VYFDE MISSIVE VAN C A N D I D U S, Aan den Schryver van het POLITIEK VERTOOG, dienende ter wederlegging van hetzelve. II faut bannir Faudace & non la liberli. ROTTERDAM. MDCCLXXXII.  If the abufes of'govemment ,even in the largeit ffates, fbould at any timebegreat and manifest; if the fervants ofthe people, forgettingtheir masters and tbeir maners interest, fbould purfue a feparate one of their own ; if inftead of conftdering tb at they are made for the people, tbey fbould confider the people as made for them; if the oppre.fions and'violations of'rightfbouldbegreat,flagrant, and univcrfally rejented; if the tyrannical Covernors fbould have tio friends but a few fycophants, wbo had long preyed upon the vitals of their fellow citizens, and wbo migbt be expected to defert a govemment, whenever their interent fbould be detacbedfrom it: if, in con< fequence of thefe circumftances, it fbould be come manifest, that the risque, which would be run in at temp; in" a revolution would be trifling, and the evils wbicb migbt be apprehended from it, were far lesf than tbofe which ivere actually fufered, and which were daily increafing ; in the name of God i ask , wbat principles are tbofe, which ougbt to reflrain an injured and infulted people from asferting their tiatural rights, and from cbanging, er even punishing their governors , tbat is their fervants wbo bad abufed ibsir trust, or from altering the wbole form of tbeir govemment , if it appeared to be of a ftruciure fo liable to abufe ? Peikstlet.  VYFDE MISSIVE AAN DEN ScHRYVER VAN HET POLITIEK VERTOOG. Dienende ter wederlegging van het zelve. Myn Heer! r*J",hands moet ik volgens myne belofte overgaan om uwe fchoone harangue over onze Conftitutie, over de piigten van Burgers en Regeerers, in een woord, over onze ftaatkundige en burgerlyke vryheid te onderzoeken. Gy hebt in dezelve overvloedige bewyzen gegeeven van eene bekrompene denkwyze, en driefte onkunde En was dit flegts alles, dan zouden zy die beter geleerd zyn, zig te vreden houden met zig te verwonderen over den onbefchaamden iever en {fouten nadruk , met welke gy de minstbekenende nietigheden zo gerust en met zo veel vertrouwen hebt durven neer te pennen. Maar gy ontdekt in uwe redeneering oneindig meer dan dit. De Bladayden 24, 25 en 26 van uw vertoog tekenen uw karakter allerduidelyks't als dat van iemand, A 2 , die  (4) die zig zeiven, zyne deugd, het gevoel van zyn hart, en de liefde tot zyne landgenooten heeft overgegeeven, om den laagften zo wel als fnoodften vleier te worden van het aanzienlykst huis der Republiek; • die zig dan ook niet ontzien heeft, de rechten der vryheid van Neêrlands inwooneren op eene wyze te verdonkeren, die regelrecht den weg baant, om het gevloekt gevoelen van eenen Machiavel, in te voeren, zelf in eene vrye gemeenebestregeering. Ik weet zeer wel, dat gy, om de ftad van Amfterdam met eenigen fchyn iets te konnen aanwryven, dat de handelingen fchynt te doemen van haare braave Regeerers, uwen toevlugt hebt moeien neernen, tot eene dergelyke verdraaijing van onze Conftitutie; —- en dat zo wel uw haat tegen deze ftad, als uw fmeeken om de gunst van den Prince van Oranje, u verpligt heeft, om ons ganseh andere denkbeelden aangaande onze rechten in te boezemen , als wy in de daad, willen wy Nederlanders zyn, verpligt zyn te voeden. Maar dan weet ik ook te gelyk, dat het de stad van Amsterdam tot eene onuitwischbare eer verftrekt, dat men, om haar met eenigen fchyn van recht te konnen bcfchuldigen, eerst zynen toevlugt neemen moet tot eene ganfche verdraaijing van onze rechten en Gonltitutie; zo dat het doodvonnis het welk gy over hare regeering hebt uitgefproo- ken,  (5) ken , haar tot geen meerdere oneer (trekt, dan de brandftapel dien ongelukkigen , die veroordeeld is in eene vierfchaar, alwaar men natuur, recht, en wetten, gewoon is te verbreeken, zo dikwerf de onfchuld en de deugd langs geenen anderen weg de flagtoffers konnen worden van zulke verdoemlyke Rechters. Te vergeefsch evenwel zult gy van my verwagten, dat ik u de eer aan zal doen, om de onbeftaanbaarheid van uwe gezegden uit eenen Groiïus, Fattel, Puffendorf, Burlamacqui, Pricet Priestley, of zelf uit eenen Tucker, breedvoerig aan tetoonen. Die wapenen zyn te blank,tefchoon, te edel, om dezelve met uw bloed te bezoedelen; een harde kei, en een geroeste kling, ik meen de taal van eenen Batavier, en de aloude vryheidwetten zyner landgenooten , zyn alleen toereikend om u onherrysbaar in het ftof te werpen. Het is met de uiterfte verontwaardiging, dat ik 'er my thands toe zetten zal, om uwe gezegden op de aangehaalde bladzyden tot zekere ftellingente brengen, en deze één voor één te wederleggen ; — (tellingen ondertusfehen, die u bloot ftellen, aan het onvermydlyk gevaar, dat ieder Nederlander, dat ieder inboorling van deze Republiek, die zyne rechten kent, en zyne waardigheid, als die van eenen vrygeborenen, gevoelt, u, by de eerde ontmoeting, dat staal door 't A 3 hare  Cf) hart zal ftooten, w air door zyne vaderen de vryheid hunner kinderen bevogten hebben; eene vryheid , die ontoegangbaar , die ongenaakbaar ia voor het vermoogen aller ftervelingen , zo lang de Batavier erkennen zal, uit hun bloed te zyn voortgefprooten ; en, al zegt ge thands, dat dit flegte wederleggingen zyn zouden, van alles wat ^oor u gefchreeveq is, zo zult ge egter dan, ftervend moeten erkennen, wat de gevolgen zyn, van het berokkenen en aanilooken der woede van die landgenooten, die gy nu zo openlyk veracht, en met den voet vertreeden hebt. Denk ondertusfchen niet Myn Heer! dat deze taal het uitvloeizel is van heeten drift, (hoe billyk deze ook zou zyn) of van eenen opgehitften iever. Neen! het is de taal van het hart; het is de taal van iederen erkennenden zoon, der verdienden van het bloed zyner onfterflyke voorouders! Ik zie gansch Nederland reeds opftaan,om my te gemoed te koomen, en mynen reeds vermoeiden arm te onderdeunen, wanneer ik, uwe gevloekte grondbeginzels moetende uicfchryven, U de killendfie woorden, en yslykfte gezegden door myne pen naar 't hart moet werpen. De waare Vaderlandschgezindheid heeft reeds lang genoeg gedoogd, dat de Tertullusfen van onze eeuw het fchandelykst misbruik hebben gemaakt van de onweetenheid der laadzaaten en de onkennis aan hun-  (?) hunne rechten. Het is meer dan tyd, dat wy eens voet by ftuk zetten, en uit den aart van onze Conftitutie zelve, en de landwetten van het gemeenebest naaukeurig bepaalen, en aan onze medeburgers leeren , welke hunne voorrechten, en welke hunne pligten zyn, Vergceten zy de eerften, dan vergeeten zy te g.lyk de 1'chuld en verpligting, welke op hen liggen zo ten opzigt van het bloed hunner voorouders, als van de heldendeugd der bevestigers van hunne vryheid; en veronachtzaamen zy de laatften , dan ftorten zy zig zeiven in dac onvermydlyk ongeluk, waarvan gy, zelf by den laatften naneef, zo wel tot het duidlykst voorbeeld, als ten diepften affchrik (trekken zult. Dog eer ik in byzonderheden, uw gevoelen betreffende, treede ,moet ik my zeiven nader verklaaren, en vooraf duidelyk bepaalen , uit welk een oogpunt ik uwe (tellingen aangaande de rechten en pligten van Burgers en Regeeters befchouwd heb ; cn uit welk een oogpunt ik wil dat men myne wederlegging van dezelve befchouwen zaL Uwe (tellingen dan aangaande de rechten en pligten van Burgers en Regeerers zyn alles behalven de infpraaken van een gemeenebestgezind, of van een eerlyk gemoed. Alles wat gyomtrend deze rechten hebt op het papier gezet , vloeit A 4 voort,  C 8 ) voort , niet uit eene wezenlyke liefde tot uw vaderland , of uit ovverreeding van de waarheid uwer gezegr'en; maaralleen uiteen laage enftraf. baaie vleiery van IVeêrlands Stadhouder. Ik heb ai le reden om te twyffden, indien het ambt van Stadhouder op dezelve wyze beperkt was als dat van d<:n Raadpenfionaris van Holland, als dat der Pet.fionaiisien van de byzondere Steden; In- dien tegenwoordig aan het ambt van Stadhouder zo veele aanzienlyke bedieningen niet waren vastgehegt , als 'er (byzonder in de jaaren 1672, 1674, en 1747) van tyd tot tyd daadlyk aan zyn vastgemaakt; — indien de Stadhouder het recht der aanftelling van zo veele ambtenaaren niet bezat; — in een woord, indien de Stadhouder flegts Stadhouder was; ——< En zyne voorzaaten hadden als dan dezelve verfchillen gehad met de ftad van Amftcrdam, of gy 'er wel immer aan gedagt zoudt hebben, om de pen ter verheffing van hetStadhcuderlyk huis op te vatten; ik laat ftaan, of gy als dan wel zoudt hebben ondernoomen, of liever, zoudt hebben durven onderneemen , eene ftad als die van Amfterdarn , en eene Regeering zo achtbaar als de haare, aanteranden, te beleedigen, te befchuldigen, ter dood te doemen, enkel om de handelingen van de Stadhoufiers niet alleen ten, koste der eer van hunne Sou*  C 9 ) vereinen , vry van allen blaam te fpreeken, maar zelf tot aan den Hemel te verheffen. Maar ru ue Stadhouder een zo onbepaald gezag bezit en oefent; nu zynen invloed .gevoeld. wordt van den eenen grenspaal der Republiek tot den anderen; nu de geringde blyk van zyne gunst u uit den burgerltand verheffen kan tot de aanzienlykfte bedieningen , die den duisteren naam van uw geflagt konnen doen pronken op deFasten onzer gefchiedenisfen; — nu was het de regte tyd, nu was het der moeite waardig, om voor het beeld van uwen Stadhouder neêr te knielen; — om uwe eer, en het ftil genoegen van een blank geweeten aan te brengen, als het edelst offer op het outec zyner gunst; — om allen, die u in die verfoeilykheid niet zyn voorgegaan , nog hebben willen volgen , den dood fchuldig te verklaaren; — en vooral , om als een regtaarte zoon van Doëg, aantevallen op de Priesters onzer vryheid , De Am- ST£RDAMSCHE BüRGERVADREN. Ik befcflOUW der- halven alle uwe Hellingen omtrend de voorrechten en pligten zo van burgers als regeerers uit dit oogpunt, dat dezelve geenzins dienen moeten, om, zonder betrekking tot u zeiven, den Stadhouder eere aan te doen; — of em ons louter naar waarheid te overreeden van het ftraffchuldig gedrag van Amfterdarn; —* of eindelyk, om uit A 5 wa».  ( io ) waare vaderlandsgezindheid de tegenwoordige Conftitutie toeteligten, en als de beste aan te pry- zen; Neen! maar alleen om ten koste van, alles waar in onze vryheid en onafhanglykhrid beftaat, het gezag van den eerden ambtenaar van ftaat ten hoogden toppunt op te voeren; — om alle hunne handelingen, hoe drydig die ook hebben moogen zyn, met de belangen en de wetten van het gemeenebest, in het gunftigst daglicht te vertoonen ; — en eindelyk , om de magt van den aangefielden dienaar te bouwen op de puinhoopen van het gezag zyner aanfteljende meesters ; Eeniglyk cn alleen om, gelyk alle vleiers doen, langs dien weg,met verachting van alle uwe medeburgers, des te beter verzekerd te zyn , van het wit uwer bedoeling ontwyffelbaar te zullen treffen. En zie hier, uit welk een oogpunt ik wil dat men myne wederleggingen zal befchouwen , en niet alleen wz'/,dat men dezelve zal befchouwen, maar daadlyk doen blyken, dat men dezelven befchouwen moet. Voor eerst , als geenzins voortvloeiende uit eenigen haat tegen het Doorl. Huis van Oranje, of den tegenwoordigen Stadhouder. Het is 'er ver van daan, dat ik dit huis zou haaten uit hoofde dat de vorften van hetzelve zo dikwerf naar vermeer- )  ineerdering van hun gezag, en gevolglyk naar vermindering van dat van hunne medeburgers geftaan hebben. Geenzins;ik item u volkoomen toe dat het waarheid is (nietregenftaande 'er egtet ook Titusfen en Trajanusfen in de gefchiedenisfen bekend zyn) wat gy op bladz. 25 zegt, dat alle magt of gazag ter waereld eene natuurlyke neiging heeft tot ovèrheerfching; haatte ik derhalven uit dien hoofde dit Doorlugtig Huis, dan zou ik byna een algemeene menfchenhaater moeten worden. Neenl ik weet te wel dat de vorften van Oranje menfchen zyn, en deelgenooten van dezelve natuur, als die geenen, die onder eene vrye Staatsregeering getoond hebben, dat dit kwaad in onze natuur gecenterd is. Maar ik ben 'er egter ver van daan, om dit kwaad, dat een wezenlyk kwaad is, en dikwerf den ondergang berokkend van veelen, een goed te noemen ; het is een kwaad Myn Heer! zo wel in de Stadhouders, als in my, en u, en alle andere Staatsperfoonen; en die kwaad moet zo veel mooglyk is te keer gegaan worden, en geenzins bedekt, geplooid, ik laat ftaan goedgekeurd worden, of verdeedigd, ten koste van een tegenovergefteld goed en van de deugd die in anderen gevonden wordt. Om de gebreeken eener Stadhouderlyke regeering te verfchoonen,. moet men het goede eener Staatsregee-  ( " ) gecring niet verachten. Om het kwaad beginzel van zugt tot ovèrheerfching in de Princen van Oranje te bedekken, moet men het goed beginzel van zuivere vryheidliefde in de handelingen van Amfterdamsch Regeering niet afkeuren en verdoemen , of als ibaffchuldig vóordraagen, nog hier toe eerst leugemgtige hypochef?n aanneemen , en dan de beste verrigtin^en van zulke brave Regenten verminken en op de verfoeilykfte wyze ver* draaijen. Dat is geen deugd. Dal is geen vaderlandsgezindheid Dat is by my geen blyk van liefde of hoogachting voor het Huis van Oranje, of den tegenwoordigen Stadhouder; maar veeleer het gefehikte middel om den ondergang van dit Doorluchtig Huis, met dubbele fchreeden te doen naderen. Ten tweeden wil ik myne wederleggingen aangemerkt hebben,als die van eenen ieverigen voorftander der StadhouJerlyke regeering in het afgetrokkene, en van eenen ftrengen verdeediger der tegenwoordige Conftitutie. Dan door my zeiven eenen voorftander te verklaaren der Stadhoudcrlyke regeering, ben ik 'er eg'er ver van daan, om alles wat de Stadhouders gedaan hebben, goed te keuren. Verfcheidene regecringsvormen zyn in zig zeiven goed, wanneer dezelve bediend en uitgevoerd worden overeenkoomfb'g derzei ver oor- fprong-  ( 13 ) fpronglyke inftelling en bedoeling (*). Even zo is de Stadhouderlyke bediening eene dier imdegtzels in ons Staatsgeitel, dewelke niet alleen ter volmaaking van hetzelve dienen moeten, maar die hier toe zelf' volftrekt noodzaaklyk zyn, dan naamlyk maar ook dan alleen, wanneer die geenen die deze waardigheid bekleeden, zig naaukeurig houden binnen de paaien van hunnen pligt, en getrouw zoeken te voldoen aan het oogmerk hunner aan* Helling. Dan offchoon het 'er ver van af is, dat dit altoos gefchied zoude zyn, waaromerend ik my zeiven beneden nog nader zal verklaaren, zo zal ik egter nimmer myne pen gebruiken,om die handelingen van onze Stadhouders, waar door zy van hunnen pligt zyn afgeweeken , met zwarte kleuren af te fchilderen, of om hunne perfoonen langs dien weg haatlyk te maaken by hunne medeburgers ; dat zou een blyk zyn van eene laage opvoeding, en van eenen nog laageren geest. Veel min zal ik my immer laaten gebruiken om de goede handelingen van deze Vorflen, te verdraaijen, te verdonkeren, te verdoemen, en hen langs dien weg den dood fchuldig te verklaaren; godloozer wanbedryf kan 'er niet worden uitgedagt! Offchoon (*) Pope zegt ia dit opzigt zeer wel dat die Regeeringswm de beste is, die bet beste bediend wordt.  ( 14) fchoon gy u aan hetzelve ten opzigte der ftad van Amfterdam onbetwistbaar hebt fchuldig gemaakt. Maar ik zal aan den anderen my niet ontzien getrouw te zyn in het kwaad, kwaad te noemen, waar ik het ook vinde, zo dikwerf ik zie dat mén hetzelve op de fnoodfte wyze zoekt te verbergen en te bedekken ten koste der deugd en der rechten van myne Landgenooten. Nimmer zou ik in de tegenwoordige tydsomftandigheden de pen op het papier gezet hebben , om de hand te leenen aan het ftooken dier oneenigheid, die eene der treurigfte gevolgen is van onze Conftitutie; nimmer zou ik geduurende eenen tyd, die vooral eischte dat ons Gemeenebest aan zyne benyders deed ondervinden hoe zeer eendragt de woedenfte overmagt het hoofd durft bieden, het papier voor my gelegd hebben, om de handelingen 't zy van de Stadhouders, 't zy van Amfterdam te verheffen, of een van beiden te verdoemen. Ik zou veel eer gewenscht, en aan de eerfte oorzaak aller dingen in eenzaamheid myne begeerte bekend gemaakt hebben, dat voorige oneenigheden en voorige beleedigingen thands onder het ftof der edelmoedige vergeetenheid bedolven mogcen worden; dat Neêrlands Stadhouder uit den mond van alle zyne vrienden, niets mogt hooren, dan deze waaragtige waarheid, Dat,  ( i5) Dat, waare grootheid voor des vierden Willems zoon Is enkel in den bloei des vryè'n /laats geleden ; Wie Neêrlands handelfnuikt, fnuikt ook Oranjes zegen; En niets dan ondergang is beider deerlyk loon ƒ En myne eigene taal tot Willem en V, zou in deze omftandigheden geene andere geweest zyn, dan deze; „Het goud, Myn Heer! en de fchatten die „ door den oorlog, onder de dappere aanvoering „ van uwe vorftelyke ouders zyn verftrooid gewor„ den.vviE vergadert dezelve in vredestyd wederom „ by een ? Wie zal aan den Koophandel de eer dur„ ven betwisten, dat hy aan den uitgeputtenflaac „ de rykdoramen wedergeeft, waar van hy zig be„ roofd zag? Gy, en alle uwe landgenoo'.en, gevoelen het belang van dezen taak; De Koop„ man alleen volbrengt denzelven. Op het „ oogenblik dat de Krygsman rust , heeft de ,, KoorMAN HET GELUK van op zyne BEUtiT „ de HELD DfcS VADELANDS te ZYN ! ! En „ zoudt Gy hem dan niet helpen befchermen ?" — Maar na dat gy zyt opgedaan, om die gewcnschte cenigheid den kop te gruizen , om onzen Vorst, was 't mooglyk te misleiden, en Amsterdam, de bron van onzen welvaard, door uwe vergiftigde pen te vervloeken en den dood aan te  te zeggen; Nu zal ik ook toonen, dat zc Amsterdam en haare belangen, en in haar te gelyk het ganfche Vaderland verdelgd moet worden, dat wy dan niet te gronde gaan door onkennis aan onze rechten of door onvermoogen om fchelmen, fchurken, eerloozen, bedriegers, verraaders, door eene vaderlandfe pen den mond te floppen , veel min dat wy onszelven begraaven hebben, onder het gebrek der erkentenis aan onze geliefde ouders , aan onze dappere helden, aan onzen vader des Vaderlands Willem den I; maar dat wy met volkoomene bewustheid van onze rechten, en van onze verpligting, zyn overmeesterd door zulke wangedrogten die onze mederegeerers ,en onze getrouwe landgenooten verblind, en langs dien weg, 's lands onvermydelyken ondergang berokkend hebben! Zie hier, ont- aarte Nederlander! wat gy in onze treurige omftandigheden had moeten denken, terwyl eigenbaat en zugt van zelfbelang ons land van binnen, en een geweldige oorlog hetzelve van buiten aanrande; — „De Princen van Oranje , onze wet„ tige Erfïïadhouders, zyn menfchen ; zy zyn „ met het hoogffe eerambt in ons gemeenebesc „ bekleed; die bediening hebben wy erflyk ge„ maakt in hun geflagt; hunne geboorte, hun „ bloedverwantfchap , hunne bediening , geeft „ hun  C '7 ) hun het recht of liever de gelegenheid om naar „ den hoogden roem en de aanzienlykfte eer te „ dingen; de zoodaanige , met zo veel magt be„ kleed, met zo veel aanzien begunftigd, heb„ ben door een gevolg van de eerzugt hunner „ natuur, eene aangeboorene neiging tot over„ heerfching; die neiging is een kwaad; een kwaad „ voor de vryheid die aan ons gefchonken is; dit „ kwaad moet, willen wy onze rechten handha- „ venen, tegen gegaan worden; Amster- „ dam , de vermogendfle ftad van onze Repu„ bliek doet dit; zy heeft dit altoos zoeken te doen; — om langs dien weg haare, en haa- „ rer landgenooten rechten te verdeedigen; „ ik weet uit de gtfchiedenisfen van ons land, „ dat die itad dit altoos gedaan heeft, zonder het „ WETr.ge gezag van di;n Stadhouder te vermin„ deren, en zonder immer getragt te hebben , haar eigen gezag verder dan het haar natuur- „ lyk toekoomt, uic te breiden. Zy (de „ Regeerers van AmfterdamJ, en de Princen „ van Oranje, zyn beide menfchen; beide „ dus onderhevig aan misvattingen en fchaadely„ ke begrippen omtrend hun eigen geluk, en dat van ons vaderland ; maar ondertusfchen is „ het gezegend gevolg hier van, dat de vis inertia en de vis motus, ik meen de zugt tot B » over-  ( 18 ) „ ovèrheerfching, en de zugt tot vryheid elkan„ der eenen geduurigen en gelyken wederftand „ bieden. Die wederftand, die oneenigheid „ is wel, gelyk alle verfchil, een kwaad; maar „ het is een noodzaaklyk kwaad,uit hoofde van „.onze tegenwoordige Conflitutie, welke Con„ flitutie wy niet, wat derzelver oorfpronglyke „ inffelling betreft, moeten veranderen, dewyl „ zy , volgens deze oorfpronglyke inflelling, „ indedaad beter is dan veele andere. —— Het is dcrhalven myn pligt, om deze tegenftand cus„ fchen de magtigfte flad van Nederland, die ,, den grootften Koophandel (door welken myn anderzins ellendig vaderland alleen beftaat), „ altoos gedreven heeft en nog voortgaat te ,, dry ven, om zeg ik den tegenfkmd en de on„ eenigheid tusfchen die voor ons gewende flad „ en den wettigen Erfftadhouder,zo veel moog„ lyk is te gemoed te koomen; op dat ik met „ die eer en dat uitfleekend genoegen in myn „ graf moog'daalen , dat ik het eenige kwaad, „ het welk in de Regecringsvorm van myn dier„ baar vaderland gevonden wordt, heb zoeken „ te leenigcn en te verminderen, door aan de „ Had van Amflerdam de grootfle hoogachting „ voor den doorluchtigenperfoonvanmynen Stad„ houder, en de noodzaaklykheid van zyne ambts- „ be-  ( *9 ) „ bediening in te boezemen, en door aan den andc„ ren kant aanmynen geliefden vorst, indien hy „ eenigenaandagt vestigen wil of kan op myn ge„ fchryf, duidelyk onder het oog tebrengen, dat zyne waare grootheid alleen beftaat in den „ welvaard van bet land, in den koophandel, hoe „ laag en gering die,ook aan een Uof ook moo„ ge toefchynen, te behartigen en voorre (taan." Zie daar Myn Heer! hoe ieder braave denkt, en behoort te denken, indien hy een vriend van zyn vaderland, en een voorllander van het huis van Oranje zyn wil. Maar daar gy eenen gansch anderen weg voor u verkooren hebt, of laat ik liever zeggen, daar eene verbysterende eigenliefde de eerlykheid van uw gemoed aan uwxmtnoomen en uw verfland bedwelmd heeft om niet te konnen zien, langs welk eenen regten weg gy u eigen belang zo wel als dat van den Stadhouder en van uw vaderland , bevorderen moest ; daar gy de kwaade neigingen in het hart van zulke groote ambtcnaaren aanftookt en vérdeedigt, en de rechten vertreedt van die geenen dié dezelve bezitten, zo is het myn onvermydlyke pligt geweest, om niet langer te zwygen, maar om daadlyk myne pen tegen zulke eerlooze duisterlingen te fcherpen, en de door hen verdonkerde rechten myner landgenooten wederom in het helderst B 2 dag-  ( «o) daglicht te voorfchyn te doen treeden. Men doa my derhalven het recht van myne' gezegden te befchouwen als die van eenen vyand der herroeping van onze tegenwoordige flaatsgefteldheid; maar te gelyk ook als die van eenen Nederlander, die nimmer dulden zal, dat men de magt , het gezag zyner landgenooten, in een woord, de Majestas Batava krenkt en kwetst, of de handhavers van dezelve voor doodfchuldigen verklaart, alieen om langs dien weg het karakter , de handelingen, en wanbedry ven van zulken te verdeedigen , die door eene natuurlyke neiging gaarne zouden konnen wenfchen, dat dezelve vernietigd worden mogt, en dus die geenen gereedlyk tot hunne gunftelingen zouden konnen aanneemen, die ons ten koste der braafheid van Amlterdamsch Regeering hadden konnen diets maaken, dat het kwaade, goed moet heeten, in alles wat een Stadhouder flegts durft te onderneemen. Ten derden. Myne wederlegging is geenzins ingekogt voor -de gevleidde gunst van eenigen myner landgenooten. Amfterdam is te zeer boven u verheven, dan dat zy eenigen aandagt vestigen zou, op den door u haar aangetygden laster. Maar een der medeburgers van eenen haarerbondgenooten, den ontblootten moordpriem ziende, waar  (21) waar mede gy die Vaders, en in hen onze vryheid, naar het leven ftondt, heeft zig door zulk een hoon aan 'c hart geraakt gevonden. Niets dan eerbied voor de waarheid, dan liefde tot myne eigene landgenooten, heeft my de pen ter verdeediging van deze achtbaare regeering doen opvatten. En door deze te verdeedigen, verdeedig ik geenzins byzondere perfoonen of derzelver byzondere handelingen en bedryven, maar alleen dat aanzienlyk lighaam,waar in het beitier der belangen en de Regeering der Amfterdamfche burgery zynen zetel heeft. Dit lighaam heeft geduurende Honderd en vyfüg jaaren {*), zig ten (*) Ik noem hier flegts 150 Jaar dewyl gy my dezen tyd aan de hand gedaan hebt, door uwen laster te beginnen, met het jaar 1639. Denk onderttisfchen niet dat ik laag genoeg ben , oin te zeggen dat Amfterdam zig nimmer misdraagen beeft; dit zou zyn haar boven hetmenschlyke te verheffen. De bylland die zy in het jaar 1618 bood aan de onregtvaardige en heeischzugiige ondernee. mingen van Ptins Maurits, en haare twyffelagtige handelingen in het jaar 1074 omtrent de 3 overheerde gewesten, zal ik nimmer verdeedigen, zo min als het geen Maurits en Willem de III in die tyden gedaan hebben; maar wat is dog de reden, dat gy deze beide jaaren zo zorgvuldig zyt voorbygegaanf Is het niet alleen hier om, om dat uit dezelve middagklaar zou blyken dat de ftad van Amfterdam wel ver van de gezworene vyandin der Princen van Oranje B 3 w  («) ten voorfchrift gefield, aan dit en de volgende geflagren, hoe wy Nederlanders ons gedraagen moeten, zo lang wy onze rechten, en onze vryheid beminnen, en door eenen fchakel van de edelmoedigfte en braafïte daaden, aan de byzondere leden der Regeering het echt karakter duidelyk gefchetst, hetwelk de Godheid eischt in de te zyn , zelf zomtyds die vorften beeft onderfteund in hunne ambitieufe vues ten nadeele van haare eigene bondgenooten? Is het eerlyk Myn Heer! zulke eclatante gevallen die tegen u dienen , te verzwygen, en dat alleen om dat dezelve te gelyk een allerongunftigst licht verfpreiden over de karakters van die beide vorften ? Voorzeker neen. Myne lezers gelieven derhalven , (daar ik my geenzins fchroom de waarheid van rondom hulde te doen) over het eerfte geval van 1618 het afdanken der waardgelden te Utrecht betreffende, na te leezen Wagenaar , Vad. Hist. X. D. p. 226 fqq; en over het andere van 1674 de ovèrheerfching en mishandeling van 3 Provinciën, (waar onder byzonder Utrecht) by derzelver wederaannepming in de Unie, De Tweej'aarige gefebiedenisfen, welke het III Deel uitmaaken van het ontroerd Nederland p. r, fqq. Sylv.us B. X. p. 38. Le Clercq Nederl. Gefch. XV B. IV D. p. en vooral Wagenaar Pad. Hist. XIV. D. p. 324 fqq. Utrechts Groot Placaatboek I D. p. 169. en men vergely!;e Bynkershoek , Qj/ast. Jur. Pub!. Lib. /. C. X*7. p. 118 fqq. N. Bondt Comment. ad Foed. Ultraj. Art. I, §.9, p. 80 fqq. te vinden in P. Paulus, verkl. der Unie I Deel p. 90 fqq.  ( 23 ) de handhavers der wetten die zy aan het menschdom , en der rechten, die zy aan Neerland geeft. En daar gy thands, by gelegenheid dat deze ftad wederom eenen uitftekenden blyk gaf van haaren iever voor 's lands welzyn, die Anderhalve eeuw hebt durven voordraagen, als een onafgebrooken tydperk waarin haare Regeerers niets anders gezogt hebben, dan de Princen van Oranje den voet op eene fnoode wyze dwars te zetten, en hunne fouvereinen en bondgenooten te overheerfchen, zo heb ik eerst dat ganfche tydvak wederom behoorlyk toegelicht, en in het vervolg zal ik het tegenwoordig verfchil op dezelve wyze vereffenen; na dat ik naamlyk alles wat gy van onze regten,pligten enConftitutie gezegd hebt,grondig wederlegd zal hebben , op dat niet t'eeniger tyd, die zelve verdraaijing van onze Privilegiën en Staatsgesteldheid, die nu noodzaaklyk was om des Stadhouders gezag te konnen bouwen op den ondergang en de verdoemenis van Amfterdam, ook worde aangevoerd tegen mynen Souverein, en tegen de Souvereinen van alle onze bondgenooten , zo dikwerf deze zouden onderneemen, om op het fpoor dier ftad naar ambt en pligt de rechten hunner ingezeetenen en medeburgers te handhavenen en dugtig te verdeedigen. En zo veel acht ik genoeg gezegd om myne B 4 we-  C «4 ) wederleggingen als volkoomen onzydig en ter goeder trouw gefchreeven , aan myne landgenooten voor te draagen. Thands ga ik over, om uit de aangehaalde bladzyden van uw vertoog eenige Hellingen by een te zetten, en deze breedvoerig te wederleggen. EERSTE STELLING. te oordeelen welke for me van ConftitU' „ tie, eene Staatsregeering of eene Stadbou- derlyke, de beste zy voor ons land, behoort „ men het voordeel en nadeel van elk in het „ by zonder naaukeurig tegen eikand Lr en af „ te weegen, en zo het befluit op te maaken. „ d: n dit onderzoek kan nug mag tel„ kens op nieuw geschieden, f.n kan al„ leenlyk plaats hebben in zulke tyoen, wanneer 't 'ek op aa'mtoom r , om *s lands „ Constitutie te reguleerf.n. Buiten „ dat moft flk regent, en elk lid van staat [k laat STaaN alle onbeambte „ Burgers£n onperdaanen, (welke laat- „ sten OVER HtT publiek bestier en ge„ DRAG der ReGEERING MET MAG 00kdee- » LtcN)] (*), de Constitutie neemen zo ALS (*) Want zo gelieft gy nog nader te verklaaren in de Z. Holt. Courant. 26 dpr. 1782.  ( 25 ) „ als hy ze vindt, en zig toeleggen „ om de Conservatie daar van ten ge,, meenenbeste naar vermoogen te bevor,, DhREN." pag. 24 en 25. Zonderling weet gy de voorregten van uwen geliefden Prins te befchermen ! Gy wilt in uw gefchrift kwantswys aantoonen, dat de flad van Amiterdam de oorzaak is , de eenige oorzaak van den tegenwoordigen oorlog met Grootbrittannien; dat zy ten tweeden die oorzaak geworden is langs eenen weg, waar op niemand wandelt, dan die eenen inbreuk zoekt te doen op de rechten zyner land- en bondgenooten , en die hen volkoomen zoekt te overheerfchen. Hoe koomt het derhal ven hier te pas, aan ons te zeggen , dat wy telken oogenblik geen onderzoek moogen doen, naar de voor en nadeelen eener Stadhouderlyke regeering, of deze in de fchaal leggen tegen die van eene vrye Staatsregeering? Zyt gy bang geweest, dat de vriei den van Amfterdam, door uw gefchryf overtuigd geworden zynde, dat Amiterdam wezenlyk gezondigd had tegen onze tegenwoordige Conftitutie en de rechten haarer bondgenooten, als dan dit ftraffchuldig gedrag van Amfterdam zouden hebben zoeken te dekken, met een onderzoek naar het gedrag der Stadhouders, of met een breedvoerig betoog (geëvenredigt aan het uwe) over het nadeel eener B 5 Stad-  C ) Stadhouderlyke regeering, op dat men dan zou moogen konnen zeggen, „ Indien -AmfteMam „ ftraf baar is door deze handelingen, dan zyn „ de Stadhouders nog tienmaal ftraf baarer, uit hoofde van deze en geene verrigtingen die „ hen onbetwistbaar aan veel zwaarder misdaa„ den hebben fchuldiggemaakt?" Neen, Myn Heer! die vrees was te kinderagtig, te onkundig , dan dat zy iemand die zig zulk een karakter aanmaatigt als gy doet, had behooren te bekruipen, of te noodzaakenom zulk eenen ontydigen en wanvoeglyken uitflap te doen. Amfterdam heeft zulke laage, zulke onnozele vrienden niet, die haar wanbedryf met zulk eenen dunnen mantel zouden zoeken te bedekken, Arafterdams verdeedigers behoeven de aloude veeten der menschlyke misflagen van de Vorflen van Oranje niet wederom op te krabben, om anderen te overtuigen, dat uw gefchrift ontydig en nietsbeduidend is Amiterdam zal in my zulk eenen pleitbezorger ook geenzins vinden. Ik zal my nimmer fchroomen het kwaad in de handelingen van Amfterdamsch regeering kwaad te noemen, indien het een wezenlyk'kwaad genoemd moet worden, veel min hetzelve zoeken te dekken ten koste der eer van onze Stadhouders. Die verwagting alleen die gy van Amfterdamsch verdeedigers onder uw fchryven fchynt gevoed te heb-  ( 27 ) hebben , is eene zedelyke beleediging, waar door gy u reeds blootfteldde aan de ftrengfte berispingen der beste zedekundigen; en die my duidlyk toont hoe gy zoudt handelen in dergelyke gevallen. — Geloof my by dezen brief als by myne regtehand dat ik nimmer de kwaade bedryven der Qranjevorften als wapenen zal gebruiken, om Amfterdamsch befchuldigers neer te vellen! Neen, verre hier van daan, zal ik de asch dier geftorvene menfchen in vreede laaten rusten; en alleen ter verdeediging van de door u aangeklaagden, de reden, de waarheid, en de ondervinding tot myne hulpe neemen; op dat niet flegts de vrienden van Amfterdam, maar veel meer eene ganfche waereld, u mooge kennen als den fnoodften lasteraar, en vervloeklykften bedrieger ! Dan om ter zaak te koomen, en tot het onderzoek van uwe Helling zelve overtegaan , zal ik eerst den aandagt myner Landgenooten bepaalen by het eerfte gedeelte van dezelve, alwaar gy zegt: dat men om te oordeelen welke regeeringswyze de beste zy voor ons land, eene Stadhouderlyke, of een Staat sregeering, de voor en nadeelen van beiden wel moet nagaan en naaukeurig tegen elkander opweegen, en zo het hefluit hier omtrend opmaaken. Ik  ( 28 ) Ik zal myne medeburgers hier wapenen tegen eene flang die in dit gras kan fchuilen. Het is zeker de waarheid; dat men om over den voorrang van twee zaaken te konnen oordeelen, den aart en natuur van ieder derzelve wel moet doorzien en in het helderst licht naast elkander plaatzen. Men moet derhalven ook, bevoorens of eene StadhouderIyke,of eene Staatsregeering de beste te noemen , wel overweegen, welke van deze beide uit deszelfs oorfprong en natuur, onze vryheid, onze voorrechten, en de duurzaamheid van onze Republiek meest bevorderen en verzekeren kan. Zo lang wy aan dezen regel, in het afgetrokkene, vasthouden, zullen wy niet dwaalen ; hy bevat eene zekere waarheid; maar het koomt 'er op aan , hoe deze vergelyking gefchiede, en op welk eene wyze men vervolgens zyn befluit opmaakt. Ik zal derhalven dien regel wat nader toelichten , op dat myne Landgenooten zig in volgende tyden door geene Sophismen moogen laaten verblinden, die, hoe zeker de opgegevene regel op zig zeiven ook zy, egter zydlings uit denzelven zouden konnen worden afgeleid. Hier toe dient, dat ik hen doe opmerken, dat zy om te konnen oordeelen, welke regeeringswyze van de beidegenoemden de beste geweest is  C 29) is voor hun land, niets veiliger konnen doen, dan deszelfs gefchiedenisfen raadpleegen. Deze zullen hen leeren , welk voordeel en nadeel eene Stadhouderlyke ,en welk voordeel en nadeel eene vrye Staatsregeering,zanhunne vryheiden voorrechten , in voorige tyden, hebben toegebragt. Wanneer zy naaukeurig alles nagaan, en onzydig opmaaken , welk nadeelig en welk voordeelig gebruik voor hunne rechten, de Stadhouders van het aan hun gedemandeerd gezag gemaakt hebben, en welk voordeel en nadeel deze rechten onder eene vrye Staatsregeering geleeden hebben, zo zullen zy buiten allen twyffel in fhat geifeld zyn om te konnen zeggen welke vorm van Regeering tot hier toe gebleeken is de beste geweest te zyn voor die vryheid, en de handhavening van die Privilegiën, die voor het bloed hunner voorouderen zyn ingekogt. Maar , Myn Heer, zy zouden zeer kwalyk doen, en alleronvoorzigtigst handelen, wanneer zy hier uit wilden befluiten, dat die regeering die voorheen op de beste wyze bediend is geworden , uit dien hoofde thands ook de beste is, en altoos wezen zal; en dat deze derhalven ten koste van alles, voor eeuwig onherroepelyk moet worden vastgefteld (*). Dit zou eene onverfchoonlyke overyling . en allernadeeligfte mistasting zyn ; zodaanig een be- (*) Ik zal my hier over beneeden nog nader verklaaren.  ( 3° ) befluic zou rusten op de volgende valfche redeneering De Stadhouders -j Uhhm m invm,^ of > ge tyden wel ge- De vrye Staaisperfoonen) regeerd. ,„ ci 77 j -\ zyn t offeboon men- Me Stadhouders \ fthen, egter als of ^ de zodanige on- Alle vrye Staatsperfoonen j ver ander lyk en J altoos dezelve. Ergo De Stadhouders % Qf {zullen ons altoos _, _ f wel regeeren. De vrye Staatsperjoonen) Ik hope dac gy zo veel weet dat a particulari ad univerfale, a nonnullis ad omnes, ab eo quoi aliquando fit , ad id quod femper fieri debet, baud valeat conclufio ; en dat derhalven deze ganfche redeneering een zuiver Paralogismus is. Het kan zyn dat voorige Stadhouders, braave en deugdzaame mannen geweest zyn, onder welker ambtsbediening wy allen waarlyk gelukkig zyn geweest. Het zelve kan waar zyn van die geenen, die de waardigheid van vrye Staatsregeerers hebben moogen bekleeden. Maar is de deugd der voorouderen dan een erfgoed geworden voor hunne kinderen ? Is het dan onmooglyk, dat die zelve Stadhouderlyke bediening, die ons onder het  C sO het bellier van eenen Willem den I het grootfte heil heeft aangebragt, dat diezelve waardigheid ons onder eenen Willem den II het gedugfte nadeel toebrenge ? Voorzeker neen ! Wierden een van beiden der geuoemde waardigheden door Godlyke perfoonen bekleed, dan zou het moeten doorgaan. Maar daar zy aan menfcben worden toebetrouwd , zo is niets minder zeker dan dit. Hier uit volgt dan, dat offchoon Neêrlands ingezectenen uit de gefchiedenisfen leeren, dat of eene Stadhouderlyke, of eene Staatsregeering tot hier toe de beste voor hunne vryheid en voorrechten geweest is, zy egter nimmer moeten befluiten, dat eene van die beide ConfHtutien altoos tot aan den afloop der eeuwen toe de beste voor dezelve zal blyven. Dit is een befluit het welk zy nimmer zullen moogen opmaaken, voor dat de Godheid de veranderlykheid uit onze natuur zal weggenoomen, en de deugd der vaderen erflyk gemaakt zal hebben in hunne nakoomende geflagten. Had een Titus, had een Trajaan, ja zelf, had een Augustus na dat hy langs looze llreeken eenmaal zynen throon beklommen had, tot. op dit oogenblik zynen ryksilaf over het uitgebreide roomfche Ryk gezwaaid , niemand zyner onderdaanen zou naar verandering, of van den perfoon des Keizers, of van de Regeerings- vorm  C 3* ) vorm gettaan hebben; maar wie zou diezei ve^eizerlyke waardigheid niet tot het uiterfte vervloeken , wanneer een Nero, een Domitianus, en zo veele anderen den throon beklimmen ? Even zo Myn Heer! is bet gelegen met de bediening zo wel der Stadhouderlyke, als der Sraatsregeering, voor Nederlands gemeenebest. Zo lang de Stadhouders hun eigen belang buiten het bellier der zaaken fluiten, en hun goed, bloed, en welvaard veil hebben voor de belangen van hun Vaderland; zo lang zy vuige en laage vleijers uit hunne gemeenfchap verbannen ; zo lang zy niets beoogen dan den bloei der Republiek en van alle deszelfs ingezetenen, zo lang zal ook de Stadhouderlyke regeering de heilzaamfte zyn voor (Nederland, en geen burger hoe groot of hoe gering zal naar verandering haaken; maar zo dra deze deugden, die in eenen vader gevonden wierden, verbasteren in eenen zoon in tegenovergeftelde ondeugden, dan zal 'er ook geen Nederlander zyn, die niet op nieuw zyn eigen bloed zou willen plengen, om , gelyk zyne ouders deeden tegen eenen Graaf, zo ook hy tegen eenen Stadhouder, den bataaffchen fpeer en boog in zyne hand te vatten, en aan terukken tegen den onderdrukker zyner vryheid. En niets zou hem weerhouden, om op dezelve wyze te handelen en te verkeeren ook omtrend die geenen die gezeten mog, ten  C 3S ) ten zyn op de kusfens van den zetel eener vrye Staatsregeering, indien deze op dezelve wyze misbruikt mogt worden. Het is derhalven wel zo , dac men om te konnen oordeelen welke regeeringsvorm veelal de beste geweest is, voor ons gemeenebest, niets beter kan doen , dan uit 's lands Historieblaên de voor en nadeelen van ieder in het byzonder te overweegen, en deze tegen elkander in de fchaal te leggen. Maar niemand bedriege zig, door hier uit een befluit en wettig gevolg te willen trekken tot die Conflitutie, die in deszelfs aart en natuur, de beste is voor de vrye Nederlanden. Om dit te konnen doen moet men niet de bediening die in voorige eeuwen gefchied is , van eene Stadhouderlyke of Staatsregeering nagaan, en dan naar uitkoomst en bevind van zaaken, eene van beide onherroeplyk vastfteilen en erfly k verklaaren; maar om van vooren te konnen aantoonen, welke regeerings wyze voor ons de beste zy, moeten wy, zonder acht te flaan op de perfoonen, die eene van beide bediend hebben, uit den aart en natuur der regeeringswyze zelve tragten te ontdekken , welke de minlte ftrekking in zig zeiven heeft om de vryheid en voorrechten onzer geflagten en onzer medeburgeren te benadeelen. Want in de daad de gefchiedenisfen leeren ons wel ,■ welke vorm van Regeering op de meest voorC dce-  C 34 > cfeelïge, en welke op de meest fchadelyke wyze js bediend geworden; maar zy leert ons geenzins welke van beiden uit dejzelfs oorfpronglyke bedoeling, aart,en natuur, de beste is voor eene vrye Republiek. Om dit te ontdekken, moeten wy de reden raadplegen, en onder haare voorlienting de inwendige hoedaanigbeden dier beide Regeeringsvormen in het afgetrokkene befchouwen , even als of dezelve nog nimmer waren ingefield geworden; en hier na moeten wy dezelve vergelyken met de gefchiedenisien, en als dan een wettig befluit opmaaken. Ik zal mooglyk in het vervolg gelegenheid hebben om opzetlyk van den eigen aart en natuur eener Stadhouderlyke en eener Staatsregeering een naauwkeurig verflag te doen (*). Het geen ik tot hier toe gezegd heb , moet alleen dienen om myne medeburgers te waarfchouwen tegen eene voorbaaüge toeflemming aan uwe gezegden, en om hen het ne credite Teucro geduurig te herinneren. En om dit oogmerk des te zekerer te bereiken, zo zal ik het genoemde eerHe gedeelte van uwe Helling dus veranderd aan hen overgeeven: „ O/u (*) En by deze gelegenheid za! het blyken waarom ik my over deze wyze van dit onderzoek te doen, alhier zo breedvoerig heb uitgelaatei:.  (35) Om te konnen oordeelen, welk eene Cünfli„ tutte de beste zy voor ons vrye gemeenebest, „ eene Stadhouderlyke of eene Staatsregeej, ring, zo meet en wy de voor en nadeelen „ van ieder in het byzonder wel overvjeegen, „ en deze tegen elkander in de fchaal leggen, }i Hier toe moeten wy in de eerfïeplaats, den j, eigen aart en natuur van deze beide re„ geeringsvormen naaukeurig overweegen , „ en uit dezdve zoeken te ontdekken, welkt ,j de inwendige gefchiktheid en natuurlyké neiging heeft om onze vryheid en voorrecbten best te handhauenen en te befebermen, iy en welke het meest onderhevig is, of de grootfle (Irekking heeft, om op dezen eenen ramp„ zaaligen inbreuk te doen, en dezelve ein,, delyk geheel te gronde te doen gaan. Ten j, tweeden moeten wy , om ons in het dus opgemaakte bef uit te bevestigen, 's lands gefchiedenisfen naaukeurig najlaan, op dat j, de reden vereenigd met eene langduurige ,s ervarenis, ons in flaat mooge [lellen $ oiti „ met verbetering van eenige gebreeken, dié „ in eene van beiden deze Regeeringswyzé „ mogten gevonden worden, ein delyk op vas5, ten grond, eene dier Confïitutien als de bes,j te aan te merken , te begeeren ^ vast té C % » pek  „ flellen , en tegen geduurige innovatien U „ verdeedigen." En dit zy genoeg gezegd aangaande het eerfle gedeelte van uwe eerde flelling, Het tweede gedeelte van dezelve zal u in een vry ongunfliger daglicht flellen ; maar het derde zal volkoomen bevestigen , wat ik op . het einde van mynen vierden brief aangaande u gezegd heb, dat naamlyk zy , die zulke gedagten voeden als gy, omtrend de rechten der regeerers en ingezeetenen van Neêrlands Republiek, niet waardig zyn, dat men hen éénen voet lands vergunop Bato's vryen grond. Gy gaat dus voort: „ Dan dit onderzoek kan nog mag tel„ kens geschieden, en kan alleen plaats „ hebben, in zulke tyden, wanneer 'ï ,, 'er op aankoomt om 's lands constittj„ tie te reguleeren. Het Delphies Orakel kon indedaad geene grootere zotheid op beflisfender toon, ook om het volk te misleiden, immer hebben uitgefprooken. Gelukkig voor ons dat wy niet dwaas genoeg zyn, om uwe gezegden, uwe bedrieglyke gezegden als Godfpraaken aan te merken. Geen regel is zekerer dan deze, dat de beste regeering den lande het meeste heil aanbrengt. Geene regeering ondertusfchen is 'er, of zy is eene  C 37 ) eene menfehelyke irflelling, en alle menfchelyke inflellingen zyn voor verbetering vatbaar. De verbetering op zig zeiven eischt een voorafgaand onderzoek, waarin men den tegenwoordigen toeftand der dingen vergelykt, met eenen anderen. En zulk een onderzoek verbiedt Gy ons! De Hemel verhoede het, dat wy immer ons zeiven zo ver vergeeten , als om gehoor te gceven aan zulke verzekeringen, die vroeg of laat orrs kluisteren konnen aan de keetenen zelf der hardfte flaverny! Neen Nederlanders! behoud altoos zo veel liefde voor uw Vaderland, voor uwe Regperers, en voor uwe medeburgers, dat, zo dra gy het geringde gebrek ontdekt in onze Staatsgelleldheid , het welk onzer aller rechten eenmaal zou konnen krenken, gy nimmer uwe pen, uw mond en tong weigert, om het zelve met liefde, met eerbied, en eene gegronde kundigheid, die geenen aan te dienen, die het zelve gaarne zullen verbeteren. Laat de nakoomlingfchap u nimmer dit billyk verwyt konnen doen, dat gy door met uw medeweeten eene gebrekkige regeering eenen dng te laaten in de handen van uwe achtbaare voorgangeren, geduld hebt, dat zy zig bloot fielden aan dat ongeluk, hetwelk dezelve zo dikwerf heeft berokkend aan deszelfs edelmoediglle beflierers! C 3 Dan,  C 38 ) Dan, laat ik u, Myn Heer! eens vraagen» naar het bewys voor dit tweede gedeelte van uwe Helling ? —— Of liever neen, verzwyg uwe bewyzen maar; ze zyn er dog niet, en gy zoud flegts den eenen leugen, met den anderen zoeken te ltaaven. Uwe ganfche verzekering, die gy mooglyk met den dunnen mantel eener geveinsde voorzigtigheid zoudt willen bekleeden, is in zig zeiven niets dan eene loutere onwaarheid. Zy ftrydt zo wel tegen de reden en ervaaring, als tegen onze natuu.lyke en burgeriyke vryheid. Alle gebrek in vrye Regeeringsvormen, daar geene ovèrheerfching plaats heeft, maar daar de natuurlyke vryheid doorniets bepaald wordt, dan do-T dc zorg om alle ingezeetenen even gelukkig te u.aaken , meet oogenbliklyk worden aangetoond. Zo dra die natuurlyke vryheid door iets buiten die zorg belemmerd wordt, heerscht 'er ook daadlyk een gebrek in het algemeen beilier. Wy oude Frielèn, er. aillammelingen der edele Batavieren , dulden zodanig een gebrek geen oogen-r blik; wy noemen het flavernyjwy kennen geene ovèrheerfching; wy bezitten die braafheid, dat wy nimmer dulden konnen den eenen gelukkiger te zien dan den anderen; geen geld, geene aangemaatigdc magt , geen gevleide gunst, maar alleen, vryheid s dapperheid, en verdienden bieden,  ( 39 ) den wy onze balde. Dit te doen is onze pligt; dit te konnen doen, is een gefchenk der Godheid. Onze vryheid, onze onafhanglykheid is de gift der Natuur, die wy ontrukt hebben, aan allen die ons derzelve berooven wilden. Die ontrukking is gefchied door het zwaard en den vuist onzer dappere voorouders, zoonen der vryheidlievende natuur die hen had voortgebragt. Dat wy dezelve bezitten, verpligt ons dus, en aan God , en aan ouze ouders. Wy moogen derhalven geen oogenblik zodaanig een gebrek in onze Conftitutie met llilzwygen voorbygaan, het welk ons eene enkele fchrcede zou doen naderen aan de moogJykheid, om immer aan de geringde draaden, koorden , of ketenen der flaverny gekluisterd te konnen worden. De minde oogluiking h'.eromtrend, het minde verzuim, maakt ons in ieder oogenbük, dat wy aan hetzelve toegeeven, fchuldig aan de verpligting en dankbaarheid die God en onze ouders op ons gelegd hebben, door ons te begiftigen met hetgrootde gefchenk, dat aan ftervelingen kan gegeeven worden. 'Er is geen enkel tyudip op eenen der drie honderd vyf en zestig dagen van den jaarkring, dat ons veigunt hier omtrend te moogen duimeren. Niets, niets , Myn Heer! zal ons ooit van dezen pligt ontdaan, dan alleen dat geen waar door onze ouders dezelve op ons C 4 ge-  C 40 ) gelegd hebben, ik meen, de Dood! Zo dra wy dan eenig gebrek her zy in onze Conftitutie, het zy inh:tbeftierderzaaken(welklaat(teeen onvermydelyk gevolg is van het eerfie) zien, moeten wy hetzelve aantoonen, en de middelen by de hand neemen om hetzelve te verbeeteren. En dit moeten wy niet doen na verloop van tyden en jaaren, en na dat dit gebrek, dit kwaad, wortelen gefchooten en zig diep ingegrond heeft, maar op het oogenblik zonder eenig uitftel, even gelyk zulks nog onlangs gefchied is door den Jonkheer J. H. van Zuylen van Nyevelt, die zig met zo veel waarheid als klem van woorden op den laatstgehoudenen Landdag in April te Nymeegen, dus uitdrukte : Alle de corzaaken der ongelukkige gevolgen en rampen moeten is ons midden gezogt worden ; cn zo lang alles niet in V werk gefield wordt, het welk dienen most om het inwendig O geheel bedorven gedeelte van dit gemenebest te verbeteren en te geneezen, zyn alle de andere middelen, hoe gefchikt anders , en hoe hoog men 'er ook van mooge opgeeven ydel en vergeefsch, cm dezen fiaat aanzienlyker, magtiger, en Neêrlands volk gelukkiger te maaken. Hoe treurig zou het in de daad niet zyn, indien men met dezen Jonker de gevolgen zo duidlyk ziende van een inwendig gebrek in Regeering en beftier, de por- /  ( 4ï ) öorzaaken van dezelve niet oogenbliklyk na mogt fpooren, maar gehoor verleenen moest aan uwe voor ons heil pebtbroedende gezegden! Dank zy dan dien Edelen Batavier, dat hy, offchoon het u op uwe tanden knarsfen doet, daadlyk zonder verder uitilel voet by ituk heeft willen zetten, en naar den eisch van zynen eed en pligt, zig ver» der heeft doen hooren, zo als ik beneeden heb opgegeeven (*). En (*) Dat wy clan eens een oogenblik by de inwendige gefieldbeid van dit gemeenebest ftil ftaan, en wy zullen daadlyk bevinden en ontdekken de waare oorzaak, waar over zig de gantfcbe Natie reeds zo lange bedroefd heeft, en zonder verbeeteringen te ontdekken, zig natuurlyk meer en meer gevoeliger toonen zal. Eene onhegryplyke traag- en werkloosheid, geduurende dezen ganfcben oorlog, in alle de zo zeer gewenste middelen en maatregelen , welke wy, of ter voorkooming, of ter afweering vanV geweld onzes vyands hadden kunnen en moeten bezigen , zyn wy gewaar geworden ; —- werkeloosheid, waar over een ieder zig moet verwonderen, en waar over wy ons fchaamcn moeten} — eene byna onnoemlyke Geldfomme tot goede eindens gewillig toegeftemd en opgebragt, dog waar van men tot hier toe, overeenkomftig, (of heefr. de Jonker niet liever willen zeggen, ten eenemaal ftrydig ») met de algemeene verwagting, geene vrugten ge* zien beeft: — Eene onveranïwoordelyke befchermloosheid der zo kostelyke en voordeelige Commercie, waar van den bloei des lands, en bet welvaar en onzer ingezetenen af' C s hangt,  ( 4») En het ware in de daad te wenfchen dat de ge« zegden van dien edelen Heer, door elk inwooner niet hangt, fcboon gedrukt door dubbele dog gewillg opge. bragte lanen; — verregaande mistrouwinge, en oneenighcden tusfchen de leden van bet Bondgenoodfchap, welke ffryden tegen de waarheid der aangenoomene zinfpreuk dezer itaat; — vcrwaarloozing der goede Conftitutien; — vernietiging der gefchikfte Regeerings Re. elementen; — vermindering der Privilegiën der leden en voorregten der Burgcreijen; — diicrepantien tusfchen Regenten der byzondere landfehappen; — harde en ongehoorde behandelingen, zonder forme van procez , er. dus zonder wet, van zulken in een onzer nabuurige Provinciën, welke in gewoede gehandeld hebben, en ter -vergadering zyn uitgedreeven geworden!— eene behandeling voorwaar! welke den dag ontvlugt, en welke de ganfche vryheid in kluisters klinkt, en aangemerkt zou konnen worden , als eene der eerIIe trappen, waar langs deze geweldige hatidelwyze zogt voort te klimmen, oman. dere brave leden een diergclyk lot te doen ondergaan; — Ja! het is den Hemel tot bier toe alleen te danken, dat wen zig niet by dit alles met het bhed der onnoozelheid bezoedeld beeft 1 Veegt by dit alles nog de verregaande partyfebappen , dtor welke veele gedreeven worden; — ongehoorde en verkeerde inzigten ; — raadflagen van kwalykgezinden; — verdrukking, en daar by verkiezing van vreemden boven braave Landsgenooten en inboorlingen, eene rede tevens V welk het vilitaire wezen in een vry land, ah bet gevaarlykfte middel moet doen aanmerken,. —— En eindelyk — ever  ( 43 ) fiict alleen, maar veel meer van elk regent, regt begreepen, gevoeld en topgelTemd mogten worden! Zy raaken den ganfchen toeftaud van ons Vaderland; zy drukken zo naaukeurig den voorledenen en tegenwoordigen toedragt van zaaken uit, dat ik te vergeefsch zou tragten dezelve nadruklyker op het papier te zetten. Dan het is hier de tyd niet om langer by dezelve ie blyven ftil Haan, of uit de aanfpraaken van nog eenen an- de- cver dit alles • een algemeen onvergenocgt volk! Wat behoeven wy nog meer „Souvereincn van Gelder, land t om den ongelukkigen ftaat van dit gemeenebest uit dezen onzen inwendigen toeftand ajteleiden ? —< En waar vinden wy in de Historiën de rampen vermeerdert, welke als de oorzaaken moeten worden opgeteld, die de vernietiginge der bloeiend/ie gemeenebesten tengevolge gehad hebben ? — Zal derhalven dit gemeenebest geen gelyk lot ondergaan ? —— Men fpoede zig dan, deze meer en meer inkankerende verdorvenheden te getieezen ; en men geeve gehoor aan de billykftc voorftellingen , aangedrongen door de ftemnte des volks , niet door een hoop gemeen , als dat waar door onze Republiek voorheen gefolterd wierd; maar bet beste gedeelte des volks, V geen by de reede ondervinding voegt; —van een vtlk , dat zyne vryheid kent; en dat deszelfs oogen op ons doen en laaten meer , dan ooit gevestigd beeft, —— bet welk aandringt, op de verwydering van bet zigtbaarst kwaad! —— firV,  C44) deren Edelen , ik meen R. J. van de Capellen tot den Marsen u al verder te overtuigen , dat men zig , God zy geloofd! geenzins aan uwen regel houdt, en dat veele Landsvaderen , wier naamen ik zelf bykans te heilig achte om dezelve in re vlechten in een gefchrift, dat alleen tegen eenen eerloozen is ingerigt, niet alleen anders denken, maar met de daad ook anders handelen. Thands is het my genoeg hetzelve metéén voorbeeld flegts te hebben aangeweezon. Maar gy zult ongetwyffelirJ zeggen, dat deze Staatspersonen nii t all en verbasterd zyn en ganscb anders handeLn als hunne voorouders pleegden, die nimmer een onderzoek deeden naar de gebreeken van het Staatsbefiier dan alleen in die tyden dat bet 'er op aankwam om de Conftitutie te reguleeren, zo dat deze Edelen door zo te fpreeken als zy gedaan hebben , zig den dood fchuldig, ten minflen de verbeurtverklaaring hunner goederen en het ontzet van hunne ambten verdiend gemaakt hebben. Op dit ïaatfte zal ik niet antwoorden, dewyl ik te vooren reeds genoeg gezegd heb aangaande het jus. Uberl fuffragü, en het geen hier nog zou hebben konnen worden bygevoegd opzetlyk bewaare voor eene volleedi^cr verhandeling van onze Staatsgefl ldheid\ en deszelfs invloed op de vryLid en jet gduk der ingezetenen. Thands zal ik al-  ( 45 ) alleen een woord zeggen met opzigt tot het eerfte, en aantoonen dat onze voorouders even zo gehandeld hebben, zo als de genoemde Edelen, en met hen, onze Bondgenooten de Staaten der Pro* vincie van Friesland, in onze dagen gedaan hebben, zonder dat zy ooit gewagt hebben naar zulke tyden, waarin het 'er op aankoomt om de Conftitutie te reguleeren; zulke afgezonderde tyden dog, kenden onze vaders niet. Zy achteden, even gelyk ik, ieder oogenblik , van iederen dag, gefchikt en tydig, om hunne Conftitutie te reguleeren, door dezelve naar bevind van zaaken, daadlyk te veranderen en te verbeteren. Toen Graaf Philips H, Koning van Spanjen geworden, en door ons by eede als eenen wettigen Graaf gehuldigd was, en hy een misbruik maakte van het aan hem gezwoorene gezag en de beloofde onderdaanigheid, was die dag, waar op zyne ovèrheerfching ten hoogften toppunt was geklommen, voor onze vaders het juifte oogenblik om het ontwerp te raamen dat Willem de vader van ons Vaderland voor hen heeft uitgevoerd, om dien Graaf van alle zyne magt te ontzetten, en daar en boven de fuccesfie van zyne waardigheid voor eeuwig aan zyne nakoomlingfchap te ontzeggen. Zy wagteden niet naar zynen dood, of naar eenen tyd die eenigzins gunftiger voor hen kon zyn; neen, het oogenblik eisen-  C 4ó) eischte de handhavening van hunne rechten, etl het oogenblik was ook voor hen het gefchik» te om goed en bloed ter handhaving van hunne rechten op te zetten , en hunne Conftitutie te verbeteren. Geduurende dien bloedigen oorlog ging het hun wel onder de nieuwe vorm van Regcering die ftaatsgewyze verzaamelde, en hunne befluiten wierden allergelukkigst uitgevoerd door eenen Stadhouder (eenen Stadhouder, niet meer van Graaven, maar van vrye en onaf hanglyke Staaten, zo als deze thands nog zyn met opzigt tot buitenlandfche Moogenheden). Deze Regeeringswy ze duurde tot aan den dood van Willem den I. Zy zouden egter eene verandering in dezelve gemaakt hebben, had Willem den l langer geleefd, (alweer zonder tyden in aanmerking te neemen waar in het 'er op aankoomt om 's landt Conftitutie te reguleeren deze dog was al gereguleerd Ao. 1579.) denkende dat die verandering hun geluk, dat is het geluk van het land, daadlyk zou vergrooten. Maar God gaf door de blyken zyner voorzienigheid goedkeuring aan het gedrag der fteden van Amfterdam, en Gouda, door het leven van den roemrykften der Nederlanderen af te fnyden. Onze vaders maakten toen eene verandering , die, zo eenige verandering byzondere tyden eischt om de Conltitutie reguleeren, boven allen vor-  C 47 ) vorderde dat men naar dezelve wagttede. Na twee Moogenheden te vergeefs tot befchermheeren te hebben aangezogt naamen zy eenen vremdeling aan , eenen Lycester , tot hunnen befchermheer en den beftierer van 's lands welzyn; dog ras ziende , van welke gevolgen het is vremdelingen in het bewind der zaaken te flellen , erkenden zy de dwaasheid dier verrigting, en zonden hem, zonder naar eene byzondere gelegenheid te wagten , te rug naar die Koningin, die hy zo wel als onze vaders, had zoeken te be* driegen Het gebooren oogenblik was al wederom het gefchikfte om eenen Maurits, die in zyne jeugd zo onderdaanig had moeten zyn aan eenen vremden dwingland, te verheffen tot die waardigheden die Willem de I had bekleed. Deze gingen over in eenen Fredrik Henrik, en in eenen Willem de II. Deze laatfte maakte een misbruik van dezelve, zo nadeelig voor onze belangen enCone ftitutie , dat de Staaten , ik meen, de Souvereiken van Holland geene zvvaarigheid maakten om in het jaar 1654. die (zo als gy dezelve volgens uwe gewoone befcheidenheid hebt gelieven te noemen (*), fameufe acte van Jeclufie vast te flellen. Zie daar eene der groot- fte (*) Politiek Vertoog p, 9. r. 3. van onderen.  (48 ) üe veranderingen in onze Conftitutie, zo groos dat ik flegts eene wederga van dezelve in onze gefchiedenisfen ken, van welke ik mooglyk nader fpreeken zal. En evenwel wierd dezelve door deze Souvereinen daar gefield, vier jaaren na den dood van dien onvoorzigtigen Jongeling; niet om dat toen het oogenblik gebooren wierd, waar in het 'er op aan kwam om 's lands Conftitutie te reguleeren; maar om dat het op dit oogenblik (1654) de tyd was, om zo men dagt ten voordeele van ons volk, die verandering te maaken; eene verandering die op zulke rechten fteunde, en zo wel gededuceerd is geworden (*) dat aan den eenen kant door de verdeediging van dezelve den waaren aart en gefleldheid van onze Conftitutie en rechten zo klaar is aan den dag gelegd, dat wy dezelve thands als eenen fpiegel gebruiken moeten , om ons zeiven te leeren kennen; en welke aan den anderen kant met zulke heilige eeden is bezwooren geworden, dat ik de Godsdienftige verantwoording van dezelve ten eenenmaale laaien moet voor reekening van die geenen, die dezelve hebben nooJig geacht te verbreeken, ter confervatie van hun Vaderland. Op deze nieuwe verandering ondertusfchen zyn zo veele an- de- (*) Zie Acte van feciufie in dato 25 jfuly 16*54.  ( 49 ) dere gevolgd, als die van eene StadhmderUö, ze, van eene Stadhouderlyke, van eene Er/Jladbouderlyke Regeering dat ik my kortsheidshalve verpHgt vinde met de bloote opnoeming van dezelve deze aanmerking te eindigen, te meer dewyl het gezegde reeds meer dan toereikend is om aantetoonen , dat de genoemde Gelderfche Edelen, als mede de Souvereinen van Vriesland gehandeld hebben overeenkomftig het aloud gebruik hunner voorouderen , en naar den eisch van hunnen eed en pligt; zo dat het gedrag en de verrigtingen van deze Hccren, dewelke onder onze oogen gefchied zyn , zeer voegzaam en tydig worden aangevoerd ter volkoomcne wederlegging van uw gezegde dat men telkens geen onderzoek mag doen naar de gebreeken van het Staatsbeftier, ten zy men zig wil fchuldig maaken aan de verregaandfte wanbedryven. Neen, Myn Heer! zyn onze Vaders niet ftraf baar gei weest, door geduurige verandering in de bediening fc hunner Regeeringsvorm temaaken,zo dikwerf de omftandigheden zulks fcheenen te eisfehen, veelmin zullen hunne zoonen zig fchuldig maaken, wanneer zy flegts onderzoek doen naar zulke oorzaaken, die, daar zy het Vaderland de grootfte fchaade aanbrengen , eenige veranderingen , niet in de Conftitutie zelve (deze dog is nog nooit D • veran-  ( 50 3 veranderd, gelyk ik beneden nader zal bewyzen) nog ook in de Regeeringsvorm, maar in debeftiering en bediening van dezelve noodzaaklyk maaken, gelyk uit het vervolg mynerMisfiveduidlyk genoeg zal biyken. Daar ondertusfehen de reden derhalven , gepaard niet de getuigenisfen der ervaaring van voorige tyden, en bevestigd door het geen in onze dagen gefchied is, uw gezegde ten eenenmaale wederfpreekt, zo zal het ook niet noodig zyn langer by de ongerymdheid van het zelve itil te blyven Haan; maar veel eer dit tweede gedeelte van uwe itelling als eene ronde leugen geheel te verwerpen, en voor hetzelve dit volgende in de plaats te (lellen (*): 3, En zodaanig een onderzoek mag niet alleen „ telkens -gefchieden, maar bet is de pligt van „ elk Vaderlander, om hetzelve daadlyk in het „ werk te flellen, ten einde als een goed burii ger, voor wst weete welk burger by is, en „ welke zyne pligten zyn; ten tweeden op dat » by de gebreken die 'er fcbuilen konnen, moo„ ge konnen ontdekken en openlyk op eene be3, hoorlyke wyze bekend maaken; of op dat hy, „ 'm- (*) Ik verzoek den lezer het volgende te leezen in verband met het geen Ik boven op bladz. 34, 35. dezer Misfive gezegd heb.  ( 5* 3 .,, indien hy na gedaan onderzoek vindt dat *éi' geene gebreken zyn, als dan in /iaat gefield „ zy, om kwaadwilligen, die naar eene ge- duurige verandering ft aan , den mond té s> fioppen en te befchaamen , en zig zeiven hier „ in te verblyden dat hy leeft onder eene Re- geering die de beste is voor zyne belangen, en „ de belangen van alle zyne medeburgers." Zie daar den wezeniyken Vaderlander! Zie" daar den getrouwen en regten Burger! Zie daar hec waardig lid der Maatfchappy! Waarom zout hy niet onderzoeken, daar zyn onderzoek hem, zyn huisgezin, zyn land, zyne fladgenooten, nier; dan zeer voordeelig zyn kan ? Waarom zou hy niet onderzoeken, daar zyn onderzoek de waarheid aan het licht zal brengen , de deugd zal doen beminnen, de eerbied zal doen toeneemen voor allen die wel doen, en den bülykften haat doen aanwasfen tegen zulke duisterlingen als gy zyt, pesten •van hun Vaderland, en van de Maatfchappy def Menfchen. Neen, myne landgenooten! Onderzoek, onderzoek van 't oogenblik af aan welke de aart def Conftitutie, en de toeltand der Regeering en het ftaatsbeftier is van uw land; dit zalu Vaderlanders inaaken, en voor onvoorzigtige onderneemingen, en door misleiding opgevatte begeerten allerveiligst behoeden. Onderzoek .daaglyks uwe rechD a sen|  C50 ten; dit zal u uwe waardigheid, uwe wezenlyke grootheid, doen gevoelen, en u in ftaat flellen om overeenkoomstig dezelve die deugd te betragten , dien alleen door Vrygeboornen , onbelemmerd kan worden uitgeoeffend. Onderzoek daaglyks uwe gefchiedenisfen; dit zal u Schelmen van eerlyken, verraaders van Braaven , verbasterden van regtaarten duidlyk doen onderfcheiden. Onderzoek, nog eens, en dit zal u het regt geeven om te konnen zeggen , Ik ben een vriend van Nederland; Ik ben een zoon der vryheid; Ik weet wat ik aan God, aan myne Ouders , aan myn Vaderland, aan myne Medeburgers, aan my zeiven verfchuldigd ben! Leen derhalven nimmer een oor aan eenigen fterveling, die u dit zo noodzaaklyk onderzoek zou durven ontraaden. Zo lang Ncêrlands Vaderen hunne ooren niet fluiten voor hunne trouwe Medeburgers , geeven zy u het recht om tot hen te fpreeken. Zo lang zy van hunnen kant, hunne dagen en genoegens opofferen om te zorgen voor uwe belangen, zo lang nioogt gy ook van uwen kant, hen het onrecht niet aandoen, van te vermoeden, dat zy uwe poogingen , om hen den last hunner bediening door uwe kunde ligter te maaken, u zouden aantygen als muitzucht, als gebrek aan onderdaanigheid, of woelziek haaken naar verandering. Verre daar van  C 53 ) van daan ! Zy overreeden zig dat uwe kunde hen ten waarborg ltrekken moet wanneer zy bczwyken en zwigten voor het vermogen van eene fterke tegenparty, van uwe liefde en die bereidwilligheid, die den eerden rang onder uwe pligten bekleedt, om hen te onderfleunen en te gemoed te koomen. En om aan deze billyke verwagting tydig te voldoen en overeenkoomftigden eisch derzaaken, hebt gy voorzeker geene geringe kunde noodig. Gy zult door uw onderzoek zien, wat een onkundig gemeen, dat niets onderzogt had en niets kende, in voorige dagen gedaan heeft; hoe dikwerf het zelve de beste poogingen van s'lands Vaderen verydeld en te leur gefield heeft (getuige het nabuurig Utrecht by de aanftelling van Willem IV tot Stadhouder dier Provincie) en gy zult te gelyk moeten erkennen, dat onkunde, onkunde alleen, het Vaderland en zyne dierbare vryheid tot op den rand des ondergangs gebragt heefc. Uw onderzoek dan kan dit alles te gemoet koomen ; want gelyk gy door het zelve het kwaad zult ontdekken, zo zal het u ook van den anderen kant in ftaat flellen om door uwe onderrigting het onkundiger gedeelte van uwe Medeburgers te beletten , om immer dergelyke onderneemingen tegen de heilzame oogmerken hunner wyze Regeerers, wederom te hervatten. Het is D 3 dan  ( 54 ) dan ook uw onderzoek, en uwe door hetzelve verkreegene kunde, die uwe Overheid, vertrouwende op haare Burgers, met al dien moed bezielen zal, die zy noodig heeft, om pal te liaan, in het midden der drcigendite en aakligfte gevaaren Eindeiyk, het is uw onderzoek, dat u den zetel der onaf hanglykheid met Godlyk gezag zal doen fchraagen, en den Troon der Vryheid, pp onwrikbre pylers doen nederzetten. Gelukkig lanji ! daar de moed en magt der Overheid kan rusten op de kunde haares Volks! daar liefde, vertrouwen, goedwilligheid, eendragt, door verfland en ondervinding voortgebragc, de onverwinlyke wagters en kopere muuren zyn der agtbare Vergaderingen en van het geluk der Ingezetenen! Dan het wordt tyd om tot het derde gedeelte van uwe eerfle Helling over te gaan. Een gedeelte het welk my het bloed in myne aders kooken doedt, en het welk my bykans die bedaardheid ontneemt welke ik noodig heb, zo wel ter wederlegging van hetzelve, als ter aanvoering van zulke gezegden , die u onder de eeuwige verachting en verfoeijing van ieder vrygebooren Volk begraaven konnen. (Vooraf verzoek ik myne lezers dat zy willen naleezcn het geen ik van bladzyde 1 tot 10. dezer Misfive gezegd heb aangaande her. oogpunt waar uit men uwe Hellingen be- fchou-  (55) . fchouwen moet, uit dat naamlyk, van de vuigfle, van de laagfte vleiery van onze Erfstadhouder). .„ Buiten dat (dus gaatge voort, met eene ttout,, 'heid die het hegrip te boven gaat.) Buiten „ DAT MOET ELK RfcGENT , EN ELK LlD VAN ,, Staat , ik laat staan alle onbeampte Bur» „ gers en onderoaanen [welke laatste over HET PUBLIEK BESTIER EN GEDRAG DER ReGEE,, ring NIET MOOGEN OORDEELEN] DE CoNSTI„ TUTTE neemen zo als IIY ze VINDT, EN ZIG „ TOELEGGEN OM DE CONSERVATIE DAAR van „ TEN GEMEENENBESTE NAAR ViRMOOGEN TE „ BEVORDEREN." Vooraf merk ik hieraan, dat uit voorige gezegden blykt, datGy door het woordtConstitutie, niets anders fchynt te verflaan dan het bellier der zaaken, of de Regeeringsvorm, door welker bediening de Conftitutie eigenlyk moet gehandhaafd worden; daar 'er egter tusfchen deze beide zaaken een wezenlyk onderfcheid is, waar over ik aan het einde van dezen brief breder zal handelen. En herinner ik my hier dan eenen Breder ode, een' Egnytmd, een'Hoorn, eenffilkm van Oranje; mannen wier gedagtenis eeuwig zal geroemd worden ; die de grondleggers zyn geweest van onze vrye Staatsgefteldheid, en die dit geworden zyn , alleen door regelregt te handelen tegen den door u opgeD 4 2eê' i  ( 5* ) gécvenen regel, wat moet ik dan van u, wat van uwe gezegden denken? Moet ik dan aan u niet denken als aan eenen Alba,eencn Kequefens,eenen Farnefe? Indien uw regel door de vestigers, of liever door de verdeedigers van onze vryheid was aangenoomen, waaren zy dan verpligt geweest om de Graaflyke Regeering, als zynde (niet zo zeer deConftitutic als wel) de Regeeringsvorm van dien tyd, naar vermoogen voor te ftaan en te bevorderen, en zouden wy vrygeborenen, nog tot op den buidigen dag, was dit het geval geweest niet zuchten onder het ondraagbaar juk eener aangemaatigde ovèrheerfching en willekeurig dwinglandy die de Conftitutie van het land ten eenemaal te onderfte boven keerde? Dan gy zult mooglyk zeggen, dat de omflandigheden van dien tyd geheel onderfchelden wdarên van die waar in wy ons bevinden. Dat de regeeringsvorm van die eeuwen voljlrekt verandert moest worden, en geenzins langer te dulden was, maar dat de tegenwoordige als geheel onderfebeiden zynde van die welke ten tyde der Graven plaats had, met hand en tand moet worden voorgedaan; en dat niet zo zeer om dat zy in de daad de bes* te is voor hit Vaderland, maar nog veel meer, om dat zy met de heilig/ie eeden is bevestigd geworden , zo zeer zelf dat ieder Regent, die thands naar eenige verandering ftaan wilde, zig zei-  ( 57 ) zeiven zou fchuldig maaken aan pligt- en ambtsverzuim en verbreeking van zyne verbintenis zelf voor den opperrechter der ganfche waereld. Schoo ne woorden in de daad! al weder zeer gefchikt om het gemeen te verblinden en te verasfchen; dog die ondertusfchen niet alleen niets beduiden, maar zelf tegen u moeten dienen.Indien eeden en plegtige verbintenisfen ons beletten om verandering in onze Regeeringsgelfeldheid daar te dellen, dan is een van beiden zeker, dat of onze voorouders zig in de verdeediging enhandhaveningvan onze vryheid allerflegts gedraagen hebben, of dat zodanige verbintenisfen wezenlyk van dien kragt niet zyn, dat zy ons behooren te beletten, om tot die zelve einden, tot welke onze voorouders veranderingen gemaakt hebben, ook daadlyk naar den eisch der zaaken dergelyke verbeeteringen daar te (tellen. Immers, hadden Edelen , Steden, en Regenten, ten tyde der Graaflyke Regeering, zig ook niet met eede verbonden , en trouw gezwooren, aan hunnen Graaf (*J ? Waaren zy niet door dezelve ban- (*) Het Formulier van den eed der Staaten van Holland by het aanneemen der Graaven uit het Huis vanOostenryk, was van den volgenden inhoud: „ IVy zweer en dat wy onzen Genadigen lieer e bier te„ genwoordig zynde, hulde doen en ontvangen tot onzen „ regten gebooren Landsbeere en de Grave der landen D s « van  ( 5») banden van verpligting gehouden, om hunne Regeeringsvorm te verdeedigen, als wy op dezen dag gehouden zyn, om de onze voorteftaan en te bevorderen? Wat ontfloeg hen hier van? Of is het regt om de vryheid te moogen handhavenen vernietigd met het einde der festiende Eeuw? Zo dat wel onze Voorouders , maar geenzins wy, eenige verandering in de vorm onzer Regeering , ten voordeele van onze vryheid en voorrechten , dat is van onze Conftitutie, moogen maaken ? Dan ge zulc mooglyk wederom zeggen, dat men wat het afzweeren der Graafiyke Regeering betreft, zig geenzins aan overtreeding van den eed heeft fchuldig gemaakt, dewyl men niet verder hulde aan de Graaven gedaan nog hen trouw „ van Holland en Heere van Friesland met haaren toe. „hebooren; zyne Hoogheid, Heerlykbeid, en de Graaf„ lyke Rechten getrouwlyk te bewaaren en te onderhou„ den. Ende zyne Genade, zynen Stadhouder, en zynen „ Rade van Holland, ende voort allen zynen Dienaaren ,, ende Officieren , elk naar zyn toebehooren , beuren „ dienst doende en exerceerende , te obediceren ende adfis„ teeren, ende voort houw getrouw en dienstig te wee„ zen, tot befchermenisfe van zynen Edelen perfoon en „ ftaaten, als wy van recht en redenszvcge fchuldig zyn „ te doene ,\des goede en getrouwe ondeizaaten hcuren „ rechten Landibeere fchuldig zyn van doene. Alzo mest s, ens God helpen en alle zyne Heiligen.  ( 59 ) trouw gezwooren had , dan voor zo ver men zulks van recht en redenswege fchuldig was te doen, het welk duidlyk genoeg te kennen gaf dat men van de verbintenis van dezen eed ontflagen was, zo dra rechten en reden leerden, dat de Graaven misbruik maakten van het aan hen gedemandeerd gezag. Maar dan vraag ik of wy thands door eenen fterkeren eed ons verbonden hebben niet alleen ter handhavening van de tegenwoordigeRegeeringswyze, maar ook van hetgedemandeerd gezag aan de voornaame Ambtenaar ren van den Staar.? Heeft by voorbeeld de eed, waar op de byzondere Regenten hun aandeel in de Regeering van landen en fteden aanvaarden hen verpligt, om verder dan recht en reden zulks vorderen de hooge Ambtenaaren te zullen houden by hunne voorrechten en de aan hen verleende magt, zo zeer, dat al maaken deze het verregaandfte misbruik van dezelve ten nadeele van het welzyn der ganfche Republiek, men egter dezelve volftrekt moet laaten in het volle bezit van hunne eminente waardigheden ? Wel aan, zie daar dan het Machiavelismüs ingevoerd in eene vrye gemeenebest Regeering! Zie daar dan de dienaars van het Volk, hunne Meesters. Zie daar eindlyk de aloude vryheid gekluisterd aan de keetenen eener willekeurige ovèrheerfching! Dan het is 'er ver van daan, en God zy 'er voor  ( 60 ) voor geloofd, dat het met de zaak zodaanig zou gelegen zyn ! Gelukkig is het aan den eenen kant dat onze Regeeringsvorm geenzins van dien aart is, dat zy ten voordeele onzer Conftitutie behoefd veranderd te worden , wanneer zy wel verftaan en wel bediend wordt. Maar gelukkig ook van den anderen kant, dat wy tot op dit oogenblik de volkoomene, de allervolftrekfte magt behouden, om dezelve, wanneer zulks vereischt mogt worden, daadlyk en op ftaande voet te konnen veranderen; ik fpreek hier nog niet eens van het vermeerderen of verminderen van het gezag van de ambtemaren en de dienaars van den Staat; dit is te duidelyk en tastbaar dan men 'er een enkel woord van behoeve te reppen; maar ik bedoel hier de wyze der bediening niet eener zodaanige gedemandeerde , maar die der volllrekte en Souvereine magt, die de Conftitutie van het land befchermt, en die by ukftek en te recht de Regeeringsvorm van het land genoemd wordt. Geen eed is 'er Myn Heer! die ons verbinden kan, om,wanneer wy duidelyk bemerken dat de Regeeringsvorm, 't zy in deszelfs aart en natuur, 't zy in de wyze van bediening nadeelig is voor het algemeen welzyn des volks, dezelve een enkel oogenblik langer zodaanig te laaten of om ons toeteleggen de Confervatie van dezelve naar vermoogen te bevorderen. Daar de handhaa- ve-  vering der Regeeringsvorm bezwooren moet worden, alleen om het geluk des volks te bevorderen, zo fpreekt het van zelve dat men geene Regeeringsvorm kan blyven voorftaan die deszelfs ongeluk te weege brengt. Dan het is niet noodig hier van meer te zeggen; dewyl de grondwetten van den Staat hieromtrend met zo veel wysheid en voorziening zyn geraamd en vastgefleld dat de belangen van het volk en de aart van hunne Conftitutie niet ligt eenige verandering in dit opzigt zullen konnen eifchen; dog desniettegenftaande is het noo» dig de gedagtenis van onze rechten en volflrekte macht, offchoon zy niet behoeft in 't werk gefield te worden, levendig te houden, en de aantooningen van dezelve tot een fchans en voormuur aan te flellen tegen alle overrompelende dwingelandy en willekeurige beheerfching. Ook is het min noodig onze macht en vryheid, in dit* opzigt, tegen u te verdeedigen, dewyl de verandering , die gy fchynt te vreezen, en welke gy ons volflrckt verbiedt, geenzins de Regeeringsvorm van het land betreft , maar veel eer en alleen de vermeerdering of vermindering van het uitvoerend gezag, het welk de Regcering aan haare dienaars toevertrouwt. Ondertusfchen blykt uit het gezegde reeds middagklaar, hoeveel te meer het recht aan ons toe- koomt, om zulke voor u gevreesde, en aan ons zo  ( 6a ) 20 llreng verbodene veranderingen,ieder oogenblik te maaken. Buiten en behalven dat deze macht zonder eenige bepaaling , zonder eenige uitfluiting, en zonder de allerminfte bedenkingen volflrekt aan ons toekoomt en wy in gevalle van dergelyke veranderingen zelf geene de geringde rekenfchap aan de dienaaren van de Regeering zouden verfchuldigd zyn, zo biykt nog daar en boven uit de aart en natuur van het betaamelyke, van het pligtfcbuldige eener vrye gemeenebest'regeering dat niets ons te rug kan of mag houden van het uitoeffenen, en daadlyk gebruik maaken dezer magt, even gelyk onze doorluchtige voor. ouderen zig altoos van dezelve bediend hebben. Om dit een ieder te doen gevoelen en volkoomen toedemmen, zo vraag ik in dit opzigt, welke verpligting of verbintenis het is, of zyn kan, die ons beletten zoude, om op dezelve wyze als onze Vaders gehandeld hebben ten opzigte der Graaven, ook alzo te handelen omtrend onze hooge ambtenaaren, wier magt zig nog zelf by ver zo breed niet uitdrekt als de magt der Graaven, wanneer wy zien dat deze Ambtenaaren niet alleen hun gedemandeerd gezag misbruiken, maar door dit misbruik zelf, of door andere inconvenienten die uit het bezit van zo veel magt (ik meen byzonder de vleijerein, verblindingen enz, door baaczugtigeq die  (-53 ) rjie daaglyks den drempel van zulk eenen hoogen of laageren Staatsdienaar betreden) natuurlyk voortvloeien , de goede Regeeringsvorm eene kwaade gedaante doen aanneemen, en wezenlyk kwaade gevolgen uit deszelfs bediening doen voortfpruiten ? Wy moogen, gelyk ik reeds heb aangetoond , en moeten een onderzoek, en zelf een geftreng onderzoek doen, naar de oorzaak der gebreeken die wy gewaar worden;onzeConfiitutie nog deRegeeringsvorm die dezelve befchermt en voorftaat kan nooit mede brengen, dat 'er gelegenheid gegeeven wordt om onze vryheid en rechten laagen te konnen leggen, onze Conftitutie nog Regeeringsvorm kan niet mede brengen (en zy brengen het ook niet mede)dat in den nadeeligften oorlog, geduurende twee jaa« ren lang, het land ontbloot wordt van befcherming, en onze fchatten ten prooi gelaaten aan onze vyanden. 'Er moet derhalven een onderzoek gefchieden naar de oorzaak van zulk een flegt beltier, en wanneer het koomt te blyken dat die oorzaak plaats hecfc in het te veel gedemandeerd gezag aan de dienaars van den Staat of in hun misbruik van hetzelve, dan moet 'er op ftaande voet zodaanig eene verandering gemaakt worden, die deze oorzaaken geheel wegneemt, en voor altoos belet dat eene goede Regeeringsvorm, die alleen het geluk des volks en de handhavening der Conftitutie beoogt,  ( -„ geering.. zelf in de uit ge ft 1ekfte Siaaien, fee,, nigeftyd groot en tastbaar worden, indien de „ dienaars van het volk, hunne meesters en der* „ zeiver belangen vergtetende, flegts hun eigen ,, voordeel in het by zonder behartigen; indien „ zy in plaats van zig te overreden, dat zy ge» „ maakt zyn voor het volk, het volk aanmerken ah „ gemaakt voor 'hen; indien de onderdrukkingen en verkragtingen van het recht, verregaan„ de en ondraaglyk zyn en algemeen gevoeld E 4 ,, wor-  ( 72 ) s, ivorden ; indien de gewelddryvende Be fier ers geene andere vrienden hebben, dan een gering „ getal vleijers, die lang geaast hebben op het „ voedzel hunner medeburgers , en van welken „ men kan verwagten dal zy eene regeeringver„ laaten zullen, zo dra hun eigen belang niet meer aan dezelve verknogt is; indien het hu „ gevolge van deze omstandigheden , duidelyk „ blykt, dat het gevaar het welk men by eene ,, omwenteling zou konnen hopen , en dat de ,, onheilen welke uit dezelve te dugten zouden „ konnen zyn, by ver van minder aanbelang te febatten zouden zyn, dan die welke men al„ reeds ondervindt en welke nog daaglyks toenee* „ men, dan vraag ik in den naam van God, ,, welke grondbeginzels het konnen zyn, die een ge/maad, mishandeld, beleedigd en gehoond volk behoor en te we êr houden van het verdeedi* „ gen zyner naiirarlyke rechten , en van bet „ veranderen , ja zelf, van het flraffen, zy„ ner beftierers, dat is van zyne dienaars, die „ het vertrouwen des volks misbruikt hebben; 55 {of eindelyk, welke grcv.dbezinzels het konnen „ zyn die zodaanig een volk beletten zouden) om de t, ganfebe vorm zyner Regeering te veranda. p ren, indien het kwam te blyken, dat deze van *j zo*  C 73 ) zodaanig een aart en zaamenflelzel was , „ bet welk aan zo veele gebreken onderhevig „ is cy: Uit dit gezegde van den Heer Priestley blykt onder anderen ook ten allerduidelykfien, dac hy ook een degelyk onderfcheid maakt tusfchen het veranderen van de bedienende, en van de gebiedende magt, dat is tusfchen het verleend gezag aan ambtenaaren, en de vorm der Regeering zelve, dewyl hy zegt, dat niets een beleedigd volk kan weerhouden , niet alleen van her veranderen en ftraffen zelf van trouwlooze biftierers, maar zelf van het veranderen der ganiche vorm van hunne regeering. Laaten wy zien wat anderen zeggen.' Ik zal hier laaten volgen twee aanmerkelyke gezegden van den grooten Hutchefon, die mede zo nadruklyk zyn en het recht des volks om hunne Regeeringsvormen (ik zwyg van de verleende magt aan ambtenaaren) te veranderen dat ik den lezer bidde dezelve met vollen aandagc te willen naIeezen , zy doen te veel ter zaak dan dat ik my de moeite niet zou getroosten om dezelve nebeel uit te fchryven, ö De (*) Priestley , Esfay on the first principles of Govsmwent firV. Lond. 1771. p. 24., 25. E 5  C 74 ) De eerde is deze: „ Het is eene uitgemaakte zaak," zegt Hy, „ dat het algemeent welzyn het groote doel van „ alle burgerregeering is. Dit is het geene het „ volk beweert, en waar in zig alle Koningen „ beroemen, die niet uitzinnig genoeg zyn om „ zig, na vergeeten te hebben, dat zy flegts „ menfehen zyn, de rechten van bet opperwee„ zen op eene fchendige wyze aantemaatigen, „ of om beter te zeggen, rechten, die het op- perweezen zelf niet eischt. Al wat van eenen „ burgerlyken aart is, verfchilt hemelbreed van „ willekeur ige beerfching. Die magt in eenen „ burger/laat is derhalven alleen wettig die het „ algemeen welzyn bevordert. Die magt wel„ ke aan hetzelve• binderlyk is, cffchoon zy door „ de toe/lemming van een onweetend en kzvaalyk beraaden volk vast gefield ware, is uit haa„ ren aart van geene waarde. Eene overeen„ koomst van deze fort is van zelf zonder ver„ bindingskragt, om dat de partyen het in het ,, wezen of ten minf en inde hoof deigenfchappen „ des onderwerps, waar over dezelve is aange„ gaan, niet eens zyn geweest (*)." Eenige blad- zy- (*) VuT. Hutchesok , Pkilofopbia Moralis. Roterod. 1745. p. 2IQ.  (75) jryderi verder vervolgt de Wysgeer dus: „ Daar „ 's volks heil en geluk het eenige doel der bur„ gerregeering is, gelyk elk dit moet toeftemmen, zo is alle magt die daar van afwykt „ wetloos; zo dat een volk, hetwelk zodaanig „ eene magt onvoorzigtiglyk mogt weggegeeven „ hebben, geregtigd is om dezelve te rug te eis„ fchen of te vernietigen , indien deszelfs wel„ zyn dit vordert. Niets toch kan trouwloozer „ of vermeeteler zyn, dan dat zy, aan wien „ tot 's volks heil en nut eenige magt toebetrouwd ■ is, dezelve, fchoon doodlyk voor 'r volks wel„ zyn bevonden wordende, uit inzigt van eigen„ belang, door geweld zouden tragten te behou„ den. '/ Zou. wel te wenfcben zyn, dat zo„ daanige wel eer verleende magt liever door „ middel vanvriendelykeonderhandelingen, dan „ door geweld te rug gevorderd wierd: ook be„ hoort men, zo V zelfs maar taamlyk voor , bet gemeene welzyn gezorgd is, niet terflond „ om geringe oorzaaken, tot dwangmiddelen en „ burgerlyke oorlogen den toevlugt te neemen; „ dog wanneer 't zigtbaar is, dat 's volks vry„ Beid en welvjezen niet genoeg beveiligd zyn, „ en dat 'er uit de Regeeringsvorm zelve, meer „ en duurzaamer onheilen, dat uit eenen gewsl„ digen ommekeer van zaaken ftaan gehoor en „ te  C70 ti te worden; dan eindlyk is het loflyk en geoor„ loofd het uiterfie te beproeven, en door alle „ mooglyke middelen de gedaante, en wyze der „ Regeering te veranderen (*)." De berninlyke en vryheidlievende Baron J. D. van der Ccpellen tot den Pol Jaat na dat hy de boven aangehaalde woorden van zynen geliefden Hutchefon in zyne voorrede voor Price's aanmerkingen over den aart der burgerlyke vryheid ook had opgegeeven, te regt deze vraag 'er op volgen : „ Zo deze woorden van den Heere Hutchefon „ geene waarheid behelzen, en bet fchitterend „ Boni civis est praefentem reipublica; ftatum „ tueri, nee eurri mutatum veile (f), als eene „ geene uitzondering duldende Godfpraak moet „ blyven aangemerkt worden, wat wordt 'er „ dan (*) Vid. Ibidem p. 235. Ct) Op dit gezegde, het welk de Baron op het gezag van Grotius aan Augustus toekent, merkt hy zeer tydig aan, dat het hftanipen van zulk eene leer aan Augustus waarlyk zeer fraai rtond, na dat hy door geweld, listen bedekten invloed, alle gezag zodaanig aan zig had getrokken d« 'er van de oude vryheid ea Regeeringsvorm in zyn Vaderland niets meer dan de naam en uiterlyke fchyn overbleef. Een dief, zegt Hy, zou na dat liet hem gelukt was de goedsren zynesnaas.en te rooien even gevoeglykde vcrplig. ting tot het handhav n der tegenwoordige bezitters konnen prediken. Zie dé aangehaalde Foorrecdcn p. xi.  C77) „ dan van het tegenwoordige Regeeringsgefiel „ van ons eigen Land? Op wtIken grondjiag „ zal'men het zelve dan vestigen? (.*)" ik voor my betuig rondborstig, dat ook niet te weeten. Hec tweede uittreksel uit Hutchefon, niet min nadruklyk als het voorige, luidt dus: „ Indien het Folk bevindt, na 'er de proef „ van genoomen te hebben, dat het plan van „ Regeer ing, door het zelve ontegenzeglyk tot „ zyn eigen welzyn ingevoerd, indedaad ge„ vaarlyk voor hetzelve is, zo is het gewettigd „ om dit plan te veranderen. Het zou eene „. vreemde onbejchaamdheid in eenigen Regeer er „ zyn, indien hy dit aan het Folk uit eenige in„ zigten van belang voor zig zeiven of voor zyn „ eigen geflagt zou willen beletten, of het zelve „ aan eene overeenkoomst, welke hy weet dat „ het zelve alleen in deze verwagting en met dit „ uitdruklyk oogmerk dat dezelve tot aller heil „ zal ftrekken met hem heeft aangegaan, zou „ willen verbonden houden, zelfs dan, wanneer ,, zy bevonden wordt eene tegenflrydige ft'rekking „ te hebben. Deze Regeerer zou zig in dit ge* „ val evenzo gedragen als eengemagtigde, die, „ na dat hy eens eenige zaaken van gewigt, op „ eenen algemeenen lastbrief voor anderen had „ ver* (.*) Ibidem.  (73 ) „ verrigt, naderhand zou weigeren, eenige by„ zondere inftruclien of voorfcbriften van hen, „ die hem gebruiken, te ontvangen, of zyne eer„ {le volmagt weder te geeven. Indien een Re„ geerer door te redeneeren, en door de bedoe„ lingen zyns gedrags open te leggen, het volk niet kan voldoen, zo mag hy billyk den la stilt gen Post nederleggen, en eene vergoeding eisSi fchen van alle fchade, die hy geleeden heeft; als mede dat zyn geflagt in even zo goed eenen ,, toeft and gefteld worde, als waar in het was „ op dien tyd, op welken hy tot deze magt ver,, hc ven wierd, en het volk is verpligt dit te doen, „ zo '/ met zyne veiligheid begaanbaar is. Maar „ een geheel volk , of eene groote meerderheid van het zelve te dwingen, dat het zig by aan,, houdtnheid aan eene regeeringsvorm , tegen „ welke het eenen weerzin beeft, onderwerpe; „ of dat het tegen wil en dank zyne onderdaa„ nenblyve, kan niets anders dan de ongerymd„ beid zelve zyn; even als ofmillioenen van men„ fchen, onder weiken zig duizenden bevinden, „ die van gelyke kundigheid, deugd, bekwaam,, beid, en vatbaarheid voor geluk en ellende. „ zyn, als de regeer er zelve ,gsfcbapen waren, „ om als zyn eigendom, tot zyn voordeel ver,, maak of glorie, gansch tegen het ontwyfel- & baa-  ( 79 ) £^re doel van alle burger regeering, beheerscbt „ behandeld te "worden. Een volk dat met „ vooroordeelen bezet, zonder genoegzaame re„ den agterdogtig wordt op zyne regeerers, of „ over de regeeringsvorm zelve , en zyne ge* hoorzaambeid , ftrydig met den aart eener ,, goede Conftitutie, onttrekt, begaat ongetwyf„ feld eene groote misdaad, die dikwerf yslyke gevolgen na zig fleepl. Het zelve doet ook een regeerer, die eene magt wil behouden welke in de daad gevaarlek voor het volk is, even* ,, veel hoe dezelve hem ook mooge opgedraagen „ zyn. Dog zo de reden van dien ei gwaan op goeae gronden feut, zo is het volk getrouw „ aan het gee..e hel zig zeiven en zyn nageftagt „ fchuldig is. wanneer hj.c al de geweldige poo„ gingen te w rk fielt, die noouig zyn om eene „ verandering te weeg te brengen 'Er is op ,, aarde geen gemeen re gier om over de regtvaardi^Oeia van deze zaak te vonnisfen (*)•" Wat emdJyk de kragtioosheid der verbintenisfln en overgif . n, die de vuui ouders ten nadeeie van de vryheid en aangeborene Rechten der na- (*) Sy/lbem of MoralPbilofopby Vol.II. p. 273. DeVertaaling dezer aanhaaüngen is van den Baron van der Ca. pellen.  ( 8o ) nakoomhngrchap hebben aangegaan, al verder be» treft, zie hoe de beroemde Price zig daaromtrend, o-ereenkoomftig mede met het geen door my boven is gezegd, uitdrukt., ,, Met de burgerlyke vryheid is het in dit op,, zigt gefield als met de godsdienfiige. Gelyk ,, geen volk op eene wettige wyze zig van zyne godsdienfiige vryheid kan ontdoen, door af te „ (laan van zyn recht om in godsdienfiige zaa„ ken zyn eigen oordeel te moogen volgen, of door „ aan jiervelingen magt te geeven om te bepaa* „ ten wat het zal gelooven en hoe het God zal „ dienen; alzo min kunnen eenige burgergenoot„ fchappen , hunne burgerlyke vryheid wettig„ lyk overgeeven, door hun aangebooren recht „ van wetten voor zig zeiven te maaken, en „ over hunnen eigendom te bef hikken, in de han„ den van eenige vreemde magt te fi'ellen. Zo„ daanig een affiand die onbefiaanbaar is met „ de onvervreemdbare regten van het menscb„ dom , zou of in 't geheel niet verbinden; of „ maar alleen die pei foor/en, die denzelven ge- daan hadden. Dit Is een zegen, dien het eene ,, geflagt voor het andere niet kan weggeven, „ en tot bet herfteemen van welken, wanneer die mogt verhoren zyn, een volk fieeds be- voegd blyft. Indien onze voorouders dwaas ge- » noeg  ( 8i ) „ noeg waren geweest om zig zeiven aan eeni„ gen vremden jlaat (ik voeg 'er by, of aan „ eenigen Heer, als was hy een onzer landge„ noot en) over te geeven, zo zouden wy onder „ geene de minfle ver pligt ing zyn , om in zulk „ eene onderworpenheid te moeten volharden. En „ alle de volken des aardbodems, die zo onge„ lukkig zyn van door de blooheid, of dwaasheid „ hunner voorouderen, onder eene willekenrige „ heerfchappy te zugten hebben het regt van „ zig, zo dra zy kunnen wederom vry te maa„ ken (*;." Deze weinige aanhaalingen acht ik genoeg om den lezer in myn gevoelen te verfterken, en hem langs het getuigenis van zulke groote mannen aan te toonen,welke gewelddryvende en overheerfchende grondbeginzels door u ten grondflag gelegd zyn van een vertoog dat enkel dienen moet, om den eerHen dienaar van den Staat in zyn gezag te bevestigen , ten koste der eer en magt van een der aanzienlykiTe leden van zyne Souvereinen, ik meen de stad van Amsterdam. Ik kon hier, om myne wederlegging al verder te wettigen, uit eene meenigte landwetten zelve, de ongerymdheid en on- be- (*) Price Aanmerkingen over den aart der burgerly* ie vryheid &c. ƒ>. 26, 27. Leiden 1777. F  ( 82 ) begaanbaarheid van uwe gezegden bewyzen ; dog^ dit bewaar ik tot op het einde van deze.i brief, om langs dien weg , het geen ik aldaar ftellig en in orde op zal geeven , aangaande onze Conftitutie, Regeeringswyze, en de bediening derzelve, als mede aangaande de rechten en pligten van Burgers en Regeerers, te itaaven en onweerlegbaar te bevestigen. Onderttisfchen wordt het tyd dat ik overga tot het onderzoek van iets, het welk gy in dit derde gedeelte van uwe eerfte ftelling hebt ingevlogten, en als eene zeer zekere waarheid durven opgeeven; en met eene onbegryplyke onbefchaamdheid nog nader verklaaren in een publiek nieuwspapier van den 26 April dezes jaars. Te weeten; gy zegt in dit derde gedeelte van uwe eerlte ftelling: „Het is de pligt van elk re„ gent en lid van /laat. ik laat staan van „ alle onbeaiwpte burgers en ONDEüDAANEN, „ welke laatste (dit voegt gy 'er by in het „ aangehaalde Nieuwspapier) welke laatste „ over het publiek bestier en gedrag der „ regeering niet moogen oordeelen , de „ Conftitutie te neemenzo alshy ze vindt, enz" Het ontbreekt in de daad onze taal aan woorden , en my aan het vermoogen om dezelve uit te denken,die toereikend zyn,om de verontwaar- di-  C 33 ) ' diging die ieder Nederlander moet gevoelen, by het lezen van deze gezegden, naar waarde uit te drukken. Een verontwaardiging die nog oneindig hooger klimt, na dat gy in het aangehaalde nieuwspapier openlyk bekend hebt, een mederegeerer te zyn van dat volk, dat gy door deze woorden zo grievend beleedigd hebt. Eer ik my ter wederlegging van dezelve zette, kan ik my niet weerhouden van uit te roepen, Hemel! welke tyden, welke zeden beleeven wy! — Dit, dit, is de taal van een Nederlandsch Regent !! — Ongelukkig land! Ongelukkige Burgers! Van welk eene hoogte floot men u neder! Wat wordt u ontroofd 1 Rechten, voorrechten, die de Natuur en uwe ouders aan u gefchonken hebben! — En wie is het, die u dezelve ontweldigt? — Is het een openiyke vyand , of een onbekende ondeugd? — Neen! wel ver daar van daan; het is een uwer eigene Regeerers; een van die geenen, wien gy met het vertrouwen van eenen vader, van eenen befchermer uwer belangen , van eenen voorftander uwer rechten en vryheid , zo edelmoedig hebt verwaardigd. Batavieren! wanneer zult gy toch weder ontwaaken! Wanneer zult gy eindelyk eens wederom ieverig worden over uwe eer! Het is meer dan tyd. Begin toch eenmaal het bloed wederF 2 om  ■ ( 84 ) om te erkennen en te gevoelen, waar uit gy gefprooten zyt! Duld de fchande, duld het ongelyk niet langer, van zulk eenen vertreeder van uwe heiligfle bezittingen, van zulk eenen verraader van uwe edelfte voorrechten, van zulk eenen afgerichten booswigt, nog een enkel oogenblik deel te zien hebben aan de regeering van een vrygebooren volk, en het openlyk bellier van deszelfs belangen. Zoek hem op; en leer door hem langs den regten weg te doen flraffen ,aan dit en de nakoomende geflagten, hoe ontoeganglyk, hoe ongenaakbaar de voorrechten zyn der zeven vrye Nederlanden. Laat zyn ballingfchap, zyne onafgebrokene ellende, en treurige dood, pronken boven aan de gedenkzuilen uwer gefchiedenisfen , op dat de ryzende geflagten,het offer hunner dankbaarheid aldaar aanbrengende aan de gedagtenis der handhavers van hunne edele rechten , alle hunne landgenooten aan wien zy hunne belangen toevertrouwen met den vinger wyzen moogen op den verdienden ftraf van hem , die de magt en het gezag aan hem vertrouwelyk verleend, op zulk eene fnoode wyze durft misbruiken, en als vergifte wapens aanvoeren tegen de bezitters van voorrechten, die edeler zyn, dan het leven zelve. Wiens bloed kookt en vliegt niet door al zyn aders heen! Was het u dan niet genoeg, Gehaat- te  ( 35 ) tc Duisterling ! ter voldoening aan uwe fnoode vleiery van het Oranjehuis, de ftad van Amster» dam, en haar groot achtbre Burgervaders, naar het fchavot te doemen ? Moest gy ter bereiking van uwe den dag ontvlugtende oogmerken, met éénen floot, den boezem dier Regeerers, en te gelyk myne en aller myner landgenooten rechten en vryheid, den laatften doodfteek geeven ? .——■ Gewisfelyk ja! dit was uw oogmerk ; dit was uwe bedoeling, dit zoudt gy ter uitvoer gebragt hebben, had Neêrlands God het niet verhoed; had Hy niet gezorgd dat 'er nog Nederlandfe Regenten in de Raadsvergaderingen van ons ge* meenebest zig lieten vinden; hadHY de stad van Amsterdam met geene onverfchrokkene ftandvastigheid bezield, om pal te ftaan in 't midden van gevaaren , en zig niet te ontzetten voor zulke wangedrogten als gy en uwe medcpligtigen; waar van wy tot wezenlyke blydfchap van alle onze regtaarte landgenooten ras na dat uw lasterlyk libel was in het licht gekoomen, eenen uitmuncenden blyk zagen , dewyl die brave Regeerers op den 18 May, zonder zig in 't allerminst aan het zelve te bekreunen , vernieuwde bewyzen gaven van hunnen ie ver voor 'slands welzyn en van hunne doorwrogte kundigheid aan de belangen van bet Vaderland, door eene Memorie ter verF 3 ga-  C 86 ) gadering van Hun Ed. Groot Mog. over te Ieve> ren (*), die op nieuw de hoogachting voor die getrouwe ftad by alle welmeenenden heeft doen toeneemen, ten blyko waar van de Gecommitteerden van Amfterdam openlyk door de brave fteden van Dordrecht en Haarlem, wegens hunne zorg voor de belangen van het Vaderland uitdruklyk zyn bedankt geworden (f). Maar laat ik 'er my met bedaardheid toe zetten om anderen te overtuigen, dat het niet zonder de dugtigfte reden is, dat ik my over de aangehaalde woorden, in zulk eenen drift heb toegegeeven, Ten dien einde vraag ik u vooreerst, wie, of wat u het recht gegeeven heeftom door de woorden, ik laat staan alle onbeampte burgers en onderdaanen , niet alleen een zo aann.crklyk onderfcheid te maaken tusfchen de Regentenen hunne medeburgers, maar de laatften zelf door zulk eene verachtelyke uitdrukking verre beneeden die geenen te plaatzen,. die wezenlyk niets meer dan hunne dienaars zyn ? Hoe meer ik dat, ik laat staan, herlees,hoe meer zig myn iever ontfteekt over de beleediging die door deze woorden myne landgenooten wordt aangedaan. Al houdt gy u fchuil, Vermetele! Wy (*) Zie N. Neder!. Jaarb. May i78r. p. iostf-ioóo. (t) Ibidem p. io6i--iorJ3.  (87) Wy kennen egter uw karakter zo uit uw gedrag als verdoemlyke fchriften maar al te wel , om niet te konnen bevroeden, wat gy met deze woorden hebt willen te kennen geeven. Wy weeten zo wel als uwe ongelukkige ftadsgenooten op welke wyze uwe trotfe hoogmoed denkt omtrend den vrygeboorenen burger. Gy hebt willen zeggen : Men mogt geen onderzoek doen naar de ge„ breeken die 'er thands in het beftier der zaa„ ken plaats hebben; dit onderzoek zou veel ligt „ den weg baanen tot veranderingen in de Regee„ ringsvorm, en hier by zou myn geliefde, myn „ te aanbiddene Stadhouder" (een vorst, die niets ondertusfchen meer kan fmerten, dan te zien, dat hy zulke fnoodeaanbidders heeft,alsgyzyt) >»m°°g„ lyk niets dan fchade lyden. Die geen die deze ge„ breken, door zig te verzetten tegen de natuurlyke „ neiging tot ovèrheerfching in het hart van alle „ vorften, zoeken te gemoed te koomen, zo als de „ ftad van Amfterdam , moeten voorbeeldiglyk „ geftrafd worden; en niemand van alle die gee„ nen, die het recht zouden kunnen pretendee„ ren om op het voetfpoor dier ftad eenig onders, zoek te doen naar de oorzaaken vanhetgebrek„ kig beftier, de Regenten naamlyk en overige „ leden van ftaat moogen dit geenzins telkens en „ op nieuw, vooral nu niet, verrigten; zy moeF 4 » ten  C 88) „ ten de Conftitutie neemen zo als dezelve is, „ dat is, zy moeten Zyne Hoogheid den Prince „ van Oranje eerbiedigen in al zyn magt en zy„ ne uitoeflening van gezag, en de Confervatie „ hier van naar vermoogen voorftaan en bevor„ deren. Wat voor het overige onbeampte bur,, gers en onderdaanen betreft; Poh! die kóo„ men in geene de minfle aanmerking; zy zyn ,. onderdaanen, en alles wat dezen te doen Haat, „ is gehoorzaam en flil te zyn. Indien die 'er toe ,, mogten koomen om iets te willen aanmerken „ over bet beftier der Regeering, indien die klaa„ gen over het ongelyk hen aangedaan, en de „ fchaade die hen veroorzaakt is, moeten zy ters, ftond maar als rebellen en oproermaakers ge„ llrafd, en anderen ten affchrik gefield worden." Dan wy weeten ook ter goeder uur wat men aan zulke bediiegers te antwoorden heeft, en waar mede men hen den mond kan floppen. Om hier geene melding te maaken van het aandeel het welk de onbeamte Burgers, en Ingezeetenen (niet onderdaanen zo als gy hen blieft te noemen (*) ) aan de (*) Ik kan , wat debenaaming van onderdaanen betreft, dulden rat de Souverein de ingezeetenen van het land mee dien naam beftempeld; maar' nooit moet een vleijer van den Stadhouder dat woord in zyne mond neemen, om 'er Neêr-  ( 89 ) de Regeering van het land hebben (f), bepaal ik myne aanmerkingen alleen tothec onderfcheid, het Neerland burgers mede te bedoelen. Voor zo ver onze Refpedive Souverein en zyne bondgenooten door buitenlandfche Moogendheden voor eenen onafhauglyken flaat erkend worden, en wy onder dien flaat behooren, kan men, in dien flaatkundigen zin zeggen , dat wy onderdaanen van denzelven zyn, in tegenoverftelling van die van eene andere Moogenheid, en in dien zeiven zin zyn onze Regeerers zelve ook onderdaanen. Maar in den Burgerleken zin zyn wy geenzins onderdaanen, vooreerst niet van HU. MM.- Op die wyze zouden de vrye Hollanders onderdaanen worden van de overige vrye bondgenooten, en deze wederom van de Hollanders, en zo vervolgens; ten tweeden niet van de Edelen of andere leden van den Souvereinen Staat onzer Refpeftive Provincie; maar wy zyn hunne medeburgers , medeburgers van die geenen die wy verwaardigen met de opdragt der befcherming van onze rechten en belangen; en uit hoofde van die vrywillige opdragt bieden wy hen onzen eerbied, onze hulde en gehoorzaamheid aan; maar nooit zyn wy door verbintenis, overgift, of overwinning,onderdaanen van deze medeburgers geworden. Veel min zyn wy onderdaanen van eenigen Ambtenaar van Staat, van Stadhouders, Raadpenfionarisfen, Griffiers, Secretarisfen, of wat ?,y ook zouden moogen zyn. De Burgers worden ook alleen onderdaanen genoemd door hunnen Souverein om hen van de overige Provinciën teonderfcheiden. Zie Plac. IFaar by verklaard wordt dat de onderdaanen van. Holland fchoon dat ze in dienst van de Generaliteit zyn, F 5 eeb.  ( 9o ) het welk gy op de verachclykfte wyze maakt tusfchen Burgers en Regeerers , door hen met uw ver- echter in Holland koomende de Jurisdictie van den Hoo* ve ofte gericbten fubject zyn, in dato 3 Octob. 1656. Gr. Placaatb. D. II. Lib. F. tit. 5. PI. 2. fol. 1157. Anderzins worden zy genoemd in- en opgezetenen. b. v. in het Plac. in dato 10 Juiy 1658. Ibidem fol. 1159../??. En worden zy eens onderdaanen genaamd, zo wordt het woord ingezetenen 'er egter by gevoegd. Zie Placaaten van 6 Feb., 19 dito, 2.7 Maart, 20 May, 22 July, 30 Dec. 1648. en ai Sept. 1653- Ibidem II D. 5 b. 5 t. fol. 1181 — 1188. (f) Dat zy deel aan dezelve hebben, of dat hetzelve hen ten minften toekoomt is buiten allen tegenfpraak. On. ze vrye en oorfpronglyke Conftitujie duldt geene andere Regeeringsvorm dan eene Aristo-democratie ende oor. fpronglyke regeeringsvorm is overeenkomftig deze vrye Con. flitutie, ook geene andere. Het Aristocratifcbe het welk in dezelve gevonden wordt, maak t by ver het geringfle deel derzelve uit. Voor het grootfte gedeelte, wat me» 'er ook tegen paralogizeeren(dat ik my zo uitdrukke) mooge, is zy eene zuivere Democratie of Volksregeering , die niettegenftaande zy door nadeelige invloeden van veelvermoogenden dikwerf in eene Juntecratie of Cabaalregeering is verbasterd geweest, des niet te min in deszelfs aart en oorfprong He volftrekfte is die 'er wezen kan. Wil men 'er één voorbeeld van, b. v. in de heffing van lasten, (die oudtyds Schotgelden genoemd wierden) men doorbladere Kennem. I'riv. p. 6, 44, 150. S. v. Leeuwen, Rhynl, Privil. p. 178. Hoorns Privil. p. 19, 87. Gout. Houv. Cbr. v. Hol/, p. 375. Begin &c. der Erfgravelyke Bediening. FHI. D. p. m. 141. fqq.  ( 91 ) verontwaardigend ik laat staan op zulk eenen verren afftand van eikanderen te plaatzen; en in de tweede plaats tot uwe nadere verzekering dat Burgers en ingezetenen over het gedrag en bellier der Regeerers niet mogen oordeelen. Wat dan het onderfcheid tusfchen Burgers en Regeers betreft. Om het zelve regt te leeren kennen konnen wy niet beter doen, dan de aloude rechten van het volk, en deszelfs gefchiedenisfen zelve na te gaan , waar uit aan het onpartydigst oog middagklaar zal blyken, dat dit onderfcheid wel verre van zo groot te zyn, dat men het door een ik laat staan moet aanduiden, in de daad in niets anders beflaat, dan voor eerst hier in, dat de Regeerers uit het midden der burgery gekoozen, en dezelve verbeeldende, in deszelfs naam de ingezeetenen voorgaan in gewoone zaaken 's lands bellier betreffende, terwyl deze gewoon zyn hen hier in te volgen uit hoofde van vertrouwen en beloofde gehoorzaamheid. Ten tweeden hier in, dat de Regeerers als medeburgers en dienaars van het volk, zaaken van gewigt voordraagen aan het volk en met de Burgers over dezelve raadplegen. Het eerjle blykt uit de verklaaring van 's lands vaderen zelve. In de Korte vertooninge van bet recht by den Ridderfcbap en Edeltn en de [leden  Cs» ) den van Holland ende Westfriesland van allen ouden tyden in de voorfz. lande gebruicl, tot beboudenisfe van de vryheden, gerechtigheden, Privilegiën en de loflicke gebruicken van den zeiven landen in dato 16 Oclobris 1587, drukken zy zig zeiven hier omtrend dus uit: De {leden hebben meest al één form van Regeer inge, te weeten, een Collegie van Raaden ofte Vroedfchappen, gheconftitueerd zynde van de notabel{le uitten midden van de ganfche Burgerye; deze zyn in fommige{leden van veer tich, in andere van een minder getalperfoonen; en zyn de collegien van dezelve foo oudt als de {leden, ofte immers dat geen memorie en is van hare beginfelen; de perfoonen eens vercooren zynde, dienen haar leven ofte poorterfchap lange geduyrende; in plaatze van den gheenen, die f erven oft haar poorterfchappen verlaaten, worden by 't zelve Collegie tot haren gelieven gecooren andere perfoonen uit V midden der burgeren tot vervullinghe van^t getal. By deze Collegien alleen is de macht omme te advyfeeren, refolveeren en disponeer en van alle zaaken, concemeerende den Staat van den lande ende der {lede re/peclive (en dus niet by de Staaten, Stadhouders of ambtenaaren). Ende wat 't zelve Collegie advyfeert, refolveert, en disponeert, werdt by de ganfche Burgerye  (93) gevolgt, daar tegen nooit eenige inbreek ofte op* pofitie van de Burgeren is gevallen (*), Zo lange naamlyk de vrye handelingen dezer Collegien door geene onbehoorlyke influentiën zyn verhinderd geworden. Hier uit blykt i) dat het onderfcheid tusfchen eenen Regeerer en eenen Burger niets meer is dan de verkiezing. 2) Dat de Regeerende Burgers hunne medeburgers flegts voorgaan, en dat deze de Regeerers volgen. Welke uitdrukking zeer duidelyk te kennen geeft dat de Regeering dezer Collegien alles behalven willekeurig is. Zy zyn alleen fouverein en onafhanglyk ten opzigte der Collegien van andere fteden of vergaderingen van Gedeputeerden, maar het is 'er ver van daan dat zy zig eigendunklyk en willekeurig konnen handelen ter opzigte der Burgery, uit wier midden zy verkooren zyn en die zy dus verbeelden; was dit zo, dan zouden 's lands Vaderen zig dus hebben uitgedrukt; Ende wat V zelve Collegie gebiedt oft ordonneert, dat dezelve moet by den Burgers ende ingbefeetenen fonder eenige remonfrantien ofte vertooninghe gehoorzaamd ende datelyke nagecomen worden. Maar nu zeggen zy: ende wat 't zelve Collegie advifeert, refolveert, en (*) Groet Holl. Placaatb. D. 1. B. I. Tit. I. p. 43.  ( 94 ) en disponeert, wordt by de ganfche burgery gevolgt , dat is, dat wordt by de gezamenlyke Burgery ook geadvyfeerd, gerefolveerd en gedisponeerd, en moet dus gehouden worden voor een advys, refolutie of dispofitie van de gezamenlyke Burgery. En wanneer 's lands Vaderen 'er by voegen, daar tegen nooit eenige inbreek ofte oppofitie van de Burgeren is gevallen, zo geeven zy daar door geenzins te kennen, dat het den burgeren niet vry zou ftaan, indien hunne gekorene medeburgers tegen recht, reden, en billykheid aan, iets ordonneerden of refolveerden, als dan hunne bezwaaren deswegen in te brengen, en aan hunne Regeerers remonftrantien te doen wegens hun ongenoegen over derzelver proceduures; in welk geval gemelde Vaderen zig wederom dus zouden hebben moeten uitdrukken: ende verin agh hier tegen geene oppofitie der gezamentlyke burgeren immer koomen te gefchieden van wat aart ofte natuyre die ook zoude moogen wezen; maar zy geeven 'er alleen door te kennen dat de Burgery de beftiering hunner zaaken toevertrouwende aan deze hunne medeburgers, ook gewoon is te berusten in het geen hieromtrend door deze Collegien wordt geraamd en bepaald, welke gehoorzaamheid en berusting eene onaffcheidelyke eigenfehap is van het vertrouwen het welk men ftel-  (95 ) flellen moet in eene deugdzaame Regeering, en zonder welke 'er geene Regeering zou konnen zyn; terwyl ondertusfchen deze gehoorzaamheid en berusting door haar aart en natuur zeer onderfcheiden blyft van de onderdaanigheid die Vafallen aan hunne Heeren moeten betoonen; en zy den burgeren geenzins het recht ontneemt om met hunne regeerers te concerteeren over zaaken van gewigt (gelyk zo aanftonds ten duidlykften blyken zal) welk concert en zaamenftemming dan ook altoos van dit gevolg geweest is, dat het geen als dan door die Collegien wierd vastgefteld van dien klem geacht wierd (als zynde de wil van het volk) dat ieder Burger in het byzonder zig hier naar te gedraagen had, die dan ook gewoon zyn zulks te doen uit hoofde 't zy van vertrouwen , 't zy van raadpleeging en medebewilliging, maar geenzins uit hoofde van beheerfching of flaaffche onderdaanigheid, die alleen onder eene Krygsregeering plaats heeft, en die het militaire wezen in een vry land, als het gevaarlykfte middel moet doen aanmerken. En geen wonder dat 's lands Vaderen zeggen, dat de burgery gewoon is te volgen het geen door die Collegien wordt vastgefteld, daar van ouds de Collegien geene zaaken van gewigt beflooten zonder de burgery en ingezeetenen vooraf in  in dezelve gekend te hebben, waarna, na dat het volk dus zyn gedagten en genegenheid had bekend gemaakt, het befluit door het gezag der Regeering wierd bekragtigd, zo dat het volk door zig met het zelve te conformeeren , wezenlyk geene andere gehoorzaamheid prefteerde , dan die hunne eigene bewilliging van hen vorderde. Dit is Het tweede ftuk boven aangevoerd, waar uit zonneklaar zal blyken, dat men wel verre van zulk een onderfcheid tusfchen Regeerers en burgers te moeten vastftellen als gy ter verachting van alle uwe medeburgers doen wilt, veel eer moet zeggen, dat 'er tusfchen de oorfpronglyke waardigheid van eenen burger van Nederland en die van zynen Regeerer geen het minjie onderfcheid is, maar dat zy zaamen als broeders van het zelve huis geacht moeten worden, van welke de fchranderfle en braaffte zig met het beftier der zaaken wel hebben willen belasten, zonder in het allerminst de gelyke rechten van hunne broederen eenigzins te krenken. Het is derhalven de moeite overwaardig ons met de aantooning van dit ftuk een oogenblik op te houden, en de waarheid van myne gezegden uit de gefchiedenisfen te betoogen. Men moet dan vooraf in de eerfte plaats op- mer-  ( 97 ) merken dat de Burgeryen zig ou^styds verdeeld den in verfcheidene kiyne vergaderingen, welke in het XXV Artikel der Unie van Utrecht ge» noemd worden , Schutterden, Broederfcbappen en de Collegien, welke twee laatften naderhand de naamen van Gilden gekreegen -hebben (*); zo dat de ganfche Burgery beftond of uit Schutteryen of uit Gilden of uit beiden zaamen (f). Deze vergaderde Burgers was men gewoon in zaaken van gewigt te hooren, en niet zonder hunne toeftemming omtrend dezelve tebefluiten. Dit getuigt Wagena^r , onder anderen, uitdruklyk de gewoonte geweest te zyn in gewigtige gelegen* beden te Amfterdam (§); en wy zien uit het geheel zyner gefchiedverhaalen van die tyden, dat het een ftandvastig gebruik was de burgers op deze wyze te erkennen (**), Verfcheidene Refolu- tien (*) Zia P. Paülus, Verkl. der Unie D. III. p, 214. (f) De Scbutteryen worden ook genoemd Schutters gilden. Zo vind ik by Wagenaar Befcbr. van Amjl. XI St. p 80. dat 'er in de XIV eeuw en waarfcbynlyk al voor 't midden van dezelve een Schutters gilde opgerigt was, waaraan brieven van der (lede wege verleend wierden. De-< ze Schu ters gilden zyn te Amiterdam naderhand vereecigd geworden met de Burgervaandelen Ibidem p. 94/ jimfl. III. St. p. 167. en X! St. p. 90. (**) Idem ibidem II D. VIIB. p. 167 , 169,171,183. G  ( 98 ) tien wierden niet anders dan door goedkeuring der Sch teryen en Vroedfchappen vastgefteld (*). Zomtyds weigerden de Schutteryen ook uitdruklyk om in den gedaanen voorfiag te bewilligen (f). Dog de egaliteit van Burgers en Regeerers blykt uit andere gedeelten der oude gefchiedenisfen nog al duidlyker, als by voorbeeld uit die van Zeeland. Zo wierd, om hier van flegts een bewys by te brengen, de Inftructie voor Gouverneurs en Raaden in Zeeland in dato 2 Maart 1574, door Prin> Willem I. ende Gedeputeerden van Zierikzee, Vlisiïngen en Veere, vastgefteld op volkoomen last van de Magiftraat, Raad en Schutteryen derzelver fteden C§). En niet minder blykt de waardigheid der burgeren uit de wyze waar op de vreedehandeling te Breda in het jaar 1575 wierd aangevangen, dewyl dezelve niet alleen gefchiedde van . wegen en op naam der Staaten van Holland en Zeeland, maar ook uitdruklyk door en van wegen de Schutteryen der fteden, gelyk de HeerPiETER Pauxus zulks duidlyk aanwyst uit de Notulen der Heeren Staaten (*) Idem III St. p. 167. (t) Ibidem p, 171. (§) P. }'aulus, Betoog van Zeelands recht tot bet fiig. ten eentr kooge School, bylage AA. p. 127.  ( 99 ) ten van Holland van den 15 April 1575 (*). Ai verder ontbreekt het geenzins aan gefchiedkundlge bewyzen van minder aanbelang, waar uit ondertuslchen de oude rechten der Burgers ook iri geringere zaaken, hun gezag, en. hunne gelyke waardigheid met hunne Regeerers, al mede ten duldelykflen blyken. Hier toe moet gebragt worden, dat de Schutteryen, volgens het XVI Artikel van den opdragt der hooge Overigheid aan Willem I. door Holland en Zeeland in 1576^ zo wel als de Regeering moesten zweeren, Zyne Doorl. in zyne regeering, zyne beveelen en ordonnantiën en tot onderhouding der -joorfz Unie (tubfchen Holland en Zeeland), getrouw, onderdaanig en gehoorzaam te weezen. Als mede dat de Staaten dikwerf onmidlyk aan de Burgers en Schutteryen der byzondere lieden gefchreevenheb. ben, zo als b. v. die van Holland aan de burgers van Utrecht ff) den 3. Aug 1576, als mede op den 3 Odob. (§). Insgelyks fchreevenzy op den 24 Oftob. des zei ven jaars aan de 8 burger Hoplieden te Utrecht, om gezaamenlyk den Spanjaarden met de wapenen tegen te gaan (**) Nog eens (*) Idem ibid. Byluge F. p. 35. fqq. (•f) btrechts Groot Piacaatb. I D. p. 35(§) ibidem p. 37. (**) Ibidem p. 38. G a  eens deden zy hetzelve op den 18 December 1576 zeer breedvoerig aan de Schuttery van Amfterdam , welke brief aan Burgemeesteren wierd toegezonden, uit vrees dat dezelve de Schuttery anders niet in handen zoude koomen (*). Behalven dit alles zyn 'er zomtyds zelf eenigen uit de Burgers gedeputeerd geweest om over gewigtige regeeringszaaken te handelen; zo wierd b. v. door de Staaten van Utrecht een' burger Hopman gevoegd by de Gecommitteerden, welke op den 28 Sept. 1577. aan den Prins wierden afgevaardigd, om met zyn Excellentie een accoord te treffen, naar het welke zy zig onder zyn gouvernement zouden begeven (f). Haarlem moest volgens het IX Artikel van het verdrag van voldoening belooven dat zy haare Schuttery zoude bewaaren by deszelfs oude voorregten, waar repen de Schuttery, die 'er toen was of namaak zyn zoude, alle de punten van 't voorfz. verdrag zou bezweeren(§). Ook hebben de Burgers zig zomtyds met goedkeuring der Regeering met hare ftads zaaken bemoeid, Zo kwam'er Ao. 1579. te Am- (*) Wagenaar , Befchr. v. Amft. III St. p. 408. Bon. Nederl. Gefcb. X B. po, 202. col. 3. en fo. 203. col. 3. (t) Utrechts Groot Piacaatb. D. I, p, 47. (5) Boa, X, B.fa. 2Qj, col. 4.  ( ioi ) Amiterdam een Keure uit op het diepen derWaale, welke by raade der 3 Schutteryen gemaakt was {*). Zie daar welk gezag, vermoogen en waardigheid oorfpronglyk aan de burgers van Nederland toekoomt, en op welk eenen geringen afiïand zy oudcyds van hunne Regeerers geplaatst zyn. Ik weet wel dat gy weinig achting voor oule rechten en Chartes hebt, gelyk wy op het einde van mynen vierden brief zagen (t), dog indien ik u .hier thands in volgen wilde, zo zou ik my de moeite konnen fpaaren om eene aanmerking te maaken over de Refolutie der Staaten van Holland in dato 23 Maart 1581 (§), welke gy egter niet zoudt nalaaten indien de gelegenheid 'er zig toe aanbood, aan te voereneer ftaaving van uwe volkveragtende gevoelen, dewyl de Staaten te dier tyd vastheiden, dat mm taan geene fteden over 'i gemeene lands zaaken raadplegen zouden met eenige bestgeftaatften, Schutteryen, of anderen, gelyk door zommigen wel voorheen gefchied was, ten waare met voorgegaane gemeene bewilliging der Staaten; dan dewyl ik voor my te veel achting heb voor oude Placaaten en Statuu- ten (♦) Wagenaau Befcbr. v. Amjl, XI St. ^90. (t) Vierde Misfive p. 155- fli' (§) Refol. Holl. bl.Ui. G 3  C 102 ) ten die eenigzins de vryheid des Volks betreffen, zo merk ik op deze Refolutie aan, dat dezelve in dien tyd is genoomen geworden naar den eisch der omftandigheden, zonder een fleedsduurend verband te bedoelen voor nakoomende geflagten, het welk onmooglyk was, dewyl zy in dit geval eenonvervremdbaar recht zou vervremd en vernietigd hebben, dat niet gefchieden kan De omfhm. dig- (*) Het is van eene volftrekre noodzaaklykheid in de bepaaling der rechten van een vrygebooren en onafhanglyk volk een onderfeheid te maaken tusfchen vervremdbaare en onvervremdbaare rechten. Alle de rechten die het eigen gezag des volks en zyne vryheid in het zelf bellier betreffen zyn van de laatfte foort. Tot dezen behooren voornaamlyk die welke wy reeds uit het opgegeevene hebben leeren kennen. Zulke rechten kan men door niets dan door geweld 't zy openlyk, 'tzy heiinlyk, verliezen. Veronachtzaaming van dezelve is geen wettige aftïand nog overgift, en de inkruipende aanmaatigingen en bepaalingen van dezelve door byzondere perfoonen laaten aan het volk het recht om dezelve daadlyk terug te eifchen of te neemen, en dezelve als dan wederom te dellen in de handen van zulken, die dezelve wettiglyk gebruiken, niet toe hun perfoneel belang; maar ter beveiliging en bevordering van den voorfpoed, bloei en welvaard van den algemee. nen burgerftaat. En offchoon Toorouders dwaas genoeg geweest waren om zodanige onvervremdbaare rechten te vervreemden, zo zouden zy egter hier door hunne kinderen geenzins tot den zeiven affhnd verpligt hebben. Die rei'  ( io3 ) digheden van dien tyd maakten alleen eene opfchorting van hetzelve voor eenemtyd noodig, dewyl 'er te dier, tyd de grootst mooglyke fpoed gemaakt moest worden in het neemen van befluiten ter confervatie van het vaderland, dewelke reeds genoeg vertraagd wierden, door het raadpleegen der Regeerings Collegien zelve, zo dat 'er veel min den tyd overfchoot om de burgers over ieder poincl: te hooren en met hen te delibereeren. Ook kwam i het in dien tyd op het verminderen van 's burgers Privilegiën en voorregten 'geenzins aan y maar alleen op het raamen der fpoedigfte midmiddelen ter confervatie der vryheid van het ganfche land tegen eenen gewelddryvenden Graaf; zo dat het voor dien tyd noodig was de conferentien met de Burgers op te fchorten, en van hen te eifchen dat zy aan hunne Regeerers zouden toevertrouwen om op de fpoedigfte wyze de Ü ef- r egt en zyn een zegen, die, gelyk een aangehaalde Schry. ver te regt ztgx,het eene ge/lagt voor het andere niet kan iveggeeven.Ea heeft iemmd zig door list of ovèrheerfching en geweld van dezelve meestergemaakt, dan mag het volk, zo dra het de gelegenheid hiertoe fl»gtsheeft, ook door hetzelve middel, waar door die rechten aan hetzelve ontnoomen zyn, dezelve weder herneemen, waar omtrend de boven aangehaalde Schryvers alle volmaakt overeenltemmen met de infpraak van het jus talionis, het oudfte recht het welk in de natuur bekend is. G 4  C i°4 > effccieu KENT ; en dat deszelfs oogen op ons doen en LAaTjN müer Dan ooit gevestigd heeft. En zier hier hoe de niet min oordeelkundige Baron van der Cipellen t>t den Pol zig over dit zelve onderwerp uitdrukt in zvne voorreden voor de nadere aanmerkingen over den aart en de waarde der Burgerlyke vryheid van den Heer R. Piuca p. 4P' 5°. i, Ik moet hier," zegt Hy, „ter voorkooming „ van eene misvatting, die ik ondervonden heb vry alge„ gemeen te zyn, herinneren , dat men door hét volk niet „ te verlraah hebbe hm gepeupel; ook niet eene handvol „ misnoegden of wargeesten; maar het aanzienlyk het eer„ waardig, hetontzaglyk lighaam der Natie; de eigenaars, „ Participanten der groote maatfchappy, of ten minften „ de meerderheid van dezelven; de wil van welke meer„ derheid, volgens den aart der zuake, ais die van allen „ moet aangemerkt, en van elk, wie hy ookzy, gehoor- „ zaamd  C 113 ) het gedrag en beftier der Regeering niet mogen oordeeletu Laa- „ zaamd worden. Ik zeg van elk wie hj ook zy, want „ de overheid, de Vorst, de fouverein (noem deeze Be,, windhebbers, deeze Adminijlrateurs der volksmaat„ fchappy zo als 't u behaagt) oeffenen, uit naam der „ maatfchappy, wel gezag over elk van haareleden afzon„ derlyk\ ook over al de leden, zo lang dezen in hun„ nen afzonderlyken (Jndividueeleny (tand .blyven: maar „ zo dra zy zig tot één lichaam vereenigd en hunnen wil „ en welbehaagen op eene of andere manier te kennen „ gegeeven hebben, neemt natuurlyker wyze, alle ont„ leend, a!Ie ondergefchikt gezag een einde, in zo ver„ re, dat een volk, in dit oogpunt, befchouwd gezegd ,, moet worden , geene overheid in 't geheel boven zig „ te hebben." „ Ik heb niet ongepast geoordeeld," dus gaat de Baron voort, „ dit onderworp te dezer plaats, tot ophel„ dering dog flegts in eenigen zyner hoofdtrekken te „ fchetzen. Ik kan my niet inlaaten°in eene wederleg. „ ging van al de drogredenen, die men uirgedagt heeft,om „ 't gezond verfluid en de dierbaarfte rechten van't mem„ dom weg te redeneeren. Indien ik 'er kragten en be,, kwaamheid toe had, zou my geene bezigheid aange„ naamer zyn, dan dit geheels ftuk, in zynen ganfchen „ omvang, opzetlyk te konnen vethandelen. Intusfchen 3, blyft dit eene waarheid, die ik nog nooit heb hooren „ ontzenuwen, dat,namelyk de rentmeesters niet meerder ,, dan de eigenaars, dat de dienaars niet meerder dan „ de beeren zyn, en dat een geheel volk geen minder H „ regt  C "4 ) Laaten wy hier eens zien of gy het altoos met uzelven eens zyt, en hoe ver gy in flaat zyt om uwe gezegden van rondom te fouteneeren, en confequent te zyn in uwe redeneeringen. Burgers en Ingezetenen dan, moogen niet oordeelen , dus veel min hunne gedagten openlyk zeggen dat is beflisfen over hec ftaats en regeeringsbeftier Zy moeten derhalven zwygen. Bravo! Maar op bladz. 25 van het Politiek vertoo"wordt aan het volk eene ftem toegekend, en wel eene ftem die om veele redenen in geene geringe Conjïderatie behoort te hoornen. Moe kleeft dit, Myn Heer de Staatsman? „ DeBur„ gers moogen niet oordeelen, niet fpreeken, „ niet beflisfen, maar de Burgers moogen oor- deelen en fpreeken, en hunne ftem moet in „ geene geringe coniideratie koomen." Zie daar uwe redenering; wat moeten wy nu uit dezelve be- „ regt tot bet befcbikken van zyne groote huishouding „ kan hebben , dan eene maatfchappy van koophandel, „ of een byzondcr buhgcïin beeft om zyne eigene zea,, ken naar eigen goedvinden te beflieren." Dit te doen, en deze waarheid te ontzenuwen laat ik ook zeer gaarne aan anderen overig. Eene zaak valt helaas! ondertusfchen maar al te veel betreuren; dat naamlyk der» gelyke waarheden zo dikwerf door overmagc, en door geweld, uit het veld geflaa0ren en zo jamaw'Iyk verueden zyn.  ( "5 ) befluiten? waar aan wik gy da: wy ons houden zullen? Gy zwygc; laat ik derhalven de moeke neemen om zulks uit u,v gefchrifc en denkwyze na te fpooren. By welke gelegenheid dan is het, dat gy aan Burgers en ingezetenen het recht ontzegt om te moogen oordeelen over het publiek beftier der zaaken en het gedrag der Regeerers ? En by welke andere gelegenheid is het, dat gy van diezelve burgers en ingezetenen zegt, dat hunne ftem om veele redenen imgeene geringe Confidentie behoort te koomen? Het eerfte is in de daad by gelegenheid dat gy uzelvcn zonder verdere bewimpeling aan ons in de Zuidhollandfche Courant als eenen Regent bekend gemaakt hebt Thands wierd het tyd om ons te zeggen dat men over het gedrag der Regeerers niet mogt oordeelen; en waarom? Om dat men terftond het gedrag van den RegentSchryver van het Politiek Vertoog ten uiterften zou^ verdoemen, en hem wegens een zo godloos gefchrift, als eenen eeiloozen , als eenen leugenaar, en ais eenen lasteraar, verklaaren zou vervallen te zyn van zyn aanJeel in het beftier der vrye Nederlanden. Ten anderen, uw gefchrift is zo ongelukkig, en zo ten eenemaal tegen uw genoegen enoogme k onder de Burgery verfprcid H a en  ( "6 ) en gelezen, volgens het geen gy ons overeenkoomftig uwe gewoone eerlykheid in dat zelve nieuwspapier hebt willen diets maaken. Dit uw gefchryf betrof het gedrag der Regeerers van Amfterdam, Over dit gedrag van deeze brave Regenten mogt men zo. min oordeelen als over het uwe; en waarom ? Om dat men het zelve goed zou moeten keuren, en niet alleen, die geen , die hen durfde te veroordeelen, eenen booswigt noemen, maar daar en boven het tegenovergelteld gedrag der Stadhouders in de aangehaalde gevallen moeten laaken, en afkeuren. Het een en ander was ten eenemaal flrydig met het wit uwer bedoeling. 'Er fchoot derhalven niets anders over ter bereiking van uw oogmerk, dan met uw gezag als Regent hier tusfchen beiden te koomen, en uwe medeburgers in die waardigheid aan te zeggen, dat niemand dan alleen Regenten mogten oordeelen over het politiek gedrag van publieke leden van Regeering. Zo dikwerf het 'er derhalven op aan koomt om te weeten of onze regeerende medeburgers zig wel van hunnen pligt en overeenkoomflig de begeerte van het achtbaar volk gedraagen hebben, moogen de burgers zelve niet oordeelen , maar dan zullen zy zig hebben te vervoegen by Mjn Heer den Politiek Vertoogfchryver, die als Regent het uit- flui-  C i*7 ) fluitend voorrecht heeft, niet alleen om over alles te beflisfen, maar zelf om de allermalitieufte leugens aan zyne onderdaanen diets te maaken, en hen te belasten, dat zy alle zyne gezegden, blindelings zullen hebben tegeloven, zonder iets te onderzoeken, dewyl Myn Heer de Regent het gezegd heeft. Deze weg zou voorzeker de veiligfie zyn om alle de mefures der Stadhouders als godlyke befluiten aan het volk voor te kon» nen draagen, en alle de gebreken van het Staatsbeftier op den onfchuldigen hals te werpen, van brave en eerlyke , dog daarom gehaatte Regenten zo als die der ftad van Amfterdam, de oude Heer Temminck by voorbeeld, de ftandvastige Hoofd, en hunnen braven Penfionaris van Berckel, Maar nu ten anderen, by welke gelegenheid is het dat gy aan diezelve burgers en ingezetenen eene ftem toekent, en wel eene ftem die om veele redenen (die gy vergeet op te noemen, waarfchynlyk dewyl de voornaamfte deze is, dat de fouvereiniteit haren zetel heeft in hec lighaam des Volks) in geene geringe aanmerking behoort te koomen ? Dit gefchied by gelegenheid dat gy gewag maakt van het Stadhouderfchap. Dewyl, zegt ge bl. 25, de ondervinding ons leert dat ons land zonder Stadhouder niet beft aan kan, hehalven H 3 de  ( n8 ) de Conftante ftem van het volk, die om veele redenen by ons in geene geringe Confideratie behoort te hoornen, zo behoor en voy deze form van naar ons Regcering vermoogen te maimineeren. Uwe redeneering loopt derhalven dus: ,, Over alle regeeriogszaaken , die het gezag „ van den Stadhouder binnen eenige paaien hou„ den en hem beletten om het zelve verder uit „ te breiden, of die aantoonen dat hy zig kwaa„ lyk van het zelve bedient, moogen de burgers „ niet ooicicclen. Maar ten anderen, wanneer het volk Tiins gezind is, engeneegen om den „ Stadhouder te verheffen, dan mag het zelve „ zeer wel oordeelen en gebruik maaken van „ desfclfs recht, en vooral wanneer zy de han- delingen der zo genoemde vrye Staatbeftierers ., laaken en eenen Erflladhouder begeeren, dan „ moet desfclfs ftem om zeer veele redenen in geene geringe Confideratie koomen, maar „ zelf gelden boven de kundige remonftrantien „ van hunne regeerende medeburgers !" Welke een verhevene wysbegeerte , en verlichte oordeelkunde! Hoe vloeit hier alles het een uit het ander voort! Hoe overreedend zyn zulke redeneeringen zelf boven die van Frans Bakus! Maar laat ik ter zaak koomen. Wat dan eigcnlyk het onderwerp betreft, waar over  ( "9 ) over wy handelen, dat Burgers naamlyk en ingezeetenen over hetgedrag en beüier der Regeering niet moogen oordeelen, zo vraag ik u voor eerst naar een dugtig bewys, dat is, een ftellig verbod ten dezen opzigte. Her is niet genoeg gelyk ik u meermaalen gezegd heb, flegts woorden op het papier te zetten, en dezelve met eenen vertrouwelyken of meesteragtigen toon aan te dringen; maar in zaaken van dit gewigt koomt het op bewys aan. Ga naar Venetien, en zeg daar zonder het te bewyzen, dat burgers met regee» ringszaaken zig niet moogen bemoeien of in laaten, en niemand zal dit u in die Ariftocratique Regeering tegenfpreeken; maar in Nederland vorderen • wy bewys van zulke gezegden, dewyl wy zodaanig eene ondraaglyke en met de rechten der natuur onbeftaanbaare Regeeringsvorm niet kennen, nog immer zullen dulden, dat door uwe verzekeringen en bloote woorden den weg gebaand worde tot zulk eene verdoemlyke flaverny. Waar is het verbod, dat aan uwe medeburgers dit recht ontzegt? Wanneer, en door wie is het zelve gegeeven, en op welke gronden (leunt het zelve? Maar ten tweeden vraag ik u, waarom de Stadhouders zig, zo dikwerf het oordeel des volks (Irookte met hunne inzigten, niet alleen op hetzelve beroepen, maar H 4 het  C Mo ) het oordeel en den wil des volks zelve ten grondflage gelegd hebben van'hunne verrigtingen ? Waarop heeft by voorbeeld Prins Willem de III ondernoomen de Regeeringsvorm te Ucrecht in zo verre te veranderen, dat niets dan de gedaante van de aloude Rcgcering en het vrye ftaatsbeftier in die Provincie is overgebleeven ? Slaa Utrechts Groot Placaatboek op, en gy zult vinden dat hy zig op bet volk beroept, en de be*. geertc van eemgeBurgers ten grondflagelegt van deze onbillykc onderneeming (*). Indien het volk zig met het gedrag en beftier der Regeering niet mag inlaaten, waarom hebben deze bur- gers (*) Zie Ordre en Reglement waar na de Regeering in de Provincie van Utrecht in bet toekoomenie zal worden beflclt en beleid &c. te vinden in de Refolutie van de Staaten i' Lands van Utrecht in dato iö April 1674, Utrechts Gr. PI. boek ft. I. B. I. Tit. II. Re fol. XL p. 16 j. fqq., waarin wy het volgende lezen : Ende heeft Hooggent. Zyne Hoogh. wyders daar nevens bekend gemaakt, tat eenige van de voornaamste Burgers der voorsz. Stad , Hooggent. zyne Hoogh. hadden verzogt te Killen arrejleeren een reglement waar na de regceringe s' Lands van Utrecht voorz. zoude worden beleid. Welk verzoek Zyne Hoogh. aandachtiglyk bad overwogen, en daar op de vryheid nam het berugte regerings reglement aan de Heeren Staaten, door hem geconcipieerd, voor te leggen. Vid. ibid. p. 170, Col. a.  (131) gers van Utrecht dan durven begeeren dat deze Stadhouder hunne Regeering zou veranderen, en waarom heeft Prins Willem, in gemelde qualiteit zig niet ontzien, aan hunne begeerte te defereeren , en zo ruimfchoots te voldoen ? Uit uwe verzekering volgt immers regelrecht dat deze flap eene illegale demarche van dien Staatsdienaar geweest is, en die geen gezag gehad heeft, dewyl zy fteunde op last van zulken, die volgens u, zig met geen ftaatsbeftier moogen inlaaten ? Nog eens indien het aan de Burgers niet toekoomt zig in te mengen in Regeeringszaaken,waarom heeft de overheid dan die meenigte van Requesten door de duizenden der Burgers dit jaar aan de Collegien der Vroedfchappen ingeleverd, niet van de hand gewezen , en die geenen die dezelve hebben durven tekenen , voorbeeldig gefixafd, ten einde het volk zig nimmer weder bemoeie met de zaaken die van het departement dar Regeering daadlyk zyn ? In de daad is 'er immer mede een voorbeeld geweest van het regt der burgers in dit opzigt,het is deze zaak geweest, die tot een gedenkfiuk pronken zal in onze Jaarboeken, terwyl het behoorlyk gevolg van dezelve alleen in Haat is om u ganfche gezegde geheel omver te ftooten, daar alle de Regeerers onmidlyk en met zo veel bereidwilligheid aan H $ het  ( 122 ) het verzoek en den daar in opgeflootenen last van hunne medeburgers voldaan hebben. Ik zou al weder uit de oude gefchiedenisfen, veele voorbeelden konnen bybrengen , die'het gezag der Burgers in die opzigt ftaaven * dan het is niet mooglyk by alles» voor al by zaken die zo handtastelyk onwaar en leugenachtig zyn, even lang te blyven ftil ftaan. Myn Brief is reeds genoeg vergroot met het wederleggen uwer eerite ftelling. Het wordt tyd dat ik tot andere overga, het welk ik zo aanftonds doen zal, na dat ik dit laatfte gedeelte uwer eerfte ftelling , dus veranderd zal hebben: „ Buiten dat moet elk regerend Burger, zo „ wel als zyne medeburgers en mede ingezee* ,, tenen, welke laatften volgens s"Lands alou„ de vrye Conftitutie , hun recht behouden , „ om over alle regeeringszaaken, en het po„ litkk gedrag en beftier der Regeerers te „ oordeelen, Vr zig op toeleggen om te zien „ of onder de tegenswoordige Regeeringsvorm, ,, die aloude vrye Conftitutie hehoorlyk wordt „ gehandhaafd en voorgeftaan; als mede of „ den welvaard en bloei des lands hehoorlyk wordt befchermd, en de fchatten hier toe „ opgehragt hehoorlyk hefteed en gebruikt; en in-  C 123 ) ,, indien zy in het een of ander gebreken zien „ of ontdekken , is het bun pligt zodaanig „ eene Regeeringsvorm, of deszelfs bediening „ in der tyd, naar hun beste vermoogen te „ doen veranderen en verbeteren' ten einde „ de vryheid en welvaard van Nederland „ fteeds beveiligd moogen blyven tegen alle „ fchadelyke aanvallen en inbreuken, dewel- ke, zonder een fleedsduurend en waakzaam „ toeverzigt, daaglyks gereed ftaan om in te „ kruipen, en zig allengskens zo diep in te „ wortelen, dat alle herftel na verloop van „ jaaren ten eenemaal onmooglyk zou bevon„ den wordend Thands ga ik over tot uwe TWEEDE STELLING in welke gy u dus uitdrukt: „ Eene herhaalde ondervinding leert, „ dat ons land onmooglyk zonder eenen „ Stadhouder bestaan kan , voor eerst , „ om meenigvuldige redenen, die meest „ allen UIT de souvereiniteit der afzon„ derlyke provinciën, en dé privilegiën „ der steden, en UiT HET conflict van „ zo veele belangens met die van de Re- PU-  C 124 ) „ publiek in t algemeen ontstaan; tem „ tWI edun , uit hoofde der constante „ stem van hkt Volk, die by ons om vee„ le redenen in geene geringe consideka- „ tie behoord te k00men."(/W.ü£/7. bl. 25) Wat deze ftelling betreft, zo merk ik op dezelve aan Voor eerst, dat de aart en natuur onzer Re« geering,die naamlyk van een zevenhoofdig bondgenootfchap in het algemeen zekerlyk vordert dat 'er een Stadhouder zy, niet zo als dezelve eertyds pleegden te zyn onder de Graven, maar zo als dezelve behooren te wezen onder eene vrye Staats Regeering; dat is een Stadhouder, die niet de belangen van eenen Graaf, of van zyn eigen huis bedoelt, en die zig uit dien hoofde de magt toeeigent en misbruikt, die hem alleen verleend wordt ter uitvoering, niet van zyne bcOuiten, maar van die van zyne aanftellende meesters; in welk opzigt (der uitvoerende magc) eene Stadhouderlyke bediening, die zeer te onregt regeering geheeten wordt, noodzaaklyk, of ten minften zeer nuttig is, dewyl 'er voorzeker een Perfoon vereischt wordt, die de befluiten van veelen ter uitvoer brengt. Ten anderen is een veelhoofdig Bondgenootfchap, welks algemeene vergadering uit last hebbende afgezanten beliaat, die dik-  C »5) dikwerf zeer onderfcheidenen last van hunne committenten ontvangen , een Stadhouder noodig, die in Haat is, om door minzaamheid en eene doorwrogte kunde de verfchillende begrippen te verzoenen, den juisten middelweg aan te toonen, en alzo de eensgezindheid en eenpaarigheid onder de leden te bewaaren en te bevorderen. Maar Ten tweeden, zo dra een Stadhouder niet voldoet aan deze oogmerken, is zyne bediening niet alleen niet noodzaaklyk , maar zelf ten eenemaal verderflyk voor het Land, en allernadeeligst voor de vergaderingen en raadpleegingen der vrye leden van den Staat, Een ftadhouder die de belangen van zyn land en meefters vergeet, veronachtzaamt, verzuimt, en dezelve agter fielt aan zyne byzondere en perfoonlyke inzigten, en de belangen van zyn eigen huis, is niet gefchikt, gelyk van zelve fpreekt, om den lande te dienen en wezenlyk heil aan te brengen; en indien de leden eener booge vergadering ongelukkig genoeg waren , om geheel onvoorzigtig een blind vertrouwen te flellen in zulk eenen Staatsdienaar, zonder zyne oogmerken na te gaan, en zyne voorftellingen te toetzen aan den eisch van het belang des Vaderlands, zouie men voorzeker naar geenen verafzynden tyd behoeven te wagfen. om de treurige gevolgen van zodaaning een Stadhouderr fcli3p  ( ) fchap voor den bloei, der vryheid en den welvaard van het gemeene best, handtastelyk te konontdekken. En dewyl vooiige Stadhouders, by voorbeeld Maurits, Frederik Henrik, Willem II, en Willem III, welke deugden men anderzins in deze mannen ook roemen mooge, 't zy door misverfland, 't zy doorperfoonlyke verbintenisfen en betrekkingen van hun huis, meer dan eens blyken gegeeven hebben, hoe een Stadhouder dwaalen kan omtrent den wezenlyken eisch der belangen van Nederland, zo dunkt my heeft het gansch gemeene best geene geringe verpligting aan de ftad van Amfterdam, die tot hier toe altoos zulke opgeklaarde denkbeelden omtrent de vryheid en den welvaard van haar Vaderland govoed heeft, en ingevolge den pligt van getrouwe en waakzaame regeerers, dikwerf de handelingen der Stadhouders na gegaan en gewoogc n regenden eisch der zaken, en hen, wierden dezelve voegzaam bevonden ter befcherming van het geluk der zeven landen, al den hulp aangeboden en bygezet, die in haar vermoogen was; dog ook van den anderen kant niet zelden haaren byltand geweigerd, zo dikwerf de inzigten der Stadhouders niet verbonden waren aan het belang der Republiek, nog het heil des Vaderlands tot hunne bedoeling hadden. Ten  C 127 ) Ten derden. Wat de noodzaaklykheid van van het Stadhouderschap betreft, uit aanmerking der conftante ftem van het volk, zo beken ik openlyk deze niet te konnen ontdekken, of uwe meening in dit gezegde te konnen verftaan. Wat verftaat gy door het volk ? Hier van hangt alles af. Waarfchynlyk verftaat gy met alle onze hedendaagfche hovelingen , door het zelve, het gemeen , het gepeupel, dat gewoon is driftig en onbezonnen te werk te gaan, en zig niet ontziet," om gelyk zulks nog in het beroerte jaar van 1748 gefchied is, zig met het bloed zyner medeburgeren te bezoedelen. Dan in dit geval lochen ik, dat de ftemme des volks, dat is dan volgens u,de ftem van het geboefte der Natie, in aanmerking behoord te koomen. Wanneer dat gedeelte des volks, ik meen, het gemeen, eischt, dat men eenen Stadhouder aanftelle, heeft men veele voorzigtigheid noodig, dewyl geenzins de ftem van dit onkundig gedeelte der Natie hetStadhouderfchap terflond volkoomen wettigt en noodzaaklyk maakt; en men ondertusfehen van d^n anderen kant, door aan dezelve niet te voldoen, waagt dat inwendige beroerten het land fchudden en doen daveren, en dat gelyk in het reeds aangehaalde jaar van 1748 gefchied is, den eis;h van dit ontembaar gedeelte des volks, voldaai wor-  ( 128 ) worde in de ftroomen van het Burgerbloed. Eene zaak die den vveldenkenden doet yzen wanneer hy op die tyden te rug ziet, en denkt aan eenen Staatsdienaar, wiens gezag gevestigd is zo wel op de puinhopen der lykbusfen van zyne vermoorde landgenooten, als op die der vryheid en voorrechten van Neerlands ingezetenen! Maar ten anderen, verftaat gy door het volk, met de Heeren Staaten van Friesland, ófe goede ingezetenen , dat groote gedeelte bedaarde, welmeenende, vaderland en vryheidlievende, en daardoor agtingswaardige inwoonderen, die de rust en het vertrouwen onder de leden der hooge Regeering, aan welke het bewind der publieke zaaken en de uitvoerende magt is V toevertrouwd hoven alles [coatten, en daar van alleen 'slands heftendig heil en duurzaamheid verwagten (*), dan lochen ik dat de ftem van het volk, van dit achtbaar volk, dat door den Edelen van Zuilen van Nyevelt genoemd wordt, bet beste gedeelte des volks, V geen by de reden ondervinding voegt, een volk dat zyne vryheid kent, en dat zyne oogen op het doen en laaten der Reseerinn thands meer dan ooit gevestigd heeft; dat zeg ik C*) Zie Misfive van de Heeren Staaten van Fries land aan den Stadhouder, 16 April 1782.  ( '29 ) ik de item van dit volk conflant voor de ftadhouders geweest zou zyn. In dit geval zou men nimmer eene afte van feclufie tegen het Stadhouderfchap in het huis van Oranje hebben uitgegeeven, gelyk in Holland en Westfriesland in hec jaar 1654 gefchied is; nog ook de ftadhouderiyke regeering ten eeuwigen dage vernietigd hebben , gelyk de Staaten van Utrecht in het jaar 1667 goedvonden te doen. Dog, behalven dit alles, hoe ftrookt deze uwe eigene verzekering met een ander gezegde op de volgende bladzy» de van uw vertoog, ik meen p. 26. alwaar gy zegt, dat, zo dikwerf 'er disfenfien zyn, tusfchen den Stadhouder en de Steden , het natuurlyk vooroordeel in da gemoederen van het gemeen tegen (den Stadhouder is ? Ik bid u , hoe zyn deeze twee verzekeringen , zo regelregt tegen over elkander (taande te verzoenen en overeen te brengen ? — Dan die zig niet fchaamt openlyk te liegen, fchaamt zig ook niet om inconllquent te zyn in zyne redeneeringen, en zig zeiven, is 'c nood, tegen te fpreeken. By u en uwe medepligtingen koomt het 'er dog niet op aan om de waarheid aan den dag te leggen, maar alleen om het gemeen, en was zulks mooglyk, het ganfche volk te veriaslchen, en te verblinden. Wat eindelyk ten vierden, de zaak zelve beI treft,  ( 130 ) treft, of naamlyk het gemeenebest zonder Stadhouder bestaan kan of niet, daar over zullen wy zo aanftonds gelegenheid hebben het een en ander te zeggen,dog myne gedagten hieromtrend zal men nader leeren kennen op het einde dezes briefs, na dat ik aldaar gehandeld zal hebben van den eigenlyken aart en natuur der lTadhauderlykc bediening. Immers men kan over deze zaak geen oordeel vellen , zonder dat men vooraf duidelyk weete en naaukeurig bepaale, wat eigenlyk het ftadhouderfchap is. De gefchiedenisfen zullen ons leeren, dat het geenzins onmooglyk is, dat het land zonder zodaanig eenen dienaar beftaan blyve; dog wy zullen dit alles van nader by leeren befchouwen , wanneer wy het eigenlyke ftadhouderfchap vergelyken met de betekenis en den zin, dien hedendaags aan het zelve gegeeven wordt. Ik ga over ter befchouwing van eene DERDE STELLING, waar in gy u dus uitdrukt. „ Wy behooren derhalven deze form van „ Regeering (de stadhouderlyke naamlyk) „ die nu eens op vaste gronden gevestigd „ is , en die wy ten duursten iïezwooren hebben j naar vermoogen te maintinee- Ge-  C 131 ) Gewigtige gevolgtrekking voorzeker! uit zulke wankelbaare en twyffelachtige premisfen! Uwe redeneering loopt dus: „ Wanneer eene herhaalde ondervinding „ leert, dat ons land onmooglyk zonder eenen ,, Stadhouder heflaan kan, dan behooren wy „ de Jïadbouderlyke regeering, die nu eens op „ vaste gronden gevestigd en ten duurjlen be„ zwooren is, naar vermoogen te maintinee„ ren" „ Dan de ondervinding leert, dat ons land „ onmooglyk zonder eenen Stadhouder kan be„ ftaan." „ Ergo behooren wy de ftadhouderlyke re„ geering , &c. naar vermoogen mainti„ neer en? Ik ontken voor eerst de asfumtie of het twee* de deel dezer fluitreden, dat naamlyk de sndervinding ons leert dat het land onmooglyk zonder eenen ftadhouder kan beftaan ; dewyl de Republiek niec heeft opgehouden aanwezig te blyven zedert den dood van Willem II. tot aan de aanftelling van Willem III., en wederom zedert den dood van Willem III, tot aan de verheffing van Willem IV., welke beide tydvakken het eerfte van 1650 tot 1672, het andere van 1702 tot 1747 eenen tyd uitmaaken van by na 50 Jaaren, I 2 waar-  ( '32 ) waaruit volgt dat de Republiek zedert de Revo» lutie, of herftelling van haare vryheid, byna een vierde gedeelte van den tyd van haar beftaan , geweest is zonder Stadhouder, waaruit ik volgens den regel ab esfe ad posfe valet confequentia, dus redeneer: „ Indien de ondervinding leert, dat de Re,, publiek zonder Stadhouder daadlyk is Jlaande „ gebleeven, zo volgt dat zy zonder Stadhouder „ kan ftaande blyven." „ En de ondervinding leert, dat zy zonder „ Stadhouder is ftaande gebleeven , en dat wel „ geduurer.de eenen tyd van 50 Jaaren." „ By gevolg, kan de Repitblik daadlyk zou„ der Stadhouder ftaande blyven." Maar ten tweeden, indien het eene zo uitgemaakte zaak is, dat ons land onmooglyk zonder Stadhouder beftaan kan, en men dit gezegde moet aanmerken, als eenen ftaatsregel, die geene uitzondering duldt, waar van daan is het dan, dat men in het jaar 1651 op de groote vergadering zo heftig over hunne aanftelling heeft konnen debatteeren , en zo veele redenen voor en tegen dezelve opgeeven (*) ? Waar van daan is her, dat (*) Wagenaar Fad. Hist. XII. D. p. 157, 160, i<5o, 183, 185, 188.  ( 133 ) dat men heeft kunnen goedvinden hun ambt te vernietigen by een eeuwig edict, gelyk gefchiedde in Holland in het jaar 1654 (*). Hoe hebben dan de Staaten van Utrecht in het jaar 1667 'er toe konnen befl uiten, om met eenen plegtigen eed het ftadhouderfchap voor eeuwig af te zweeren (f)? Hoe hebben diezelve Staaten na den dood van Willem III., onder wiens regeering zy het juk der flaverny op eene ondraaagbare wyze hadden moeten torfchen, 'er andermaal toe konnen overgaan, om die hooge noodzaaklykheid van eenen Stadhouder voorby te zien, zyne regeering wederom te vernietigen, de Regenten van hunnen eed te ontflaan, de aloude vrye ftaats regeering te herflellen, en dezelve met eenen nieuwen eed te bevestigen (§) ? Eindelyk , hoe hebben naderhand vier gewesten, ik meen Holland, Zeeland, Utrecht, en Overysfel zaamen konnen raadplee» gen, om geenen Stadhouder aan te flellen (**), en dat niet alleen , maar in het jaar 172a daadlyk 'er (*) Idem, ibid. XIII. D. p. 592. (t) Utrechts Groot Placaatboek, D. I. p. irJS. VII. en VIII. Ref. (§) Re fol. 27 April 1702. Utr. Groot Placaatboek V. I p. 177. {**) Wagenaar, Fad. Hist. D. XVII. p. 298. I 3  ( 134 ) 'er toe konnen befluiten, om zulks niet te doen (*)?My dunkt het een en anderleert duidelyk ge* noeg,dat het 'er ver van af is, dat de zaak zo klaar is, dat een Stadhouder voor Nederland zo volftrekt noodzaaklyk zy; behalven nog, gelyk ik reeds gezegd heb, dat de ondervinding het tegendeel ook heeft geleerd; zo dat het wederom eene ronde leugen is, die gy ons, zonder dezelve ook eenigzins, gelyk uwe gewoonte is, te bevestigen of met eenig bewys te ftasven, wilt diets maaken, dat naamlyk eene herhaalde ondervinding ons leert, dat het land zonder eenen Stadhouder niet kan beftaan; de ondervinding leert alleen dat dezelve by herhaalde ryzen zyn aangefteld j en het is te gelyk diezeive ondervinding, die ons by herhaaling overtuigd heeft, dat het gemeenebest zonder hunne aanftelling evenwel kan ftaan* de blyven. En Myn Heer! ik bid u fpreek van geene herhaalde ondervinding, of wat deeze ons geleerd heeft. De vryheid zou hier uit haaren kerker roepen. Het is moeilyker dan men denkt, zyne pen te bedwingen, wanneer het bloed begint te kooken , en het hart zig meester van dezelve maakt. (*) Idem. ibidem D. XVIII. 258., verg. D. XVIII. 127, 128 en XIX, 355, 356.  ( 135 ) maakt. Indien ik hier een regtvaardig tegenwigt wilde (lellen , tegen de valfche befchuldigingen, welke gy aan Amfterdam te last durft leggen , had ik immers niets anders te doen, dan de rollen onzer gefchiedenisfen te ontwinden, om uit dezelve waarheden by een te zaamelen, die door de pen der ervaaring in dezelve by herhaaling ge- boekftaafd zyn; Waarheden die niet noodig hebben met zwarte kleuren uitgedrukt, of met valfche redeneeringen verdonkerd te worden, om te bewyzen, dat het de ftadhouders zyn, aan wien die ondeugden moeten worden toegerekend, die gy de ftad van Amfterdam, op eene, zo hemeltergende wyze hebt aangewreeven ; ondeugden van zugt tot uitbreiding hunner magt, en ovèrheerfching van alle hunne medeburgers en ingezetenen ! Maar ik weerhoude my, dewyl ik my tydig herinnere dat de gebreken der Stadhouders de gebreeken van anderen niet wegneemen of uitwisfchen; en dat ik daar en boven tot zulke uitterftens geenzins behoeve te koomen om Amfterdam en Neerlands rechten tegen u te verdeedigen. Wat dan verder de overige drangredenen betreft, met welke gy de noodzaakelykheid van het ftadhouderfchap zult willen aandringen, den eed naamlyk met welke hetzelve door de Regenten I 4 • be-  ( 136* J bezwoeren worde, en ten tweeden de (lamme des volks, die zo als gy ons zegt, eenen Stadhouder begeert, zo merk ik nog kortlyk op het eerste aan, dat ik den aart en natuur van dezen eed en deszelfs verbintenis, boven breed genoeg, zo uit de natuur der zaak als uit de gefchiedenisfen heb toegelicht, en duidelyk genoeg aangetoond, dat het verband, waar onder dergelyk eene eed de Regenten brengt, zig geenzins, zo ver (Irckt, dat men dezelve gelyk gy doet, ter vergrooting van des Stadhouders gezag kan aanvoeren , even als of het de Regenten niet geoorloofd zou zyn, om op het voetfpoor der Stad van Amllerdam hunne toeftemming te weigeren (en hier door hem tegen te gaan) in zulke dingen die aan de vertegenwoordigers van het volk toefchynen uadeelig te zullen zyn voor 's Lands wezenlyken welvaard, of die aan hetzelve ten minden geen voordeel fchynen te belooven; daar in tegendeel de eed welke by deze gelegenheid gedaan wordt, geenzins gefchiedt tot maintien van het byzonder gezag des Stadhouders, maar eeniglyk en alleen ten nutte van den lande; waaruit regelrecht volgt, dat indien een Stadhouder dit nut en welzyn van het land eens ongelukkig uit het oog mogt koomen te verliezen , dat dan dezelve eed, met welke de Regenten zig thands verbonden hebben om het Stad-  C i37 ) Stadhouderfchap voor te ftaan, hen uit deszelfs aart en natuur verpligt, om hetzelve of ten eenemaal te veranderen, of wederom geheel te vernietigen. Eindelyk koomt dan hier de volksftem nog in aanmerking. Het zal niet noodig zyn, na alles wat ik weinige bladzyden te vooren hier omtrend aangemerkt heb,veel hier van te zeggen. Ik weet wel, men laat desniettegenftaande geenzins na te roepen Vox populi vox Dei! dog, eens toegegeeven zynde dat de vox populi voor den Stadhouder wierd bevonden , kan ik egter niet nalaaten, om dit heerlyke gezegde, het welk geboren fchynt te zyn in die duistere eeuwen, waar in het bygeloof der menfchen, en hunne onkennis aan eenen redclyken Godsdienst, aan de koningen der aarde de gelegenheid overliet om den Godlyken eerdienst en deszelfs gezag te misbruiken ter bevordering van hunne grootheid en vermoogen ; een gezegde het welk gevolglyk ook zo dikwerf door de begunftigden van Prins Maurits zo van den kanfèl als in byzondere gefprekken aan het volk als eene Godsfpraak is voorgehouden, eenigzins toe te lichten , zo wyze ik u alleen op die heilige gefchiedenisfen, welke reeds in het begin der XVII eeuw aan deze Herauten derGodlyke openbaaring hadden behooren te leeren, dat een dergelyk gezegde ftrydig is met het geen ons I 5 in  ( 138 ) in den Bybel der Christenen geleerd wordt. Her. inner u Myn Heer I zo gy immer dir boek doorbladerd hebt, dat het vereenigd volk van Ifrael, hetwelk onder de Mofaifehe Godsregeering onafhanglyk was geweest van alle Waereldlyke oppermagt, eindelyk den tusfchenfpraak door Urim en Thummim begon te verdrieten, en dat zyalsmenfchen gaarne zigtbaar het hoofd wilden kennen, naar wiens wetten zy leefden, en wiens beveelen zy gehoorzaamden, ingevolge waar van zy eenen kooning, een zigtbaar hoofd begeerden. De heilige gefchiedfchryvers zeggen ons duidelyk dat de ftemme des Volks dit van Samuel begeerde. Indien nu de ftemme des volks de ftemme Gods is, dan heeft voorzeker de Godheid in dien tyd ftrydig met zig zeiven moeten handelen; daar deze zig ten uiterften beleedigd verklaarde door zulk eenen eifch, en zynen Godlyken toorn nederdreigde op dat volk, dat hem door deze begeerte verworpen had, en in plaats van zynen hondgod , eenen medeburger tot deszelfs befchermer eifchte. 'T\ is waar wy beleeven eenen tyd, die gelyk hy weinig achting betoont voor de geweide gcfchiedenisfen, egter van den anderen kant niet nalaat te zeer verlicht te zyn, om eenig geloof te flaan aan dergelyke gezegden, die, gehoord uit den mond der Vaderen, de aangezigten der Kinde-  C '39 ) deren doen bloozen van fchaamte. Evenwel is het even zeker, dat men thands geene middelen, en dus ook den Godsdienst niet, onbeproefd laat, die flegts dienen konnen ter bereiking van heimlyk bedoelde oogmerken. Ik herinner my zeer wel hoe men nog flegts onlangs den Godsdienst-haat, die fchandvlek van het menfchlyk vernuft, heeft zoeken te gebruiken, omhei gemeen, want het verftandiger gedeelte des volks fpot reeds met zulke beweegredenen, op te zetten tegen eene voor ons belang zo noodzaaklyke verbintenis met den Koning van Vrankryk , om onzen gemeenzaamen vyand, den onderdrukker van Nederland, met de wapens in de vuist, en het gefchut in de poor« ten, te keer te gaan; Maar dezulken behoorden zig te herinneren, hoe hunne Stadhouder Willem III in de jaaren van 1683 en x6^4 heeft aangefpannen niet alleen met eene roomfche Mogenheid, die met Vrankryk denzei ven Godsdienst beleidt, maar zelf met die kroon, die, nog geene 36 Jaaren geleden, haare wapenen gebruikt had, om Neerlands vryheid in eeuwige kluisters vast te klinken; die door het moorddaadig Haal de duizenden der burgeren had omgebragt, en onder voorzitting van een Godsdienftig gezag, in meen den helfchen inquifuie raad, eenen onnoemlyken hoop van onfchuldige Nederlanders had in het graf  C 140 ) graf gefmeeten, en naar hel of hemel weg gezonden. Dan, Myn Heer! laar ik u eens iets vraagen, eer ik van deze uwe derde ftelling affcheide, het geen ik reeds lang heb willen doen, namenlyk, wat dog eindelyk de reden is, dat gy in een gefchrift , hetwelk volgens uw eigen getuigenis, alleen moer dienen om aan te toonen , hoe de ftad van Amfterdam altoos gezogt heeft, niet zo zeer den Stadhouder alleen, den voet dwars te zetten (Neu, toch niet, dit ftrookte volgens uwe eerlyke bekentenis geenzins met het geraamde plan , hetwelk gy met behulp van uwe vrienden ontworpen had) maar hoe zy veel eer,niet alleen de overige Provinciën der Republiek, maar zelf de fteden van hare eigene Provincie, van Holland , heeft zoeken te overheerfchen, en aan haar te onderwerpen apolitiek vertoog p. 7 en 27; op welke laatfte bladzyde gy openlyk zegt, dat het uw plan niet zo zeer was; het gedrag van de Stad van Amfterdam jegens de Stadhouders, als voel met relatie tot de overige fteden en Provinciën, en de algemeene helangens der Republiek, na te fpooren en aan den dag te leggen), hoe het, zeg ik, als dan in zodaanig een gefchrift te pasfe koomt, om het gezag van den Stadhouder, dat is van eenen dienaar van den Staat, zo hemelhoog te ver-  ( Hi ) verheffen; aan te toonen , dat hetzelve niet mag gekrenkt worden; • ons te zeggen, dat hetzelve ten duurften is bezworen geworden; — ja zelf, dat wy na de gebreken der Conftitutie niet eens onderzoek moogen doen; — maar dat het de onvermydelyke pligt is van ieder Regent (onderdaanen koomen hier in geene aanmerking) om deConftitutie, dat is volgens u deStadbouderlyke Regeering, te neemen, zo als hy ze vindt,en de confervatie daarvan, ten gemeene beste naar behooren voor te liaan en te bevorderen, terwyl gy van den anderen kant geen woord rept van de rechten dier Steden en de onafhanglykheid dier overige Provinciën, die gy zegt dat Amiterdam heeft willen overheerfchen? — Ik laat het aan hetDelphiesOrakel,en de uitlegging derPriefters van Memphis over, om uw ganfche gefchryf in dit opzigt, met uw voorgewende oogmerk te verzoenen. — Maar een eenvouwig Christenburger zal u zeggen, dat gy op eene verregaande en God onteerende wyze liegt, wanneer gy ons' wilt diets maaken, dat het politiek vertoog in de eerlte plaats moet dienen om aan te toonen, hoe de Stad van Amfterdam telkens haar gezag ten nadcele van hare medeleden, en van dat der overige Provinciën heeft zoeken uit te breiden en te vergrooten; en ten tweeden, om dit te bevestigen  C 142 ) gen door het gebeurde in de jaaren 1777- 1780. 'Er is geen enkel Ingezetene van Nederland, die niet duidlyk ziet , dat het voorgevallene met America, en het gepasfeerde tusfchen de Heeren Burgemeesteren van Amfterdam, en hunnen fchranderen Penfionaris den Heer van Berckel, rer eener, en den Heer Adams en Jan deNeufville ter andere zyde, alleen is opgeraapt geworden, als eene gefchikte gelegenheid, om aan te toonen , hoe niet alleen die Stad, maar zelf alle die geenen, die op haar voetfpoor zouden durven onderneemen , om den Stadhouder den voet dwars te zetten, zig op eene onvergeeflyke wyze fchuldig maaken , niet alleen aan fchending van de Unie, maar zelf aan de misdaad van hoog, dat is, Land - verraad. Dat gy voorwendt te zullen aantoonen, hoe de Stad van Amfterdam hare medeleden niet alleen, maar zelf de overige bondgenooten van tyd tot tyd heeft zoeken te overheerfchen, is alleen het u gereedfehynend middel geweest, om het ganfche land tegen Amfterdam voor in te neemen en op te rokkenen , en langs dien weg den Stadhouder van ter zyde voor te draagen, als iemand die nog meer, dan de overige leden van Staat, door die heerfchzugtige Stad is beleedigd geworden , ingevolge waarvan gy ook niet hebt nagelaaten den Stadhouder voor te draa-  C '43 ) draagen, als iemand die ganfch belangloos den welvaard der ganfche Republiek, en niet exclufief die van Amfterdam behartigd , ten einde de overige leden van den Staat op die wyze voor in te neemen voor den perfoon des Stadhouders , en dus zyne achting en crediet, maar boven al zyn gezag ten hoogften toppunt by het volk van Nederland op te voeren; en integendeel de Stad van Amfterdam,die altoos het zwaarfte tegenwigt geboden heeft aan de inzigten der Princen van Oranje , te doen veroordeelen en verdoemen; eene veilige weg voorzeker; was het aan u gelukt om ganfch Nederland op dit dwaalfpoor te brengen, om het gezag van den Stadhouder te verheffen boven alle de magt en het vermoogen, der gezaamenlyke leden van den vryen ftaat der Republiek ; het welk ten onvermydelyken gevolge zou gehad hebben, dat de perfoon van den Stadhouder, offchoon niets meer dan eerfte dienaar zynde van den ftaat der zeven vrye Nederlanden, zig daadlyk bekleed zou zien, was het niet in naam, ten minften zeker in de daad, met al de magt, die een alleenheerfcher willekeurig uitoeffent over een land en volk , hoedanig deszelfs rechten en privilegiën ook moogen zyn Wel nu, was dit gelukt, dat had gy u voorzeker niet te vergeefsch ge-  ( »44 ) gevleid met de hope, om gouverneur van zyne Kinderen te worden. Maar God zy dank! dar wy ons nog in ftaat bevinden, om met eene Vaderlandfe pen , die beftierd word door de ftandrascige begeerte en het aanwasfend verlangen van het brave gedeelte der Nederlanderen, zulk eenen duifterling, engevloekten landgenoot te keer te gaan. Befchuldig vry de Stad van Amfterdam; laat haare gewaande eerzugt ten dekmantel verftrekken aan uwe inzigten; ik zal niet nalaaten uwe wezenlyke oogmerken in den grooten dag te ftelien , op dat het blyke, wat men te wagten nebbe van die flaven, die hun hart en eer aan een hof verkoopen, en alles veil hebben , om de fnoodfte aanflagen, wordt hun voordeel flegts in 't oog gehouden, te helpen ter uitvoer brengen. Het is geen Amfterdam, als Amsterdam, dat ik verdeedig, maar het is Neerlands vryheid , en onze duurgekogte voorrechten; bezittingen, die gy onder den naam dier Stad hebt aangerand, om was het mooglyk dezelve aan ganfch Neerland te ontrukken, en ze aan onze dienaars over te geven. Weet dan ook, Myn Heer! dat al mogt zelf deze Stad, de Stad van Amfterdam, die voormuur onzer vryheid, zelf voor eenen tyd veranderen van begrippen , en zom-  C 145 ) zommige haarer beftierers, door ongelukkige oogmerken aangezet worden, om het ftandvastig ge. drag van hare voorouders te verzaaken, en af te gaan van den weg dien zy met zo veel eer als roem bewandeld hebben, dat dit, hoe jammerlyk zulks ook zou zyn, my egter de pen niet uit de hand doen vallen zal, maar dat ik, zonder aanzien van perfoon of Stad, belangloos voort zal gaan de Rechten van Nederland , regen eenen vleijer van het Princelyk hof te verdedigen en voor te ftaan, met dien zeiven moed en ie ver, die my van den beginne aan bezielde. Ik ga over tot eene VIERDE STELLING, Waar in gy u dus uitdrukt: „ En tot maintien van deze vastgestel» „ DE form van ReGEERING (het StADHOü- „ derschap) is vooral noodzaaklyk dat wy. „ '£r ons met genoegen in schikken, en „ d envolg2ns de voordellen 'er van ONS „ altyd levendig voor oogen stellen, de „ inconvenienten die wy 'er nu en dan „ van ondervinden moogen , al ware 't „ slegts uit contemplatie van veel erger „ voorby zien , en vergeeten ; en vooral K „ den  C 146 ) ,, den Stadhoudeuen personeel in hun ka„ raktkr , een wezenlyk goed hart toe„ draagen, dat is ongeveinsde achting en „ liefde jegens hun voeden , en ook an* ,, deren, vooral elk aan zyne aanhoori„ gen, zoeken in te boezemen'. zonder ag„ terdogt , zonder mistrouwen , zonder ,,■ eeuwigduurende gejaagdheid en vrees, „ of dezelve ook trachten hun gezag te „ vergrooten en de vryheid afbreuk te j, doen." (Pol. Verc. p> 25) Veel, zeer veel heb ik hier op aan te merken. Zie hier de juifte taal der Hovelingen, dat is van dat flegte gedeelte der menfcben, hetwelk zedert het begin der vierde eeuw, 'er fteeds op uit is, om onkundige landgenooten te misleiden en door fchoone woorden te verblinden. Dog om het een en ander zo beknopt mooglyk is by een te zetten, zo merk ik Voor eerst, omtrend deze vierde Helling in het algemeen aan, dat dezelve in de eerfte plaats rust op de veronderftdling, dat een Stadhouderfchap voor het welzyn der Republiek volftrckt noodzaaklyk is; quadere, gelyk wy uit het zo even voorgaande hebben konnen zien, ad huc Jub juulce lis eft (*). Ten tweeden, dat zy over het algemeen (*) Niemand werpe my hier tegen,dat dit gezegde niet ltrookt  ( M7 ) meen genoomen, onbegaanbaar is met de infpraak van eene gezonde reden en gryze ervaarenis. Ik merk d^n aan Ten tweeden , dat indien a priori bcweezen kon worden, dat onze Republiek zonder zodaanig eenen dienaar, welken men Stadhouder noemt, niet beftaan kan, maar te gronde gaan moet, ten minden dat zy zonder eenen Stadhouder zodaanig geluk en zo grooten voorfpoed niet kan genieten , als wel onder de bediening van zodaanig ee* nen Ambtenaar, dat het zeg ik, als dan eerst te pasfe zoude koomen, om deze vierde ftelling op te geeven, en die regelen van gedrag omtrend den Stadhouder in te voeren, die gy in dezelve aan ftrookt met myne bekentenis boven (bl.ia, 13) gedaan ,dat naamlyk het Stadhouderfchap eene der voornaamfte inviegtzeis is, welke dienen moeten ter volmaaking onzerStaatsgefteidheid, terwyl ik hier zegge dat deze noodzaaklykheid nog niet volkoomen bcllisebt is. Men moet wel onder het oog houden, dat ik door het Stadhouderfchap, geheel iets anders verfta dan Myn Heer de Politiek vertoogfehryver5 en ten tweeden, dat die wezenlyke noodzaaklykheid iweike ik aan dien Ambtenaar toekenne, ujt ganfch andere oorzaaken ontflaat, dan uit die, welke hy ons zo lugtig in de hand heeft zoeken te doppen. Men zal op het einde van dezen brief verder duidlyk genoeg zien , dat ik my geenzins ter dezer plaats heb tegengefproken. K 3  ( 148 ) aan ons hebt voorgefteld. Maar dewyl zulks , byzonder wat het tegenwoordige Stadhouderfchap betreft, a priori geenzins onlochenbaar en zonder uitzondering kan worden beweezen, dewyl de aart en natuur der zaak , de ondervinding, en de Regeeringsvormen van andere Republieken b. v. die van Zwitferland , van Noord America , &c. zig hier tegen regelregt verzetten, zo js deze vierde ftelling, en alle de daar in opgegeevene regels en voorfchriften van gedrag , ten eenemaal ontydig, en ongefaifonneerd; en uit hoofde van myne voorige gezegden, zou ik niet eens noodig hebben dezelve te wederleggen, dewyl ik billyk hier mede zou konnen wagten tot dien tyd, dat gy my zoudt beweezen hebben, dat een Stadhouderfchap volftrekt, zo door de natuur der zaak als door de ondervinding geleerd wierd te zyn, een volftrekt noodzaaklyk vereifchte ter inftandhouding en confervatie van onze Republiek. Dan ik merk omtrend deze ftelling nog aan Ten derden , dat offchoon de Stadhouderlyke bediening allervolflrekst noodzaaklyk mogt zyn ter confervatie van ons gemee«ebest, (hetwelk ik voor my, wanneer het wel verftaan wordt, zekerlyk geloove)dat als dan nog de regelen welke gy ons opgeeft, om dit noodzaaklyk Stadhouderfchap door ons gedrag te fouteneeren, conferveeren en bevorderen ,  ( 149 ) ren, nog daar en boven van dien aart zyn dat zyonbeftaanbaar zyn met de infpraaken van eene gezonde reden en het getuigenis der herhaalde ondervinding, die het voorfchrift moeten blyven van alle onze, 't zy wysgeerige, 't zy Godsdienfiige, 't zy ftaatkundige verrigtingen. Waar uit dus volgt dat deze regelen van dien aart zyn,dat zy juist de noodzaaklykheid, van uw zo hoog gepatrocineerd Stadhouderfchap ten eenemaal den bodem inflaan en volmaakt vernietigen. Om die uit deze uwe regelen zelve op te konnen maaken, zo merk ik nog aan i) dat een regel als deze, wy moeten ons mei genoegen fchikken in deze Stadhouderlyke form van Regeering dit wettig befluit ten gevolge heeft, dat de Stadhouderlyke Regeering van dien aart is, dat zy geenzins zo volmaakt is, of eene betere bediening kon in deszelfs plaats gefield worden; dewyl uit dit uw gezegde zelve blykt, dat wy eenige genoegens en begeerde voordeden aan dezelve moeten opofferen. (Ik verfla door dit wy, geene individueele perfoonen , maar het lighaam der Natie). Dan daar eene gezonde reden zeer wel in flaat is om (buiten de harfenfehimmige denkbeelden van eenen Plato) eene Regeeringsvorm op te geeven, die geenzins eischt, niet alleen dat de ganfche natie, maar zelf dat de geringfle burK 3 ger  ( 15© ) ger iers het minde aflla van zyne genoegens, en van zyne, niet flegts begeerde, maar zelf wettig gevorderde voordeden , zo volgt, dat de Stadhouderlyke bediening (in dit opzigt , en zo als gy wilt dat wy dezelve zullen conferveeren) geenzins onder die invlegtingen getdd moet worden, die eene Regeeringsvorm waar in dezelve plaats heeft, rangfehikt onder die Regeeringsvormen, die de beste zyn, welke 'er voor het geluk van ieder byzonder lid konnen worden uitgedagt , en die uit dien hoofde met hand en tand moeten worden voorgedaan en verdeedigd; maar dat in tegenoverüdiing eene Stadhouderlyke bediening, vooral volgens de tegenwoordige bepaaling van dezelve, de plaats moet ruimen aan eene betere indelling, welke aan mindere gebreken onderhevig is , en die dus het ganfche aanzien der Regeering eene betere gedaante en wezen'ylc heiizaamcre inrigting toekent en mededeelt. Zie daar welke de gevolgen zyn van uwe lchoone regels. Zy brengen ons onmidlyk op de gedagtcn van eene betere regeeringswyze, die zo is dat'men zig niet in dezelve behoeft: te fchikken, met vcrlochening van het een of ander, maar die teritond van allen greetig omhelst en aangenoomen wordt; zo dat gy de eer-  C 151 ) eerfte zyt die ons om verandering doet denken, niettegenflaande gy dezelve zo ftreng aan ons verboden hebt. Neen Myn Heer! had gy de nuttigheid van het Stadhouderfchap willen aantoonen, dan had gy eenen gansch anderen weg behooren in te flaan, en gelyk ik doen zal, de noodzaaklykheid van deze Ambtsbediening aan-: toonen uit den aart en natuur van een zevenhoofdig bondgenootfchap. Dan dit ftrookte zeker niet met uw voornaamfte plan, dat eigenlyk is, om de Princen van Oranje in hunne tegenwoordige grootheid voor te liaan en tc verdeedigen;daar in tegendeel eenedergcl>ke aantooning der noodzaaklykheid van een Stadhouderfchap , als gy had behooren te volgen , juist den weg baant, om de grootheid der Scadhouderen te verminderen, dewyl het juist deze te uitbundige grootheid is , die hen belet dat Stadhouderfchap te bedienen , dat eigenlyk voor de Republiek noodzaaklyk is, en waar van ik my uit dien hoofde mcermaalen eenen voorlbnder genoemd heb. 2) Ten tweeden cischt gy van ons, dat wy de voordeden eener Stadhouderlyke Regeering (dat is bediening, want dit geefi de zaak een geheel ander aanzien) ons altoos levendig voor ■ cogen zullen flellen, dat wy deszelfs gebreken K 4 uit  C r52 ) uit contemplatie van veel erger zullen voorby zien en vergeeten, ókc. &c. Ik beken openhartig dat ik in het Staatkundige nimmer eenen eisch gehoord heb, die onbeftaanbaarer is met de reden, dan deze. Voor eerst krnt gy hier gebreken toe aan de Stadhouderlyke bediening. Alle wysgeeren nu koomen hier in overeen, gelyk wy boven gezien hebben, dat de gebreken welke men ontdekt in het Regeerings beftier moeten verbeterd worden. Het koomt hier derhalven flegts op den weg, die zomtyds, ja, vry moeilyk, dog door oordeel niet geheel onmooglyk is, aan, welke men heeft in te liaan om deze verbeteringen daadlyk daar te Hellen. Dan boven hebt gy ons reeds verboden eenige verbeteringen te maaken, dewyl alle vooraf moetende gaan onderzoek daar reeds aan ons ontzegd wordt; maar hier gaat gy nog eenen flap verder, en belast ons zelf dat wy de gebreken die wy zien niet alleen niet verbeteren moeten, maar zelf voorby zien, en vergeeten, niet uithoofde dat dezelve onherftelbaar zyn, maar alleen uit Contemplatie van veel erger. Uitzinniger en onbeftaanbaarer regel beken ik, nimmer zelf by den minst geaccrediteerditen fchryver gelezen te hebben. Laat ik ze eens van eenige applicatie maaken. Men moet tegenwoordige gebreken voorby zien,  C 153 ) zien , uit contemplatie van veel erger. Goed. Onder de graaflyke regeering van Philips II wierd de vryheid in den afgrond gefmeeten , en het burgerbloed aan galg en rad, aan brandftapels en olieketels opgeofferd. Dit was voorzeker een vry notabel gebrek in deze graaflyke regeering. Maar dat tegenwoordig gebrek had men behooren voorby te zien , al was het flegts uit contemplatie van veel erger. Misfchien zegt iemand: Erger was niet mooglyk. Dog ik antwoorde , erger was wel mooglyk. 'Er wierd flegts een bepaald getal van inwoonderen aan deze woede opgeofferd, daar zy allen de flagtoffers dier wreedheid hadden konnen zyn. Derhalven hadden onze voorouders, volgens den Politiek Vertoog fchryver en zyne doorfchrandere Staatsregelen, dus moeten redeneeren: ,,'T is waar, de tegenwoor„ dige omflandigheden zyn hart,en de hel fchynt „ reeds op aarde gekoomen te zyn voor zommi,, gen van onze ongelukkige landgenooten; maar „ dit kwaad kon nog erger zyn; het treft thands >, flegts zommigen, en wel die geenen die on„ voorzigtig genoeg getoond hebben iets over te „ hebben voor onze algemeene vryheid en voor„ rechten;maar dit kwaad kon ons allen treffen; „ men kon ons allen aan moordhouten en brandK 5 paa.  C 154 ) ,, paaien ons leven doen eindigen ; derhalven „ moeten wy het tegenwoordig gebrek uit con,, templatie van veel erger maar voorby zien en „ vergeeten, en dus vooral niets onderneemen, „ dat dit tegenwoordig gebrek zou konnen ver„ beteren, contempleerende dat ons nog erger „ zou konnen overkoomen. Wy moeten derhal„ ven alleen uit contemplatie dat een nog erger „ lot ons zou konnen treffen, het tegenwoordige „ maar voorby zien, en den hemel danken dat „ wy 'er zo genadig afkoomen." Maar zal iemand mooglyk zeggen, gy voert ook het ergfte voorbeeld aan dat in de gefchiedenisfen te vinden is,,en hetzelve is niet vergelykbaar met het geval hetwelk de vreedzaame en zagtzinnige fchryver van het Politiek Vertoog heeft willen voordellen. Myn Heer de Politiek Vertoog fchryver wil alleen maar, nu wy de naam hebben van een vry volk te zyn en die Graaflyke Regeering vernietigd is, dat wy nu de gebreken eener daar op gevolgde Stadhouderlyke Regeering zullen voorby zien , uit contemplatie van veel erger gebreken, dat is van die gebreken welke plaats hebben onder eene Staatsregeering zonder Stadhouder. Hier op antwoorde ik met alle candeur en openhartigheid: Dat  C i55 ) Dat ik wel weet dat eene Staatsregeering zonder eenen Stadhouder aan veele gebreken onderhevig is,en wel meer,dan het tegenwoordig ryzende geflagt hetwelk geene Staatsregeering gekend heeft, zig mooglyk kan verbeelden. Vrye Staatsregeerers zynMenfchen. Princen van Oranje zyn Menfchen. Beide zyn zy dus vatbaar voor, en deelgenooten van, de gebreken hunner natuur. Maar ik kan, na eene bedaarde bepeinzing, van den anderen kant, nog niet ontdekken, dat deze gebreeken zo groot, en zo veel erger zyn als die van eene Stadhouderlyke Regeering of bediening, dat men de gebreken van deze laat* fte uit dien hoofde behoort te vergeeten en voorby te zien. In beide zyn, ik beken het nog eens groove gebreken. Maar het koomt 'er dan op aan , om deze gebreken tegen elkander in de fchaal te leggen. En daar het Politiek Vertoog alleen dienen moet, om fpeciaal het tegenwoordige Stadhouderfchap niet alleen te verdecdigen, maar nog grooter gezag aan hetzelve by te zetten, dan ooit aan hetzelve verbonden is geweest, zo is de groote vraag , of het tegenwoordige Stadhouderfchap (*) van dien aart is, dat men kan zegi (*) Men zal op het einde van raynen brief bet verbas. 2end ondetfcheid bemerken konnen tusfchen de Stadhou^ de*/  C 156*) zeggen, hetzelve is aan mindere gebreken onderhevig, dan die vrye Staatsregeering die tweemaaen by ons heeft plaatsgehad? Mooglyk denkt iemand dat om deze gewigtige vraag te beflisfen, eene diep doorwrogte kunde in de gefchiedenisfen vereischt wordt, en een zo opgeklaard verftand als verligt vernuft om het geheel der zaak te konnen overzien. Dog deze bedriegen zig. Gezonde oordeelkunde en een onbevooroordeeld gemoed, zyn alleen in ftaat, om de zaak redenkundig te konnen beflisfen. Immers vergelyken wy blootlyk, ik zeg bloot* fyi, het geen de gefchiedfchryvers aantekenen gebeurd te zyn, onder eene (zo als dezelve dan genoemd wordt) vrye Staatsregeering, met het geen wy in onze dagen, onder het tegenwoordige Stadhouderfchap zien gebeuren , dan is de vraag rasch beflist. En dat wel door de volgende aanmerkingen. Voor eerst, met betrekking tot de Unie, of het groote Bontlgenootfchap. Onder eene vrye Staatsregeering hebben de zeven Provinciën ieder eene volmaakte ftem, die volkoomen vry is, en door niets belemmerd wordt, zo dat onder eene vrye derlyke waardigheid in zig zeiven en het tegenwoordige Stadhouderfchap.  C -57 3 vrye Staatsregeering ieder der Provinciën omtrend de belangen van het Bondgenootfchap kan advyfeeren, zo als hetzelve in gemoede denkt, dat meest overeenkoomt met de belangen van de Republiek; en dat daar en boven ieder Provincie in dit geval vry en onbelemmerd, zonder vrees van agterhaald te zullen worden, alle de redenen kan opgeeven, die haar beweegen om ten nutte des Vaderlands zo te advyfeeren, als zy gedaan heeft; zonder dat hare advyfeerende leden, voor zig, of voor hunne kinderen en nabeliaanden , eenen Stadhouder naar de oogen behoeven te zien, om te gisfen of hun advies hem aangenaam of onaangenaam zal zyn; of het overeenkoomt met de inzigten, die dienen moeten om zyn huis en deszelfs eer en aanzien te vergrooten of niet. Daar in tegendeel onder de tegenwoordige Stadhouderlyke bediening, de fouvereine leden van den Staat verpligt zyn, willen zy niet by aanhoudenheid zig bloot Hellen aan het gevaar, dat de Stadhouder, wanneer hun advies niet ftrookt met zyne inzigten, of met het geen verraaderlyke hovelingen (die pesten van een volk, die ons doen fchrikken voor alles wat den naam van Hof draagt) aan hem hebben diets gemaakt zyn belang te zyn, hun huis voorby ga, en door het niet confereeren van lu*rative en aanzienlyke bedieningen (zyn het geene ver-  ( 158 ) vermoogende familien)hen en hun huis ruineereen langs dien weg 's Lands aanzienlykfte geflag. ten in een ellendig verval doe ftorten, verpligc zyn zeg Ik, om eerst te verneemen naar het believen van den Stadhouder en zyhe onderhoorigen, ten opzigte van hunne vrye ftem in 's Lands vergaderingen. Vergaderingen! — (Hemel hoe onthoude ik my best, zelf van de natuurlyktre uitdrukkingen J) daar de vryheid voor. moet zitten , daar het heil des volks ten hoogden wet vertrekken moet, en daar geen enkel afgevaardigd lid wordt heen gezonden, dan op die veronderftelling, dat hy alleen den bloei van Nederland, en het getuigenis van zyn eigen eerlyk hart ter tafel brengen zal, en met al den klem van waarheid en belang verdeedigen! — Lezer.' Ilegent! Afgevaardigde ! Stadhouder 1 Maak hier zelve een belluit uit op , welke Regeeringsvorm de beste zy , voor ons vry gemeenebest! - ■ — Maar wat Ten tweeden, de onderfcheidene leden der byzondere gewesten aangaat, en vooral de Vroedjchappen der flemhebbende fteden (van welken 'er tot nog toe onregtvaardiglyk zo veele uitgiilooten blyven), zo zeg ik thands alleenlyk die volgende. Eertyds! ja! plegt het een voorregt, een aan. zien,  C -59 ) oen» gerekend te worden, om lid te zyn dér fouvereine vergaderingen van de Vroedfchappen der (leden! Het was de uitfteekendfte eer, om uit deze afgevaardigd te worden naar de byeenkoomften vart derzei ver gevolmagtigde afge* zondenen! — Het was de uiterfte grenspaal van eene Nederlandfche eerzugt,om van deze gezonden te worden in die te eerbiedigene zaamenkoomst van alle de afgevaardigden, die het uitmuntend hoofd vertoonden, van het vereenigde gemeenebest der zeven vrye Nederlanden! Eene zaamenkoomst, voor welke de geringde, zo wel als de aanzïenlykde burger op zyne kniën viel, om haar te eerbiedigen als den zetel van het Godlyk gericht van Nederland! Maar, koom thands helaas! in die byeenkoomden! Daal van deze af tot die der byzondere gewesten! En klim van daar neder in het ellendig vertrek der Vroedfchappen ! der gevolmagtigden van het volk! — Onderzoek hier voor eerst, öf de leden van deze volgens het oogmerk hunner aandelling ftem. men, omtrend alles wat in hunne vergadeting wordt voorgedeld ? En vraag nog vooraf, of thands ieder een, alles durft voor te dellen in deze Onaf hanglyke byeenkodmflen , wat het belang des Vaderlands, de voorrechten, de vryheid en het heil des volks eischt voorgedeld te worden?  ( IfJO ) den ? Vergelyk hier eene tegenwoordige Stadhouderlyke bediening met den aart en natuur eener vrye Staatsregeering, en maak dan wederom zelve hetbefluitop, welke Regeeringsvorm de beste zy voor 't vry gemeenebest. Niets was gemaklyker dan van het een en ander de levendigfte voorbeelden in het helderst licht naast elkander op te hangen. Dog myn oogmerk duldt niet in zulke bykans perfoonlyke omitandigheden af te daalen. Zy die eenige rjemeenfchap en verkeer met de leden der Regeering oeffenen, niet alleen in de onder het juk ge- bragte Provinciën van Gelderland, Utrecht en Overysfel, maar zelf in de nog uitwendig vrye gewesten van Holland , Zeeland , Friesland, en Groningen, zyn daaglyks getuigen, van de hindernisfen, welke de regeerende burgeren onder de Stadhouderlyke Regeering ontmoeten, zo dikwerf zy overeenkoomftig de.aloude Conftitutie, en de oorfpronglyke Regeeringsvorm hun ambt bedienen willen. Ik beroep my daar en boven op het geweeten der Regenten zelve. Maar wat behoef ik dit te doen? Gaan de gebreken thands niet reeds zo ver, dat zelf eene ganfche Provin. cie, die door de meerderheid van brave leden hare onafhanglykheid nog ftaande houdt, ik meen Zeeland , openlyk bekent, dat de gelegenheid aan  ( i6t ) aan hare Staatsleden wordt benoomen, om zelf in onzen tegenwoordigen ellendigen toeftand, te konnen oordeelen over den toedragt der zaaken , en ingevolge van dien te konnen delibereeren over de middelen die ter Confervatie van het Vaderland dienen in het werk gefield te worden? Zegt het fouverein Collegie der Vroedfchap van Vlisfingen niet openlyk (l) , dat de Staaten van Zeeland niets wisten aangaande de oogmerken en beweegingen van onze Floot, die het eenig > middel is, waar door wy thands onze rechten moeten wreeken, onze belangen voorflaan, en de eer des vryen Lands herftellen; een Vloot die de fchatten der burgers en de kisten van het Land zo aanmerklyk heeft uitgeput, en aan welks beftier en beftemming 's Lands Vaderen dus zo veel gelegen ligt; ten tweeden, dat die ganfche Provincie geheel onkundigvjas van den actueelen [laat onzer marine; — van de inftruc* tien der Officieren van onze Oorlog Schepen ; — van die des Generaals, de troepen binnen Zeeland commandeer ende; ——— van den ftaat der vredes Negociatien, en de Mefures uit hoofde van (*) Men zie by gebrek der nog niet uitgegevene Jaarboeken, in welke dergelyke ftukken tot fchinde van het tegenwoordig beftier by de ganfche nakoornelingfchap zul» len prouoken, Leidfe Courant No. 91, 31 July 1782, eo Zuidhollandft, No. 92, 2 Augustus 178*. L  C i«» ) van het concert met de Kroon van Vrankryk aangegaan; alle welke zaaken de Vroed- Jchap van Vlisftngen te regt en zonder mooglykheid van uitzondering, als mede fouvereinen van haar Land aanmerkt, als eenen aanmerklyken invloed te hebben op het plan der verdeediging van hun gewest, en op de delihcratien der Staaten van Zeeland, omtrend de verdere zaaken van den Oorlog, en het geen daarvan dependeert; van welke zaaken derhalven de Staaten dier Provincie, zo wel als die der overige gewesten van het Bondgenootfchap onmidlyk kennis behooren te draagen, dog die voor hen, zo niec verborgen en geheim gehouden, ten minflen aan hen niet open gelegd worden (*>. Ik vraag hier aan eenen Locke, aan eenen Grotius, aan Vattel, aan Eurlamacqui, aan Puffendorf, aan Barbeirac, aan Leibnitz, aan Price, aan Priestley, aan Hutchefon, aan Tucker, den eenen door den anderen, aan het vereenigd Menschdom , aan deszelfs Hoofden en Regeerers, ja zelf eindeJyk aan Willem van Oranje, den vyfdenStadhouder van dien naam onzer vrye Republiek , of zodaanig een toe- (*) Men zie hier over verder de gedenkwaardige 'brieven der I-Ieeren Staaten van Zeeland zelve aan H. H. H. H. M. M. en den Stadhonder, in dato 20 July 1782. Zuid. Holl. Cour. N. $6., 12 Aug. 1782.  C 163 ) toedragt van zaaken overeenkoomftig is met onze Regeeringsvorm, ik laat ftaan met de aloude vrye Conftitutie des Lands? Ja! liever, of in tegendeel zodaanig eene directie, de vastgeftelde Regeerings orde, en het gezag van den fouverein van den Lande, niet ten eenemaal omverftoot en te onderfte boven keert, zo dat 'er geen fchaduvv van onze Regeeringsvorm en Lands beftier meer overig blyft, maar' dat men volmondig en openlyk bekennen moet dat de Republiek van Nederland vervallen IS, IN eenen staat van de VOLMAAKSTE ANARCHIE, DIE IMMER plaats kan hebben. Gloeiende woorden dringen zig hier om myne Pen, maar dewyl ik in volgende Misfiven nog meer te zeggen heb, zal ik my thands weerhouden! En wat anders, dan eene Stadhouderlyke bediening, uitgeoeffend naar de Regeerings reglementen van het Jaar 1674 is het, dat drie van onze Bondgenooten te midden in den aakeligen nagt die hun Vaderland , 't gemeenebest van Nederland, omgeeft , doet zwygen , en den mond gefloten houdt van hunne aanzienlyke hoofden? Wanneer is 'er onder eene vrye Staatsregeering de wederga van zulk eenen verderflyken Oorlog gevoerd geweest, waar in drie onafhanglyke Bondgenooten , waar in Gelderland, —. waar in Utrecht, — waar in Overysfel, — zig L 2 ooit  ( 16+ ) ooit of ooit gedragen hebben op die wyze, waar op zy zig thands helaas! gedraagen? Een enkele Capellen tot den Marsch , een enkele Palland , (in Utrecht is 'er zelf geen een) een Capellen ! zeg ik , een Palland , Maar Hemel laat ik de naamen van het gering getal der niet ontaarte Batavieren, der niet verkogte, en langs dien weg verdoemlyke flaaven, niet misbruiken in een gefchrift, waar in die edele Zoonen myner voorouderlyke landgenooten reeds niet dan op eene haat verwekkende wyze konnen worden opgenoemd! Dan ! nog eens! zulke braaven moogen, daar tien en twintig Jaaren reeds gedoogen dat zy hulpeloos de eer van 't Land verdeedigen, hunne belangen, hun rust, het voordeel van hun dierbaar huis, en bataafsch geflagt, op ofTeren aan 't heil van 't Vaderland ! Wat zegt het? Wat helpt het? Wat voordeel brengt het aan, aan de dervende vryheid van het reeds mikkende Gemeenehest van Nederland ? — Capellens ! Nyevelts ! Pallands ! Ellendig overfchot der dappere Ridderen van Bato's land en erf! verkoop uwe bezittingen; — vervremd uwe landgoederen;-— viugt uit Nederland; — fchuw de wieg en bakermat, die u heeft opgekweekt om van helden, flaaven te worden.' En, ■ wilt ge nog eene pooging doen om 's Lands heil en  C 165 ) en vryheid te herftellen, klim dan op de hoogde der duinen van het ftrand, van waar gy naar elders heenen vliedt, om van die kruinen aan ons toe te roepen , Ontwaak, Ontwaak, Gemeenebest van Nederland! daar, daar, woonen uwe Vyanden ,* zie agter ons eene Zee die hen verdelgen kan; of is u dit reeds onmooglyk, volg dan ons voorbeeld na, en laat diezeive Zee u dienen, om de ketenen der flaverny, die gy reeds lang hebt hooren rinkelen, voor eeuwig te ontvlugten! Maar laat ik my bedwingen ! Zaaken die ik nog te verhandelen heb eisfchen dit van my, fchoon de heldere Morgen Zon van Neerlands rechten my zo aanminnig aanlacht, dat het my bykans onmooglyk is, met het vereifcht geduld myn gezigt geduurig heen te wenden naar die nevelen, die zederd den ugtendftond van onze vryheid, geduurig aandryven om dezelve te verdonkeren , en was 't mooglyk te bedekken voor ons oog. Ik keer dan nog eens myn gezigt naar die duistere wolk , die nu tweemaal de magt der vryheid van drie gewesten heeft bedekt, en die zig vooral heeft zaamgepakt boven het ellendig Utrecht, om van daar los te barsten, mooglyk, over het vereenigd Nederland ! L 3 Wy  Wy handelden dan van de gebreken eener Stadhouderlyke en eener Staatsregeering, en woogen de voor en nadeelen derzelve tegen elkander op, met betrekking tot de vrye en fouvereine collegien der Vroedfchappen; ik gaf het als een gebrek onder de tegenwoordige Stadhouderlyke bediening op, dat door de omfïandigheden der byzondere kden, en den invloed en het gezag des Stadhouders de vryheid uit deze vergaderingen, voorai in de drie genoemde gewesten geheel wierd weggenoomen, waar door het gezag, nut en oogmerk dier byeenkoomsten den bodem geheel wordt ingeilagen. Meer was ik niet voorneemens hier van te zeggen. Dog de verpligting welke op my ligc om de dwaalingen die my onder het oog gebragt worden, openlyk te verbeteren, geeft my hier de gefchikfte gelegenheid, om door te herroepen wat ik voorheen verkeerd gezegd heb, thands op de duidlykfte wyze, wat ik hier boven aangaande den nadeeligen invloed, vooral der tegenwoordige Stadhouderlyke bediening op de vryheid der leden van den Staat, heb aangemerkt, te bevestigen en te llaaven. - Het betreft de Vroedfchap van Ucrecht. Te weeten. Ik had in rnynen voorigen brief, hy gelegenheid der verhandeling van het geen in  C 167 ) in het Jaar 1684 gefchied is, in eene aantekening gezegd (*), dat my uit de gefchiedfchryvers van dien tyd bleek, dat het voordel van Willem III om Spanjen tegen bet belang van Nederland te ondertleunen, geenen tegendand ontmoet had by de Vroedfchappen der Steden van Utrechts gemeenebest. Duidelyk ziende welke gevolgen de invoering van een Regeerings reglement, als dat van het Jaar 1674 op het bedier des Lands van dezen vryen Bondgenoot moest hebben, en in de gefchiedenisfen leezende, dat het confent dier Provincie op de Propofitie van Willem III in het Jaar van 1683 gedaan, zo fpoedig en eer dan dat der overige Bondgenooten, ter generaliteit was ingebragt, noemde ik hen by die gelegenheid niet fouvereinen dier Provincie , maar geboorzaame onderdaanen- immers ik durfde niet te vermoeden, dat iemand in de Vroedfchappen der Steden van dit gewest, na de invoering van het aangehaalde Regeerings reglement, door het welke alle de leden der Vroedfchappen Jaarlyks ter keuze van den Stadhouder los zyn, het zou hebben durven te onderdaan, om de inzigten van dien Staats dienaar, door eene weigerende ftem aan zyn voordel, tegen te gaan en te dwars- boo- (*) Vierde Misfive p. 36. L4  C 168 ) boomen. En de reden hier van, dit beken ik < openlyk, was, dat ik de toenmaalige onhandigheden en gewoone handelwyze der leden dezer Vroedfchaps Collegien , in vergelyking bragt met die der Tegenwoordige,dat is met die, welke deszelfs leden niet toelaat, om indien zyde belangen van hun huis in aanmerking neemen, iets voor te flellen of te Hemmen , dat niet volmaakt overeenkoomt met de inzigten cn het plan, hetwelk de Stadhouder ten voordeele van zyn byzonder huis en geflagt had vastgefteld. Dog naderhand heeft een zeer kundige en Vaderland lievende vriend my onderrigc, dat ik hier omtrend het fpoor byster dwaal had geweest. Hy bestede my dat 'er in dien tyd Familien in de Vroedfcbap van Utrecht zitting hadden gehad, die de gunst of haat van den Stadhouder geenzins gefchikt hadden tot het voorfchrift van hun gedramaar die onafhanglyk van zyn, door dit reglement vermeerderd en aangemaatigd gezag, zig gedraagen hadden als eerlyke lieden, die niet het belang des Stadhouders, maar alleen dat des volks onder het oog gehouden hadden, en dienvolgens wel duidelyk gcproteftcerd tegen de propofitie van Willem UI, om Spanjen tegen Vrankryk ten nadeeïc van ons Gemeenebest te onderfleunen • en d.t ik uit dien hoofde zeer kwaJyfc gedaan had,  C 169 ) had, door alk die leden gehoorzaame onderdaanen te noemen; te meer, dewyl het by de uitkoomst was gebleeken, dat de Stadhouder, volgens het gezag hetwelk hy zig op naam der onweetende Burgers in dien tyd had aangeworven, ook daadlyk alle die leden, welke zyn voordel niet hadden toegedemd, het volgende Jaar uit de Vroedfchap gezet heeft (*). Ik herroep derhalven gaarne de algemeene benaaming, met welke ik die leden te vooren bedempeld heb Cf). Maar (*) Hunne naamen zyn Jacob van Dunter verkooren 1660 {Utrechts Gt. pi. hoek III. D. p. 186) Mr. Jcihakt Strick verk. 1663 Qbid. p. 167.) Dirk de Swart verk. 1674 Qbid. p. 188.) Adbiaan Strick van Linsciioo. ten, verk. 1674. (tbid.j Mr. Eduart van Voorst, verk. 1677. ({bid. p 189.) Mr. Pieter Elsevier, verk. 1677. (ibid.) Hendrik Junius , verk. 1678 (ibid.) Mr. Hendrik Cloeck, verk. 1680. (ibid.) En het was niec alleen in dit Jaar dat de Stadhouder toonde hoe hy het gezag dier Heeren Vroedfchappen wist te fnuiken, dewyl hetzelve Groot Piacaatb. uitwyst, hoe deze Staatsdienaar zig te vooren reeds lang bediend had, en naderhand telkens nog voortging zig van dit geufurpeerde gezag te bedienen. Ct) Maar wie zal my kwaalyk neemen, dat ik ia overweeging neemende, hoe veele geflagten door het invoeren der luxe, die deéénige grondoorzaak is van het ganfch «n byna onherftelbaar verval van ons Gemeenebest, daar L 5 zy  C 170) Maar ik wil te gelyk, dat men wederom ook uit dit geval zelve oordeele en een befluit opmaake, omtrend de noodzaaklykheid en het voordeel eener hedendaagfche Stadhouderlyke regeering, en in hoe ver dezelve te kiezen valt boven eene vrye Regeering, die aan alle deszelfs leden de gele- gen- zy de aanzienlykfte Famiüen van tyd tot tyd heeft uitgeput, en dezelve genoodzaakt, om alle middelen in hec werk te flellen ten einde zig door voordeelige ambts bedieningen te fouteneeren, dat ik, herzeg ik, dit alles in oversveeging neemende, en dan confïdeerende den inhoud va- het Regeerings reglement van 1674 in die Provincie in^ovo»rd, 'er toe kwam om de leden der Regeering van dit Gemeenebest niet meer aan te merken als vrye leden van hunnen onaf !;anglyken flaat, maar alleen, als onderdaanen van eenen wiilekeurigen heerfcher, daar ik maar al te duidelyk zig , hoe de beflelling hunner Regeering thands alleen moest dienen als een opgeheven zwaard, om alle die perfoonen, die deel hadden aan de Regeeritig', en wier Familien niet in ftaat waaren om zig zeiven zonder aanzienlyke en voordeelige ambts bedieningen, ftaande te houden, te dreigen met den blixem van het ongenoegen eens Stadhouders, in wiens hand bet toen ftond, en ook nog ten huidigen dage ftaat, om alle zig tegen hem verzettende leden der,Regeering te ontzetten van dat bewind, waar toe 's Lands vrye Conftitutie en hunne aanzienlyke geboorte, zo wel als hnnne braave en belanglooze denkwyze, hen volkoomen wettigen en den eerften toegang geeven.  ( i7i ) genheid overlaat, om hunne eer en hun gemoed niet te behoeven op te offeren aan hun uitwendig voordeel en geluk. Kan 'er in eene vrye Gemeenebest regeering grooter kwaad zyn, dan dat, hetwelk de vryheid zelf uit deszelfs boezem wegneemt, en dus haaren ganfchen aart, en wezen, geheel verandert, en ten eenemaal vernietigt ? » Dog al genoeg hier van. Ik gkeer terug tot de vierde Helling van Myn Heer den Politiek vertoogfchryver, op het einde van welke, hy ons zegt, dat het onze pligt is na alles vergeeten en voorby gezien te hebben, wat Stadhouders ons zouden moogen hebben aangedaan, om den Stadbouderen perfoneel in bun karakter een wezenlek goed bart toe te draagen, dat is ongeveinsde achting en liefde jegens ben te voeden, en ook anderen , elk aan zyne aanhoorigen in te boezemen , zonder agterdogt, zonder mistrouwen, zonder eeuwigduurende gejaagdheid en vrees , of dezelve ook trachten bun gezag te vergrooten en de vryheid afbreuk te doen. Hoe fraai, en fchitterend, en menschlievend deze gezegden ook fchynen te zyn, zo merk ik nogthands op dezelve aan Voor eerst, dat het geenzins onze pligt is om eenen Stadhouder , zonder dat wy hem en zyn karakter vooraf uit zyne handelingen en ver- rig-  ( 172 ) rigtingen hebben leeren kennen en doorgronden, een wezenlyk goed hare toe te draagen. Het is de pligt in tegendeel van den Stadhouder om zig eerst dit goed hart zyner mede burgeren waardig en verdiend te maaken; en in dit ge val, zullen de erkennende, en goedaartige Nederlanders nimmer in gebreken blyven, om in eene dubbele maate, met achting, liefde , en vertrouwen zyne verdienden te beloonen. Ten tweeden. Zodaanig een regel van gedrag omtrend de Stadhouders als deze, dat wy zonder eenigen agterdogt en hehoorlyk nagaan zyner handelingen , hetwelk gy eeuwig duurende gejaagdheid en vrees gelieft te noemen , flegts blindeling berusten moeten in alle hunne handelingen, is een regel die wederom even zeer als alle de overigen, welke gy ons voorfchryfe, met eene gezonde reden flrydt Zyn Stadhou- ders, zyn Princen van Oranje, dan geene Menfchen? Zyn zy dus niet voor allerlye gebreken, voor drift, voor wraakzugt en andere ondeugden, met my en u, en alle andere dcelgenooten van onze natuur vatbaar? Zyn zy daar en boven, zo door hunne geboorte, als door het gezag aan hen verleend , niet geplaatst onder die geenen, in wier hart eene natuurlyke neiging plaats heeft tot ovèrheerfching en uitbreiding van hun gezag, vol- gens  geus uwen eigenen regel, dat naamlyk deze neiging door de natuur verbonden is aan alle magt of gezag ter IVaereld (Pol. Vert. p. 25). En kan deeze neiging deze zugc tot ovèrheerfching, die volgens u natuurlyk in het hart der Princen van Oranje als Stadhouders, gebooren wordt, nimmer nadeelig bevonden worden voor de Burgerlyke vryheid , en het onafhanglyk Staatsgezag van Nederland! — Wie zal dit met gezonde harfens en luttel gefchiedkunde durven ontkennen ? Kan het derhalven redelyk zyn in het volk, of in deszelfs gevolmagtigden en vertegenwoordigers, om (terwyl de Stadhouders voor dit gevaar van zugt tot ovèrheerfching zo onmidlyk bloot liggen) zonder betaamlyke behoedzaamheid en toeverzigt ,(noem deze noodzaaklyke deugden met nog affchuwlyker naamen dan het u heeft goedgedagt) alles te vertrouwen aan het beleid van eenen Stadhouder, die door zyne omHandigheden onmidlyk gefchikt is, volgens uwe eigene bekentenis , om het eerfte flagtoffer te worden , van die ontzettende ondeugden , die onze voornaamfte, onze edelile voorrechten, die van onze vryheid, regelregt aan randen, en zo dikwerf onherftelbaar verdelgen ? Is het in tegendeel niet de eerfte en voornaamfte pligt van alle die Burgers, die eenig deel hebben aan het be-  C 174 ) beftier van, en opzigt over, 's Lands belangen, om van alle kanten op de muuren onzer vryheid nagt en dag te waaken en rond te zien, of zulke noodzaaklyke Staatsdienaars, die even door die noodzaaklykheid, en te gelyk door dein hunne natuur ingeplantte zaaden van ondeugden, tevens een noodzaaklyk kwaad fchynen te zyn, 'voor de zaak en den fchat, welker bewaaring in hunne handen gefield is; of zulke Staatsdienaars zeg ik, ook daadlyk door de betoverende magt van zulke ondeugden worden aangetast, en overmeeflerd ? Ten einde zy als aanvoerders van de legermagt der wetten, die onze ten duurften prys betaalde voorrechten voordaan moeten en befchermen, daadlyk hunne Wapenen, welker opfchrifc is, voor Nederlands, met bloed betaalde' vryheid! aangorden, in 't werk flellen, inrigten, en keeren, tegen den borst van die ongelukkige flagtoffers hunne natuurlyke neigingen , dat is volgens u, der Princen van Oranje , der Stadhouders van Nederland? Nog eens; zou uit aanmerking van dit alles , het naarkoomen van uwen met zo veel gezag opgegeevenen regel, in plaats van Nederlands regenten eerwaardig en vertrouwen vorderend voor te flellen, hen niet regelregt fchuldig verklaaren aan gebrek van waakzaamheid , zorg , en iever, voor de belangen die  ■ C 175 ) die Neerlands volk aan hunne tederfte behartiging heeft toevertrouwd? In een woord, ik durf zeggen, dat het gehoorzaamen aan zulk eenen regel , als gy ons hier voordek, onze regenten voor de regtbank der reden en der Godheid, fchuldig Helt aan misdaad van hoogverraad, dat is van verzuim en verwaarloozing van 's Lands nooit genoeg te bewakene vryheid en voorrechten , en het toegeeven aan, en voeden van die helfche ondeugden, die onze gezegende Conftitutie voor eeuwig onherftelbaar konnen, en mooglyk eenmaal zullen vernietigen! Eéne aanmerking dan, welke uit dit alles fpruit, en die hier van veel gewigt is, kan ik dan ook niet voorby gaan, hier nog wat Heiliger op te geeven. Zy beftaat hier in, dat de poogingen van heerfchzugtigen , 't zy dan uit hoofde van natuurlyke, 't zy ingevolge van toevallige omHandigheden , altoos daar op uit zyn, om de vryheid die hunne medeburgeren genieten, afbreuk te doen. Deze ftelling wordt bevestigd door de ervaaring van het Menfchdom; door de gefchiedverhaalen der oudheid, en door de gebeuren isfen , die onder onze oogen hebben plaats gehad. Zy is derhalven volkoomen zeker. 'Er is van den anderen kant, niets nadeeliger, niets waar tegen wy ons meer te wapenen hebben , dan  C dan tegen de ervaaring dezer waarheid. Dit is even volkoomen zeker en waaragcig. Daar 'er nu perfoonen onder onze Staats dienaaren gevonden worden, wier onhandigheden hen, zo we! als hunne natuurlyke neiging, niet alleen aanleidingeeven, maar zelf noodzaaken, om de vryheid van hunne landgenooten en medeburgeren afbreuk te doen, en langs dien weg, de ontzettende flaverny, die gedugte vyandin onzer natuur, in te voeren; daar behalven die, volgens den Po- litiek vertoogfchryver zelve, de zaaden dezer ondeugd voornaamlyk grond vatten, en vveeligen • wortel fchieten in het hart van Stadhouders, als zynde de voornaamfte Staats dienaars der Republiek ; — zo volgt ook regelregt, dat de hoofden des volks in de allereerite plaats, zig op niets meer moeten toeleggen, dan op het bewaaken dezer Stadhouders, en het naaukeurig gadeflaan van alle hunne verrigtingen. De even zo waarheid lievende als ongelukkige Baron J. D. van der Capellen tot den Poll, noemt de ilaverny, eene met nooit fluimerende Argus-oogen, alle gL legenheden bespiedende, die altyd gereed flaat, om den eerften niet bewaakten toegang in te fluipen, en hy voegt 'er naar waarheid by, dat deze toegangen talloos zyn in allerlei Regeeringen ; waar op hy deze aanmerklyke woorden laat vol-  ( *77 ) volgen: De onze, fchoon in myn oog, de beste die wy draagen konnen, en zo als ik meer gezegd heb. verre te verkiezen boven de voorige (de Staatsregeering zonder Stadhouder} maakt nogthands hier geene uitzondering (*). Overweeg ik nu volgens dit onweerlegbaare gezegde van dien braven Baron, hoe ligt de flaverny in onze Regeering kan inkruipen, en vervolgens hoe deze inkruiping, volgens den Politiek vertoogfchryver, den onmidlyken weg gebaand vindt in het hart van eenen Stadhouder, dan is de regel, die onze Regeerers zig in hun gedrag jegens de Stadhouders, onbetwistbaar moeten voorts (lellen, deze : De Stadhouder is het gevaarlykst lid, van onze Republiek; zyn hart en omftandigheden verleenen den onmidlyken toegang tot onze voornaamfte en cdellle bezittingen; wy moeten en konnen derhalven niets tydiger doen, dan ingevolge van onzen eed en ambtsverpligting, de Stadhouders allernaaukeurigst te bewaaken , en alle hunne verrigtingen naaukeurig na te gaan en te befpieden, om te ontdekken of zy ook eenigzins den weg reeds open zetten, langs welken de bezitting van de voornaamfte voorrechten, door het (*) Voorrieden voor de nadere aanmerkingen van Price, &c. p. 58. M  ( 178 > het volk aan ons betrouwd, aan hetzelve konnen ontroofd worden. Wy moeten derhalven deze Stadhouders met eeuwigduurende gejaagdheid en vrees, dat is, met nooit (luimerende Argus-oogen allerzorgvuldigst nagaan, en hier door beletten, dat deze noodzaaklyke dienaars ook niet te gelyk een noodzaaklyk werktuig worden van de ontrooving dier bezittingen ,over welke wy tot voogden en befchermers zyn aangefteld Zie daar Myn Heer de Politiek vertoogfchryver! waar toe uwe heilzaame regelen Nederlands Regeerers regelregt noodzaaken! Wat Ten vierden, de ondervinding aangaat. Men moet dan de Stadhouders volgens u een wezenlyk goed hart toedraagen, &c, &c. — Room aan , goed! Laaten wy eens zien, welke heilzaame gevolgen die heeft. Amfterdam droeg in het midden der voorige eeuw aan den toenmaaligen Stadhouder voorzeker een goed hart toe, wanneer zy, toen hy zig in wanhoopige omftandigheden bevond, aan hem ter redding eene fom van twintigmaal honderd duizend Guldens bezorgde. Of is dit ook al geen goed hart toedraagen ? De Waereld heeft gezegd van ja, en Willem II heeft het toegefiemd. Letten wy nu, welk neerlyk gevolg dit goed hart toe draagen, voor de Stad van Amfterdam had.' . Wel.' zal een re*  ( 179 ) redelyk Mcnsch zeggen, dat kan niet ander geweest zyn, ingevolge van eene betaamlyke opvoeding , en de infpraak der menschlyke natuur, dan dat die Stadhouder zig met alle blyken van verpligting omtrend die Stad gedraagen hebbe, en dat hy, wanneer hy zag dat zyne begeerte niet inftemde met de Vaderland llevende begrippen van hare regeering, zyne éigen lievende voortellingen ter vergadering der Staaten, gaafne zal gefchikt hebben naar, en onderworpen aan, de gedagten en handelingen van zyne weldoeneresfe, de edelmoedige van Amfterdam. -— Niets natuurlyker dan dit. — Dan hoe word men bedroogen in deze billyke verwagting, wanneer men op het oogenblik das men den jongen Vorst in deze Stad verwagten zou, om zyne dankbetuiging aan haar afteleggen , hem met een leger tegen haar ziet aanrukken ! Waar zyn hier de heilzaame gevolgen van het goed hart toedraagen ? Nog eens, dezelve ftad had in het noodlottig jaar van 167a zig op de allcrminzaamfte en gulhartigfte wyze gedragen omtrend Willem III; door hem op allerlye wyze te believen, en van haaretoegeneegenheiddeopregfte blyken te geeven; ja reeds lang te vooren had zyzelf, toen hy in geen huwlyk kon treeden wegens de fchulden van zynen boedel, hem doen ontheffen van eene fchuld van 2 Millioenen, geM 2 lyk  ( 180 ) lyk ik op zyne plaats heb aangetoond. Maar welke gevolgen hadden alle deze blyken van toegenegenheid? Getuigen de Jaaren 1683, en 1684 net allerduidelyfcst, dat zy van geen het minde gevolg voor de onderlinge eenigheid geweest zyn, daar de Stadhouder op zulk eene onwettige wyze tegen haare rechten aan handelen, en naderhand voortging te handelen, met betrekking tot haare gecommitteerden ? Heeft dQ ontzettende ondertand aan dien zei ven Vorst in het Jaar van 1ÓS8 gedaan, zelve wel eens konnen te weeg brengen, dat die' fchandelyke acte van Sir Oliver vernietigd wierd? Immers neen! — Waar zyn dan, Myn Heer! debjy. ken der gelukkige gevolgen, van het voldoen aan uwen eisch? - Maar al genoeg. Ik ga over om in de Vyfde , en laarte plaats omtrend uwe vierde ftelling aan te merken , dat uw bevel om de Stadhouders perfooneel in hun karakter een wezenlyk goed hart toe te drangen, en ongeveinsde agting en liefde jegens hen te voeden^ zonder agterdagr, zonder mistrouwen, zonder eeuwi-. düurende gejaagdheid en vrees, of dezelve ook tPagten hun gezag te vergrooten, de vryheid af. breuk te doen, en dus de fiaverny in te voeren d-t zeg ik dit uw bevel, of om het zagter te MOTO, en Uw in dit geral niets beduidend  ( i8i ) Karakter van REGENT eens een oogenblik buiten te fluiten, uwe raadgeeving , volmaakt ftrydig is, met de begrippen, welke zig de Vaderen des Vaderlands maaken , omtrend eenen zodaanigen Prins, of Gouverneur, of Stadhouder, of zo als het u zal believen hem te noemen. Reeds bykans twee Eeuwen geleeden, hebben die Reprefentanten van het volk en hoofden van het lighaam der Nederlandfche Natie openlyk gezegd, dat zy, wel verre, van van gedagten te zyn, dat Gouverneurs, Stadhouders, Princen, &c. &c. &c. zig nimmer anders gedragen konden , als ten nutte van het Vaderland , deze groote perfoonen veel eer aanmerkten als zulken, die zig iigt tot Tyranny, dat is dwinglandy en willekeurige ovèrheerfching konden laaten brengen , ja dat meer is, die zig bier toe konden laaten vervoeren en 'verleiden niet alleen door gelyk gy zegt, de natuurlyke neiging van hun hart en hun vermoogen, maar veel meer daar en boven, door de overreeding en dietsmaaking, de circwmentie van die geenen die hunnen perfoon daaglyks omringen en bezoeken, zy meenden 'er mede die gevloekte hovelingen, die ik ook inge-' volge van dien, pesten van het Land genoemd heb, welke ons als inwooners van een vry Gemeenebest, dat van geen Hof weet, doen fchrikM 3 ken  ( 182 ) ken voor alles wat den naam van Hof draagt; dat die Vaderen zeg ik, des Vaderlands, wel verre van zulkeen goed Karakter, hetwelk uwen regel zou wettigen, aan de Stadhouders, Princen en Gouverneurs toe te kennen, veel eer betuigd hebben, dat 'er eene wettige regeering was ingefleld, ten einde de aloude Conftitutie te befchermen, en het Land tegen een zodaanig inkruipend gezag van dergelyke Heeren te beveiligen en te behoeden , zie hier hunne eigene woorden: „ Omme dan te ontdecken maar uit de autboriteyt van den Staaten is fpruitende, foo „ ftaet te confidereren dat de Princen die oyt „ wettelycken hebben geregiert, niet alleen hare „ regieringe , met delatie, confent ende belie„ ven van den landfaten hebben begonnen, „ moer oock fulcks vervolght (deze woorden zyn „ zeer opmerklyk), dat alle de leden van den „ lichaamen, daer van zy tot hoofd zyn gefield, „ zyn geblecven ongevioleert, onverkort ende „ onvermindert, d'welck niet en heeft konnen „ worden verbaeldt (dewyle de Princen by fchalc„ ke ende ambitieufe luyden lichtelick worden „ ghecircumvenieert) ten ware den landtfaten „ middel hadden om hem met goede ordre ende „ beleyt tallen tyden tegen alk quade practyc- ken  C 183 ) tl ken te oppofeeren, ende de Prince van de be„ boudenisfe haerder vrybeydt ende welvaeren, uyten naame van alle de leden niet alleen „ tallen tyden te vermaanen, maar ook om fo „ -wanneer defelve hen tot tyrannie fouden laa- ten misleyden, mette middelen van den lands „ hen daar tegens f oppofeeren, tot dezen einde „ zyn de landt fat en van den voorfchr even lan„ den ghedeelt in t weeder ley Staaten,te weten, „ d'Edelen ende Steden, &c. (*)." Het een en ander is genoeg om den Lezer te konnen doen oordeelen over de ganfche waardy van uwe vierde ftelling. Hy zal na dit alles overwoogen te hebben, mooglyk zeggen : „ Ik „ befchouw het in de daad als een gebrek aan „ oordeel, ten minden als eene groote overyling „ in den Politiek vertoogfchryver , dat hy de „ onvoorzigtigbeid gehad heeft, om deze waar„ heid, dat alle magt of gezag ter Wacreld „ eene natuurlyke neiging heeft tot ovèrheerfching, (*) Zie, Korte vertooninge van bet recht by den Ridderfchap, Edelen, en de Steden van Hollandt ende West Friesland van allen ouden tyden in den voorfchre. ven Lande gebruyckt, tot behoudenisfe van de vryheden, gerechtigheden , Privilegiën ende loflicke gebruicken &c. 16 Oei. 1587. Cr. Holl. Piacaatb. D. Lp. 43. boven aan. M 4  C 184 ) n /ding,zo ruimfchoots toe te ftaan. en te avoa„ eeren. Dit moet immers de allernadeeligfte „ gevolgen hebben voor het oogmerk, hetwelk „ hy bedoeld heeft. Immers, daar hy de Prin„ een van Oranje aan de hoogachting, het ont„ zag, en den eerbied, van de Natie op de aller„ nadmklykfte wyze wil aanbevoolen hebben , „ zo was het immers zyne zaak geweest, om ons „ diets te maaken, dat deze Vorften van Oranje „ m 't geheel niet vatbaar waren voor zulke " °"deuSdc"> ^ ons den ondergang van onze » edelfte bezittingen , van onze vryheid , van onze voorrechten, regelregt aankondigen en „ zelfs in eene fchildery bereids vertoonen. Er» „ nadat hy die beweezen had, zo uit de infpraak „ der natuur, als uit de XXI Deelen der gefchie„ denisfen van Wagenaar, had hy'er immers „ buiten kyf dit gevolg uit moeten trekken (het „ mogt zo mank gaan als het wilde) en ons op „ deze wyze hebben aangefproken, „ „ Runt » ge derhalven beter doen, Myne mè'debur„ „ gers en onderdaanen! dan u neder te werft „ pen voor de voeten van zulke Vorllen, die' „ meer het bee'd der Godheid draagendan „ „ dat der kentekenen van onze heerfchzug„ tige natuur ! Is het voor u niet van een „-„ onfehatbaar grooter voordeel alle uwe be, ,, lan>  C 185) 1 „ gen te Hellen in handen van zulke perfoo„ „ nen , die door hunne natuurlyke neiging „ „ volftrekt gefchikt zyn, om dezelve niet al„ „ leen geen afbreuk te konnen doen, maar „ „ in tegendeel alleen om dezelve voor te „ „ ftaan , te bevorderen , en te beveiligen, „ „ dan dat gy in tegendeel dezelve gaat toe» „ „ vertrouwen aan de leden van eene vrye }, „ Staatsregeering , die uit" zo veele hoofden , „ beftaat, welke alle Menfchen zyn, en dus „ „ meer geneegen om hun eigen voordeel, dan „ „ het belang van hunne medeburgeren te be„ „ hartigen en te verzorgen?" " —— Maar zagt Lezer! Het geen de Politiek Vertoogfchryver doet, is niet zonder reden nog zonder konsc zaamgefteld. Het is niet zonder oogmerk, dat hy de zekerheid erkent van deze waarheid dat alle magt of gezag ter waereld eene natuurlyke neiging heeft tot uitbreiding. Gansch niet. Hy weet 'er zelf een andere waarheid naast te flellen , welke van dien aart is, dat men maar zeer greetig de eerfle met alle deszelfs gevolgen, hoe fchadelyk dezelve ook moogen zyn, moet admitteeren, dewyl deze andere waarheid, die hy 'er naast zal flellen en die even zeker is, nog ontzettender gevolgen zal hebben; waar uit dus volgt, dat, daar men van twee kwaaden het minste te M 5 Kie*  C i85 ) kiezen heeft, wy ook in het geval zyn van dit te moeten doen, en dat wel door die waarheid te erkennen, en deszelfs gevolgen ons te troosten dat naamlyk alk magt (geene verleende aan dl Stadhouders uitgezonderd) van dien aart en dat gevolg is, dat zy zigzelven zoekt uit te breidenwant kiezen wy de andere, die hy zo aanftonds op zal geeven, dan zal zulks dit ten gevolge hebben, dat deze magt, deze verleende magt aan de Stadhouders, niet alleen zig zal zoeken uit te breiden, maar dat deze als dan nog verder zal gaan, en zig, zelf meer, doen gelden, dan met s Lands welzyn, en zelfs met hun eigen belang befïaanbaar is (*> Zie hier zyne VYFDE STELLING. „ Het groote punt waar op alles aan- „ koomt is dit, of de StADHOUDEREN ook „ tragten HUN gezag TE VERGKOOTEN, EN DE „ vryheid afbreuk te doen. DoG ni; r OM„ trend moet men AANMERKEN, dat het ze. A kerlyk VAN den eenen kant WEL waar M ïs, dat ALLE magt of gezag TER WaERELD eene (*) Politiek Vertoog, p. s6 hoven a2n#  C 187 ) „ eene natuurlyke neiging" heeft tot over- „ heersching. Dan zo men dezen regel „ wil doen dienen, om het gedrag van „ dezulken te wettigen , die altyd oor„ deelen een waakend oog op de beweegin- „ gen der Stadhouders te moeten houden, „ zo moet men daar tegen van den ande- „ ren kant eene niet min zekere waarheid „ stellen , te weeten i dat argwaan en , mistrouwen, zo zy anders eenigen- grond hebben , enkel list en eene nieuwe in„ spanning van kragt veroorzaaken om in „ het bedoelde oogmerk te slaagen. En s, deze reflexie is alleen genoegzaam om de „ zaak af te doen." (Pol. Vert. p. 25). Ik weet in de daad niet, of ik om deze vyfde ftelling meer moet lagchen, dan wel ter wederlegging van dezelve een ernftig gelaat aanneemen. Indien ik overtuigd was, dat alle myne landgenooten het buitenfpoorige, het onredelyke , het ten eenemaal kinderagtige en dwaaze van dezelve zo wel begrepen, als ik, dan zou ik voorzeker de moeite niet neemen , om met veele woorden het onbeftaanbare van dezelve wederom aan den dag te gaan leggen. Maar dewyl dit zekerlyk zo niet is, zal ik myn geduld al weder zoe-  C 188 ) zoeken uit te oeffenen, om het een en ander ia den grooten dag te flellen. Het groote punt dan, (en hier in 2yn Wy het volmaakt eens) waarop aües aankoomt is, of de Princen van Oranje als onze Stadhouders , ons zoeken te overheerfchen en tot flaverny te br.n — Om hetzelve te beflisfen, bJyft ons buiten twyffel niets overig, dan en nfc^ ** te hulp te neemen. Het iaatfle is van wat vee, omflag ; weshalven de beknopte Politiek Vertoogfchryver tot gemak van zyne^ezersT* niaar flegts voorby zal gaan. Otium et bic ipfi feat Wagenarius nofter. Maar de reden* Z. Deze, zegt hy, leert ons, dat alle magt of zag ter waereld eene natuurlyke neiging heeft foc ovèrheerfching, en dus is het niet vremd, wil hv zeggen, dat dit ook plaats vindt by de Princen van Oranje; de reden schvnt derhalven wel te leeren, dat men altoos in de vrye Republiek van Nederland, een waakend oog op de handelingen van die Menfchen houden moet, ten einde men hen belette, om aan die natuurlyke neiging daadlyk bot te vieren, en te gehoorzaamen, en zW als flaven dier neiging, daadlyk in de gevolgen te doen ondervinden; maar dit is ook niets meer dan  ( i89 ) dan schyn. (De ervaaring leert immers hier omtrend niet met al.) Myn Heer de Politiek Vertoogfchryver zal 'er derhalven eene andere niet min zekere waarheid tegen ftellen, en dat wel eene waarheid, die genoegzaam is om deze gebeele zaak af te doen. Let wel Lezer! 'er koomt eene waarheid voor den dag, die het af zal doen, of wy verpligt zyn, of niet, om een waakend oog te houden op die geenen, die eene natuurlyke neiging hebben om ons te overheerfchen. Wel aan , laaten wy eens zien welk een kolosfus beeld van waarheid dit zal zyn. „ Argwaan en mistrouwen, al hebben „ zy anders eenigen grond , veroor zaaken „ enkel list en eene nieuwe inspanning „ van kragt, om in het bedoelde oogmerk „ te slaagen." Wel nu, Batavieren! Zyt gy allen nu niet ten vollen overtuigd, dat men de Stadhouders, al hebben deze eene natuurlyke neiging door de aan hen verleende magt, om u te overheerfchen, egter geenzins met een waakend oog moet nagaan, om te ontdekken of zy uwe edele vryheid ook in flaverny zouden moogen zoeken te veranderen? Twyffelt gy nog? — Wel de zaak is immers zo klaar als de zon aan den Hemel! Luister eens: „ 'T is waar, dat gy uit hoofde van erkentenis aan  C 190 ) „ aan uwen God, en aan het geplengde bloed „ van uwe Voorouders , voor niets eene meer „ tedere zorg moetdraagen, dan voor uwe vry„ heid. Dat gy op niemand derhalven een waak„ zaamer oog moet houden, dan op die geenen „ die door eene natuurlyke nieging zouden kon' „ nen tragten, om u ter uitbreiding van hunne „ magt te overheerfchen, en die dierbaare vry„ heid afbreuk te doen. — Maar Iet hier wel, „ dat wanneer gy u van dezen pligc wilt kwy' „ ten, gy u aan nog grooter gevaar bloot fielt. „ Begryp, dat zo dikwerf gy dit volgens* „ den eisch van uwe verpligting in 't werk zoudt „ willen flellen, dat gy dan toont een argwaan „ en mistrouwen te hebben in de Princen van „ Oranje; en dat deze de Princen van Oranje „ niet alleen niet aangenaam konnen zyn, maar „ dat zy daar en boven alleen dienen zullen, om „ die Stadhouders, boven en behalven de natuur„ lyke neiging die zy hebben tot ovèrheerfching, „ nog eene nieuwe list en infpanning van kragt „ in het werk te doen flellen, om in het bedoel. „ de oogmerk van u te overheerfchen te konnen u öaagen. -— Het veiligfle derhalven, Edele „ voorllanders van uwe duurgekogte vryheid ! „ dat gy ter best mooglyke confervatie van de„ zelve doen kont , is alleen, dat gy nimmer „ door  - door een waakend oog te houden op uwe dienaars „ argwaan en mistrouwen laat blyken ten opzigte „ van die Princen die bereids door hunne natuur ge- , fchikt worden om dezelve aan u te ontrooven; „ maar alleen, dat gy blindelings hen toelaat alles „ ter uitvoer te brengen, wat aan deze natuurlyke „ neiging voldoen kan, want doet gy dit niet, en ~ gaat gy hen hier in, door een waakend oog „ op alle hunne handelingen te houden, tegen, dan zullen zy nieuwe list en infpanning van krao-t in het werk ftelle.i, om in het oogmerk 55 t> „ van u te overheerfchen evenwel te flaagen; te„ gen welke nieuwe list en infpanning van kragt „ gy lieden immers wel weet, dat niets te doen „ is , zo dat uw waakzaam oog omtrend uwe „ vryheid alleen maar dienen zou, om u zo veel „ te eerder onder het juk der tyranny te brengen, „ als anderzins gefchieden zou. Zie daar, vrye „ Batavieren ! eenen heilzaamen regel die u. eeu„ wig moet te rug houden, om immer de Stad„ houderen met een waakend en beipiedend oog „ na te gaan! Eenen regel, die trots ondervin„ ding en gezonde redenkunde, by u de grond„ flag wezen moet van uw gedrag omtrend de „ eerile dienaars van uwen onaf hanglyken flaat. „ — Een regel enfin, & ceft tout dire, die „ volmaakt gefchikt is om uwe vryheid en onafhang-  C m ) » hanglyk gezag, zo lang itaande te houden al„ mooglyk is, en die u van het juk der flaverny „ bevryden zal, zelf tot zo lang dat deze dienaar „ den kans gereed zien , om hetzelve eenmaal », over uwen vryen hals te werpen." _ Dan het wordt tyd om deze dwaaze redenee. ™g, hoe volkomen zot en gek dezelve ook Zy eens met mannelyker taal tegen te gaan en te we.' cerleggen. Hier toe dient dat ik In de eer/Ie plaats aanmerke, dat het zeker. lyk eene waarheid is, en wel eene waarheid die Keiaas door de ondervinding van meest alle tyden bevesngd wordt, dat alle magt en gezag eene natuurlyke neiging heeft tot ovèrheerfching; dan fe vraag is bier Myn Heer! of deze neiging in < geheel niet kan worden tegen gaan? Of het Onmooglyk is dat men Staatsdienaars, welke toonen die neiging te bezitten, niet kan doen be-ryPen , dat dezelve zo voor hen als voor hunne overigheid nadeelig, en allerfchadelykst is? Of de Stadhouders zulke driefte en onredelyke Schep. ^Is zyn, dat zy, van hunne ondeugden overtuigd fynde, nimmer eenige poogingen zouden konnen w bet werk Hellen, om dezelve te overmeesteren, en langs dien weg, hunne eigene deugd te be' vorderen? Maar Ten tweeden; Het is even de erkentenis van de.  ( 193 ) deze zelve waarheid dat alle magt naar ovèrheerfching dingt, die de bezitters van hunne natuurlyke vryheid, tegen niets meer het fchild en harnasch moet doen aantrekken , dan tegen al die geenen, die in de geringfte mooglykheid geplaatst zyn, om dezen fchat op eenigerlye wyze aan hen te ontrooven. En dewyl het even zeker is, dat het waakend oog der bezitters in dit opzigt veeltyds list en vernieuwde kragten veroorzaaken by die fnooden , die het voorneemen raamen , en door hunne natuurlyke omftandigheden gefchikt worden, om langs den weg der neiging van hun hart de vryheid van hunne medeburgers te vernietigen , en derzelver gezag aan zig te onderwerpen , zo is niets meer de pligt van deezen, die even daarom zyn aangefheld , ten einde zy hier over een waakend oog zouden houden, dan dit, dat zy al dien list en vernieuwde infpanning van kragt, welke uit hunne waakzaamheid geboren wordt, ook met hun gezag en met vernieuwde magt te keer gaan, en geheel vernietigen: Immers wat denkt ge Myn Heer! dat wy onze lastiilb3Enden uaiiftellen, om zulken, die door de uitvoerende magt welke wy aan, hen vergunnen , vermeenen dat zy terflond gewettigd zyn om ons te overheerfchen, om zulken zeg ik, flegts met een bloot vertrouwen, alles toe te laaten en in N te  C 194 ) te willigen, zonder hen immer te bewaaken of in hunne dwaalende en mooglyk zeer nadeelige in- zigten te keer te gaan? VVeec dan,Eerlooze bedrieger! dat het voornaame, ja laat ik zeggen het eenige oogmerk, waar toe onze gemagtigden uit het midden der burgeryen verkooren worden, en waar toe deze hunne zendelingen ter Staatsvergaderingen afvaardigen, is, om onze vryheid en voorrechten, even zo zeer als onze beste bezittingen , op allerlye wyzen, zo wel tegen inheemscb, als uitheemsch geweld te verdeedigen en te beveiligen. Onze vryheid is ons dierbaarer dan ons leeven; en zo dra wy bemerken dat iemand , het zy onze Stadhouder, het zy een uitheemsch Vorst, wie of wat hy zou mogen zyn, zo door natuurlyke neiging en zugt tot ovèrheerfching, als door voorgewende eifchen en aanfpraaken deze vryheid zoekt afbreuk te doen, dan is onze eeuwigduurende last aan onze afgevaardigden geene andere dan deze, dat zy met betrekking tot buitenlandfcheMoogenheden al de magt der wapenen van den lande zonder uitflel tegen dezelve zullen keeren, en vereenigen; en met betrekking zo tot inlandfche Heeren en Vorsten, als wel byzonder tot onze Staatsdienaars, dat zy, ingevolge van onze natuurlyke neiging en zugt tot vrybeid, de natuur-  C 195 ) tuurlyke neiging en zugt tot ovèrheerfching in hec hart van deze dienaars zullen tegen gaan en (luiten; en wanneer zy merken dat deze tegenflanden waakzaamheid, nieuwen listen aaafpanning van kragcen by deze dienaars veroorzaaken om evenwel in het bedoelde oogmerk van ons te overheerfchen te (laagen, dan is ook onze last, niet alleen dat zy door toegevenheid en een blind vertrouwen deze dienaars geenzins de hand zullen hebben te bieden, maar dat zy terftond zonder eenig uitftel , die godvergeetene dienstknegten, die tegen het waakzaam oog van hunne meesters aan, alleen daarop uit zyn, om aan hen hunne magt , en aan ons onze vryheid te ontrooven, daadlyk zullen (lellen buiten eenige bediening, en hen als de allerfnoodfie (chenders der Majeflas Batava (Iraffen, en aan anderen ten eeuwigen affchrik voor {lelies! Ik kan my niet weerhouden van te vrnagen, by welke volkeren, zo woeste als befchaafde, het immer een aangenoomen regel is geweest, dat, wanneer een dienaar z^nen meester zou poogen te overheerfchen, men als dan verpligt zou zyn , zynen dienaar hier in toe te geeven , alleen uit overweeging, dat indien men dit niet en deedt, dat als dan de natuurlyke neiging van dien dienaar nieuwe list en kragt in het werk zou (lelN 2 len,  C 196 -) len, om in dit Godloos oogmerk evenwel te flaagen ? — Wanneer ik flegts een luisterend oor verleen aan de zagtfle infpraak der natuur, is dan niet de eerile regel van myn gedrag als Staatsperfoon van eene vrye Nederlandfche Republiek, deze: zo dra ge eenigzins bevindt, dat uw dienaar vermeetel genoeg zou zyn , om, wanneer gy hem zoekt te houden binnen de paaien van zynen pligt , nieuwe listen en aanflagen in het werk te (tellen, om u te overheerfchen, dan is het uwe pligt, om dien vermeetelen en ondankbaarcn dienaar voorbceldiglyk te doen flraffen,en buiten alle mooglykheid te flellen, dat hy immer de vryheid van Nederland, 'c zy in perfoon,'t zy in zyn geflagt, eenig nadeel toebrenge ? Wanneer hy zyn pligt overtreedt door niet te zorgen voor de algemeene belangen van het land, die altyd cnderfcheiden blyven van zyne individueele grootheid, dan overtreedt hy ook de voorwaarden , op welke zyne bediening aan hem over? gegeeven is ; maar [wanneer hy daar en boven listen en vernieuwde kragten zou zoeken in het werk te flellen, ten einde tegen het belang des volks, in zyne poogingen, om de grootheid en het vermoogen van zyn eigen perfoonen huis te bevorderen , veilig te konnen fiaagen, dan is hy voor zeker in eene dubbele maate flrafbaar, en zyn  ( V97 ) vyandlyk en kwaalyk gezind gemoed (boflilis animus) doemt hem naar den eisch der Juiiaaafche Wet, zelf regelregt ter dood. Wat dunkt u nu,Lezer! van zulk eenen fchranderen voorftander van het Doorlugtig Huis van Oranje, als Myn Heer de Politiek Vertoogfchry- ver? Brengt hy het niet ver om onze liefde, onze hoogachting, en ons vertrouwen te winnen voor den perfoon der Stadhouderen , die hy eerst befchryft als zulken die natuurlyk genegen zyn om ons te overheerfchen, en vervolgens als zulken die wanneer zy hier in tegenftand ontmoeten enkel nieuwe list en infpanning van kragt in het werk zouden nellen, om in hun oogmerkevenwel te flaagen? Is hy niet een doorlugtig pleitbezorger, wanneer hy het met loutere woorden zonder bewys zo ver weet te brengen, dat zulke perfoonen , die volgens de befchryving welke hy van hun Karakter geefc, zelf door de Roomfche wetten ter dood veroordeeld worden, dat zulke perfoonen zeg ik, nogthands geloofd moeten worden het recht te hebben, om een onbepaald vertrouwen van alle hunne medeburgeren af te eifchen ? Maar laaten wy nu eens zien, Myn Heer! welk eene toepasfing gy van deze gewigtige waarheid maakt, met opzigt tot het gedrag der Stad van N 3 Am-  C ) Amfterdam. Dit doet gy in de daad door op deze wyze te redeneeren. „ Amfterdam heeft de Stadhouders veel al met „ een waakend oog nagegaan; hier door heeft „ zy dan ook veroorzaakt,' dat de Stadhouders „ enkel list, en nieuwe infpanning van kragt in „ het werk gefield hebben, om in hunne oog„ merken te konnen flaagen. Hier van daan, he„ vige disfenfien tusfchen die Stad en den Stad„ houder, welke disfenfien ailernadeeligst zyn „ voor 's Lands Conftitutie en allergevaarlykst „ voor de vryheid. Daar integendeel eene aller„ naauwfte verftandhouding van de leden der Re„ geering met den Stadhouder , het gefchikte „ middel is, die dezen beletten zal, om de paa„ len van het aan hem gedemandeerd gezag te „ buiten te gaan; en deze verftandhouding kan „ alleen bevorderd worden door een opregt ver„ trouwen en waare onderlinge achting; maar zo „ te willen handelen als Amfterdam handelt, kan „ niet anders als nieuwe listen en poogingen, „ en hier door, zodaanig eene verwydering te „ weeg brengen , waar van het gevolg is, dat „ elk zyn ftreng al fterker trekkende, ten laat„ ften eene gehecle fcheuring koomt, die voor „ *t gemeene welzyn niet dan ten uiterften naM deelig zyn kan; te meer, daar het zeer mooglyk  C 199 ) „ lyk is, dat in zulkeen geval de fchaal aan de „ zyde des Stadhouders over zou liaan, die in „ hunne verbittering dan mooglyk verder gaan „ zouden en zig meer doen gelden, dan met 's „ Lands welzyn, en zelfs met hun eigen belang „ beft aanhaar waare, ten einde zig in het ver„ volg tegen dusdaanige onaangenaamheden te „ beveiligen." (Vergel. Pol. Vert. p. 25. 26.) Alles koomt dan hier op uit. Amiterdam moet de ondervinding ten opzigte der Stadhouders geheel ter zyde flellen; zy moet nimmer denken dat deze dienaars door hunne natuurlyke neiging 'er toe zouden konnen koomen om haare vryheid afbreuk te doen. Zy moet alleen maar tragten, als leden der Regeering, eene goede verftandhouding met hem te houden; want wil zy waaken voor de regten der ingezetenen &c. &c., en den Stadhouder langs dien weg in zyne vuës onaangenaamheden aan doen, dan zal deze zig wel anders weetcn te doen gelden, en in dat geval de fchaal door middel van het Krygsvolk zeer ligt naar zyne zyde doen overflaan , ten einde zig door 't veranderen der Regeerings perfoonen in het vervolg tegen zulke onaangenaamheden te beveiligen. Dan ik zal op myne beurt de vryheid neemen, ook myne gedagten hier over kortlyk te zegN 4 gen,  C 200 ) gen, en derhalven op het een en ander aanmerken, dat, daar het de groote pligt Van alle Regeerers is te zorgen voor de veiligheid der belangen en voorrechten van hunne medeburgers 'en daar van den anderen kant de ondervinding leert hoe ligtelyk deze voorrechten langs flinkfè en bedekte wegen, door geweid of anderzins, aan het gemeenebest en deszelfs byzondere leden konnen worden ontroofd, zo konnen Regeerers in het gemeen, en dus ook die van Amflerdam m bet byzonder, zig „immer beter van hunnen pligt kwyten, dan door mee nooit Animerende Argus-oogen, alles rondom hen te befpieden en onophoudelyk toe te zien, of alle de toegangen langs welke het gif der Aaverny zou konnen inlmpen , wel behoorlyk bezet zyn; vooral of zulke dienaars, die in hunne voorgangeren meer dan eens getoond hebben, boe gefchikt zy zyn om zig tot Tyranny (gelyk 's Lands Vaderen dit noc. Pen) te laaten verleiden, wel blyven binnen de paakn van hunne pligt en het oogmerk hunner aftelling; cn indien zodaanig een dienaar, m Plaats van eene goede verftandhouding met zyne Meesters op allerlye wyze en in alle behoorlyke onderdaanigheid te zoeken aan te kweeken, ten emde zig hun vertrouwen en agting waardig te Waaien, zig integendeel kwaalyk liet gevallen, dat  C aoi ) dat zyne Meesters zig door waakzaamheid en zorg voor 't heil des volks, van hunnen Eed en Ambtsverpligting zogten te kwyten, en dat hy uit dien hoofde listen tegen hen in het werk zou durven ftellen, ten einde hunne waakzaamheid te vcriedelen , en evenwel in zyne oogmerken te flaagen, dan is het daar en boven de pligt van getrouwe Regeerers, om aan zodaanig eenen dienaar de eere van hen te 'dienen te ontzeggen, en hem, zyne opvolgers ten affchrik, voorbeeldiglyk, en naar den ftrengften eisch der wetten openlyk te ftraffen. Zie Myn Heer! zo is het eigenlyk met deze zaak gelegen. Het is de pligt van eenen aangeftelden Stadhouder, om zyne aanbellende Meesters naar de oogen te zien; maar het is geenzins de pligt van den fouverein om zynen dienaar te believen en te eerbiedigen, 's Lands Vaders moeten ten ftrengften waaken voor onze vryheid, en hier in niemand, ik laat (laan hunnen dienaar ontzien. Wanneer deze door zyn gedrag zig hunne gunst en achting niet wil waardig maaken , maar integendeel hunne poogingen door flinkfe listen zoekt te dwarsboomen, dan moet hem zyne bediening ontnoomen worden, en hy als eenen fnooden en ontrouwen dienstknegt met ftraf en fchande van bun aangezigt worden weggezonden! N 5 ik  C 202 ) Ik ga in de Iaatfte plaats over, om, eer ik het wederleggend gedeelte van dezen brief eindige, nog een Haaltje van uwe onbefchaamdheid te' vertoonen , dat, in een woord, alles te boven gaat. Bladz. 26 rept gy van eene Oppositie, en van een Hof! -— Wie heef: immer van dergelyke zaaken in een vry gemeenebest hooren fpreeken, of dergelyke woorden zelf in zynen mond durven neemen? Oppositie in Nederland.' Een Hof in onze vrye Republiek ! Het fchreeuwt tot aan den Hemel. Maar laaten wy eens zien wat 'er van deze zaak zy. Myn Heer de Politiek Vertoogfcbryver had gezegd, dat dewyl het groote punt waar op alles aankwam dit was, of men de Stadhouders zonder agterdogt, zonder mistrouwen zonder vrees of zy hunne magt ook zogten uit te breiden en de vryheid afbreuk te doen, behoorde na te gasn of niet, dat hy derhalven over dit groote punt nog meteen woord zyne gedagten zou zeggen. (Want zie Myn Heer de Politiek Vertoogfchryver is dog gewoon de gewigtigfte verfchilpunten met eene enkele trait de plume af te doen ) Hier toe doet hy ons dan in de eerfte plaats opmerken, dat het nagaan van 's Stadhouders handelingen nimmer een goed gevolg kon hebben ,maar fteeds nieuwe lis»  ( 203 ) listen en kragten by hen veroorzaaken zou, om in het bedoelde oogmerk wel te flaagen. Ten tweeden, dat deze ergwaan of dat mistrouwen flegts alleen zulke verwyderingen zou konnen veroorzaaken , die ten gevolge hebben dat beide de partyen hunne ftreng ieder al fterker trekkende,'er ten laatften eene geheele fcheuring koomt, die voor 't gemeene welzyn niet dan ten uiterften nadeelig zyn kan, te meer, daar het volgens hem zeer mooglyk is, dat in zulkeen geval de fchaal aan de zyde des Stadhouders zoude overflaan, die, zegt hy, in hunne verbittering dan mooglyk verder gaan zouden en zig meer doen gelden, dan met 's Lands welzyn en zelfs met hun eigen belang, beftaanbaar ware, ten einde zig in het vervolg tegen dusdaanige onaangenaamheden te beveiligen. Het was met bet wederleggen van alle deze Machiaveliftifche gezegden, dat ik my tot hier toe bezig hielt, en ik twyffel niet of ieder onbevooroordeeld, weldenkend en eerlykLezer heeft myne wederlegging gaarne toegeftemd, en zig zeiven overtuigd, dat de tegenftand welke de Stadhouders dikwerf vinden, niet alleen zeer billyk is, maar dat zelf het gevestigde en bepaalde voorneemen by de hoofden des volks, om door een naaukeurig toeverzigt en letten op de handelingen en oogmerken van hunne dienaars ie-  C 204 ) ieder oogenblik gereed te zyn, om derzelver inzigten en verrigtingen , zo dikwerf dezelve nadeelig bevonden worden voor 's Lands welzyn en vryheid te keer te gaan en te beletten, niets anders is dan een natuuriyk en noodzaaklyk uitvloeizel van den pligt, die aan hunne Ambtsbediening is vast gemaakt, en dat ingevolge van dien de tegenftand welke de Stadhouders dikwerf ontmoeten onder het waakzaam oog van hunne Meesters,eene zaak is die onmidlyk voortvloeit uit onze Conftitutie zelve , dewyl deze eischt, dat de hoofden des volks ingevolge het oogmerk hnnner aanftelling en de magt aan hen M llMden Sneven, zorge draagen, dat nog uit nog inheemsch geweld, dat nog bedekte nog openlyke aanvallen, eenigzins indringen op iets hetwelk betrekking heeft tot de vryheid.de voorrechten , den bloei en het welzyn van het gemeenebest en deszelfs byzondere ingezetenen; waar uit volgt, dat de tegenftand welke de dienaars van den Staat in deze opzigten by hunne Meesters vinden, geene tegenftand is van die natuur, als die geene welke plaats heeft tusfchen twee gelyke partyen, welke ieder het regt hébhen om eenen eisch te doen, die alleen voor ieders welzyn in het afgetrokkenc zorgt, maar dat deze tegenftand in onze Republiek van dien aart is, als  ( 20J ) als die welke plaats heeft tusfchen eenen Heer en zynen dienaar, tusfchen eenen Meester en zynen knegt; zo dat de hoofden van ons volk niet alleen gewettigd zyn, om tegenfland te bieden aan hunne dienaars, aan de Stadhouders, maar zelf om hen te gelasten zig van allen eifch en tegenfpraak te onthouden, en alleen hunne orders ie volgen. Begryp nu eens Lezer, hoe het hier te pasfe koomt , terwyl men bezig is te handelen over het gedrag hetwelk de hoofden des volks ten opzigte van hunnen dienaar den Stadhouder te houden hebben, hoe het zeg ik, dan hier te ftade koomt om gewag te maaken van eene Oppositie , die in Vrankryk tusfchen het Hof, (dat is den Koning,) en de Parlementen of andere gerigtshoven zo Geestlyke als Waereldlyke plaats heeft , als mede van die welke in Engeland tusfchen de Kroon en het volk altoos gevonden wordt? Dit is ondcrtusfchen het derde ftuk, hetwelk de Politiek Vertoogfchryver goedvindt aan te voeren, ten einde hy ons zyne gcdagten mede deele aangaande het bewuste groote punt, waar op hy zege dat alles aankoomt. -— Gy vraagt buiten twyffel met my, hoe kan die oppofitie, die alleen plaats heeft in landen, daar een Koning regeert, hier worden aangevoerd? Woonen wy  C 206 ) wy dan niet langer in eene Republiek! Hebben wy dan ook reeds een Hof, 0f een Koning aan wiens Kroon zekere regten verbonden zyn? Hoe zal Myn Heer de Politiek Vertoogfchryver de natuur van deze oppofitie t'huis brengen of toepasfen, op onze Regeeringsvorm ? 'Er kan immers by ons , niet alleen volgens onze aloude vrye Conftitutie en den aart en natuur van eene vrye gemeenebest regeering, maar zelf volgens de inwendige hoedaanigheid van onze vastgeftelde regeeringsorde, nimmer zodaanig eene tegenkanting in eenige de minfte aanmerking koomen, of zelf, van verre, in de geringde vergelyking gebragt worden ? Of zullen dan voortaan de vrye en onafhanglyke fouvereinen van den lande, die flegts, volgens den last aan hen in handen gegeeven, te gebieden hebben, zig tegen hunnen dienaar, die hunne beveelen moet ter uitvoer brengen, moeten gaan aankanten en verzetten, op die zelve wyze als de Parlementen in Vrankryk en byzonder in Engeland tegen eenen Koning gewoon zyn te doen, alwaar de Parlementen zorgen en opkoomen voor het welzyn des volks, terwyl de Koningen veelal gehouden worden alleen te zorgen voor het belang van hunne Kroo- nen en geflagten? Zyn dan waarlyk de Edel Mogende Collegien der Staaten van de onder- fchet-  ( 207 ) fcheidene Provinciën reeds niet meer dan Parlementen geworden, en is de eerfte Staatsdienaar, Myn Heer de Stadhouder, reeds onze Koning? Ja ! Geliefde Vaderlanders dat hier uw bloed op nieuw begint te kooken, is niets meer dan eene flaauwe uitwerking dier vryheid lievende natuur die in het hart van uwe Vaders leefde, maar die thands zo diep bedolven fchynt, dat 'er zulke verdoemlyke fchryvers en gefchriften noodig zyn, om dezelve in u te doen herleeven! ——— Maar wat zult ge zeggen , wanneer ik u aantoon dat de onbefchaamdheid van dezen eervergeeten fchryver nog oneindig verder gaat ? Wat zult ge zeggen, wanneer ik u doe blyken, dat hy niet alleen zodanig eene oppofitie als 'er is tusfchen eenen Koning en het volk, erkent by ons, in ons gemeenebest, daadlyk plaats te hebben, maar dat hy daar en boven durft beweeren, dat de wyze waar op deze oppofitie in Vrankryk en Engeland plaats heeft, veel te fterk is, dan dat wy ons verbeelden moeten, dat wy in het geval zyn, om ons ook in die zelve maate tegen ons Hof te moogen verzetten. De oppofitie , leert hy ons, die 'er gevonden wordt tusfchen Koningen en onderdaanen, kan zeer wel plaats hebben in Vrankryk en Engeland, dewyl in deze beide ryken de eer der Koningen genoeg be-  C 2C8 ) beveiligd wordt, zo door de onbegrensde genegenheid welke het volk in Vrankryk den Koning toedraagt (*), als door de tusfehenkoomst der Ministers in Engeland, welke in dat ryk voor de belangen van den Britfchen Vorst opkoomen , waar door de oppofitie aldaar niet zo zeer tegen den Koning (wiens perfoon langs dien weg altoos in cere blyft) maar alleen tegen de dienaars van zy- ( ; Mnar verondeifteld eens, dat 'er oppofitie in onze Regeeringsvorm plaats had, waarom zou dezelve dan niet by ooi o? dezelve tryze plu.-s konr.en hebben , als in Vrankryk ï Cenrtmcn dit de Prlna van Oranje het regt had om zig ais GnHy>f Keer of Koala* van Nederland te ge. dagen, w.nom zou men zig dan minder tegen hem verzetten moogen , a'i de pvlcneotca dit doen in Vrankryk ? D l «I ooi Volit den Pritsi Wd KM, die in voorige tyden gebleeken is genocjznm geftttui ié zyn. om zyne belangen, tegen regt en billykl-.ciJ, ja ze!f tcfien der wil der fouvereinen aan, voor te lla»n, en ten koste van het Burgerbloed, zyn gezag tot eene vvandroglyke grootte te doen toeneemen? Er is derhalven, al merkt men Stad¬ houder reeds als fouverein aan, nog geene reden ten op. zigte van volk, die de Sr*aten zou moeten beletten om als dan minder in oppofitie tegen den Stadhouder te koomen, M de parlementen in Vrankryk zulks tegen den Koning doen. Deze ganfche redenec ring , cis was de grondftelling waar, gaat derhalven allerellendigst mank en kreupel; behalven dat de grondrtelling zelvé eene fchroeuwende en verdoemlyke leugen is.  C 209 ) iytie Kroon bevonden wordt ingérigt te zyri; z'd dat de oppofitie in deze bei ie ryken, volgens den PolitiekVertoogfchryver,nimmer de perfoonlyke agting der Koningen krenkt of vermindert, maar alleen dientom door een geëvenredigd tegénwigt de belangen zo wel der Kroon als van het volk te bewaaren en voor te ftaan; daar, zegt hy, in ons land met betrekking tot deze oppofitie, niemand opkoomt voor de eer en belangen van het Hof, dat is, quod bsne nota, van den dienaar of Stadhouder ; maar daar alles wat van het Hof koomt, en door het Hof gefchiedt, altoos gerekend wordt en moet worden, onmidlyk door deri Stadhouder zelve gefchied te zyn; Zonder, wil hy zeggen, dat of de onbegrensde genegenheid van het volk, gelyk in Vrankryk, genoegzaam is om alle de nadeelige gevolgen, welke uit de op» pofitie der Staatsleden, voor den Prins ontftaan konden, voor te koomen; of zonder dat 'er, gelyk in Engeland, Ministers zyn die des Koning? $ dat is dan des Stadhouders, belangen opzetlyk Voorftaan, en tegen welke uit dien hoofde de opw pofirie alleen worJe ingerigt. Dan, wat zult ge eindelyk zeggen , Nederlanders! ïnwoo'ner's Van een land alwaar niets dan eene zuivere gémeenebest regeering plaats kan hebben! wanneer ik u het befluit en gevolg voorhoude, hetwelk O uwf  ( 210 ) uw verdosmlyke landgenoot,en gevloekte regent uit die alles opmaakt? — Wat zal uwe houding, welk uw gelaat wezen, terwyl ik bezig zal zyn met aan u te zeggen, dat hy uit hoofde van die alles, dat 'er naamlyk by ons niemand, dan de perfoon des Siadhouders zelve, opkoomt om voor zyne belangen te zorgen, aan ons wil leeren dat wy ingevolge hier van in het geheel g5, J09. 120, 121-134, enz. (*) Het was de fteeds toeneemende dwinglandy des Ko. niugs van Spanfen, die tot eene zekere hoogte geklommen zynde, onze voorouders, onder het beleid van Willem I., dien Graaf van alle zyne magt deed ontzetten; en het is meer de ftandvastigheid van deze onze voorouderen, in het handhavenen van hunne Privilegiën en voorrechten geweest, die hen allengskeus den weg baande tot een geheel vry gemeenebest, dan wel het uitvoeren van een plan, om zig op deze wyze geheel onafhanglyk te maaken. Hoe het zy, onze verpligting aan hen zal altoos dezelve blyven; zy, en zy alleen zyn de gezegende werktuigen geweest, van welKe Neêrlands God zig bediend heeft, om het juk der' flaverny geheel van onzen hals te Jigten. P 4  ( =52 ) te ten Oorloge. En het was de gelukkigfle mtkoomst van nooit voorziene gebeurenisfen (zo als ik by eene andere gelegenheid breedvoerig aan zal toonen ), van zegevierende Veld en Zee Oorlogen, die ons het graaflyk juk van de fchouders Lgtte. America en deszelfs bewooners hebben z,g zints jaaren het ontwerp geraamd, om eene vrye en onafhanglyke Republiek daar te ftellen , ingevolge waarvan zy ook Inflituten, en Landwetten hebben, naar welke hunne Repudiek beftierd zal worden, zo dat men uit hun yusfcnptum daadlyk reeds kan zien en naaukeurig bepaalen, welke en hoedaanig hunne RegeenV* vorm zy, en in hoe verre dezelve voldoet aan den eifch van hunne Conftitutie, dat is aan dien van een vry gemeenebest (*). Dan dewyl by ons d,c plan der oprigting van eene geheel vrye Repubhek niet heeft plaats gehad, heeft men ook geen Jus fcriptum, dat is wetten en inftilvt!n gemaakt naar welke de nieuwe Republiek befterd zou worden. Men wilde flegts het jus non (*) Men vergelyke flegts de verzameling vanftukke* tot de dertien vereenigde Staaten van Noord America Mreklyk Leiden ,7S, in 8vo. Vooral leze me„ alles jat betrekking heeft tot den ftaat van SJasfaciufets-Baj.  C 233 ) non fcriptum, dat is, de aloude en welbergebragte Costuimen en Ufantien, handhavenen en doen gelden, op die wyze waar op dezelve onder de Graven van Holland, Henegouwen en Beijeren in vigueur waren geweest. Immers dat onze Voorouders geenzins het ontwerp van eene op te rigtene Republiek hebben gehad, blykt genoeg uit hun gedrag in het vervolg, toen zy de befcherming des lands eerst aan Vrankryk (*), en naderhand aan Engeland (f) opdroegen. En was het hun voorneemen geweest, om langs de vernietiging van het Graaflyk gezag eene gemeenebestregeering in te voeren, zo zouden Holland en Zeeland nimmer 5 Jaaren voor het afzweeren der graaflyke regeering (§) , nog Holland, Zeeland en Friesland één enkel jaar na dezelve de hooge overigheid aan Willem I. hebben opgedraagen, veel min zou men naderhand de graaflyke regeering wederom hebben zoeken in te voeren, zo als dit in het jaar 1584 zou gefchied zyn (*) Wacenaar, Vad. Hifi. VIII. p. 30-33, 36, 39, 53-64- (t) Idem, D. VIII. p. 33, sr, go. (S) Idem, D. VII. p. 303 , en verg. p. 425-4^ 430-436. (,) Idem, D. VII. p. 511. P 5  ( 234 ) zyn '(*) had Balthafar Gerards den grooten Willem niet om het leven gebragt; beide zaaken, ondertusfchen.die geenzins konden hebben plaats gehad, indien men zig van in den beginne gelyk America voorgefteld had een volkoomen vry en onafhanglyk volk te worden, en een gemeenebest op te rigten, dat zig zelf ten wetgever, befchermer en verdeediger vertrekken zou;de uitkoomst ondertusfchen van alles, na dat Engeland zo wel als Frankryk de befcherming der Nederlanden van de hand geweezen hadden, en Wiubm I. overleden was, liet ons Vaderland ia het jaar 1584 aan zig zeiven over, onder de toevallige gedaante vaneen vry gemeenebest, hoedaanig hetzelve tot heden toe gebleeven is. Ondercuafch.cn wierden 'er zeifin dien tyd geene nadere landwetten gemaakt, naar welke men het nieuw gemecncbeit bellieren zou. 'Er waaren te vooren wel eenige verbonden aangegaan tusfchen eenige landen en Provinciën, by welke verbonden wel zodaanige middelen en bepaalingen geraamd wierden, als voor den tyd, waar in dezelve wierden aangegaan, nuttig en noodig waaren , dog welke niet alleen geene Conititutioneele landwetten voor het toekoomen- • de (*) Idem, D. VII. p. 500.510.  ( *3S ) de en altoosduurende behelsden, maar die daar en boven weinig tyds, na dat dezelve waren aangegaan , wederom verbrooken wierden. Ten bewyze hier van , kan verllrekken het verbond der Edelen (*) , de Unie of Pacificatie van Ghendc (f), de Unie tusfchen Holland en Zeeland ij) &c. Van dezelve aart was de Unie die (*) Zie deszelfs inhoud by Bor , Neierl. gefch. B. II. p. 38. en Groot Placaatboek III. D, p. 31. en de vernietiging van het zelve by Wagenaar , Fad. Hifl. VI. D. P- «33- (f) Deze Pacificatie in dato 8 Nov. 1576 was eene Unie tusfchen de Staaten van Brabant, V laanderen, Artois, Henegouwen , Valenchyn, Rysfel, Douai, Orchies, Namen, Doornik, Utrecht, Mechelen ten eener, en Holland en Zeeland ter andere zyde. Zie Bor IX. B. p. 190. GrootPtacaatboekDA.p. 1. Dog de gefchiedenisfen leeren ons, dat dezelve weinig of geen gevolg heeft gehad, en dat zy, offchoon niet vernietigd, ten minden onder Don Jan van Ooftenryk en AlexanderFarnefe geheel kragteloos gemaakt wierd, weshalven men ook 3 Jaaren daar na eene nieuwe vereeniging te Utrecht floot, die voor de deelneemers en bondgenooten de gendfche bevreediging niet verbrak , maar voor zo ver zulks mooglyk was in haare volle kragt liet blyven. (§) Deze wierd ook flegts temporair genotfmen om deze beide Provinciën tegen Spanjen zo veel te beter te konnen verdeedigen. Groot Piacaatb. II. D. f. 2124. Wagen aar Fad. Hifl. VII. D. p. 15» 93- Na de dood van Wil-  C 23^ ) die in het jaar 1579 binnen Utrecht geflooten wierd tusfchen 5 Provinciën, by welke zig „a. derhand nog eenige landen en fteeden voegden Ditlaatstgenoemdeverbondwierd voornaamlyk tegen Spanjen ingerigt (*), en heeft ftand gehouden tot op dezen dag, even als of wy nog daadlyk in den Oorlog met dit^ryk waren ingewikkeld Dan geene van deze verbonden , die naar den eisch Willem I., is deze Unie wederom geheel geflaakt.' Zie Wacenaah tod, //ƒ,?. VI f. D. p. po\ C) N. Pondt, tommevr. ad F>tJ. Traj. Art. II. bv *T? dtr ü"« * l' P- U» Na dat li dit *] gefchreevcn heb koomt my :er h,nd een boekje getiteld ' vrye gedagten «,,„ een ün.ger n„ bet verval van ') genteeneba, der Fereenigde Nederlanden, i» Holland mn. 8vo. ÜtZt fchryver behoort voorzeker niet 0* der den pBOW, hoop vaa owe hedtfnd33gfche vende babbelt*. Ik „*ein de vryheid zyne gedagten (een.ge byxonderbeden uitgezonderd; SBn de overweeging van alle myne lezers aan te beveelen. Men zal 'er de aart en natuur der Unie van Utrecht vry wat beter uit leeren kennen als uit een werk van vier deelen » groot Octavo. Ik wenfch van harten dat eene wezen lyke overtuiging door dit werkje in het hart van Nederlands regeerers te weeg gebragt, hunne gedagten mooge deen inaentaen met de gedagten va„ dezen edelen fchryver, die den grootfehen titel, van Burger, welke fcy zig toe eigent, niet dan overwaardig is.  C 237 ) eisch van die tyden en omftandigheden zyn aangegaan , konnen aangemerkt worden als volledige landwetten , en volkoomene grondflaagen van de Regeeringsvorm dezer Republiek. Want offchoon de Unie van Utrecht door zommigen geheeten wordt de eenige grondwet van ons Vaderland (*), en dat zy in de daad van den beginne af aan ten grondflag verftrekt heeft van de vergadering der algemeene Staaten (f),zo is het egter zeker dat zy ook tot niets meer dan tot eenblooto grond/lag verftrekte , op welke het gebouw der wetten eenmaal zou moeten worden neergezet jen dat door dezelve niet zo zeer eene eeuwigduurende landwet (§), dan (*) P. Paulus , verkl. der Unie III.D. p. 225. De Raad van Siaate noemt de Unie in deszelfs petitie voor den Jasre 1738 (Net. Zeiand. hujus anni p. 21) zelfs, ten meejlerftuk van Policie; dog dit wordt zekerlyk gezegd met betrekking tot den tyd waar in dezelve is aangegaan , en zulke omftandigheden die aan dezeu tyd gelyk waren. (f) P. Paulus, verkl. der Unie III. D. p. 27. (§) Dit blykt genoeg voor eerst uit den inhoud der Unie zelve, in welke zommige dingen alleen by voorraadt wierden vastgefteld, tot op eene nadere fchikking der gexamentlyke Bondgenooten , zie b. v. Art. IX. en in het XXII Art. wordt duidelyk gezegt dat het verbond vermeerderd, of veranderd kon worden. Ten tweede zyn 'er reeds zo veele Artikelen dezer Unie buiten gebruik geraakt,  ( 238 3 dan wel een allernaauwsc verbond tusfchen de onderfcheidene Provinciën bedoeld wierd, om met gemeene magt zig tegen de wapenen des Konings van Spanjon te verzetten; en de ondervinding heeft maar al te veel ten koste der cendragt van onzen Staat geleerd, hoe zeer men ziften en pluizen moet, wanneer men vollirekt alle Staatszaaken en gefchtllen toetzen wil aan de beflisfing en inhoud van dit verbond, Wenfchlyk derhalven was het , dat men met inagtneeming en raakt, dewyl dezelve niet meer te pasfe koomen, of in 't geheel niet meer agtervolgd konnen worden (b. v. Art. V, VI, VIII, XI, XIV, XV. &c.) Vergelyk hier voor al , P. Paulus, verkl. der Unie III. D. p. t88, 189. Ten derden zeggen de Staaten zelve in het Reces ofte Afgefcheyt der byeemompjlen ende vergader, van de ge. dep. der Geun. Prov. binnen Utrecht XI. April 1583 , in het 3 poincV, met betrekking tot de Unie, dat zy wat de Unie of vereeniging zelve betrof, onnoodig achreden, eenige nyeutve verbor.tenisfe op te richten , maar zoo dezelve nyet volcommelvk duer die hefticbeyt der Oorlo. gbe ofte andere empefcbementen in eenighe poincten nyet voltochen waere, dat zy geraeden en Ncomca bevonden , zUlcx eerstdaechs te voltrecken , en dien volgende tot resumptie van dien te procedeer en ; dog zulks is tot heden toe agter gebleven, niettegenftaande dit gewigtig ftuk meer dan eens aan de Bondgenooten is voorgehou. den geworden, waar over men kan naleezen P. Paulus, verkl. d. Unie III. D. p. 180-18P.  C «39 ) en bewaaring van het hoofd oogmerk en den hoofd inhoud van die verbond, de vereeniging naamlyk der zeven vrye gewesten en geatfocieerde Landfchappen, 'er eenmaal toe overging om alle dubbelzinnigheden duidelyk te verklaaren, de onnoodige artikelen weg te laaten, en deze ganfche grondwet volkoomen te maaken. Ondertusfehen is het zeker dat , offchoon 'er dus geene duidelyke en volkoome landwetten by ons voorhanden zyn , ons Vaderland egter niet nalaat , een volkoomen vry en onafhanglyk gemeenebest te zyn, aan wiens hoofden en vertegenwoordigers het ftaat, om ten nutte van het volk, en ter bewaaring van eendragt in alle hunne vergaderingen, zodaanige inftituten en Landwetten te maaken , die in één wetboek verzaameld , ten altoosduurende voorfchrift en regel zouden moeten dienen van het hoog bellier dezer landen (*). 'Er zyn evenwel eenige weinige ftuk- (*) In dit wetboek zou men onder andere gewigtige' flukken vooral moetee vinden, de bepaaling der magt tn des gezags van de onderfcheiiene leden die ter vergadering verfebynen ; De naaukeurige aanwyzing van alle gevallen , waar in al, en waar in niet, aan de leien een liberum veto toekoomt; ten derden, de uitvoerige inftruiïien van alle de ambtenaars van Staat, geen een uitgezonderd , met en benevens de daar by ge-  ( 24° ) vftukkenvoor handen, die ons aanleiding geeven om te konnen ontdekken hoe onze Voorouders on- gevoegde penaliteit en ftrafen in eas van overtreedt. &c. &e. Hoe zeer was het te wenfchen dat met betrekktng tot deze zo boognoodige verbetering, onze Repu bliek eenmaal de navolger wierd van Koning Frtderik yanPrujsfen, en Catharina Keizerin aller Rmftni Gaarne zou ik het p!a:! van dit wetboek hier breedvoerig opgeeven was dit de gefchikte gelegenheid, om hetzelf veuaadly, tot ftand te doen koomen. Dan dit zo niet zynde zal ik hier toe gunftiger ge,egenheid afivagt£ Onderton „ du z.ker, dat men, zo lang dit „iet z worden uugevoard, geduurige Staats oraweiUelirigcn £g derland zal z,en gebeuren, en deflatie blyven bloo.ft.ll.» aan dat eeu wtgduurend verwvt baarer nabuuren dat zy nooit vergenoegd is met haare regeeringsvorm. maar fteeds naar verandering haakt. Een vervvyt dat aan den oppervlakki gen befchouwer zeer billyk en regtmaatig toefchy„t, do» dat aan my zeer ontydig en onregtvaardig voorkoomt — Het Iigh.am der Natie zorgt altoos voor deszeik welvaart vryheid, en voorrechten; dezelve betrouwt zy in handen der voornaamfte en kundigfte ingezeetenen; — deze voe len fmnne magt door geene bepaalende wetten beperkt • eerzugt en de allengskens inkruipende gewoonte van te regeeren , doet hen het oogmerk vergeeten waar toe zy zyn aaogefteld; dit befpeurt bet volk; . dic -naakt hetzelve c'onvreeden; -~ dit doet hetzelve eene and:re regeering eifcben, die aan hunne hoofdwet, bet betl de, volks, beter voldoet Dan deze nieuwe regee- nng, hoedanig zy ook mooge zyn of gewe.sc zyn, wordt ;. tot  £edagt hebben 'omtrend hunne Coriltitutië , én den aart en natuur der Regeeringsvorm, die deze Con- Wederom op geene wetten gebouwd; zyn 'er eenige zy worden veranderd, vernietigd, en men maal» het volte diets, dat dit alleen ter bevordering van hun welzyn gefchiedt; deze nieuwe regeerers, even 2eer rr.enfchen zynde als hunne voorgangers, bedryven ftrafloos dezelve misdaaden, en verzuimen ligt gelyk hunne voorige ambtge. nooten, het heil des Vaderlands; het volk dit wederom ziende, eischt ook daadlyk wederom eene nieuwe regeeringsvorm,- en deze is 'er zo dra niet, of dezelve gebreeken openbaaren zig al weder; en dit zal zo voortgaan tot dien tyd toe , dat men hier tegen door eene welgeoeffende legenüagt van heilzaame wetten zal voorzien hebben- _ Men wyte het dan niet langer aan de wispelturigheid van anderzints ftandvastige lindzaaten , dat 'er zo veele veranderingen in hun ftaatsgeftel zyn voorgevallen. Men zegge veel liever dat alleen het gebrek aan goede landwetten , en Conftitutioneele voor. fchriften van Regeering en bellier veroorzaakt hebben i dat zo wel aan vrye ftaatsleden, a's aan voornaame dienaars van den ftaat, die zig door geene onherroepbare landwetten eenen teugel der eerzucht in den mond gelegd voelden, de gelegenheid wierd overig gelaaten* om al telkens naar meerder en meerder gezag te'ftaan, zonder dat zy in de befchrevene landwetten en dugtige handhavening van dezelve, de paal en perken vonden van dat gezag , waar buiten zy , zonder ftrafbaar te zyn, geenen enkelen voet verzetten mogten. Hadden onze Voorouders by de inftelling der Republiek hier tegèn door naau» keurige bepaaüngen gewaakt, nimmer zou ons Vaderland q aan  C 242 ) Conftitutie moest voorftaan en verdeedigen. Zodanig is by voorbeeld de Corte vertooninghe van het aan zo veele folteringen zyn bloot gefield geweest, nim. mer zou het ten koste van zo veel bloeds en fchatten wegens het gezag van eenen Stadhouder, zo dikwerf voor eene ganfche Waereld een fchouwtoneel geworden zyn der yslykfte wreedheden, der outzettendfte onregtvaardigheid, der gruwzaamfle bloedmengingen, en der hemelterergendfte wanbedryven. Nimmer zou 'er een Oorlog door Ne. derland gevoerd zyn geworden gelyk aan deze, waarin door de allertreurigfte gevolgen van onderlinge oneenigheid, 's Lands weivaard aan hunnen hoonendften vyand , zo tergend en ftrafioos wordt opgeofferd ! Maai ik keer te rug ter zaak; vraag eens in het wetloos Neder- land , nat i\ , b. v. een Stadhouder? ls 'er eene landwet die u het antwoord aan de hand kan geeven? Ja laat ik zeggen, is 'er ééoe eeuw, die u kan zeggen wat hy is? Is niet iedere Stadhouder alles, wat zyne begeerten hebben konnen eisfchen? Is hy niet ftraks Stadhouder van die en die Provintie, dan Capitein, dan Admiraal Generaai, dan Koning van Engeland ten koste der Milioenen die nog niet zyn afbetaald, dan Stadhouder en Capitein en Admiraal Generaal van alle de gewesten, dan Erflladhouder, Erf Capitein, Erf Admiraal Generaal van gansch Nedeiland? Waar moet het heen myn Vaderland! Voorzie toch in uwen geheeien en eindelyken ondergang door het raamen en vastflellen van onherroepbare landwetten! Zet 'er het zegel op door het ftrengelyk firaiTcn van den eerften overtreeder; en laat toch niet langer toe dat de groote wysgeer onzer eeuw n dit bytend verwyt met reden toevoege, „ i/impuimahcs m rüprimer lk „ MAL  ( 243 ) het recht by den Edelen, Ridderfchap en Steden van Holland in dato 16" OSi. 1587. De Remonflrantie van de Staaten van Hollandt aen den Gr ave van Lycester binnen Dordrecht gedaen. raeckende de fouverainïteit defer landen, in date den 30 Augusti 1587. Als mede de Deductie of Declaratie uit de fundamenten der Regieringe tot jufiificatie van de atte van feclufn in dato 25 July 1654. Waar by men nog zou konnen voegen het geen hier en daar zo door de Staaten van Friesland, als door de Regeering van Amfterdam en Middelburg, betreffende deze zaaken gezegd is, in alle de Papieren die betrekking hebben tot de handelingen van Willem de III. in het ftuk der werving, en het voorgevallene met den Graaf d'Avaux in de jaaren 1683 en 1684,van de meefte van welke ftukken ik in mynen vierden Brief, ter zyner plaatfe, reeds gewag gemaakt heb. Het zyn dan ook voornaamlyk zodaanige Staatspapieren, met welke ik hier en daar by gelegenheid myne verhandeling bevestigen zal, terwyl de reden ons voor het overige verder voor moet lichten,in het bepaalen van dat geen wat tot de Conftitutie en Regeering vaneen vry gemeenebest, gelyk het onze is, behoort,en derhalven ook begreepen moet wof« „ MAL EST AUJOUaD'HUV LB PAR.TAQE DÉS VAlNCQUSUaS „ DE PHILIPPE!"  C 244 ) worden by otis plaats te hebben, Tot het een eraander dient dat ik den lezer nog In de tweede plaats , eer ik de Conftitutie gs befchryven, herinnere, dat 'er met betrekking tot de vryheid, hoog/ie magt, en onafhanglyk recht, tusfchen de byzondere Provinciën geen onderfcheid plaats heeft. Alle zyn zy op dezelve wyze, en in den zeiven trap, vry en onafhanglyk. Dezelve fbuvereiniteit , oppermagt , en hooge overigheid, die by voorbeeld in Holland plaats heeft, moet ook begreepen worden plaats te hebben in ieder der zes overige gewesten Want dewyl alle graaflyk, heerlyk en willekeurig gezag in alle Provinciën, 'c zy dezelve onder Hertogen, Graaven, Heeren of Bisfchoppen weleer geftaan hebben, geheel vernietigd, en alle gezag en magt aan de Edelen en gedepu teerden van het volk verbleeven is, en dat ieder der zjven Provinciën op zigzelven, ook als zodaanig door het verbond met eikanderen aangegaan erkend worden, zo volgt, dat alle de vryheid en rechten die het onafhanglyk Staatsbeftuur betreffen , welke door eene Provincie beweezen en gededuceerd zyn aan haar toe te koomen, ook gehouden moeten worden toe te koomen aan ieder der overige Provinciën; en dat alle bewys door eene Provincie ter ftaaving van haare vryheid en fouvereiniteit aangevoerd, terzei ver tyd ook  C 245 ) ook dient ter bevestiging der vryheid en fouvereiniteit van ieder der overige gewesten. Alles derhalven wat by voorbeeld de Staaten van Holland in de jaaren 1587 en 1654 beweezen hebben aan haare Provincie toe te koomen, dat zelve koomt ook toe aan alle de overige Provinciën in het byzonder; dewyl alle de zeven gewesten op dezelve wyze, vrye , en onafhanglyke, Landichappen zynrustende hunner aller individueele onafhanglykheid op eenen en denzei ven grondflag, die naamlyk der vernietiging van alle willekeurige en vrymagtige ovèrheerfching. Wanneer ik derhalven in het vervolg zal fpreeken van rechten die aan alle de Provinciën hoofd voor hoofd toe koomen, en dezelve zal bewyzen, uit aantooningen die alleen door eene Provincie gefchied zyn, zo kan niemand my te gemoete voeren, dat deze bewyzen niet zouden gelden van alle de Provin. cien en gewesten in het by zonder, daar dog nergens eenige reden kan gevonden worden, waarom de eene Provincie zou konnen beweeren meerder gezag te bezitten dan de andere. Trouwens men leze hier over de Generale dedutlie der Staaten van Holland zelve, van den 25 July 165+ , U. I., C. //. § 1, 2,3 fyan die veelen die 'er in onze dagen heerfchen, aan welke men het verval der Academiën, der weetenfchappen, der geleerdheid, en gezonde oordeelkunde, alleen te danken heeft) duiden 'er door aan, de inftelltng , vastftelling , en oorfpronglyke hepaaling eener zaak. Zo noemt Cicero de inftelling van den Godsdienst,Conjlitutio relligionum(De legib.Il.,\o) en Curtius heet de eeuwige raaming en bepaaling aller dingen , aeterna conftitutio Qib. V. C. XI §. 10); dog hedendaags gebruikt men dit woord byna niet, dan om door hetzelve eene Regeeringsvorm aan te duiden; en niet alleen eene Regeeringsvorm in het afgetrokkene, maar zelfs de bediening in der tyd van dezelve onder de uitoefening van meerder of minder verleend gezag aan Q 4 hoogt  C 248 ) bet recht geeft, om zorg te draagen voorde algemeene belangen van het ganfche gemeenebest, zon- booge Staatsdienaren, waar door derhalven de definitie van Neerland, Conftitutie deze wordr: De Confiitutie van Nederland is de bediening, waarneeming, opgebruik maaking van bet verleend gezag aan de dienaars van *n Staat dat zig dan , zo ver, en op een\ ander tyd » ver nitftrekt. Voila une belle definitlon au moins dune belle Conltitution! (NB. De Conftitutie ?s onveran' derlyk.) Ingevolge van dit heerlyk begrip, fpreekt men dan ook van eene verandering in de Constitutie, door de etflyk verklaarfog der Stadhouderlyke waardigheid in het geflagt der Princen van Oranje te weeg gebragt ■ doz «er te onregt ; dewyl hier door nog Conftitutie, no* Regeeringsvorm zyn veranderd geworden, even zo min" ais dezelve ten huldigen dage veranderd zouden worden ' door de. vernietiging van diezelve erflyke opvolging i„' du genoemde geflagt; het is alleen het aanzien en de mVt van dit huis , dewelke by dergelyke gelegenheden vermeerderd of verminderd worden, Ierwyl de oorfpronglyke Conftitutie des vryen lands en de Regeeringsvorm die deze voor moet ftaan en beveiligen, altoos volmaakt dezelve blyven, en daadlyk gebleeven zyn. Men zegt verder dat de Confiitutie niet mag veranderd worden en men wil 'er mede zeggen, dat de Regeeringswyze en de verleende magt aan de dienaars van den Staat niet moogen veranderd worden. Hoe volmaakt zot het woord Confluutie in dezen zin gebruikt wordt, blykt genoeuit een gezegde van Cicao, {de iegeAgr.Il.,^ alwaar *Jf duidelyk te kennen geeft dat Cow&döik rempubli- cam  ( 249 ) zonder zig hier in aan eenig willekeurig gezag te behoeven te onderwerpen; uit hoofde waar van tam ii dicantur, qui legibus aliisque rationibus watts reU publicae in gravescentibus medentur. Non fum autem ego is conful, inquit , qui ut plerique, nefas esfe arbitrer , Graccbos laudare : quorum conftliis, fapientia , legibus, multas esfe video reipublicae partes Constitiitas. Waar uit men ziet dat die Vader der welfprekenheid wel verre van door het woord Conftitutie, eene onveranderlyke Regeeringsvorm te verftaan, door hetzelve veel eer aanduidt, eene daadlyk verbetering,en hertelling der aloude vryheden en voorrechten van het gemeenebest; daar ondertusfchen de hedendaagfe hoop van vleiende Hofgezinden door hetzelve niets anders wil verftaan hebben dan het Conftitutum imperium, (waarvan van Cicero fpreekt , V. in verr. 24.) 5 en wel by zonder de verleende magt aan den eerften dienaar van den Staat, ik meen den Stadhouder. Dan om het oogmerk van zulke onweetende en laage vleyers te keer te gaan, heb ik gezegd, en ik herzeg het nogmaals , dat de oorfpronglyke Conftitutie van een vry gemeenebest onderfcheiden is van het Conftitutum imperium of de vastgeftelde regeeringswyze, die dient ter confervatie van de aloude vrye Conftitutie des lands. Ik zal zo ftraks boven aantoonen, waar in. deze beide zaaken, ieder op zig zeiven beftaan, en dus doen blyken O dat 'er niet alleen een daadlyk en wezenlyk onderfcheid tusfchen dezelve plaats heeft, maar 2) dat de Regeerirgsvorm in zig zeiven rog daar en boven wederom zeer onderfcheiden is van de wyze waar op dezelve bediend en uitgeoeffend Q 5 wordt;  C 250 ) van zy alle deel hebben aan het vryma«tig beftkr van bun land en maatfchappy, Onderin bet wordt; 3) dat de Regeeringsvorm moet ingerigt en *eraamd worden naar den aan en eisch der Conftitutie, en dat dus de Conditutie niet beoordeeld moet worden nit de Regeer.ng.vorm maar de Regeeringsvorm uit de Conft'tune. 4) Zal uit myne bepaaüng der Conftitutie van ons gemeenebest blyken, dat alle verandering die in de. zelve kan voorvallen niet dan hoogst nadeelig voor dezelve zyn kan; maar dat 5) alle Regeeringsvormen op zig. zeiven voor verbetering vatbaar zyn konnen, en eindelyk ten 6) dat de wyze der bediening van dezelve veele ver beteringen toe kan laaten, en zelf vereischt naar gelang der byzondere tyds omftandigheden. En zie hier de nuttigheid en noodzaaklykheid van alle deze onderfcheidingen en bepaalingen. Door de Conftitutie te bepaalen leert men vooreerst, zig duidelyke begrippen vormen, omtrend den aart en natuur der Regeerings. vorm, die zal zy de beste zyn, volmaakt met de Conftitutie moet overëenkoomen; waar uit derhalven volgt.dat zo dra de Conftitutie wel bepaald en omfchreeven is, men als dan ook ras de Regeeringsvorm, welke ook vooraf befcbree. ven moet worden, kan beoordeelen, en de gebreeken die er m dezelve mogten heerfchen, di; "delyk ontdekken, even zo wel als de middelen aantoonen, waar door die gebreeken daadlyk verbeterd konnen worden. Ten tweeden behoeft men na deeze onderfcheidingen behoorlyk gemaakt .e hebben geen harnas aan te trekken tegen de fchitterende woorden van onze hedendaagfche Hofgezinden, die aan alle de geenen, welke van eenige verande- ring  ( 251 ) hèl allerminfte eenige willekeurige en onafbanglyke magt boven zig te hebben of te erkennen, laa- ting durven fpreeken, dit als eenen blixemfchigt, die het gezigt verwart, toewerpen: „ De Conftitutie mag niet „ veranderd worden ; zy is met eenen heiligen eed be>) ,, zwooren, en het is derhalven de pligt van elk Regent, „ om de voortduuring van dezelve naar vermoogen voor ,, te ftaan en te bevorderen." Want dewyl de Conftitutie der zeven vrye Nederlanden , niets anders is, dan dat zaamenftel van alle die natuurlyke en burgerlyke vryheden , die door niets belemmerd worden dan alleen door de zorg om alle ingezeetenen even gelukkig te maaken » een zamenftel derhalven het welk geene ovèrheerfching , of zelf eenige uitfluitende voorrechten aan eenigen inwooner toelaat , zo is het zeker dat, dewyl zodaanig eene Conftitutie de beste is, die door eenige maatfchappy kan begeerd worden, dat zy eens plaats hebbende , geenzins veranderd mag worden , ten zy men zyn eigen nadeel zou willen bevorderen. Maar het is geheel iets anders, wanneer onze hedendaagfche Publicisten, welke meer de dienaars van den Staat, dan hunne hooge overigheid zyn toegedaan, door deze oorfpronglyke Conftitutie der vrye Nederlanden niets anders bedoelen, dan de Regeeringsvorm, en de daadlyke bediening van deze. Verftaat men door de Conftitutie niets dan de Regeering die dezelve voor moet ftaan en handhavenen , dan bedriegt men ons; en men verfchalkt den gemeenen burger op eene eerlooze en fnoode wyze, wanneer men zegt, dat deze Regeerings gedaante , en de wyze waar op dezelve bediend en uitgeoefend wordt niet moogen ver-  C 252 ) laaiende alleen, vry willig de beftelling en uit. voering der gemeene zaaken overig aan die gee. nen veranderd worden, maar dat het dc pligt van elk burger en Repeter is, dewyl zy met eede bezwooren zyn dezelve zonder ooit van verandering of verbetering te Leken, blindelings flegts voor te ftaan en naar vermoogen te bevorderen. Laat ik myne gezegden omtrend dit onderfcheid tusfchen de oorfpronglyke Conftitutie , en de Regeeringsvorm eens met een voorbeeld hier ter piaatfó nog toeligten. Wanneer de leden der vergadering van de Staaten 's Lands van Utrecht, volgens Refo!utie van den 7 April 1674 (Gr. Utr. Piacaatb. I. p I?4) by de wederaanneeming der Proviniie in de Unie gezwooren hebben, dat zy het verbond der vereeniging in het Jaar 1579 gefloten, zouden onderhouden, naarkonmen en verdeedigenwat hebben zy toe bezwooren ? Men zal zeggen zy hebben de Conftitutie bezwooren. ■ Maar dan vraag ik welke Conftitutie ? Verftaat men door dit woordt de oorfprong. lyie Lands Conftitutie ; waar door zy nevens hunne andere bondgenooten in het bezit gefteld zyn van alle de Voorouderlyke rechten en vryheden van Nederland, welke alle door de Unie aan ieder der bondgenooten verbleeven zyn ? Of de Regeeringsvorm die in dat zelve jaar van 1674 in hun gewest, als mede in dat van Gelder, land en Overysfel , zo onregtvaardiglyk is ingevoerd geworden? Kuiten twyfFel de ecrfte, (de Lands Conftitutie naamlyk), dewyl in den eed, waar mede zy de Unie be, zwooren hebben geen enkel woord gewag gemaakt wordt ■Van het Regeerings reglement daags te vooren vastgefteld, en  C 253 ) ■nen uit het midden der medeburgeren, die zy hier toe kundig en genoegzaam braaf erkennen, dog en het welk vierkant aanloopt tegen den inhoud dier Unie die zy bezweeren moesten. De laatfte, ik meent de Regeeringsvortr, , wordt door iederen Regent bezwooren met de Claufule , welke ingevoegd is aan het einde van het nieuwe formulier van eenen anderen eed, door Willem UI. opgefteld, in deze woorden: „ Ik be. „ loove en zweert dat ik mede punctueelyk zal obfer„ veeren ende nakoomen het reglement , nopende het i, beftel en beleid van de Provinciaale Regeering, op „ heden ter vergadering gearrefieerd." Maar het voorafgaande in dit zelve formulier, wat bezweert dat? Bezweert dat ook de Regeeringsvorm , of bezweert het zelve de oorfpronglyke vrye Conflitutte? Het zy by den lezer om hier over te oordeelen ; ik zal de woorden flegts uiifchryven. In het begin dan van dit Formulier, waar mede de tegenwoordige Regeerers dier Provincie hunne ambtsbediening aanvaarden, wordt gezegd: „ Ik „ beloof en zweer dat ik alle Privilegiën , Handvesten en „ geregtighedtn , van den lande van Utrecht, ende de „ drie leden van dien , als ook de aloude en welberge,. bragte con/luimen, zal helpen voor/laan, defendeeren „ en bandhavenen ; alle de gemeene landi zaaken met „ raad en daad helpen bevorderen, daar in advyfeeren „ en bejluiten , zulks ik naar myn verfiand, ende in regter coiifeieniie, ten ^emeenebeste en welvaaren •„ bevinden zal te dienen en te behooren, zonder affee „ tie, gunst of ongunst tot iemand" Men heeft flegts het regeerings reglement zelve op te flaan om zig onbetwist-  C 254 ) dog bezittende in zig zeiven de hoogfte majefteit, bet hoogfte recht, en hoogfte gezag. Be waare twistbaar te overreden dat deze woorden geenzins toepas, lyk zyn op de Regeeringsvorm, welke door dit reglement wierd ingevoerd en vastgefteld, dewyl het zelve de Pri. vilegien te niete deed, en de Regeerers in der tyd de ge. legenheid benam om dezelve voor te ftaan, te defendeeren en te handhavenen; waar uit dus middagklaar blykt dat deze aangehaalde woorden niets anders bedoelen nog tot iets anders eenige betrekking hebben, dan tot de oof. fpronglyke vrye Conftitutie zelve, niet tegenftaande dezelve door dit reglement wierd opgefchort, (NB. de Conftitutie is onveranderlyk),tot dien tyd toe, waar in dit juk gelegd op de fchouderen der ouders, van die der kinderea wederom zal ontheven worden. Ik laat het aan anderen over om uit te leggen hoe het mooglyk is dat men, zonder een regtvaardig God te befpotten, op deze wyze twee tegen overgeftelde zaaken, waar van de laatfte de eerfte vernietigd, met éénen heiligen eed kan belooven te zullen voorftaan en naarkoomen. Genoeg is het my den Ie. zer te hebben doen gevoelen welk een onderfcheid 'er is, en altoos blyven zal, tusfchen te oorfpronglyke Conffitu. tie, der, zo gezegde vrye Nederlanden, en te Regeeringsvorm, welker bediening dezelve voorftaat of geheel doe: verdwynen, is het niet in het gedaantelyke, ten minften voorzeker in het wezenlyke. Het geen ik tot bier toe gezegd heb, kan te gelyk ook dienen om my te beveiligen tegen den blaam, dien men, ik zie het, reeds gereed ftaat, om aan myn karakter aan te wryven, even als of ik een verkondiger ben van ge' vaar.  ( *55 ) re Conftitutie of landgefteldheid van Nederland is derhalven niets anders dan dat zamenstel VAN vaarlyke nieuwigheden, en iemand die haakt naar verandering in de Conftitutie en de Regeering van het land, tegen welke niet alleen de burgerlyke overigheid, maar zelf de Priesters van den Godsdienst moeten waaken, terwyl de laatfte hen den toegang tot de heilige plegtigheden der Kerk weigeren, en hen noemen „ zulken, die „ tweedragt , fecten en muiteteien, in kerklyke en wae„ reldlyke regimenten begeeren aan te richten;" verre 'er van daan dat ik onder deze benaaming vallen zoude , begeer ik niet alleen een ieverig voorftander der aloude Conftitutie, dat is der wezenlyke vryheid en voorrechten van myne landgenooten te zyn, msar daar en boven eenen ftrenger verdediger der regeeringsvorm, zo als dezelve oorfpronglyk geraamd, vastgefteld, en befchreeven is door de Heeren Staaten van Holland en West Friesland op den 16 Oct. 1587 (Groot Placaatboek deel I. p. 41 fqq.'), dog van welke heden ten dage ook niets meer dan de naam en vorm of het uitwendig gedaantelykefT» y denvjelken men verklaart den Coningh van Spaengien vervallen te zyn van de overheid ende heerfebappye der voonz. Nederlanden. Groot Placaatboek D. I. p. 26 alwaar de Staaten zeggen dat naar deze Conftitutie, of naar dit oude hetkooraen het land beftierd en geregeerd moeten worden. Hunne woorden zyn te aanmerkelyk om niet een gedeelte van 'dezelve uit te fchryven. Dus drukken zy zig uit: Ende zo wanneer R de  C 258 ) oorfpronglyke vryheid en onafhanglykheid de hoofden, dat is, de aange ftelden, onzes volks verpligt zyn de tederfle zorg te draagen, en voor dewelke zy ook altoos zorge gedraagen heb' ben, zo lange zy het hoofd konden bieden aan de kuiperyen en bedekten invloed van die geenen die de Trinet in ftede van zyne onderfaten te befchermen, defelve foeckt te verdrucken, f overlasten, beure oude vryheid. Privilegiën, en de oude herkoomen te benecmen, ende beur te gebieden en te gebruyeken als /laven , moet by gehouden worden niet als Prince, maar als een Tyran, ende voor zulcks nae recht en de reden, mach tenminfle van de onderfaaten befonder by deliberatie van de Staaten van den lande, voor egeen Prince meer bekent , viaer veriaeten , ende een ander in fyn /lede tot befchermenisfe van ben lieden, voor overboofd, [onder tnisbruyeken, gekofen werden, te meer zo wanneer de onderfaaten met ootmoedige verthooninge niet en hebben beuren tyrannigh op/et gekeeren, ende alfoo egeen ander middel hebben om beure eygene , heurer buysvrouwen, kinderen , en naekomelingben aengheboren vrybeyd tdaer fy nae de ■ vet der Natueren goedt en bloede fchuldigb zyn voorop te feiten') te bewaeren en te befchermen, gelyck tot dU verfche tyden ghefchiet, en de d'exempelen genoeg hekend zyn: 't welck principalick in deze voorsz. landen behoort plaatze te hebben, en/land te grypen die van allen ty. den zyn geregbeert geweest en hebben ook moeten geregbeert worden , na uytweyfer heurer Privilegiën , Cofuymen ende oude herkoomen  ( 259 5 die dezelve, 'tzy in naam, 't zy in de daad, aan de goede landzaaten en ingezetenen wisten te ontrooven, en langs dien weg alle gezag aan zig te trekken. Daar nu de Conftitutie van Nederland alle willekeurig gezag buiten fluit zo volgt ook vanzelve dat 'er geene andere Regeeringsvorm by ons plaats kan hebben, dan die de ingezetenen allen laat, in het vol en onbelemmerd bezit, van alle die vryheden en voorrechten, welke Conftitutioneel aan hen eigen zyn. De oorfpronglyke lands gefteldheid is onder alle volkeren de grondflag hunner regeeringsvormen. De laatften moeten naar de eerfte woorden ingcrigt, dewyl de eerfte, ik meen de Conftitutie , geenszins alleriye regeeringswyzen duit. Een land alwaar alle vryheid alleen aan het volk verbleeven is, duldt geene Ariftocratie, nog Oligarchie, nog Monarchie, nog eenig Defpotifme, maar alleen eene Democratie of volksregeering. die, hoe zeer zommige wysgeeren dezelve afkeuren, egter zo kan worden ingerigt, dat zy alle andere regeeringsvormen trotzen kan. Een land, alwaar de Edelen in het eigendomlyk bezit zyn der gronden en landeryen, duldt zodaanig eene democratie niet, maar vordert van zelf eene Ariftocratie, dewyl de arbeiders en werklieden dier Edelen geenszins eenig R a be-  C 200 p bewind konnen pretendeeren over het goed gjï land, dat aan hen niet toekoomtj dog landen van dit laatfte foort worden 'er niet meer (gevonden. Een land eindelyk het welk door wapenen of kooping, en dus door het recht des oorlogs (*) of • (*} Ik kan my fiier over bet recht des oorlogs, veel mirt over den aart van eenen wettigen oorlog, niet breedvoeriger verklaaren, fctttcei, zegt Puffendorf, non levis efi difquifitio, num aliqua caufa fit jufla & ad movendum helium, quod infinitam post fe malorum fegetem trabit fuff.cicns {Apol. % XX. p. 37). Maar wie gevoelt van zelve n.et het onderfcheid het welk 'er is tusfchen geweld overrompeling, aanmaatiging &c. en eene overwinning gebooren uit eenen wettigen oorlog, over den aart van welke laatfte ik den lezer wyze naar Grotius, de Jur B & P. Lib. lil. C. IIP. en naar Püffendor, de Jure nat et gent. LibVIU. C. FI. § 4, 5) ,4 ^ In he[aIgemeeM houde ik dit voor waar, en wie zal het loohenen? dat de wettigheid eener bezitting door overwinning verkreegen alleen uit het,*,, belli, (quale Jus dari, nemo facile negaverit) kan beoordeeld worden , terwyl het onderra* fchen van den anderen kant zeker blyft, dat geweld,overrompeling, en aanmaatiging nimmer eene wettige vervreemding teweegbrengen, maaralleen wagten op inftaatftelling der beledigde party om zig regtvaardigiyk te konnen wreeken, door zig niet alleen wederom meester der ontroofde bezittingen te maaken, maar ook door den ontroo. ver te regt te (rellen voor de regtbank van het natuur en volken recht, en hem te flralTea als een monfler van het mensen.  C 26-1 ) of wettige verkrygihg, overgaat in de magt eens anderen, kan den eisch op zyne vryheid niet langer ftaande houden, maar verliest het recht, gelyk van zelve fpreekt, om zig zeiven te regeeren, en moet derhalven die regeeringsvorm zig troosten , die de overwinnaar of koopheer goedvindt in hetzelve vast te Hellen. C*) Daar. menschdom; iets het welk in eenen wettigen oorlog, die gerehied ter terugvordering van in eenen anderen wettigen oorlog verloorene goederen, geen plaatfe heeft. Zeer veel had ik hier over te zeggen ter toelichting van veele zo vroegere als laaiere gebeurenisfen, die ons de gefchiedenisfen voorhouden, dog een brief tegen een Politiek Venoogfchry ver ingerigt, is eene al te flegte plaats om dingen van gewigt, die gezonde oordeelkunde en gefchiedkennis vereisfehen, in denzelven aan den lezer voor te houden (*) Zo moesten de bewooners van Capua, na dat de Romeinfche wapenen hunne vryheid geknot hadden, zig getroosten, dat aüe oppergezag aan hen ontzegd, en onderdaanigheid bevoelen wierd aan eenen Romeinfchen behebber; lees Titus Livius, Lib. XXFL. C. XVI, p, 10 Festus Pompejus voce l'rafcctura, en het Fragment van Vellejus Patercuius Lib. //, C. XIL/K Door ver. kooping wierden eertyds veele volkeren onder het juk der flaverny gebragt. Zo wierden de Myeeners verkogt door de Argivers Ciid. DioDORrjs S,cu..us, Lib XI, C. LXF); de Olyntbiers door Pbihppus ^Iuem , Lib. XFI. C. LIC); DeTbebaanen door Alcxander den Crooten (A8riamjs lib. I. C. IXD.oDOi,us Siculus , Lib. XVII. C. XIF) R '3 Een  ( 3Ö2 ) Daar nu de Republiek van Nederland nimmer door eenen wettigen oorlog, of door kooprechr, onder de magt van iemand, het zy inheemsen, het zy uitheemsch, gebragt is geworden; daar de Edelen geenzins in het eigendomlyk bezit zyn, van al het land, het welk de uitgeftrektheid der Republiek bevat; maar zy in tegendeel flechts eenige weinige goederen, heerlykheden, of landeryen in dezelve bezitten, zo volgt van zelve, dat 'er voor eerst ook nimmer eene willekeurige magt, of difpeticque regeeringsvorm, hoe ook genaamd in Nederland ingevoerd kan worden,* ten tweeden dat het 'er even ver van af is, dat 'er eenig- zins Een gedeelte van een volk verloor oudstyds ook wel door esn wettige flraf zyne vryheid. Zo wilden de Romeinen de Bruttiers, na dat deze tot Hannibal het eerst waren afgevallen , geenzins als vrye bondgenooten erkennen, (Vid. Aulus Gellius Notl. Attic. Lib. X. C. fff. p. 472) En offchoon Gronovius hier over heftig tegen de Romeinen uitvaart, door te zeggen, In Bruttiis non mos fuit excercitus, fed durilas, fed irajed vindiüa adverfus proditores, zo is het egrer zeker dat de Romeinen de Bruitiers, op eeneganfche andere wyze en om dugtiger re. deaen vanhunne vryheid beroofden, dan by ons de 3 overheerde gewesten gedeeltelyk van dezelve zyn beroofd geworden. Vergelyk het geen hier over gezegd is door den zeer geleerden lieer N. üoudt in zyne verk!. der Unie van Utrecht Art. 1. § 5 by P. Paulus D. I p. 81 fqq.  ( 263 ) zins eene zuivere Ariftocratie by ons zou konnen plaats hebben, waar ontrend ik ftraks nog meer zal zeggen , wanneer ik van de vergaderingen der Staaten kortlyk fpreeken zal. Ik ga derhalven thands over ter beantwoording der tweede vraag. Welke is dan onze Regeeringsvorm! In het gemeen antwoorde ik dat dezelve eene gemengde Regeerinsvorm is, betraande gelyk ik boven reeds gezegd heb (*) gedeeltelyk uit Edelen, gedeeltelyk en voor by ver het grootfte gedeelte uit burgm,gekoren uit het midden des volks, en leden van dat eerwaardig lighaam der Natie, het welk men in onze dagen, zig niet ontzien heeft, reeds met den naam van gemeen te beftempelen. Onze Regeeringsvorm is derhalven eene Ariftodemocratie, of Adel enVolksregeering, omtrend wel' ke ik in de tweede plaats het volgende aanmerk. Vooreerst; dat deszelfs geringfte gedeelte thands flegts Ariftocraticq is; en dat de leden , dit gedeelte uitmaakende, ik meen de Ridder» fchap en Edelen, offchoon in zig zeiven eene Ariftocratie vertoonende, egter geen hooger gezag nog eenig meerder bewind hebben dan de 0verige leden uit het midden der burgery geko- ren, <;*) Fjfde Misfive f. 90 not. (t> R 4.  C 264 ) ren, hetwelk voor den tyd der befchryvinge van de Heden, geheel anders is geweest. Oudstyds naamlyk verfcheenen 'er op den Dagvaard geene andere leden, dan alleen Ridders en Knaapen, of gelyk zy ook wel genoemd wierden groote en kleine Edelen, welke thands in het gemeen den naam vmRidderfibap en Edelen draagen (*> De gedenkfchriften van vdór het jaar 1300 leeren, voor zo ver my bekend is, eenpaariglyk, dat alleen deze Edelen, zo voor zig zeiven, als voor alle gemeene ingezetenen , zo der fteden als ten platten lande (van welke fteden 'er zommigen, thands ter dagvaart befchreeven, toen zelf onder Heeren Honden en aan Edelen toebehoorden (f)j) ter vergadering verfcheenen, en alleen, over het be. Hier der landzaaken handelden. Het was eerst 3 Jaaren, na den gepleegden moord, aan Graave Floris den vyfden, en dus in het Jaar 1299, dat Graaf Jan van Avennes een verbond maakte met benige fteden zo in Holland * Zeeland, ten einv." de Q Over de benaarajng van Ridderjèbap en Edelen en andere zaaken daar roe betreklyk , Zie Tegenwoordige Staat van alle Volkeren, D. XIV. p. ic,o, lot. * (t) B. v. Gouda en Schoonhoven, welke fteden na den dood van hunnen laatften heer vervielen aan Grave A«W (hoe herinner ik my niet) dewelke goedvond de itad Gouda terftond mede ter dagvaard te doen bfchryvan.  ( 265 ) de zig des te beter tegen de Edelen, die deel aan dien moord gehad hadden, te konnen verzetten. Van deze Heden fchynen 'er in den beginne flegts vier ter dagvaart verfcheenen te zyn, naamlyk Dordrecht, Delft, Leiden, en Haarlem, fchoon Middelburg, Zierikzee, Geertruydenberg en Alkmaar ook in het verbond begreepen waren, en naderhand ook ter vergadering verfcheenen zyn. Het is dus van den 17 October 1299, (de dag waarop dit verbond is geflooten geworden) dat men de verfchyning van de fteden ter dagvaard fchynt te moeten beginnen te rekenen. (*) Wat nu ten tweeden; het Demoeraticq gedeelte onzer Regeering aangaat. Dat hetzelve heden ten dage by ver het grootfte is, en ook het grootfte behoort te weezen na dat de Edelen byna alle bezittingen yerlooren hebben, zal niemand lochenen. In Friesland kan men zeggen, dat zelf de geheele Regeering eene zuivere Democratie is. In de overige Provinciën hebben de burgerleden of liever da ftaatsleden uit de burgery _ gekooren, en dus de burgery zelve, by ver de meerderheid boven de Edelen, wier aanzien in de daad vergeleeken met dat van voorige tyden, by- (*) Zie Begin voortgang en einde, der gewaande erfgravelyke bediening D. VII. p. iotS. fqq. verg. met Waqiinaar VaderL Hifl. III. D. p. 129—132. R 5  C *66 ) bykans haast geheel gezegd kan worden verdweenen te zyn (*); iets het welk gewettigd en gebillykt wordt, door de aart en natuur der zaak, uit aanmerking, dat wel voorheen, toen zy bezitters waren van de meeste goederen, zo landen, als fteden en Heerlykheden, aan hen niet alleen als eigenaars de directie der gemeenelands zaaken toekwam , maar zulks nog veel meer dewyl zy daar en boven verpligt waren te zorgen voor de betaaling der algemeene lasten, (f) over welke hun dus natuur- lyk (*) Het getal der Edelen was oudtyds ook veel grooter dan hetzelve tegenwoordig is. Na de moord van Graaf Kloris V., wierden verfcheiden AdelykeHuizen uitgeroeid, en de Stamheeren gedood of ten lande uitgejaagd, de hoek» fche en kabbeijaauwlche twist heeft ook een groot getal van oude adelyke gedagten verarmd en onder den gemeenen hoop van burgeren doen verdwynen. Zie Tegenwoord. ótaat van alle Volkeren, XIV. D. p. 94, 95. (■j) Hoe dit eigenlyk in de vroegfte tyden gefchied zy, blykt niet duidelyk. Zekerder is het dat de Edelen ten tyde der Graaven, op dezelve wyze als thands de Provinciaale Staaten gewoon zyn te doen, de beden, petitiën of fchattingen , moeften inwilligen , welk door den Graaf gevraagd wierden, die zonder de bewilliging van de vergadering der Edelen geenen enkelen penning kon bekoo. men. Zie Ph. a. Leidis, p. 26, 30. M. v. d. Hoeve, B. I. C. X. p. 62. Paradin de cuïscauix AnnaUi ie Bourgoygne, lib. III. p. 975.  ( ) lyk het bellier toebehoorde, het zy zy deze lasten in perfoon zelve opbragten, of deeden Torderen van de ingezeetenen hunner landen en heerlykheden, die door fchotzetters of febotgaarders (gelyk zy genoemd wierden) als dan gefchat wierden na hun vermoogen; wordende in dit geval deze febotgaarders egter altoos door de bur» gers en buuren zelve gekooren (*) ; dog dit deel der (*) Iets waar uit ten allerduidelykftenblykt de vryheid, welke de ingezetenen van onheuglyke tyden af reeds gehad hebben. Zo dra waren de petitiën niet ingewilligd, of de gemeene lasten der landen, fteden'en dorpen, wierden gevonden by omflaagen, welke over over de gegoede inwooners door hunne eigene lasthebbende gedaan wierden. Een Schryver van de voorige Eeuw, zegt'er ons het volgende van; om waar toe te koomen (tot de heffing der lasten naamlyk) alle borgerï ende buren, die daar in gelden zouden (dat is mede betaalen ), in de verga, deringen der burgeren ofte buren, een borger, ofte buurflem hadden. Deefe in hunne wyken ofte werven by een gekoomen zynde, koren met de meefle ftemmen, bet zy der wyken, bet zy der burgeren ofte buren gefamentlyk, naar de volkrykbeid ofte kleinte der fteden ofte dorpen, fgotfetters ende fgetgaarders, ende viel die keur gemeenelyk uit, in de fteden op burgemeesteren, ende eenige bygevougde burgeren; ende ten platten lande op fgeepenen, ende eenige bygevougde buren, welke alle Beden, ende fgotfguldigen , de eene voor ende den anderen na, voor baar ontboden. IVanneer als dan een borger ofte buur  C 268 ) der Regeering, het welk dus voorheen wettig aan de Edelen als eigenaars en betaalsheeren toekwam, moest natuurlyk ophouden, zo dra zv hunne landen verlooren , en de Steden zor.en moerten voor de betaaling der gemeene lasten waar door de Edelen, dus nog eigenaars nog be-' taalsheeren bleeven, en derhalven ook over niets meer ie befchikken hadden. Eene aanmerking die ons de regte aanleiding geeft, om juist te be! paaien, het regt en het gezag het welk aan de tegenwoordige Ridderfchappen, en Edele leden van den .Staat der byzondere Provinciën toekoomt, welk regt en gezag alleen behoort geevenredigd te zyn, aan de grootheid hunner bezittingen, dewyl zy het zelve verder uitftrekken de, zouden befchikken, over de penningen en bezittingen van anderen, over welke hen geene magt huur geroepen ende verfgeenen zynde, aldaar verklaar, de met eede, gegoed te zyn heneden de -waarde om een fgot te betaalen : fo wierd hy op een zeer geringen jaarpenning gezet, ende verloor van dien dage af/}» Borger ofte Buurflem. Die zig daar en tegen volfgot dat is tot het hoogfte fgot angaven (welk hy voorbeeld in Kennemerland ende WesuFriesland tien ponden Hollands was) volftonden daar mede , ende wierd haare rykdom metgefebat. Zie Begin, voortgang en einde der gewaan. de Erfgravelyke Bediening, D. VIII. p. i4I. I42,  magt toekoomt. Hier uit volgt te gelyk ten duldelykften, dat daar de Steden thands alleen op koomen als betaalsheeren van het land, en de Edelen niets meer contribueeren dan de overige burgers, dat de Steden derhalven ook grooter bewind toekoomt over het employ der gemeenelands penningen dan wel het lid der Edelen; welk grooter bewind de Steden ook gerekend konnen worden daadlyk te bezitten, in de groote meerderheid van ftemhebbende leden. Het Democratique gedeelte egter van onze Regeeringsvorm, is niet volkoomen, ten opzigte van alle de Burgers en Ingezeetenen van Nederland. Eene volflrekte Democratie berust niet alleen in deszelfs wezen by het volk, maar zy ftrekt zig ook uit tot het ganfche volk; in het eerde opzigt is die democratie die by ons plaats heeft wel de zuiverfte die 'er zyn kan, maar met betrekking tot het laatfte is zy niet algemeen genoeg. Men moet derhalven zeggen, in de bepaaling van onze Regeeringsvorm, dat dat gedeelte des bewinds het welk by het volk berust, eene zuivere Democratie is, dog dat deze zuivere Democratie zig niet uitftrekt tot het ganfche volk, maar wederom flegts tot een gedeelte van hetzelve. 'Er zyn by voorbeeld verfcheidene Steden  C 27° ) den (*), welke niet ter volks vergadering of dagvaart worden opgeroepen, even zo min als de In- (*) Voorheen is de Democratie in zommige Provinciën ten opzigte van deszelfs uitgeftrek;heid, by verfcheidene gelegenheden, ook veel volkoomener geweest, dan dezel. ve thands is. Zo heeft men by voorbeeld in Holland meer dan eens een grooter getal Steden befchreeven, dan men thans gewoon is te doen; het grootlte getal dat'men immer, zo ver ik weet beTchreeven heeft is 32 geweest. Zy waren de volgende 1 Dordrecht 2 Haarlem 3 Delft Hf Leiden 5 Gouda 6 Amfterdam 7 Rotterdam 8 Gorinchent 9 Schiedam 10 Schoonhoven 11 Brielle 12 Alkmaar 13 Hoorn 14 Enkbuizen 15 Edam 16 Monnikkendam Dit gefchiedde in July 1584 ter gelegenheid van het om- 17 Medenblik 18 Pur merende 19 Woerden 20 Oudewater 21 Geertruiden berg 22 Hemden 23 Naar den 24 We esp 25 Mui den 26 Fianen 27 Asperen 28 IVoudricbem 29 Heukelom 30 Leerdam 31 Tsfel ft ein 32 Goedereede.  C *7- ) inwooners der Dorpen ten platten lande (*) welke burgers dier Steden en Dorpen langs dien weg fchynen uitgeflooten te zyn uit het deel der regeering, welk aan het volk toekoomt,waar door dus de ftemhebbende Steden, dat is, die Steden welke hunne afgevaardigden ter dagvaard zenden, een ombrengen van Pfins Willem I. Thands blyven de 14 laatstgenoemde Steden weg, om welke redenen is nog zeer duister. Ten opzigte van het een en ander, byzonder met berrekking tot de S:ad van Woerden kan men niets beter lezen dan het Fliftorisch verbaal van den Heer B, CosTERUs.die verfcheidene zaken hier omtrend heeft opgehelderd. Zie Tegenwoordige Staat XIV. D. p. 112 not. 21. Ik zeg 'er alleen dit van, dat indien deze Steden opzetlyk van den dagvaart te rug gehouden worden, men geene reden van ontfchuldiging tegen den aantigt van onregtvaardigheid zal konnen bybrengen, In dit geval in de daad zou 'er in onze Regeeringsvorm zig een Phenomene vertoonen, dat volkomen paradox is, dewyl dit zo zynde, onze Democratie zelve Ariflocraticq zyn zoude , het welk den zonderlingen naam van Ariftodemocraticquarijlocratie aan onze Regeeringsvorm zou geven. (*) Dorpen zyn zomtyds ook ter dagvaart geweest. Zo was 'er b. v. den 3 en 4 APril '533 > dagvaart te Dordrecht, op het poinct der uitrusting van Scheepen , waar omtrend die van Amfterdam met de cleyne /leden en dorpen van Waterlande , een concept hebben vertboond, Zie Register van Mr. Abrt van der Goes, bi. 197.  C 272 ) een zeker voorrecht met de daad fchynen te bezitten, boven de niet befchreevene fteden en dorpen, iets het welk met eene geheele en univerfeele Democratie ten eenenmaaie onbefhanbaar is. Men moet derhalven de Democratie in Ne. derland flegts bepaalen tot zekere Steden, die deel aan de hooge regeering hebben, terwyl de overige als inwóoners, ingezetenen, of burgerly. ke vrienden, dog, egter geenzins als onderdaanen moeten worden aangemerkt. Hetzelve geldt ten opzigte van het Landfchap Drenthe, waar van ik ftraks beneden nader fpreeken zal. Wat derhalven de Regeeringsvorm der Republiek (*) over het geheel befchouwd betreft, zo kan men in het algemeen dezelve dus bepaalen : Onze Regeeringsvorm is die inftelling, waar door het beftier dezer landen berust by de Edelen en by het grootfte gedeelte des volks, aan welker 4' (+) Deze tog, moet wel onderfcheiden worden van ieder der byzondere Provinciën en fteden op zig zeiven in de verhandeling van welke ik thands niet zal treden dewyl aan den eenen kant myn beftek dit niet toelaat, en het aan den anderen kant hier ook alleen ter zaake doer dan wy de hooge regeering van den geunieerden ftaat vari Nederland, en den zetel der Souvereiniteit van ous gemeebest zoeken te befchouwen en toe te lichten.  ( «73 ) afgevaardigden bet boog bewind ovet 'f landi zaaken wordt toevertrouwd, zonder dat zy eenig willekeurig gezag boven zig behoeven, of zelve behooren, te erkennen. Ik heb dus korrjyk twee gewigtfge vfaagen beantwoord , die naamlyk, welke de Constitutie , en welke de Regeeringsvorm is van Neder* lind. Ik twyffel niet of dezelve zullen duidelyk genoeg begreepen, en algemeen toegeftemd worden. Eer ik nu overga ter beantwoording der derde vraag, hoe naamlyk deze Regeeringsvorm bedienden deszelfs magt uitgeoff end wordt, zal ik hier eenige toelichtende en toepaslyke aanmerkingen laaten volgen, die de regte waarde aan myne bepaalingen van de Conftitutie en Regeeringsvorm , en te gelyk eenaanmerklyk licht aan het geheel der zaak, en deze en geene byzondetheden zullen byzettèn. Te weeten; boven heb ik gezegd, 1) Dat de Conftitutie onderfcheiden is van de Regeeringsvorm. 2) Dat de Conftitütie, dewyl zy de beste is en niet verbeterd kan worden, zo ook onveranderlyk is. 3) Dat de Regeeringsvorm vooraf wel bepaald zynde, moet beoordeeld worden uit deszelfs overeenkoomst met de Conftitutie. 4) Dat geene Regeeringsvorm uit deszelfs S aart  C 274 ) aart en natuur onveranderlyk is, maar dat alle Regeeringsvormen , en dus ook de onze voor verbetering vatbaar konnen worden. 5) Dat ik de aart en natuur onzer Regeeringsvorm , zo wel als de aart en natuur der Conftitutie zodaanig achte te zyn, dat niet alleen geene verandering in dezelve plaats behoort te hebben , maar dat een ieder een ieverig voorftander van dezelve behoort te wezen. Dit alles zal ik thands uit de bovengemelde bepaalingen ten allerduidelykften toelichten en bevestigen. Wat het eerfte betreft, dat naamlyk de Confiitutie onderfcheiden is van de Regeeringsvorm, zulks blykt voor eerst uit de bloote vergelykinovan derzelver bepaalingen 5 een tweeden uit den aart en natuur der zaak zelve, dewyl het de Conftitutie van een land is, die juist bepaalt, hoedaanig de Regeeringsvorm moet zyn die in het zelve plaats kan hebben, en men geenzins, zonder zig aan eene fottise fchuldig te maken, kan zeggen, dat het de Regeeringsvorm zelve is, die ©ns leert welk eene Regeeringsvorm in het zelve vastgefteld moet worden. De Conftitutie van een land is altyd de grondflag van deszelfs regeering. Daaj  C 275 ) Daar waar eene vrye Conftitutie heerscht kan nimmer eenig willekeurig gezag geduld worden., Dus, dewyl onze Conftitutie , gelyk ik boven heb aangetoond, eene geheel vrye Conftitutie is, en geen enkel burger van Nederland een onderdaan , maar een vrye landzaat, een in- en opgezeetene van een vry land is, zo kan hy ook nimmer door eene willekeurige regeering beheerfcht of geregeerd worden. Zo dra de minfte willekeur, of arbitrair gezag, in de Regeeringsvorm van Nederland wordt ingevoerd, houdt dezelve op, eene goede Regeeringsvorm te zyn, en zy die hier toe de hand zouden zoeken te leenen, zouden hier door regelrecht zondigen tegen de Conftitutie van Nederland. Hier uit volgt dan van zelve Ten tweeden, dat onze Conftitutie de beste is, en niet verbeterd kan worden. Immers welke volks gefteldheid zou beter konnen zyn , dan die , welke iederen burger laat in het volle bezit van alles wat God en de natuur aan hem fchenken, dat is van zyne natuurlyke en burgerlyke vryheid ? Hier uit vloeit derhalven ook voort, dat zodaanig eene voiks gefteldheid nimmer veranderd moet worden. Want dewyl alle veranderingen en infteiïingen, die bet g«heele volk betreffen, ook alleen het heil des ganS 2 fchen  ( 27<5 ) fchen volks ten hoogften doel moet hebben, zo zouden ook de veranderingen welke men in 's volks Conftitutie zou konnen zoeken te weeg te brengen , eenig meerder heil aan het volk moeten toebrengen r dan de tegenwoordige Confiitutie aan hen geeft. Maar dewyl nu het heil des volks en deszelfs voorrechten onder de tegenwoordige Conftitutie zo groot en uitgeflrekt zyn , dat dezelve door geene verandering vergroot konnen worden , maar in tegendeel alle veranderingen alleen tot vermindering van dezelve zouden dienen, zo volgt ook, dat de Confiitutie uit deszelfs aart en natuur voor geene verandering vatbaar is , en uit dien hoofde in zo verre ook fteeds onveranderlyk blyfc. Hier van daan blykt het derhalven, en is onlochenbaar zeker, dat, zo dikwerf men zegt, de Conftitutie mag niet veranderd worden ; maar het is de pligt van elk regent , als meede van alle onbeamhte Burgers en ingezeetenen, om de Conftitutie te neemen zo ah hy ze vindt, en deszelfs confervatie naar vermoogen voor te ftaan en te bevorderen , men, met betrekking tot ons land, en onze Conftitutie , in het byzonder, niets zegt, wat de klank der woorden en derzelver letterlyke betekenis betreft , dan het geen eene onlochenbare waarheid is. Dan men  C *77 ) men dient zig heden 'er vooral op toe te leggen, om te verftaan wat de fchryvers, welke dit woord onbepaald gebruiken, door hetzelve gelieven te verftaan, dewyl eene verkeerde betekenis aan hetzelve gegeeven, of een onderfcheiden denkbeeld aan het zelve gehegt, ons, of des fchryvers meening zou doen misfen, of verregaande doen bedroogen zyn, door eene overhaafte toeftemming aan zyne gezegden; iets, het welk ik daarom hier boven in eene aantekening reeds overvloedig, en nadruklyk, heb aangetoond, en met het voorbeeld van den Politiek Vertoogfchryver ten duidiykften bevestigd; weshalven ik my hier de moeite fpaare, om zulks op nieuw verder toe te lichten. Ik heb boven in de derde plaats gezegd, na myn oog van de Conflittttie op de Regeeringsvorm gevestigd te hebben, dat, wat deze laatfte betreft , dezelve, vooraf wel bepaald zynde, moet beoordeeld worden uit deszelfs overeenkoomst, met de Conftitutie; ten einde naamlyk, langs dien weg het befluit te konnen opmaaken, of dezelve goed is, dan of de Conftitutie eischt, dat dezelve veranderd en verbeterd worde. Wel aan, baten wy 'er ons derhalven toe zetten, om onze Regeeringsvorm ook uit dit oogpunt te befchouwen en te beoordeelcn! De Conftitutie is boven in de eerfte plaats omS 3 fchree-  ( 278 ) fchreeven, als geevende aan iederen ingezetenen en burger, bet recht om deel te hebben aan de regeering en het beftier van zyn Vaderland. De vraag is derhalven , of onze Regeeringsvorm dit ook toelaat , en of zy dus hier in overeenkoomt rnet onze ConiHtutie ? Voorzeker , Ja ! is het antwoord ; dewyl de Vroecfchappen der Steden gekooren worden uit het midden der burgery of van het volks lighaam, dat deze vertegenwoordigen, ten einde zy als de zodaanigen voor deszelfs belangen zullen opkoomen, en door hunne kunde en braaf heid, deze belangen voordraagen, voorfhan, en helpen bevorderen of verdeedigen. Hier van daan wierden de Vroedfchappen oudstyds wysbeden geheeten, gelyk blykt uit eene overoude rekening, het oudde ftuk het welk Wagenaar met betrekking rot Araüerdam gezien heeft, zynde van het jaar 1306 waar in deze woorden voorkoomen , Item ter zeiver tyd eenen bode, die liep om Alfteen ende die wisbeit van den lande (van Amftelland) mede te fpreeken (*), Die van Leiden verzogten in den jaare van 1448 den Raade Provinciaal uitftel om • (*) Wagenaar Befcbr. v. Amfl. HL ft. p. 312. en XII. ft. p. 282.  ( 279 ) om op zekere zaak te antwoorden, alzo zy alvoorens hunne wysbeit ende vroetfcip moesten vergaderen en by een doen commen (*). Hy,der*~ halven, die door zyne kunde in ftaat is, om de belangen zyner medeburgeren voor te ftaan en te bevorderen, heeft den onmidlyken toegang, en is van zelf gewettigd, om mede gekoren te worden tot lid van deze vergaderingen of Collegien, dewelke het volk en de goede burgery, waarvan alle de byzondere leden, zonder de grootfte wanorde en verwarring , het algemeen beftier niet konnen waarneemen , verbeelden en vertegenwoordigen. De Regeeringsvorm koomt derhalven in dit opzigt reeds volmaakt met de Confiitutie overeen, waar omtrend men ftraks nog meerder licht zal ontvangen, wanneer ik gelegenheid zal hebben, om van de legiflative, of gebiedende magt, te handelen. De Confiitutie is boven verder in de tweede plaats omfchreeven, als bevrydende de ingezeetenen van dit land, van alle willekeurig gezag, en eigendunkelyke of arbitraire magt, en als ' (*") J. Bossaert, /. Memoriaelboek, getekend, G, I. /. fel. 54 verfo, by de Riemer , Befcbr. van 's Gravenbage 11. D bl. 90. Zie tegenwoordige Staat van alle Volkeren, XIV. D. p. 339. S 4  ( aSo ) als laatende aan de ingezeetenen, de bezitting van de boog/le Majefleit, bet hoogfte recht, en het hoogfte gezag. Laaten wy dan nu zien, of onze Regeeringsvorm ook in dit tweede, en zo aanmcrklyk opzigt, overeenkoomt met de Conftitutie, door alle deze hooge voorrechten insgciyks alleen aan het volk te doen verblyven. Gcwislyk laat de Regeeringsvorm , ook dit alles, aan het volk behouden, en koomt dus, ook hier in, volmaakt met de Confiitutie over-, een. Immers, dewyl het volk beflaat uit Edelen en Burgers, en deze beiden hunne gevolmagtigden afvaardigen ter verrigting van alles wat het gemeen beftier des lands aangaat, zo blyft het volk altoos, als aan ft ellende raeefters , in zig zeiven verheven boven de aangeleiden, welke aangellelden niet bekleed zyn, met hunne eigene eer en waardigheid, maar met de eer en waardigheid des volks, het welk zy vertegenwoordigen , en het welk hen de oppermagt in handen Helt. Indien nu de Regeeringsvorm toelaat , dat het volk deze opperfte magt, als aan zigzelven toekoomende , en poteftatis fuae zynde , overgeeve aan zulke perfoonen, als hetzelve hier toe de gefchikfte en de bekwaamde oordeelt, dan koomt zy ook volmaakt met de Conftitutie overeen. De Regeeringsvorm nu, laat dit toe, de-  ( 281 ) dewyl de Vroedfchappen uit het volk'zelve gekoren worden, en de befchrevene Edelen hunne mede Edelen ter vergadering vertegenwoordigen; zy is derhalven ook in dit opzigt, als volmaakt met de Conftitutie overeenkoomende, gebeel goed, en heeft in dit opzigt ook geenzins van nooden verbeterd te worden. Het doet hier niets ter zaak in het behandelen der Regeeringsvorm, aan te merken, dat het in alle Steden der Republiek geenzins het volk zelve is, dat zyne eigene Vroedfchappen aantlelt, als mede dat het corps der Edelen zelve zyne afgevaardigden niet meer ter vergadering zendt, maar dat zulks door de befchry ving in de Ridderfchap alleen fchynt verbonden te zyn aan dat collegie zelve, of ook wel aan de Stadhouders die zomtyds naar welgevallen het lid der Ridderfchap ter vergadering van deze of geene Provincie vermeerdert, of vermindert (*) , en die opk de leden der Vroedfchappen in verfcheidene Steden verkiest en weder- {*) Wagenaar, Fad. Utf. XIV. D. p.oi6\ De Iarste orde welke de Edelen van Holland beraamd hebben ter befchryving van nieuwe Heeren in het lid der Ridderfchap vindt men by Wagenaar, Fad. Hifl. p. 227» 2*85 en de wyze waar op de befchryving gefchiedt kan men lezen in de Tegenw, Staat van alle Foliëren, XIV. D. p. 102, S 5  C 282 ) derom naar welgevallen afzet (*). Want hier op zyn twee dingen tot volkoomene opheldering aan te merken; voor eerst, met betrekking tot de Edelen, zo worden de befchrevenen en afgevaardigden geenzins gehouden alleen hunnen eigenen perfoon alleen te vertoonen, maar hun collegie vertoont, by vervanging,zWq de Edelen (f). Ten tweeden, dat de Stadhouder nimmer eene Electie doet van Regeeringsleden, 'c zy Edelen, 't zy Vroedfchappen, als een -willekeurig Heer, hoedaanig hy niet is, gelyk wy ftraks zullen zien, wanneer ik van de executive of uitvoerende magt zal handelen , maar alleen als dienaar van den Staat, dat is van het volk, het welk ook zelve deze magt door hunne reprefentanten aan hem heeft doen overgeeven, en even door deze overgifce getoond heeft, boven hem in gezag en magt verheven te zyn. Dus offchoon het volk in zommige Steden zyne eigene Vroedfchappen riet aanltelt, zo zyn egter deze Vroedfchappen , welke door den Stadhouder aangefleld zyn , des niet te min , geene andere vertegenwoordigers dan alleen van het volk, om het welk te verbeelden zy worden aangeftdd, wes- hal- (*) Utr. Cr. Placaatboek, D. I. p. J74 fqq. Ct) Tegeim: Staat van alle Volkeren, D. XIV. p. 96".  C 283 ) halven ook alles wat door hen verrigt wordt, gehouden wordt door de burgery zelve gedaan te zyn, ingevolge de verklaaring der Staaten van Holland in hun edict van den 16 Octob. 1587. (*), dewelke ook moet gelden van de Vroedfchappen , of gelyke collegien der andere Steden in de overige Provinciën, volgens het geen ik hier omtrend boven breeder gezegd heb (*). De Confiitutie eindelyk ten derden, is omfchreeven, als laatende de burgers in het bezit van alle die natuurlyke en burgerlyke vrybeden, die door niets belemmerd worden , dan alleen door de zorg, om alle ingezeetenen even gelukkig en voorfpoedig te maaken. Laaten wy dan in de laatfte plaats zien, of ook in dit opzigt onze Regeeringsvorm met onze Confiitutie overeenkoomt. Ongetwyffeld is dit zo. Onze Regeeringsvorm dog, volgens de bepaaling boven opgegeeven,in het geheel geen willekeurig gezag toelaatende, zo is 'er ook niets in dezelve, dat iets van onze natuurlyke of burgerlyke vryheden aan ons kan ontrooven; alle zodaanige ontrooving is geweld en aanmaatiging, welke beide onbeftaanbaar zyn met den aart en natuur onzer Regeeringsvorm. En (*) Zie boven, bl. 92- fU' (t) Zie boven, bl. 244. fqq.  ( *H ) En daar onze Confiitutie zo gelukkig is, dat zy eischt, dat alle ingezeetenen en burgers van Nederland even gelukkig zullen zyn, hoe zeer (temt dan die Regeeringsvorm niet met dezelve overeen, die in deszelfs aart en natuur niets anders is dan de zorg zelve, om aan zulk eene heilzaame ftrekking en eisch der Confiitutie op de best mooglyke wyze te voldoen ! Immers waar toe laat de Regeeringsvorm aan het volk toe, zyne eigene belïierers aan te flellen of te doen aanftellen , dan alleen om dat die geenen verkooren zouden worden, die 'er zorg voor zullen draagen dat alle burgers even gelukkig en voorfpoedig zyn, en by hunne voorrechten bewaard blyven. Zie daar, myne Landgenooten ! den aart en nafuur uwer Confiitutie en Regeeringsvorm duidelyk en bloot aan u voorgeteld, en wederzyds door eikanderen toegeligt. Ik wensch my zeiven geluk in u te konnen begroeten, als inwooners van een land, wiens gezegende Conftitutie toe. betrouwd is aan eene Regeeringsvorm, die wanneer zy wel bediend en naargekoomen wordt, niet kan nalaaten u het gelukkigst volk te doen zyn van den ganfchen aardbodem ! Hoe aangenaam is het my dus volmondig te konnen zeggen, k sen een voorstander der contsitutle en Re-  ( 2«5 ) Regeeringsvorm van myn gelukkig Vaderland (*). Ik ga thands over om toe te lichten wat ik boven In de vierde plaats gezegd heb, dat naamlyk geene Rcgeeringsvormen uit deszelfs aart en natuur onveranderlyk zyn, maar dat zy alle, en dus ook ds onze voor verbetering vatbaar konnen noorden. Dit is zeer duidelyk en klaar, uit hoofde van het geen ik weinige bladzyden te vooren gezegd en als eene onlochenbare waarheid heb opgegeeven, dat naamlyk de Regeeringsvorm van een land altoos moet worden ingerigt, naar deszelfs Conftitutie; waar uit van zelve volgt, dat de Confiitutie van een land veranderd wordende,deszelfs Regeeringsaorm ook veranderlyk is. De laatfte is alleen voor zo ver onveranderlyk, als de eerfte onveranderlyk is. Dus zo lange de Conftitutie onveranderd dezelve blyft, even zo lang blyft ook de Regeeringsvorm onveranderlyk; maar zo dra de Conftitutie veranderd wordt, moet ook noodzaaklyk de Regeeringsvorm veranderd worden. Im- (f) Zie boven bl. n , en 255 in de aant. Het geen ik bl. 12 van de Stadhouderlyke Regeering gezegd heb, zal ik ftraks ook bevestigen, wanneer ik van de excecitdve magt handelen zal.  ( 286 ) Immers hoe zou eene Fotksregeering konnen blyven ftand houden , wanneer de verandering derConflitutie van een land, de volksvryheid doet ophouden, en onderdaanigheid vordert aan eenen willekeurigen Heer ? Insgelyks , hoe zou eene willekeurige Regeering konnen blyven ftand grypen, zo dra de Conftitutie van een land aan deszelfs bewooners, alle natuurlyke en burgerlyke vryheid , dat is alle zelfsbeftier toeftaat en te rug geeft ? Dewyl het dus blykt"dat alle Regeeringsvormen afhanglyk zyn van de Conftitutie des lands , en het zeker is dat alle afhanglykheid veranderlykheid met zig voert (*) , zo volgt ook van zelve, dat alle Regeeringsvormen in zigzelven veranderlyk zyn. Ik merk hier in de tweede plaats dan nog aan, dat dewyl de deugdzaamheid eener Regeeringsvorm , mede volgens mynen boven opgegeevenen en zo my dunkt onlochenbaren grondregel, alleen beoordeeld moet worden uit deszelfs ovéreenkoomst en gelykvormigheid met de daadlyke Conftitutie van het land , zo volgt ook, dat alleen die Regeeringsvorm goed genoemd kan worden, die in allen deelen overeenkoomt met de Con- (*) Dit is onlochenbaar volgens de eenpaarige leer der ontelogt'j"che wysgeeren, en men heeft geen Mathematiescb figuur noodig om de zekerheid van hun begrip aan ie toonen.  C 287 ) Confiitutie des lands; en dat alleen die Regeeringsvorm kwaad geheeten kan worden, die van dezelve verfchilt, en eene ftrekking heeft, om iets anders, het zy andere rechten, het zyde rechten van anderen te befchermen , dan die welke de Conftitutie eischt, dat befchermd zullen worden. Laaten wy dit gewigtig ftuk nog een weinig nader inzien en toelichten. De Confiitutie van een land kent , of aan eenen Heer alleen, of aan eenige ingezetenen alleen, of aan het ganfche volk, het recht en de vryheid toe, om deszelfs belangen te beftieren , en over dezelve te befchikken. In het eerfte geval heeft 'er eene defpoticque, in het tweede eene ariftocraticque, in het derde eene democraiicque gefteldheid of Conftitutie van een land plaats. Kent de Conftitutie des lands aan één hoofd , aan éénen Heer alleen het recht toe, om over deszelfs belangen te befchikken, even gelyk een landheer befchikt over zyn eigendomlyk goed en zyne arbeiders, dan moet de Regeeringsvorm niets anders zyn dan eene Monarchie; de Landheer dog heeft alleen bet recht om te gebieden, hoe hy zyn land door zyne dienaars bearbeid wil hebben. Kent de Conftitutie van een land aan eenige ingezetenen alleen, de vryheid toe, om deszelfs belangen te beftieren , en bezitten deeze derhalven eene magt welk een  C -88 ) een bondgenootfchap heeft over deszelfs bedienden en Commiefen, zo als by voorbeeld de O f. Comp over deszelfs dienaars in Africa en Afie dan moet ook de Regeeringsvorm niets anders zyn, dan eene zuivere Ariflocratie. Maar kent de Confiitutie einddyk aan de ingezetenen van het land zelve, de magt om zonder hooger gezag aan iemand boven zig toe te kennen, of on. derdaanigheid te bewyzen aan eenen willekeurigen Heer, hunne eigene belangen zelve te behartigen, en over dezelve naar eigen goeddunken te befchikken, zo kan ook de Regeeringsvormgee* ne andere, dan eene Democratie zyn. Wat 'er voor 't overige tot gemengde Regeeringsvormen behoort, is aft het gezegde reeds genoegzaam op te maaken. Het blykt derhalven allerduïdelykst dat de Regeeringsvormen van Landen en Volkeren alleen afhangen van derzelver Conftitutien, en dat zy alleen op deze gebouwd en gevestigd moeten worden, zullen dezelve goed genoemd en ftandvastig bevonden konnen worden. Hier van daan dus dat zy niet onveranderlyk in zig zeiven Zyn, maar telkens veranderd konnen worden naar gelang van den eisch der Conftitutie. Dit geldt vooral ten opzigte van de gebreken die door tyd niet zeiden ongevoelig en langzaamerhand in de Regeeringsvormen influipen, en allengskens door de  C 289 ) de gewoonte een zeker gezag verkrygen, even als of zy tot het wezen der Regeeringsvorm zelve behoorden, dog die in het vervolg van tyd, en niet zelden in oorlogen , hunne gevolgen doen gevoelen , en dikwerf aanleiding geeven tot de hevigfle twisten, en die oneenigheden, die de ganfche Regeering kragtloos maaken , en het land (tellen tot verwocfting. Om die gebreken dan te ontdekken, heeft men flegts de Regeeringsvorm op nieuw te vergelykerf met die welke de Conftitutie des lands eenmaal heeft vastgefteld ; en alles wat als dan met deze niet bevonden wordt overeen te ftemmen, moet met de daad verbeterd worden; en zulke verbeteringen zyn niet flegts geoorloofd , volgens het geen ik boven uit de fchriften van veele wysgeeren heb aangetoond , maar zy zyn zelf noodzaaklyk, zo lang men de Conftitutie van een land ongevioleerd bewaaren wiL Zulke verbeteringen zyn ook geenzins veranderingen der Regeeringsvorm , maar alleen eene herftelüng van dezelve, en terug brenging tot deszelfs oorfpronglyke inftelling. Laaten wy nu al het gezegde toepaslyk maaken op de Regseritigsvorm van ons Vraderland. Boven heb ik ten allerduidelykften aangetoond , dat de aart en natuur van onze Regeeringsvorm T vol-  ( 200 ) volmaakt overeenkoomt met onze Confiitutie, en dat zy dus in haaren aart en natuur de beste is die ons gemeenebest zou konnen vorderen. Zy is egter, even gelyk alle Regeeringsvormen in het gemeen, veranderlyk, zo dra naamlyk de Conflitutie van Nederland vooraf is veranderd geworden. Dan deze nimmer veranderd geworden zynde , maar veel eer door de openlyke afzweering van het willekeurig gezag der Graaven, hetwelk met dezelve geenzins overeenkwam ten fterkften bevestigd zynde ('twelk de Heeren Staaten van Holland insgelyks getuigen, in hun Placaat van den i5October 1587 ('), (alwaar wy deze woorden lezen : overfitlcks, uit hoofde naamlyk van de goede handhavening en inftandhouding der vrye Regeering, en is niet te ver. wonderen , dat den [iaat dezer landen is geweest onveranderlyk, ende zo geduurig, als eenige flaat ter waereld zoude konnen wefen) , Zo volgt van zelve, dat de oorfpronglyke Regeeringsvorm, overeenkoomftig de aloude Confiitutie ingefteld, en mede door de vernietiging van 't Graaflyk gezag , bevestigd zynde , geenzins behoeft of vermag veranderd te worden. J3o- (*) Gr. Placaatboek, I. D. p. 44.  C 20Ï ) Boven heb ik mede opgegeeven, dar. zy alle willekeurig gezag , als niec overeenkoomende met de Confiitutie, geheel uitfluit. Zo dra men derhalven eenig willekeurig gezag in dezelve zou willen invoeren , en dus daadlyke veranderingen in dezelve maaken, zou men regelrecht zondigen tegen de Conftitutie, en dezelve geheel vernietigen. Zo lang onze Conftitutie geheel vry is, moet ook de geheele Regeering vry zyn ; en zo lang de eerfte niet veranderd wordt, mag ook de laatfte niet veranderd worden. De verandering van de eerfte nu, kan niet gefchieden dan door het ganfche volk; dit heeft de magt volgens het geen ik boven beweezen , en met het gezag van veelen geftaafd heb r om de Conftitutie te veranderen. Een volk dat vry is, is volkoomen meester van alles, en dus ook van zyne vryheid; verkiest dus de eigenaar over deze bezitting naar zyn welgevallen te befchikken, en dezelve te verkoopen , of over te geeven aan eenen anderen , het ftaat hem vry ; en het volk dit willende doen , kan dus langs dien weg zyne Conftitutie veranderen;he,t kan verkiest het zulks, zig flaaven maaken, en dus ook vorderen dat 'er eene andere en willekeurige Regeeringsvorm worde ingevoerd , met deze bepaaiiag egter dat zodaanig een volk, en deszelfs byzondere T 2 Ie»  C 292 ) leden alleen konnen befchikken, over hunne eigene vryheid, en geenzins over de vryheid van geflagten die nog gebooren zullen worden; waar omtrend ik boven ook reeds het, een en ander heb gezegd, dat ik dus hier niet wederom behoeve te herhaalen. Dan gelyk gezegd is, onze vryheid , dat is onze vrye landsgeileldheid of oorfpronglyke Confiitutie, is nooit veranderd geworden ; het volk heeft zig nimmer van zyne vryheid beroofd ; het vrye zelfs beftier vindt men nog by de Edelen en de Vroedfchappen der Steden, dus heeft ook nimmer onze Regeeringsvorm konnen veranderd worden ; dewelke ook nooit veranderd is, maar wei gehandhaaft en gezuiverd van de allengs fngekropene gebreken, zo als,b. v. van dat der willekeurige magt, welke de Graaven zig hadden aangemaatigd ; en zy is onveranderd gebleeven tot op den huidigen dag, immers wat de vorm en bet gedaantelyke betreft. Wy konnen dus in de volfle betekenis der woorden zeggen , dat onze tegenswqordige Regeeringsvorm , offchoon veranderlyk in zigzelvcn , egter geenzins moet veranderd worden , dewyl onze Conftitutie niet veranderd is. Dan twee vraagen doen hier zig van zeiven op^ voor eerst, offchoon de aart en natuur der Regeeringsvorm in allen deele volmaakt over-  C 293 ) overeenftemt met de Conftitutie, of dezelve egter in haare toevalligheden (*) geene verbetering toelaat. Ten tweeden, of ""er geene gebreken zyn in* geftoopen, tegen den aart en natuur der Regeeringsvorm , die eenig berftel vereisjchen ter bandhavening van deszelfs\oorfpronglyke inftelling, en ter bewaaring van deszelfs overeenkoomst met onze onveranderde Conftitutie ? Wat de eerfte vraag betreft, dunkt my , zou men konnen antwoorden, dat het oppervlakkig Ichynt, dat het gedeelte der Regeeringsvorm, het welk zuiver Democraticq is, in de toevallig. heid (*) Voor onkundigen merk ik hier aan, dat men dé eigenfchappen eener zaak onderfcheidt in wezenlyke of noodzaaklyke, en toevallige; de eerfte maaken den aart en het wezen der zaak uit; de laatfte haare verdere omHandigheden, die aanwezig of niet aanwezig konnen zyn , zonder dat de aart en natuur der zaak hier door eenige verandering ondergaat. fJe noodzaaklyke eigenfchappen b. v. onzer Regeeringsvorm zyn, uitfluiting van alle willekeurig gezag, en voikoomen zelfs beftier; deze maaken; den aart en natuur derzelve uit; dog de uitoeffening van dit zelf beftier door ecu zeker bepaald gedeelte des volks, is in onze Regeeringsvorm flegts eene toevalligheid , welker verandering tot het wezen der lUgeeringsvoim Biets toe of afdoet. T 3  C 294 ) heid van desfelfs uitgebreidheid eenige verbetering zou konnen toelaaten. Men zou niet alleen meerdere Meden vergunnen konnen mede ter dagvaard van het gewest te verfchynen, het welk de Heeren Staaten van Holland ook geenzins fchynen te beletten of tegen te houden; immers zy zeggen uttdruklyk in hun placaatvan den 15 Ocl 1587, dat met betrekking tot de Regeering altyd in alks oprechtlyk, vrymoedelyk, rypelyk, en met open deuren is gehandeld, tot welken einde is gebeurd, dat veele van de kleine fleden, ook die men ten ouden tyde ter vergadering van de Staaten niet en plag te be. fchryven, {immers alle de geenen die zulks be. geerd heb ben), in de vergadering van de Staaten vrye fes/te ende ftemme is gegund, op dat een ygelyk't beleid der gemeenelands zaaken kennelyk zynde, de lasten (die anders onverdraaglyk fchynen) met goedwilligheid gedraagen, ende de eenigheid, onverbreeklyk onderhouden zouden worden, tot welken einde het de Edelen en de fteden ook vry geftaan heeft met zulken getale ende perfoonen, van het lighaam van de vroed. fchappen wezen de, te compareer en als hen goed dochte, behoudelyk dat de perfoonen by de Privilegiën van den lande niet worden uitgeflo. ten  ( a95 ) ten (*). Maar daar en boven zou men byzonder het onafhanglyk Landfchap Drenthe, hetwelk mede de Unie ondertekend heeft, en i percent, of / i boven de ƒ 100 van de lasten der Generaliteit betaalt, deel aan de hooge regeering konnen geeven. Zie hier wat de gefchiédfchryvers ons omtrend dit landfchap berigten. De Ridderfchap en Eigen-Erfden van het zelve keerden zig in het Jaar ióji , na dat dezelve zig reeds eenige jaaren geleeden, en zelfs nog onlangs by de byzondere gewesten vervoegd hadden (f), eindelyk tot de groote vergadering, met een vertoog waar by zy begeerden erkend te worden voor een lid der hooge regeering. Zy fcheenen hier toe thands meer bevoegd dan te vooren, om dat zy by eenig toeval, of door onoplettenheid van den Griffier,daar 't opgefchooven wierd, by brieven van den 6 November des voorigen jaars j tot de groote vergadering befchreeven waren (§). Zy verfcheenen 'er ook behoorlyk gemagtigd; dog men vondt ongeraaden, hun zitting in de vergaderd) Gr. placaatboek I D.p. 45, 46. (t) Notul. Zet. 5 Maart 1619, blad. 24. Refol, Holl. 23 Nov. 1650, bl. 344. (§) Refol. Gener. a, 16 Maart 1651. WiCOUEF. Preuv. Tom. II. p. 308, 309. T 4  C 296 ) dering tóe te ftaan. En fchoon zy bewezen daï zy, voorheen , als een Landfchap, op zig zelf, erkend geweest, en op de algemeene Dagvaarten geroepen waren, wierden zy egter, zonder dat men 't goedvond hunne redenen te wederleg, gen, ftilzwygens buiten de vergadering gehouden (*). Ook hebben zy tot hier toe, geen deel aan 's Lands gemeene Regeering konnen verkrygen (f), fchoon zy zig zeiven regeeren, en als een onafhanglyk gewest op zig zeiven beftaan (§> Welke derhalven de redenen dezer weigering om hen in s'algemeenen lands vergadering toe te laaten, zyn, en op welke billyke gronden zy Hennen kan ik niet bevroeden. Zeker is het, dat het toelaaten van dit gewest tot het beftier der hooge Regeering, en het befchryven der overige fteden ter dagvaart, eene verbetering zou fchynen aan te brengen aan het Democmicque gedeelte onzer Regeeringsvorm; zonder in het allerminst den aart en natuur der ganfche Regeeringsvorm te veranderen. Voor het, overige betuig ik niet te weeten, welke ver- be- (*) Aitzema Herst. Leeuw bl. 95—111, III D. bl. 545. enz. (t) Bynkehshosk Q:t ) rig, eenigen ftaat ter JVaereld zoude moogen wezen (*). Eenige regels te vooren zeggen zy: deze Collegien alleen is de magt , omme te advyfeeren, refolveeren, en disponeeren van alk zaaken, concer neer ende den ftaat van den lande (f). Hier uit blykt ten allerduidlykften dat het alleen de befchrevene Edelen, en de Vroedfchappen der Steden zyn, die fouvereinen en wetgeevers genaamd konnen worden. Buiten deze Collegien kan 'er ook geene enkele vergadering of perfoon begrepen worden, aan welke het zou toekoomen een befluit te neemen, en eene wet te maaken of dezelve ter uitvoer te doen brengen, die den Staat des lands in het gemeen of byzonder is] betreffende ; het welk zo aanftonds nog nader blyken zal, wanneer ik van de executive of uitvoerende magt, kortlyk zal handelen. Dan, hoe bekrompen myn tegenwoordig bellek ook zy, heb ik egter omtrend de Collegien der Vroedfchappen, en der volks vertegenwoordigers in het gemeen, vooraf nog vier zaaken aan te merken. Foor eerst; dat derzei ver gezag geenzins wille- keu- (*) Cr. Placaatboek. D. L p. 44(f; Ibidem, p. 43- ^ ^  C 310 ) keurig is , maar dat derzelver leden gehouden zyn te advyfeeren en te befluiten, zo ah zy in regter gemoede ten gemeenebeste en welvaareti bevinden zullen te dienen ende te behooren, zonder ajfetiie, gunst of ongunst tot iemand, waar toe zy zig. ook hy hunne aanltelling meteenen heiligen eed verbinden. Ten tweeden, dat dezelve,als verbeeldende het lighaam des volks, nimmer gehoor moogen weigeren aan de burgers en ingezeetenen, die het een of ander voor te draagen hebben aan, of te begeeren van, de gebiedende magt. Het (laat der ganfche burgery vry, zig telkens aan haare vertegenwoordigers aan te melden , en hen de begeerte des volks bekend te maaken , en te verzoeken dezelve onder het oog te willen houden en te zorgen dat op de best mooglyke wyze aan dezelve voldaan worde; van welk recht der Burgers, gegrond in den aart en natutir der Regee. ring , wy geduurende dit jaar 1782 menigvuldige blyken en gezegende gevolgen gezien hebben (*). Ten derden. De perfoonen dit collegie der Vroed- (*) Zie de Bylagen sgter de Gedenkzuil ter gelegenheid der vry verklaaring van Noord America , door A. Loosjes Pz. Amg. 1782. 8vo.  C 311 ) Vroedïchap uitmaakende, zyn alleen Collegialiter; dat.is, in hunne vergadering te zaamen gekomen zynde, vertegenwoordigers van het volk; dus zyn zy ook alleen , collegialiter, Souvereinen en wetgevers, Niemand hunner heeft op zig zeiven eenige magt of gezag. Zo dra hunne byeenkoomst gefcheiden is , zyn alle de leden wederom burgers, ten zy zy eenig bevel ontvangen van hun Collegie, om uit naam van hetzelve het een of ander te verrigten of uit te voeren- Dog buiten zodaanig eene Commisfie, zyn zy niets meer dan eenvouwige burgers. Het zyn geenzins hunne perfoonen in hunne huizen, maar het is alleen hunne vergadering in de Raadkaamer, die gebiedt en beveelt. Het is derhalven zeer belachlyk, wanneer een of ander dezer leden, (gelyk zomtyds, en meestal uit eene betreurenswaardige onkunde van hunne eigene waardigheid, gebeurt) zig, buiten eenigen last der vroedfchap, in zynen byzonderen perfoon, in tegenwoordigheid van eenen medeburger, zou willen gedraagen, als zynde deszelfs Regent, en hem in qualiteit als Regent, ietsafvraagen en geregtelyk doen beantwoorden, of ook wel hem iets ordonneeren en gebieden. Dit kan nimmer gefchieden dan op uitdruklyken last en authorifatie der vroedfchap zelve. Het regentfchap der byzondere leden ftrekt zig niet V 4 ver-  ( 3»2 ) verdcf uit, dan dat zy in de vergadering hun advys uitbrengen, over alle de poincten aie voorgefield worden; welk advys, lbookende met de meerderheid, in een befluit veranderd, dog anderzins verworpen worde. Het is derhalven ten eenenmaale dwaas en uitzinnig in den Schryver van het Politkk Vertoog, dat hy zig zei ven wil doen aanmerken als Regent, en zyn gefchrift als de verrigting en het werk van iemand, bekleed met dat Karakter. Hy had ten minflen zo veel kennis van onze Regeering behooren te hebben, als om zig te herinneren, doe hy in zjne kamer trad, ging zitten, en de pen op nam, om zyn godloos gefchrift in de waereld te brengen, dat hy op dat oogenblik niets meer was dan de geringde zyner medeburgeren, dewyl hy geenszins ging fchryven uit last en authorifatie der vroedfchap. En daar zyn iibel ook geenzins door de vroedfchap is bekragtigd, maar veel eer door het volk zelve gedecricerd en veroordeeld, zo wijj nogthands die trotfche , hoogmoedige en verwaande burger zyn prulfchrift aan ons opdringen als een feercet Staatspapier, als een Advys en Memorie van van een Regent ƒ — Zat ge in de vroedfchap, Myn Heer ! toen ge dit advys gaaft? Wie vroeg het u? Waar moest bet toe dienen? Jn de daad op dezen trant zullen de  C 3'3 ) de Oly koeken in brand'(*), en weet ik al welke vodden, zynze flegts door eenen burger, die op zyn tyd en plaats mede in de regeeringsvergaderingen zitting heeft, gefchreeven, ook al onder de fecreele Staatspapieren moeten geteld worden. Wigtige papieren voorzeker , voor de toekoomende geflagten! Wat eindelyk nog, in de vierde plaaxs de vroedfchaps Collegien betreft. Ik heb nog eene aanmerking omtrend dezelve van het alleruiterfte gewigt. Zy is deze: dat de vryheid en deugd in dezelve voor moeten zitten; dat het heil des volks aldaar, alleen, ten bcogflen voet ver [trekken moet, en dat alle vreemde invloed, hemelsbreed, van daar moet verbannen vaarden. Zo dra 'er eenige vreemde invloed plaats heeft, die de byzondere leden noodzaakt, om niet het heil des volks, maar de bevordering van eens anders oogmerken* in hunne advyzen voor te ftaan, wordt de vryheid uit dezs vergaderingen, en hier door te gelyk uit de ganfche Republiek, verbannen. Niets blyft 'er dan overig van onze vrye en onafhanglyke Conllitutie en zelf bellier, dan de vorm eq het gedaantelyke, de naam en enkele fchaduw, ter? (*) Dit is mede een prulfchrift, het welk men, benevens eenige andere, aan den uitmuntenden Regenfchryver openlyk toekent. V 5  ( 3*4 ) terwyl het wezen van dezelve geheel ophoudt en verdwynt, waar door dan ook met een het oogmerk der ganfche Regeering geheel vernietigd wordt ; zo dat men , zo ras 'er zodaanig een vreemde invloed koomt te heerfchen , volmondig zeggen moet, dat'er in het geheel geene Regeering meer is, maar dat het land vervallen is in de volftrekfte Anarchie die immer plaats kan hebben. Het is derhalven de pligt des volks, het welk dit aan zig zeiven verfchuldigd is, om nimmer perfoonen die afhanglyk zyn van dezen of geenen Heer, tot hunne plaatsvervangers of vertegenwoordigers te kiezen; hier toe worden vrye lieden, maar geene flaaven vereischt. Ook hebben zy wel toe te zien, indien zy iemand, by voorbeeld den Stadhouder, gelasten, om in hunne plaatze die verkiezing te doen, dat deze nimmer zulke perfoonen aanflelle; die laag genoeg zouden zyn, om ter verkryging van eene of andere lucrative ambtsbediening, hun gemoed te verkragten, en hunne eer te vertreeden, door het verbreeken van den eed, waar mede zy hunne trouw en belangsloosheid, aan 't volk gezwooren hebben. Ik laat het ondertusfehen hier aan de beoordeling van anderen over, om aan te toonen, hoe nadeelig het zyn kan, en moet, voor de handhavening der vryheid en het heil des volks, de vertegenwoordigers van het zelve te doen  C 3'5*) doen aanftellen door iemand, in wiens hand het {laat, het tydelyk geluk van dezelve te bevorderen of geheel te vertreeden. Rampzaalige weelde ! ondertusfchen, die de meesters zelve, flaaven van hunne dienaars maakt; en die het eerlyk hart kont dwingen , om deugd en braafheid, voor eeuwig uit hetzelve te verbannen! — Dan zonder het gordyn des tyds hier hooger op te haaien, merk ik nog met betrekking tot dit eerde gedeelte der bediening onzer Regeeringsvorm de volgende zaaken aan , eer ik tot het behandelen van het tweede of executive deel derzelve overga. - Voor eerst. Zo dra men bevindt dat het wezen der Regeering, dat is de legiflative magt, niet wel bediend en uitgeoeffend wordt; — dat 'er eene andere invloed is die dezelve beftiert,dan die welke dezelve behoort te bellieren; — zo is het zeker dat 'er een groot gebrek in de bediening der eenmaal vastgeftelde Regeeringsvorm heerscht. Dit gebrek moet, (wat de machiavelliftifche krabbelaar van een leugenagtig Politiek Vertoog 'er ook tegen ftamelen mooge) , in deszelfs oorfprong opgezogt, nagefpoord, en met de daad verbeterd worden. Niets houdt dit tegen. De Conftitutie eischt het; de Regeeringsvorm wil het, en het heil des volks gebiedt zulks. En zo dra het koomt te blyken,dat het gezag van eenen Staatsdienaar, voornaamlyk dat van den Stadhouder van  C 316* } van alle de gewesten, te veel invloed heeft op de Reprefentanten van het volk ; waar door deze beier worden de magt aan hen in handen gefield, behoorlyk uit te. oeffenen, zonder affeftie gumt of ongunst tot iemand , ingevolge de uitdrukking van hunnen eed 5 moeten 'er onmidlyk maatregelen genoomen worden, om dit gebrek daadlyk te verbeteren, en te beletten, dat die dienaar van den Staat zodaanig eenen invloed een oogenblik langer behoude, die de Conilitutie zelve , en het wezen der Regeeringsvorm om verre werpt en vernietigt. Dit gefchiedt zonder eenigzins de Conilitutie of Regeeringsvorm te veranderen ; men handhaaft in tegendeel deze beide langs dien weg op eene behoorlyke wyze. Het doet niets tot de Regeeringsvorm wie b. v. de volksvertegenwoordigers en Regeeringsleden verkiest ; dit raakt alleen eene toevalligheid der bediening van dezelve , en geenzins het wezen der zaak zelve. Ten tweeden. Wanneer men daadlyk befpeurt, dat er van tyd tot tyd, of ook wel op eenmaal, hier en daar gebreken zyn ingefloopen, zo als b. v. in de Provinciën van Gelderland, Utrecht enOverysfel, die, offchoon de uitwendige gedaante der Regeeringsvorm , vooral met betrekking tot deszelfs bediening door de vergaderingen der vólks reprefentanten , dezelve blyft, egter het wezen van de-  ( 3*7) dezelve vernietigen; zo moet men nimmer naiaatig zyn, om op dezelve wyze als boven gezegd is, ook zulke algemeene gebreken ten fpoedigften te verbeteren. Zulke gebreken kan men ondertusfchen niet ontkennen hier en daar by ons te zyn ingefloopen. Hoe koomt het b. v. met eene vrye en onafhanglyke Regeeringsvorm overeen , dat, wanneer uit de fouvereine collegien iemand word afgevaardigd ter Staatsvergadering, het aan de eerflen Staatsdienaar zal ftaan, om zonder eenige reden hier van te geeven, die wettig afgezondenen onaangenaam te konnen verklaaren, en wederom te rug te zenden ? Is dit eene erkenning en handhavening van het conftitutioneel gezag van den fouverein, of is het de uitoeffening van eene willekeurige magt by deszelfs dienaaar ? Dit is. egter zo bepaald by het Reglement der Regeering van Utrecht in den jaare 1674 > waar in men veele dergelyke wandrogtelyke gebreken , die eene •willekeurige dat is inconftitutioneeh magt gefield hebben in de handen van den Stadhouder, zal ontdekken. Gebreken, die, dit zeg ik openlyk, onbeflaanbaar zyn met de Conftitutie en Regeeringsvorm van een vry gemeenebest , waar voor Utrecht en de 2 andere overheerde gewesten erkent zyn door hunne weder aanneeming in het Bondgenootfchap van den jatre 1570. Waï  ( 3i3 ) Wat dunkt u, Myn Heer de Politiek Vertoogfchryver,die u zeiven een voorllander durft te noemen der tegenwoordige Conftitutie en Regeeringsvorm , (dat is der Conftitutie en Regeeringsvorm die tegenwoordig nog dezelve zyn, als zy over vyf eeuwen waren, en byzonder zo als zy herfteld zyn reeds over 200 jaaren), zyn zodaanige gebreken in de bediening, overeenkoomftig met deze nog hedendaags ftandhoudende Confiitutie en vorm van Regeering , of vernietigen zy beide de aart en het wezen van dezelve? Toon my aan, Myn Heer de doorkneedde in onze Vaderlandfche Rechten! dat het onaangenaam verklaaren der fouvereinen van den lande, of wel van derzelver afgevaardigden, geene willekeur is, maar eene bandhavening der vrye, dat is der oorfpronglyke en alle willekeur verbannende Conftitutie en vorm van Regeering, fic mlhi magnus erts Apollo ! Na dus den zetel der legiflative magt, en fouvereiniteit van Nederland aangetoond te hebben, ga ik 'er toe over om die der executive, of uitvoerende magt, kortlyk aan te wyzen. Deze berust, in de eerfte plaats, by de Provinciaale vergaderingen ;in de tweede plaats, by de vergadering der Generaliteit of algemeene Staaten; in de derde en laatfte plaats, by de beampten en dienaars van den Staat. Voor  ( 319 ) Voor eerst by de Provinciaale vergaderingen of dagvaarten. Deze beftaan alleen uit lasthebbende leden, en vertoonen de onderfcheidene vergaderingen der Volksreprefentanten van de byzondere Provinciën. De afgevaardigden uit iedere ftad of volksvergadering, 'tzy der gemeenten, 'f zy der Vroedfchappen, 't zy der ftemgeregten, koomen hier, met eene vrye ftem uit naam van hunne committenten, ter uitvoering van den last, dien deze hen gegeeven hebben; aan welken last zy ftiptelyk verbonden zyn , zonder iets tot denzelven te moogen toe of af doen, zonder zig zeiven verantwoordelyk te flellen voor hunne principaalen. Zie hier hoe de Staaten van Holland zig wederom op dit ftuk gelieven te verklaaren: Omme nu de Collegien van den Edelen en den fleden te brengen in eene vergaderinge, en kan niet gefchieden, dan by de gedeputeerden van dezelve: over zulks als omme eenige merkelyke zaaken te beraad/Jagen , van noode is, dezelve te vergaderen, zo worden die befcbreeven, met infertie van de principaale poinElen, die by de Collegien in deliberatien geleid, ende daar cp gerefolveerd zynde, worden afgezonden, alzulke last ende Refoluiie als zy bevinden ten dienfle van den lande te behooren. De Edelen compareer en in Competenten getal, ende de fteden zen>  ( 3=o ) zenden een Burgemeester met eenige Raden, al tot zulke getale als zy luiden goedvinden naar de importantien der ' zaaken. -— Ende zyn dezelve gecommitteerden gehouden , wederkee* rende, haare Principaalen te doen van alles goed getrouw rapport (*) Omtrend deze Provinciaale vergaderingen dan , ftaan wederom twee dingen aan te merken. Voor eerst, dat de leden van dezelve geenzins fouvereinen zyn, maar dienaars van den fouverein, wien orders zy alken ter Provinciaale tafel brengen. De Staaten van Holland zeggen hier omtrend uitdruklyk: Hieromme zal een iegelyk gelieven te verftaan, dat die geene die verklaar ren de Souvereiniteit der landen te wezen by den Si a at en, zy niet en verftaan, daar mede te fpreeken van eenige particuliere perfoonen, ofte Gecommitteerden in 't particulier, maar van haare principaalen , te weeten de Edelen en de Reden van den lande, die zy uit kragte van haareCommisfen reprefenteeren{X). Zy verklaaren daar en boven dat deze gecommitteerden, wel verre van eenige perfoonlyke of ei- (*) Zie placaat van den 16 Octeb. 1587. Gr. HolL piacaatb. D. I. p. 44. (t) Ibidem, p. 46, 47,  C 321 ) feïgendunkelyke magt te hebben , in tegendeel ftrafb aar zyn, zo dikwerf zy hunnen last overtreeden, ja zelf, dat die geenen voor liefhebbers van het Vaderland gehouden moeten worden, die zodaam'ge overtrëeders aan hunne Meefters bekend maaken. Dit zyn wederom hunne woorden: ïngevdlle iemand zoude konnen 'bemyzen , das onder de Edelen, ofte onder de geenen die ah gedeputeerden van de Steden op de vergadering vaii de Staaten zyn verfcbreeven, iemand iet zoude gehandeld hebben, anders dan in conforniité van zynen last ende commisfie, denzelven gehouden zyn f allen tyde daar van voer zyne princtpaalen te verantwoorden, ende by gebreecke van dien ftraf baar zyn , ah naar rechten; ende de gee* nen die ter goeder trouw arbeiden om zulks te openbaar en , achten wy voor 'goede liefhebbers des Vaderlands (*). Jen tweeden; dat het geen by deze vergaderingen wordt befloocen, moet gehouden worden voor een fouverein en onwederfpreeklvk befiuit j tegen het welke niemand het recht heeft iets irt te brengen, zelve niet de overige zaam^evoegde Bondgenooten ; konnende iedere Provincie zo- daa- (*) Ibidem, p. 46. De zin dezer woorden is vry was Verward dog derzelver meening duidelyk genoeg, X  I ( 322 ) daanige befluitcn neemen als deszelfs lenen goed zullen vinden; zonder dat de overige Provinciën, of eenige van dezelve elkander hier in eem'gzins hinderlyk konnen zyn; welverftaande nogthands dat dezelve niet aanlopen tegen het belang van het gemeene Bondgenootfchap. Zie hier hoe de Heeren Staaten van Holland en West Friesland, ons dir. ftuk duidelyk gelieven te verklaaren: Omme ie 'beiocgcn de magt en bet vermorgen der Staaten (van Holland en West Vriesland, en dus ook van die der overige Provinciën) zo dient vooral Wéi in aebtinge genoomen het vast fundament tusfchen alk de Provinciën, buiten controverfien, dat namelyk by de Staaten van de refpective Provinciën, ieder in den zynen, is de volle ende ahfolute fouvereiniteit, mitsgaders het indisputcblc recht , ende d'onbepaalde magt omme ever alle zaaken, die by de Unie, ofte by particuliere confent van de Provintie aan de Generaliteit niet zyn gedcfereerd, by hun zeiven te refolveeren , disponeercn , ende decreteeren, ofte daar inne te doen ofte te laaien, het geene dez ke voer den dienst van haare Provintie, ofte van de ir.gezeetenen van dien nodig agten, ofte onderzins goedvinden moogen, zonder dat zig daar mede eenige andere Provinciën , ofte ie • mand ter uaaerelè heeft te bemoeijen; —. gelyk dan  ( 323 ) dan ook is My kende, dat d'eene Provincie niets ter waereld en competeert over 't advys, ofte de ftemme van d'andere in zaaken die men gewoon is ter generaliteit te verhandelen, als waar uit een vermenginge van V voorfz. fouverein gezag ende een oneindelyke confufie zoude koomen te refulteereni maar dat ieder Provincie privatelyk competeert aangaande haar advys , ofte ftemme alboven, affirmativelyk, ofte negativelyk, zodaanig te re folveeren, ende te disponeeren als dezelve te rade werdt; ende dat de zaaken ter generaliteit in deliberatie gebragt, mitsgaders daar op by de refpective Provinciën, ieder naar zyn welgevallen , geadvyfeerd wezende, alleenlyk reguard ftaat te werden genoomen op de pluraliteit van ftemmen, ende of men daar inne vermag ofte behoort by pluraliteit, te concludeer en ofte niet; zonder dat ofte in den tcxt ofte de woorden van de. Unie wordt bevonden, ofte uit de Conftitutie, en ds nature van dezelve kan werden getrokken eenig verbod, ofte prohibitive ftipulatie van dat de Provinciën over zaken, die f eenigen tyde in de Generaliteit in deliberatie zouden moogen koomen, niet geoorloofd zoude wezen, om eenige confiderabele redenen, in den haren vast te flellen, een of't ander X 2 po-  C 3H ) poinct, voor zo veel haar adv)s aangaat t nooit te zullen toeflaan , firV. (*). Het een en ander is genoeg om ons den aart ai natuur der Provinciaale vergaderingen , als de eerfte zetelder executive magt, te leeren kennen. In de tweede plaats gaat de executive magt, uit deze byzondere vergaderingen van gevolmagtigden, over tot die der Generaliteit of Algemeene Staaten, alwaar de gemagtigden uit iedere Provincie verfchynen, op dezelve wyze, als in de Provinciaale vergaderingen de afgevaardigden der eerfte Reprefentanten van het volk. Deze afgezondenen ter Generaliteit, hebben even zo min als die ter Provinciaale dagvaart,eenig perfoonlykgezag, maar zyn insgelyks alleen uitvoenrs der beveelen van hunne committenten, die niet vermoogen op eigen gezag iets het minde te verrigten , zonder hier voor verantwoordelyk te zyn voor hunne meefters. Deze zaaken zyn bekend en klaar genoeg in zig zeiven; het is niet noodig den lezer met een' breedvoeriger verhandeling van (*) Zie Deductie of Declaratie uit de fundamenten der Regeeriiige tot juflificatie van de acte van feclufie in dato 25 Jutj 1654, D, /. C. U. §- 1 te vinden in de Autbentique ft ukken agter F. d. Hoeven, Hollands aloude vryheid»  C 325 ) van dezelve op te houden. Aangelegener vraag is het, op welke wyze in deze beide vergaderingen (Provinciaale en Generaaie, die elkander volkoomen gelyk , en beide flegts executive Collegien zyn), de befluiten genoomen en vast gefield worden? Zeker is het dat dezelve genoomen worden by Pluraliteit of Unanimiteit. Maar welke konnen 'cr by Pluraliteit, en welke moeten 'er by Unanimiteit genoomen worden ? Dit weet ik niet. By de Unie van Utrecht worden drie zaaken opgegeeven, omtrend welke geene overftemming plaats mag hebben. 1) Het maaken van vreede en aanvaarden van den Oorlog. 2) Het inftellen van Contributien of imposten de generaliteit betreffende. 3) Het maaken van verbonden met nabuurige Heeren. Deze 3 poincten worden op gegecven in het IX en X Art. welke beide Arti. kelen, wysgeerig en gefchiedkundig befchouwd zynde, het noodige licht verfpreiden over een verbond, dat door Willem I Prins van Oranje, in deonrustigfte tyden der Republiek, is geraamd cn opgefteld geworden. Nadere bepaalingen omtrend het overftemmen in anderezaaken zyn 'er rniet gemaakt. De Refolutien van Holland in dato 17 Maart 1581, en 2 en 3 Cciob. 1671 raaken alleen het boven opgegeeven tweede pointft X 3 by  ( 32ö ) by de Unie zelve reeds bepaald. En nogthands leeren de gefchiedenisfen, dat het liberum veto omtrend deze drie poincten plaats hebbende , niet altoos is in acht genoomen; waar van wy in de jaaren 1683 en 1684 voorbeelden voorhanden hebben , die ik om geenen nieuwen haat te verwekken , thands niet wederom voor den dag wil brengen. Genoeg zy het te zeggen, dat het liberum veto der byzondere leden zelden van klem is geweest, dan alleen ingevalle dit lid, of den fier ken arm, of de onkunde zyner medeleden, ten waarborg had. Ik kan my niet weerhouden van by deze gelegenheid nogmaals aan den aandagt der Regeerers voor re draagen, het ontwerp van een Wetboek voou den geunieerden Staat ven Nederland, het welk niet alleen een einde kan maaken aan alle gefchillen van dezen aart, maar nog veel meer aan die geduurige en folierende oneenigheden, die zo wel den boezem eener tedere moeder verfchcuren; als ons telkens bloot flellen, aan dat eeuwigduurend verwyt van andere volkeren, dat de geest des, volks van Nederlands fteeds wispeltuurig, en haare Regeerers oufiandvastig blyven. Daar het my derhalven by gebrek van noodige landwetten niet mooglyk is over dit poinct meer tc zeggen, ga ik over ter befchouwing van den ze-  C 32? ) zetel der uitvoerende magt in de derde plaats, dat is van dac gedeelte derzelve het welk berust by de ambtenaars en dienaars van den Staat. De vraag is hier derhalven, Hoedaanig en wie zyn deze ? Ik antwoorde ,zy zyn tweederly; zulke naamlyk die buiten , en zulke die binnen onzen Staat hunne bedieningen waarneemen. De eerfte, die ïk nitlandfche heet, zyn alle de afgezondenen van den onaf hanglyken Staat van Nederland by andere Moogenheden. Zodaanige zyn Ambasfadeurs, Ministers Plenipotentiarisfen, Envoijés Extra.ordinaires, Envoijés, Rejidenten, Agenten en Confuls. Deze allen zyn Dienaars van den Staat, die van alle hunne verrigtingen verfchuldigd zyn rekenfebap te geven aan hunne Heeren en Meesters. De andere, dat is de binnenlandfche zyn Stadhouders, Legerhoofden, Vlootvoogden, Fiscaals, Agenten, en Commiefen van de Generaliteit. Deze allen zyn insgelyks Dienaars van den Algemeenen Staat,'en bezitten geen perfoonlyk gezag nog eenige willekeurige magt, zo min da Stadhouder als de Commies, maar konnen alleen handelen overeenkoomltig met, en ingevolge van hunne Inftructien, door den Souverein van den lande aan ben gegeeven, zynde zy allen ieder oogenblik verpligt om ter requifitie van hunne Meesters X 4 ver-  ( 328 ) verantwoording te doen , en rekenfchap te geven van alle hunne verrigtingen en bedryven, De in- en uitlandfcbé Ministers bekleeden ondertusfchen alle dezelve waardigheid, die naamlyk , van Eerfte Diemars van den Fcrcenigden Staat van Nederland, en Dienaars van den der-, den rang der Souverciniieit; in welke laatfte betrekking zy geprecedeerd worden door de Leden der Provinciaale rn Generalitcits vergaderingen. Zie daar myne landgenooten ! den aart en nafuur der bediening cn uitoefening van uwe Regeeringsvorm. Niemand is 'er , die met eenigen fchyn van waarheid iets tegen myne onzydige verhandeling zal konnen inbrengen ; zy fteunt niet alleen op het getuigenis der reden, maar ook op dat der hoofden van ons volk. Twee zaaken heb ik nog omtrend deze bedienende magt in het algemeen aan te merken. Foor eerst. D: t de wyze waar op deze waargenoomen en uirgeoeffend wordt, geheel onderfcheiden zynde, van den aart cn natuur der Confiitutie en Regeeringsvorm op zig zelve, dezelve dus ook in deszelfs byzondere hoedaanigheden geheel veranderd, beperkt, of uitgebreid kan worden, zonder dat of Confiitutie, of Regeeringsvorm eenige verandering ondergaat. Men kan Ambasfadeurs zenden daar te vooren Agenten waa-  C 329 ) waaren; men kan hunne magt vermeerderen of verminderen naar gelang der tyden van vrede of oorlog; men kan Legerhoofden, en Vlootvoogden aanstellen of afïtellen, naar eisch der tydsomllandigheden , en naar dat zy in oorlog noodzaaklyk, of in vredestyd geheel niet, vereischt worden, Dit doet niets hoegenaamd tot de Regeeringsvorm , veel min tot de Conftitutie van het Vaderland. Even zo blyven deze dan ook onveranderd dezelve, offchoon men de magt der overige bedienden van den Staat, het zy der Stadhouders of commiefen, naar gelang der tyden, vermeerdert of vermindert. Ten tweeden. Deze bedienende magt kan niet alleen, maar moet zelve veranderd worden, naaiden eisch der byzondere tydsomflandigheden. In tyden b. v. van oorlog kan de bedienende magt der Provinciaale en Generale vergaderingen niet wel dezelve blyven als in vredestyden. Wy zien hier van in onze dagen zelf eenige nadeelige gevolgen. In trouble tyden moeten 'er dikwerf oogenbliklyk befiuiten genoomen worden, die den tyd niet vergunnen, om vooraf het advys van de refpective collegien te vraagen, weshalven men ook meestal in zulke omftandigheden deze bedienende magt onhspaaldergemaakt heeft,volgens het getuigenis der Heeren Staaten van HolX 5 land,  ( 33° ) land, die zig hier omtrend dus uitdrukken: Ende boven dien zyn de Gecommitteerden geduurende de Oorloge, overmits de meenigvuldigbeid van den eccurrentien, altyd generaalyk gelast geweest , om alle zaaken, de welvaart en de confervatie van den [laat van den lande betreffende , te advyfeeren en de refolveeren, zulks zy luiden ten meesten dien/Ie van den lande bevinden Zouden te behooren; ende byzonder omme de rechten , vry beden ende de Privilegiën van den lande te maintineeren, en de alle inbreeken te weder [laan (*). Waar uit men dus duidelyk ziet, dat de bedienende magt veranderbaar is, en veranderd wordt naar eisch der tydsomftandigheden. Daar dit dus zeker is met betrekking zelf tot de dienaars van den eerflen en tweeden rang, de leden naamlyk der Provinciaale en Generaale dagvaarten , hoe veel te meer blykt het dan ook, dat de magt der dienaars van den derden rang , ik meen der Stadhouders , Legerhoofden , Vlootvoogden &C. veranderbaar is. Ik heb dus aangeweezen in eene korte fchets en verhandeling van naaulyks 100 bladzyden, (een bellek voor zeker al te bekrompen voor de ont- (*) Plac. in dato 16 Oct. 1587. Cr. HolU piacaatb. D. I. p. 44-  ( 33i ) ontwikkeling eener zo zeer gecompliqueerde zaak) welke de wezenlyke staatsgesteldheid zy, van Nederland. Ik heb den aart en natuur, der Confiitutie , der Regeeringsvorm, en der wyze waar op dezelve bediend wordt, ontvouwd en aangetoond. Wy zien hier duidelyk en onbetwistbaar, wie volgens de oorfpronglyke inflelling en nog hedendaagfche gedaante der Regeering, Heeren en Meesters , en wie flegts Dienaars zyn, in onze Republiek. Dan, het misverftand en de onkunde van veelen, en de opzetlyke kwaadwilligheid van zommigen, om deze zaaken te verdonkeren , te^verwarren, en te verdraaijen, zo dat men op het laatst volftrekt niet meer weet, wie lieer, wie dienaar is, noodzaakt my, des lezers aandagt nog een oogenblik bezig te houden met eene nog duidelykere befchouwing van dat gedeelte der bedienende of uitvoerende magt, dat by de ambtenaars van den ftaat berust. Een vry algemeen vooroordeel en verkeerd begrip, heeft niet zelden deze dienaars doen aangezien worden, voor de bezitters eener eigendunklykemagt j die het hoog bewind der algemeene landszaaken deelen met de leden van den Staat \ en dit niet alleen, maar naar maatc deze dienaars twee of drie hooge ambstbedieningen vereenigden in hunnen perfoon, en dus hier door eene groote uitwendige vertooning maak-  C 33* ) maakten, die zeer gefchikt is om het grootfte gedecke des volk te misleiden, en te verblinden, heeft men hen zelf nu en dan zeer verkeerdelyk aangemerkt, als willekeurige heeren en mede Souvereïnen van den lande. Het is meer dan tyd geworden , dit allernadeeligst begrip, door eene juifte en onzydige verhandeling der zaak, eens vooral , geheel weg te neemen, Zo heeft , om dan ter zaake te koomen, de bedienende magt, welke b. v. refideert in de drie ambtsbedieningen van Capitein Generaal, Admiraal Generaal, en Stadhouder, in êènen dienaar vereenigd zynde, niet konnen nalaaten aan dien perfoon een zeer groot aanzien te geeven. Dit op zig zeiven aangemerkt is niet meer dan billyk. Het zyn de drie hoogfte ambtsbedieningen van den ftaat, en deze zetten uit dien hoofde geenen geringen luister by aan de perfoonen die een, of twee derzei ver, of alle te gelyk bekleeden. Dan men moet by dit alles geenzins uit het oog verliezen, dat deze hooge en luisterryke perfoonen , egter niets meer zyn dan dienaars van den ftaat. Ditondertusfchen is niet altoos gefchied De drie opgenoemde hooge ambten in eenen perfoon vereenigd zynde, hebben dezen niet zelden doen aangemerkt en genoemd worden als het Eminente hoofd der Regeering van Nederland, aan welke Re-  C 333 ) Regeering de Doorluchtige Perfoon, die thandj mee de etflyke waardigheid dier ambten bekleed is, geen ander deel heeft, dan dat hy befchreeven is in de Ridderfchap der Provincie van Holland. Dit is niet alles, maar men heeft zelf de Hooge Regeering dezer landen, naar eene zyner ambtsbedieningen gaan noemen, eene Stadhouderlyke Regeering, en by tegenoverftelling, wanneer den Staat oordeelde , zodaanig eenen dienaar te konnen misfen, heeft men goedgevonden die zelve Hooge Regeering te noemen , Eene Staatsregeering, ja zelf, Eene vrye Staatsregeering; even als of de hooge Regeering, wanneer deze goedvindc eenen Stadhouder te gebruiken, niet meer vry blyft, maar onderhoorig of onder gtfchikr gemaakt wordt, aan het gezag van eenen willekeurigen Heer. Men fpreekt dan, ingevolge van zulk eene onkundig begrip, ook van de voordeden en nadeelen dier tweederlye Regeeringen; men wikt en weegt, men haarklooft, men verdeelt zig, men maakt de leer der ganfche Regeering tot fchot- en twistfchrifcvulling, en brengt de grootfte fcheuringen te weeg, over eene hersfenfehimmige zaak, die wezenlyk geen beftaan heeft. Ondertusfchen is dit wanbegrip omtrend de Hooge Regeering dezer landen zo algemeen geworden, en de dwaaling heeft zo zeer den alge-  ( 334 ) gemeenen geest des volks bezet, dat ik my boven in het wederleggende gedeelte van dezen brief, wilde ik den draad myner wederlegging niet plotzeling afbreeken,en eene ftellige verhandeling gaan zitten fchryven, aan dit algemeen wanbegrip heb moeten toegeeven zo veel my mooglyk was; my egter telkens beroepende op het einde van dezen brief, weshalven ik verpligt ben zo ver myn tyd en papier my zulks vergunnen, deze ganfefhe zaak , duidlyk, onzydig , en zo kort mooglyk, voor te Hellen, om aan den eenen kant tot een regt begrip van het een en ander te koomen , en aan den anderen kant aan myne gezegden in het eerfte deel van mynen brief het vereischte licht by te zetten. Wat is 'er dan eigenlyk van het onderfcheid tusfchen eene ftadhouderlyke vry ftaatsregeering ? Beftaan zy beide of niet ? Zo neen, waar van daan dan egter dat men van beider voor en nadeelen Ipreekt? Zie daar twee vraagen, welker juiste beantwoording ons die ganfche zaak van nader by zal leeren kennen , en in ftaat Hellen om een billyk oordeel over het een en ander te konnen vellen. Twee zaaken konnen niet gezegd worden onderfcheiden te zyn, zonder dat dezelve beide be. ftaan.  C 335 ) Haan. Beftaat 'er derhalven eene fiadhouderlyke re geer ing, die gezegd kan worden onderfcheiden te zyn, van eene vrye ftaatsregeering, of niet? Geenzins! De Hooge Regeering dezer landen, 't zy 'er een ftadhouder zy of niet, is, en blyft, eene vrye Staatsregeering. De Stadhouder heeft flegts eene bedienende magt, zo als boven duidelyk genoeg geleerd is, en nog duidelyker blyken zal, wanneer wy den aart en natuur van zyne, ambtsbediening nagaan , dewelke is, in de eerfte en voornaamfte plaats , de Unie en de eenigheid onder de leden der hooge Regeering te bewaaren. Ten tweeden, alle zodanige zaaken aan de leden voor te draagen, die betrekking hebben tot den ivelftand en befcherming der Republiek. Ten derden, de flemmen der leden tot cenpaarigheid te brengen, door de verfchillende cevoelen te ontwikkelen , en dezelve duidelyk naast eikanderen te plaatzen, ten einde men uit de vergelyking derzelve met den algemeenen eisch van het belang des Vaderlands mooge konnen ontdekken, welk gevoelen het beste zy, en daadlyk dient opgevolgd te worden. Ten vierden, de geichillen tusfchen de hooge leden, ingevolge den inhoud van het IX Art. der Unie met of zonder meerdere raadslieden of zegsmannen te beflisfen, omtrend welk laatfte poihét ik thands  C 336) thands alleen dit aanmerk, dat ingevaüe zodanig eena beflisfing plaats zal konnen hebben, de Stadhouder zelve in die gefchillen niet moet betrokken zyn; zo dat het Quartier der Steden in Vriesland zig eenige maanden geleden zeer verkeerdelyk by zyne Hoogheid geaddresfeerd heeft, om in qualiteit als Stadhouder dier Provincie, uitfpraak te doen over een gefchil, waar in deszelfs perfoon niet meer als onzydig kon worden aangemerkt. Uit het een en ander blykt aan den eenen kant de hooge noodzaaklykheid van dit zwaarwigtig ambr, waar toe eene kunde vereischt wordt, en eene eerlykheid , die beide zeer uitgeftrekt zyn. Het is ook uit dien hoofde, overweegende den aart en natuur van een zevenvoudig Bondgenootfchap, dat ik my van deze waardigheid in het afgetrokkene, met welk eenen naam men dezelve dan ook gelieve te bellempelen, eenen ieverigen voorflander genoemd heb. Dan uit de opgegevene hoedanigheden van dit ambt, die alleen deszelfs aart en wezen uitmaaken, terwyl het overige flegts toevalligheden zyn, blykt van den anderen kant ook te gelyk, dat aan den Stadhouder, als de zodaanige, in het allerminst geene regeering toekoomt. De Hooge Regeering dezer landen, het zy het Stadhouderambt bekleed worde, ofte niet, blyft altoos onveranderd eene vrye Staatregeering, die wil  ( 33? ) Wil men ze naar die ambt volftrekt ond'erfcheidèri, geheeten kan worden, eene Staatsreegering met afzonder Stadhouder. Dè Superioriteit det Staaten boven dezen cer« ften dienaar, kan ook genoeg uit den aart en natuur der zaak zelve blyken.; voor eerst, uit zyne 'aanftelling; dewelke bereids een hoger magt boven hem veronderftelt. Ten tweeden, uic de verpligting, waar onder hy ligt, om rekenfehap te geeven aan hen allen , van zyne daaden en verrigtingen. Ten derden, uit de magt der Staa» ten, om hem andere Raadslieden toe te Voegen. Ten vierden, uit het gezag van alle zyne verrigtingen, hetwelk alleen fteunt op de magt, welke de Staaten aan hem geven, wiens minister hy is, en uit wiens naam dus allés wat hy verrigt, moec worden begreepen te gefchieden. Ten vyfden, Uit de ftraf baarheid van zynen perfoon eh raadslied^ , in geval van overtreeding. Zie hier hoe de Staaten van Holland en Westfriesland zig hier omtrend verklaaren. Men bevindt ook, wat authoriteit de Staaten van denzelven lande hebben gehad omme de Princen (hoe veel te meer den Stadhouder nb leen als zodaanig aangemerkt) , als zy door kwaaden raad (hoe te veel te meer door moedwihigen opzet) waren tot nadeel van den landé Y miii  C 33* ) misleid, te brengen tot _ recht ende redelykheid; niet alleen met remonftrantien ende verfoeken, 'maar ook als hier op niet hehoorlyk wierd voorzien, metterdaad procedeerende, (tot zyne ftrafie niet alleen, maar) ook flrengelyk tot flraffe van den geenen, die der Princen authoriteit hadden misleid, mishandeld, of onbehoorlyk misbruikt, gelyk daar van exempelen zyn, veel ende meenigvuldig. Ook mede bevindt men klarelyk, dat der Staaten van den voorfcbreven landen Officie is geweest den minderjaarigen princen te voorzien van wettige Vongd n, Mombaars, en Gardenohels, gelyk ook is gefchied aan Graave Willem den vyfden , tot krankzinnigheid gekomen zynde (*) Maar zal men mooglyk vraagen, heeft de erflykverklaaring van dat ambt geen meerder gezag aan het zelve by gezet? —— Geenzins! Dit heeft alleen eenen nieuwen luister by gezet aan het Doorluchtig Huis van Oranje, maar geene verandering te weeg gebragt in den aart en natuur van het ambt, dat in het zelve erfiyk wierd gemaakt. Stadhouder of Erfpadhouder is een en dezelve dienaar van den vryen Staat van Neder- (*) Placaat in dato 16 08. 1587. Cr. Hol/. Piacaatb. D. I. p. 41-  C 339 ) (Ierland. De S'adhouder in der tyd is dezelve gehoorzaamheid en onderdaanigheid aan zyne meesters verichuldigd, 't zy zyne waardigheid door zynen zoon of dogter bekleed zal worden, of niet. Het blyft derhalven dan ook in de magt der Staaten in der tyd, om omtrend den Stadhouder op die wyze te verkeeren en te handelen, als zy zullen bevinden te behooren, zonder dat hier door de erflykheid eenige verandering ondergaat, dat is, zonder dat men aan de kinderen s'Vaders waardigheid by hunne meerderjaarigheid behoeft te ontzeggen; het welk in zo ver onredciyk zou zyn, als het zou fteunen op de verondcrftclling dat de ondeugden der Vaderen erflyk zyn in derzelver nakoomende gedagten. Het is derhalven zeer duidelyk, dat het Stad* houderfchap, 't zy erflyk , of niet erflyk• , geenzins eene Regeering is, maar alleen eene ambts* bediening ; en dat 'er dus in het geheel geene Stadhouderlyke Regeering kan begrepen worden plaats te hebben , dan alleen in dien zin, dat de Regeering goedvindt zig van eenen Stadhouder te bedienen, terwyl de Regeering onderrusfehen op zig zelve onveranderlyk is,en blyft, eene vrye Staatsregeering. Dewyl 'er dan geene Stadhouderlyke Regeering is, en 'er dus geen ondertcheid tusfchen deze en Y 2 eene  ( 34° ) eene vrye Staatsregeering plaats kan hebben, zü is dan In de tweede plaats de vraag, van waar het egter is dat men fpreekt van de voor en nadeelen eener twederlye Regeering ? Het antwoord hier op is duidelyk ; dat men naamlyk zeer wel kan fpreeken van de voor en nadeelen onzer vrye Staatsregeering met eenen Stadhouder, en van die van dezelve vrye Staatsregeering zonder eenen Stadhouder. Dit verandert den aart en natuur dier bedoelde voor en nadeelen niets in het allerminfte; maar dan wordt de vraag deze: Wat voordeeüger is voor onze vrye Staatsregeering-, eenen Stadhouder te hebben, ofte niet? Eer men deze vraag kan beantwoorden , moet men bepaalen wat men door eenen Stadhouder verftaat.1 Verbergt men onder dien naam niets meer j dan ik boven heb opgegeeven tot den aart en het wezen van zyn ambt te behooren, dan is de vraag zonder een oogenblik bedenking zeer ras ten voordeele van het Stadhouderfchap beflist. De natuur van een zevenvouwig Bondgenootfchap vordert hetzelve volftrekt. Dog begrypt men onder het Stadhouderfchap, dat alles, wat door den tegenwoordigen eerften dienaar van den Staat bediend en verrigt wordt, en doet men dan der  ( 34» ) dezelve vraag, zo zoude ik , eer deze te konnen beantwoorden en naar waarheid te beflisfchen, nog eenen brief van dezelve uitgebreidheid als deze moeten gaan zitten fchryven. Men kan hier omtrend ondertusfchen de gedagten en voorzeggingen lezen van een Staatslid, in de Bylage hier agter gevoegd onder letter A, byzonder p. 357» 358, 359 (*)• Dan zulks behoort ook geenzins tot myn tegenwoordig beftek, het welk alleen was om aan te toonen , waar de zetel is der Souvereiniteit en oppermagt in Nederland; wie Heer, wie dienaar is; wie beveelen kan , wie gehoorzaamen moet. Alles daar toe {trekkende om ons de wederzydfche rechten en pligten van Burgers en Regeerers duidelyk te leeren kennen , en dus in ftaat gefield te worden om den Machiavelliftifchen en Burgerveragtenden fchryver van het Politiek Vertoog den fnoodften bedrieger en eerloosten fchryver te konnen noemen. Ik zou hier dan in de laatfte plaats moeten overgaan ter beantwoording der vierde hoofdvraag door my boven opgegeeven, die was Welke (*) Men leze ook het eeen de Heer Cerisier zegt in zyn Tableau dei Prov. Unies Tom. VI. p, 5SO-553. als mede zyne aantekening T, V. p. 454» Y 3  ( 342 ) Welke zyn in Nederland de rechten en pligten van Burgers en Regeerers? Dan deze vloeijen in hec algemeen reeds voorc uit het geene tot hier toe gezegd is, en in eene meer gebyzondcrde verhandeling van dezelve te tteden, gedoogd nog de ruimte van myn papier, nog van mynen tyd ; nog ook het gewigt der zaak zelve. Genoeg zy het thands dat ik door eene korte verhandeling van onze Confiitutie , van onze Regees ingsvortn en van deszelfs bediening het voomaame oogmerk heb zoeken te bereiken, dat ik my voorftelde, om naamlyk myne wederlegging van den Policiek Vertoogfchryver des te beter te doen verftaan, myne onzydigheid te doen blyken, de waarheid te doen erkennen, en ons in Haat te flellen, om eenmaal vaste en onwe'erlëgbaare denkbeelden te vormen aangaande den eigenlyken aart van ons ftaatkundig beftaan , van onze rechten, van onze vryheden, van onze plinten, in eén woord van het waaragtig heil der zeven vrye Nederlanden. In de daad vergelykt men hier het geheel van alles wat ik hier boven naar waarheid omtrend deze gewigtige onderwerpen gezegd heb, met het ganfche redenbeleid van den fchryver van het Politiek Vertoog, en de inachiavelliftifchegrondregelen, die hy hier en daar in zyn gefchrift, met  ( *95 ) met zo veel ftou'-.heid en vertrouwen heeft durven neer te pennen; en herinnert men zig dan , hoe ik in het begin van dezen brief den lezer reeds heb doen opmerken, dat hy, om de Stad van Amsterdam met eenigen fchyn van waarheid dat alles te konnen aanwryven, wat hy uit de gefchiedenisfen van anderhalve eeuw aan haar verwyt, eerst zynen toevlugt heeft moeten neemen tot eene ganfche verdraaying van onze Conftitutie, rechten en Regeering, zo twyfft,-! ik geenzins, of een ieder zal met my gereedlyk zulk eenen fnooden lasteraar, en vleijenden bedrieger,den vloek der VRY.i landen, noemen En was hiertoe geene andere ieden,dan dat men flegts het fchrander Sraatsgedrag dier Stad uit eenen perfoonlyken haat had zoeken te bezwalken en verdonkeren, zo zou men zig hier nog eenigzins bedwingen konnen, en eene verdere wraake van dien aangewrevenen hoon overlaaten aan het wys beleid der agtbare Regeering dezer Stad. Dan wel verre 'er van daan, dat dit het eenig oogmerk van den duifterling geweest zou zyn, heeft hy veel eer den weg gezogt te baanen, ter invoering van een, niet in naam, mair in de daad, volftrekt vrymagtig en willekeurig gezag, in de geheele uitgeftrektheid van ons vry gemeenebest. 't Zegt dan ook flegts weinig, dat wy onze AmY 4 fter-  ( 344 ) ' fterdamfche medeburgers en vrye.Bondgenooten. Jangs dien bedekten en verraderlyken weg zo valfchlyk betigt zien en veroordeeld ; -— dat Amfterdams groot achtbre Burgervaderen naar het fchavot verwezen zyn; — dat men de eer dier Souvertinen met den voet vertreden heeft; maar, dat hier alle wanbedryf en gruweldaad te hoven gaat, is dat men langs dezen weg zynen arm heeft durven uitfteeken en tasten naar onzer aller daurgekogte en met bloed betaalde vryheid. Wy zien hoe in de perfoonen der Regeering van Amfterdam , de Souvereine volksvertegenwoordigers, met eene ftoutheid zonder wederga, zyn aangerand over zulke handelingen en verrigtingen zins honderd vyftig jaaren, die alleen de uitpeffening van hunne onafhanglyke vryheid zyn. Wy zien hoe men de Constitutie van het land, dat is, die vryheid zelve, reeds heeft uitgcwischt, en flout gezegd , dat die edele bezitting , die geregende Conilitutie, in niets anders beflaat, dan in eene Stadhouderlyke Regeering (*). Wy zien de vrye leden van den Staat, om eene weigering aan hunnen Dienaar, befchimpt.gehoond, belasterd, veroordeelt; — in een woord — de vry- (*) Polüieh Vertoog, p. a$.  C 345 ) vryheid met den voet vertreeden; de fouvereiniteit vernietigd; de rechten en privilegiën , zelf die der natuur, veracht en verworpen; en het eerwaardig lighaam des Volks van Nederland als eenen flaavenhoop behandeld! — Is 'er meer noodig, om onzer aller vryen hals wederom te doen bukken onder het ondraagbaar juk van eenen wil- lekeurigen Heer ? Wat naam zal men dan na dit alles aan zulk eenen eerloozen geeven? —— Maar wat koomt het bier op eenen naam aan, daar de ftraf die hy verdient, zelf naar waardy niet kan worden uitgedagt! Dan, Batavieren! zie hier uwe rechten. Ik hebze op 't papier gefchetst. Het ftaat aan n, omze te verdeedigen. En gy, onafhanglyke vertegenwoordigers van Neerlands achtbaar Volk! zie hier uwe waardigheid , en het gezag uwer vergaderingen. Ik hebze met den fakkel der reden terug gehaald uit het duister hol, daar zy begraaven wierden; ik 'hebze op nieuw bezegeld met het getuigenis uwer Voorvaderen. Het ftaat aan u, om dezelve te erkennen en te doen gelden , en ingevalle van beleediging, naar eisch te wreeken. Eindelyk , Grootachtbre Vaders van den Amfterdamfchen Raad! Zie hier den weg die uwe Ouders bewandeld hebben, toen zy ter onfterflykheid zyn heen getreden! Ik heb de handelingen Y 5 uwer  (34<5) uwer Voorvaderen en de heiligheid van hunne nagedagtenis, ontrukt aan den laster dezer tyden, en hun gedrag als het .beste voorfchnft voor de nakoomiingfchap aan Neerlands hoofden aangeprezen. Het ilaat aan u om te doen blyken, dat gy, hunne Kinden zyt, cn om u zalven te gedraagen, als de waardiglte zoonen, der doorlugtigfte Voorouders! De toepasfing van veele zaaken op het geheel van onzen tegenwoordigen Staatkundigen toeHand, laat ik aan den lezer zelve over. Ik hi-b hier en daar in dezen brief, naar den eisch der gelegenheid , hem hier toe den weg gebaand; en heb verder geenen lust , om een zo zwart tafreel te ontblooten. Alle perfoonlykheden, van welke ik my opzetlyk onthouden hebbe, en die hier egter plaats zouden moeten vinden, ter ftaaving van waarheden die geleerd worden door eene ervaaring op welke ik my dikwerf heb beroepen , vallen geheel buiten het plan , dat ik als verdediger der gefchiedenisfen en rechten van myn Vaderland, aan my zeiven heb voorgefchreeven. Ik wenschte dat myne letteroeffeningen en andere bezigheden , die my belet hebben dezen vyfden brief eerder in de wacreld te brengen, my den genoegzaamen tyd overig lieten, om volgens de  C 347 ) de bloote fchets welke ik van onze Staatsgeweldheid thands gegeevcn nebbe , eene volieedigsr verhandeling van dezelve aan myn Vaderland aan te bieden Dan het een en ander dat ik tot hier toe gelegd heb, kan aan anderen den weg aan» wyzen ter volmaaking, van het geen tyd en omHandigheden my beletten volkoomener aan myne Landgenooten over te geven. Hoe gebrekkig ondertusfchen het een en ander ter nedergefteld mooge zyn, zo geeft myn blank ge weeten my egter getuigenis , dat ik alles naar waarheid, en wel verre van uit perfoonlyken haat of inzigt, alleen uit liefde tot myn zinkend Vaderland, en belanglooze genegenheid voor alle deszelfs ingeborenen heb opgegeeven ; en heeft de getergde liefde , die ik voor myn Vaderland altoos zal koesteren, my hier of daar in 't branden van mynen iever, eene vuurige pyl doen werpen op het voorwerp dat myn aandagt trof, men wyte het alleen aan den eerloozen fchryver van het Politiek Vertoog, wiens onbefchaamdheid, kwaade trouw, laster, verdraaying,en vertreeding van onzer aller rechten , my telkens woorden uit de pen wringen, die ik anderzins gaarne zou wenfchen meer te leeningen, en bedaarder op het papier te ftelleru Maar eenen Nederlander, die zyne waardigheid gevoelt, en een onomkoopbaar hart bezit, is het  C 348 ) het volftrekt onmooglyk, minder aan zulk eenen fchurk te gemoed te voeren, dan ik gedaan heb, en in het vervolg nog zal moeten doen. Mooglyk zegt men dat ik den lasterzugtigen en laagen fchryver te veel eer aangedaan heb, door zyne valfche grondffellingen en verdraayde bewyzen met zo veel nadruk te beantwoorden; dan hier over heb ik reeds verfchooning gevraagd aan het einde myner derde Misfive; en thands voeg ik 'er by dat zyn gefchrift dien aandagt zekerlyk niet verdiende ten opzigte en in de tegenwoordigheid van het kundiger gedeelte der Vaderlanderen,voor welke ik ook openlyk verklaar geenzins gefchreeven te hebben, daar ik te zeer myner eigene geringheid en onkunde bewust ben, dan dat ik my zeiven den Ieerfloel zou willen aanmaatigen voor veelen, wier leerling te moogen zyn , ik my tot eene gevoelige eer en byzonder voorrecht rekenen zou. Maar de onkunde van het andere gedeelte myner medeburgers, die geboren wordt uit onderzoek belettende bezigheden, en veel al toeneemt door het inflaapwiegend genot van eenen langduurigen vrede, eischte eenige poogingen van mynen kant, om hen te ontnugteren, en tegen eene verderflyke begocheling te waarfchouwen. Dit einde te bereiken was myn fleedsduurend oogmerk; — het zelve aanvanglyk be-  ( 349 j bereikt te zien , is myne verlangde belooning; en de goedkeuring van kundigen ce genieten zal de fpoorflag blyven van mynen iever, om de rechten van het Vaderland aan de vergetelheid wederom te ontrukken; om de vryheid in al haaren luiscer wederom te herftellen en te verdeedigen; en eindelyk om de vereenigde voorrechten van een vrygeboren volk ongekrenkt aan de nakoomlingfchap overtegeven! Had ik gefchreven om eenigen perfoonlyken aandagt te verdienen , en was iets anders dan de verdeediging der eer van Amfterdam en haare braave Regeering, en te gelyk de handhavening der vryheid van Nederland, de Idryfveer myner verrigtingen geweest, zo zou ik voorzeker dezen brief met veele byzonderheden konnen vergrooten. Dan,hier van onthoude ik my opzetlyk. De tyd zal mooglyk eifchen dat dit alles in den grooten dag gefield worde. Ik ben zeer wel bewust dat wy helaas! eenen tydbeleeven, waar in de waarheid met een fchroomagtig gelaat te voorfchyn treedt, en waar in zy, zig openlyk vertoonende, maar zelden de woede van haare vyanden en vervolgers kan ontvlugten. Ik voor my, heb egter niet gefchroomd haare langduurige gevangenis te flaaken, en my zeiven hier door bloot te üeilen aan den haat en de heimlyke listen, van al  C 350 ) al die geenen, die haaren kerker bewaarden. Dan myn fchiJd , is myne eer ; dat men bier op alle zyne pylen breeke ! De haat en verachting van zulken , die eenen Politiek Vertoogfehryver bcgunftigen , of zyne gevoelens durven verdeedigen , doet my de grootfte eer aam Zo dra ik zal bemerken dat deze, welk een uitgebreid vermogen en gezag zy ook moogen bezitten, zig gevoelig toonen, over myne denkwyze en tegenwoordig gefchrift, zal ik my zeer verblyden , dewyl zy het zyn , die mede den eerften rang bekleeden , onder de zulken, voor welken ik voornaamlyk gefchreeven heb. Mooglyk overtuigen zy my van eenige trekken, die het jeugdig vuur van een teergevoelig en nog onbedorven hart , naar waarheid tekenen , en ik beken zeer gaarne dat dii mooglyk zyjmaar nimmer zullen zy my overtuigen van fchuldig te zyn aan die zwarte ondeugden, welke ik in hun karakter heb aangetoond. Voorts kan ik hen voor af berigten, dat ik in alle myne handelingen omtrend hen, en die geenen die zy regen my in het harnas mogten jaagen , onveranderlyk zal voortgaan my zei ven te gedraagen; als iemand die, even zo trots op het geboorte recht zyns vryen Vaderlands, als gevoelig aan de deugd en braafheid, die door het voorouderlyk bloed aan-  aan zyn hart zyn medegedeeld , geene andere zinfpreuk kent dan deze: „ Ik ben van niets „ afhanglyk dan van God en myne eer." En gave God dat deze woorden door alle myne regeerende medeburgers konden worden overgerioomen! Dan, en dan alleen, zou ik durven hopen op 's lands verbetering; maar ook van den anderen kant, zo lang dit naar waarheid niet kan gefchieden, zal, rampzaalig Vaderland! uw herfiel, dat van uw inwendig geheel bedorven gedeelte eeuwig agterblyven, en niets uwen onvermydelyken ondergang verhoeden konnen. Den naam te hebben van een vrygeboren Volk, dat zyne rechten en belangen kan en mag verdeedigen, en ondertu^fchen in de daad ellendige (haven te zyn, baant tot niets aniers der regelregten weg,'dan tot vrymagtige en openlyke ovèrheerfching, of tot eene geheele en onherltelbare vernietiging. Gy verlangt, Geliefde Vaderlanders! reeds naar het einde van myne wederlegging. Gy befchuldigt my mooglyk van luogwyligheid, en langzaamen fpoed in dezeond-rneeming. Dan, ik gevoel dehzelvén drilt als gy, maar ik ben te gelyk verhmderd door veele omltan .iigheden Ik wenschte dat myne pen zo fchielyk over het papier mogt vliegen, als myne gedagten doen over den  (is*) tien tóeftahd Van myn Vaderland. Ik wehsctuë j dat iedere bladzyde tienmaal zo veel, want tienmaal meer had ik nog te zeggen, mogt bevatten* dan zy bevat. Maar een oogenblik, een enkel oogenblik, geduld ! Vergun my een gedeelte van die langmoedigheid, welke gy reeds omtrend zo veele zaaken hebt uitgeoeffend. Denk dat ik my op eene Zee bevind, daar golven van zaaken , en ftormen van eene gedugte tegenparty my heen en weder fungeren, en daar donder en blikfem myn huikje dreigen. Het kost moeite aandagt, en meerderen tyd dan myne bezigheden my overig laaten, om dit alles door een juist kompas te ontgaan. Ik geef u egter myn woord dat ik, fchenkt God my gezondheid en voorfpoed, myne pen niet zal nederleggen voor dat ik de ftad van Amfterdam, en in haar uwe rechten, Volkoomenlyk zal gewrooken en verdeedigd hebben* C A N Ö I D ü Si  C 353 ) Bylaage A, (Ex M. S. ined.) Advys door een der gedeputeerden uit een der quartieren (waarfchynlyk Oostergo) ingebragt ter vergadering van Hun Ed» Mog. de Heeren Staaten 's Lands van Vriesland , aangaande de Propofitie der Erflyke devolutie van het Stadhouder , Capitein en Adrniraalfchap Generaal van Z. D. H. den Heere Prince van Oranje en Nasfau, zo in deManlyke als Vrouwlyke linie. gedaan A. 1748. EDELE MOGENDE HEEREN! Een zaak van dat belang en van die gevolgen ali is die geene, welke opheeden door UEdele Mogende aan ons word voorgedraagen, en waar omtrend UEd. Mog. onze Confideratien en advyzen vorderen en defidereeren, vereifcht zekerlyk een omftandiger beredeneeringe als andere die ons daaglyks voorkoomen, en met eene enkele aanneeminge of verwerpinge konnen worden afgedaan. Het voorftel van UEd. Mog. (zo ik de zaak wel bevat) beftaat hier in, dat men in navolging van de Provinciën Gelderland, Holland, Zeeland en Utrectit, en byzonderlyk op aandrang van de eerstgenoemde het confent van onfent wege ter Generaliteit doe uitbrengen om het StadZ hou-  C 354 ) houderfchap, Capitein en Admiraalfchnp Generaal der Unie E'flyk te maaken op de zo manlyke als vrouwlyke descendenteii van Z. H. den Heere Prince van Oranje en Nasfau, en dat men daar en boven op het voorde! van het Quarrier der fteeden, het Erfftadbouderfchap Capitein en Admiraalfchap Generaal deezer Provintie, zo wel op de Vrouwelyke als Mannelyke descendenten van Hooggemelde Z. H. doe devolveeren. Dus is dan het yoorftel tweeleedig, en van dat onderfclieid , dat het Eerfte Lidt van dien het interest van den S.aat in 't gemeen , en het andere dat van deefe Provintie in het byfondere betrefc. Wat het eerde lidt aangaat , ik worde geweldig ge. flingerd tusfchen d'een of andere partye, welke ons in deezen te kiezen ïbat. Was 't alleen de zaak, dat men onze toeüemminge afvergde tot het ErtTradhouderfchap iri de Mannelyke linie, war dog zoude ons kunnen nopen, daar omtrend zwarigheedeu op te werpen, terwyl by ons het Stadhouderfchap met den aankleven van dien in diervoegen Erflyk is, federt de llegeeringe van Hendrik Cafimir Glorieufer gedagtenisfe. Maar de Heer Prince van Oiange en Nasfauw met eene mannelyke fpruite tot nog toe van den Heeme! niet gezegent zynde, hebben het de zo even genoemde Provintien nodig geoordeelt, de Vrouwelyke Linie by het uitfrerven van het Mannelyke Oir onder de fucceslie te begrypen. Dat maakt by my zwarigheid. Het is tot nog toe in de Republicque een ongehoorde en onbekende manier van Regeering, dat san een Vrouw het beftier der zaeken zoude worden toebetrouwt. liet is waar, zoo men de hoedanigheden, die vereifcin worden, om tot de Regeeringe bequaam te zyn , op zig zeiven befchouwt, is 'c weinig ondi-rlchiid, of men de Regeering aan  v 355 ) aan een Man of aan eene Vrouw opdrage. De gefchiede*, nisfen verfchaftl-n ons oneindige voorbeelden van Vorften, die zig lafhartiger gedragen hebben sis de iaffte der Vrouwen, gelyk 'er dusdanige veele onder de Koningen van Perfien en Egipten, en 'onder de Keizers van het Roomfche Ryk gevonden w<*da>i terwyl zig in tegendeel Vorftinnen hebben opgedaan, die door hun kloekmoedig en verftandig gedrag de luister van hun ryk zyn geweest, de oogen der weereid op zig getrokken, en de agting van de nakomelingfchap volkomentlyk verdient hebben; dus was Elifabeih .Comngin van'Engeland, en dus is nog Maria Therifia, die met een Keizerlyke en tweeKoninglykeKroonen praalt,en met ontfagh den Scepter voert, trots de laagen van.de nyt, de bewondering der Europeefche Hoven. Maar aan den anderen kant is het zeeker, dat eene Vrouwelyke Regeering boven eene Mannelyke, onderwerpen is san omftandigheden die ten uitterftsn aan den ftaat konnen prejudiciëren, en fchadelyfc zyn , waar van dc voornaamfte is, het Huwelyk. Door het huwelyk kan de Republique koomen te vervallen onder de magt van eene vreemde Mogenbeid, die mag-tiger dan Wy, ens met zyne eigene Staten vereenigen, de,tot een Wingewest kan maaken, en de gedaante te gelyk met het wefen der Republique vernielden, gel;!-: dit zouie kunnen gebeuren, zoo wanneer de Pnucesfe Garolina aan een Zoon van den Prins van Wallis quam te $>Vfm i -a ■daar door op den'I hroon van Groot IJrtttannien-ger-aa te. Men zal zeggen, dat diergelyke gevallen in de Reiblutie , waar by de bovengemelde provintien de devolutie van de fuccesfie op de Vrouwelyke Linie vaitftellen, gepraevaceert zyn, en nader zouden kunnen geptaevaceerd Z 2 wor-  ( 356) worden. Maar wie onzer gelooft, dat, zo het geval daar was, eene diergelyke Refolntie niet even zoo ras zoude geabrogeert en vernietigt worden , als dezelve nu genomen is. Wie de minde reflexie gemaakt heeft op het beloop der wereldfche dingen, zoude durven denken, dat, zo Princesfe Carolina aan den eenen of anderen Erfprins van een Koningryk of Keurvordendom getrouwe was, en de Koning of Keurvorst zyn Vader of voorfaat geraakte te verderven, dat zegge ik, de Staaten van het vereenigde Nederland zo hatelyk zouden willen handelen, als om den Eergenoot van Carolina, het aanvaarden zyner Erffenisfe te beletten, en ingevalle van het aanvaarden, aan Carolina het Gouvernement te beneemen. UEdele Mogende weeten, hoe in den Jaare 1632, de refpective volmagten zig zeiven geliefden te bepalen, om nooit wederom de furvivance van het Stadhouderfchap, aan eenig Voist te defereeren , en hoe nogtans in den Jaare 1641. diezelve furvivance wierd gedefereerd aan Willem de 2de, Zoon van Frederik Hendrik, beide glorieufer gedagtenisfe. Desgelyks was het met de Acte van Seclufie, hoe zeer met Eeden bevestigt ,die genoomen is geworden met meerderheid van demmen in eene Republicque, in welke, gelyk blykt, de tegenwoordige opvolgers van de toenmaalige Regenten, naa maate van de verfchillendbeid van hunne manier van denken, om verre kunnen werpen, wat voorzigtelyk by hunne predecesfeurs beraamt was. Hier uit oordeelen Wy, te mogen befluiten dat het beter is, alles Égaal zynde, door eenen Man als door eene Vrouw geregeerd te werden. Maar Edele Mogende Heeren , zo het den God des Hemels niet behaagt, dat aan den Prince van Orange een Zoon  ( 357 ) Zoon gebooren worde, blyft ons geene keuze hier omtrend overig,het mannelykeOir zal dan eindigen, met het leven vanHooggemelde zynHoogheid,dien deAlmogende tot eenen gryzen Ouderdom fpaare,en voor alle ongelukken behoede! Willen Wy als dan geenen vreemdenVorst,onkundig van onfe Wetten en gewoonten binnen onfe Landpalen inhalen en groot maaken, zo moeten wy als dan, of het Gouvernement opdragen aan de Vrouwelyke linie van Hooggemelde zyne Hoogheid, of wel van de Stadhouderlyke Regering af zien. Zo naauw als het menfchelyk vooruitzigt bepaalt is ; en zo ligtelyk als de ftervelingen in hunne voorzienigheid bedrogen worden, zo moeijelyk valt het ook te deterraineeren , wat van beiden voor den Staat in het gemeen het beste zy, te meer dewyl het onderfcheid van het voor en agterdeel, dat 'er voor de Republique in gelegen is, afhangt van de omftandigheeden van tyden, en van het ge. drag der geenen, die het bewind van zaaken]obtineeren. Aan den eenen kant heeft de ondervinding in den Oorlog die zyn aanvang met deefeEeuwe genomen heeft, geleerd, dat de Republique zonder eenen Stadhouder aan het hooft te hebben, magtig is groote dingen te doen,zo haarebelangens voorzigtiglyk beftierd worden. Aan den anderen kant is hetzeeker, dat de Republique zedert den Vrede van Utrecht, en voornamentlyk zedert de dood van Keizer Carel de 6de, Glorieufer gedagtenisfe, inwendig zeer verfwakt en verdeelt is geworden , en dat het te dugten is, dat dit verval van kragten groter zal worden, door den tyd, en dat de discrepances, zo wanneer iets menfehelyks aan den tegenwoordigen Stadhouder mogte overkoomen, zonder dat zyne fuccesfie bepaald zy, te heviger zullen ontvonken, tusfchen de onderliggende party der Republicainen ea de geenen die Z 3 hua  ( 358 ) hun fonuin en aanzien aan het Hof verfehuldigt zyn, en hetzelve alleen ftaande hielden, door het Credit vgn den Vorst. Dut wy als dan verder zullen bloot geftel: zyn, om dus onenig zvnde,te moeten buitken onder de oppermagt van de eene of acdere Mogendheid, die ons Vyandelyk zoude willen aantasten , terwy! wy geene huipe van onze Bondgenoten te vertvagten hebben, naar dien het Keizerryk zig niet meer met de vryheid van den Staat fchynt te bemoeijen,de magt der Koninginne van Hongaryen g'efriuykt en ontzenuwt is, en de kragtdadigfte byftand riet dan door het uitloven van groote Geldfommen word verkregen, waar toe wy buiten ftaat zyn, terwyl de Kroon van Groot Drittannien niet dan flaauhertig met ons zal te werk gaan , wanneer wy de klein dogter van dien Koning, die dezelve thands draagt, verwerpen en verftoten. Maar hier tegens kan met regt en reden ingebragt worden , dat, zo het Gods wil en wel behagen is, de uitwen» dige rust en Vreede aan den Staat weder te geven, en defiilve te veriosfeu uit de benauwtheid, waarin wy ons bevinden, dat, zegge ik de Republicq als dan eenen ouden dog geobfoleerden grondregel van Staat moet aanneemen, cn denzei ven in alle manieren zoeken te bevorderen en behartigen , dat is, om zig buiten allen twist met vreemde Mogenbeeden te kouden , en de Menage zo veel mogelyk te betragtcn. Da: men uit de ondervindinge kan afnemen , dat de Vreede en Menage in geenen deele de Troetelkinderen van de Stadhouderen zyn geweest, om dat zy zig in oorlogen meer konden doen gelden, en onkundig zyn hoe zeer de oneindige fchaitingen den Ingezetenen benauwen, om dat zy zeiven aan geene belastingen onderhevig zyn; dat men daar  ( 359 ) daar en boven abyd kan koomen tot de Refolutie om het Stadhouderfchap met den aankleven van dien , erffelyk te maaken in de Vrouwelyke Linie, daar integendeel dezel. vel, eens genoomen en vastgefteld zynde, niet gevoegelyk zal konnen worden gerevoceerc, hoe fchadelyk de gevolgen ons naderhand daarvan ook mogten voorkoomen; en eindelyk dat de fuccesfie bepaalt zynde , het huis van Orange de Staaten der refpeftive Provintien in het geheel niet meer nodig zal hebben, en zig een gezag aantrekken, grooter als dat van de Koningen van Spanjen (uitgezonden omtrend de Religie) waar door de vryheid eene enkele fchaduwe zal worden, en de* vereenigde Nederlanden den naam alleen van Republicq zullen blyven behouden, zonder zodanig ia het allerminfte te zyn. . Deeze redenen, Edele Mogende Heeren! permoveren my om voor als nog en tot nader gelegenheid te declineren het Confent, dat ter Generaliteit gedeftdereert word. Is 't nogtar.s dat zes Provintien buiten de onze, en dat twee quartieren buiten het onze van gedagten zyn , dat de bepaalinge van fuccesfie voor de behoudenisfe van de Republicq noodfakelyk zy, zo kan ik als dan ook wel by die Refolutie koomen, om dat het tot nog toe niet volkomentlyk gedemonftreert ir, wat van beiden voor deefen Staat het oirbaarlyklte zyn zal. Maar ganfch anders Edele Mog. Heeren! zyn myne ge. dagten omtrent het tweede lidt van hei: voorgedragen poinct, namentlyk, cm het Erfiïadhouderfchap van deeze Provintie, in zo verre te veranderen, dat,het ook m de Vrouwelyke Linie soude konnea overgaan. Verfcheidene redenen, die my ailergewigtigst voorkoomen, doen my daar niet alleen van afzien , maar perfuaderen my ook, dat, zo wy tot die Refolutie koomen, wy geheel tegen het belang van het Vaderland to werk zullen gaan, Z 4 oa*  C Séo ) om welke redenen ik UEdele Mogende zoude verfbeken en Authoriferen , om, zo de andere quartieren zig voor het affirmitive verklaarden, formeel en folemneel van wegens dit quartier te protefteeren , het welk ik voor myn hyfonder perfoom voornemens ben te doen , zo ook de meerderheid van dit quartier, zig met de advifen van de andere Provintien onverhoopt vereenigde. Want Edele Mogende Heeren 1 UEd. Mog. gelieven in de eerfte plaats teConfidereeren, dat deeze zaak in haaren oorfprong , afkomftig is , van zodanige provintien, die door de gemeente genoodfaakt zynde , tegen hun wil en dank eene zodanige Refolutie genomen hebben, waar toe zy die van Stad en Lande benevens ons, ook ingelyks wel zouden willen verpligten, op dat 'er dus nie. mand overig zoude zyn, om hen van dwaas en lafhartigheid te konnen befchuldigen. Maar zullen wy Vriezen dan , die van ondenkelyke tyden af, zo zeer met onze Vryheid zyn ingenomen geweest, en even hier door, de agting van de ganfche Weereld verdient hebben , eene zo groote toegevenheid voor de zwakheid van onze Bondgenoten betonen, en van zodanige Bond. genoten, die van de ontydige dood van Koning Willem Glorieufer gedagtenisfe af, tot aan het Jaar 1747 toe, niet de minfte infchikkelykheid hebben willen gebruiken omtrent onze zo maatige, maar te gelyk redelyke voordellen ten faveure van het Doorlugtig Huis van Orange gedaan, maar die daar en tegen alles hebben in het werkgeftelt, om de belangen van dat Huis, dat aan het Vaderland zo veel verdient heeft, te dwarsboomen, en deszelfs aanzien door betamelyke en onbetamelyke middelen te verduiste. ren? en dat niet alleen, maar die, ondanks alle onze te» genbetuigingen, en met eene geringe meerderheid van Hemmen een aantal v»n Vreemde Generaals hebben ingehaalt (waar-  ( 36i ) (waarvan de bequaamfte nauwelyks door ééne gelukkige affce van Eclat bekent was) aan welke zy het behoud der Frontieren , der Krygsbenden, en dus van het Vaderland hebben toevertrouwt, ter quader Uire, gelyk het gebleken is. Ten anderen gelieven TJEdele Mogende te letten op de manier op welke men dit voorftel zoekt door te dringen. In plaats dat een waardig medelidt der Staten eene zaak van zoo veel gewigt op eene betamelyke wyze zoude voordragen , en aan de Quartieren eene edelmoedige Vryheid van delibereeren laaten , welke heimelyke beweegingen en Kuiperyen worden 'er al niet in het werk geftelt, welke Sollicitatien gedaan, om tot het voorgeftelde oogmerk te geraken ? Ik denke niet, dat, zo de meerderheid daar toe overhelt, men zig nog zal willen beroemen, dat deGoddelyke Voorzienigheid de onmiddelyke oorzaak van de Refolutie der Staten geweest is, te meer, terwyl een volmagt uit het quartier der Steeden in de Vergaderinge van de Vroedfchap van Leeuwarden heeft in omvrage gebragt, of bit, terwyl dog de zaake van bet Erfftadhtuderfcbap op de Vrouwelyke Linie niet wierde voorgenomen, niet beter zoude zyn, om geen tyd te verliezen , dat men hetzelve Stads wegen vast pielde, en zulx uit bet ven fier van bet Raadhuis aan de gemeente bekent maakte, om deeze op zyn zyde te krygen. Waarlyk eene ongehoorde handelwyze in Vriesland! en die, om de gevolgen, van de gemeente zelve haare ftraffe verdient, terwyl de welftand onzer Vryheid gelegen is in de Confervatie van de publicque rust; zo deeze gefchonden word, en de byzondere Regenten en Magiftraten onZ 5 ftrafc  ( 3^2 ) ftrafbair de paaien van hun gezag mogen te buiten gaan, zal het geza;: van den Hove Provinciaal, de toevlugt der onderdruktsn, ook niet nslaaten in duigen te vallen, en alles in verwarringe geraken. Ook hebben wy dat vertrouwen op onfe goede Inge» zetenen, dat zy zig, niet znllen bemoeijen met dingen, die buiten bun bedek zyn, en dat zy zig «iet zullen fchuldig maken aan de zonde van wederfpannigheid tegen hunne wettige Overheden, voornamemlyk in dit geval, in het welke de volmagten, die het meefte van de Gemeente gelieft zyn, en den naam van Eerlyk dragen, de Eerden zyn, die het Erfftadhouderfchap in de Vrouwelyke Linie tegengaan, en zoeken te beletten; niet uit iuzigt van eigen belang , maar uit Confideratia der goede Ingezetenen in het gemeen, en tot maintien van derfelver Vryheeden en Voorregten. Ten derden, gelieven UEdele Mogende acht te flaatf, op de onnoodzakelykheid van bet gedaane voordel. Want waarom dog de attentie der Volmagten afgetrokken van de meest dringende bezigheeden , waarom in dit hachelyk tydgewrigt, disfemien en diffidentien onier de goede Regenten verweckt, zonder eenige noodzakelykheid? Elk onzer is ten vollen overtuigt, dat de Stadhouderlyke Regeering zo noodzakelyk is voor deefe Provintie, aangezien haare inwendige Confiitutie, dat zy zonder zulks niet beftaan kan, en dienvolgens, zo het al mogte gebeuren (het welke God genadiglyk verhoede) dat de regens, woordige Stadhouder, zonder mannelyk oir, geraakte te verderven, zal ook elk onzer gewilüglyk en volvaardiglyk de hand bieden tot het eligeren van eenen anderen Stadhouder , en word 'er als dan niemand gevonden, die ons beeter Convenieert, als de Vrouw, die als dan over de nabuirige Pro-  ( 363 ) Provinciën het gebied zal voeren, zo is 'er altyd gelegentbeid, om onze keuze ook op baar te doen vallen; maar waarom ons nu te verhaasten? Eindelyk , en ten vilden, behage het UEd. Mog. agt te (laan , op de fcnadelykheid welke voor deeze Provintie refideert, in het accordeeren van het meergemelde voordel. ' - '■■ Het voordeel dat de Provintie geniet door de Stadhouderlyke Regeringe word ten hoogften vermindert door de afwezigheid van den Stadhouder, ja zy is zelf in dat geval, in fommige opzigten nadeelig. Door de Hooge Ampten met welke de Heer Prince van Orange ter Generaliteit voorzien is, en door het deel, dat hy heeft in de beftieringe van de gemeene belangen der Republique, is zyn Hoogheid verpligt zyn Refidentie te houden iu den Haag, als het middelpunt der Vereenigde Nederlanden, in welke verpligtinge ook zal zyn, die geene die hem tot een opvolger zal benoemt worden, en zo zyn de bezondere Provitien derhalven van de tegenswoordigheid hunner Stadhouderen berooft, en hebben geen het minlte genot van de verteeringe derHofhoudinge.hoe zeer zy ook tot deszelvs onderhoud contribueeren. Eene fchadelyke zaak voor het gemeen, voornamemlyk ii onfe Provintie , die aan het Stadhouderlyk verblyf gewoon was, waar van Leeuwarden getuigenisfe kan geven, in welke Stad de Huifen eensklaps vry wat Procento's gedaalt zyn in prys, en de handteringe der handwerkslieden , mitsgaders de neringe der koopwinkels merkelyk vermindert is, in vertier en negotie. Heeft buiten dat iemand het zy politicq het zy mili> tair iets van de gunst van zyn Hoogheid te verwerven . by  (364) By moet zig naar den Haag begeven, alwaar hy naa een lang verblyf op zware kosten nauwelyks eens, en al ter loops, audiëntie verwerft, terwyl hy minder als de minde der Hovelingen in aanzien, zo wel die,als den meeder zig te Vrinden moet maken, wil hy in zyn voornemen dagen. Geene Refolutie van Confideratie zal in deefe Provin. cie genomen konnen werden, zonder dat 'er na den Haag overgefchreven werde. De Stadhouder door eene meenigte van bezigheden overdelpt, geeft ze in handen van zynen Raad , die te merendeels zamengedeld, uit Lieden, die onwetende zyn van onfe Regeerings vorm , en geen interest hebbende in ons welzyn , den Prins dingen aan de hand geven , die geheel tegendrydig zyn, met onze belangen. Terwyl buiten fulx de Creaturen van zyn Hoogheid binnen deefe Provincie de maatregelen , welke wy hier nemen , verfcheidenlyk , en niet altyd even getrouwelyk overbrieven , waardoor zyn Hoogheid bedrogen word en de welmeenende te dikwils in haat en ongunst vervallen, hoe zeer zy het tegendeel verdienen. Om deeze reedenen Edele Mogende Heeren 1 is het dat de Provincie van Vriesland zig altyd als een Regel van Staat heeft voorgedelt, om nooit een gemeen Stadhouder met Holland te hebben, waar van zy ook altyd die van Stadt en Lande heeft zoeken te weerhouden , om onze naabuurfchap en gemeene belangen met dezelve; en hoewel wy hier in niet altyt geflaagt hebben, zo heeft nogtans deefe Provintie zedert de Dood van Prins Wil. lem de Eerde Glorieufer Gedagtenisfe , altyd eenen byzonderen Stadhouder gehadt. Dus heb ik Edele Mogende Heereu myns oordeels ge-  ( 365 ) genoegfaam aangetoond het nadeel, dat wy to wagtert hebben , zo wy in de devolutie van het Erffladhouderfchap op de Vrouwelyke Linie bewilligen. Dienvolgens eindige ik myne redenvoering met UEdele Mog. te beweren , dat zy dog in deezen niet ua vooroordeel , gunst of menfcbelyke vreeze , maar naa het Hgt, dat hun van boven gefchonken is, te went willen gaan, en door hunne ftandvastigheid betonen , dat zy wel belooners zyn van de deugd, maar te gelyk Vyanden van alle flaverny en dienstbaarheid, gelyk het past aan regtgeaarte nakomelingen van vrygevogtene Voorouderen. Ik hebbe gezegt. By  ( 366 ) Bylaage B. Ik heb op het einde vnn'myncn vyfden Brief bl. 221 fqq. by gelegenheid dat ik handelen moest van het zo genaamde Stadbouderhke Hof'.gewag gemaakt van het HofderGraaven, cn gezegd d;t het S;ac.houderlyi;e Hof :en tyde der Graven uit het huis van Bourgondien cn dat van Ooftenryk geboren was,die niet meer, door afwezigheid uit deze Ian. den, zelve te recht konden zitten , maar verpligt waren hun Hof het welk zy tot dien tyd toe in petfoon gevoerd hadden, op eene andere'wyze te beftcller.; en hetzelve over ra laaten aan de directie en voorzitting ven hunneStedehoudërs; en ik merkte vervolgens asn, dat dewyl de geheele Graaflyke regcering vernietigd is geworden, ook zo hun Hof noodzaaklyk heeft moeten ophouden, zo dat aan den tegenwoordigen Stadhouder die geen Stedehouder van eenen Graaf maar van vrye Staaten is, ook in het geheel geen Stadhouderlyk Hof meer toekoomt, terwyl het tegenwooï' dige Hof van Holland, offchoon uit het Granflyk Hof geboren, niets te doen heeft met den Stadhouder in der tyd, zo dat ik niet weet, wat thands een Stadhouderlyk Hof zou konnen geheeten worden, veel min dat men met den Politiek Vertoogfchryver eenig gezag .eenige magt, of directie aan het zelve zou konnen toefchryven. Tot beter verftand van dit alles zal ik hier laaten volgen een uittrekzel uit een handfehrift van den Raad Penfionaris Simon vanSlingeland waar van de titel is, Verhandeling van de oude Regeering van Holland onder de Graaven, cn van de veranderinge daar in gevallen zedert de troublen. De woorden die ik uitfebryven zal , zyn het ganfche derde Capittel van deze verhandeling, hetwelk ten opfchrift draagt Van  ( 3°> ) Van bet deel, dat de Stadhouder en bet Hof gehad hebben in de R&gé&Vg onder de Graven, en begint dus (*): Uit het gezeide in de twee voorgaande Capitteien fchynt te volgen, dat de Regeering van Holland onder de Grsaven geweest is een eenhoofdige Regeering, dog zodaanig bepaald , dat aan de ecr.e zyde de Graaven zig hebben moeten bedienen V3ii den Raad der-Staaten in het bellier der'zaaken, eu dat ze geen fchattingen hebben konnen 'opftellen zonder derzelver bewilliging: en dat aan de aadere zyde de Staaten het recht gehad hebben, van .aan de Graaven voor te dtaagen al wat zy by Staats deliberatie verftonden te wezen van het nut der ingezetenen, ue;ka zy reprefenteerden (t); zeker geen .'gering recht,.dewyl de Staaten de Graaf, die ongewapend was (f), jiiet te vreezen, en de Ingezetenen op haar zyde hadden, wanneer zy haar confenten bonden aan haar belangen. Maar zal mooglyk iemand zeggen, dat de bovenftaande befchryving van de Regserir.g van Holland wel zodaanig is, als die was ten tyde van de Graven, uit den huizo van Bourgondien en Ooftenryk, dog dat-de oude Graaven , die niets bezaten buiten Holland en Zeeland, zo veel geza£S niet hebben gehad, dog dat de Graaven uit de (*) Ik heb lutZL'lve in zyn gche:l willen geven, opdat men my van geene gemu:i'?erde excerpten zou bcfchuldigen. De lezer gelieve hetzcUe to- san het einde toe do-r te lezen CerJiJw. ■'■ (f) Hier kon dus e;pof'lie plaa-s VieM.in, dog deze Ixomt in geene a^nraerting . na f'at het Graaflyk bewind voor eeuwig afgezvvóoren is. Cattitdns. Dê a.-idagnge zul hier, twyfFel ik geenzins, zyn aandagt van zelve vestigen. Qgttdii*s.  C 368 ) de Huizen van Henegouwen en Beyeren , andere Staaten bezittende, buiten Holland en Zeeland, het fpoor van de laatfte Graaven uit het oude huis volgende, en haar voordeel doende met de binnenlandfe oneenigheden (*) het regt van de Staaten onderkroopen hebben ; en dat de Graven uit de Huizen van Bourgondien en Ooftenrylt nog veel magtiger Heeren zynde, ook nog veel verder gegaan zyn in het Ufurpeeren op het regt der Staaten. Maar daar tegen ftaat te confidereeren, eerftelyk, dat al wat 'er gezegd wordt van de oude Graven zeer duifter is, en eer gelykt na gisfinge, dan na bewys. Ten anderen , dat al wat gehaald wordt uit de oude Handvesten tot bewys van het recht der Staaten en van de Steden , eerder dient tot bevestiging van het regt der Graven (f) • de Handvesten en giften , guimingen der Graven zynde. Men geeft wel voor, dat de Staaten en de Steden gekofc hebben van de Graven, waoHeer die om geld verlegen waren onder den naam van Handvesten en Privilegiën, Confirmatien der regten ien vryheden, haar wetlyk buiten gifte van de Graven toebehorende. Maar waar is het bewys van dit voorgeven? (5). Men C*) Men ziet hier uit hoe dit reeds van ouds de gewoonte geweest is van die geenen die aan het roer van Staat gezeten zyn, en men leere 'er uit dat niets nadeeliger voor de vryheid is dan bianenlandfche twisten en beroerten. Caniidat. (f) Gaarne zag ik eens ex frtftsfo behandeld waar toch dit zo hoog gecelebreerd recht op tteunt. Ik voor my kan geene bieze aanwyzen.waar aan het zelve zig zou konnen vasthouden. Cendidus. (§) Maar waar is het bewys van de wettigheid van het gezag der Graven, om dezelve te verleeneu ? Candidm.  C 3^9) Men doorleze de Privilegiën van de eerde tot de laatfte, en men zal geen voetftap daar in van dezelve vinden , maar in tegendeel een openbare onderfteliing (*) dat de Graven regt hadden , om te geeven al wat de Privilegiën inhouden. Zouden de Staaten, zouden de Regeerders van de Steeden, zo onvoorzigtig en zo kwalyk beraden zyn geweest, dat zy in plaatze van te koopen van de Graven, wanneer die de Staaten en Steden van nooden hadden, ja van Gra. vinnen, minderjaarige Graven, en Ru waarden, de erkentenisfe en confirmatie van haar rechten en vryheden, zig zouden hebben laaten in de hand fteeken, giften van zaken, die haar van rechtswege toekwaamen ? En dat zy door het aanneemen van zodaanige giften , zouden erkent hebben, haar regten en vryheden verfchuldigd te wezen aan de Graven, welke immers dezelve niet konden geven, zonder te ondeiftellen, dat zy daar toe oorfpronglyk geregtigd waren ter exclufie van de Staaten en Steeden? Q) Waarlyk dit is zo ongerymd , dat het waarfchynlykcr voorkomt, dat de Staaten en Steden van tyd tot tyd ingepalmd hebben het recht der Graven; hoewel men niet wil tegen fpreeken, dat de Graven uit de twee laatfte huizen getragt hebben te verminderen en weder aan zig te trekken het (*) En ook niets meer. Caitiidm. (t) Deze regels in eenen brief aan iemand meldende, wierd my geantwoord: „lk weet niet of dit eene redenering is van denRaad„ penfionaris of van een' ander! Zo dezelve van hem is, fchynt hy „ de frisca momm Jimplicitss en de eenvouwigheid der rytjen uit „ het oog verloorcn te hebben. Dit gaat althands zeker dat de „ fteden thands op eeue geheel andere wyze zig omtrend dit ge. „ waand jczag van Graven zouden gedrageu hebben." Caniiduu  C 3?o ) het gezag, 'c welk de Staaten en Steden met de tyd gekregen hadden. In de derde plaats verdient het zyn opmerking dat het van het uiterfte gevolg zoude zyn voor nfurpatien te willen doen doorgaan de veranderingen die ongevoelig voor. vallen in de forme van regeeriugen , *). De Politicque lighaamen zyn in dezen deele niet behendiger, als de natuurlyke; de tyd en een lant,duurige posfesfie wettigen in materie van regeering , hel geen dat fchie'yk en met openbaar geweld gedaan wordende, den naam van ulurpatie, of erger zou verdienen (f). Zo (*j Hier verfchil ik oneindig van het gevoelen van den Heer van Sli.-gelpnd ; en niet op myn gezag, maar veel meer op dat der Ichrandfrile geleerden durf ik zeggen , dat hy den bal geheel misüaat. Veranderingen van Regeerirg zyn niet zelden,maar zeer cd;welf, wel dege-Iyk, loutere Ufiirpaliea. Dagt de Raadper.fioraris :cen hy dit fchreef, dan geheel niet aan de algemeene gefchiedenisfen der Wa,ereld? Waar is 'er bykans een voorbeeld dat veranderingen in de Regeeringsvorm gediend hebben, om de regten te rug te geeven aan desl'elfs oorfpronglyke bezitters ? Zonder een Kcdirtand, zonder een America hier van uit, en een bezweeken Corsica (een land waar aan kk nimmer denk zonder traanen in myne oogen) en waar zult ge voorbeelden vinden , dat veranderingen van Regeeringsvormen tot iets anders gediend hebben , dan alleen tot vergroüting van het gezag derzulken die geen den roir.ftcn aanspraak op het zelve hadden. Ik zonder hier van uit het regt des Oorlflgs door overwinning, en het recht van verkryging door kooping ; dog deze zyne geene veranderingen der Re* geeringsverm, maar der Covflituiis van een land. Wat is het gezag van eenen Dirk den I. over de agterneeven van CiviHt, anders, dan eene Ufurpatie'? Wat is eens door onikooping en oproer verwekking erflyk verklaaring van deze ofgeene Staaisl-edioning andeis, dan eene eanmc.aiiging } Waar al genoeg voor eene aantekeaing. CavdidttSé (f) Lingua przettrrit mexiem. Niets kan we'.rg zyn door verloop vso  C 371 ) Zo men dit niet toeflaat is 'er naauwlyks een wettig» regeering (♦); de jegenswoordige Regeering van Vrankryk en van Engeland, vergeleken met de waare form derzelve voor twee a driehonderd jaaren, in opzigt van de magt der Koningen, Staaten, Parlementen, Adel en Gemeente, verfchillen misfcbien meer, als de Regeering van Holland onder de Graven in 500 Jaaren verfchild heeft; en egter zal niemand, die geen vyand is van de gemeene rust, ftaande houden, dat de regeering van Vrankryk en Engeland, om wettige Regeeringen te wezen, moeiten gebragt worden op den voet als voor den tyd van Lodewyk XI. eil Hendiik VII. Zo dat men ïthynt te moögeli befluiten j dat men niet behoeft hooger te klimmen,als gedaan is in de twee voorgaande Capittelen, of andere foort van bewyzen by re brengen, om te geeven een regt begrip van de Regeering van Holland onder de Graven. En fehynt het derhalven nu te konnen voort gegaan wor- van tyden, dat in het eerde oogenblik onwettig of nog erger geweest is. Zie ook de volgende aant. Candidus. (•) Bat 'er in dit opzigt zeer veel onwetdgs plaats heeft, in dé Regeering van veele landen van Europa is ze er; zy die dit ontkennen durven,zoude toonen even zo weinig kennis te hebben aan de rechten van het Meuschdom, als aan de gefchiedenislen der middeleeuwen , welke laatfte niet weinige gebeurenisfen opleveren der ontzeuendtle onregtvairdtgheden , door heerfchzugtige Vorften tegen het Volk gepleegd. Zonderling in de daad is de ftellirg dat de ontrooving van n.miurlyke beziuingen, en de verbreeking dus der natuurwet, door langduurigheid van tyd gewettigd zouden konnerl worden, even als of de klem van de onveranderlyke eisfehen der natuur door eene gedoogde inkruiping, die llegts een getal varl jaaren telt,aou konnen worden weggenomen, en vemieiisA-Candtdtth Aa 2  ( 372 ) worden tot de verhandeling van het deel , dat de Stadhouder en het Hof' gehad hebben onder de Graven in de Regeering (*;• Want (om dit in 't voorby gaan te zeggen), voor den tyd der Graven uit het huis van Bourgondien, zaaten de Graven zelfs te regt met eenige Hollandfche Edelen, en andere voornaame perfoonen, zo het fchynt van haar gevol", wordende vóór dien tyd geene vaste of ordinaris Raden , geen Inftructie en geene aantekeningen van belbignes gevonden, zo dat het Hof niet wel fchynt te kon. Ben gezegd worden, ouder te wezen, voor zo veel daar door een formeel Collegie verftaan wordt, het welk ook overeenflemt met de inftelling van het Hof door Philip de goede, zo als te zien is in de inleiding der Inflruclie van de Raad-Kamer van Vrouw Maria van den 26 Maart 1476". Uit de fuccesfive inftruclien van het Hof, te weeten van Carel van Bourgondien, uit naam van zyu Vader Philip, van Maximiliaan van Ooftenryk , en van Carel de vyfde, blykt, dat de Stadhouder en het Hof ten tyde van de Graven één lighaam geweest zyn , waar van de Stadhouder het hoofd was. Maar het is te verwonderen, dat in die inftruétien zo weir.ig gefprooken wordt van het Ambt ven den Stad. houder, en geheel niet van het Hof, buiten de zaaken van Juftitie. Schoon dat het klaar is uit verfcheide handvesten , en uit de oude registers , dat het Hof geconcurreerd heefr. met de Stadhouder in de Politicque Regeering , en dat in (*) Het is cigenlyk tot het geen thands volgen zal, dat ik des Lezers aandagt verzoeke met betrekking tot het geene dezen aan. gaande van. my gezegd is, of gezegd had konnen worden. Caiididas  ( 373 J in abfentie van den Stadhouder , de prefiJent of eerfle raad deszelfs ambt bjkleed heeft. Al wat men dien aangaande vindt in de voorfz. Inftruétien, beftaat in het navolgende. In het 31 Artikel der Inllructie van Carel van Bourgondien; wordt ter occafie van het falaris der SecréWisfen gewag gemaakt van benefieten en van kleine Officien, of anders in de magt en tot der gifte -Kezende van den Stadhouder. In het 12 Artikel der inftructie van Maximiliaan van Oofienryk , word gezegd, dat zo wanneer de Stadhouder eenige zaaken opkoomen zullen, roerende ons of onze landen , zo zal onze Stadhouder by hem roepen, twee of drie, of vier van de Raadsluiden, na dat die zaak begeeren zal: maar als die zaaken zwaar en van importantie wezen zullen (naar dat die voorfebreven twee of drie Raadsluyden gecommuniceerd zullen hebben') zo zal men daar af raport doen in vollen Rade, omme daar in te fluiten zo als behooren zal: en in het 17de Artikel, dat de Stedehouder hem voortaan niet meer onderwinden zal, eenige Officien , ofte beneficiën te geven, boedaanig die zyn, of eenige brieven daar van te expedieeren, bet zy dat die vaccere by cloodc , refignatie „ ofte anderzints, maar ons daar aflaaten die dispofitie In het eerfte Artikel der inftructie van Care! den Vyfden , dat de Stadhouder last en authoriteit zal hebben, te bewaaren en doen bewaaren de voorfz. landen , de fie- (*) Dit recht van het confereeren der Ambten en bedieningen verviel derhalven na de afzwcering der Graaven van zelve aan de Staaten, niet tegenftaande men eenen Stadhouder in zyne bediening bleef erkennen. Candid*:. Aa 3  ( 37+ ) fteden , flooten, frontieren en plekken op de frontierm en binnen de voorfz. landen leggende, te vifiteeren, te onderzoeken cn doen onderzoeken , of zy V geen, dat zy tot bewarenisfe van benzelve behoeven, hebben, of niet, en daar inne in tyds te doen voorzien, na dat de tyd en nood*eisfchen zal (*), en gencralyk alles te doen, dat tot bewarenisfe en befcbermir.ge van dezelve landen, fteden, Jlootcn cn plekken behoort. In het 2de Artikel, dat de Stadhouder met de Pi\eftdent en Raden de juftitie zal doen obedieeren , en de fententien aldaar gegeeven zal doen [lellen ter executie. In het 3de Artikel, dat de Stadhouder onder bet zegel van het leenhof zul expedieeren, onder onze naam, allerhande brieven, roerende zwaarc zaaken, ons of onze voorfz. landen aangaande, by advys van den prapdent en andere luiden van onzen Rade; — en ook oft nood is van de Edelen of van de luiden van onze fteden , of van andere die hy daar toe zal willen roepen en convo. ceeren , het welk hy zal moogen doen f allen tyden , als 00 Al weder een gebrek in de bepaaling , da: de nadeeligfle gevolgen met zig (leepen kan, cn egter niet nalaat nog heden ten dage ftand te houden. Waarom geene bepaalcnde wetten gemaakt, hoe veel ammunitie cn Kiygsbelioefien 'er altoos, 't zy in Vreede,'t zy in den aannaderenden of daadlykenOorlog in 'sLands Magazynen moet gevonden worden ? Waar toe dienen toch veel al de Vifitatien der Ingenieurs ? Wat baaten hunne raporten aan den Raad vanStaa-en? Is he- geen geld nutloos verfpild, wanneer hier en daar, 't zy Kogels, 'l zy Kruid, 't zy Schietgeweer, »t zvLonten ombrec!;en,eu'er na dat alles egcer voor niets gezorgd wordt. Ik vveerhoude my hier omtrend dat alles te berde te breer gen, wat ik zou konnen doen. Candiinu  C S75 ) als 't hem goeddunken zal, na qualiteit en gelegenheid van de zaaken (*). Eu eindelyk in het öde Artikel, dat de Stadhouder en wet hem de Praftdent, en andere Raadsluiden naarfte* lyk zullen verftaan, niet alleen tot expeditie van de Juftitie , maar ook tot Confervatie van onze Rechten , Hoogheid, Heerlykbeid en de Domeinen. Wordende wel in het 94de Artikel der inftructie van Hertog Carel van Eourgondien, en in bet 8fte van die van Carel de vyfde gezegd, dat dl Stadhouder hy advife van den Prafident en Raden, en de Pr Item van "t geen onze Domeinen aangaan mag. Item van zaaken roeren, de de fouvereiniteit van de munte, en de andere zakken aangaande onze Hoogheid en Heerlykbeid. Item van onruste en onvreede , die tusfchen de fteden en Caftelynfcbappen van de landen voo'fz. fpruiten en opreizen zullen moogen. Maar bukalven dat uit de zaraenhang blykt, dat die bei- C*) Men ziet uit alle deze Imtruftien ten duidlykrten hnc dezelve alleen dienen moeten, om de pligten en gehoorzaamheid der Staaten en Landfaten aangaande den Graaf te raamen en te b?paalen; iets het welk men naderhand door gewoonte of onweetenheid niet zelden heeft na?evolgt in het ftel'en der Inftruétien voor de Stadhouders van vrye Staaten, dewelke 't zy men dezelve Inflrac tUn , 't zy Commisfien, noemt niet zelden meerendeels daar heenen ft; ekken om aan de fouvereine Staaten te leeren, wat bunnei pligt ia ten opzigte van deze dienaars, dan wel wat de pligt is van deze dienaars ten opzigte van hunne aanltellende en gezag hebbende Meesters. Candidus. Aa 4  ( 376 ) beide Art. alleen fpreeken van een judicieele kennis, of cognitie, gelyk alle verdere Artikelen, zo dient al het geen dat uit de inftruftien bygebragt is, zo weinig om te geeven een compleet begrip van het ambt van den Stadhouder en van het Hof omtrend de politicque Regeering, dat het te verwonderen is dat de in ft ructien, of niet meer daar van zeggen, of geheel daar van zwygen. Het geen dat men kan opmaaken zo uit de fmlructien, als uit andere befcheiden, komt uit op het volgende. Eerftelyk is de zorg van de bewaaring en defenfie van het land en van de Frontieren, den Stadhouder aar.bevolen geweest, gelyk hy dan ook den titul van Captein Generaal voerde (*), Ten anderen heeft de Stadhouder kennis genomen zelf, of door zyne gecommitteerde, van alle zaaken de Admiraliteit betreffende, zo dat Holland aan geen ander Admiraal is fubjeêl geweest, dan den Stadhouder cn Captein Generaal in der tyd {f). Waar cm de Staaten ook meer als eens verklaard hebben , niemand te kennen voor Admiraal over den lande van Holland, dan haar lieder Stadhouder (§\ Zonder dat die van den Rade of het Hof, in die qualiteit kcnr.ife of admini/lratie van de zaaken van de Admiraliteit gehad hebben , maar hebben eenige uit den raad altyd fpcciaal commisfie gehad , om ailen van de Admiraliteit te exerceeren , gelyk de Staaten zeg. (*) Inftructie zo Aug. 153r. Siiitgéitmk (t) Zie Brief van 't Hof geinfereerd in het Register van Holland , 29 Nov. 1562. Slingtlatid. (§) Zie Refol. Holl. 3 May 1546, 29 Nov. 1562, 23 Mai 1564 *n 10 Jannary 1565. Slingiland.  C 377 ) zeggen in een refolutie-van den 26 Septemb. 15C15 Ten derden heeft de Stadhouder, in de eene Stad zonder, in de ander met het Hof, en het Hof in abfentie van den Stadhouder gehad de electie van Schepenen (f), en ook in zommige üeden van Rurgemeesteren, wanneer de Graven buiten 's Lands waren, (uitwyzens de Privilegiën.) Ten vierden heeft de Stadhouder met het Hof, en het Hof in abfentie van den Stadhouder, de Staaten ten dagvaart (5) befchreeven, het zy, dat de Stadhouder en het Hof daar toe ordre bekwaamen van den Graaf, cf dat dezelve oorzaak daar toe hadden, of ook we! dat het verzogt wierd door den Advocaat van het land, de Staaten, of particuliere leden; gelyk onder anderen blykt uit de Rcfolutien van de Staaten van den 8 en 18 Sept. 1544; 31 May en 23 Dec. 1546; 4 Juny en 8 July 1547; 5 en 10 Jan. 9 May en jS July 1548; 17 April 1549; 13 Feb. 28 April en 19 July IS5°J '4 May S en 12 July 1552; 19 April i555> 5 en 15 April 1558; 22 May 1563; 19 Oa. 1566, 16 Dec. 1567; 12 May 1568; 27 Oct. en 28 Nov. 1570. En wanneer de befchryving gefchiedde uit naam en last van de Graaf, wierd ze gedaan by wegen van order, zo als kan gezien worden uit den brief van befchryving, geinfereerd in de Refolutien van de Staaten van den io Oct. 1566, waar in het Hof gebruikt de volgende woorden : Zo is V, dat wy ft requireeren, en niet te min van wegen zyne Koninglyke Majefteit, onzen allergenadigft'en Heere, ordonneeren en beveelen hen luiden Gedeputeerde te zenden. Dog (*) Zie mede de voorfz. Brief van het Hof. Slingcland. (t) Vergelyk mynen vierden Brief, p. 155 fff. Cmndidus, (§) Zie InftruAie 29 Aug. 1531, Art. 3. Slingcland. Ai 5  C 3?3 ) Dog of de Staaten konden vergaderen over loopende zaaken op de befchryving van den Advocaat en ontvanger (*) en zonder tusfchen kooming van den Stadhouder en het Hof, of van het Hof alleen, in abfentie van den Stad. houder, heeft zyn bedenking. Immers na het jaar 1561 is daar over verfchil gerezen tusfchen den Stadhouder en de Staaten, in welk verfchil het Hof zig naderhand ook mengde. Want als de Staaten den 17 Juny 1561 (f) gerefolveerd hadden, dat de Advocaat, en ontvanger van de Staaten tot allen tyde zal doen befchryven de voornoemde itaaten , in alle loopende zaaken, procesfen, of andere diergelykt aan- (*) Hier door wordt denk ik die waardigheid bedoelt, welke de eerde Officiant der Kamer van Rekeninge van de Graaflykbeids Domeinen in Holland bekleedde. Deze Kamer, in of omtrend het Jaar 1428 opgerigt , beftond uit eenige Raden , waarfchynlyk negen , omtrerjd welker verkiezing Hertog Filips den 3 July dezes Jaars eene bezon'iere fchikking gemaakt had. Zy wierden gefield, om de zaaken van Holland , Zeeland en friesland Ie verftaan , en om de Rekeningen ven alle Ambtlulden en dienstluiden dier landen te hooien. Deze Kamer wierd in het rcrvolg zo naamv met het Hof in den Haag vereenigd, dat 'er geene zaaken die betrekking hadden tot 's Graven geregtigheden en Domeinen ten hove verhandeld wierden, ten ware daar over geroepen waren die vnn de Rekeninge in den Ilagc ; ook ftaan zy om die reden, met den titel van Raden , forrityds onder de Raaden van den Hove in de oude Memoriaalboeken vermeld. Zie het Ampel berigt van bet Hof bl. 26 en J. na Riemer Befcbr. v. 't Gra-jmb, II. D C. XXXIV. p. 235. Ttfentv. ftaat van alle PUttrtB XIV. D p. 195-198. Wat wonder derhalven dat de ontvanger van deze Kamer zo wel sis de Advocaat van het land de magt gehad hebbe, om de Staaten te befchryver J zomryds egter fchynen de beide waardigheden van Advocaat, en ontvanger, door denzelven perfoon bekleed te zyn geweest. Candidus. (f) Deze Refol. is vernieuwd 30 Nov. 1564. Slingeland.  C 379 ) aangaande, die occurreeren zullen, ook zonder alzulke befchryving te doen by den Griffier van Holland, zulks als t" anderen tyde ook by de Staaten'geresolveerd is, begreep de Prins van Oranje, Stadhouder van Holland, welke meest abfent zynde; niet als eenigen tyd daar na kennisfe kreeg (*) van de voorfz. Refolutie , dat zulks een nieuwigheid was, ftrydig met zyne infirucTie, onder anderen mede vermeldende, dat hy hehoorlyk toezigt op der Staaten dagvaarden cn vergaderingen zou hebben (f), waar by hy naderhand voegde, dat zyn Commisfie expresfelyk vermelde, dat hy het oog zoude hebben op der Staaten vergadering, en dezelve niet laaten gefchieden zonder zyn advis, gelyk ook die van Dordrecht verklaarden (§), dat voor den tyd van dezen Advocaat nooit dag. vaarding is befchreeven geweest, anders dan by den Stadhouder of by den Rade. Maar de Staaten maakten onderfcheid tusfchen Generale en particuliere dagvaarden, van welk onderfcheid gefprooken is in het voorgaande Capiue!, en fultineerden, dat de eerften wel gewoonlyk befchreeven wierden by den Griffier •van Holland door last van den Stadhouder of Raden uit naam van zyne Majefleit. Maar dat zy bevoegd waren tot het befchryven van de tweede, daar toe bybrengende verfcheide redenen, welke konnen gezien worden in de Refolutien van de Staaten van den 13 Dec. 1564; afS Sept. 13 en 22 Oct. 1565. Dog als het Hof zig in het jaar 1565 mengde in het verfchil (*) , en fiiltineerde, dat in abfentie van den ver» C*) Zie Refol. Holl. a8 Nov. 1564. idem. (t) Zie Refol. Holl. 13 Dec. 1564. idem. (§) Zie »Is boven. idem. Q Zie Refol, Holl. 13» 15 en 2g Qft. Slingelani.  ( 38o ) Stadhouder van nooden zoude zyn aan haar luiden te verzoeken de bejcbryving en vergadering van de Staaten; ook ten dien einde telken reyze overleeverende een billet, inhoudende de articulen, daarop de Staaten zouden ver. gaderen, verklaarde de Prins zig tegen het Hof, zeggende, misfchien uit onkunde, dat aangaande den Raad hy mede verjlond, dat henluiden niet competeerde, de at aaien te convocecren , ten ware zy dies eenige fpeciale commisfie hadden. En de Hertogin van Parma Gouvernante van de Nederlanden, om by provifie het gefchil in te fchikken, ver. ftond, dat tot dat anders zou wezen gedisponeerd, de Staaten alleenlyk haare vergadering zouden houden met kennisfe van den Stadhouder, zonder te fpreeken van't Hof (*)- wc!l< e&ieT niet nagelaaten heeft in het vervolg de Staaten te befchryven, gelyk te zien is uit de boven aangetogene Refolmieii. Ten vyfden mogten van ouds geen placaaten van de Graven (f) en zelfs geeu octroijen (§1 door de Graven verleend aan de Staaten tot den ophef van middelen gepubliceerd worden in den lande van Holland, dan met attaché van den Stadhouder en van den Raad, welker ambt het was te examineeren, of de placaaten overeen kwaamen met de Rechten cn Privilegiën of vryheden van den lande en goede ftedjn (t) , en het contrarie bevindende, daar in te voorzien, uitwyzens het Privilegie van Hertog Philips (*) Zie Tegenwoordige Staat &c. XIV. D. p. 115. Ctndidm. Cl) Zie Refol. Holl. 1 April, 1560; 23 Aug. en 14. Sept. 1570, (§> Inflrudic qo Aug. 1531. Art. 221. Sliitgeland. Co Merula, practyk B. L-IV. C j. N. 36. Slingeland.  ( 38i ) lips de Goede, van den n Juny 1451, gelyk ook de Staaten zig addresfeerden aan dezelve, wanneer ze wilden fluiten de publicatie van Placaaten, welke zy aanzagen als ftrydig met haar rechten en Privilegiën, of nadeelig aan den lande , en wanneer ze begeerden gepubliceerd te hebben de octroijen aan haar verleend , en de ordonnantiën uit kragte van dien gemaakt (*)- Ten 6de heeft aan den Stadhouder en het Hof geincum. beerd de zorg voor de confervatie van de rechten, Hoogheid, Heerlykheid en Domeinen van den Graaf, en dat niet alleen op een judicieele wyze, waar van gefproken wordt, in het boven aangetogen 8 Arr. der laatfte inftructie van het Hof, maar ook extra judicieelyk, gelyk klaar af te nemen is uit het 6 Articul van dezelve inftructie, waar in de expeditie van de Ju[ïitie wordt gedifiingueerd van de Confervatie van de rechten, Hoogheid, Heerlykbeid, en Domeinen van den Graaf. Ten 7de plagten de fchattingen, tot welker ophef de Staaten geoctroijeerd waren, door de Graven geëxecuteerd te worden by het Hof op executoriaalen by het Hof aan de Staaten verleend , gelyk onwederfpreeklyk blykt uit de Refolutien van de Staaten van den 15 Nov. 1544; 4 Maart, 20 May , 19 Sept., en 17 Dec. 1545; 5 Nov. 1546 en 15 Maart 1547. Maar na dien tyd vind men doorgaans in de registers, dat de Staaten, welke hoe langs hoe meer jaloufie fchepten tegens het Hof, bedongen by de acte van Confent, op de Beden of Petitiën, de claufule van heerlyke en pa- <*) Zie Refol. Holl. 19 Aug. en 9 Ocï. 1557; 5 Febr. en 9 Maart 1558; 1 April 1560; 28 Nov. cn 13 Dec. 1564; S7 Sept. 1565 ; 2j Aug. tn 14 Sept. 1570. Slingtlani,  ( 3§2 ) parate executie, of wel Executorien Generaal der Neder» landen, in plaats van die te verzoeken van het Hof, als van ouds. Ten 8ften had het Hof onder de Graven de judicstu. re over de gefchillen reizende uit den ophef der middelen zodanig egter , dat het geen provifien van Juftitie mogt verleenen , tegens de parate executie van de Staaten , als nagedaan neamptisfement , immers niet als om inetklyke en evidente redenen, en den Advocaat van het land, of den ontvanger Generaal gehoord, Uitwyzens de Refolutien van de Staateu van den 27 Oft. 1561 en het request van den Koning daar agter geinfereerd, het 27 Artikel der ordonnantie op den loden penning , geinfereerd in het register van de Staaten op den 3 January 1562; de Refolutie van 10 Maart van het zelve jaar, en het Octroy tot den ophef van verfcheide imposten, geinfereerd in het register van het jaar 1570 op den 19 Juny. Tot dat eindelyk in het jaar 1576 de kennisfe van da qutedien rakende de middelen by placaat van den Prins van Oranje als Stadhouder en Capitein Generaal en het Hof, op den naam van den Koning mitsgaders by de Unie tusfchen Holland en Zeiand, aan bevooien is (*), aan de gecommitteerden van de Staaten in elke quartiere, hy welke 'er geene provifie daarop zal -werden verleend, dan handvolling alvoorens gedaan zynde, zo -voel van de principaale contributie in qua ft ie getrokken als van de boeten, by de deftnitive reparabel wezende. Ten 9de blykt uit de boven aangehaalde Art. uit de In- ftruc- O) Zie Refol. Holl. 2S en 28;April 1576. Slingeland.  ( 383 ) ftru&ien van Maximiliaan en van Carel de vyfde, dat de Stadhouder gehouden was, in alle importante zaaken, in te neemen het advis van het Hof, en het zelve den Stadhouder met haar advis te adfifteeren in het beltier der zaaken. Waar by men in de 10de plaats kan voegen, dat de prtefident of Prajfideerende raad, in afwezen van den Stadhouder, deszelfs plaats en ambt bekleedde , immers zo ver, dat de beveelen van den Graaf aan hem geaddresfeerd wierden ; dat hy de Staaten befchreef, en wegens den Graaf de propofitien deed aan denzelve , en dat de Advocaat van 't land aan hem raport deed van alle zaa» ken van eenige aangelegenheid, van alle het welk de oude registers van de Staaten vol zyn. Dog als de Staaten in het jaar 1565 in verfchil waren met het Hof over de befchryving, waar van boven gefproken is; en het Hof zich beriep op het gebruik, dee. den de Staaten den Stadhouder remarqneeren , dat de Heer van Asfendelf, die 30 Jaaren Pr^fident van 't Hof geweest is, ook mede van de Staaten was, te weeten, een van de Heeren van de Edelen, die veel particuliere befcbryvingen deed door requifitie of aandiening van den Advocaat of ontvanger , ook van eenige /leden, en als de zaak zulks vereifcbte , zender nogtbands dat de Raad daar eemgzins mede gemoeid vaas. Uit welke woorden af te neemen is, dat de Staaten hielden voor een effect van het perfoneel credit van de Heer van Asfendelf, en niet voor een praerogatif van het ambt van pra:fident van 't Hof, het groot deel, welk uit de registers blykt, dat dezelve veel jaaren lang gehad heefr in het beftier van de regeering. Voor de rest waren de Stadhouder en 't Hof niet al« leen  C 384 3 iecn onafhanglyk van de Staaten, als reprefenteerende de Graaf, of 's Lands Heer en onmidlyk aan den zeiven gefubordineerd, maar zy waren zelfs eeniger wyze boven de Staaten i gelyk daar uit af te neemen is, dat de Srad> houders da Staaten by zig ontboden, het geen een teken van fuperioriteit is (*) ,en dat de Staaten niet by wege van Refolutie, of by aanfchryving gelyk hedendaags, zich addresfeerden aan het Hof, over zaiten het gemeene land betreffende, maar by requeste (t). En misfchien is 't daar van daan gekoomen, dat nog verfcheide jaaren na het afzweeren van den Koning van Spanjen, de Stadhouder in de Refolutien genoemd wordt voor de Staaten. C*J Zie Refol. Holl. 6 Maart , S April, 1 Dec. 1544; 25 Nov. i349; ii Oét. iss9 5 en s April 1570. Slingelani. (f) Zie Refol. Holl. 19 Aug. 1557; iApiil en 12 Oétob. 1560; 10 Maart 1562} 8 Jan. 1565 ; en 23 Aug. 1570. Slingtlani. EINDE der VYFDE MISSIVE.