1087 E 64   AANSPRAAK, AAN HET TOONEEL MINNEND GENOOTSCHAP, TER SPREUKE VOERENDE! UTILE 6? AMUSANT. BIJ DE OPENING VAN DESZELFS TOONEEL, IN HET IIERFSTSAISOEN VAN DEN JAARE MDCCLXXXVI. UITGESPROKEN DOOR DEN HEERE II. L.- M E IJ L I N G. GEDRUKT VOOR HET GENOOTSCHAP.   AANSPRAAK AAN HET TOONEELMINNEND GE NOOTSCHAPi TER SPREUKE VOERENDE: UTILE 6? AMUSANT. De Tempel, aan wiens eev wij zijn verpand, Gewijd aan fmaak, aan geest en aan veritand, Daar vreugd en deugd gepaard gaan hand aan hand, Word weêr ontfioten: Het ijvrig choor van decz' gevestten grond Begroet verè'enigd u op deezen Hond, Verwelkomt u, ó Vrienden! door miju' mond, Als kunstgenootsn. o Hoe  C vi ) Hoe dikwerf hebt gij onzen vlijt beloond; En, daagden wij., hoe edel ons bekroond; En, faalden wij, hoe gunftig ons verfchoond: Dit tuigen jaareu! Dit loflijk choor verhief, van trap tot trap, Het moedig hoofd, ten roem der weetenfchap, Eu flreefde omhoog met meer gevestten flap, Naa Phoebus fchaaren. De Deftigheid deedt fiere Melpomeen Door 't fomber bosch van treur-cypresfen treén; Herfchiep haar traanen tot bevalligheên, Die 't hart verhefFen: De vrolijkheid , ThaUa's zielvriendin, Bragt iiaar, vol zwiers, Apollo's feestzaale in, En kon 't gemoed door eedle fcherts en min, Al dartiend treffen. De  ( vn ) De Zanggod zelf, bekoord door zoo veel fchoon, Steeg neer met al zijn' (loet van zijnen troon, En ftemde zelf den goddclijken toon Op zuivre fnaaren : Straks klonk door oor en hart de melodij In keur van zang, ftceds treffend, droef of blij, Als kon dit choor in zagte hannanij Hem evenaaren. Daal heden ook van uwen Pindus néér, Apollo! daal; beziel ons als weleer; Streef zelf naast ors met blijde flappen weêv Op uw toonecleti : Dan volgen wij, door uwen wenk geleid, Op nieuw de kunst hier in haar majesteit, En mogen dus, door haar bevalligheid , De harten ftreelcn. Gruwt  ( vm ) Gruwt Neêrland voor vermeetle heerfchappij; Dreigde ons zelfs 't juk der trotfche dwinglandij; En beefde 't Capitool; hier zijn wij vrij, Ja meer dan vorften. Wij toonen hier, rechtvaardig van gemoed, De deugd op haaren troon; en aan haar' voet Tijrannen , zwaar geketend , die naa 't bloed Der Vrijheid dorden. Koomt, Vrienden! koomt, bekroont ons aller vlijt; Hij is aan kunst, door haar, aan u gewijd: Ziet, hoe dit choor zich in uw' lof verblijd , Dieii 't mogt verwerven! Vaart voort, befchermt het (leeds door uwe magt ; Blijft zuilen van zijn reeds gevestte kracht : Zoo waarlijk moete het bij 't nagedacht Nog roem beërven! P. j. KASTELEIJN.