrouw kwam langzaam bij, doch is nog fpoedig herfteld geworden. Het kind was een meisje, en zeer zwak, doch heeft zich in het vervolg zeer wel laaten voeden. Aanmerking. In diergelijke gevallen hangt het leeven van moeder en kind af van eene fpoedige verlosfing : doch deeze ftijf hooofdige en onkundige Vroedvrouw zou liever de vrouw met haar kind in den buik hebben laaten {terven, dan onderftand te verzoeken. Ik verkies altijd liever de vliefen te doorbooren , op de wijze gelijk ik in dit geval gedaan heb, als de nageboorte, om de verfcheuring van groote bloedvaten te vermijden , zoo veel mogelijk is; ik duwde het hoofd in eens naa den bodem der baarmoeder om hier door de keering gedeeltelijk te verrichten, het welk in diergelijk geval zonder moeite kan gefchieden; en ook om door mijn arm de opening der vliefen te floppen, en het water in de baarmoeder te behouden, om de keering gemaklijk te maaken , waarna ik het water laat ailoopen, en het^kind langzaam uithaal. Ik  ( 293 ) Ik onderzocht de nageboorte , en kon klaar zien, dat dezelve op den mond der baarmoeder gezeten hadt. De navelftreng was in het middelpunt der nageboorte ingeplant. LXXX. Waarneeming, Aangaande eene verlosfing, met zwaare bloedflorting verzeld. In het jaar 1758 ontving ik een brief met een expresfe bode, van mijn hooggeachten Vriend, den Wel Edele Hooggeleerden Heer J. Ingenhauze > thans Archiater aan het Keiferlijk Hof te fFeenen, om zoo fpoedig mogelijk bij zijn Wel Ed. te komen, en de tang van Levret mede te brengen. Bij mijne aankomst verhaalde mij zijn Wel Ed., dat de vrouw verfcheide maaien zeer gelukkig gebaard hadt; wederom hoog zwanger zijnde ,(^voor agt dagen eenige baarens pijnen gevoeld hadt, met eene geringe bloedftorting verzeld; hij hadt eene ader laaten openen, om dat de vrouw zeer bloedrijk was, en eenige andere gepaste middelen voorgefchreeven vervolgens de vrouw een en andermaal bezocht, en nimmer reden kunnen vinden, dan om op eene gelukkige verlosfing te mogen hoopen; doch heden namiddag, in alle 'haast gehaald zijnde, hadt hij de vrouw in deezen hoopeloozen toeftand gevonden., en aanftonds om mij gezonden. T 3 i>«  C 394 ) De Vroedvrouw verhaalde, dat na middernacht, de arbeid begon optewakkcren , en de vloed hadt toe genoomen ; dat v.oor den middag, het water was gebrooken; doch de vloed hadt blijven aanhouden, en namiddag zoo geweldig was geworden , dat zij telkens dacht, dat de vrouw den geest zou gegeeven hebben. De vrouw lag in eene bedftede, met een kruis en wasfche kaars in de hand; een gebruik, onder de Roomschgezinden, bij ftervende menfchen. De Heer Ingenhauze verzocht mij de verlosfing zonder uitftel te onderneemen. Ik betoonde weinige genegenheid om mijn goeden naam aan zoo een hoopeloos geval bloot te geeven; doch de Heer Ingenhauze drong "er op aan, en ik liet mij overhaalen. Ik maakte fpoedig een kort bed; maar toen ik de vrouw 'er op wilde leggen, weigerden de vrienden het toe te;ftaan; dan na veele redenen lieten zij zich eindelijk overtuigen. Ik vond de fcheede met geklonterd bloed gevuld, de mond der baarmoeder ruim geopend , het hoofd in eene goede ligging tusfchen den ingang van het bekken; na dat wij beide hadden goedgevonden, om de verlosfing met de tang te onderneemen, na dat ik de lepels had ingebragt, overkruist, en behoorlijk gefloten, begon ik op de meergemelde manier te trekken; doch het duurde niet Jang, of de tang flipte af; op dit toe- vaU  ( *95 ) val, zagen de vrouwen elkander aan, eenige ftaken de hoofden bij een. Ik bragt de tang wederom in , doch zij flipte andermaal af. Nu begonnen zij opentlijk te morren, doch de Heer Ingenhauze bragt ze tot bedaaren. Ik plaatfte mij op eene knie voor de vrouw, om de zaak nader te onderzoeken, en bevond, dat 'er een elleboog tegen het hoofd des kinds lag, en dat ik met de hand bezijden het hoofd des kinds, zonder moeite m de baarmoeder kon komen ; ik gaf 'er den Doctor kennis van, en vraagde of ik het kmd wilde keeren; hetwelk zijn Wel Ed. toeftond. Zonder de hand uit te haaien ging ut tot aan de voeten, greepze beide, en eindigde de verlosfing binnen twee mmuuten. De nageboorte viel van zelve uit het ligchaam. Op ditzelfde, oogenblik werd de vrouw door eene vervaarlijke ftuiptrekkmg aangetast; het ligchaam werd geheel voorwaards getrokken, de oogen draaijden m het hoofd-, en viel plotsfelijk wederom neder. Wij meenden, dat zij den geest gat, ik liet haar te bedde leggen, waarna zij een weinig bijkwam. - Op dit oogenblik kwam een Heelmeestei uit Breda, door den Heer Ingenluiuze ontboden, om de Keizerlijke fneede te doen, indien de vrouw voor de verlosfing was geftorven. T 4 Dell  C 295 ) Den Hen Ingenhauze nam affcheid, om nog binnen de poort te kunnen, komen, onderaffpraak, van 'S anderen daags voormiddag te «uUen wederkomen 5 wanneer wij haarbo' v nverwagtmg wel bevonden, en zij allengskens volkomen herfteld is. Aanmerking. ïk ben nimmer meer bevreesd geweest, het vertrouwen, en mijn goeden naam te verhezen dan door dit geval; ik was bekommerd, dat de vrouw onder mijne handen den geest zou gegeeven hebben, het welk het alleronaangenaamfte moet weezen, dat een Vroedkundigen kan overkomen, doch de Hemel zij gedankt, dit ongeluk is mij nimmer overgekomen; alhoewel ik geduurende een meer dan dertigjaarige oeffening, mij nieemgmaal ,„ angftige en netelige gevallen bevonden heb, en nooit, hoe hoopeloos het geval geweest is, de verlosfing geweigerd heb Eenige der bijzijnde vronwenIXn voorheen den Heer Ing^auzen, verfche de verlosfingen met de tang, fpoedig en behen. ZtZ Ver"chte«' w^°™ zij het afllippen maar d";;;? 0nbf lamheid toefchreeven; eer^' ftfekf ^ ^ voLiT n°g J'°ng in de Pr^tijk, en d J SeIceid> de hgglng van het kind  C 297 ) kind wel te onderzoeken , voor dat ik tot eene of andere hand- of konstgreep befluit; had ik de ligging van het hoofd, in den beginne gekend , zoo als ik na het afflippen. der tang ontdekte, dan zou ik aanftonds de keering ondernoomen hebben. Deeze twee waarneemingen , aangaande de verlosfïngen met bloedftorting verzeld , oordeel ik, dat genoeg zullen zijn , om te be. wijzen, dat men, in gevallen van zwaare bloedftorting, de verlosfing zoo dra mogelijk moet bevorderen. Over de bloedftorting, welke geduurende de zwangerheid, en ten tijde van een dreigende of aanftaande miskraam , voorkomen , of op het einde der zwangerheid, voor dat de arbeid zich openbaart, of eerst begint te openbaaren, zal ik hier niet handelen; maar voor een andere gelegenheid fpaaren. LXXXI. Waarneeming, Aangaande eene verlosfing, met geweldige fluipen verzeld. Den 17 Julij 1781 werd ik met veel fpoed gehaald een uur van hier , bij eene vrouw, welke in arbeid zijnde, door geweldige ftuiptrekkingen werd aangetast. De vrienden en bijzijnde vrouwen , liepen heen en weder, en waren doodelijk ontfteld ; de vrouw zat in een armftoel; de Vroedvrouw T 5 voor  C 298 ) voor haar: yjj was zonder kennis en fpraak , alle deelen werden door geweldige ftuiptrekkingen beroerd. Ik beval een bijzijnden Chirurgijn, de vrouw adertelaaten: middelerwijl ouderfloeg ik haar, en bevond , dat het hoofd des kinds laag in het bekken gezakt was , en eene goede ligging hadt; de vliefen verbrooken, en de mond der baarmoeder ruim geopend. Onder de aanvallen werd het hoofd laager geperst, waar door ik verzekerd werd , dat de verlosfing nabij was ; doch ik oordeelde ieder oogenblik gevaarlijk voor moeder en kind ; waarom ik befloot , zonder uitftel, de verlosfing met de tang te verhaasten ; het welk ik binnen weinige mi* muiten gelukkig ter uitvoer bragt. Het was een kloeke en gezonde jongen. De nageboorte volgde kort na het kind. Ik zorgde, dat de vrouw fpoedig te bedde wierd gelegd; ik bragt een doekje in wijn nat gemaakt, aan haare lippen ; zij toonde geen gevoel te hebben , lag als in een diepen zwaaren flaap, doch de ftuipcn bleeven weg. Omtrent zestien uuren na de verlosfing, opende zij de oogen , toonde eenige kennis, en gebruikte eenig voedfel. Zederd is zij van dag tot dag beter geworden, en vrij fpoedig, zonder eenig hinder te behouden , volkomen herfteld. Aan-  ( 299 ) Aanmerking. Het is bij alle Vroedkundige Schrijvers aangenoomen , dat de verlosfing het voornaamfte middel is , om de ftuipen te doen bedaaren, of ophouden. Ik durf 'er onbefchroomd, bijvoegen, dat heft eenigfte middel is, om ze te fluiten. Gelukkig, wanneer zij kort na de verlosfing ophouden; anders is de uitkomst gemeenlijk doodelijk. Ik heb veele verlosfïngen bijgewoond, welke met ftuipen verzeld waren, doch bij zeer weinige, welke zoo geweldig waren. Het was een aanmerkelijk geluk voor de vrouw , dat de verlosfing zoo verre gevorderd , en alles zoo wel gefchikt was , om de verlosfing veilig, en fpoedig te konnen volbrengen. Den 28 Junij 1773? heb ik deeze vrouw, in eene zwaare verlosfing bijgeftaan, en haar met de tang verlost van een zoon, welke heden nog in leeven is. Deeze was een zevende zoon, en heeft zich zeer wel laaten voeden. LXXXII. Waarneemin g, Aangaande eene zwaare verlosfing, welke met ftuipen verzeld was. In het Jaar 1762, 'snamiddag werd ik gehaald , twee uuren ver. Ik vond eene vrouw in  ( 300 > in eenen akeligen toeftand , ten uiterften afgemat , alle deelen van het ligchaam, werden door geweldige ftuipen aangevallen ; de vroedvrouw verhaalde mij, dat den voorigen dag de arm was uitgevallen , omtrent vier uuren na dat het water gebrooken was; dat zij haar best gedaan? iadt o.m^en arm op te werken; dat de vrouw omtrent middernacht door geweldige ftuipen werd aangevallen, en zederd niet dan voor weinige oogenblikken waren opgehouden. Ik bevond den arm tot aan den fchouder gebooren,dezelve was geheelzwart; de mond der baarmoeder was als een ftrop om den arm des kinds famengetrokken. Ik voorzag , dat de uitkomst niet dan doodehjkkonde weezen; doch om de vrouw , niet hulpeloos te verlaaten, en aan het aanhoudende verzoek der vrienden re voldoen, beiloot ik, de verlosfing te onderneemen ; alhoewel ik voorzag , dat het bezwaarlijk zoude^ zijn omze uit te voeren. Ik liet de vrouw op een kort bed leggen, en trachtte den voorften vinger tusfchen den arm en den mond der baarmoeder in te brengen; doch dit kon op eene zagte wijze niet gefchieden; ik was daarom genoodzaakt eenig geweld te gebruiken , om een vinger tusfchen beide in te brengen ; waarna ik een tweeden en eindelijk de geheele hand inbragt; doch de gantfche baarmoeder was geweldig orn het kind famengeiiokken. Ik bereikte ein-  C 3°! ) eindelijk eene knie, welke ik ontplooijde, en den voet buiten de fcheede bragt; vervolgens de tweede; waar na ik het kind geheel uithaalde , doch het fcheen reeds eenigen tijd dood geweest te zijn. De nageboorte volgde kort na het kind. De vrouw ftorf omtrent zesendertig uuren na de verlosfing. Aanmerking. Zie daar! een geval waar in de gevolgen zoo gelukkig niet waren, als in de voorige waarneeming: ook waren alle omftandigheeden, veel gevaarlijker , dan in het voorige geval: de ftuipen hadden reeds lang geduurd, de vrouw gantsch afgemat en kragteloos, het kind hadt eene verkeerde ligging, de mond en de gantfche baarmoeder geweldig famengetrokken. Ik kon de tusfehenpoozen der aanvallen niet gaade flaan , om dat de {ftuipen bijna aanhoudende waaren ; doch onaer het hevigfte der aanvallen haalde ik de hand te rug. Als 'er tusfehenpoozen zijn, moetmendezelve waarneemen om te werken: want onder de aanvallen zal men de hand vrugteloos verdooven , en vermoeijen. Was ik bij de vrouw geweest, voor dat zij haare kragten verlooren hadt, dan zou ik door ruimeren herhaalde aderlaatingen, de ftuipen tot bedaaren hebben trachten te brengen , uit en inwendige ftovingen hebben aangelegd, en krampftillende ' middelen hebben voorgefchreven. V. HOOFD-  V. H O O F D S T U K. BEHELZENDE EENIGE ZELDZAAME GEVALLEN. LXXXIII. Waarnee m i n g, Aangaande eene verlosfing, van een kind met een Waterbuik. 2r Februarij 1767, omtrent twee uuren na middernacht werd ik gehaald, een uur van hier ; bij eene vrouw, welke van haar eerfte kind in arbeid was. De Vroedvrouw verhaalde mij, dat zij den voorigen nacht was gehaald , de vrouw in vollen arbeid had gevonden, en het water begon te groeijen , het welk omtrent elf uuren voormiddag gebrooken was; waar na de arbeid was opgehouden; en ten einde denzelven wederom op te wekken, bij den Meefter, om een flesje hadt gezonden, waar door de vrouw in flaap gevallen was , welke omtrent drie uuren hadt aangehouden: waar na de arbeid wederom begonnen, en liet] hoofd laag in het bekken gezakt was; en niet  C 303 ) niet tegenftaande de vlaagen nog eenigen tijd hadden blijven aanhouden, was bet hoofd als onbeweeglijk blijven zitten. Vervolgens was de arbeid begonnen te verilappen , en nu.zederd eenige uuren geheel opgehouden; waarom de vrienden beflooten hadden, om mij te zenden. De vrouw was zeer zwak met een kleine foelie pols, en fcheen ongemeen dik; ik betastte den buik; die was buiten maate uitgezet, de huid als een trommel gefpannen, de dijen, beenen en voeten, nevens de fchaamlippen zngtig gezwollen * het hoofd was laag in het bekken gezakt; het linker been der hoeknaad kwam voor, waar op een gezwel was , het welk ook bol en flap op het gevoel was; waar uit ik vermoedde , dat het kind niet meer leefde. Na dat ik de vrouw op een kort bed geplaatst had, bragt ik het hoofd met de tang buiten de geboorte 5 doch het lijf weigerde op de gewoone wijze te volgen; ik onderzocht of de fchouders op den ingang van het bekken bleeven haaken, doch ik vond een fchouder in de holligheid van het heiligbeen, welken ik een weinig verdraaijde; waar op de andere fchouder mede in het Dekken zakte; doch ik ondervond wel haast , dat de fchouders de hinderpaal niet geweest waren; ik bragt mijne twee voorfte vingers als haaken onder de oxelen des kinds, en moest met kragt trekken, om den buik uit te haaien. Het  C 3°4 ) Het kind was een jongen , van eene middelmaatige grootte, kwam dood ter waereld, en de buik was door waterzucht gezwollen. De nageboorte volgde een kwartier uurs na het kind. Aanmerking. Deze vrouw was van het begin der zwangerheid af zeer ongefteld geweest; tusfchen de derde en vierde maand ben ik eenige reizen bij haar geweest; zij klaagde van geduurige pijnen in den buik, en opftopping van water, het welk door de drukking der bevrugte baarmoeder , op de fluitfpier van de waterblaas, veroorzaakt werd; om het water te ontlasten, was men eenige maaien des daags, genoodzaakt de baarmoeder van de blaas te duwen, welk ongemak, tegens het einde der vijfde maand allengskens verbeterd was. Ondertusfchen begonnen de voeten , beenen ■> dijen, en buik te zwellen; om trend de agtfte maand was zij affchuwelijk dik, en zeer ongemaklijk; zij kon naauwlijks zitten, noch liggen; van de agtfte maand tot de volle zwangerheid, fcheen haar ongemak eenigzins verdraaglijker. d Na de verlosfing begonnen de onderfte deelen allengskens dunner te worden ; doch de buik bleef nog dik, en waterzuchtig; doch hier van is zij door den tijd en gepaste middelen volkomen herfteld. Wanneer de buik des  C 305 ) des kinds, door water zoo dik gezwollen is, dat dezelve niet door de geboorte kan gehaald worden , moet men dezelven met een trok art doorbooren, LXXXIV. W aarnee m ing, Aangaande eene verlosfing, van een kind met een waterhoofd. Den 3 Maij 1762 werd ik gehaald, twee uuren verre, bij eene vrouw, welke in arbeid was. De Vroedvrouw verhaalde mij, dat omtrent tien uuren geleeden het water gebrooken, en teffens een arm nevens de navelftreng uitgevallen was ; dat zij veele moeite hadt aangewend, om het een en ander in te brengen; maar zoo dra zij haare hand uithaalde, deeze deelen mede uitvielen. Ik bevond dat de navelftreng uit hing, flap en koud was, en de arm tot aan den fchouder gebooren. Ik liet de vrouw op het kort bed leggen, en behoorlijk onderfteunen; vervolgens ging ik met de hand in de baarmoeder om dö voeten te zoeken, welke ik gemaklijk vond * en buiten haalde , toen het kind tot aan de armen gebooren was, ontmoette ik veel wederftand ; ontplooide de elleboogen , en haalde beide de armen uit; vervolgens meendé ik de verlosfmg, als naar gewoonte fpoedig te eindigen; doch het hoofd bood ongemeen nen wederftand; ik onderzocht het bekken * - ü Deel. V «»  ( ^6 ) en bevond hetzelve ruim, en welgemaakt; de hand hooger in de baarmoeder brengende, bevond ik, dat het hoofd eene verbaazende grootte hadt; ik betastte het met aandacht, en voelde , dat het blaazig was , en de naaden wijd van elkander geweeken ; waaruit ik oordeelde , dat het kind een waterhoofd hadt; ik vertrouwde , dat het hoofd zich wel zoude verlengen , en naar den doortogt fchikken; waarom ik op de voorverhaalde manier begon te trekken; doch ik had alle mijne kragten, en oplettendheid noodig, om den hals niet af te rukken, en het hoofd mede uit te haaien. Het gelukte mij eindelijk, het kind ongefchonden uit te haaien. Het was een jongen, van eene middelmaatige grootte ; het was verwonderlijk , een klein fchepfel , met zoo een verbaafend groot hoofd te zien : het hoofd was drievierde van een elle dik, en lang naar evenredigheid. De nageboorte volgde kort na het kind. Aanm.er.kin g. Deeze verlosfing heeft mij veel arbeid en zweet gekost,* had ik de troicart bij mij gehad, om het hoofd tusfchen de naaden te doorbooren ; dan zou ik mij veele moeite hebben kunnen fpaaren ; had ik de tang maar bij mij gehad , dan zou ik dezelve hebben aangelegd, en met minder moeite, en zonder  ( 307 ) der vrees van den hals af te trekken, hebben kunnen werken: maar ik was des tijds nog jong', ik dacht dat ik , alle verkeerde geboorten , met de ongewa'apende hand wel zou kunnen redden \ doch dit, en meer andere gevallen , hebben mij geleerd, dat men niet te zorgvuldig kan weezen , om tegen alle voorkomende gevallen gewaapend te zijm Veertien dagen na de verlosfing moest ik voorbij de wooning van de vrouw rijden ; ik Hapte af om haar te bezoeken , en ik had het vermaak , van de vrouw, gezond en wel gemoed , aan haar fpinnewiel te vindein LXXXV. Waarneeming, Aangaande eene Verlosfing van een kind zonder bekkeneel-. Den 8 Januarij 1768, werd ik verzocht bij eene vrouw te koomen, welke in arbeid was* Zij verhaalde mij, dat het haar zeer' onverwagt overkwam, dat zij maar zeven maanden rekende,* dat zij uit haar bed willende opftaan, zwaare pijn in den buik voelde, en eensflags veel water ontlastte , waardoor zij Verfchrikt werd, en om mij gezonden hadt; de vrouw zat in een armftoel; ik ging op een ftoel voor haar zitten, ik vond twee Voetjes met de teenen naa agteren gekeerd in de fcheede ; de verlosfing kwam mij zoo gemaklijk voor, dat ik het der moeite niet waarV 2 dig  C 308 ) dig achtte , om een kort bed te maaken: ik trok zagtjes met de voeten, waar op het mij als van zelfs toeviel. Ik verfchrikte, zoo dra ik het kind aanfchouwde ; het hadt geen bekkeneel, twee groote blauwe oogen Honden wijd open , dezelve waren van boven , alleen door de oogleeden bedekt; het was even eens , als of het bekkeneel van boven de oogen, fchuins nederwaard naar agteren, tot aan het groote gat van het agterhoofdsbeen, versch was weggenoomen ; men zag alleen een ronden ring, van het gat van het agterhoofdsbeen , met het eerfte wervelbeen van den hals faamengevoegd ; even boven het gat puilde het lange merg een weinig uit, en was met een vlies overdekr; de bafis van het hoofd was, door een hard, plat, en knobbelig been bedekt, over al was het bloedig, op eenige plaatfen zag men veezelen, van verschgeronnen bloed , de ooren geleeken naar een lap vleesch, doch de gehoor wegen, waren natuurlijk. Voor het overige was het een welgemaakte jongen, lang, en kloek voor een kind van zeven maanden, het was aardig, en niet affchuwlijk om te zien; de oogen Honden, zoo als ik reeds gemeld heb , wijd open , en vertoonden ziel; zeer groot , om dat zij boven, door de ooghollen niet bedekt waren : de wangen bloosden, en het gantfche ligthaam had eene leevende, en gezonde kleur. Ik  C 3°9 ) Ik verzocht , het kind te mogen bewaaren, het welk de ouders mij toeftonden. Veele menfchen hebben het bij mij komen zien; doch na eenige jaaren ben ik 'er ongelukkig van beroofd geworden. Ik heb 'er geen teken van leeven aan kunnen befpeuren ; doch ik oordeel, dat het niet lang dood geweest was. Aanmerking. Of het bloed, waarmede het hoofd overdekt was, eigen aan het kind geweest is, cf van de moeder gekomen is, kan ik niet verzekeren ; alleenlijk kan ik zeggen, dat ik , geduurende de verlosfing , weinig bloed aan mijne handen of doeken heb kunnen befpeuren. Ik heb door ondervraagen niet konnen ontdekken, dat de moeder eenige aanleiding, tot deeze misvorming heeft ontmoet, of gegeeven. LXXXVI. Waarneem ing, Aangaande eene verlosfing, van een kmd zonder bekkeneel. Den 18 Augustus 1769, werd ik gehaald , een uur van hier, bij eene vrouw, welke m arbeid was. Ik vond eene vrouw, welker buik zoo boovenmaate dik was, dat ik dier.gelijke nimmer gezien heb; de vrouw merkV 3 ! , "  ( 3io ) te mijne verwondering, en zeide dat ik verwonderd fcheen van haare dikte, dat zij 'er mede ongerust over was, en daarom, om mij v7rZdZ hudï aih°eWel de Vroedvrouw haar verzekerd hadt, dat alles wel ftondt, en zij fpoedig zou verlosfen. Ik vond de vliefen ongemeen breed uitgebet, en gefpannen, tusfchen de fchaamlippen ; dan ik kon geen deel van het kind voelen ; ik verzekerde de vrouw dat ik haar m een minut zoude verlosfen. Zij verzocht dat ik nog een weinig zou toeven, nademaal zij om haar Doctor gezonden hadt; middelerwijl maakte ik een kort bed , en liet 'er de vrouw opleggen. Ondertusfchen was de Doctor in de kamer gekomen; ik gaf hem te kennen, wat ik bevonden hadt, en dat mijn voorneemen was, zonder uitftel het kind te keeren; hij gaf ten antwoord, dat ik naar goeddunken kon handelen. Ik doorboorde de vliefen; en op hetzelfde oogenblik, kreeg ik zoo grooten ftroom van water tegen de borst, als of mij een volle emmer was toegevallen; vervolgens ging ik met de hand ,n de baarmoeder, welke boven maate was uitgezet, en die ik als leedig vond; ik was verwonderd, geen kind te voelen; ik tastte rondom, en ik voelde in de linkerzijde een klein fchepfeitje, het welk ik vatte en als uit een open zak haalde. Ik gaf het kind over; ik deed een breeden band om den buik  ( 3" ) buiken de vrouw, welken ik fterker dan naar gewoonte toehaalde,- ikdekte de uitwendige deelen met een warmen doek, en het de vrouw te bedde leggen, en bleef afwagten, dat de baarmoeder zich famentrok en de nageboorte uitdreef; het welk omtrent drie kwartier uurs, na de verlosfing van het kind, gefchiedde. Ik floot den band wat vaster aan, en gelaste hetzelve van tijd tot tijd te agtervolgen. , ^De vrouw bezorgd zijnde ging ik het kind befchouwen, het fcheen al eenige weken, zoo geene maanden, dood te zijn geweest; het was omtrent negen duim lang, het hoofdwas van boven even eens gevormd als dat van de voorige waarneeming, het welk de Doctor mede hadt opgemerkt, nademaal hij het ander, aan mijn huis gezien hadt. De vrouwen konden zich niet genoeg verwonderen, dat eene vrouw, waar van zij ten minfte drie kinderen hadden verwagt, alleenlijk van een klein fchepfeitje verloste. De vrouw is zeer voorfpoedig herfteld. Aanmerking. Welk de oorzaak geweest zij van zoo groote hoeveelheid waters in de baarmoeder, wil ik liefst aan het oordeel der Geleerden overlaaten. Ik was zeer bekommerd, dat de vrouw na zoo groote, en fchielijke ontlasting, in eene V 4 doo-  ( 312 ) doodelijke flaauwte zoude vallen ; het welk de reden was , dat ik zonder uitftel, de uitgezette , en verzwakte deelen, meteenbreeden band onderfteunde, en de ontlasting der nageboorte aan de natuur overliet1, met dat goed gevolg, dat de vrouw geene flaauwte is overgekoomen , en de nageboorte behoorlijk werd uitgedreeven, met eene maatige ontlasting van bloed. De vrouw was omtrent zes en dertig jaaren oud, middelmaatig lang, gezonden fterk van geftel; zij hadt haare voorige kindereu gelukkig en natuurlijk gebaard. Een iegelijk zal wel bevroeden, dat dit, en het voorig geval, een ruim veld verfchafte, aan de praatzieke vrouwtjes. Ik zou; nog eenige gevallen van misvormde kinderen kunnen aanhaalen ; doch dewijl er mij geene zijn voorgekoomen, welke aan de verlosfing hinderlijk geweest zijn • acht ik het overboodig. Ik heb beide deeze gevallen alleenlijk willen befchrijven , om dat de hoofden zoo juist aan eikanderen gelijk waren. ö J LXXXVII. Waarneeming, Aangaand» eene zwaare verlosfing, door een knoestgezwel in de fcheede veroorzaakt. Den 27 Maart r78r, werd ik verzocht bij eene vrouw te komen, welke hoog zwanger was.  C 313 ) was. Ik vond haar zeer verlegen, met het geene haar was overgekoomen: zij verhaalde mij, dat zij, voor een uur zich wel bevindende, om een boodfchap was uitgegaan; in het wederkeeren, drie huizen van haare wooning zijnde, voelde zij even of 'er iets in haar lijf brak, en eenig water ontlastte; dat zij zich nu zeer wel gevoelde; doch ongerust was, waarom zij om mij gezonden hadt. Ik onderfloeg haar en voelde twee voeten van het kind, in de fcheede; de mond der baarmoeder was tamelijk verwijderd, en de randen zagt; ik gaf haar te kennen, dat zij nader bij de verlosfing was, dan zij zich mogelijk verbeeldde; ik verzocht, dat zij haare buurvrouwen, en vriendinnen zou laaten roepen. Middelerwijl maakte ik een kort bed, waar op ik de vrouw liet leggen; alles gereed zijnde, ontdernam ik de verlosfing, en haalde het ligchaam tot aan den hals zonder moeite; doch het hoofd bood ongemeenen wederftand; ik dacht, dat de mond der baarmoeder, mogelijk, het hoofd wederhield ; doch dit niet bevindende, onderzocht ik met veele oplettendheid naa de oorzaak; ik voelde tusfchen het hoofd des kinds en de bilnaad, een hard en knobbelig gezwel, het welk bijna den doortogt bezette ; ik beken, dat ik eenigzins verleegen werd; ik zond om de tang; doch ik bleef ondertusfchen niet ledig; ik draaide > het hoofd met het aangezicht naa de regter zijde, V 5 ik  C 3H ) ik ftak twee vingers in den mond, richtte het hjf om hoog, trok opwaards eenigzins naa de linker zijde, om het voorhoofd dooiden doortogt te brengen , het welk mij gelukte voor dat ik de tang ontving. De moeder hadt geen letfel ontvangen; maar het kind , was onder de behandeling geftorven. Voor dat ik de vrouw van de nageboorte verloste, onderzocht ik naauwkeurig het gezwel , doch ik vond het niet , daar ik het meende te vinden; het zat op het onderfte van het heiligbeen en ftaart-been, het was fteenagtig hard, zeer oneffen en knobbelig, de gedaante langwerpig rond, de grootfte breedte ftrekte van de eene naar de andere zijde, de geheele omtrek was,.naar gisfing, elf duimen , de dikte, vijf kwart duim. De vrouw is zeer voorfpoedig herfteld. Aanmerking. Of deeze vrouw het knoestgezwel veele jaaren gedraagen heeft, kan ik niet zeggen; mogelijk heeft de voorige verlosfing, welke de eerfte was, 'er aanleiding toe gegeeven; dewijl het in die verlosfing zeer zwaar was toegegaan, en zij van een monfter verlost was; dit werd mij verhaald; ik vervoegde mij bij de vrindinnen en buurvrouwen, om te onderzoeken, wat 'er van was; doch alle de berichten, waren zoo verward, dat ik 'er on-  C 315 ) onmogelijk een denkbeeld van vormen kon; ik hadt het graag zelve befchouwd; doch mij werd verzekerd , dat zij het aan niemand wilde laaten zien; waarom ik mij aan geene weigering wilde bloot geeven. Ik kon vooraf niet vermoeden , dat 'er een knoest gezwel in de fcheede was; nademaal het agter in de fcheede , en tusfchen het celagtig weeffel zijne zitplaats hadt; en beweegbaar liggende , door het nederdaalende hoofd werd voortgedreeven , tot voor den mond der fcheede , en derzelyer opening bijna geheel flopte. Ik laat een ieder beoordeelen, hoe zeer de bilnaad, en" fchaamlippen zich hebben moeten verwijden, om zonder verfcheuring der deelen , het hoofd des kinds door te laaten. Ik was nagenoeg bij huis , om dc tang fpoedig te konnen bekoomen : doch omdat ik genoegzaam zeker was , dat het kind reeds den geest gegeeven hadt; bleef ik voortgaan om het hoofd te verlosfen ; doch in het vervolg was ik op mijne hoede, gelijk in de volgende waarneeming zal blijken, LXXX VIII. Waarneeming, Aangaande eene verlosfing, van de zelfde vrouw. Den 27 Meij 1782, omtrent middernacht, werd ik verzocht bij dezelfde vrouw van de VQO-  C 316 ) voorige waarneeming te koomen; zij verhaalde mij, dat zij ontwaakende, zich zeer nat bevonden hadt, en van tijd tot tijd nog veel water ontlastte: maar geene pijnen gevoelde. Ik vond den mond der baarmoeder weinig ontilooten, de randen dik en hard; ik ftak een vinger in de opening , en voelde een deeltje, het welk ik gistte een voetje te weezen ; ik gelastte de vrouw een bed van droog linnen te bezorgen , en zoo dra zij pijnen gevoelde , mij zonder uitftel te laaten weeten. Omtrent den avond werd ik verzocht te koomen; ik vond een voetje buiten de fcheede , den mond der baarmoeder zagt en tamelijk geopend ; ik maakte een kort bed, waarop ik de vrouw behoorlijk liet leggen; ik ging met de regterhand in de baarmoeder, vatte het ander voetje, en bragt het naast het eerfte buiten de fcheede ; de welke ik beide omvatte, en zagtjes nederwaards trok; terwijl"ik met de twee voorfte vingers van de andere hand, het knoest gezwel drukte, om het lijf en hoofd over hetzelve te laaten glijden : doch mijne poogingen waren vrugteloos; ik kon niet beletten, dat het gezwel wederom , als in het voorige geval , door het hoofd tot voor den doortogt werd voortgedreeven: doch mijn ontwerp was gemaakt, ik had nu de voorzorg gebruikt van de tang mede te neemen ; ik verzocht eene vrouw , welke ik voor de gefchikfte aanzag , om  ( 3i7 ) om mij te helpen; ik omwond het ligchaam met een warmen doek, hefte het om hoog, gaf het in deeze houding over aan de vrouw; haar op het fterkfte aanbeveelende , om het onbeweeglijk te houden, zo als zij het nu hadt; vervolgens bragt ik de tang bezijden het hoofd, en verlostte de vrouw van een jongen , welke flaauwe tekens van leeven gaf; doch wel dra bijkwam , en heden nog bij leeven is. De nageboorte volgde kort na het kind. Aanmerking. De reden, waarom ik niet aanftonds tot de verlosfing ben overgegaan, dewijl ik bevond dat het kind met een voetje voorkwam, heb ik aireede in het tweede hoofdfluk vermeld. Hoe ongaerne ik mij onder de verlosfing , door iemand laat helpen!, vooral van eene vrouw ; moest ik evenwel befluiten, om eene vrouw tot hulp te verzoekén: doch ik heb het genoegen gehad, van te kunnen zeggen, dat zij haar post en mijne beveelen naauwkeurig heeft in acht genoomen. Ik liet haar het kind onderfteunen, tot dat het hoofd gebooren was ; om dat ik, de handen vrij hebbende, de bilnaad beter kon onderfteunen, en voor verfcheuring behoeden, waarin ik mijn oogmerk ten vollen bereikt heb. LXXXIX.  t 318 ) LXXXIX. Waarneeming, Aangaande eene verlosfing, van dezelfde vrouw. Den r April 1784, werd ik wederom verzocht bij dezelfde vrouw te koomen : zij voelde eenige baarenspijnen, de mond der baarmoeder begon zich te ontfluiten, en de waters te groeijen ; tusfchen de weeën kon ik het hoofd agter de vliefen voelen; ik dacht voor ditmaal, het knoestgezwel op zijne plaats te houden, en het hoofd over hetzelve te laaten glijden ; doch nademaal het hoofd nog tusfchen den ingang van het bekken ftond, verkoos ik aftewagten, tot dat het laager gezakt was, of de vliefen verbrooken waren : middelerwijl kreeg de vrouw zwaare weeën, de vliefen werden uitgezet, vulden de gantfche fcheede, en fcheurden kort daar na. Ik ging met de hand in de fcheede, en bevond dat het hoofd tegen den rand van het gezwel lag; ik draaide, de hand met den rug nederwaards , de vingers over het gezwel, de toppen der vingeren tegens het hoofd des kinds, om, geduurende de weeën, het gezwel agterwaards te duwen, en aan het hoofd ruimte te bezorgen, om over mijne vingers in het bekken te daalen; doch ik voelde, dat het gezwel onder ieder weë , door het hoofd nederwaards gedrongen werd; waardoor, ik, na  C 319 ) na veele moeite te hebben aangewend, van mijn voorneemen moest afzien , wilde ik de vrouw niet langer vrugteloos pijnigen. Na dat ik de hand uit de fcheede had , werd het hoofd door de eerfte weë in het bekken gedrongen, en het gezwel wederom, als in de voorige gevallen, voor den doortogt; doch om dat de vlaagen goed en fterk waren , en de vrouw nog in volle kragten, bleef ik nog al hoopen , dat de natuur alleen het werk zou afdoen. Na eenigen tijd vergeefsch gewagt te hebben , begon de vrouw verdrietig te worden ; zij verzocht, en bad mij , haar wederom , als in de voorige verlosfing, met het inftrument te verlosfen ; waarin ik haar te willen was, nademaal ik geene andere uitkomst voorzag. Het hoofd hadt eene goede ligging ; ik bragt de tang in, en verloste de vrouw, zonder eenige hinder toetebrengen , van een gezond en kloek meisje. De nageboorte volgde gemaklijk, en de vrouw is fpoedig herfteld. Aanmerking. Een ieder zal ligt bevroeden, dat ik ia deeze drie verlosfïngen, zeer voorzigtig,en langzaam ben voortgegaan, om aan de deelen tijd te vergunnen , om zich te kunnen uitrekken'; want men kan ligt oordeelen, dat de deelen zich boven maate hebben moeten uitzetten, om aan het hoofd, zonder verfcheu- ring  C 320 ) ring te veroorzaaken, doortogt te geeven. XC. Waarneeming, Aangaande eene verlosfing, waarin een gedeelte van het hoofd des kinds, met de gegangreneerde baarmoeder , buiten en tusfchen de fchaamlippen fiond. Den 20 Maij 1762, werd ik gehaald, drie uuren ver, bij eene vrouw, welke zes dagen in arbeid geweest was ; de vrouw was omtrent zes en dertig jaaren oud, van haar eerfte kind zwanger, ongemeen afgemat, geheel moedeloos , met een kleine en fnelle pols; de vroedvrouw verhaalde mij, dat zij voor zes dagen bij de vrouw gehaald was, het hoofd laag in de fcheede gevoeld had, en nademaal de vrouw goeden en fterken arbeid hadt, gemeend hadt, dat de verlosfing fpoedig zoude volgen ; doch na dat zij' tweemaal vier en twintig uuren, bij de vrouw geweest was, hadt zij geene verandering kunnen befpeufen. De vrouw werd middelerwijl'afgemat, en hadt in al dien tusfchentijd, geen oogenblik geflaapen, waarom zij de vrouw te bedde bragt , en die in een flaap viel, welke omtrent vijf uuren geduurd hadt; waarna de vrouw door pijnen in den buik en lenden ontwaakt was. Bij het onderflaan bevondzij; dat  C 321 ) dat het hoofd in. de geboorte ftond; waarom zij de vrouw in den ftoel deed zetten , in verwagting, dat de vrouw nu fpoedig zoude verlosfen : dan bij nader onderzoek , had zij ontdekt, dat het hoofd nog in de baarmoeder beflpot£0 lag , en derzelver mond nog weinig ontilooten; dat het hoofd zedert wel wat meer Ditgekoóuien, dat zij haar best gedaan hadt, om de vrouw te verlosfen; -maar dat alle haarej moeite tevergeefsch geweest was, en daarom om mij hadt gezonden. Ik bet? fchouwde het geval met de oogen, en bevond dat een klein gedeelte van het hoofd des kinds buiten de fchaamdeelen ftond , de mond der baarmoeder was ter grootte van een ducaton geopend, het deel der baarmoeder , waarmede het. hoofd bedekt was, en dat buiten de fchaamdeelen ftond, was zoo verre ik zien kon , zwart en verftorven; ik was zeer aangedaan , over den jammerlijken en gevaarlijken toeftand der vrouw : evenwel, om dat ik zag , dat de verlosfing met de tang, niet moeijelijk zou weezen , beiloot ik de vrouw te verlosfen. Ik maakte een kort bed, waar op ik de vrouw liet leggen; bragt vervolgens mijne kleine tang in, waarmede ik zagtjes trok , doch nademaal de verftorven deelen onrekbaar zijn, kon ik niet beletten , dat de mond der baarmoeder omtrent twee duimen infeheurde waarop het kind, mij als van zelfs toeviel. De nageboorte volgde kort na het kind: waarna ik de baarII. Deel. X moe-  moeder zagtjes in de fcheede bragt, en gelastte de' deelen te dekken, met een doek in warmen wijn nat gemaakt; doch zonder hoopc van eenig voordeel daar mede te zullen doen. Aanmerking. Deeze Vroedvrouw was veel te onkundig , óm tijdig te kunnen ontdekken, dat het hoofd des kinds nog met de baarmoeder bedekt, en derzelver mond niet genoegzaam ontilooten was , om op eene gelukkige verlosfing te kunnen hoopen. Veele gevallen zijn mij voorgekoomen , daar de Vroedvrouwen, een, twee, en meer dagen voor de vrouwen hadden gezeeten, in verwagting, dat de verlosfing aanftaande was, tot dat eindelijk de vrienden ongerust wordende, om mij gezonden hebben; wanneer ik bevond , dat 'er geen een teken welk eene aanftaaande verlosfing aanduidde tegenwoordig was; de baarmoeder wel laag in het bekken gedaald, doch nauw geflooten , de pijnen enkel buik- of lenden pijnen waren, welke na eene aderlaatiög, kliitéer, een ligt pijnftillend , of ander gepast middel gebruikt te hebben , ' verdweenen , de vrouwen haare hüisfeïijké bezigheeden wederom waarnaamen, en na' twee , of drie weeken, voorfpoedig en gélukkig verlosten. Om*  C 323 ) Omtrer.t drie maanden na de verlosfing kwam deze vouw met haar man mij een bezoek geeven; ik ftond verflagen in verwondering haar nog in leeven te zien; ik zou haar niet herkend hebben, hadt zij zich onbekend gehouden, zoo gezond en fterk zag zij 'er uit; zij roemde op haar gezondheid, ën voelde geen het minfte ongemak; zij bedankte mij met betraande oogen, voor de hulpe aan haar beweezen. XCI. Waarneeming, Aangaande eene verlosfing, waar in het kind, in de baarmoeder befiooten, tusfchen de dijè'n der moeder lag. Den 15 Oélober 1763, werd ik verzocht bij eene vrouw te koomen, een kwartier uurs ver, bij de welke de Vroedvrouw agt dagen geweest was. In het huis koomende, zag ik niet dan weenen, en kermen; ik vraagde naa de oorzaak van zoo groote droefheid; ik kreeg geen antwoord ; ik vraagde de Vroedvrouw naa de oorzaak : zij zeide, als gij de vrouw onderflaat, zult gij de oorzaak wel vinden. Ik naderde de vrouw, zij was omtrent zes en dertig jaaren oud, groot en grof van ledemaaten ; doch door den langduurigen arbeid zoo zeer veranderd, dat zij meer een dood dan leevend mensch geleek ; het aangezicht bleek, met koud zweet bedekt, de oogen fl'aauw, de neus fpits, de X 2 han~  ( 3H ) handen koud, de pols fnel, bijna ontastbaar. De Vroedvrouw verzocht, dat ik de vrouw eens zou onderflaan; ik had de hand even onder het dekf el, wanneer ik een groot gezwel ontwaar werd, ik vraagde met verbaasdheid, wat is dat? De Vroedvrouw zeide, ik geloof dat de baarmoeder met het kind uit het lijf is gevallen: ik verzocht een kaars, maar Hemel! wat een akelig fchouwfpel! Ik betastte de deelen, en voelde dat het kind in de baarmoeder beflooten, tusfchen de dijen der moeder lag; de baarmoeder was gezwollen, hier en daar vertoonden zich paarfe, en zwarte vlekken, en ftreepen ; de mond was omtrent ter grootte van een Schelling ontilooten ; ik voelde dat het kind met het hoofd voorkwam ; de beenderen van het bekkeneel lagen als los ineen zak, de deelen gaven eenen ondraaglijken ftank van zich. Na dat ik het ter loops befchouwd hadt, dekte ik de deelen, en gaf aan de naastbeflaanden te kennen, dat 'er niets meer aan te doen was, en de vrouw onvermijdelijk moest fterven. Eene der naastbeftaande vraagde, of ik de vrouw dan niet kon verlosfen? Ik zeide, dat ik de vrouw wel kon verlosfen, doch dat het niets zou baaten; dat de vrouw reeds met de dood lag te worftelen. Mij werd andermaal gevraagd; of ik dan de vrouw niet wilde verlosfen? ik antwoorde wederom, als zij het volftrekt begeerden, dat ik haar dan genoegen zou. geeven; doch dat zij vooraf om een  C 325 ) een Doftor moeften zenden, waarmede ik kon raadpleegen; het welk mij gereedlijk werd toegedaan. Zoo dra de Doétor gekomen was , wilde ik hem de zaak vertoonen, doch de ftank had hem reeds verfchrikt, hij keerde te rug, en wilde heen gaan; zeggende: ik heb geene kennis van die zaaken; ik verzocht, dat hij toch een oogenblik wilde toeven, dat ik in een ander vertrek met hem zou fpreeken. Ik deed hem eene befchrijving van de zaak, en vertoonde hem, dat de verwijdering van den mond der baarmoeder niet dan door geweld kon gefchieden, en waarfchijnelijk zou infeheuren, dat ik hierom verkiezen zou, den mond met een fchaar te doorfnijden; het welk ik, in dit geval, het veiligfte oordeelde, alhoewel 'er geene de minfte hoope van een gelukkig gevolg te verwagten was, en daarom de verlosfmg liefst niet wilde onderneemen; dat ik dit alles de vrienden reeds had voorgehouden ; doch dat zij niet aflieten, van mij de verlosfing te eisfehen: hem vriendelijk verzoekende met mij de vrienden aan te raaden , de vrouw gerust den dood te laaten inwag. ten. Hij gaf mij zijn woord , en is het trouw nagekomen! maar het was te vergeefsch, ik moest de verlosfing onderneemen. Ik had het verdriet, dat de Doclor heen ging, en liet mij alleen voor dit treurig geval zitten. X3 . Ik  C 3*6 ) Ik maakte een kort bed, waarop ik de vrouw liet leggen , en behoorlijk onderfteunen; ik nam een fchaar, waarmede ik aan de boven zijde in den mond der baarmoeder, eene doorfnijding maakte, ter grootte van drie duimen, zonder dat 'er eenig vogt uit de wonde liep; vervolgens bragt ik de tang in , en haalde het kind binnen de twee minuten. Ik bevond, dat het kind geheel buiten de fchaamdeelen had geleegen. Ik betastte den buik; maar wat was ik verwonderd, van een tweede kind te voelen. Ik ging met de linkerhand in de baarmoeder, en bevond, dat de waters waren afgeloopen, en het kind dwais in de baarmoeder lag; mijn arm was naauwlijks lang genoeg, om bij de voeten te komen. Het waren beide jongens, en gaven een ouverdraaglijken ftank van zich. De nageboorten volgden. De vrouw bleef nog in leeven, tot aan den derden dag. Aanmerking. Deeze Waarneeming betoont ten klaarften, dat een al te ruim bekken; zoo wel doodelijke gevolgen kan hebben, als een al te naauw bekken: want het komt mij hoogst waarfchijnelijk voor , dat de ruimte meerendeels, zoo niet eeniglijk, de oorzaak geweest is, van dit jammerlijk geval: want door de bo-  C 3^7 ) boven maate groote ruimte van het bekken, ontbeert de bevrugte baarmoeder, de vereischte onderfteuning der randen van het bekken; gevolglijk moet het geleideden, als de verlosfing aan zich zelve wordt overgelaten, dat de baarmoeder, met het kind daar in beflooten, door de nederpersfende vlaagen , buiten het ligchaam gedreeven wordt; mogelijk zou het tweede al mede buiten het ligchaam gedrongen geweest zijn, hadt het een andere ligging gehad. 't Is waar, hadt de Vroedvrouw, de vcreischte kundigheid bezeten, en van den aanvang, de baarmoeder geduurende de weeën onderfteund, eu getracht met de vingers den mond der baarmoeder te verwijden, dan zou de verlosfing, waarfchijnelijk zoo ongelukkig niet geweest zijn: doch ik durf niet verzekeren, dat door eene kundiger behandeling , moeder en kinderen behouden zouden gebleeyen zijn. Ik verkoos de verwijdering van den mond der baarmoeder door infniiding te verkrijgen, om dat het deel verftorven was: en ik dooide voorige Waarneming reeds ondervonden hadt, dat" het onmogelijk is, om een verftorven deel zonder verfcheuring te verwijden. Alhoewel ik, na de doorfnijding van den mond der baarmoeder, het kind met de hand of haak had konnen haaien; nogthans gaf ik in dit geval, aaa de tang de voorkeur, om X 4 dat  C 3*8 ) dat dezelve minder ruimte noodig heeft. Offchoon de verlosfmg voor de moeder en kinderen doodelijk geweest is; zoo is het echter een geluk voor mij geweest, dat ik de verlosfing ondernoomen heb, om dat ik hier na , het tweede kind ontdekt heb. Ik had voor de verlosfing den buik niet betast, om dat ik het kind tusfchen de dijën voelde liggen ; en ik kon geen de minfte vermoeden van een tweede kind hebben. Wat blaam zou ik niet verdient hebben , als door het behandelen van het lijk, een tweede kind was ontdekt geworden? te meer, als het nog geleefd hadt, het welk in diergelijke gevallen, niet onmogelijk zou weezen,; daarom beveel ik de jonge Vroedmeesters, alle omzigtigheid te gebruiken; want daar is geen beroep, waar in dc goede naam meerder gevaar heeft van fchipbreuk te leiden, dan de Vroedkunde: offchoon men de konst grondig kent, en loffelijk uitoeffend; men kan fomtijds den laster niet ontwijken, het minfte kwaad gevolg,.wordt den Vroedkundigcn ten laste gelegd ; men is onder de beöordeeling der vrouwen, waar van de meeste onbefcheiden oordeelen, vooringen oom cn met oude en fchadelijke gewoonten; de minfte nieuwigheid , keuren zij af, hoe heilzaam die anders ook weezen mag. XCII.  ( 329 ) XCII. Waarneem ing, Aangaande eene verlosfing, waar in de baarmoeder gefcheurd was. Den 6 December 1772, 'savonds omtrent zes uuren, werd ik gehaald, twee uuren van hier, bij eene vrouw, welke in arbeid was, ik vond de vrouw als zielroogende , op den grond liggen; alleenlijk een ftroo-zak, onder haar ligchaam hebbende. Ik was verwonderd, deeze vrouw in zoo gevaarlijken toeftand te vinden, nademaal ik onderricht was geworden, dat zij voormiddag eerst in arbeid gekomen was; ik vraagde of de vrouw veel bloed verlooren hadt, of eene zwaare ziekte gehad hadt ? neen, de vrouw hadt weinigbloed ontlast; en was vooraf altoos gezond geweest. Ik vraagde verder, of de Vroedvrouw haar met geweld behandeld hadt; om dat mij vooraf gezegd was, dat het kind met den arm gebooren was. De Vroedvrouw bekende, dat zij getracht hadt, den arm op te werken; maar dat zij geen geweld gebruikt hadt; ik kon de oorzaak hier ook niet in vinden. Ik betastte den buik, en bevond denzelven rondom gelijk gezwollen; doch zeer zagt; deeze tekens hadden mij vermoeden moeten geeven, van eene gefcheurde baarmoeder; dan ik beken in deezen mijne onachtzaamheid; ik had 'er geen dc minfte vermoeden van. X 5 Hoe  C 330 ) Hoe wanhoopig het geval mij ook voorkwam, ik kon niet befluiten de vrouw teverlaaten , zonder haar te verlosfen ; te meer , om dat het dood arme menfchen waren, ik maakte een kort -bed, zoo goed als ik kon: want het ontbrak aan het benoodigde. Ik bevond dat het kind met den regter arm , tot aan den fchouder, gebooren was; ik oordeelde uit de ligging der hand, dat het hoofd in de linker zijde lag; ik bragt mijne linker hand in de baarmoeder, tot aan de voeten, omvatteze beide , en verloste de vrouw , binnen weinige minuutcn, van een dood kind. De navelftreng willende grijpen, voelde ik, iets buiten het ligchaam hangen, ik nam het licht , om te zien wat het was ; maar Hemel ! wat was ik verbaasd; ik zag een gedeelte der darmen, wel twee handen breed, buiten de fchaamdeelen hangen. Ik vertoonde dezelve aan de bijzijnde vrouwen ; doch ik draalde niet lang ; ik bragt de darmen wederom in de holligheid van den buik; ik vond eene verfcheuring , boven in de baarmoeder, een weinig naa de regter zijde, zoo groot, dat ik 'er de geflooten hand zou hebben konnen inbrengen, de darmen, door deeze opening, in de holligheid van den buik gebragt hebbende , hield ik den rug van mijne hand, tegen de opening , om het weder uitvallen der darmen te beletten, tot zoo lang, dat de baarmoeder was faamengetrokken ; het welk kort hier na gefchiedde, waar door  ( 33i ) door de opening allengskens kleiner werd, cn op het laats , zou ik 'er naauwlijks een vinger hebben konnen inbrengen; ik meende de nageboorte los te maaken, en te haaien, om de verdere faamentrekking der baarmoeder te bevorderen : doch ze was reeds op den grond gevallen. Ik onderzocht, voor dat ik de hand uit de baarmoeder haalde , waar de nageboorte was ingeplant geweest; en oordeelde uit de ruwheid, welke ik in de linker zijde voelde , dat zij daar gezeeten had. De nageboorte hadt eene eijronde gedaante , de navelftreng was aan den fmalften rand ingeplant. In de vliefen was eene opening , gelijk aan die ik in de baarmoeder gevonden had ; alleenlijk wat ingefcheurd. Na de verlosfing liet ik de vrouw te bedde leggen, en behoorlijk dekken. Ik vraagde aan de Vroedvrouw, en bijzijnde vrouwen, of het kind zich geduurende den arbeid, fterk bewoogen had ? zij antwoordden, bijna allen te gelijk, dat, omtrent een uur na middag, het kind zich geweldig bewogen hadt, waar over de vrouw jammerlijk kermde, en weinigen tijd hierna, in flaauwte was gevallen, en zedert in dien ftaat was gebleven. Na dat ik het een en ander bevoolen had , om de vrouw toe te dienen , als zij tot kennis mogt komen, verliet ik de vrouw, in den zelfden toeftand, waar  ( 332 ) waar in ik haar gevonden had, met de vaste gedachten, dat zij den geest zou gegeeven hebben, voor dat ik thuis zou zijn. 'sAnderendaags in den ogtendftond, kwam eene bloedverwante bij mij, en verhaalde , dat zij den gantfchen nacht bij de vrouw gebleeven was , waar in ik haar verlaaten had, doch kort namiddernacht tot kennis gekomen was, en om drinken verzocht hadt en van pijnen in den buik klaagde, waar over zij nog gednurig bleef kermen, mij verzoekende, dat ik iets wilde voorfchrijven, dat de pijnen kon doen bedaaren. Ik was zeer verwonderd, dat de vrouw nog in leeven was; doch oordeelende , dat deeze pijnen meest uit naweeën ontftonden, fchreef ik een zagt kramp- en pijnftillend middeltje voor, tevens te kennen geevende , dat het alleen was, om te voldoen. Den volgenden dag kwam dezelfde vrouw wederom bij mij, en zeide, dat de pijnen door het middeltje veel bedaard waren geworden, de kraamzuiveringen tamelijk ontlastten, dat zij verfcheide koppen thee met melk gedronken hadt, en omtrent drie uuren gerust geilaapen ,* mij verzoekende , nog iets voor te fchrijven. Ik fchreef een hartfterkend mengel drankje voor , om alle uuren een lepel vol van in te geeven , om was het moogelijk, het leeven eenige uuren te rekken. Des  ( 333 ) Den volgenden dag , kwam dezelfde vrouw andermaal bij mij , en verhaalde , dat de kraamvrouw zich iets beter bevond; zij hadt eenige melkfpijzen gebruikt , tamelijk geflaapen, en eene ontlasting van afgang gehad. Ik fchreef wederom een hartfterkend middel voor, doch met geene andere verwagting , dan om het leeven , was het moogeïijk nog eenige dagen te rekken. Ik had graag het genoegen gehad, van.de vrouw zelfs te bezoeken ; maar ik kon den tijd niet uitvinden. Vervolgens ontving ik dagelijks berigt van de vrouw. Drie weeken na de verlosfing kon zij dagelijks een uur opzitten; en twee maanden na de verlosfmg, heeft zij haaren Kerkgang gedaan. - Omtrent vijf jaaren hier na , digt voorbij haare wooning moetende rijden, nam ik een kleinen omweg, om deeze vrouw te zien , en te fpreeken. Ik vond haar mager, en zwak, het aangezigt bleek; zij verklaarde gezond van harte te weezen, zij kon tamelijk en met fmaak eten, fliep des nachts behoorlijk, en was in ftaat om haare huislijke bezigheden waar te neemen. Ik vraagde naa de inwendige gefteldheid; zij zeide , dat zij dagelijks eenige vuile vogten, uit de fchaamdeelen ontlastte; doch den eenen dag ^ meer dan den anderen, dat het vogt een Hinkenden reuk had, welke haar dikwijls verveelde, en fomwijlen den eetlust benam; ook voelde zij meenigmaal fnijdingen in het ligchaam ,  ( 334 3 chaam , welke bij wijlen zoo fterk waren , dat het haar belette, de gewoonlijke bezigheden waar te neemen. De maandftonden , heeft zij na de kraam niet meer gehad; zij is in het jaar 1783 aan den rooden loopoverleeden. Aanmerking. Zie daar; een aanmerkelijk geval, en eene wonderbaarlijke uitkomst; ik weet niet, dat ik immer meer een diergelijk geval in eenig Schrijver geleezen heb; het kan tot een voorbeeld verftrekken , voor die geenen, welken het hart ongevoelig genoeg hebben, om eene en tot den dood benaauwde vrouw, hulpeloos te verhaten, wanneer zij bevinden, dat de verlosfing bezwaarlijk is om uittevoeren, en de vrouw zoo verre verzeild is , uit vreeze , van door een doodelijk gevolg , zijn naam te verliezen. Hoogstwaarfchijnelijk , is de fcheuring der baarmoeder, door de geweldige ftuipen van het kind veroorzaakt, waaronder het vermoedelijk geftorven is. De hevige pijnen welke de vrouw gevoelde door de beweeging van het kind, en dc kort 'laar op volgende bezwijking, zijn de redenen , waar op ik mijn oordeel vestige. Twee zaaken koomen hier ;n aanmerking, welke tot het ongeluk aanleiding hebben kunnen geeven : de ligging van het kind, en de fchee-  ( 335 ) fcheeve ligging der baarmoeder; het deel der baarmoeder, het welk het verfte afgeleegen is, van de plaats, waar in de nageboorte is ingeplant, wordt meer uitgezet, en losfer van famenhang , en kan gevolglijk minder wederftand bieden. Men vindt in dergelijke gevallen, gemeen, lijk het deel, of deelen, welke de baarmoeder doorftooten hebben, in de holligheid van den buik liggen: maar in dit geval, lagen de deelen nog binnen de baarmoeder, het welk oorzaak geweest is, dat ik de fcheuring der baarmoeder,voor, noch, onder de verlosfing niet ben ontwaar geworden. Had ik de voorzorg niet gehad, van mijne hand tegen de wonde te houden , tot dat de baarmoeder zich hadt famengetrokken, dan zouden de darmen gewis wederom zijn uitgevallen, en waar voor ik nog bekommerd was, niet uit vreeze, dat het de vrouw het leeven zou verkorten; want ik verwagte elk oogenblik, dat zij den geest zou geeven; zoo als ik reeds heb te kennen gegeeven : maar om dat het na den dood, eene affchuwelijke vertooning zou gegeeven hebben; en een ruim veld voor de lasterzugt: want ik, of de Vroedvrouw, of wel beide, zouden de darmen uit het lichaam getrokken hebben. De onderbuik was dik gezwollen, door het uitgeftorte bloed; doch de buik was zagt; alhoewel eenige fchrijvers melden, dat in de ge-  C 336 ) gefcheurde baarmoeder, de'buik dik en ftijf gefpannen is. Hoe het uitgeftorte bloed, uit den buik is ontlast geworden, durf ik met geene zekerheid bepaalen : denkelijk, is 'er na de verlosfing van het kind, een deel door de wonde ontlast; want ik zag veel bloed op den grond liggen , misfchien een deel door de overblijvende wonde; mogelijk is het zelve, door de opflurpende vaten opgenoomen, het welk mij niet onwaarfchijnelijk voorkomt, nademaal de vrouw zoo fpoedig in kragten heeft toegenoomen. Hoe het ook zijn moge , de uitkomst is wonderbaarlijk, en zal mogelijk veelen ongelooflijk voorkoomen ; doch ik zou het geval met ooggetuigen kunnen bevestigen. XCIII. Waarneeming' Aangaande eene zwaare verlosfing , waar in het kind meer dan tien uuren met het hoofd gebooren was. In de maand Augustus 1757, werd ik verzocht bij eene vrouw te komen, welke in arbeid was, en door de Vroedvrouw niet kon verlost worden. Ik vond de vrouw in eenen allerjammerlijkften toeftand, met de doodverf op het aangezigt, het koud zweet brak haar uit, met een kleine en fnelle pols. De Vroedvrouw ver-  C 337 } Verhaalde mij, dat zij den voorigen dag geroepen was | dat de Vrouw toen nog klei* nen arbeid hadt, doch dat die allengskens» was toegenoomen; waardoor het water begon te groeijen, en de mond der baarmoeder te ontiluiten; dat zij wat laater gevoeld hadt, dat het hoofd voorkwam , en eene fpoedige verlosfing hadt verwagt; dat ook omtrent tiert «uren na haare komst, het hoofd werd gebooren, dat zij het kind verder hadt trachtten te haaien: maar dat de mond der baarmoeder, zich om den hals van het kind hadt famengetrokken, het welk haar belet hadt , het kind verder te haaien; alhoewel zij , nu zedert meer dan twaalf uuren, alle haare kragten en wetenfchap, in werking gefield hadt. Ik bevond, zoo als de vroedvrouw mij gezeid hadt, het hoofd gebooren, met het aangezigt geheel naa de regter zijde gekeerd, het zelve was on_ gemeen gezwollen, zag paars en blaauw, en was affchuwelijk om te aanfchouwen. De mond der baarmoeder was fterk om den hals famengetrokken, gezwollen en ontftooken. Ik voorzag wel, dat het gevolg altijd doo^ delijk zou zijn, of ik de verlosfing ondernam, of dat ik de vrouw aan haar ongelukkig lot overliet. Dan ik kon op mij niet verkrijgen, de vrouw hulploos te laaten fterven. Het was 'er zoo armoedig gefield, dat het noodige ontbrak, om een kort bed te maaken , ik was genoodzaakt de vrouw dwars over de bedftede te leggen, de voeten liet ik behoorlijk onderfteunen. II. Deel. Y Ik  C 338 > Ik trachte eenen, en vervolgens de overige vingeren , tusfchen den hals ,5 en den mond der baarmeeder in te brengen; doch dezelve? was zoo fterk famengetrokken, en door d© ontfteeking zoo onbuigzaam geworden, dat ik na een wijl vrugteloos te hebben bezig geweest, tot het harde beiluit moest komen van het hoofd weg te neemen ; het welk gedaan zijnde , duuwde ik den hals binnenwaards , om plaats te vinden voor de vingers , en vervolgens de hand in te brengen, het welk mij na veele moeite en geduld gelukte; ik onderzocht de ligging van den romp, en bevond, het welk ik reeds vermoed had, dat het met de fchouders tegen het heilig-, en fchaambeenderen was blijven zitten; ik trachtte de fchouders te verplaatfen, doch het was zoo veel , of ik tegen een muur arbeidde , ik beiloot tot aan den elleboog in te gaan; maar ik bevond de baarmoeder zoo droog en fterk om het lijf famengetrokken, dat het mij veel tijd en moeite kostte, voor dat ik dezelve kon bereiken , ontplooijen, en buiten de fcheede brengen; ik trok met den uithangenden arm, in verwagting, dat de romp zou volgen, doch te vergeefs; ik trok den arm vervolgens geheel om hoog, om den romp op den rug te doen draaijen ; doch ik zou eerder den arm hebben afgetrokken, dan mijn oogmerk bereikt. Ik moest 'er dan van afzien. Ik ging met de regter hand tot aan den fchouder in de baarmoeder, ik bragt den voor-  t 389 ^ ' voorften ving er als een haak onder den óXel, den duim tegen den fchouder, te gelijk opwaards ftootendc en nederwaards trekkende, om den fchouder van de fchaambeenderento doen glijden; doch alwederom te vergeefsch: ik beïjoot den krommen haak van den lepel van Lcvretonder den oxel te brengen; ik nam de lepel met de linker hand , bragt den haak langs dc holle zijde der hand, tot bovenden, vinger, die onder den oxel geplaatst was; vervolgens den haak draaijende, bragt ik denzelveu over den vinger , en op den fchouder; waarna ik mijnen vinger langzaam terug trok om plaats aan den haak te geeven. Ben haak wel geplaatst zijnde , omvatte ik denzelvenmet beide handen, en trok regt nederwaards } waarmede de fchouder van de fchaambeenderen glijde , en in de fcheede zakte i de mond der baarmoeder bood nog eenigen tegenftand. Men kon aan den romp zien, dat het kind 'ongemeen groot geweest is. • De nageboorte voglde op de natuurlijkewijze; de navelftreng was op de eene zijde ingeplant. • Na de verlosfing liet ik de vrouw zoo goed de omftandigheden het gedoogden te bedde leggen , liet haar eenige verkwikking toedienen, en gepaste middelen op de ontftookene deelen aanleggen j dan alle mijne moeite en zorg , waren vrugteloos ; de vrouw overleed vierentwintig uuren na de verlos- •fm-S' ya Aan-  C 340') Aanmerking, Deeze verlosfing heeft mij yeel arbeid ea zweet gekost j ik was dermaate afgemat, dat mijn gantfche ligchaam beefde. Het zou iemand als mij, die maar even zijne loopbaan begonnen hadt, een affchrik tegen de verloskunde doen krijgen. Ik moest dikmaals de fmert beproeven , van niet dan in angftig© en wanhoopige gevallen gehaald te worden. Men voedde destijds nog den afkeer van mannen in de verlosfing te gebruiken , en dus was het de onkundige Vroedvrouwen niet moeijelijk, dezelven te weeren, tot dat de vrouwen met den dood lagen te worftelen. Dat de onkunde deezer Vroedvrouw oorzaak geweest is, van het onheil, aan beide deeze arme fchepfels overgekomen, zal niemand in twijfel trekken ; had zij tijdig getracht de fchouders van de randen van het bekken te werken, dan zou de verlosfing gelukkig en voorfpoedig geweest zijn. Een geoeffend Vroedkundige , kend uit de ligging van • het hoofd de plaatfing der fchouders , weet derzelver ligging te verbeeteren, en de verlosfing voor moeder en kind veilig ten einde te brengen : maar de domme Vroedvrouwen weeten niet, dan met het hoofd te trekken , waar mede eenige zoo geweldig zijn te werk gegaan, dat zij het hoofd hebben afgerukt, mogelijk wel, van een nog in leeven zijnde kind. De  c 341; De Vroedvrouw heeft vermoedelijk , door haare veerkeerde en ruuwe behandeling , den. mond der baarmoeder ter famentrekking aangelokt, en de ontfteeking veroorzaakt. Ik heb nimmer na deezen, een dergelijk geval ontmoet. XCIV. Waarneeming, Aangaande eene verlosfing, waar in bet lijf des kinds en de onderkaak was afgetrokken , en het hoofd in de baarmoeder was gebleeven. Den 20 September 1781, werd ik met veel haast gehaald, twee uuren van hier, bij eene vrouw welke in baarensnood was. In het huis koomende, zag ik veele bedroefde en betraande aangezigten , verward,uit- en inloopen ; eene Vroedvrouw nevens een Heel- en Vroedmeefter ftonden m verüaagenheid voor eene Vrouw, welke op een kort bed lag r, middelerwijl kwam 'er een Docter en Heelmeefter met nog eenige buuren » in huis. Ik floeg de oogen op de arme lijderesfe; zij fcheen mij gantsch afgemat , de oogen ftonden verwilderd , het angftig zweet ftraalde. langs het aangezigt, haar pols was klein , en fnel ; alles fcheen eene doodelijke uit. komst aantekoiidigen. Ik had aan denman, Welke gezonden was om mij te haaien - onderfcheidene vraagen gedaan, naar de omy 3. ftan-  (34*; ftandigheeden van het geval; maar hij hadt da waare omflandigneeden voor mij verborgen gehouden, mogelijk uit vreeze, dat ik zougeweigerd hebben mede te koomen. Ondertusfchen had ik door het praaten der vrouwen verflaan , dat het lijf van het hoofdwas afgetrokken, en het hoofd in de baarmoeder was blijven zitten. Ik vraagde aan den Vroedjneefter, hoe het geval zich hadt toegedraagen, en wat de oorzaak was, dat het hoofd was agtergebleeven ? De Vroedvrouw antwoordde mij * dat zij 'er eerst was bij gehaald , en na een wijl bij de vrouw geweest te zijn, het water was gebrooken en een arm was uitgevallen ; waar na zij getracht hadt het kind te keeren; maar de voeten niet konnende vinden , om Mijn Heer, (wijzende op den Vroed meefter, ) tot onderftand had gezonden, die ïtet kind; had gekeerd; maar het hoofd niet konnende krijgen, het lijf hadt afgerukt, en na nog veele moeite te hebben aangewend, cm het agter gebleeven hoofd te krijgen , eindelijk het werk hadt moeten opgeeven,en het hoofd laaten zitten. ik vraagde aan den Vroedmcefter of het hoofd op de randen van den ingang van het bekken was blijven haaken; hij antwoordde dat het onder in het bekken was blijven zh> ttm : het welk mij zeer onwaarfchijnlijk voor- ""1. Ik betastte den buik, en voelde het fd boven den ingang van het bekken , 1 :t welk ik hem aantoonde. Niet tegen- ftaan-  ( 343 ) {taande het geval netelig was, cn de uitkomst vermoedelijk doodelijk zoude weezen, beiloot ik de verlosfing te onderneemen. Ik plaatfte mij op eene knie voor de vrouw, ging mef de regter hand inde baarmoeder, met voor* neemen, om de onderkaak te vatten; doch. ik was niet weinig verwonderd, dat deeze al xneede was afgetrokken; ik kon mijn ongenoegen hier over niet verbergen , misfende hier ' door het eenige deel, waaraan ik eene goede greep kon hebben. Ik meende een vinger door het groote gat van het agterhoofd te brengen, dan ik kon 'er den vinger maar even inbrengen , zoo dat ik hier van moest afzien. Vervolgens plaatfte ik den duim tegen het verhemelte van den mond , de twee voorfte vingers op de randen van de ooghollen, dan mijne vingers flipten een en andermaal af, zoo dat ik hier al mede van moest afzien ,• en beiloot de verlosfing met de tang te beproeven. Ik fchikte voor af het hoofd met het aangezigt na de linkerzijde; ik gelastte eenen der Heelmeefters, met beide handen, het hoofd maatig te drukken, en het dus onbeweeglijk te houden. Ik bragt langs mijne regter hand, de linker lepel over het aangezigt in de haarmoeder , zoo hoog als ik voeglijk oordeelde ; vervolgens de regter lepel over het agterhoofd , de uiteinden vast tegen de bilnaad drukkende, op dat de kromme bogt der tang voorwaards komende , het hoofd wel ?oude omvatten; vervolgens de leY 4 pels  C 341- ) pél$ geflooten en met een band verzekerd hebbende , voelde ik aan de verwijdering der hanclvatfels, dat het hoofd wel gegreejpen was; ik begon zagtjes al wrikkende te trekken, vervolgens fterker, doch ik werd wel dra ontwaar, dat de tang zou afglippen, het welk ook kort hier na gebeurde; ik hcrftelde wederom de tang, de in zijnde lepels zoo veel voorwaards brengende, als het zonder kwetfing van de bilnaad kon gefojüeden: -doch ik had al -wederom het ongenoegen, dat de tang afflip'te. Ik herhaalde deeze konstgreep tot vier reizen, doch telkens met het •zelfde gevolg ; ik moest 'er eindelijk van afzien, en tot den haak mijne toevlugt neemen. Ik bragt den haak in met oogmerk om denzelven tusfchen de naaden in het hoofd te drukken : maar op de minfte drukking'draaide hot hoofd als een bal in 't water. Na dat ik een wijl tijcis te vergeefs had getracht den haak in het hoofd te drukken , beiloot ik de punt,om dat dezelve niet zeer fcherp was , door een digt bijwoonenden fmit te laaten fcherpen. Middelerwijl wat ademfcheppende; want ik was zeer vermoeid; zoo dra ik den haak bekoomen hadt begon ik wederom te werken , maar wat moeite ik aanwende, ik kon den haak niet in het hoofd drukken ; door het geduurig draaijen van het hoofd. Ik werd zeer verdrietig en moedeloos : ik vraagde aan een der bijzijnde Heelmeefters, welke een ouden wia-  ( 345 } winkel aanvaard hadt, of hij niet een fcherp haakje met een langen fteel in zijn winkelkas hadt ; hij liep fpoedig naa zijn huis , het welk niet verre af was, en bragt 'er een mede , tot mijne overgroote blijdfchap; want het fcheen zoo gefchikt tot mijn oogmerk, als ik het zoude hebben konnen uitdenken. Ik bragt het voorzigtig in en drukte het zelve zonder moeite in het hoofd, ik gelastte den Heelmeefter het handvatfel onbeweeglijk te houden , ik bragt mijns eigen haak aan de overzijde in het hoofd met kleine moeite ; ik floeg een doek om beide de handvatfels, en haalde het hoofd binnen twee minuten. De vrouw is door de goede zorg van haaren gewoonelijken Docter , alhoewel langzaam , volkoomen herfteld geworden. . A A N M E R. K I N G. Hadden de Vroedvrouw en Vroedmeefter , ieder op hunne beurt, zich vermoeid; ik heb 'er mijn deel ook van gehad. Het was het eerfte en tot heden het eenigfte , geval van dien aart, dat mij is voorgekoomen. Ik meende de verlosfing van het hoofd fpoedig te zullen uitvoeren ; maar ik had mijne rekening kwaalijk gemaakt, gelukkig dat ik dit haakje heb bekomen , en dat het 'er zoo gefchikt toe was ; het was een fmal op'  op de zijde plat en puntig haakje , onder aan de holle zijde fnijdende , waar door ik het zonder moeite tusfchen de naaden kon indrukken ; anders was 'er niets meer overig geweest , dan met een puntige of met het hoofd te doorbooren , het welk al mede zijne.moejelijkheid zou gehad hebben. Dit verhaal bewijst niet onduidelijk , hoe bezwaarlijk en moejelijk het is, om het hoofd, met de tang wel en zeker te vatten , als het zelve nog boven den ingang van het bekken ligt; men heeft dit gebrekkige tragten te verbeeteren , met een* nieuwe bogt aan de uiteinden der lepels te geeven: doch ik twijffel zeer, of men in deeze gevallen 'er heter mede zal flaagen. Ik heb geen naauwkeurig bericht kunnen hekomen, hoe hat geval zich voor mijne aankomst heeft toegedraagen; vermoedelijk heeft het hoofd met de kin op den rand der fchaambeenderen blijven haaken ; anderzints kon het, mijns oordeels, niet zijn voorgevallen ; nademaal het bekken ruim en wel gemaakt was , en het hoofd niet meer dan eene middelmaatige grootte hadt, het welK beweezen wordt, door de kleine moeite die ik had met het hoofd uit te haaien, zoo dra ik het eens wel had gegreepen. Hadt deeze Vroedmeefter door de eene of andere handgreep, welke ik hier voor heb aan*  C 347 ) aangeweezen, de kin van de fchaambeenderen gebragt, (zie de 50 waarneeming , nevens de aanmerking) dan zou hij dit onheil zijn voorgekomen. Het was zeer fmertelijk voor deezen jongen Vroedmeefter , dat dit ongelukkig geval hem is overgekoomen; ik oordeel , dat het hem meer door verbeiftering, en overhaafting, dan uit onkunde is overgekoomen. EINDE.