T E20l   HET NUT PER VOOROORDEELEN. IN VIER STUKJES.   HET N Ü T DER VOOROORDEELEN; DOOR DE ÖEERÖEDEREN GODOWARDUS B N ÈG B Ë É.TU S fVYSNE US; MÉT OPHELDERENDE AANMERKINGEN VIltiïKT, DOOR DE j'U FFROUWEN tV t s'\N E U Sj HALVE ZUSTERS'"dER SCHRYVEKEN. 'S GRAVENHAGEN By ISA AC van CLEEfj NDCCtlïXIUi  -—— . Nous auires Satiriques , Propres a relever les fottifes du tems; Nous fcmmes un pen nis pour ttrc m^cgntens. B O 1 L E AIT,  NODIG BERICHT. Ja, nodig Bericht, of, wilt gy, góeds iezers, meer dan nodig —- overvloedig — overtollig Bericht ? Ons is 't wel! Voor als nog kunnen wy u de reden niet zeggen, waarom wy hier zodanig een Bericht plaatsen. Wy moeten eerst wat nader met elkander bekend worden, en dan zou 't niet onmogelyk zyn dat wy u, in een allernoodzaakelykst Aanhangzel (a), de genoegzame reden mededeelden : * ó! Van uw geduld hebben wy, en met veel reden . grote geclagten. Eerst («) Het ware té wenfclien, dat een onzer Geleer-: den zich er eens toezette, om een Vertoog tefchryven : „ over de noodzaaklykheid van zulke en dier„ gelyke Aanhangzels en Byhangzels." Dit zoude, in onze dagen, zyne byzondere nuttigheid kunnen kebben.  a NODIG Eerst zullen wy u metdebefchryvingvan ons zelf bezig houden. Hier by hebt gylieden te véél belang, dan dat wy dit voor u agter het dikke floers zouden verbergen; en vervolgens zullen wy u een omftandig verhaal geven, hoe het toch mag zyn by-, gekomen, dat wy het boeken - maken ter hand genomen hebben. Wy zyn de twee oudfte Zonen van den wyd vermaarden Heer cornelius wysNEüZiüs, en fcbryven ons de Gebroeders godowardus en egbertus; maar dit neemt niet weg,' dat wy nog elf Zusters van halven bedde hebben ; alle wysneuzen. Deezen hopen wy den befcheiden Lezer, ook door hare geleerde aanmerkingen op onze gefchriften , te leren kennen. " Wy zyn, door menigvuldige Huwlyksverbintenisfen, zeer na geparenteert aan de zeer geëerde Familien der Heren beuzelaren, der slegthoofden, der Kiets doenders, (immers van 's Moeders zyde. ) Wie zal des durven ontkenmen, dat wy onze Vrienden zeer wel rooien noemen? 't Zyn oude Hollandfche Familien , niet misde Jt van fchatten, vereert itie't aanzienlyke bedieningen. Dit zelf zouden  BERICHT, 3 flen hunne Vyanden niet durven löclienen: 't is té wél, te algemeen bekent, 't Is waar,' wy dalen niet in eelie regte linie af van den Hoog-Adelyken Tak der Wy sneu zen 5 wy komen ook niet uit het Priesterlyk geflacht der wysnêuzën. Gedurende twee gehele Eeuwen , hebben wy flegts óp één eertig jongen Nazirener kunnen roemen. Wy tellen ook, in al cMefl tyd, maar één Politik; zynde dit een Schepen eener geen Item hebben Stad in ons Vaderland. Dan ! wy hebben echter grote mannen (in't klein,) gehad: Sterren van de eert fle grootte; en die zyn nog niet allen verdwenen. De Stamvader van alle dé w y s neuzen, 't zy die den Degen, den Tabbaart , of de Pleitzaal verkozen, Adelyken en Ongcadelden , is christophorus anselmus gerhardus* w ysneuzius. Veel deezen man betreffende, vindt men, zo wel door hem zelf, als door anderen, geboekfidaft in de alom bekende Brieven êtr onvermaarde Mannen. * * ZEER  4 NODIG zeer nodige, edoch zeer gelukkig invallende gedagten- Wy hebben, goede Lezers, ten uwen behoeve , reeds zo veel regels over ons zeiven gefchreven; zoudt gy ons ook wel van voorbarigheid verdenken, indien wy iets met u, gemoedelyk, overleiden? Ziet wy zyn te oud — want wy maken met ons tweeën wat heel ruim honderd- en-drie- enveertig- jaren uit ■— om niet wat agterkousfig te zyn: Dit is het geval. Tusfchen ons dan ! Wy zyn in de bezitting eener naar waarheid met de kruis{leek genaiden Genacht- ofte Stamboom, der wysneuzen, van wysneusden groten af, tot op de jongfte onzer elf Zusters toe. Dit keurig ftuk is begonnen door wylen onzen Overgrootvaders derde Vrouw, Vrouwe bagatella wysneus geboren van treuselen, en het is van tyd tot tyd vervolgt door hare Dochters, Klein, en Agterkleindogters. De zyde is wel wat verbleekt, en het gaas was Ifabella-kleur: er is ook niet zeer veel losheid in de  BERICHT. 5 de uitvoering, (wyl alles in 't vierkant is) maar wat doet er dit toe; daar het ftuk alJe vereischten van oudheid met zig brengt? Als gy ons maar in ftaat ftelt, om, door eene grote infchryving, dit kostbaar ftuk in houtfnede te laten brengen: wy zelf zullen het oog houden over het gravéren, en vooral zorgen, dat gy goed zwaar lievig Papier voor uw geld krygt. Wat zegt gy van dit Voorftel? * * * Nog een woord van onzen Stamvader. IV! yn Vader .stultuswysneus, plagt ons ( doch toen waren wy al bedaarde jonge Heren,) te vertellen , dat dees zeldzame man eens een bezoek ontfing van er asmus, die buiten zyne Vrygeestery nogal een bekwaam man was, en dat die hem den naam gegeven hadt van den Groten. Nooit fchreef hy ook aan zynen geleerden Collega, dan: „ desiderius er as mus, de kleine, aan den groten christophorus anselmus gerhardus wysneuzius. * * * 3 ANEC-  6 NODIG A N E C D O ï E. JDeeze grote wysnéuzius dronk nii*i: mer Kofry of Thee, rookte nooit Tabak; iets, nu nog zeer zeldzaam indegezeifchappen der geleerden mannen. Oordeelt des, Lezers, hoe veel zeldzamer dit verfchynzel in bet midden der vyftiende Eeuw moet geweest zyn; immers zeer zeldzaam! Zulke voorbereidende kundigheden zullen, ja moeten u, goede menfchen, in het lezen onzes Boeks wél te flade komen, en er een ongemeen licht over veripreiden. Nu is ons oogmerk, om u een omftandig verhaal te geven, hoe het toch is gekomen, dat wy ons, in onze oude dagen, op de Boeken-makery beginnen toe te leggen. — Dus is dat toegegaan. Het zal nu, als het weer Driekoningen avond is, net zevenenveertig jaar zyn, dat wy dodelyk met onzen tyd verlegen waren, en te farnen oyerleiden, om iets by der hand te gaan nemen : want wy zyn ryk 'en orn die reden ook alleen honoraire Leien der werkende Maatfchappy. Wy leefden dus y * lange i  BERICHT. 7 lange in eene geenzins onaanzienlyke vadzigheid, en zyn zo onhandig, dat wy niet in ftaat zyn, om van een paar oude fchoenen een paar taamlyk goede Kamer - lloffen te fnyden, of een Eyernetje te bryen. Dit gelieven de goede Lezers wel in gedagteri te houden, op dat de volgende aanmerkelyke Samenfpraak des te bevattelyker vóór' hen zyn zoude. ,„, n i*l .-*<• .• J3fö - <:.>: Lmn«s :>f!0 hos *'[ l ..Zi 01 aanm. erkelyke samenspraak;. tussc h en. ff MTN HEER' BROEDER g oD O WARD US en my. m y n broeder. Ik wil eens een Boek gaan maken. ik. Gy? — een Boek maken? — Begryp ik u wel? . . ,: , h y. Gy begrypt my ten vollen. Broeder. Ik rade u, dat gy my in deeze volgt. Iloel zouden wy dan alléén uitgefloten zyn van' * 4 het  8 NODIG het grote voorrecht, om Boeken te mogen maaken ? Zyn wy, gemerkt onze hoge jaren, nog niet fterk genoeg om voor een zittent leven niet bang te zyn ? Zyn wy ook niet danig met onzen tyd verlegen; en hebben wy geen Hevige vuisten? Of zouden wy ook geen abfentie van geest kunnen voorwenden ? Kunnen wy ook geen pen agter het oor Heken; haveloze Japonnen aantrekken; met onze kousfen op de hielen lopen; ja wat zou ons beletten, onze pruiken op zestig graden te fchuiven? Hebben wy geen pennen, geen inkt, geen papier ? I K. Dit alles kunnen wy ongetwyftelt zo goed doen als iemand: — maar waarover zullen wy een Boek maken, Broeder ? H Y. 6, Dat weet ik zelf nog niet: doch ik zie niet, wat of er dat toe doet. Laten wy fchryven over het Oneindig Kleine; over den Ring van Saturnus; of over de Termes der Grieken. Schynen u deeze onderwerpen wat te vrolyk; laten wy Frans Baltes -commentariëren, of eenige Fragmenten gaanopftellen over het Wonderboek van David Joris. Of wilt gy liefst het menschdom leren, hoe  BERICHT. 9 hoe ziel; fchadelyk de goede finaak zy in het bewyzen van Algebraïfche Voorfiellen? Ten ware gy behagen vondt in, eens uit den grond op te gaan bewyzen, dat het geheel altoos en noodzakelyk groter zyn moet, dan eenige van deszelfs delen (2). I K. Ik beken, Broeder, dat gy de zaak wel begrypt. Alles, waarover te fchryven is, ja zelf alles, waarover niet te fchryven is, is onze zaak even zeer. Wat dunkt u, in- dien ik dit zou ons zeer veel tyd en moeite fparen — indien ik eens Duizenden-één Onderwerpen op langwerpige ftrookjes papier fchreef ; (gy weet Broertje, myn pen is nog al zo fyn ei} puntig als de uwe,) die papiertjes oprolde en noemerde; die dan in onze Befchuit-trommel deed; en, wanneer wy een Boek wilden maken , door on_ ze ouwe Pieternel, daar een Briefje lieten uittrekken. Dan konden wy ons terftond bepalen; en de tytel van een Boek, weet gy, is (1) Iets, dat nog voor velen niet ten vollen bewezen is. De Kerkelyke Historie kan , in het bewerken deezes bewys, met ongemeen veel nut en voordeel gebezigt worden. m31 *5 , m  io NODIG is wel de helft van 't werk. Eene bedenking heb ik maar; zy is deeze: wagen wy niets?' h y. Wagen wy niets! wel, hebben wy dan iets te verliezen?.... Weet gy dan niet, dat onze Landgenoten zeer infchikkelyke menfchen zyn? Weet gy niet, hoe zeer zy zyn ingenomen met de Vaerzen, deDisfertatien, de Predikatiën der wysneusen? Geeft onze naam alleen geen wieken aan deeze werken; en zyn wy ook geene wysneuzen? Einde der aanmerkelyke Samenfpraah J^og dien zelfden Driekoningen-avond, gaf ik aan onze oude Meid, Pieternel, ettelyke vellen papiers, (want ik ben zeer onhandig;) en liet haar, met een broodmes, een groot getal langwerpige (tukjes daar van fnyden, zette myn groene Musfchenbroekfche Bril op, en fchreef: ON.  BERICHT, xi O N DE RWERPEN, daarover wy zouden kunnen schryven- Noemer it Lecture voor Zotten. No. 2. De voordeelen der Domheid. No. | De fchadelykheid van het' dóórdenken. No. 4. ' Zfotf y hoogstratens woordenboek, enz.  HET N U T DBft. DegoedeLezer houde ons Zulke uitweidingen ten besten! wy zyn geenzins van gedagten, om ons altoos op eene flaaffche wys by ons onderwerp te houden; en ten bewyze volgt hier terftondeefte Twede Uitweiding. Men heeft meermaal gezien, dat als alles red* en radeloos is, als de hoop zelfs ons vaarwel zegt, dat er dan Mannen (ook wel eens Vrouwen,) opftaan, die het vervalleneherftellen4ja tot groter volkomenheid opvoeren. Dit zelf kunnen wy in ons eigen Vaderland, nog binnen onzen leeftyd , leren zien. NaauWelyks ontdekten de Patriotten van het jaar zeventien-hon* derd-agt-en-veertig, dat de toenmalige Regenten vrinden waren van het Paapfche Frankryk', dat Js vyanden, ja Landverraders, of ftraks leverden alle hoeken der grote Steden mas-an* julos, en m as-am jellas , die'sLands herftel danig ter harte ging. Toen daverden de rapen, de van oe verens te voorfchyri* en zy noemden zich 's Lands redders, ja toen zelf, in dat wonderjaar, fcheen de Fair Sexe bezielt met den moed van k e n a ü w h a s s bLaar. Wie zyn de daden vart mat HeT l iM o e n - w y k onbekent ? Wie is haar roemruchtig einde onbewust? En mi nog oogden wv de vrugten in vafl eeü zaad, 't welk toett set  VOOROORDEELEN. 15 met eene voorbeeldige nyverheid gezaait is. Hier door hebben wy nu nog gelegenheid om groot te zyn. 't Is waar, onze Negotie is dodelyk krank ; onze Marine is eene fchaduw ; onze roem fterft daar hy gaat. Wat nood ? dit zyn de natuurlyke gevolgen der vreedzame neigingen van hun, die menen dat niets den mensch zo zeer veredelt, dan ,, Beledigingen, die men in 's Vyands bloed kan gaan afwasfchen, geduldig uit te ftaan." Van hun , die zeer wel zien, dat onze moedige loskoppen zich- niet ontzien, om het land met weduwen en wezen te gaan opvullen ; iets , dat ook den bloei van een volk niet kan bevorderen. NB. Op deeze Uitweiding zal ik my , ah 'f my goeddunkt, beroepen , doch echter den Lezer eerst waarfchuwen, of hy het niet bevatte. Nu keere ik tot mynen Text weder; ik fta er niet voor in, dat ik altoos zo fpoedig thuis zal komen. Nog pas zyn deeze Vrouwen bewaart voor de fmartelyke aandoening, die er ligt in, voor Vrouwen beneden haar fatfoen aangefproken te worden; of zie daar! De zelfde vreesverwekkende onweersbui dreigt over de hoofden onzer Vron-  l6 HET NUT DER Vrouwen van Geboorte , onzer Vrouwen vafl aanzien, los te fcheuren ! Kunnen onze Edelen in den lande nu nog Polonaifes dragen ? Daar is niet aan te denken! — Draagt, roep ik deeze bedroefde Vrouwen toe, draagt une ROBE TURQUE: une LEVITE, ornee de Brandebourgs} of une CIRCASSIENE d la Flik-Flak... Ach, is 't wel mooglyk , waarde Dames! wat 2egt gy ? De rang uer. polonaises dringt die zeker reeds door op dien der laatstgenoemde gewaden? Ik beken, dat het hard, wel zeer hard is! Waar door zult gy u voortaan onderfcheiden ? Gy, die Vrouwen zyt van Geboorte , ja wel, van zeer hoge Geboorte ! En dit is evenwel iets, dat, in eene commercierende Republieq, overweging verdient Thans beroep ik my op myne twede Uitweiding, of wil men, vatte ik die weder op; want ik zeg: Zo is het ook hier gelegen: [ei lieve, Lezer! zie toch, mag ik u bidden, die twede Uitweiding nog eens in : anders dien ik dezelve wel geheel overtefchryven.] Diepdoordenkende menfchen zagen de noodzaaklykheid, om zulke onna-  vooroordeelen. 1? iKitüurlyke verwarringen voor te komen. Men ontwierp duizende plannen. Deezen zeiden: Toont uwe meerderheid door uwe zedelyke waarde ie verhogen. Men geeuwde. — Andren zeiden : Ünderfcheidi ü dóór eên meer geoefeht verflanJ. Dit was onverftaanbaar. — Nog anderen riepen'; Weest nuttiger, ween deugdzamer, dan vrouwen van geen geboorte. — Wat was 't antwoord ? i,j Neen, daar bedanken wy voor: VroüWen ih i,, den Burgerftaat kunnen dit ook in 't hoofd „ krysen , en waar bleef dan evenwel onze hele >, hoge Geboorte."— Wie kon dit ontkennen ?—1 Men was dan ten einde raad. — Gelukkig ftondt er êene Genie onder ons op, en die ontdekte een krarakteriferënt kenmerk iri de TAAL.— En wie, vraagt mooglyk iemand, was die Genie ? ö , Dit houden wy voor ons. Men wedt wel, wie de eerfle Moordenaar was , maar niet wie het eerfle Brood bakte i . . . . Dit zal ieder, hoop ik, niet even maklyk verdaan; Doch Zy, die 't begrypen, zullen moüglyk ons met een grimmige meesmuil aanzien. Ter zake s Hier plaatfe men des het Non plus ultra , het niet verder; immers voor den RANG der JAPONNEN. Want men hadt waargenomen , dat eene Dienstmaagt niet zo fpoedig eene taal kohde B Ie-  lg HET NUT DER- leren , als wel een Japon aantrekken. — Heilzame, heuchlyke ontdekking! Wy ontkennen niet, dat oppervlakkige kykers (7) zullen zeggen, dit kenmerk rust ook Op den RANG der SAKKE N, Op den RANG der POLONAISES, Op dien der HABITS TURQUES, derLEVITES,ornees;/.?Brandebourgs, en der CIRCASSIENES a la Flik-Flak($). * * * Aller- (7j Oppervlakkige kykers zyn veels te goede kalanten, om verwaarloost te worden; wy willen die pogcit te vreden te ftellen. (8) Onze fterke zucht om ons hof te maken by lieden van aanzien, en-hoge Geboorte, is genoeg bekent; immers in den kring, waar in wy ons bewegen. En wie zal ontkennen, dat wy daar taamlyk wél in flagen? Zo dra wy wat door ons Boekenmaken heen zyn, zullen wy onze Oppervlakkige kykers, (aan wien ons onbedenkelyk veel gelegen ligt!) bewyzen, dat zy herin deezen mishebben. Gaarn zouden wy onze Dames bewegen, dat zy de Engelfehe taal leerden; maar Lord title tatlë heeft, in zyn geleert Foliant over de Ridderorders, betoogt, dat geen Vreemdeling immer het Engelsch wel kan uitfpreken, zo hy niet de twee voorfte boventanden laat uitbreken: en wy zien zo gaarn een onafgebroken rei yvoor witte tanden in een fchonen mondt  vooroordeelen* i(> Alkrnoodzaaklykfte onderrichtende Aanmerkingen% Zy , die HoÜandsch fchryven en fpreken, behoren tot den RANG DeR JAPONNEN, Zy, die ert Hollandsen en Franseh gebrekkig lezen en fpreken j maar niet fchryven, tot deri RANG d e'r SAKKEN. Zy, dié geert Hollandsen lezeil , iriaat het echter , fchoon zeer ellendig, fchryven , ert het Franseh en Hollandsch beide goöd genoeg lezen kunnen, tot den RANG Der POLONAISE & Zy, die het Hollandsch kunnen lezen noch fchryven , ——— tot den RANG der HABlTS TÜRQÜËS} DerLEVTTESornees^h? Brandenbourgsi der CIRCASSIENES d la Flik-Flafa Doch! zy, die aÜeén geen Molltódsch fprekefi $ of verftaan, maar die het zelf de keurige gehoorB s ze*  40 HET NUT DER zenuwen kwetst (9), zo als het zingen onzer PIETERNEL Van haar boze domme jeugd onzen Patryshond; die zyn van aanzien ,"van hoge Geboorte. — En nu geef ik elk gemoede]yk mensch maar eens in overweging, of het zo al maar goed zy tegen de Vooroordeelen uittevaren. Ik heb deezen nadenmiddag zulk een alles overdryvenden fcst om een groot dik Boek te gaan opzetten, dat ik genooddwangt ben het volgende te fchryven; want ik ontdek daar nog al MEER VOORDEELEN EN NUTTIGHEDEN. Door dit Vooroordeel kan men terilond en onfeilbaar aan de menfchen horen , wie zy zyn ; en dit kan , nu en dan , ook nog al iets goeds uitwerken. Nog (9) Ik weet zéér wél, dat er lastige dwarsdryvers zyn, die dit voor adelyk ■ grillen uitkryten; wat bewyst dft anders, dan de domheid deezer lieden? Het mechanisme der Zenuwen is, by Vrouwen van hoge geboorte, veel keuriger als by gemene Burgervrouwen. W;c twyfelt, of er menfchen zyn, die toevallen krygen op het gezicht van  vooroordeelen. 31. Nog «/, zegik, en voeg er het nadruklyk nu en dan, vooorzichtig by. Want dit zo maar in 't algemeen, en zonder de minde nitfluiting aan te nemen, daar hebben myn Broeder en ik geen ruimte toe. Het kan fomwylen hoogst fchadelyk zyn, dat men ons kent. Indien men menno sim ons, toen hy door het Gerecht vervolgt wierdt, gekent hadt, hy zou zich niet hebben kunnen redden, door te antwoorden: ,, ze zeggen, dat menno sijions niet op den iwagen is." Indien slati us zyn kannetje bier wat koelbloedigerhadt uitgedronken; indien .... maargenoeg; men kan hier over na lezen Kerkelyke en Waereldiyke Historiën; voor al machuvel, en het Man uit'l der Spion s. als o o ic, Nu weten de Kerkelyke perfonen, van den tweden en derden rang, waar zy eene onbekende Dame moeten plaatzen , in het Doophek, of 011- van een Kat? Maar wy hebben in onze. vroegere jaren veel verkeert met eene Juffer, die in flaauwte viel, als zy ook maar een Kat op een Uithangbord, of op een Vuurfchutje gefchildert zag: 't Is waar, deeze Dame was van zulk eene hoge Geboorte, dat men haren Stam-vadex nergens dan in noachs Ark wist te vinden. B 3  ja HET NUT DER onder het Volkji. Dwalingen van dien aart zyn meermalen van een veruitzien; en welke Vrouw van geboorte kan ook gedicht worden , indien zy niet eene gedistingueerde plaats heeft ? Dit te bewyzen is zo onnodig, dat zelf myn alleroverdryvende lust, om een groot en dik P>oek te gaan opzetten, my niet kan bewegen hier iets meerder over te zeggen, Nu weet men ook, (immers kan men weten , ) of men een Dame Jvjfrow.v, of Mevrsuw moet noemen; en hoe veel meer onwenfehelyke ontmoetingen worden hier door belet (10,) N4 (10) In het uit de kladfehryven van der Heren Ge, broederens Boek, is my daar zo het voJgende by gevallen. Om aan het nuttig doeleinde, hier beoogt, nog meerder te voldoen, zoude het nier ondieuftig zyn, dat men, zo als wegens het varen der Trckfchuiten, cn at ryden der Postwagens, met vrugt wcrkftellig gemaakt wordt, Lysten liet drukken, als nodige Onderrichtingen; en dat men die Lysten op alle publique plaatien, in alle Winkels en Kramen, Het ophangen : dan kon men, mep een opüag des oogs zien, hoe zich te gedragen, wissi^ wassa wysneus. En ik, Zuster wissiwasje, zag gaarn, dat men er depaiE rangen in houtfnede boven plaat, fte • elk in zyn eigen montuur ; dit zou zeer veel lichts over den text fpreiden; iets, dat zelf Osfen en Paerdenkopers weten. Vader liet immers nooit een Driemastgchip of Qallioot verkopen, of hy plaatfte boven den Inventaris, ten minften een Kof, of Vriefchc Tjalk.. kribbetje WYSNEUS.  vooroordeelen. 23 Nu gaan wy Wiskundig (minder bewyzen wy wysneuzen nooit , het geen wy bewyzen moeten,) bewyzen: Ten weden: dat dit vooroordeel de rust in de huishoudens allezins bewaakt. Gy weet, langmoedige Lezer, dat, als er twist ontftaat, men gewoonlyk zegt: De vrienden verflaan elkander niet (11). Hoe onnaauwkeurig drukt men zich veelal uit! Het is en blyft — eene onveranderbare, altoos zich zeif ge- En dit deedt de man niet zonder veel gronds, want het is ontwyfelbaar, „ dat onze ziel veel duidelyker en „ fterker denkbeelden ontfangt door de oogen als door „ de ooren;" Om die reden wilde de Ridder walsingh a m , Ambasfadeur aan het Franfche Hof, dat de Hertog van anjou in perfoon naar Koningin elizabeth zoude komen vryen; overtuigt zynde, dat hy dan zynne zaak veel fpoediger by Mifs setsï zoude afdoen. amouretje wysneus. Zy, die de Sehilderytjes in ons land hebben uitgevonden , waar onder te lezen Maat: zo zal men de boom]'dienders handelen , fchynen deeze AnecdOte, welke Zuster • amourette ons weet te verhalen, ook gekent te hebben; immers is dit zeer waarfchynelyk. bagatella wysneus. (i£) Onze meermaal genoemde Oud-Oom hadt op dit Jj 4 ftufc  S4 HET NUT DER. gclykblyvende waarheid (ia), dat veele vrienden vyanden worden, juist om dat zy elkander maar al te wel yerftonden; Dit flaat te bewyzen % Hoe vele dingen zouden onze ouwerwetfe. Vaders en Moeders hunne Dogters weigeren, indien deeze Kleuters daar niet in het Franseh qm vraagden? Toegedaan, Wel nu, vraagt Dog- ftuk ook al hele byzondere begrippen Hy beweerde eens, (vrome ziell moest het geval met den Aibliotfcèkaris hem niet wyzer gemaakt hebben?) tegen een Kcrkelyk perfoon van den derden rang, dat luist dit het geval ware met Babels Torenbouwers. En of dit niet wuc naar Kettery ruikt, laten wy daar. (12) En dit zou men echter van alle waarheden zo niet kunnen zeggen. Daar zyn zo wel Waarheden voor zekere tyden, als Rechtzinnigheden voor zekere Landen. Al de Lutcrfche, Calvinifche, Mennoniten, en Armiaanfche Waarheden zyn by den Heiligen Vader niets dan zielfchadelyke Kettcrycn. 'Wat hoeven wy zo ver heen te gaan: in ons eigen Land hebben wy meer dan genoegzame bewyzen. De Cocceaanfche Waarheden dalen gedurig; er is bykans geen vraag meer na. De Thychofche en Cartefiaanfche Waarheden raken buiten alle achting;en is er nog wel meer dan een.halve eeuwvcrlopen,datmen deeze waarheden eeuwige waarheden noemde? Met Politike Eeuwige Waarheden ziet het er ook mal genoeg uit.  VOOROORDEELEN. 55 Dogter in 't Franseh om een njêirw Kapzel, hy voorbeeld (13) : un Bonna a la prik-prak. De goede oude lui gevin hunne toeftemming. Men brengt welhitast eene afgryslyke hoge bordpapieren doos in huis. Men opent die. De goeda menfchen zetten de bril op, kyken, nemen de machine uit de doos, zetten die op tafel, kyken nog aandagtiger, maar betuigen niet te weten, wat het ib, waar het toe zal dienen , of aan welk gedeelte des lichaams het zal gedragen worden ? Dogter komt in de kamer, past de Bonnet a la prik-prak, ziet in den (13) Wy houden veel van by voorbeeld. Wy kunnen met het afgetrokken denkbeeld van een, by voorbeeld, nieuw Kapzel, niet al te grif voort. Wy hebben ook, door dien wy zo veel te fchryven hebben, geen tyd, om thans onze Msthafyfifche Auteuren, zo &\sPere malebranche, locke, kaijis, enz. na te zien, opdat Wy door hen in ftaat geftelt zouden worden, om het afgetrokken denkbeeld zodanig ecner Muts, met de behoorlyke duisterheid, (te vee] licht is den oogen fchadclyk,) aptemaken. En wy willen een groot Werk fchryven. Wie zou ons dat betwisten? Nu, trouwens, \yy laten ons zo maar alles niet betwisten. Ja, dat willen wy, al"zou men ons hier over eene Kerkelyke Deputatie toezenden, als befmet met het vergif der Armianen vryen wil; (iets, dat wy om huisfelykereden echter liefst niet hadden.) Dat moet dan gaan, zo als 't wij. Wy willen zo een werk fchryven. En als men ons tcgt boes maakt, kon het nog wel gebeuren, dat wy on» £ 5 Werk.  ag HET NUT DER denfpiegel, sn ziet er met goedkeuring over zich zelf in. De oude lui fchudden, wel is waar, het hoofd; masr zy gaven hunne tocftemming; zy zwygen ; en de huisfelyke rust wordt bewaart. Nog een Voorbeeld. Lonnetje vraagt aan Moeder, om met haar Buurjuffertje en de twee Broêrs naar het Carousfél te gaan: „ Heelwel, kind, zegt Moeder; Werk eens tot XX Dcelen uit gingen fpinnen; daar wy anders (want wy kunnen ons niet beter dan met de eigen woorden van zeker groot man uitdrukken ,) VerHhrmgtn fchryvende voor den geringen Burger , ons te» hoogden tot VIII. of X. Delen in groot Octaaf zullen faj krimpen: vermits het dan een WERKJE blyft, dat voor ten gemeen Burger mg wel te bekomen is. Om die jcden zullen wy van dit ons werkje een honderd of zes Exemplaren tot prefenten fchikken, ten fteekpenning voor ieder, die dit ons waarlyk (immers voor ons,) nuttig en voordeelig Boek, voora) op de Predikftoelen, zal gelieven aan te pryzen. Onze Boekverkoper is nog te jong en te onkundig, om zulke ftreken zelf uit te vinden, en ter uitvoer te brengen. Indien wy des wél, en Haar ons lyzonder belang wél pagen, verzoeken wy ernjlig, / iat niet aan hem, Boekverkoper, maar aan ons al de eer Jaar van worde toegemeten. Wy fchryven zo wel om eer, als om voordeel; en de uitvinding van iets zo fraai, »ls de genoemde, moet zeket veel roem aan de uitvinders toebrengen.  VOOROORDEELEN, 27 „ der; heden, waarom niet?ik zie gaarn, dat ,, gy met ordentelyke lieden leert omgaan," Ach, de eenvoudige Vrouw meent, dat Ca» rousfél de eene of andere Dame van de familie der vriendelyke Buurjuffrouw is. Wist zy, dat het een der Fétês in de Manege waar , dan zou zy het mooglyk geweigert hebben. En welke droevige gevolgen zouden er niet ontdaan zyn ? Lonnetje hadt haar hoofdje getoont ; hier over zou Moeder gegromt, en Vader in zich zelf geknort hebben : de huifelyke vrede was verdwenen, de dag verloren. Nu! wel, nu loopt alles fchoon af. Moeder hoort naderhand haar misvatting ; 't is te laat; Om haar eigen fatfoens wil zwygt zy, Stichfelyke Bedenking, Wie is ook zo geheel van de Nederlandfche zagtaartigheid verbastert, die zonder ysfelyke aandoeningen zich de nog veel droeviger gevallen kan voordellen, indien de Ouders en Kinderen in dit geval elkander wel verdonden? Nu leven de ontaalkundige Ouders in eene logge gerustheid; zy verdaan noch de obfeene Livres, noch de immorale morale der Opera's, welke hunne Kinderen als een gefuikert vergift worden toegedient. Wat zou wreder zyn, dan hun een kanker aan te wyzen , die zy toch niet kunnen ge-  48 MET NUT DER. genezen ? Nu gaan zy , zo wel te vreden, werkeloos, uit dit leven naar hun graf, als zy gewoon zyn uit hunne eetzalen naar hunne flaapkamers te vertrekken: en wat is dit niet een voorrecht 1 * * * Ten derden: DIT VOOROORDEEL V E R B I N T ONS ZEER NAAUW MET ALLE BESCHAAFDE VOLKEN. Om de grote, vertiering deezer waarheid (14) , bepalen wy ons nu alleen tot Vrankry ... maar wat onderdaan wy ! Is dit „ de Zuider„ zon niet door een Koningskacrsje aanwy„ zen? Moet men dan juist in de hangende „ Tuinen van Babiion , of in der Creten„ feren Doolhof gewandelt , of op den Del„ fifchen Drievoet gezeten hebben ," om dit derde Bewys duidelyk te zien ? Behoef ik, EG- (14) Wy raden niemand, om ons hier over, al was hy van geboorte, (en anders zynwy voorbeeldig infehikkelyk, zo als elk weet, tegen lieden van geboorte,) een zuur gezicht te zetten. Hoe! zouden wy, de Gebroeders wïsneüzen in Compagnie, dan zulke waarheden niet mogen uitftallen, die thans het meest gezogt worden? Het Tracteat van cromwell fprcekt er geen woord van; en wat is er dan tegen intebrengen? Eu zon-  VOOROORDEELEN. 29 "Cgrertus wysneus, juist een modem n 0 s t r a d a m u s te zyn , om den eeuwigen keten van ftaatkundige mhfchienen af te zien; en met eene eerwaardige duisterheid te nroOrzeggen, wat al, wat niet gebeuren zal? Die zeker is veel gevergt! Gaarn , myne geduldige Lezers, wilde ik u aan het denken hebben; doch niet verder dan in de huishouding te pas komt,en ik voor myne fchriften niet nadeelig vind. Zo dra dit het geval is, zal ik roepen: oogen digt 1 * * * Ik ga des nu «ver om aantetonen, Ten vierden: dat dit vooroordeel den aRBeiB onzer geleerden zeer verligt, en onze kundigheden uitbreidt» ,, Zy, die ook flegts met ongewyde voeten den drempel der wysheid betraden; die „ al- zoude men ons niet voor rechte Gebroeders Julfen houden, indien wy begrepen om waarheden uitteventen, waar naar thans geen vraag is ? Zouden wy dan Pelteryen in Juiy, en ligte Italiaanfche Taffen in December aanbieden? Wie belet ooit een Oesterkoper, des Winters zyn bord uittefteken, waar op ftaat: puik van Zeeuwjch* Vssters? of een Limonadenkramer, dat hy in Augustus koe.  go HET NUT Dit „ alleen haar van verren in haar heiligdom be* „ gluurden," weten, dat onze XVIIIde Eeuw byzonder gekarakterifecrt Wordt door het ver» talen(i5). Historie, Dichtftukketi, Leerreden, Letterkunde, Romans» Natuurkunde, gykunt niet mistasten; Comedien» Treuripelen, Heldendichten, Dramas, —— wat begeert gy? uit het Engelsch , uit het Franseh , uit het Hoog- loele dranken verkoopt? De goede Gemeente houdt varl allerlei ilag van waarheden : men moet die maar net vart pas weten aan te praten. Indien men daar altoos ceit tehoorlyk acht opfloeg, dan zou niemand met zyne waarheden blyven zitten. olivieü cromwei.l, ert ïaus sixtUS de Pyfae, zyn aan die oplettentheid al hun fortuin verpligt. De Kooplieden letten op zulke dingen maar niet genoeg. (15) En wat il er op te zeggen? Tonen wy onzö Ortodoxie niet door onze dodelyke onmagt ? Deeze waarheid is by velen nog zo gangbaar, als de ducatcn van het vorige jaar. Deeze noot, zal ik, d aau wel tje wysneus, zo eens gaan uitbreiden. De Hereti Broeders fthynen niets te weten van een nieuw foort van Ketters , dat Cf in onze duistere dagen voortkruirJt. Jlet ay« eigo'llyk t.riteriundiee Pelasianen. Kerterfche menfchen, die ftellen , ja de ftoutheid hebben van het te gaan bewyzen, dat de Nederlanders nog wel eenig* Letterkundige kragten hebben, en dat Zy gevolglyk die •behoorden te gebruiken. „Denkt, toepen Zy, denkt, 0 gy Landgenoten van ë rasmus, van de groot."' , Wel, wy kunnen niet denken," zegt de grote menig* te. Wie, indien hy geen ftreck van Kettery weg hadt, zok-  ▼ 00R00RDEELEW. Jl Hoogduitsch vertaalt. Men zal u geryven: zoek maar uit! elk zyn gading. Mooglyk wanen fommige Patriotten , dat «ns Land even min in ftaat zy om onze Letterkundige behoeftens te voldoen, als om al deszelfs ingezetenen te kleden en te voeden; dat men des verpligt zy, den invoer deezer waren toetefiaan, op dat wy niet om Land ende Luiden raken; gelyk de beroemde Historie Schry* Ver PIETER CORNELIS-ZOON HOOFT, dat, in zynen ftyl, zoude uitdrukken (16}. Hoe zoude met dit voldoent antwoord niet te vreden zyn? Maar, waar ftaan zy voor, die hunne rechtzinnigheid eens voor al ter zyden gezet hebben ? Die door het Letterkundig Pelagianismus befmet zyn ? Zeker, deeze Secte ■wint veld. Het is te duchten, dat zy ons nog eens niets anders dan Eigenwerken zullen leveren. En, of dan de Kerk niet wel degelyk in gevaar zyn zal, geef ik den Lezer nederig in bedenking. Vervolgt door kribbetje wysneus. Mït VCrlof, Zuster d a a u- WELtje, het ziet er in vele hoeken onzes Lands nog «o gunstig niet uit voor deeze Dwaal- en Vry- geesten. Ons Lydent Vaderland zal deeze Letterkundige Roervinken, deeze Antilydiaanen wel vinden, zo wel ah> den fchryver, die zig noemt cand idus [*]. (16) 's Lands Historifchryver fchynt ook nu en dan ▼ry wat gepelagiaant te hebben. Zyn Nederlandfche His- torie- [*] Wy fchryven dit ons Boek in den jare mccclxxxi en lxxxh. Dit gelieve de Lezer in 'c oog te houden. Om hem dit te verzoeken , hebben wy niet minder dan nm'lentn,nttg voldoende redenen ; dech die houden wy , <,-m tettert >v.dK redenen, voor eerst nog ten minrcen , voor om "lf.  Ja HET NUT DER Hoe dit zy ,het getal onzer vertalende Geleer JcH is zo groot, dat het wel kan opwegen tegen dat der Coëffeurs te Amfhrdam, en ons is verzekert, dat dit thans op agthonderd begroot wordt (17). Zeer natuurlyke Overgang, En, dewyl nu de RANG der SAKKEN en POLONAISES geene dan uit Franseh vertaalde boeken lezen wil , zo hebben het deeze geleerden zo torie kan tegen hem getuigen; en ook zyne byzondcye achting voor, en zyne brocderlyke vriendfehap met den Sociuiaanfchcn grotius, bewyzen dit maar al ve duideiyk. (17) Wclteverftaan,Co£ÏpK7\r des Dames è dcsjolis Mesficurs; want gemene Pruikmakers komen niet in aanmerking. Een zeer gelcert man, ook ni g gerarenteert aan de Familie der wysneuzen, is bczi,;, om een Boek te fchryven, waar in, met veel icholastick vernuft, ui in den fmaak van hervey, gêleert wordt, hoe veel overcenftemmingen er zyn tusfchen onye Fcrtaalders m Coiffeurs des Dames 6? desjoüs Mesfnurs: aliebétrekkeiyk Op de verüering.dcs hoolds. ... Nu, alles met er tyd j wy mogen niet uit fchool klappen. Dit werk, 't welk een heel Alphabet uifmaakt, zal by inuhryving (oïrt de piaten,) aangebeden woidjn.  VOOROORDEELEN. 33 danig volhandig , dat zy tot niets van meer belang kunnen overgaan. * * s * Een woord op zyn pas. Het is met de meefre deezer Livres muveaux , gélyk het Hollandsch fpreekwoord zegt: 7 Is op en haal meer, Er is,zo weinig voedzel in, dat zy zeer veel gelyken naar onze Prcuweltjes , of Oblietjes ; waar van eene gezonde maag, indien zy haar niet fchielyk tegenftonden, een honderd of drie zoude opfchransfen (18). De- Wyl } — ' > (18) Men heeft de Franfchen méérmalen verweten, dat zy regte Gouddraadtrekken in de Litteratuur zyn. Ons komt dit nog al wat anders voor. Het fchynt ünS toe, dat onze Naburen, de Duitfchers, voor nog geen halve eeuw, Bazen in dat \verk waren. Men kon roen, uit hunne fchriftcn, opmaken, dat zy de uitvinders en makeis van al die keurige beuzclingen zyn, welke men in de Kabinetten zülker dingen bewondert; by voor* beeld: goude kettingjes, om Vloojcn aan vast te leggen; êeh Vlieg, die aartig genoeg én gonfende ornfnor.de ; Koetsjes niet zes Paarden, die in de Vingerhoed konden geftalt worden , énz. De Franfchen hebber! doorgaans dezelfde regels in de fchryf- en irt de kookkunst. Alles is lugtigjes, en met haut gouts klaar ge» fnar-kt; 't zyn de ware fehryvers voor zwakke oordeel" kundige magen; alles is zo delicieux, zo aartig, dat het eeten doet, al hadt men geen honger. ïytjJS fVYSNEUS.  34 HET NUT D E R wyl nu de Franfche taal in ft kort onze Volkstaal worden zal, blykt het onwederfprckelyk, dat onze geleerden de handen wat ruimer zullen krygen , en er zich eens met ernst op kunnen toeleggen, om onze ouwerwetze, fterke menfchen, die fteviger voedzel begeren, vcrmids de verteringskragt hunnes verftands in volle orde is , ook vaster fpys te bezorgen, door het vertalen van zulke Hoogduitfche fchriften , die volkomen aan dien gezonden eisch des verftands voldoen: en by gevolg De Geleerden en de Geleertheid trekt zeer veel voordeel uit het Fooroordeel tegen de Nederduitfche Taal. Dcwyl het ons om wysheid en waarheid te doen is (19), kan het niemand vreemt voorkomen, dat wy ons, zo dikwyls wy dit goedr vinden, bedienen van de gezegdens onzer fpreuk- / : (19) Ja, dat is het! Hoe, zoude dit onbeftaanbaar zyn met liet fchryven van grote dikke Boeken ? Voor Kien dit Mathematisch zeker betoogt heeft, ontkennen %-y het met hand en tant. tb.eusei.tje wïs- SIEUS. ten, vervólge. Wel, dan zou het er, voor de ees onzer familie, duistertjes uitzien: de Heren ■ Broeder» zeggen ook niet, dat het hen alleen om wysheid en waar. iKid te doen i». Wel, dit hele woord ftaat er niet# Z*  vooroordeel;: w. 35 agtigé PIETERNEL,' Als onze Zuster, m a r t j e wysneus,- haar in het huishou» delyke bellraft, zegt dé oude fukkelj- Een mensch gaat maar eènmensch zyn gang; of, Men kan geen twee dingen gelyk doen ; of„ Men kan geen paard lopende beflaam Dienende zeer waarfchynlyk de laatftc pro» $erbe, om de twee vorigen het nodige licht by te zetten; en dit kan, in de Uitlegkunde 3 nog al eens zyne nuttigheid hebben; De geleerde Vertalers kunnen zich nu wel dra' op iets van meer belang toeleggen, en voor ontaalkundige menfchen' zich krom en blint fchryven.- Zy kunnen abt, heös^ nie- mé y e r , j e r u s a l e M , s e m l e r en js a u m-' GArTen geheel by ons bekent maken (20)» By gevolg, zette ik hier, met veel recht, > Q. E. D. * * * Nu zo als de Lezer zelf met eigen oogeri zien kan. Het hfcofd-oogmerk is een groot dik Boek te maken; efi het by-hoofd-oogmerk is dan echter wysheid en waarheid.Wy allen','' wysneuzen, houden er veel van , om twee vliegen met één klap' te flaan. De Heren BroederS fchryven des wel van wysheid en waarheid, maar tevens , om dat zy een groot dik Boek willen maken. (ao) Mooglyk, wat kan men het weten, zullen1 ïj fcog wel aaji een ketterfeheii **** gedenken; iets, da* C' 2 *y  36 HET NUT DER. Nu ga ik over , om in eene zeer fchone opklimmende orde het vyfde nut deezes Vooroordeels aantewyzen ( 21). Ten vyfden: HET VOOROORDEEL TEGEN ONZE TAAL BEVORDERT DE CHRISTELYKE LIEFDE EN VERDRAAGZAAMHEID (22). In de Kerk zo wel als in den Staat befchouwen wy gedurig daar de aangenaame vruchten wy evenwel, om dat wy rechtzinnig zyn, niet hopen; cn ook, om dat wy vrezen, dat zulke Boeken onzen Familieroem zeer zullen verduisteren. Dit is des de reden, dat wy hartgrondig wenfchen, dat men zulke Boeken door het gerecht late ophalen; als wel dcgelyk vallende in den term van Licencieus Boekdrukken, waar tegen op alle Synoden gewaakt wordt; en waar voor men altoos een apart Gravamina heeft. (ai) Hier, myne goede Lezers, ontfangt gy al weder een nieuw bewys van onze genegenheid om u dienst te doen. Wy zyn niet onkundig, hoe moeilyk het valle de verdienften van andren recht te doen; om het fraaije in werken van vernuft aan te tonen; om het genoegen telaten zien, 't welk men fchept, in het lezen van iets, dat ons fmaakt: om die reden bezwaren wy ons zelf liefderyk met deezen last, en merken het fchone deezer opklimmende orde zelf aan : zo dat, Lezer , het is voor U maar gefneden brood; maklyker kunt gy't niet wenfchen. (as) Dit zouden wy met duizend voorbeelden uit de Historie van onzen tyd, die al zo waaragtig is als die varj.  VOOROORDEELEN. 37 ten van. En waar komt zy ons beter te ftade, dan omtrent onze waarde en dierbare Geloofsgenoten. Dit is des te zekerder, vermits er in Vriesland, alwaar men niet meer dan flegts ééneFranfchekerk heeft, zulk eene bittere vyandfcliap tegen onze lieve en waarde Geloofs- van d"n laffen vleijer, Eisfchop gilbert burnet, kunnen aantonen. Immers, de Jaren MDCCLXXX- LXXXII. zyn ongemeen ryk in zulke bewyzen. ■ Ik bid u, myne zeer aandagtige Lezers, ik bid u, myne goede menfchen, waar aan is men thans die zo regt ouwerwetfe Meniste Verdraagzaamheid ; waar aan die zuivere liefde voor onze yyanden toch verfchuldigt, dan aan het bykans algemeen gebruik der Franfche Taal? Vooral onder de Groten in den lande? Dit is geene losfe enRoute gisfing, die wel kenmerken van vernuft, maar geen een bewys van oordeel draagt; trouwens , wy, wysneuzen, zyn geen liefhebbers van gisfingen\ want, Op een wie weet, en eens gefielt, Krygt onze Inbeelding open veld; En flapt dan zelf, met Reufen fchreSn, ■ i Door al de Perioden heen, Tot dat de Reden, die dit ziet, Dun waan die lugtfprong flraf verbiedt. Neen , neen : de Ondervinding heeft dit voldongen. Wy noemen al weer onze voorbeelden: piet hein, tromt, de ruiter, heemskerk, sweerts, gen vyf of zes evertzen, nevens nog een half duv C 3 zcn(*  38 U E T N V T DER genoten ge.voet wordt. De jonge lieden kmn jién er hun Franseh des niet onderhouden. By gevolg. ïk, voor my, geloof ook zeer zeker, dat die Geldcrfche en Overysfelfche Edelen, welke geen ding minder bitter zyn omtrent onze Natuurlyke Vrienden en Geloofs - genoten •zend hunner Land- en Tydgenoten , kenden geen enkelt woord Franseh. In die onkunde ontdek ik de ware bron deezer Helöens droevigen afkeer' van onze Naburen en lieve Geloofsgenoten, piet hein was een fchriklyk man, hy fprak altoos op *t mesje af, en iloeg er onder, of hy bezeten was. tromp [*] bruide er ook maar op toe, of hy zes levens in zyn Kajuit, en een houtenbeen of tien in zyn K°°y hadt. de ruiter was yolflrekt niets dan een man van verdienfte; en verftondt zich bedroeft weinig op complimenten. Wat hadt hy te doen? wel, als een regt? Zecuwfchc, ja, Vlisüngfche Pekbroek, peurt hy, ongevraagt ongeweigerr, met nog een deel zulk ontaalkundig volkje, naar Chattam, en maakte daar, aan k ing c har les, op eene hem byzonder eigen wys, zyn hof. Al de evertzen fpraken ook geen dan hunne botte Zeeuwfche taal; en hunne haat tegen onze lieve Geloofsgenoten is bekent. En wie, zo hy de ontmoeting der Franfche Ambasfadrice en den Heer Admiraal zoutman weet, moet niet toeftaan, dat deeze verfchrikkelyke man, die de wet van mozes, oog om oog, tand cm tand, zeer voorbeeldig beleeft, geen een enkelt woord Franseh ken:- iets, dat in ons geval nog lterker wreekt, hyis een geboren Hagenaar. 11 ' 'TARTEN H A R P F R S F. N TROMP) dit, Om voor minkundige Le'zws aiies toch gemaklik te maken.  vooroordeelen. 39 'ten (23), geen Franseh verdaan: immers den Haagfchen tongval niet kunnen magtig worden. Nopens den Heer van den capelle weet ik dit althans zeer zeker. 7. ie daar, het o e e n ik bewyzen moest. Allempodzaaklykst Aanhangzel. Het voordeel , dat de Godsdienst uit dit Vooroordeel ontfangt, zoude ik even gemaklyk kunnen bewyzen ; maar dewyl wy horen , dat het zeer inipollt is, veel met hem op te hebben , (23) Dit zyn zeer zeker onze natuurlyke vrienden, de Engelfchen. daauweltje wysneus, ten vervolge. Ik heb op dit ftuk de Kanons van Dordrecht, en de Negenendertig Geloofsartikelen, tegen elkander gelezen en overwogen, en moet bekennen, dat de overeenkomst groot, zeer groot, zeer in't oog vallende is. My zoude het des gansch niet verwonderen, indien onze Leraars, eri die der Episcopale Kerk, nog eens beroepelyk in elkanders Vacaturen geftelt wierden: deeze gebeurtenis zou voor my heuchlyk , zeer heuchlyk zvn. Denkt gy wel, Zuster daauweltje, aan eene zeer grote en naar-myn inzien cnüverkomclyke C 4 zw*t  4» HET NUT DER. ben , laten wy dit ftilletjes zo berusten; want, fchoon wy waarlyk een paar doorgeleerde w y s-f keuzen zyn ; het is echter by ons nog geen Axioma, dat geleerde mannen lomperts zo wel als morfigers zyn moeten, * * * zwarigheid ? zy is deeze : Hebben onze Leraars niet een te gezetten afkeer van alle Bisfchoppelyke magt? En is die evenwel by onze natuurlyke Vrienden niet in veel waarde ? Zou de zucht tot eenigheid wel fterk genoeg zyn, om onze aïlergematigftcri hier toe overtehalcn ? Niet tegenftaande myne oude rechtzinnigheid zoude ik dit gaarn beleven. Ik, voor my, mag zo een aartigheidje wel zien. naar de Keelebandjcs, de Huiskopers, de Goudgreudeltjes, de Banners, ja de Haakjes en Oogjes Mennoniten hunne Kerken met Orgels opfchikken, mogt, dunkt my, de Moeder-Kerk vooral wel zo een uitwendig byvoegzeltjc hebben. En ik zelf ken nog agt, of negen (daar wil ik afzyn,) Eerwaerdens, die het Bisfchoppelyke pakje wel allerliefst ftaan zoude: wat zou dit de ftichting vermeerderen! 't Is jammer, dat men er niemand toe zal kunnen kry« gen. KRIBBETJE WYSN£US. NET  HET NUT DER VOOROORDEELEN. TWEEDE STUKJE.   43 HET NUT DER VOOROORDEELEN. VRIENDSCHAPPELYKE ONPEK. RICHTING. Daar wy nu reeds één Vooroordeel in een licht befchouwt hebben , waar in wy nodig achtten dat te moeten plaatzen, indien wy er al het nut van wilden aanwyzen, gaan wy bedagtzaam over tot het befchouwen van een Twede Vooroordeel, iets, dat wy, immers naar ons inzien , zonder ergernis te geven, doen mogen ; en wy vinden er ons ook buitengemeen toe vervrymoedigt. Ik herhaal het: vcrvrymoedigt. Wat zeg ik (i) ? Het is ons een on- (i) Wat gy zegt, Broeder? wel vraarlyk; gy, weet ik, denkt heel gunstig over het menschdom; maar ik geloof echter, dat deeze uwe vraag niet nodig zy: men kan immers lezen wat gy zegt. kribbetje wys- neus. Ik weetniet, Zusje, of gy het rctorifche fchoon deeze nieuwcrwetfe [figuur wel bcgrypt : ik zie er vele en diepe gclcerthcid in. Wat zeg ik? treii- 5eltje wysneus.  44 HET NUT DER. onvermydclyke pligt, want wy wllcn een dik, een zeer dik boek fchryven; en wy zyn helaas 1 fchoon geholpen door ons Talryk Zusteren tal, nog maar tot pagina 35, namenlyk in gefchrifte. Zie daar der wy sneu zen ratio fufficiens(j.~). Zeer nodige Herinnering. Hengt het u nog, zeer heufche Lezers en Lezeresfen (3), hoe wy reeds gezegt, en dat meer is, aanvanglyk getoont hebben, dat het ons taam- (•2) Het zou er allerliefst in de geleerde Wacreld uitzien, indien wy zo wel geen Toereikende grond, geen Genoegzame reden, ja geen wei eter Spaarzaamheid mogten uitvinden, als de Heren leienits, wolff en jaAUPERTUis. Deeze mannen behoren ook niet het ailerminite tot onze Familie; iets, dat wel degelyk attentie verdient. • Hoort, lieve menfchen, doch vertelt het nog niet aan jan alleman : wy hebben, verfterkt door den arbeid onzer Zusters, eene gehele nieuwerwetfe Philofophie , of Wysbegeerte , onderhanden, die de hthoorlykc Duisterheid zal hebben , om algemeen te worden aangenomen : iets, daar iiict genoeg op gelet wordt, en echter zeer veel aanbrengt om allerlei geleertheid ten tone te fprciden. (3) Lezeresfen; minder om onzent'wil, dan om haar zelf wil, hopen wy op Lezeresfen. Hoe ! behoren de Vrouwen dan ook het nut der Vooroordeelen niet te kennen. Wat heeft men ertegen in te brengen? d&ar zy er een zo groot belang by hebben?  VOOROORDEELEN. 4tf taamlykonverfchillig zy, waar over wy een dik Boek fchryven ? En wy hebben zo veel proeven van uw geduld en infchikkelykheid, (want gy zyt goede menfchen!) dat wy niet kunnen twyfelen , of het u ook taamlyk onverfchillig is wat gy leest. De voorname zaak is, Lezen. Het Boek is de hoofdzaak: de Inhoud iets toevalligs. Dit begrypt gy zo wél, dat ik het niet hoef te bewyzen: immers dit vertrouw ik. vaderlandsch spreekwoord. Alle Bakten en Brouwt en zyn niet even goed; zo zegt onze ouwe pieternel, als de Bry eens verzout is. Van den blinden ziender homerus zeggen de Geleerden wel eens, dat hy fluimert. Wy willen wel niet beweren, dat de ouwe Hoof dit fpreekwoord, in navolging der Ouden , met eenige vryheid in de toepasfing, gebruikt; neen: want wy weten niet, of zy geleert is. Wy willen er alleen aanleiding uit nemen, om iets ter onzer verfchoning te hebben, indien ons groot dik Boek zyne zwakke plaatzen hadt ; als dan denken de dagelykfche Lezers en Lezeresfen : Alle Bakten en Brouw ten zyn niet even goed. en de geleerde BeöefFenaars deezer gefehrif£en: homerus fluimert wel eens. Dit  46 HET NUT D Ê li Dit dail voor afgedaan houdende, gaan wy^ tnet eene voorbeeldige gerustheid voort in het werk, datwy, tot nut van Kerk en Staat, en het dierbaar Oranje-huis , hebben op ons genomen* Einde der Vriendfchappelyke Onderrichting* Thans worden wy geregeért door het Woordeke, schryven. Over het fchryven , als eene kunst befehouwt, zouden wy u waarlyk wel eene hele vlotfchuit geleertheid kunnen overzenden; doch, indien gy, geduldige Landslieden , WARiïüitTON Misfon of Mofes gelezen hebt, of nog gelieft te lezen (4), dan zultgy het wel (lellen kunnen; daarom halen wy ( met eene retorifche figuur,) onze Vlotfchuit maar weer aan den fteiger. Uit (4.) Zo als wy gedaan hebben. Ik beken , dat dit bykans ongelooflik is, ten minften zo wy ons niet verbonden hebben om de Proefbladen te lezen. Dan! hef ware is niet altoos waarfchyn'yk. Hoe ? wy hebben IioogstS-AATEWS Woordenboek met dat zelfde oogmerk opgedaan, om het nog eens van agter tot vooruitte lezen: hadden wy maar tyd, nu wy aan 't Boekea maken zyn.  vooroordeelen. 47 Uit alles wat wy zouden kunnen zeggen, nu wy onder de heerfchappy van dit genoemde woordeke schryven ftaan, verkiezen wy, om ons plan geregclt te volgen, dit uitnement goede Vooroordeel: het is in ons vaderland schandelyk. om voordeel te schryven. Wy hebben ons , ter verdediging deezes Vooroordeels, aangegort: onze Veders trillen in onze handen; wy zullen gehele ftromen van inkt doen vloeijen; en het niet opgeven, zo lang de kramp onze vingeren maar verfchoont. Rukt de yver ons eens van het Neuswyziaanfcho Zandpad; treden wy eens uit het rechte fpoor, dit gebeurt onze Puikpoëten; ja, onze Leraars wel eens (5), zonder dat het hun ten honen (trekt. Nu, honen of niet, wy (toren ons aan geen Gekken; en wy zyn, denk ik, wel (5) Immers in de onrustige dagen , waar in vondei, agter den toonbank zynes Kousfens winkel , meesterftukken van vernuft en kunst opftelde :dochofdit nu nog plaats heeft, zoude ik, (veiligheids halve) niet graag he•nyzen; want wy gaan bykans nooit ter Kerk, zedert wy b.et met fchryven- zo vreeslyk volhandig hebben. Be{tent is vondels regel: p/tr dwaalt va» 't Jjpoor, hy Jlegt de Prcdikfitet.  4S HET NUT DER wel in (laat, om a priori te bewyzen , dat wy ieder voor zulke fnaken houden, ja voor vrienden vanVrankryk, voor vyanden onzes Vaderlands, die ötts hierover iets onheusch zouden durven zeggen: en als eene VRIENDELYKE WAARSCHUWING. voeg ik hier, vredelievent, by: elk zy op zyne hoede, want, als men ons eens recht uit ons humeur maakt, dan zullen wy wel, voor een reedelyk daghuurtje ( 6 ) , Puikpoëten en extra puik (6) Dat is, (zo zy op nuk werken) voor ider pagina losjes, en nog al leesbaar gefchrevcn , Vier duitent tnaar zo wy hen huren, dan kunnen zy, des Winters twaalf, en des Zomers veertien fhüvers's daags verdienen, en zie hier de Conditiën, waar op wy hen aannemen: I. Zy moeten des morgens om vyf uuren beginnen, en tot cigt uuren des avonds doorwerken. II. Wel te verflaan, buiten den kost; want onze Zus¬ iers zeggen, dat dit haar liter fchikt. III. Wel te verpaan, dat zy hun eigen Tabak en Snuif zelf bezorgen. IV. Mids voor niemand der elven, of voor de Gebroeders of Gezusters wysneüzf. n, Verjaar- Huwlyksof Lvk- Vaerfen te maken; ten minfien er niets yoor te begeren, en die beuzelingen in het fchafuur ie doen, of na agt uuren. Wy menen dat dit gclds genoeg is: juist Opperman! dagloon. Onze Straatfchrobber (dit kan navraag yp> len,) krygt Seen duit meer'  VOOB.OORDBKLKN. 49 puik Profafchryvers weten te belopen, die ons zo veel fchot en lnsterfchriften zullen leveren, als wy voor de eerfle zes weken nodig hebben, ó Wy weten ook wel, waar de Lui te bevra* gen zyn , die Redenhvestiën, en de Historie van de Olykoeken fchryven , die Rarekiekett vertonen, en de Vaderlands - bevende Regering ecner magtige Stad lasteren : zo veel hebben wy voor onze Republiek nog wel over, al kunnen wy zelf met die winkel niet voort. Wy zyn ook geenzins de Lieden, die zo maar alles zeggen , zonder het te bewyzen (7). Wy zullen des bewyzen, dat dit Vooroordeel Voor eerst: Den arbeid der Heren Beoordeelaars vermindert. Ten (7) Wylen onze Oudoom innocentiUs sléötHoopdius heeft ons in deezen een zeer loflyk voorbeeld nagelaten ; en dewyl wy, ten zy wy de lui betalen, zo als onze Snyders en Schoenlappers, niet gaarn met eens anders werk zouden willen pronken,zo moet ik denLe-» zers in het oor luisteren, dat er thans, op kosten van een aanzienlyk Genootfchap, want het beftaat altemaal uit ryke en grote Lieden, (immers zo flegt fpelden zy , dat dit te vermoeden zy,) een werk gedrukt wordt, waar in men vry ftoutmoedig beweert: dat eens ge* „ ftelt zynde: als de Zon in het Zenith ftaat, dan i3 „ het miudag, het ook waar is, in eene onbekeerde rt„ den." J^aar men ons nu, mooglyk als de z«cr naauwD ke*<  50 HET NUT DER Ten tweden: Dat het het getal der flegte Boeken, en der Leeglopers doet afnemen. Ten derden: Dat het onzen goeden naam beveiligt. Ten vierden: Dat het zeer veel doet, om ons land, brave Regenten en gefchikte Burgers te bezorgen ; en Ten vyfdcn: Dat dit Vooroordeel zeer gefchikt is, om onze Republiek voor een gehelen ondergang te bewaren. # * ' Nier keurige en arbeidzame fchryvers deezer verhandeling zoude kunnen aanwyzen, verklaren wy, met ware woorden , part noch deel daar aan te hebben. Neen! deeze verhandeling is gefchreven door den zeer geleerden Heer tnnocentiu3 slegtHoofd ius. Indien men de' voorbereidende kundigheden hebbe,zal dit ftuk nogal tc verftaanzyn. Dit Boek zal een verbazende aftrek hebben. Het zal wel dra op alle toonbanken, nevens de Predicatien van den geleerden smytegeLD over het Geknokte Riet, gebezigt worden.  VOOR.OORDEEi.EW. $1 Hier begint nu eigenlyk onze VERHANDELING. Niemand, het zy hy met zyne handen, het zy hy met zyne handen en voeten, het zy hy met zyn vernuft werkt, werkt ooit dan ter vervulling van een oogmerk , 't welk hy zich voorftelt: het is in dit geval; Point d'J'Argent, point des Suis fes. het geen , getrouwelyk in onze Moedertafe vertolkt zynde , dus luidt: Geen Geld, geen Zwitzers. Woorden , die zeer wel overeenkomen met het volgende Paapfche fpreekwoord: Koper Geld, koper e Zielmisfen, Wy hopen, dat, al gebruiken wy een Paapfche wysheid der woorden, men ons niet in den blame des Pausdommes zal doen delen (8), en (8) Want wy moeten nog vry wat erven; zo dat de Lezers worden allervriendelykst verzogt, om alle zulke betichtingen tegen te fpreken, immers tot nader order.  j2 H E T. NUT DER en hier toe hebben wy onze byzondere reden (9). Indien een uwer mogte twyfelen, of dit zo zy; 'er is niets gemakkeiyker dan er de proef van te nemen. Sluit fiégts uw Ecurs ; d* Bakker bakt niet ; de Brouwer brouwt niet ; de Schipper vaart niet ; al de Crispynen zyn dood en begraven; de Schilder fchildert niet; de Leraar fticht niet, met één woord, het is : Point d'Ar gent , point des Suis fes. En wat is er op te zeggen? Niets! Maar men lieert er ook niets tegen. De roem der arbeidende Leden eener wel ingerichte Maatfcbappy groeit ook met hunnen welvaart. Wie zal. een Schoenlapper overdwars aanzien, wie hem ver- Tot nader order ? met uw permisfie, Broeders, dit ruikt my wat te vrygeestig, en ik zou niet gaarn zien, dat gy, in uw nog te fchryven groot dik Bock, andermaal iets van dien aart daar in zette. Meuë is zo ligtgelovig; wie weet, waar toe zy nog befloot. daau- weltje wysneus. (9) Want wy moeten nog al vry wat erven [*}; zo dat dé Lezer wordt allcrvriendlykst verzogt, om alle zulke betichtingen van ons te weren, immers tot nader order. Doch dan zullen wy hem wel. by tyds waarfchuwon. martje wysneus. [*]ZieNoot8,  VOOROORDEELEN. 5? verdenken , dat hy zyn werk zeer flegt maakt, indien hy in ftaat raakt, om zyn pothuis in beter ftand te (lellen; en zich zelf een beter kleed te bezorgen? Wie zal dat doen, ook dan als hy er op roemt dat zyn fchocnlappery hem ryk maakt? of is dit voorbeeld te gemeen? wel dan! wie houdt den Franfchen Breimecster voor een broddelaar , offchoon hy voor elk uur, waar in hy zyne Leerlingen in het nieuwmodisch brcijcn onderwyst, een ducaat eischt (10). HET IS SCHANDELYK OM VOORDEEL TESCHRYVEN ïs des, dit flaan wy harten toe, een Vooroordeel: maar wat fchaadt dit, indien het maar nuttig zy (u). Nn- (10) Wy bekennen gaarn, dat de Kunst om kous/in te breijen een veel wezenlyker kunst is, dan de kunst om rymen te maken. Maar gaan dan de Meesters derRymkunst uit rymen leren? Worden zy ooit gchaalt, als behorende tot die ongelukkige kudde, die veroordeelt is om onze jonge lieden van geboorte en middelen te ontbolfteren ? Heeft men ooit een Livryknegt horen zeggen : Mejuffrouw, daar is uw Rymmeester j zo als,uwBrci-DansKatigifcer- Muziek- of Tekenmeester? Het geval is des niet gelyk. rymela wysneus. ( i i) Zulke Vooroordeelen zyn den Spoken gelyk, zy weerhouden er velen van dwaasheden , die zy zelf duur «ouden betalen. Kinderen in 't verftand zyn, zonder dezelve, niet wel te regeren; en wat zou deeze winkel er flegt uitzien, indien Booy meester wast ö 3  £4 HET NUT DER. Nota bene! Het is een Vaderlandsch Vooroordeel. Wat fpreekt dat fterk ! Tonen wy niet, door dit vooroordeel te koesteren , onze vyandfcbap tegen de Engelfchen, en is dit niet , ten minden nu, recht Vaderlandsch (12). Dat dit Vooroordeel voor velen van de grootfte nuttigheid is, weet men. Lyden er eenige weinigen door ? Bekent is de regel: Het belang van weinigen moet wyken voor het belang van velen. 't Moge des de Schryvers nadelig zyn: de Lezers winnen er door. Zo dat, ik mag met ruimte zetten. Q. E. D. Thans ben ik, in myne geleerde en zeer diep doorgedagte verhandeling , zo ver gekomen , dat ik kan gaan bewyzen: * Voor (12) Wie is onbewust, dat de beroemde Dichter pojji die juist niet zonderling iu de gunst van de Fortuin deelde, byna tweemaal honderd duizend Ilollandfche * guldens contributie ligte door de grootheid van zyn Poëtisch vernuft, en zyne fchone overzettingen van homerus. En wie is het ooit in 't hooit gekomen, om Zyn Esfay on Men douzynwerkje te noemen? maar wy, Nederlanders, hebben óók onze byzondere begrippen; 5>oe navolgbaar wy anders zyn.  VOOROORDEEL E N. 5| Voor eerst : DIT VOOROORDEEL VERMINDERT DEN ARBEID DER HEREN C K lT i C I. Verbeelden wy ons eens, dat zy een Boek moesten beoordeclen naar deszelfs innerlyke waarde , en niet naar den rang, die den Schry-' ver ten deel viel, .of naar het honorair, dat hy eiscbt. Welke oneindige , welke byna boven- menfchelyke moeitens zoude daar aan vast zyn! Wie zou moeds genoeg hebben , om zo een werk op zich te nemen ? . Dit is 't niet al! Hoe vele en hoe veel uit elkander lopende kundigheden, hoe veel geleertheid, hoe veel fmaak , hoe veel oordeel , hoe veel verbeeidingskragt, hoe veel (om niet meer op te noemen,) menfchenkennis en goede Opvoeding zouden zulke lieden niet moeten hebben ? Onze Heren Kunstrechters moesten dan niet alleen Theologifche, Philofophifche , Matematifche, Medicinale , Politique, Morele kundigheden in grote mate bezitten : zy moesten gemeenzaam zyn met het menfchelyk hart! By het zedelyke zouden zy ook het Poëtisch en Muficaal gevoel moeten hebben. ——- Zy zouD 4 den,  g6 HET NUT DER den , om alles in eens te zeggen , Geniën zyn moeten (13). Die eisch is des onbillyk; want niemand is tot het onmogelyke verpligt (14), Dewyl nu evenwel deeze menfchen over alle daaglyks in 't licht komende werken moeten oordeelen; ja , dat meer zegt, moeten beflisfen; zo is het immers redelyk, dat zy zich een vast kenteken ftellen. Indien gy, myne geduldige Lezers, de recenfien, van the Montly Review af tot de Boekzaal toe, maandelyks, of zo dikwyls die uitkomen , leest, dan zult gy zien, dat wy u naar waarheid onderrigten. Zeer dikwyls zult gy ondervinden , dat een werk van fmaak of vernuft gerecenfeert wordt door iemand , dieproefOndervindelyk toont, dat hy zo weinig fmaak ais vernuft heeft, Hy analifeert het geen hy moest voelen ; hy leeft met een Liedje als met eene Predikatie. Hy beoordeelt eencVcrhandeling over het zesoe zintuig , en zegt: men moet bekennen , dat dit ftuk niet plaizierig leest. Ons Vooroor-» deel (15) neemt al dien last geheel weg. Wte (13) Ik, voor my, zou wel eens een Zecuwsch agti Je wüien verkyken aan zo een paar Heren Kunstrechters. (14) Ditftaan wy nog zo onbepaalt niet toe; vermids wy nog vry wat te erven hebben. De Gezusters wy s- neuzen. (J5J Ons Vooroordeel; ik geloof, dat de Heren Broeders  VOOROORDEELEN. 57 Wie , vraagt de Kunstrechter, heeft dat ding gefchreven? „ Zeker ryk jong Heer, ver„ maagfchapt aan onze Patricii: hy fchryft „ uit enkele lief hebbery." — Leest nu de re* cenfie: „ De fchryver van dit fraaije werkje „ is een jongeling van grote middelen en geboor,, te, die, uit zuivere zucht tot wysheid enwaar- heid , zyn Vaderland de eer aandoet van „ te fchryven. Wat belooft hy veel J alles is „ zyner waardig : ftyl, taal, fchikking; wy „ wenfchen den Vaderlande geluk met dien uit ,, de Edelen des volks." Daar komt een dun onaanzienlyk Octaafjc in *t licht. Wel, wie heeft toch die vaersjes ge* maakt? — ,, Och! een niets beduident Bur- german , die het eindelyk gewaagt heeft, „ om dit (tukje , voor een klein douceurtje „ van den Boekverkoper, uittegeeven." Klaar is myn Heer de Kunstrechter; ,, Deeze ,, dingetjes zyn over 't geheel genomen vloei,, jent, en laten zich, in een ledig uur, nog al eens lezen." ,, Hebt gy dat werkje van onzen Vriend G * * getytelt de Zedclyke Mode, al gezien." vroeg my onlangs myn Neef. —— ,, Neen, Jan, „ zci- ders hier eigentlyk willen zeggen : Het vooroordeel, 't welk wy heden verhandelen ; en niet ons , ons byzonder Vooroordeel, fytje vvysneus.-- D 5  H E T NUT U E R s, zcide ik; maar dat moet wél gefchreven 11 zyn; die man heeft verftand en vernuft bei„ de. Ik hoop, dat hy maar wel betaalt wordt. „ Hy heeft, in zyne omftandigheden, geen , ecld genoeg; dit weten wy zeer zeker." "Eindelyk kryg ik in een Maandfchrift de Recenfie t' huis; door de haast om die te lezen, fny ik een groot gat in myn vinger ; tvant, zo als ik zeg, wy zyn zeer onhandig, en lees: j Het werkje, getytelt de Zedelyke Mode, is eenekoudefatire; het kan nergens toe dienen , " dan om lieden, die gaarn eens lachen, een „ uur te vermaken (16)." O E M O E D E L Y K E VRAAG. En nu geef ik elk welmenent mensch in ftille overweging , of het wel voorzichtig zy, of het (16) Ik lag het Nieuwspapier by my neer,en zuchte; want ik zit veel, eet fterk, ben loom en phlegmatiek van gettel, en heb dus eene heblykheid van machinaal zuchten; zuchtende zeide ik dan, terwyl ik myn groenen Musfchenbroekfche Bril afnam: Mannen Broeden, tlyft tog op uwen eigen zandweg: verlaat die nooit. Werken van vernuft behoren waarlyk niet tot uwen Rechtbank ; en dat kunt gy niet helpen ; wy eifchen het ook niet van u ; tlleen bemoeit er u niet mede. Ik ontdekte echter de genoegzame rede; want ik ben een aardslicfhebber, om zo van aiies de genoegzame rede te gaan opdelven; hoewel het my dikwyls maar taamlyk wel is afgenomen: myn Vriend G *** krygt yry goed kopie geld; alles was licht.  VOOROORDEELEN. 59 het menschlievent zy, zich tegen een Vooroordeel aan te kanten, dat, wierdt het weggenomen , eene grote fchare van het lezent publiek in onoverkomelyke zwarigheden zoude wikkelen ? Dit ga ik bewyzen. Wat meent men ? Doen deeze arbeidzame menfchen geen nut aan de Maatfchappy, die zich het werk getroosten , 't welk er vereischt wordt, om , het gehele jaar door, zware Boekdelen te doorbladeren ; en vervolgens op te fchryven , wat zy, geholpen van de voorgaande KENMERKEN, geloven verpligt te zyn om aan te fchryven. Indien zy immers niet naar de Auteurs zogten, dan moeiten zy alles bedaart en agtervolgens doorlezen; dewyl zy dan zouden moeten weten , wat of zy beoordeelen (17). Zouden dee-' (17) Ja, Broeder, zo ouredelyk zyn uwe goedaartige Landgenoten, zy vergen het onmooglyke; zo ondankbaar ook. Deeze naarftigc menfchen geven ons het vermaak, dat er gelegen is in te zien, hoe weinig bekwame lieden er in ons land zyn. 0 , Dit is der eigenliefde zo dierbaar. Het vermaak dat er ligt in zo gerust te kunnen zyn, in nooit te twyfclen, dewyl zy voor ons beflisfen. Deeze voordeden misfen wy allen, indien wy de  (0 het nut der deeze menfchen fatzoenlyk kunnen leven, indien zy er zich niet wisten door te flaan, met eene korte beilisfende Beoordeeling en een groot ftuk uit het werk zelf er by te laten drukken. Goed, taamkjk, {legt, heel gemeen, nog al lezenswaardig , uitmuntent, zeer fraai, een goed huisboekje: wat fchryft datfpoedig! nog eene zeer nodige bedenking. Vergt ooit een redelyk mensch van een Uithangbord-fchilder , dathy, vooreen Tabakswinkel een bord fchilderende, daar iets anders voor zette, nevens den Moor , of ettelyke Rollen of Vaten met Tabak, dan Beste Tabak. Als men nu de Uittrekzel-makers en de Uithangbord - Schilders in zo verre met elkander vcrgelykt , dat de eene voor een Tabaks- of Grutterswinkei , en de andre voor een Boek- win- ic beoordeêling lezen van hun, die zich in (laat geftelt ■zien, om te verftaan wat zy refenceren. Deeze lieden beoordeelen zo zedig , zo omzichtig, dat de lezer gedwongen wordt, om zelf te gaan onderzoeken, wat er van de zaak zy: en welk nut heeft hy dan uit het lezen van beoordeclingen? 6 't Is zo heuchlyk, als er mannen onder ons opftaan, die niet alleen voor ons aannemen te beoordeelen, maar zelf voor ons wel willen gcioven: wat is dat groot, en vooral in onze dagen. T R E u s z Lr 1JZ WYSNEUS.  V0DR.OORBBBLBN. ét Winkel fchilderen, om aan te tonen, wat er te Rrygen is , dan zyn zy immers, zo min als de anderen , verplïgt om over de waren zelf te fpreken , dan , in 't algemeen. Hun werk is afgedaan, zo rasch zy de waar en den winkelier hebben bekent gemaakt. NOG EENE VEEL NODIGER. BEDENKING. Men zegge niet : de Heren Kunstrechters laten zich voor hunnen zwaren arbeid belonen ; en zonden dan hunne weldoeners, de Schryver», die hun eigenlyk een bellaan geven, Pro Deo werken ? Onnozele tegenwerping! Wie verrykt zieh eigenlyk , de kunstige Wever, of Tluweelwerker, of de Koopman en zyne onderhorige bedienden ? Zouden de Weefgetouwen 'niet Uil liaan, indien men den kunstenaar zo veel betaalde als nodig ware, om nevens zynen Koopman aan te kunnen leven. — Dit is 't nog niet al! Ik heb thans eene indigestie, en dan ben ik zeer naauwkeurig en ryk in het zien van zorgelyke vooruitzichten. > Het is nu ook zulk dampig levenloos weêr, dat ik dien luim wel zo lang zal behouden, als ik hem nodig heb , om met behoorlyke langwyligheid nog het volgende- te overwegen] Ten  6* HET NUT DER. Ten tweden: DAT DIT VOOROORDEEL HET GETAL DER SLEGTE BOEKEN, EN DER LEEGLOPERS DOET AFNEMEN. Indien er geld te winnen viel met fchryven, drie vierde gedeelte der Maatfchappy geneerde zich met het Boeken-maken. En dan zoude wel dra de waereld te klein vallen, ora alle Boeken te bevatten. Hoe! Nu, nu zelf, nu het fchandelyk is voor geld te fchryven , krielt het van niet lezens - waardige fchriften; neem nu dit zeer heilzaam vooroordeel weg, en men zal ondervinden, wat nadeel men de Maatfchappy daar door gedaan heeft. Zeer wel te pas komende Uitweiding. Welk fatfoenlyk man , die in ftaat is ont een zeer goed welgefchreven over een belangrvk ftuk handclent Werk te fchryven , zoit aU dan de pen willen opnemen , daar zyn fchryven hem in één rang plaatfle met de olykftc papierbekladders, die immer om brood fchreven? Want liet hy zig wél betalen, hy deelde in dien blaam; zo niet: waar bleef het vast gefielde Kenmerk? Eli  VOOROORDEELEN. 6$ En nu meen ik bewezen te hebben , dat er als dan meer flegte boeken , en meer ryke leeglopers zyn zouden. Ten derden: DIT VOOROORDEEL BEVEILIGT ONZEN GOEDEN NAAM. Indien er een, en merkelyk veel, voordeel door 't fchryven te behalen was , dan zouden niet flegts menfchen van allerlei bekwaam- of wil men, van allerlei onbekwaamheden , maar ook van allerlei geaartheden fchryven ; en wie zouden er zo veel boeken in het licht geven , dan de Babbel- en fiaar Germain-Nicht, de Lasterzucht. Ongetwyfelt ontfing men alle daag Couranten eh Postryders , opgevult met alle de veragtlyke nieuwjes , welke men nu aan de Theetafels , op de Collegies, en in de Koffyhuizen hoort. — Men zegge niet, dat door dit middel de Onfchuld gelegenheid zoude krygen, om zich ook kragrdadiger te verdedigen. Wie weet niet , hoe weinig gerucht de Mille deugd maakt; wie weet niét , hoe gaarn men het boze , indien het maar met eenigen' zweem van vernuft hcrvoorttrecdt , aanneemt; voor al, indien het maar kan flrekken, om lieden van  54 HET NUT DER van zeldzame verdiensten of begaaftheden in een nadeelig licht te plaatfen , of wel befpotlyk te maken. — Dit des voor bewezen houdende , ga ik over tot myn vierde ftuk, tèrwyl ik met een het vyfde zal aantonen (18). Het is des voor my niet ondienstig, dat ik Noemer vier en vyf hier nogmaal herfchryf. Ik zeidc des Ten vierden: DIT VOOROORDEEL BEZORGT ONS LAND BRAVE REGENTEN, EN GESCHIKTE BURGERS. Ten vyf den: HET IS ZEER WEL INGERÏGT, OM ONZE R E I' U 15 L I E K. VOOR E E N E N VOLKOMEN ONDERGANG TE BEWAREN. AXI- (iS) Om niet al te methodiek te worden, heb ik nu eens nodig geoordeelt het vierde en vyfde ftuk, of verdeling, of onderdelen , of zo als men zulks zal believen te noemen, in eens, met en in verband met elkander ftaande te verhandelen. Dit zyn Poètijihe vryheden, waar van ik my in pro fa zal bedienen, zo menigmaal ik dit voor myn werk, (of oogmerk) zal goedvinden , zonder my in *t allerminst te kreunen aan zulken, die dit niet regelmatig genoeg voorkomt.  VOOROORDEELEN. 6* AXIOMA. Die wel onderfcheidt, ■ onderwast wel, Deeze regel heeft, van deezen avond, zulk een gevvigt by my, dat ik alleen om, in dit opzicht, myn licht te volgen, genoodzaakt ben, myne goede Lezers de volgende Definitie, of Definitiën, al na dat het nodig wordt, zeer vriendfchappelyk mede te delen: Eerfle Definitie. Door Overheden verlta ik zulken , die , 't zy door een Natuurlyk, 't zy door een Burgerlyk, 't zy door een bedongen Recht, eenig gezag hebben over anderen. Twede Definitie (19). Door Onderdan en verfta ik zulken , die, Uit hoofde van voornoemde rechten, onder de magt (taan van anderen. By (19) Dewyl ik merk , dat de twede Definitie al zó nodig is als de eerfte, houde ik myn woord, en geef die. £  06 HET NUT DER. By Voorbeeld (20): Kinderen,Leerlingen, Dienstboden, Onderdanen. Indien men zich nu hier onze twede afdeling herinnert, en wat wy daar ter plaats bewezen hebben, dan zal men, zo gemaklyk als iemand kan wenfehen , begrypen, dat, indien het niet fchandelyk ware om voordeel te fchryven, elk , die zich meer nudig maakte dan zyne middelen toelieten, zich tot fchryven zoude begeven. Alle nu werkende handen zouden de pen roeren, en het zeer natuurlyk gevolg zoude immers zyn , dat aanzienlyke en vermogende Lieden, om zig niet met zulk gemeen te vermengen , allen lust tot oefening, alle onderzoek zouden uitdoven en ftaken: en zie hier, onder zeer vele treurige gevolgen, ook dit, waar op men wel gelieve te letten. Zo dra dit Vooroordeel was weg genomen, dan (20) Zie over het woord, by voorbeeld, Noot 16. onzer Eerfte Verhandeling. Én ook wy kunnen in onze. dagen niet zorgvuldig genoeg zyn, om deeze definitie* toch duidelyk te maken; immers zo lang er nog eenig. enderfcheid blyft tusfchen slaaf en onderdaan; tusfchen heer. en geweldenaar: maar dan wik Jen wy ook wal weten, hoe ons te houden.  vooroordeelen. 6f dan zouden zy, die ons regeren moeten, buiten ftaat geraken om hunnen pligt te doen. —Immers , indien het nog niet Mathematisch zeker is , dat: Wien de Hemel een ampt geeft , geeft hy ook het verftand daar hy. Uit welke bronnen zullen zy dan die bekwaamheden afleiden , die er nodig zyn, om, als Vaders, als Leermeesters, als Overheden-, hunne ampten wel waar te nemen? bedenking. Als de heethoofdige beftryders deezes Voor* oordeels eens eindelyk Haagden, zou men dan niet met zeker Joodsch Wysgeer moeten uitroepen; Ongelukkig is het Volk , wiens Koning een Kind is! nog erger! "Hoedanig zal het geftelt zyn met de ohder* gefchikten? Zal elk, die nog al een frans haltes kan worden, zich niet inbeelden, dat hy meer dan in ftaat is , om Wetten te maken , en die te doen gehoorzamen? Zal £ 3 dan  63 HET NUT DER. dan de vastgeftelde Maatfchappy niet gefcheurt, ja een Ryk in een Ryk opgerecht worden? Waar zullen de Profesforen in alle faculteiten Discipelen, waar de Schoolmeester Leerlingen krygen , als elk zich, door zelf te fchryven, overtuigt heeft, geen onderwys te behoeven ? Hoe zal het in de Huisgezinnen gaan, als de Dienstmaagden verhandelingen over dat werk fchryven , 't welk door haar moet uitgevoert worden ? Als de Vrouwen over de Zedelyke Orde, over de Hartnonia prestabilita, over het zesdeZintuig fchryven? Slorzige, verwarde, verwaarloosde boedels , twist in de huisgezinnen .... maar genoeg ! ftel u flegts eene Vrouw voor, die zich aan haren lesfenaar mildziek fchryft, om de kragts des bloeds te bewyzen ; terwyl zy een half douzyn aartige Kinderen als ondraaglyke ballasten en kwelgeesten befchouwt ; immers er zich zo weinig mede bemoeit, als met de inwoondersvan Saturnus. MOR AL MEER DROEVIGS. Dan zal weldra elk, der Dienstbaarheid ontlopen, met papier en pen gewapent, ter jagt gaan, even als de Wilden met pyl en boeg; zich vergenoegende met het hoognodige, zullen zy zich uit hun natuurlyke verftand weg fchryven, ja een gedacht voortbrengen, dat als het  vooroordeelen. 69 het lieve Vee, in alle moogïyke dom- en luiheid , kruipt langs den armoedigen levensweg, waar op het geworpen wierdt: En hier by hebben wy geen belang: want wy fchryven voor 't Volk. Nederige bekentenis. 't Is waar : men moet tot de Familie der wysneuzen behoren, om zulk eenen langen keten van eigenaartige gevolgen te kunnen uitzien ; dan natuurlyke gevolgen houden niet op zekere gevolgen te zyn, offchoon een byzient Kippenöog niets daar van kan befpeuren. Dat dan, roepe elk welmenent Burger, elk braaf Regent, dat dan eeuwige fchande ruste op hen, die laag genoeg van ziel zyn , om te wanen , dat om voordeel te fchryven, in zich zelf, niet fchandelyk zyn kan ; die , om nuttig te kunnen blyven, zich zeer rykelyk laten belonen, voor den arbeid, hunnen Vaderlande gefchonken. —■ Dat zy , die alleen om eer fchryven , die eer ook alleen behouden ; en daar men roem langs zeer onderfcheiden wegen kan verkrygeri , meermaal zonder eenige moeite, zal de zucht tot roem , even gelyk de zucht tot winst , nooit het getal der fchryveren zo overmatig vergroten, dat het evenwigt tusfchen lezenden en fchryvenden gebroken wordt. Alles zal des , immers indien dat E 5 nutv  ?0 HET NUT DER nuttig vooroordeel maar wel in ftand gehouden worde, in die fchone en gerustftellende Orde blyven , waar in wy de zaken hier gevonden hebben. « * 4 HET  HET NUT DER VOOROORDEELEN. DERDE STUKJE.   73 HET NUT DER VOOROORDEELEN. BEKENTMAKING. Daar is , in het midden van ons , een Geflacht opgedaan, dat ik myne geëerde Lezers moet doen kennen. Het zyn Lieden, die van de dof zeer ongeregelde , zeer lage begrippen hebben: Lieden, die de wederwerking van het lichaam op den geest ontkennen ; de kragt der zintuigen lochenen , en met vry wat drift beweren , dat de driften of overtollig, of fchadelyk zyn: Lieden, die den Mensch zo weinig kennen , dat zy durven ftaande houden .... wat ? .... dit 1 Men moet door reden overtuigen. Lieden , die aan de koele trage Reden het.vermogen der overtuiging toekennen. Hunne Leerlingen worden door de moeilykde omwegen tot hunnen pligt gebragt; en door allerlastigftc middelen daar by bepaalt gehouden j E 5 en  74 HET NUT DER en deeze Lieden tekenen wy, op onze ketterJysi, met den zeer luidruftigen naam van ANTI-E XCLAMATIANEN. De pen valt my uit de hand, als ik nadenk, welke verwoestingen zy in het ryk der woorden, der uitroepens - tekens, der der — — der ! ! ! ! hebben aangerecht. Ach , myne geduldige Lezers ! zy hebben de ligtbeweegbaarheid der fyne Zenuwfteltzels vastgezet; de ziel geheel verftoicynt. Waakt tegens zulke fchadelyke menfchen. Een hunner heeft een geheel Foliant onder handen tegen de Letters, A, en O; offchoon deeze Letters hun nooit in 't allerminfte beledigt hebben. Een anner heeft, in het gebruik der woorden: Och , en Ach, de bron ontdekt van alle zielfchadelyke nieuwigheden , en ftaat het uitroepen van : O en Ach! alleen toe aan Vryers, die hun fcheea floten, en aan Vrouwen, die met kies en hoofdpyn bezogt worden. Nog een ander fchryft eene verhandeling tegen het zo byzondcr STICHTELYK HUILEBALKEN. Nog een ander deedt onlangs eene Oratie, waar in hy aantoonde , dat ,, onder de „ een- en- twintig kentekens der Huichelary, het  VOOROORDEELEN. 75 „ het zuchten'en (tenen van welvarende en ge„ zonde menfchen, wel deeglyk moet getelt „ worden." Einde der Bekentmaking. Deeze Anti - exclamatianen zullen wy met hunne eigene wapenen beftryden. Gelukkige inval, waarlyk! Mogt deeze onze verhandeling nu maar door geheel Europa , door de dertien Americaanfche Staten gelezen worden! Mogt zy door nieuwsgierige reizigers by de Groenlanders en Straatdavidsmannen verkondigt worden! Mogten deeze Wilden, die nog eens ondertekenen , met deeze woorden: Alle onze bekeerden zyn door Exclamatien bekeert. ZEER OPWEKKELYKE AANSPRAAK. Nadert, ó gy vrienden en voorftanders der Exclamatien, myn Broeder en ik zullen thans het nut der Exclamatien onwederleggelyk aanwyzen ; en , om zo geregelt , als wy dat goedvinden, in deezen te werk te gaan, zullen wy tonen Ten eerften: Dat eene Exclamatie zeer billyk de plaats der overtuiging bekleedt. Ten  76 RIT NUT DER Ten tweden: Dat zy die der overreding even billyk behoudt. Ten derden: Dat zy niet alleen de zelfde, maar nog veel zekerder en kragtiger gevolgen heeft , da» de overtuiging en overreding beiden. Dit zal ik doen Door REDENKAVELEN, Door VOORBEELDEN, m. Door EXCLAMATIEN. BiHyk verzoek. De Lezers worden, by deezen, allervrindlykst verzogt, om ons, by gefloten briefjes, te adverteren , „ door welke deezer drie „ D O O R E N zy van de nuttigheid der Ex„ clamatien zyn overtuigt geworden:" de meefte Hemmen zullen het verfchil tusfchen ons, en de Secte, die wy beftryden , op eenmaal afdoen : mids , de brieven Franco en in het Hoogduitsch, Franseh, Engelsen,Italiaansch, of  VOOR.OOB.BBÏX"**' 77 of Nederduitsch, taamlyk leesbaar gefchreven; met byvoeging van hunnen ftaat, jaren, middelen , karakters , opvoeding, gezindheden , en woonplaatzen. En nu trede ik ten ftrydperke. Wat, hoogmoedige Voorvegters der redelyke Overtuiging, zoudt gy toch aanvangen, indien gy iemand met eene zeer gewigtige waarheid , die hy niet kende , wilde bekent maken ? Gy zoudt, want ik kenne uwe ftapswyze methode! gy zoudt, voor eerst, zeer breedvoerig bewyzen, wat er al tot het kennen deezer waarheid vereischt wierdt. Gy zoudt fpreken van voorbereidende kundigheden ; van kundigheden, zonder welke hy geen deel konde hebben aan die waarheid. Gy zoudt hem ook moeten aantonen , dat hy tot nog , by geen mooglykheid , in ftaat ware, om die waarheid, of wel de verzekering dier waarheid, te hebben. Gy zoudt alles, wat hy als tot die waarheid behorende, aanvoerde , moeten wederleggen. Gy zoudt hem, door menigvuldige vragen, tot de bekentenis moeten brengen, die gy begeerde te hebben. Gy zoudt, om zyne Eigenliefde niet tegen u te verbitteren , gewag moeten maken van vermogens, die hy bezat j en indien gy haar wilde  73 HET NUT DER. de bevredigen, uwen toevlugt moeten nemen tot 1 Exclamatien. Op dat zy u toefton- den, van uwe voorgeftelde waarheid onkundig te zyn. ó Wat al moeite! 6 welke omwegen ! En dat om één mensch te doen zien, dat hy van eene zaak onkundig zy! Ik kan u, op myn woord , verzekeren , dat een zeer beroemt man (i), in eene talryke Gemeente van een onzer voornaamfte Hollandfche Steden, de gehele kudde overtuigt heeft, zonder in verfchil te raken met hare Eigenliefde, overtuigt heeft, DAT ZY VAN ALLE WAARHEDEN ONKUNDIG WAS; en dat alleen door deeze aandoenlyke exclamatie: Ik weet het! gy lieden weet het! ik weet, datgy het weet! En ach! dat gy het wiste!!!! Niemand zal echter ontkennen , dat dit* zuivere, van alle reden geheel en al ontblote* Ex- (i) Beroemt man , immers zo beroemt, of berucht of vermaart, als de wyze vrouw, wiens historie men in the life and opinions of TRISTRAM SHANDY hier over kan nazien. Wel, dat zou ellendig wezen, indien elk in zyn kersfpel, of buurt, niet vermaart zoude kunnen zyn. Over zulke vermaarde mannen heb ik nog heej veel in myn Lesfenaar.  VOOROORDEELEN. 79 Exclamatie zy? En zie daar, de gehele Gemeente beruste, zeer gedweê, zonder eea woord tegen tefpreken, in de verklaring, datzy NIETS WIST: Bevreemtudit? Wel aan, ikzalduidelykerzyn. Want (2): het geen de Eerwaarde man zeide te weten, en te weten, dat de Gemeente het wist, was, dat zy niets wist. Waarom hy ei dit treffrnt flot by voegde. En ach! dat gy het wiste ! Ik beroep my op uwe eigen ondervinding, ó Voorftanders der redelyke overtuiging, hoe veel beleid, hoe veel zorgvuldigheid , hoe veel omwegen gy nodig hebt , om eenig mensch te doen bekennen , dat hy niet wel gedaan heeft. On- (2) Ik heb, in myn jeugd, eens eene Redenvoerinj gehoort , die met het redengeyent woordeke, want, begon: niet echter in 't openbaar; en ook de Redenvoerder was nog niet geordent : zyne Gehoorzaal was een Eetkamer, en zyn Lecrftoel een Vuurfchutje. Want do ierg, waar op de Verzoeker alle de Koningryken der Wee* teld toonde, was niet de Berg Suajua m Lapland, noch 4? Berg J?itk de Teneriffe eng.  80 HET N U T, D E R * * Onderftelling. Stelt eens , dat gy eene Vrouw van Babbelzucht, een mooi jong Meisje vsmCoquettery , een geleert Man van Pedantery, een Fyne van Kwaadfprekentheid , een Poëet van Waanivysheid, een Rechtsgeleerde van Streken, ja zelf maar een Ambagtsman van Dagdievery wilt overtuigen. Is er iets moeilyker ? — Is er voor u iets gevaarlyker ? Wat wint gy met alle uwe redeneringen, met alle uwe welfprekentheid? Gy maakt alle deeze menfchen boos, en U houden ze voor eenen lastigen Knevel. Indien gy, ftyve Jordens in het ryk der Reden , u wat meer in fommige openbare byeenkomsten liet vinden, dan zoude ik u niet behoeven te zeggen , dat men door eene eenige exclamatie, als: 6 gy Kinderen des Satans , ê gy Hellewigten, eene gehele vergadering overtuigen kan, dat zy alle mooglyke en onmooglyke ondeugden bedryven ; alle tegen eikanderen zo wel als met elkander inftcmmende boosheden , plegen; dat elk van hen de allergrootfte zondaar was. Niemand komt in 't hoofd, om hier tegen op te komen. Niemand denkt : ik heb nooit een mensch vermoort. Niemand heeft den inval om te zeggen , „ wy „ kunnen evenwel allen onmooglyk de aller- „ groot-  vooroordeelen. 9k $, grootfte zondaars zyn; want ben ik groter ,, zondaar dan myn buurman, dan moet hy '„ zeker kleinder zondaar zyn dan ik," en dit was zeer goed voor hem » want zulke invallen zouden hem bekomen hebben, als onzen Oudoom zyne Vraag aan den Bibliothekaris; ö men zoude hem hebben gaan bewyzen» dat deeze inval het werk ware van den duizendkunstenaar , den Duivel; nog een b e w y 5 , Van de allis overmeesterende kragt , ja hartroerende geweldenary der Exclamatie , en van de ongenoegzaamheid der Reden ter overtuiging^ Ja ! myne Lezers , dit volgende leest niet plaifierig ; indien gy des iets plaifierigs lezen wilt, (la dit volgende over: maar wy moeten , als een paar wysneuzën, van de eerlte grootte j de zaak echter zo behandelen, als wy doen; Hoe zeer de ménsch ook genegen zy, ont zich zelf honing om den mond te fineren 3 hoe gaarn hy eeri andren ook wysmakë , dai hy veel beter is dan hy zelf wei wèet , dat hy is ; hoe gemaklyk men hem eene deugd fean toeeigenen , die hy zelf niet by naam F kent 2  ^2 HET NUT DER kent (s); geen reden, hoe kragtig, hoe bon* dig, hoe overtuigent (veronderftelt er was zo eens iets, als waar over wy nu verfchillen, ) is in ftaat, om iemand te doen geloven, dat hy zo volmaakt is , dat hy voortaan geen gebreken meer kan hebben , door welke hy ongelukkig worden moet. 's Menfchen eigen bewustheid komt hier tegen op; en de ondervinding leert te menigvuldigmaal, aan de Kinderen des ftofs, dat tyd en gelegenheid onze daden zeer bellieren; terwyl zy ook tevens al te wrange vruchten hunner verkeertheden fmaken , dan dat de reden hier van 't tegengeftelde zoude kunnen bewyzen, namenlyk: Bat menfehen voor altoos zouden hunnen bevryt blyvcn van zonden,gebreken, en deszeifsgevolgen, Maar! daar de Reden voor ftaat, daar dat hoogmoedig Ding haar onmagt omtrent moet belyden, daar ziet de alles doorziende, de alles overheerfchende Exclamatie zeer wel door; daar (3) Hier hebben wy zo veel getuigen, als er Opdragten voor Boeken in de waereld zyn: om nu van de Bruiloft- en Lykdichtcn niet te reppen. Het fpyt my, dat ik nu, door myne drukte in het Boekenmaken , hier niet een honderd of vier Voorbeelden kan bybrengen; waarlyk, van zoortgclykc dingen hebben wy Nederlanders  vooroordeelen. daar flapt zy, met een fleren tred en een opgeregt hoofd, grootmoedig overheen. Zykent haar eigen kragten; zy waardeert zich zelf, en zy heeft even veel recht als ces ar, heersen* zuchtiger gèdagtenis, om te zeggen : Ik kwam , ik zag, ik won. Ten Leerftoele opgeklommen fpreekt zy meer* maal in deeze gerustllellendè vleitaal: 6 Gy Heiligen ! ê gy Lief- en Keurlingen , gy zyt , ja Jat zyt gy, alle gevaren te boven ! Geen 'Ondeugden kunnen u meer aanranden ! Nog vóór uwen dood zyt gy gelukkig. De Heiligen, de Lief- en Keurlingen gaan in vrede thüiswaards , geloven het nederig, ën wandelen voortaan een elk naar zynen weg , In alle de zwakheden der Menfchen, ert in alle gerustheid der Inwoonders van: de gewesten des* Lichts. t we' Ie» nog al vry wel den flag. De Le«er neme maar daï tweeregelige Vaersje voor lief: amarante NotabéftC. is veel fchoonder dan Helênt. En Notabéne ! a marante was een niet onaartig Weergaatje voor maRy tormes. !t Is maar jammer, dat ik het zo volhandig heb ! Ik ben, mag ik «eggen, ftcrk in zulke Anecdotes, F 2  84 het nut der. twede bewys. Dat de Reden niet kan overtuigen, maar alleen de Exclamatie. Om dit des te beter te bewyzen, zullen wy ons van Onzen Neuswyziaanfchen redeneringstrant bedienen. Indien echter de een of ander , want wy 'kunnen het elk, zo min als jupiter (4), niet van pasfe maken , de een of ander ons op eene tegenfpreking van ons zelf mogt agterhalen, die gelieve zich te herinneren, dat dit behoort tot de met veel voordeel te gebruikene, echter wat moeilyke Leer der Tegenflrydigheden ; en dat wy ons aan alle zulke vitteryen niet ftoren : wy hebben wel wat anders te doen! AANVANG. Alle redenen, die men gebruikt, om iemand het (a) Wy zyn een paar doorgeleerde mannen; en de Lezer hebbe het onze befcheidenheid te danken , dat wy her  VOOROORDEELEN. 85 het zy van eene waarheid te overtuigen, of tot eenen pligt te bewegen, of van een misdryf af te leiden, (lellen hem, omtrent wien men deeze reden gebruikt, in de mooglykheid, om de dringentlte reden geheel te vernietigen. Die kaatst, moet den bal wagten. Dewyl ik daar juist uit myn kamervengfter eenige Boerenknapen zie kaatfen, word ik opgewekt , om my van dit fpreekwoord* ten mynen oogmerke te bedienen. Dit fpreekwoort ontlecnfpreukt zyndc, zal dit zeggen; Hy , die reden geeft, moet reden wagten. Dat men, als men redeneert, de zaak altoos verliezen moet , blykt uit de in alle eeuwen door het hier alleen byjUPlTER laten berusten. Wy maken wel geen Latynfche Vaerfen, «lat is waar: maar wie zou ons beletten, om zo veel Heidenfche Goden te bezigen, als wy tot het fchryven van onze Werken nodig hebben? Eene onzer Zusters, zoit op Poezye, heeft een Vaers onderhanden, waar in de Y-God, en de gryze Rhyn elkander, by zekere gelegenheid, (die wy voor ons houden,) elkander een hope douceurtjes zeggen. Dit ftuk zou zeker eeft duizend of tien Intekenaars krygen,zo Zuster hetbylnfchryving liet aanbieden;maar zy jT n kan  •86 HET N TJ T DER door en voortloopende Gefchillen der Geleerden. In de Kerk, in de Natuurkunde, in den Staat, in de Scholen — overal vinden wy de bewyzen van het geen ik hier gedelt heb. Dit is zelf zo klaar, dat onze Huisfelyke Vrouwen , (indien zy eenig denkbeeld van opvoeding hebben,) zich wel wagten van immer met hare Dienstboden te redeneren; zy kennen de zwakheid harer argumenten, wanneer het diensbaar gedacht zich wil bedienen van zyne Keuken Logica. Niet minder is het bekent, dat de allerongerymtfte, de het gezont menfchen verdand in st aanzicht vliegende Leerdellingen, in allerleye Wetenfchappen , en de overheeifchende kragt, welke zy blyven behouden, eenig en alleen zyn toetefchryven aan den Houten, den bedisfenden toon , waar mede zy geleert, ge- daaft, kan Biet bepalen, wanneer het afgemaakt zyn zal: en Ook, !zy wil volftrekt geen kat in een zak verkopen; bevreest zynde, dat de Intekenaars niet beter te vredea Zouden zyn, ais zy, die op een ander Boek , vóór het gemaakt was, hebben ingetekent. 'Ik 'denk er nog wat anders over; en meen, dat het elk vryftaat zyn winkel aan' den man te brengen :' bekent is het fpreekwoord,— Koper , zie toe ! De titel van Zusters Heldendigt is. j';!!ET Y IN TRANEN, DE R H Y N IN BLYD- SCHAP', of: den eene zyn dood is den ander zyn brood*1 fitste: is eene lief hebfter vari vreemde titels*  VOOROORDEELEN. 8? ftaaft , verdedigt worden : en aan wie komt den roem, dan aan de allesoverdryvende matien ? BEWYZEN. Hoe menig Proces wordt er gewonnen, om dat de Advocaat een zeer voorzichtig en gepast (5) gebruik wist te maken van de Letter O! terwyl zyne Party, of uit onagtzaamheid , of uit haat tegen die letter , deszelfs hulp verachte. Nooit, of zeer zelden gebruikt men Exclamatien tegen Exclamatien , zo als re- (5) Voorzichtig en gepast zeg ik, en dat wel om de volgende An ecdote. Zeker Advocaat, vrezende dat hy het Proces zoude verliezen, 't welk hy bepleitte, herinnerde zich, dat onze zintuigen onze reden wel eens te fterk worden. Ten dien einde, verzogt hy aan de Dara*, voor wie hy pleitte, dat zy hem haar Zoontjte, , Ine ut'vier jaar, mede wilde geven. In ipigM vat! bet pleidooi zynde, neemt hy het Kind . . t tot de Rechters : „ Befchouwt :::.! . . t Hlfltuel , dit onfchuldig kind ! ach! „kunt U ld tn ICO zien, zonder bewogen te wor7" [tl i M ll l i lchreide, en dat wel zeer bc- 1 pB editvï-i.-digheid ftondt op het punt om eene : maar , een der Heren iets beginU vermoeden, vroeg: waarom fchreit gy, myn jimgje? U'd , hy knffi my. zo, antwoordde het kind. ■ Hy won zyn Proces niet. F 4  SS HET NUT DER. reden tegen reden. Het is dan niet, hoort en, weder hoort! Wat wonder ? Zo dra ik exclarneer, wordt myn party verlegen, ik ila hem uit het veld; vdfjr hy tyd heeft om zich te beraden , is hy reeds myn gevangen. Exclamatien , in het Ryk der Bewyzen, ftaan gelyk met het vloeken, tieren, razen en, fchéhieq in de gemene buurten. Behoef ik nog meer bewyzen aantevoeren, om de overmeesterende kragt der Exclamatie te tonen? wel dan, ten overvloede, De Exclamatie fleept niet alleen het oordeel, het verftand, in triomf agter haren zegewagen (6) ; maar zy ketent ook den wil (7) , niet alleen den wil , maar ook de Daad agter zich. Kortelyk ! Zy overmeestert den gehelen mensch, en onderwerpt hem aan alles, wat haar goeddunkt. zeer (6) Over de Zegewagens der Ouden hebben wy oolc heel veel moois te zeggen: wy zouden kunnen fpreken van den Zegewagen van sesostris, van semiraMis, marius, van augustus; en dan eene fraaije uitweiding maken over cleopatra, die om niet aaa den zegewagen van augustus geketent te worden met den moed eener Engelfche Dame, zich zelf hetleven benam: immers,indien de historie waar is. (7) De allervryfle a RMIKïaa nsche wil moet zo wel hufdc doen aan deeze Vrouwelyke ca; sar, als de ottert jj^egtelykjie wil van den zaligen LU ter.  VOOROORDEELEN. t9 ZEER DIEPZINNIGE, ECHTER OPHELDERENDE AANMERKING. De werking des menfchelyken lichaams op zyne ziel is by ons eene genoeg bekende zaak; en het is uit overgrote oplettentheid voor het gemak onzer Lezsrs, dat wy deeze waarheid wat omftandiger gaan behandelen. Als ons lichaam loom, traag, vadzig is , dan zyn alle onze gedagten kruipent, bewolkt, in elkander geklist : dan fluimert onze ziel (8). Is ons bloed in eene te fterke beweging, zyn onze Zenuwen te heftig gefpannen, dan ontwerpen wy heldhaftige plannen, en voeren zaken uit, v/aar toe de mensen, in zyne natuurlyke welgefteltheid , zo onbekwaam is , als een Laplander voor eene Spaanfche Amourette. Gevolglyk; Reflaat de gehele kunst, om een ander aan ons te onderwerpen, daar fh, dat men zyne ge- (8) Vrofesfor boerhaven betuigt, dat hy, na het gebruiken van een hartigen maaltyd, zo ftomp was, dat hy de makkelykfte Algcbraifche voorftelling niet konde ontbinden; en onze Zuster, de Dichtres, zegt, dat zy, Zo dikwyls zy pannekoeken gegeten heeft, zo dom is, als een Trapgans. Als zy eene indigestie heeft, maaktj ie ook niets dan Liedjes over den flegten tyd. F 5  HET NUT DER. geaartheid bewerkt, zyne ziel wakker maakt, zyn bloed in gisting brengt, zyn zenuwftel zo hoog opdraait , als zonder breken bereikbaar is: want dan befluit onze wil tot dat geene, waar toe men zegt : befluit. kog meer aanmerkingen. De twee fterkfte dryfveren onzer werkzaamheid zyn Hoop en Vrees. Zwaarmoedigheid, ontfteltenis, fchrik en angstvalligheid brengen vrees voort. Helderheid, opgeruimtheid , luchthartigheid, doen ons de Hoop omarmen. In beide gevallen doet de Exclamatie wonderen, een: Sta, Erfwagter, op het Eeuwig verderf! Uitgcfproken met een donderende ftem, en een paar catos wenkbraauwen, heeft meermaal getoont , hoe waaragtig onze aanmerking zy. Een vleijent, zagt, lief woordje, by v. Bruidje, en lieve Bruidjes, Voortgebragt door een aartig welgekleet fraai man , met een fmeltenden minzamen toon, brengt het geitel in rust , fchildert bevallige voorwerpen voor den geest , en vervult het hart met blyde verwagtingen. De zelfde vrouw, die door de woorden: Ter helle , gy Zondares! tv> het punt ftaat3 om , uit wanhoop , van haar  VOOROORDEELEN. fl haar kousfenband een ftrop le maken , zal, in geestelyke vreugd, als geheel opgelost (9) worden , wanneer zy, nog dien zelfden dag hoort: ( echter op den zelfden zoeten toon,) Gy zyt een Keur- en Lievelingetje. En dat ook, offchoon zy geen een troostgrond by zich zelf konde vinden, waar op zy iets dergelyks zoude vastftellen: of niets ontdekt , waar om zy dit vonnis zoude vrezen. DE KRAGT DER GEBAARDEN. Het exclameren met de oogen , de bovenlip , de neus, ja met de handen en voeten, is niet minder vermogent: zy zouden een vcrftandig man wel eens in de gedagten brengen , dat hy een gek is. By voorbeeld. Laat een fchrander jongeling eene vraag die hem gedaan wordt, fnedig beantwoorden; zo dra de vrager zyn fchouder optrekt, een ander zyn neus opfchort , een derde zyn bovenlip fpits ophaalt , (9) Dit woord, uit de Scheikunde ontleent, vond ik zo wonderbaar wel gefchikt,om dat geen uittedrukken, wat ik bedoel, dat ik, met welnemen der Taal-geleerden, rny daar van bedien, offchoon ik niet weet, of het reeds, nevens dat fchone woord miskwaam, zyn burgerrecht gekregen heeft.  tjï het NUT DER. haalt , een vierde zyn handen opheft , een vyfde met den voet ftampt , zal dan de jonge» ling niet geloven, dat hy zeer zot heeft geantwoort ? Zullen zyne wangen niet van fchaamte gloeijen ? zullen zyne trekken geen verwarring , en zyne neêrgeflagen oogeu droefheid aanduiden ? Gevolglyk: Het geheim, om ons te regeren, beftaat hier in, dat men met onze driften fpele, en dit is niet beter te bereiken dan door de Exclamatien, het zy die in woorden of in gebaarden uitbreken. Velen zouden deeze verhandeling nu zeker voor afgedaan houden, maar wy, wy s ne u2eu , hebben te veel op met de kunst om Langwylig te zyn, dan dat wy hier onze veel liimurmakcnt Q. E. D. plaatzen zouden. Dit, al was het niets anders , zullen wy bewyzen, en zo de Lezer nog den titel van geduldig gelieft te behouden , kan hy ons zoetzappig volgen. onderz oek. Wat is toch de oorzaak, dat het groot getal Bedelaars , waar door onze ftratcn geïnondeert worden , in hunnen bedelftaat een ruim beftaan vinden? Zyn zy aan hun eigen vlyt hunnen welvaart fchuldig"? Wie zal dit / be-.  VOOROORDEELEN. 03 beweren ? Hebben zy dien hunner kundigheden te danken ? Wie heeft ooit grote fporen van kennis by hun ontdekt ? Delen zy dan zo diep in de gunst des Volks ? Neen ! de naarstige Nederlander fpreekt van hen met verachting. Men duldt, naauwlyk, dat zy de helder gefchrobde floepen der kraakzindelyke werkmeiden genaken. Aan de zegenende Exclamatie zyn zy al hun geluk verpligt (10). De verftandige man , de wyze Ambagtsman, de gierige Spaarpenning, gaan hun deur uit; vast befloten zy, om geen duit aan een Bedelaar te geven. Zy zyn naauwlyks op de eerfte Sluis, of een erbarmlyk : Ontferm u over een arme Vrouw, met zes kleine bloei jen van Kinderen ; (waar van er een ftuk of vier mede fchreeuwen,) een arm kreupel'gebrekkelyk man ! och! myn kostelyke Mevrouw, een blint mensch is toch een arm menfch , uitgefchreeuwt met een deerlyk gezicht, nare gebaarden , uitgeperste tranen , doen den verftandigen man, den nyvren ambagtsman , den gierigen fpaarpenning oogen- (10) Men leze hier na Adam van Lintz Cyferboek, waar in wy deeze opmerkelyke woorden vinden: Het deerlyk zien is half gebeden; Dit wisten deeze Schooijers mede. Het woordekc Schooijers , zegt, in goed Hollands vertaalt, Bed(lattn% Zit RILIAAN'S Jreordenhek,  94 HET NUT DER oogenblikkig veranderen. Zy geven; zy geven mei blydfchap. Dit verfmadelyk gefpuisfmeekt nooit ie vergeefsch , dan by onaaridoenlyke menfchen, die de gcfchiktheid niet hebben , om door exclamatien bewerkt te worden, of by hen, die, door veel op ftraat te zyn, dit getier naauwlyk meer horen. Wy, wysneuzen, die ons gewent hebben, om de verborgenfte roerzeis der menfchelyke bedryven naartevorfchen, hebben iets opgemerkt , dat het oplettent oog onzer allerbekwaamfte fchryvers (n), buiten ons zelf (dat is te begrypen,) tot nog toe ontfnapt fchynt. Het beftaat hierin, dat namenlyk Voorbeelden , hoe voortreflelyk in' zich zelf, ons weinig aandoen , indien zy ons gegeven worden door lieden, die verf e beneden ons in de Burgerfyke Maatfchappy geplaatst zyn. Eri dit verpligt ons , om onze voorbeelden vaiï de kragt der Excla= maden in eene andre klasfe te gaan zoeken. Went des uwe óogen met my naaf het voor eenige jaren zo berucht Ntemv' i- i i . , -. ■ i _ (n) Eens vooral, buiten ons zelf, te rekenen. Wy hebben wel zo veel bezef van onze bekwaamheid tot fchryven, als Prins maURITS, krygskundiger gedagtenis, hadt van zyne dapperheid; en men weet, wat die Vorst antwoorde, aan eene Dame, die hem vroeg: wie is thans de grootfte Generaal? spinoia, Mevrouw, u ie twede.  ïOSROfl&DEUïK' 95 Nieuwkerk. Daar is, nog in onzen leeftyd, een toneel geopent, waar op de Exclamatie wonderen verrichte. Ik zal alle de ochs en achs, hee.' en haa! hier niet plaatzen, uit vrees, of myne aandoenlyke Lezers ftuiptrekkingen, toevallen, ja het gehele Nieuw kerks - Bekeerings - werk op het lyf zouden krygen. Ons oogmerk is thans niet de geduldige lezers ziekten op den hals te laden; maar te tonen, dat wy met grond de allesoverweldigende Exclamatie verheffen. RAADGEVING. Zyt gy belust daar meer van te weten ? gaat ter kerk by onze Volkspredikers , in allerlei gezindheden, en hebt gy, ik zeg niet de hier toe vereischte gemoedsgeftelte, neen — hebt gy de hier toe vereischte lichaamsgeftelte, is uw zenuwgeftel genoeg in wanorde , eet gy veel meelfpyzen, maakt gy uw maag tot een laauw bad van Koffy of Thee, geloof my , dan zult gy welhaast Toon en Spiegelbeelden worden van de ftelling, die ik beweer. Nog een Voorbeeld. Zeker Leeraar is by zyne Vaderen verzamelt , met den roem van een zeer zuiver Or-  jjg HET NUT DER toclox, een zeer ftreng Ortodox , een zeer liefi deryk Ortodox man geweest te zyn, eenig ert alleen, door deeze veel gerucht makende Exclamatie : $ Gy Ongelovigen, 6 gy Genadelozen , 6 gy Armiamn ,ogy Pelagianen ,6 gy alle verdwaalden. Had ik de genade , ik gaf ze je, en je hadt zei Dan , ik ben te zeer verzekert van de kragteloosbeid der reden zonder exclamatie, dat ik dit myn weldoorwerkt Vertoog zoude fluiten, zonder eene fterke , lichaams - bewegende , zenuw- ontftellende, hartstochten-oproepende Exclamatie : Leest en ziddert. Moei, ö zwakke Reden, u niet met myn fchryven ! vul myne bewyzen niet aan, 6 bedrieg-lyk Vcrftand! leer mygeene nieuwe betooggronden, 6 gy verleident Vernuft! Houd u voor altoos uit myne ontwerpen , ó gy ftikzient Oordeel! Vergun my uwen kragtdadigen invloed, ózegenende , altoos wonderdoende Exclamatie ! op dat ik, in het gewyde duister, heilige wartaal fpreke. Zo, valle de Dagon der denkende Wezens, de Rede! zo, zal er nog eens een geroep onder onze duizenden opgaan: Groot is deExclamatie der agttiende Eeuwe 1  HET NUT DER VOOROORDEELEN. VIERDE STUKJE.   HET NUT DER VOOROORDEELEN. keer. noodwendigs herinnering. Gy Zult, goede Lezer, u iiog wel kunnen te binnen brengen , dat wy, in de zö even Voorafgaande derde Verhandeling , met eené Waarlyk Neuswyziaanfehe omflagtigheid en woordenrykheid, hebben bewezen het nut des Voor* oordeels voor de Exclamatien: Wy hebben toen ook volkomen aangetoont, dat de voorvegters der Exclamatien niet dan vyanden der Reden konden zyn. En w;e zou dus deeze zaak niet voor afgedaan houden, indien hy niet een waaf en waardig Lid der Wysneusfche Familie is? Om de eer onzer Familie, en om dat wy nog by ons voornemen blyven, om een groot dik voek te maken, zetten wy, Gebroeders w y s« keuzen, ons dan alweder voor den Lesfe» G ft üi&S  IOO HET NUT DER. naar (i), en leiden voor eerst dit gevolg uit het verhandelde met veel recht af: Dat »y, die voor de Exclamatie yveren, vymnden der Rade zyn; om dat men niet te gelyk Louvefleins en Agtenveertigs zyn kan: niet te gelyk , zeg ik; want anders, zo men de menfchen maar tyd geeft, is dit niet onmooglyk. De ongelovig/}'e kan dit, in de Historie van onzen tyd t tot overtuigens toe, bevestigt vinden. Menfchen , die van alles reden begeren, kunnen onmooglyk door de Exclamatie bewerkt worden. Deeze lastige fchepzels horen de O üitfchreeuwen, en blyven in rust; het jammerende ach veroorzaakt by hen geene 't ziddering, het deerlyk och geene huivering. Een flag op den Bybel is by hun een flag op dea Bybel; hy overtuigt niet. Wy , wysneuzen , zouden geen kans zien, om ons groot dik Boek tegen alle vitferyen te verdedigen , en zouden ons echter genoodzaakt zien , om een Boek , nog veel gro- (i) Keurige kenners onzer taal, Broeders, fchryvea niet Lcsfcnanr, maar Lefcnaar; zo ook niet AmflcWam, maar Amjlerdam; niet lachen, maar lachgen. iRiusstt TJJ5 WYSNEUS,  VOOROORDEEL RN. -MI groter en dikker , dan dit denkehk zal uit* valen (2) , te fchryven vol Ophelderende aanmerkingen, Wederleggingen, en Onbetwistbare bewyzen, Voor het geen duizendmaal bewezen is niet betwistbaar te zyn,., indien het Vooroordeel 1egen de Reden niet door ons befchermt, en ten throne gezet wierdt. Indien de Lezer, ha dat hy deeze verhandeling aandagtig hebbe overwogen , niet aan onze zyde~komt, dan moet ik bekennen, dat het er met het Land en de Kerk duister uitziet. Nu, aan ons zal het niet haperen. Wy, die geheel orde en harmonie zyn , ook dan, en dan wel voornaamenlyk, als wy Zeer verwart Schryven, Want als dan leggen wy er ons op toe, om met de grote algemene verwarring overeen te ftemmen. Hierom (3) zal ik 1 , ™ ■ ,.1 • (a) Wy herhalen het nog maal; dit kunnen wy niet * priori bewyzen. Dit kunnen wy zeggen , dat wy nog geen kramp in de vingeren, en zo zeer als ooit met on» zen tyd verlegen zyn: of dit eenig licht konde geven. (3) Dat hierom, Broeder, dunkt my , heeft veel overeenkomst met het want, waar mede zekere Redenvoerijjg G 3 4»  IQ2 HET NUT DER de volgende orde houden. Eerst meen ik vcütkoomen te bewyzen , dat het V (VOOROORDEEL TEGEN HET R E D E N G E VEN, Voor eerst: Ons bewaart voor veel liefdeloosheid en onrechtvaardigheid. Ten tweden: Dat het de gezelligheid en het goed vertrou-. wen aanmerkelyk aankweekt, 7e» derden: Dat het twist en partyfchappen weert. Ten vierden: -mo jptmiiwrav 5t»ntagE ci-.ngiso ..m rnc Dat het ons, zonder eenigé moeite, dezelfde • voordeden bezorgt, die de voorftanders der Reden aan haar zeggen verpligt tc zyn. ;iin nwmiji >H> ;lMffl |M - I •/»,*.' Ten . ... .,..!„ , i i •begon. Gaarn zoude ik het uit den text weg laten, doch ik ben er niet voor, om zo met den text te leven: de gevolgen kunnen te zorglyk Wbrden. er ibbetje  VfiOROOnDEELEN. ICJ. Ten vyfden : Dat het ons voor ons gehele .leven gelukkig maakt. * * * : In de eerfle plaats Wilde ik aantonen , dat dit Vooroordeel ONS VOOR VEEL LIEFDELOOSHEID EN ONRECHTVAARDIGHEID BEWAART. Niets is meerder door de Ondervinding bevestigt , dan het volgende, en daar gelieve de Lezer wel op te letten: dat, namenlyk , de grote vrienden der Reden (4) , des ook van het redengeven, dat het gros der Menfchen geen reden gebruiken, onredelyk zyn, niet rederiee? ren kunnen, geen reden hebben voor 't geen zy zeggen of doen; en des geen reden kunnen geven van hun zeggen of doen. Kan' er nu* iets onredelyker bedagt worden , dan dat ik iemand verg'gebruik te maken van een werk-* tuig, of vermogen, dat hy, naar myn eigen • ' zeg- (4) Madame deshouillier.es, en de Vriend poje hebben op dit ftuk Veelmaal, en flerk gefprokenj'en het is hen ook wel eens zeer bitter verweten. G4  304 met nut der. zeggen, niet heeft ? Is dit niet het onmooglyke vergen? Onze oude Patryshond ligt het eene half uur ïb dien hoek, en liet volgende in een anderen hoek. Gy kunt noch in de warmte, noch in het gemak, noch in zyne behoeften den grond deezer handeling zien; vraag hem dien, dwing hem, om u dien te zeggen. Neen, zegt gy, dit zou dolheid wezen: hy kan u geen reden Van zyn doen geven. En gy eischt van een fchepzel, dat gy voor even onredelyk houdt, iets, dat hy u niet geven kan. ó Onrechtvaardigheid, o geweldenary! Voorbeeld. Juffrouw Babbel fpreekt kwaad van u. '„ Heden, Juffrouw Babbel, vraagt gy, waar„ om doet gy dat?" Wel, het mensch heeft geen waarom ; en gy wilt echter die hebben. Kan zy u dan iets geven, dat zy niet bezit? Eisch dan (want uw eisch is even billyk) eisch dan van een Petitmaitre verftand, van tmcjeum Coquette een eenvoudig hart, van een Schoolmeester zedigheid, van tmTaartenbakker moed, van ttnRyken (zonderopvoeding) befcheidenheid, van een Poëet leerzaamheid, van een Fype oprechtheid, van .... maar genoeg, om. de onbillykheid uwer vordering. aan te tonen, Zeg  VOOROORDEELEN. »Og Zeg niet: er is voor alles eene genoegzame reden. Genomen, dit ware al eens zo; wat doet dit tot de zaak in verfchil? Daar zyn ook genoegzame middelen voor alle onze behoeften (5), en Medicynen voor alle kwalen : maar wat baat zulks, indien wy die niet kennen, en niet weten toetepasfen , of indien wy die niet bekomen kunnen ? Laat er dan voor alles eene genoegzame reden zyn; zy is er niet voor hun, die gy zelf befchuldigt van niet kunnen redeneren. Ernstige Vraag. Zult gy minder liefdeloos , onrechtvaardig zyn , wanneer gy der kwynende Behoefte geld afperste, om dat gy er byvocgde, geef; er is geld genoeg in de ïVaereld? Zoudt gy minder vreet zyn, als gy een Boer, die niets verftaat dan zyn akkerwerk, dwong om eenKrampcoliek te genezen , om dat er zeer vele middelen zyn tegen deeze vreesfelyke ziekte? Ge- (5) Voor alle onze behoeften. Het is my regt lief, dat geleerde mannen dikwyis zo onbepaalt fpreken; vooral, als ik eene aanmerkende luim heb: Onze na.' tuurtyhe behoeftens, dit gaat aan; maar onze Kunstbckoeflens ! zouden wy die allen ook kunnen voKoen? zouden alle onze Kunstdriften gcftilt , onze Kunstverkiizingen voldaan kuoüen worden ? Ik Zie dit wat .anders in. KRIBBETJE WYSNEUS. G 5  ïo6 HET NUT DER s: -.aas^i's- \ —:. Vo.Vu tet* iWi: a GevolgJyk: Hét is even liefdeloos, even onrechtvaardig, de menfchen te vergen, geeft reden van uwe toeftemming, van uw geloof aan deeze of die waarheid (6). Zy hebben er geen reden voor. 't Is hen nooit door reden bewezen; zy hebben hun geloof van hunne Ouders, die van hunne Leermeesters, en die hadden er zo weinig reden voor als zy zelf. Of, indien zy er al reden voor hadden, waren zy zo veikwistent niet, dat zy die weggaven aan hen, die zy zeer wel wisten, dat er toch niets ter waereld aan hadden ; menfchen, die de bewyzen voor de waarheden even zo blindfchoots aannemen', als de waarheden zelf. Doch deeze Leermeesters zyn ook zo wreét niet, dat zy immer iets eifchen, 't welk zy zeer wel weten, dat er niet is. Bekent is het zeer zinryk fpreekwoord : !./i-.i.> ■ . jSjvü lUVJi' i\'f% «.«al Daar niet is, verliest de Keizer zyn recht. Maar, zegt gy, men moet niets doen, niets ge- (6) Of Valsheid. Broeder is verbaast onnaauwkeu?ig ; of laat heel veel op my aankomen, kribbexjs WYSNEUS.  VOOROORDEELEN. 10? geloven, zonder reden. 'Zeg liever : men tnoet.in 't geheel niets doen ," niets geloven j want dit is volftrekt het zelfde. RAADGEVING, Span de Paerden des niet langer .agter den 'Wagen. — Wilt gy reden hebben van de Menfchen, bévlytig u dan eerst, om ze tot redelyke fchepzels te vormen, Zogyeischt, dat uw Zoon u zal portretteren , dan is het uw pligt , hem te laaten onderwyzen in de fchilderkunst. Handen , buigzame vingeren heeft hy: maar hy kan daarom geeri Portret Tchilderen. Voorbeeld uil het gemene leven. -3d »ori , noüüftüv soll .:>.»( >'■ > ••»» ("s>ife>i- m^tth Een yerftandig gemoedelyk mensch vergt zynen berooiden ichuldenaar geen betaling, voor hy hem in ftaat geftelt heeft, om geld te kunnen winnen. Zegt gy, ,, dit is myn werk „ niet, en zy zyn er ook niet vatbaar voor." dan belydt gy met een, dat -gy liefdeloos, dat gy ojibillyk zyt, Q. E. D. My-  J05 HET HUT D * * / Myne twede (telling is , dat dit Vooroordeel DE GEZELLIGHEID EN HET GOED VERTROUWEN AANMERK E" LYK AANKWEEKT. Wat is Gezelligheid ? Zy is de trek, de zucht, de neiging, om met anderen te fpre« ken , te handelen. Dit een AXIOMA zynde , vraag ik allen , die de zamenleving kennen, wat zou er in de Gezelfchappen van menfchen, die gehele dagen en gedeeltens van nagten duren, toch te doen zyn, indien men in 't hoofd kreeg, van alle woorden , daden , veronderftellingen, gisfingen, en van. alle houdingen reden te eifchen. Hoe verlegen , hoe bedremmelt zoude elk ter kamer influipen. In zo een Gezelfchap zoude het omtrent dus' geftelt zyn. Ootmoedige dienaar , myn Heer ; hoe vaart wyn Heer? hoe vaart Mevrouw? hoe de kleine lieve familie? Alles wel, myn Heer; maar ik zou wel haast vragen, myn Heer, waarom myn Heer daar zo naar vraagt; heeft myn Heer daar zo veel belang by? Wel, myn Heer, het  VOOROORDEELEN. I09 hit is zeker aangenaam te haren, dat zyne vrienden wei zyn. En waarom is dat aangenaam? Wel, die vraag vind ik al heel raar 1 £n om wat reden vindt gy die vraag heel raar? enz. Weg is de vriendfchappclyke onderhouding. Myne Heren keren met vry wat koelheid elkander den rug toe, en 't gefprek is voor dien avond gebroken. Men zou den Neuswyziaanfchen fchryftrant niet moeten kennen, indien men zich verbeeldt, dat dit ééne voorbeeld de zaak zouden afdoen. — Keren wy dan nog eens tot het Gezelfchap: Dat zal een regentje voor den gehelen avond ZyHm En om wat reden denkt myn Heer Aat ? Wel ik weet het niet: maar my dunkt, dat de tucht vol water is En waar mede iewyst myn Heer deeze zyne Jlelling? Zie maar eens uit, myn Heer, de lucht is overat even dik. • En waarom is de lucht dik, alt zy vol water is ? enz. Nu nog een Voorbeeld , en dan verlaat ik de Gezelfchappen. Ik heb deezen morgen Mevrtuw Gratia ontmtif. ik vind haar zeer fchoon, zeer bevallig j 't is  ÏIO HET N U T "D E R. ■ '» is eèn fraai)'e brunet, • 1 En waarom t>indt gy die Dame zo fchoon, zo bevallig, zo eene fraaije brtmet ? — Om dat elk, gezonde oogen heeft, zal toeftaan , i&tf fcy alles heeft, fchoon, bevallig en fraai is, Zy heeft fchone grote bruine oogen. — Waarom noemt gy grote bruine oogen fchoon? —1 enz. Welk mcnsch , al Was hy zo doodlyk'mef zich zelf verlegen als wy zyn, zou het in zulk een Gezelfchap kunnen uithouden ? Zodanig zouden echter onze beste Gezelfchappen zyn, indien men verpligt ware , van alles , wat meri zeidc of deedt, reden te geven, of niet gelooft wierdt. Niet van alles, zeggen onze lastige tegenkantcrs , maar van zaken , die van belang zyn ...» Ei lieve ! En wie zal beflisfen, welke zaak van be-lang zy? Kwandfpreken van afwezigen is, mooglyk, by u iets van belang, maar by haar, die zich daar mede den tyd kor* ten, is het iets zeer beuzclagtigs; zo dat zy zyn, met uwe eigene toeftemmhrg, ontflagen van reden te geven , waarom zy zich juist op deeze wys bezig houden. Ik Wensch , Zegt gy echter, dat men reden gave van zulke Hellingen , die zeel' veel invloeds hebben op het ge* luk der Maatfchappy, of op de belangen van den Godsdienst. Zeker, gy voorftanders der Reden, zyt reg» te  V O O#40 ORDEELEN. lij te kwelgeesten. Heb ik dan niet getoont, dat dit niet te vergen is , niet opzicht tot de Samenleving ? En wat den Godsdienst betreft, zeg ons in ernst, is het der moeite wel waardig, dat de Reden onder de menfchen verfchynt eenig en alleen om den Godsdienst te ftaven en nittebreiden ? Hoe weinige bemoeijen zich met hem. Al wat Bon Ton hiet, is volmaakt onverfchilig omtrent hem. Zou de Godsdienst in dien kring treden kunnen, zonder zich aan de laffe fpotternyen van onze petits Esprits forts bloot te ftellen ? Dit geliefde Vooroordeel is ryk in aangename vruchten. Hoe gezellig maakt het ons! Als men geen reden behoeft te geven van alles, wat men doet of zegt, blyft alles levendig, alles pratent, en men ontmoet overal menfchen , die in ftaat zyn om ons bezig te houden. Het zal my niet moeilyk vallen, myne derde Helling te bewyzen, dat namenlyk dit Vooroordeel twist en partyschappen weert. Alle twisten , alle partyfchappen , die er, sedert onze eerfle Voorouders met elkander hoge woorden hadden (7), tot op dit oogenblik dat (7) Deeze hoge woorden kan men zeer omftandig vin-  m HET N U T "D% R. dat ik dit fchryve, ontftaan zyn, zyn twisten der Reden geweest. Men behoeve flegts de Kerkelyke en Waereldlyke Historiën te lezen, om daarvan volkomen overtuigt te zyn. ZoveelRyken, zo veel Steden, zo veel Dorpen, zo vele bewyzen zal men aantreffen. De armoedige historie van den niets betekenden mensch leert dit. Aan de Reden zyn wy alle verfchillen, alle twisten verfchuldigt, die den gehelen aardboden overftromen. De onrechtvaardigfte eischen zyn door de Reden gevergt; de gruwzaamfte wreedheden heeft zy doorgedreven; de zotfte, de ongerymtfte ftelzels heeft zy aangeprezen. Hoe fchreeuwent zyn de onrechtvaerdigheden, ons "Vaderland nu weer op nieuw door Engeland aangedaan ■ Engeland geeft echter in haar oog .zeer voldoende reden, waarom zy ons Vaderland dus mishandelt. Alle Godsdiensten , alle Leerftelzels hebben hunne redenaars. Het tegenftrydige zelf is door de reden voorgeftaan. Alle de Ketteryen en Secten, die op anen en isten uitgaan, hebben hunne Redengevers. Boling- broke , vinden in miltons Paradift Lost:' onder anderen in liet IX Boek, welke kyfage de Dichter dus eindigt: Thus they in mutual accufation fpent The fruitlesfhours, but neither felf-condemning , .. And of their vuin eontest apptar nt ent.  voor0ordeelèw. lig broke, Balie, Voltaire 'en Tindal, hebben Zd wel (8) geredeneert, als Jddifon, Boyle, en Jerufalem. Welke twisten, welke verwyderingen, welke fcheuringen, welke verbitteringen , welke pennenftryden , welke bloedige Oorlogen heeft zy niet veroorzaakt ? Wie heugt den Socratifchen Oorlog niet, die, voor nog maar weingjaren, doortwee beruchte mannen op onzen grond gevoert is ? Maar genoeg, indien ik my er toe ging zetten, om dit breder aan te tonen , dan vrees ik, dat ik tot aan mynen dood toe zoude moeten fchryven; er ligt nog een gehele ftapel Vooroordeelen voor myne rekening. Ik zal des tot myne vierde Helling overgaan, en bewyzen, dat dit Vooroordeel ons alle de voordeelen, en dat zonder moeite b li z o K g t , die de voorstanders der reden zeggen aan haar verpligt te zyn. Voorafgaande Opmerking. Het grote , het eenige doel der Reden, is waarheid ; het redengeven eene poging , om an- (8) Zo wél, 'zegt meermalen zo goed; maar hier té£ plaats zal Broeder zeker niet willen zeggen, dat beide li ps*  114 het m V t d e r ,anderen te overtuigen, dat wy de waarheid aan onze zyde hebben, dat wy gezont oordeelen. Een Staatkundige bedient zich van de reden , om anderen te doen zien, dat hy van de beste regeringsvorm het ware denkbeeld heeft. Een Arts beduidt door haar, dat zyne Practyk de ware practyk is. Een Heldendichtmaker leert door redenkavclcn , dat hy den waren fmaak van het verhevene heeft. Een Hekeldichter, dat hy het ware fchertzende vernuft , het fyae Attisch zout, in eigendom heeft. Een Leeraar , dat zyne leer de eëriige en volkomen de ware Leer is. — Hier van daan het fpreckwoord: Daar is geen Ketter, zonder Letter. Maar wie myner Lezers begrypt niet, hoe veel denkens, hoe veel lezens, hoe veel op- t i r- partyen evengoed geredeneert hebben. Dit, of het eenig licht over den test ltonde fpreiden. tp.k us Bt» Tjr-. WSSKMS,  VOOROORDEELEN. "5 aierkens het moet kosten, om zich zelf door reden te overtuigen, dat men de ware denkbeelden der zaken werklyk heeftV En dat het nog veel meer moeite inweeft , anderen daar Van door reden te overtuigen: dit JSfog nader aangetoont. Op hoe vele en onderfcheidcn wyzen wordt er over een en dezelfde zaak gedagt (9). Voor alle gevoelens en meningen moeten reden gevonden worden; alle deeze reden moéten de voorvegters der Reden en het redengeven kennen, toetfcn , hun regte gehalte geven. In het groot algemeen Magazyn van reden (10) , waar in men niet dan met hartkilling zich kan begeven , moeten zy alle die redenen in hunne eigene vakken gaan opzoeken, cn wel toezien, dat men hen geen oud vergelegen fystematuig in de han- (9) Ja gezien! en mooglyk is dit onderfcheidcn zien, ' wel de reden van het zeer onderfcheidcn of verfchillent oordeelen, over een cn het zelfde voorwerp; ik zeg raooglyk, want ik laat voor myne geleerde Broeders het beflisfent verzekeren, offchoon ik zo wel als zy heiden Pere malebra.nche, en Lord k ai ms by my heb leg gen. kribbetje wysneus. (10) En dat is zulk een verfchrikkelyk groot gevaarte, dat het nieuwe Amfteldamfchc Werkhuis er maar een Burger optrekje by gelykt. fl 3  ïlfj HET NUT DER -handen dopt, maar dat geen bezorgt, het welk in zyn kraam te pas komt; als ook alle zulke redenen, als hy nodig heeft ter weerlegging van zyne party. Is er een menfchen leeftyd niet mede gemneit, vóór hy nu alle deeze redenen byeen gebragt heeft? Nu gaat hy aan 't werk. Hy Leraart de waarheid, die hy gevoelen heeft, lly fielt haar in het allerbeste licht (n). Hy omzet haar van alle kanten met eene menigte diepdoorgedagte redenen. Hy fchryft voort: honderd maal raakt hy vast, en denkt by zich zelf, hoe red ik my hier door? dit is een Doolhof (ii), en ik heb den draad van (11) Dat is, het voor hem allerbeste licht. (12) Cy zoudt niet geloven, myhe goede Lezers, hoe hard het ons, geleerde Lieden, wel vaile, als wy onzen groten voorraad van Fabelkundige waarheden zo altoos by ons moeten houden! 0! Wat zou ik, die by uitftek fterk ben in de Fabelkunde, u over deeze doolhof, deeze arkadne wel kunnen zeggen! Ik zou eerst immers eene verhandeling, die er wel zeer gejeert uitzoude zien, kunnen fchryyen „ over de d o o l h o v e n der Ouden," en vap ter zyden, om de ftof voor onze Vaderlanders wat intresianter te maken , fpreken van het Waerqldvcrmaart Amfteldamfche Doolhof! van deszelfs ft.cht.cr, qpkomst, hioei en lotgevallen. Nu, wieiveet als ik eens wat door myn grootfte drukte van Boekenmakenheen ben, wat of ik, uitliefde voor het Vaderland cn het dierbaar Oranjehuis, nog onderneem, e.gbkh,? ■rus wysneus.  VOOROORDEELEN. tif van Ariadne niet. Wat nu ? Zo behendig a!s het hem mooglyk is, breekt hy eanige der omzetzels af, en kruipt er door. Nog is hy niet voldaan. Hy komt vyeder aan de opening, waar door hy gekropen is; zy valt hem tepftond in 't oog ; zyn Party heeft ook oogen, dit weet hy; en ook, dat die er belang by heeft, om deeze opening, deeze zwakke plaats te ontdekken. Alweer, van voor af aan, aan 'twerk. Hy rolt den fteen vmSyfifus. Hy hecht en bindt de takken weder te zamen- Nauwlyks geeft hy het ter befchouwing, of zie daar een paar douzyn Andersdenkende vallen het werk aan. Hy moet hun weerleggen; hy doet het ook, en dat wel met al den yver van een fyltemamaker, die voor den afgod, dien hy zich gevormt heeft, nederknielt, en zegt: gy zyt myne Ontftcrflykhcid. Zyne wederleggingen worden niet met ftilzwygen beantwoort; neen : Liever zich dood moê gefchreven, Dan te zwygen , is het woord. Deeze penneftryd duurt zo iang, tot dat v de Dood hen allen in zyne fchure verzamelt; zy verlaten dit toneel, * en blyven elk in hunne eens verdedigde begrippen ; doch, zo zy al hun gezont oordeel niet weg gefchreven hebben, vragen zy aan hun eigen hart H 3 Wat  Ïï8 HET NUT DER wat is waarheid? Van alle deeze moeiten, van allen deezei| Jastigen. arbeid, van al dat vergcefsch werk , outflaat ons het beminlyk Vooroordeel, 't welk jk begunstig: terwyl het ons tevens veel meer verzekering van waarheid geeft dan de reden. Dit zullen wy nu bewyzen. Hier toe behoeft men flegts twee , even zeer geiïïaklyke , hoedanigheden te bezitten; namenlyk: OOTMOEDIGHEID E N EDELMOEDIGHEID (13). De eerfle zal overtuigen, dat wy niets weten, de tweede zal als doen befluiten, om aan één mensch in iedere wetenfehap het recht der Onfeilbaarheid op te dragen. Dit zeker is niet moeilyk: want men vindt overal, ten alle tyde , onder alle menfchen, lieden , die zich, met een (1?) Ik weet we], dat de grote richardson in zyne Claris fa beweert, dat Edelmoedigheid geene manlyke deugd zy, maar ik weet ook, dat verre de meefte lezers Grar.difon boven Clarisfa plaatzen, mooglyk wel om deeze, voor de by uittrek verftandige kunne, honende woorden; want anders begryp ik niet, hoe men eene Cl nsfa beneden eencn Grandifon plaatzen kan. — En (kribbetje ten vervolge) dat begryp ik zeerwel? Broeder.  VOOROORDEELEN» IÏQ (Eene voorbeeldige dienstvaerdigheid , daartoe opwerpen. Beproef her zelf! aan de eerfle de beste, gy kunt niet te leurgeftelt worden, Wy behoeven zelf niet eens te onderzoeken, of zy de vereisc'tten der onfeilbaarheid hebben, Zo dra wy eene keuze doen, is dat afgedaan (14). Het is voor onze rust genoeg, indien wy hem maar , dien wy tot de Onfeilbaarheid verheffen , op zyn woord geloven, Myn post roept my om myne vyfde en laatfte ftelling even bondig als de vor'gcn te bewyzen. — De ftelling is: Dat het Vooroor? jdccl tegen het redengeven pNS VOOR ONS GANSCHE LEVEN GELUKKIG MAAKT. Want dit zyn by my AXIOMATA. Twyfeling' is de bron van alk menfehehkc kwelling. Verzekering is de oorfprong van alle tnènfchelyk geluk. En dan redeneer ik dus: Die niet redeneert, twyfelt niet. FA. (14) De volgende Anecdpte zal hier eenige opheldering geven. De voorganger van gskgakei.ii ontT H 4 ^  12« HET NUT DER FAMILIE ANECDOTE. Wy hebben, onder onze Zusters, eene zeer grote Disciplinne van den beroemden Quencl; zy heeft geen ander denkbeeld van gelukzaligheid , dan dat die beftaat in rust. Zy is des eene bittere vyandin van het vernuft, het oordeel , het verftand, en vooral van de Reden; maar haar Phifique natuur is zo tam, dat zy zelf niet eens in 't hooft krygt, om eene uit de hare te bekeren: zy zit veel, met gevouwen handen, en een paar Hernhutterfche oogen opwaards geflagerï. Maar, zo als ik zeg, 't is een goede oude Vryster. Rust is haar hemel. Indien ik ziek zynde geloof, dat myn Arts de beste Arts zy, cn de beste middelen voorfchryft, dan ben ik eene gelukkige, wantik ben eene geruste zieke. Indien ik geloof, dat myn Paus de ware Leer heeft, dan ben ik zalig, want ik ben gerust in myn geloof; zo is het fing, by zyne kroning, van een zyncr oude vrienden dit compliment: Nog eenmaal zeg ik u, dat gy een gek, en een flegt mensch zyt. Ik heb u tot Paus helpen maken. Zo eanjlonds val ik voor u neer, i Heilige Vader, es erken uwe Onfeilbaarheid. Hier op viel de Kardinaal op zyne knien , en kuste zeer devoot de karmozynfluwe'.e flof des Heiligen Vaders.  VOOROORDEELEN. 121 het in allé mogelyke betrekkingen (15). Immers , wanneer ik gerust ben, glydt myn leven in ftille zalige kommerloosheid zagtjes ten einde. Ik herroep de gélukkige kindschheid, en geniet die in alle hare ichoonheid. Ik ken dan geen hoger geneugtens, en begeer die des ook niet. Alle de reden, die andren tegen myn lydelykheid inbrengen, hoor ik niet eens. Her. ruwfte gefchreeuw der Redenaars ftoort myne zoete fluimering geen oogenblik. Al die wat op myn geloof te bedillen heeft, zend ik naar myn Paus , even. gelyk een gehoorzaam kind alle verfchillen aan zynen Vader overlaat, tot dat ik eindelyk, oud ende der dagen zat, even gedagtenloos, even kommerloos , even onnozel, even fluimerig , uit deeze waereld flap , als ik er in gekomen ben , en toen zeker yroeg ik niet; Wie hen ik ? Van waar hen ik gekomen? JVerwaards ga ik henen? * * Elk (15) Ik geloof, Broeder, dat gy daar een wandelingje neemt in het betoverende ryk der verbeelding; want, alles watgy hier beweert, is daar ook tocpasfelyk. Evenwel, ik zou om huisfelyke reden niet gaarn met n in verfchil raken. Mooglyk ligt hier wel een diep v.' y sneu zen, die zioh by deezen tot Pausfen voor alle lydelyke zielen willen laten beroepen. EINDE. *  ■