1087 ^ E 5  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken, 1841.  D E T © O N JE EX S PEL- JB JE Ö O M. JD JE JE X JS» J2L JEL. Dit blaadje zal alle wecken, op Woensdag vervolgd worden , en vervat een begin der beöordeeiing der Reprejentatiên van bet heeriyk ZangJ'pel, Zi> m 1 r e en A z o r , door den IIecre P i e ï e r P ypers, voor de eerfte maal op den Anjfteldarafchen Schouwburg vertoond, den 2 Februa» ry 1784. Volgens ons gemoed te bandelen, zalderichtfnoef van alle onze fchriften zyn, hier van kunnen onze Lcezcrs zich Verzekerd houden, en diensvolgens fpreekt het van zelf, dat de 0np A r tïdi g hei 0 da grootc dryfveer van onzen handel is. Om hiervan ecne proef' aan onze geachte Medeburgcren meede te deelen, zullen wy beginnen met ecne beöordeeiing van de Reprefentatiën welken 'er reeds gegeeven zyn van de Opera ZemireenAzor, door den Heere P1 e ï e r P y p e r s, en zullen daarna overgaan tot de beöordeelingvan hetfhik zeiven. Wy verkiezen onzen arbeid te beginnen metdeeze Opera-, om dat dezelve veel heeft helpen toebrengen tot het tydgewricht waarin onze Nederduitfche Schouwburg een ander aanzien fchync te willen aanneemen, dan hy voor dcezen gehad heeft, te weeten ,• door onzen Medeburgeren den goeden fmaak inteprenten, voor de edele Muzyk, die groote beheerfcheresfe van aandoenlyke Zielen, en eenen afkeer in te boezemen tegen vuile kluchten en afA •. letterkJ  co fchuuwlyke Kunstgedrochten. Niets komt ons gepas* ter Voor om deezé fehandvlekken weg te jaagen, dun de Operaas, alzo de ongelooflyke drift onzer Stadgenooten, ora dezelve by te woonen, genoeg bewyst, boe vatbaar derzclver Zielen voor de indrukzelen deV Muzyk zyn, en gevolglyk, hoe gemaklyk af te leiden vai den fchandelyken fmaak dien hunnen Boezem voordeezen gekoesterd heeft, en waarop zy thans niet meet dan met fchaamteneêr kunnen zien.DeTreurfpelIenallecn f.hynen niet krachtig genoeg te zyn om deezeheilzaa» me ommekeer te bewerken, trouwens dit bewyst eene reeks van omtrent honderd en vyftig Jaarcn waarin 'er Treurfpellen vertoond zyn, en waarin onze Stadgenooten altoos eeniger maate aan vuile; of ten minfte laffe kluchten zyn verknocht gebleven. Ook bevonden de Edele Heeren Befhiurders van den Schouwburg zich menigmaalen in de beklaaglykenoodzaaklykheid van hunne toevlugt te moeten neemen, tot het laaten vertoonen van lomniige Kluchten diehetTooneei fchande aandoen, by mangel van betere IVai'iiikjes, waar-Jan in onze Taaie groot gebrek is: edoch, nu ons Tooneel pronken mag met bekwaame Perfoonen, om, op eene voortreflyke wyze Operaas uitte voeren , zoude het een byna onvergeefiyk misdryf weezen, zo Hun V/el Ed. Ath-Qogmafchamle/jke Kluchten behielpen, alzo de Operaas voortaan dit gebrek rykelyk zullen kunnen vervullen. De Stief moer, en de ontrouwe Joogd, welken gemelde Heeren goedgevonden hebben van voor het Huk van den Heere pypers te laaten fpeelen, zynzekerlyk Kluchtjes die noch oneer, noch zedenbederving kunnen aanbrengen, en dus hebben wy met vermaak die twee Stukjes zien fpeelen: het waare tewenfehen dat 'er nooit gecne (lechter vertoond waaren, en de Heer pypers heeft zekerlyk reden van zeer te vrede te zyn, over het gedrag der Heeren Beftuurderen in deOzen. Laaten wy nu tot een befchonwend verhaal treeden 1  <30 yan de uitvoering deezer vocrtrcflyke Op:ra, zimjrk en azor, en zien, waarin aan het oogmerk van den Dichter al of niet, kan voldaan zyn. De Heer pypers fchynt zich alle moeite van de Wacreld gegeeven te hebben, om zich Vyanden op den hals te haaien, door het fchryven van deszelfs doorwrochte Voorrede, gelyk zyn Ëd. daarin ook volkoomen gedaagd is: 't was ook byna onmogelyk dat ïemant d:e zo openhartig, (_ de openhartigheid is eene der voornaamfle trekken in het CaraEter van dien Dichter) als zyn Ed., voor de waarheid uitkwam, gecr.e Antagonisten en haatelyke tegenltreevers zoude ontmoeten, Obfequium amicos, ventas odium parit. maar zyn Ed. kan zich daarentegen volkomen verzekerd houden, dat zyn Ed. zich onvergelyklyk meer Vrienden dan Vyanden gemaakt heeft; edoch wy behoeven dien werkzaamen Dichter daarvan geene verzekering te gceven, alzo zyn Ed. reeds tweemaal ooren ooggetuigen geweest is van den aandrang zyner Medeburgeren, om zyn link te bel'chouwen, en van het handgeklap waardoor zy hun genoegen te kennen gegeeven hebben , en dit moet dien Dichter opwekken om zich niet te laaten afïchrikkec door het getjank van eenige Kelr'ertjes, welken naauwlyks, onder zo veel toejuiching kunnen gehoord worden. Dit vertrouwe wy, en laaten deeze bedenking aan zyn Ed. oordeel over, en hoof en derhalver, dat zyn Ed. niet zal afgefchrikt worden om zynen v e i. i x , welken wy weeten dat reeds afgewerkt is, het Tooneel te onttrekken, gelyk de geruchten ons verzekeren dat zyn Ed. van meeriing is te doen , zich niet willende blootftellen aan Criiiqucs die Fyandiglyk gefchrevea worden. Doch baten wy voortgaan. Op Maandag den tweeden February 1784 wierd zemlrjj en azor voor de eerde reize op ons Tooneel, voor een' barüendvollen Schouwburg vertoond. Naauwlyks was de Gordyn opgehaald, of men hoorde uit alle hoeken van den Schouwburg een verward geiluit' A 2  C 4 ) en gefluister het geen vervangen wierd door een aanè'engëfchakeJd handgeklap. Ons is bericht, dat dc Antagonisten van dit (hik alles aangewend hebben , om dcszclfs Vertooning te verhinderen, gelyk uit het vervolg blyken zal, en daarom durven wy ook byna vastelyk befltiitcn dat dit gefluit door dezelfde Antagonisten, zo niet door hen zeiven, ten roinfte door hunne aanhangelingen, veroorzaakt is. Dit bragt piet weinig te weeg tot de koelheid waarmede het geheele eerfte Bedryf uitgevoerd wierd, zo dat veele der Aanfchouwcren byna begonden te wanhoopen, aan den goeden uitflag van dit Zang/pel: daarenboven is ons, door geloofwaardige Berichten ter ooien gekomen , dat zo wel de Heer Schippvrs, als de Heef Sardet, zich dien dag- onpaslyk bevonden, eu dat de jonge Juffrouw Beühnn meede de koorts had, hetgeen, aan deeze twee Tooneeifpceleren bekend zynde, hen zekerlyk geenen moed inboezemen konde, om met die kracht te fpeelm gelyk des anderen daags gefchied is, Daarenboven waaren die Heeren niet onkundig van alle dc bergen die zy overkiimmen moesten , cm met goed gevolg dit tink uit te voeren, en dus is het nog te verwonderen , dat zy dien moed die hen bezielde, hebben blyven behouden', daar veele anderen, in zulke omflandigheden zouden bezweken hebben, 't Was derhalven niet te verwonderen, dat dewerkzaame en door het Publicq beminde Heer s c h ip per s in zyr.e aria, Maakt ons nooit voor de Gees'en bang, een' misdag heeïng, welken wy verzekerd zyn dat door zyn Ed. in andere omflandigheden niet begaan zoude geweest zyn: de kundigen en oplèttenden hebben deezen misdag opgemerkt, doch Is door het groot-, fie gedeelte der'Aanfchouweren ongemerkt voorby gegaan, gelyk die bekwaame en boertige Meur zulks ook volkomen verdiende, hebbende door het vervolg van zyn fpeelen den Aanfchouwer een onuitfprèeklyk genoegen gegeeven, De Heer sardlt, welke de.  (5 ) rol van s ander, en de Heer frjcx, welke de rol van azor vervulden, hebben meede niet weinig tot het aangroeijenvan het genoegen van het Pnblicqtoegebragt door hun hcerlyk zingen en aéteeren, waarop wy hierna eenige kleine aanmerkingen zullen laaten volgen, om vooraf onzen Leezercn eenig bericht te g'eeven wegens dc waare reden om welke de Wel Ed, Heeren Beftuurders goedgevonden hebben , om op het einde des eerden bedryfs, de Wolk met Sander en 4li niet weg te laaten vliegen, gelyk hetvoornecmcn geweest is, en waarom het vast bcfluit genomen zy , van, zo menigmaal ze mi re en azor zal vertoond worden, op dezelfde wyze met de Wolk te laaten werken , gelyk tot nu toe gefchied is. Wanneer men 's Vrydags voor de eerde Reprefentatje van dit Zarigfpel, op welken des Avonds de eerde groote Repetitie zoude gefchieden, des Morgens deeze wolk, welke men voor dit nuk alleen had laaten vervaardigen, beproeven wilde, wierd dezelve verzwaard met omtrent duizend ponden gewigts, en met deeze zwaarte de proef genomen wordende, daagde dezelve naar wensch, e» dus wierd de wolk weder ter plaatze gebragt van waar dezelve des Avonds ncderdaalen moest/en zoude, vóór de Repetitie niet weder ncderzakt zyn , indien hot aan twee Perfoonen die aan .den dienst des Schouwburg» verbonden zyn, nret ingevallen waare, om zelf de proef met de wolk te neemen: dit gebeurde, en wanneer zy in dezelve getreeden , en tot aan den bovenlyst der Schermen opgetrokken waaren, brak het touw waaraan de wolk hing in Hukken, en dc twee Pcrfoonen vielen 'er uit, beZecfende de een zich, op ecne jammerlyke wyze aan het Hoofd. Men onderzocht naar de oorzaak van dit vreemd voorval, en bevond het touw doorgesneden te zyn in zo verre dat het wel de wolk, doch geene zwaarte van twee Menfchert draagen konde. Tervoorkoominge nu van alle ongelukken hebben de Wel Ed. jlceren' Beltuürdefs het bovengemelde beduit genoA 3  co tnen,en dus.wordt de Aanfchouwer beroofd van eene Vertooning die niet anders dan aangenaam zoude geweest zyn, gepaard met de daar toe gecomponeerde fraaije Muzyk , welke het vliegen der wolk uitdrukt. Onze eerlte beöordeeiing zullen wy hier by laaten berusten, en belooven onzen waarden Stadgenootcn altoos die waare onpartydigheid te zullen in acht neemen , welke de grootfte vereischte is in Schryveren die eene beöordeeiing als deezeis, onderneemen; zullende wy zulke Acteurs en Actrices welken wy overtuigd zyn dat alle hunne vermoogen infpannen om aan hun beroep te voldoen, op eene heusfche en vriendelyke wyze, hunne gebreken onder het oog brengen , meer met inzicht om hen te verbeteren, en zich de liefde en achting van ket Publicq meer en meer waardig te maaken, dan om hen op eene haatelyke wyze te bedillen. Doch zulke Adeurs en Acïriccs welken wy zien dat het zich der moeite niet waardig achten om het Publicq, waardoor zy beftaan moeten , nu cn dan in hunne verwachting te voldoen, het zy door het niet weeten hunner rollen, het zy door flaauwen kunstloos te fpeelen,en verre beneden hunne kunstvermoogens te werk te gaan, zullen wy ongenadig handelen, als zynde alle beöordeeiing onwaardig, en de grootfte berisping verdienende , wy! zy het Puilicq, hc: welk hun ffeer en Méefl'er is, te leur (lellen, het zy door kwaadwilligheid,'het zy door luiheid, welke gebreken veel verachtelyker zyn dan de grootfte onkunde en onbekwaamheid. Zulke Dichters ook welken de verwaandheid bezitten van te denken dat, niet zy aan het Publicq, maar het Publicq aan hen toebehoord, en niemandbeöogenin hunne fchriften dan zich zeiven en het voeden van hunne verwaandheid, zullen wy nooit roem doen erlangen, wyl zy des onwaardig zyn, maar alles toebrengen om hunne verwaandheid te ftrafTen, 'daar wy integendeel, zulke Dichters die zich affloovcn om hunne Mede* menfehen nuttig te zyn, in onze fchriften zullen eerbiedigen, en den lof, welken zy verdienen niet  alleen niet zullen onttrekken, maar met ruimen maate tocmeetcn. beoordeelaars* Ons is liet volgende Dichtftukje toegezonden, met Verzoek Van het in ons cerfte blaadje eene plaats te vergunnen, het geen wy niet hebben willen weigeren: in tegendeel verzoeken wy deezen heer lief hebber nevens "anderen, ons in 't vervolg, met hunne geëerde herfchenvruchten te willen befchenken. BLOEM KRANSJE, ter cerc Van den Fiytigen en Kunstryken IIEERE B. SCHIPPERS; Geesth Toneelfpeeler, Zanger eri Dansfér, op den Am, ftsfiamfchen Schouwburg, voor het kcurlyk uitvoeren zvtier aangenomen RolvanyW; in liet trefelyk Zangfpel ZEMlRE en A Z O R. Op Zaturdag den 7dcn van Sprokkelmaand 1784, Gy, die door Zang en geestig biet, Elks luistrende aandacht houd: gefnoerd, Of 't oog kunt door uw Dans verrukken: ó Wakkre schippers! 'k roem uw kunst; 'k WH, u ter eere, eene kransje plukken, Ten blyk van myne vriendfehaps gunst. Hoe juicht thans elk der blyde Schaar Gellaêg, met klappend handgebaar, Ten blyk, dat Gy voortreilyk fpeelde! Uw houding, zo volmaakt gelyk Aan hem, dien ge op dien ftond verbeelde, Gaf uwer kunde teen duidlyk blyk.  C 8 ) Wel aan! vervolg, met lust en vuur, w kunstryke Arbeid op den duur! Win meer en méér elks gunst en achting! Volmaakjfuw' roem ! niets krenke uw' moed ! Uw vlyt voldoe aan elks verwachting, Op dat men U lleeds juichend groet'! ■a i. j.i> Zoo irreelt ge beide en Oog en Oor! En zult Apolloos kunstryk-Choor Ten onwaardeerbaar Lid verflrekken. Zoo blocije ons prachtig Schouwtoneel! En Gy, wiens roem men dorst bevlekken', Hebt aan dien bloei, een glansryk deel.' Amuerdam, den ?>/len van Sprokkelmaand, t yn 1784. De Heer toezender gelieve het ons ten beste te duiden , dat wy de twee middelde coupletjes achterlaaten, alzo wy niet verkiezen iets ftekelachtigS tegen luiden die niet denken gelyk wy, in ons weekblad te plaatzen.  D E TOONEELSPEL- Dit blaadje zal alle woeker), op Woensdag vervolgd worden , en Vervat een begin der beöordeeiing der ReprefeniatUn van het hcerlyk Z'atigfpel, Ze» iu t r e en Azor, door den Ilecre Pt et er Pypers, voor dc cerfte maal op den Amfteldamfchen .Schouwburg vertoond, den 2 Fébrüa» ry 1784. Volgens ons gemoed te handelen, zalderichtfnoer van alle onze fchriften zyn, hier van kunnen on* ze Leezers zich verzekerd houden, en diensvolgens {preekt het van zelf, dat de 0 n' p a r t y d i g h e i d de groote dryfveer van onzen handel is. Om hiervan eene proef aan onze geachte Medeburgeren meede te deelen, zullen wy beginnen met ecne beöordeeüng van de Rcprcfentatiïn welken 'er reeds gegeeven zyn van de Opera Zemire en Azor, door den lleere PiETERpYPERS,en zullen daarna overgaan tot de beöordeelingvanhetftuk zeiven. Wy verkiezen onzen arbeid te beginnen met deeze Opera, om dat dezelve veel heeft helpen toebrengen tot het tydgewricht waarin onze Nederduitfche Schouwburg een ander aanzien fchynt te willen aanneemen, dan hy voordeezen gehad heeft, te weeten ,• door onzen Medeburgeren den goeden (maalt inteprenten, voor de edele Muzyk , die groote beheerfcheresfe van aandoenlyke Zielen, en eenent afkeer in te boezemen tegen vuile kluchten en afA  co fchuuwlyke Kunstgedrochten. Niets komt ons gepaster voor om deeze fchandvlekken weg te jangen, dan de Operaas, alzo de ongclooflyke'drift onzer Stadgenooten, om dezelve by te woonen , genoeg bewyst, hoe vatbaar derzelver Zielen voor de "indrukzelen der Muzyk zyn, en gevolglyk, hoe gemaklyk af te leiden van den fchandelyken fmaak dien hunnen Boezem voordeezen gekoesterd heeft, en waarop zy thans niet meer dan met fchaamte néér kunnen zien.DeTreurfpellenalleen f.hynen niet krachtig genoeg te zyn om deeze heilzaame ommekeer te bewerken, trouwens dit bewyst eene reeks van omtrent honderden vyftig Jaaren waarin 'er Treurfpéllen vertoond zyn, en waarin onze Stadgenooten altoos eeniger maate aan vuile; of ten minfte laffe kluchten zyn verknocht gebleven. Ook bevonden de Edele Heeren Beftuurders van den Schouwburg zich raenigmaalen in de beklaaglyke noodzaaklykheid van hunne toevlugt te moeten neemen, tot het laaten vertooncn van lommige Kluchten die hetTooneei fchande aandoen, by mangel van.betere Naftukjes, waaraan in onze Taaie groot gebrek is: edoch, nu ons Tooneel pronken mag met bekwaame Perfoonen, cm, op eene voortreflyke wyze Operaas, uitte voeren , zoude her een byna onvergeefiyk misdryf weezen, zo Hun Wel Ed. zich nog met fchandelyke Kluchten behielpen. alzo de Operaas voortaan dit 'gebrek rykelyk zullen kunnen vervullen. De Stiefmoer, en de ontrouwe P'oogd, welken gemelde Heeren goedgevonden hebben van voor het fluk van den Heere pypers te laaten fpeelen, zynzekerlyk Kluchtjes die noch oneer, noch zedenbederving kunnen aanbrengen, en dus hebben wy met vermaak die twee Stukjes zien fpeelen: het waare tewenfehen dat 'er nooit gecne flechter vertoond waaren, en de Heer pypers heeft zekerlyk reden van zeer te vrede te zyn, over het gedrag der Heeren Bcfhiurderen in deezen. Laaten wy nu tot een befchouwend verhaal treeden  ( 3 ) van dc uitvoering deezer voortreflyke Op ra, zf.mire en azor, en zien, waarin aan het oogmerk van den Dichter al of'niet, kan voldaan zyn. De Heer pypers fchynt zich alle moeite van de Waereld gegeeven te hebben, om zich Vyanden op den hals te haaien, door het fchryven van deszelfs doorwrochte Voorrede, gelyk zyn Éd. daarinoak volkoomen gedaagd is: 't was ook byna onmogelyk dat ieraant d e zo openhartig, Qde openhartigheid is eene der voornaamfte trekken in het Caracter van dien Dichter) als zyn Ed., voor de waarheid uitkwam , geene Antagonisten en haatelyke tegen liree vers zoude ontmoeten, Obfequium amicos, ven tas odium parit. maar zyn Ed. kan zich daarentegen volkomen verzekerd houden, dat zyn Ed. zich onvergelyklyk meer Vrienden dan Vyanden gemaakt heeft; edoch wy behoeven dien werkzaamen Dichter daarvan geene verzekering te geeven , alzo zyn Ed. reeds tweemaal ooren ooggetuigen geweest is van den aandrang Zyner Medeburgeren, om zyn ftuk te befchouWen, en"van het handgeklap waardoor zy hun genoegen te kennen gegeeven hebben, en dit moet dien Dichter opwekken om zich niet te laaten affchrikkei? door het getjank van eenige Keffertjes, weiken naauwiyks, onder zo veel toejuiching kunnen gehoord worden. Dit vertrouwe wy, en laaten deeze bedenking aan zyn Ed. oordeel over, en hoopen dcrhalven dat zyn Ed. niet zal afgefchrikt worden om zyncn r e 1.1 x , welken wy wceten dat reeds afgewerkt is, het Tooneel tc onttrekken, gelyk de geruchten ons verzekeren dat zyn lid. van m eening is te doen, zich niet willende blootltellen aan Critiques die Fyandiglyk gefchreven worden. Doch laaten wy yoortgaan. Op Maandag den tweeden February 1784 wierd zemire en azor voor de eerlte reize op ons Tooneel, voor een' barltendvollen Schouwburg vertoond. Naauwiyks was de Gordyn opgehaald, of men hoorde uit alle hoeken van den Schouwburg een verward gefluit A 2  C 4) en gefluister liet geen vervangen wierd door ce:i aaneengefehakeid handgeklap. Ons is bericht , dat de Antagonisten van dit ftuk alles aangewend hebben , om deszelfs Vertooning te verhinderen, gelyk uit het vervolg blyken zal, en daarom durven wy ook bynavas* telyk befluiten dat dit gefluit door dezelfde Antagonis* te::, fa niet door hen zeiven, ten minfte door hunne aanhangelingen, veroorzaakt is. Dit bragt niet weinig te w eeg tot de koelheid waarmede het geheele cerfte Bedtyf uitgevoerd wierd , zo dat veele der Aanfchouweren byna begonden te wanhoepen, aan den goeden uitflag van dit Zangfpel: daarenboven is ons, door geloofwaardige Berichten ter ooren gekomen , dat zo wel de Heer Schippers, als dc Heer Sartlet', zich dien dag onpaslyk bevonden, en dat do jonge Juffrouw Bouhm meede de koorts had, hetgeen, aan deeze twee Tooneelfpeeleren bekend zvnde°, hui zekerlyk geenen moed inboezemen koude, om met dio kracht te fpeekn gelyk des anderen daags gefchied i-. Daarenboven waaren die Iiecrcn niet onkundig van alle de bergen die zy overklimmen moesten , om met goed gevolg dit ftuk uit te voeren, en dus is het nog te verwonderen, dat zy dien moed die hen bezielde, hebben blyyen behouden, daar veele anderen, Sn aulke^omftandigheden zouden bezweken hebben. 't Was derhalver, niet te verwonderen, dat de werkzaame en door het Publicq beminde Heer sch ip p e n s in zync aria, Maakt ons nooit voor de Geesten hang, een' mlsflag beging, welken wy verzekerd zyn dat door zyn Ed. in andere omftandlghéden niet begaan zoude geweest zyn: de kundigen en-oplettenden hebben deezen misflag opgemerkt, doch ts door het grooïfle gedeelte der Aanfchouweren ongemerkt voorby gegaan, gelyk die bekwaame cn boertige Atïcur zulks ook volkomen verdiende, hebbende door het vervolg van zyn fpeelen den Aanfchouwer een onuitfpreekivk fenoegen gegeeven. De Heer sardex, welke de  Cl 3 rol van sandïr, en de Heer f r ï c x, welke de rol van azor vervulden, hebben meede niet weinig tot het aangroei jen Yan het genoegen van het Pnblicq toegebragt door 'hun heerlyk zingen en aéteeren, waarop, wy hierna eenige kleine aanmerkingen zullen laaten volgen, om vooraf onzen Leezeren eenig bericht te geeven wegens de waare reden om welke de Wel Ed. 1 leeren Befhiurders goedgevonden hebben , om op het einde des ecrnen bedryfs, de Wolk met Sander en Alt niet weg te laaten vliegen, gelyk hetvoomeemea geweest is, en waarom het vast befluit genomen zy , 'van, zo menigmaal zemire cn azor zal vertoond' Worden, op dezelfde wyze met de Wolk te laaten werken , gelyk tot nu toe gefchied is. Wanneer men 's Vrvdags voor de eerde Repre]emotie van dit Zangfpd, op welken des Avonds de eerde, groote 'Repetitie zoude gefchieden, des Morgens deeze wolk, welke men voor dit ftuk alleen had laaten vervaardigen, beproeven wilde, wierd dezelve verzwaard met omtrent duizend ponden gewigts, en met deeze zwaarte de proef genomen wordende, flaagde dezelve naar wcnsch, cn dus wierd de wolk weder ter plaatze gebragt van waar dezelve des Avonds nederdaalen moest, en zoude, vóór de Repetitie niet weder nederzakt zyn , indien het aan twee Perfoonendie aan den dienst des Schouwburgs verbonden zyn, niet ingevallen waare, om zelfde proef met de wolk te neemen: dit gebeurde, en wanneer zy in dezelve gctrecden,en tot aan den bovenlyst der Schermen opgetrokken waaren, brak het touw waaraan de wolk hing in Hukken, en de twee Perfoonen vielen 'er uit, bezeerende de een zich, op eene jammerlyke wyze aan het Hoofd. Men onderzocht naar de oorzaak van dit vreemd voorval, en bevond het touw DOORGESNEDEN te zyn in zo verre dat het wel de wolk, doch geene zwaarte van twee Menfchen draagen konde. Tervoorkoomtnge nu van alle ongelukken hebben de Wel Ed, Heeren' Bcimurders het bovengemelde befluit genoA 3  co men, en dui wordt de Aanfchouwer beroofd van eene vertóomng die niet anders dan aangenaam zoude geweest zyn, gepaard met de daar toe gecomponeerde iraaije Muzyk, welke het vliegen der wolk uitdrukt Onze eerfte beöordeeiing zullen wy hier by laaten berusten, en belooven onzen waarden Stadgenooten altoos die waare onpartydigheid te zullen in acht neemen welke de grootfte vereischte is inSchryveren die eene beoordeeling als deeze is, onderneemen; zullende wy zulke Acleurs cn Actrices welken wy overtuigd zyn dat alle hunne vermoogen infpannen om aan hun beroep te voldoen , op eene heusfche en vriendelyke wyze , hunne gebreken onder het oog brengen meer met inzicht om hen te verbeteren, en zich de liefde en achting van het Publicq meer en meer waardig te maaken dan om hen op eene haatelyke wyze te bedillen. Doch' zulke Adeurs en Mrjce% welken wy zien dat het zich der moeite met waardig achten om het Public*, -waardoor zybeflaan moeten, nu en dan in hunne verwachting te voldoen, het zy door het niet weeten hunner rollen het zy door flaauwen kunstloos te fpeelen cn verre beneden hunne kunstvermoogens te werk te gaan zullen wy ongenadig handelen , als zynde alle beöordeeiing onwaardig, en de grootfte berisping verdienende, wylzy het Publicq, hetwelk hun Heer en Meefter is, te leur (lellen, het zy door kwaadwilligheid, het zy dcor luiheid , welke gebreken veel verachtelyker zyn dan de grootfte onkunde en onbekwaamheid. Zulke Dichters ook welken de verwaandheid bezitten van te denken dat, niet zy aan het Publicq, maar het Pubhcq hen toebehoord, en niemand beöogen in hunne Ichnlten clan zich zeiven en het voeden van hunne verwaandheid, zullen wy nooit roem doen erlang" uyl zy des onwaardig zyn, maar alles toebreng om' hunne verwaandheid te flraffen, daar wy integendeel zulke Dichters die zich afflooven om"hunne Medemenfehen nuttig te zyn, in onze fchriften zullen eerbiedigen, en den lof, welken zy verdienen niet  cn alleen niet zullen onttrekken, maar met ruimen maate toemeeten. BEOORDEELAARS. Ons is het volgende Dichtftukje toegezonden, met Verzoek van het in ons eerfte blaadje eene plaats te vergunnen, het geen wy niet hebben willen weigeren: in tegendeel verzoeken wy deczen heer liefhebberneyens anderen, ons in 't vervolg, met hunne geëerde herfchenvruchten te willen befchenken. BLOEM KRANSJE, ter pere van den Vlytigen en Kunstryken IIEERE 13. SCHIPPERS; Geestig Toneelfpeeler, Zanger en Dans/Ir, op den Am/lerdamfchen Schouwburg, voor het keiirlyk üit> oeien zvner aangenomen Rol van AU; in het tn'felyk Zangfrel Z E MIR E en A Z O R. Op Zaturdag den 7dcn van Sprokkelmaand 1784, Gy, die door Zang en geestig bne t, Elks luistrende aandacht houdt gefnoerd, Of 't oog kunt door uw Dans verrukken: ö Wakkre schippers! 'k roem uw kunst; 'k Wil, u ter eere, eene kransje plukken, Ten blyk van myne vriendfehaps gunst. 110e juicht thans elk der blyde Schaar Gellaèg, met klappend handgebaar, Ten blyk, dat Gy voortreflyk fpeelde! Uw houding, zo volmaakt gelyk Aan hein, dien ge op dien ftond verbeelde, Gaf uwer kunde keen duidlyk blyk.  ( 8 ) Wel nan ! vervolg, met lnst en vuur, Uw' kunstryke Arbeid op den duur! Win méér en méér elks gunst cn achting! Volmaakfuw' roem! niets krenkeuw'moedI Uw vlyt voldoe aan elks verwachting, Op dat men U lleeds juichend groet'! Zoo ftreelt ge beide en Oog en Oor! En zult Apolloos kunstryk-Choor Ten onwaardeerbaar Lid verfirekken. Zoo blocije ons prachtig Schouwtoneel! En Gy, wiens roem men dorst bevlekken, Hebt aan dien bloei, een glansryk deel. Amfterdam, den Üflen van Sprokkelmaand, J. Vn. L~84. De Heer toezender gelieve het ons ten beste te duiden, dat wy de twee middelde coupletjes achterlaaten, alzo wy niet verkiezen iets ftekelachtigs tegen luiden die niet denken gelyk wy, in ons weekblad te .plaatzen.  D E TOONEELSPEL- M JE ÖOJUJD JE M X JL 2IL M. Behelzende een vervolg der beöordeeiing der Re prefentatien van het heerlyk Zangfpel, zemire en azor, door den Heere pypers. Zullende het volgende No. eenige gebreken aanwyzen , welken den Dichter ontgleden zyn, terwyl hy dit Zangfpel behandelde, benevens eene korte beöordeeiing van elfride , door den Heere kastelyn. •npj adden wy gegronde reden om ons te verheugen .iOL over het^ vertoonen der twee Kluchtjes, voor de eerfte Reprcjentatien van zemire en azor, als zynde onaanftootelyk en eerbaar ; wy hebben die niet over het vertoonen van de verwarde jaloezy, noch het verliefde Brechtje, en hoopen dat de Ed: Heeren Beftuurdcrs alle moogelyke vlyt zullen aanwenden, om zulke gebreklyke en onëerbaare Kluchten , als de twee laast opgenoemden zyn, zorgvuldig van het Tooneel te verbannen, om het zelve hoe langer hoe meerden naam te doen verdienen van een School der zeden, en een Tempel van onnozel vermaak. Ons is niet onbekend dat gemelde Heeren, gelyk wy reeds zeiden in ons eerfte Vertoog, hunne toevlucht dikwiis moeten necmen tot foortgelyke manke voortbrengzelen der vorige finaaklooze tyden, byzonderlyk in het geval waarin Hun Wel Ed: zich thans bevinden, niet weetende welke korte ftukjes te plaatzen voor het opgenoemde Zangfpel, het welk met zo veel drift door Am stel dam wordt befchouwd, en voor het welk geene andere ftukjes dan die in één bedryf afloopen, kunnen gegeeven worden; doch onsbe.lunkens waare het beter geweest, in zulk ccnvoorvdals het tegenwoordige is, liever niets, dan ietsaanfiootehh te geeven, te meer, naardien het voornaamentlyk den Schouwburg intreedt om het beruchte Zangfpel te befchouwen. Onder verbetering zouden wy durven aanraaden van liever dat Huk door nog een fraay Ballet te verryken, dan in de droevige noodzaaklykheid te zyn van Kluchten te laaten vertoonen B  ( 16 ) vah zulk een' ar.rt als de bovengcmelden, doof'welker vertooningen liet deugdelyk oogmerk van den Dichter van zemire en azor, verydeld wordt, zoekende door de Operaas de onbezonne Kluchten te .verbannen, (V) daar, op zulk eene wyze, de Operaas wel de beweegoorzaak zouden kunnen worden van den nood, om zich met alle Kluchten zo goeden als kwaaden te moeten behelpen. Dit in het voorbygaan , om weder te keeren tot onze beöordeeiing der eerfte Reprefentatiën van het Vooronze oogen liggend Zangfpel. Het tweede Bedryf wierd door de Juffrouwen Bouhon welke voor Zemire ; Foitus, welke voor Fatmei en ffeisf welke voor Lisbe ageerden, op ecne algemeen behaaglyke wyze begonnen: alleenlyk wierdt de houding der voeten van Juffr: l'oitus, onder het zingen der trio, door eeiiige Aanfchouweren opgemerkt, als niet gevoeglyk genoeg voor eene welopgevoede Dochter, gelyk men onderftellen kan dat de Dochters van Sander zyn': Doch voor 't overige is in dit Bedryf zeer voldaan aan de verwachting van den Aanfchouwer. Juffrouw Bouhon zong uitmuntend, cn onderfteunde door haaren yver cn bekwaamheid haare twee Zusters op eene verwon» derlyke wyze. Ali behaagde ons ook ten uiterfte in zyne alleenfpraak, welke de Dichter hem zo welgepast in den mond legt, en aller toejuiching weggedraagen heeft, zo men een'misdag tegen de taal uitzondere , waarover wy hierna zullen fpreeken. Het derde Bedryf begon met een' misdag welke door het Orcquest begaan wierdt, cn den Acteur den Heer fricx in de noodzaaklykheid bragt van te beginnen met eene aria welke door nog een bladzyde verfen moest voorafgegaan worden: dan, alzo de eerfte vertooningen van zwaare ftukken altoos aan gebreken onderhevig zyn, gaan wy dit oogluikende voorby. De Heer f ri c x zong zeer wel, doch fomtyds wat te vuurig voor zulk een zachtmoedig mensch als azor is, maar fprak de fchoone verfen van den Dichter dikwils zo flecht uit, dat de Heer pypers daarover, hoe infchiklyk zyn Ed: ook zyn mooge, niet al te zeer voldaan kan zyn. Wy raaden dien Heer Aüeur van zich hoe langer hoe 00 Zie de voorredb Van den Ueere pypsrs, voor z e- wi Il£ lm azor.  meer in onze fchoone HoHandfche Taaie te oefTenen, en byzonderlyk zich letterlek te Iiouden aan de woorden van de (lukken waarin zyn Ed: (peelt, zonder die met vlaamfche woorden te vermengen. Wy zeggen vlaamfche woorden, wel weetende dat de longval van zyn Ed: Landfpraake onmoogeiyk te veranderen is. De trio in den toverfpiegel heeft uititeekend behaagd, en zoude den trap van volmaaktheid bereikt hebben , zo dezelve wat meer Piano gezongen geweest waare. De bek waame Heer sar de t, welke over het algemeen in dit (luk zeer grooten roem heeft weggedraagen , heeft in de volgende Reprefentatiën ons toegefchenen dit zelf opgemerkt te hebben, alzo zyn Ed: in de volgende vertooningen zich zo fterk van achter den fpiegel niet heeft laaten hooren , als op den eerden vertoonavond, welke verbetering ook eene zeer goede uitwerking gehad heeft. JutfuBo/ihon heeft het Nachtegaaltje heerlyk gezongen, en verdient volkomen het handgeklap des Schouwburgs, het welk na het zingen van die trellyke aria haar^Ed: in de ooren klonk, en wy v/enfehen deeze onze jonge Actrice allen geluk met den goeden uitflag van Zennre, haar Ed: verzekerende, dat het publiek door haar als betoverd geweest is. Het vierde bedryf week in geenen deele aan de twee voorgaanden, en wierdt ook uitmuntend uitgevoerd. Het mishaage den Heere fricx niet, zo wyzynEd: weder herinneren, dat zyn Ed: zyne aria, Gy Zemire doet my fneevcn, wat al te vuurig zong, en deeze zingende, meer geleek naareenen Alexis, verwoed over het voorönderdeld verraad vunLouife, dan naar eenen troostloozcn azor, wanhoopig over het afwezen van zemire, over wier voorönderdeld verraad hy het niet op zich zeiven verkrygen kan van zich te wreeken. Neen! Geen wraak kan hier beflaan. Doet de Dichter hem zingen, en dus heeft het ons toe gefchenen dat hier noch ecne houding , noch een toonval van wraakzucht kan te pas komen, vooral in het Caraclcr van den zaehtmoedigen en wcekharti: cn Azor, die, het is waar, wel levensmoede, maar véire van wraakzuchtig is. Het eenzaam Bosch waarin A*or~ deeze overfchoone aria zingt, heeft pns ook te ver-  C «2 ) licht toegefchenen om te kunnen ftrooken met zyne recitativo, waarin hy zegt: Zit de Zon in de 'Lee gedreven: en wy hoopen dat deeze misftand zal verholpen worden, het geen zeer gemaklyk is. Zo gemaklyk is het gebrek in het derde Bedryf niet te verhelpen , alwaar Zemire aan Ali haare Kamer aantoonende met deeze woorden: Lieve AH '. zie eens, welk een glans! fVat rykdom ! Alles Jchitttrt thans. hem niets anders aanwyst dan een gedeelte van een llopdoek, het geen alles behalven rykdom, glans, en fchittering voor het gezicht van den Aanfchouwer brengt, weshalve Zemire zeer wyslyk doet, met die rykdom en glans, zo fpoedig haar moogelyk is , door het fluiten der deur van haare Kamer, aan het oog te onttrekken. Juffrouw sardet, welke de tover nimf verbeeldde, heeft eenen luister ten toon gefpreid, die aller oogen verrukte, zo door haare vorstelyke houding, als glansryke kleeding, en deftig opzeggen der fchoone verfen, haar Ed: door onzen Dichter voorgezongen, en wy kunnen haar Ed: verzekeren, dat elk der Aanfchouweren, voor zo verre ons ter ooren is gekomen , door haar, als opgetogen geweest is. Wat de overige vier Reprefentatiën deezcr voortreflyke opera betreft, deezen zyn, volgens eenpaarige ons toegekomen berichten, zo door onze Correspondenten als andere Aanfchouweren, ten algemeenen genoegen van het Publicq uitgevallen, uitgezonderd eenigè kleinigheden welken niet in aanmerking kunnen komen, en als verdoofd worden door den glans van het voortreflyk fpeelen van onzekunstrykeTootttehstén, wier bekwaamheid des tepryswaardigcris, daar hunne arbeid cn moeite (£) eerst in deszelfs geboorte zyn, en door oefening die de kun ft en befchaaft, hoe langer hoe voortreflyker uitvallen moeten. De lof welken wy deezen braaven kunnen toezwaaijen is niets, in vergelyking der toejuiching welke zy reeds by het geacht Publicq verworven hebben, het welk zich als verdringt, niet om den Schouwburg uit te vluchtenwan< veer de o p e r a begint, maar wel opzctlyk om het genoegen te hebben van dezelve by te woonen; gelyk vyf 0>~) Dcczc is de betekenis van het voorJ Opera.  C 13 ) foarftendvolle Schouwburgen reeds bewezen hebben, en, gelyk ons verzekerd word', dat door nog vyfdèrgelyken zal geftaafd worden, by de vertooning van het gedachte Zangfpel. Deeze menigte van Menfchen beftaat zekerlyk niet in Kinderen die eens in de raarekiek komen kyken, (V) of in bot en dom gemeen het geen men iets kwaads voor goed in de hand kan noppen, maar is famengefteld uit eenen toevloed van den Burger in 't algemeen , waaronder zich niet alleen dc vermoogendftc lieden van ons ktmstkweekend Amfteldam, maar zelfs de aanzienlykfte enhoogstgeachtite Staats lerfoonen, meer dan ecne reis , bevonden hebben, welke gehcele achtbaare vergaadenng, op de verfoeylyklte wyze gehoond wordt, door dezelve te vergelyken by eenen hoop van semeen fchuim van vo ü clat zich vermaakt met de grimasfenvaireenen Ktrakzalytr te komen bezichtigen, door welke haatlykc en laa>'e vergeïvkip<* onze braave Toneelfpeeters ü&Kwatealvers, en dé EdetéHeersn wordenl f} /) bcsunfti2ei's dier Charlatans, ten toon gefield .Indien men aldus uwe hersfenvruchten, 6 groote marmontel ' wiens roem door geheel Europa verfprqid' is, behandelt, wat £31 er dan, och arme! van eenen Robbert de fries, en foortceJyke kunstfpooken worden? 6! dan blyft'er voor deezen, Sm by de gelykems van de Rarckiek te b'lyven, niets anders over dan deze ven ui een' Toverlantaarn te zetten: Bochels zyn'er zeer gefchikte voorwerpen toe, vooral als zy onverwachts uit dciucht in eene kerk vallen: immers is, vooral dit opgenoemde gedrochtelyk (tuk (het geen, helaas ! weder op de°lvst der mikken , die ons deezen winter vertoond zullen worden, geplaatst is.) zo vol maakfclie «vertrekken, dat het der moeite waardig is om het te zien vertoonen : Alles tovert 'erin ,r0tde Êfn J°e> Wy fl!,,cn °P tyd vans' mans toveren i'preeten, en er onze leezeren mede vermaaken, om hen niet altoos eene ernlbge ftoffe voor te honden, en als dan betoonen, dat rf <';M?fl te Sdyk ook een Kluehtfpsl kan zyn , maar een Bue nfpel m vyf Bedryven ! Het Kluchtje is wat ïe lang om na ïhtti fa8r°? fpee,t mcn het v00r> « dlls ™<ï«h mm ais clan den Aanlchouwer op twee Kluchten te gelyk, behalven wanneer 'er eene Opera nagegecven wordt. TI BEOORDEELAARS. „, e'°"s toegezonden Dichturukje van N, benevens den Brief van M. v., zouden wy zeer gaarne in dit Hlaadjegeplaarsthebben, waaren wy hierin niet verhinderd gewórden 'door den volgenden Brief welken wy of geheel niet , of in dit tegenwoordig Vertoog plaatzen moeten. Alzo de geachte Schryver ons (,y zen zekere naamlooze Schryver laat zich, op dit punt. op deeze wyze uit. ' 00 Dezelfde naamlooze heeft zich niet ontzien, van zich Zojpoorloos aan zync Mtdehirecren te vergryj en. JB 3  C 14) de vryheid laat, om met zyn Ed: Brief tiaar welgevallen- it ha -d ten, kunnen wy ons bedunkens zyn Ed: nietvcröngelykeii met denzelven hier te laaten volgen. (Copyé) Myn H eren Tooneclfoel- Beoordeelaars I Hoe ongaarne ik ook mynen dierbaaren tyd ten koste leg aan het fchryven van dispuut chriften, die doorgaans niemant interesjieren dan den geenen die dezelven fchryft, en den geenen voor wien zy gefchreven worden, cn menigmaalen meer verbit] teren dan verbeteren, heb ik echter oorbaar gedacht aan UEds. deezen brief, (waar mede ntar welgevallen gelieven te handelen :) toe te zenden ; aan I lEds. zegge ik, die ten mynen voordecle dc pen fchynt opgevat te hebben in UEds. eerfte No. „ waaraan ik hier mee dankbetuiging gedenke. Ik bedoele UEds. door deezen een denkbeeld te geeven van het zogenaamd gejprek, het welk ik met den Heere passégehouden heb over de beruchte zogenaamde Fabel, de Uil, enz. welk gef.rck voorgevallen is in de winkel van den Boekvcrkooper Èlwc, wanneer aldaar eene verkooping van TooneelfpeHên gehouden wierd, op welke verkooping ik gevallig eene plaats naast den Heere pass é bekwam; ik zeg gevallig, om aan te duiden dat ik met dien Heer geene converfatie heb. Cgc'vlfommigen uit den jongften TooneelficU-ejclouwcropgewzalxhcbben,) dan wanneer ik zyn Ed: op de ecne of andere pu-liqds plaats aantreife. Terwyl ivy naast clkandcren gezeten waaren , wierd door Elive de grootpapiere compleetéStooneelspei.BESCHOUWKR geveild, docli alzo niemand 'er geld op bood, ftelde Ehve denzelven voor één Daaldertje in : elk zweeg, en liet Elvre vreedzaamigen bezitter van den Toon. elf; elbefchouwer voor één' Daaldertje. By deeze gelegenheid viel dan dat gejprek waarvan ik zo veel geruebts hoor maaken, tusfehen den Heer PASsé cn my, op de gedachte Fab-l, over welke zyn Ed: my half boertendc, (ten minfte aldus heb ik het opgenomen.) zeide, dat 'er gezegd wierd , dat ik die Fabel gemaakt had, waarop ik zyn Ed: ook half boenende antwoordde „ wel, ik wou datikzjs gemaakt had, ik vind het wel een aartig dingetje'" waarop de Heer passc my, half fchamperlyk tocduuwde, dat dit niet tot myiie eer verftrekken zou, wordende dit van mynen kant door „ dat weet ik niet" beantwoord. Volgens myne beste herinnering is dit alles wat op dit j oint tusfehen dien Heer en my voorgevallen is, en zo de Heer rAssé het zich der moeite waardig acht om 'cr op te denken, zal zyn Ed: gcwislyk myn verhaal conform met de waarheid vinden. Ziet daar, Myn Heeren 1 dat gelitele gejprek, waarvan zoveel gefekreeven wordt, als of'er de welvaart van het land aan hing! Is daar uit 1111 op te maaken, dat ik het zegel hing aan der, vermeenden laster, in de aantekeningen op dat fabeltje bevat? Ik vertrouue van neen; te» minfte, is in zulk eene onvoorbedachte woordenwisfeliug myn idee op niets minder gevallen dan op liet vermeende lasterlykc , maar wel op bet ptitique gedeelte van dat Ichriftje, het welk ik door myn woordje AARTIG genoeg te leunen gaf, hatende de befcluildiging of vrylpreeking van Iasr ttr, op zyne plaats. 11: bekciine, dat ik,myoiivoorziduyykf  c 15 :■ voornaamlyk tegen deezen Hter, welken de ToonéelJpeKefcheu* wer dikwils tot boren de wolken opvyzclt,en 'er derhalven geen vyand van zyn kan , nitgelaaten hebbe ; dit zy aan mvial te groot vertrouwen dat ik op de menfclien ftel, èn niet aan invne kwaadwilbgheid toegerekend! Dit zal my tot een behoed middel voor het toekomende verftrekken. Dc heer tooneelspelbeschouwer , welke my volftrekt onbekend is, en derhalven van my geen antwoord afwachten Kan, als zynde het verre beneden my eenen naamioc-*-nrwelka op myn verzoek geweigerd heeft zynen naam aan my te ontdekken,) te antwoorden, heeft dit gefprek tot een voorwendze! genomen om my, als zynen grootften tegenftrcever, m™cne boonende wyze ten toon te (tellen, doch ik heb reden om tedenken dat zyn Ed: by zich zeiven overtuigd is van my önrecl t te doen, en allecnlyk my als een intermedium aan te grypen 0111 zyne onberedeneerde oogmerken tegen de Oheruas,voo't wier vertooningen ik zo rondborftig uitgekomen ben, om dat zy door myne Stadgenootcn verlangd worden, ten u tvöer te brengen. Doch zyn Ed: dwaalt, volgens myn gevoelen en het is niet onwaarfchynlyk dat de tyd zyn Ed: hier van zal overtuigen. 1 idx 't Is waar, en ik kome 'er opentlyk voor uit, dat ik een tegenftreever van den tooneelspel-besc/ouwep bei-Edoch waarom ben lk dat? Is het om dat de Schryve,"oor de B pleit ï mets minder dan dit : niets is m/Z ngenaameidan kunstminnaareu aan te treffen; maar ik ben zynfe"2Xèever enkel en alleen om dat van het oogenblik af dat d Spanier in de' Waereld kwam, hetzelve niets anders dan twisteiK«« gezaaid heeft tusfehen onze Tooneelfpeeleren , e derzelvfr Aanlchouvveren; en onzen Tempel van vermaak in een /S ™"™üZhe^aP«. het geen regelrecht mei^aanloopt, ah zynde een minnaar van eendresten vrede vooral op plaatzen als de Schouwburg is alwaar w»t^l TSTW' f,gee'le l"J],ann,n' van^s't zoeken mUen Had de Heer Schryver dc bekwaamheid gehad van Zeenl gepaste .wyze. en met oordeel, zynen wierook toe tê S£ f° VCr f" Tooneelfpeeleren als in Poëetcn of met 3 e* bezaadigheid cn juistheid van geest, hunne gebreken diei!' kerlyk elk heeft, onder het oog te brengen; waare ztoEds UgteJyk op de handen gedraagen geweest door hen die hem.nu wVL5Chnk nek tocdl'MiJen;enhadmog lvk geS inf-ffr C" ' dl;e Ed: nu altoos «ieper « dieper doe? ' inkankeren om dat zyn Ed: die bekwaamheid niet heeft welke z\n1 ed: niet lochenen kan, vooitvlociien kunnen vv» "rondll,"'°eSt Zy" Ed/,K*-^d S»fDee~ de vote' Srondflag van eenen bloeijenden Schouwburg geweest, da» da  C 16 ) cnëenigheid deszelfs poorten, dit duchte ik met grond, allengskens wel zou kunnen toegrendelen, of de toevlucht tot eene franfche troep moeten doen neemen. Wyders, Myn Heeren,het geen UE. bericht is wegens mynen! felix, is bezydc dc waarheid, alzo met allen yver aan denzelven arbeide, om ,zo fpoedig doenlyk is denzelven aan de wel Ed: Heeren Schouwburgbeftiuirderen aan te bieden. Ik word alleenlyk hier in verhindert doorren Olkfcn die het papier voor het müzyk liniëert, cn my heeft laaten weeten dat de ftrenge koude zyn werk verhinderd, zynde dit ftuk op het plaatzen der woorden onder de muzyk van drie of vier Zangftukkcn na, afgewerkt. Wel is waar dat ik my tegen fommigen myne Vrienden beklaagd heb over de vyasatglyie critiqv.es , (gelyk TjEd. die gelieft te noemen,) waaraan een Schryver vooral van O, eraas, zich in de ze dagen exponeert, en my al weder een ongelukkig lot op dit punt dceden duchten, wanneer felix liet" licht zal zien; doch ik ben niet van meening om dit ftuk het Tooneel te onttrekken , (zo nogthans de Wel Ed. Heeren Beftuurdcrs het der vertooning waardig achten ,) om den tegenftreeveren der Operaas die zich hierin zouden verheugen, niet in de hand te werken, en mynen vaarden Stadgenooten geen ftuk te onthouden, hetgeen ik alleenlyk tot hun nuttig genoegen vervaardigd heb , gepaard met het inzicht om den Schouwburg eenig voordeel aan te brengen, Deezen zyn ook alleenlyk myne oogmerken geweest toen ik Zemire en Azor fchreef, door welk fchryven ik geenzins door dc ambitie gedreven wierd om op te klimmen tot dien verheven kring der Goddelyke zoonen van Al ollo, die nergens anders dan op den Parnasjas woonen, en veel te verheven fchepfels zyn, om het zich der moeite waardig te achten, van eenige druppels uit den hengftebron waarin zy zich dagclyks baaden , op de veriichtelyke aarde , en de nietige Stervelingen te laaten afregenen. Neen! Ik boude my aan den voet van dien fteilen berg, inden kring myner geachte Natuurgenooten, en ftaröoge met verwondering naar zynen fteilen top welke door dien Godcielyken kring van poëeten bewoond word, terwyl die Hemelfche voeclfterlingen met verachting op de aarde, cn op my nederzicn. Zo ik de liefde myner Medeburgeren door hunne verachting koopen mag, zal ik my gelukkig'houden, en my niet bekreunen aan tegenichriften, om welken te beantwoorden myn tyd veel cc kostelyk is; waarmede, enz: (Was getekend.) pypers. Amft. 13 February 1784. P: S: Indiên UEd. iets dergelyks mogt ter ooren komen als sefchied is wegens felix, kunnen UEd.zichinlormecreunaar Se waarheid, by den Boekverkooper, aan wien deezen brie! behandige, alvorens liet in UEd. Weekblad te plaatzen. dezelfde.  i> e TOONEELSPEL^ ireurlpel, door den heere kastelfyn- eeri vertoogje over de Opaah en een antwoord aan den fchryvcr van den brief getekend X. X. loopende over den brief getekend B. B., te vinden m denlaatften ïo oneels pee-heschov™S TT^ aar wy v o o r n a a m e n t l y k in dit ons tyd-

Kunstminnaars zullen het des den Heere Kasteleyn dank weeten , dat hy Elfride dus met 'een nieuwen luister ten voorfchyn brengt." Wy vertrouwen dat dit Haaltje genoeg zal zyn om onze leezeren te overtuigen, (zo'er echter overtui- . ging op dit ftuk nodig zy, ) dat die beschouwer \ in zyne beöordeelingeu meer door perfooneele haat j , of genegenheid gedreven wordt, dan door de zucht i om voor de kunst, waarmeede hy altyd zo hoog draaft , te Werken; en dat gevolglyk zyn gelchritt niets anders dan afgryzen in de geleerde waereld voortteellen kan. Hoe zeer gedachte beschouwer en zyn aanhang het ook gelaaden moogen hebben tegen de Operaas en alles wat naar Opera zweemt; hoezeer men tegen dczelven gewoeld en zyn verhand genepen hebbe om de natie eenen affchrik tegen dezelven m tft boezemen ; fchynt echter het lydftto geboren ua / deeze tak van kunst in vollen bloei fchynt te willen uitbotten. De volle Schouwburgen by het vertoonen van den d eserteur, zemire 1?» azor en andere Zangfpellen leveren 'er een volflaagen bewys van U1 Wat mag toch de reden zyn om welke men zo zeer wen tegen deeze onfchuldige.cn aanger.aame kunsttak t Zyn de operaas uit hunnen eigen aart te veroordeel lén ? Zyn zy het uit hoofde der gevolgen'? Wv weeten zeerwel alles wat men tegen de Operaas met min of meer grond aanvoert, en met welke redenen men zich behelpt om ze tebeftryden: doch wy vraagen of haare Beflrydérs het waare der kunst gevonden hebben, en of zy onfeilbaar in hun oordeel zvn'? Verre van daar! Wy necmenvoorhettegenwooid .re nog niet de taak op ons om de Operaas opzetlyk te verdeedigen, maar het kan onzen Leezeren „iet onaangenaam zyn, dat wy hen in het kort debcs"e zydé toekeeren van eene kunst die men zoekt m C 2  Scïm.' en' 0M DEEZE REDEN ALLEEM' haat,vk De grond, en het weezentlyke oogmerk der (raatje kunsten in t algemeen , en byzonderlyk der Goddeivke Pogzy , is het vermaak. Deeze erondresel is gaar het ons toefchynt zo. klaar en duidelyk, datVeen ftlen^ brmil"Wf iQl fraaije Kunsten aar aan fwy" leien kan. Een onkundige mag fcheeuwen en roepen zo veel hykan, om nut en zedenverberering alléén: kunst'niPrmVBal, Cl-C!ldi» ?*« ^ kellt de vordert ; r haar °PZetlvk niets da" *« yordeit, heeft van haar geen' zweem van denkbeeld In het gemecnebest der Wetenfchanpen zyn We zen lyke vakken, waarïn de Godsdienst * de Deugd en het Nut, opzetlyk moeten bearbeid worden: Doch zo men buiten deeze vakken, zich in een ander bï geeft waarïn deeze oogmerken opzetlyk en alleen niet bedoeld worden , en echter dezelven opzetlyk ZVken bedoelen w. handeld men volflaageni verkeer 0„ ons denkbeeld op te helderen vraagen wy , by voorbeeld: Of het geene dwaasheid zou zyn by den Theo- ™7e J*d atr( 16 WilIeT 'e|Zen ? Dus is hetooi omgekeerd. Zal men van de Zangkunst de 7>W^;> afvorderen? het vermaak is het het r e der Poezy ea dfirJUuzyk: 't is waar, zy zyn ook wel zcel «utttg, doch niet verder dan vaor zo veeUulks ovef eenkomt met haare groote oogmerken, om men fchelyk hart te roeren, aantedoen, en verrukkende ?ê vermaaken. Wy moeten derhalven ^ bet t/ weer der het vermaak in de voortbrengzelen der/W en der Afio^ zoeken: Zy zyn 'er toe «' hart 'ri,rn r™"™ dat RedeeIte va" Let «™fi*egk Sln'dteeï vatbaar voor vermaak £  cVj Antwoord aan den Heer Schryver des briefs rt> tekend x x, ons toegezonden den 19 Febr 1784. Myn Heer! De uitgeftrektheid van UE. Brief Iaat ons niet toe denzelven in*zyn geheel in ons Weekblad te plaatzen daarom nebben wy goedgevonden, denzelven beantwoordende, onzen Leezeren een denkbeeld 'er van te E*rt A™ d°°r ^ aa» U*. °°g- UE. poogt ons voornaamtlyk door UE. Brief in het vermoeden te leiden, dat de Heer nomszde Schryver zoude zyn van den Brief getekend B. B. welken wy in den aatften tooneelspel- beschouwer vinden* om de volgende redenen, vooreerst; Om dat de Ityï in dien Brief voorkomende volmaaktelyk naar dien van den Heere nomsz p/yfe. Ten tweede,om dat'ereeniken1iv r, rUKt rukkinSe» i» gevonden worden, weiTen S'e df!feIfs,molld Sehoovd te hebben, i^n -1 ' ? ^ zï'n Ed: zich °P P&iïaue plaatzen en ook voor eenen ïïl,,^ V10rde 0111 dat z>'" Ed: wanneer amèlia hevimZo crfr »Irhouwbur8 vertoond wierdt, ysfelyk tegen hieldt tóTdi£L 'cge\ nai-en a om dat het zyn geld iti dc zak vyrdc ' om in de fiCgdc znllde vertoond worden. Ten tracht'vrvre fchlïv« diens Briefs den Heer nomsz alleen vaf I eide, e ander, n?1J »kt te hebben, daar'er veTdeèS . B"efrcl"'yver B. B. den Heer nomsz tracht te Seon gd "bedo fde SS ™ ^ere Dichte- nmr il m,n™ „™ P'aats gemejd. icn zeS(je om j-j i" woorlen H m C"S 5ofi^ tot a"™°°i'd te verfchaffen.' Wy ivn. Vooreerst' SFrfHecr' dat w* NIET van UE- ^voelen No sz Jth ,,,,' dat wy n,ct !ain,len de"ken dat de Heer de noc"zoude »i ™ ™ow-««^L-BEsciomvER voor dezelf«1 fpan?en' 0,11' methemvoortrjou, benloeêen rtV d'S todl 1,001t vrachten d'-M?en kan te e wSd7vn Hfrwced^°.™ er zo veele fehryfftylen in befluite^too ded'v^r/n a.llCrCn ?clïken ' d" d^*geet, Ten derdé om ^1 -U V v/n"?e ,cns wy" Heeren! inden iet ?vefvolgh« ultvoerin nng,C,Vaa,d tC SC£VC"' 20 doordeelt in maar venvaS fpee er z ™ « „™^^ 1,ClJc tot de kunst, eiken ,Toneelbreken te doen ween.? T °P mie bcdckte W5<2C S^" Sro^^toOTffr? a" dW;Ve ik my verzekerd l,oude?n, voet od we£ nr ! Aaagen zult, danopderï «ld blootgelegd wierden: zulks zoude onseewS erievet Dus laaten wy met aan een' ander doen bet fe\n wy nK£ xr* gef 'CSÏ* JT0dl' 2ult UE my moogelyk Hierop zdlk T„ " ^r,''1"1 0,15 Weekblad opvullen? te veel vertrouw, , n!L'e" b^cbeidcuheid laaten antwoorden, takken van wer', i £BS,de ,0p UE ervaarenheid in veele UE tóevluchr rnr ™ P' ft" !'at ÜE *odi8 z°"<» hebben van Cm n ü T T t Ó e ™ I£lyke be°ordéenngên te moeten neemenj rEensaJZ ndheia^; 5,0eStert d,an' Mv? Heeren! De Vrede, Veel ki ulf 3?SiS? f'e /'"^Selykc wyze aan ! Vereenigt, zó der n"enriflf k2nstrvtl%kÜnrStl''k? Tremrpellpeeleren nfet'die voor" on d«" ,"il Zangfpel-Vertoonerenl Edoch bindt beende d^riï^L^S^0"1^ b? elkandereu houdkgtoVW^ ik allenirstiW H, i rj ULrke* vast> en UEd: zult, vertrouwe Ier het kfS / rtaaSen- Befehermt niet min- MmrT Deel? Sfe5^«.te ïeerzaalne *M '1> dan de flreelende zfr^nii L ^'''f"' frm om arm gevlochten, eenscedierbare ttSr v«1,onden. «uilen dan niet nalaaten onzö Uieibaare Stadgenooten, de eene Iekkernv door de andere af! b|Ja^dudenheid op keurKSn ti vertel UD ee'istvol',r, T dru,êende deezen mynen Briefin SodïaUA&J** CenC P aa" tc vannen , om niet in de ^zt^&%%^^ ^onderlyk te doen het Amft. 22 Feb: ,784, (Was get:) vredelief,  D E TOONEELSPEL- Behelzende eenige algemeene aanmerkingen over de Opera, enz. elyk eene flang , wanneer zy door den waakzaamen hovenier vervolgd wordt,zich in alle bochten kronkelt, om, waare het mogelyk, zyn gevreesd wapentuig te ontkomen; aldus zien wy, dat de fehryver desTooneelfpelbefchow.vers zich in alle kronkels en bochten begint te draaijen, om zich der woede van het op hem vergramde Publicq te onttrekken. Wy zien in zyn laatfle Vertoog , dat hy eene pleister tracht te leggen op de wonden, die hy in de gemoederen zyner Stadgenooten geflaagen heeft, door te fchreeuwsn en te raazen tegen de hartverrukkende Operaas, wier vertooningen hy hen, D  zo partyzuchtig als boos getracht heeft te ontroo.ven, door,nu eens een Spotdicht te knoeijen op de Operadichters ,dan eens den heer Schippers belachlyk te willen maaken, en,om alles metéén woord uit te drukken, door nimmer den verdienden lof te geeven aan onze yverige en verdienfte» lyke Zangfpelfpeeleren, die zich nacht en dag afflooven om het Publicq,in zyn verlangen te voldoen. In het laatfte Vertoog van dien partydigen fchryver , zien wy , dat hy het kwanswys alleenl-jk gelaaden heeft op de Operaas die tot nog toe by ons vertoond zyn, om dat die, volgens het gevoelen van dien doorkneeden keurmeester inde kunst, niet beantwoorden aan de vereischten van een Tooneelfluk; doch niet tegen de Operaas in '/ algemeen. Wy zien deezen draai aan als een kunstgreep om de ontwaakte gemoedeern weder in den flaap te fusfeh, op dat zy flaapende, des te ligter de prooi zyner flinkfche oogmerken zouden kunnen worden; Doch wy zullen die gemoederen niet alleen trachten wakker te houden, maar zelfs meer en meer te doen ontwaaken. Wy fchryven niet opzetlyk om den Tooneclf/>elbefcfiouwer te wederleggen, denkende dat zulks onnodig is, alzo wy bevinden dat de Wel Ed: Heeren Beftuurders, (wier onvermoeide yver om den Burger in den Schouwburg genoegen te geeven, nooit  C =7 ) genoeg geprezen kan worden;) zich weinig laaten gelegen leggen aan al wat die fchryver tot nog toe, om die Heeren in derzelver oogmerken te dwarsboomen, uitgeworpen heeft; en om dat wy daarenboven overtuigd zyn, en onzen Leezeren kunnen verzekeren, dat onze Ed: groot achtbaare heeren burgervaders de poogingen der Wel Ed: Heeren Befhiurderen, om naamenilyk de Opera op ons Tooneel in een' bloeijenden ftand te brengen, niet alleen met derzelver goedkeuringe verè'ere, maar wel uitdruklyk en opzet'yk onderfteunen. Wy hebben derhalven niet nodig, zeggen wy, om dien partyzuchtigén fchryver te wederleggen, het geen ons anders zeer ligt vallen zou, maar wanneer wy in onze verhandelingen over de Opera, van hem fpreeken*, zal het enkel en alleen zyn, om dat dit aldus als ongevoelig in onze redeneringen zal invloeijen, gelyk deeze onze volgende aanmerking is, te weeten, dat , zo dikwils die fchryver en zyn aanhang zich aangekant hebben tegen de Wel Ed: Heeren Schouwburg-Beftuurderen over het Opera fpeelen , deeze aankanting niet berustende bleef in de geachte Perfoonen der Heeren Beftuurderen alleen, maar onmiddelyk terug fhiittcde op de opPERBESTUunDEREN des Schouwburgs , dat is op onze geachte burgervaderen , van wier wyze? D 2  C=8 ) fchikkingen en heilzaame oogmerken wy te veel blinkende bewyzen hebben, dan dat wy ons, zonder hoogstberispelyk te zyn, tegen dezelven Zouden kunnen verzetten. De Schouwburg een gebouw zynde dat niet aan eenige weinige waanwyze zotten, of partydige en twistzieke Tooneelfpec/eren, maar aan alle de Kinderen dier Groot Achtbaare Vaderen , dat is aan het geacht Publicq toebehoort, kunnen die trouwhartige Vaders des Volks geene wyzere maatregelen neemen dan hun ed: groot achtb: indeezen genomen hebben , om aan het inzicht van dat kunstgebouw te voldoen. Het zedig vermaak, ecne zoete uitspanning der bezigheden worden 'er voornaamentk/k in bedoeld, en ah/ie regen deeze groote oogmerken aandruischt , druicht tegen het geheele Publicq aan , wiens gerechte gramfchap hy verdient te gevoelen. Deezen Tempel van zedig vermaak in eene Academie te willen I veranderen, is zo veel als alle onze Inwooneren tot Poëten , of Filofofen , of mogelyk tot waanwyze gekken te willen metamorphifeeren ! Men beöogc dan voornaamentlyk in den Schouwburg het zedig vermaak 1 Hoe kunstmaatiger dit vermaak zy, hoe- treffender het in de oogen des kondigen wordt: doch zal het vermaak voor de min kundigen vermaak blyven, behoort het nieï  zodanig ingewikkeld te worden dat het vermaak verdwynt, en alleen de kunst in 't oog flonkert. Hoe zeer wy ook voor de Treurfpelen yveren moogen , kunnen wy echter niet ontveinzen dat wy rhenigwerven op ons Tooneel Treurfpelen gezien hebben wier inwikkeling zo omzwachteld Was, dat men met ingefpanne ,in plaats van ontfpanne hersfcnen opletten moest, wilde men zich een denkbeeld vormen van het geval waarin de Dichter begeert dat de aanfchouwer deel neeme. Kunnen wy dit een vermaak noemen? Wy gevoelen van neen. De Opera is, naar ons denkbeeld, zonder eenigen toeleg te willen fmeeden tegen het fchoone Treur-of-Blyfpel, het gefchikfte middel om het zedig vermaak, dat groot doelwit desSchouwburgs, aan dcnBurger te verfchaffen. Wy hebben hier van geen ander bewys te zoeken dan in de jongstvertoonde opera Zemire en Azor. Had dezelve minder vermaak gegeeven, zy waare dnwederfpreeklyk minder gezocht geweest. 'Tis onwederlegbaar, dat het Publicq meer den Schouwburg bezoekt om zich te vermaaken, minder om 'er Filofsfifche of Poëtifche Iesfen te hooren. Wy trachten niet te verhinderen, dat de gezonde Filofofie of Poëzie, opliet tooneel in acht genomen worden, verre van daar; maar wy begeeren, dat het zedig vermaak , de grondflag deezer D"3  twee wetenfchappcn zy, en niet deeze twee wetenfchappen de grondflag van het zedig vermaak. Zo de laafte ftelregel Handgreep, zou de ondervinding ons deeren, dat de Schouwburg ledig zou loopen. „ Waarom, (zou de inwooner zeggen,) „ zal ik myn geld verfpillen, om in den Schouw„ burg met moeite en ongemak te gaan keren, „ het geen ik t'huis op myn gemak uit myne „ boeken leeren kart" ? En hy zou gelyk hebben. Wy oordeelen dan, dat eerst het zedig vermaak, als het voornaamfte, als het fubfiantivum in den Schouwburg moet gezocht worden , en dat het nut het adjeêtivum is; gelyk wy in ons voorige . Vertoog reeds met andere woorden uitgedrukt hebben. Wy gaan verder. Indien men in de Schouwburg het nut ten grondflag legt, om 'er het vermaak op te bouwen , en het in dezer voegen den Schouwburg aan aanfehouweren ontbreekt; waaruit zullen 'er dan fondfen geput worden.om het nut alleen op den.troon te plaatzen? Het nut alleen zal nooit zo veele aanfehouweren naar zich lokken dan het vermaak. Dus durven wy zeggen , dat het vermaak des Schouwburgs alleen, deszelfs nut handhaavent, en dat men, door het vermaak meer dan het nut te bedoelen, dezelven beiden bedoelt; alzo noch Acteur noch Actrice, zo veel liefde voor het nut zyns eevenmenfehen zal gevoelen, dat hy of zy zich bepaa-  C 31 ) lin zal, om uit kunstyver alleen zich ten nutte van het algemeen af te flooven. Dit van hem af te eisfchen; zou ook een dwaaze eisch weezen , en meer van hen afvorderen dan men van bedienaaren in hooger karakters afvordert. Integendeel , het vermaak de fondfen des Schouwburgs op eene aanmerkelyke wyze vermeerderende, kan zulks .den Tooneellisten niet anders dan voordeel aanbrengen , waardoor hun kunstyverniet weinig aangemoedigt wordt. De belooning is het voedzel der kunst, en deeze ontbreekeude, moet de kunst noodwendig in eene kwynende ziekte nederftorten , en allengskens den doodflaap flaapen. Waar toch zal de Hollandfche Treurfpelfpeeler zich heen wenden, zo hy, uit gebrek aan noodige Schouwburg-fondfen , op ons tooneel zyn levensonderhoud niet langer vinden kan? Men kan van eenen Zanger, eenen Dansfer hetzelfde niet vraagen: voor deezen is in alle deelen der waereld geld te winnen : maar een Hollandfchen Treurfpelfpeeler buiten onze Provintiën! Welk eene maagere vertooning zou hyniet maaken 1 Op geen Toneel zou hy tot iets anders dan tot een' ftommeling kunnen gebruikt worden, daar hy nu integendeel door de Operaas, (want zyne kunst alleen kan het niet ophaalen.) op de been. gehouden wordt, en met glans op een Tooneel kan verfchynen, het geen zonder de Opera kwynen moet.  C 32 ) Bewys dan uwen nederigen dank, ó kunstryke Treurfpelfpeeler ! aan uwe trouwhartige medetooneellisten ,, wier yver en kunst de uwen onderfchraagen. Eerbiedigt hen , als zo veele fterke zuilen die ons kunstgebouw ouderfteunen, en zonder wier kracht hetzelve op u zou nederftorten en u verpletten. Zy, (onze kunstryke O/wvrvertooners.) behoeden u voor uwen val. Zie hen derhalven nooit anders aan dan met die achting die gy hen schuldig zyt. Wy vertrouwen , dat gy , ó yvcrige Treurfpelfpeeler! van uwen kant niet ondankbaar zult zyn, maar het uwe toebrengen , om die zuilen, wanneer zy zelf eens aan 't waggelen mogten raaken, doordrongen van oprechte dankbaarheid, op uwe beurt te onderfchraagen! En Gy, ö Zangfpelfpeeler! Gaa voort in het beöeffenen van uwe hartverkwikkende , van uwe door Amfteldam aangebeden kunst! Dring altoos meer en meer in de harten van uwe opgetoogen medeburgeren in! Onderfteun door uw zielbetoverend ktmstvermoogen het fchoone Treur-, het leerzaame Blyfpel! Verban de fchandelykc Kluchten! En Gy allen! allen 1 vereeuwigt een gebouw, rustende op de grondflagen van uwe kunst, en de milddaadigheid van ons kunstbeyverend Amlteldam! beüordee£aars.  D E TOONEELSPEL- MMÖOJUJDMMJLJULJU. Behelzende eenige aanmerkingen over den grooten PUNT,PASSé,den tooneelspel-beschouwer, eilZ. Wel Ed: Heer! Toen wy, na dat het Zangfpel Zemire en Azor, op den tweeden Maart, voor de dertiende reize, tot genoegen van zoveel volle Schouwburgen vertoond was, famen uit den Schouwburg naar huis wandelden, vroeg U Wel Ed: ons, welken toch de waare oorzaaken mogten zyn van het diep verval van ons Tooneel, ten opzichte van het deftige Treurfpel, en der verhevene Poé'zye. Wy beloofden U Wel Ed: over dit onderwerp met onze Heeren Kunstgenooten te zullen fpreeken , cn in een onzer Vertoogen deeze U Wel Ed: vraage te zullen beantwoorden. Wy lieten niet na van, in onze eerfte vergaadering, U We! Ed: vraag voor te fteilen , waarop één onzer geachte Medeleden het op zich nam, van zo kort als moogelyk zoude zyn, dezelve fchriftelyk te beantwoorden. Zie hier, Myn Heer! het geen zyn Ed: de goedheid heeft gehad van op 't papier te brengen. „ Ik heb meer dan de helft van mynen ouderdom „ uitkooper in den Schouwburg geweest. Ik heb „ meer dan twintig jaaren het genoegen gehad van on„ ze oude Acteurs te zien fpeelen, en ik durf zeg„ gen dat ik dit niet gezien heb zonder fmaak, oor„ deel, en vereischte oplettendheid, indien deeze E  C34) , onze oude Acteurs venvisfekl waaren geweest door „ anderen die hen gelyk Honden, durf ik byiia ver„ zekeren dat 'er in Europa geen Tooneel zou ge„ vonden worden, waarop de verhevene dichtkunde „ en het grootfche Treurfpel met meermajefteit dan op „ het onze, vooral in deeze befchaafde kunsteeuw, „ zouden uitgeblonken hebben, edoch om hetHe„ melschbreed onderfcheid tusfehen de oude en ee„ mge nieuwe Acteurs eenigerwyze te doen begry' „ pen, behoeven wy niet verder te gaan dan eene ;, Paraklle te maaken van deezen met geenen om „ «enigen der laatften, door het flonkerend licht' van „ de cerften, in een aakelig, duister, en grondeloos ,, niet te doen wegzinken. Ik beginne met onzen „ grooten PUNT. Welk een Held! Wat maiefteit „ wat ernsthaftige deftigheid fpreide hy niet ten toon' „ wanneer hy het Treurtooneel betradt! Met welk „ eenen zoeten hemelval fprak Melpomene niet uit zv„ nen dicht-en - taalkundigen Mond! Wie bleef niet " 5?n§?\ ?ap zyne LiPPen > wanneer hy ons zyne „ Goddelyke klanken toezong! „ toezong ! ö „ „ /egt I a s s é, Ptinis onwaardige opvolger daar „ „ hi had juist de Man mis: men moet in geen „ „ Treurfpel zingen! toezong! ha! ha! 't is vvaar„ „ jichtig om te lagchen! Ik kan me niet houên van „ „ lagchen! ha! ha! toezong! Wel, de Franfchen „ ,, zingen nooit in een Treurfpel! Maar wel in eene „ Opera ....Gy begrypt my niet, myn Heer Pasfé ! on„ waaroige opvolger van den grooten punt» „ Gy begrypt my niet, en kunt my ook niet besrryl „ pen , om dat gy te verwaand zyt, om dat. Wel „ „ valt Pasfé my weder in de reden, denkt'gydan' „ „ myn Heer, dat ik niet weet hoe men een vers „ „ moet opzeggen ? Zou ik dat niet weeten en „ „ echter eerfle Afteur van den Amfleldamfchen „ „ .Schouwburg heetten ? Ja welzeker weet ik het „ „ Zal een uitmuntend vers, volgens den eisch der  C 35 > „ „ natuur, wel uitgefprooken worden, moet r,.on „„het eerst DEN NEK BREEKEN. On„ waardige ktmstbehandelaar! Weet gy dan nog geen „ onderfcheid te maaken tusfehen Muzyk zingen, en „ Poëzy zingen? Weet gy nog niet dat de Goddelyke „ cn verhevene dichtkunst haaren eigenaartigen zang „ heeft, welken de Aêloudheid met zo veel eerbied „ op haare Speeltooneelen in acht nam? Weet gy nog „ niet ? .... maar ! den nek breeken ! Dit duidt genoeg „ aan dat gy niets weet, dat gy zelfs nog geene fcha„ duwe van punt zyt, en dat gy naast hem op ons „ Tooneel geplaatst , nog niet ftaamelen zoudet , „ wanneer die groote man ons, door den klank „ van zyne ftem alleen, de traanen langs onze wan„ gen zou doen biggelen. Al floegt gy u het voor„ hoofd ten pletteren; al verbryzelde gy uwe borst door eentoonig vuistgeklop; al hing uw hair tot „ op de voeten toe in de war, zoudet gy nog geen „ dichtkundig zingen kunnen leeren het geen'erNooü,, zaaklyk in eenen Treurfpelfpeeler vereischt wordt, „ zal hy ooit de gemoederen week maaken. Al dat „ borstkloppen en ftampen is geene Poëzy, man 1 Zang j " „ moet 'er by de Poezy zyn! Dit begreep de kundige „ punt, doch dit vrees ik dat gy ,PAssé ! dit nooit be„ grypen zult. Gy, en uw geliefde Cabalht, de gehaatte \ ., Tooneelfpelbefchouwer moogt fchreeuwen van kunst, j ~ „ gy weet niet wat kunst zy,„ Wel ? Zegt my die Be„ „ fchouwer, is Pasfé dan geen Kunflenaar?" En Ik? „ Ben ik 'er ook geen? Was ICorver? .... „ Zwyg, Befckouwer! Die zelfde Korvcr is juist de , „ Poëzy bederver geweest. De fmaak van deezen man \ „ verbande het Melodieufe, den dichtkundigen zang uit j „ de Poëzy, en beroofde haar van eene fchoonheid, / welke de Grieken en Romeinen altoos zo zeer ge„ eerbiedig hebben. Hy waapende zich, om deeze ,, fchoonheid te verbannen, met het Schynfchoon der „ onnatuurhkhéid van den zang, waardoor hy veele E 2  C 3<5) „ onkundigen in zyn belangen overhaalde, en ophit„ fte tegen zynen mededinger den grooten Punt „ welke terecht begreep dat, zou men de goddelyke „ dichtkunst in haare kracht handhavenen,men, met „ de Latynen, een groot onderfcheld moest maaken „ tusfehen Canere, en Cantare. De Poëtique, niet de „ Nootenzang begreep die wéergaêlooze Kunflenaar „ datm dc verhevene Poëzy niet behoorde uit het oog \ „ verloren te worden, en dat, wilde men de natuur„ lykaeid alléén raadpleegen, men dan ook in't geheel I „ geen verfen op het Tooneel brengen moest; doch dat, „ zo lang de verhevene Dichtkunde het Tooneel be,, tradt, zy zulks doen moest in dat ftaatige gewaad „ waar meede de Aêloudheid haar heeft omhangen: /„ dat zy haare melody niet verliezen moest, en dat '„ minder de natuurlykheid dan de verhevenheid, de : „ Goddelykheid , ja de bovennatuurlykhcid in haar . „ behoorde uit te blinken. Onze groóte punt be„ hield het flagveld , en fnoerde binnen onze muu„ ren de waare keirersen lief hebbers der Dichtkunst „ aan zyn kunstvermogen vast, zo lang totdat de „ noodlottige brand des Ouden Schouwburgs zyne „ kunst, onder de fmeulende puinhopen van dat tre„ bouw, voor Amfleldam begroef. „ Ochöf'er een Feuix uit deszelfs asfche veiTezen „ waare! Ochöf eene wyze voorzorg dien waar„ lyk grooten punt aan Amfleldam vasto-eke„ tend gehouden had! Helaas! Hebben wy hem niet „ byna tot armoede zien vervallen, en zyne plaats „naderhand moeten zien vervullen door eenen ,-, pas sé, die, op het voetfpoor van Korrer zvnen leermeester, het melodieufe uit de verhevene Poë, zy meer cn meer verbande, waardoor hy wel eemge Jongelingen in zynen fmaak overhaalde, maar ■„ nimmer de oude waare kenneren op zynen fpreek" r^Ülleft kunnen doen verflingeren, alzo die oude - het hebbers te recht beg-ypen, dat een Treurfpel  (37 ) „ geheel anders dan een Blyfpel moet uitgefproken „ worden. In deezen laatften kan ik niet nalaaten van „ den Heere Pasfé den verdienden lof te geeven, al„ zo ik hem menigmaalen in Blyfpekn rollen heb zien „ uitvoeren die my hebben doen verdommen; onder „ veelen in de Verkwister, de vcrftrooide van gedach„ ten, de Glorieus; zo ook in eenigeburgerlykeTreur„ fpelen, als in Bever ly, Melanie, en anderen. By „ dit laatfte zoort van (tukken moest, volgens myn „ gedachten, de Heer Pasfé zich bepaalen, en zich „ nooit bemoeijen met (tukken die buiten zyn Sphaera „ zyn, gelyk het Blyfpel, de Drama, en het burger„ lyke Treurfpel, buiten de Sphaera van den grooten „ punt waaren, en waarin hy, myns geheugens, „ nooit grooten roem behaald heeft. „ Het gebrek dan aan eenen bekwaamcn eersten „ acteur in het deftige Treurfpel, aan eenen man „ die verdient een opvolger van punt genaamd te „ worden, is eene der waare oorzaaken van het diep „ verval van het majeftueufe Treurfpel, en der „ verhevene Dichtkunde op ons Tooneel. Een onzer 5, oude Dichteren fchynt niet wars van myn gevoelen „ te zyn, alzo ik van goederhand onderrecht ben, „ dat zyn Ed: den Wel Ed: Heeren Schouwburgbe„ ftuurderen verzocht heeft, dat zyn Ed: Treur„ fpel, (het geen voor een fchoon ftuk bekend is,) niet zoude vertoond worden. Tot dus verre hebben wy onzen gryzen beöordeelaar nagefchreven, en zullen, zo draa het ons mogeJyk zal zyn, het vervolg van deszelfs gefchriftUwel Ed: mededeelen. Wy twyfelen niet of onze hoogdraavende en ernu> haftige Tooneelfpelbefchotiwer zal het gefchrevene van onzen gryzen ook met den eernaam van gal beftempelen. Wy bekennen dat die heef niet in (laat is om dien heer p a s s é eenigen honig om den mond te fmeeren, gelyk de zotte Tooneelfpeibefchouiver ia deeze twee volgende regels doet: E 3  C 38 ) . Schoon ons Tooneel zyn roem ten wolken moog verheffen IVog zou p a s s é dien roem oneindig overtref en ' wSA wat winderigheid ! watrazerny! wat ver¬ blindheid! wie anders dan een zot kan zulke rebels gemaakt hebben? wy moeten 'er om lagchen , dat zulk een grootezot vonnisfen,en echter den naamvanXpartydtg behouden wil. Het is gewislyk geen honiff diconzegryze aan pass é toedeelt; maar was he? honig of gal welke die fcheurzieke tooneelspÈl beschouwer aan onzen braaven en deugdzaamen hilverdi kgh over het fpeelen van brutus toedeelde? Was het honig of gal die hy onzen geachten Heeren Schouwburg-beftuurderen zo menigwerven in de drmkfchaal fchonk? Was het honig of gal, wan- 1 voor d'oÏgEWFN fChe" BUrger '< voor dum GhMEEN, en onze aanzienlykfle ingezetenen _ voor ZOTTEN ADEL uitfchoidt ? Was I het honig of gal toen hy de verdienflelyke Heeren Vylenbroek, Asfehenberg, Pypers, Rulofs , Kasteleyn en anderen in een belachlyk daglicht ftelde? Was het honig of gal wanneer hyde kreupele dichterlyke voortbrengfelen van de Heeien ffaverkom,Fokie, envan Oliefin ongehckeld door de vingeren zag, en die van andere dichteren tot hoonens toe uitkreet ? Was het hom> of gal toen hy pAssé alleen tot boven de wolken verhiel , en alle de overige Tooneelfpeelcren bv SPRFFTT WEN vergeleek? Was het honig of gil, wanS hy alleenlyk over het zingen van den heere schippers een geheel vertoog fchreef, en in de Cburant iet plaatzen dat hy handelde over het zingen van den heer schippers? Was het honig of gal die hy zoog uit deeze woorden van den dichter nomszIn 't kort, op Nasfaus Prins, de pest van Neêrlands Jtaatcn. toen Maria van Lalain vertoond was ? Was t honig of gal die hy uitbraakte over de Opera, in een brief te vinden in zyn Vertoog over Margareiaa van Henegouwen ? Was 't honing of gal die hy  C 39 ) parstte uit Kloris en Roosje, toen hy den eenvouwdigen in dat flukje obfceniteiten deed ontdekken die hy 'er voordeezen nooit in ontdekt had, en zonder zyne verkeerde deugd nooit in ontdekt zou hebben ? Was 't honing of gal toen hy een' zyner Antagonisten over eene beuzeling voor den troon van onzen god daagde , daar die fchynheilige op andere plaatzen zo' fchroomvallig op deezen heiligen naam gezet SCHYNT? Eindelyk, was't honig of gal die deeze partydige Schryver op ons Tooneel wilde uitftorten, van toen hy zyne Pen in de gal doopte, tot nu toe ? Doch laaten wy de gordyn fchuiven voor al zynen handel, en deezen brief befluiten met U Wel Ed: te verzekeren , dat wy niet nalaaten zullen van op onzen loopbaan, waarop niemant ons tegenhouden kan, voorr te rennen; de oogen onzer medeburgeren te openen INALEES wat ons,wegens de (linkfchehandelwyze van dien waanwyzen twistzaaijer en zynen aanhang zal ter ooren komen; Vaderland-Vryheid-enBurgerHevend te fchryven, en ons te wapenen met eenen moed die door niets zal uit te dooven zyn. Wy hebben een rein gewisfe, en DAAROM vreezen wy niemant. U Wel Ed: Dienaars 6 Maart 1784. beoordeelaars. P: S: Onze zotte Tooneelfpel-Befchouwcr zegt in zyn laatfte papiertje het volgende over ons weekblad: wy zullen het jagtroer achter de deur zetten tot wy zullen zien dat de vogel de fchoot waardig is. Wy vreezen dat die jaager ons zyn fchoot, welke wy uittarten , altyd onwaardig keuren zal, by mangel van kruid en lood. Aan proppen op zyn' Snaphaan zal hy niet ligt gebrek krygen, alzo hy nog eenige riemen nutlooze Tooneeïïpel-Befchouwers daar aan verkaauwen kan : waar zal hy 'er anders mee heen? Geld, gelyk men weet, zyn zy niet waardig.  C4° ) Wy, van onzen kant zien hem aan voor vogel dien wy overal zullen nazetten, niet, omdat hy hec waardig is , maar omdat wy hem gelyk eenen roofvogel néér willen fchieten. Wy gaan op geen veldhoenen, ganzen of eenden terjagt, maar op gieren, raavens, roerdompen , en nachtuilen. Wy hebben zo veele horens met kruid en lood opgevuld in voorraad liggen, dat wy niet weeten welken wy kiezen zullen wanneer wy ter jagt gaan. Onze proppen rollen wy ook van Too- neelfpel-Befchouwers. Is dit nog al geen groote eer die wy die papiertjes aandoen? Dus gewapend zullen wy die roofvogels , zy nioogen nestelen waar zy willen, in dedonkerfie bosfchen opzoeken ; en, zo zy ons niet ontfnappen, ter nêer fchieten ; vervolgens, na eenigen tyd ten toon gefpykerd gehangen te hebben aan de takken der cipresfeboomen hunne overblyffelen door het vuur laaten verteeren, en hunne asfche in den wind doen Itrooijen, andere vogels ten fpiegel en exempel. Aan oplettende en waakzaame brakken ontbreekt het ons niet, die het roofnest zullen helpen opfpooren , en ons zelfs de Spionvogels opbrengen. Wy hebben zulk eenen ingekankerden haat opgevat tegen die gruuwzaame MOORDvogels , dat wy branden tot dat onze weeklykfche Jagttyd geopend wordt. Wy hoopen die Ülonfterdleren uit te roeijen van de oppervlakte des Aardbodems, en zullen niet rusten tot dat wy hen zullen nedergefchooten hebben, om de lucht die zy bennetten , voor verdere ontbranding te behoeden? en de pest, die uit hunnen Hinkenden adem ontftaan kan, af te weeren. Wy hoopen alleenlyk te keven, om onze lieve Burgerye deezen dienst, die waarlyk niet gering zal zyn, te bewyzen. VALE.  D E TOONEÉLSPELJfiJEÖQJRJDJEJEJC^Uüil. Inhoudende, ifte Eenige verfen tot lof van onze Aêleurs en Actrices die het VERDIENEN. 2de. Het vervolg des briefs over de waare oorzaaken van het diep verval der verhevene Poëzyë op onzen Schouwburg. 3de. Eene korte beöordeeiing van de gewaande onnozele Juffer , gevolgd naar het Franfche, door den heere soetens. 4de. Eenen fchertzenden brief van den heere xaverius van priemenstein , over den Tooneelfpel-Befchou.»«»'. 5de. Eene waarschouwing van eenen SchryVER die zich WY noemt. ^OkTy hadden gedacht dat de gehaatte tooneel,♦ V V spel-beschouwer die zo veel kwaads op on* Tooneel , en zo veel twist en fcheuring onder de Tooneeldichteren en Aanfehouweren gezaaid heeft, en echter altoos pronken wil met den eernaam van onpartydig; die zo veel verdriets heeft zoeken te berokkenen aan onze waardige Heeren Schouwburgbe- uuurderen ; die enz. enz. eindelyk zyne hardnekkigheid zoude afgezworen, en zich geboogen hebben onder het zoete juk der reden, door onzen verdienltelyken Zangfpelfpeeleren den verdienden roem , welken de geheele Stad hen toegezwaaid heeft, niet te onttrekken; maar hen, daar hy Pasfé alleenlyk over het niet te paskomend inlasfchen vn« F  C 4» ) het woordje WAT? f» zo hemelhoog verheft; ten minfte over het dertienmaal keurig uitvoeren van Zemire en Azor, eenigen lol'zou toegezwaaid hebben: Wy hadden dit, zeggen wy gedacht, maar wy ondervinden, helaasi dat wy te weldenkende over dien TWISTZAAYER gedacht hebben , en dat hy nog oneindig Hechter denkt, dan wy hem onderhielden te denken. Zyn laatflc honigzoete papiertje, (want die man kan geene gal uitbraaken,) geeft ons een blyk dat die Schryver, of boos, of zot in den hooeften graad moet zyn: Zyne hoogwaanwysheid geeft ons het volgende bericht wegens onze Ncdcrlanderen in dit fchoone versie te leezen: WANT GANTSCH NEERLAND IS THANS GEK Ln dit fchoone rcgelt;e is het dot van een laag en laf Spotdichtje, dat hy, tot loon van onzeverdienficlyke Zangjpelfpecleren zarrengelianst heeft, uit welk llot men den inhoud van dat.... (wy weeten geen' verachtelyken naam, die fierk genoeg is.) Paskwilletlc zelf omtrent opmaaken kan Wy oordeelen dan of, dat gantsch Neerland thans gek is, of, hy al leen: dit is het zachtfie vonnis dat wy overdienzoT vellen kunnen, want, zo hy niet zot is, is hy een booswicht om dat hy alle zyne Landgcnooten fchreeuwend hoont: een van beiden is dan zeker waar dus bepaalcn wy ons. uit mensclilievenheid, die ons gebiedt eene zaak aan de beste zyde te befchouwen, by dit Jystema, dat, toen hy dat laatfbe papiertje zat te k-noeijcn, eene attacquc van zotheid heeft gehad en m deeze reden zien wy al zyn geraas , dat niet wei'nig te kennen geeft hoe zyn hans - kloppertje gefield is, en waar meede dat zotte papiertje opgevuld is provisioneel menschlievend door de vingeren en zullen, volgens den eisch van onzen piigt , onzen roemwaardige.! Zangfpelfpeeleren, hunnen lof in het volgende dicht toezwaaiien, terwyl wy zyn Paskwil op gezegde Tocneellisten weder tot eene prop vooroi zen fnaphaan rollen. F 1 1 LKs^rfutjbel.20"* leiordeel]"S over het uitroeren yan&cws  (43 ) AAN De Kunstryke Acteurs en Actrices, die het beroemde Zangfpel ZEMIRE en AZOR, Dertien achtereenvolgende maaien , op den amsteldamsciien schouwburg, met algeweene toejuiching, hebben uitgevoerd. Ken, die het Tteta^tl aclit voor 't eélst gewrocht der kunst' Een, die iTocneelJfel eert, als nnttig, fchtrón enleerryk;* Een, die het Bly'pel roemt, als waardig 's kenners gunst; Een, die het Zangf cl mint, als Kroelend, fraai en R'eerlyki Een, die alom de kunst, waar hy ze ontmoet, bemint; Die zich, m welk een vorm zy treeden moog'voordeoogen, Wanneer zy Hechts het fchoone en 't nutte famenbind, Door haaren glans gevoelt verrukt cn opgeto? en; Een, die partyfcbsp haat, en wraakt het dwaas gefchil ui Treur. Tooneel- of Bly- of Zang/pel 't hoogst' zy te achten ; Een, me in 't kunstgebied geen heerschzutht dulden wil, Maar vry en bly naar 't goede cn betre en beste trachten; Een, die het gïobtsch Tooneel, waar de Aiiiüelftad op roemt , Uensciit opgebouwd te zien, door geest, vernuft cn oordeel; Die elk wie dit weêrflreeft, in 't eerïyk liane, doemt, Als d'ondermyner van der Armen wettig voordeel; zulk een vind zich genoopt, ROEMWAARDEN! die, zo fchoon, Zemire en Azor deedt op Amftele SchoViwburg praaien, Daar Speel- en -Zangkunst beide op haar' vemschten toon, U deeden dertienmaal elks roem en dank bekaaien: zulk een vind zich genoopt om u, voor zo veel vlyt, Voor zo veel eêls en fehoons, erkentelyk te roemen. Vaart voort! Ons kimst-ioneel waaraan gy zyt £ewyd, /al dan by 't Nageflacht u nog met achting noemen. (Was get:) vredelief. 12 Maart 1784. F 2  C44 ) Wy hebben met vermaak het Huk van den Heere A. soetens zien vertoonen; en zyn, zo over het ftuk ■zeir, bet geen wy zeer eigenaartig inonzemoedertaale overgebragt vinden ; ais over onze verdienftelyke Tooneellisten , in het uitvoeren zeer voldaan geweest. — Wy kunnen niet nalaaten van den heere soetens verder aan te moedigen, om met zynen arbeid voort te gaan, en ons Tooneel met meer hersfenvruchten te verryken. Zo wy vittende Schoolvosfen waaren,zouden wy biyven hangen aan eenige kleenigheden, die wy zouden kunnen aangrypen, om den roem van den heere Soetens, en dien der kunstryke Tooneellisten te bezoedelen; edoch, wanneer wy ons verledigen om een Huk te beöordeelen , zetten wy ons niet neder alken met opzet, om den Dichter haatelyk, befpottelyk en verachtelyk te maaken; maar om deszelfs verdienften te verheffen, en zyne misdagen , (tenzy zy onverschoonlyk waaren,) met den mantel van liefde te bedekken, om aldus zynen moed niet uit te dooven, maar hem gouden fpooren aan de vlugge voeten te gespen. Op het kundig uitvoeren van het fraaye Blyfpel DE GEWAANDE ONNOZELE JUFFER, door den Heere SOETENS. aan de Acteur.s eii A c tri ces. Hebt dank, ó braaven! voor de trekken uwer kunst In schynönnozelheid, zo fierlyk uitgeblonken : ' Aanhoort ons handeeklap;dus blyftge aan Amdels gunst Zo lang Tkalie fcherst, onlterfiyk'vastgeklonken: '  ( 45 ) Dus blyft het Blyfpel, op ons prachtig Speeltooneel, Een paerel aan uw kroon; een leerryk kunsttafreel. 12 Maart. (was get:) vredemef. 1784. Wel Edele Heer! Het doet ons hartelyk leed dat de verachte Tooneelfpelbefchouwer, welken naam wy reeds tot walgenstoe genoemd hebben, ons weder eenige oogenblikkenvan onzen tyd heeft moeten kosten, die wy anders aan veel aangenaamer en nuttiger onderwerpen dan aan hem hadden kunnen belleeden; te weeten, in aan U Wel Ed: het vervolg van het geen onze gryze Beöordeelaar op het papier heeft gelieven te brengen, wegens de waare oorzaaken van het diep verval van het grootfche Treurfpel, en der verhevene Dichtkunde, mede te deelen. Vergeef ons, Mynheer! dit kort uitllel: die Vogel moet nu en dan onzen fnaphaan eens hooren kitfen, en ons kruid ruiken , anders zou hy te asfurant worden ; maar zo hy ons te lang in''tgezicht zweeft, zullen wy ons geweer voorgoed losbranden; doch wy zyn nog zo ver niet. De Ezel uit de fabel van Fedrus moet eerst voor ons nog wat ongedierte door zyn gebulk uit de bosfchen opjaagen, om ze te gewisfer onder het bereik van ons jagtroer te lokken, terwyl hy * Virtutis expers, verbis jactans ghriant, Jgnaros fallit, notis est derifui. (*) óS-e w7zeVCrtaal"1 fraaye reZdties van Fedrus, op Mkiiir Znnnch! °5,lW?otj Mar roem door kaakten tracht, Misleidt de Onwetendheid, daar weetwat hem belacht. By gelegenheid zullen wy deeze geheele Fabel, van den»«/fo». den e*el die op jagt ging, en die op dit geval zo toeDaslvk is Uit het Latyn vertaaien,"en onze., lezer mededeelen. P Y '  (46) Wy zullen hem dan, om deeze reden, nog wat aan laaten bulken , om ons oogmerk des te beter te kunnen bereiken, terwyl wy nu weder overgaan tot het alïchryven van het gedacht gefehrift, waarin de braave, da oppasfende, de nederige, de zynen pligt betrachtende, de niet door Cabaalen belmette Hjlverding het waardig voorwerp wordt van. den eerbied van onzen gryzen, die gelyk wy, eenen affchrik heeft var* verwaande , twistzieke , Cabalistifche , en.... Tooneelfpeeleren ,• en die zich niet genoeg verwonderen kan, (dus geliefde zyn Ed: zich fomwylen uit te drukken.) hoe het moogelyk kan zyn, dat een Tooneelfpeeler tot die verregaande moedwilligheid kan opklimmen , van een' eerlyk' burger en inwooner deezer Stad, ja daarby een1 verdienftelyken Dichter, openbaarlyk op het Tooneel te hoonen , zonder daarvoor, gelyk in andere landen, de verdiende ftraf te ontfangen. Doch laaten wy voortgaan. „ 'Ik wil, (dus vervolgt onze geachte fchryver:) „ geene paralelle maaken tusfehen het gedrag, en „ het zedelyke karakter van deezen met geenen , ik „ zeg, van den grooten punt, met Pasfé; om dat „ het gedrag weinig toebrengt tot de kunst, en om ,, dat men dikwiis gezien heeft , en nog dagelyks „ ziet,dat dc grootste,deovergegeevendsteboosdoenders de grootfte kunftenaars zyn. Echter ,, waare het te wenfehen ,dat de Perfoon die een be,, roep bekleedt als dat van publicq Acteur, dat is, van iemant die zynen landaarr goede zeden voorprediken moet, door zyn gedrag voorleerde, het geen hy met woorden tracht in te prenten. Zo „ men het gedrag van den grooten punt eens na., fpoore , (eenige kleinigheden daargelaaten,) zal „ men dan niet moeten toeftemmen, dat 's mans gcdrag allenthalven onberispelyk, goed, burgerlyk, ja kristelyk was? Was hy om deeze reden niet gef, zien en bemind, ja altoos welkom in de voornaams, He huizen van deeze flad? Is het niet om deeze ft  (47) w reden dat veel en onzer waare oude kenners der ver„ hevene dichtkunst dien waaretc grooten man nosr „ regretteerenl Ik verkies liever hier geene " pfraJclir te maaken- Helaas! waar zou ik belan,, den? Waar zou my dezelve heen voeren ? Ik leg „ beide myne handen op myne oogen om niet te „ zien,- op myne lippen, om niet te fpreeken, dan, „ wanneer ik zal moeten fpreeken. Veel liever wend „ ik myne bevende veder naar den braaven , den „ goedhartigen hilverdingh, welken ik tè blv" nnrfr f^ea vr00rSa»ger, den bekwaamen „duim vergelyke. Vergeef het my, ó deftige " ,HI^V,?RDINGH ! verSeef h" my," zo ik uwfn „ wtodigen voorganger , den welfprcekenden " en >r"4n! °,an VM droefh^ fchenke , " tl 6J ,Zyns S»W meede bevochtige ! Uwê „ eer o braave 1 zal daar door niet lyden : Neen» " Z il?'ïff my"° Z,ÜVQVe hairen deezen kruin zullen „ bedekken zo lang zult gy van my met eerbied " E Td' «me5 aa"dach^ehoordJorden. Uwe. " „,mJ d^ wfe^hn van die van uwen voorganger " Sriyntyd dG ^dachtenis van dien manTS „ yen. Door uwen mond zal hy altyd uit het aake- " ïizfafdoor rJpreeke,' en dlis zal «Se „ poezy , door anderen, helaas! zo iammerlvk ver,, w arloosd, doorn nog blyven bloeijeruUwgedraff li Pen fchn ten "''TT611' en een Tooneel ^ „ heeft men zoeken teSkSen.^; J S wTer ooin & d,an a"e Uwe booze be"yd^, Shek! nier H J^"5, Van uwe oprechtheid en vé -neïen en u W i" kTen' Za' Uwen fchedel * enndeS^^rNtengeW°rden' C/ft* m-»* ^ iH-m emtkmmdi No_}  C' 48) Myn Heeren Beoordeelaars! GyL: hebt , gelyk weleer Tabias de jonge deed, het monsterdier dat op UL: aanfchoot, reeds -uit' zyn element getrokken; het kan niet langer in den Tyger-vloed wegduiken, zo GyL: het Hechts by de iaaken grypt wanneer het wéér naar dat element hunkert. Elk ziet genoeg dat het alreê voor uwe voeten fpartelt, en liddert voor den trap die GyL: het op het vuile hart zult toebrengen. Als GyL: dat beest ontweid zult hebben, bewaart dan de gal van dat gedrocht, om 'er de oogen der blinden mede te beftryken : Ik verzeker u, Myn Heeren! zy zullen 'er door geopend worden , en Iaat het hart, en het rif van dat monster op den oever des Tygerltrooms maar verrotten, of door de lucht en de vogelen des Hemels verteeren. puri^tf* daargelaaten: GyL: Myn Heeren! hebt den fpyker juist op den kop getroffen, toen GyL: het volgende fchreeft: „ Dat, zo dikwijs die fchryver „ (de verfoeylyke tooneelspel-beschouwer) ** zyn aanhang zich aangekant hebben tegen de Wel „ Edele Heeren Schottwburgbefiuurderen over het opera „ fpeelen, deeze aankanting niet berustende bleef in , de geachte Perfoonen der Heeren Beuuftrderen alken, l, maar onmiddelyk terug ftuittede op de OPPERBE„ STUURDERËN des Scnouwburgs., dat is op ds , geachte BURGERVADEREN, van wier wyze fchik" 'kingen en keilzaame oogmerken wy te veel blinkende " bewyzen hebben, dan dat wy ons, zonder hoogstbe' rispelyk te zyn, tegen dezelven zouden kunnen ver',' zetten.'''' Ziet GyL: niet, Myn Heeren! hoe diehuichelaar den huik naar den wind tracht te hangen in zyn laatfte prulfchriftje? Ziet GyL: niet dat hy Doch nadren zy, — dan achten we ons verpliw De jongen nevens Jouden af te maaken. beoordeelaars. i Myn Heeren Beoordeelaars! Heb ik UL: niet gezegd dat de tooneelspel-beschouwer, het beest, myner «wj./s.Aj, of, (Mvk ik het in mynen voorigen noemde) «ir*?»* reeds voor uwe voeren fpartelt? Ziet GyL: het niét voor uwe oogen? Ik wist wel , dat , L Cyl d't °E drocht uit mx&liU trokt, het welhaast benamwd heigen zot.. Al overlang behoorde iemant de han den naar dat monster uitgeftoken te hebben vTuZ'ufrf 'Cr Parne met beesten te "dóen? Lik was befehroomd yoor zyne moordtanden die men onderftelde dat dat dier hebben moest om dat het zo vreeslyk bars keek-, e„ nu ziet elk me verwondering, dat het niet éénen tand miSfSS heeft , en dat al zyne kracht in neusblaazen beiraat. — GyL: hebt het dan , gelyk TclJias deed ,. uh den Tygerftreom getrokken, en, nu het eenigen tv voor uwe opgehevcne voeten gefparteld heeft be gint het reeds te zieltoogen, in belooft dat het haast van zelf flerven zal, zó o Y Li de goedheid gelieft t hebben , valt het den doodtrap niet toe te brengen On der deeze belofte, (neemt het dat beest niet kwalyk myn Heeren?) doet het, het is waar! "e met anders dan gal uitbraaken; doch das is het w zentlyke van zyn beftaan, en, zo lang dat galbraa kend ens ademhaalen zal, moet het ga l ui W ken: Dit is dat gedrocht zo eigen, als dl 3 Md aan den cirkel. Dus, laat liet èmu^ffl heb UL: reeds gezegd dat zyne ga" ffiï&W G 2  (56") 'er de oogen der blinden meede te beftryken; Hoe meer gal derhalven, hoe meer bllndenzalf. Laat het dan uit compasjie, Myn Heeren! zyne eigen dood fterven. 't Is genoeg dat dat m o o r d g e d r o cht vernietigd wordt: Wat behoeven wy het ons te bekreunen , of hy eenige weeken vroeger of laater den hals breekt? Trapt het derhalven, mag ik UL; bidden niet op zyne beestenziel : Laat het UL: een waar vermaak zyn dat GyL: oorzaak, van zyne dood* zyt. Met robbert de vries fpeel ik op zien komen , Myn Heeren! Ik zit met twee zwarte aazen achter de hand: Wat denkt GyL ? Zou ik het codille winnen? Pasfeetje DE WAARLYK GROOTE PASSE heeft weder zyne les niet geweeten in artaxerXes, en echter is hy DE WAARLYK GROOTE PASSÉ !!! Zult GyL: daar niets over zeggen , Myn Heeren? Zo ik onaf hangklyke regent van den Schouwburg was, zou ik hem, zo menigmaal hy zyne les niet wist, dezelve driemaal uit laaten fchryven. Zou dat niet heilzaamer voor hem weezen, dan in de Bak te zitten kaakelen, en eenige Aanfehouweren DIE BETAALEN, bitter te vcrveelen? 6 WAARLYK GROOTE PASSÉ! De dichter van artaxerxes hoopt dat gy voortaan toch naarftiger u bevlyti?en zult, om zyn ftuk niet weder DEN NEK TE BREEKEN, anders zal hy UE , Ó GROOTE PASSE ! fed motos preejlat componere ftullus. Ben ik geen te firenge («) Tooneelfpel - Befchouwer, WAARLYK GROOTE PASSÉ?.... Als de zotte Tooneelfpel- Befchouwer, volgens zyne f» Zie den zotten Tooneelfpel -Befchouwer, die zegt, dat men van hem gezegt heeft, dat hy i e ce streng is. 6 W'aamvyze !... GeJIreng! of is het om den tytcl van gejlrctisr ts hebben? Wel nu, dien geef ik u edele GESTREIjGE hees. "ïooïieelsi'El-beschouwer! Is 't nu Wel?  C 57 ) belofte, niet meer fchryft, zal ik moogelykookzwygen : maar, zo hy zich maar beweegt om weer Lagchebekken , aanmerkingen over de ruiter. , I'olitique Kruiers Knegts, Tooneeljpel-Befchouwers of zulke vodden fchryven, zal hy op zyne knokken, hebben. Moet hy eeten, laat hy de kost zoeken op eene honnette wyze, zonder zynen evenmensch te fchenden: Op deeze conditie geef ik hem verlof om te fchryven, doch zo hy onredelyk biyft, zal hy eenen van priemenstein aan my vinden. Ik wil maar abfoluut niet gedoogen dat hy ééne jota over het Tooneel fchryft, want dan haspelt hy weer alles in de war. Laat elk, wat het Tooneel betreft, zyn vermaak , hoort gy wel, Tooneelfpel-Befchouwer? en knoei nooit zulke vodden meer als gy tot nu toe geknoeid hebt.. Ik verfpreek my, myn heeren Beoordeelaars! Ik had ■ ui myne drift haast myne reden tot dien des onwaar' éigen gewend. Gelieft dit als eene neortxcntU aan te merken. Valete. UEd: getrouwe Leezer. xaverius van prjemenstein. 19. Maart 1784 P. S. Ik heb eenige aanmerkingen gereed, Myn Heeren, over de laffe advertentie die de* waarlyk groote PAssé in de Courant geplaatst heeft. Houd u ftil, of ik zal 11 doen fidderen: Verflaat gy my , waarlyk groote PAssé ? My dunkt, gy moet my begrypen. Wel Eedle Heer! Hoe gaarne wy ook U wel Ed: herhaald verzoek wilden voldoen, om , naamentlyk, de waare oorzaateii van het diep verval der verhevene dichtkunde op G 3  C 58 ) ons Tooneel, volgens het gevoelen van onzen gryzen beöordeelaar, met allen fpoed verder op te fpooren; hoe gaarne wy U Wel Ed: in dit ons vertoog dc paralelle wilden opgeeven, welke onze gryze tusfehen den overledenen starrenberg , en den leevenden van maerle gemaakt heeft; hoe gaarne wy onzen tyd tot aangenaamer bezigheden wilden beneeden, dan tot het vervaardigen van twistfehriften; kunnen wy echter U Wel Ed:, en ons vuurig verlangen in dit ons weekblad nog niet voldoen; en vinden ons genoodzaakt om de fchoone verhandelingen over de Goddelyke Poëzy, door onze geachte heeren medeleden vervaardigd , als het waare voor eenigen tyd ter zyde te fchuiven, om ons in dit, en, zowy gedrongen worden, in eenigen onzer volgende vertoogen, den waanwyzen, den zelfs geene dooden ongehoond hatende tooneelspeleeschouwer , voor de oogen der kunstwaereld ten toon te fteilen, als eenboosa'artigen zot, hoe langer hoe meer elks verontwaardiging verdienende. Wy behoorden zulks fchertzende te doen , als hem allen ernst onwaardig keurende; doch daar onze ftoffe ons fomtyds mannen doet noemen die allen ernst en eerbied verdienen, zullen wy ernst en boert, volgens den eisch onzer voorwerpen , vermengen. Om, niet als een hollend paard, dat nu hier dan daar vliegt, maar met bezaadigdheid, en op eenen gelyken tred voort te flappen, zullen wy het laatfte papiertje van den beschouwer eens de eer aandoen van voor onze oogen te leggen. Daar ligt het nu. Het eerfte waarop wy onze oogen vestigen is op eene vloekwaardige personaliteit. Die gevloekte boosaart, flaat zyne vergiftigde klaauwen aan eenen burger onzer Stad, eenen verdieniïelyken dichter , een' man die allen yver betoont om alle zyne vermoogens in te fpannen, tot aanwas van den bloei  Csp) onzes Schouwburgs: deezen noemt hy, wel is waar niet ronduit by naame, maar geeft elk zynerleezeren genoeg tj kennen, wien hy het voorwerp zyns lasters maakt. Hy ziet, zo het fchynt niet, dat wy hem met gelykcn munt zouden kunnen betaalen, doch daar wy hem overperfonaliteit berispen, voegt het ons vooral niet, ons aan dit misdryf fchuldig te maaken. (V) Wyders gaat hy over tot eene belofte van niet meer te zullen fchryven, zodra het tegenwoordige fatzoen zal afgeloopen, en de Schouwburg gefloten zyn. Had die vuilaartige nooit , nooit ééne letter gefchreven, hoe veel onrust, hoe veel twist zou hy vermyd, hoe veel vrienden tegen vrienden niet aangehitst hebben! Ach! of hy nooit weder fchreef' Ach ! of hy zyne handen die niet tot fchryven gelchikt zyn, eene nuttiger bezigheid verfchafte! Wy hoppen dat alle de twisten , waarvan hy de zaaijer is, hem overtuigd zullen hebben, van zyne ongefchikthcid tot het fchryven. Op de rust van onze ontftelde hersfencn zullen wy hem zo aanftonds dienen, zo ook tevens over zyne onpartydigheid : en nu aanmerken, dat, daar. hy zich veröntfchuldigt zo goed hy kan, over EENIGE pomaen welken wy hem ten laste hebben gelegd in ons CfO De Dichter, welken dit verfoeide Schryver in zvn laatfle papiertje, zo fchaamteloos als onverdiend aanrandt", trooftó Zien met deeze regeltjes van ho rat rus. Integer Vït/H, fcelerisquc purus, Non eget Mattri .jacttlis nee arctt. En zyn Ed: zal gewaar worden dat geen booswicht iets or> een ichuldeloos harte vermag. Geeven wy den Befchouwer over aan zyne wroeging! Ily gevoelt die, hoopenwv, reeds over eenen anderen mujlag. De Uil en andere vogel,r moest hem dc voorzichtigheid geleerd hebben De tvd baarr roozen. De bedoelde Dichter verantwoorde zich hiet'-Wv necmcii blymocdig dien taak op on s.  C 60 ) Voorige vertoogfchrift , hy zich over ALLEN wei zoude veröutfchuldigd hebben, zo hy 'er den géringften kans toe gezien had. Uit hoofde van zyne onmagt noemt hy die al te zot om 'tr verder óver te fpreeken. Sonder nu te willen zeggen dat zyne verontfchuldiging ons ftoffe tot nieuwe befchuldiging geeft, en op nieuw doet zien dat hy een boosaartis, vraagen wy of het eene beuzeling, of het eene zottigheid is, toén wy hem vroegen, of het honig of gal was die hy dee Heeren Schouwburg-Beftuurderen zo dikwilS in de drinkfchaal fchonk? Of het honig of gal was die hy zoog uit deeze woorden in maria van lalain In 't kort op Nasfaauws Prins, de pest van Neêrlands Staaten. Wy zullen de gal die hy uit deeze woorden gezogen heeft, in ons volgende vertoog eensuitfehryven, en zien of onze befchuldiging al te zot was om ''er verder over te fpreeken, en deezen korten brief befluiten met aan te merken, dat de zotte TooneelfpelBefchouwer ons (*) zeer veel eer aandeed, f zo hy nogthans iemant eer kan aandoen.) toen hy fchreef dat Pasfé op verre na onze vriend niet is. Ziet hier, mynheer! wat wy hierop met bedaarde, en geene ontftelde hersfencn, en die, uit hoofde der zelfbewustheid van een rein gewisfe , eene ftille rust genieten , te boek fteilen. „ wy draagen'erroemopdat „ PASSé onze vriend NI E T is. wy zouden om al „ le de schatten des aardbodems niet verkiezen eenige liaisons; of SCIIYN van vriendschap , met deezen acteur aan te gaan." Wy hebben nog veel, nog zeer veel te zeggen, myn heer! wy BEGINNEN naauwelyks te fchryven .... maar ons vertoog is vol, dus in ons volgende nader. U Wel Ed: Dwdrs. beoordeelaars. CO zeSSen 0NS' omdat wy> gefvk U Wel Ed. bekend is veel meer dan één zyn. Wy zyn niet verwaand genoeg om ons ons en wy te tituleeren,zo wy in liet énkelvouwdigmoesten fchryven, gelyk de opgeblaazen beschouwer, doet.    D E TOONEELSPEL- Wel Edele Heer! «rikken t gegi" Jtïïï^J^ brffi S twee den brief gelfid u v7a EN^ iS' dat * #» heer rASsé uit vrienSn «r t kwanswvs «w» den munt heeft aan^fnn P/^fchreven' voor*», den, en om "ahvw n'w!V^Zelven om dcze regefchrev e ^J^JS. ten voardecie va» Piaatst heeft : daar dèeze Zlr 7"^, vmo°g™ geeen' vriend , wei! deeS $ ' Ve"e Vïm d°or £ fchynt gefchre ven tf zin ZZf™ P^ zelf dit gVroken té lebben" IvZlf^ C) fcllvnt «£f«tf#,die wy van hem inrflr derS de 1-84-, die Iw^SJr^^L12^^ 'P Maart zullen op &?JZSï eV" wordt, vinden HVy ken, zo zy on; dZ/ZJ< Ce"Igeaanmerkinge,nnaatoekomen. ' °W cen 0»W.^^A«S WjMftK i^V™cne" "«^chlyken „aam van van tor livvocwi ,™ ,wy « fchier nooit den tvtel daardoor te beffin. 'ffi** "k" Stervelingen gewaan ' Tamlcer mc» van groots mendheid" , ffi^Vt EffiL*"fe" groot by uimee. te voegen. Dus ze-t mnn L g ïï?et?,E,t^ v:m *f# 'er b* brtftf , 4e groot, D SS M  ( öO De tweede waarïn wy hem Befchouwer verftrikt hebben, is de uitval die onze gryze op Pasfé gedaan heeft Wy hebben met opzet de beöordeeiing van onzen gryzen in één onzer vertoogen geplaatst, om dat wv genoegzaam verzekerd waaren dat, zo Pasje gelyk alle geruchten verzekeren, de grootfte aanblaazer, en eerfte belhamel van de Tooneelfpelbefchouwers-kudde, en de bekendfte roervink op het Tooneel is, om alles het onderfte boven te keereir, de Tooneelfpelbejchouwer met alle woede, geweld, raazerny, zotheid, ia dolheid Pasfé zonde voortlaan. Ons oogmerk is niet verydeld: Wy zien dat wy ten volle geflaagd zvn, en dat onze ezel dit wilde dier uit het bosch opgejaagd, en onder het bereik van ons jagtroer gebrast heeft. (*) Dus, heeft ooit een papiertje van dien Schryver ons een prop op onzen fnaphaan verfchaft, is het dat Pasféaanfche fchriftje geweest. De Pasfenar trekt zich zelvcn, in dat kladdetje, geheel. r*ï Om UWel Ed. een recht denkbeeld te geeven van onze zinfnecling, door welke wy den bejehouwer onzen ezei. noen " zunen wy, volgens belofte, hier onze vertaaling van de Fabel van den lp jag?gaanden eHbuIk^en'zela"?n volgen. Wanneer dc Leeuw eens met den ezel tei jagt wilde gaan, bedek cby dat dier met loof, (om het onkeniyk te maaken,) t; effchree/het tevens voor, dat het met een ongewoon ge- hulk dr boschdieren moest vcrlehnkken, en dat liy (. eeuw ; " ^taÊhS^UHte wel opvangen zon. Dt' langoor het " diarooteritond zyn gebulk met alle kracht rondkhnken, en " ^or dit ongewoon fefctareeuw bezet hy het hart der meren " met an'st. Deeze beevenden zoeken zich langs alle uit;' «.Bennie hen bekend waaren, te redden doch worden " doöf et woedend geweld des leeuws nedergeflagen : Ily " door den nederlaag afgemat, roept den ezel tot zich, enge" Medt hem zvn gefulk te ttaaken. Toen fprak tetverwaand* Salto: wat dunkt U. 6 leeuw! van de wonderen die " mvnfftemuitgewerkt heeft? 6 ja, lprakdc leeuw, uwe " " nSn i« ,nTnitllTekend. dat, zo ik uwen Ezchaan, en uwe " " ^^°lé^=tend'had;'ik zelf door fchrik ookl.ethaal] zenpad zou gekozen hebben.. 1" E d r u s.  C 6~3 )' en al bet momaangezicht af, endoet ons, als met de handen tasten, dat zyne geheele toeleg, van toen hy begon zyne pen in de galle te doopen, tot nu toe, niets anders geweest is, dan Pasfé. ó! Deeze is toch zyn geliefde fpeelpop. dan Pasfé AL¬ LEEN op den troon te zetten, en alle andere Tooncelfpeeleren als flaaven aan den triomf kar van Pasfé te ketenen, ö Daarom moest die afteur reeds van overlang den eertytel draagen van den waareyk groote PAssé! Daarom moesten de Operaas weg: want deezen ftandgrypende, wierdt Pasfé minder noodzaakelyk, en deeze aéleitr moest noodzaakelyk zyn cn blyven; buiten hem moest men volffrek't niet fpeelen kunnen ; hy , hy alleen moest de wetgeever , de dwingeland van ons Tooneel worden; Pasfé moest de wel Ed: heeren Regenten naar zyn goedvinden regeeren; Pasfé moest met het publicq, dat hem alimcntcerl fpeelen kunnen naar zyn welgevallen , en het publicq moest mynheer Pasfé, het zy hy verkoos goed te fpeelen of flecht, altyd moeten bewonderen ; Pasfé moest ftralïéloos zich moogen venneeten van zich te wenden naar het publicq, (gelyk in de Ifigenia in Aulis gebeurde,) en uitroepen „ Gy eztï die „ daar fluit, kom achter, of aan myn huis", dan zal „ ik u antwoord geeven." Pasfé moest ftraffeloos, gelyk in 't vertoonen van het Kqffyhuis voorviel, den burger, den dichter, moogen befchimpen ; Pasfé moest ftraffeloos een ftuk aan flarden moogen fcheuren , wanneer hy geen vriend des dichters is, gelyk hy Dormont en Julia gedaan heeft. Pasfé moest de fpil zyn, waarop het befluit van het al of niet vertoonen van een Tooneelftuk ronddraaide ; Pasfé moest ftraffeloos moogen maar verduisteren wy liever ALLES wat wy nog optellen wilden Dit alles té bewerken, zeggen wy, is de fnoode toeleg des Tooneelfpelbefchouwers geweest, en echter is én bly ft hy, ó wonder boven alle wonderen! ONPARTYDIG! H 3  ( «4 5 Pasfé is het eenigfre dier niet dat onze ezel opgejaagd heeft: wy zien 'crrceds verfcheiden langs alle hoeken van het donkere bosch opkomen. Wy kunnen hen ellen te geljk niet betrappen , doch zullen het allengskens doen, cn dan onzen ezel voor zyn gebalk bedanken, en afdanken. Het meeste waarvan onze ezel rammelt, is van zyn lieve Pasfeetje, en daarom moeien wy deezen zynen lieveling, om wien alleen hy alle zyne kladdetjes in de waereld gefto'oten heeft,, het eerst en het meest achterna, zetten. Hoe meer hy dan van Pasfé reutelt, hoe meer wy hem in het vaarwater zullen zitten. Wy kunnen niet gedoogen dat de moed in onze overige Tooneelisten neêrgeflaagen, en in Pasfé alleen altoos wakker gehouden wordt; Dat de gebreken van Pasfé altoos bedekt, en die van anderen uitgetrompet worden; dat het minfte goed dat Pasfé op het Tooneel verricht, hemelhoog verheven , en de blinkendfte verdienden der andere Tooneelfpeelcren nooit worden geroemd. Wy hoopen, mynheer! dat U wel Ed: niet in ftaat is van U wel Ed: goedkeuring aan deeze onze fentimenten te weigeren , en daarom zullen wy provisioneel Pasfé, zo lang de befchouwer zyn Don Quichot blyft, vernederen. Onze onpartydigkeid eischt dat wy de eene fchaal, Welke door den Pasfénar nedergedrukt wordt, door het trekken aan de andere, beide defchaalenineevenwigt doen hangen. De hoogmoed van Pasfé ligt in de eene: wy leggen zyne vernedering in de andere, dan ftaat de eevenaar in 't huisje. Is dit niet onpartydtg myn heer ? Wy zullen, ja moeten aldus handelen , zo lang tot dat de balance weder in rust zal hangen, en wy willen volftrekt geen ftilzittende aanfehouwers zyn van partytrekking. Zwygen zal de befchouwer voor eeuwig, of de beöordectaar zal fpreeken. Wie heeft eerst gefproken? Wie moet eerst 'zwygen ? U wel Ed: üwdnrs. beoordeelaars.  («5) Eenïge fosfe aanmerkingen over dea verwaanden, twistftookendeii , en oproerigen tooneelspelbeschouwer.i. De tooneelspelbeschouwer zegt in een zyncrkladdetjes, fpreekende van een' onzer operareimelaars, (want hooger tytel durft zyn Ed: de opera-dichters niet geeven.) „ De hemel weet waaraan ut zic't n fchuldig gemaakt heeft." ó Menschlievende uitdrukking, voortkomende uit eene onbegryplyk groote goedhartigheid! Kon die fchryver niet zien dat men met het zelfde.... Wat zeggen wy ? Ta met veel grooter recht uitroepen konde : de hemel weet waaraan de heeren PAssé, en angemeir zich fchuldig gemaakt hebben: de hemel weet waaraan de heerTooNEELsPBELEscHouwER, en de heer van maerle zich fchuldig gemaakt hebben : de hemel weet waaraan de heer N. . . , de heer N en de heer N en ook de heer N (zo die heeren N. en N. zich niet wyslyk gedraagen, zullen wy hunne naamen ook noemen.)zich fchuldig gemaakt hebben?(*) Maar de verwaande zot dacht toen nog niet, dat wy hem onder de oogen zouden zien. 2. De tooneelspelbeschouwer tokkelt, in zyn laatfje papiertje, aan de fhaar, om de overige acictirs, die hy zo menigwerven en zo fehreeuwend beledfgd ïee£,V, ™n vel'R0,yking van zyn lieve Pasfeetje flechts by SPREEUWEN vergeleek, nu hy gaat fterven, fa zyn belangen over te haaien: hy kruipt aan hunne voeten met deeze recht laaghartige woorden:,, Indien „ onze Tooneelisten enz. zyn wy wel verzekerd, ,, dat zy ons kunne vriendfchap niet zullen ontrekken " Laage_ hooner! valt gy reeds zó diep, dat gy nu om de vriendfchap imeekt van hen die u verfoeijen ert die gy voordeezen zo dlkwils verfoeid hebt! Gy zult aan onze voeten ook nog zó moeten kruipen, zo gy CO Dit ziet niet op luiden van liet tooneel. H 3  (6-6) niet fpoedig, gelyk het kaf, van den aardbodem verdwynt. 3 De tooneelspelbeschouwer wordt thans zeer nuttig, want hy zoekt, (doch gelyk men zegt met zyn' neus.) naar den perfoon of perfoonen die ons weekblad opftellen: Is dit geene groote nuttigheid ? Hy llaat 'er in den wind na, en, in 't honderd rondfchermende, vecht hy tegen ieinant dien hy hoont en beledigt. Dit fluit op den fchermenden terug, want hy zal hierna (zo hy zynen naam en zyne complices durft noemen ,) mogelyk weeten wie en wat wy zyn, en verbaasd ftaan. 4* De tooneelspelbeschouwer fchynt geenen lust meer te hebben in het aanranden onzer waardige heeren Schouwburgbeftuurdercn , en in Deezen, onze ed: croot achtbaare burgervaderen, gelyk hy voor deezen zo dikwils gedaan heeft. Eene "der voornaamfle redenen waarom wy de pen opgevat hebben, was het verdeedigen dier Braavc Heeren. Wy hebben hem {befchouwer) den mond geflopt, en wy zyn hierin voldaan. 5- De tooneelspelbeschouwer zegt dat hy zyn kind, (dit zyn zyne papiertjes:) gaat verlaaten, en het derhalven als een vader befchermen moet. Dit zal verloren moeite zyn, heer befchouwer; wantdekunstwaereld weet reeds, dat uw kind, een aartje naar zyn vaartje heeft. 6. De tooneelspelbeschouwer moet zich niet verbeelden dat wy ons gelyk met hem fteilen, of hem als onze parti egal aanmerken, en daarom, gelyk eenen edelmoedigen vyand beftryden. Verre van daar 1 Wy grypen hem alleenlyk aan gelyk een' boasHvicht, dien wy ftrajfen willen.  C 67 ) De tooneelspelbeschouwer fchynt de koorts op het lyf te krygen, om dat hy grieksck in ons weekblad gevonden "heeft. Zou zyn edele ook wars van deeze edele taaie zyn, om dat de pi 'er in komt? Een mensch is een redelyk dier, en daarom moeten wy in dat dier altyd eenen waarom onderflellen. 8. De tooneelspelbeschouwer wordt nu een groot dichter. Is het niet zonde dat hy gaat fterven? Zien wy nu niet, fchoon men het voor eene fabel houdt, dat de zwaanen op hun fterfuur het fchoonfte zingen ? Welke verfen! ó Pour Pamour de Part ! Wat zyt gy waarlyk groot ! 1! Gy zyt het nu dubbeld: als dichter, cn als , ja ook, en als 9' , De tooneelspelbeschouwer is een recht nuttig ctre! Ejrst heeft zyn edele ons proppen voor on-zen fnaphaan verfchaft, en nu verfchaft zyN edele ons papiertjes om 'er onzen pyp aan op te fteeken, want wy hebben reeds proppen te veel. ó goede Tooneelfpelbcfchouwer! 10. De tooneelspelbeschouwer zegt dat PAssé N. B. ■ envergelyklyk is!!! — dat hy niet betaald wordt, maar beloond. ja, als hy zyn' pligt volbrengt, zyne les weet, en goed fpeeit, wordt hy beloond; doch als hy zulks niet doet, wordt hy betaald boven zyne verdienden. Is dit laatfte niet al dikwils gebeurt? 11. De tooneelspelbeschouwer doet zeer dwaaslylc met zo woedend voor Pasfé uit te komen: want wy hebben een vast voorneemen gemaakt van hem op zyn gevoeligfie zeer te trappen, en op de wonden die wy merken dat wy hem (laan, geene heelpleisters, maar fpaanfche vliegen te leggen. Wy oordcelcn dat  ( 68 ) tajfi en de Tooneelfpelbefchouwcr Zo naauw aan e3kandereu verbonden zyn, als de warmte aan de zon 12. De tooneelspelbeschouwer zegt dat een gantsch tïti TeY" mv*™ Krabbelaars zyn nuttig ooï merk dwarsboomt . ö grootfte aller zotten f Wy zouden gaarne wel eens weeten wat gy door" Jerkt ?f»: Verftaat' e\lelke uwe heilzaa*e "ogDe tooneelspelbeschouwer moet zich zeiven alle de onheilen verwyten die uit zyn fchryven voort-efprotcu zyn, en nog voortspruiten zullen• DCC- f/hrir^'^^r1' hy beS°n te fchryven, dus »s ln hy alken cr de oorzaak van. Wat moest zyn hart met beeven zo het gevoelig is! Eu hoe zal het dan nog beeven! * ■ ^.DwT0Of,EELSP?LBESCH0^V£I1 heeft enigen tyd f™?/s«akt om in eenen misthoop dien hyopglhoojd heelt, te wroeten. Wy zullen ons hart dat van zyn' ONPARTYDIG VONNIS alle onze Tuoneelisten hebben op voorieden za turdag den 27 maart, in de verhmter roen behLld cn" ET Avvv r'°1VaSt' ZC'fs dc h^ren Si cn «rj/f, Wy kunnen niet nalaaten van aan ai i ™ ons byzonder genoegen over deeze meeste™ Z het^nt /W/ennen te fieeVen' e"' "ft SS net geacht Publicq, alle onze verdienftelvke Too neelfpeeleren, applaudisfeèrc,,. emte,VKe l0°- T' <; n„ • beoordeelaars l.S. Dc gal uit maria van lalain gezogen, ZO draa lict ons mogelyk is. — alles ^wa w? beloofd hebben, zullen wy naakoomeni o>izT dcSd Tfu' h0°PCn Zul,en debefchei! w 1 1 e" van ons niet te overhaasten I \y hebben nog zeer veel te zeggenfdh hoo Pen wy dat niet uit het oog verloren wordt.  C°p) Eindelooze geruchten .verzekeren ons , dat ons laatfte vertoog zulk een opzien gemaakt heeft by den ONTZACHLYK GROOTEN Pasfé, dat 'er hemel en aarde geroerd wordt, om te ontdekken wie wy zyn. Ons is meede bericht, dat de heer van Maerle op zondag eenen Advocaat (*) over het geval is weezen fpreeken. Wy bekennen dat deeze geruchten ons zeer vreemd in de ooren klinken , omdat alle deeze beweegiugen genoeg bewyzen, dat men een zeer ongerust geweten hebben moet, om op losfe expresfi'ën, die in zich zelven ndits beduiden , zo veel vuurs op te vatten, als wy weeten dat 'er opgevat is. Indien veele door den toneelspelbeschouwer gehoonde Perfooneu zich op deeze wyze gedraagen hadden, zouden zy dan niet aangezien geweest zyn, als in waarheid deezen hoon verdienende? Doch, zy hebben van de hoogte hunner Deugd, op den afgrond des Lasters met verachting nedergezien , en niemant heeft ooit hunne Deugd ia twyfel getrokken, omdat de fnoode toneelspelbeschouwer , die oproermaaker , die Lasteraar hen door vague uitdrukkingen , en .. ... verdacht zocht te maaken. De affchuuwlyklle laster ftuittede van die braaven terug op den laagen hooner den tooneelspelbeschouwer, en nooit kleefde dezelve één oogeublik aan hunne geachte perfoonen. Dit wisten die Deugdzaamen, en floegen om deeze reden al het lasteren des tooneelspelreschouwers in den wind. Alles bleef diensvolgens in rust: De gehoonden behielden hun aanzien, doch de HOONER , de tooneelspelbeschouwer zonk altoos dieper en dieper in zyne vuiligheden, en afgryslyke boosheden weg. De Deugd verdeedigt zich zelve, en heeft geene verdeediging nodig; zy wordt wél verdrukt , nooit onderdrukt. Op deeze rots Honden alle braaven altoos pal. Doch nu de ge¬ ruchten ons verzekeren dat Pasfé fiddert en hemel en aarde roert, om zyn zedelyk karafter waar (*) Wy noemen met wêcrzin naamen , anders zouden wy den advocaat noemen.  C7° ) van wy niéts byzonders gezegd hebben, teverdeedigen, nu wy hooren dat men zelfs zyne toevlucht tot advocaaten neemt, om, waare het moogelyk ons weekblad, (die onverbreeklyke voetangel, waarïn wy de klaauwen des fnooden tooneelspelbeschouwers vastgeklemd houden, en altyd houden zullen:) in verachting te brengen by weldenkenden en weldoenden; nu dunkt het ons dat wy meer reden dan ooit hebben om deezen acïeur weegens zyn zedelyk kara&er ten hoogfte fuspecl te houden, hierom zullen wy dan niet nalaaten van ons alle nodige inFORMATiè'n te verfchaffen, om te zien of hetzedelyk karakter van dien waarlyk grooten acteur, waarlyk zo uitmuntend is, sis de geruchten ons verzekeren dat die ac*teur der waereld wil diets maaken: ja, wy' zuilen zelfs ons der moeite getroosten van 'er eene reis om te doen naar en, ZO WY GEDRONGEN WORDEN, alles openbaaren wat wy door bewyzen kunnen ftaaven. Wy zullen met voorzichtigheid te werk gaan, omdat wy weeten dat 'er tusfehen VAST EN ZEKER WEETEN en BEWYZEN een zeer groot onderfcheid is. Ondertusfchen zullen, wy voortgaan met den waarlyk grooten pasfé te doen Adderen , en zynen vriend , den gehaatten Toneelfpelbefchouwer, neevens hem (pasfé*) te vernederen zo diep het ons moogelyk zal zyn. Die hoogmoed, die hoogmoed zal UL. ten val brengen, onberaaden fterveliugen 1 wy oordeelen ons VERPLIGT om dien te bewerken: Gedenkt wat wy in een onzer voorige vertoogen zeiden, dat wy niet zullen rusten eer wy de roofvogels nedergefchoten hebben. Denkt gy ons , ons te doen beeven? ons hart weet niet wat beeven üy: wy vreezen niemant , om dat wy de gerechtigheid beminnen, en zullen ons altoos wapenen met eenen moed die door niets zal uit te dooven zyn. ja, wat meer is, wy zullen niet nalaaten van alles aan te wenden om den gehaatten fchryver van den Tooneelfpelbefchottwer te ontdekken, en dan dan zullen wy voorgoed losbranden. beoordeelaars.  D E TOONEELSPEL* Qchryvers , gelyk wy , welken het harnas aange- HET GEDROrRTWa;rid uk^ogen hebben, om G^DROCHT, (dat van deszelfs geboorte af. tot nu toe mets anders bedoeld heeft, dan zyn moordend fenyn van twistentweedragtophetAmfteldamsch tooneel uit te braaken; de gemoederen tegen elkanderen op te hitzen, en alle moogelyke verdeeldheid onder tooneelfpeeleren en aanfehouweren te berokkenen;) te vernielen, en te vergruizen; zulke fchrvvers, zeggen wy moeten zich vervolging, lastering, befpottmg , ja de /noodde oogmerken van dat gedrocht, waardoor wy niets anders dan den fnooden tooneelspelbeschouwer bedoelen, laaten welgevallen, en moedig hunne borflen, met ondeukbaaie harnasplaten overdekt, aan de woedende moordpden van dat monsterdier blootgeeven: welverzekerd dat geen fenyn de plasten hunner ftandvastigheid en deugd kan doordringen, of hunne met moed gevulde zielen vergiftigen. Wy dan met het harnas van moed en ftandvastu hei) op de borst, en met het zwaard van onövei wiulyüe onverfchrokkenheid in de eene, en het fchild uer rechtvaardigheid der zaake die wy verdeedigen, in de andere hand; trekken rustig tegen DAT GEDROCHT te velde, en zullen, zo lang hei voor onze voeten nog blyft fpartelen, met ophouden van het ongeneeslyke Hagen toe te bren-  ( 72 O ren: la, wanneer hetzelve geheel vernield zal zyn, en wy, na deszelfs dood, bemerken, dat het eenige Tongen zal achtergelaaten hebben, die, op het voorbeeld van het hoofd gedrocht, ons, of iemant der onzen, of ook iemant onzer goede vrienden, hy zy wie hy zy, door vergiftigde pylen zullen trachten te benadeelen, zullen wy deeze jongen aangrypen, met geen minder moed dan wy den ouden gedaan hebben. Wy zullen NIETS door de vingeren zien, en alle belediging die éeV van ons wordt aangedaan, WREEKEN, eeven gelyk of die ons allen aangedaan waare. Wy gaan dan voort met onze aanmerkingen op den DEUGNIET , den tooneelspelbeschouwer. Onze geachte leezers weeten reeds dat wy hem tot den hoogen rang van ONZEN EZEL verheven hebben: dien rang zullen wy hem laaten behouden, zo lang hy, gelyk het een' braaven ezel past, braaf bulkt. In zyn laatfte papiertje bulkt hy , dat het der moeite waard is om te hooren, ja zó., dat wy, zo wy niet geweeten hadden dat ONZE EZEL bulkte , wy fc/tier van fchrik het haazenpad zou- # den gekozen hebben. VERVOLG. Tan eenige losfe aanmerkingen over den verwaanden , twistllookenden , en. oproerigen tooneelspelbeschouwer. J5- ONZE EZEL jaagt in zyn laatfte kladdetje Pasfé teeen ons in 't veld. Wy hebben, fonder dat wy zulks wisten, op Bladz. 69. cn 70. hem op*//«reeds geantwoord, en voegen 'er alleenlyk by, dat het nu zeker is dat de tooneelTpelbefchouwer en pasfé één en het zelfde ding uitmaaken. Wy hebben, zo lang wy de zogenaamde verdeediging, welke de advocaat van  (7i ) fasfé voor pasfé opgefteld heeft, nog niet gelezen hadden GEDACHT, dat pasfé een arme zondaar was, gelyk ANDERE menfehen; maar nu wy deszelfs verdeediging overmisdaaden waarmeede noch onzegryze, noch van priemenftein hem befchuldigd hebben, OVERWOGEN en DOORDACHT hebben, zyn wy van het tegengeftelde OVERTUIGD geworden. Wy zien nu op het klaarfte dat het zedelyk karakter van pasfé volkomen onberispelyk is, en dat 'er NIETS in te befchuldigen valt: weshalven wy niet twyfelen of pasfé zal, na deszelfs overlyden, in het getal der hei* ligen ingelyfd worden, Hoe zegenryk zal dan des zelfs overlyden voor den ftervenden zyn 1 Edoch , om ook zyne dood zo nuttig te maaken voor zynen eevenmensch als zyn leven geweest zal zyn, zullen wy alle de ANECDOTES zyner deugd aantekenen, voor zo verre die ons zullen bekend worden, om aldus eene volledige gefchiedenis te formeeren van alle deszelfs uitmuntende daaden, en deugden , onzen eevenmensch tot zonderlinge ftichtinge. Deeze gefchiedenis kon wel aanleiding geeven tot ecne vermeerdering der roode letters in den almanach. • i E TOONEELSPEL- Wel Edele Heer! IJ Sz^tS^ £rr r duëbeld vertoog het Welk WybSfd haddH Si uitkomen moest. Wy hebben om S i felyk len doen, en hebben HAT gefland wil¬ geeven , óm dat wy hc^ndfZZT "k'1"1** zekerd hadden, wa'ar ^^J^^™™ reed, en wy zetten het, gelyk een' êelaSi^r gÊ" haan met een' overgehaalde haa"™,cSï> $TP' om los te branden, zo wv weder ^rJ ïe deur» hoopen, tot rust ^rr^S^J^Jj0Ifea-Jy liever dat onze vertoogen %ablwvT 'nf W'"-n nieuwe onaangenaamheden iSiS r« ■ " 0ns^m echter U WelEd: niet volkomeny ï de' ,S , °m dat vertoogonkundig te laaten?£a'™tSX?j, Ed: eenige uittrekzelen van mededeel tenvvi goedvinden de fterkite nlaatzpn *j. ■ ru yi wy worden, vredeshalven SSS^S begonden dan dat vertoog^op delzTwyze. Wy  Zich te verhef en boven allen fmaad en verachting weihen de boosheid en AFGUNST der menfchen kan uitvinden , is het recht kenmerk der welgeboren zielen, daar de moedeloosheid in tégenfpoeden, en de nee flagtigheid in verdrietiyk heden de kleenheid en kwalykgeplaatsthcid van een hart aanduiden. Degenercs animos timor arguit. Cf) Zong reeds de groote Manmaner, en wy willen deeze heldhaftige ziel, die eeif affchrik had van moedelooze harten, op het edel voetfpoor rustig natreeden. IVy >» illen, gelyk de palmboom, door /lagen groeijen, om, door wolken van vernederingen onzen kruin opfteekendc, naderhanct met te meer verachting op die nietige fchepfelen, onze laaghartige hooncrs en vervolgers, onze belasteraars , onze beliegers neder te zien; terwyl zy in hunne vuiligheden wegzinkende, eindelyk de firaf hunner gruweldaad' n niet zullen ontvluchten. De deugd ont-' fangt geene laauwerkroon dan va het ft: yden; de Boosheid geene ft ra f dan na de VERVULLING der misdaaden. IVy zyn zó doordrongen van deeze waarheid, dat wy midden in eene zee van bulderende tégenfpoeden, op 'deeze rots gerust blyven, het oog gevestigd houdende op deeze goude fpreuk an seneca „ Lento gradu ad „ vihdiftam fui Divina procedit ira , tarditatemque ,, ftnpplicii gravitate compenfat. " (*N PVy gevoelen door deeze overdenking eene moedige kalmte van geest, die ons op nieuw doet te velde trekken tegen het nog f partelende en galbraakende monsterdier, het voorwerp weleer onzer vrees, thans het voorwerp onzer verachting. Schoon een wyze zyn' vyand nooit te kleen moet (f) dat is: „ De weef verfchuik zich flechts in laaggeboo-. ren zielen." (*) ll'y vertaaUn deezeff reuk aldus-. De Wraak des Hemels treedt in loodefehoenen aan, Poch doet dit flechts, om met ecne yzre vuist te flaan.  C$7 ) aanzien, Bevinden wy echter dat wy ons gedrocht altyd te groot gewaand hebben, en het meer. moesten verdekten dan vreezen. IVy verachten hei dam en zyn verzekerd, dat, daar elk het veracht om deszelfs nieuwgepleegde gruweldaaden, het welhaast zyne welverdiende fit af on fangen zal. Vervolgens gingen wy , gelyk wy gewoon zyn voort met onze aanmerkingen op den befchouwer, tot 32 No. toe, doch alle deeze aanmerkingen die óbfodz. druk beftaan, gaan wy onaangeroerd voorby, zon der 'er nu verfiag van te willen doen, als zynde, nu de befchouwer de pen nedergelegd heeft, onnut, en lieten dit vólgen. By een zekeren boekverkooper is een brief onder de deur doorgefchoven, met dit opfchrtff. om te behandigen aan de Schryvers van den tooneelfpelbefchouwer-beöordeelaar. IVy hebben dien brief geleezen, en bevonden dat dezelve eene verdeediging behelst van twee heeren, die op de verregaandfte wyze, door den befchouwer gehoond en gefmaad wotden. Deszelfs fchryver ver zoekt ons denzelven te plaatzen, maar wy durven dit, zonder toefiemming dier twee heeren niet doen; ook oordeelen wy, dat deeze twee heeren geene verdeediging nodig hebben; weshalven wy dien brief, als overtollig gefchrevtn achten. Wy kunnen echter niet afzyn van den geacht cn brief fchryver te eerbiedigen, voor het belang dat zyn Ed- jleït in dc eer van zynen evenmensch. Daarop gaaven wy een BERICHT, hetgeen wy thans ook achterlaater.; dit wierd gevolgd door eene nota over eenige ons toegezonden briefjes en biljetjes , en toen volgde de brief van den Heer Xaverius van Priemenfiein, wiens fcherpheid reeds te veel bekend is, dan dat wy het nodig achten 'er een Haaltje van by te brengen. Zyn Ed: befluit zynen brief met deeze regeltjes van cleanthes welken hy toepast, op de fchuld hem in den befchouwer weleer ten laste gelegd. L 2  (98 ) K**M>>ylTtew Wc» httfittiit 'lft Ku, en volgt dezelven aldus: Niets is boosdartiger dan iemant zwart TE MA AKEN Want zo men hejmhk tot zyn oogmerk kan geradken ,' torwekt men dtkwils haat en afkeer tegen dien Die fchuldloos Je/toon gehoond, eik durft in de oogen zien. Waarop wy dit ons vertoog, met het geen volgt be- In het laatfte vertoog van den Befchouwer zienwy, dat die fchryver voorgoed de pen wil nederleggeï. Wy kunnen niet ontveinzen, dat wy dit met vermaak gezien hebben, om dat wy daardoor ontflaagen worden van den vcrdrietlyken p ligt om vyandelykheden vyandiglyk te bcflryden; en, om een zeker evenwigt te bewerken, ons in het fchryven van vertoogen m te wikkelen, die den fchryveren, gelyk den eezeren niet anders dan onaangenaamheden verwekken. ■ -_ Wy hoopen, dat die fchryver ons voor- % li? dlf" pl;gt ontdaan zal, en ons onzen tyd zal laaten bedeeden aan het behandelen der kunst, waarmeede wy onze Vertoogen hoopen op te fleren Deeze is veel te edel, veel te verheven, om dezelve met perjonaliteitcn, (waarin wy fomtyds ongevoelig zouden kunnen vervallen ,) te bevlekken en te vermengd;, /o wy moogelyk op dit punt nietfehroomlüÏÏT™?"oeS,mogten geweest zyn, wyte men dit alleen aan den befchouwer, die de eerde aanvaller is geweest en die door zyn fchryven, in plaats van m»' vnend dienst te doen , niets anders dan een zeer  ( 99 ) groot, cn moogelyk een onherftelbaar nadeel toege- bragt heeft. Ondertusfchen rouwt het ons har- telyk, dat die Schryver, by deszelfs affcheid, nog niet nalaaten kanperfonaliteiten in 't werk te Hellen1* waardoor hy niets anders bewerkt dan de verlaag™? van zichzelven en van de zynen, en den blaam van ■logenaar op zynen hals haalt. Hy doet zich in zyn laatfte vertoog op, gelyk aan een zeker dier waarvan Plinius gewaagt , het welk , zo lang het vervolgd wordt, alle kleuren der velden en akkers waardoor het zyne koers houdt [aanneemt, doch zich niet kunnende redden, met zyne vuiligheden de oogen zyner vervolgers tracht te verblinden. Dus zien wy ook dat die fchryver den huik naar den wind hangt, en nu pryst het geen hy voor deezen gelaakt heeft, en ein- delyk met eenige fcheldwoorden eindigt. . doch verlaaten wy hem, en geeven wy hem over aan eene wroeging, waarvoor wy hoopen dat hy nog vatbaar is,. van harte verlangende, dat hy ons niet weder n oo d z a a k e n zal van de pen tegen hem op te vatten, het zy door befchouwers, het zy door pasquillèn verzekerende wy hem, dat, zo wy zulks gewaar wor. den, wy het,volgens de belofte van ons voorbaande vertoog, zullen wreeken; en aan wien ?aan Pasfé: want deezes verheffing weten wy dat het oogmerk alle zyne vertoogen en pasquillèn is. wy vveeten, dat die fchandfchriften uit hevpasférot oorfprongklyk zyn , en daarom zal Pasje voor allen betaalen moeten. Men leeze ons vanvvvJ3," en64' welkenwy ^n grondflag zulMOETEN leggen van onze tegenfehriften, zweerende met te zullen onderdoen. Wyders zullen wy onze vertoogfehriften vervolgen dan , cn wanneer wy het zullen goedvinden , fonder ons eenige bepaaling van tyd te willen opdringen, om de ftoften die wy begonnen, en onvoleindigd gelaaten hebben, te vervolgen; de kunst te bouwen- en nuttig te zyn. Wy hebben niets minder in 't oog dan be-  C IQ" ) belediging het zy van dichteren, het zy van tooneelfpeeleren; doch willen noch zullen gedoogen dat iemant door het Pasfé-rot beledigd wordt : DIT IS ONZE VASTE BEPAALING: derhalven zal niemant de fchuldder twist draagen dan onze aanvaller, welke, zo hy den vrede betracht, zal overtuigd worden, dat onze harten niet gefchapen zyn om vyand- lykheden te voeden. Ons eenig oogmerk is dit. het verhinderen van partyfchappen op het toonel, zo veel ons moogelyk is; het verdeedigen van het beflaur der heeren gecommitteerden van den fchouwburg; het befchermen der opera tegen haare aanranders ; en het eevcmvigtig beiordeelen van toonee IJl ukken die wy verkiezen te beöordeelen. Wy vleien ons, dat geen weldenkend kunstbeminnaar deeze onze inzichten en oogmerken zal kunnen afkeuren. Wy hebben voorleeden zaturdag met vermaak den deferteur uit kinderliefde, en den deferteur, opera, voor een' barftendvollen fchouwburg, tot een beneficie der aéleurs en actrices zien vertoonen. In het eerfte ftuk hebben meest alle de tooneelisten den aanfchouwer groot genoegen gegeeven: van het tweede kan hetzelve niet wel gezegd worden: dan de hoofdperfoonaadjen oordeelen wy dat, het geen de minderen te kort fchoten, volmaakt vergolden hebben. Het was ons eene waare vreugd te zien hoe elk het zyne toe» bragt om , naar evenredigheid zyner vermoogen , die heerlyke opera treilyk uit te voeren, en denverdienstelyken heer B : Ruloffs zynen zuuren arbeid zoet te maaken. Wy verheugden ons niet minder door het befchouwen der talryke vergaadering onzer medeburgeren, wier harten allengs meer en meer aan de zangfpellen fchynen vast te kleeven : een fpoorflag voorwaar voor de Edele Heeren Beftuurderen,  ren , om dezelven altyd meer en meer, benevens het treufpel te doen bloeijen. Zie daar, myn heer, het uittrekfel dat wy goedvinden U wel Ed. van dit ons dcbbeld vertoog te geeven. Wy hoopen dat wy voor altoos zullen ontflaagen worden van de pen weder op te moeten vatten tegen partyzuchtige fchryveren, die niet anders dan ruïneus voor het tooneel kunnen zyn: ja zelfs zouden wy met geene onverfchillige oogen kunnen aanzien dat iemant, met achterftelling der treurfpellen, de pen voor de operaas opzetlyk aangreep. Dit u'tterfte zou even nadeeüg zyn als het omgekeerde. Eendragt moet ons tooneel doen bloeijen, en deeze zullen wy* zo veel in ons vermogen is, bewerken. Wy bly ven enz. U wel Ed. DW. dienaars. Beoordeelaars. Amfterdam 24 April 1784. Met het fluiten van den fchouburg zullen wy, geachte leezers! mede ons weekblad fluiten, om het, by de opening van Apolloos kunsttempel ook weder open te fteilen, niet om hetzelve tot een toevlugt te maaken des Lasters, der Tweedragt en Twist; maar tot een* lusthof van verlustigingen in de Hemelfche dichtkunst, ongefchikt voor onedele en Iaagdenkende zielen., Het heeft ons gevoelig gefmart dat wy ons beftek zo menigwerven genoodzaakt zyn geweest van bezyde te trceden, door vyandeiyke aanvallen welken wy nimmer verwacht hadden, en welken wy ons dunkens, moesten beftryden. Dan, wy hoopen in 't toekomende onder de fchaduwe van de vredeölyftak onze lier te flaan, en de vruchten onzer onaangenaamheden af te plukken. Wy hoopen, by het weder openen dos fchouwburgs ons verder beftek aan onze waarde leezeren nader mede te deelen,. terwyl wy  C 102 ) thands reeds belooven kunnen dat wy niet in gebreken zullen bly ven van onze onafgehandelde en beloofde ftoffen af te werken , gelyk zyn io Onze verhandeling over de Opera. 20 Eene beöordeeiing van robbert de vries , Treur- /pel, door den heere wm. haverkorn den jongen 3U0 tene beöordeeiing van zemire en azor Opera door den heere p. pypers. ' 4to Eene beöordeeiing van de weldaadige knorre- pot, Bkjjpel, door den heere w. v. ollefencas- PER.SZ. ' 5to Het vervolg der Para/el/es van den gryzen Beöordeelaar welken wy, vredeshalven zo veel van perjonahtetten zullen zuiveren als moogelyk is tfto Eene beöordeeiing van bet verloren lam , Opera door den heere doornik. Deeze onderwerpen zyn de taak die wy ons vooriie Ien om het eerst onder handen te neeme.i, om vervolgens tot andere ftoffen over te gaan. Wy b-öo-en mets dan nuttig te zyn, en dit ons EENIG oogmerk zynde, duchten wy geen laster of nyt. Wy (luiten dan deeze onze vertoogen met de volgende versjes: De Vrede en Eendragt zyn depylersdieonsfchraagen Wy trachten niemant leed noch oneer aan te doen ' Wy (laan gelyk een rots in ftrenge tegenfpoên, Als Nvt en Afgunst ons begrimmen en belaa^en Partyzucht wordt geftraft zodra die zich vertoontVerdienlïe met een krans van lauwerblaên gekroond Wy zullen „immerfchyn van Tweedragt voor ons dulden- I laefchooa dit monfterdier zich zeiven moog'venuilden Wy kennen het en 't wordt by braaven niet verlchoond. Het heimet van de deugd zal ons ten noordftar blinkenZyn ziiverfchel geluid fteeds in onze-ooren klinken Opdat de booze beev', de braave zy beloond. ' beoordeelaars.