^ -JÉ [eÏsj   LEERDAM x e g e n ZYNEN ONDERGANG GEWAARSCHUUWD, UIT M A T T H. XXIII: 37- PEN MN HOOI-MAAND tftt MET EEN VOORBARIG T, bevattende een echt verhaal van uet voorgevallene te leerdam, by zonder o p den 6den july 17,87. DOOR J O HANNES CLAESSEN, kerkleer aar aldaar. Te AMSTELDAM, By PIET ER den HENGST, JÜDCCLXXKVII.  Deeze Redevoering over Matth. XXIII: 37, wordt uitgegeeven na voorgaand onderzoek en goedkenringe van de Vifitatores Librorum van de E. Clasfis van Buuren, den ijden Augustus 1787. P. A. C. HUGEN_HOLTZa Pred. te Ts/elfiein, THEOD. BUSSINGH, Pred. te Benfchop, E, F. van NOORLE, Pred. op Schoonr?woerd*  VOORBERIGT. JVÏoest leerdaM) het ftil en aan de Linge fchuilend Leerdam, een flipje gronds in het Vaderland, buiten eenige aanmerkelyke dingen als den Dievdyk , paarden- beestenmarkten en ftoelen - fabriek niet bekend; fchaars bezocht, bebalven in den tyd van watersnood , wanneer de Betuwe geïnundeerd is: want dan krielt het er van mcnfchcn uit den Alblasferwaard, die beducht voor ccne doorbraak in den Dievdyk, dagelyks komen verncemen en zien of alles by de vergaderde Coïlegien van de vyv Heercn nog wel is, en de hope op behoudinge van den Dievdyk nog eenige goede vooruitzigten oplevert. Jk herhaal het, moest dat Leerdam in deze troubelen, en gevaarlyken tyd van Nederland, eene rol fpeelen, die het tot zynefchande, in de Nederlandfche Jaarboeken onder de oproerige fteden optellen zal! Deze bekendwording van myn, ik kan nog zeggen gelievd Leerdam gaat my aan het "harte , en ik wenschte liever, dat het dien aangaande in eene eeuwige vergetenheid gebleeven ware ; of dat men het zelve hadt leeren kennen, by den aanwas van den koophandel, maar vooral by * het  n VOORBERIGT. het zedelyk, deugdzaam, en Godvruchtig beftaan en gedrag zyner Burgeren en Bevvooneren. Dan myn Geëerd Leezer zal my terftond tegenvallen en zeggen, waarom maakt gy dan door de uitgaav van deze Redevoering© en dit Berigt Leerdam nog meer bekend? Deze tegenwerping zou ik in al haare kracht en gewigt voelen, en zy zou my, ter lievde van Leerdam, reeds genoopt hebben om de gefchreevene Redevoering onder myne fchrivten eene afgelegen plaats te bezorgen daar zy niet dra ondekt zou worden, zo ik dezelve niet voor altoos onleesbaar gemaakt hadde, byaldien ik daar door het buitenfpoorig en fchandvlekkig gedrag van zommigen aan de vergeeting had kunnen overgeeven. —. Maar de Jaarboeken, de Notulen van hun Ed. Gr. Mog. de Ileeren Staaten van Holland en WestFriesland zullen de treurige Gedachtenis daar van wel leevendig houden, en verfcheide Familiën zullen daarin tot myne innige fmerte getekend Haan. Laat ik fchryven, zoo als het is, aaulykj was die ongelukkige nacht van oproer en plunderinge geweeken, of men vondt een .leugenachtig berigt van het voorgevallene in den  VOORBERIGT, irf den Haagfehen Courant, het welk ik byzonder ten opzigte van den Heere samuel jacob coigne en; my zeiven aanhaal. Van hem is het bezyden de waarheid, dat hy het oproer en de mishandeling zou verwekt hebben, nademaal hy zich getroostede die ftoute geld afperzers alle genoegen te be* looven; door dezelven,egter in huis gedrongen zynde, overvallen, mishandeld, en daar weder uitgefleept wierdt op de ftraat, waar hyniet, als te nauvvernood, en gevoelig bezeerd, den moord ontkwam: terwyl zyne Huisvrouw, mede getrapt en mishandeld, ontvloden is. Wat my aanbelangt, men verhaalt in dat Berigt, dat als ik wys genoeg geweest ware om op mynen floep niet onbehoorelyk te fpreeken, by my niets gebeurd zoude zyn. Hy moet nog fyner gehoor gehad hebben, dan een blinde mol, die daar van iets weet, want de omftandigheden waren van dien aart, dat het praatiichtigtte mensch, onder het gevaar en gerinkink van glazen, het getier van eene dolle menigte , een flot aan zynen mond gekreegen zoude hebben. — Ik wist zeer wel, dat myne bediening, en die achting, die ik uir kracht daar van vorderen kon , te gering waren, * 2 om  §V VOORBERIGT. om iemand van dien dronken en met dolligheid bezeeten hoop tot bedaaren te brengen, en daarom, hoe goed myn hart mogt zyn, en ik wel betreurde, dat my de gelegenheid van fpreeken benomen wierdt, ik zweeg, en zondt myne ftille zuchtingen tot God op. Men kan niet lochenen, dat het opmaaken van Gefchiedenisfen uit zulke dag-fchrivten, naar den fmaak van den opfteller, aan onnaukeurigheden en onwaarheden blootgefteld zy, en het voor de Historie een voordeel is, dat er menfchen zyn, die hun werk maaken, om gewigtige voorvallen naukeurig nategaan, en naar waarheid te boek te flaan, waar uit naderhand een Gefchiedfchry ver het zync fcheppen kan. Ik zal in de opgaave der Gebeurtenisfen van Leerdam my aan de waarheid verpand houden, en niets uit myne pen laaten rollen, dat ik niet genoegzaam weet, gebeurd te zyn, en hier of daar zal wel het een of ander voorkomen, waar omtrent ik,' de verfchillende begrippen opgeeven zal. Vooraf denk ik, dat ik myne waardige Leezeis omtrent eenige byzonderheden, my byzonder ,ten aanzien van dit gefchrivten des zelvs  V O O R B E R I G T. v zeivs zaaken aangaande, vcrpligt ben opening te geeven. Ik betuig voor Ulieden en voor hem, die er belang by heeft, dat ik van die gezindheid ben, dat ik my moet laaten welgevallen die Regeeringsform, welke ingefteld en de domineerende is, en dat ik die, welken de Regeering in handen gegeeven is, met alle eerbied en gehoorzaamheid bchandele, en als Kerkleeraar myne Gemeente bekend maake, en hartlyk aanmaane om die Regeering te erkennen , hunne Regeerers liev te hebben, hoog te achten, gewillig,, volvaardig, en getrouw de lasten, die er opgelegt worden te draagen: ook maak ik geene zwaarigheid voor die Regeeringe, die gefteld is te bidden, want ik bid als Voorbidder, en uit naam der Gemeente, die zulk cene Regeeringswyze erkent. Maar uit dit gezegde moest niemand beduiten, dat ik .voor my zeiven eene laage ziel omdrage, die zich maar gemaklyk aan allerhande ketens van flaaverny leggen laat, en door eene openbaar ingeftelde, en nog onderhouden wordende Regeeringswyze myne ziel te laaten binden, om geene verftandige navorfchingen op de beste Regeeringswyze te mcaken, de heerfchende te beoordeelen, * • en  Tl VOORBERIGT. cn als een vrye ziel daar over te denken, of met goede vrienden over te fpreeken. Ik wil gaarne gelooven, dat Staatsmannen, die zich op de Staatkunde en Regeerings kunst met bepaaldheid als op hun hoofdwerk toeleggen, in die wectenfchap ver boven my uitmunten, en dat ik by dezelve wel lesfen haaien, maar aan dczelven niet geeven wil. Evenwel neemen my eenige Politieken niet kwalyk, dat ik dergelyke ftouten lesfen aan het volk: ,, Geloof de Leeraars op den Pre- dikiloel in de Godgeleerdheid, maar niet „ in de Staatkunde, daar weeten zy niet van", afkeur cn voor kundige en redelyke Leeraaars haatlyk boude. — 't Zou wel aartig zyn, dat ccn man van een gezond oordeel, der taaien kundig, en geen vreemdeling in de gezonde wysbegeerte cn menfehen-kunde, in zonder, heid wel bekend met de gefchiedenisfen van de middel-eeuw, niet alleen van deze, maar ook van andere landen, al is hy Predikant, geene gelegenheid zoude hebben om gezonde begrippen van de Staatkunde te kunnen maaken, en daar over nuttige lesfen te geeven, Ik houde cenen Lccraar die van de Staatkunde, als een tak van wectenfchap, geheel gecne kennis heeft, voor cenen gebrekkigen Leer»  VOORBERIGT. vir Leeraar, die in de fchat van zyne geleerdheid eene aanmerkelyke fom mist, die hem noodig is, zal hy de Gefchiedenis van de Israëliërs en van andere volken, die daartoe betrekkinge hebben, zelv behandelen en niet genoodzaakt zyn by de Prediking van de Wet uit eens anderens oogen te zien, en zoo ftaat het met de Gefchiedenis der ftigtinge van de Christen Kerke. Waar voor zou men eenen Leeraar niet uitmaaken, welke de vrypostigheid nam , om te fchryven: ,, Geloof huig de groot, „als hyals Politiek en Staatsman fchry vt; maar „ niet als hy over Godgeleerde ftukkcn de pen „ voert; want daar weet hy niet van." Als het op myne ftem aankwam, om het vonnis over zulk eenen te fpreeken , ik verwees hem naar een dolhuis; waarlyk het edel vernuft h. de groot, (de natuur laat maar zeldzaam zulke Geesten zien,) is by alle wel oordeelende Politieken en Kerkelyken een zoo groot Godgeleerde als Staatsman, enby omkceringe: fchoon hy feilbaar, in beide die takken van weetenfehap zyne misflagen hebbc, en niet hooger in het Gemeenebest der letteren moge aangemerkt worden, dan andere Gcleer* 4 den,  vin VOORBERIGT. den, die men vrymoedig, als het maar zedig is, wederleggen mag. Men vyzele mon t e.s q_ u i e u zo hoog op, als men wille, wanneer hy een onftervelyk werk over den aart der Wetten in het hcht gebragt heeft, hy kryge een der eerfte piaatzen onder de Staatkundigen, en men houde dat Boek voor een onverbeterlyk fysthema der waare Staatkunde. — De Ridder d. michaelis van Göttingen, al is hy een Godgeleerde,zal naast hem gerangfchikt worden als een fchry ver, die de prins der fchryveren is over de Staatkunde van God door Mofe onder de Israëliërs geoerfend, wie kcnfe zyn Mcfaïsch Recht niet? Ik neem de vryheid myne Leezers te verzenden tot myne in het licht gegeeven BedeStonden, en Biddags- Redevoeringen, waar uit zy myne waare gevoelens omtrent de Regeering zulken kunnen ontdekken J zy komen hier op eenvouwfg neder: Ik geloov, volgens de aloude gefteldheid der Nederlanders dat de Souvereiniteit, en het oppergezag in den boezem der Natie gezocht moete worden, en dat dus elk Nederlander uit zynen aart een vry man zy, die zich  VOORBERIGT, ix gich niet als lafhartig het juk op den hals laat fchuiven. Monarchie is eene vyandin van de vryheid; laaten zy, die onder eene eenhoofdige Regeering geboren, en van hunne jeugd aan gewend zyn, om de ketens te draagen, tot lov van de eenhoofdige Regeering fchryven, en op eenen hoogen toon zingen: zy zal nooit eenen vrygeboorenen behaagen. Als de Nederlander voor zynen Geest roept, of in 's Lands Historiën de onderdrukkingen van zyne Voorvaders leest, zuchtende onder de lasten der dwingelandfche Graaven, wat wordt hem, dat bloed, waar mede zy dat al zoo fel drukkend juk, als dat van Pharao,door Gods zegen verbroken en afgefchud hebben, niet dierbaar, en het is nog zoo versch, als het voor ruim twee eeuwen was, om tegen alle overheerfchinge om wraak te roepen: en zonet al eens iemand mogte gelukken den vryen Nederlander zich onder het juk te doen krommen, de eerfte gelegenheid, de beste zal aangegreepen worden , om zich, al is het dan, ten koste van zyn bloed, wederom vry te vechten. Aristocratie is nog haatlyker voor eenen waarlyk vryen Nederlander, dan de monarchie; moet men ketens draagen • 5 laat  x VOORBERIG.T. laat het dan maar van éénen zyn, die nog goed kan zyn, want het ontbreekt der waereld aan geene voorbeelden van braave en deugdzaame Koningen, onder welker Vaderlyke Regeering de ketens niet drukten nog gevoeld wierden; maar nergens treft men eene Ariftocratifche Regeering aan,of er zyn er onder, die op eenen vryen Burger, op dien eigen vryen grond met dien dwingeland geboren, met verachting, als op een laag dier nederzien, en er op zyn best de denkbeelden van eenen flaav aan vast hechten, die het onderdrukken van de vrye Burgers aan hunne Kinders of Neeven, die, hoe zy ook zyn, vcrftandig of onverllandig, zagtaartig of wreed, zedig of losbandig, op het crvlyk kusfen geplaast moeten worden, overdraagcn; onder het juk van verfcheiden te moeten buigen, aan ketens te loopen, die van den eenen hier, van den anderen daar knellender gemaakt worden, is voor eenen vryen man geheel ondraaglyk. Dat ik eenvouwig geloove, dat eene Regeering by Reprefentatic, met eenen Stadhouder, voor het land de gefchikfte cn meest verkieslyke zy, is zeker, en, indien ik daar in dwaal,dat de Burgerlykc Vryheden, voor- rech-  VOORBERIGT. si rechten en Godsdienst door de Regeering onder haaren invloed moeten bewaard en gehandhaavd worden, dan dwaal ik in myne eenvouwighcid met zoo veel duizend Ingezetenen van Nederland; en ik ocffen maar myne Vryheid, die my als eenen Nederlander toekomt, welke aan iemand te betwisten, gelyk Haat met hem tot eenen verachtetyken flaav te maaken, die beter in Venetiën, dan in de van ouds, wegens Vryheid vermaarde Nederlanden woonde. Deze myne politieke belydenis worde niet aangemerkt als eene proev, dat ik my met politieke zaaken bemoeie, en iets doe , dat tegen de bevelen van de Overigheid en van het Synode aan zou loopen, en waar over zich de Kerk- Vifitatores jaarlyks in de Kenken - Vifkatie moeten informecren. Ik behoor onder die Predikanten, die in dat begrip ftaan, dat de kerkelyken van hetkusfen, en de politieken van den Predikftocl blyven, en zich met geene zaaken de recht of onrechtzinnigheid der lecre raakende , bemoeien, maar die aan de kerkelyken vry en onbelemmerd over laaten moeten, zynde vcrpligt de uitfpraaken derzelven te bekrachtigen, en te doen ftandgrypen. Word ik, benevens myne Ambts-  xir VOORBERIGT. Ambtsbroeders geroepen, om op Dank-Vast. en Biddagen , of in Bid-ftonden te fpreeken, ik houde my flipt aan de uitfchryvings Brieven, en volg dezelve in myne Redevoeringen, en Gebeden. Met dat alles ben ik Burger, Huisvader en Leermeester, die van myne Vryheid en verpligting in die betrekkingen gebruik maak, en myn licht volge, wagtende my wel degelyk om de hoogheden te lasteren, of hunne verrichtingen, al ftrooken zy met myne denkbeelden niet, te berispen en te blameeren. Ik ben bykans zes-en-twintig jaaren openbaar Kerkleeraar te Leerdam, en heb daar gewoond onder de Regeeringe van zyne Doorl. Hoogheid den Heere Prince van Orange en Nasfauw, die aldaar de Souverainiteit geoeffend heeft, cn ik weet voor my, dat hy aan my altyd eenen gehoorzaamen Burger en eenen voorbiddenden Leeraar gehad heeft, die het zyn eer zoo wel als zyne pligt rekende der Gemeente met een goed voorbeeld voor te gaan, en der Regeeringe allen verfchuldigdcn eerbied en hoogachtinge te bewyzen, fchoon ik in de Regeeringe, welke eene menschlyke Regeering is, feilen, gebreken en onvolkomenheden zag; ik redeneer  I 1 VOORBERIGT. xitt neer van myne eigen verrichtingen tot die van myne medemenfchen, ik doe myne pligten op ver na niet naar de reinigheid des Heiligdoms, behalven myne bekende gebreken, geloov ik, dat er nog veele onbekenden zyn, waarover ik dagelyks moet bidden met den koninglyken Harpenaar : Heere maak my myne overtreedingen bekend; reinig my van myne verlorgen afdwaalingen! Zedert er in Nederland eene partyfchap tusfchen de Natie ontdaan is, waarvan zich de eene party Prins - gezinden, de andere Patriotten, of Vaderlanders noemde, tot uitbarding van welke onëenigheid, deEngelfche Oorlog zoo veel toegebragt heeft, zins dien tyd, is dezelve met nadruk gedreeven en aangekweekt. Men kan niet lochenen, dat er aan wederzyde, van doldrivtigen en ongematigde menfchen, dingen gedaan zyn, die van de bezadigde deelneemers in eene van beide de partyen moeten afgekeurd worden ; dergelyke dingen krygen in zulke gelegenheden ongemeen veel en fmaaklyk voedzel, door de geenen, die by die gelegenheid de pen naar hunne begrippen en temperament voeren.— Zedert dien tyd heeft het gefchrivten, prenten, i  Xiv VOORBERIGT. ten, blaawboekjes en flegte pasquillen geregend: de leeslust van een groot aantal is van wezenlyke en nuttige zaaken, vooral die betrekking tot hunne geestlyke belangens hebben, afgetrokken. — Zede ■ Schryvers en Godgeleerden hebben bevonden, dat het best ware, hunne pogingen tot algemeen nut in hunnen vaart te fluiten , of hunne gefchrivten, welke geen Boekverkooper, met recht, uit vrees van verlies, wilde opleggen, tot gunfliger tyden te bewaaren. Wie weet, hoe veel geld die geenen verfnoept hebben, die alle die uitkomende ftukken gekoft hebben? — wie weet, hoe veel nuttige uuren men met het leezen van dezelve verfpild heeft? Die omftandigheden hebben aanleiding gegeeven tot verfcheiden gewigtige fchrivten, er zyn van beide kanten verftandige menfchen, die hunne zaak voorftaan en bepleiten; allen de Schryvers zyn niet even gemaatigd; beide partyen hebben verdedigers, die met kundigheid en oordeel te werk gaan: dan het is aan den anderen kant zeker, dat er van beide zyden gevonden worden, die eene party volgen, zonder dat zy in ftaat zyn om den rechten flaat des verfchils te bepaalen, of eene  VOORBERIGT. X\? 1 eene genoegzaame reden hebben tot verkiezing van de eene of de andere begrippen , welken tot deze of tot geene party behooren, en het is ongelukkig, dat men onder die de meeste doldrivtigen vindt, die als dommekrachten werken. 't Kon niet feilen , of men moest te Leerdam ook deelneemers in die onderfcheide partyen vinden, was het maar waarheid geweest dat men die gevoelens met bezadigdheid, en zonder daar door de zaamenleeving te verftooren, gedreeven en voorgeftaan hadde; maar juist het tegendeel is waarheid geweest. Leerdam dat als een domain onder de Souveraine Regeering van zyne Doorl. Hoogheid ftondt, daar wel de Placaaten van hun Ed. Gr. Mog. gezonden, maar zonder Publicatie of Executie nedergelegt werden, hadt aan'fchouwer van die oneenigheden kunnen zyn, elk hadt daar in zynen eigen fmaak kunnen volgen, zonder eenige vyandlykheid, en buiten af is het my in deze dagen al voorgeko. men, dat men het geluk van Leerdam roemde, alwaar men vryelyk konde adem haaien, in en uitgaan:kwam het ergens,ten voordee1e van de Stad, die het lievst Renteniers van andere plaatzen tót haare bewooners ont, vangt  xvt VOORBERIGT. vangt en daar door bloeiend in haaren kring wordt, te pas, het was by ons; maar de droevige ervaaring heeft geleerd, datamen juist daar zyne vyandfchap tegen anders denkenden zoo gevoelig geopenbaard hebbe, dat men toonde, het op het goed en bloed van die geenen te willen wreeken, welken anders dachten. Ik heb altyd geleezen, en geloovd, dat het een der hoofartikelen was in de PatriotfcheBelydenis,en tot de zedeleer daarvan behoorde , dat men wars van alle geweld en oproerigheid, met bedaardheid en ernst de herftellinge der gebreken van Öe flandgrypende Regeeringe bewerken, en redelyke poogingen te werk ftellen moest, om de Burgeryen hunne vryheden en voorrechten die verdonkerd waren, te bezorgen, en dezelven in het vervolg te verzekeren. Wierdt er hier of daar tegen dat beginzel aan gewerkt, de Vadcrlandiche Regenten hebben zulke flegte flappen afkeurd, en de fchuldigen bedwongen, en men ftelt overal zulke maatregels te werk, waar door de binnenlandfche rust bewaard blyven moge. Dan ik wenschte wel, dat ik dit ook konde zeggen van onze Gemeente, men heeft zyn  VOORBERIGT. xvri tyn gevoelen niet alleen voor zich niet gehouden, noch op eene overtuigende wyze by anderen ingang doen vinden, laatende aan den anderen zyne vryheid: maar men heeft hét door kwaadaartigheid, fchelden en lasteren, was het daar nog maar by gebleeven, want dat doet geen leed, zoeken door te dry ven, en dat in dien trap, dat 't een geweldig oproer en plundering ten gevolgen gehad hebbe. Kort én naar Waarheid zal ik de gebeurenisfen te Leerdam tekenen, en van het oproer en plundering eene naukeurige opgaaV doem Lang waren er verfcheide aahmerkelyke Ingezetenen te Leerdam, die naar de verbete* ring van het beduur in de Uitvoerende Macht hartlyk verlangden, en daar over, de een meer openlyk en met drivt, de andere meer byzonder, en bedaard fpraken,— tot dat eindelyk voor meer dan een jaar eenigen van de-» zeiven goed vonden, fchoon er anderen waren, die ook wel dachten, doch vooruit ziende, dat die onderneeming aan de verwagtin-< ge niet beandwoorden, maar de ontdoken gemoederen nog vuuriger maaken zoude, zich daar niet by voegden, eene burger • * 8 cm  xvm VOORBERIGT. sociëteit op te richten; men kreeg van de Ed. Achtb. Regeering Vryheid zulk een Uithangbord op de Breeftraat of de Markt, aan het huis, waarin de Boekverkooper tyd gaat woonde, te hangen. Uit die Sociëteit zyn advertentiën in verfcheide Couranten, met verzoek van Correspondent tie met andere zoortgelyke Sociëteiten, gekomen. Deze sociëteit was bndraagelyb voor de ieveraars van de Stad; men gav aanhoudende blyben van eene vergaande kwaadaartigheid, byzonder tegen die geenen, die leden van dezelve waren, fèhelden en vloeken, pasquillen — hadden geen gebrek; men bemerkte een fmeulend vuur, dat by den minllen wind ontvlammen en uitbarften konde; nu en dan floeg men een glas in datSocieteitshuis in, men befmeerde het bord, waar over aan de Achtb. Regeeringe wel waarfchuwingen gedaan wierden, maar vruchtloos, en zonder het oogmerk te bereiken, men vertoonde overal, dat men met boosaartigheid en geweld ieder aan zyne begrippen wilde doen onderdaanig zyn. Hun Ed, Gr. Mog. de Heeren Staaten van Holland cn West - Friesland vonden goed op hst einde van Oftober 1786. met Patent aan IfCT  V O O R B E R I G t. m Leerdam om Guarnizoen te houden, te Zenden de twee Compagniën Jaagers van den Heei re Ryngraave van sa lm, die ook binnen trokken, egter onder Protest van de Leefdamfche Regeeringj om dat zy hier toe niet gelast waren van zyn Doorh Höogh. ónzen Graave en Heere; — Dezen wierderi by dé Burgers gebiljetteerdi de Regeering deeldé daar in, en nam ieder eenen Man: de Predikanten wierden ook, fchoön die van de iriquartieringe, buiten den hoogden nood$ aftyd vry zyn, ieder met eenen Sergeant bezwaard.— In het begin ging het met dat Guarnizoen zeer wel, maar om dat dié JaagerS tot Holland en het Cordon behoorden j waé het niet naar den Zin van de Antipatriotten j men morde daar ovei'j men beklaagde zich Over het bezwaar, dat men hadt vari dat volk, waarin naderhand voorzien Wier'dtj wordende de Jaagers in twee huizen daar tóe gehuurd byeen geinquartiert, ten zy men verkoos zyrte manfchap te houden, 't welk vari verfcheiden gefchiedde,zelv van eenigert,die' Örange gezind waren: niemand kan lochenen, dat deze lieden leevendigheid cn voordeel aan de Stad toebragten. ' De Regeerihg" deedt ook allerhande vriendlykheid aan dë ** % Hee-  xx VOORBERIGT, Heeren Officieren tot genoegen en blydfchap van de hun welgezinden. — Maar by de drivtigften wierdt er op die menfchen, waaronder eene geftrenge krygstucht gehouden wierdt, gefcholden, en men zocht ze het verblyv onaangenaam te maaken: dan het einde is {legt geweest, gelyk het vervolg duidelyk verklaaren zal. In den tyd van de gevreesde Ruptuur met Keizer Jofephus, wanneer men zich in de Nederlanden wapende, en de Overheid daar zeer op aandrong, waren er eenige Burgers, die de Burgery, welke zedert het jaar 1767geheel in duigen geraakt was, poogden te herftellen op eenen voet, die niet alleen ter befcherminge van de Stad tegen aanvallen van buiten , maar ook tegen inwendige onlusten nuttig zyn konde. Zy prefenteerden tot dat einde aan hun Ed. Achtb. een Request, dat in den eerften opflag gelukkig fcheen te zullen uitvallen; dan de leden van de oude en ledig zynde Schuttery zaamen geroepen, deeden er zich zulke zwaarigheden op, dat dit goede werk by verfcheiden Regenten begeerd, agter wegen bleev.Maar terwyl van tyd tot tyd het ongenoegen tegen de Patriotten en de Jaagers aangroeide,en er waarfchynlykeenige aan-  VOORBERIGT. xxi aariblaazingen plaats hadden, kwamen in eens op zekeren Politie-dag eenige weinige Burgers voor de Regeering, en verzochten, dat de Burgery herfteld mogte worden. Hier op kwam terftond Fiat; men liet de Schuttery zaamen komen, alles raakte klaar, men hadt binnen korten tyd geweeren, men kreeg Patroontasfen, — en het exerceeren begon. Tot deze Schuttery nam men allerhande Inwooners aan, zelv zeer jong, zonder op zulken te zien, die door eigen bezittingen als andere verbindtenisfen, byzonder belang by den welvaart, verdediging en ruste der Stad hadden. — Men breidde den Burger-Krygsraad, die te vooren alleen beftondt uit den Collonel, zynde de Heer Drosfaart, den Kapitein, die de Praefident Burgemeester, den Lieutenant die de twedeBurgemeester waren, en den Vendrig uit de Burgery, eerst zoo ver uit, dat men de Sergeanten , daar na de Corporaals er ook by toeliet, en die boven het oud getal vermeerderde. De Burgery leerde ieverig en vlytig exerceeren, en maakte, zeer goede voorderingen, maar die Baazen, die zoo vinnig tegen de Patriotten en Jaagers waren , kreegen nu ** 3 moed  ski! VOORBERIGT. moed en wapenen, men hoorde nu en dan wel eens, dat men ze de Stad uitdryven zonde. Men verhaastte het Exercitie-werk erj zocht zoo ver te komen, dat men op den gften Maart, den Verjaar-dag van zyne Hoogheid zoude trekken, gelyk in den voorgaanden tyd in gebruik was, en des avonds een tr.aéïement hebben naar oude gewoonte. ïVii en dan vielen er, vooral des Zondags wel eenige kleinigheden voor, tusfchen dezen of geenen der Jaagers en van de ftoutfte Jongelingen: men zong, dat het klonk, Orangc-liedjes, men droeg tekenen, men raasde pp de Patriotten, 't waren keezen, weegluizen , het ftonk er naa en dergelyken. — Middelerwyl naderde die dag der vrolykheid, daar men zedert zoo lang op gerekend hadt. Er kwam te voorfchyn eene Publicatie van den Domain-Raad van zyne Doorl. Hoogheid, waarby wel ieder tot ftilte en bedaardheid wierdt aangemaand, en verbooden ie. mand,om zyne begrippen te ontrusten; maar te gelyk vrygelaaten, op dien dag vreugde te bedryven op allerhande geoorloofde wyze. Welke Publicatie de Attentie van hun Ed. Gr. Mog. niet ontvlugt is, welken den Druk|:er scheltus verboden dezelve uit te gee- Yen,  VOORBERIGT. xxrrï ven, daar zy airede verfpreid was, het welk aanleiding gegeeven heeft, dat de Heeren Staaten van Holland, Heeren Gecommitteerde Raaden hebben laaten onderzoeken , en aan hun Ed. Gr. Mog. berigten, in hoe ver hun Ed, Gr. Mog. recht op Leerdam hebben , zynde geduurende dien tyd geene Publicatien van Holland te Leerdam gekomen, op dat zy niet meer zouden ongepubliceerd neder gelegd worden. Des avonds voor dien plegtigen dag, wanneer men alle toebereidzels maakte, om dien te vieren, en, gelyk het van de drivtigften wierdt uitgedrukt, te roeren,maakte de toen Commandeerende Officier van de Jaagers bekend, dat hy verfcheiden dingen, inzonderheid het optrekken der Burgery op die wyze, als men voorneemens was, niet zou kunnen gedoogen. — Deze tyding maakte eene opfchudding en beweeging; terftond vaardigde men den Heere Burgemeester c. f. a.knyff, met den Schepen e. de man af, naar Nymegen, om met zyne Doorl. Hoogh. hier over te fpreeken. Ondertusfchen wierdt er by de Jaagers een Expresfe naar Woerden gezonden, en er kwam des morgens van den 8ften Maart eene tyding, waar op alles geregeld en ge** 4 fchikt  SXiv VOORBERIGT. fchikt wierdt, maar ver van daar, dat het voldoen zoude aan de verwagtinge der geenen , die zich zoo veel goeds van dien dag en nacht voorgefteld hadden. De Vlag woei van den Toren, en uit fpmmige Huizen; meest alle de Ingezetenen 5 uitgenomen die anders dachten, waren met Qrange tekenen vercierd. De klokken wierden geluid drie maaien op dien dag, één uur lang, er wierdt genadig gefchooten uit Kanonnetjes en Geweercn, in de Kerkftraat. -— 's Nademiddags was er eene plegtige optogt Van de Schuttery; die kwam tegen drie uuren by een, zeer netjes , meest al in het blaauw, met wit ondergoed; zy vergaderde voor het Huis van den Heere Drosfaart c. boey, er was eene menigte ook van buiten zaamen gevloeid om dien optogt te zien. Voor dat Huis vergaderd en gefchaard zynde, verfcheen de Heer Drosfaart, met een nieuw en fraai Vaendel in de hand voor het front, deedt eene fraaye aanfpraak, en gav aan de Schuttery dit Vaendel prefent, uit naam van zyne Doorl. Hoogheid, den Graave van Leer-, dam, onder die voorwaarde, dat men zich Ril en bedaard gedraagcn zoude. Pit Vacn».  VOORBERIGT. xxv del aan den jongen Hcere knyff, Schout van Acquoy en Heimraad van het Recht van ter Leden,als Vaendrig overgegeeven zynde, fneedt de onlangs aangekomen Schoolmeester jacob verhulst een vaers op, bedankende uit naam van de Burgery zyne Hoogh. en wekkende ieder tot zynen pligt op, welk Gedicht daarna in den Nasfaufchen en Pruififchcn Courier, die te Rotterdam by Bal uitgegeeven wordt, geplaatst is. De Optogt gcfchiedde flaatelyk door de geheele Stad, alleen was er de Markt, waarop de Hoofdvvagt der Jaagers by het Stadhuis gehouden wierdt, van uitgezonderd. De Schuttery wierdt naar gewoonte dien dag op Bier getraceerd, en kon zich vrolyk maaken. Des avonds omtrent halv zes uuren blies de Hoorn van de Jaagers Alarm; binnen weinig oogenblikken waren de Compagnien op hunne loopplaatzen by een, terwyl de wagten des morgens reeds verdubbeld waren, die Compagnien wierden ieder op eene byzondere plaats by een gehouden in de wapenen, om het drinken van dezelve te beletten , en alles, wat tot rulle aanleiding geeven kon, voor te komen. Alle de Huizen waren geïllumineerd, uit** 5 ge-  sxvr VOORBERIGT. gezonderd eenige weinigen, die dat nalieten ; er wierdt gepatrouljeerd door de Jaagers, en ook pasten de Officiers en Onderofficiers deiBurgers op, waardoor het op dien dag, tegen welken veelen bekommerd waren, wel afliep. Des avonds kwamen de Afgevaardigde Heeren van Nymegen, terug, men zeide, dat zyne Hoogh. ftilte aangeraaden hadde, dat alles wel te recht komen zoude. Maar dit geval heeft den wrok en de boosheid zoodaanig aangezet, dat er na dien tyd door de Schuttery geen geweer meer behandeldt wierde,zoo lang er de Jaagers in lagen; men openbaarde egter niet minder zyne voorncemens, als er gelegenheid toe gegeeven zou worden. Paafchen fcheen het te zullen openbaaren, want in dat Huis, daar nu de groote sociëteit gehouden wordt, vielen woorden voor, tusfchen eenige Leerdamfche Jongens en Jaagers, maar zonder een merklykgevolg. Des anderen daags was er te Schoonrewoerdland verpagting van h. de bie Oud-Schepen; in de Herberg, daar dit gefchiedde, by a. van den berg waren eenige Jaagers, en ook eenige Leerdammers, tusfchen dezen viel iets voor, dat aanleiding gav tot het vech-  VOORBERIGT. xxvix vechten van de Jaagers, de Leerdammers vlugtten, de Jaagers raakten by c. van den pRG, daar het wederom fchuuw toeging, de Glazen wierden ingeflaagen, en veel geruïneerd. — De SchoonreWoerders raakten ,op de been, en wapenden zich op zyn boers met knuppels. — Verfcheiden Jaagers wierden gekwetst; ook dit geval liep beter af, dan men hadt kunnen hopen. De Regeering van Leerdam nam van dat voorval Informatien in, en lieten in den Rotterdamfche Courant eene breed berigt van dat voorval plaatzen, waaruit bleek, dat de Jaagers de aanlegr gers van dien twist geweest waren. — De Officiers van de Jaagers namen daar tegen Informatien in , en de Commandant der Jaagers gav eene Advertentie in den Haarlemfche Courant, waarin hy verklaart onder zynen Kaam, dat berigt te zullen wederleggen, gelyk in den Post van den Neder -Rhyn geadverteerd is, dat die zaak onder de Bylagen eerlang uitgcgeeven zal worden, waarin be^ weerd wordt, dat de Leerdammers de Jaagers gcfard en aan den gang geholpen hebben. Wat hier van zyn moge, het ongenoegen vermeerderde, en de Leerdammers, die daar in betrokken, of gckwest geraakt waren, na- mea  Sttaair.V OORBERIGT. men voor zich te wreeken, en zouden de eerfte gelegenheid daar toe waarneemen. De Jaagers raakten in het begin van Bloeimaand, wanneer die aanmerkelyke Actie aan de Vaart voorviel, met het Regiment van den Graav van Efferen en een detachement van Utrechtfche Burgers en Auxiliairen, van ons weg, en vertrokken naar het Hollands her. m e l e n. Wy bleeven eenige dagen zonder bezetting, maar kreegen twee Compagnien van saxen g o t h a, die van Ameiden en Meerkerk kwamen, dezen trokken binnen, en zouden voor hun eigen Logementen zorgen, maar dat volk viel zoo in den fmaak der Leerdammers, dat zy zelv de moeite deeden, om ze te inquartieren. — Toen begon men wederom met nieuwen moed te exerceeren. -— Maar dit vermaak duurde niet lang, want na eenige dagen moeiten zy naar Vianen marcheeren, zy wierden zeer betreurd, men wilde ze niet laaten vertrekken, voör dat de Commandeerende Officier toonde, dat het hem ernst ware om te willen vertrekken, dit is zeker, dat de drivt der Leerdammers daar door aangezet is geworden; alles was vol vuur tegen de gemeende Vaderlanders, men hoor-  VOORBERIGT. xxrx hoorde verfcheide bedreigingen , verwenfchingen, en ongelukkige vervloekingen, die men niet hoopte, dat uitkomen zouden. Het fchandelyk overloopen van de Militairen uit het Cordon, heeft by ons flegto zaaken voortgebragt, want eens kwam er een troup van omtrent twaalv Granadiers met eenen Tambour, welke met flaande trom binnen kwam, om zyn verblyv binnen de Stad te houden, maar onze Heer Drosfaart was voor de rust der Stad te zorgvuldig, en voorzigtig, hy was oorzaak, dat wy, tegen het genoegen van de drivtigen Prinsgezinden, van die gasten bevryd wierden. Er kwamen meer dan honderd Mannen van de weggelopene Manfchap van Oude water voor den Hoog-poort, welken in de Stad wilden komen, maar de Regeering oordeelde met recht, dat men ze buiten de poort houden moest; de Burgery kwam, volgens het getuigenis der Regeering buiten order, doch volgens eenige Burgers op order, in het geweer: men wilde de poort openen, en dat volk daar in laaten: maar de Regeering heeft het geweerdt, en nadat aan dat volk eenige ververfching gegeeven was, is het vertrokken. Wy hebben alle reden om onze Regenten voor  XXX V O O R B E R ï G f. Voor die ftandvastigheid te bedanken, wart* des avonds, kwamen er Hufaaren, welked agter zich hadden een detachement Militairen met Canon, om dezelve te vervolgen; welk een bloed-bad zou dit niet onder dé krygers en burgers hebben kunnen veroorzaaken? God zy er voor gedankt, die onze Regeeringe gefterkt heeft. Over dat geval liet de Magiftraat eene Publicatie afleezen, waar in zy onder eene zwaare ftraffe verbood het by een komen der Schuttery, buiten de orders Van den Collonel; dit wierdt van den Raad der Domaineri goed gekeurd, by eene Publicatie; maar van eenigen der Burgery zoo euvel opgenomen t dat men zich by de Pra&izyns vervoegde tf begeereiide, dat die Publicatie ingetrokken wierde, en zy niet als ongehoorzaamen aartgemerkt wierden j dan tot hiertoe is er vari die zaak niets meer geworden. Op den 27<«n Van Juny kwam er tyding,! dat er verfcheiden paarden te Asperen op den Volgenden dag moeiten zyn, er kwam een Groot Perzoonaadje over, maar men wist niet, wie het zyn zoude; ieder maakte daar over zyne gisfingen, en die raakten Verfpreidt, by den eenen waren het Afgezanten vari  VOORBERIGT. xxxr van den Koning van Pruisfen, om de verfchillen te vereffenen, by den anderen groote Gelderfche Edellieden, die naar 's Hage moesten; by eenen derden de overledene Princes Van Weilburg om te Delft begraven te worden. — In die onzeekerheid wagtten wy die aankomst af, welke op den 28ften Juny gefchiedde, omtrent elv uuren. — Er kwam een gerucht, dat het de Princes vanOrange ware, alles was in beweeging, en er was veel gefchreeuw. —Noch myn Ambtgenoot,noch ik konden er aan geloven, ook kreegen wy van geenen kant eenigen wenk, dat het HaareK.H. onze Graavin ware. — Des middags na eene korte vertoeving aan het Huis van den Heere Drosfaart, vertrok H. K. H. naar Schoonhoven. — Na haar vertrek vernaamen wy met zekerheid, dat het onze Vorftin geweest ware. — Onze Nabuur, de Predikant van Acquoy h. boon hadt zekerlyk, wegens die aankomst, beter Correspondentie dan wy, deze kwam met zyn talryk huisgezin geloopen, en hadt het genoegen om haare K. H. te begroeten. — Gemakkelyk kan ieder begrypen welke lovfpraaken de Leerdamfche Predikanten kreegen: zy waren Buffels, onbeleevden, flegten — en wat dergelyke eertitels meef zyn?  xxxn VOORBERIGT. zyn: Wy getroostten ons dit alles, als onzer onfchuld zeer bewust: wy konden dit gemaklyk draagen. Op dien dag had H. Hoogh. die onaange* naarae ontmoeting tusfchen Schoonhoven en Haastrecht. — Wy kreegen hier van tyding en er kwam een gerucht, dat de Vorftin weder kwame. — Vrydags verwagtte men dezelve, dan haare aankomst wierdt verfchooven tot des Zaturdags morgens, wanneer onze DoorL Graavin binnen reed. — H. Hooght hadt laaten verzoeken, dat er geen geroep Doch gefchreeuw plaats mogt hebben, maar dat ieder zich ftil hielde : ik moet zeggen, dit wierdt gehoorzaamd. De Predikanten van Leerdam met den Emeritus Predikant van Schoonrewoerd Ds. joh. van oudheusd e n gingen terftond heenen om die Vorftin te begroeten; onder het toeroepen van Kees , Kees, kwamen wy aan het Huis, en gehoor verzocht hebbende , kreegen wy vriendlyk berigt, dat H. K. H. bezig ware eenen Briev aan haaren Doorl. Gemaal te fchry ven, verzoekende , dat wy over een uur wilden wederkomen. — Wy vertrokken van daar naar myne wooninge, en vertoevden aldaar dien tyd, dan middelerwyl wierdt ons berigt, dat men  VOORBERIGT. xxxiit men onder het Gemeen riep: „Dat is recht, de „ Princes wil ze nu ook niet fpreeken, dat „ hebben zy er nu voor." Na dat ons uitftel voorby was, trokken wy wederom naar het Huis van den Heere Drosfaart, en na eene poos toevens kwam Haare Koningl. Hoogh. in de Kamer, daar ook te gelyk waren eenige Dames en verfcheiden Heeren zoo van het gevolg van Haare Hoogh. als van de Regeeringe der Stad en anderen. — Ik begon myne Aanfpraak aan PL H. met eene betuiginge: „ Dat niet gebrek aanachtinge voor „ haare Doorl. Perzoon — maar een menge„ ling van wyffelachtige berigten ons hadt „ terug gehouden om H. Hoogh. op den „ voorigen Donderdag te begroeten, dat wy „ ons nu van haare komfte vergewist, ter„ Hond daar lieten vinden." — Naar gele* genheid van tyd fchikte zich myne Aanfpraak, ik ftortte welgemeende zegewenfchen over onzen Doorl. Graave, Graavinne en de Vorftelykc Telgen uit, en bad al wenfchende, dat Nederland in het Orange huis voorftanders van de Vryheid, voorrechten, en Godsdienst vinden en beminnen mogte.—*• Haare Koningl. Hoogh. bedankte zeer vriendlyk, en betuigde, dat haar wensch ook ten * * • goe-  xxxrv VOORBERIGT. goede van Nederland en de Kerke ware. — Ik vernam, dat Haare Hoogh. over onze begroeting zeer voldaan ware ; maar anderen riepen, dat zy de Dominees afgezet of eene fehoone corre&ie gegeeven hadt; uit dit verhaal kunt gy bemerken, welk flag van menfchen eigenlyk zoo verftanding redeneert. Na het vertrek van onze Graavin, hoorde men niet anders, als van wraak over de Patriotten, „ de Keezen moesten er aan, de „ tyd was haast daar, zeide men, dat men zyne „ handen in het bloed der Patriotten was„ fchen zoude". Men zong, men liep met Orange, men troupte by een, en was wonder in zynen fchik met Gelderland, ieder tyding, die men kreeg van plunderinge uit Thiel, Bommel, Geldermalfum, Tricht, dillenburg of van elders, deedt het gevaar by ons naderen. Ik zal het openlyk belyden, dat ik nooit gedacht hebbe, dat in Leerdam zulke menfchen huisvestten, die, al riepen zy er van, tot zulk eene euveldaad komen zouden; myne bekommering was, dat de algemeene roep de waarheid zoude worden, dat er eene menigte Boeren uit Gelderland gewapend komen, en te Leerdam plunderen zouden. By  VOORBERIGT. xxxv By de uitkomst bleek het tegendeel: niemand kan anders denken, of dit oproer is een geprEemediteerd ftuk; want wie kan denken, dat alle die byzonderheden gevallig zaamen liepen, dat die mcnfchen op eenen tyd tot dezelve eindens zouden zaamen komen. — Men hoorde Heilig des Vrydags den ó^a Ju. ly, dat er op dien dag wat gebeuren zouden er was eene geduurige beweeging, onder de Jongens was eene meer dan gewoone drukte: des namiddags wierdt het zaamen troupen gemeener, men zeide: „ de zoogenaamde Bur„ ger-Sociëteit moest weg". Er waren fïeeren, die eenige Burgers,niet van den gemeenen hoop, maar braave en welgezetene Burgers lieten beleezen, om eene zoort van Request te tekenen, hetwelk behelsde een Verzoek, om de Burger-Sociëteit te vernietigen, de Vlag op den toren te zetten , en Orange te laaten draagen. De Magiflraat vergaderde, en vondt om rust en vrede wilen goed, om gaarn in die verzoeken te bewilligen, alleen hadden verfcheide Leden liever gezien, dat het effect van dat verzoek tot 's anderen daags uitgefteld geworden ware; maar men drong de Executie terflond door. *** 2 De  xxxvi VOORBERIGT. De Jongens, doorgaans de kwartiermaakers van het oproer, liepen om geld voor ons Prinsje, en voor Orange-Bitter, zoo noemden zy 't, 't welk hun door de menfchen, die allen bevreesd waren, gegeeven wierdt, zy dronken ook daadlyk Orange-Bitter, en lieten ieder mede drinken. — Het grooter Complot kreeg ook eene goede gelegenheid om zich tot het bepaalde werk voor te bereiden ; want by den Pachter van den Impost op de fterke dranken, kreegen zy overvloedig van allerhande zoort, en daar door hoopte men zich vry te maaken. — By den Wynkooper l. gerdessen wierdt wyn als water getapt; in een Berigt van den iften Augufhis in den Zuidhollandfche Courant vindt men van twee ankers wyn, doch dit is te weinig, die Heer zou wel willen, dat het zoo ware geweest, maar men kan by de twee nog al eenige ankers voegen, eer men het rechte getal hebben zal. Zoo dra ik dit vernam, begon ik ontwyfFelbaar aan ellendige gevolgen en ernftige gebeurenisfen te denken, of kon wel iemand anders doen», wanneer menfchen, die door boosaartigheid zedert langen tyd aangezet zyn, door fterken drank en wyn verhittet wor>  VOORBERIGT. xxxvn worden, welke gevolgen moet dat hebben? geene andere als ellendige, en by zulk eene gelegenheid raakte alles los; dronkenfchap, de flegtfte der Helfche Raazernyen, doet alles onderneemen, verandert de fchaapen in wolven , menfchen in (tieren, verfcheurende tygers en leeuwen, maar die benaamingen zyn te goed, want die dieren zullen daar toe niet komen, als genooddrongen door honger, zy maakt menfchen, duivels, en verpest dezelve zoo, dat zy met dolligheid en blindheid voordrennen, en alles, wat hun in den weg ontmoet, medefleepen. Zoo haast was het by de Regeering niet klaar, om aan de Burgery het befluit bekend te maaken, of het Klokje klepte, er wierdt afgeleezen dat het voorgemelde verzoek toegeftaan ware, en de Ed. Achtb. Regeering vondt goed, om hier by nog afteleezen eene Refolutie van zyne Doorl. Hoogh. tegen alle oproeren en oproerige beweegingen, die wel daags te voren reeds was afgeleezen, maar onder het geraas van het volk, dat die lesfen niet gaarne hoorde, niet verftaan ware. — Men zag eerlang het Bord van het Societeitshuis weghaalen, de meesten waren reeds met Orange vercierd, en men haastte zich *** 3 om  xxxvin VOORBERIGT. om de Vlag op den Toren te brengen, dan was men met Gelderland, en Cuilenburg gelyk, en nu zou men beginnen de rust op dergelyke wyze als aldaar te herftellen. 't Gezigt van de Vlag was het fein en het oproer teken : want naulyks woei de vlag, pf men zag die groote Vergadering voordtrekken , naar het huis van den Heere fak, daar zy geld vroegen.— Deze Heer ontfteld, en hopende, dat hy door eene ruime givt zyn kostlyk gebouw, het fraaifte van de Stad, gemaklyk voor befchadiging en plundering bewaaren zoude; hy gav ze tien Zeeuwfche Ryksdaalers, waarlyk geen geringe zom. — Doch nauwlyks was dat geld uit zyne hand in die van de Oproerigen overgegaan , of zy openden reeds het tooneel, met de kostlyke glazen van dat huis in te fmyten. — Naast dit groot huis is een kleiner ook van dien Heer, bewoond door den Heere coignf! en zyne Huisvrouw, die van Middelburg daar zyn komen woonen, om van hunne renten te leeven. — Daar wilde men geld hebben , hy was gereed het te geeven, men drong in zyn huis, rukte en plukte hem, hy wierdt in levensgevaar gebragt, zyn oude vrouw raakte buiten de deur, cn lag op den floep, daar  VOORBERIGT. xxxix daar men ze ftiet en fchopte, van binnen is alles kort en klein geflaagen , van buiten moesten er de glazen ook aan. — Men kan zeggen: hadt de Heer by dien Man en Vrouwe niet geweest, zy zouden omgekomen zyn. De Collonel liet Alarm flaan, de Burgery vergaderde allengskens , en men posteerde hier en daar eenige manfchap, om wagt te houden, en het geweld af te keeren: maar, hoe fmert het my, dat ik moet zeggen, dat eenigen onder die geenen, welke ter befeherminge gefield waren, of dit werk goedkeurden , met al ftampende met den Snaphaan te zeggen: „ zoo moet het gaan." — Of zelv de wapens, die ter afweeringe dienden, gebruikten, om de glazen in te flaan. 't Zy, hoe het wil, het oproer ging zynen gang, en liep hollend voord, zonder dat eenige afraading van de Regeering of van anderen iets konden te wege brengen, niets wierdt nagelaaten, en eene verwoesting aangerecht , wier weergade, naar gelang van ons Stadje, nog niet te vinden is. In het voorgemelde Berigt van den Zuidhollandfchen Courant van den i^n Augustus is de lyst der benadeelde en geplunderde *»* 4 Hui»  XL VOORBERIGT. Huizen vry naauwkeurig naar de ftraaten opgegeeven. Ik zal hetzelve volgen: In de Rerkftraat, behalven de twee voornoemde huizen, dat van den Heere h. de b te, Oud Schepen, daar niet alleen de voor- maar ook de zyde glazen op het kerkhov ingeflaagen zyn. t Hu.s van p. drooglever , daar ook geruit drooglever de Zoon, in levensgevaar raakte, doch nog gered wierdt. h. drooglever de Dordfche Schipper, daar de kostlyke Winkel gevaar liep; men begon al een en ander goed uit te werpen, maar het wierdt door de Heeren wederom binnen in het huis geworpen. - * Huis van z. de klb-th Schoonzoon van P. Drooglever te Waahvyk woonende; maar daar bleev het by eenige glazen, h. de ma* Timmerman; gesell Paruikemaaker; ds bartz daar niet alleen de g]azen en raamen verbry.' zeld zyn, maar daar zy ook in de kleine Zydkamer het Porcelein verbroken en andere dingen vernield hebben;zyn Broeder de Schepen bartz; adr. de vlieg; een weinig by den Slagter goudriaax, men fchreev naderhand by abuis; c. van voorthui. zeïv en pieter va» voorthciux, dasr niet alleen voor maar o.p zyde alles is aan  VOORBERIGT. pu aan ftukken geflagen, zonder dat zy nogthans in hak geweest zyn , waartoe moeite genoeg is gedaan; Kapitein gun; B. en G. Tukker Looiers; in de Hoogilraat by den Secretaris a. MusqtETTiER, daar men eenigen tyd te vooren reeds eenige glazen by nacht hadtin geflagen; de Jufvrouwen van dyk; johassa goes; sluiteRs;Schepen graafland; Procureur lotzy; een weinig by den Chirurgyn van der hart; ds. vas oudheusden Emeritus Predikant van Schoonrewoerd;fr. de man Timmerman; ger. johan. boon; ftraks zal ik myne ruïne opgeeven , en die van g. drooglever er by voegen. Gaat met my de Breedeflxaat of den Markt langs, en gy zult zien, dat de boosaartigheid zelv het huis van de braave en miïdaadige Jufvrouw boon onlangs te Gorinchem overleden, niet gefnaard hebbe; van geen land Koopman in Yzer, Glazemaaker en Verwcr; het s ocieteits huis, toebehoorende aan raynen zieken Leerling j. c. van metz een Wees, dat door den Boekverkooper tyd. gaat bewoond wierdt, daar nog eenige glazen verbroken wierden, beha!ven de voorgaan den. Gaan wy rechtuit naa de Fontein**» 5 uraat,  xlti VOORBERIGT. ftraat, daar zyn mishandeld de huizen van g„ boon den Procureur; van tuerenhout Grutters, met de Gruttery. ■— Stappen wy in de Nieuwflraat, daar vinden wy het agterhuis van Schepen de bie; joh. middelkoop, dat zeer gehavend is; het Huis van r. drooglever daar de Wed. metje de bie in gewoond heeft; den Heere gaiuzzi;en jacobus yzerman den Smit. Nu is de Vlietskant nog overig, daar is benadeeld het Huis van p. vervoren;ant. ver voren Timmerlieden; ant. steenbergen Schoenmaaker, en een Huisje van g. van voorthuyzen. Nu zal ik myne geëerde Leezers myne eigen Gefchiedenis tekenen: zodra ik de beginzels van het oproer bemerkte, ben ik naar buiten gegaan , op mynen floep met myne Huisgenooten by my: daar heb ik het inflaan der Glazen by myne Buuren, inzonderheid de verwoesting vim het Huis van g. droogle ver gezien en gehoord: op dat Huis wierdt met eene onbefchryvelyke woede aangevallen; binnen weipig tyd waren alle de glazen en de raamen verbroken, de blinden konden het geweld niet wederflaan, die ontmenschte plunderaars raak-  VOORBERIGT. xlhï «takten er binnen, toen wierdt de Tabakswinkel geplunderd, de Pypen, Vaten, en alles over de ftraat geworpen, of daar mede wierden de glazen by d*. oudheusden en pe man ingeworpen, alles verdorven , 't Cabinet, Lade-tafel, een Bed en Kusfens, alle de Kleederen, met één woord, weinig wierdt overgelaaten, dat men niet fcheuren kon, fneedt men met de Schaar aan ftukken; men vernielde niet alles, maar uit het geen overgebleeven is, blykt duidelyk, dat men er zeer geftolen hebbe : ik kan niet nalaaten eene zeldzaamheid mede te deelen: hy bezat lye rechts, over het Notarisfchap , 2 deelen , die in eenen Engclfchen Band netjes en nog als nieuw waren; het tweede deel is by Ds. Oudheusden door de glazen geworpen, en in het geheel niet benadeeld, door denzelven gevonden, en gaav van binnen en van buiten aan my vertoond. Onder dit alles blecv ik met aandoeninge vervuld op myne bank zitten, myn huis bleev nog gefpaard, alleen hadt de knecht van pieter yserman den Smit, de ftoutheid gchadt, om in myne tegenwoordigheid eenige glazen in myne keukenkamer in te flaan, ik bleev daar tot omtrent halv drie uuren in den morgenflond; maa,r-  xtiv VOORBERIGT. maar toen fcheen de boosheid ook by my haare rol te willen fpeelen; in myne tegenwoordigheid fchynen zy het niet te hebben durven, althans niet te hebben willen waagen: ik moest van de ftraat, men begon my in het gezigt van de Burger-wagt met fteenen te werpen, waar van een en andere raakte, dit deedtmy befluiten, om liever myne glazen ten prooi te laaten, dan voor myn Huis, zo al niet gedood, ten weinigften gekwetst te worden: ik ging met de mynen in huis, naauwlyks was myn poortje geflooten, of het gold myne glazen ; men rammeide op dezelve zoo lang tot er niets geheels aan was, de blinden wierden gebroken, het huis raakten open door de glazen. — Zy trokken er in, al myn Porcelein wierdt vermorzeld, een fchoone groote Spiegel, een oud Familieftuk van myne vrouw, wierdt met baldaadigheid verbroken, Stoelen geruïneerd, eene Tafel aan brokken, waarvan ik naderhand nog eene poot vond in de goot van Schepen de bie waarmede men het overfchot zyner glazen vernielde, een andere was by Jufvrouw van DYK g^aakt. In myne Zyd.Keukenkamer hielden zy flegc huis, verbraken alles, trapten myn Tin en Koper onder de voeten; wier-  VOORBERIGT. xlt wierpen het Weg of ftalen hetj het Tafelgoed dat er was, verfcheurden of roovden zy, de mand waarin het verftelgoed van de Naaifter was, hadt het zelve lot; niets bleev ongefchonden. — Ik was in myne Eetkamer gebleeven, maar door de omftandigheden van myne Huisvrouw, die aan toevallen onderheevig is, wierd ik genoodzaakt een weinig tyds by mynen Buurman in te gaan, en te verblyven; wanneer ik weder kwam, vond ik alles zoo gefchapen, en hoe zeer geruïneerd, vond ik nog reden van dankzegginge, dat die Plunderaars op myne Studeerkamer niet geweest waren,en myne Boekery, myne grootfte fchat, niet benadeeld hadden. — Ik zou der waarheid te kort doen, als ik myne mishandeling aan dien troep van Oproerigen, die het by anderen, gedaan hadden, wilde wyten:neen! by my is het,behalven door dien te vooren gemelden Smits knecht, eenen Roomfchen Kaerel, meest door Wy ven, en Jongens, zulken, die uit de armen kas onderhouden worden, gefchiedt. Onder dien opgeruiden hoop van Leerdammers, die dit flegte ftuk werks gedaan hebben waren ook Boeren en Buitenlieden, en men telt er eenen onder,die reeds te voo- ren  XLvi VOORBERIGT. ren om zyne oproerigheid in hechtenis ge^ zeeten heeft. Zoo vér ging de woede, dat, nadat het overal fcheen bedaard te zyn, er nog een geweezen Ruiter, niet Floor Middelkoop, gelyk in den Zuidhollandfche Courant gcleezen wordt, maar Floor van Hemeit aan het huis van den Heere Fak, de glazen inwierp, welke in de'gevangenis gebragt, maar des nademiddags op verzoek van eenigen ontflagen is gewórden. Vraagt gy my, wat wierdt er tot ftuiting van die woede gedaan V ik moet zeggen, dat door de voornaamfte Regenten op allerly wyze aangehouden zy om tog aftelaaten. Ik kan zeggen, dat ik den Heere Drosfaart boey cn ook den Rentmeester x>. bierman, by my voor de deur met bidden en ernftigc Vermaaningen hebbe hooren poogen, om het voordgaan met plunderen te beletten, maar te vergeevsch; zy kreegen nog brutaal befcheid, cn liepen gevaar door de lteenen, die onbezuisd geworpen wierden , gekwest te worden. Ik dank den Heere, dat hy my een fterk en hecht zennwgèftel gegeeven hebbe, waar door ik voor die fterke en heftige aandoeningen, die ik in anderen opmerk, bewaard ben, en met bedaardheid over de voorkomende zaa-  VOORBERIGT. xlviï zaaken redeneeren kan. Ik heb alles met gevoeligheid, maar bedaard afgewagt, en het heeft my in myn lichaam en ziele zoo niet gekrenkt, dat ik buiten ftaat geraakt zy, de mynen en myne belangens met die van myne medemenfchen aan den Heere op te dragen , en over te geeven. Ik moet als Leeraar, als Burger en mensch wenfchen, dat de ftraf de misdaad volge, en zy daar door belet worden, om zulke flegte wegen voorder inteflaan, om aan anderen een voorbeeld ter affchrikkingen te geeven; maar ik haat de Perzoonen niet, verwenfchingen noch vervloekingen zyn by my niet opgekomen, ik bezie ze met medelyden, dat zy zich aan den Zatan vcrkoft hebben om zulk een kwaad te doen, dat ze doet vlugten, en in gevaar brengt, om fchandvlekken niet alleen voor de hunnen nu, maar ook voor hunne nakomelingen te zyn. ,, ö God (was menigmaal myne bede, en zy is het nog) „ breng die afgedwaalden „ te recht! verheerlykt de genade nog in zul„ ken te veranderen en te zaligen!" Keeren wy tot onze taak weder; des Zaturdags vielen er nog verfcheiden merkwaardige zaaken voor. — Verfcheiden van die oproerige Plunderaars gingen by den Heere coig-  Sst-vni VOORbERIGTi coigne, en lieten zich door hem tracteeren, die dat met gewilligheid deedt. — Zy haalden by p. drooglever, op wiens Wynpakhuis in dien nacht een vreeslyk geweld gedaan is om het opteloopen, maar te vergeevsch, Wyn, die ook al gegeeven wierdt. Men vertelde wel, dat er nog verfcheiden waren, die óp de lyst ftonden, en die hunne beurt nu zouden krygen, maar, Gode zy er voor gedankt, er is niets van gekomen. — Des avonds trok de Burgery wederom op, en in eene betere orde; er wierdt wagt gehouden, en voorzigtig gezorgd, dat al het buiten-volk ter flad uit ware, en de poorten des nachts wel bewaakt wierden. — Men hoorde zclv cenigen van die Jongens, die onder de eerften geweest waren, zeggen: „ men moet wel eens plaizier hebben, maar „ 't is nu wel, en moet uit zyn." Op dien Zaturdag ging de Burger of Schutters Bode, by alle die geenen, die getroffen waren, met een Declaratoir, „dat men be- kende in alles gedwaald te hebben , dat '„ men den Heere Pririce van Orange hieldt voor Souverain van Leerdam, dat men „ daar voor ftr,den, en zvveeren zoude, dat men met dc Re/c eringe te vrede ware." Dit  VOORBERIGT. xltx Dit wierdt van alle die onderdrukte lieden, om geene zwaarere verdrukkingen te ondergaan, ondertekend. Er wierdt iets bedacht, dat nog wat geld op brengen kon; naamlyk, men begon Eereboogen en Kranszen met Kroonen klaar te maaken, men maakte groen, en plaatfte die voor de Huizen van de eerfte Regenten, van daar ging men tot de mishandelden voord; ik kreeg ook myne beurt, en gav ook een gefchenk, maar dat wierdt my korten tyd daar na wedergcbragt. Met dat werk hieldt men aan, en het wierdt algemeen, ieder zou bekroont of bekranst geweest zyn. De Heer Drosfaart meenende, dat ik wegens myne erbarmlyke omftandigheden buiten Haat zoude zyn, om den H. Dienst waar te neemen, en om dat alles in beweeginge ware, hadt de goedheid my te laaten zeggen, dat er niet behoevde gepredikt te worden. — Des Zondags voormiddags konde ik het van my niet verkrygen, dien geheelen dag, zonder Godsdienst oeffeninge, te laaten voorbygaan, ik gav den Heere Drosfaart een bezoek , bedankte zyn Wel Ed. voor die goedheid, en zeide: dat ik in ftaat ware mynen dienst waar te neemen, en dai 'er des avonds **** ' Gods-  l VOORBERIGT. Godsdienst gehouden zoude Worden, 't welk van-liet Stadshuis wierdt bekend gemaakt. De Stad krielde van menfchen van buiten, om de verwoesting te zien, elk fprak 'er over, naar dat hy gezind was, de een was er mede in zynen fchik, de andere cnverfchiliig, een derde verfoeide het als eene affchuwelyke daad. Do Godsdienst begon ten halv zes uuren, ik hield eene Bid-ftond, en nam tot my onderwerp Pf. LXXVII: 14. ó Coil uw weg U in 't Heiligdom: wie is een groot Godt, getal Godt ? De Kerk was vervuld met Toehoorers, maar meest van vreemden, ik genoct onderfteuninge, en kon met dankzegginge wederkeeren. Iets aanmerkelyks kan ik myne Leezers niet onthouden. Wy zyn gewoon de PCaU men op orde in vervolg te zingen, beha!ven op Feest en Nachtmaais tyden: nu kreeg ik van den Organist, volgens gewoonte een Briefje, waarop ftondt Pf. LXIX: 3de ceel, 't we!k naar de orde gezongen moest worden, fchoon ik anders niet gewoon ben diePialmen na te leezen, vond ik dat op dien tyd goed, en was er mede in mj "en ichik, want, zo ik dat gezang had laaten fliagea* zou de k/.vasd.  VOORBERIGT, b kwaadaartigljeid hebben geze£t, ,, dat ik mee „ opzet die vloeken hadde laaten zingen," en wie weet, welke gevolgen dit gehad zou hebben, ten-weiniglten, ik veranderde den Voorpfaim, en ruilde dien met den LXXVUfan daar myn text. uit genomen was, die beter vleide, gelyk myne Leezers zullen bevindenj wanneer het hun gelievt, die twee Gedichten met eikanderen te vergelyken. De ftilte bleev duuren, men was op den duur bezig met groenmaken, zelv des Maandags , wanneer er des Nademiddags onver\vagt: eenige Ruiters van Hesfen-Philipftal opdaagden, die voor de Poort verfcheenen, de Stad geraakte in beweeginge, de Poorten gcflootcn, de Burgery liep te wapen, deze Ruiters wierdon gevolgd van een detachement' van Harderbroek en van het Genootschap van Vianen, dat de Stad naderde met een Veldftnkje: men hadt de Poorten, met Boerewagens en Boomen verfterkt, dan de PR er. Drosfaart buiten gegaan zynde , be. vondt, dat dit Detachement een b'ehooriyk Patent van Hun Ed. Gr. Mog. hadde, Waarop zy in de Stad ingelaaten wierden. De Ruiters bezetten terftond alle de toe- en uitgangen tot en uit de Stad, maar reeds waren de **** 2 mee?-  tu VOORBERIGT. meesten van die Muitelingen het ontvlugt. Wanneer de Ruiters door de Hoogftraat reeden, vonden zy myn Huis bekranst, welke vercierzels' zy daar af haalden, zy waren overal met de Orange ftrikken reeds weggedaan ; ik kwam daarop aan, en wel verre van gedaan te hebben, gelyk de geldersche historische-courant, in naamvan zyne Correspondent of Correspondenten onwaarachtig gefchreeven heeft, ,, dat ik, naam„ lyk, met eene fles Jenever en een Bierglas in myne hand naar die Ruiters toegehom„ peld ben, endezelven, befchonken heb." Ik vond, dat myne Vrouw op verzoek van dezelven Jenever, dien wy niet in huis hadden, hadt laaten haaien, dien zy dronken. Ik ben op de Markt geweest, en heb die Manfchap gezien, gegroet en met myne gelievde gewezen Leerlingen de Heeren op den hoof en van hall, Studeerende te Leiden, die er by waren, gefproken, gelyk ook met andere goede kennisfen: ik zag, dat zy op eenen Wagen by zich hadden als Arrestanten drie Huislieden van Schoonrewoerd. — De Vlag wierdt afgehaald, hoe het er medegegaan is, weet ik niet; als die wederom naar myn huis en aan myne bezigheden , die  VOORBERIGT. lui die my maar luttel tyds overhaten , ging. By het vertrek van dat bezoek, vernam ik, dat zy Burgemeester c. F. a. knyff, en Schepen e. de man met zich hadden genomen, gelyk ook nog eenen Burger,dan welke te Heykoop ontflaagen wierdt. Naulyks waren zy vertrokken, of de dolle menigte trok op het Huis van geselle aan, dien zy er uit wilde hebben; maar de Heer bierman kwam allen moedwil voor, en het volk geraakte uit eikanderen. De Heeren van het defensie-wezen lieten by den Secretaris de Notulen van den 6y die de Propheet en doodt, en fteenigt die tot u gezonden zyn, §. Zoo heeft het Gricx ;- WaiWW,» ^ èfpfan. Welk een onbedcnkelyk voorrecht is het voor een volk, wanneer de Heer omtrent het zelve zoo bezorgde is, dat Hy het door Mannen van hem verwekt laaten ondervvyzen cn keren, ' hQ3  (9 ) I.A. i.§- ,, , hoe het tot zyn tydlyk en eeuwig geluk te handelen heeft, en op het ïterklte Uüc aanmaanen , om zich van de zonden en ongerechtigheden te ontdoen, ten zy men zich aan de Godhke en zoo gewis treffende gerichten bloot wil ltellen, cn zynen ondergang voor eeuwig voltooien wil. Zulk eene tedcrhartige zorg heeft God over Jeruzalem gchadt, hy was zich vroeg opmaakende in zendende zyne Propheeten, die in zynen naam fpraken, en het op de behoudenis van Jeruzalem toeieiden i flerker bewys kan men voor geene waarheid hebben, althans een groot gedeelte van de rol des boeks beflaat redevoeringen van de Propheeten Gods, ja de Heer betuigt het in Jeremias Godfpraak by herhaalinge Jerem: VII: i3, 25. XI: 7. XXV: 3, 4- - dunkt zulk een gunstbewys Gods aan een voik is onbetaalbaar, en het is een bewys van een buig- en leerzaam volk, wen het die voorrechten erkent en die Propheeten als zodaanigen ontvangt, 't Is geen bewys van eene geheele. bedorven en ren ondergang hellende Natie, als de komst van eenen Propheet fchrik en ontzag verwekt, 't Is geen fchande voor de Ikthlemmers, dat zy op de tyding van de aar.komfte van Samuël den God^mm buiten de poorten al bcever.de te gemoet kwamen cn vroegen is uwe komfie met vrede1? 1 Sim: X\ 1: Zulke Godsmannen verdienen achting, onderwerping en gehoorzaamheid : tot welk eene A j God-  C -o ) LA.'. *.».!.§. Godloosheid moet dan nfet een volk gefteigerd zyn; wanneer het Gods Gezanten en Propheeten gering acht, lastert, fcheldt, vloekt, mishandelt, en ó gruwel! vermoordt? Men vindt van de mishandelingen van verfcheiden Propheeten by de Jeruzalemmers Haaien in de H. Boeken, vooral was dit lot voor den getrouwen Jeremias befchorcn. Maar de Godloosheid hadt de breidels nooit zoo afgeworpen , dan toen men die Natie zich heeft zien wapenen tegen de Propheeten Gods en dezelven dooden: weik een beklagenswaardig voorbeeld hier van vinden wy in dat Israël, tot het welk Elias de Tisbiter gezonden was ten tyde van Achab en Jefabel i Kon. XIX: 10. Laat zich die ieverige Man dus hooren: Ik heb zeer geïeverd voor den Heere , den God der heirfchaaren, want de kinderen hra'èls hebben uw verbond verlaaten, uwe alt aar en afgebroken, en uwe Frcpheeten met het zwaard gedoodt, en ik alleen ben erergebleeven, en zy zoeken myne ziele cm die weg te r.eemen. Welke poogingen heeft de verfoejelyke Jefabel niet te werk gefield, zy vloekte erop by al da; heilig was, dat ?y binnen vier en twintig uuren dien Tisbiter zoude dooden, en het aankondigen van de Godlyke wraak beletten zoude. Als men de belydenis van heilige Mannen over het GodBntecrend gedrag van dat volk gadeflaat, zal men dit onder 's volks gruwelen hooren tellen: Nehcm: IX: 26. Maar zy zyn wederfpannig geworden, en hebben tegen u gerebelleerd, en uwe wtt agter haa- ren  ren rugge geworpen, en uwe Propheeten gtdoodt, die tegen hen betuigden, om ze te doen vederkeeren tot u, alzoo hebben, zy groote Ictsteringen gedaan. Hoe fchandvkkkig is niet eene Stad waarvan men zeggen kon, 't geen men leest, Jef. I: 2i. Hoe is die getrouwe Stad eene hoere geworden, zy was vol rechts , gerechtigheid herbergde daar in, maar nu doodflaagers. Dergelyke dingen kan men van Jeruzalem niet kezen, of men moet te gelyk van het zedelyk gedrag van haare bewooners zeer flegte gedachten maaken : hoe kan het misfen of allerhande gruwelen,, de eene al fnooder dan de andere moeten zulk een volk verpesten; zonden en ongerechtigheid , verdervelyke weelde met haare gezellinnen moeten onder het zelve geëerbiedigt worden, daar moet geen eene zonde en gruweldaad misfen, als men daartoe komen kan om zyne handen aan de Heilige Propheeten Gods te flaan, en hunne ver? maaningen door hunnen dooi af te brceken, en te doen ophouden. §§. Nog was de flegtheid van Jeruzalem niet hoog genoeg opgegeeven, de Heer voegt er no2 by: ^So^oxou^a Sm*f&i*"vn trc? a>7:-.. Ik zal my tegenwoordig niet mengen in de aanmerkingen van eenige taalgeleerden, om te bepaaien of men *ïtv voor de echte houden moete, en hoe men dan dat laatfle voor «»tï, of neemen moete: ook niet hoe er hier eene Ooflcrfchc fprcektrant zyn zoude, waarin men de perr zoo-  C 12 ) I A .<. . b. i. §§. zoonen wisfclt, cn met dezelve perzoon blyvt fpreeken gelyk men ten bewyzehier voor aanhaalt Job XVII: ic. Mich. U i. Onder de halsftraffen by de Jood en gebruikclyk was ook het ftecnigen,en die fchynt wel de gewoontte geweest ce zyn, althans in oproeren waren de Jooden daar mede knap en vaardig, denkt maar aan Stephanus dien eerfïen echten Martelaar Hand. VII.— Een fchreeuwend bewys voor die flegtheid kan men haaien uit het 351e vers: cp dat op u kome alle het reclrvaardige bloed des rechtvaardiger. Abels af, tot op het bloed Zacherie des zoons Barachie, welken gy gedoodt hebt twfehen den Tempel en den Altaar. Ik moet nu niet bepleiten wien men door dien Zachams verftaan moete: of die Zacharias de zoon van Ean:ch cenen braaven Man , waarvan Jofephus JooJfch: Oorlog: Bock 4: Hoofdft ip. melding maakt, die van de Zelcoten of ievcraars vermoord Is; dan of hy geweest zy die Zacherias de zoon van Jojada, welke Jojada dan ook Barachi eeheeten mott hebben, men leest van hem 2 Chron. XXI\: 20, 21. dat hy zich dus vrypostig uitselaaten hebbe: waarom overtreedt gy de geboden des Heeren? daarom zult gy niet vcorfpoedig zyn, de. w' zy den Heere verlaaten hebt, zal hy u verlaai'.n. Fn zy maakten eene verbindtmis ttgen hem, l' " :--din htm me'Jleer.eft dor het gebod des Konings, in het voorhov van het huis des Heeren. SehaYideleti befchaavde volken menfehelyke GeiïüXcÉ \m koningen cn voriten met de grootfte om.  C 13) ' vv * *"*" 'I' f omzigtigheid, en hóuden zy d:e voor heilig; heeft d; kaning^Dayid^den hoon aan zyne Gezanteo>die hy Haran gezonden hadt, aangedaan, raetzoo veeï nadruk ten kosten van zoo veel bloeds gewrooken. — Hoe moet men dan niec de Gezanten van den leeveniigen God,.die met een enkel woord fpreekens een geheel land verderven en een volk uitroeien kan, met ontzag en eerbied als vertegenwoordigers van de Hemel -Majefteit behandelen. De Heer zondt, zoo goed was hy over Jeruzalem, onmiddelyk uit den hemel zyne Gezanten , die bekleedt hy met genoegzaame vermogens, om de Godlykheid hunner zendinge door wonderwer. ken te betoogen: die Gezanten moeten aan dat volk den wille Gods bekend maaken, en er op aandringen, dat het door het nalaaten van zyne zonden en ongerechtigheden, zich-voor dc ftxaire, die anders op het zelve gebragt zal worden, beveilige, en de zelve afwende. Ontaart Gefiagtci dat moet zich aan den duivel, dien moordenaar van het begin, verkoft hebben, om zyne werken te doen, als het, behalven het niet luisteren naar de vermaaning van die Gezanten, daarenboven ileenen opneemt tegen dezelve, en ze zoo het werken voor God en zyne eer voor altoos belet. Ieder Heen , die op dien Gezant geworpen worde treft den Heere zelv, die in die Gezanten gefteenigt wordt, ó gruwel! dat is tegen God ilryden. Verdient de Heer, die het goede van Jeru- zi-  LA. k. y.e.i.§^. zalcm zoekt zulk eene bchandel/ng ? Zulk eene Moord-Stad is eene fchandvlekkige Had, waar aan alle redelyke en weldenkende menfchen van alle eeuwen met verfoeïng denken zullen. Tot welk flegt en haatiyk characïer was de Joodfche Natie gekomen, die God zelv op zulk eene roemruchtige wyze hadt zoeken te vormen tot een volk waar aan men de fraailtc trekken van Gods heilig beeld zien konde, dit penceel van den besten tekenaar trof hier zoo fchoon , dat Rabbi Ifaak Arama over Gen. XLVII: verklaard hebbe, dat deeze befehryving op de Joodcn recht paste. Si My dunkt als ik dit getuigenis by Jeruzalem voeg, dan moet ik zeggen: hoe is het mcgelyk, dat zulk eene Stad zoo boordevol gruwelen , en ongewoone boosaartigheid nog het Voorwerp van GocHyke meewaarigheid en ontvermingc blyve; welk deugdzaam en menfchelyk hart, moet geen afgryzen gevoelen van zulk eene Stad, waarin men zulke ontaarte booswigtcn en gevleesde duivels vindt, die hunne woede en wraaklust zullen laaten aanvliegen tegen zulken, die in den naame Gods tot hen gezonden fpreeken,en niet anders in het oog hebben, als het wezenlyk geluk van dezelve te bevorderen, en ze uit alle ongelegenheden te verlosfen, waarin zy dreigde te Horten. Tot welk eene doemwaardige flegtheid was Jeruzalem vervallen; was deze die Stad, die Heilige Stad, die de Heer van alle Steden afgefcheiden badr, da3r hy de zigbaarfte blyken vun zyne by- zos-  LA. 2. zondere tegenwoordigheid zoo helder deedt fchitteren ? — /s. Was er vuur uit 's Heeren paleis uitgegaan, dat Jeruzalem met het geheele volk ver. teerd hadt; hadt het aardryk zynen mond opengedaan, en die aterlingen ten afgrond doen zinken. a. De nakomelingfchap zou hebben moeten erkennen , dat zy niet anders, als eene rechtvaardige verdelginge voor hunne fnoodheid ontvangen hadden. i Maar welk een taai geduld en langmoedigheid! de Zaligmaker verklaart, en beroept er zich ten aanhooren van Jeruzalem op: Hoe menigmaal heb ik uwe kinders willen byeen vergaderen, en dat op zulk eene aanmaninge wyze, gelyk een hinne haare kiekens byeen vergadert onder de vleugeJen: zoo heeft het Griex dat eerde voordel: §. Hy maakt melding van haare kinderen, kinderen van de Stad Jeruzalem: wien fchieten niet meer dergelyfce voordellen van Dochters van Jeruzalem, van Zion en anderen te binnen uit de oude voorfpellingen? Niet lang hierna zal deeze zelve Leeraar, toen hy Jeruzalem uitgeleid wierdt, om op Calvarie nog fchandelyker, en met meer fmerte, dan eenig ander Gods Gezant aan het vervloekte kruishout vastgefpykerd, te derven, en eene treffende aanfpraak aan de weenende Vrouwen, die hem buiten Jeruzalem vergezelden, toereepen: Gy dochters van Jeruza* Imi  ( 16 ) r. A.k.M.i §• lem ! weent niét over my, maar over u zeiven en over uwe kinderen. — Stads kinders zyn de inwooners in eene Stad: wen wy nu deze Jeruzalemmers als vertoonende de gehecle Joodfche Natie aanmerken, dan moeten die kinderen te kennen geeven alle de Jooden, die eertyds die van God zoo tedergelievde Natie was, maar die nu van hem zoo fchandelyk als moedwillig afgevallen was: kinderen, voor welke de leevendige God oneindig meer zorge gedraagen hadt, dan de beste vaders voor hunne kinders kunnen doen. §§. Of twyffelt gy daar een oogenblik aan? hoort Jefus dan ii. Betuigen, dat hy ze menigmaal hebbe willen byeen vergaderen. aa. Voor dat wy dit als een werk van 's Heeren wil opgeeven, zal het noodig zvn, dat wy het een en ander van dat byeen vergaderen voordraagen. x>. 'E-r'itv ayin is hier het woord, een dubbeld zaamengefteld woord , niet alleen uit tin cn maar er komt nog iwi by, en de onzen hebben het kostelyk overgezet, de Grieken vertaaien er verfcheide hebreeuwfche woorden mede, neem eens ->np 2 Chron. XX: 26. vhq dat eigcnlyk vullen betekent Jerem. XII: 6. daar onze Taaismannen hebben volle (voegende er by fiemme,) wy zouden kunnen leezen overheops roepen zy, byzonder voor yj wederkeeren Genei. XXXVIII:  (I?) t A v 3 fl. 1.^. H. AA. SN. , U",M SS XXXVIII: 22. niét dik- wyls komt dit woord in het N. T. voor, alleen Matth. XXIV: $1. ty zullen de uitverkorenen by een vergaderen van de vier winden, Mare. I: 33. by de deur van het huis des Zaligmakers was de geheele Stad by een vergaderd. Tweemaalen is het fubftantivum w^v-y» gebruikt 2 Theff. II: 1. En wy bidden u broeders door de toekomfte onzet Heeren Jefus Chrifius en onze toe vergadering tot hem Heb. X: 25. En laat ons onze onderlinge by een komften niet nalaaten, gelyk zommige de gewoonte hebben. — 't Is niet ongemaklyk zich een denkbeeld van by een vergaderen te maaken, daar door worden verfcheiden, die van eikanderen verwyderd waren, t'zaamen gebragt. 33. Wat zal hier het by een vergaderen der kinderen van Jeruzalem uitdrukken? ««. Ziet eenvouwig myn begrip daar over: aa. De Zaligmaaker was gekomen onder de Jooden als een Vrede-Vorst, die alle de van een gefcheiden en verilrooide Schaapcn als een zorgvuldig Herder (vergunt my deze gelykenis) by een brengen zoude. — Verftaac dit zoo niet, dat alle de Jooden,ook die, welken in andere landen verftrooid waren, naar Canaan en Jeruzalem zouden wederkeeren. Doch herinnert u den ftaat der Jooden in dien tyd; herdenkt, hoe verfcheiden fecten, onderfcheiden en byzondere gevoelens aangaande de godsdienltige waarheden, E zoo  ( 18 ) I. A. s.a. i. §§. ii. aa. 33.«« au. zoo des leerftel. zeis , als der zedenleer koefterden en voorftonden; zou het niet eene Vergadering zyn, wanneer die verfchillen vereffend, en de geheele Natie eensgezind zynde, het zelve gevoelen zoude? bb Dan wy moeten hier meer hebben: welke gezindheid de Jooden ook waren toegedaan, allen kwamen zy in dit gevoelen overeen, dat er een Gezant des Hemels komen zoude, die hun als de Mesfias zoo vaak in de oude eerwaardige voorfpellingen beloovd was geworden, dus was het eene der voornaamfie zaaken voor de Jooden, dat zy allen vereenigd wierden , om dezelve Perzoon voor den Mesfias te houden, geloovende zyne leerftelzels en betrachtende zyne voorgefchreeven pligten. Was nu deze perzoon Jefus de Nazarener van den hemel afgekomen, als die lang beloovde Perzoon des Mesfias ; zou hy alles, wat er voor rekening van hem lag, verrichten, dan moest hy komen als die byzonder door Mofes voorfpelden Propheet Deut. XVIII: hy moest de leer der Genade openbaaren en bekend maaken;hy moest als de Opperfte Wysheid zyn Leer-School open zetten voor ieder, die zich aan zyne onderwyzingen zou overgeeven, geloovende zyne leer en voldoende aan alle zyne heilzaame lesfen, die hy aan zyne Leerlingen inprenten zoude ter bevordering van hun wezenlyk en waarachtig heil. Byzonder was de Zaligmaaker die Propheet, die ze-  C19 L I. A. K/3, fl. I. §§. II. AA. jr. 0* zedert drie jaaren binnen en buiten Jeruzalem geleerd hadt dien weg, langs welken God, naar de N. T. bedicnirige, de God van zondaars worden wilde; hy zou ze dan by een vergaderen, op dat zy allen in hem als de verdienende oorzaak der rechtvaardigmaakïnge, zonder de werken der wet geloovcn mogten, op dat zy naar den aart dier Huishoudinge zich door hem mogten laaten zaligen, die nu het heuglyk verlosfingswerk zoude afdoen en de eeuwige gerechtigheid aanbrengen, die door de oude fchaduwachtige bediening was afgebeeldt. /3,?. De verflandige Hugo de Groot is van oordeel, dat Christus hier aangemerkt moet worden, als een Mensch, byzonder als een Bedienaar der Befnydenisfe, welke hier alleen voor hunnen tydlyken welftand zyne begeerte hebbe bekend gemaakt, en hier in wordt hy van anderen gevolgt. Men oordeelt, dat men langs dien weg alleen gefchikt zy om het volgende, maar gy hebt niet gewilt, te verklaaren. Myne uitlegging van het geen er volgt, zalaanwyzen, dat die uitdrukking ons tot die bekrompen verklaaringe van het by een vergaderen van Jeruzalems kinderen niet nooddringe. BB. Dit geevt hy nu op als een werk van zynen wille ik heb u willen vergaderen: Hy verftaat hier mede het groot oogmerk van zyne komlte in het vleesch, en zynen wel. meenenden toeleg, welken hy in het bckendmaaB 2 ken  ( io ) I.Ax.s.fl, i.§§.ii, BB. ken van zyne leere in het aanbod van Genade gehad hadt: zyne leer hadt hy als uit den Hemel herkomftig door Godlyke wonderwerken geftaavd. Ter verkryginge van dat heilig oogmerk hadt hy alle middelen aangewend, op dat hy alle de Jooden mogte vereenigen in die ééne erkentenis, dat hy ware de God van Zaligheid, ja van volkomen Zaligheid, ó Zuivere en welmeenende bedoeling van dezen grooten Leeraar! Hoe belangeloos zocht hy ze allen tot hun eigen en duurzaam geluk over te haaien, dit was in zyn harte, daartoe fprak hy in zyne verkeering met de menfchen als een menschlievend Leeraar, die alle zyne volgelingen zoo gelukkig, als met mogelykheid gefchiedea kon, poogde te maakcn. mi. Naar gelang van dat werk hadt hy het ook vlytig en duurzaam gedaan: uf* hoe menigmaal van *-rir», hoe veel, herkomftig. Deze nyvere Leeraar liet geene openbaare noch verborgen gelegenheid voorby flippen , die hy voegzaam oordeelde om zyn groot werk te doen. Nimmer fprak noch deedt hy iets, ("maar wanneer kan men zeggen, dat hy niets fprak noch deedt ?) of het was alleen ingericht om Jeruzalems Volk en de Jooden tot zich te vergaderen, en bedachtzaam op de bevorderinge van hunne zaligheid te maaken. Gewigtig werk! dat aanhcudenheid vorderde, de toeftand van die kinders van Jeruzalem was van een gefcheiden en verftroord van den ftaat van gemeenzaamheid en vriendfchap, en daar-  ( 21 ) I.A.x.'.^x-§.§.»»-daarom ^ hy ;eder geva1j dat tot verkryging van dit gelukkig oogmerk ftrekken kon, aangegreepen,zyne vrymoedigheid, die hy inwendig gevoelde, deedt hem dat aan Jeruzalem openlyk, en niet weiniger vrymoedig, aanzeggen, . 2. Is het vriendelyke tot zulk een werk het gefchiktfte, daar van hadt §, hy zich in alle omftandigheden bediende; hoort die: gelyk een hinne haare kiekens by een vergadert onder de vleugels. » ™*» " i><5 T* t*r*l* '*"v™<< T*5 *"'*1'J''»» voor ..-k-vp een volkje Gen. XV: lo.of voor >p Hof. IX: u. By de°Griekfche fchryvers gebruikt men het voor een vogeltje zonder bepaalinge van de zoort, of, als die getoont moet worden, betekent het eene hen, wy blyven hier ook aan eene klok-hen denken, en volgen onze vertaalinge. B 3 nn. Wat  I. A.«. p. a. 2. §. ii. ini. Wat de geheele fpree&wys zelv aangaat, die vindt men ook AA. In het vierde BoekEsdre Hoofd. I: 30. Ik heb u ahoo verzameld gelyk eene. hen haare kiekens onder haare vleugelen verzamelt. Zou het wel geheel onwaarfchynlyk zyn, dat de Schryver van dit Apocryph Boek het Euangelie geleezen en daar uit deze fpreekwys overgenomen hebbe! Men leest verfcheiden maaien in de Heilige Gedichten van een fchuilen of wyken onder de fchaduwe van de vleugelen: Pf. XVII: 8. Bewaar my als het zwart des oogecappels, verberg viy onder de fchaduwe uwer vleugelen. Pf. XXXVI: 8. Hoe dierbaar is uwe goedertierenheid ö God! dies de menfchen kinderen tot de fchaduwe uwer vleugelen toevlugt neemen. Men leest eene aanmerking van H. de Groot over Jef. XXX: 20. de Heer zal Ulieden wel brood der bcnaauwdheid, en wateren der verdrukkinge geeven; maar uwe Leeraars zullen niet meer, als met vleugelen weg. vliegen, waar in hy opgeevt, dat de Joodfche Meesters j$>i overzetten met spso e:,*hïat rv,a. •/Jirtl?,, en by hen is fc'.-yu eene r%g/« of vergadering des volks. EB. De H. Geest gebruikt meermaalen de geneigdheden en drivten der eieren, om die op God- of menschlykc aandoeningen over te brengen. Wie weet nu niet, dat er byzonder door den wyzen Schepper in de dieren een trek gelegd zy, om allen moogelyken wel/iand van  (=3) I.A.x.'.a.2 § nn. van hunne jongen te bewerken en te voltooien. Hoe teder drukt zich God zelv hier over uit Exod. XIX: 4. Gj lieden (Israël) hebt gezien, wat ik den Egyptenaaren gedaan hebbe, hoe ik u op vleugelen der Arenden gedraagen Jubbe. Wat is bekender dan Deuter. XXXII: 11. Gelyk een Arend zyn nest opwekt,over zyne jongen zweevt, zyne vleugelen uitbreidt, neemt ze en draagt ze op zyne vlerken. Hoe zeer ik ook geloov, dat deze woorden met de onzen in den zaaklyken zin over een komen, durv ik, met iemand, niet verzekeren, dat in deze de Oude en Nieuwe Testaments voorfiellen met opzet geleerd zouden worden, dat zich in het Arendachuge, het koninglyke hooge, en heerfchappy voerende van de oude huishoudinge verwonen zoude, terwyl het nederige en eenvouwige van de nieuwe huishoudinge onder het beeld van eene hen met haare kiekens voor zoude komen: die in dergelyke losfe fpeelingen vermaak fchept, mag het in Scharbau naleezen, die aangehaald is by Keucher in zyne AnaleQa tot Wolffii Cur. Philolog. a. L De Grieken kunnen met hun écné woord die liefdendrivt en genegenheid, die de Vogels, inzonderheid Arenden en Hennen tot haare kiekens hebben, uitdrukken, wy hebben er geen woord in het duitsch toe, dat de kracht van' dk Lievdedrivt uitputten kan. Wie onzer heeft geene gelegenheid om met aandoeninge, of hy moest er niet vatbaar voor zyn, te zien en opKmerkcn, hoe eene Klok-hen met eene teder. B 4 beid,  f 24 ï I.Ax./3.a.2. J.iin. heid,waar voor ik geene woorden weet, haare kiekens roept, met uitgebreide vleugels dezelve onder zich vergadert, verwarmt, en tegen allen overlast van roovvogels of andere vyanden befchermt, en verdedigt; wie heeft niet zoo eene hen, met eene ontdekkinge van genoegen, als zy voedzel voor haar broed gevonden heeft, hetzelve hooren roepen, om het zaad te gebruiken? wie merkte niet op, hoe zy oplettend met haare oogen rondwaart, om allen onraad te bemerken, en die kiekens daar van te verwittigen en daar tegen te behoeden ? §§. Zonder moeite of omflag vaa woorden breid ik deze gelykenis dus uit: li. Geene klok-hen vergadert haare kiekens met meer teder- en getrouwheid onder haare vleugels, dan ik gepoogd heb Jeruzalems kinderen deelachtig te maaken aan myne gunst en krachtige befcherminge. Dit zinbeeld van eene klok-hen geevt ons niet alleen te kennen, dat de Heiland den Joden tot een Befchermcr zyn zoude tegen hunne vyanden, maar ock dat hy ze door zyne gunst, en het genot van zyne vermenigvuldigde genade, verwarmen, vermaak cn wezenlyk geBoegen befchikken wilde. nir. Welke heerlyke hocdaanigheden ilraalen ons niet in de oogen, als wy op dien overwaardigen Menschenvriend letten ? Hoe teder is zyne Jicvde ,en menfehen-min! wat kan hier by haaien? welk geluk is daarin niet te vin-  ( "-5 ) LA,»f.^a.««§§?!m' . , . , vinden,daar teene volheid, eene onuitputbaare volheid, eene zee van eindelooze zaligheden bezie, die niet te weinig heeft om alle hunne tydlyke en eeuwige verlangens en behoevtens te vervullen! Hier is Jefus Chriftus oneindig verheven boven alle dieren en menfchen. Gelyk zich een vader ontvermt over zyne kinders, alzoo (onbedenkelyk ver moet de algenoegzaamheid van dien ontvermer gaan) ontvermt zich de Heer over de geenen die hem vreezen Pf. ClII: iflE Kan ook eene vrouwe haares zuigelings vergeeten, dat zy zich over den zoone haares buiks niet ontverme? of fchoon die vergate, zoo zal ik tog uwer niet vergeeten Jef. XLIX: 15. Zalige Chriftus! welk eene lievde fchittert in dit voordel voor Jeruzalems kinderen niet uit? geen werk dat hy omtrent hen deedt, was anders als lievde en genegenheid ; hy poogde ze by een te vergaderen, om ze ook allen, zonder onderfcheid tegen alle de vyanden hunnes heils te dekken, en te befchermen; zy mogten het op hun bederv toe leggen, hunne onderneemingen zouden vruchtloos zvn. En hoe hoog fteigert de> ze lievde van Chriftus niet boven die van eene henne omtrent haare kiekens? Hie% is genade, waarlyk genade te vinden. Jeruzalem op zich zelvcn befchouwd, was dit niet waardig, maar wel he: tegendeel, dat hy het als een vyand behandelde , en tegen dat volk (treedt. Hoe langmoe. dig en verdraagzaam was hy reeds zoo veel eeuwen B 5 £e'  ( 26 ) I.A.r./s.«.2.§§. nu. geweest omtrent dat volk, dat hem zoo aanhoudend cn op den duur tergde! was hy daar tegen als een wreeker opgekomen, men zou hem hebben moeten baUyken; maar neen ! hy wil genadig zyn, door heilgoederen zyne zaligheid bezorgen, en zich zyner vjauden vyand verklaaren. Eindelyk welk eene ftandvastigbeid in die lievde en tedere genegenheid! Er was tot nog toe niets geweest, aai hem hadt kunnen afbrengen van die lievderyke, gunftige en genadige behandeling, hoe dat volk 't met hem ook maakte; hy fcheen althans nog niet möede te worden om zyne weldaaden aan het zelve mede te deelen; zyne barmhartigheden hadden nog geen einde genomen, maar wierden nog ieder dag omtrent Jeruzalem vernieuwd en vermeerderd. b. Dit ftelt nu de Heer voor aan Jeruzalem, dat zoo liegt was, en zelv tot die uiterfte ondeugd opgeklommen, dat het hen die voor haare behoudenis waakte mishandelde en doodde, dat Jeruzalem evenwel hadt hy zoo menigmaal willen by een vergaderen — i. Onbegrypelyke en onvoorbeeldelvke lievde ! Jeruzalem deedt alle moeite , om zich het ongenoegen, de vyandfehap, en den toorn van den Heiligen Israëls op den hals te haaien, dit geflagt was in zyn zedelyk beftaan zoo liegt, dat men naauwlyks by heidenfche en woeste volken voorbeelden , waar by men het vergelyken kon,  07) I.A. /?. o. I. kon, vinden zoude, het ontzag geen geweld, het welk het maar tegen Christus en zyne goedheid gebruiken kqnde, en niet tegenftaande.dit alles, welk mensch die vleescli en bloed heeft, hadt immer zulk een gerekt geduld ? behandelt hy 't zelve zoo vriendlyk, tegen alle zyne boosheid werkt hy met goedheid en ontvermiDge, nog , al loopt het kwaadaartig en gemelyk van hem,, wil hy het by een vergaderen gelyk eene hen haare kiekens onder haare vleugels. 2. Welk een aandoenelyk en beweeglyk voordel! 't is of hy, terwyl hy dit zegt, Jeruzalem bidt, ten weinigften noodigt om nog to.t zynen pligt weder te keercn,en zich te laaten vergaderen op zyn woord: zyn voorftel is zoo, dat hy het Jeruzalem als afvraage, en te beandwoorden geeve, of dit vergaderen niet gebeurd zy, en dan is het, of Jeruzalem eindelyk nog eens van zyne dooling bykome , en bedaard denke op het uiteinde van zulk een weerbarftig tegenltrceven, tegen den Heere en zyne goedheid: hy gevoelt tegenwoordig den drukkenden last van die onheilen, die de ftad met haare bewooners zullen treffen , hy bidt en raadt ze ftil te ftaan, niet verder uit clkanderen te loopen, maar zich liever by een te laaten brengen tot den Heere, en haaren weldaadigcn Zaligmaaker. — Hy roept haaien aandacht te rug op die voorige dagen, zedert dat hy als de openbaare Propheet, uit den Hemel op  ( 28 ) op haare üraaten hadt begonnen te7eeren; zy mogten bedaard indenken , of er wel iets als voetftappen van ontverminge en lievde te vinden waren. — Hoe zeer hy zich' met deze plegtige betuiging van Jeruzalems ondergang rechtvaardigt, nogthans ineen ik, dat hy dit doet, of hy die kinders van Jeruzalem nog overhaalen mogte, om aan zyne vermaaningen, waarfchuwingen en raadgeevingen gehoor te verleenen, eer dat hun de gelegenheid daar toe ontnomen wierdt. — Men heeft, dunkt my, geen goed gevoel, als men niet zou willen erkennen, dat de Heer in zulke ontvermende beweeginge en aandoeningen geweest zy, dat hy even als naderhand, zyne woorden met zyne traanen befproeide, met zulk een hart, met zulk eene houding, waar van de welmeenendheid en lievde affchitterde, doet hy deze zoo weldaadige betuiging: ó Jeruzalem Jeruzalem! hadt gy u op dat pas laaten beweegen, waart gy tot hem gevloogen als duiven tot het vengfler, als de kiekens tot haare klok-hen; hadt gy de fchaduwe zyner machtige en befchermende vleugels verkoozen, gy hadt uw verderv en ondergang verhoed, onder die vleugelen zoudt gy gerust, veilig, en gezegend gebleeven zyn, en gy waart een toonbeeld voor de Godlyke ontverminge, gelyk gy nu zyt van zyne rechtvaardigheid en geducht vermogen. Maar onverwagte en ontltellende uitkomst! fchriklyke *. taal!  ( 29 ) L ,mé taal! Jeruzalem Jeruzalem bleev onbeweegelyk by zyne verftrooiiing van den Heere, en het verdubbelde , ten blyke van weigeringe, zyne ongerechtigheden. a. Dit is het kort maar beflisfend befluit m\ en of maar gy hebt rdet gemlt. Eigenlyk, en deze is de eenige aanmerking, die ik over den letter meen te maaken, moest het werkwoord in het enkelvouwige geleezen worden, gelyk in onze vertaalinge, dan de Grieken hebben de gewoonte om de naamen van hunne fteden, terwyl zy tog haare inwooners er onder verdaan, collective of overhdops te neemen, en dan is het niet vreemd, dat men een werkwoord in het meervouwige hebbe. Willen maakt ons bekend eene neiging, of overbuiging ergens toe, men moet den wil niet los en op zich zei ven aanmerken, maar (leeds in een nauw verband met het verftand en het oordeel; daar die niet feilen, daar zal de wil deugdzaam, het goed het beste verkiezen, en onfchuldig zyn. — Niet willen is niet, maar alleen koel, en onverfchillig ergens omtrent te (laan, of iets niet te begeeren; maar gelyk de ontkennende fpreekwyzen in het Godlyk Bock (leeds doen, geevt het de tegenovergeftelde werkingen te kennen; zoo dan, zal niet willen, uitdrukken ergens vyaidig tegen handelen , en alle middelen in het werk (lellen, die maar eenigzins kunnen dienen, om zynen afkeer et  c 30 > I. -A. f. ö, ergens van te openbaaren, en te bemerken , dat men er geen deel aan kryge. b. Ter opening van de bedoeling van dit flcgt getuigenis aangaande Jeruzalem i, Zal ik ter vermydinge van alle verfchillen over deze uitdrukking, de meening, naar myn inzien duidelyk opgeeven, en die nog nader aanbinden. §. Ik moet uwen aandacht eenige fchreden te rug leiden , en u kortlyk herrinneren ons gezegde omtrent het vergaderen, dat de Hei. land zoo vaak hadt willen doen. Hy hadt een klaar en duidelyk voorllel gedaan van het oogmerk zyner zendinge, dit hadt hy beweczen uit zyne wonderwerken, en voornaamelyk uit die tekenen en charadlers, die van hem in de fchrivten der Propheeten te vinden waren, op dat hy daar mede hun verftand verlichtte, hun oordeel tot befluiten bekwaamde, en hunnen wille bewoog en overboog, om hem daar voor te erkennen, en in hem den gekomen en van God gezonden Mesfias te vinden. — Alle die heilgoederen, welken er uit zyne zalige volheid te genieten waren, droeg hy aan hun voor; maakt die fmaaklyk en wenschtte dat zy 'er'gebruik van wilden maaken, niets fteld# hy hun anders voor als het geloov en eene Euangeliiche gehoorzaamheid aan zyne geboden, die zoo zagt waren. — Omtrent drie jaaren was hy in dat werk volieverig bezig geweest, en hadt aan de  (3i ) I. A.:. «.o. i.§» de Jooden dien fchat en die zalig, heid op zulk eene redelyke wyze aangebooden» en nimmer nagelaaten er by te voegen, welke goederen en voordeelen er uit zouden geboren wor« den. Olie en reukwerk verblyden het harte, alzoo is, naar de wyze vergelyking van den koninglyken Wysgeer Salomo, de zoetigheid eens vriends, van wegen den raad zyner ziele. §§. Hy hadt redelyke menfchen voor zich, geene Hokken of blokken, die zulke vermogens hadden, dat zy hunne waarc belangens moeiten en dienden te behartigen, en over dezelven, naar den toeftand, waarin zy waren, oordeelen; zou het dan nu niet redelyk en met de menschheid overeenkomftig geweest zyn, dat zy daartoe verdaan hadden, om die te bevorderen, en dien gemaklyken weg, die hun daar toe aangeweezen wierdt, in te flaan, dat zy zich tot dat einde allen hadden laaten by een vergaderen als zyne kiekens of als fchaapen zyner wyde, oeffenende geloov en lievde jegens hem: maar helaas! fchoon deze en geene hier toe befloot, het gros der macht heeft niet gewilt. De Geleerde Huyfinga meent, dat deze woorden door den Heiland ontleendt zyn uit Mich. VI: 9. De Item des Heeren roept tot de Stad, want uw naam ziet bet wezen, hoort de roede, en wie ze bedeldt heeft. De Grieken vertaaien deze woorden aldus: mi xvpUv Tr, ■uroXn lisIHXtjUzriTici , xui ^ waar in de H . \ ' < ' heeft, om zynen xtff-M-lh kf.men: heeft het Ui. ontbroken aan LeetV _ fceïverdcn, om u den geheelen Raa: 4 >e uwe za¬ lig-  C 40 ) IT.b.-:/?.«.i. ■ , lig'ieid, zonder eenige agterhoudinge, bekend te maaken, die van Christus gezonden zynde, in zynen naam tot u gefproken hebben de woorden der zaligheid ? Is u Christus in zyne volftrekte noodzaaklykheid, dierbaarheid, algenoegzaamheid en gewilligheid niet voorgetteld en aangepreczen, door wien gy als ellcndigen van top tot teen, ongelukkige Zondaars, natuurlyke ervwagters van de hel en verdoemenis, kunt gered worden? Is u niet duidelyk voorgefteld, dat gy alleen door liet geloove in hem, met verzaakinge van alles en overdragt van uzelven aan hem der eeuwige gelukzaligheid konde deelachtig worden? Is u niet aangekondigd, dat alleen eene Euangelifche heiligheid, en getrouwe waarneeming van depligten der Godzaligheid omtrent God, uwen naasten, en uzelven in Christus van u gevorderd worden, onder beding van Gods genade, wanneer hy van uiieden om dezelve oprecht aangeroepen en gebeden wierdt? Dit is gefehiedt in den natme van den Heere Jefus Christus, den grooten Zender van zyne Dienaaren onder uiieden, en gy zyt verpligt dit te rekenen, als of hy het zelve gedaan hadde. 2. Ik vraag u nader af: Hoe meenigmaal heeft Hy u willen by een vergaderen, gelyk eene henne haare kiekens by een vergadert onder de vleugelen? Zyne Dienaars hebben u het zalig Euangelium verkondigd , cn u op allerly wyze voor Christus opgeëischc. Hebben zy u niet pleg-, t'm  (41 ) tig verzekerd , dat er geen ander middel zy om een eeuwig verderv en tydlyke n. heilen te ontvlieden, als u tot Christus Jefus te laaten vergaderen door geloove en heiligheid? Hebben zy u het ongelukkige van het afzwerven van Jefus en van zyne gemeenfchap niet duidelyk afgetekend ? Hebben zy u op eige belangens en het welzyn van de uwen niet bepaald, en doen hooren, hoe een eeuwig oordeel en toorn wagt op alle die geenen, die den Zoone Gods ongehoorzaam zyn, en zich niet willen laaten gezeggen, noch tot hem , op zyn aanbod laaten vergaderen, om die fcheiding, die er tusfchen U en Hem is uit den weg te ruimen, en uwe gemeenfchap aan en met Hem te fchenken? Hebben zy niet alle vriendlykheid gebruikt, om u van Christus wegen te overreeden van de noodzaaklykheid van dat alles , ten uwen besten ? Hebben zy u niet meenigmaalen met traanen vermaand, gewaarfchuuwd tegen alle verwyderingen van den Heere P Baden zy niet menigmaal vuurig voor u van den Heere, dat Hy uwe harten wilde neigen tot de vreze van zynen grooten en heerlyken naam ? Hebben zy als Gezanten van Christus wegen, als of God door hun bade, u niet menigmaal van Christus wegen gebeden, laat u met God verzoenen ? Hebben zy niet alle heilige en redelyke dwangmiddelen, uit lievde en met alle vriendlykheid, gebruikt, om u by een te vergaderen tot Christus ? b, Nu vraag ik u in den naam des HeeC 5 ren,  C 42 ) ren, die onzer aller Rechter is, en voor wiens geduchten ftoel gy met uwe Leeraars, die van God tot u gezonden waren, ftaan en verandwoording zult moeten doen; of gy u ook hebt willen laaten by een vergaderen? Wat een zich zelv bedriegend hart hier op ook moge andwoorden, om zich hier te verfchoonen, onderzoek ik niet, dit weet ik, dat, wanneer onze groote Zender ons rekenfehap zal afvorderen, hoe gy omtrent hec zalig aanbod zyner genade gehandeld hebt, dat wy dan , hoe fmertlyk het ons ook vallen moge, zullen moeten andwoorden: „ zoo „ waarachtig als het is, dat gy goedertierenc Hei„ land door onzen dienst deze menfchen hebt ,, laaten by een vergaderen; zoo waarachtig is „ het ook: zy hebben niet gewilt." ö Befchreienswaardig ongeluk, door eigen moedwil zoo ongelukkig te zyn, zich zeiven die onfpoeden op den hals gehaald te hebben, en daar van, maar helaas te laat! overtuigd te worden! Hebt gy gewild Ongodsdicnitigeu! die u op den duur van het gebruik der gepaste genade middelen onttrokken hebt, en uwe voeten niet zettedeop die plaats, daar de by een vergadering gefchiedde voor en door den Heere? Hebt gy gewild onkundigen! die tegen alle raadgeevingen, vriendlyke verzoeken, ja zelv belovten aan uwe Leeraars gedaan , dat gy u zoudt laaten onderwyzen in de wegen des Heeren, op dat gy weeten mogt, wat er tot uwe zaligheid voor u van nooden ware, even  ( 43 ) even vel op d.;n duur zonder onderwys gcbleeven zyt, en niet weet, welke gewigtige betrekkingen ,gy tot den Heere en uzelven hebt;zielen zonder weetenfehap! is, daar gy door uwe moedwillige onkunde verloren gaat, by u geen verfoeilyke onwil te vinden? Hebt gy gewild Zondaars! Zondaars! die zelv het kloppen van uw geweeten uitgedoovd en dood gezondigd hebt, en dat door er tegen in te zondigen, en u te verharden in de pleeginge van alle ongerechtigheden, zonder dat gy u wildet laaten te rug houden, door de befchuldigingen van uw geweeten ? Hebt gy gewild hardnekkigen, die, niet tegenftaande Gods oordeelen onder u waren, en gy door bezoekingen op bezoekingen dun gemaakt en verminderd wierdt; niet tegenftaande zyne gunstbewyzen op andere tyden u lokten om u tot hem die rechtvaardig en goed is, te laaten vergaderen, nogthans u verwyderd van den Heere, cn u niet hebt willen laaten by een vergaderen ? maar met fpreekende daaden zeidet: „ Wy willen niet tot u komen!" Hebt gy gewild gerustcn en zorgeloozen, die te midden van loeiende ftormwinden, die uw Schip den ondergang dreigden, gerust hebt blyven ronken en flaapen; die in dien waan voord leevt, dat gy een verbond met den dood en een voorzigtig verdrag met de helle gemaakt hebt; Ongelukkigen! die op den dioesfcm uwer ongerechtigheden zyt ftyv geworden, en neg niet cens bekommerd zyt, of de recht-  rechtvaardige Heer hier over bezoekingen doen zal, gy bebc u gevleide, dat er geen kwaad komen zoude,en u vrede, vrede zonder gevaar beloovdt, en tegen alle reden u zeiven opgedrongen. Moet ïk nu na dit alles tot een befluic komen, en zeggen, zoo als het is, moet ik noch tegen my zeiven, noch tegen Uiieden, noch tegen de waarheid aan handelen, wat moet ik dan anders zeggen, als Christus is rechtvaardig, by hem is de gerechtigheid; Hy heefr u menigmaal willen by een vergaderen, gelyk eene hen haare kiekens onder haare vleugels by een vergadert, ™ar gy,gy hebt niet gewik,gy ligt ia