MAATSCH. SSDERL. LETTER^  LICIIAAMLÏJKE UITLEGGING VAN DE TITELPLAAT DEZES DERDEN DEELS. R^omt, vrienden! foóffó en driagt vooraan! Want hier valt veel te kijken. Daar ziet gij een Théater ftaan: Nooit had het zijns gelijken. Daar (laat een Man, die roept u toe; „ Holla ! h rOrdre!" en zegt u, hoe Gij in de korte fpatie Van tijd , waar in hij fpreker is, U moet gedragen naar zijn' gis. Dit heet Organifatie, * Daar  C * ) Daar onder Raat een dikke vent, Zoo dik als onbehouên, Die fchenkt aan armoê en ellend' Bij voorkeur zijn vertrouwen. Zijn Volkjen wacht, met bijl en zaag, Zoo vol van hoofd als leêg van maag, Al morrende op zijn gratie: En, als hij wenkt, dan ligt terflond Het fchoon Théater op den grond, Door disorganifatie. Een volk, dat vrij wat dimmer is, Staat ginds te calculeeren En zegt : ,, Die kanzen loopen mis „ Voor de eerde en tweede Heeren. „ Gelukkig hij, die met gemak, „ Per llaapcallot en beddenjak , „ Zijn beurt wacht zonder ftaatüe ï Die altoos loert op 't hoe? en dan! „En langzaam voortgaat!" — Dit 's het plan Der reorganifatie. Dit wonderfpel ziet Midas aan, Met open' mond en ooren: Schoon hij er niets van kan verdaan, " Zoo wil hij 't echter hooren. Hier op grijpt janus hem bij 'ï oor En komt hem in zijn wenfchen voor! Dit wekt zijn defperatie: Want, nu hij t door den bril beziet, Vindt hij dat fpel zoo vrolijk niet, Dit heet interpretatie.  ( 3 ) • Heel boven, ia het luchtig zwerk, Is 't Puik der Mufikanten, En 'fpeelt daar het herfcheppingswerk: Dat dreunt aan alle kanten. Hij zit daar op den wareldkloot En geeft den toon, van noot tot noot, Aan groote en kleine Hanfen. Elk, die maar hupplen heeft geleerd, 't Zij naar de kunst, of recht verkeerd, Moet naar zijn pijpen danfen. Het gaat er zeker wonder toe: Men flaat de maat met zweepen, En ieder, voelt (men weet niet, hoe?) Zich naar de dansbaan fleepen. Hoe of men zich er tegen zet; Er fchijnt geen einde aan deze pret En ftadige occupatie. Hier wordt hervormd, herkaauwd, verteerd, Herfchapen en geamufeerd; Dus heet het recreatie. Daar hebtge 't Lichaam van de plaat! Maar die den Geest wil kennen, Moet aan de naaden van 't gelaat, En zijne rimpels wennen. Men tuur' dan, wil men meerder licht, Op Neus , Gelaatstrek en Gezicht Van deze titelfacie! Vooral, de plooien van den Mond Vertoonen, aan die 't merkt, terftond Den weg tot fpeculatie. *s Komt  C 4 ) . Komt, vrienden! loopt en dringt vooraan Want hier valt veel te kijken. Hier ziet gij , hoe de dingen gaan tn waar ze naar gelijken. Het eerde drietal, dat gij ziet, Loopt in een rondte, en merkt het niet, iJoor ftaase intercalaties. Intusfchen bitast de Mufikant Een deunt/en van den oudentrant, Met nieuwe variaties.  REGISTER van benige i DER VOORNAAMSTE ZAAKEN, in de drie deelen van den janus verrezen, Ev"*al[ in eentn oagereddtrden Boedel onder een liggende; doch hier onder zeer netjens volgens de order van 't A. B. C, bij een verzameld. (*) A. t^Mmalgame i. van den Mensch en den Burger. 2. van de Rechten en Plich« ten door elkander. Een wonderlijk mengzel! No. 94. p. 330. Magramma of Letterkeer van janus vbrrezbn. No. 105. p. 6. Jpriligrapjen aangekondigd door janus. No. 18. p. 108. Argumenten , 200 voor als tegen, te berde gebr..cht . bij gelegenheid der discusfien over defameufe qutstien: di u»i car*ijyA & asihi umhbra. No. 56. p. 30. ^ e. Babilonisch concept, aangaande het voortzetten van den Torenbouw. No. 14?' P- 33o. Bileams ezel. Zijn groot geduld enz. met het voor- en nawerk. N. 142. p. 299; Blik- (•) De overige «.ken welke in dit Register niet ingepakt xijn en, waar onder, veele niet snoder belangrijke dan de bij dit Register opgeteekenden gevonden worden, zal men beter nur de order der verfchillende tijdvakken, waar in lij uitkwamen, Mar aanleiding van *t weituie itl kier aasgeflipt n, kunnen vinden. 6 ■ * «  c * > Mktrlamfcht (het) SyHeara ; ean voornaam ingrediënt in dat minufa&uuren; welke in de Wasfc^enneusf.ibrieken gefabriceerd worden. Hier wordt ee» Chinee?ch voorbeeld geaHdgueerd, dat zeer veel afdoet. No. 56, p 25. Brand (hevige) in Waterftad, van Mey 1790. No. 61. p. 67. C. Capitulatie, of voorwaarden, vo'gens welken, alle de Pasfagiers naar X — zich gedingen zullen enz. roet het geen er bij brhoort; behelzende zeer nuttige Jesfen voor het tegenwoordig revolutionairement op reis zijnde geflacht. No. 135 125 en 127. Cofandra's voorfpelling in haaren Brief aan jakus. No. 124. p. 16i en 140. p. 285. Colommen (drie) aan de vbijheid, gelijkheid en beoedebschap, toegewijd te Amfterdim. Hunne wandeling door de ftael. (Een waar voorval.) No ï\. p. 82. Cmjlitutie (Democratifcbe) van het Landfchap fantasia. No, 30, 31. 52. Brief van den Spetoorualen Reiziger deswegens. No. 62. p. 73. Bericht uit dat Landfchap. No. 95. p. 335- No. 89 p. 291. Cenjlitutie (Bitaaffche) in 'c jaar 1796. ontworpen', en de Japon van wijlen den Grootvader van janos. N. 88. p. 283. Brief van den Speératoriaalen Reiziger, daar toe betrekkelijk. No- 90. p- 299. Constance, eene Mevrouw uit Waterftad, fciri. ft een' Brief aan janus, over haar' Man, en janus antwoordt haar. No. ioi. p. 379. Een tweede Btiaf van constance. No. 104- p. 410. Ccsmopolitten tegen de Serviliatmen overgefteld. No. 104. p. 405. D. Democraten, (Een Weekblad) Zij prikken janus in zijn hiel en hij fchopt achter uit. Zulks was eene willekeurige beweging. No. 118. p. 112. Discusfien van de Leden van het vereenlgings Coaimitté , over- en aarigaande de verkiezing of verwerping van het Conceptplan van Conftitutie zoodanig het was liggende in Julij 1707- No. 119, 120, 121, 122, 125 en 124. Doolhof van Kreten, nieuwlings tot vermaak der Reizigers aangelegd, waar van een zeer juist en bevattelijk denkbeeld gegeven wordt. No. 108. D. Eenheid en Onverdeelbaarheid van het geheele menschdom. Een wensch; een droom. No. 67. p. 115. Europa houdt de oogsn geflagen op de handen der Knoeiénburgers. No. 115» p. 83. F<  C 3 ) F. 1 F oeder a lis mus met de AEISTOCKATIt! eri het stadhoud EESCIAP, benevens de regeesikglooshei». Onveranderlijke afkeer van dezelve zaakén. No. 151. p. 37;. Fkakcisco baitesio Souverain van Bombario. Zijne geboorte, opvoeding , karakter , levenswijze , liefdesgevallen en eeuwigdurende minderjarigheid. Broodnodig tot het waare verftand van de Berichten uit Boniark. No. 41. p. 283. G. Geheim (het groot) van janus ver b e z en, ' zoodanig als het onder zijne papieren gevonden is. Een ftukjen waarop, bijzonder lang, door de slntijuniaanen gekaauwd is, en 't welk in harden van eece Commisfie van Spinnekoppen gefteld is geworden, om er venijn uit te zuigen. No. 156. p. 421. Geloofbelijdenisfen. (politieke) No. 58. p. 41. Discusfien van 't vercenigings Committé over dit onderwerp. No. 59. p. 50. No. 60. p. 57. Gekkenhuis van Leuterenburg. Een zeldzaame Gek, nicodemus, zichzelven den fpiegel van het rruxball door P ilitieke Ketters beweend. No. 130. p. 203. Middel van afnntting. E-^n vaa die middelen, welKe er in deze boze wereld in *t werk gefteld worden, om zaaken tot een einde te brengen. No. 141. p. 291. Mishandeling aan No 19. door een Burger van Nigritien gepleegd in het bijzijn van janus, en de toevallige wijze, waarop hij de ziel van dat No. gered heeft. No. 34. p. 237. N. Nlevwjaars wtnsch van janus Ao. 1796. No. 40. p. 279. Ao. 1797. No. 92. p. 314. . . Ao. 1798. afgebroken door demos phobulus, welke aan janus de aanftaande overwinning van.zijn partij bekend maakt. No. 144. p. 319. Nimmerrust, Dorp Befchrijving van het zelve; in een'Brief van den Spectaturiaalen Reiziger. No. 106. p. 9. O. Olympus. Eene groote Revolutie, onder 't Godendom. N. 110. Opdracht van janus aan de Posten'teit. No. 6. p. 25. Oppermacht van het volk. Een gefprek. daar over van janus met zijn' trouwen huisbedienden, jacob; — en 't geen daar meer volgt. N. 107, p. 17. P. Partijfchappen. Een ftuk van eene uitgewerkte redevoering, over den aart en natuur derzei ven in «en Land , door archos proterOs in 't vereenigfngi Committé uugefproken. No. 97. p. 353 Praxagor a. Brief van dezelv dan den R-dacteur van janus, met het antwoord van janus, over de Vrou'ven. N 55. p. 102. Predikatie var. jonas tegen het volk van N.nive No. 101. p. 384* Pretender. (.Franfche) Brief van den zeiven. No. 21. p. 131. R. Raad (tamelijk gewichtige) aan het volk van Nederland, over het aannemen of verweipen der Conftitutie, zoo ali die in 't jaar 1797- »an bet volk, ten voorfz. * 3 ein-  C 6 y einde aangeboden w?s, eenelfvrije naarvolgins van een foortgelijk itukjen 1 te vinden in het 54. No. der Democraaten. No. 114. p, 76. Nadere voor' dracht dienaangaande. No. 116. p. 94. No. 117. Raad aan janus om in zijne onpartijdigheid voort te gaan, ineen' Brief van eenen oebckenden. janus bedankt er hem voor in zijn antivoord. No. 117. p. 101. Rechten der Aapen. Iets daar over bij Advenisfmmt aangekondigd. No. rir. P- 55- Rechten en plichten van den mensch en den Burger beriimi. No. 123. p. 150. Reuzen en Pvgmeën van Babel. Berechten uit die plaats, waarin onderanüe' ren gefproken wordt van het plan der Reuzen > 't welk voor een' korten tijd zijn beflag gehad beeft, gelijk de ondervinding geleerd heeft. No. 128. p, 193 en 194. Rechten der Patriciërs en Matricërs. Zoodanig ingericht, dat men met het bloote oog, duidelijk het onderfcheid tusfehen dezelve in die van den Mensch en Burger zien kan. No. 2. p. 6. Recapitulatit van eenige N°s. van janus; waar door zijne qualiteit van Pro» ph'jet boven alle bedenking gefield wordt. No. 150. p. 367. Reisjen (binnelandsch) van janus. Zijne ontmoetingen in de Trekfchuir; No. 15. p. 77. Zijne aankomst in waterstad; hij logeert in eene onpartijdige Herberg, waar drie onderfcheiden politieke gezelfchappen bij een komen, (zeer betrekkelijk op de Volkftem ; doch heden na het in werking brengen der Conflitutie zoo interresfant niet meer.) No. 17. p. 93. Reize (onderaardfche) van den Heer Audacevoli. No. 48. p. 342. No. 10. p. 45. No. 18. p. 101. No. 38. p. 264. No. 115. p. 85. Rijmklanken (opgegeven ) op het graf der oude Conflitutie, te Amfurdim op de Botermarkt vertoond, toepasfelijk gemaakt. No. 18. p. 106. Reisbefchrijving van den Spaanfchen Casmapaliet, naar het Eiland der Gelijkheid en dat der Kinderen. No. 57. p. 33. N. 62. p. 77. N. 67. p. 118. No. 72. p. i5f. No. 77. p. 200. No. 82. p. 239. No. 87. p. 280. No. 92. p. 317. No. 93. p. 319. No. 97. p, 356. N. 102. p. 392. No. 107. p. 23 No 102. p. 61. No. 117. p. 105. No. 127. p. 183. No. 137. p. 263. No. 142. p. 304. No. 147- P- 348- No. 151. p. 379. No. 152. p. 383. No. 155. p. 509.. Alle deze ftukken en brokken bij een verzameld , maken de aaneengefchakelde Reisbefchrijving van den Spaanfchen Cosmopolitt uit. 't Is voor den gawezen' of liever voormaligen Lezer van janus der moeite wel waardig, dit geheele ftuk, in zijn verband, te herlezen! Request van de Burgers doe nut en eet veil c. f. Iets van veel aanbelang in 't begeven van Ampten. No. 155. p, 415. S,  C 7 Jy • SI Salus Populi lex fuprema. Eene proeve, waar bij onderzocht wordt of msn niet zoratijds, het volk. tegsn zijn' wil en dank aan gelukkig moet rnafcen. Janus fcbijut er veel been in te vinden, bi- r omtrent te beflisfen. No. in. p. 49. Slaaperie u:t«?nde van jaWos, door Sigismundus Nieodemus a lams, verhaald. No.' 156. p. 417. Sccietas Leotmia. Tweeërlei foort van dezelve. No. 133. p. 209, Een derde f/ort van dezelve, meer ingewikkeld en uitgewerkt dan de twee voorgaande • fooi tan. No. 131. p 211. Spreekwoorden (leugenachtige) waaronder dit: „Die ten halven keert, dwaalt niet." No. 136. p. 251. Iets over de donkerheid der tijden, bij gelegenheid van deze befehouwing-, van zeer veel belang voor lieden, die aan 't roer van Staat gefmeten zijn. p. 253. Spreuken (korte) van janus. Grcote fteen des aanftoo's voor de ongelovige Antijwiaanen. om dat zij er de iaatfte dagen hunnes Riks in meenden voor- fpeld te zien. No. 156. p. 422. Staatsgefteldheid (ingewikkelde) in Europa, zeer eigenaartig afgeteekend, door een' afftammeling van den grooten khan. No. 39. p. 27$ en 55. p. 23, Zijne zegepraal en vooruitzichten. No. 129. p. 195. T. ' , Tafel van_ de voornaamfle ingrediënten van een toen nog toskomttig plan van Conftitutt'e voor de BaUaffche Republiek, voorafgegaan door iets over het aannnemen cf verwerpen van het zelve, waar bij gevoegd is deze in bedenking geving: „ is er geen huismiddeltjen voor te vinden?" No. 140. p. 188. Théatre der variétés ennuiantes in Parys. No. 129. p. 201. Er wordt eene Reprefentatie op het zelve gegeven van een ftukjen, getiteld: Les dirtüeurs duns l'cmbarras, op de wijze der Chineefche Schimmen. No. 131. p. 2117. Toekomst (een oog in de) No. 145. p. 340 en No. 147. p. 343. Trismegistus van Abracadabriin , neemt de moeielijke taak op zich, om janus in de oprechte Hottentotfcht taal over te zetten. No. 155. p. 414. U. Unie van Utrecht. Haar overlijden. No. 50, p. 360, Vr,  C 8 ) v. Vaderlandsliefde (cosmopalhifcke), een zeer goed foort. Zeer gelukkig wanneer zij ingevoerd wierd. Tegen volks.geest en Efprit de corps overgeftetd, No. 68. p. I2f). Vtreenigings Committé door janus opgericht. (Iets ter naarvolging, 't welk niet geheel nutteloos geweest is.) No. 29. p. 197. Verwarring der taaien in Babel houdt op door een zonderling toeval. No. 150. p. 3<5o. Vooroordeelen. Moeten niet van hunne flerkfle , maar van hunne zwakfte zijden geattacqueerd worden (een bericht) gevolgd van eeDen zeer leerzaa. men Schoolmeesterlijken Brief, daarop zeer toepasfelijk. No. 13. p. 67. Voorreden (aanprijzende) van den Hoogleeraar hOlloïernus, 't welke men befchouwen moet als geheel voor aan dit werk geplaatst. No. 105. p. 2. Vrouwen Sociëteit, (Faderlandfche) onder de Zinfpreuk : „ Wij zijn er ook nog." Zeer nuttig voor dat foort van Mannen , die men oude Wijven noemt, No. 4.2. p. 293. No. 109. p. 36. ( W. Waarheid, (de naakte) eene fabel. No. 20. p. 120. Wiegenlied vervaardigd bij gelegenheid der gsboorte van de Franfche Conl ftitutie, waar van de vier eerfts coupletten, met eenige kleine veranderingen , even eoed bij het in werking brengen der Bataaffche gezongen kunnen woi den. No. 20, p. 118. Z. v Zargfpel (periodiek) of groo^e opera in drie bedrijven. hïI eerste bedeiji neemt een aanvang in No. 13. en eindigt in No. 43. Het eerjïe Toneel van dat Bedrijf, vertoont eene ruwe fchets van de gefieldheid van het Landfchap Zevenhuizen . na dat de Zevenhuiiers hunne onbetaaibaare (dit is geheel iets anders dan duurgekochte) vrijheid verkregen hadden. Tien partijen kondigen zich , als werkelijk op dat tijdftip beflaande, met «er veel genas aan. Dit beweegt de tweedracht, welke de Heldin van dit ftuk is, om in vrijheidsklederen iets in haar belang te verrichten. No 18. p f52. In het tweede Toneel behaalt zij eenen compleeten zegepraal op de Eendracht. No, 23 p. 142, In  C 9 ) ««^"Whlfd",:" 'ö N»- 53- ™ «tod,* i, n,. „ ''«"■7.ml:'''Z ™ I"T* EM ö»totófe "»■» gi4 rota ^W^JK^alrtó: ■- elndl«'*»- »* De eenheid van plaa;s J» A*^"**** zonder lm ,p. - eenige uuren van Athenen. tym / tlk" >fcet °°g ve^orSr>. Het fp-elc verhaten heeft, keert naar dezelve Je "^ "1^™ "«^nhaat die «ad en fPM*,^^ »a voorbereidende  ' ( io ) . 3 * , r in hrt huis van den Heer van Ztvmhuizm. Er gebeurt Het M Toneel fpeelt m het huisvan hoofdeloos Monfter een gewichtig voorval door >tejB« bewer J. voorzie, mee allerhande ^«^J^op((le A^ocratie en het (sïd£KS£"ï^etWhuif vladen Heer van M*. hinnen gele.d. No. 148. p- 352- No- '49- P- 359- „ , . e»re foort van verbroedemiaatjle Toneel^ eenoog p0P»|. bjtt..n do.■ J^*^ g. uit ring van Malfontmtm. Dit To -t p d Augustus, van dat  JANUS VERREZEN. SÜUM CUIQ.UEJ N°. 105. Maandag den 3 April. Ik heb er met dit derde deel hu eens recht op gaan tiitfhuiven, en mij; bij de Poëten, die voornamelijk zich op lofdichten toeleggen, eene onfterfiijkheid befteld, die, ten minftén, tegen eene revolutie of twee opgewasfen is. —t lMen mag zig zelve niet prijzen of aavruommandteren. Dit is eene malle gewoonte. Een kramer mag, bij voorbeeld, zijn waaren hemelhoog verheffen, en liegen, dat hij zwart wordt; ieder zal zeggen, de man heeft gelijk: alleen een Autheur moet zedig en zonder ophef zijn goederen op den toonbank leggen en fpreken er zoo mondjens maat over, als of hij te bang was, dat men er te veel voor bieden zou. Maar het menfchelijk vernuft, dat nergens voor ftaat, maar op alles iets weet te vinden zoo lang er wat opzit, is op den gelukkigen III. Deel k in*  inval gekomen, om zich deswegens, door dp« mnnrl nfBn. , loos te doen ftellen. £n waafom 'ikdan oo" Tiï? ^ ™ Md,m'' fchad* X^X^^ ™de» Sehee,en ,ANÜS die. AANPRIJZENDE VOORREDEN ▼ AS DEN # 0 0 gleerraar HOLLOFERNUS. 7/* heTdXTwït %ZoSe%Z gftMd °VZ de ™*re rechtzinnig, in plaatfe van zich ^g^'^A'in^ zim' kosteli ken tijd verfpildmet elkander ai' rckZuïh Jl 8 d houdt 7* •okmaar e'en duim breed van het and!' tl «rSS * "n9 en befmettelijke hebbelijkheid wint i» é^ t^^^^^^. en ,s van zodanig eene onverzettelijkheid, Jat zij in\l!ne lil /f/f veranderd is geworden. Veele iaarpn Z ™v'Se hartstocht kige drift //v Godsdie^TZttJel en te blkfeZ"- *' tntkennen, dat zij, van'dtze ^dehfchould^ gemeen ( V zij met eerbied gezeJd') is srewnrLlZ i - ? j gel$jk b'J het goede opvoeding naau.lijfZt Va^nTbloZ V$ hartziek rnaar al L l^&^J^^i'ZVFT '«TCOgrievend gelijks grooter en ^1^^^^^^ door CO Bit «nrl .lier, x,et kin z» ,„/ rf, w|f p«„ ,„ Mïter.  C 3 ) door heilzaame tfiverfiën tegen gegaan, gematigd en afgekeerd wordt, zulk een beflisfend overwicht zal bekomen* voornamelijk in de opvoeding, dat men van het volgende geflacht zal kunnen zeggen: — „ Zij hebben van „ hunne verlichte Vaders, die op het einde der agttiende eeuw geleefd heb„ ben, niets anders geërfd (in eenen zedelijken zin ~) dan eene dubbele „ portie van onverdraagzaamheid, met een klein tinctuurtjen eener uitge' werkte Theorie óver de Tolerantie. " — Het onderhavige werk, tot welks verdediging en aanprijzing, ik mij voorgenomen heb iets te zeggen, bezit deze verdienfte, dat het eeniger mate heeft kunnen ftrekken, om aan de hevige woelingen, die, op het voetfpoor Van andere landen, zich ook in dit land vast nestelen, eenige afleiding of uitwatering te verfchafen. Doch het is op zich zelve te onvolledig om veel uit te werken. Uit niets anders, dan uit fragmenten, onuitgewerkte fchetfen, hier en ginds verfpreide trekken, en vluchtige invallen beftaande, is het voldoende genoeg voor lieden die (gelijk hij ergens zegt) een wenk verftaan; maar krachteloos en van weinig of geen nut voor dat groot getal, dat men alles met duim en vinger (om ook eens eene gemeenzaame fpreekwijze te bezigen} in moet ftampen, en 't welk zich daarom ook, uit een foort van balöorigheid de moeite niet geeft om het te lezen, veel min te overwegen. —- Met één woord het is geen volksboek. — Dit weet de Schrij» ver zelf wel: r— Ook wil hij het niet als zodanig befchouwd hebben. Men nceme ket dus vonr het geeh het is: voor eene verzameling, namelijk , van zulke ftukken, van welke de uillegging, uitwerking, vermeerdering en toepasflng aan andere overgelaten wordt. Hij heeft dus de medewerking van zyne kundige lezers brood nodig om waarlyk nuttig te kunnen zijn. — Ieder heeft een zeker vermogen op den kring, waarin hij zich ronddraait, en dit vermogen tot verbetering van zijne medemenfchen, met de daad aan te -wenden , zegt vrij wat meer dan 's week'elijks een zedelijk banket jen voor de liefhebbers van die foort van zoetigheden te vervaardigen. — janus is een praatvaar. Hij fnapt veel en zegt gevolgelijk veele dingen, die hij even goed had kunnen zwijgen; maar juist daarom heeft hij denkers nodig, die zijn gekakel niet alleen entbolfleren, maar ook kraaken kunnen om er hun even naasten, die wat zwak van gebit zijn, den pit van te kunnen aanbieden en, hij kent er veele, onder zijn geëerde lezers (zonder daarom bij hen bekend te ft aan, heeft hij mij verzekerd} die daar toe ten vollen bereekend zijn. Dan, nu blijft nog de groote vraag: — „ Is j anus rechtzinnig ge„ noeg? — Om ons deze moeite te getroosten? Zullen wij altijd wel een „ goeden pit in zijne nooten vinden?" — Zoo gij daar aan twijfelt, te A ft het  C 4 ) het zoo veel te noodzaakelijker in dezen werkzaam te zijn (!>). Geeft hii u een mooi aangekleed beeldjen in de handen, en wantrouwt gij het? — Wel nu! — Ontdoet het van al de Lintjens en ftrikjens, kleed het naakt uit en ziet wat u overblijft! — Maar ook hier in heeft hij eenige verdieniïen — Hij heeft u zelf het voorbeeld gegeven , dat gij veilig volgen kunt. — 'Verfchetden van uw poppen, waar voor gij, ah voor kleine Af god jen s knieldet, heeft hij tot op het hemhd toe uitgekleed: — betaal hem met de zelfds munt, daar kan hij, met b llijkheid, niets tegen hebben. Foor 't overige weet gij hoe ik over de rechtzindigheid hier boven geredenkaveld heb. Het woord orthodoxie alléén — is een ellendig flruikelblok voor de verlichting in alle vakken, geene uitgezonderd. — Geloof vrij, dat de theorie in 't Politieke, nog verre af is van volmaakt te zifn en dat het zeer ligtelijk zou kunnen gebeuren, dat de grootjle rechtzinnigheid van dezen tijd, in eene volgende eeuw voor de fchreeuwendfie ketterij of i ff droevig/ie bijgeloof zou kunnen gehouden worden. De waarheid h wel één,maar de manier van haar optemerkenenz. enz. is eindeloos verfchillend. — Leert dan roeien met de riemen, die gij hebt, — en vaart wel! — KLINIr  C s ) KLINKDICHT, in fouts rimis. Ter eere van den Welverrezen' hui JANUS, Oogenmeester of Oculist, mitsgaders •Operateur van den Steen te nazabeth, Bi] gelegenheid dat Zijn Wel-Ed. het derde duel van ziin Geneeskundig Mengelwerk in 't licht gaf. Digmm laude virum, Mufa vetat mort. HOXATIUS. Z°Jl^t m weêr met uwe hou,en • • • Mompen, maar rijkelijk, .uurzien van priRlc«ls vp het . ijs Hoe ook de laster raast, gij raakt niet van de .' ' wiisVergeefsch poogt hij uw licht met dompers uit te'. . dempen. De nijd wendt alles aan om u op zij' te . ; . . Rompen Beneemt u, waar hij kan, den wel verdienden . . ' Mis Maar voor uw voeten valt hij néér als dronke . Tih Gij vat hem bij de kraag en grijpj hem in de . . . 'lompen. ' Mij dunkt ik zie het reeds, daar valt bij op zijn krent. En flaat een pijnlijk oog naar 't blaauwe . . . FirmamentWaar aan gij eens, gelijk de groote Beer, zult . . . blinken! Mijn zangnimf fchoon wat fchor en moeilijk te . . . verfiaan Zal uwen Tof gelijk een vlieger op doen . . . . Jan 1 En, als een klok, uw' naam door *t dampig zwerk doen klinken. CORMULis TAK STDITSÈS». A a  C * ) op het veel belovehb WEEKBLAD van ben JANUS VERREZEN. ANAGEiuMi, of Letterkeer vtn den Titel: JA KO 's II Tirill- tokkel ook de «er . : . • «-« weènrtt « Apol; > s° Sn hand wat zwak. ... >« U ** breinkas hol: 5een niets weêrhoudt mij meer, . 2« * elk met dnft zie loop» rtt loutre weetlust, om Cw leerzaam werk te koopen. Stomp b mijn ganzenveêr, . . • r^troef is mijn Dtchtpenceel. om iets te verrichten, zich Sr. vL'r in df pla t ' te ft n^f6 ,denkbee'df?. ? ,aaten « « „. niet op zou hebben LL fll' daaiLmen bl' den invang van het werk licfatbarer, wanneet * ïï' De«Ze gebreken worden 200 ™* » plaatst, n ar SfieTre volLZUlk u"" ,WCrkS een*e P™* grond^ deeld moet morden, f?" Jnl^JP ^t geheele famenftel gemeten en beöorgedrochtjen voor. Hij zaK "ich b;i «fan ^ Va" h- boven^ande kunstInders dan aan den nm^iïnÏJn^riïFl? ™ T ^mveTS' aan »»«■ met volle overtuiging van zijn onmacht dus aanheft WMrheid' wann«r hij Ik tokkel ook de lier, in weêrwil van Apol. altijd eer aandoet: -L " de2eIfde °Penhart,gheid, die denKunftenaar N" kunstgedrocht, naar >t viel, LIER- Ü >  LIERZANG «P DBN VERDIENSTELIJKEN BUESER JANUS VERREZEN 3 IJ DB UITGAVE VAN HET BERDE DEEL VAN Z IJ N W E E K B* L A D. Bedrieg ik mij', of ls het waar? Zie ik den Tweekop janus daar » Niet voor den derdemaal? — Treedt hij daar niet te voorfchijnf êja! — Daar komt:hij uit zijn hok! Ik ken hem duidlijk aan zijn' ftok. Hij draagt een donker kleed met een verlichten doorfchijn. Hij loopt gelijk een dille wacht, En geeft op alles duidlijk acht, Niet, om de gantfche- buurt door zijn geroep te wekken. Wanneer hij onraad wordt gewaar; Maar om bij tijds brand of gevaar Aan dien het aangaat, en het weten wil, te ontdekken. Hij is een zeer bijzonder man, Die raadzeltjens verzinnen kan. Om de aandacht beter naar zich heen gericht te houwen. Maar zomtijds raad men wel eens mis; Wanneer hij wat te duister is, Of niet aan ieder een zijn meening wil ontvouwen. Juicht dan met vrolijk lofgefchal, En heet hem welkom overal! Beftrooit zijn' weg met hop, met vlier of Seniebladen. Houdt hem, al was 't flechts voor de leus, Tabaks of wijrook bij den neus; Dan zal hij u op nieuw met raadzels overladen.  JANUS VERREZEN, 1797> «* SUUM CUiqUE. N°. io5. Maandag den 10 April, Brief vm den ipkctatoeialen uzizioEjU bb.oebeb JiSïïj! CjTij hek in lang geen taal of taken van mij gehad. —— Doch de drukte — mijn goede vriend! — de drukte Iaat mij weinig tijds over, om aan mijn vrienden meer, dan 'tgeen volftrekt noodzaakelijk is, te fchrijven. En, wat doet gtjdan al zoo? — zult gij vragen. — Doen — dat is, afmaken? — Volftrekt niets; maar bezig zijn, betne-eiënisfen hebben? — ó! — tot in 't oneindige van den ochtend tot den avond, altijd in het touw en nooit vrij af! — , lk,.heb m.V da° W3t °P den hal« gehaald met al mijn jongens, met hunne kleine famihen, bij mij te nemen! — Ik had het eindelijk, 200 als ik dacht, naar mijn'zm gekregen. Het huis, kameb en ieuk xXhglzmz kt, waar III. Deel. B vw  C 10 ) van ik u in een mijner vorigen een denkbeeld gegeven heb, ( + ) zou geheel naar't genoegen en concept van, grootvader, veranderd worden. — Nu — dit is ook gedeeltelijk gefchied. — Maar mijn beste jakhs nu zit het er tevens zoo meé, dat het bijna zeker is dat het geheele reglement zal verworpen worden. Want begrijp eens! — mijn kinds kinderen zullen er wel (voor zoo verr* zij dit verkiezen ) hunne gedachten over laaten gaan ; maar — let wel! — niet onder mijn opzicht, maar onder het oog van hunne rêfpective vaders en ieder van deze laatften, zal zich dan ( zoo heet het) met de meerderheid van zijn kroost conformeeten. en daar van aan grootvader kennis geven. Vervolgens (en daar ligt de knoop) zal men moeten zien, of, op deze wijze, al mijn kinderen over dat.ftuk eenftemmig denken. Is er nu (*t geen gij begrijpt, dat zeer gemakkelijk gebeuren kan) maar één, die door zijn kleine huisgenooten, het daar heen weet te dirigeeren, dat hij, in gemoede, „ neen" kan zeggen; dan is het a refaire, en het heele reolement voor dê komenijswinkels: zoo dat ik mij dan bijzonder wel uitgefloofd , maar (gelijk ik zeide) eigenlijk niets gedaan zal hebben. ——— En wat dan? Dit en pasfant — want wat behoef ik u ook met mijn verwarde huislijke zaaken het hoofd warm te maken? _~ Ik moet zelve bekennen, dat ik er langer geen gat in zie, en waarom zou ik u dan — die mij reeds bij mijne terugg' komst verzekerdet, dat mijn oogmerk goed was, maar dat het onder die zaaken behoorde, die zoo heet weg . van den rooster moeten aangevangen worden —. met uwe twee hoofden aan 't mijmeren brengen ? — 't Was zelfs mijn voornemen niet, om er dit papier mede te bevuilen; doch is het wel mogelijk een hoofd vol met muizennesten te hebben, en een' brief aan zijn' boezemvriend te fchrijven, zonder dat er een enkel muizenkeuteltjen langs de pen been, op het papier valt? — Thans wilde ik u over ons geheele dorp, en wel inzonderheid over onze naaste buuren onderhouden. —— Wel te recht heeft men dit ongelukkig gehucht of buurt (ai naar gij bet noemen wilt) met den naam van nimme rrust gedood verwd! —Wat zou bet mij albaaten.op de een of andere manier mijn klein touisgezinnetjen geregeld te hebben zoo lang bet daar zoo fpaansch toegaat, dat het fchande is? — Wie zou mij een oogenbük van binnen verzekeren kunnen, dat ik er nog een rustig endjen leven in doorbrengen zou, zoo lang heter buiten zoo Canibaalscb uit ziet? — Mijn huisgenooten fchijnen er nu al aan gewoon ,zij hebben het ook te volhandig. om er hun kostelijk hoofd meê te breken, en denken er zoo maar wat ter loops aan; maar ik kan u verzekeren, dat ik menig een* ilaapenloozen nacht met mijne vrouw'doorbreng; omdat ik niet weet, waar het eiai Zit No. $«.  ( II ) eindelijk, bet zij dan'wel, of kwalijk — op neerkomen zal. En, mijn lieven help! — v/ij kunnen er zoo weinig aan dosn, als wij in aanmerking nemen, dat er rondom ons zulk grof fpel gefpeeld wordt; dat alle onze pogingen zoo' yeel zouden uitwerken als of wij een duit booden; — en men kan geen ijzer met^ banden breken. — Evenwel — wij kunsen calculesren, geven en nemen, opzien komen fpelen; op onze hoede zijn; de zaaken eens van nabij gaan bekijken en meer andere kleine dingentjens meer, die op zijn tijd zomtijds meer kunnen uitwerken, dan die groote Bambariaanfche manoeuvres, waarmede zommi» ge van onze meer machtige buuren den gebraden haan fpelen. — Ik wenschte dat ik dit aan mijn jongens wat beter aan het verftand konde brengen, en hen overtuigen, dat zij hunne huiskrakeelen ten minften van tijd tot tijd, al was het ook maar tot wederopzeggings toe, wat aan een zijde moesten zetten. — Maar dit kunstjen verftaan zij niet, en hunne vijanden zijn er in volleerd. - Bij voorbeeld! — Bij onze buuren, aan de overzijde van de Middelfloot, gaat het dikwils nog vrij wat heeter toe dan bij ons: daar flaat de vlam zomtijds torens hoogte het dak uit; terwijl het van binnen, volftrekt naar het huis van Keja gelijkt. Daar hebben wij nog geen hand water bij. Maar — zoo dra. als wij of een ander in het dorp, al was het ook een karei als een boom, er ons mede zouden willen bemoeien, om een hand meê in 't werk te krijgen (wel te verftaan) — bastal — Dan is 't over. Dat dulden zij maar om de dood niet. — 't Heeft daar altijd veel van een rufie tusfchen man en vrouw. Kom? er een derde in 't fpel, dan zijn zij 't aanttonds eens, om naderhand weer met nieuwen moed te krakeelen. Maar kom bij ons eens! — Daar ziet het er beel anders uit. Mijn jongens zijn het nooit eens: zij rusten niet of er moet een derde in 't fpel komen, en als die er in is, dan zien zij al weêr naar een' vierden om ('t zelfde wie!) om er dien derden weêr uit te knikkeren. Daar is geen eind aan. — Gij kunt begrijpen hoe ik daar bij te moede ben. — Doch — om weêr tot ons dorp te rugg' te keeren — De zaaken zitten daar (gelijk gij zeker weten zult) ellendig inde war, en wij bewoonen daar (of gij het u nog voor kunt ftellen) vooral in dezen tijd een lelijk hoekjen gronds, dat van alle zijden bedroefd in de knel is. — Lang heeft het er zoo meê geflaan, dat er volftrekt maar geen rekening op te maken was, waar het naar toe zou. en dat de kundigfte koppen in het dorpsbeftuur er naar omtastten, gelijk de blinden naar den wand, zoo als dat de uitkomst ook geleerd heeft. Evenwel alles is nu zoo raadzelachtig niet meer, er komt een zeker verband in de zaaken, en in 't midde van de verwarring, die nog heerscht, zie ik duidelijk, dat er, op eene, meer regelmatige wijs, over en weder gehandeld wordt, waar uit ik met veel grond opmaak, dat er verfcheiden dingen in 't vat liggen, om ze voor 't verzuuren te bewaren. Bij dit alles, hebben wij toch het grootfte belang, zou ik menen. — Nu wil ik daar maar heen: — Met kracht en geweld, of, zoo als men dat in meer pMe termen zou kunnen uitdrukken, valt er althans nu niets te haaien. Mijn kleinzoontjens fpuwen wel eens in hunne vuist- B 2 jens  ( I» ) jens en ftellen 2ieb wel eens aan , als of zij de bot (zoo als men zegt) lelijk vergallen zouden — en daar heb ik ook niets tegen, integendeel ik mag dat wel zien : ik hebniet gaarn, dat zij droomerig daar heen loopen, als of zij geen tien kondèn tellen; —— maar! dit alles geneest ons niets: dat kan goed zijn voor een andere keer. Ik wenschte, dat zij zioh nu maar wat meer toelelden, om achter het fijne van de mis te komen, eer het te laat is. Gij zult mij toch wel willen toeftemmen , dat het niet aangenaam op rhiin' ouden dag zijn zou, geheel en al fteèkind gemaakt te worden; of, de laatfte van allen, te hooren, hoedanige fchikkingen er omtrent mij en de mijnen genaakt waren. ■» ■ Ik houd wel een oog in 'tzeil; maar dat is het ook alles. — Er moet meer gedaan worden. Er kan een tijd komen , dat wij kiezen of deelen moeten. Wij moesten derhalven — naar mijs inzien — met die lie. den op het dorp, die het niet van hooren zeggen hebben, in eenige meer bijzondere betrekkingen, al was het ook maar van ter zij ie [en daar toe is de deur evenwel niet zoo geheel gefloten] te komen. Htt is toch zoo wel in het groote, als in het kleine, een bedroefde ftaatkunde, om — niet alleen van alles wat ons omringt aftehangen, maar daarenboven zich buiten de mogelijkheid te fluiten, van in tijds te weten, waar men voornemens is de koordjens, waar aan wij gehecht zijn, vasttemaken. — Er zijn toch altijd voorzieningjens te doen, middeltjens te beraamen, befchikkingjens temaken, als men bij de zaaken prefent is: — want — om daar mede voor den dag te komen, als alles zijn beflag heeft, en men het van rondsom, behalven bij ons, eens is over het Saldo van de rekening — komt mij ten uiterften ongeraden en gewaagd voor. Over dit alles, mijn goede janus! kan ik met u geen gefchil hebben: ik weet, dat gij er even over denkt, als ik. Raad wil ik u niet vragen : want het is eene kwaal die mijn jongens in 't bloed geflagen is; er fchijnt geen veranderen aan te zijn; en, mijn goede Vriend I 't Is, zoo lang het mij heugt, altijd zoo geweest. Zij worden door hunne huiskrakeelen zoo blind , als mollen. Zij zien, zij hooren niets; en hun grootfte vermaak is, om de vengfters — wanneer het eens recht op een harrewarren van buiten gaat, — pot digt te fluiten, on\elkander van binnen zoo veel te meer in't donker te knaauwen. — En — zij vertroosten zich altijd daar mede, dat alles zijn loop hebben mast: — en, zoo doende, zwalken wij in 't Rijk der mooglijkheden om , ais een vreemdeling in een onbekend land, en die daar bij te eigenzinnig is om naar den weg te vragen. Vaarwel! — en beklaag uwen welmsenenden vriend en broeder, de spectatoriale reiziger, nimmekrust, den 25 Maart 1797. P. S.  C 13 ) P. S. Het kan misfchien eenigermate, tot uwe meerdere inlichting verftrekken, wanneer ik u zeg, dat ons Dorp, in zijne GeSgraphifche ligging naa genoeg de gedaante van een menfchelijk hoofd — waar aan een hals met een voorftuk van de borst , en waar van het voorhoofd zeer fterk ingedrukt en de neus en mond misvormd is —- oplevert; — indien gij er flechts in uwe verbeeldiue het erf van mijn over buurman afreekent, het welk daar buiten gelegen is hoewel tot dezelfde banne, of jurisdiaie behoorende. Van dit hoofd maakt ons huisjen, misfchien al te'ongelukkig in dit tijdftip, het boventte gedeelte, van den rek uit. En — daar mijn zoo even gem. overbuurman van achteren vlak tegen ons aangrenst, is mijne vrouw, die [tusfchen twee haakjens gezegd! een weinigjen bijgeloovig is, niet weinig bevreesd, dat hij ons nog eens, t' avond of morgen den nekflag toebrengt. — De oorzaak van daze vrees is ( wil ik wel bekennep) vrij mal; maar dts niejtegenftaande,zou zij in baare onnozelheid de waarbeid wel kunnen gezegd hebben , vooral wanneer wij in die hachelijke pojitie waar m wij tot nog ioe rtaan, blijven voort vegeteeren ,ende zaaken ten onzen op' zichte geen beter keer nemen, als zij tot nog toe fchijnen te doen. Ik zeg fchijnen: — want, uit het geen ik u in mijn'brief airede breedvoeriger gemeld heb kunt gij, genoeg opmaken, dat wij van onzen eigenlijken toeftand bijster weinig bewustheid hebben. — Oppervlakkig, en zelfs zeer waarfchijnlijk, ftaat of valt onze hoop, met het zuidwestelijke van ons Dorp, 't welk de hals is waarop wij met bet overig gedeelte van het hoofd rusten; maar daar tegen worden Wij niets dan duistere wolken, die onze vrees vermeerderen , gewaar wanner wij opwaards, achter uit of voor uit zien. — Nu behoor ik (gelijk'gli Zl JÏ met onder de zwaarmoedigfte menfchen, en het moet al zeer donker wezen wanneer de hoop mij niet eenig licht geeft, en dit houdt mij nog op de b-W Maar als echter de vooruitzichten binnen kort niet zekerer of gunftiger wnrX» keS —° ' miJnen *^lmn t0eftand biDDCn ' dan kat ik den moed zak Lees nu, r- na deze korte inlichting — den brief nog eens over; en eii zuir van de omiïandigheden, waar in ik mij bevind, een duidelijker begrip kriilen 'Verfchoon mijne verwarde fchrijftrant, en' denk dat het aan 't onmSike" grenst, met een berooid hoofd, opgeklaard te denken, en duidelijk te fch n ven. ■ Vak! ' yu"'1 ANTWOORD. MIJN VRIENDt Het hoofd, waar van gij fpreekt, heeft het tegenwoordig zeer flerk achter Jet oor zitten - U w jongens hebben er de laat ook al van gekregen , en zUn druk bezig, (hoewel wat laat) om van dien kant infomatiên fe bekomen maa? zij zijn nog niet hoog genoeg opgeklommen. — Dit wist gij misfchien niet! J A N BS. B 3 BE.  C 14 ) BERICHTEN uit 315 EL) den so Maart. Het gaat tegenwoordig, ichoon het weêr niet gunftlg is, gezegend met onzen Torenbouw. Wij zijn met dit gewichtig werk al zoo ve'rr' gevorderd , dat wij het Kerkjen of Capelletjen, 't welk, als alles wel afloopt, op de hoogte der agtfte verdieping zijn plaats vinden zal, omtrent inge« reedheid hebben. De geheele toren wordt binnen 'shuis klaar gemaakt, zoo daf dezelve, zoo dra er oétrooi op verleend zal zijn, flechts in elkander zal behoeve geflagen te worden. Tot ons leedwezen echter vernemen wij, dat het alouda Committé eertijds gechargeerd met de zaaken betrekkelijk de flooping van het oude gebouw, hemel en aarde beweegt om weder zitting te nemen; kwantswijs ora het werk te befpoedigen en de hand er aan te leenen; maar eigenlijk (want wij weten wel, dat dit bij hen het eiëreeten niet is) om, naar gewoonte, den baas te fpelen, en alles in het 'honderd te fmijten. 't Zou ook al eene wonderlijk* zaak zijn, dat die luijtjens, wier handwerk altijd het afbreken geweest is,en die meestal van der jeugd af aan, op het floopen gegaan hebben, nu juist —ea NB. met breekijzers en koevoeten gewapend — in ernst, zouden begeeren, tot dit fijne werk geèmplooiêerd te worden! — Zonder hen te willen taxeeren, ot hunne overige talenten en verdienften eenigzins in twijffel te trekken , begrijpen wij echter, dat zij, al eens vooronderfteld zijnde, dat zij zich met de beste intentie van de waereld aanboden — daar geheel en al ongefchikt toe zijn; en, dat wii het daarom, wanneer wij dwaas genoeg waren hen deze caprice m te willi£en aan ons zeiven, en niet aan hen zouden te wijten hebben, als erin de plaats van een'Toren, een berg van puin en fteenhopen te voorfchijn kwam. — Aan de andere zijde meenen wij opgemerkt te hebben, dat er onder de Timmerlieden, welke met het plan , zoo als het nu ligt, niet zeer te vrede zijn, seene geringe pogingen aangewend worden, om het oiïrooi, zonder *t welk al onze arbeid vruchteloos is, tegen te werken ; en het getal der aanhangers van dezen is niet klein. — Deze twee , voor 't overige zeer verfchillende partijen, seven hier veel bedenkelijkheid, of ons werk wel zoo nabij aan zijn einde is, als wij wel gewenscht hadden. — 't Is maar te hopen , dat de laatfte dwaling niet erger worde, dan de eerfte. waterstad, den 25 Maart. De eleBrieke fchokjens, welke wij hier gevoelen zijn menigvuldig. Zij komen ons onverwacht aan; em dat wij het grooi te eltctrifeermachine, die dezelve voortbrengt, niet gewaar worde». Defenfatie; is echter nog niet fterk, omdat het werktuignjet behoorlijk door de raddraaiers, die mede achter het fcberm zitten, aan den gang gebracht kan worden, en er buiten dat een groote afleider, die even onzichtbaar is, bijgebracht is geworden, die in het water of (om nog eens het woord van den dag te gebruiken) in den flijm eindigt: — waar door de kracht en anders al te hevige uitwerking, zeer gelukkig verdeeld is. — , - De  ■ De, kleine itemmïus Ü tot nog toe, volmaakt welvaarende. leder zePf da Hy, een voorfpoed.g kind is. Hij is wel wat eigenzinnig van aan Z l 5 ' zal door den tijd wel beteren : omdat zijne moeder joo maUilme"ern is at dit zich m den beginne wel voordeed. Voor eerst zal men hem ri™ *ni ten toegeven, of, a.s dat niet raadzaam is, met.beleid moe"en?e Lfr gaan 1" Tot nag toe heeft men getoond . hier zeer wel flag van te hebber ^ voorbeeld! — Hij houdt maar in 't geheel niet Van wiegen en nm h ~~, i ü in deHeia te leggen, is volftrekt niet doenelij* ero geraden -jl ^Z^ Z zich trgen zingen en al, een breuk fcbreeuwen. 1 Maar wat doer Ir feLS-l? he? ? de" fihCOt " flaaP' en Ie* " "»« vervolgenfTWordt hij dan naderhand Weêr wakker, dan is het altijd nog tiids oên^» ™ er hern weêr uit te nemen, en alles loopt zeer wel af. - neernr. men de gelegenheid waar, om alles buiten het oog te zetten Z h \ - • wakker worden aanftoot of ergernis zou kunnen glven: Si Tr^usT zoo als dit bij de meeste kinderen het geval is — is bii «ualkh. j ilbi is zijn gading, als het maar in de verte ichittert Ji^S^^SS" fneTlen1 ^„f**" " ~ 01 h'W 0,t kfln meD Z1'cb ^inig goeds voot dte Z^Tt J arme STEMM,ÜS ^nden van een flechte min Sen h J^uw r " °P gepaSt Wordt) door en door bedervef zaDi? vrouwsperfoon weet onge ukkie maar al te or*i ,w »,r / za1, jongen te veel .p haar ler.oTü .Tiet butn'l^t ^ n ^ is oorzaak van de meeste kuunjens , welke het kind aanv7rL ti ~~. Deze geleden heeft zij hem laaten fcbreeuwen en de nzen omZamt>tBï°jg knS Papa, niet alleen uitzijn post tejaagen, maar nog d^iSt^ ^ ten, om ooit weder ergens gtó^W&rd te[ wortfei^' - En I NR ? be,eN fukkel, die ik voor 't overige op zijn plaats Iaat, zonder een wóoH «f„ '1*1 kwaad van hem te fpreken . had niet anders verricht dan dat hf; 7 l°ed of gedaan had voor eenige clerken, welke door toe doen "vJ? ^uSt^" zak gekregen hadden! - daarom deugde de man niet 't r ll.fit- mD den geweestdat Mama. ^^^^^Y^^^^^^n is zoo als wij boven gemeld hebben; en voor 't overige eezorirf 3niere b j zijn wakker worden, niet geheel en al aan de minZerf ovSelaaL 'l "S dan ook van een goed gevolg geweest is. Zoo dra begon hij fZTt' ^ gen op het gezicht van zijn kwaadfappige voedfte* of £ wferte do¬ zijn hoofd zingen, en Ue ^wS^^èninS^iJ^ bst hem uit tan de eerfte woorden zijn: «'«ciiue en pijnituiend abia aan, waar Bien noir; maïs pas ft diaik, &c Dit was met één eer, fteek onder water voor de min die er nn* • , , tor „„.boe»», r.,,, mi „m ta Maar die anderen (dat zijn immers de Kiezers?) die kiest het volk toch zelf? — of. . . . ik. Ook niet, jacod! — Dat is ook maar een naam. — Ik zal u dit met een voorbeeld zien optehelderen. — Stel eens, wij hadden op zee met een vloot fchepen fchipbreuk geleden, en waren met ons twee henderden, zoo mannen als vrouwen, op een onbewoond Eiland aangeland. — Stel nu verder — men moet een Gouverneur, Overfte, of iets anders kiezen, nnar die keus moet door EleSeurs uitgebragt worden. Om maar korttegaan! — die EleBeurs moeten door de Masfa der behouden fchepelingen gekozen worden. Maar wat gebeurd er nu? — Van het bovengenoemde tweehonderdtal moeten eerst honderd vrouwen afgetart worden: — Dat blijft honderd. Van die honderd trek ik bij voorbeeld nog eens vijftig af, die men niet wil laaten ftemmen, omdat zij op den gekken in* val gekomen zijn, om bij gebrek van de verdronken fchepen, weêr te rugg' naar huis te willen zwemmen: — 't geen wel volftrekt onmogelijk is; — maar zij willen het toch doen. — 't Is dollemans werk, jacoe, doch. . . . jacob. Wel mijn Heer! — Men zou het niet malder kunnen verzinnen. ik. Zeer wel opgemerkt, jacob! — Nu, dat blijft nog vijftig. jacob. Moet er nu nog meer af? —— ik. Ja wel, jacob! — Al de iuij, die om Godswil meêgevaren zijn, en ik zou er u nog meer kunnen opnoemen. Maar daar voor wil ik nu nog maar in eens twintig aftrekken, zie, dat is niet te veel. Dus zouden er dan nog maar dertig overfchieten? Doch die dertig komen niet met hun alle bij een; maar zij gaan zes aan zes ieder op een aparte loopplaats. Ieder zestal kiest een Eleiïeur, onderftel nog, 't geen niet waarfcbijnlijk is, dat zij getrouw opkomen. Nu is het nog zeer mogelijk, dat, bij voorbeeld, het eerfte zestal, bij meerderheid, dat is, misfchien, met vier ftemmen een EleSeur kiest, daar de overige zesentwintig Stemmers weinig puf op hebben. Dit kan bij het tweede, derde, vierde en vijfde zestal ook het geval zijn (ik reken nu het kuipen en omkoopen nog niet meê; — en dus beflist tyerwel hetlot voor het grootfte gedeelte. Zoudt lij  gij bu van zulk eene keuze, bij hoop jens, kunnen zeggen; de Masfa, d. i. het getal van tweehonderd heeft hier zijn eigen EkBeurs gekozen. Of liever — zoudt gij — wanneer gij dit zeidet, er letterlijk dit denkbeeld aan hechten? -— jacob. JNeen, waarlijk niet! — Maar nu hebt gij mij wel geleerd hoe ik niet moet zeggen, als ik het ding bij zijn'rechten naam wil noemen, doch nu ben ik er nog meer bij verlegen. Gij hebt mij nu de oude fchoenen wel weg genomen, maar er geen nieuwe voor in plaats gegeven. Dus zal ik in 't vervolg barrevoets naar mijn Grondvergadering moeten gaan. — Maar, zeg mii toch eens, waar beftaat dan de Souvereiniteit van 't Volk in. — Of is het woerd Souvereiniteit ook maar een naam? ik. Maar mijn goede Vriend, jacob! Nu begint ge lastig te worden. Gif weet, ik laat u de vrijheid, om naar de Kerk en naar de Grondvergadering to gaan, zoo dikwils gij dit goedvindt: — maar om u telkens bij uw terugg' komst uit beide, al de zwarigheden, die gij, uit het verhandelde mogt medegebragt hebben, optelosfen , dat zou zoo verveelend voor mij, als onnuttig voor u worden. De Souvereiniteit van 't Volk beftaat daar in, dat het Volk weet, of zich overtuigd houdt, dat alle macht, welke de gezamentlijke adminijlrateurs 'van zijne zaaken uitoeffenen, eigenlijk — zoo al niet dirett uit hem zei ven voortvloeit ten minften van hem afdamt. * jacob. Daar verftaa ik bijster weinig van. — Maar laat ik nu r.og eem een domme vraag doen. — Hoe gaat het dan met die geene, die zoo dom ziin dat zij daar van niet overtuigd zijn? * ik. Die zijn tot nog toe onwaardig om deelgenooten van die Oppermacht te zijn. — Deze macht behoort tot nog toe onder die zaaken, die door een foort van geloof of overtuiging aangenomen worden. — Dit wil zoo veel zez gen, als dat wij nog maar in 't begin van onze politieke reformatie zijn. Een ftapver" de* te gaan, zou niet makkelijk van ketterij vrij te pleiten zijn. Waet ui daar voor en dwaal vooral niet van het leerftellige van den dag, af' — Wat wordt er toch van verfcheiden fchoone Syjlema's en Theorièh, wanneer aij in de pratyfc gebragt worden, en dan eerst, naar de zwarigheden, die zich er alsdan in opdoen, verknipt en gefatfoeneerd worden? — En evenwel men moet van den nood een deugd maken. - De leer van de Volktfouvereiniteit heeft in dit lot, met veele van haare zusjens, die met haar gelijker dracht of bii vervo.g geboren zijn, rijkelijk moeten deelen. - Waar heeft jacob, toch al die vragen opgedaan ? — Hoe komt hij aan die geleerdheid ? — Alle zaaken moeten een naam hebben:— wel zeker! — maar als de dingen, waar aan men eenmaal een naam gegeven heeft, door omftandigbeid, gewoonte, tijd en plaats veranderd of gew.jz.gd worden, behoudt men daarom (eenige gebiedende en beflisfende gebeurtenisfen daargelaaten ) den naam. jacob moet voorzeker in ban- c * den  20 rlen van erae Demagogen gevallen zijn. — Wat was hij m een vuur! _ Nooit zag £ hem loo. EM g moet wel verbruid overëtvend zijn , als mun goede oude Vr van aaneeftoken wordt: - want zoo er iemand weinig praedispofitie toe had} 5 n was hïhet buiten al e tegenfpraak. - Mat uw verlof, mijn beste lezerl Al da zoo gaat dan 0oP ik zoo wel als een ander gevaar, om er van aangeftoken te wSn ; en wfe kan, zoo doende, voor zich zeiven een oogenbl* inikanmoe7dït gefprek - onder uw welnemen nog eens herkaauwen. Wat zoeken wij dan toch met zoo veel drift in dezebenaauwde tijden, waar in Yoo weinig V vinden is? - Wat wil de nieuwe; S-^"^^- Eumal - Eene Volksregeering bij Vertegenwoord.ging - B,an. -> rW, wat wil dat nu betekenen? Deze zaak moet ttuksgewijze ontleed worden, om er een juist begrip van te krijgen. i°. Derhalven VOLKSREGEERING, C zonder eenige lepaaltng. ] tie of iamenkomst, ™ iremc vu „irrreronderd — zoude z jn toevertrouwd en kelijk dat geheele . Vo k - ««» ^ getom^er^en b, welke ^ dan die zijzelf zoude aan eenige andere wetten ot reSlem™ d vtiiwiu;g ZOude hebben onderworhebben gemaakt, en waar » Jd" ; ;j alle oogenblikken, naar V^^^^Z^^^Z Sfteen, die,Sjuist gefproken, bet begrip der meerderheidcri de uiupr^ ;etigen en te veranderen. ■ wii niêt. Wij zoeken eene Volksregeering SSSËS o?1!TS - 2 E.no „ta^rbg, m» - zoo «SS»*,  in zodanig een' zfn verftaan en begrepen , als het volgende woord aan de „ hand geeft en verklaart. " —- Men weet derhalve nog niets te zeggen van zulk eene Volksregeering, zoo lang men van de kracht en betekenis van het derde woord onbewust is. 't Blijft zoo lang nog volmaakt onzeker , of men bij bet denkbeeld van eene Volksregeering nog iets bijvoegen — of strekken moet; of men het woord in eene letterlijke of figuurlijke beteekenis moet opvatten; — en het eeniglte, dat men er tot nog toe met eenige waarichijnlijk. beid van gisfen kan, is — dat de drie woorden, gezamantlijk en in verband met elkander, een denkbeeld zullen opleveren, tot welks famenitelling men het idè van volksregeering noodzakelijk gereekend heeft; — als was het ook, datin het derde woord, de wasre klem en kracht der uitdrukking gelegen ware. En zoo komen wij, langzamerhand en voetjen voor voetjen, eindelijk tot het waare verftand dttfsr benaming van eene Volksregeering bij VERTEGENWOORDIGING* Dit derde en laatfte woord doet de deur toe. Men verftaat er hier zoo als meermaalen, door — eene optreeding in eens anders plaats. Zoodanige verte, genwoordigingen zijn niet zeldzaam in 't gemeene leven. Zoo treedt bij voorbeeld een voogd op, in de plaats van een' minderjaarigen, een curator in de phnts van een' verkwister, een gevolmachtigde, in de plaats van een' abfenten of om andere, redenen onwerkzamen Met deze laatfte plaatsvervanging nu Z de vertegenwoordiging m auestie wel bet meest overeen: evenwel zoo volmaakt met als twee droppelen water met elkander; want - een abjente bij vooll beeld, kan te rugg' komen, zeggen de Procuratie op, en doen het werk dit hiï aan een andergedemandeerd had zelve. Dit doet het volk, 't welk in da' oDzVh, altijd abjent gereekend wordt, niet. Het ftelt op zijn' tijd wel andere m e jenwoordigerii voor derzelver voorgangeren aan, op eene wijze, zoo als wii dit hier boven, duideltjk meenen verklaard te hebben, toen wij van die twZhnn derd fchipbreukelingen fpraken; - maar buiten deze izzd ih lSSuS' welke daad, hoe men bet ook nemen moge, ook niet anders dan bifS' genwoording (door kiezers bij voorbeeld) uitgeöefFend wordt, doet het In jS°™tn T' ni£!S 33n, dieJ2aaken' weIke in «*e volftrekte volksregeerin™ bet vol; alleen gedemandeerd is: want anders zou zulk eene bebeerirfg of rLee ring ophouden eene regeering bij vertegenwoordiging te zijn. Iemand irrmerf die zijn eigen zaaken waarneemt, en uitoeffent, heeft terwi,! bij dit doetTeen4 vertegenwoordiger?-Ofmen zou in het aljurde moeten verva len en z>Zn die man dat Collegie of (in ons geval) _ dat volk vertegenwoordfar z^ zeiven De vertegenwoordiging het zij in?«als voogd .curator Lnt tam of Reprejentamn enz. (de naam doet hier niets ter zaak) f£ Vlt~ werkmg buiten. Ware dit niet? - dan moest men in de plaats v n fl, fi mt medehelpers of blootelijk bedienden kiezen: totjT^SS^ C 3 JA»  C « ) jicos gekozen heb, om mij rot een trouwe hulp in mijne huischelijke zaaken te verftrekken. Daar wij nu, zoo als ik vertrouw, ten vollen overtuigd zijn, dat de Vertegenwoordiging, vooral die, waar van wij fpreken, alle zelfswerking ook in de verkiezing van vertegenwoordigers, uitfluit, zoo kan het niet anders, dan van zelve fpreken, dat eene Volksregeering en wat deze is, hebben wij hier boven gezien, bij zulk eene vertegenwoordiging geheel onbeftaanbaar is. — Dit heeft misfchien gelegenheid gegeven, dat fommige in de beste trouw van de waereld van begrip geweest zijn, dat eene Volksregeering bij vertegenwoording, volmaakt gelijk ftond, met eene eeuwigduurende Curateeie; dit alleen üftgezonderd; dat de Curatorsin deeerstgen. telkens veranderen,en door andere opgevolgd worden, mits aangefteld wordende, door die geenen, aan welke tegecura* teerde die commisfie opdraagt. — Dan, deze dwaling daar gelaten! — Zeker is het, dat in het geen men eene Volksregeering bij vertegenwoordiging noemt, het Volk zijn oppermacht zelf niet uitoeffent, ook niet in zijne keuze; want hoe kan men eene daad waar toe ik verplicht ben, en waar bij ik mijn macht, aan een ander moet overgeven, eene daad van macht noemen ? — Schoon ik niet over de woorden wil twisten, en, wat mij aangaat, zeer wel lijden mag, dat men die daad, aan welker gelukkigen of ongelukkigen uitflag veel gelegen llgta een Souvereine daad noeme. Dit nu zoo zijnde, zou men al gemakkelijk op het denkbeeld kunnen komen; dat men het eerfti woord van deze uitdrukging in verband met het laatfte, zich op de wijze der AlgebraUten zoodanig zou moeten voordellen: x — 7. — o. Dit is, oppervlakkig en van een' zekeren kant befchouwd wel waar: dewijl de eigenl'ijk gezegde Volksregeering, door eene regeering bij vertegenwoordig ging geheel wordt weggenomen, zoo als wij hier boven hebben aangetoond: — maar het is aan den anderen kant toch ook waar, dat het volk, in weêr. wil van deze overdracht van macht op zijne vertegenwoordigers en andere plaaisvervullers, echter de eenige waare Souverein blijft, en daar in (ten allerminften) nog maar gelijk ftaat met een'minderjaarig Vorst, in wiens boezem de Souveraimiteit berust; fchoon de regent van 't Rijk de macht in handen heeft. — Ik weet wel, dat de liefhebbers van wat meer Democratie en wat minder Re* trefentatie, met deze oplosfing nog niet geheel en al uit het veld geflagen zijn. Zij antwoorden hier op [ en deze tegenwerping heb ik meer dan eens van mijn Collega demos phobul us moeten hooren.] — Zij antwoorden hierop: — , Een minderjarig Vorst, wordt, als hij maar tijd van leven heeft, meerderjaang, „ en ontflaat zich van den Regent, maar volgens uwe bereekening blijft het „ Volk altijd minderjaarig of onder Curateeie." — Ergo — willen zij dan zeg«n — ftaat het Volk niet gelijk met een' minderjaarig Vorst. — * Maar —  C 23 ; van zeggen;] en zoudt gi/dan 'nog *Ü%7&%^£*R 1* eT ïf van meerderjaar.gheid voer de volkeren komen zal; - zoo er a voor dien hef De b erichten, welke ons heden door onze Correspondenten, zoo van bin ren als buiten 's lands toegezonden zijn , zijn fchaarsch en niet zeer be!an*riik S/r vaaan/'jdl,n8en ,'S in °DZe da8en' waar in 200 veel kwaad nLuws a S'Z de%S - •tï/oo?!^'"' 6en WeDfchelijke zaak- " Geen XgT^cï ^rnl60^"113^ VCrneem ik echter' dat er °P het platte land onder de ber* hoenders, meer dan naar gewoonte, Haaneiëren gelegd worden uit welke £ komen - f^ZT^r^ 5°edig verbrij'zeId worden .ÏÖ£ »lT? 4p7vKwaadwil"8e hedcn' die de kaart van het land, ongelukkig maar worde?'^Sïï »deeLSr ^^roTj^™ "^^'o-K de Pluimgraven in de handen te ftoppVn, die'dezelï^eTa^T"^ broeine.^ leggen, om uitgebroeidt^wo^ent^l^ moefSi^S evJnTde^^ welke gezlch^nftbrnïwam:^^:Voe^^ eeerstt^rrgetïn neen »• landkaart van 't Eiland kon bezorgen Sn^ ï" PT°5' of hiJ mÜ «iet een Italiaarsch ging het „ieveel bSr' S f'i V"ft°nd. miJ' niet- Met het Fransch, zoogoed ik dit geleerd hS »-? ÜJn- ik hem in Sebroken Ik zal er u op t oogenbik ecn bret™ t P" Ve'ft°nd hi' een weinig- ~ lieve jongen?" («rvo^ a".two.ord- ~ » Ze8 eens, * v. «vw/gae ik; uP dit woord zag hij mij ïew yrecnjd san J » Zeg  ( H ) Zee eens lieve Jongen, welke munt is hier eigerriük gangbaar?" — Tot geluk , had ik mijn goudbeurs , die ik uit Spanje» mede gebragt had, bij mij. — Tin en kopren munt, antwoordde hij. ik. Is hier dan geen goui bekend? — hir 6 Ta, maar dit Metaal is bier zoo zeldzaam en zoo duur, dat bet niet dan door Vorsten, en dan nog niet anders als in eene kleine hoeveelheid bezeten wordt. — . , N i k Hoe veel waarde bezit dit dan wel? (Hem een ftuk geld tanende.) hij. ê Zeer veel! — Gij zoudt daarmede met uw geheele gezellchap, wel een jaar kunnen hgeeren. — Gij moet zeer rijk zijn! Ik- wilde dit kind niet geloven; fchoon ik inwendig wenschte, dat hij de waarheid mogt gefproken hebben: want mijn grootfte ongerustheid bij mijne aankomst op dit Eiland, was, de onzekerheid, hoe mij, geduurende mijn verblut op hetzelve, onderhoud te verfchaffen: dewijllk wel zag aan alles, wat mij omringde, dat op hetzelve, alle goederen niet gemeen waren, zoo als in HallaWA. — Doch ik twijfFelde niet langer aan de waarheid van zijn zeggen: toen hij mij op de vraag „ hoe oud zijt gij wel kind?" — antwoordde, dat dij reeds over de veertig jaaren oud — met zijne tweede vrouw getrouwd — en vader van drie kinderen was. — Hij verhaalde mij verder, met een foort van laatdunkendheid, dat de meeste inwooneren van het Eiland, van zijn grootte en voorkomen waren. — „_.„.. 'f Ti-dan .niet ten onrechte/dacht .ik bij. mij zeiven) dat wrauwraka, dit Eiland, tót'Eiland' der ktP»>tf^noèmd BeeTt. " * Mijne n euwsgierigheld wierd hos langer hoe grooter, en ik was voornemens, haar Sqs in te, willigen : vooral, dewijf ik nu geen zorg meer behoefde te hebben om, hoe lang ik daar ook mogtwiUen vertoeven, naar mijn ftaat te leven. D°n volgenden dag deed ik een Kleêrenmaker bij mij komen dien ik beval mii en mtjirbijbebbend gezelfchap den maat te nemen, en yan klederen en al wat daar toe behoort, te voorzienbaar den allereetften finaak van het larrd. """Maar de kaart ?— ... Daa, over — mijn toekomende lezer — als mede ovet verfcheiden- andere zaaken die ik nu reeds-opgemerkt, maar met voordacht verzwegen heb, om 'alles in' zijn Verband te bewaren? — zal ik nader fpreken. ■ Verbeeld u nu maar alleen,: dat wij de landen of landje» — want alles fe -hier klein en popachtig - van dit Eiland reeds eenige dagen doorgereisd hebJU en dat ik, daardoor beter.; in ftaat geworden ben, u een waar en duidelijk "begrip van dit Eiland, de bewooners en derzelver manieren te geven. — (hit remiz hkha.yi  JANUS VER REZEN,' SUUMCUiqUE. N°. 108. Maandag den 24. April. . .BERICHT uk c c V^a eten. Het nieuwe en Verbazend groote Doolhof, alhier tot vermaak Va* vreemde reigers aangelegd, wordt dagelijks zeer fterk bezocht. Hen^doeC wonder wel aan bet oogmerk — onderfteld zijnde, dat de aanleerers en lans omledene uitvinders van het zelve een bepaald doelwit hebben «had Jl wanf het is zoodanig ingericht, dat men er jaaren achter een in dooien ka.. GelnE -ïéf b'J de" !?Bleg' g/zor-"d heeft •dat er ^nten en andere hulzen van; rKi ,n 5? ,n.8evondenw°rdeH, om den vermoeiden en hongeriger, dooteva! tyd tot tijd eenige rust en vcrverfching te doen genieten. — aü°«rva» III. Deel. D Z  De ingang van het zelve is een prachtige poort met twee groote flagdeurea. Deze opsnr men wel, om de liefhebbers nét doolhof te doen intreden, doch niet voorde terugg'komenden. Hier van waarfchuuwt de Portier de lieden, welke begerig zijn'de kanste wagen. Het heeft verfcheiden uitgangen, alle juist niet even aanzienlijk, die moeielijkte vinden zijn. Zelfs de logementhouders kennen de wegen niet, langs welke men 'er uitgeraken kan; en, geen wcjnderl — Want zij hebben er ook geen belang bij: eendeels, omdat het hun broodwinning is, zoo lang het beftaat en zij léven, daar in met de hunnen te blijven woonen: en ten anderen: omdat het hun voordeel is, wanneer de liefhebbers lang omzwerven en ronddwalen, zonder die uitgangen te vinden: en ieder (zegt men) is een dief in zijn neering. — Uit deze inftelling, ziet men, dat het kluwen van Ariadne aan de doolzieke reizigers in dit Labyrinth van geen het miofte nut is. — Boven aan den ingang, waar van wij zoo even fpraken , leest men met groote letters (doch deze woorden zijn er eerst kortelings opgefcjbreven > _ _ Procul hinc difcedïte, queis efl Cura bonae mentis -— — Doch de vreemdelingen — hier door verfta ik, die geene, die, of door overJ tuieins of door eigen ondervinding — het doolhof nog niet kennen — zijn met ?ulk eene drift bezet, dat zij zich den tijd niet geven om die gulden fpreuk te. (Wen 't Is dus even als of er niets voorftond. Het ampt van portier van deze noort' is een vet baantjen, niet alleen om het entrégeld, dat zij ontvangen, volsens hunne Jnfitume, maar ook, omdat alle de lieden, die zich aanbieden,. door den iever die hen bezielt, zoo genereus zijn, dat zij, wanneer zij hun Contingent niet geredelijk pasfen kunnen, zich den tijd niet gunnen om geld terugg' te ontvangen» Er placht ook in dit, in naarvolging van het voormalige doolhof, waar door deze ülaats reeds in oude tijden zo beroemd geweest is — zich een Minotaurus, te houden, die er even min, als zijn voorganger, veel cinfrientie van maakte, om de dwaalende vrienden te verfcheuren. Doch van dit ontmenschte dier *or>rt mea weinig meer: waarom men op goede gronden meent vast te mogen ftellen dat deze Cretenfer Mifantrope reeds dood is, of op fterven ligt. De zeVere oficieele tijding heeft men er echter nog niet van. - Veele willen, dat hii ÖeÉhts aan een keten ligt, en dat men, om alle poging tot losbreken van zijn kant te vetiedelen, hem een goede dofis opium ingegeven heeft, • in het midden van dit wonderlijk verblijf ftaat een hooge Toren, welke va» seer veel nut zon kannen zijn, in 't opfpooran en afteckenen van den weg, - " C'-S \ 'J' „ i':  C 27 ) de 1Z Vf had' °" eeD J8oeden en 8e'«kf«« u'tgsng te vinïfW™, m °rdt de/e ,,0ren niet ZeldMara «*k'""wni van die feene, we". £«!T.f- z,Jn'.en(eeIiik men zegt, hun bekomst hebb.n van net omzwal ken: doch jammer» het maar, dat deze verzadigde menfchen vergeeffchen arbeid doen: want deze toren heeft maar'één uitzicht Men kan van deiïelft hoogte de kronkelpaden en omwegen wel ontdekken, die men reeds bewandeld heeft, en den weg, die rugg' waards naar den ingang en de poort leidt berLkenen; maar van de uitgangenen de menigvuldige paden, die men om dezelve* bereiken inflaan moet - kan men niets" gewaar worden. -1 St Seeft fommigen - hoewei zonder reden, doen denken, dat er - ter comtemtlai, ÏJden"'16^ 0B..fart*'«*». ~ ^kerlijk over deze inrichting iSTZ pen — dit heeft m fommigen de gedachten doen geboren wbrden, f zee ik > dat Z hl ' 5 1"^ ST e,'gentliJ'k gezegde uitgangen zouden gepraüizeerd zijn II Si^P'-d,enk,eL'jkVdat veele da3r door tot bet teflu't mogten komen f om er uit baloonghe.d hun kost te koopen. Dan hier in zouden «ij zich geweldig kunl heMvIfï^' Wanneer Damelijk de meerd«heid van die lieden? d?é bedaard fn in / n keD Cn We.ge,n' iD,cSend"I eens een befluit nam, om do bande» v J2v aan' tCn 5iDde met vereende krachten iids zeiven een uitgang tï Zzeft \.°m "aa d6Ze eXpedhie' heC gebeele dooihof te vernietigen en in «Jeszelfs plaats een aangenaamer en veiliger wandelplaats aantelen waar in mMvoor,a,ngeen Kr.eghouderS, MinttaLsfen, cumfociis, meer Snloï ^ Dan - alles rijpelijk overwogen! — dit fchijnt voor eerst het ewaf noeii« te kunnen zijn: en de voornaamfte reden hier van, is deze- uTdoolLf u groot, en u,t dien hoofde zijn de bewandelaars van bet zelve in hoooÏÏ/óf ET* VeJdee,d- EIk, VM deZen gaat cen «Onderlijken w?g en Sorï Sent't?1??^™' d3n °P kruiswe8en' Daar elkander vtódendeTwor™ men het l.gtehjk oneens over den weg, dien men verder verkiest inteflaar~ fcml fa"te rugg'; en dat maakt, dat men elkander zoo &hZ ltJ,r B Verhe" aI* Dien tlch ,ang«am. en met vcel ffloeite, of wd «heS toevallig ontmoet en aangetroffen heeft. — geneel k„nn°»OnZ0lbet* 0D!de "ak aet eeB voorbeeld klaar te maken, zeer lietehïk SS fÏT' dat""«n2ulke partijtjens, per varits cafus èmdifSLl a lik 200 'Ve'} zegeen wiI» aIs. d°od «oevalHg, of? bij ee? tSSJS^ZT 2iCh °P *» hie' VOl6endcn kruisweg in Y Pi ü  C »3 ) In dit geval zou het misfchien wel zoo kunnen uitvallen, dat de partij recht uit ziende, en dus die vanC, het eerst gewaar wordende, aan deze het vriendelijke en gezelfchaplieveride voorftel deed, orn het donker en verveelende Doolhof voortaan , te famente bewandelen. Terwijl zij bier over ncgotiëeren,komen B en D ( ftellen wij eens) ook inlhet zelfde punt Y, bij een. Nu is hét niet'meer, zoo als te voren, eene bloote onderhandeling; — maar 't is een Congres geworden. —-' , Hoe gelukkig! — (zal men uitroepen:) — dat het geval de verftrooide \, zoo in eens bij elkander brengt. —■ Eendracht maakt macht: 't geen de eera „ niet weet, weet de ander: als de uitgangen nu niet te vinden zijn, kunnen \, zij, met vereenigde krachten, zich zelf, door heggen, ftruiken, kreupelbos'if fchen, ja, door muuren ei bolwerken heen'een" weg baanen; — en — wee „ dan! de Minotaurus, de Castelein, de diêven, de beursfenfnijder», en al dat „ gefpuis, dat de akeligheid van dit kronkelig verblijf, door de onveiligheid, „ welke zij er invoeren, nog dagelijks vermeerdert! " — Zulk esn uitroep zou wel gemeend kunnen zijn. 't laat zich oppervlakkig ook zoo bereieaeeren : — maar dat is het ook al. De mensch in een Doolhof is, een geheel verfqhiüenJ wezen met een' mensch óp eenè promenade. Die ze beide over één kam fcheert, kent.de groote en kleine waereld, gelijk de Oppasfer van een Univerjïteits Bibliotheek de boeken, die aan zijne bewaaring toevertrouwd zijn* — Ik bad haast gezegd als een gefnedene de vrouwen van 't Serail: — doch dan had ik te veel gezegd: want die liedeo ,kennen doorgaans het vrouwelijk hart beter dan d eultan. Dit laatfte voorbeeld ttit htt Serail genomen, nu ik mij wei heflenk, is het vlak tegenovergeftelde Van dat  C 2* ) dat der Bibliothtek: en wanneer men de zaak maar opneemt , zoo als zij gewoon is, zich dagelijks te vertoonen, en niet, zoo als het eene enkele reize, zou kinnen plaats hebben; heeft men aan die gelijkenis, om er een goed begrip v«n te kriigen, genoeg. — Keeren wij terugg' tot de vrienden , welke wij op den Kruisweg in letter Y. — (hier door verftaa men, in 's Hemels naam, toch eeen club!) gelaten hebben. 6 „ 't Is gelukkig 1 " — deeden wij iemand uitroepen: — laat ons zien wat er van is! Zij zijn 't nu eens geworden ?—Dehoopjens of partijtjens willen nu niet Janger, ieder afzonderlijk , omloopen : 't Doolhof begint hen recht hartelijk te verveelen. Daar't volk is, is de Neering (zegge.i zij > wij zullen bij elkander bhjven; wij zullen hoe langer, hoe talrijker, en eindelijk het ding meester worden. — Tot hier toe, — alles overheerlijk! — Wat heeft men toch aan dat eindeloos harrewarren? — Maar nu moet er een Canclufte genomen worden zij kunnen altijd in het punt Y. niet blijven ftaan. — Hoe nu verder? ' Luistert aandachtig! . r A. Is het eerst aan het woord. Ak men maar met zijn vieren is, zal men daar zeldzaam dispuut over hebben. A. Zegt dan : — ,, Er moet een'weg gekozen worden; ditfpreekt van zich zeiven. Miin voor;, nemen, mgevalle ik niemand ontmoet had, zou geweest zijn — laat ik maar „ openhartig en voor de vuist fpreken ! — mijn voornemen zou als dan ue „ weest zijn, recht toe recht aan, het voor mij liggend pad (ceel in te flaan " ?°ch' $5' 'S thans gee,n tiJd' om ftl'ifhoortig op zijn gevoelens te bliiven „ ftaan. Men moet moeds genoeg bezitten, en genereus genoeg zijn om ziine „ gevoelens aan het algemeen welzijn te durven en te willen opofferen lk „ ga u dus voor, met te verklaren, -dat — hoe zeer ik reeds oen beöuit én -— ti gelijk ik met nedrigheid vermeen te mogen zeggen — op goede êrónden „ genomen had; ik het mij echter, met mijn talrijk gezelfchap zal laaten we! „ gevallen, de dwarspaden (bbb) of (ddd) gezamentlijk in te flaan eeven. „ de het echter in ferieufe confederatie, of mijne eerfte keuze niet voor de besr« „ behoorde te worden gehouden. " ■ IHier volgen deredenen en motivi», waar door A. bewogen is geworden het pad (ccc); boven de dwarspaden te verkiezen.'] . „ Dwalen ondertusfcbën is menfchelijk, en in geen geval meer te verfebon , nen en zoo natuurlijk — als in een Doolhof. De ondervinding moet ons dit , overlang reeds geleerd hebben,'of wij zullen het nooit Ieeien. - Dan — • ' ■ D 3 „ een  ( 3o ) v eene «ik weet ik zeker, en deze zal niemand mij uit bet hoofd praa» ■ ren : — te rugg' kan ik niec, mag ik niet, zal ik nletl — Ik fpreek van t, den weg, welke vlak achter mijn' rug ligt, en naar welke ik (gelijk gij ziet) „ beftendig mijne acbterftö deelen gekeerd boude: — ik bedoel het pad (aaa), „ Hier over moeten wij het eetst eens zijn, en dan is het groote ftruikelblok, „ zoo als ik vertrouw, geheel en al uit den weg geruimd, en de zaak zal wel „ gevonden worden. — U ben de toegevendheid zelve. Na het geen ik reeds , gezegd hebbe, zal niemand mij met recht van eenige ftijfhoofdigheid kunnen " befchuldigen. Ik wil — dit herhaal ik nog eens — van mijn eerfte plan afzien, , en bet aan de uitfpraak der meerderheid ten besten geven. — Maar — omkeeren of achteruitloopen, geheel en al tegenftrijdig met mijne opinie te banj, delen, en gelijk te ftaan met een weêrhaan, wanneer de wind bij voorbeeld eensklaps van het Zuiden naar het Noorden krimpt of uitfchiet — daar zal ilc \t nooit toe overgaaan, al hing er ook mijn leven aan 1 — Dat doe ik niet, al \, kondet gij het ook met u drieën eens worden, om dit malle befluit te nee„ men. — Neen dan verkies ik alleen te wandelen, al liep ik ook de Mi* „ notaurus in den mond. Zwenken kan ik, als de nood aan den man „ komt, en daar heb ik ulieden, door mijne ronde taal, een fpreekend bewijs , van gegeven; maar draaien, of mij even als een pannekoek, die aan den eenen ' kant gaar is, om te laaten keeren, is te vernederend in mijn oogen, dan dat " ik er meer woorden den hals over zou willen breken* Ik concludeer dus tot " (ccc), fchoon ik in geval men het eens kan worden, mij wel zal laaten vin" den, om het dwarspad (bbb) of (ddd) in te flaan. —— En hier meds heb ik gezegd. " —— C. Nu, het woord verkregen hebbende, zegt: —* Hoe men op het denkbeeld kan komen, om het pad (ccc) in te flaan, en dat NB. voor het beste te houden, en zulks op gronden en motwen, die naauw» " lijks waardig zijn om te wederleggen: want ik ken dat pad maar al te welt " dewijl ik { gelijk gij ziet) juist uit dien hoek gekomen ben — is iets dat ik " niet begrijpen kan. " -—- . . Gaarne wil ik aan mijne partij toe geven, dat (a««) waartegen hij zich, misfchien even gegrond, ten fterkften verklaard heeft, een gevaarlijke en '\ verkeerde weg is; fcboon ik van des kundigen het tegendeel heb hooren *' ^DaiTik wil iiberaal zijn, en aan de ondervinding van den Redenaar A. even min ala aan de mijne twijfFelen. Ik wil meer doen. Ik wil vooronderftel- *' dat die kundige lieden , waar van ik zoo even gefproken heb, boterikken eo l, waanwijze zotten zijn. " llSer iegm dejpreitr opeenfchtlkacktigt wijze te mtesmuikn.] Meer toch, kan men sxt eenige redelijkheid niet van mij verlangen. • u Mas  „ M«r, daar voor eiscb ik dan ook, dat men mij. ten opzichte van fccO a» ,, loven zal. - Door deze infehikkehjkheid zal A. met nog meer recht aa? [PraftaekJI^neDfflaken°P ^toegevendheid, waarop hij, zoo%eeVPX fS" " ïLfft & m'T ^ korteIij'k ophaken. - Ik zal daar meé toonen nog ee. - ^fcehjker te z.,n dan mijn welfprekende Vriend. - Ik 2ie vaiJ m "„"b°f£ ,, gehee e» al af. (aaa ) mijne eerfte keuze, zal (voigt men mijn' S) eS „ fte gedeelte van zijne conclujie, befluit ik tot (bbb) 0f (ddd) zelfs me de " " .eendrac^de^ende bijvoeging, dat het mij volftrekt om het even Ta tot „ welke van die twee dwarspaden de meerderheid zal gelieven overtegaan ' Di * aA T m" reCht heeren' haDden en voe'en los te laaten. I Wij zi „ ?è „ derhalve met ons twetên reeds in effi&e eensl » 1 J* tet B. Nu bet woord opvattende, liet zich aldus hooren: - ™I,!Lben biiTdef weI fe vredeö' dat de twee fprekers. die voor mif hun. * eenS[ ?„ ^' met Z,0° veelg'a^bebben laaten luchten ,Ter ?n over" " MUSï'Jit W1J.? terwijl zi] beë"jpen, dat elk hunner, om der infchTkT gen welke ifi'd2e'jn. eW,t 5BflBlt beh°°rt te ,aaten ™» - een d er we- fen ntTflaar, * oldwarspadcn. Doemen' (om even welke) - behoord gemêeneSite afteftaan20^,', VT^t hebbeD' VaD gevoelen ten li mij ten hoo^n ^ ^X^^^Z^ S ' ^ „ gen, dat er een van beide, namelijk (bbbl ofV/d?^ ,a, D,V?reeni* „ den. — Doch hierin verfchil ik rn^nk L t( ^ ^ gevo,gd wor' „ het even is, welke van ^tL^^^^^^?-^-"1 [Hier wordt hij door D in de reden gevallen, welke zegt:] , "ikz ic. *e.l waïr deze ^^e Gwfo/fe op naêr zal komen 5 en ik tnust», « n SÏ r.eed*blJY00"aad tegen. Het befluit kan niet opgcfflaaktVo7d^fJ< * „ z jn het in mets, eigentlijk gezegd, eens. B zoekt mU !e vIrfcnJk,n ^WiJ " £2Ve VOt,êe fprekers toe te val,en. «^Tto^e^ 0"^^ alumattf, waar omtrent zij onverfchillig fchijn^n, te beflisfenf." " rderdea;n eallertkUn.ft,'g een ZOet ^ ÏÏÏt^S i W^rl — Kou £T eefK » W *&L Jr Sort1^ƒenTl^E^^ »> om  C 3* 3 S om op mljné treden ferugg'keeren. Nooit zal dit gefchiedenf <■» Veel lie» „ ver wil ik in het midden punt Y. dood néér vallen , dan daar toe te befluiters,' „ Als er in de onzekerheid, welke der twee dwarspaden ingeflagen moet wor* „ den, waaromtrent A. en C. onverfchillig zijn, — dooreen derden moet be» „ flist worden; dan ben ik daar zoo naa toe als B. — Als er geftemd moet ,, worden, moet ieder zijn ftem bepaald uitbrengen, eti het moet aan geen der> „ den mogen ftaan, om in 't onzekere, ten nadeele van een vierden uiifpraak te „ doen. Deze ma/iier van handelen zou gelijk wezen aan de Menisten waar* „ heiij. — De derde moet het altijd winnen. Is A. de derde, dan looper» „ wij (ccc), is C. het integendeel, dan gaan wij den weg Qaaa) op. Nu ,, zoudt gij het geweest zijn, en gij zoudt ons (ddd) op zenden: en wanneer „ ik er maar lichtelijk genoeg bij was geweest, zou het gefcbenen hebben, als „ of de meerderheid er voor was, dat wij recht toe recht aan gingen, zoo als ,: ik nu fta. — tk zal nu de rekening, zoo als die ligt, duidelijk opmaken., — ^ ,, Ieder van ons vierén wil recht uitlopen: kan hij daar zijn zin niet in krïj- * „ gen, dan kan het hem niet verfchillen, en hij zal bet zich laaten welgeval„ len, om rechts of linksch te gaan ; maar achter uit wil hij volftrekt niet, en al „ was er de meerderheid voor, zal hij er zich echter nooit toelaaten overhaa,t len. — Deze Conclufieis deConclulïe van allen: er is derhalvengeene moge,, lijkheïd om ons te yerëenigen. Als wij ieder ons hoofd volgen, loopen wij. ,, dwars tegen elkander in. Onze zoogenaamde toegevendheid is niets and'irs „ dan een kunstjen om ten minften niet weêr geheel en al te rugg' te keeren. „ Dat ik met zoo veel befchek'èiiheid niet fpreek als mijn voorgangers, is al„ leen daaraan toetefchrijven , «|§K ik hekfluiter ben. Laaten wij nog eens van meet af aan beginnen te redejieeren ! altijd zult gij zien, dat de vierde hutaal wordt, en den derden in de reden valt. Naar 't geen gijlieden gehoord bebt, „ is dit wiskunftig te berekenen. " Hier wierden de discusjié'n weder begonnen, met dit onderfcheid, dat cu de eerfte, B. de tweede, C. de derde en A. de vierde zijn advies- uitbracht. Het gevolg.was, gelijk D. voorzien had ; men ftaakte de verdere vruchteloze leJenkavelingén, men gaf elkander, als edelmoedige dis/enters, broederlijk de hand: dit gefchiedde kruislings, even als in de molen, waDneer men contrijdanfen danst. Ieder der vier partijen nam affcheid van de drie overigen, met de woorden „ tot weérziens! " — Zonder om te zien, vervolgde elk zijn' weg, en het Congres was geëindigd. — Wat zal men zeggen ? — Een mensch zijn zin, is een mensch zijn leven! —- Arme Sukkelaars, — wat zijt gij te beklagen , indien het waar is dat de Afirwtaurus nog leeft, en alleen maar op.zijn luimen ligt, om, wanneer gij er het min fte om denkt, zooveel te zekerer te overvallen. —- Uwe nieuwsgierigheid is bij veelen uwer alleen uwe blinde gids geweest, en uwe oneenigheid kan doolelijke gevolgen voor u hebben ! — IHet vervolg, wanneer het eens weêr te pas komt."]  Janus VERREZEN. SUUM CÜIQUEj n*. jo9; Maandag den 1 Mey, op rollen deed voortgaan? om 2*^1"™ " deJwie,en en het%*v«r2 Moest men dan frwg* ^^^^ ^EltK^a,^ nen broeders! _ Neen iS?0? ,eli,'k ~ dat kan zooniet roan.' gens, fnijdtde ftrenge^ZVs^tZT Z°° ^ Ko»t, als braveS " Daar komf" « goe'df van ^ fpaande"' ^ A Stomme t dan Mevrm™ a. ,te"cas v3a- Ifl. Deel. Menom *< U™ «og in haar kist of zijn het fprook/ens? - E Wij  ' C 34 ) Wii willen toch hopen, dat het alleen maar het gerammel der beenderen is; door een geheim kunstjen van de doodgravers in beweeging gebracht. ik wilde het toch niet gaarne op mijn cimfciètitte hebben. De rust der dooden te ftooren , hen in 't graf te vervolgen .... . foei I Ik mag er niet aan denken of er gaat mij een kille huivering over het lijf. Was er nog kars om haar te doen herleven: was de macht, om dooden opte wekken, aan u lieden gedeman- desrd hoe gek het mij dan ook mogt voorkómen, ik zou c-r nog het zwijgen toe kunnen deen: — jnaar — door eene foort van. bezweering haare fchitn opte laaten vloeken, alleen om eenige onverftaanbare woorden te fpreken, kwamswiis uitfpraak te doen in haar eigen zaak, om een-formule^ van approbatie te Kamelen over een vonnis, dat al lang gewezen is, en dan weer, als een fchaduw, te verdwijnen, even als of er niets gebeurd was—laat ik maar zeggen, zoo als het mij op het hart ligt — dat gelijkt wel-gekke» werk. Maar gefield eens — het gelukte.u,.,haare fcbim met krachtdadige toverwoorden van ,Hoeus, bocus, imporatus, die niet en ziet is blind fcfc." te doan verrijzen, en haar te doen zeggen : „Neen! ik wil niet dood zijn!"- Wat dan?— Dan zal zii toch, boneré, malgré, Weêr moeten vertrekken. Zoo veel heb ik er wel van begrepen: en dan begint gij weêr van voren af aan over het ,,ƒ» ie or not tobe , van de overledene, te befogneeren, te disfentieeren, en te piafeeren , tot dat het wederom tijd is, haar voor een ©ogenblik te requireeren; en wanneer zij dan voos de tweede reize (want de afgeftorven geesten zijn Rijf hoofdig) neen, bhj ft zeggen?... ire? _ Verder kunnen wij niet. Hier ftaan wij op hetrandjen van den wal.— De Goden nemen u, mijne Heeren, in hunne heilige protcUie'. - Het ftaat Ieïiib ik beken het, zijn eigen kinderen geduurig te moeten op eeten : maar Saturnus deed het wel, - in fpijt van zijne vrouw. Dat was een God,- en nerlens vindt men gefchreven, dat hij er ooit eene indigestie van gekregen heeft.— i,Ze\ eii zijt trouwe letterknechten. Ik weet het al, wat gij zeggen wilt. «e oude vrouw heeft u, voor baare aflijvigheid.lelijk in de konkels laaten zitten Buiten versheiden Codicillen, en onderhandfche Aftens, uit krachte van de. fhufule refervatoir gepasfeerd, heeft zij eene wonderlijke Testamentaire dispofitie gent! waar van gij de Executeuren zijt. Gij hebt de doode letter voor u ; «aar die letter is zo duister, duister en nog eenmaa duister, dat er in plaatsvanéén, wel driegalijk kunnen hebben, die zich alle op de letter beroepen. Maar de 'intentie van de overledene. . . . . ? la. - deze is niet onduidelijk: — had het aan haar alleen geftaan, nooit «nu zii eeftorven hebben; maar deze intemie had zij gemeen met de meeste Tes* mturstn-Testatrices; fchoon het anders toch geene gewoonte is, iets van die be• Te'rte om altijd te biijven leven, in een' befchfevenen laatften wil te doen invloeien In de gewoons famenleving begrijpt men, en zoo als 't m.j voorkomt, te recht'; dat bet eene dwaasheid zou zijn, van de redderaars onzer tapete boedels, of van oneeeifgenaimen te bSgeeren, om ons naar ons overlijden weêr % 'i leven te rugg'te roepen, of dat zij onzen geest, in gevalle van duisterheide  C 35 ) aamelijk in haare laatfte oogenblikken. - ponder geweest, maar vooF- Daarom, wat ik u bidden ma?, laaf haar mcf»» i tt de gemoeid. Want zoohZ l T Uw ei&en rü« >'« er me- Mef^ en onbewoonbaar uitgeS^worden"!!. * beW°°nen' Zal V00r ™W weSeïSS' tdSf ul1?6,?00 ***ï> d^-«. aan een verrotten fpijker of vlLllïïï/VaV VMubet Testame<". even al * I«t u door bunneV boozen gees™L >t oorCen fl,?^' Ja 7 aI hadden wenfcbelijker, na.r hunne meenS LrnPS?£ flu,ste/.en> «udt gij u niet te die donkere wolk van ftoTnKnr h gedrafen' gü dan in de ver- «Heengeheime macuZm^S^^-^^ hebt «ï °<™° zij habd op van ueNfchen i^ï^ml i u- v",- , het noS £ens! — 't Geen ^ar, 't geen zij IM '7 olmm " f ,f 1" bfJ"! W Vrienden efsfchen ook;) hen het recht in dj handen* en ve™acbten' ,s ™ weigering. Deze geeft misflagen zija - En dan ~ we?' T Z'J eeD'ro0n °P"cbten. 't zal op uwe dan — weg ,s de wagen. Daarom fnijdt de ftrengen los! - Tweede mor denwis kling tusfchen Mevrouw de uniü en P P ,„ w , , "~ Nog geduurig rojt mijn. naam Van aïertoniln M ff" daSelijkscb mensch. d*t ik achtergaten h^To To.tn ToU'is ïg&ï^lF^V"1 • ik- geef nog bevelen naar mijn' dood. Zélfs zii die S ee,rsCh noS> t'g'ng haaken, doen dit noe in mifn- naa». »»J' e ,, miJDe 'flfaa& vemie- xvievrouw! gij maakt u driftig E^nüfommigenzadS_di'fB°. W8S. MU ,«>«'niisfchlen niet zonder reden zijn. *eld ^^P^^^S^^^ «S b'i elk veroS een,- bij voorbeeld . . . ' " flachtoffer ™ verachting verdie. E 8 F. Ik  C 3<5 ) misfchien wa.r gij heen wilt. Er is e n jdg^ Mm.m.nis dat gij e, in mijne ooge, bekoo -k en rechtaahg toevallen m ^ ^a^'d^ de unie. Zeg liever ? ^h*t zoo verkiest, dit behoort tot P. Nu ia, Mevrouw! ook ind.cn g.j het « ^ g ^ die andere zaaken. - Ma" . laaten w ij n aandenken, merk ik. gen fpreken! - Gij ^«g'^fi laak aftewachten, wil ik het Elaar . zonder uwe verdere mlichting over testament U wel in eens zeggen, waar het aan hapert. u testament. de unie Zwijg! - Ik mag er niet van boo j ^ jt uwe daar gij uw handen óók nog in gehad hebt. Wel nu B mee8terftuk van rtftart?. zoo dubbelzinnig opgefteld dat he ' metQ £den>' Jiaren had men.er deVttrta* en 7«r«jfa*. ^^^Sf Jé den ..beid en baa van . proces over kunnen voeren tot men e ndel.jK. mü uit het Rijk der de kosten, wel tot het befluit moeten 1omen , om J__ ^ ^ fchimmen terugg' te roepen. Nul on1 ao shouc!en mijne laatfte woot«erks wil men nu met de groote bijl hakken ,m ^ ^ ^ den voor onzin, of ^.^'f^-.^^aMtL^eru Gewoon aan mijn „a.ruwehan! geweest zijn. ^'1 hadt er.in onverbeterlijk geweest z.jn ftijl, aan mijn* manier van «^rukken, zoiia gi ff. d;[ faeeft z om, «^.te^:,.^ ^„ an gegeven hebben ..." Evenwel, t „ meê gemeend : ik mie 'dezen aan g g ^ kM Mijne euwe gaat er nu anders; mee bloe kruipt ^ ge , gaan er vrij wat. vrienden, die het aneen uw» r w thenker! UchtglJ? — zachtzinniger meê te werk... en verheUgt u met een' dooden mos: uw F. Laat ik het u ftil zeggen! — üij vernc g 00genblik. Al „Juwe ïoV Van weerskanten zal * ^SSÏÏÏT gSstn^^nderfiereld maken, , is eenzweer, die rijp worden moet, en dan . ... d e unie. Wel nu en dan? — Mevrouw! — zoo ging het in mijn'tijd. p. Als hij '«P.to^^R7^'-BjrJ!; xou dat'doen. rSTi-^zÏÏiefgehe^ (Hijfiuijlert Mar ieu in >< 00,) Brief van de lento .ka.i.cb. familie, «a» janus. geëerde neef! misfchien zeer wei- Dat wij alle nog welvaarende zijn, II iets, waar & 1 nig  C 37 j nlg zult laaten gelegen leggen : daarom zullen wij UEd. met onze ziekte of gezondheid niet lang lastig vallen, en aanftonds 'maar ter zaake komen. Ronduit gezegd, en zonder er doek jens om te winden ; hoe langzaam en traag wij anders ook mogen zijn —■ wfj weten langer niet, hoe wij het met u hebben. Gij hebt ons altijd beklaagd en de lammigheid en ftramheid onzer ledentnaten heeft altijd bij u, volgens uw voorgeven, een gevoel van medelijden verwekt. Dit ongemak begint nu dagelijks te beteren , en zoo dra het weder maar een weinigjen gunftig is, zullen wij uitgaan,, om de zaaken, die ons berrefFen, eens optenemen : en, waarlijk! het wordt tijd, zoo wij anders niet verkiezen geheel en al achter het net te visfchen. — Maar, hoe komt het dan nu, dat gij ons niet eens geluk wenscht, met de eerfte pogingen, die wij gedaan hebben, met de publieke aankondigingen en bekendmakingen, van ons aanwezen, in de nieuwspapieren? Waar hapert het aan, dat gij ons niet te gemoet gekomen zijt, om ons te congratukeren. met onze beterfchap en vlugheid, toen wij ons in de verte vertoond hebben? —— Onze vijanden, of, op zijn zachtst gefproken, onze kwaade vrienden , en zoo •wij vertrouwen, ook de uwe, hebben bet wel aanftonds in den neus gehad: ook maakten zij, bij de eerfte annonces, zulke lelijke gezichten, als of zij de azijn gepacht hadden. Maar gij— hebt er geen woord van gerept. Geen goedkeurende wenk , geen knipoogjen , geene vriendelijke en aanmoedigende glimplach is er in uw gelaat te zien geweest. 'tWas of het u niet aanging. Gijweet,hoe veele onzer altijd veel met u opgehad hebben : zelfs toen wij u maar lieten aanpraten en geen vinger uitftaken; toen wij zoo vast in onze leuningftoelen bleven zitten, als of wij er op gefpijkerd waren: —'en nu — nu wij zeker moesten verwachten, „janus zal ons een pluim op het hoofd zetten, wat ben je me „ groot; " — nu doet gij als of het u om 't even wss 1 Ten minften, (dachten wij) zal er een Adverpisfement in zijn Weekblad geplaatst worden, dat van klink zal zijn; maar, och neen! — Geenfyllaben, geen letter! - Deze dient dan eigenlijk, om UEd. te mtlden, dat veele onzer van hunne vorige werkeloosheid terugg' gekomen, en dus van die lastige kwaal, over welke gij u zoo dikwils bekommerd hebt, genezen zijn. Hier van geven wij u kennis, of het u anders nog niet ter ooren mogt gekomen zijn, waaraan wij echter niet twijffelen; — of gij moest met de jaaren, tegen uwe voormalige gewoonte aan — vreeslijk cnattent op den gang van 't werk geworden zijn. Zoo gij deze een plaats in uw Weekblad inruimt, zal hij tevens kunnen dienen, tot eene uitnodiging van veele van ons, uit wier naam wij dezen niet /febrijven, en die vooreerst — tenzij hunnen geest op eene andere wijze werkzaam werd gemaakt— nog niet van zinszijn, er hun kostelijk hoofd mede te breken. Na u, uwe eigen woorden, in No. 45. voorkomende, „ Qui, aut tempus quid poflulet, non vldet, aut plura lequitur, aut fe oflen„ tot t aut eorum quiluscum efl, rathnem non habet, is ineptus ejje dicitur." E 3 terugg'  Cs») terugg'gekaatst te hebben; terwijl wij u verzoeken het vriendelijk verwilt "dai wij uover uwe fcbijnbare onverfcbillfgheid gedaan hebben, in dank aante'neemen, noemen wij ons met de meefte welwillendheid, Uwe toegenegen Vrienden en Lezirs O. P. Q, R, S, T. demtis U, W, X Y 2. Vit ons lusthuis, Bloedverwanten, Nabeftaanden en'Aan.ee- aan den letsma, den 12. April. trouwden of Verzwagerden vah de lento- gradische familie. FS. Veele Complimenten aan de gezamentlijke Leden van uw Commuté! ANTIVOORD. wa arde neven en nichten! .Ik .vi.?d* 55' ten.h0°gft2n vereerd en op het gevoeligfte getroffen, met de vriendelijke Communie atiebrief, welken ik geen oogenblik geaarzeld heb' de eevraagde publiciteit, in dit No., te geven. Waarlijk! gij verhaalt mij iets nieuws: ik wist wel, dat de leden van het Committé van verëeniging, in hunne laatfte verrichtingen, veel goeds geprojeBeerd en ook, hier en daar, veel nuttigs uitgewerkt hadden door onder de twistende partijen eene foort van harmonie te doen geboren worden welker gevolgen. — indien zij zelve niet reeds in baare bronnen vergiftigd is — niet dan overeenkomftigden wensch hunner talrijke committenten zijn kunnen. Ik zeg eene foort van harmonie, omdat ik er geen' anderen naam aan weet te geven: want, letterlijk opgenomen, klinkt bet wat won« derlijk , eene-overéénftemming onder twistende partijen te bewerken. Dan — indedaad — ik dorst mij niet vleien met de hoop, dat'ook eijlie» den, mijne Untogradijche Vrienden! door den weêrftuit zekerlijk, op de prou. pen zoudt komen , om het gezelfchap met uw bijzijn te verëeren. Ja zeker!-1" dat is een buitenkansjen, daar ik no» niet op gereekend had; en ik mag er wel over uitroepen: „ hoe later op den dag, hoe fchooner volki"— Neemt het mii evenwel niet kwalijk, wanneer ik nog niet veel ftaat maak op den gang van 4 werk, waarvan gij zoo veel ophefs maakt. Ik ken de vrienden. De meeste zijn zulke aartsliefhebbers van hun gemak, dat zij liever hun kwaal verkiezen te behoudem, dan genezen te worden; omdat zij opzien tegen de fatigues welka daaraan verknocht zijn. Ja zelfs gijlieden, die mij thans de eer aandoet de bovenftaande letteren toetezenden, zijt zoo korlig van aart, — dat het mij in geenen deele verwonderen zou, als gij, bij het minfte rukwindjen, uw g . weder in den arm. naamt, en den brui er van gaaft. Ondertusfchen wensch ik niets beters, dan ongelijk te hebben in dezen, noemende mij voorts, met de meefte acht'ng, janus. BERICUTFN uit muliebria, den ï 4 April. Dein "t vorige jaar opgerichte VaderlandfcheVrouovenfocieteit, onder de zinfpreuk „wij zijner ook nog ". (zieN0. 42.bl.293,1.des!) hield Jac-  ( 39 ) Z'lting van Woensdag den 4 Jamiary 1797voorzitster: cornöps.u dbkdoek. •'C15 ""in Pos wit Ledg j mij wei hebt willen vereerenden in de zezijn, ^or den Post waar m a voorgangfters, in dit gewichtig kete overtuiging, dat ik het mijne wa3ra,B' fidIaafen8Waaier opvat. Weinig T* "LetoVnrubwee"onegeaenïhe5, 5wee iEs maar al te wfl, dat het de reken ik op uwe toegevena ciu , » eika£1der zoo vee e vliegen aftevan- het zoeken naar waarheid, zo gunftig is, dis de lanudi1, tnSL ovenuigd van uw, zusterlijke toegenegenheid, om mij telkens, als het ? d,nn?r7Jak eeldt - de behoorlijke' invloed namelijk, welke wij zoo al niet ÓS 8-S;v ten m nften middelijk op de daaden onzer PmeSors behooren te ^ ^i^t^^A i bieden. Hier omtre,Dt, m0Sten ja- ï£ vergillen! of alles is verloren! En hiermede (hier nam zy een fnufien) *?,Viïl7^ï*£™* ^ vergadering, dat haar van een JXÏemi faJreke'jen, welke zich in veelen opzichte verdienftelijk geSt^ri ï-^ -« Ser? vertoog kunnende: ftre ^n tot wen in geen anderen zin konden worden verftaan een.gerrnate tot eene maat fthïppij te btbooren, dan voor zoo verre zij met hunne mannen ift den ftaat, ieder met haaren echtgenoot, eene perfona ™rali<0feveli^:h.:pn aIiPrnuttigst Dat uit dien hoofde het oprichten van vrouwelijke maatfchappij«n ^Iern»tclS~ wal. ï«. Om daar door deze tot nog toe op zich zelve ftaande/^«^  ( 40 ) leden van den ftaat te vereemgen en langzamer hand tot één zedelijk lichaam te vormen. 2°. Oa dus .bende aan. het pub-.iek en den ihat gelegenheid te ver, tcnaitin , om zijn profi/t niet haary alip geconcentreerde werkeenheden te doen De yoORzi tstf r fte t voor dit v-.r.oo,.; cummisforiaal te maken, en proponecrt laar toe cobnklta garrdla. coenophila dundoek en de. metuia ci.inq.uant. in wi# h.„d.j r66fs ^efteid was het bovengemelde concept-plan ter verbetering der vrouwen clubfen en andere foortgeiiïke vergaderingen. ö ' coekophila vraagt, of er van dezen verdienftelijken jongman geene homralele meme in de notulen behoorde te worden gemaakt, en wordt beide, conform gedecreteerd- J Thans zégt de voorzitster: Z°o tamer het belang der maaifchappij, tot welke wij (al eens vooronderfteld zijnde dat wij er geene leden van ware.,) in zulke eene naauwe betrekking ftaan, van ons konde vorderen, dat wij geen onverfchilüge toekijkfters van haaren ftand of val vermochten te zijn; voorzeker thans is dat oogenblik ?a"- — Ik "Pa6 h« woord niet uiten dat mij op de lipoen zweeft en op de tong brandt; wantik boude van geen ongemejureerde termen. Daarom zal ik alleen zeggen, lieve zusters! - dat onze mannen, (de redenlijkfte daargelaten!)' rechte oude wijven zijn, die hun tijd bij de buuren verpraaten, telkens roeperr der ietru;ttevoeren.enS ^ ** onde"usfchön ma» voortbabbelen, zon- Zij kunnen niet, gelijk wij, brlaien en praten te gelijk. Bij hen moet altiji het een om het ander lijden. Wat is er toch gedaan? — En hoe ziet hefer uit? — Broddelwerk, broddelwerk, mijne vriendinnenI — Hoe veel fteeken hebben zij laten vallen? — Hoe dikwils hebben zij de kous, tot op de helft: weer moeten uithaalen? — Doch ik zou te veel zeggen, als ik mii niet bedwong. Maar is het niet dikwils zoo ? — Gaat het er zoo niet toe, dat al veeltijds de onki:ndig(le, met warme hoofden en een tinctuurtjen, van gezond men-; fchen verftand, alles op hunn* hoorns neemen, terwijl de verftandigften met koele hoofden, maar ook met flaauwe harten, geen moed bezitten om zich te vertoonen? — Zij die op eene toevallige wijze, bij 't greote rad geplaatst zijn, zitten daar op den ontfangst, van al wat rijpen groen is, door elkander en zijn het zoo eens, als de collateraale erfgenaamen van een' rijken oudoom' die in de Oost zonder Testament geftorven is. -1 Wanneer, in de plaats van bedaardheid en moed, driften wankelmoedigheid 's lands welvaaren ftutten moeten; — ó dan doet men voorzeker kwalijk ons buiten te fluiten; want ook hier liggen onze talenten [Hier kwam de huisknecht (eertijds Imrijbsdimde) binnen, m aan dg verg** dermgjiempte prefentetrcn.2 '  suum cuiquï. N°. ii o. Maandag den 8 Mey. BERICHT uk JIJ)(boltmpds. Zeer zoetzappig en zonder één droppel bloeds te kosten1 R het aan de kleine Goden, evenwel met behulp van Mafs, gelukt, ook bier de omwenteling tot ftand te brengen. De al te zeer in 't oog loopende en fcbreeuwende ongelijkheid, welke er tusfchen de Hemel- aarde - zee- hel, en andere geringere clasfe van Goden, zoo lang, tot eeuwige fchande, van het geheele Mythologifche Godendom beftaan heeft, wel te verftaan, de ongelijkheid van rangen , naamen en permanente thuis, is — dank zij de verlichting en dekrachtda.' dige invloed der.Mufenl — vernietigd en, voor altijd, uit de vier departementen verbannen. Elk verwondert zich , en met reden, over de ongehoorde edelmoedigheid van Mm, die, daar hij tot de eerfte en voornaamfte tktfe behoor. III. Deel. F de»  ( 4* ) de, zich deze oppfferirg, ter atgemeene nutte, Vel beef: willen j^tmo?»»!. De Geniën en D-temonen, zijnde éin c/ lang beklagenswaardig met den Olympus uitzien. - En worden zij eenmaal dat' toch n«t onmoogliik is, meester van den blikfem van Jupiter, dan S 'TjZ ZeSS»^^^ vzzJEfculapiuszm, van dag tot dag erger en van bedenkelijker aart wierd De ze tijd maakten aan den eenen kant de Geniën en aan den anderen de D*ma,mn ü-r£ t>DeJeerfte d?elden °P niets anders, dan op eene verbetSin den Olymptfchsn Raad; maar de andere loerden op niets anders dan op de kans om-op bunne beurt eem wakker den beest te fpelen. Dit is onlangs ontdekt nlt de pieren, welke men, in een' infernale club gevonden heeft, waarin dit pla ,te lezen is, 't Getal der eerflen was ondertusfchen te klein, om met vrucht iets te kunnen verrichten, en daarom verëenigden zij zich met de Ddtmonen waar over ztj zich nu, hoewel wat laat, beklagen en fcbamen. - Tammer ?s her maar, dat dit alles zoo invité Minervi, hfeft moeten doorgedrongen wol. den. — Doch, die zaaken leggen er toe, en gedaane dingen hebben geen keer De groote zaak is nu maar, om uit dien over hoop liggenden boedei de besta KTdS al' e^ePw-S adVkS PalkS- DIe g0ede Cn -orzTcLt Go! t il 11 a eeL lkt en wcegt' om aan eene ZJak» da" zoo veel gewaaed. m is, als m deze deel te nemen, doet alles, wat in haar vermogen if omdl onderliggende p„tIJ te troosten en de bovenliggende binnen £ r^boSte Doch het grootfte gedeelte van het Godendom, zoo voor als teeen de tP genwoordige orde van zaaken, begrijpt het anders. Jupiter, NeptJu7enPluu b.j voorbeeld die, uit hoofde van hunne Contrarevolutionaire begrippen we het meest gehaat zijn van de Geniën en Daemonen, geloven dat er voor hen uir de zaaken geen partij te trekken is, ten zij, zij zich met alle gewe d tegen Mars en zi.n' aanhang verzetten: voor 't overige rekenen zij op de algerSe verwarring, en denken nog wel eensin hunnen vorigen luister herfteldTfuf len worden, wanneer de boêl er zoo defolaat uitziet? dat er oogenfehi K buiten hen, geen redding meer overig blijft. Doch d t is, in huleiger plan' verkeerd gedacht. Mars wordt fterker, maar mate de tegenftand groofer isP- e^ fcSdïr h" n,ee?terfchaP f« Olympus uitoeffent, hebten zijn tegen" ftanders dit a leen aan hunne eigen onbezonnenheid te wijten. - sEohs B 53''? A ^/V^ dit all£S' n0g het beste ftaand8> en te &«tknndigi£ iïn komend, 1?°* S™" DeZC heeft *«* ander Syftew, dan zich alle voor. VeZ af i §e"hr d£n' teL"U"e fe maken' en h« bevindt er ^ch wel bK rtnus, Bachus, Ceres en Mercurius houden zich zoo veel mogelijk Neutraal- F 2 ter'  e 44 ) terwijl de overige, om toch eenig evenwicht te houden, en de balans niet geheel te doen doorflian, naar goedvinden, hunne partijëi gekozen hsbberj» Dit is de ruwe fchets van onze tegenwoordige Mythologifche ftaatsgefteldheid. —• ■' # j Men zou zich echter deerlijk misleiden, indien men zich verbeelde, dat de zuiien of grondbeginzelen , waar op d;ze 'Olytnpifche Rtyolutie gebouwd en gevestigd is geworden; de zelfde ware, als die der beneden waereld. Dit fchijnt oppervlakkig wel zoo; maar, in de daad, beftaat er een wezenlijk verfchil- Om dit verfchil kennelijk te maken, kan hst volgende dienen: — Door de varjHBtD, bij voorbeeld^ verftaan zij, •— da macht ai faculteit: óm zoo veel te mogen doen en te laaten, als ieder, volgens de omftandighcden waarin hij zich geplaatst vindt, doen kan en mag. Met andere woorden —i elk mag zoo verr' reikeri als zijn armen gaan; of nog duidelijker — niemjÉM kan verder loopen dan zijn keten ftrekt, waar aan hij , door Mejuffrouwen'de Parken vast gemaakt is. Deze voeren nog een willekeurig bewind in den Hemel uit, en geene Revolutie, al was dezelve ook nog zoo algemeen, is bekwaam deze oude Dames te removeeren. Clotko, Lachejis en Atropos, hoewel tot het vorig bewind behoorende, blijven in hunne posten gecontinueerd, en fpinnen zoo gerust en vreedzaam voort, als of er niets gebeurd was. Daar nu deze bejaarde en koppige tantes, zeer onregelmatig, en zonder eenige*evenredig, heid, of gelijkheid in acht te nemen, aan zommige der Goden lange armen en lange ketenen*, (c~i in de vorige leenfpreukte blijven) verleend hebben, terwijl zij aan andere zee; törte Jietentjens en kinderen armpjens toebedeeld hebben , zoo kan men ligteujk, en zonder zeer groote infpanning, naargaan , dat hier de va ij heid zeo zeer niet beftaat, in de macht, om alles te doen en te laaten , wat de wet niet verbiedt of gebiedt. Integendeel, hij die zoo verr' loopen en reiken kan, dat hij Themis geduuretjde eenigen tijd de handen vast kanbinden, of achter het wetboek omloopt, gemet eene ruime Vrijheid, daar hij, wien het niet gegund is zich anders, dan in een,' kleinen kring, te bewegen, zoolang, als hij bij een ftom geluk niet losbreekt, zijn flaaffche keten, maar al te fterk gevoelt, om zich immer te kunnen verbeelden (en buiten deze. verbeelding is de geheele Olympifcke Vrijheid een onding ) om zich imoier tekunnen verbeelden (ztgik) dat hij vrij is. — Met de gelijiche'id is bet even zoo, en nog flimmer. — Vooreerst zijn de Goden niet geboren met gelijke rechten. — Dit heeft metseerst wel voorgegeven, doch van deze dwaling is men fchielijk te rugg'geko. men. Men hetfc ras wel begrepen, dat het eene dolligheid zijn zou, re wil-: len beweeren , dat Pan en Apollo , Minerva en Momus , d? Mufen en de Furiën f. Mars en Vulcanus, Diana en Priapus, Proferpina en Venus en meer andere, nog me.-r verschillende goddelijke burgers en burgeresfen, met de zelfde' rechten, ia »  V C 45 ) in de waereld zouJen gekotien zijn. — Dit zou wel de grootfte ongerijmdheid zijn, die men verzinnen kon. De gefchiktheid, de bekwaamheid, de talenten, de berekendheid geven iemand recht tot iets, en alle de Goden zijn mtt dezelve niet in gelijke mate geboren. Ook brengt de verdere ontwikkeling der hoedanigheden geene gelijkheid in Rechten voort. Vulcanus kan nimmer een Jupittr worden. Met één woord, dit is alles geheel anders dan bij de ftsrvelingen, die dagelijks niet dan Metamorphofen of gedaante-ver wis feÜngen ondergaan, maar daar en boven, van zulk deeg gevormd zijn, dat men er alles van maken kan, wat men goedvindt, indien zij zichflechts formabel, dat is -—.inftaat van herbakking willen ftellen. — Zoo gaat het niet met de zeer bsperkte gelijk, beid der Goden : deze zijn alleen met elkander gelijk, voor zoo verre zii Go. ^s.t.,! ,u,BViUVc «u uicu vdu ijcij uus mee verwacnten, dat de volkftem zich hier zoo verr' vergeten zal, om Faunen of Satyren in den breeden raad te verkiezen, of dat men Silenusfen den blikfem, eertijds het wapen van Jupiter in handen zal geven; ten zij med de Furiën en Harpeijen den baas fpelen en 'boó meester laate worden, waar voor wij echter hopen dat Minerva waaken zal. - En nu brengt ons de orde tot de broederschap van 't onfterflijk Godendom. Deze is gelukkig tot nog tce bij hen veel hartelijker dan bij de menfchen. hoore" ^ onderwerp Iiet zIch de vo°rzicht'ge Minerva onlangs op deze wijze Bü HOEKS GODEN! ;, Ik ben er ten fterkften voor om de knoop van broederfchap, die tusfchen 5 ons van alle eeuwen beftaan heeft, boe langer hoe vaster toe te haaien „ Zonder deze liefderijke deugd, die met de gouden eeuw van de aarde gevlucht „ is, en onder ons ook niet altijd in die zuiverheid, welke te wenfchen ware „ bewaard is geworden, zou wel haast dit verblijf in eene akelige fpelonk van „ woestheid en ontembare, razernij , gelijk aan dat der veroordeelde zielen „ veranderen, en de Olympus niet langer dat bekoorlijk paleis zijn, daar -ril „ aardfche Dichters zoo veele verwonderlijke dingen van gedroomd en gezon„ gen hebben. Ja zeker zijn wij broeders en zusters onder eikanderen. Wiï „ maken in een' zekeren zin maar één huisgezin uit. Het welzijn van dit ge„ zin moet ons ook allen even zeer ter harte gaan: omdat wij er allen wat „ onze rust, veiligheid en zekerheid betreft, even veel belang in hebben. *Dan „ in een huisgezin, hoe broederlijk ook, kunnen wij niet allen alles zijn „ «mes aoen , aezeuae piaats beilaan, dezelfde werkzaamheden verrichten de „ zelfde macht in handen hebben. Elk moet, hoe eendrachtig zulks ook moge" ,, gefcbieden. zijn' eigen weg gaan, die weg moet bepaald en berekend zijn „ naar elks vermogen, talenten en hoedanigheden: anders loopen wij de een „ den ander tegen het lijf, Veele zaaken zouden, zoo doende, geheel ongedaan * F 3 „ bïii.  C 45 ) „ blijven, terwijl anderen, dubbel, verkeerd en averrechts zouden Verricht „. worden. Alles is Nationaall — geen uwer twijffelt er aan: ik ook niet; —* ,, masr, die 't zijn ».aak niet is, blijve wijzelijk van de nationale goederen af. Jupiterkan den blikfem niet langer als zijn priwïze/eigendömmelijk goed zwaaien ï ,j ik ftem het toe. Dan boe dwaas zou ast, om maar een voorbeeld bij te bren. gen, zijn, wanneer nu ae tedere, de malfche, de poefele Fenus, het in haar „ hoofd kreeg, om dit vreeslijk ftuk werks aan te vatten. Al liet zij ook ijzrea „ handfchoenen door haaren gedienftigen gemaal fmeden, voelt gij immers al. „ leri wet, dat zij daar toe, even weinig als voor den mooker van haar' echtge„ noot opgewasfen zoude zijn? — wat mij betreft! — gaarne, zeer gaarne en ,, uit de volheid van mijn hart, geef ik mijn uil, aan ieder, die zich in ftaat „ gufoelt, om hem het hoogviiegen te leeren, ten besten. Ik ftaa het recht, „ zoo ik over denzelven eenig gehad mogt hebben, vrijwillig af. „ Dan, wie zal den zonnenwagen van Phoebus mennen? — Wie, die een „ vreemdeling op den Oceaan is, zal den drietand van Neptunus aanvatten? — „ Hoe kwalijk zou het mij ftaan, even als Mercurius door de lucht te willen vlie„ gen? Hoe belachelijk zou het zijn, wanneer ik met mijn ernftig gelaat.en „ bedaarde blikken, mij in den fiuier van Venus wilde hullen, en mij tot een „ Schoolmatres van de Coquette en dartele bevalligheden opwierp, of mij, gewa„ petid, als ik hier ftaa, met het hoofd van Medufa verzeld, in de brillante Caros „ van de Godin der liefde, door mijn' uil voortgetrokken, inde wellustademen„ de ftresken van Faphos, Cyprus oïCytheren, vertoonde, — of dat de gevleu„ gelde Cupido in plaats van met zijn boogjen en pijltjens, nu in 't vervolg, met „ deze zwaare fpeer, de gevoelige en tedere hartjens der fentimenteele jongelin,, gen en meisjens kwam beftormen; — waar zou ons dit eindelijk doen aanlan„ den; en welk een denkbeeld zou dit, omtrent ons, onder de ftervelingen, doen geboren worden ? ( „ Welke verwarringen, verwoestingen en onoverkomelijke rampen, zouden „ zulke, kwantswijs op gelijkheid fteunende, befchikkingen .onder de Godenea * menfchen, ja onder alles, wat ademt en leven heeft, te weeg brengen? —• „ Neen! — zulk eene abfurde gelijkheid, waar bij aan een ieder het „ zelfde recht tot alles, het zij hij er voor berekend is, of niet — toegekend „ wierde, inplaatfe van ons tot broeders en waardige leden van één huisgezin te „ vormen, zou ons integendeel tot den ongelukkigften meafchenftand — den „ ftaat, namelijk, in welken Saturnus hen vond toen hij in ballingfchap om„ zworf, overbrengen 1 Dreig zoo niet — Bellona! met uwe oogen! Getrou„ we zuster, bedgenoot en wagenmenfter van Marsl — Zoo lang en zoo dikwils de fchrik, vrees en allarm voer den krijgskar over 't aardrijk voortge„ gweept zullen worden, zal niemand, dan*gij, de losfe leidzefs en vliegende , jeugels der hollende rosfen in handen nemen, Wien toch zou het beter toen betrouwd wezen, dan aan u, alles in rep en roer te ftellen? wie zou u den II post  C 47 ) i, post of de Commufit willen beiwfsten, 'welken Pif -M kist i >• ,. 200 veel roc-m bekleedt, cn met zco v» >. f,1 • 3,1 e!l U!- m« M zeker rien»»d! Aan u «I n ïi voor «n L i *aarnee<-t? ~ Voor, „ met alle h.are reeds "enóter te cerT § de , „ Or.tfarg daar voor, uif SSn nord t £1 * guV°igen verfchu!digd. Si f. al dien d.k waar op g^X^ mij ttvers, dat ik u, en allen die rn mi in- 2Ja1■ • Maar vergunt „ het oog breng, dat het niet g"nof g f ?e'gro n"So^T fl,ei,en' °nder ,, is, zoo ongewasfeD, als wii die u'^w Lnl! ^' • p dez^ve gevestigd » m kunteS. - men vergave ^rde"; ., ben, erkennen: neen zeker niet! -Set^houJt uw w^ heb» ™ 0Ilze beu"- Het fatfoeneeren, poli£en en al da? fi!£ ?' , '£ W°ldt ,, zonder orredelijk te zijn, niet vereen rnrXn ,? • Werk' dat wiJ «. ,, kenden en ten uiterftin „ vaardig verricht hebt - & al te knutfelachS' el g'\ ™ gCWilliS a,s » uwen alles on gros omvattenden geest -! g' " 16 VËel in C klein> voor zeggen alle begeeren wij haar zoo^ ziiKn ~JV ikd"'fbet „ en welgeregeld huisgezin behoort plaal te hebbén in "BB8e?ind» vreedzaam „ bejaarde en door ondervinding ;f „ ™! D een huisgezin, waarin „ zusters, maar ook kleine brcênjens en znlt«w> g g-W°rden broede's ™ „ m een vader en moeder, nrfafchlef wel eeTgSn^SS' !? ^ hüI'Sgezin waa' „ ftemm.g bezig zijn, - waarin iederzi,n wfrkm^l ,?men en ta™* een„ en eindelijk - waar in de een den ard to bSte^^^^L ::zii^'a »*dehaadg,iS, j^t^zitsrs a-doening om den bal, re, dan cMr. uittIlC,er/. " C" de a*de: nooit in den Hemel vertoond was «worde7 H \ , ~~ Iets bet ™1* ™g r,am Cupido en Bacchus, ,}s of het kTein^Inl " ' orahtlsden eikanderen. wandelde er de zaal ^l op^^^J^J^. op den arm'7„ lurven en begon met hem in de rondte te S P ^ de oude Satl»™' bi de als l^r*, aan den ingang der zaal 1 LJl n en Per aan te twijffelen. Maar - waarom ^^^^^^^'^^^^^ HeeUij^ " ^J^^S^S^^^ D^eïiue Stier zal toch in op zijn ouderdag, me g eeuw!niet eest Zljn. , Zo» uwe ijlhoofdigheid, onze ™™\* 'h zich zeer gevoeg!ijk door de witte toch kunnen wezen: want *e veruaiMg i b e dg zwai[ft kleur affchetzen. ^t^f^ wved e?»n met bem maar alleen plekken gpweeat^en ^« ™^ ^ «artbonten had het hem, i. dat ^T-SiS BSftiF W& zou zich, indien dat waar was, die enke.e  C 59 ) «warte vlak, a] ftond deze ook op de plaats, daar men de osfen gemeen!!* dolt, niet gaarne willen getroosten, en Emope geluk wenfchen met haaien eoe. den fmaak? 6 Maar gij zegt, men moet de Profeeten niet .al te digt op zijde korren of men wordt indiscreet. Ik Iaat het daar derhalven bij berusten, in verwachting dat gij ons met de Hiftorie van Europe wel eens nader bekend zuit maken ais' uw plan of luim dit medebrengt. Vaar ondertusfchen rustig voort, en, wilt gij volftrekt met den Vrede den Tempel van jamus fluiten, last ons dan voor 't minst, bij tijd en wijle ittt van uwe geheimen uit dat gefloten heiligdom vernemen. In aiien gevallen blijf ik uw beftendige Vriend SIKCERUS. ANTWOORD. • Gij b3dt uw' Brief wel niet vee! anders kunnen inTkht&n, al was het ook uw voornemen geweest, om mij over het N° van jacob, op interrogatoriSn te hooren ! — Ik zal evenwel op het laatfte gedeelte van uw', met dat alles, altoos aangenaamen Brief, nietsandeis antwoorden, dan ,,Misgeraaden! subope zit „ ruet op de verlichting, maar de verlichting zit op eurofe: hoe dik en hoo ,, gekleurd, zal ik nu niet bepalen!" Het K°. van jacob moet dan bij uitmuntendheid uw' fnasr geroerd hebben dat gij er u zoo met de borst op toegelegd hebt, om er een uitlegging op te' vinden. Het moet mij zekerlijk geen weinigjen hoogmoedig maken, wanneer ik ondervind, dat mijn brabbeltaal , in eene heete toorts uitgefproken een ctmmmtarius waardig gekeurd wordt, van iemand, die (gelijk bij zegt) !n de gelegenheid is van de bronnen, waar ik uit put van nabij te kunnen befchouwen, en. daar door reeds vooraf en bij voorraad aan zijne vrienden weet te zeggen uit welk een vaatjen ik tappen zal. — Dit wil met andere woorden mets anders zeggen, dan dat gij mij de kunst afgekeeken hebt, en ik mas u dus wel ta het oor bijten „ Die de kunst verftaat, befchaame zijn Meester 9i niet l > -—- ' Ik deel van harte in de vreugde, welke gij gevoelt bij het vooruitzicht, van den kort op handen zijnden algemeenen Vrede, waar naar gij in uwen vorigen Brief reeds zoo hartelijk wensebtet. Op mijne beurt hoop ik nu maar dat eii ook niet mis gezien zult hebben. — Maar hebt gij er wel op gezonnen, dat het gezicht van particuliere individus duisterer wordt, en dus de voorzegkunst van dezen onzek&rer, naar maate de Cabinetten klaarer en vaster inzagen in de zaaien krijgen? — Hebt gij, bij de bronnen ftaande, niet kunnen opmerken, dat bet diplomatieke uurwerk, 't welk zoo lang van zijn ftreek afgeweest is weder als naar gewoonte opgewonden wordt, en dat het aan ieder niet gebeuren msg, de wijzerplaat te nadere*, om te zien , hoe kat het is? — En zoudt gij H * dan  C 60 > dan met mij niet willen geloven, dat wij met zoo veel vrucht als eertijds onzt particuliere zak•korologles niet meer zullen kunnen gebruiken? — Denk bier eens op naa; en geloof dat ik met de meeste achting ben janus. BERICHTEN uk b om bario, in het begin van Vredemaand-. De geheime en openbare deliberttün en conferentièn van ons opperfte Collegie van Magijkature, duuren nog gefta"dig voort. Eerlang hoopt men echter, dat het gewichtig punt, waar over zoo veel te doen geweest is, toen het pas ter tafel kwam , zal beflist worden. Dit punt, in een zeer langwijlig voorftel vervat, is zoo ingewikkeld, en ondank* de veranderingen en ophelderingen, welke men er in gemaakt heeft, zoo omzwagteld in zijne windzelen, dat bet voor veele moeielljk is, om er het rechte verftand van te verkrijgen. Volgens de meening van zommigen, welken, voor 'c minfie in fchijn, de belangen van onzen Souverein fsancisco baltisio, zeer toegedaan zijn, en hem hunnen tedergeliefden noemen, zou dit belangrijke punt of voorftel» hier op neerkomen: —— „ Om in 't vervolg den goeden baltesio, het achterfte voren op zijnen „ wlgedresfeerden ezel zittende, uit zijn paleis naar de raadzaal te doen convoiisH ren, onder behoorlijk escorte van zijnen lijfwacht, waar van hij wel de be„ taaisheer, doch niet de Commandant is." Dit voorftel, 't welk echter in zulke korte bewoordingen niet vervat is, ei verfcheiden paginaas fcbrift beftaat, zou (zeggen de prteopimnten) daarom ge-^ daan zijn: dewijl baltesio, zederd lang gewoon, om achteruit te rijden, eene tegenovergeftelde beweging niet zou kunnen verdragen, zonder raisfelijk te worden, en daar door gevaar loopen, om, ln weerwil van de makheid van zijn graauwtjen, een zandruiter te worden. Eu dit gevreesd gevaar, hoe wonderlijk het in den eerften opflag ook fchijnen moge, is niet zoo. hersfenfchimmig als men zig wel verbeelden zoude. — De maar al te wei bekende zwakheid van zijn hersfengeftel, en de overvallen, waar aan hij, bij de minfte ongewoon*heid, onderhevig is, leveren gronden genoeg op, om daar omtrent ten fterk*en bezorgd te zijn, zoo lange men daar in geene beterfehap befpeurt. — Zijne Hovelingen ondertusfchen leveren dagelijks en onvermoeid, hoewel vruchteloos, protesten in, tegen dit voorftel en daar op te verwachten befluit, dat men uit den loop der zaaken te gemoet ziet. Zij vinden , en men kan niet ontkennen, dat heter wat naar gelijkt, wanneer men de noodzaakelijkheid van dien maatregel voorbij ziet — zij vinden het (zeg ik) al te hoonend en te vernederend voor bennen Vorst, dien zij zoo hartelijk .beminnen, dat zij nog lis- v©  C ti ) ▼er verkiezen zouden, hem op Aunne eigen handen naar den raad te dragen, dan te gedogen, dat hen zeik een affront (zoo als zij het noemen) zou worden aan» gedaan. — Doch, zij verzwijgen voorzichtig, dat zij op deze wijze zich trachten mees. ter te maken van hunnen Souverein, in wiens plaats en op wiens naam zij'dus hehendiglijk zouden regeeren en bevel uitvaardigen. — Zij, die door de ondervinding wijzer en nadeskender geworden zijn, weten zeer wel, dat de arme baltbsio onder die fouvereine Voriten behoort, die geleid moeten worden, en aan wien de gard niet toebetrouwd is, en die boven dien zoo fchichtigen wonderlijk in' al zijn doen en laaten is, dat er de grootfte omzichtigheid van de waereld toe vereischt wordt, wanneer men iets met hem uitvoeren zal, waarbij zijne tegenwoordigheid volftrekt nodig is. — Dit weten zijn flikvlooiers en likkers ook wel; en hetgeen er, van tijd tot tijd, gebeurd is, heeft ons genoeg doen zien, hoedanig zij met hunnen tederbeminden Vorst omfpringen, zoo dra zij zich van hem genoeg verzekerd houden, om hunne tegenpartij, niet te vrezen. Dan eerst kan men zeggen, dat hij geheel en al aan de Turken overgeleverd is. — Daarom hoopen wij maar, dat het Decreet in f««tie, hoe belachelijk ook en weinig overeenkomftig met de waardigheid van onzen Souverein, eerlang tot ftand gebracht mag worden, met alle de natuurlijke gevolgen en aankleven van dien: opdat hij eindelijk, ten vollen verzekerd van zijn lot, en bevrijd van die Staatszorgen, waarmede hij thans zoo onophoudelijk gekweld wordt, zijn hoofd gerust moge nederleggen, en zich vergenoegen met de grootfche titulaturt, waarop hij, met reden, zeer gefteld is. blfbb vervolg »e« REISBESCHRIJVING van den spaanschz» cesiioroLiiT, te vinden in N. 107. pag. 23. in volgg. Befchrifving van paeuia, of het Eiland der Kinderen. jAidïa isseen Eiland van eene oneindig grootere nitgeftrektheid dan jioi> 2.al dla, en telt, op zijne oppervlakte, veele Heden, nog meerdere dorpen amzeer veele gehuchten, zoo groote, als kleine. Het gantfche Eiland te fa' men genomen, heeft veel overeenkomst met een' foederalistifchen Staat, waarvan bijna ieder gedeelte, dat vrij bijzonder is, eene verfchillende regeeringsvorm heeft, -Als zoodanig zou men dit Eiland, in een' zekeren zin, eene Republiek kunnen noemen; hoewel het er echter verre van daan is, dat men dit van ieder ftad, dorp of gehucht, afzonderlijk befchouwd, zou kunnen zeggen. H S Veel»  C ** 3 . ; :-• .... . ; ^^^^^^ -j- Veele ftsden, Ja zelfs dorpen, genieten eene Monarchaale, andere eene Art' Jlocratifcke, en weêr andere eene Republikemfche regeering. Dikwils zijn deze kleine Staatjens met elkander in oorlog: — gelijk zij dan elkander ook wel de behulpzaame hand onderling leenen, zoo in het hoofi treden aan den gemeenen, als den zoogenaamden bukenlandfcken vijand, als in het ftillen van binnelandfche opftanden en zoogenaamde huiskrakeeUn; fchoon, eigentlijk geCproken, uit hoofde van de gefteldheid van het Eiland, en als maar één Staat befchouwd, alle oorlogen, die op hetzelve gevoerd worden , niet andejs, dan als binnenlandfche oorlogen en huiskrakeelenaangemerkt knnncn worden. Onder alle deze fteden en dorpen , ieder op zichzelve een Scaatjen uitmaken, de, is (gelijk mij onderricht is) ééoe ftad, die, In verfcheiden opzichten, voor den vreemdeling, —• bovenal voor den Hollnlalatm — de belsngrijkfte is, gevende den toon aan bijna het gantfche Eiland, en gedragende zich, als of zij er de Hoofdftad van was. Dikwils hebben de Vorsten van die groote ftad, waarin de Monarchie geërbiedigd wordt (è), van het groote oogmefk bezwangerd gegaan (zegt men ), om het geheele Eiland uedu, in eenen meer eigenlijken zin, tot een' Staat te vormen, eri het dan — naar den naam dier ftad te herdoopen. [Zoo iets heeft in europa ook wel eens plaats, dat men namelijk een land of Provincie met denzelfden B3am van de Hoofdplaats noemt.] Tot nog toe is dit groote oogmerk, en onderfteld zijnds, dat het eenmaal tri de glatf dula pinedlis van een' Paediaanfchen alexander gerefideexd nebbe gehad — atleen een groot oogmerk gebleven; denkelijk wel om de moeielijkheid, wetke aan de uitvoering en bereiking van zulk een groot oogmerk verknocht is. — De Inwooners van Paedia — de een door den ander' gereekend — blijven op hun agtfte jaar ftil ftaan; dat is: — hun voorkomen, hunne gelaatstrekken, * grootte en geftalte, veranderen, na dien tijd, niet, maar blijven beftendig dezelfde. Weinige groeien en ontwikkelen zich tot hun zestiende of twintigfta jaar: én — het behoort onder de zeldzaamfte verfchijningen en buitengewoonfte fpelingen der Natuur, wanneer zij den mannetijken ouderdom bereiken; en, in dit laatfte geval, komt hen dan nog wel, den meesten tijd, de grijsheid en kindsheid, fchielijk overvallen, en van die geene, welke het heeft mogen gebeuren, — tot verwondering en verbazing va» alle hunne tijdgenooten en de nakomslingfchap , — op den mannelijken ouderdom beftendig en tot hun* dood toe te blijven ftaan — maken de Historiefchrijvers en Dichters van Paedia zoo eenen in het oog loopenden en overgedreven ophef, dat men moeite heeft, öm alles te geloven, wat er van verhaald wordt. — 't In- Cb^ Mm vcrjilaatfc sich, als het msgelijk is, met zijne'«dachten ii den tijd, waarin des« rei»i>tf<:lirijvi«g vervaardigd ij geworden, door mijm' Vriend den Spaanfchen fsmoptlitt  ( 5] ) *«l!nWei,dl8e Vm 'C K°% 6" 'T°?ners komt volra3akt m« «iterlijk voor. komen overeen. — Zij z.jn kinderachtig, overgegeven fpeelziek en nieuwsgterig en ongeduldig , dat zij dlkwlS even lilL LSn bun fpeeï goed breken, om het van binnen te bekijken: voort» ongehoorzaam, Seïzin. mg en baldadig: zij dwingen en janken, om alles te hebben, wat in bunne oogen blinkt en gl.nftert, of wat veel geraas maakt en hunfte aandacht gaande maakt, en achten het niet meer, zoo dra zij het bezitten. Wanneer zij Sta hunnen z.n niet kunnen krijgen, zijn zij morziek en grommig, laaten de in hangen , en de meesten weten dikwils niet eens wat zij hebben willen. Wispeltuung en onbeftendig zijn zij, gelijk dit ook aan kinderen eigen is, en bral dend begeerig, ja wild van verlangen — naar nieuwigheid. Dit isptfte echter niet zoo algemeen, en-.mst eenig onderfcheid. Ik heb er bij voorbeeld, daarentegen ook weddr verfcheiden aangetroffen die oude vodden en todden bewaarden en bijéén verzamelden, oen seene ander* redenen, dan omdat zij het voor zeer waarfcbijnlijk hielden, dat dezelve van hunne zeer lang overledene voorzaten aftomftfg waren, H welk ik zeer gaarne zonder bewijs uit hoofde van derzei ver wartaftekigheid en, verfletenbeid Tel loven w,!de. Dit zwak openbaart zich zelfs n zaaken van geringe waarde' Ik heb een Paedtaan gekend, die een flaapmuts van zijn bet,oudovergrootvader be. ~£m„ ï > fe]k,eil6V,erhrleDde' datdeze dezel7e wed™ deszeifs oudoom geeifd had cn dat deze laatfte-, diezelfde flaaprriuts het allereerfte, bij gelegenbeid van den eerfte nacht dat hij bij zijne eerfte vrouw geflapen had - • Jelk h.j als. eene groote b.jzonderbeid rekende - had opgezet. _ Doch ik^rhï mij tevens verpl.cht, hier bij te voegen, dat deze goede fakkelaar van een p düan, het met zijn groei en ontwikkeling niet verdek, dan evin boven de vi%' jaaren had kunnen brengen, en bij zijn buuren voor een' onnozelen hals $5 het buskruid niet uitgevonden had (c), te boek ftond onnoze^ hals, die De twaalfjarigen, (ik zal mij nu maarzoo uitdru'kken: men weet wat * daardoor verftaa) — de twaalfjarigen van dit Eiland (zeg ik? houL k n hunne ledige uuren bezig, met hunne minderbejaarde landgenoot in S.'te, uittelachen: terwijl zij van hunne gekheden , voor zichzeTve ,' parti trekken als zij kunnen. Zij vermaken er' zie.Se ? Ju!™J«J verr' gevorderd in de kunst van genieten. De zestien- en t^Sll^ t tegendeel bedroeven zich over de buitenfporigheden en de iSSoLÏÏ hunner medeburgeren: raaden hen ten besten, el vermanen taf, JïSSS?, ( want »ot* van dtn autb*vr,  C *4 ) (want dat zijn zij toch) om vlijtig te leeren, zich te bekwamen en gehoorzaam te zijn aan de reden —■ en wat des meer Is; doch — daar dit niet in deft aart zit — vorderen zij er zeer weinig mede.' — dit heeft hen, en 't is niet te verwonderen, dewijl zij hunne lesfen in de goede trouw uitdeelden — balloorig gemaakt, en hen, al zederd eenen geruimen tijd, het befluit doen nemen, om gezainenderhand met de twaalfjaarigen in de Artzenijkunde te ftu« deeren, ten einde middelen uittevinden, ter bevordering van den groei hunner kinderlijke natuurgenooten. Doch, daarin zijn zij zeer ongelukkig geilaagd. Zij hebben die groelmiddelen in de fpirituaiia gezocht, en hebbes het er niet in kunnen vinden. — Zij. die van die, anders zeer wel toebereide , medicamenten wat te veel gebruikt hebben, zijn laatdunkend, te hoog geflemd naar hunne vermogens, plaoziek en met eenige oppervlakkige kunde, zoo fchreeuwend eigenwijs geworden, dat er het end van weg is. Zij hebben zich, daardoor, alle de behoeftens vaa een' volwasfen mensch eigen gemaakt, zonder de macht, om die te kunnen vervullen, of de gefteldheid, om die veilig te kunnen inwilligen — in 'tminlia te,bezitten. — Men ziet thans de zes - en agtjaarigen langs 's Heeren wegen wandelen, met faftrngetrokken wenkbraauwen en rimpels op hunne, met kunst gemaakte, voorhoofden , matigende zich eene Spaanfche deftigheid aan, die met hunne aange», zicbtjens, zoo zij dezelve blootdroegen (d), en met hunne overige nietigheid , een bizar contrast opleveren moeten. Om dit eenigermate te gemoet te ko? men, dragen veele zulke hooge hielen onder hunne fchoenen, dat zij in een geduurig gevaar zijn, om den hals te breken. Met een woord! «— Er zijn maar zeer weinigen, op wien deze geneesmiddelen eene goede uitwerking gehad" hebben, en het is wel te vermoeden, dat deze zeer zeldzaamen, dien groei nog niet bereikt zullen hebben gehad, waar voor zij bereekend waren. — {Het vervolg hierna.\, f*V) Da Ptêiiatwtn tongen momtangeïithten, «a als ia a« vervolg dexer rcUbefthrijving - Wijken zafc Deze Nommere worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te ütreeM Mj de Wed. Terveen en Zoon; 's Hage van Cleef en Leeuweftyn; Leyden Honkoep en Onnekink; Amflerdam Holtrop, J. W. Smit, ten Brink, Kuyper en van Vliet; Haarlem Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d. Dries, e* toki Mmt» Hand, en verder in de overige Provintien, i twee Stuiven-  f A N ü VERREZEN- s suüm cuiquEj N°. 113: Maandag den 29 Meyi Cxetrouw aan onze belofte, in Nommer T03 van 't vorige deel gedaan, laaten ■wij hier volgen het vervolg en einde, van het allerbelangrijkst Toneel, Van het Ptritdiek zangfpel, aldaar afgebroken. De liefhebbers worden verzocht, dit Toneel in zijn verband te befchouwen, en dus, in gevalle zij het begin er zich niet meer van mogten herinneren, het zelve nog eens, met dit volgend gedeelte In den zamenhang te lezen. Wij twijfelen niet of zij zullen die moeite wel beloond vinden, door het vermaak dat zij genieten zullen in het befchouwen, van een pturtrait, dat zoo wel in alle zijne trekken getroffen is, dat de Kunstkenners niet zullen kunnen nalaaten, bij de befchouwing van dek hui vt w zeveshoizbn uitteroepen: „ Ja zoo waar! — Daar ftaat hij levendig voor „ mij." — Na dit vooraf ie hebben laaten gaan, geven wij bier het -— III. Detl I pr*.  C 66 ) Vervolg vi» hit EERSTE TONEEL des DÈRDEN BEDRIJFS. f> vinden in No. 103, pag. 395 en volgg. van 't vorige Deel.] Na dot arlequin, met de menigte, vertrokken is, vervolgt di kih tam ZÏVBNHUI2IN, f«gê?J UAIUtKc Ik geloof waarachtig, dat die fcboeije mijn karpoetsmuts op zijn hoofd heeft' — Och ja! — Nu komt bet me weêr in de gedachten! — Wat ben ik toch kort van memorie! — Wel ja, 't is daarom, dat ik u ftraks geroepen heb, BiuiBti! — Die fchurk heeft mij mijn muts afgenomen. Eerst wou hij mijn knods hebben en toen hij zag, dat dat niet lukte, zei hij, dat jij (geloof ik ) en jou 's gelijken mijn kroon fteelen wilden: zoo noemde hij dat ding en toen... h a r m e n. Ik beb het immers alles boven uit het vengftar, gezien en gehoord? — Hij zoekt u van den huig te ligten, om dat hij wei weet, dat gij wac dommelig zijt.... de heer van zevenhuizen. He? Watte? — Dom? — Ik dom? — Dat mag je zelfwezen. — Denkje dat ik dwaas genoeg ben, om te geloven, dat een karpoetsmuts, die Omphale, om me wat op te fchikken, met goui papier beplakt heefc, een kroon is? — h armen , zijn Jlem eenigzlns verheffende. Wel ik fpreek van uw karpoetsmuts nietl — Ik zeg maar, dat hij u bedofc ten wil. En daar ben ik voor, om te beletten, dat hij dat doet. de heer van zevenhuizen. Wat zegje? Wou jij het dan doen? — harmen heen gaande. Och, daar is niet meer met je te fpreken! — Je verftaat alles verkeerd. J* wordt hoe langer hoe doover. Eb wie lust het altijd met een roeper inde hand te loopen, of te fchreeuwen, dat hij heesch wordt? — de heer van zevenhuizen, alleen. Ik iaat me villen, als ik er een woord van verfta! — Hij wordt boos en kan ik het helpen, dat mijn ooren zoo flecht meê willen? — Zoo veel begrijp ik er toch van, dat a 2 l e q uin een deugniet is, en dat harmen, me gaarn naar zijn rund ftellen wou. 't Is rscht ongelukkig , dat men zoo tusfchen twee vuure'n in de asch zit! — Dat zijn nu mijn vrienden, zeggen zij: Wat beb ik dan van mijn vijanden te wachten ? — Maar wacht eens! — Daar fchiet me wat te binnen! — o tt ? n a l e had me belooft hier te komen, om de.... daar ben ik het nu waarlijk weêr fcw'fjts Nu, dat doet er niet toe .... maat waar of ze zoo lang  ( 67 1 lang blijft? — Ik zal. In dien tusfcben tij'd, het favoriet wijsj'en van mijne vroegfte jeugd maar eens aanheffen, om mij niet te verveclan. — \_Hij zingt op ten' levenden en lamentdbelen toon. 2 ARIA. Wijze! — Hier heeft mij Rnemond befcheidtn. i. Hier tvj dien boom, die, zonder takken En zonder wortels, weelig groeit, Zal ik mijn lieve omphale pakken: Hier hebben wij wel meer geftosït. 't Is waar, de Boom geeft nog geen lommer; Maar 't is ook 't jaargetij nog niet. Ook geeft de warmte nog geen kommer: Geen zonnefchijn baart ons verdriet 2. ( Eenigzins Jliperig. ) Maar achl wat laat zij zich weêr wachten I Die fchoone weet wel, waarom zij Mü zoo lang eecxaam iaat vernachten En zco lang zitten in de lij. liet orgeduld h voor het minnen, Gelijk een flijpfteen voor het ftaa'. Het flijpt en fcherpt verliefde zinnen, En geeft hen 't rechte Radicaal. \_Onder het zingen van dezen laatfien regel, valt hij in flaap."] »» vrouw var ZEVEKHurzE» komt door de voordeur van het bouwvallig huis op het Toneel, lij heeft het voorkomen van eene reizige a Ia grecque gekleede omphalzj doch reeds etnigzins bejaard en verouderd; voer 't overige bij uitftek bijziende, zt$ dat zij deh hsir va n zivenhuizen niet gewaar wordt. Zij beeft een fpinrék in de handen , en hopt met dezelve zo* lang voorwaards, tot zij tegen den Leuningjloel v*n u« w heer vak zevehhuize» fluit, en hem daardoor zeer enzteht wakker maait. de heer van zevenhuizen, uit zijn'Jlaapopfpringende en mtt zijn' knods van zich afjlaande. Dit je de Duivel hpal! — Wie loopt me daar nu weêr op mijn huid: 't Is of reluij geari oogen in je hoofd hebt. — ó Mijn lieve omphale, zijt gij bet? — Och"; dat was zoo niet gemeend! Ik heb daar een kléin dutjen ge- I z ; daan,  ( 08 ) daan: Ik zong mijn oude deuntjen, dat mij op mijn' ouden dag nog zoo be> ïalt, als of ik nog in dó kracht van mijn leven was. — Maar 't is raar: tel. jens, als Ik dat ding begin te zingen, word ik flaaperig: en (ik heb het ai meer opgemerkt) bij het tweede coupletjen, val ik wiskunftig in flaap. de vrouw van zevenhuizen, half gemelijk en halffpottende. Je hebt mijn armen rood en blaauw geflagen, en dat maakt met de natuurlijke-blanke verw van mijn vel eene lelijke driekleur. de heer van zevenhuizen. Wat zegje, Mijn poesjen? — Ben ik een lelijke driedekker? — de vrouw van zévbnhuizen. Neen waarlijk! met dien naam zou iVu verongelijken. de heer van zevenhuizen. Nu ik beken het, ik heb ongelijk gehad. Ik wist dat gij hier komen zoudt, dat gij kippig waart; en derhalve JaI — maar wat moeat ik hier nu uit befluiten? —• Mijn befluittrekkingen gaan tegenwoordig ook verfchrikkelijk. mank de vrouw van zevenhuizen. Ja, gij wordt zoo Inconfequent, dat het zich fchaamt. de heer van zevenhuizen, vervolgende^ .... derhalve moest ik eerst toegezien hebben, eer ik mijn' knuppel gebruikte. Nu vergeef het mij, omphale! het zal nooit weêr gebeuren. Maar zeg:, mij eens, lief kind! -— Wat de reden van uwe komst is. Ik heb het geweten, maar 't Is me ontfehoten. — de vrouw van zevenhuizen, hem een hief jen overhandigende. Dat had ik wel verwacht, daarom heb ik het uit voorzichtigheid opgefchre-veo: want om het zoo hard optefchreeuwen, dat de geheele waereld het hoort, vind ik een weinigjen ongeraden. Daar, lees het! de heer van zevenhuizen.. Dm zal ik eerst de Fok opzetten, en bij deze fakkel gaan ftaan. Mijne beste omphale! wat ben ik gelukkig, dat ik u nog bezit, gij weet overheerlijk met mij om te fpringen. Kon ik er maar aan beantwoorden! — Die Satanfche knods! — Maar zoo gaat het. Daar ik hem gebruiken moest, is hij een nietig, ftuk houds in mijne handen, en als het niet te pas komt, brui ikermeê;toe, als een gek. Ik heb er dikwils mij zelv' meê bezeerd en er mijn eigen glazen mede irgeilagen. — Maar - daar ben ik nu weêr van den weg! — Wat moest ik' nu ook doen. de vrouw van zevenhuizen, uit al haar vermogen fchreeuwende. Lezen!!! — lezen!!! — Lezen! II —•  C 69 ) de beer van zevenhuizen. Ja, Ja I Ik weet het al — leze". Ik moest het briefjen lezen. — [Bij zet zijn' Ml op, plaatst zich zeer nabij een'fakkel ielke „* ,>,« grond Jlaat, en begint te lezen.] J ' ' ke ep VMr' „ Mijn goede herculesI — De reden, dat wij ons heden or> u i „ en buiten het huis moet houden, is ... is . . / is 7. •> P "ZC boed* [ Hier houdt hij het papier zoo digt bij de vlam, dat het in den brand rfert 1 nefnTte'weten?6 d'0mmd ^ ™ ? het briefj'en « H°e torn * de vrouw van zevenhuizen.. Ik geloof niet dat er onderbandiger fterveling onder de zon leeft. — de heer van zevenhuizen. Ja, dat heb je wel. Als de zon fcheen, hadden we eeen fakir*?* .... _> en dan liepen wij geen gevaar, om onze papieren enTanS F^LZ^, de vrouw van zevenhui ze N, Jchreeuwende. Dan geloof ik nog , dat je een brandglas zoudt sebruiken «m j die je wat onduidelijk voorkwamen, te verbranden. ' 6 WOorden.; de heer vah zevenhuizen Ja daar mogte» wel wat onduidelijke woorden verbrand worden <: u jen I Daar heb je gelijk in. — Maar wat zal ik nu beginnen ? " Schat" de vrouw van zevenhuizen.. Zing maar wat! - (ter zijde) Als hij fiaapt heb ik nog al de meeste rust de heer va R zevenhuizen. Zingen? — .Goed! — Zingen dan.. — Wil ik dat liedien • dat arlequin wel eets opdreunt, als hij in eene goede luim f. zlnAeo' onbeftendigheid van dit ondermaanfche//waten ? — Ta inmi V r e? In de' wel eens hooren.' ja' kom- ik mag dat ding, {Hij gaat in den iemingficel zitten, verzet zijn Jlaapmuts en zingtiy aria. wijze: — gmti eucb btë 2ütM,. i Laat ons genieten, Zoo lang het haantjen kraait; Zoo lang het windjen Gunftigjena waait! 13; mh  Wat helpt het zorgen voor den tijd? *t Verdriet komt vroeg genoeg: — Weest Diija, Weest vrolijk, lustig, wel gemaed En doet u wat te goed! ;— Grijpt naar de vruchtjets, Wanneer het ftormpjen loeit, En als 't Orkaantjen 't Boom»aardjen fcoeit! 2. (Helf flaapendi) Ja loopt dan fcbielijk vlug ter been, Met volle korfjens vlijtig heen! Geniet, hoe ook het lot zich wend', Van de algemeene ellend! Laat ons ge...nieten Zoo lang het haantjen... kraait.... Zoo... lang het.... windjen Gunftig.... jen».... WaaaaailfIe (Met dit laatfte woord valt hij weder in Jïiap.) DE VROUW VAN ZEVENHUIZEN. . i Wne hektassr ik u. in uwe nieuwe waardigheid! — Kan a Arme man! ~™cU^*u. makgn zno ]ang gi] ÓZ "TvJaTmbl fT om onderdiennaam, iets tot uw eigen voordeel te verrich. «If °nbe^"mh%; 2 ™™d l , u door mijn' invloed te fchenken, dat teÜ' Z°°m u om Si d onfroven;» zoo lang gij het werktuig van uw eigen bederfzS n & ^hai vl hen! die'behendig genoeg Zijn om u tot hun eigen nnfmarken die gij nfet kent, te tmploieeren? - Maar wat helpt m.j deze zwaar, TE?dV Z Hii fchtirt nóg al getroost te wezen; laat ik het ook zijn! moedisheidr —• Hij ïcntji-i "«s is- — waarom zou ik dan iets Als hij met den naam van , s vergenoegd ... ™ nu maar ^ ZZSrT^ vïorïemen me^VeeftVen "onzen opzichte ! - Daar zie ik ten ÏÏÊ? *ü ie» aaakomen; maar ik kan nog niet onderfcheiden, wat het ia- [ïïr komt een deftig „..«^^«^«^ ot> het hoofd meteen lak;ei achter zich , op het loneel, tin neep een LTdiSn bul, waar op zijn beide handen toegevouwen rusten Hjj treedt I r uZ^am en flatig voorwaarts , en begint niet te fpreken, veor dat htj op tn 2 Zen aftand van p.. v.ouw van zevsnuuizen genaderd is. — Als dan zegt hij;} ■ . „™ ri» vRiTviouwz dtr Heerlijkheid Öyb ik het genoegen niet van aan vrijvrouw* ZEvaNHBizE» mijn Compliment te oia«rd ia, mag men die weinige rust wel gun* nen. *.n boe gaat het met zij» doofheid Mevrouw? _ fi mevrouw van zevenhuizen. rMetals met zijn overige corrupties en ongemakken, Burger Heer Frrr  C 7* ) «.bui* wil Ik zeggen. — Maar, laat ons kort zijn. >- Ik weet niet of gij er uw rSnS wel bij vinden zoudt, wanneer dat ander* ware. — Doch laaten wij dat daar. Gij wildet dan zeggen. ... de deftige heer* We hebben-er al, zoo op het oogenblik, over gefproken, Mevrouw! --Ik wilde zeggen, dat o e h e s a va» ze v e nhuize b, door al die ongemakken en corrupties minder bekwaam, dan hij anders wel zijn zoude, om zich met allea te bemoeien, zich voortaan zijne zaaken met zoo veel lever met meer behoefde «nt< takken . omdat wij da zaaken, waar over hij altijd zulk eet zwaar hoofd gehad"heeft, nu, naar genoeg, in orde hebben. Hij kan' .Wi op z.jn gemak eens naa lezen, welke fcbikking wij daar omtrent gemaakt hebben; — als hi; zulks verkiest en het hem niet te veel moeite Is. Of anders, dat nog veel mak-, keiijker is, zet hij er eenvoudig ja onder, mat zijne gewoone handteekemng, of een kruisjen — en dan — is alles verricht. de heer van zevenhuizen in zijti1 dfOOm. Hier, jou Gaauwdiefl — Mijn karpoetsmuts! tt de deftige heer. Ta, die goede man, heeft wel gelijk! — Ik heb het met leedwezen vernet mèi, dat ar l e q u i n hem zijn hoofddekzel afgeftolen heeft. Hij f er voor hebben, dat verzeker ik hem. Laat hij maar wachten: dat in t vat is , verzuurd niet. —• '' de heer van zevenhuizen, in ztjn' droom, met den knuppel in 't rond Jlaande. En jij ook flijmerige badend, jij ook! Ik zal je luij allegaar raaken. I de deftige heer. Gaa bid ik u, nu een weinigjen uit zijn' llagarm Mevrouw! want nu begint' hl fommmbulistisch te worden; ( hij maakt zich meester van denKnods.) t Is ten minftin mijn plicht om voor üwlieder beider veiligheid te waken. Hij zou u in zijn droom vermoorden, en wakker wordende, m j met recht befchuldiger. da ik dit kunnende beletten, hierin nalaatiggeweest was. - j a»! - breng dit lomp ftuk hout eens in de Wapenkamer: het zou hier gekheid wbrden! f de lakei, met denKnods binnen: Terwijl de heer va»zevenhuizen, in eene houding Jlaande als of hij met den Knodsjloeg; zegt:} Ik zal je luij leeren, jou rekels.' ~ Krak! hei daar! Poef! jij ook wat; je luij bent allemaal met één fop overgooien. Lusten zal je luij er van. Hter jou Sakremems Kerels! Wacht! J«u zal ik ook op je moffen «el komea, fchweerennoeths kind! - Pief! poef! paf! Falderaldera! — 't Zou me fpijten als er één flag verloren ging.  C 73 3 de VROUW van zevenhuizen. Mijn goede hercules! — Gij zult u dood af mooren! — - de deftige heer. Met uw verlof, dat ik u in de reden val.' 'tls gevaarlijk iemand in zulk P*n' hevigen droom wakker te maken. — 1 een de heer van zevenhuizen, dis htm, aria. Wijze; — Al de eendjens zwemmen in het water. Bort en blaauw zal ik ze kloppen, Falderalderire, falderalderire. Ha! — 'k zie daar bebloede koppen! Faldet al de-ra Wat haliefje ? - Was dat ook raak ? - Heeft harre klaas een goede hand van fLan, of is hij het verleerd Sakkerloot! - da,r zie ik er een dl T gete gehad beeft. [Hier begint hij. van voren af aan; en valt eindelijk vermluUn den hmingftoel neder.] Aaah! _ Ik kan niet meer! - (hij wordt w alter \ waar ben ik? Waar zijn ze? - Zijn ze nu weg? - Waar is mi/n knoS ^ de vrouw van zevenhuizen, zeer hard fchreeuwende. Mijn goede hercules! — daar is de Burger pruik. de heer van zevenhuizen, naar zijn' Knocts zoekende ^Laat de Burger pruik naar den Duivel loopen? — Ik wil mijn' Knods heb- de deftige heer, hem in het oor roepende. Uit liefde yoor u en uwe lieve omphale, heb ik dat hout, dat in ,™ handen gevaarlijk is, in de gewoone wapenkamer laaten brengen. Het behnnü ook eigentl.jk in dat vertrek, in tijden van kalmte, zoo als nu; wanneer « geen, monftfcrs te temmen zijn, en dus uw handwerk ophoudt. de heer van zevenhuizen. Watte ? - Geen Monfters te temmen ? - En die dan ? (terwiil a r l e n „,» met de zijnen opkomt.) v J * K L E °-u 1» de deftige heer. Die Burgers neem ik voor mijne rekening. Holla, hei! — (Er komen „ gapende mannen op het Toneel.) Heisch mij die klanten eens efvTr éérfnfar" boven. Zie je luij die turfmand daar wel hangen. arleruin, naa eenige lazzis gemaakt te hebben. Wij hebben hier geen boodfcqap voor als nog. (Zj willen vertrekken.)  C 74 ) DE HEER. VAN ZEVENHUIZEN. Eerst mijn muts, fchoft! A R L E u I N. Daar is hij! — Ik heb hem zindelijk bewaard, gelijk gij ziet. Het goudpa^ pier is er hier en daar maar wat afgegaan. DE DEFTIGE UEER. Zoo behoort het, — Zet gij dien nu maar boven uw flaapmats op en wees gedekt mijnheer van zevenhuizen! Gij moet zeer besweet zijn. — Tot weerziens! Ik heb de eer van uw Dienaar te zijn. ( Hij vertrekt. ) DE HEER VAN ZEVENHUIZEN. Watte? — he? — Ga je heen? — IDe gewapende mannin maken een' kring om den heïï w vrouw van ze» venhuizen, en beginnen te zingen en te danfen.'] Daar liep er een Heertjen at langs den kant. H;il tn 't-was inne de Miy, enz. enz. Einde van het eeille Toneel. Deze Norrmers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Ornfe mi £wed Terveen en Zoon; 's Hage van Cleef en Leeuweftyn; Leydm SLkoo^en OnnSnki Amfterdam Boltrop, J. W. Smit, ten Brmk, Kuyper S, vani Vliet HaTlel BeeS en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d. Dr.es,. en Pols; aZ£ Hand, en verder in de overige Provintien, a twee Stuivers.  JANUS VERREZEN, SUUM CüiqüE. N°. 114. Maartdag den 5 Juny. 11 et volgende Stuk jen van dien aart zijnde, dat het volk van Nederland er wel eens een oogenblikzijn gedachten over mag laaten gaan, indien drukkere be. ligheden het daar niet van te rugg' houden, hebben wij het, om die reden, waardig gekeurd, dit geheele nommer, alleen, te beCaan; om het, zoodoende, voor ieder' afzonderlijk verkrijgbaar te maken. — Zijn inhoud — maar niet zijn titel, moet het verdeedigen en daarom heb« ben wij het needrigjens genoemd • III. Deel. L TAM E*  ( M ) TAMELIJK GEWICHTIGE" RAAD aas an VOLK van NEDERLAND. (*) Ruim twee jaaren , waardige Laadj;enoo;en! hebben wij onzen tijd ver fnipperd, en onzen geest vermoeid, met uL'eden, zoo al niet den rechten, weg aantewijzen , ten minften voor verfcheiden verkeerde wegen te waarfcbuweii, en wij mogen omtrent, even als de Democraten, wel uitroepen, dat wij bijna niets gewonnen hebben. Integendeel, worden wij hoe langer hoe meer overtuigd van de waarheid , dat het moeielijk is voor vreemdelingen om den rechten weg te vinden, wan¬ neer de wegwijzers het onder elkander niet eens 2ij;i: zekerlijk' heeft de Raad der Gemeente der ftad Amfterdam, het ook zoo begrepen, toen hij op den gelukkigen inval kwam, om op' alle de hoeken der ftraaten en grachten van die aanzienlijke ftad , tot gerief van vreemdelingen, en minkundigen in 't,locaal dier ftad, wegwijzers te plaatfenj iets, waar voor ik denzelven bij dezen openlijk mijnen dank betuig: dewijl ik voor dien tijd aldaar dikwils, al vragender den weg heb moeten vinden, na (*) NB. Dit Stukjen is eene vrijs n a ar.voï,oikg van een' ander, voerende, naar genoeg, den «elfden titel en te vinden in dbdbmocraaten No. 54. De Schrijvers houden het •ns ten besten, ingevalle deze «aarvolging .zomtijds w«t. al.ta.verr*. «ae luui Origineel moet afwijken, om den.naam van naarvolgiog te verdienen. Wij hebben dit, onder de bewerking zelve gevoeld, en 't is daarom dat wij e* het woordjen „ vrije " bijgevoegd hebben. Zij kunnen er echter ftaat op maken, dat wij hun origineel, waar van dit de Imitatie is met onzea krilop, geleien hebben, en zekerlijk ;* vrij; wat aandachtiger, dan zijlieden, het 'tweeregelig lijmpjen, in ons 81. No. pag. 53a. 2de Deel, voorkomende, en het welk jij aldns, in ïbb Sj. No. verminkt hebben. De bijen ftorttn hier het eejfte dat zij kannen, Om eerst zich «elf te vo£n en naderhand de .hunnen. 't Welk zijn moet 1 Be Hommels auigtu bier en*. 't Welk een verfchrikkelijk en Hemelsbreed onderfcheid oplevert; immer» zoo groot,, alt bat verfchil, dat er beftaat tusfehen flertende bijtn en zuigende Hommelst Wij aeggen dit niet |H gemelijkheid, of omdat, wij het kwalijk nemen , dat men zich met onze rjjmpjens vrolijk maakt. Integendeel! — Eji wij hebben het (geloof ik) al meer gezegd: — wij geven ieder de vrijheid, om, zonder eereminien, loetetasten, en uit onze galhartig voorgediende fcho»cls te nemen, dat hem goeddunkt: want het (laat er toch voor. Waar wij houden er niet van,, «kt er-eet ie- koet gemprscht word», gelijk men, zegt. Doch dit zij alleen, in '» voorbijgaan gezegd, en daar meê over! — De zaak ii zoo cawicatig, ra Via iita ïJiiHW a.jjKJtJt wu-1 pit», on « aolk «ta l«vea ftrcr te maktal mm  < 77 ) «alangomgeloopen te hebben,'t geen mij eu zoo ligtelijk niet wéér gebeuren zal. Men vergeve mij dezen kleinen uitflap- — Doch het zou eene lompheid geweest zijn, mij, bij deze gelegenheid niet van mijn' plicht gekweten te hebben; kunnende deze kleine uitwei* ding tevens ftrekken , om die lieden, die den janus te laste leggen, dat hij altijd laakt en nooit prijst, den mond te floppen.— En nu — verder! — Ook wij zouden reeds voor lang, uit moedeloosheid de pen nedergeworpen hebben , indien de goedkeuring van veelen en cei\e zekere jeukerigheid , welke wij telkens in de vingers gevoelen, bij het zien en hooren van fommige zonderlinge bedrijven en handelingen , ons van dit voornemen «iet te rugg' geroepen hadden — Thans nadert met traage, maar echter ten einde fpoedende fchreden , dat oogenblik , waar op het plan eener nieuwe Staatsregeling, ter goed of afkeuring aan ulieden aangeboden zal moeten worden. — Wij fidderen en beven juist niet, bij het fcbrijven van deze woorden: misfchien omdat onze zenuwen zoo'ligt niet in beweging gebracht worden, als die der Democraten: ons temperament is een weinig Phlegmatieker uitgevallenen hier mede wenfchen wij ons geluk: — ook zien wij, gelijk zijl., in die goed of afkeuring die twee verraderlijke khppen niet, waar op ons beil en dat v^n ons nageflacht verbrei zeld moet worden. Wij zijn echter zoo kippen blind en zoo Stoiejrsch niet, of wij zien en gevoelen er wel iets bij, 't welk iets meer, dan naar gewoontejs: en 't is dit gezicht enge. voel — 't is daar en boven de raad, die daar uit, zoo als wij meenen, natuurlijkgeboren wordt, — welken wij u bij elkander, en in eene fomma m tegen den gewoonen zeer modüken prijs, van één dubbeltjen, als broeders van één huisgezin, dat tegen onze welmee» nende pogingen aan, ellendig over hoop ligt, zonder machtfpreuken of ontzag verwekkende woorden, hartelijk willen mededeelen. >— Zoo veel mogelijk getrouw aan het origineel, dat wij vrijelijk naar volgen, zullen wij, om geregeld daar in voort te gaan , zoo veel dit met ons plan overeenkomt, dezelfde orde volgen. Primo — ons gezicht: Wij zien, even als de Democraten, dat zoo wel het goed - als afkeuren van het plan van Conjïitutieaan veelebedrnklijltheden onderhevig is, en van zeer verre vooruitzichten vergezeld gaat. — Doch wat is er in den tegenwoordigen tijd uit te denken , waar van men hetzelfde niet zeggen kan ? —- Wij zien het, Nederland heeft eene beftendige regeeringsvorm broodnodig. Ons Staatkun» dig aanwezen hangt er voor een groot gedeelte van af. Aan de andere zijde zien wij in dit plan alle die hoofdgebreken en tegenflrijdigbeden , die er de Democraaten in gevonden hebben. De invloed van bet volk op het bewind, is er (wij ftemmen het toe) met eene zeer kaarige, en half gefloten l> 2 baud  C 78 ) hard in gebracht, e», dat denaam van EleBhe Ari,1ocratie zeer gevoeglijk aan zulk eene Staatsinrichting kan gegeven worden, willen wij mede wel onderteek enen , als het er wat aan helpen kan. Wij hebben op dit woord nog een oud eigen , en toen niemand er nog aan gedacht had, dat het woordjen eleSief even goed voor een Epitheton van Arijlocratie, als van Monarchie kon gebezigd worden , maakten wij daar reeds in N°. 9. gew?g van. Ook hebben wij er wel in kunnen bemerken, dat hetfoederalismus een drommels taai diijg is, zoo zelfs, dat al fnijdt en kerft men het in vijftien brokken, het weder aan elkander groeien kan , als of er niets gebeurd was. Dit alles en nog oneindig meer , hebben wij zoo klaar gezien als of wij er bij prefent wa ieB geweest. Tot dus verre komt derhalve ons gezicht, met dat der Democraten tamelijk wel over een. En bij eene zekere gevolgtrekking, zou men dus ook wel kunnen opmaken , dat wij voor de goedkeuring van zoodanig een plan, niet zeer fterk ieveren kunnen. Het afkeuren ondertmfchen heeft zijne zwarigheden ook. — Deze vragen doen zich dau omtrent noodzakelijk op; -~ „ Hoe lang zullen wij dan weêr „ niet moeten wachten , eer er bij „ eene tweede Nationale Vergadering een „ nieuw plan ontworpen en geappro„ ieerd is ? — Zal dat plan beter ü zij», dan bet tegenwoordige ? —- „ Wie zullen er dan de banden in „ hebben ? — A's het een» bij voor„ te ld! — de Anarch'sten waren? — „ Als bet, dan eens, zoo flechtswas, „ dat men het bij mogelijkheid niet „ annemen kon , zonder tevens de „ totaale ondergang van de .Bepubluk „ aantenemen ; wat dan ? — Loopen „ wij in de tegenwoordige woeling i, der ergfte intolsranten, geen gevaar, „ dat deze, in geval van afkeurinf, ,, in 't fpel zouden komen ? —« Zou „ het in dat zelfde geval niet moge„ lijk zijn, dat onze Bondgenooten, „ onverduldig en ? — " Met één woord, in alle deze vragen fchuilen zoo verfchrikkelijk veel zwarigheden , meer zelfs, dan de Democraten er opgenoemd hebben, dat men daar uit alweder zou moeten befluiten, dat wij voor de afkeuring van het plan, althans ook niet advijeeren kui> nen. Tusfchen deze twee uiterften heen —« door de Democraten twee even gevaar, lijke klippen genoemd — raaden zij u een' veiligeri middenweg te kiezen. En na u verzekerd te hebben, dat er, bij deze Nationale Vergadering, tot nog toe, tijd en gelegenheid is, tot verandering en verbetering van dit plan , is hunne raad woordelijk van den volgenden inhoud: — „ Wel aan dan! (dus- heffen zij „ aan) nadert fpoedig en onverwijld „ met gepaste vertogen hen, die niet ,, om zich zelv', maar om uwentwille „ u vertegenwoordigen! —■ fchetst bij ,, deze vertogen krachtig, naar waar> „ heid,  C ■ 7P ) beid, en in alle zijne bijzonderheden , de veelvuldige hoofdgebre„ kt n der te ontworpen Conftitutie, die „ u verplichten zcuden om dezelve , „ indien zij zoo bleef, uwes ondanks „ te motten afkeuren; en doet deze „ opgaven vergezeld gaan van eene „ b^fcheidene welberedeneerde, doch „ nadrukkelijke verklaring , hoe gij „ handelen zult, indien men uwen „ raad niet hooren tnogt, en welke „ daar van ds fchadelijkegevolgen zul„ len zijn. Doet dit allen , Landge„ nootenl in welk oord van het ge„ meenebest, gij 11 ook bevindt, op „ eenen gelijken en eeDparigen voet. „ Dat gtene verfchillende begrippen, „ de kracht uwer pogingen op dit punt „ vtrdeelen, of u van het groote doel „ der Revolutie verwijderen ! — Dat ,, de*e pogingen, het onderwerp uwer „ gefprekken, in alle uwe bijeenkom,, ften het eenig voorwerp van den ar» „ beid allerkundige vrienden des Va„ derlands, in dezs oogenblikkenzijn, „ is orze vuurige wensch! —'* Wij hebben dezen midden weg, (zoo het er een kan genoemd worden) met alle aandacht, zoo bij zijne ingangen, als bij zijne uirgangen bekeeken en herkeeken, wij hebben denzelven, in onze gedachten, bewandeld, en bevonden dat dezelve, ten uiterften, ««. praSicabel is, en dat wel om de navolgende redenen : •— r. Wanneer deze krachtige en gepiste vertoogen, inbouderde de veel. vuldige en gedetailleerde bezwaren tegen het Plan van Conftitutie, en wd de zoodanige, die tegen de Cardinalepointen van dat Plan ingericht zijn, nair ten minde eenige weeken ter teekening gelegen te hebbee,eindelijk langs den gewqonen weg ter tafel uwer vertegenwoordigers gebracht zullen zijn, zoo zal daarvan het natuurlijk gevolg zijn, dat zij met, cf zonder honorable mentie gefield zullen worden in handen van eene Commisfie: — vooronderfteld zijnde dat er geene onvoorziene ongelukken mxê gebeuren.— (*)Over deze lang niet gemakkelijke ftukken, die niets meer of minder behelzen zouden, als de onveiwerping van de gevestigde fteunpilaaren van het plan zelve en de inlasching v.;n geheele vreemde, bij de meeste voor cohtraban. den gehoudenezaaken , kan men begrijpen , dat het rapport, zoo het zelve niet geheel declinotoir is, ten minftun eene maand in de maak zal zijr. Gefield zijnde dat het favorabel is, zoo zal fet van een prodigieufe uitgebreidheid zijn, en uit zoo veel artikelen beftaan moeten, om conferm te zijn aan deze zwaarwichtige betogen , dat het veel naar de redaSie van de commisfie van 7. gelijken zal. Dat rapport zal gelezen, gedrukt, aan de leden gediftribueerd en — lang en rijpelijk overwogen moe; (*) De weg, welken men reeda ingeflagen heefr, bij tene }rieparatiire itmanbi, it zslfc »og Teel lankwijliger, dan hier gtfehem wordt. L 3  C 80 ) moeten worden. Aan de orde van den dag zijnde zuilen er discusjien uit ge-boren worden, die men niet de el zal kunnen uitmeten. Artikel voor artikel zal de revue moeten pasfeeren. Veele der zelve zullen , ten minften , nog eens in handen van eene nadere commis* fte moeten gefteld worden. Met dit aU ies verloopener, ten zuinigften gereekend, nog twee maanden. —- Wanneer men nu 2°. in aanmerking neemt, dat hier mede de tijd voor de tegenwoordige Nationale Vergadering geheel geëxpireerd zal zijn , zonder dat deze groote zaak beflist zal kunnen wezen , wï.e twijffelt er dan nog aan dat deze middenweg, in de plaats van den veiligften, veeleer de gevaarlijkste van alle zijn zou? De tegenwoordige leden zouden in 't midden van hun werk moeten opftaan, (*) en aan hunnefucces~ feuren een' boel van verwarring over laaten , welke vrij wat bedenkelijker zoude zijn , dan wanneer zij geheel van voren af aan, en even als of er nog niets gefchied ware, het werk begonnen. Eene volftrekte afkeuring van het plan was dan in de daad, hoe bedenkelijk ook, nog wenfchelij» ker. — Dan nu hebben wij het nog op zijn voordeeligfte befchouwd; en wel zoo voordeelig als het bij mogelijkheid niet te vermoeden is. Laat het zich bij voorbeeld denken, dat die zelfde leden, die zederd zoo veele maanden gear¬ beid hebben, aan twee plannen, inheide welke het eleSive arijlocratifcbe de bafis was, nu eindelijk, nu het werk genoegzaam voltooid is, en op het punt van aan het volk ter goed of afkeuring aangeboden te worden, op de gedachten zoude kunnen komen om een geheel ander fundament te leggen onder een gebouw dat geheel afgewerkt is. Want indien bet plan zoodanig veranderd moest worden (en dit willen de Democraten") dat het niet langer een Ariftocratie bij verkiezing kon genaamd worden, dan zou er eigenlijk gefproken, een geheel nieuw ftuk werks van gemaakt en het geheele plan op nieuw gerevideerd en geredigeerd moeten worden ; zonder nu nog te fpreken van de overige bezwaren, welke er tegen bet zelve ingebracht worden. Wie berekent de verwarringen , welke hier uit noodwendig zouden moeten on titaan ? — Wie voorfpelt niet met zekerheid, dat deze weg, zoo hij al eens met fucces betreden wierd, de zaak op de Jange baan fchuiven zou , zonder iets anders uit te werken , dan dat het plan, dat nu reeds aan veele contradiQies laboreert, bier door zoo verward en onverftaanbaar worden zou, dat het, in gevalle het in dien ftaat aangenomen wierd, de vruchtbaarfte bron voor eeuwigduurende twisten, en tegen elkander inloopende interpret*', tién opleveren zou? — Ziet derhalven in dezen zoo aangeprezen middenweg (*) Zie ëfl. «4J. vaa bet Regltmint voor 4e Nstii***tt Vergadering I  C 81 ) weg we! de gevaarlifhsfe klip van alJen j Juist gefchikt om dë afkeuring zeker ten .gevolge te hebben, met dit onderfcheid, dat het tijdftp, waarop zuifcs zou moeten gefchied^n, nog eendje m?anden vertraagd zou wprden! Deze afkeuring, ondertrsfchen , wanneer dezelve onvermijdelijk plaats moet hebben, en dat het noodlot er eenmaal zoodani» over bellist heeft, kan niet te fchielijk gebeuren. En nu gaan wij over tot onzen Rsad! Luistert dan nog een oogenblik, mijne Landgenooten! — „ De gronden uwer aanftaande Con'„ ftitutie, zijn bij de Nationale Verga„ dermg reeds vastgefteld, en eer zij „ aan het volk in bun geheel ter goed >, of afkeuring kunnen worden aange„ boden, moeten zij door uwe ver„ tegenwoordigers nog worden over ,, zien en in zekere orde gebracht " Hiertoe toe wordt nog eenigentijd vereiscbt. Verbeeldt u derhalve niet dat het tijdltip tot verandering, verbetering of verflimmering van dat plan en van de gronden waar op het gebouwd is, —— voor deze Nationale Vergadering nog daar is. Keurt het bij de aanbieding derhalve goed of verwerpt het: hier is geen middenweg. Maar overweegt, ten minften, wat gij waagt bij de verwerping en dat men van twee kwaade altijd het minfte kiezen moet. Verbeeldt u niet, immer een volmaakt plan onder uw oogen te krijgen. Zelden worden er nieuwe regeerlngsvormen in tijden van kalmte gemaakt, en tis niet onaooglijk dat het best uit te denken plan, het allerminst voor uw' zeer onvolmaakten toeftand zóu gefchïkÉ zijn. — Wanneer gij u een nieuw kleed Jaat maken, ontbiedt gij uw'kleèrmaker en laat u de maat nemen. Maar, wie neemt de maat vaa een geheel volk, wanneer hetzelve een confti* .»«w«.» hjcea noaig heeft? 't Is vrij waarfchijnlijk dat het u op zommige plaatfen, wat veel knellen, en op anderen weêr al te ruim wezen zal. Evenwel, gij moet het weten! ikf wil uwe deliberatiën niet voor uit loopen; en kuipen of ontkuipen is maar in 't geheel mijn zaak niet. Mishaagt het u, in weêrwil van alle deze bedenkingen, maakt er dan geen complimenten over, en zegmaar eenvoudig; „ Neen! — Wij hebben er „ geen' zin in." -Zoo dit echter mogt gebeuren, weest dan op u hoede!— Ziet dan uit uw °0£e" ' aaD wie» gU het nieuwe werk toebetrouwt: want geloof mij! — dan if ., c fljd » om °ogen in uw nek te heboenl—. Meer willen wij er niet J« zeggen: laat het flechts aan geen dooven gezegd zijn! 6 t,VftïCh a, voorna™fte en zwaarwich-' tigfte gedeelte van onzen raad, en waar mede wij dit ftuk met eenige emphafe en nadruk befluiten, is P J Welaan dan! — Spoedig, onverwijld en met gepaste aandacht en op. merkzaamhe.d — ga3t zitten! wJ wakker, maar loopt u zelve niet voorbij! Die keus heeft, heeft angst. Wanwer men kiezen zal komt er bedaardh«d en geen overdrevenheid te pas! sim  C 81 ) Slaat voorat dien ellendigen middenweg rjietin ! —Niet alleen vergeefsch.maar ook met groot gevaar, zoudt gij dien bewandelen; op yijn best genomen is hij een cul de fac , een dwarsftraat , die volmaakt blind loopt, en op zijn ergst (want er worden geen moeiten gefpaard om da harsfeneri der omiwervende creaturen , die tot heden to ?, misgedobbeld hebben, tot barstens toe op te winden!) op zijn ergst genomen (zeg ik) eindigt deze middenweg, in die lelijke pikdonkere wildernis, die wij u wel eens meer afgefchetst hebben ! — *t Is waar de Democraten hebben u voorlopig reeds verzekerd, dat, door den onver.Tioeiden iever van zekere volksjez-dfchappen , aan u lieden eerlJ»g gelegenheid zal ge»even worden, om met die meermaals genoemde gapsste en eroftige vertoogen, betrekke¬ lijk dien middenweg uwe Vertegenwoordigers te naderen ; — en ik kan er u voorloopig bij verzekeren , dat er w. êranderevolksgeze!fu>app;n, eensgelijks, met onvermoeiJen :ever. in de weer zijn, om u de goedkeuring van het plan fmakelijk te maken, en u gelegenheid te geven , om met contra air es jen Uvve Vertegenwoordigers te biftormen. Laat , bid ik u , beide deze foorten van gezelfchappen werken, dat zij zweeten , bedankt hso gratieut voor de geleger.heid , welke zij u wel hebben willen verfchafTjn , en wandelt ieder uwen gewoon en weg in dezen op , dat is — K Vis, v. d. Dries, es Pols; Alkmaar Hand, en verder in de overige Provintien, a twee Stuiver*.  J A N U verhezen. s 1787. - 1797. - suum CuiquE; N\ 115. Maandag den 12 Juny. BERICHTEN vit JVKOEiéNjuHO, in het begin van Vredemaand. De oogen van Eeheel ««pa zijn op ons geflagen, gelijk de oogen van hongerige kinderen op de b J' Sn ,U-T ft'ef™ede?' Waarult 2lj' een »oterhamSverwachten. oLeduS ïtó ,1 e dfk hnannWPremDf te, g?.moet. •» «g^g «ezen zij dat er de botei £ met al te dik op gefmeerd zal zijn, — Maar ook, omgekeerd, zijn onze oo«>n weder geflagen op dat zelfde ongeduldig büsouj en, daar wij de^moefeE heid ja zelfs de onmoeglijkheid bezefFcn, om het aan een' ieder o'»ShSL de , meesten van pas te maken, zien wij ook tevens wel vooruit, dat onze Lfcbi?. k ngenmet VaH d.en aart zijn zullen, dat er een algemeen Amen (111. w M den. —■  ( U ) (jgn, — Zoo iets toch kunnen wij ons zekerlijk niet voordellen, zonder eene grove onkunde in den loop der menfchelijke zaaken aan den dag te leggen. — Wanneer wij het diplomatiek uurwerk maar weder, op een' meer of min geregelden voet, aan den gang gebracht zullen hebben, zullen wij het daar voorhouden, als of wij een groot ftuk werks verricht hadden; en wanneer onze pogingen ook maar in zoo verre Hagen, zullen wij, op het voetfpoor van zoo veele onzer loffelijke prcdecesfeuren, uitroepen : ,, Wij hebben de rust herfteld! europa ontfing uit onze handen den Vrede!" —-En, — is het boven onze en aller menfchen krachten, om iets volmaakt beftendig (en dus ook een' volmaakt beftendigen Vrede) daarteflellen — hopen wij dan flechts dat hij duurzaam zij! —• Meer dan te hopen, is ons in dezen niet gegund! —— Dagelijks worden ons de zohderlingfte tijdingen'door het canaal van 't Aêrofiatiich Postcomptoir toegezonden. Sommige derzelve, gelijk dit niet raisfen kan , wanneer men in den wind fcbermt, flaan den bal geheel en al mis: andere echter , hoe zeer wij duidelijk zien, dat het flechts gisfingen zijn , komen de waarheid meer nabij. De berichten, welke wij van tijd tot tijd, uit het land der Woelwaters ontfangen, zijn minder vreeslijk, dan wij ons in den eerften aanvang hadden voorgefteld; een algemeen gemor en dof gemompel blijft er nogthans voortduuren. — iBdien men aan hunne klachten wilde geloof flaan , zouden onze vredelievende pogingen op niets anders neerkomen, dan op een fchandelijk accoord en verdr«g met onze vijanden , om de vtrrcrereuitfcrerdrng der dagelijksch toenemende en veldwinnende gevoelens dezer eeuw, nog voor het einde derzelve, paal en perk te ftellen, en, daar door, de verdere ontwikkeling der alom gefbooide zaaden in europa tegen te gaan. Hier over laaten zij zich in.dezer voege uit: —« „ Het groote werk, naar wélkers voltooiing onze oogen zonder ophouden „ gericht zijn, is naauwlijks voor een vierde gedeelte volbracht! — Zoo veel als er verricht is, is niets , in vergelijking van ^hetgeen er nog bewerkftelligtmoet. worden. — Dan, veelen onzer eerfte hervormers zijn in Regenten herfcha- pen, en daar hunne verkeerds eigenh'sfds en gloriizucht" dezen laatften titel , boten den eernaam der eerften verkiest, befchouwen zij natmrlijk, in Hunne voormalige vijanden en tegeftftanders; nu hunne collegaas en broeders. Alszoo„ danige,'gevoelen zij de nórjdzaakelijkbcid van met dezelve eene gemst-nezaak „ temaken, en verbeelden zich »ao huane verplichting beantwoord te hebben, j, nu hunne oogmerken, gelijk zij vertrouwen, bereikt zijn. Alle verbreiding „ van gevoelens die verder reiken , befchcuwen zij even zoo gevaarlijk voor zich , als voor bsn, met welken zij een ftilzwijgend, maar, misfchien daarom, zoo ,, veel te vaster en dmrzaamer veibond gefbten hebben." Oppervlak*ig bèfchoawd *ü- kan men nie: ontkennen, dat er vrel-waarheidin deze' grle.  C 85 ) grieve en klacht opgefloten is. — Dan, het is met ons menfchen, en dus ook met hen (wel te verftaan, ■— de besten onderhen! —) maar niet anders! De menfchen moeten van tijd tot tijd (fchijnt het) hervormd worden. Maar zij, die het hen doen moeten, zijn zelve menfchen. Over *t algemeen genomen (eenige weinige uitzonderingen doen hier niets uit) zijn het altijd de onderdrukten, beledigden — of zij, die zulks vermeenen te zijn — welke om verbetering fcbreeuwen en het eerst van de noodzaakelijkheid eener hervorming waar aan hun eigenbelang zoo zichtbaar verknocht is, overtuigd worden, 't Is daarrm ook zeer gemakkelijk te bereekenen aan welke zijde van het merschdora z-ch de meeste heivormers vertoonen zullen. Zekerlijk aan de zijde der Malcontenten l Dit lijdt geen tw/jfFel. — Maar, gefield nu —- de vlieger der talrijke hervotmers gaat op, en verheft zich voor 't oog van de menigte in de lucht - — dan zal het getal nog fterker aangroeien en verbazend groot worden: —' dat is t*sibaar: — Stellen wij nu ai verder, dat zij hun eerfte but bereiken, zoo als nu plaats beeft gehad; dan kan het al weêr niet misfen, of fommigen van hun zullen opeene voor ben wecfchelijke hoogte geplaatst worden , en daarom ophouden ^Malcontenten te zijn: — dit is de duidelijkheid zelve, en een kind kan het begrijpen. — Dat deze laatfte nu op hunne nieuwe ftandplaats, de zaaken uit een ander oogpunt moeten befchouwen — zelfs dan, wanneer zij niet geheel en al duizelig en zuizenbollende geworden zijn — kan ook niet tegengefp roken worden: — En, zie daar het gantfche Raadzel van de herfcheppicg der Hervormers in Regenten opgelost en bevattelijk gemaakt! — Wie is er nu 200 onredelijk, om de verfcbillendbeid van waarnemingen dezer herfcheppende Hervormers, aan iets anders te wijten dan aan hunne veranderde ftandplaats: zij zelve hebben er geen fchuld aan.- 't Is fl-cbts een eigenfehat) van hun gezicht; een eigenfehap, welke zij met alle menfchen gemeen heb- *t Is immers eene volftrekte onmogelijkheid — dat van een' toren, bij voorbeeld — de zaaken waarop wij uit onze hoogte neêrzian, ons eveneens zouden voorkomen, als dan, wanneer wij ons met dezelve op eene gelijke of niet veel verfchillende laagte bevinden? — En zou het met die Jobsklagers, wanneer zij zich ia gelijke omftandigheden bevonden, niet eveneens gefield zijn ? — Laaten wij ocs dan tegen de natuurlijke helling en ftrekking der zaaken niet vedetten! — En, wanneer de gebiedende famenloop van zaaken, in 't midden van ons werk — gedaan of ongedaan — ons toeroept: „ Tot dus verre en „ net verder!" — Lasten wij dan halte maken, om het onaangenaam gevoel voortekomen, 't welk wij waarneemen, als wij woest en onberaden met ons hoofd tegen den rcuur loopen! — * itai-ren- na pels ,■ 'den | Mey. En door den politieleen tnaalftroom: waar in wij en veele andere nevens ons, zedend mijne laatfte en zederd lang af. 'Ma ' ge-  c 86 r gebroken correspondentie, medegefleept zijn geworden, heb ik noch tijchiocb lust gehad, u iets naders van de befchrijving der onderaardfche reize, van den Heer Judacevoli rnedetedeelen. Ons Staatscabinet noemt men het moderne BerhnU fel** en onze ftaatfcunde de echte Lucchefnifche. In hoe verre dit waar moge _ wezen, zal ik niet befiisfen. Genoeg! wij hebben de kunst verftaan, om ons bij tiids ên voor het losbarften van dsn ftorm, aan wal te laaten zetten, vrij wat Ulnkkieei, dan onze Fenetiaanfche broeders, die om een volledig contrast met Sste maken, na zeer lang Pianisfmo gezongen te hebben, op eenmaal en zeer ontijdig chorus begonnen te maken, en op het eritukfte oogenblik, dat men bedénken kon, in volle zee ftaken. —r Thans laat ik hier weder eenige rtfieOiln en aanteekeningen van den Heer Judaceveli volgen, met betrekking tot de Planeet Mahgna, van welke ik u reeds eeniee in den jaare I79S toegezonden heb. (a) Dus luiden zij. ÊHet zijn kortzichtige en wijsneuzige bedillers van de ongelijkbeidminnende cn eentoonigheidhsatende Natuur in Maligna, die met ftoute kaaken bewee" ren durven! dat het eene onvolmaaktheid van dit planeetjen is, dat er zoo " veelerleie mecfchelijke geilachtjens zich op bet zelve bevinden, in tegen" ftelling van onzen grooten aardbol, waar op alleen het nageflacht van Mam, ? en dus maar één menfehengeflacht, de heerfchappij voert en zich het despo** tuk gezag over de talrijke geflachten zijner redenlooze Natuurgenooten aan" matilt - Verre zij het van mij hen hier in naartevolgen en ter wederleg* " dnè dezer valfche ftelling op mijn beurt de in alles fchoone Natuur te be" & Ddn, met meer recht zou een Maligniaan kennen volhouden, dat " iüist daarom onze Planeet in zijne bevolking, minder volmaakt was, dan deM Se. Hi?zou kunnen zeggen: - „ De Natuur maakt nergens een fprong " óveral zijn haare overgangen ineenfmeltend en ongevoel.g! - Alles Ir " " Kei. Onze Homunciones van den laatften rang grenzen zichtbaar aan " " eeene, dat wij 't redenlooze vee noemen, terw.jl de meest redelijke " " «aX tde volmaakfte aap in Maligna) het minst redenijkewezentje» " '* Teer nabij komt: — Alleen op de bovenwaereld .s bet heel anders: " " daar doe de Natuur zulk een vervaarlijken fprong: dat men tajjrj " " liiks eeloven kan. — Daar is bet ilimfte viervoetige dier, al loopt het M " lil s op Sn achterfte pooten met een rotting of tak van een toom onder " " den arm nog zoo verr? verwijderd van den mensch, van den zedelijke» ;;;;. St ^ «**■«*** *™ kwali*zou nemen , •> WR Tï.ze «iin te vinden ia No. 38. Ifte Detl ft- 2fi3-' ï5+' *« ™}*t- M« wii*e ' eebteeven w. ** H«ft a»a oas niet getupert.  c 87 ; ï; „ waandbeid genoeg bezat, om aan den Hotfentot, wanneer deze hem (oe„ „ vallig in het bosch tegenkwam, de hand van broederfchap toetereiken — >> m Zeer fchielijk zou men hem zijn nietigheid doen gevoelen, en hem (in„ „ dien zulks mogelijk ware) aan 't verftacd brengen, dat hij van de menie „ „ zijde veel nader aan den oester dan aan den verheven mensch geparemeira „ „ was: — welk eene verschrikkelijke gaping wordt hier derhalven niet op „ ,, gemerktI " " — Ik zelve ftaa verlegen, wat ik den Malignidm, op dit raifonnement zou moeten antwoorden , om hem van zijne dwaling te rueg' te brengen. „ Lasten wij dan zoodanige vitterijen daar laaten! — ♦ „ De Maligni&an, dien ik mede gebragt, doch te vroegtijdig voor mijne „ nieuwsgierigheid geftorven is, heeft mij met veel gezond verftand betoogt „ dat deze inrichting der Natuur op Maligna, in plaatfe van nadeelfg teziin' „ in tegendeel altijd zeer voordeelig voor de goede verftandhouding onder' de* „ verfcheidene geflachten van Maligniaanen geweest is. Dat zij zonder deze „ verftandige clasfificatie, alle aan de fileen en verveelingziek'te zoude hebben „ moeten laboreeren, en misfchien wel binnen kort (zonder mijn toedoen) zich li zelf onderliijg vernietigd zouden hebben. —« m Het is met de Maligniaanfche Homunciones zoo gelegen, gelijk wij op eene "„ andere plaats reeds aangemerkt hebben, dat naar mate een van hunne ee„ ilachtjens verhevener, en verder van de aapen verwijderd is, bet zelve ook „ naar die zelfde maaten kleiner en minder talrijk is: terwijl die, welke daarna„ der bijkomen, ook naar die zelfde iraate grooter in getal zijn. — Gefield na „ eens alle deze Homunciones waren nonplusultraanen, — dat is van het ver „ bever fte geflacht — geweest; — wat zou er dan van de Maligniaanfche Maat-" „ fchappij geworden zijn? — Waarlijk! — nog minder, dan wij ons kun„ ncn voordellen van eene Maatfchappij bij ons, waar van alle de leden New„ torn of Kantin, waren: en wel daarom minder: — ©mdat bij ons de New „ tons, niet dan door gunftig famenloopende omftandigheden als zodanig gekend „ worden: daar integendeel, in Maligna, een Nonplusultraan niet gemaakt maar „ geboren en zeer gemakkelijk van de overige onderfcheiden kan worden/ - ïJïi" ,d'É iS bf-t-^bt^r ,aItijd eene onbegfÜpelijke zaak in Maligna ge„ weest, hoe het mogelijk heeft kunnen zijn, dat bij voorbeeld deze Nonpluful. „ traanen, daar men bet hen toch aan den neus aan konde zien, wie zij waren „ zoo door de geheele masfa van Maligniaanen heen verfpreid zijn geworden ' „ zonder zich als het uitgelezenfte gedeelte van het planeetjen. van de overi'. „ ge geflachten af te zonderen eB. als in één lichaam te vereenigen — m,?l3\ t(Vij? mfch,eiden vruchtelooze pogingen gedaan, len nooit heeft „ men bet verder kunnen brengen, dan dat er, op zijn hoogst genomen twee * de handen in een geflagen hebben, om daar een begin mtê te maken' Zeer M 3 ' febia-  ( 88 ) ', fchielijk kwamen er dan, juist niet van de allerminfte, maar echter van de ", mindere genachten, zich daar tusfchsn ftellen, en deze werden al fpoedig door nog mindere vergezeld, van welke de laatfte altijd de numeraire-meer. '] derheid kregen, en danr door degewenschte vereeniging der Nonplusukraa' nen te leur fielden. — Het is een haatelijk ding in Maligna, dat de fchoenma. kers niet bij hun leest willen blijven! — Maar nog haateiijker is het, dat die ',, zelfde fchoenmakers met ongewijde handen de Apellesfm het penceel uit de han,, den ruiken en het doek met de kostelijke verw vermorfchen. — Bij ons kan „ men dit de fchoenmakers nog al vergeven, om dat dikwils die loerisen niet „ weten , wat zij doen;- en zich in de goede trouw verbeelden, geboren fcb.il- den te zijn. — ,, Eenmaal echter is er een troep reformateurs in Maligna opgeftaan, onderden ,. naam van opzieners over de Illuminatie kast. Deze lieden'meenden het wel. „ Zij zochten deze vereeniging, waaruit zij zich zoo veel heils voorfpelden,' „ te bewerken. Schoon zij alle juist niet uit de waare Nonplusultraanen belton. den, (want dit was voor eerst ondoenlijk) waren zij echter niet famengefteld „ dan uit lieden van die geflachten, die in den tweederden en vierden rang te huif „ behoorden. Zij werkten in't gebeim en in ftilte, maar daarom ook zco veel te „ zekerder: want de Maligniaanen (en dit wisten zij we!) zijn aartsliefhebbers „ van gehfcimenisfen: daar gaan zij gemeenlijk op los, als of het roofgoed „ was. — Het gelukte dan in zoo verre, dat de opzieners dezer kas opgang '. maakten. Ook was het gevolg, dat zij — zoo al geen verbetering of refor- mg — althans' verandering en alteratie maakten. — Het groote plan wag ', grootsch en fchoon — wie zou dit kunnen ontkennen? — want zij beöog'„ den niets anders, dan om een groot deel van Maligna, cp hoop dat het ove* \ rig gedeelte wel volgen zou, te doen bellieren door de Nonplusultraanen, en ]] de zulke uit de andere geflachten die dair het naafte aangrenzende waren: de , gtësahlisfeerde Casten, da at ik bij eene vorige gelegenheid van gefproken heb^ '„ poogden zij — niet door geweld, maar al ondermijnende — te vernieti» "t gen. — Dan, deze goede opzieners (gelijk bet gevolg geleerd heeft) reken- de geweldig buiten den waard, en bleven zelve, voor een groot gedeelte in '„ hun hemd zitten,.toen dit plan meer algemeen, in andere handen, en buiten „ hun bereik kwam'. — Sctüelijker, dan zij zelve wel gewild hadden, en veel ,\ onhandiger, dan zij zich immer hadden kunnen verbeelden, werden hunne „ grondregelen, en vrij wat m:svormd, in applicatie gebracht. — Van de Jubtiele „ ondermijning gebeurde er weinig of niets en alles girg, yive la farce'. — in ,, zijn werk. — Zij moeren van verre nog wat roepen: — Fiftina lentel en „ „ Romen is in geen één dag gebouwd. Gum cavat kpidem " en meer andere '„ gemeene plavfen; — Oele! — De kogel wa« door de kerk en het moest ,', er r.u zoo mtê door. — Eindelijk — er kwam dan eene verandering; — maar „ het was er zoo eene, als de meeste in Maligna geweest zijn, zulk eene name. •i üjk,  C »9 ) i.lijk, die we!, volgens een zeker plan, begonnen, maar door een blind geVal, „ of, om orthodoxer te fpreken, door eene opvolging en door-een kruizing van ,» oorzaken, die vooruit niet te bereekenen zijn, tot ftand gebracht wordt. — „ Op veele plaatfen werd volmaakt het tegen overgeftelde bereikt, van 't : „ gten.men bedoeld had; en zij, die, om zoo te fpreken, in de fchakel der „ dieren aan de vplmaakfte aspen van Maligna grenzen , drongen zich met „ kracht en geweld op dis zitplaatzen, welke de opzieners van de Illuminatiecas ,, voor de Nonplusultraanen beüömd hadden. — „ 't Duurde niet lang, of.de meeste opzieners, van de Illuminatie zelve, floe. „ gen de handen in een, om hunne verbijsterde projelieten, in hunnen iever „ tegen te gaan. „ Zoo liep bet met deze Maligniaanfcho reforme af. 4 >>DaB, 't is niet genoeg, alleen de Natuur te befchouwen, uit loutere nieuws>> gierigheid en om te weten wat er boven , onder en rondsom ons omgaat. u Wijsgeeren moeten iets meer zijn dan loutere naarvorfchers CHier volgen eenige zedelesfen van den Napelfchen onderaardfehen Reiziger, doch, dewijl dezelve meer in Italien, dan in de Bataafjche Republiek 't huis bshooren, heb ik dezelve achterwege gelaaten.] [Het vervolg bij een andere gelegenheid.]. ADVERTISSEMENTE N. NB. NB. De Vaderlandfche Sociëteit, in schr alens teim opgericht onNB. der de zinfpreuk, „ Wij maken de fchuld nog dagelijksch grooter" door een gloeiend vuur van heete Vaderlandsliefde ontvonkt en aangefpoord en zich met al haar vermogen nuttig willende maken, biedt zich aan om de kaers der verlichting aan haare natuurgenooten bijna raakende. onder de oogen te houden. Zij belooft en neemt aan, zulks zoo voorzichtig te verrichten, dat er geen hairtjen uit de winkbraauwen zal verbranden. Zelfs zal er geen vet vlakjen op de kleederen der liefhebbers geftort worden. - Tot aanprijzing van hsar Tuttig aanwezen en Orthodoxie dient, dat deeze Sociëteit zoo zeer met de algemeene vrijheid ingenomen is, dat zij zelfs den halsband van den grooten bulhond losgemaakt heeft, fchoon dit niet zonder gevaar in zijn werk heelt kunnen gaan. Zij is zoo voor de gelijkheid, dat alle de Ieden derzelve huene fiaarten op eene gelijke hoogte hebben laaten afhakken, en zich a la Brutus doen Coëfeeren. De Broederfchap is, bij dezeiven zoo gemeenzaam dat zij elkander geifadig in den zak tasten. En, de eenigiïe ongeJijkheid endtr fcen, wordt veroorzaakt, door de onderfcheiden graden van flim- „ heid  ( jo ) heid en behendigheid, waar voor elk hunner vatbair is. Ea daar het recht van den langden degen, tot eeuwigs fchmde der Disposten, op deze aarde al te lang zijne rol gedeeld en beflist heeft, hebben zij in desselfs plaats het recht der knaphamlisheid ingeroepen. — De Sowteit ontfangt volflrekt geen brieven, als gefrankeetd, doch ztlt frtnkeert zij haare brieven niet: omdat dezelve altijd van zulk een belangrijken inhoud zijn, dat zij het port overwaardig zijn moeten. —- **** Vooral niet langer dan tot half Augustus, za! de Maatfchappij, wier werk*** zaamheden zich voornamelijk uitftrekken tot bet redden van polietieke dren** kelingen, vaceeren, tot het examen van alle' eodanige verdleEftclijke per* fooren , welke zich tot heil van het Vaderland zullen gelieven aantebiedea, met belofte van ben, in gevalle zij bekwaam en In de fchaal niet te ligt bevonden worden met hnnne veelafdoende recommaniatiSn aan te bevelen. Ten einde niemand zich vergisfe of onbeflagén ten ijs kome, wordt hier mede tevens gewaarfchouwd, dat de hoofdvereischten, zonder welke niemand, hij zi> voor 't overige, wie hij zij, eenige kaas heeft als bekwasm aangeprezen te worden, bepaalen zich. tot de volgende HOOFDVESEISCHTEN DER CAHDIDA4T1». i«. Zij moeten voorzien zijn van een echt diploma vae Unisme, onderteek kerid' ten minde door twee hoofdparticipanten van de MaatfcbappijV 20 Hunne bekeering, zoo zij voormaals onder eesiga Ariftocratifche vlag mogttn gevaren hebben , moet althans niet minder dan vijf jaaren oud — en onafge-: broken geweest zijn. NatandumX — hst minde pwnfcentlevlakjen wordt voor eene afvalligheid gerekend en is onuitwischbaar. •jo Zij moeten den Antifoederalistijchen eed in handen van een der Hoordbeftierérs afleggen. Nota l — Verfcheiden zaaken worden bij deze Maatfchappij voor foederalistisch gehouden, waar op men, zonder zeer fcherpzinnig en Subtiel te zijn te voren nimmer zou gedacht hebben. En 40. Er moet duidelijk conjleeren, dar zij niet alleen teekenaars zijn van de Mercuriale Adresfen, uit den boezem van gemelde Maatfchappij voorkomende* maar boven dien bekend daan voor gezelmde Wervers. — Voorts detestetrt de Maatfchappij alle cabalecringcn en kuiperijen, verklaart er zich rein en zuiver van, en verzeekert aan alle weidenkenden, (aan 't oordeel van anderen ligt haar niet gelegen) dat zij deze pogingen, misfchien de laaide, en, gelijk zij vertrouwt de eenigfte om zoo veele drenkelingen te redden — alleen, dood alleen! aanwendt, om zich, iB geval van mislukking, toch vooral niets te verwijten te hebben, 't Is niet nodig de plaatfen bekend te maken, waar de Maitfchsppij haare zittingen houdt: de weg wijst zich van zelve. Zij voett tot zinfpreuk ! — „ Met een verdronken kalf is goed Jollen. ' — r SilüT W BILBCTIZl  JANUS VERREZEN, SUUM CUIQ^UE. N°. ii(5. Maandag den 19 Juny. BERICHTEN uk Cj^nomokia, in't begin van de maand tteretur. Nog nimmer is het met do opwinding der cerebella zoo wonderlijk toegegaan, als thans.— Wel is waar, dat er altijd menigvuldige, tegen eikander in'tharnas gejaagde, partijen, in dit land van uurwerken heftaan hebben; dan, gewoonlijk, waren er toch altijd maar twee Heofdcabaakn, tegen elkander, in eene generaale opwindende oppojttie; ten hoogden drie — want de dagelijkfche, en nimmer ftUltaande opwindingen van particuliere geperfveerden, zijn in zoodanige gevallen, van te weinig aanbelang om medegeree» Kend te worden , wanneer er hoofdpartijen aan 't werk zijn. — Tegenwoordig—- en hier uit maakt reen op, dat er iets meer dan gemeen op het tapijt is ■— zijn er, om het meeste niet te zeggen , vier partijen met dien gewichtigen arbeid onledig. — Ook is nu het werk moeielijker, en moet met zeer veel beleid aangeIII. Deel. N vaa-  C 92 ) vangen worden: dewijl het nu M, gelijk f„ andere gevallen, alleen te doei is met rechts en links te moiUerm, ten einde de pertijëi, in eene volftrekt Z Tojite richting tegen elkander aan te voeren: want dit is volftrekt onmogelijk 200 dra er meer, dan twee zijn. OoY'kan rr.en een derde partij niet onopVewonden laaten tot dat de twist qg^jB hoogst is, *ra dezelve ais een C.Sde tefirve onder den naam van onhete trfcpèn te doen opmarcheren: dewijl de vierde partij natuurhjk van deze werkloosheid gebruik Z0Xi maken, Mea ; d™ wel In de volftrekte noodzakelijkheid gebracht? om zoowel den een als de! an! der', meteen zeker fuMntclligitur Czoo#ls Wij. 'dat hier nosmen) otewinden en het overige, aan onze Godheid, het Noodlot, over te laaten - His uit nu' « wel te voorzien, dat toch eindelijk;, als bet fpel recbt aan den ganniY, de™ Vier partijdn, tot twee zullen .fmdten, en d,t da r^st aan elkandeH omen e zich vereenigen znllen om de meest af wijdde aan te vallen, en hen daar door te dwingen zich ook te vereenigen; - nmr zoo lang dit niet beflist i be' houdt toch ieder zijn kans, om in die incenfmelting bet hoogfle woord te'voeren. - Men kan dus gemakkelijk naargaan, Welk eene gisting er weder onder de Gnomomaanen plaats hebben moer. - b s weaer 0Daer Al deze beweging wordt veroorzaakt door de aannadering van het groote Natonaak Feest; dat feest, waarop de gantfebe natie om ftrijd, baaren gSSten Befchermgod, elk op zijne wijze, vereert en offerbanden toebrengt, 'tuïït zijn band, dat zij weder een nieuwe Kiraly verwachten. Maar ho- we en voor hoe lang, blijft — als naar ouder gewoonte — een raadzei. J De Tempel ftaat weder , tot zoo lange dit - bet zij ten goeden of ten kwaadea. — beflist is, dag en nacht open. De Godheid beeft !en gebe'mzinnig en donker voorkomen, en wanneer zij fpreekt, of I|em wanneer da Volkbedriegende Priesters in haar fpreken, zijn het niet dan dub^elaioniS mscbtfpreuken , welke van tnafeben haare lippen opdonderen. Ni'»t zelden fpreekt zij zich volmaakt tegen, 't geen niet te verwonderen is: dewMI het al leen van haare Mioisters afhangt, baar zoodanige taa.1 te doen voeren als zil goedvinden, en dezen niet ailèn v31 één gevoelen zijn. — De teeerwoordfei. Kiraly raakt, gelijk dit tot de fchoone orde der dingen behoort, wanneer het einde- van zijn regeering nadert, in den haat van 'c geen men het algemeen noemt: dat is — in den haat, of de afgunst van iie SmUlavigcrs die er ihans op uit zijn om hunnen invloed te doen gelden. - Gelukkig. zijn de .partiiëo, hoe oneemg anders ook, het daar in eens, dat de tijd der Ön^alyièerine aangaan«IS. - en dat men over den tijd, waar op het Feest invallen moet f ednnen,.' Big denvt. Het groote dtspuut bepialt zich alleen tot de volgende , tot nóe'toe niet genoegzaam beantwoordde vragen. ri i- *  C 93 ) " SERST2 ALTESNATtP.' %.*.) C Zullen wij het Noodlot nu reeds om eenen Conflitutiomlen, of, l Om nog wat tijd te winnen, om eenen Provifioneelen kiraly aanroepen?— tweede alter na Trr. 0.) Indien het eerfte plaa:s mogt hebben, zullen wij dan zoo veed fpoed ) met het werk maken, dat wij met den Provifioneelen niets meer te ' ) maken hebben ; of (Zou deze echter vooraf moeten gaan? — derde alternatif. y) '•Indien het laatfte; — Zullen wij ons dan eenvoudig, voor als no»,' tegen den eerften verklaaren, en de lij' zoo fchoon uitvegen, dat er i\ W£^r §e1-!eelcnal' van voorenafaan begonnen moet worden ?—of — , «0 Zou het genoeg zijn, ter verkrijging van dit voornaame, maar, otn zeer veele redenen, bedekt en met kunst gemaskerde doelwit —« het nu oogenfchijnlijk ten einde fpoedendc wetk zoodanig in de war te ' werpen, dat er, op het laatfte, noch begin, noch einde — kop, ■ | fraai t, noch famenhang aan te vinden zal zijn; — om daardoor den door 't lot ons toetevoegen aanftaanden kiraly in zulk eene beflommering te brengen, dat er eene bijna onmisbare onmogelijkheid geboren wcrde, cm ook zelfs, onder 2ijn btftuur, eene afdoening van zasken te erlangen ~- en dat wel onder het fchoocfchijnendtl | pretext, van beide de verfchilhebbende partijëo, dooreen huismid. (. deltjen van onze cempofaie, te bevredigen? — , tyje*i mfte Alternatif vinden wij de twee «ppofite gevoeiens.der beide hoofdparttj5n: tn het tweede vinden wij het verfchil, dat er tusfchen de eerfte diepanijen — en in het derde — de onééuigheid, welke er tuifcben de laatfte dezer partijen beftaat. c In dezen belangrijken, maar ook vreeslijken, ftaat bevindt zich tegenwoordig gkomonia, ten prooi der Semiclavigers, van alle klauren: — en de waare fleuteldragers, zij die eigectlijk gefchapen zijn, tot het metier, waaitoe hunne gtfte dheid hen Iet recht geeft — zuchten en ftaan met opgetrokken fchoudeis dit ellendig fchouw. en gochelfpel aantezien, en de woorden: ,. HADDFN ; WIJ DIT IMMER KUNNEN DENKEN, " ftaan met groote letters op hunne gefronfelde voorhoofden te lezen. —" P Hoedfnig zich ook de onderfcheiden gevoelets mogen amalgameeren, en welke der partijen zich ook te famen en.tegen de anderen vereenigen mogen, derzelver vereeniging km nimmer vcordeelig uitvallen, en daarom bidden wii ook maar, om het minfte kwaad in dezen. N 2 Naden  C 94 ) Nadert voordracht aan het Bataaffche Volk , tegen het inzenden van deszelf» aanmerkingen op eet plan van cohstitütie, ter Nationaals Vergadering. medeburgers! Toen wij u, in ons 114de NomHier , den tamelijk gewichtigen raad gaven, (of liever, toen wij dien op het pipier brachten en vervolgens in de handen der letterzetters overleverden) om met gepaste aandacht en opmerkzaamheid te gaan zitten, ten einde met bedaardheid te overwegen, wat u, bij het aanbod van het ontworpen Plan van Conftitutie, ter goedof afkeuring van hetzelve, te doen Hond, en u gelijktijdig deeden zien, de gevaarlijkheid en onbehandelbaarheid van den middenweg, u door de Democraaten aangewezen ; toen wij u dien weg, en nog wel op zijn voordeeligfte genomen, bij zijne ingangen en uitgangen — en zoo veele andere zaaken, die wij nu niet herhalen zullen , door onzen gewoonlijken weekelijkfchen ophelderenden bril deeden befchouwen; — toen wisten wij nog niet, wat wij nu weten. — Dat is —> wij wisten toen nog niet, dat de eerfte' ftap, op dien middelweg gedaan,geheel en al vruchteloos zoude afloopen, en dat zelfs de allereerfte poging , om die ongelukkige dwarsftraat inteflian , bij de Nationaale Ver • gadering zou geketst worden, door te decteteeren, dat het adres, van onderfcheiden Amjlerd&mfcht Burgers— waar, bij verzocht was geworden: ,, dat de delibtratiën, over hst Plan van Con "tfiitutie, nitt mogten worden geflol, ten , maar aan het Volk van Neder- „ land nog een* tijd van vier weeken „ gegeven, om hunne refleftiên over „ hetzelve intezenden, " — ge«n onderwerp der deliberatiên konde uitmate». Nog minder konden wij voorzien, dat dit (gelijk het ons vobrkomt) allernatuurlijkst decreet, op zulk eenen on« beredeneerden ftap — gelijk aan dien van een' blinden , wasneer hij, vlak voor een' muur ftaande , zich in postuur ftelt, om voorttewandelen eh zijne knieën tegen de fteenen ftooï 1 dat dit decreet (zeggen wij) zulk eene fenfatie op de gemoederen der Demc*craaten zoude veroorzaaken, dit zij, op het bloote gezicht van hetzelve, de kramp in de vingers krijgen, en van fchrtk de pen uit de handen zouden hebben laaten vallen. —- Dan — nog veel minder kondjn wij ons toen voorftjllen , dat zij, niettegenftaande deze mislukking , zich terftond van dien fchrifc herftellen, de pen weder opvatten en aan den welgezIhden in den lande advifeeren zouden, om met' de tekening tn inzending va» dat zelfde adres ( onder faveur van een „ ê Deus! miferere nojlril") ten fterkften voorttegaan. — Dewijl wij ons dan eenmaal voorgenomen hebben, oozagedachten, over deze ziake, aan onze Lindgecooten, plat weg — en, tegen onze gewoonte*  ( 9S ) te, zonder eenige bekleedzelen, medetedeelen , en dit ons werk- niet ten halven gedaan willen laaten liggen, vinden wij ons op nieuw aangedrongen, om weder, in nanrvolging van de Democraaten (*) , edoch , zonder eenigen fchrik, ontueltenis of alteratie, eene nadere voordracht, dien aangaande , aan het Bataaffchs Volk te doen. Weet dan , Medeburgers! dat deze middelweg, voor welken ik u zoo welmeenend gewaarfchuwd heb, door het mislukken van dien eerften ftap, nog langdraadiger, met meer omwegen , ja , nog veel gevaarlijker geworden is: want die weg is thans niet alleen gefloten en gebarricadeerd, door het gevallen decreet, waarbij de verdere deliberaüên over het Plan van de Conftitutie gefloten zijn: maar, daarenboven is er nu eene onverbiddelijke fchildwacht aan den ingang van denzelven geplaatst, bij" gelegenheid van dat decreet, hetwelk aan de Democraaten zoo verr' bezijden hunne gisting geloopen is. Deze zal u toeroe- pe», zoo dra hij u flechts in de verte ziet aankomen: «•— ,, Nicht rappor„ tieren, zum Teibel! nicht rappor„ tieren!" Wat zou er derhalve anders overfchieten, dan dien Kaerel, i°. overhoop te fchieten, en 2». den gevaarlijken ingang met geweld te fotceeren en openteloopen. Ik wil nu niet onderzoeken, in hos verre gij zulks door de vreeslijke ftormrammen van uwe oppermacht,' dat is, mer geweld — zoudt kunntn bewerkftelligen. Dan , ik gtef u alleen ia conftderatie, hoe veel gij er bij gewonnen zoudt hebben, zoo bet u al eens gelukte; 't geen niet wel te vooronderfteilen is, wannesr gij eens bedaard ror.som u heen ziet en opmerkt , hoe bet thans met den waarea aart der zaaken gefteld is. — Daarom vermoeit u niet! — Zegt liever eenvoudig, neen! —* wanneer het u al te .veel moeits zou kosten, van de nood een deugd te maken, en ja te zeggen. — In allen gevallen, bedenkt dat er, buiten u, meer in de waereld zijn, die op deze eenfftlabige woorden zitten te Jpeculeeren, en op uwe finale uitfpraak wachten. — En — wanneer gij, bij tijd en wijle, deze zonderlingklinkende woorden mogt hooren : — „ Komme! komme! — „ datte kanne zoo niete, wij hebben „ nu al lank kenouk kewakte! " ——. zegt dan ten minften: — „ j a js u s „ heeft er ons in tijds genoeg voor ge„ waarfebuwd." — En wikt en weegt dat woordjen neen wel ter deege, eer gij het misfchien al te lichtzinnig uitfpreekt. Indien het echter nodig ware, dat wij u onzen raad, in No. 114. medegedeeld, nog fterker, dan wij reeds gedaan hebben, op 't gemoed drongen, zouden wij u — en met waarheid — kunnen zeggen, dat wij, zoo als (*) Zie de Dititssrtuteii, No. $6. N 3  C $G ) als.de zaaken nu gefchapen ftaan, met uwe Contra • advifeurs, de dsmocha' tbs, over het geval in questie , geen, of, ton minden, weinig verfchil meer kunnen hebben, 7.'-} fpreeken u immers, met hunne zoo elgenamigs en gemoedelijke welfprekendheid, met deze overtuigende woorden, in hunne nadere voordracht aa^? — ,, Weet dan, (zeggenzij) dat, wan,,.neer bet tijdvak der delïïeratiën over ,, de Conjïüutü , doof de Nationaals „ Vergadering eenmaal zal gellotert w Zijn, de weg, ter bekomir.g van «• dres, u , althands tvVeeIen waren er uitermate mede in hunn' fchik, en zwoeren bij kris en kras, dat het land, 't welk wij al nader en nader kwamen, nu dat waare land fan belofte was, waar op zij zoo lang gehoopt en reikhalzende naar uit gezien hadden. —- Maar, met verlof gezegd! —« dit loogen zij; want het geleek er niet met al naar, en zij wisten zelve wel beter. — Andere zeiden : — het is een volftrekt onbewoonbaar eiland, dat als een kurk op de zee drijft — dit was niet geheel en al bezijden de waarheid — maar fooimige voegden er bij, dan is het nog beter op 't ruime fop, dan op zulk een dit en datsch land 2 — maar dat was volmaakt malle praat, waar aan men, zon» der dronken te zijn, geen geloof ftaan kon. — Ondertusfchen, zij mogten dan praaien, wat zij wilden; — de wind en stroom dreef ons, in weérwil van bet hier boven gemelde roeien, 't welk zoo veel gaf, als het nam, zoo digt aan wal, dat wij met eenige ingefpannen» heid en met behulp van verrekijkers het land vrij duidelijk opnemen en onderkennen konden, 't Kwam er nu maar op aan, of wij aan wal zouden willen ftappen, ja dan neen. Toen ftond er een in den Boot op en fprak! „ Mmnen Sneden! „ Er is zeer veel voor, maar ook „ bijzonder veel tegen — om in „ deze gefteldheid van zaaken den boot „ te verhaten; en dit zoogenaamde „ vaste land te betreden, befchouw ik „ ten uiterften gewaagd en gevaarlijk. ,, Om weder van land te fteeken, en ,, ons op nieuw in zee te begeven is „ u even min aan te raaden. Beide „ zijn gevaarlijke klippen waar op gij „ gewisfelijk ftranden moet. Wat gij „ ook zoudt mogen kiezen van deze „ twee uiterften, men zal er altijd „ van zeggen moeten: — Inciderunt in feylhm cu^ientes vilart Charybdm. d. i. Zij waren beangst voor den put en zij zijn in den regenbak verdronken. „ Daarom kiest een midden weg. „ Laaten wij nog eenigen tijd langs „ het ftrand omvaaren en z'en of er „ zich daar door een betere have» „ zou kunnen opdoen. Ditlandgienst „ voor zeker aan andere landftreken, „ die beter zijn. Wij hebben het niet „ zeer voordeelig getroffen. Wij heb„ ben daar een lelijk voorgebergte „ voor ons. Ik heb wel gehoord, „ dat er achter het zelve iets beters te „ hoopen is. 't Is nu -al gematigd „ weêr, en fchoon er reden genoeg „ is om ons te haasten, kunnen wij „ dit echter nog wel eens beproeven. „ Boort wat ik u bidden mag mijui „ raadl — Of gij aijt verloren!" — Wat nu we! de reden was, waarom dit ter goeder' of kwader" tijd aandrijven.  C ioi ) vende Eüand, naar mate men ziclj,al verder en verder verwijderde van het efr! (Ie gezichtspunt, hoe langer hos onkundiger en ongenaakbarer wierd, kan ik mij uit dien droom niet meer rurinmren: maar zoo veel ftaat er mij echter nog duidelijk van voor, dat de raad door foramige gegeven en voorgtflaaen, in plaats van de partijen te veiëinigen, in ttgepdee! drekteom de verwijdering grooter te maken; want bet was wiskundig zeker, dat wij, door al geftadig voorttéroeiSn in do baai, welke men daar toe verkiezen zou, eindelijk door een foort van landwinden, die daar zeer hevig zijn, in een maalftroom van verwarring zouden geworpen worden, waar iz wij zeer groot gevaar zouden geloopen hebben, van in 't gezicht van het land te vergaan. Ik oordeelde het derhal ven mijn plicht te zijn mijne reisgezellen daar voor te waarfchuwen, en hen te proponeren om aan land te gaan, aan die zijde en op die hoogte waarop wij ons bevonden , of anders zonder lang vertoevens maar weêr ruiterlijk in zee te fteeken, op hoop van iets beters te vinden, hen teffens onder het oog brengende, da» zij zich toch vooral niet moesten in 'i hoofd brengen, immer het zoo hoog opgevijzelde land der belofte te zullen aantreffen. Nog fprak ik, wanneer ik op eenen kleinen afftand van onzen boot een groot fcbip gewaar werd, 't welk ons een fein gaf, dat de minfte bootelingen verftonden: — En ik zou zeker voortgedroomd hebben, wanneer jacob mij niet zeer ontijdig was komen ftooren, door mij te infermttren dat het reeds laat in den nacht was. Brief van een' onbezzkdeit. mijn HIER JANUS 1 Ik lees u 's weekelijks, en zelfs omdat ik niet veel te doen bf om handen heb, met veel ingefpannenheid: ik heb nog geen No. overgeflagen. Dit alles zegt rog maar bedroefd weinig: — Doch, 't geen meer is, en waar over eii U misfchien zelfs wel verwnrdprnn ™1f 5ir ....n,. 0- .. v\ ? ' - - . .— — ■•>■ »miaa wu ucgiijji u zeer amae» r. : —b-—"-" ""SMuuusiu, me wcuiig ui niets ter zaak doen, ,[ en die gij er (geloof ik) ook maar alleen, om het publiek te amufeeren. inplakt. r)ir evenwel, «mntrhw ib ri,..m... . i_-_ï_. j-i tjJ.i . ' '"*'"»"•<» ik j - * l'ko^ubu iwcc uaaKjens gezegaj aac anaers was. Ik verwonder mij vooral, over uwe beftendige onzijdigheid in *t midde van zoo vee faBan, onder welke het bijkans onmogelijk is, geen partij te kiezen. Gij houdt de fpreuk suum cuiqus zeer goed vol. Dan, in weérwil van dit alles, is het genoeg op te meiken, met welke van alle de in ons land bekend» i»<6t«, gw u — wanneer gij u in de noodzaakelijkheid vondt om eene keus te moeten doen —- het lieffté zeudt willen verbroederen. Ik zeg dit niet oa u, als van tér zijde, het kiezen of deelen in dezen fmake- O 2 Kjk  C ie» ) lijk te maken, of om dat gij in uwe fchriften openlijk zoudt toonen , aan welke zijde gij wel het'meeste overhellen zoudt. Niets minder, dan dit, is ,mijn oogmerk. Oai waarlijk nuttig te zijn, moet gij geene van deze. zwakheden, zoo gij die al inwendig mogt bezitten, naar buiten vertoonen. 'Wanneer het belang van allen u waarlijk bezielt, wanneer het u recht ernst is, door onvermoeide pogingen., de eendracht weder in uw Vaderland ten troon te voeren, en het gehaate Monfter, dat haar vervolgt en het land tot een buit en prooi der fcheurmakers gsjeft, te verdelgen; wacht u dan, dat u immer een woord ontvalt, dat aanleiding zou kunnen geven, om eenig éfprit de corps of fectengeest, in u te doen vermoeden. Ik zou het u kunnen vergéven, dat gij voor u zeiven, en in het gemeene leven , van deze algemeene befmetting aller eeuwen eenigzins aangefto» ken waart, en, lachende met de lelijke Hok- en hobbelpaarden van anderen, zelf in 'tgeniep een ritjen deedt; zekerlijk janus! — dit zou ik u kunnen vergeven : want gij zult op uw' ouden dag, ook al het menfchelijke niet afge» legd hebben : — maar— wanneer gij uw aangenomen caraUer, waar mede ik zoo ingenomen ben geweest, als ik nog nimmer met eenig ander periodiek werk geweest ben, zoo verr' uit het oog verloort, dat men met reden van u zeggen konde; „ Nu heeft janus ook eene partij gekozen!" — Neen zoo iets zou ik u nimmer vergeven kunnen. — Tot nog toe echter (ik herhaal het) hsbt gij hier omtrent geen verwijt ver» diend: wees zelfs verzekerd, dat ik u, indien zulks reeds werkelijk zoo ware, dezen niet toegezonden zou hebben. — Maar eene heimelijke vrees, dat men zich ook bij verrasfing van uwe pen meester en dezelve dienstbaar zou zoeken te maken, tot zoodanige oogmerken, als verr' beneden u behooren te zijn, heeft mij het denkbeeld, van aan u te fchrijven, ingeboezemd. Gij ziet, dat mijn brief zoodanig ingericht is, dat ik het aan den besten te raaden geef, tot welk vaandel ik behoor. Aan u fchrijvende, dacht ik dit voornameljik in 'toog te moeten houden. Meer hier bij t$ voegen, zou onnodig zijn: gij verftaat mij! — Ik houde mij verzekerd, dat wanneer uwe pogingen ongeveinsd zijn, waar aan ik niet twijffel gij mijne openhartigheid te uwaards, nietten kwaaden duiden zult. — Gaa verder rustig vóórt! Laat de eendracht altijd uw hoofddoel zijn, fluit niemand buiten haaren Tempel; maar laat dit heiligdom voor alten zonder onderfcheid open ftaan. Deze leer te prediken was eenmaal uw oogmerk, hier toe ftrekte uwe zending: voldoe aan die beftemming en voleindig uw' loopbaan, Eeliik gij die begonnen hebt; — en geloof, dat ik ben uw vriend: bc 1 6j ■ de onbekende.j ANTWOORD. Dat is dan mat andere woorden, zoo veel gezegd, als „ Gij begint wat te flabikken, uw iever fchijnt wat bekoeld, en — gij" neemt het zoo hard niet meer op, Paai!'! — \ Kan waar sijn, dat ik in mijn kosten'en moeite ver-  ( i°3 ) loren werk eenige opbeuring en aanprikkeling nodig had. — En in alien gevalle, dank ik 'er u hartelijk voor. Evenwel — zoo er iemand, onder de vlijtige penneverfnijders en papierbekladders in onze Bataaffche Republiek, een aarta • liefhebber is, om, al was het ook maar óm particulier te zijn, tegen den oven aan te gapen; dan is het janus en niemand anders. — En gij fpreekt van volhouden , mijn vriend! —-Ook daar in ben ik eea Matador. — Ik zal, ja! '■— als het mijn dag is —.. en gij hebt mij zekeriijk ook den langften tijd al gezien — de pen neêr leggen: — maar voor 't overige! — Al wierd ook de Cainsgezindheid in ons ongelukkig Vaderland zoo groot, dat men zich in de noodzakelijkheid bevond, om te Decreteeren, dat ons-land voortaan de eene enonver. deelbaare Katten en Muizen Republiek, zoude genaamd worden; — nog zoudt gij janus onvermoeid over de eendracht en broederfchap hooren. prevelen. Tea blijke, dat ik op eea hand vol vergeeffche moeite niet zie, en mij niet aflaat fchiikken, al loopt het een weinigjen tegen. Dan gij fpreekt in uw' brief, om de.Eendracht in ons Vaderland weder ten troon te voeren. — Maar, mijn vriend! dat heet fchrikkelijk overeisfehen. —■ Als wij het maar eerst zoo verr' krijgen, dat wij haar zonder het afleggen van een politieke geloofsbelijdenis, als Stemgerechtigden in de Volksvergaderingen introduceeren kunnen , dan zal het al wel aangekolfd zijn. Dit zeg ik niet, óm dat ik van gedachten ben, dat zij het zich fchaamen zou, om ter bevordering van haaren heilzaamen invloed , een oprechte en welgemeende aflegging van haare gevoelen te doen, wanneer het haar op eene befcheiden wijze gevraagd wierd. Maar om haar aan de deur, bij een arm vast te houden en te zeggen: ,, Vrouw 1 „ wanneer gij dit niet gelooft, of, om dat wij bet zoo begrijpen, niet letter„ lijk, zoo als het formulier vordert, toeft<*nt, dan laten wij u niet binnen, dan behoort gij tot onze clique niet, dan kunt gij weêr vertrekken." — Neen! —> zoo iets fluit haar tegen de borst. Hier in erkent zij de hand van haar mededingfter, de Cabaalzuchtige Tweedracht. Laaten wij eens twee honderd jaaren vooruit gaan , en vooronderftellen, dat wij ook tevens, in evenredigheid van dien tijd, wijzer geworden zijn, en het met onze ftaatkundige verlichting veel verder dan nu gebracht zullen hebben, en laaten wij dan in onze verbeelding op deze tijden te mgg' zién. Verbeeld u, dat er ee» ftaatkundige kop van dien tijd opftaat, en zoo klaar als den dag bewijst, dat de nu gevorderd worden verklaringen van gevoelen valsch zijn, en de formulieren van oneenigheid, zoo als die op het einde van de agttiende eeuw gearresteerd zijn geworden, op ouwerwetfene vooroordeelen fteunen, welke alsdan niet meer beftaan zullen; — moeten wij dan nu niet reeds van fchaamte blozen, voor onze meer verlichte nakomelingfchap ? — Doch ik weet wel, mijn onbekende Vriend! — dat ik weder den Moriaan fchuur, en dat ik dien zwarten Kaerel zijn Jiuid, voor als nog niet blank zal O 2 • doen  ( 104 ) doen worden, al wreef ik er ook met een' platttn boender over heen, dat er dff lappen bij neêrhongen. Dit alles weet ik; maar nogthans moet het gezegd worden. Gij weet bet: ik heb eenmaal mijn werk aan de nakomelingfchap opgedragen: en daarom noet ik mij aan het tegenwoordig geflacht zoo fterk niet Hooren , als ik anders wel doen zou. Ik moet het mij getroosten, al itond ik ook voor doelen en banken te preê'ien; eveneens als veele uwer tegenwoordige voorlichters zouden gedaan hebben, wanneer zij bij de Pniliprynfche Rsvolutie voor twee eeuwen voorgevallen, een leer hadden verkondigd, die men thans greetig aanneemt, zonder te vooronderdellen, dat ook die leer voor verbetering , vermeerdering en vermindering vatbaar is. —— Ik weet het, niets is nadeliger voor die eendracht, welke ons land alleen redden kan, dan die vlaggen en wimpels van onderfcheiding, die leuzen, alleen gefchikt om zich bekend en bemind te maken, bij die feSen welke men toegedaan fchijnen wil. Men kan zich om nuttig te zijn niet genoeg mijden voor alles wat aanleiding zou kunnen geven, om onder de een of andere partij, bsnpé mlgrè, gerangfchikt te worden, Echter kunnen wij de gedachten onzer beöor» deellaars niet bepaalen. 't Is onmogelijk, wanneer men in 't openbaar fpreekt of fchrijft, niet hier en daar, naar goedvinden onzer lezers en hoorers, geclatfifi» eetrd te worden. Hoe is het te denken, dat mij niet van tijd tot tijd, en zelfs zeer dikwils, een woord ontvallen moet, dat, uit hoofde van zijn'klank en in den famenhang, waarin het gebezigd wordt, aanleiding geeft om te vermoeden, dat Üt waarlijk ook ïn 't een of ander daatkundig gilde opgenomen ben. Voor zoo iets kan men zich onmogelijk wachten: — Dan, tot uwe en mijne gerustftellinf kan ik u verzekeren, dat men, onder de menigvuldige verfchillen ea oneenigheden, het ook hier over oneens is. Ik ben beurtelings, in de barsfenen mijner taxeerden ftadhoudersgezind, Aridocraatsch (zuiver en gemengd)Dcmotratitcki (Unitatis en FoederalUt) of zodanige andere partij als er in de Republiek beftaat of beftaan mogt hebben. toegedaan: En uit deze verfchil'ende concepten kan ik zekerlijk niets anders befluiten, dan dat ik waarlijk in mijn werk geheel feSenhu te werk ga. Uwe vrees, dat men zich bij verrasfing van mijne pen zou zoeken meester te maaken, mijn vriend! — is geheel en al ongegrond. — Welke/eS» toch zou het raadzaam kunnen oordeeien, in haar belang een pen te gebruiken, aan wien de denkbeelden van aangeboren vrijheid en onafharglijkheid zoo eigen geworden zijn, dat hij ook zelf verkocht zijnde, zonder losprijs uit den band fpringen en zijn fhvernij ontworftelen zou. Geloof mij. er zijn zoodanige pennen, die zoo veel prijs ftellen op dat geene, 't welk men een welbegrepen en doordachte willekeurigheid noemen kan , dat zij gunst en voordeel verr' beneden dezelven achten, om er zich aan te kunnen onderwerpen. Stel  ( -05 ) Stel u derhalve ten dezen opzichte gerust, en vertrouw dat het minder dwaas zou zijn bij een poulier een vogel te koopen, die nog in de lucht zweeft, dan de capricieufe pen van janus. CLFZ-B VERVOLG DER EZISEHSCHRIJV1K0 VAN DEN SPAANSCHEN coSMoroLiET, tevinden, in No. 112. pag. 61. tnvolgtndc* Nader inzicht in deze zaake. Wat kan nu , in deze noodlottige gefteldheid van zaaken bij het Paediêanendcm, de zorg der dertig en veertigjaarigen helpen ? — Wat kunnen deze, de menfchelijke grooiheid bereikt hebbende inwooners van Paedia, met hunne pogingen uitwerken? — Van onheuchelijke tijden hebben deze volwasfen en rechtfchapen Wijsgeeren er zich op toegelegd, om van deze kinderen niets meer te vergen, dan men van die tedere geitellen met recht vorderen konde. Hunnen fpaelzieken aart kennende, begrepen zij zeer wel, dat het eene dwaasheid zoude zijn, hen van hun fpeelgoed geheel en al, en eens klaps te willen beroven, al hadden zij ook de macht, om dit te bewerlfteliigen, bezeten. Zelf kinderen geweest, en niet dan allengs en trapsgewijze tot hunne volwasfenheid gekomen zijnde, gevoelden zij al de bedenkelijkheid, aan zulk een gewaagd plan vertonden: daarom waren zij ook alleen maar hezig, zoo veel in hun vermogen was, met.het uitvinden van zulke fpellen, die hen het minst fchadelijk en gevaarlijk voorkwamen ; en leiden er zich op toe, om die fpellen, zoo veel doenlijk, tot het algemeen voordeel te doen medewerken en daar op uitloopen. Zij fpeelden, in zulk een geval, zelf wel eens mede, en lachten hartelijk om {hunne naïve en fshuldelooze grappen. Als zij dwongen en jankten om het een of ander te hebben, dat onfchadelijk was, deeden zij alles, wat in hun vermogen was, om het hen te bezorgen. Allerhande nieuwigheden en rariteiten vonden zij uit, om hen maar ftil en vreedzaam onder elkander te houden. — Zij begrepen zeer wel, dat men onder die talrijke kinderen cn broeders van één huisgezin, zeer dikwils woest weten te geven en te nemen, en dat daar toe beleid en voorzichtigheid nodig was, iets het geen de onftuimige twaafjaarigen nooit hebben willen, of kunnen begrijpen: omdat zij wel dachten ; maar niet doordachten. — Dan ach! - het getal dier waardige Paeiiaanen is altijd zoo klein geweest, dat zij meestal, met maar zeer weinig vrucht, hebben kunnen werkzaam zijn, en meest altoos tegen den ftroom hebben moeten inroeien. - Volgens de kansrekening  C io6 ) .kening, moest het, daarbij'nog zeldzaamer gebeuren, dat zulke, reeds buiten dat, fchaarfche wezens, uit een geflacht of familie voortkwamen, die hen in de gelegenheid ftelde, om zich , tot h-jil hunner landgenooten, met kracht te doeri gelden, en met dat beleid en die voorzichtigheid, gepaard met*die energie, huii zoo eigen, werkzaam te zijn. Het verkeerde en zich zelve voorbij loopendé' plan. der twaalf en zestien jaarigen , moest om die reden, daar het, uit hoofdevan zijne fchijnbare nieuwigheid, veel aanhangers vond, wel door gaan, en alles dusdoende, voor een'geruimen tijd, in eene fchrikbarende verwarring geraken. 't Was juist bij den eerften aanvang dezer verwarring, dat wij in Paedia aanlandden. — En verkregen, daar door, zoo veel te meer gelegenheid, om her. CaraSer der. Paedidaneh te leeren kennen. , De altijd meest begunftigde en algemeen aangenomen fpellen dezer kinderen,' waren —- want, om die alle optenoemen, zou ons te lang ophouden- — 't lotsbijtjeh: — hier op waren zij zoo verzot en ftelden er zoo veel belang in, dat zij bijna van alles een lotto maakten, hoewel niet altijd op der zelfde wijze ingericht en op duizenderlei verfchillende manieren gefpeeld wordende. 't blindemaKt jkk: — doch dit fpel fpeelden zij.meest altijd valsch ent met daar toe afzonderlijk gemaakte dobbelfteenen, waar door dan het lot quafi befliste wie de blindemannen en wie de gidfenzij'n zouden: en— ging het (volgens hun zeggen) zonder 't lot, maar bij verkiezing, dan wierden de ftemmen 'in 't geheim, of ook wel openlijk aan de meestbiedende verkocht of er wierd zoo fchreeuwend gekuipt en geeabaleerd, dat het fehande was. hit naa raa! wat is dat? — Dit was een fpel van Studie, waarop zich de flimfte en fubtiel/le kinderen toelegden. Dit beftond in raadzeltjens te maken en uit te geven over diepzinnige zaaken, welke zij zelv.e niet verftonden, op hoop van dezelve daar door duidelijker te maken. De overige amuseerden zich dan met -er naar te gisfen; en naar mate die gisfingen verder uit elkander liepen, vonden zij er ook meer vermaak in, om er zich dieper in te begeveji en er hun hoofd mede te breken : zoo zelfs wel , dat zij er zuf van wierden, en aan het mijmeren geraakten. ('& Overige in 't volgende Nt.  JANUS VERREZEN. SÜUM CüiqUE. N°. ii 8. liaandag den 3 July* Het iegm/wilge gaat van het tBekomende zwanger. LSIBNIT Z. iets is zoo zeker: —en ik geloof niet, dat er éen mensch aan twijffelt: of het moest iemand zijn, die in 't geheel geen flag had ,van aan eene figuurlijke fereekwijze een gezond denkbeeld te hechten. Maar anders kunnen wij deze Helling , zonder gevaar te leopen van eenige tppofitit te ontmoeten — zonder eenig bewijs, als een axhma omhelzen en aannemen. Zoo wel de aanhangers van de oude Cknftimk, met of zonder Stadhouder, als de beminnaars van het nieuw ontworpen plan, en wederom, zoo wel deze laatfte, als zij, die noch het een noch het ander begeeren, moeten het hier in jnet elkander eens zijn, dat het tegenwoordige van hit toekomende zwanger gaat.— III. Deel. r * Maar  ( .-,o8 ) Maar indien dit waar is, zoo is het ook niet minder waar, dat bet voorledene van het tegenwoordige zwanger geweest is, en dat het toekomende al wederom van een laater toekomende zwanger gaan zal, en zoo al voort tot in het oneindige; zoo lang, ten minften, als er een toekomende tijd zijn zal. Deze gevolgtrekkingen, zijn (geloof Ik) alle Juist. Laaten wij er derhalve eenige oogenblikken bij blijven ftü ftaan, en zien weike ftichtelijke aanmerkingen en refitSiên wij daar uit voor ols zeiven zouden kunnen haaien! — Het voorledene heeft van het tegenwoordige zwanger gegaan. — Bij voorbeeld; _ bet vroegere gedeelte van deze eeuw, zonder tiet precieje tijdfLp der bevrugting te bepaalea, hield reeds irizijn ingewanden, .ais befloten , dat troetel, klndjen, waar mede wij cu nog zoo ieverigop odzekniën zitten te doudijnen. — Wat leeren wij hieruit? zeer veel! — De tijd, de' famenloop der omftandigheden, zoo wel de medewerking als tegenwerkicg van onze voorouders en het tegenwoordig geflacht, zoo wel hun doen als laaten, hebben, gezamentlijk ge» nomen, den tijd bepaald van deze tijdige of ontijdige verlosfing. Zoo veel weten wij er van, dat het geen miskraam geweest is. Ieder een begrijpt ( hoop ik) fchoon ik er nog geen woord van gefproken heb, dat ik hier het oog beb op die nieuwe Staatshervorming, die j. j. eousseau en anderen voorfpeld hebben, en , aan welker vervulling, zoo veele anderen, om hunne voorgangers tot geen valfche profeeten te maken, trouwhartig het hunne hebben toegedragen.— Daar dit kind er au eenmaal is, dunkt njij, onder correSie, dat wij ( bet zij dan, dat wij het kind een goed of een kwaad hart toedragen) niet zoo zeer moeten vragen: hoe komt het er? — Want dit kunnen wij op ons gemak, ieder naar dat weinigjen licht, dat hem de-Hemel gefchbnken heeft, onderzoeken. — Ook niet: —- is het wel goed en wenfchelijk t dat bet er gekomen is? — Want of wij daar ja of neen op Ontwaterden, baat niet : dewijl het niet meer aan onze keus ftaat: want de voorledene tijd is zwanger geweest en heeft gebaard. — De groote vraagen zijft derhalve, wat zullen wij er mede doen? — Welke geneigdheden bezit het? Welk eene opvoeding zullen wij het geven? — Of, om beter en in den geest van on» Motto te fpreken : — welkè partij zullen wij van den tegenwoordigen tijd. waar in dlc Jtind zulk een' beflisfenden invloed gekregen heeft , en welke op zijn beurt van het toekomende onzekese zwangus gaat, trekken? —— Ik weet wel; — er zijn fomrajge mijner lezers, die rechte fpotvogels zijn, en zeggen, terwijl zij een Jatyick oog op den gang van h:t werk flian, dst dit half bedorven kindjen., na. tér laops? zijn, kleine Jbuiiv op net Frarfche fcbool volbragt te hebben, thans in vbketick op het hoogefchoo! en bi> den Doge in de kost befleed fs. Ik wil zelfs niat ontkennen, dat mijn tweede N°. op bet **r. v B k 2 T18 fit, en 'e welk tuim twee:;aaisa geleden toen ik de pen pas op- gavai  C i°0 3 «evat bad «onder dat ik of iemand toen kon voorzien; dat dit Art. toen zoo klakkeloos'aan de orde van den dag zou zijn, te voorfchijn kwam — ik wil wel bekennen f zeg ik) dat dit thans eenige aanmerking kan verdienen en Hof geven kan tot eenige pMfantails hors de faifan (o); maar wat doet het er toch toe, op welke Vnivtrftteit men zijne kinderen zendt. wanneer zij maar eene goede handleiding tot hunne verdere volmaking bekomen? —— . . WaatWk met het voorbeeld, dat Ons onlangs de Fenetiaamn gegeven heV hen kunnen wij meer voordeel doen, met opdicht de* quntie, welke wij thans behandelen, dan men, in den eerften opftig, misfchien denken zou! — Men kan duidelijk zien, dat de Vecetiaanfche Patriciërs een goede inzage m deze zaak cehad hebben. Zij wisten, niet alleen, dat het voorledene van het tegenwoordige zwanger had gegaan, en fchikten er zich naar; — maar zij droegen ook tevens sorgomdat tegenwoordige, zoe veel in. hun vermogen was, zoo. danig te bevruchten, dat zij, met eenige waarfchijnlijkheid, konden vooruitzien! hoedanig de toekomst (onvoorziene toevallen met mede gerekend) zijn zou, Zii zagen bet onweder in de verte hunne werkplaats naderen. Met hooploos rit een te loopen, of zich als dolle menfchen er tegen te verzetten, was niets te winnen ; maar wel alles te verliezen: - Zoo iets was d«rhalven verr' beneden de fchrandere koppen der geenen .welken zich op het Qhfemtortwn geplaatst had- • den 53j befloten, liever eene afleider op het groote Laboratorium te ftellen, ea daar mede den tfftfem tot zich te lokken, om in ftaat te zijn denzelven naar ■ hun welgevallen te beftieren. Zij kenden hunne rechten, en riepen daarom, niet voorbaarig of bij overïrastrrg, rnaaT bij tijds, en juist van pas, het g. Art. van de Rechten der Patritiirs en Matriciirs in: volgens dat Art. bezaten zij bet „ recht (zie het bovenaangehaalde No.) „ van, tot in der eeuwigheid, hunnen Gouvernements- mantel zoo dikwils om te keeren, te verhangen, te verlappen,- ja zelfs zoo dikwils ' eenen geheel nieuwen te laaten maken — als zij zulks naar den aart der zaa" ken, en tot bet behoud van hunne rechten en privilegiën dienftig zonden • " oordeelen." — Zij doen vrijwillig afftand van d3t geene , t welk zij niet wil- • éer,, dat hen met geweld ontnomen zoude worden, alken om er zoo veel van • te herkrijgen, als de aart der zaaketo dit in het vervolg zoude toelaaten. — Welk eene voorzichtige en wel beredeneerde edelmoedigheid! -— Zij lieten zich, wel is waar, weinig tijds te voren, door den fchijn bedriegen en door den ftroom fa) Zh: dit Art. Ifte Stel No. s. peg. 6. daar ftaat onder anderen: — „ Onze,gelijkbeidminnenJe Senaat heeft onder het welluidend muzijk van Post- en Bakkers - toethoorns, uit het dnkvengfter van fet laboratorium , met luider ftemmen doen afkondigen en plechtig „ erkend; ds «ütnTEi drr patucièks en matjiic»*»* &c." hoe gelukkig ig dis profetie in vesstiE» en in uitgekomen! — Lang leve de voorzegkunst! — P 2  C - 110 ) ftroom der gebeurtenisfen medeflepen; zij werden door eene verkeerde ralfsrlatia, voor een oogenblik ten minften, ten flachtöffer eener diépbedekte ftaatkunde. M.ar ook, hoe fcbielijk en met welk eene voorbeeldelooze bedaardheid bentellen zij zich niet , in dat zelfde ooger.blik , waar in alles verloren fcheen? — Hoe vaardig, en even als of zij er van der jeugd af in opgevoed waren , maken zij zich meester van de echte grondbeginzelen eener nieuwe wijsbegeene? — Z'j zijn er geen vreemdelingen in. Ja, hoe veele onzer land- en tijdgenooten moeten niet blozen van fchaamte , wanneer zij de jongfte en laatfte handelingen der Venetiaanfche Patriciërs lezen en daarop naardenken. Hoe lange naar de Revolutie, en nog! — is er bij ons'niet getwist over het behouden van voorrechten en privilegiën NB! — door de ievarigfte aanhangers van de nieuwe leer — voorrechten en privilegiën — voorzeker met vrij wat minder recht bezeten, dan die welke de Venetiaanfche Adel bezat. Hoe lang hebben wij niet, tot kloppenstoe, onder de aanklevers der gelijkheid — ja zelfs in de boogfle landsvergadering — hooren twisten, over de bevoegdheid of onbevoegdheid der Jooden , om aan de algemeene nationaale tafel mede te mogen aanzitten? — Daar integendeel de Venetiaanfche Edelen, met alle naauwkeu. righeid gezorgd hebben, om uit alle clasfen en gezindheden, de Jooden daar onder gerekend, zitting in de provifioneele Munieipaliteit te doen nemen. Ook reekende zij bet geenzins beneden zich om zelve deelgenooten van deze nieuwe inrichting te worden. — Dit kan men waarlijk ftaatkundig noemen: dit heet, zich de omftandigheden — ook de ongunftigften — ten nutte te maken, en den toekomenden tijd in den tegenwoordigen te praepareeren. «— Ziet eens! hoe verre wij in het waare fyjlema ten achteren zijn, wanneer wij' het oog flaan op deze voorbeelden, ons ter naarvolging gegeven, en dat nog wel door zulke Aartsarifteeraaten, als daar waren de aanzienlijke Landsvaderen van bet van ouds» her zoo beroemde Fenetiën! Maar welke partij trekken wij, tot welke kleur wij ook behooren, van den tegenwoordige tijd ? — Geene: — volftrekt geene! — Ik wil nu niet fpreeken van onze geduchte %et-Armade en al wat daar toe bebooit of zou kunnen behooren; —- bij voorbeeld — eene te hopen vereeniging met de malcontente Schepelingen van onzen gewezen roofzieken bondgenoot &c. &c. (a) —• ik fpreek thans alleen van onze inwendige gefteldbeid. En deze — is ellendig, en zoodanig ingericht, als of wij, b. v. den tegenwoordigen tijd met onze toekomftige vernietiging als natie, wilden bezwangeren. —- 't Is wel mogelijk dat wij hier doer een ftap nader zouden komen tot die algemeene amalgame vaa alle £i») Demeplioon ventis & vela & verba dedifli. Ytla ^tueror reditu, verba «»rejt fcde,  alle landen in Eürtpa en het zuivere Cosmopolitanismus zouden in de hand werken, indien deze eenmaal de vrucht eener nog verr' afzijnde toekomst zijn moet. Echter vind ik het al te gewaagd, om in 't onzekere, dit niets betee» kenend ftapjen, door onzen val, provifioneel te verbaasten. Wat motten wij dan doen, janus? — Laaten de aanhangers der vorige Conflitutie bet, buiten alle tegenfpraak, fchoone voorbeeld van den Fenitidanfchenrwi volgen, voor zoo verre dit nog te volgen is: — En laat de thans hcerfchende partij hen daar toe de» weg gemakkelijk maken, zonder hen meteen' inquijitoiren dwarsbalk dien weg afcefaljden. Maar dit kan niet gefchieden i de verbittering is van weirskar.ttn nog te groot tn de haat vermindert niet. Beiden zien liever het land vergaan tn in een wingewest veranderen, dan dtze verroeste en ingekankerde wrevel afteleggen. Maar, juist daarom zijn wij ongelukkige gekken, die den naam eener natie niet langer verdienen: — otbekwaam om zelfs het tegenwoordige in te zien, en die de toekomst inzwemmen als de domme visfche» in eene fuik. Maar, jasvs! nu maakt gij het ook wat erg. Nu zijt gij zektrlijk weder in eene ongelukkige luim; zelfs zou het wel kunnen zijn, dat gij u in uw' iever aan misdaad van gekwetfte SATizJihuldig maaktet. 't Kan zijn, Burger! — Maar 't geen mijne luim het ongelukkigst maakt, is — mijne ongenoegzaamheid, om het zoo erg te maken, als de presfantie der zaak vordert. — Ik gevoel mijn onvermogen, om op dit tadere punt, waar aan het ons altijd, maar vooral nu, gehaperd heeft — naar verdienften toe te tasten. De taal heeft geen woorden — fcberp en ftekelig genoeg — om die ongelukkige en bijblijvende hoedanigheid, waar door onze Nationaalheid tot =o gebracht wordt, te fchetfen, en mijne luim niet opgewekt en wakkér genoeg, om haar die fcherpe geesfelflagen toe te brengen , welke haar anders zoo heilzaam zoude» zijn. Ik wil er op dit oogenblik, liever niets, dan te weinig van zeggen. Armhartig Volk — in de letterlijke betekenis van het woord 1 — Kent gij er. gens op den aardbodem een volk jen, van zoo weinig aanbelang, dat de historieen nituwsfehrijvexs, het der moeite niet waardig gereekend hebben, anders dan in 't voorbijgaan en ter loops er melding van te maken, ruw en onbefchasfd, ja naauwlijks tot eene maatfchappijgecoalifeerdl— zoo ja? — vliegt daar met uwe verbeelding been.' — Ziet daar de zich eerst ontwikkelende zaaden, de eerfte fpruitjets — van dat geen, dat, met recht, Vaderlandsliefde of Patriotismus, geheel anders, dan gij bet verftaat, kan genoemd worden: — en leert daar — , dat gij, als natie befebouwd, nog verr' beneden deze zijt! — P 3 Dan  Dan htit gij eok dit moeten zwijgen janus! -— 't Is waar! -~ Een volk, dat door het fchaterend en mser dan onmatig gelach van zijne vrienden en vijanden, niet tot naardenken gebracht, en door de algemeene befpotting zijner nabuuren, niet kan aangeprikkeld worden om eindelijk eens op te houden, een voorwerp van algemeene aanfluiting te zijn i —* zulk een volk is ongeneeslijk. —— Brief van fhilodihus, burger janus'. Bijzonder aangenaam was het ons, onze autertehtte, van de zoo nattige als onontbeerlijke Sociëteit van schbalenstein, in uw. Weekblad ge-i plaatst te vinden. Heden kan ik het genoegen hebben u te mélden, dat wij onze eerfte zitting hebben gehouden. — Onze Brcfidtnt, die, gelijk alle de overige leden, a l'injolvable gekleed was, opende dezelve met eene ongepaste aan» fpraak. — [Er zijn namelijk in andere Vaderlandfcbe en niet Vaderlandfche gezelfchappen, zoo vee! geparten gedaan, dat wij — die wat sieuws willen, ons daar mede niet hebben kunnen gelijk ftellen]. hij proponeerde in deze aanspraak eeee zee, van herfcheppingen: — en op dat ieder weten zcude.wat wij (zoo als men zegt) in ons fchild voeren; zoo wilde hij, — het geen ook met eene groote minderheid van ftemmen is door gegaan en gedecreteerd, [dit is ook een van onze particulariteiten — boe zeer wij daarin evenwel niet eenig in ons foort zijn —■] -—dat ons fchild of blqfoen zou zijn — eene onfïuimige ze», waar op het achterfte gedeelte van een' leeuw, in eene duikelende houding: en dus met de achterfte poaten naar omhoog, met dit bijfchrift LuStr nee Emtrgo. Veele andere zaaken, werden in deze zielroerende harangue over hoop gehaald en aan onze inatttrJ.it ter beöordceling voorgefteld, te veel om allen te melden. —— De grootfte Decentie heerschte er in deze onze bijeenkemst Men loopt er 200 niet door elkander als in andere Vaderlandfche Sociëteiten: want wij zijn zeer geft*ld op de Republikeinfche deftigheid en Graviteit. —- Ook hebben wij — omdat wij geen liefhebbers van gedmirige afwisfelingen zijn —- onzen Prtjiderst permanent verklaard: dus is het bij ons altijd — in plaatfe van — de tijdelijke — De eeuwige Prefident fieldt voor enz. Dit klinkt cok vrij wat verhevener. — ,- Zoo gij, doorliet plaatfsn van dezen brief, toont genoegen in onze verga--dering te nem-sn, zullen wij u van tijd tot tijd wel iets meer uit onza atta — waar medé wij .anders, zeer geniepig zijn — toezenden: — zoo niet? — JSkstal — dan houden Wij ons dood ftil. Uit  C "3 ) Uit naam vaD aHe de leden abjsntibut omnibus, iemptit m'J Secretaris en nog «enigen. fHUODE MUS. SCIJR AA LENST bin. het derde Jaar der Tempelbouwing. AAN DE DEMOCRAATEN. Gij doet op mijn iud9 No. een wonderlijken aanval, Mijne Heeren! — 't ïs vaar, ik kaatftè het''eerst, en moest dus op mijn beurt den bal (e rugg' verwachten. Hier tegen heb ik niets in to brengen , en ik ftond met het ranker ook reeds iö gereedheid. Maar nu heeft betu lieden kunnen gelus:cn,mij,in de plaats van den bal, een propjen toe te werpen, dat mij waarlijk baasteer woeit* niet waardig geweest is, om cp tc raapen. Was dan dat No. even als uichnks geheel onkwetsbaar, de hiel alleen uitgezonderd? — Hadt gij lieden er niet* anders op aan te meiken, dan dat het woord eleSive Jrijïocratie zijn oorfprong aan mij niet verfcfculdigd wss? Of — was het overige uüeden te zwaar, er> kc gij daaiom, om niet geheel en al weerloos te zijn, een zwak plaatsjen op — f era onnaauwkeurige, en in 't voorbijgaan gebezigde uitdrukking — ora er u« si moed aan te koelen; terwijl gijlieden, omtrent al het overige, ulleden behelpt met eene herhaaling, die in mijn 114 en iie^No. breedvoerig wedsrlegd is gewordan? — Indien dit het geval is; dan hadt gijlieden zekerlijk beter gedaan, dood Uil te zwijgen, even eens, als iemand, die van öchreren begrijpt, dat hij eene gekheid gedaan heeft, en daarom, zoo hij dit al niet bekennen wil, zich troost met het iranjeat eum caeteris, en zonder er verder over te kikken. Gij zult op het oogenblik zien dat janus, wanneer hij zich van een begaate fout 4>t onnaauwkeurigbeid bewust is, er ruiterlijk voor uit komt, zonder er doekjens ©m te winden-, en niet te vreden is, voor dat hij dezelve gerepareerd heeft. Mijne lezers gelieven derhalven, pag. 78. 1W'deel, \P> colont, reg. 6. in de plaats van, wij. hebben enz. 't welk zeer onnaauwkeurig en abufief, gezegd is, — te lezen: — „ Wij hebben op dit woord (namelijk eleüm Ariflocratie) nog een oud eii» gen, en toen niemand er nog aan gedacht, of ten mlnften in het publiek „ over gefchreven had, dat ook dit woord , toepasfelljk was, op de tegenwoor„ dige zoogenaamde Dtmocratiè'n bij Reprefentatie, maakten wij daar reeds in „ No. 9 gewag van." — Voor 't overige kan ik ulieden verzekeren, dat ik de autheurs, welke gijlieden de moeite genomen hebt te citeeren, op de aangehaalde plaatfen gelezen heb, en dat ik, met de taal, waar in zij fchrijven, (tot uwlieder Gouvernol) nog al Tedelifk wel te recht kan: Dat het ook mijn voornemen niet geweest is, te beweeren dat niemand, voor mij, dit woord eleSive Arijkcratk zoude gebezigd heb-  hebben; maar wel dat niemand het in dien zin, al» 't zelve in mijn p^e j\t0( voorkomt, gsbtuikt heeft, gelijk gijlieden hier van overtuigd zult worden, wanne:r gij hetzelve met aandacnt naaieest, en net ït in zoo verre , aat ik mij veroeeidheb, er vader van te zijn : zoo als het ook naa dien tijd, eeo begunftigd woord van dea dag geworden is. — Ook gijlieden, hebt het woord, ele&ive Ariftocratie, niet in dien zin ganotnen, welke de Autheurcn, die gij aanhaalt, er aan hechten. — huber, in de door uüeden aangehaalde plaats,, bij voorbeeld — verdeelt de Ariftocratie even als de Monarchie in een Erffelijkètii eleEtive Ariftocratie, in beide van welken alleen de aanzienlijkften uit het Volk, de regeering in handen hebben. Zoodanig een Ariftocratie nu, wordt er door het ontworpen plan van Cw ftiMte niet ingevoerd. Derhalve moeten wij er zeker iet* anders door verftaan. — huber zou namelijk , volgens zijn theorie, bet plan van Conftitutie éen ReftriQa Demecratia genoemd hebben. Arg. Lib. I. Cap. 36. Num. 9. Zie daar het weinige, dat ik gedacht had uiieden te moeten antwoorden, op bet laatfte gedeelte van uw s8fte JNo.l — Daar mijn voornemen In mijn vorige N0J, voornamelijk geweest is, aan te toonen, dat uw Ueder gekozenen aangeprezen middenweg, nog erger was dan de twee uiterften, tegen welke gij bet voik vermaant, op hunne hoede te zijn, en de gronden, daar in voorkomende, niet door. uiieden wederlegd zijn geworden, kan ik die zaak hier mede wel voor voldongen houdén, en veilig het vonnis van 't lezend en overwegend Publiek, hier over inwachten: t- Dit echter belet niet, dat ik u moet beianken, voor de gelegenheid, welke gijlieden mij wel hebt willen verfchaffen, om een' misflag te verbeteren, dien ik anders misfchien, zonder uw lieder herinnering, over het hoofd zou gezien, en zonder corre&ie gelasten hebben. —- Bij de eerfte lening van uw lieder zijdelingfche, en niet op de groote zaak gemuntte, aanmerking. — ("Gijlieden zult misfchien ook wel, bij ondervinding, weten, wat voor een misfelijk ding onze eigenliefde is, wanneer zij zich verbeeldt beledigd of niet genoeg naar uprHi-nfl-en ncmtnaeeerd te ziinl — zeide ik zoo bij mij zeiven: — „ Ei lieve! —« „ Wat vermeet dit volk zich niet al! — Van jahus fpreekende, te durven zeg„ gen: „ Had de fchrijver eenige kennis gehad aan de fchtiften van een aantal " „ beroemde geleerden, over de beginzelen van het Staatkundig recht &c." — Beulingen (dacht ik verder) dit zult gij immsrs met een bloedige Satyre moe„ ten bekoopen ! " — Evenwel die bui ging over: en — gelijk gij gezien hebt, jahus heeft het zeer fchappelijk met u gemaakt. Dit weinige dacht ik uiieden nog fchuldig te zijn. Competeert mij nog iets van uiieden, ik zal het afwagten, zoo niet, dan sullen wij u met de woorden van Martialk een generale quitantie geven, Sexte, nihil debes; nil debes fexte fatemur, vj Üebet tnim, Ji tuis Jolme, fexte, po/aft.  JANUS VERHEZEN. N\ 119. Maandag den 10 July; 1CHTEN uk IVJ.ith buitehverblitt. den UnaR*» J*» m~. <* , is, aet naame sj cismuhdus HïcodemVs 7r7*Y. - «evoefj  C ut ) I en vatbrar voor eene verkeerde uitlegging zijn. Ik ben er zeer toevallig achter gekomen, hoe men thans bezig is, met het averrechtsinterpreteeren van — en het fenijn zuigen uit de preduüen van ja sus. Ik raade deze fpinneïoppin, dat zij hun w,erk maar in het duifter verrichten en er niet mede voor 't licht, komen, of het zal e'r deerlijk met hua uitzien. — Ieder begrijpt wel, dat janus, voor zich zeiven, er zijn koel eu bedaard"' hoofd niet mede breekt. Maar van zijn verësnigingsCommirrt moet dit ongedierte zich verwijderd houden; — of — hij zal den ragebol gebruiken: daar kunnen zij ftaat op maken. Wanneer ik zeg (derhalve) dat mijn vijf Cdlegaas, ieder, met het hoofd en niet met het hart, eene afzonderlijke pattij zijn toegedaan,* dan wil ik daar mede te kennen geven, dat zij alleen in gevoelen verfchillen, en alleen, van dien kant befchouwd, partij trekken, zonder met eehigenfeSengeest bezield te zijn. Allen zouden zij (ftond het aan hun) de handen in een flaan, om het land te redden: en, hoe zeer verfchillende in de middelen, voor het behoud van allen, hunne afzonderlijke begrippen opofferen. — Ziet! — zoo iets is mooi, loffelijk en prijzenswaardig: —- zoo iets moesten onze, de kunst van naaraapen zoo meesterlijk verftaande, landgenooten om ftrijd naar volgen! — Maar, ja! — ons Commkté beftaat uit Nederlanders: ■— Om naavolgers te verkrijgen moesten zij vreemdelingen zijn. — Daar jeukt het hem: maar ook daarom moet er gekrabt worden, jahus zal er uit Speculatie zijn nagels op laaten groeien. — Nu zullen wij overgaan om verflag te doen van het voorgevallene in De zitting van hedek. De Prejidcnt opent de Vergadering met de volgende aanfpraak : ■ - lUicBRsivERZOEHzas! vereeïïigbrs! Reprefenteerende de en~ dtrfcheident sictèh, uit welker midden Gijlieden gecommitteerd zijt. Daar hst thans aan da orde van dezen dag is, om onze Deliberatiën te begingen , en de discus/Oen te openen. over en aangaande de verkiezing of verwerping van het csncept plan van QnfHtutie, zal het wel niet nodig zijn uiieden te doen herinneren aan bet waare oogmerk 'van onze famenkomst, 't welk In alle andere vergaderingen zoo dikwils vergeten wordt. Wij immers bedoelen flechts: om door ons voorbeeld, de Naüe op te wekken, om mseds genoeg te hebben , van zich te fchikken naar die omftandigheden, welke van dien aart zijn, dat- men , door er zich tegen te vedetten, in plaats van dezelve uit den weg te ruimen veel eer zoo veel te beflisfender en onoverwinlijker maken zoude, —• Dit te doen. is pucöt:.lin niets (zou men zeggen 10 de beic&ouwmg; is gemakkelijker: tos zeer ons de ondervinding leert: dat het bijna aan het onmogelijke grenst.  C ii7 ) f grenst, deze, fcbijnbaar — zoo gemakkelijke plicht In de beöeffening te brengen.' Laaten wij echter, door do moeilijkheid'niet afgefchrikt worden: maar telkens .en. vooral in deze gewichtige zaak aan onze Committenten toonen welke waardige-r- offchoon door de volkitem niet gekozen — Vertegenwoordigers hun belang in deze vergadering waarnemen. —— Verders gaf da Prefident de Vergadering in Cinfidefstie, of het, om een zekere orde in de deliberatiën, over dit onderwerp, in het oog te houden, niet voeglijk zoude zijn, deze breede ilof, in hoofdpunten te verdeelen: Hellende .dienvolgenda voor, om te-onderzoeken en te beflisfen: io. Wie, eigenlijk gefprokon, de goedkeurers of afkeurers van het Pian ia juestie behoorden te zijn? Het geheele Volk — met, of zonder, eenige uitzondering. . 20. Of er meer gronden waren voor de goedkeuring dan voor de verwerping van het ontwerp; •— of omgekeerd? —« , 30. Welke maatregelen er zouden behooren genomen te worden, om, ingevalle van afkeuring, te verhoeden, dat er bij het maken van een tweede Pian niet weder dien zelfden onzekeren en wisfelvalligen weg zoude worden ingeflagen, als bij dat van het eerfte had plaats gehad. En wordt conform gedecreteerd. Hier op ftaat archos pboteros op, en zegt: — t SUlCESSl VOLIEVERIGE WEI» M BENENDE , MAAR TEVENS MACHTELOOZE VEREENIOEKS, VERZOEUERS! ,, De Hamer is gevallen en ik verzet mij nimmer tegen de genomen 'decreettn „ dezer Vergadering. Anders zou ik eenige bedenkingen inbrengen tegen het „ beiiicuteercn van bet eerfte punt. Wat zal ik, bij voorbeeld, wiens gevoe. „ lens omtrent dit ftuk maar al wel bekend zijn, hier over kunnen zeggen, „ zonder dat het raauw en ongekookt zal klinken in de ooren van hen, die bui„ ten onze Vergadering zijn, wanneer het hen door uw dagblad bekend ge„ maakt zal worden? — Wanneer zij zich verbeelden zullen den verftokten „ aanhanger van het vorig ftadhouderlijk gezag te hooren argumenteeren, tegen maatregelen die bij veelen voor heilzaam, billijk en NB. ftaatkundig gehouden „ worden. Hebben wij niet reeds in het vorige jaar ondervonden, van hoe „ weinig vrucht onze deliberatiën, over het afvorderen van ftaatkundige geloofs„ belijdenisfen, geweest zijn ? ——»- Q 2 „ Doch  Doch — gelijk ik gezegd heb —• de Hamer is gevallen en ik zal naar mffrj '„ licht, mijne overtuiging — en zulks niet op mijne, maar op de thans erkende v gronden, over dit eerfte punt handelen — en, in den geest onzer vergade„ ring — er over fpreken 1 — „ Toen de revolutie ofïs in den kouden winter van het jaar 1795. kwam ver„ rasfen, waren er zeker mot en benevens mij vetfeheiden aanhangers van een „ Jiftema dat nu gehssl en al den bodem ingefljgen is: echter hoe bodemloos ,, Ook; het beftaat nog, als fyftema, als theorie, ais eene zaak diefpecuiatitf is. „ Ik zal niet onderzoeken, hoe groot ons getal nog isj of wij de numeraire „ mesrderheid of minderheid uitmaken. Dit alles doet niets ter zaak. Ook komt het in geenen deele te pas, om te onderzoeken, of wij gedwaald heb„ ben, of niet. Dan, ik zal evenwel, om zoo veel toetegeven, als mogelijk, „ vooronderftellen, dat wij aanklevers zijn van een fyftema, zoo erroneus en „ ebfurd, als er immer onder de zon beftaan hebbe, ja, zoo ongerijmd, dat bet „ zich zelve wederlegt en in geene gezonde hersGwen huisvesten kan: —,, zoo dat wij ons nu van harte behoorden te verblijden, dat de Staatkundige „ verlichting zoo veel veld gewonnen heeft, dat het ten minden in de practijk geheel en al heeft opgehouden te beftaan, en alleen hier en daar bij fommiw ge profaanen, in buone donkere breinkasfen is blijven hangen. ,, De groote zaak is dus volbragt en het geen er overblijft te verrichten-; „ kan niet anders dan het werk van den tijd en de overtuiging zijn. — Alleen „ blijft de vraag nu nog overig: ,, behoort deze dwalende menigte tot het volk „ ,, of niet? Heeft zij recht om mede te ftemmen over het aannemen of ver„ „ werpen eener Conjlitutie, welke alleen geldig zal zijn , wanneer men er „ „ van zal kunnen zeggen: Het Volk heeft dezelve gewild?" Deze vraagen „ zijn, hoewel met andere woorden, de groote bedoeling van het cerfts punt,. „ welke ik daarom ook maar alleen zal trachten te beantwoorden. — (*) Behoort deze dwalende menigte tot het Volk? —— „ Hier op antwoord ik, ja! — Want gefield eens, hetgantfche Volk dwaa-1„ de op tiea na; om maar eens een getal te noemen; zou dan het gactfche Volk „ om die reden ophouden het Volk te zijn; en zou het alleen aan die tien „ vergund zijn de rechten van het Volk, met uitfluiting van alle de anderen te „ exerceerenï — Of omgekeerd — zoude die tien , veronderfteld zijnde dat ,, deze in de dooling waren , onder het Volk niet mogen medegeteld wer,, den? — De dwaling beneemt iemand derhalven zijn recht niet om onder „ het Volk begreepen.te worden: zij kan ons geen vreemdelingen maken: — „ Maar (£) „ Heeft deze draaiende menigte, daar zij onderen tot het volk behoort,; „ recht.,  C "9 > recht, om mede te ftemmen, over het aannemen of verwerpen eener Conftï. ■„ tuüe, welke alleen geldig zal zijn, wanneer men er van zal kunnen zeggen: Het „ Volk heeft dezelve gewild? — ,, Deze vraag beantwoordt zig zelve, 't Is even als of ik vraag: — „ mag „ „ het geheele Volk willen, als de wil van het geheele volk u'tgebragt moet „ „ worden?" — Dit verdient naauwlijks een emftig antwoord. Hoe toch ,, zal een maatfchappelijk verdrag, dat alleen gezegd wordt krachtig te zijn door „ den uirgebragten wil van leden eener maatfchappij van kracht en waarde kun„ nen gehouden worden; als men fommigen derzelven belet hunne Hem uitte,, brengen? — Dit involvent immers eene tegenftrijdigheid in de eerfte begin„ felen, waar op dit verdrag fteunen moet? —— „ Maar, zegt men, misfchien: ■— ,, De dwalende worden niet uitgefloten, „ „ zoo zij flechts ophouden te dwalen :" —• dat is — wanneer zij vooraf „ iets verrichten, waar door zij te kennen geven, niet te dwalen. — Maar dit „ is volftrekt onzin; en maakt de abfurditeit flechts des te grooter: want hier „ door worden zeker uitgefloten alle die geenen, die zwarigheid maken, iets „ openlijk te erkennen, dat zij inwendig niet toeftemmen: Dus de eerlijkfte ,, en naauwgezetfte Dis/enters. — Zoo lang er derhalvcn eene voorwaarde vatl geloof of belijdenis, hoe ook genaamd, verbonden is, aan het goed of afkeu„ ren van een maatfchappelijk verdrag, zoo lang heefter eene uitfluiting plaats, „ welke zelfs, nog naa de aanneming der Conftitutie, een grond overlaat, om de „ wettigheid van zulk een volkscontraSt, volgens zijn eigen grondbeginzelen, te „ betwisten. Dan — deze wettigheid of onwettigheid daargelaaten — zou ik er „ echter wel toe kunnen komen, ter bevordering van harmonie en eensgezind» „ heid — de Conftitutie — wanneer zij éénmaal door een gedeelte van de par- tij die thans bovendrijft doorgedrongen , en als een gevolg en gewrocht van „ 's Volks wil cpgedischt wierd — ftilzwijgend te eerbiedigen, en, hoezeer „ zulks niet zijnde, als een waar en wettig ContraS Social aantemerken. Ik zou „ hier toe zooveel te gemakkelijker kunnen overgaan, als het eene waarheid „ is, dat volgens mijne grondftellingen, .eene ftilzwijgende en onderworpen „ toeftemming van het Volk genoeg is, om een regeeringsvorm — hoedanig „ dan ook — voor wettig te houden: dewijl het, wanneer men zonder voorin,, genomenheid of enthuftasmus de zaaken inziet, onmogelijk is immer eene an„ dere tsefteffimiDg van een geheel Volk of deszelfs meerderheid te verkrijgen. DEMOS PHOBULDS Zegt: — '„ Ik zal zeer kort kunnen zijn; omdat ik het met bet eerfte gedeelte van '„ 't advies, des vorigen fprekers, waarop het hier voornamelijk aankomt, vol» „ maakt eens ben. Omtrent het laatfte — namelijk, dat er geen andere dan eene ftilzwijgende en onderworpen toeftemming van het volk mogelijk is — Q3 „ ver-  C 120 ) verfchil ik. Doch daar deze ftelling, tot dequestie, welke wij thans bebandelen, niet behoort, vind ik het onnodig dezelve, thans te wederleggen. „ Zeker is het, dat wanneer er geftemd moet worden, over het aannemen, „ of verwerpen van een Contraft, 't welk het volk onderling met zich zelve „ aangaat, en 't welk voor alle de leden der maatfchappij, zonder uitzonde„ ring, even verbindende zal moeten zijn, ook alle die zelfde leden dier „ maatfchappij, insgelijks, zonder eenige uitzondering, daar over behooren te „ ftemmen. En zulks zosder dat zij vooraf, door eene daad, hoe ook genaamd, „ verplicht worden, om opentlijk, of bij consequentie, te erkennen, dat zij de „ gronden, waarop dat ConUaü gebouwd is, de hunne noemen. Ware dit an,, ders, zoo zou men ons, bijvoorbeeld, even goed een plan van Conftitutie, op „ Ariftocratlfche gronden gebouwd, kunnen voorleggtn, om goed of aftekeuren, „ en ons alvorens kunnen verplichten, die gronden toe te ftemmen en te be„ lijden. — Waar zoude ons dit heen leiden, mijne vrienden? — Neen! — „ ik Conformeer mij, in dit opzicht, ten vollen «net mijn' vriend archos pro„ teros. — Er kunnen, ja\ — in de Conftitutie zelve, zoodanige bepalingen „ omtrent het ftemrecht enz. gemaakt worden —- en . om eens alles toe te pp. ,, ven, de Conftitutie zelve kan zoo verr' van het Demccratifche afwijken , als de ,, ontwerpers dit verkiezen: — Zij kan toch nimmer in werking gebracht wor„ den , dan na de goedkeuring van het Volk: en het Volk kan zich aaè zulke „ banden leggen, als het verkiest: al begeerde het de Oosterfche Monarchie, ,, mits, maar niet erflijk: om den wil van de nakomelingfchap niet vooruit te ,, Ioopen : Zijn wil toch moet een wet zijn. Maar zonder zijne goedkeuring, ,, hem reeds vooraf te doen toeftemmen, in dat geene, 't welk hij naderhand het recht heeft te verwerpen, is onzin — is dwaasheid. — abist0s HEPTARCHICUS en DEMOS VAN SOPFtRONIA Verklaaren, zich volkomen te conformeeren met dat geene, waar,'in de twee uitJ gebrachte advie/m overeenkomen, en ftellen voor, om de verdere discusfiin over dit eerfte punt te fluiten: dewijl zij begrijpen, dat de zaak te duidelijk is, dan dat men er meer woorden den hals over behoorde te breken. — s'lGISMUNDUS NICODEMÜS A LATERE, ftaat Op en Zegt t — „ Laat mij bij al, wat hier over gefproken is, nog iets van het mijne mogen „ voege»! -r- 't Zal zeker niet Jangwijlig of ingewikkeld zijn. Ik ben geen ,, liefhebber van afgetrokken en Meiapliyffche redeneeringen, wanneer ik over ,, zaaken handel die betrekking hebben tot het Volk. Waarom fprsken wij niet „ meer in een' populaire» en gemeenzaamen trant? — Laat ik over de zaak eens luchtig been loopen, en zoo, langs mijn' neus weg, zeggen, hoe ik er over  -ft 't Is in de waereld maarzoo, en of wij daar kort of lang over PUloJophee'r, ren, wij zullen het toch nooit anders maken, — alles most zijn eisch heb„ ben. £>e dis/enters (gijlieden weet, ik behoor tot dat getal) liggen er tegen„woordig onder, en de gewezen malcontenten, die zich, om dat zij een naam „ moesten hebben, patriotten roemden, zingen den boventoon. Wanneer zij „ dit niet deeden, zouden wij met reden mogen vragen, of het hen in den „ bol fcheelden. Zoo als de zaaken nu liggen, kunnen wij bet hen, met re» „ den, niet kwalijk nemen, dat zij den pot klaar maken, naar hunn' eigen'mond., „ Dat zij ons nu, zonder dat wij ten minften de ingrediënten goedkeuren, zou- den toelaaten , om er, met effect, onze meening over te zeggen, zou zekerlijk „ te vee) gevergd zijn: en wanneer zij het maar zoo maken, dat de kost eetbaar is, kunnen wij het ons zeer wel laaten welgevallen. Gij zult mij zeggen: „ „ Dat zij volftrekt willekeurig, en tegen hunne eigen grondbegiazelen aan ,, „ handelen, wanneer zij ons een recht weigeren, waar van zij zelve ge„ „ bruik maken, " Maar dit is geen nieuws r — zij weten het zelf wel. Ma,ar „ waarom toch ■— en met welk recht kunnen wij eisfehen behandeld te worden „ naar gronden van rechten, welke wij zelf niet erkennen ? —- „ Dit punt derhalve kunnen wij zeer gemakkelijk laaten glippen: en ter be- vordering van eensgezindheid, van dit recht vrijwillig afzien. „ Hoort eens — mijn lieve vrienden I — was dat de eenigfte ftap, welke „ zij , tegen hunne eigen grondbeginselen in, gedaan hadden: dan voorzeker „ zou er weinig tegen hen kunnen ingebracht worden: en wij zouden moeten „ zeggen •— zij zijn kareis met koppen, «an wien bet werk wel toevertrouwd „ is! — Maar ongelukkig toonen de meeste dagelijks en bijna flag voor flag, dat zij bun eigen Syjlema niet verftaan, of de onmogelijkheid om het Inwerking „ te brengen er van ondervinden. Men kan er, 't geen waarlijk voor ben zel„ ven wel het meest te bejammeren ia, van zeggen': -— dat het niet zoo zeer „ om de gerechtigheid van 't fpel, maar om de knikkers is: —• en dat i» „ lelijk.' — „En, meer wenschte ik er voor het tegenwoordige, niet van te zeggen. [Het vervolg van deze Zitting in tns volgend Notnmer.] watïbstad, den 20 Juny. Gisteren vierden wij, volgens jaarlijksch gebruik, met alle de daar bij vereischt wordende plechtigheden en ceremoniën, het groote Mienatie feest. De gewijde Êoom , onder welken de Waterftadfche Maagd, met haar kleinen lieveling, Stemmius, wel eens een middagflaapjen houden, werd met nieuwe vlaggen vercierd, ea uit een der vengfters van haar Paleis, ftak men het vreugden vaandel. — Alles liep in de voloaaktfte orde en wecscblijkfte geregeldheid af. In dit alles was niets buiten gewoons, of dat eene fpeciale aanmerking verdiende. Het  ( *** ) •H'-'t'volgende echter is misfchien eenige meerdere aandacht, voor de liefhebb'.'is van zeldzaamheden en particulariteiten waardig. —• Even voor het vallen van den avond vertoonden zich twee wolken aan den Hemel, beiden van eene menfchelijke gedaante, doch in eene zeer ongelijke ptoperth, verbeeldende de eene een reus, en de andere een dwerg, in eene houding, a's of zij zich wilden omhelzen. Dit nü echter konde niet gebeuren of een van beide moest plaats hebben. De reus moest zich nederwaards buigen, of de dwerg moest zich op de eene of andere wijze naar oai hoog begeven. Doch de invallende vrolijkheid van den avond, verhinderde ons den uitllag aftewachten , en wij weten dus ook niet, water verder, met deze broederlijke wolken gebeurd zij. Buiten eene cierlijke illuminatie, van denhovengenoemdenboom, welke veele aanfehouwere naar zich trok, deed het geluid der losbarilende voetzoekers en ander vuurwerk eene overheerlijke uitwerking in deze avondvreugd, voornamelijk op de hoogte van Kalverflein, alwaar een hevig fpiegelgevecbt. wierd aangericht en met glans volgehouden, tot aan den morgen. Twee tegen elkander overftaande gebouwen — zijnde het eene de uoi> dioè schutter, en het ander de drinkende pool genaamd — de» claretrden elkander den oorlog. De moedige schutter, deed den eerften aanval, en beftormde den pool zoo geweldig, als of de belegeraars, een nieuwe Poolfehe verdeeling in den zin hadden; doch de manmoedige verdedigers van den Pool bleven hen niets fchuldig: even, gelijk hunne aanvallers, voorzien van eene ommuntómand met voetzoekers en vuurwerk, gaven zij hen uit hunne opene vengfters, de volle laag. Het vuuren van weèrskanten, was zoo geweldig, dat het de oudfte lieden uit Waterjlad niet heugt, immer zulk eene belegering in hunne ftad bijgewoond te hebben. — Met een woord, het was een treffend fchouwfpel en zettede aan de plechtigheid van dien dag, geen weinig luister bij. — Nu zal men toch niet zeggen, dat onze Waterftadfche helden, een antipatie tegen de lucht van het buskruid hebben.' — Vergeefs poogde het hoofd der ftedelijke Policie, welke op dien tijd zijn refidentie in den bejaarden batavier gehouden had, door zijn tegenwoordigheid, een einde aan het gevecht te maken, en zich in den drinkenden pool te begeven. Het vuur, in plaatfe van te verflaauwen, wierd heviger, en daar hij zich ten minften gevleid had, een' ftilftand van wapenen, door zijne tusfehen^ komst, te bewerken, zag hij zich in tegendeel genoodzaakt, naar zijn vorig verblijf te rugg' te keeren , en de beide krijgvoerende huizen, aan hun eigen noodlot over te laaten, tot groot genoegen der glazenmakers. Men zegt, dat de Pool den laatften voetzoeker geworpen heeft, 't geen wij voer een gunftig voorteeken houden. —  JANUS VERREZEN SUUM CUiqUE. N°. 120. Maandag dm 17 July, vervol g der zitting van het couiiiTTé van vereeniging e» verzoening, gehouden op denlang/len der dagen van 'tjaar 1797. Het tweede punt, handelende over de aanneming of verwerping van het plan van Conjlitutie, wordt in cinfideratit genomen. demos phobulus het woord bekomen hebbende, zegt: — „ Zoudt gij nog kunnen twijffelen, dat" de zon der vrijheid in uw midden » 1S ,?P6ega,a"? ~ Zo«dt 6'j nog kunnen twijffelen, dat gij u in den kring der » vrIJe Vo keren hebt gerangfchikt ?" — Deze zijn de twee hoogdravende vragen, welke, bij wijze van aanhef, In de proclamatie, welke aan het Plan van Conjlitutie ter leidsvrouwe verftrekt, aan de batave» gedaan wor- »t*t nez,e aaDhef fa al t0 vuutiS w te dichterlijk, om aanftonds door deze koele III. Dttl. - r ea  ( 124 ) en profatfche woorden „ ziet hier een ontwerp van Conjiitutu &c. opgevolgd te worden. Onze verbeelding nog opgewonden, ingefpannen en door deze woorden in vuur en vlam gezet, ontwaart bij de daarop onmiddehjk volgende koele aanbieding van dit Plan , iets dergelijks, als iemand die met een defuge onafgemeten parade pas in den burgwal ftapt, en daarop in 't koude water nederploft. — Ik vond mij bij het lezen van den grootfcben aanvang dezer rrocluma* tie, onwillekeurig gedwongen, met Boileau uitteroepen: — Que produira Vauteur aprés tous ces grands cris? La montaigne en travail enfante unt fouris. — Doch deze zaak nader overdenkende, en den inhoud van het Conjlkutiephn rijpelijk overwegende, vond ik deze ijskoude overgang, na zulk eer.e verhevene voorbereiding zeer natuurlijk eigenaartig en fchilderachtig. Bij de hoogdravendheid der vragen, rtelde ik mij de verheven grondbeginzelen voor, waarop dit Plan had behooren gebafeerd te zijn geweest, en bij het daarop volgende kille aanbod , dacht ik aan het dear mede wtinig overeenkomende ontwerp zelve. , » j. Hoe het zij, deze inleidende vragen worden aan de Natie ter beantwoording vooreefteld, zekerlijk met betrekking tot het Plan, waaromtrent wij en een ieder uitgenodigd worde-n onze gedachten zoo rond, zoo openlijk aan elkander medeteJeelen, als wij zulks zullen goedvinden. —■ In *r.r»»ord op dezelve dient de>halve; — ,, Ja, wij kunnen nog Wi ffe- len, of de zon der Vrijheid waarlijk m ons midden is opgegaan. Wij kun" nen nog twijffelen, of wij ons in den kleinen kring der vrije Volken hebben '! gerangfehikt. Wij vinden er, tot nog toe, maar in 't geheel geen' grond " toe, om tegen de volkeren, die ons omringen, met eene demecratifche fpij" tigheid te zeggen: „ Gij, ongelukkigenf — dia moet gehoorzaameo aan den " „ wil uwer Belluurers; wij zullen voortaan naar onze eigen wetten leven; — '| " wij zijn vrij!" — Liever willen wij, met alle nedrigheid aan onze na- buuren en bondgenooten, als het, namelijk, te pas komt, zeggen: — ,, Nos. , „ pema natamus! " " Na dit bij wijze van inleiding te hebben laaten voorafgaan, zal ik nu toetreden , om te beweeren , dat het Plan van Conjlitutie door de natie behoort te worden verworpen: — en wel om de volgende, gelijk het mij voorkomt, en een ieder die de gronden, waarop een Democratisch Volfcsverdrag {teuten moet, erkent, zal toe ftemmen — alles afdoende redenen. —— (a.) Het is niet gegrond op het allereerfte en voornaamfte beginzei eener welingerichte Volksregeling, de oppermacht offouvereiniteit (nam.) van het Volk; in het VII. Art, der grondbeginzelen erkend. — (a ) Ret bevat integendeel, in zich zoodanige zaaden, waar uit noodzaakelijk vr * (hoe  C "5 ) f hoe wel altijd in eenen reprefentativenform') een daadelijk en vermogend Despotismus en Ariftocratie moet geboren worden, (v.) Ket behelst zoodanige dubbelzinnigheden, twijfelachtigheden en tegenftrijdigheden, dat er, ingeval van aanneming van dat Plan geduurige twisten en oneenigheden zullen moeten ontftaan tusfchen de, volgens dezelve, aangeftelde Machten, over het alzoo goedgekeurde Volks verdrag. O.) Wat het eerfte betreft: — Het Ontwerp van Conftitutie is niet gegrond op de Oppermacht van *t Volk, — Nergens, in het geheele Ontwerp, vindt men fchijn of fchaduw van dia Oppermacht. In de beheering van zijn zaaken heeft het Volk volftrekt niets te zeggen. Nergens wordt het geraadpleegd; volgens geen een Art. bezit bet eenige de minfte erkende invloed, op de daaden en handelingen zijner verfchillende, onder verfcheidene naamen voorkomende Reprefentanten. Alleen wanneer er questie is over het maken van veranderingen in zijn aangenomen Conftitutie, erkent men het eenig recht eenige werkzaamheid toe. Dit nu juist bewijst, dat de invloed van het Volk volmaakt nul is in deze Conftitutie, gelijk zij thans is liggende: dewijl het niets daaromtrent vermag, dan ingevalle zij veranderd wordt. Zelfs beftaat er geen tusfcbenkomst van het Volk, wanneer de door hem aangeftelde Machten — 't geen hier ongelukkig maar te dikwils het geval zal moeten zijn — het over de grenslinien der aan ben toevertrouwde macht oneens zijn. Nergens geldt eenige mtfpraak van het Volk. In geen enkel geval beflist het over die zaaken, waar over het bewind — velgens de grondbeginzelen aan hetzelve oorfpronglijk toebehoort. Waar is dan die Macht zoo hoog opgevijzeld? — Die Macht, welker klank door gantsch Europa, als met een bazuin der opftanding uitgegalmd wordt? — Die Macht, waar voor de Despooten en Ariftocrsaten beeven en 'tzidderen, als of het laatfte tijdftip hunnes levens er door aangekondigd wierd? —- Die Macht, welke alle politieke ongelovigen, willen zij hunne posten niet vaarwel zeggen, zoo al niet openlijk, ten minften ingewikkeld moeten erkennen? —- Waar ia toch, beftaat zij ? — In de macht misfchien om in masfa opteftaan? — In het recht, om wanneer het lang genoeg getergd en getrapt is geworden, voor één oogenblik — niet zijn macht uitteotfFtnen— maar zijn wanhoopige drift optevolgen? — Doch daartoe hadden wij waarlijk geen ontwerp van Conftitutie nodig , om er dit uit te omciifFeren. Onze broeders, in Tunis, Algiers en Tripoli, bezitten, die zelfde macht, even uitgebreid, even oorfpronglijk, even alles overmeesterende, als wij. — Maar Conjlitutidneel, daar toe behoorlijk geSrganifetrd en vatbaar gemaakt, bezitten zij dezelve ook even min, als wij die bezitten zouden onder de werkins van het Plan. dat ons thans aangeboden wordt. —. Juist daarom hebben wij, als Oppermachtig Volk de behoefte van eene Democra- R 2 ti-  tifche Con(litutie, om volgens de grondwetten van den Staat, zoodanig in de uitoeffening van die macht werkzaam te zijn , als met den aart van dezelve oyersenkomftig is. —• Of zou die macht daarin beftaan, dat andere in onze plaats optreden om dat geen te verrichten , dat wij anders als Souvtrein oorfpronglijk zelfs zouden doen? — Maar dit zelfde heeft plaats in alle regeeringsvormen, geen — de willekeurigfte zelfs niet uitgezonderd. — Zoo zijn Koningen, Arijloeratifche Staatsleden, onder welke naamen ook — plaatsvervangers van een geheel Volk. Alle hunne macht hebben zij van ha Volk ontleend, In hunne plaats regeeren zij; en 't is 't veimogen van het Volk dat zij uitoeffenen. — De een regeert wat zachter en geeft gemakkelijker wetten dan de anderen: maar hier in ftaan zij volmaakt gelijk met Folksreprefentanten, die volgens ConjlimiSncele wetten, de wetgevende of uitvoerende macht in handen hebben. — Beiden oeftenen een macht uit, welke, oorfpronglijk, uit den boezem des Volks herkomftig is. Doch beiden verkrijgen die macht niet op die zelfde wijze: — En dit brengt ons van zelfs op het denkbeeld, of dan ook wel misfchien de Volksopperinacht, in het questieufe plan, zou moeten gezocht worden, in die jaarlijkfche volks, daad, beftaande in de verkiezing zijner eigen Vertegenwoordigers. — Doch welk eene ellendige ftelling zou dit zijn? — Wat is zulk een grondwet — waar door het Volk zich verplicht, zijn eigen Vertegenwoordigers leverkiezen , en voorts de gantfebe beheering zijner zaaken aan hen over te laaten anders, dan een bepaling van de wijs, waarop het zijn geheele. macht aan anderen overdraagt, NB. -—. zelfs zonder zich het recht voortebehouden, van dezelve te hernemen, ja, zonder er iets anders van overtehouden, dan dat geene, 't welk alle andere volken even oorfpronglijk bezitten ? Ook hier in beftaat derhalven de Volksoppermacht niet! Dit nu, burgers verzoekers! zijn geene machtfpreuken, geen gewaagde Hellingen; maar zoo veele bewezen en onwederlegbare waarheden, die niet nalaaten kunnen ieder die ze leest van derzelver onbetwistbare geldigheid te overtuigen. En, wanneer wij dan nog het oog flaan op de wijze, waarop het Volk, volgens dit Plan, verplicht zoude zijn, kwantswijs zijne Vertegenwoordigers te verkiezen j hoe weinig deel heeft dan nog het Volk aan die daad? — Hoedanig is, ook hier in, zijn macht, zoo het een macht kan genaamd worden, bepaald? •— Het Volk komt gedeeltelijk en met zeer veele bepaalingen op, in zijne grondverf gaderingen. Daar kiest het, wederom onder verfcheiden bepaalingen, Kiezers. Aan dezen ftaat bet in een oogenblik de macht, van zijn eigen vrije keus, af, zonder iets anders te mogen doen, en wandelt vervolgens weêr naar huis toe. Het heeft gedefungeerd. — Maar ook deze Kiezers hebben het recht eener vrije vei;  C tij ) t verkiezing niet. Gefmaldeeld zijnde, benoemd ieder fmaldeel flechts een per. foon voor de Nominatie, waaruit naderhand een Vertegenwoordiger zal verkoren worden. Daar mede houdt ook hunne werkzaamheid, als zoodanig op; terwijl het lot verder beflisfen moet, wie gelast zullen worden, om de keus van een Vertegenwoordiger uittebrengen: en dit nog maar alleen omtrent leden van het wetgevend lichaam: — wantin de daaritelling van het uitvoerend befiuur en de uitvoerende macht, die even zeer, als de wetgevende, oorfpronglijk bij het Volk berust—-zijn de Kiezers flechts werkzaam, om uit een dubbeltal, 'twelkzijn geboorte aan het kleinfte gedeelte van het wetgevend lichaam verfchuldigd is, een enkeltal te kiezen. Waar blijft nu na dit alles de minfte en geringde invloed van het Volk op het beduur? De keus eenmaal gefchied zijnde, houdt alle grondwettige betrekking tusfchen bet Voik (als een geheel befchouwd) en zijn machtaanvaarers op. Geen fchaduw blijft er over van dat wederkeerige (communicative) tusfchen lastgevers en lastaanneemers, 't welk zoo noodzaakelijk vereischt wordt in eene Demecratifche Staatsregeling, dat zich , zonder zulk eene bloote wederkerigheid althans, geen Volksregeering denken laat. — Het volk abandoneeri en cedeert, laat ik mij zoo eens uitdrukken! — door het aannemen van dit Plan, zijn oppermacht, zijn invloed op het beduur, zijn geheele betrekking, waarin het tot dat Beduur daat, in één woord — alles, wat tot zijn oppermacht betrekkelijk kan gemaakt worden — in handen van elkander, volgens eenige grondbepalingen opvolgende beftierers. — Want het 's jaarlijks bijeenkomen van bet Volk, om, op de hier bovengenoemde zonderlinge wijze, weder andere te doen verkiezen, ter opvolging van ben, die volgens dit reglement, in den fchoot der 'Burgers terugg' keeren — is geen terugneming van de alzoo eenmaal afgedaane en gedecedeerde macht ; maar flechts eene kortdondige medewerking, om die afftand te doen voortduuren, en, door eene heihaalde goedkeuring, waar toe en waaraan het zich eenmaal verplicht en onderworpen heeft, te bekrachtigen. En hier mede is mijn eerfte ftelling — „ het ontwerp van Conftitutie is niet gegrond op de oppermacht des volks " — ten vollen bewezen. Mijne tweede ftelling nu is van dien aart, dat men dezelve als een natuurlijk gevolg van de eerfte aanmeiken kan. Want — is eene Conftitutie niet gegrond op de oppermagt van 't volk; — met andere woorden — legt dezelve geene democratische fundamenten; — dan bavat zij natuurlijk , in zich, .een helling en ftrekking tot Despostismusen Ariftocratie — dan bevat zij, juist daarom, in zich, diezaaden waaruit deze natuurlijk moeten geboren worden. Dan, wij behoeven deze ftelling op deze natuurlijke gevolgtrekking (apriori) niet te laaten beiusten: — laaten wij het ontwerp flechts met een vluchtig oog doorloopen, om ertenvollen (apofleriori) van overtuigd te worden. Geen afgetrokken redeneeringen zijn hier nodig: den kortzichtigften in het ftaatkundige Joopt deze ■asfertie bij de oppervlakkigfte befchouwing, ten duidelijkften, in het oog. — . 3 Ves-  C "8 ) Vestigen wij, in de eerfte plaats, onze aandacht op de alles overfchrijdende macht, en onbeperkten invloed, bij dit plan , aan het uitvoerend bewind verleen 1 en afgedaan, zoo veel te gevaarlijker in die weinige handen, uit hoofde der ieverzucht en rivalifatie, welke er noodwendig, tusfchen de overige geconfiitueerde Machten, door beftaan moet en waar door zij maar zeer weinig behendigheid zullen behoeven te bezitten, om de theSiie van, verdeil en heersch, in praSijk te brengen I — Dit vijfmanfehsp heeft de befchikking over de geheele Krijgsmacht, te water cn te land. Het heeft de aanftelling van alle hooge Officieren in de Republiek* het opzicht over alle fortificatiën, magazijnen, werven, tuighuizen en al het Keen tot defenfie van den Staat behoort; de begeving van alle ambten daar toe betrekkelijk; de aan en afftelling van de Secretarisfen van ftaat; de benoeming van alle ministers welke van wegens deze Republiek, aan de buitenlandfche Mogenheden worden afgezonden, met de dirette aanftelling van de Secretarisfen van Ambasfade ; en roept dezelve, zelfs zonder voorkennis van het wetgevend lichaam, teru«g'; ontfsngt alle openingen van negotiatien van en geeft gshoor aan alle Ministers en Gevolmachtigtigden van andere mogenbeden; is alleen en bij mtfluiting bevoegd en verplicht, alle correspondentie met dezen te houden, zoo teq aanzien van het aangaan van traftaten, als van fchikkingen tot oorlog en vrede; riet alleen begint het, maar fluit ook die onderhandelingen; alleen moet het Wetgevend lichaam dezelve ratificeeren. Maar wie toch zal kunnen vermoeden, dat zulk eene ratificatie, na al het geen er voor af gegaan zal zijn, immer zal eewe'gerd worden? Het is bevoegd Ordonnantiën te raaien en te doen publiceeren om de uitvoering eener wet te bevorderen, en de wijze van uitvoering te rce'len voor zoo verre dit niet bij de wet bepaald is. 't welk zeer dikwils het eeval zal kunnen zijn: Overeenkomftig de bepaling der wetten f en NB. die bepaling is niet zeer ftrikt, maar ten uiterften gebrekkig) draagt het zorg voor de binnelandsche en buitenlandfche veiligheid en rust der Republiek. Voegt hier bij dat hetbeftuur over onze Oost- en Westindifche Coloniên direcr. ondergefchikt zal zijn aan dit uitvoerend bewind! Denkt hier nog bij op al dien invloed welke dit vijfmanfehap hebben za!, op zoo veeleftaats collegiën, zoo ten aanzien van de geheele Republiek als in de vijftien departementen — eensdstlt door het geene dat fpecifiek in dit ontwerp bepaald is, en anderendeth, door de b-trekking en invloed, welke het tot dezelve hebben zal, door de aanftelling van zoo veele amptenaaren, welke alle — wij nog niet opgenoemd hebben : — vet vermogen, welk het op de geldmidilelen, ie faculteit, welke het tot het doen van geheime uitgaven hebben zal; het communicative, dat er tusfchen de preftdenten van het wetgevend lichaam en de uitvoerende macht beftaan zal, in gevalle bit wetgevend lichaam niet vergaderd zal zijn. Telt dit alles — en nog meer, 't welk ik, om de kortheid te betrachten, on- aasv  ( 129 ) I aangeroerd gelaaten heb — in eene fomma op, en beoordeelt hier uit, welk een alles overwegende macht hierdoor in het uitvoerend Beftuur, als in een punt, geconcenuctrd wordt! — Neemt hier bij in aanmerking, dat dit Beftuur, met al de.se aan haar toevertrouwde macht, aan niemand dan aan het geheele Volk, verantwoording van zijn doen en laaten verfchuldigd is; — aan een Volk niet 'geörganifeerd, om die verantwoording af te nemen: — want het Nationaal Gerichtshof is wel competent, ten opzichte van de beöordeeling der misdrijven, waarin het zich, en ieder der leden afzonderlijk, in de waarneming van hun' post fcluldig maken; doch dit maakt geen verantwoordelijkheid uit. Wie toch, is zoo onervaren in de kennis van menfchelijke zaaken, dat hij niet tenduidelijkfte inziet, dat een Perfoon oicollegie — bekleed met zulk eene ampele macht en invloed, 'zonder zich aan een fchtjn of bewijsbaar misdrijf fchuldig te maken, zonder nog — eigenlijk gezegd, die bijna onbepaalde macht te buiten te gaan — het grootfte gedee'te der overige geconfiitueerde machten aan zich onderworpen maken, en zich zoo doende een alles dwingend gezag aanmatigen kan. En zulks zoo veel te eer: — om dat juist dit uitvoerend Beftuur, zijn aanwezen bekomt en' gecreëerd .wordt, door eene wijze van verkiezing, waarin de invloed van het volk genoegzaam =0 is; en daar en boven de eenigfte macht is, die, als zoodanig, geheel en onverdeeld op zich zelve beftaat. Het wetgevend lichaam is, bijvoorbeeld, verdeeld in twee kamers, beide zeer talrijk en van elkander afhanglijk: de werkzaamheden van de eene, wordt door die der andere bepaald. Ook is het zelve niet altoos aüueel aanwezig, en betrouwt in dien tusfchen tijd een groot gedeelte van zijn gezag aan twee pref denten, welke dan nog in verfcheiden opzichten f ziet onder andere, Art. 370, — 373 iniluf.~) Communicatief met het uitvoerend Beftuur werkzaam zijn. De vijftien Departementaale Bcftuuren zijn, uit hunn' aart, ook verdeeld en bepaald, en boven dien, als adminiftrotivt lichaamen befchouwd, — alleen de handlangers van dat zelfde uitvoerend Be» ftuur, en als zoodanig onderworpen aan het vijfmanfchap. In alle deze en overige aangeftelde collegiin, de rechterlijke alleen uitgezonderd, heeft het zijn in« v[oe(j; — doch op zich zelve ftaat het gtlfoleerd. Wat anders kan nu hier het gevolg van zijn — indien de menfchen nog dezelfde zijn, en even, als in vorige tijden door de omftandigheden geregeerd worden — als dat zulk een uitvoerend bewind, van zijn macht en invloed gebruik makende, en eene beflisfende overmacht op de overige Staatscoüegien, door derzelver verdeeldheden verkrijgende, zich, in vervolg van tijden, op die hoogte plaatst en zich dat gezag aanmatigt waar van het zich meester maken kan? — Zien wij niet dat alle macht, uit des. zelfs aart en natuur geneigd is tot ufurpatie, dat zij die neiging beftendig opvolgt — dikwils in weêrwil der tegenkantingen — maar zeker altijd, waar zij geen beletzelen vindt? — Dan hier, vinden wij, niet alleen, geen beletzelen; maar integendeel aanleiding gevende oorzaaken. Wij vinden hier, buiten den Staatsraad, fl.chts in zichzelf of door derzelver getal verdeelde en aan zich zelve of  I C 130 ) of aan den Staalsraads ondergefchikte Staatslichaamen, welke uit dien hoofde elkander noodwendig rivalij'teren, en een foederalismus van geconfiitueerde Machten opleveren moeten, alleerr haar punt van vereeniging vindende in den Staatsraad; tegen welken — geen v.an alle opgewasfen is, zoo in onmiddelijke macht" als in invloed. — Wat kan dit nu, bij mogelijkheid anders voorfpellen, als eene toekomftige vereeniging der opperile macht in dit een en onverdeeld li. chaam, als een zuiver vijfmanfchappelijk despotismus? —— En, ziet daarl de zsaden , waar uit noodzaakelijk een daadlijk en vermogend despotismus moet geboren worden, (gelijk ik bij mijn tweede ftelling beweerd heb) met den vin' ger aangewezen. Dan — is hier, gélijk wij nu gezien hebben, het Despotismus In de dénheid van beftuur te vrezen; niet minder is hier eene complceie Ariftocratie in de deelen voor uit te zien. Deze moet natuurlijk haare zitplaatfen hebben in de Departementen : Want de Departementaal beftuuren, voor zoe verre zij geen handlangers der uitvoerende macht zijn , zijn , op zich zelve beftaande, en, ia den haaren , van het algemeen beftuur der geheele Republiek onafhanglijkelichaamen, Staatslichaamen, welke, ten opzichte van hun huishoudelijk hewind, — Wetgevers en Uitvoerers hunner wetten zijn; — waar over wij nu ook kortelijk onze aandacht zullen laaten gaan. ' Deze Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Utrecht bij de Wed. Terveen en Zoon; 's Ragt van Cleef en Leeuweftyn; Leydm Honkoop en Onnekink; Amfttrdam Holtrop, J. W. Smit, ten Brink, Kuyper en van Vliet; Haarlem Beets en Loosjes; Rotttrdam D. Vis, v. d. Dries, en Pais; Jtismm (Handf en verder in de overige Provintien, a twee Stuivers,  JANUS VERREZEN. suum cuique; N\ J2T. Maandag den 24 y«/y, vervolg van het Advies van diiios phobulhs fa 't wigN». D eze Departementeele Befluuren, (ieder, uit niet minder dan vijf en niet meer dan elf beftuurers beflaande) qua onafhanglijke Corporatiin — maken zoodanige Statuten, Reglementen en Ordonnantiën, als zij nodig oordeelen tot de befchikking van de Politie, Oeconomie en Finantie hunner departementaale huishoudingen, mits maar tegen de algemeene weiten niet inloopende: zij hebben de macht om, ter voorziening in de behoeften hunner huishoudingen , middelen en impofitièn in hunne departementen te heffen, zoo zij maar voorzichtig genoeg zijn om, met hunne particuliere finantièele operatiSn, niet in de wielen van de algemeene belastingen te rijden. Voorts hebben zij, in den hunnen, de aanftelling van alle de minders, ambtenaaren en bedienden, die zij, tot uitvoering van de aan hun m>Vcel. S  C 132 > toebarouwde adminijlratie nodig hebben.' Tot handhaving der openbare ruit binnen de Departementen [dit wil denkelijk zeggen; „ als de oniust domefliok is — dit is een weinig probltmatisch], befchikken deze Beftuurers over da troupes van de Republiek. Dezs dubbelflachtige Cerporatiin met zoodanige ampele dmtjiitle macht voorzien, als departemmttule Beftuurers befchouwd, verëenigen in zich eene dome/lie* *e Wetgevende en Uitvoerende Macht; -— welke beide machten aldus in één lichaam geconcentreerd, naar binnen, dat is op de burgers in hün Dcpartmint een compleet fouverem gezag uitoeftenen kunBen; zonder daar in door een ander plastslijk lichaam verhinderd, of door den invloed des Volks (want die be ftaat-niet) tegengegaan te kunnen worden. — Zij zijn wel, wegens hunne ad* mmijtratie, voor zoo verre zij aan den Staatsraad ondergefchikt zijn, zoo als wij boven reeds gezegd hebben — verantwoordelijk aan de uitvoerende Machtmaar als huishoudelijke Beftuurers (hoe dubbelzinnig dit ook uitgedrukt ftaat) kunnen zij uit hunnen aart, en volgens de macht, die hen toegekend wordt aan geen collegie, hoegenaamd, ondergefchikt gereekend worden. Alleen, wanneer tot een of ander onvoorzien werk van aangelegenheid &c. een grooter fomme benodigd mogt zijn, dan uit de gewoone jaarlijkfche departementtele middelen kan vallen, moeten er voor dit enkele geval departementeele Gecommitteerden gecreëerd worden, om de noodzaakelijkheid der onderneming te onderzoeken en te beöordeelen, en naar bevind van zaaken goed te keuren of te verwerpen. In alle andere domejlieke zaaken kennen zij nevens zicb geen macht, die, het zij met betrekking tot de departomenteele wetgeving, of tot de uitvoerine met hen het bewind deelt. 5 a 91 Z ie hier dan derhal re eene meer dan Venetiaanfche Arifiecmit naar binnen werkende. — 't Is waar; nasr buiten is hun vermogen op nul gebnebt en in zoo verre is de ptttintiaale Invloed en fouvereiniteit, welae onder het vorig bewind plaats had, geheel verlamd; maar ook in vergoeding van dat verlies, hebben zij naar binnen zoo veel te meer aangewonnen: want daar, bij het vorig bewind, bunne fouvereiniteit in de fteden edelen enz., verdeeld, beftond, en de Staatsvergaderingen der Provinciën niets waren, dan famengeftelde en diplomatieke lichamen wier wil niet anders, dan door ruggefpraak der onderfchelden deelcn, waaruit dezelve famengefteld waren, geldig was *— beftaat dezelve thans ee'n en onverdeeld, bij die depanimenttele beftuuren , waar van ieder lid een vrij en onverIet votum heeft, zonder van eenigen ftedelijken invloed, hoe ook genaamd, af te hangen; terwijl, integendeel, de fteden zelfs in zoo verre van de departimenteele wetgevers en tevens ultvoerers afhangen, dat deze laatfte (volgens Art 507 ) debeflulten van de Raaden der Gemeenten, wanneer zij die ftrijdig vinden met de,weuen , buiten werking binnen ftellen, £ai  C -33 ) Za\ het na dit alles, hoewel flechts aangeftipt en nitt gedetailleerd, wel nodig ilj'n, iets verdeis ten betooge van mijne tweede ftelling aan te voeren? — Bwaven! — Zult gij u dan zulk eene Conflitutit in de handen laaten doppen, Welde naar buiten 'n «et opzicht tot uwe algemeene belaneers den despotieken fceprer over u opheffen, en u, naar binnen e» met betrekking tot uwe meer afzonderlijke belangens, onder een Ariftoiratisch juk zal doen bukken ? — Hoe kinderachtig zal bet dan niet klinken, waoneer pij, volgens de vermaanenje aariraadiru uwer Cbnftitutitmakert tegen de u omringende volken zult zeggen: ,, Gij, „ ongtluKkiuen.' die moet geboorzaamen aan den wil uw?r B-ftuurers &c. " Hoe woaderlijk zal dan aan uwe aakomelingfchap het 17, Art. van de rechten en plichten van den MeDsch en den Burger, voor dat Plan geplaatst — niet in de ooren moeten klinken: ,, Alle macht, door het Volk aan zijne Vertegen» „ woordigers toevertrouwd, Is flechts bij volmacht en geleend en derzelver ge„ zag houdt op. wanneer het Volk zijn macht herneemt?" Het aal er al lachende njvoegen J — „ Maar uit voorzichtigheid feeeft men door een' cmftitwiSnee' „ len band, de handen van het Volk op den rug va*tgebonden, en wel geborgd „ dat het niet ander» dan door een' algemeenen opftand— waar in het met alle m andere volkeren des aardbodems gelijk ftaat — die geleende volmacht kan. »> opzeggen." — —. Dan, bier begin ik te bemerken, au mijn bloed kooiende wordt, en dat de verontwaardiging, welke ik gevoel .... Hier valt de iiiiibïht den Spreker In de reden, rorpr hem'tot de orde en geeft aan ja co» een' wenk, om den Redenaar een glas koud water te brengen; —- 't welk verricht zijnde— vervelgt otvoi f hobu lus. — Ik bedank den iresidiht voor deae zijne oplettendheid. Waarlijk! ik had deze ververfchine wel nodig, om, met de vereischte koelheid en bedaard, heid, na het afhandelen en betogen der twee eerfte en gewic»- tigfte ft; llingev tot het bewijs van de derde overtegaan, hier in beftaande, dat h t meergemelde* ontwerp van Conftitutie in zich bevat -— duisterheden, dubbelzinnigheden en tegenftrijdigheden. — ' Van welken ik om niet al te wijdloopig te worden , er flechts eenigen zal opnoemen. ^ Het bevat duisterheden. In de zesde Afdeéling woHt b v. Behandeld ovr de form van Raadpleging van bet wetgevend lichaam. In deze Afdeeüi.g derhalve zou men met reden verwachten, dat de «verk«aamheden van het Wetgevend Lichaam in het algemeen, en die der beideK.mers ieder in 'f bijzo,der,.vol'edig bepaald^ zouten zijn; — doch met verwondering moét ik beruiéén, er niets anders in gevonden te hebben, dan de bepaalitg dier werkzaam >eden welks alleen betrekking hebben tot het maken van zoodanige wetten, welke hunne ga- S z boorte  ( 134 3 boorte verfchuldigd zullen zijn aan de voordellen van de Groote Kamer. Daar. omtrent bepaait zij, dat bet doen van Voordellen (tot het maken van een Wet, moest hier bij gevoegd zijn) alleen en bij uitfluiting aan de Groote Kamer behoort; verder hoedanig dit Voorftel bij gem. Kamer in een befluit veranderd en hoedanig eindelijk dit befluit door de Kamer der Oudften in een decreet herfchapen wordt, door haare bekrachtiging. Maar nu zijn er meer werkzaam* hedan bi; dit Tlan aan het Wetgevend Lichaam te beurt gevallen. Bij voorbeeld.' Het verleent gratie, na irgeoomen advis van bét Nationaal Gerechtshof. He; crièsrt de nodige politieke en militaire Ambten, en bepaalt er de tra&smentea van: verleent penfioenen op verzoek van hen die dit begeeren: beloont uitmuntende daaden op voordracht van den Staatsraad en maakt omtrent deze en andere zaaken bepaalingen (volgens Art. 269 — 279. incluis ) —• hier omtrent nu zijn geen afzonderlijke Voorftallen van de Groote Kamer nodig : want hieir worden de Voorftelleu of Verzoeken door de Requeftranten of de voordracht (gelijk wij gezien hebben) door den Staatsraad gedaan. Welke forra nu moetin 't maken v^n zoodanige fchikkingen in 't oog gehouden worden? — Dit is wel zaer duister: want er wordt niets van gezegd. Delibereert, hier over het geheels Wetgevend L'chaam gezamectüjk, alsmaar één lichaam uitmakende; gelijk men in dan eerften opflag zich zou kunnen voorftellen? —• Dit is volftrekt onmogelijk; want volgens Art. 190. hebben de Groote Kamer en de Kamer der OudHen ieder eene afzonderlijke Vergaderzaal, en komen nooit in een en dezelfde Vergaderzaal te famsn. Hoe wordt bier derhilven een befluit opgemaakt? — Aan welke Kamer moeten de Requeftrantei of de Staatsraad zich vervoegen? — Maar dit wordt onzekerer en duisterer wanneer men het 270. Art. leest: daar wordt gezïgd: ,, doch nimmer zal hst Wetgevend Lichaam of een der beide ,, Kameren eenige militaire of politieke Ambten begeven, anders of verder &c.: " want hier fchijnt iedere Kamer afzonderlijk in fommige gevallen iets toegekend te worden, zonder eenige verdere bepaling. Dan, het is niet alleen duister, maar ook volftrekt tegenftrijdig: want zal de Groote Kamer alleen is bij uitsluiting Voorftellen mogen doen; van waar komt dan het recht van den S:aatsraad om ia Art. 275. 342 en 34.5. een Voordracht direS aan 't gefamentlijke Wetgevend Lichaam te mogen doen ? — En, hos zal het Wetgevend Lichaam daaromtrent , volgens de bepaalde form haarer raaip!?gingen f bepalingen, inftruftiën écc. kunnen maken, daar volgess die Art. niet de Groote Kamer maar de Staatsraad de Voordracht doet. Hoedanig zal er door het Wet. gevend lichaam, dat nimmer gefamentlijk vergadert, approba'.iên en inwilligingen worden gegeven? Hoe zal het op een voorftel van den Staatsraad, vo.'gens Art. 402. wederom tegenftrijdig met de verplichting van de Groote Kamer, over het aangaan van Oorlog beflisfen? —1 Volgens den gewoonen form is dit volftrekt onmogelijk, en echter is hit Wetgevend Lichaam (gelijk uit hst vorige blijkt ) aan die farm, zonder uitZ'indering, gebonden, en wel zoodanig, dat geen «Tot» saus, R.flulten of Rs Co! utië i, zouder die bepialde form, geldig zijn. — Dit nu ka»  C 135 ) San naderhand door een reglement van orde niet bepaald worden: dewijl het Wetgevend Lichaam niet bevoegd' is, om Reglementen te maken, ftrijdig met de va«te bepalingen der Conftitutie. Verders kan men zien, hoe fchoon twt volftrekt en geene uitzondering of b.'ra'ing duldvnde 23a»» Art. met het 41'de overeenkomt; als ook met het 6221= A't. woordelijk van dezen inhotil: — indien, „ voor het invoeren van een algemeen civiel en crimineel Wetboek voer de „ gehele Republiek, in tent£ Deparitmer.t eoi nieuw Wet mogt nodig geoordeeld worden f ,, Zal het Departementaal Beftuur het ontwerp daar toe, met de redenen van ino'h-iake„ Ijiheid, aan het Wetgevend Lichaam inzenden, en deszHfs fanttie daar opnreoeken." Het bevat dus ook dubbelzinnigheden en tegenftiijdigheden. Dit artikel nu, itrijdt niet alleen met het genoemde 232, mm öök met het kort te vooren ontworpen 60I artikel, inhoudende: ,, ieder Departementaal Beftuur, maakt zodanigefta„ tuten, reglemtr.ten en ordunnnntien, als het Ztlve lot de bejehikking van Politie, xco,, mmie en finantie, zijner Departtmentaale huishouding nodig eo-deik. " Of zl;r, festuten, reglementen en ordonnantiën geen wetten? — In auikel 624. zijn rieza Beftuuren verantwoordelijk aan de uitvoerende mac^t — w.-fens hunne adnrini- K* «raue. — nu aic zeggen ■— zoo ais praeiumuer is — voor zoo verre zn on- oergetcniKte ücnaamen van den Maatsraad zijn* — dan is het vrij onr»3u*kea* rig gezegd: want met hoe veel fchijn van recht, zou zich dan het U tvoertnd Bewind, wiens macht reeds zoo uitgeftrekt is, z:ch niet in het bo:fd kurften brengen, dat deze departemerteele Beftuuren, geheel en al ondsr haar macht Honden. En is dit laatfte waarlijk de zin dezer woorden ; welk eene fchreeu» wende invloed bekomt dan hier door weder dit vijfmar.fchap niet.' . .. Dan — »an hoedanig een aart is deze verantwoording?— Zij is zekerlijk van het wonderlijkfte foort: want, in het daarop onmiddelijk volgende artikel,- kunnen geen Leden dezer Beftuuren, onder geen voorwendzel hoe ook genaamdtin perfoon, voor de Uitvoerende Macht, tot het geren van verantwoording, % worden opgeroepen; en, iti 't onmiddelijk vooraf gaande, kan de uitvoerende' Macht, ook gsen Commisfarisfen naar hen toezenden, dan alleen om infome.tign te bekomen (van wie, en hoe, wordt niet gezegd) zonder zich diteSt of indirect, in de Departementeele funcliën en werkzaamheden te fte ken of fe n ergen: terwijl in het 626. aan de uitvoerends Wacht alleen de macht wordt toegekend, om de btïwareD tegen de Departementeele Beluuren in har.-ren van den Procureur Nat'meal te ftellen. Zoo dat deze eigentlijk gezegdo verantwoordelijkheid genoegzaam tot niefs gereduceerd wordt, en flechs een ftetn des a.ififtoots wordt, die aan verfcheiden interpretatiê'n onderhevig zijn kan! — Ondertusfehen wordt docr deze «oogenaamde verantwoordelijkheid, de verantwoordelijkheid dezer Machten aan het Volk tegengegaan : dewijl zij — zoo lang zij zkrb flechts wel verftaan met den Staatsraad, waaraan zij kwantswijs ViiEniwoordelijk zijn, niets met het Volk te maken hebben. S ï , zie  C -3* ) Zie dasr dan ook mijn derde ftelling bawezrn. 'f Zon mij weinig moeite eljiT, vooral ten opa cbte dezer dubbel flachtige bslf Jubalterne, en half op'ich zt'lf ftaande en onafhat glijke Departemerts Beftuurers, nog mec-r in 't oog loop*nde teeenftriidighfcden opteno-men; doch (ik zie bet) u*> aard-cht is reeds vsr oeid van het aanhooren van zoo veele onvolmaaktheden en gebreken, welke ik zoo kort mii doenlijk gt-w-ea is, in 't ruwe gefchetst heb: — ik befluit derhalve en advifter, om alle deze aangevoerde redenen, tot de verwerping van dit plats. —— a nchos »aoTiROS zegt: — Ik ben het volmaakt eers met den vorigen fpreker, wat dipraemisfen — of liever de data . daarin vo-rknmende —« aangaat; hoezeer ik mij echter, reet zij. ne daar uii afgeleide ce^clujie niet kan vetëenigen. Dit mag misfchien oppervlakkig wonderlijk klinken ; doch deze wonderlijkheid moet (verbeelde ik mij) door de volgende wijze van befchouwen, welke de mijne is, geheel en al verdwimen. — Het komt mij voor, dat —- te zeggen: „ wij moeten alle Cenjlhutieplannen ver,, Werpen . welke niet op de Souvereiniteit van het Volk gegrond njn , die de ,, zaaden van Ariftocratie en despotismus in zich bevatten , en waar in men dub„ belzinrigheden, twijfelachtigheden en tcgtnftrijdigheden vin'it " — het zelfde is, als of wij zeiden : — Wij willen geen plan van Conjlituiic, boe ook genaamd , aannemen." # Ik befchouw,„namelijk, een Conftitutieplm, waar van men het zelfde, 't geen men aan dit Plan te laste legt. niet zou kunnen en moeten zegg.n, voor onmogelijk. En is dit zoo «elijk ik meen te kunnen bewijzen Jan zou er volgens het roifetinement van Pkobuius, ook geen aannemelijk PUn kunnen gemaakt worden — Gefield al eens ('t welk bij mij echter niet uitgennawi is ) dat er waarlijk eene Souveniniteit des Volks tjeftaa — dan is en blijft het echter nog onmoucliik, dat men op zulk een grondbtginzel een Conjlitutie zou kunnen bouwen. Ik vr/ha hier .loor Conftitutie een regeer.in^sform dat is. de form van een Gouvernement g-ti.K dit het Plan in questie is. Bij zulk een form nu kan, ja, wel het denkbeeld van zulk een Souvereiniteit, als eene algemeene waarheid, vooruitgeftHd worden; maar men kan er een Regeeringsform zelve riet op vestigen. En waarom mett — Om dat juist eer R"geerin»svorm, zoodanig eene zaak is, waar door aan dutonhehouwen ding dat men voor de oppermacht des Volks houdt doch 't geen w , v der delileratiêi, over die Plan te beftieren. In plaats, derhalve van jkvrageji, «zijn zoo veel koppen niet bekwaam geweest, een goed Plan te vervaardTgep7 " —• moet ik uit roepen: .hoe Is hét nog mogelijk geweest, dat zij met hun allen, nog zoo veel vérband-in hunne uit een loopende veiftandswerkzaamheden hebben weten te brengen 1 — Ik zou derhalve van begrip zijn, dat de reden door pho«wlus opgegeven,' geen grond voor de verwerping van het Plan van Conftitutie kunnen opleveIen. — Voor 't overige wil ik niet beflisfen; maar zonder vooringenomenheid voor of tegen het Plan de advijen der volgende redenaars afwachten. f=* ( Het vervelg van deze Zitting in het volgende Nommer,) Nota. — In No. 119. pag. 12U regel 6. van onderen, is een grooteen zin» ftoorende drukfout ingeflopen. Daar leest men namelijk — Allienotiefesst —» moet zijn Miantiefeest. — Dit verfchil is te groot 1 —u  JANUS VERREZEN. I787. SUUM CUIQ.UE. N°. 122. Maandag den 31 July. türïol.6 ven hit vorige N°. ARIJTOS HÉPTAiCHICUS Zegt. —• een verbazend verfchil nemen wij niet in een en dezelfde zaak waar i naar gelang wij dezelve uit verfcheidene gezicht - en ftandpuntén befchour Wen! Gezicht- en ftandpuntén, welke ieder voor zich, naar willekeur, ver» kiest, en waarin bij zich bevoegd en gerechtigd acht, zijne alzoo gedaane waarnemingen, als onwederlegbare gronden, waarop hij zijn Syftemt bouwt, aan anderen optedringen ! — Van hier zoo veele dwars tegen elkander Inloopende en zich onderling vernielende Staatkundige Hellingen en tegenftellingen, van welke, men echtar niet ontkennen kan, dat zij, voor 't minst, de meesten — wanneer zij met kunst verdeedigd worden, — denfchijnder vjaatheid voor zich hcbIII. Dttl. T ben. —-  C 140 ) fen; — maar ik kan bel niet ontveinzen, dat bet mij eeweldfe hindert t^lT Hoe kunnen, bijvoorbeeld, demo's phorutuc „„ -1 jï men, verdeeld, die macht bezaten? -Hier Sn3! IverfcheK,8n llchaadeuitvoerende Machten al watdLrtoenaSÜrli kSooTt ^IhZrlZl 2 °* ofdoor*«r-ftaat,lichaamen uitgediend worden, in 't e^lml wlrfoiT ten opzichte van de uitvoering , volftrekte éénheid a ï n i la .' fte - zoo al geen foedcralismus van onderfcheiden volkeren, ten minften lZ ,1n T/ ^/°v"fST Van machten zweemt- kunnen "e ? bid 2 ui) d e zelfde lieden die voor alles wat maar naar faderalismus riektVU? afkeeng van zijn ais of zij er den ftaatkundigen ^iStZS^ te 5„p* JnLl de-W1^f mondeD> ™™ede zij het /W^/inea, wraaken tegen deze éénheiden vereeniging van macht uitvaareS ? —Ik verklaar mii ook in 700!«?, re tegen het Plan van Mt«fc. want ik zie in de.eopee3.oJSn?™ rïcï?nE anders dan eene noodzaakelijke bron van een alles dwingend despetisZTL g0! - ffV™, ™ i'9 geV3ar,'Jk«. omdat alles, wat er door daargeS en uitfe oefKnd zal worden op raam en door den uitgedrukten wil van het volk zal 5fchieden; op grond van dien kostelijken regel; „ al wat iemand door ee'n' ande!' „ verilcht, wordt hij verftaan, zelfs gedaan te hebben.-" — Dan mijn afkenrL van dit P,an - zoo ik al in mijne keusdwaalenmogt - fteunt, ten minften of mijne eetmaal aangenomen grondbeginzelen. Er moet geregeerd worden fS ik ) maar om voor te komen dat die regeering niet in een abfiluut en elgêndS kelijk gezag ontaarte - moet de macht verdeeld zijn en gefteld worden in .ïïke handen, die niet alle op éen buik liggen, verdeeld onder zulke Staatscollé.' g,ën, die elkander geduung in de kaart kijken, en .echter belang hebben zich niet van elkander aftefcheuren: - Zoo doende belet de een den anderen uit zijnen kring te fpnngen, en hierin, heb ik altijd gemeend, het beste bolwerk te vinden tegen die anders te vreze» aanmatiging ran oppergezag, waar mede alle' burgerlijke en ftaatkundige Vrijheid den bodem ingeflagen wordt; hier in, heb ik gemeend, altijd die gelukkige werking en tegenwerking te befpeuren", waar door  C -4- ) door, noodwendig, die willekeurige daaden ten uiterften moeieUjk, ja, bijna onmogelijk worden gemaakt, waar ajn wij anders, onder een geconcentreerd beftuur, dït geen tegenwerking kent, bloot gefteld zijn. — En bet is om dis reden dat ik mij verklaare te lijn een voorftacder van het foederative ; niet, om het Syjlema op zich zelvo befchouwd, maar uit hoofde der daar uit voortvloeinde heilzaamfte gevolgen voor .de vrijheid der individttcele leden van eene maatfchappij. — Maar het is ook daarom, dat ik nimmer een aanhanger V3n het Stadhouderlijk gezag in de oudd Cmftitutie geweest ben, ook riet om hetStadhouderfcbap op zich zelve, en voor zoo verre het binnen desielfs behoorlijke gren. zen bleef; maar om de daar uit te voorziene en ondervonden gevolgen; — en deze gevolgen waren —- de te groote o» een hooping van macht in één lichaam , en de herbaalde pogingen der Stadhouders in den tijd, om zich die zVlVd'i macht aactemarigeneninhunperfoonentefo»«Hfreef«rt, welke, indien dit plan van Conjlitutie aangenomen wordt, op eene Conftitutioneele wijze, aan het uitvoerend lichaaai opgedragen wordt; fchoon echter, in weêrwil dezer pogingen, nog nimmer eenig Stadhouder in deze Republiek het zoo verr' heeft kunnen brengen, dat hij waarlijk zulk eene uitgebreide en in veele opzichten, onbegrensde macht in zijn perfoon vetëenigd beeft gezien. Ik zou derhalven het Plan, indien er geen redenen van noodzaakelijkbeid beftondea, om bet, zoo goed en kwaad het ook zijn mogte , aan te neemen, verwerpen. Maar welke reden toch kan bemospho bolus er voor hebben? — Hij zegt het is niet gegrond op de oppermacht van het volk. —- Dit wil gelijk ik uit zijn zoo even gedaane voordracht heb kunnen opmaken — zoo veel zeggen, als dat het volk, volgens grondwetten in de Conjlitutie, tot het uitbrengen van een permanente en delibererende volksftem en wil, misfchien wel in naarvolging van Amfterdam, bad behooren geörganizeerd , en in zijne rejpetlivt Grondvergaderingen in ftaat gefteld te worden, om van het recht zijner Sowereitdttit zoodanig gehruik te maken, als met de waare democratijche grondbegirzels overeeniomt; doch, zonder nogalhier tefpreken, overhetonoverkomelijkinconvenient, dat natuurlijk met het beftaan van een altijd duurend delibererend volk verbonden is; zal ik nu alleen maar aanmerken , dat eene Conjlitutie, waar in deze grondwetten voor zouden komen, niets anders zijn zou, dan een bijna volftrekt regeeringloos volks foederaüsmut en niets anders. — Ik zeg i. bijna tegeeringloos: — want alle aangeftelde Machten zouden daar door niets anders worden, dan ondergefchikte adminiflreerende lichaamen , zonder genoegzaame macht, en boven «Ken in de onmogelijkheid, om de dagelijks regenende volksbtflulten ter uitvoer te doen brengen : — en 2»het zou een foedtralismus zijn: — want — daar hetniet mogelijk is, dat het volk in maft en in één lichaam verëenfgt; fchiet er niets anders over, dan hetzelve bij gedeelten , en wel zeer kleine gedeelten — te doen vergaderen : zoo doende worden de Grondvereadesingen departement ent. . , , . , T a Dz,  ( 14* ) Dm os phobulus valt hier den fpreeker in de reden, en zegt: Nu kan ik niet langer zwijgen, Prefident! — Door het geweld, dat ik mij aangadaan heb, om mij intehouden, heb ik mijn lippen bijna aan ftukken gekaauwd Zie eens! — hoe gefcbeurd en foederai tisch zij er reeds uitzien! — Hoe is het mogelijk dat men in ernst zulk eene taal kan voeren? .... DzpazsiDEHTwil hem tot de orde roepen; doch, ddwiji uistoshe> taichicus zegt, dat hij, bij het reeds door hem aangevoerde, niets meer te voegen heeft, vervolgt phobulus : — Heeft dan de Prefident, in het 88. en 89èSouveremueit Van het Volk voor zoo verr' die als een oorfprS^^^ £? fchcuwd wordt, wordt er flechts ais eene waarheid in erkent doch rev^ i ten werking gehouden Een Koning. Regenten of RerefelLt,te verkiezen' kan nimmer als eene daad van Volksoppermacht, befchou4d woTden. DS langer te willen beweeren zou eene dwaasheid zijn- — " i r 8 meer aan. - Om eene zaak goed ,e maaken moet men £ ï?et m!r «L" .rnaieento, opfchikken, men moet ze voordoen , zoo aTs ziii?-1 rr„ fl Jk dat eene Conftitutie op zuivere Democrotifche g°ronden gebTuwÏ, toTenfchen, zoo ais zrj tot beden toe zijn. de verwerplijkfte van allen zou ïin _l En om dat te bewijzen, behoef ik flechts het argument van archÓsVr oT7 • os, 'twelk nog niemand opgelost heeft. Ik benLnamelJ! inzooverr' lel hem eens, dat een Regeeringsvorm in zich bevatten moet, het middel,2Vo^kf driften en zijne onbezonne macht te bedwincen — fa hi«r k„a. u " geluk des volks, "t welk aan zich zelve overge aaTen t ™ rlS , ' b-et ™m onkunde, voorbarigheid, vatbaarhsid voorX ge mi SdL - enl?f2 door geftadig aangroeiende zwermen van ku^mmaV^ff^^ tinkin? Dit is het oegpunt (dunkt mij) waaruit wij alle eene Conftitutie moeten befchouwen. - Het volk moet gelukkig zijn! - En zou het Volk "ooi «te beheering zijner eigen zaaken, - waar toe het oorfpronklijk wel het recht rnTr niet de bekwaamheid heeft - ongelukkig worden; dan moet d e benêeSnï aan hem niet toebetrouwd zijn. Hier in ftaat dan een geheel Volk gelijk me? een m.nderjaangen of een Frodigus, die zich tot zijn eigen behoud en welziTn onder voogden o tW* ftek. uit overtuiging, dat het deze - geduSé zijn onbekwaamheid - nodig heeft. ^ Wilt gij dan, dat het Volkf in " veï volg ,n gelukkiger omftandigheden, in ftaat gefteld zij, om zijne Somereinitok in een affiven zin te bezitten — gij voorftanders der waare DemurtUeT— Welaan, wendt dan alle uwe vermogens aan, om het Volk kundig, bekwaam verlicht en zedelijk goad te makee, doet bet, in het vervolg, dienf glansrijken ftast zien, waarin het, zonder gevaar, dat geene hernemen, of liever vow de eerfte keer aanvaarden kan, H welk tot nog toe, als een louter chiJriek ideaal, in uwe hersfenen beftaat. ' er tMmruk 'l GfenA de«?Hin dit.PIan' a,s een 6«b"k aangemerkt wordt, is veeleer eene deugd. Wat het overige betreft - ik erken het - de uitvoerende Et en de Depjrtementaale beftuuren, zijn beide in hunne kringen Staatslichaam» aan welke eene groote gefcblktheid, om in Despotismus en AriftectAtie te ontaW te beurt gevallen is. Dan de fterke arm - moet ergens beftaan, wVÏÏj bet Volk de behoefte zal bebbea, om geregeerd te moeten worden; men kan die nacht  C '45 ) macht, door verdeeling, wel verzwakken -— en daar bij wint het Volk een hre meerdere vrijheid, of gelijk nu 6edaaD is, door dezelve in één punt te concerttriertn, verfterken, en dan wint het Volk, in zi ne buitetlandfche betrekkingen alt Mogenheid befchouwd: in het laatfte geval verkrijgt het Beftunr meer energie, meer fpoed in zijne verrichtingen, roesr achting bij zijne Bondgenooten, meer kracht en wedtrftend tegen zijne vijanden! — Tusfchen deze twee zaaken, welke beide haar voordeel en nadeel hebben, kan men nü bij het ontwerpen van een Conftitutieplan, flechts kiezen. Dit laatfte is gefchied, na dat alvorens het fyftema van éénheid en onverdeelbaarheid als een bojïs der Conftitutie was aangenomen. — Hier door derhalve zal onze Republiek, als Mogenheid befchouwd, machtiger zijn, dan te voren En dit is waarlijk , voor onze Nationaale eigenliefde, geen kleine aanwinst Onze oriafhanklijkheid, als Volk, moet daardoor — bij eene algen ewne bevrediging in Europa — in de balans der volkeren grooter worden. Ik geef toe dat onze Bargerlijke vrijheid er eenigermate bij lijden zal; — maar 't geen waarlijk eene uitfteekende verdienfte in deze Cor.Jlitutie is, en welke ik mij niet begrijp dat door deo fchranderen ïhoeulus heeft kunnen voorbij gezien worden —■ is — dat dit verlies, 't welk, behoudens de energie van het beftuur, niet te ver» hoeden is, — aan eene andere zijde in eere dubbele maate vergoeden gebeterd wordt; en deze vergoeding — vind ik in de Rechterlijke macht, welke in deze ConJUtutie zoo onafhankelijk en oók tevens zoo bepaald is, als dezelve voor de handhaving onzer Vrijheid en perfoneele Veiligheid, behoort te zijn.'— .Deze is, namelijk, zoo ingericht, in dit Plan, dat het aan alle geconfiitueerde Machten, geene uitgezonderd , onmogelijk gemaakt is, door Politieke DkveFtiin-. eenige aften te doen, of daaden te plegen, welke, uit den aart, tot diei heilieft. aller machten behooren. Deze beftaat op zich zelve, en geïfoleerd van alle Z liciem magijlratuur, en gezuiverd van alle die tf^r^«ebijmengzels, waarmede zij altijd in vorige tijden overladen is geweest, en waar door de rechtbanken in veele opzichten, nsargemengdc.hoewelondergefchikte, Staatscollegièn geleken ' waarin gedeeltelijk de wetgevende uitvoerende en rechterlijke MÈcht zich v«Y toonden, terwijl van den anderen kant, de Politieke Staatslichaamen, zich dik* wils, volgens een' ongelukkigen flenter, zaaken aanmatigden, welke bii H« Rechtbanken 'thuis behoorden. — Boven dien is deze Macht, in dit Plan ™i maakt onafhanklijk van de Staatscollegiên. - En hier In beftaat de waarbon* uwer Burgerlijke vrijheid Bataven 1 — w«ioorg-. Zoudt gij derhalve zulk eene Conftitutie, en dat in de tegenwoordige crifis rVollT- "vÏÏ^'t" VerCeDi8t ü! W0*dt «» Vrii en i r.  SIGISMutJDUS widodemus & LATEiÈ 2cgt: mmi . Ja wel, mijn goede demos vak sophboniaI Dit laatfte doet dedetr toel En, daar over, is wel het minfte gefproken. — Ik zal de deugdzaamheid of gebrekkelijkheid, van het Plan*van Conftitutie, waar over wij thans fpreken, tiaar laaten: — alleen zal ik dit laatfte denkbeeld een weinig nader aandringen. Het Staatkundig noodlot heeft dan gewild, dat op het einde van de agttiende eeuw, ds duivel dar onwentelingen, geheel en al, uit zijn duister verblijf zou los.gelaaten worden, en Wanneer wij aan de buitenlandfche berichten geloof moeten flaan, is de gelukkige tijd'zijner wedervastfluiting nog niet vervuld: — hij gaat nog om, als een briezende leeuw. — Het fchijat, alsof alle landen hun beurt nog moeien krijgen: wie ziet er nog bet einde van? Gelukkig hebben wij onze beurt reeds gehad , cn hvt Iaat zich aanzien, dat het grootfte en beste gedaelto on;er Natie, het omwentelen moede is. Deze gefteldheid Voorfpelt iets goeds, en terwijl zij er is, raoston wij er gebruik van maken, om onze publieke zaaken weder op een' beftêndigen voat te brengen. Dit kunnen wij nu doen, meteenvoBdig^ate zeggen: dewijl de Conftitutie, welke ons aangeboden wordt, ten minften van dien aart is, dat zij op een krachtdadige wijze de orde te rugg' roepen kan. — j* wel! — de groote Crifis van Europa is daar! —- Er zijn nog groote en tegenftrijdige belangens, onder de Mogenheden van den eerften en tweeden rang, te regelen en te befcbikken, Bij zulk eene befchikkleg lijden maar al te dikwils, die landen, wier inwendige gefteldheid en zwakta, de onkuifche Oogen der begeerlijkheid der masnelijke Mogendheden van den eerften rang, naar zich trekken. — Zullen wij oss verëenigen, zullen wij ons beftêndigen , wan» neer reeds onze vat befloten zal zijn, wanneer men, uit hoofde onzer Staatkundige nietigheid, reeds over ons befchikt zal hebben, en er niets ineer overig blijft dan eenpretwri, dat ligt te vinden is, om het vonnis, dat over ona uitgefproken zal zijn, ter executie te leggen? — Ik zal niets meer zeggen dan — „denkt aan veneti6n! denkt aan osMUAt denkt — misfchien ©ok — aan z w i t z e i l a n d I — ,, Ten minften — „ ik denk er aan, en daarom, advifeer voor de aanneming van een Plan, dat alles, behalve volmaakt is.'' • Doer plaats gebrek, kunnen wij heden geen vervolg der Spaanfcbe Rebbe, fchrljving, fchoon het aan de beuit lag, geven. Wij verfchuiven het dus, tot de uitgaaf van Nummer 127.  JANUS VKRREZEK. 1787. ~ SUÜM CUIQUEJ N". 123. Maandag den 7 Augustus, v-RVOLavmfat wige Nommer. ±Ji prbsidekt vraagt, of ook nog iemand van de Lede» het vtnt»a uj» geert, op het punt, dat, tot dus verre, Mbmtori is geworden 'd h* ARCHOS PR OTI80S ZPgt: — Ik heb zeer weinig gezegd; doch het geen ik gefproken heb moet of». "aar cegen neb ik kunnen opmerken, dat demos vak sophuohia het ia v veet  € 143 ) veele opzichten, met mij esns is. Waarlijk ik had zulk eene eerftemmuheicl' n;et kunnen verwachten. demos van sophroitia Zegt : En waarom niet, mijn vrier,I? — Waarom zou ik a niet willen toeftemmen, dat de volksmacht, cp zich zelve befchouwd , Biets dan verwarring en regee' ringioosheid te weeg brengen kan, en dat zij daarom door eene Conjlitutie tot de erde moet geroepen worden? — dimos phobultjs zegt: Indien gij er deze uitlegging aan geeft, 't geen voorzeker de meening van archos ïroteros niet kan geweest zijn, dan kan ik mij met zijn gevoelen ook zeer wel conformeren. Ook ik ben zeer wel overtuigd, dat de Sowereiniuit des Volks (in abftratlo) dia abc hos fiötbeos niet erkent, en daarom alleen volksmacht noemt — niets dan een thais van verwarring oplevert; maar die cha'ós houdt in eene welgeordende volksregeering —. bij voorbeeld in fantasia — op, eene chaos te zijn. Zulk eene Conjlitutie is het fcheppende woord, — „ daar zij lichtl " sigismundus nicodemus 4 latere ZCgt.* «— Ik voorzie dat wij, op deze wijze, wederom van voren af aan zullen beginnen; en, als dat gebeurt, zullen wij, na veel woorden gefpild te hebben, op dezelfde plaats te rugg' komen, van waar wij uitgegaan zijn, want wij Ioop'ea eenvoudig in een' cirkel van opiniën rond. — Onze Committenten weten nu (dunkt mij) genoeg, uit welke oogpunten wij de zaaken befchouwen. de president gaat vervolgens over, tot het appel nominaal, waar uit bleek, dat bij eene meerderheid van drie tegen twee ftemmen, in dit verèinigings Committé — vooa het Plan van Ctnjlitutie is geftemd geworden. — blijkens dit appel n omina l. archos protesos ftemt tegen het Plan, omdat het, offchoon niet Demecrstisch .echter de zaden van eene accive Volksmacht beVat, waaruit hij niets anders, als geduurige pogingen, ter omverwerping van de Conjlitutie zelve, en der, daar door, herftelde orde te gemoetziet. — aristos hrptarchicus , ftemt voor het plan: — Omdat het, hoewel niet foideralistisch genoeg, naar zijn begrip, nogthans verkieslijk is, boven zoodanig eene Conjlitutie, waarin nog meer van het zoogenaamde ién* en onverdeelbare, mogtgevonden worden, 't welk hij voorzeker denkt, dat, in geral va verwerping, bij een nieuw ttfomtertn ontwerp, plaats zou grijpen.  CC c*49 )) ■bemos »ab sofKKOBiA, Conformeert zich ten volle met de geconcipieerde. Cotijlitutie, wensebt er het volk geluk med«, ea noemt dezelve, in san. merking nemende, de ongelukkige omftandigheden, waarin zij óntfan^en"ea geboren is — een meesteiftuk. — D pM,°J.r.H0.?ÜL,üs' fttmt te8en h« ontwerp van Conjlitutie, omd^t het feelijk hij in -iju arfvfex meent aangetoond te hebben) de ongemakken en nadèeferJ der vo (bekte, en bijna monorchale éénheid, en die van het veellijvigefiederakoppig monfleT " D°Cmt hCt' "n vij'ftienll'jWS' tweehalzlg en één- sieisMüHDüs nicodemüs ï t a T e b e , ftemt er voor, omdat hij begrijpt, met alleen, dat er periculum in mora is, zoo van binnen als van buihll a ■ °m de demai°&n> welke, naar alle waarfchijnlijkheid. hunne handen » een tweede plan zouden krijgen, wanneer het eerfte verworpen wierd, weinig hoop voor iets beters overlaaten. voor^fceh/n^u1"1 ™»kttde emcluf'e °P- h0«^ ^ar mede het tweede point, voor afgehandeld en bedankt, uit naam van de Natie, de leden voor Imnnê K°h .fe ÏT" ZUlk "T ™k- Meer moeten *tl niet doen(Zegt„W mnften%hS'er dan„één rede° • * ons, vooral ii dezen, vooSr den minften fch jn, van te Willen cabaleeren, te wachten. Ons Committé is verr' boven pen kuipers winkel verheven. — demos phobulus Zegt i Daar dit punt nu afgehandeld is, en wij door onze verfchillende «bieren, d* Natie zoo veel « om was, voorgelicht hebben, kan het, dunkt mij niétte onpas komen, bij wijze van toegift, achter deze deliberatiën te laaten volgen de Rechten en Plichten van den Mensch, welke, als den grondflag, Sop'dit Conjlitutieplan gevestigd is, aan 't hoofd deszelven gevonden worden. EersdeeJ. vZtn/ da" t-T' In ftaatSefttf,d morden, omhet gebouw zelve met dfcn srondflag te vergelijken, en ten anderen (want het is om der welluidendheid wille, in zangerige versje» gebracht) kan het tot een ftaaltjen dieneninaar. volging van welke, de geheele Conjlitutie :-— ingevalle z f aaneenom^ volgendeTnhoudf 1S ber'Jmd ™ kUOnca wordcB' ~ Het is ™» V * '"" RECB.'  ( is© ) RECHTEN ek PLICHTEN van den MENSCH en den BURGER. Art. I. Alle menfchen . in 't gemeen , Komen daar in over een, Dat ze als menfchen, zijn gelijk E'i in rechten even rijk. Art. II. Dat wij zijn gelijk en vrij, .f. -v Zeker vin ont lijf, daar bij, { ' Dat s goJd ook veilig zij, — Om dit alles komen wij In da Burgermiatfchappij. Art. III. Ter bereiking van dat doel, S-aan wij van den gantfchen boêl Rechten , die Natuur ons gaf, JNiet een enkel rechtjen af; Ja, geen zier meer — dat 's gewis! — Dan volftrekt. ncod.zaas.lijk is. Art. IV. In den Burgerftaat nu, zijn AU' de leien, groot en klein, Ook gelijk, in recht en plicht, Voor 't Maatfchappelijk gericht; En dtf Wet. — het zii die ftraft, Of ons veiligheid verfchaft, —Js dezelfde voor elk een' Zoo. dat de A!el, noch 't gemsen, Laa'.'rus, noch de rijke man , Eenig voorrecht krijsen kan. Art. V. Door de vrijheid der Nituur (•) Doen en laat=n we, op den duur, Alles, wat ons is geleerd; Als 't een' ander' maar niet deert. Art. VI. Door de vrijheid in den ftaat, Die, in lang, zoo verr' niet gaat. Doen wij 't zelfJe wel;?—maar ziet!—• Als de wet bet ons verbiedt» Dan is 't: — ,, HoUa ! — Laat dat ftaan ; ,, Of het zal hier anders gaan.' " — Art. VII. Door het recht van Eigendom, Maak ik, van 't geen ik bekom, Door mijn vlijt,-of mijn verftand, Langs den een , of andren kant, Zoo 't flechts wettig is-en puik. Naar mijn' eigen' zin gebruik. Art. Vlll. Bij het volk, in zijn geheel, Maar niet bj een brok, of deel, Rust de hoogfte micht, reëel, Ejn én individueel: (a ) En, is dat niec casu'el? — Als aien 't Vol* die macht ontnesmtj B ijft zij nogthans om-ervreemd. Art, IX. 't Volk miakt wetten, door die macht, D;e hei uitvo.-rt en betraent. " Aft. X. Diarom worit die wet —verblosmd —t s' Volks verklaarde wjl genoemd: Ei die zich dair tegen zet, Stelt £j'«i>i<» Pvéliea, voor, Natuurlijke wijheid! -—  c m ) S'elt zich ftrafbaar voor de wet; M ar , die mst sen fl nkfchs kneep, Doet. als of hij niet begreep, Wat de wet van heir. begeert, Is s' Volks achting gantsch onweerd, En. waar of hij gaa of ftaa, Wijs' men hem met vingers naa. — Art. XI. Niemand wordt er vast geset. Dan om zaaken, door de wet, Klaar en duidelijk bepaald. Ook wordt niemand achterhaald, Of veroordeeld, dan wanneer Hij zijn kans van tegenweer, Volgens rechten, heeft gehad. Welk een kostbaar recht is dat? — Art. XII. Over 't geen «r wordt gedaan. Kunnen wel de wetten gaan. Over 't geen er wordt gedacht , Heeft de wet geen oortjen macht. Art. XIII. Zijn de leden met elkaar, Met hun Conftitutis klaar; Dan verkiezen ze, in hun plaats, Uit het midden hunner maats, e. v Wetten makers en, zoo voort, * 'f Alles, wat daar toe behoort, .Die toch, onder hun fles wijn, .Aan hen refponfabel zijn : Want het volk (daar wringt de fchoen) Kan zijn eigen werk niet doen. Maar, al is het onbekwaam, 'c Gaat toch op zijn' eisen' naam. Art. XIV. Bulten die gekozen lui, En daar bij den gantfeben brui . Wettig aangeftelde maats, ^ ' Want die hebben faam'de praats) Is er niemand, die 't gezag In zijn handen hebben mag. Art. XV. Maar het vragen ftaat elk vrij; Mits het weigeren daar hij: En een elk kan, met fatfoen, Aan die lui een voorftel doen. Art. XVI Alle Atnpten van wat aart — 't Zij dan veel of weinig waard, Zijn geen goedren, die men aan Asdre lieden af kan ftaan; Ook niet eiflijfc, of bij gunst Iemand opdraagt, maar naar kunst: En hij, die een ampt bekleedt, Draagt een last waar van hij eet. Art. XVII. Alle macht, hoe hoog gebeent, Is flechts volmacht en geleend , (a) Wordt maar voor een'tijd verricht, ^ ' Is geen recht, maar enkel plicht En houdt op (al klinkt dit vreemd!) Als het volk zijn macht herneemt. Art. XVIII. In de Maatfchappij alhier, Dient elk God, op zijn manier; En de Maatfchappij belooft , A m een' ieder', hoofd voor'hoofd, H-isr befcherming, in zijn kerk , Voor dit prijzenswaardig werk. Art. XIX. 't Is een regel, die gewis — Schoon ju st niet eenvoudig — is: „ Wat gij wraakt, als 't u gefchiedt, „ Doe dit ook aan acdren niet I " — Art. XX, Die niet deugen wil in huis, Is ook in den, ftaat niet pluis. Art. XXI. Een maatfchappelijk verdrag, Dat men wettig noemen mag, Wil het waarlijk, zijn van klem; R5bet door de algemeene .Stem, Of die van de meerderheid, V 3 Wor-  C *5* ) Worden la 't cement geleid. Art. XXII. Als een vreemdeling zich ftil, Naar de vrijhaïd fchikken wil, En, het geen 's landspot hem biedt, Zoo voor lief neemt en geniet; Dan wordt hij een deelgenoot Van de Maatfchappij haar fchoor. Die wat meê brengt van de reis. Stelt men hier op hoog en prijs. Art. XXIII. Zij, die bsedlen langs dj ftraat. Zijn flechts ballast van den Staat: Die niet werken wil in 't land, Heeft geen recht op onderftand. Daarom zorgt de Maatfchappij, Dat er geld en arbeid zij, Voor een arm, maar vlijtig man,' Die zijn kost niet winnen kan. Die, tot werken machtloos is, Geeft zij drank en laafenis. Maar hoe zulks nog zal gefchiên,' \ Zal men naderhand wel ziec. Art. XXIV. Alti'd houdt de Staat het recht, ( Dit dient nog voor 't laatst gezegd) Dat- hij zijn Regeeringsplan, Maken en hermaken kan. ■ Nota! — De artikelen, die met dezelfde letters aangewezen worden, zijn da zoodanige, welke met elkander in een bijzonder wederkeerig verband ftaan, bijna op dezelfde wijze, als een werlnng en tegenwerking. DEMOS VAN SOPHRONIA Z2gt .* — Ik wil niet ontkennen, dat die rechten en plichten van den mensch en den burger , zoo als zij voor het plan gevonden worden , een bedrieglijk licht over het zelve verfpreiden. Mea had, naar mijn inzien, beter gedaan,met die zoogenaamde fundamenten, uit eenige ftukken en brokken , zonder order daar nedergeworpen jbeftaande, geheel en al achterwege te laaten ; dan, door die te plaatfen , de harsfenen van de beöordeellaars der Conjlitutie, mee bedwelmende en fcheemerige denkbeelden over zaaken, die de minften hunner doorzien of nadenken kunnen, op te vullen. * Wie toch zal, wanneer hij zich niet eerst de moeite geeft, om ieder dezer artikelen op zijn rechte plaats te brengen, uit deze Rommelzóó van korte fpreuken en faamgetrokken Hellingen &c. herkomftig uit het Natuurrecht , het Staatsrecht, ds Zedekunde, en de Godgeleerdheid, en waarin boven dien nog verfcheiden willekeurige bepalingen voorkomen, die althans in geene grondbeginfelen geduld mogen worden — Wie zal toch (zeg ik) naar zulk een mengelwerk , 't welk de ontwerpers tot een grondflag van hun werk gelegd hebben ' zonder geftadig op een' dwaalweg geleid te worden, de bem aangeboden Conjk' tutie kunnen beöordeelen ? Had men derhalve voor dit plan alleen deze verklaring geplaatst „ Het Bataaffche volk verklaart, het gezond verftand, „ en het geluk des volks, ais de grondflagen , waarop zijn Conjlitutie behoort „ gevestigt te zijn, te erkennen en aan te nemen " ~m men zou rerftandiger gehandeld hebben. DE*  C 153 3 DEMOS PHObULUS zegt : — Hoe algemeen en ruim deze verklaring ook zijn mae, twijffel ik er echter aan, of het plan dan nog wel de proef zou kunnen doorfhan. De president zegt : zoo niemand der leden , zich er tegen verklaart, zouden wij (dunkt mij) het daar voor kunnen houden , ais of de artikelen in questie voor het plan niet geplaatst waren. Ten minden zoo demos van sophronia toegeeft, dat zij zeer wel konden gemist worden, en phobulus van begrip is, dat zij de waare grondflag van het plan niet uitmaken , kan ik net verwachten dat er bij de overige leden eenige difficulteit zal beftaan, om er Zich mede te Confotmteren. En wordt conform befloten. buroer janus. — _ In onze Zitting van gisteren werd ons aangediend eene Deputatie van de Societeit ten zinfpreuk voerende: Discordia magna dilabuntttr, de Vergadering binnen geleid zijnde, gaven zij in eene zeer fer.timenteela en hartroerende aanfpraakj infubflantié hier op neder komende , tekennen, dat zij met ons wilde iraternizeeren , na dat dezelve door enzen eeuwigen Prefident was beanwoord, kreegen zij de accolade en hun werd de eer der Zitting verleend (NB. dit is eene almagtige groote eer, die ieder een niet gebeurd, men moet daar toe van de lievelingen wezen,) de eeuwige Prefident bragt de propcfitie, in de gemelde verhandeling voorgedragen, op bet tapijt, en er vielen hevige discusfiën over voor zoodanig dat de Prefident genoodzaakt was, zijn infohabel wambuisjen uit té trekken , tot een teeken van gevaar , en , ipfo faclo was alles ftil , cn niemand durfde kikken. De groote zwaarigheid , welke veele bevonden in bet frattmizeeren was i» dat dej Sociëteit van discordia de flegte gewoonte had van leden in hunne fmantiên te doen omvroeten, die almagtige kromme vingers hebben, en tot het maken van hun plan van finantün en direQie al zulke lieden gebruiken , welker eigen zaaken in de war en geheel defolaat waren ; fchoon tegens dit laatfte werd opgemerkt , dat die luiden juist gefchikt waren tot zulke posten: wijl zij de fcburken «ukken kennende, en al die kronkelpaden wetende, anderen daar in konden nagaan, even als een vader , die, in zijn jeugd vrij wat gezien heeft, best gefchikt is om zijn jongen naar te gaan, en in bel dwang te houden. — Maar, om weêr tot de zaak'te komen ; De 2de difficulteit tegen het fraternizeeren,was,dat ieder van deze Sociëteit zoo een planneetjen op haar zelfs had, en dat dus gemeenlijk de een tegens den ander inliep en inwerkte. Hier op merkte men in het generaal aan, dat dit zoo veel te beter was^: want, zeide men, in troebel water is goed vis/dien ; eindelijk naa veel over en weerpraten, werd de zaak gefteld in handen van eene perfoneele Gcmmisfie (anders gezegd Commfsforiaal gemaakt.) De Verhandeling wilde men op ziidelijk post'  C ï54 ) post-papier doen drukken , en in blauw Cafton dosn In naaijen , om dus bl| allefcntimentclc boekhandelaren tot een' matigen prijs verkrijgbaar te zijn, voor het aandoenlijk JuffVrfcbap. Tot de order van den dag overgegaan zijnde, werd er gedecreteerd dat elk der leden voortaan ?oude zorgen zig te voorzien v»n eene behoor li |ke broeijerij, om daar in Vriiheids boompjes te tedtn aangelegd in den ("maak van die, welka men in den L'yJfchen 'Hortus vindt, gefchikt om uitheemfche G watfen , door kragt van vuur en hette, te doen bloeien; het foort van bobmen dat men daar toe heeft verkooren, zijn vrugtboomen , en dat wel d;? geenen, welke zoete vrugten voortbrengen : want dat zuure goed deugd niet , of men moet het ftooven, en dat houdt te lang op. Men heeft verkoozen vrugt^oorrien , om dat de ondervinding geleerd heeft, dat het foort, het welk men thans heeft, nog nieta heeft willen voortbrengen , ja dat ze zelfs verwelken ( h-;t is ook jamm~r dat zezoo in de zon ftaan) het is te hoepen dat het niet aan den grond raag fcbeelen? war.t dan zoude men veel geld en kosten voor niets hefteed hebben; doch de Sociëteit heeft reeds zoo vee! kostbare proefiens genomen , en reels zoo veel fchatten aangewend, dst dit er nu ook maar meê door moet, tranfeat igitur cum Caettris. Derde jaar der Tempel bouwtng. Het eerfte jaar der Stempel kaartjes^ De eerfte maand dezer Sociëteit. De eerfte dag der broeijing. Demaoogos, gezegd philodemos S^cret. praej. alle de leden. NOTA. Daar het morgen de groots da? der verkiezing en verwerping is , hebben wij de plaat fing van een Toneel des Periodieken Za gfpels tot eene volgende gelegenheid (tot No 133. naaml.) verfchoven , ten einde daar door in ftaat te '.ijn, $ dtlu beratién over ds verkiezing of verwerping van het plan van Conjlitutie, van het Verèenigings-Committé, voor het aanbreken van dien dag, in zijn geheel aan de Natie mede te deelen. Deze Norr.mers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Utrecht bij de Wed. Terveen en Zoon; 's Hage van Cleef en Leeuweftyn; Leydtn Honkoop en Onnekink; Amjlerdam Holtrop, J. W Smit, ten Brink , Kuyper en van Vliet; Haarlem Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d Dries, eu Pols; Alkmaar Hand, en verder In de overige Provintien, a twee Stuivers.  JANUS VERREZEN. SUUM CUiqUE. N°. 124. Maandag den 14. Augustus. vervolg der zitting, van het co mm i tt é vak ritiiviGiifs e» vutzoiniNoj gehouden op den iangfien der dagen van 'tjaar 1797. 1 hans geeft de president in Confidentie, of het niet gevoeglijker zou zijn , de dvscusfien en Deliberatiën over het derde vraagpunt, namelijk • — Wel„ ke maatregelen er zouden behooren genomen te worden, om. in gevalle van „ afkeuring van het Con/lkutieplan, te verhoeden, dat er bij het conaipieeren van een „ tweede P an niet weder dien zelfden onzekeren en witfelvalligen weg ingeflaeen , wierde.^lsbu dat van het eeifte had plaats gehad ?,» - voorals nog, int/W« te houden — t Was toch niet geheel onwaarfchijnlijk, dat het aangenomen en goedgekeurd wierde; en in dat geval, verviel dat punt van zelve. Wierd het echter afgekeurd ; dan zou er altijd nog tijd en gelegenheid genoeg overfcbieten om er met ernst — en voorzeker met meerder vrucht, zijne gedachten over té x pho'  C I5<5 ) moBuLus zegt. — Er was bij de goedkeuring of afketoring, nog veel te voorzien. Beide kon gaaf, of, onder eene zskere reftriüie, gefcbieden. Het volk , in zijn grondvergadering opgekomen zijnde, wierd daar door (hoe zeldzaam dit anders, ook uit den aart der belettende omftandigheden als mogelijk ondergefteld konde worden ) in ftaat gefteld, zijn' fouv treinen wil te doen gelden, niet alleen, door ja of neen ie zeggen, maar ook door een middenweg te verkiezer. Nu waren er verfcheiden midden wegen, voor het fouvereine Volk overig. Het kon zich in zijne grondvergaderingen, deor eene meerderheid, van daarin over één komende ftemman gecorfiitueerd en permanent verklaaren; en als dan vervolgens, hetPkn, met zoodanige adiitanur.ten, veranderingen en alttraxiïn aannemen, als hij zulks nodig mogt oordeelet. Hrt zou ook, op diezelfde wijze, deOm/litu» tie, kunnen verwerpen en flechts eenige zaaken daarin voorkomende en naar zijn welgevallen gemnplieerd, kunnen aannejne!', om te ftrekken rot een Bajis voor de volgende Conftitueerende vergadering. — 't Is mogelijk, dat het Volk, in verfcheiden departementen zich onwillig verklaart om opte komen en mer/a of neen te ftemmen. Volgens de intentie van de Natisnaale Vergadering moet het geheele Volk op één en denzeifJen de gemoederen bl,J. is met reden beducht, dat *"tó aIs te 'oreD. ™ men Malcontenten, aan de zijde deT^ïtoL£P l ^ V9 Iosbar"i"g, onder de lijk is. — Z1Jöe der tegen de Gens en flacis, onvermyde). e«' «4* eigen den tijd, waarln zij mede oud er d^e Ma/ft/i^f0^. • omdat zij zich den geest kunnen brengen 1 «nog duidelijk voor den grond bewerkt en voorber^n^' /* Josharsting bedekten onder «aehinatiin te veriedeien, flechts rchm t Lu" e men * °m die onderaardfebe j». zij voegen er zelfs b j dat f^t^^ aAe9 nn ^'-J^^ ■oet, zoo het ben. tegen wie tl Z^J™*™^ WlskUnftig mislukken den flag voor te komen.^ Vlnneer LnTh, XDg?,cht zSjn» flechts e™tis. zinnige tronien der eerfte uit £ o!»"™ de andere zijde de fijn gefponnen werkzaamhedeTnaarL en ,^nf~71"' ? dCD draad bunn" gewoon-met zeer »eel beleid ƒ 0881 • wo^t men een meer dan melijk, uit de kunstmatige «i wee'dS btT' WMl!tU,'S gewaar> aU m« mag, tot deszelfs inwt^ ^S^^'^ ^ trekking maken raderen, veelminder het verband en di^» u""?eaetnaiet-Aaia«zicht bekomen kan. _ Zoo veel is zekï "g derzelvcn> °»d« het ge. «iet in ftaat zal zijn. de eerfte pogingen^ tegenwerking weg, ,D 't werk gefteld worden, en durvarf d.16, ' ,dke 1,ngsden wet,iëe» richt zijn. hunne befcherming*ytrl^l? ^Z'Tc"1"' Waar teSen zii geom de voornaamfte voorwerpen weS Oo,k ,heeftJfflea in «Jds gezorgd, worden, onnut en krachteloo's tè ma^ ^0°^°' * bedienen. Zulk eene te leur ftellend. ónlni' v z'chzelvo biJ ««W/wie van te bij de eerfte inroeping dezer SL^^ ''8^-^ ,beeft mcn «eds befpeurd! genomen, niet mind^ge",,'inf^ f'^^enmiddelen, welke op zich zelve worden. _ Deze befchiE- beft«Jl ^' W£' dezelve ingeroepen vijandelijke partijen, tegeneen woordige tijd. levert ervoerdar!f éi^ooSS^ ?p. f°°"' £ * Ondertusfchen gaan wij dagelijks, met een'onverfcauwden lever voort, i. ea*  C '59 ) onze algemeene ru«therftellende maatregelen, en geven daar door etn tweede voorbeeld, tan eene zoodanige vereeniging, welke mea zeer eigenaanig der generaak Ministerieele Coalitie noemen kan, in tegenoverftelling van de eerst genoemde, welke wij daarom den naam van generale Antiministtrieek geven. — Zoo wij echter, voor de losbarsting, de zaak, waaraan wij werken, tot ftatd brengen, befchouwen wij ilophoven, voor een wingewest, en voor een volgers bet r«cht van oorlog, overwonnen land. Zoo niet? — Dan zijn de vooruitzichten niet te b§rekenen; en in dat onverhoopt geval, zal ons de verr' af zijnde toekomst moeten doen zien, of bomen of caethico aan de wereld de wetten voorfchrijven zal. 't Is wonderlijk, ja bijna ongelooflijk dat de gezamentlijke heo/dgtïnteresfeerden bij het eindigen der Diphmatifche gefchillen, in het midden van het oogenfchijnlijk gevaar, waarin zij zich bevinden, van alles te verliezen , nog zoo fchoorvoetend toe te treden, tot de voleindiging van een werk, waarvan voornamelijk hunne veiligheid afhangt. — Oud e omen, den * **• In de nabijheid van bet Capitool heeft men onlangs verfcheiden liefhebbers der oudheid verrast, terwijl zij bezig waren met bet omgraven en doorfnuffelen van eenige nieawlings ontdekte ruïnen. Bij deze gelegenheid hebben deze lieden rog een toud en echt MSS. gevonden, hetzelve was, tot groote verwondering der kenners, nog zeer leesbaar, en bijzonder wel seconferveerd. Mendacht.dat dit ftuk, door de FranfcheRepubliek , eerlang van de bezitters afgeëiscbt, en, volgens een zeker recht, gereclameerd zou worden. Doch dit is eene bloote gisfing en niets meer. Wat het Manufcript zelve aangaat; hier over zijn de geleerden het niet eens; evenwel houdende meesten het, voor een' brief van cuaio aan c as sar. — Geheel boven aan ftond: C. C. S. D. IMP. C. PARAD. ir< finof i cnp( irA«nr/of. De verdere inhoud was als volgt. [Wij laaten hier Jlechts de ffill. vertaling volgen 1 „ De Binneniandfche Oorlog fcbijnt onvermijdelijk : alles isopdebeen, om „ tusfchen u en uw' medadlnger, te kiezen. Openlijk uwe partij te kieze'n is M voor mij ongeraden: mijne onzijdigheid was de gTootfte dienst, dien ik u'be„ wijzen kon, en hiertoe beb ik mij bepaald , toen ik bet voorftel deed, om „ u beiden nan bet hoofd uwer legerbenden te laaien, of beiden te rugg' te „ roepen. Beiden — noemde ik gevaarlijk , niet voor de rust, maar voor devrij„ heid van Bomen, en wie is er, die zoo onervaren in de aaaken van het ge„ meenebest is, dat hij zulk eene tastbare waarheid in twijffel trekken zou? -» ., Hierdoor, gaf ik u de fchoonfte gelegenheid, om over uw'mindoorzienden me„ dedinger te zegepraalen. De Goden hebben zich, voor u, verklaard, zoo dra „ uw aanbod, om het bewind neder te leggen , gelijktijdig met dat van hem die „ uw' voorfpoed met nijdige oogen begluurt — bij bet volk bekend wierd. X 3 ,. Hij  C 160 ) ;, Hij — bedt het vertrouwen van den Raad. terwijl het volk u — op de banden »* draagt. Hat Kri.gsvolk bemint u. Niets mangelt meer aan uw geluk, danallééu, „ dat men u, tot vijand van Romen, verklaart. Hier door, geeft men u de mid„ delen-in de hand, om uw oogmerk te befpoedigen. Dit te bewerken zal mij al,, tijd gemakkelijk vallen; maar de tijd, om dit te beprosven , zal van uw beleid „ en bekende voortvasrendheid afhangen. In een' binnenlandfehen oorlog kun,, nen de hoofden dsr ooilogende partijen geeö landverraaders of vijanden van ,, den Staat zijn : want, dewijl geen van beiden gezsgd kan worden, voor het „ Vaderland, maar alleen, voor zijn eigen bsftaan en veiligheid, hst zwaard ts ,, voeren, zoo ton ook geen dezer twde parcijëi, voor een' vijand des lands, „ maaralleen, voor een'tegenftrever zijnes mededingers, gehouden worden. — Al „ wat gij deedt, was voot het belang van Ramen. De Volkeren, die gij over„ wonnen, de fchatten, die gij verzameld, de liefde, die gij verworven, en „ de bewondering en fcbrik, ja de achting, welke gij door dit aHea, aan uwe „ binnen en buitanlandfche vijandin afgedwongen hebt, geven u het recht „ om van Roman te verwachten , dat het dankbaar zijn zal. Vaar intusfehen, „ terwijl gij u hier vat? verzekerd houden kunt, voort, met Romem uitwendig „maebtig te maken. Deze macht, die voor het gemeeneb;«t flechts uitwendig „ is, is, voor u eslve, inwendig. De Raad zal u vrezen, maar ook — al ware' „ het ook maar door de omflundigheden alleen gedwongen, uwe daaden goed,, keuren, en het volk za! u töfju'chéni „ Gij hebt het voorbeeld van uw3 overwinningen in Gulliin. nog versch in ,, 't-geheugen: dat machtig en dapper, maar tevens verde<:ld volk, hebt gij „ Piet alleen, door dapperheid, maar ook door beleid overwonnen. Uit ver„ fcheiden kleine laaten betraands , wist gij hunne verdeeldheden aan re wak.: „ keren , en de een tegen den ander, tot uw voordeel, in het harnas tejaagen „ Nimmer beftond er fchooner kans voor u, om dien geest van verdeeldheid in ,, Romen, tot een gelijk oogmerk, werkzaam te doen zijn. Het volk bemint u „ en haat flechts, ui't voorö >rdeel, den naam van Koning, terwijl het onder ali„andere tyrannen , DiEtaten , drie-en tienmanfehappen , geduldig gekromd „ gaat, zoo flschts de naam van Gemeenebest en de fchaduw der Vrijheid be„ houten blijft. „ 't Is waar; gij hebt vijanden onder uwe grootfb bewonderaars, die u de „ liefde van het volk benijden, maar ook dezen zien mat fchrik het tijdAVu te „ gemoet, waarin het zich, msde gefloept, en in de noodzakelijkheid getild „ zal zien, om u, voor vijand van het gemenebest te verklaaren. Djor deze „ daad (zien zij reeds voor uit; den weggtbaand, langs welken het geluk en „ de overwinning u in Zegepraal naar den troon kunnen geleiden Drarom ■ ,, vleien +- daarom ontz:enzrj u nog; maar hua vertrouvenhebt gij verbeurd' — „ En zoo zj de Vrijheij beminnen, is het, omdac zij u het géZag dat in ,, hunne handen wankelt, niisguo-nen. '° ' Oud griekeNlakd , nu den tvncdsn Punjfchen oorh*. — Onze vrees- is on  ( i6i ) or.regrond geweest. Wij meenden , ca de vernedering van het trotfche Car• thago, in de ondemeemziere legerbendin der Romeinen, niets anders té befchouwen , dan een alles overmeesterende macht , met geen anderen geest bezield dan die — welke een' laatriuakenden Alexander ontvlamde — omzichalles ie onderwerpen, eh Romen tot alleen heercheresfe van de geheele bekende waertld uitteroepen. Hoe aangenaam vinden -wij or.s, in onze zwaarmoedige denkbeelden, bedrogen! — Romen, alleen de Vijandin der tyrannen en heerschzuchtige geWeldenaare*, begeert ons Hechts die vrijheid weêr te geven, welke ons de Mactdonifche dwingeland ontroofde. Zij verklaart ons vrij en eoafhacglijk. Romen is de wr*ekfter der orderdrukte volkeren! -— Romen verdient de vruchten haarer dapperheid : dewijl de edelmoedigheid in haaren achtbaren Raad voorzit! Hi — haal — Brief van cassaedïi. mijnheer ja kus1. lk ben een waarzegfter om u te dienen ! Ik heb er meer dan eers de proef van genomen, onder mijne vrienden. Deze kunnen u getuigen, hoe dikwils mijne invallende vooifpcllingen uitgekomen zijn: en omdat ik ondervonden heb, dat .gij ook van du meiier zijt, en het u niet fchaamt, om er, op het einde van de egttiende eeuw voor uit te komen , waarin die bioodwianing in zulk een fterk verval geraakt, djt de kunst beedelon loopt: waar san gijuechter nietfehijntte ftooren, ben ik óp den inval gekomen om u eens te febrijven. Vogels van eenerlei vcêren, vliegen t»cb gaarne te famen, dacht ik; en daarop nam ik oogenblikkelijkde pen op, om u te fchrijyen , en u kennis te geven, van een vifoen dat ik gisteren avond gehad heb, waaruit ik de vrijheid genomen heb een klein, maar een hondjen van een voorfpellingjen te doen, gelijk gij, al voortleaende, zien zult. lk zat dan gisteren, door een' onwederftaaubaren trek daartoe gedrongen, ta fpeculeeren en te tuurea, op de kaart van europa, zonder nog thans mijn oog , bepaald, op eenig gedeelte van dat waerelddeel, te vestigen. Allerhande losfe gedachten en vluchtige toevallen, welke als droog zand aan elkander hingen, vlogen mij door het hoofd: onder anderen dacht ik op europa, en den witten Stier, waar van gij in uw 91de No., al ijlende, gewagmaaktet. Ik verbeeldde mij die fchocne Maagd, zittende op haaren trouwlozen geleider, tcrwiil zij met hem de bzaren van eene onftuimige zee doorkliefde, uitroepende: „ Waar zal ik eindelijk aanlanden? " Waarop jupiter , met de loeiende ftem van een' Hier; evenwel poliet en Pianisfmo [want men kan zoo wel zacht en teder loeien, als fpreken] — haar tot antwoord gaf: „ In iTALiëjsI " — Hierop wendde in, meer bepaald, mijn gezicht, naar dat gedeelte van europa , en ondervond, dat ik in eene prcfetifche verrukking geraakte. De avond viel reeds, maar  C 162 ) «war dit bracht mij geen hinder toe : dewijl het eiland cobstpi «... 1 donkerer werd, meer licht van zich afgaf enAderen, ala of'erSn Zr Z de eerfte grootte, van dat plekjen lands op de kaart, onéine EenLfn^ J- n ken daarna, zag ik, bij die wo,deriiike\^««J;/;, bPeSc b^^e Ük' iTALiëN dansfen , of liever hinkelen : dewijl het huppelen on éénhi n dansfen genaamd kan worden. Deze beween* wSaPf„„ r\P,-t een' B"n ik er bij mogelijkheid het oog ^ooïJÏ ^ nX*tXbe,d mu) koe niets anders betaekeoen, dan de aankomst van jüpit Jen Wa in i vruchtbare ftreeken van Itatién, en ik ftelde mij de verliefde Maaed rZV* ™ als dartelende i„ de liefde- armen van den God des Don e s en rÏÏ de woorden van psycharion (naar eeBe hoogduitfche vertaling) zwijmelende teten haare vr.end.n zeggen: - ,, Was vermag en Gott niche, wenn er eine arme , Sterbhcbe m,t feiner verherrlichende gegenwart durchftrömt und Z „ feit ! - Kor daar naa. zag ik het verlichte plekjen van de Landkaart ver anderen tn een iebtkrar-sjen of kroontjen ; zoo een namelijk alswalt mlTe men de he.i.gjens in de oude printenboeken wel aftekent, en , Vn 't Ia in £ r»i. genoemd wordt. Het licht werd flaauwer en het huppelen nam e-n einlT Zoo veel vernam ik nogthans bij den iaatften glans van het liclukrooSjen dathet vermoeide been, ii> die vrolijke danspartij, zijn geheele kniSf i,« S ventte gedeelte van 't been en .en gedeelte'vanV kult^rloöïL T^n' zag ik nog met een wenk ( want het werd geheel donker) naar dedije - weK geheel ontftoken en .n eene ftuiptrekkende beweging geraakt was; -I zondS verder te kunren opmerken. — ^uuucriets Zie daar mijn vijioen I Verder riVpik zond.r iets meer te zien, uit: - „ 6 Bonaparte". _ Gij zift „ A^ Aunola (*) ó ltahaanfche Republiek, fWfa, Zwitzerland, Genua 2 „ Gij heden zift de Kniefchuf. het bovenfte gedeelte van het Been eleen' Ïe! „ deelte van de Kuit! ó Vrank)yk , gij zijt de Dijc.' é! . ... ' 8 Zie daar mijn voortelling! - Wilt gii dezslve nu verder aanvullen of aar, de overdenking van uwen lezer ov.rlaaten ? — U laat dit aan uwe ktuzê over. Mijn voornemen was alleen, om u - daar gij thans met uw vtrknbigfngr. emm&U over het aannemen of verwerpen der Conftitutie , zoo druk bezig zijt 1 tot ver verfchmg van ftof, d,e toch dé leeslust, even als de verfcheidendheid van eeten de appeteitgaande houdt - dezen Brief, «erpfaatfing en verdere naardenking, toe te aer.den: - waarmede gij verplichten zult uwe onbekende Dienaresfe CASSANDRA.  JANUS VERREZEN, SUUM CUIQUE? N\ 125. Maandag den ai Augustus; t Is eene onaangenaame zaak voor het tegenwoordig geflacht, geen halve eeuw vroeger of laater in de waereld gekomen te zijn: want het laat zich naar al te duidelijk aanzien , dat wij nog zeer lang op reis zullen moeten wezen, voor en aleer wij, in onze nieuwe woonplaats, aangekomen zullen zijn! — Waar fpreekt gij eigenlijk van, en wat meent gij door die woorden, mijn Heer de Cosmopolitt? — Men kan, bij mogelijkheid, niet verftaanbarer fpreken, voor lieden, die zich zelve op die verdrietige reis bevinden, en met waarfchijnlijkheid vooruitzien, dat het eerst aan huone kinderen of kindskinderen gegund zal zijn, het einde er van te zien. Waarlijk ! — omdat de menfchen , over 't algemeen genomen, in het nadenken over de omftandigheden, waarin zij zich bevinden, III. Deel. y zoo  ( 1*4 ) ^ s ^ het * ™«#*« op Mogiers, die er toch wel het meeste belang - ia Ifl i \ " *, da - M33f ^ b"ft het hen achter uit J lunnen voor eerst> noch voor- noch „ Gefteld nu eens, dat ik in dit laatfte fchroomlijk mistastte en dat wii n0M maar een klem endjen wegs af te leggen hadden, zo, dat de zaak (geS men " ZSgi °f T °°rnaa' 8evildwas'- - dan blijfthet daarom n et min er ee'e „ waarheid, dat wi;, ten minften voor als nog, op reis zijn. - W , ^ ;; &V7£3^ eens ziJn>W8ar aan ^ !#S^5 ]a! ja ! - riep het gezelfchap — wis en Satans zijn wij opreis! — Al wisten wijditookniet, zouden wij het aan onze beurfen wel gewS worden- - 5 «at ftijen dat die casteJeins en voerlui doen? - En nu waren"er twe'e Item men, welke gelijktijdig en in één' adem riepen: " ftcm" f Waren wij msar weêr te bais! „ -Daar wilde ik nu over%Zln?l^tT^SSr^ „ verfcbi op die reis onder de fasfagitrs beftalt z^ernltuur "k en we ^rS „ mehjk daarin, oat een groot gedeelte na.r huis en een ander groot «d/eïe „ elders heen wil: want (zoo als ik reeds gezeid heb) fommigef z^vrSwU- » 1'g  C ) ,', Hg en anderen tegen wil en dank aan op reis gegaan. Onder deze vrijwilli,, gers nu beftaat er weêr een ander dispuut: en dat is -— dat de eene lings de ,, andere rechts, en een derde recht uit wil. Ondertusfchen — de weg, wel. „ be wij waarlijk nog in 't vervolg zullen inilaan, is even onzeker, als de ei,, genlijke plaats onzer beftemming. — Met onzekerheden nu, wil ik u niet „ bezig houden, maar ieder een de vrijheid laaten, om daar over zulke gisiin„ gen te maken, als hij zelve verkiest. — Doch, dit is althans eenewaai heid, dat wij, op dezen revolutionairen weg, Tarnen moeten reizen, even eens als wij, ,, of, bij vooroverlijden,onze kinderen, ook te famen in de algemeene toekomftige wijkplaais, onzen intrek zullen moeten neemen. — Hoe denkt de Ver,, gadering hier over ? " Ongetwijffeld— riepen zij allen — goed of flegt, wij moaien allen één' weg op, en de onbekende plaat» daar wij aan landen zullen, zal ook voor ons allen zijn. Wij zijn maar drommels nieuwsgierig. .... „ Dat ben ik ook — (viel de fpreeker hen in de reden) — maar onze nieuwsgierigheid moet ors niet van ons tegenwoordig gefprek afbrengen? — Wij ,, zijn ha dan weêr eens dat wij te famen reizen moeten.— Laaten wij hier een „ oogenblik bij blijven ftil ftaan i — Wij zijn het bijna allen oneens, als er „ questie is om onzen weg te vervolgen: dit kan ongelukkig maar niet anders: ,, daarom wil ik daar ook gpen woord over fpreken, of ontijdig den zeden„ meester uithangen. Krakeel daar derhalven (dewijl het toch niet anders ,, zijn kan) zoo lang over, als het te pas komt: — Maar — laaten wij het ,1 eens zijn. over die zaaken, waar over wij, wanneer wij flechts ons ge„ zond verftand gebruiken , geen verfchil kunnen of moeten hebben. Hier ,, door zullen wij ons, voor 't minst, dien verdrietigen en daar door allervsr„ vaelendften weg— vrij wat aangenaamer kunnen maken, en het endjen Ie„ ven, dat-ons nog overfg is, en er naar mijn inzien, mede gemoeid zal zijn, met meer genoegen kunnen doorbrengen. — Hadden wij met elkander niets „ te doen, en konden wij — gelijk dit in de gewoone reizen plaats had, een ., afzonderlijken weg gaan; — dan zou ik zeggen, laat elk dien het niet aan- „ ftaat, zijn biezen pakken : maar , dit weet gij allen , zit er niet op. „ Waarom zouden wij dan , meer, dan volftrekt noodzaaklijk is, om onze ge„ voelers met kracht en geweld door te drijven, elkander die burgerlijke be„ leefdheden weigeren , die vijandlijke generaals , zelfs na de bloedigfte ge„ vechten, de een den ander bewijzen: Laatelk onzer, zoo dikwils eene gunftige „ gelegenheid zich daartoe opdoet, want ik merk het wel, dat het afleggen van alle v pogingen , om elkander den voet te ligten , tot nog toe eene onmogelijkheid „ is — Liat elk (zeg ik) wanneer hij zijn kans fchoon ziet; zijne dapperheid „ en beleid , aan den dag leggen, om eenehenorable mentie in denttulenvan zijne „ partij te verdienen! — Dit alles wil ik nog (hoe ongaarne ook) toegeven; „ maar waartoe alle verdere onvruchtbare haat en vijandfchap , die anderen „ geen afbreuk en ons zei ven flechts verdriet en gemelijkheid toebrengen kan!—• Y 2 „ Moet  (*i66 ) „ Moet gij mij dit niet — alle — hoe partijdig ook elfc in zijn foort — toe „ geven, dat dit aaa de goede zaak, van ieder afzonderlijk, veel kwaad moet„ veröorzaaken ? " ■ ■■ Duidelijk! — (was het algemeen geroep) — gij redeneert er over als een Cicero. Wij zijn gekken, die eigenlijk gezegd, onze goede zaaken ellendig in de war ftieren, en elkander fischts met perfoneele beledigingen in het hair zittten. i . ,, Nu dan — (vervolgde hij) — wanneer gij bier van overtuigd zijt, gaat „ dan in 't vervolg wat menfchelijker met eikanderen om; voor al gij, van ,, weerskanten, die eene goede opvoeding genooten hebt, en in den groote'nrw », lutionairen tocht — dien wij thans, de Hemel weet waar heen, — misfchien wel „ naar het onbekende Zuiden , doen , — door eene bijzond.re gunst van het lot —• t, tot heden toe nog in de eerfti gelederen wandelt I — Geeft een goed voor„ beeid aan uwe onderhoorige manfchappen, en fchoon het voor eerst nog on. „ mogeUjk is, een' beftêndigen vrede te maken, zoo kunt gij onderling echter „ een foort van Staatkundige Capitulatie treffen. " Hij fpreekt als een boek! — (riep nu de mïnigte) — maar uit welke artikelen zou dit wonderlijk flag van Capitulatie beftaan ? — „ In de volgende — herhaalde de fpreeker. Hier volgen de ontworpen en geteekende Voorwaarden, volgens welken, alle de passagiers naar X. — op voorftel van den Medereizenden cosmopoliet, die in dezm alleen, in qualiteit van mediateur voorkomt, — zich verdragen , verëenigen , verzwageren en behandelen zullen; gereserveerd aan ieder van dezelven, het recht, om van de presenten, tot zijn voordeel ten allen tijde, gebruik te maken. * CAPITULATIE. Art. I. antwoorden. De Pasfagiers zullen zich op de reis Toegeftaan, onder de bijgevoegde en nos naar X. in alle gevallen, uitgezonderd volgende bepaalingen. s alleen de hier naa te noemen, fchikken naar de heerfchende omftandigheden, en dezelve als zoodanig goedkeuren, of zich laaten welgevallen, zoo lang de volftrekte noodzaakelijkheid dezelve als wetten voorfchrijft. Art. II. . ; Z}) Zullen' ,d,e, een' den ander' ook Toegeftaan — met die uitzondering ah in die oogenblikken, waarin zij er op leen, dat het geoorloofd zijn zal, daarvan uit zijn, om elkander uit het zadel te af te gaan; want het dwars [zetten van den Ivgten , en den voet dwars te zetten, voet en het ligten uit den zadel een kort die uiterlijke beleefdheden bewijzen, ftendige onbeleefdheid vol/lrekt noodzaakliik die wel opgevoede reizigers, zich on- zouden maken; doch vooral niet langor en Pi-,  derling, volgens de alledaagfche ftaat' kuude verfchuldigd zijn. Art. lil. Alle werkingen en tegenwerking, in 't werk gefteld , ter bereiking van dat geene, 't welk, onder de Pasfagiers de goede zaak genoemd wordt, zullen moeten' ophouden, zoo dra en zoo iapg dezelve, tot het beoogde doeleinde fchadelijk, of zelfs nutteloos zijn. Art IV- Op alle rust en pleifterplaatfen (zóo als nu, op het pasfeeren en teekenen dezer) als mede generaliter in alle andere gevallen, waarin de Pasfagiers, over en weder , de noodzaakelijkheid eener politieke pauze, of wel het periculum in attu erkennen; mitsgaders in alle furcheanfe, vorderende voorvallen en gelegenheden, za! er eene algemeene brosderfebap en vriendfchappelijkheid onder hm beflaan, zoo ongeveinsd én (zoo mogelijk) nog hartelijker, dan onder vijandlijke officiers, in eene neutraale plaats, alwaar men door foupé's en danspartijen, zich van de moeielijkheden des oorlogs fcbadeloos ftelt. Art. V. f Zoodanigen onder de Pasfagiers, welke zich, van het voortzetten van de reis , meester gemaakt zullen heb ben — het zij dan voor een korten of langen tijd — zullen alle de geenen, welke zich tegen dat meesterfchap, met kracht, of behendigheid verzet zullen hebben, niet ftrenger of harder mogen behandelen, dan zulks bij dewetten , ten tijde van dien tegenftand , uitdrukkelijk bepaald is geworden. Ook zullen zij, aan wien het mislukt op voorfchreve wijze het meesterfchap te bekomen, zich de onaangenaamheden moeten getroosten, welke op den onbeleefder, dan de als dan gebiedende om- Jlandigheden zullen vereifchen. Dit artikel wordt geheel en gaaf aangena ■ men. zonder eenige verdere r firiElièn of modificatie'n; de Pasfagiers befchouwen h-.t zelve als de voornaam/ie bafis der Capitulatie. — Overeengekomen en in zijn geheel aangenomen, met uitzondering der ongeveinsdheid en hartelijkheid. Deze zouden dit artikel misfchien meer nadeel, dan voordeel doen. — Men zal het daar echter voor houden , dat deze woorden, in dit artikel, zoo veel beteekenen, als uitwendige vtrtrouwlijkheid, en zulk eene kunftig naargehootfte gulhartigheid — dat men er , met het grootfie recht van de waereld, bij zal kunnen zingen : „ l'art surpasse 1ci la jsatu- „ re! —. Aangenomen voor zeo verre zulks, in beide gevallen, door eene dringende noodzaakelijkheid, welke op zich zelve, een eeuwigduwende wet is, niet onmogelijk gemaakt wordt. De tmbeftendigheid van dit ondetmaanfche, zal echter veel kunnen contribueren, om dit Artikel, zoo veel mogelijk is, te dom naarkomem: door het recht van reprefalie, 't welk hierin, van de meeste wetten verjehilt, dat het eene teruss' werkende kracht bezit, en reeds voor hit geïntroduceerd wordt, een middel van conIrainte opleven, voor alle zulke Pa.faeiers velke zich *« „ h o D i b t i s i c p a ■' u mi " verftaan. — Z(t^  ( 1*8 ) tijd hunner aangewende, maar te leur gefielde pogingen, rolpens de toen beflaande wetten daar uit te voorzien waren. Art. VI. Daar het, bulten alle kijf, het belang en interest van allen, niemand uiige zonderd, is, door de Ca^teleins en Herbergiers, op de pleisterplaatfen, of door de Voerlieden, Schippers enz. op reis, niet beflolen , te kort gedaan , gefneden of in de kleêren gedoken te worden; zullen ook alle de pasfagiers, zonder eenige de minde uitzondering, het daar in eens zijn, en in zoo verre een algem'eene zaak maken, om met alle macht zulke vexes en tmgepermiteerde beurfenfoijëren tegen te gaan. Art. VII. Bij de aankomst In de plaats X, zullen alle Pasfagiers , even veel recht hebben , om zich de eer van de eindelijke behouden aankomst, aan te matigen; zoo wel zij, die vóór, als zij,, die tegen de reis geweest zulien zijn: dewijl het zeker is, dat zoo wel de werking, als tegenwerking van alle kanten , mede gecontribueerd zullen hebben, tot den finalen uitflag van de ondernomen afreis. Art. VIII. In dit vooruitzicht behoort — en zal men nu ook reeds, alle de reisge* nooten, — welke geögraphifche denkbeelden of gistingen zij zich ook over de reisroete, of de onbekende plaats X» mogen vormen — aanmerken, als contribuanten en mede arbeideis, welke alle het hunne toebrengen, tot deze algemeene — maar van ieder afzonder¬ lijk befchouwde — zaak. Art. IX. AI wie van de hier bovengenoemde Zonder rejumtie, in de meeste kracht van 't woord — goedgekeurd. Alle pasfagiers, weke zich tegen dit allerbelangrijkst Artikel zouden willen verzotten, behooren met een zwarte kool gettekend te zijn; om zoo veel te Z'.kerer door het geheele reisgezel, fchap gekend te worden. Geaccordeerdl — Doch vooral niet eer ', der of vroeger, als men zeker zal zijn, dat de reis volkomen volbracht is : ome dat men anders, bi] eene p r r, v i s I o- NEELE HALTE, Zich Ugtelijk ZOU km- tien verbeelden , op de plaats X aangekomen te Zijn; aan welke vjrgisfing men zeer gemakkelijk blootgfteld zou kunnen zijn: fm. dat men onmogelijk vooraf de bepalingen van eene onbekende plaats opgeven kan. Verworpen! — Het ftaat een ieder vrij om mede of tegen te werken, als hij zich de gevolgen , in Art. V. bepaald , getroost. Hst gantfche reiswerk, is een hazard fpel: elk kan zoo veel wagen als hij wil; maar daar moet over winst of verlies niet gekibbeld worden; als de dobbelfteenm ongelukkig neder rollen. Daarom befchouwen wij ditArtikel als eens propofttie van een' valfchen fpeeler. Toegeftaan '. — met dit bijvoegze', Dat de  C 169 ) aangenomen reisartikelen , verder af. wijkt, als de daar bij gefielde bepalingen en gemaakte uitzonderingen veroorloven ; — verdient de minachting zijner medereizigers, en zal voor een onbezonnen ruziemaker bij het gantfche gezelfchap gehouden worden, die, zoo min zijn eigen partij, als die der overige van eenig nut of voordeel is. Zij zullen op alle pleisterplaatfen, van de gemeene tafel der gezellige leden geweerd en aan een tafeltjen apart geplaafst worden. Ook zal men zich van hen, bij de eene, zoo wel als bij de andere faBle, niet anders, als en cas de befiin bedienen , en tot ftraf van hunne harsfenloosheid, in de gevaarlijkile expeditiën, voor aan plaatfen, ook zullen zij niet weder tot den rang van gezellige pasfagiers verheven worden, dan wanneer zij door fprekende daaden, ter beöordeeling van 't gezelfchap, zullen getoond hebben , van hunne rustverfloorende neigingen afftand gedaan te hebben. Art. X. Tot zoo lange er geen reisgerichtshof zal beftaan, zal, in gevalle van twijffelachtigheid, omtrent het waare verftand dezer artikelen , de beflisflng over en omtrent hetzelve toegekend zijn aan het algemeen gevoelen. Aftum, op rustehhoeve, voor de Herberg den — Augustus, .het 9Ae Jaar onzer reis. ( Was geteekend) *** de cosmopoliet. de ongezellige Pasfagiers boven dien, ter ontwijking der onaangenaamheden , waar aan zij zich. door hun zinneloos gedrag, zullen biootflellen, geen recht zullen heb' ben, van zich op de ze 'a r t i c l e s cosvekus te beroepen, voor zoo verre dezelve in hun voordeel zsuden kunnen uitgelegd worden, ^en zal hen als reisband 1 e T&fr' befchouwen , behoudens nogthans het recht aan een ieder, om er zoo veel gebruik , tot bevordering van zijn goede zaak, van te maken, als hem zulks goeddunken zal. [NB. Dit Artikel' is door allen aangenomen, omdat elk bevreesd was, door zijne onwilligheid, aanleiding te geven, om voor een' Reisbandiet gehouden te worden.] — Toegeftaan: — dewijl er buiten dat, geene mogelijkheid is, iets dienaangaande te beflisfen. — Actum, op ktjstenhoeve, in de Herberg, den — Augustus, het 9 Jaar onzer reis. (Was geteekend) Door alle de tasfaeiers. Na het onderteekenen dezer Artikelen, werd er een Pocaal door den knecht uit de Herberg, binnen gebracht. De Cösmopolict fchonk den zeiven tot aan de boorden vol, endeed de volgende aanfpraak, na het uitfpreken, van welke hij dien vriendfchapsbeker, tot den grond toe ledigde, en er de laatfte droppelen van, op dcm nagel van zijn' rechter duim, opvong, om niets te laaten verlooren ga«- AAN-  C 170 > *S£ «;- AANSP RAAjt, „ aan ee twijffejfc Zoo ^ onderden^^t^e^/d^gi alen"" „ gen, w.er getal ik niee^ejMlen w.1, uitgezonderd ll Uu ~~ eeni' „ hebt, om de reis zoo gfth&fe als ér ma*■ nnVT * b.et.b"teL voornemoa „ dtar voor bedank ik u hartffliK uf P u e,mde * brengen< eri • dom! - t-8/0^iHfeXulïïenV3" ;h" Seheele zuc^nde mensch„ len) In'tmvolgeenVworS *m m°°gt glJ ni« twijfFe- „ Hoe gaarne zou ik er n/d efwenfche^ hebt! ~ „ fchielijk volbracht zou zijn Xi ^ d,00r ^ «« „ in ik u tot heden toe befchouwé meS ttrt Z°U' J" het ,icht* waar" ., ken. Ik heb a! meer gezien dat AkZ?^?™ \ *** ?Mr "n£t8^'> „ verkrijgt. - Evengoed zoh in f .f" tC Veel vordert> men niets uiieden een' teu^Tv^ ï^^^^C V3D ••»'Worgen oorlog, „ ooren naar hebben. § 't ls '™T^Lfd ,T 1 °T meDSCh Z0U er voor een kost, die niet te veirb" nfs 3Ï„ 'JT * U* °5 tS Wekken • „ netlar der Goden, wanneer hij°nïe daFSl do" wste5ta^en,naar den » »ad '«ftond verworpen zien. Ten maften zoo hier dón? 'k m,Jn „ lamming of mindere hevigheid, inde ^^Z^^J^^' „ wachten hebben, mogt te weeg gebracht worden; zoo is hét ookTevens zeker H ? „ dit met aan eene maar aan alle zijden zal plaathebbenT en wel in dên 5f« at ,, graad, en naar dezelfde evenredigheid, en dus verliest eï. e genfilk ÏÏÏ? „ ken, niemand bij, omdat allen, in dezelve evenredigheid toéfel ™l „ ven flaan. Bijvoorbeeld, gij Heden ftondt, voor ^ it^^^**^ waarmedeTu d°en ('f Oxêr^je in 't volgende No.)  JANUS VERREZEN, Ï787. - *797* *■ SUUM CUiqUE. N°. I2Ó. Maandag den 28 Augustus. (Vervolg van 't vorige No.) oor het arresteeren en teeksnen nu dezer Artikelen, in de veronderftalling „, dat gij u thans ook naar dezelve ftiptelijk zult gedragen, wordt de al te fterke „ wrijving merkelijk verminderd, en wel, naar mijne gisfing , op een tiende gedeel„ te. Deze vermindering kan, gelijk ik nu aantoonen zal, aan deonderfteldepar„ tijen A.B.C. D.E.F. enG., te famen genomen, niet anders dan tot voordeel zijn; zonder nogthaas, aan een vanalien, afbreuk te doen, of de een hovende „ andere te begunftigen: want nu komen zij, in de volgende betrekking, tot „ eikanderen te ftaan." A = ioo, B = 8o, C—09, D=r 111 , E=70, F=i,en eindelijk G=±8s. ponden gewichts, waar mede zij op eikanderen wegen.. " lil. Deel. Z „De  C 17a ) „ De hevigheid is, daar door, derhalven ten hoogden verflaauwd en de onder* „ linge betrekking blijft volmaakt dezelfde. " ,, Laaten wij dan deze pleisterplaats niet weder verhaten, voor en al eer „ gij eikanderen, op het richtig naarkomen der articles convemis , als menfche„ üjke en edelmoedige tegenftrevers , de hand van broederfchap toegereikt „ hebt! —. en hier mede zet ikhet vrolijkheid wekkend vocht naar binnen 1 " In de daad , elk volgde het vriendfehap ademend voorbeeld van tenCosmoprfiet. Defête werd met een' bezadigden revolutionairen dans beflo;en ,en men riep; zon« der eenige haatelijkheid en echter met voornemen om ieder zijn partij trouw te blijven aankleven — „Alaguerre ,comme alaguerre! " — De Comopoliet verwijderde zich een oogenblik, om van het voorgevallene aantekening te houden, en men bracht in de Herberg te Rustenhoeven, den dag, in vrolijkheid, door. OORDEELKUNDIGE AANMERKINGEN OP HET VOORGAANDE. Er zit eene fijne mensch - en ftaatkunde beide — in bet vorig No. De menschlievende Cosmnpollet heeft zeer wel begrepen, dat hij, om in zijn plan fpijkers met koppen te flaan, met de riemen roeien moest, die hij had , en niet met de geene, die nog in de maak zijn. — 't Is altijd eene fchoone zaak, in 't beieeringswerk, geweest — en de grootmeesters in die kunst, van alle tijden , hebben er hun zegel aangehangen, — de weêrbarstige zondaars, met argument» ai hominem, — (dat is zoo veel, als aan hunne zwakke zijden) aan boord te klampen. — Jacob noemt zoo iets, in zijn taal, iemand aan de confeitntie peuteren, 't Welk echter zeer onnaauwkeurig gezegd is. — Bij h«t leven van mijne goede moeder, maakte hij eens door deze operatie , bij eene eigenzinnige keu« kenmeid de beste reforme, die men in het geval, waarvan ik fpreken zal, wenfchen kan. Het eeten, dat deze^pto'a, niettegen flaan de zij zeer ervaren in de Keuktnchimle was, ons bijna dagelijks op tafel bracht, was —of niet gaar of aangebrand; iets, hetwelk*, vooral voor lekkerbekken , een ellendig alternatief is. „ Waarom zeide nwe moeder haar den dienst niet op ? " « ■... Er liepen verfcheiden omflandigheden te famen , waarom dit niet gefchiedde; waarvan ik, om de kortheid te betrachten, flechts de voornaamfle en weetentwaardigfle zal opnoemen. Vooreerst — ging mijne moeder nooit tot eenige daad , hoegenaamd — over; of zij moest vooraf beredeneerd hebben, dat dezelve niet flreedt, tegen de liefde, die men aan zichzelven, en die, welke men aan zijn' evennaasten ver* fchuldigd is. Zij  , u —i 5n ziin'wntfchenfamenhang, en redeneerde « op Zij befchouwde het geval, in zijnJ*™ kat verhuizen, cn een' anderen de volgende wijs over: — ,, *«»« die zich in de omftand.gbe- „ dienst zoeken; dan ftel 5"^fB te hebben, bevinden , in de geheele Repnden, van ^^^^S^i^^ te eeten. Wil ik derhalven , bliek,bloot,om ongaare of *mgei™™ » mijne dienstmaagd worden; geen medeplichtige van de kwaad^~ba3r,aan alleen iegelijk bekend te zoo vinde ik mij verplicht om.i« t o?^ b lk immers verplicht, maken, wat er van de zaak W-?'**?™^, die zich daaromtrent komen naar waarheid ge.uigen.s te ge *J,,jan * krijgen, en misfchien, fa/wneeren?-Maardan »lz'l™"^ °llin' Soeden . om zich te wieeken. °™'J^ de waereld, bekladden. Hier die mij meer waard is, dan het beste «w - n to de waagfcbaal. Om V, door derhalven ftel ik, en mijn en b« r be lang • ^ foutmoeten te dit voor te komen, zoude f naar tekunnen geven. Maar - iu l en ed^s foSÏÏ JS« « ' - eem06d " K6üken' ïïeid, iets ten goeden uit te werken. „ _ tv Was In dien tijd nog maar Hi! beeon dit weik, met haar te Jondeeren. 1 ioneen, en, omdat ik hst een^Tnervaren, doch , j^- J * g»* ;aare^teekenis woord Jmdctnn niet veiftond, en echter bran . f ^ dg d<;ur van de Z^o^™*^ ™ ^ 6eVïl W°rden Z0U' " Mijn lezers kennen reeds ^ar «-'^^ ^ ^ e0g, buiten bet hier bovengen, geb^ fchiel.jZij was een reizige, tamelijk fch??Di ^ vaD 00gen, waarin men de twee ken en vuurigen evenwel zachtkwijnenden opilag van ° » ^ H E1B en 11 „ t • menffhelijke^wakheden - ^ït iemand, die niet gelovigheid — duidelijk le/.en wn. *.» • h de moelte gaf mêe" dan het ^^\^^^.f^^^en vergisfen - Ja de naiuuriijkewelfprekeDd" beid, om eene vrouw te kunnen °*e"f a.zijn kracht, voor. Hij (lelde haar het raifinemem v'^m,J"effi «ér fang ftaan. Bij deze gele Vooral, op het geven van *«»^*l^h^^tl* uitlegging, aan het é^n^S:VoSSr U hfer zoo * .rak hij: - Men  c 174 ; msg iemand, met mooifbrekpn . ,, A « (iprak ^aeoj) heb ik u on di« h„Zf , ee,en geklaagd worden! L at :: SS «"art,4" «^Sittr» 5. «.SS*- SS den, »Jk.üe7et^^^^ handelingen «llJf ' 6 oude en nieuwe Schrii™ beSr'PPen en daa- Zulke lieden trekken v.vr „ 60 aa"2'"en ? ~ ge-  C 175 ) «moeds. of ccnfcientie peuteringen noemt zijn hen te triviaal , en te gemeen , „ jP iuistheid en de genoegzaamheid van te gevoelen. °ttnZ die Se eden zullfn zij misfchien vrij wat te zeggen hebben op de natuuïinke veracht en h« eenvoudig middel van mogelijk herftel en betetuurluke voorarjcnt , de bevattj en gemoedsgeiteldheid Sr holMklS^Oa^'. in dit en t vorig No. opgeeft, en aanprijst. JHii wil ón in valfche en fchijnvrienden , die elkander eene uiterlijke be" ÏÏfdh d en'welwniendheid bewijzen, en er, in 't heimelijke, alt.jd op uit " Sin om elkfnde* te vernielen - herfcheppen: - zullen z.j zeggen - bi, " ïïi '„,!nietvoor de vuist en met ontbloote zwaerden - zoo als de helden "1r oudheid - ooLe vijanden afzenden; maar, op zijn,Maant*,,aet " L affSuiker* gedachtenisfe , private lesfen gehouden en deze helfche " . r,%^ JiUheJeerte 'neezogsn heeft, om van de Maatfchappn mets andere ;; Zt^nX^^^ ™ - d°°»"Pw fchurktül" - Tn de daad het moeten domme osfen of intriguanten zijn , die er zoo over fnreken. Wij brengen hen tot de clasfe, dier ongezellige lieden, welke in het llfde Art Ter Capitulatie befcbreven worden , die niet anders verdienen, als elfde Art. ae ^ en dat ,. voor zoo verre de kunst der wetten en ™ , " d°en bel»"'gen , dan ., fchaafdheid , het laa.flen meT net «rft?hT^", met het aftand en de be" om zoo doen.., door heTelSbSj^ ? . Daarom zijn wijze wetgefer*1 «wJSte 31,611 te doen er altijd op uit geweest — de eergen nm 1^ T"ake'!' en verlichter* „ welvaart met zoo weinig opöffeÏU„ at "Z^"5 Va" den geineene» .. gaan; - * twwrfw , om f hf h ™J. ™ogesIijk was. te doen geaard „ opte wekken; „ de derden om dem n fï e„ ^"1 ^' de e"»*t „ naauw, Ja zelfs onaffcbeidelijk n&^J^^^^ ™ ..'^W^ d« ^haafdheid, bet „ al wat daar toe behoort, ruimden u terïikl^l ' mt het airaff^let en .. tige en ftootige, uit de b£ï?d" 2^ ,, menfchen, en hij, die zich dat beSaglS ufterS *Wa,^° °a WteveU&* ,, ken, noemde men _ „ met vee, fJi uj'f«« eigen wist te ml. „ geduurige botfingen , wrijvingen en fchni^ ^erlgm bok, die door de „ door hitfttquenteerenVJdTTetoe getïhTté |^ Maatfchappij, dat is° ., den afzicbtelijken bolfter der ou iebXaïchhei^lï^t D°g te *eeI va« onder les gens du beau mende gerangfchikt te kunnen woide^ «U bad ' ota Even gelijk nu de menfchen in eene befchaaf*. m,„r u een grein van hun eigen belang (buiten nS »»der daarom in tegendeel, bet zelve daar door te toorü^lffiVil 0Pteoffe™5 niaar ge wezens verheffen, en, om die gezelligheid niet rï l ""f Ó9T gezeIli' en alleen - 0B geen ergernis te Laren-elkander T"*!. of tck^tfen. rerdert, met bedekte fchotels bedienen - — .«„*"„Jfl daar hun be,ang dit tegen elkander leverende partijen, zich van dier,^ »?Zl .£nm L 2,e,fs de ffle8« bitterdheid ontdoen, op d£ ReLtionvre reï 7" ülcwend'Se" bolfter van verhet, zoo juist en wel ter fneede gewag maakt' ' Van onze C«w«¥«- iij7hS^^ tenten , naar den een' of anderen lucratiren ooTK T bke|angz[eke Set*. Alle zijn zij voornemens om , zoo dra zlcMeteSn^M P" 'ek ' te Z,ente wenden, wat zij tot bereiking van hun oo^S ?• V00rdo3t- alles aan alle befchouwan zij elkander met een iaioers Ü ï !^.zu"en oordeelen; afgunftig oog. - Zullen zij de een den ander h,r u JU'-C "i" M^a reis naar den Haag (bij voorbeeld.') n„ hsZ JkJoT .? r°ef' op de «sug maken? En zonder hun hoofd te  ( '77 ) te raadplegen, alleen naar hun hart te werk gaande, zich voor het oog van de lieden welke in den ftuurftoel ftaan, ten toon ftellen? Zekerlijk nietl — Zij zu'Ienhun waereld verftaan, en eikanderen, als waardige mededingers in 't am. bieeren van een' post, waar bij dit een noodwendig vereisebten is, — met de grootfte wellevendheid behandelen. 7— 't Is wel jammer dat men het m de befchaafde maatfchappijèn zelfs zoo verr' riet brengen kan, dat de menfchen inwendig zoo goed zijn, als zij uiterlijk voorkomen. Dan, het zou echter ( naar mijn inzien) eene dwaasheid zijn, uit hoofde van een' al te overgedreven haat tegen het veinzen — te begeeren, dat de menfchen zich zoo flecht zouden vertoonen, als zij waarlijk zijn; omdat het hen tot nog toe onmogelijk geweest is, zoo veel braafheid naar binnen, als naar buiten te vertoonen: — Want zoo iets, zou naauwlijks J. J. Rousftau, in zijn' tijd, hebben durven beweeren. — Arm Europa! — Het laat zich aanzien, dat gij neg lang de ongelukkige, dan hier dan derwaards gekaatfte, fpeelbal der dsgelijks vermenigvuldigende partijen zijn zult! — De menfchen, den ftaat der Natnur moede, begaven zich in maatfchappiién ,tn onderwierpen zich aan een' regeeringsvorm en aan burgerlijke wetten. Nog lang bleven de volkeren, onder elkander, dien ruwen ftaat aankleven"; tot eindelijk Europa, zich als eene Republiek van Mogendheden befchouwênde, en door eene wijsgeerige Staatkunde voorgelicht — zijn' wil te kennen gaf, om het recht der volkeren, tot matiging der overgebleven barbaarsheden , in te roepen: — thans is dat volkeren gemeenebest ten prooi, van elkander boöorl'ogende partijen overgelaaten. Alleen deze partijen kennen nog geen ander recht, dan flechts het armzalige vuistrecht. Dit befchouwde de menschlievende Cosmopoliet. Hij noemde de voortduuring van dezen kommervollen ftaat, eene revolutionaire reis, en ontwierp de artikelenwaar van wij in ons vorig No, gewag gemaakt hebben; — Hechts, om eene korte fchets te vervaardigen, van een recht, 't welk men, in naarvolging van het recht der volkeren, het recht der partijen zou kunnen noemen- — Hij zag de onmogelijkheid, van eene andere vereeniging, en bepaalde zich daarom alleen bij deze Capitulatie. Hij hoopte dezelve aan de hoofden, of do voornaamfte raddraaiers der onderfebeiden faüiën fmakelijk te maken en hunne onderlinge verbitterdheid en hevigheid, op een tiende, of, zoomogelijk, op een nog kleiner gedeelte, te verminderen. Deze berekening leverde in zijn oogen, een argumentum ad hominem op. Geen van allen konden zij, bij deze Capitulatie verliezen, en de winst, voor allen gezamentlijk ; was ontwijffelbaar. Geen welverftaan eigen belang, van welke partij ook, kon er zich met reden tegen verzetten: 't was flechts eene opoffering aan de algemeene zaak, veel minder, en vrij wat voordeeliger, dan de op-  ( '78 ) opofferingen, welke wij ons getroosten moeten, bij eene verëemVin* tn . germaatfcbappij. — Ook moest de nieuwigheid van ziin nltn 8 5 Ineen'ge b»heid zoekenden tijd - wltottoriüJg^Z^^."1 'T* nieimis' beeft ooit te voren van zijn geheele l^r™ ^eorengen. — want wie toch gehoord?? - J g ÜCCle leren' van eene maatfchappij van factiën Wij wenfchen er derhalve, de voorftandeM Mn ,n u j * kundige opinièn, geluk medé, en hoopeldat LS"Z andf/oorten van fta«; meiJ en jacob het zijne zal biidraeen oi, A„ voorbeeld va" de Keuken, doen naarkomen, in aljjTziTne deel n' ~ Capitulatie uonw ie aangebrande fpijzen , op de tafel van het reizen*\ ZJui^ t gW* ongaare of len, die ons, door onze betrekkingen als Ss ofkó^P- ^ ~ Wij'al' geven hebben! 5 ' 0Ks o1 *°stmaais, op reis mede be- Want — ten eerften cnze eer wplir» ji„ u te zijn, l.ermedeygeffloewV«to fan h" ,e™ behoort, delijk bij geinteresfeerd. - Het komt eZ'J, JJ ' aIs med^eters, onmid. • tigheid van-eene zaak te ovenuigen zoodonï dat Ze °r*A ^ Van dö *ut' er — al was het ook ma:, ten JeUn. "f„ onze.reden er in toeflemt, en op zegt: want daar door worden wi °f f eigeallefde - «1 hakkelende/* ftaan, gebracht. Zijn wij daar darT h^T°' '°1Ui ~ dat is - tot volgeVi niets «nder.meer over*,Tnon ^ZT^ fner b!ijTt betogen, dat bet volïlrekt onzf'zaal iT mefon2treSd!l i>S * breRgen' en te maken, en dan, ja dan! — zij„ J; £ n°"zf redeH eene gemeene zaak te omzoo iets, zonder re/erve goed *leuren - of?;„^"°P,Wii Zijn moeten. On«»tf« en Jee*, ieder ?n VzfzSKljk - mVt opzkht t^dl^ ^ 1° reizigers en de keukenmied refeeclivelijk — infloegen. 'mlutunabc «oci?^» heesch worden, wij zullen wijs zijn! "n ou^ ainnd.S'r5C,hreeUwen' dat z« lang van allen aan één koppelen, en diHedel SÏ? Z*™5' met het be* mijmeringen en in hunne verheven ™ JÜdÈLT mmT? king en van niets minder, dan edelmoedife onoffèri^n r g'u°Ze ze][™'™willen - waar door zij den PatriotSen dw£^^n&^^ ^ lenden imiguant, den besten voet en fchoon fpefgeven om Avt denbuichegenoemde tot zijn oogmerk te bedienen A ™t^^en° ftj^bl^ l^SSï^^ ¥ ^zooverr'zuN voet, als de Capitulatie zulks voorfSftTiTd e tfmr' en op dien ge doen. yvwnnjtt. lijd en bedaardheid, moet het overi- (Het vervolg in 't volgende No.)  JANUS VERREZEN, 1797' - suum cuiquE. N\ 127; Maandag den 4 September; Vervolg van het vtorige Nommer. Xhn gij! — Warmhartige, maar koelhoofdlge denken, kenner» van u zei ven en daarom bevoegd om over bet menfchelijk hartteoordeelen, die u zelve acht e» het menschdom lief hebt, die flechis het mogelijke willen, en het overdreven* misten kunt — Gij — fchaarsgevonde Burgers van Cosmopolléhl — u""enc Gaat yoort met uwe pogingen! - Wanneer.zij mislukken, wanneer de uit. komst ( t welk de Hemel verhoede!) mogt doen zien, dat gij in uwe verwach. ting bedrogen en in uwe hoop te leur gefteld zoudt zije , dan zij dit uw troost. -- „ Wij bepaalden ons, bijhetuitvoerlijke, en wij zagen ons, door lie „ den, die met hunne handen naar de maan grepen, tegengewerkt. — Dezelaatfr,» „ hebben, voor een'korren tijd, het veld behouden, zonder echter hanne «waan „ de oogmerken te bereiken. De uitkomst heeft tercns doen alen, dat zij of •» geest-,  C 180 ) jefïsr^v sjS'üïïg r^ïsS ««rïus ? reebtu- zonder dit te doen, is emiets teVer ichTen -L 7" i oraftandlSheden • »™t geen meester van geUedend^L^d^n ^il^lZ^^ doen ais, die ijlhoofdig VS,™far Sfj? 5 Hkt'" v?."?nBeni of wi' van den Autheur niet herinneren) «, verhaak' - (* ^ m'J tbm de" tam Deze hadden aan een' ouden Kluizenaar den weg naar **<• eevraaad tv goede oude had hen geantwoord dat m gevraagd. jje terg om te gaan, en zich aan de meening van fannV wSwiizer te h^irl™ ï. gonnen zij te chicaneeren, over den waartn zin ™ l V bouden' bf en begrepen, dat, dewi 1 Jh««" ^^an^Tv^ mmmdearsaÓ' mEza ÏO..l.A was/ zij £ ££. Voe5?p\£ faïÜS^S' bleven aan den voet van den berg zitten. — Die ez"c ■ . „ g Z J Brief van de Lentogradifche F*müis, »an janus " ALTIJD WAARDE NEKF" ƒ«■■»••• «it te komer! als een bruigom : -°^T^on^w* ^-T- 't wf. of w., éen dutt booden , zü0 weinig hebben wij gewonnen. Volgens Tw- haar «oei en kamer houdt - Se tweiSaï S ^lif j^ bezield waren brachten wij or/s gevoeTefn^ wij ons, door hetjW™, van onze iamme Ooms, en waterzuchuge Tanties tehjk zoudt kunnen voorftelien. Neen man! - Dan zoudt gij u vreesTiik ver gufen. Het was, kaauwen en herkaauwen, geen gebrek! JDoch d!t behoore ZOO. -m  C H« ) too. — „ L«gzaam overleggsn en — fchielijk nitfosre*! " — Was altijd het Motto van onzi verftandige bollen. Het eerfts volgden wij trouw op; maar daar door juist, wlerdon wij zoo zuf an afgemat van denken, dat wij ons den meesten tijd buiten ftaat bevonden, om ook aan het tweede (het voornaamfte) te voldoen. —— ........... . Nu echter, hebben wij met fprakende en daadelijke bewijzen aangetoond , dat wij, als de nood aan den man komt, zoo wel, met de fpoedlge en krachtdadige uitvoering, als met de bedaarde en zwaarwegende dtlibtratiën over weg kunnen. —Geen moeite, geen vlijt, geen tijd, geen kosten, (en, God dank! — wij kunnen nog al wat in de melk brokken, wanneer wij wefen, dat het wei. hefteed is) met één woord, —- Niets, zoo verr' het maar in onzs macht wa«. is er gsfpaard om onze keus door te drijven. Wij zagen , die geldelooze klanten wel wuTtnen en wroeten, orn ons en de geheele Lmogradifche familie, ware het mogelijk, geheel in de pruimen te werken, — ja wel! — Wij zageü hen duidelijk — want zij given zich de moeite niet eens — om hun boose werkzaamheden te bedekken — wij zagen hen (zeg Ik) zonder mombakhuizen, tegen onze bedekte batterijen in, ftormloopen en caballetren, als «f zij 'er toe omgekocht waren, en evenwel weten wij zeker, dat de poen er aan die zijde zoé dik niet opsit, dat zij hun geld zoo maar met handen vol, te grabbalen zouden gooijen. Vriend-lief 1 — zij hebben gefloken en geeabaleerd, dat er galg es rad van beefden: Zij hebben er alles aangewaagd — en de eerfte voorvechters die zij tot dat morfige werk geimploieird hebben, hadden, daarenboven, niets te verliezen. — Maar wat deeden wij ? — Dit moet gij ook weten. — Wij hebben er zeker niet alles bij opgezet. Maar wij hebben gefchreven, onze vrienden opgezocht, de fatfoonlijke in 't werk gefteld, onze milde hand geopend , nieuws tijdingen geplaatst en juiste gevolgtrekkingen , uit nog juister primisfen getrokken. — Doch, dit moet ik er nog bij voegen: — na dat Wij, dat alles, en nog meer, dat ik alles nu toch niet noemen wil, in 't werk hadden gefteld; zijn de meesten onzer, naar hunne aloude gewoonte, dood ftil op hunne ftoel'en blijven zitten, om op hun gemak den uitflag, van deze onze importante werkzaamheden, af te wachten. — Ik durf het u niet zeggsn, hoe mal het met die hiftorie, waarvan wij zoo veel ophef maakten , afgeloopen ii. De Gotlien, Hunnen en Vandtalen, >a dat zij reeds vooraf zulk osn gefchreeuw hadden gemaakt, dat onze nichten en neven in hun boudoirs en fallons er van zaten te lillen en te beven, wachtten het allerlaatften tijdftipjen af, om nog, voor een ultimatum, eene poging van geweldadige overrompeling en (zoo als zij dat •memen) van overdond.... g, te doen. Toen rolden de meesten van ons de matten op. Hat lieve geld wal voor niets verkeeken, en de kan» was voorbij, eer wij er aandachten. Van achteren zagen wij, dat het voor een groot gedeelte een loos allarm was , dat wij reeds in den beginne, bij onze wijdloopige deliberatiën hadden kunnen en morten voorsten; maar toen was het te laat: — en wij zagen, die weinigen, waar onder ik mede behoor, die aan onze affpraak getrouw gcWeven waren ; en daarom Aa a van  C 18» ) Toen was de ncérflachtigheid grcot : :de oomj en taM-. , > iK zai u maar kort en goed . zep?en hno k^t „ « . EenitJf» wpfnin» • . b""u > ^t.ggen noe net er nu mee 7i> _ te vermoeien, en fl*^ï'«£ü!S; wlïïRcb^Tnffi "VlU hebben, door zich, bij de laatfte V ?p n ha!s gebaald «e jellen, op u, hals! t ^n^^ttÜ! ^ *" * MChüucht W«* vef' SrnSioÓdlerberzSt/^ * hB"n' ^ ffl0<*» nog van onze voortduteTdeJrt^^^^^T*'* 90' * u houtjen. Ik weet toch dat gij nie^ tWhfF^lfn ^ a''ee? °p miin eiSen die weinigen, die bet genoegd tV^^Z ™ den 14 ^ Ve^de ^'^Hr^Sr^ P. 5. Zoo gij, van eene compktte verzameling niwr .„« eruügegeven werken, gediend moge willen ziin Lo Ir' i■■ mZW-" "Is gaanden post te melden. Wij hebben er 'JrZ g '° m'J ZUlis ^ omzal misfchien neg wel eens wedeJene ,ele^hia ^0^^^ Er zouden kunnen zijn. » allen gevallen , bedden r«, waar van gij in uw eerfte No.' gewag m^tT, bidder wel" JNTWOORLX VALETo1 WAARDE NEVEN EN NICHTEN ' toen r^^a^A^StSS ï nnee rVffiïf 3V°? T? W» niet veel ftaat maakte, »p den sans van h tlTrl L dö ' daC * B°g wildet bepaalen, Ook 10^0"^ ^^ ArJT f t0e" mijne aandacI" uw g . .'(hetzij met «brXWh^ïa? "*»**o.. brui van geven zoudt. Gij begrijpt dus óltik mi 1 ^ ™t°* fn er den Misfive ni« zeer h«b kunnen TrwoUcSL ' " abaai Van u™  C 183 ) r Ik neb mij altijd met zeer veel lof over de goede voornemers van de Lehttgradifche familie uitgelaten, als het te rss kwam.; maar mij over hunne omftandieheid , en de armzalige maatregelen , welke zij bij tijd en wijle, bij de hand namen, 'beklaagd, 'f Ongelukkige van allen is, dat ds Heeren altijd te laat komen', in de meeste zaaken te veel op hun ftuk blijven ftaan, en van de omHandigheden geen gebruik weten te maken. — Met genoegen vermeen ik, dat gij, NB. .nog eens , van den nood een deugd maken wilt. Maar, mijn lieve vriend! dan moest eij gezegd hebben, in plaatfe van nog eens — eindelijk: — Want gijl. hebt altijd, zoo lang het mij heugt, van de deugd een nood gtmaakt, en dat is wederom eene verkeerdheid, welke aan de bslagchelijke zijde van de familie zichtbaar is. — En het onderfchetd tusfchen deze beide zaaken, is zeer groot. Bij voorbeeld — ik maak van den nood een deugd, wanneer mij (fans sompartifon) op din weg een razendebul, dien ik nietortwijken kan . tegen komt, ea ik tegenwoordigheid van geest genoeg bezit, van op hem te fpringen, met voornemen, om mij, bij de eerfte gelegenheid de beste, wanneer hij in een* vollen run is, van achteren te laaten afglijden, en zoo doende, het gevaar te ontfnappen : hoewei het, in alle andere gevallen, een belagchelijke inval zijn zou, om een' razenden bul te willen rijden. Maar —lk maak van deugd een nood, wanneer ik, op hetzelfde oogenblik , als het dier zich in postuur zet, om mij met zijn hoorens te duiken, hem tusfchen de voorpoten door kruipen wil: want dan kom ik zeker te laaf, teiwijl ik in het eerfte geval hem te Iaat zijn aanval doen laat. Overdenkt dit eens, en maakt in 't vervolg de rekening beter op. _ In verwachting, noem ik mij met toegenegenheid jahus. P. S. Voor de verzamaling bedank ik u ten forgften. Ik heb er het advies van Jacob over ingenomen, en deze verzekert mij, dat wij nog cotteletten papier in overvloed hebben. — twaalfde vervolg der reisbeschrijving van den spaan- sc hen cosmopoliet, te vinden in No. 117. pag. 105, en volgg. [ 7» het vorige vervolg geeft de Schrijver onder andere, verjlag van drie der voornaamJle fpellen, waar mede de kinderachtige inwooners van pjevia, den tijd te zoek brengen. De overige, waar van hij gewag maakt, zijn van minder belang; en wij "~kunnen er, in 't algemeen, van zeggen, dat de meesten, hoewel onder andere benamingen, bij de kinderen in europa, even zeer bekend, en ook bijna op de zelfde wijze, als in ?ffiDi* gefpeeld tn beü.'fend worden. Ik heb gedacht, mijn hzers geen onüienst te zulhn doen, met dezelve over te flaan, en, inditvervolg — met dat fpel, bet welk bij uitnemendhdd, het Fajdiaanfche verkeerkgij'pel genaamd wordt, — dit gedeelte dtr Reisbefchrijving te bcgirmen. — Na dat dan mijn Authtur, ter loops, de brfchr jving van ftmmigen der eerstgenoemde fpellen, voor zoo verre die , ten tijde van zijn aankomst, op het eiland ïauu in zwang naren, had laaten voor afgaan; veevolgt hij, op itze wijze. — janus.], A a 3 Voort*  C 184 ) levTn^?^ hun gantfch. dagen, ja dikwils, alle oweVblIkKn v JVn 8 ?ldo Alle r?/t««,, te voorrijn. HiS !■'/een verandc^ bracht, dan eenig ander* ohr, d In l'l ""S ken, ten mirten, hij., zoo fchielijk ah eene «daThte «IV °m ?e ^ het te pai komt, «n houding, fpraak, nb„tAM^ '*?ndma zii> »« dikwils, ZQo natuurlijk e, «t^:**^^^™' ~ « «"» te geloven, dat het de zeifde Padlaan is ïelS m« 0en' om oogenblikken te voren, in een geheel^ tJen'ovle.LTd L f Weinig daSon of eva. natuurlijk had aan^orr.nfgSen1^3521^'». '< hij De onkundigen of liever onhandig/ten in dat foei „JL vende en kwalijk opgevoedden domoUn gehóuden: - 'üTe tetJfT 't^1* er zich naar te fcbikken, en . hoewel het foei J hoofdig 2ijn orn moeite niet geven willen', om'ef gSuïvanI°rfta3nde' *<* de weikThbf r^f h Difrn6 1 - *D "a" gewoonte°f bljvS^ ^ ' * Z^Shet tgV bii?eb— masker zich, i„ 't openbaar te vertoonen. GeeT veertig -3 fnder met zijn bloote gezicht, langs de ftraat. Ja, "e ga iT^rV * i°°P> P«ii«a»en het voor onbetamelijker en vrij wat indLnZV ~" dal de ker - dan zonder broek - tn ? onenbaar te vï 1 -Ud{?n' 20nder ma«twijff.I zal trekken, Zoo dra ik jjn ïeJeS 3 ' } geen,nie™nd in lieden gemaskerd m« elkander naar bedfaaS- * dal ZC,fs Spuwde 't Wordt voor een der grootfte kunften gehouden, dikwils e» zoo r>*dat men er geen oog op houden kan. van mLer te vèrandTren J C";k * Maar nu gebeurd het ondertusfchen wel eens dar «„ Jf , - daadige.kneep, met behendigheid,Z^ ontmaskert, waardoor hij dan met zijne bloote kEakk» a & küt>st welke er hartelijk om lacht, als een arme zondaar, bli" Cn Docï m zulk een geval niet lang in verlegenheid te blijven, behoorS T pnbhet» wegen en gezelfchappen van verfcheiden mol^™^!? ** sien, en die overal bij zich te draeen, om bii diJeeuïZZf?!! 18 voor" makkelijk te kunnen herftellen, efhet £$ïtXiï£^'^* «lieden die zoo voorzichtig zij», om er twee boven elkaX" m£ z°? 5J? W eikander paafende voor te doen. Maar dan is ook gemeenlijk bet ond^e °0Pf bin-  C 185 ) blnnenfte van ftaal, en daar valt weinig tegen te doen. Deze noemt men ook we[ — achter hunn' rug, dewijl zij meestentijds wat ongmnakkelijk uitgevallen ?ijn, en zich niet ligt iets ongewroken in 't aangezicht laaten zeggen — ftaal en voorhoofden, die van ver*.! klten of blozen weten. Nog eene bijzonderheid heeft «•>, met betrekking tot het drfgen dozer malkers, plaats, welke ik hier niet kan veorbij gaan -— en hierin beftaar.de, dat, hoa zeer er zeer fcherpe wetten, tegen het fteelen en roven, inr^DiA, ftand grijpen, het echter aan een' ieder' ftraffeloos vrij ftaat, zich van htt masker vsn zijn' evennaasten meester te maken; mits zulks met flimheid of behendigheid, maar niet met openbaar geweld — géfchiede. En dit is dereden. dat men niets, met zoo veel zorgvuldigheid bewaart en verbergt, als zijn momtuig; fchoon men van den anderen kant, alles aanwendt, om zich het zelve over en weder te ontvreemden. Dit Masearade fpel (geloof ik) Is zijn oorfprong verfchuldigd, aan eene zekere fchaamvalligheid, welke aan de Pcediaanen voor 'c grootfte gedeelte, aangebojen en eigen fchünt te zijn. Er wordt, onder henlieden, eene wetenfehap beöeffend, die echter, op lange naar, niet tot haare volkomenheid gebracht is, de gelaatVunce genaamd. Volgens dezelve, zou men, naar de meening haater beötfFenaars, uit de trekken van bet bloote en ongekunftelde gelaat, de inwendige inborst van iemand kunnen opmaken. Nu moet het waar zijn, dat de meeste, — met hun eigen inwendig cara&er het best bekend, en het ongeraden vindende, om anderen daar mede bekend te maken, reeds van den beginnen van het beftaan van Padia af, — er op uit zijn geweest, om de vordering van deze, in Padia, al te gevaarlijke kunst tégen te gaan, en daar toe niets beters hebben kunnen uitvinden, dan dit verkeeringsfpel, waar door de anders al te weelderige voorgangen der gelaatkunde, en het nemen van overtuigende proeven, in dit vak van geleerdheid en menfebenkunde, bijna onmogelijk gemaakt zijn geworden. Deze onderftelling omtrent den altereerde oorfprong der mascarade, is de mijne niet: want ik heb dezelve, uit de begrippen der fcherpzigtigfte, onder de Padiaanjche Philofophen, opgemaakt. Zekerlijk verkrijgen wij daar door de gunftigfte denkbeelden niet, van dit volk van kinderen. Want vooronderfteldzijnde, dat han inborst zoodanig was, dat zij door het ontdekken van dezelve niets, aan de zijde hunner zedelijkheid, te verliezen hadden; wat zou hun dan bewogen kunnen hebben; om de openbaarmaking, daar van tegen te werken? — Waarom zouden zij het zich fchsarxen, om even als wij en de Holldldlanen, met een ontbloot aangezicht voor 't daglicht te verfchijnen? — van waar die belachelijke fchaamte? — Wel is waar, dat veele een onbefchaamd voorkomen hebben, en in hunne manieren, gebaarden en gefprefcken enz. eene fchaamteloosheid aan den dag leggen, welke die van de Htlldldlaanen evenaart, zoo al niet overtreft; doch dit wordt juist door deze gezichtsfehermen, welke men paravues behoorden te toemen, veroorzaakt: —- want dikwils heb ik opgemerkt , dat zij fchuw en vreesachtig wierden, wanneer ik, hen, van nadw bij btfcbcuwer.de ni ge mi-  C i8k mij ^P^K"81 m3f e8n ZWeeP voortvcorpoote n terwijl ^iSa^- om aa/te zien gejaagd wordt. — De Wierp van zui»• , f: z eze |,ever ^iemand die ^^^^^i^^ fmaak niet veel te voor eene oudenb^^^ van de jongens, orfl disputeeren. - Ondenusichen » n« « ter2ende wijze, te mishandelen. Als bSno hunne ooren , nooit gebeu- m ?JS ja^fdatf r jooSjJdie , b; met de zucht naar nieuwigheden ^^^3, ÏfSS en aan* zich zelve overgelaaten worden gezocht, gevoaden en gevaarlijk worden. — Dauend mew 'B™ Wor d end e, maken zij zelden teder verworpen. Telkens door andere■ ver;»gn j lnder> zelve tegcn ctetzij veel opgang. D'^« B"« hfe£d^^tïrugg' gekomen zijn. Dit ziet men da. algemeen zijn geworden^L^der eeduurig opvolgende klederdrachten. Evenwel, gelijks in de mode der el*^%f™* °zPomt?jds wint eene N,8Uwigheid veld: cr is geen ^f ^^°^% andcre nieuwigheid kan Epidimiei: worden. _ dat is - de zucht naai- w. cc . jeUwighe1d zijn, daar de groote 'Het kan eene groote, eo in ' «6 *°P|n*"^krijgt zij eene zekere menigte te gelijk op valt. In * « Ê^ ™ *I ^ ^ beIaDg „ We, die aangroeit tegen alle be'e^lenuc7naar nieuwigheid moeielijk gemaakt ftellen, ornaat het opvolgen van die zucht naar S ^ ^ ^ .„ lib 2 aan is. ——  Men kan hier nit opmaken, dat er verfchillend* tJ-L c nieuwigheid zijn. En fchoon zij, zoo Stbóin ,„I Ppen of graaden in d* zelve, ais nieuwigheid, i„ haaren'/^ graad nt°fb' °P zich tan zy echter in fuptrlatmifimo gra7u"lZ f lernêie! Vft ■ , ?trilste^s bezit; JiaaUeep en nog veel neteliger en fchurfJ^fL» g Zaak' m:t een de Wel Edele almachtige He"^NrT7M J'^ gv ' gen' worde^ naau»! weeg brengt, in.plaats van tegetewerken enbotfinge"' welke het te aan dezelfde oogmerken, welke het ï'uï' "r J,enStbaar gemaakt wordt, verhinderen. — ' het' °PP8r^k den algemeene nieuwe orde van faaken Ln h9 I Cn aleCr eeneg«heeleen fteld zal hebben. - De DiendfnkVnrf u voor,gangen. P»»l en perk ge, kennende Nicol aks M ichu vil -hÏ" menfchelijk ha" bijeonder lel hij zegt: . 1CHI1VU' "deneert er zeer wel over; wanneer , Daar niets waarachtiger is, dan dat de menfchen, in het goede, 't welk > > zij  C 191 ) , - '■• u».;tt*n wfi-driet kriieen, en zich over het kwaade, dat zij lijden moe" H ^VJS ï»»ïffi wïd», is het natuurlijk dat zij (« , M* * " « . altoos de nieuwigheid zullen beminnen zonder onderfcbeid, of ei, " in vooifpoed of In lijden zijn. 't Is deze drift voor nieuwe zaaken die " iedere ftadI haare poorten doet openen, voor een'Man, dte zich als hoofd " eener nieuwe onderneeming opwerpt. Wanneer hij een vermogende vreem" Teling uTwo volgt hem de geheele waereld: - is het een «ng^ tenei li fedér zoekt hem in het land'op , vermeerdert zijn macht tn befchermt „ hem." ■ x.^i.n Alt in het aleemeen van de nieuwigheid waar is, hoe veel te meer dan iSt zoo, wa ne5de »lvetot de hoogtevan een' geliefkoosden hartstocht, paraatMie menfchen alies plaegen opteofTercn aangegroeid 1 - De goede Machiavei zou er ook wel iets meer van gezegd hebben, had hl m dezen jd See d en zich in de gelegenheid bevonden . om met eenige vrucht zijne ItaSfche broeders voor te lichten. Zekerlijk zou hij henlleden , - (onderfte d zijnde dat h j zich niet door de eene of andere partijdigheid, de oogen hal1 «Sn benevelen)- naar zijnen gewoonen Methodieken leertrant, den veiiigften wegaang^ in deze fcheemeracbtlg. dagen te bewandelen. - Doch dit zij alleen , in 't voorbijgaan, gezegdI — Uit het een en ander zal men hebben kunnen opmerken, dat er veel redenen beftaanom hetvoor waarfchijnlijk .e houden, dat de wijzen uit het Noordwesten hóewei op vrij wat minder grond, dan het zich thans laat aanzien, een redelijk goed geacht oP den loop der zaaken gehad hebben, en dat eene nieuwe orie van zaaken, in de ftaatkundige gefteldheid der volkeren, onvermijdelijk is— Maar er is ook veel tegen. — De verkleefdheid aan het oude! .... Daar fpreken wij malkanderen! - Het semak de veimoeidbeid , de rust, die, vooral na den arbeid zoo aangenaam is; het herdenken aan de» weg, dien men afgelegd heeft; he opzien teeen he verbazend end, dat men nog afteleggen heeft; de behend.gheid, om het eeen dood oud is, als iets nieuws, onder een' anderen naam, optewarmen; dit Ss- en ik zou bier nog eene geheele lijst van, mogelijk famenloopende zaake" kunnen laaten volgen - maaken het toch ook niet onwaarschijnlijk, dat H^aelen, en misfchien wel de meesten, die groote dr.ft.naar die tot nog toe groote nieuwigheid fcbromelijk verkoeld en verkouwen is geraakt. Wü beklimmen een' berg, waarvan wij de hoogte niet kennen; maar dit is zeker dat wij, wanneer wij eens den top bereikt zullen hebben, en met beflui« ten kunnen, om dan plotfelings ftil te ftaan en halte te maaken, veel gevaar looBb 3 Pen»  c m > T>«n, om weder op die zelfde vlakte, waarvar, wij onze re;s aanname»-, „eêr ra komen. — Nu zou het juist zoomoeten uitkomen, dat wij, bij her bereiken v-m die hoogte begrepen, om de gevaarlijkheid van onsftandpunt te bep-deneeren en dat wij daarbij, verfland en beleidgenoeg bezaten , om ons daar bij te bepalen • •en da zou kunnen plaatsgrijpen, wanneer wij, daar aangekomen zijnde tegen onze loffelijke methode aan , het werk voor volbracht, en de zaak voorgezien hielden; maar — dewijl wij toch cog altijd in \ onzekere blijven zullen of er nog meer op de kaart zit, dan of wij er alles van gehaald hebber,, wat'er van te krijgen .s, is het te vrezen dat wij - door onze drift verblinden al tsgul. z.g van aart, het onderila uit de kan begeeren, endaar door het lid op den neus krijgen zullen; in welk onverhoopt geval wij zeer wel zouden doen, bij wiize vm penitent*, en met de handen in het hair, met Jean Louis in het Dichtftuk £,a pipe caffée van fade , t welk eigenlijk, op eene zeer oude vois behoort eezongen te worden, re;e vier versjens aantehtffen-. Et par cette hifloriette On sejl convaincu, Qjiil ne faut pas que l'on pe'te Plus haut que ie cuL Zoo dat er, en dit was het geen bewezen moest worden, tezen die eindeliiko «icu«e orde van zaaken, ook nog al wat ingebracht kan worden. En hier mede geloven wij, dat die zaak, van weerskanten, genoeg uitgepluist is, zoo dat wij er voor het overige zeer wel het zwijgen toe zouden kunnen doen • zoo het niet was, dat wij ons verplicht achten, nog eenige woorden aantevoeren, om aantetoonen, dat wij zeer kwalijk doen, met ons de zaaken, even als of zij ons geheel vreemd waren, niet aantetrekken, en ons, zonder onze han den , gelijk dat behoort, uitteiteken , ons den maalftrootn, waarin wij ons provifioneel gebracht zien, getroosten, niet eens begrijpende, dat wij het ons zelve te wijten zullen hebben, wanneer wij ons, door onze ongeoorloofde w-nseloosheid, in 't gevaar zullen gebracht zien , om van onze reeds bereikte hoogte als klooten onder en door elkander naar beneden te ftorten, 't welk toch ook'niet onder de onmogelijke zaaken öehoort. ' Het doet er derhalve niets aan, — Gij, mijn Heeren! die aan alle fraaiiïg-' heden van het endjen dezer agttiende eeuw den rug toekeert, — het doet er niets aan, of wij op den rechten , of op den verkeerden weg zijn; of Wij vooruitgaan, of te rugge keeren zullen: gijlieden moet toch mede , Z30 lang er vooruitgegaan wordt, even gelijt, zelfs dd ailergrootftd fchreeuwers in dit vak van nisuwigbaid, op hunn' beurt medegefl sept zullen worden, als het Staatkundig Noodlot, die groote Revolutionaire Generaal,. die wel- twintig bon afar- riï  C 1^3 ) i,v 0I,Wepen Van Znrukk'! gecommandeerd zal hebben. — Houdt toch eindelijk met u te verbeelden, dat ons de verwarring en eene totale desorgsnifatic van °u' ons redden most. Het zal u en ons — en al wat leeft toch weinig baat n" wanneer gij op het oogenblik dat de Dienders in den boêl zulien zitten, .net'eene opgetrokken lip, en eene fp;jtia,heid , wat ben je me? uitroepen zu't. Wii zeiclen het u wel, dat gij zoo vaaren zoudt, nu hebt gij loon naar werken eekregen' " — Want,mijn vrienden' gij zult er daarom geen oogvol bi ïer dan wij om vaaren? en verdiend of onverdiend, zult gij, even als wij, uw Ztie in de alles verpletterende last moeten dragen; waar bij gij u nog te verwijten zult hebben: — „ Wij zagen den nood aankomen , en hebben mets „ verricht om het gevaar aftewenden! " BERICHTEN vit B a b e l , den 26 Augustus. Veele en zeer zonderlinge zaaken zijn er in het eedenkboek van het laatfte één en een half jaar, tot verbazing van elk, dieop/^afcrfcaiten prijs fielt, opgeteekend; rr.aar nog veele andere, de vorige, in wonderliikhcid en raarheid overtreffende, zullen er in het meuwhngs aanteleggen boek tot geene mindere verwondering, aan de zijden, van de weetgierige» en onderzot-klievende onder den volke op - en aangetcekend worden. Alle de raderen van dat eroote werktuig, waar aan ons die gigantesque figuuren , aan wie de fchoonfte woorden van onze Babilocifche fprake niets ter waereld kosten, onze lotgevallen meenen te kluisteren ,* zijn in beweging gebracht, om aan de nieuwe ontweipers van ons precair beftaan fchoon fpel te geven. Aller oogen ziin gevestigd op die rdeuwe gezichten, welke zich van tijd tot tijd reeds aan de nieuw'gierige Babilonieis vertoonen; en men fluistert elkander zachtkens in het oor ■ ,'t Is te hopen, dat zij zoo gek niet zullen wezen , als zij er uitzien." Waai lijk,' veelen zullen dtn arp danig in de mouw moeten hebben, wanneer zij. in hunne posten met luister zullen optreden, en dan zal men er van moeten getuigen , dat zij hunne verheven talenten, in 't gemeene leven, wonderlijk wel verborgen en ontzichtbaar weten te houden. Zoo dit echter anders uit mogt vallen, en als het van achteren kwame te blijken, dat wij ons in hunne pygmetuwige gelaatstrekken, niet bedrogen hebben;, dan is ons ongeluk niet te overzien, dan zijn de reuzen van B abel het fper volmaakt meester, en er blijft ons niets anders overig te hopen, dan op de genade van onze overwinnaars. — Deze vrees of terreur panique heeft ons bekroopen, naa de berichten welke wij bekomen hebben uit het broeinest van dezen berg op berg ftapelenden Gigantes. Zij vereenigen zich meer dan ooit tot Waartoe — weet men niet. Zij zelve bekreunen er zich ook weinig over, maar iij'moeten veiêeuigd zijn, om, op de» wenk hunner Printipaalen, welke vreem... de-  C 194 f delingen zijn, vaardig te wezen. Het heugt ons, dat zij, op eene foortgeliike wijze als nu, doch met minder vrucht, werkzaam waren: wel te verftaan, door de tweede hand; de eerfte toch. krijgen zij nimmer te zien - en toen de flag kwam, waar door zij alle uit malkander geflagen werden : want de bommel brak verkeerd los — keeken de meesten elkander al gaapende aan, zonder te weeten waar het hen van daan k wam en zonder dat zij nog bevroedden, dat het ingeval len gebouw da^fchoone ftuk werk was, aan welks volmaking, zij zelve de hand geleend had' s Wij twijffelen dus niet, of het geval zal wéér hetzelfde zijn dat is wil zullen even fchielijk, als zij zelve onderricht worden, van de waare reden hunner famenhokking. J Dit zij gezegd en aangenomen, voor Notificatie'. — Ander Babel, den 27 Augustus, De reuaen hebben een plan , waar naar zilte werk gaan, en een tut, dat zij beöogen. Waarlijk veel gewonnen' — te voren hadden zij geen ander oogmerk , dan om een' naam te maken zich vast te nestelen, en den dommekracht, op bevel hunner Principaalen, werkzaam te doen zijn: misfchien hongen dezen wederom van anderen af, en die weder van anderen, en zoo voortI — Wonderlijk ondertusfchen is het, dat, daar dit nestgeftoord en hunne GecompUqueerde keten zoo dikwils gebroken is gewordenmen nog nimmer den haak heeft kunnen ontdekken, waar aan de eerfte fchakJ is vastgemaakt. — Maar nu bet plan! Zij hebben een geleerd flechthoofd bij den neHs Dezen zullen zij hunne Abracadabrifcke materiaalen ter hand ftellen, om voN gens eene ruwe fchets, door hen ontworpen, eene uitgewerkte teekenine voor een' volmaakten toren van Babel te vervaardigen. De tijd zal ons leeren wat dit uitbroeien zal. Ondertusfchen zijn wij nog niet genoeg dupe om te eelo ven, dat zij met alle hunne draklce conferentlèn niets anders dan dit blindwerk en gochelfpei zouden beoogd hebben. — 'jjhh .. • v . , i ' • Oualiter infiantes contra Jovis arma Gigantes, Cotlum infeftabant, £? mala multa dabant, Mutmure cum muho, nee non molimine fiulto; B^H^Nb rJPate'i'.r. .! - ,i ., a fj% »'.*>' WJ f ™ts worden alIe Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Utrttht oe Wed. Terveen en Zoon; 's Rage van Clesf en Leeuweftyn; Legden B «op en Qnnekink; Amfterdam Holtrop, J. W. Smit, ten Brink, Kuypor 'aV_het'>rH™km Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d. Dries, en reis; AUmam Hand, en verder in de overige Provfotien, ï twee Stuivers,  JANUS VERREZEN. SUUM CüIQüfi N\ 129. Maandag den 18 September} BERICHTEN uit JSTieuw TA*TA*T£ir. De *eel beloerende eiHGisitHAir de IL (*) een afftarnmeling van den alom beroemden Held van dien zelfden naam, lboadty in het midden van den gerusten flaap zijner Tartaarfchen land- en tljdger ten, die hij echter van tijd tot tijd , door de verhaalen van zijne toekomeed* overwinningen wakker maakt, een loerend en waakzaam oog op de verwarringen , •van (•> Zie peg..276. van het itrftt Dal, co rergdijk dcfleire mts de oaaitgtgeren Wttkae yin ANOMIMUS. III. Dttl. Cc  C 196 ) van europa. Hij heeft zich in die taaien, welke het meeste in het verlicht europa in georuik zijn, en in alle die wetetfcha^pen, welke men zich eigen moet maken, om in dat waereiddeel een zeker aanzien te verk.ijgen. door een Emigrant van de darde verhuizing , doen onderwijlen. - Voorna! mdHi. heeft hij zich toegelegd op de algemeene gefchiede.,is der Volkeren, en op het Staats; en Volkrenrecht in welk laatfte, hij niet alleen bijzondere groote vordenngen gemaakt, maar zich boven dien, als aanftaar.de Veroveraar, het recht aangematigd heeft, om van de gevoelens der meeste Schrijvers in dat vak te mogen verfehillen. 'I PS ^'övering van geheel Europa (zeide hij onlangs regen zijnen Europf. „ fchen Onderwi.zer) is eene doodgemakkelijke zaak. Verdeeldheden, waar „ door het zich thans verfcheurd ziet en, naar alle waarfchijnlijkbeid, nog lang „ zien zal, benemen er al de moeielijkheid van, welkeer andera nog aan verbon. „ den zoude zijn - Wat is europa, en wel inzonderheid in den tegen„ woordigen tijd..anders, als een kwalijk famengéftold geheel van even flegt „ georgamjeerde maatfchappijën , waar van de banden, welke het eertijds nog ee„ nigermaate veieenigdeo en fcmenbonden , dagelijks ai losfer en losfer wor,, denf — Het put zijne krachten uit , tot zijn eigen vernietiging. De Volke" k™' 7aJ£ j" befta3t' zijn verwij'fd en behoeftig. — Zijne behoeften en „ benodigdheden, worden aan den eenen kant grooter, terwijl de middelen „ om die te vervullen, door het voeren van verderfliike oorlogen , minder „ gorden. Len algemeen bankroet , dat onvermijdelijk is , zal eerlang de „ laatfte hand leggen aan alle deze onheilen. Hoezalhetin zulke omftandigheden „ weêrftand kunnen bieden aan de talrijkeTartaarfche benden, die ik op-debeen „ zal brengen, , om het geheele Westelijke gedeelte van europa te overftroomen. „Thans befchouw ik dit waerelddeel, zoo als het zich, in veele opzichten, er» „ met zonder reden , zelf befchouwd beeft. Een bedaard en doorzichtig Staat„ kundige van dezen tijd zegt zeer wel, „„ De grens van Ep,ofi Staat„ „ kundig befchouwd, loopt tot aan Rusland en Turkeijën. Beide deze mach„ „ ten behooreni niet meer tot de Europifche Republiek! _ (Ik zeg Repu< ,, „ bliek, God beter 't! Alle de vergrootingen dezer Machten naar het „ ,, Westen toe, zijn befnoeingen van e beo pa ! " " — „ Die goede ziel „ befchouwde de zaaken zeer wel: en geen wonder! - hij bekeek die met da ,, oogen van een'Polak. — Wanneer ik derhalve van europa fpreek, fpreek „ ik ook alleen maar van het Westelijke gedeelte, met dat onderfcheid alleen. „ dat ik er veel hever met de oogen van een* Rus, dan met die van een' Pool, o» „ neder zien wil. Voor het overige ben ik het volmaakt met hem eens. En ik » wil wel bekennen, dat het mij onbegrijplijk voorkomt, hoe fommige Staat„ kundige koppen, daar het in dat Westen toch niet aan mangelt, er anders, „ dan hij, over denken en fpreken kunnen, en om een oogenblikkelijk belang. » het belang van zoo veele eeuwen, 't welk men daar aan opoffert, kan „ voorbij zien.'[ — e ' tm  c m ) Aan devetaa' te oordelen, fchijnt het, als of de groote ontwerpen, waar vande groote f hak vanger g;.ac. om uitgevoerd en in werking gebracht te worTen, naar gunftiger omftandigheden wachten, omdat hij - om den kansre ~aa. een - de verderfl.jke oorlogen , opftanden , revolutionaire en contrarev^mnaire b- weSea, met alles wat daar toe behoort, nog eerst, enigen t.jd , bejpeculeeun fr/afzièn wil, alvorens hij het loffelijk voetfpoor van zijnen grooten voor zaat en voorganger inflaan en bertroden zal. ... Niet weinig reekent bij op de behoeften de weelde , de verwl.fiheiJ en het algemeen bankroet, als bijkomende omftandigheden, die aan zijne oogmerken niet anders, dan voordeelig kunnen zijn. Het een en ander, hoe zeer Oppervlakkig befchouwd. veel eer gefchikt om een einde aan oorlogen en verdeeldheden te maken, fchijnen dezelve veel eer aan te wakke, ren Vijanden, die elkander in een' ftaat van uitgeputheid veruapp.ng, en kwUning befchouwen; en die het oogenblik van elkanders va niet verr peer afreekenen, zullen het zeker voor ongeraden houden, om een oorlog te e nd.«7 bij de voortduurirg van welken, zij bet btreikenjvan een hoofdoogmerk waaom zjde wapens opgevat hebben, ontwijffelbaar - voor 't minst met de «rootfte waarfchijniijkneid-te gemoet zien; en zoo is het ook ,n het klein met onzicht van die veelvuldige verdeeldheden en partiifchappen. — Ln fchoon £ ook waar mogt zijn , dat de fnoeverijën van geboskhan, als ellendige hfrsfenfcMmmen in rook verdwijnen, zoodra hij , bij eene nadere bereckenmg . tÏzXn, zoo blijft het echter eene waarheid, dat er nimmer tunft.ger voorbereidende omftandigheden voor c e n g r s k h a n s, a l e i a h d E a s. k a r z l s ,, en hoe zij eerder heeten mogen, kunnen beftaan, als die , waarop onze groote sehak. met zoo veel gretigheid, zijn oogen geflagen beetr. De ^deeldheden hebben het waereld beheerfchend Romen ten onder gebracht toen het ophield, een onverdeeld lichaam te zijn . waar ™ 't gew.c x ÏÏle^ verpletterde, waarop het nederftortte. Dat coksfaale lichaam was niets meer tóen het ui zijn hoogte in twee brokken ter neder ftortte op de pu.nhoorezijne vorige grootheid! om op elkander met ongelijke zwaarte kracht te wc ra Het moest eindelijk onder geduurige aanvallen, der barbaarfche grondlegïïs van heïïegenwoordig euaorA bezwijken , en plaats maken voor dat bondgefoo,fcbap van Mogendheden, dat zoo veel eeuwen achter een, de bewondert^ de geheele bewoonde waereld naar zich trok. Doch wat zou dit veellijvig SaatenvSnd verffi0gen , tegen de verëenigde kracht van een eekel ichaarn wanneer heH le zijne vermogens, die het op zich zelve beproefden verfp.ld zal hebben j wanneer hete cb op eens aangevallen zal zien , in die oogenbl.kken. waarin het vermoe d van in zijne eigen ingewanden te wroeten, machteloos neder zinken lal waneer aan hetzelve^ riet Teaund zal zijn? - Is bet aan de Gothen en Vandalen gelukt, toenzij nog ïïa r6, Le. hierin daar verfpreide en over de oppervlakte der aarde heen ver-  C IP8 ) «rooide benden, als een zwervend volk, daar heen zwalkten,- hoe veel te li*. ter zal het dan aan een gevestigd volk. dat de voordeelen dér woesTheid™ lfh3Vl,lg ^ ? 2LCh Ver£enigt' niet vallcn' deze^h onderlfoJVe?. melende volkeren, onder het juk te brengen ? — 't Is waar in ", ïïg «.o» fchijnt zich eene buitenge woone^acht te vesttenTdienaa? dl«S* wJ'^tV,? °ordcelen' zich ove' het geheele Westelijke gedeelte van d« waerelddeel dreigt Bit te breiden , waaruit , naar verloop van tijde hetteren hérï n??" d6f °°Ste[ijke eeWesten' zou kunnen Seb°™ woSenf- f,"' het is juist op deze macht , waarop een' heerichzuchtigen otsoism»,, grootfte hoop zou kunnen vestigen, 't Is juist deze ontluikende macht w r door alle de daar bij belang hebbende Wes-elijke Mogendheden zich iTdf noodzaakehjkheid gebracht zien, alles op te zetten, om haare "erdïfuiLf dmg te verhinderen , waar door hem de mogelijkheid benomen wo dt om„1" behoren tegen de groote ontwerpen van een'aanftaanden doo JcnSènlö-renden overw,nn„t0p hunne hoede te zijn. Zoo eens de geest vaof» G , k » ! * * II wiens beftau en aanwezen veele nog in twiiffel trekkenWh f f een of anderen Rusfifchen Monarch eenmaal'openbTa'£ ou H1e^ rt b met reden met over kunnen verwonderen; zonder eene bijzóndere onervarénheTd in den loop der menfchelijke zaaken aan den dag te leasen 't U tnrh iTl i. ' Vorftelijke en Republikeinfcbe Staatkunde e'ven lfs in ne gemeenflevTf eene waarheid, dat de gelegenheid den dief maakt 1 2 6 ,eVeB » w h6t VC,tige? VM die ééne en onverdeelde macht, welke zich in kJ ïe^oT..^^ SoT^-' * ~« » »«— «ttftondg " gevoera, en al te veel op bloote opiniën, waarvan zij geheel afbanoiiik . f^nl' f3" 2Jj °M' mede-lDgft« °f herftelfter van bet^^e^enw Jht' tegen de toenemende zwaarte van het Oostelijk gedeelte, eenige vreel zou k,,„* nen Inboezemen. - WIjbefchouwen haareven aMen wonderboom van of—wanneer wij recht op onze luimige dreef zijn — als een r*«Li J 1 ~~ één' nacht opgefchooten is, maar geen wortelen heeft Za ÖC'k rf ia verkregen uit de ruïnen , van eene nog onlangs veel vérmoéende£ f.™ nog niet geheel te ondergebracht is. - Een oud vToröord^ dia te eene beproefde ondervindingen een diep geworZ olz'a^, Sr h^Te' de teugels van Staat in handen houden - Zie daar de onlrikba»re "iuwaarop bet beftaan van een dwingend even ■ of overwicht ZIv^Ia ll"' te zijn. En waar zijn deze zuilen in het tegenioordJ W«SSï * datief nog maar in eene wisftlvallige geboorte, en daarbij van rond oraTe' door lu ne memgvuldige tegenftandera omgeven is, te vinden ? Voorzeker nJ" e;  C 199 ) j nisfrtÉïflelling, het gevolg van zijn. Maar ook dan zal de tijd er bij de *^rf",^™11Sfwerpef ten uitvoer, en verregaande maatregelen, daar zijn, w'"™fzï2nïmMen worden. - Laat men zich zeiven dan nog i„ werking; gebracht^•^2J(mdheIdTindeBe.lital raDg, bij zulk een gele. ceDt" g! «™«rShtMf —Eene Mogendheid - eindelijk, ,. die China V^^^JS^Lo^^ytn America aanlegde, den berg " a^^^twff^^t aan een gedeelte van Perfiin Wetten " Soraefchrcven, d'e ^Jakken te ondergebracht, de Jartarm vernield, de Krm " vaöve d1 Pitaverdeild. bet Ott^an^ Rijk fchrik aangejaagd , Crfefen" L d beroerd, en Konfiantinopolc*, waarop bet nog onbeweeglijk zijn oogen gevestigd houdt , als een zetel, welke hem nog een. in de handen vallen " w^mTet^MWoStd hierop z«n ven^iemend. die vijftig jaaren vooruit ziet ? U dan een wonderboom van Jam» een verfchijnzel van weinig beduiding, en u \ frhieUikheid van zijn opkomst, het argument van zijn even fchielijke beva, d^n7fJkchh7k"anm dJe eerfte grootheid van Rusland, onder den fchepverdwijning m zich?^kwam de eet S ^ ^ cfa te voor. «£? i%eereS de kracht dei • opiniën eens weg uit alle Staatsgefteldheden el£ eens wï er van de grootfte en machtigde Rijken worden zall 't Is waar een oud vooroordeel en eene lange gewoonte doen veel, tot inftandhouding r7n èen ding , vooral van zoodanig ding als een Staat of Mogendheid i,, af: zoo leifs dat èene beproefde ondervinding - al viel deze ook geheel in t nadeel van rli uT - weinig of volftrekt geen hinder daar aan zal toebrengen: om*T. !« ingeworteld ontzag — voor hen, die de teugels van dat oude ding in handen Ken, zich niet gemakkelijk, uit de harten der menfchen waarmede 5 ?win. in een gegroeid is — laat uitroeien, tn dat ontzag — of liever die 5--!nachttee wheebtheid aan iets - dat de meesten, zonder het te kennen, fu^ets heiligs waardeeten - is wel de voornaamfte hoekfteen, waar het oude gebouw van het geen men een' gev.stigden ftaat noemt op rust. - Doch wat zijn dit Tnders als Opiniên? - Opiniën, die zekerlijk door eene lange reeks van iaareï tot zulk eene hoogte en dikte aangegroeid zijn, dat men, zonder de Mftnrireha zekerheid van den ondergang zoo veeier groote Rijken en gevestigde Staaten naauwlijks aan derzelver geheele vernietiging en om verr' werping, zouden 'kunnen geloof flaan? - Doch wat vermag de tijd en de famenloop der omftandigheden niet? - De oude Opiniën waren toch ook eenmaal nieuw, en Toen vestigden zij zich even alt het Westenrijk, waarvan wij nu de beginzelen zien op de ruïnen van nog oudere Opiniën. — De oebsiskam n e n , de ITixAHBERs, de kakels, de cjesars zouden derhalve, als men op dit alles eens rijpelijk naardenkt, achter het net kunnen visfehen, en In hunne calculatie en ftecllatie, op de zich onderling vernielende, maar ook daarom zich verharende, verwilderende en op de leest der tartaaren fchoelende volkeren, een Cc 3 ei-  C 200 ) dachten, z.ch fhP wel etrs gekant kunnen zien Wan fchoon^r r k"I TV"' TfchC.n -iS; is M ™ erin te Sri^ Pye..we er » ,n don t^epwoordigen tijd, waarin de dubbehes zoo Ta' derh.i rollen dat het zonde en fcbande is, weinig van te zeggen DarrT mgvulotge 0.u e en fa)njke nieuwe ,pMén JkoJ^20gf£ D°™ . Jijk. dat v, elkander verdringen. Daar is geen 003 opte boud-n H £ oude ujden. g.ng het. ten minften, in dit opzicht veel be"adL,r li Toen was er voor de «fjfc ft *n iand.e, die ge'en anderToLrïe SyfiddT dan om z.ch naar den grooten gang van het werk te fchikken. nog eens kt? - om er mee de muts naar te fmijten, en mtt een zeker ove leg pJch van de zaaken te trekken; maar nu is er voor iemand, die zijn knokkeUlS heeft geen hand meer aan te flaan : alles loopt in 't honderd door heen Ir, £ ' lichting fpeelt ons zulke fcbroomlljkc parten, dat men geldin Z^sVs' om — wanneer men in de beste trouw van de waereld een gevoelen vZ' draagt dat gister nog fpik fpl in ter nieuw was - voor eenf mfuteef rieten te worden , die in de wi sbegeerte van den dag een groene vreemd l „ u w.en men het recht om mede zijn ftem uit te brengen , naaurtjk, Qf,a J 2 r Geiukkige voorvaders toen de helle verlichting, welke wij StV Z kosten evenwel meer of min van onze oogen, genieten, nog maar e/n* L duunge en hoogbruine febeemering was! - Toen zaagt gi^deSen zek8er" lijk nog maar averrechts en verkeerd! — Bij voorbeeld 1 — Gif ^ T vervloekte Ariftocratie en . wat meer is, het Despotismus voor een heilfg^orda aan; en d.t ,s zekerhjk eene malle manier van befchouwen. Maar óók X en tegen, namen uwe kinderen en uwe tijdgenooten, op uw gezag her ,r voor aan, en heten zich, om eens een einde aan al dat gehaspel te hebben zich die vooze knollen voor citroenen in de handen floppen M*7r ,h,?' 4 worden wij door heldere blikfemftraalen verlicht, waai^ d^or wifde Laken wel ,n haare waare gedaante en in eene onuitfpreeklijke helderhe d befchoS wen, doch zoo , dat wi, den tijd niet hebben, om er lang op te tuuren en daarom ook maar bi, ftukken en brokken; waar van ieder de geene a hem het meest aanftaan voor de zijne verkiest, en waarmede wii ek™ , deJ"' u" l°u^r tijd verdrijf, om de ooren fmijten? — Rust in vreedei — Wij werken tegenwoordig met ihtihomiek van de zuivere ftaatkurdi^ reden , en verlustigen ons in de fceptifche voorfts:iingen, in dat vak van £ | leerdheid; .en daar wisten die oude fukkelaars zoo veel niet af" — Hi j voor behooren wij voor een groot gedeelte den ongelovigen Thomas r?»V k£ te danken, — lk zal een' haak om deze uitweiding flaan, als een /W Iment, tot deze noot niet anders behoorende, als van ter zijde ■ Men gelieve in het oog te houden, dat deze nota mindsr dient om het geavanceerde in het bovenftaande bericht om verre te werpen, dan em een Ju* menie, van eene tot nog toe aucefiieuje zaak op te geven. — jam ™'  pabys, den 28 Augustus Er is thans in onze ftad een fpectake! vaneen zonderlingen aait opgi-richt, onder den naam van les variétés ennuiantes. Onze wispelturige Natie, hoe overgegeven aan alles wat vermaakt, heeft nog nonit zoo zeer als nu gitoond, dat zij zieh in haare wispelturigheid altijd gelijk blijftTharis fchept zij behaagen. om zich bij de naargeestige vertooningen, wtrlka er in dat theater gegeven worden, te verveelen. Men komt in dit fchouwfpel bij een, om dc reprefentatie van een ftuk bij te woonen. waarvan zo wel da naam van het ftuk zelve, a's die van den Auteur en de Acteurs ombekend zijn. Dc gehoorzaal is er zeer fbcht geïllumineerd: bet gordijn wordt niet opgehaald en het ercheit fpselt niets andeis, dan het Lamentabel aria Va't en voir fils viennent Jean Fa t en voir fils viennent. In dien tusfchen tijd, worden er achter het valdoek, naar de ophaling van 't we ke men tot heden toe te vergeefsch gewacht heeft, de Chineefche Schimmen vertoond. Er is echter niemand, aan wien het onbekend is, dat het groote ftuk acht'r bet gordijn afgefpeeld wordtj maar om dat men zich verbeeldt, dat het fcherm nog in tijds, en wel voor het eindigen van het laatfte toneel, opgehaald zal worden, getroost men zich het verdriet, dat men bij dit fchimmen fpel ver-duuren moer. Deze variétés ennuiantes, of verveelende verfcheidenheden beftaan, voor het prooifte gedeelte, uit afzonderlijke en losfe toneelen, van de blijfpellen van Molière, en dat wel de meest bekende. on^er dezen munt inzonderheid, uit het 3de toneel van l e medecin m a lo r é lui; daar bobiet op het To-, neel komt, en tegen scanabelle, die zijn eigen vrouw braaf afklopt, Zegt: — w Holla, holia! foei! — Slaje je wijf rekel! " — met dat onderfcheid, dat zij beide al fprekende voortgaan, met elkaar te dreigen, en zich in postuur te zetten, om weder van voren af aan te bfginnen; tot op het oogenblik, dat mabtinb, de vrouw van sganaeelle, aan robert een klap geeft; waaneer het overige, van dat toneel op deze wijze vervolgd wordt.— n o b e r t. Vriend lief! — Ik vraag je wel excuus! — Ik wist niet, dat je vrouw zoo'n haaneveer was. Als je nu nog zin bebt, om haar af te rosfen; dan wil ik je wel een handjen helpen. sgamarelle. Als je maar wilt, buurman l — dat gaat je provifioneel al voor! m a r t i n e. Scbaamje jou niet? — En wou jij je handen flaan aan eene vrouw, die tout txpres haar nagels gepunt heeft, om een dronke lap van een' Eaerel, die jou uit puure jaloufij, voor alles uitmaakt wat lelijk is, de oogen uit te krabben? — Ik zie bet wel: Jij kent ze niet, die je lief hebber),, a o b x r t. Met je peTmisiie! -— dat vereischt nadere confirmatie! •— Wou je dan liever, dat ik mijn vuisten aan dien anderen kant werk gaf ? — Dat is me om 't even*  SSAN1BBLLE. Je maakt niet veel haast, dunkt me. Weetje wel, dat die carogne nog niet lang geleden, haar eigen huis in brand wou fteken, op hoop, dat het jouwe en jij er bij, mtê verbranden zou? — Of weetje daar niet meer van ? robert. Ja, maar ik dacht, dat jeluij het toen allenbei eens waart! Evenwel alt je denkt, dat die zaak met eenige losfe klappen te verhelpen zou wezen.... m a r t i n e. Je bent wel vooizichtig, als het er op aan komt, om de fterkfte partij aan te tasten, 't Is wel te zie», dat je vanr mijn nagels nog niet geproefd hebt: je zoudt er anders, anders over denken. r o b i r t , ter zijde. ^ Anders, anders! •— In die twee woorden zit de heele zwarigheid. Ik weet niet hoe het anders zijn zou, als het anders was. sganaeelle. Je wacht zeker naar een tweede tik, om 't oor; eer je refolveerenkunt? — martini. Hij za! je eerst aan moeten pakken , eer je partij trekt. robert ter zijde, en op zijn nagels hijsende. Ik wou, dat jeluij alle beiden naar den duivel, en ik — thuis was. Ik weet ook niet, waar drommel, ik mijn' neus tusfchen beide heb gaan fteken. cicero zeid zeer wel, dat men zijn' vinger, van tusfchen den bast en den boom houden moet- — ssanarblli tn martine gelijktijdig. Als hij zich nog lang bedenkt, zullen wij zelf maar een begin moeten maken. \Zij vallen met hun heiden robert op het lijf. ] robert, terwijl hij geflagen wordt. Nu zit ik fchoon tusfchen twee vuuren indeasch. — Maar nuben ik het, met mij zelv' nog niet eens; of lk te vroeg gekomen ben, of te laat met heen'gaan gewacht heb. Bij zulke eh andere oude, doch zoo wat opgekalfaterde Comedie ftukjent, ( *) naar de wijze der Chineefcht Schimmen , ten toneele gevoerd, zitten de lugtig. hartige Paryfenaars zich te verpijnigen met gistingen te maken, over het geen er achter de fchermen gefchiedt; onder hetgeftadig geroep van Que ctla tji iêtt! — Dans tout ttla H n'y a pas mêmt It Jens communl " — Met dat alles willen zij het zien en afwachten. wat er het einde van zijn zal. De meesten bemoeien er zich voor bet overige niet mede; en alles, wat zij voor 't overige doen, beftaat daarin, dat zij van tijd tot tijd eens applauiisfeeren of, met geeuwen, niezen en hoesten, bun ongeduld te kennen geven. («) NB. Naderhand tjin wij onderricht geworden, dat er onder die fchimmenfpellen, ook vertoond is geworden: de dooi van den a n ro o a db n QJedUtear »f as onpeagako van lucas zis niet, Prtverbe.  JANUS VERREZEN, S U U M C ü I U E. N°. 130. Maandag den 25 September. an alle Maatfchappen, Genootfchappen, Compagnlefchappen, — en in 'tge» neraal van alle Sociëteiten' en Gemeen ïcbappen, is er geen, die zoo veel voeten in de aarde heeft en moeielijker is, om er zich een duidelijk begrip van te forinteren, dan die, welke men gewoon is, den Staat of de Burgermaatfchappij te noemen. Van alle de overige, — de Stcietaf Ltonina of het Leeuwenverdrag echter ook nog uitgezonderd — kan men zeggen, dat zij zijn over en weder verplichtende overeenkomften tusfchen twee of meer CentraStantm met algemeene bewilKgirg en toeftemming, ten gemeene nutte aangegaan: én zoo iets is zoo klaar, dat niemand het in zijn hoofd zal krijgen, om er aan te twijffelen, ate hij maar een weinig den flag heeft, om, met eene definitie of befchrijving van eene zaak , omtegaan. Maar dit alles, als het in den text te pas komt, op de Burgermaatfchappij t'fcuis te brengen, en zich daar door aan bet verftand te Jlï. Deel. Dd brea»  C 204 ) brengen, dat de Bu'germaatfchappïj öofc zulft eene overeenkomst of Sociëteit is, is zoo zeer elk zijn zaak niet; en men moet zich vrij wat in de uitgebreide materie dezer contracten, of overeenkomften , verdiepen en indringen, wil men er al die mouwen aan-naiien, die er aan nodig zijn, om er een modern kleed a Vin. croiable voor den een of anderen burgerftaat van ie maken. — Veele verftjndige en geleerde lieden hebben er zich vreeslijk op afgetobt, om met kracht van reden deze zaak , ohder deze eenigsints bekrompen bepaaling te brengen, andere hebben er zich met de borst op toe^elegen, om de bepaling wat ruimer te maken , en er zoo doende de Burgermaatfcbappij als contraÏÏ Sotial mede bij teintrodu. ceeren; weêr anderen, die misfchien tegen de moeite opzagen, hsbben liever verkozen, om het maatfchappelijk verdrag, uit de groote lijst der Sociëteiten uit te fchrappen, en te zeggen, dat men haar maar alleen eene Sociëteit genoemd heeft, uithoofde van eene zekere gelijkheid, welke zij met dezelve bezit, zonder daarom waarlijk eene Socieieit, in de volle kracht van het woord, te zijn! Dit laatfte is echter eene fchreeuwende heterodoxie, en kan (dunkt mij) volftrekt niet anders dan in een' gedecideerden politieken ongelovigen vallen. Evenwel, ieder ketter (zeiden onze goede voorouders reeds) heeft zijn letter: en, daar mede wilden zij te kennen geven , dat er zelfs, ten voordeele van de fchurffte zaaken, altijd nog vrel iets in te brengen is. — Laaten wij derhalve, om ons verftand te fcherpen, eens zien, wat er al zóó zou aangevoerd kunnen worden, om de Burgermaatfchappij uit het getal der overige Sscz'et*ft«juitteknikkeren! —Wij zullen, naderhand ons beste beéntjen weêr vooruitzetten, om haar weder in haar vorige plaats te brengen! — Zij zeggen dan: — of zouden, ten minften, kunnen zeggen — (want, als het op disputteren of harrewarrea aankomt, zijn die klanten, bijlange naar niet op hunnen mond gevallen, en flappen er maar alles uit wat hen voor den mond komt, zonder zich aan de orde van den dag , of aan den geest van den tijd , waarin zij fpreken, te ftooren) zij zeggen daa — dat de zoogenaamde Burgermaatfchappijën, op de wijze waar op zij , heden ten dage , nog beftdan, even min Societtittn zijn, als een famenloop van menfchen in eene publieke Vauxhall, of opeen' algemeenen .wandelweg — da maliebaan, bij voorbeelden dan redeneeren zij er , op deze of foortgelijke manier, over. „ De menfchen komen wel, met eene ftille toeftemming en bewilliging (althans dat kan men vooronderftellen) op die plaatfen bijééa , tot een zeker ' nut of voordeel, om zich té amufeeren, namelijk; en onderwerpen zich (even* " wel niet altijd) ftilzwijgend aan de wetten, die daar plaats vinden. In de *' Vauxhall betaalen zij hunne entré, en betaalen, volgens de prijzen, die zij ' daar op eene lijst bepaald vinden, hun gelag; maar daarom kan men nog niet " zeggen dat de verzameling van menfchen, op die verlichte en geïllumineerde \] plaats» al waren er ook bij duizenden aangeftoken en brandende lampions, eene „ So'  C 2°5 ) - Variëteit is — Want ( zoo gaan zij voort) deze Heden hebben, noch ftiïzwijgen" de noch'uitgedrukte toeftemming of overeenkomst onderling met elkander " aTnWeaan Eik komt er in, wanneer hij dit voor zicbzelve goedvindt en " tnéfterat 'en gaat er op dezelfde wijze, wanneer het hem begint te verveelen, " weêr Kit' zonder zich aan de anderen te bekreunen. Hij maakt wel metdenKas" telein wanneer hij inkomt een foort van een naamloos contra®, door hem te " betaalen het geen er toeftaat, om in die verzameling van menfchen, die daar " als garnaalen of pieren in een' pot, door elkander krioelen, toegelaaten te " worden - en bewijst aan die lieden, wanneer hij eene goede opvoeding ge" kregen heeft de gewoone burgerlijke beleefdheid, zoo deze hem niet op de " teenen trappen, — 't welk in eene Vauxhall nog al minder, dan op een dans" oartii te verwachten is; maar daarom ftaat hij met die van ginds en herwaard " famecgevloeide menigte, van welke de minften hem misfchien bekend zijn, " noe niet in eenig CoMaü of maatfchappelijk verdrag; zoodat hij iets meer van " hen of zij van lem zouden kunnen vorderen , dan dat geene, 't welk de ]\ gewoonlijke wetten van wellevendheid, elk van zichzelven — om voor geen „ quibus doortegaan, afeischt." Wanneer zij u dit eerst voor echte munt in de hand geflopt hebben, zullen zii u vervolgens zeggen, dat het er met de Burgermaatfchappij ook zoo uitziet. Dat deze namelijk, ook beftaat, of heeft beginnen te beftaan uit menfchen welke zeer toevallig, en zonder elkander daaromtrent eeist te kennen , bijeengebracht zijn , dezen om die—en geenen, om andere oorzaaken ; zich bij hunne inkomst, en tegens de betaaling van die lasten , welke daartoe ftaan , daar', zoo lang zij dit verkiezen , ophoudende, ook naar goedvinden , zoo dra het hen beeint te verveelen , of op eene andere Maatfchappelijke kennis beter te recht kunnen weder vertrekkende, en, zoo lang zij er zich bevinden, zich onderwerpende aan die fcbikkingen, die daar door de Kasteleins, of ben die het hun werk is, gehaakt zijn onderwerpende: zonder zich openlijk of ftilzwijgende tot iets anders te verbinden. „ Men mag hier (zullen zij u toeduwen) onderftellen, dat er eene ftilzwijgende en over en weder verbindende overeenkomst gefloten is, om tot alge" meene nutte gezamentlijk werkzaam te zijn; maar deze veronderftelling kun* " nen wij omtrent de Vauxhall ook wel maken; dan, als bet op ftuk van zaa*•' ken aankomt, zullen wij ondervinden, dat zich zoo iets wel zeggen, maar " niet bewijzen-last. Althans uit daadzaaken, en vooral uit de vrijheid en " bevoegdheid, om er zich zoo dikwijls aan te onttrekken, en er naar goedvin" den weder in te komen, is zulk eene overeenkomst bij mogelijkheid niet te " vermoeden. Ieder werkt er, zoo veel hij kan tot zijn eigen voordeel, en ',l bemoeit zich met de zoogenaamde gemeene zaak niet verder, dan hij zelve goed" vindt. Men betaalt, namelijk, even als in de Vauxhall, wat er toe ftaat, " en bewandelt voorts zijn' eigen' weg. Worden er wetten gemaakt en daaden v Dd 2 , „ ge-  C 205 ) „ gevorderd die hem niet aanrtaan, en waar ain hij zich niet ondernemer, „ Waarbhjfc dan die wederzijdfche verbindtenis?--. '• "»*en, op. „ Dan fchikten de eerstgenoemden datzelfde ding, dit wij de eemeene zaak " ook wel dólrVn-nï,l0kkefl\0f kompetten.gefchal, of bij trommelfiag.tf " zifwlren aia ^ZTf' ke"m-S Va"' E" deze laatften bleve« dan, daar " m t de NÓorder Zon ZlT™™ over,fenb"ngen konden,of vertrókken " nfr..f h«Jd" ' waaD?,er *'1 er zich ni« mede te vrede hielden. „ Dit nu, beeft rn geen van alle de overige Sociëteiten of MaatfchappiiBn BIa«« „ Daar in komt men wel vrijwillig bijéén , om zich onderling to S Lmeen„ fchappel.jk nu of voordeel te verenigen, en tot wederkeerdewerkzIauiS„ den en gehouden.sfen te verbinden, maar niet op zulk eenPeHend g n lol „ fen voet en zonder wederzijdfche verbindtenis _ zoo als dit i de Faux. „ hal ofin de Borgermaatfcbappij gefcbiedt. - Dit fcheelt ai te veel > ~ » „ Wel .s waar, dat er in alle Staaten tusfchen de leden van het Corps-Beftie,, rers en Bewindhebbers, en in één woord tusfchen die geene, welJeop de een " m *?rtre ,deK^eering deeI hebben - ^Sociëteit of verbond van" „ Maatfchap baftaat; doch du bewijst niets, en zegt niets meer, dan, wa.neer " fnreTenT ( 7 ^ V°°lbseld nU maar eens continueren ) „ frezende — beweer dat er tusfchen de leden van het huisgezin van den , Caitelem, eene gemeenfchap beftaat.3' „ En, offchoon er in den tegenwoordigen tijd, alle moeite aangewend wordt ' °m de zogenaamde Burgermaatfchappijën , in waare MaatfchapWn te herfeheppen, zoo blijft het daarom, niets minder waar, dat die goede of kwaa- „ de  C 207 ) de intentie — zoo lang zij nog niet uitvoerlijk gemaakt en gerealifeerd is ge„ worden — aan de natuur van de zaak nog niets veranderd heeft; en dat — zoo „ lang de faamgevloeide menigte naar eigen welgevalle, zonder eenig onder„ liBg verband gaat en komt, er geen eigenlijk gezegde Maatfchappij, maar al„ leen — een ding, gelijk aan een Vauxhall of Maliebaan enz. beftaat. Want, ,, of er door den tijd iets anders van opgroeiën zal , en of die verzame,, ling van komende en gaandei geboren wordendeen ftervende, opkomende „ en t'huis blijvende, jabroers en neenzeggers, mitsgaders aüive en pas/ive le„ den van een' ftaat — eindelijk eens gefchikt en vatbaar gemaakt zullen wor„ den, om met den ander een waarachtig en geen iedele vertooning van een „ contra® civiel aantegaan, zal de tijd moeten ieeren. — Dit is alles buiten „ het gefchil: dewijl wij niet onderzoeken, wat eenmaal zijn zal, of nu reeds „ behoorde te zijn; — maar wat is. " — Op deze of foortgelijke wijze, fpreken deze politieke ketters, over dat groote contract, 'twelk wij, met hand en tand ftaande houdea, tegen alle de geene, die buiten ons zijn, eene Sociëteit van burgeren te wezen. 'tGeen zij evenwel bijbrengen, om hun gevoelen goed te maken, is zoo geheel niet buiten den haak, dat men het zoo maar in eens, voor onzin en gekken praat zou hebben te vsrklaaren, zonder zich de moeite te willen geven, om te onderzoeken, waar de grond van hunne dwaaling te vinden zij. — Want als het evenwel waar was, dat de menfchen of burgers, in de Volksmaatfchappijgn bij een kwamen, als op de publieke wandelwegen of in de vauxhall; dan kunnen wij niet ontkennen , dat zij groote kans hebben, om hunne ketterij aan den man te helpen, en een grooten aanhang te maken. — 'tKomt er derhalve voornamelijk op aan, om te onderzoeken, ofdeBurgermaatfcbappij beftaat — uit eene toevallig famengevloeide menigte, die met elkander niets gemeens hebben, dan dat zij zich, op dien of dezen tijd — op deze of geene plaats, bij elkander gebracht zien ,• dan wel, of zij te famengefteld is — uit, met elkander onder eenige voorwaarde van onderlinge verplichting, verëenigde ftaatsleden of leden van een'ftaat. Wij verkiezen het laatfte te ftellen; maar hoe zullen wij het bewijzen ? —— Mij dunkt, dat zouden wij zoo kunnen doen, als niemand er iets tegen heeft 1 — Wij worden op dat plekjen gronds, 'twelk wij ons vaderland noemen, geboren of komen er van elders in , vestigen er onze woonplaats, en onderwerpen ons ftiUwijgend aan alle die voorwaarden, die door de wetten van die plaats aan de rustige en ongeftoorde inwooning verbonden zijn: wij betaalen er ons fchot en lo: voor; en daar voor genieten wij ook al die voordeelen, die daar D d 3 aan  ( ao8 ) aan verknocht zijn. Worden wij daar in verkort of benadeeld, dan beroepen wij ons op de algemeene befcherming der wetten, als eene gemeene zaak voor allen. Het Gouvernement van dat land, met alles wat daar toe behoort, onder weifee form het zich daar ook vertoonen mag, befchouwen wij als opzichters, boekhouders en zoo voort, van die groote reederij van veiligheid en befcherming. En dat daarin de reden beftaat, waarom wij ons van langzaamer. hand, en van tijd tot tijd, tot een zedelijk lichaam van den Staat verëenigden, blijkt daar uit: omdat wij dit alle vorderen, en wederkeerig verlangen. Vinden wij nu goed, om in vervolg van tijd, dit land onzer geboorte of onzer beftendige inwooning weder te verlaaten, ('twelk wij nu, voor een oogenblik willen veronderftellen, dat aan een' ieder vrij ftaat) dan houden wij zekerlijk cp, kden daar van te zijn; maar daar uit volgt nog niet, dat, uit hoofde van die vrijheid, de Maatfchappij niet beftaan zoude: want zij blijft voor die geenen, welke verkiezen, op de bewuste voorwaarden in die vereeniging voortteleven , een voortduurend contract. En hiermede behoorden deze ketters tot reden gebracht te zijn. Met dit alles — laaten zij er zich niet mede paaiën; maar houden hunne booze ftreng vast. Zij zeggen, dat men dit alles van eene toevallig famengevloeide menigte ook beweeren kan. Zij houden vol, dat alle die mooie zaaken, die redenen van veiëaniging, dat onderwerpen aan de wetten van eene plaats, dat vorderen van veiligheid en befcherming, dat genieten van plaatzeltjke voorrechten, dat inroepen van die wetten enz. in eenen gemeenen haard, daar men te famen komt om te drinken en zich te warmen, of in eene welingerichte vauxhall, daar de fatfoenlijke lieden zich laaten vinden, om zich tegen de zelfsverveeling te wapenen — ook plaats hebben: — niet uit hoofde van een onderling contract van Maatfchap, door het gezelfchap aangegaan; maar uit krachte van een engagement, waarin zij met den kastelein of herbergier ftaan, zonder zich tot iets anders te verplichten, dan tot dat geene dat er toe ftaat, om aldaar toegelaaten te worden. Dit betaalende en zich daar aan onderwerpende, hebben zij een recht verkregen, tot al die genietingen, alle die voorrechten, al die befcherming, die mén daar verlangen kan. 'ds de zaak van de oppasfers om te waken, dat niemand in het vermaak, waarom hij zich naar die plaatfen begeeft, geftoord wordt, dit vordert bij niet van het geheele gezelfchap, waarmede hij in geen verbindtenis ftaat — maar van hem , die hem tegens betaling, enz. den toegang tot die rustige en ongtüooide amu/ementen vergund heeft. — Meer ciacht hij niet; en — wanneeer hij, bij vergisiing, zich tot de geheele faamgevloeide menigte wendde, om deze tot zijne befcherming, veiligheid of tot het genieten van alks, waartoe hij recht bad, interoepen; zou men (zoomen hem al niet in zijn aangezicht uitlachte) naar bet Comptoirtjen van de waardin of de oppasfeis verzenden, en hem beklagen, dat bij nog zulk een vreemdeling in Je-  C 209 ) Jerufdem was, die niet eens wist, dat, in foortgelijke gezelfchappen, die tot al^t meen nut of vermaak , zonder onderÜDge en wederkeerige verplichting te bedirgen, opgericht zijn — alleen deze gouden fpreuk geldig is; — ,, ieder „ voor zich, en God voor ons allen." — Nu kunnen wij, zonder geheel onredelijk te zijn, toch niet ontkennen , dat in dit opüicht alle zoodanige publieke verzamelingen van menfchen. met de burgerlijke Ivlaatfchappijën eene fchreeuwende overeenkomst hebben, en dat ons gemeen Vaderland voor 't minst met even zooveel recht een gemeene baard, als eene Sociëteit van verbonden leden, kan genaamd worden. Om dus een einde aan den twist te maken, zie ik er niet beter op, dan dat wij de zaak in der minne vinden , om zoo doende van het gefchil een' blooten woordenftrijd te maken. — Dit doen wij, het beste, op deze dood eenvoudige wjjs : — ons derhalven voegende bij hen, die, om de Burgermaatfchappij, onder het getal der Sociëteiten te blijven rangfchikken, aan de hier boven opgegeven definitie meer ruimte geven; — zeggen, dat eere Sociëteit is: — 1t eene verzameling van menfchen, onderling of door middel van een derde, „ tot een ztker of onzeker doeleinde, met algemeene toeftemming en a des„ Jein — of geheel toevallig veiëenigd." —- Op deze wijze maken wij niet alleen de Burgermaatfcbappijën, maar ook de gemeene haarden en vauxh&llen tot Sociëteiten; zoo wel als alle die befloten gt zelfchappen, aan welke men tot nog toe, in 't gemeene leven ('twelk ook eene Sociëteit is ) alleen en met uitfluiting dien naam gegeven heeft. dz leeu wem s 0cietei ten (Secietates Leoninae) Een toegift. AESor-us heeft ons twee ftaaltjens van die foort van Maatfcbappijên nage* laaten, welke wij hier beide naast elkander plaatfen, om ze met elkander te vergelijken. Nunquam tfl fidelis cumpttentt Societas. De koe, hetgeitjen, het fchaap en de Leeuw, hadden een conuaQ van asfociatic aangegaan, otdtr de Firma van Firtutit expert, verbis jaSans gloria Jgnotos fallit, notw tfl derifui. Nadat de Ezel lang genoeg, ten fchimp en fpot van de overige dieren des wouds had veiftrckt, naar zijn inzien;  leo en Coriip. Hierop gingen zij ter jacht en vongen een bart, 'twelk, volgens een vooraf gemaakt beding, in vier gelijke deelen verdeeld wierd. Verder luidden de woorden van het ctmtraiï niet. Toen fprak de Leeuw; — Ik neem het eerfte deel in mijne quali teit, als Koning der dieren : Het tweede komt uiieden wel en wettig toe; maar daarom zult gij het aan mij, dewijl het aan mijne zorg het veiligfte toevertrouwd is, vrijwillig afftaan. Op het derde gedeelte kan ik aanfpraak voor bswaarloon en provijïe maken; want gij kunt naar billijkheid niet van mij vergen , dat ik mijne befcherming en ere«Met voor niet geven zou. En nu zou ik wel eens willen zien; wie van u allen, zoo weinig zijn eigenbelang kennen zou, om zijn gulzige tanden aan hst vierde te flaan t zien; deelde hij, om zich daar over fa wreeken , zijn befluit, om met hem ter jacht te gaan, aan een'jongen Leeuw mede, Deze, naa hem met dorre bladeren bekroond, en metftruiken overdekt telhebben , beval hem, om aan da andere zijde van het woud, den fchrik onder die dieren, waarover hij zich wreeken wilde. gehoorzaamde, en jo?g met zijn vervaarlijk gebulk, de verfchnkte dieren in de klaauwen des jongen Leeuws. Deze, na zijn oogmsrk bereikt te hebben, roept het bulkende dier tot zich, es beveelt hem te zwijgen: want (zeidé hij) uw ftem wordt onaangenaam, zoo dra uw geluid ontijdig wordt Wel nu (zei de Ezel) hoe komt a mijn eeuwigduurend octaaf, vooral in de laagte, voor?— Onverbeterlijk (aritwoordde de Leeuw) ik wil u zelfs wel bekennen, dat ik ook verfchrikt zou zijn" geworden , wanneer uwe bekende zachtaartigheid mij niet gerust had gefteld. — Men zou er nog een derde ftaaltjen kunnen bijvoegen; doch dit zullen wil lot eene volgende gelegenheid bewaaren. Ien m' bij^eWe°dmTervZn^en fSL^S8" VerV°,gd' 6n Ü''tgegSven dij ae wed. lerveen en Zoon; 't Hage van Cleef en Leeuweftvn; Lende» Honkoop en Onnekink;i Amfterdam Holtrop, J. w. Smit, ten Br nk Sr e£ vaiVkXiBaarlm Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d Drieën Pols; Alkmaar Hand, en verder in de overige Provintiln, i wi Stuivers!'  JANUS VERREZEN. suum cuiquE N\ 131. Maandag den 2 Oftober. BERDE V00HBEELD van eene SOCIETAS LEOJtflNA Of L E E UWEK-SOCIETHT. D e Leeuwen, dagelijks in getal in de bosfchen aangroeiende en, voor het grootfte gedeelte, laatdunkend op hunnen rang en, door te veel op hun verkregen gezag te fteunen, lui en vadzig geworden zijnde, verloren te veel van hunne majefteit bij de overige dieren, om niet duidelijk vooruit te zien, dat ook eenmaal de overige dieren des wouds, op hunne beurt, dat ontzag verlie- zen zouden, dat in alle opperheerfchappijën de ziel van de zaak is. De Leeuwen zelve bemoeiden zich ook maar weinig meer, met dat geene, dat eigenlijk, ten allen tijde, hunne voornaamfte bezigheden behoorde uittemaken. Zij lieten het bellier over, aan bunne Subalterne Vosfen, Wolven en Tii" III. Deel.) E e geTs ;  C 312 ) gers: »- en fteunden in hunne onnozelheid daarop, dat er een duurraim P„ onverbreekbaar bondgenootfchap van Leeuwen beftond; terwijf de ver£ dï ren hoewel de grootstmogelijke meerderheid uitmakende, zonder eenS be paalde verbindtenis daar heen leefden', en ook te veel verwijder en "«deefd mt één en door elkander liepen, om immer zich te kunnen ve Siaën door voor hen gevaarlijk te worden. De arme Leeuwen reekerden d-erlHk buiten den waard, en verlooren zoodanig hunne meerderheid, boven de anïe e £eh«; i1 V3n LeIUW» te T00ren van *»k ^ne brilanTell vereerd de beteekenis, weldra, tot den verachtelijken graad van een' fcheldnaam ml derd werd. En dit gebeurde op deze wijze. ~- fcheldnaam, verne- De Vosfen, met een oogenblikkelijk voordeel, meer dan met een'duurzaamst, vooifpoed ingenomen, maakten van de hen Beleende marh «„ lUrZa™ deertWoeekomeendfChTU^nd * hU" ^5n vo^deTzonlr^a ch o el den toekomenden ftaat hunner nakomelingen tl bekreunen, neemïnde aboo (naar hunne gedachten) het zekere tegenwoordige, voor het onS toS mende. Zij deeden dit zoo veel te geruster, omdat zij toch ^T wisten da SETS ™ aI„eenS fpa3k T°gt 'ü°Pen' het °P °w breeden rug der eeuwen alr?denT°S^ TiJgefS maakten hLet nog CTger: want» de Vosfen er no2 altijd op bedacht waren, om aan ban doen en laaten een' zekereni zweem ™« goedheid en welwillendheid te geven, zoo dat de grooteredteren er va" zeT den: „ het Wil van hun nog al gedaan wezen" deeden dezenThun mlr« 1,1 dieven ftukken zo lomp en in 'toog loopende, en colprSeerdendeTeeuwen door hunne willekeurige handelwijze zoo zeer, dat de toegeefhjkfte ondëde wouddieren, ja zelfs de paarden, met al hun geduld, de koppen fchudden dat er de maanen zich, en hairisfon, van verhieven, icnuaoen, dat Zij dachten hun rol zoo veel te veiliger te kunnen uüfpeelen, omdat zij zich gewoonlijk verr' van de hand en uit het gezicat der leeuwen 'beenden - dto dus- zelden , en doch maar alleen uit de verhaalen der Vosfen onSch?wer. S^nTlnH3',^6'^331 dC geheele WaereId den ™d ™ vofh 1 D inleen en zwoert tn? *" r^tt^ Z'J' fl°egen de P00len en k'™ ^..een .ea awoeren bij den refpectabelen fnuit van den Oiypbant, zich van de ïlTnJ d7 ÏTT' ^ Zi> eerStdaar van de voornaamftS fchuld gavin te vSi5niM2dïd Jf"f tiJd.Z0Ch!en 2'i een' »a™ voor deze voorloopige daad; en fommige misnoegde Vosfen (want allen konden zijniet Z dieTeTfteïr £*? f Le6UWen begUnftigd ™den> »-^"n hun ii ts ïchtin » eïtól P,°gingt0t hflk»iSinSvan ^ verouderd; aeenten was, en uit het dieren verdrag, 'twelk onverjaarbaar was, zijn oor- fprong.  C 213 ) fprong nam. Hier uit ontftond, het geen men bij de menfchen ï een generaalen opftand noemt; die echter zeldzaam zoo generaal is, als men hem wil doen door gaan. — Nu kregen de Leeuwen het te kwaad, en het liet zich aanzien, als of hun rijk een einde zou neemen. Dit deed de Vosfen naar een goed heen komen uitzien; met deze precautie echter, dat zij voor hun afmarsch eenige van hunne natuur- en kurstgenooten achter lieten, om, in hunne abfentie (gelijk zij dat noemen met een' kunstterm') de pasfie te prediken, 't welk hier in beftond, dat zij van de overwonnen leeuwen zoo veel kwaad fpraken, en hen zoo zwart affchilderden, als of het alle baare duivels geweest waren, om daar door de gunst van de menigte te winnen, en hun eigen baan, bij de in opftand geraakte dieren, fchoon te maken. Dit had ten gevolge, dat zij weder, als te voren , in het vertrouwen kwamen; 't geen hen gelegenheid verfchafte, om (zoo als zij dat met een ander kunstwoord uitdrukken) met twee pannen te bakken: Dat wil zeggen-. —. Zij trokken in 't geniep de partij der Leeuwen, en waren in het openbaar, de vrienden der overige boschbewooners. — Geheel anders was de ftaatkunde der Wolven en Tijgers, in die critieke oogenbükken. Te onhandig en te onbehouwén om twee Meesters gelijk te dienen , kozen zij, zonder zich lang te bedenken, de, zoo bij uitnemendheid geroemde dieren partij; en zeiden met zeer veel arrogantie, dat, in allen gevalle een levendige hond, veel beter was, dan een doode leeuw. — Hadden zij er over geredeneerd, gelijk de Vosfen, dan zouden zij wel begrepen hebben, dat er tusfchen verjaagde en doode Leeuwen een Hemels breed verfchil w«s. Doch fchoon zij ligttelijk van meester veranderden; hunne aart bleef daarom dezelfde. Zij dienden de dieren partij nog flegter, en zelfs nog veelmeer overeenkomftig hunne aangeboren wreede en gulzige neigingen, dan zij onder de opperheerfchappij der Leeuwen gedaan hadden: en om dit veilig te kunnen doen, wierpen zij zich, bij alle gelegenheden op, als de befcbermers en wreekers der beledigde weerlooze dieren; doch verftonden door weerloos, dat foort van ongedierte, 't welk zij der moeite niet waardig keurden, om er hunne roofzieke kiaauwen aan te flaan; zoo als, bij voorbeeld, de Rotten, Muizen, Bunzings en meer ander onhebbelijk goedjen. Het Rundvee, de Schapen , Paarden en meer anderen, befchouwden zij, daar tegen, als ten uiterften Jufpets en vijandelijk voor de dieren partij; en de reden daar van, is niet moeilijk te gisfen. Telkens derhalve, als dezen door den, van tijd tot tijd, geldenden invloed, der fchaarsgevonden Olyphanten in 't bewind kwamen, en zich van der Vosfen flimheid bedienden, om die zoogenaamde befchermers en wreekers der dierenpartij in bedwang te houden, waren zij er altijd op uit, om hen den voet dwars te zetten, en rustten nitt eerder, dan wanneer zij hen, door hunne geweldaadige maatregelen zoo verr' gebracht hadden, dat zij ben.^ ten fpijt der Olyphanten, uit hunne hoogte zagen nedeituimelen. Geene middelen, hoe laag, hoe verachtelijk en verraadelijk , werden daartoe onbeproefd geiaaten : en E e z fchoon  C fiI4 ) fchoon zij uit hunnen aart, tot fijngefponnen en listige overleggingen juist w?r de beste gefchiktheid niet bezaten; hadden zij altijd zoo veel misnoegde en pruil lende vosfen aan hun fnoer, dat zij ook hier in, voor hun tegenpartij, niet behoefden onder te doen. Door de ingeving van dezen, gingen dikwils de Wol. ven in fchaapenvellen, en de Tijgers met osfenhuiden overdekt, om hunnen nood bij de menigte te klaagen, en verkregen op deze wijze gehoor. Dikwils lieten zij door de derde of vierde hand, de aanhangers der Leeuwen zelve omkoopen, om eene belachelijke famenzweering, tegen de dieren partij aan te vangen, waarin zij, door eene flinkfche befchikking, hun tegenpartij, ondanks hen ze ve, wisten intewikkelen, waar van zij de gevolgen zeer natuurlijk be*eeKenen konden; hoewel zij daar bij echter, bij doorzichtige en Iontruikende dieren, hunne lompheid en dwaazs voorbaarighsid aan den dag legden door da uitkomst, waar van zij echter zich b5hoorden aanteftellen, niets te weten letterhjk vooraf te voorfpellen, en daar door gelegenheid te geven, om van achteren te kunnen ontdekken, hoedanig die geheele zaak door hen zelve beleid en famengevlochten was geworden. —• Het kon niet anders, of door dezen ongelukkigen loop van zaaken — vooral wanneer zij, naa het bedaaren der eerfte driften, vernamen, hoe grovelijk zij door hunne prefentt befchermers en wreekers , telkens bij den neus werden omgeleid — moesten de dieren eindelijk, aan het welgelukken en flagen van hunn' eigen opftand, beginnen te wanhopen. S Over 't algemeen genomen, zijn de dieren re kort van ftof en te ongeduldig om 2 met frnart en bedaardheid tevens , te wachten naar den uitflag van de za k S aan zij begonnen te twijffelen. Aan den eenen kant voorfpelden hen het ZoZ V,g en nêerflachtig gelaat der Olyphanten, weinig goeds vo^r bet toekomende' en aan den anderen kant, vonden zij weinig troost, wanneer zij die geenen on-' der hunne bewindslieden, waarin zij het meeste vertrouwen g.fteld hadden de flachtoffers zagen worden , van eene partij, welke zij zelfs in hunnen groot! ften lever met konden naalaaten te verdenken. Ja ook zelfs dan, wanneer Si het al eens voor waarheid hielden, dat de eerften hun vertrouwen verbeurd hadden, waarv.m zij nogthans nooit ten vollen overtuigd konden worden; dan nog motsten zU dese natuurlijke bedanking bij zich zelve maken : — „ Wanneer zij, welke wij naar zoo veele overtuigende blijken, als onz- beJ „ lasglooste en verftandigfte vrienden aaszagen, bij flot van reeker.ing'den „ beest fpselen en er op uit zijn geweest om os te bedriegen; wat hebben „ wij dan van hen tc wachten, die altijd met fprekende daaden getoond heb. „ ben, hoe weinig belang zij ftelden, in den welvaart van die partij, op wier „ vermeend gezag zij hunne grootheid vestigden?" - Wanneer zij de zaaken zoo in zagen kon het niet anders, of zij moest, n zich zeiven beginnen te mis. trouwen enbij hun eigen verkiezing huiverig worden. Hier.  C 3*5 > Hitr bij moest de partij der Leeuwen dagelijks in krachten aanwinnen, en hoe grooter de verwarring en de algemeene nood wierd, door de averrechtfche befttering der Wolven en Tijgers, onder de voorlichting, der op twee kanfen rekeaende vosten; zoo veel te grooter moest ook natuurlijk het getal der afvalligen , en van hunnen opftand te rugg' keerende dieren zijn. De geduurige tegenftaiïd, veroorzaakt, door het beledigde eigenbelang van zoo veelen, welke, in het midden van hunnen weg, naar fortuin en eigen grootheid, tot hunne vorige nietigheid te rugg' gedrongen werden, om plaats temaken, voor hen, waar door zij zich den voet zagen ligten, deed in het verfchiet niet anders te gemoet zien, dan eene aaneenfchakeliag van verhefHagen en nederploffingen. De val van den eenen voorfpelde reeds den onvermijdelijken val van den anderen, en het getal der tegenwerkers, moest daar door wiskunftig altijd grooter zijn, dan dat der werkers. De beledigden maakten de groote meerderheid uit. — Zij moesten en — konden zich wreeken: zij derhalven, die in weerwil en ten fpijt der veelvuldige onderliggers, boven lagen , moasten het voorwerp van die wraak worden. — Zie daar den ellendigen cirkel, waar in de ongelukkige partij der dieren, naa den val der Leeuwen, onophoudelijk rond gevoerd werd! — Dit zagen de Leeuwen, fchepten nieuwen moed in hunne vernedering, zij wapenden zich met geduld en gelatenhsid, met verfoeijing van hunne vorige achteloosheid en menigvuldige dwaasheden. De dieren vermoeid van die eeuwigduurige verwisfelingen van onderdrukkers en onderdrukten enz. waar bij zij zelve bet ergfte voeren, vielen machteloos neder, en ftonden (buiten de geene die bleven zitten ) ten tweedemaale gezamentlijk op. Van dien tijd af, heeft er eene zekere Leeuwen-Sociëteit (zegt men) van de twee vorige geheel verfchillende, beftaan. De verjaagde Leeuwen, of liever hunne nakomelingen in derzelver plaats, zouden op nieuw het oppergezag over de dieren des wouds bekomen; doch minder willekeurig en meer beftendig. Deze Sociëteit wierd, ten overftaan van eene Commisfie uit de verftandigfte, uit de onderfcheidene clasfen van de woudbewooners, door de gezamentlijke Leeuwen ter eenre, en door de gezamentlijke Olyphanten ter andere zijde, in de gewoone formenen vereischt woedende folemniteiten gepasfeerd. -—* Zijnde voorts van den volgenden inhoud, — O? HEDEN DEN I. JANUARY DES JAARS 2A4O COMPAREERDEN VOOR ONS...... UITMAKENDE DE COMMISSIE VAN De gezamentlijke Leeuwen, herkomftig uit de bosfehen van Aporue, ter eenre," en de gezamentlijke Olyphanten herkomftig uit dezelve voorfchreeve besfehen, ter andere zijde; zoo voor zich zelve, als voor hunne naakomelingen, mits waarlijk Leeuwen en Olyphanten zijnde; 't welk ter dccifie zal ftaan van het opperfte E e 3 Ce  Gerichtshof. Te kennsn gevende, dat zij comparanten, tot welzijn van allea' de dieren, geene uitgezonderd, te raadegeworden waren, eene Maaifcbappij vas regeering ea bewindvoeting aantegaan , gelijk zij verklaarden te doen bij dezen, onder de volgende voorwaarde en conditiëo; behelzende Eerftelijk , dat de voorfchreeve Maatfchappij tusfchen hen Comparanten , of wel derzelver Succesfturen, als boven vermeld is , zal duaren en blijven beftaan van dato dezes af, tot aan het einde der eeuwen toe; tot inftandhouding, vaa welke alle de gezamentlijke Comparanten, en ieder van hen in het bijzonder, zal gehouden zijn, het zijne naar alle zijne vermogens toe te brengen, met be* lofte van onderlinge befcherming, bijftand en guarantie. Ten tweeden, dat "alle Comparanten, zonder uitzondering, buiten en behaN ve het bewind, en de.'direftie welke hen, ieder afzonderlijk, ter plaatfe alwaar zij zich bevinden, mogt wezen opgedragen, deel zullen hebben aan de algemeene regeeringen beftiering in Aporue, en dat dienvolgende de generaale bezorging en het al geheel opperbeftier van alle de bosfehen en wouden, mitsgaders alle diergaarden, onder welke benaming ook aldaar voorkomende , aan allen gezamentlijk zal zijn opgedragen: met dien verftande nogthans , dat het uitvoerend bewind meer bepaaldelijk aan de Leeuwen, en de macht van wetgeving meer bijzonder aan de Olyphanten zal zijn opgedragen , volgens nadere daaromtrent te bepaalen inftrufhën en reglementen, welke zij verklaarden van dezelfde kracht en waarde te houden, als of dezelve aihier woordelijk waren geïnfereerd, en waar aan zij zich vooraf reeds verklaarden te onderwerpen. Ten derden, dat er binnen den kortst mogelijken tijd, uit bet midden der gezamentlijke Leeuwen en Olyphanten, mits niet direct of iniireEt, in eenig afzonderlijk plaatslijk bewind of direiïie gefteld, zal worden benoemd een behoorlijk getal en wel uit ieder woud één, om zitting te nemen in het opperfte Gerichtshof van Aporue, aan welk Gerichtshof ten allen tijden zullen verbleven moeten zijn alle differenten, welke er tusfchen de meergemelde plaatfelij. ke beftieren onderling zouden mogan ontftaan, volgens de wetten door de macht van wetgeving gemaakt en vastgefteld, en a3n de uitvoering van welker uitfpraak.in geval van onwilligheid, hetuivoerend bewind da hand zal leenen, zonder dat het geoorloofd zijn zal, aan eenigplaatfelijk bewind door het recht van den langften degen hunne onderlinge gefchillen te beflschten ofte termineeren, oP poene van niet langer tot deze Maatfchappij te behooren! Tot naarkoming van het geen voorfchreeven ftaat, verbinden de Comparanten 38 E-  C *I7 ) BERICHTEN uk Parts „den 17 September. Over 't algemeen begint men te- geloven, dit onze S.adgenooten veeg worden: zoo koelzinnig en onverfchlllig blijven z.j omtrent zaaken, waar in zij te voren niet konden nalaaten een luurig en lever.g belang te nemen. De laatfte, anderzins, zeer belangrijke reprefeLtU m het Theater des variétés ennuiantes vertoond, op de wijze der Chineefche Schimmen, onder den titel van les dieectbues dans l'embarbes - heeft op hunne gemoederen geene armere uitwerking veroorzaakt, dan alle de overige vertoomngen , welke deze voorafgegaan zijn. Zij niesten, kuchten, geeuwden en vroegen met eene zekere verveelende nieuwsgierigheid, welke zich beter laat denken, dan b.fchrijven , aan eikanderen; - Et ptó- ?w\lï?n hu" ne taal zoo veel wil beteekenen, als, „ wat zou er nu weêr volgen?» - Zij geloven nog altijd en niet zondar reden, dat de tijd, waar op het valdoek opgehaald zal worden, nog verr' af is. Ondertusfchen is het waar, dat hetzelve b.j deze laatfte vertooning eenigermaate is opgehaald geworden, zoo dat men de beeren, evenwel niet verder, dan tot aan de knieën, van de ï heefmC wL" Ut gr00te/Pel • da< acbter het fcherm afgefpeel'd wordt , gtzlZ heeft. — Wat mag de reden van deze groote onverfcbilligbeid onder de Pajysfenaars zijn? - Deze vraag laat zich niet gemakkelijk beantwoorden Is het omdat hunne aandacht vermoeid is, door alle de groote gebeurtenSen welke elkander (comme un clou, aui chajje l'autre) in zulk een klein tijdvak! opgêvolgd en fchier verdrongen hebben ? _ En hebben zij er daarom geen verder belaJ in, als dat, 't welk eene bloote nieuwsgierigheid hen inboezemt? ~ Of !! zijn z.j zoo ten vollen verzekerd, dat het laatfte toneel van het groote ftuk (het zij dan, hoe het z.j!) een einde aan deze Chineejche Schimmen, en alle andere ftukken van dien aart maaken zal: zoo dat zij daar alleen mabelang in ftellen en er met ongeduld naar wachten; terwijl zij alles wat deze verUnri wordende gebeurtenis voorafgaat, als weinig beteekenende entremedesbLlonVen alleen uitgevonden om het publiek te amufeeren of te ennuieeren J^voorTaVlerm.nst, om het onledig te houden? - of is het alleen maar eene3' een Me te affeïïeeren, er, in naar volging van les croiables en incroiables een derda foort — les mfiuciables namelijk, in te voeren ?— ««™wi« , een derde ■ Hieromtrent is niets met zekerheid te ze??en Uur ima» u r veel waarfchijnlijkheid: hoewel da r door de wee vSta ïh&^iïï oitgeflete.5 maar zeer wel famengepaard kunnen gaan I ***** W°ïdcn NB,  NB. Het artikel parys, den 28 Augustus, in N». 129. voorkomende? ' is een weinigjen te laat in het publiek verfcheenen; echter zoo niet, dat men er van zeggen moest, dat het mostert na dan maaltijd war. Het heeft fommige lieden, welke in de vaste verbeelding waren, dat het gordijn reeds opgehaald was, en die niet zeer attent op den datum waren bier van te rugg' doen keeren; en zij zullen hierin nu nog nader bevestigd worden; wanneer zij, met oplettendheid , deze .Correspondentie, welke hier mede niet geëindigd is , vervolgen wilr - len. — •Babel, den tweeden intermediaire. De fchrik zou het meest geweest zijn; wanneer niet zekere lieden , die er mede bevangen zijn geworden , als fchildpaddeft, het hoofd in den fchulp getrokken hadden, en voor de bui naar huis gegaa» waren.-— Maar nu kunnen de gevolgen wel het meest zijn? — Zeer veel ophef te maken, zonder vooruittezien , en, wanneer men zich ver- keeken heeft als een naar huis te loopen; — dat kan een kwaade jongen ook weu En, daar toe behoeft men (onder verbetering) geen Reprefentant te zijn'. — ADVKRTISSEMENT. Is op de Pers , en zal binnen kort, bij de Taalkundige Boekverkop:rs in n a b e l te bekomen zijn , Rudimenta Babiionka, of de eerste gronden der Babilonifebe taal, waar achter gevoegd is eene korte handleiding voor eerfte beginners of kweekelingen in de Babilonifche welsprekendheid. NB. Uit deze handleiding zullen wij van tijd tot tijd aan onze Lezers een ' uittrekzeltjen mededeelen. Wij twijffelen niet of het zal in dank ontfangen worden. Deze Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Utrecht Mi de Wed. Terveen en Zoon; 's Hage van Cleef en Leeuweftyn; Leydcn Honkoop en Onnekink; Amfterdam Hoitrop, J. W. Smit ten Brink, Kuyper fn van Vliet; Haarlem Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d. Dries, en Pols; Alkmaar Hand, en verder in de overige ProvintiSn, 4 twie Stuivers.  JANUS VERREZEN, SUUM CUiqUE. N°. 132. Maandag den 9 Oblober. BERICHTEN uit Pruilhovbh. Zederd langhebben wij het ons tot etne gewoonte gemaakt; om ons heil enverlosiïug , uit alle hoeken en met alle winden, (al waren die ook neg zoo tegen) vooruit te zien en te verwachten. De laatfte kans vinden wij altijd de fchoonfte; maar zoo dra is die niet mislukt — of liever 1 zoo ras denken wij niet, dat zij mislukt is, of wij hebben het oog op eene andere; en in deze gelukkige gefteldheid van geest leven wij geftadig voort. — En, worden wij al eens nedcrgeflagen, wanneer wij ondervinden, dat onze gewaande vaste Herren of omzwervende planeeten flechts blinkende en ras verfchietende luchtverhevelingen geweest zijn; er doen zich toch fpoedig weêr anderen op , die zich in onzen geest, weêr even levendig inprenten, als de vorigen, »»■ »■ III. Deel. Ff Thans  C «20 > Thans vermaken wij ons weder in de befchollwing van een' ingevallen en uit zijn hoogte nedergeftorten toren. Wij meenen in de ruïne» van denzelven te kunnen ontdekken dat die fchijnbaar ongelukkige ucderploffing en inftortine in plaats van (zoo als het zich in het eerst liet aanzien) in ons nadeel te ziin' veeleer een gunftig voorteken is van..onze aanftaaede verheffing? — Én êUl manier van de zaaken. te befchouwen en in ons voordeel uitteleggen, is zoo geheel ongegrond niet, als men veeUigt wel denken zou. — „.Indien (zeggen wij) dit tosval waarlijk zoorampfpoedig en ongelukkig voor „ onzen fpeculatiehandel ware, als fommige gapers («; ons al hakkelend^ en „ op den toon van iemand, die niet vast in zijn fchoentn ftaat, verzekeren • „ dan zouden 10. onze aartsvijanden wel barder blazen en uitproesten dan aii „ nu doen: en ao. de gapers zelve, zouden van het fijne van de mis, wel iets „ meer weten. - Er moet derhalve iets achter fchuilen, en het kan dus niet „ misfen, of de rechte aap zal nu nog eerst, peur la ehture du theatrt, uit de „ mouw moeten fpnngen. _ Hoedanig echter die olijke aap zijn zal, en of „ wij hem van voren of van achteren te verwachten hebben, weten wil even „ mn als de overigen. - Maar wij willen hoopen (dit woord is in onzen mond „ beftorven) dat het een aap met een'langen ftaart zijn zal, wicn men het aan „ zijn gezicht niet aan zou zeggen, dat er zoo veel achter ftak' " ——. _ Zoo verr' hebben wij het nog nimmer gebracht:— want nu mogen de dingen uitvallen, zoo als zij zelve willen; het kan toch nimmer zoo fcheef of fchotsch zijn, of wij wenfchen ons zeiven geluk met den gewenschten uitflag — Wii hebben daarom ook een vast befluit genomen,om ons nergens over te bekreunen en onze handen van alles aftetrekken, in naarvolging van onze beknelde broeders van r r u t t e l r i a c h e n , die thans (gelijk wij vernemen ) in 't zekere onderncht zijn, dat alles reeds .in volle gereedheid is., te weten bij ftukken en brokken , die niets meer behoeven, dan bijeengebracht te worden, om een volledie geheel opteleveren. — 't Geen ons echter eenigermaate allarmeert, fchoon het op de keeper befchouwd, maar eene kleinigheid is — beftaat hier in, dat de redderaars van onze gefequejlreerde en defoiaate boedels het faamen even zoo eens zijn , als de gecommitteerden tot de zaaken van de Coloniên in de Maan, welke thans gtadminlftrecrd wordtn voor rekening van de gebroeders SLoror' en ha alweer.' — Maar, dan is het ook nog maar verdeeldheid tegen verdeeldheid : — en .wie weet of niet uit de conjunBie van die beiden een wenfchelijke eendracht geboren wordt. Men weet toch dat het in deze door en door wonderlijke tij. den, niet meer tot de orde der dingen behoort, dat de kinderen naar hunne ou- (o) Een foort van menfchen, die nog niet van hunne eerfte verbaaing bekomen zijn; naai uhcer i&et den grooten hcop aeeTchreeuwen: „ au is de a.iak g«zoiid: " .  C M'i ) ouders moeten gelijken, om voor echte kinderen door te gaan. Waarlijk ' dan zou het er ellendig uitzien, met zoo veel ellendige bloedjens, die met den achterbuurman van bunn* vader eene fpreekende gelijkenis hebben, en van welke het zekerlijk niet te vergen is, dat zij eerst Lavater op hunne duimtjens moeten kennen, vooren al eer zij papa zeggen. Dit zou eene fchreeuwende hardheid zijn 1— Uit wiwdbergen verneemt men dat de kleêrenmakers het zoo e-eweldlg druk hebben, met het omkeeren van overrokken en Franfche japonnen tegen den aannaderenden winter, dat zij, bij nacht enoverzon- en heilige dagen heen doorwetken. Nieuwe klederen worden er weinig befteid: eendeels, om da duurte van de ftoffaadjen en anderendeels, omdat men het der moeite piet waardig rekent, om zich voor den korten tijd, dat die tegenwoordig heerfchende mode nog ftand houden zal, zich in het nieuw te Heken. Op eene enkele ftaatfiavifite kunnen die oude en vcrhanzelde bovenklederen nog wel meê, — De petit maitrts van wind bergen, en wel die geenen, die men vo©r de leus nog wel tensde gelegenheid geven wil, om zich eens als comeetjens te vertoonen , doschen zich prachtig uit en komen als baanderheeren voor den dag — De bedaarde lieden geven hen dit kortftóndig genoegen; maar zeggen, met een air de mépris, terwijl zij met zeer veel wijsheid hunne hooge fchouJers nog hooger ophaalen: — „ Laaten zij zich met deze iedele vertooning nog maar „ eens verlustigen! — Wij weten toch hoe verr' dit alles gaan moet en, als hec „ oogenblik daar is, dat wij roepen zullen: „ Tot dus verre vrienden! " dan ,, is het tijds genoeg om dit volkjen in hunnen belachelijken waan te Hooren'" ó die wijshoofden! en van wie hebben zij toch gehoord, dat dat alles zoo on 'da klok af zal gaan ? — e ■ NB. Het is nog maar zeer korten tijd geleden, dat die barfche fpreekers uk -verlegenheid de toppen hunner vingers murw beeten, en, in plaatfe van hunne rokken te laaten omkeeren, om geen vijftig jaar uit de mode te zijn - op niets anders bedacht waren, als om, naar de wijze der Jooden, hunne klederen te lebeuren. — Zouden zij, met needrigjenshunne onkunde te belijden niet h"ter en verflandiger handelen ? — • ' Oud romen den * * *. De zucht, om de oudeoverblijfzels onzer eertijds zoo machtige Republiek te vermeerderen, wint dag aan dag meer veld D- onlangs ondtekte ruïnen, waar van ik in mijne vorige gewag maakte, (zi* No~r2ii pag. 159) worden nog geftadig, en niet zonder vrucht", bezocht; en men heeft weder eenrManufiript gevonden en ontcijfferd, van dezelfde hand en het zelfde bovenfcbnft, a!s bet vorige. De letters of caradters echter waren zoo klaar en duidelijk met; en het griekfche woordjen was naauwlijks meer leesbaar Men heeft het er nogthars voor genomen. — Ff s Het  C «2 ) Het MSS. was van dezen inhoud: — „ Alles of niets is er verloren! — Alles — wanneer het volk en nws i „ ( dit woord is bij geene mogendheid te entcijfferen geweest, dewijl men , ,, in plaats van hetzelve, een gat in het Manufcript gevonden heeft) zich met deze „ halve befehikking laaten te vreden ftellen: want dan ware het nog beter geweest „ - . . ( dit zal waarfchijnlijk mosten zijn) niets ge- „ daan te hebben. Niets — in tegendeel is er verloren, wanneer zij, die zich „ naar de omftandigheden hebben weten te fchikken, niet uit her oog verloren wor„ den. Laaten zij klimmen om te vallen! — In 't origineel ftaat ,, tollan„ ,, ïur in alto" &c.) Maar ook fommige uwer vrienden hebben in 't algemeene lot moeten deelen. Dit kon niet anders: want er kwamen vreemde ,, banden, die flechts ten halve onderricht waren, in het fpel. Ik behoor onder „ dit getal niet; en dit is waarlijk veel gewonnen: veel meer dan ik mij voor* „ ftelde. Zekerlijk heeft mij mijne onzijdigheid gered. — Gij zegepraalt over „ uw' mededinger. Die zaak is, op zich zeiven, goed; maar de wijze, waar op zij gebeurd is, mishaagt mij. — Gij zult uwe voornemens nu merkelijk moeten befnoeiën. Er is nu niet op te denken, dat gij tot vijand van üo„ men zult verklaard worden: het zou zelfs voor mij thans gevaarlijk zijn , om „ daar toe mede te werken ! — Twijffel er echter niet aan: — gij behoudt ,, uwe vijanden in den Raad; maar het zal nog lang moeten duuren eer zij er „ voor uit zullen komen; en uwe vrienden, die, om u dienst te doen, kwaad ,, van u fpraken, en met zoo veel beleid uwe bedrijven in een haatelijk ligt 3, ftelden, weten naauwlijks meer welke partij zij te kiezen hebben.. Ik heb hen door mijn voorbeeld een' wenk gegeven, om te zwijgen, en de eerfte oogenblikken van verontrustte twijfelmoedigheid aftewachten. ,, Die lafaarts! zij zochten den burgeroorlog; zij fpacden alle hunne krachten 5i in, om het binnenlandsch vuur te doen losbranden, en zij hebben de besto „ oogenblikken, daar toe, laaten voorbij gaan. De vrees hield hen te rugg* „ toen het beflisfend tijdftip naderde. Al wat zij verricht hebben, beftaat daar 3, in, dat zij zich noodeloos, zonder voordeel of bepaald oogmerk, verdacht „ maakten! — zij wilden liever zonder flag of floot bezwijken, dan door een* „ hardnekkigen maar vruchteloozen tegenftand, u de middelen van een allesbe- 3, flisfende zegepraal aanbieden, die hunne fchande flechts vergroot, en hen 4, voor altijd de mogelijkheid van u weder het hoofd te bieden, zouden benoj ,, men hebben. „ Laat ik hen recht doen! — zij waren voorzichtig, en wij, misfchien, te ~}> voorbarig. Er kunnen gevallen zijn, dat men ook eene volftrekte nederlaag voor een kloekmoedig gevecht verkiezen moet. Die gevallen kunnen uiter„ mate zeldzaam zijn: bij hen bcftonden zij! — Wij hebben hen afgefchiikt; „ door hen, op eens, al onze macht onder het oog te brengen. » Gij  C ) ,, Gif kwaimt, gij zaagt, en onverwont! — Dazs wijVvaH oorlogen is al„ tijd de beste niet. Het ware ons thans beter geweest te zeggen ; „ Wij ,, ,, werden aaBgevalles, rukten aan, en behielden het veldi " — Deze woor,, den mogen zoo fchoon niet klinken; maar hunne beteekenis zou fierker en, meer overeenkomftig onze verwachting, geweest zijn! —~ „ Thar.s opent zich wedsr een nieuw veld voor uwen werkzaamen geest. ,, De algemeene vijanden van Romen, om 't even, onder welken naam, zij, o/er „ de waereld, het gebied voeren . verSenigen zich , om ,, (hier vinden wij niets dan onver/laanbaare tsekenen, en hier en daar verfpreide letters „ zo"der verband.) Zij veinzen eene te vredenheid, waar van men de reden niet ,, weet! In weerwil hunner oorlogzuchtige toebereidfelen, fchrjhen zij den vre„ de te be&eeren. Van waar dan deze gelatenheid ? — zouden zij onze fpot ,, voor ernst opnemen; of 20u het flechts eene iedele vertooning zijn? zóu- „ den wij ook verraders van Romen in onzen boezem kotsteren? of, zijn zij „ er flechts op uit, om ons in dit begrip t« brengen, om daar door bet Wan.„ trouwen te vermeerdsreu ?— Het eerfte kunnen wij niet vooronderftellen. — „ Ons lichaam wordt regelmatig beftierd, gij alleen zijt er de ziel van: een an,, dere invloed kan van geen kracht zijn: — En om u, in hun belang, te win,, nen, zou eene zinnelooze poging zijn, zoo lang het waar is, dat geene ver„ deeldheid op eendracht en geene zwakheid op fterkte werken kan; maar dat „ de eerfte door de laatfte beftierd moet worden. —. Geene lafheid doch zal „ uwe laauwren bezoedelen: uw eigen grootheid — en welke drijfveer kan toch „ fterker dan deze zijn ? — uwe eigen grootheid moet onze borg voor uwe on,, verwrikbaarheid zijn!" Extract uit een' briefgedat. waterstad, den 24 September. Vierden wij drie maanden geleden, het groote Verbondsfeest met eene gepaste vrolijkheid, Republikeinfche defiigheid en betamelijke losgefpannenheid; niets minder behoort er gezegd te worden van de feflivittiten, welke er gisteren en eergisteren in onze ftad plaats gehad hebben. De dag van eergisteren was in de meeste opzichten gelijk aan dien van den 19 Juni/. Dezelfde orde, de zelfde geregeldheid, dezelfde illuminatie', en, het geen de deur toe doet, het zelfde fpiegelgevecht tusfchen de moedige schutters en de drinkende poolen! Thans willen wij er echter niet voor inftaan, wie den eerften aanval gedaan, of den laatften voetzoeker geworpen heeft. Voorat, dewijl wij van ter zijde geinfor. meerd zijn geworden , dat het geen wij, daaromtrent, bij eene vorige gelegenheid gemeld hebben, een twistappel opgeleverd heeft, tusfchen de beide partijen : waarom wij dan ook in dezen liever geeii partij willen trekken , en alleen betuigen, dat er van weêrskanten met gelijke onverzaagdheiden moed geftreden is. Zoo zelfs, ^dat men in de vrees van gebrek van Ammunitie, de ontzielde lichaamen der leeggedronken flesfen niet lf aarde; maar aan het glansrijk vooruitzicht Fï 3 ep.  C «4 ) op eene cempleete zegepraal opofferde; waar door" men Toor deze keer, niet alleen de Glazenmakers, maar ook de Chirurgijns in de hand gewerkt heeft. — Tot groote gerustheid van onze ftadgenooten, zijn de twee zinnebeeldige wolken, welke zich bij bet vorige feest, tegen het vallen van den avond, aan den Hemel vertoonden, niet gezien. Ook zouden zij nu minder te pas gekomen zijn , dan te voren: dewijl deze twee feesten niet opzettelijk aan dè verbroedering waren toegewijd. — Jammer is het maar, dat deze vrolijkheid zoo hartelijk niet heeft kunnen zijn, als men wel gewenscht heeft, 't geen voornamelijk door de gemelijkheid en eigenzinnigheid van den jongen Heer stemmius is veroorzaakt geworden, die eenige dagen te voores, het zoodanig vandenonguuren gemaakt heeft of ten minften heeft willen maaken, dat de bedienden vanMsmazich inde noodzaakelijkheid bevonden hebben, om hem het pak op te ligten (*) en helder voor de billen te kloppen; waar door hij, gelijk men wel denken kan, geheel uit zijn humeur is geraakt, en weinig deel in de pretjens van die dagen heeft kunnen nemen. — Wij willen hoopen, dat deze kleine kastijding tot zijn best geweest zal zijn; hoe wel wij, tot ons leedwezen, van de fchoonmaakfter en oppaster van de kinderkamer gehoord hebben, dat hij er koppig tegen aan is geworden, en den gantfchen dag door, niet anders roept, als — ,, Huiven! Huiven! " en dat wil in zijne taal zeggen, dat hij voornemens is, den boêl in 't honderd te fmljten. — Dit zegt de jóngen uit zich zelf niet; maar hij wordt door kwaad volk opgeftookt. Brief van den ove&zeeschen babiloniSe. vriend janus! Onlangs uit den Raad der Califs huiswaards keereade, deed ik, om mijnen; door het delibereer en, over veele, weinig of niets beteekenende, zaaken, vermoeiden geest, wat te onifpanneri, een uitflap naar het gewijde bosch, in welks lommer mijn verdoofde geest zich eenigzins herftelde, en in eene vrolijker luim gebragt werd, die mij in ftaat ftelde, om de onderftaande coupletjens famenteftellen, en in mijn zakboskjen te noteeren, van welke ik u bij dezen een affchrift zende. Oordeelt gij dezelve waardig, der Natie (door die in uw Weekblad te plaatfen) mede te deelerj, zal zulks te meer aan mijn oogmerk voldoen. Anders ontfangt gij die alleen voor u, tot een blijk van aandenken en achting van verwarrenburc Uwen Vriend den 18 September 1797. den overzeeschsn babiloniSr. 'k Heb (*) Hieruit zou men moeten befluitea, dat stemmibi nog niet in de broek ie. —  C 325 > I. k'Heb lang genoeg, met Heracliet, Om 's menfchen ramp gezucht, ge. fchreid! ' Ik lach voortaan met Democrtet Om buune buiten fpoon'gheid. Belachlijk zijn de Treurtoneelen Die *k zie op 's waerelds fchouwbure fpelen. 6 2. 2 nr Ylf' « menufchen! ^ Eigenbaat Of icdie Heerschzucht u regeert Zoo lang gij 't heil van volk en ftaat Veel min, dan eigen winst, waardeert; Zal 'k u belachen en befpotten En bieden u het loon der zotten. 3. Want die 't gemeen belang verzaakt, Kent ook zijn eigen voordeel niet, Wordt ongevoelig flaaf gemaakt; En als hij zich bedrogen ziet, Vindt hij het voorwerp van zijn poogen , * u In iedlen rook en damp vervlogen. oij dient — maar andere regeren. " MB^ngr?it e" b'°eithet Vaderland, Én als het dierbaar onderpand Waarop zich ieders voordeel vest • Dant£Bt meD' daad, te wê. Dat men moet werken, wil men eete». Daarom, 0 menfchen, wordt eens wiis I Slek dSr W3are zelf belang: JS' olelt de algemeene bron op prlii °f'k zal lachen, om te fcheuS Wanneer ik u te laat zie treure"' 4 n r & ,ó b R D. *^^JZSj^ - als ik altijd tegen JACOl mijn Correspondenten, ftuk voor ftuk in de hoo^ V*, mijn boorden, dat ai «nen. Ja r 2ei die oude fukkel dan ]1 dan zdf,n ^aderiDsen zittinS zullen ne. en laaten zitten! - Dan kent gij de CèïZïntL" " °°k wel ™« doove neu als dan vrij fpijtig toe) jAMÜS AhootTalt?!^,!,- niet < duw. - Dit behaagt me! — (Hij bijt eenigtn tijd op zijn nagels („ haalt »fi rnemorieboekjen uit) kon ik u hier maar één voor één; even a's OKAToniJnl ^ iïP Z™*!6™'- V0°ral' diC {choe]>™> die ik, pro memma~l\ *end heb met een kruisjen: - ik zou hen, of zij mij. tot een geraamte al ken! IHter leunt hij op zijn fpade en zingt de volgende ë * solo,] Wijze: Coeurs Jenfibles, coturs fidelts! i. Verr' van 't Hof, verr' van 't Canailje, Verr' van 't groot en klein gebroed, Neem ik hier mijn. reprefailje, En belach hun tegenfposd. 'k Denk: het is uw loon, rapaüje! 't Zij ge u vijand noemt, of vriend: Aan mij hebt gij 't wel verdiend, (bis.j Gij kunt fchoone woorden fpfefcen - „ orde[_ VKIJIUId! — RECHT Of PLICHT " — Die gij draaien kunt en breken; Al na dat gij wint, of zwxhr. 't Zij gij Preêkers zijt of Leeke» Van de nieuwe of oude leer; %M 'l Z'J" flechta kianken en niet meer. ( bis ) Maar wacht eens; wat komt daar aan? - Vrouwen? _ EHieven» - *n met welk eene drift? — 'c Is als of zij er wezen irwiPn a''^en! — En carongnes! - Wat doe jeluij hier 0P ^terrZ vT"rMtT.?^ ^ ce n t i a en inTri gia komen geitrrnd, met eene paiapluie, op het Ta neel. De eerfte antwoordt iïmoü op zijne vraag'. I P P U Je moet zeker niet weten, tegen wien gij de eer hebt van te fr>«.feP„ zoudt gij wel wat meer gemanierdheid toonen, Burger! Z ? "5 3ndars Wel nu zal ik je krijgen I - Jelaïj bent een p3ar olijke ligtekooiën die ik in mijnejeugd,onderm.jnezoogenaamde tafelvrienden, zeerwSndheb' S £S£^^ «* ' dat gij ons voor a„. en onze naamen zijn VRijHBi^ErvrLl^'ï^."0^0"'61^111' gekeDd> Ei, ei! — Laaten de dames zich nu zo noemen? fletten! — 17 i. , t licentia tegen intrigia. Kom, kom.' Laaten wij er geen doekjens omwinden l ~ 'tls tïmojt, en Gs 4 ' hij  ( *30 ) bij kent ons. -— (tegen tymon) luister eens, Patroon ! wij zijn noch vbijmeid, noch volkstem; maar wij zijn er in tijd van nood de doublures van. Dat wii zoo veel zeggen als vlet vrijheid en vice volkftem. Maar nu merken wij wel, dat gij een ongenadige fchreeuwlelijk zijt. Daarom willen wij het, met jou , ©p een accoordjen fmijten. tymon, ter z'jde. Laat ik mij eer.s inhouden ! Maar de fpaa gloeit mij in de hand. (hard) Wel au! wat is het voorftel. [Zij plaat/en zich aan wederszijden van tymon.] asia. Wijze•• Een man die flechts een droom ons baart. l i c e n t i a. Een man die uit zijn oogen kijkt, En ras bemerkt het geen hem lijkt; Die onvorzaagd is en bedaard,' Is mij niets waard, (bis.) Als hij mij maar beziet, ? » Vindt hij de rechte niet. S Daarom, mijn vriend! geloof mij vrij, Zulk eea llnjeur deugt niet voor mij. Daatöm, vriend lief! als gij zoo doen wilt, (zij kijkt door de vingeren) dan zal mijn vriendin een kaerel van je maken! —- intrigia. 'k Houd zeer veel van een' hubfche kwant, Die weet te leven naar den trant. Die, als ik hem mijn guaften bied, Niet grommig ziet. (bis.) En die niet angftig Iet ? *j.f ^ Waar ik mijn keus op zet. 3 Zulk een gelant —- geloof mij vrij, Is juist de rechte man voor mij. — En zulk een' hebben wij nu juist bij den neus, die wij, om hem geheel ea al in' oes net te krijgen, demos noemen; fchoon hij even min demos is, als wij de vrijheid en de volkstem zijn. Wij houden ons thans bijzonder fpijtig , en fchijnen hem te onttoopen waar wij maar kunnen, en da» draaft de goede fukkel ons achter naar, tot hij ons vindt. Nu zwalkt hij in dit bosch rond licentia. 't Verwondert mij dat hij er nog niet is. (tegen tymon) Kort en goed! Gij weet nu hoe de banken gefteld zijn. Gij wilt u toch op het menschdom wreeken, en daar kunnen wij u juist aan helpen. Wat meer is, wij willen den vorigen rijken en vermogenden tymon van u maken, als gij de banden met ons in een flaat: Gij zijt toch met al uw menfehenhaaterij een man van crediet bij de menigte; en met uw fchelden en raazen, bezit gij in den tegenwoordigen tijd j talenten, die onbetaalbaar zijn.  C 231 > tymon ter z'jde. Als ik mijn gramfchap nog maar wat in konde houden, zou ik misfchien gelegenheid krijgen, om drie vliegen in éénen klap te flaan. (hard) Het vermaak van mij te wreeken en de menfchen te plaagen, zou mij bijna LiczNTiA en inteigia beiden. Wij hebben hem overgehaald! — Dit is een meesterftuk! [d e mid ion komt dronken op het Toneel. Hij heeft een dikke blaauwe Jlultjas a la maquignon aan, en een zweep, waarmede hij van tijd tot tijd klapt in de handen; Opkomende, zingt hij, Ah caira enz., en zegt vervolgens:] ' Dat fatanfche vrouwvolk, moet men altijd achter 't gat loopen! Waar of zü nu weêr heen gedrenteld zijn ? — Bij mijne natte ziel! — daar ftaan ze met een kaerel te labbekakken! — Is dat nu wêer een pol van jeluij? Ik hoop toch niet dat je jouluij met dien vent gemien aanftelt. — intrigia. Wel «een! — 'tis nog een oude vriend van je, die het met ons eens is- TYMO.Hl d e m i d i o n. Wat! — Die (lijmerige d.... r ? Die mij, voor zijn vertrek, nog voor ia» r a r en zijn maat dorst uitfcheldea? Die hondenrib! die mij den naam van demos niet geven wou? — tymon ter zijde. Hoe gaarne wilde ik hen alle drie, eens van mijn vuisten doen proeven I (hard) J», maar ik heb u, naa dien tijd, beter leeren kennen. L lek K T I A, 61 Hij is nu een beste ftuiver geworden! — Tymon. En wel een bezemftuiver. demidion. Ja! — Dan lijk je me bijzonder. Kom, dan zal ik je mijn laalle avontun. ren ereis vertellen. «ïwuiuu» aria. Wijze:— Toen 'k nog een kleine jonge was, 1. Toen 'k onlangs met mijn dronken gat, Vlak in de brandenetels zat, En geen meer geld voor graanen had; (bis) Viel 'kin den flaap en ging aan 'tdroomen, Dat ik de vrijheid aan zag komen; Zij lag zich zachtjens bij mij neer: 'kOntwaakte, en voad haar toen niet meer. Maar, juist van pas, kwam deze prij, (Op Lickntia yijztnde.) En vloog mij, als een blitz, op zij. 1 }  C 234 ) 2. Nu (dacht ik) was 'ker boven op," En vreesde niet meer voor den ftrop Die mij te naar kwam, kreeg een fchop. (ik) Ik hoorde van dit lieve meisjen, (Op intrigia wijzende,) Met wie ik nog al, menig reisjen, Mij op de proppen heb vertoond, Hoe 'tgoed, in 'teind, zijn' meester loont: En daarom, dacht ik, al te ras Dat eindlijk boó eens meester was, 3- Maar ja! — Ik had het bijster mis: De gard die leit nog in de p.. Zoo dat het nog niet puik en is. (bis) Toen ik miin vija: d zsg vernielen, Toen #022 klaas en Bart/iel vit len, Toen riep ik vrolijk en Verblijd: "ï ,, Komt, jongens Loopt! de koot Ieijt fchijt. Maar toen wij kwamen om den buit; [ tfbisi Toen hoorden wij dit naar geluid: f Miaau En daar meê uit. j tymon in drift uïtbarjlende. Nu?kan ik ha n'ret langer uitftaan! — Als ik du nog langer zweeg, zou ik barften moeten! — Ellendeling! ziet, begrijpt, gevoelt ge niet, dat gij onder de handen van deze vrouwen, niet alleen altoos de oude Demidion blijven, maar, indien zulks mogelijk is, nog laager zinken zult, als gij nog immer gedaan hebt? — Merkt gij niet, dat het haare fortuin zoekende gunftelingen zijn ■— maar niet u — die zij uit hunne meestal welverdiende laagte zoekt te verheffen? Dat gij er alleen het verachtelijk inftrument van zijt, en niets meer ? Zoo ik nog iemand beklagen kon, zou ik het u doen. Maar mijn hart is, zederdlang, voor die deelneemende aandoeningen gefloten. — Waarom is het mij niet gelukt (in plaats van u, dis alleen haar zotskap zijt) haar mignons voor mijn oogen te zien! — Ik zou hen daar in 't gezelfchap van dien mageren fcharminkel op een pijpjen verzoeken. — I N T R I G I A. Merkt gij nu nog niet, dat hij een verrader is, dat hij met uwe vijanden heult, dat hij de brave voorftanders van uwe rechten zoekt zwart en verdacht te maken? — Zult gij nooit wijs worden? demidion verwonderd. Maar ik dacht, dat hij met ons eens was. LICENTIA. Die veinsaart! Wij dachten het ook; hij ftelde zich zoo aanI Maar DU ziet gij, hoe veel ftaat men op die volksbedriegers maken kan. T r-  C 233 ) TTMOH, to A uHerfte woede, zijn Jps.de verheffende cm op hen te jtaon. 0 Jupiter! Verleen mij krachten! — En ftel mij in de geleeenheid om, voor 't minst de ichuldfgften te (haffen en te verpletteren! — [0/> het oogenblik, dat hij toe wil flaan, komt de Godinne van orde, met eene wolk naar-beneden; terwijl bijna gelijktijdig die van verwar ring alt den grondtevoorfchijn komt, beide , evenfiatig tn deftig, gekleed. Zij zien elkander met veel beduidende blikken aan. licentia en intrigia verwijderen zich, op een' kleii.en affland. DE VERWARRING» Wie, denkt gij, dat hier de overhand behouden zal? — DE ORDE. Zeker gij! — Men zal u in Trlumph naar athenen vooren: daar is gees twijfel aan. tymon, fchoon gij, niet geheel zonder reden, de menfchen haat. Kiest echter tot hun welzijn, een van ons beiden, tot een nieuwe fchutsgodin van athenen! TYMON, Schoon mijn menfchelijk oog, uit hoofde der volmaakte gelijkheid van beiden , hier de waarheid, van den fchijn, niet onderfcheiden kan; kies ik u: — gii kwaarat van boven. de verwarring (tegen demidion.) Wie gij ook zijn naoogt, jongeling van athenen! Kies! — DEMIDION. Om u dc waarheid te zeggenj ik houd niet veel van lieden, die, zoo plompverloren, uit de lucht komen vallen. Zoo als Uw Ed. dat gepraüizeerd hebt, vind ik wel eens zoo familiaar. Ik kies daarom de geen, die van onderen geko> men is. ö de verwarring., tegen licentia en intrigia, welke itt dien tusjchentijd weder genaderd zijn. En gij, mijne vriendinnen! op wie valt uwe keuze? — licentia haar in de armen vallende. Nu zie ik het klaar! - Het bedrog moge voor een oogenblik onze oogen verblinden , ons in twijffel doen ftaan; maar de waarheid breekt altijd door. — Is het nu nog nodig, dat ik met mijn mond de keuze van mijn hart bevestige? 1 intrigia op haare beurt de verwarring omhelzende. Men zou wel blind moeten willen zijn, om het onderfcheid niet op het oogenblik te ontdekken. - Wie erkent in u niet de fchoone orde, zonder welker bijftand alle onze pogingen, al ons zwoegen geheel op niet zouden moeten uitloopen ? — Neen ik bedrieg mij niet. Hier valt niet te kiezen: de zaak is te klaar! U wacht atheken, en door u, zal athenen gered worden. u-i ' . demidion dm de een en dan de andere aanziende; V.} T Jf U1J moet dan dit en datfthe fchoone oogen hebben! Want als je ze beiden in één zak doet en door één fchudt, dan laat ik me villen, als ik je '• .*1 We*c  C 234 ) weet te zeggen, wie daar of daar geftaan heeft. In mijn oogen kunnen twee droppels water niet meer naar malkaar lijken: Maar dat 'er bij een van beide ft.... aan den knikker zit, dat wil ik graag geloven. DE VERWARRING. Nu! — Gsleid mij dan in ftilte naar athenen, mijne vriendinnen! DEMIDION. Neen, dat fchut ik: daar moet toch een beetjen leven bij zijn: anders zou die menfchenhaater misfchien nog wel uit gaan ftrooien, dat we je binnenflooken. — [De verwar-ring gaat tusfchen licentia en intrigia onder de parapluis loschwaards in. ] demidion vervolgende. Ik zal eens zien of ik, in dit verdoemde bosch van tymon, niet eenige men-' fchen bij een fchrceuwen.kan, om een acclamatio te fomeeren. — [Hij gaat van 'tToneel, terwijl hij uit al zijn macht fchreeuwt; ] 'tZa Mannen, neemt haar op, en brengt haar in de ftad!... [ Het overige wordt niet gehoord.] de orde tegen tymon, die fprakeloos ftaat. Kora, mijn vriend! —- onttrek u niet langer aan de burgerij van athenen! — Nooit waart gij daar noodzaakelijker. Ik ken uwe zwakheden uwe mifantropifche begrippen; maar ik ken ook uw eerlijk hart. Gij waartgeen vleier aan.'hef Hof, bij de Vorsten , noch op de markt bij het volk! Herneem uw plaats onder de meEfchfnl Denk, dat fchoon alle de menfchen, die gij immer gekend hebt, bedriegers, ondankbaaren, vleiers, draaiers of veinsaarts waren , dat deze allen toch maar een klein gedeelte uitmaakten van de overigen, die u onbekend bleven.' Onder de u bekenden was er toch één, die zekerlijk braa£ en eerlijk was, gij zelve nameliik; en zoudt gij udan, omrent nog meer anderen niet bedrogen kunnen hebben? — Als de braven zich onttrekken; moet men zich dan verwonderen, dat de fchurken en misleiden de overhand verkrij» gen ? — ( Zij verdwijnt.) ttmom ftaat lang in gedachten en zegt eindelijk: Zou ik gaan? — Maar tot wat einde? — Dat is de groote vraag. — Om de eerlijke lieden op te zoeken, en, met dezen, eenige iedele pogingen, tot het best van anderen, die flegt zijn, te wagen? — Neen 1 Laaten zij hier ko- men: ik zal mijn hut met hen deelen. Wij zullen er meer bouwen en een Platonifche Republiek oprichten.' — Daar fchiet mij iets in de gedachten. Ik wil Gnatonidss voor de pootten van Athenen brengen : en de nieuwsgierige meniste toeroepen, dstikdien booswicht, met mijn eigen hinden, gewurgd engeanatomU zeerd h,b. Hij heeft zekerlijk, buiten mij ook vijanden gehad, die denkelijk even flecht waren. Dit zal mij bij dezen in achting brengen : want zij zullen zekerlijk denken, dat ik hem verraderlijk om hals gebracht heb. Dan zal ik ora ecnampt, naar mijne keaae, vragen: Dit zal mij niet geweigerdworden; — en—. dan — is mijne keus bepaald: — ik zal fcherprechter van Athenen worden. —- Dit is befloten! IHtj vat het geraamte hij de ruggengraat, en wandelt er mtde van het Toneel.']  JANUS I787. ~ SUUM C U I U E. N°. 134. Maandag den 23 O tl ober. Brit/van dm spectatoriaalew rkizigeii. se s ti janus! N v»n 'ang.peinze.n' en"a. bIi herhaalde reizen, mijne geheele verzamelin* van, op mijne reize, heengebrachte ondervinding over hoop gehaald en wede? de verdeeldheden en twisten, waarin zij zich hoe langer hoe meer verwart te der ZlXZt^" ~ JV ,VriCDd! - einde"Jk beb ik dien fteea .fn »i wm™ „,ïf 1 ~ ï Zal er nu m3ar °P aan komen' of onze Patimt het Gif Jt er net™.'" F '"eZ°Udt eU misfchieD D°S al veel kunneD ^en III Dec S Wne °f aodere Metieheid bij kunnen brengen, om het .' * Hb fma-  ( *3<5 ) fmakelijk te maken, M'ar, probatum is het, daar fla ik u voor in. — Al mijne zwaarhoofdigheid is zoo glad over, als of zij weggeveegd was. Daar hebt gij u nu zederd bijna drie jaaren. 's weeklijks het hoofd gebro» ken, om de harrewarrende partijen tor. reden te brengen, door,hendan van die zijde, en dan weder van eene andere, het fchadelijke en belachelijke van hun gedrag onder het oog te brengen; dan hadt gij dit, dan dat er op uitgedacht, om hen te zusfen en tot bedaaren te brengen. — Ja wel! fut! het eene hielp zoo veel als het andere! Ja, 'twas misfchien zomtijds nog wel olie in 't vuur: want veele hielden u niet eens voor kouster, en befteropelden u met den naam van een' bedekten oranjenklant of Ariftocraat, die hen, uit puure nijdigheid, en om u te wreeken, hunne malligheden onder den, reus wreef, om er u vrolijk meê te maken : en bij deze althans, werkte gij met uw' dubbelen kop, zoo veel uit, als twee, die niets en brengend zij wierden er koppig tegen aan. — Dan nu — zal ik u in ftaat ftellen. om fpijkers met koppen te flaan» en, in eens, al uw fchade in te haaien. — Niemand anders dan gij, wil ik dit Arcanum gntiphlogijïkum mede deelen. Evenwel ik moet er de eer van hebben, en gij moet het op mijn' naam in de waereld zenden: want om er u maar zoo klakkeloos, mede te laaten omfpringen, als of het een koekjen van uw eigen deegwas* daar is het te fraai voor. Ik wenschte, dat gij mij gezien hadt, op het oogenblik, dat mij die heerlijke vond in de gedachten fchoot. — Ik vloog van mijn' ftoel, fprong wel drie voeten-hoog van den grond; en riep met eene blijdfehap, waarvan gij u geen denkbeeld vormen kunt, zonder die zelf te ondervinden : — „Ik heb het! Ik heb „ hetl" — Mij^c vrouw en kinderen, die ftil aan hun werk zaten, fchrlkten er van en meenden, dat ik een overval kreeg, en waarlijk, geen wonder! — want, verbeeld u, dat ik, ten minften wel twee uur, aan een ftuk, met de grootfte ingefpannenheid van de waereld, ftil gezeten had, niets anders doende, dan mijn voorhoofd te krabben, mijn kin te wrijven, en mijn pen aan flukken te kaauwen, van tijd tot tijd iets op het papier brengende en dan weder uitfchrappende, als of ik in requifitls gefteld was, om een plan van Conjlitutie te vervaardigen, dat elk naar zijn'zin zou moeten zijn; — en breng u dan voor den geest, dat ik eensklaps, uit die mijmerende houding, als eene bezetene, opvlieg, bijna gillende, van vergenoegdheid, over den inval, waaraan niets minder dan het behoud van mijn land (van de binnenfte zijde, dat is — de voering! ) varbonden was. —— Dit moest natuurlijk, aan al de geene, welke bij zulk een fchouW-j fpel tegenwoordig waien, de fterkfte Jtnjath verwekken. „ Ik dacht het wel (riep mijne vrouw) dat het u vroeg of laat nog eens f* «nee  C 237 ) het verftand zou flaan?" - „ ik heb het a't?;d wel gezeJd f voeède mÉtm ,, Gij zult zien (zeide zij) dat vaderweêr een lelijke klap in zijne b-urs krii „ gen zal; want ,k heb het al meer opgemerkt, dat zijn «itgel ?ene vroïnk" „ heid, een voorteeken van het ten of ander bankroet is — NnVnniLI 2 J ., hij met drift ons vernaaien , dat alles gewonnen w«; en wij hebbcn va? ÏS? „ ren gezien , dat op dat zelfde oogei.blik de geheele zaak bedervewal " Nu' „ zegt hij weer, ,k heb het; en daarom geloof ik juist, dat hij hel weêr m.W, „ den zal hebben en het kwijt zal zijn: En dan hebben wij den fcbrik^ toiT- Ondertusfchen, mijn vriend! wil ik u zelv' laaten oordeelen af a... • u >mg, niet al!es furp^en, wat bij mogelijkheid, op h« en verzoening, 'twelk toch ook uw fneelDon ia k3n ,, ,7.1 v.; n gl"g Worden Ea daarom fchroom Ik^lV"' irr^^uïSï B^SSS wordt :^G^lS kWl^V^ den tegenwoordigen tijd, bijzonder 2 h£^^ geml aa„bÜ I„T'^Z,en);,, hij een middel aan de hand geeft, dat in wefi gebrïK f* aan de grondbeginzelen, welke thans gangbaar zijn feente hinder - 1, t ^der het allerminfte krapjen of kwetfuurtjen toe te brengenen zondert een ■"" breuk op te maken. - De oppermacht van het volk, de één en LL^ f! "* heid, de gelijkheid, de rechten van den mensch, en / boven alles 7d?r vl n de broederfebap - kunnen er zoo zuiver en oWcbondfr11™ ( / ge!) behouden, als in het beste Nonnenklooster,^utiÜS EoK™£,^ ; omdat ^iet van, omdat ik in dit gevfl. aaSn i^^u tciTXlcVaJ^^ dat de beste wijn (bij voorbeeld) zich zelve toch niet aanpr ,ze„ kan' ». ^ S;;e^gfnn.mi!lbeh0Êf * Btót 16 2££8en' 0m °* Ö d" opzichT;Sbij0u te ,e^-:^eS Hh 3 he.  bevattelijk, dat Jk mij niet begrijpen kan, hoe het mogelijk heeft kunnen zijai dat het ons niet eerder in de gedachten gdkomeh is, —— Eerst moeten wij zien, waar bet kwaad fchuilt, eer wij, met eenige vrucht het geneesmiddel kunnen beöordeelen. —Ik ftel vast dat wij het eerfte hier in vinden moeten. ——— Het volk wordt niet goed gereprefenteerd. Het is, telkens als het eene daad,' uit zijn oppermacht voortvloeiende , zal verrichten , verdeeld in dijlriBen en grondvergaderingen, zonder eenige bepalingen. Deze befehikking heeft iets onnatuurlijks in zich: want het volk, zoo als het thans beftaat, is eigenlijk, uit zijn' aart, verdeeld in pa/tijen, dis d.or de geheele Republiek verfpreid zijn. Die gezamentlijke partijen maken het volk uit. Dat is wel zeer ongelukkig; maar het is ondertusfchen niet anders. Door derhalve dit vermengde volk ia even vermengde grondvergaderingen op te roepen, grijpt men juist het middel in de hand om de onderlinge haat nog grooter te maken niet alleen, maar men veroorzaakt, dat de meesten t'huisblijven, om die haatlijkheden te vermijden. Op deze gebrekkige wijzs geilrganifeerd, kiest het volk, of liever het gedeelte, dat opkomt, en doorgaans zeer klein is, in vergelijking van het geheelzijn Vertegenwoordigers, of brengt, over het een of ander problematiek punt, zijn ftem uit. Dit kan de volkftem dikwils niet zijn. — Zoo als, onder anderen , wanneer de eene of andere partij in die gemêleerde volksvergaderingen zich een zeker overwicht heeft weten te bezorgen, en daardoor, even als eene heer» fchehde faiïie, optreedt; fchrik en bevreesdheid onder de disfenters verfpreidt, hen dwingt om t'huis te blijven of van hunne gevoelens te zijn, en duizend andere kunstjens in 't werk ftelt, om den boventoon te zingen; — dat moet dé verwarring onder die verfchillende feSe, die ieder op hun beurt eok toch wel eens van wal willen fteken, noodwendig hoe langer hoe grooter doen worden. De meesten worden dan ook niet vertegenwoordigd: vooral niet wanneer er twee of meer van die feiten zich verëenigd hebben, om alle de anderen, die riiet verësnigd zijn, te dwarsboomen. — Zoo lang er nu, onder het volk, een be* voorrechte feBe in 'tpolitieke beftaat, is er geen hoop te voeden , dat de partijfchappen verminderen zullen, omdat alle de overige, hoewel getollereerd wordende , altijd woelen zullen, om ook eens de heerfchende te zijn, ten minften, om gelijk met de anderen te ftaan. En waarlijk, nu men het zoo verr' gebracht heeft, dat er in het godsdienftige geen bevoorrechte of heerfchende religiën mtet gevonden worden, wordt het toch en eindelijk ook eens tijd, om die zelfde gelijkheid os der de politieke epiniin, die uit hoofde van de Oppermacht van 'c Volk althans vrij behooren te zijn, te brengen. —- Hier  C 239 ) Hier op naarder kende * kreeg ik eindelijk dezen gelukkigen inval , orf»— evenwel op eene één en onverdeelbaare wijs, de ondeifeheiden partijJn in bet wetgevend lichaam, in evenredigheid van hunne uitgebreid- en talrijf.heid te doen reprefenteeren, en dat wel, op deze (naar het mij voorkomt) zeer gevoeglijke manier. — Er zou, buiten de reeds gedaane volkstelling, nog eene telling van d« onderfcheiden politieke feüen — welke ik, grosfo mdo, op een groote dertig bereken — benevens de afzonderlijde individu's in ieder derzelve moeten gefchiedèn. Ieder zou, bij dezelve, verplicht moeten worden, zich voor de een of andere partij, als aanhanger te moeten verklaaren; en om die geene welke niet gaarne voor zoo iets uitkomen, te gemoet te komen, behoorde men er ten overvloede nog een andsre bij te voegen : deze partij, zou men de Anonyme kunnen noemen. Dit bewerkftdligd zijnde;zou men htt getal der Diftriteen kunrci laaten, zoo als het nu is, onder deze voorwaarde, dat dezelve onder de onderfcheiden partijen, naar hunne bevolktheid. wierden verdeeld; bijvoorbeeld 20 DifiriÜen voor partij A. 15 voor partij .B. £0 voor partij C. en zoo vervolgers, en zulks met expresfelijk verbod en op eene groote boete ten behoeve van' het land te verbeuren, voor die geene, welke zich in een ander Dijlritl, dan waar toe hij zou behooren, zon vervoegen, en met vrijlaüng echter aan een ieder om zoo dikwils van partij te veranderen, als hij zulks in gemoede,zou vermèenen te behooren; miss, in zulk een geval, zich adresserende bij den Secretarie of een ander gequaliftceerd perfoon van een der DiflriUen, tot de nieuw.icgs door hem gekozen partij of feüe bshoorende. De nuttigheid en het voordeel, welke men uit zulk eene befchikking van zaaken , onwederfprekelijk te wachten zoude hebben, zou onbereekenbaar zijn. i°. De Volksvertegenwoordigirsg zou oneindig eigenaartiger zijn : want elke partij zou zich in evenredigheid van zijne grootte of talrijkheid gerepnfenteerd Zien, en het reprefei.teerende lichaam, zou niet in nasm; maar in de daad het zelfde voorkomen in 't klein, als het gerepresenteerde in het ckoot bezitten, en wel zoo, als of het, uit zijn'grooten omvang, met een' tekeeaap , ia het miniatuur getrouwelijk overgebracht was. 2°. Men zou in de Volksverzamelingen, waarin niet adders, dan menfchen van één couleur, ja zelfs van eenen dezelfde nuance, bij elkander zouden komen veel eensgezinder, en dus vriendelijker en familiaar er bij een komer. 3°. Het onophoudelijk twisten, vooral bij'het" ftemmen , over het een of ander problematiek punt, waar over men de Volfcsftem zou willen raadplee?,en, zou ten uiterften verminderen, zoo al niet geheel en al voorgekomen worden." 40. De fcheuringen in de orderfcheidene Jeüen , zouden zelden of nooit plaats yinden , omdat ieder er meer onmiddelijk belang b:j hebben znu, om zich bij elkander te houden, om dasr door zijne blijkbaare verzwakking voor.' te koraeD, en uit een zekere ambitie, om zich niet voor het oo$ vaa anderen, Hh 3 bè:  C 240 ) belacheltik te gedragen. Elk zou er meer op bedacht zijn, om in orde, ge»' regeldheid — maar voorl eensgezindheid, de anderen den loef af te itJkén. 50. De ahoo geörganifeerde partijë 1 zelve, zouden veel broederlijker met den anderen omgaan, dan nu zij daar zoo, zonder orde of fdtnenhaog, op de op. pervlakte der Republiek , rondzwalken, als hooze fchapsn, die geen' Herder hebben, en onder de menigte verwarde geluiden van zoo veel huurlingen, die zij naauwlijks bij naamen kennen , niet weten welker ftemmen zij gehoorzaamen zullen. — Even als de onderfcheiden religiën, welke in een verdraagzaam land, geduld en zelfs befchermd worden, zich door den tijden gewoonte onderling verdragen, ja zelfs — als het zoo eens uitkomt, met elkander in de kerk gaan, zou men onder de politieke geloofsbelijders het zelfde zien gebeuren; en veel hartelijker en met minder huiverigheid: omdat men toch nimmer aan die flaatsbegrippen de zaligheid of verdoemenis verbinden zal, en de ketterhaat, naa een' zeer korten tijd, door gebrek aan dat haar eigenaartig voedzel, geheel zou moeten fterven, waar uit het 6°. eerlang tc voorzien zou zijn, dat de partijen — het belachelijke van hun afzonderlijk bijeenkomen inziende, als dienende volftrekt tot niets anders, dan tot eene onderfcbeiding van iets, dat niet meer verfchillende zou genoemd kunnen worden; — de volftrekte Catholiciteh(hierdoorverftaa ik algemeene verëeniging) onder hen inriepen: — om dat de radicaals genezing der kwaal het middel ia 't vervolg overtollig zoude maken; 't welk te bereiken, mijn oognurk was. — Oordeel nu zelve; of ik ook reden moet gehad hebben, bij dezen (ik durf het zeggen) oorfpronkelijken en gelukkigen inval, in de verrukking van een' enihuftast te geraken? Kunnen nu al Ie uwe fpeculatiên, uwe Cosmopolitijche hulpmiddelen, uwe voorgeftelde Capitulatie'n aan de verfcbillende Seften, het oprichten Van uw verëeniging en verzoeniags Committè', — met een woord 1 — alles, wat gij er tot nog toe op uitgedacht hebt — zonder verwaandheid gefproken — iets haaien bij dit eenvoudig, bevattelijk en aannemelijk Arcanum Politicum? — Niemand — bij mag denken, zoo als hij wil, zoo dikwils van begrippen veranderen , als maar immer mogelijk is — kan er eenige misnoegdheid ever betooten, of zich beklagen: want de boogstmogelijke gelijkheid, die er bij alle daze partijdige ongelijkheden, in het oog te houden is, is er zorgvuldig in waargenomen, ' De eenigfte zwarigheid, zou — indien men zou willen chicaneeren en hairfcloven, — deze zijn. — De voornaame en, bij uitftek zoo genoemde, onderliggendg partij, zal hij dit middel (zou men misfchien kunnen aanmerken) te veel invloed krijgen. Misfchien (en er zijn zelfs Volksvertegenwoordigers, die in dit begrip geftaan hebben) misfchien maken deze wel de meerderheid bo<  C 241 ) bo /eB da anderen uit; en dan zou zulks opsnbaar worden. En waar zou on* «tic met wel heen kunnen brengen. —• Doch niets laat zich makkelijker oplosten, dan deze tegenbedeakine- want het is niet meer dan eene bedenking. — Voor eerst, fla ik zeer weinig'geloof aan die meerderheid, en dus zou er, naar mijn inzien, juist uit moeten blijken dat die paitij, in vergelijking van alle de overige, de minderheid was Ten twede, die groote partij, welke men dikwils maar onder één benaming — namelijk die, van de aanhangers der onde Conjlitutie begrijpt; is in zich zelve niet minder, dan de bovenliggende verdeeld. Door haar werkeloos en in de onderdrukking, te houden, blijft zij verêenigd — en in die vergeniging alléén fchuilt het grootfte gevaar. Dit is dus alwéér een argument, ia het voordeelvan mijn geneesmiddel. —- Eene onderdrukte JeQe is altijd gevaarlijk maar houdt op fchadelijk te zijn wanneer gij hen, gelijk in dit plan, in haare Natuurlijke onderdeelingen verdeeld. — Enfin! — Ik geef het geheele ftuk, zoo als het mij in het hoofd gewaaid is ter beöordeeling van uw Committé over, om er zoo veel reguard op te flaan' als het zal vermeenen te behooren, en verzoek dat gij het in uw Weekblad plaatst, om het aan de Natie bekend te maken. —- En daar mede wenscht u en ieder' — rechte vrijheid, verrtaanbaare ontrr*. HEiB en algemeene broederschap, gezuiverd van alle hatelijke uitzonderingen, willekeurige bepalingen en tegen/hijdige uitlegging Uw' Vriend en broeder DE SPECTATORIAALS IJSIZIGEK. ANTWOORD. Ik moet bekennen, dat uw inval zoo oorfpronkelijk, als zonderling ii • Uw remedie ademt zekerlijk geen dagelijkfche geneeskunde, maar zij zal niet ingeno. men werden, om dat de lijder, als reeds met de watervrees behebt zijnde tot het gebruik van decoSa niet meer overgaan kan. Het eenigfte dat hem o'ver. blijft is het pillen flikken. 6 vef Echter zal het de Natie kennelijk gemaakt, en in handen van 't bedoelde .ftmmtfte, ter extminatie, gefteld worden. Uwen wensch recipmeerende, noem JANUS.  C 24a ) uitbobzeming Van janu8. Dit alles Is dan wa3r geworden, en janos beef>het niet verkeerd Ingezien! — Maar, hét inzien van janus is en kan alleen overtuigende voor hem zijn : dit is het alles: want op de keeper befchouwd, bewijst het niets. Zoo is het met de voorfpsllingen van de Trojaanfrhe Cassandra en zoo veel anderen (waar onder ik de Waterbskijkers en Aftrologisten nog niet eens reeken ) ook gegaao. Zij voorzeiden; maar wierden nooit gelooft; en waarom niet? — Omdat zij een wi z-j van b;reekenen hadden, die anderen niet verftonden! — Gefteld nu, men vroeg aan janus of Cassandra: „ Waarom voorfpelt gij dit ot d-at? " en i') antwoordden. „ Om deze of geene reden ! " en die reden was onveiftdïnbaar; — dan zou het even zijn, als of zij niets gezegd hadden; en men zou hen nog, op den koop to», voor mal verklaaren, zoo het daar bij bleef. — I»' . . Bij voorbeeld! — janus! hee^ iéts gezegd, voor Pater en Mater in zijn 118 No. pag. 110. Dat men den mm niet geloofc heeft^ blijkt duidelijk. — Nu zal men vragen, waarom heeftlds man dat zoo'inge'-jen? Zeer goed gevraagd.' — Ik antwoord: zie hier dè duidelijke bereekenirig. LatdaV, 14 ,wu 31 wj . , 'ÜrlW'' »**"'''•• v?-'V. "^"'"P"'®" ■ ''■?>» HAfPA SS pa + pa + h = h -j- ap -f- J1P SS PH + AAP S= appah S= liAPPA» Ergo! — is happa? — gelijk happa! — „ Maar dit begrijpen wij niet, janus! Dat is mijn fchuld nietl maar 't is jammer! — Deze "Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te ütrgeit bij de Wed. Terveen en Zoon;. 's Hoge van Cleef en Leeuweftyn; Legden Honkoop en Onnekink; Amflerdam Holtrop, J. W. Smit, ten Brink, Kuyper en van Vliet; Haarlem Beets .en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d. Dries, en Folsi Alkmaar Hand, en verder ic dè'ovsrige Provinciën, a twee Stuiver»,  JANUS VERREZEN, «797. - SüUM CUIQÜ& Na. 135. Maandag den 30 O&oiet. LBERICHTEN uit uiLunELAKD, in de nabijheid van de Heerlijkheid KiLVBïrsïitn^ op het einde jan Prtvifiemaand. - Men begint hoe langer hoe meer tJ twi^elL* 2 de .£chtheid vanhet ^rbaal, betrekkelijk de opkomst en bToei vmïï liS razer inwoon.nge. Men gelooft er niet meer aan, wanneer onzeoude ™„ dagen ons, met een uitgefirekten en zedig aangezicht "vertellen £ lL Voorouders, ta, met zeer veel moeite e„ gevaar^ den rifst L'-k' ^ gekropen te hebben, de gebraaden varkens^Z'n 1 sin cZrnf"^  ( 244 y en gemelijk temaken, omdat dis zaaken, niet meer, zóó nis te voren plaata grijpen. -— Evenwel hebben wij geen gebrek san varkens; maar zij zijn raauw. ongebralen en zeer raager, en loopen , tot ors groot hartzeer, zoo bedroefd door het koorn , dat bet zonde en fcoande is. De maaiers toonen zich, ten uiterften, gebelgd over deze wanvoegTijkneid : danhtt be.pt er niets aan; er loopen te veel redenen te famen om deze onhebbelijke dieren, de volle vrijheid in dit grasduinen niet te beletten. Ondertusfchen is het zeer onftaatkundig hierin niet te voorzien: dewijl de LuiIeKkerlandsrs., nut gewoon zijnde krom te leggen, door dit g>ftad;g bederven en verwoesten van hunnen oogst, zich van één hunner grootfte liefhebberiiSn. beitaande m het inzamelen en biiéénhoopen', beroofd zien. Evenwel zoo brood nodig, ais zij er wel eens over fcbreeuwen, hebben zij het nog niet: want over het algemeen, kunnen zij nog wel wat op hun vet teeren, zoo het maar niet te lang duurt: want dan zouden zij groot gevaar loopen, om met hunne magere varkens gelijk te ftaan; en dit vooruitzicht is de kwaade dag, daar ieder met zoo veel reden, voor beducht is: want dan is ltjilexkebland niets meer dan eene fchraale weide, welke naauwlijks de moeite meer verdienen zou, dat men er de handen aan hield. — Een zekere Wijze van dit land, die zijn landaart zeer wel kende, zeide reeds voor lang:— „Beneemt aan deLuilekkerlanders ,, den moed , en lust om fpaarzaam en gierig te zijn; dan zult gij hen van lui„ heid zien vergaan, of in wanhoop heenloopen: want de lust om inteöoglten „ en te verzamelen, maakt hen alleen vlijtig en werkzaam!" 't Is daarom, aan den..eenen kant, te hopen, dat de Beftierers van rBT£Tkxe eland de kracht van die waarheid eindelijk eens zullen beginnen te gevoe. len en er hun reekening op te maken, eer het te laat is: vooral, dat zij beginnen te begrijpen, dat het hun plicht is , = zich naar den aart van het volk, in hunne wetgeving en directie te fchikken; en dat het hun zeer kwalijk ftaan moet , wanneer zij met hunne daaden aantoonen, dat zij er voornamelijk op werken, om hunne natie naar hunne begrippen en caprices te vormen, of op de leest van anderen, daar zij hemelsbreedta mede veifcbillen, te fpannen. — Zoo iets kan een lange reeks van jaaren, door eene langzaame verandering van begrippen enr zeden, te weeg brengen, maar geen decreeten. Maar ook even zeer is het te wenfehen, dat de Luilekkerlanders, op het be. grip zullen vallen, om in tijds bedacht te zijn , dat eene al te hoofdige gehechtheid aan hunne vooroordeelen, welke misfchien, in vroegere tijden, nuttig en', heilzaam geweest zijn, hunnen gewisfen ondergang naar zich flepsn kan, wanneer de omftandigheden het vorderen, dat zij fommige derselven afleggen, of ten minften , er zoo veel afwijken, als de eebiedende nood zulk raadzaam mogt gemaakt hebben. —■ Deze wederkeerige toegevenheid van wederszijden , zou van een zeer goed gevolg kunnen zijn, en de ongelukkige hoop te leur ftellen van die flechthoofden f, want daaraan heeft l uile kkseland, bij alle zijne fchaarschheid, nog geen  C 2.45 ) tot verderf, eenige I^S.p ««S'^1 ™"»d«". Bn'°P den "nd *« Dit is eene gevaarlijke calculatie! . zekerheid te zeg-eo. Maar her f, nï« r ■ ™ komt' ls met S^ne voile hoofdigheid tJiï J^zt^,™™^ h6t • in hun"« zij willen; hetzij met of zóndef «ond C^"" .genomen ) denken zoo fcunnen, blijven zij echter mh»S ~ *neet *" hunn' zin niet krfigen ophunpooeu, enbil be^e7bitondPr7Tn 3'S bUnna maëere noodzaaWhèid.een du;^ fbUl'teD de a,l^grootlte Zij zouden hemel en aarde bew«« om ^ of opvattingen aftegaan. maar iets helpen kon; en heiS v™nne P3ml *M te houden, als het op een daivelsdo.djen (dit s een van huLX l ? *? g?°tfte ge'aa' > heE er maar een gat in zien en met eenigen {ZiftTT*00} U W^' a!s zi' voornemens gelukken zullen. - Nu| ,lel ï ^ tUnnen> dat hu™« de blankfte billen heeft I En dat zSenzil ZJ T ^egge° Z,'j da^ wie beenen in de lucht i g= 1 n°ë' al vaI,en Z,J acb^ over met de ve?toterhS sfbés;%„pn'r0rs,teïre,ke zfi uitrcbri;ven-* -«w- „ fte middel, om dit ongilukL/zwaT InT56"' ~ " W*lU h hct ^hik' i, tegen te gaan, en h en\eo\enult' da* * V A * DS 0 « E Eaiie „ hunner zwarte of blanke billen zfctof -erT'J " tC'keDS bloot Je^" i, fluitirg maken voor hunne Sb^™»™"?,** van Wt* en uir. „ de Beftuurers ten klaarften zo» ° w dl eVWïloede JM „ H welk er in gelegen is - om all t ™ "«Betoond, het ftaatkundige, l king konde hX^, St ^^V^^^Tti wat u.aar eeniëe ftffi jo Deelhandeling van dit «^Z^^t^Z^ ^ "ren, vinden wij nu £ §£Sffl?. t^^^StSSt . ge- SSiS^^tS^^ °» vorig bericht,' WS berichte, i. %lt hct 4^",%^ ST^ÏLZW^V^ tW,jffe!en ««•»»« > "f «bouw, dat als een toverkasteel uit den grond rijzen, en , eer men er aan deiken kan zich voor onze ocgen vertoonen moet. — Onze aartsvijanden z.jn het nu óok volkomen met ons eens, hoe lelijk zij ons dan ook van ter z.jde aanzien, dat hunne zaaken op een' flegteo voet ftaan, en dat ma3<' recelen in het werk gefteld zullen moeten worden, zullen zij het lel.jk hoekien 't welk zij, zoo goed als wij, in 't vizier hebben te boven te zeilen. —Hier in alleen verfchillen wij, dat zij, namelijk - het grootfte gevaar voor den tijd der inftorting van den toren dagteekenenj terwijl wij in tegendeel voor vast ftellen. dat hun grootfte gevaar daar eerst mede bfgonnen is. — Wij meenetten onvaste gronden — dat zij, als onbezonnenen , tegen hunne fch.m gevochten hebben, en, denkende hunne baan fchoon te maken, ons juist «de hand ge, werkt hebben; waar voor wij hun zekerlijk geen kleinen dank fcbuldig zijn. Met éen woord 1 wij zijn dan zoo uitermaate in onzen fchik , dat er naauwiijk houden aan is. Wij kunnen onze binnenpretjena naauwlijks intou. den, en loopen geen weinigjen gevaar, om van loutere blijdfehap en dartelheid, in de groote kaars, die men a dujein nog niet uitgefnooten heeft, bij geheele hoopen, als onbezuisde muggen, te vliegen; en ons ongeduld is veel te groot om het gunftig oogenblik, dat wij zeer r.aaibij reekenen te zijn, met bedaard, heid aftewachten. . . .... Dagelijks zien wij de Courier uit r- r o t t e l k i n c h e n , met de echte tijding te eemoef want ons lot is tegenwoordig zoodanig aan dat der Bruttelhrchcrs verknocht, dat wij (dit lijdt geen twijffeü) mat hen ftaan of vallen moeten. Hoe wonderlijk kunnen de zaaken toch loopen? — De tijd geheugt ons nog «er wel dat wij van dat volk naauwlijks wilden hooren fpreken; en nu zijn wij de beste vrienden van de waereld. Doch de nood maakt vrienden, en een broeder wordt in benaauwdheid geboren. _ stuivenber gen , d-n 14. Oüobtr. Zoo bet.nu nog geen tijd is, om met de groote bijl er in te hakken dat de fpaanders er van alle kanten afvliegen, als vonken van een' vuurfteen, dan zal hij zeker nooit komen; dan moeten w.| nns de handen en voeten maar goedfehiks laaten binden, en in onze klederen*, als saorach, meseg en abednego laaten winden , om ons in den vuunpen oven te laaten werpen: want nimmer zullen wij.het gouden beeld, dat men ons bii verraad zoekt optedringen , aanbidden. — Wij willen nu weten, wat er van de zaak is, al zcu de onderfte fteen boven ftaan. Er is nog niets gedaan, zoo lang men ook, bij o:s, den boêl niet uit de hoeken gehaald heeft. Noathans ftaat de kans fchoon genoeg, als wij het raaar zoo verr krijgen kun. nen, dat onze partij - ,. hei!" begint te roepen, eer hij over den berg is en het êer en Propos, draad, als zij zich verbeeldt dat b, W £L ™ ee" fchaar biJ> om den nu, met-geweld deze drie noodlottL aTbeiX g * af te kïJppen- ~ Om ftaat, te willen Hooren, zou de dwS0 daad £ ^" W6rk' dat B00,t onderftaan, brandt voor aeker zlfn hand» Trt Z'ljn » di« dat wil overleggen. - Men begint met het werk ^ ' m°Ct men °P deze wijze tijd in gereedheid zijn moet, te befcbo„wï„ a]s™Z™0™» werk, dat op zjn re nandigbeid en onvermoeidheidïn ! ' **en verwondert zich over haaover de zaak zelf uit te lanen ) en merltaaï daf § *® peverj; in welk geval — mits den, eed van geheimhouding afleggende, hem de voorfs fomme voor de ejne hefót terftond — en voor de andere helft, al» de oorzaak- haare volkomen uitwerking zal gedaan hebben — zil uitgekeerd wordjn. Ieder begrijpt ligtelijk, dat hij dus maar op vijftig handftoppers reeKenen moet: dewijl de tijd van het vervallen des tweeden termijns, nog zeer onzeker en wisfelvallig is: — en misfchien niet eer dan te St. Cas invallen NB. NB Iemand de vereischte bekwaamheden, en tevens lust genoeg heb-" ó NB. bende, om tegen het gewoone loon der braven — last en ondank namelijk — als gouverneur en leermeester , het opzicht te hebben, over een' jong Heer, van middelmatige en , in veele opzichten , bekrompen talenten; maar vol caprices, vol ongelovigheid en ligtgelovigheld, geduldig Aen ligt geraakt, die alles bij de hand neemt, niets uitwerkt, van dsn vroegen morgen, tot de laaten avond, niets doende dan talmen en janken, zelfs niet wetende' wat hij hebben wil, en desperaat is, omdat hij niet weet waar hij het zoeken zal; — adresfiere zich , nog in tijds, zoo het al niet te laat is, ten Comptoire van den overledenen Heeren ho o k em o ok , in babel. Nota! Hij behoort vooral van goede adresfen voorzien, pi in de kunst, om de dingen te nemen, zoo als zij zijn, ervaren te zijn' - O: brie?si franco en onder een blaauw couvert'. —  JANUS VERREZEN. 1787. - 1797' - S U U M C U I Q IJ E. N°. 136. Maandag den 6 November. Dis ten halven keert, dwaalt niet. JAK IS ALLE Ultf. XJit behoort ook tot de ntttSte der leugenachtige fpreekwoorden! Want «» kan; zoo wel .n het terugg' keeren, als in het vooruit wandelen , dwaaien • v?£ l'""!*" T' iD "aarvo,SinS de Wijzen uit het Oo ten, langs anderen weg weder mar buis gaat— Maar, al liep men ook, regt tóe ref aan SLT ff VoetftaPPen «»» ^ nog niet, waarom men niet "i kunnen afdwaalen. - Het zou misfchien eeBe wenfchelijke zaak zijn, wann,« «, van sLands wegen, een Committi van onderzoek wierd aangefteld om da ST^"' in de.daSeliikfche cenverfatie voorkomende en Kaaraltediï 11 dis  C 252 ) dig zijn, een» naauwkeurig raar te gaan, en het gebruik van alle de zulke , die. vaisch en bezijden de waarheid zijn, op hoog gezag, bij Publiiatie of Notifi:atie, voor nul en van onwaarde te doen verklaaren. Niets is fcbadelijker, dan die foort van machtfpreuken, waaraan de gewoonte en het dagelijksch gebruik, zulk een' graad van vermeende onfeilbaarheid gehecht heeft, dat het—vooral onder eene zekere foort van menfchen, voor welken het zelfsdenken, de Jastigfte arbeid is, >— genoeg is, dezelve in 't midden te brengen, om bij ben alle tegenfprsak of verdere nagedachten Wiskundig te doen ophouden! — Evenwel, om cr dit redenftillend efett van te hebben, moet men eenige Precautie gebruiken.-— Men moet, bij voorbeeld, zorgdragen, dat men zich van dezelve nooit bedient, dan in die oogenblikken, waarin men, met redenen, vermoeden kan, dat de geen, dien men er meê attacqueeren wil, in eene wankelmoedige bui is, en niet zeer vast in zijn fchoenen ftaat. Zoo kan men aan iemand, die zich, met de beste oogmerken, in eene zekere zaak ingelaaten heaft, op een tijdftip, dat.hij er de moeielijkheid en het verdriet, dat er aan vast is, van gevoalt — met een zeer goed gevolg zeggen; „ Die ten kal„ vin keert, dwaalt niet!" — Een' anderen Cestumier, die door zijn' buurman , op eene fchelmachtige wijs bedrogen is, kan men op een oogenblik , dat hij met een heilig wantrouwen tegen de Rechterlijke macht en de billijke uitfpraak van Themis bezield is, zoo dat hij begint te begrijpen, dat al te veel op zijn recht te willen ftjan, zijn tetaale ruïne naa zich flcpen kan, zeer van pas, in het oor luisteren: ,, 't Is beter een half ey dan een leêgen dop!"— ó Hoe dikwils hebben fchurkachtige buuren door de derde en vierde band, van deze macbtfpreuk gebruik gemaakt, om hunne eerlijke tegenpartijen van voor den moeielijken wenteltrap van den Teu.pel van Themis terugg' te roepen , om daardoor hunne Hecht verkregen voordeelen rustig te genieten! — ^^^^ Dan — die ten halven keert, dwaalt niet! — Ik word al redeneerende overJ tuigd, dat ik ongelijk heb, en dat de fpreekwoorden, zelfs de leugenachtigfle, in plaats van nadetlig en fchadelijk in de famenleving te zijn, in tegendeel" van een onbereekenbaar nut en voordeel zijn. Veele dwaashoofden, die voor reden geheel onvatbaar zijn, en bij wien men, met den Klopper van het gezond verftand, tot in der eeuwigheid, aan een'doovenmans deur zou kloppen, zonder ooit gehoor te verkrijgen, zijn bijzonder vatbaar en fijn van gehoor, voor den harmonieuftn klank van die fpreekwoorden, die, door eene lange inwooning, het burgerrecht in onze taal verkregen hebben. — Zonder dit behulp zou men zich bij deze lieden te barften fchreeuwen, en niets op htn te weeg brengen: want dat ding, waarmeê zij denken, is bij hen met zulk eene dikke korst begroeit, dat het bijna ongenaakbaar ia. — Alleen ziet men hier en daar een klein  C 253 ) klein openirgien , Juist gefchikt om de fcherpe punt van een fpreekwoord bia. ren te laaten. En dst dit geen praatjens zijn, zal de ondervinding ohs dagelijks letren, als «.ij ons de moeite maar geven willen, om van tijd tot tijd met deze ver (topte harsfv-nen om te gaan. — Ik zie dus wel, dat ik gisteren avond (maar bet was ook reeds laat en ik was nut een boozen kop thuisgekomen: -omdat ik iemand van mijne beste vrienden, met zulk eene macbtfpreuk, uit het veld' bad zien flaan, zoo dat hij de vlerken geheel liet hingen, en op zijn'neus keek, als of hij met een fchepenenkennis of kusting brief op zijn gezicht ge. flagen w.s; terwijl de ftoute machtfpreker, uit vrees dat het dispuut, naar de eerfte bedwelming, weder levendig gemaakt zou worden, zijn Jas aantrok en, al victorie kraaiende, de dtur uitflapte) — ik zie dus wel ( zeg ik) dat ik gisteren avond bij het kaarslicht gewerkt heb; waarom ik het ook ten plegtigften herroep, en bij deztn verklaar, dat het zoo niet gemeend was, en alleen in drift en zonder eenig kwaad opzet tegen de fpreekwoorden, of op zijn pas gebruikte maebtfpreuken, in overijling gezegd is. — Er is een zeker Despotismus, dat wij, zelfs zonder er om te denken, over onze medemenfehen — wier verftandelijke vermogens uit den aartof omftandigheden , wat al te zeer bepaald en beperkt zijn, om hen mat duchtige redeneeringea toe ftaan te brengen of pal te zetten — uitoeffenen t — Het misbruik is hier , even als in alle ardere gevallen , kwaad. Maar waarom zouden wij het gebruik wraakenT— Als het een noodzaakelijk kwaad is, met iedereen, naar zijne vatbaarheden en bekwaamheden om te gaan; waarom zouden wij dan ook niet eens in bet ruwe en kwastige hout de groote bijl mogen gebruiken, zoo dra wii befpeuren dat de kunstbijtel en fchaaf, niet alleen, niet te pas komen; maar er zelfs bot en zonder vrucht op gebruikt worden ? Dit zou waarlijk wel onee lukkig zijn 1 °c" De fpreekwoorden hebben gewoonlijk iets van dat Ieenfpreuklge en beeldfpra kige, waardoor de verbeeldingskracht gaande gemaakt wordt. Over 't algemeen" willen de menfchen gaarne zien, en niet alleen hooren, wat er gezegd wordt Als ik, mits niet ontijdig, zeg, „ het is beter een half ey, dan een Meen dop" daB zien de menfchen in hunne verbeelding, aan de eene zijde een leége eiërfchaal en aan de andere een gedeelte van een ey; en aanftonds is hunne keus bepaald; zonder nog lang hunne harsfenen er over te breken en te onderzoeken , of er ook nog mogelijkheid zoude kunnen zijn, om het geheele ev en de •fchaal beide te behouden. 1 Dit nu heeft eene groote nuttigheid. — De tijden kunnen er zoo donker en -verward uitzien, dat de fcherpzichtigfte onder den volke, er naar rond motten tasten , als de blinden naar den wand, en, op geen voeten of vademen naar beseekenen kunnen, waar het heen moet: De Landbeftierers, of Zij die het blin- li * dè  ( 254 ) de For>'u;n , aan het roer van den Staat, geftneten heeft, kunnen er nog-ellende per toe zitten; omdat men van dezen niet alleen wil weten hoe de vork in de fteel zit, maar ook nog van hen vordert dat zij overeenkomftig den ftaat der zaaken , daar zij weisig of niets van weten, zoodanige maatregelen zullen nemen', als het best bereekend en gefchikt zijn, om dat geene te bereiken, waar van zij niet dan een flaauw begrip hebben. — Men verftaat mij (hoop ik) wel! — *l Is zeker niet te veronderftellen, dat zij den critieken ftaat van het Land niet zouden kennen, noch geen begrip zouden hebben van het oogmerk, dat zij zekerlijk allen buteeren: te weten, — het heil van Volk en Land! — Maar de wetenfehap van die twee zaaken beeft zeer weinig te beduiden. Er behoort iets meer toe, om vast in ziïn fcboenen te kunnen ftaan. — En wat dan ? — Dit, mijne Vrienden! — Zij behooren duidelijk op het Staatkundig Orlogie van EuaorA, voor 't allerminst, van hunne naaste buuren te kunnen zien boe laat het is. En, niet allesn ( in de dagelijkfche en vague beteekenis dezer woorden) het welzijn van het Volk te beöogen ; maar , eer zij naar dit, met eeisige, zekerheid*, kunnen trachten, moeten zij weten wat in de omftandigheden, waar in zij zich, op ee» gegeven tijdftip, bevinden, het belang van het Volk eiscbt. En dit is allermoeilijkst in een' tijd, waarin het zoo donker is dat men geen hand voor zijn oogen zien kan. — 't Is zelfs eene malligheid om er veel orer te praaten, wanBeer men in de jongfte gebeurtenisfen van den dag, daar ons belang zoo nasuw aan verknocht is, etn vreemdeling is, en tot op dit oogenblik niet weet , hoe het er waarlijk mede gefchapen ftaat. — Ja, mijn Vrienden! dan wordt het tijd om zijn toevlucht tot zulke en foortgelijke fpreekwoorden te nemen, en ze in de Pnftyk te brengen. Dan mocr-men er op bedacht zijn, om liever een half ey, dan-een leègen dopte kiezen liever,ten haken, te keeren , dan te dwaalen. Ook het Franfche fpreekwoord „ mieux vaut un tien, que deux „ tu auras" begint dan ook al tot de orde van den dag te behooren. 't Is beter met den Uil te zitten, dan'met den Valk te vliegen, en meer anderen van dat allooi worden dan, Wij gebrek van brood, excellente korsjens van pasteijea. — lk kan er zomtijds mijn hart bij vasthouden, wanneer ik in het midden van dezen verwarden boêl, in plaats van Zaemanfchap. te zien gebruiken : alle zeilen zie bijzetten en alle ankers ligten, om-(als of men onbetwistbaar zeker wist, waar de reis- heen moest) in volle zee te ftsken. (*) ...(**)•..:...;: (*) Dit bcteekent zoo veel, sis;, nulli tacuitfe noest, meet e ffe locuttim. Hier kan men zeer gevoeglijk denkeu «au : r—i Abfeutem hdit , qni cum elrie ■  ( *-555 ) ^r. . (a) . . . . , • (b) En is het nogthans wel waarfchijnlijk, dat zoo veele op den duur beproefde en in het vuur gstoetfta « , da van tijd tot tijd, een' veel beteekenenden wenk geven; doch die op zich zelve' zoo lang gij daar, in uwen mallen iever, voort holt (ongelukkig voor u en zoo veele andere bedrogen flachtofFjrs) niets goeds verrichten kunnen! Gij haalt uw fchouders op, arms ziek»! — Ja! — ik weet het wel, dat gij het (.a) Tot de vrijheid va» de Drnkpers-,.bthoort dit, dat zij, zonder eenige uitzondering kruipen mag, waar zij niet gaan kan; en, iu zulk een geval vliegt haar de vrijheid van den' ken, die natuurlijker wijs veel onbepaalder i«, te gtmoet. Een denkend Lezer kan eeu fchrijvend Autbeur nachtig veel in de hand werken.'- (\b~) lioniTius zegt ergens: k • Malta renascentur, qv niet te min van de faculteit en het vermogen oï te kunnen 11'J' i" ' destitucerd zijn, en dat hunne vleugels heVto? niets ÏSfii *?denF' om eenige hekken of flooten over te fladdVv™ ,«rV • , *ouden ' dan bij voorbeeld) zoo hooe°in" d"lucht 0 ^IfT^Sh^ jJÜS? S^SttSat^rS v^gSaa^bS' 2°° ^ dan ook zeker van den anderen kant bcfcJ,oB?d.nïï^:^S ke»  c 253 3 komen , dat zij jujst nu, in de tegenwoordige gefteldheidhunner veëren, waar fa het kru,pen , veel eer dan het vliegen , een punt van auestie fcbijntte wezSn! PTot Z]r.\Vl 6 anderc,SeVall!n' 200 gelukkige» inval gekomen z fn mJ « ? Sa u3ü WelkC bedCTkiRg %P/M»t«i de vrijheid mosten nemen aan dezen Achtbren Raad te rememoreeren, dat de Inwooners van K „ i hoven, indien zij de gebeurtenisfen van vorig, tijden in hun vooïdeel mo meeneS6"' n«??teB"«"'anderen verricht hebben , dan wanneert \?gl nieene nood op zijn hoogfte geklonmen was; gelijk zij dan ook nu van ter fiiÏ!™?Cf • Z'J°erorden • dat ?'J *;c.h eerlang weder, indien de ui korns a n het vooruitzicht bek.itwoordt, in die zelfde pofitie zullen bevinden. ^WJ&AWe Z°,° ke"en Z1'? de 5Wte""> tot dezen Ach-bren Raad, met d t al erdnngendst en presfant.t verzoek , om , door alle zulke middelen als daar toe door dezen Raad het gefch.iktst geoordeeld zullen worden hen Sappig benevens alle en een iegelijk uit den volke van K^r^Ho' 7„Lhi Z J"6' diï hUn Verzosk zouden willen conformeren, ten aller- fpoedigften en zonder verder nodeloos diUy, in ftaat te ftellen, te apteerenL lo^ntTJ ^h0,0 b°°5 ? Z0° fnïI te vlieSe". *,s zi' zulk» bif alle voor" ïnn»« ^ eelegenhed*n ^uden mogen verkozen , en hen ^p/IlWt«, en de hunnen daar van te geven en te verleenen A&s, in Opttmd f,mZ 't Welk doende enz, ( Was geteekend) jAconus Gouwetor, alias Jaapten sta STIï.1 Quekjb de Brommer. Uit het Eenden gezelfchap. DO ns j e N KooBNPIK. Uit de Kippenverzameling. En eene menigte anderen. C-t Vervolg in 't volgend N°.) Hiïïr W°rden l1Ie Maand3geB vervolgd, en uitgegeven te ütreeh tïl ITm° z°„0n; ''Ha& van ^ « Leeuweftyn-Sj! pV V * rf™m Beets en Loos es; Aoïfert rijdtuis zaten een a menigte menfchen, de een mismoediger dan den ander; maar zi" zaten °er vast in. Het portier wai digt geflooten en niemand mogt er uit, zonder permisfie van do voerlui, die echter erkenden maar bedienden te zijn. Sommige wisten Jen gehetoi retort te doen opengaan en fprongen er ftilletjes uit. ld non omnibus ccntriit; praBica eft multiplex! De voerlui of menners doen niet als laechen over de ezels, maar zijn eenigfins bang voor de reizigers: wijl zü ze zoo met geweld naa eenegrondelooze diepte voortflsepen, zonder te denken dat zii er ook m zullen vallen. Het devies is: „ die voor lagchen xullen niet naa laeclL ? bet Is net als of er iemand m 't verfchiet ftaat om de hollende dieren bij'dra toom te vatten en te doen ophouden; doch dit is niet duidelijk maar flaauw «Tfchilderd. Het ia alles fraai van couleur in den ftnask van den belfchen Breugel. De Commisfie tot reegeling der Schooien, communiceerde, na dat van dit alles behoorlijke vifie was genomen , dat op een derzelve eene democratie was ontftaan en georganifieerd, waar bij de Meester het hagjen had ingefchooten; L •teerst Baatte hu nog al wat beweeging, maar konde zich niet maintineeren. Hij ze te allerlei bakkesfen en nep met eene ftem, die de fchoolborden aan den wand deed beeven: terwijl hij driemaal zijn palmhouten pruik van twaalf batterijen fchÏÏ de» (terque quaterqut cmcufijit Caefarien) vos ego . . , ,.' "Tt™ r Maar  C *<53 ) Maar zoo dra hadden hem den Ssuverein geworden rrnr.i!»,«, j den hals gezet, of hij riep (terwijl hij den adfrn ni, w" ^/fTOei B, voor 't overige alles flil en tot genoegen van de ir™. . r ?at! Het was De gard en p\k zijn verbrand" zij wilden de S,Kieteil?hoo^w, moed! billen , en de laatfte niet meer op hunne losgemaakte h^ni ?',Jop huJnne vriJe bamtrs lijst werd ook in 't licht gegeeven •5 df , t^™'' de peHur' uitgevoerd en daar voor waren geftraT^erden ii trZl kat'ekwaad badd™ fteld. De kleinfte jongens beftuurden dks? Er wasTe^ bazelnooten en kokinjens, (want allesdraaideZt 11 P 6 g- maalt,Jd ™» werd midden in 1 fchool gêzet met een prop e op denUifk o'm S° 06 lineaaI fchieten. F * p' öenKllJk om de papegaai te Onder dit omflachtig verhaal van gemelde CommhR, v ™„» en gedetailleerd was, viel de Vergadering in eï ïl Z"r ui,geb«id een kaars , die in de pijp brandt. S " diepen flaap en al, Uit naam van alle de Leden , en befloten hetzelve Het derdejaar der ' ^ ™ '/ HüS «««»*». T . (.Onderteekend,) empe ouwmg. demagogos, gezegd philodbjuos» neHTrErroz vzkvols dek iiisbkschri, vino ». "a,,t»« cosmopolxet, UriJtSI ff. ^ 183, en ro/gj. <• damf fugiunt, Fugnant virtute Leenes Et merfu canis, £j> caudce fit feorpiu, i£tu: Uncusfuque Itvlt pennit fte evoltt alts. r j OVIDIÜff, leder weert zich zoo goed hij kan. De  De Romeinen en Sabynen hebben zich met elkander verëenigd: maar nimmer zullen ds Hollallalaanen en Pcediamen tot één volk kunnen worden. Op zijn bast genomen. zullen de eerfte met de dertig- en veertigjaarigen vm 't Eiland der Kinderen, en dan nog'maar ter fluik en in cognito (om geen aanftoot bij de overige te verwekken) een verbond van vriendfehap kunnen anngaan; maar mee de menigte zal jer nooit iets diergelijks tot ftand kunnen gebracht worden. Het verfchil is te groot: en ik geloof zulfs, dat het van eenen gevaarlijken nafljep zou zijn, zoo iets te willen ondernemen. Het zou op een fpelletjen uitloopen ,• maar het zou een lelijk fpelletjen zijn. Ik kan er mij niet veel goeds van voorftellen, wanneer de Pmdidantn het eens in hun hoofd kregen, (en hoe ligtelijk zou dit kunnen gefchieden) om , in hunne fpeelziekte, ook eens HoUalalaant\en te fpelen. Van de vrouwen echter zou nog iets te maken zijn. Ik meen befpeurd~ te hebben, dat deze mijn Hoüalalaanen met vrij wat.onderfcheiding befchouwen en behandelen: en dit is niet te verwonderen: Want alle zijn zij fchoon en wel gemaakt. Hunne gebaarden en manieren hoewel niet gekunfteld en ongemaakt zijn natuurlijk bevallig. Hier uit dierhalve is iets te hoopen. Is het niet door de vrouwen dat de Romeinen en Sabynen een volk geworden zijn?— 't Is waar: maar dan maak ik mij zelf daar tegen weder deze bedenking :— „ Indien de vei ëening der twee volkeren—-of liever de vereeniging van een Volk met een Volkjen — op deze wijze tot ftand komt; zal j dan heteene niet door het andere bedorven en verbasterd worden? Wat voor" deel is er uit deze.vereeniging te wagten? — Van welk een' aart en gefteldheid zul" len de affta'mmelingcn der onderling vermengdeZMa/aiaane» en Paediüanen zijn?— *\ En hoe veel twist zal zoo eene vermenging niet te weeg kunnen brengen ?" — Het ongeval van mijn S:cretaris voorfpelt mij van dit laatfte niet veel goeds; en heeft mij geheel uit mijn humeur gebracht.. Doch ik moet aan mijne belofte, in 't veorige gedeelte gedaan, voldoen. Weet dan, mijn waarde lezer, dat mijn goede Secreraris reeds verfcheiden maaien, bij een' tienjaarigen Paediaan ten eeten gevraagd geweest zijnde, nimmer weigerig, maar altoos zonder ceremoniën van de gastvrijheid vandezen gebruik had gemaakt; eensdeels om de taal te leeren, maar voornamelijk om 't gezelfchap van de vrouw des huisgezins, welk eene fchoone reizigefWian* was. piiosp ho» rus (zoo was,dc naam van den tienjaarigen Paediaan) vermaakte zich bij uitnemend'  ( 26S ) rqersdheisl, in 't gezelfchap tan mijn' Secretaris, die altoos zonder eenige achterhoudendbeid, zelfs in zijn bijzij» en in tegenwoordigheid van veele gasten, zijn vrouw met de allernaïffte liefkozingen vereerde, en hem zonder omwegen verzek;rde ; dat hij om niemand anders, dan om zijne vrouw, zijn huis zo dikwils' bezocht. De bijzonderheid van dat gedrag en zulk eene confidentie vermaakte phosr h o a u s zoo zeer, dat hij niet eens dacht om de natuurlijke gevolgen, welke uit zöo eene familiariteit zoude kunnen geboren worden, sophromia beïntwoordde die liefkozingen, in tegenwoordigheid van haar' man, met afkeerigheid en dit iltlde dezen te vrede. Ja het vermaakte hem zoo veel te meer, om dat mijn 5ecre'aris zich daar orer aan hem zelfs beklaagde, en hem dreigde zijn huis te zullen mijden, als zijneEchtgenoote altijd zoo afkeerig omtrent hem bleef. Onkundig van de wetten des Huwlijks van Paedia, begaf hij zich eens aan 't huis van phosphorus , op een' tijd dat deze afwezig was. sophronia lag bij zijne aankomst, in eene bevallige houding, op een Sopha te rusten, en veinsde te ilapen. Een PacdiSm zou haar zeker in deze omftandigheden niet in haare rust geftoord, noch haar masker ontnomen hebben; doch mijn Secretaris integendeel beroofde haar van haar masker en maakte haar wakker. ,, Wie zijt gij?" vraagt zij met een half gebroken ftem. ,, In ben het (is zijn antwoord) gij zult mij deze keer „ niet ontfnappen". „ Ach beminnelijke Hollalalaan (zegt hij) zoude ik u iets „ kunnen weigeren?" — ,, Ik hoop van neen": is zijn antwoord, en op 't zelfde oogenblik is bij in haar armen. Maar nu wil het ongeluk dat kort hier op phosphorus naar binnen komt vliegen, die hem met eene donderende ftem toeroept! „ Vervloekte Hollalalaan! „ Wa6 doet gij?"— Deze antwoordt, bedaard zonder van houding te veranderen: „ lk Nu ja! 't Is bij ons , mijn lezer geen gebruik om alles bij zijn doopnaam te noemen : 't zij u genoeg te weten, dat mijn goede Secretaris zonder zich te ontftellen hem verhaalde wat hij deed, en niet voor den tijd opftond om hem te zeggen wat hij gedaan had. — Ondertusfchen was Phosphorus naar een nabij zijnde vertrek geftoven, en kwam woedend, met een' dolk in zijn hand, te rugg': terwijl Sophronia baar aangezicht met een fomber en treurig masker, bedekkende, geknield deze woorden uitftaamerde : „ Hij is mij te fterk geweest.''^ jlhosphorus. (op den Secretaris aanvallende') Ik zal u op deze plaats vermoorden. De secretaris, (hem de handen vast houdende) Dat zult gij niet doen. i Phosphorus. Laat mij los, of ik zal u dezen dolk in 't hart drukken. Dn Secretaris, 'tls juist, omdat gij dit niet doen zoudt, dat ik u vast fcoude. »o»  ( 256 ) Sop ro sia. Ziet gij wel, mijn lief! dat deze man onoverwinnelijk is? Acht maak toch beide den vrede: 't Is mij reeds fmarteiijk genoeg, onteerd te zijn ai moet ik mijn man niet voor mijn oogen zien mishandelen. * De Secretaris. Gij onteerd? — En ik uw man mishandelen'? Dit ii immeis al te maai onzin ? Ziet gij dan niet dat hij alles doet wat hij kan om mij te mishandelend ' Gp't gerucht 't welk dit huislijk ongeval maakte, drongen de dienstboden en verfcheiden vrienden van phosphorus in 't vertrek en vielen op eens en gelijkelijk den Secretaris aan. Na verloor deze zijne bedaardheid , voor zoo verre een Hollalalaan die verliezen kan en floeg, al wat hij kon, in 't rond, om zich tegen zijne onedelmoedige aanvallers te verdeedigen. Dit had zoo* eenigen tijd geduurd; wanneer ik binnen kwam, en, met mijne bijhebbende Holia. lalaanen, den Secretaris, die zich dapper verweerde, uit het gedrang verloste.— (Het Vervolg van deze belangrijke an ecdote in N°. 142,) Gebrek aan plaats, 'verplicht ons het vervolg van het Bericht uit Kt;f. b»hoven, niet eerder dan in het naastvolgende te N°. kunnen geven.r Deze Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Utrecht bij de Wed. Terveen en Zoon; 's Hage van Cleef en Leeuweiryn; Leyden H&ftfcoop en Onnekink; Amjlerdam HoltrOp, J. W. Smit, ten Brink, Kuypeï' en van Vliet; Haarlem Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d. Dries, en Pels; Alkmaar Hand, en Verder in de overige ProvintiCn, a twee Stuiver».  J A i\ o u VERREZEN, 1797* «" SUUM CUiqUE. N°. 138. Maandag den 20 November. TïavoLG va« het ieiichi uit XVi? f e » h o v e n. Het Toranftunde Reeuts t veroorzaakte eene groote fai fint( bij den Provifioneelen Eendenraad. Zij ftaken na de eerfte treleOwe do fnebben bijeen, even ais of zij elkander iets inluisteren wilden, en beeonnen na deze veelbeduidende tusfehenpozing, met zoo veel drift en hevigheid door* eontekwaeken, dat zij elkander, door 't geraas niet een enkel woord ver« ftaan konden, t Welk echter niet belettede dat de Prefident grootbitshJ bel de conclufie, met zeer veel naadruk en weHprendhaid, opmaakte. — „ Ik zie ( fprak bij,'terwijl hij den Prefidklen hamar, met zijn' rechterpoot » omhoog verhief) ik zie aan de iiinen van de vergadering: «- want ik heb „ mets^met d&nllt, ku„„ hooren, - dat zij 1»$, £ RfiUtJlmtm vol!  ( 268 ) ;v komen eens is. Ik ftel dus voor, cm, conform het verzoek van deRequeflran„ ten, dadelijk en zonder nader onderzoek, te decreteersn.. en wel met deze „ bewoordingen; „ „ Er zal in kippenhoven in optima fom-i gevlogen ,, ,, worden! " " — terwijl ik al verder concludeer, dat er van de weêrgaêlóo„ ze zêle en prijslijke hooggevoelendheid der Requtftranten, honorable mentie ,, in de notulen gemaakt, en extract derzelven aan henlieden zal ter hand gefteld „ worden! " — Eene diepe, raar beamende ftilte. hechte het zegel aan het voorftil van den Prefident, die daar op zekerlijk, met den gewooncn hamerflag, hetzelve in een Decreet getransformeerd zoude hebben, indien hem niet door-al te grooten iever, in het totflaan, de hamer uit de poot en in den kippendrek ware gevallen. Dit onverwacht en, in v?eie opzichten, fataal voorval bracht de vergadering in eene ellendige verwarring. Veele leden befchuldigden dan Prefident openlijk, dat hij voorbedachtelijk , en, om het decreet voor zijne geboorte te doen verongelukken, het beflisfend ftuk hout had van zich geworpen, en vermeenden, dat de Vergadering recht bad, om te fustineeren, dat niettegenftaande dit ongelak, het decreet wel én wettig was genomen; terwijl anderen zich daar tegen ten fterkften verzettederj, zeggende, dat zij aan e«n ieder de vrijheid lieten te fustineeren, wat zij wilden; doch dat zij voor zich geen decreet, aan het gebrek van een' Prefidiaalen Hamerflag laborecrende. als wettig ganomen, konden noch wilden erkennen : dat bovendien de conclufie op eene alzins abfurde en niet door den beugel kunnende wijze, door óen Prefident, niet uit den geest en waar. fchijnlijken wil, waar van bij bij mogelijkheid niets had kunnen gewaar worden, maar uit de minen en grimacen der disputeerende leden dezer Vergadering was opgemaakt. Dat ondertusfchen — zoo lang de taal der teekenen, grimaces of gestes — niat als de algemeene landtaal van kippenhoven was aangenomen en erkend geworden, dezelve ook niet gefchikt konde gereekend worden tot het uitbrengen van een votum; en dat nog wel (quod prtbe erat notandum!)'van eene geheele Vergadering. Doch de Prefident, wiens eer er niet weinig mede gemoeid was, en aan wienhet zekerlijk niet onverfchillig konde zijn, hoe deze zaak een einde name —. onder dit alles, zeer wel begrijpende, dat, wanneer hij zich zelve, tegen de wettigheid van het decreet aankantede, de prefumtie, van voorbedachtelijk den hamer van zich geworpen te hebben, nog grooter zouds worden, tegen hen, dan zij nu reeds was; —> zeide: — zier wijze in discrsete medeleden! ,, Indien men al eens wilde vooronderftsllen, dat, de taal der Gesten en Grrmacts, hier-in deze Vergadering, niet gelden kon, voor 't minst, zoo veel i, niet,  C a«5p ) niet, dat men er eene conclufie uit zoude mogen opmaaken 5 dan kan ik ml] „ althans niet begrijpen, hoe het mogelijk is, dat die zelfde leden, die daar ,, zoo vast op blijven ftaan, echter beweeren kunnen, dat de Prefidhle Ha„ merilag zulk een noodwendig vereischte van een Decreet is, dat zonder dien „ flag, allé wettigheid daar aan ontbreken, en dus geheel nul zoude zijn. — „ Want als men er maar een oogenblik over denken wil, zal men moeten toe„ ftemmen, dat de geheele Hamerflag niet anders als een bloot teeken , Geste „ of Grimas is. Dien flag kunnen wij niet anders aanmerken, dan als een punc-,, turn finale (.) van onze discusfien over de ëen of andere zaak, welke wij ,, tot befluit willen brengen ; ja dikwils nog veel minder. Ik kan mij „ oogenblikken in deze Vergadering herinneren, waar in die Hamerflag, niet „ meer dan een (?) of (1) geweest is; en — laat ieder , die, voor mij, „ dat fatale ( * ) ftuk heuts gemanié'erd heeft, rondborftig en mat openhartigheid fpre„ ken, en op deze vraag antwoorden! — boe dikwils is bij niet een ( :) een ,1 (;) een (—) een (...) of wel een iimpe!(,) geweest is? -— In het onder» „ havige geval zou hij zekerlijk (en ieder een, die iets vsn de flenter ver,, ftaat, weet wel waarom) een incidenteele Parer.thefis, zonder claudatur gïweest „ zijn. Waarom derhalve zou dit Decreet, niet even wettig en legaal zijn, „ als zoo veele anderen , die. .. die... ook wettig waren; maar... maar... „ zoo veel effeB forteerden als zij forteeren konden? —• Lasten wij (bid ik u „ allen!) ors toch aan geene kleinigheden laaten kennen! Welk een belachelijk „ figuur zullen wij, voor betoog van geheel kippenhoven, nietmaken, wanneer "„ wij zelve aan de wettigheid van onze Decreeten beginnen te twijfelen , en, is „ alle gevallen, toonen, dat wij zs zelfs mede brengen, die het geen wij ma„ ken, weder omiiooten ? — Wij zijn immers, volgens de wetten, aan den hamer „ niet verbonden , 't is immers eene willekeurigheid, dat wij hem gebruiken, „ en wij kunnen even goed — met eenfnuiter (dit zeg ik, om dat het nu juist eene avondzitting is), of met iets anders — het eerfte bij voorbeeld, dat ons „ voorkomt — dit ftukjen telhout — toeflaan, als met den gewoonen Prefi„ dialen Hamer. Om echter een einde aan deze dood toevallige discusfien te „ maken, ftel ik aan de Vergadering voor, om uit haar midden eene perfmeek „ Commisfie te benoemen, om den bij ongeluk nedergevallen' hamer, uit den „ drek te haaien, te zuiveren, en mij vervolgens weder ter hand te ftellen, ,, teD einde, daar door weder in ftaat gefteld te zijn, om als nog den beflisfen„ den flag te doen, .«n daar mede het Decreet, als het ware , in het leven te „ rugg'te roepen; terwijl ik verder aan de Vergadering in Confideratie geef, „ tot zoo lang dit alles gefchied zal zijn, deze delicate zaak in fiatu quote „ laaten. " Dit (*> Dit woord ftamt af van fatum, dat is Noodlot, gevalligheid, toeval enr. —— LI 2  C 270 ) Dit vooral werd door de leden van de Linker», en van de Rechterhand beide, fchoon ieder om een tegenovergeftelde reden . — gelijkelijk ?e* debstteerd; het wdk op nieuw 200 veel verwarring in de Verjadering veroorzaakte, dat de Prefident — zoo met het ftcekan van zijn'Kop tusfchen de poëten als door andere gelijkzinnige en fynonime teekenen, (want hij zou zich dood' gefchreeuwd hebben zonder gehoord te worden) vrucbtelooze pogingen deed om de Vergadering tot de ordre terugg' te brengen; terwijl men integendeel uit de hier en dair verfpreide klanke», zeer duidelijk konde opmaken, dat verfcheiden der leden zich al fchreeuwen.de beïeverden, om den Prefident zelvcn tot de ordre te roepen. — Welfceeene wonderzinnige, en misfchien tot hier toe ongekende geest, de Vergadering,op dat oogenblik mogsbszield hebben, is moeieüjk te bepalen • — want — eigenlijk gefproken — was de Vergadering eendrachtig. Elk (fcheeii zich, voor 't minst, tegen den Prefident en het Concüiatoir voorftel even zeer aantekanten; en echter was de confufie en verwarring tot zulk eene hoogte geklommen, dat ac-Prefident eindelijs, vermoeid van Qesticuleeren en wanhoopeade ' em, door zijne tusfehenkomst, de bedaardheid en kalmte te herftellen hij bij zich zeiven, het befluit nam, geheel werkeloos te blijven, en, met gelatenheid het einde van het onweer (dat toch niet te bezwceren was) aftewachten. — Deze concordia niscons of discordia concoks — al naar dat men het zal gelieven te neemen: (want beide is even waar) eindigde eindelijk, in eea dof gemompel of gereutel, waar bij alle de leden over en weder de een den asder befcfeouwden, met oogen, welke te kennen febcenen te geven; „ wij zijn vermoeid, maar niet verzadigd. " Wanneer, naa eeoe geruime ftilte en naa zich lang bedacht te hebben, een vresmde eend, met een langzaam ea lamentabel gekwaek, dus aanhefte 1 ,, Is er dan waarlijk zoo veel aan verbeurd, dat de Preftdiade Hamer in de „ ft .... gevallen is , dat wij daar over zoo veel k.. behoeven te maken Zal „ er zoo veel tijd, moeite en kosten mede gemoeid zijn, om het ding van „ alle de overtollige morzigheid (want volmaakt fchoon zal hij toch nimmer „ kunnen worden) te ontdoen, dat wij veel beter koop, een'geheelen nieu„ wen beflisfer zouden kunnen laat*n maken? — Wel aan daal Laaten wij „ tot dit laatfte overgaan, en het bewuste Request; dat mij toch altijd dwars „ in den maag ligt, zoo lacg buiten advies houden of feponeerenl — Wanneer „ wij, door de omftandighedea gedrongen, on» bongre mal*rê , verpacht vinden „ om eene gekheid te moeten doen, en ik voorzie er bij, dat het toch weder „ eene kostbaare gekheid zijn zal, dan is bet tjlmen en op do laugs baan „ fchuiven het best, dat wij doen kunne/i. — En niemand, vertrouw ik zal „.mij toch tegen willen fp reeks 0 , dat te willen vliegen, zon'er vlerken, u eeae gekheid mfupedativt grtdu is, ,Daarom zou ik mij, na alles overdacht n te  ( »7i ) u -«4-nrt pers eene zekere bouditg aan de zaak te ge- doen , o» zich voor het ^If^ l^^tlgin dan op de hoogte van het beffen, dan, daar h« hot *^Af$ £™^mli, zijn vlerken óp - niet gewoone fpreekgeftoelte » ha^ °'J < ™ wftambaare gr*É«, zijn onvermoS^ÏWK. » ie»»d. die zegt: „ het fpijt mi)». " SSSle naderde een w?de ^.f^^^£ £?SS£^ fpringende het fpr.ekgeftoalte,^i nep d°htI„ heeft de vorige tuur ftond ora te fpreken. , vv^ n ^ d heeft da£ „ fpreker het vlak door aiJB k^fc° ng;ie^eig,! derhalve kunnen en moeten • - wij die niet hadden! ~- Wij hebben vie „ fcet nkt wij vliegen. do" h.«^ da» hieraan, dat wtf , daan. - Waar hapert dit an? Voorztke^_ ^ ^ , _ , al te nedeng. °r^r ^.s..zelv^ d":teD die gevoelens afleggen^ en al de gee' Dit denken ia fchadelijk. Wij moeten aio s■ {- moeten uit ons ne, die er meer of mm mede b hebt o f «ngefl , en , de. „ midden geweerd worden. - Daarin new k r , ijhemdoorhatten. . , wijl niemand in ftaat is, cm dien knoop losK ' de zaak nkt in ftatu Hier moeten wij niet mede talmenen f "1™^^ dit is n niet ge. blijven. Het Decreet is wel en w««S 6"°=6 £UBnen, willen en moeten. ;, noeg; er moet bijgevoegd ™den . w,j ^ ^ fnebWg U(| van dg „ vliegen of... rr.y • !nHe reden j lk weet wel dat de geest vaa de Ver»« Vergadering, den fpreker n de reden. ) middenm8at te bepaalen! •« gadefing te groot of te klein «. om a cn ^ ^ ^ Mdst Eindelijk »eptnded«t«^« *oo '^ • ,de manier ftemmen verklaarde, dat het enmogel jk P ^ " *"* hU ~ " VeilietZijn is - het ar oneens over^weest wat ^"^S^r ï tcn; doch veels zijn nog van gedachten , dat mj ^ ^ ^^^^^ ^ * ^ - ** raapsc! —" , TYDINGEN uit iNOEIEXBURG «fc» 1 ' Q*> h« Cl* « P*' " ^ » " ^ L1 3  C *72 > wel een onmogelijkheid geweest- m„r ,„1, derhalve, ook wel de gfZfoè^Mf"*™?*00 fterk als nu. Het zen een' grond onzar -rki^Jden ÏÜ' 'ndie" ^ de" Srondi% ,2 (wanneer het niet anders Zijn kan) me aan d'P 7 Met, Sevsn en nemen, er, begin der waerald af, de betaaisheer-? d^m 0snozeIen • die toch van het Jeï gelach te doen betalen, K„wij wÏÏT""" macl5t^n geweest zijn, S'.Mi. °m dC gr°0te tl vreden tuften0 ~ H* komt « nen z,ch wel te vreden houden ; want wanneT »■ fte!Ien' dan moeten de kleimede mogten ligteri, zouden wij niomeT aan '■ °J °P deze wijs d^ndniet ruiterlijken en koninglijken voe té"un "„ 'ï ^ k°msn' ~ D" °P een' flenter, die voor bet % „de van onL verl.Vh, " te mo8endoSn, f, een preSfci Wij noemen bet eene kwalijk gep!aSe k * °T'. beWaard is 8«bl«en. — toch niet anders ziin kan *£ifP Kieschheid, ora over eene zaak hoe „va/ta w?h£ Vdet - J^-S Mtjen ^ «".m gaan, kan het volgende dienen. — Procas inge^ke^d?^ onlangs overhoop, en in een efnnt geen fchikking op te tS£ t^S™: "^UellSdS den ,warCn wij er, met onze knapbSh?d ir rlê n^beflis^ïngeworWat bleef er nu over, om de zaak ™.»' ^fchen be,d« gekomen. du; - en 'eis wonder dat meVnet e™ ^ brengen? Eenvoudig gekomen s - Er moesten flechts derdens l?-f d°%? do/odnat^'lÜken inval drang, gebracht worden om ?nc »li ', n Cnnc,d«ri (of liever) in 'tsa uitmaakte: en daar me> S JSimïï!^0 ' 3lS h" ^ Om het geheele fijne van de?» i,™,. leven, opte helderen beho.fmenl l'n^ ee" voorbeeld, ült het gemeene fterke eeters aan eene 'tafel £ niet te £?J »00«8fl«»-«. d« cr zich twee flechts voor beide genoeg is; terwj er ond1 t^6"'S' bcvinden : ^» d«« aangezeten zijn; die zich in postuur zeSn om öoï " ™g, een,Se and*'e gasten den in den fchotel te (leken. le^Cü^lT 'Z°% hUMe P°rtie. & bangeven kan. - Wat moet er nu gefcbieden ?omGdVPft dlt g8en goede re«^"4 s «sar oP-fir^ ^e»™si^ zoo dik.ils de proe? vTn "««^^ T J iS S «« den dat de zaak, zonder moeielijk'hed "Jooï? 'n*'008 231 men bevi«' zaam wüskunlHg. - Vmnt Us gens d'esprit! P ^ °e2e cakulatie is genoeg. Wij weten wel, dat er n«ri r *n , > gevonden worden, lieden die noo ue S™ !?enfchen. Waanwijze bedillers of Zij de wijsheid alleen in P:cht h „ ï Z;j".en' met «ne houding, £ Êen: ,, zoo kan men den ivel^^ J n^u.ien i — maar dsze wijs. ECU-  C s73 ) ^.;.„ -pker niet, of ftelien zich aan, als of zij het niet begrijpen S bd\f £ vee moeie . ke? is om twee - dan om één duivel tot vriend te Tr ln' Met een woord! - de beste Huurlieden zitten aan wal, en men krijgen. - Met een woor verkeerd tehebben, om, met behoeft eigenlijk met lang ™« visfchen de kleine eeten. En ditzij, volle overtuiging, * ' d! _ Wij hadden ons voor geno- ïïn fW-*J£ï'vï^ens doen en faLn^ee, reekenfch.p verfchuldigd zij. ) "ff ek»J"onzer werkzaamheden toe, een diep ftiizwljgen .omtrent on*o InoiS-oï in acht te neemen. dan, daar wij or.s batten voorgefteld, op dezen k , o J.n iLt voorttepaan, waarop wij gaarne de voornaame meesters in de SSSïXdo, vestig wier beö.rdeeHng ot. niet onÏSStBUsilJÓ kan - hebben w,j gedacht, bij wijze van voorloopig bericht, er itts van te moeten melden! — NOTA. Deze kunst is echter vrij wat ^^^^^im'^^ fchouwing. Want hoe ^^^^^ d KrIcht gefPröken worat, van zulk een verknoeiend ixpedunt. as waar »;™ a c * £ „ v00r. vormen kan; zoo begrijpt men J™»»-1^™1ftaanbaa4 te fpreeken) naame, in, die kunst, in da mfuJ^i0 £ \L, gebracht worden, beftaan moet "wS^rf^ ZU'k Vre^delinS * ?** daT hU nie bevroeden zoude, dat ook deze kleine visfchen. van bunne ft'. aCïrSen i.fpannenom£ ^•i^^^rJTd.SÏÏ sss? ^frjri^Aliïï'i- rvan deze kucst meer 8«b'»* ""J ' . _ Het helpt u ondertusfchen weinig , wanneer gij een- WÏÏ bevinT U u eLmS ïfdie gllegen'ht^'dat mfn partij van u trekken Senmo™ dozijn alle tegenfpartelingen -^Jiik, ^08ï0°-- te en gewichtige les voor kleine huizen van Negotie, en Winkeliers. — at maarvoort den • •■• Cbnfuttudinaire. Onze M»gi gaan onvermoeid voort V.n ,«* hnrner Natie die (gelijk wij meermaalen zeiden) op fabelen. Mkï. ÊSrïtk» * «I* omtolde «genooteer  C 274 ) aan het laatfte dan aan het eerfte, gehecht zijn, en meer aan de le'ter dan aan den geest blijven hangen. — er» dan Iu de voorleeden week, werd er door deze Mmi od derelW» '■Lr eene Publicatie, aan de ftads wallen gegeerd dh 5 ' * *1JZe' aIi FABEL. BE TWEE TïCHTISDi WOLTEH, DE VOSSEN I» DE .«S pen, ALS MIDDELAARS. H AA" De eerzuchten roofzucht, zijn twee voornaante.bartstocbten en prikkels voor de dseren des wouis. - Twee Wolvan, beide even eerzuchtig fchéerlen n.t hoofde van een half verrotte prooi, (want de overige, omftaSSedw Zijn niet bekend) een' onverzoeniijken haat tegen elkander opgeva tlhfK waar uit een twist geboren wtrd, die niet-dan met de dood va?n een van beiden fcheen te zullen eindigen. _ Da.elijksch vielen zij eikander mTnieu^ woede aan, en verloeren eindelijk de oorzaak van 'tgefchil geheel " he ooi Kort daarop volgde er een koude winter, zoo dat er groote beduchtheid o»t'ftond, dat de een den anderen met huit en hair oppenaelen zou Einde^ deeden er zich van weerskanten vosfen op, die onder zeker bedTng 5ch £ • goede mannen, aanboden, om den bloedigen twist bij te leggen, oj het zélfde oogenblik, vertoonden zich eenige herderlooze en ronddwalende fcbapen Tot deze vervoegden zich de vosfen en fpraken: - „ Vredelievende v lleJon " r /%-f°tder UUr' vreeslijke fëbouw^, Vólt 00r" „ den dagehjkscri met fchrik vervult; met uwe tegenwoordigheid vereeSn w „ hebben.een last op o0s genomen, die wij gaarne aan u afftaan. Vertoont / „ il^cha e.n fpreekt eenige woorden des vredes, om de verbitterde gémoede renJezer wolven, tot kalmte, te brengen I - 'Un de daad I «-de fchaaS voir" den dezen weiuitgedachten raai en de twist nam een einde. — P S' Dit Fabel kan ons leeren, hoe veel vredelievendheid, op haaren rechte» f;;j ' en plaats aangebracht, op den wrevel vermag I — tM Uj* un Z wTt rde" te MaaftdaSen vervolgd, en uitgegeven te Utrecht bij de Wed. Terveen en Zoon; s Sage van Cleef en lieSweftynT SZ£ Honkoop en Onnekink; Amfterdam Holtrop, T. W. Smit, ten Brink Tto&l Pols; Atonav Hand, en verder in de overige Provintien, a wee SfcW  JANUS VERREZEN. SUUM CUIQüE. N\ 139. Maandag den 27 November. volgende Samenfpraak tusfchen cobnelts en jak, twee geleerde boeren, uit den mond der fprekers bij na woordelijk opgefchreven, is ons, om baare zonderlingheid, ter plaatlïng aanbevolen. — co'as el is. Daar kan een fles:erj op ftaan, eindelijk ii het vrede, vrede / —s vrede' — vredeI ik kom je filiciteeren , jai.' Ik wnt dat jij eea man bent,, III. Dtti. Mm djf  C *7* ) Slf n f 6lde , ,he,bt' en dat 9 °P ^en fles ziet, a!s het er op aan komt om een feest van klink te vieren ; en daarom kom ik bijje met e.S voorftel, om het feest van den vrede te vieren; maar hoe kijk je me meTziE ï^ttSdef ~ hsbi™d-hterjeooren? hUje^L^? wat zou het vrede? Hst is vrede, bij getijkenS BefDrakVri"^ 80°h*' buuren van je rufie gehad hadder^^^^ f"rflbegnj.Pf' h0°? ik ^el duidelijk, datdec^,^ en eJs aan eVlTkkeJn ^ '^V' hSt ™eSt ' 0!n « ™ buï dat je een kaerel bent, die in kerk noch klufs komt! - het is vh^T * cornelis. Het gaat mij aan het hart, dat de Conciufie van mijn kostelijke fylhgtmus, zoo wreed als geniepig is gerejeüeerd: — datde major ~rjs fp.jt mij ook, doch zoo erg niet; maar dat atauo erg0, bij mijn ongelukkige c «. clufit... Je moest me ten minsten een fles voor den fchrik eeven nh il Jtt kristeüjk hart had! — en om de belediging af te binken ^Te'me z o evef heb aangedaan, met te zeggen dat ik in kerk noch. kluis kwam. - Maar Va? doet de kerk dan bij den vrede ? — a Jt\ Zit ft 'S-a onv«?,eefllJke domheid, - dat je niet weet, wat de kerk bij den vrede don. - Wil ik het je dan eens zeggen? (want die e?n dom mensch wijzer maakt, maakt zich tech ook verdienftelijk. _ Hoor dan 1 De kerk fteekt de oorlogs - trompet op, en blaast, te wapen! — te wapen! te wapen! (O — dat doet de kerk, bij den vrede! — weetje 't nou? C O R. ■ Uybü u geheel bezijden de waarheid. De Kek i.^l wijiir> en de blaren ved beter vaE de zaaken, 4,e er gaande ,lja, onderricht, dan dat # .de oorlog«ron,pe« z.uden in handea «men, om hnane flaapende gemeeaun watóer te maken, zij verkiezen liever deVxedbba- zb1h,  C *77 3 Te wapen Kristenfchaar, „ De kerk is in gevaar! —- En êefie Requificie, daar je nooit of nooit, nereenrfs nFnB«o*j.. beeld van gezien bebt. Ouden, jongen, mannen, vouwe„ fomrna fommarun, , alles werd in requifitie gefteld, om de 'gTootezak te S' dige-n. — Er zijn ook reeds vijfentachtig briead^ Ju,r zaaV? ve,rde" duizend mannen, neen! geen ^:^^i^^^e^ ^feeet I^*^^*^ - • « wa?om is dan ten; ais het met je believen was. WeI wat meer van we- jan. Hoor man! zoo als mij iemand, die Iatiin verfant u * het om de bronnen te doen. Nu, dat kan jij oofc wel bSelfn ï W " mers ook nog latijn geleerd? — wel ja ! Hoor dan- M ' v hJe.bt ,m" zeide die man, fondsen, en dat kom af zeide h'iii %"°aT ^ d-!nge0' kelvoudig ƒ.„,, eene bron,' een fontein: zoó da de ooS^iï LlVV"' nen of fonteinen van de kerk. — 'iog IS over dc h™. _ JA 17 CV ik. Dit hebben zii dan ook wpI ... l o«u.0 willen,, J,.^1 ^.rr'** die Heden, die w begrip zij dat in den e°ed^"»'*"> ver feeac) ' g°ed " ~ b,J v'« «»«>*>* — ka« Mms  C *78 ) coRUiLia. Zool — nu, dat is te begrijpen : maar wille» za de fonteiKen cn bronnen dan van de kerk afnemen. Kijk zonder water, kan men het ook niet wel rooijen! — maar, waarom willen ze dan die bronnen en fontei-, nen ook weg nemen? «■— jan. Hoor! ze zeggen, dat dit oude fonteinen of bronnen zijn, die de bestevaders van de kerk, voor oude tijden, geknarpt hebben, — en dat die aan de eeifte bezitters, waarbij de kerk, als participant, ook zijn deeltjen hebben zou, maar hier bij preferentie, moeten terug gegeven worden. cornelis. Ik wil die zaak wel eens wat breder roet je bepraaten, maar eerst moet ik zoo eenige vragen vooraf doen, bij voorbeeld: Heeft de kerk geen regenbakken? jan. Neen man! die heeft de tegenpartij; maar men begreep , dat mendis niet hebben mogt; anders, als het op bet dak regende, dan drupte hot op de bedienaars ,• maar dat is over: ook bad ieder bedienaar zoo een bakjen op zijn eigen hand; of er fcboolden er eenigen famen, die dan eene groote ruime bak hadden, en aan de waereld wijs maakten, dan ze honger en dorst hadden; — en die dan, enkel door vasten, zoo vet wierden, als gemeste kapoenen; maa» dat is a! een paar hondeid jaaren in onbruik, en heeft alleen plaats bij hen,, die nu vlammen op de bronnen, die ze aan den grooten tempel ontnemen willen. cornelis. En heeft de groote kerk dan niets, geen bronnen, geentei genbikken, die haar eigendom zijn? Wel dat ziet er belabberd uit. — jan. Ja wel, eenige bronnen, daar niemand aan kan komen: maar vooral beftaat haar eigendom, in eenige putten, dien zij, geduurends dien tijd, heaft gegraven , en die nog al wat opwellen; maar niet genoeg voor de geheele masfa. cornelis. Zoo! zool — en nu willen er fommige, begrijp ik, de bronnen weêr afnemen en de putten laaten houden: En daar willen ze niet aan. jan. Recht zoo! en un roepen ze een geducht leger op de been! —^ ca  C 279 ) eu zrggen, dat al wie liefde voor den tempel heeft, handen aan het werk (Un en ds bronnen bewaaren moet. c 0 e nb l 1 s. Eu hoe wordt dat ding dan begonnen. tan Iedere Brigade heeft eene Copie van het Manifest, — waarin vooreeflacen wordt; — of de bronnen houden i — of er over procedeeren, - of ootlok en harrewarren, dat er van den geheelen boel, kop noch ftaart te recht komt. En in hun vaandel voeren ze , den Godsdienst. - Om te werven « er ook geen beter leus. (i) cornelis. Wel, de bronnen te houden, was het gemakkelijkst, en da» bleef het immers vrede. i an Het mogt zoo menig een fransebman; dan zitten er ook, de hamer mag weten 'hoe velen, al in gereedheid, die het zelfde wapen niet alleen in de vaandels zul'en voeren, maar ook nog ftandaarden maaken, met het opfchrift, reehtvaardiehid, veiligheid van eigendommen, gdijkheid , en die met geen minder ijver alarm zullen blaazen; — het verfchil is dan alleen, wie den wenk tot den aanval zullen geeven; — dat kan dos geen duurzaame vrede zijn, — dat gaat onmogelijk. ♦ cornelis. Wel laaten ze dan liever procedeeren, daar komen geen builen of dooden van. — Maar als ze daar nu toe overgingen; zeg me daa etas ^>p wat grond zullen ze dan dit beginnen ? tan Wel man ler-is-," moetje weten, eene wet, daar zitten ze zoo vast op, of (£) Hier heeft de goede min weêr ongelijk. Eigenlijk gefproken, zijn er tot het werven, 'in den tegenwoordigen tijd, veel beier leuzen. Dit weten de waare Vaandeldrager! ook wet beter; daarom voeren zij in hunne v»aidels, deze myftiikt fprtnk: „ Gvisdhnst en „ Cimfagnie". . Mm 3  C 280 ) se er op gemetfeld waren; — en die is, dat als iemand onseftoord v^a . "fgïn.130^11 tiJd' °P dee,'jeren geZetCn beef?' ^nferndtmerS J a ïl S'■ AIs er,dan geen kdkens «i^ebroeid, en kippen van eegroeid ziin en dle weêr eijeren gelegd hebben, heef: hij er wél als K 0S«. en geen flag van broeijen gehad, - en zoo zou ik zeggen aS „ d ',o7 pasfing maaken moest. Ma.r anders, maakt die wet d XImmSrover eï dan kan er geen procedeeren aan te pas komen, zou ik zeggen. * kJ*"' , 200 ,a!s ie denkt! maar watJ'e ee'fte aanmerking betreft, is ontemer van de opperdireÉtie, ook nog al een ItepT^vT^n " ^ Maar de andere zeggen , dat er ook eene wet is, — dat ah dewt, ai* mede rechtop de eijeren te hebben, handen «i voeten hem een fpons ib den mond geftoken wordt, dat hij noch triinen r S! noch fpreeken kan , dat dan die wet nul is C I ; Pe°' doet, al had men zesmaal zoo lang op de e Heren Sef• - llZ^T* 330 de poppen aan het dansfen. ~ P J ö 2ete"' «zooheb jeaan pel^niet £ ïJ'iïïil lol tX'&EST *» tem' lukken uit voort kunnen komen, en daïzaUeTenTo'fl ^nT^{°T C OR. CO »«» behoeft men toch de minfte vrees y00r te hebben! — Dit i. een voorrecht Imk een ftaat van verwarring boven dien van orde heeft, dat opkomende verfchillen en oneemgheden » den eerften , aüeen verwisfeling van toneelen oplevert , en dikwils de kans doet geboren worden, om eene andere en betere richting aan de zaaken te geven; ter. m« 2 T , DiCt 8IldCrS' d3U Van het wutgezicht zijn Inaata. — Men deske hier arasi ani Eetn J  C 281 ) cornelis. Dan begrijp ik zskcr, dat bet laatfte er op aan zal kom e' — peen man, — dan is het zeker nog geen vrede, — maar hoe krijgen ze zoo fpoedig, zoo een* afgrijslijken boêl volks op de been? .ó Niets \s gemakkelijker, als het niet varfcheelen kan, wat foort van volk het is, zoo als hier het geval is. - Maar de manier, doét er ook vee" toe, — kijK daar ftaat het vaandel met het fchoone beeld 'er in < — nu is da vraag eerst aan het volkje: Heb je dat fchoone beeld niet lief? Tal" ja! ja! roeS elk ob, het lutdfte - Wel nu, zoo je dat beeld lief hebt, dal te wapen voor de bronnen! — elk die niet opkomt heeft er geenkrisfeltje liefdevoor! L dat cimg hangt wel aaneen , als droog zand; maar dat doet er niet toe, alles loont ïlaï !" f °,den' dS "0g hSlder d3n dö anderl ~ e'k^s ba% d ?hU te laat komt! — elk is bereid zich dood te laaten flaan! waar voor ? Ta dat weten de minften! voor het beeld, - zoo ze meenen, maar eijnlijk voor £ ^BJIlmM,■,,■,0 rj,Ude,nha'S erbiiw^«? ~ wel nu dan hebbe„0ze zichf 2 e/Len' dt' ''f tromPetters' die de bronnen onder het op- vegtenï ele" mede Mvea' " Wie zou dan niet h«fC°nRKNELIS", Ik nie,t! -rf,naar ik ^geer je fles niet! — ikzie wel dat het n huis rookt en dat er binnen geen vrede is, en dat als dit vuurtjn nie gebluscht wordt de brand boven het dak zal uitflaan. - Maar ik hoop van be en ™aB;,fl„'S h°\.geb'^ht iS' - dan 2"»enweeen'vroiijkenavondhrbben en zeggen, ten minften m dit opzicht, is er vrede in huis. UC0Den» Dohr ifl mtiicina dtjori, •r Welk geen plaat, bin: Mh„f ,„ „ gee„ , ^ ^ Lie ten welk nut het zomt.jds te weeg ka, brengen, in het midden va, twi.t en krakeelLL on het onverwachtfte eenige iiwfit te brengen, zullen mij verftaan: en anderen, die aUiid pen wordt zonder dat zij aich de moeite van ^ den eerften ^ Pf*°r*  ( 282 ) tan Als ie eens *eêr den tijd hebt, kom dan eens nader; dan fpreeken we ov« dé middelen, om het op de bestmogeUjke wijs te bliuphon; en, zoo lang, vaarwell Deze Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Utrecht h'i de Wed. Terveen en Zoon; 't Hage van Cleef cn Leeuweftyn; Leyde* Honkoop en Onnekinkj Amfterdam Holtrop, J. W. Smit , ten Brink Kuyper en van Vliet; Haarlem Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d Dries, en Pols; Mmaat Hand, en verder in de overige Provintiên, i twee Stuivers.  JANUS VERREZEN. SUUM CUiqUE. N°. 140. Maandag den 4 December. ',, Is er dan waarlijk zooveel heil, in dat eeuwige Politiceeren, dat het fchrij„ ven, lezen en praaten over ftaatszaaken, nooit een einde zal nemen?-— Is „ er dan geen mogelijkheid, om de harstenen van de menfchen, in een' an,, deren toon te ftemmen? — 'tls wel ongelukkig! — Ziet gij er geen'kans „ toe, janus! om, ten minften, eenige diverjie te maken; of behoort het ook „ tot uwe beilemming, om niet eerder van dat zoo algemeen geliefdkoosd, ,, maar, voor mij, verveelend onderwerp afteftappen, dan, wanneer gij uw „ laatfte N°. uitgeven, en den adem uitblazen zult?" digis. Amalgame, 2) Nonamalgame. 3.) Het een of ander, met * eenige bepalirgen enz. C. 1.) ReprefentativeRe- 2-) Dito, met een zwij. 3.) Dito, met een zeker geering, met eene gende en alleen vol- foort van volksinvloed fprekende en geör- macht gevende Volk- op het beftuur. ganifeerde VoJks- ftem. ftem. D. 1.) Monarcbaale uit 2) Senatorifche dito. 3) Dito,metverafttwoor- voerende Macht. delijkheld aan de Wetgevende Macht. E. 1.) Eeirlijvige Wefge- 2.) Twee c| mêerlijvige 3.) Het een of ander met vende Macht. - dito. eenige bepalingen enz. F.  F. i.) Gilden. C 290 3 2.) Geen Gilden. G. i.) Onbe - voorrechte 2,) Bevoorrechte dito. Kerk. H. 1.) Stemrecht, met een 2) Dito, zonder. Verklaring. I. 1.) Conftitutie, met 2.) Dito, zonder. Rechten en Plich. ter. 3«) Ia de plaats van Gilden , een ander foort van Corporatiën. 3.) Dito, met eene kleine conniventie, om best. wille. 3-) Dito, met eenebelofte, of ftilzwijgende ond.'rftelling. 3.) Dito, met eene klei. ne vooraffpraak. Laaten wtj nu. bij voorbeeld, maar eens ftellen, dat er een plan van Conflitutie' Uitgebracht wordt, waarin alle de Hellingen, zonder eenige> modijicatiln en concm&Pki zoo zmver en gaaf, dat de grootfte unitarh er ja en amen op zeggen moet, gevonden worden. Dan zullen, in de eerfte plaats, neen ze-gen, al de geene, die voor «te tegenHellihgen zijn, en dat getal is ?eker nieïklein; «aar, ten tweeden zullen zich de Conci'.iateurs zich bij de tegenftellers roegen. Dit maast, al aaoftond», dat het met de ftemming, zonder eenige verdere ongelukken, ftaan zal, als twee togen een. Maar wie ziet niet. dat, wanneer men de tegenfte.lingen of de bemiddelingen in het plan brengen wil, het zelfde zal moeten plaats hebben ; wanneer men, om geen van drie de partijen te kort te doen, (en de ondervinding heeft ons geleerd, dat deze bereekening, over de gantfebe masfa genomen, vrij'zeker is) vooronderftelt, dat zij, naargenoeg, even fterk in getal zijn? Dan, hier komt nog bij, dat er een groote en talrijke vierde partij is, die, hoedan.g het plan ook uitvallen moge, zich diretl bij de neenzeggers yoc-gen zaL Zoo dat ik maar zeggen wil, dat het, bij lange naar, geen makkelijke zaak zal zijn, een Conjlitutie aan het Volk van Nederland voor te leggen, die, door de meerderheid der ftemmende leden, goedgekeurd zal worden. Ondertusfchen zal men ons, en (ik beken het) met zeer veel recht, tegenwerpen bet aannemen van eene Conftitutie, door onze Franfche Broedersf — „ ^ar waren (zal men zeggen) ook ftellers, tegenftellers, en Conciliateurs• „ daar beftond ook eene putij, en zelfs wel in order van bataille gefebaard. aan ..welke het woordjen neen in den mond beftorven wasl " — Daar nu wilde ik Sïl" \\Wddf dS fSnen' Wkr Za* dit e,'«en!iik ;s- il5 bedenking geweikV sr / *™A™Se*i*. CünS na,r die hu^miadeltjens te informeerïn, teuge zaak, haar fatflag te geven.  JANUS VERREZEN. suum cuique; 'f'. ■ ■ ' II , N\ 141. Maandag den 11 December. Vinder alle de middelen , die er van tijd tot tijd, in deze booze waereld, ia het werk gefteld worden, om de zaaken, op de eene of andere wijze, het zij dan goed of kwaad , tot een einde te brengen; is de mefure afmatting zekerlijk geen van deminfte.— Zij, die liefhebbers zijn, van het op zien komenfpelen, wetenwei waarom? — Zij houden zich ftil, en lachen in hun vuist; terwijl zij" voor zich zelven juist het meeste voordeel doen, wanneer zij werkeloos fcbijnen en, met eene gtaffeQetrde gelatenheid, een aandachtig oog op den gang van het werk flaan. — Dit begrijpen onze fchreeuwlelijken niet! Ook is er geen hair op mijn hoofd, om die klanten, die toch geen reden verftaan , uit den droom te helpen:1— 't lijkt er niet naar! Aan dezen zal men toch nooit de waare kracht en beteekeais van het woord tempOTisxcrtn, aan hun ilï. Detl. « o vet-  C 292 ) ve.ftand kunnen brengen; al ging men ook op zijn hoofd ftaa„ Pn r , , .. voetn on, hen daar door, proefondervindeliika,n i ' " fpaarde zl a zen , hoe ,nb -tamelük en ^«-"J he ifïac d'fï 1 Tch"^ 'f beWij'' fchonken heeft om meê te derken — rot t>t-n* It.fa f T i e Hca,eI °ns8e; en met on.e beenen in de lucht te fparteeU ff %°[l™^ te H**^ tegen alle die geene, welke deze ,inr jke uitd 5kï ng a„ onl'v60"0^6"' voor onzin verklaarden, dat dezelve integtndeel rxest al 7^ • V°or,/aders. gepast doorren gebezigd is geworden. - Wanneer,ï, Ll Vzeer. eiëena""g en geheel en al door den wind . en op d e on^lukki/. kWaSt'ge lieden • die gens meer naar luisteren wilden/te J^ffi W3ren' dat daarden en o,ze natie kenfche'tfenden naïïï ' £.??.'UV" **? be' „ niets te doen! Al eingteij ook on uw hnoW n " r , " dle menfchen , zou boter aan de galg g§ fmeerdPZHn • °°d1^„" ■,J'3"^ ™e VOeten • h« ;: |tas; s pvASSSSB^^ weest; en wij mogen, b.j t.jd en wijle, er hunne aifche nog wel eena voïr S" genen. - Ongelukkig fchijnt hun nageflach, , den flag daar van geheel en^i" kwijt te zijn. en de k us ver oren te hebben • ukr t 't „t>n ™ „ , ^ • n al in een' tijd, dat het temporen, oVSSïerSn'Vn o? e^tg' de ziel van de zaak, en het groote pohby maken, er alleen het lichaam var t dat w., (en dat .8 nog wel h« ongelukkigfte van alles) er nog nS zoo ellen dig toe gezeten, of zoo veel kans gehad hebben, om ons doof verkeerde beZ ging en voortvarenheid in den grond te werken, als nu. vc™eerae bewe. Mijn goede vrienden! wij zitten daar met onze booze koppen als hl.V de mollen opboudel.jk m de aarde te wroeten , en gunnen onT».*! den t.jd om eens op te zien. Wij ftellen ons aan, als of wi, met onL maatregelen, bijzonder flim in onzen aart, de bot vergallen zóu Jen zonderte begnjpen dat wij daar door, onze vijanden (wam gij kunt er wel iD"a? «2 wij er meer dan één hebben) in de hand werken, die éaarne ziel ' E afmartelen en doodfp.ru- len/om zoo veel t/belêrt ?%ZZL**^™ gekheden hun voordeel te doen. - Verftaat mij wel! - Ik heb er nieï teïSf datg.jeen leven en een iroehahaü - maakt, als of gij van driekarei zfven armen affiaan wildet; want het behoort zelfs tot de ofde van den dag, om bJ een  C 593 ) een Hecht fpel eene goedecentenance te bouten. Maar dit wilde ik niet, dat gif om eene groote vertooning bij uwe buuren te maaken met uw eigen geld u gla' zen inwierpt: want, hoe men dat ook ultcijfferen en goedpraten wij, zoo iets is en blijft altoos dollemans werk. Ondertusfchen het geen gefchied is, dat is gefchied: en ik zou er zelfs geen woord van gefproken hebben, (want die zijn i eus fchendt, fchendt zijn eigen aangezicht) indien ik nu niet reeds alweder, aan het draaien van mijn'zak. bemerkte, dat het — wanneer er geer fchutjen voor gefchoten wordt — den ouden weg fchijnt op te'moeten. Voor deze nieuwe malligheid wenschte ik u gaarne, zoo er maar eenigzirs doen aan is. te bewaaren. Ik wilde u, daar het nn toch weder tegen den winter gaat — 't welk een overheerlijke tijd is, om te temporizeeren — eens rondsom u heen laaten kijken, niet, om dood ftil te zitten: dat is mijn plan niet: want wij kunnen zaer wel praaten en braaien te gelijk — maar om de zaak eens ter deege optenemen. — Ik heb het u (geloof ik) a! eens meer gezegd; — dat het een onvergeeflijke dofheid of botheid van u is, daar ik , tot nog toe de waare oorzaak niet van buzefFen kan, dat gij niet meer Werk maakt van deze, op onze planeet zoo nodige Kunstgreepjens, om in alle de boeken vaq de waereld, uw kijk in de potten te hebben. Bij het waare tem-' porizeeren is niets noodzaakcUjker: want gij kunt nooit zeer verr' in de kookkunst van uw eigen keuken komen: wanneer gij dood onkundig zijt van de potten die er bij uwe buuren te vuur zijn. Haast u derhalve, langzaam en geftjdig* zonder die ongelukkige overijling, daar zoo dikwils het ftilzitten op volgen moet en onderzoekt wat er gaande is. eer gij een' beflisferden ibp waagt waar door gij even als jut, met uw' neus, vlak voor het hek mog' komen te ftaan zonder een andere rekening en verantwoording van uwe verkeerde direBie te kunnen geven, dan deze gewoonlijke, van alle die geene die buiten den waard reekenen, beftaande in deze weinige, per faldo resteerende woorden: Daar „ hadden wij nu, bij alle mogelijkheid, niet ep kunnen zinnen! " — " Scheidt er toch eindelijk (bid lk u nogmaals) eens uit , met katten in den zak te koopen: want, met deze negotie, is toch waarlijk ons land niet groot geworden. 6 Ziet gij dan niet van alle kanten, hoe men overal en geduurig bezig fs, mee de borJjens dan zus, dan weder zdd, te verhangen, zoo dat gij er na.uvl.ika het oog op houden kunt, en als of het aangenomen werk was? — Dit alis er een va». Wij hebben zederd tweehonderd jaaren (vokens ïenZf v»on»PffctoO »»««» Aftaan door de jaloufy der groote Mo Sendheden; asij konden het over osze verdeeling of Polamzeering niefeen^worden en echter kon niemand van allen dulden, dat een uit den hoop ons geheel «nUl T ne? ^P'o-,. Daarom (zeggen zij) behielden wij, door deze gunftlge, maar echter hachelijke famenloop van zaaken, onze Politieke exiflentieanders waren wij zekerlijk te zwak geweest, en hadden, bij de eene of andera' H *We"TS ^ E,UaVA' in h6t' " hhbsn " hekben> «™ hijgen is * ie.kuml de gr?otue ftokregel is, aan d?zen ofgeenen te beurt gevallen moe. en zijn. Te wein.g bevolkt, altoos verdeeld, met een' FoederaHstifchendT^ losjens aan eikanderen genaaid , altoos (ten allerminften) door twee vreemde in.' vloeden betoverd en tegen den anderen in het harnas gejaagd, waar van altiid één, tot op eene zekere hoogte, den boventoon blies, waren wij nooit onafhanklijk genoeg , om ons op den duur dat aanzien , onder de volkeren te ver fchaffen, waarop wij in onze qualiteit, als rijke Mogenheid, echter wel eeniea" aanfpraak mogtem maken. Derhalve beitonden wij (naar hun inzien) als een mooi fchatrijk en galant Weeuwtjen, dat — zonder daarom.bijzonder kuisch en inse togan te leven — door de jaloufy van haar eigen minnaars enz. enz. enz haar huislijke vrijheid in zoo verre behield, als zulks, aan foortgelijke Dam>s die natuurlijk in geduurige amoureufe intrigues betrokken zijn, mogelijk is —'wii ee' loven ( fchoon het ons van harte fpijt, en wij van gantfcher harte wenschten dat het anders ware geweest) dat er, in dat alles, ook weêr maar al teveel waarheid fchuilr Evenwel komt het ons niet onwaarfchijnlijk voor, dat er aan de opgegeven ee lijkenis, nog een Epithéte ontbreekt; namelijk, — dat wij hiet alleen als een mooi, fchatrijk en galant — maar ook, als een Coquet, doortrapt flim We'euwtiea Van te jaloufy onzer Vrijers, al gevende en nemende , met een woord' — me? zeer veel voorzichtigheid en beleid Temporizeerenie, in den fmaak van eene twee de PENELOPa, — de kuischheid alleen uitgenomen - onze onafhanklijkheid" Talttcr, Qualiter, hebben weten te bewaren. — ' Maar dit nu eens, onder deze re/erve, toegeftaan zijnde; —zoo (dunkt mij) is de Tr.aag: "Z »Indien w'i, op dezewijze, zederd twee honderd jaaren , onze Pa„ htieke exiflentte behouden hebben; hoe beftaan wij dan nu? (Want wii heb 'A ?iJlTk t£r-.hopeo ) n°S Biet verlooren.) Onze inwendige ge- fteldheid (als Mogendheid befchouwd) is zekerlijk nog niet veei verboerd geworden: wij zijn niet meer bevolkt of minder verdeeld: ons Foederaiismus bellaar nog  C *J5 ) nog' en zeker vrij wat verwarder, dan tevoren: dat wij door vreemden Invhicd riet langer tegen elkander in het harnas zouden gejaagd worden, is nog niet wel te vooronderftdlen: rijker of machtiger zijn wij niet geworden, en wij, willen hopen, dat de Mogendheden nog zoo veel belang in ons zullen ftellen, om nog even jaloers, ten onzen opzichte, tegen elkslr te zijn. — Hoe beftaan wij dan ""nu? _ Ik zou denken: — althans niet minder wisfelvallig, als voormaals. Was het Temporizeeren , dan te voren, voor ons zulk eene overheerlijke zaak? dat is: — vonden wij er onze beste rekening bij, met van de geneigdheid onzer jaloerfcbe minnaats op tijd, voorzichtig, en, tusfchen de buien door, partij te trekken; dan moet onze Staatkunde (zou ik- zeggen) althans nu ook op dien zelfden leest gefchoeld zijn. Wij mogen, als het te pas komt en de omftandigheden het mtê brengen, wel eens hart van ons afblazen; maar wij moeten toch altijd zorg dragen, dat wij den mond niet branden. — lk ben Bus zeer voor het afwachten ; maar ook voor het uitkijken, op onze gewoone en bskende Kijkduinen. Niemand, die redelijk denkt, al was het zelfs onze Amant Cheri, kan ons dit ten kwaaden duiden. — Wij nemen het immers, wanneer wij niet al te korrelig van aart zijn, zelfs onze Bedienden niet kwalijk, zoo zij anders maar trouw dienen, als zij naar een beter t'huis komen omzien , en ons bij tijds den huur opzeggen, zoo ras zij, op een eerlijke handelwijs, iets beters gevonden hebben? — jrn wjj dan Met uw welnemen , 't is met de Staaten, en vooral met de Staatjens , als met onze particuliere weloppasfende en vooruitwillende burgers. — Zij nemen in tijd van nood wel, wat zij krijgen kunnen en houden er zich mede te vreden: maar midlerwijl zien zij eens om en hooren eens rond! Dit alles toch heeft men voor niet; en — ondertusfchen doen wij zoo veele andere averrechtfche zaaken, die handenvol geld kosten. Ik vraag het umaar eens; ,, Is dat ftijl van huishouden? — Is dat doen voor lieden, die in , eene pijnel'ijke houding bekennen moeten, dat zij het zullen moeten afwachJ| ten?" — Ik zal er niet meer van zeggen; maar — 't fchaamt zich. , Wij kunnen er niet aandoen!" is de tweede verftandige, replieke.— In veele zaaken, die ik nu op het oog heb, is dit ook maar al te waar. — Maar gij zoudt er toch wel iets aan kunnen laaten. — In den blinden voort te werken is toch (zou ik meenen) eene armhartige bezigheid. En wie van u, zal mij met ernst, onder vier oogen, durven beweeren, dat dit het geval niet is?— De baas, daar gif voor werkt, mag een bijzonder goed en civiel man zijn ; maar, dat hij u, op een* mi/er abelen donkeren winkel of werkplaats, over het fijne werk (god betert!) gefteld heeft, is welzoowaar.— Er moet ondertusfchen iels gedaan worden. Heel goed ! — Maar gij werkt toch bij de fchofc en niet bij het uur; en gij hebt er toch ook niet fterk over te klagen , dat men u te veel op de handen ziet! — Zoo veel weet ik er evenwel ook van. Laaten wij nu nog eens bij u derde uitvlucht ,, want tegen den Jïrcom, is er, bij mogelijkheid, niet op te fteijen", blijven ftiliiaan! — O O 3 Dat  Dat moet gij niet, Mïjnhoerenf — Bii al waf „ At u . heid verftrekken kan.' _ dit moet gij «Ut,Z m ^ h' en -f« Sezandter aan de moedernaakte genade van b« „, ^W dlar,Jm »^ft gi u echt den ftroom te laaten aiedÏÏep..!" VlSTJ' ^ to «even e°™ fchtjns, (met een' iever, je Ic?en 2o0 n;efeb u,eenmaa> m het zweet uwes aanen ik zag u met oogen van medcI idTr?.tegtnrw'nd en *">om op zieil thars tegen die eerlijke goeden lieden di«. h , ^^P"- - Ik fpreek J-IIJk aanvatteden/en niet teg n dfe zw1„e/e ^° ^ ^ ha,deD' als «« 3 doen zien , dat hun misfelijk Lt^k^'Z^ * Uitko~ S en de geglommen kooien , geen fpoo* water «a7i "mptrammt, buiten bet vuur nogniet ee-s.] Ik zag a&iK^Sren hóet 7^" 2ijnde fletót""» beloerde gat bmnen zeilen. Ik *aJ be? e zuS bovej}}™™ < en het lang was: want een breekefpel wilde fölJ&'-Sfe** « bet »« mogelijk, ren kunnen, hoe ik op de mosfelftii-*2d Glf!t u ze,fs ™S wel herinne. aangezicht om dat ik bang was voozrkns ',Z ™*n* grens v°°' ™* ™ ,em3Dd biJ'^^ het hoog water is van berf, h SVCt een M> ™ *K de u nog de hand toe reiken, om d t mii def P °P ^V"' fpMBsV " wilDoch dat is tot daaraan toe. Ik geloof t lef ei? ^ h°0g VMr'^m. bekeken hebt: want daar was weinig; Sis tó- 1' 6'J D,ij tüeu fflet aa*fcchc ee, koek neériW _ zijn dat de zaak bedaard en cordaat g»fch oneTd Ujd mi'sfchien sekomea worden zal; maar niets van dat irff'.^"^^^! koud worden en bevriezen. — Onderuit, &a■' p,aatfa vaa geheel iis ** °P Dit dur.en en mogen wij van u eisfcen: dü nfJLSS te "*"JWdan kimklaar uwen plicht: ja wij moeten er bi voegen' l n S Wn " r^en. del.jkhe.d; -wanneer gij er uwe h-ndcn aftak til dl \ P °*B *erantwoor^ of liever, nu het fchier verdronken kalf X\ J," * *k op ^ hoogte - ^ '«Sic van varzu'pen, is. - _^ Om derhalve te eindigen c\air ;t n„ . waar  C «97 ) waar het, zonder op duivelsdoodjens te rekenen hP»n l . 1 ,r men bij overhaasting den put dempt (a) bi^de'JZ , 0 h<3t k?lf n0g' eer moet de fparttlende pooten bij den anderen te biX ~ 3'S het Wezen ten uit te Un. Dit'zij nu >" voll^ ^ een ftokjen , gezegd! Laaten deze woorden nu niet ESLf ' * a gnUen °P klaagt er maar niet over , dat Janus niet du 1 " "<êr Vallen : en die meerdere klaarbeiVdsn^ W*££L"t^ aan het werk, niet als jongens, maar ais manren of ik za'l „ÏIll * als uwe broederlijke uilskuikens, die thans onuw.' nnrUÏ, . * trger* Hellen. Ik heb u tot nog toe de handen boven het ZoYfTï, 7™' '"V™? onderfcheid tusfchen ftraaTen en ftinkende Sn weer re „f ?°üdn 0m ^ lk gewaafchouwd, ik zal er, bij voorraad, m i n%To p t2\$* — BRIEF vah DEMAGOGOS, bueger janus! zou^ta^geX - oSÓe^3 *5 kIakkdO0S * * P". wij, voor het grooffte o f voornaamfte èLX*™™** tC d*elen- Want daa len, waarin men op eene omilachtiee en r.nft..rm;7 •• 8 ,1 ls dle andealles,-datis, a. dat geene! aan d n ne.^hangr Sarallen^n 2fe eVegeli* het minire van allen aan gelegen ligt. In een van Z ï, '"gelijk, wel Begeerd dat Directeuren, of aanÊnd 5? Zlal ^1°^ nieta leden zouden uitdelen een menigte hanen vanMSSnHn. d£J.eeVermogende derom neemens, of wederop zelgens toe en ! V doch .alleen l°t wehunne grillen zoude helpen te'n uifvo bTéngen"^t^Jm?' °°k a,le jan het geen er overfchiet, nu de neefjens en nigtie. bezöTd Ir "Stant'e" de roos!) Het ergfte is. dat men dezelve nie^nt^Xee^S Ca; f») Schoon het juist eeen eekheid ;« ;. i... t *..r de.anderen vol te maken. Doch wa„„« J „ ' / *™"«" " me"- k»lven»ij„, den put tn het d.er ligt 'er nog maar in te fpartelen „Miit i• V ° Te"uU>en van maar een kalf «nde dolHgheid 't fs .,, of m?\£Z' fö1^^*™1^4"? h« den,pe„ eene £ flrop heen wilde trekken. ln het eerfte geval i, h'. Jrlt g ï* '' b'J de heenen 4°°' & =r Mi •«« -h. , u.; % iïrit^ Lr-ox:^: £  ■ ^ *9ö J Capittelftoijens en Speculatie tot onderpand te ftellen, waar door er ieder niet aan ^Ma^dit is een kuntsien, om zich van die Sollicitanten te ontdoen, die, als het wel zal gaan, altijd Sollicitanten moeten blijven, o Wij Directeuren zijn zoo D ..... i 11 m 1 Vervolgens wierd door de Commisfie tot de legislatuur ger.porteerd, dat zij eene voor deze eeuw bijzonder zeer importante-4ecouverte had gedaan; dat na. tnentlijk, het woordje nemo in de wet, welke zegt, Cogitationis potnd nemo Patst»r daar verkeerdelijk door de eerfte uitgeevers was bijgevoegd in plaats van •Hi»ue; zoo als zulks in de mss. van de waakzaame Inquifitie, zoo te Rome, als ho*er op gevonden wordt. Voorts wierden aan de Vergadering aangeboden, twee fabels, de eerfte getijteld : na 110» en dz »w.t.; de tweede dk wolvenewdehonden; de eerfte bevatte, in fubfiantie, dat de Dwerg met den reus zoude uitgaan om te vegten, maar toen zij aan den gang waren, de dwer* al de flaagen en de reus al de eer en bat voordeel kreeg dit ia zeker nog erger als de locietas leonina. De tweede is deze: De honden beklaagden z.ch over de herders bij de wolven, deze beloofden hun te helpen en verdreeven de Sers; maar namen ook, van tijd tot tijd alle de fchaapen weg. Foei foei. tudtat vos Schapedieven! Er wierden nog een menigte van zaaken verhandeld, maar alzoo dezelve veel te fubliem, voor 'c geëerd publiek waren; dooken de leden achter hun gordijn, vulgo zij converteerden hun geniepig Committé Ineen/«mis Jubcommisfie: dus ben ik genoodzaakt, hier mede, te eindigen. Ptaijent alle de adminifireerende leden demasogos (gezegd philodemos) Derde Jaar der Tempel bouwing. Secretaris. NB. Terwijl ik dit fchrijf, krijg ik de heuglijke tijding, dat de Rapfoiiaanen ^Coniitutie, i resforts hebben geinventeerd. die allemaal uit elkander kan en, oP 365^89,110 manieren, (even als een marquette bordjen) worden te famen gevoegd. Profit proficiat fitque faluti! — j Deze Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Utrecht M- dTwed Terveen en Zoon; 'e Hage van Cleef en Leeuweftyn; Leyden ëonkooren OnnekinkT^n. Hoftrop, J. W. Smit ten Brink Kuyper en van Vliet; Haarlem Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d. Dries, en Mi"iSS Hand, en verder in de overige Provintiên, è twee Stuivera,  JANUS VERREZEN. SUUM CUIQ^UE. N°. 142. Maandag den 18 December. "Vr^aar moet dat zoo heen, buurman?— „ Dat weet ik m'et."—• |a*aar waaroaj loopt gii feri'gen, mijn vriend! — maar de groote kunst is waarlijk, om te V/eten, hot de dingen. waneetr zij eerst famengeloopen zijn, weêr uit malkander loopen. Dii laatfte is eigenlijk mijn'ftudie. Het oi.derfcheid tusfchen onze beider beöeffeningen, beftaat hier in : —- dat gij wilt wete.i, op «-elk eene wij? e n meöSCJï ziek is, en )k , hoe 1 ij w;jder graord wordt, t— ,, As datv/aar is, geloof ik, dat „ de nieuwsgierigheid van ons beide prijzenswaardig is, — 't Is maar recht jammer^ III. Deel. Pp dat  ( 3oo ) dat wij beide, om ons oogmerk te bereiken, een' anderen weg uit moeten. — „ Adieu dan, tot v/sêrziens! — R wacht u van den avond op een pijpjen. " Mijn buurman ging naar de Vaderlandfche Sjdettü, onder de zinfpreuk: Al voorwaarde, en ik, naar mijn ftudeerkamer, om een mij toegezonden Manufcrlpt te lezen, ten. titel voerend;: het hut der vermoeienissen ek zelfsverveelingen in oe samenleving. — Hit gefchrift is te lang, van adem, om bet aan mijn Lezers, in zijn geheel, mede te deelen, maar, al lezende, wil ik er hen wel, van tijd tot tijd, eenige ftukken en brokken van in de hand duwen; hatende voorts aan ieder de vrijheid, om er dien £»• menhang en aanëenfchakeling in te brengen, welke hem goeddunkt. EXCERPT A. *n Er zijn menfchen, van zulk eenen overdreven'werkzaamen aart, dat zij hm»: re woelige natuur, tot den laatften druppel toe, uitputten, en, daar door, wiskunftig, als fneeuw voor de zon, vergaan zouden, wanneer hunne mishandelde Natuur niet veel wijzer was dan zij, en nog bij tijds den rusteloozen woelwater in den pekel liet zitten, door hsm, proefondervindelijk, te Bewijzen, dat hij den fliap nodig heeft. — Dit doet de vermoeienis. Gelukkige zwakheid van de menfche* lijke natuur I — Maar hoe verkwikkelijk en verfrisfchend is dan die rust ook niet? De vermoeide kan haar het best waardeeren. Zulke voorbeelden van menfchen, die de honger en de verveeling uit het huis gejaagd hebben, om er vrolijk, of meteen ftuk broods onder den arm, weêr in te komen, zijn eindeloos veel. De Hiftoriön zouden er vol van zijn, indien niet de meefte Hiftoriefchrijvers van zulk eene verwaandheid waren geweest, dat zij, foortgelijke Ieerzaatne voorvallen en anecdotes, niet verr' beneden zich ge. acht hadden, om ze op- te teekenen. 't Is nog al gelukkig , dat de gemeene famenleving er ons geen gebrek aan Iaat lijden, anders zouden zij om hunne fchaarschheid al te duur zijn; en er zou, voor een gemeenen man geen aanko* men aan wezen. — Wanneer ons de lijkdoorns en exteroogen te veel pijn aan doen, handelen wii wijslijk, als wij onze fchoenen uittrekken. Waarom dan ook niet, wanneer onsde kakhielen te veel kwellen ? — Onze Natie moet op deze vraag eens ernftig haardenken. — 't Is eene gekheid om, in dit geval, fijne en Jubtiele dijlinSies te maken. Een ongeduldig mensch zal zich gewoonlijk fcbielijker verveelen dan een treui fclaar: — maar 't is al geen fcoud wat er blinkt. Alle verveeling is juist niet nut- '"■ :" ' ' '■■ ■ " tig.  C 301 ) tig. Wanneer de verveeling, door een geftadige tandterging, in eene razernij ef wanhoop, overflaat, is zij gevaarlijk Dit heeft geen bewijs nodig. Verveeling, uit lang wachten geboren, werkt gemeenlijk langzaam, maar ook zeker. De menfchen zouden nooit vruchteloos wachten, wanneer zij wisten, dat het te vergeefsch was. Dit is omtrent een axioma: 'tgeen er echter aan ontbreekt, om het te zijn, is de moeite niet waard, om met een vergrootglas er bij te zoeken. .... Wat kan een* mensch toch overhaalen, om zich zoo lang te verpijmgen ? — Die vraag is zeer gemakkelijk te beantwoorden. Men zit, bij voorbeeld, met zeer veel gelatenheid, en zelfs op zijn gemak, een half uur achter een, te wachten naar Iemand, die ons, met zekerheid, gezegd heeft te zullen komen. Men verbeeldt zich reeds hem te zien, overpeinst wat men hem zal zeggen, en waar het discours over loopen zal. Doch dat halfuur verftrijkt, en de man ii er nog niet. Nu ftaat men op, en wandelt met groote flappende kamer op en neder, en denkt, waar of hij zoo lang blijven mag: en dit is al eene zeer vervetlende gedachte. Nu gaat men uitzien, maar bemerkt noch fcbijnnoch fchaduw van den man. Nu wordt het verdrietig. Men begint hard op te rr.urmureeren en, of het wat helpen konde, tegen den lang uit blijvenden te grommen. Alles vergeefsch! — Men fmijt zich wedtr in den ftoel, •waarin men te voren, met zoo veel gelatenheid, zat, met de beenen kruislings over elkaar, men begint een dcuntjen te fluiten, en met de vingers op de tafel, vengfter, bank, of iets anders, dat bij de hand is, te tikken, [dit is eene gemaakte bedaardheid, die zeer nabij aan een cxpiojie of losbarfting van een lang uitgerekt geduld grenst] ondertusfchen, al deze kunstjens doen den man geen oogwenk fchielijker komen. Men begint de waarheid van deze ftelling al wachtende te bemerken. Nu ftaat men met drift, ten tweedenmaale, op , en begint te ftampvoeten, even als of men hem uit den grond wilde opvloeken; maar niets helpt. Wat zal er nu gebeuren ?... Ik beroep mij op al die geenen , die dikwils zulke te leur ftellende oogenblikken doorgeftaan hebben en niet al te korzelig van humeur zijn! — Loopt men balloorig bet vertrek uit? Neen! — Men loopt flechts tot aan de deur; maar men bedenkt zich weder. Wat vervolgens? Men maakt bij zichzelve deze eenigzins pijnftillende en ademfcheppendc reftetlie: — ,, Wie weet of het oogenblik van mijn vertrek juist dat van zijn konwt niet Is? '„ 't Is misfchien nog maar om een onnozele vijf minuten te doen ? " — Dit onzeker misfchien — nu , kan men met eren veel recht, bij iedere opborreling van ongeduld herhaalen : en zie daar juist d§ reden, waarom, naar geduurige te leur. ftelllngen, een mensch zich zoo lang verpijnigt en befluiteloos blijft. — t Hoe gelukkig is men nogthans niet, dat men zich eindelijk recht hartelijk verveelt en het moede wordt: want, zonder dat, zou men dikwils tot in der eeu- Pp a wi|-  wigheid wachten, of, ten minften, de dood zou ons, al wachtende, komen veirasfcben. — Qnze Natie is bijzonder ven' gevorderd in dit onzeker tijdverdrijf, zij heeft een taai geduld en een lLg om zich te verveelen, die eenig in zijn foort is. — Ja, zij Helt er een eer in, en waarlijk, niet zonder reden: want, toon mij een volk op den aardbodem, 'twelk haar hier in, de loef affteekt. Denkt ma?r eens oen die, eenen job waardige, woorden: „ zwin jaar' hebben wij moetin n wachten, " en — wij wachten nog. «e ****** o! oh! ooh! bileams ezel, puik der graauwtjers 1 — Ik kai mij naauwlijks veibeelden, dat gij, even als de overigen iraVuargeflacrit een ftijiöor waart.' — , 0at Sefi iïi u sebaau/ önt jffixiti nu Djiemaai rje- » f*i-l0CIj geut? "— Schourae woorden! —juist gevraagd!— uók wtrd fctt dier eigenlijk geflagen, niet, om dat het iets gedaan, maar otn dat het iets nagfclaaten had te doen : — met zoo veel te meer recht vroeg het derhalve; „ Wat heb ik u gedaan? " — Ieder een weet zekerlijk het geval? — Hst arme leest was driemal, door den opgeheven' ftok van bil e am, geforceerd geworden om weêr op den weg, waar van hst afgeweken was, te gaan. Dit was onmr> gelijk ï daarom week het eeist rechts en toen links af, en ging voor de derde maal liggen. Dit waren de omftandiiiheJen, welke deze, gepaste aanfpraak, vooraf gingen. — ,, Waarom hebt gij mj nu driemaal gefïqgen? ' — juist drie' maai?— Wij hebben in onze taal twee fpreekwoorden, waar in het woord driemaal gebezigd wordt' namelijk „ driemaal is Scheepsrecht," en, „ alle goeds „ dingen beftaan in drieën. " Ik duif echter niet zeggen, dat hier in de reden te zoeken is, waarom de geduldige ezelin van bil eau het zich driemaal liet welgevallen, eer zij fprak. Ondertusfchen gaat z'j (na op haar eerfte vraag een zeer ongepast, en weinig ter zaak doende, antwoord gekregen te hebben ) al vragende voort: — ,, iÖCll iïi Hl'Ct ulD2 €^Ï!tine/ op DCtocïriC nn rrere» „ Uenijefit/ ban fmt tjy niij o^ïatSt ïje&t/ tot op: öejen aag?"—; 4' om zich op hunne eigen waarde te ftellen, als de geduldige, Èitkn&e vin bileam (*)., in die opgtnbiiki;en, locn zij onver- (*) e ile am of D1H3,'het eigen tjaartnvoord van éehT'Hét yervólgzlekèn man. Sommigen willen, dat het famengelicld is , uit TO- en D±>: en dam zuu het loo Teel beteekecen' jruitnên , tli een wlkdat.ver/ltteii wordt. Pp 3  C 304 ) verduldig wierd — men moet met de onze zeer voorzichtig z[ïn (2*0 firï hor ATI us zegt het ook: „ dum vitant ftulti vitia in contraria currlm» ü Wat fch.et er dan toch wel over, wamieer men het niet raadzaam vindt om alles blotelijk aan de uitwerking der verveeling over te laaten , om ben het doodwerken te beletten? — Laat men dan de lijders diverteeren, in de zondaefche beteeken.s van het woord, ~ en laat de ftraf zijn, dat zij fchoenenXptn en h?t leer toe moeten geven! " "PP611» 't Is veel gemakkelijker, de ftilzitters, ook wel olijke plakkers genaamd doen opftaan en aan bet werk te kriigen: - dat lijkt er niet naai• S ten minften, nog eens aan boord klampen, wanneer hen de Natuur van zelve opjaagt: bij voorbeeld; - wanneer zij hunne Fauteuils verhaten, om eene klef. ne boodfchap te verrichten. - Als men den tijd maar weet waar te nemen ! veertiende vervolg der reisbeschrijving van DtH • staanschen coSMoroLiET, te vinden N°. 137. pag. 263. en vdgS Even gelijk een blik femftraal die zich op 't oogenblik van alle de fchidaw«n des nachts metster maakt, voelden alle de aanvallers hunne onmacht: eensE weeken 8.j van den beledigden te rugg', terwijl Sophranïa in traanen wegX Phosphorus gaf mij, met teekenen van ootmoed, den dolk over; en verzocht miite vens, dank hem metaandacht wilde aanhooren : dewijl hij (naar zijn zeggen) op de hoonendfte wijje van mijn Secretaris beledigd was geworden, en de*e op dei ï lerlaagfte wijze de rechten der gastvrijheid gefchonden had. Hier op verhaalde hij mij de gantfche historie, en vroeg of hij naar dif M*. gezegd kon worden onbillijk gehandeld te hebben. J U aIIeï Mijn antwoord beftond alleen in 't bericht, dat ik hem gaf van het ViUnA Holldldld; en toonde hem verder aan, hoe onvoorzichtig hij gehandeld had7 S Secretaris onkundig te laaten m de gewoontens van zijn land en echter vêr Hiaakshalve, met onverfchillige oogenhet gedrag van mijn' Secretaris, omtrentziine echtgenoote, aan te zien: 'tgeen hij gedaan heeft (voegde ik er bij) is zeker geen daad van geweld geweest: laat uwe vrouw zelf openhartig bekennen' Hebt tzii niet . . . ? - Zij het mij niet uitfpreken. Neen - riep zij: hij' heeft mi overvallen, en in weerwil van al e mijne poogingen . . . Hier viel haar de Secretaris in, en zeide: nu begrijp ik het geheele geval, Mevrouw, en nu ont. dek ik de reden, waarom Phojphrus en de zijnen op mij aangevallen zijn. Hi/ heeft  ( 305 ) h-efc zicb beledigd gerekend, omdat ik u . . . . onbefcbaamde! viel hem Sophronïa in de reden, daar hebt gij dat lelijke woord weêr op de lippen. — Hij veri volgde: Ach! ware ik nimmer in-dit kir derachtig gewest gekomen! — Telkens'woidt men in zijn daaden, op de kinderachtigfte wijze van de waereld, " seftoord: naauwlijks fpreekt men, of de zotfte inval breekt het gefprek af. " Dan moet men het geen ieder een verftaat, op een duistere wijze uitdruk» " ken.-'dan weder moet men over 't geen duister is, op de klaarfte en beflis. " fendfte wijs fpreken. Waarom vindt gij het woord zoo haatlijk, die de daad " uitdrukt, welke u zoo veel genoegen verfchafte? — Nu dan — uw msn " was er over gebelgd, dit wilde ik maar zeggen. Wat nadeel heb ik hem daar " mede gedaan? Heb ik hem de liefde, die gij voor hem gevoeldet, ontroofd? *' Neen ! Want voor de daad waart gij reeds op mij verzot. Ten min fte uw " oogen zeiden mij dit door uw masker heen. Te onderftelien, dat ik iets aan " uw perfoon bedurven zoude hebben, zou nog veel kinderachtiger zijn. Hij ": kan mij derhalve niets verwijten,dan dat ik iets gedaan heb, dat tegen de wet" ten van Padia ftrijdt; en deze kende ik niet, Ben ik daarom evenwel fchu!» - dig, dan heeft hij 't grootfte gedeelte van de fchuld op zijn rekening: want " zijn gedrag deed mij juist het tegengeftelde van uwe wetten vermoeden. *] 't Spijt mij echter Mevrouw, dat de wetten tegen mijne-begeerte flrijden : ", want gaarne zoude ik met u op dezelfde voor u aangenaame wijze (zoo ik mij " niet bedrieg) mijn geheele leven omgegaan hebben: dewijl ik tot nog toe geen ' eene vrouw, zoo onder dé Holldialaanen, als onder de Padüianen aangetroffen ", heb, die mij zoo zeer behaagde, als gij. Ondertusfchen heeft dit zot toneel, " daar'ik ooggetuigen van geweest ben, mijn drift vrij wat verkoeld. — Daar " ik nu zie dat dit alles in rook verdwijnd; en hij volgens de gewoontens van " uw land, voldoening moet hebben, over 't gewaande leed hem aangedaan; en !' daar ik weet dat men gewoon is hier alles op prijs te ftellen, is mijn ecnigfte ' verzoek om te mogen weten hoe veel ik vóór deze mijne Natuurlijke dwaling *' betalen moet. — Zijn Majefttit , zal wel zoo goed zijn, dit voor mij te „• voldoen. " —■ Ieder der aanwezenden ftond verbaasd over deze large en tevens vloeiende tirade van mijn Secretaris: nog nimmer had hij (volgens zijn eigen bekentenis) zoo lang achter een gefpioken. Aan de belemmerdheid, waar mede hij deze go heele deftnfive periode uiifprak, zou men gedacht hebben, dat hij 't van buiten geleerd had; doch aan de natuurlijke welfprekenheid, welke hij er mede paarde, kon men niet twijffelen, of het was hem alles, onder 't fpreken, in den zin gekomen. — Phosphorus en Sophronia beide , wisten niets op deze verdeediging te antwoorden. Alles wat hij gezegd had, was waarheid — dat is — voor hem vaarheid. — - -3 lk hoop, dat mijn Lezer deze onderfcheiding bevat, t>n dat hij zich, bij tustvh '. ■. i . rS'^jS'óïTMj"}, o ' r* jtKU- ' >. voos*  C 3o<5 ) voorbeeld, niet gaa verbeelden, dat het geen voor hem waarheid is j ook voor mij waarheid zijn moet. *— Neen! deze ftelling is niet gewaagd; maar zij behoort ondsr die ftellingan die door een voorbeeld bewezen moeten wordeD. Qnderftel, dat twee menfchen elkaar ontmoeten, of liever dat zij tegen over el* kaar geplaatst zijn, dan is het geen voor den eenen rechts is, vo,oi den anderen links, en zoo ook omgekeord. Voor de Irwoonders van Paiia, kusnea mijne goede Holldldlaanen, niets dan logen voortbrengen. 0,idertusfch*n beeft da naakte waarhei 1 , 't is 't zelfde voor wie zij dan ook beftaat» mooge, zoo eene onverwinneüjke kracht van overtuiging, dat zelfs de geen die zij fchijnt te beledigen, ftom wordt, zoo dra hii haar flechts gewaar wordt. Wat zal ik doen? Riep Phosphorus: wat zal er van mij worden? riep Stphroi nia: op zijn best genomen, een kind: hervatte miin Secretaris; en in dat geval moogt gij he#5*j vrij te Holldldld t'huis zenden. Phosphorus ondertusfcnen hield het ooa op,mij geftigen. Is het waar, vrosg hij eindelijk, dat gij zijn Koning zijt? Noemde hij u zoo even niet . . . ? Ik. Ja, mijn waarde PImphorus; maar de Holldldlaanen mag men wel met recht ten volk van Koningen noemen. Zij zijn — hoewel z»er onkundig, _ eea volk dat het gezond oordeel ia eigendom bezit, en de reden, waarom zij mij tot Koning verkoren hebben, is, omdat ik van bunne Godheid, de Zon. door em lichtftraal bevel ontfangen heb, uit de maan op het Eiland HilldtdU neder te dalen. Ik vergeef het u van ganiföher harte! Riep Phosphorus in verrukking uit, terwijl hij Sophrenia omhelsde,— uwe dwaling was verfchoonlijk: de Goden hébben er de hand in gehad. — 't Kan zijn.-zeldd de Secretaris; en — wij namen ons affcheid, na dezen bevredigenden uitroep. 't Zijn waarlijk Kinderen, zeide mijn Secretaris, want welk eene verandering kan uwe komst uit de Maan in 't gebeurde geval te weeg brengen ? — Deze Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Utrecht bij de Wed. Terveen en Zoon; 's Hage van Cleef en Leeuweftynj Leydeti Honkoop en Onnekink; Amfterdam Holtrop, J. W Smit, ten Brink, Kuyper en van Vliet; Haarlem Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d. Dries, en Pols; Alkmaar Hand, en verder In de overige Provintiên, a twee Stuivers,  N\ 143. Mamdag den December. T) eind^oeït; ^^të&t?1™ 2eIr' »• ^eel Periodiek werk een wij ben met den flag waarTbuwdèn l'/Z ""T voorkomen. waeneer ke», als of wij ZOo maar ™™A EL »de™n1 ~n«ton bet misfchien aanmerDit moet geen plaats hebben raÏ5,S?J-^n hep-en' 60 het werk Wen, zijn werk zal (ten zij iels me„fcbe^rh J 8»« »J«« beloften vervullen, en *erk zijn. Hij is geen^iênS verhinderde) een gecompleteerd m. Deel. S nuemeoDer om z.jn zaaken, ten halven te laaten zitten. ^q Zij  C 308 ) 7ii derhalve die liefhebbers zijn, van op het einde te zien, worden verzocht, met eene dubb fe n aate van aandacht en geduld, op de nog volgende Nummers Te letten en zoo mogelijk, er hun voordeel mede te doen. Terwijl z jlieden die met Igusöogen e o? muren, en hunne tanden, door het nagelbijten, ftomp makïn oL er'eenlg fenijn uit te flnrpen, worden ^^^ ^ Monnikkenwèrk zullen doen, en dat het wetnigjen, dat er door dtjlükut oïfublimatte uittehaalen zoude zijn, doodelijk is. Van het onderftaande Toneel, heeft de Autheur gedacht, niets te moeten zeg. dan dat het rgelijk men 'zien kan, veor als nog, in 'tAttifcke gWr. reerd blijft. DERDE BEDRIJF. DERDE TONEEL. Tortel verbeeldt den ingang van een donker batch, niet verr' van ATBIKE ' ■ atd"vZTond ftaat een loge toren: ter rechter en Imker zyde, Uit men eenigo hier en daar verftreide, boerenwoningen. HU het mam van het Gordijn, is het heldere mdanefchljn;doch het wordt J\en danvoorvallende edips aan de m,an >f^.^i»£* door tem »»nj r,.,,nmMl,n bezie met, door allerhande foort van klj. den wen*}* *^*H*" "Jen Sommige befchouwen haar door het oog ^'at^J^S^a^tt ïondJr glazen. De Haan van dien Van "n ferontei zoodat men\er geen oog op houden kan. Z\Ttm^ claltzichop *&f^2jg"£^> *"* li door het hit iezelfchap of den toren, aanheffen het volgde aria. Wijze: pjieJ accent, auel transport'. I. X Godin van de Tacbt en der veranderingen, Die wij dagelijkse* zien in de ondermaanse dingen ! f DDoo uw°vo,orbeeld geleerd en door u vooitgebHd. ■ Zoeken wij de onbeftendigheid. (te.) 6 Ja  C 309 ) 6 Ja! — dat is maar waar: daar valt niets af te dingen.' Ik hoor, bij al wat leeft, deez' blijde toonen zingen: „ Al, wat immer beftond, beftaat of zal beftaan, 7 >u j „ Moet ook zeker met u, dan op dan ondergaan 1" 3 (*"•) [Votr de tweede reis chokus.J En wanneer men 't bedenkt, dat altijd een en 't zelfde Wordt zoo lastig in 't eind, als spbeitke» 6. aan 'tilde. En daarom, zoeken wij, in onzen kleinen kring, Beterfchap bij de wenteling: {bis.) En loopt het al eets mfs en in 't riet, met de dingen; Geen nood! wij zullen toch, als bünde vinken zingen: — „ Al, wat immer beftond, beftaat of zal beftaan, > Moet toch ('tgaa dan, hoe't gaal) vroeg of laat naar de Maan." $ ^b(s^ ben dei obseevateub.s, dlOr een Telescoop ziende. Gij moogt er dan van zeggen of zingen, wat gij wilt; maar deze eclips ligt mij zwaar in de maag. t Is een lelijk voorteeken, daar gij lieden, die maar enkel deor brillen en toneelkijkertjens, of nog ilimmer, ziet, «iet over oordeefen kunt. Ik zie wat verder, moet gij begrijpen, en daarom kan ik er ook ,wat meer va» zeggen. Gij zult zien, dat de maan genoegzaam gebeel verduifterd zal wordea, en daar heb ik weinig zin In; evenwel.... een andei, welke door het oog van eene groote fchaar ziet. Wel nu zal ik je krijgen! — Gij moogt, met dat lange Infhument, dat ge een Horoscoop — of, hoe hiet het — noemt, wat duidelijker zien; maar hetgeen nog gebeuren moet, kan IR, met mijn bloote oogen, zoo fchielijk gewaar worden , als gij. — 'tGeen gij ons zegt, vriend! hebt ge in den Almanaeh gelezen.— een derde, die zijn muts voor de oogen houdt. Houdt uw bakhuis, fnijërl— Wanneer er geftolen lappen, door bet oog van je fchaar te zien zijn, fpreek dan meê! — Je voegt hier even min op den toren als ik. 't Is maar ongelukkig, dat er zoo veel gekken hier, in de hoogte op dit obforvatorium, geplaatst zijn., 'tls maar geld dieven ee niet anders: want wat voeren wij voor goeds uit? — Was jeluij, nog maar zoo nederig als ik, om het te erkennen, zoo als ik doe, dan zat er misfchien nog eenige beterfchap op. — Maar nu j — Kijk! ik kom er voor uit: ik wil, zoo als jij, het volkniet in de kleêren fteken; en daarom fpeculeer ik ook eenvoudig in mijn vrouws muts: daar is het briefjen ingefpeld, daar, al het geen ik tè doen heb, hairklein op gefchreren ftaat. —• '  C 310 ) se toreKwachteb, door zijn trompet ziende, zegt: Wat leg jeluij markander het hoofd weêr warm te maken ! — als elk zijn best doet, is het immers wel ? We zijn immers allegaar menfchen onder malktar? — Dat de een rou een teerelooskoop, de air een kromme tieke kijker, deufe een lorren jet, en weêr een ander, een fimpele bril of brülenhuisjen heit, daar hij zich meê behelpt; — wie kan dat helpen? — We hebben ons zelf toch niet gamaakt, zou ik denken, be? Maar daarom bennenwe toch even goed/ bezitten evenveui gevoeg orri hier op den toren te zitten. Ik zeg het ma.r zoo, net als ik er over denk: want veul letters gegeeten, heb ik ook niet! — We zeilen er toch zoo veul van maken, als die voor ons bier op de pasop geftaan hebben; dat zou jammer zijn : want kijk! die Huurden den boêl vlak in de war, en toe gingenze heen , weetje? en dat kennenwe ook doen. — En daarom hou ik niet van fchokkeeren, of malkander in den zak te p '.maatjens! Wel hei wat! — Hoor eens! ik zie, door dut vermalledijde ding, "dat ik uit mijn vaêrs boêl geurven heb, niet zoo veul, als in jou oog kan. Maar wat zou ik nou doen? — Een teerlooskoop heb ik niet, en uit den Allamanak kan ik niet wijs worden: maar — naar de. maan, en naar den duivel en zijn moer, als het nodig is, wil ik toch ook kijken, zoo wel als een ander: want dtt is nou immers althans eene vaste waarheid, dat we ieder, als bet op ftuk van zaaken aankomt, er even naar toe zijn? — Daarom, weet ik niet, waarom jeluij altijd zoo leidt te haspelen. — Ik wou dat dat eens uit had! — de eerste observateüb, Ik geloof, dat ik daar de trein van de order van den dag, zie aankomen. Dit behooit aan den volke aangekondigd te worden. — si torenwachter. Met je welnemen, dat is mijn zaak. {hij blaast op zijn Trompet,) £ Er komt een flaatelijke optocht over het Toneel, opkomende van de rechter zijde en langs den ingang van het bosch, naar de linkerzijde veder afgaande, in de wlgende orde.1 Het 0rchest fpeelt het bekende wi]sjen: l'Hyver 6? la froidure, Religue la nature, Au coin du feu. EEN  C 3rr ) een om roep be, meteen koperen bekken gaat vwaf, hf houdt voor dm teren flil en begxnt te roepen, na dat hj op het bekken g.flagen heeft. recitatief. Vertoon uw dorperheid, onedele gemeente! Fn'hJ/1 jUiC,h °nS t0e! ~ Staa vas£ °P uw ë^beent* haal uw hart op aan een kromme fpeld ! — Geloof mij; 'tis r;u tijd, om vrolijk om te fpringen Ln, om het eerst te zijn, elkander te verdringer. Vergeet, voor alle dingen, toch geen geld! — Fartisfïmt. [Pasfage voor de conteebas ^^T^^L ^ ^ keteltrommen. // j^/Jj Jij 1 SE J fcbretn^uL?1 We°e8s ^" ^M Cze' de Brnid> en ze b.tter te neréentoefin™, daarom,toch maar vrolijk: want het zuur zien dient Z lBZ"3T7ige'rn mansirnnen ssikc!e lieden' ™' k^fi" "P de koppenfïïTJ' ï f°m vm drs"Sbaar, een opgezetten doode mosch net li Schilderde veêren, zittende in een papegiai's-kooi' j ' g de omroeper vervolgt: EBCITATrE?. Loopt, mannen loopt! die doode mosch — zal u reebt vroliik maken • Zijn veêren z.jn zeer fchoon geverwd, - zijn kruin glSaUc£Zl„' £e groote kunst om ongemerkt ~ en zacht . te re^r/n ° Beftaat alleen (geloof mij vrij) - in u fleeds (e *SZ* t Moet altijd vasten avond zijn - en nimmer moet SM. Dit hoort zoo: d,e zijn geld veneert - die moet het döïn met lutten Van al t gemaal een einde maakt - dan flapt gij uit den winkel.  ( 3i« ) de mannen, met ie kous/en op de Itotfden. Maateloos rijm. Legt dan uw hoofd gerust neêr, want, wanneer die tijd daar is. Dan aanvaarden uw erfgenaamsn den boedel, onder beneficie van inventaris. THitr op volgen eenige pos'.uwmaakers, fommige duikelende, andere op hunne handen kopende, hinkelende, rollende enz- Achter dezen, loopt er etn op fielten, zeer mager en bleek van kleur, roepende:] vivat!— vivat, qUI v1veee cupit!— [Deze v/orden ".veder gevolgd door eenige liedjenszangfters, zingende,} Op de Wijs van , La vittoire en chantant, nous ouvre la barrière». I. Is het pak je te zwaar; dan moet je 't laaten vallen: Maar evenwel probeert het maar. Komt met fpoed! nog een reisl... maar komt dan met u allen.' Gelijk 't behoort, van zesfen klaar! -»Komt, laat je, aan een beetjen, niet kennen: 't Is nu op een oor na gevild; Je zult er met den tijd aan wennen: En — Vrienden! — gij hebt het gewild! — AUons! — fchuifc af! — ligt niet te maaien: _ Denkt maar: — 't Is voor de laatft* keer, ( rj,iSty Dat wij uw duitjens komen haaien: y Als 't op is, fpreken we u wel weêr 1 lOp het geluid van dit gezang, komt er eene. groote meenigte volks op het T*i ml; 't vrelk gelegenheid geeft tot een tweede Couplet,'} 2. Nog eens lustig vol vuur en uit de borst gezongen! ó Ja, zoo moet het op den duur. Nooit geen einde aan de pret, geftadig bokkenfprongen; Van t een, op 't ander avontuur! Altijd in een roes, in de maling, Met de hand in den zak, op de baan,*Al wierdt ge ook zoo glad als een Paling: 't Kan anders waarachtig niet gaan! Komt, fchuift maar af, ligt niet te draalen: Denkt maar: — 't Is voor de laatfte keer, l (bis') Dat wij, vooj dezen dans, betaalen; S Als 't op is, fpreken we u wel wtdr. [Df  C 313 ) [De trein wordt befloten door een vrouwsperfton ^ verbeeldende eene vliegende faam; die fterk aan 't ruien is. Deze zinnerMeldige vrouw wordt met een ballon door de lucht gevoerd, en blaast op een duit sjluitjen de romance van Malbrouch. Men hoort eenig def gemor onder de meer.igte, 'twelk echter fchielijk, dooreen fterk applau Uf;mtnt van den toren, gefmoord wordt. Ondertusfchen is de maan geheel verduifterd geworden. Het gezelfchap van den toren wenscht elkander een aangctiaame nach'.rust, en vertrekt. Na dat ae trein pepasfeerd , en de meenig~ te dezelve gevolgd is, komt strepsiades op het Toneel, met een dievenlan' taarntjen, en een goudbeurt in zijn handen. Hij zegt: '] In 't gedrang is er, voor ons, toch altijd het meeste Fortuin te maken, 't Is maar ongelukkig evenwel, dat het, in den tegenwoordigen tijd, de mode fchijnt geworden te zijn , zonder geld of geldswaarde, in zijn zakken, te loopen: want van de tien reizen, dat ik, a desfein en wel beredeneerd, mijn hand in een anders zak laat glijen , grijp ik wel negenmaal mis. En 't mankeert toch aan mijn handgreep niet: want die heb ik fecuur. {Hij maakt een kleine gesticulatie met de hand). Maar, eilievel — wie komt daar nog zoo laat op den dag aan? — Die vriend zal zeker van den trein afgedwaald zijn; want hij ziet er al te deftig en plechtig uit, om maar een fimpel paniculitr te zijn. Hij fchijnt wel te flaapen. — [Er koomt een hinkend paard, waar op een ft tapende Ruiter zit, op het Toneel. Hij klimt bij het zadel op , en luist hem de zakken, zonder dat hij wakker vjordt. Alleen begint hij te niezen, en steepsiades wenscht, dat het hem wel bekomen mag.'] strepsiades, in het te rugg* komen, eenigzins peinzende. *t Is confeientiewerk evenwel.' — Maar als ik het niet doe, doet het een ander! {tegen den Ruiter) gaa in vrede, en dat u verder geen kwaad ontmoete! Als het beest den weg kent, is het wel, anders komt hij zeker niet te recht. —-Ja, vast behoort deze tot den trein; maar de man is flaaperig, en dus niet van de gaauwften: hij zal wat te laat gekomen zija. {Het paard hinkt zeer langzaam van hel Toneel af.) II n'efl pas fripon, ce lui la , par exemplt! — £ Daar na blaast hij op een Dievenfluitjen, waar op er eenige gaauwdieven, elky op eene verfchillende wijze gemaskeerd, uit het Bosch te voorfshijn fpringen. ] strepsiades, tegen de gaauwdieven. lk kan het u niet langer ontveinzen, mijne trouwe medemakkers! — De tijden worden fiecht: de Koophandel kwijnt: ie Belastingen worden zwaar en drukkend, en het geld is als weg geveegd. Zie daar een tamelijk goed buitjen » heden opgedaan in 't gedrang; maar 't is ook het eenigfte, dat mij, zederd twee Qq 4. ,„ maan-  ( 3H ) maanden tilds, te beurt gevallen is; en "t is te voorzien, dat de vangst dage.' lijksch fchraaler worden zal! — Waar zal het dan eindelijk heen moeten? — t Wordt derhalve tijd, dat wij er eensernitigop bedacht z jn, voor en al eer het water ons aan de lippen komt ("want dan is het gemeenlijk te Iaat) op middelen van redres; en, om bier over, te raadplegen, heb ik Uiieden thans bij mij ontboden. Ik verlang, namelijk, te weten, mijn goede Cameraais! hoedanig uwe gedachten bier over werkzaam zijn. — Hoe nu 1 — Gij zwijgt! — Alle ziet gij bedrukt voor u neêr, als of gij voor een Cmmittè van Jufliiïe, op artikelen, gehoord wierd? — Zijn de mannen kinderen geworden, bezitten zij geen grootheid van ziel genoeg, om, als de nood daar is, zich, met mannei.krachten, daar boven te verheffen ? — Dan moet ik u beklagen. — Of heb ik uw vertrouwen verloren? — Deukt gij een verrader voor u re zien? — Is het vergif der burgerlijke Maatfcbappijën, het wantrouwen op alles, wat in eenige directie geplaatst is, ook in uwe harten geflopen? — Is bet niet een van de redenen, waarom wij die Leeuwenfocieteiten verhaten hebben, omdat wij zagen, dat da broederlijke trouw, zoo noodzaakeiijk in het genoctfchappelijk ligchaam, daas verbannen was ? — Spreekt dan l — ben ik dat vertrouwen onwaardig. Meest allen. Neent — strepsiades. Wel nu dan, lait ik u mijne gedachten over het gewichtig ftuk, dat ons thans bezig behooit te houden, mededeelen! — Ik ftel u voor, om in den fchoot dier groote Maatfchappij, welke^ij verhaten hebben, om een afzonderlijk volkjen, uittemaken, weder terugg' te keeren, om daar op eene (zoo als men dat daar gewoon is te noemen) eerlijke wijae, door onze kundigheden en talenten , een beftaan te zoeken, en ons metier van vrije boschbewooners afteleggen en vaarwel te zeggen. — Maar hoe, gij ziet mij met verontwaardiging aaneer ik npg geheel uitgefproken heb! —. Zou ik u beledigd hebben? —. e e h uit den hoop. Ik heb, tot nu toe, gezwegen, omdat ik wilde zien, hoe verr' gij de onbefch3amdheid drijven zoaJtj maar nu zal ik fprekent — Weet dan, dat ik u zederd lang verdacht hield, vaa geheime verftandhouding met onze gezworen vijanden. Gij wilt ons allen, met eene lang overdachte list, in de Maatfchappij troonen, om op een fchandclijk moordtoneel onze levens te doen eindigen. — Hoe veele onzer ongelukkige broeders, welke in de handen dtr raaatfcbappelijfce barbaaren gevallen zijn., hebben met moed eo ftundvsstigheid den marteldood doorgeftaan, zonder ons te vexkfeppejj? Zij ftonden de ijsfelijkfte folteringen door.  C 315 ) door, en bleven echter trouw tot in den dood; en gij, dien wij vrijwillig tót ons hoofd verkozen hebben, wilt ons, zonder dat eenig gevaar utv hoofd dreigt, in koelen bloede overleveren, aan onze vervolgers? strepsiades. Ik vergeef u die dwaling! — Miar hoe weinig kent gij mij! Hos onkundig fnemt gij te zijn , in den loop der zaaken! — Voor zeker kent gijdeMaatfchappij niet, waarin ik u, in triumph, wenschte intelijven! — Weet dan, dat alles in Athenen, zoo veranderd is, dat gij, daar in komende, uw eigen moederland niet meer kennen zoudt. In weêrwii van het gefchreeuw van dien kwalijk beraden' tymon, die groot gevaar loopt, dat men hem zijnen menfchen haat, Voor eene misdaad van ftaat aanrekenen zal, en die alle zoogenaamde eeriijke lieden op de been jiagen wil, blijven da meeste boj langer hoe meer te buis en onttrekken zich van het beftuur der wtcrbarftige Atheniênfers. Zij hebben gelijk,: maar de Atheniëi.firs ook: want elk moet zijn zaak weten. Wel nu? — Wapneer alles, naar mijn wensch en bijna onfeilbaar vooruitzicht, los loopt, dan zal het weldra op zulk een' voet gebragt worden, dat die lieden, welke bij, in zijne malle eigenzinnigheid, jakhalzen noemt, het roer der regeering geheel en al In banden zullen krijgen, en meer behoef ik niet te zeggen .• want naauwlijks zullen wij ons, in a t h e n e n , op de eene of andere wijze, geëtallifeerd hebben; of gij zult zien , dat hij ons onder deze laatften rangfchikken , dat is , ons be' voegd rekenen zal, orrï in posten van aanbelang {hier maakt hij weder eene kleine gesticulatie met de hand) geplaatst te worden. Nooit ftond de kans zoo fchoonen zouden wij die nu verzuimen? — Laaten wij flechts, en dit is eene kunst', welke onze aanftaande Confraters zeer flecht verftaan, verëenigd blijven; dan krijgen wij binnen kort het hecht in handen, en gij zult zien, met welk'eene handigheid wij elkander den bal toekaatren zullen! — Gij gevoelt dus, hoe nadeölig het voor ons zijn zal, indien wij elü?ar verdenken; 60e wel wij door het verfpreiden van achterdocht, ovlt al de geenen, die tegen ons zijn , ors bijzonder bevoordielen kunnen. — '• de vorige, strepsiades om den hals vallende. Hoe heb ik u verongelijkt, mijn vriend! Hoe zal ik dit weder goed kunnen maken? — strepsiades. Alles is weder vergeven en vergeten, mijn broeder! Er huist geen haatdragendheid in dit hait, dat gij voor een oogenblik miskend hebt: daar is mijn hand! — Maar laaten wij ons vooral toeleggen, om dien tymon, die gelnk»j>ig, tot nog tee, te vergeefsch om het amptvan Scherprechter gefolliciteerd heeft, in-  C Si* ) indien het mogelijk is, nog meer gehaat te maken! — Zonder dat hij het'weet; zal zijne zwartgalligheid, ons van het grootfte nut kunnen zijn: —- waot het is, als of het fpal fprak, al die geane, waar op hij het meeste gebeten is, en met geheele golven zijn gal uitbraakt, worden het eerst gecmploiêtrd: dat wil zeg', gen — bezorgd: en wij moeten bezorgd worden. ALLEN. Hoezee! Hoezeel — Wij zullen onder u, fchoon wij van woonplaats veranderen, verëenigd blijven! — Hoezee! Hoezee! STREPSIADES. St! ft! — daze vrolijkheid zou ons een lelijke grap kunnen fpelen. Ik zie wel, dat het.nodig zal zijn, Uiieden, alvorens wij ons naar de ftad begeven, een'weirigien in het hooge ftaatkundige te onderwijzen. Die ruwe Natuurmensch zit er bij Uiieden nog te diep in : er moet nog iets van het burgerlijke bij komen, Daar hapert het tymon, rnet al zijn zoogenaamde eerlijkheid, ook aan. Wij moeten van zijne onhebbelijkheid profitesren! mm ARIA. Wijze : Ah vous dirai -je Mamam. i. Altijd bij den grootilen hoop: Want daar valt het meest te koop! In de Volksvergaderingen Moet gij trachten in te dringen! Altijd uit en nimmer t'huis: 7 /^fr Altijd roepen: 't gaat niet pluis!" 5 4. Altijd, met een groot geluid, Zeggen, 't geen niet veel beduidt! Maar daar zijn toch zulke woorden, Die zins lang het volk bekoorden: Die gefchreeuwd, als wiardt gij dol, *? ,v Maakt het volk den kop op hol. S .  C «17 ) ' .•: r: :'3» n r. t ."" ■ _ „ Ats men die van baken weet, Is men tot het werk gereed. Waar wij moeten ons gewennen, Om elkander niet te kennen. Als het dan aan 't ftemmen gaat, 7 Stemt een ieder vaor zijn' maat. 5 4- Verder maken we allegaar, Zeer veel ophef van elkaar. Daarom moetenwe ons verfpreiden, En op ftraat elkander meiden: Houden ons kwantswijs eens boos, 1 /^-n Zoo iets heet belangenloos. 5 5. Maar zoo dra zijn wij niet klaar, Of wij kenBen weêr elkaar; Somtijds moeten wij krakeelen, Om het fpel recht fijn te fpelen: Wie 't verliest, gaat ons niet aan:_ Een van allen blijft toch ftaan. / ... . En dit is de fijnfte grap S Van de nieuwe broederfchap. J {Voor de tweede reis chorös.) benigs Ni uit de bende. Ja, jal dat begrijpen wij duidelijk! Wij blijven het onder elkander, in 't geniep, altijd eens; maar wii verdeelen ons, voor 'toog van de waereld, in zoo veel ploegen als er pariijën zijn : dit eenmaal gedaan zijnde, raakt het ons niet'wie boven drijft: want wij hebben onze Creatuwen overal. In dat geval zijn bet toch altijd de ennozelen, die het gelach betaalen. Wij hebben bet klaar gevat. ar.  C 318 ) ' S " I 1 1 Ui Wij verzoenen ons weêr met de Maatfchappij; eerlijk duurt toch het langst, LrKZ0Ot0egaat'.W1° T d3n ,acS«i« ^ bosfcben ftaan to b£uJÏ£ ken, op hoop van een'onzekeren buit, en daar bij nog- het gevaar willen u£ ftaan, om, bij een fortuintjen, opgehangen te worden. * STREPSIADES. Kom, laaten wij ons dan, gelijk gezegd is, verdeden, en ieder, langs een' bijzonderen weg, op onderfcheiden tijden, zich naar de ftad begeven» - Alle. maanden zullen wij ons in ons gewoone rendezyoushuis, daar een van onze Confraters Castelein is, ontmoeten, om onze verdere arrangementen te maken. ALLEN. Zoo gezeid, zoo gedaan. {Zij verttckken.) Einde van het derde TooneeU Deze Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Utrecht bij de Wed. Terveen en Zoon; 's Hage van CÏeef en Leeuwen™; Leiden Honkoop en Onnekmk; Amfierdam Holtrop. J. w. Smit, ten Brink, Kuyper en van Vliet; Haarlem Beets en Loosj'es; Rotterdam D. Vis, v. d. Dries en Pols: Alkmaar Hand, en verder In de overige Provintiën, a twee en een halve  JANUS VERREZEN.] SU UM C Ü I U E. NV 144. Maandag den 1 January. tïet is al een zeer zonderling verfchij'nfel, in de ziel ëenes menfche, wat neer hij, op zijne gemakkelijkfte zijde in bed liggende, en niet te veel door de fpijzen van zijn avondmaaltijd, gehinderd wordende — op eene genoeglijke wijze, droomt, dat hij droomt, lk wil het wel eens aan de wijsgeeren van onzen tijd gevraagd hebben; hoe zulk een droom mogelijk is? — Van een zeker bedrog overtuigd te zijn, en echter voort te gaan, met er de da;>e van te zijn? fk moet het bekennen, zulks gaat alle verbeelding te bovtn. — Mij dunkt, men moest oogenblikkelijk wtkker worden! — Maar ik ga verder, tn beweer, dat men, ineen Philofophisch dispuutcollegie, met zeer veel grond, zou kunnen volhouden, dat zulk een droom, geen droom is; en men er dus niet uit behoeft te oiuwakén; want I van 1 rest o, Twee negctiven maken een III. DetU R r Vr.  C 32© ) affirmatie. Ik trek den droom, dien ik droom , dat ik droom, van mijn' droom (dat toch maar één droom is) af; en wat houd ik dan over? — Met dat ai — in mijne omwandeling, op deeze aarde, heb ik er veelen onder mijne natie aan» getroffen, welke mij, op hun woord van eer, betuigden zulk een' droom gehad te hebben, — flaapende en zonder wakker te wordsn. Ik wil het daarom ook wei voor waarheid aannemen, dat a»* iets mogtlijk is, fcr.oon tk Irtnietbegrijps. Maar zoo veel is dan, ten minften, zeker; dat zuik een droom, van den algemeenen regel „ droomen is bedrog " eene uitzor. dering maakt: wanc men bedriegt zich niet, wanneer men zich iets verbeeldt, dat waar is. En een droOra kan daarom alleen een bedrog of tilufie genaamd wordsn, omdat men zich daar gemeenlijk bij voorftelt wakker te zijn. Ik wilde gaarne met deze waarheid, mijne natie, die, over bet geheel genomen, zoo flaperig en droomvailig is, eenig voordeel te doen. Bijvoorbeeld! — Daar het toch eenmaal met de zaaken in ons land, zoo gefchapen is en er middelen vaa allerhanden aart en gehalte, aangewend worden, om haar te doen flaapen en droomen, wilde ik die droomen van al het bedrieglijke dat erin is, zuiveren, en haar doen droomen, dat zij droomt. Dit wetende, zou zij er zich, al flaapende, naar kunnen fchikken, en geen gevaar loopen, om bij het ontwaken, als een gekkin op te kijken. De gevolgen daar van zouden — om niets meer te zeggen — alleronaangenaamst en te leurfteliende zijn. — Bij het vorige nieuwe jaar, heb ik de vrijheid aan mij genomen, om aan het fouvertint volk in 't oor te luiftaren, dat zijne flaapende en hoogfnorkende fouvereiniteit volmaakt gelijk ftond met dien foldaat, die door eene ftnguliere befchikking in zijn breinkas, droomde, dat hij burgemeester was, en ik ftaa noe volmaakt in dat zelfde denkbeeld. — Deze droom echter is de eenigfte niet welke ik, aan mijne natie, als zoodanig alleen wilde leeren kennen [want om haar geheel en al uit den droom te willen helpen, en klaar wakker te maken, zou eene dwaasheid zijn] — Deze droom is de eenigfte niet (zeg lk ) maar omdat zij toch wel de voornaamfte, en van den bsdriegelijken kant befchouwd ook wel de gevaarlijkfte is, geloof ik, dat de orde en rangfehikking vereiscbtV dat ik er een aanvang mede maken moet. — Daar wil ik eens een verfche pijp bij aanfteeken! — jacob ! verfnij mij in dien tusfehentijd, de pen eens , en doe wat inkt in 'tflesjen, als een man! DE SOUVEREINITEIT DES VOLKS. . 'tls toch een verbruide brommende naam; mais la ehofe ne vaut pjs U mot. twee millioenen schats, is ook een fchoone ftuivcr geld! — Maar fielt eens; — een fchatrijk man, legateerde zulk een fommetjen aan eene natie van  ( 3»t ) van twee millfoerien menfchen, om onder dezelve, In gelijke porties verdeeld te worden; ik ben verzekerd, dat er nog verfcheiden legataris/en zouden zijn, welke zich de moeite niet (zouden willen geven , om tegen behoorlijke quitantie, hun aandeel, vah de teftamer.taire executeuren te ontfangen. Daar de varkens geweldig veel zijn, valt de fpoeling geweldig dun. — Laaten wij nu, (zonder evenwel het ding te taxeeren) voor een oogenbiik ftellen, dat dö zaak, waarover wij thans fpreken, op zijn kop honderd millioenen waardig is, dan zal het aandeel daar in, van ied;r der integrfferende leden van onze voikifettvereiniteit, op lange naar nog geen honderd guldens kunnen uitmaken. Maar dat aandeel is, even als de gehee!e zaak, on Verdeelbaar e:i onvervreemdbaar; 'tis een eeuwig fi lef* commisfair goed, eu moet tot ^an het laatfte n3geflacht, op de Weeskamer blijven liggen. Wij kunnen er alleen de vruchten van genieten. — Dat is eene zeer goede zaak, als bet maar wat opbrengt.... Maar met verlof, dat ik u in de reden vall Wanneer wij nu in plaats van dat rustig eD vreedzaam (imaginair) ge' nieten en gebruiken, elkander vsrdrirtgen, om er iets van te haaien, dat er niet vaa te kriigen is, wanneer wij, zonder het ding recht te kennen, zoo als dat gaat, al te maal onze Majesteit willen doen gslden, en er op uit zijn, om de een den ander zijn portie van de intresfen van dat capitaal te ontfutfelen, terwijl wij, bij de groote macht, die aan ons alle gezamentlijk, ten deel gevallen is, niet begrijpen of willen begrijpen, van ieders nietigheid en zwakheid, in 'tbijzonder — in dit opzicht; welk een genot zouden wij dan wel, van dezè zoo ongt makkelijk te genieten en te gebruiken zaak kunnen hebben, denkt gij? Oiu er iets van te kunnen genieten — of zelfs om er maar genoeglijk over voort te kunnen droomen, moeten wij het hierin volftrekt eens zijn, dat het een gemeenfchappslijk goedjen is, waarmede zonder onderling confent en approbatie niets te verrichten is; of liever en- nog mooier — dat het een groote ijzeren geldkist is, daar een enorme fchat in opgefloten is, doch die niet geopend kan Worden, ten zij al de participanten en deelgenooten eenparig overeenkomen, om hem te openen. — om dit duidelijker te maken, ftelle men Zich een kist voor, met zoo veel verfchillende floten voorzien, als er eigenaars van en gerechtigden tot het Trefoor zijn. Ieder heeft er een fleutel van doch met denzelven kan bij ook maar t'én flot openen. Men tóoet zich fomtijds zeer veel moeite geven, om eene zaak, die uit zich aelve klaar en overbevattelijk is, r.Gg duidelijker te maken: en dat is, wanneer de menfchen zich van den mallen houden, eh als kwade jongens, voor het licht der waarheid, hunne oogen baldaadig toeknippen; minder, omdat zij zelve niet overtuigd willen zijn, dan omdat zij, door hun ellendig voorbeeld, anderen blind willen houden. — Ik heb er nu, volgers alle regels van betoog, te veel — en echter, om mijn doel te bereiken, al te weinig van gezegd. -*» Laaten wij de zaak nu nog eens, bij een ander handvatzel aanpakken, om mij Rr 2 niet  C 322 ) riet'onder de verdenking te brengen, dat ik er al te eenzijdig mede omfpriW en de lieden, bij fub en opreptiein mijn concepten brengen wil! — imPnD&> Zoo Iar-g als wij uit de hiftoriên en andere overleveringen kunnen raargaan dat er menfchen geweest zijn , ook van Zoo lang weten wij, dat zij er op uk geweest z.jn,om aan die dingen, daar zij veel mede op hadden,en wegliepen fraaie en welklinkende naaien te geven. Ik zou hier zeer veele voorWfden van kunnen bijbrengen. Zoo noemde-men, om er maar eenige optenoemsn de Koningen toen deze mode nog het fterkfte en vogue was, en het zalven reeds in onbruik was geraakt, de gezalfden d a s h e e e e m; de Anfiocrl ten droegen den naam van de beste en voornaamfte van het volk en, tot op den buidigen dag worden zelfs de hoeren, bij het wel opgevoed gedeelte der menfchen, maitresfen, dat is meesteresfen genaami. Wie zal zich dan verwonderen dat men de dommekracht van 'tvolk, die, toch door een ieder — het zij hii dé verklaring afleggen wil of niet— erkend wordt, eene fouvereiniteit noemt?— Dia dommekracht nu heeft er altijd, hoewei onder andere naamen beftwm- het vJr. fchil is alleen maar in ds wijze, waarop zij in. werking gebracht wordt te zoekea. —— ' Men verdenke mij echter niet, als of ik met eena vooringenomenheid (anders ook wel hekel genoemd) tegen het onfchuldige woord {verba-enim valent ut mtmmi) bezield ware! — 't ls er wel verre vandaan. A's wij elkander maar begrijpen en weten, wat wij er door meenen , is het mij genoeg. — Maar tegen de zaak als zaak, heb ik het dan bitter en bitter geladen: wel te verftaan als het er zoo mede gefteld is, dat men haar met alle recht, en, in de letterlijke beteekenis van het woord, een dommekracht noemen kan, anders ni<=t ' Ea waarom toch? 1°. Omdat het ding meest altijd verkeerd werkt, en maar in zeer weinige gevallen nuttig is. Als er mede afgebroken en iets in het voetzand moet geworpen worden, is het daar voor, overheerlijk, maar ook daarom j, het zonder miraculen bijkans, ia 't vervolg ongefchikt, om er iets anders mede uitte, voeren. 2°. Omdat de beste onder het volk, in de meeste gevallen, wanneer er mede gtarbeidt wordt, zich fchuilbouden. 3°. Omdat het zich zelve als eea polypus in verfcheiden dommekrachten verdeelt, die dan gewoonlijk tegen elkander ih werking gebracht worden, waarvan ieder zich den naam van opperde — wil toeeigenen. Deze redenen maken , dat dan eigenlijk, de waare fouvereiniteit van het geheele volk, alleen theoretisch en. niet praiïtisch beftaan kan. — Te droomen nu, dat de Souvsreiniteit onder alle deze gelijkelijk werkt, dat is praUisch beftaat of beftaan kan, is een ongelukkige en malle droom: e'n dat za'l ik volhouden, al droomde men dien in. het Cammhté van eenentwintigen .' Even-  ( 3^3 ) Evenwel, welk een' naam men het kind dan ook geven mag, zoo veel is waar, dat er eene zekere kracht in den boezem van het volk berust, welke zich, van tijd tot tijd, naar buiten vertoont en vertoonen moet; maar dit doet zij onder alle regeeringsvormen: en het zijn de verftandigfte Koningen, Regenten en Repraefentanten geweest, die zich , telkens a's dat gebeurde, er zich naar hebben weten te fchikken. Dit behoeft naauwlijks bewijs, voor hem die gezond verftand genoeg bezit, om te weten, dat volksbeftierers van allerhande benoemingen, gelijk behooren te zijn, aan Geneesheerea van het lichaam van Staat, waarover zij gefteld zijn. Zoo dikwi's zich de invloed of kracht of SouvereinU teit of oppermacht of, tout, ce qui vous plaira, door eene of andere poging naar buiten vtrioon; behooren zij zulks aantem§rken, als de poging van de natuur in een lichaam, 'twelk aan de eene of andere ongefteldheid laboreert: Zij moeten dezelve, ten beste zoeken te leiden. Doen zij dit niet, dan zien wij, heiaas! 'tgeen wij maar al te dikwils gezien hebben. Laaten wij nu eens zien , in hoe verre wij het, mst de fchreeuwers van den dag eens zijn! Alles wel overwogen zijnde, zijn wij geen Ketters in het modem fyjlema: want wij erkennen zoo iets, dat men in den tegenwoordigen tijd algemeen Volksjouvereiniteit noemt. Wij leggen dus, in effecle, eene Staatkundige geloofsbelijdenis of verklaring af, zonder daartoe, als fchrijvers gevergd te zijn. Alleen hebben wij de zaak wat uitgepluist, en duidelijk onze meening te kennen gegeven, zonder achterdeurtjens of rejervationes mentale*, zoo als anders in gedwongen verklaringen nog al eens pleegt te gefcbieden. Het zou eene wenfchelijke zaak zijn , wanneer de Oppermacht van een volk (wel verftaan) zich in een'ftaat deed kennen, gelijk de geregelde werkzaamheden en levenskrachten in een gezond lichaam; maar het contrarie is waar. Zij vertoont eicb ongelukkig, tot nog toe, (bij onze nakomelingfchap hopen wij zal htt anders zijn!) als een koors, welke zich tegen een ziekteftof verheft. — En, indien dit waar is, mijn goede Souverein'. — en hoe gaarne wenschte ik u dit met duim en vingers in te ftampsn? — en, indien dit waar is; wat kan ik u dan, naa al de purgaüve middelen, welke gij reeds gebruikt hebt, anders toewenfchen, bij den aanvang van dit vierde jaar der bataatsche vrijheid, dan de china? — Hartelijk wensch ik ze u, en, ftond " htt in mijne macht, ik zou ze u, gulhartig toereiken. Nu moet ik, mijne onmacht bekennende, het alleen bij wenfchen laaten, en welmeenend bidden, dat uwe Medecijnmeestcrs allés zullen aanwenden, om er de Natiónaale Apotheeken rijkelijk mede te voorzien, en vooral te zorgen, dat de opkopers en Monopolisten er de banden niet in krijgen. Geene geleerde Disfertatiln] of Dispuuten, over de oude of nieuwe Methodus curandi, in deze ftaatkundige Geneeskunde, kunnen u bier van eenig nut zijn. Al wilden ook uwe Geneesheeren, om u te overtuigen van hunne doorkneede geleerdheid in de moderne Pathologie, u dagelijks met de oprechtfte getuigenisfen van hunne inwendige gevoelens^ met beirekking tot hun Jyjlema, oveilaaden; Rr 3 het  C 3H ) het toö san uwe kwaal noch geven noch nemen. — China! China! moer er nijnl *»»ï Tot dus verre was ik gevorderd met het fchrijven van dit Nommsr, met het voornemen, om deze mijne zeer eenvoudige Nieuwejaarswensch nog een weinfgjen te variieren, te amputeren, te fatfometren, en, ware het mogelijk, te tmbHlisfeeren; wanneer mijn vriend dbMQs phöbülus, met die drift, welke hem 200 eigen is, en die mijn leaers ,uit zijne ondarfcheidehotfy/f/rti, genoeg hulbee kunnen opmaken , in kwam ftuive*. — „ La vtSoirt tft & ntuS! La vlüoire ejl d mus' "li* fchreeuwde hij, en wierp zich, met de beenen over elkander en de armen naar omhoog, in een' leuningftoel neder. — „ De zaak is gezond (vervolde hij) „ het groote werk is volbracht l Eerlang vrede van buiten en eensgezindheid „ van binnen! Want de laatfte doodfteek, aan de hoop der anders denkenden „ ftaat, eer men er op denken zal kunnen, gegeven te worden! Een niéuwe •„ gevestigde orde van zaaken, h op het punt, op het tipjen, van daar gefteld „ te worden. De Conftitutie, de Conftitutiel "... Hier wilde hij de kaars fnuiten; maar fnoot haar, bij ongeluk, uit. „ Het doet er niets toe (ging hij „ voort) het geen ik u te communiceeren heb, kaft even goed in het donker ge„ fchieden. De Conftitutie is zoo goed als in gereedheid, en ... . maar ik „ kan, ik mag u, voor het tegenwoordige, niet meer «eggen! " — en hier me. de vloog hij de kamer uit, en liet mij in het donker alleen zitten. «*—t. Ik kan niet ontveinzen, dat ik een weinig gemelijk over deze achterhoudendheid ben, en, indien hij geen lid van mijn geliefkoosd Committé was, zou ik hem, bij deze gelegenheid, over het uitfnuiten van mijne kaars en kwalijk geplaatfte geniepigheid, in 't geheimhouden van eene zaak, daar wij alle zoo veel belang bij hebben, eens deftig doorftrijken. Maar wat zal ik nu anders doen, dan geduld nemen, en, om dezen zegenwensch eigenaartig tebefluiten, aan mijne' Natie, van datzelfde heilzaam en edele kruid een groote dofis toewenfchen, in dezen tijd, waar in het wachten, wachten en altijd weder wachten de dagelijk* fche boodfchap isP — GEDULD DAN! ! ! Brief van den ovkHzeescheh babijlonicr. ACHTBAAXE JASTUsi Schoon ik u thans 200 zeldzaam en weinig fchrijve; denk daarom niet, dat ik n vergeet! — óNeen;— maar veelvuldige oceupatiln en deliberatiën — het zij"; gekke of wijze, fa'menhsngende of buiten order en ais droog zand aan een kleeveflde vel-  C 3*S ) (volgens Ja Methode der f an tas 14ge henjfJM bij dis bekleed ik thans een' aanzienlijken post) beletten mij, met u crj andere vrienden, naa: mijne begeerte te correfpond;eren. Dit eene echter nog. Oüangs bet OraW der fantasiarchen — zijnde eene Godheid, welke in eer.e ondetaar^fci e fpelonk, en daarenboven achtereen zwart floerfen tordijn , verfcholen zit — over het aanftaande lot van dit voik ('t welk van de eigenlijk gezeg-e Fantafiaanen, san welke het grenst, in veele opzichten verfchilt) raadpleegende; kreeg ik dit antwoord: — Gij vraa-,t het mij ■ vergeefsch zal ik u antwoord geven Zij vielen dikwils ftaan zij op het is om 't even Zij bukken niét gewoon aan de onafhanklijkheid Vergaan zij nooit werd hun dit zoo voorzeid — Deze woorden werden , door deze geheimzinnige Godheid, achter elkander, zonder tusfeh» n bei^e op te houden of van toon ta veranderen, uitgefprokei. Ik fehreef dezelve op, verheugd, dat ik nu eindelijk eens te weten zou komen, wat het iizeren noodlot over fantasiarchia befbten had; maar hoe ver^ ftomd ftond ik wanneer ik, t huis kumende, en die woorden overlezende, uit dezelve niets anders dan eene te leur Hellende dubbelzinnigheid wist te ontcijfferen, hebbende eene voordeelige of nadeelige uitlegging, naar dc verfchillen» de wijze, van het plaatfen der comma's, puntten en vraagteekenen enz. Eerst punSuë'erde ik het vierregelig versjen , op deze gunftige wijze: — Gij vraagt het mij. Vergeefsch zal ik u antwoord geven. Zij vielen: dikwils ftaan zij op: het is om 't even. Zii bukken niet. Gewoon aan de onafhanklijkheid, Vergaan zij nooit. — Werd hun dit zoo voorzeid? — Ik was eerst, over dit antwoord, in verrukking van blijdfehap, opgetogen; maar treurig liet ik bet hoofd hangen; zoo dra ik gewaar werd, dat deze noodlottige Orakelwoorden ook, op deze allarmecrendt manier, konden gefehreven worden: — Gij vraagt bet mij vergeefsch. Zal ik u antwoord geven? Zij vielen dikwils: ftaan zij op?-— Het is om 't even. Zij bukken. Niet gewoon, aan de onafnanklijkheid, Vergaan zij. — Nooit werd hun dit zoo voorzeid! — In balöorigheidging ik andermaal naar de fpelonk, om te vernemen, hoe ik mij, in 't .midden dezer onzekerheid, moest gedragen; en ontfing dit eenigzins helderer befcheid: — „ Uit de ver ware ino komt orde. De eerjle vormt den Wijsgeer „ de laatfte vormt de Wijsgeer. Duifterheid is de moeder van het lichtj „ gelijk zomtijds het geluk de dochter van rampfpoed Is. Volhard op „ uw loopbaan en volbreng uwe plichten! " . Weï  Wel aan! ik wensch hier aan te voldoen, al zou het voorhoofd nog rimpel Hger worden, dan het heden is verwarrenburö, van uw' Vriend, . den i. December 1797. DEN OVERZEESCHEH RABILOKlêtt» ANTWOORD. Ja, mijn waardfte Vriend! de Godfpraaken hebben er altijd die Icopjens op gehad; en, als men het wel bedenkt, wat zouden zij anders ook al gedaan hebben , om hun crediet bij de vraagers niet te verliezen? — Zij moeten iets zeggen , en het moet waarheid zijn. — Geloof mij! eene plechtige en aandoenlijke dubbelzinnigheid is de beste pleifter op de wond der nieuwsgierigheid. 't Is zomtijds bij uitftek ftaatkundig, de nieuwsgierigheid gaande te houden» Een geheel volk van Luiwambuizen werd er eens door op de been en aan den arbeid gebracht. Op de groote markt, te ***, lag een fteen van eene enorme grootte, waar aan men, om deszelfs zwaarte en ongemakkelijke ligging, wanhoopte, om hem immer te zullen omkantelen. Ondertusfchen: boven op zijne oppervlakte ftond met groote letteren gefchreven: — „ A's gü mij zaagt van onderen; ,, Hoe zoudt gij u verwonderen! " — Geen mindere kracht, dan die van het geheele volk, was er nodig, om het gevaarte om verr' te werpen; en, het volk, natuurlijk lui zijnde , kon door niets anders, dan de nieuwsgierigheid aangevuurd worden, om die kracht, dieer nodig was, in te fpanten. — Eindelijk gelukte het, tn in een oogenbl'ik waa het groote werk volbracht. Wat was er nu van onderen te zien ? — Ieder weet het: — deze Ampele woorden: — . ftsvoji.hioóWMrt i) H ItS jfsijj 1 ,, Ik leg nu op mijne andere zij; „ Zijt gij nu niet blij ?'■*-— Vaarwel, mijn Vriend! -* eh wat ik u bidden mag: — communiceer deze oüde Hiftörie eens, aan uwe Collega's, onder de ïantasiarchen, ik ben altijd Uw Vriend, JANUS,  JANUS VERREZEN. 1787. ~ 179». SUÜM CUIQUE: N\ 145. Maandag den 8 • January. B E R 1 C H TEN uit , in Tiet horten der dagen des j'aars 3. Het begint er, met onze aanzienlijke ftad, zeer onaanzienlijk uit te zien. Het fchijnt bier de mode geworden te zijn, geheel tegen de methode der bakkers aan, om bet flecbtfte brood op 't vengfter te leggen. Menfchen, die zich verbeelden er iets van te weten, en zich houden, als of zij de vonk in den neus hadden, dat is — lieden , die verr', zeer verr', misfchien al te verr' en dus geheel niet verr' — doorzien, geloven , dat hier, op kosten en voor reekening van het oude Gouvernement dezer plaatfe, eene Chaöslievende Kakademm logeert en gemaintineerd wordt,.om het tegenwoordig fyjlem» van zijne belachelijkfte en armzaligfte zijde (met zijn billen bloot liggende, bij voorbeeldI) te vertoonen: dewijl zij het zich anders HI. Deel. S s niet  ( 3*8 ) niet begrijpen kunnen,hoe eene zaak, welke, in de befcbouwing, zoo billijk en welberaden fchijnt, in haare uitwerking zulke misfelijke en, riet met al, billijke vertooningen opleveren tan. Zij zien gapende en als of zij voor het eerfte in do waereld kwamen, op de uitwerkfels van onze fchorre en raauwklinkende ftedelijke Volksftem neder, en bijten elkander in het oor; , ho? zou het anders mogelijk kunnen zijn, dat zulk een wijze en verftandi^e bol, zulke zlnnelooza ,, taal en malle klap uitflaan zou? '' — Wart dat er, tot nog toe, geen verflandig woord uit dien wijden mond voortgekomen is; is zoo zeker, als het waar is, dat men geen vijgen van doornen of druiven van distelen fnijdt. Anderen, dia de zaak, hoe wel wat Iaat, bij het rechte eind aanvatten, en haar van achteren geheel anders dan van yoren befchouwen, en nu wel zien, dat zij zich knollen voor citroenen in de handen hebben laaien floppen; mrar echter, de zaak nog niet geheel en al voör gezien willen houden, vragen ongeduldig, „ zal het volk dan nooit wijs worden? " — Dezen zouden bijzonder wel voor hunne zotte vraag betaald zijn; wanneer het volk, in de eene of andera fchertzendeluim, waar in het, bij hooien gras, nog wel eens komt (zonder daar voor eenige verplichting aan zijne onderwijzers te hebben) — wanneer bet volk (zeg ik) hen eens vragende antwoordde: zullen onze naïve gekheden, die „ gij ons doen laat, u nimmer wijzer maken ? " — En aan zulke lesfen hapert het ons niet. — Het volk heeft er wel de minde fchuld aan; en het is, naar ons inzien, eene misdaad van gekwetfteNatie, wannier men het haar, met een* opgetrokken' neus, te laste legt en verwijt, dat zij niet geheel en al uit Wijsgeeren beftaat: en de Hemel weet, of het dan nog wel beter gaan zou! — Men zie, hier over, de oude en nieuwe Pkilofophcn, niet zoo zeer in hunne leeringen als wel in hunne handelingen, naar! — Men werpe eens — om er de proef van te nemen — de plato's, de socratessen, de zeno's, de epicurussen, de diöoenessen, de epicthktussen» de rTRRO's enz. enz., tot een volk onder een en bij elkaar, en neeme die Volksftem eens op. Misfchien zou dan ons leed nog minder te over. zien zijn. Maar, om dan tot de groote zaak te komendat gedeelte van de Volksftem, namelijk , 't welk men de Volkskeus noemt: — want het Iaat zich toch wel aanzien, dat men er, door den tijd (wanneer? — is nog niet wel te bepaalen) wel zoo veel affnipperen zal, als nodig is, om dezelve, tot zoo verr' en niet verder, te laaten fpreken —- Vaa dit gedeelte kan men, mtt zeer veel recht zeggen: „ Ex ungue Leoncm. " Wij bevinden ons dan weder in die korte en donkere dagen, waar in wij,' door maar een greintjen oplettenheid te gebruiken, ten vollen overtuigd kunnen' worden, dat de Waterflaijclte burgers (van de overige willen wij nu niet fpreken iy  jten 1) door een geflagen — niet alken hun eigen belang, ma?r zelfs het belang van hunne tafel vrienden en bekendjn , al te verr' boven het nut van 't algemeen waardseren, om deze groote zaak veilig aan hen te kunnen toevertrouwen , en dat nog wel in die oogenblikken, als zij, bij uitftek, aan dat hoog uitgebazuinde JNÜT hceten bezig te wezen.— Dit is eene oude wasrheid, zal men zeggen. — *t Is ook wel zoo, maar 't wordt eenmaal tijd, dat men die oude waarheden —. die door de nieuwe zoo ellendig gedwarsboomd worden, als of zij tot de onderliggende partij behoorden en hun burgerrecht verloren hadden, — ook eens weder zitting in de Nationaale Vergadering der waarheden nemeu laat. •— Eenes menfchen zin is een es menfchen leven (zegt men) ieder wordt, door zijne eigen verkiezing en neigingen gedreven. — Als dat waar is, dan hebben de Waterftadters wonderlijke drijvers! — Ik bid het u! — Welke eene befpottelijke eigenzinnigheid is het niet, in het ftuk van verkiezen, bij voorheeld, voor menfchen, die anders nog al redelijk hun verftand hebban —- Rentmeefters over tonnen goute aan te ftellen, die men, in andere gevallen, geen duizend gulden, dan tegen behoorlijke en fvjfifante cautie, toe vertrouwen zou? Stel eens — ik ga op reis, of iemand mijner bekenden gaat uit de ftad, en verzoekt mij, om in zijn afwezenheid, iemand aan te ftellen, om, geduurende dien tijd, zijne zaaken wasr te nemen.— In beide'gevallen, weet ik zeer wel, dat ik voorzeker onzen goedm vriend loop ujt, die het ongeluk, door middel van zijne moeder, gehad heeft, van op Meydag geboren te zijn, daar nooit meê belasten zou. — Maar nu wil het geval, dat mijn ftad of land, een bekwaam en gefchikt perfoon nodig heeft, en aanftonds valt mijn oog opdien zelfden burger, 't Is ongelooflijk, en wanneer ik die zelfde dwaasheid op andere plaatfen ook niet aangetrsffen had, zou ik, met eene zekerepiquanterie zeggen: — Men moet in waterstad geboren zijn , om er zich een denk„ beeld van te kunr.en maken."— Maar nu wil ik. er alleen bij opmerken, dat men het de menfchen (uit hoofde, dat hun het Hemd toch altijd nader dan de rok is) nog al eens zou kunnen vergeven, wanneer zij hun eigen belarg boven bet belang van allen trokken, telkens, wanneer die twee zeer verfchillendé zaaken tegen elkander in cppofitie ftonden, en men een van beiden verwaarloozen moest; maar het nut van 't algemeen, zonder dat ons eigen belang er bij lijdt, ja het zelfs veel eer vordert, niet tegenftaande de loffelijke pogingen der Maatfchappij van dien naam, zoo goeds moeds in het riet te ftuuren, en, op zijn eigen nut, als een broeifche kip, van ^en morgen tot den avond, te zitten, als of daar alleen Nationaale kuikens uit te voorfchijn moesten komen; maakt dit fpreekwoord alhier maar ten halven toepasfelijk. Men behoorde te zeggen: — „ het vet is ons nader dan de huid. " Ander of beter nieuws is bier (God beter 't!) niet. Ss 2 Men  C 330 ) Men wii, dat de jonge stemmius, binnen kort, van den fteen za! moeten gefneden worden; en men moet zich niet al te zeer alkrmeeren of verwonderen, wanneer h.'j onder de cuur dood blijft. Men had bet, zegt men nu van achteren, al lang voorzien: want van zijne geboorte af aan had hij reeds een graveelig uitzicht. — babel, den hriften dag van 't verloepen jaar. Nog nimmer heerschte er zulk eene geweldige verwarring in de fpraaken der Torenbouwers, als beden. Niet zonder aandoening geloofde men, dat noodlottig tijdftip van den arbeid daar te zijn, waarop de een zijn' hamer, de andere zijn' troffel, de derde zijn bijl, de vierde zijn zaag, en, zoo vervolgens, elk der daglooners zijn gereedfchap cederwerpen zou. Gelukkig is het tot dit uiterfte nog niet gekomen. Voor eenigen tijd, hadden zich eenige, elkander door mir.en en gebaarden,' tamelijk wel verftaande, werklieden, achter den ouden toren bij een gevoegd, om gemeenfchappelijk, naar hunne gedachten, een concept, waar naar het werk, fpoediger en verrasfender, dan tot nu toe, gebruikelijk geweest was, voltooid zou worden, to vervaardigen. — Hier in was, eigenlijk gefproken, niets zonderlings gelegen: want aan concepten heeft het in babel nooit gemanqueert. — Naauwlijks was hetzelve wasreldkundig of een aantal van Vrijmetzelaaren, die zelf juist wel niet medewerken, maar echter groote liefhebbers zijn ,om van tijd tot tijd zich bij dien verveelenden arbeid te laaten zien , en als zij het nodig oordeelen wel eens bijfpringen, om het werk vlotter te doen gaan; of een fpaak in't wiel te fteken, al naar dat de klok flaat, -— kwamen in een rep, even als of het een afgefproken fpelletjen was geweest, te voorfchijn, en zeiden, dat zij van harte gaarn den geheelen toren naar den duivel ftuuren, en des noods om verr' baaien zouden, wanneer dezelve niet precies en letterlijk, naar dat nieuwe concept, dat zij woordelijk van buiten geleerd hadden, wierd opgetrokken. Verders wilden deze vrijmetfelaaren (en dit was waarlijk Jingulier in eene verfameling van arbeiders , die elkander fchier nooit verftaan, en meest altijd overhoop liggen) dat zij juist deze keer eveneens over dit concept denken zouden. — Men zou even verftandig, in 't midden vaneen' orkaan, van den oceaan kunnen begeeren, dat zijne golven gelijk en vlak moesten zijn, 't welk bij mooi weder niet eens plaats kan hebben. — Naauwlijks was dit gefchied, of al de werkbazen, voor zoo verre zij niet binnen in den ouden toren gelmploieerd waren, ftoven bijé<4n. Ieder zeide er het zijne van: de een voor, de andere tegen. Men begon te morren, te knorren, te raazen, te tieren, tot eindelijk het hier boven aangeftipte noodlottig oogenblik geboren fcheen: 't welk echter, door een blaauw blommetjen, langs den algemeenen afleider van Babilonifchs donderbuien , als naar gewoonte afgekeerd geworden is. —i He{  C 331 ) »en opmaken. —* GEEST VAN K E T BABILONISCHE CONCEPT. H De toren moet gebouwd worden, op een' waaren en onvervalschtenArMfcken j<. u. wrcii uiua guuuu bipiurond oudoet: zoo dat zij hier door, zandgrond, in welkers plaat, zich een Jle.g °nd «Pdoe ; „ ylogr £ noch in den vorigen zandgrond, noch in een aarten kan• — ft.enen voor dit gebouw even goed, als zij er maar den om er dit W zoo veel te zekerer van te hebben. n Efct moeïvfij taan, volgens de inrichting en juiste ligging van den toren, om in gevT van angdu'urige ftike en gebrek van wind in denzelven met daar om in gevai vau ue & handende blaasbalgen, te blazen: des B'Td!torTmoet zoo veel mogeliik. zoo wel van binnen als van buiten, uit één ftuk genaakt, en niet in e,n' Gothifchen /maak, met verfcheiden kleine bïtoreVtjens vercierd zijn , en, zoo veel mogelijk, op een algemeen middenpunt dr8£fn* n £3 ftrekten flechts om ,1 verftaanbaar te maken ] » Voor-s houden wij de aanft«mde toren, voor nul en van onwaarde, waaraan' één van deze Caraütrs zou komen te gebreken. Ieder een ziet duidelijk de bedenkelijkheid en zwaarheid om te verftaan der vier eerfte Artikelen, om zich te verwonderen, over de alles te bovenftrevende fenfatie, welke dit concept, onder de torenbouwers moest veroorzaaken, zoo dra de bier bovenpem. Vrijmetzelaars hetzelve als een fteen des aanftoots en een ró.ze der ergernisfen, in bun midden brachten. - Voorts befebouwt men het gebeurde te recht als een preludium van eene fpoedig verwacht wordende Meuwtottnhmjekt Cantate, welke, met juist vier zeer fterk disjoneerende ftemmen, bij * S s 3 wij»  C 33* ) wijzei van een fugue, waarin eene fmmer voortdravende thema grtoord wordt" £ *3id ™^n' d°0r de toornboow», welke daar toe ik^5S VRIJHEID, GELIJKHEID, ONDEELBAARHEID. burger janus! Ik ben een Patriot, zoo warm als een Smit; maar te gelijk bsn ik een man van orde. Om nu die orde te bewaren , beb ik 'mij onlanf. uirg.löfI da? 5 fl l Ze?ge" Cen partij dat ik een kwast, bagagiemker en (het geen ik het minst verdragen kan) dat ik een gewetensdwinger bef Sarde ZtbZ ngtTn het7erkeerd- «„hos! Zie, ik ken u voor een traal hubs Borstjen: .en daarom wil ik de zaak, waar over fommige lieden van een geheel anderen ftempel als ik, mi] fchuinsch aanzien, wel febeel aan uwe u.tfpraakoverlaaten; om te zien, wie gelijk hebben, - zij of i k ? Ik boude moet ge weten dan heel groot van paulus: dat was maar eens een heel knan' man. in zijn t.jd. En in onzen tijd _ zc mogen dan zeggen watzij wilenzijn er maar weinigen, die bet hem verbeteren zullen. Vooral houd ik vee van z.jn fpreuk: ,, alle zielen zij de machten, over haar gefteld, onderworpen." Nu was ik (om het maar kort en goed te zeggen) een aangeftelde - offzoO^Is men egenwoord.g in zuiver Holiandsch zich uitdrukt, - een gecnftitlefde macht, dat is, ik ftand als voogd of vader over twee meisjens, enfdZ voK Paulus, ook, over haare zielen! niet waar? Daar gaan nu die kleuters f zoo waar, als ik je toefpreek) heen, en teekenen dat mooie Request over de geesTelijke fondfen of bronnen; waar over gij, niet lang geleden, ook een' mond zoo wijd, als een oven opzette: - en dat teekenen zij nog wel in hunne out htei ais zielen; zonder het m.j te vragen of er een woord van te reppen: denkel.jk om dat ze wel begrepen zullen hebben, dat er bij mij, niets van zoude mftaan. Kon er dit tu door? — dit vraag ik u maar eens. — Moesten zij niet begrepen hebben, dat hunne zielen net zoo wel als hunöe i.chaamen, minderjaarig waren, en dus in allen gevallen met mijne ziel geadR. fteerd moesten, zijn, om iets, met kracht en effia, te kunnen verrichten? Maar neenl zoo verr' denken zij niet eens, en denderen ondertusfchen met den grooten hoop zielen maar meê, als de waard van Bylereld- Dan —  C 333 ) • Dan —- 'ik beb er evenwel een fchotjen voor gefchoten, en aan- bet groot Bureau, ttn »lltrerr.digden verzocht om die zieltjens niet voor vel aan (e zVn, in'hoepc, drt andere aat,gedelde machten mijn voorbeeld volgende, mede zou. den werken, om meer zulken zieltjens op die groote zielige lijst uitgefebrapt te krigèn, ter btfU aming (ware het mogelijk) van zoo veels andere, die, door bet ongeluk te hebben, van aan geene mnchten onderworpen te zijn, zulk een ellendig es half bakken ftuk werks in de waereld gefchopt hebben. Dit isru het heele geval; en zie daarom, al wat leefc, in beweging om mij over d< n neus te bakken en mij te befchuldigen, dat ik het geweten van die Nesten, even als of ik groot inquisiteur van Spanjen was, gedwongen had. —— Ziet er dat niet heel geleerd uit? — Vriend I —- Nu ik weet, gij denkt er (als ik mü niet bedrieg) even eens over, als ik: en fchoon ik wel weet, dat gij bijzonder veel op hebt met de vrijheid van het geweeten, en daarom zeer tegen het farceeren der zielen in het ftaatkundige zijt, vertrouw ik nogthans, dat gij mij, in dezen, 't welk eene geheel andere zaak is, wel rechtvaardigen en de band boven het hoofd houden zult. waterstad heil en broederschap! Dtrde Jaar der Revolutie. V ANTWOORD. ïk heb uwe bövenftaande misfive gebracht ter tafel van ons committe'van vereeniging en verzoening, demos phobulus fcheen u te kennen, en verzekerde san de Vergadering, dat de eerde periode van uwe misfive eene inconi testabele waarheid in zich bevattende was: — ftellende wijders voor, gelijk ook daarop na rijps deliberatie befloten is, om uwe geëerde te xenvoijeeren aan den Burger paulus, of wel zijne wettige Erven en Succesfturen, om wegens zijne intentie in bovengem. text, bij het adres gementitneerd, te dienen van confideratien en advies. ADVERTISSEMENTEN. De voornaamfte voddenzoekers in waterland, zullen eerstdaags aan de meestbiedende verkoop«n, een extra pretieufe zeet geêxtendeetde en, met veel moeite en kosten, verzamelde prullenkraam, bedaande grootendeels in allerlei foort van blaauwboekjens, meestal ongepaste aanfpraaken, projecten, plans, voordrachten en reglementen — de'meeste met dit motto voorzien: „ dit is het „ waart! — Zoo hebben wij htt noiit gehad &c; dit is het onmogelijke!" Alles op zeer fijn  C 334 ) fïjn hollandsch postpapier gedrukt, tot gemak der liefhebbers der d'moiflratlen a pofleriori. De Verkodpers ftaan er voor iu, dat ieder er zich met zeer veel genoegen van zal bedienen. ALMANAK VOOR GLADDEN DOOR GLADDEN. Voor 't jaar 1798, met verfcheiden kqnstplaatjens , met de punt van een fchaar in 't lood gegraveerd, bevattende een groot aantal mengelingen in proza en verfen; als, onder anderen, een naauwkeurig betoogjen voor den middelftand , waarin bewezen wordt, dat de gefarceerde geldheffiogen, hoe zeer in den eerften opflag als nadeelig befchouwd, op den duur, niet anders dan voordeelig voor de ingezetenen zijn kunnen : Om dat i°. de Contanten in bet land blijven, en daar door alleen ineen' meerderen en fpoedigeren omloop worden gebracht en 1°. dat de bezittingen telkens door het nieuwe papier, dat altijd toch iets waar dig zal blijven, wiskundig vermeerderen moeten. Verders vindt men in denzelven, alles wat tot een' compleeten Almanak behoort. Zijnde voorts zeer zindelijk in gevilde fchaapsleêren bandjens ingebonden. Deze Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Utrecht bij de Wed. Terveen en Zoon; 's Hage van Cleef en Leeuweftyn; Leyden Honkoop en Onnekink; Amfterdam Holtrop, ƒ. W. Smit, ten Brink, Kuyper en van Vliet; Haarlem Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d. Dries, en Pols; Alkmaar Hand, en verder in. de overige Provintiën, a twee en een halve Stuiver.  JANUS VERREZEN, I787. - I7P'8. — SUUM CUiqüE. N°. 146. Maandag den 15 January. BERICHTEN uit Guomonia (zoo als wij hopen en wenfchen) op het einde van Intermediaire Onze wandelende automates, die echter nog iets (hoewel weinig) meer, dan uurwerken zijn en die, gelijk uit de vorige berichten uit deze plaats genoegzaam be. kend is aan het einde van de tong een' fleutel dragen, waar mede zij -mij, zelfs, door zelfdenkende fleuteldragers eerst opgewonden zijnde - hunne m.ndere landgenooten, dle, a capite, usjue ad calcem, horologies zijn , opwinder! kunnen, en daarom emiclavigers of halve fleuteldrageis genofmd woden-heb. ben (en men gelooft vrij algemeen, dat dit door het geduurige vochtL weder veroorzaakt wordt) het ongeluk, van geduurig ftil te ftaan. Dat dit tïouwens aan hunne opwindt*, niet hapert, blijkt genoeg hier uit; dat zij, eenigen t?d'heen T 1 en  ( 33<* ) en weder'gefchud wordende, gelijk dit, bij traag looperde zdkhorologies meer plaats vindt, opnieuw weêr besinnen te tikken: waar uit men dus al ligtelijk befluiteo zou, dat h«t aan hunne inwendige famen (telling of organifatit marge» len moest. Evenwel i bij eene nadere befchouwing, fchijnt dit het geval nfet te zijn. —> Men heeft, namelijk, opgemerkt, dat de waare geperforeerde Gnomoniaanen i dat is, die geene, die alleen en volftrekt pas/ief zijn, die zelve nooit opwinden, maar, om te loopen, noodzaakelijk opgewonden moeten worden, door eere won. derlijke en geheime directie, die hen daar toe aanzet, thans in de gewoonte zijn (wanneer zij een contrarie opgewonden g f perforeer den ontmoeten) van zoo plomp verloren en onbehouwen elkander tegen het lijf aanteloopen, dat zij geheel ontIteld worden en van de wijs raaken. Daar dit nu mair al te dikwijls voorvalt, en daar door het bui hunner opwinders veriedeld wordt, wordende /emiclavigers, die nog niet weten hoe laat het is , en geduurig hooren. luien , zonder te weten waar de klepel hangt, in verwarring gebracht, niet wetende hos zij het hebben. Om deza reden, zien zij zich dan ook geen andere partij overgelaten, dan om, van tijd tot tijd, ftil te flaan en eens te overpeinzen, (zoo als een geperforeerde overpeinst) waar het, naar hun kort begrip gereekend, wel been zou moeten; *t geen dan gewoonlijk zoo lang duurt, tot zil, door het een of ander, geraasmakend voorval of onverwachte duw of floot in den rug of nek, in hunne mijmering geftoord worden. Een kortelings hier aangekomen femiclavlger, die zijne voormaals bekomen Haauw; fcheen, nog maar half en half opkroppen en verduwen kan, en het in 't geheel maar riet kwalijk neemt, wanneer men hum voor een rechter» elavigtr aanziet, wil men, dat hier de oorzask van zoude zijn. Deze zou, volgens bet voorgeven van eenige flille luistervinken,kwantswijs bij louter toeval, hier naar toe geroepen; maar eigenlijk — met voordacht, hier heen gezonden zijn, oai eenegroote diverfie in de gemoederen der Gnomoniaanen te bewerken. Dit moet,naar hunne gedachten, daargefteld worden, door, tegen de aanflaanda verkiezing, of liever, looting van een' nieuwen Kiraly, eenige balletjens optewerpen, em de menigte aan het grijpen te helpen, en hunne aandacht van den electoraten appel' aftetrekken. Dan de Gnomoniaanen zijn een wonderlijk en hoofdig volk: zij flaan bijzonder vast op hetpewt a'konneur van hunne neuzen. Zij willen zich, voor geen' prijs, bij den neus laaten omleiden, al wierden zij ook zoo kbar, als de dag, over. tuigd, dat het aMsen tot hun eigen best gefchiedde. Als men hen van voren krijgen wil, moet men zeer veel moeite doen, om": hen van achteren te vatten: en dit Nationaal Cataüer zullen zij niet gemakkelijk afleggen. Ondertusfchen weten zij nu al, of, ten minften, zij gisfen er naar (en hunne g»r  c 337 ; fUfioeen houden zij voor bewezene waarheden) dat men sr op utt u,, om hu» voor het eene of andere gat te vangen: - welk? weten zij met: doch dit doet « bil hen, niets toe : want zij hebben een hekel of gruwel aan allen. Ieder voelt dus de moeielijkheid van het voornemen , en dat er meer dan de fllmheid van een'femiclaviger toe vareischt wordt, om aan dat werk zijn volle beflag te 8eErnheerscht dus eene groote nieuwsgierigheid, om te weten, hoe het met deze Natuurkundige proef op de geperforeerde van gnomokia, welke hoogstwaarSlijk de laatfte van dien aart is, af zal loopen. Men hoopo het beste terwiil inmiddels al de geenen, die zich het minst met ón Gnomontaanfche zwak behebt gevoelen, verzocht worden, om het hunne toe te brengen, tot het weldoen gelukken der reeds opgeworpene, of, in 't vervolg , nog optewerpen blaauwe balie.jens: want men verzekert, dat ze allen, hoe rood en bloedkleurig men zich dezelve , bij anticipatie ook voorgefteld moge hebben, blaauw zullen zijn. Verders neeme men, om de beoogde zaak behulpzaam te zijn, een voorbeeld, aan de welg"öeffende boogfehutters, die, hoe verder zij den pijl, dien zij op hunnen boog fpannen, door de lucht gevoerd willen hebben, denzelven met zoo veel te meer kracht achter uit, en dus den verkeerden weg optrekken: zonder daarom de vlugheid èer Gnomoniamen bij de fnelheid van een' pijl vergeleken te willen hebben. *t Is maar jammer evenwel, dat men niet cordaater en meer voor de"vui — . - -  C 34a ) geduurig van het een uiterfte naar het andere loopen, (indien zij niet telkens al té fterk naar de tegenovergeftelde zijde ie rugg' gedreven wierden) door de vri inving, de refijientüi van de lucht &c, naar de wetten derptndulas, eindelijkin het gewenschte midden te land komen, — J Wat wil ik hier mede zeggen? — Dit! Waaneer zij na lang wachten , 't geen van hun geduld afhangen zal, ondervonden zullen hebben, dat vertegenwoordigen - aan de beste grondwetten vande waereld verbonden, en door den geduurigen invloed des volks, in alle hunne handelingen naargagaan, bewaakt en zelfs gedwarsboomd — des nitt teeenftaande tn[tijdelijke, hoewel kortftondige, en ftadig verwijlende ufurpateurs en voiksplaagen ontaarten kunnen, die, naar mate dat hun rijk van korter duur is dien t-id zoo• veel te bsier waarnemen en van die gunftige gelegenheid , voor hunne ambitie of belang en alles wat daar toe behoort, zoo veel te zekerer gebruik maken zul'en; dan zal het volk, of zij welke zich dien collvjaahn en masfaaler, naam toe eigenen zullen, ook deze wijze van vertegenwoordiging moede worden, htt op een anderen boeg wenden willen , en de eerfte occafie de beste weder inroepen, om die zank, waar van zij zich veel beloofden, duch weinig goeds zagen, voorgezien te houden : en het zal dan tot de verlichting behooren geheel anders te denken , te fpreken en te febrijven, dan de verlichte Koppen' van dezen tijd, deeden; toen de ziak nog maar louterfpeculaiif, was. Na dit voorloopig gezegd te hebben, kunnen wij de zaak wat nader bij het oog brengen, of er, wanneer wij wat kippig 2ijn> bijkans met den neus op gaan ('t Vttvtlg in No. 147.) Deze Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven tt> T7*r.,u bij de Wed. Terveen en Zoon; Hage van Clee en L?euweftyn £2 Honkoop en Onnekink; Amflerdam Hokrop, T. W. Smit, ten Brink KuJrS en van Vliet; Haarlem Beets en Loosjes; Rotterdam D?Vis v. ^Dries ^e» Pols; Alkmaar Hand, en verder in. de overige ProvintiSn. i twee Stuiver '  JANUS VERREZEN. 1787* «* I7P8. — SUUM CÜIQUE. N°. 147. Maandag den *a January. EEN OOG IN DE TOEKOMST. (em Vervolg van 't vorige N°.) De volkeren zuUen ondervinden, dat de neg dagelijks toenemende ZW*. B«, een warfchepzel is, uit eere verhitte verbeelding en eene ongeduWtaTX vergenoegdheid geboren. De ondervinding «1 hen daar bij leeren dat dé meerderheid der vertegenwoordigende Demagogen grooter Tyrannen zilndar! de Vorsten d.e zij vervloeken. Geflrerge Meren regeeren niet lang J E'n dat H ' m, .tver/aVW\aris' zal «*° &eW3» "orden Men zal zien, dat bet volk eigenlijk gefproktn, nooit kiest, maar bit de harden van den een of UI. Deel* eSM*ï CB beCTfchende cabaal' zodanige creitnren ontf^ aï V v -tot  C 344 ) tot het hoo'd van zoodanig een cabaalsch lichaam behooren. De eerlijke üeden , zul. len van de noodzakelijkheid , van cabaal tegen cabaal te ftellen, overtuigd worden: doch niet opgegroeid tegen hen, die gemsenlijk met den geest van Jntnguc bezield zijn , zullen zij tegen den ftroom inroeiëi, en er door terugg gedreven wordtn. AÜe deze kwaaien, zal men op de groote reekening van hel:fyftemj ftellen, zonder te willen geloven, dat het alleen het kwalijk verftand Cn de verkeerde inrichting zij, waar uit al deze Onhebbelijkheid geboren wordt. Het getal der misnoegden en Malcontenten zal-.weder aangroeien, zsl zich doen hooren , za! ftoute t niemlnd zal ontkennsn, dat het toch zeer wenfchelijk zoude zijn, wanneer die droom te eender tijd gereaUzeerd wierd. 't Is echter zulk een erge droom niet* Sis men zich wel zou kunnen verbeelden: want de zaaden van deze onzekere en wisfelvalhge toekomst, liggen reeds zeer blijkbaar ia het/y/fona, waarvan wii om meer dan eene reden, een' ridderlijken afkeer hebben, opgtfloten — De vraag kan alleen zijn, zullen wij of onze meer beraden Nakomelingen er da yoorfpelde vruchen van zien? — Zal het zaad, door al het bijkomende onkruid met verflikt worden? — Dit zou waarlijk jammer zijn: want dan zou d« groote revolutie in europa, in plaats van een toekomende zegen, op ni ts anders dan op eenen tegenwoordigen vloek, en eene langduurige verwarring voor het zuchtend menschdom uitloopen. Wij hopen altijd nog al het beste, en het kan thans, nu deze zaaden toch reeds in de aarde geworpen zijn, niet meer onvoorzichtig geacht worden hard op te hopen. Het verwoestend ftelzel, dat met de uitftrooing van het'zelve fchijnt te moeten vergezeld gaan — met andere woorden — het fchadelijke dat dit voordeel vooraf moet gaan, doet zich voor lang reeds Pevo den en wij willen, volgens den aart der liefde niet onderzoeken ofbefliVen in boe verre het ftaatkundig goed en redelijk kan genoemd worden, voor een z-er onzeker goed, voor betnagefhcht, een ongetwijffeld kwaad over het tegenwoordig geflacht te brengen. Wij hebben alleen een oog in de toskomlt willen flaan, en niets meer. Wij zagen met eene rilling, zonder voorbeeld, de oude fteeg met hulzen, daar de menfchen, bedompt en in het duifter zittende, in leefden, in den brand fteken, en hielden ons hart in bedruUheid vast, over de ongelukken, die daardoor wissunftig moesten veroorzaait worden. Wij zagen de vlam boven de daken der ouwerwetfcne huisjens opgaan en uitflaan, de brandfpuiten m.t gewdd terugg'keeren, en zeiden, met bevende lippen, de geheele buurt gaat, zoo doende, naar s t. felten , en zints dien tijd is het er niet beter op geworden. Wij befchouwden op een' afftand de anhiteUen, m-tzelaars timmerlieden, en de geheele nieuweBeuwcommisfie, met hunne refpeftive gereed'fchappen, plannen en projetlen, in een'ftaat van voorbeeldelooze verwarring, en voorzeiden : „ Als er geen meer eensgezindheid van dien kant komt opdagen;'laat het zich aanzien, dat de ftesgbewooners, na het vernielen hunner gebrekkige woningjens, bij gebrek vau nieuw logies, een zwervend en kommervol leven zullen moeten leiden " — en wij zeiden, gedeeltelijk de waarheid. Er wierden, wel is waar, voor den gaanden en inkomenden man, tenten en bouwvallige hutten in een' aralifchen fmaak, gebouwd en opgeflagen, dia eigenlijk gefproken, voor het gebrek niet ha'f genoegzaam waren, met belofte, dat men er httf fraaie naderhand eerst van ziei zeu, maar hieraan iloegen wij, omdat wij er de bouw- van kenden, weinig geloof. — Zelfs zagen wij die tanten en hutten van tijd tot tijd om verr' haaien, er nieuwe voor in de plaats zetten, weder ver* meien en zoo al voort, ia eens geftadige verwisfelends opvolging, de eene /es».  C 347 ) fernkieufe beftelling door de andere verdringen; terwijl de orjgebluschte vlam van den eenen fteeg op den anderen overfloeg, en niets anders voorzien deed 'dan dat de brand en ruïnijatu algemeen worden zou. ' Wat zouden wij doen? - IJier met handen breken konden wij niet; eenmond, als een kalkoven, opzetten, wilden wij niet; ook zou dat zoo ver. geeffch als onvoorzichtig geweest zijn. Dood ftil te zwijgen, konden wii evenwel - vooral uit hoofde van ons fnapachtig humeur - ook niet over ons verkrijger,: dat zou te veel gevergd geweest zijn; Wij kozen dan dê partij om de ergfte onder die Commüfic van en tnnullatie - die de verwarring tot 'n<£ grooter ongeluk, nog fcbreeuwender poogden temaken, als zelfs vSsenahrt fyfiema nodig was, aan defteegbewooners van ons Vaderlaad, van allerhande cou leuren - ,n hunne waare gedaante - dat is - als baare duivels XkSStm' en daar in hadden wij het grootfte gelijk van de waereld. — Be mlhkii!^. wooners zelve, trachteden wij zoo veel in or.s klein vermogen was tot een ftemmigheul en geduld aantemaanen: dat was loffelijk. Wielden ieder een doen begrijpen, dat men zich naar den tijd fchikken moet als deze ^ tZJï? lijk genoeg is, om zich naar ons te fchikken: dat wa var dennLnƒ ; maken. Wij begrep.n, dat bet geen zonde was, wann« h Jzt eens Set rS te pas kwam , met een verrdonken kalf te sollen , wel weetendl a\ l u 3 daardoor , Eeen leed wierd aangedaan. Wij deeden f ha.Ü. *' h" beeSt' en elk toch heeft de zijne) /wat wij To! den omilf de oLl^T" ^' waarin nog meerdere kalveren gevaar liepen te verdrinken «£™Pte pU"Cn' was zeker braaf van ons gehandeld. Luktef dit nie?■• enSm l^J^ hals over kop, de overhand; dan wierd bet zolle! wéde? on* JÏJ? verdrijf. Enfin 1 - wilden de menfchen niet beter noch wümlïÏT* 5* zochten wi hen toch vrolijker en opgeruimder te makerï 'Zlïï Worden: da" nog al gelukt is. Eindelijk (om »S, TVerZwljgeïdat wTte^"" dig oordeelen ) eindelijk — zochten wij het eoedé „ ïf Z'Hen' no' fcho.en lag, op hoop, dat het in het yïrvêgmij^l^»" ™' floegen een vrolijk oog in het toekomende: dat wat troSS ik ÏÏ, k' pj cb Hartelijk nogthans wenfcben wij, dat dit laatfte niet 2 !! ï1. 6 ?Pbeurend°. dronken kalveren beboerende, »1 aangeme kt Serf w Z°"en met vet' fchen, wier zaak het is, er overdenkenf Tw,7fï~■ WanJneer al,e mendan houden wij ons vifi'een zoo JiZl^kiÜeb ^ "'V^ van den verwarden klis, goed garen te fpïïnW«l& * * ^ " ZOnder d«» Vv %  C 343 ) TirFTIENDE vervolg der reisbeschrijving van den spaan • schen cosMOfOLiET, te vinden No. 142. bladz. 304. en vitgg. Dectyimur Jptcie recli. h 0 r a t1 u ?. Van dasr begaven wij ons, naar het huis van den veertigjaarigen mentor. Deze waarlijk groote en achtingswaardige Paedia:n had mij, met mijn bijhebben.* eezelfchap op het gerucht, 'twelk onzs komst in Paedia gemaakt had, ten avondmaaltijd genodigd. Onder een masker van welwillendheid en toegevendheid hield hij een achtbaar en mannelijk gelaat verborgen. Zoo dra wij binnen gekomen waren, leiden wij alle, op zijn voorbeeld, onze maskers af.— qü doet wel, mijne Heeren ! ( zeide hij) dat gij u naar onze gewoonten en " landsgebruik gefchikt hebt: gij hebt alle, gelijk ik zie, het uiterlijk voorko" men van Paediiinnen. " - „ Maar, zegt mij toch eens (vervolgde hij, zoo dra wii plaats genomen hadden) water van de elkander tegenfpreekende ge" nichten die er ten uwen opzichte loopen, waar is! — Sommige zeggen, " dat gü ïnwoonders zijt van h0 ll Al 4ld,- 't geen zoo veel zou moeten be"teekenen, als eiland der g e l ij k h e i d ; gelijk er dan ook, volgens " hnri zeezên in dat land eene volftrekte gelijkheid, onder deszeifs bewoo. " „«, zou plaats vinden; terwijl nogtfaans anderen ('twelk tegenftrijdig is) " Skeren, dat ean van u allen Koning van|dat Eiland zouie jziin. " — 'rJde is waar (was mijn antwoord) ik ben. of liever, ik heet hun Koning; miin volk is zoodanig, met den aart om gelijk te zijn, doordrongen, dat mifl het invoeren van onderfcheiden rangen en afzonderlijke bezittingen, dien ^ nie heeft kunnen uitroeien. - Voorts verhaalde ik hem mijne gefchiede, nis, voor zoo verre en zoodanig als die, aan de HoMldlaanen, bekend was. - „,r GW ziit dan geen Holldlaldan, en bezit ook dien aart niet? — «ïcbitaïis. Neen, zijne Majeftsit is een Lunist; maar, wat eigenJ li* de zon voorgehad heeft, met ons een' Koning te zenden, begrijp ik niet. «v, in dit land, heb ik het eerst begrepen, waartoe een Koning nodig is: i'i:L om de orde, onder een volk van kinderen, te bewaaren; maar, ge-< 5*^1 ifi'da eelukklee invloed der zon! wij worden even, als gij, Mijnheer! SwasCen menfchen. Gij bedt te veel verftand, om mijn openhartigheid kwa^ m\S Tlsnóo"k" van dit oogenblik af, dat ik mijn kroon nederleg: holl£- ^^Smï Ja!llkehad0ook, van het invoeren der ongelijkheid; meet verwachting: en nu? zie ik, aan dit kinderlijk gewest dat de ongelijkheid veer I! "l, " I p„ anders is, dan een noodzaakeüjk kwaad. -  C 349 ) >•„ »a9,Jü mento»! de HMMmm zijn Prat&da. ' G\h?°n tAl-Maar«oïtin. met geen beter gevolg, hier «:,««! - niVelftfnr V,aLr e ongeliikl'^, kunnen invoeren? — ■ Criticus cm», muntje, era tmbant. mentor virvtlgt: —- alleen in hunne kinderachtigheid , fpeel- . Beftond de «wakhside^e™;n™ d'uureDde neiging, om te dwingen en te aiekte, grilligheid en inhunne Jeuwiga fe n£)g ZQU ik deboop, janken, om t geen hun onbek J ^WI^ overgebracht te zien met van hen tot dien gelukkigen na.i u gfe aan oardeel > wei d00r vaarwel zeggen Ik zou ^^^^SS^ inborst is, daar «, bofchade en fchande leeien. Dan cu= ontwikkelend zaad van heb- ven. behebt, met h*zf minfte frel&j waar aan zij zucht, afgunst, eer- en ht^schziu™t ,t ;j dien aart ontwaar weiden. Z.j aelfs, bij uitftek, dien i««m geven, zul J VQorkotr;t> u;t eckel tijdverfpelen nooit, hoe ^X^ nZin^M iV^m» *etaal' die de and6re drijf, 't Is- io. ^ *,ch.P"^Vf ™ï woot gedeelte van dezelven: a». om aan kinderen bezitten; het z.j allen of ee:n |root Sf 8« fpel beter te ver- hunne eerzucht te voldoe., n ennaain » jert ^ o ^ ^ ^ .ftaan, dan de andere, hoe «er wen ziJ ni3t> ^ mst mlsnoegen toegefchreven worden. 3°- "êun ftukjens metaal en, daarenbo- kunnen lijden, dat hunne fP«'°?2{^>nSd!in zij: en 4°- uit heerschzucht. om ven, ook nog meer eer zouden J«ltte» ; J J fóJ Jer macht en invloed te .door dat gewonnen metaal en die «rtreg« ^.^^ AUe Qn> hebben, op ben , die weinig, of ™™s*.J™e^> als de H.ifd/««d«»«« (zonder dertusfehen gwoelen, in een jwere , aarprikkeling tot de oelitker nogthans de Btfcjiktheid 'ff^^heel verfchill.nde wijze. Ieder wil gelijk HEID. Maar hoe>p^3^'het hier noemt, in rang of macht boven hem ftaan, met hem, d e, zoo au ui begeerte, naar ongelijkheid, verheven is:: omgekeer - ««"S^ dde«n febijnbaar tegenftrijdigen trek Van onheuchelijke tijden af,.hebben »J « J fl ewend. en do ipgewilligd, met »»cb'. "^S* Se gij op dit Eiland ziet, zijn er de groote, ja verbaazende ongelijkheden, welKe^ L enwas altijd_ hun geliefgevolgen van geweest. - Het ^raP^^,J^ het nu heet, verlichte da-  C 35° ) Zeg mij eefs, hos h t mogelijk zij, onder zulk een volk, da'gelijkheid in. te voeren: ondereen volk, dat in alles ongelijk js, behalve in dcii algcmeenen wersch van allen, om boven zijne mede Paediatnen verheven te zijn? — Want, bier in , bezitten zij, ongelukkig, eene onderling disfoncertnde Harmonie of etnsr g aftemdheid. Ja, ik zelve, die tot u>fpreek —• voet'heimelijk, in mijne vol wasfen beid, die zelfde neigingen, die ik u nog.niet fterk en zwart genoeg sfgefchetst heb. Alleen gevoel ik , met misfchien weinige van mijne Landgenooten, da: wij allen door een'bedriegelijken fchijn, van grootheid, misleid worden, en daarom wapen ik er mij tegso. Dit gevoel alleen doet mij den aart, mijner Landgenooten, in zijn waar daglicht befchouwen. Maar het fpoort mij tevens aan, om met hunr.e gebreken geduld te nemen. Ik gevoel er bij» dat het eene dwaasheid zoude zijn, hen te willen dwingen, fchoon ik daar toe al de macht hadde, hunne manier vafa taoJW'leving, en alles wat daartoe behoort, op eene andere leest te fchosën. Zij kunnen niet anders; en zij zullen (ten zij er een wonderwerk gebeure) hunnen kinderachtigen aart nooit afleggen. * En indien dit waar is — en naar al het geen gij hier reeds ondervonden hebt -r- zult gij er zekerlijk niet meer aan twijffelen — bjgriipt "gij van 2elve, dat bet brood nodig is, dat zij altijd onder den fchoolmeefterlijktn plak blijven; fchoon het te menfchen .ware, dat de plakvoerers, in dit Eiland, wat beter da kunst verftonden, om er mede om te gaan, en zelve geen kinderen waren. — Nu heb ik,u nog niets gezegd, — fchoon gij het uit de ni u*e Lantaarnop» fteekers-prentjens denkelijk reeds vernomen zult hebben— van de baldaadigheid vaa verfcheiden tien. en twaalfjaarigen, die zich verbeelden den ftok reed» ontwasten te zijn, ...... de secretaris. Och, laaten wij, zoo dra mogelijk, weder naar *0tLnaLa vertrekken! — En gij, waardige mrhtOr, verlaat een land, dat uwer en onzer niet waardig is! — (Het vervolg d-.zer Smenfpradk hier na.) Deze Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Utrecht bij de Wed. Tervéen en Zoon; *e Hage van Cleef en Leeuweftyn; Leyaen Honkoop en Onnekink; Amflerdam Holtrop, J. W. Smit, ten Brink, Kuyper en van Vliet; Haarlem Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d. Dries, en i?ols; Alkmaar Hand, en verder in. de overige Provintiin, i twee Stuiver.  JANUS VERREZEN, SÜUM CüiqüE. N°. 148. Maandag den 29 January. Om aan onze belofte te voldoen — want, op dat artikel, zijn wij zeer naamv gezet — hebben wij ons in i!e verplichting bevonden, den termijn, — waarop wij gewoon waren, een ftuk van het Per/od/si'Zangfpel onzen Lezeren aantebie» den — te vervroegen: terwijl wij, uit hoofde der uitgebreidheid van het onderftaandeToneel — dit en het volgende N°., tot deplaatfing van hetzelve, nodig hebben. — Er valt voor den Janus nog veel, zeer veel te zeggen, en zijn wire zal wel haast gekomen zijn. — Hij moet zijn tijd dus waarnemen. III. Deel. XX DEK-1  C 35a ) DERDE BEDRIJF. VIERDE TONEEL. Ha Ttneel verbeeldt eene onwerwet/che, doch, op eene meuwmotifche wijze, gemeubileerde binnenkamer, in het bouwvallig huis van bes heer van zévrnhuizen. Hij is gekleed, zoo als in het eerste toneel, van dit b bdrijf, is beschreven. Hij zit, met den bril op den neus, in het hoekjen van den Haard, bij een klein vuurtjen, te /pinnen. Omphale, of de vrouw van zevenhuizen, ook, op dezelfde wijze, als in dat toneel, ge. kleed, zit aan zijne zijde, voor eene ronde tafel, de balans van het vorige jaar, uit eenige boeken en papieren. welke voor haar liggen , optemaken. De kamer is verlicht met eene oude Engel/che lamp, welke aan den zolder hangt en niet dan ten zeerflaauw fchijnzel van zich geeft. — In een' hoek van de Kamer ftaat een Lit d'Anges, waarin de twee zusters van de vrouw van zevenhui, zen, met namen, equalina en caïna, ziek te bed liggen, beide over' dekt met een zeer kunjlig genaaide en g vergeten, wat me in t zweet gejaagd heeft: en 't is/ut.' — ja mïer, dan fut: t is/oa... — [de heeb van zevenhuizen gaat op knuppel zitten en draaft er op voort, als cp een ftokpaardjen, roepende telkens Abl ca iral j — de twee zieke zusters, haare hoofden uit het bed/tekende. Och broer 1 fchei toch uit! — je zult ons met al dat geiaas nog vermoorden! de viouw van zevenhuizen. Lieve zusters! — Als hij die vlaagen krijgt, is er ni* t^en hem te fpreken. Kruipt maar ftil onder de dekens, dat hij jelui nist gewaar wordt: want ge hebt het ook al verbruid bij hem. Je zoudt makkelijk m.c een veeg uit de pan kunnen krijgen. Ik zal er van dasg eens naar informeiren, of er ook mogelijkheid is om jelui een paar plaatsjens in 't Gasthuis te bezorgen. De Heer pruikeNius is er thans regent van: dat zou misfchien wel kunnen lukken. — Is zal bem aanftonds zijn droppeltjer.s Laudanum geven, en dan kuntge wel eens meê proeven. . de twee gezusters, als wilde menfchen tn liet bed opvliegende. Wij, willen niet flaapen! — We willen niet in t Gasthuis! — Wij willen ons, door den Burger pruik niet iaat.;n - de vrouw van zevenhuizen. • Wat wil je lui dan, kleuters? — 't..Is immers tot jelui best? — (ter zijde.) Jk zal er zelfs mijn verftand nog bij verliezen I — 'c Is niet om uit te houden. ' de heer van zevenhuizen. 't Wil ook wat zeggen Jupiter tot vader te hebben, zoo lang als Jwio mijn ftiefmoêr blijft. Heeft dat jerpent niet altijd met alle de buicenbecntjer.s van haar' man geleefd, zoo als ze met mij ook zoekt te doen? — (Hij blijft eenige oogenblikken in gedachten flaan!) Kom! Laat ik mij eens weêr op de hoogte van mijne vorige grootheid verheffen, en mü met eene Rodmontadt, a la Seneca, verlustigen! ■— Xx 2 ,e'  C 354 ) recitatif, Wat drommal! — zijn er dan geen monfters meer te temmen? Behoort dan Hercules reeds or.der de Janmemmen , Oaa dat hij oud wordt? — Neen, dat zsl een leugen zijn 1 Ik ben dezelfde nog. — Welaan dan, vaêr Jupynl Zendme, uit een donker Hol , een van de grootfte reuzen, Of monfters uit de Hel! — 'k Zsl hen de harsfens kneuzen! (a). [£r kmsn drie Monfters uit den giend te voorfchijn — dee er fte met een grooten kop, de tweede met verfcheiden koppen, en de derde zonder kop, maar met al' lerhande klaauwen en fchaaren op de wijze der kreeften. ] de he e B van zevehhuizen, Verfchrikt. Ik heb bet waarachtig zoo niet gemeend! — Je lui vat een mensch ook maar zoo aanftonds bij zijn woord! — Och mijn lieve Omphale! Zij zien er alle drie even revolutionair uit! — Ik geloof, op mijn eer! dat zij het stadhouder," schap, de aristocratie en de reoeeringloosheid zijn! — Ocbjal 't Is maar al te waar. Maar met uw verlof mijn heeren! als ik het wel heb, dan heb ik de twee eerften van je lui drieën reeds zo goed als vernield: en ik meende: „Eens dood altijd dood!" —of is het misfchien „eensBurgemeester, altijd Burgemeester? " — Ai, ai! — Doe je lui het maar onder malkander af: Ik zal mijn fpinnenwerk maar weêr bij de hand vatten I " — het veelhoofdige monster. We kwamen je eigenlijk eens vragen, ellendige Pochhans! [Want de derde, gelijk je ziet, heeft geen mond en kan dus'ook niet fpreken: Evenwel ze kan zich zonder te fpreken, gevoelig doen verftaan!] We kwamen je dart eens vragen: Wat je permoveert, om ons zoo dagelijks, of het te pas'komt, of niet, voor al wat lelijk is, uit te fchelden. Dit waren wij al lang van voornemen; doch konden geen b«er gelegenheid, voor deze onze onverwachte apparitie', waarnemen, dan nu gij, zoo baldadig, als mal h propos, op uwe lang verfletea krachten ligt tefiaoeven, als een bekkenfnijêrs baas, die aan beide armen lam is en het fnoeven nog niet laaten kan. — Heb je geen zin in ons, dat ftaat je vr i; maar dat vermalledijde fchelden en affronteeren moet j» laafen ! — Wij laaten ons nu juist eens zien, in die monfterachtige gedaante, welke wij, naar jou eigen begrip, bezitten. En vragen eenvoudig; — watje r.u op ons te zeggen hebt? — de Vrij gevolgd naar deze Fraufche pasfagc: Quoi dont, je luis, oifif; & je ferois 15 lache Que monbras put avoir tam foit pcu de relachc ? ó üteux faites fortir d'un aucre tenebreux Quc-lque horribie geiDt, ou qnelque mouiire aflreux! S"il faut que ma valeur" inanque un jour de uiatiere.p, Je vais faire du mandé un vafte cimetiére.  ( 355 ) •de heer van zevekhuizen, welke in dien tusfchehtijd in het hoekjen van tien haard geretireerd is. Deze keer, dank ik de Goden, dat ik doof ben: want bet geen daar ge7egd! wordt , moet wezen, om den moedigften man het hair te bergen te doen rijzen. het veelhoofdig monster, Z£Cr hard- Ik kan wel harder fpreken! — Zie je daar onze derde vriendin wel ? — Die komen we }i, voor je peiekonde, in onzejplaats brengen. De is juist sefebret, om met zulke doo;e kwartels, als jij zijt, om te gaan. En wij twijffej.eq er niet aan,|of die zal u. met gevoelige reden , aan je v.-rftand brengen , dat ja van het hoofd tot de voeten — geen afflammëllrg van Jupiter — maar een Uilskuiken bent; ingeval je er, naa het geen je gedaan en bedreven hebt, nog een oogenblik aan twijffelen mogt. — de heer van zevenhuizen. Hartelijk dankbaar! — Ik heb in die derde ilomme knecht, even zoo weinig zin, als ia UEd. en die andere. het veelhoofdig monster. En nogthars, ziet gij in dit ftomme gedrocht, niets anders dan u eigen keuze maarzoo gaat het, wanneer men kiest zonder te ,kennen. Döch, gij zu't, vooraf nog meer mores moeten leeren, eer gij bekennen zult, dat gij een groot fpeculant zijt, in katten in den zak.— de vrouw van zevenhuizen. Neen, Mijnheer of Mevrouw (want ik weet niet, tegen welke Sexe, ik de eer heb te fpreken) mijn man mag dan zulk een groot uilskuiken wezen, als gij' zelf begeert:— maar in zulk een onbehouwen ftuk vleesch, als je daar meê gebracht hebt, kan hij onmogelijk liefhebberij hebben. Zonder je te fiatteeren? maar, daar is UEd., met al je koppen, nog een engel bij. — het veelhoofdig monster. De tijd zal u leeren, dat ik de wsarheid gefproken heb. Vaart wel! [Het een- en veel hoofdig monster vertrekken; terwijl het derdes blijft, al heen en weder over het Toneel rollende en zich in allerlei bogten wringende. Onderwijle zingt de vrouw van zevenhuizen het volgende aria. Wijze: Notre MuunUr chargé d'argenu l' . > Mij dunkt, ik heb het meer gezien; j Maar zonder al die klaauwer. Ik wordt zoo bang: kom, laat ons vl en,. Eer het brgict te kraauwen. Of neem ie knods, of neem je knods en fla er rp : Bet heeft een flokdann; maar geen kop. Xï 1 jVtiyia  C 355 ) ■Mijn vriend! — Ach, dat ik u, ach, dat ik u eens raade! 7 f\ Sla maar toa! fla miar toel fchenk hem geen genade. 5 2. Ik zie, dat het geen oogen heeft, En denklijs ook geen ooren. Gelukkig! — zao die booze kreeft Ons niet kan zien of hooren. Maar, kijk, hos grijpt, hos grfpt en knijpt hij om zich heenl Met weifii^ fchijnt hij niet te vreên.. Mijn vriend! — dat ik u toch, wanneer h;t helpt, eens raade, 7 /■/,• \ S!a hem dood! fla hem dood! fchenk hem geen genade! — y ^ !' 3- Het is geen (leur, dat zie ik klaar, Die van den wind kan leven. (Zij werpt hem een ftuk brood toe.) Daar's een ftuk brood: probeer het maar; Laat ik hem dit eens geven, 't Is of msa 't in een kslder fmijt: 't baat niet een zier: Nooit zag ik zulk een gulzig dier. Mijn vriend! — Om "s Memels naam! dat ik u toch eens raade! ? ,.. Neem uw knods, fla hem doodl fchenk hem geen genade. \P,tw Kom, harre klaas! lig nu niet te talmen, als een vent! Als ik je nu noi, e.ns raaden zou; zou ik hem daar — zie je? — op dat groote ronde gat: want dal lijkt de inging van zijn maag te zijn — daar zou ik hem, mat ket dikke end van je knupp;l, raaken. Ik zal hem terwijl taet de tang op zijn klaauwen flaan. T02, fchielijk dan! want als hij het merkt, is het ts laat. de heer van zevenhuizen. Aan al je beweging, merk ik, dat je ma met hem aan den ging wilt hebbin: (zijn muts afnemende) maar groet ze, die je te groot en te machtig zijn : heb ik daar zoo even geleerd. Ik ben er mijn Tremontade, geh?el en al, bij kwijt geraait. Ik beef nog als een riet. En als ik hem, met den eerften flag, niet nek, ben ik oen man des doods. Lier me toch de Monfters niet kennen. Als men ze niet fecuur aan kan, is het best om zï maar ftil te laaten wandelen. Daar! f.nijt hem liever, dat ftu'-t ro^genbrood, nog miar eens in zijn' flokdarm: want als hij ons, per Arabier, onder zijn bereik krijgt; dan zijn wij er geweest. — Ik geloof, dat het al veel van den honger is, dat hij zoo grijpt of knijpt, en dat is, in dezen bedroefden tijd, geen wonder. —< de vrouw van zevenhuizen, Werpt hit veelklaavwio mo sst er een geheel reggenbrood toe; en zeg: vervolgens: 't Helpt zoo veel, als een zielmis. — 't Is, als of men het in een' zinkput fmeer. 'k Ge-  C 357 ) 'k Geloof, hij aast op vleesch en bee»; Geen brood kan hem vtrzaden. Die Monfters loeren algemeen «l« Op merfchen Carbonaden. Zie eens, hoe fnuift hij daar in 't rond! Ik ftel gewis, Dat daar zijn neus of ruiker is. Mijn vriend! — daar zit zijn fnuit. Die gaat al hsen en weder. 7 (Al gillende.) C f^s \ Ach, hij ruikt ons misfchien. Neem uw' knods! fla hem neder!— j de hier vam zevenhuizen. Kom aan! — Ik zal het dan maar wagen. Neem jij, te gelijker' tijd die ke« tel met kookend water. Laaten wij nu maar oppasfen, om dsze gevaarlijke exfeditie., op t'én tempo, te doen. Laaten we hem dood flaan en verbranden od een en bet zelfde oogenblik. — Maar, wie komt daar aan?— Ah, 't Is arlequin, die kan ons nog wel een handjen helpen. Je komt net van pas vriend! - Neem jy nu de tang. Je ziet daar die lange lel wel? — Dat is bet beest zijn neus. Dien moet je zeer fecuur tusfchen de lippen van de tane vat. ten, en knijpen hem tot vatje ? — 5 arlbquin (zich houdende, als of hij het Monfler niet zas ) itT~ t0Ch jClU'J' V00rnemen? "~ Wat een bereddering! — Wat is er gaan- de vrouw van zevenhuizen. Vraag je dat nog? — Daar, neem de tang, en knijp, al wat ie kniine. kunt! - Zijt ge dan blind? - Zie je daar die hoofdeloos draak niet P arlequin (met blijdfchap.) Ik bom, gelukkig nog, even van pas! - Woudt gij dit waereldzuiverend gedierte, dat eenig in zijn foort is, met je knods dood liaan; en mij een' mede. plichtigen van die wandaad maken? - Jelui weet nog niet half, hoe eelukkiV g.j zijt. Hoe komt gij er aan; zou ik wel zeggen. Wanneer je het hoogftf lot uit de loterij getrokken hadt; kon ik je met geen meer recht felicitetm1 — de vrouw van zevenhuizen. Maar wat is het dan ? — Hoe noemt men het ? — ahlequin. Hoort eensl dat nuttige dier. dat eeliik ik u nn .»n> ««j , za. laaten zien, falf hijZ Mf'zlj is'.Ct vti^Sn^^ïï^S daarom meteen' al.Ssnaam, de behemot; de andere, de Lmmiï en een derde de Tarentula Infernalis; maar ze hebben het al te maal mis *t Is' eigenlijk een foort van een polypus, welke, op deze bedroefde waereld Jan zoo veel nut Iê, als de fpinnekoppen, in den tuin. Met één wnnrd v-' het ongedierte op. Meer behoef ik je niet te zeggenï orn je Tan 't UÏftUd^ brengen , van hoe veel nut hij hier aan huis zal zijn. J mftand te  C 358 ) de heer.van zevenhuizen. Wat vertelt die fchurkdiar weêr?— Wil hij hem niet bij den neus pakken, .".'i arlbQuin hard. Och, mijn lieve meefter 1 dat is geen neus. Het is. .... de heer van zevenhuizen. Wel nu, wat is het dan? — de vrouw van zevenhuizen haar bril opzettende. Och, VaJerlief! vraag niet meer! — (ter zijde) Hoekai men zoo mis zien?-* de gezusters met hunne hoofden uit het bed ziende. Och, Zuster! pas toch wel op, dat hij ons niet befchadige. — arlequin. Daar is geen zwarigheid bij, Mejufvrouwen! ilelt u gerustl — de heer van zevenhuizen tegen ablequin. Is het dan niet de Anarchie, daar ik eeuwigen haat aan toegezworen heb ?— arlequin, zeer hard. Wel neen! ik heb het aan Mevrouw reeds verhaald, 't Is zoo veel, als een wandelende muizen en roiteuval, en hij' zal u, vooral bij de tegenwoordige fterfte onder de katten, van grooten dienst zijn Met één woord, zoo veel als tien ! — Het dier is onbetaalbaar. de vrouw VAN zevenhuizen. Maar waar zullen w^ h^m zetten? — Hier in de kamer kunnen wij hem niet hou Jen. — ■ arlequin. Wel dat forefkt van zelve. — Laat mij maar eens een oogenblik bedenken! (p-mz'nie) Het krielt,door hetgmtfche huis heen, van ongedierte. Maar waar doet het nu wel de meefte fchade? — Weet jij het ook, c aïentjen! — C a ï N a. Ongetwijffeld! in de provifiekelder: want daar fchijnen de rotten en muizen hun Committê Generaal te houden. de vrouw van zevenhuizen aan arlequin een Jlititcl gevende. Nu daa, arlequin! breng hem daar dan heen. Maar vergeet niet, om de provifiekelder weêr te fluiten, en den fleu'el weêr oin te brengenl — arlequin. Maar mevrouw, wat denk ge toch wel van me? — [Arlequin vat k vielshjiwio monster hij den ftaart, tn brengt het, achter uitkopende, van het Toneel. ] equallina. 't Is jammer, dat hij zoo lelijk is. — arlequin, in 't heen gaan. Ta- maar daarentegen is hij nu ook weder de beleefdheid zelve. Ziet eens hoe vriendelijk hij buigt. Wanneer andere dieren van u vertrekken, keeren zij u gemeenlijk hunne achterfte deelen toe; maar deze poltpus houdt zijn achterfte altijd van de lieden afgewend! — (Hit Vervolg vm dit toneel in 't volgend} N»-)  JANUS VE&B.KZEN. SUUM cuiquE. N°. 149. Maandag den 5 February. Vervolg van het vierde toneel des derde» b e dI tj » s > 'twelk in het vorig N'. a/gebroken was. JNa dat arlequin met het veelklaauwig monster vertrokken is,' begint de Engelfche Lamp, welke al dien tijd, niet dan eene flaauwe verlichting in het vertrek te weeg gebracht heeft op eens, een zeer helder fch'jnztl van zich te geven. Min hoort een groot en hol geraas door het huis, even als of er turven van de trappen afgeworpen vierden; 't welk v toorzaakt wordt, door dat arlequin iet Monfier van de trappen, naar beneden, (a) laat rollen, terwijl men hem achter de fcherinen hoort roepen: „ van onderen f „ bergt je lijf! wachtje voor fchade 1" O) ,. Waar bïxc het hier doodsch en eentoonig zijn, als arleqbin ons, van tijd tot tijd niet opmonterde, en wat levendigheid hier in huis bracht. Gij weet hoe' grammottig broêr tegenwoordig is. En, mijn goede arlequin! als hij om dat ding denkt, dat hij een curateeie noemt j dan is er geen huis met hem te houden. arlequin. Wil ik je eens, in weinig woorden bsduiên, hoe hij is. equallina. Daar zult gij mij, ten uiterfteo, mede verplichten- want daat heb ik no» nooit een juist begrip van gehad. • arlequin. Welaan dan: luifter! aria. Wijze: Je le ctmpare avtc Louis. . . 1. Ik vergeüik hem, bij een Prins, Die lam en ftom en doof geboren, yy 3 n}* Niet  C 3*4 ) Niet loopen, fpreken kan, noch hooren; En die men omdraagt, hier en ginds, 't Is moeilijk, aan zoo'n Vorst te leeren, (bis.) Hoe hij zijn landen moet regeeren. equallina. Dat is zeker! — Maar, onder verbetering! als het er zoo mat hem uit ziet, was het dan niet beter, dat men hem, aan zijn verftand bracht, dat hij met den rang van basta zich te vreden behoorde te houden? — arlequin. Maar, met je welnemen: je valt me in de reden, en ik heb hem nog niet uitgefproken 1 — - ,;/;•;' 1 ' - 2. ,liw r»:.i \,A i 1 Maar, als er nu een Doélor was, Die hem met laaten en purgeeren, Met fmeeren en eleétrifeeren, Van al zün kwaaien eens genas! — Dan zou hij ons wel fchielijk leeren, (bis.) Hoe wij hem moeften refpefteeren. equallina. Nu, dat wil ik voor een oogenblik ook wel geloven; maar zouden wij daar onze reekening wel bij vinden? — arlequin. Wei, bet lijkt er niet naar. Doch, laat u dit geen oogenblik ongerust maken, mijn fchat! — Wanneer hij fterft, zal hij zijn ongemakkan wel met hem mede in 't graf brengen. Maar ik ben nog niet aan het einde. C a ï n a, 't Is ongelukkig, dat je geen geduld hebt, om hem uit te laaten fpreken. "Ik begrijp wel, dat wij onïe gading eerst, in het derde Couplet, zullen krijgen : want die Doétor, die hem genezen zal, moet nog geboren worden. arlequin. Juist gevat, mijn Engel! — Al zat je ook in mijn harsfens, om mijn gedachten en invallen te copiêeren, kon het niet beter. — Hoort dan! — 3- Doch, zoo lang, als men dit niet ziet; Zijn wij de dragers, die hem dragen, En zorgen, dat zijn welbehagen Precies en letterlijk gefchiedt. Wij kunnen juist zijn meening gisfen, (bis.) En daarom, kan hij ons niet misfen. caïna. Charmant'. — Waarachtig charmant! — Daar is eene fijnheid van gedachten in dat laatfte Coupletten, daar niets bij haaien kan. Wair haal je 't alles van daan ? — zou men zeggen. 'Ai.  C 0§ ) 'KLEquiH, met den knokkel, van zijn' voorfitn vinger, tegen zijnyotrhoofd tikker.de. ' Uit dat bolletjen! — caïna. 't Is onbegrijpelijk! — Maar, apropos! Ik hoop maar niet, dat ik u bier uw' lijd zal doen verbabbelen. — Je weet misfchien niet, dat mijn broêr, op eeni. ge vertellingjens van habmen, naar den Provifie-kelder gegaan is, om vifie van de nuttige, of zoo als hij bet noemt, fchadelijke werkzaamheden van onzen lieven bijzor deren polypus te nemen; en dat hij voornemens is, om, wanneer hij ziet. dat harmen gelijk heeft, het goede dier, uit dankbaarheid, voor zijn reeds bewezen dienften, te mollen? — arlequin. ó, Dan heb ik den tijd nog in overvloed: want ik weet zeker; dat, eer daar toe befloten wordt, de zaak nog eerstier tafel van de kamer der bestgezinden moet gebracht worden; en daar labereeren zij, als naar gewoonte, aan eene hardlijvige delibereerzitkte. Ik heb, uit voorzorg, mijn Creaturen daa'r ook zittirg doen r.smen. In onze Un en individuëele kamer, onder de zinfpreuk: in warme liefde bloeiende, zijn wij er beter achter. caïna. Zoudt gij dan denken, dat er geen gevaar bij was? — arlequin. Wel neen! — Hier ziet ge den fleutel. Ha! ba! ha! — Ik heb de kat reeds in den kelder gefloten. — Vat je de kneep? — Zonder, dat ik er bij ben, kan er geen vifie genomtn worden. de heer van zevenhuizen. ÏJIj [kamt, leunende op zijn' Jlok, vermoeid en uit al zijn macht hijgende • binnen. Och, arme harre klaas! nu is alles verlooren! — Nu beb ik zelfde luis in de Ptls gezet!-— Onvoorzichtige omphale, wat hebt gij gedaan ? — Gij' gaaft den fk-utel aan mijn' Aartsvijand I — Wil hangen ru geheel van hem af. Zal ik fchtldcn? Zal ik raaztn? Zal ik in 't Honderd flaar ?— Maar wat zal het mij helpen? — L?at ik zien, of ik in 't minnelijke 1104 iets, in mijn voordeel, bewerken kan. (arlequin gewaarwordende) Hebt gij den fleu;e!, aan mijne vrouw, reeds te rugg' gegeven? arlequin, hard. Weet gij a! van 't verraad, dat er weder tegen u gefmeed wordt? har; men heeft, onder praetext, om den heilzaamen polipus aan eene ijzeren keten te laaten leggen, in de daad, bij de Commisfie dei Smederij van uwe Heerlijk." heid , een vercierde keten befteld, die er uiterlijk, als een ornament, zal uitzien M aar het plan is eigentlijk, om het dier, in ftilte, te vergeven, en u, bij de eerfte attaque van ijlhoofdigheid, die u overkomen mogt, er aan vast'tekluifteren. — Moet ik dit beletten of niet? — Het ftaat in uw keus: want eii ziit hier meefter. 6' 1 de heer van zevenhuizen, Wel zeker, moet gij het beletten.  C 3** ) arlequin. Nu, dan kan ik dan fleutel niet misfcn! — Anders; daar is bij: het gaat mij niet aan! -— . , , , de heer van zevenhuizen, bij Zich ZelVStt. Wat zal ik doen? Ik kan, ik durf niet befluiten. Ik verdenk den een zoowel als den anderen, en niet zonJer reden. Evenwel, arlequin bewijst mij de eer, die mij toekomt, noemt mij heer en meester; en dat ben ik ook, en wil het blijven! — (.tegen arleQWIn) In Vree Je's naam 1 houd den fleutel dan maar: want ik wil aan geen kluifters liggen. Maar, hoor tocheens! — Waarom hebt gij mij nu zoo goeds moeds toe gelogen! — De polypus, in plaaife van mijn huis van rotten en muizen te zuiveren, doet juist het tegendeel. Laat equallientjen fpreken! — Gij weet, dat wij, voor eenigen tijd, in een otizer geötïroiêerde Vallen, een' grooten, wilden, ouden Rot gevan. gen hebben:— Is het niet zoo? — Nu! de polypus heeft de val met een van zijn klaauwen vernield, en de Rpt is het ontfnapt. — arlequin. Dacht ik het niet, dat gij u weder iets, door die omgekeerde Arminiaantn, op de mouw hadt laaten fpellen! — (zeer bard) Dat is nooit een Kot geweest, je hoogheid! 't Was een muiikater, die zich voor lang reeds in die hul» verdienftelijk gemaakt heeft. Hij is zelf, bij abuis, in den val geloopen, en toen liij er in zat, waren de opzichters, van de rottenvallen , verlegen eenoeg met hem. Zoo zit het er mede. Maar nu wilden zij gaarne dit gelukkig voorval, daair ik Seerraêe in mijn' fchikben, doen dienen om een lak om AertPtlypas te leggen. Doch nu kanik niet lanfter zwijgen!'nu zal ik alles zeggen wat ik weet. Hebt gij dien grooten val wel gezien, welke zij voor uw Cabin.t, genaamd ket Eurer.u van wet en orde geplaatst hebben. de HEER van ZE'enhuizsn. Was dat een val? Dat ding heb ik altijd, voor een veilige rustbank aangezien, waarop ifc mij zbnder gevaar neder kon leggen; wanneer ik ver.noeid vaa Staatszaaken , mij eens ia de rust verlustigen wilde. arlequin. Zoo ziet gij, met welke Intriguanfen gij te doen hebt. (tegen de oiïüiTSXs) Komt, latten wij nu «mekken, en hein aan zijn eigen mijmetingen overlaaten! (zij gaan na» bet Toneel,) DS HEER VAN ZEVENMUIZEN. alken. Nn wenschte ik gaarne, alles wat er dezer dag.-n gefchied is, eens te overdenken ! Maar het ligt mealles zoo verward, zoo door mekaar in 'thoofd} dat ik niet ter degen weet, waar ik beginnea cindieei zal. Dat is altijd mijB gebrek geweast: denken en overpeinzen is dm maar in 'tge- hcelmiinzaak niet. (bij neemt een'ftoel en gaat zitten.) Welnu?— Hoe zit het er mêe ? Ia ia' dat is die eeuwige vraag, die ik denkelijk in eeuwigheid niet beantwoorden zal! — Wil ik dan maar eens condudeeren, om het, naar gewoonte, aan 't geval over te laaten ? ..'. " , hm, Ta jai Ei, ei! — Zoo! zool — Kom, dat is befloten. — lkgevotl mij weer 10Ö doddeiig. — Uat ik mij maar wêer eens in llaap zingen! aria. Wijze: Da<-s un verger CMinette. In een boomgaard vol met peeren, Vol met allarhande fruit, Droomde ik, dat ik zou regeeren: En het kwam er ook op uit. Maar waar hangen mi die Peeren, £ (bis.) Als ik grijp; — weg is de fruit. V. [Bij 't repeteeien dtr tw:e laatjle ver/en, v*lt hij tnfliap J Einde val 't vierde Tor.eeh  JANUS VERREZEN, S SUÜM CÜI <^U E. N°. 150. ■Maandag den 12 February. Bis repttita plieent. e lezers zijn, over het algemeen, en niet zonder reden, örivergenoegoV wanneer hen, door boekverkoopers, uitgevers, redacteurs, of auteurs oude kost' Welke hen te voren, in dezelfde of andere fchotelen, reeds opgediscbt geweest is, hen op nieuw voorgezet worden. Zij lezen niet gaarne tweemaal dezelfde zaaken onder verfcheiden titels. Ondertusfchen is het herlezen van fommige aanmerken lijke dingen, nuttig en vermakelijk; — eendeels, omdat men bij de tweede leezing er gemeenlijk iets nieuws in ontdekt, en, ten anderen, omdat men dikwijls, bij de herziening, eerst recht gefchikt en voorbereid is, om er eenie nut uitte trekken. Van het gefcbrijf en gekrabbel van jahus is dit Inzonderheid waar: omdat bij dikwijls zich weinig, met de geregelde opvolging der tijden, III. Deel. z z het  ( 36B ) I et hoofd brsekende — het voorledene, tegenwoordige en toekomende door elkander haspelt, en het gebsmde en gebeurlijke — op <«jne verwarde wiizs, welke hem aangeboren fchijnt — zoo tê.e, milt, door een beugelt, dat men , zon' der de gave van alles op zijn' eigenaanigen tijd en plaats te brengen en te fchikken — eene gave die daarom ook bijzonder aan de iezeis van janus eigtjn behoort te zijn — dikwijls in het geval zcu kunnen verjteren, van er noch kop noch Haart aan te kunnen vinden. 't fs er echter verr' van daan , dat hij beden voornemens zoude zijn, aan zijce geëerde lezers, door voor den tweedenmaal het eens eegsvene hen weder in de handen te floppen, ook tweemaal te laaten betsalen. ZuUs is verr' beneden den man en zijn uilgevers. Daarom zal hij alleen, bij deze gelegenheid, eenige aanwijzingen doen van zaaken, welke hij gaarne voor de tweede keer wenscj-.te gelezen te hebben; houdende dezelve voorts, daar voor, als of zij woordelijk in dit N'. waren gerepeteerd en ingevlochten. aanwijzin8en dezer zaaken. Twee berichten uit babel vin den 26 en 27 Augustus; te vinden in N°. 128. pag. 103. en 194. — Zijnde eene bereekening. (*) Een bericht uit babel, van den tweeden intermediaire; te vinden in N°. 131. pag. 218 : — zijnde een dito, met een' langen naus voor de naar huis loopers; bij wijze van Appendix. Het geheele i33fte N°. bevattende het tweede toneel des derden bed r 1jrs van bet periodiek zangspel: — zijnde eer.e in*age. Een advertissement , gemerkt met drie NB te vinden in N°. 135. pag. 250. — Zijnde waarlijk een ADVERTISSEMENT. Vervolg van een bericht, uit kippenhoven; te vinden in N°. 138. pag. 267, 268- en velgg: — zijnde een geamalgameerd allegaartjen. — (*) Iets ovee het aanneemen of verwerpen van het aanstaande plan van constitutie, voor deze landen; tO vinden in N°. 140, pag. 288, 289. en 200. vooral het laatfte gedeelte : —* zijnde eenige lósfe bedenklijkheden, zeer nuttig om te herkaauwen. — (*) Iets, te vinden in No. 144. pag. 324. 'twelk eindigt met de woorden ,, geduld DANl" — Antwoord aan mijn' Vriend den ovebzbeschen b abiloniSr, té" vinden in N°. 144. pag. 326: — zijnde eene foort van communicatie. (*) Het laaste gedeelte von een bericht uit babel van dato, den Hrtflen dag van 't verhopen jaar; te vinden in N°. 145. pag 330, 331. en 332: —— zijnde eenefpecie van eene belofte, welke janus, tegen zijne gewoonte aan, niet wei letterlijk, gelijk naderhand wel eens blijken zal, zal kunnen  C 3*9 ) vervullen, en waar over hij bij dezen, aan zijne lezers zeer nederig, (ook tegen zijne onhebbelijke gewoonte aan) verfcbooning vraagt. Notandum! — De Hebreeuwfche letters in dat bericht, voorkomende, gelieve de oplettende lezer in grlekfche, ook naar de order van het Aiphabeth volgende, en dus in «, /8, y, J, e> n, 9. , K, te verandeie t; door 'c welke eene nadere klaarheid aan'dat'bericht' bijgezet zal worden. Extract uit een" brief gedateerd uit nn rijk van plu t o, den ... . Infrudtidor; te vinden in jN°. 146. (*) Bericht uit gnomonia (gelijk wij toen hoopten en wenschten) «p het einde van Intermediaire; te vinden in hetzelfde n8: — zijnde zoo veel als een voorflag. Zij, welke in deze dagen van drukte geen' tijd mogtenkunnen uitbreken, om alle deze aangewezen zaaken, naar te zien, worden verzocht, ten minften die geene, welke met een (*) geteekend zijn, met een oog door te loopen. Terwijl daar in tegen de eurieue liefhebbers, onzer dagbladen verzocht worden het vierde toneel des derden bebrijfs, te vinden in N°. 148 en 149., zoo zij hetzelve nog niet gelezen mogten hebben, nog twee maanden'ongeopend te laaten liggen. Aan beide deze verzoeken voldoende, zullen zij zich voor hun genomen geduld wel beloond vinden! — Vaart intusfehen wel 1 en leeft gezond! ■ BERICHTEN uit Babel, thans bijfommigen bekend, onder den naam van T e r r c h o. Zender d totóng. Eindelijk en eensklaps heeft de verwarring onzer taaien of onderfch£ den, babijlomlche BmkQen een einde genomen 1 Eindelijk is het langduurimis verftand, 'twelk uit dien hoofde onder de Torenbouwers plaats had, verdwLner, en als weggeveegd mt ons midden: Eindelijk veröaan wij elkander klaar en duide .lijk, ja met een half woord: Eindelijk fpreken wij alle eene zuivere en van alle" geheimzinnige duistere en dubbelzinnige woorden, gezuiverde moedertaal volgens de echte beginzelen en regels der grammatica' - DihS en gelukkig tijdftip deze blijde dageraad is dan aangebroken , niet als een dief in den nacht, maar als een aangeftokene kaarfe , waar van men ten kooroiaate a? ZZ a ligt  C 370 ) liau in eene donkere kamer. Alle twist en tweedracht ligt, onderonze dood ouwerweifelle en ten gelukkigen tijd omgevallen muuren, begraven. Nuts kan onwoor"n meer hinderen in hst opbouwen en voltrekken van ,dat fchoon en heerlijk gebouw waar van wij bet plan alle oogeublikken, met een. voorbeeldeloos verJa ^n , reikhalzend te gemoet zien. Al het , vorig woest gefchreeuw en geraas b-tft thans plaats gemaakt, voor het zielverrukkend gejuich van het ,, h vivat! o.1i braven. Het geroep van „ Tandm b,na caufa triumphat! heeft geen einde en hij moet wel blind zijn, d.e de belangrijke, gevolgen, welke bier uit rcolwendi> moeten geboren worden, niet reeds te gemo.t ziet. De fchoone orde aan de hand ierbroedsrfchap. voorigeleid, herleeft, in onze vrijheid ademende vergaringen. Schooner dagen beleef len wij nooit. - Gelukkig jerichoI ba bel is met uwe muuren gevalle*. Babel is in babbl. met .meer te vinden al ïilde men het ook met de lantaarn van Djoger.es op den helderen mldda" zoeken ! — Wat ook de lifter moge uitvinden, om de krachtdadige bewerfers vandit'heil in een twijfelachtig, en bedwelmend daglicht te plagen; zijne ■ïonlnizal vruchteloos zijn Woorden toch komen niet te pas, daar dedaadenzoo duidelijk fpreken, Ds bedilzucht z J verftommen, en niets tegen de-alles over?eedende taal dezer fprekende daadcn weten in te brengen iZn zal rerftomd ftaan lt voor de kracht der..11» afdoende'bewijzen, in b,ve eigen ^éh^^ tinken Door inwendige en uitwendige overtuiging za! „, zich gedwongen ZS! ftamelende te moeten zeggen: „ hot fitutione conuntus £&.», en de opponeer,bank vérlaaten. Uit alles en nog meer [want alles naar waarde en naar.waarheid op te geven is «lette vergen en zou ons te verr' heenen leiden] zijn het luisterrijk gevolg van maar éér? gepaste maatregel, van maar ééuen manne ijken ftap geweest. Door deze zijn de fchellen op éénmaal van onze oogen gevallen, en wij jagen. Door de'en is bet oude babijlonisch toverflot op eens van onzen, moad afgevallen, en ïi foraken eene taal, voor alle tongen , geflachten en natiën verftaanbaar. Het ^iS dat de verwarring eerst tot dien ongelooflijken graad moest gebracht wor5fnlJ1afvriend en vijand gedwongen was te bekennen, dat wij^bet daar in tot h«'«Tp/w «*™ gebracht hadden; alvorens het ons vergund wierd,u,t deze duts; mnfa li*!; - ■* dezen ellendigen Chat' orde - te voorfch.jn te roepen! - , - Dank hebbe derhalve deze verwarring! - Driewerf gezegend zij deze ge-; JSStoOlfis' - Ongeveinsde lof zij toegezwaaid aan de onveritaanbaare dieXronSJl bijlonifche mengelmoes van taaien! - Zonder dit alles, zouden wnimmer tot deze verwonderlijke Harmonie van woorden en klanken - sop. ïï 5 ? ïnden wy Dlmmer tot deze broederlijke eenflemmighe.d, die thans in : uaITr«eert ■ eebracht zijn geworden, 't Is waar, wij hadden dan ook °-it Irfzui15 hoogen g aad^n in die groote maate. die kwaaien gevoeld, w& de gnondbpld en volkomen herftelling geweest zijn.  C 371 ) Wi zouden , a! vallende en opftaandé, voortgefukkeld hebber. Doch wie is zoo miss -de*ld van gezond menfchen verftand, wiets oerdeel is zoo bekrompen en bepaald' dat hij het laatfte voor het eerfte verkiezen — en eene geduurige kwijning bo'v?n eene zwaire doch zuiver afgaande köorfe fcbatten . zou ? — Voorzeker niemand! Zie daar, het waare oogpunt, en de voordeeliga ftandplaa-s, waar uit men het onlangs gebeurde in het gewezen babel b.fchcuwen moet. Alle andere befchouwin'en en ooidjel veilingen kunnen.den toetftjen eener gezonde cnttek riet doorftaan! Kleine vit-erijën, komen niet te pas, als er groote zaaken beoordeeld moeten worden. — Zoo zou men de zon wel kunnen bed! len, omdat er vlekie s in gevonden worden. Maar is daarom haare glans en alles verkwikkende gloed minder, op den helderen middag? - 't Lijkt er immers niet naar? — En wat is er, in allen gevalle tegen eer.e gebiedende noxlzaakelijkheid te redentwisten? Wie weet niet, dat de nood het recht heeft, om de wet te verbr.-ken; en dat, het geen het zwaarfte is, ook het zwaarfte wegen moet? — Dit alles behoort men hier toch wel in overweging te nemen, alvorens men zijnen mond open doe om te fpreken! Ook met en ondsr dese precautie, zalmen het aanftaande eebóuw. waar van de hechte en fterke fundamenten nu reeds in den grond lig-gen moeten beöordeelen. — Vruchteloos zal men er de volmaaktheid in zoeken' welke (gelijk men behoort te weien) aan allen menfcbelijken aibjii oKzeed is-- maar overal zal men er, zonder vergrootglas, de eeuwige grondbeeinzelen onzer Architectuur in ontdekken, hier en daar* bepaald en gewijzigd door de omftandigheden van den tijd. AI .wat men hier verder bij zou kunnen voeeen, zou eene overtolligheid zijn, die thans, met den afseer van alles watlangdraaelie: is en naar muggenzifterij zweemt, weinig ftrooken zou. —- Goede wijn prijst zich zelve aanj maar men moet ze proeven, om van zijne deugd overtuigd, |tC Dit'alles "mogen wij' thans ombelemmerd fchrijven , en door de drukpers publiek maken, 't Geen er verder aan ontbreekt, zal de tijd zelve wel leeren. ■ Ophelderende nooten zullen in 't vervolg zeer noodeloos zijn. — Valt! Surgite, jam vendit pueris jentacula pijltr; Crifiataeque fonant undique lucis ayet. RiHivé den . . . De predikatiën van joh as worden hoe langer hóe ' fchaarfcher, en men zegt, dat zijn goederen reeds alle ingepakt ftaan;, om bij 1 de eerfte. gelegenheid weder «n voor- altoos te vertrekken. Hi; fchijnt bet nu • 3< regtat  ( 37* ) regt te meensn. en de man heeft gelijk. Zijne tegenwoordigheid kan niet meet nuttig ziin. Zno mea van tijd tot tijd. nog al eerrs zijne redevoeringen bijwoont, moet hij toch het onaangenaam? (voor alle publieke fpreksxsi ondervinden , dat men bij den aanvang der toepasfitig de kerk uitloopt —- Mogt hijmaar, even gelijk hij met den walvisch hier aangekomen is, ook met denzelven weder vertrekken! —- DaT hier is geen kijk op, wij zullen met dit bezield vaartuig wel opgefcheep' blijven. — En — kon men nog maar een landing met hem wagen, man zou hat zich getroostenl iTALië», napels den . . . . Jmuary 1798. -— Het uitgeven, drukken, verkoopea en dijiribuësren der onderaardfche reis van den beroemden Nruur. kundigen auoacevoli, is door ons Gouvernement, op zwaars ftraffen verbo den; en dagelijks gaat men voort, met het optpalea der reeds afgedrukte exemplairen, van dat belangrijk werk. Hier door bevinden wij ons in de onmogelijkheid, om zonder gevaar eenige verdere uittreksels uit dat werk, betrekkelijk de Planeeten maligna en benicna, over te zenden. pruilhoven, den 29. Januiry. Indien het zoo voort gaat, zal onze ftad te klein worden, om alle haire Inwooners te bevatten. Gisteren, zijnde zondag, hebben eenige Disfenteri, in hunne kerken, na den godsdienst, op hec voorbeeld van eenigt andere vergaderingen, de thans gevorderd wordende verklaring afgelegd: alleen met bijvoeging van een vijfde artikel, 't welk door de gemeenten der heerfchende kerk, als eene overtolligheid aangemerkt wordt. Zij hebben namelijk, eenen onveranderd ken afkeer tegen het stadhouderschap de aristocratie, het foedbralismus, de regebring- loosheid en het despotismus of het willekeurig gezag — gezworen. — Doch op zulk eene wijze, zou men er de kakisto cratie of de regeering der flechtften , de nieuwlings uitgevonden diabolocratie van Amuraih Effondl en wat niet al meer, er bij kunnen voegen; en zoo doende, zou er nooit eea einde aan de Ampliatiën dezer verklaring komen. — ZIT-  C 373 ) zitting van het commIttê' v a ar vereeniging en verzoeking, gehouden den den 24. January des jaars 1798, *-4 de ?res 1 dent opett de Vergaïering , met deze aanfpraak. burgers, vereenigers, verzoeners! ,, Het behoort een Caraiterijlieke trek in het uitwendig iselaat dezer vergadering te zijn; ook dan, wanneer handelingen en werkzaamheden derzelve niet langer aan de Natie bekend gemaakt zuilen worden —- nimmer te wanhoopen of den moed te verliezen, van te eeniger' tijd in or,s doelwit te flaagen. Geene gebeuitenisfen, van wat aart ook, geene omwentelingen, boe ook gemerkt of genommerd, moeten in ftaat zijn, om ons te doen wankelen of bezwij. ken. Welke partij er ook bovendrijft, wij kennen geene heerfchende partij. Ons doel is alleen, om ze aile te amalgameer en — Om dit lang?aam; maar daarom mitfehien zoo veel te zekerer tot ftand te brefigen, behoeven wii geen' in* tloed op het beftuur, als zoodanig, te hebben, of"a!s eene legaalt corporatie erkend te worden: dewijl wij alleen op de famenleving behoeven te werken. Daar moeten wij de broederlijkheid invoeren en aankweeken. Laat zij daa* flechts het allereerst onder den fchraalen raam van verdraagzaamheid te voorfebijn treden: dit zal reeds veel gewonnen zijn. Men weet toch, wat zij onder dezen naam in het kerküjke verricht heeft; en waarom zou iï] dan in her ftaatkundige minder vermogen? De geest van htt beftuur hangt van den geest der famenleving af. — Welaan! alle etêrflachtig-heid zij uit deze vergadering verbannen ei laaten wij, voor een oogenblik onze plaatfen verlaaten, om elkander den ongeveirsden broecerfcus op de lippen te diui.ken." Alle de leden—en wel demos thobulus, de eerfte — verlaaten hunne plaatfen en geven elkander den broederkus. . Weder gezeten zijnde, zegt sigismundus nicodemus,a latere:-— Laaten wij zweeren, dat deze gtvoelens ons altijd bezielen zullen! — Dit wordt door alie de leden verricht. Thaf.s aan de orde van den dag zijnde, de ftelling van demos van soï 11 ron ia, waar bij hij beweert: „ dat met eene gebrekkige regeeringsvorm, „ waar"in de braafften, aan het hoofd van het Beftuur geplaatst zijn, een land' bloeien,  C 374 } *; bloeiën kan; terwijl het, met de bestmogelijke, indien de flecbtfte foerwerpen het roer van ftaat in handen hebben, te gronde gaat;" —« Leest dezelve, ten betooge dezer waarheid, eene korte redenvoering voor. — En wordt èe'autheur, na het opgeven van eenige modificatiSn, en het houden van eenige woordenwisfelingen, over dit onderwerp, gelaudeerd en voor zijne gegeven , inlichtingen bedankt. demos phobulus, fielt voor : .on het ODlangs voorgevallene, ten aanzien van het vernietigd FuederaUsmut,' in deze vergadering te bediscutiè'eren, ten einde daar uit te kunnen opmaken of , dit committè, de daar bij gedaane Happen approbeert. In bedenking gevende of de Prefident in dien gevallen niet zouden kunnen goedvinden, de vergadering ;in een committé generaal te converteeren. —— ■ DEM OS - VAN sofh.R01fI.Ai Zegt: Wat gedaan is, is gedaan 1 — Onze approbatie of disapprobatie kan van geen invloed meer zijn. Ook ben ik het met h«t zoo even gezegde van den.p r esi; ;d-ent eens, dat wij bet bij onzen invload op de famenleving zeer wel kunnen laaten berusten. Ik ben zeer tegen deze discusftën. Zoo de vergadering echter begreep, dat wij er niet geheel en al ongemerkt over heen behoorden te flappen; zou ik voordellen om hst Ufluit te nemen : dat deza vergadering bet hieromtrent gebeurde en nog in bet vervolg voortevallene, zal aanzien. ;En wordt, na eenige discusfien, conform geconcludeerd. Deze Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te ütreeU bij de Wed. Terveen en Zoon; 's Hage van Cleef en Leeuweftynj Leydete Honkoop en Onnekink; Amfterdam Holtrop, J. W. Smit, ten Brink, Kuyper en van Vliet; Üaarlem Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d. Dries, en Holt; Alkmaar Hand. «n verder in, de overige Provintifin, i twee Stol veie, - ' " " }  JANUS VI&ESZSN, SÜUM CÜIQÜE. N\ 151. Maandag den 19 February. Onveranderlijke afkeer van HET FOEDERALISMUS «« * ARISTOCRATIE ea HET STADHOUDERSCHAP, en van DE REGEERINGLOOSHEIDJ — CXder verbetering — verbeeldt janus zich, dat de verklaring, op dez« wijze, gefchikttr, begrijpelijker en in een beter verband ftaande — zou zijn. — 't Is wel waar, dat in dc andere, die fcedfen ten dage, in de gewoonte is efIII. Deel. Aai ' te.  tcvorderen, dezelfde ingrediënten, tot op een jroes, gevonden worden; maar het verfchilt loch zeer veel (dit zal niemand mij bstwistea willen) in welie orde en famenhang, deze woorden gebszigd worden. Niemand verdenke mij echter, dat ik — om bijzonder te zijn, of u*t eenen bedilziekenaart-— of wel uit eene aangeboren neiging, om, al waren de>zaaken ook nog zoo fchoon en overheerlijk, van het gemeen gebruik aftewijken — niemand verdenke mij («eg ik) dat ik, om eene van deze redenen, de verklaring in questie, naar mijne wijsneuzigheid en eigenzinnigheid, getransponeerd heb! •—Zonder de andere famenftelling, in het minfte, te willen bedillen, zou (naar: mijn begrip) de bovenftaande r^ngfchikking, in een zeker opdicht, beter kunnen 21jn. — Laat ik reden van mijn zaak geven! —< Ik heb het foedee alismus vooraan en in verband met de aristocratie en het stadhouderschap gebracht, omdat de vernietiging van het Foederaiismus eigenlijk de hoofdzaak uitmaakt van onze jongstledene revelatie; terwijl de Ariftecratit en het StadhouderJchap, voor zoo verre deze zaaken in onze Republiek beftaan hebben, alleen als lappea die bijhangen, of als tot het Foedera-. lismus behoorende eigenfchappen — als praedicaten, «jdzigingen of zoo als men die anders mogt verkiezen te. noemen, naar ons inziefil behooren, geco>:ftdereerd te worden. — Zoo zou men, bijvoorbeeld, kunnen verklaaren of betuigen. — £«i onveranderlijke ofkeer van BE oude constitutie En het daar mede verbonden Boodgenootfchappeliik ftelzel, zoo met, als zots.'; der stadhouder : dat is, aoo wel met het Anfiocratisch en S:dihouderUjk beftuur te famen, als ieder van dezelve in het bijzonder. Op deze wijze verbeelden wij ons, dat men van het Foederaiismus, met deszelfs at-en dependentie, afftand zoude doen. Wat nu de rzgberinsloosheid aangaat — hier over kan geen questie zijn. Deze moet afzonderlijk er achter aan komen j dat is zeer natuurlijk. Deze ongelukkige S'aatsgefteldheid, waar voor ik hoop, dat deze , nu in één gefmolten gewesten lang bewaard mogen blijven, behoort in deze verklaring — als de  C 577 ) eeuwige en gezworen vijandin van alle Regeeringsformen, die er onder de zon bekend zijn — geheel op zich zelve te ftaan. Daar wij nu het onze van de verklaring gezegd hebben, votdert de order, dat wij overgaan tot de GILOIVIIiCBIIC) En zulks, n'et aan nn constitubéresde veioabebing in dbflratto, 't welk de taak van de geconfiitueerde machten der voormaals foederolisdfche gewesten, fteden en dorpen, geweest is en nog is — ma>t aan de geheele bataat sche HATiE in concrctt; — echter eerst bij gedeelten. En dit zullen wij doen volgers onze gewoone onpartijdige eenbeid en onverdeelbaarheidminnenden aïrt en humeur. Atle petfoonlijken haat en afkeer vetr* beneden ons (lellende, zullen wij alle onze broeders, aJs kinderen van een en hetzelfde huisgezin, bij de befchouwing van de onjtngs voorgevallene heuchelijke ommekeer van zaaken, welmeenend en, zoo wij hcopen, gepast aanfpreken vx>p de navolgende wijze.— jahus aan zïjn geele Brnders. Gij zaagt dan , voor ruim drie jaaren [ lk beboer het u niet te herinneren : want ik ben verzekerd, dat het u allen nog zeer duidelijk in bet geheugen ligt] uwen gewezen Stadhouder vertrekken! — Eu, niet tegengaande alle Aprllsgrapjens'en vroJi kheidjer.s, waar mede fommige uwer, tegen mijnen broederlijken raad aan» zich geduurende dien tijd nog ai hebben laaten innemen, is hij echter niet te rugg' gekomen. — Dan, het taaie Foederaiismus heeft ons ondertusfchen nog lange en tot nu onlangs, met zijn gezelfchap, blijven verëeren. — Eindelijk is het ook — niet met een pinkjen — maar met een roer en mastelooze boot in zee gezonden en vertrokken. Vroeg of laat, moest dit, volgens den aart der zaaken gefcbieden. Ik weet toch, dat gij u dit laatfte, vrij wat ligter dan het eerfte, zult kunnen getroosten. Het Foederaiismus zonder Stadhouder, heeft immers nimmer een voorwerp uwer begeerte uitgemaakt? Ik wensch u, derhalve '— hoe zeer gij dan ook niet bij den uitvaart of begrafenis van hetzelve mogt genodigd geweest zijn — geluk met deze twaede rtvolutionaire gebeurtenis! —• Aaa a u-  C 37* > janus, aanzijne, weleer gtparulkii foesbialistische hoeders. U toch, kan het ook niet veel hartzeer veroorzaakt hebben, eene ziak te heW ben zien vernietigen , die wel voor anderen, doch niet meer voor u, beftond. Quid, enim juvat adJpeBus, fi non conteditur ufus ? Ook was het ding zoo verhanzeld en verfnipperd geworden, dat het — voor 't minst, in uwe oogen — naar zicb zelve niet meer geleek. Veel heil derhalve! — Het is er geweest. — janus, aanzijne, nieuwerwetfclie foedeealistischr. broeders! Mam geheel anders is het met u gelegen; — met n, die deelgenooten en voorftanders waart, van dat, flechts hier en daar, gekortwiekte ftelzel! — Wel, ke woorden van troost zal ik u in dit tijdftip toefpreken? Gij, die zelfs geno» digd zijt geweest, om de laatfte eer aan den overledenen te bewijzen? Hoe zal ik op uwe wond, daar dezelve no* zoo versch is, een verzachtende pleister leggen? — Ik weet het Diet! — Liever wil ik zwijgen, dan ongepast fpreken. —> Dat mijn broederlijke beilwensch echter ook op u beklijve.' — janus, aan zijn eenheid en onvrdttlbaarheidminnende broeders. Er zijn verfcheidene foederatien en confoederatien, buiten het vernietigde Foedet. valismus der negen gewesten, mijne medeburgers! Ook deze zijn onbeftaanbaar met de waare eenheid en onverdeelbaarheid. Denkt daar aan, bid ik u: «* «n laat ik u, onder faveur van deze berinnering, geluk wenfcben! — In gij > mijne geheele bataaffche natie! fchaar u geheel en al individueel om het altaar van het één en oaverdeeld volksgeluk, maar laat uwe partijdigheden achter, als zoo veele foederalistifche koppen, welke, bij deze congregatie niet, dan een allerellendigst figuur kunnen maken! — > i x i. zit*  C 379 ) ZESTIENDE VERVOLG DER REISRISCHRirviMG VAN n a m. m'iï.1 sc he n cosmopolikt, te vinden in No. 147. bladz. 348. en volgg. [ Zijnde een vervolg van het gefprek m;t mentor.] mentor. Gij vergist u: wij hsbbeo mijne Landgenooten, tot no» toe, ajleen van hunne onvolmaakte zijde befchouwd. Leer hen nu ook kennen vaa die zijde, die hen waarlijk boven uwe Landgenooten verheft! — Zelfs, kunstgewroshten zijnde, bezitten zij de grootfte vatbaarheid, om, in ai wat ku^st en wetenfchap is, de grootfte vorderipgen te maken; terwijl de grootfte verwarringen, die zij door hun onverftand veroorzaaken, juist de vruchtbaarfts bronnen, der zich onderling verdringende uitvindingen, zün. B*fchaafdheid, geest, geleerdheid en vernuft 'zoeken hier daaglijks bun voedfêl uit En de fchoonfta orde, een juist geêvenredigde fchakering, en een tafereel, waar in licht en fchaduw zich op de bevalligfte wijs voor den oplettenden befchouwer verdeeld wordt, dus uit dezen Chaos geboren. Ik zie , gij glimplacht op het woord orde: — maar, 't is nogthans waar, dat eene fchoone orde alleen in de verfcheidenbeid kan plaats hebben, en dat eene verveelende eenzelvigheid geen orde genaamd kan worden. Deze eenzelvigheid beftaat onder u, die gij zekerlijk te veel eer zoudt aandoen, zoo gij haar met deo naam van orde wildet beftempelen. Deze eenzelvigheid houdt uw verftand, dat zoo zuiver als cristai is, aan de vadzigheid vastgekluifterd, gij oordeelt kUar en denkt geregeld, maar gij laat uw' geest ook nimmer toe, zich in befpiegelingen te verliezen: gij neemt de waarheid aan, telkens, alsjzij zich van zelve en natuurlijk aan u voordoet maar eii zoudt haar, uit eigen beweging, nimmer gaan zoeken. de secbeta»is. 't Is waar. mentor. Blijft hier, mijn geliefde Ibllalaidanenl maar, blijft hier als htfpiegelende Wijsgeereo; doch, breng nimmer uw Ingefchapene begrippen onder mijne wispeltuurige Landgenooten: ik ken hunne zucht tot nieuwigheden • al wat vreemd is, trekt hunne aandacht; en 't is vooral in deze ftad die tot nog toe de meefte invloed gehad heeft op de Staatsgefteldbeid van geheel' Paedia dat uwe volwasfene begrippen met vervoering zouden aangenomen worden en Aaa 3 Vel  C 380 ) • wel 't meest vu de tien- en twaalfjarigen; voornamelijk in d«ze buurt} die altijd het ontwerp gekoefterd heeft, om zich van de overige ftedea 1 en dorpen meefter te maken, geiijk zij reeds haare begrippen, als door gantsch Paedia zegepraalende, befchouwen. Het voorbeeld van HolliWa zal dit dikwila 1 mislukte ontwerp weder opwekken. Hun dartelende Heerschzucht zat zich niet makkelijk door den tegenwoordigen Koning laaten beteugelen: want deze is, d§ zijn hoogst genomen, een zev,:njasrige, die zich door tien- en twaalfjaarigen (.ellendig om den thuin laat leiden. En eerlang. .... ik. Wel nu! — Dan komt Paedia een ftap nader aan de volmaaktheid. [Hier ontrolde dtn goeden itzrtToa. een traan, en tr volgde eene langt Jiilte.1 * 'Verfchoont vetfchoon! riep hij eindelijk, als losbarftende uit de voN "heid van zijn hart. uit: vetfchoon deze ftad; verfchoon gantsch Paedia! — Helaas! die altoos w êrbarftige kinderen zijn thans naauwlijks, door de zich van zelf daar (lellende orde, van hunne vorige baldadigheden te rugg' gekomen, t>f . . .* Weet dan, mijne Heerer! dat, zoo verr' ik het kan nagaan, deze ■Paediaanen reeds driemaal uit hunnen gezegenden ftaat van 01 de, door andere afgelegen kinderen, de ' Pded'am'n, uitgenomen da befchaafdieid, in alles gelijk, met woest geweld ter red;r geblifcfeml zijn, om in hunnen natuurlijken ftait van ruuwhtid, weder te keeren. Telkens wierden er eeuwen vereischt, om, met behulp der twirtig , dertig en veertigjaarigen, tot hunne vorige befchaafd- en bedaardheid te rugg' gebracht te worden; en ach! een waarlijk veertig jaarige wordt er, door eikair gerekend, maar eens in eene eeuw geboreD. ■Bezef dan, hoe veel er Paedia aan gelegen ligt, bunnen bedaarden, hoe zeer echter onvolmaakten ftaat te behouden !— Laat het oogenblik, waar op gij hier aangeland zijt, door de Nakomelingfchap niet vervloekt worden ! — Hier op betuigden alle. mijne Holldldlianen, dat zij voornemens waren, den volgenden dag gezamentlijk'te vertrekken; doch ik befloot, met pbhitsnte, nog een jaar, onder de Patdiianen, te vertoeven. 't Overige van den avond bracht ik, met kestoï, door in een gefprek; ovSr de ligging der fteden en dorpen van Paedia. Hij toonde mij de Landkaart van het Eiland, en deed mij een zeer juist verilag van alles, wat ik, daartoe betrekkelijk, begeerde te weten; maar ik ftond niet weinig verbaasd, toen ik ontdekte, welke overeenkomst Patdia met Europa enz. enz. had. Paedia kwam i«iij hoe langer hoe meer voor, als een Miniatuur der bekende waereld. Tfr  ( 38i ) . Ik fcheide.zeer vergenoegd, over deze ontdekking, met de welmeenendfté gevoelens van dankbaarheid van den gastvrijëi veertigjarigen mentor: bègaf mij naar mijn logement, en had zeer veel moeite ora den flasp te genieten, zoodanig was mijn g'-at, over de gefprekken van men tob, aan 't woelen gebraakt ; en 't was niet, dm m dat ik.van 't denken vermoeid was, dat mij de ILap te gemoet fprong. 't Befchouwen der verfchillende Staatsgefteldhede'n, welke in Europa pksts hebben, bad wel het meefte toegebracht, om mij zoo lar>g uit den flj.ip te hou.den; en 't is zeker, dat mijne ziel, of mijn ligchaam, of wel beide (want hier over zijn de Geleerden het niet eens) de denkbeelden en onderwerpen van die befchouwingopeene allegorifche wijs vervolgden: want, droomende ging ik voort, met alle die Conjïüuties — maar alle geligchaamd, gade te flaan. — Laat'ik u mijn nachtgezicht verhaalen I — lk droomde'dan i dat mij, door eene ftem j als uit de wolken komende , toe,geroepen werd: — „ Wend uwe oogen naar 'tOosten: — 't Is hedea de tijd, „ dat alle de Regeeringsvormen des aardbodems zich ia hunne waare gedaante „ aan de kinderen der rnenfcben zullen voordellen ! — Doorfchijnead en hel. ,,- der als crijftal, en bros als glas, zullen zij zich voor uwe oogen vertooner.'' Met verrukking wendde ik mijn oog naar die plaats, en. ik zag eene menigte naakte gedaantens van menfchen, als uit de zee, opkom?n; alle doorfchijnehd, en welzoo, dat men zelf den omloop der vocbten duidelijk gewaar kon worden : terwijl de minfte werking der fpieren, der ingewanden enz., zich klaar vertoonden. Het eerfte verfchijnfel was een Vrouwenbeeld, waar in men zeer duidelijk de geregeldheid van alle die dierlijke beweging kon gade fljan. Welgeftelde , harsfenen voerde het bewind over het geheele ligchaam. De geregelde omloop van de vochten veroorzaakte eene majefttieufe kalmte in het fchoon gelaat. Een purpere mantel hing van haare fchouderen; maar de ileepvan dezen mantel werd door een' wanftaltigen dwerg, haar achter na gedragen. Deze dwerg had een dik', 'groot en gezwollen boofd, zeer dunne beenen, fchier geen buik, en zoo mager, voor 't overige, als een rank. Zijn gelaatstrekken waren verfchrikkelijk, en de opflag van zijn oog ontzag en vrees inboezemende. Met recht kon men op hem. bet bekende Epigramma van mar.tiai.is toepasfen: Si folum fpettes hominis eaput, Httïora credes: SLJiantcm vidtas, AJlyana&a putet. ■ mart1alis Lib, 14- Ep: 213." Ack; •  C 38* ) AcVer dit gedrost vertoonde zich een afzichtlg vronWsperfbon, Welke ilch in fllcrhsnde boaten wringende, zichzelve mishandelde, door de onwillekeurige bewegirgen en ftuiptrekklrgen, waar aan zij onderhevig fcheen. De dwerg, tusfchen deze twee zeer verfchillende Vrouwenbeelden Wagtrletide voortwandelends, deed alle mogelijke moeite om den purperen mantel van dé eerfte machtig te worden, en hoewel hem de andere daarin behulpzaam fcheen te zijn, was hij echter ondankbaar genoeg, haar van tijd tot tijd, gevoelige kwet2üuren, door het aebteruitfehoppen, te veroorzaaken. Het vierde vericrujnfel, dat ik zsg, was eene Vrouw met een zweep gewapend , en omringd van eene meenigte deftige getabbaarde mannen; welke haar leder om ftrijd een arm ter ond^rfteuning aachoden. Maar 't moet zi'n, dat tErrtTïHTK jaJst, op dien «elfden lijd, *eti' henaauwden droom gehad hebbe; want zij ftoorde mij, in den mijnen, door mij mijn flaapmuts vrij gevoelig van 't hoofd te trekken : terwijl zij uitriep: Pcejitï, P&dib gij fteekt uwe hamden uit naat de gezalfde hoofden en wilt hen, Bunnen kroonen ontrukken! Ik-, Nu zweer ik, om in 't vervolg «en Keeleband aan mija flaapmuts te laaten maken. Z ij. Dat zal u niet helpen, ongelukkig Koning •• w„nt zij willen uw hooft er bij Ik. (Nog half fladpmdt) ik heb de Monarchie, het Diipotitmus, de Anarchie en de Arijlocratie gezien. Ach! mogt lk de waare Democratie eens befchouwen — en dan — Z tj. Ach ! word föch walker: gii fchijnt zoo wel als ik een ftaatkundige droon gehad te hebben. Daar is ui muts weder. M»ar als ik u iet? verzoeken mag , laaten wij dan zöö fpóedig als mooglijk is, weder naar Holldiali vertrekken: mijn droom voonpett mij weinig goeds, in dit kinderachtig eiland. Ik. (Geheel wakkery. Ik zal -hier nog een jaar vertoeven: want ik'wil dit 'land grondig leeren kennen, ! 1 - i . ,. ... Deze Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Utrecht bij de Wed. Tervtvn nti Zoon; *j fiage'- van 'Clcei en Leeuweftyn; Leiden Honkoop en Onnekink; Amftetdam Hö'ltrop, J* W. Sïfiït, ten'Brink, Kuyper en van Vliet; Haarlem Beets en LöOs'jesr Rotterdam D. Vis, v. d. Dries, en Pols; Altmaar Hand, en verder in de overigs Provlntlên, a twee Stuivers.  JANUS VERREZEN. SUUM CÜI^ÜE. N°. 152. Maandag den 26 February. zeventiende vervolg der reisbeschrijving van den spaanschen cosmopoliet, re vinden in het voorgaande N°. Quo femel efi imjiuia recent fervabit odorem » Tefladiu. De aarde pot behoudt nog lang den reuk van 'tgeen, waar mede hij', nog nieuw zijnde, werd doortrokken. de staatkundige pottenbakker. JV^aar ook, wanneer die eerfte reuk verdreven is, neemt hij even «fchielijk, eenen nieuwen aan, als bij den ouden traag aflegt. Maar mijne Hoi111. Dtel. £ b b té-  e 3S4 y la'dlainen, bihooren onder die zeldzaam» oude vaten, walke, nietteganlfoande mifne nieuwe in/ujitn en ingietingen, hunnen eerften reuis beftendig behouden heb. ben: geheel tnders, als de Paediaanen. Zij zouden zich nimmer roet deze kunnen veiëenigen. Ook zijn zij, gelijk ik gezegd heb, den volgenden dag, onder geleide yan. mijnen Secretaris, vertrokken. — Een gunftige wind doe hen fpoedig in: hun Vaderland aanlanden! — Hun gematigd climaat doe hen nog lang hunnen'verfchen reuk behouden? 't zij zoo! 1 Laat het volk van Paedia dagelijksch nieuwe geuren aannemen, tot zoo lange zij eenmaal eene goede lucht van zich afgeven 1 — lk heb er vreede meê! Voor ik het vergeer, kan ik niet-nalaaten,- aan *t publick bekend te maaken, dat miine geliefde huisvrouw, circa veertien dagen na ódli .Vksfl ut  C 385 ) Ik. m?g misfchien. wei met meer recht, het zelfde van mijn voorfpoedig kind zegg?n. — Mögt hij een Mentor worden! — Maar dé Mentors in dit land worden gemeenlijk langzaam groot; terwijl de tien-, twaalf- en, zestienjaarigen, bij den .dag, en zichtbaar, groeien. Laat ik er mij derhalven niet te veul van voorftellen,' en lüver — om naderhand niet bedrogen en befchaamd uittekomen, — het ergfle vrezen en denken aan die versjens, welke bij de langzaam opwasfsmde Nederlanders in gebruik plachten te zijn: — Vroeg rijp, vroeg rot, . Vroeg wijs, vroeg zot, Vroeg groot, Vroeg dood I — ..Ondertusfchen is Phantafiafticus bet voorwerp der gefprekken, in alle de voor* raame gezelfchappen van Paedia. Men noemt hem het groote wonder zijner eeuw, van welke, de twaalf-, en zestienjaarigen hem de Genie noemen. Er worden gisfingen en voarfpellingen uit zijne geboorte en Horoscoop gedaan, die, r aar alle waarfchijclijkheid, voor het grootfte gedeelte bewaarheid en vervuld zullen worden. Dit is zeer natuurlijk in Paedia. — Zoodra de eene of andere voorfpelling algemeen wordt en aanhangeÜDgen verkrijgt; legt eik dezer aan* hangeJinger* er zich op toa, om aan zoodanige geliefkoosde voorzeggiDg, de gewenschte vervulling te bezorgen.—- leder beieverd zich, om het zijne'er-aan toe te brengen;.en zoodra het nu eenmaal de mode (iets waar aan de PaediMnm zeer verflaafd zijn) geworden, is, om in het openbaar, met de maskers en" «fleuren der voorfpellinggezinden te veifcbijnen; dan hebben zij het fpel zoogoed ais gewonnen. • * n Eenige maasden na het vertrek van mijn reisgezelfcbap, deed ik eene gewichJ iigeonidekkfng, aangaande wrauwkaka, dien grooten HoMdldan Ik vernam raa een' zeer Gefcbiedkundigen Paediaan, welke belangloozc potinger hii gednurenie zijn verblijf op dit Eiland, aangawend had, om de beöfferir* der Weyrtjhttd en broederlijke GehjkJieid, in de famenleving, in. te voeder/ en er da taediaanen gefchikt en vatbaar voor te maken. Verre van hen tot opftand^n en qowestefingen ,-van welk een-aart ook, aan te fpooren; vermaande hijgen óm ltii en vreedzaam naar deze wenfehelijke zaaken te trachten." — „ Maakt u eersé Bbbz n Eenige maaeden na het vertrek van mijn reisgezelfcbap, deed ik eene gewichJ tigeonidekkrag, aangaande wrauwraka, dien grooten HoMdldan Ik vernam raaetn' zeer Geschiedkundigen Paediaan, welke belangloozc potinger hii gedaurende zijn verblijf op dit Eiland, aangawend had, om de beöfferir* der waare Vrijheid en hroedeilijke GelijkJieid, in de famenleving, in. te voerer» en er da taediaanen gefchikt en vatbaar voor te maken. Verre van hen tot opfand'm en omwentelingen , van welk een-aart ook, aan te fpooren; vermaande hijgen óm ltii en vreedzaam naar deze wenfehelijke zaaken te trachten." — „ Maakt u eerst Bbh 2 j_  C 385. j "„ de hebbelijkheid eigen (fprak hij dikwils,) om als broeders — die (oer efëam „ der in gelijke betrekkingen ftaan, en dezelfde rechten in het groote huisgezin „ van Paedia bezitten — om te gaan; en dan zullen uwe verfchillende Regee„ ringsvormen, zich wel van zelve en zonder geweld, naar'TJie groote grond„ beginzelen moeten fchikken! — W3t zou het u toch hiaten, deze zedelijke s, en (evens Staatkundige gronden rast te ftellen, en dezelve met Pauk en trom„ melflag, als eeuwige en onveranderlijke waarheden, te verkondigen, zoo lang „ de messten uwer in hun gemoed afkeerig blijven, om er naar te handelen? — „ Wat voordeel kan uiieden het gulden boek, waar in de rechten der men„ fchen, tot op ééi toe, gelesraard worden, aanbrengen, zoo lang gij klnde„ ren zijt en naauwlijks daar in fpellen, veei minder lezen kunt? " — Doch deze leer maakte hem gehaat bij de 'Hovelingen der Vorften , en veracht bij de Hovelingen van hst volk. Wanhoopeede, om van eenig nut in Paedia te zijn, legde hij zich toe, om de Kucften en Wetenfchappen , voornamelijk de fchoone Wijsbegeerte der veertigiaarigen te beöeffenen , en in HoUa'a'A over te brengen; en mijn lezers weten reeds," hoe duur hem deze begeerte is te ftaan gekomen. — wrauwraka was even weinig gefchikt en bcftemd voor de wispelturigheid vtn Paedia, als voor de eenzelvigheid vin het lar.dzijner geboorte, en hoa nuttig zou hij voor beide geweest zijn; hadden zijne Issringen flechts den waaren ingang gevonden? In Paedia zou het hem echter zeer gemakkelijk geweest zijn, een aan» hang te maken en er bet hoofd van te wordsn : want de faüie zucht en de geest om onder het een of ander vaandel in Parade op te trekken, is op dit Eiland zoo groot, dat, welk een onnoemlijk getal afzonderlijke Ssiïm en partijen in allerhande Vakken er ook beftaan mogen , iedere nieuwe, mits maar behendige nieuwigheidprediker, met gretigheid ontvangen en met iever nagelopen wordt; en dat wel— met zoo veel te meer geestdrift, als de leer of het Jy/limi, dat hij verkondigt, vreemder en ongemecner is. Doch Wtaumaka was er wel verr' af om iets diergelijks te Bedoelen. In plaats van meestertjen in het een of ander Sectenfpelleijen te willen fpelen, zocht hrj er zoo veel te eerder de dwaasheid van aan tetoonen, en ze alle te vernietigen. Hij wilde de maskers, de liverijen, de diftinttive teekenen, de couleuren, daar de Paedi&anen zoo veel mede ophebben en alles, wat daar toe behoort, zoo veel mogelijk in onbruis brengen, en .van langzamerhand geheel te doen vervallen. — Nu weet elke Paedliïan, dat eens Scüc, zonder dijlinttive teekenen en alles, wat daar bij vereischt wordt, (dewijl dit zijn eigenaartig voedzel is) van zelve zou moeten ophouden te beftaan. wrauwraxa wilde vergaderen en niet verftrooiêo, verzamelen en niet afzonderen. —■ i Ik,vond in óe Collectie vanManufcripten van mijn'Gefch!edkundigenPae<.(<ï  C m > nederigheid te hooren erkennen , dat hij' niets anders dan de verzamelaar was van die ftukken en brokken, welke hem, van tijd tot tijd, van het Publiek zelve toegezonden waren geworden. Met dit alles ging hij echter niet zonder roem weder naar zijn vorigs plaats: dewijl het publiek, op zijn beurt, door een wonderlijk foort van acclamatie, even nederig te kennen gaf, dat het zijn eigen werk, in deze kunftige fronklijk uit zijn' eigen' boezem voortfpruitende, herkende, .—v DERDE B E D R IJ F. LAATSTE TONEEL. Het Toneel verbeeldt een' afgelegen' en eenzaamen hoek in het l anbschap zevenhuizen. Ii de verti ziet mm verfcheiden fchildwachten , die telkens, wan • neer er iemand op het Toneel vtrfchijnt, werda! roepen, hem hit woord afnemen en vervolgens laa'en pasfeeren. Er is reeds eene groote menigte, zoo mannen, vrouwen als kinderen, op den voorgrond van het Toneel, bij een verzameld, welke geduurig aangroeit- Zij bezien de een den anderen, van 't hoofd tot de voeten, met zeer veel verwondering, en wandelen vervolgens, eenigzins ongeduldig, met alle de kenteekenen van eene overgroote nieuwsgierigheid, zonder één woord te fpre* ken, heen en weder, over het Toneel, De flüzwijgendhsid, welkt zeer lang duurt, wordt eindelijk afgebroken door een der aanwezigen, welke tegen de overigen zegt: — Ik wenschte wel eens te mogen weten, waarom ik hier ontboden ben. —• Wanneer ik de overige aangezichten raadpleeg, vindt ik deze vraag in de gelaatstrekken van ieder van Uiieden duidelijk uitgedrukt. — Is hier geen Commisfie ,. die ons ontfangt? Door wie zijn wij gerequireerd ? — Wat komen wij hier doen ? alleN antwoorden, één voor één-. Ta weet het niet.' —— de e e e s t e. Gij zult mij toch moeten toeftemmen, dat het geheel zeldzaam is, op deze wijze ontboden te worden. Ten minften, ik — ben volgens dit gedrukt briefjen, hier op deze plaats befcheiden. allen, als boven, de één na den ander', ïk ook! ik ook 1 ik ook 1 enz. de x e p. s t e. Maar is er dan niemand onder u allen, die mij eenige elueidatie kan geven van deze zonderlinge zonderlingheid? allen, als boven., 3k niet! — Ik ook niet. lk ook niet! enz. M  ( 393 ) de eerste. Eigenlijk gezegd, en openhartig gtfproken; — ik kom hier meer, uit eigene verkiezing , dan, om dat ik mij, uit hoofde van dit namiooze billietjen waarop mijn naam flechts Ingevuld is , daar toe verplicht reekei de. — De' misnoegdheid. . . de ontevredenheid. . . de baloorigheid. . . de wrevel. . . [ik weet mij zoo fterk riet uit te drukken, als ik het we! gevoel] eene foort van een litffelijk muficaalsch, maar tevens geniepig fijn geluidjen, dat mij geduurig in de ooren piept, even als of bet zeide; (hij zingt met een fijn fiemmt'jen ) Pas maar op! -— Ik zal het je betaalen! — met één woord — het een met het ander voert mij hitr heen. —— allen, als boven. Mij ook! Mij ook! Mij ookI enz. de eerste. ' 't Is dan fingulier! — Zijt gijlieden allemaal, even als ik, zoo nijdig, alt .pinnenkoppen ? En zijt gijlieden, mijne vrienden I even als ik behebt, met een lust. . . eene heimelijke begeerte.... eene — ik weet niet welk eene loort van aanprikkeling, om . . . wat belieft ge .... ? — allen, als boven. Juist! Juist! Juist! —— de eerste. Wel daar fpeelt de droes meê! — Zoo h.b ik het nu nog nooit eesten'* — l-.n ons getal groeit nog c.eftadig aan. Die zullen zekerlijk alle het zelfde Parool hebben, waarop ik ingelaten ben ? Het mijne was Solamen miferis. allen, als boven. Het mijne ook ! Het mijne ook 1 Het mijne ook! — de eerste. Wel dat is onbetaalbaar. Wij zijn dan, naar ik bemerk, vogels van eenderlei veeren, die gaarnen te fcmen vliegen. Evenwel, hier over beeft de Vergadering zich nog niet geëxpliceerd. — Ik, wil er wel openhartig voor uit komen. dat mijn veéren, blaauw zijn. 6 »""«isf sommigen. De mijne zijn zuiver geel, burger! • . ' anderen. De mijne zijn drie kleurig, maar een weinig verfcbooten. -■• ■- anderen. De mijne zijn gemengeld, doch meest rood en bloedverwig. anderen. f De mijne oek, maar het roode maakt er de hoofdkleur juist niet van uit. Da regen Jdeuren van den regenboog zijn er in te zien. Of heeft die er zoo veel de eerste. r Ei, ei ? — Dsn zijn wij zoo wat een mengelmoes of allegaartjen. ïk dacht net wel, dat ik al vraagende den aap, uit de mond zou doen komen. Wij zijn Ccca da»  C 394 ) «tan vogels van onderfcbeiden veêren; en vliegen toch gaarne te famen ? — Maar, naar al e gedachten, zullen wij het in dit derde eens zijn, dat wij kwalijk gehumeurd en knorrig zijn? allen, als boven. Ja I Ja 1 Ja 1 Ja 1 enz. de beest e. Wel nu, mijn vrienden! — dan zouden wij eindelijk op het groote en cardi-taale point thuis komen: de reden namelijk, waarom wij hier gekomen zijn! — allen, te gelijk en als uit éénen mond. Zoo komt het ons ook voor! —— de eerste. En mij inzonderheid! — Daar bij; wij zijn thans in den ruitijd en hebben veel kans, om onze veêren te verliezen. Waarom zouden wij dan over deze kleinigheden niet kunnen heen flappen ? — Kom, kom! — dat zijn altemaal maar vkevaazen en tierlantijntjens, die wij uit ons hoofd moeten ftellen. Ik zal uw voorzanger zijn; laaten wij eecs vrolijk aanheffen! — Al wie het wel voor heeft, zingemeê! —— allen, zingeh- dit chorus. WijSe : Ou peut on itre mieux ? ~ r. Wij zullen hen een kool (bis) Dit mogen zij geloven — Met peper en azijn, (bis) Met look en uien ftoven! — de eerste. Dat zal voor hen recht fmaaklijk zijn! — een ander. Dat zal voor ons vermaaklijk zijn! allen. Eendracht maakt macht. *} Zij geeve ons kracht, > bis» Als mannen van de wacht! j 2. 't Solamen miferis (bis) Moet fteeds ons hart vervullen. 't Moet onze krijgsleus zijn (bis) Als we iets verrichten zullen. een uit de meenigte. Dat zal voor hen gevaarlijk zijn. !.,.-- IX»  C 395 > EEN ANDER. Maar 't zal voor ons bezwaarlijk zijn t ALLEN. Geen nood! — Eendracht Geeft altijd macht Aan mannen van de w?cht! fj Na eene lange paufe, zegt iemand uit de menigte: ] Maar DB EERSTE. .Neem niet kwalijk, dat ik u in de reden val, Burger! — Zoodra als wij beginnen te maaien, dan zijn wij zoo zeker verkauwen , als ik je toefpreek. EEN ANDER. Ja, dat is al te maal mooi en wel! Maar — dewijl wij toch niet van eenerlei kleur zijn, kan riemand het toch ten kwaaden duiden, als ik vraag, welke foort van veêren de voorkeur hebben zal , wanneer wij in ons voorneemen flaagen? — DE EERSTE. Wel, als wii zoo verr' gevorderd ziin , zullen wij altijd gelegenheid genoeg hebben, om daar over te fpreken. Deze discusjiin (zoo als, dunkt mij , ieder uwer klaar begrijpen moet) zouden ons nu te verr' van den weg afbrengen. —• En wat zou er het gevolg van zijn? — Niet anders, dan dat wij, onverrichter zaake, weêr uit een zouden loopen; zonder iets het minfte gevorderd te zijn. EEN DERDE. lk ben er toch ook tegen, om alles zoo maar op een' losfen voet te beginnen. En gij, mijn Heer! die onze aanvoerer fchijnt te zijn, en hier het hoogfte woord voert, zoudt gij ook misfchien eenige particuliere inzichten en oogmerken hebben. EEN VIERDE. El lieve, miin Heer! met uw particuliere inzichten en oogmerken I... (leekt u de nijd in den krop , omdat deze burger het eerst zijnen mond open gedaan heeft ? — Zonder hem zouden wij misfchien nog a!s ftommelingen door een loopen , en , de een den ander als vreemde gedierten , die elkander wantrouwen, ftaan aan tegaapenl — Om u de waarheid te zeggen, zoo ongezouten en lomp als zij mij op het hart ligt; — ik heb het niet fterk, op die lieden, die, zoo maar aanftonds en zonder reden, van hun evennaasten het ergfte denken. Die zelf niet veel deugt, betrouwt nooit een' andei'; en zoo als de waard is, zoo vertrouwt hij zijn gasten. EEN V Ij r D E. £eg liever, zoo als de gasten zijn, vertrouwen zij hunnen waard. «— Ccc 3 O £  C 39*5 ) be eerste. Niemand behoeft eenig vertrouwen op mij.te ftellen. Ik wil geen woord meer fpreken. Het geen ik zeide, was alleen, omdat taaie ftiizwijgen, dat onder ons heerschte, af te breken; doch nu wil ik wel weder zwijgen, op hoop van de vorige ftilte wéér in te voeren. eer zesde. Men vindt gemeenlijk ds meeste Intriguanten, onder die gedienftige Vrienden in de vergaderingen, welke, zonder daartoe geroepen te zijn, zich op eene beleefde wijze, van de praats meister maken. een zevende. En de meeste Judasfen vindt men, onder die geheime ftookenbranden» die oeebt al omgekocht zijn, om overal verwarring te zaaien. de zesde. Gij fchijnt het voor hem op te nemen. de tweede en derde. Gij vat geweldig vuur, dunkt me. Hebtge wel eens een briefjen? »« verscheiden hunne billiette n van oprisping uit kunntn zak tt vocrfchijn haaiende. Daar is het mijne! Daar is het mijne! — enz. de eerste ter zijde. Het folamen miferis is naar den duivel! — [ Er ontflaat een geweldig g'fchreeuw in de Vergadering: de verwarring neemt hand ever hand toe. Eindelijk verdeelt zich de vergaderde menigte in koopjens, die ziek tegen elkander in jlagorder fchaaren. En met eene fosrt van hoopgevecht een' aanvang maken. Tusfchen beide hoort men duidelijk deze woorden. ] St. . . . of Koning! — Geen quartier! — De uitflag moet ons lot bellis» fen i De vermoeidheid alleen kan ons redden! — eenige nituwlings aangekomtntn roepen l Houdt op! Houdt op! —- Laat ons ten minften eerst hooren wat er te doen ls! — Misfchien doen wij dan wei mede. een van dszelven. Is dit dan de troost der onderdrukten of noodlijdenden. Ik ge'oof nooit dat wij te recht zijn. Zegt eens, vrienden!— Heet deze plaats, waar op wij ons-bevinden , de wijk der ellendigen ? — ALLEN. Ja! jat •—> ong« wij ff/el d! » t  C 3S>9 ) DK VORIGE. Al beheorden wij ook allen tot een heertenen ie partij, kon het er niet boozcr toegaan ! — Foei het fchaamt zichl Heet dit nu Jolamtn miferis? — *t Alogt «en kous! —— [Dit bewerkt een' horten flilflnnd van wapenen, die echter onder het faveur van htt herhaald vorig woest gefchreeuw, niet langer duurt, dan tot dat denieuwlings aangekemenen ied.r een hoopjen gekozen hebben, 'Waar naa het gevecht weder begint.} Er komt een doedelzak uit de lucht in het hokjen van den souffleur vallen, fpeeknde zeer langzaam en lamentabel: ,, Hoe zoet is 'i daar de vriendfehap woont ? " — Hier op neemt de souffleur de vlucht, en zegt: — Daar is zoo waar, als ik leef k . . aan de knakker. Ik word afgelost. Ik zal terftond mijn wedervaaren aan mijn Committenten relateeren. — EEN SCHILDWACHT OT 't VJtrfchitt. Werda! DE SOUFFLEUR. Goed rrien d! — f alamen miferis. DE SCHILDWACHT. Gij zijt mijn gevangene! — Dit is het parool voor de komende», maar niet ' Toor de gaanden. (Hij wordt gevat.) Dit voorval maakt een einde aan het hoopvechten. De verzamelde menigte luiflert, met zeer veel aandacht naar den doedelzak, en begint vervolgens het bovengenoemde t fijsjen mede te zingen j met deze woorden: i. De vriendfehap mint gezelligheid: : Men vindt haar nooit alleen. v Eerst waren we overal verfpreid; Nu zijn wij hier bij een. — Wij vechtten flechts uit misverftand: Nu reiken wij elkaar de hand, Als broeders één voor één 2. De ftookebrand verliet zijn gat," Voor 't lieflijk maatgeluid. Hij vluchtte voort; maar wierd gevat $ ; Nu heeft zijn invloed uit. Komt dansfen wi), op deze plaats, , Bij 't zielverrukkend oorgeblaas - Van deze doedelfluiu —  C 400 ) Hi r mnken zij een' grooten ronden cirkel en dansfen in de rondte; tervtjjl zij het derde 'couplet aldus veryolgen ■ — 3. Wii hebben lang genoeg getwist, En liepen uit elkaar, In 't einde merkten wij de list En zagen het gevaar. — Mier treedt de eer [Ie /preker weder te voor/chijn, en zingt het vervolg van êH ftoplet: — Komt broeders laat ons nu voortaan Malkander duidelijk verftaan; Dan zijn wij altijd klaar. Deze laat/Ie ver/en worden door allen herhaald, waar op een groot Ballet, Bant*mine voigi, Analogut met het /pelen van den doedelzak. Bet vervolg en einde van dit Toneel in N°. 154* D»je Notnmers worden alle Maandagen vervolgd, en.uitgegeven te Utrecht hii de" Wed. Terveen èn Zoon; 's Hage van Cleef en Leeuweftyn; Leyden nonkoop en Onnekink; Amfterdam Holtrop, J. W. Smit , ten Brink, Kuyper en van Vliet; Haarlem Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d. Dries, en Pols; Alkmaar Hand, en verder in. de overige ProvintiSn, 4 ttvee Stuivers. ■j/t  JANUS VERREZEN, I787. - 1798. ~ 5UUM CUIt^ÜE. 154* ittd . . . .' :" ""r Maandag den 12 M^/?. VERVOLG VAN HET LAATSTE TONEEL DES DERDEN BEDRlJfs. o/cos ypheu s der Vergadering, het word ot> 2t *, l. UrJleJSPr*»r!■ t „ nu de Vergadering, als niemand JL I. Pt' T ' eesm' »• dat H als fitnA wwr&n ««. ^Jrm3gnoIe; e„ * vtriamtlde menigte heft de vel- w 'j Malcontenten met elkaar, Itf. Did. J Z'Jn het cens: ~ * * ^et raar? * Ddd Een  C 40» 3 Een doedelzak valt uit do lucht, En maakt ons brcêrs: — is dat geen klucht?—* Zoo zien wij ons met eeren. Zeer knap organifeeran. Wie zou het durven denken, Dat het geluU van deze fluit — Wie zou het durven denken, Dat dit geluid zoo veel beduidt? —*sfe. 's c.:_i Welk een geheime toverkracht, Heeft ons op.dezen toon gebracht? Wij zingen ernilig en half fcherts» 17e famen uit de groote terts: Want door;.ons te bekijven, Zien wij onz' iever (lijven. Wie had het durven denken , Dat het gekijf van man en wijf s-A Wie had het durven denken, Dat hun'gekijf, dit had om 't lijf? . DE C0RVPH.EJJS. Btavisfimo! nu zijn wij juist geftemd in dien geest, die ons bezielen moet; willen wij e'gnige vrucht van onze eendrachtige pogingen ,zien ! —. Laaten wij nii hier op ons gemak, verpoozen, en met geduld de gelegenheid afwachten — die ons' vroeg of laat, nog wel eens-te beurt'vallen zal — om nuttig te zljnl — Wij moeten ons niet overhaasten, of door voorbarigheid, ons in ftrikken van ons eigen maakzel verwarren 1 Haast u langzaam is de boodfchap. Daar voor zijn wij. . . A L L E H. . . . Malcontenten. DE CDITPHEUS, ! Zeer wel begrepen! — 't Is mij.aangenaam, dat gij mij het woord zoo een; ftcmmig van de lippen neemt. Dit is een teken van onze .... S ALLEN' .... Eensgezindheid. —■ DE CORYPHEUS. Oe aanleiding gevende oorzaak van onze broederfchap , is de verkeerde Staatkunde, en kwalijk uitgeéeffende voortvaarecheid onzer. . . A L L X K. e_. Vijanden.  C 403 > CORTPHEüï. "Wij moeten, met hnnne misfiagen onzen winst doen! En dit \mttik Wanneer wij die ftruikelblokken uit den weg ruimen, die hun hebben doe?7^:. _ , , ALLEN. . . • Tuimelen. D*COKTPHïUa. Vooral moeten wij ons wachten voor die kwalijteezinde en cW nn,„ . • ALLEN. . • • Doedelzak. — »« coiïfatn, En onze grootfte hoop en verwachting vestigen op ... . . , ALLEN. ..... Onze krachten, ht^g"»^ Ztif,Ü" "fif IttuÉ <°* voo,., ALLEN. . . . Achter u:t getrokken wordt. O.erheerli.k! - Nu heb ik uwede'r lp'öJZLn weg terug gebr3cbt, * ■Ey *p ««■ kruk en hoest gewekig. Zn haalt eiï Zl? i P- ? T™th w.ar mede zj haar traanen fchijnt éftfdrt^ IfTaJ^^^ J'T *"*' ring rond gezien te hebben, zegt zij- L, rfï ^«"d*, -•M-^ '*den! G!J • lotgevallen zijn mij, SaaTte du^Uj?'te, iS^V" bek,^^digJ ^^ders boezems te ontlaste^  ( 404 > u deze verkwikking nog wilde misgunnen. Gij zijt bier veilig, zoo lang gij het zijn wilt: want uwe veiligheid zal van uwe voorzichtigheid en eensgeziadnCid afhangen; en gij hebt waarlijk geen reden, om deze heilzaams les in d«n ^vind te flian. Of zoudt gij uw ongeluk, door uw eigen tojdoen, willen verdubbelen? — een uit den hoop. Neen, waarlijk niet, moeder: — want wij hebben aan eene enkele portie, meer dan genoeg. — Maar , wie zijt gij, goede oude vrouw? — als ikhet" vragen mag. -— de tweedracht. Mijn naam is het medelijden, ni-jn werk is, het troosten en mijne uitfpanni'ng het tiaanen ftimsn in het gezelfchap van ongeiukkigen. — een ander. Gij zijt waarlijk wel goed; .maar dan moet gij tegenwoordig, drukke bezigheden hebben ? «— " de tweedracht. Dat is zoo, mijn vriend! — doch gewillige arbeid valt nooit zwaar. een derde. Uwe goedheid moet ons, al ons lijden -doen vergeten. — Ik erken in u de weldaadige Godheid, die ons op deze fchuilplaats ontboden heeft. —de tweedracht fnikkendt. Dit wil ik niet ontkennenI — Ach, ik kan mijne traanen niet wederhouden," wanneer ik u aanzie . . . maar het zijn vreugde traanen: zij zullen mij goed doen. __ Evenwel het is u niet genoeg, dat ik u trooste: ik moet u ten besten raaden: — Ik moet u naar middelen doen uitzien, om uw ongeluk te boven te komen. Dan, met welk eene omzichtigheid, zal ik u mijne gedachten daar over mededeelenV Welke woorden zal ik gebruiken, mijn goede vrienden! om u met dien geest te bezielen, die alle uwe handelingen zal meeten beftieren? — De orjgelukkigen moeten flim zijn. Zij moeten geduld hebben. Gewaagde flappen zijn doodelijk: hoe ligt zoudt gij al uw vermogen op eene kaart kunnen zetten; eft de bankier, die u in het oog houdt, wenscht niets beteis. een vierde. lk merk waar gij heen wilt ! Ach fpreek ! fpreck ! wij zijn enkel ooren. — de tweedracht. Welk eene drift l Welk een ongeduld! -~- Gij vergeet reeds, dat gij hier in 't fcbool der lijdzaamheid zijt en beginnen moet, met geduld te oeffenen. — Ik zal niet fpreken, maar zingen, om u die fchadelij keen verkeerde voortvarendheid af te leeren, aria,  C 405 ) ARIA. Wijze: — Vuus qui d'amoureufe ayanture. 'Uw krachten gaan zeker verlooren; Vetfpilt gij die op éénen keer: De erop, die den ft;en kan doorboorert, Valt Ibag, zonder ophouden neêr. — Verdraaagt! — worJt beklaagd En belaagt uA-en vijand met listen! Wint tijd en btftrijdt Hem met wapens van yier geduld! —- Weest gij veréénd; maar lait hem twisten. f u. Stookt heimlijk kwaad! Vergroot zijn fchuld. \ ' 2. De kunst, van hsm, deerlijk te foppsn, Beftaat in, met kunst en beleid, Inwendig uw fpijt te verkroppen, En geven hun vriendlijk befcheid. De wraak is een zaak Die men vaak moet ontveinzen en bergen, Voor 't licht en 't gezicht Van den vijand voor wien men die voedt Zij wordt het best gemest door 't tergen C,. Van dien haar ondervinden moet. \ 3- De hoop, van zich eenmaal te wreeken, Is die kleire opofring wel waard. Wat helpt het ontijdige fpreken, Waar meê men zich nutloos bezwaard? — Geaf acht! houdt de wacht — Als hij flaapt; en flaapt, als hij mogt waaken? (Hier tttnt zij aan de aanwezenden den ingang van een onieraardsch hoi, , 't welk door een' Schildwacht bewaakt viordt.) TerftoRd in den grond! Ondergraaft, ondermijnt, met verftand! Zorgt, om hem langzaam zwak te maaken; C,, En houdt u altoos bij dé hand ! — £1 Ddd 3 EEH  C 405 ) een, uit den hoep. .... ... 01 Tweedracht. 11 miJ1 hW 211 tt ze ik ,eef, WJnneer ik nuttig km ^ ^Ü^^M^^l^^. * wii «nvallenderwijz, te^gX^ kelen te helpen, moet uw voornaimftewerk zün f,1 T" ' ^ aan '£ W3n' het i, ftorten , voor uwe moeite behoLT j !?m Zrar£e moet u bii bo.it gij u fhchts fchootvrij,n mwiTdard ^ï^ 00?enbllk der nede"torting de puinhoop^ beftemi is ^et z0o^ reel te m' ^ aua8b vo°' kant te verfcbijnen. — Mijn do Sak zal uL*ia § «s Tan een' anderen naar; maar vergeet niet wat lku ï' i^.mL^ fl5chts geluid zegd heb. Nimme2%ï u ~»r *ï S?dfe,,/¥eid der °™h^4 gefchnilplaats verlaat, te zami^bij'n b^ in'én ' vlttZT^ln' frnkm ten, om hst oog der achterdocht te ontgaan. VerIpr€"" u dan ™* a"e kaa- v 2 e l e n. Wij zullen uwe lesten in onze harten begraven. ' ' [Hier komt de doedelztk uit ht hok van d*n „.,„,,.. De Vergaderingen ^t^\^^ ^^ etnt begrafenis gewoon is. Be doedelt likt tolli ^tk TJiïS ? marsch. „ ^IS nacht de wacht komt hier voorbij" ,VD{ ^ *** aarts. Otder faveur van d.»»,u„„ m, u .. twïe gierig- httondtraardtchhJ. D * VM het Tm«l *?> ™'  ( 5°^ ) BS TWEEDRACHT tegen FOUILLE PAB-TOUT. Hebt gij mij nu in alles wel gehoorzaamd? — Hebt gij aan de rum est een paspoort bezorgd, om vrij in deze ftreeken te pasfeeren en te tepesfeeren, volgei.s onze affpraak. . EOUILLB PAR-TOUT. i Ja wel mama! —• Alles Is, vo'gens uw bevel, letterlijk gefchied. — Doch mag ik het u vragen? — Zederd winteer is bet tot uw plan beginnen te baboesren, om eendrachtige Vergaderingen te orginijeersn, en de led^n van dezelve? tot eendracht te vermannen? Men heeft er overal den mond vol van; en mert vermeet zich zelf, cm aantemerken, dat gij u tot deugd — ten rüinften -— tot beterfchap begint te fchikken. Dit'verbaast mij. — DE TWEEDRACHT. Gij zijt een welmeenend en lieftallig kind. Msar gij heSt nog geen onder." vinding genoeg. Er heftaat een zeker foort van eensgezindheid er Harkorie; Welke ain mijne verheven plannen, niet anders, dan bevorderlijk zijn kan en deze is, de Harmonie of eendracht onder de oppofitie en onderliggende p>irti;ëT: want naar mate dat dezelve grooter is, wordt, indien man het maar wel aanlegt, indie zelfde proportie, ook de twist grooter onder de zoogenaamde minijie' ritele partij. Ook is het geen gij voor eendracht houdt, niets anders, dan eene famenfpanning, die van zeer kotten duur is, en van zelve ophoudt, zoo dra de algemeene nood, of het gezamenlijk belang van tegenftand niet meer beftast. Daar ik nu om verwarring te bewerken en mijn geliefkoosd beau desordre te cor.tlnuecren en te bewaaren, nimmer de regeering, maar altijd haare tetenftanders in de hand werken moet, fpreekt het van zelve, dat ik bij de laatfte altijd overeenftemming en bij de eerfte misverftand moet doen geboren worden, Dit ligt zoo in den aart der zaaken, mijn kleine, vriend! — Maar gij weet rog zco- niet te geven en te nemen daar het nodig is. Men kan de verwarring ook wel al te groot maken: maar dit is te gewaagd: dan Haat de geheele bcél aan 't wanhoopen, en deze w;nhoop is meest altijd het voorflag van orde. En, dit (begrijpt gij) zou eene lelijke misreekening maken. De eene wanorde moet de andtra geregeld of ongeregeld opvolgen, en het is deze gertadige bewegirg, welke ik u het best bij htt geduurig omweRtelen van een fcheprad vergelijken kan, die ik op het oog heb. — Ka veiftaat gij mij beter, niet waar? —- * O U I L I. E PAE-TQUT. Duidelijk mama! —> DE TWEEDRACHT. •En dit oogmerk meen ik nu genoegzaam bereikt te hebben. Al wat er nog verder zou kunnen gebeuren, zou toch niets anders, dan eene uitbxeidirg of her»  C 508 ) befhaaling van het voorgaande zijn. Het armfn Cn»! 1. a„. * .. nu uw Compliment aan het Pub! ek en bedank het vnnr A ^l*11 Maak vendheid, welke het ons verleend heeft. ' de Mndacbt en toW eiSS: ^d^ipi^^P- van het ftuk een past het aan de overige te^gltoopmBe? rJ^T*6fpee,t' tot tijd eenig vermaak verfchaft hebben heh^n' 7- a'S Tl} u vaiï genoegzaame belooning gevonden ; en' wï^lZV" T s°,edk,eurine een« tijds aan 't geeuwen en^aapen bieloef t^S, V inte8eDdeeI' ook foragenoegd en konden ons £°S aan allJr?'*^"' °m rentWil,e» ver" dacbten „ die flaapt voelt li n Siet ^ ,WeI &tI0°s*"> « ^ LES C OME DIENS »U JOUR. £*We van het Periodiek Zang/pel. Honkoop en Onnekink; ^ SopTj ï sï^ Zï?Axlie%H7lem Be?en Loosies;P/LidI D?vis v *^ Driest Pois; ,WKand, en verder In. de overige Provintien, i twéé Stuivers ' "  JANUS VERREZEN, SUUM CUÏQUE. N°. 155. Maandag den 19 Maart, iöTTÏENDE en LAATSTE vervolg der R e ïs b es t ft b IT Vl n £ van den spaanschen cosmopoliet, te vinden in N°! 152/ grootfte kunst in Padia, voor gelukzoekers, nieuwigbeidpredikeM" ï?M' ders van het fortuin en andere foorteeliike lieden nUr ;'*"c™Pieai*ets> Rid-  C 410 ) was dezelve ook zoo klein, dat hij naauwlijks gemerkt wierd, te laaten betree ren en bejammeren; en van het geval af te wachten , dat de fmaak en de mode, in het voordeel des verwijderden, vera-dert; wanneer hel hem nog wel eens vergund wordt, zich voor den tweeck-n keer te vertoonen. Geheel anders was het met de verfchijning van mijn' zoon p-hantasiatt. cus op hef groot toneel der nieuwigheden in Paedia gelegen. Hij had van de caBftoen grilligheid van het VadÜamch heerfchend publiek [want er is ook een e' boorzaamend publiek. 't welk nooit geraadpleegd wordt] volftrekt niets te vrezen De baan (zoo als men daar fpreekt) was, voor zim geboorte, door het kwaliik opgewarmde fyfttma van wrauwr a ka, en de kortftond.ge verkeenng miiner Hola'd'.amen, geheel voor hem fchoon gemaakt. Hij behoefde zich flechts te vertoonen, om, niet alleen, dien eerften voet. waar van ik zoo even gewag maakte, nedertezetten , maar zelfs om, met zeer geringe moeite, van zijn kart — ia zelfs geheel lijdelijk — in triwnph, als een verlichter van den eerften rang gezocht, ingehaald en geëerbiedigd te worden. — Geen wonder derhalve' dit hij begaafd met zoo veele uitfteekerde talenten om profelyten te maken en met z'00 veel iever en geestdrift werkende, ter voortplanting van hoogvliegende denkbeelden — het voorwerp en model van algemeene naarvolging en toejuiching onder zijne tijdgenco:en wierd 1 — In vervoering, noemde mei hem. niet wrauwraka secundus (of anders) - de kleine wrauwr ara (grooter naam verdiende bi, toch met ) maar men hield hem voor het oorfpronkelijkfte vernuft dat z.ch immer in P*. T„ lad doen kennen. Men noemde hem, om er toch net te weinig van te zegJL den zestig Tagtig, ja honderdjarigen; zonder te bezeffen, dat die hoo. fróutdom . oWr hef algemeen onder de menfchen, maar vooral ia de kindschheid weder tè voorfchijn roept- Ondertusfchen hebben zijne aanbidders, in deze hunne overdreven oordeel-' v-Xaover dit zeldzaam kind, niet geheel ongelijk gehad: want binnen m.ndef dfn één jaar, heb ik mijn phantasiasticus, volwasfen bejaard, oud •n -riis zien worden : maar ongelukkig behebt met a'le de zwakheden en on- den aan d e vier (tanden van hat menitóhjk leven gemeenlijk verknocht ^Sr rte daar bij pasfende hoedanigheden - dat is - fterkte van geest, ftand2 , L17 tedaa "beid, overleg en bekwaame ondervinding te bezitten. Zijn CfSre k^n n 1 ze vakken, welke hij - met zoo veel faeiheld doorliep Sbel ang ik er ooggetuige van geweest ben, b.ftaan in oppervlakkighe,* ïfta z^omfalie» te overdrijven. De eerfte gronden van het w.a.vi*.. l\l n k' Tfrma *>W hem blonder vast ia het aftand genest U en fenee. hem aanïeb"en te zijn. Maar ver Ier heeft hij het n.mmsi kunr-en bren.4. L i & en * Ute zondigde hij er gedurig tegen, en over.rad de,  C 4ii ) heiligtte grondbeginzelen, in dat ftelzel voorkomende, zoo dikwils, als dezelve," met zijne neigingen niet ftrookten. AUe züne buiter.fpoorigbeden werden, met drift, door de grootfte woelwaters van Padia naargevolgd, en da verwarring werd, daar door, in Padra zoo groot, dat it, tot rust eD vti/ightid van mijne Penitet.te, en mij zeiven befloot, om dit ^Eiland, dat ik voortaan aan mijn zoons genade eo zijn eigen noodlot wilde overlasten, vaarwel te zeggen, en met de coorder zon te vertrekken. In ftilte be» gaven wij ons naar de plaass, daar wij bet eerst op dit Eiland aangekomen waren, beklommen een fchip. dit roer en mastelros zijnde, ons echter voor den kleinen tccht, welken wij naar gisfing maar afteleggen hadden , gefcbiktgenoeg voorkwam, kapten het anker en dreven met een' guuftigen wind en ftroom heen. op hoop van weder eve)> fpoedig in ROLi.ii.aLA aantelanden, als wij van daar Eaar Padia overgevaren ware». In deze vaste vooronderftelling, en ook omdat wij in onze overhaaste vlucht, uit vrees van in ons voornoten, door de Pa* ditanen gedwarsboomd en verhinderd te worden, niet veel beftul voor onze reis durfden maken ; hadden wij maar weinig moadbehoeften medegenomen. Na teugen tijd, met goed weder er eene verkwikkende koelte, voortgedreven te hebben , wedervo' r mij bijna het zelfde, dat mij ia mijne luchtreizeovergekomen was. Want beiden vielen Wij, door vermoeidheid, in fhap: En, toen wij ontwaakten, bevonden wij ons. meteen' hevigen ftorm.op het ruime P.:helveld. Ik gebruikte de y/rawwrakaanfeksn verrekijker, om te zien of ik in 't veifcbiet ook eenig land gewaar konde worden; maar vruchteloos! — Niels dan water en lucht — en beide even verbolgen en onftuimig, deeden zich aan mijn gezicht op. ,Bs'Jrakt en wauhoopend zaten wij vervoigsns naast den anderen neder; terwijl wij alle oogenblikken niets anders dan den dood verwachtten. Nu eens fteeg ons wrak hemelhoog op de zich met woestheid verheffende baaren; terwijl het een oogenblik daar aan volgende, van deze hoogte, 3ls in een' afgrond nedergeworpen werd; wanneer wij lell'ens niet anders voor ocgen zagen, dan dat wij ons ellendig vaartuig tegen de klippen en rotzen, van welke wij fommige hunne fchrikverwekkende toppen boven het fchuimend nat zagen uitftefcen, verbrij. zeld zouden zien. — EtfenWel bet gevaar en de vrees was het meest; want na eeaige dagen en nachten al jammerende en kermende doorgebracht te hebben terwijl de ftorm alben maar van ti.d tot tijd fcheen te bedaaren , om, kort daar na, roet meerdere onftuimigbeid lostebarsttn, werden wij, eer wij er om dachten '— wart de ar.gst liet ons niet toe om onze hoofden buiten het rampfpojdig vaartuig te üetl.en — op ftrand geworpe». Schrik en orufteJttnis br;enten ons geheel en al buiten ons zeiven en vertEeeeterden ons zoodanig, dat wij alle bewustheid over en omtrent onzen akeligen toeftand verloren. — Weder tot onsselven gekomen zijnde, bevosden wij ons.op een fpaawch fchip, waar.van d« Bevelhebber mijne, zoo ais ik meende verongelukte, lucht-  C 412 ) reiziger was. Ik had zijne pels op de reis aangetrokken, waar aan hij' mij terftond, bij mij'ne redding, berkend had. Ik verhaalde hem , gelijk zulks niet meer dan natuurlijk was en meest altijd bij onverwachte herkenningen gebruikelijk is, mijne zonderlinge lotgevallen en alles wat mij, zederd ik hem uit het fchuitjen van den Luchtbal vermist had, in mijnen toevaiiigen luchttocht naar 11 o l l & l & l a bejegend was. —- En toen ik bem op mijne beurt naar zijn wedervaren, zedert zijn val uit het fchuitjen vroega, begon hij zijn verhaal op deze wijze: — „ Gij zult het naauwlijks kunnen geloven, mijn goede reisgenoot! [want zoo „ moet ik u noemen : dewijl wij te famen uit s ?. a n j e n vertrokken zijn» en ook „ weder gelijktijdig in dat Koningrijk te rugg:' keeren ] gij zult het naauwlijks kunnen geloven, wanneer ik u mijne, niet minder zeldzaame, ge-fcbiedenis ver,, haal! — Terwijl gij zoo zorgeloos in het fchuitjen van mijnen luchtbal fliept, en ik bevreesd was, dat de koude u, (dewijl gij al te luchtig voor de koude bovenlucht gekleed waart) in uwen flaap bevangen mogt; trok ik mijn pels uit; om er u mede te dekken- Doch , terwijl ik hier mede bezig was , ftruikel» „ de ik en viel hals over kop over boort in zee; gelukkig in de nabijheid van ' dit zelfde fchip, waar op gij 11 thans bevindt en aan welks fcbeepsvolk ik mijne redding te danken heb. — Zonder u lang bezig te houden met zaaken , , welke alleen tot mijne verdere reis betrekking hebben , welke echter alle „ zeer zonderling zijn en ik u aan land zijnde wel eens in 't breede zal ver„ haaien ; zal ik u nu maar alleen zeggen , dat ik met al dit fcheepsvolk , ■t, dat mij beftendig verzelt, en uit eige beweeging, tot dien post, welken ik „ heden bekleed, verkoren heeft, gevlucht ben, uit een land, 't welk door baare duivels in menfchelijke gedaante bewoond wordt. Tot geluk van het arme ,, menschdom is dit land eenig in zijn foort, en wel zoo eenig als uw pa dia, „ ja zelfs zoo zeldzaam als h o l l i l & l a; — zou ik bijna wel durven zeg. ,, gen. Verbeeld u maar eens eene maatfchappij van de doortrapfte fchelmen „ en booswichten, waar van gij u bij mogelijkheid een denkbeeld maken kunt, met deze bijkomende en verwonderingswaardige bijzonderheid, dat daar bij „ ons ia spanten en andere oorden van europa de grootfte fchavuiten en ., bedriegers, zich uit belang, nog al van hunne beste zijde doen kennen, en „ om zoo veel te beter hunne rol te fpelen, het voorkomen van eerlijke lie- den aannemen; deze integendeel , zonder de minfte achterhoudendheid en „ met openhartigheid zich vertoonen en voordoen, gelijk zij zijn, en u zon„ der omwegen verhaalen, waar in hunne execrabk wijsbegeerte beftaat, even „ als of hun dezelve tot eer verftrekte. Wel is waar, dit er fommigen eens „ uitzondering van dezen vrij algemeepen regel maakten; lieden, waar aannsen, „ zonder blazen, den naam van mecsch geven kan; doch onder deze telden /> t, mea  ( 413 ) '„ men dan ook weder, veele wier belang het niet mede bracht, om anders te „ zijn , en weer anderen, die door oude vooroordeelen [wart zoo noemt men „ daar alle zedelijke grondbeginzelen, om het even of zij uit de vrees of in „ nerlijbe overtuiging hunntn oorfprong hebben] te rugg' gehouden worden. „ van zich onder den grooten hoop te begeven. — In dit ongelukkig land„ lcnap, is nogthars geen gebrek aan wetten; fchoon dezelve hoe langs hoe „ meer in onbruik raaken, en elkander zoodanig verdringen en tegenspreken „ dat er geen mogelijkheid is — zelfs voor die weinige naauwgezette liefheb' „ bers van pligt en orde, die er hier en daar worden gevonden — om een' en„ kelen dag door te brengen, zonder tegen den eenen of anderen regel van ftaat „ of po.iae te zondigen. — Zij, die op hun beurt [want de regeering van dit „ and is een beurtregeering J aan het roer van den ftaat geplaatst ziin b»„ kreunen er zich gemeenlijk het minst van allen aan. En, cm u met weinig „ woorden een ju.st denkbeeld van deze woeste maatfchappij te geven- zoo de „ ze foort van famenleving of famenfchooling dezen naam verdient behoef ik " Lteef', ' ' bebend'ë«en en ilimften het „ eenige is, dat door de lieden, die er verder voor zich op uit zijn, om eene „ monopolie van hunne Zoogenaamde regeerirg te maken , voor geldig erkend „ wordt Doch daar er verfcheiden zoodanige Monopolisten zijn , i de een er ' gm?dUd"Vg °P, Ult °m dEnr 3Hder' ~ het Zdfde °P welke én door well e ,i middelen, den voet te ligten. — wciüo Ik zie dit verwondert u, — mijn vriend! — En uwe oogen zeggen mii,, eene maa.fcbappij kan, op deze.wijze, niet lang beftaan. » Dit veTeddJe* " teer£n eD dU iS,°0k 3Heen dereden' waarom ik op eene „ plaats daar mij alles zoo tegen de borst ftiet, zoo fcrg vertoefd heb- maar ,, de ondervinding heeft mij geleerd, dat deze ftaat van zfakendie men met „ recht eene perpetueel*'fuccejfi,, oorlog noemen kan, zeer Ing ftand grijp n „ kan, en zelfs, zonder onvoorziene toevallen, veel langer dan and» 1 ;*„ ,, wend.* oorlogende maatfcbappijën, omdat de eene ge weIdfgaanva den .Vden. — " Z1J" eiêeD ^ " oatuur.T001bereidtëen doet geborenwor- ,, Denk echter niet, dat zulken ftaat van verwarring onder dit ™tv :; ^^*ÏB^'en dat de Z ongtftS^mSia tó£ va» bastering van dit volk verbaalen. Doch ongevo Hg de Haven8 '» R ^ onzer, aller blijdfchap binnen loopende, brafen J „£ Sn ™oltellZ Eee 3- ei.  C 414 ) «ikafideren en wemchten ons geluk over de behouden aankomst in onze rat derftad. —— Am land geflapt zijnde , beloofden wij elkanler dikwils te zullen bedoeken; terwijl vervolgens mijn eerfte werk was om mij met mijne goeds Penitent! naar het huis mijner oulers, welke beide nog in leven waren, te begeven. Dan zederd vernam ik dat mijn vriend de luchtreiziger, denklijs, om zune al te groote gulhartigheid in *t verhaalen zijner la-gevallen, door de Corrigidores opontboden is gewordt, en du deze hem vervolgens in da handen der heilige Idquvfitft overgeleverd hebben, (e) LHitr is een gaping!J Ik heb zeer vee! moeiten gehad eer ik mijne goede pbnitbnte heb kunnen doen geloven, dat wij niet weder bij vergisfi g in Paedh aangeland zijn. — Ou rmr van het tegendeel te overtuigen, zal is eens een re.sjen mee haar naar •de Hoofdrad doen. — inde öer reisbeschrijving van mijn' overledene» vriend den spaanschen COSMOfOUET. BERICHT uit halbebzicht. Om ain dj u\n]\ fcoofd te voeren; te vooifchijn kwamen: hebben zij daartoe, in de plaats van een' tabberen Januskop [misfchien uit overgroote nederigheid] een' dubbelen ezelskop (zonder of met l^nge ooren; weet men nog tiet) gekozen. Ook zullen zich de overzetters , nitt janus — maar 't geen er , ten naasten bij , een cnagramm* van is — asinus no^m^n. Aan de eene zijde van den Afmijche* dubbelkop zal het jaar O — en aan de andere een' flang, houdende een' ftaart in den bek, geplaatst worden. Ook zullen zij, naar alle waarfciijnlijkheid, een and^r Motto dan dat van den ouden Heef gebruiken; en in de plaats van suuar cuiquE, hemihisuüm ocder het Vigntt ftellen. NOTA van JANUS. De echtheid of onechtheid van dit bericht daar laatende, kunren vrij echter bij dezen niet D&Iaaten te verklaaren, dat wij van zoodanige en andere vertaalingen, uitleggingen, verklaringen en Commentariên van of op ons weelsblad onze barden trekken, als van zadjen, die gehsel vreemd en alken van ons zijn- Wij willen er geen deel aan hebben 1 — . EXTRACT uit de Notulen van de vrijheidminnende Vergadering, in bagdad» onder de zinfpreuk: ix VS gue lxonem. Is weder gelezen een request van den Burgers doe niet en eet veii, turn focUs, daarbij verzoekende, om, ter meerdere bevordering eener eendrachtelijke gemeenfchappelijke medewerking, ter verdere inftandhouding en vestiging van de tegenwoordige orde van zaaken, eenige lucrative posten en ampten, ter lunner befchikkinge te mogen hebben, het zij van de reeds beftaande en binnen kort (gelijk zij hopen) open te vallene, of van zoodanige als geheel op nieuw gtcreêerd mogten worden. B:j de middelen van het zelve request toonden zij, ten duideiijkften, hst dringend gevaar aan, dat erin gelegen zoude zijn; wanneer de meeste hunner, gelijk als in de dagen van euds, onverrichter zaake en ongetroost in hunne vaderlandslievende bijeenkomften te rugg' gezonden wierden zonder het gemtriteerde loon voor husnen iever ten verdiecllelijkfceid ontfacgen te  C 4*<5 ) te hebben. Daar bij verder betoogende, dat hier in alleen de eenwlgdunrende bron, van twist, tweedracht, landverdervende fcheuringen en morrend misnoeg gen onder de talrijke fteunpilaaren van het thans opgeflagen Staatsgebouw te zoe-ken en te vinden was. Toonende zich wijders bereid, om met goed en bloed den tegenwoordigen ftaat van zaaken, de nood zulks vorderende, te befchermen. Wordt van het zelve honorabele mentit in de notulen gemaakt, en verders gefteld in handen der commisfie, belast met het concipieeren van een plan, om op de ge» fchikfte en ongevoeligfte wijze, zich van de uitgediende ftraatbezems , platte boenders, luiwagens en ftoffers te ontdoen. Is nog gelezen zeker anoniem project om provifieneel, en tot wederopzegglngs toe, de ampten, lucrative posten en fmeerige officien nationaal te verklaaren, en eenige jaaren en wel tot den algemeenen vreede; ten profijte van den lande te laaten waarnemen , ftellende daar bij voor, om geduurende aldien tijd, opdezen voet — alle ingezetenen, -niemand uitgezonderd, met ampten, posten en benez fieien te begiftigen. Ia advies gehouden tot de Commisfie tot het werk van de amptenfabriek, haar ■rapport uitgebracht zal hebben. •Deze Nommers worden alle Maandagen vervolgd, en uitgegeven te Utrecht bij de Wed. Terveen en Zoon; 's Hage van Cleef en Leeuweftyn; Leydtn Bonkoop en Onnekinkj Amjlerdam Holtrop, J. W. Smit, ten Brink, Kuyper en van Vliet; Haarlem Beets en Loosjes; Rotterdam D. Vis, v. d. Dries, en Pojs; Alkmaar Hand, en verder in. de overige Provinciën, a twee Stuivers,  JANUS VERREZEN, SÜUM CUICJÜÈ. NUMERUS ULTIMUS, Z IJ N D E HET 15(5. Maandag den 2 April. SIOISMUMDUS KICOPEMOS 1 L.\T£«K2 ain £ va» d«n jak us. SGk jemand, dien de Hemel met een gezond en geöeffecd menfchenver ftand begaafd heeft e» uit dien hoofde, in het waarom? der menfche Se dll den en bedrijven., het hot? der famenloopende.omihndigheden, hTt dat' Sr voorval en en geoeunenisfen en eindelijk, in het zoo en niet anders > denafleenïn en gevo]gen van.dat alles, bedreven en tamelijk góed onderlegen ni£vreema Ini An' tVA"VS' die groote hemi* aartsliefhebber van°be£2Ï len der dwaasheden en verkeerdheden Zijner land- en ti dgenoo en , zoodS£  ( 4i8 ) bet kan niemand, aao als wij hier boren befchreven hebben, vreemd voorkomen (herzeggen wij) dat die zelfde janus — nu hij, alle oogenblikken, eene beftendige en gevestigde orde van zaaken , — gegrondvest op die wijsgeerige gronden, waar van geheel Europa, en voorzeker ook haare drie zusters, africa, asia en amebica, hun heil en voorfpoed verwachten, —- ooi in zijn lang geteifterd Vaderland te gemoet ziet; i— nu ook zijne twee vermoeide en zederd drie jaaren afgefloofde hoofden, ter ortlastirg van alle die muizennesten, welke er al dien tijd, op eenen*.revolutionairen trant, in gehuisvest bebben, ter ruste nederligt. — Dat geduurige fchimpen en fmaalen moet na eindelijk eens ophouden, en zou ook , in 't vervolg, zeer weinig meer te pas komen. Een janus en meer andere foortgelijke lastige klanten, die op de.averrechtsheid van het Beftuur en de Burgerij liggen te aazen , als de kippen'op een' mesthoop, (evenwel niet, om er de hier en daar verfpreide graankorrels uittepikken; — maar veel eer in eenen omgekeerden zin — ) mogen (misfchien ) in revolutionaire tijden, van eenig nut zijn; maar, bjj het aanbreken der fchoone conflitutioneele zomerdagen, behooren z'j gedefungeerd te hebben. — Zoo ziet gij, mijne goede Lezers! dat janus zijn' tijd weet, en dat bij, ten minften, niet onder die ongelukkige wargeesten behoort, die nimmer op houden, te vitten; maar, op de beste zaaken, altijd nog iets te zeggen weten. — Indachtig aan zijne beloften, in 't eerjlejaar der Bataoffche Vrijheid, bij Advertentie (*), in de Couranten van dien tijd, geplaatst; weet hij dezelve zeer wel, in het vierde jaar van die zelfde jaartelling, te vervullen I — Waarlijk , hij heeft lange , zeer lange gewaakt en, tegen de herhaalde aanvallen van zijne flaapziekte, door het drinken van fterke Coffy en het gebruik van Nieskruid en Aapjesfnuif, geworfteld; vooral in de laatfte dagen zijner omwandelinge op zijne ftudeerkamer! Ook namen zijne vermogens en krachten, dermate en met zulk eene fnelheid, af, dat zijne vrienden en medeleden van het verëenigings Committé, niet zonder reden, beducht waren, dat — wanneer de tijd zijner aflosfing niet fchielijk naderde — hij — met eene natuurlijke aflijvigheid , in plaaife van met eenen politieleen dood — zich aan de tijdelijke beflommeringen onttrokken zoude heb- (*jh Voor den geenen, die zich dezelve aiet mee* Herinneren kunnen, dient, dat zij van iea volgeaden inhoud was: — ,, Ook janus verrees in 't midden van de algemeene opftanding in zijn Vaderland. — Hij, „ ontSng zijn vernieuwd aanwezen, met die zelfde bedaardheid, waar meê hij zijn' folstit„ Htt adem uitblies. — Met die zelfde bedaardheid, zal bij zija dobbel ho»fd ook weder te raste leggen; zoo dra hij, met die twee oogen, waar mede hij in het toekomende ziet» aal opgemerkt hebben , das ïija a»azija ovtrbodig, sntteloos of fthadelijk zoude zija.»  C 4 9 ) hebben. Dan .gelukkig Is dit Tanggewenschte tijdftip, dat wij, om zVnmt9» le, allen reikhalzend te gemoet zagen, nog even, van pas, aangebrokeï -1' Naauwlijks hoorde hij - want tot het lezen der dag- en andereSn bij, uit hoofde van bet geduurig toevallen zijner macbfelooVe oc?enïïeD ' nte langer bekwaam] - dat het plan onzer aanfhande Conjlitutie -Twell nietÏÏ verwachten « dat door goed- of kwaadwilligen, met eenig gevolg^ e«D « werkt z, worden - ter tafel van het tegenwoordig wetfprekend lichaam de Cmmbfie met de famenvoeging der conjlitutionefle artikekn be s ^brach en door dat zelfde zedelijk lichaam, geadopteerd en aangenomen wï geworden Of bij deed nog ééne krachtdaadige pooging, om de doideriehei\ fnZ , ■' " »«• «eefte/vaJ. ifem gemaakt en beï n reL% T. fteld hadden, te overwinnen. Hij Hond uit zijnen JeuninefWi n!! l g met den voorften vinger van zijne rechterhand op een' grooten^Kfak w,ikS op een der titelbladen van het vervolg der Vaderland/^ ^ naar - zekerlijk door de onhandigheid van iemand^ der dLnsfho l.n " W',P' was; terwijl bij dan weder, met 2ijrfe linkerbancTeen pt^ïï^ttwcS'ïrï" door de beweeging, welke hij met het zelve maakte, te kennTfcn-et' ven, dat wij hem een bijzonder genoegen zouden bewijzen met t l Tl n.t te krabben; geduurig zijn fchouders ophaalende et, met de"ha? \ol\imS kloppende, wanneer wij hem vroegen, wat hij eigenlijvanons begeerd Pit duurden eenigen tijd , wanneer bij eindelijk zijne handen onhcfci als of hij ons wilde zegenen; met het édne hoofd, d^ keer , raar 't jaar i7p8 gericht is, zoodanig begon te balkenTen te'huHen l L^on^r,'2 jnde T/'- Beüjktfjdig8 mt^^j^^J^ begon te lachen en het uit te fchateren; dat wij ons niet anders J«h«.w f * den , dan dat bij er in et bleven zou kik — j7,"»l , ieP verbeelden konaandoening nam/ binnen»^ ^-«-W. gelegenheid waarnamen, om hemToeeenTle Sireren teeZZ^l W,J'*" even voorgelezen hadden. — nerinneren, t geen wij hem zoo Nu fcheen hij den inhoud duidelijk te bevatten drukte ™ n-« v t „ Welaan I ik ben dan afgelost en kan, in vrede, mijnen post verlaaten I » Hier begon hij te niezen en zeide vervolgens - — Fff* Hiet  C 420 ) ?- wel moge mij dit en al het overige bekomen! — Het icbieiea en lachen ' heeft mijn' boezem lucht gegeven. Het was bet reftantjen van den geest, die" mij nu, net drie jaaren, bezield, of liever, bezeten heeft, en, met deze nie- zing, ondervinde ik, dat ik den worm, die mij ook, even zoo lang, in den neus gekrieweld heeft, kwijt geraakt ben." — Hier op ftapte hij, in eene befliste, maar deftige houding, naar zijne flaapkamer; waarin jacob de nachtkaars reeds opgefloken en verder alles in gereedheid gebracht had. Het dek van zijne rustphats was opgeflagen, en de tinnen waterfles, met rood baai bekleed, lag.aan het voetenend van dezelve. Zoo dra hij door jacob geheel uitgekleed was, hg hij zich op het zachte dons neder, en fprak: — Doet van alles naauwkeurig verflag aan da Lezers van janus! — Laat • het dtn hoofdinhoud van het laatfte Nommer v?n mijn driediellg Werk. " uitmaken:— doch, mijne korte Spreuken, welke allernaast mijnen voor" ouderlijken ftamboom, op parkament gefchreven , in mijn' gewoonen " fcbii;flesrenaar liggen, moeten er bet flot van uitmaken! — Zegt aan ieder, " die belang er in ftelt om bet te weten, dat janus niet weder verrijzen zal! " En fchoon het wel te voorzien ia, dat er, zoe dra de mare van zijnen ilaap " overal verfpreidt zal zijn , nieuwe Trofeeten, in zijnen naam, zullen opftaan; " zoo verzekert echter de goede Bataaffcbe Natie, wanneer dit mogte gebeuren ► " dat zij valfche Profeeten zijn, die den geest niet bezitten. — Voor het overi" ge laat ik u de zorg over, om, bij de meest gefchikte gelegenheid, den kor" Ten Inhoud of Register op mijn Werk, met den Titelplaat van het dbbde " deel, in hellicht te geven. — Meer vraag, meer vorder ik niet van UUeden.— jacob 1 doe de gordijnen toe! " — Na dat jacob hier aan voldaan bad, ach'te hij het van zijn' plicht, om z'jn* meeftVr, alvorens wij het vertrek verlieten, het ,, onze vader" voort© lezen' doch naauwlijks was hij aan het tweede'gedeelte, van de zesde beede; daar mede gevorderd, en op het punt, om de woorden, waar verlos ons van de hoozenl" uitte fpreken; of de oude Heer begon reeds zoo vreeslijk te fnorken, dat jacob het voor zich geraden vond, de minfte te zijn en, „ Amen\ " te zéggen. (was geparapheerd) SIG1SMUNDUS NICODEMUS A LATERE, yt. (Onderftond) Ter ordonnantie .van het'Veréenigir gscomaiitté. (was geteeker.d) DEMOS PHOBUL U S. bet-  C 421 ) HBT O BOOT O ! B 11 SI VAN JANUS VERREZEN, ZOODAKIG ALS WIJ HET ON DE ». Z-JHE PAPIEREN GEVONDEN HEBBEN. Het is een' ieder'' geoorloofd z'jne gedachten tn gevoelens aan anderen te openhaaren, ha zj door de crukpers , of ep eenige andere wijze. WIJLEN DE EEPIAESENTANTEN VAN WrjLEN HET VOLK VAN HOLLANS. De mortu's nil nifi hem', lequ'efc.nt in pace £ƒ gloria!'  C 422 ) y f 2 21 20 19 3 I P §1 " b c d e % % / 10 ^ * ^ 1 1 18 13 8 25 l (|1 l m » 0 p |<§ * — ~ § Gj 17 11 12 16" P f<§ m — k % 23 5 6 7 24 f KORTE SPREUKEN van JANUS. j. rfftnöe %$n tie toaojben ban 3Ianu<|. a. ©ietop,» te too3ben. 8 Ctaee Dingen geB ifi gezien nnDet üc ;onne/ en tnpn fiacte ijj opmetfi;aam getoojDen. 9-.SfisaBBetpabberfiroeB3innigen m pDeigeib uitfoopen/ en ben taeg Dee Dtaaa3en in BïaeBjinnig. geiD berfieeren. bperjj/ Die sicfl 3elben berteert. 13. €n BeDjoeft u niet/ toanncec „C0fl?!a°5En Set OoeöesnaD ban s.Lu niwrijjcn/ omget in Dcntoina te berftraoien; maai brioïpb u ïti totü ore osmBicri nmtrtoos i.f. JSeemr en/ Die boa? getoogenbliB ïehen ?ai be 6eöaegt?aame Bet taerit pnet gnnben niet aan De \tu iel ïing ten pjooi gehen. — 10. ©eBianfi eener fwcniïe ié Bet tum <™^v. bocD;eI boo? De ooren bet ?otten ♦ toetst mtïl^ maar De berfta.iDigc ;aï naar fiat tnö • «Sr bhWn-fn nfln öc" te uitieggingen gnn fiatte neig tl l^UrSSt « 12. ©e Diift tier fint,*™ i*> <,u sanb in gpne eigene oogen / en De 19. ©ie in ben jloB fipt/ 00et Spne v*) Spreuken II: 4.  C 4H ) snne lantert getoeïb aan/ rn fielt ?icö tot eene uiiffuitinge in get oog tan Den fïaanöcr. 20. Jgïutfit niet booj urne fcBa» bubac / bannueer gij tegen Bet ïieïst inbaanbeït; nocïj en berboigt De» ^eïbe niet; baanneet De jonne atijiet u opgaat: baant Dit i£ fiet ïot bcê bieeëaclijtigen: omDat ?p De 2i. €en booj$itgtig tnonbjeegt niet / maar onberbaerpt sirfi aan ^pnïot/ aïg gp get DeïeiD nan $n« ne fterfitc booj uit senbt. ■ as.-O-ritüapnt.be mannen / bic ïjet ïot gefteïü geeft tot een rocbe in be tuisten Der fterfien/ ofte tat een ppï in De g'anben t)t§ boogf tljutterg: 23. €11 De en fielt a niet op Den bacg ban De geenen/ Die uitge;on^ Den ;pn om te berberben. 2.1. Wanneer De fterfie$pncBanb onent en be BratBt ban ben boog ïnne'*baérSing bcrtitï)t geeft/ -bal» len ;pvmai||teïoo»| neber / peïpn ge,t flbf/ bat De baanbeïaat op-sp- ne terugBonigt ban ;pne boeten af» fcgnDt. 25. iBanneer bcïupaattg&?oóbg gebjcfi gefi'öen fcBooïen ?p te famen/ en ïoercn top De bemantel* fcguuten Degbïptigen mang. — 25. ©e monb eeneg armen 1'aat $?jfj berbuïïcn; maat De^e ;pnbecjaDeïooja. 27. ©ie ïjunne |uïp inroept ten bage Deg ucob|/ ïoBt een leger fpjinfiïjaaneir uit/ Dat al opBa» tncnbe aangjoeit. 28. ^nojbaaar bit. gefi'öe iB ge* jien/ Dat ;p be Tjjanbiibaet;en Der geene baelfie 'gen De fpp;e toereifit/ baanncer ;p Bongéren / en De Bruifl berüip;c"ïcu üaaar uit meu ïjen Dicnfit/ baanneet jp'Dojften. 29; ©antoni ;-tjïïcn / fin Bunne a'anfiom^t / De berftatrDigen bette ^? •, Th 5. m„ flfliijr,^ .ci 30. ©e?e biugen Bcfi ifi in mpn Bette BebaantD/ opiaat ifi ;e u me» DeDeeïen ;oube/ tot ubae beiiigs geiD. EINDE VAN HET DER.DE EN LAATSTE DËÈfco